HISTORISCHE VERHA NDELING over de NATUUR, UITNEEMENDHEID en PAALEN der waardigheid van STADHOUDER IN DE VEREENIGDE PROVINCIËN: oeschreeven door wylen den HISTORIESCHRYVER JAN WAGENAAR. TE AMSTERDAM, By d'arven P. MEIJER en G. WARNARS, MDCCLXXXVII.   V O ORBERIGTé PJet was in de laatfte jaaren des leevens en der regeeringe van de Vrouwe Gouvernante, Moeder van den tegenwoordigen Erfftadhouder, dat wylen de Historiefchryver jan wagenaar deeze Verhandeling over het Stadhouderfchap heeft opgefteld. Hy werdt, in dien tyd, daartoe bewoogen, om fommiger hoogvliegende begrippen , over de natuur van dat Ampt, te beftryden, en, ware het mogelyk, te verbeteren. Het blykt, onder anderen, dat hy, in de jaaren 1756 en 1757, met dit gewigtig onderwerp onledig geweest is O). Een tyd, zo wel in onze Historie bekend , als door het deel, dat zyne befchaafde pen daarin genomen heeft (b~). Engeland, toen met Frankryk in openbaaren oorlog zynde, en van den Staat het fecours, volgens de Traktaaten, eifchende, werdt het verkenen van dat fecours door de Gouvernante, en fommige Leden der Regeeringe, fterk gedreeven; terwyl hetzelve door anderen, en met naame, door Amfterdam, beweerende de onver- pligt- (a) Aanrn. over de Zed. Beproev. p. 17. (£) J. Wag. Leeven, p. 49—60. * 2  V O O R BE' R T G T, pligtheid van hetzelve, even flerk tegengehouden werdt. De verfchillen, hierover, in de Rcpublyk bragten eene menigte rigide Stadhoudersgezinden in beweeging, welken, als gewoonlyk gebeurt in de hitte der hartstogten, die Waardigheid hooger opvyzelden, dan de natuur van dat Ampt gehengde. „ Ik heb , " zegt onze kundige en gemaatigde Historiefchry ver, „ al„ toos zulken voor onvoorzigtige en valfche vrien„ den van de Stadhouders gehouden, die by „ monde, of by gefchrifte , beweerden , dat „ men hen Souverainen van den Lande maaken „ moest; en zulken, daarentegen, voor hunne „ voorzigtige en waare vrienden, die hen, in „ hun hoog Gezag, zo als hei: door de Wetten „ en Privilegiën vastgefteld en bepaald is , voor„ ftonden en voorfpraken. Het Volk fchrikt s, hier, federt het afzweeren van den laatllen „ Vorst, voor de éénhoofdige Regeering, en „ vat een afkeer op van hem, dien het denkt, „ dat naar zulk eene Regeeringe ftaat, „ gelyk men in 't jaar 1675 ondervondt. — „ zy alleen zyn dan voor wyze en waars vrien„ den des Stadhouders te rekenen, die hem in ?5 zyn wettig verkrecgen gezag voorftaan en „ handhaaven; en fchoon zy, naar de grond„ regels en orde der Regeeringe hem gaarne groot ,, zien,  V O O R B "E R I G T. „ zien, egter nooit wenfchen, dat' hy te groot „ worde (c). " Dit waren, en zyn altoos geweest, de gevoe* lens van den Vaderlandfchen Historiefchry ver; en op dien grond heeft hy, zo wel de uitneemendheid , als de paalen van het Stadhouderfchap, in deeze Verhandeling, gepoogd te vestigen. De dood der Vrouwe Gouvernante, in January I759 voorgevallen zynde, bragt den tegcnwoordigen, en toen minderjaarigen Erfftadhouder onder eene Voogdyfchap, die denRegeerderen des Lands en ook den Ingezetenen, ten dien tyde, aangenaam was, en voorts de Republyk in ruste: waarom de Schryver,federt ook overleden zynde, de uitgave deezer Verhandeling mingevoeglyk agtende, het ftuk befloot te laaten liggen , tot een gevoegzaamer tyd. Deeze tyd is, meen ik, nu geboren, vermits de Stadhouderlyke bediening, van fommige oórfpronglyke vereischtens, als eenigen denken, afgeweeken, althans een onderwerp geworden is der gefprekken, beide van onze kundige en min kundige Landgenooten ; terwyl zeerweinigen in ftaat zyn van recht te oordeelen over dit jinguliers ampt- Ik (O Egt Kar. van J. de W. p. 104, * 3  VOORBERIGT. Ik meen dan aan 's Lands Regeerderen en aan onze Landsluiden geenen ondienst te zullen doen door de tegenwoordige uitgave van de historische verhandeling OVer de natuur, uit- neemendheid en paalen der Waardigheid van stadhouder in de Vereenigde Provinciën. HU IS IN GA BAKKER. Amfterdaro, i April 1787. LYST  LYST der AFDEELINGEN d e e z e r VERHANDELING. I. Oorfprong der stadhouderlyke Waardigheid. Bladz. i II. Dat de stadhouder eertyds door den vorst , en nu alleen door de staaten aangefleld wordt. . III. De voornaamfle onderfcheiden naamen , die den stadhouderen gegeven zyn, verklaard. 15 IV. onderscheiden gezag van Willem den I. en van de vyf'volgende stadhouderen. . 25 V. Byzondere pligten des stadhouders ; zorg voor de Hoogheid, Welvaaren, Geregtigheid en Privilegiën des Lands. . . g0 VI. voorstand van de Oefening der publique religie. , 57 VII. handhaaving van regt of justitie. Vcr- leening van Gratie, Pardon en Abolitie. 64 VIII. magt over de magistraatbestelling in de Steden. . . . 68 IX. magt om de geschillen te beslissen. 103 X. Van de Waardigheid van kapitein-generaal. 115 XI. Van de Waardigheid van admiraal , en admiraal-generaal. . . XII. Van de zitting des Stadhouders in den raad " van staate. . . . j„£ XIII. Van het eerste edelschap van zeeland, en het presidentschap der edelen van s gelderland, holland en utrecht. 138 XIV.  LYST der AFDEEL, deezer VERHANDELING. XIV. De Stadhouder is opperhoutvester in de meeste Provinciën. . Bladz. 145 XV. Hy is ,rectormagnificéntïss1mus' Vin drie Akademien. . . . , 145 XVI. Van het op per-directeurschap der oost- en westindische compagnien. . ibid. XVII. inkomsten des stabhouderschaps. I47 XVIII. Van het erfstadhouderschap in de man- nelyke en vrouwelyke Linie. . 148 XIX. Vasifteïïingen omtrent de tutele o/voogdyschap, geduurende deviinderjaarigheid des . Stadhouders, . . . 153 XX. Van de Stadhouder looze Regeering. . 157 VERBETERINGEN. P. 3. R. 11. Tuclor lees Tutor. 19. — 3. in — en. 101. — 24. ofelyke — loffeiyke. 114. Noot. 0s9k aVc? — ©êsV ml. HlS-  HISTORISCHE VERHANDELING over de NATUUR, UITNEEMENDHEID en PAALEN der waardigheid van STADHOUDER in de Vereenigde Provinciën. $• I. Oorfprong der stadhouderlyke waardigheid. D e Nederlanden, die in de agtfte eeuwe onder I. het Ryk van Karei den Grooten behoorden, OudeRezyn, na de verdeeling van dat Ryk, gedeel- ^ei-2 telyk aan Vrankryk, gcdeeltelyk aan Duitsch- Landen, land leenroerig geweest, en geregeerd door Hertogen, Graaven en Bisfchoppcn, die, zig allengskens hebbende weeten te ontflaan van de afhangkelykheid huns oorfprongkelyken bewinds, de opperfte magt over deeze Landen hebben bekomen; en door den tyd, naar gelang van het meer of min aanwasfend vermogen der Edelen en Steden, met meer of min bepaald gebied hebben begonnen te regeeren. Jn 't byzonder hebben de Graaven van Holland zig vcrpligt gevonden, by verfcheide gelegenheden, aanzienlyke Privilegiën aan de A Ede-  i VERHANDELING over Edelen, en vooral aan de Steden en aan 't Land in 't gemeen te vergunnen, die zy, by hunne inhuldiging, bezvveeren moesten, en die de uitgeftrektheid van hun gezag regelden en bepaalden. II. De afwezigheid, minderjaarigheid of onAanftel- bekwaamheid der vorsten, heeft al vroeg URegen7en gelegenheid gegeven, om de Vorstelyke Rein de geering over deeze Landen, voor eenen tyd plaats der of tot weder opzeggens toe, te vertrouwen Vorsten. aan een Regent in 's Vorsten ftede, welke Regenten verfchillende naamen hadden, en niet altoos met gelyk gezag bekleed geweest zyn; tot dat hunne waardigheid, onder de Rei geering van de Huizen van Bourgondie en Oostenryk, genoegzaam een Ampt, dat voor 't leeven begeven werdt, geworden is. En toen zyn deeze Regenten, in 't gemeen, in t Fransch, gouverneurs , en in 't Nedcrduitsch, stad- 'of stedehouders genoemd, welke naamen egter al van ouden herkomst waren. III. Om ons voomaamlyk te bepaalen aan 't Verfchil- geene oudtyds in Holland plaats hadt, zo Sb-6" kwam Graaf Fhris de IIL reeds in 'C Jaar gen dee- 1165, met Godefrid van Rkeenen, Bisfchop zer Re- van Utrecht, overeen, om Oostergouwe eti genten. Westergouwe, of het Graaffchap der Friezen, waar op zy beide regt oordeelden te hebben, te laaten beftieren door iemant, die door beide gekooren worden, en den naam van Graaf voeren zou (V). Ten tyde van Floris den IV, is het bewind over Zeeland, ter oorzaake, ongetw)» feld, van deszelfs afgelegenheid van de gewoon- lyke («) Paifl. ipud HEDAM p> ÏJÏ.  't STADHOUDERSCHAP. 3 lyke verblyfplaats des Graaven, aan Dirk, Heers van Voarne, die den titel van Burggraaf van Zeeland voerde , opgcdraagcn geweest. Men vindt zynen naam en titel, onder die des Graaven, in het hoofd der Keuren van Westkapclle en Domburg van den jaare 1223 (/?)• Onder de mindcrjaarigheid van IFillem den II, Zoon van Floris den IV, ftondt de Regcering van Holland aan FiorisBroeder, willem, die, in eenen brief van den jaare 1236, en in verfcheide anderen (V) den naam van Tutlor liollantiïa en l'oogii van Holland draagt, en in fommigen onzer Chronyken (d) Prejident van Holland geheeten wordt. Dezelfde naatm van Momboïr of Voogi heeft floris, Broeder van Willem den II, ook onder de mindcrjaarigheid vzw Fioris der. V, gedraagen, gelyk uit egte ftukken van de jaaren 1255 en 1256 blykt (V). De titel en het bewind van i-'oogd over de minderjaarige Graaven werdt gemeenlyk door derzelver Moeders, Oomen, Moeijen, of naastbeftaanden gedraagen en waargenomen (ƒ'). Floris de V, meerderjaarig geworden zynde, droeg het bewind over Zeeland op aan floris van Henegouwen , Zoon zynerMoeije,Vrouwe Aleid, die zich egter van den raad des Burggraafs van Zeeland bediende (g). Jan de I, die (V) Zie boxiiorn Ch'on, van Zeeland ii Deel, p 53. 60. (c) matthjei Anal. Tom. i. p. 620. mieris Cliarterb. IDeel *. 212. (<0 joann. a leidis Chron. der Heeren van Brcderode Cap. xxi. en matth. Anal. Ton. lp. 620. C<) Vide maktene & durant Thefaut, Tom. I c. 1074. mieris Charters i Deel p. 294, 295, 296, 297, 298, 299. C ƒ) Zie melis bToKE van Alkemade p. 95 , 96, 97. C*) melis stoke p. 98. Zie ook mieMS Clianerb. l Deel p. 348, 35j, 358, en vooral p. 362. A a  4 VERHANDELING over die zeer jong was, toen zyn Vader Floris de V. övérléedt, werdt, fchoon gehuwd, nog onder voogden gefield. Jan van Henegouwen, die naderhand Graaf werdt, zogt zig als Voogd te doeu erkennen, 'tGelukte-hem ook in 'teerst. Doch eenige Edelen, zig van 's Graaven perfoon meestergemaakt hebbende, noodzaakten hem, voor eenen tyd, van de voogdye af te liaan. Zy ftelden eenen Raad aan, waar van wolfkrd van borselen het Hoofd was (/.'); die zig federt geheel meester maakte van de Regeering (i) tot dat, hy te Delft van kant geholpen zynde,Jan van Henegouwen deVoogdyfehap wederom aannam. De Graaven van Henegouwen, federt ook Graaven van Holland geworden zynde, hielden zig dikwils in Henegouwen op; 't welk den Hollanderen niet aanflondt Qk~), en tot eenige ongeregeldheden aanleiding gaf, om welken te voorkomen , Graaf Willem de IF, omtrent den jaare 1340, zvnen Oom, jan, heere van b aumont, het bewind over Holland en Zeeland in handen ftelde (/); en deeze is de eeriïe, zo veel my bekend is, die, in egte ftukken van dien tyd (rn), met den federt gebruikclyken naam van Stadhoud;r en Stedehouder des Graaven genoemd werdt. De Graaven uit den huize van Ecijeren hebben, daarna,ook hunne Stadhouders gehad. Immers willem jw.'brijeren, die naderhand Graaf werdt, is, een tyd lang, btud- (£) MF.T.I' STOKF. p. 146 , 153' 1 O 'ci. p. löiï, 174 (£) Vide. wii.n. 1'rücurat. ad Ann. 1313. in Matth. Anal. Tom- II. p. 61%. (l) trois art Vol'. i. Ch. XLV!. p. 51 , sss. {mj Zie Mi. uis Cliarterb. U Deel p. 6?y, 678.  't STADHOUDERSCHAP. 5 Stadhouder geweest van Vrouwe Margareet, zyne Moeder, en lodewyk d>"romein, zyn Broeder, voerde, federt, denzelfden titelQn); en de Chronykfchryver Joan van Leyden getuigt (o), dat jan, heer van arkel, in 't jaar 1389, door Hertog Albrtcht, met deeze waardigheid bekleed werdt Hy komt, in veeIe brieven van dien tyd, voor, als eerite van den Graaflyken Raad van Regeeringe enRegtsoefèninge, die in den Haage zat (ƒ>). Ook was hy 's Graaven Thefaurief of Rentmeester (q). De Graaven uit de Huizen van Bourgondie en Oostenryk, die nooit lang agter één in Holland waren, hadden 'er altoos Stadhouders , die hunne plaats bekleedden. Ook Helden deeze vorsten eenen Gouverneur Generaal of algemecnen Landvoogd over alle de Nederlanden aan, onder wien de Stadhouders der byzondere Provinciën Honden: 't welk, met opzigt op de vereenigde Nederlanden, tot op de verandering der Regeeringe ten tyde van Filips den II, geduurd heeft. Willem , prins van oranje, gemeenlyk de eerfte genaamd, is de laatfle,die door den vorst, in 't jaar 1 559, tot Stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht, aangefteld, en door't Land in 't gemeen voor 's Vorsten Stadhouder erkend geworden is. $. H. (n) Mieris Chartert). ii De*l, */. 728, 791. 00 Libr. xxxi, cap. 40. (f ; Zie mieris Charcerb. iii Deel, p. 522, 547, 580, 604,' 4io6, 610, (,i 1, 613 , 619. (j) Zie miejus Ui Deel, f. 603. A 3  6 VERHANDELING over § H Dat de stadhouder eertyds door den vorst , en nu alken door de staaïen aangefield wordt. I. Naardien het aanilellen van hooge AmpWie de tcnaaren behoort tot het Regt der Souveraini£ets aan- teit of °PPeritc Magc; sq is 'ï geenszins te verftelde,in wonderen, dat dc Stadhouders van Holland, de op- eertyds, alleen door de Graaven, de Souverainen komst der van cjcn Lande, zyn aangeileld, die 'er, naar hun bliek. welgevallen, of vreemden ofingeboorenentoe verkooren. Doch toen, ten tyde van Filipsden II., 't gezag des Graaven allengskens afnam, en de Graaf, eindelyk,geheellykafgezwooren werdt, in 't jaar 15 81; liondt het zo wankel met 's Lands hooge Regeering, dat men, eenige jaaren agter één, naamvlyks wist, in wien, of waar, men de Souverainiteit plaatfen zou, en gevolgelyk aan wien of welken men het regt toekennen moest om Stadhouders, welker ampt in fommigc Provinciën, en gedeelten van Provinciën, nog in wezen bleef, aan te {tellen: doch ten tyde van Leicester, en na deszelfs vertrek in den jaare 1587, werdt allengskens klaarer, dat deStaaten der byzondere Provinciën de Souverainen dier Provinciën waren; en derhalve, dat hun alleen het regt toekwam om Stadhouders aan te itellen, gelyk zy 't ook, na dien tyd, alleen gedaan hebben. Doch 't gewigt der zaake zal hier vorderen dat wy dit een weinig byzonderer toonen. II. De beroemde hugo de groot merkt , Dit op't jaar 1608, in zyne Nederlandfche Hts-  't STADHOUDERSCHAP. 7 tor ie (r) aan „ dar de Rcgceringsvorm, die gefcbied„ toen hier te Lande plaats hadt, twintig jaa- de „ ren met voordeel, beproefd geweest was. " Dit tydperk begon , derhalve, juist met den tyd van 't vertrek van Leicester. Toen kreeg de Staat eene gedaante, dien hy nog niet gehad hadt. Vóór dien tyd ftondt de Regeering wankel en onzeker: en 't een en 't ander hadt invloed op de aanitelling der Stadhouderen, die vóór het gemelde tydperk zeer ongelyk; doch na hetzelve, altoos gefchiedde, door de Staaten der byzondere Provinciën, de erkende Souverainen van den Lande. In den aanvang Somtyds der beroerten, in den jaare 1568, nam Wil- ^Prfè km, Prins van Oranje, de hooge Regeering Willem, van Holland genoegzaam aan zig. Geen won- » der, dathy, in't gemelde jaar, zynen Broeder, Graave lodewvk, commisfie tot werving gaf (j); in 't jaar 1570, den heer van lumbres tot Admiraal, met den titel van Overfie en Capitein Generaalvm alle de Schepen , die met zyne commisfie voeren (7), en in 'tjaar 157a, Jonkheer diederik sonoi tot zynen Licutmant of Stadhouder en Gwver* n*.ur over Westfriesland en Waterland aanftelde (u~). Over het verdere gedeelte van Holland, Heide hy, ten zelfden tyde, willem, graaf van der mark, tot zynen be[teld-jn Overfie of Stadhouder aan (>). Doch hy zelf, werdt, na dat de algemeeue Staaten den Aartshertog j mat- 00 Libr. xvii. p. 549. (i) Zie Biii i Deel, bi. 235. CO ld. ibid. bi. 323. (n) ld. ibid. bl. 375. <«0 ld, ibid. bl. 389. A4  8 VERHANDELING over J""yJenMATTHiAs tot Gouverneur Generaal beroepen Aartsher. nadden> door deezen in 't jaar 1581 tot Stad* tog houder van Friesland aangefteld (.r). Ten thias; tyde van Don Jan, namen de algemeene Staa- doorYde te" het r°gt aan ziS ora> in zulke ProvinSttaten cien> dic hunne zYde koozen, Stadhouders Generaal;a^n te ftellen, gelyk zy, onder anderen, in Friesland, Overysfel en Groningen deeden (31). Doch de Staaten van Gelderland fielden zeiven hunne Stadhouders aan (z), gelyk die van Holland en Utrecht ook deeden, na de dood doch ein- v-n Prirife Willem den I. De Staaten van letndoorFl'ieSla"d alleen' Graaf WILLEM LODEWYK VUft de Scta- nassau tot hunnen Stadhouder verkiezende, tonder in de plaats van Prinfe Willem, deeden hem byzonde-bevestigen in zyn ampt, door de algemeene vlnrit Staaten - s doch dit hebben zy federt asserwege gelaaten. Ook was, na de dood van Prinfe Willem, in Holland, en door den tyd in de overige Provinciën, meer en meer doorgedrongen het gevoelen, dat de Staaten der byzondere Provinciën Souverainen in hunne Provinciën waren: de grond van welk gevoelen , wy hier voornaamclyk met opzigt op Holland, een weinig nader toonen moeten. III. Holland, van ouds eene Souverainitek ten der" °P ?A" zc,vc' is door de V°rstën der overige byzonde* Nederlanden, ook naar zyne byzondere Wctre Pro- ten en Cottumen, onder den naam van Graaf▼incien fchnp, geregeerd geworden. Na dat men zig zyn de jn \ jaar I56g of eerder, tegen de Vorsteiyke ampt- O) roR I[ Deel, bl. ïio. O' V»derL Hift VU Deel, bl. 165. (z 1 ld. ibid. bl. 504 ( 00 Boa II Deel, bl. 507.  't STADHOUDERSCHAP. ' 9 amptenaars, of eigenlyker tegen den Vorst zclven hadt begonnen aan te kanten, flooten eenige provinciën, en onder deczen ook Holland , in den jaare 1579, een naauw verbond van onderlinge befeherming te Utrecht; de handhaaving van welk verbond aan Gedeputeerden der byzondere Provinciën, federt Staaten Generaal genoemd, werdt aanbevolen. Men noemde dit verbond eene Unie of vereen'iging; welke naam ook gepast was op een diergelyk verbond, in den jaare 1576, tusfchen Holland en Zeeland geflooten, en op een ander diergelyk, in 't jaar 1528, door Holland, met Antwerpen en 's Hertogenbosch, tegen de Gelderfchen aangegaan (b~). Schoon nu, by de Utrechtfche Unie, de Privilegiën, Vryheden en Coftumcn van elke byzondere Provincie onverkort verklaard werden, en de eene Provincie of Stad zig 't feit van de andere, in 't ff.uk van de Religie, eene der oorzaaken van 't aanneemen der wapenen, niet mogt onderwinden, gelyk, met ronde woorden , in 't eer(le en in de opheldering van het XIII. Art gelezen wordt; begonden egter de Staaten Generaal zig, al terftond na de dood van Prinfe Willem, aantemerken als'tfê Hoogfïe Overheid van den Lande (V)- Doch de byzondere Staaten, ongezind om zulk een gezag in de Staaten Generaal te erkennen, gedroe-* gen zig, van toen af, als de hoogffe Overheid hunner byzondere Provinciën, den Staaten Generaal alleenlyk toekennende het bewind van 'f ge- (i) Zie Vaderl. Hifi. IV Deel, bl. ^9, 497. if) Zie boü Auth. Stukk. ast hjt 11 Deel, bl. 58. A 5 wettige Souverain van elke Provincie.  Gelegenheid waar by zulks in twyfel getrokkenwordt. 10 VERHANDELING over 't gene het gemeene Bondgenootfchap betrof. Die van Holland oefenden, in 't jaar 1585, het regt van 't verkenen van pardon (d), 't welk niemant dan den Souverain, of zulken, die 'er van den Souverain toe gemagtigd zyn, vryftaat. Zy fielden Prins maurits aan tot Stadhouder, gelyk de Graaven, eertyds, gedaan hadden. De Staaten van Utrecht, even Souverain als die van Holland, hadden , 's juirs te vooren , den heer van villers tot Stadhouder verkooren. 't Gezag dcezer Stadhouderen werdt by Inllructien bepaald, door de byzondere Staaten,die 't veranderen, vermeerderen en verminderen dcrzelven aan zig hielden (e). De Staaten van Holland verklaarden den Graave van Lciccster, in den jaare 1587, met ronde woorden „dat'sLands „ hooge Regecring, na 't afllervcn van den „ Vorst, aan hun verviel, en dat de edelen „ en steden thans de hooge overheid van „ Holland waren, by welken, niet min dan „ by de Vorsten eertyds, het regt was om de ,, Opper/iuerfJiappy te voeren (f). Doch in 't begin der volgende eeuwe, toen de meeste Provinciën met Holland verfchildén over 't houden eencr Nationale Sinode, en toen Prins Maurits zig by de meeste Provinciën voegde, begon men het gezag der Staaten Generaal wederom hoogcr te verheffen. Prins Maurits nam last van de Staaten Generaal om de Waardgelders, die de Staaten van Utrecht hadden aangenomen, af te danken. Op last van 00 Zie Vadert. Hift. viii Deel, bl. no. («) Zie de Inftr. von Maurits by eor. II Deel, bl. 665. <ƒ; Zie sok, III Deel, bl. liz — 85.  'ï STADHOUDERSCHAP. 11 van de Staaten Generaal, werden Oldenbarncvelt, Advokaat van Holland, en Hogerbeets en de Groot, Penfionarisfen der Hollandfche Steden, Leiden en Rotterdam, in verzekering genomen, en voor Regtcrs, die commisfie van de Staaten Generaal hadden, te regt gefield, 't Schynt zelfs, dat Prins Maurits kwa ■ lyk genomen hebbe, dat, in li Eedboek van Rotterdam, de Staaten van Holland de Hooge (Jverhetd van den Lande genoemd waren (g). Doch dit gevoelen bleet egter by de beste kenners van den Staat zo vast geworteld, dat de Staaten van Friesland, in den jaare if>ao, hunnen Stadhouder, Graaf ernst kasimir van nassau , by Infiruétie, verbonden ,, zig gce„ nerlei gezag aan te maatigcn over de Souve„ rainheit en Hoogheid des Landjchaps (7f)." Ook weet ik niet, dat de Souverainiteit van de Staaten der byzondere Provinciën, vóór het Stadhouderfchap van Willem den II , in twyfel getrokken is. Maar die jonge Vorst liet zig anthorifeeren door de Staaten Generaal, om zig te Hellen aan 't hoofd cener bezendinge aan de Steden van Holland, die hy moest doen afftaan van de byzondere afdanking van eenig Krygsvolk ter betaalinge deezer Provincie {taande, welke zy ondernomen hadden. Voorts werdt hem verzogt, de Unie te handhaaven , en alles in goede ruste en vrede te bewaaren. Men weet, wat zyne Hoogheid, uit kragte van zulk eene generale authorifatie, die nog maar met vier {temmen tegen drie was over- ge- (g) K. brandt Leven van de Groot, b 1.156. (bj Zie winsemius Chron. bl. 910.  Alle twy- feling cl-, ar omtrent verdwynt. 12 VERHANDELING over gehaald, tegen zes Gedeputeerden in de Vergaderingen van Holland, en tegen de Stad Amfterdam ondernomen heeft. Ook zag hy zyne onderneeming niet anders te wettigen, dan door, tegen 't gemeen gevoelen der ervaareniie aan, de Staaten Generaal te verklaaren voor de hcogfle liegeering van de Landen (i \ Na dien tyd, weet ik niet, dit aan de Souverainiteit der byzondere Staaten, binnen hun te:ritoir, door Luiden, die de natuur onzer Regeeringe kenden, eenigszins getwyfeld is. Onder het Stadhouderfchap van Willem den III., is het dik wils gefield, zonder, myns weetens, immer tegcngefproken te zyn, in de Staatsvergaderingen. Zelfs verklaaren de Staaten Generaal, in zekere Rclblutie van den jaare 1678, met ronde woorden, „ datnie„ mant, die eenige kennis van de Rcgecring „ heeft, tvvyfclen k n, of de opperfle magt „ over de byzondere Provinciën was by de „ Staaten derzclven, zonder dat de Sta ten „ Generaal, of eenige particuliere Staaten „ daar op eenige indragt mogten doen Qk). " Zo wordt het, nog tegenwoordig, in alle de Provinciën, verftaan: en wordt ook, om deeze reden, volgens Refolutie van haare Ed. Gr Mogendh. van den 15 May 1747, in de publicque Kerken deezer Provincie in de eerlle plaatfe gebeden voor de Heeren Staaten van Holland en Westfriesland als zynde de wettige hoogs Ovtrheid van denzelven Lande, Zo (/) Zie de Redenen en Motiven enz. in den Ilerft. Leeuw, bi. 450 \Jt} Zie Vadcrl. Hift. XV Deel, bl. 27.  't STADHOUDERSCHAP. 13 Zo nu de Staaten der byzondere Provinciën alleen de hooge Overheid van elke Provincie zyn, en de plaats bekleeden, die de SouveraineHertogen, Graaven en Heerenvoor deezen bekleed hebben; d n fpreekt het van zelf, dat zy alleen zulk eene aanzienlyke waardigheid als die van Stadhouder is, konnen opdraagen. Wy hebben gezien, dat de Souveraine Vorsten, eertyds hunne Stadhouders Helden : wy hebben gezien, dat al 't gezag der Vorften aan de Staaten der byzondere Provinciën gekomen is: Die Staaten alleen zyn dan geregtigd, tot het aanilellen van eenen Stadhouder. 't Zou naauwlyks noodig zyn dit zo byzonderlyk aan te merken, zo fommigen, onlangs, niet beweerd hadden, dat de uitgedruk.te, of ten minfte de ftilzwygende toeftemming des Volks tot het aanilellen van eenen Sta£ houder vereischt werdt; zonder dat zy egter meer bewys gecven van zulk eene toeftemming, in dit geval, dan men heeft in alle anderen, waar tegen het Volk in 't gemeen zig niet openlyk verzet. Zeker, geen fchaduw van bewys is 'er, dat het Volk de aanilelling van Prinfe Maurits tot Stadhouder liever bezien heeft dan eenige andere vorm van Regeering, die de Staaten toen zouden hebben &konnen verkiezen. Fredrik Hendrik is Maurits, Willem de II. Fredrik Hendrik opgevolgd, zonder dat men eenig byzonder blyk vindt van 's Volks bewilliging in hunne aanilelling. De Acte van Seclufie van den jaare 1654, waar by Willem den III. van het Stadhoudcrfchap van Holland uitgdlooten was, werdt, in 't jaar 1662 ,met be- IV. 3ev< '!geyk komt Jen Staa:en der >yzonde•e ProAncienilleen liet regt toe om Stadhouderste treilen. v. 't Volk heeft hier in geene fteni.  14 VERHANDELING over VI. 't welk uit het cnderfcheidtusfcherSouverain en Onderzaatenblykt. bewilliging der Staaten van Holland, vernietigd. Een klein gedeelte van 't Volk toonde, 'c is waar, vóór en na dien tyd, en vooral in 't jaar 1672, merkelyke genegenheid om dien Prins verheeven te zien tot Stadhouder; doch behalven dat fommigen te kennen gecven, dat die genegenheid, in verfcheide Steden, opgewekt en gevoed werdt door Leden der Regeeringe Q); zo is zyne Hoogheid door niemant, dan door 's Lands Staaten, van welken hy alleen commisfie ontvangen heeft, aangefteld geworden. En omtrent op gelyke wyze is't ook toegegaan metdeaanfielling van Prinfe Willem Karei Henrik Frifo, in 't jaar 1747. En indien 'er, hier te Lande , gelyk in alle geregelde Staaten, onderfchcid is tusfchen den Souverain en het Volk, tusfchen de Staaten en derzelver Onderzaaten; indien de Stadhouder den Souverain, in verfcheide opzigten, reprefenteert; zo kan hy niet gevoeglyk door iemant dan door den Souverain, dien hy reprefenteert, worden aangefteld: even als de Ambasfadeurs van den Staat, die de Souverainiteit der verecnigde Staaten buiten 's Lands rcprefenteeren, niet worden aangefteld dan door de Souveraine Staaten zelve, of door derzelver Gedeputeerden op derzelver last. Al 't welke brecderuic tehaalenonnoodigis,om dat het met de bevinding van alle tyden overeenftemt, en in de natuur der zaake zelve gegrond is. Indien door 't aanltellen van eenen Stadhouder, deSouvcrainiteit of opperde magt der (/s Zie valkenier Verw.Europa I Deel, bl. 684. Vader], llilt. XIV Deel, bl 72, 76, 77, 80.  *t STADHOUDERSCHAP. 15 der Staaten op eenen anderen overgebragt werdc; mogt men redelyk agten, dat 'er de toeftemming des Volks toe vereischt werdt; doch nu de Staaten de eenige wettige hooge Overheid van den Lande blyven, 't zy ze met of zonder Stadhouder regeeren; komt de bewilliging van 't Volk in 't allerminst niet te pas tot de aanilelling van eenen Stadhouder. § HL De voornaam/ie onderjcheide naamen , die den stadhouder, gegeven zyn, verklaard. Eer wy nu tot een byzonderer onderzoek van de natuur der Stadhouderlyke waardigheid overgaan , zal 't niet ondienftig zyn de betekenis der voornaamfte naamen, met welken men deeze waardigheid plagt te befchryven, of nog tegenwoordig befchryft, kortelyk te verklaaren. 1. En hier komt ons, in de eer/ie plaats, de naam van Stadhouder, voor, waar voor men, eertyds, dikwils Stedehouder plagt te zeggen (W), met welken naam klaarlyk te kennen gegeven wordt, dat hy, die de waardigheid, van welke wy fpreeken, bekleedt „ de „ Stad, Stede of plaats houdt van den. Sou„ verain van den Lande, eertyds van den ,, Graaf, en nu van de Staaten, in alles, wat ,, wel oorfprongkelyk tot de Souverainiteit „ behoort; doch waar van de exercitie of „ waarneeming, by commisfie van den Sou- „ veem) Zie onder anderen mieris Chartert». III Deel, bl. fin.. li Verklaaring der benaamingenvan ir. Stadhouder,  iG VERHANDELING over Gouverneur. 'Kapitein-Generaal. „ vcrain, aan den Stadhouder opgedraagen „ werdt." De Baljuwen en Schouten bekleedden, oudtyds, ook de plaats van den Graave, in 't vorderen van deszelfs regt: Willem' de II., Graaf van Holland en Roornsch-Koning, heeft zekere Keuren gegeven aan de Stad Zierikzee, waarin de Baljuw, als Graaf in des Konings fhde, magt krygt om zekere zaaken te beregten Doch de Stadhouders reprefentecrdcn oudtyds den Graaf, en nu de Staaten, in veel uitmuntender opzigten, gelyk wy beneden byzondcrer toonen zullen. i. De Stadhouders zyn ook, van den tyd onzer Graaven uit den huize van Bourgondie af, en veelligt al vroeger, met den Franfchen naam.van Gouverneur, dat is Be/liet'der, Regent (i), of Regeerder benoemd geworden; Willem de I., Maurits, Fredrik Henrik, Willem de II., Willem de III. en Willem de IV., hebben deezen naam, insgelyks, gedraagen, gelyk uit hunne comm^nen blykt. En met denzelven fchynt gezien te worden op het bewind, welk de Stadhouder in zr.aken van Politie of Regeeringe heeft. 3. De Stadhouder was, doorgaans ook Kapitein-Generaal of Opper-bevelhebber vun de Krygsmagt te Lande der Provincie over welke hy Stadhouder was. En deeze charge bekleedt hy nog. Zelfs hebben de meeste Stadhouders van Holland ook altoos commisfie van de Staaten Gener..al gehad, als Kapiteins-Generaal van (n) Zie BoxnoRN Chron. van Zeel. II Deel, bl. 77, 79. (1) Met dit woord, is het woord Gouverneur vet* kkard,in é^Refel. \w Holland van Nov. 1574. bl. 178.  't STADHOUDERSCHAP. 17 van dc gantfcheLandmagt der Vereenigde Provinciën. 4. Ook bekleedt de Stadhouder de waardigheid van Admiraal of Hoogbevclhebber over de Militie te Water van de Provincie, in welke hy Stadhouder is, en de Stadhouder van Holland is daar en boven meest altoos Admiraal - Generaal geweest over. de vereenigde Zeemagt van alle de Provinciën: tot welke laatile charge de Staaten Generaal hem commisfie verleenen. Van beide deeze hooge Ampten, te weeten die van Kapitein-Generaal en Admiraal, zullen wy hier na ook byzonderer handelen. Tot hier toe , fpraken wy van de naamen en titels, die de Stadhouders van Holland gemeenlyk plagten te voeren, en die hun, \ in openbaare Brieven, Plakaaten en andere, Documenten gegeven worden. Doch de na-1 tuur hunner charge is, fomtyds, ook in ftuk-1 ken van Staat,nog met eenige andere naamen \ uitgedrukt of omfchrecven, onder welken 'er < twee zyn, die kortelyk verdienen gedagt en 1 verklaard te worden. 1. Dikwils heeft men den Stadhouder Hoofd en eminent of uitfteekend Hoofd ge-' noemd, een naam, die onkundigen den Stad-1 houder ligtelyk voor Souverain of Oppervorst i van den Lande zou doen aanzien; waarom het te nuttiger geagt moet worden, datwy de waare meening deezer benaaminge naarfpooren. Ten tyde der Graaven was de Stadhouder het Hoofd van den Raad van Regeeringe en Regtsoefeninge in Holland, ook het Hof genaamd. De benaaming van Hoofd van 's Graaven B Raai Admiraal en Admiraal - Ge» neraal. III. Dnder:oek der >etekelisfe van wee anlere belaamin;en des itadhou-i Iers, als IV. Zm inent f uiteekendloofd,  18 VERHANDELING over Raad is zelfs zo oud als melis stoke, die in de dertiende eeuwebloeide, enze, gelyk wy boven (bl 4.) zagen, op Wolfert van Borfelen toepast. Doch de Stadhouders, ten tyde der laatere Graaven, fchoon zy aan 't hoofd waren van den Raad of het Hof van Holland (V), zyn egter, myns weetens, nimmer Hoofden van aten Raad genoemd geworden, veel min Hoofden zonder eenig byvoegfel, en allerminst eminente Hoofden (1). Willem de f., Prins van Oranje, werdt, in 't jaar 1575, Ovethnofi genaamd, door 's Lands Staaten (/>) ; doch deeze naam fchynt op 't beleid des oorlogs te zien, en zo veel als Kapitein-Generaal te betekenen. In 't jaar 1576, kreeg hy, daar en boven,den titel van Hoofd én de hoogfie Overigheid Qq), daar de laatfte benaaming, misfehien, de eerfte verklaart; doch dan drukt zy een gezag uit, welk aan de volgende Stadhouders niet gegeven, en den Prinfe ook maar door de Staaten, voor zo veel in hen was (want Koning Filips, de Souverain der Landen, was nog niet afgezwooren) en voor fa lange de Landen in oorlogee ofte wapenen fouden fyn, opgedraagen werdt. De Graaf van Leicester, wien ook fomtyds de naam van Hoofd gegeven is (r); die, volgens zyne com- mis- («) Zie Handv. van Enkh. bl. 25 > 29- 3°. SI. C/O Refol. der Siaacen van Höll van 18 Mey 1575. bl. 254. (if) Zie Groot Plakiatb. ii Deel, vol. 21124. (r) Zie Refol. van Contid. bl. 86, 89. (1) Men vindt den naam van Hoofden egter gegeven aan de eerlten in de Secrete en Finantie Raaden. Vide c. r. hoynck van papevdrecbt , Anal. Belg. Tom. III. P. II. p. 156, 157. en Refol. vanConfid. bl.ö/i.  V STADHOUDERSCHAP. i9 misfie, boven die byzondere Hoofden, heide Stadhouders en Krygsoverften, bewind hadt; in wien een abfolut gebied over zaaken van Oorloge, Politie en Jultitie opgedraagen werdt (j),mogt met regt een eminent of ukilcekend Hoofd heeten. Doch men zou zig bedriegen, zo men waande, dat hy Souverain van't Land geweest was. Volgens de duidelyke letter zyner commisfie, was zyn gezag niet grooter dan dat van de Gouverneurs-Generaal ten tyde van Keizer Karei den V., boven welken, hoe eminente Hoofden zy ook wezen mogten (i), de Keizer, de Souverain der Nederlanden, egter uitmuntte. Ook fchreeven de Staaten Generaal, den 25 Maart 1586, aan de Koninginne van Engeland, „ dat zy den Graa„ ve van Leicester geen hooger gezag hadden v gegeven dan de Gouverneurs-Generaal plag„ ten te hebben; dat het woord abfolut, in „ zyne commisfie geenszins gefield was om „ hem eenige Souverainiteit te geeven, dat „ de geheele Souyerainiteit der Landen bleef „ aan de Staaten derzelven, en dat 's Graa„ ven Last en Commisfie ook wederroepe„ lyk was (*) : " waaruit klaarlyk blykt, dat de naam van Hoofd of eminent Hoofd, met welken men den Graaf van Leicester zou mogen benoemen, geenszins betekenen kan, dat by Souverain van de Landen geweest is. De Staa- (0 Zie de Stukken by eor II Deel, bl. 636, 687. CO 2ie bor ais boven bl. 698. (0 De Gouvernante Maria, Koningin van Hougarye, werdt aangemerkt als Souveraine in de plaatfe van de Keyferlicke Majejlejt, Karei den V. Zie Vaderl. hift. V JJeel, bl. 140. B 2  2o VERMANDELING over Staaten van Zeeland geeven, in zekere Deductie van 22 Juny des jaars 1654 («), den naam van Hoofden onder anderen aan Prinfe Willem den I, en zyne Nakomelingen, de Stadhouders van Holland, als zy (bl. 138) aanmerken, „ dat de Nederlanden, in 't generaal „ ofte in 't byzonder, noyt en zyn in ruste of „ vrede te conferveren, fonder tot het beleydt „ der gemeene faacken te gebruycken Hoof„ den endc Heeren van qualiteit." De Staaten van Holland maaken dezelfde aanmerking, in de Refolutie op het Erfiladhouderfchap van den 16 November 1747, zeggende: „ dat de „ Republyk onmogelykkan beftaanen behou„ den blyven, zonder te wezen voorzien van „ een eminent Hoofd." De Heeren Gecommitteerde Raaden fpreeken in eene Misfive aan haare Ed. Gr. Mog. van den 4 Offlober 1757, van eene gevreesde collifte of twist, tusfchen het eminent Hoofd, en een voornaam Lid van haare Ed. Gr. Mog. Vergadering. Doch, gelyk de Staaten van Zeeland, in 't jaar 1654, door Hoofden geene Souverainen verllonden: 't welk duidelyk blykt, om dat zy fpreeken van dezelven tot het beleid der gemeene zaaken te gebruiken: en om dat zy, in dezelfde Dedu&ie ( bl. 141.), zeggen: „ dat, federt „ de abjuratie [ afzweering ] des Konings van „ Spanje allePrincelycke authoriteit is gecon„ folideerd [ofvereenigd] geworden met de „ magt [niet van de eminente Hoofden, maar~] „ van de Staaten;" zo verdaan ook de Staaten (») Te vinden in de Refol. van Confid. ten tyde yas os witt bl. ijs enz.  't STADHOUDERSCHAP, ai têii van Holland, in 't jaar 1747, en de Gecommitteerde Raaden, in 't jaar 1757, door het eminent Hoofd, geenszins den Souverain; die., volgens de uitdrukkelyke verklaaring van haare Ed. Gr. Mog. zeiven, in 't gemelde jaar 1747 gedaan, en hier voor (bl. 12.)aangehaald, in deeze Provincie, alleen zyn de Staaten van Holland en Westfriesland Men ziet uit dit alles, klaarlyk, dat de benaaming van eminent Hoofd, op den Stadhouder gepast zynde, geen Souverain betekent; doch 't blykt nog niet, wat men 'er dan doorverftaan moet. Ik weet niet, dat deeze benaaming ergens verklaard is met gezag, 't Staat ons derhalve vry om naar de waarfchynlyke betekenis dcrzelve te gisfen. De Stadhouder is het Hoofd van het Hof van Juftitie in Holland, het Hoofd van het Collegie van Gecommitteerde Raaden, het Hoofd van de Edelen in Zeeland, naderhand in Holland, en nog laater ook in Gelderland en Utrecht. Hy is het Hoofd van alle da Officieren van Oorloge; hy is de eer/ie onder de Leden van den Raad van Staate; hy zit voorin de Collegien ter Admiraliteit: hy munt nog in veele andere opzigtenuit, en kan, in alle deeze opzigten, Hoofd en eminent of uitmuntend Hoofd genoemd worden. Hy is de eerfte Regent onder de Regenten: de eerfte Magiflraat onder de Magiftraaten. „ By de Friezen, (lees ik, in een werkje, welk, voor eenige jaaren, door kundige voorftanders der Stadhouderlyke Regeeringe , is uitgegeven,) (y) „ is hy de eer- GO Schuitpr. bl, 32. B 3  32 VERMANDELING over „ Re en permanente [ of aanblyvendc ] Magï„ ftraat." In de gantfche Republiek is geen Regent, geen Magiftraat, geen hoog Amptenaar zo hoog, zo uitmuntend als de Stadhouder: 't welk dan de reden is, waarom hy het eminent Hoof:!, zonder cenig byvoegfel, genoemd is. Ook zou de titel veel te uitgebreid en te byzonder worden, zo men op denzclven alles wilde laaten volgen, waarin de Stadhouder uitfteekt boven anderen. Maar de Staaten, de Souverainen van den Lande, zyn boven den Stadhouder; gelyk hy, die door een ander gerepresenteerd wordt, meerder is dan de reprefentant. Ondertusfchen, vindt men niet, dat iemant der Stadhouderen den titel van Hoofd, dien grotius , in 't Latyn, met het woord ?• inceps uitdrukt CO' onder zyne titels gefteld heeft. Zo fommigen dien, derhalve, als duifter, en tot verkeerde bevattingen van de Stafdhouderlyke waardigheid aanleidelyk, mogten verkiezen te myden, zie ik niet dat men 't hun met reden kwalyk zou kunnen neemen. Zy zullen ten minften de Heeren Staaten van Holland, in de vermaarde Deductie van 25 July des jaars 1654 (V) , tot rae- 00 II Deel, III Cup. §. 6. in de Refol. van Confid- bl 88. (i) !n zyne Verhandeling de Antiquitate Reipu. blica Batavier of van de oudheid der Batavifche Republyk Cap. VII. Welk woord Princeps door (ömmigen, Forst vertaald js; 't welk ligtelyk gelegenheid geeven kan om den Stadhouder als Forst, Prins of Svitveraiit van den Lande aan te merken, tegen het uitdrukkelyk verklaard gevoelen van Grotius zei ven, die de Scuverainiteit of opperfle magt, in 't zelfde VII Hoofdftuk , duidelyk de Straten toekent : Cujus [Rciptiblica; Batavica?] fumtna poteflas, zegt hy, gents ordinos futrit, & fit ctiammm.  't STADHOUDERSCHAP. *s medeftemmers hebben; verklaarende hunne Ed. Gr Mog aldaar voor hunne opinie „ dat n het woordc t{e«fdm niet foo eygentlyck op „ Ministers t als wel op Heeren ofte Princen „ van den Landen applicabel is." 2. De naam van Ministers of Staatsdienaars, welke hier op de Stadhouders gepast wordt, is hun ook meer maaien gegeven. En voegt hun de naam van Hoofden , van eminente Hoofden, wanneer men op de uitmuntendheid hunner waardigheid ziet; waarom zou hun ook de naam van Ministers of Staatsdienaars niet voegen, wanneer men het oog (laat op den dienst, dien zy den Staat konnen doen, en dikwils gedaan hebbe , ? Men zou hen, 't is waar, niet gevoeglyk zo noemen konnen , zo zy Souverainen, zo zy Prinfen van den Lande waren; doch dit zyn zy zo weinig geweest, dat zy het, meer dan ééns, ten hoogften kwalyk genomen hebben, dat men hen verdagt hieldt, dat zy naar de Souverainiteit ftonden. Aitzema verhaalt, dat men, ten tyde der handelinge over een Huwelyk tusfchen Willem den II. en eene Dogter van Engeland, Koning Karei den I. infcherpte, dat aan de waardigheid van StacU houder de naam niet, maar het gezag en de magt der hoogfte Overheid verknogt was ( v). En men moet bekennen, dat het aanzien van Fredrik Henrik, die toen de Stadhouderlyke waardigheid bekleedde, zeer hoog gefteegen was. Doch deeze zelfde Stadhouder fchroomde niet, op zyn doodbed, te betuigen, „ dat * hy CO Zaaken van Slaat cn Oorlog. II Deel, bl. 7co« B 4 en Minlt; ter of Staatsdienaar.  24 VERHANDELING over „ hy het Land getrouwelyk gediend hadt f»' Hy merkte zig, derhalve, aan als een Minister , als een Dienaar van het Land of'van den Staat. En op dat men niet waane, dat de Staaten van Holland alleen den naam van Ministers aan de Stadhouders gegeven hebben, in 'tjaar 1654, dat is in eenen tyd, toen zy zi"- verbonden hadden om Willem denlll., noch zyne Nakomelingen, nimmer tot Stadhouders te zullen aanftellen; de Staaten van Zeeland gewaagen, in zekere Deduétie van den jaare 166Ö, toen zy fterk yverdcn voor de bevordering van den Prinfe van Oranje, van eenen tyd, „ toen de Provinciën nog een gemeen hoog „ Minister hadden (V): " waar mede niemant dan de Stadhouder van Holland en Zeeland betekend werdt. Eindelyk kan men hier byvoegen, dat de Stadhouders, aan de Staaten van Holland fchryvende, hunne brieven altoos ondertekenen Uwe Ed. Gr. Mos. Dienstwillige Dienaar. Willem de III. "alleen heeft zig, na dat hy Koning van Groot-Britanje geworden was, Uwe Ed. Gr. Mog. goede Vriend getekend. Uit al het welke blykt,dat de Stadhouders, niet ten onregte. Ministers en hooge Ministers genoemd worden. $. IV. 60 Zie aitzema V Deel, bl. 846,  't STADHOUDERSCHAP, 25 $. iv. Onderscheiden gezag Willem den I. en van de vyf volgende Stadhouderen. De Vorsten uit den Huize van Oranje en Nasfau, die, federt de opkomst der Republiek, als Stadhouders aangemerkt zyn, of die waardigheid met der daad hebben bekleed, hebben niet allen even veel gezags gehad, 't Zal hierom niet ondienitig zyn, kortelyk aantewyzen, waar in het gezag, welk deeze Vorsten wettiglyk verkreegen hebben, onderfcheiden geweest is. Wy beginnen met willem den ï. Deeze was, in 'tjaar 1559, door Filips den II., tot Stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht aangefteld. Hy ftondt, in deeze hoedanigheid, onder den Gouverneur-Generaal, die zelf onder Koning Filips ftondt. Doch de opkomende beroerte deedtzyn gezag aanwas fen. Toenhy, in'tjaar 1567, naar Duitschland trok, leide hy zyn Stadhouderfchap af, In handen van de Hertoginne van Parma, haar verzoekende een ander met het zelve te willen voorzien (V). Ook werdt dit ampt, federt, by provifie, opgedraagen aan den Craave van Bosfu. Prins Willem ook, in 't jaar 1568, de befcherming der Landen op zigneemende, gaf last tot werving, op zynen eigen naam, ichoon by advyje van de gemeene Staaten (V); doch CO Hor i Deel, bl. 166. Bitroundius Libr. iii. p. 325. co üor i Deel, bl. 253. verg. 253. 323, 32 .323, 334, 33Ö. \ B 5 I. Onderfcheidengezag van ii. Willem den i.  sS VERHANDELING over doch zonder zig den titel van Stadhouder te geeven, dien hy, in verfcheide andere Hukken, tot in 'tjaar 1571 opgefteid, niet aangenomen heeft. Maar naardien men, voor eerst, dienftig vondt, den oorlog niet tegen Kuning Filips, maar tegen de Spanjaards te voeren, alzo de meeste Landzaaten, en de Re* genten in 't gemeen zwaarigheid gemaakt zouden hebben, om opentlyk op te liaan tegen Filips; wist men, naar 't fchynt, geen beter middel om zulks kïaarlyk te doai hlyken, dan door Prins Willem wederom voor s Ko. m s St tti'ioudr te doen erkennen; waar door de oorlog de uiterlyke gedaante kreeg van niet tegen den Koning, maar tegen de Spanjaards gergt te zyn Briel werdt opgeëischt uit den naam van den Prinfe van Oranje, als Stadhouder dti Cohi fa, op den eerflen April des jaars 1572 ( j\ De Prins nam dien naam wederom aaii in de commisfie voor Jonkheer Diederik Sonoi, die den twirtigflen der zelfde maand te Dillenburg getekend was; inde commisfie voor den Graave van der Mark, en in verfcheide anderen (e). Op de eerfte Vergadering der Staaten van Holland, die zyne zyde hielden , in July des gemelden jaars te Dordrecht gehouden, vorderde de Heer van Aldegonde, uit 's Prinfen naam, dat men hem erkende ,, voor gentraL n Gouverneur en Lieu,, w.' au ['rat///ouder'] des Con'mx over Hol„ land, Ze.;'and :n West-Vriesland en Sticht „ van Utrecht, aLo fyne Excellentie te voren » gc- fjO Ror I. Vee], bl. ;6S. Uj ld. ibid, bl. 275, 3üa. Brandt Hift. van Enkh. bl. iii.  't STADHOUDERSCHAP. 27 „ geweest, en daar toe van de Coninklyke % Majefteit wectelyk en behoorlyk is gecom„ mitteert geweest, fonder dat naderhand eeni,-, ge wettely'ke en der' coltumen en den rech„ ten des lands gelykfamigc afitellinge is ge,-, volgt (ƒ). " Doch hy begeerde te gelyk, dat die van Holland hun best zouden doen, om hem voor Bejchirmer en Hooft van alle de Nederlanden, in afwezen der Coninkfykéir Majeft it, te doen verklaaren (g). Wanneer men dit hadt kunnen te wege brengen, zou de Prins, dien 't, fchoon hy den titel van Stadhouder over drie Provinciën wederom aangenomen hadt, gantsch niet voegde onder den Gouverneur-Generaal te ftaan, onder eenen anderen titel, zelf Gouverneur-Generaal geweest zyn. In 't zelfde jaar 1572, en in 't begin van 'tjaar 1573, gaf hy, in Holland, verfcheide plakaaten uit, als Stadhouder; doch in de Lente des laatstgemelden jaars, werdt beflooten , 's Konings naam wederom in 't hoofd van 's Prinfen Plakaaten, Oktrojen en andere Stukken te ftellen,met byvoeging, dat zy gegeven worden, by adv is van den Prinft van Oranje, als Stadhouder (7z). In deeze hoedanigheid, hadt Prins Willem, in 't Zuider- en Noorder-Kwartier van Holland, Stadhouders onder zig, aan welken de Staaten reverentie en obediëntie beloofden (f); alzo zy, in deeze Stadhouders, Prins Willem en in Prins Willem, den Koning, die nog als Sou- vc- ff) Bor I Deel, bl 38!. fg) ld. Ibid. (b) Zie Vaderl. Hift. VI De?l, bl. 397, 39Ï. (O Zie bor I Deel, bl. 392.  28 VERHANDELING over verain der Landen werdt aangemerkt, eerbiedigheid bewyzen wilden. In September des jaars 1573, werdt den Prinfe van Oranje magt gegeven om de gefchillen, onder de Leden van Holland vallende, te beflisfen: 't welk, in 't volgende jaar, nader bevestigd werdt(kj. Doch in 'tjaar 1575, droegen die van Holland en Zeeland hem volkomen magt op om, geduwende den oorlog,als Souverain en Qyerhoof d, in alles wat 's Lands befcherming en behoudenis betrof, te gebieden en te verbieden (O; 'twelkzy, in 'tjaar 1576, nader bevestigden, met uitdrukkingen die wy, hier voor (bl. 18.), reeds hebben aangehaald. Wy zien egter, uit dezelven, dat 's Prinfcn uitfteekend gezag aan den oorlog bepaald bleef. Men hadt, naar 't fchynt, de hoop nog niet opgegeven van zig eens wederom te verzoenen met den Koning, wiens naam niet alleen nog in 't hoofd der Plakaaten, Oktrojen en Privilegiën gebruikt werdt, tot in 't jaar 1581 toe; maar uit wiens naam, de Prins van Oranje zelfs volgens de Refolutien van de jaaren l575 en 1576-> waar by hy tot Souverain en Over hoofd of Hoofd en hoogfle Overigheid verklaard werd, gehouden was, het Regt, dooiden Raade Provinciaal, te doen handhaaven. Ook was de hoop op Vrede niet ydel. De Pacificatie van Gend werdt, den 8 November des jaars 1576, getekend, tusfchen de meeste Nederlandfchc Provinciën , en naderhand uit 's Konings naam aangenomen; doch kwa- lyk (*) Bor i Deel, bl. 482. 0 Refol. der Staat, van Holl. van i3 May 1575. bl. 194,  't STADHOUDERSCHAP. 2p lyk gehouden. Ondertusfchen maakte het fluiten deczer Pacificatie wederom verandering in 't gezag des Prinfen van Oranje. Hy werdt daar by, by provifie, erkend voor AdmiraalGeneraal ter Zee en Stadhouder van Zync Majesteit over Holland en Zeeland. De Provincie van Utrecht, zig naderhand onder zyn gebied begeevende, erkende hem ook in geene hoogere hoedanigheid dan die van Stadhouder, uitdrukkelyk bedingende, dat hy zig aldaar geen meer gezags aanmaatigen zou, dan hy 'er voorheen gehad hadt (m). Nogtans, was zyne Doorlugtigheid niet gezind, altoos in de hoedanigheid van Stadhouder te regeeren. Men hadt hem, in Holland en Zeeland, zo ver het in 't vermogen der.Staaten was, geduurende den oorlog, reeds hooger gezag opgedraagen. Zelfs was 'er, in 'tjaar 1575, reeds fpraak geweest. ter Vergadering van Holland, om-z-ig te fcheiden van den Koning, en den Prins van Oranje te verheffen tot Graa■ve Qï). Doch de Gendfche Pacificatie, de inhaaling van den Aartshertog Matthias als Gouverneur Generaal, wiens Stedehouder de Prins van Oranje werdt, het fluiten der Unie van Utrecht en andere voorvallen bragten te wege, dat hier op, in eenige jaaren, niet naders beraamd werdt. Zelfs beflooten de Staaten van Holland en Zeeland, den 25 February 1579, „geduurende den oorlog, gee„ ne verandering te zullen maaken in het gee„ ne, in 'tjaar 1576, vastgefteld was; alzo, „ zeiCo») Bon i Deel, bl. 895. (») Refol. der Staat, van Holl. van 9 July, 20 Sept. 1575. M. 482, 648.  3o VERHANDELING over „ zeidenze, zyne Excellentie niet voorhadt, „ hen in hun gezag over politique zaaken te „ verkorten; en zy begreepen, dat hun ge„ zag en de vrydonimen en voorregten van „ den Lande by het gearrefteerde niet werden „ benadeeld, mids het niet in gevolg werdt „ getrokken." Ook werdt het Reglement op de Regeering van den jaare 1576, ten zelfden tyde, goedgekeurd, door de Steden,die zig, na de Pacificatie van Gend, onder bewind des Prinfen van Oranje begeven, en in zaaken van Religie en Regeering, fatisfaétie van hem ontvangen hadden (o~). Doch toen men, federt, over de opdragt der hooge. Overheid van de Nederlanden, met den Hertoge van Anjou in onderhandeling tradt, werdt het tyd om die van Holland en Zeeland te herinneren, hoe ver men in 't opdraagen van 't hoog gezag over deeze twee Provinciën, reeds nut den Prinfe van Oranje gekomen was. Men fprak, in Oétober des jaars 1580, reeds van 't ontwerpen der voorwaarden, waar op men den Prinfe de hooge Overheid opdraagen zou (ƒ>): en in Maart 1581, van deeze opdragt, niet flcgts geduurende den oorlog, maar volftrekt, te doen Doch 't werk bleef in Holland fleepen, om dat Amfterdam nog eerst afilaan moest van de fatisfaftie, in 't jaar 1578 bedongen. Ondertusfchen was Filips in July 1581, vervallen verldaard van de Regeering; en in September nam Prins Willem 't gezag cn den titel van hooge Overheid aan., op ge- ly. O; Refol. als beven van 25 Febr. 1579. bl. 27. (f) Refol. ais boven van 19 Qctob. 1580. bl. 431. i»[ïe Regeeïitt$ van de Landen waren ( p ). Doch wy hebben hier van bo-> ven (bl. 12) reeds gewaagd, en 't zal hier onder te pas komen, nog op een gedeelte van 's Prinfen hedryf, een weinig nader Uil te ftaan. Wy komen nu tot het gezag, welk willem den III, in, en na 'tjaar 1672, werdt op-* gedraagen, en welk dat der drie voorgaande Stadhouderen verre overtroffen heeft. De Staaten van Holland, in 't jaar 1667,hebbende beflooten, nooit te zullen bewilligen, dat de Stadhouder van eene of meer Provinciën te gelyk Kapitein en Admiraal-Generaal werdt, en dat zy over hunne Provincie nooit Stadhouder llellen zouden (q); in het eerfte gedeelte van welk befluic, de Provinciën Geldei land, Utrecht en Overysfel, in 't jaar 1670, mede ftemden (,- < ; fcheen de weg tot de verheffing der Prinfen van Oranje byna gefloo- ten (0* Zie Groot rlnkaatb. ÏI Deel, kil 500. ff 1 /.ie -ie Redenen en Moliven van zyne Hoogb. in de Hei'i' l eeuw, bl. 450. (g Zie Kefol van Corfid- h'. 800. (rj Refol. der itaat. van, Holl. v*a ss Maart 1670, W. 43  't STADHOUDERSCHAP. 41 ten te zyn. Ten minften kon hy geen Stadhouder en Kapitein Generaal over de gantfche Kry gsmagt van den Staat worden, gelyk zyn Vader en Grootvader geweest waren. Doch de opkomende oorlog van 't jaar 1672 gaf gelegenheid tot zyne bevordering. In February des gemelden jaars, werdt hy KapiteinGeneraal voor de aanltaande Campagne alleen, op Commisfie der Staaten Generaal, gemaakt volgens het ontwerp van die van Holland (.