1147 1.5   l%9 MENGELWERK VAN HET DO RDRECHT S GEDENKBOEK. Vêducation deïènt prdparer de, Ooyens a IEtat g \M évident quUlU doit être relative a fa ConjlttuUon f è fes Mxi Me feroit ftncerement mawuaife fi tilt y 't Hoontere: Cest un principe de to«> nement, que chaque familie parncuhcre foU regi e fur Ie plan de la grande familie qui les comprend. toutes. Vermits de opvoeding de Burgers voor den Staat moet toebereiden, moet zy ongetwyffeld overcentomftig zyn met deszelfe conftitutie en wetten; zij zoude ontegenzeg«Uik flegt zijn, indien zij daar mede: (treedt t is eene frondwet van alle goede Regeering, dat ,eder bijzonder huisg«in ingericht wordt volgens, het Plan van het groote huisgezin, die alle de andere bevat. Esfai fur 1' Education nationale par Mesure L. R. C. DE LA CHALOTAIS p. l8. AAN DE SCHRYVERS VAN HET DoRDRECHTS GEDENKBOEK. MTN HE EREN.' Tril et is de pligt van ijder Burger en ingeKtw het heil zijner Stadsgenooten zoo veel IV. DEEL. A 10  MENGELWERK VAN HET in hem is te helpen bevorderen in 't gemeen, en in 't bijzonder zijn eigen welzijn en dat zijner huisgenooten op de best mogelijke wijze te betrachten, wil hij als een waardig lid der maatfchappij, waar onder hij behoord, gerekend worden, — Deze gedagte heeft mij aangevuurd om onder anderen mijn oog op den gebrekkelijken flaat, waarin onze Nederduitfche fchoolen zich in deze ftad bevinden, te vestigen; een zaak waar in ijder, die zucht en liefde tot zijn opluikend kroost voedt zoo veel belang heeft: — Ik heb te vooren dien eenigfints afgefchetst en teffens eenige middelen ter redres aan de hand gegeven. — Onze ernftige en welmeenende pogingen over dit onderwerp zijn mogelijk niet geheel vruchteloos geweest, en wij zien met genoegen datze van veelen werden goedgekeurd. — Ik hoop door mijn nader ontwerp mijne Steëgenoören aan te moedigen om eenmaal alles in te fpannen ter bereiking van ons heilzaam doelëinde, en de ftem der Natuur en van 't geweeten toch in dezen gehoor te geeven. — In UEd. Mengelwerk van het Dordrechts Gedenkboek Pag. 307. geplaatst gevonden hebbende, het meergemelde ftuk aangaande de Nederduitfche Schooien, en derzelver fiechte gefteldheid in deeze Stad, was het mij aangenaam te verneemen, dat het UEd. goedkeuring verdiende. — Ik zal flechts een Concept plan, dat, naar bevind der zaaken, vermeerderd en uitgebreid kan worden; poo* gen voor te ftellen , waar in ik zoo veel mo# gelijk de kortheid zal betrachten. — In mijn voorige reeds aangemerkt hebbende,1 dat er op Stads kosten bekwaame huizen tot het  DORDRECHTS GEDENKBOEK. j het houden van School moesten worden aangelegd , zoude men mij konnen vragen ? 1. Hoe veele Huizen ik bedoele? 2. Of de Stad zich niet bezwaart zoude vinden die kosten goed te maaken? 3. Waar de plaatzen zouden moeten zijn, om zulke gebouwen te zetten? Wat de eerde vraag betreft: Hoe veele Huizen ïk bedoele ? — naar mijn oordeel zouden agt Huizen genoeg weezen. — In de buiten buurten zijn 'er geen Schooien noodig, die zijn nabij de Stad genoeg. — De lieden daar woonende konnen hunne kinderen in de Stad wel School zenden; fchoon men mij zoude kunnen tegenwerpen datze in de wintermaanden door regen, hagel, fneeuw, ftormwinden, langs morfige of zwaar befneeuwde wegen hen eer School zoude moeten zenden, het geen niet gemakkelijk voor de kinderen te doen is. — Maar ik vrage, hoe (lellen het dan de ouderen op de Dorpen, die zomtijds, een half nur, drie quartier uurs, ja fommige bijna een uur verre hunne kinderen ter School moeten zenden? Ter beantwoording van het tweede, dient, dat, indien de Stad zich al bezwaart vond, zulke kosten te konnen goedmaaken, zoude men een Collecte door de Stad moeten verzoeken te doen, en als zulks gepermitteerd was, zouden de Predikanten eerst moeten verzogc worden, zodanige Collecte tot opbouw van de Nedcrduitfche Schooien van den Predikftoel, met aandrang, aftekondigen; ik twijffel niet of er zouden weldenkende lieden genoeg gevon* den worden, die hoofd voor hoofd gaeine zouden willen contribueeren. — en wanneer A 2 die  {. "MENGELWERK VAN HET die gefourneerde penningen zomtijds niet toereikende genoeg mogten vveezen, zou de Stad het te kort komende kunnen bijleggen. De derde bedenking is: Waar men de gebouwen zoude plaatzen? Ik zegge: in elk quartier van de Stad zoude men daartoe eene bekwaa* me gelegenheid kunnen uitkiezen, en zoo de buiten als de binnen Burger, zonde als dan zijn kinderen op een gemakkelijke wijze ter Schoolc konnen zenden. — Indien 'tgebeurde, *tgeen te wenfchen waar, dat 'er zulke gebouwen geplaatst wierden; dient men vooral bedagt te zijn, de Schoolvertrekken, tot gezondheid voor de Meesters en kinderen, ruim, lugtig, niet togtig, of laag van verdieping te maaken; op welke over 't algemeen geen acht genoeg geflaagen wordt; waaruit echter, mogelijk meêr ziekten en onheilen voortkoomen, dan men wei denkt, en doorgaans wordt geöbferveerr. — Dan hier is de vraag? Hoe zal men met de tegenwoordige gebrekkige Meefters handelen, terwijl 'er zeer geklaagt wordt, dat de kinderen 200 een flecht onderwijs genieten ? - Hoe moeijelijk deeze voorgeftelde vraage, in •den eerften opflag, moge fchijnen, niets h gemakkelijker dan hier in eene merkelijke verbetering en befchaaving te maaken. — Men zoude provifioneel de Meesters, die 'er zijn, konnen laaten blijven, en wanneer de opbouw der nieuwe ichoolen gefchied was, daarin ftellen : mits zij behoorlijk op hunne «aaken moesten acht geeven. — En bij manquement van dien, hen in eene geld boeten Condenmeeren , en daarna mee willende  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 3 de luisteren, geheel abandonneeren, gelijk zij ook met hun Schooien onder Hee en SchoolJarchen (waar van draks nader) daan moeten,, en deeze Schooien aan eene zekere vifitatie onderworpen zijn. Ook diende men bij vacatuure niemand tos School - meester , te admitteeren , dan na een behoorlijk Examen, ten overdaan van Schoollarchen of Regenten. Tot dat Examen zoude niemand moeten worden coegelaaten, dan na ver~ tooning van goede getuigfchriften, nopens hec Lidmaatfchap, goed en Godsdiendig gedrag,, enz. ook omtrent de wijze waarop de jeugd moet geleid,, en het onderwijs, in de Scbool. ingericht worden, ook moet zulks publiecq gefchieden, ten aanhooren van elk, die zulksgoedvindc, geduurende een behoorlijken tijd. De eerde, beste, en bekwaamde middelen ter uitvoering van zoo een heilzaam oogmerk,, zal men moeten zoeken, in de openbaare Nederduitfche Schooien, onder het beduur en opzicht van kundige, en eerwaarde Mannen te brengen. Mannen die het zich eene eere reekenen, de bevordering van de opvoeding der kinderen, den bloeij der weetenfchappen, en de weivaart van het Vaderland te bevorderen , en dus die zorg, zondeF eenig voordeel daar van te' trekken, gaerne op zich neemen zullen. — Deeze Mannen zoude men kunnen kiezen, uit elk, quartier twee van de beste en meest kundige Burgers met een Predikant of Ouderling uit dat quartier, dus 8 quartieren, uit elk quartier 4 maaken 3a Perzoonen. Deeze Mannen zoude men een bepaald getal van jaaren kunnen baten dienen: Bij voor- . A. 3 bee,la  6 MENGELWERK VAN HET beeld, 2, 4, of 6, Jaaren vast; doch dan zou een der Regenten, of Lid des Kerkenraads, of Burgerij, het vrij mogen ftaan, om aftegaan, en in zodanig een geval zou men weder een even gelijk getal anderen in dezen post moeien verkiezen; op dat aldus op een beltendigen voet het befluur der Schooien konde gehouden worden. De verkiezing van bekwaame Heeren nu eens, als voor een oogenblik, vast gefield: moet men ook zorgen, dat de last niet te veel en te zwaar zij. — Om dan de heilzaame vorderingen der kinderen te beproeven, zullen zij drie maal op 'tjaar, in de Maand April, Augustus, en November, tot een opzettelijk onderzoek of Examen, een halven dag in de Schooien zich moeten houden. — In deeze School-examen moet men het fpellen, Leezen, Schrijven, Cijferen, Zingen, en gemaakte vorderingen in de Goddelijke waarheden , bij de School -kinderen , hoofd voor hoofd, onderzoeken; waar van de Meesters verplicht zullen zijn daar van een Lijst op de Tafel der Regenten te moeten bezorgen; als ook van elk kind dat fchrij'fc een fchrifc op een half vél papier gefchreeven, dat door de Regenten moet bewaard worden, tot de volgende examen, om 't nieuwe tegen 't oude te vergelijken , en te zien of de leerlingen gevordert zijn of niet, ook de lijst van de kinderen die gevordert zijn in 't Spellen, Leezen, Cijferen, Catechizeeren enz. dezelve moet ook bewaart worden met aanteekening, in welk of hoedanigen Boek, zoo een kind, als toen geweest is. benevens een lijst van 't getal der fchool-  DORPRECHTS GEDENKBOEK. f fchoollieren, met hunne Naamen,als ook hunnen puderdom. Deeze Heeren zouden de vrijheid moeten hebben, om onverwagt, en zoo dikwijls als zij 'tnoodig oordeelden, een vriendelijk fchooibezoek afte leggen, de kinderen te examineeren, of in hunne tegenwoordigheid te laaten Examineeren, de Schriften na te zien, enz. ook om te zien of de Meesters bij hunne zaaken wel zijn, of met iets anders zich beezig houdeo, en zoo bevonden wordt daaraan te manqueren, zij gecondemneerd worden in eerj behoorlijke boete, in een Bus, op elke School ten dien einde gettelt, te fteeken, en verdere Arbitraire Correctie. De Meesters, die bevonden wierden, de beste Difcipelen in die 3 Maanden te hebben voortgebragt, zoo in 't Spellen, Leezen, Schrijven Cijferen, Catechizeeren, als die de Beste orders op zijn School had, moest een Praïmie van 3 ducaaten genieten , dit zoude de Leerlingen, en Meesters tot ijver aanzecten. Wanneer het Examen van de kinderen gefchiedde, moest men bedagt zijn, Prijsjes beftaande in nuttige werkjes, in voorraad te verzoreen, om aan de Meest gevorderde kinderen, uit te deelen. Gelijk dat loffelijk gebruik m 't Diakonijfchool hier ter fteede plaats heefc over welk alles informatie konde gefchieden in 't voorn. School. Om de penningen rot goedmaaking van de prijsjes voor de Schooljeugd te vinden, ben ik van oordeel, dat 'er een geflooten Bus op ieder School moest werden gefteld, waar van de fleutel de Prefes van Regenten uic elk quamer A 4 moest  8 MENGELWERK VAN HET moest hebben, en dewijl de Meesters en Maitresfen, alle jaaren eenig geld moeten opbrengen, namentlijk de Meesters elk voor hun hoofd agtien Huivers , de Franfche Meesters dertig Huivers, en de Maitresfen hoofd voor hoofd zes ftuivers , en bij het aanftellen van eenen Meester voor 't doen van den Eed, drie gulden drie ftuivers ; — dit geld konde in de voorr. Busfen koomen. 2. Dan zoude men daar en boven nog kunnen invoeren, dat, bij 't koomen van eenen Nieuwen Discipel op zijn School, de min vermogende in de Bus moesten geven een ftuiver, de meer gegoede Burger twee ftuivers en de Rijken of de Koopman vijf- en een halve ftuiv. Verder zoude het , mijns bedunkens , ook te wenfehen weezen, dat 'er een fonds gevonden wierd, waardoor alle de Nederduitfche Schoolmeesters, (behalveneen maatig fchoolgeld van de kinderen) vrij huishuur , mogte toegevoegt worden: dit zoude hun konnen verftrekken tot een eerlijke gagle. — Ja, men zoude bun zelfs (bij vacatuure) het voorzangers ambt konnen geeven. — want wien past dat beter? Wie is daar bekwaamer toe, dan een welgeëxamineert Schoolmeester? De Meesters zoude geen boeken op hunne Schooien moeten gebruiken, dan die door Heeren Regenten daar toe geordonneerd waren. — verHandige Meesters hebben reeds voor lang zich beklaagd over de boeken, welke doorgaans in de Nederlandfche Schooien gebezigd worden, dat dezelven vol zijn mee ipel en caalgebreeken, dewelke in de teedre verftanden zoo vast hechten, dat zij, ouder geworden zijnde, niet dan  ÖOR.DRECHTS GEDENKBOEK. 