ALGEMEENE OEFENSCHOOLE VAN KONSTEN EN WEETENSCHAPPEN VYFDE AFDEELING. BEHELZENDE EENE BEKNOPTE LEEVENSBESCHRYVING DER BEROEMSTE WYSGEEREN, DIE VAN DE VROEGSTE OUDHEID TOT DEN TEGENWOORDIGEN TYD GEBLOEID HEBBEN. DERDE DEEL. TE AMSTELDAM, By PIETER MEIJER, op den Dam, MDCCLXXXII   het leeven van JAN FLAMSTEED T,N Flamsteed een voornaam Engelsch Starrekundige, werd gebooren te Derby in Derbyshire op den 19den van Augustus des jaars 1646. Hy werd opgevoed in de vrye schoole van Derby, alwaar zyn vader woonde; den ouderdom van 14 jaaren bereikt hebbende , werd hy van eene ziekte aangetast, die hem merkelyk deed verzwakken, en een hinderpaal was in de volvoeringe van het voorneemen om hem naar de Universiteit te zenden Dezelve stuitte egter zynen voortgang in de geleerdheid niet geheel. dewyl hy zich met alle mooglyke naarstigheid in de letteroeffeningen bezig hield; en in den jaare 1662 alle vorderingen, welke in de Taalschoole mooglyk waren, gemaakt hebbende, volgde hy de natuurlyke neiging van zynen geest, welke tot de beoeffening der Starrekunde geschikt was. Hy las met zeer veel aandagts, het boek van Sacrobosco de Sphaera, en deeze. leezing lag den eersten grond van die groote bedreevenheid in de Wis- en Starrekunde, door Welke hy in vervolg van tyd den hoogsten roem verdiend en verkreegen heeft. De byzondere verbeteringen , welke hy in deeze Weetenschappen maakte, zyn aangeweezen in een zyner Handschriften, geschreeven in den jaare 1677, en ten titel voerende : Beschouwing van zichzelven door J. F; bevattende een Berigt wegens zyne verrigtingen en letteroeffeningen, geduurende den tyd van 21 jaaren. na zo veel van Sacroboscoos boek als hy noodig oordeelde in het Engelsch vertaald te hebben. poogde hy zulke andere boeken magtig te worden, als meest tot zyne vorderingen konden toebrengen : onder deezen waren de Carolynsche Tafelen. Hy bepaalde zich om de plaatsen der Planeeten uit te rekenen; ook besteedde hy eenigen tyd aan de Starrekykerye, in zo verre als dezelve voor de Starrekunde van dienst was ; want nimmer sloeg hy 'er eenig geloof dat. dezelve kon dienen om toekomende dingen te voorV. Afd. 111. Deel. A spel-  2 Het leeven van Jan Flamsteed. spellen. Door middel van de Carolynsche Tafelen eene Eclips aan de Zon, welke den 22sten van Juny des jaars 1666 moest voorvallen, uitgerekend hebbende, deelde hy zyne uitrekening mede aan eenen zyner nabestaanden, die 'er kennis van gaf aan den Heere Hales;, eenen Wiskundigen, die den Heer Flamsteed kort daarna kwam bezoeken, en vindende dat hy op veele dingen, die tot de Starrekunde behoorden , nog niet wel gevat was, hem het Al magestum Novum van Ricciolus, en de Rudolphynsche Tafelen van Kepler toezond, welke hem te vooren onbekend waren ; en van dien tyd af zette hy zyne oeffeningen in de Starrekunde met alle mooglyke naarstigheid, en met zulk een goed gevolg als hy wenschen kon, voort. In den jaare 1669 telde hy eenige merkwaardige Verduisteringen van de vaste Starren door de Maane op, welke in het jaar 1670 stonden voor te vallen ; hy rekende die naar de Carolynsche Tafels uit, en zond zyne uitrekening aan Lord Vicomte Brounker, President van het Koninglyk. Genootschap. Dit stuk, voor dat Genootschap geleezen zynde, werd met de hoogste loftuitingen vereerd; en men zond hem brieven van dankzegginge, door den Heere Oldenburg, den Secretaris, en door den Heere Jan Collins, eenen der Leden, opgesteld. Met den laatstgemelden wisselde hy geduurende verscheidene jaaren menigvuldige brieven , van welken veelen in de Boekerye van William Jones, Schildknaap, Lid van het Koninglyk Genootschap, zorgvuldiglyk bewaard werden. Wy zullen hier de gelegenheid waarneemen om eenige byzonderheden uit dezeiven by te brengen. Van den tyd af, waarin het bovengemelde stuk aan het Genootschap was voorgeleezen, werden hem berigten toegezonden wegens de voornaamste wiskundige Boeken, die binnen of buiten 's lands werden uitgegeeven; en zyn Vader, in de maand Juny des jaars 1670 bespeurende dat hy briefwisseling met veele geleerde mannen hield, spoorde hem aan om eene reis naar Londen te doen, om in persoon by hun bekend te worden. Deeze aanbieding nam hy zeer geree-  Het leeven van Jan FLAMSTEED 3 gereedelyk aan, en bezogt de Heeren Oldenburg en Collins, die hem' by den Heer Jonas Moore bragten, hem een Micrometer van Townley verëerden, en hem Glazen voor een Telescoop poogden te bezorgen. Op zyne terugreize bezogt hy Dr. Barrow, den Heer Newton en Dr. Wroe, toen Lid van Jezus Collegie, waarin hy ook zichzelven als student aangaf. In den jaare 1672 maakte hy eene verzameling van verscheidene Waarneemingen uit de onuitgegeevene Brieven van den Heere Gascoigne en Crabtree, welken hy in het Latyn overzette. Hy voltooide het afschrift der papieren van den Heere Gascoigne in de maand May des jaars 1672. Onder deszelfs Brieven vond hy 'er eenigen, waarin die Heer toonde hoe de Beelden van ver afzynde Voorwerpen op den grond van een bolrond Voorwerp-glas gevormd werden; dit gaf onzen Schryver aanleiding om zeer ervaaren te worden in de Doorzigtkunds, nadat hy alvoorens de Doorzigtkunde van Des Cartes met weinig vrugts geleezen had, omdat Des Cartes over het gemelde stuk niet handelt, maar zich voornaamelyk toelegt om te toonen hoe, door Elliptische of Hyperbolische glazen, alle de Ligtstraalen, welke op eenig Voorwerp, evenwydig aan den As, vallen, in een punt van het Beeld op den grond kunnen verzameld worden , stellende dat alle de Ligtstraalen van de zelfde soort, en aan de zelfde Wetten van Breekbaarheid onderworpen zyn, daar Ridder Izaak Newton, in de Philosophical Transactions van het gemelde jaar, het tegendeel door menigvuldige Proe"ven beweezen had. En dit , zegt onze Schryver, is het eenigste , het welk ik kan begrypen dat de Doorzigtkunde' van Des Cartes zo beroemd gemaakt heeft. De snipperuuren van het overige gedeelte des jaars besteedde de Heer Flamsteed met het doen van Waarneemingen, wanneer het Weer zulks toeliet, en met het opstelIen'van Berigten wegens de Naderingen van de Maane en Planeeten tot de vaste Starren, tegen het volgende jaar. Deeze opstellen werden door den Heere Oldenburg in de A 2 Phi-  4 Het leeven van Jan Flamsteed. Philosofihical Transactions gemeen gemaakt , met eenige Waarneemingen wegens de Planeeten, welke de Heer Flamsteed aan hem mededeelde. In den jaare 1673 schreef hy eene kleine Verhandeling over de Middellynen van alle de Planeeten wanneer zy naast aan de Aarde, of verst van dezelve af zyn ; deezen leende hy , volgens zyn eigen zeggen, aan den Heere Izaak Newton , die 'er in zyne Principia Phil. Nat. Mathemat. ook gebruik van maakte Door toedoen van den Heere Oldènburgh wisselde hy eenige Brieven met den Heere Cassini. In den jaare 1673 schreef hy eene Dagtafel om de valschheid der Starrekykerye en de onkunde der geenen , die dezelve voorstonden, aan te toonen en gaf eene juist uitgereekende Tafel wegens den Op- en Ondergang der Maane, waarby hy de Eclipsen, en de aannaderingen van de Maane en Planeeten tot de vaste Starren voegde. Dit Werk viel Ridder Jonas Moors in handen , voor wien de Heer Flamsteed, op zyn uitdrukkelyk verzoek, eene Tafel vervaardigde wegens de waare Middaglynen der Maane in dat jaar; hieruit, en uit de Beschouwinge wegens de Getyen van den Heere Philips, de tyden van hoog water bereekenende , vond hy dat zyne reekeningen de tyden der beurtwisselingen van ebbe en vloed zeer na aanweezen; daar de gemeene Regels der Zeelieden somtyds eenen misslag van wel twee of drie uuren veroorzaakten. Wanneer hy in den jaare 1674 zyne reis naar Cambridge over London nam, gaf Ridder Jonas Moore hem te kennen, dat een naauwkeurig berigt wegens de Ebbe en Vloed zyne Majesteit ten hoogsten aangenaam zyn zoude , waarop hy eenen korten Almanak tot 's Konings gebruik opstelde. De Heer Flamsteed redenkavelde dikwyls over het Weerglas en den Barometer , en over de zekerheid om door middel van dit Werktuig over het Weder te oordeelen , zyne redenkavelingen daaromtrent opmaakende uit de Waarneemingen , welke de Heer Townley hem had meêgedeeld , en uit de Regelen, tot welker afleiding die Waarneemingen hem gelegenheid gegeeven hadden.  Het keven van Jan Flamsteed. 5 den. In vervolg van tyd maakte hy te Derby eenen Baromeeter , en teekende drie jaaren agtereen, driemaal des daags, de hoogte van de Kwik in den Barometer, en die van zeker gekleurd vogt in den Thermometer aan; de onderscheidene standen in agt neemende, bevond hy dat de opmerkingen van den Heere Townley vry wel overeenkwamen met de zynen, die daar op uitkwamen dat, by het zakken van de Kwik, de Lugt meer in beweeging gebragt werd, en dat 'er wind of regen op volgde, juist niet altyd den zelfden dag, maar somtyds eenen, twee, drie of vier dagen daarna, Iets dergelyks is door den Heere Boyle wel opgemerkt, maar nooit behoorlyk voortgezet, misschien omdat het passen op de beweegingen en het aanteekenen van dezelven al te lastig geoordeeld werd. Omtrent deezen tyd maakte de Heer Flamsteed, op verzoek van Ridder Jonas Moore, voor denzelven een paar van deeze Weerglazen, en liet hem de noodige Stoffen om 'er meer te maaken. Toen de Heer Flamsteed Londen verliet, was het lang bestendig mooi weer geweest; kort daarna begon de Kwik in de Glazen te zakken, maar 'er volgde geen regen dan na verloop van vier of vyf dagen: dit was oorzaak dat Ridder Jonas zeer hooge agting voor deeze Weerglazen opvatte, en 'er als van zeldzaamheden van sprak by zyne Majesteit en den Hertog van York , waarop hy last kreeg om ze des anderen daags te vertoonen, het welk hy deed , met byvoeginge van des Heeren Flamsteeds onderrigtingen om uit het ryzen en daalen van de Kwik over het weder te oordeelen. Ridder Jonas was een groot vriend van onzen Schryver, en nam alle bekwaame gelegenheden waar om deszelfs uitvindingen en verbeteringen by zyne Majesteit bekend te maaken , zonder zichzelven immer eenig aandeel in die ontdekkingen toe te eigenen; hier door leide hy den grondslag tot die groote voordeelen, welke de Heer Flamsteed in vervolg van tyd uit 's Konings gunste getrokken heeft. Hy zoude wel terstond de vrugten hebben kunnen genieten van te aanpryzingen des Heeren Jonas by zyne Majesteit; A 3 maar  6 Het leeven van Jan Flamsteed maar dewyl hy nu den Graad van Meester der Konsten te Cambridge had aangenomen , met oogmerk om zich in de heilige Orde te begeeven, en zich in eene kleine standplaatse naby Derby, welke een zyner vrienden hem beloofd had, neder te zetten , was dit voorneemen oorzaak dat hy zich bepaalde om geen grooter schatten of bezittingen naar te jaagen. Ridder Jonas egter , yverig om de belangen van deczen Zynen vriend voor te staan, verzogt hem door eenen brief dat hy te London komen zoude, met oogmerk om hem een ruimer bestaan te bezorgen. Hy kwam op deeze noodiging in die stad alwaar hy zyn verblyf eenigen tyd ten huize van den gemelden Heere hieldIn dien tyd bragt Ridder Jonas het zo ver dat de Heer Flamsteed tot 's Konings Starrekundige werd aangesteld, op eene jaarlyksche bezolding van 100 l. Dit deed egter onzes Schryvers genegenheid tot eene Predikants-plaats niet verflaauwen ; hy werd vervolgens te Ely tot Predikant ingezegend door Bisschop Gunning, die naderhand steeds gemeenzaam met hem sprak, 'inzonderheid over zyne nieuwe Wysbegeerte en gevoelens , tot welker verdediging de Heer. Flamsteed altyd bereid en in staat was. Op den 10den van Augustus des jaars 1675, werd de eerste grond gelegd^ van de Koninglyke Waarneemings-plaatse te Greenwicb, en zo lang als men met het bouwen bezig was ,had de Heer Flamsteed zyn Observatorium in het huis der Koninginne, alwaar hy zyne Waarneemingen deed wegens de aannaderingen der Maane en Planeeten tot de vaste Starren, en zyne Verhandeling over de Spheer schreef, welke naderhand door Ridder Jonas werd uitgegeeven. Omtrent het jaar 1684 kreeg hy het Beroep van Burslow in Surry, het welk hy geduurende zyn gantsche leeven behield , schoon hy altyd werkzaam was om, wanneer dd pligten van zyn ampt hem niet aftrokken , nieuwe ontdekkingen en vorderingen te maaken. Deeze poogingen deèden zyne agting in de waereld aangroeijen, en beveiligden hem in de Koninglyke gunste en bescherminge; ook deedfen zy hem de vriend * schap  Het leeven van Jan Flamsteed 7 schap en het vertrouwen der grootste Wysgeeren, Starrekundigen en Wiskundigen winnen; als van den onvergelykelyken Ridder Izaak Newton, Dr. Edmund Halley , Dr. John Wallis, en den beroemden Cassini, aan welke allen hy zyne gedaane ontdekkingen bekend maakte, terwyl zy veele derzelven aan het Koninglyk Genootschap mededeelden , zodat' eenige van zyne Verhandelingen in de Philosophische Transactiën zyn gedrukt geworden, daar andere in de Boekeryen van zyne verstandige vrienden bewaard gebleeven, en door hun toedoen aan de nakomelingschap overgeleverd zyn. Onder anderen bezat de Heer hodgson meer dan 20 Brieven, welke tusschen onzen Schryver en Ridder Izaak Newton, van het jaar 1680 tot 1699, gewisseld werden, en daarenboven veele Brieven,, welke door den Heere Cassini, en andere voornaame mannen aan hem geschreeven waren. Dr. Wotton noemt, in zyne aanmerkingen over de oude en hedendaagsche geleerdheid, onzen Schryver eenen van de naauwkeurigste Waarneemeren der Planeeten en vaste Starren, en erkent dat hy Tafels voor de verscheidene Verduisteringen van de Wagters der Planeeten bereekende, die zo naauwkeurig waren dat de Starrekundigen in de verscheidene oorden der waereld , den juisten tyd om hunne Waarneemingen te doen in agt genomen hebbende , alles overeenkomstig met zyne voorzeggingen bevonden. De Heer Molyneux schryft hem in zyne Dioptrica Nova een zeer verheven karakter toe , en merkt in de aanspraake aan den Leezer, welke voor het Werk geplaatst is, aan, dat de meetkundige manier om den weg van eenen Straal te bereekenen geheel nieuw, en nooit te vooren bekend geweest is; en hy voegt 'er eene betuiging by wegens zyne verpligting om te erkennen dat zyn waarde vriend, de Heer Flamsteed , hem de eerste aanleiding tot het kennen van die manier gegeeven heeft. Maar zyn allermerkwaardigst Werk is zyne Historia Caelestis Brittannica uitgegeeven te London in den jaare 1725. Het eersts Deel bevat de waarnemingen van den Heere  8 Het leeven van Jan Flamsteed. William Gascoigne, eersten uitvinder van de maniere om hoeken in een Telescoop te meeten door middel van Schroeven, en ook den eersten, die telescoopische glazen aan astronomische Werktuigen voegde; welke Waarneemingen te Middleton, naby Leeds in Yorkshire, van het jaar 1638 tot 1643 gedaan, en door den Heere Crabtree uit zyne Brieven getrokken waren, welke Heer 'er ook eenigen van zyne eigene Waarneemingen byvoegds. Ook vond men 'er Waarneemingen wegens de Middellynen van Zonne en Maane, de Afwykingen der Wagters van Jupiter, de kleine Afstanden der vaste Starren, de Aannaderingen der Maane en Planeeten tot dezelven , allen gedaan te Derby met een Telescoop en Micrometer, door den Heere Flamsteed zelven, tusschen de jaaren 1670 en 1675. Hierby kwamen Waarneemingen wegens de grooter onderlinge Afstanden van de vaste Starren en van de Planeeten van dezelven , wegens de Verduisteringen der Zonne, Maane en Wagters van Jupiter, en wegens de Zonnevlekken, de Comeeten , en de Straalbreekingen, gedaan met een Sextant van byna zeven voeten Straals, een kostbaar Quadrant, en de bovengemelde Werktuigen. Alle deeze Waarneemingen deed hy tusschen de jaaren 1675 en 1689, op het Koninglyk Observatorium, schikte ze onder behoorlyke Hoofdstukken, en voegde 'er de plaatsen van de Maane, van Saturnus, Jupiter, Mars, Venus en Mercurius by, afgeleid uit de Waarneemingen , en gaf by dit alles ook de noodige Tafels. Het tweede Deel bevat zyne Waarneemingen (gedaan met eenen Boog van byna zeven voeten Middellyns , en 140 graaden op den rand) wegens het Zenith der vaste Starren, der Zonne, Maane en andere Planeeten, met de tyden van derzelver doorgangen door de Meridiaan. Daarenboven vindt men 'er Waarneemingen wegens de Middellynen van Zonne en Maane, wegens de Eclipsen van de Zonne, de Maane en de Wagters van Jupiter , wegens de Veranderingen van het Kompas, van het jaar 1689 tot het einde des jaars 1719, en meer andere byzonderheden, met Ta-  Het leeven van Jan Flamsteed. 9 Tafelen , welke toonen hoe de uitreekeningen van de Plaatfen der Starren en Planeeten, uit de Waarneemingen, gemakkelyk en beknopt gemaakt worden. Nog komen hier by de Plaatsen der Maane, in alle haare Gestalten, nevens die van Saturnus, Jupiter , Mars , Venus en Mercurius, afgeleid uit de bovengemelde Waarneemingen. Het derde Deel bevat eene lyft van de regte Opklimmingen, de Afstanden van de Pool, de Langten en Grootten van omtrent 3000 vaste Starren, met Veranderingen van derzelver Regte Opklimmingen en Afstanden van de Pool , terwyl zy haare Langte eenen Graad veranderen, waar uit, de Regte Opklimmingen en Afstanden van de Pool der vaste Starren en Planeeten gegeeven zynde, de Langten en Breedten in eenen opslag kunnen gevonden worden. Voor dit Deel is eene breedvoerige Voorrede geplaatst, bevattende een Berigt wegens alle de Starrekundige Waarneemingen , welke voor den tyd van onzen Schryver gedaan zyn, met eene Beschryvinge van de Werktuigen , van- welken men zich bediende, als mede zyne eigene Waarneemingen en Werktuigen, met eene nieuwe Latynscbe Overzettinge van Ptolomeus Naamlyst van 1026 vaste Starren. Waar by nog komen de kleiner Naamlysten van de Arabieren ; die van Tycho Brahe van omtrent 780 Starren in eene nette orde; die van den Landgraave van Hessen van 386 Starren ; die van Hevelius van 1534 in een juiste orde; eene lyst van zuidelyke vaste Starren , niet zigtbaar in ons Waereld-deel, gebragt tot de Regte Opklimming, den Afstand van de Pool, de Langte, met de Veranderinge van de Regte Opklimminge en Afstanden van de Pool, bereekend uit Waarneemingen van Dr. Halley, te st. Helena gedaan, en uit des Heeren Flamsteeds Plaatsen van de Starren, zynde in het byzonder geschikt voor het jaar 1726. Het grootste gedeelte van dit Werk vervaardigde hy met ongemeene zorgvuldigheid en naauwkeurigheid ter Drukperse ; doch door eene natuurlyke zwakheid , door een verval van kragten , het welk de ouderdom veroorzaakte, overleed hy, eer 'er de V. Afd, III. DEEL B laat-  10 Het leeven van Jan Flamsteed. laatste hand aan geslagen was; hy stierf naamelyk den 19den van December des jaars 1719, in den ouderdom van 73 jaaren aan eene opstoppinge van water , eene bedroefde Weduw nalaatende , welke, met bystand van den Heere Hodgson, dit onwaardeerbaar Werk , volgens zynen laatsten wil, uitgaf, en het zelve in den jaare 1725 aan den Koning opdroeg. Deeze zyne Werken doen zyne gedagtenis eer aan, en zyn geschikt om zynen naam onder de Geleerden in deeze Weetenschappen in eene duurzaame agtinge te bewaaren; ook hebben veelen hunne bereidwilligheid om zyne verdiensten regt te doen, met de daad betoond. De Heer Stephanus Gray, bedient zich in eenen Brief, geteekend uit Kantelberg, in welken hy de Beschryving geeft van een zeer fraai Werktuig, door hem uitgevonden om eenen waaren Middag-cirkel door de Pool-starre af te teekenen, en ook om by nagt te vinden hoe laat het zy, onder anderen van de volgende uitdrukkingen. ,, Die geleer„. de, naauwkeurige en verstandige Starrekundige, de Heer „ Jan Flamsteed, heeft onlangs ontdekt dat by de Pool,, starre een Verschilzigt van den jaarlykschen Wandelkring der Aarde is van omtrent 40 of 45", waar door de Mid,, dellyn van de Parallel der Starre in de maand Juny om,, trent eene Minuut en twee Seconden grooter is dan in ,, de maand December, het welk hy uit de Waarneemingen „ van zeven agtereenvolgende jaaren heeft opgemaakt, ,, zynde door deeze Ontdekkinge de Beweeging der Aarde ,, ontwyffelbaar betoogd geworden, gclyk blykt uit zynen geleerden Brief aan Dr. Wallis over dat Onderwerp."* Dr.Wotton, die een man van algemeene kundigheid was, brengt den arbeid en de ontdekkingen van den Heere Flamsteed by, om te bewyzen dat de oude Starrekunde met de he ■* In vervolg van tyd is uit de naauwkeuriger Werktuigen en Waarneemingen der Starrekunde gebleeken dat dit een misslag is; dewyl men nu overtuigd is dat liet Verschilzigt van eene vaste Star geene enkele Seconde kan bedraagen.  HEt leeven van Jan Flamsteed. 11 hedendaagsche in het geheel niet te vergelyken is, of (het geen op het zelfde uitkomt) dat de hedendaagsche Starrekundigen de Ouden in naauwkeurigheid en uitgebreidheid van hunne Waarnecmingen, ver overtroffen hebben. De groote Wiskundige , Dr. Jammes Keill , heeft wegens den Heer Flamsteed gezegd , dat hy meer dan 40 jaaren met onvermoeide vlyt op de beweegingen der Starren agt geslagen, en ons ontelbaare Waarneemingen gegeven heeft: wegens de Zon, Maan en Planeeten, welke hy met zeer groote Werktuigen deed , die met ongemeene konst verdeeld , en van Telescopische glazen voorzien waren. Volgens den genoemden Schryver, moogen wy ons derhalven meer op des Heeren Flamsteeds Waarneemingen verlaaten dan op die der geenen, welke voor hem geleefd , en hunne Waarneemingen gedaan hebben met het bloote Oog , zonder behulp van Telescoopen, . De Heer Molineux, Dr. Halley , en andere voornaame Wis- en Starrekundigen, hebben van den Heere Flamsteed met den hoogsten lof gesproken , waarvan wy in het gezegde genoegzaam bewys vinden. Het Leven van (Godefroy) William de Leibnitz. William de Leibnitz , een voornaam Wysgeer en Wiskundige, werd den 23sten van Juny des jaars 1646 te Leipsig in Saxen gebooren. Hy was de zoon van Frederik Leibnitz, Hoogleeraar in de Zedekunde, en Secretaris van de Hooge Schoole te Leipsig, die overleed toen zyn zoon William nog zeer jong was, zodat de zorg over deszelfs opvoeding op de Moeder bleef berusten, welke wy vinden dat geene kosten spaarden om hem in de beschaavende Weetenschappen te laaten onderwyzen. Daar zyn Vader hem eene groote en wel aangelegde Boekery had nagelaaten, bevlytigde hy zich zo ras hy der Latynscbe en Griekscbe taaB 2 len  12 Het leeven van William de Leibnitz. len kundig was, om een behoorlyk gebruik van allerleie Boeken te maaken, zo van Digteren, Redenaaren en Historieschryveren, als van Regtsgeleerden, Wiskundigen en Godgeleerden. Eerst gaf hy blyken van zugt tot de Digtkunde, waarin zyn gelukkig geheugen hem van zeer veel nut was. Maar op deeze konst bleef zyne aandagt niet lang gevestigd ; want omtrent zyn vyftiende jaar bereikt hebbende, lag hy zich, naar de Hooge School te Jena gegaan zynde, toe op de Wysbegeerte en Wiskunde; kort daarna bezogt hy ook de Hooge School van Leisfig, werwaards hy zich begaf in den jaare 1663, wordende in het volgende jaar bevorderd tot Meester der Konsten. Hy oeffende zich vervolgens met groote naarstigheid in de Grieksche Wysgeeren , en deed zeer veel moeite om Plato en Aristoteles met elkanderen overeen te brengen, en naderhand om Aristoteles overeen te brengen met Descartes; doch dit vond hy waarschynlyk eene moeijelyke, ja zelfs eene nuttelooze onderneeming te zyn; want hy ging wel haast over tot de beoeffening van de Regten , hield zich genoegzaam geheel en al met dezelve bezig, en maakte daarin wel haast zulke vorderingen, dat hy in den jaare 1665 tot Baccalaureus in de Regten bevorderd werd; en in het volgende jaar zoude hy zekerlyk tot den graad van Doctor zyn verheven geworden , indien men niet goedgevonden had zulks om zyne jongheid te veigeren, schoon sommigen het misnoegen, het welk eenige Leden van het Collegie tegen hem opvatten, toen hy de Beginsels van Aristoteles en van de Schoolgeleerden verwierp, als eene oorzaak deezer weigeringe aanmerken. In den jaare 1667 ging hy naar Altorf, waar hy drie Regtsgeleerde Stellingen verdedigde, met zulk eene toejuichinge, dat hy tot den graad van Doctor bevorderd werd, terwyl men hem tevens het ampt van buitengewoon Hoogleeraar in de Regten aanbood, welke aanbieding hy van de hand wees. Vandaar begaf hy zich naar Neuremberg, om de geleerde Mannen in die Stad te bezoeken , en werd in een gezelschap gebragt van luiden, welke bezig waren met naar den  Het leeven van William de Leibnitz. 13 den philosophischen Steen te zoeken. Hy werd ook in hunne Werkplaatse toegelaaten, en, met aanbiedinge van een Jaargeld, verzogt om hun Secretaris te zyn, waartoe hy egter niet bewilligde. De Baron van Boinebourg, eerste Minister van den Keurvorst van Ments, omtrent deezen tyd den Heer Leibnitz in een gezelschap ontmoetende, vatte zulk een hoog gevoelen wegens deszelfs bekwaamheden op, dat hy hem aanzette om zich geheel en al op de Regten en Historiën toe te leggen, en beloofde dat hy den Keurvorst Johan Philip van Schonborn zoude aanspooren om hem ten hove te ontbieden. Hierop begaf de Heer Leibnitz zich naar Frankfort aan den Main, in de nabuurschap van Ments. In den jaare 1668 schreef hy eene Verhandeling om de Poolen te beweegen dat zy den Keurvorst van de Palts tot Koning verkiezen zouden, waarin die Keurvorst zo veel genoegen nam, dat hy hem aan zyn Hof noodigde; maar hy kon deeze noodiging niet anneemen, dewyl de Baron van Boinebourg de zaaken zo ver gebragt had dat hy, schoon nog maar 22 jaaren oud zynde, tot Kanselier in de Rekenkamer der Kanselarye van den Keurvorst van Ments werd aangesteld. In den jaare 1672 ging hy naar Parys, om eenige gewigtige zaaken, die de Baronnen betroffen , af te doen; geduurende zyn verblyf in die Stad had hy zulk eenen gemeenzaamen omgang met Heeren, die in de Wysbegeerte en Wiskunde uitmuntten , dat hy zich kragtdaadiglyk tot de beoeffening der Wiskunde vond opgewekt; en na eenige gebrekkelykheden in het Arithmetisch Werktuig van den Heere Pascal ontdekt te hebben, vond hy een nieuw uit waarvan hy de gantsche schikking verklaarde aan den Heere Colbert, door wien het ten hoogsten gepreezen werd, gelyk ook door de Academie der Weetenschappen, welke, ten bewyze van haare agtinge, hem eene jaarlyksche wedde aanbood, en andere voordeelen beloofde, indien hy daar blyven, en een van haare Leden zyn wilde,- maar dewyl hy tot dat einde zich by de Roomscbe Kerk zoude hebben b 3 moe-  14 Het leeven van William de Leibnitz. moeten vervoegen, daar hy een sterk voorstander was van de Lutherscbe , wees hy alle aanbiedingen, welke hem door dit Genootschap gedaan werden, volstrektelyk van de hand. In den jaare 1673 , na het overlyden van den Baron van Boinebourg , stak hy over naar Engeland , waar hy kennis kreeg aan den Heere Oldenburg, Secretaris van het Koninglyk Genootschap , en aan den Heere Collins, Medelid van hetzelve; vervolgens lag hy zich met allen yver toe op de Wiskunde (waarin hy erkende veel geholpen te zyn door de Schriften van Pascal Gregory en Huygens) en vond zo veel genoegen in zyne oeffeningen en vrienden, dat hy van besluit werd om zyne woonplaats in Engeland te vestigen. Maar kort daarna kreeg hy tyding wegens het overlyden des Bisschops van Mentz , waardoor hy van zyn Jaargeld verstoken was. Hierop keerden hy naar Vrankryk , vanwaar hy eenen brief aan den Hertog van Brunswyk - Lunenburg schreef, om denzelven wegens zynen toestand te verwittigen; deeze zond hem een vriendelyk antwoord terug, en stelde hem, ten bewyze zyner genegenheid , op eene jaarlykscbe besolding tot Kansellier van zyn hof aan , met volle vryheid om te Parys te moogen blyven, totdat zyn Arithmetisch Werktuig zoude voltooid zyn. In den jaare 1676 keerde hy weder naar Engeland, vanwaar hy naar Holland overstak, met oogmerk om naar Hanover te gaan, daar hy voorneemens was zich neder te zetten. Na zyne aankomst in die Stad wende hy zyn uiterste vlyt aan om des Prinsen Boekery van de beste Boeken te voorzien. Toen de Hertog van Brunswyk-Lunenburg in den jaare 1679 overleeden was, toonde deszelfs Opvolger, Ernest Augustus, ten dien tyde Bisschop van Osnabrug, zich even gunstig jegens onzen Schryver als zyn voorzaat gedaan had, en gaf hem bevel om de Historie van den huize van Brunswyk op te stellen. De Heer Leibnitz ondernam zulks, deed eene reis door Duitschland en Italië, om de noodige stoffen tot dat einde te verzamelen , en keerde in den jaare 1690 weder naar Hanover In  Het leeven van William de Leibnitz. 15 In den jaare 1700 werd hy tot Lid van de Koninglyke 'Academie te Parys verkoozen. In het zelfde jaar rigtte de Keurvorst van Brandenburg, naderhand Koning van Pruissen, te Berlin eene Academie op., onder het opzigt van den Heere Leibnitz, die tot President in dezelve voor zyn leeven werd aangesteld. En schoon zyne zaaken niet toelieten dat hy in die Stad zyn vast verblyf hield, Leverde hy egter in de Gedenkschriften dier Academie verscheidene fraaije Stukken over de Meetkunde, Starrekunde en andere takken der beschaavende Weetenschappen. Omtrent deezen tyd werd hy door gantsch Europa als Wysgeer, Regtsgeleerde en Staatkundige met roem bekend. Behalven het ampt van geheimen Raad, het welk de Keurvorst: van Hanover hem gegeeven had , kreeg hy van den Keizer,op aanpryzing van den Hertog van Brunswyk, in den jaare 1711, dat van Hofraad ; en de Czaar maakte hem tot zynen geheimen Raad, met toezegginge van een Jaargeld van duizend dukaaten , nadat hy hem in een gesprek van weinige uuren te Torgaw had leeren kennen, ten tyde der voltrekkinge des huwelyks van de Prinsesse van Wolfenbuttel met den Zoon van den gemelden Vorst. Na zyne wederkomst: te Hanover, in den jaare 1714, vond hy dat de Keurvorst , die toen op den troon van Groot-Brittanje verheven was , den Heer Echard benoemd had om hem in het schryven der Historie van Brunswyk te helpen, waarvan de voortgang door het uitgeeven van verscheidene stukken, ter gelegenheid van by toeval gereezene geschillen opgesteld , was afgebroken. Het aanmerklykste van deeze geschillen was wegens de uitvinding eener nieuwe Leer van' Naderingen , welke hy zichzelven toeëigende, schoon de eerste gedagten daaromtrent door de Brieven van Ridder Izaak Newton in hem waren opgekomen. De Leer der Naderingen , gelyk zy door Ridder Izaak en andere Wiskundigen, naar zyn voorbeeld, genoemd wordt, is de zelfde wyze van Ontbindinge, welke de Heer Leibnitz den Calculus Differentialis noemt, waarin de meeste Wiskundigen buiten Engeland hem hebben na-  16 Het leeven van William de Leibnitz.' nagevolgd. Deeze Uitvinding gaf gelegenheid tot het gemeen maaken van een twistschrift eerst tusschen den Heer Keill en den Heer Leibnitz, en naderhand tusschen den laatstgemelden en Ridder Izaak, waaruit bleek dat het verschil tusschen de Wyze der Naderingen van den Ridder, en die van den Heere Leibnitz zo klein en gering was , dat de Engelscbe Wiskundigen de zaak ten voordeele van Newton beslist hebben. Het wezenlyke het geen voor en tegen is voorgevallen is in het Algemeen Woordenboek te vinden, werwaards wy den Leezer wyzen, maar voornaamelyk kan men het zien in eene kleine Verhandelinge, ten titel voerende Commercium Epistolicum, uitgegeeven op last van het Koninglyk Genootschap te London. Omtrent het einde des jaars 1714 keerde onze Schryver weder naar Engeland, waar hem nieuwe blyken van vriendschap beweezen werden door den Keurvorst van Hanover, die toen Koning van Groot-Brittanje was, en aan wiens Hof hy dikwyls werd toegelaaten. Doch hy was niet lang in Engeland geweest, wanneer hy zich in een geschil met Dr. Samuël Clarke inliet, over de Gronden van de Natuurlyke Wysbegeerte en van den Godsdienst; dit geschil werd op eene zeer vriendelyke en geleerde wyze behandeld, en de Schriften , welke door Dr. Clarke over dit onderwerp zyn uitgegeeven , zullen by luiden van verstand , geleerdheid en oordeel altyd in agtinge zyn; doch de dood van den Heere Leibnitz deed deeze geschillen veel vroeger eindigen dan waarschynlyk anders zoude geschied zyn. Hy stierf den 14den van November des jaars 1716 aan het Graveel en den Steen, in het 70ste jaar van zynen ouderdom. Het roemrugtig Karakter, het welk hy in de geleerde waereld verkreegen had, zyne groote natuurlyke bekwaamheden, en de beschaafdheid zyner zeden, waren hoedaanigheden , welke hem toegang en gunst aan verscheidene Hoven van Europa deeden vinden. Dewyl hy niet ongevoelig was voor de eere van als een der grootste mannen zyner eeuwe te worden aangemerkt, deed hy altyd zyn best om de gunit der Vorsten te verwerven en te behouden ;  Het leeven van William de Leibnitz." 17 den; schoon sommigen deeze zugt misschien voor een kenmerk vnn trotschheid houden zullen, maakte hy van dit voorregt op eene loffelyke wyze gebruik, zo wel ter voortzettinge van geleerdheid als ter bevorderinge van zyne byzonde're belangen; want hy was een groot liefhebber van geld, en heeft verscheidene duizend ponden opgelegd. Hy is nooit getrouwd geweeft, schoon hy, omtrent 50 jaaren oud zynde , aanzoek deed by eene adelyke weduw, welke men zegt dat tyd begeerde om de zaak te overweegen ; hier door had de heer Leibnitz gelegenheid, om het zelfde te doen, en deed dit ook geduurende den overigen, tyd van zyn leeven. Dit verzuim van te huwelyken , zonder dat hy in den gehuwden staat eenen natuurlyken weêrzin had, baarde by sommigen zyner vrienden groote verwondering, vooral dewyl zy wisten dat hy gantsch niet koel van aart was , en in zyne jeugd eenen natuurlyken zoon teelde, voor wiens opvoeding hy zorg droeg, en die zo lang als hy leefde zyn medgezel en vertrouweling was. Wy moeten ook aanmerken dat zyn driftige aart oorzaak was dat hy zich in veele geschillen inwikkelde, die hy geduurende zyn gantsche leeven gaande hield, dewyl hy nimmer eenig stuk opgaf, waarvan men hem niet volkomen overtuigd had, en ongemeen geneigd was om zich tegen zyne partyen, wanneer hy zich verbeeldde slegts eenig voordeel te hebben, te verzetten. Deeze sterke genegenheid voor zyne begunstigde begrippen , en zyne algemeene kundigheid deeden hem te dikwyls overslaan om te denken dat hy veele onderwerpen , welke hy maar ter loops beschouwd had , in den grond verstond, en waardoor hy zich somtyds te onbedagt uitliet, en wel eens eenig nadeel aan zyne agtinge leed. Dit wordt voornaamelyk gezegd ten opzigte van eenige Aanmerkingen, welke onze Schryver op de Proeve van den Heere Locke maakte, en die den Heer William; Molyneux aan den Heere Locke dus deeden schryven : „ De Heer Leibnitz is zekerlyk een ongemeen groot man , en vooral in de Wiskunde; doch om vry uit wegens hem te spreeV. Afd. III. Deel. c ,, ken  18 Het leeven van William de Leibnitz: „ ken, ten opzigte van zyne Aanmerkingen op uwe Proeven „ over bet menscblyk Verstand daaromtrent verwagt ik van „ hem geene groote dingen; want myns oordeels (dit zy „ met eerbied voor zynen roemrugtigen naam gezegd) heeft „ hy der waereld geene ongemeene blyken gegeeven van „ op dit onderwerp veel' gedagt te hebben." De Heer Locke beantwoordde dit door aan te merken, dat luiden van de grootte bekwaamheden geen onderwerp in den grond meester konden worden, zonder 'er zeer sterk op te denken. In het stuk van Godsdienst was hy der belydenisse van de Lutherscbe kerke toegedaan; doch veele zyner gevoelens waren niet bestaanbaar met eenige vastgestelde leere. Hy had weinig agtinge voor de Geestelykheid, woonde zelden of nooit de openbaare Godsdienstoeffeningen by, en weigerde in zyne laatste ziekte eenen Predikant by zich te hebben. Hy was middelmaatig van langte en dun van Iigchaam; hy studeerde veel en leefde maatig, het welk niet weinig toebragt ter aankweekinge van zyne verstandelyke bekwaamheden: men verhaalt ook dat hy Virgilius van buiten kon opzeggen. Zyne schriften waren talryk en tevens uitgebreid; maar dewyl zy over allerleie soorten van onderwerpen zonder onderscheid gingen, en niet in eene byzondere of systema. tische orde geschikt waren, het geen inzonderheid omtrent zyne Wiskundige en Philosophische schriften staat aan te merken, kunnen wy hier onzen Leezer niet lastig vallen met eene verdrietige Naamlyst van zulke losse Stukken , Brieven, Gedenkschriften en meer andere Werkjes, welke' ' men in het algemeen Biografisch Woordenboek in het breede vindt aangeweezen, terwyl zyne meeste Mathematische Gedenkschriften in de Acta Eruditorum, en in andere dergelyke Werken bewaard zyn. Het  Het leeven van JOANNES LOCKE. Joannes Locke , een beroemd Staatkundige en Bovennatuurkundige, stamde af uit een adelyk geslagt in Somersetshire, en werd gebooren te Wrington in den jaare 1632: in zyne vroege jeugd had hy reeds eene deftige opvoeding, eerst naamelyk in de Taal - schoole te Westminster , en naderhand in CHrift- church te Oxford, alwaar hy ongemeenen voortgang in de geleerdheid maakte, nog zeer jong zynde den graad van Doctor in de Konsten aannam, en zich inzonderheid in de Geneeskunde met grooter vlyt oeffende dan zyne gezondheid toeliet, waarom hy op raad zyner vrienden van deeze oeffeninge afzag, en de aanbieding welke hem gedaan werd aanneemende, als Secretaris van den heere William Swan, Afgezant by den Keurvorst van Brandenburg en andere Duitsche Vorsten, buiten 's lands ging, Doch dewyl hy dit Ampt niet langer dan een jaar bekleedde, keerde hy te Oxford weder tot zyne voorige oeffeningen , en gaf eenige merkwaardige blyken van zyne bedreevenheid in deeze Weetenschap. In den jaare 1669 verzelde hy de Graavin van Northumberland naar Vrankryk, werwaards ook haar man reisde; maar na het overlyden van den Graave te Turin, keerde de Heer Locke met de Graavinne spoedig weder naar Engeland. Hy woonde toen ten huize van Ashley , maar gaf by toeval zulke blyken van vryheid van gevoelens wegens den Godsdienst, als in dien tyd niet algemeen naar den smaak was. Hy had reeds zeer vroeg eenen tegenzin in de Leerwyze van Aristoteles , en in de gemeene Samenstelsels van Redeneerkunde en Bovennatuurkunde, welke in de Schoolen in gebruik waren, en was een groot vyand van op eene schoolsche wyze te redentwisten. Hy besloot iets over die Weetenschappen te schryven, en vormde het Ontwerp van zyne Proeve over bet menscbelyk Verstand , welk ontwerp hy met allen spoed, dien zyne andere bezigheden hem toelieten , ten uitvoer bragt. Hy was toen eigenlyk in dienst van zyC 2  20 Het leeven van Joannes Locke. nen Patroon, die tot Graaf van Sbaftefbury verheven , en naderhand Cancellier geworden zynde , den Heer Locke tot Secretaris aanstelde. Hy bekleedde dit ampt tot in de maand November des jaars 1673 , wanneer hy opziener werd, op een jaarwedde van 500 l. Doch dit duurde niet langer dan een jaar, wanneer die bediening zelve werd afgeschaft. In den jaare 1674 wendde hy zich weder tot zyne oeffeningen te Oxford, en nam den graad van Baccalaureus in de Geneeskunde aan; maar zyne letteroeffeningen werden afgebroken door eene ongesteltenisse die op eene teering uitliep, en hy ging den volgenden zomer, ter herstellinge van zyne gezondheid , naar Vrankryk. Zyne gedagten waren egter vol van het Ontwerp wegens zyne Proeven ; hy maakte zyn voorneemen daaromtrent bekend aan Lord Herbert , en werd ter volvoeringe van dit voorneemen niet weinig aangemoedigd. Hy onttrok egter der Geneeskunde zyne aandagt niet, en was by de beoeffenaaren van die konst in zeer hooge agtinge, inzonderheid by Dr. Sydenbam en Dr. Mapletost, met welken hy geduurende zyn verblyf te Montpellier briefwisseling hield. De Graaf van Sbastesbury, in den jaare 1679 ten hove in gunste hersteld, en tot President in den Raad van Ridder William Temple benoemd zynde, ontbood den Heer Locke anderwerf om het ampt van zynen Secretaris te bekleeden : maar in minder dan een half jaar tyds op nieuw in ongunste geraakt zynde, vlugtte hy naar Holland , werwaards onze Schryver het gevoeglyk oordeelde hem te volgen, en dus ook voor zyne eigene veiligheid te zorgen. Dewyl de Heer Locke geen voorstander was van de toenmaalige regeering, was hy genoodzaakt zich buiten 's lands bedekt te houden, het welk hem waarschynlyk zeer nadeelig was ten opzigte van zyne geldmiddelen, doch hem gelegenheid gaf tot schryven over eene groote verscheidenheid van onderwerpen , het welk hy zo gelukkig, juist en bondig deed, dat zyne Werken by liefhebbers van waarheid en vryheid altyd in agtinge blyven zullen. Kort  Het leeven van Joannes LockE. 21 Kort na zyne wederkomst in Engeland, werwaards hy zich in de maand February des jaars 1689 op de Vloot die dén Prins van Oranje overvoerde , begaf, werd hy tot Kommissaris der Appellen verkoozen, welk ampt jaarlyks 200 l. opbragt, en kreeg de aanbieding om in de hoedaahigheid van Afgezant naar het Hof van den Keizer of van den Keurvorst van Brandenburg te gaan ; maar hy sloeg beide deeze aanbiedingen af, en besloot de noodiging om by zynen vriend Francois Marsham, te Oates in Essex, te komen inwoonen, aan te neemen, omdat hy daar, behalven de aangenaamheid der plaatse en de bevordering van zyne gezondheid, in mevrouwe Marsham eene gezellin en vriendin vond, welke volmaaktelyk aan zyne wenschen voldeed. Zy was eene vrouw van eenen diepdenkenden en leerzugtigen aart, en gewoon aan hooge beschouwingen, welk alles veel toebragt om onzen Schryver tot eene verdere tewerkstelling van zyne bekwaamheden over veele gewigtige onderwerpen aan te zetten. Hier vinden wy dat hy schreef ter verdediginge van de-Omwentelinge, en den standaard van de Engelsche Muntpenningen poogde vafb te stellen. In den jaare 1695 werd hy aangesteld tot Kommissaris over den Handel en Plantagiën, welke bediening hem omtrent drie jaaren lang in zaaken van staat bezigheid verschafte, waarna by zich weder naar Oates , de voorgemelde lustplaats van Vrouwe Marsham , begaf, en daar tot het einde zyns leevens 'bleef. Hy bespeurde zeer duidelyk dat zyne kragten afnamen, en sprak altyd met groote bedaardheid van zynen naderenden dood. Hy stierf den 28sten van October des jaars 1704, in den ouderdom van 73 jaaren, en zyn lyk werd in de Kerke van Oates begraaven. Eene lyst van zyne menigvuldige en fraaije Werken over eene groote verscheidenheid van onderwerpen, maar voornaamelyk over staat- en werktuigkundige, nevens eene kleine Verhandeling over de Newtoniaansche Wysbegeerte , kan de Leezer vinden in het Nieuw Biographisch Woordenboek. Meer dan eens heeft men zyn karakter poogen af te maa0 • len , inzonderheid is zulks ondernomen door zynen byzonC 3 , de-  22 HET LEEVEN VAN JOANNES LOCKE. deren vriend en medgezel Pieter Coste ; maar de hoogste lof, welke hem immer gegeeven is, werd hem zekerlyk door de laatst overleedene Koninginne Carolina toegemeeten; want zy rigtte in het Park van Richmond eene tent op ter eere der Wysbegeerte, en plaatste in dezelve het Borstbeeld van onzen Schryver op eene ry met de Borstbeelden van Bacon, Newton en Clarke, als de vier voornaamsten der Engelscbe Geleerden. Doch deeze Vergelyking zal de goedkeuring van alle Liefhebberen der Natuurkunde en Weetenscbappen geenszins wegdraagen. Het leeven van ROBERT BOYLE , Schildkn. Robert Boyle , een van de grootste proefneemende Wysgeeren, en tevens een van de beste menschen, werd gebooren te Lismore, in de Provincie van Munster in Ierland, op den 25sten van January des jaars 1627. Zyn vader was Ricbard, Graaf van Cork, zynde deeze Robert deszelfs zevende zoon en veertiende kind by eene der volmaakste vrouwen, die stierf toen deeze zoon maar drie jaaren oud was, zodat de zorg over zyne kindschheid op den Vader alleen berusttte, die niet naliet zynen zoon een opvoeding te geeven, welke naar deszelfs aart geschikt was. Hy was zo afkeerig van de verkeerde tederheid van sommige ouderen , die hunne kinderen naauwlyks van de zonne willen laaten beschynen of van den wind bewaaijen, dat hy zyn kind aan eene minne , op het land woonagtig, overgaf, met uitdrukkelyk bevel om den jongen te leeren harden ; en hierin is waarschynlyk de oorzaak van zyne sterke en gezonde gesteltenisse te zoeken. Wanneer hy in die landstreeke de eerile Kinderschoolen was doorgegaan , zond zyn Vader hem , in den jaare 1635 , naar Engeland, om daar te Eaton, onder het opzigt van heere Henrik Wotton, eenen zyner beste vrienden, opgevoed te worden. Hier  Het leeven van Robert Botyle.' 