>), welken, reeds in 'tjaar 1651, betuigd hadden , te inclineeren tot het aanilellen van Legerhoofden voor een enkelen Veldtogt of zo lang de oorlog duuren zou (>). Doch naar gelang dat de Vyand dieper in 't Land drong, raakte de tegenwoordige Regeering in kleiner agting by 't gemeen: de begeerte naar verandering nam toe, en de Staaten beflooten de voorige Refolutien te niet te doen, en Willem den III. te verheffen tot Stadhouder,KapiteinGeneraal en Admiraal, met alle de magt, die de Stadhouders, zyne voorzaaten, gehad hadden, en op dezelfde Generale Commisfien; met dit onderfcheid alleen „ dat hem de vrye „ dispofitie over de Patenten en andere Zaa„ ken van Oorloge, op gelyke wyze als zyne „ Voorzaaten dezelve gehad hadden; doch „ tot der Staaten kennelyk weaerzeggen toe, „ opgedraagen werdt (a)." Tot welk byvoegfel, het misbruik, welk men begreep dat Willem de II. van de Wapenen van den Staat, en (i) Zie Vaderl. HUI. XIII Deel, bl. 48(5. (j) Zie het Discours van den Raadp. catj ia den Herfteld, Leeuw, bl. 132. («J Zie Sroot Plalwatb. III Deel. 110, in, C 5  42 VERHANDELING ovek en van de magt over de patenten, inde onderneeming op Amfterdam , gemaakt hadt, naar alle waarfchynlykheid , gelegenheid gegeven heeft. Willem de III. bekwam de voornaamfte waardigheden zyner voorzaaten in July des jaars 1672. En in February des jaars 1674, werden dezelven erfelyk verklaard in zyne mannelyke nakomelingfchap, 't welk nog nooit te vooren gefchied was, en zelfs afweek van het ontwerp op de opdragt der Graaflykheid van Holland aan Prinfe Willem den L, waar by de Staaten de magt aan zig behouden hadden om , uit 's Prinfen Zoonen , eenen naar hun welgevallen te kiezen tot zynen opvolger : daar nu de meening was, dat een ouder altoos een jonger Zoon zou worden voorgetrokken. Kort hier na, bekwam zyne Hoogheid een zeer groot gezag over de Regeering der drie Provinciën, Gelderland, Utrecht en Overysfel, die, door de Franfchen overheerd geweest zynde, nu wederom met de vier overige Provinciën vereenigd waren. In Gelderland, verkreeg hy het regt van Magiftraats beftelling, en van't ftellen van Gemeentsluiden, midsgaders, van 't begeeven der voornaamfte Ampten en Commisfien, zonder eenige voorafgaande benoeming. Ook werdt de beflisfing der gefchillen onder de Leden t'eenemaal ver•bleeven aan den Stadhouder. In Utrecht, werdt de verkiezing van het eerfte Lid der Staaten geheellyk aan den Stadhouder gefteld: ook werdt het befchryven van nieuwe Edelen, in het tweede Lid, aan hem opgedraagen. In de Steden, zou hy voortaan de jaarlykfche Magiftraat kiezen uit eene Nominatie van een dub-  't STADHOUDERSCHAP. 43 dubbel getal, en de aanblyvende Vroedfchappen, jaarlyks, geheel of ten deele, mogen continueeren of ontflaan. 't Aanilellen van Hoofd-Officieren en andere voornaame Amptenaarsj. zelfs van den Secretaris van Staat werdt aan hem verbleeven: ook hetbegeeven van veele zogenaamde Kerkelyke beneficiën. De Gedeputeerden in de Generaliteits Kollegien mogt hy aangenaam of onaangenaam verklaaren, zonder dat hy 'er reden van behoefde te geeven. Eindelyk, werdt ook het befiisfen der gefchillen onder de Leden aan hem gefield. In Overysfel, behielden de Gemeentsluidcn het regt wel om hun eigen getal vol te maaken, en de jaarlykfche Magiftraaten te kiezen; doch de Stadhouder bekwam het regt van goed- of afkeuring beide van Gemeentsluiden en Magiftraaten; en zo hy ze afkeurde, mogt hy zelf anderen in de plaats ftellen. De voornaamfte Ampten zou hy, ook hier, gelyk in de andere twee Provinciën, begecven, zonder voorafgaande Nominatie; doch de buitenlandfche Commisfien en het Griffierfchap der Staaten zouden door hem, uit een viertal, door de Staaten benoemd, vervuld worden, 't Befiisfen der gefchillen werdt hier ook aan den Stadhouder gefield (V\ Door deeze nieuwe fchikking, bekwam Willem de III., in deeze drie Provinciën, een gezag, welk zyne Voorzaaten nimmer gehad hadden, en waar van hy meermaalen federt gebruik gemaakt heeft. In Holland en in Zeeland, heeft hy ook, meer dan ééns, in 't ftellen en veranderen der Magiftraaten O) Z icTvTeejaar. Gefchied. bl. 17 enz. 459 enz.  44 VERHANDELING ove& VIII. en Willem den IV. ten, groot gezag geoefend; doch of hy zig hierin altoos gehouden hebbe binnen de paaien zyner Commisfie, laaten wy anderen oordeelen. Uit het bovenftaande is klaarlyk gebleeken, dat het by opdragt verkreegen Stadhouderlyk gezag, van tyd tot tyd, aangewasfen is, en nooit nog zo groot geweest was, als ten tyde van Willem den III. Doch aan den jongst overleeden Stadhouder, Prinfe willemkarel henrik friso , is veel grooter gezag opgedraagen dan een zyner voorzaaten immer bekleed hadt. Hy was reeds Erfftadhouder van Friesland en Stadhouder van Gelderland, Stad en Lande en Drente, toen hy, in 'tjaar 1747, t-ot Stadhouder der vier overige Provinciën, Holland, Zeeland, Utrecht en Overysfel, verkoorcn werdt : 't welk nooit Stadhouder voor hem te beurt gevallen was. Hy bekleedde te vooren de Stadhouderlyke waardigheid, in Friesland, in Stad en Lande, maar vooral in Gelderland, op zeer bepaalde Inftructien. Doch na dat hy tot Stadhouder der vier andere Provinciën verkooren was, werden alle deeze bepaalingen te niet gedaan. In Friesland en in Stad en Lande, werdt zyn geza°boven dat van alle zyne voorzaaten uit°ebreid. In Friesland, bekwam hy het regt van decifie, in geval van verfchil tusfchen de vier Leden der Staaten. 't Begeeven van alle militaire Ampten werdt hem afgefiaan. Hy kreeg regt om de Magiftraaten in de Steden aan te ftellen, zelfs in zulken, die haare vrye MagiIraatsbeficlling plagten te hebben; Hy kree°Dok regt om een geheel nieuw Reglement op d©  't stadhouderschap. 45 de Regeeringe in te voeren , waar by den Stadhouderen in der tyd groote voorregten werden opgedfaagen: onder welken uitmunten het regt om Grietmannen te kiezen uit eene gemaakte Nominatie , en om , in geval van gefchil over derzelver qualiteit of bevoegdheid, eenigen uit de Landen te benoemen om dat gefchil te beflisfen: voorts het regt om de Jurisdictie questiën tusfchen het Hof en de Magiftraaten der Steden af te doen , en het regt om het Reglement, indien 'er verfchil over vallen mogt, uitteleggen (V). In Stad en Lande, werdt, by een diergelyk nieuw Reglement op de Regeering, den Stadhouder het regt gegeven om de verkooren Burgemeesters, Raad en Gezwoorens van Groningen te approbeeren of te disapprobeeren 5 en in geval van disapprobatie, anderen in derzelver plaatfen te ftellen uit het geheele Lighaam der Burgerye; het regt om zonder nominatie ■ alle de Leden te verkiezen van een hoof Geregtshof, van nieuws door den Prinfe Stadhouder opgeregt; het regt van Pardon, even als in Holland; het regt van decifie der gefchillen onder de Leden en Kollegien van Regeeringe en Regtsoefening; de begeeving van alle hooge Politique Ampten en van alle militaire charges ; ook van die van Gouverneur der Stad ; de approbatie van alle binnen- en huitenlandfche Commisfien ; het Opperhoutvesterfchap in een nieuw jagtgeregt, en eindelyk het regt om het nieuw Reglement des noods nader te verklaaren (y). In de Pro- vin- O) Zie het Regiem, van den 21 December tjifc (j) Zie bet Re&téin. van 1.7 Novemb. 1749.  46 VERHANDELING over vinden Gelderland , Utrecht en Overysfel , werdt de Prins Stadhouder bekleed met al 't gezag, welk Prinfe Willem den III, aldaar, in de jaaren 1674 en 1675, opgedraagen was; maar in de twee eerstgemelde Provinciën, werdt hy ook voor Hoofd of Prefident der Edelen erkend; welke eer geen zyner Voorzaaten gehad hadt. De Staaten Generaal droegen hem niet alleen op het Kapitein- en Admiraalfchap Generaal over de Land- en Zeemagt van den gantfchen Staat; maar ook het Stadhouder- en Kapitein-Generaalfchap over alle de Generaliteits Landen. Eindelyk werdt hy ook Opper-Direcleur van de Oost- en Westindifche Compagnien. Alle deeze waardigheden , de laatfte alleen uitgenomen, werden erfelyk verklaard niet alleen in 's Prinfen mannelyke nakomelingfchap; maar ook op de Dogter van zynen overleeden Zoon, by mangel van mannelyke nakomelingen, op zyne eigene Dogter, in gelyk geval; en verder op de mannelyke nakomelingen van de eene of de andere deezertwee Dogteren: eene byzonderheid, nooit omtrent iemant der voorgaande Stadhouderen vastgefteld. Al het welke klaarlyk toont, dat het Stadhouderlyk gezag, hoe hoog het ook onder Willem den III. moge geIteegen zyn, ten tyde van den jongst Overleeden Heere Stadhouder , nog tot veel hooger trap geklommen is. In vyf Provinciën, Gelderland , Utrecht, Friesland, Overysfel en Stad en Lande, heeft de Stadhouder een alleruitfteekendst gezag : ter oorzaake van hec uitgeftrekt regt van Magiftraatsbeftelling in de Steden: in Gelderland, Utrecht en Óverys- fel,  't STADHOUDERSCHAP. 47 fel, is dit gezag volkomen zo groot, als het ooit door Willem den III, bezeten geweest is. In Friesland en Stad en Lande, heeft nooit Stadhouder zo veel gezags gehad , als de jongst overleedene en de tegenwoordige. In Holland en Zeeland alleen, heeft de Stadhouder minder gezag, dan in de overige Provinciën , ter oorzaake dat verfcheide voornaame Stemmende Steden in deeze twee Provinciën zei ven Burgemeesters of Raaden of beide verkiezen: fchoon het gezag des Stadhouders in Zeeland grooter is dan in Holland, uit hoofde van het regt van eerllen Edele en van het Marquifaat van Veere en Vlislingen, in de eerstgemelde Provincie. Wy hebben nu in'tbyzonder getoond, waar in 't gezag van Willem den I. en dat der Stadhouderen van eikanderen onderfcheiden geweest, en tot hoe hoog een trap het eindelyk gefteegen is. Of de Provinciën na deezen delibereeren zullen om het nog hooger te heffen , weeten wy niet. Doch 't kan niet ondienftig zyn, kortelyk aanteroeren, wat hier over in vroeger tyd voorgevallen is. Willem de I., die grooter gezag, ten minftcn geduu-: rende den oorlog, verkreegen hadt, dan de Stadhouders vóór en na hem gehad hebben, kon, na de verandering der Regeeringe, niet eigenlyk als Stadhouder der Staaten worden aangemerkt. Wy behoeven derhalve niets te voegen, by 't gene wy hier voor (bl. 27,28, 29, 30) reeds hebben aangetekend wegens 't gezag, welk hem opgedraagen was, en wegens de onderhandelingen om hem tot Graave van Holland en Zeeland te verheffen. Maar Mau- IX. Raad- jleeginjen om iet gezag van den ?tadliouler Prinfe Maurits :e verneerde'en.  48 VERHANDELING OVER Maurits, zyn Opvolger, die alleenlyk tot Stadhouder, op eene bepaalde Inftruftie, aangefteld was, heeft in perfoon en door zyne vrienden gepoogd dit zyn gezag te doen vermeerderen. In'tjaar 1584, eer hy nog Stadhouder was, hadt hy reeds eene Memorie overgeleverd aan de Staaten, waarin hy te kennen gaf, dat men met hem behoorde te handelen op gelyken voet, als men met wylen zy .en Vader gehandeld hadt. Omtrent het jaar 1600, openbaarden zig zyne inzigten zo veel klaarder , dat Oldenbarneveld begon te vreezen, dat hy naar de Souverainiteit ftondt of ten minften naar meerder gezag Cz) 1 en deeze agterdogt nam toe, ten tyde van de handelinge over het twaalfjaarig Beftand. Ook begon men toen te fpreeken van het opregten van eenen Raad van Regeeringe , van welken Prins Maurits het hoofd zyn zou, en aan welken ftaan zou het beflisfen der Gefchillen onder de Provinciën , over zaaken die niet by meerderheid van Stemmen konden worden afge aan (d). Het Franfche Hof neigde zeer om den Vorm der Regeeringe, hier te Lande, op zulk een voet te doen veranderen (£). En eenige jaaren laater, maakte Qërard van der Laan, Oud Burgemeester van Haarlem, en in 't jaar 1618 verlaaten van zyne waardigheid, een diergelyk ontwerp op de Regeering (7). Eenigen Van 's Prinfen vrienden wilden nog verder gaan, en de Republyk ten zynen be- hoe- (z) Zie waarsgt. Hifi. van j. v. oidkivrarneveld, bl. 407. (a) Negotiai. de Jeannin. Tom. I. p. 63. C*,' ld. ibid. p 4^3, 430 , 460. (f) Zie Brandt Hift. der Reform. IV Deel, bl. 636,  't stadhouderschap. 49 hoeve, veranderen in een Vorftendom (v\ Oldenbarnevelt zelfs hadt zig gelaaten, van begrip te zyn, dat men hier over Staatswyze behoorde te handelen (v). Ook is 'er, ter Vergadering van Holland, in de jaaren 1619 en 1620, over geraadpleegd Qf): doch zonder dat men tot een befluit heeft konnen komen: waaruit, in 't voorbygatm, afteneemen 'is, dat Oldenbarneveld, die toen reeds dood was, de eenigfte niet geweest is, die zwaarigheid gevonden heeft, in 't vermeerderen van 's Prinfen gezag. Het Franfche Hof, welk gearbeid hadt om x. Prinfe Maurits meerder gezags te doen opdraa-0ok dat gen, zogt ook Fredrik Henrik, naderhand, wuiem finaak te doen krygenin deSouverainiteit over den iir. den vereenigden Staat Doch men vindt niet dat 'er, ten tyde van deezen Prinfe, over geraadpleegd is by 's Lands Staaten. Maar aan Willem den III. werdt, in 't jaar 1675, de Souverainiteit over Gelderland, by befluit der Staaten van deeze Provincie, aangebooden. Zyne Hoogheid vondt egter niet goed dezelve te aanvaarden, vóór hy met de Staaten der andere Provinciën, van welken hy Stadhouder was, daar op geraadpleegd hadt. En hy vondt de voornaamfte Leden van Holland en Zeeland zo ongenegen om hem tot het aanneemen van dit nieuw gezag te raaden, dat hy befloot, de aanbieding der Staaten van Gelderland van de hand te wyzen. De meeste Leden begreepen, „ dat f«0 Nerjorhïti de Tcarmin Tom. III. p. 205. K. brandt t.ev. van H. de Groot, bi. 161 enz. (f, Zie Vaderl. Hift. X Deel, bl. 375. (j) Aitzema II Deel, bl. 417 enz. d  5o VERHANDELING over i. Byzondere pligten des Stadhouders. „ dat het voor den Prinfe beter was Stadhou„ der, dan Souverain van de Landen te zyn, ., loopende hy, Souverain zynde, gevaar van „ 's Volks gunst te verliezen, om dat het op,, leggen van belastingen dan van hem zou „ moeten komen, die 't Volk liefst opbragt, ,, als ze hun onder den zoeten naam van vry „ heid werden afgevorderd (h). In laater tyd, is, myn's weetens, niet gehandeld over de opdragt der Souverainiteit van eenige Provincie aan de Heeren Stadhouders. Zelfs heeft men, in gedrukte Schriften, gelezen, dat de jongst overleden Stadhouder, Prins Willem Karei Henrik Frifo, verklaard hadt, geen Graaf van Holland te willen zyn. % v. Byzondere pligten des stadhouders. Zorg voor de Hoogheid, Welvaar en, Geregtigheid en Privilegiën des Lands. Tot hier toe, hebben wy alleenlyk van 't Stadhouderlyk gezag in 't algemeen, en zo als 'er de byzondere Stadhouders mede bekleed geweest zyn, gehandeld. Nu eischt de goede orde, dat wy tot eene meer byzondere verhandeling van de onderfcheiden deelen des Stadhouderlyken bewinds overgaan: ten opzigte van welken, wy ons voornaamlyk aan Holland bepaalen zullen, en weinig voegen by 't gene wy hier voor reeds over de natuur en uitgebreidheid van het gezag des Stadhouders in de an- (b) Zie Vadctl. Hift. XIV Deel, bl. Z.\6 enz.  't STADHOUDERSCHAP. $t andere Provinciën hebben aangemerkt. De jongfte commisfie des Stadhouders van Holland, waar uit men de ecrile kennis van de natuur der Stadhoudcrlykc waardigheid haaien moet, is, zo wel als de vroegere commisfien, zeer generaal. De Staaten verklaaren, in den aanvang, te betrouwen, dat de Stadhouder, in navolginge zyner Voorzaaten, den Lande gèedb di risten bevvyzen zal: en, na 't optellen van eenige dingen, tot het gewigtigAmpt, welk hem opgedraagen werdt, behoorende, wordt hem volkomen magt, authoriteit en [pedaal uevel gegeven, om voorts in het generaal en particulier alles te doen, dat een goed en getrouw Gouverneur, Capitein-Generaal en Admiraal vermag en behoort te doen. Doch wat een goed en getrouw Gouverneur, Kapitein - Generaal en 'Admiraal vermag te doen; wat hy behoort te doen, wordt niet klaarlyk noch volkomenlyk bepaald in deeze commisfie. Men kan het alleenlyk, met eenige meerdere klaarheid en volkomenheid, opmaaken uit den last, die aan de voorige Stadhouders gegeven is. In de commisfie voor Prinfe Fredrik Henrik, waarin dezelfde bewoordingen gelezen worden (z), wyzenZe ons tot den last, dien Prins Maurits gehad heeft, in wiens plaats Fredrik Henrik gefield werdt. In de Commisfien der volgende Stadhouderen, worden dezelfde bewoordingen geduuriglyk herhaald : waaruit niet donkerlyk af te neemenis, dat, naar het begrip van hunne Ed. Groot Mogendheden, 't gene een goed eii (0 Zie Groot Plakaatb. Hl Deel, bl. 106. D %  52 VERHANDELING over li. Hy is gehoudende Hoogheid of Souverainiteit , 2n getrouw Stadhouder vermag en behoort te doen, hoofdzaakelyk vervat moet zyn in 't geene aan Prinfe Maurits, den eerften Stadhouder, door de Staaten aangefteld, by commisfie en inftructie, gelast geweest is: 't welk wy, derhalve, in onze Verhandeling van de byzondere deelen des Stadhouderlyken bewinds, geduuriglyk in 't oog moeten houden. In de eerjle plaats, is de Stadhouder, volgens zyne commisfie, verpligt, de Hoogheid, Geregtigheid, Privilegiën en IVdvaaren van den Lande, Leden, Steden en Ingezetenen van dien, voor te (laan, te vorderen en te bewaaren. De vcrpligting om 's Lands Hoogheid of Souverainiteit voor teftaan, verbindt hem om 's Lands Staaten, de wettige hoo"-e Overheid des Lands, in hunne hooge voorregten, die hen van alle Onderdaancn, hoe magtigen aanzienlyk ook, onderfcheiden, te laaten onverkort, en niet te gedoogen, dat daarop door iemant eenige indragt gedaan wordt. Met deeze verpligcing, ZOu regelregt ftryden, dat de Stadhouder, t'eenigen tyde, zelfde Souverainiteit van den Lande zou zoeken te verkrygen. En dit hebben de Stadhouders Maurits en Willem de 111. zo wel bcgreepen, dat zy 't beide voor den grootften hoon gerekend hebben, dat men hen van zulk een toeleg verdagt hieldt. 't Was eene der befchuldigingcn ten laste van den Advokaat OIdenbarneveld, die zelfs in zyne Sententie uitgedrukt werdt, „ dat hy zyne Excellentie, „ Prins Maurits, belasterd hadt, alsofdezel„ vc ftondt naar de Souverainiteit (&)." En 1 in (Je) Zie de Sentent. in ebancts Hi.'t. derRcchtspl. bl. 164 enz»  *t STADHOUDERSCHAP. 53 ïn 't jaar 1675, verklaarden de Staaten van Holl nd openlyk, „ zulken, die by monde of „ gefchrifte verfpreidden, dat zyne Hoogheid, „ Willem de III., naar de Souverainiteit ftondt, „ ftrafbaar 'aan lyf en leeven." De woorden, waarmede het Plakaat, welk deeze verklaaring inhieldt, begint, zyn zeer aanmerkelyk : Alzo wy, dus luidenze, van dagh tot dagk meer en meer bevinden, dat eenige boosaardige menfchen haar werck maecken van foo by monde als by gefchrifte, aan de goede Inge* zetensn van den Staat impresfie te ■willen geven van dat fyne Hoogheydt den Heere Prinfe van Orange voornemens Joude weferi, fich de Souverainiteyt van den Lande aen te matigen; dat wy [ouden voor-hebben deliberatien te houden om die Souverainiteyt aan hoog-gemelte fyne Hoogheydt op te dragen, ende dat by die géke, dis in onjen dienst werden geëmployeert, daartoe allerhande toelegh [oude werden gemaeckt", om alfo de v oorJchreve Ingezetenen lot diffidentie tegens ons en de hooggemelte fyne Hoogheydt te verwecken; haer onlustig te doen werden in het contribueren van de [ware lasten, daarmede wy tot ons overgroote leetwe[en genootdruckt werden haer te motten bejwaeren; tot gedachte te brengen, dat de voorsz. lasten niet dienen tot be[cherminge van haar [00 dier gekochte vryheydt, maar alleen om haar van Heer te doen veranderen , ende [ulcks om de voerfchreve Ingezetenen lot oproer ende [editie te bewegen; soo is 't enz. Uit welke uitdrukkingen te be~ fpeuren is, hoe nadeelig voor 's Lands welvaart het bloot verfpreiden, dat een StadhouD 3 der  54 VERHANDELING over der naar de Souverainiteit ftondt, by 's Lands Staaten gehouden werdt. En veel nadeeleer zouden zy 't ongetwyfeld keuren, zo 't ooit gebeurde, dat zulks van ccnigen Stadhouder met waarheid werdt verfprcid. Die ons, onlangs, in openbaaren druk, hebben willen diets maaken, niet dat de Stadhouder naar de Souverainiteit ftaat, maar dat hy Souverain of Vorst des Lands is, of behoord te zyn, en die beweeren, dat hy niette groot zyn kan, zo lang hy niet despoticq of naar blootc willekeur regeert, maaken inderdaad het Volk niet minder onlustig /»• het contribueren der zxaars lasten, en brengen 't niet minder in de gedagten, dat die lasten niet dienen tot bejehcrv:ing der duurgekegte vryhdd; maar alleen om hen van lieer te doen veranderen. En nog willen deeze Luiden doorgaan voor de regte voorfranders van het wettig Stadhaudcrlyk ge, zag: 't welk zy, inderdaad, zo weinig zyn, als de Opfteller van zekere aanfpraak op den naam van zyne Hoogheid, den jongst overleeden Prinfe Erfftadhouder; waarin men dien Vorst het Leger van den Staat zyn Leger, 's Lands Ingezetenen zyne O^derdaanen deedt noemen: 't welk hy zo kwalyk nam, dat hy openlyk deedt verklaaren, „ dat hy die aan„ fpraak hieldt kwaadaartiglyk verzonnen te „ zyn, om de genegenheid zyner Medcbur„ geren en Landsgcnooten van hem te vcr„ vreemden." III. De Stadhouder is wyders verpligt het weihet wel- vaaren van 'tLand en van de Ingezetenen voor vaaren, £e ftaan en te t,evorcieren< jn gevo]ge van dit gedeelte van zynen last, zorgt hy voor de be-  't STADHOUDERSCHAP. 55 behoudenis en vermeerdering van den Koophandel, Scheepvaart, Fabriquen en Neeringen der ingezetenen, waarin het eigenlyk welvaaren des Lands gelegen is. De jongst overleeden Stadhouder heeft meer dan eene propofitie ter algemeene en byzondere Staatsvergaderingen gedaan, waarin deeze zorg door ftak. En naardien de Koophandel en Necring best bloeit in tyd van Vrede, is het des Stadhouders pligt ook, de Landen te helpen houden buiten noodclooze en uadeelige oorlogen: 't welk van de Stadhouders in 't gemeen ook zo wel bcgreepen is, datfommigcn, met naarae Fredrik Henrik en Willem de III. zeer kwalyk genomen hebben , dat men hen vcrdagt hielde, dat zy fchadelyke oorlogen zogten te doen duuren ofte verwekken. Wyders is de Stadhouder gehouden tot IV. voorftand der geregtigheid en Privilegie i van en de Prï't Land, de Steden en der Ingezetenen, 't ^f^v Mag hierom met reden vreemd fchynen, dat voor 'te Prins Willem de I., in 't jaar 157a ■> fds 'sKo- Haan, nings Stadhouder, den Graave van der Mark magt gaf, om provi/ioneelyken, ook met vermindering van eenige vryheden en Privilegiën, te ftatuceren en te ordonneeren, 't gene tot 's Lands dienst vereischt werdt (/): ten ware men zulks zou meenen te konnen verfchoonen met den nood der tyden, die de Wetten en Voorregtcn, voor eene poos, fchecn te moeten doen zwygen. 't Kwam ook gantsch niet overéén met de Privilegiën der Steden, volgens welken burgers, en vooral voornaame dieCO Zie bor I Dc:l, bl. 391' D 4  56 VERHANDELING over dienaars derzelven, in de eerfte plaats, voor de Geregten der Steden te regt ftaan moeten, dat Rombout Hogerbeets , Peniionaris van Leiden en Hugo de Groot, Peniionaris van Rotterdam, in 't jaar i6j8, door de Staaten Generaal of MÉver door den Stadhouder , Prinfe Maurits, op den naam der Staaten Generaal voor eene ongewoone en van nieuws aangcfjelde Regtbank, betrokken werden. Oldenbarneveld ook , die voor deeze zelfde Regtbank te regt ftaan moest, behoorde, als in eed en dienst der Staaten van Holland zynde, alleen voor die Staaten, of ten minften voor eene Hollandfche Regtbank, te reet o-efteld geweest te zyn. 't Was, ten tyde van Karei den V. en l ilips den II., eene der voornaamfte oorzaaken van misnoegen over derzelver Regeeringe geweest, dat men zien moest, dat Hollanders niet voor 't Hof of de mindere Regtb nken m Holland, maar voor de Brabantlche Hoven in regten betrokken werden En t gaf ook aan veelen billyke ftof tot misnoegen , dat de Stadhouder Maurits, in dit opzigt, de voedlappen der voorige ftrenjre Heeren, volgde. ]. at de Stadhouder Willem de 11., zes Gecommitteerden in de Vergaderingen van Holland, in 'tjaar 1650, deedt vasthouden en naar Loeveftein voeren , werdt by allen aangezien voor zulk een blykbaaren toeleg op de vryheid en geregtigheid van den Staat en deszelfs Leden, dat deeze Gccommi" teerden, terftond na 's Prinfen dood, die kort hier na voorviel, in hunne volkomene eer en waardigheid herfteld werden, 's Lands Privilegiën zyn , m veele opzigten, bepaalingcn  't STADHOUDERSCHAP. 57 van de uitfteekende magt der Stadhouderen; gelyk zy, oudtyds, het hoog gezag van 's Lands Vorsten bepaalden. Om deeze reden werden de Vorsten niet ingehuldigd voor zy 's Lands Privilegiën bezwooren hadden ; en om deeze zelfde reden, wordt ook den Stadhouder, by zyne Commisfie, die hy beëedigt, gelast, de Privilegiën voor te ftaan en te handhaaven. Zulke Stadhouders, die deezen pligt klein agten, zoeken zig te ontflaan van de bepaalingen , die by de Privilegiën aan hunne magt gefield zyn geworden: doch goede Stadhouders zyn nooit krenkers, maar handhaavers der Privilegiën ; tragten nimmer de paaien hunner magt te overlchryden, en verwerven zig , door eene gemaatigde Regcering , deduurzaame agting van een Volk, /dat altoos jaloers geweest is van zyne Vryheid, en niets zo ongaarne ziet krenken als zyne Privilegiën. § VI. Voorstand van de Oefening der publïque religie. Twee redenen zyn 'er geweest van 't opneemen der Wapenen tegen Spanje: eer/ielyk,het breeken van 's Lands Privilegiën, en ten tweeden het verhinderen der oefeninge van den gezuiverden Godsdienst. En deeze twee zaaken gaan 's Lands hooge Pvegeering nog zo zeer ter harte, dat zy clen Stadhouder, by zyne Commisfie , ook hebben gelast, eerjletyk , gelyk wy gezien hebben , de Privilegiën te handhaaven, en len tweeden, het gebruik of D 5 de i. Hy is verplat de waai e Christelyke Religie voor :e ftaan en te berchermen.  58 VERHANDELING over Welke Religie hier mede byzon- derlyk ge meend worde? de oefening der waare Christelyke Religie, zo die tegenwoordig by publicque authoriteit, hier te Lande geëxcerceerd wordt , voor te ftaan, en die Religie van allen ov triast en fou* len of verdrukking , desordre, onesnigheid, afbreuk en fchade te befchermen. Voorheen, is wel verfchil geweest, wat, in de Commisfien der Stadhouderen, verfiaan moest worden door de waare Christelyke Religie. En men moet bekennen, dat deeze woorden, in't begin van den Spaanfchen Oorlog, eene min bepaalde betekenis hadden, dan zy federt gekreegen hebben. Vast gaat het, dat daar mede niet op de Roomfche Religie wordt gezien , die niet by publicque auiiio ittit geoefend , maar alleen oogluikende toegelaaten wordt. Maar onder de Religiën of Gezindheden , die van de Roomfche Kerke verfchillen , waren 'er ten minfien twee , die, ten tyde van de opkomst der Republyk, hier te Lande, met kennisfe der hooge Regeeringe, geoefend werden , de Gereformeerde en de Lutherfche 5 die toen naar 't fchynt, beide Mider den naam van waare Christelyke Relt' nie, en zelfs onder dien van Gereformeerde Rci'gie begreepen werden. Immers, Prins Willem de I. verklaart, in zyne Apohgie en mdere Schriften , dikwils, dan eens dat hy geweest is van de Gereformeerde Religie: en lan wederom dat hy geweest is van de R eligie r,yns Vaders, die men weet, dat Luthersch vas (m). Ook bewyst de groot, in zyne verantwoording (cap. III.) , met verfcheide voorOf») Zie h. de groots Verantwoord. Cap. III, bl. 30.  't STADHOUDERSCHAP. 