9 Jan zeer bezwaarlijk 'er zich van kunnen ontdoen. — Dat men b. v. de Spreuken-Salomons, om derzelver kracht en fraaiheid, een Euangelium, om 'er het leven van den Zahgmaaker uit te doen opmerken behoudt, is zeer goed en prijsfelijk; dan het fchijnt mij toe, da dezelve aangaande de fpelling, verbeterd dienden te worden. - Men zoude op de Schoole konnen gebruiken, de dichtftukjes van den Heer van Alphen, van 'tHoen, en Paape, die 'een weinig vrolijk, naar den aart der kinderen gefchikt Zijn. _ Ook zoude men de ligtfte ipraakkunst die men bekoomen kon, daar toe moeten neemen als b. v. K. van der Palm. — eri van Belle zoude men hier toe konnen aanprijzen.— Voorts zoude men kunnen gebruiken de Vaderlandlche Historie verkort, door den Heer Wagenaar, (*) Adriaan Mandt, Martinet kleine Catechismus der Natuur, en alle zijne andere Werkjes ook het Bijbelfche Historie Vraageboekje door Do. A. van den Berg. — Benevens een Schoolboekje der weetenfchappen, met koperen plaatjes vercierd, gedrukt te Leijden bij C. van Hoogeveen Junior 1771 de Prijs is 7 Stuivers, ook een Boek tot Titel voerende oeffemng der weetenfchappen, vertoond in het onderwijs van een Vader aan zijnen Zoon, met vraagen en antwoorden, gedrukt te Hoorn bij Jan Duijn en Hendrik Boldingz 1764. - een verftandig Meester zou 'er naar bevind van zaaken,_ noch het een en ander nuttig werk kunnen bijdoen. — Door zulke werkjes zoude men de Vader- land- (*) Is de Vaderlandfche Catechismus, of kort onder■wijs inde Vaderlandfcae Historie, de Prijs is 14 ft. A s  IO MENGELWERK VAN HET landfche jeugd, al fpeelende een zucht tot de weetenfchappen inboezemen. — Ik zoude vooral ook noodig oordeelen op de Schooien aftefchaffen \ verkoopen van Tt zogenaamd kiesgoed, waardoor de School in disorder altoos is, en de kinderen tot fnoepen worden gewent. — Als mede dat de Schoolloonen wierden bepaald. Waarin drie Clasfen zijn in aanmerking; te neemen, als 1. De Rijke of kooplieden ére. moesten *s maandelijks voor hunne kinderen betaalen, die niet Schrijven i Gulden io Stuivers en als zij Schrijven 2 Gulden behalven Schoolboeken , Papier, Pennen, en Inkt. 2. De Gegoede Burgers wier kinderen niet Schrijven 18 Stuivers, en als zij Schrijven 1 Gulde 4 Stuivers behalven Schoolboeken, Papier, Pennen, en Inkt. 3. De Ambagtsman, of min vermogende wier kinderen niet Schrijven 10 ftuivers en als zij Schrijven 16 Stuivers, daaronder begreepen, Papier, Pennen, en Inkt, maar geen leerboeken. Dat de vacantie dagen wierden gefteld en bepaalt: als Paasfchen van 'sMaandags tot Donderdags. Dordrechtfche Jaarmarkt de geheele week, en Beestenmarkt van Dingsdag tot Sa* turdag en Kerstijd, altoos twee werkdagen, na de Kersdagen. — Intusfchen geeve ik in bedenking, of het niet goed zoude zijn een Schoolmeester te beroepen , en aan te ftellen op een zeker convenabel tractement, vrij huishuur, en vrij accijs; die de Yereischte bekwaamheden bezat, om op gezette tij-  DORDRECHTS GEDENKBOEK. II tijden onderwijs te kunnen geeven in de navolgende weten fchappen» 1. In de Geometrie, of Meetkonst,beneevens Arithmetica, ( die twee Pijlaars van geleerdheid of kennisfe) want die zijn waarlijk onontbeerlijk, immers in die beide deelen ervaaren zijnde, zal men met meerder bevatting en zekerheid van veele dingen konnen oordeelen; want 'er is geen hanteering, Ambagt, of konsc hoe genaamt, waarin dezelve niet te pas koomen. 2. Prafticale Geometrie, of Meetkonst; iets dat in de Burgerlijke t'zamenleving, inzonderheid in de -Koopmanfchap, te pas komt, om den inhoud van allerlei ligchaamen, en vaten, of de quantiteit van vogt, en drooge waaren op eene korte wijze te kunnen weeten; en hier neffens in Regeerings- en beftierings zaaken van veele nuttigheid is, om allerlei betaalinge &c. daarna te reguleeren. — 3. Stuurman? konst; als men in overweeging neemt, wat invloed de Zeevaart, op den uitgeftrekten koophandel van ons Gemeenebest, en op den Haat van onze Zeemagt heeft. Men kan de kunst der Zeevaart niet anders dan een weetenfchap befchouwen, waarbij het aanzienlijkst en vermogendst gedeelte der inwoonerert van den Haat een allergrootst belang heeft; en daarom wel verdient op het kragtigfte bij ons te worden aangekweekt, wenfchelijk waare het, dat onze kooplieden, hunne penningen, in hun eigen Stad belteedden: zoo konden zij daardoor Jongelingen, tot den Zeedienst bekwaam, zien aankweeken. 4. De Geögraphie, of Aardrijks befchrijving, niet  12 MENGELWERK VAM HET niet minder nuttig en noodzaakelijk; want wie kan een volkoomen Staatsman, groot of klein, Regent, Officier, Zee-Capitain, Stuurman, Koopman in verre afgeleegen Waereld deelen worden, zoo hij niet min of meer daarin er^ vaaren is, 't is te bejammeren dat er over dit Huk zoo verkeerd gedagt, en het als iets gerings worde aangemerkt. — 5. De Hollandfche taal, volgens vaste regelen. — Mij dunkt als 'er zoo een konstfchool wierde opgericht, dat zulks van veele nuttigheid zoude zijn, daar het Vaderland aan een en ander zoo veel gelegen is , een inrichting , die nooit noodzaakclijker was dan in deeze dagen, daar zoo veel jonge bloemen door hunne natuurlijke bequaamheden eenmaal tot fteunzels van het. Vaderland, Cieraaden van hun geflacht, vreugde, en troost der Ouderen, en bevorderaars van hun eigen tijdelijk en eeuwig geluk zouden konnen ftrekken. — Wat zoude dat, de eene den andere aanfpooten, om zijn verlbnd meer te gebruiken, het vernuft te feherpen, de zeden te louteren, en de ontfangen of uitgevonden kenden te verbeteren. Elk zoude even zeer ijvere om boven den anderen uit te munten, en zijne medeleden gelukkiger te maaken. Ik moet bekennen, dat 'er veelen zijn, die leergierig van aart, van harte wenschten om wijsheid en wetenfchappen te mogen najaagen, doch die door gebrek aan zulke Meesters, daar in belet worden. Als 'er zoo een School gefiigt, en zoo een Meester beroepen wierd, waarin elk der Schoollieren, voor welken zulks begeerd wordt, op ge-  DÖRDRECHTS GEDENKBOEK. 13 gezette» tijden onderwijs in gemelde wetenfchappen bekoomen kon, zoude men de Schoolloofcen konnen bepaalen, buiten zijn tractement voor ieder kind 's Maandelijks op twee en een halve Gulden is 30 Guldens op 't Jaar, driemaal daags, des morgens van 9 tot 12 'snamiddag5 van' 2 tot 4 en des avonds van 5 tot 7 uuren School te gaan. Daarenboven zoude hij verplièht weezen, om des zoomers avonds viermaal ter week van 7 tot 9 uuren Collegie te ïiouden; voor alle de Schoolmeesters deezer Stad, mits de Schoolmeesters ieder maand bekaaien moesten hoofd voor hoofd een en een ■halve Gulden 'smaands, en gehouden waaren daar 3 jaaren in'te-moeten blijven. En welken meester daarenboven noch gepermitteerd mogt zijn daar 12 Perzoonen uit den Burgerhaat te moogen bijneemén; mits betaalden 2 Gulden Vmaands, en zoo bij het ihkoomen, als uitgaan, 1 Gulden in de Bus, op 't voorn. School gefteh, ten profljte van de Nederduitfche Schooiert tot goedmaaking van de prijsjes; ook moest de Meester, ■■ vei pligt zijn, een vierde van 't Geld, zoo van de Meesters, als van de 12 gepermitteerde perzoonen, in de Bus te moeten leggen ook moest 'er, als 'er zoo een School mogte werden opgeregt, een behoorlijk Reglement van alles werden gemaakt, en de Boetens die 'er mogten verbeurd zijn, ten profijte van de Nederduitfche Schooien tangelegd werden. Het welk, om 'er thans niet meer bij te voegen, mijns oordeels, zonderling gefchikt zijn zou om eene goede regeling der Schooien, wél en beftendig te doen onderhouden; en onder  14 MENGELWERK VAN MET der 's Hemels zeegen grootelijks tot welzijn en befchaaving onzer Burger kinderen zoude kunnen verftrekken. Ik leer uit Lycurgus inftellingen, dat, zal men eenen bedorven Haar verbeteren, men met de kinders moet beginnen. Ik zou mijn Stad oneere aandoen, indien ik dacht, dat Mijn Edele Groot Achtb. Hee* ren, zoo wel als alle burgeren, niet aanHonds gereed zouden zijn, om de behulpzaame hand te bieden, in de opvoeding der jeugd, om haar op eene bekwaame wijs, voor de Maatfchappij nuttig te maaken. Ik acht mij verfchuldigtde Regenten als een Burger en Inwooner van deeze Stad met veel refpecT: te eeren, en te gehoorzaamen : Deze fchuld wast in een burger aan, wanneer Overheden in die verheven ftandplaatze zich zeiven zoo gedraagen, datze eere en lof bij den volke verdienen en waerdig zijn: Wat maakt nu een Regent eerwaerdig? Dat hij is een goed Burgervader van Stad en Burgerije, alwaar hij regeert, niec Regeerende voor zich zeiven, maar ten beste van de Had en deszelfs ingezetenen, zoekende haar beider welftand, daar bij dat hij is een liefhebber van de kerk, ook van de opvoeding der jeugd , en dat Hij den Godsdienst en de Schooien zoo wel de groote als kleine behoorlijk handhaaft. De Regenten draagen zorge voor den Godsdienst , dat 'er een goed aantal Braave Leeraaren zijn, Mannen van naam, alle eere en roem waardig; dat zij dan ook zorge draage, dat onze Stad voorzien worde met een aantal goede Schoolmeesters, daar de kinderen de dierbaarfte panden zijn, welke men bezit, en  DORDRECHT S GEDENKBOEK. IS en daar van de opvoeding der kinderen alleen de welvaart van alle Maatfchappijen en Genootfchappen afhangt; wie zal Hun Edele Groot Achtbaarheden, den welverdienden lof weigeren, als zij ook een waakzaam oog vestigen op de opvoeding der jeugd, gelijk men uic het beftier van hooge en laage Schooien kan afneemen ? zoude men insgelijks van zulke Staatsperzoonen, die getrouwe Piloten zijn van het gemeene Schip van Staat, aan het roer van welke zij geftelt zijn, arbeidende 't zelve te ftuuren op een gewenschte rhede, en te brengen in veilige Haven, niet billijk verwachten, dat zij hunne veel vermogende hulp gaarne zullen willen befteeden aan het verbeteren van die gebreeken, welke in de Schooien van onze ftad, vooral in de Nederduitfche zijn ingefloopen? Men kon dit ftuk nog nader aandringen: op dat ik van de groote vrucht, welke de opvoeding der jeugd den Godsdienst aanbrengt niet fpreeke. — Waarde Medeburgers! wij twijfelen geenfins of gij zult, uit het geen wij te voren gezegd hebben, en uit eigen ondervinding, overtuigd zijn van de Hechten toeftand onzer Nederduitfche Schooien hier ter ftede; en wij vleijen ons dat het kort en zaakelijk Plan ter noodige hervorming van dezelven u niet geheel zal mishaagen, onze hartgrondige wensch is, dat gij alle pogingen moogt aanwenden om het te helpen bevorderen en ter uitvoer te brengen. — Het belang der zaake vordert dit. en daar men 'er thans op uit is om een zoo loflijk krijgskundig academie alhier in te voeren: zoo is het volftrekt noodzakelyk dat onze fchoolen in beter Hand  IÖ MENGELWERK VAN HET ftand worden gebragt., Zoo klimt men van het mindere tot hec meerdere op, en de aankoomende jeugd heeft op die wijze gelegenheid zich te oeffenen in weetenfchappen, die zij vervolgens in meer volmaaktheid kan leeren. Dat de Dekenen der gecombineerde Gilden, en Gecommitteerden uit de Burgerij, onze gezegdens eens in ernftige overweging mogen neemen, en dat, onze Handeling ook eens hec onderwerp hunner bijeenkomst zij; dat uwe vertegenwoordigers op het krachtigfle daar van door hun worden onderhouden, ten einde die de zaak brengen ter tafel van hunne Ed. Grootachtb. om noodige maatregelen daaromtrent te neemen. Onze hartgrondige wensch is, dat de Hemel onze pogingen moge zegenen, en dat het kwijnend fchoolwezen onder de fchaduwe der vrijheid gelukkig herbloeijen; op dat ons kroost eens een aanzienlijk gedeelte van een vrij en befchaafd volk