23 Hier gaf hy spoedig blyken van een doordringend verstand, en van eene sterke zugt om het zelve te oeffenen en uit te breiden, zodat men spoedig bespeurde dat 'er iets uitmuntends van hem te verwagten was. Hy bleef 'er drie jaaren, wanneer zyn Vader hem in zyn eigen huis te Stal'bridge nam, waar hy eenen tyd lang door eenen der Kapeliaanen onderweezen werd. In dien tyd schreef hy eenige Gedenkschriften van zyne kindsche jaaren, waarin zich eene zeer ernstige geestgesteltenis ontdekte, dewyl hy, en dat wel zeer omstandig, verscheidene merkwaardige voorbeelden van de Goddelyke goedheid, in zyne ontkominge van veele gevaaren zigtbaar, aanteekende; hierdoor werd hy waarschynlyk aangespoord of bepaald om zich aan de beoeffeninge der Heilige Schriften in de oorspronglyke taaie toe te wyden, en dus den Godsdienst, in zyne zuivere en eenvouwdige beginselen, te leeren kennen. Met dit oogmerk ging hy, omtrent het jaar 1640, naar de Hooge School van Leyden in Holland, waar hy zyne Academische studien met yver voortzette ; vervolgens reisde hy naar Vrankryk, Zwitzerland en Italië, maakende zulke verbaazende vorderingen in de Oostersche taalen (met welker beoeffeninge hy zich nog veele jaaren daarna bezig hield) dat Bisschop Burnet, in zyne lykrede over onzen Wysgeer, aanmerkt, dat hy alle de merkwaardige plaatsen uit het Oude Testament, in het Hebreeuwsch, en die uit het Nieuwe, in het Grieksch, met groote vaardigheid kon aanhaalen. In den jaare 1655 van zyne reizen weêrgekeerd, nam hy zyn verblyf te Oxford aan de Hooge Schoole, alwaar hy zyne letteroefFeningen sterk voortzette, zich inzonderheid met alle mooglyke naarstigheid toeleggende op de Proefondervindelyke Wysbegeerte en de Stofscheikunde, waaraan hy veel geld besteedde , dewyl hy volk onderhield, het welk in een Laboratorium, dat hy tot zyn eigen gebruik had opgerigt, voor hem arbeidde. Hier las hy de Wysbegeerte van Aristoteles en Des Cartes met eene scherpzinnigheid van oordeel en eene aandagt, welken hem in staat stelden om, ten opzigte van veele dingen, zeer juiste denk-  24. Het leeven van Robert Boyle.' denkbeelden te vormen. Vindende dat hunne berigten wegens de meeste zaaken op gissingen en loutere onderstellingen steunden, begreep hy dat de Wysbegeerte best door Proeven kon bevorderd worden, en dus ging hy onophoudelyk voort met op beginselen te bouwen , die zeker en betoogbaar waren. Hy woonde ook het gezelschap der geleerden by, het welk in de wooninge van Dr. Wilkins, Opziener van Wadham Collegie, gehouden, en doorgaans het Philosophisch Collegie genoemd werd: hier spanden veelen met hem samen in de bevorderinge der Proefondervindelyke Natuurkunde , bevindende zich in dit gezelschap Dr. Seth Ward, Dr. Wilkins , Dr. Bathurst de Heer Christoffel Wren , de Heer Rook en verscheidene anderen. Geduurende eenigen tyd waren zy aan bepaalingen noch instellingen gebonden, maar deelden eikanderen hunne gevoelens met eene groote vryheid mede. Dit duurde tot aan het einde des jaars 1658 ., wanneer veelen hunner van Oxford vertrokken , en het grootste gedeelte naar London ging, waar zy doorgaans in Gresham Collegie byeenkwamen , en met ander: geleerde en schrandere mannen samenspanden, in onvermoeide poo-. gingen om de kennis der Natuurkunde door Proeven te bevorderen. In den jaare 1657 maakte de Heer Boyle verscheidene Proeven met de Lugtpomp gemeen,- deeze was door ' em uitgevonden, en door den verstandigen Wysgeer Hook tot volkomenheid gebragt. Door middel van dit Werktuig ontdekte en betoogde hy verscheidene eigenschappen der Lugt, welke den grond leiden om tot eene vollediger kennis van dezelve op te klimmen, waardoor hy zeer groote vorderingen maakte, en by allen, die hem kenden, in de hoogste agting was. Omtrent deezen tyd deed Wallis, zo beroemd door zyne bedreevenheid in de Wysbegeerte en Wiskunde, onzen Wysgeer de eer aan , van hem zyne uitmuntende Verhandeling over de Cyclois op te draagen; en Dr. Nathanaël Highmore een  HET LEEVEN VAN ROBERT BOYLE 25 een zeer voornaam Geneesheer droeg hem een Boek op. ten Titel voerende: Historie der Voortteelinge. Niet lang na den tyd der Herstellinge van Koning Karel den IIden. wanneer het Koninglyk Genootschap gewettigd werd, was hy een der eerste Leden van hetzelve; hy werd toen tot eenen der Raaden, en vervolgens tot President van dat Genootschap aangesteld; in welken post hy gelyk de Heer Ward aanmerkt) in het bevorderen der nieuwe Wysbegeerte, zo als zy toen genoemd werd boven alle zyne tydgenooten uitmuntte. Tot dat einde onderhield hy ook briefwisseling met veelen van haare beoeffenaaren, en inzonderheid met Ridder Izaak Newton Hy deed groote moeite om eene juiste en zekere kennis wegens de verscheidene eigenschappen der ligchaamen te krygen , en maakte den uitslag van zyne navorschingen j wanneer zulks oP eene voldoende en nuttige wyze kon geschieden, aan anderen bekend. Ëenige van zyne Ontdekkingen waren de volgende : Dat de stof van alle natuurlyke ligchaamen de zelfde is, te weeten eene uitgebreide , deelbaare en ondoordringbaar zelfstandigheid : „ Dat de Beginsels der natuurlyke ligchaamen ge deeltelyk afhangen van den invloed van uitwendige voorwerpen, zo wel als de eerste Beweegingen der stoffe : Hv spoorde ook de natuur der Vloeiftoffen na; onderzogt de groote uitwerksels van verhaaste en vertraagde Beweegingen den aart van Hette en Koude, en de Eindöorzaaken der natuurlyke dingen. Daarenboven vond hy verbeteringen uit voor een Werktuig, dienende tot de waardeering van het verschil der Metaalen; hy gaf de verklaaring van een Werktuig, Statiscbe Hygroscoop genoemd, dienende om de verscheidene veranderingen van het Weer aan te wyzen, en maakte de beschryving van een Hygrometer; hy deed veele fraaije ontdekkingen ten opzigte der Lugt, en de natuur van het menschelyk Bloed; hy nam veele proeven om de eigenschappen van mineraale wateren aan te toonen, en om zout water zoet te maaken. Hy bediende zich van verscheidene middelen om de kennis van de Ma'V. Afd. III. Deel, D te-  26 Het keven van Robert Boyle. • teria Medica te bevorderen. Hy onderzogt den Oorsprong en Kragt van Edel gesteente; de bepaalde Natuur van Uitvloeielen, benevens derzelver fynheid en kragten ; de oorzaaken der Aantrekkinge en Zuiginge; de Natuur der Electriciteit , en meer andere dingen. Verder oeffende hy zich in de kennisse van het gebruik en de uitwerksels der Geneesmiddelen , en maakte veele gewigtige vorderingen in de Stofscheikunde , welke hy als eene soort van Erfenis aan de Liefhebberen dier Konst heeft nagelaaten. Dr. Boerhave was gewoon wegens onzen Wysgeer te zeggen: „ Aan hem zyn wy de geheimen van Vuur, Lugt, Wa„ ter, Dieren, Gewassen en Delsftoffen schuldig; zodat „ uit zyne Werken een geheel Samenstelsel der Natuurlyke „ Historie kan opgemaakt worden." Maar schoon de Wysbegeerte en navorschingen der Natuure zyne aandagt tot zich trokken , heeft hy egter hieraan al zynen tyd niet te koste gelegd , dewyl wy telkens vinden dat hy zich ook met Oordeelkundige en Godgeleerde oeffeningen bezig hield. In deezen werd hy door eenige groote mannen geholpen, inzonderheid door Dr. Edward Pocoks, door den Heere Thomas Hyde, en door den Heere Samnël Clarke, allen beroemd door hunne groote bedreevenheid in de Oostersche Taalen. Hy had ook eene zeer naauwe vriendschap met Dr. Thomas Barlow, ten dien tyde Opziener van de Bodlejaanscbe Boekerye, en naderhand Bisschop van Lincoln. Omtrent het jaar 1663 kreeg de Heer Boyle eenige blyken van 's Konings gunst, en werd met zeer veel beleefdheid en teekenen van agtinge behandeld door twee groote Staatsdienaaren , te weeten door den Lord Thefaurier Southampton , en den Lord Kanselier Clarendon. Hy werd door den laatstgemelken sterk aangezogt om de Geestelyke Orde aan te neemen, niet slegts uit agtinge voor dien Heer en deszelfs Familie, maar voornaamelyk om der Kerke zelve van dienst te zyn, verklaarende Mylord Clarendon dat zyn onberispelyk leeven en groote geleerdheid alle Kerkelyke bedieningen, tot welke hy zoude moogen bevorderd wor-  Het leeven van Robert Boyle. 27 worden, eer zouden aandoen. De Heer Boyle overwoog dit alles met de noodige bedaardheid, en merkte aan,dat hy in den leevensstand , in welken hy zich bevond, alles wat hy ten voordeele van den Godsdienst schreef even veel kragts had, alsof hy een Geestelyke was. Dat hy geene reden had om grooter inkomsten te wenschen, en die ook niet begeerde; maar bovenal verklaarde hy openhartelyk, met zyne gewoone zedigheid, dat hy nooit eenige aandoeningen of neigingen in zich gevoeld had, welke hy gerustelyk voor aanspooringen van den Heiligen Geest houden mogt, en dat hy dus niet kon besluiten om den Geestelyken stand aan te neemen. Hy verkoos derhalven zyne wysgeerige oeffeningen op zodaanige wyze te agtervolgen, als meest geschikt was ter onderschraaginge van den Godsdienst; en hy begon de vrugten van deeze zyne oeffeningen aan de waereld mede te deelen. Hy hield zich bestendiglyk by de vastgestelde Kerk, was een vyand van vervolginge om zaaken, die tot het geweeten behoorden , en had eenen grooten afkeer van alle dweeperyen Hy beschouwde den Christelyken Godsdienst in een allerbeminnelykst ligt, als eenen Godsdienst waarin noch bygeloof, noch bitterheid te pas komt; als een samenstelsel van waarheden, het welk eigenaartiglyk geschikt is om de harten van deszelfs belyderen te zuivren , en hen te bestieren in hunnen leevenswandel. Hy beminde geene gebruiken, die aanleiding gaven om dat heilzaam einde te dwarsboomen, en geene spitsvondigheden , die verdeeldheden onder de Christenen voortbragten. Hy was een vyand van alles wat naar dwingelandy in deb Godsdienst geleek, en daar hy zich by geene byzondere party vervoegen wilde , droeg hy ook geene party haat toe. Hy was ten uitersten afkeerig van alle gevoelens en gewoonten welke hem toescheenen deugd en goedwilligheden te benadeelen. Alle gestrenge behandelingen en vervolgingen uit hoofde van Godsdienst , merkte hy aan als regelregt tegen den aart der waare Godsdienstigheid aangekant. Hy was ongemeen gul en vriendelyk jegens vreemdelingen en D 2 Bui-  Het leeven van Robert Boyle. Buitenlanders. Zyn Laboratorium stond steeds open voor de Weetgierigen , die by zyne meeste Werkingen tegenwoordig mogten zyn. Hy was eenvoudig, ongemaakt en bedaard in zyn gantsche leeven, en gedroeg zich onder alle zwakheden en pynen zo geduldig als het eenen Cbristen en Wysgeer betaamde; en zo als hy voor het oog der waereld was, zuiver en vlekkeloos in zyn karakter naamelyk, was hy ook in zyne eenzaamheid en afgezonderste vertrekken. Hy oordeelde dat het hem vry stond in zeer veele vermaaken deel te neemen, als hebbende niets van die knorrigheid, welke men sommigen Wysgeeren met reden heeft te last gelegd, of van die gemaaktheid, waartoe menschen van ongemeene Godvrugt: zeer ligtelyk vervallen. Zyne goedwilligheid en Edelmoedigheid waren allervoorbeeldelykst, zodat hy zeer groote sommen uitdeelde, zon.der op betrekkingen van gezindheid, bloedverwantschap of vaderland agt te flaan. Deeze deugden te oeffenen stelde hy zich voor als eenen algemeenen regel van zyne handelingen. Hy sprak van de Regeeringe, zelfs in tyden , welke hem mishaagden , en by gelegenheden , die hem niet aanstonden , met eene merkwaardige billykheid. Koning Karel de IIde , Koning Jacobus, en Koning William waren zo ingenomen met zyn gezelschap, dat zy gemeenzaam met hem verkeerden. Dewyl zyne vier broeders allen Edellieden waren, werd hem hem aangeboden om Pair van het ryk te worden , welke aanbieding hy volstandiglyk afsloeg ; maar hy verwierf zich eenen eernaam, welken het niet in de magt der Koningen staat aan iemand te schenken, schoon dezelve de voorregten der Vorsten onverminderd laat. Zyne opregtheid was te groot om eenig gebruik te maaken van die konstenaarytjes en praktyken, aan welken de waereld doorgaans den naam van Wysheid geeft. Hy kon liegen noch dubbelzinnig spreeken, maar wel zwygen, en door dat met voorzigtigheid en bescheidenheid te doen, wendde hy zeer veele ge. vaaren af. Hy oordeelde over menschen en zaaken naar waar-  ■ Het leeven van Robert Boyle. 29 'waarheid, en zyne raadgeevingen waren gegrond en redelyk. - Waneer omzigtigheid en zedigheid hem al te veel belemmerden, was zyn geest vindingryk genoeg om goede hulpmiddelen uit te denken. Hy had een zeer hoog denkbeeld wegens de waardigheid der menschelyke Natuure, en de vorderingen, welke de menschen maaken kunnen; maar hy zag met de grootste verwonderinge dat weinige luiden, zelfs onder de beschaafdsten, uit mannelyke beginselen en regte beweegredenen te werk gingen. Zeer schielyk bespeurde hy dat de zaaken en gunsten van het hof onbestendig waren, waarom hy zich aan deszelfs verleidingen onttrok , in eenen tyd ("zegt Dr. Burnei) waarin hy met alle blyken van agtinge behandeld werd. De Grondbeginsels van eenen Protestantschen Engelschman waren al te diep in zyne ziele geworteld, om ooit verzwakt of bedorven te worden; en in deezen poogde hy allen , die met hem omgingen , te versterken. Hy bezat eene zeer uitgebreide en tevens naauwkeurige kennis van ontelbaare zaaken, las de schriften der Rabbynen, en maakte ook groote vorderingen in andere Oostersche taalen. Hy had zo veelen van de Oudvaderen geleezen, dat hy zich een juist oordeel wegens de voornaamsten kon vormen. In de Heilige Schriftuure oeffende hy zich met groote naarstigheid, en had de geschillen wegens den Godsdienst met aandagt onderzogt, zodat hem alles wat tot de Godgeleerdheid behoorde , bekend was. Hy doorliep alle de deelen der Wiskunde, en schoon hy (volgens het getuigenis van Dr. Burnet) geenen toeleg had om hierin nieuwe ontdekkingen te doen, verstond hy zelfs de afgetrokkenste leeringen der Meetkunde. De Aardryksbeschryving , inzonderheid dat gedeelte van dezelve, het welk de zeevaart en het reizen betreft, verschafte hem, zo wel als het leezen der beste Reisbeschryvingen , eene aangenaame uitspanning. Hy hield zich bezig met het doorloopen van de voornaamste deelen der Geneeskunde; alleenlyk maakte de natuurlyke tederheid zyns harten hem niet zeer geschikt om zich met ontleedkundige oeffeningen op te houden, inzonderheid niet met het ontD 3 lee. \  30 Het leeven van Robert Boyle. leeden van leevende dieren , schoon hy zeer wel wist dat daar groote nuttigheid in gelegen is. Maar ten opzigte van de oude en nieuwe Natuurlyke Historie, de voortbrengsels van alle landen , de kragten en gebruiken van Planten , Ertsen en Mineraalen, en ten opzigte der verscheidenheden , welke in verschillende landstreeken daarin gevonden worden, was hy (zegt de laatst aangehaalde Schryver) de kundigste man, dien ik immer kende, en wicn ontelbaare byzonderheden zeer net bekend waren. Dit bragt hem op den weg om die groote meenigte van Proeven te doen, en in dezelven allen, die onzes weetens leefden, zeer ver te overtreffen. Gelyk hy door het neemen zyner Proeven veele groote en gewigtige ontdekkingen deed, zo ging hy ook altyd met zulk eene netheid, met zulk eene naauwgezette zugt voor de waarheid te werk, dat allen, die zyne proefneemingen onderzogt hebben, verklaaren dat de waereld zich gerustelyk op zyne ondervindingen verlaaten mag. Zyne geliefdste studie was de Stofscheikunde, waarmede hy zich egter geenszins bezig hield met die verkeerde oogmerken , met welke veelen deeze konst geoeffend hebben. Zyn oogmerk was alleen de Natuur na te spooren, te onderzoeken in welke beginsels de dingen konden ontbonden worden , en waaruit zy aamengesteld waren, en zich dus bekwaam te maaken om goede geneesmiddelen voor de menschen te bereiden. Hy hield zich hierin bezig ter liefde van anderen, en ter verlustiginge van zichzelven, stellende zyne Zuster en anderen te werk om zyne geneesmiddelen , waar zy zulks noodig mogten oardeelen, uit te deelen.' Bisschop Burnet geeft zyn karakter met deeze woorden op: „ Hy, die, met de grootste kosten, en met den besten uitslag werkzaam was in het neemen van Proeven, was Robert Boyle, jongste zoon van den Graaf van Cork; allen, die hem kenden , beschouwden zyn gedrag als een beminnelyk voorbeeld , het welk aller navolging '', verdiende; en merkten hem aan als een godsdienstig, '„ nedrig en zedig Christen, die onberispelyk was in zynen , wandel, en nergens meer vermaaks in vond dan in goed ,. doen,  Het leeven van Robert Boyle. 31 ,, doen, terwyl hy der waereld afstierf, geene zinnelyke „ vermaaken zogt, en van zyne tydelyke belangen vrywil„ liglyk afzag." Hy was in de laatste jaaren zyns leevens van eene zwakke gesteltenisse en werd dikwyls door ziekte aangetast ; egter bereikte hy, door naauwkeuriglyk goede leefregels te onderhouden, en zich nimmer in onmaatigheid te buiten te gaan, den ouderdom van vier-enzertig jaaren , en behield zyn gezigt tot het laatste toe. Zyne afbeelding , die voor verscheidene van zyne Werken is geplaatst geworden , gelykt ongemeen wel. Hy stierf den 30sten van December des jaars 1691. en werd in St. Maartens Kerke begraaven. De lykrede over hem werd gedaan door Dr. Gilbert Burnet, Bisschop van Salisbury, over Predik, II.26. Want hy geeft wysbeid, en weetenscbap , en •vreugd , den mensche , die goed is voor zyn aangezigte, Kort daarna werd eene groote meenigte van Lofredenen en Grafschriften op hem gemeen gemaakt. In deezen werd, gelyk het doorgaans gebeurt, zyn lof al te breed uitgemeeten ; doch men bespeurde, in sommige byzondere gevallen zyns leevens, zulke duidelyke blyken van zyn goed en godsdienstig karakter, zo wel als van zynen wysgeerigen geest, dat het inderdaad onregtvaardigheid zyn zoude die niet te melden. Hier onder tellen wy zyne gunst aan Dr. Saunderson, wien hy om zyne zonderlinge geleerdheid en godvrugt een jaargeld van 50 l. schonk , in eenen tyd,' waarin dezelve door zyne geneigdheid voor 's Konings aanhang, welken onze Schryver niet begunstigde, alle zyne ampten verlooren had, en tot eenen beklaaglyken staat ge" bragt was. Hy nam de zorg voor de Weduwen en Kinderen der Geestelyken zeer ter harte; ook yverde hy sterk om de jaarwedden van zulke Kerkelyken, die niet van hunne inkomsten konden bestaan, te vermeerderen. Met deeze oogmerken deelde hy jaarlyks meer dan 1000 l uit. Omtrent het jaar 1682 schikte hy eene aanmerkelyke som ter voortplantinge des Euangeliums onder de Indiaanen, en bekostigde het overzetten en drukken des Nieuwen Testaments in de Maleitsche taale, welk Boek hy door gantsch Oost In-  32 Het leeven van Robert Boyle. Indie verzond. Hy gaf ook eene edelmoedige belooning aan den geenen, die het Werk van Grotius over de Waarheid van den Christelyken Godsdienst in het Arabiesch overzette , liet die overzetting drukken, en in de landen, daar de gemelde taal verstaan werd , verspreiden. Hy schonk 700 l. voor de uitgaave van den Ierscben Bybel , en besteedde eene gelyke som om den Bybel in de Turksche taale te doen drukken. Hy kogt zeer veele Boeken , ter bevorderinge van Waarheid en Godsdienst in Groot Brittanje. En eindelyk stelde hy het geeven van Lessen in, ter verdediginge van den Christelyken Godsdienst , bepaalende eene vaste som, waaruit zy, die ze gaven, betaald werden. Zodat wy met zeer veel regt de woorden, met welke Dr. Shaw 's mans egt Karakter beknoptelyk beschreeven heeft, moogen overneemen. „ Hy had eenen waaren wysgeerigen „ geeft , vol van menschlievendheid , weldaadigheid en goedheid. Nadat hy ons door alle de deelen der Na„ tuure geleid, haare verscheidene voortbrengsels in aan„ merkinge genomen, ons de gebruiken en wyzen, waarop „ wy ons van haare geschenken ten onzen nutte kunnen bedienen, getoond, en ons overtuigd had dat wy ons „ in eene waereld bevinden, die zeer wyslyk geschikt is, „ waarin ontelbaare groote oogmerken bereikt worden, en , waarin alle weezens en ligchaamen , die wy kennen , sa„ men spannen om de groote einden der Natuure te bevor„ deren, verzoekt hy ons hier niet stil te staan, maar laat ons vol gerustheid dat wy meer schoonheids en eenstem„ migheids in de Werken van den Schepper zullen vinden, dat wy 'er meer nuts en genoegen uit zullen trekken , naar maate wy ze nader beschouwen , en dat dit zo zyn zal zo lang als de waereld in weezen blyft. " Zulke edele, mannelyke en godsdienstige gevoelens zal de Leezer in de meeste wysgeerige en godgeleerde Werken van den Heere Boyle, wiens voornaamste pooging en grootste vermaak de bevordering van het nut der menschen was, vinden voorgedraagen. Over zyne groote bekwaamheden als Wysgeer kan men oordeelen uit de Lofredenen, met welke hy  Het leeven van Robert Boyle. 33 js vereerd geworden door veelen, die ten zynen tyde in geleerdheid uitmuntten, als door den reedsgemelden Dr. Shaw door Dr. Robert Plott Dr. Herman Boerhave, den Heere Bolton, den Heere Budgell, Dr. Halley , Dr. Wotton, den Heere Joseph Glanville, Francisco Redi, en anderen; maar allerduidelykst blyken zy uit zyne Werken, die, zo over Godgeleerde als stofscheikundige , maar meest over wysgeerige onderwerpen, drie-en-zestig in getal zyn, om van zyne verscheidene Brieven , die in de Philosophische Transactiën hier en daar te vinden zyn , niet te spreeken. Wy zullen, om door eene optellinge zyner Schriften onzen Leezeren niet lastig te vallen, hier alleenlyk de lofspraak over zyne Werken , zo als die door den Heere Joseph Glanville gegeeven wordt, invoegen. „ Zyne Werken (zegt „ hy) zyn genoegsaam om het gantsche menschdom te verpligten, en zynen naam in eeuwige geheugenisse te be„ waaren. In dezelve vindt men by de kragtigste Re„ denkaveling de vloeijendste zagtheid, de algemeenste „ kennis , de beminnelykste zedigheid, de verhevenste „ ontdekkingen, de grootste zelfverlochening , de harte„ lykste goedwilligheid, het diepste doorzigt in de natuur „ der dingen, en de hoogste agting voor God en Gods ,, dienst." Betreffende den Persoon van deezen grooten Man, men berigt ons dat hy lang maar dun, bleek en mager van aangezigt, en zwak van gestel was, zodat hy zichzelven zeer zorgvuldig moest in agt nemen, en zyne levenswyze schikken naar de veranderingen van het weer, die hy door middel van zyne Thermometers waarnam. De Heer Boyle was nooit getrouwd, maar men berigt ons in geloofwaardige verhaalen, dat hy vrydde naar de geestige en bevallige Dogter van Cary, Graaf van Monmouth, en dat uit deeze zyne verliefdheid zyne zugt voor de Wysbegeerte voortkwam. In vervolg van tyd zag hy, of uit politieke of uit wysgeerige inzigten , van het huwlyk af. Veelen baart het verwondering, dat de Heer Boyle nimmer tot Pair is verheeven geworden ; doch zulks sproot V. Afd. III. Deel. E niet  34 Her leeven van John Newton. niet uit gebrek aan gelegenheden , maar alleenlyk omdat hy eenen ampteloozen leevensstand verkoos, opdat hy des te meer tyds mogt hebben om zich met die oefeningen bezig te houden, waarin hy zyne eer en geluk stelde. Het leeven van JOHN NEWTON. John Newton, een voornaam Engelscb Wiskundige, was de Kleinzoon van Jobn Newton te Aymouth in Devonshire , en de Zoon van Humphry Newton van Oundle in Northamptonshire, waar hy in den jaare 1622 gebooren werd. Nadat hy in de eerste gronden der Taalen was onderweezen geworden , werd hy naar Oxford gezonden , en in den jaare 1637 Lid van St. Edmunds Hall. In den jaare 1641 nam hy den graad van Baccalaureus der Konsten aan, en zyne uitmuntende bekwaamheden waaren zo zigtbaar in de voornaamste deelen der Geleerdheid, dat hy in het volgend jaar» den voorrang krygende boven veele andere Studenten van aanzien, tot Meester der vrye Konsten bevorderd werd. Ten dien tyde trok zyn geest hem voornaamelyk tot de beoeffening de Starrekunde en Wiskunde, waarin hy zich met ongemeene vlyt oeffende , en 'er zulke groote vorderingen in maakte, dat hy bekwaam werd om zeer verstandig en naauwkeurig over verscheidene Stukken tot deeze Weetenschappen behoorende te schryven. Doch hier aan besteedde hy geenszins al zynen tyd, maar bemoeide zich ook met Godgeleerde Onderwerpen, en werd bevoegd tot die hooge eerampten, waartoe men hem eerlang in de Kerke verheeven zag. Want onmiddelyk na de herstelling van Karel den IIden, werd hy te Oxford Dr. der Godgeleerdheid, een van 's Konings Kapellaanen, en Rector van Ross in Herefordshire, in de plaatse van den HeereJohn Toombs, die als een Non - conformist werd afgezet. Deeze bediening behield hy tot aan zynen dood, welke te Ross  Het leeven van Franciscus Blondel, 35 Ross op Kersdag des jaars 1678 voorviel. Wy vinden geene andere merkwaardige aanteekeningen wegens zynen leevensloop. Zyne Schriften verschaffen een bewys van zyne vlyt in de letteroefeningen, en draagen genoegsaame blyken van zyne bedreevenheid in de Wiskunde. Zy bestaan voornaamelyk uit de volgende Stukken I. Astronomia Brittannica, in drie Deelen, in 4to. II. Tafels van Afwykinge , Opklimminge enz. ter opmaakinge van Starrekundige uitrekeningen. III. Trigonometria Brittanica, in Folio. IV. Chiliades centum Logarithmorum. V. Geometrische Driehoeksmeeting. VI. Wiskundige Grondbeginsels. VII. Eeuwigduurende Almanak. VIII. Verhandeling over het Peilen. IX. Inleiding tot de Starrekunde. X. Inleiding tot de Aardryksbeschryving; met tien andere Verhandelingen , betrekkelyk tot de bovengemelde Weetenschappen. Het leeven van FRANCISCUS BLONDEL. Franciscus BloNdel, uit Vrankryk oorspronglyk, Werd omtrent het jaar 1630 gebooren; doch by de historieschryvers worden geene juiste berigten wegens den tyd of de plaats van zyne geboorte gevonden. Hy was een man van een uitmuntend vernuft, en zeer vroeg het voordeel van eene goede opvoedinge genietende, maakte hy zulke verbaazende vorderingen in de Wiskunde, dat hy den ouder- < dom van een-en-twintig jaaren naauwlyks bereikt had toen hy tot Koninglyk Hoogleeraar in de Wiskunde te Parys verkooren werd. Naderhand werd hy tot Gouverneur van Lodewyk Henrik de Lomenie, Graaf van Brienne, beE 2 noemd|  36 Het leeven van Franciscus Blondel noemd; deezen verzelde hy in zyne Reizen van de. maand July des jaars 1652 af, tot aan November des jaars 1655 toe, van welke Reizen het Berigt eerst in den jaare 1660, en daarna in den jaare 1662, werd uitgegeeven. De bedreevenheid, welke hy in zaaken, die zyn beroep betroffen, deed blyken, was oorzaak dat hy tot veele aanzienlyke posten in den Burgerstaat gebruikt werd. Hem werd ook het bestier van sommige onderhandelingen met vreemde Vorsten toevertrouwd, en eindelyk zag hy zich bevorderd tot de waardigheid van Rykskansellier. Hy had ook de eer van des Dauphins leermeester in de Wiskunde te zyn. Hy was het, die, na den oorlog van het jaar 1672, de Afteekening der nieuwe Poorten voor Parys maakte. Hy schreef ook eenige der Opschriften; want hy was niet minder bedreeven in de Fraaije Letteren, dan in de verhevenste deelen der Wiskunde, gelyk men kan opmaaken uit de door hem geschreevene Vergelykinge van Pindarus met Horatius. Naderhand werd hy tot Opziener van de Academie der Bouwkunde, en tot Lid van de Koninglyke Academie der Weetenschappen verkoozen; in alle welke posten hy zich op eene deftige en roemwaardige wyze kweet. Hy stierf op den 1sten van February des jaars 1686. De Werken, welke hy geschreeven heeft, bestaan voornaamelyk in de volgende Stukken: I. Eenige Aanteekeningen over de Bouwkunde van Savoy. II. Volledige Verhandeling der Bouwkunde , in drie Deelen, in Folio. III. Volledige Verhandeling der Wiskunde. IV. Historie van den Romeinschen Almanak. V. De Konst om Bomben te werpen. VI. Eene nieuwe manier om plaatsen te verschansen e» meer andere Verhandelingen. Het  Het leeven van Blasius Pascal. 37 Het leeven van BLASIUS PASCAL. Blasius Pascal , een voornaam Fransch Wiskundige, werd gebooren te Clermont in Auvergne, op den 19den van Juny des jaars 1623. Hy sproot uit een oud en aanzienlyk geslagt. Zyn vader was Steven Pascal, een geleerd man en zeer bedreeven in de Wiskunde. Deeze, eene groote genegenheid voor zynen zoon hebbende, en een uitmuntend vernuft in denzelven ontdekkende, stond van het Presidentschap van het geregtshof, het welk hy in zyne Provincie bekleedde, af, en zette zich te Parys neder, om zich daar geheel en al met de opvoeding van den jongen Pascal bezig te houden; die, van eenen leerzaamen aart zynde, alle onderwyzingen met graagte hoorde, en aanmerkelyke vorderingen maakte. Zyn vernuft bleek duidelyk geschikt te zyn voor de Wiskunde; maar zyn Vader hield hem met zorgvuldigheid van dezelve af, opdat hy niet van andere deelen der Geleerdheid, welke de gemelde Weetenschap moesten voorgaan , onkundig blyven mogt. Hy vond egter eindelyk middel om eenige Mathematische grondlessen , die voor gemeene natuurlyke bekwaamheden te verheven waren, te leeren kennen; en van dien tyd af liet zyn Vader hem toe om zich in de Wiskunde te oefFenen: ja was hem zelfs in die oeffeninge behulpzaam. Naauwlyks zag hy de Boeken van Euclides, of hy verstond ze. Toen hy maar zestien jaaren oud was, schreef hy reeds eene Verhandeling over de Kegelsneeden , welke door de Geleerden voor een doorlugtig bewys van zyn verheven verbrand gehouden werd; en het was dus geenszins wonder dat Descartes, die zich langen tyd in Holland ophield, op het leezen van die Verhandelinge, besloot dat zy door den ouden Heere Pascal geschreeven was. In den ouderdom van negentien jaaren rnaakte hy een konsttuig, welks weêrgade men ten dien E 3 tyde  38 Het leeven van Blasius Pascal. tyde oordeelde niet te kunnen vinden. Met zyn drie-en. twintigste jaar zag hy voor het eerst de Torricelliaansche Proef, waardoor hy aanleiding kreeg om eene meenigte van andere Proeven uit te denken en te neemen. Niet lang had hy zich egter met deeze dorre en moeijelyke oeffeningen bezig gehouden, of zyn geest kreeg eenen nieuwen plooi, en hy zag van wysgeerige nasporingen af, om zich door eene verscheidenheid van andere bezigheden op eene nieuwe wyze te vermaaken. Schoon deezen wel dienden om zyn vernuft te doen uitblinken, ontluisterden zy echter in andere opzigten zyn karakter. Godgeleerdheid scheen in het begin zyne meest begunstigde Weetenschap, en geduurende eenigen tyd werd hy voor een naauwgezet Christen zo wel als voor een yverig Godgeleerde gehouden; zelfs zegt men dat hy zich aan gebeden en ligchaamstugtingen overgaf; en zynen Godsdienst tot loutere bygeloovigheden uitstrekte. Doch hoe afgezonderd van de waereld hy ook mogt schynen te leeven, kon hy egter niet nalaaten agt te slaan op het geen in dezelve omging; en zelfs bemoeide hy zich met den twist tusschen de Jesuieten en Jansenisten in zoverre, dat hy daar over eenige Stukken schreef, welker voornaamste waren zyne Brieven, waarvan Voltaire getuigt dat men ze als voorbeelden van Welspreekendheid en vernuft, gelyk aan de Schriften van Moliere en Bossuet, beschouwen mag. Die Brieven waren geschikt om te bewyzen dat de Jesuieten een oogmerk hadden om de zeden der menschen te bederven; ten welken einde hy eenige Karakters der Spaansche en Vlaamsche Jesuieten , als voorwerpen voor zyne Hekelschriften , uitkiest, waarom Voltaire Pascal den eersten der Hekelschryveren noemt. Een ander getuigenis, wegens de Brieven en den Schryver opgegeeven, is dat, schoon men 'er weinig in vindt, het welk ernst , of zugt ter bevorderinge van waare daugdsbetragting aanduidt, de Opsteller egter geene beginsels van Vrygeesterye in zyn gedrag heeft deen blyken , gelyk maar al te dikwyls het geval is van hun, die na eenen bygeloovigen yver voor den Godsdienst betoond te  Het leeven van BLASIUS Pascal. 39 te hebben, zich vervolgens toeleggen om de Onkunde, Konstenaaryen, Listen, en Bedriegeryen der Priesteren te ontdekken en te beschimpen. Men heeft deeze Brieven in verscheidene taalen overgezet, en schoon men 'er eenige antwoorden op geschreeven heeft , zyn zy egter altyd geoordeeld te veel waarheids te behelzen, om weêrlegd te worden. De Heer Pascal stierf te Parys, op den 19den van Augustus des jaars 1662, in den ouderdom van 39 jaaren. Na zyn overlyden vond men dat hy eenige Werken ter Drukperse vervaardigd had , naamelyk over het Evenwigt der Vloeistoffen , over de Zwaarte der Lugt, en meer andere Onderwerpen; doch onzes weetens zyn die Verhandelingen nimmer uitgegeven. Het leven van Ridder WILLIAM PETTY. Ridder William Petty , een zonderling voorbeeld van algemeen Vernuft, was de oudste zoon van Antoni Petty, eenen Lakenhandelaar te Rumsey in Hampshire, alwaar hy den 16den van May des jaars 1623 gebooren werd. Het is moeijelyk te bepaalen , of zyne opvoeding 'door zynen Vader of door hemzelven voornaamelyk geregeld werd. Want door zynen Vader, toen hy nog zeer jong was, by gemeene ambagtsluiden gebragt zynde om hen te zien werken , nam hy onmiddelyk de Werktuigen op, en hanteerde die met zo veel behendigheids , dat hy in den ouderdom van twaalf jaaren, reeds zo wel in verscheidene handwerken bedreeven was als zy, die ze als hunne gewoone kostwinning oeffenden. Vervolgens ging hy naar de Taalschool te Rumsey, daar hy, indien wy zyn eigen berigt gèlooven moogen, niet slegts eene grondige kennis van de Latynscbe, Grieksche en Franscbe taalen kreeg, maar ook van alle de regelen der Rekenkunde, van de Landmeetkunde, Zonnewyzerkunde, en van het starrekundig gedeelte der  40 Het leeven van Ridder William Petty. der Zeevaartkunde. Dus met verscheidene kundigheden verrykt, ging hy in den ouderdom van vyftien jaaren naar de Hooge School van den in Normandye , waar hy zich omtrent twee jaaren ophield. Toen keerde hy weder naar Engeland, en werd tot een ampt ter zee bevorderd; maar omtrent zestig ponden overgewonnen hebbende, besloot hy van dezelven gebruik te maaken om zyne kundigheden verder uit te breiden. Hy was nu bedagt om zich te oeffenen in de Genees- en Ontleedkunde; en om daarin goede vorderingen te maaken bezogt hy, in den jaare 1643, Leyden, Utregt, Amsterdam en Parys , en bleef geduurende den tyd van drie jaaren buiten zyn Vaderland. In den jaare 1647 keerde hy weder in Engeland. Na een Werktuig om het zelfde Stuk te gelyk tweemaal te schryven uitgevonden te hebben , kreeg hy van het Parlement verlof om voor den tyd van zeventien jaaren in die konst te moogen onderwyzen, zonder dat zulks iemand buiten hem vry stond. Schoon zyne uitvinding, hoeveel zy in den eersten opslag scheen te bclooven , in de praktyk van geene nuttigheid altoos bevonden werd, maakte zy hem egter bekend by veele voornaame mannen van zynen tyd. Eenigen tyd te Oxford vertoevende, en de lessen der Hoogleeraaren in die stad bywoonende, nam hy het besluit om zich, indien het mooglyk was, daar neêr te zetten. Vervolgens schreef hy aan den Heere Hartslip , wien hy blyken gaf van de vorderingen, die hy in verscheidene deelen der geleerdheid gemaakt had, waarop hy te Oxford ontbooden , en eerst aangesteld werd tot medehelper van den Hoogleeraar in de Ontleedkunde. Ondertusschen oeffende hy de Chymie en Geneeskunde met zeer goed gevolg, en kwam dermaaten in agtinge dat de wysgeerige Vergaderingen , die voor dat het Koninglyk Genootschap was opgerigt plaats hadden, ten zynen huize gehouden werden. Op den 7den van Maart des jaare 1649 werd hy tot Doctor in de Geneeskunde bevorderd, en den 25sten van Juny des jaars 1659 werd hy Candidaat van het Collegie der Geneeskundigen. Toen Dr. Clayton van het Hoogleeraarampt in de Ont-  Het leeven van Ridder William Petty. 41 Ontleedkunde afstand deed, volgde hy hem den 1sten van January des volgenden jaars in die bediening op, en werd op den 7den van February tot Hoogleeraar in de Muziek in het Collegie van Gresham- verkoozen. In den jaare 1652 werd hy, op eene bezolding van twintig schellingen daags, tot Geneesheer van het leger in Ierland aangesteld. Na den opstand in Ierland werd hy benoemd tot eenen der Gevolmagtigden tot het verdeden der verbeurde landen onder het leger, het welk den opstand deed bedaaren. Toen Henrik Cromwell zich de bestiering van dat Koningryk zag toevertrouwd , stelde hy den Doctor tot zynen Secretaris, en tot Geheimschryver van den Raad aan. Nog deed hy hem verkiezen om als Gedeputeerde der Burgerye voor West-loo in Cormvall naar het Parlement van Richard Cromwell te gaan, het welk in de maand January des jaars 1658 vergaderde. Maar op deu 25sten van de maand Maart des zelfden jaars klaagde Ridder Sankey, lid van het Parlement voor Wood-stock in Oxfordshire , hem aan over zwaare misdaaden , en wangedrag in zyn ampt. Dit veroorzaakte den Doctor zeer groote onlusten, dewyl hy voor het Huis der Gemeenten gedagvaard werd. In weêrwil van de aanhoudende poogingen zyner vrienden, van de aanpryzingen van zynen persoon by den Sekretaris Turloe, en van de verantwoordinge, welke hy in het Huis der Gemeenten deed, bragten zyne vyanden het egter zo ver, dat hy in den jaare 1659, van zyne openbaare bedieningen ontslaagen werd. Hy week toen naar Ierland-, waar hy zyn verblyf hield tot de herstelling van Koning Karel den IIden, kort na dewelke hy zich naar Engeland begaf, alwaar hy door zyne Majesteit zeer gunstig ontfangen werd ,' en zich tot eenen der Gevolmagtigden van het Geregtshof verkoozen zag. Op den 11den van April des jaars 1661 had hy de eer van Ridder te worden , en werd toen ook door eenen nieuwen gunstbrief, tot algemeenen Landmeeter van Ierland enz. aangesteld. By de opregting van het Koninglyk Genootschap, werd V. Afd. III. Deel, F hy  42 Het leeven van Rideer William Petty; hy tot een van deszelfs eerste Leden, en ook tot Lid - van den Raad, daartoe behoorende, verkoozen; en schoon hy reeds lang van de oeffeninge der Geneeskunde had afgezien , bleef zyn naam egter in het Kollegie der Geneeskundigen als honorair Lid bekend. Omtrent deezen tyd vond hy zyn dubbeld gebodemd Schip uit, geschikt om tegen wind en stroom te zeilen, en vereerde in het vervolg een namaaksel van dat Schip aan het Koninglyk Genootschap, het welk nog in de bewaarplaatse der zeldzaamheden gevonden wordt. Hy deelde ook in den jaare 1665 aan het gemelde Genootschap eene Verhandeling over den Scheepsbouw mede, waarin verscheidene geheimen van die konst vervat waren. Doch die verhandling werd door Lord Brouncker verdonkerd , welke zeide dat zy al te groot een staatsgeheim behelsde om in elks handen te komen. Ridder Williams nieuw uitgevonden Schip , deed egter in de maand July des jaars 1603 eene reize van Dublin naar Holyhead; doch dewyl hy bevond dat Let niet aan zyn oogmerk voldeed, besteedde hy nog twee jaaren of langer tyd in het zo te volmaaken dat het aan zyn bedoelde einde beter mogt beantwoorden; maar eindelyk liet hy dit werk geheel vaaren, dewyl hy geen middel vond om alles in zodaanigen staat te brengen, dat het naar zyn gemaakt ontwerp ter bereikinge van de verscheidene einden, welke hy zich had voorgesteld, eenpaariglyk medewerkte. In den jaare 1666 stelde hyeene verhandeling op over de inkomsten en uitgaaven van Engeland , en over de manier om op eenen gelyken voet schattingen te heffen , welk vertoog voor een loflyk, verstandig, en wel uitgevoerd stuk gehouden werd. In het volgends jaar trouwde hy met Elizabeth, de Dogter van Ridder Hardress Waller, Schildkn. Doch dit huwelyk was geenszins oorzaak dat zyn geest van de studiën werd afgetrokken. Hy was bedagt om het algemeene nut te bevorderen, en deelde zyne ontdekkingen mede aan het Koninglyk Genootschap, in-  Het leeven van Henrik Oldenburg. 43 inzonderheid die;, welke eenige betrekking hadden tot de verbetering van rytuigen, pompen en kanonnen. Maar weinige jaaren daarna vond hy zich in het midden van zyne naspooringen gesluit door het koud vuur in zynen voet, het welk een eind van zyn leeven maakte, in het 65ste jaar van zynen ouderdom , nadat hy ruime middelen van bestaan voor zyn talryk maagschap byeengegaard, en aan de armen in verscheidene Parochiën groote sommen by uitersten wille gemaakt had. In zyn Testament, waarin hy zyne Weduw en drie Kinderen in de bezittinge van zyne nalaatenschap, welke niet minder dan 12000 l. jaar lyks opbragt , stelde , verbond hy hen allerplegtigst om vooral op de algemeene nuttigheid agt te geeven. Hy stierf in de belydenisse van dat geloof, en in de aankleevinge aan dien Godsdienst, welke door de wetten in zyn Vaderland waren vastgesteld, in godgeleerde stellingen eer met onderwerpinge berustende dan die met naauwkeurigheid onderzoekende. De verscheidene navorschingen met welken Ridder William zich bezig hield, deeden blyken dat hy een vernuft bezat, groot genoeg om alles, waartoe zyne genegenheid zich uitstrekte, te onderzoeken; en het is te verwonderen dat hy tyds genoeg kon vinden om twintig Verhandelingen over verscheidene onderwerpen , en wel allen over gewigtige stoffen, op te stellen van welker inhoud wy egter , dewyl zy niet regtstreeks tot de Wysbegeerte behoorden , niet in het byzonder zullen spreeken. Het leeven van HENRIK OLDENBURG. Henrik Oldenburg sproot uit eene oude en aanzienlyke Familie, uit die der Graaven naamelyk van Aldenburg in Westfalen Onze Schryver werd te Bremen in Neder Saxen gebooren, in den jaare 1626, en was Consul van F 2 zyn  44 Het leeven van Henrik Oldenburg. zyn Vaderland te London, ten tyde van het lange Parlement en van Cromwell; maar van dien post ontslagen zynde , werd hy Gouverneur van Lord Henrik Obryan., een' Iersch Edelman, wien hy verzelde op de Universiteit van Oxford; waar hy zich in den jaare 1656 onder den naam van Henricus Oldenburg, Bremensis Nobilis Saxo, als student liet aanschryven, voornaamelyk met oogmerk om de Bodleiaansche Bibliotheek te gebruiken. Naderhand werd hy aangesteld tot Gouverneur van Lord Cavendish en werd een zeer gemeenzaam vriend van den Digter Milton. Geduurende zyn verblyf te Oxford kreeg hy daar ook kennis aan de Leden van dat Genootschap, waaruit het Koninglyke Genootschap is voortgekomen, en by de opregting van het Iaatstgemelde werd hy tot Medelid van het zelve verkoozen ; toen het Genootschap vond twee Secretarissen noodig te hebben, werd hy Dr, Wilkens als Adsistent toegevoegd. Hy nam alles wat tot dit ampt behoorde met eene ongemeene naarstigheid waar, en gaf het Eerste Stuk van de Pbilosophiscbe Transactiën uit in den jaare 1664. Om deezen taak met des te meer vermaak voor zichzelven , en ten genoegen van het Genootschap af te doen, hield hy briefwisseling met meer dan zeventig geleerde mannen en andere luiden, in verscheidene deelen der waereld woonende, over eene groote menigte onderwerpen. Dit zoude hem ongetwyffeld moeilyk gevallen zyn , hadde hy (volgens zyn eigen verhaal aan Dr. Lefter) niet zodaanige schikkingen gemaakt, dat hy nooit eenen brief las, zonder dat hy gereed was om dien terstond te beantwoorden, zodat het groot aantal van Brieven, welke hy leezen of schryven moest, hem nooit belemmerde. Onder anderen hield hy bestendig briefwisseling met den Heere Robert Boyle, en zette veelen van deszelfs Werken in het Latyn over. Omtrent het jaar 1674 werd hy in een geschil met den Heere Robert Hooke ingewikkeld, die klaagde dat de Secretaris hem, in de Historie der Transactions geen regt gedaan had, ten opzigte der uitvindinge van Krulveeren in  Het leeven van Henrik Oldenburg. 