59 yoorbeelden, dat de woorden Gereformeerds Religie dikwils zo ruim genomen zyn, dat 'er ook de Lutherfche, en de Religie , die in Engeland geoefend wordt, onder begreepen zyn geweest. Doch allengskens werdt, door Gereformeerde Religie, verftaan, de Leer die voornaamlyk in 't ftuk des Avondmaals van de Lutherfche ondcrfcheiden was, fchoon toen nog zulken onder de Gereformeerden geteld werden, die, met Melanchton en de Luthcrfchen , eene Predestinatie onder voorwaarden, begreepen. Maar na datdeezen, inde Nationale Dordrechtfche Synode van deja;>ren 1618 en 1619, onder den naam van Remonftranten, veroordeeld, en van de Gereformeerde Kerke afgezonderd waren, heeft het woord Gereformeerde Religie hier te Lande , nog bepaalder betekenis gekrecgen, en is daar door alleen verftaan d<. L-er, die in de gemelde Synode vastgejleld werdt. Hoe algemeen, derhalve, de uitdrukking van waare Christelyke Religie, die in de Commisfie des Stadhohdcrs van Holland gevonden wordt, ook zyn moge, zy ziet, ongetwyfeld op de Leer der Dordrechtfche Synode, die, zelfs in de Commisfien des Stadhouders in andere Provinciën , met duidelyke woorden, wordt uitgedrukt, 't Is deeze Religie, die thans, by publique Authoriteit, geoefend wordt, hebbende de Staaten van alle de Provinciën deCanones of Leerregels der Dordrechtfche Synode door hun gezag gewettigd, ichoon de Kerkenordeningdier Synode door de meeste Provinciën van dc hand geweczen, of niet zonder merkelyke bepaalingcn aangenomen is als niet practicabel, en  Wat vry- heid do andere Pro re stanttheGezindheden , i 60 VERMANDELING over en tsgen des Landts Privilegiën in vele printten Jtrydende, gelyk de Staaten van Friesland goedvonden te fpreeken (»). Ook is, op degroote Vergadering des jaars 1651. op den 57 January, door de Provinciën eenpaariglyk vastgefteld, dat/y, elcx in de haren, zouden vasthouden en te mainteneren ds ware Chr'tstelyka Gereformeerde Religie ^ gelyck als dezelve alomme in de Publycke Horken dejer Landen jegenwoordich v/ort gepredicl ende geleert, mitsgaders, in den j'are 1619, by de Synode Nationaal, gehouden tot Dordrecht, bevesticht: tot welke mainteneering of handhaaving , de Provinciën zelfs beflooten zig elcx in den haren van de macht van V Lant te bedienen Co): al 't welke ontWyfelbaar beWyst, dat, door- wéare 'ChristelykeReligie j in de Commisfie des Stadhouders van Holland, de Religie verftaan wordt, die te Dordrecht •vastgefteld , en federt in de Gereformeerde Kerken geleerd is. De Leden der andere Proteftantfche Gezindheden , die, in de Refolutie van den 27 January des jaars 1651, worden aangemerkt, als van de pubHcque protetlie gejecludeert , en alleen wordende geconniveert of gedoogd, genieten egter, als Leden van den Burgerftaat, de befchermin"Ier Overheid, en worden, in alle derzelver ■egten en bezittingen, gehandhaafd: 't welk 50 wel na,als voor de gemelde Refolutie, heeft slaats gehad. De Advokaat Oldcnbarneveld, lie de opkomst der Republyk beleefd hadt, ver-» (*) Zie hunne Refol. agt. H. de Grooti Verantw. bl. 298. {eJ Zie AIT2EMA Herft. Leeuw, bl. 157.  't STADHOUDEPvSCHAP. 61 verklaart zelfs.in zeker gefchrift „ dat de Lu„ therfchen en alle foorten van Doopsgezin„ den, by goede kcimisfe, haere Religie van „ het begin der oorloge , hadden geexcer„ ceert" (ƒ>). En in 'tjaar 1737, hebben de Staaten van Holland „ de Kerken, Gast„ huizen , Weeshuizen , en andere pieufe „ Geftigten • foo van de waare Gereformeer„ de Religie, als van de andere Proteftanc„ fche Gefmtheden, en namelyk van de Rc„ monftrantsgcfinden,Lutherfchen enDoops„ gcfinden en geene andere, van Verpondin„ gen vry verklaard" (q): waaruit niet donkerlyk af te necmen is, dat deeze Gezindheden niet flegts onder Conniyentie of oogluikinge gedoogd ; maar , zelfs ah Gezindheden, begunftigd worden door 's Lands Overheid. De Stadhouder, die gehouden is aan de oogmerken der Staaten, "de Souverainen van den Lande, te voldoen,is dan volgens zyne Commisfie wel verpligt de Gereformeerde Religie voor te liaan , en tegen allen overlast te befchermen; doch hy vermag zulks niet te doen met verdrukking der andere Gezindheden , zelfs niet der Roomschgczindcn, die , om en de gewigtige redenen van Staat, minder dan fé^SS? Proteftantfchcn begunfiigd worden, Icj^oérizeivengezy zo veel vryheid van Godsdienst genieten,nieten, als zy, naar reden, onder zulk eene Regeering als de onze, zouden kunnen verwagten. De Roomschgezinden hebben, by de opkomst der Republyk, zo wel als de Gercfor- rheer- f/>) Zie brandt Hift r'er Recbtsp!, bl. 94. (?) Zie Groot Plakaasb, vi Deel, bl. n34-  62 Verhandeling over ' meerden, gearbeid om de Inquifitie en urenge Plakaaten te doen affchaffen. Onder de verbonden Edelen, die deeze affchaffing van de Landvoogdesfe Margareta van Parma verzogten , en die men fchimpswyze Geuzen noemde, waren zo wel Roomschgezinden als Gereformeerden. De Ridder hooft zingt hierom te regt: „ De Roomfche geus het finekent blad „ Tot Brusfel ondertekent had, Zo wel als d'ander, en verzocht 'er 's Lands Vryheit by aen 's Kaizers dochter (r). zy verdienden, derhalve, by de vryheid gehandhaafd te worden, om welke zy, in 't eerst, zo zeer als anderen, geyverd hadden. Doch de argwaan, die veeier Spaanschgezindheid, eerlang, verwekte; de blinde gehoorzaamheid, die anderen, in laater tyd, aan den Roomfchen Stoel oordeelden fchuldig te zyn, dingen beide, die van gevaarlyken invloed zyn konnen op den Staat, zyn oorzaak geweest, dat men hen, in eenige opzigten, heeft moeten bepaalen. Ondertusfchen, wordt hier te Lande, op niemants geloof onderzoek gedaan : waar van ook de Stadhouders van ouds vcrpligt werden zig te onthouden. Immers, by de Inftruétie, die Prinfe Maurits, in den jaare 1590, als Stadhouder van Utrecht gegeven werdt, was hem uitdrukkelyk gelast te onderhouden en te doen onderhouden de opregte Christelyke Evangelife Religie volgende de ordonnantie daar op by de Staten van den Lande van U- recht f» Vondels Poezy, II Deel, in 4to. bl. 1s8. meerden, gearbeid om de Inquifitie en ftronge Plakaaten te doen affchaffen. Onder de verbonden Edelen, die deeze affchaffing van  >T STADHOUDERSCHAP. 03 trecht airede gemaakt en noch te maken [onder mchtam dat op yemants confckntie geinquireert of in yemants huy/inge onderfok gedaan fat mogen worden -— of dat yemant ter oorjake van [yn geloof (dewyïe 't felve een gave Gods «} eenige moeijenisfe, injurien of overlast zal aangedaan worden (f). Al de voorftand, derhalve, van de Gereformeerde Religie, waartoe de Stadhouder verbonden is, moet begreepen worden, beftaanbaar met eene behoorlyke vryheid voor de andere Gezindheden te moeten gefchieden. Doch zo eenige Perfoon of Gezindheid ondernam de oefening der Gereformeerde Religie te ftooren of te beletten; zo iemant die Religie of derzelver belyders beftondt te fmaaden en te lasteren , fchynt het weeren van zulk een overlast blykbaar te behooren tot des Stadhouders pligt. Of die pligt ook nog verder ga, en de Stadhouder gehouden of bevoegd zy, Leeraars en Leerlingen uit de Gereformeerde Kerke te weeren, die niet by wettige uitfpraak onverdraaglyk . verklaard zyn, mag met reden in twyfel getrokken worden. Veelen hebben, eenyds, beweerd, dat PrinsM.iurits te zeer tegen de Remonltranten geyverd heeft, lang voor datzy in de Synode veroordeeld, en zelfs terwyl hunne Leer, door de Staaten van verfcheide Provinciën , of door de meerderheid derzelven , verdraaglyk verklaard was, Ook is zeer bedenkelyk, of Willem de III. in 't weeren van Momma van den Predikftoel te Middelburg (V), die egter niets CO Groot Utr Plakaatb. I Deel, bl. i6«. CO Zie Vadert. Hift. XIV Deel, bl. 44 Hy bckjecd,. aldaar, de eerfie plaats, en zyn naam wordt gefield in het hooid der Plakaaten en Publicatien, die 't Hof van Jufiitie uitgeeft. Op zig j zeiven, oefent de Stadhouder geene Jufiitie, I zynde hy, volgens de duidelyke letter zyner commisfie, verpïigt, in alle zaaken van jufiitie, in te neemen/;^ auvis van Prefident en Raaden I  \ stadhouderschap; e§ 'den van den Hove, die aan hunne Inftruclien gebonden zyn, en, volgens de Unie tusfchen Holland en Zeeland van den jaare 1576, geene Provifte verkenen, geene Proceduuren admitteer en, en derhalve ook den Stadhouder niet advifeeren mogen , tekens de ordonnantiën en Rcfolutien van de Staaten (>), En hier uit volgt klaarlyk , dat de Staaten den Stadhouder wel tot Hoofd van het hooge Hof van Justitie aangefteld; doch des onaangezien , met de wetgeevende magt, ook het hoogfte geZag over de Justitie aan zig behouden hebben. Tot dit hoogfte gezag over de Juftitie be- Ö. hoort ook het regt om gratie, remisfte, par- Irv heeft don cn abolitie van misdaad te verleenen; de ™tie°m oefening van welk regt de Staaten van Holland pni-don', egter, onder zekere bepaalingen, aan den abolitie Stadhouder hebben opgedraagen. De Staaten enz. te van Holland en Zeeland hadden, in de jaaren nwu'*' 1575 en 1576, Prinfe Willem den L, zo veel in hen was, en geduurende den oorlog, magt gegeven om zig van dit zelfde regt te bedienen ; doch van wegnen den Koninck, en na behoorlycke advys van den Gffioieryi en de Wethouderen van de Plaatfe of ie andere als naer ouder gevsoonte (V). Maurits, die hem opvolgde, bekwam de'zelfde magt in Holland. Doch de Staaten van Zeeland behieldenze, zo 't fchynt, na de dood van Willem den I., aan zig. Immers men vindt 'er niet van gemeld, in de volgende Commisüen. Zelfs is aan- c Cv) Zie Groot Plakaarb. ÏI Deal, col. 2133. (x) ld. ibid. col. 3154.. e  66 VERHANDELING over aanmerkelyk, dat 'er ook niet van gewaagd wordt, in de Commisfie aan Fredrik Henrik, door die van Holland en Zeeland beide gegeven , zo als dezelve, in 't Groot Plakaatboek (jy), te leezen is: Doch Willem de III. bekwam de magt, waar van wy fpreeken, in Holland (z); en op gelyken voet is zy aldaar ook aan Prinfe Willem Karei Henrik Frifo opgedraagen, die egter in Zeeland, in dit opzigt, geen meerder magt gekreegen heeft,dan zyne voorzaaten gehad hadden. Wat de andere Provinciën betreft; ik vinde niet, dat de Stadhouders van Gelderland, Friesland of Overysfel deeze magt plagten te hebben of nog hebben. Doch in Utrecht heeft hyze, federt den tyd van Willem den I., altoos gehad (a\ En in Stad en Lande, daar hyze niet plagt te hebben, is zy hem, in den jaare 1749, op gelyken voet als in Holland, opge* draagen. III. Doch de Stadhouder oefent dit uitfteekend Kepaalin- regt van 't verleenen van gratie en pardon niet deeze3" ^n met merketyke bepaalingen, te wceten magt! met de Drie volgenden. 1. Hy moet, eer hy 'er zig van bedient, het advis van V Hof inneemen. 2. De Brieven moeten, naar behooren, worden geinterineerd of wettig verklaard. 3. Van gequalifceerde dood/lagen en enorme delicten, gecommttieerd of begaan mee geleider lage en opzetten wille mag geen remisfte of pardon verleend worden. Uit welke be- O0 Groot Plafraatb. III Deel, bl. io5. bepaalingen klaarlyk te befpeuren is, dat de oefening van het regt van pardon, waar van wy fpreeken* wel aan den Stadhouder opgedraagen is, doch dat het hoog gezag daar over, als zynde een voornaam gedeelte der Souverainiteit, blyft by 's Lands Staaten, op welker naam by raade van den Stadhouder, ook de Brieven van gratie, pardon, remisiïe en abolitie gefteld worden: even als zy, ten tyde van Filips den II., op deszelfs naam werden gefteld, fchoön zy door den fecreeten Raad te Brusfel verLend werden * gelyk, onder anderen, uit de Inltruftie van den Stadhouder; Prinfe Maurits, te zien is (b~). Men voege hier nog by, dat de Stadhouder, zig van het regt van pardonneeren willende bedienen, niet alleen met her Hof van JaiHtie; maar; naar dat de gevallen zyn, ook met de Gecommitteerde Raaden, met de Geregten der Steden, en in krygsgevallen, met den Raad van Staate, erj metdenHoogenKrygsraad, raadpleegt; fchooti hier van, in zyne Commisfie, met geene dui,delyke woorden gewag gemaakt wordt; waarom men dit moet agten te behooren tot de geregtigheden en welherbragte gewoonte der .Landen, tot welker handhaavinge de Stadhouder ook verbonden is. % VUL <*3 Zié' Grótt RaSaaib. ill Deel, bi. E z  68 .VERHANDELING over $. VIII. Magt owr ^? magistraatsbestelling in de Steden. '< I. Onder de zaaken van Po////* over welken Hy heeft de Stadhouder in holland bewind heeft; by de Ma'i61* goeddunken der Staaten en met advis van derftraatsbe- zeiver Gecommitteerde Raaden, in conformiftelling in /é« of overeenkomst van derzelver Inftrucf ie, de Ste- gelyk de woorden van des Stadhouders Cómden' misfie luiden; munt byzonderlyk uit de magt om liurgemeesteren, Schepenen en -IVetten te veranderen naarbehoor en, e» agtervolgende de Privilegiën van de refpeclive Steden en IHeatjen: eene magt, die de Stadhouders reeds ten tyde dbr Graaven gehad hebben; eene magt ook, die hen veel invloed geeft op de Regeering der Steden en des-'gantfchen Lands; waarom het wel noodig zyn zal, dat wy de natuur deezer magt, en de wyze waar op .zy behoort geoefend te wonLn, inet de vereischte naauwkeurighcid, Onderzoeken, n. De graaven van Holland, Souverainen van Onder den Lande'zynde, en'als zodaanig het opper*t°pezag" fte Sezag over dejuftitie hebbende, ftelden, welk de' alomme in de Steden, Baljiiwen of Sclmum Graaven, aan, om uit hunnen naam regt te vorderen, in dit en Schepenen om seregtelyken uitfpraak te piagtente over zaaken, die voor de vierfchaar oefenen, der Steden gebragt worden. In de oudfte tyden, hadden Schout en Schepenen ook de politike Regeering der Steden in handen, en maakten Keuren tot rust en welvaart derzelven ftrekkehde. Zy bedienden zig egter, hierin, dik-  't STADHOUDERSCHAP. 69 dikwils, van den raad der aanzienlykften; die eerst een onbepaald getal hebben uitgemaakt, doch voornaamlyk in de veertiende en vyftiende eeuwe, bepaalde en altoos, dienende Kol* legien van Raaden of Vrcedfchappen gewor* den zyn. Het toeneemend aanzien der Steden heeft zelfs, omtrent dien tyd of eerder, aanleiding gegeven om de politike Regeering deiSteden op te draagen aan twee, drie of vier Burgemeester en, die, zo wel als de Schepenen, jaarlyks veranderd werden. De inftelling beide van Raaden of Vroedfchappen en van Burgemeesteren gefchiedde, ingevolge der Graaflyke Privilegiën, of werdt, tenminflcn, door zulke Privilegiën, goedgekeurd en bekragtigd. Ook werdt, in deeze Privilegiën, gemeenlyk, de tyd en wyze bepaald, waarop de Burgemeesters, Schepenen en Raaden moesten verkooren worden. By eenigen werdt zelfs verklaard, hoedanige Schouten of Baljuwen de Graaf aanilellen zou. De Graaf behieldt, in alle Steden, de aan- HL ftelling der Baljuwen en Schouten, die eigen- HY fteIde' lyk zyne Amptenaars waren, aan zig (c\ Schou; 11 71 11 • ' . , ö ^ y' ten of zulken alleenlyk uitgenomen, die t regt van ual-uwen, voorflag of aanilelling voor geld van de Graaf- ' lykheid verkreegen hadden, gelyk waren Amfterdam in Holland, en Middelburg in Zeeland. De aanilelling van Schepenen gefchied- en Sche. de ook door den Graaf of door den Baljuw of PenenSchout, van zynent wege (d), in de oudfte ty- (V) Zie, onder anderen , mieris Chnrterb. II Deel, bl. rtos. OO Zie Handv. van Alkmaar, bl. 13, Lois Chron. vanRoti, bl. 239. tlandv. vaa-Amfl. bl. 7. ) E 3  70 VERHANDELING over tyden, zo 't fchynt, zonder eenige voorafgaande Nominatie. Merkwaardig zyn hieromtrent de woorden vaneen Privilegie van Dordrecht, in 't jaar 1344, door Graaye Willem den IV. gegeven , die dus luiden: t uurt foo [uilen wy enne onfe nacomelingen alle ja»r.s onfe Schepenen ende Ruadtsluyden vervollen aendoen ende of doen alzoo dick als wy willen, ja al haaden fy in denfelven jare in den gerecht geweest, al foo verre als wy binnen onfen Landen van Hollandt fyn. Ende waer dat fake , dat wy binnen onjen Landen van Suythollandt niet en waren, foo fouaen wy 't doen alfoo hende, als wy binnen onfen landen van Hollandt quamen , of binnen veertien daghen daerna. Ende voort foo fullen wy fe of doen ende andoen binnen jaars, die ons gevoegen fullen (e). Diergelyk regt oefende de Graaf ook elders, in Holland en in Zeeland (ƒ \ Doch wat het aanilellen of kiezen van In fommi- Burgemeester en betreft, daar mede fchynt ge'Steden het, ten tyde der Graaven, ongelyk toegeèokliur- gaan te zyn. In fommige Steden, fchynen wenT zy ' zonder voorafgaand Privilegie, door de wethouders zeiven, verkooren te zyn: gelyk men zo vindt, dat te Dordrecht, reeds inden jaare 129.3, vier perfoonen verkooren zyn, door Rechtere , Schepenen ende Rade, om Stadspenningen te bellieren, en tot Stads best in alle zaaken te raaden (^); welke vier perfoonen fommigen gisfen, dezelfde geweest te zyn, 60 Zie mieris Chanerb. H Deel, bl. «8o. C/O ld ibid. bl. 851. Privileg. van Haarl. bl. 43. OJW-Bitr /.eyden, hj. ($12. > •■' (g) 'Mjerjs Charterb. I Deel, bl. $5«„  't STADHOUDERSCHAP. 71 zyn, die federt Burgemeesters genoemd zyn geworden ; waar aan men egter zou konnen twyfelen, om dat 'er, in laater tyd, niet meer dan rwee Burgemeesters te Dordrecht plaglen te zyn. Hoe 't, met het kiezen van Burgemeesteren, in de oudfte tyden, te Haarlem gegaan zy , is niet klaar. Doch in 't jaar 1418 [1419] verklaarden Hertog Jan en Vrouw Jacoba: desgelycs Joelen wy hen oic borgerineesters fetten, die een jair lanc bliven foelen [onder ver fetten (Ji): en by deeze gewoonte zyn de Graaven federt te Haarlem gebleeven, onaangezien Hertog Filips van Bourgondie, als Ruwaard, by een Privilegie van den 5 Augustus 1428, de verkiezing van Burgemeesteren aldaar aan tagtig goede Luiden, die naderhand op vier en veertig verminderd, en jaarlyks uit de Gemeente genomen werden, gefteld hadt (t) : tot dat Vrouw Maria, in den jaare 1476 [1477], de Vroedfchap Relde , aan welke zy de Nominatie van een dubbel getal verbleef, Avaaruit de Burgemeesters, door of van wege den Graave, gekooren werden Qk~), Te Rotterdam , werden de Burgemeesters, oudtyds Raetmans genaamd, al van ouds, aangefteld door den Graave of deszelfs Baljuw; gelyk uiteen Privilegie var. den y July des jaars 1340 blykt (t). Te Delft (ni) , te Gouda (jf) , en elders heeft het ftellen van Burgemeesteren ook altoos aan den Graa- (i) Privileg. van Haarl. bl. 72. (j> ld. ibid. bl. 89, 107. (*) ld. ibid. bl. 135. ) ld. IV Deel, bl. 439. I») ld. ibid. bl. 291. E 4  72 VERHANDELING over Graave geftaan. Doch te Leiden, te Amftei*. dam en in eenige andere Steden, hebben de Steden zeiven van ouds de aanilelling van Burgemeesteren gehad. Te Leiden, werdenze, volgens eene keure van den jaare 1351, door de Regeering en Gemeente, gekooren (0): en volgens een Privilegie van Hertog Filips van Bourgondie van den 23 July des jaars 1434, door den Schout, het Gerept en de Vroedfchap. Filips van Oostenryk maatigde zig, in 'tjaar 1504, de aanilelling van Burgemeesteren te Leiden aan ; doch de Stad werdt naderhand in haar voorig Privilegie herfteld Q>). Te Amfterdam werdt, by eene Handvest van Hertog Albrecht van den 16 January 1399 [i400] het kiezen van Burgemeesteren , aldaar Raeden genoemd, gefteld aan alle die ghene dL Schepen of liaedt geweest h bben (q). Of zy in vroeger tyd CO, ook zo gekooren werden, blykt niet klaar, SS'0* RaadSn ^rr^mPpen, die, voor zo «mappen. ver zy een vast getaj uitmaaken ? yan j>n_ Helling zyn dan de Burgemeesteren, zyn vermoedelyk voor de eerfte reize, in alle of de meeste Steden, aangefteld door den Graaye; m fommigen , gelyk te Haarlem en te Leiden, eerst voor een zeker getal van jaaren • doch allengskens voor altoos (s). In verre de CO Mieris Charterb.. II Deel, bl, 70ö \? Ss^^,Lrn> * 6'io> 6n> «* «ff, «v: s, viT9r.,dei3"7ndT-van Ama- °p de *-«  V STADHOUDERSCHAP. 73 de'meeste Steden, hebben de Vrocdfchappen fegt verkreegen om hun eigen getal vol te maaken, doch in eenigen, hebben de Graaven dit regt wederom naar zig genomen, gelyk te Rotterdam,' daar de Vroedfchap, volgens verfcheide Privilegiën, haar eigen getal vol maakte (V), door Keizer Karei V., in den jaare 1518, gefchied is (j>). Schiedam heeft hetzelfde lot moeten ondergaan (V). Ook werdt de Vroedfehap te Gorinchem, die eerst ten tyde van Koning Filips, in 't jaar 1560, ingefteld werdt, van's Graaven wege volgemaakt (_y~). Doch de andere Steden hebben zig by hunne oude gewoonten of Privilegiën , volgens welken zy zeiven haare Vroedfchappen fielden , zelfs onder de Regeering der Graaven, weeten te handhaaven. De Graaven uit de Huizen van Bourgondie IV. en Oostenryk , doorgaans uitlandif zvnde , De Graa' 1 0 • - ven dmi. gaven aan hunne stadhouders magt om , geu ^ daar V noodig zyn zou, de Burgermeesters, magt over Schepens en Wet te vernieuwen , gelyk van de Magiouds , zo als, onder anderen , blykt uit de |^raatsbe. Commisfie van den Stadhouder, René van^mdl°p Chalons, Prinfe van Oranje, die den 4 Oc- Stadhou. tober des jaars 1540 gedagtekend is (z). De ders. Stadhouders oefenden dus, in 't ftuk der Magiftraatsbeflellinge , dezelfde magt, die de Graaven oudtyds in perfoon plagten te oefenen. Doch met de verandering der Regee-Da Staa" ringe ten tyde van Filips den II,, kwam hier- de™ie (») Privil. van Rott. MSS. f. 33, 42, 66 veiT. (») Ibid. f. 54 verf. (x) Befchr. van Schiedam ms. f. 14, 23, (ƒ) Zie Groot PJakaatb. V. Deel, bl. 71a. (ai) III Memor. van de Jonge, fö. 89. E 5  74 VERHANDELING over magt, ten in eenige verandering. Prins Willem de L,i wmem" &af' in 'c ^ar I572^ Iast aan zYnen Stadhouden I. der Sonoi, „ om de wethouders, die hem niet toegedaan waren, af, en anderen in derzelver plaats te ftellen («)." Ook gefchiedde zulks, in 't zelfde jaar, te Haarlem, op 's Prinfen last, door den Heere van S. Aldegonde (b~) , en in 't jaar 1574 te Leiden, door den Prinfe zelv' (c). Doch by beiderlei gelegenheid werdt verklaard, dat zulks onverminderd der Steden Privilegiën gefchiedde: en te Leiden, dat zyne Excellentie zulks ook ten verjoucke van de Principaelfte van de Magiflraten, Schutterde ende Burgerye gedaan hadt. In de jaaren 1575 en 1576, werdt de Prins, door de Staaten van Holland en Zeeland, gemagtigd , om te elïgeeren , creëren, ende Verr nieuwen, ten gewoonlycken tyden, de Magt» ft raat en in de Steden, als naer ouder herka*. men , handtvesten ende Privilegiën van de Steden: doch met dit merkwaardig byvoegfel, welver ft aande, indien de noodt ofte Vt rfeeckertbeid mochte vereyfchen eenige afdellinghe of' te vernieuwinghe van Officieren, Wethouders, ofte Magiftraaten van de Sleden, buyten den gewoonlycken tydt, fal fyne Excellentie 't felfde ook moghen doen met kennisfe van faecken ende van 't meerendeel der gheenre, die de Vroedschap en 't Corpus derzelven Sleden zyn reprefenterende, al fonder prejuditie der Steden vcorfchreven handtvesten ende Privilegiën, die niettemin ghehouden fullen worden C«) Zie de Inftr. 67. Boa I Deel, bl. 376. (b) Screvelius Haarl. bl. 89. is) O&lkbj Levden, bl. j8t.  *t STADHOUDERSCHAP. 75 tnde blyven in heur gheheel Cd). Willem de . I., kreeg hier dus de magt om de Magiftraa: ten bukcntyds te veranderen, welke magt I fommigen der oude Graaven zig, gelyk wy ijl boven (bl. 70) zagen, ten opzigte der vcru anderinge van Schepenen in eenige Steden, li hadden voorbehouden. Doch hy kreegze I: niet dan met merkelyke bepaalingen, fïoori ( 1 eerst , was deeze magt, gelyk al 't gezag, ? welk hem ten dien tyde opgedraagen werdt, ( bepaald aan den oorlog. Ten anderen, veri mogt hy zig van deeze magt niet te bedienen :l dan met kennisfe van de meerderheid der , Vroedfchap , gelyk hy, in 't jaar 1574., de ij wet te Leiden niet buitens tydsveranderd hadt, 1 dan ten verzoeke van de principaalfte van de I Magiftraaten. Rindelyk , moest deeze magt 9 alleen by nood en om de Steden te beter te >] verzekeren, gebruikt worden: terwyl der Stejj den Privilegiën, die den tyd en wyze der Ma4 giftraatsvernieuwinge bepaalden, in gewoone I gevallen., het rigtfnoer bleeven, waar naar de I Prins de wetten hertellen moest. Wy zien i hier uit, dat 's Prinfen groot gezag, in dit | opzigt, meer dan ééne bepaaling hadt. En en v,zfa- Ievenwel hebben 's Lands Staaten niet goedge- haud, vonden, aan eenen zyner opvolgeren nog zo groot een gezag op te draagen. Allen zyn zy verbonden geweest de Burgermeesters , üchepens en vetten te veranderen naar beknoren, of a9tervoher.de de Privilegiën, of, gelyk in de Commisfien van Maurits en Fredrik Henrik en in geene anderen ftaat, daer Q) Zie Croot Kakaatb. I! Deel, col. 3134.  76 VERHANDELING over - V felve van noods wefen fal (»; welke uk* drukkingen egter ook maar zien op de gewoone gevallen, by de Privilegiën omfchreeven• alzo, indicnze op buirengewoone gevallen zagen, de twee Stadhouders, van welken wy ipreeken, in deeze hunne Commisfien, «reenen diudclyken last zouden gekreegen hebben om de gewoonlyke jaarlykfche Ma^ifiraatsbetelling te doen : 't welk te onderftellen de hoogfte ongerymdheid zyn zou. 't Schynt ondertusfchen, dat men de uitdrukkingen \ daer t jelvs van noode wefèn Jal, om derzelver duisterheid, in de volgende Commisfien De Stad- S,,Staï0udcrre? ' gemyd heeft (Y> De houder Stadhouders, fchoon bepaald om de Magikan niet "raatsbeftclhng te doen volgens de Privilcwettiglyk gien hebben nogtans nu en dan ono-ewoone bmtenge- veranderingen in de Regeering der Steden geverande- maakt doch znlks hcc^ "iet WCttiglyk konring in denen gefchieden, dan op byzondere authorifatie Magi. van 's Lands Staaten, die ook, in 't jaar JïïS, l67°V Willem denIII.,en in 'tjaar i7{8, dan oP fn den Jongst overleeden Prinfe-Erfftadhoubyzonde der verleend geweest is. Men oordeele hier »»uth9- uit, wat men te houden hebbe van de ongen^:eaerwoon den.ng ^ ^ . 6 ^ jaar ióih, m de Regeering van eenige Hollancifche Steden; maakte. Hywas, by Commisfie en Inftruftie verbonden , om de gewoonlyke veranderingen zeiven te doen nevens de Gecommitteerde Raaden, hem tOegeCs) Zie Groot Plakastb. III Deel, bl. 105, ,07  *t STADHOUDERSCHAP. 7? «evoegd. En fchoon dit Kollegie toen niet incer in wezen, en reeds in het Kollegie van 'Gecommitteerde Raaden der Staaten verfmol* ten was en zyne Excellentie dus mis- fchien gewettigd geoordeeld mogt worden, om de gewoonlyke veranderingen te doen zonder iemant te kennen, was hy egter niet gemagtigd tot het doen van buitengewoone veranderingen, gelyk zyn Vader geweest was. Hy deedtze nogtans in verfcheide Steden, zonder iemants last, en zo van de Sande , een der Regteren van Oldenbarneveld, zelf heeft aangetekend (A), alleen met kennis van eenige Leden der Staaten van Holland, by hem de beste en gezondfie; te weeten, de Gedeputeerden van maar agt Steden ten hoogften : die hem niet wettiglyk authorifeeren ■konden, tot zulk een ongewoon bedryf. Wat my betreft, ik houde voorzeker, dat de Stadhouder hier de paaien van zyn gezag overfchreeden heeft , en dat de verandering des jaars 1618, onwettig gebleeven zou zyn, zo •zy 'niet, naderhand door de Staaten gewettigd geworden was. De Prins verfchoonde zynen ono-ewoonen handel met den nood : maar, vraagt de groot, wat nood doch van luyden, ■-die "het Landt ende de Steden, foo langh, met lukken getrouwigheyt hadden ge dient, eenighefelve de belegheringhe van Haarlem, Lcyden, ende Aichnaer uytgeftaan? Men riep ever de Waartgelderr, maar die waren reeds afeedankt; en te Amfterdam , alvyaar egter . 