uitniaake. Daar het ons heeft mogen gebeuren het rapport van H. H. Curatoren het welk Hun Ed. Agtb. hebben kunnen goedvinden uit te brengen over de twee Requcsten zoo der Gilden en Schutterijen als van den Heer^ Mr. J'. W. Scholvaker Colonel titulair der infantery , omme hier ter ftede geintroduceert en gevestigt te zien des zelfs veel beloOvend en voor de Geheele Burgerij zoo nuttig Inftitut wegens een Burger - knjgs - Academie zoo kunnen wij niec nalaaten dat rapport ten eerfte te plaatzen bewust  DORDRECHT S GEDENKBOEK, «7 wusr zijnde hoe zeer alle Inteekenaaren en Donateurs verlangend zijn het zelve te keanen; wij zullen de vrijheid gebruiken onze aanmerkingen op dat Rapport met alle decentie medé tedeelen, dan tevens ook met die betamelijke vrijmoedigheid, welke onpartijdige vaderlandlievende, en het voordeel van Stad en burgerij alleen in 't oog hebbende Schrijvers betaamt, Schrijvers , die om 't intrest van een of weinigen niet gewoon zijn 't nut van eene geheele burgerij op te offeren, waarom wij ook vertrouwen dat Heeren Curatoren zig niet beledigdt zullen agten, wanneer wij van hun verfchillen, en de merkelijke partijdigheid die in hun Ed; Agtb. Rapport tegen dit nuttig inftitut doordraait, iri een helder daglicht plaatzen. Wij zullen het gemelde Rapport eerst laaten voorafgaan. Aan Mijne Edele Groot Agtbaare Heeren van den Oudraad der Stad Dordrecht,. Édele Groot Achtbaare Heeren l 1. TJ^ii appomélement van Uw Ed. Groot Agtb. in dato den i Ap-il 1787, gefield op dé Requeste van Mr. Jan Willem Schomaker, en ftrekkende om in deeze Stad, onder Uw Ed. Groot Agtb. welneeming en bevordering op te rl'ten eene drieleedi^e Burger-krij-s inftelling tot opvoeding van Nederlandfche Jongelingen. . a. En bij gelijk i.ppoinetemer»t van denzelfden datum op de Requeste van Gecommitteerden iv. deel. B der  l8 MENGELWERK VAN HET der faam verbonden Gilden, drie Schutterijen &c. &c. binnen deeze Stad. 3. Werdende Heeren deezer Stads Curatoren gerequireerd om Uw Ed. Groot Agtb. daar op ten fpoedigften te dienen van derzelver Confideratien en advis. 4. Zij hebben geen tijd verzuijmd om de voorn. Sukken aanftonds te léeZen, te overweegen, en aan eikanderen hunne aanmerkingen daar op mede te deelen. 5. Dog zij hebben die aan Uw. Ed. Grooc Agtb. niet zoo fpoedig , als zij gewenscht hadden kunnen aanbieden, om dat zij den inhoud van die (lukken dusdanig vonden dat zij nodig oordeelden, daar op voor af te hooren de aanmerkingen en het belang van den Rector Conrector, en de Prseceptoren der Latijnfche fchoolen alhier, als meede van de Meesters der Franfche en Nedeiduitfche Schooien , het welk, vermids derzelver aantal, merkelijke ruimte van djd vereyschte. 6. De zorg ondertusfehen, om de aandagc van Uw Ed. Groot Agtb. niet ontijdig op te houden; bepaalt voorn. Curatoren, om de nodige bedenkingen omtrend dit onderwerp, zoo beknopt als de duidelijkheid fchijnt te gedoogen voor het oog van Uw Ed. Groot Agtb. te brengen. 7. En het is uit deezen hoofde, dat Heeren Curatoren in de Eerfte Plaats gemeend hebben de aandagc van Uw Ed. Groot Agtb. te moeten bepalen bij het Reglement voor de Nederduitfche Schooien binnen deze Stad, door Uw Ed. Grooc Agtb. in den Jaare 1591. ge- ema-  DO RDRECHTS GEDENKBOEK 19 emaneerd en gepubliceerd, waar van zij de eer hebben hier nevens over te leggen een gedrukc Extract, ten einde Uw Ed, Groot Agtb. daar uit zouden kunnen opmaaken, van welk een gewigt en belang de opvoeding en het onderwijs der jeugd bij onze braave en Godsdienftige voorvaderen gerekend is, en met welk eene omzigrigheid Uw Ed. Groot Agtb. Prsedescesfeuren zijn werkzaam geweest, dat het opzigt en de furintendance over de publijke en privaate fchoolen, en daarin gefielde Leermeesters gedemandeerd en toevertrouwd wierd aan eenige weinige Leeden uit het midden van Uw. Ed. Groot Agtb. en uit de Leeraars van den open. baaren Godsdienst daar toe door Uw Ed. Groot Agtb. gecommitteerd. Eene inrichting, Ed. Groot Agtb. Heeren! welke tot hiertoe ook eene gezegende en gelukkige uitwerking gehad heeft, nadien en van ouds en nog hedendaags deeze Stad bij continuatie voorzien is geweest van zoodanige bekwaame en geoeffende Schoolmeesters, dat Heeren Curatoren niet dan met de grootfte verwondering hebben moeten ontwaar worden, dat men van zig heeft kunnen verkrijgen , om met zoo veele woorden aan Uw Ed. Groot Agtb. voor te dragen , „ Dat 'er „ in de publijke Schooien alhier plaats heeft „ een zoo groot verval, dat 'er weinig gevon„ den zouden worden, die in (laat zijn aan de i5 jeugd eene behoorlijke Educatie te kunnen „ geeven." 8. IVlaar men keert tot het aangehaald fchoolreglement weder. Daar bij is bepaald, dat niemand binnen deze Stad of haare vrijneid zal mogen Schoolhouden , ten zij hij alvoorens B 2 ver-  20 MENGELWERK VAN HET verlof daar toe verkveegen hebbe, van de op» zienders der Schooien, die daar toe door mijne Ed. Groot Agtb. Heeren van den Oudraad dezer Stad zijn aangefteld § i; niemand dan van' zekeren bevoegden ouderdom § 2. niet dan na 't afleggen van zeekeren Eed, daar toe (taande § 3. en zoov. En dit zij eene Eerfle aanmerking, maar het inftituut van Mr. Schomaker zou geheel onafhangelijk weezen van Heeren Curatoren, of iemand anders volgens p. 40 van zijn ontwerp; hij zelfs zou, naar welgevallen, Meesters onder zijn opzigt aan nemen in verfcheiden takken van kunde of wetenfchappen , zonder dat Curatoren der Schooien alhier eenig inzien of zeggen op en in de reedelijke en Godsdienftige gevoelens, de karackters en gedraagingen van iemand der onderwijzeren hebben zonden. 9. In de tweede plaats is het bij Heeren Curatoren bedenkelijk voorgekomen, dat men op p. 68. van het ontwerp deezer inftelling voordoet eene gezindheid, om de Latijnfche taal verder aan die jongelingen, welken 'er eenigen fmaak van opgedaan hebben, te willen leeren en infcherpen, het welk voor de publijke Latijrfche Schooien, die, buiten dat, hier niec zeer frequent zijn, zoo niet ruineus, ten minften zeer bezwarend fchijnt te zullen weezen. 10. Van deezen aart is ook ten derden, dal men zig bij dit inftituut voordele, om onderwijs in de Franfche en Nederduitfche taaien * mitsgaders in het fchrijven en Cijferen te geeven, daar zulks niet alleen ftrijden zou tegen het uitfluitend regt om een Fransch kostfchool voor jonge Heeren te hoaden, waar meede Fran-  D QR D RECHTS GEDENKBOEK. Sï Francois Xavier Richard den 25 Junij 1781. door Uw Ed. Groot Agtb. begunftïgd is, maar ook ten uiterften prejudiciabel zou weezen, voor alle de Schoolmeeirers in 't gemeen gelijk aan Uw Ed. Grooc Agtb. uit derzelver onderfcheiden berigten ton duidelijkften zal kunnen confteeren, waar toe wij de eer hebben derzelver Memorie hier nevens over te leggen, en ons kortheids halve daar toe te refereeren. Ui Laatstelyk moeten Heeren Curatoren nog voor de aandagt van Uw Ed. Groot Agtb. brengen , dat 'er in het ontwerp van Mr. Schomaker zeer weinig inkomt, dat opzigtelijk is tot het onderwijs in den eigenlijk zoo genoemden Godsdienst , gezweegen bepaaldelijk van den hervormden Christelijken Godsdienst, daar alle Meesters en Matresfen, die hier geregtigd zijn om onderwijs te geeven aan de jeugd, moeten weezen Lidtmaaten van de hervormde Kristel i j ke gemeente; en buiten dat in deeze Stad niet kunnen toegelaaten worden: behalven dat zelfs het ontwerp van 't inftituut van Mr. Schomaker op p. 66. niet alleen geheel geene bepaaiing tot den openbaaren Godsdienst geeft, laatende flegts den tijd van Zondag voormiddag van 9 tot 11 uuren open, maar zelfs den tijd van twee tot vier uuren, wanneer onder ons de namiddag Preek gehouden word; aan het leezen van de Vaderlandfche gefchiedenisfen opdragende, en den tijd van 's avonds 4 tot 8, uuren, dus wederom den winteravond Gods-» dienst, aan fchuldelooze vermaaken toewijdende. Om alle welke Reedenen Heeren Curatoren, Uw Ed, Groot Agtb. zullende dienen van derD 3 zei-  22 MENGELWERK VAN HET -zeiver confideratien en advis, onder hec welnee* men van Uw Ed. Groot Agtb. zouden van gedagten zijn, dat, intrevalle Uw wel Ed. Groot Astb. al in een begrip zouden mogen vallen, dat het projeét van Mr. Jan Willem Schomaker, voor zoo verre her zelve terdeerc toe het oprigcen van een zeker Burger- Krijrrs inftituut voor Nederlandfche jongelingen binnen deeze Stad, door Uw Ed. G^oot Agtb. zoude behooren te worden begunftigd en aangemoedigc, zulks egter als dan niet anders zoude behooren plaats te hebben dan onder deeze uitdrukkelijke bepaling. ■ ï. Dat daar in geene ïnftructien, hoe ook geraamd, zouden mogen worden gpjreven in de Latijnfche, Franfche, en Nederduitfche taaien, ook niet in het Schrijven en Cijferen, ten waare men voor de aldaar ingeplaatst wordende jongelingen zoude willen emploij maaken van de bijzondere en bij Heeren Curatoren geadmitteerde Schoolmeesters, aan welken het zal vrijftaan op zodaanige uuren , als zij buiten hunne gewoone School uuren vaceeren, even gelijk aan de Huifen van particuliere ingezetenen , de verzogre inftructien te geeven. 2. Dat ten aanzien van het onderwijs in den Godsdienst, voor zoo verre betreft de kinderen van gereformeerde ouders, zulks ook door geene andere Perfoonen zal mogen gefchieden, dan door de zodanigen, welken als openbaare Catechifecrmeesters, nanr de ordre binnen deeze Stad plaats hebbende, geadmitteerd en erkend zijn. 3. En eijndelijk ten derden, dat op den Zondag, gedurende den tijd van den openbaren Gods-  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 2g Godsdienst, geene inftruétien in eenige wetenschappen zullen mogen worden gegeeven, maar de fchikking en verdeeling der uuren van den dag in dier voegen worden ingerigt, dat de kinderen van hervormde ouderen niet alleen geleegenheid hebben, om van den openbaaren Godsdienst op alle de onderfcheidene tijden, gebruik te kunnen maaken, maar zelfs verpligt zullen worden, om denzelven des voorden namiddags, 't zij in de Nederduitfche, 't zij in de Franfche Kerken bij te woonen. Hier meede vertrouwende aan de intentie van Uw Ed. Groot Agtb, te hebben voldaan, zullen Curatores fcholarum de Eere hebben, na zich ter dispofuie van Uw Ed. Groot Agtb. te hebben gerefereerd, onder toebidding van Gods zegen over derzelver Perfoonen en Regeering zig met alle Hoogagting te noemen, Edele Groot Jgtbaare Heeren l Uw Ed. Groot Agtb, Dienstwillige Dienaarene De Curatoren van de Dordtfche Schooien en bij last derzelven. (Was Geteekend^) P. BROUWER, Bz. Secretaris, Vooraf moeten wij aanmerken, dat wij van den beginnen af aan, toen wij ontwaar wierden, dat de E. G, A, Oud-Raad de Requesten met B 4 de  84 MENGELWERK VAN HET de ontwerpen wegens dit inflitut, aan hun E. G A. geprefenteerd, hadden gefield in handen v n de Heeren Curatoren , om te dienen van bergt, hun E. G. Agtb. (het zij met eerbied ge? g* ! _) het ontwerp niet wel begreepen hadden, want de verzoeken tendeerden niet, om hier een' nieuwe fchool op te rigten, maar eene krijgs - academie, waar in de jongelingen aan een foort van krijgstugt onderworpen zijn , en waarlijk het moet voor den braaien en weldenkender Colonel al reeds niet zeer aangenaam geweest zijn, dat men zijn nobel inflitut in ver- felijking brengt, met de fcholen (niet van den loogflen) maar van den laagften rang gelijk het H. H. Curatoren fchijren begrepen te hebben ; en wij durven zeggen indien de edelmoedige man vooraf hadt kunnen voorzien , dat H. H. C' ratoren zijn ontwerp met zoo een vernederend oog zouden aanfehoud hebben, hij zig misfehien geen moeite zoude gegeeven hebben s pm zijn nuttig werk hier te grondvesten; dan wij kennen zijne wijze van