45 in Zak-horologien. De twist werd aan weêrzyde met eenige hevigheid voortgezet, maar eindelyk ten voordeele " van den Heere Oldenburg geëindigd; want, na eene klaare openlegging der zaake voor het Koninglyk Genootschap, oordeelde de Vergadering het billyk, ten gevalle van den Uitgeever, te verklaaren, niet te weeten dat de Heer Hooke een Boek had uitgegeeven, het welk ten titel voerde Lampas enz. maar dat de Uitgeever der Transactions zich getrouw en eerlyk, in het houden der aanteekeningen van het Koninglyk Genootschap, gedraagen had. De Heer Oldenburg bleef de Transactions uitgeeven, gelyk te vooren, tot aan No. CXXXVI, in den jaare 1677, na welken tyd de uitgave stilstond tot in de maand January des volgenden jaars, wanneer dezelve door zynen opvolger in het ampt van Sekretaris, den Heere Nebemia Grew, weder voortgezet werd, die daarin volhardde tot aan het einde van de maand February des jaars 1678. Onze Schryver hield zich ook eenigermaate bezig met theologische geschillen , ■ en poogde eene vereeniging tusschen de Calvinisten en Lutherschen te weeg te brengen; maar kort daarna voegde hy zich by de Calvinisten, werd Lid van de Vergaderinge der Godgeleerden te Westminster, en kreeg van dezelven verscheidene bedieningen, vervolgens koos hy de zyde der Independenten, welke hy bleef houden tot den tyd der herstellinge. De Heer Oldenburg stierf te Charlton, naby Greenwicb in Kent, alwaar hy woonagtig was, in de maand Augustus des jaars 1678. Hy gaf, behalven de Schriften, van welken wy reeds gesproken hebben, twintig Verhandelingen uit over godgeleerde of staatkundige onderwerpen , waarin hy voornaamelyk zyn best deed om de geschillen te vereffenen, en den vrede te bevorderen. F 3 Het  46 Het leeven van Nehemia Grew. Het leven van NEHEMIA GREW Nehemia Grew, een voornaam geneeskundige en Wysgeer, de zoon van den eerwaardigen Heere Obadja Grew, werd te Coventry gebooren; doch den juisten tyd van zyne geboorte vinden wy nergens gemeld, schoon wy uit eenige omstandigheden kunnen opmaaken, dat dezelve omtrent het jaar 1628 moet gesteld worden. De Heer Nehemia Grew was reeds zeer vroeg bekwaam ■ gemaakt voor de Academische lessen, en zyn Vader, die de beginselen der Noncormisten was toegedaan, zond hem naar eene der buitenlandsche Hooge Schoolen, om zyne bekwaamheden verder uit te breiden, het welk ook van dat gevolg was, dat hy met den titel van Doctor in de Geneeskunde in zyn Vaderland wederkeerde. Vervolgens besloot hy zich te London neêr te zetten, en dong naar de eer van Lid te worden van het genootschap der Geneeskundigen , welke begeerte hy ook vervuld zag. Vervolgens bevlytigde hy zich zeer in de beoeffeninge der Geneeskunde, en de lof, welken hy door zyne ervarenheid in zyn beroep behaalde, bragt hem welhaast in groote agtinge' by het Koninglyk Genootschap , het welk hem tot Medelid verkoozen had, en waarvan hy , na den dood van den Heere Oldenburg,, tot Sekretaris werd aangesteld. Hy zette de uitgaave der Philosophiscbe Transactiën voort van de maand January des jaars 1677 tot de -maand February des jaars 1678. Ondertusschen stelde hy in het zelfde jaar, volgens een besluit van het Genootschap , eene lyst op van Natuurlyke en door Konst gemaakte Zeldzaamheden , aan het zelve toebehoorende, welke te London in den jaare 1681 werd uitgegeeven , in een Boekdeel in Folio. ——— Dit Werk werd kort daarna gevolgd door eene ontleedkundige verhandeling van de Maag  Het leeven van Claudius Francisc. Dechales. 47 Maag en het Gedarmte. In den jaare 1682 gaf hy de Anatomie der Planten, in Folio, uit. Hy schreef ver-. scheidene andere Verhandelingen, welke, niet slegts in maar ook buiten zyn Vaderland , by de geleerden in zeer hooge agtinge waren, en wel zo dat zy door Vreemdelingen in het Latyn vertaald werden. Deeze Verhandelingen zyn 1. Waarneemingen over de Natuur van de Sneeuw. 2. Beschryving en gebruik der Pooren van den huid. ■ 3. Cosmologia Sacra, of Godgeleerde Verhandeling over het Heelal, in Folio. Dus besteedde hy zynen tyd , ter verkryginge van al die agtinge en voordeelen , welke door Geleerdheid, en uitmuntende bekwaamheden in het beroep , waarin men gesteld is, kunnen verkreegen worden. In dergelyke bezigheden volhardde hy, totdat hy op den 25sten van Maart des jaars 1711, door eenen schielyken dood werd weggerukt. Het leeven van CLAUDIUS FRANCISCUS DECHALES. Claudius Franciscus Dechales was een uitmuntend Wis- Werktuig- en Starrekundige ; hy werd gebooren te Chambery, de hoofdstad van Savoye, in den jaare 1611 en sproot uit eene adelyke Familie, welke meer luiden, die door hunne geleerdheid, schranderheid, godvrugt en goede diensten beroemd waren, en waarvan wy eenigen by Moreri vinden opgeteld, heeft voortgebragt. Onze Schryver muntte uit in de Wis- en Werktuigkundige Weetenschappen, niet door eene gelukkige bekwaamheid om nieuwe ontdekkingen te doen; maar door zyne byzondere begaafdheid om de Natuur te onderzoeken, om voorgestelde zaaken wel te begrypen, en ze zo gemaklyk en naauw-  48 Het leeven van Claudius Francisc Dechales. naauwkeurig te verklaaren, dat hy daardoor niet minder • nuttig en agtenswaardig was dan zy, die verscheidene nieuwe dingen hebben uitgevonden. Steeds heeft men erkend dat hy het beste gebruik maakte van de Ontdekkingen van anderen, en de verscheidene deelen der Wiskunde met groote klaarheid en juistheid verhandelde. Men geeft hem ook den lot dat zyne Godvrugt niet minder was dan zyne Geleerdheid, en dat beide die hoedaanigheden hem te Parys , waar hy vier jaaren agtereen , in het Collegie van Clermont openbaare Lessen gaf over de Wiskunde, het voorwerp maakten van elks verwonderinge en liefde. — Vervolgens vertrok hy naar Marseille, waar hy de Stuurmanskonst leeraarde; naderhand werd hy Hoogleeraar in de Wiskunde in de Hooge Schoole van Turin, en stierf den 25sten van Maart des jaars 1678, in den ouderdom van 67 jaaren. Onder andere Werken , welke zyne gedagtenis tot eer strekken, zyn de volgende. I. Eene Uitgaave der Grondbeginselen van Euclides, waaruit de nuttelooze Voorstellen verworpen, en de gebruiken van zodaanigen als hy behouden heeft, aangeweezen zyn. II. Eene Verhandeling over den Vestingbouw , en eene andere over de Stuurmanskonst. Deeze Werken zyn met nog eenige andere, in drie Boekdeelen in Folio, ver. zameld geworden, onder den titel van Mundus Mathematicus. Het eerde Deel bevat de zes eerste Boeken van Euclides, nevens het elfde en twaalfde; eene Arithmetische Verhandeling; de Klootsche Driehoeksmeeting van Theodosius, de Driehoeksmeeting, de praktikaale Meetkunde, de Werktuigkunde, de Weegkunde, eene algemeene Geographie, een Vertoog over den Zeilsteen, de burgerlyke Bouwkunde, en eene Verhandeling over de Kunst der Timmerlieden. Het tweede Deel behelst onderrigtingen over het Steenhouwen, over den Vestingbouw, en de Waterweegkunde; een Vertoog over de Bronnen en Rivieren; eene Verhandeling over het samendellen van Waterwerken; de Stuurmanskonst; de Gezigtkunde, Teekenkunde, Spie-  Het leeven van Claudius Francisc. Dechales. 49 Spiegelkunde en Doorzigtkunde. Het derde Deel handel over de Muziek; over de werkingen van Vuur en Ovens, over het gebruik van het Astrolabium; over de Zonnewyzerkunde; over de Starrekunde, Tydrekening, Astrologie, Algebra en Kegelsneeden. Dit Werk is in het vervolg merkelyk uitgebreid, en te Leiden, in den jaare 1690, in vier Deelen in Folio, andermaal uitgegeeven. Het leeven van EVANGELISTA TORRICELLI. Evangelista Torricelli , een beroemd Italiaansch Wysgeer en Wiskundige, werd te Faenza op den 15 den van October des jaars 1708 gebooren, en in zyne eerste jeugd door zynen Oom, die een Monnik was, in het Grieksch en Latyn onderweezen, waarschynlyk met oogmerk om tot eene Kerkelyke bediening te worden opgeleid. Maar zyne natuurlyke neiging dreef hem aan om zich op de wiskundige Weetenschappen toe te leggen, waarmede hy zich eenigen tyd door de kragt van zyn eigen vernuft, zonder onderrigtingen van eenen meester, bezig hield. Maar in den ouderdom van twintig jaaren ging hy naar Rome, waar hy de beoeffening van deeze Weetenschap , onder Vader Benedictus Castelli, verder voortzette. Castelli was een leerling geweest van den grooten Galilei, en werd door Paus Urbanus den VIIIsten tot Hoogleeraar in de Wiskunde te Rome beroepen. Torricelli maakte, onder het opzigt van deezen Meester, zulke groote vorderingen, dat hy , na de Samenspraaken van Galilei geleezen te hebben, eene Verhandeling over de Beweeging, volgens de gronden, welke die groote man gelegd had, opstelde. Castelli, op het zien van dit werk verbaasd staande, bragt hetzelve by Galilei en las het hem voor; hy hoorde het met zeer veel genoegen, en vatte groote agting en genegenheid voor den Schryver V. Afd. III. Deel. G op-  50 Het leeven van Evangelista Torricelli. op. Castelli stelde vervolgens aan Galilei voor, dat Torricelli, zyns bedunkens, by hem moest komen woonen, en prees denzelven als den geschiktsten persoon tot dat einde aan, dewyl de. jongeling bekwaam was tot die verheevene Beschouwingen , welke de waereld van eenen man van hooge jaaren, die zich in eenen zwakken toestand bevond , en gebreklyk van gezicht was, niet verwachten kon. Galilei, die te Florence woonde , nam , zo wel als Torricelli, den voorSlag gereedelyk aan, en beiden waren zy van oordeel dat hun een groote dienst beweezen werd. Torricelli kwam den 11den van October des jaars 1641 te Florence , en begon terstond alles op te schryven wat Galilei hem voorzeide, schikte 's mans papieren in orde, en bewees hem alls diensten, welke hy in den kring, waarin hy gesteld was, by mooglykheid bewyzen kon. Hy had egter niet lang het genoegen van in dien aangenaamen staat te blyven; want na verloop van drie maanden overleed Gallilei. Torricelli stond toen op het punt om weder naar Rome te keeren ; doch de Groot-Hertog, Ferdinand de IIde , haalde hem over om te Florence te blyven, gaf hem terstond het ampt van zynen Wiskundigen, en beloofde dat het Hoogleeraar-ampt, zoras als hetzelve openviel, hem zoude opgedraagen worden. Met allen yver in het beoeffenen der Wis- Natuuren Starrekunde voortgaande, maakte hy in deeze Weetenschappen verscheidene verbeteringen, en deed veele nieuwe ontdekkingen. Hy verbeterde de Konst van Microscoopen en Telescoopen te maaken, en wordt in het algemeen voor den eersten gehouden, die de wyze uitvond om de zwaarte van den Dampkring door middel van de Kwik te bepaalen , om welke reden de Barometer de Tor. Ricelliansche Buis genoemd word. Hy voerde zeer veele groote dingen uit, en zoude waarschynlyk nog meer groote dingen verricht hebben, indien hy lang genoeg geleefd hadde. Maar hy stierf, na eene ziekte van weinige dagen , op den 25sten van October des jaars 1647 > toen hy den ouderdom van veertig jaaren even bereikt had. Hy  Het leeven van Evangelista Torricelli. 51 Hy had te Florence, in den jaare 1644, een Boek uitgegeeven> het welk ten titel voert Opera Geometrica in Quarto- in den jaare 1715 kwam zyn Werk in het ligt, het welk bekend is onder den naam van Lezioni Accademiche " Het zelve bebelst lessen, by wyze van Redevoeringen voorgesteld , de eerste aan de Academie van La Crusca by zyne aanneeming tot Lid van dat Genootschap. De andere loopen over Wis- en Natuurkundige onderwer pen Voor het Werk zelf is eene lange Leevens beschryving van Torricelli geplaatst, door Tbomas Buonaventuri, een' Edelman van Florence. Het leeven van PIETER PETIT. Pieter Petit, een Fransch Wiskundige, werd gebooren te Montlucon, in den jaare 1600, en daar bragt hy het eerste gedeelte van zyn leeven door, oeffenende zich in de Wiskunde en Wysbegeerte. Toen hy den ouderdom van dertig jaaren bereikt had, was hy reeds beroemd door zyne uitgegeevene Schriften, en zyne onderhandelingen met Pascal. Wanneer zyn naam te Parys bekend geworden was , kreeg hy noodigingen om derwaards te komen , waaraan hy in den jaare 1633 voldeed, wordende door den Kardinaal de Richelieu, by verscheidene gelegenheden, tot gewigtige posten gebruikt; door deezen Staatsdienaar werd hy onder anderen gezonden om de Zeehavens' te onderzoeken, en had den titel van 's Konings Ingenieur ; ook werd hy door zyne Majefteit naar Italië gezonden, om daar eenige byzondere zaaken te verrigten. In den jaare 1640 was hy te Tours, waar hy trouwde, en naderhand tot Opziener over de Vestingwerken bevorderd werd. De Heer Baillet spreekt, in zyne Leevensbeschryvinge van Des Cartes, van onzen Schryver als van G 2 ee-  52, Het leeven van Pieter Petit. eenen man, wiens geeft tot de Wiskunde, en vooral tot de Starrekunde, volmaaktelyk geschikt was, welke geschiktheid in eene merkelyke maate vermeerderd wierd door de moeite, welke hy zich gaf om Proeven te doen. Omtrent het jaar 1637 ging hy naar Parys. Na zyne wederkomst uit Italie, waar hy veel van de Doorzigtkunde, van Des Cartes had hooren spreeken, las hy dat Werk , en deelde zyne aanmerkingen op hetzelve mede aan Mersennus, met wien hy eene naauwe vriendschap onderhield, Desniettegenstaande omhelsde hy kort daarna de grondbeginselen van Des Cartes, welke ten dien tyde by veelen zyner bekenden in hooge agtinge waren. Wy hebben reeds gezegd dat hy bekend was by den Heer Pascal; met deezen deed hy te Rouaan de zelfde proeven, welke hy te vooren met Torricelli in Italie gedaan had; en door die geduurige herhaalingen werd hy wegens de gegrondheid zyner ondervindingen vaster overtuigd. Dit viel voor in de jaaren 1646 en 1647; en schoon 'er, van dien tyd af tot aan zyn overlyden toe, veele jaaren verloopen zyn, vinden wy egter geene andere gedenkschriften wegens zyn leeven.' Hy stierf den 20sten van Augustus des jaars 1667, te Lagny naby Parys, werwaards hy zich eenigen tyd voor zynen dood begeeven had. Hy was de Schryver van verscheidene Werken over Natuuren Starrekundige onderwerpen ; van een stuk over de Tydrekening , en van eene Verdediginge van den Heere Joseph Scaliger, gedrukt te Parys, in den jaare 1636. Het leeven van JACOB ROHAULT. Jacob Rohault, een Fransch Wysgeer, was de zoon van een' ryk' koopman van Amiens, en werd daar gebooren in den jaare 1620. Hy oeffende zich in zyne geboorte-  Het leeven van Jacob Rohault. 53 testad in de Taalen en Fraaije Letteren, en ging vervolgens naar Parys om zich daar op de Wysbegeerte toe te leggen. Hy las de Schriften der oude en nieuwe Wysgeeren, en gedroeg zich in alle opzigten als een naarstig en onpartydig onderzoeker der Waarheid; hy was egter niet zeer gelukkig in zich 'op de beste ontwerpen , die op wysgeerige beginselen steunden, te bepaalen. Des Cartes behaagden hem meest van allen, en hy werd een yverig navolger van dien beroemden man; zelfs maakte hy een kort begrip, met eene bygevoegde verklaaring der Wysbegeerte van Des Cartes, het welk met groote duidelykheid en in eene zeer goede orde was opgesteld. Door dit middel won hy de hoogagting yan Clerseller, een' man wel bekend door de vertaalingen, welke hy van Verscheidene stukken van Des Cartes gegeeven heeft; deeze vatte zulk eene genegenheid voor onzen jongen Wysgeer op dat hy denzelven zyne dogter ten huwelyk gaf, in weêrwil der sterkste tegenkantingen van zyne familie. Naderhand bleef Rohault de medgezel van zynen Schoonvader in de beoeffeninge en verbeteringe zyner geliefde Weetenschap, zodat hy zeer geagt werd by allen , die smaak vonden in de Wysbegeerte van Des Cartes. Het voornaamste zyner Werken is bekend onder den titel van Rohaults Natuurkunde , die oorsprongklyk in het Fransch geschreeven, maar door Dr. Samuel Clarke in het Latyn vertaald, en met aanteekeningen verrykt is , waarin de Cartesiaansche dwaalingen., volgens het Newtoniaansche samenstelsel, verbeterd zyn. De beste uitgaaf is die van het jaar 1718 De Heer Rohault schreef ook Grondbeginsels der Wiskunde, by wyze van Samenspraaken, waarin hy de Grondbeginsels van Des Cartes al te sterk voorstond. Hy stierf in den jaare 1675 , en liet den lof na van een zeer geleerd man en een groot Wysgeer geweest te zyn. ' G 3 Het  Het leeven van BERNARD LAMY. Bernard Lamy, een Fransch Protestantsch Godgeleerde en Wysgeer , werd gebooren te Maus, in den jaare 1660, Zyn vader Allan Lamy, Heer van Fontaine, bespeurde in zynen zoon eenen veel beloovenden geeft, en besloot uit dien hoofde hem tot de letteroefeningen op te leiden; tot dat einde nam hy , geene onkosten spaarende, verscheidene meesters aan om hem te onderwyzen doch onder het opzigt van deezen maakte hy juist geene groote vorderingen, om dat hunne leerwyze niet geschikt was naar den byzonderen plooi van zyn vernuft. Zelfs kreeg hy eenigen weêrzin tegen de Latynsche taal; deeze werd egter overwonnen door het genoegen, het welk hy vond in de Grondbeginselen der Romeinsche Historie en der Geographie, waarin hy door eenen van zyne meesteren onderweezen werd. Vervolgens werd hy, zoras als zyne jaaren zulks toelieten , naar het Kollegie te Maus gezonden, om zich daar verder in de taalen te oeffenen. Hier maakte hy aanmerkelyke vorderingen in het Latyn en Griesch in de Rhetorica, in de kennisse van oude Digteren, Redenaaren en Historieschryveren, en tevens in de , Godgeleerdheid , waarop hy het besluit nam van zich voornaamelyk toe te leggen. Tot dat einde ging hy in den jaare 1658 naar Parys, waar hy den post van anderen te onderwyzen op zich nam , en dien met eenen brandenden yver behartigde. Hy had eene sterke zugt voor de Werktuigkunde, Wiskunde en Wysbegeerte, en bepaalde zich om deeze neiging van zynen geest in te willigen. Om die reden hield hy te Saumur, onder den vader van Fontenelle, geregelde lessen over alle de deelen der Wysbegeerte. Omtrent het jaar 1661 ging hy naar Vendosme om zyne kennis van de geleerde taalen verder uit te breiden. In den jaare 1664 werd hy naar de Universiteit te Juilli gezonden, en aanvaardde drie jaaren  Het leeven van Bernard Lamy. 55 ren laater het Leeraarampt; vervolgens onderwees hy de jeugd in het Kollegie van Maus , waar hy twee jaaren bleef en daarna naar Saumur keerde om zich verder in de Wysbegeerte te oeffenen. De Vaders Le Port en Martin waren zyne Leermeesters in deeze Weetenschap; en zoras als by den loop zyner oeffeningen ten einde gebragt had gaf hy eerst in de zelfde plaatse, en naderhand te Angiers, lessen in de Wysbegeerte. Zyne zugt voor de nieuwe Wysbegeerte mishaagde aan veelen, die zeer met de Aristotelische Wysbegeerte waren ingenomen, zodat zy een bevel van het Hof verkreegen, het welk hem noodzaakte Angiers te verlaaten. In den jaare 1676 begaf hy zich naar Grenoble waar de Kardinaal Camus, gelegenheid gekreegen hebbende om zyne verdiensten te leeren kennen groote agting voor zynen persoon opvatte, en hem by zich begeerde, gelyk hy hem in de bestieringe van zyn Bisdom aanmerkelyken dienst bewees. Na veele jaaren ten nutte van het Bisdom te hebben doorgebragt, ging hy zyn verblyf te Rouaan houden , waar hy den 29sten van January des jaars 1715 , in den ouderdom van 75 jaaren, overleed. Zyn karakter was waarlyk verheven. Zyn vernuft, beschaafd door de beoeffeninge der Fraaije Letteren, wist de bevalligheden van Rederyk- en Digtkunde met de zuiverheid van taale te paaren. Diepe Wiskundige Bespiegelingen behandelde hy met eene oordeelkundige bekwaamheid. De Heidensche Wysbegeerte vereenigde hy met de Christelyke Zedekunde, en de vrye Konsten met de beoeffeninge der Heilige Schriften. Hy was ervaren in de Christelyke en Joodsche Godgeleerdheid. Hy was vlug van begrip en bevallig van uitspraake. Hy schreef in het Fransch en Latyn zeer wel, en was gewoon om aan alles wat hy voorstelde, eene behoorlyke maat van uitgebreidheid te geeven. Hy voegde, om kort te gaan, de hoedaanigheden van eenen getrouwen Bedienaar des Euangeliums by eene diepe geleerdheid en zyne goedwilligheid, nedrigheid en zugt tot vrede maakten de voornaamste sieraaden zyns leevens uit. Hy schreef verscheidene Boe-  56 Het leeven van Bernard Lamy. Boeken over de Rederykkonst, de Werktuigkunde , en de Grondbeginselen der Meetkunde, maar zyne Verhandeling over de Teekenkunde , waarby eene Beschouwing van de Schilderkonst gevoegd is, is het stuk, het welk hem in de geleerde waereld meest heeft bekend gemaakt. Het leeven van JOSEPH SAUVEUR. Joseph Sauveur , een voornaam Franseb Wiskundige, werd den 24sten van Maart des jaars 1653 te La Flesebe gebooren. Hy was volstrektelyk stom, totdat hy den ouderdom van zeven jaaren bereikt had, en toen kreeg hy zelfs het vry gebruik van de werktuigen der spraake nog niet in volkomenheid, maar was in vervolg van tyd genoodzaakt om steeds zeer langzaam en bedaard te spreeken. Reeds vroeg ontdekte men in hem eene zonderlinge geneigdheid tot de Werktuigkunde, en hy was telkens bezig met het een en ander, tot dezelve behoorende, te maaken en uit te vinden. Men zond hem naar het Kollegie der Jefuiten, om daar in de beschaavende letteren onderweezen te worden, doch hy maakte zeer geringe vorderingen in de Digtkunde en Welspreekendheid. Virgilius noch Cicero hadden voor hem eenige bekoorlykheden ; maar Boeken over de Reken- en Meetkunde las hy ongemeen gaarne. Hy besloot egter in den jaare 1670 naar Parys te gaan, en oeffende zich geduurende eenigen tyd in de Wysbegeerte en Godgeleerdheid , waarin hy niet veel beter slaagde. De Wiskunde was (om kort te gaan) de eenigste studie, waartoe hy genegenheid of smaak had, en hierin hield hy zich met eenen zeer gelukkigen uitslag bezig. Want, terwyl by de lessen over de Wysbegeerte hoorde, leerde hy de zes eerste Boeken van Euclides in een maand tyds , zonder de onderrigtingen van eenen meester. Dewyl hy belemmerd van spraak was, en eene ster-  Het leeven van Joseph Sauveur. 57 Sterke zugt bezat om door zyne bekwaamheden eenen grooten naam te verkrygen, raadde de Heer Bossuet hem sterk aan dat hy zich op de beoeffening der Geneeskunde zoude toeleggen ; doch dewyl zulks geheelenal tegen den zin van zynen oom, diê hem voornaamelyk onderhield, aanliep, besloot onze Schryver om zich alleen aan zyne geliefde weetenschap te houden, en zich in dezelve te volmaaken, zodat hy in deeze, om een bestaan te vinden, lessen gaf, door zyne aanhoudende naarstigheid eerlang een Wiskundige werd, van wien men alom hoorde spreeken, dewyl hy reeds op zyn 23ste jaar Prins Eugenius onder zyne leer lingen tellen mogt. Hy had toen de Meetkunde van Des Cartes nog niet geleezen; maar wanneer een vreemdeling van den eersten rang zyne lessen over dezelve wenschte te hooren, maakte hy 'er zich binnen zeer korten tyd volkomen meester van. Bassette een spel zynde , het welk ten dien tyde sterk in zwang ging, verzogt de Marquis Dangeau hem om eenige uitrekeningen wegens hetzelve, welke zo veel genoegen gaven dat Sauveur de eer had van die aan den Koning en de Koninginne voor te draagen. Dit geschiedde in den jaare 1678. In den jaare 1681 werd hy met den Heer Mariotte naar Chatilli gezonden, om daar eenige proeven op de wateren te neemen, het geen hy met groote toejuichinge deed. In het jaar 1686 kreeg hy het ampt van Hoogleeraar in de Wiskunde in het Koninglyk Kollegie, en in den jaare 1696 maakte men hem Lid van de Akademie der Weetenscbappen, onder welker Leden hy in hooge agting was. Hier werd hy in het byzonder bekend by den Prins van Condé, door wien hem veele gunsten beweezen werden. Omtrent deezen tyd had hy een oogmerk om eene ver handeling over den Vestingbouw te schryven, en om in dit geval de Praktyk by de Theorie te voegen, ging hy, in den jaare 1691, naar de belegering van Mens, waar hy zich geduurende het gantsche beleg, in de verschansingen ophield. Hy reisde ook met het zelfde oogmerk naar Vlaanderen, en bragt het door zyn vernuft en schranderV. Afd. III. Deel. H heid  58 Het leeven van Joseph Sauveur. heid zo ver, dat hy door het Fransche Hof met een jaargeld voor zyn leeven begunstigd werd. Hy trad tweemaal in het huwelyk: de eerste maal gebruikte hy eene zeer zonderlinge voorzorg; want hy wilde zyne aanstaande Huisvrouw niet zien, voordat alle de voorwaarden hunner vereeniginge volkomen bepaald, en door eenen Notaris behoorlyk in geschrifte gesteld waren, opdat alles in gereedheid mogt zyn, eer hy verliefd was, en by dus meester van zichzelven blyven. Dus handelde hy ook in dit geval als een Wiskundige, die altyd naar vaste regels te werk gaat, en zyne uitrekeningen met bedaarde hersenen maaken moet: Hy had by beide zyne vrouwen kinderen, en by de laatste had hy eenen zoon , die, even als hy zelf, geduurende de eerste zeven jaaren van zyn leeven stom was. Hy stierf in de maand July des jaars 1716. Het is zeer te verwonderen dat sommige der geenen, die het leeven van Wysgeeren omstandig beschreeven hebben, deezen grooten Wiskunstenaar en Wysgeer met stilzwygen zyn voorbygegaan, en nog wonderlyker is het dat zy , die voorgegeven hebben zyn leeven te beschryven , geene agt sloegen op het ongemeenste gedeelte van zyn Karakter, naamelyk dat hy, schoon geen musikaale stem of gehoor hebbende, geene Weetenschap meer beoeffende dan de Muziek, waarvan hy een gantsch nieuw samenstelsel gemaakt had. En schoon hy de stem en ooren van andere luiden moest leenen, betaalde hy hen egter rykelyk met betoogingen , welke den Muzikanten van voorige tyden geheel onbekend waren. Hy vond eene nieuwe wyze van uitdrukken in de Muziek, die juister geschikt en uitgebreider was. Hy vond ook een nieuwe Leer wegens de geluiden uit. Hy was de eerste, die door Beschouwingen en Proeven de snelte van musikaale Draaden, en de Ruimte, welke zy in hunne slingeringen beschreeven , onder alle omstandigheden van spanninge en grootte ontdekte. Hy zette zyne naspooringen eindelyk zo ver voort dat hy over de Muziek der oude Grieken, Romeinen en Arabieren, ja zelfs  Het leeven van Bernard Nieuwentyt. 59 zelfs over die der Turken en Persiaanen zyne gedagten liet gaan. Zo zorgvuldig was hy om te maaken dat hem niets, het geen tot de Leer der geluiden behoorde, ontsnappen mogt. Zyne Schriften, die eer uit losse stukken dan uit eenig aaneengeschakeld werk bestaan, zyn allen in de Gedenkschriften van de Academie der Weetenschappen geplaatst, en behelzen aanmerkingen over veele geometrische, mathematische , filosofische en musikaale onderwerpen. Het leeven van BERNARD NIEUWENTYT. Bernard Nieuwentyt , een voornaam Hollandsch Wiskundige en Wysgeer, werd gebooren, op den 10den van Augustus des jaars 1654, te Westgraftdyk in Noord Hollandd, alwaar zyn Vader Emanuel Nieuwentyt Predikant was. Reeds zeer vroeg gaf hy blyken van eene sterke zugt voor de geleerdheid, welke zorgvuldiglyk werd aangekweekt door eene opvoeding , die naar zyne bekwaamheden geschikt was; daarenboven was hy zo schrander en voorzigtig, dat hy op den weg der geleerdheid by trappen poogde te vorderen, en zich van de eene Weetenschap meester te maaken , eer hy tot eene andere overging. Zyn Vader schikte hem tot den Predikdienst, maar ziende dat hy tot denzelven ongenegen was, liet hy hem voorzigtiglyk vryheid om de neiging van zynen geeft te volgen. De jonge Nieuwentyt, begrypende dat niets nuttiger zyn kon dan zyne verbeelding op een zeker stuk te vestigen en zyn oordeel te vormen, oeffende zich reeds zeer vroeg in de Redeneerkunde, welke hy op de gronden door Des Cartes gelegd, waarmede hy toen zeer was ingenomen , leerde. Vervolgens ging hy tot de Wiskunde over, en bepaalde zich, na in dezelve goede vorderingen gemaakt te hebben, tot de Geneeskunde, waarna hy zich ook op de Regtsgeleerdheid H 2 begon  60 Het leeven van Bernard Nieuwentyt. begon toe te leggen. Hy slaagde in alle deeze Weetenschappen zo wel dat hy als een goed Wysgeer, als een groot Wiskundige, als een bekwaam Geneesheer, en als een ervaren Regtsgeleerde bekend werd. Schoon hy deftig en ernstig van aart was, gedroeg hy zich egter in zynen gemeenzaamen omgang vriendelyk en gespraakzaam. Zyne beschaafdheid maakte hem een voorwerp van elks agtinge, en dezelve was zo groot dat hy dikwyls luiden , die in het eerst zeer veel van hem verschilden, tot zyn gevoelen overhaalde. Door zyne verheevene bekwaamheden en loffelyke hoedaanigheden, maakte hy zich zeer geagt in de stad Purmerent, waar hy zyn verblyf hield; ook was hy in groot aanzien by de Staaten der Provincie, waartoe de gemelde Stad behoorde, dewyl hy nooit eenige geheime verbintenissen aanging of zich nimmer met partyschappen bemoeide, maar in alle zyne handelingen doorslaande blyken gaf dat hy openhartigheid , eerlykheid en opregtheid als de bronnen van het hoogste genoegen beschouwde. Hy was meer genegen om zich op de Weetenschappen toe te leggen, dan yvrig om eerampten in de regeering te bekleeden. Hy vergenoegde zich met Raadsheer en Burgemeester van zyne Stad te zyn, zonder naar eenigen post, die hem te veel van zyne kamer zoude hebben afgetrokken, te dingen. Hy stierf op den 7 den van May in het jaar 1730, in den ouderdom van 76 jaaren, zynde tweemaal getrouwd geweest. Hy schreef verscheidene stukken in het Latyn en Fransch, naamelyk : L Aanmerkingen over de Ontbinding der oneindiglyk kleine Grootheden. II. De Ontbinding der Kromme Lynen door de Leer der Oneindigen. III. Beschouwingen over de Gronden der Differentiaalrekeninge. IV. Verhandeling over het nieuwe gebruik der Tafelen van Hoekmaaten en Raaklynen. V. Regt Gebruik der Waereldbeschouwingen ; welk Werk ook in het Engelsch is vertaald geworden, onder den  Het leeven van Jacobus Bernouilli. 61 den titel van de Godsdienstige Wysgeer, en die Overzetting is met zulk eene graagte ontvangen dat 'er verscheidene uitgaaven van dezelve zyn vertierd geworden. Wy hebben ook van onzen Schryver eenen Brief aan Bothnia van Burmania, over de Verhevelingen ; en eindelyk eene Wederlegging van Spinoza in het Hollandsch in 4to uitgegeeven. Het leeven van JACOBUS BERNOUILLI. Jacobus Bernouilli, een beroemd Wiskundige, werd gebooren te Bazel, op den 27sten van December des jaars 1654, in welke Stad zyn Vader een man van zeer groot aanzien was. Hy werd met veel zorgvuldigheid opgevoed, en dewyl hy tot Predikant geschikt was, hield hy eene geregelde orde in het doorloopen van de meeste deelen der letteroeffeningen. Toen hy zich van de beschaavende Weetenschappen meester gemaakt had , leerde hy de oude Schoolsche Wysbegeerte. Den gewoonen loop zyner studiën voleindigd, en (volgens de gewoonte in de Hooge Schoole van Bazel) zyne graaden aangenomen hebbende, bevlytigde hy zich in de beoeffeninge der Godgeleerdheid, niet zo zeer om aan zyne eigene neiging te voldoen, als wel om zynen vader genoegen te geeven. Terwyl hy hier mede bezig was, viel zyne aandagt by toeval op eenige wiskundige Figuuren, die zyne nieuwsgierigheid gaande maakten; zyne natuurlyke zugt voor die Weetenschap begon van tyd tot tyd zigtbaarer te worden , en deed hem zeer schielyk, zonder eenige onderregtingen van eenen Meester , goede vorderingen in de Meetkunde maaken, niettegenstaande hem, in den beginne, door gebrek aan Boeken zeer groote zwaarigheden voorkwamen; en nog meer beletten de tegenkantingen van zynen vader hem in deeze Weetenschap naar zynen wensch te vorderen. Dit gaf hem aanleiding om tot zyn devys te verkiezen Faëton , den ZonH 3 ne-  62 Het leeven van Jacobus Bernouilli. newagen mennende, met dit. byschrift: invito patre fidera verso, dat is: ik doorreis de starren tegen den zin van mynen vader. Maar niettegenstaande dit alles overwon hy alle voorkomende zwaarigheden, en begon in den jaare 1676 zyne reis naar Geneve , en naar verscheidene deelen van Duitschland. Toen hy te Geneve was vond hy een middel uit om een meisje, het welk van den ouderdom van twee maanden af reeds blind geweest was, te leeren schryven. ■ Vervolgens ging hy naar Bourdeaux in Vrankryk, waar hy Tafels voor Zonnewyzers samenstelde; ook bezogt hy verscheidene andere deelen van dat ryk; met oogmerk om by de beroemdste beoefenaars van zyne geliefde weetenschap bekend te worden, en door hunne onderrigtingen alle mooglyke vorderingen te maaken. Vrankryk doorreisd hebbende, keerde hy in den jaare 1680 naar zyn Vaderland. Het was toen dat hy, op raad van zyne vrienden , het onderzoek der Waarheid van Vader Malebranche las, en vervolgens de Wysbegeerte van Cartefius, wiens Grondbeginsels hem minder behaagden dan de wyze, op welke zy werden voorgedraagen. Ten dien tyde vertoonde zich een Comeet, welke zyne gedagten eenen geruimen tyd bezig hield, en waar over hy eene Verhandeling schreef in zyne moedertaale. Kort hierna reisde hy naar Holland, Vlaanderen en Engeland. —— In Holland leide hy zich , met grooter yver dan hy te vooren gedaan had, toe op de nieuwe Wysbegeerte; maar vooral op dat verheeven gedeelte der Wiskunde , het welk bestaat in de oplossinge en betooginge van wysgeerige Voorstellen, waarin hy nog niet zeer bedreeven was. Hy las de Meetkunde van Des Cartes met zeer groote aandagt, en maakte zich welhaast meester van de moeijelykste deelen van dezelve. Hy vertaalde zyne Proeve over de Comeeten in het Latyn, welk Werk spoedig gevolgd werd van eene kleine Verhandeling over de Zwaarte der Lugt, ■ Na Vlaanderen en Brabant gezien te hebben, begaf hy zich naar Calais, en stak vervolgens over naar Engeland. Te Londen, waar hy kennis kreeg aan allen,  Het leeven van Jacobus Bernouilli. 63 len, die door hunne geleerdheid beroemd waren, in wier agting hy ook deelde, had hy het genoegen van tegenwoordig te zyn in de gezelschappen, welke weeklyks ten huize van den Heere Boyle, by wien hy zeer gezien was, gehouden werden. Hy bleef byna twee jaaren in Engeland, en keerde vervolgens naar huis, besluitende om zyne oeffeningen ten nutte der waereld aan te leggen. Niets zoude, zyns oordeels, daartoe meer kunnen toebrengen, dan het gemeen maaken van Natuur-en Werktuigkundige Proeven. Door dezelven maakte hy zich te Bazel zeer beroemd, en deed tevens menigvuldige ontdekkingen, welke voor zynen tyd onbekend waren. In den jaare 1682 gaf hy zyne Proeve wegens een nieuw samenstelsel van Comeeten in het ligt , met oogmerk om de beweegingen en schyngestalten van dezelven te berekenen en aan te wyzen. In het volgende jaar het hy zyne Verhandeling over de zwaarte der Lugt drukken. In dit Stuk handelt hy niet slegts over de zwaarte der Lugt, welke door Proeven en den Barometer onbetwistbaar beweezen is; maar hy spreekt ook zeer byzonderlyk over den Aether, die naar zyne gedagten eene fyner stof is dan wy inademen. Hy geeft reden wegens de hardheid der Ligchaamen uit de zwaarte en drukking van de Lugt , en schoon men die reden reeds voor zynen tyd gegist had , zegt hy egter in zyn voorberigt dat zyne ontdekking een gevolg van zyne naspooringen, en dus ten deezen opzigte nieuw was. In den jaare 1684 werd hy beroepen tot Hoogleeraar in de Wiskunde te Heidelberg; en hy was maar even in dat ampt getreeden, toen hy van de bezigheden, welke tot hetzelve behoorden, werd afgetrokken , door zyn huwelyk met eene juffer van eene voornaame Familie. De Heer Leibnitz had, omtrent dien tyd, eenige Proeven van zyne nieuwe Differentiaal-rekening uitgegeeven maar maakte van de konst en wyze, waarop hy die had uitgevonden , een geheim. De Heer Bernouilli, en zyn Broeder, die mede een voornaam Wiskundige was , be speur-  toen hy den ouderdom van zeventien jaaren nog niet ten vollen bereikt had. Hier oeffende hy zich in de Starrekunde , wordende door zynen gulhartigen vader van de werktuigen, welke hem tot dat einde noodig waren, voorzien; welhaast werd hy zo ervaaren in die Weetenschap, dat hy in den- ouderdom van 19 jaaren eene Verhandeling uitgaf, welke ten titel voerde: Regtstreekscbe en  Het leeven van Edmund Halley. 75 en Meetkundige manier om de Aphelia en Uitmiddelpuntigbeid der Planeeten te vinden. Dewyl men tor dien tyd hier van niets had geweeten, had dit gebrek aamerkingen op Keplers onderstelling veroorzaakt , nademaal de leer van Kepler gebouwd was op de zekere grondslagen van gebeurtenissen, zo als zy in de Starrekundige Tafelen van Tycho Brabe voorkwamen; want hy oordeelde zulks genoegsaam , en liet de wiskonstige bewyzen voor anderen over. Ook maakte hy zich niet weinig beroemd door de verbeteringen, welke hy in andere deelen der Starrekunde maakte. Behalven dat hy op den 17den van Juny des jaars 1675 fraaije Waarneemingen deed wegens eene Maan-eclips, deed hy eenige ontdekkingen ten aanzien van eene vlek in de Zonne, die te Oxford in de maanden July en Augustus des jaars 1676 gezien werd, welke beide Waarneemingen naderhand in de Pbilosopsiscbe Transactiën werden uitgegeeven. Door de ontdekking der Zonnevlek werd de beweeging der Zonne om haaren As, een verschynsel, het welk tot dien tyd toe niet volkomen beveiligd was, buiten alle tegenspraak gesteld. Op den 21sten van Augustus des zelfden jaars nam by de bedekking van Mars door de Maane waar, van welke hy vervolgens gebruik maakte in het bepaalen der langtè van de Kaap van goede Hoop, tegen de tegenwerpingen der Fransche Starrekundigen. Geduurende zyn verblyf te Oxford, nam hy ook de beweegingen van Jupiter en Saturnus met groote naauwkeurigheid waar, en maakte door dat middel verscheidene aanmerkelyke verbeteringen in de beste Starrekundige Tafelen der Planeeten, welke toen in het ligtgegeeven waren. Omtrent deezen tyd, voor zyne reis naamelyk naar st. Helena, had hy ook de nu zeer wel bekende wyze ontdekt om Zon-eclipsen af te teekenen, waardoor de berekening der Verschilzigten in deeze verschynselen werd weggenomen. Zyne vlyt hield zich nog niet binnen deeze paalen; maar geduurende al dee• zen tyd was hy zeer zorgvuldig geweest in het doen van ge: paste waarneemingen om de waare plaatsen der vaste Starren aan te wyzen, en daar door de misvattingen van Tycho K 2 Brabe  , nagten, en met arbeid doorgebragte dagen; zoo veel „ deugds en godsdienstigheids; zoo veele opofferingen en ,, zelfverloocheningen; zoo veel yvers om goed te doen ,, en der waereld van nut te zyn; zoo veele voortreflyke „ proeven eindelyk van groot vernuft, en van eene fyne ,, verbeeldinge ? Het was des armen mans ongeluk (want „ arm was hy, en leefde vergenoegd in zyne armoede) „ geene bediening, ter belooninge van zyne verdiensten, „ bekomen te hebben. ■ Waare hy slegts regtzinnig „ geweest, dan is het meer dan waarschynlyk dat men „ hem als de eer van zyne eeuw zoude geagt, en hem „ geene aanzienlyke bediening geweigerd hebben." De Heer Collins, die eene verhandeling over de gronden en redenen van den Christelyken Godsdienst uitgaf, zegt, ,, dat de Heer Whiston een man was van ongemeene ,, natuurlyke bekwaamheden, en van groote verkreegene „ geleerdheid, inzonderheid in de Wysbegeerte en Wis„ kunde, maar bovenal in de Godgeleerdheid, dewyl hy „ zich met de grootste naarstigheid en opregtheid had toe„ gelegd op de beoefening der heilige Schriften, en der „ schriften van de ouden; met veragtinge van de Cate„ chismen, geloofsbelydenissen, leeringen, en overleve„ ringen van alle hedendaagsche kerken, en van de ver,, klaaringen der Schriftuure, zoo wel als van de samer„ stelsels der Godgeleerden van onzen tyd. Door zyne „ schranderheid en vlugheid wist hy het beste gebruik te ,, maaken van iedere bewysreden, welke hem voorkwam ; „ door zyne groote beleezenheid en zyn ongemeen ge„ heugen, sloeg hy niets over, dat ter ondersteuninge „ van zyne begrippen dienen kon. Hy was een opregt „ en godsdienstig mensch, en een zeer yverig Christen. „ Hy was een liefhebber vaa zedelyke deugd, gelyk ge „ meen  HET LEEVEN VAN WILLIAM WHISTON. 133 " meen is onder hen, aan welken de naam van ketter gegeeven wordt; hy deed afstand van eere, rykdommen en gemak, en getroostte zich lasteringen, armoede en " vervolgingen, welke allen hem getroffen hebben; want " men nam hem zeer kwaalyk dat hy zyne gevoelens niet geheim hield, of geene belydenis deed van het geen hy niet geloofde. —— Hy woonde meest te Londen , waar hy luiden van den hoogsten rang , van beide de sexen, bezogt, die zeer voldaan waren over zyne eenvouwdigheid, openhartigheid, verstand en geleerdheid. By deezen sprak hy met groote vrymoedigheid over , veele gewigtige stukken, en beweerde, dat Vader, „ Zoon en Heilige Geest, drie onderscheidene verstan, dige werkers waren: Dat de Vader, volgens de leer ,, der Schriftuure , eer bestond en grooter is dan de 2oon. Zyn doelwit was het eerste Christendom weder in te voeren: ook ging hy zwanger van groot„ sche ontwerpen ter verbeteringe der Wysbegeerte, en ter bevorderinge van den welstand en koophandel zyns „ Vaderlands, gelyk blykt uit zyne poogingen om de „ Wysbegeerte van Ridder Izaak Newton te verklaaren, „ en uit zyne onderneeming om de langte te vinden. Maar het grootste nut, het welk hy by mooglykheid „ doen kon, was dat hy de menschen aanspoorde om te onderzoeken, om alle bekrompene en partydige grondbeginsels te verwerpen, en hun geloof en belydenis „ op de kennis der waarheid te vestigen. Hy was ein„ delyk van eene liefderyke gesteltenisse kweekte dezelve tot het laatste toe aan , en poogde ze in ande„ ren te verwekken, door hen te verzekeren dat zy ge„ schikt was, om hen pligtmaatig en gelukkig te maaken." R 3 Het  Het leeven van IGNATIUS GASTON PARDIES. Ignatius Gaston Pardies , een zeer geleerd Fransch Wysgeer en Wiskundige, werd te Parys in den jaare 1636 gebooren. Hy stamde af uit een aanzienlyk geslagt; zyn Vader was Raadsheer in het Parlement van Parys, en gaf zynen zoon reeds vroeg eene deftige opvoeding. In den ouderdom van zestien jaaren trad hy in de orde der Jesuiten, en maakte zulk eenen voortgang' in zyne Letteroefeningen, dat hy lessen gaf in de beschaafde geleerdheid, en veele stukken in proza en vaerzen, met ongemeene fraaiheid van denkbeelden en styl, opstelde, eer hy den mannelyken ouderdom bereikt had. Op juistheid en sierlykheid van taal, schynt hy zich vooral te hebben toegelegd, tot welk einde hy zich in de fraaije letteren, en in andere takken der geleerdheid oefende. Maar einlyk schikte hy zich gantsch en al tot de Wiskunde en Wysbegeerte, en las de beste schryvers over deeze weetenschappen, zoo wel oude als laatere, met eene behoorlyke aandagt, zoodat hy zich van de Peripatetische Wysbegeerte , zoo wel als van de Cartesiaansche, binnen korten tyd meester maakte, in zoo verre dat hy in beiden met grooten roem lessen kon geeven. Hy hield zich niet volstrektelyk aan de Cartesiaansche beginselen, maar poogde ze te verbeteren, waarin hy de grootheid van zyn vernuft ontdekte, zoodat hy groote agting won in alle plaatsen, waar hy leeraarde, inzonderheid te Parys, by zyne leerlingen in het algemeen. De roem , welken hy won, baarde groote verwagtingen wegens het nut, dat hy in vervolg van tyd zoude veroorzaaken , welke verwagtingen egter door zynen dood, die in het zeven-endertigste jaar zyns ouderdoms voorviel, schielyk werden afgesneeden. Zyne werken draagen blyken van zyn uitgebreid verstand, en van zyne naarstigheid in de letter oefe-  HET LEEVEN VAN IGNATIUS GASTON PARDIES. 135 oefeningen. — De voornaamsten van dezelven zyn de volgende: I. Grondbeginsels der Meetkunde. II. Verhandeling over de Plaatselyke Beweeging. III. Verhandeling over de Weegkunde, of de Weetenschap der beweegende Kragten. IV. Beschryving van twee Werktuigen tot het maaken van Zonnewyzers. V. Verhandeling over het Verstand der Dieren. VI. Vertoog over de Natuur en Beweeging der Comeeten. VII. Van eene tweevouwdige wonderbaare Klok. Behalven deeze schriften zyn in de Philosophische Transactien van het jaar 1672 verscheidene brieven gedrukt, betreklyk tot een geschil tusschen onzen schryver en Ridder Izaak Newton, over deszelfs Nieuwe Beschouwing wegens het ligt en de kleuren. Het leeven van WILLIAM AMONTONS William Amontons werd gebooren in Normandye , op den 31sten van Augustus des jaars 1663. Wanneer ; zyn vader naar Parys vertrokken was , werden de eerste gronden van Williams opvoedinge in die stad gelegd, waar hy aanmerkelyke vorderingen in de Latynsche schoole maakte. Hy verviel in eene zwaare ziekte, waaruit hy zulk eene doofheid behield, dat hy zich genoegzaam van | alle verkeering met menschen onthouden moest. In deezen toestand begon hy te denken om zich met de uitvindinge van Werktuigen bezig te houden. Hy oefende zich : derhalven in de Wiskunde: ook leide hy zich toe op de : konst om schetsen te teekenen, op de Bouwkunde, en op het  136 HET LEEVEN VAN WILLIAM AMONTONS. het Land-meeten In vervolg van tyd helde zyn geest over tot de beoefening van die verhevene wetten, waarvan de geregelde orde der hemelsche ligchaamen voornaamelyk afhangt. Hy onderzogt, met byzondere aandagt , \ de natuur van Barometers en Thermometers, welke hy tot groote volmaaktheid bragt. • Wy mogen hier byvoegen dat deeze uitvinding nog sterk in gebruik is onder de geleerden in de meeste deelen van Europa, dat zy in algemeenheid aan die van Fahrenheit volgt, en inzonderheid die is, waarvan de beroemde Hoogleeraar Daun te Petersburg gebruik maakte, in zyne zeer ongemeene proeven, betreffende het stollen, of bevriezen, of liever het vast worden van de kwik. In den jaare 1687 bood hy de Koninglyke Akademie der . Weetenschappen een nieuw Hygroskoop aan, het welk ten hoogsten gepreezen werd, en niet weinig toebragt om de agting van den uitvinder te vermeerderen. Hy deelde eenige andere gissingen, ter verbeteringe van dit werktuig, aan den Heere Hubin, een' beroemd' konstwerker, mede; doch de Heer Hubin trad niet terstond in de gevoelens van den Heere Amontons, het geen hem voor eenigen tyd den lust benam om zyne uitvindingen van deezen aart aan het algemeen bekend te maaken. Eindelyk nam hy het besluit om eene reis naar Engeland te doen, waar hy de zelfde denkbeelden aan de le- . den van het Koninglyk Genootschap voordroeg, en vriendelyke aanmoedigingen ontmoette. Hy stelde vervolgens eene wyze voor om verstandhouding te bevorderen, door middel van Teleskoopen; doch dewyl dit niet in gebruik kon gebragt worden, vond zyn voorstel by het Genoot- : schap geene goedkeuring. Hy deed egter, by zyne wederkomst te Parys eenige proeven voor sommige persoo- ,:< nen van de Koninglyke Familie, en andere luiden van aanzien, die niet zonder genoegen gezien werden. In den jaare 1695 , gaf hy waarneemingen en proe- ■ ven uit wegens de wyze om een nieuw uurglas te maa- ■ ken, en wegens Barometers, Thermometers en Hygros koo-  Het LEEVEN VAN WILLIAM AMONTONS. 