5 ook fg\ Zie grotiüs Verantw. bl. ia8, Q) Noderl. Gefcft. bl. 8a-  78 VERHANDELING óver ook verandering gefchiedde, niet geweest.' enz. (li), 't Slot van 't gezeide blyve dan, dat de Stadhouder de gewoone Magiftraatsvernieuwing niet vermag te doen, dan volgens da Privilegiën, en de buitengewoone niet dan op byzomkre auihorifaiie van 's Lands Staaien. V. . Om nu te begrypen, wat regt de Stadhouse ge- der van Holland hebbe omtrent de Magiftraats^7ekebeftelling in de Hemmende Hollandfche Sterïngmoetden» moet men weeten, wat derzelver bygefchie- zonderc Privilegiën inhouden. De meeste Steden vol. den hebben, ten tyde van Hertoge Filips yaa PrWilèt Bourg°nd,iei Privilegiën verkreegen om begien. paalde Kollegien van Vroedfchappen temogen hebben,- die 't Lighaam der Stad verbeelden, en in alle Stadszaaken raaden zouden. Doch deeze Privilegiën waren maar voor zeker getal van jaaren gegeven. By 't Groot* Privilegie van Vrouwe Maria, van den 14 Maart 1476 [1477], werden eerst alle de Privilegiën der Steden Dordrecht, Haarlem, Delft, Leiden, Amfterdam, Gouda, Rotterdam, Schiedam en Briele altoosduurend verklaard (i). Doch Filips van Oostenryk, in 't jaar 1494 ingehuldigd wordende, wildé geene andere Privilegiën bekragtigen, dan. die door Filips en Karei van Bourgondie gegeven waren, en dat van Vrouwe Maria, met opzigt op de Magiftraatsbcftelling in de Steden Delft, Leiden, Amfterdam, Gouda, Rotterdam en Schiedam niet langer laaten pelden dan tot dat hy vyf en twintig jaaren bereikt zoui Ct) Zie GRfiTius Veramw. bl. 103. (O Groot Piakaatb. II Deel, col. 665. ;-  't STADHOUDERSCHAP. 79 hebben (£). Dordrecht was, reeds vóór den tyd van vyf en twintig jaaren, in 't verkreegen Privilegie bevestigd (/), en Haarlem hadt, in 'tjaar 149a, zyne Privilegiën verbeurd, eri toen nog niet wederom gekreegen, 't welk egter in opzigt van het Privilegie van Vrouwe Maria, op den 7 December 1495 gefchiedde, doch ook maar tot dat de Aartshertog vyf en twintig jaaren bereikt zou hebben (mj. Maar na de dood van Filips, die in 't jaar 1506 voorviel, en onder de minderjaarigheid van Karei, zynen Zoon,nam Keizer Maximiliaan de Voogdyfchap wederom aan, en ftondt toe, gelyk hy reeds in 't jaar 1477 gedaan hadt (ra), dat men zig van 'tPrivilegie van Vrouwe Maria bleeve bedienen. De Steden behielden, derhalve, haare Vroedfchappen, en maakten eene jaarlykfche Nominatie van een dubbel getal, waaruit de Stadhouder en Raaden de Magiftraat; 't zy Schepenen alleen , of Burgemeesteren en Schepenen, of Burgemeesteren, Schepenen en Vroedfchappen , verkooren ( 0 ); naar de byzondere gewoonten of ouder Privilegiën, welken de Steden hadden. Filips de II., de laatfte Graaf, bezwoer,by zyne inhuldiging in 't jaar 1549, alle de Privilegiën, door de Graaven en gravinnen, zyne Voorzaaten aan de Landen verleend; en bevestigde dien eed, by 't aanvaarden der Regeeringe in 'tjaar 1555 (/>), waarei) Groot Plakantb. IV Deel, bl. 3, 8. (/) Zie balen Dordr. bl. 535. (m) Piivil. van H:iarl, bl. 162. jfjt) Groot Plakaatb. IV Deel, bl. 7. (O ïd ibid. bl. li. C/J ld. ibid. bl. iS, S«.  8ó VERHANDELING over " waardoor ook het Groot Privilégie van Vrot£ we Maria, en het regt om Vroedfchappen te hebben , en Nominatien tot de Jaarlykfche Magiftraaten te maaken, bevestigd werdt. VI. 'S Graaven Stadhouders in Holland de magt 'e der01' §eD-ad hebbende om uit de gemaakte Nomizüven natien de Verkiezing der Wethouderen te kiest de doen; zo was 't niet vreemd, dat de Staaten, Stadhou- in laater tyd, dezelfde magt aan hunne Stadalle'de" k°uders opdroegen. Doch dezelve moest, Steden n*et dan naar behooren, en agtervolgende de de Schè- Privilegiën , geoefend worden, gelyk de penen, jongfte Commisfien fpreeken. Volgens deeze Privilegiën of oude Gewoonten, kiest de Hoe'tge Stadhouder, in alle de flemmende Steden, de met'de^ SCHEPENEN lllt eene Nominatie van een dubverkie- bel getal. Doch met de verkiezing van burzing van gemeesteren gaat het ongclyk. Te DnrdBurge- recht doen de veertig oud-Raaden en deManrerfS te nen van Agten i zynde een Kollegie van agt Dord- perfoonen , die egter twaalf ftemmen uitrecht, brengen, om dat zy voorheen twaalf in getal plagten te zyn, de verkiezing van twee Burgemeesteren uit den oud-Raad, die, nevens twee aanblyvcnden , één jaar, en met twee op nieuws aankomenden, nog een jaar dienen. De Stadhouder heeft op deeze verkiezing egter eenigen invloed, ftaande aan hem de jaarlykfche verkiezing der Mannen van Agten, uit een drie dubbel getal, welk door de Gilden genomineerd,wordt, overeenkomftig met een te Haar- Privilegie van Hertoge Albrecht, in 't jaar lem, 1395 gegeven, (j). Te Haarlem, kiest de Stad- (?) Mieris Charterb. III Deel, bl. .627.  't STADHOUDERSCHAP. 8r Stadhouder de Burgemeesters, uit een dubbel getal, door en uit de Vroedlchap genomineerd , volgens het Privilegie van Hertoge Filips van den 7 September 1445 (Y). Ten te Delft, zelfden dage , kreegen die van Delft gelyk Privilegie ff) , fchoon, reeds by een ouder van den 20 December 1417, blykt, dat de Graaf aldaar de Burgemeesters ftelde (u). Gevolgelyk heeft de Stadhouder daar het zelfde regt als te Haarlem. Maar Leiden heeft, te Leiby Privilegie van Hertoge Filips van den 23 den' July des jaars 1434, verkreegen, dat Burgemeesters aldaar door den Schout, hetGeregt, beftaande uit Schout, Burgemeesteren, Schepenen en Raaden, en de Vroedfchap zouden verkooren worden Q>). De Stadhouder heeft, derhalve, in deeze Stad, geene magt om Burgemeesteren te kiezen. Even zo is 't met te Amfter* Amfter am, welke Stad reeds op den 16 Ja-(iam> nuary des jaars 1399 [1400] by Privilegie van Hertoge Albrecht, regt verkreegen. hadt „ dat alle dje ghene die Schepen of Raedt ge„ weést hebben," dat zyn alle regeerenle en oud Burgemeesteren en Schepenen, jaarlyks „ drie go ae knapen tot liaeaen dar. zyn Bur„ gemeesters, kiezen zouden , welken drie „ eenen der afgaande Burgemeesteren zou„ den kiezen , om nevens hen nog een jaar „ te dienen" (x). Maar te Gouda, kiestc-Gouda, de CO Privileg. ven Haart. bl. 93. Zie een düpenfatie ia esm kyzonder geval Ju ific. van 1750, bl. 19. (tl Gróót Plakaarb. 111 i>eel, bl. 533» Co) Zie MÏBais Chaiteri). IV Deel, bl.43?. (iO ld. ibid. bi. 1043. i/e) Haudy. van Amü. bl. 13. F  Sz VERHANDELING ovêr de Stadhouder de Burgemeesters uit een dubbel getal door de Vroedfchap genomineerd, ingevolge van verfcheide Privilegiën, die de» ia December des jaars 1494, door Filips van Oostenryk, bekragtigd zyn (£). De Stadie Rotter- houder heeft het zelfde regt te Rotterdam ^ dam, doch de Nominatie wordt hier gemaakt door vyf, eertyds zeven kiezers, die by de Vroedfchap , door lotinge van witte en zwarte boonen, gekooren zyn, volgens drie Privilegiën van den 8 April 11479, den 8 December 1483 te Gorin-en 15 November 1514 (z). Te Gorinchem? ehem, maakt, even als te Gouda, de Vroedfchap do Nominatie, waar uit de Stad houder de verkiezing van Burgemeesteren doet (a). Doch teSchie- te Schiedam plagt de Vroedfchap de Burgedllm> meesters te kiezen, ingevolge der .'Privilegiën van Hertoge Filips van den 8 Augustus des jaars 1463 , welk den 23 Maart des jaars 1476 [1477] door Vrouwe Maria bevestigd werdt* Maar Keizer Karei de V. benam haar dit.regt, den 14 January des jaars 1527 [1528] bevcclende, dat de Vroedfchap alleenlyk een dubbel getal nomineeren zou, waaruit hy of zyn Stadhouder de verkiezing zou,doen (J). En deeze magt heeft de Stadhouder behouden, ook na de verandering der Regeeringe, ten te tyde van Filips den II. Te Schoonhoven , Schoon- kiest de Stadhouder ook Burgemeesters uit hoven, een dubbel getal, welk door een aanblyvend Kollegie van zeven en twintig Elefieurs of kie- (?) Tègenw. Staat der Vereen. Nederl. V Deel, bl. 211. (z) Privileg. van Rotcerd. MSS. f'. 42, 51 verf. 50 verf» («) Zie Groot Plaluarb. V üeel, bi, 722. (J>) Privileg. van Schiedam MSS.  st STADHOUDERSCHAP. 83 kiezers benoemd is , volgens een Privilegie van Maximiiiaan en Maria van den 20 Juny des jaars 1480 (V). Doch Briek heeft een te Brietói oud Privilegie van den jaare 1342, welk den 23 Maart des jaars 1476 [1477], door Vrouwe Maria, bekragtigd is, en volgens welk, de nieuwlings verkooren Schepens de Burgemeesters kiezen (V). De Stadhouder heeft hier, derhalve, geen regt tot het kiezen van Burgemeesteren , hoewel hy de Schepens kiest, die de verkiezing van Burgemeesteren doen. Te Alkmaar, doet de Stadhouder de te Alfc verkiezing van Burgermeesteren uit de Nomi- maar , natie van een dubbel getal 4 welk door de Vroedfchap gemaakt wordt , ingevolge van een • Privilegie van Keizer Karei den V. van den 26 September des jaars 1530 (Y). Te vooren ftondt het kiezen van Schepenen zo wel als var>Burgemeestcren aldaar aan Deken en Hoofdmannen der Gilden (/'). Maar te te Hoorn,, Hoorn gefchiedt de verkiezing der Burgemeesteren door negerf Keurmannen, die uit de aanzienlykiien der Gemeente, jaarlyks, door het trekken van booncngeloot worden, volgens een Privilegie van den 5 Augustus des jaars 1417 (fg)j Ook maaken deeze Keurmannen de Nominatie van een drie dubbel getal tot Schepenen. De Stadhouder heeft hier, derhalve , geenen regtftreekfehen invloed op de verkiezing van Burgemeesteren. En men heeft (O van leeuwen Batav. Illulïr. bi 14:50. (<0 Privileg, van den Briele, bl. 14, 76; («) Handv. van Alkmaar, bl. 34, 66. (ƒ) Idem, bl. 19. (£) Handv. vaa Hoorn, bl. 87. F É  84 VERHANDELING over heeft reden om te twyfelen, of de Stadhouder Maunts, die den Keurmannen te Hoorn plag* te beveelen, in 't kiezen van Burgemeesteren, niet buiten de Vroedfchap te gaan (7z), te Enk- zyne magt niet overfchreeden heeft. Te'Enkhuizen, huizen, worden de Burgemeesters ook niet door den Stadhouder gekooren ; maar door een en twintig kiezers, die jaarlyks met briefjes uit de voornaamiie burgers geloot worden, overeenkomftig met de oude gewoonten, en met een Privilegie van Hertog Albrecht van den 17 Maart 1397; waar by de verkiezing van Burgemeesteren aan den Schout, Gerechte ende Poort ren gelleld wordt (t . Te tt T.dam, bdam gefchiedt de verkiezing van Burgemeesteren door de Vroedfchap, niet door den teM nni. Stadhouder; te Monnikendam, insgelyks; te kendnm, Medtnbhkdoor dertig Stemmers, die uit een Wik 6 ™ grooter geC£U geloot worden; maar te Purme* en k Pm f'ende kiest de Stadhouder de Burgemeesters merende uit een dubbel getal, door de Vroedfchap genomineerd , ingevolge van een Oclxoi der Staaten van Holland van den 21 October de« 1626 ("O. De vroedschappen, die in alle de Steden van 1'oJIand , voor hun leeven, De Stad- dienen, maaken ook. in de meesten, hun eihouder gen getal vol, wanneer'er iet aan ontbreekt. feenivk in In drie Stec!en a,Ieen » hceft de Stadhouder drie Ste- reSc om Vroedfchappen te kiezen, uit eene den de Nominatie van een dubbel getal , door de Vroed overigen gemaakt, te Rotterdam, te Gorinlchappen: cheniï en £e Schiedürn< Rotterdam hadt, in de (7> Vemds Mcnrn, bl, nrj, (0 Handv. van Enkli bl 16. (*; Groot Plakaatb. IV Deel, bl. 434,  STADHOUDERSCHAP. 85 de vyftiende eeuwe, het regt nog om zelfzy- te Rotterne-Vroedlchappen te kiezen, volgens drie by- dam» zondere Privilegiën van de jaaren 1446, 1479 en 1482 (/); doch Karei de V. maakte hier in verandering, in 'tjaar 1518, de verkiezing der Vroedlchappen uit eene gemaakte Nominatie aan zig trekkende. De Stadhouders ten zynen tyde en federt deeden deeze verkiezing, tot dat de Staaten van Holland, byOftroi van den 25 September des jaars 1615, geduurende het Stadhouderfchap van Prinfe Maurits, de verkiezing der Vroedfchappen wederom bragten aan de Vroedfchap zelve (m~). Doch na dat Willem de .111., in 't jaar 1672, Stad- , houder geworden was, liet men hem de verkiezing der Vroedfchappen over, uit eene gemaakte Nominatie. Ook heeft hy deeze magt altoos aan zig gehouden , onaangezien men de fchikking van Karei den V. plagt aan te merken als eene blykbaare inbreuk op ouder Privilegiën Zelfs vindt men dat Koning Willem, in 't jaar 1692, op eene generaale authorifatie der Staaten, zes Vroedfchappen van Rotterdam ontflaagen, en anderen in derzelver plaats aangefteld heef (n De e_;enwoordige Stadhouder behoudt ook het regt, om Vroedfchappen te Rotterdam te kie en. Te Gorinchem, alwaar de Vroedfchap, eerst " Qórin» by oclroi van Filips den II. van den 28 April Cliem des jaars 1560, ingefteld geworden is (0), heeft de Stadhouder , of de Drosfaard van GoCO Privileg. van Rot-erd. fol. 3S» Ji» 66 vers M3S* (m) Idem, f. 65 vers VISS.enz. O) Refol. der Staat, van Holland, to Aug, 1702, bl. J85. Cn5 Groot Piakiatb. V Deel, bl. 722. F 3  86 VERHANDELING over. Gormchem cn den Lande van Arkel, van zynent wege, altoos de verkiezing van Vroedfchappen gehad, uit eene Nominatie van een dubbel getal, door de overigen gemaakt. Teen te genwoordig oefent de Stadhouder zelf ditregr. Schje- Schiedam is omtrent in 't zelfde geval als Rotpm, terdam. Deeze Stad hadt een Privilegie van Hertoge Filips van Bourgondie van den 8 Augustus des jaars 1463, om zelve haare Vroedfchap te mogen volmaaken. Doch Keizer Karei de V. trok, by oclroi van den 14January des jaara 1527 [1528], het regt om de Vroedfchappen van Schiedam, uit eene Nominatie van een drietal, te kiezen, aan zig of zynen Stadhouder (p ). En de Stadhouders hebben zig, te Schiedam, ook na de verandering der Regeeringe, aan deeze fchikking Hy kiest van Keizer Karei gehouden. Omtrent de balw de juwen en schouten der Steden, tekenen wy s"edendea.1IeCnIyk aan ' dat delven, in de meeste Baijuwen Steden, door den Stadhouder gekoozen worenSchou den: te Dordrecht, te Haarlem, te Delft, te ten. Leiden, te Gouda, te Rotterdam en te Gorinchem, uit eene Nominatie van een drietal, door de Vroedfchappen gemaakt. Doch de Stad Amiïirdam heeft het Schoutampt reeds: van 't jaar 1509 af, in pandfchap gehad; en wordt aldaar de Schout door Burgemeesteren , na genomene Refolutie der zes cn derfig Raaden , aangefteld. Ook heeft de Stad Schiedam het Baljuws cn Schouts ampt, in 'r jaar 1576, van de Staaten van Holland gekogt 5 weshalve hetzelve aldaar door de Vroed■ fchap \f) Privileg. van Schiedam MSS.  \ STADHOUDERSCHAP. 87 ichap begeven wordt. De Baljuwen te Schoon* Jioven en in den Briele, worden door de Staaten aangefteld. Doch in alle de Steden van °t Noorderkwartier, ftelt de Stadhouder de Schouten, op den voorflag van Burgemeesteren of van Burgemeesteren en Vroedfchappen dier Steden. Uit alles, wat wy, tot hier toe, om- VII. trent het regt des Stadhouders over de Magi- DeSndftraatsbcftelling in de byzondere Steden van 1^'^ Holland hebben aangemerkt, is klaarlyk ge-jn;de.ge> bleekcn, dat hy nergens vermag Burgemees- woonlytcrs, Schepens of Vroedfchap te ftellen, dan ke M^gi. uit eene voorafgaande Nominatie, ten waare jj^g^ hy daartoe byzonderlyk geauthorifeerd worde niet ,e' door 's Lands Staaten; gelyk nu en dan, en gaan buionder anderen, in de jaaren 1672 en 1748, tende £e' gebeurd is; wanneer men geraaden vindt,ook ^^namet bewilliging van de belanghebbende Ste- tïe. den zei ven, de Privilegiën, voor eene enkele rcize te doen zwygen, en onverminderd deze iv en, buitens tyds, verandering te maaken in de Regeering. Doch deeze buitengewoone gevallen uitgezonderd, vermag de Stadhouder de Magiftraaten niet te veranderen, dan agtervolgende de Privilegiën; dat is, onder anderen, uit eene gemaakte en aan hem overgeleverde Nominatie. De Steden hebben zig, wysfelyk, dit regt van nomineer en al ten tyde der Graaven wecten te verkrygen, oni niet genoodzaakt te zyn tot onderwerping aan Regenten, die, loutere creatuuren van den Graave of den Stadhouder zynde, 't belang en de inzigten van den Graave eerder dan de welvaart der Steden in hunne regeering op 't F 4 oog  8S VERHANDELING over oog hebben en bevorderen zouden. Ook ij het waarfchynlyker, dat een groot getal van. Regenten eener byzondere Stad de bekwaamfte Perfoonen tot de Regeering zullen konnen kennen, dan een uitlandfche Graaf, of zelfs dan een Stadhouder, die zyn verblyf gemeenlyk op ééne Plaats plagt te houden, en maar weinige kennis hebben kon van de byzondere Perfoonen, die in de Steden gevonden werden , bekwaam tot de Regeeringe. Hierom is dan, tot bevordering van den welftand der Steden, en tot behoudenis van derzelver vryheid, vastgefteld het regt van nomineercn, 't welk de Steden verzekert, dat zy niet dan door Perfoonen van hunne eigene verkiezing geregeerd zullen worden, en den Stadhouder het regt laat, om, uit de genomineerden, zulken te verkiezen, die hy de bekwaamden oordeelt, of die hem de aangenaamften zyn. Ik zeg met nadruk, uk ne genomineerden: want zo de ,f tadhou Ier vermogt buiten de Nominatie te gaan, zouden de Privilegiën der Steden niet itoorgeftaan', maar gekrenkt worden ; en de Stadhoud r de Magiftraaten niet vernieuwen agteryolgtnde, maar ftrydig met Wanneer de ■ rrrrg-^i. De Nominaticn worden alÏÏatie0" °nime gei;ian!:t by meerderheid van de f emwettigzy. Inf" de: geerien, die tot het maaken der Nominaren, by de Privilegiën of oude en welherbragte Gewoonten, geregtigd verklaard zyn. En zy worden wettig geoordeeld, wanneer, in 't maaken derzclvcn, voldaan is aan de Privilegiën. Zulk eene Nominatie vermag de Stadhouder niet te buiten te gaan, of hy gaat aan tegen zyne Commisfie, die hem ver, bindt  't STADHOUDERSCHAP. 89 bindt aan der Steden Privilegiën. De Stadhouder, Willem de III.,.was hier van zo wel overtuigd, dat hy, in 'tjaar 1685, vier Perfoonen tot Schepenen van Leiden verkooren hebbende, die niet ftond.n op de Nominatie, door de Vroedfchap by meerderheid van ftemmen gemaakt, verklaarde, dat hy deeze verkiezing- gedaan hadt uit eene Nominatie gemaakt niet dóór maar in de Vroedfchab, te gelyk eene Nominatie vertoonende, die door niet meer dan dertien van de veertig Leden der Vroedfchap gemaakt was, welken zekerlyk zigzelven geftemd hadden, alzo 'er, ond.r de verkooren agt Schepens, zeven waren van de dertien Leden, die de minderheid uitmaakten. Of, ondertusfehen, 's Prinfen verklaaring hem vryfpreeke van, in dit geval, te hebben aangegaan tegen de Privilegiën, wil ik gaarne aan het oordeel van onpartydigen overlaaten. 't Is waar, dat hy de Nominatie der meerderheid voor onwettig hielde Cq); doch genomen dat dezelve inderdaad onwettig geweest ware, dan moest 2y door de Vroedfchap verbeterd geweest zyn; immers de Stadhouder kon 'er geen regt door krygen, om eene verkiezing te doen uit eene Nominatie van eenige weinige Leden der Vroedfchap, aan welken, zekerlyk, nimmer het regt van nomineercn gegeven was. De aanmerking, dat de Nominatien, om VUL wettig te zyn, volgens de Privilegiën gemaakt Ondermoeten wezen, geeft gelegenheid tot deeze foekvan 0 het regt vraa- 8 C?) Zie over 't gebeurde hieromtrent den Holl. Merc. van 1É85, bl. 249 enz, F 5  co VERHANDELING over des Stad- vraage, welk regt de Stadhouder hebbe omom"rau' trem Nominat&n, welken hy voor onwettig Nomina- houdt, of aan welker wettigheid hy reden heeft tien die te twyfelcn ? Het antwoord op deeze vraage hy voor ftaat eigenlyk aan den Souverain, de Staaten houdt" ofvan den Lande' dic ik niet weet, dat zig op aan wel- dit nog duidelyk en volkomenlyk verklaard ker wet. hebben. Daar de Wet dan zwygt, fchiet ons ïigheid hy niets overig, dan te beproeven, hoe veel lichts wyfeit,0" ^ uit hct nat:uurlyk Rcgt en ,uic het gebruik ' haaien konnen. En fchynt hier omtrent, voor eerst klaar, dat de Stadhouder de Nominatie, die hem, door of van wege zulken, die 't regt van nomineercn hebben, wordt aangebooden, voor wettig moet houden, zo lang hy geene reden heeft om aan derzelver wettigheid te twyfelen, en dat hy gehouden is de verkiezing uit dezelve te doen. Doch wanneer hy, ten anderen, reden krygt om aan de wettigheid cener overgeleverde Nominatie te twyfelen, fchynt hy beide bevoegd en verplicht te zyn om onderzoek op de Nominatie te doen, gelyk nog onlangs, van wege haare Koningklyke Hoogheid, de Vrouwe Gouvernante , omftandiglyk beweerd is (r). Zeker, de Stadhouder, die verpïigt is, de verkiezingen der Magiftraaten te doen agtervolgende de Privilegiën , kan zig van deeze verpligting niet kwyten naar behooren, zo hy, met reden, twyfelt, of de Nominatien wel overeenkom !b'g met de Privilegiën gemaakt zyn. Ook hebben de Stadhouders, in zulke gevallen, de Nomi- na- (V) Zie het Berigt van haare Kon. Hoogh. aan fcnnne Ed. Cr. Mog. van 5 Odtober 1757,  V STADHOUDERSCHAP. 91 natiën dikwils onderzogt; gelyk, met verfcheide voorbeelden van de voorgaande eeuvve, en met naame van de tyden van Willem den IJL, zou konnen beweezen worden. Doch tocgeftaan zynde, dat de Stadhouder IX. bevoegd, cn zelfs verpïigt is, onderzoek te °P wat doen op de wettigheid der Nominatien, zo ^hoiN valt wyders de vraag, op wat wyze dit onder- der de zoek behoort te gelchiedcn ? Moet de Stad- Nomina, houder i.'zi worden, en dat de gek oorenen, den veertienden, den eed zouden afleggen («): waaruit blykt, dat den Stadhouder, die de verkiezing doen moest, geen tyd van uitftellen gelaaten werdt. Amfterdam heeft een Privilegie van den 14 April 1449, waar by de verkiezing van Schepenen op twee dagen na degemiakteNominatie bepaald werdt: welke tyd egter, by .een ander Privilegie van den 22 May 1452, op vyf dagen werdt gefteld (v). Andere Steden hebben dicrgelykc Privilegiën, naar welken de Stadhouder zig behoort te voegen. Ook zyn de Steden altoos zeer naauwkeurig geweest, om de vernieuwing der Magiftraaten te bezorgen tegen den gewoonlyken tyd, als waar van de vryheid der Regeeringe en deiSteden, grootendeels, afhangt. Zo bedong Haarlem, by voorbeeld, in de fatisj!acïie van den jaare 1577, dat de Magiftraatsbeftelling gefchieden zou, op den gewoonlyken tyd (x~); Die van Leiden ook, in 't jaar 1685, dooiden Stadhouder', Willem den III., verzogt wordende om de verkiezing van Burgemeesteren eenige dagen over den gewoonlyken tyd uitteftellen, verontfchuldigden zig hier van,zeggende, dat zulks ftreedt met de Privilegiën- (y). De Stad Amfterdam maakte, .in 't jaar 1690, ook zWaarigheid om de Nominatie van Schepenen te zenden naar Engeland, alwaar de Stadhouder, Willem de III., 's jairs te vooren tot Koning van Groot-Britanje ver- hee-» («yPrivil. van Haarl. bl. 3^3. (t>) HanJv. van Ainïl, bl. 25 > i5, 30. (,t) Zie bor I Deel, M 7$6. (») Zie Holl. Metc. van 16S5 , bl. 265, G 2  ioo VERHANDELING over hcevcn, zig toen bevondt, onder anderen om dat de verkiezing binnen vyf dagen na 't maaken der Nominatie gefchieden moest, in welken tusfchen tyd, dezelve niet uit Engeland te rug zyn kon (z): hoewel zy, eerlang, belloot te gedoogen dat de Nominatie, door de Staaten, Koning Willem werdttoegezonden, en dus in zo verre aftegaan van 'tgene, by verfcheide Privilegiën, omtrent de verkiezing der Schepenen, was vastgefteld. De andere Steden fchikten Koning Willem zeiven hunne Nominatien toe, en wagtten de verkiezing af; die gemeenlyk fpoedig gefchiedde : 't welk ook , vóór en na dien tyd, de gewoone regel geweest is. XIir. Wv hebben, tot hier toe, alleenlyk gehanlWagt 'des deld van het regt des Stadhouders over de MaStadhpu- giftraatsbeftelling in Holland. Hier voor is deM^feeds gekeken, dat de Stadhouder, in die taatsbe. 0Pzigc' vee^ grooter regt heeft in de meeste hertelling, andere Provinciën, 't Gewigt der zaake vordert egter wel, dat wy 't hier, ten befluite, nog een weinig byzonderer aantekenen. In de in Gelder-Steden van Gelderland, zyn Kollegien van land, Raaden, die, om de drie jaaren (i), door den Stadhouder, konnen aangehouden of bedankt worden. Ook maakt hy hun getal vol, z >ndcr eenige Nominatie; doch uit Perfoonen, die, volgens der Steden Privilegiën, tot de Regeering bevoegd zyn. Uit deeze Raaden, kiest de Stadhouder, insgelyks zonder voorafgaande Nominatie, de jaarlykfche Magiftraaten, £z) Zie Holl. Merc. van 1C90, bl 6, 47, 57. (1) Binnen Tiel alleen dient de Raad maar een jaar.  'x STADHOUDERSCHAP. 101 ten, die hy, nadat zy een jaar of langer gediend hebben, kan doen aanblyven of niet, naar zyn welgevallen. Het getal der Gemeentsluiden, die in de Gelderfche Steden voor hun leeven dienen, wordt ook door den Stadhouder, zonder voorafgaande Nominatie, vol gemaakt. In zeeland vernieuwt de Stadhouder in Zeede jaarlykfche Magiftraat uit eene Nominatie, Iand, die te Middelburg gemaakt wordt door twaalf Raaden en twaalf Kiezers, die, byeen vergaderd, een dubbel getal tot Burgemeesteren en Schepenen benoemen. De Raaden en Kiezers dienen voor hun leeven; doch de Raaden worden door Burgemeesters en Schepens gekooren; en de Kiezers door den Stadhouder, uit een dubbel getal, door de overigen genomineerd. Te Zierikzee, gefchiedt de verkiezing van Burgemeesteren door Schepenen; doch de Schepens zeiven worden door den Stadhouder gekooren uit een dubbel getal, welk de vier en twintig Raaden, genomineerd hebben, 't Getal der Raaden wordt ook door den Stadhouder vol gemaakt uit een dubbel getal door de overigen genomineerd. Te Goes heeft de Stadhouder de verkiezing der jaarlykfche Magiftraat, zynde een Burgemeester en vier of vyf Schepens, uit eene Nominatie, die door den afgaanden Burgemeester, twee dooiden Raad gekooren Oudermannen, en de twee Rentmeesters der Stad gemaakt is. Te Thoolen kiest de Stadhouder ook Burgemeesters en Schepens uit een dubbel getal, door de Mallraat en Raaden genomineerd. Te Vlisfingen en te Veere, doet de Stadhouder, als Marquis, de verkiezing, zo van de aanblyvende n G 3 Raa-  ïoa VERHANDELING over : Raaden,' als van de jaarlykfche Magiftraat uit een genomineerd dubbel getal. De dienende Magiftraat moet altoos op de Nominatie ftaan, in en wordt dikwlls in dienst gehouden. In de Utrecht, Stad utrecht, en in de vier andere Steden dier Provincie, ftelt de Stadhouder, jaarlyks, Burgemeesters en Schepens, uit eene Nominatie van een dubbel getal, door de Raaden gemaakt. De Raaden zeiven worden, jaarlyks, door den Stadhouder, of in dienst" gehouden, of geheel of ten decle veranderd, zonder eenige Nominatie, en zonder iemants in Fries- wederzeggen. In de Steden van friesland', land, |lceft dc sta(-houcier au ook aiomme de Magiftraatsbefteiling uit eene gemaakte Nominatie, jn Over- In de Steden van ovhryksel, kiezen de Ge-, ysfel, mecntsluiden de jaarlykfche Magiftraaten; doch de Stadhouder heeft het regt van goed- of afkeuring; cn in 't laatfte geval, het regt om anderen in derzelver plaats te ftellen , zonder eenige Nominatie: en diergelyk regt is den cn in Gro. Stadhouder, in 'tjaar 1749, ook in groninp-pgen. gen opgedraagen. Uit'al het welke blykt, dat de Stadhouder, in alle de andere Provinciën, Zeeland zelf niet uitgcflootcn, grooter. gezag over de Magiftraatsbcfteliing heeft, dan in Holland, XIV. ; Dc Stadhouder begeeft, in alle de ProvinDe Stad- cien, zelfs in Holland, de meeste voornaame tS cn ampten, die de Staaten, of verTchei- dcRekenkamer dcrDomeinen in Holland plagde voor- ten te begeeven, fommigen uit een genorniPMtne neerd twee- of drietal, welk hem door de SteHSfKa. den of Kollegien voorgefteld wordt, en font, | nrigen zonder benoeming: onder welke eerften uic  't STADHOUDERSCHAP. 