denken en zijn verzekerd , dat hij in flaar is deze vernedering voor bij te zien; daar zijn Ed. Gefl. zoo veel aanmoediging, door inteekening zoo van veele leden der Ilegeering als der voornaamfte uit de Burgerij, gekreegen heeft, Heeren Curatpren neemen ons niet kwalijk, dat wij onze verwondering betuigen , dat zij dje Requesten en bijlaag hebben gefield in handen van Schoolmeesteren ; — en dus dit inflitut gelijk gefield met de kinderfchpoltjes daar men de eerlte beginzelen "gewoon is te onderwijzen ,° — het kon door den beugel, dat de Preceptoren der Triviale-fcholen géhoord wierden ,  DORDRECHTS GEDENKBOEK. &S den, hoewel 'er niets tot nadeel dier fcholen in 't ontwerp gevonden wordt, maar voor al met dat een der H. H. Curatoren, indien wij des aangaande wel onderrigt zijn, heeft kunnen goedvinden, de twee oudfte meesters der Nederduitfche fcholen bij zig te laten komen, hun, wij weeten niet welke chimerique gevaaren voor hun beftaan in 't hoofd gebragt heeft, daar zij met alle onpartijdigen in deze rtad anders oordeelden, dat dit inflitut hun geen het minfte nadeel konde toebrengen; nadien 'er niemand in wierdc tpegelaaten dan boven de twaalf jaaren en dus jongelingen (indien zij niet de dom(le fchepzelen waren) die hunne fcholen reeds lang verlaten hadden; derhalven zouden zij, waren zij hier omtrent niet aangezet geworden, niet eens gedroomd hebben van eenige fchaden , welke zij bij de inftelling van dit inflitut ook; nooit lijden kunnen; Maar het geen alle verwondering te boven gaat, is dat heeren Curatoren geen het minfte gewag altoos maaken van het Rapport der twee Heeren Verbeek, welke , zo ons verzeekerdis, op eene zeer bondige en voldoende wijze, de nuttigheid en het voor. teel, dat van hec inflitut, voor de Latijnfche fchoolen, zout de kunnen voortvloejen, beweezen hebben. (*) Indien H. H- Curatoren die inflitut met dat onzijdig oog, waar mede de Amilerdamfche Regeering, hec KWEEKSCHOOL VAN DE ZEE en waar mede dit LAND ïNSTIT U T in 'c voornaame oogmerk volmaakc overeenkomt, befchouwd hadden, zoo zouden hun E. Agch. hebben moecen declareeren dat hec toe (*) Het zoude ons aangenaam zijn , indien wij door die Heeren in fta'at g'efteld' wierden , om hun ingekeverd. rapport aan onze leezers te kunnen mededeelen.  b6 mengelwerk van het tot hun Departement niet behoorde — met dat Kweekfchool voor de Zee hebben immers de fchoolbezorgers van Amfterdam niets te doen; het heeft zijn eige Meefters, en is onder de adminiftratie van Commisfarisfen uit de Donateurs en begiftigers, onder het orzigt van den Agtbaren Raad der Stad AMSTERDAM: wel verre van dit nuttig inflitut van hunne Stad te verwijderen of moejelijkheden aan de ftigters te verwekken, zijn zij in tegendeel die in alles te gemoed gekomen; en wij kunnen niet afzijn te denken, als dit ons verlangd Burger* kr ijgs-inflitut ter overweeging in den Oud Raad komt, of de braave meerderheid onzer Régeering zal het zelve even eens aanmoedigen en koesteren, als die van Amfterdam het Zee-inflitut gedaan hebben; te meer daar de weldenkende Burgerij dezer Stad zoo groote pecuniele adfiftentie voor drie jaaren heeft toegezegd, zoo dat de last genoegzaam alleen gedragen wordt door delntekenaaren: wat kan 'er nu redelijker zijn, dan dat aan eene Commisfie uit dezelve, benevens den infteller, den Heer Schomaker, onder protectie van den Oud-Raad het geheel beduur wordt aanbevoolen; want hoe hier het School-reglement van 1581 kan te pas gebragt worden, betuigen wij niet te weeten, dewijl dat Reglement wel ingezien zijnde, van even weinig applicatie op het inflitut is (als zijnde een burger-krijgswezen) als het zoude zijn op de Schutterijen of gewapende Genootfchappen: en daar en boven merken wij aan , dat dit Regl, principaal gefchikt is voor de lagere nederduitfche Schoolvrouwen en Schoolmeesteren, en dus niet eens van applicatie kan gemaakt worden, op de Franfche Schooien  DORDRECHTS GEDENKBOEK. «J? len, welke om regt uit te fpreken, eene infractie op dat zelve Reglemenc zijn, wijl die wel degelijk, het Lezen, Schrijven, enCijfferen leeren, en des al niet te min (dewijl zij een ftap verder doen in het befchaaven der opvoeding) te recht geadmirteerr worden zonder aan handen gelegd te worden voor hun intrinfiek beftaan. Maar het inflitut fchijnt des onwaardig te zijn en het gefïreng overzigt van Curatoren nodig te hebben; daar men dezelven, qua taks, als infpecteuren voor niet competent houden moet, waarom de requeftranten zig aan hun ook niet hebben kunnen adresfeeren, om dat zij i. geen genoegzame kennis van het principale objecT: • van dit inflitut hadden en 2. zig immers niet zoude willen verledigen, om met den maker en uitvoerder van het ontwerp, dagelijks of wekelijks te vergaderen en zoo met hem in alle belangen van het EtaUhfement en in die der aan vertroude jongelingen door dringen; — hoedanig echter de zelden uitgeoeffende pligc van Schoolbezorgers is. Dit over 't algemeen aangemerkt hebbende, gaan wij tot de volgende bifonderheden over. Dat de maaker met het adieren van den Oud-Raad wel degeiijk erkend heeft, dat hij dezelven voor de vaderen van het volk en bij gevolg ook van zijn inflitut hielde, waar uit dan notoirlijk volgt, dat aan hun Ed. Groot Agtb, de cognitie, toekomt, welke oververfchillenter eeniger zaak van dit inflitut mogten gemoveert worden, waar uit wij dan befluken , dac, Gilden, Schutterijen en de Heer Schomaker juist het request hebben aangeboden ter plaatze daar 'c behoorde, en de Ed. Agtb, Heere Curatoren te  $8 MENGELWERK VAN HET te recht hebben voorbij gegaan, nadien het inflitut met de Scholen in geen overeenkomst moet gebragt worden, zoo dat het Reglement van 1591 om daar uit het inflitut als iet, het welk men gemaklijk misfen kan, te doen voorkomen, en als iet, het welk ftrijd, tegens de geëmaneerde Schoolwetten niet te pas komt en dan nog wei, het inflitut te befchouwen als een School waar op de inftellers, van dit ^ over twee honden jaaren zeer goed ) Reglement het oog zouden kunnen gehad hebben: welk Reglemenc misfchien voor hondert jaaren, die, gezegende en gelukkige uitkomst kan voortgebragt hebben welke H. H. Curatoren *er nog aan gelier ven toe te fchrijven, maar welke gelukkige ze~ geningen niemand der Burgeren in de opvoeding van zijne kinderen ondervindt, maar juist het contrarie, blijkens de geprefenteerde Requesten, en de algemeene klagten over de Schooien, die men overal hoort, en waar van het ons zeer verwonderd, dat H. H. Curatoren zoo onkundig fchijnen, die vooral, indien zij de moeiten ge-( liefden te neemen en de Schooien zelve te viziteeren of te laaten viziteeren, van deze waarheid genoeg zouden hebben kunnen overtuigd worden, dat die gezegende en gelukkige uitwerking van dat Reglement thans verre te zoeken is. Men moet zig al verder verwonderen dat H*. H. Curatoren dit inflitut volflrekt gelyk willen Hellen, met de kinder fchooltjes, en daar om hier beginnen te kouten dat 1. de ontwerper van hun moest vei lof gevraagde hebben NB, om zyn School te houden, n. dat hij van een bevoegden ouderdom moest zijn 3. eenen zekeren Eedc afleggen. Waf  DÖRÖRECHTS GEDENKBOEK. Wat het eerlïe aanbelangd, het inflitut is van een heel anderen aart gelijk Wij reets gezegt hebben , en komt overeen met het Zee-inftitut te Amfterdam: — en wat de jaaren betreft, ons dunkt, dat een Man van omtrent zestig jaaren Wel van competenten ouderdom mag gerekenc worden, Edog meent men, dat die jaaren reeds te hoog zouden zijn, om deze zeer gewigtige zaak op zig te neemen ( want welk van deze twee men hier bedoelt is in 't duister ) zoo hadden H. H. Curatoren maar te overwegen de prjecautien, welke 'er in dit öpzigc genomen zijn, en welke de ontwerper nog gereed is te neemen met die directeuren , die hem zullen worden toegevoegde: — en wat het derde de Eedt aangaat hier over kunnen Wij ons niet uitlaaien, nadien die Zekere Eedt hier niet word ingelast, en zoo wij onderrigt zijn niet meer wordt gevergdt, zoo dat het hier vrij mal apropo komt, om die nu juist te willen requireeren van een man, die den landen gezworen heeft als bevelhebber in den krijgsdienst en als gepro* moveerd Advocaat : en die men hier zoude willen immatriculeeren als een Schoolmeester waar voor wij gelooven, dac zijn wel Ed. Geft. Hun Ed. Agtb. wel hartelijk zoude bedanken, en dezen eisch als een onheusheid zoude moe» ten befchouwen, nadien hij is een zeer fatzoenlijk man, een Officier, die dit werk zonder het minfte pecimieel oogmerk willende aanvaarden zig onder geen lang in onbruik geraakten Schoolmeesters Eedt kan laten brengen, daar hij bij onderceekening van zijn capitulatie, een meer dan Equivalent verband mee hec publiek heeft aangegaan, en het welk geen indragt door eefli»  MENGELWERK VAN HET eenige andere behoord te lijden: dan hier om zoude het inftituc echter niet geheel onafhankelijk zijn, zoo als H. H. Curatoren fchijnen te willen, want zij als Rapporteurs, dienden te weeten dat den Heer ontwerper zig i. afhankelijk hadt verklaard van zijn geweeten 2. van zijn eer 3. van zijn liefde voor het Vaderland 4. van die voor de natie (ziet pag. 11) maar 5. ook geheel en al van zijn mede directeuren in 't ftuk van de bewaaring en adminiftratie der penningen, waar van hij zig geheel geëxcufeert heeft en verklaart, vooraf met hun Wel Ed. wilde concerteeren, en aan hun als aan zij' tie, en met hem de boezemvrienden, van V Va* der land zijn hart openleggen en de concert gaan; («) waar bij ten 6. dan natuurlijk plaats heefc dat een Regeering, die de protectie geeft, als opper opzienders nooit kan worden uitgefloren, en dit is even zoo met H. H. Cuiatoren, nietcegenftaande Zij het opzigt hebben over de Scholen, zijn zij en hunne handelingen echter gefubordineert en verantwoordelijk aan hun aanftellers den Oud Raad, zoo is het ook gelegen met de Directeuren en opzieners van het inftitut, die altijd aan hunnen Magiftraat verantwoordelijk zijn. Maar van de onafhankelijkheid van den ontwerper geeven Heeren Curatoren op, dat zijn Ed. Geit. die onderwijzers, die onderzijn opzigt ftaan zoude aanftellen ; wij bidden u medeburgeren! wat is hier meerder ingelegen dan die vrijheid, die ieder Schoolmeester heeft om die geenen, die onder zijn opzigt onderwijzen naar (*) Men zie op Bladz. 15 van 't ontwerp de pasfagie met *** geteekend.  