137 koopen. Dit is het eenigste Boek, dat hy geschreeven heeft, uitgezonderd eenige stukken, welke in het Journal des Scavans werden uitgegeeven, Schoon de Uurglazen, met water gemaakt, die by de ouden in gebruik waren , geheel verworpen zyn, omdat men Klokken en Horologien nuttiger bevonden heeft, wendde de Heer Amontons egter groote moeite aan in het vervaardigen van zyne nieuwe Uurglazen, hoopende dat zy ter zee van dienst zouden bevonden 'worden, als zynde gemaakt op eene wyze dat de sterkste beweeging derzelver regelmaatigbeid niet kon verminderen , daar groote 'beweeging Klokken of Horlogien noodwendiglyk buiten orde moet brengen. Wanneer de Koninglyke Akademie nu in den jaare 1609 geregeld was, werd de Heer Amontons tot Lid van dezelve verkoozen, en las, in de eerste leezing, zyne Nieuwe Beschouwing van de Wryvinge, waarin hy zeer gelukkiglyk een nuttig en gewigtig gedeelte der Werktuigkunde ophelderde. Hy bezat niet slegts eene zonderlinge bekwaamheid om iets uit te vinden, maar een zeer goed overleg om proeven te doen; dewyl zyne denkbeelden klaar en juist waren , had hy die naauwkeurigheid in de uitvoeringe van zyne ontwerpen , die noodig was om alle mislukkingen in zyne uitvindingen voor te komen. Hy was merkwaardig door de geregeldheid van zyne leevenswyze, aan welke wy grootdeels de kragt van zyn verstand, en de aanhoudende gezondheid, welke hy genoot, hebben toe te schryven. Doch eindelyk werd hy schielyk door eene ontsteeking in de ingewanden aangetast , die hem welhaast merkelyk deed verzwakken, en de oorzaak van zynen dood werd. Hy overleed op den 11den van October des jaars 1705 , in den ouderdom van 42 jaaren. V. Afd. III. Deel S Het  Het leeven van HERMAN BOERHAAVE. Herman BoerHaave, een der beroemdste geneeskundigen , welken deeze of misschien eenige eeuw heeft voortgebragt, werd te Voorhout, een dorp in Holland, naby de Stad Leyden op den 31sten van December 1668, gebooren. Zyn vader schikte hem voor de beoefening der Godgeleerdheid; hy onderwees hem zelf in de Latynscbe spraakkunst van Vossius, las met hem de samenspraaken van Erasmus, Terentius het Grieksche Testament, en de algemeene Historie. Omtrent het twaalfde jaar zyns ouderdoms, kreeg hy eene kwaadaartige verzweering in zyne slinker dye, welke naar geene Heelkunde luisterde , en hem in zyne Letteroefeningen meer dan vyf jaaren lang merkelyk verhinderde. Doch na het mislukken van alle hulpmiddelen genas hy zichzelven door middel van eene stooving met zout en wyn, en dit bragt hem eerst tot het denkbeeld om zich op de beoefening der Geneeskunde toe te leggen. In den jaare 1682 werd hy naar Leyden gezonden, onder het opzigt van den Heere Winschoten, Rector der Latynsche Schoole, en omtrent het einde des jaars ging hy in de eerste klasse over, en werd vervolgens bekwaam geagt om de Akademische Lessen by te woonen. Doch omtrent dien tyd stierf zyn Vader, nalaatende eene Vrouw met negen kindeien, van welken Herman, nog naauwlyks zestien jaaren bereikt hebbende, de oudste was. Dit toeval scheen, dewyl 'er weinige middelen nableeven, een groot beletsel in de voortzettinge zijner studien te zullen zyn. De vorderingen , welke hy reeds gemaakt had , bragten hem echter in gunste by luiden van aanzien, en by zyne komst op de Hooge Schoole te Leyden, bragt de Heer Trigland, Hoogleeraar in de H. Godgeleerdheid, en zyns vaders byzondere vriend, hem onder het opzigt van Mr. Daniel van Alphen Burgemeester van Leyden , op wiens  HET LEEVEN VAN HERMAN BOERHAAVE. 139 wiens raad en met wiens hulp hy de lessen in de Redeneerkunde , over het gebruik der Globcn, over de natuurlyke Wysbegeerte, de Bovennatuurkunde en de Zedekunde bywoonde. Hy hoorde Gronovius over de Griekscbe en Latynscbe schryvers, Richius over de oude Latynsche schryvers, over de Rhetorica, Chronologie en Geographie; en Trigland en Scbaaf over de Hebresuwscbe en Cbaldeeuviscbe Taalen, opdat hy de Schriftuur in het oorspronglyke verstaan moge. In den jaare 1687 oeFende hy zich in de Wiskunde, en vond derzelver beoefening zoo aangenaam en gewigtig, dat hy, na de Meetkunde en Driehoeksmeeting afgehandeld te hebben, overging tot de Algebra, waarmede hy zich onder het onderwys van den Heer Volder bezig hield. In den jaare 1689 gaf hy eindelyk eene proef van zyne geleerdheid in eene Akademische Redevoeringe , bewyzende, „ dat de leer van Epikunis wegens het hoogste „ goed door Cicero wel verstaan was." Voor deeze kreeg hy den gouden eerprys. die doorgaans verzeld gaat van algemeene lofspraaken over oefeningen, welke op zulk feene wyze worden goedgekeurd. In den jaare 1690 nam hy den graad van Doctor in de Wysbegeerte aan. In de stellingen, welke hy by die gelegenheid verdedigde, weêrsprak hy, met groote kracht van redenen, de samenstelsels van Epikurus, Hobbes en Spinosa. Nadat by zich genoegzaam in de beschaavende Weetenschappen geoefend had, ging hy over tct de beoefening ' der Godgeleerdheid , onder de Hoogleraars Trigland , Spanheim en Mark. De eerste gaf Lessen in de Hebreeuwscbe Oudheden; de tweede over de Kerkelyke Historie; en onder deezen hield Boerbaave in het openbaar eene Theologische twistrede. Niettegenstaande hy nu genoeg gevorderd was, om tot den heiligen dienst te worden toegelaaten, het geen hy, overeenkomdig met zyns vaders oogmerk tot nu toe voornaamelyk bedoeld had; nlettegendaande zyn vaderlyk erfS2 goed  140 HET LEEVEN VAN HERMAN BOERHAEVEgoed nu byna geheel verteerd was, had hy echter zoo weinig vertrouwen op zyne bekwaamheden, dat hy verkoos lessen in de Wiskunde te geeven, om de kosten , die ter verdere voortzettinge van zyne studien noodig waren, goed. te maaken. Dus handelende won hy niet slegts grooter agting, maar verwierf (en dit was de grondslag van zyn volgend geluk), de vriendschap van Jan van den Burg, Burgemeester van Leyden, door wien hy by de Curatoren werd aangepreezen om de Manuscripten van Vossius welke men voor de Bockery te Leyden. gekogt had , na te zien, tegen de lyst der verkoopinge. Dit deed hy met zulk eene naauwkeurigheid, dat hy by de universiteit in Hooge achting raakte , en zich in het byzonder by den Heer van den Burg dermaate aanprees, dat dezelve zeer ernstig om zyne bevordering begon te denken. Ziende welke verbaazende voortgangen de Heer Boerhaave maakte in alles, waarop hy zich met ernst wilde toeleggen, spoorde hy hem aan om de beoefening der Geneeskunde by die der Wysbegeerte en der Godgeleerdheid te voegen, als by wyze van uitspanninge ;. en om dien Heer genoegen te geeven, volgde hy deszelfs raad op, en vond dat zyne , kennis der geleerde taalen hem in deeze nieuwe oefeninge van zeer groot nut was. In den beginne hield hy zich. bezig met de Ontleedkunde, woonde de openbaare lessen in dezelve by, las de schriften van Vaselius Fallopius, Bartholinus en anderen , en maakte de grootste vorderingen door zelf te ontleeden. Daarenboven pleegde hy raad met de oude Schryveren, begon met Hippocrates, en las. vervolgens alle Grieksche en Latynscbe Geneeskundigen in eene Chronologische orde. Hy bevlytigde zich vervolgens om kennis te krygen aan de beroemdste Schryveren van. laater tyd, inzonderheid aan Sydenham; dien hy gewoon was den onsterfelyken Sydenham te noemen. Daarna begaf hy zich tot de Chemie, welke hem dermaate bekoorde, dat hy somtyds dagen en nagten achtereen doorbragt met proeven in dezelve te doen. Hy maakte ook aanmerkelyke vorderingen in de Botanie, en vernoegde zich niet slech  HET LEEVEN VAN HERMAN BOERHAAVE. 141 Slechts met de Planten, welke hy in de tuinen vond, te beschouwen, maar zocht ook, met groote moeite, nieuwe, in velden, rivieren en andere plaatsen, onderzoekende alle gewassen, welke hy aantrof, met groote naauwkeurigheid, en vergelykende dezelven met de bekende afbeeldingen en beschryvingen. De voortgangen, welke hy tot nu toe in de Geneeskunde gemaakt had, waren niet toe te schryven aan eenig behulp van lessen, uitgezonderd die, welke hy in de Ontleedkunde genomen, en eenige weinige, die Professor Drelincourt hem over de theorie gegeeven had. Hy ging dan naar de Hooge School van Harderwyk in Gelderland, en werd daar in den jaare 1693 tot Doctor bevorderd. By zyne wederkomst te Leiden, volhardde hy in zyn voorneemen om zich tot den Heiligen Dienst te begeeven, en na eenige tegenkantingen , uit een valsch begrip wegens, zyne gevoelens gesprooten, ontmoet te hebben, werd hy tot den Predikdienst toegelaaten. Doch in weêrwil zyner verdiensten, werd hem geen beroep, dat voor hem, in zyne bekrompene omstandigheden , ten hoogsten noodig was, aangebooden, zoodat hy besloot zich op de praktyk der Geneeskunde toe te leggen, en de beste schryvers over dezelve met alle naarstigheid las. In den jaare 1701 , na het overlyden van Professor Drelincourt, werd hy leeraar in de Geneeskunde, en deed eene redevoering op den 18den van May, waarvan de aanpryzing der beoefeninge van Hippocrates het onderwerpwas, begrypende dat dezelve of uit onagtzaamheid of uit laatdunkendheid schandelyk verwaarloosd was. De leerlingen van Boerhaave moesten in zyne Geneeskundige lessen ontdekken, hoe verstandiglyk hy dezelven met Chemische aanmerkingen doormengde, zoodat hy de Stofscheikunde, door derzelver toepassinge, tot opheldering van zyne onderwyzingen deed dienen. Zy waren zoo voldaan over hunnen meester, dat zy hem allerernstigst verzogten hen zoo wel de Chemie, als de Geneeskunde te willen leeren. Hierin kweet hy zich zoo wel dat hy twee S 3 jaa-  142 HET LEEVEN VAN HERMAN BOERHAAVE. jaaren daarna , te weeten in den jaare 1703 , verzogt werd om eene opengevallene Hoogleeraarsplaats in de Geneeskunde , in de Hooge Schoole te Groningen, te vervullen , welk verzoek hy van de hand wees. Dit werd by de Curatoren der Leidscbe Akademie beschouwd als eenen grond van verpligtinge om zyn jaargeld te vermeerderen, en hem het eerste Hoogleeraarschap in de Geneeskunde, dat openvallen zoude, te belooven. Van dien tyd af, tot den 18den van February des jaars 1709 toe, nam Boerhaave den post van Hoogleeraar waar, met den titel van leeraar, wanneer hem, na het overlyden van Dr. Holton, het Hoogleeraarampt werdt opgedraagen. Hy aanvaardde die bediening met eene Redevoeringe over de eenvouwdigheid der waare Geneeskunde, waarin hy de bedrieglyke en ydele voorgeevens der Alchemistische en Metaphyfische schryveren ten toon stelde, de Geneeskunde op den ouden grond van waarneemingen, proeven en gevolgen, die daaruit natuurlyk voortvloeiden, bouwende. Binnen weinige jaaren verrykte hy den geneeskundigen tuin met zulk een aantal van Planten, dat het noodig geoordeeld werd denzelven tweemaal zoo groot te maaken als hy tot dien tyd geweest was. In den jaare 1714 bekleedde hy de waardigheid van Rector der Universiteit, en in het zelfde jaar werd hy tot Hoogleeraar in de Praktikaale Geneeskunde aangesteld in plaatse van den Heer Bidloe. In deeze hoedaanigheid gaf hy tweemaal ter weeke lessen in het Universiteits Hospitaal, tot groot nut voor zyne leerlingen en voor de patienten. In den jaare 1725 bekleedde hy weder het Rectoraat, en deed toen eene Redevoering over de middelen om zekerheid te krygen in de Geneeskunde, toonende met groote geleerdheid dat wy geheel onkundig zyn, wegens de eerste beginselen der dingen, en dat alle onze kennis wegens derzelver hoedaanigheden steunt op zulke proeven, die ze aan onze uiterlyke zinnen vertoonen, of op gevolgen, die door eene juiste redeneerwyze uit die proeven worden afgeleid. In  HET LEEVEN VAN HERMAN BOERHAAVE. 143 In den jaare 1728 werd Dr. Boerhaave tot Lid van de Koninglyke Akademie der Weetenschappen te Parys verkoozen, in de plaatse van den Graave Marsigi; en in het jaar 1730 werd hy voorgesteld, en met eenpaarigheid van stemmen verkoozen, tot lid van het Koninglyk Genootschap te Londen. Omtrent de maand Augustus des jaars 1722, kreeg de Heer Boerhaave eene zwaare ziekte, gelyk ook in den jaare 1727, en in den jaare 1729 van eenen nieuwen aanval gedreigd wordende, stond hy af van zyn Hoogleeraarampt in de Botanie en de Chemie. Dit nederleggen van zynen post gaf hem gelegenheid tot de voortreflyke aanspraak, welke hy in de maand Augustus deed, waarin hy, naast de gunsten der Voorzienigheid, menigvuldige voorbeelden van vriendschap ophaalde, die veel tot het geluk van zyn leeven hadden toegebragt, terwyl hy tevens het genoegen en vermaak uitdrukte, dat zyne poogingen om de kennis der nuttigste Weetenschappen te bevorderen verzelde, te kennen geevende, dat hy hoopte dat zyne aanhoudende oefeningen het menschdom eenig voordeel aangebragt hadden. Zyne agtste en laatste Redevoering deed hy op den 8sten van February des jaars 1731, by het nederleggen van zyn Rectoraat. In dezelve poogde hy te bewyzen dat eene waare aandagt op de natuur , in het opvolgen van haare voorschriften, en van haar voorbeeld, de eenigste grond van verdiensten in eenen geneesheer was, en hem tot de hoogste eer, welke hy aan den post, dien hy bekleedde , kon gehegt zyn, geregtigd maakte; en dat de kunst van geneezen nooit beter slaagt, dan wanneer zy zich door de natuur laat bestieren. Nooit is 'er een Hoogleeraar geweest, wiens byzondere en openbaare lessen , zoo veele jaaren agtereen, door zulk een groot aantal studenten, uit verscheidene en ver van elkanderen afgelegene landen, werden bygewoond, en zelden zag men een' man, die zulk eene algemeene agting won. Hy was merkwaardig door: zyne ervaarenheid, welke al vroeg groo-  144 HET LEEVEN VAN HERMAN BOERHAAVE. grooter was dan die der oudste Geneesheeren; en door vrolykheid, maakte hy zich aangenaam by de jeugd. De wyze, waarop hy zyne lessen mededeelde, was krachtig en te gelyk inneemend, zonder gemaaktheid, en scheen eer eene gift der natuure, dan door konst verkreegen te zyn. Zyne manier om de dingen te verklaaren was eenvouwdig, wel geregeld, en naauwkeurig, zoo wel als geschikt naar de waardigheid van zyn onderwerp. ■ In de oefeninge der geregtigheid was hy vreemd van alle aanneeminge van persoonen; nimmer vond men in hem eenige slaafsche vrees of onbetaamelyk ontzag voor grooten en magtigen. Hy was altyd zedig zonder laagheid, en standvastig zonder styfhoofdigheid. Nooit week hy zelf van de regtvaardigheid af, en kon niet gemaklyk dulden dat anderen het deeden. Door de deftigheid van zyn gedrag, welke door vriendelykheid en zagtzinnigheid, zonder eenig inmengsel van lafheid , gemaatigd was, en door zyne kundigheden wegens de burgerlyke wetten van zyn vaderland, was hy een sieraad zyner tydgenooten in alle staaten en omstandigheden. ■ ■ — In zyn byzonder karakter , zegt zyn leevensbeschryver, was hy niet minder beminnelyk. Zyn gezelschap was altyd aangenaam, want zelden maakte hy zyne eigene werken of verrigtingen tot het onderwerp der gesprekken. In zyne vriendschap was hy hartelyk, opregt en standvastig. Hy was gespraakzaam, zonder sterke begeerte te toonen om naar zich te doen luisteren; hy was yverig, schoon nimmer driftig in het voorstaan der waarheid, en gaf zoo weinig agts op kwaadspreekendheid dat hy gewoon was te zeggen: „ de „ vonken der lasteringe zullen onmiddelyk van zelfs uit„ gaan, wanneer men geene moeite doet om ze aan te „ blaazen." Het laatste gedeelte zyns leevens bragt hy voornaamelyk door op zyne buitenplaats, waar hy eenen tuin had, die van de fraaiste binnen- en buitenlandsche planten zeer wel voorzien was. Hierin stelde hy zynen grootsten rykdom, en de beschouwing der natuur verschafte hem het mees-  HET LEEVEN VAN JOHN FREIND. 145 meeste genoegen. Men meent dat zyne geduurige aandagt in deeze beschouwinge zynen dood verhaast heeft. Na" menigvuldige aanvallen van ziekte, stierf hy op den 23sten van September des jaars 1738 , met die bedaardheid en helderheid van geest , welke uit eenen deugdzaamen wandel , en de gerustheid op de Goddelyke gunst , natuurlyker wyze gebooren wordt. Hy schreef veele nuttige Verhandelingen over de Werktuigkunde, de Planten, de Geneeskunde, en meer andere Onderwerpen, die van den jaare 1701 tot aan het jaar 1718 gedrukt werden, en waar van men een lyst voor de Grondbeginselen van zyne Chemie geplaatst vindt. Het leeven van JOHN FREIND. John Freind , en geleerd Geneeskundige , Chemist en Historieschryver , werd in den jaare 1675 gebooren te Croton in Northamtptonshire, waar zyn vader , een geleerd, godvrugtig en opregt man , Predikant was. Deeze, eenen veel beloovenden geest in zynen zoon bespeurende, zond hem, terwyl hy nog jong was, naar de School van Westminster en stelde hem onder het opzigt van den Heer Busby onder wien hy verbaazende vorderingen in de geleerdheid maakte. Van daar werd hy wel ras verkoozen tot Cbrist Cburch Collegie te Oxford, en kort daarna gaf hy eene Griekscbe redevoering van Demosthenes uit, die zeer gunstig ontvangen werd. Hy las de Griekscbe Digters, Redenaars en Historieschryvers met groote aandagt, om zich volkomen meester van de Griekscbe taal te maaken en om gemaklyk vaarzen en prosa in het Latyn te kunnen schryven. Hy begon zich vervolgens toe te leggen op de Geneeskunde, en wendde voornaamelyk zyne zorgen aan om de waare en redelyke grondbeginsels der natuurlyke Wysbegeerte wel te verstaan en om de V. Afd, XIII- Deel T Che-  146" HET LEEVEN VAN JOHN Freind Chemie en Ontleedkunde zich eigen te maaken; daarenboven bevlytigde hy zich om genoegzaame kennis van de Wiskunde te verkrygen. Hy gaf de eerste openbaare proef van zyne groote bekwaamheden in den jaare 1690; want toen schreef hy eenen brief aan Ridder Hans Sloane over eenen Hydrocephalus, of Water hoofd, en in den jaare 1701 schreef hy eenen anderen brief aan den zelfden Heer in het Latyn, wegens eenige ongemeene gevallen, die de stuiptrekkingen welke het gemeen ten dien tyde in Oxfordshire overkwamen , en om haare kwaadaartige natuur groot gerugt in Engeland maakten, verzelden. In deeze schriften toonde hy de groote doordringendheid van zyn verstand, en deelde zyne gedagten mede op eene wyze, die der algemeene goedkeuringe waardig, en zeer nuttsg geoordeeld werd. Zy zyn gedrukt in de Philosophische Transactien, N°. 256, September 1699, en N°. 270, in den jaare 1701 Zich nu by de Faculteit bekend en beroemd gemaakt hebbende, begon hy om het opstellen van grooter werken te denken. Hy las de schriften der voornaamste Geneeskundigen met zeer goed gevolg, poogde de beknoptste en zekerste wyze om geneeskundige waarheden uit te vinden en in te voeren, en besloot om die wyze op de gewigtigste onderwerpen , waaromtrent de Geleerden nog verdeeld waren, toe te passen. Tot dat einde gaf hy, in den jaare 1703, zyne Emmenologia uit; en dezelve werd voor een zeer uitmuntend werk gehouden, uit hoofde der fraaiheid van den styl de juiste schikking der deelen, de wonderbaare beknoptheid, en tevens de duidelykheid, welke overal doorstraalde. In den jaare 1704 werd hy tot Hoogleeraar in de Chemie op de Hooge Schoole te Oxford verkoozen , en in het volgende jaar zag hy zich verder bevorderd , dewyl hy geroepen werd om den Graaf van Peterborougb in deszelfs togt naar Spanje, als Geneesheer van het leger, te verzeilen , in welken post by aldaar twee jaaren bleef. VerVolgens deed by eene reis naar Italië, en bezogt Rome, om  HET LEEVEN VAN JOHN FREIND. 147 om de Oudheden te bezigtigen, en met verscheidene Geleerden te spreeken. By zyne wederkomst in Engeland, in den jaare 1707 , vond hy het karakter van zynen doorlugtigen Begunstiger op eene verregaande wyze verongelykt, en dit zette hem, door dankbaarheid gedreeven, aan, om deszelfs verdediging op zich te neemen. Het stuk , het welk hy ten dien einde schreef, werd verscheidene maalen gedrukt , en deed eer aan het karakter van den schryver. In de maand July des jaars 1707 werd hy door een Diploma tot Doctor in de Geneeskunde verklaard; en in den jaare 1709 gaf hy zyne Chemische Lessen uit, in welken hy genoegzaam alle Chemische bewerkingen tot haare waare beginsels, en tot de wetten der natuur bragt. Deeze lessen zyn aan Ridder Izaak Newton op; gedraagen. Zy werden door eenige Duitsche Geneesheeren, welken deeze nieuwe beginselen mishaagden , tegengegaan. Dr. Freind beantwoordde hun in de Philosophische Transactien, in het Latyn; doch beide die stukken zyn sederd in het Engelsch uitgegeeven geworden. In den jaare 1712 werd hy tot Lid van het Koninglyk Genootschap verkoozen, en in het zelfde jaar verzel; de hy den Hertog van Ormond, ais Lyfarts, naar Vlaanderen, en keerde in den jaare 1714 naar London, waar hy eenige jaaren zyn verblyf hield, zich met grooten yver op de waarneeming van zyn beroep toeleggende. In den jaare 1716 werd hy tot Lid van het Kollegie der Geneeskundigen verkoozen, en gaf verscheidene fraaije stukken over de Geneeskunde uit. Zyne schriften veroorzaakten egter ten dien tyde eenige geschillen onder de Geleerden; doch derzelver behandeling ging met groote bescheidenheid, en eene zigtbaare nuttigheid gepaard. Op den 7den van Maart des jaars 1717 las hy de Gulstoniaanscbe les in het Kollegie der Geneeskundigen; en op den 18den van October des jaars 1720 deed hy de jaarlyksche leezing voor dat geleerde Genootschap, welke T2 na-  148 HET LEEVEN VAN JOHN FREIND naderhand uitgegeeven én zeer gepreezen werd. In den jaare 1722 werd hy tot gedeputeerden in het Parlement, voor Launcstton in Cornwall, verkoozen, en gedroeg zich in dien post, als een Raadsheer, met die vryheid en zorge voor de belangen van zyn vaderland , welke natuurlyk en tevens eerwaardig was. Omtrent dien tyd meende men dat hy eene hand had in Alterbury in de samenzweering van den Bisschop van Rochester, waarom hy op den 15den van Maart des jaars 1723 in den Tour gebragt werd. Hy bleef daar gevangen,, tot den 21sten van July, toen Dr. Mead, Dr. Hulse, Dr. Levet en Dr. Hale zich borg voor hem stelden en in November werd hy geheel op vrye voeten gesteld Den ledigen tyd, dien zyne gevangenis hem verschafte, besteedde hy, wel ver van onlust of onaangenaame gedagten te voeden , aan die oefeningen , welke overeenkomstig waren met zyne bekwaamheden en bediening. Hy schreef daar ook eenen brief aan Dr. Mead over de kin derpokjes. Zyne Historie der Geneeskunde , van den tyd van Galenus af tot de zestiende eeuw toe. Dit Werk werd met reden voor een bearbeid meesterstuk gehouden. Kort na het bekomen zyner vryheid, werd hy Geneesheer gemaakt van den Prins van Wales, en toen dezelve den troon beklom, koos men hem tot Lyfarts der Koninginne , die hem groot aandeel gaf in haare agting en vertrouwen. Doch hy bleef deeze gunst niet lang genieten , want hy stierf op den 26sten van july des jaars 1725, toen hy den ouderdom van 52 jaaren bereikt had , aan eene koortse Hunne Majesteiten toonden zeer aangedaan te zyn over' zynen dood, en schonken, uit aanmerking van zyne verdiensten , een jaargeld aan zyne weduwe , die zorgde voor de opvoeding van zynen eenigen zoon: Hy werd te Hitcham in Buckinghamsbire begraaven, waar een Grafteeken, ter zyner gedagtenisse, werd opgerigt. Verscheidene voornaame mannen hebben zyn karakter beschreeven. Dr.  HET LEEVEN VAN BERNARD DE FONTENELLE 149 Dr. 'Jakob Keill spreekt van hem als van ,, eenen mees„ ter in het schryven en leeraaren , die naauwlyks zyn „ weêrgaa vond." Buitenlandsche Geneeskundigen en Wysgeeren, als Hoffman. Helvetius, Hecquet en Boerhave, hebben met groote agting van hem gesproken; maar Dr. Eduard Wilmot geeft zyn karakter volkomener op, als dat van een' diepdenkend' Wysgeer, van een' geleerd Geneeskundigen , van een' voortreffelyk' Schryver, van een sieraad der samenleevinge, en van een' yverig' vriend des menschdoms. Het leeven van BERNARD DE FONTENELLE. Bernard de fontenelle , een beroemd Fransch Schryver, werd gebooren in Frankryk, omtrent het jaar 1655. Hy schreef in zyne jonge jaaren over de Tooneelspelen; in meer gevorderden ouderdom over de beschaafde Letteren én de Wysbegeerte; maar was vooral beroemd, als een zeer welspreekend Lofredenaar. Eenigen zyner werken Van de eerste soort werden opgesteld, eer hy den ouderdom van twintig jaaren bereikt had, te weeten Thetis en Peleus, Eneas en Lavinia. Omtrent het jaar 1680 schreef hy verscheidene andere stukken, by wyze van Treurspelen, in welke men zegt dat grooter vernuft en meer verheevenheids van gedagten te vinden is, dan in zyne andere werken. In zyne Digtstukken en Samenspraaken der dooden bespeurde men den geest van Voiture, doch met uitgebreider en wysgeeriger verstand. Zyne Verhandeling over de veelheid der Waerelden is een zonderling Werk in die soort. Zyn oogmerk was om dat gedeelte der wysbegeerte in een bevallig en aangenaam ligt voor te stellen. ■ Hy schreef ook een fraai stuk, voornaamelyk ge trokken uit het Werk van van Dale over de Orakelen, in wiens navolging hy toonde dat de Orakelen bedriegeryen T 3 der  150 HET LEEVEN VAN BERNARD DE FONTENELLE der menschen waren, en over eenige tedere punten handelde op zulk eene wyze dat hy, niettegenstaande hy da verhevenheid van zyn vernuft deed blyken, zich eenige vyanden maakte. Hy ondervond, zegt Voltaire, hoe gevaarlyk het voor een mensch is, schoon hy de reden aan zyne zyde hebbe, in gevoelen te verschillen van hun, wier oordeel door gezag eene groote kragt ontvangt. Hy hield zich vervolgens bezig met de beoefeninge der Wysbegeerte en Wiskunde; ook was hy niet minder gelukkig in het maaken van vorderingen in deeze Weetenschappen , dan hy geweest was in de beschaavende Letterkunde. In dit gedeelte zyns leevens verwierf hy groote agting en toejuiching, en werd aangesteld tot Sekretaris van de Akademie der Weetenschappen, welken post hy meer dan veertig jaaren tot algemeen genoegen heeft waargenomen. ■ Zyne Historie van de Akademie der Weeten scbappen brengt dikwyls een groot ligt over haare Gedenkschriften, die dikwyls zeer duister zyn; maar tevens is zy vol van allerleie taalsieraaden, die niet weinig toebrengen om dezelve met genoegen te doen leezen. De Lofredenen, waarmede hy de overleedene Leden der Akademie vereerde, hebben die byzondere verdienste, dat zy zoo wel agting voor de Weetenschappen als voor den Schryver verwekken; en, over het geheel genomen, werd hy gehouden voor een groot meester van de konst om afgetrokkene weetenschappen voor te draagen op eene wyze, die haare beoefening aangenaam en gemaklyk maakt. Zyne andere werken zyn mede niet ontbloot van waars verdiensten. Alle zyne natuurlyke bekwaamheden werden zeer veel geholpen door de bedreevenheid in Taalen en Historien, en hy overtrof zekerlyk veele geleerde mannen , die den geest van uitvindinge niet gehad hebben. Hy stierf in den jaare 1756, een weinig meer dan 100 jaaren oud zynde. Het  Het leeven van Ridder HANS SLOANE Ridder Hans Sloane , een voornaam Geneesheer en Wiskundige, en de eerste aanlegger van het Britscbe Musaem, was van Scbotscbe afkomste. Zyn vader , Alexander Sloane, was aan het hoofd dier Volkplantinge van Schotten, welke Koning Jakobus de 1ste in het Noorden van Ierland oprigtte, alwaar onze Wysgeer, te Killileagh, op den 16den van April des jaars 1669 gebooren werd. Reeds vroeg deed hy eene sterke zugt tot de beoefening der Natuurlyke Historie blyken, waartoe hy ook door eene opvoeding, naar zyne geneigdheid geschikt, werd aangemoedigd. Hy besteedde die uuren, welke de jeugd gewoon is met beuzelagtige uitspanningen te verkwisten, tot eene aandagtige beschouwing der Natuur, en verwonderde zich in dezelve over haare werken. In den ouderdom van zestien jaaren overviel hem eene bloedspouwing, die den geregelden loop zyner oefeningen , geduurende den tyd van drie jaaren, afbrak. Hy had egter genoeg van de Geneeskunde geleerd om te weeten dat eene ziekte niet schielyk kon geneezen worden , en de voorzigtigheid raadde hem zich te onthouden van wyn , en andere verhittende dranken. Door maatigheid en onthouding, welke hy oordeelde dat de beste hulpmiddelen waren, die de Natuur aan het sterfelyk geslagt vergund had, werd hy in staat gesteld om zyn leeven langer, dan het gewoone beloop des menschelyken leevens, te rekken. Kort nadat hy van de bovengemelde kwaale genoegzaam hersteld was, voer. de zyne begeerte om zich in de verscheidene takken der Geneeskunde, welke hy tot het voornaamste voorwerp zyner oefeningen had uitgekoozen, te volmaaken , hem naar London , en hy zyne aankomst in die stad gaf hy zich aan als leerling by den grooten Stafforth , een' uitmuntend' Chemist, door wiens lessen hy zeer kundig werd, wegens de samenstelling en toebereiding van verscheidene Chemische  152 HET LEEVEN VAN RIDDER HANS SLOANE. mische Geneesmiddelen. Ten zelfden tyde oefende hy üich in de Kruidkunde te Cbelsea, en woonde ook zeer naarstig de openbaare Lessen in de Ontleed- en Geneeskunde te Londen by. Hy verzuimde, om kort te gaan, niets dat slegts eenige betrekking tot zyn beroep had. Maar zyne uitmuntende bekwaamheden en verdiensten waren meest zigtbaar, wanneer hy zich vertoonde als een kenner der Natuurlyke Historie; het was dit gedeelte van zyn karakter , het welk hem reeds vroeg bekend maakte by hun, die in zyne eeuwe meest in die Weetenschap uitmuntten , te weeten by de Heeren Boyle en Ray; en hy was zeer zorgvuldig om hunne vriendschap aan te kweeken , door hun alles wat zeldzaam en nuttig was, en door hem werd waargenomen, mede te deelen, zoodat hy dikwyls hunne verwondering, en ook hunne agting tot zich trok, welke hy, zoo lang zy leefden, bleef behouden. Na zich omtrent vier jaaren lang te London met de gemelde oefeningen naarstiglyk bezig gehouden te hebben, nam de Heer Sloane het besluit om, tot verdere uitbreiding van zyne kundigheden, vreemde Landen te gaan bezoeken, en met dat oogmerk vertrok hy eerst naar Vrankryk. in gezelschap van twee andere studenten, welker eene Ridder Tancred Robinson. was. Deeze reis ondernam hy omtrent het jaar 1683. Hy vermaakte zich zeer met het gezelschap van den beroemden Heer Lemery, eenen Chemist, dien hy op zynen togt naar Parys ontmoette; en by zyne wederkomst verpligtte hy den Heer Lemery, door hem die vier verschillende soorten van Phosphorus te geeven, welke dezelve tot dien tyd toe nooit gezien had. '* De Heer Sloane "] besteedde zynen tyd te Parys op gelyke wyze als hy te voo- :] ren te Londen gedaan had; hy bezogt de Hospitaalen , hoorde de lessen van de Heeren Tournefort. du Verney, en andere voornaame meesters, en verkeerde met allerleie soorten van Geleerden, die hem met blyken van zonderling-; gunst ontvingen. ■ De Heer Tournefort was (om dit hier aan te merken) een der beroemdste Franscbe Kruidkundigen die eene zeer fraaijs verzameling van Planten ge- :  HET LEEVEN VAN RIDDER HANS SLOANE. 53 gemaakt, en eene historie van dezelven geschreeven had. Met deezen man, onderhield de Heer Sloane eene gemeenschap, die zeer veel tot zyne vorderingen en eer heeft toegebragt. De Heer du Verney , die beroemde Ontleedkundige, die zich, nog zeer jong zynde, op da Natuurlyke Historie der Dieren begon toe te leggen, er. eindelyk, 'langs verscheidene trappen , eenige grondige kennis kreeg van het menschelyk gestel, was niet slegts Lid van de Koninglyke Akademie der Weetenschappen ; hy gaf niet slegts een fraai stuk uit over het werktuig des gehoors : maar hy werd ook gekoozen tot Leermeester van den Daufyn , en ontving veele groote gunsten, zo van zyne Majesteit, als van de Koninglyke Akademie, aan welk geleerd genootschap hy wilde dat zyne kostbaars verzameling, na zyn overlyden, in eigendom vervallen zoude. Van Parys vertrok onze Wysgeer naar Montpellier , en • brieven van voorschryvinge van den Heer Tournefort ontvangen hebbende , vond hy gereeden toegang tot alle de geleerden dier Provincie, inzonderheid tot den Heer Magnol, dien hy steeds verzelde in zyne kruidkundige naarspooringen in de nabuurschap dier Stad, waar hy de voortbrengsels der Natuur, in eene gezegende landstreek met verwondering beschouwde, Hy leerde, door de lessen van den Heer Magnol, dezelven ook in eene juiste orde schikken. Een ruim veld voor beschouwingen , die naar zynen smaak geschikt waren, gevonden hebbende, nam hy afscheid van beide zyne reisgenooten, die door eene nieuwsgierigheid van eenen anderen aart naar Italië geleid werden. Hy besteedde een geheel jaar met eene verzameling van Planten in die Provincie te maaken; vervolgens deed hy , met een gelyk oogmerk, eene reis door Languedok , en zynen weg over Thoulouse en Bourdeaux neemende, keerde hy nog in het zelfde jaar naar Parys, van waar hy, na een kort verblyf, omtrent het einde des jaars 1684, zich weer naar Engeland begaf, voorneemens orn zich op de waarneeming van zyn beroep toe te leggen. By zyne aankomst te Londen, maakte hy het tot zyne eerste V. Afd. III. Deel V be-  54 HET LEEVEN VAN RIDDER HANS SLOANE. bezigheid zyne twee beroemde vrienden, de Heeren Ray naamelyk en Boyle te gaan bezoeken , om hun de ontdekkingen , welke hy buiten 's lands gedaan had mede te deelen; doch dewyl de Heer Ray zich toen naar Essex begeeven had, zond hy aan denzelven een kostbaar geschenk van vreemde planten en zaaden , welke hem "des te aangenaamer waren, om dat hy in zyne Historia Plantarum, vee-, len derzelven, enkel op het gezag van anderen, beschreeven had. Hy onderhield de gemaakte kennis en vriendschap met den Heere Ray tot aan deszelfs dood toe, die in den jaare 1706 voorviel. ■■- ■- Omtrent deezen tyd kreeg onze Wysgeer kennis aan den beroemden Sydenham, die welhaast zulk éene groote genegenheid voor hem opvatte, dat hy hem in zyn huis nam, en hem zynen lyderen op de sterkste wyze aanprees. Toen hy nog niet lang te Londen geweest was, werd hy door Dr. Lister aangepreezen , als een bevoegd Lid van het Koninglyk Genootschap , en goedgekeurd zynde, werd hy den 21sten January des jaars 1685 verkoozen. In dat jaar vereerde hy verscheidene zeldzaamheden aan het gemelde Genootschap, en volhardde met van tyd tot tyd verscheidene aanmerkingen in het zelve in te leveren. In den jaare 1687 werd hy tot Lid van het kollegie der Geneeskundigen te Londen verkoozen. Dr. Tancred Robinson, die in dat jaar van zyne reize wederkeerde, en hy deelden aan het Koninglyk Genootschap eenige berigten mede wegens de Plant , welke de Star der Aarde genoemd werd-:, die door aanhaalingen uit andere Schryveren bekragtigd waren, en eenige proeven wegens derzelver vermoogen tegen de beeten van dolle Honden. In het zelfde jaar nam onze Schryver ter verkryginge vanmeer gelyksoortige kundigheden de aanbieding van Christoffel, Hertog vau Albemarle , aan, om met hem, als zyn Lyfarts. naar Jamaica te reizen , waarvan de gemelde Hertog tot Gouverneur was aangesteld. Hy ging dan te Portsmouth scheep op den 12den September, en kwam den 19den december ter bedoelder plaatse aan. Hier werd hem een. nieuw  HET LEEVEN VAN RIDDER HANS SLOANE. nieuw veld geopend voor ontdekkingen wegens de voortbrengsels der Natuure. De geneeskundige waereld zoude egter van dezelven onkundig gebleeven zyn , had onze Schryver, door eene onvermoeide naarstigheid, zyne oogenblikken niet als uuren weeten te gebruiken. De Hertog van Albemarie overleed genoegzaam zoo haast als hy te Jamaika was aangeland; de Hertogin, zyne Bedgenoot, besloot zoo ras als mooglyk was, naar Engeland te keeren, en de Doctor kon de gedachten niet duiden van haar in haare droefheid te verlaaten. Hy besteedde al zynen tyd tot het maaken van verzamelingen van Natuurlyke zeldzaamheden, zoodat hy, schoon de gantsche tyd van zyn verblyf te Jamaica naauwlyks vyftien maanden was, zulk een verbaazend getal van Planten en andere natuurlyke zeldzaamheden, met zich bragt, dat zyne vrienden by zyne wederkomst verwonderd stonden. De Heer Ray zegt: „ Toen ik den voorraad van gedroogde Planten, welken de Heer Ray te Jamaica, en op. sommigen der Caribi,, sche Eilanden verzameld had, zag, stond ik verzet over het groot getal van de hairige soort, en had niet gedagt „ dat 'er zulk eene meenigte in de Indiën te vinden was." By zyne aankomst te Londen leide hy zich toe op de oefening der geneeskunde , en werd welhaast zoo beroemd ^ dat hy, op den 17den October des jaars 1694., tot Geneesheer van Christus Hospitaal verkoozen werd, welke post hy tot het jaar 1730 bleef behouden , wanneer hy het, uit hoofde van zynen hoogen ouderdom en zwakheid, noodig oordeelde denzelven neêr te leggen. Het geen zonderling was, en den hoogsten lof verdiende,- was dat, schoon hy de vaste bezolding voor dat ampt jaarlyks bleef ontvangen, hy echter die gantsche som besteedde ten voordeele der voorwerpen van het meede medelyden in dat Hospitaal. Hy was op den 30sten November des jaars 1693 tot lid van het Koninglyk Genootschap verkoozen, en aanvaardde dien post met de uitgaave der Philosophische Transactien, welke' V2 ge-  56 HET LEEVEN VAN RIDDER HANS SLOANE. geduurende eenigen tyd was opgeschort geworden, te verleevendigen. Hy bleef dezelven uitgeeven tot aan het jaar 1712, en de Deelen, weike in dien tyd zyn uitgekomen, draagen doorslaande blyken van zyne naarstigheid, dewyl zy veele stukken , door hem zelven geschreeven, bevatten. In zynen tusschentyd gaf hy ook zynen Catalogus Plan' tarum, quae in Insula Jamaica sponte proveniunt &c. seu prodomi Historiae Naturalis Pars prima, welk Werk hy opdroeg aan het Koninglyk Genootschap en het Kollegie der Geneeskundigen. Het eerste Deel werd uitgegeeven in den jaare 1707, maar het tweede niet voor het jaar 1725; door dit nuttig en kostbaar Werk werd de Materia Medica verrykt met een groot aantal van uitmuntende Kruiden, die te voren niet bekend waren. Ten dien tyde maakte hy ook het ontwerp van een.Gasthuis, Waarin de Armen van zoodanige hulpmiddelen zouden voorzien worden, als hunne ziekten vorderden; welk ontwerp hy naderhand, met hulp van den President, en andere Leden van het geneeskundig kollegie, ten uitvoer bragt. De sterke zugt van onzen Schryver om de Natuur te kennen, schynt met zyn leven eenen aanvang genomen te hebben; hy begon reeds in zyne vroegste jeugd een Kabinet van zeldzaamheden te verzamelen , en ging telkens voort met bet zelve te verryken, door sommige zeldzaamheden te zoeken, en andere, die hem aangebragt werden, te koopen; doch deeze verzameling groeide maar langzaam, tot dat zy eindeiyk vermeerderd werd met het geen hy in eigendom kreeg door den dood van William Courton, Schildknaap, een' Heer, die al zynen tyd , en het grootste gedeelte van zyne middelen besteed had tot het verzamelen . van zeldzaamheden, en die alles by uitersten wille maakte aan Ridder Hans Sloane, onder voorwaarde dat hy eenige weinige schulden en legaaten zoude uitkeeren; welke voorwaarde onze Schryver getrouwelyk nakwam. In den jaare 1708 werd de Doctor verkoozen tot buitenlandsCh Lid van de Koninglyke Akademie te Parys, eene eer, welke des te grooter was, om dat de Engelschen toen met  HET LEEVEN VAN RIDDER HANS SLOANE. 57 met de Franschen in oorlog waren, en de bewilliging der Koninginne tot derzelver aanneeming vereischt werd. Naar mate van het aangroeijen zyner achtinge onder de Geleerden , groeide ook zyne praktyk onder luiden van den hoogsten rang. Koningin Anna pleegde hem dikwyls raad in haare laatste ziekte, en werd door hem ader gelaaten. Kort na de komst van Koning George den Isten tot den troon, in de maand April naamelyk des jaars 1716, werd de Doctor door zyne Majesteit Baronet gemaakt , welke erflyke eertitel nog nooit aan een Engelsch Geneesheer was gegeeven geworden ; ten zelfden tyde maakte de Koning hem Opper-Leger-Arts, welken post hy bekleed heeft tot den dood van zyne Majesteit, in den jaare 1727. By de komst van George den IIden tot den troon werd hy tot Lyfarts van zyne Majesteit aangesteld, en bediende in die hoedanigheid de Koninglyke familie tot aan zyn overlyden toe. Inzonderheid was hy in hooge gunst by de Koningin Karolina , die een volkomen vertrouwen op zyn oordeel stelde. Ondertusschen was hy , op den 1sten Juny des jaars 1716, eenstemmiglyk tot een der Hoofdleden van het Kollegie der Geneeskundigen verkoozen geworden, en den 30sten September des jaars 1719 werd hy President van dat Kollegie, welken post hy geduurende den tyd van 16 jaaren bekleedde, de sterkste blyken geevende van zynen yver en naarstigheid in alles wat tot denzelven behoorde waar te neemen, en het belang en aanzien van dat Genootschap door veele rykelyke geschenken bevorderende. Hy gaf blyken van den zelfden geest van edelmoedigheid ten aanzien van andere geleerde Genootschappen. Zoo ras als hy de Heerlykheid van Chelsea gekogt had, vergunde hy het genootschap der Apothekeren, in den jaare 1721, het ■ vrye gebruik van den kruidtuin, zonder dat zy eenige huur behoefden te betaalen, alleenlyk ondet voorwaarde dat zy ; jaarlyks vyftig nieuwe Planten aan het Koninglyk Genootschap zouden schenken, tot dat derzelver getal 2000 beloopen zoude. Hy gaf ook verscheidene geschenken totV 3 ver  58 HET LEEVEN VAN RIDDER HANS SLOANE. verbetering van dezen Tuin, wiens gelegenheid aan den oever van den Theems , en naby de Hoofdstad zeer gunstig ■was om denzelven in twee opzigten nuttig te maken. Want Voor eerst kon hy hier door dienen om de zeldzaamste geneezende Planten voort te brengen; en ten tweeden om eene School te zyn voor jonge Kruidkundigen, een voordeel, hetwelk hy zelf* in de vroegste jaaren van zyn leeven, met veel genoegen genooten had. De dood van Ridder Isaak Newton, in den jaare 1727* baande Hans Sloane den weg ter bevordering tot President van het Koninglyk Genootschap. Reeds lang had hy den post van tweeden President waargenomen, en dikwyls de plaats van dien grooten man bekleed; door zynen langduurigen omgang met de leden van dat geleerde Genootschap had hy groote genegenheid voor het zelve opgevat, zoo dat hy, by zekere gelegenheid, voor honderd guinies inschreef, en een fraai Borstbeeld voor Koning Karel den IIden in de groote Zaal, waar de byeenkomsten gehouden werden , liet oprigten. Hy was ook oorzaak dat Ridder Godfrey Copley de gunst bewees van een medaille van vyf guinies te schenken, tot een eerprys voor hem, die jaarlyks de beste proeven aan her Genootschap zoude mededeelen. Nu aan het hoofd van het zelve geplaatst zynde, stond hy van alle gedagten op verdere bevorderingen af, en leidde zich alleenlyk toe op de beoefening en betrachting der' byzondere pligten , waar toe hy geroepen was , die niet weinig in getal, en van geen gering belang waren, om aan de hooge gevoelens, welke men wegens hem als een bekwaam Natuurkenner had opgevat, te beantwoorden, om zyne eigene kundigheden in de natuurlyke Wysbegeerte uit te breiden, en die aan anderen mede te deelen; om zyne verzameling van kostbaare zeldzaamheden, door verstandhoudingen binnen en buiten 's lands te verryken. Tot deeze en andere loflyke verrichtingen besteedde hy zynen tyd, zyne bekwaamheden en zyne middelen van den jaare 1727 tot het jaar 1740, wanneer by, in den ouderdom van tachtig jaa- ren  HET LEEVEN VAN RIDDER HANS SLOANE. 