103 uitmunten de aanzienlykfte Dykgraaf- en Hoogheemraadfchappen. Ook hebben de Raad van Staate cn de Gecommitteerde Raaden van Holland den Stadhouder het regt tot begeevinge der amptcn, die ter hunner begeevinge plagteri te ftaan, vrywilliglyk, opgedraagen. Doch van dit alles byzondcrlyk te handelen, zou ons te verre vervoeren. Wy vergenoegen ons met 'er alleenlyk, met een enkel woord, melding van te maaken,om dat 'er de uitneemendheid van het gezag des Stadhouders klaarlyk uit blykt. Wy gaan over tot een ander gedeelte van den Stadhouderlyken pligt. §. IX. Magt om de geschillen te beslissfn. Uit het gene wy hier voor (bl. 43 en 45) j, over het gezag , welk aan de Stadhouders De StadWillem den III. en Willem den IV. opgedraa- hoWer gen geweest is, hebben aangemerkt, is reeds om gebleekcn, dat de Stadhouder het regt heeft de geom de gefchillen te beflisfen, die in de Pro- fchillen vincien Gelderland, Utrecht, Friesland, Over- £"cj^e ysf'cl en Stad cn Lande ontflaan, over zaaken, k^sf1^ die niet by meerderheid van Hemmen konnen in vyf worden afgedaan, en in geval de Hemmen ftee- Provin., ken; gelyk in Friesland, daar de Leden van cieu* den Staat vier, en in Stad en Lande, daar zy maar twee ftemmen uitbrengen, ligtelyk gebeuren kan: ook in Overysfel, daar op eene zeer byzondere wyze ten Landdage geftemd wordt. Doch niet in Gelderland cn Utrecht, daar de Leden drie ftemmen uitmaaken, cn G 4. daar, .  ïo4 VERHANDELING over daar, derhalve, alle zaaken konnen worden afgedaan, waar toe geene ecnpaarigheid vereisen! wordt; in welke laatften alleen, in deeze twee Provinciën, het regt des Stadhouders om de gefchillen te bcflisfen, te pas komen kan. En dit regt geeft den Stadhouder groot gezag in deeze vyf Provinciën, alwaar, door zyne uitfpraak , de gewigtigfte gefchillen , zelfs over zaaken van vrede, oorlogen belasTWn met ï"1^"' 20 dl'a de ftemmen niet eenpaarig zyn, £Hol- 5onnen worden a%daan. Doch in Holland, landen daar negentien, en in Zeeland, daar zeven Zeeland, ftemmen ter Staatsvergaderinge worden ingebragt, is den Stadhouder het regt van beflisfing der gefchillen niet doorgaans opgedraagen geweest, en tegenwoordig bezit hy 't niet in Ook te- deeze twee Provinciën. Ook heeft hy thans digTe"" S.CCn om dc gefchillen tusfchen de Proin de Ver- vmcien , die zeven ftemmen ter Generaliteit gadering uitbrengen, by beflisfinge af te doen, fchoon ttri?ne-c''rty/§eWeeSVS' Waarin dit reg^"de raai. Stadhouders opgedraagen was. De ver nderingen, die in dit opzigt zyn voorgevallen, zyn gewigtig genoeg, om 'er, hier ter plaatfe, wat byzonderer op lh'1 te ftaan. . WaPn^t ?£ Smten van Holknd cn Zeeland, in de hierom fft5 °Pkomst der Republyk, reeds bevroetrentdoor dende, hoe ligt de Leden hunner VergaderinUolland gen over punten van belang konden verfchil[an f'aan ^ ' f" h°C noodiS ' inzonderheid in dien Willem £?d' de fP°edige refolutien der Staatsvergadedenl. op nngen moesten gcagt worden; waren ook al gedraagen vroeg bedagt op bekwaame middelen om een geweest einde te maaken van alle gefchillen onder de Leden. Het eerfte middel, welk de Staaten van  't STADHOUDERSCHAP. 105 van Holland hier toe geraaden vonden in 't •werk te ftellen, by eene Refolutie van de maand September 1573, die in February i 574 bevestigd werdt, was: „ dat, zo de Leden, „ in gevallen waar in geen ovcrftemming plaats „ hadt, eikanderen niet konden verdraagen, „ 't gefchil Joude geflelt worden ter dscijie van ,, den Prince van Orangien met ten genen, „ die hy uit den Rade van HoUant diar toe „ by hem f al willen nemen'' (V). By de Unie tusfchen Holland en Zeeland van de jaaren 1575 en 1576, waar by Willem de I. geduurende den oorlog, tot Souverain enae Overhooft werdt aangefteld, werden alle oude gefchillen tusfchen de twee Provinciën en de Leden derzelven onderling gelaaten in den Staat, waarin dezelven waren; doch gefchillen, die van nieuws mogten opkomen, werden ghejlelt tot kennisje en beflichtinge van fyne Prhcelycke Excellentie alleen, naar wiens verclaringhe een yeghelyck van parthyen hem zou hebben te voeghen; doch alles by provi/te, ende Jonderprejudicie vanymandts gherechtigheyt, Privilegie ofte costume Qf). Op deeze wyze, bekwam Willem de I., by provifie, het regt van het beflisfen der gefchillen tusfchen twee Provinciën, en de Leden derzelven onderling. Doch toen, in 't jaar 1579, meer andere Provinciën, door de Unie. van Utrecht, aan eikanderen verbonden werden, eenigen van welke Provinciën byzondere Stadhouders hadden , fcheen het niet ge- voeg- (t) tiou I Deel, bl. 483. (*) Refol. der Staat, van Hbll. van 4 Juny 1575, bl. 359. en Groot Plakaatb. II Deel, col. 2126. G 5  106 VERHANDELING over voeglyk, dat de bcflisfing der gefchillen onder de Provinciën, alleen aan Willëm den I., die nu den naam van 's Konings Stadhouder over Holland Zeeland en Utrecht, wederom aangenomen hadt, verbleeven werdt. Men beraamde dan wederom eene andere orde op het bcfiisfen der gefchillen by de gemelde Unie. Doch zo duister en verfchiHende, dat zelfs de fchranderfte kenners van de natuur onzer Regeeringe geene kans hebben gezien om eene bekwaamc uitlegging te geeven, aan 't gene op dit Huk by de Unie is vastgefteld (V). Laat ons kortclyk zien wat van de zaake zy. m De Unie gewaagt, in 'vier byzondere ArtiWatop culen, van het byleggen ofbeflisfen der geditStuk, fchillen onder de Leden: in het eerfte, neby de gende, zestiende cn een en twinti fle. Art. I. ^amd worc^t vastgefteld „ dat de gefchillen, die werdt. ■>•> eenige van de Provinciën^ Leden ofte Si'e. „ den van de Unie, met cikanderen hebben , „ of naderhand krygen mogten , nopende „ haerlieder particuliere ende jpsdale Privi„ legien, vry heden, exemptien, regt en, fta„ tuten, offelyke en wel hergebragte costui,, men, ufantien, en andere haerlieder ge,, regtigheden, by or dinar is Justitie, Arbi„ ters of minnelyk accord, beflist fullen wer„ den." Ik zal niet onderneemen, de duisterheden in dit Art. op te helderen. Men kan 'er vraagen over doen, die ik niet weet op tc losfen, als, waar de ordinaris'Justitie was tus- (e) Vid. c. v. BYNXEKsnoEK Qu;e(r. JurisPubl. Libr. II. Cap, xxiv. p 364 &'fi: op het beflisfen der gefchillen , by de Unie £>e Staavan Utrecht, beraamd , geene plaats meerten Gene. hebben kon na 't vertrek of overlyden van ee- j^J^f nen of meer Stadhouderen, die 'er toen wa-andering ren. Ook begreepen 't de Staaten zo. Dui- in 't gene delyk bleek dit, terftond na de dood van Wil-daar by tab den L, in 't jaar 1584. De Staaten Ge- J****; neraal regtten toen, fchoon ook maar by provifie , eenen Raad van Regeeringe op , aan 'c hoofd van welken Graaf Maurits gefteld werdt: doch, in het IV. Art. der Infiructie voor deezen Raad, wordt het beflisfen der gefchillen, niet meer, gelyk by de Unie, verbleeven aan de Heeren Stadhouders. Dus luidt dat Art. Indien eenige nieuwe gefchillen ofte diffidentien tusfchen de Provintien mochten ry/en, die [ouden werden beflicht en terneder gelydby de neutrale Provintien , die de questie niet roert, ofte by haer Gedeputeerden (e). Doch men zou hier op mogelyk konnen zeggen, dat hier gezien werdt op zulke gefchillen, welker beflisfing in 't XVI. Art. der Unie ook aan de Provinciën gefteld was. Zie hier dan een nader bewys. In het XXVII. Art. van het Traétaat met de Koninginne van Engeland van den 10 Augustus des jaars 1585, werden de gefchillen tusfchen de Provinciën of Steden, die niet door de ordinaris Justitie konden worden afgedaan, gefteld aan de beflisfing van haare Majejleyt of aen den Gouverneur Generaal uyten naem van harent wegen met de Rade van State (ƒ). Doch deeze fchikking kon (O Z'e >«>» 11 Deel» bl- 457. <;/; Zie bor II Deel, bl. 644.  iio VERHANDELING over lion gcenc plaats meer hebben, na dat de Engelfche Gouverneur - Generaal, de Graaf van Leicester, afftand van de Regeering gedaan hadt, in 't jaar 1587. De Provinciën in't gemeen hebben, federt, den Stadhouderen nooit het regt over 't beflisfen der gefchillen opgedraagen. Willem de III. heeft het zig, in de jaaren 1674 en 1675, in Gelderland, Utrecht en Overysfel verkreegen, en Willem de IV., in de jaaren 1747, 1748 en 1749, in deeze drie en nog twee andere Provinciën, te weeten Friesland en Stad en Lande; doch Holland en Zeeland hebben dit regt hunnen Stadhouderen , na Willem den I., nimmer afgeftaan. Ook is het, door de Staaten Generaal, nimmer gefchied, dan by de Unie, daar 't egter maar voor een tyd, en met bepaalingen gefchied is; gelyk wy nu getoond hebben. V. Uit het verhandelde volgt, onzes oordeels, Twyfe- middagklaar, dat de Provincie van Zeeland,lingej ten tvde c*er handelinge over het twaalfjaarig 2taevanD'tBeftand' gantsch ten onregtebeweerde, „dat vastgeftel de Stadhouders, in 'tjaar 1608, nog regtde by de „ hadden om de gefchillen tusfchen de ProUnie.- ^ vinden te beflisfen volgens de Unie (g). " Zo de andere Provinciën 't ftuk ook zo begreepen hadden, zou het gefchil over 't fluiten van 't Beftand haast beflist geweest zyn naar den zin van Prinfe Maurits en Graave Willem Lodewyk, die toen Stadhouders waren, en tegen 't Beftand yverden. Ook zou 'er dan geene reden geweest zyn, om te raadpleegen op de opregtingvan eenen Raad van Regeeringe, waar- (f3 Negotiat. de Jeannin. Tom, III. p. 101. 105.  't STADHOUDERSCHAP, in \\ waarvan Prins Maurits het hoofd zyn, en f waaraan onder anderen het beflisfen der geil fchillen onder de Provinciën ftaan zou (h). 1 De uitlegging , die de Gedeputeerden van I Friesland, op de groote vergadering des jaars I 1651, wilden geeven aan't gene by de Unie J omtrent de beflisfing der gefchillen beraamd j was, werdt ook niet goedgekeurd "by de andere 1 Provinciën. De Friezen beweerden, dat de I woorden by provifie betekenden, dat de uitI Jpraak der Stadhouderen provi/Ioneele execuï He zoude obtineren; en dat de woorden nu ter I tydr vefende gebragt moesten worden, niet I tot het woord -Stadhouders, maar tot dewoorI den geünieerde Provinciën (O- Doch die 1 van Holland merkten hier op aan „ dat de I „ uitlegging, die FricsLnd gaf aan de woor1 „ den % provi/te, vierkant ftreedt met het I „ XVI. Art., waarin bepaald was, dat men | ', 7A9' tegen de uitfpraak der Stadhouderen 1 „ van geene middelen van regten zou mogen 1 „ bedienen; 't welk zou hebben moeten vry1 „ ftaan, zo deeze uitfpraak flegts moest beI ■>■> grecpen worden als provifïoneel; dat ook „ de woorden nu ter tydt wefende, niet tot I „ geünieerds Provinciën gebragt konden wor] „ den, om dat daar door de Stadhouders der „ Provinciën, die zig naderhand in de unie „ begeeven zouden, van het regt tot de be„ flisfmge der gefchillen zouden uitgeflooten worden ; 't welk men niet kon agten de 9 meening der Bondgenooten geweest te „ zyn (h) Ncgitiat. de Jeannin. Tom. I. p. ö3Cij Zie aitzema Herli. LLeuvv, bl. 160, lól.  ris VERHiVNDELING over „ zyn (F)." Waar by men nog voegen kan, dar. de Stadhouders Jan van Nasfau en George van Lalaing, en de Provinciën, die de Unie geilootcn hadden, en dus ook Friesland, den 13 July des jaars 1579, eene nadere overeenkomst beraamd hebben, waar by onder anderen vast gefteld is ,, dat de questien over „ het invorderen der geconfenteerde Lasten „ by provifie ftaan zou ter decifie van deHee„ ren Stadhouders van de Provinciën nu ter „ tydt zynde, in der forme als van andere „ differenten, die tusfchen defe Provinciën „ fullen mogen vallen , by nadere Unie ge„ ftydt is waar door de betekenis, welke die van Holland, in 't jaar 1651, aan de woorden der Unie gaven, klaarlyk bevestigd wordt. Vi, Maar indien , gelyk wy nu getoond hebRaad- ben, de Stadhouder tegenwoordig niet gepleegin- magtigd is om de gefchillen, die alle de Progen op vinc.;cri mCc clkandcren hebben, of die tusfchen meen Holland en Zeeland, of tusfchen de Leden middel dcezer twee Provinciën onderling voorvallen, tot befiis- te beflisfen; wat middel is 'er dan, in de Re^efchil^ publyk, kan men vraagen, om deeze gefchillen. len eindclyk afgedaan te krygen ? En op deeze vraage dient, dat alle de Provinciën, en Holland cn Zeeland in 't byzonder, omtrent zulk een middel, tot hier toe, nog niet hebben konnen overeenkomen. In 'tjaar 1651 werdt 'er vergeefs over gehandeld. Holland kwam toen zo ver, dat het de gefchillen onder f*) Zie attzkma Herft. Leeuw, bl. asf, 227. (/; Zie Refol. va» Confider. bl. 672.  't STADHOUDERSCHAP. 113 der de Provinciën, 't ftuk der Confenten alleenlyk uitgezonderd, wilde verblyven aan gekooren Arbiters, waaronder ook de Stadhouders zyn zouden. Doch de meeste Provinciën bewilligden niet in de uitzondering, van welke Holland egter niet wilde afgaan (???) voor het jaar 1663, en toen nog maar voor zes jaaren (»): welke bepaaling van tyd den anderen Provinciën niet fcheen te behaagen, waarom 'er ook toen niets beflooten werdt. In de jaaren 1716,1717 en 172-1, is over dit ftuk op nieuws gehandeld, zonder dat de Provinciën eikanderen hebben konnen verftaan (0). En federt is my niet bekend, dat 'er iets over vastgefteld is. De gefchillen tusfchen alle de Provinciën, VII. tusfchen Holland en Zeeland in 't byzon- ^j^™!,^ der, en tusfchen de Leden deezer twee Pro- toetegen. vincien onderling, voor zo ver zy niet by meer- woordig derheid van ftemmen konnen worden afgedaan, konnen konnen, derhalve, tegenwoordig niet beflist^™'kc worden, dan door middelen, waarin partyen, in de gevallen zei ven, onderling overeenkomen. Zy konnen Arbiters kiezen, en belooven, zig naar derzelver uitfpraak te voegen. Zy konnen ook, gelyk dikwils gebeurt, en nog onlangs door Holland cn Zeeland gedaan is, hunne gefchillen verblyven aan de uitfpraak des Stadhouders. Zy konnen ook andere middelen uitvinden, tot vereffening der onderlinge gefchillen. De Prefident van bynkershoek heeft, (m) Zie XrrzEMA Hertt. Leeuw, b'. S$l, 534 en 5SÖ(n) Refol. van Confid. bl. 6C9 enz. (0) c. v. bynkershoek. Qaxft. Juris Publ. Libr. II. Cap. XXIV. p. 371. II  ii4 VERHANDELING over heeft, voor eenige jaaren, in eenen tyd toen de meeste Provinciën geenen Stadhouder hadden, ernftelyk beweerd, dat de Provinciën omtrent een bepaald middel tot beflisfinge der gefchillen behoorden overeen te komen; zig onder anderen uitdrukkende in deezer voege: „ weg met Stadhouders, zo de Republyk zon„ der Stadhouders behouden blyven kan; maar „ dat toch, op dat zy behouden blyvc, eens „ allen den Bondgenooten eene nieuwe wyze „ van 't byleggen der gefchillen behaage, „ waar door de magt of het gezag der Stad„ houderen vervuld moge worden. Zo gy „ meent, dat dit eerder te hoopen dan te wag„ ten is; ik meen, dat 'er.niet altoos eens „ Uodkeidin 't /pel komen zal, om deRcpu„ blyk te behouden (i). " Doch de Provinciën fchroomen, misfehien, eene vaste wyze van 't beflisfen der gefchillen, te bcpaalen, om dat een middel, dat op den eenen tyd, en in het eene geval, goed en heilzaam zyn zou, op eenen anderen tyd en in andere omftandigheden, ten hoogden fchadelyk zou konnen bevonden worden. • 1 &• X. (i) Apage Gubernatorcs, fi absque its Respublica falva esfe posfit, fed, iit pvsfit, femel omnibus Foederat is place at nova concilinndi formula, qua pot e/iatem, auctoritatemve Gubernatorum fuppleaf.fi rit pat es, hanc magis fperandam, quam expectandam, esfc . ego putem , non femper adfuturum ©zovh.'TTO'? lAYiyxvng qui Rempublicam fervet incolumer.i. Quaift. Juns Publ. Libr. IJ. Cap. XXIV. p. 372.  *f STADHOUDERSCHAP. u5 §. X. Van de Waardigheid van kapitein-generaal. Tot hier toe gehandeld hebbende van de j byzondere pligten des Stadhouderfchaps, zo Onder, ver ze uit de Commisfien der Stadhouders op icheid te maaken zyn, gaan wy nu over tot de waar- tusfchen digheid van kapitein - generaal, die door- %S gaans, gelyk tegenwoordig, in tweederlei op- van Kapizigt, door den Stadhouder van Holland, be «in Ge- ' kleed wordt. Hy is Kapitein-Genera al 'over nmf ee* de Krygsmagt te Lands van elke byzondere "ondêrc Provincie, waarvan hy Stadhouder is'; en hy Pro vinis ook Kapitein - Generaal over de vereenigde c'c» cu Krygsmagt te Lande van alle de Provinciën, fl yan t zy te velde of in de guamizoenen. In de cênenS eerstgemelde hoedanigheid, heeft hy commis- van den fie van de Staaten der byzondere Provinciën, gantfchea en voert bevel over het Krygsvolk, dat in ie- Staac° der Provincie legt, of door ieder Provincie betaald wordt; en in de laatstgemelde hoedanigheid , heeft hy commisfie van de Staaten Generaal, en voert bevel over 't Krygsvolk, dat zig buiten de ftemmcnde Provinciën en het Landfchap Drenthe, te velde of in de guarnizoenen , onthoudt. Wy zullen van ieder deezer waardigheden eenigszins onderfcheiden handelen. Wy beginnen met die van Kapitein-Gene- u raai van Holland, die met die van Kapitein- oor-" Generaal der andere Provinciën overeenkomt, fprong' Voor de verandering der Regeeringe ten tyde der r,":J' Van Filips den II., werden de Ampcen van Stadhouder cn Kapitein-Generaal van Holland, houdert H a- door  n6 VERHANDELING OVER totKapi- door twec byzondere Perfoonen bekleed. Men tein-Ge- vindt, dat de Heer van Ca/ira, ten tyde van neraal ee- Keizer Karei den V., Kapitein van Holland, Andere °f H°°fi der typte*!3™' gcJyk hy ook geProvin- noemd werdt, geweest is, tcrwyl de Graaf cie. van Hwgftraaten Stadhouder was (p). 't Schynt dat Keizer Karei niet goedvondt, zo groot een gezag over de burgerlyke Regeering en over 't Krygsvolk in de zelfde handen te vertrouwen. Doch Maximiliaan van Boutgondie, Heer van Beveren en Veere, die Admiraal-Generaal was, werdt, in 't jaar 1546, ook Stadhouder van Holland (jf). Filips de II. ftelde, in 'tjaar 1559, Willem, Prins van Oranje, alleen tot Stadhouder aan, niet, zo ver my bekend is, tot Kapitein-Generaal (V). Ook fcheen dit niet te pas te komen, alzo de byzondere Provinciën geene troupen op de been hadden. De waardigheid van AdmiraalGeneraal werdt toen bekleed door den Graave van Hoorne, die Stadhouder van Doornik, cn het Doornikfche, een binnenlandfche Provincie, was. Willem de I. heeft egter, naderhand , den titel van Kapitein - Generaal aangenomen ( s ); fchoon my niet gebleeken is, dat hem dezelve door den Koning of dooide Staaten, opgedraagen is geweest. De Stadhouder voerde dien dan reeds, toen de Staaten van Holland dcnzelvcn, in 'tjaar 1585, aan Prinfe Maurits opdroegen, gelyk zy, federt, aan de volgende Stadhouders altoos gedaan heb- fjö Zie Vaderl. Hift. IV Deel, bl. 435 , 455, 485, 487. (q) Repert. der Plakaat. bl- 56. CO ld. bl. o+. {tj Zie, onder anderen, Handv, van Amft. bl. 77.  't STADHOUDERSCHAP. 117 hebben. 'tWas, ten tyde van den Graave van Leicester, toen Maurits Stadhouder werdt, hoog noodig, dat hem bewind gegeven werdt over 't Krygsvolk. En men kon den Stadhouderen, die hem opvolgden, niet gevoe«-lyk minder gezags opdraagen dan hy gehad hadt. Ook hebben zy zig, in veele gelegenheden, van het hoog bewind over 's Lands Krygsmagt, loffelyk, 'en tot groot nut van de Landen, weeten te bedienen. De Commisfie des Stadhouders van Hol- m. land fpreekt, met opzigt op de hoedanigheid De K'apivan Kapitein-Generaal, zeer algemeen Hem tcin Ge" wordt gelast, de zaaken van oorloge te bclei- Sld" den by goeddunken der Staaten en met advis moet het van derzelver Gecommitteerde Raaden , in aoeddun. Conformiteit van derzelver Infituclie: en by- kèn der zonderlyk , te doen houden goede opzigt en wagte in de Steden en flerhten der Provincie, en het ad. te water en te Lande. Nogtans blykt, uit vis der deeze algemeene woorden zeiven, dat de Ka- Gecompitein-Gcncraal aan het goeddunken der Staa- fi? ten, zo ver het hem by wettige Refolutiebe- inneekend gemaakt wordt, verbonden is. Van ge- me«lyken is hy verpïigt, het advis in te neemen van de Gecommitteerde Pvaaden, in zaaken van oorloge; zo ver dezelven, by Inftrudie of nadere Refolutien, aan het bewind van dit Kollegie gefield zyn. De Gecommitteerde Raaden hebben, onder anderen, opzigt op's Lands Magazynen van oorlog. De KapiteinGeneraal vervoegt zig hierom aan hun, wanneer hy eenige oorlogsbehoeften noodig heeft. Ook bedient hy zig van hunnen raad cn hulp, ih geval van verfterking der GrensH 3 of  It8 VERHANDELING over of andere Plaatfen in de Provincie, Doch mz naa. het voornaamfte, waarin de Kapitein-Genepe in bet raai verpïigt is het goeddunken der Staaten te ftui? der agtervolgen, en het advis van derzelver Ge;^t..iten. pojrimftteérde Raaden in te neemen, is de oefening van de magt over de Patenten of opene Bevelbrieven aan de Officieren en het volk van oorloge, waar by hetzelve uit eene Provincie of Stad getrokken, of in eene Provincie of Stad gebragt wordt, 't zy om aldaar guarnizoen te houden, ofblootelyk door te trekken. De byzondere Staaten zyn, van den tyd af dat de Republyk eene gefchikte gedaante heeft begonnen te krygen, dat is, van den tyd van Leicester af, zeer zorgvuldig geweest om de magt over de Patenten en over'tKrygsvolk , welk in hunne Provinciën lag of ter hunner bctaalingc ftondt, niet zo volkomenlyk af te ftaan, ofzy hebben hunne KapiteinsGeneraal willen verpligten, om in 't bewind over 'r. volk van oorloge, welk zy betaalden, of welk in hunne Provincie lag, cn vooral in 't verlcencn van patenten, hun goeddunken in te neemen en te volgen. Men begreep ligtelyk, dat, zo de Kapitein-Generaal volkomen magt hadt om het Krygsvolk te verleggen naar zyn welgevallen, het aan hem ftondt de Provinciën of Steden van Krygsvolk te ontblooten , of met Krygsvolk te bezwaaren of te dwingen, waar voor men, ten tyde van Leicester inzonderheid, bekommerd was. Eene zaak, die den Staaten altoos zo zeer ter harte heeft gegaan als de magt over de Patenten, verdient dan wel, dat wy 'er hier nog een lyeinig byzondcrer op ftilftaan» Wil- i  't STADHOUDERSCHAP. 119 Willem de I. hadt, fchoon hem de naam iv. van IL'Mtciti-Getteraal niet gegeven werdt, Wat magt in de jaaren 1575 en 1576, magt gekreegen de" Kapiom op alle krygsfdccken te dtsponeeren na r {jÈneraal Jyy gosdduncken ofte met advvs van zulken, der bvdie hy daar toe gebruiken wilde. Zelfs mogt zondere hy 't Krygsvolk, in elcktn quurtiere , Jleae p^vm~ ofte vlecht, veraeelen, logeer en, f chicken en- ^ paten. de ordonneren, /onder eetiigh advys ofte be- ten opgeH'iilinge van de Staaten, Magiftraaten van de draagen fteden ofte yemont anders daar to te verwach-7^' ten (f). De magt over de Patenten, die Prins Willem hier by bekwam, was inderdaad groot, en de hagchelykheid des oorlogs maakte die eenigszins noodzaakelyk. Men moet egter niet waanen, dat de Staaten van Holland zig zeiven hier mede ontdaan hadden van de magt om zeiven Patenten te mogen verleenen. 't Ontbreekt niet aan veele voorbeelden van de jaaren 1579, 1580 en 1581, en derhalve nog by 't Leeven van Prinfe Willem, waar uit blykt, dat zy het Krygsvolk, ter hunner betaalinge ftaande , van hunne Provincie in eene andere, of van de eene Stad in de andere , hebben verlegd , dikwils zonder Prinfe Willem te kennen, en fomtyds ook door zyne Excellentie en de Staaten .■> Refol, van HoU. 6 i'ebi. 1587. By gbotius als boven bl. 120.  't STADHOUDERSCHAP, iai piteincn-Generaal, by hunne Commisfien , bepaald aan het goeddunken der Staaten en aan het advys van derzelver Gecommitteerde Raaden; waaruit volgt, dat zy, in 't Huk deiPatenten , ook gelyk goeddunken en advys behoorden te agtervolgen en in te neemen. Willem de LIL heeft geene Commisfie als Kapitein-Generaal van Holland gehad, voor hy Stadhouder van die Provincie werdt: en, in zyne Commisfie , vindt men dezelfde bcpaalingcn; die ook in de Commisfie van zynen opvolger gefield zyn. Wy zullen tcrflond zien wat de Kapitein-Generaal eener byzondere Provincie nog meer te v-errigten heeft, na dat wy eerst van de magt van den Kapitein-Generaal over de gantfche Krygsmagt van den vcreenigden Staat, in 't geeven der Patenten, zullen gehandeld hebben. De Vereenigde Provinciën hebben gecnen V. Kapitein-Generaal over hunne gantfche Krygs- Wat magt magt gehad, voor den Graave van Leicester, t*\nlr^~ die, in 'tjaar 1585, by Commisfie van dè Generaal Staaten Generaal, met deeze waardigheid be-der ve ee. kleed- werdt (yj. Willem de L zelf, hpeggdé groot een gezag, in zaaken van oorlog, hem mZfyan door Holland en Zeeland opgedraagen. was , den Staat is nooit Kapitein-Generaal geweest over de over de gantfche Krygsmagt van den Vereen igden Pa^tea Staat. De magt over de Patenten in 't by- hebben, zonder was, by de Unie, opgedraagen aan de Staaten Generaal, by advys van éven Stadhouder der Provincie, daar 't guarnvzoen gelegd zou worden, gelyk wy boven (bl. 119) za- (jr) Zie BOR II Deel, bl. riSs enz. H 5  122 VERHANDELING over zagen. Prins Maurits is alleenlyk KapiteinGeneraal van eenige byzondere Provinciën gêiweest: en heeft nooit'Commisfie van de .'''aaien-Generaal gehad, als Kapitein Generaal der gantfche Krygsmagt van den Staat; zelfs niet na 't vertrek van Leicester. Men heeft nog eenen brief van Prinfe Maurits, van den 12 May 1591 , waar by blykt, dat hy den Kapitein-Generaal van Friesland, Graaf Willem Lodewyk van Nasfau, heeft aangemerkt als gelyk gezag met hem hebbende over 't volk van oorloge (2). Leicester zelf, die tot Kapitein Generaal van alle de Provinciën werdt aangeficld, en onder wien de byzondere Gouverneurs flronden, moet egter niet begreepen worden vollcrekte magt gehad te hebben over de Patenten. De Staaten-Generaal hadden, in 't Accoordmet hem gemaakt, bedongen „ datdeRegten, Vryheden, Praj„ mincnticn,. Privilegiën, tractaaten,con„ tracten, enz. onverminderd zouden blyP, ven" (a): en dcrhalven ook het Traclaat of ContracJ van de Unie , waar by de magt over de Patenten gefteld was aan de StaatenGcneraal, by raade der byzondere Stadhouderen van de Provinciën, daar 't Krygsvolk gelegd werdt. Fredrik Henrik werdt, na Leicester, de eerfic Kapitein Generaal over de Krygsmagt der Vereenigde Provinciën;-doch de Provinciën van Friesland en Stad cn Lande, van welken hy geen Stadhouder was(i), re- (z) Zie dien in de Refol. van Confid. bl. 367. (o) Zie Boa II Deel, bl.. 687. CO Vau Stad en Lande en Drenthe werdt hy't, in 't jaar 1640. Zie aitzema II Deel, bl. 706 enz.  