D0RDRECHT3 GEDENKBOEK» gt naar zijn welgevallen aan te (lellen, heeft Mijn Heer Richard geen recht en magt om zodanige onderwijzers onder hem aan te (tellen, als hem goeddunkt , doet hij dat ooit met overleg of toeftemming van H. H. Curatoren, vraagt hij het Hun ooit? — word hier iet meer gevergde? de Heer Schomaker zijn inflitut hier eens gefundeert hebbende kan men hem immers even weinig als eenig Schoolmeester noodzaaken te werken met luiden , die hem onaangenaam zijn; veronderfteld dat de gefavorifeerde Richart in kunften en wetenfchappen wilde laten onderwijfen, bij voorbeeld de Mathefis, de Phiftca experimenta* lis, Metaphifica de Astronomie &c. &c. en nam hier toe bekwaame lieden aan, zoude het van hem gevergt worden, bij Heeren Curatoren te gaan, om die door hun te laten examineeren, approbeeren en aanftellen ? wij meenen van neen, gelijk hij ook niet doet omtrent de Schrijfmeesters, Hollandfche Meesters, dansmeesters, of andere wetenfchappen, van welke hij zelf geen kunde heeft, ja wij twijfelen of hij fubject is aan H. H. Curatoren of den Eerw. Kerkenraad, in 't aanttellen van zijn fubfiftut voorlezer of voorzanger in de Franfche kerk. Dan hier moeten wij een zaak van gewigt in overweeging neemen : indien de Heer Schomaker alle de luiden aanllelt, die onder hem werken, gelijk de Heer Richard doet, op wien dan komt de blaam, de fchuld, en de veragting indien 'er flegte fubjecten gekozen wierden? — Immers op hem alleen — en op wien zoude die redundeeren indien dezelve door H. H. Curatoren wierden aangelteld? — Immers op hun Ed Agtb. — het is derhalven een blijk dac  ga MENGELWERK VAN HET dat de Heer Schomaker zig voor alles verantwoordelijk maakt, en men ziet uit pag. 37. pag. 74 cum notis dat hij vrienden nog maagen in 't oog heeft, dat hij gewillig is de atteftatien de Moribus, van alle die geenen, die met en onder hem arbeiden zullen, aan Commisfarisfen te toonen en te laaten examineeren, om met hun de gefchikfte perfoonen te kiefen. Al verder zeggen H. H. Curatoren het hun bedenkelijk voorgekomen is , dat men pag. 68 van 't berigt voordoet een gezindheid om de Latijnfche taal VERDER aan de Jongelingen welke ''er eenigen [maak van op gedaan hebben te willen leeren en infcherpen, bet welk voor de publike Latijnfche Schooien, zoo niet RUI NE U S ten. viinfle zeer befwarend fchijnt te zullen wezen; ■wanneer men een zaak met een ortgunftig oog wil befehouwen, kan men zulks lichtelijk doen, — het oogmerk over 't gemeen van H. H* Curatoren fchijnt wegens het inflitut zoo geweest te zijn , zij vergunnen ons hier het wezentlyke en niet het fchynbaare van pag. 68» aan onze lezeren te geeven. Nadien 'er zig in 't berigt pag. 68 een gezindheid voor doet om de Latynfche taal verder aan jongelingen , welke 'er eenige [maak van opgedaan hebben, te willen doen keren en infcherpen zoo is hier in gelegen het hoogfte out voor de Latynfche Scholen onzer Stad, hec vooruitzigt is en de beloften zyn er, dat zig veele longelingen, niet alleen van buiten deze Stad maar van BUITEN S LANDS in die kweekfchool begeeven zullen, welke inclinatie hebbende om of het Latyn te onderhouden of te Velvk met de andere wetenfchappen in 't inlti6 tut  dordrechts gedenkboek. 33 tut onderwezen wordende , aan te leeren, hun daar toe de bekwaame gelegenheid zal gegeven worden , het zij door de Schooluuren ofwel de private collegien der Praceptoren te frequenteeren. — Ziet daar lezers de ware en onverdraaide meening dezer paslage, waar bij dan nog koomt, dat de Heer Schomaker aan de Latynfche School-jeugd de vrijheid zal geeven, om de fraa'.fte wetenfchappen, waar toe zij geen geieegenheid op die fchoolen hebben in het inflitut te kunnen aan leeren, en daar omtrent behoorlyke gelegenheden aan de hand geeven, het welk een aanwinst voor de Latynfche Scholen dezer Stad zoude zijn, die geene andere in de Republiek hebben kunnen; en waar door, naar alle gedagten, een toevloed van vreemdelingen naar deze Schooien zoude worden gelokt, die dezelve weder zoude kunnen doen bloeijen gelijk in vorige dagen: zoo verre is 't 'er van af, dat het inflitut, die Schooien zoude nadelig zijn, dit denkbeeld kan niet vallen dan in hun, die vooraf tegen het zelve zijn ingenomen en dus volmaakc pany getrokken hebben. Dan Lezers H. H. Curatoren fchijnen vrij wat gealarmeerc te zijn, dat men in 'c inftituc Fransch zal onderwijzen, dit zoude aanloopen tegen de Monopolie, welke de Heer Richard daar van heeft: wij zullen op dit uitfluitend recht, aan een vreemdeling, ten nadeden der ingezetenen gefchonken , geen aanmerkingen maaken, Monopoliën zijn alzints hatelijk, maar vooral wanneer 'er de opvoeding door wordt geborneerdt. Wij zullen alleen zeggen dat men ïv deel. C in  34 MENGELWERK VAN HET in 't ïnftitut een taal fpreeken moet, neemt men de Hollandfche, zoo zullen de Nederduitfche Meesters, op dezen voet klagen, hoe onkundig zij ook in dezelve zijn mogen,de Franfche? dat loopt, gelijk wij zien, aan tegen de faveurs aan den Heer Richard toegeflaan — de Latynfche? de Griekfche? dan vallen wij in 't onderwijs der Latynfche Scholen. Wat dan? het Hebreeuws of Aiabisch? dat kan ook niec fchikken: daar in is de ontwerper misfehien niet ervaren , nog ook zij die onder zijn opzigt onderwijzen zouden — men moet egter een taal kiezen en hier toe is de Franfche de gefchikfle, om dat men alleen goede boeken over de Krygskunde in die taaï heeft, om dat alle de kunstwoorden van den Krygsdienst uit die taal ontleend zijn, dus is hec niet mogelyk dat men die kan misfen — men moet 'er noodzakelijk in onderwijzen, en de Heer Richard, zal zig des dienen te getrooften, en moeten denken, dat in de Franfche taal in 't inflitut konflen en wetenfchappen zullen worden onderwezen, waar van hij geen de minste kunde heeft, aan jongelingen , rcets twaalf jaren oud zijnde, veel al de gronden der Franfche taal in zijn School gelegd hebbende. Dan wij durven hier bij voegen dat de infle'Jing van 't inflitut, zelf voor de School en de Heer Richard zal voordelig zijn: zijn grootfle profy:en Spruiten uic de vreemdelingen, vooral de Engelfche jonge Heeren , het is zonder tegenfpraak, dat zoo haast in Engeland en Schotland bekend is, dat 'er een Militair kweek-fchool hier is ingefleld, een menigte jongelingen, die geen gelegenheid in die Landen hebben, om zig in 't Militaire te  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 35 te bekwamen, zullen overkomen, om van Ac onderwijs te profïteeren, waar van er zekerlyk zullen zijn, die ofte jong zijnde om in net inflitut te Logeren, of enkel van de halve kost aldaar gebruik makende , natuurlyk bij hem zullen moeten geplaatst worden: indien de Heer Richard over dit articul, dat hem zeer na aan t hart fchijnt te liggen, eens gefproken had met heden', die hier van kennis hebben, zoo zoude hij misfchien verre af geweest zijn, om een Rapport op fchijn nadeelen gegrond, en op geen beter voet dan dat van de Nederduitfche Schoolmeesters ingericht, inteleveren. Indien het mogt gebeuren, dat dit inflitut hier niet maar Elders gevestigdt wierd, zoo verzekeren wij den Heer Richard, dat hij de ondervinding van dit ons ter nedergeflelde hebben zal en te laat gewaar worden hoe kwalijk bij beraden geweest is. — Maar wat hij en de overige meesters ook in den weg mogen werpen — Zij kunnen het inflitut niet beletten, dat het de kwekelingen by het coucheren van di&ata. verpligte tot het fchryven van een nette leesbare hand, bij het befyferen van een wiskunftig rroblema het in acht neemen van de gronden der Jritmcthka:bi\ het beftudeerender beste tac■tique fehrijveren, die in 't frans gefchrevenzijnde LeShtre en dus de beoefening van die taal, de wetenfchapstaal der Krijgskunst, gelyk wij reets hebben aangemerkt: dus verraad de requifitie om 'er de beoeffening van deze drie ftukken niet toetelaten, geen minder onkunde, dan ongunst door het geheel Rapport - dan de ontvyerper kan hier in de fchoot niet vieren - ook vertrouwen wij van den Ed. Groot Agtb' Oud-Raad C a dac  36 MENGELWERK VAN HET dat zij wel voorkomen zullen, dat door deze eene (treek, hier de eerfïe Linien van zaaken, en de grond hebbelykheid om 'er zig rekenfchap van te geeven, uit de harsfens van de jeugdc zouden gewist worden. Maar nu komt 'er een zeer ernflig (luk voor — De belangen van den Godsdienst worden in het inflitut fchaars behartigdt en dit veronderfteld men, om dat 'er niet opzettelyk in onderwezen word — Is dit waar? wat (laat 'er dan pag. 25. § 34 dit eene doet alles af. — 't is waar, Lezeren de ontwerper heeft dit , zoo hij overal erkent allergewigtigst ftuk aan de beftiering van de Heeren Predikanten van de onderfcheidene gezindheden, waar toe de jongelingen behooren, zeiven willen toe betrouwdt hebben — daar H. H. Curatoren het veilig genoeg achten , het aan Carechifeermeesters en matresfen toe te betrouwen!! — maar behoord ook onder het onderwijs van den Godsdienst eenige geduurige inprenting van de waare Godsvreees (en wij voor ons (lellen dat veel hooger dan het van buiten leeren van een menigte vragenboekjes) — dan zie men, wat 'er (la op pag. 10 en 11 van de toeëigening — Behoort hier ook toe de kristelijke zedekunde, zonder dewelke de Aposrel ons leert dat ons geloof iedel is, dat dan H. H. Curatoren eens op (laan pag. 66, en vergelijke dat met het geen 'er op pag 7. van 't Berigt aan Dordrechts Burgery (laat, en overwegen dan eens of den zoo zeer gefavorifeeiden Richart op dit poinct wel half zoo zorgvuldig is; 't is waar voor den openbaaren Godsdienst is de voor middag van den dag des Heeren gefchikt, en den na den middag tot een onzondige oef-  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 37 oefening in 's Lands gefchiedenisfen, maar hoa ligt zoude dit kunnen verandert worden — dan al bleef het eens zoo, zal deze noodzakelijke oefening om 's Lands Gefchiedenisfen kundig te worden niet beter zijn dan de jongelingen des Zondags na den middag op fchaatzen te laten rijden, en dus in gevaar van verdrinken leb-rengen, of in de kolfbaanen te laaten loopen gelijk helaas te veel door oogluiking bij anderen gefchied, — het is beter, dat de jongelingen eenmaal en kort met aandagt en iever God dienen, dan dat en de Meester en de discipelen onder de namiddag predikatie zitten te flaapen. Deze aanmerkingen hebben wij de vrijheid genoomen mede te deelen over dit allezints ongunstig frivool en gedwonge Rapport, vertrouwende van de meerderheid: der Leden van den Ed. Groot Agtb. Oud-Raad dat zij dit inflitut met onpartijdiger oogen zal aanfchouwen en het hoe eerder hoe beter tot genoegen van zoo veele honderden welgezinde Burgeren in deeze ftad vestigen ; verzeekerd zijnde dat de opvoeding van zoo veele kinderen wel zal opwegen tegens niets beduidende rapporten van onkundige en door verkeerden intrest gedreve Schoolmeesteren. WEL EDELE HEEREN! J^adien ik onlangs met verontwaardiging en afgrijzen geleezen heb het Ichandelijk declaratoir van Neerlands ondankbaaren Stadhouder Willem den V, waar in hij niet alleen zijne C 3 god.  0 MENGELWERK VAN HET godlooze oogmerken duidelijk aan den dag legt, welken hij tecgen onze provincie koesterd, —» maar ook de hoofden der Patriotten aanmerkt als een cabaal, welke het volk verleidt, om hem te onderdrukken — Zoo neem ik de vrijheid UEd. in bedenking te geeven, of dit bedoelde declaratoir; het welk in floutheid, lastertaal leugens en geveinsdheid alles te boven gaat, niet vordere, dat het door een contradeclaratoir van de kant des volks beandwoord worde, waar in Willem de V. als een wederfpannig burger, een ontrouwe Staatsdienaar, en oproerige Stadhouder, verklaard worde voor den vijand des Vaderlands, aan welken het grondgebied van Holland ontzegd word, met verklaaring, dat zoo hij zich daar tegen durft verzetten , wij hem met vereende magc aanvallen, en de rampen des Vaderlands en het vergooten bloed onzer onfchuldigen medebroederen op zijnen kop wreeken zullen. In verwagting dat UEd. deeze fpoedig zult plaatzen en met Uw andwoord vereeren, heb ik de eer te zijn Een Volks Vriend. ANDWOORD. Wij zijn eeven zeer als onze braave Volks Vriend met de uiterfte verontwaardiging aangedaan geweest, bij het leezen van het fchandelijk declaratoir, het welk de oproerige Willem de Vijfde beftaan heeft opentlijk-uittegeeven — Voorzeeker heeft hij zich daar mede, al waren 'er ook geene andere redenen, om zulks te bewijzen, verklaart te zijn de vijand van deeze provincie en  DORDRECHTS GEDENKBOEK. en derzelver vrijheid - lievende inwoonders en gevolglijk voor altoos vervallen, van de liefde en hoogachting, waar mede zij voorheen zijn perfoon plagten te agtervolgen. Doch wat zal een contradeclaratoir, wat zullen de krag'tigfte redenen des volks uitwerken of vermogen op het verfteende hart van een verftokten dwingeland, die alle beginzelen van deugd, van menfchelijkheid afgelegt hebbende, zich alleen fchijnt