59 ren, eene afgezonderder leevenswys verkoos, stond hy van het Presidentsampt af, zeer tegen den zin van het Genootscbap, 'het welk naderhand Martin Folkes, Schildkn. verkoos om hem op te volgen, en in eene openbaare vergadering bedankte men hem voor den grooten en uitmuntenden dienst, dien hy aan het Genootschap beweezen had , en. verzogt verlof om zynen naam , zo lang als hy leefde, onder de naamen van de leden der vergadering aangeschreeven te mogen worden. In de maand January des jaars 1741 begon hy zyne Boe-' kery en zyn Kabinet van zeldzaamheden over te brengen , uit zyn huis te Bloomsbury naar dat te Cbelsea , en begaf zich derwaards op den 12de van May, om na een wel doorgebragt leeven de voordeden der ruste te genieten. Hy bragt : zynen tyd egter niet ten einde in eene eenzaamheid, die hem nuttigen omgang met menschen deed missen. Hy ontving bezoeken van luiden van aanzien, zo wel als van geleerde vreemdelingen en Engelschen. Somtyds had hy de eer dat de Koninglyke familie hem kwam zien. Maar het geen meer tot zynen lof strekt, nimmer weigerde hy toegang of raad aan de armen, en om des te nuttiger te zyn , maakte hy veele kragtige geneesmiddelen bekend tegen ongemakken aan de oogen,. tegen beeten van dolle honden enz. ook schreef hy gepaste leefregels voor, in deeze en ; andere gevallen. Tot nu toe had de groote maatigbeid en voorzichtigheid ■van Ridder Hans Sloane hem bewaard van de zwakheden des ouderdoms merkelyk te gevoelen; maar in zyn negentigste jaar getreden zynde, begon hy te klaagen over pyn, en bespeurde een groot verval van kragten; men hoorde hem echter dikwils zeggen dat de aannadering des doods hem niet deed verschrikken; dat hy den slag lang verwagt had, en gereed was om denzelven te ontvangen, wanneer het den grooten Oorsprong van zyn wezen behaagen zoude. Het lang verwagte oogenblik kwam eindelyk, na eene ziekte van drie dagen, op den 11den January des jaars 1752. Hy werd ter aarde besteld op den 18den van de gemelde maand te  60 HET LEEVEN VAN RIDDER. HANS SLOANE, te Cbelsea, in den zelfden kelder, waarin zyne vrouw was be- ■ graaven geworden. De lykstaatsie werd gevolgd door luiden van allerlei rang. Delykreden werd gedaan door Zacharias Pearce, toen Bisschop van Bangor, die vermydde over de verheevene bekwaamheden van den overleedenen uit te weiden, uit hoofde van een uitdruklyk verbod, het welk hy uit deszelfs mond ontvangen had. Zyne nederigheid was zo groot, dat hy het voor eene soort van ontheiliging hield, den Predikstoel door den lof der menschelyke bekwaamheden te verlaagen, dewyl hy oordeelde dat dezelve geschikt moest blyven om den menschen de grootheid van het Opperweezen onder het oog te brengen, en hen de Goddelyke wetten te leeren kennen. Ridder Hans Sloane trouwde in den jaare 1695, met Elisabeth, dochter van den Alderman Longley van London; zy stierf in den jaare 1724, en hy had by haar eenen Zoon en drie Dochters. Na dat de Schryver van zyne Lofreden gezegd had dat Ridder Hans grof en welgemaakt van gestalte was, voegde hy 'er by dat zyn gedrag bevallig, vry en inneemend was; dat hy in zynen omgang iets lugtigs, gemeenzaams en verpligtends had; dat men nergens weêrgaê vond van zyne beleefdheid jegens vreemdelingen, zynde hy altyd om den zoodanigen, die maar eenigzins by hem bekend geworden waren, zyn gantsche Kabinet te vertoonen, en inzonderheid aan de Medeleden van het Koninglyk Genootschap, die hem kwamen bezoeken. Zyn dood was voor veelen een groot verlies , en Vooral voor de armen, die in hem eenen liefderyken Weldoener vonden. Hy had het opzigt over genoegzaam alle Hospitaalen in en omtrent London , aan ieder van welken hy 100 l.' by zyn leeven gaf, nog zeer veel meer aan denzelven by zynen dood bespreekende. Hy was zeer bekommerd dat zyn Kabinet van Zeldzaamheden, het welk hy met veel moeite verzameld had, na zyn overlyden verstrooid zoude raaken, en echter niet willende dat zulk een groot gedeelte van zy- • ne bezittingen voor zyne Familie verlooren zoude zyn , doch tevens begeerende dat zyne Landgenooten genoegen en vrugt uit zyne verzameling zouden trekken, besprak hy/ de-:  HET LEEVEN VAN RIDDER HANS SLOANE. 61 dezelve aan het gfJrüc-Ki , onder voorwaarde dat het Parlement eene som van 20000 aan zyne Familie zoude uitkeeren, eene som, die , schoon groot in schyn, ter naauwer nood zoo veel was, als de wezenlykee waarde van de gouden en zilveren Penningen, van de Ertsen, en van de kostbaare Steenen , die in het Kabinet te vinden waren, beliep. Daarenboven bestond zyne Boekery uit meer dan 50000 Boekdeelen , waarvan 347 met gesneedene figuuren waren opgehelderd , en met natuurlyke kleuren afgezet; ook telde men onder dezelven een groot aantal van zeer zeldzaame Boeken , behalven 3566 Handschriften. Het Parlement nam deeze maaking aan, en voldeed aan de voorwaarde van dezelve. De Akte , welke in dit geval in den jaare 1753 gegeeven werd, droeg tot opschrift : Akte ter Koopinge van het Kabinet of de Verzamelinge van Ridder Hans Sloane, en van de Harleiaansche Verzamelinge van Handschriften; en ter verkryginge van eene algemeene bewaarplaatse , om de gemelde Verzameling gevoeglyk te kunnen plaatsen en gemaklyk gebruiken; als mede ter koopinge van de Cottoniaansche Boekerye , en van de Byvoegsels op deZelve. In gevolge van deeze Akte ligtte men de som van 300000 l. door middel van eene Loterye, waardoor het Parlement zich in staat stelde om het gantsche ontwerp te volvoeren. De begeerde som van 20000 /. werd dan voor de Verzameling van Ridder Hans Sloane betaald, de Harleiaansche Handschriften werden voor den prys van 10000 l. gekogt, en dat pragtig gebouw, Montague -House genoemd, in Russel - street, werd mede gekogt voor 10000 l. Naar dit huis werden niet slegts de twee laatstgemelde Verzamelingen gebragt, maar ook de Cottoniaansche Boekery, met alle de byvoegsels, die tot dezelve behoorden, daar onder begreepen die van Arthur Edwards, van Hanover-plein, by uitersten wille besproken in den jaare 1738. Verscheidene groote Staatsamptenaars en Bisschoppen, in der tyd, werden door deeze Akte tot Opzieners gesteld, en met den naam van Opzieners over het Britscbe Musaeum benoemd. Eenigen hunner, niet minder dan drie, werV Afd. III Deel. X den  62 HET LEEVEN VAN RIDDER HANS SLOANE. den gevolmagtigd om Amptenaars te kiezen , of noodige vaststellingen te maaken , zynde 30000 L op Intrest gezet geworden in 's Lands Fondsen, ter voldoeninge van bezoldingen, en andere kosten. Nadat de geheele Verzameling in eene beboorlyke orde was geplaatst geworden, werd het Kabinet in den jaare 1759 ten gemeenen gebruike geopend, wanneer verscheidene regels, welke in het zien en gebruiken van het zelve moesten in agt genomen worden, uit naam der Opzieneren werden voorgesteld. Het Kabinet zal dagelyks open staan, uitgezonderd op Saturdag, Zondag, Kersdag en eene week daarna; eene week na Paasschen en Pinksteren; op Goeden Vrydag , en op iederen openbaaren Feest- en Vastendag. Het zal geopend zyn van negen uuren des morgens tot drie uuren in den agtermiddag; doch op Maandag en Vrydag in de maanden May , Juny, July en Augustus van vier tot agt uuren in den, agtermiddag. Luiden, die genegen zyn om het Kabinet te zien, moeten hunnen naam, staat en woonplaats opgeeven, en vervolgens zal hun een briefje ter hand gesteld worden , met aanwyzinge van den tyd waarin zy zullen toegelaaten worden^ By hunne konste zullen zy, door daartoe geschikte bedienden, in de verscheidene vertrekken geleid worden, welke bedienden hen onderrigting zullen geeven wegens dat gedeelte van het Kabinet, het welk in het byzonder onder hun opzigt staat. Opdat de Kykers het Kabinet in eene gevoeglyke orde moogen zien, zuUen zy eerst gebragt worden by de Handschriften en Gedenkpenningen , vervolgens by de Natuurlyke Voortbrengsels ën Konstwerken, en eindelyk by de gedrukte Boeken. Voor ieder van deeze Afdeelingen wordt een uur gesteld opdat het gantsche Kabinet in den tyd van drie uuren mooge gezien worden. Indien iemand na het uur, in het briefje gemeld, verschynt maar nog komt eer de gestelde drie uuren geheel verstreeken zyn , zal hy, zulks begeerende , zich by •  HET LEEVEN VAN RIDDER HANS SLOANE. 63 by het gezelschap, het welk" dan het Kabinet bezigtigt, wanneer het in eene andere kamer gaat, moogen vervoegen. Iemand mag* zoo dikwyls als hy wil, op de bovengemelde wyze om een briefje verzoeken, doch de zelfde persoon mag op den zelfden tyd niet meer briefjes dan voor eenen dag hebben. Daar zullen geene kinderen worden toegelaaten. Geen Bediende zal een fooitje, geschenk of beloonIng moogen aanneemen. Wat zoodanigen betreft, die, ter voortzettinge van hunne letteroefeningen, eenig gebruik willen maaken, dezelven zullen hiertoe verlof van de Opzieners noodig hebben, 'of van de Gevolmagtigden, en dat slegts voor eene maand, zonder om langer vryheid te moogen verzoeken. De naamen van zoodanige luiden zullen; met den dag, waarop, en den tyd geduurende welken hen dat verlof vergund is, in een daartoe geschikt boek worden aangeteekend. Daar is eene groote kamer geschikt, waarin zy op hun gemak kunnen zitten, en, zonder gestoor te worden, leezen en schryven , zoo lang als bet Kabinet open blyft; een Bediende verzelt hen in deeze kamer. Zy moeten eenen dag te vooren in geschrifte te kennen geeven , welk Handschrift of Boek zy des anderen daags begeeren te doorbladeren , en het zelve moet dan in gereedheid gebragt worden , uitgezonderd eenige weinigen, welks de Opzieners niet verkiezen dat buiten de Kamer, waarin zy behooren, komen, zonder byzonder verlof. Iemand, die vryheid krygt om een of meer uittreksels uit eenig gedrukt Boek of Handschrift te maaken, mag, onder het overschryven, het papier, Waarop hy schryft, niet op eenig gedeelte van bet Boek of Handschrift, hetwelk hy gebruikt, leggen. Iemand, wien het gebruik van eenig Boek wordt toevertrouwd, moet , eer hy uit de Kamer gaat , het aan den Oppasser ter hand stellen, die het weder in de Boekery brengt, wanneer bet genoeg gebruikt is; of het in X 2 ee-  64 HET LEEVEN VAN RIDDER HANS SLOANE. eene afzonderlyke Boekenkas in de leeskamer plaatst, wan neer 'er nog verder gebruik van gemaakt moet worden. Iemand, die met een Werk bezig is, waartoe hy eenige der Natuurlyke of door konst gemaakte Zeldzaamheden moet 'afteekenen, of in de noodzaaklykheid is om dezelven met grooter naauwkeurigheid te beschouwen, dan onder het bezigtigen van het Kabinet , naar de gewoone wyze, geschieden kan, dan moet hy zich by Gevolmagtigden aanmelden, die des Vrydags, om de veertien dagen in het Kabinet vergaderen. Geen gedeelte der Verzameling^, tot het Kabinet behoorende, zal ooit buiten de algemeene Bewaarplaats moogen gebragt worden, uitgezonderd Boeken, Handvestbrieven , Doodlysten of Handschriften, die in het een of ander geval tot bewys zullen moeten dienen; en dezelven zullen, wanneer men ze verzoekt, uitgegeeven en teruggebragt moeten worden door eenen der Onder-opzieneren van de Boekerye, die daarvoor behoorlyk blyk en bewys zal moeten neemen En wanneer iemand zich in het Kabinet op eene onbehoorlyke wyze, en niet overeenkomstig met de regelen, door de Opzieneren voorgeschreeven , gedraagt, zal hy uit het Kabinet geweerd , en niet weder toegelaaten worden. Men kan gemaklyk begrypen dat uit zulk eene groote Verzamelinge een zeer aanmerkelyk voordeel voor het gemeen gebooren wordt. Toegang te hebben tot zulk een Kabinet als dit, is voor luiden van smaak inderdaad het zelfde, als of zy door de geleerde waereld reisden, en een lyst, beftaande uit 38 Boekdeelen in Folio, en 8 in Quarto by zich hadden, bevattende eene korte beschryving van iedere Zeldzaamheid, met aanwyzinge der Schryveren , die 'er in het breede over gehandeld hebben. Wy moeten nog aanmerken dat zyne tegenwoordige Majesteit , kort na zyne komst tot den troon , eene groote en kostbaare Verzameling van Boeken en Handschriften aan het Kabinet vereerd heeft, bestaande uit meer  HET LEEVEN VAN PIETER VARIGNON. meer dan 10000 Boekdeelen , voornaamelyk betrekkelyk tot de Regeering van Koning Karel den 1sten , de Tusschenregeering , en de Regeering van Koning Karel den IIden. Het leeven van PIETER VARIGNON Pieter Varignon , gebooren te Caen in Frankryk, in den jaare 1654, was de zoon van een' Timmerman. Zyne Ouders waren luiden van eenen middelbaaren staat. Hy had twee Broeders , die hunnen Vader, in zyne kostwinning, opvolgden; maar hy werd geschikt tot den dienst der Kerke. In den loop zyner letteroefeningen, dien hy naar de gewoonte , welke in de Schoolen plaats heeft, voortzette, gebeurden 'er verscheidene byzonderheden, die samenliepen om zyne zugt tot eene Weetenschap , welke altyd zyne goedkeuring tot zich getrokken had , merkelyk te Vermeerderen. Gelyk het onder Timmerluiden niet ongemeen is dat zy de konst bezitten om Zonnewyzers te maaken, zoo vorderde de Heer Varignon door de hulp van zynen Vader, zoo schielyk in deeze Konst, dat hy 'er welhaast op eene ordentelyke wyze van bestaan kon. Zyne Meesters leerden hem de algemeene gronden van bet werk, maar konden hem niet verder brengen; doch hy begreep dat alles steunde op zekere algemeene beschouwing ; en dit veroorzaakte hem eene onaangenaarne onzekerheid. Op zekeren dag, terwyl hy, by de Jesuiten te Caen, de Wysbegeerte leerde, vond hy , in een Boekverkoopers winkel, eenige Boeken naziende , eenen Euclides. Hy las eenige weinige bladzyden in het begin, en was niet slegts voldaan over de orde en aaneenschakeling der denkbeelden, maar ook over het gemak, waarmede hy alles X 3 ver-  66 HET LEEVEN VAN PIETER VARIGNON. verstaan kon. Hoe kan het menschlyk verstand nalaaten dat geen te beminnen, bet welk doorslaande blyken draagt wegens de uitgebreidheid van deszelfs vermoogens ? Hy nam het Boek met zich, en vónd 'er altyd veel vermaak in, om de zelfde redenen, waarom het hem de eerste maal behaagde. De eeuwigdurende onzekerheid , de sophistische verwardheid, de nuttelooze duisterheid, en de menigvuldige dwaasheden in de schoolsche Wysbegeerte, bragten zeer veel toe om hem smaak te doen vinden in de klaarheid, zekerheid en een aaneenschakeling van Geometrische Waarheden. De beoefening der Wiskunde gaf hem aanleiding tot het leezen der Werken van Deskartes, en toen stond hy verbaasd over het nieuwe ligt , het welk , door middel dier Werken , door de geheele verstandige waereld is verspreid geworden. (*) Hy onthield zich verscheidene noodwendigheden des leevens, om Boeken, welke hy oordeelde noodig te hebben, té koopen. Het geen veel toebragt om zyne geneigdheid sterker in hem te doen worden , was dat hy' zyne oefeningen in het geheim moest voortzetten; want zyne bloedverwanten, bespeurende dat hy zich van andere Boeken bediende dan die in algemeen gebruik waren , tragtten hem derzelver verkryging te beletten. Dewyl hy een Geestelyke worden moest, oefende hy zich' ook in de Godgeleerdheid, schoon hy egter niet van zyne' geliefde Weetenschap afzag. Dikwyls disputeerde hy in het openbaar over Philosophische Onderwerpen, en kreeg den lof van een zeer bekwaam twistredenaar te zyn; want zyn verstand en gesteltenis waren hiertoe by uitneemendheid geschikt. Aan den eenen kant waren zyne redeneeringen klaar en sterk,; en (*~) Hier moet men wel aanmerken dat de Wiskunde en niet de Wysbegeerte van Deskartes bedoeld wordt.  HET LEEVEN VAN PIETER VARIGNON. 67 en aan den anderen kant warén zyne spraaktuigen zeer wel gevormd. Ten dien tyde kreeg de Abt St. Pierre, die zich in het zelfde Kollegie in de Wysbegeerte oefende, kennis aan hem. Een gelyke smaak in een redelyk onderzoek van zaaken, zoo wel Natuur- als Bovennatuurkundige, en geduurige twistredenen , welke zy onder elkanderen hielden, maakten de eerste banden van hunne vriendscbap. De een was den ander van dienst in de gewigtigste naarspooringen. De verscheidenheid hunner geaartheden maakte eene volkomene en gelukkige vereeniging. De een muntte uit in stoutheid van denkbeelden, en vrugtbaarheid van verbeeldinge , en sterkte van redekavelingen. De ander deed zich door de aandagt, naauwkeurigheid en bedaardheid , met welke hy alle dingen onderzogt, onderscheiden. De Abt kwam by den Heer Varignon woonen , om. dus het gezelschap van zynen vriend , dien hy van dag tot dag hooger agtte, des te beter te kunnen genieten; ja hy werd dermaate overtuigd van deszelfs Verdiensten, dat hy besloot hem door milde giften in staat te stellen om de leiding van zyn Vernuft en Bekwaamheden te volgen. Deeze Abt, een jonger Broeder van Normandye, had egter jaarlyks niet meer aan inkomen dan agttienhonderd Livres, waarvan hy driehonderd aan den Heer Varignon overmaakte. Dit weinige, het welk naar het vermoogen van den Geever zeer veel was, was ook veel naar de behoeften van den Ontvanger. De een werd ryk door het geen hy kreeg, en de ander door hetgeen hy schonk. De Abt , overtuigd dat hy niets beter kon dan naar Parys gaan, om zich in de Wysbegeerte te oefenen, zette zich daar, in den jaare 1680", in de Voorstad van St. Jaques, met den Heer Varignon neder. Daar vervorderde ieder hunner zyne studien naar zynen byzonderen smaak. De Abt was ongenegen om zich met moeijelyke en nuttelooze spitsvondigheden bezig te houden, en vond het best zich voornaamelyk toe te leggen op de kennis .van men schen.,  68 HET LEEVEN VAN PIETER VARIGNON. schen , van zeden en van staatszaken , terwyl de Heer Varignon zich niets anders dan met de Wiskunde bemoeide. Fontenelle , die hun Landsman was , en wien wy voor hunne leevensbeschryving te danken hebben, ging hen dikwyls bezoeken, en bragt somtyds twee geheele dagen in hun gezelschap door. Zy ontvingen ook met zeer veel genoegen de bezoeken van twee andere Heeren uit de zelfde Provincie. ,, Ik bevond my" (zegt de bovengenoemde Schryver) „menigwerf by hen met het uiterste vermaak. „ Wy waren allen jong, vol van de eerste drift om in „ kennisse te vorderen , naauw aan elkanderen verbon„ den , en , schoon wy het toen al niet genooten, egter geschikt om een weinig bekend geluk te genieten. De „ Heer Varignon, die, ten minsten in zyne jeugd, sterk; „ van gestel was, bragt gantsche dagen met de letteroe,, feningen door, zonder eenige uitspanningen of vermaa„ ken te zoeken, behalven dat hy zich, wanneer het we„ der hem door deszelfs schoonheid uitnoodigde , met „ wandelen, verlustigde. Ik heb hem dikwyls hooren zeggen dat hy, na de avondmaaltyd studeerende, niet zelden verwonderd stond van de Klok twee uuren te „ hooren slaan, en dat het hem zeer aangenaam was dat „ hy niet langer dan vier uuren behoefde te rusten om „ zich te verfrisschen. Hy scheidde van zyne oefeningen „ niet uit met die zwaarheid van hoofd, welke zy dikwyls veroorzaaken, noch met die vermoeidheid, welke „ door eene langduurige aandagt wordt te weeg gebragt." uitscheidende was hy vrolyk en leevendig, vol van genoegen , en verlangende om zyn werk te hervatten. In zyne gesprekken over de Wiskunde , lachte hy zoo hartelyk , alsof hy alleen bezig geweest ware om zich te vermaaken. Geen staat was benydenswaardiger dan de zyne. Zyn leeven was eene geduurige verlustiging, en eene aaneenschakeling van genoegen. Indien egter iemand naar een gelukkig mensch gezogt had, zoude hy niet hebben durven, denken in hem het geen hy zogt te zullen vinden , en eg-  HET LEEVEN VAN PIETER VARIGNON 69 ,, egter zoude hy het nergens beter dan in hem gevonden „ hebben." In de stille voorstad van st. Jacques liet hy niet na zeer naauwe gemeenschap te houden met de geleerdste en voornaamste Mannen, en onder anderen met Du Hamel , du Verney en de la Hire. Dn Verney verzogt dikwyls zynen bystand in die deelen van de ontleedkunde , die eenige gemeenschap hadden met de Werktuigkunde. Zy onderzogten te samen de ligging der spieren , en derzelver rigtingen. De Heer Varignon leerde zelfs een goed gedeelte der Ontleedkunde van den Heer Du Verney, welken dienst hy vergoedde door deezen wiskundige redeneeringen op de Ontleedkunde te leeren toepassen. Eindelyk maakte de Heer Varignon zich, in den jaare 1687 , aan het gemeen bekend door eene verhandeling over de Nieuwe Werktuigkunde, opgedraagen aan de Akademie der Weetenschappen. Zyns gedagten over dit onderwerp waren inderdaad nieuw. Hy ontdekte de waarheden en wees derzelver bronnen aan, dingen, die in het eerst onafscheidbaar voorkomen, maar egter dikwyls verdeeld zyn. In dit werk toonde hy, als werktuigkundige, de noodzaaklykheid van een Evenwigt, in zulke gevallen, waarin het plaats heeft, schoon deszelfs oorzaak niet juist bekend is. Dit is het geen de Heer Varignon door de beschouwing der samengestelde bewegingen ontdekte, en waarop zyne Proeve voornaamelyk uitloopt. De waare gronden eens ontdekt zynde, kan de ziel de waarheid, die ' er uit voortvloeit, ligtelyk begrypen. De samenhang is ten zelfden tyde zeer eenvouwdig. De beschouwing van haare voortbrenging is vry en aangenaam, en naar maate die voortbrenging in sommige gevallen wettiger is, is zy ook nuttiger. Deeze nieuwe Verhandeling over de Werktuigkunde was een voorwerp van de verwondering der Wiskundigen , en verschafte den Schryver twee aanzienlyke posten. Hy werd naamelyk een der Meetkundigen in de Akademie der Weetenschappen, en Hoogleeraar in de Wis V. Afd. Y kunde  70 HET LEEVEN VAN PIETER VARIGNON. Kunde in het Kollegie van Mazaryn , waar hy de eerste was, welke die bediening bekleedde. Door de natuurlyke geneigdheid van zynen geest helde hy over om zyne wiskundige naspooringen zoo algemeen te maaken als mooglyk was. Men kan niet eigenlyk zeggen een landschap gezien te hebben, wanneer alle deszelfs deelen afzonderlyk gezien zyn. Het moet van eene hoogte beschouwd worden, waardoor eene verscheidenheid van zigtbaare voorwerpen als in eene groep vereenigd worden. Het geval is juist het zelfde ten aanzien van wiskundige waarheden. Men kan ze in groote meenigte hier en daar verspreid vinden, zonder orde of samenhang; maar om ze in eenen opslag te zien, moet een mensch zich zeer hoog verhefFen , en dat vereischt arbeid en bekwaamheid. De gemeene regels der Algebra zyn de hoogten, van waar het wyduitgestrekte land kan overzien worden. En misschien heeft nooit eenig Wiskundige deeze regels beter gekend of derzelver nuttigheid beter aangeweezen. Het kon derhalven niet missen, of hy moest zich de kennis der Meetkunde van de Oneindigen, zoo ras als die aan de waereld bekend werd , met allen yver tragten eigen te maaken. Hoe groeide zyn genoegen niet aan, toen hy eene nieuwe Meetkunde, en nieuwe vermaaken vond! Toen die nieuwe en verheevene leerwyze in de Akademie zelve werd aangevallen (want het was niet mooglyk dat zy het noodlot van alle nieuwigheden kon ontgaan) was hy een van hare yverigste voorstanderen, en deed, om haar te verdedigen, zyn karakter, dat afkeerig was van alle twisten, geweld aan. Somtyds klaagde hy zyne vrienden dat dit geschil hem in zyne naspooringen wegens de Integraal - rekeningen zoo gestuit had, dat het moeilyk voor hem zyn zoude, ze weder te beginnen , daar hy ze gelaaten had. Hy offerde de oefening wegens de Oneindigen op aan de zugt om het belang der Oneindigen voor te staan en stond af van het genoegen en de eer om voortgangen in derzelver kennis te maaken , en  HET LEEVEN VAN PIETER VARIGNON. 71 en toen hy door zynen pligt geroepen werd om hunne verdediging op zich te neemen. Alle de gedrukte Boekdeelen der Akademie draagen blyken van zyne vlyt en naarstigheid. Zyne werken zyn nooit oppervlakkige stukken , maar altyd volledige Beschouwingen van de Wetten der Beweegingen, van de Middelpuntskragten , en van de Weêrstandbieding der Middelstoffen op de Beweeging. In die verhandelingen maakt hy zulk een gebruik van zyne regelen , dat hem niets ontsnapt, het geen eenige betrekking heeft tot het onderwerp, waarover hy handelt. Behalven de nieuw ontdekte waarheden worden 'er andere , die te vooren reeds bekend waren, mede vereenigd, zoodat zyn Samenstelsel met eene groote verscheidenheid van byzonderbeden als opgepropt was. Alle die byzonderheden maakten te samen een geheel uit, en de ruimten, die te vooren ledig waren , werden vervuld. Wiskundige zekerheid is geenszins onbestaanbaar met duisterheid en verwardheid; en deezen zyn somtyds zoo groot dat het te verwonderen is hoe een Wiskunstenaar in zulk eenen duisteren en verwarden doolhof niet van den weg afwyke. De werken van den Heer Varignon veroorzaaken nimmer die onaangenaamheid; zyne voornaamste zorg is alles in het helderst ligt te stellen; hy raadpleegt niet, gelyk sommige groote mannen doen, met zyn gemak, door de moeite van eene nette orde te houden te vermyden, eene moeite, welke veel grooter is dan die om iets op te stellen; hy poogt den naam niet te winnen van diep te denken , door zyne leezers veel te laaten gissen. Hy had eene volkomene kennis van de historie der Meetkunde, en leerde dezelve niet enkel uit nieuwsgierigheid, maar omdat hy genegen was om op allerlei wyzen zyne kundigheden uit te breiden. Deeze historische kennis is ongetwyfeld een groot sieraad in eenen Wiskundigen, maar tevens een sieraad, het welk geenszins zonder nuttigheid is. Men mag inderdaad als eenen zeY 2 keren  72 HET LEEVEN VAN PIETER VARIGNON. keren grondregel vast stellen dat de geest meer vordert naar maate de wyzen, waarop dezelve zich met eenig onderwerp bezig houdt, meer van elkanderen verschillen. Schoon de Heer Varignon geenszins van een zwakkelyk gestel was, veroorzaakten egter een zittend leeven, en aanhoudendheid in moeielyke oefeningen, hem in den jaare 1705, eene zeer zwaare ziekte. Groote bekwaamheden zyn doorgaans gevaarlyk voor hun, die ze bezitten, Hy was geduurende den tyd van zes maanden in eenen gevaarlyken, en bleef drie jaaren lang in eenen kwynenden toestand waarin hy vervallen was door eene al te sterke uitputting van leevensgeesten. Hy getuigde dat hy somtyds , in eene yle koortse , zich verbeeldde in het midden van een bosch te zyn, waar de bladeren van het geboomte met Algebraische uitrekeningen vervuld waren. Door zyne Geneesheeren opgegeeven zynde, kon hy, wanneer hy alleen in zyne kamer was, niet nalaaten een boek , over de Wiskunde handelende, in de hand te neemen, het welk hy egter weder verborg, zooras als hy iemand hoorde komen, wanneer hy de houding van een ziek mensch weder aannam. Ten aanzien van zyn karakter moet men aanmerken, dat omtrent deezen tyd een geschrift van hem in het ligt kwam, waarin hy den Heer Wallis berispte, omdat deze beweerde dat zekere Ruimten, welke hy als eindig aanmerkte, oneindig waren. De berisping ging gepaard met alle bedenkelyke zagtheid en beschaafdheid; het was egter eene berisping, en hy had die alleenlyk voor zichzelven geschreeven. Hy liet zyn werk aan den Heer Carré zien, in eenen tyd, waarin hy omtrent zaaken van dergelyken aart geheel onverschillig was. Alleenlyk met het belang der Weetenschappen raadpleegende, liet de gemelde Heer het, in de Gedenkschriften van de Akademie der Weetenschappen , drukken, buiten kennis van den schryver, die dus tegen zyne verkiezing iemand aanviel. Hy herstelde van zyne ziekte en kwynenden toestand doch het geen hy geleeden had maakte hem in het toekomende  HET LEEVEN VAN PIETER VARIGNON. 73 komende niet voorzigtiger. De geheele druk van zyn Ontwerp om een Nieuw Samenstelel van Werktuigkunde te vinden uitverkogt zynde , maakte, hy een ontwerp om het zelve voor de tweede maal uit te geeven, of liever om een geheel nieuw werk te schryven, schoon op den zelfden leest geschoeid , doch uitgebreider, zoodat de naam van Ontwerp niet meer voor het zelve geschikt was. Het zoude gemaklyk geweest zyn hieruit te bespeuren hoe veel hy in dien tusschentyd in geleerdheid gevorderd ware; doch hy klaagde dikwyls dat hem tyd ontbrak, schoon hy zorgvuldig genoeg was om geen' tyd te laaten verlooren gaan. Menigvuldige bezoeken van Franschen of van vreemdelingen, die alleenlyk by hem kwamen om te kunnen zeggen dat zy hem gezien hadden; de raadvraagingen, welke anderen hem deeden, om door met hem te spreeken hunne kundigheden uit te breiden; de onderzoeking van Wiskundige Werken, waartoe zyne agting voor sommigen en zyne vriendschap voor anderen hem verbonden , en wegens welken hy zich verpligt agtte der waereld naauwkeurige berigten mede te deelen ; geleerde briefwisseling met alle de voornaamste Wiskundigen van Europa , aan welken hy geene brieven kon zenden dan die geleerdelyk en met naauwkeurigheid geschreeven waren; want iemand is aan zoodanigen zekerlyk de zelfde blyken van agtinge schuldig als aan het gemeen; dit alles was oorzaak dat hy in het schryven van het Boek, het welk hy voorgenomen had uit te geeven, gestuit werd. Dus wint iemand agting, door ruimte van tyd te hebben, welke hy ten algemeenen nutte kan besteeden, en hy verliest zynen kostelyken tyd, zooras als hy agting gewonnen heeft. Voeg hierby dat zyne beste leerlingen, zoo wel in het kollegie van Mazaryn, als in het Koninglyk Kollegie (want hy bekleedde den post van Hoogleeraar in beide die Kollegien) dikwyls afzonderlyke lessen van hem verzogten. Het genoegen, het welk 't hem baarde te zien dat veelen zyne onderrigtingen begeerden; zyne zugt voor de Wiskunde, en zyne geneigdheid om Y 3 vooral  74 HET LEEVEN VAN PIETER VARIGNON. vooral niet minder te doen dan pligt van hem vorderde,' gaf hen hier regt toe, en verbande allen schroom dat zy die verzoeken te ver zouden trekken, uit hunne harten. Hy zag zugtend uit naar eene vacantie van twee of drie maanden ; want buiten die had hy het gantsche jaar door geene ledige uuren Zooras als de vacantie was ingegaan, begaf hy zich naar buiten, waar hy geheel en al over zynen tyd kon beschikken, en de dagen hem nog te schielyk scheenen ten einde te loopen. In weêrwil van zyne sterke zugt tot vrede, werd hy, omtrent bet einde van zyn leeven, in eenen hevigen twist ingewikkeld. Een Italiaanscbe Monnik, wel bedreeven in de Wiskunde, tastte hem aan over de Raaklynen, en den Hoek van aanraakinge in kromme Lynen, zoo ais zy in de Meetkunde der Oneindigen begreepen worden te zyn. Hy meende nu genoodzaakt te zyn om te antwoorden, schoon alle onpartydige luiden 'er gantsch anders over dagten. Ik oordeel niet het karakter van een' onpartydig' historieschryver af te leggen, wanneer ik verzeker dat zyne agting geen gevaar liep van schade te lyden; hy was egter daaromtrent zeer gevoelig; ja men mag zeggen dat al zyne gevoeligheid daarop uitliep. Hy antwoord, de in de laatste Memorie, welke hy aan de Akademie inleverde, en in de eenigste waarin hy zich met eenigen twist inliet. Zyne vreedzaame neigingen waren egter in dat geschrift zelfs te ontdekken. Hy noemde in het zelve zynen tegenschryver in het geheel niet, schoon deeze hem elk oogenblik noemde. Al de waereld kende den Monnik, dewyl die zich niet bedekt hield; hy noemde, ' in weêrwil van alle blyken wegens het tegendeel, Varignon den eersten aanvaller. De laatstgemelde behandelde die valsche voorwendsels , welke hy hunnen waaren naam noemde, in verre na niet met zulk eene zagtheid. In de twee laatste jaaren zyns leevens werd hy van eene verkoudheid aangetast, die zich in de spieren van de borst vastzette ; hy kon geduurende eenigen tyd niet wandelen, zonder telkens te rusten om adem te haalen. Dit  ■ HET LEEVEN VAN PIETER VARIGNON. 75 Dit ongemak werd van dag tot dag grooter, en alle hulp> middelen waren kragteloos, waarover hy zich in het geheel niet verwonderde. Hy liet egter niet na zich aan : zyne gewoone bezigheden te houden, en overleed eindelyk, na zyne Lessen in het Kollegie van Mazaryn op den 22sten van December 1722. ten einde gebragt te hebben, zeer schielyk in den volgenden nagt , zonder dat men eenige teekens van vermeerderde ongesteltenisse aan hem bespeurd had. . Zyn karakter was zoo eenvoudig als zyn verheven ver\ stand vorderde. Hy was vreemd van allen nyd. Onge twyfeld was hy het hoofd van alle de Franscbe Meetkundigen , en zelfs een der grootste Meetkundigen van geheel Europa. Men moet egter bekennen dat hy, wanneer hem eenig nieuw denkbeeld werd voorgedraagen , al te haastig was om 'er tegenwerpingen tegen in te brengen, dewyl de vuurigheid van zynen geest, en de verscheidene kanten , waarvan hy de onderwerpen beschouwde, te weeg bragten dat hy zich te sterk verzette tegen alles wat hem voorkwam , zoodat het gantsch niet gemaklyk was eene gunstige aandagt by hem te vinden. Het leeven van LODEWYK CARRÉ. Lodewyk Carré werd geboren in den jaare 1663 Zyn Vader , een welgezeten landman in de Provincie van Brie, schikte hem reeds vroeg tot den dienst der Kerke, en gaf hem gelegenheid om zich in die Weetenschappen te oefenen, welker kennis ten dien einde noodig was; doch de Heer Carré, na alle moeite gedaan te hebben, die men van den pligtmatigsten zoon verwagten kon, verkoos liever zich zyns Vaders misnoegen te getroosten , en van hem verlaaten te worden, dan eenen staat te omhelzen , tot welken hy begreep dat hy zulk  76 HET LEEVEN VAN LODEWYK CARRÉ. zulk eene sterke roeping niet had, als hy noodig oor deelde. Dus genoodzaakt om de Universiteit te verlaaten, en naar eenig middel van bestaan in de waereld uit te zien, had hy het geluk van als handlanger by den beroemden Vader Mallebranche in dienst te raaken , en zich dus als in een oogenblik overgebragt te zien uit de doolhoven van schoolsche duisternisse tot de bron der luisterrykste en verligtste Wysbegeerte. Hy oefende zich onder dien grooten man in de Wiskunde , en de verheevenste Bovennatuurkunde, en maakte zich den geest van zynen meester zoo wel eigen dat , daar de menschen slegts gelooven het geen zy zien, hy alles scheen te zien wat hy geloofde : in zoo verre had de blykbaarheid der reden in zynen geest de overhand boven die der zinnen. Doch hoe moeielyk het schynen mooge eene leer te omhelzen, die tegen het gemeene voorkomen der dingen aanloopt, is het nog moeijelyker eene volkomene magt over de driften te verkrygen, en de roem van den Heere Carré is voornaamelyk daar in gelegen dat hy dit voordeel uit het nieuwe Samenstelsel getrokken heeft. Zyne Bovennatuurkunde, waarin de Wysbegeerte en de Christelyke Godsdienst met elkanderen ten naauwsten vereenigd waren , deeden hem de toevallige oorzaaken van geneugten veronagtzaamen, om zich alleenlyk aan de eerste oorzaak van dezelven te houden. Zulk eene eenpaarigheid van gevoelens tusschen den Meester en den Leerling had haar natuurlyk uitwerksel Vader Mallebrancbe en de Heer Carré vatten welhaast de hoogste agting en vuurigste vriendschap voor elkanderen op; en dit alleen , al ware 'er geen ander onderwerp , is genoeg om eene lofrede voor beiden op te maaken De Heer Carré oordeelde het, na zeven jaaren in deeze uitmuntende Schoole doorgebragt te hebben, noodig, zich een vaster middel van bestaan te besorgen, door te. Parys  HET LEEVEN VAN LODEWYK CARRÉ. 77 PARYS in de Wiskunde en Wysbegeerte lessen te gaan geeven , maar inzonderheid in die Wysbegeerte, die hy, uit hoofde van haare natuurlyke geschiktheid om de zeden te verbeteren, hooger agtte dan alle de Wiskundige Weetenschappen. Zyne grootste zorg was derhalven de Meetkunde te doen dienen tot eene inleiding voor zyne geliefde Bovennatuurkunde, en het miste zelden of zyne poogingen waren van een gewenscht gevolg by zoodanigen die zich aan de oude Stellingen van Vader Mallebrancbe hielden De meeste Leerlingen van den Heere Carré waren van de schoone Sexe. De eerste derzelven, die spoedig ontdekte dat zyne taal niet fraai en beschaafd was, zeide hem aartiglyk dat zy, in vergelding van de moeite, welke hy deed om haar in de Wysbegeerte te onderwyzen de moeite doen wilde om hem Franscb te leeren; en sederd heeft hy betuigd dat deeze Lessen hem van zeer grooten dienst geweest waren. Over bet algemeen genomen scheen hy meer agting te hebben voor het vernuft der Vrouwen dan voor dat der Mannen; misschien omdat zy, niet voor het een of ander Stelsel vooringenomen zynde, het zyne gereedelyk aannamen; misschien omdat hy vond dat zy er vast by bleeven; en misschien werkte die natuurlyke genegenheid, welke wy voor de Vrouwen hebben, wel op zyn hart, zonder dat hy het zelf wist, en deed haar in zyne oogen grooter Wysgeeren schynen dan zy inderdaad waren. Doch wat hier ook van zyn mooge, het is zeker dat hy nimmer van Vrouwen sprak, of haar zag, zonder blvken te geeven van hoogagtinge voor de Sexe. Zyn gedrag jegens zyne Leerlingen in het algemeen was even edelmoedig, als dat jegens zyne Discipelinnen in het byzonder bescheiden was. Nimmer vorderde hy het geen zy hem schuldig waren tweemaal van hun af, zoodat, zy hem kwalyk konden behandelen, zonder dat zy behoefden te vreezen dat hun verkeerd gedrag hun zoude verweeten worden. De Heer Carré was ver van de Wiskunde te veragten, V. Afd. Z schoon  Het Leeven VAN Lodewyk GARRé. schoon hy aan de Bovennatuurkunde den voorrang gaf; en dewyl hy in beiden lessen gaf, was hy zeer zorgvuldig om zich de kennis der nieuwe ontdekkingen, die in de eerstgemelde Weetenschap gedaan werden, eigen te maaken. Dit was alles wat zyne geduurige omgang met zyne Leerlingen hem toeliet te verrigten tot aan het jaar 1697 wanneer de Heer Varignon, Lid van de Koninglyke Akademie der Weetenschappen te Parys , zoo bekend door zyne ongemeene kieschheid in het uitkippen van Eléves , den Heer Carré in die hoedanigheid aannam. Kort daarna, in den jaare 1700 naamelyk, gaf de Heer Carré, oordeelende dat hy iets doen moest, het geen hem dien titel kon waardig maaken, het eerste volledige Werk uit over den Calculus Integralis, onder den titel van, wyze om oppervlakten en vaste Lichaamen te meeten en de Middelpunten van derzelver zwaarte., botsinge en slingeringe te vinden. In de Voorrede voor dit Werk spreekt hy 'er van , als van de eenvouwdigste en gemakkelykste manier om den Calculus Differentialis toe te passen, en zegt 'er dus juist van het geen 'er van behoorde gezegd te worden. Naderhand ontdekte hy egter eenige misslagen in hetzelve, en was groot genoeg van ziele om ze te erkennen, en in eene volgende uitgaave te verbeteren. Binnen korten tyd werd de Heer Carré Medelid, en, eindelyk een der gepensioneerde Leden van de Akademie; en dewyl die hoedaanigheid een genoegzaam inkomen verschafte aan eenen man , die zoo wel wist hoe hy zyne begeerten binnen behoorlyke palen houden moest, schikte hy zich geheel tot oefeningen. Nademaal hy in den rang der Werktuigkundigen was gesteld geworden, leide hy zich in het byzonder toe op de Werktuigkunde. Hy hield zich bezig met de beschouwing van alles wat tot de Muziek behoort, als met de Leer wegens de geluiden, wegens de beschryving van Muziektuigen enz. Doch hy bemoeide zich niet met de behandeling van de Muziek zelve, als oor-  HET LEEVEN VAN LODEWYK CARRÉ 79 oordeelende dat dezelve eene der voornaamste Bronnen Was van zinnelyke wellustigheid, maar bepaalde 'zich alleenlyk tot derzelver beschouwing, eeniglyk om dat deeze een aantal van moeilyke naarspooringen vorderde. De Leezer kan eenige blyken van zyn vernuft en zyne naarstigheid ten deezen opzigte vinden»* in de Gedenkschriften van de Koninglyke Akademie der Weetenscbappen te Parys. De Heer Carré stelde ook eenige verhandelingen op over andere deelen der Natuurlyke Wysbegeerte, en sommige over Wiskundige onderwerpen , welke allen hy in het gemelde aanzienlyke 'Genootschap inleverde ; doch wy vinden niet dat eene derzelven voor als nog is uitgegeeven gewordent Het is waarschynlyk dat hy belet werd om de laatste hand aan dezelven te slaan door eene meenigte van ongemakken , die uit eene kwaade spysverteeringe voortkwamen, en. na hem geduurende den tyd van vyf of zes jaaren gefolterd te hebben , hem eindelyk ten grave deeden daalen in het agtenveertigste jaar zyns ouderdoms. Z 2 Het  Het leeven van Dr, RICHARD MEAD. Dr. Richard Mead , eerste Lyfmedicus van Koning George den IIden , en de voornaamste Geneeskundige van zynen tyd, sproot uit eene aanzienlyke familie in BuckingHamsHire, en was de Zoon van Dr. Mead, een' voornaam' Leeraar in eene van de grootste Gemeenten der Independenten te London. Doch in den jaare 1662 afgezet zynde, betrok hy een huis in dezelfde Parochie. Een talryk Huisgezin en groote middelen hebbende, nam hy eenen Leermeester, om hem te helpen in de opvoedinge zyner kinderen, die dertien in getal waren, en van welken Ricbard, wiens leeven wy hier beschryven moeten, de elfde was, zynde gebooren in de Parochie van Stepney den 11den van Augustus des jaars 1673, Hy bleef in zyns Vaders huis tot aan de voorgewende ontdekking der samenspanninge, welke men die der Geestdryveren noemde, wanneer de oude Man , beschuldigd wordende van eenig deel aan dezelve te hebben, en de geweldigheid der tyden kennende, het voorzyne veiligheid raadzaam agtte (schoon hy geheel onschuldig was)* om naar Holland te wyken, stellende eerst zynen Zoon, die reeds in de taalen was onderweezen geworden, onder het opzigt van een' uitmuntend' Meester-, opdat hy verdere vorderingen in de geleerdheid maaken mogt Onder deezen gaf de jongeling welhaast blyken van zyne groote bekwaamheden en van de leevendigheid van zynen geest; en na genoegzaame kundigheid van de Grieksche en Latynsche Taalen verkreegen te hebben, werd hy naar Utrecht gezonden in den jaare 1689, met oogmerk om zich verder in de beschaavende Weetenschappen te oefenen onder den beroemden Graevius, die te vooren een' waardig Leerling in den oudsten Broeder van Mead [gevonden had. Na drie jaaren lang zyn verblyf te Utrecht gehouden te hebben begaf by zich naar Leyden, waar hy de kruid kun-  HET LEEVEN VAN DR. RICKARD MEAD. 81 kundige lessen van Herman, en de lessen van den beroemden Pitcairn over de theorie en praktyk der Geneeskunde bywoonde. Hy bragt drie jaaren met dit gedeelte der Akademische oefeningen door, vorderende sterk door den omgang met geleerde luiden, en inzonderheid met den laatstgenoemden Hoogleeraar. Toen zyn oudste Broeder , met twee andere Studenten, eene reis naar Italië ging doen, voegde hy zich by dezelven, als hebbende smaak in alles wat groot en schoon was, en tevens eene sterke zugt om in het geen tot het beroep, waartoe hy zich geschikt had, behoorde, te vorderen. Te Florence vond hy, na eenige moeite aangewend te hebben, dat fraaye Stuk der Oudheid, het welk de Tabula Isiaca genoemd wordt. Te Padua nam hy, op den 16den van Augustus des jaars 1695, den graad van Doctor in de Wysbegeerte en Geneeskunde aan, en na eenigen tyd te Napels en te Rome doorgebragt te hebben, keerde hy in den jaare 1696 naar zyn Vaderland, waar hy zich in het huis, waarin hy gebooren was, nederzette, en zich op de praktyk der Geneeskunde toeleide. ïn den jaare 1702 gaf hy dat merkwaardige Werk uit, het welk hy eenige jaaren te vooren reeds had opgesteld, naamelyk zyn Berigt wegens de Vergiften. Deeze Proeven deeden onzen Schryver by derzelver eerste Uitgaave reeds eene zeer groote agting winnen; maar nog won hy grooter eer door eene Uitgaave, die byna 40 jaaren laater te voorschyn kwam , waarin alles door Proeven en andere hulpmiddelen verbeterd werd , terwyl by de misslagen, welke hy ontdekt had, te regt bragt, en daardoor aan zyne Leerlingen een alleruitmuntendst voorbeeld gaf. Zoodaanig is de voortgang der Weetenschappen by iedereen stap, welken wy vorderen; de Horizon wykt hoe langer hoe verder af, maar vertoont zich tevens hoe langer hoe onduidelyker. Wy beginnen met te denken dat alles zeer klaar is; maar wy eindigen met onze eigene gebreklykheid ts ondervinden. Deeze aanmerking werd Z 3 nooit  82 HET Leeven VAN DR. RICHARD Mead. noeit beter opgehelderd , dan door het samenstelsel het welk onze Schryver in zyn tweede Werk poogde te bevestigen, waarin hy handelt over den Invloed der Zonne en Maane op de menschelyke Ligchaamen, die reeds door de geheele oudheid was erkend geworden, doch het scheen hem toe dat dezelve kon afgeleid worden uit het beginsel van aantrekkinge, dat toen niet lang geleeden door Ridder Izaak Newton aan de waereld was bekend gemaakt. Dit stuk kwam in den jaare 1704. te voorschyn , wanneer de byzonderheid, die in het zelve verhandeld werd als eene zeer