't STADHOUDERSCHAP. 123 referveerden zig het regt over hun byzonder Krygsvolk, welk hunnen byzonderen Stadhouder en Kapitein-Generaal toekwam (■'). Willem de II. is Fredrik Henrik, in dezelfde hoedanigheid , opgevolgd. Beide hebbenze magt over de Patenten gehad; van welken zy zig egter, in de meeste byzondere Provinciën, niet dan met goeddunken of advys der Staaten of Gecommitteerde Raaden, en Gedeputeerde Staaten, bedienen mogten. Doch na de dood van Willem den II. neig- Vr# den de Staaten van Holland zeer om de waar- De Staa; digheid van Kapitein-Generaal van 's Lands ten van gehee.'e Krygsmagt nimmer aan iemant voor p^."1^ 't leeven, maar alleenlyk, by 't ontftaan van ci'en uei. eenen Oorlog te Lande, voorecnen enkelen u-en, na veldtogt, op te draagen. De Raadpen'fiona- de dood ris Cats deedt, reeds op de groote Vergadc- j^WJj" ring des jaars 1651, eenige opening van dee- IL > om ze neiging (r); die langs hoe fterker werdt geen in Holland, onaangezien 'er, van den kant Stadhouvan Zeeland, gewigtige redenen werden by- f-^pireingebragt, om het ^piedh-Gertèraalfthap^ Generaal voor het leeven , te bcgeeven (V). Zelfs aan te befloot men, eerstin Holland, cn naderhand ftellen» ook in Gelderland , Utrecht en Overysfel, het Kapitein - Generaalfchap nimmer op te draagen aan eenen Stadhouder van eene of meer Provinciën (V); Willem de III. was nog geen Stadhouder, toen hy, in February des jaars 1672 , tot Kapitein-Generaal voor ee- (b) Zie Refol. van Conficl. bl. 323» 3=4' (f) Zie zvne Redüv. in aitzema Herft. Leeuw, bl. 132. GO Zie Vaderl. Hift. XIII Deel, bl. 193. (j) ld. ibid. bl. 288 enz.-429.  ia4 VERHANDELING OVER eenen enkelen Veldtogt werdt aangefteld (ƒ); doch 't leedt niet langer dan tot in 't begin van July deszelfden jaars, toen hem deeze waardigheid werdt opgedraagen, op gelyken voet, als dezelve door zyne voorzaaten bekleed geweest was. V]!. Maar over 't ftuk der Patenten hadden de Zy veran- Staaten-Generaal andere inzigtcn gekreegen. J[ew'ilnaPe, Kapitein-Generaal, Willem de II., hadt, lemdè in 'r 3aar l65° ■> op heimclyk uitgezondene III.,Ka- Patenten, Krygsvolk doen trekken uit Gelpitcin derland , door de Provincie van Utrecht , "cworde-i naar Holland' zonder kennis te geeven aan de wM,°ope't Staatcn of derzeiver Gecommitteerden, met ftuk'der oogmerk om dit Krygsvolk , by verrasfing , Patenten, te werpen .in Amfterdam, aldaar eenigen uit van iüzig-de Regeering te zetten, en de Stad tot bewilliging in 't aanhouden van zeker getal van manfehap te verpligten. De Staaten van Holland noemden dit bedryf een Attentaat op de Vryheidf Hoogheid en Souverainiteit der Provincie , direttelyk prydende jegens alle vetten . Rechten ende Privilegiën der zelve (.?)• ^y, en de Staaten der andere Provinciën, beraamden eenen nieuwen voet op 't ver!eenen der Patenten (h): en toen Willem de UI., in February des jaars 1672, totKa, pitein-Gcneraal voor eenen enkelen Veldtogt werdt aangefteld, werdt hem op aen eed verboden , fich eenighfints aan te matigen het geven van Patenten aan 't volk van oorloge C/) Zie Va.lerl. Hift. XIII Deel, bl. 486. C g ) Zie Waaracln. cn Noodig Bericht, in den Hcrft. Leeuw, bl. 504. s (Jij Zie Hcrft. Leeuw, bl. 387 enz.  't STADHOUDERSCHAP. 125 ge (ij. In July daarna, kwam hierin egter verandering. Doch fchoon de Staaten Generaal hem toen de vrye magt over de Patenten opdroegen , op gelyken voet als dezelve door zyne voorzaaten geoefend geweest was, gefchiedde zulks egter alleen tot kennelyck weder[eggen toe (kj. En op deezen zelfden voet, en met dezelfde bepaaling, is de magt over de Patenten ook aan den jongst overleeden Kapitein-Generaal, Prinfe Willem Karei Henrik Frifo, opgedraagen geweest. 't Is mogelyk niet zeer klaar, of de Kapi- VIII. tein-Gcneraal, eenig Krygsvolk trekkende uit,0/ ?eKa* of brengende in eene Hemmende Provincie , Getferaal moet begreepen worden daar in te handelen van den als Kapitein-Generaal over de Krygsmagt van gantfchen den gantfchen Staat, of als Kapitein-Generaals.ta"' ee' dier byzondere Provincie; en 't istegenwoor-"Ifij^ieu" dig, nu de Kapitein - Generaal van den gant- dendein fchen Staat ook Kapitein - Generaal van alle °f uit ee. byzondere Provinciën is, minder noodig danne rtettl" voorheen , dat zulks naauwkeuriglyk onder- p^in. fcheiden worde. Doch toen de Kapitein-cie, zulks Generaal van den gantfchen Staat, geen Ka- d°e in de pitcin-Gcncraal van al de byzondere Provin-g,>u'^? ciert was, is dikwils beweerd, dat, in de by- jjeid "of" zondere Provinciën, de Kapiteins-Generaal als Kapidier Provinciën eigenlyk het Krygsvolk-, intein-Gaof uit dezelven moesten doen brengen. OokJ|Faal komt dit best overeen met de Hoogheid der £2^2 Staaten van elke Provincie, die altoos de op-Provinperfte magt over 't volk van oorloge ter hun-tiener <0 Zie Groot Phkaatb. iii Deel, bl. nj. ik) ld. ibid. bl. lat.  it6 VERHANDELING over ner betaalinge ftaande, of binnen hun territoir leggende, aan zig gehouden hebben, en hierom niet hebben konnen gedoogen dat een Kapitein Generaal, die niet in hunnen byzonderen eed % maar in den eed der Generaliteit was, gebied over het zelve voerde. Friesland en Stad en Lande, die gemeenlyk eenen anderen Kapitein Generaal plagten te hebben dan dien der Generaliteit, zyn altoos byzonder zorgvuldig geweest, in zig te handhaaven by de gewoonte, om geen Krygsvolk te laaten uittrekken of te ontvangen dan met kennisfe van hunnen Kapitein Generaal, die egter ook de Staaten of derzelver Gedeputeerden kennen moest (/). Ook hebben de byzondere Staaten, van vroeg af, zorg gedraagen, dat zy zeker getal van Krygsvolk onder hunnen byzonderen Kapitein-Generaal uit hunne eigene inkomften betaalden, te gelyk, zo veel doenlyk ware, lettende, dat geen ander Krygsvolk in hunne Provinciën werdt gelegd, dan 't gene door hen betaald werdt: door welk middel, de Officieren en Soldaaten, gewoon zeer te zien op hunne betaalsheeren, te naamver aan de Staaten, die hun betaalden, en op welker territoir zy gebruikt werden ,■ verbonden waren Cm). IX. Men voege hier nunogby, dat het Volk Wat, by van Oorloge, ook door zynen eed, verbonhet in- of den is aan de Provinciën en Steden waarin het keiiTan" gelcgd wordt. Die eed is, fomtyds, veran- de- (0 Zie Holl. flffere. van 1677, bl 911 — 154. vr.n 1679, bl. 1 — 13 verg. grotius Verstuw. XI. Cap. bl. 123, 1:4, («O Zie ckotius VerantW. XI. Cap. bl. 119.  't STADHOUDERSCHAP. 127 . i dering onderworpen; en wanneer de meeste Krygs- I Provinciën geenen Kapitein-Generaal hadden, volk, in II anders ge Held geweest (n j, dan wanneer zy de Pf°allen, en de Staaten Generaal zeiven, eenen vjn^tien tl Kapt:cin-Generaal hadden aangefteld. Dochfjeeft. I ten tyde van Willem den III,, werdt dezelve gefteld, zo als hy nog tegenwoordig gedaan 1 wordt. Het Krygsvolk zweert getrouwheid aan de Staaten Generaal. aan de Staaten der 1 Provinciën, waarin het gebruikt wordt, en aan de Regenten der Steden, waarin het in guarnizoen wordt gelegd, en belooft aan de Generaale en byzondere Staaten,onder 't bevel van den Kapitein•Generaal, dienst en gehoorzaamheid 'xoj. By het intrekken in, of den doortogt door, de byzondere Provinciën, is genoegzaam alomme in : gebruik, dat het Patent, door den KapiteinGeneraal , of van zynent wege getekend, ver- ) toond wordt aan de Staaten, zo dezelven vergaderd zyn, of aan derzelver Gedeputeerden , of Gecommitteerde Raaden, welken reeds ■ vooraf kennis gegeven is, dat zy Krygsvolk te wagten hebben. Op dit Patent wordt at- , tache verleend, door of van wege de Staaten: , waarna de manfehap, op het inkomen, den , eed aan de Staaten der Provincie gemeenlyk in handen van den Prefident der Gecommit- ; teerde Raaden of Gedeputeerde Staaten, aflegt De Steden, immers die van Holland, t plagten ook geen Krygsvolk in te neemen, dan na dat de Overften, vooraf, hun Patent in orde aan de Magiftraat vertoond, en by eede be- (a) Zie Grnnt Piaknaib. If Peel, col, üfii— 271. grotius Vcrantw. XI Cap. bl. 124. aitzema Herft. Leeuw, bl. 3&3, 398, 399- ^0) Zie Groot Plakaatb. Hl Deel, bl. 205.  123 VERHANDELING over beloofd hadden , dezelve getrouw te zuilen zyn. Doch zulk een byzondere eed, die toch in den algemecnen en Provinciaalen eed opgeflootcn is, wordt tegenwoordig zelden of nooit Byzonder gedaan. Maar te Amfterdam, daar een vast voorregt guarnizocn van vier honderd man lest, moeflerdara, ten' volge»s eene conventie van den jaare omtrent 1588, de Kapiteinen, die Burgers der Stad het Guar- moeten zyn, door Burgemeesteren benoemd d mraI"worden' cn van den Kapitein-Generaal commisfie krygen, nevens de mindere Officiers en Soldaaten, den Lande van Holland en de Stad Amfterdam getrouwheid zweeren, en Burgemeesteren en Regeerdercn gehoorzaamheid belooven. Ook heeft deeze Stad uitdrukkelyk bedongen, dat het guarnizoen aldaar niet mag vermeerderd worden, dan by hoogen nood, en dat men aldaar geen doortogt van Krygsvolk zal behoeven te gedoogen, dan by believen van de Magiftraat fj>). Om 't gene wy van de magt des Kapiteins-Generaal over de Patenten hebben aangemerkt, tebefluiten; hy is gehouden, vooral in 't verleggen van 't Krygsvolk in de Hemmende Provinciën, het goeddunken der Staaten te volgen, en het advys der Gecommitteerde Raaden of Gedeputeerde Staaten in te neemen: en 't Krygsvolk , in eene byzondere Provincie leggende, is verpïigt, in zaaken die Provincie betreffende, de Staaten derzelven te gehoorzaamen. X. De Kapitein-Generaal is, wyders, volgens ■oeifof ZyilC commisfie > verpïigt, goede opzigt en '0L'9 0 wagt te doen houden in ae Steden en Sterkten; in O) Zie Ifodv. van Amft. bl. 143, 146, 147.  V STADHOUDERSCHAP. 129 ■ in gevolge van welke verpligting, hy dezelven de Kavoorziet van denoodigc bezetting, by goed-piteindunken der Staaten. Men moet egter deeze woorden der Commisfie niet pasfen dan opgezag het Volk van Oorloge, en geenszins op dehebbe Burgervendelen der Steden in 't gemeen, die over de in fommige Steden, wel door Prinfe Willem «ergerden I. opgeregt zyn, in de plaatfe der oude pagnien Schutteryen ; doch over welken, de Kapitei-in deSte. nen Generaal, federt, geen byzonder gezag den. geoefend hebben, behalven in tyden van beroerte , gelyk in de jaaren 1672 en 1748; wanneer zy de Officieren der Burger-Kompagnien, in verfcheiden Steden, op eene buitengewoone wyze , hebben veranderd; In eenige Steden, gelyk te Hoorn, kiest de Kapitein-Generaal of Stadhouder, ook tegenwoordig nog, Kapiteinen der Schutterye ; doch in de meesten, verkiezen de BurgerKrygsraaden, met meerder of minder voorkennis van Burgemeesteren of van hetGeregt, hunne Officieren, zonder den Kapitein-Generaal te kennen. Te Amfterdam, daar, in 'tVerkeerjaar 1748 , de grootfle verandering in deBur-^ bevatger Officieren gemaakt was,door eenen ^O^»'t (luk van Krygsraad, beftaande, volgens de ordre vandenvryen zyne'Hoogheid, uit Kapiteins, Lieutenants Krygsen Vendrigs, die aan hunne Kompagnien aan-^j^* genaam waren; welker keuze, naderhand,dam> door den Prinfe bekragtigd werdt; zyn veele Schutters en Officiers lang in den waan geweest , dat de Krygsraad, voortaan, in dien zin, vry behoorde te zyn, 1. dat hetGeregt of Burgemeesteren, in 't byzonder geheel geen bewind I over  ï3o VERHANDELING over over denzelven behoorden te hebben: en 2. dat de Leden van den Krygsraad, of de Hoofdofficieren der Burgerye, noch Regenten, noch nabeftaanden van Regenten, noch Ministers der Regeeringe behoorden te zyn. Waar by, ten 3., fommigen nog hebben gedreeven, dat de Stadhouder ofKapitein-Generaal Hoofd van den Krygsraad was, of behoorde te zyn. Doch van dit alles is niet een enkel woord te vinden , in de twee Publicatien op dit ftuk, den 10 en 15 September des gemelden jaars, door zyne Hoogheid, te Amfterdam, gedaan. Uit de laatfte blykt zelfs: 1. Dat zyne Hoogheid het gezag, welk Hy toen, in het aanilellen der Burger-Officieren, geoefend heeft, maar voor éénmaal, dat is, voor die rem, heeft willen aanneemen. 2. Dat hy wel uitdrukkelyk begeerd heeft, dat de Krygsraad, voortaan , nimmer dan met voorkennisfe van Burgemeesteren zou byeen komen, en 3. dat de Krygsraad de openvallende Hoofd - Officiersplaatfen vervullen zou, in conformiteit der Privilegiën, oude Conflitutien, Reglementen en herkomens, die zy, by haare opregting, genoegzaam zo oud als de Republyk, verkreegen hadt, en die zyne Hoogheid verklaarde, niet te willen kwetfen. Maar die oude herkomens, Reglementen en Conflitutien vorderen, ofveroorlooven ten minften, dat Regenten Hoofd-Officieren der Schutterye zyn. Onder de eerfte Hoofd-Officieren, die, op last van Prinfe Willem den I., in 't jaar 1580, werden aangefteld, waren Oud - Burgemeesters, Schepens, Raaden en nabeftaanden van Re-  't STADHOUDERSCHAP. i3I Regenten De Schutters zweeren nog, gelyk van ouds, dat zy volgen zullen, waar hunne Kapiteins ofte eenige uit den Rade hun voortrekken: 't welk klaarlyk toont, dat het oogmerk nooit geweest is, de Regenten uit té fluiten van 't bevel over de Schutterye. Ook hen ik onderregt, dat de verkeerde en ongegronde begrippen, die veelen zig van dit ftuk gevormd hebben, by de meesten, reeds beginnen te verdwynen. Doch fchoon de Kapitein-Generaal, in de XL meeste Steden, geen gezag heeft over de Bur- Groot ger-Kompap:nien: zyn gezag is zo veel sïoo-geZa? ter over het Krygsvolk van den Staat. Alle KapiteinOfficieren en Soldaaten zyn hem, in deeze Generaal zyne qualiteit, gehoorzaamheid fchuldig. Hyover't geeft alle,de ordonnantiën en bevelen uit, die Xoll[ vafl den Krygsdienst betreffen. - Hy magtigt den °X °S^' Lloogen Krygsraad der Vereenigde Nederlanden, en kiest de Leden van denzelven. Hy begeeft alle deKrygs-ampten$ van Vendrigaf", tot Kolonel ingeflooten. De hoogfte Posten van Vcldmaarfchalk-Generaal,Licutenant-Generaaï én Generaal-Majoor, worden begeven door de Staaten Generaal, die egter* gewoonlyk, veel agt Haan, op zulken.» die hun door den KapiteinGeneraal gerecommandeerd worden. De Gouverneurs, Commandeurs of Majoors der fterke Plaatfen worden, door den Kapitein -Generaal, verkooren, doch ontvangen hunne commisfie van de Staaten Generaal. Willem de L hadt, in de jaaren 1575 en 1576, het règt (q) Zie de oude Ordonn. gedr. 1747. en in de Uandv. vurs AmU, gedr. 1639. f°- 24°. I a. ...  lgti VERHANDELING over bekomen, om alle de Officieren van Oorloge, de hoogden niet uitgezonderd,aan te Hellen (r). Doch 't gezag der Kapiteinen-Generaal, die hem opgevolgd zyn, is, in dit opzigt, eenigszins verminderd geworden. XII. De Commisfie, die de Kapitein-Generaal dercom Van ^e Staatcn Generaal ontvangt, is zeer alrnisfie die geraeen- Men bepaalt hem daar by wel aan de Staaten Inftruclien; doch die zyn tot nog toe niet opGeneraal gefteld. Voor't overige, wordt hy verpïigt, hemgee- 's Lands troupen fte gebruiken: „ i. tot be„ houdenis en handhaaving der Unie; 2. tot „ bewaaring en verdediging van den Staat; *, 3. tot bewaaring der gemeene ruste, en tot „ verdediging der Geregtigheden en Privile„ gien van 't Land in 't gemeen en van de by„ zondereProvinciën; 4. tot befcherming der „ Ingezetenen; 5. tot behoudenis der waare „ Gereformeerde Religie, zo als dezelve te„ genwoordig, by publique authoriteit geoe„ fend wordt; en 6. tot handhaaving van de ,, tegenwoordige Regeringsvorm : " welk Staatspunt alleen in de Commisfien van Willem den III. en Willem den IV. gefield is, om dat deeze twee Vorsten, na eene langduurige Stadhouderlooze Regeeringe in vier Provinciën , tot Kapiteinen - Generaal verkooren zyn. Wy vergenoegen ons met deeze punten flegts aan te roeren , om dat wy, over de vyf eerften niet wezenlyks zouden konnen zeggen , 't gene wy niet reeds, over diergelyke punten, in de commisfie des Stadhouders, hebben aangemerkt. Van de vrye magt over de Patenten, die den Kapitein-Gene- (O Zie Groot Plakaatb. II Deel, col. aija.  't STADHOUDERSCHAP. 133 neraal der Unie, tot der Stapten kennelyk weégrzeggefi 10e, opgedraagen is, hebben wy hier voor ook omftandiglyli, gehandeld. Wy gaan, derhal ven, over tot de waardigheid van Admiraal (en Admiraal-Generaal, die door de meeste Stadhouders uit den huize van Oranje bekleed is geweest. | xr.. Van de 'waardigheid van admiraal en admiraal - generaal. De waardigheid van admiraal, met welke ^ de Stadhouder in de byzondere Provinciën be- Algemeekleed is, geeft hem het zelfde hooge gezag ne beover de magt te water dier Provinciën, welke jj^™2 hy aldaar, als Kapitein - Generaal, over de digheid magt te Lande heeft: en de, waardigheid van van Adadmiraal - generaal , welke hem' door de miraaJ en Staaten Generaal opgedraagen is, geeft hem ^g™™*1," het zelfde gezag over de magt te water van alle de Provinciën, welk hy, als KapiteinGeneraal der Unie, in eene en dezelfde commisfie, over 's Lands gemeene Krygsmagt te Lande, verkreegen heeft. Beiderlei waardigheid ftrekt ook tot dezelfde algemeene einden: waarom het niet noodig zal zyn, omllandiglyk van de waardigheid van Admiraal en Admiraal-Generaal te handelen. De titel van Admiraal wordt, door de Staa- If, ten der byzondere Provinciën, gegeven aan |?°^n het Hoofd over derzelver Krygsmagt te water; beCe|(enj<; de Staaten Generaal geeven het Hoofd over de deezer Krygsmagt te water van alle.de Provkicien twee ti. I 3 dentels'  i34 VERHAKDELING over den titel van Admiraal-Generaal', waar door hy van de Admiraals der byzondere Provinciën plagt onderfcheiden te worden. Doch de byzondere Provinciën geeven aan het Hoofd haarer Krygsmagt'te Lande , zo wel als de Staaten Generaal, aan het Hoofd'der Krygsmagt te Lande van den Staat in 't gemeen, denzeifden titel van Kapitein-Generaal, om dit Hoofd te beter te onderfcheiden van dc Kapiteinen, die elke Provincie, in mcrkeiyken getale, in dienst heeft, tenvyl 'er, - in elke Provincie, niet meer dan één Admiraal is, welke :waardigheid tegenwoordig, door den Stadhouder van alle de Provinciën, bekleed wordt. • iii. Men hadt, onder de Regeering der Graavandhdd VCn' reeds eeneni Admiraal-Generaal. Doch ampt van £en tvde van K'arel den V., 'beweerden dié van Admiraal. Holland, dat zy Van deezen Admiraal-Generaal geene Paspoorten behoefden te haaien. Zy :t merkten hunnen Stadhouder toen reeds aan als Admiraal, en oordeelden, dat hem het regt van 't vcrleenen van Paspoorten toekwam; waarover zo lang getwist is, tot dat' de Admiraal-Generaal, Maxim iliaan van Bourgondie, Heer van Be veren en Veere, in 't Jaar 1547, Stadhouder van Holland werdt (sj.- Willem de I. werdt, by de Pacificatie van Gend van \ jaar 1576, erkend voor Admiraal van der Zee; doch ik weet niet dat hy deezen titel gevoerd heeft, fchoon hy het hoog gebied hadt „ ovcr de K'Tgsmagt tp water van de vercenigdq Provinciën, De iO Zie Vadcrl. Hifi.. V Deel, bl. 140, 205,  't STADHOUDERSCHAP. 135 De Admiraal-Generaal heeft het hoog bewind IV. over alles wat tot den Oorlog te water behoort, Gezag en zit, in perfoon,of door zyneReprefentan- y^,^!,"! ten, voor in de Kollegien ter Admiraliteit in Generaal, de Provinciën van Holland, Zeeland en Friesland, de eenige Provinciën, alwaar Admhaliteits - Kollegien zyn. Hy begeeft de hooge ampten van Officieren ter zee van LieutenantAdmiraal af ingefiooten, en de andere voornaame ampten, tot de Admiraliteits-Kollegien behoorende. Hy Relt, wanneer 't vereischt wordt, hooge Krygsraaden over Zeezaaken aan, welker Sententien, uit den naam der Staaten Generaal en des Admiraals geveld, doch niet ter uitvoeringe gebragt worden, dan na dat zy door hunne Hoog-Mogendheden bevestigd geworden zyn: 't welk ook plaats heeft in opzigt van den hoogen Krygsraad over de Militie te Lande, waar van wy hier voor (bl. 131) gefproken hebben. In tyden van Oorlog, wanneer de Staat een V. Leger te velde, of eene Vloot in zee heeft, Gedepuzyn hunne Hoog-Mogendheden, doorgaans, ^dee°B gewoon geweest, den Kapitein Generaal ccni- op de ge Gedeputeerden te velde toe te voegen, tot vloote. zynen raad, in de gewigtigfte onderneem ingen, gelyk zyn veldfiagen en belegeringen. Ook zyn 'er, dikwils, zulke Gedeputeerden op 's Lands Vlooten geweest, die den Opperbevelhebbcren derzelven tot raad verftrekten. 't Is aanmerkelyk, dat de gelegenheid nooit heeft toegelaaten, dat de Admiraal-Generaal, zo lang de Republyk in ftand is geweest, het bevel over 's Lands Vloote in perfoon gevoerd heeft. Toen Willem de III., in 't jaar I 4 i6og9  i3f5 VERHANDELING over 1688, naar Engeland overftak, hadt de Engelfche Admiraal Hcrbert het bevel over de Vloote. § xii. Fan de zitting des Stadhouders in den raad van staate. I. Den Stadhouderen der byzondere ProvinRaad- cien Was, by het eerfte Art. der Inftruétie pleegfn- yoor dcn ^ ^ ym gmte der Vereenigde ProRefolu- vincien van den 12 April des jaars 1588, zittien, om- ting en item in dien Raad toegekend (g). In neat de dien tvd waren 'er drie Stadhouders, Prins derStad Maurifc?> van Holland en Zeeland, Adolf, houderen Graaf van Nieuwenaar en Meurs, van Gelin den derland, Utrecht en Overysfel, en Willem Baad vanLodewyk, Graaf van Nasfau, van Friesland Siaate. gn Stad en Lande_ Doca toen? na de dood van Willem de II., die Stadhouder van zes Provinciën geweest was, eenige Provinciën, met naame Zeeland, neigden om Willem den III. te verkiezen tot zynen Opvolger, nam Holland, in 't jaar 1688, de Relolutie om niet te gedoogen dat de Stadhouders van eenige byzondere Provincie in den Raad van Staate zitting namen (V). In 'tjaar 1670,kwamen de Provinciën met Holland overeen, om het Kapitein-Generaalfchap voor altoos afgefcheiden te houden van het Stadhouderfchap, waar tegen Holland, volgens eene Refolutie, reeds te. (o Zie Groot Plakaatb. iv Deel, bl. iïo. («3 Refol. van Conüder. bl. 827.  'T STADHOUDERSCHAP. 137 te vooren genomen, toeftond dat Willem de III., dien men reeds voorfchikt hadt tot Kapitein-Generaal, of eenig diergelyk hoog Krygsampt, in den Raad van Staate zitting nam (v). Na 't affterven van deezen Vorst, in 't jaar 1702, arbeidden de Staaten van Friesland en Stad en Lande om hunnen Stadhouder, Prinfe jan willem friso, zitting te doen toeftaan in den Raad van Staate. Doch de Staaten van Holland en Utrecht kanteden zig hier tegen. Zy merkten aan, „ dat in „ deezen Raad, de Leden, hoofd voor hoofd, „ Itemden, en niet naar de Provinciën, van „ welken zy afgevaardigd zyn; dat Holland „ drie ftemmen in den Raad hadt; Zeeland, „ Friesland en Stad en Lande ieder twee, cn „ Gelderland, Utrecht en Overysfel ieder „ eene; en dat, zo de Stadhouder van Frics„ land en Stad en Lande zitting in den Raad, „ en, van wege ieder deezer twee Provin„ cien, eene (tem in denzei ven bekwam, de „ twee Provinciën zo veele ftemmen als Hol„ land, cn eene of twee ftemmen meer dan „ de overige Provinciën hebben zouden. Die van Holland, Zeeland, Utrecht en Overysfel beflooten, eerlang, dat geene Stadhouder zitting of ftem hebben zou in den Raad van Staate , wanneer de meeste Provinciën geenen Stadhouder hadden. Prins Joan Willem Frifo bleef, derhalve, geflootcn buiten deezen Raad, zelfs na dat hy, in 't jaar 1707, tot Generaal van 't Voetvolk bevorderd was (x). Zyn O) Zie Vaderl. H;d. XIII Deel, bl. 428 enz. ix) Zie Vaderl, Hi«. XVII Deel, bl. 272 enz. 297. I 5  i38 VERHANDELING over Zyn Zoon, Prins Willem Karei Henrik Frifo, in 'tjaar 1747, toc Stadhouder van alle de Provinciën verheeven zynde, heeft toen eerst zitting in den Raad van Staate verkreegen, en is voor het eerfte Lid van denzeiven& erkend geworden. n. De Stadhouder heeft, in deeze hoedanif- zl^de' heid' ÓénC ftem hl aIleS Wat' door de GcneStadhon- raliteit' aan de" Raad van Staate is aanbevoderin len, en het beleid des Oorlogs te Lande, en deezen het invorderen en bellieren der inkomften, hebbe daai'toe 8'efchikt' betreft. De Stadhouder is ook aan 't hoofd van den Raad van Staate, wanneer dezelve, jaarlyks den Staat van Oorlog en de generaale Petitie ter Vergadering© der Staaten Generaal overlevert. $. XIII. Van het eerste edelschap van zeeland, en het presidentschap der edelen Van Gelderland, holland en utrecht. I. Schoon de Stadhouder, in deeze zyne hoehouded"i daniSlieid' Seen Lid is van de Vergaderingen eerfte" " der ^taaten Generaal, of van die der Staaten Edele van van de byzondere Provinciën, hoewel hy, als Zeeland, hy 't noodig oordeelt, in dezelven verfchynen den^der k.an' °m ProP0fiticn te doen, en de deliberaEdelen in tien bv te woonen; zo is hy egter, in drie drie Ende- byzondere Provinciën, in Gelderland, inHolreProvin-land en Utrecht, het Hoofd of de Prefident oen. van jiet jjd der Edelen, welk, in deeze drie Provinciën, een der Leden van de Souverainiteit uitmaakt. In Zeeland, voert hy den titel  't STADHOUDERSCHAP. i3p tel van Premier Noble of eerften £^e/e,fchoon hy eigenlyk het eerfte Lid der Staaten aldaar alleen uitmaakt, alzo 'er geene andere Edelen, nevens den Stadhouder, in de orde befchreeven zyn. De Stadhouders uit den Huize van Oranje ir. zyn: eerste edelen van zeeland geweest, lang Oorvóór dat hun diergelyk voorredt, in eene der^0?! drie andere Provinciën werdt opgedraagen. eerfte Maximiliaan van Bourgondie , Marquis van EdelVeere en Vlisfingen, Stadhouder van Holland fchaP f en Zeeland, en Admiraal - Generaal, is, zoZeeIand' ver my bekend is, de eerfte geweest, die, ten tyde van Keizer Karei den V., den naam van fer/len hdele van Zeeland heeft aangenomen. Doch na zyn dood, deedt Willem, Prins van Oranje, van wege zynen Zoon Filips Willem, wien de Heerlykheid van St. Maartensdyk in Thoolen van zyne Moeder aanbeftorven was, zig, in 't jaar 156a, erkennen als eerften Edele deezer Provincie. De bezorgers van den bezwaarden boedel van den Marquis vart Veere kanteden zig hier tegen, beweerende dat het eerfte Edelfchap behoorde tot het Marquifaat. Ook verftondt Filips de II., Koning van Spanje, die, in 't jaar 1567, het Marquifaat, welk openlyk te koop geveild was, hadt doen naasten, dat hem dit regt toekwam. Hy ftelde federt den Heer van Wakkene-Kappelle aan, om zynen perfoon in de Staaten van Zeeland te verbeelden. Doch deeze, ter gelegenheid der opkomende beroerte, uit Zeeland gcweeken zynde, tradt Willem de ï. wederom in 't bezit van het eerfte Edelfchap van wege zynen Zoon, den Heere van St. Maar- tens-  ï4o VERHANDELING over tensdyk. Naderhand,, kogt hy zelf het Marquifaat van Veere en Vlisfingen, in 't jaar 1581, met het regt om, uit hoofde van.hetzelve , den Staat van eerften Edele te bekleeden. Hy liet egter Pieter de Ryke zyn perfoon rcprefenteeren, van wege den Heere van St. Maartensdyk, gelyk hy, tot dien tyd toe, gedaan hadt. Doch na 't overlyden van de Ryke, ftelde Prins Maurits, in de hoedanigheid van Marquis van Veere en Vlisfingen, Jonkheer Jacoi> van Maldere aan, om zynen perfoon als eerften Edele te verbeelden, alzo Filips Willem, Maurits Broeder, die Heer van St. Maartensdyk was, de zyde van Spanje hieldt. Ondertusfchen, was het getal der Zeeuwfchc Edelen, reeds ten tyde van Willem den I., zo zeer verminderd, dut de eerfte Edele, dikwils of doorgaans, de eenigftc was, die op de Dagvaarten verfchcen. Ten tyde van Prinfe Maurits, was dit reeds eene bcltendige gewoonte geworden: tot zo verre, dat de Zeeuwfche Edelen verfcheide vergeeffche poogingen deeden, om, nevens 'sPrinfenGemagtigde, dien zy gaarne de eerfte plaats wilden laatcn, ter Dagvaart befchreeven te worden (v). Ondertusfchen hadden de Staaten van Zeeland, by 't erkennen van van Maldere als Gemagtigde des eerften Edele, in 't jaar 1596, verklaard, dat zy dit regt niet aanmerkten als gehegt aan eenig Goed, Huis, waardigheid of Gcflagt (z); gelyk federt, altoos, by 't erkennen van eerfte Edelen, en laat- (y) Zie Vaderl. Hift. viii Deel, U, 451 enz. t o) Vaderl. Hift. xi Deel, bl. S.  