toeteleggen, om ten koste van de welvaart des Vaderlands, ten koste van het goed en bloed zijner medeburgeren tegen de billijke begeerte van een vrijheidzoekend volk Stijfhoofdig aantedruifchen, met verfmaading van alle waarfchuwingen en vermaningen zich in zijne gewaande rechten te herftellen , de Nederlandfche burger-vrijheid eens vooral van haaren fetel ter neder te bonfchen, en den ftandaart zijner overheerfching in derzelver plaacs opterechten? Hoe zeer wij ook ten allen tijden onze medeburgeren hebben zoeken aantefpooren en optewekken, om op de zagtfte en de bedaardlte wijze hunne wettige rechten te doen gelden en zich te herftellen in die vrijheid, waar op wij als vrijgevogte Nederlanders een onbetwistbaar recht hebben, zoo oordeelen wij echter op die oogenblik, dat de tijd om met de pen te Strijden, is voorbij gegaan, dat wij de wapenen, die wij tot behoud van onze vrijheid hebben aangegord, kloekmoedig moeten aangrijpen, en wel vooreerst, om den bloeddorfligen Willem den V. den vijand des Vaderlands, en de eerlooze krijgsbenden, die onder zijne banieren {hijden, in hunnen verfoejelijke oogmerken cegenC 5 te-  40 MENGELWERK VAN HET houden, hunnen voortgang te fluiten, en nimmer te gedoogen, dat hij in navolging zijner heerschzugtige voorvaders , van welken hij in dat opzigt niet ontaart is, de kloekmoedige voorftanders en getrouwe verdeedigers van de rechten des volks, aan zijn dolle wraak opoffere, of aan het blinde graauw ter flagting overgeeve. Ja medeburgers! de nood des Lands het gevaar der vrijheid, het gevaar van uw leven is tot die hoogte gefleegen, dat wij met opoffering van alles ons moeten vereenigen, om de vrijheid te behouden, of in het befchermen van haar op het bed van eer te fterven. — nog maar weinige dagen misfchien, indien wij daar toe niet de nodige middelen in 'c werk ftellen, en de geleegenheid, om de fchandelijke kluisters der flavernij te verbreeken, zal ons voor eeuwig ontnoomen zijn. Laat hec verdrukte Gelderland — laat de akelige coeftand, waarin de beste burgers van die provincie zich bevinden , die van hunne goederen; van hun beftaan beroofd, de handen van Oranje moordenaaren te naauwer nood ontvlugt als ballingen des lands moeten omzwerven ,• laat hec vergooten burgerbloed in het veege Middelburg U ten voorbeelden verftrekken, en ieder burger waakzaam maaken, om onder den zegen van den God onzer vaderen ons in ftaat te ftellen, om des dwingelands oogmerken op alle mogelijke wijze te keer te gaan: — die is het eenigfle, dat het land behouden kan en zonder dit zullen alle contra declatoiren, alle vermaningen des volks vrugteloos zijn — de dreigementen van een dwingeland toch moeten uit metaale monden beantwoord worden.  MENGELWERK VAN HET DORDRECHT S GEDENKBOEK, Hit is eene droefgeestige befpiegeling voor een -waar leminnaar van Vrijheid en rechten eens burgers, dat de onkunde en bedorvenheid van zoo veelen het noodzakelijk maken dat geene» te betoogen, het welk elk vrijgeboren burger altijd met zich moest omdragen, in de tafel van zijn hart als 't ware gegraveerd, als een recht tot zijn edtlst erfdeel en tot het groot/le voorrecht en waardigheid van zijn natuur. Maar zodanig is de rustelooze zucht tot grootheid bij Vorflen , zodanig de onophoudelijke pogingen van de gevaarlijke magt, welke zij bezitten , ter onderwerping van alle liefde voor vrijheid , aan de zugt tot overhcerfching , door het -Ocrjland te misleiden en de driften te bederven , dat 'er gelijke pogingen van den kant der vaderlandsliefde nodig zijn , om hunne verblindende en •verleidende drogredenen tegen te gaan. Northcote aanmerkingeii op d® rechten der menfchert. Berigt van de Deekenen der faamvereende Gilden en gemeene Neringen, de drie Schutterijen, OfHiv deel. D cie-  42 MENGELWERK VAN HET eieren der Burgerwagten en de Confrérie der Tinnegieters , alle binnen de Stad Dordrecht , aan de Edele Groot Agtbaare Heeren Burgemeesteren en Regeerders derzelver Stad, ter voldoeninge aan Hun Ed. Groot Agtb. Refolutie van den 13 November 1786 overgegeven , nopens het voorgevallene omtrent het Collegie van Veertigen, breeder gemeld in de Misfive, door den Heer Hoofdfchout van dezelve Stad, op den 31 Augustus 1786 aan Hun Ed. Groot Mogende gefchreeven, en de daarbij behoorende bijlaagen. Edele Groot Agtbaare Heeren! ]{3e Berigters, in het hoofd dezes breeder gemeld, zullen ter obediëntie aan de geëerbiedigde ordres van UEd. Groot Agtb., in de bovengemelde Refolutie vervat, de vrijheid neemen, UEd. Groot Agtb. vooraf in fac"to te informeren : dat het reeds geweest is in de Maand Maart 1786, dat de Dekens van Drie- en Twintig Gildens deezer Stad, zig aangemoedigd vindende door het beste en voornaamlle gedeelte der Burgerij, en werkzaam geworden zijnde, uit een veritabel bezef, dat het toenmalig Collegie van de Veertigen, tot merklijke prtejuditie deezer Stad, was geworden een Collegie, het welke geheel Inconftitutioneel was, en geen Wettig bejlaan meer hadde, te raade zijn  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 43 zijn geworden, zig aan hec zelve Collegie te addresfeeren bij een Request, hetwelke in fubftantie getendeerd heefc, ten einde de toenmalige Leden van het voorfz. Collegie, van het Ampt van Veertig zouden gelieven te defisteren, als het zelve door geen wettige aanflelling bezittende, op dat de refpective Gilden en Gemeene Neeringen, uitmaakende de Burgerij en Inwoonders deezer Stad (aan wie alleen het Privilegie van de veertigen gegeeven was) in ftaac gefteld wierden, om een nieuwe verkiezing van veertig Perfoonen, uit den Buik der Burgerij* te doen; en op dat aldus een Wettig Collegie van Mannen van Veertigen in fundie gefteld zijnde, dezelve Veertigen, vervolgens voor de toen aanftaande verandering der Wet, een legale nominatie van een dubbeld getal perfoonen , tot Schepenen zoude kunnen maaken en uitbrengen. Dit Request door Mannen van Veertigen in handen van eenige Gecommitteerdens uit hun Collegie gefteld zijnde, is het eerst geweest op den 11 Augustus van het voorfz. jaar, dat door het meerder getal van de gemelde Gecommitteerden* , is uitgebragt een Rapporc , waarbij geadvifeerd wierdt om htt voorfz. verzoek van Dckenen te deciineren terwijl zig egter met dat Rapport geenzints geconformeerd heeft de Heer Burgcmcefter SNELLEN, die mede een van de gemelde Heeren Gecommitteerdens geweest zijnde, op denzelven 11 Augustus heeft irtgebragl een gantsch geoppofeert en beredeneerd fchriftettjk Advijs, het welke naderhand met den druk gemeen gemaakt, en alzoo in een ieders handen gekomen is. En gelijk Mannen van Veertigen ter zeiver tijd hadden gerefolD a veerdj  44 MENGELWERK VAN HET veerd; hunne finale deliberatien over het voorfz. verzoek en declinatoir Rapport te bepaalen, tegen den 19 der voorfz. Maand Augustus, zoo is daarvan op den voorfz. n Augustus, aan de abfente Leden van hun Collegie , bij brieven kennis gegeeven, met bijgevoegde Communicatie , dat verfcheide Leden van hetzelve Collegie, tot bevordering en herftelling van 't vertrouwen tusfchen de Regeering en de Burgerij van deeze Stad, geproponeerd hadden: of het tot dat heilzaam oogmerk niet gefchikt zoude zijn, dat, als de meerderheid der Vergadering mogt komen goedtevinden, zig met het uitgebragte Rapport te conformeren, en hetzelve in een Refolutie te converteren, Mannen van Veertigen als dan egter, hoewel ongehouden, op eene edelmoedige wijze, ten einde aan het gemanifesteerd verlangen van de Burgerij te gemoet te komen, alle van hunne posten als Veertigen defifteren zouden; met verdere kennisgeeving, dat dezelve Leden hadden gedeclareerd, bereid en genegen te zijn, om bij aldien alle de Leden van het Collegie daartoe geliefden te concurreren, hunne Veertigsplaatfen daadelijk te refigneren, waartoe zij zelfs hunne abfente medeleden op de kragcigfte en ferieude wijze hebben geëxhorteerd; met nog verdere aanfchrijving, dat de gem. propofitie ten voorfz. dage ook in deliberatie gebragt, en daarop finaal gerefolveerd zoude worden: alles uitwijzens de bijlaagen, door den Heer Hoofdfchout bij zijne voorfz. Misfive gevoegd fub A. B. en C. Terwijl uit de volgende bijlaagen fub D. en E. aan U Ed. Groot Agtb. verder zal blijken, dat Mannen van Veertigen op den voorfz. 19 August.  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 45 gustus bij meerderheid van (temmen, hec gem. declinatoire rapport van hunne Gecommitteerdens, in eene Refolutie hebben geconverteerd, en dat daags daaraan, bij die genome Refolutie is geperfifteerd: zoo nogtans, dat van de Zevenen dertig Leden, die, het Collegie van Veertigen ter dier tijde uitmaakten, agtien Leden van hunne Veertigsplaatfen daadelijk gedefifteerd, en alzoo aan het verzoek van Dekenen voorn, gedefereerd hebben, terwijl buiten de agt Leden die abfent gebleeven waren, de elf overigen geweigerd hebben, aan het voorfz. verzoek van Dekenen te voldoen. En gelijk derhalve het pmenfe Collegie van Veertigen, dat na het defiftit van de gem. agtien Leden, quafi, in weezen bleef, (legts beftont uit negentien perzoonen, en dus uic een getal nog niet uitmaakende de helft van de leden, welke het voorfz. Collegie componeren moeten, en dezelve negentien Leden zig egter in weerwil van de Burgerij, in hunne voorfz. posten fcheenen te willen handhaaven, zoo is dan ook door den Heer Hoofdfchout bij zijne voorfz. Misftve naar waarheid voorgedraagen, dat in dien toeftand van zaaken, de gem. negentien overgebleevene Veertigen , door de Gequalificeerdens van de Dekenen van 26 Gildens en van de Schutterijen en de Confrérie van de Tinnegieters alhier, bij infinuatie van den 22 Augustus 1786, zijn, verklaard vervallen te zijn van hunne Veertigsplaatfen, als hebbende dezelve illegaal bezeten: gelijk het mede een waarheid is, dat de Gildens vervolgens (daar de tijd der Suppletie van Veertigen op handen was, en de Nominatie van Schepenen mede in de volD 3 gen-  46 MENGELWERK VAN HET gende Maand moest worden geformeerd) met concurrentie van den toenmaaligen Heer Prcefident Burgemeester, volgens den teneur van de Stads Privilegiën, zijn overgegaan tot het verkiezen van nieuwe Veertigen, terwijl het verzoek daarna van wegens de Gildens aan den Heer Schout gedaan, om de nieuw verkorene Mannen van Veertigen in eed te neemen, aanleiding heeft gegeeven tot het fchrijven van zijne gem. Misfive, waarvan het gevolg geweest is, dat Hun Ed. Groot Mog. dezelve Misfive en Bijlaagen aan Uw Ed. Groot Agtb. hebben toegezonden, ten einde Hoogstdezelve daarop te dienen van Berigt, en dat voorts Hun Ed. Groot Mog, hebben goedgevonden, om inmiddels , hangende Hoogtderzelver deliberatien, den Heer Hoofd-Officier te authoriferen, om voor ditmaal bij proviüe, onverminderd de zaak ten principale, en zonder dat daaruit eenige confequentie zoude kunnen worden getrokken, de geëligeerde Veertigen in eed te neemen, ten einde op den gewoonen tijd te procederen tot het formeeren der Nominatie van Schepenen. Alleen moeten de Beiigters tot verdere informatie van U Ed. Groot Agcb. bij het geavanceerde nog voegen, dat de gemelde geëligeerde Veertigen niet aangelteld nog in eed genomen zijn, dan na alvorens bij een folemneel verdrag beloofd, en zig op het plegtigfte te hebben verbonden , onder anderen dat zij in overeen/lemming nwi de Gilden, als verbeeldende de ingezetenen van Dordrecht, zodanige gepaste middelen zouden helpen beraamen en ter uitvoer brengen, waar door het Collegie van Veertigen zmde gemaakt worden temporair, voor den tijd van  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 47 van vyf Jaaren, en dat het daarna de Gilden vrij