voornaame zaak tot het verstaan van bet Samenstelsel des genoemden Wysgeers werd aangemerkt. Het vernuft van Onzen Schryver, gepaard met zekere maat van Eerzugt, bragt te weeg dat hy zich steeds bezig hield met Wysgeerige naarspooringen, en hy zag zyne aangewende moeite ryklyk vergolden door het toeneemen van zyne eere en agtinge. Het verslag, het welk hy aan het Koninglyk Genootschap aanbood, wegens de ontdekking van Dr. Bonomo omtrent den worm in het vel, die de jigt veroorzaakt, gevoegd by zyn Berigt wegens de vergiften , deed hem Lid van dat geleerde Genootschap worden. Twee jaaren daarna werd hy tot een Lid van den Raad, die in den jaare 1747 vernieuwd werd, verkoozen, welken post hy geduurende zyn gantsche leven behield; en in de maand December des jaars 1717 werd hy, door Ridder Izaak, tot eenen der vice-presidenten aangesteld. Den 5den van May des jaars 1708 werd hy tot Geneesheer van St. Thomas Hospitaal verkoozen. In den jaare 1711 stelde het Genootschap der Chirurgyns hem aan om lesfen over de ontleedkunde in hunne Zaal te geeven, welken post hy geduurende den tyd van zeven jaaren met groote toejuiching waarnam. Ondertusschen werd hem door de universiteit van Oxford de graad van Doctor in de Geneeskunde geschonken , waarvan hy een Diploma kreeg, geteekend den 4den van December des jaars 1707, welke eer hem waarschynlyk werd toegebragt door de aanpryzinge van Dr. Radcliffe, zoo wel als door zyne eigene  HET LEEVEN VAN DR. RICHARD MEAD. 83 ne agtenswaardige begaafdheden. Dewyl hy by natuurlyke en bevallige zeden, een goed hart en eene verheevene ziel bezat , verrykt met en vatbaar voor de beste gevoelens, afkeerig van vleijerye en onopregtheid, zelfs ten aanzien van vorstelyke pesoonen; en dewyl zyne groote agting ontwyfelbaar gevestigd was, werd hy geroepen om zynen raad te geeven by Koningin Anna, omtrent twee dagen voor haaren dood, wanneer hy openhartiglyk, en misschien al te openhartiglyk, te kennen gaf dat zy het niet lang maaken zoude, een gevoelen, het welk toen juist geen' grooten ingang vond, en welks ongegrondheid sommigen meenden dat welhaast blyken zoude. Hy ontdekte het egter met meer vryheid aan Dr. Radcliffe, en zyn oordeel werd door de uitkomst bekragtigd. Den 9den van April des jaars 1716 werd hy benoemd tot Lid van bet Kollegie der Geneeskundigen, en naderhand was hy een der Geneesheeren van de Koninglyke Familie , van den jaare 1719 naamelyk tot aan hee jaar 1724. In den jaare 1723 deed Dr. Mead, op zyne beurt de Harveyaansche redevoering in het Kollegie der Geneeskundigen, en men agtte het geraaden dat stuk tot eer der Faculteit te laaten drukken. By de komst van wylen Koning George den IIden tot den troon, werd de Doctor tot gewoon Geneesheer van zyne MajeSteit aangesteld Niet lang daarna, toen Dr. Friend in den Tower gezet werd, uit hoofde van zeker vermoeden dat hy deel had aan de zoogenoemde Atterbuay's samenzweering, behaagde het Dr. Mead, schoon door zyne grondbeginselen en verpligtingen aan den Koning verbonden, hem in de gevangenisse te bezoeken, en daarenboven zyne voorspraak te doen gelden om deezen Man ontslag te bezorgen. Des Doctors edelmoedigheid bepaalde zich niet slegts tot zyne Medebroederen; maar hy bezat eene grootheid van ziele, die zich tot alle geleerden en verstandigen, in welke Wetenschap zy ook geoefend, of welken aanhang zy toegedaan waren, uitstrekte Zy-  84. HET LEEVEN VAN DR. RICHARD MEAD. Zyne verhandeling de Morbis Biblicis , of over de Ziekten, waarvan in den Bybel gesproken wordt, was eene vrugt van die uuren, welke by het wyze gedeelte) des menschdoms den tusschentyd tusschen den ouderdom en den dood uitmaaken. Het laatste en misschien het waardigste Stuk zyner Werken is dat, het welk zyne Geneeskundige Lessen en Voorzorgen bevat. Hierin maakt hy, met eene openhartigheid en eenvouwdigbeid, die aan groote Mannen eigen zyn, alle de ontdekkingen bekend, waartoe hy door zyne langduurige oefeninge en ondervindinge gekomen was. Hy besluit dit Werk met veele heilzaame Behoedmiddelen voor te stellen, om de Werktuigen van het Ligchaam en de bekwaamheden der ziele tot eenen hoogen ouderdom in eenen staat van volkomenheid te bewaaren. Dit Werk mag als eene waardige erfgift aan de nakomelingschap beschouwd worden, en toont de grootheid en goedheid van zyne oogmerken, waardoor hy zich in staat bevond om op zulk eene wyze rekenschap van zynen tyd te geeven. Het verval van zyne kragten werd kort daarna zeer zigtbaar, zaodat hy niet in staat was om eenig aangevangen Werk te voltooijen, en nog minder om eenig nieuw Stuk te ontwerpen. Na eene korte bedlegering, die omtrent drie dagen duurde, ontsliep hy, zonder genoegzaam eenige pyn of smart gevoeld te hebben, op den 16den February des jaars 1754, in den ouderdom van 71 jaaren, en werd begraven in de Tempel - kerke. Het Opschrift op zyn Graf was dezelfde Spreuk, welks hy zich ten Zinspreuke verkoozen had, non sibi sed toti, dat is: niet voor zich zekven' alleen, maar voor bet algemeen. De Doctor is tweemaal getrouwd geweest. In zyn eerste huwelyk, het welk hy aanging in de maand July des jaars 1699, verbond hy zich aan Ruth, de Dogter van John Marsh, Koopman te London, by welke hy kinderen had. ■ Den 14den van Augustus des jaars 1724 trouwde hy met Anna, de Dogter van Ridder Roeland Alston van Odell in Bedfordshire, Schildkn. die hem overleefde, maar by welke hy geene kinderen had, Ge duu-  HET LEEVEN VAN DR RICHARD MEAD. 85 durende den tyd van byna eene halve eeuw hield hy zich bezig met zyn beroep, zynde altyd yverig en werkzaam, waar door hy, zoo wel als door zyne huwelyken bezitter werd van aanzienlyke middelen. Maar zyn edelmoedige en liefderyke aart spoorde hem steeds aan tot werken van weldaadigheid. Geestelyken, en in 't algemeen alle luiden van geleerdheid, waren ten zynen huize welkom, en de armen agtte hy geregtigd tot zynen raad en hulp, zoodat hy niet ryk stierf, als geoordeeld hebbende dat hy zyne goederen niet beter kon besteeden dan ter aanmoediginge van geleerdheid, en ter bevorderinge van algemeene nuttigheid. Zyne Boekery was inderdaad groot en kostbaar, want hy ontzag geene kosten voor de beste en zeldzaamste uitgaaven der uitmuntendste werken: veelen derzelven waren fraai gebonden , en zy waren niet minder dan 10000 in getal, de Boekdeelen in aanmerking genomen zynde. Zyne Latynscbe , Griekscbe en Oosterscbe Handschriften maakten geen gering gedeelte uit van zyne letterkundige Gedenkstukken. Zyne verzameling van oude Beelden, Penningen, Printen en Teekeningen was onvergelyklyk grooter dan eenige andere, die by een byzonder per-' soon in het Koningryk berustte. Deeze verzameling Werd verkogt voor verscheidene duizende' ponden, en daarenboven bragten zyne Schilderyen 3700 l. op- Hy hield zyne kostbaare verzameling van boeken niet slegts tot zyn eigen gebruik, maar. zyne boekery stond open voor alle liefhebbers van weetenschappen. Verstandige mannen mogten zich verzekerd houden dat zy in Dr. Mead de beste hulp zouden vinden in veele moeijelyke takken der Letteroefeningen, en altyd bevlytigde hy zich om, zoo veel zyne "poogingen toelieten, alle konstenaaren aan te moedigen, dewyl hy dikwerf het geen fraai in zyne soort was, gebruikte of kogt , om dus zyne verzameling van zeldzaamheden grooter te maaken. V. Afd III. deel. A a Het  86 HET LEEVEN VAN ROGER COTES Het leeven van ROGER COTES. Roger Cotes, een voornaam wiskundige en wysgeer, was gebooren te Burbage in Leicestershire, waar zyn vader Predikant was : zyn geboortedag was de 10de van July des jaars 1682. Eerst werd hy in de Leicestersche Schoole besteld; en in den ouderdom van 12 jaaren toonde hy zulk eene sterke geneigdheid en bekwaamheid voor de Wiskunde, dat de Heer John Smith, zyn oom , het gevoeglyk agtte die zugt in hem op allerleie wyze aan te moedigen en te ondersteunen. Dezelve haalde zynen vader over om den jongeling geduurende eenigen tyd ten zynen huize te zenden, opdat hy denzelven in de voortzettinge zyner geliefde studien behulpzaam zyn mogt. Hier leide hy de gronden van de kennis dier wetenschappen, door welken hy vervolgens grooten roem verdiend en verkreegen heeft. Hy begaf zich vandaar naar London, en en werd naar st. Paulus school gezonden, onder het opzigt van Dr. Thomas Gale, waar hy groote vorderingen in de Letterkunde maakte. Hy vond egter tyds genoeg om by aanhoudendheid brieven met zynen oom te wisselen, niet slegts over de Wiskunde, maar ook over de Bovennatuurkunde , Wysbegeerte eu Godgeleerdheid. Deeze byzonderbeid is dikwyls gemeld geworden door den beroemden Hoogleeraar Saunderson. Zyne volgende verhuizing was naar Cambridge, waar hy den 6den van April des jaars 1699 in Trinity College werd toegelaaten; en in den jaare 1705 werd hy lid van het zelve. Ten zelfden tyde werd by Anthony* Grave van Harold, en Lord Henrik de Grey, aan wien hy de eer had van vermaagschapt te Zyn , als Leermeester toegevoegd. In de maand January des jaars 1705 werd hy tot Hoogleerar in de Starrekunde en proefondervindelyke Wysgeer te  HET LEEVEN VAN ROGER COTES 87 te aangesteld, in de Fundatie van Dr. Thomas Plume, Aartsdeken van Rochester; zynde by de eerste, die dat ampt bekleedde , waartoe hy verkoozen was uit hoofde van de hooge agting, welke hy door zyne verdiensten gewonnen had. In den jaare 1706 nam hy den graad van Meester der Konsten aan, en trad in den jaare 1713 in de heilige Orde. In het zelfde jaar gaf hy, op verzoek van Dr. Bentley, te Cambridge, de tweede Uitgaave der Mathematica Principia Philosophiae Naturalis van Ridder Izaak Newton, met byvoeging van alle de vermeerderingen , welke de schryver 'er van tyd tot tyd in gemaakt had. Voor deeze Uitgaave stelde hy ook, eene verstandige voorrede, waarin hy de regte wyze van filozofeeren verklaarde, den grond, waarop de Newtoniaanscbe Wysgeerte steunde aanwees, en de zwaarigheden, welke andere Wysgeeren tegen dezelve inbragten, uit den weg ruimde. Het zal niet ongevoeglyk zyn hier eene enkele plaats uit deeze voorrede uit te schryven, waarin de Uitgeever zoodanigen heeft beantwoord, die beweerden dat de Zwaarte kragt of aantrekking in het samenstelsel van Ridder Izaak. Newton geenszins een klaarer beginsel was, of geschiktet om de verschynsels der nature te verklaaren dan de verborgene hoedaanigheden der Peripatetische Wysgeeren; omdat 'er nog Wysgeeren zyn, welke, even als zy, in de gemelde ongerymde vooronderstelling berusten. — Zwaarte, zeggen de tegenstreevers, is eene verborgene oorzaak, en verborgene oorzaaken hebben niets te maaken met de waare Wysbegeerte. Hierop antwoordt de Heer Cotes dat verborgene oorzaaken geenszins zoodaanige zyn , welker bestaan door waarneemingen en proeven ten klaarden wordt aangetoond, maar zulke, wier bestaan verborgen, verdigt en door geene bewyzen gestaafd is. Zwaarte kan derhalven nooit eene verborgene oorzaak van de beweegingen der Planeeten genoemd worden, dewyl men uit de verschynselen betoogd heeft dat deeze oorzaak inderdaad bestaat Men mag veeleer zeggen dat zy, die de beweegingen der Hemelen in draaikolken doen geschieden , hunA a 2 ne  88 HET LEEVEN VAN ROGER COTES. ne toevlugt tot verborgene hoedaanigheden neemen; want draaikringen bestaan uit eene stoffe, die gantsch en al versierd, en aan de zintuigen geheel onbekend is. Maar zal men zwaarte uit dien hoofde eene verborgene oorzaak noemen , en zal zy uit de Wysbegeerte verbannen worden, omdat de oorzaak der zwaarte onbekend , en tot heden toe niet ontdekt is ? Dat zy, die zulks beweeren, zich wachten van een beginsel in te voeren, het welk die. nen zal om den grondslag van ieder stelsel van Wysbegeerte, dat by mooglykheid op de baan gebragt kan worden , te ondermynen. Want oorzaaken gaan, door eene onafgebrokene aaneenschakelinge, altyd voort van samengestelde tot eenvoudigen: en wanneer men tot de allereenvoudigste komt, dan wordt het onmooglyk verder op te klimmen. Van de eenvoudigste oorzaak kan derhalven geene werktuiglyke oplossing gegeeven worden ; want in dien dit geschieden kon, dan zoude zy de eenvoudigste niet zyn. Wil men dan die eenvoudigste oorzaaken uit de Wysbegeerte bannen, en ze verborgene noemen, men doe het: doch men moet dan ook de oorzaaken, die 'er naast aan komen , verbannen, en vervolgens die , welke van deezen afhangen. Gevolglyk zal de Wysbegeerte eindelyk geheel van oorzaaken gezuiverd worden, en 'er zal niet eene overblyven, waarop men zoude kunnen bouwen. De gemeenmaaking van deeze uitgaave vermeerderde de hoogagting, welke de Heer Cotes reeds gewonnen had, zeer merklyk by de grootste mannen zyner eeuwe , die hem met verwonderinge beschouwden , uit hoofde van zyne grondige kennis wegens de moeijelykste deelen der Wiskunde. De algemeene agting, welke men voor hem had opgevat, verminderde ook in het geheel niet, maar groeide veeleer aan, door de verscheidene stukken, welke hy omtrent dien tyd te voorschyn bragt. „■ Hy gaf eene beschryving van eene groote verheveling , die den 6den van Maart des jaars 1715 gezien werd, en dezelve werd korten tyd voor zynen dood in de Philosophische Transactiën uitgegeeven. Hy liet ook eenige fraaije en  hET LEEVEN VAN ROGER COTES. 89 en verstandige verhandelingen na, waarvan een gedeelte na zyn overlyden werd uitgegeeven door Dr. Robert Smith, zynen neef en opvolger in het Hoogleerampt, en naderhand Opziener van Trinity College te Cambridge, • Zyne Harmonia Mensurarum, of Overeenstemming der Maaten, bevattende eene nieuwe Analysis en Synthesis, opgemaakt uit de Maaten van Redenen en Hoeken, werd in den jaare 1722 te Cambridge in quarto uitgegeeven, en op. gedraagen aan Dr. Mead door den geleerden Uitgeever, die ons een uitvoerig berigt geeft wegens het werk, zelfs wegens de stukken, die 'er bygevoegd zyn , en wegens andere nog onuitgegeevene werken van onzen Schryver. Hy zegt hoe hoog dit werk geschat werd door den Hoogleeraar Saunderson, en hoe bemind deszelfs Schryver by Dr. Bentley geweest is. De eerste verhandeling onder de Mengelwerken, die by de Harmonia Mensurarum gevoegd zyn, is over het gewigt der dwaalingen in de gemengde Wiskunde. De tweede is over de Differentiaal-rekening, welke hy behandelt op eene wyze, die een weinig verschilt van die, welke Ridder Izaak Newton in zyne Verhandeling over dat onderwerp heeft voorgesteld, hebbende de Heer Cotes zyn stuk geschreeven, eer hy het andere gezien had. De naam van het derde stuk, is Canonotechnia, en handelt over de Samenstelling van Tafelen, door middel van de Verschilrekening. Het boek eindigt met drie kleine Verhandelingen over het vallen van Ligchaamen, over de Beweeging van Slingers in de Ciclois, en over de Beweeging van voortgeworpene ligchaamen ; alle welke Verhandelingen, volgens het berigt van den Uitgeever, door den Heer Cotes werden opgesteld. toen hy nog zeer jong was. Hy schreef ook een kort begrip van de Rekenkunde, van de Oplossingen der Equatien, en over de natuur der kromme lynen. Behalven die stukken, welke in het Latyn waren opgesteld, schreef hy lessen over de Waterweegkunde en de Lugtkunde in het Engelsch, die in den jaare 1737 door Dr. Smith werden uitgegeeven, en nog heden in hooge agting zyn. A a 3 Dit  90 HET IEEVEN VAN ROGER COTES. Dit ongemeen vernuft in de Wiskunde stierf, tot groote smart van de Universiteit en van alle Beminnaaren dier Weetenschap, op den 5den van Juny des jaars 1716, in den bloei van zyn leeven; want hy was eerst tot het drieen-dertigste jaar zyns ouderdoms gekomen. ——, Ridder izaak newton had zulk een groot denkbeeld wegens de bekwaamheden van deezen man, dat hy gewoon was te zeggen : —— Ware de Heer Cotes blyven leeven, dan zouden wy iets geweeten hebben. Hy werd in de Kapelle van Trinity College begraaven. Een Opschrift, door den beroemden Dr. Bentley, die steeds zyn vriend en beschermer geweest is, opgemaakt, werd op zyn graf gesteld. Het is van den volgenden inhoud: H. S. E. Rogerus Roberti filius Cotes, Collegii hujus S. Trinitatis socius, Astronomiae & experimentalis philosophiae Professor Plumianus : Qui Immatura morte praereptus, Pauca quidem ingenii sui pignora reliquit, Sed egregia, sed admiranda, Ex inaccessa matheseos penetralibus Felici solertiâ tuin primum eruta. Post magnum illum Newtonum Societatis hujus spes altera Et decus gemellum Cui ad summum doctrinae laudem Omnes morum virtutumque dotes In cumulum accesserunt: El magis spectabiles amabilesque, Quod in formoso corpore gratiores venirent. Natus Burbagii in Agro Leicestriensi ]ul. X. 1682, Qbiit Jun. V. 1716, Dat  Het LEEVEN VAM ROGER COTES. 91 Dat is: Hier is begraaven Rogier Cotes Roberts zoon, Lid van dit Kollegie der H. Drievuldigheid, Beroemd Hoogleeraar In de Starrekunde en Proefondervindelyke wysbegeerte : Die Door eenen ontydigen dood weggerukt, Wel weinige panden van zyn verstand heeft nagelaten; Maar uitmuntende , maar verwonderlyke, Uit de diepste schuilhoeken der wiskunde Door eene gelukkige vlyt in zynen tyd eerst in 't ligt gebragt Na dien grooten Newton De tweede hoop van dit Genootschap En voor deszelfs eer van gelyk belang. " Wien by den hoogsten lof van geleerdheid Begaafdheden van zeden en deugden In meenigte waren toegevloeid: Welke des te agtenswaardiger en beminlyker waren, Omdat zy zich bevalliger in een schoon ligchaam vertoonden, Hy werd gebooren te Burbag in het Graafschap Leicester Den Xden Jul. 1682 , hy stierf den Vden Jun. 1716. Aa 4 Het  92 HET LEEVEN VAN DR. NIKOLAAS SAUNDERSON. Het leeven van Dr. NIKOLAAS SAUNDERSON. Dr. Nikolaas Saunderson , beroemd Hoogleeraar in de Wiskunde in de Hooge Schoole te Cambridge, en Lid van het Koninglyk Genootschap, was gebooren in de maand January des jaars 1682, te Thurlston, niet ver van Penniston in Torkshire, waar zyn vader een klein landgoed bezat. Toen hy 12 maanden oud was , verloor hy zyn gezigt door de kinderpokjes, en wel zoo geheel dat hy geen meer denkbeeld had wegens ligt en kleuren, dan of hy blind gebooren geweest ware. Hy werd egter vry jong naar de School te Penniston gezonden, en leide daar den grond van de kennisse der Grieksche en Latynsche taalen, waarin by naderhand zoo ver vorderde, door zich in de Schriften der Ouden te oefenen , dat hy de werken van Euclides, Archimedes en Diophantus, in het oorspronglyk Grieksch kon hooren leezen. Zooras als hy in de taalen was onderweezen geworden, begon zyn vader hem de algemeene regels van de Rekenkunst te leeren; en toen was het dat zyn onvergelyklyke geest zich eerst openbaarde: want hy was spoedig in staat om de algemeene vraagen uit te werken, om alle lange rekeningen uit zyn hoofd op te maaken, en om zelfs nieuwe regels uit te denken, ter gemaklyke oplossinge van zoodaanige voorstellen die dikwyls aan Leerlingen gedaan worden, meer met oogmerk om hen te belemmeren dan om hen te onderwyzen. Met den ouderdom van agttien jaaren werd onze Schryver bekend aan Richard West van Underbank , Schildkn, een' Heer van middelen, en een' liefhebber der Wiskunde, die , de ongemeene bekwaamheden van den jongen Saunderson bespeurende, geene moeite ontzag om hem in de grondbeginselen van de Algebra en Meetkunde te on der-  HET LEEVEN VAN DR. NIKOLAAS SAUNDERSON 93 derwyzen, en alles wat in zyn vermogen was toe te brengen om den jongeling tot de voortzetting van deeze oefeningen aan te moedigen. Kort daarna kreeg hy kennis aan Dr. Nettleton, die zich ten zynen aanzien gelyke moeite gaf, en het waren die twee Heeren, aan welken de Heer Saunderson zyne eerste kundigheden in de Wiskunde te danken had. Zy voorzagen hem van boeken , en getroostten zich gaarne de moeite van hem die voor te leezen en uit te leggen ; maar hy overtrof welhaast zyne meesters, en werd geschikter om hen te onderwyzen dan om iets verder van hun te leeren. By het aangroeijen der zugt, welke onze Wysgeer voedde om in waare geleerdheid te vorderen, poogde zyn vader dezelve op allerleie wyzen aan te moedigen, en zond hem naar eene Akademie by Sheffield. Redeneerkunde en Bovennatuurkunde werden, naar het schynt, in die Schole voornaamelyk geleeraard, uit welken hoofde zyn verblyf aldaar van korten duur geweest is. Hy bleef egter nog eenigen tyd in die landstreeke , zyne studien naar zynen eigen zin voortzettende; het meeste dat hem noodig was, bestond in goede boeken, en in eenen persoon, die hem voorlas, zynde hy voor het overige door de kragt van zyn vernuft in staat om alle voorkomende zwaarigheden te boven te komen. Zyne opvoeding was tot nu toe op zyns vaders kosten voortgezet geworden , het geen denzelven, uit hoofde van de zwaarheid zyns huisgezins, lastig viel. Zyne vrienden begonnen derhalven bedagt te zyn om niet slegtd voor de bevordering van zyne geleerdheid , maar ook voor zyn onderhoud zorg te draagen. Zyne eigene neiging trok hem sterk naar Cambridge ; en eindelyk bepaalde men dat hy daar zyne fortuin beproeven zoude, niet als student, maar als leermeester. Want zyne vrienden, merkende dat hy ongemeen gelukkig was in zyne denkbeelden aan anderen mede te deelen, hoopten dat hy aan de Hooge School zelve agting en voordeel zou'de winnen, door lessen in de Wiskunde te geeven; en zoo dit al mislukken mogt, dan beloofden zy zich eenen A a 5 goe-  94 HET LEEVEN VAN DR. MKOLAAS SAUNDERSON goeden uitslag van hun ontwerp om eene School te London op te regten. De Heer Saunderson begaf zich dan, nu 25 jaaren oud zynde , in den jaare 1707 naamelyk ^ naar Cambridge, met den Heer Josua Dunn, toen gewoon Lid van Christus Kollegie, waar hy by zynen vriend woonde, doch niet tot Lid van het Kollegie werd aangenomen. Het Genootschap was zeer in zynen schik met zulk eenen ongemeenen gast; het wees hem eene kamer aan, vergunde hem toegang tot de Boekery, en stond hem alle voorregten toe, die hem van eenig nut konden zyn: doch' menigvuldige zwaarigheden beletten hem in het eerst in de voortzettinge van zyn ontwerp. — Hy was hier maar onder weinige vrienden, zonder middelen, jong, en ontbloot van ondervindinge. ■ Het had wat in, in zulke omstandigheden de Wysbegeerte te leeraaren aan eene Akademie, waar dezelve toen in de grootste volkomenheid bloeide. ——— De Heer Whiston bekleedde ten dien tyde den stoel der Wiskunde, en gaf lessen van gelyken aart als de Heer Saunderson meende te doen ; zoodat zulk eene pooging voorkwam als eene inkruiping in de voorregten van het ampt des gemelden Hoogleeraars: doch als een goedaartig mensch , en een liefhebber der geleerdheid, bewilligde de Heer Whiston zeer gereedelyk in de verzoeken, die door zyne vrienden, ten voordeele van zulk een ongemeen persoon als de jonge Saunderson was, gedaan werden. De Heer Dunn had zeer zyn best gedaan om het karakter van den jongeling bekend te maaken, waardoor deszelfs roem byna de gantsche Universiteit vervulde. Luiden van geleerdheid en liefhebberye toonden zich genegen om hem te kennen zoodat zyne lessen, zooras als hy dezelven begon , door veelen werden bygewoond, en de toevloed welhaast ongemeen groot werd. De Principia Mathematica, de Optica, en de Arithmetica Universalis van Ridder Izaak Newton nam hy tot grondslagen van zyne lessen, en deezen verschaften zynen geest een ruim veld om in te weiden. Velen zullen met ver baa-  HET LEEVEN VAN DR. NIKOLAAS SAUNDERSON. 95 baazing hooren dat Saunderson de gezigtkunde onderwees, dat hy over de natuur van ligt en kleuren redeneerde, de leer wegens het gezigt, de verschynsels van den regenboog, de uitwerksels van glazen, en andere voorwerpen van het gezigt verklaarde; maar wanneer wy overweegen dat deeze weetenschap, door behulp van lynen , wordt uitgelegd, en onderworpen is aan de regelen der Meetkunde , dan is het wel te begrypen dat hy tot de kennis van deeze dingen heeft kunnen komen. Toen de Heer Saunderson de akademische jeugd in de gronden der Newtoniaansche Wysbegeerte onderwees, werd hy welhaast bekend by den onvergelyklyken Newton zelven ; schoon deeze de Universiteit reeds lang verlaaten had, mogt het hem egter gebeuren met dien grooten man over de moeijelykste deelen van deszelfs werken te spreeken. Hy leefde ook in vriendschap met de voornaamste wiskundigen van zynen tyd , met Halley naamelyk, Cotes, de Moivre, en anderen. Toen de Heer Whiston zyn hoogleeraarampt nederleide , was de bedreevenheid van den Heere SaunderSon in de wiskunde zoo wel bekend, dat men eenen ongewoonen stap ten zynen voordeele deed, door hem met den graad van Doctor te vereeren, het geen de wetten der Akademie noodig maakten. Op verzoek van de hoofden der Kollegien aan den Kansellier, toen Hertog van Somerset, werd door de Koninginne bevel verleend om hem den graad van Meester der konsten op te draagen, waarna hy tot Lucasiaanschen Hoogleeraar in de Wiskunde verkoozen werd op den 11den van November des jaars 1711, hebbende Ridder Izaak Newton geene geringe moeite gedaan tot zyne bevordering. Zyn eerste werk, nadat hy in deezen post gesteld was, was eene Intreerede , die in zeer fraai Latyn , en in eenen regt Ciceroniaanschen styl was opgesteld; want hy was zeer bedreeven in de schriften van Tullius, en hield denzelven voor zynen geliefdsten schryver in prosa, gelyk hy onder de Digteren het meeste werk maakte van Virgilius en Hovatius Van toen af hield hy zich naarstiglyk bezig met het  96 HET LEEVEN VAN DR. NIKOLAAS SAUNDERSON. het geeven van lessen, en besteedde al zynen tyd ten nutte van zyne leerlingen. Hy hield zyn verblyf onder de leden van Christus Kollegie tot in het jaar 1723, wanneer hy zich van een huis te Cambridge voorzag. Kort daarna trouwde hy met de dogter van den eerwaardigen Heere Dickens, Predikant van Bonworth in Cambridgeshire , by welke hy eenen zoon en eene dogter had. In den jaare 1728, toen Koning George de Universiteit met een bezoek vereerde, behaagde het hem zyne begeerte om zulk een ongemeen mensch te zien te kennen te geeven; en onze Hoogleeraar wagtte zyne Majesteit op in den Raad, by welke gelegenheid hy door 's Konings gunst Doctor in de Regten werd. Doctor Saunderson was natuurlyk van een sterk en gezond gestel, maar te veel zittende en steeds in huis blyvende werd hy ziekelyk. In de lente des jaars 1739 begon hy te klaagen over pyn in de lenden, en deeze liep uit op eene versterving in de voeten. Hy overleed den 19den van April des zelfden jaars, in het 57ste jaar van van zynen ouderdom, en werd volgens zyne begeerte te Boyworth begraaven. Hy was een man, die meer geschikt was om een voorwerp van verwonderinge dan van liefde te zyn. Hy was zeer geestig en leevendig in gezelschap, zoodat men geen beter gast kon vinden dan hem. Hy had ook eene groote hoogagting voor de waarheid, en was een van die opregte menschen, die zich verpligt houden om te spreeken zoo als zy denken. Zyne gevoelens over menschen en begrippen, zyne lofredenen en berispingen, de betuigingen van zyne vriendschap of kleinagting waren derhalven zonder partydigheid of agterhoudinge, het geen men ligtelyk kan begrypen dat hem veele vyanden moest op den hals haalen. Maar de bewustheid van zyne opregtheid stelde hem in staat om de geringe onaangenaamheden, welke uit de berispingen van anderen voor hem gebooren werden, met geduld te draagen, zoodat hy het einde van zyn leeven met eene bedaardheid en gerustheid van geest, die niet zeer gemeen is, verwagtte. Een  "HET IEEVEN VAN DR. NIKOLAAS SAUNDERSON. 97 Een blind man, in den kring der Wiskunde werkzaam, > schynt een verschynsel te zyn, het welk bezwaarlyk te verklaaren is, en heeft de verwondering van iedere eeuw, waarin het zich vertoonde, opgewekt. Tullius spreekt 'er van als iets, dat moeijelyk te gelooven was, ten aanzien van zynen leermeester in de wysbegeerte te Diodatus, zeggende dat dezelve daarin naarstiger bezig was, nadat hy blind geworden was; en dat hy, het geen men byna onmooglyk zoude oordeelen voor iemand, die zyn gezigt miste, de Meetkunde leeraarde, maakende zyne figuuren zoo juist, dat hy zyne leerlingen bekwaam maakte om iedere lyn in haare behoorlyke rigting te trekken. De oudvader Hieronymus brengt nog merkwaardiger voorbeeld by in Didymus van Alexandrie , die, schoon blind van zyne eerste kindscheid af, en gevolglyk onkundig zynde wegens de letteren, niet slegts de Redeneerkunde, maar ook de Meetkunde in groote volkomenheid leeraarde, welke laatste in den eersten opslag meest van allen een goed gezigt schynt te vorderen. Doch indien wy overwegen dat de denkbeelden, wegens uitgebreide grootheid, die de voornaamste voorwerpen der Wiskunde zyn, zoo wel door het gevoel als door het gezigt kunnen verkreegen worden, dat eene gevestigde en onafgebrokene aandagt de voornaamste hoedanigheid is voor deeze studie, en dat de blinden natuurlyker wyze sterker denken dan anderen, om welke reden men zegt dat Democritus zich de oogen heeft uitgestooken, dan zullen wy misschien reden vinden om vast te stellen dat de beoefening der Wis kunde voor blinden best geschikt is. Het was door het gevoel dat Dr. saunderson in het eerst de meeste van zyne denkbeelden kreeg , en dit zintuig bezat hy in groote volkomenheid, gelyk dit in de blinden doorgaans plaats heeft, het zy zulks eene byzondere gunst der natuure is, het zy het door de noodzaaklykheid, waarin zy zich bevinden om dit zintuig veel te gebruiken, merkelyk verbeterd wordt. Hy kon egter, gelyk sommigen zich verbeeld hebben, de kleuren door het ge-  98 HET LEEVEN VAN DR. NIKOLAAS SAUNDERSON gevoel niet onderscheiden, en was, na zulks beproefd te hebben, gewoon te zeggen dat men, dit poogende, naar onmooglykheden tragtte. Hy kon egter met groote juistheid en naauwkeurigheid het kleinste verschil van ruwheid en effenheid in de oppervlakten, of het geringste gebrek van gladheid in dezelven opmerken. Dus onderscheidde hy in eenen hoop Romeinsche gedenkpenningen de egte van de nagemaakte, schoon zy zoo net waren nagemaakt dat een kenner zelf door het oog bedroogen zoude geweest zyn. Zyn gevoel was zoo fyn dat hy de geringste verandering in den dampkring opmerkte; en men heeft in eenen tuin, in welken waarneemingen omtrent de Zon gedaan werden, bespeurd dat by iedere wolk, die de waarneeming afbrak, byna zoo net opmerkte als zy, die hun gezigt hadden. Hy kon zeggen wanneer men iets voor zyn gezigt hield, of wanneer hy eenen boom op geenen grooten afstand voorby ging, mids dat de lugt bedaard, en 'er geen wind was. Dit werd hy gewaar door de verschillende stootingen van de lugt tegen zyn aangezigt. Een naauwkeurig en zuiver gehoor is doorgaans ook eene der zegeningen, welke aan de blinden te beurt vallen. Onze hoogleeraar was misschien zoo bekwaam als iemand om wel te hooren; hy kon het vyfde gedeelte van eene muzieknoot onderscheiden, en uit zyne bedreevenheid in de behandeling van de fluit, waarop hy in zyne jeugd tot uitspanning had leeren spelen, bleek dat hy zoo geschikt was voor de muziek, alsof hy dezelve beoefend had om 'er een meester in te worden , het geen waarschynlyk even verwonderlyk als zyne ervarenheid in de Wiskunde zal voorkomen. Door de goede geschiktheid van dit zintuig kende hy niet slegts de luiden, met welken hy eens gesproken had zoo lang als het geluid hunner stemme in zyn geheugen was, maar ook plaatsen, in welken hy eens geweest was. Hy kon oordeelen over de grootte van een yertrek, waarin hy trad, over den afstand, die tusschen hem en den muur was; en wanneer hy eens in eene zaal of gallery geweest was, waarin het geluid werd te rug  HET LEEVEN VAN DR. NIKOLAAS SAUNDERSON. 99 gekaatst, en men 'er hem in vervolg van tyd weder in bragt, dan kon hy, alleenlyk den toon van het geluid opmerkende, zeggen waaromtrent hy geplaatst was. Naauwlyks was 'er eenig gedeelte der Wiskunde, waarover hy niet iets ten dienste van zyne leerlingen geschreeven had. Doch hy gaf geene blyken van eenig voorneemen om iets van zyne werken gemeen te maaken voor het jaar 1733, wanneer zyne vrienden ontrust door eene geweldige koortse, welke zyn leeven in gevaar bragt, en vreezende dat zyne werken voor de waereld verlooren zouden raaken, hem zeer ernstig verzogten eenigen tyd van zyne lessen te spaaren , en denzelven te besteeden om het een of ander van zyne werken te voltooijen, ten einde hy iets als een legaat van belang aan zyne familie en aan het gemeen mogt nalaaten. Hy voldeed in zoo verre aan dit verzoek dat hy kort daarna zyne Grondbeginselen der Algebra in orde schikte, welke hy in volkomenheid, en voor de drukperse overgeschreeven, naliet. Dit werk werd by inschryving uitgegeeven te Cambridge in den jaare 1740, in twee deelen in quarto. Voor hetzelve was eene goede afbeelding van den schryver geplaatst, nevens een berigt wegens zyn leeven en karakter, waaruit wy de hier bygebragte byzonderheden voornaamelyk getrokken hebben. Wy kunnen dit berigt wegens Dr. Saunderson niet gevoeglyk besluiten, zonder te spreeken van den diepen eerbied, welken hy voor Ridder Izaak Newton had opgevat, verklaarende altyd dat hy meer reden vond om zich over de juistheid en netheid, zoo wel als over den gelukkigen draai in de uitdrukkingen van dien wysgeer te verwonderen, naar maate hy deszelfs werken meer las. Hy heeft eenige aanteekeningen nagelaaten over de Principia van ■Newton, welke niet slegts dienen om de moeijelykste deelen van dezelven op te helderen, maar dikwyls de leer zelve verbeteren; en die , schoon zy in haaren tegenwoordigen staat niet kunnen haalen by het geen hy over het onderwerp zoude hebben kunnen schryven, egter een aan-  lOO HET LEEVEN VAN DEN HEER BIANCHINI aangenaam geschenk voor het algemeen zyn. Zy zyn in het Latyn uitgegeeven, aan het einde van zyne verhandelinge over de naderingen , welke een zeer schoon werk . en na den dood van den Schryver gedrukt is. Men mag met reden zeggen dat het een groot verlies voor het algemeen is, dat zyne geschreevene lessen over de meeste deelen der natuurlyke Wysbegeerte tot heden toe niet zyn uitgegeeven geworden. Het leeven van den Heer BIANCHINI. De Heer Bianchini werd geboren te Verona in den jaare 1662. Wy vinden nergens verhaald van welken rang of beroep zyne. ouders geweest zyn. Reeds zeer Vroeg verkoos hy den geestelyken staat, maar niet met eenig trotsch of baatzugtig oogmerk, gelyk uit zyn gantsche gedrag ten overvloede gebleeken is. Niet vernoegd met zich in die deelen der geleerdheid geoefend te hebben, welke ieder geestelyke zich behoort eigen te maaken, hield hy zich voornaamelyk bezig met de beoefeninge dier weetenschappen , welke onder den 'naam van fraaije konsten bekend zyn: welhaast stelde hy "zich in het bezit niet slegts van alle de boeken, die in de geleerde taalen geschreeven zyn, maar ook van gedenkpenningen, opschriften, en om kort te gaan van allerleie overblyffels der oudheid, schatten, welke Italie in eene genoegzaame maate oplevert om te doen blyken dat deszelfs hoofdstad weleer de hoofdstad der geheele waereld geweest is. Wanneer hy eene byna onbegrypelyke meenigte van die soort van rykdommen had byeengezameld, vormde hy het ontwerp om eene Algemeene Historie zoo Kerkelyke als Waereldlyke, van de Schepping af tot zynen tyd toe, op te stellen, zonder egter het kerkelyk gedeelte met het wae-  Het leeven van den Heer BIANCHINI 101 waereldlyke te vermengen. Zyne naauwgezetheid ging zelfs in dit opzigt zoo ver, dat hy zich in de laatste van, geene stoffen wilde bedienen, die de eerste alleen hem kon verschaffen. Historie, niet geschraagd door Tydrekening, moet al te naauwkeurig zyn om den geest te voldoen , en louter tydrekenkundige tafels, waarin de gebeurtenissen buiten eenig verband met elkanderen staan, zyn te dor om den geest te behaagen. Hy besloot derhalven om beiden te vereenigen, zeggende dat eene reeks muzieknooten , hoe regelmaatig ook, nimmer zoo wel onthouden wordt, als wanneer dezelve een airtje vormt. Tot dit einde besloot hy ook zyne Historie, in de gevoeglyke plaatsen te verderen en op te helderen door de invoeging van de fraaiste gedenkstukken der Oudheid, voor zo veel zy tot de voorvallen, in de Oude Historie voorkomende, betrekking had. Maar hy werd door zoo veele beletselen in de voortzettinge van dit ontwerp belemmerd, dat hy nooit meer dan een enkel Boekdeel van dit groote en nuttige werk heeft uitgegeeven. Dit Boekdeel kwam te voorschyn in den jaare 1697, onder den titel van La Istoria Universale prorata con Munumenti, & figurata Simboli de gli Antichi, dat is: Eene Algemeene Historie, gestaafd door Gedenkstukken, en opgehelderd door afbeeldingen der Ouden. Dit werk, schoon het ten aanzien van den tyd, welken het bevat, maar een zeer klein gedeelte der Algemeene Historie uitmaakt, als gaande het niet verder dan tot den ondergang van het Assyrische Ryk, is in andere opzigten een der gewigtigste werken, wanneer men de duisterheid van dat vroege Tydbestek in aanmerking neemt; daarenboven heeft hy alles op zulk eene meesterlyke wyze behandeld, dat wy ons met reden mogen beklaagen dat by geen tyds genoeg gehad heeft om zyn ontwerp tot volkomenheid te brengen. In dit Deel worden de Eeuwen der waereld, die den Zondvloed zyn voorgegaan , en die hem zeer schraale stof verschaften, omdat hy niets uit de gewyde Historie kon V. Afd. III. DEEL. Bb ont-  102 HET LEEVEN VAN DEN HEER BIANCHINI. ontleenen, aangevuld door de uitvindinge der noodzaaklykste en nuttigste konsten, volgens de zekerste berigten en waarschynlykste gissingen der Ouden. De Eeuwen, die op den Zondvloed volgen, verschaffen een groot en geregeld tooneel. niet slegts gevormd uit de getuigenisSen der beste historieschryveren, maar ook uit juiste aanmerkingen, die door den Schryver zelven uit de natuur der dingen ontleend waren, en dus leeven en ziel geeven aan het geen anders slegts eene opeenstapeling van dorre gebeurtenissen zyn zoude. Niets kan voortreflyker zyn dan zyne berigten wegens de nederzetting der eerste Volkeren, derzelver verhuizingen en volkplantingen ; wegens den oorsprong der Monarchyen en Republieken; de zeevaart van koopluiden en veroveraren. In de behandeling van dit laatste stuk houdt de Heer Bianchini zich voornaamelyk bezig, met het geen hy Thalassokratie noemt, dat is, de heerschappy over, of ten minsten het vrye gebruik van de zee. Het gewigt van deeze Thalassokratie schoon bekend en ondervonden in de vroegste eeuwen der waereld, is nu bekender en meer ondervonden dan ooit te voorenen de onderscheidene natien schynen daarin overeen te stemmen, dat weezenlyk vermoogen meer het gevolg is van rykdommen , die door vreedzaamen koophandel verkreegen zyn, dan van de uitbreiding van landpaalen, die door geweldige veroveringen is uitgewerkt. Volgens den Heer Bianchini was het niet de schaaking van Helena, welke Grieken en Trojaanen tegen elkanderen in het harnas joeg, maar de bevaaring van de Egeesche zee en van den Pontus Euxinus, een onderwerp, het geen meer waardig was om 'er over te twisten; ook eindigde de oorlog niet met de vernieling van Troje, maar met een traktaat van koophandel. Het ontbreekt geenszins aan gedenkstukken der oudheid om de gegrondheid van deeze gissing te bevestigen. Dezelve geeft hem egter aanleiding tot eene nog vreemder stelling; te weeten dat de Iliade niets anders is dan een leenspreukig verhaal in den smaak der Oosterlingen. De tegenwerping, zoo menigwerf tegen Homerus ge-  HET LEEVEN VAN DEN HEER, BIANCHINI. 103 gemaakt ten aanzien van zyne Goden, wordt met twee woorden volkomen beantwoord. Zy zyn geene Goden, maar menschen of volkeren. Sesostris Koning van Arabie, of van het oostelyk deel van Ethiopie, had Egypte, geheel klein Asie, en een aanmerklyk deel van groot Asie veroverd; en na zynen dood hadden de Vorsten, welken hy synsbaar gemaakt had, van tyd tot tyd het juk afgeschud. De Jupiter van Homerus is die opvolger van Sesostris, welke geduurende den Trojaanschen oorlog regeerde. Zyne heerschappy over de Godon, dat is te zeggen over de Vorsten , die hem schatting betaalden, is zeer bepaald, in zoo verre dat hy hen niet kan doen voorkomen als deelneemende dan voor zoo veel belang of drift hen zulks raaden, in den oorlog tusschen de Grieken en Trojaanen. Juno is het deel van Syrie , het witte bygenaamd , verbonden aan, en eenigermaate afhangklyk van het oostelyk gedeelte van Ethiopie: en dit Syrie werd aangeduid door de witte handen van Juno. Minerva is het geleerde Egypte; Mars is een bondgenootschap der inwoneren van Armenie, Chalcis, Thracie en Thessalie , en zoo vervolgens. Door deeze leenspreuk word Homerus, volgens het oordeel van den heer Bianchini, op nieuw geregtigd tot den eertitel van goddelyken; anderen zullen waarschynlyk denken dat hy dien titel nimmer verbeurd heeft. De plooi van geest, welke vereischt wordt om den letter- en wiskundigen te vormen, is zoo onderscheiden, dat de eene hoedaanigheid de andere doorgaans uitsluit; en daarenboven zyn de bezigheden, welke tot beide de posten noodig zyn, uit hoofde van gebrek aan tyd zelden door de zelfde persoonen kunnen waargenomen worden: dit was egter geenszins het geval by den heer Bianchini. Toen Paus Klemens de XIde eene vergadering beriep tot hervorming van den Almanak, schreef de heer Bianchini, die tot Sekretaris dier vergaderinge benoemd was, twee werken, waarin hy gelegenheid had om zich als letterkunkundige en tevens als wiskundige te vertoonen. Deeze werken gaf hy uit in den jaare 1703, onder den volgenden Bb 2 titel:  104 HET LEEVEN VAN DEN HEER BIANCHINI. titel: De Calendario & Cyclo Caesaris , ac Canone Paschali Sancti Hippolyti Martyres, Dissertationes duae dat is: Twee Verhandelingen, eene over den Juliaanschen Almanak en Tydkring, en eene over de Regelmaat van het Paaschfeest van den H. Hippolytus Martyr. In dit werk, het welk wy zouden verongelyken, wanneer wy 'er den Leezer een kort verslag van poogden te geeven, bewyst hy dat de Regelmaat van het Paaschfeest van den H. Hippolitus, welke de groote Scaliger stoutelyk als kinderagtig berispt heeft, het schoonste werk over dat onderwerp is , dat voor de hervorming van den Almanak door Gregorius den XIIIden het ligt gezien heeft. De heer Bianchini werd ook, door den zelfden Paus Klemens den XIden gebruikt tot het vervaardigen van eenen grooten Zonnewyzer in de Karthuizer kerke te Rome, gelyk aan dien, welke reeds door den grooten Cassini in de kerke van St. Petronius te Bologne was gesteld geworden. Sederd dien tyd zyn ook elders andere zonnewyzers vervaardigd geworden. Klemens deed eenen gedenkpenning slaan, om de gedagtenis der oprigtinge van den laatstgemelden te vereeuwigen, en de heer Bianchini schreef eene uitvoerige verhandeling, de Nummo & Gnomone Clementino, dat is, over den Klementynschen penning en zonnewyzer. In den jaare 1726 werd, in de nabuurschap van Rome, op den Appischen weg, een pragtig onderaardsch gebouw ontdekt. In het zelve waren drie ruime zaalen, welker muuren bestonden uit een groot aantal van kleine celletjes, gelyk aan die van onze hedendaagsche duivenhuizen. De meesten derzelven bevatten ieder vier lykbusschen, waarop de naamen en het ampt der persoonen, wier asch zy bevatten, geschreeven waren. Allen waren zy slaaven, of vrygemaakte mans en vrouwen, tot de huishouding van Augustus behoorende, en inzonderheid tot die van Livia. By deeze gelegenheid gevoelde de Heer Bianchini al het genoegen, dat een geleerde gevoelen moest, en bevlytigde zich met grooten yver in den aangenaamen taak om deeze on-  HET LEEVEN VAN DEN HEER BIANCHINI. 