't STADHOUDERSCHAP. ï4i laatftelyk, ook in 'c jaar 1747, by 't erkennen van Prinfe Willem Karei' Henrik Frifo , gefchied is. De Staat van eerften Edele , begreepen m, wordende als niet gehegt zynde aan de Perfoo- Hetwordc nen der Prinfen van Oranje, of aan eenig goed een" en of waardigheid , welke zy bezeten hadden , ^rn™' kon, zo als men 't in 'tjaar 1650 in Zeeland tigd ea begreep, zonder iemant te verongelyken, ver- herfteld. nietigd worden; gelyk toen, terftond na de dood van Prinfe Willem den II., gefchiedde O). Maar in 't jaar 1668, werdt Willem de III. wederom voor eerften Edele erkend (b)'. en in 'tjaar 1677, ftondt men hem, in deeze hoedanigheid, en Van wege de Steden Vlisfingen en Veere, van welken hy Marquis was, twee ftemmen toe in de Staaten van Walcheren (/) ; waarin Middelburg de derde ftem heeft. Doch terftond na zyn Overlyden, in 't jaar 1702, werdt de Staat van eerften Edele in Zeeland wederom vernietigd: zynde denzelvcn, niet voor't jaar 1747, indenPerfoon van Prinfe Willem Karei 'Henrik Frifo, herfteld geworden. De eerfte Edele van Zeeland, en deszelfs iv. Reprefentant, in zyne afwezendheid, vertoont Voorrég. alleen den gantfchen Zeeuwfchen Adel; zitcen van voor in alle Kollegien van Regeeringe , te hetzelve' weeten in de Vergadering der Staaten, in die der Gecommitteerde Raaden, in den Raad ter Admiraliteit, in de Rekenkamer , en in de Staaten van Walcheren, die opzigt over de Dy- 00 Vaderl. Hift. XII Deel, bl. 132. (4) Vaderl. Hift. Xill Deel, bi. 337. O; Vaderl. Hift. XIV Deel, bl. 440.  ï42 VERHANDELING over Dykaadjen van dit Eiland hebben. De eerftff Edele heeft ééne, en wel de eerfte ftem in alle deeze Vergaderingen, behalven inde laat-' fte, alwaar hy twee ftemmen heeft. In 't jaar 1751, is 'er een Reglement gemaakt op het bcgeeven der Provinciaale Ampten en Commisfien,- door den eerften Edele, en de zes Steden Middelburg, Zierikzee , Goes, Thoolen, Vlisfingen en Veere, die de Staatsvergadering van Zeeland uitmaaken. V. Naardien Jde eerfte Edele, tegenwoordig te zoTkof gelykrde Schouder van Zeeland en Marquis de Prin- van- Vcere en Vlisfingen is, is 'er niet veel aan fen van gelegen, of men* met de Staaten van Zeeland Oranje de vastftelle, dat de Staat van eerften Edele niet WïLnaan eeniê'e waardigheid of goed gehegt is, of' en te Vee-?1" aderen beweere, dat dezelve aan het re befteldMarquifaat van Veere en Vlisfingen, of aan hebben het Stadhouderfchap van Zeeland behoore. houders" f" andcr SefchiI is tegenwoordig van of als Mem belang, te weeten, of de Prinfen Van Marqui- Oranje de wet te Vlisfingen en te Veere befea. fteld hebben, als Stadhouders, gelyk de Staaten van Zeeland , ten tyde der minderjaarigheid van Willem den III., beweerden, of als Marquifcn, gelyk van zyne zyde ftaande gehouden werdt (d). Zeker is 't, dat, toen Willem de I., in 'tjaar 1572, de Stad Vlis- . fingen, en in 't jaar 1575 , de Stad Veere regt gaf om eene Vroedfchap te kiezen* en eene jaarlykfche Nominatie van wethouderen te maaken; hy de verkiezing uit die Nominatie behieldt aan Koning Filips per-houtvester, {!of"{^es welke Jagtgerigten, in fommigen, gelyk in' Holland , ook wanneer 'er geen Stadhouder was, in wezen zyn gebleeven. Het OpperHoutvesterfchap geeft den Stadhouder gelegenheid om zig veele vrienden te maaken, door het verleenen van vryheid om te jaagen aan Regenten, luiden van aanzien, en anderen. §. XV. (i) ArrrsMA Hert. Leeuw, bl. 93 K  i46 VERHANDELING over i. Van de waardigheid van Curator of Raio Magnifi centisfimus. §• xv. Hy is rector magnificentissimus van drie Akademien. De Stadhouder is, tegenwoordig, ook Curator of Reclor Magnificentisfiwus der Akademien van Gelderland, Friesland en Stad en Lande: 't welk hem veel invloed geeft op de verkiezing der Profesioren, die, op deeze Akademien, genoegzaam eenïglyk, van hem afhangt. §. XVI. Van het opper-directeurschap der oost- en west-indische compagnien. r. De Stadhouder , Willem de IV., is ook OpperDireéteurder Oost en WestIndifcheCompagniengeweest. De jongst overleeden Erfftadhouder, Prins Willem Karei Henrik Frifo, is, in 't jaar 1749, verkooren tot opper - directeur der oost- en west-indische compagnien , eene waardigheid, die door niemant zyner Voorzaaten bekleed geweest was ,en die hem groot gezag gaf in de twee Compagnien. Hy ftelde Reprefentanten aan in de byzondere Kamers; in die der Oost-Indifche Compagnie, twee in Holland, en één in Zeeland; en' in de West-Indifche Compagnie, twee in 't geheel. Hy verkoor de Bewindhebbers, uit eene Nominatie van een drie dubbel getal, door Bewindhebbers en Hoofdparticipanten gemaakt, en hadt zeer veel invloed op de begeeving der voornaamfte ampten, die, door de Bewindhebbers der beide Compagnien, plagten begeeven te worden. Doch  't stadhouderschap. m Doch alzo het Opper-DirecTeurfchap niet erfelyk verklaard was in zyne mannelyke en vrouwelyke nakomelingfchap, gelyk omtrent de Stadhouderlyke en andere hooge waardigheden was gefchied , is het zelve niet op zynen Zoojj , den tegenwoordigen Erfftadhouder overgegaan. Aan Willem den III. was een drie en dertigfte van alle de uitdeelingen der Oost-Indifche Compagnie, toegelegd, die ook, door den jongst overleeden Erfftadhouder, genooten is. §. xvii. inkomsten des stadhouderschaps. „ Men rekent, dat de inkomften van het i. „ Stadhouderfchap der zeven Provinciën, des Begroo„ Landfchaps Drenthe, en van het Deftriét ïing der „ der Generaliteit, daar onder begreepen de Jj,kn0™an n 25000 Guldens die de Stadhouder trekt als het Stad„ eerfte Lid des Raads van Staate, en het bo- houder„ vengemelde aandeel in de uitdeelingen derfchap* „ Oost-Indifche Compagnie,300000 guldens „ 's jaars beloopen. De Stadhouder is vry „ van alle Imposten en Schattingen, behal„ ven van de Verponding op zyne Huizen en „ Landeryen. De Guardes en Adjudanten des „ Stadhouders worden door de Staaten-Gene„ raai onderhouden. Holland alleen betaald „ de Compagnie der Cant-Suisfes of honderd „ Zwitzers, midsgaders de huur der woonin„ gen in den Haage van den Stadhouder en „ van eenige voornaame Amptenaaren van zyn „ Huis, die ook vrydom van Imposten gemeld 2 „ ten.  148 VERHANDELING over • ten. By zekere gelegenheden, verfchaffen „ de Gecommitteerde Raaden van Holland, „ op den voorflag van den Stadhouder, of ,-, van den Raadpenfionaris uit deszelfs naam, „ ook zekere fommen ten dienfte van den Staat, „ die op eenAcle deez'er Raaden den OntvangCr„ Generaal in rekening geleeden worden. Als „ Kapitein-Generaal der Unie geniet de Stad„ houder 120000 guldens 's jaars, behalven „ nog 24000 guldens van Friesland, en 12000 „ guldens van Stad en Lande, als Kapitein-Ge,, rieraal van deeze twee Provinciën. In Oorlogs„ tyd, ftaan de Staaten den Kapitein Generaal „ buitcngewoone fommen toe, tot de onkosten „ van eiken veldtogt (<). Van wege de Staaten van Holland, werdt, in't jaar 1654, een Staat geformeerd van de fommen, die, door drie Stadhouders, Maurits, Fredrik Henrik; Willem de II. en derzelver familien, in den tyd van vier en zestig jaaren, van de Landen genooten waren, die omtrent twintig millioenen guldens beliepen (£). §. XV11L Van het erfstadhouderschap in de mannelyke en vrouwelyke Linie. j Het Stadhoudcrfchap is niet erfelyk verHet Stad- klaard , voor den tyd van Willem den III. houder In het ontwerp van de voorwaarden, waarop fchop mcn jn't ;aar 1^84, de Graafclykhcid van wordt » J J r J u . erfelyk ® (O Vovez Paralelle d'un Stadhouder &c. p. 32. \k) Zie Refol, van Confid. bl. 201.  't STADHOUDERSCHAP. 149 Holland dagt op te draagen aan Prinfe Willem verklaard den 1., behielden de Staaten het regt aan zig, eerst in dé om uit zyne Zoonen eenen opvolger te kiezen mannelynaar hun welgevallen; waar voor, onder an- Q™ deren, deeze gewigtige reden was, dat, zyn raanne. oudfte zoon , die hem , naar 's Lands ge- lyke en bruik , zou hebben moeten opvolgen , in vrpuw;eSpanje, in den Roomfchen Godsdienst öpger y ,nie* voed »vas, cn de zyde van Spanje hieldt. Ten tyde van Fredrik Henrik , verkreeg deszelfs jonge Zoon , Willem , het regt om hem in zyne hooge waardigheden op te volgen, zonder dat die waardigheden nog erfelyk verklaard werden, in het Huis van Oranje. Doch in 't jaar 1674, werdt, op den voorflag van Haarlem, eerst ter Vergaderinge van Holland, en naderhand ter Generaliteit, en by de andere * Provinciën vastgefteld ,, dat de hooge ,, waardigheden van Stadhouder en Kapitein„ en Admiraal-Generaal erfelyk zyn zouden „ op de wettige mannelyke nakomelingen „ van Willem den III. (/)" die egter geene nakomelingen naliet. In 't jaar 1747, werdt ook geraadpleegd, om het Stadhouderfchap, welk, door Prinfe Willem Karei Henrik Frifo , bekleed werdt, erfelyk te verklaaren; doch alzo zyne Hoogheid toen geenenZoon, maar alleenlyk eene Dogter hadt, floeg de Ridderfchap van Holland, ter Vergaderinge deezer Provincie , den 7 Oftobcr, voor, dat men liet Stadhouderfchap behoorde erfelyk te verklaaren , in de vrouwelyke zo wel als in de mannelyke nakomeiingfehap van Zyne Hoogheid: (0 Zie Groot Plakaatb, III Deel, bl. 123. K 3  ï5o VERHANDELING over heid : waartoe den 16 November beflooten werdt. Men ftelde vast „ dat de hooge waar„ digheden zouden verfterven i. op 's Prin„ fen wettige mannelyke nakomelingen, i. Zo „ de Prins, overlydende, eenen Zoon mogt „ nalaaten, welke Zoon geene mannelyke na„ komelingen, maar alleenlyk eene erfdogter .„ nalaaten mogt, dan zouden de waardighe„ den komen op deeze erfdogter en derzelver „ mannelyke nakomelingen. 3. Zo deezen „ en de verdere mannelyke nakomelingen van „ den Prinfe ontbreeken mogten, zouden de „ waardigheden komen aan 's Prinfen Dog„ ter, de Prinfes Carolina, en derzelver man„ nelyke nakomelingen , na haar Overlyden. „ 4. Zo de Prinfes Carolina overlyden mogt, „ zonder mannelyk oir natelaaten, cn Zyne „ Hoogheid nog meer Dogtcrs mogt hebben „ nagelaaten, zouden deezen de Prinfes Ca„ rolina in rang opvolgen, en haare mannely„ ke nakomelingen na haar: de oudere Prin„ fes en derzelver mannelyke nakomelingen „ altoos gaande voor de jongere cn derzelver „ mannelyke nakomelingen. 5. Alle deeze „ mannelyke cn vrouwelyke nakomelingen „ zouden zyne Hoogheid niet konnen opvol„ gen, zo zy met de Koningklyke of Keur„ vorstelyke waardigheid bekleed waren. 6„ „ Ook zouden zy belydenis moeten doen van „ de waare Christelyke Gereformeerde Reli„ gie, zo als dezelve, in de Publique Kéf« „ ken deezer Landen, geleerd wordt. 7. Zy „ zouden , geduurende hunne min derjaar ig„ heid, binnen deeze Provincie moeten wor„ den opgevoed. 8. De vrouwelyke nako- „ me-  't STADHOUDERSCHAP. 151 „ melingen zouden de waardigheden niet kon„ nen bekleeden , zo zy niet, met fpeciaal „ confent en goedvinden van de Staaten , „ trouwden met eenen Prins, die den Gere„ formeerden Godsdienst beleedr, en geen „ Koning noch Keurvorst was. 9. De vrou„ welykc nakomelingen , op welken de waar„ digheden kwamen, zouden den titel van „ Gouv/. manie voeren , in de Kollegien zit* „ ting hebben , en, in geval van Oorloge, „ een ervaaren Hoofd over de Militie mogen „ voorflaan, die ook de Gereformeerde Reli„ gie zou moeten bclyden, geen Koning noch i, Keurvorst zyn , cn aangenaam aan hunne „ Ed. Gr. Mogendheden 5 die daarenboven „ den eed van getrouwheid aan den Staat zou ,, moeten afleggen , en zig regelen naar de „ Inftruct.ic , voor hem te beraamen en vast ., te ftellen. 10. In geval van minderjaarig„ heid der mannelyke of vrouwelyke nakome„ lingen, op welken de waardigheden kwa„ men, zouden dezelven bekleed worden „ door hunne Vrouw Moeder , zo lang zy „ weduwe bleef, en binnen de Provincie „ woonde, als Voogdesfe, en onder den ti„ tel van Gouvernante. 11. By gebreke van „ eene Vrouwe Moeder der minderjaarigen, „ zouden dé Staaten zeiven zulk eene voorzie„ ning doen, als zy, ten meesten dienile van „ de Landen, zouden vinden te behooren." Op deezen voet is, laatftelyk, het Stadhou- n. derfehap erfelyk verklaard, in Holland. Zee- De andere land nam, weinige dagen laater, gelyk befluit. ^5°™^ In Gelderland, Utrecht en Overysfel, gefchied- fluiten op de het omtrent denzelfden tyd. Doch 't liep dit ftuk in K 4 tot  152 VERHANDELING over kom^'ptf* in Aü®*stas -74*, en dus tot na de ge, HoTland °° rtC Van dén Graave van Buuren, den te* gemvoordigen Erlftadhouder, aan, eer de Staaten van Friesland een diergelyk befluit namen. De Staaten van Stad en Lande draalden nog. langer met befiuiten, te weetcn tot 111 't laatst van 't jaar 1749. Zelfs duurde het tot in den Zomer des jaars 1750, eer de opdragt van het iM-ifiadhoudcrfchap aldaar haar vol bcflag hadt. De Rcfolutien van alle de Provinciën op dit ftuk komen, in 't voomaamlle, met die van Holland overeen. Alleenlyk fpreekt van zelf, dat de Staaten der andere Provinciën de opvoeding der minderjaarige Stadhouderen of Gouvernanten, en de wooning der Vrouwe Moeder niet binnen hunne Provincie hebben konnen bepaaien, gelyk die van Holland gedaan hadden. Hoe'Lt 'v Z°i ft 'C nu ftaaï >zynde Prins Willem tegen KsH"eJ Henrik Frifo overlecdcn. alleenlyk eewoordig ncn Zoon c" eene Dogter nalaatende, kan de gelegen Stadhouderlykc waardigheid volgens de bozymetdevcngemeldc fchikking, maar door weinige e ing°in de yrouwclykc nakomeïingen van wylen zyne Vrouwe- Hoogheidbekleedcworden, eerst, door de cilyke linie, gene Dogter of Dogters van den tegenwoordigen jongen Erfitadhouder, indien hy geene mannelyke nakomelingen nalaaten mop; cn ten tweeden door de Prinfesfe Carolina, zo zy den tegeöwoordigen Stadhouder mogt overleeven, zonder dat van deezen of Dogter of mannelyke nakomelingen waren nagebïeeven. f. XIX.  't STADHOUDERSCHAP. 153 § XiX. Vast (tellingen omtrent de tutele of voogdyschap, geduurende dt mtnderjaarighèid des Stadhouders. 't Is nooit, dan na 't overlyden van den Erf- I. ftadhouder, Prins Willem Karei Henrik Frilb, Prins Wüte pas gekomen, dat de Staaten der byzondc-[cj™ *^rel re Provinc en ernllelyk hebben behoeven te Prifo, is raadpleegen , of eenige vastltelling te maaken de eenig. omtrent de waarneeming van het Stadhouder- rte Stad" lyk bewind, in geval van de mindcrjaarigheid ggwéek eens Stadhouders. Prins Maurits, de jongfte die eenen Stadhouder, die ooit door de Staaten aange-minderfteld is, bereikte maar twaalf dagen minderW"S™ dan agttien jaaren, toen hy, den 1 Novem-j^JJÏ" bcr des jaa s 1585, tot Stadhouder verk00- ten heeft, ren werdt. Hy werdt, derhalve, aangemerkt als meerderjaarig. Toen de jonge Willem, Zoon van Prinfe Fredrik Henrik, in 't jaar 1631, de furvivance verkreeg van zyns Vaders waardigheden, bragten eenige Leden ter Vergaderinge van Holland in óverweeging, „ of niet de Staaten zig de magt behoorden te „ referveeren, om, in geval zyne Exeeilen„ tie, geduurende zyns Zoons minderjaarig„ heid, overleedt, zulke ordre te Hellen op „ de Regeeringe, als zy, ten meesten diende „ van den Lande, zouden oordeelen te be„ hooren. " Maar de meeste Leden hielden ditonnoodig, alzo't, huns oordeels, vanzelf fprak, „dat deeze magt, zonder eenig voor,, beding en ipjo jure, by haare Edele GrootK 5 „ Mo-  154 VERHANDELING OVER „ Mogendheden bleef huisvesten (m). Doch Prins Willem de II. was reeds gehuwd, en derhalve meerderjaarig, toen hy zynen Vader opvolgde. Willem de III. werdt Stadhouder, toen hy omtrent twee en twintig jaaren oud was, cn liet, fchoon hy tot Erfftadhouder was verklaard, geene Kinderen na. De jongst overleeden Erfftadhouder is, derhalve, de eenigfte Stadhouder geweest, die eenen minderjaarigen Opvolger nagelaaten heeft. 11. By de vastltelling van het ErfftadhouderVastftel- fchap was, gelyk Wy zo even zagen, wel gelingen Zorgd voor de waarnecming van het Stadhoude^Vo^g- derlvk bcwintL in geval de minderjaarigeStaddyfehap houder of Stadhouderes eene Moeder in leceens min- ven hadt. Doch indien zulks zo niet zyn ^nTnd moSc' °f llldien het bewind eener Vrouwe houders: 'Moeder, door herhuwelyking of verandering van woonplaats, mogt ophouden; behoorde 'er wel een vaste voet te worden beraamd op het waarneemen van het Stadhouderlyk bewind , geduurende de mindcrjaarigheid des Stadhouders, of, gelyk men het genoemd heeft, op de Tuide, of Voogdyfchap over den minderjaarigen Erfftadhouder. • De Provinciën hebben hier over, reeds in de Lente des jaars 1752, begonnen te raadpleegen, en, de eene wat vroeger, de andere wat laater, de noodige fchikkingen op dit gewigtig ftuk gemaakt: verfche;den van welken in't licht gegeven zyn. Wy zullen 'er alleenlyk eenige aanmerkingen over maaken, den Leezer voorts tot de ftukken zeiven wyzende. De im) Zie Vaderl. Hift, XI Deel, bl. 141.  't STADHOUDERSCHAP. 155 Dc fchikkingcn omtrent de Voogdyfchap m, des minderjaarigen Erfftadhouders betroffen Met opdrie hoofdpunten. 1. 't Punt zyner opvoe-«P^ dinge; 2. de zaaken, de Provinciën in 't ge- naame meen aangaande, en 3. het inwendige en huis- punten, felyke van elke Provincie in 't, byzonder. 1. Omtrent het eer/ie punt, hebben de IV. Staaten van Gelderland verklaard „ dat zy Jjg* , „ hët ftuk der opvoedinge gaarne wilden ver- vocding> blyven aan haare Koningklyke Hoogheid, „ in vertrouwen, dat dezelve, eenige Heeren „ {lellende om het opzigt over de opvoeding „ te hebben , hunne Provincie in 't byzon„ der niet zou gelieven voorby te gaan." Andere Provinciën hebben haare Hoogheid hier toe byzonderlyk verzogt. Holland heeft begeerd, dat haare Hoogheid eenige Heeren uit de Regeering der Provincie noemen zou, die, door de Staaten, gecommitteerd zouden worden, om, nevens de voogden, opzigt te hebben op de opvoeding. 2. Wegens het tweede punt, is door alle v. de "Provinciën Vastgefteld, dat de meerderjaa- 2. Meerrigheid zou plaats hebben, zo dra de minder- JgJ^ jaarige Stadhouder of Stadhouderes volle agt- tJt)g 'in tien jaaren zou hebben bereikt. Ook is een- den Raad paariglyk beflootcn, den minderjaarigen, met van Staate zyne°vyftien jaaren, zitting toe te ftaan in f^g*" den Raad van Staate. Te velde en in den Raad van Staate , zal de minderjaarige Kapitein-Generaal gereprefenteerd worden, door den Hertog lodewyk van brunswyk - wolfembtjttel , die egter geene dispofitie hebben zal over de Patenten, welken, door de Staaten Generaal, volgens het beraamde in 't jaar  i56 VERHANDELING over jaar 1651, zullen verleend worden. De waardigheid van Admiraal-Generaal zal, door de Staaten Generaal, worden waargenomen, als cxerceerende de Voogdyiehap, in opzigt van deeze charge: gelyk zy ook, in dezelfde hoedanigheid, het Stadhouderfchap over de Generalkcits Landen zullen vvaarneemen. Vf. 3. Omtrent het derde punt, is, in alle de 3- Magi- provinciën, niet het zelfde vastgefteld. Doch ftSEg d'~ lVïabiftraatsbefteïling zal', geduurende de van zy- minderjaarigheid , in de meesten, gefchikt riem worden op den voet, dien men aldaar, voor wege. 't jaar 1748 of 1749, gevolgd is. In Gelderland, daar de Magiftraaten om de drie jaaeen of jaarlyks vernieuwd worden, zullenze nu aanbiyven , en by vacature , hun eigen getal vol maaken. In Friesland, zal de Magiftraatsbefletting gefchieden door de Prinfesfe Groot-Moeder, of, by haar overlyden, door de Prinfesfe Carolina, zo deeze reeds meerderjaarig geworden mogt zyn; of zoniet, zal dezelve gefchieden , volgens eene fchikking, daarop, door de Steilen , met kennis van de eene of de andere der gemelde Prinfesfen te bcraamen. In Overysfel, zal de Keuze dér Magiftraaten wederom aan de gezwooren Gemeenten ftaan. Doch in Holland, zuilen de Staaten het regt over de Magiftraatsbeftelling oefenen, welk de Stadhouder aldaar plagt te oefenen, in de hoedanigheid als cxerceerende de voogdyfehap. De bcgecving der hooge Ampten en Commisfien, die door den Stadhouder plagtcn bcgeeven te worden , zal ook, in de meeste Provinciën, ftaan aan de Staaten. De byzondere fchikkingen hier op ge-  't STADHOUDERSCHAP. 157 gemaakt konnen, in de byzondere Refolucien op de Voogdyfchap, gezfln worden. § XX. Van de Stadhouderlooze Regeering. Sedert de opregting der Republyk, zynde I. Provinciën van Holland en Zeeland driemaal, "°|a"d eenigen tyd, geregeerd geweest, zonder by-landez^„^ «ónderen Stadhouder : eerst na de dood van driemaal) Willem den L; toen, na de dood van Wil- eenigen lem den II., en eindelyk, na-de dööd van' z°n' Willem den IIL De eerfte tusfchen tyd houder" maar van omtrent zestien maanden geweest, geregeerd en wordt hierom van de meesten niet ^geweest, haauwlyks in aanmerking genomen. Willem r na Je de I. rtierf, den 10 July 1584, en op den dood van 1 November' 1585 werdt eerst beflooten , Willem Prins Maurits aan te ftellen tot'Stadhouder, deu voornaamlyk om 't groot gezag , welk men den Graave van Leicester opgedraagen hadt, een weinig te beteugelen. Deeze korte Stadhouderlooze Regeering verdient egter opgemerkt te worden van hun , die ons onlangs hebben willen diets maaken, dat de Stadhoudcrlykc Rcgeering van het volk verkooren is, om tot een foort van tegenwigt te ftrekken tegen het Souverain gezag der Staaten; loutere herfenfehimmen, waarvan noch voetftap noch fchadmv te vinden is, in 's Lands Historie. Willem de I. fterft: de Staaten draaien , langer dan een jaar, eer zy tot het aanilellen van eenen Stadhouder befluiten. Zo de Stadhouderlyke Regeering in haaren oor- fprong,  ft. 2. na de dood vai Willem den II. 158 VERHANDELING over fprong, door 't volk verkooren geweest was, moest het immers f in deezen tusfchen tyd, eenig blyk van deeze zyne keuze gegeven hebben. Maar dit blyk vindt men nergens. De Gemeente, toen, naar 't fchynt, wyzer dan een gedeelte derzelve in laatere tyden, liet de Staaten, aan welke de Souverainiteit, na de afzwecring van Koning Filips, gekomen was, beworden met de aanftelling der hooge Amptenaaren, de hoogften niet uitgezonderd. Zy hadt zig niet gemoeid met de aanftelling der Stadhouderen, ten tyde der Graaven :zy moeide zig 'er ook nu niet mede, onder de Regeering der Staaten, die in al 't regt der Graaven waren opgevolgd. De Staaten alleen fielden eenen Stadhouder, op zulk een tyd, als zy het noodig of dienftig oordeelden. De tweede Stadhouderlooze Regeering heeft veel langer, te weeten omtrent vier maanden minder dan twee en twintig jaaren geduurd. Willem de II. overleedt den 6 November 1650, en 't liep aan tot den 4 July des jaars 1672, eer Willem de III. verkooren werdt tot zynen opvolger. In deezen langen tusfchen tyd , hadden de Staaten 't gezag, welk zy voorheen den Stadhouder opgedraagen hadden, wederom naar zig genomen. De Steden kreegen Octroi om haare eigene Magiftraaten te ftellen: zelfs gaf de mindcrjaarigheid van Willem den III., die agt dagen na zyns Vaders dood ter waereld gekomen was, gelegenheid, dat de Provinciën, vooreerst, niet ernftelyk op het aanilellen van eenen Stadhouder konden raadpleegen. Ook waren eenigen, en Holland in 't byzonder, wars gemaakt  't STADHOUDERSCHAP. 159 niaalu van Je Stadhouderlyke Regeering, door het geweldig gedrag van Prinfe Willem den II. Hier uit ontftondt eerst de Acte van Seclufie van den jaare 1654, waar by Holland beloofde, Willem, Prins van Oranje, nimmer aan te ftellen tot Stadhouder, en nimmer te helpen bevorderen tot Kapitein-Generaal: hieruit ontftonden ook , na dat deeze Aéte, in 't jaar 1662, vernietigd geworden was, in 'tjaar 1667, het eeuwig Edict, waar by Holland vastftelde nimmer Stadhouder te zullen kiezen; en de Harmonie van 't jaar 1670 , waar by de Provinciën overeenkwamen om de Ampten van Stadhouder en Kapitein-Generaal nooit door een en denzelfden Perfoon te laaten bekleeden. Doch de opkomende oorlog des jaars 1672, verydelde deeze fchikkingen, en bragt de Staaten tot het befluit, om Willem den III. te verheffen tot de waardigheden, die zyne voorzaaten bekleed hadden. De derde Stadhouderlooze Regeering heeft nr. nog langer geduurd dan de tweede, te wee- 3- nade ten ruim vyf en veertig jaaren. Willem de^j"^211 III. is den 19 Maart des jaars 1702 geftorven, den jjr. en den 3 May des jaars 1747, werdt Prins Willem Karei Henrik Frifo, die reeds Stadhouder van Gelderland, Friesland en Groningen was, verkooren tot Stadhouder van Holland, en omtrent denzelfden tyd ook tot Stadhouder van Zeeland, Utrecht en Overysfel. Friesland en Groningen hebben altoos eenen Stadhouder gehad; doch Gelderland, welk, geduurende de tweede Stadhouderlooze Regeering over Holland, geen Stadhouder gehad hadt, heeft Prins Willem Karei Henrik Fri-  i6o VERHANDELING enz. Frifo, in 't jaar 1722, tot Stadhouder aangefteld. De derde Stadhouderlooze Regeering is hier in van de tweede onderfcheiden geweest, dat, geduurende de laatfte, noch Holland noch eenige andere Provincie, behalven Overysel, een befluit genomen heeft, om nooit Stadhouder aan te ftellen. Voor 't overige, is de Magiftraatsbefleiling, onder de l laatfte Stadhouderlooze Regeering, op dezelfde wyze gefchied als onder de tweede. De \ Oorlog, die, in 'tjaar 1747, tot op degreneen van den Staat, genaderd was, heeft toen, zo wel als in 't jaar 1672, aanleiding gegeven tot de heritelling der Stadhouderlyke Regee- I ring, die, door een famenloop van verfcheide j merkwaardige fchikkingen, beftendiger is gemaakt, dan zy ooit te vooren geweest is.