zoude [laan hen weder te verkiezen, het zij zulks wierdt geèfeBueerd door een overdragt of Concordaat, wsfehen het Collegie van Veemken en de refpeclive Gilden, en op hetzelve te verzoeken Oclroy bij Hun Ed. Groot Mog. de Heeren Staaten dezer Provinne , of wel bi] Requeste aan dezelve Heeren Staaten, of door zodanke andere betaamelijke middelen, als door de Gilden of wel derzelver Commisfie noodig zoude geoordeeld moorden. Dit vooraf omtrent den toedragt der zaake gepramiiteerd hebbende, flatteren de Bengters zig, dat het nu vervolgens niet difficiel zal weezen, het voorzeid verrigtte van Dekenen ten aanzien van het Collegie van Veertigen, binnen deze Stad naar behooren te justificeeren, vermeenende, dat daartoe alleen vereischt wordt, dat met malkanderen in vergelijking werden gebragt, aan de eene zijde, het veritabel oogmerk, waarmede het Collegie van Veertigen oudtijds binnen deze Stad is opgengt, en aan den anderen kant, den ftaat waar in het zelve Collegie zig voor de voorfz. gemaakte verandering in het jaar 1786 bevonden heeft. Ten aanzien dan voor eerst, van het oogmerk van de inftelling van het voorfz. Collegie, zoo is het eene bekende waarheid, dat onder anderen bij Handvest van Hertog Philip van Bourgondien van 23 Junij 1456' midsgaders bij het Handvest van Maximiliaan van Ooftenrijk en Maria van Bourgondien van de maand Auguscus 1478, en bij het Handvest van Maximiliaan en Philip van Ooflenrijk van 21 Decemb. aan de inwoonders der Stad Dordrecht gegecD 4 ven  48 MENGELWERK VAN HET ven is, het regt, tot het kiezen van veertig perfoonen, van de notabelfte poorteren en inwoonders van de zelve Stad, zodanig gequalificecrd, als de voorfz. Handvesten medebrengen; welke veertig perfoonen, de bevoegdheid hebben moeten, om, in cas een of meer plaatfen in hun Collegie komen te vaceeren, dezelve met andere leden uit de Burgerij, de noodige yereischtens hebbende, te fuppleren; en welke veertig Perfoonen wijders jaarlijks agt dagen voor St. Michielsdag, tot een nominatie van Schepenen kiezen moeten veertien perfoonen, elk ruk van twee honderd nobelen, het zij van den getale van de voorfz. veertig perfoonen, of anderen uit den buik van de voorfz,. Stede, welke hen bij haar en eed dunken, daar toe de oirbaarlijkfle en nut/Ie te weezen. Maar zoo evident als het derhalve uit de voorfz. Ha. '"vesten is , dat het eenig veritabel doeleinde, van het Privilegie van de Veertigen in deszelfs origine geweest, is, om de Burgerij der Stad Dordrecht, door de voorfz. veertig perfoonen uit hun midden verkoren, eenen merkelijken invloed te doen hebben, op de verkiezing van Schepenen en Raaden, dewijl dezelve verkiezing volgens het gemeld Privilegie door den Graaf, of bij zijne abfentie door Stadhouder en Raaden gefchieden moest, uit die geenen, welke de gem. veertig perfoonen, ter contemplatie van de geheele Burgerij, op hunnen eed als de nutften en bekwaamden op de voorfz. nominatie hadden gebragt, zoo zeker is het, daarentegen ook in de twede plaats, dat het doelwit van het voorfz. Privilegie, en hec Privilegie zelve, bij vervolg van tijd ten eene- maal  D6R.DRBCHTS GEDENKBOEK. maal elufoir gemaakt, en vernietigd zijn, doop eene nieuwe inrigcing, welke men aan het Collegie van Veertigen gegeeven heeft, en waar van der Heer Burgemeester SNELLEN in zijn voorfz. Advijs, met het uiterfte fundament fchijnt te oordeelen, dat de fource gezogt moeë worden in de verandering, welke door het Octroij van 1652 in de Regeeringsform deezer Stad is ingevoerd en te weeg gebragt. Het is naamelijk eene bekende waarheid, dat zoo wel oudstijds onder de Graafelijke, als naderhand onder de Republiquainfe Regeering, tot het voorfz. jaar 1652 toe, alle zaaken van Regeering zijn beftuurd door het Collegie van de Magiftraat, het Collegie van Goede Lieden van den Agten, met concurrentie van de zoogenaamde Oud-Raaden, dat is van alle die geenen, die voortijds Schepenen of Raaden, en dus Graavelijke Amptenaaren geweest zijnde, na hec afleggen van die Magiftraatsbedieningen, in den boezem van de Burgerij waren terug gekeerd, en die mitsdien wederom private perfoonen geworden zijnde , als zodanigen geen eigentlijk Collegie, maar een onbepaald Burgerlijk lighaam uitmaakten, van evengelijken aard, als in andere Hollandfche Steden geweest zijn, de onbepaalde Burgerlighamen van den Rijkdom of de Vroedschap: in voege, dat vooral ook binnen deeze Stad federt alle oude tijden heeft plaats gehad, eene Reprafentative Regeering, welke voortijds alhier is uitgeoefend door zodanige Poorters, die als Schepenen of Raaden geweest zijnde voor de bekwaamden gehouden wierden , om tanqrnm primi inter pares bij plaatsheklee- ding- P *  §0 MENGELWERK VAN HET? ding, de regten en belangens der geheele Burgerij waar te nemen en voorteftaan. En wat wijders betreft de verandering, welke daar omtrent door het voorfz. Oflrooij van den sa Jnlij 1652 is te weeg gebragt, zoo is het mede bekent, dat, behalve dat bij dat Oftroij het ampt der Raaden, die mede Sesfie in het Geregt plagten te hebben, afgefchaft, en het getal van Schepenen daarentegen verminderd is, het zelve öétrooij bovendien het getal van de dienende en oude Magiflraat heeft gebragt op Veertig perfoonen, boven den Heef Officier, met last, om het overige getal van de Oude Raaden te laaten uitfterven, terwijl bij dat Oclroij verder ook aan Mannen van Veertigen is geinjimgeerd, om in het maaken van de nominatie van Schepenen agt te neemen, dat door dezelve nominatie het getal van Veertig perfoonen niet kwam te excres/eren. En mitsdien heeft de voornaamfte verandering, door het voorfz. Oétroij ingevoerd, daar in beftaan, dat in deze Stad onder den naam van Oud Raad is geïntroduceerd een nieuw permanent Collegie van Regeering , beflaande uit een bepaald getal van Veertig perfoonen, waaruit alle de Schepenen moeten worden verkoren, met die uitzondering alleen, dat 'er uit de Burgerij Schepenen moeten worden genomen, als 'er plaatfen in het Collegie van den Oudraad vaceeren: als zijnde het Schepenampt het radicaale vereischte om lid van het zelve Collegie te worden. De berigters gelooven gaarne, dat 'er goede redenen geweest zijn , voor het maaken van die veranderingen, doch zij durven ook gerustelijk aan de wijze overweeging van UEd» Groot Agtb.  dordrechts gedenkboek, fff Agtb. overlaaten, of 'er bij, of na het maaken van die verandering wel behoorlijke zorg gedraagen is, om in deszelfs aard en veritabel doeleinde, gaaf en ongefchonden te houden het voorfz. Privilegie van de Veertigen, eenvoudig hier in beftaande, dat de Burgerij deezer Stad de geenen, die aldaar van hunnentwegen het beftuur hebben, over de zaaken van Magiftratuur en Regeering, kan en moet confidereren als haare wettige Reprefentanten, uit hoofde, dat het zelve beftuur niet worde toebetrouwd dan aan de geenen, die door veertig daar toe verkoorene en gequalificeerde Burgers, op hunpen eed, en mitsdien zonder gnnst of aanzien van perfoonen, daartoe, vooraf, als de nutften en bekwaamden zijn genomineerd: lijdende hec geen qusestie, dat hec gem. Privilegie aan dac oogmerk beantwoord heeft, zoo lang Mannen van Veertigen een Collegie uitmaaken , hec welke independent was, en van geen vermoogender invloed afhing: immers als men reflecteert, dat in het jaar 1652 het toenmalig getal van Oudraaden heeft moeten uitfterven, om hetzelve tot veertig te doen verminderen , en dat de Oudraaden die in het jaar 1654, en dus twee jaaren laater, nog aanweezig waren, volgens de aantekeningen van den lieer Burgemeefter Van de Wall in zijn Handv. van Dordrecht pag. 1732, den Schout daar onder be» greepen, behalve de Achten, nog een getal van agtenveertig perfoonen uitmaakten, zoo manifesteert het zig daaruit, dat Mannen van Veer» tigen voor het jaar 1652, naar hunne vrije verkiezing en conform de intentie van het Privilegie : tot Schepenen zoo wel andere burgers» ais  g£ MENGELWERK VAN HET als Oudraaden hebben genomineerd, en gevolgelijk in hec formeren van hunne nominatien van de Oudraaden niec afhankelijk geweesc zijn. Doch zoo haast was 'er te Dordrecht niec door hec voorfz. Octrooij ingevoerd een Collegie van Regeering, gecomponeerd uit een bepaald getal leden, die een permanent en uitfluU tend regt bekwamen, om alle de publique zaaken te befluuren, en uit welker midden, bepaaldelijk de Magiftraatsperfoonen moesten worden genomineerd, of men bevont, dat de leden van dac Collegie, als afgezonderd van den Burgerfcand, door het vastmaaken van alle de posten van Magiftratuur en Regeering in hunne Familien, een foort van Romeins Patriciaat poogden te introduceren, en gelijk tot de executie van dat plan niets anders noodig was, dan de Leden van het Collegie van den Oudraad, hetzij direételijk, of indireclelijk, aan zig trokken , de dispofltie over de nominatie van Schepenen, als het middel zijnde om deel in de Regeering te krijgen, zoo is daartoe ook gereedelijk de weg gevonden, naardien langzamerhand, verre de meeste leden van den Oudraad, ook leden van het Collegie van Mannen van Veertige geworden zijnde, de Oudraad dienvolgende eene vrije befchikking bekomen heeft zoo over de nominatie van Schepenen, als over de begeeving der vacante plaatfen, zoo wel in hun eige Collegie, als in dat van Veertigen, hebbende het bovengem. misbruik zoo verre gegaan, dat uit de lijsten, welke bij Balen in zijn befchryving van Dordrecht pag. 902 en 903 voorkomen, gezien kan worden, dat in het jaar 167a niet meer dan negen leden buiten den Oud.  DORDRECHT S GEDENKBOEK. 53 Oudraad in het Collegie van Veertigen gevonden wierden, onder welk negental nog was de Penfionaris en een der Secretansfen. Het komt de Berigters voor , dat hgtelyk apriori hadt kunnen worden, voorzien niet alleen hoe ligtelyk het voorfz. misbruik konde influipen, maar ook hoe veel wrevel en ongenoegen hetzelve verwekken zoude, als de Burgerij begreep, dat het diende, om het Privilegie van de Veertigen elufoir te maaken, en in de gedagten viel, dat de toeleg was, om de reprefentative Regeeringsform, welke binnen deeze Stad behoort, te obtineren, met eene Ariftocratique Familie Regeering te verwisfelen, en men hadt dienvolgende, zoo het fchijnt reets bij het invoeren van het Oaroij van 165a bedagt moeten zijn, om het voorfz. ongenoegen van de Burgerij te prasvenieren, zoo als zekerlijk gefchied zoude zijn, wanneer geëffectueerd was, dat de Leden van het Collegie van de Oudraad geen Mannen van Veertigen konden zijn, en dat het Collegie van Veertigen altoos bleef beftaan, uit gequalificeerde perfoonen vart den Burgerftand, van welke niet anders te wagten was, dan dat zij als een en hetzelve belang niet alle hunne medeburgers hebbende, in hec formeren der nominatien van Schepenen, volgens het prsefcript van de privilegiën, alleen zoeken zouden naar de nutften en bekwaamden , zonder in aanmerking te neemen toe welke Familien de genomineerde perfoonen behooren, en alzoo de vereischte zorg adhiberen, dat geene nieuwe Regenten wierden genomi. neerd', dan die het vertrouwen van de Burgerij hebbende, als wettige en waardige repra?- fen  MENGELWERK VAÏ* HET fefitanten van defelve konden en moesten worden gereipecleerd. Doch de ondervinding heeft geleerd, dat men op de voorfz. prsecautien eerst is bedagt geworden na dat de verandering, welke door het voorfz. misbruik, federt het jaar 1652 in de Regeeringsform hier ter ftede, langfamerhand de overhand hadt genomen, hec ongenoegen Onder de Burgerij reeds in een hoogen graad hadt gaande gemaakt: want als bij occafie, dat Prins Willem de Derde als Stadhouder deezer Provincie, bij Refolutie van Hun Ed. Groot Mog. van den 27 August. 