105 onwaardeerbare overblyfsels der oudheid aan de vergetelheid ie onttrekken. In het volgende jaar gaf hy een werk uit, onder den titel van Camera ed Inscrizioni sepolchrali de Liberti Servi, ed Ufficiali della cafa di Augusto, etc. dat is: het grafgewelf en de grafschriften van de vrygemaakte mannen en vrouwen, de slaaven en bedienden der huishoudinge van Augustus enz. Dit werk behelsde eene naauwkeurige beschryving van deeze grafplaatse, en eene verhandeling over alles, waartoe het opschrift aanleiding gaf, inzonderheid over de benaamingen der verscheidene ampten, die, schoon zy in het beste Latyn waren uitgedrukt, egter nu , uit hoofde der hooge oudheid, geheel onbekend zyn. Het getal der persoonen, wier asch in deeze grafstede, en in eene andere dergelyke , te vooren reeds ontdekt, bevat werd, en die allen tot de huishouding van Augustus behoorden, wordt door den Heer Bianchini op zesduizend geschat, waarby geenszins gerekend zyn, zulken, die hier en daar in grafsteden, op eenen grooter afstand van Rome opgeregt, begraaven waren. De grootheid van dit getal zal ons geenszins verwondering baaren , wanneer wy uit de naamen der bedieningen, die in deeze opschriften vermeld staan, opmaaken in hoe veele byzonderheden deeze dienst verdeeld was. Eene slaavin had niets anders te doen dan de wol, welke de Keizerin tot spinnen noodig had, af te weegen, terwyl eene andere haare oor-ringen vasthield, en eene derde op haar schoothondje pastte. Terwyl de Heer Bianchini den dag doorbragt als Oudheidkundige, in het onderzoeken van deeze grafstede, schikte hy den nagt om, als Starrekundige, de planeet Venus gade te slaan, , met welker beschouwing hy zich geduurende veele jaaren had bezig gehouden. Hy begon met poogingen aan te wenden om het verschilzigt van Venus vast te stellen, naar de vernuftige wyze, welke de Heer Cassini ter bepaalinge van het verschilzigt van Mars had uitgevonden. Deeze manier bestaat in het vergelyken der beweeginge van de Planeyt, wier verschilzigt men zoekt, Bb 3 met  106 HET LEEVEN VAN DEN HEER BIANCHINI. mee zekere vaste starre, die 'er zeer naby is, en dat wel geduurende eenen aanmerklyken tyd, dewyl 'er maar zelden eene gunstige gelegenheid toe voorkomt. De Heer Bianchini had egter het goed geluk, van 'er eene aan te treffen in het begin van de maand July des jaars 1716, wanneer Venus en Regulus te gelyk, zoo na aan den Meridiaan kwamen, dat hy ze beiden op het veld van zyn straalbreekend Teleskoop onderscheidelyk zien kon. Uit drie waarneemingen, den 3den, 4den en 5den dier maand gedaan, vond hy, volgens de wyze van den Heere Cassini, welke hy door eene andere proeve bevestigde , dat het verschilzigt van Venus 24 sekonden was. Doch na dit alles moeten wy ons zeer over zyne juistheid en oplettendheid verwonderen; want volgens zyne waarneeming zoude het verschilzigt der Zonne 14 sekonden zyn, daar de Heer Cassini het maar 10, en de Heer de la Hire het niet meer dan 6 maakt (*). De Heer Bianchini was gelukkiger in het uitdenken van een middel om zich op de waarneeming der vlekken van de planeet Venus toe te leggen, en tot dit stuk, het welk van meer belang dan het voorige moet geoordeeld worden, de glazen van 100 en 120 voeten brandpunt, door Campani en Divini gemaakt, in gebruik te brengen; want men vond dat al de buizen , welke men voor deeze glazen samenstelde, in het midden inbogen, Ook was de wyze van den Heer Huygens, om teleskopische glazen zonder buizen te gebruiken, gantsch niet vry van moeite en ongemakken, in zoo verre dat het werk van deeze beroemde konstenaaren zonder den Heer Bianchini, voor het algemeen verlooren zoude geraakt zyn, eer hetzelve nog eenige kennis van het weêromkaatsend Teleskoop bekomen had. De Heer Bianchini bragt zyn werktuig in den jaare 1712 to Parys, en vertoonde het aan de Koninglyke Akademie, welke het boven verwagting eenvoudig draagbaar, handelbaar, en (*) Door de waarneeming van den laatsen overgang van Venus is het geschilzigt der Zonne na genoeg 9 sekonden bevonden.  HET LEEVEN VAN DEN HEER BIANCHINI. 107 en gemaklyk vond, en 'er uit dien hoofde eene beschryving van gaf in haare gedenkschriften voor het jaar 1715. Door middel van dit werktuig ontdekte de Heer Bianchini de vlekken op den rand van Venus zoo duidelyk, dat hy zich bevoegd agtte om verscheidene zeeën en landstreeken aan die planeet toe te eigenen, welke hy benoemde met de naamen van den Koning van Portugal, van wien hy eenige gunsten genooten had, met die van zulke Portugeesche veldheeren en zeeluiden, die zich meest beroemd gemaakt hadden, en eindelyk met die van eenige geleerde mannen uit zyn eigen vaderland. De vrugten deezer ontdekking van de vlekken van Venus waren het vinden der schuinte van haaren as op haaren wandelkring, welke de Heer Bianchini vond dat eenen hoek van 15 graaden maakte; van haare omwentelinge om haaren as in 24 dagen en 8 uuren; en eindelyk van de bestendige evenwydigheid van haaren as aan zichzelven in ieder gedeelte van haaren wandelkring, gelyk aan die, welke Copernicus toeschryft aan den as der aarde, als noodzaaklyk voor zyn Samenstelsel en die naderhand door waarneemingen is bevestigd geworden. Wy hebben een berigt wegens alle deeze byzonderheden in een werk door hem uitgegeeven in den jaare 1728, onder den titel van Hesperi & Phosphori nova Phaenomena, sive Observationes circa Planetam Veneris; dat is, nieuwe verschynsels van de Planeet Venus , of waarneemingen wegens de avond- en morgenstarre. Zyne andere werken bestaan in eene nieuwe uitgaave van de leevens der Pausen, door Anastatius den boekbewaarder, in drie deelen in folio, opgehelderd door eene meenigte van zeer geleerde naarspooringen, en uit verscheidene andere boekdeelen, die uit weinige bladen bestaan, en van welken sommigen stukken van welspreekendheid zyn. Men zegt ook dat hy de digtkunst niet veronagtzaamde ; en men moet inderdaad erkennen dat in zyne schriften overvloedige blyken van een digterlyk vernuft gevonden worden. In zyn boek over Venus maakt hy melding van een MeB b 4 ri-  108 HET LEEVEN VAN DEN HEER BIANCHINI. ridiaan, welke hy voorneemens was te trekken door de geheele langte van Italie. Doch nadat hy alle zyne ledige uuren, geduurende den tyd van agt jaaren, met de noodige toebereidselen tot zulk een gewigtig werk had doorgebragt, stierf hy aan de waterzugt, zonder in staat geweest te zyn om de eerste hand te slaan aan de uitvoeringe van zyn ontwerp. Hy overleed in het jaar 1729, en liet blyken na van al te groot een Wysgeer geweest te zyn om geen goed Christen te weezen. Niemand ging hem in opregtheid, gespraakzaamheid, en zugt om van nut te zyn, te boven. De laatste hoedanigheid bezat hy in zulk eene hooge maate, dat hy, om anderen dienst te doen, nimmer zwaarigheid maakte om de gewigtigste bezigheden, schielyk te laaten vaaren. In den jaare 1705 nam de Koninglyke Akademie der weetenschappen hem aan onder het klein getal van haare buitenlandsche medeleden. Benedictus de XIIIde benoemde hem tot een der huislyke Prelaten, en Klemens de XIde schonk hem daarenboven het Secretarisschap in de vergaderinge wegens den Almanak, maakte hem een van zyne honoraire kamerdienaaren, en algemeenen opziener van de Roomsche oudheden, welke zonder 's Paussen verlof niet mogten aangeraakt worden. Hy had, daarenboven, als geestelyke , eenige kerkelyke bedieningen. Maar nog meer voordeelige eerampten zouden niet te veel geweest zyn voor eenen man, die zoo wel wist hoe hy 'er gebruik van moest maaken.  HET LEEVEN VAN KAREL REYNEAU. 109 Het leeven van den Heer KAREL REYNEAU. Karel Reyneau , nu slegts bekend onder den naam van Vader Reyneau, was de zoon van een Chirurgyn te Brissak in de provincie van Anjou. In den jaare 1676, toen hy den ouderdom van omtrent twintig jaaren bereikt had, begaf hy zich onder de Oratores, eene soort van geestelyke orde, welker leden in gemeenschap met elkanderen leeven , zonder eenige geloften te doen, en zich voornaamelyk toeleggen op de opvoeding der jeugd, zonder hiervoor eenige verdere vergelding te wagten dan de bloote noodwendigheden des leevens. Wy vinden nergens gemeld op welke wyze de Heer Reyneau hier zynen tyd doorbragt, schoon het genoegzaam onmooglyk is in de gissinge hieromtrent mis te tasten, ter oorzaake van die eenpaarige zugt voor godsdienst en weetenschappen , waarvan hy geduurende het overschot zyns leevens de onlochenbaarste blyken gaf. Kort nadat de Heer Reyneau zich onder deeze orde begeeven had, werd hy door zyne opperhoofden naar Peznas, en vervolgens naar Toulon gezonden, om de wysbegeerte te leeraaren. Men moet dit verstaan wegens de Kartesiaansche wysbegeerte, die toen, door het geen wy nu het geleerde Europa noemen, verspreid was, gelyk zy nog heden heerscht in Spanje en Portugal, waar zy den naam voert van de hedendaagsche wysbegeerte; gevoeglyk moest hy kundigheden wegens de wiskunde bezitten, welke kundigheden naderhand in hem toenamen, en hem eene sterke zugt voor die weetenschap inboezemden, opdat hy in staat mogt zyn om te voldoen aan de bevelen van zyne opperhoofden , die hem in den jaare 1683 naar Angers zonden om lessen in de wiskunde te geeven. In deezen post vergenoegde vader Reyneau zich niet slegts B b 5 met  110 HET LEEVEN VAN KAREL REYNEAU. met alles wat weetenswaardig was te onderzoeken; hy bepaalde zich niet slegts tot de kennis der ontdekkingen, welke in de hedendaagsche wiskunde, zoo vrugtbaar in verheevene bespiegelingen en vernuftige uitvindingen, reeds gedaan waren, maar ondernam, ten nutte van zyne leerlingen, een samenstelsel te maaken van de voornaamste beschouwingen, welke men hier en daar verspreid vond in de schriften van Newton, Descrates Leibnitz, Bernouilli, de verhandelingen van Leipzig , de gedenkschriften van de . Koninglyke Akademie der weetenschappen, en in andere boeken, misschien weinig bekend. Schatten, die in zoo veele werken verstrooid waren, konden zekerlyk oneindig minder nut doen, dan zy in eene verzameling moesten te weeg brengen. De vrugt van deeze onderneeminge was een werk, het welk hy in den jaare 1708 in het ligt gaf, onder den titel van Analyse demontree. Dewyl alle de ontdekkingen in de hedendaagsche wiskunde op waarheden uitkomen, en dus veel gemaklyker met elkanderen overeen te brengen zyn dan de samenstelsels van historien, tydrekening, en zelfs van natuurlyke wysbegeerte, moet het egter, wanneer men de oneindige verscheidenheid van waarheden, en van de bronnen, waaruit zy afgeleid worden, gade slaat, een werk van zeer grooten omslag geweest zyn, en tevens eene zaak, waartoe een uitgebreid verstand vereischt werd, ze allen te vereenigen, als tot een gemeen ligchaam, en ze uit eene gemeene bron te doen voortvloeijen; in zoo verre dat het algemeen , hoe het zich ook mooge verwonderen over hen die uitvinden, misschien meer verpligting heeft aan hun, die, gelyk vader Reyneau , overeenbrengen en verzamelen , en dus doende toonen dat zy een oogmerk hebben om weezenlyke diensten aan het menschdom te bewyzen. Vader Reyneau noemde dit zyn nuttig werk Analysis demonsirata, omdat hy in hetzelve verscheidene dingen betoogde, die door de uitvinders der zaaken, of in het geheel niet, of niet klaar genoeg beweezen waren; want het gebeurt dikwyls dat, in dingen van deezen aart, ie mand  HET LEEVEN VAN KAREL REYNEAU. 111 mand zyne denkbeelden wel eens klaar voorstelt, zonder in staat te zyn om ze te betoogen. Sommigen zyn ook zoo dwaaslyk op roem gezet, dat zy een geheim van hunne betoogingen maaken, enkel om zoodaanigen, die zy beter behoorden te onderrigten, in verwarring te brengen. Dit boek van vader Reyneau werd in zoo verre goedgekeurd , dat het welhaast een zetregel werd, ten minsten in Frankryk, dat hem na te volgen de beste, zoo niet de eenigste weg was om merklyke vorderingen in de wiskunde te maaken. Want men beschouwde hem als den eersten meester, als den Euclides in de verheevene Meetkunde. Vader Reyneau oordeelde het, nadat hy dus lessen in de wiskunde gegeeven had aan hun, die 'er eenige ervaarenheid in bezaten ,geraaden, ook eenige lessen op te stellen, ten diende van zulken, die in het geheel niets van die weetenschap verstonden. Dit was eene soort van vernedering in hem; doch zyne drift om nuttig te zyn maakte hem dezelve gemaklyk en aangenaam. In den jaare 1714 gaf hy een boekdeel in quarto uit over de Rekenkunde, onder den titel van Science du calcul, waarvan de toenmaalige koninglyke Keurmeester, een verstandig en onpartydig regter, in de goedkeuringe van het werk, zegt, dat, schoon reeds verscheidene boeken over dit onderwerp waren uitgegeeven, het egter, eer hy zyn boek in het ligt gaf, aan zulk eene verhandeling ontbrak, dewyl in dezelve ieder stuk op eene uitvoerige wyze werd afgehandeld, en 'er tevens alle mooglyke juistheid en naauwkeurigheid in werd waargenomen. Schoon de meeste takken der wiskunde ten dien tyde wel verhandeld waren , had men egter geen goed stuk over de eerste grondbeginselen, zelfs niet van de eenvoudige Meetkunde. Zy, die niets meer weeten dan het geen zulk een boek, maar even behoort te bevatten , weeten te weinig om zulk een werk naar behooren op te stellen; en zy, die meer weeten, agten waarschynlyk dat zy boven zulk eenen taak verheeven zyn; maar vader Reyneau bezat aan de eene zyde alle de kundigheden , en aan de andere al de zedigheid, die noodig was  112 HET LEEVEN VAN KAREL REYNEAU. was om aan dit ontwerp de hand te slaan en het uit te voeren. Zooras als de Koninglyke Akademie der Weetenschappen te Parys, in gevolge van een besluit, genomen in den jaare 1716, den toegang opende voor andere geleerde mannen, onder den titel van vrye medeleden, werd vader Reyneau in derzelver getal aangenomen. De werken, welke wy reeds hebben opgenoemd, zyn egter de eenigsten, die hyimmer heeft uitgegeeven, of misschien immer heeft opgesteld: alleenlyk heeft hy de meeste stoffen tot een tweede boekdeel voor zyn laatste werk geschreeven nagelaaten. In de laatste jaaren van zyn leeven was hy te zieklyk om zich op bezigheden van belang met yver toe te leggen. Hy stierf in den jaare 1728; zyn dood werd niet slegts betreurd ter oorzaake van zyne uitmuntende geleerdheid, maar ook uit hoofde van zyne veelvuldige deugden, die allen op eene ongemeene wyze samenliepen om zyne geleerdheid aangenaam te maaken voor allen , die rondom hem waren, en dezelve ten nutte van de waereld te doen dienen. De eerste luiden in Vrankryk agtten zich vereerd en gelukkig, wanneer zy hem onder hunne vrienden mogten tellen. Onder dezelven was de Kansellier van het Koningryk, en vader Mallebranche, die vader Reyneau als eenen zyner yverigste en getrouwste leerlingen beschouwde. Het  HET LEEVEN VAN NIKOLAAS HARTZOEKER. 113 Het leeven van NIKOLAAS HARTZOEKER. Nikolaas Hartzoeker was gebooren te Gouda , eene stad in Holland, uit een geslagt het welk in het landschap Drenthe lang bekend geweest was. Zyn vader, een geestelyke, schikte zynen zoon al vroeg tot die oefeningen, welke meest dienden om denzelven bekwaam te maaken tot het ampt, dat hy zelf bekleedde, of tot eenig ander beroep, dat van gelyke nuttigheid was; weinig denkende dat zyne oogmerken zouden verydeld worden, gelyk inderdaad geschiedde door de Starren en Planeeten, welke de jonge Hartzoeker met een ongemeen vermaak beschouwde , zoo wel aan de Hemelen als in alle Almanakken , die hy kon magtig worden. In den ouderdom van dertien of veertien jaaren gehoord hebbende dat het onmooglyk was zulke dingen naar behooren te verstaan, zonder kennis van de Wiskunde, en bespeurende dat zyn vader geheel ongeneigd was om hem gelegenheid tot die oefeningen te geeven, bespaarde hy zorgvuldiglyk het weinige geld dat hem nu en dan tot andere oogmerken gegeeven werd, om zich de middelen ter voldoeninge van zyne bovendryvende zugt te verschaffen. Zich eindelyk ryk genoeg agtende, vervoegde hy zich by eenen leermeester in de Wiskunde, die hem beloofde zeer spoedig te zullen onderregten , en inderdaad zyn woord hield. De omstandigheden van onzen jongen student lieten hem egter niet toe om langer dan zes maanden onderwys te neemen, en om in dien korten tyd zoo veel mooglyk te vorderen, was hy gewoon om gantsche nagten by zyne boeken te zitten, maakende geen ander gebruik van zyn nagtgewaad dan dat hy het voor zyne kamervensters hing, uit vreeze van anderszins door de huisgenooten in zyne bezigheden te zullen ontdekt worden. Zyn  114 HET LEEVEN VAN NIKOLAAS HARTZOEKER. Zyn meester had eenige yzeren bekkens, waarin dezelve gewoon was gezigtglazen van zes voeten brandpunts, met vry groote netheid, te slypen, en de jonge Hartzoeker was welhaast, zoo goed als zyn meester, agter de wyze om die werking te verrigten. Doch dit was slegts een voorspel van zyne volgende vorderingen: want op zekeren dag by toeval, en enkel om te spelen, eenen kleinen glazen draad aan de vlam van eene kaars brengende, en ziende dat het einde van denzelven terstond eene klootsche gedaante aannam, herinnerde hy zich ten eersten, dat een glazen bol de voorwerpen, in deszelfs brandpunt geplaatst zynde, altyd vergrootte; en dewyl hy ten huize van den Heer Leeuwenhoek wel mikroskoopen gezien had, maakte hy 'er zelf een van den kleinen bol, dien hy enkel by toeval gevormd had, en die van zelfs van het einde van den draad was afgevallen. Hiermede nam hy de proef aan een hoofdhair, en had het onuitspreekelyk genoegen van te vinden dat het by uitstek goed was, en dat hy nu genoegzaam zonder eenige kosten te doen mikroskoopen kon maaken. De Heer Leeuwenhoek, een man die zich niet op de oefening van geleerdheid had toegelegd, was de eerste, die dit middel uitvond, om naamelyk kleine doorschynende ligchaamen te vergrooten , door glazen bolletjes tusschen deezen en het oog te plaatsen. De Heer Hartzoeker, nu agttien jaaren oud zynde," had, onder andere voorwerpen, welke hem voorkwamen, het menschlyk zaad onderzogt, en stond verbaasd toen hy bespeurde dat hetzelve vol was van kleine diertjes, aan welken niemand der Natuurbeschouweren tot dien tyd toe ooit gedagt had. In den beginne schreef hy dit verschynsel toe aan eenige wanorde in het dierlyk gestel, en dagt 'er niet verder om, voordat hy, om aan zyns vaders bevel te voldoen, eenige jaaren te Leyden en te Amsterdam doorgebragt hebbende, om de lessen der beroemdste Hoogleeraaren in de Fraaije Letteren, de Grieksche Taale, de wysbegeerte en de ontleedkunde by te woonen, by zyn vertrek naar Vrankryk, in den jaare 1672 weder te Amster-  HET LEEVEN VAN NIKOLAAS HAKTZOEKEK. 115 sterdam kwam, waar hy voorneemens was zyne studien te voleindigen. Hier hervatte hy zyne Mikroskoopische waarneemingen , en vond dat het menschlyk zaad zich steeds op de zelfde wyze vertoonde. Dit maakte hem vrymoedig genoeg om zyne ontdekking aan zynen meester in de wiskunde en aan eenen anderen vriend bekend te maaken, die by naauwkeurig onderzoek dezelve bewaarheid vonden. Zy onderzogten vervolgens het zaad van honden , haanen en duiven, en vonden in hetzelve mede diertjes , alleenlyk met dit onderscheid , dat die in het zaad van menschen en honden genoegzaam gelyk waren, en vry wel naar jonge kikvorschen zweemden, hebbende zy groote koppen, lange staarten, en een vermoogen om zich zeer schielyk te beweegen, daar die in het zaad van haanen en duiven zich als aaltjes of wormpjes vertoonden. Men vond niets dergelyks in het zaad der wyfjes. Toen deeze drie luiden, aan welken de natuur haare geheimen had toevertrouwd, dit verschynsel bekend maakten, zeiden zy dat de stof, waarin de diertjes gezien werden, speeksel was: doch het is zeker dat speeksel niets dergelyks bevat, zoodat men alleenlyk het regte woord uit schaamte heeft verzweegen: want de Heer Leeuwenhoek schreef aan een van zyne vrienden dat men een groot aantal van diertjes in het menschlyk speeksel ontdekt had. De Heer Huygens, op eene reize, welke hy, ter bevorderinge van zyne gezondheid, naar 's Hage deed, van deeze diertjes hebbende hooren spreeken, gaf zyn verlangen te kennen om ze te zien; en de Heer Hartzoeker, zeer wel in zynen schik zynde met eene gunstige gelegenheid om kennis met dien grooten man te maaken, vertrok onmiddelyk uit Amsterdam, om den gemelden Heer op te wagten, aan wien hy tevens te kennen gaf in welke soort van vogt die diertjes vervat waren. Ter vergeldinge van dat vertrouwen en die vriendelykheid, beloofde de Heer Huygens dat hy den Heere Hartzoeker brieven van aanpryzinge naar Parys zoude medegeeven, doch naderhand oordeelde hy het nog beter hem in den jaare 1678 met zich der-  116 HET LEEVEN VAN NIKOLAAS HARTZOEKER. derwaards te neemen: maar welhaast kwam 'er eene merklyke verkoeling in hunne vriendschap. De Heer Huygens schreef in het Journal des Scavans dat hy, door middel van een nieuw uitgevonden Mikroskoop, eenige zeer fraaije ontdekkingen gedaan had, en inzonderheid die van de diertjes , zonder de minste melding te maaken van den Heere Hartzoeker, die oordeelde dat het hoog tyd was om zyn regt op die uitvinding aan te toonen, en zich als den eersten uitvinder van het nieuwe Mikroskoop, en als den eersten waarneemer der diertjes bekend te maaken. Dit voorval vergrootte de meenigte der vyanden van den Heer Huygens, die, ter oorzaake van zyne ongemeene verdiensten, reeds tegen hem opgestaan waren. Deezen, hun voordeel doende met het misnoegen van den Heere Hartzoeker, zetten hem niet slegts aan om den man, door wien hy zich beledigd agtte, in openbaare geschriften aan te vallen, maar boden hem, dewyl hy der Fransche taale nog niet genoeg kundig was om het zelf te doen, hunne pennen ten dien einde aan. Ieder hunner toonde zich gereed om met geschriften tegen den Heer Huygens op te komen. Doch de Uitgeever van het Journal des Scavans waarin de een of ander hunner zyn geschrift meende geplaatst te hebben, had de voorzigtigheid van hetzelve aan den Heere Huygens te zenden, die den Heer Hartzoeker eerst, gelyk hy door zyne gemaklykheid om zich als een speelbal te laaten gebruiken, verdiend had, berispte, en vervolgens een geschrift voor het Journal opstelde, waarin hy denzelven al het regt deed dat hy kon wenschen, laatende hem, volgens zyne eigene bekentenis, beschaamd over zyne voorbaarigheid, die egter verschooning vorderde uit hoofde van de drift der jeugd, van de zugt naar glorie, maar vooral uit hoofde der openhartige erkentenisse van zynen misslag. De Heer Hartzoeker, opgemerkt hebbende dat de Teleskopische glazen in het Observatorium te Parys geene genoegzaame grootte hadden, schoon zy in andere opzigten volmaakt waren, maakte een ander, het welk, volgens het  HET LEEVEN VAN NIKOLAAS HARTZOEKER. 117 het oordeel van den Heere Cassini niets waardig was. Een tweede slaagde niet beter; doch een derde werd draaglyk geoordeeld. Dit werk was oorzaak dat de Heer Cassini voorspelde dat de Jongeling , indien hy dus voortging, groote dingen doen zoude. De voorspelling zelve was misschien oorzaak dat zy vervuld werd. De Heer Hartzoeker, door dezelve aangemoedigd, maakte goede Glazen van allerleie grootte, en eindelyk een van zeshonderd voeten Brandpunts, het welk hy, uit hoofde van deszelfs zeldzaamheid, nooit wilde afstaan. Ten aanzien der Glazen van zulk een lang Brandpunt, zeide hy op zekeren dag tegen den Heer Varignon en den Abt St. Pierre, dat hy het onmooglyk oordeelde ze in eene kom te vormen, maar dat men de Glazen, die geschikt waren om geheel plat te zyn, toetsende, wel eens stukken zoude kunnen aantreffen, die Peesdeelen waren van eenen Bol van eenen zeer langen straal, en dat hy op dien grond hoop had van een Glas van twaalfhonderd voeten Brandpunts te zullen vinden; dat die bolrondte afhing van zekere naauwlyks merkbaare oneffenheid in de Tafelen van gepolyst yzer, waarop het gesmolten Glas wordt uitgestrekt, of van de wyze, waarop men de Glazen tegen elkanderen slypt: hy voegde 'er by dat die Proeven meer verdrietig dan moeijelyk waren. En dit was alles wat men hieromtrent van hem kon verneemen. In den jaare 1694 gaf hy te Parys, waar hy zich toen bevond, zyn eerste Werk uit, onder den Titel van Essai de Dioptrique, dat is Proeve van de Doorzigtkunde. In dat Werk verhandelt hy op eene betoogende wyze, de gantsche Beschouwing dier Weetenschap, voor zoo veel zy de bolronde Glazen betreft: want hy verwerpt alle andere Figuuren, als geheel nutteloos. Vervolgens voegt hy 'er 'er de manieren by om Glazen te slypen en te polysten, van welken hem veelen, volgens zyne openhartige bekentenis , in het byzonder eigen waren. Hy noemde ook de dingen, waarvan men gebruik moest maaken, met bepaalinge van derzelver hoeveelheid. Schoon hy niets gedaan V. Afd. III. deel. Cc had  118 HET LEEVEN VAN NIKOLAAS HARTZOEKER. had dan dit, zoude hy egter aan zynen titel voldaan hebben, maar hy gaat nog verder. Een algemeen samenstelsel van straalbreeking, waarby overal zyne Proeven kwamen , leidde hem op om aan de verschillende breekbaarheid der Ligtstraalen te denken, en hy beweert de eerste geweest te zyn, die derzelver onderscheidene snelheden als de oorzaak van dit alles heeft aangeweezen. Dus is zyne proeve van de Doorzigtkuude tevens eene proeve van de eerste Grondbeginselen der Natuurlyke Wysbegeerte. Hy telt maar twee Elementen, welker eene zelfstandigheid is, die oneindig is, volmaaktelyk vloeibaar, en waarvan geen gedeelte immer van de overige deelen is afgezonderd. Het andere is eene verzameling van kleine Ligchaampjes, verschillende in grootte en gedaante, volmaakt hard en onveranderlyk, onder elkanderen in de vloeibaare stoffe zwemmende, waar zy elkanderen ontmoeten, samenloopen, en verschillende zigtbaare ligchaamen vormen. Uit die twee Elementen beweerde hy dat alle ligchaamen bestonden, en geeft reden wegens de zwaarte en hardheid der ligchaamen uit de zelfde begrippen, gelyk hy elders doet wegens hunne veerkragtigheid. Eindelyk door de beschouwing van de algemeene verschynfelen der Natuure opgeleid om aan de vorming van de Zonne, Planeeten en Comeeten. te denken, beweert hy dat de Comeeten stukken van de Zonne zyn, zwaar genoeg om met groot geweld van dien grooten Vuurkloot te zyn afgeworpen, en dat zy, na op eenen zekeren afstand gekomen te zyn, weder in de Zonne vallen, die ze op nieuw naar zich neemt, of ze eenen anderen weg heen zendt. Doch deeze zyne Leer wordt thans algemeen afgekeurd. De natuur der Comeeten is nu beter bekend dan in zynen tyd, en de tydkring der omwentelingen van eenigen derzelven is thans genoegzaam met zekerheid bepaald geworden. De Heer Hartzoeker geeft vervolgens eene Historie van de verscheidene ontdekkingen, door middel van het Teleskoop aan de Hemelen gedaan, met aanmerkingen over zoo  HET LEEVEN VAN NIKOLAAS HARTZOEKER. 119 zoo veele vreemde en voorheen nooitgeziene Verschynselen : hy besluit alles met een Berigt wegens Mikroskoopische waarneemingen, waarin men wel vast mag stellen dat zyne Diertjes niet vergeeten zyn. Hy beschouwt ze, als in groote meenigte in de Lugt zwemmende, zoodat zy telkens in de ligchaamen der Menschen en in die van andere Dieren komen, het zy ze ingeademd of doorgeslikt worden, waarna zy in die soort van schepselen welke voor hun geschikt zyn, overgaan in de deelen, uit welken zy in de Eitjes der Wyfjes komen. De Heer Leibnitz was zwak genoeg om dit Samenstelsel nog te verryken door te verzieren dat die oorspronglyke Diertjes nimmer stierven, maar dat zy, het ruwe bekleedsel, die soort van mom, welke de Menschen, by voorbeeld, hun gaven, ontkomen zynde, weder, in hunne eerste gedaante in de lugt zweefden, waar zy bleven zwerven, totdat een gunstiger lot hen weder in Menschen deed veranderen. Het gemelde Werk bragt den Heer Hartzoeker in hooge agtinge by veele luiden van Geleerdheid , inzonderheid by Vader Malebranche en den Marquies de l'Hopital, die, vindende dat hy zeer bedreeven was in de Meetkunde der Ouden, hem gaarna tot de nieuwe Meetkunde zouden opgeleid hebben, waarvan zy zelven vol waren. Doch hy beschouwde dezelve als van te weinig nut voor de Natuurlyke Wysbegeerte, zyne begunstigde oefening, om zich door hunne redenen te laaten overhaalen. Hierom maakte hy ook weinig werks van het verhevenste gedeelte der Algebra , het welk niets anders te weeg bragt dan dat het hen, die 'er veel werks van maakten, buiten staat stelde om zich van de Menschen in het algemeen te doen verstaan. Indien wy de Meetkunde beschouwen als een middel om der Natuurlyke Wysbegeerte behulpzaam te zyn, is 'er zelden noodzaaklykheid om derzelver beoefening zoo ver uit te strekken. Doch dan is de Meetkunde ver van een louter Werktuig te zyn; zy bezit daarenboven, onafhanglyk van alle gebruik, dat men 'er van maaken kan, eene zeer verheevene schoonheid. Indien derhalve Cc 2 de  120 HET LEEVEN VAN NIKOLAAS HARTZOEKEK. de Heer Hartzoeker, gelyk hy verzekert, bang was dat hy van de Natuurlyke Wysbegeerte zoude afgetrokken worden , had hy zekerlyk reden genoeg out de betooveringen der nieuwe Meetkunde te ontvlieden. Door den goeden uitslag van zyne Doorzigtkunde aangemoedigd , gaf hy twee Jaaren daarna zyne Grondbeginsels der Natuurlyke Wysbegeerte, in de Fransche taale, uit. In deezen verklaarde hy, op eene breedvoerige wyze, het Samenstelsel waarvan hy te vooren een kort begrip gegeeven had, met byvoeging van zyne eigene gevoelens en die van eenige anderen over sommige onderwerpen , waarover hy te vooren niet gehandeld had, zoodat hy een vry volledig Samenstelsel van de Natuurlyke Wysbegeerte gaf, terwyl hy dat tevens, door al te geringe beuzelingen te vermyden, met eene genoegzaame klaarheid voordroeg. By de herstelling van de Koninglyke Akademie der Wee', tenschappen te Parys in den Jaare 1699 werd hy tot buitenlandsch Medelid aangenomen , en kort daarna werd hy Verkozen tot Lid van de Maatschappye te Berlyn. Doch het verdient opmerking dat hy in geen der Werken, welken, hy naderhand uitgaf van eenen dier titelen melding gemaakt heeft. Het is egter waarschynlyk dat zy van eenig nut waren voor zyne agting, inzonderheid by de volgende gelegenheid. Toen Pieter de Groote, by zyne komst te Amsterdam, den Heeren Burgemeesteren dier Stad vezzogt, dat zy hem iemand zouden bezorgen, die hem kon onderwyzen, en hem aanleiding geeven om vorderingen te maaken in die takken van geleerdheid, welke hy wenschte te kennen, sloegen die Heeren tot dat einde het oog op den Heer Hartzoeker, en hy won de genegenheid van den Czaar in zoo verre, dat die Vorst hem poogde te beweegen om mede naar Moskovie te gaan. Maar de langduurigheid der reize voor een talryk gezin, en het verschil van de Russische zeden met die van het Volk, waaronder hy tot nu toe geleefd had, beletten hem den voorslag van den Czaar aan te neemen. Da Overheid van Am-  HET LEEVEN VAN NIKOLAAS HARTZOEKER. 121 Amsterdam rigtte, ter erkentenisse van de eere, welke hy by die gelegenheid aan hunne keuze gedaan had, een klein Observatorium voor hem op, op een van hunne Bolwerken. Dus beloonde zy hem op eene uitsteekende wyze, en egter met kleine kosten. In den Jaare 1704 begaf hy zich, na drie Jaaren lang door den Keurvorst van de Palts, Johan Willem, een Liefhebber van geleerdheid en van Geleerden, verzogt geweest te zyn, naar het Hof van dien Vorst, die hem tot eersten Wiskundige, en tot Professor Honorarius in de Hoogere Schoole te Heidelberg aanstelde. In dien post was het dat hy, door den Keurvorst verwittigd zynde wegens dat verbaazend Verschynsel, de vernieuwing naamelyk, van de schaaren der Kreeften, en zich buiten staat bevindende om die uit werktuigkundige grondbeginselen te verklaaren, zich verbeeldde dat de Kreeften eene Plastische ziel bezaten, welke de konst had van haare schaaren te vernieuwen , en welhaast ging hy zoo ver dat hy zulk eene Plastische ziel aan alle andere Dieren, de menschen zelfs niet uitgezonderd, toeschreef. Doch dewyl het niet bekend was dat die Plastische zielen in menschen, en in veele andere Dieren nieuwe Leden voortbragten, schreef hy, opdat dezelven niet nutteloos zyn mogten, 'er den Taak aan toe van de Diertjes, die de soort vereeuwigen, te vormen. Dit nieuwe stelsel, niet ongelyk aan dat van den Heere Cudworth, behalven dat het verstand aan die zielen toeeigende, behaagde den Heere Hartzoeker in den beginne dermate , dat hy, zyn voorig gevoelen wegens de gemelde Diertjes, als valsch en ongerymd herriep, uitdrukkingen, van welken de openhartigste Schryvers zich maar zelden bedienen. Doch eindelyk buiten staat om eenig voldoende antwoord te vinden op de sterke tegenwerpingen , welke tegen deeze denkbeelden werden ingebragt, vond hy zich genoodzaakt om 'er van af te zien, gelyk hy van de eersten gedaan had. In de Jaaren 1707 en 1708 gaf hy de Lessen, welke hy aan den Keurvorst van de Palts gegeeven had, in twee Cc 3 Boek-  122 HET LEEVEN VAN NIKOLAAS HARTZOEKER, Boekdeelen uit, onder den titel van Natuurkundige gissingen, een Werk in den zelfden smaak als zyne Doorzigtkunde en Natuurkundige Proeven, waarvan wy reeds gesproken hebben, bevattende van woord tot woord veele dingen, die reeds in de gemelde stukken waren voorge-, draagen. Vervolgens nam hy voor eenigen tyd afscheid van zyne Keurvorstelyke Hoogheid, met oogmerk om de Geleerden in andere deelen van Duitschland te bezoeken, of liever om zich op de kennis der Natuurlyke Historie, en op die der Mynen in het byzonder, toe te leggen. Te Kassel herhaalde hy de proeven, die gedaan waren door den Heer Homberg met de Brandglazen van den Landgraaf, vervaardigd door den Heere Tschirnhaus zonder egter in staat te zyn om lood te doen smelten , zoodat hy volstrektlyk ontkende het geen men 'er van verhaalde, beweerende dat de stof, welke de Heer Homberg voor gesmolten goud hield, eene stof was, die uit de Kooien voortkwam, en zich misschien met eenige vreemde deelen van het metaal vermengd had. Uit Hessen-Kassel waar zyne eer en onbaatzugtigheid de overhand behaalden over alle de verzoekingen, waardoor de Landgraaf hem poogde te beweegen om den dienst van den Keurvorst van de Palts voor den zynen te verlaaten, keerde de Heer Hartzoeker naar Hanover, waar de Heer Leibnitz, de getrouwe Vriend van alle luiden van Geleerdheid, hem aan den Keurvorst, naderhand George. den Isten en aan de Keurvorstelyke Prinsesse zoo beroemd door haare bekwaamheden en goeden smaak, voorstelde: beiden ontvingen zy hem op' eene zeer vriendelyke wyze. Omtrent deezen tyd vroeg de Keurvorst van de Palts, hebbende hooren spreeken van den Brandspiegel van Tschirnhaus, aan den Heer Hartzoeker of hy hem zulk een Glas kon bezorgen. Hier op deed Hartzoeker 'er drie blaazen. in de Glasblaazerye te Neuburg, en nadat hy ze met allen mooglyken spoed had gereed gemaakt, vereerde de Keurvorst hem den grootsten van dezelven, die drie voeten en vyf duimen Rhynlandsche maat Middellyns, en negen.  HET LEEVEN VAN NIKOLAAS HARTZOEKER. 123 gen voeten Brandpunts had. Dit Brandpunt was volmaakt cirkelrond, en het Werktuig had zulk eene zwaarte, dat twee mannen genoeg te doen hadden om het te draagen. In den Jaare 1710 gaf hy een Boek uit, het welk ten titel voerde Eclaircissemens sur les conjectures Physiques , zynde Antwoorden op Tegenwerpingen, welker meesten hy aan den Heere Leibnitz toeschryft. Twee Jaaren daarna gaf hy een ander Boek uit, zynde een vervolg op het voorgaande, en in den Jaare 1722 gaf hy eene Verzameling van verscheidene stukken over het zelfde onderwerp. In die drie Werken tastte hy verscheidene agtenswaardige naamen in de Republiek der Letteren met zeer groote vryheid aan, betuigende steeds dat hy, ingevalle hy geene agting voor hun voedde, zich geene moeite ten hunnen aanzien zoude gegeven hebben, en dat zy hem eenen aangenaamen dienst zouden doen , indien zy op hunne beurt zyne Werken met gestrengheid beoordeelden. In weêrwil van deeze betuigingen straalt egter in zyne schriften eene sterke zugt tot berispen door, en door de wyze, waarop hy hen behandelde, gaf hy vry wat bitterheids te kennen. Noch Newton, noch Leibnitz, noch Huygens, noch andere Leden van de Koninglyke Akademie der Weetenschappen te Parys gingen by deeze gelegenheid vry. De Akademie bleef hem egter, niettegenstaande het gedrag het welk hy hield, als een van haare Leden aanmerken, en beschouwde hem als een' man die zyne ongemaklyke luimen had, en verscheidene Leden zetten, in plaatse van hem te beantwoorden, hunne naarspooringen voort, oordeelende zy dit van het grootste belang voor het algemeen te zyn. In het tweede Werk stelt hy zyn Samenstelsel wegens de Plastische zielen weder voor met bygevoegde uitbreidingen. Volgens hem geeft de redelyke ziel, in den mensch, haare bevelen, en eene stoflyke, dat is eene Plastische, niet slegts verstandige, maar zelfs verstandiger dan de redelyke, voert die bevelen onmiddelyk uit, hebbende zy daarenboven het opzigt of het bestier over het Cc 4 voort-  124 HET LEEVEN VAN NIKOLAAS HARTZOEKER; voortzetten van de gantsche Dierlyke Huishoudinge, bestaande in den omloop der vogten , de voeding en de groeijing, werkingen, die, zyns oordeels, boven bet bereik van het bloote werktuiglyke verheven waren. Maar men wierp onmiddelyk tegen dat die redelyke, die groeijende ziel den mensch zelf uitmaakt, en vroeg hoe men toch alle die dingen doen kon , zonder 'er iets van te weeten ? Die zwaarigheid lostte hy op door eene vergelyking, van welke men zeggen mag dat zy zeer vernuftig is. Stel, zegt hy, eenen Dooven alleen in eene Kamer, en Bedienden, in andere naby zynde vertrekken geplaatst, om op zyne bevelen te passen. Men heeft hem doen begrypen dat hy, zin hebbende om te eeten, slegts met zynen stok tegen den grond behoeft te slaan: hy doet dit, en ziet dat men aanstonds de tafel dekt. Hoe is het nu voor hem te begrypen dat dit gerugt, het welk hy zelf niet hoorde, en waarvan hy geen denkbeeld altoos kon hebben, zyne dienaars tot hem gebragt heeft? De Heer. Hartzoeker, niet vernoegd met die verstandige Plastische zielen slegts aan Menschen en Dieren te hebben toegeschreeven, stelde ze nu ook in de Planten, en zelfs in de Hemelscbe Ligchaamen: hy bediende zich dus van Weezens, welke men zoude gedagt hebben dat gebannen waren , en nooit weder te voorschyn zouden gekomen zyn. Doch dit is maar een voorbeeld uit veelen om te toonen dar geen gevoelen door de oude Wysgeeren zoo sterk was uitgekreeten, dat het niet weder op het Tooneel der geleerde waereld te voorschyn gebragt werd. Dewyl de Keurvorst van de Palts in den Jaare 1716 overleed , verliet de Heer Hartzoeker , in het volgend Jaar, het Keurvorstelyke Hof, toen ook de Douairieze, eene Vorstin uit den Huize van Medicis, welke de zugt voor geleerdheid was aangebooren, naar Italië, haar Vaderland,: keerde. Zooras als de Landgraaf van Hessen onzen Wysgeer weder vry zag, vereerde dezelve hem ten tweeden maale met een verzoek om zyn verblyf by hem te neemen. Doch de Heer Hartzoeker oordeelde dat zyn leef-  HET LEEVEN VAN NIKOLAAS HARTZOEKER. 125 Leeftyd te kort was om dien aan een Hof door te brengen, waar het voor eenen Wysgeer onmooglyk is niet te denken dat hy zich in een vreemd Land bevindt. Hy begaf zich naar Utrecht, waar hy begon te werken aan een Samenstelsel van Natuurlyke Wysbegeerte, en maakte een uittreksel van alle de fraaije en nuttige Waarneemingen, die hier en daar, onder veele nuttelooze stoffen, in de Brieven van den Heere Leeuwenheek als begraaven zyn. Eenige verwytingen van Parys ontvangen hebbende, uit hoofde van de vryheden, welke hy ten aanzien van de Koninglyke Akademie der Weetenschappen in die Stad gebruikt had, sloeg hy de hand aan het opstellen van een Verdedigschrift; doch dewyl zyne kragten zeer schielyk afnamen, was hy buiten staat om het ten einde te brengen. Hy stierf in den Jaare 1725. Hy was leevendig, aartig, verpligtend, en van eenen inschikkelyker aart, van welken valsche vrienden dikwyls een misbruik maakten; en die hoedanigheden verschaffen de beste verdediging voor die buitenspoorigheden, waartoe een oordeelkundige Geeft, te dikwerf geschikt om tot kwaadaartigheid te verbasterens hem in veels van zyne Werken vervoerde. Het leeven van den Heere MARALDI. Jakob Filip Maraldi was gebooren in den Jaare 1665 ; te Perinaldo, in het Land van Nice, eene Plaats, reeds beroemd door de geboorte van zynen moederlyken Oom,' den vermaarden Cassini. Na met groote toejuichinge den gewoonen loop zyner studien afgelegd te hebben, leide hy zich, zynen byzonderen smaak volgende, toe op de verheevenste Weetenschappen , en voornaamelyk op de Wiskunde. Welhaast had hy, in den ouderdom van twee-en-twintig Jaaren, Cc 5 zulke  126" HET LEEVEN VAN DEN HEERE MARALDI. zulke vorderingen in dezelven gemaakt, dat zyn Oom, die in Frankryk zyn vast verblyf lang gehouden had, hem In den Jaare 1687 uitnoodigde om daar te komen, met oogmerk om zelf zulk eenen veel beloovenden Geest aan te kweeken, en den Jongeling bekend te maaken in een Land, waar nuttige bekwaamheden van inboorelingen en van vreemdelingen tevens ten hoogden geagt waren, Zooras als de Heer Maraldi zich op de beschouwing der Hemelen begon toe te leggen, vatte hy het voorneemen op om eene Naamlyst van de vaste starren, waarin hy oordeelde dat de grond der geheele Starrekunde gelegen was, optestellen. Schoon deeze Ligchaamen inderdaad wel eenige beweeging hebben, worden zy egter, omdat die beweeging zeer langzaam, en derzelver hoeveelheid vry juist bepaald is, gelyk ook omdat zy altyd den zelfden afstand ten aanzien van elkanderen behouden, beschouwd als zoo veele vaste punten, waartoe alle beweegingen in lager kringen gebragt worden. Hieruit blykt dat het van zeer veel belang is de vaste Starren wel te kennen, maar het is tevens zeer moeilyk, en een werk van grooten omslag. De Nagtwaaken , waarop de Geleerden, en zelfs de Digters, zich zeer veel laaten voorstaan, zyn niets in vergelyking van eenen Starrekundigen , die by allerlei weder in de opene lugt moet blyven. De Heer Maraldi werd egter, schoon het hem zeer veel kostte, naamelyk zyne gezondheid, zoo kundig wegens de vaste Starren dat hy, wanneer men hem eene van dezelven, hoe klein ook, aanwees, terstond kon zeggen tot welk Gestarnte dezelve behoorde, en welke plaats zy in dat Gestarnte besloeg. Men weet dat hy de kleine Comeeten ontdekt heeft, welke de Starrekundigen dikwyls houden voor Starren, behoorende tot dat Gestarnte, waarin zy gezien worden, by gebrek van juist te \veeten uit welke Starren het bestaat, terwyl anderen op de zelfde plaats, en met oogen, die gelyklyk naar de zelfde streeken gerigt waren, geduurende eenen langen tyd niets van dezelven zien konden. , In den Jaare 1700 hield hy zich, onder het opzigt van den  HET LEEVEN VAN DEN HEERE MARALDI. 