1672 gemagtigd was, om in zulke fteden, daaragterdogt en gemor ontftaan was, onderzoek te doen naar de oorzaaken van den agterdogt, en dezelve was 't mogelijk weg te neemen, en de Wethouders en ingezetenen met eikanderen te hereenigen, Zijne Hoogheid tot hetzelve einde, ook Commisfarisfen naar deeze Stad gezonden heeft, zoo hebben dezelve Heeren Commisfarisfen, na onderfoek van de waare oorzaaken der oneenigheden alhier niet alleen dienftig geoordeeld, om in plaats van de oude Mannen van Veertigen, die hunne bedieningen hadden afgeftaan, door de Gemeente nieuwe Mannen van Veertigen te doen eligeren uit een getal van honderd perfoonen, die door dezelve Commisfarisfen, op fpeciaal verzoek van de Gemeente, daartoe aan dezelve waren voorgefleld, maar boven dien ook aan de toen aangeftelde nieuwe Mannen van Veertigen gerecommandeerd, onder anderen , dat zij zouden willen procederen tot fuppletie van het getal der Veertigen, die door hun avancement als Oudraaden of Schepenen , onder het getal van de Veertigen niet KON'  DORDRECHTS GEDENKBOEK. KOND EN verblijven, terwijl NB. ah toèü en in V toekomende ver/laan wierdt, dat geen Veertigen in hunne bedtemnge zouden vermogen te continueren. wanneer dezelve tot Schepen of Oudraad ingekoren wierden, gelijk ook vërftaatt wierdt, dat geen Minister, het zij Penfionarisy of Secretaris, geduurende hunne fun&ie Veertigen mogte zijn. Alles uicwijzens hec verbaal van de gem. Commisrarisfen van den 8 Sept* 1672, te vinden in de Handvesten van Dordrecht pag. 1852. Hier uit confteert derhalve op de overtuigendfte wijze, dat de voorn. Commisfarisfen geconvinceerd geweest zijnde, hoe prasjudiciabel en grievend het voor de Burgerij dezer Stad, ten aanzien van het privilegie van de Veertigen was, dat na de erectie van een nieuw bepaald Regeerings-Collegie van Veertig Oud-Raaden of Vroedfchappen, de leden van dat Collegie, teffens leden van het Burgerlijk Collegie van Mannen van Veertigen waren geworden, gemeend hebben, in het zelve grief te moeten zoeken de voornaame bron van het ongenoegen en wantrouwen, het welke ten voorfz. tijde tusfchen de Regeering en Burgerij dezer Stad fubfilleerde, en daarom dan ook, ten einde aan de intentie van den Souverain in het geeven der bovengem. qualificatie te voldoen, hetzelve grief eens voor al hebben willen redresferen en uit den weg ruimen, gelijk efFeétivelijk ook is gefchied, voor zoo lang de voorfz. ordres door Heeren Commisfarisfen gefteld, zijn naargekomen; dan het welke de Berigcers zig moeten beklaagen, dac niet lang geduurd heeft: want om niet te zeggen, dac het historisch bekend  56 MENGELWERK VAN HET kend is, dat reets in het leeven van Willem den derden, aan dien Prins was in het hoofd gebragt, dat het tot Vermeerdering van zijn gezag als Stadhouder ftrekken zoude, als het privilegie van de Veertigen te Dordrechr veriedeld en inefficaciéus gemaakt wierdt; zoo is het wel inzonderheid ook van eene publique notoriteit, dat niet alleen federt veele Jaaren herwaards, het Collegie van Mannen van Veereigen, voor het grootfte gedeelte wederom uit Vroedfchaps-leden heeft beftaan, maar dat ook de leden van den Oudraad, aan hun Collegie getrokken hebben, de volftrekte dispofitie over de Nominatie van Schepenen, en dus over dat geene, waartoe het Collegie van Mannen van Veertigen ten behoeve van de Burgerij deezer Stad is ingefteld geworden: in zoo verre, dat zelfs de Leden van den Oudraad, in het jaar 170a en in volgende Jaaren onderling hebben kunnen oprigten, en daadelyk opgerigt hebben ; formele Conventien, waarbij, tot totale renverzie van het Privilegie van de Veertigen , met ronde woorden is overeengekoomen [en verklaard, hoe de openvallende Veertigsplaatfen onder, en door de Vroedfchapsleden, bij beurten, zouden worden vervuld ; ja zelfs , hoedanige Vroedfchapsleden, naar tijdsomftandigheden de dispofitie over de vacante Schepensplaatfen, en alzoo ook over de Vroedfchapsplaatfen zouden hebben, gelijk te zien is uic de ftukken, die in de Nederlandfche Jaarboeken van het jaar 1761 pag. 609 et feqq aan het publiek zijn medegedeeld, terwijl laatftelijk nog in het jaar 1782, door twee- en dertig Leden van den Oudraad is aangegaan, eene nadere Conventie , waarbij de  d0rd rechts gedenkboer. 57 dezelve nog al verder gaande met malkanderen onder anderen hebben gereguleerd, dat van toen voortaan, tot nieuwe Schepenen of Vroedfchappen voor alle anderen zouden worden genomineerd, de zoonen of fchoonzoonen van de geenen , die den Schepen/loei bekleed hadden, zoo, dat de oudften van jaaren boven de jongere altoos zouden moe* ten worden geprefereerd , met verder beding, dat het getal der- Veertigen uit de Burgerij (de Achten 'er onder begreepen) zouden blijven bepaald op twaalf leden, en dat bij vacatuure van een dezer Veertigsplaatfen, de benoeming of voor flelling van een perfoon , tot fuppletie der zelve zoude fl aan aan den Regeerenden Burgemeester, in wiens pr. 445 tot 462.  88 MENGELWERK VAN HEf reeri:, zich niet te conformeren mèt de genomene Refolutie, nog gedecerneerde Commisfie, en daartegen, des goedvindenele; eene Aantekening te refervéren. En is voorts doör 16 Leedert dezer Vergadering, zijnde dé Heeren Snellen, Schellebeek, J. Hooft, W. B. man den Santheuvel, B. Onderwater, Gevaerts, A. van den Santheuvel, Backus, Beelaarts van Blokland, Slingelandt, van Poel jen, A. A. Stoop, A. B. van den Br andier, A. A. van Jets, J. Perduyn, en H. Onderwater gedeclareert, dat zij dadelijk bereid en genegen waren, om van derzelver Veertigsplaatfen vrijwillig te defifteren, blijkende derzelver reeds overge* gevene Requesten, dog in aanmerking nemende de generale inclinatie van de overige Leeden, hier mede te zullen fupercederen, tot den dag Van het te doene Rapport van bovengemelde Commisfie. De Heeren Snellen ën Beelaarts **t» Blbkland-, hebben geprotesteerd tegen de genomene Refolutie en gedecerneerde Commisfie, en zulks voor rekening van die Heeren overtelaten, die daartoe geconcurreerd hebben, en daartegen nog nadere Aantekeningen te reserveren. Bijlaagen La E. Vergadering van de Mannen van Veertigen. Op Maandag Namiddag den 21 Augustus 1786", D e Heeren J. A. Repelaar, J. Hooft, Mr. W. B. van den Sant heuvel, C. Rees, en B. Onder-  DORDRÈCHtTS GEDENKBOEK 8p derwater, Mr. P. Vrotikhart, en Adriaan V Hooft, vervangende hunne abfente mede-Commisfaris den Heer Snellen , hebben ter Vergadering gerapporteerd , dat zij ingevolge &c. Dat de Conferentien daarmede (naa het uitfpreeken van eenige zegenwenfchen van de zijde der Gem. Gecommitteerdens, zoo over hen Heeren Commisfarisfen, als derzelver Principaalen ) afgeloopen zijnde, zij Heeren Commisfarisfen de eer hebben , het voorenftaande Declaratoir aan deeze Vergadering te communiceren , en daarmede vertrouwen te hebben gedefungeerd. Waarop gedelibereerd, en Heeren Commisfarisfen voor derzelver genomene moeite, en gedaan Rapport bedankt zijnde, is goedgevonden en verftaan, gelijk goedgevonden en verftaan wordt bij deezen, het voorf. Ra.pport van Heeren Commisfarisfen , en Declaratoir van de Gecommitteerdens van 3,6 Gildens, de drie Schutterijen, en de Confraterie van dc Tinnegieters aanteneemen voor Notificatie. De Heer Mr. Hugo Repelaar heeft tegen de voorenftaande Refolutie de volgende aantekening gedaan. Fiat Infertio. (a). En zal Extract dezes gegeven worden aan welgem. Gecommitteerdens om te ftrekken tot derzelver informatie. Gelezen zijnde de Requesten van de Heeren M. W. Snellen, Dr. B. van Schellebeek, J. Hooft, Mr. IV. B. van den Santheuvel, Mr. B. Onderwater, A. van den Sant- heu- C«) Zie Mengelwerk vati Dordrecht* Gedenkboek It. deel p. 462. V. DEEL. G  po MENGELWERK VAN HST heuvel, Mr. N. Backus, Mr. P. Beelaerts van Blokland, Mr. B. van Slingeland, A. van Poeljen, A. A. Stoop, A. B. van den Brandeler, Mr. A. A. van Tets, Mr. J. Perduyn, Mr. H. Onderwater en A. B. Stoop, als mede gelet zijnde op het mondelinge Declaratoir van den Heer Burgemeester Gevaerts, en de Schriftelijke Communicatiegeving van de Heer van Meteren; is goedgevonden en verftaan, gelijk goedgevonden en verdaan wordt bij deezen de gemelde Heeren alle derzelver verzoeken te accorderen, én mitsdien te ontflaan als Leeden van Veertigen deezer Stad, zoo als dezelven daarvan ontflagen worden bij deezen. En zal Extract deezes gegeeven worden aan gem. Heeren ten hunnen redelijken kosten, om te dienen tot derzelver Actens van ontflag. De Heer Mr. J. van den Brandeler heeft te* gen de genomene Refolutie de volgende aantekening gedaan. Fiat Infertio De Heer A. B. Stoop heeft het volgende advis laten doen infereren. («O Ee ondergetekende verklaard in het ontflag van de Heeren Gevaerts en van Meteren niet te hebben geftemd, als zijnde het verzoek informeel gefchied, en behoorende ingevolge de Ordonnantie van het Zegel bij Request en op behoorlijk Zegel te gpfchieden, en voorts het ontfiag der verdere Heeren te hebben aangezien. Aftum Dordrecht den 21 Aug- i?&6. v (Was get.) j, V. D. BRANDELER. Fiat  DORDREPHTS GEDENKBOEK. #J Fiat Infertio. O). En zal Extraft dezes gegeven worden aan de Gecommitteerdens, om te ftrekken tot derzelver informatie. Geëxtraheerd uit het memoriaal van Refolutien &c. het Collegie van Mannen van Veertigen binnen Dordrecht concernerende, ter Secretarie der Stad Dordrecht berustende, en is deeze daarmede accorderende bevonden bij mij Secretaris derzelve Stad op den 30 Au? gustus 1786. (Was Get.y Ps. GEVAERTS, Bylaagen La F. JJ^)ekenen van de Mazelaars binnen deeze Stad Dordrecht, in allen opzigten te vreden met en over de Magiftraat deezer Stad, en _beftellinge daarvan, en overtuigd, zoo als zijlieden nog onlangs in eene vergadering van hun Gilde, door verre de grootfte meerderheid van de Gildebroeders van het zelve hun Gild, daar over belegd, en vergaderd geweest, zijn bevestigd en gefterkc geworden , dat 'het Collegie van Veertigen binnen deeze Scad Dordrecht is een O) Zie Mengelwerk van Dordrechts Gedenkbbek II» deel p. 4Ó5 en 466. G 2  pa MENGELWERK ENZ. * een wettig Collegie; en dat zoo uit dien, afs üit anderen hoofden, de Gilden, immers als nog onbevoegd zijn het zelve Collegie te vernietigen, of eigendunkelijk een ander, of nieuw Collegie van Veertigen opcerigten: En dat vervolgens al het geene dien aangaande door zommige Gildèn of Dekenen mogt zijn, of nog Zonder uitdrukkelijke en behoorlijke bekend gemaakte voorkennis, toeftemming, of bevel van de wettige overheid, of die Hoogstdezelven op eene wettige wijze verbeelden, zoude mogen worden gedaan, of ondernomen, in den volften zin is, door hen werd gehouden, en altoos gehouden en aangemerkt zal worden voor nul, informeel, wederregtelijk, en onbegaanbaar, waaraan zijlieden, (welken ondertusfchen bij al hun regt blijven), geen deel hebben, of nemen willen, maar de gevolgen daarvan aan, en ter verantwoording van de ondernemers en uicvoerders van dien overlaten, en zoo daarvan, als tegen alle verdere wederregtelijke onderneemingen, wel uƒ tdruklijk, en ten fterkften protefteeren: Terwijl zijlieden ten einde altoos van dit hun Declaratoir en Protest, daar, en zoo behooren zoude mogen, blijken zoude kunnen, 't zelve Declaratoir-, en Protest aan Mijn Heer den Hoofd-Officier, en Mijne Heeren van den Gerechte deezer Stad ter kennisfe brengen zullen, en daarvan zodanige aantekening verzoeken, of deswege al zulk ander verzoek doen zullen, als zijlieden te raden zullen vinden. Zijnde voorts door de Dekenen van de Appelkoopers, van de kleine Schippers, en van de Spoeijenaars binnen deeze Stad7 gelijk luidende gelchrifce overgegeevea.