127 den Heere Cassini, bezig met het verlangen van den Franschen Meridiaan tot aan het noordelykste einde van Frankryk, en had geen gering aandeel in de volmaaking van denzelven. Hy ging vervolgens op reis naar Italie, waar Clemens de XIde zich gelukkig agtte met eenen Starrekundigen, die onder het oog van den Heere Cassini gevormd was. Deeze Paus noodigde hem om de Vergaderingen by te woonen, die ter hervorminge van den Almanak gehouden werden. De Heer Bianchini bediende zich van Maraldi's hulpe, tot het maaken van den grooten Meridiaan te Rome. In den Jaare 1718 trok de Heer Maraldi, geholpen door drie andere Leden van de Akademie , den Franschen Meridiaan voort tot aan de zuidelykste grenzen van dat Koningryk. Deeze waren alle de verrigtingen, welke hy buiten zyne Starrekundige Waarneemingen, gedaan heeft: want hy bragt zynen meesten tyd door met het beschouwen der Hemelsche Ligchaamen binnen de muuren van het Observatorium van Parys, doch met eenen uitslag, die gelyk was aan de moeijelykheid der zaake, gelyk, om van de Naamlyst der Starren niet te spreeken, blykt uit de door hem uitgegeevene stukken in de Gedenkschriften van de Koninglyke Akademie der Weetenschappen van de gemelde Stad. Dezelven bestaan in dagelyksche Waarneemingen, en tevens in anderen, tot welken de gelegenheid zich maar zelden voordoet, als wegens de Schyngestalten van den Ring van Saturnus, en de wederkeering der vaste Starren; in verstandige toepassingen van de grondregelen, die door den Heere Cassini waren voorgesteld; in bevestigingen van Beschouwingen, welker kennis van groot belang is, en eindelyk in verbeteringen van andere Beschouwingen ; waarin eenige byzonderheden te verbeteren waren. Zyne Naamlyst van de vaste Starren heeft hy nimmer uitgegeeven. Juist toen hy een Muur-Quadrant op het Terras van het Observatorium geplaatst had, met oogmerk om eenige Starren, die in het Noorden en by het Zenith waren volkomen kenbaar te maaken, werd hy ziek; en in weêr-  128 HET LEEVEN VAN DEN HEERE MARALDI weêrwil van zyne groote onthouding , een hulpmiddel waarvan hy tot hu toe met goed gevolg gebruik gemaakt had, en het eenigste dat by van eenige kragt oordeelde, stierf hy op den 1sten van December des jaars 1729. Zyn karakter was zoodaanig als de Weetenschappen doorgaans voortbrengen in hun, die zich geheel aan deselven overgeeven: hy was ernstig, eenvoudig van zeden, en opregt. Maar hy muntte meest uit door zyne dankbaarheid aan zynen Oom, den Heere Cassini, die in hem, om zoo te spreeken, eenen tweeden Zoon vond. Wanneer de Heer Maraldi eenige uitspanning zogt, was het meest in de beoefeninge van de Natuurlyke Historie. De gewigtigste Waarneemingen, welke hy omtrent voorwerpen op aarde deed, betroffen de Byen: dezelven waren inderdaad maar speelwerk, in vergelykinge van zyne "Waarneemingen aan de Hemelen, schoon anderen ze onder hunne gewigtige en moeijelyke bezigheden zouden geteld hebben. Zy zyn in de Gedenkscbriften van de Koninglyke Akademie der Weetenschappen, voor het jaar 1712, te "vinden. Het leeven van COLIN MACLAURIN Colin Maclaurin , een zeer voornaam Wiskundige en Wysgeer, was de zoon van eenen Geestelyken , en gebooren te Kilmoddan in Schotland, in de maand February des jaars 1698. Hy werd naar de Universiteit van Glasgow gezonden in den jaare 1709, waar hy vyf jaaren bleef, en zich met ongemeenen yver op de Letteroefeningen toeleide. Zyne sterke zugt voor de Wiskunde en zyne ongemeene bekwaamheid voor die Weetenschap ontdekten zich zoo vroeg, dat hy in den ouderdom van twaalf jaaren, by toeval een Euklides in de Kamer van eenen zyner vrienden vindende leggen, binnen weinige dagen, zondereenige  HET LEEVEN VAN COLIN MACLAURIN 129 nige de minste hulp, meester werd van de zes eerste Boeken. Het is zeker dat hy in zyn zestiende jaar veelen der voorstellen had uitgevonden , die naderhand uitgegeeven werden onder den titel van Geometria Organica. In zyn vyftiende jaar nam hy den graad van Meester der Konsten aan, by welke gelegenheid hy eene Stelling over het Vermogen der Zwaarte, met veel toejuiching, openlyk verdedigde. Daarna verliet hy de universiteit en begaf zich naar eene Buitenplaats van zynen Oom, die het opzigt had over zyne opvoeding; want zyne Ouders waren toen reeds eenigen tyd dood geweest, en hier bragt hy twee of drie jaaren door in het voortzetten van zyne geliefde oefeningen: maar in den jaare 1717 bood hy zich aan tot Mededinger naar het Hoogleerampt in de Wiskunde in Marishals Kollegie van Aberdeen, en kreeg dien post, na tien dagen lang met een' zeer bekwaam'Mededinger, in een scherp onderzoek, om denzelven gestreeden te hebben. In den jaare 1719 ging hy naar London, waar hy kennis kreeg aan Dr. Hoadly, toen Bisschop van Bangor, Dr. Samuel Clarke, Ridder Izaak Newton, en andere voornaame Mannen. Ten dien tyde werd hy ook tot Lid van het Koninglyk Genootschap aangenomen. Ter gelegenheid van eene andere Reize in den jaare 1721, ging hy eene naauwe vriendschap aan met Martin Folkes, Schildkn. die toen President van dat Genootschap was, welke vriendschap tot aan zynen dood toe geduurd heeft. In den jaare 1722 bewoog Lord Polwarth, Gevolmagtigde des Konings van Groot-Brittanje op het Kongres te Kameryk, den Heer Maclaurin om als Opziener en Reisgenoot zynen oudsten Zoon, die toen eenen aanvang van zyne reizen zoude maaken, te verzeilen. Na eenen korten tyd te Parys vertoefd, en eenige andere Steden van Frankryk bezogt te hebben, zetten zy zich in het Lotheringscbe neder, waar de Heer Maclaurin zyn stuk over de Botsing der Ligchaamen, het welk in den jaare 1724 den Prys van de Koninglyke Akademie der Weetenschappen behaalde, opstelde. Doch zyn Voedsterling overleed kort daar-  130 HET LEEVEN VAN COLIN MACLAURIN. daarna te Montpellier, waarop hy onmiddelyk, ter waarneeminge van zynen post, naar Aberdeen wederkeerde. Naauwlyks was hy daar op zyne rust, toen hy genoodigd werd om te Edinburg te komen, dewyl de Curatoren dier Hooge Schoole hartelyk wenschten dat hy de plaats vervulde van James Gregory, die door hoogen ouderdom en zwakheid onbekwaam geworden was om langer Lessen te geeven. De Heer Maclaurin maakte eenige zwaarigheden om in dat verzoek te bewilligen, omdat verscheidene van zyne Mededingers zeer wel stonden by de Begunstigers van de Universiteit, en ook omdat de geldmiddelen ter betaalinge van eenen nieuwen Hoogleeraar ontbraken: alle die zwaarigheden waren egter na het ontvangen van twee Brieven van Ridder Izaak Newton uit den weg geruimd In eenen derzelven, aan den Heer Maclaurin gezonden, met verlof om dien aan de Patroonen der Universiteit te vertoonen, drukt Ridder Izaak zich op deeze wyze uit ; „ Ik verneem met het uiterste genoegen dat gy het voor„ uitzigt hebt om den Heere James Gregory, als Hoog„ leeraar in de Wiskunde te Edinburgh te worden toege„ voegd, niet slegts uit hoofde van onze vriendschap , „ maar voornaamelyk ter oorzaake van uwe bekwaamhe„ den; want gy hebt zoo wel kennis van de nieuwste ver„ beteringen in de Wiskundige Weetenschappen als van „ derzelver ouden staat. Ik wensch u hartelyk geluk, en „ het zal my lief zyn te verneemen dat gy inderdaad tot „ den gemelden post verkozen zyt." In eenen tweeden brief aan den toenmaaligen Provoost van Edinburgb schreef hy op deeze wyze: „ Het is my aangenaam te verneemen „ dat de Heer Maclaurin by u in hooge agting is om zy ne bedreevenheid in de Wiskunde: want ik oordeel dat „ hy zulks zeer wel verdient; en om u te overtuigen dat ik hem niet vleije; en hem tevens aan te moedigen om den „ post aan te neemen , ben ik genegen om, indien gy my „ verlof vergunt, jaarlyks twintig ponden, ter vermeer„ deringe van zyne bezolding op te brengen, totdat de „ plaats van den Heer Gregory open valt, indien ik zoo „ lang  HET LEEVEN VAN COLIN MACLAURIN. 131 lang leeve , en ik zal die som, op zyn eerste aan„ schryven te London betaalen." In de maand November des jaars 1725 werd hy in de Hooge Schoole ingeleid, te gelyk met zynen geleerden Amptgenoot en Hartvriend Dr. Alexander Monre, Hoogleeraar in de Ontleedkunde. Vervolgens werd het Kollegie in de Wiskunde zeer talryk, zynde 'er gemeenlyk meer dan honderd jonge Heeren, die zyne Lessen jaarlyks bywoonden. Dewyl zy van onderscheiden rang waren, en ook verschiliende vorderingen gemaakt hadden, moest hy hen in vier of vyf Klassen verdeelen, voor ieder van dezelven schikte hy dagelyks een geheel uur van den eersten van November af tot den eersten van Juny toe. Voor de eerste Klasse verhandelde hy de zes eerste Boeken van Euclides, de platte Driehoeksmeeting, de praktikaale Geometrie, de grondbeginsels van de Vestingbouwkunde, en de Inleiding tot de Algebra. Die van de tweede Klasse kreegen Lessen in de Algebra , over het elfde en twaalfde Boek van Euclides, over de Klootsche Driehoeksmeeting, over de Kegelsneeden , en over de grondbeginsels der Starrekunde. Voor de derde Klasse ging hy verder in de Starrekunde, en in de Teekenkunde in Perspectief; hy las voor dezelve een gedeelte der Principia van Ridder Izaak Newton, en schikte eenen Loop van Proeven om dezelven op te helderen: daarna las en betoogde hy de grondbeginsels van de Leer wegens de Naderingen. Voor hun, die tot de vierde Klasse behoorden, las hy een Samenstelfel over de Naderkunst , over de Kansrekeningen, en over de rest der Principia van Ridder Izaak Newton. Behalven het Werk van zyne openbaare Bedieninge, had hy menigvuldige andere Bezigheden en Afleidingen. Wanneer men hoorde dat hier of daar eene ongemeene Proef gedaan was, waren alle weetgierigen verlangende om dezelve door den Heere Maclaurin herhaald te zien: wanneer 'er eene Eklips of een Komeet was waar te neemen, had hy zyne Teleskoopen altyd in gereedheid. In den jaare 1734 gaf Dr. Berkeley, Bisschop van Cloy ne,  132 HET LEEVEN VAN COLIN MACLAURIN ne, een stuk uit, het welk ten titel voerde, de Analyst In het zelve nam hy uit eenige geschillen, die over de Leerwyze wegens de grondbeginsels der Naderkunst gelezen waren, aanleiding om die Leerwyze zelve door te haalen en dus den Wiskundigen in het algemeen ongetrouwheid in het stuk van Godsdienst te last te leggen. De Heer Maclaurin oordeelde dat die beschuldiging ook hem betrof, en sloeg de hand aan een antwoord op het Boek van den Bisschop Doch terwyi hy met dit Werk bezig was, kwamen hem zoo veele ontdekkingen, zoo veele nieuwe beschouwingen en vraagstukken voor den geest , dat zyn geschrift, in plaatse van eene beknopte verdediging te zyn, uitliep tot een volledig Samenstelsel van de naderingen, met derzelver toepassinge op de voornaamste voorstellen van de Geometrie en van de Natuurlyke Wysbegeerte. Dit Werk werd uitgegeeven te Edinburgh in den jaare 1742, in twee Boekdeelen in Quarto: het heeft hem oneindige moeite gekost, en is zekerlyk het voornaamste van alle zyne Werken, geschikt om zynen naam onsterflyk te maaken. Ondertusschen deed hy het gemeen telkens dienst door het een of ander geschrift, of door Waarneemingen van belang. Veelen van dezelven werden bekend gemaakt in het vyfde en zesde Deel van de geneeskundige Proeven te Edinburgh Sommigen werden ook uitgegeeven in de Philosophische Transactien. waarin men de volgende vindt: 1. Over de Samenstelling en de Maat van kromme Lynen, N°. 356 2. Eene nieuwe manier om alle soorten van kromme Lynen te trekken, N°. 359 3. Een Brief aan Martin Folkes, Schildkn. over de vergelykingen met onmooglyke wortels, May, 1726 No. 394. 4. Een vervolg van het zelfde onderwerp, Maart, 1729. N°. 408. 5. Den 23sten December 1732, over de Beschryving der kromme Lynen, met een berigt wegens verdere verbeteringen, en een geschrift, geteekend Nancy, 27 November, 1722, No. 439. 6. Een berigt wegens de Verhandeling over de Naderingen, 27 January, 1742, N°. 467. 7. Het zelfde onderwerp vervolgd,  HET LEEVEN VAN COLIN MACLAURIN. 133 volgd, 10 Maart, 1742» N. 409. 8. Een regel om de meridionaale deelen van eene Spheroide te vinden, met dezelfde naauwkeurigheid als die van eene Spheer, Augustus, 1741, N. 461. 9. Over de grondvlakte der cellen, waarin de Byen haaren honig leggen , 3 November, 1743, N. 471. In het midden van deeze oefeningen toonde de Heer Maclaurin zich altyd bereid om zyne hulp te verleenen tot het maaken en voortzetten van ontwerpen, die iets tot nut van zyn vaderland konden toebrengen. Toen de Graaf van Morton, in den jaare 1739, naar Orkney en Shetland vertrok, om zyne landgoederen , die daar gelegen waren, te gaan bezigtigen, verzogt hy den Heer Maclaurin hem te willen helpen, in het opmaaken der Geographie van deeze Landen, welke in alle onze Landkaarten zeer gebreklyk is , in het onderzoeken van derzelver Natuurlyke Historie, in het afteekenen der kusten, en het meeten van eenen graad van den Meridiaan. De huislyke zaaken van den Heere Maclaurin, en eenige andere verbintenissen, lieten hem niet toe om in dit verzoek te bewilligen. Hy stelde egter een kort begrip op van alles, welks waarneeming hy noodig oordeelde, verschafte gepaste werktuigen, en prees den Heer Short aan, als een' bekwaam' man om dezelven te behandelen. De Heer Maclaurin had nog een ander ontwerp, ter verbeteringe van de Geographie en Zeevaart, het welk van grooter omslag was: het zelve bestond in het ontdekken van eenen doortogt uit Groenland naar de Zuid zee, voorby de Noordpool. Hy was zoo overtuigd wegens de mooglykheid van zulk eenen doortogt, dat men hem heeft hooren zeggen, dat hy de reis wel op zyne eigene koste doen wilde, indien zyne omstandigheden zulk eene onderneeming toelieten- Doch toen de ontwerpen tot het vinden van dien weg, in den jaare 1744, voor het Parlement gebragt werden, en hy daaromtrent door luiden van hoogsn rang geraadpleegd werd , eer hy de vertoogen , welken hy , voorneemens was te zenden, ten einde gebragt had, be V. Afd III deel. Dd paal-  134 HET LEEVEN VAN COLIN MACLAURIN. paalde men den prys voor de ontdekking van eenen doortogt door het noordwesten. De Heer Maclaurin was gewoon zich te beklaagen, dat het woord westen 'er was bygevoegd, omdat hy oordeelde dat die weg, indien dezelve al mogt gevonden worden, niet ver van de Pool kon af zyn. Men zegt dat de Heer Maclaurin zoo wel een zeer goed als groot man geweest is, dat hy niet minder een waardig voorwerp was van liefde dan van verwonderinge. Zyne byzondere verdiensten als wysgeer bestond daarin, dat alle zyne oefeningen geschikt waren ten nutte van het algemeen, en wy vinden in menigvuldige plaatsen van zyne werken , eene toepassing, zelfs van de afgetrokkenste beschouwingen, ter volmakinge van de werktuigkunde. Hy had ten zelfden einde beslooten een samenstelsel te geeven van praktikaale wiskunde, en verscheidene takken dier weetenschap te zuiveren van de onrege!maatigbeden, die 'er in gekomen waren door de verkeerde wyze, op welke zy door onkundigen was ""behandeld geworden. Doch in de volvoering van die voorneemens werd hy door den dood gestuit; ten zy wy als een gedeelte van zyn voorgenomen werk willen beschouwen, de de overzetting der Praktikaale Meetkunde van Dr. Bavid Gregory, welke door hem is nagezien; en, in den jaare 1745, met eenige byvoegselen uitgegeven. Geduurende zynen leeftyd hadt hy egter veelvuldige gelegenheden, om, door zyne ongemeene bekwaamheden, aan zyne vrienden en aan zyn vaderland van dienst te zyn. Wat zwaarig- • heden 'er mogten voorkomen in het maaken of verbeteren van werktuigen, in het beärbeiden van mynen, in het voortzetten der manufacturen, en het aanleggen van waterleidingen , of van eenige andere openbaare werken , de Heer Maclaurin was terstond gereed om ze op te lossen. Hy was ook bezig om eenige geschillen van belang, die te Glasgow wegens de peiling van schepen gereezen waren, by te leggen, en ten dien einde bood hy den kommissarissen der inkomende regter twee uitgewerkte  HET LEEVEN VAN COLIN MACLAURIN. 135 te vertoogen aan , met derzelver betoogingen , volgens welken de amptenaars nu te werk gaan. Hy maakte ook uitrekeningen wegens het onderhoud, nu door de wet vastgesteld voor de kinderen en weduwen van de Scbotsche Geestelykheid , en van de Hoogleeraaren in de hooge schoolen , maakende dezelven geregtigd tot zekere jaargelden en sommen, spruitende uit de vrywillige jaarlyksche toelaage van zekere somme, welke de man, geduurende zyn leeven, moest opbrengen. In het opmaaken en schikken van dit wys en nuttig ontwerp heeft de Heer Maclaurin groote moeite aangewend: hy bragt niet weinig toe, om het tot volkomenheid te brengen. Men mag van zulk eenen man zekerlyk zeggen, dat hy ter bevorderinge van gewigtige oogmerken geleefd heeft. Dit kan bezwaarlyk gezegd worden, van zulken , die , daar zy Ongemeene bekwaamheden bezitten , hunnen tyd doorbrengen met afgetrokkene bespiegelingen , en niets verrigten, waaruit hunne medemenschen wezenlyke voordeelen trekken kunnen. Onder de werken van den Heere Maclaurin hebben wy gemeld, zyne Geometria Organica, waarin hy handelt over de beschryving van kromme lynen, door middel van aanhoudende beweeging. Wy behoeven niet te herhaalen het geen gezegd geworden is, wegens zyn stuk, waarmede hy in den jaare 1724 den prys van de Koninglyke Akademie der weetenschappen behaalde. In den jaare 1740 wees de Akademie hem eenen prys toe, die hem nog grooter eer deed winnen, voor de oplossing der beweeginge van ebbe en vloed uit de leer wegens de zwaarte: in dit geval beantwoordde hy eene vraag, die het jaar te vooren opgegeeven, maar zonder oplossing gebleeven was. Hy had niet meer dan tien dagen tyds om dit geschrift op te stellen, en kon geene gevoeglyke gelegenheid vinden om 'er een net afschrift van te maaken, zoodat de Paryssche uitgaaf van het zelve zeer onnaauwkeurig is- Naderhand zag hy het geheel over, en plaatste het in zyne Verhandeling over de Naderingen, gelyk hy ook het weeDd 2 zenlyke  136 HET LEEVEN VAN COLIN MACLAURIN. zenlyke van het eerstgemelde stuk deed. Deeze schriften , gevoegd by de Verhandeling over de Naderingen, en de stukken, welke hy in de Philosophische Transactien heeft laaten drukken , waarvan wy eene lyst hebben opgegeeven, bevatten alles wat hy by zyn leeven heeft gemeen gemaakt. Na zynen dood zyn nog twee boeken, door hem opgesteld , uitgegeeven geworden , te weeten zyne Algebra, en zyn Berigt wegens de wysgeerige Ontdekkingen van Ridder Isaak Newton. Zyne Algebra wordt, schoon dezelve niet door hem is voltooid geworden, geoordeeld een uitmuntend werk in zyne soort te zyn: zy bevat, in een boekdeel in groot octavo, eene volledige Verhandeling over de grondbeginsels dier Weetenschap , zoo ver als zy ten dien tyde gebragt waren. Zyn Berigt wegens de wysbegeerte van Ridder Izaak Newton, werd door de volgende omstandigheden veroorzaakt. Toen Ridder Izaak in den aanvang des jaars 1728 overleeden was, vatte zyn neef Conduitt, het voorneemen op , om een berigt wegens het leeven van dien wysgeer te geeven, en verzogt den Heer Maclaurin hem daarin te willen helpen. De laatstgemelde nam, uit dankbaarheid voor zynen grooten weldoener, dien arbeid gaarne op zich, en voltooide welhaast de historie van den voortgang, welken de wysbegeerte voor den tyd van Ridder Izaak gemaakt had. Hierin bestond de eerste schets van het werk, het welk toen niet verder werd voortgezet, uit hoofde van het overlyden van den Heere Conduitt, doch de Heer Maclaurin sloeg 'er naderhand weder de hand aan, voegde 'er merklyke vermeerderingen by , en bragt het in dien staat, waarin wy het heden bezitten. Zyn voornaamste oogmerk schynt geweest te zyn , alleenlyk die deelen van Newtons wysbegeerte te verklaaren, waarover men steeds getwist heeft; en dit meent men, dat de reden is, waarom zyne groote ontdekkingen wegens het ligt en de kleuren maar in het voorbygaan, en zeer algemeen wordt aangeroerd. Want het is bekend, dat sedert den tyd , waarin de proeven, op welken zyne leer wegens het ligt en  HET LEEVEN VAN COLIN MACLAURIN. 137 en de kleuren gegrond is, met behoorlyke zorgvuldigheid zyn herhaald geworden, die leer nimmer in twyfel getrokken is geworden. Doch zyn bericht wegens de hemelsche beweegingen , en andere groote verschynsels in de natuur, uit de zwaarte afgeleid, is verkeerdelyk verstaan, en blyft nog heden een voorwerp van spotternye. Menigwerf heeft men de zwakke beschuldiging , dat hy zyne toevlugt nam tot verborgene hoedaanigheden, herhaald; buitenlandsche geleerden vermaaken zich dikwyls met hunne ingebeelde zegepraalen, en zelfs heeft de beschaafde en vernuftige Kardinaal de Polignac zich laaten vervoeren , om hun de harmonie van zyne getallen te leenen. Voor het laatstgemelde van deeze werken is een berigt wegens het leeven en de schriften van den Heer Maclaurin geplaatst , waaruit wy, als zeer egt zynde, het weezenlyke van deeze leevensbeschryving getrokken hebben. In den jaare 1745 was, hy, na zeer werkzaam geweest te zyn in het verschansen van de stad Edinburgh, tegen het leger der rebellen, genoodzaakt om vandaar naar het noorden van Engeland te vlugten , waar hy door Dr. Herring, toen Aartsbisschop van Tork, genoodigd werd, om, geduurende den tyd van zyn verblyf in die landstreeke, by hem in te woonen. ,, Hier (dus uit hy zich in een brief aan eenen van zyne vrienden) „ leef ik zoo gelukkig „ als iemand leeven kan , die onkundig is wegens den toe,, stand van zyn huisgezin, en den ondergang van zyn va„ derland te gemoet ziet." Op dien togt was hy egter aan koude en moeilykheden blootgesteld, en uit de natuur van een zwak en teder gestel zynde, haalde hy de beginsels van eene ziekte zich op den hals, die een einde van zyn leeven maakte. Hy stierf op den 14den van Juny des jaars 1746, in den ouderdom van agt en-veertig jaaren. Men verhaalt wegens hem eene omstandigheid in zyne laatste oogenblikken , die duidelyk aantoont dat hy eene gtoote maat van bedaardheid en sterkte van geest bezeeten heeft. Hy terzogt zynen vriend Dr. Moore, dat dezelve hem reden Dd 3 wilde  138 HET LEEVEN VAN COLIN MACLAURIN. wilde geeven van zeker verschynsel, het welk hy in zich zelven bespeurde Vuurige vonken scheenen uit zyne oogen te schieten, terwyl zyn gezigt tevens verward werd, zoodat hy de voorwerpen niet meer van elkanderen kon onderscheiden. De Heer Maclaurin leefde ongehuwd tot aan het jaar 1733; doch dewyl hy zoo wel voor de samenleevinge als voor wysgeerige beschouwingen gevormd was, trouwde hy toen met Anna , de dogter van den Heer Walter Stewart , Solliciteur generaal van zyne laatst overleedene Majesteit van Schotland. By deeze vrouw hadt hy zeven kinderen; van welken twee zoons en drie dogters, nevens hunne moeder , hem overleefd hebben. Het leeven van PETER den GROOTEN, czaar van MUSKOVIE. Peter de groote, met het hoogde regt geroemd, om zyne bedreevenheid in de werktuigkunde, wiskunde en wysbegeerte , werd gebooren den 30sten van May des jaars 1672 , hy was de zoon van Alexis Michaelowitz, uit een tweede huwlyk. Toen Alexis overleeden was, in den jaare 1676, werd hy opgevolgd door zynen oudsten zoon Theodorus die uit zyn eersten huwlyk gesprooten was. Deeze stierf in den jaare 1682, en Peter werd toen, schoon slegts tien jaaren oud zynde, als Czaar uitgeroepen, met uitsluitingen van Johannes, zynen ouder broeder, die zwak van ligchaam, en nog zwakker van geest was. De Russische opvoeding was ten dien tyde, even als het land, ruw en onbeschaafd, zoodat hy geene voordeelen van dezelve kon trekken. Desniettegenstaande ontdekte men in hem al zeer vroeg eene kragt van geest, die geschikt was, om alle zwaarigheden te boven te komen, en afkeerigheid van die vermaaken , welke dienen om de ziel  HET LEEVEN VAN PETER DEN GROOTEN. 139 ziel te verzwakken en te bederven. Om zich de kennis van konsten en weetenschappen eigen te maaken, bezogt hy verscheidene andere Ryken en Staaten van Europa; gelyk ook de koninglyke Akademie der weetenschappen te Parys ; de hooge schoolen in Engeland, Denemarken, en in andere landen ; en door zyne onvermoeide naarstigheid in het beoefenen der staatkunde, en andere nuttige kundigheden, leide hy eenen grondslag tot die vorderingen in krygs- en zeezaaken, en tot die merklyke verbeteringen en vaststellingen in de bestieringe van zyn eigen Ryk , welke hem naderhand het voorwerp der verwonderinge van geheel Europa maakten, en hem den eernaam van peter den grooten deeden verdienen. Het zoude een eindeloos werk zyn, alle de verscheidene vaststellingen, welke de Russen aan hem te danken hebben, op te haalen. Fontenelle heeft eenige der voornaamsten aangeteekend, welke ook hier gevoeglyk plaats zullen vinden. Zyne vaststellingen waren de volgende: 1. Een leger van 1ooooo man voetvolk, onder zulk eene geregelde krygstugt als ergens in Europa is ingevoerd. 2. Eene vloot van 40 schepen van linie , en 200 galjooten. 3. Verschansingen in alle de voornaame plaatsen, en eene uitmuntende burgerlyke regeering in de groote steeden , die te vooren by nagt even gevaarlyk waren als de onbezogtste wildernissen. 4. Eene akademie voor de zeezaaken en scheepvaart, werwaards alle edellieden eenigen van hunne kinderen moesten zenden. 5. Kollegien te Moskow, Petersburg en Kief, ter. beoefeninge van de taai, fraaije weetenschappen en wiskunde; en schoolen op de dorpen , waar de kinderen der boeren in het leezen en schryven onderweezen werden. 6. Een kollegie van geneeskundigen, en een aanzienlyke winkel te Moskow, waaruit de groote steden en de legers van geneesmiddelen voorzien werden , daar te vooren geen ander geneesheer of apotheker in dit uitgestrekte land gevonden werd , dan die van den Czaar. 7. Openbaare Dd 4 les-  140 HET LEEVEN VAN PETER DEN GROOTEN. lessen in de ontleedkunde , welke men tot zynen tyd toe in Rusland niet had hooren noemen. De Heer de Voltaire verhaalt, dat zyne Czaarscbe Majesteit zich te Amsterdam, onder den beroemden Ruysch, in deeze weetenschap geoefend had , en dat hy in dezelve, onder dien leermeester, zoo ver gevorderd was, dat hy zelf chirurgikaale operatien kon verrigten. Naderhand kogt hy het kabinet van dien ontleedkundigen, het welk bestond uit eene ontelbaare meenigte van de fraaiste, nuttigste, en ongemeende Praeparata. 8. Een observatorium, niet slegts geschikt ten dienste der starrekundigen, maar tevens tot eene bewaarplaats van natuurlyke zeldzaamheden, 9 Een tuin voor de geneeskundigen, die voorzien moest worden van planten, niet slegts uit alle de deelen van Europa, maar ook uit Asie, Persie, en zelfs uit de afgelegenste deelen van China. 10. Drukkeryen , waar hy de oude barbaarsche karakters , die door de groote meenigte van verkortingen , genoegzaam onverstaanbaar geworden waren, afschafte. 11 Tolken van alle de Europeesche taalen ; en ook van de Latynscbe , Grieksche , Turksche, Kalmukscbe, Mogolscbe en Cbineesche. 12. Eene koninglyke boekery, bestaande uit drie groote bibliotheeken , die hy in Engeland, Holstein en Duitschland gekogt had. Deeze en veele andere vaststellingen waren in het byzonder zyn werk. Doch de Czaar maakte grooter hervormingen, waartoe de nu gemelden slegts aanleidingen waren. Hy veranderde de bouwkunde, die slegt en mismaakt was, of, om eigenlyker te spreeken , hy voerde dezelve het eerst in zyne Staaten in. Hy ontbood een groot aantal schilders uit Italië en Frankryk, en voerde dus de kennis der schilderkonste in , onder een volk , dat 'er niets meer van wist, dan het geen uit de ellendige kladstukken van hunne heilige schilders kon opge. maakt worden. Hy zond schepen, met koopgoederen gelaaden, naar Genua en Livorne, die, bevragt met marmer en standbeelden te rug kwamen. Paus Klemens de XIde  HET LEEVEN VAN PETER DEN GROOTEN. 141 XIde bekoord door zynen smaak , zond hem een fraai vaartuig, in den trant der ouden gemaakt, ten geschenke; en de Czaar, die het niet ter zee dorst vertrouwen, gaf last, dat het te land naar Petersburg zoude gebragt wor. den. In deeze algemeene hervorminge werd de Godsdienst geenszins verwaarloosd. Onkunde en bygeloof hadden denzelven dermaate doen verbasteren , dat hy den naam van Christelyken Godsdienst naauwlyks verdiende. De Czaar deed alles wat geschikt was om kennis te bevorderen, daar dezelve jammerlyk vervallen was, en de bevorderinge van kenisse stelde hem in staat om feesten , mirakelen , en heilige dagen , ten minsten in eene merklyke maate, te verminderen. Hy ging verder dan tot eene bloote hervorming der plegtigheden. Hy schafte het patriarchaat af, schoon hetzelve maar zeer weinig van hem afhing, en door dat te doen, maakte hy zich meester van een vermogen dat altyd tegen zyne maatregelen was aangekant. Hy ontnam die kerken en kloosters, welke hy oordeelde, dat al te ryk te waren, een gedeelte van hunne inkomsten, en liet dezelven slegts het noodige tot hun onderhoud, terwyl hy het overtollige ten nutte van zyne Staaten besteedde. Hy maakte veele verstandige en nuttige kerklyke regels, en wilde dat men in de Rusische taale zoude prediken. Eindelyk vergunde hy eene algemeene vryheid van geweeten, door alle zyne heerschappyen, het geen genoegzaam zyn zoude, om de verhevenheid van zynen geest aan te toonen, al hadden, wy geen ander bewys voor dezelve. Daar is nog eene hervorming, misschien zo nuttig en noodzaaklyk, als een der voorgemelde, welke hy in zyne laatste ziekte maakte, niettegenstaande dezelve hem zeer lastig viel. Toen de Raadsheeren en Grooten , die hem omringden, spraken van de groote verpligtingen , onder welken hy Rusland gelegd had, door het weeren van de onkunde, en van de woestheid van zeden, en het invoeren van konsten en weetenschappen, zeide hy, dat hy niet gedagt had, de hervorming van een der gewigtigste stukken van Dd 5 , allen,  142 HET LEEVEN VAN PETER DEN GROOTEN. allen, te weeten, van de geregtsoefeningen, veroorzaakt door de verdrietige en spitsvondige hairklooveryen der rechtsgeleerden. Hy teekende op zyn sterfbed eene wet, waarby hy beval, dat alle pleitzaaken binnen den tyd van elf dagen moesten afgedaan worden, welke order onmiddelyk naar alle de geregtshoven van zyn Ryk gezonden werd. Deeze ongemeene persoon stierf aan eene opstopping van water, veroorzaakt door een gezwel in de krop van zyn blaas, op den 28sten van January des jaars 1725, in den ouderdom van 53 jaaren. Hy was groot en zeer wel gemaakt van ligchaam, hy had eene deftige houding, leevendige oogen en een sterk gestel. Hy bezat een gezond oordeel, en dat mag, gelyk Voltaire heeft aangemerkt , met regt voor den grondslag van alle weezenlyke bekwaamheden gehouden worden. By zyn goed verstand kwam een werkzame aart, die hem op de moeijelykste onderneemingen deed vallen. Al wie op de mislukkingen, zwaarigheden en tegenkantingen let, welke in bet beschaaven en hervormen van een groot en woest volk noodwendiglyk moeten voorkomen, moet vaststellen , dat de Czaar een man was, van den grootsten moed en standvastigheid, gelyk hy ook inderdaad geweest is. Bezield door de loflyke zugt om de waardigheid der regeeringe te handhaven, en derzelver oogmerken te bevorderen , was het gelukkig voor hem, dat deeze zugt gepaard ging met ongemeene bekwaamheden , uitgebreid door alle de voordeelen, welken hy zich by mooglykheid kon eigen maaken, en beloond, niet slegts door de algemeene toejuichinge, maar ook (het geen oneindig verhevener is) door de voldoening en gerustheid van zynen eigen geest. De Czaar schreef verscheidene stukken over de zeezaaken, en by andere gelegenheden, ook andere verhandelingen , zoodat zyn naam met regt geplaats is, op de lyst van die weinige Vorsten, die hunne schriften aan het gemeen hebben medegedeeld. De  HET LEEVEN VAN PETER DEN GROOTEN. 143 De Czarinne, zyne weduw', welke hy wilde dat hem, na zynen dood, zoude opvolgen, werd onmiddelyk door verscheidene Staaten des lands, als Keizerin der Russen erkend. De historie deezer vrouwe is fraai en ongemeen , en derhalven zullen wy een kort Berigt wegens haar mededeelen , uit de historie van Peter den 1sten, geschreeven door den Heere de Voltaire, schoon sommigen dit misschien als eene onnoodige uitweiding zullen aanmerken. „ De zagtzinnigheid dier Vorstinne (zegt hy) „ is tot eene hoogte gesteegen, waarvan men geen voor„ beeld vindt in de geschiedenisse van eenige natie. Zy „ had beloofd, dat, geduurende haare regeering, nie„ mand ter dood zoude gebragt worden, en zy heeft haar „ woord gehouden. Zy is de eerste Vorstin geweest, „ die dergelyke gevoelens van menschlievendheid heeft doen blyken. Kwaaddoeners worden nu veroordeeld „ om in de myneu te dienen, en ander gemeen werk te „ doen, eene instelling, die niet minder wys dan mensch„ bevend is , dewyl zy de straffen van eenig nut voor „ den Staat maakt. In andere landen weet men alleen„ lyk, van misdaadigen door beuls handen ter dood te „ laaten brengen; doch men kan 'er het begaan van wan„ bedryven niet stuiten. Het leeven van den Heere BENJAMIN ROBINS. De Heer robins werd gebooren te Bath, in den jaare 1707. Dewyl zyne ouders niet ryk, en daarenboven kwaakers waren, vreesde men met reden, dat de groote vorderingen, welke hy reeds vroeg door zyne ongemeene vlyt gemaakt had, door gebrek van genoegzaame aanmoedigingen zouden afgebroken worden , vooral dewyl hy behoorde onder eene gezindheid van menschen, die 'er voor uitkomen, dat zy minder agting hebben, dan an deren,  144 HET LEEVEN VAN BENJAMIN ROBINS. deren, voor het geen zy menschlyke geleerdheid noemen, in de vooronderstelling dat dezelve niet vereischt wordt, tot het verstaan of verklaaren van onderwerpen, welke betrekking tot den Godsdienst hebben. Daar waren egter eenige byzondere vrienden van den Heere Robins, die sterk wenschten dat hy zyne oefeningen voortzette, en dat zyne verdiensten niet in duisternisse begraaven bleeven : ten dien einde verlangden zy bekwaame gelegenheid om hem in zyne geboortestad aan te pryzen tot het geeven van lessen in de wiskunde, eens weetenschap, waarop hy zich voornaamlyk had toegelegd. Met dit oogmerk gaven zy zekeren Heer, hier woonagtig, een geschrift in handen, om door dit middel zyne groote* bekwaamheden aan luiden, die over kundigheden konden oordeelen, bekend te maaken. Dit werd vertoond aan Dr. Pemberton , die 'er zulk een gevoelen wegens den schryver uit opmaakte, dat hy, om deszelfs vorderingen nader te toetsen, hem eenige voorstellen toezond, waarvan de Doctor oplossïngen, in eenen fraaijen styl geschreeven , en niet zulken, die op Algebraische uitrekeningen steunden , vorderde; hy had 'er een voorbeeld van eene oplossing bygevoegd, opdat de jonge Meetkundige zyne meening des te beter mogt begrypen. De Heer Robins zond een antwoord, het welk een zeer voordeelig denkbeeld gaf, wegens zynen smaak en zyn vermogen van uitvinden. Hierop kwam hy te Londen, waar zyne tegenwoordigheid het gunstig gevoelen dat men wegens zyne bekwaamheden had opgevat, nog vermeerderde. Want behalven zyne ervaarnis in verscheidene deelen der geleerdheid , had hy een bevallig voorkomen, eene leevendigheid van aart, en eene groote gemaklykheid om zyne gedagten klaar, kort, sterk en fraai uit de drukken, bekwaamheden, welke niet altyd in luiden van studie gevonden worden. Doch schoon de Heer Robins veel meer vernufts bezat, dan men gemeenlyk vereischt in zoodanigen, die geschikt zyn,om aankomelingen te onderwyzen, oordeelde  HET LEEVEN VAN BENJAMIN ROBINS. 145 men het egter gevoeglyk, dat hy eenigen tyd zoude besteeden, met het doorleezen der beste schryveren, over de verheevenste deelen der wiskunde, eer hy ondernam lessen in het openbaar te geeven. Geduurende dien tyd vond hy ook gelegenheid om zich op de kennis der hedendaagsche taalen toe te leggen, en daarenboven in het byzonder te Leezen de werken van Apollonius, Archimedes, Fermat, Huigens, de Wit, Slusius , Jacobus Gregory , Dr. Barrow, Ridder Izaak Newton, Dr. Taylor, en den Heer Cotes. Deeze schryvers verstond hy gemaklyk zonder eenige onderrigting, gelyk hy door menigvuldige blyken aan zyne vrienden toonde. Onder andere blyken, welke hy hier van gaf, schreef hy eene betooging van het laatste voorstel van Newton, over de Vierkantingen, welke men oordeelde , dat eene plaats in de Philosophische Transactien verdiende. Niet lang daarna kreeg hy ook gelegenheid om der waereld eene proeve van zyne vorderingen in de kennisse der natuurlyke wygbegeerte mede te deelen. De koninglyke Akademie der Weetenschappen te Parys had, onder haare prysvraagen voorgesteld, het betoogen der wetten van beweeginge in ligchaamen, die tegen elkanderen aanbotsen. De beroemde Heer Jan Bernouilli, toonde zich genegen, om naar den prys te dingen, en schoon zyne Verhandeling niet bekroond werd, beriep hy zich op de geleerde waereld door dezelve te laaten drukken. Hy poogde daarin het gevoelen van den Heere Leibnitz, wegens de kragt van bewoogene ligchaamen, te bevestigen, uit de uitwerkingen van derzelver botsingen tegen veerkragtige stoffen, gelyk de Heer Poleni te vooren gepoogd had, het zelve te staaven door proeven, wegens het vallen van ligchaamen op zagte stoffen, die voor de minste indrukking wyken. Maar gelyk de ongenoegzaam, heid der bewyzen van den Heere Poleni eertyds was betoogd geworden, zoo gaf nu de Heer Robins, in een Journaal genaamd de Tegenwoordige staat van de Republiek  146 HET LEEVEN VAN BENJAMIN ROBINS der Letteren, eene onbeantwoordelyke wederlegging van het werk van den Heere Bernoulli. Het zal misschien vreemd voorkomen, dat een aankomeling dus in staat was, om de overwinning op zulk een" geoefend' man te behaalen. Maar schoon men moet erkennen, dat de Heer Bernoulli den geest van uitvindinge in de zuivere wiskunde in eene hooge maare bezat, miste het egter zelden, dat hy toe valsche redekavelingen verviel, wanneer 'er eenige Natuurkunde by kwam; want hy had geene onderscheidene bevatting van zaaken, die, wanneer men over samengestelde onderwerpen handelt, zeer noodzaaklyk' is, en welke de Heer Robins in groote volkomenheid bezat. Nu verwierven hem de aanpryzingen van zyne vrienden, ondersteund door de onwraakbarer getuigenissen , Welke men vond in zyne bekwaamheden, welhaast veele leerlingen. Onder deezen vond men 'er verscheidene van eenen verheeven geest, die, nadat zy door hem onderweezen waren, groot aanzien in de geleerde waereld verkreegen, of in gewigtige posten gesteld werden. Hier kunnen wy gevoeglyk aanmerken , dat hy zich omtrent deezen tyd van de gezindheid der Kwaakers heeft afgezonderd; want dewyl 'er niets,dat naar styfzinngheid, bygeloof of geestdryvery zweemde, in zynen aart was, kwam hy schielyk tot een beseffing van de vooroordeelen ' zyner opvoedinge, en was ten uitersten afkeerig om eene geveinsde rol te spelen. Hy bleef egter vriendschap houden met verscheidene luiden van verdienste onder de Kwaakers, als wel weetende, dat 'er ten allen tyde en in alle plaatsen groote geleerdheid en schranderheid onder hen geheerscht hadden , schoon zy , door vroegtydige indruksels , en eene zekere byzondere geaartheid, tastbaare ongerymdheden in zaaken des geloofs, hadden aangenomen. De manier van onderwyzen van den Heer Robins kwam genoegzaam overeen met de leerwyze, welke hy zelfs  HET LEEVEN VAN BENJAMIN ROBINS. 147 zelfs gevolgd had; dewyl hy alleenlyk byzondere onderwyzingen gaf, en geene school hield, stond het aan hem, om zyne lessen te schikken, naar de bekwaamheid of naar de geneigdheid van ieder zyner leerlingen. Hy maakte egter altyd eenen aanvang met de grondbeginseen van Euclides, niet zoo als zy vervalscht waren door Campanus en Clavius, of zoo als zy door Barrovo gesnipperd, of door Tacquet en Decballes bedorven waren , maar zoo als zy oorspronglyk door de oudheid werden overgeleverd ; veel minder maakte hy gebruik van de nieuw uitgegeevene grondbeginselen, die thans overal te vinden zyn. Uit het geen wy hier zeggen, moet men geenszins besluiten, dat wy willen afraaden, den Euclides van Clavius , wanneer het te pas komt, te raadpleegen; want daar in dat boek niets voorkomt, het welk onbestaanbaar is met de striktheid van betooginge, bevat het tevens veele fraaije byzonderheden, die tot de Meetkunde behooren. Ook kan de beknopte wyze, op welke Dr. Barrow de grondbeginsels van Euclides heeft voorgesteld, zeer wel dienen, om het geheugen van alles te ververschen, nadat het oorspronglyke wel overwogen is. Het zelsde oordeel moet men vellen over zynen Arcbimedes, Apollonius en Tbeodofius, By gebrek van zulke beginsels in zyne oefeningen heeft meenig wiskundige, die geenen geringen lof behaald heeft, vrugteloos gezogt naar de bekwaamheid, om eene aaneengeschakelde betooging te kunnen opstellen, en zelfs om eene, die behoorlyk opgesteld was, te kunnen begrypen: iemand,die deeze beginsels heeft veronagtzaamt, zal zulk eene betooging verdrietig en duister voorkomen, omdat hy niet gewoon is aan de regte wyze om Geometrische waarheden uit te drukken. Hierom zyn de schriften der hedendaagschen over wiskundige onderwerpen vol van onkonstige uitdrukkingen. De overweeging van dit alles, gaf den Heere Robins dikwyl aanleiding om het zeggen van den geestigen schryver, Johannes della Faille, By  148 HET LEEVEN VAN BENJAMIN ROBINS. by te brengen : Mathematica, multi sciunt, Mathesin pauci Eenigen der leerlingen van den Heere Robins; die naderhand naar Cambridge gingen, om zich daar bevoegd te maaken, tot het leeraaren van de eene of andere weetenschap, waren, gelyk de gewoonte is van jonge luiden, zeer gereed om met de leerlingen van den Hoogleeraar Saunderson, die daar eene gantsch andere manier van onderwyzen volgde, hevig te twisten. En men heeft in. derdaad veele geleerde mannen gevonden , die , schoon zy erkenden, dat de grondbeginsels van Euclides het volmaaktste boek in zyne soort uitmaakten, egter niet oordeelden , dat het geschikt was, ter onderwyzinge van de studenten in het algemeen, ten minsten, wanneer zy in klassen onderscheiden waren, gelyk op de universiteiten plaats heeft: doch de ongegrondheid van dit gevoelen blykt, uit de wel geslaagde poogingen van den beroemden Heer Maclaurin, die, gelyk wy reeds gezegd hebben, zyne Akademische lessen altyd met de grondbeginselen van Euclides begon. En die grondbeginsels zyn overwaardig, om bedaardelyk overwoogen te worden, zelfs door zulken, die geen regtstreeksch oogmerk hebben, om een aanmerklyk gedeelte van huunen tyd aan wiskundige beschouwingen toe te wyden; want zy zyn nuttiger om eene strikte redeneerwyze te doen aanwennen, dan de uitgewerkste samenstelsels der redeneerkunde. Die konst is voor een groot gedeelte gesprooten, uit de kinderlyke en belachlyke begrippen dier beuzelende drogredenaaren, welker onbehoorlyk gedrag Plato met zeer veel regts heeft ten toon gesteld. De redeneerkunde is zoo ver af van het beste middel te zyn, om waarheden te ontdekken of'er over te oordeelen, dat de grootste meester in de gemelde konst, zelf op eene erbarmelyke wyze redekavelde. De twee voornaamste gronden van valsche redekavelingen, zyn dubbelzinnighed in het gebruik der woorden, en voorbaarigheid in het aanneemen van beginselen; want bezwaarlyk zal iemand aangaan tegen de vastgestelde regels  - HET LEEVEN VAN BENJAMIN ROBINS- 149 gels der sluitredenen. Het zekerste beschutsel nu tegen deeze twee oorsprongen der dwaalinge is den geest te oefenen in onderwerpen, waarin men eene aaneenschakeling van redeneeringen heeft, die vry is van alle duisterheid in de woorden, en van alle onzekerheid in de beginselen ; hierdoor krygt men eene hebbelykheid om volmaakte redekavelingen te onderscheiden van zulken, die'er niets anders dan den uitwendigen schijn van hebben. Euclides heeft, in zyne grondbeginselen, het voordeel van een onderwerp te verhandelen, welks eenvoudigheid het, om zoo te spreeken, noodwendiglyk vry houdt van alle dubbelzinnigheid in woorden, en zyne betoogingen zyn opzettelyk zoo ingerigt, dat de aangenomene beginsels tot zulk een klein getal gebragt, en zoo klaar gemaakt worden als mooglyk is; hy draagt alles voor op de natuurlykste wyze, die best geschikt is om juiste en volkomene bevattingen van het onderwerp te weeg te brengen , door te beginnen met zulke byzonderheden , die gemaklykst te begrypen zyn, en uit de gelegde gronden voortvloeijen; en door van dezelven by trappen op te klimmen tot zulke dingen, die meer duisterheids in zich hebben, en eene langer aaneenschakeling van bewysredenen vorderen. Deeze waarneemingen van duidelykheid in de wyze en schikking der redekavelingen, was zulk een eigenaartig kenmerk der oude meetkundigen dat de Heer Robins hen, die zyne lessen wilden bywoonen , liever in de grondbeginselen der kegelsneeden volgens Apollonius, dan vol-, gens de leer van een' hedendaagsch' schryver, verkoos te onderwyzen. Ten opzigte der grondbeginselen van de algebra, was de Heer Robins gewoon korte lessen, door hem zelven opgesteld, voor te draagen, die geheel vry waren van de duisterheden en misvattingen, door welken de schryvers in het algemeen eene zaak, die in zich zelve zeer klaar en gemaklyk te begrypen was, verduisterd hadden. De verklaaringen der benaamingen van Heilig en ontken V. Afd. III. deel. Ee nend,  150 HET LEEVEN VAN BENJAMIN ROBINS. nend , die niets anders dan de betrekking van de eene grootheid tot de andere aanduiden, als bevattende eenige byzondere hoedanigheid in de grootheden voor welken zy gesteld worden, hebben al dat voorkomen van verborgenheid veroorzaakt, waardoor de leerlingen in eene ongelukkige verwarring gebragt worden. De Heer Robins verklaarde de leer wegens de naderingen , en het geen doorgaans de hooge Meetkunde genoemd wordt, op eene klaare en nieuwe wyze. Hy nam zyne toevlugt in het geheel niet tot het ongerymde denkbeeld der ondeelbaaren en oneindigen, maar behandelde alles zoo als het naar waarheid, schoon kortelyk was ter neêrgesteld door den grooten uitvinder, in de inleiding van de verwonderenswaardige verhandeling over de vierkantingen. Ik zal my niet bezig houden met de wyze te beschryven, op welke de Heer Robins zyne lessen gaf in de gemengde wiskunde, waarin hy een volmaakt meester was, en waarover hy zich met de grootste klaarheid kon uitdrukken. Alleenlyk zal ik aanmerken dat zyne leerlingen goede gronden leiden inde meetkunde, en dat het hem dus vry gamaklyk viel hen de praktikaale deeling van dezelve op eenen wiskundiger trant te leeren, dan waarop zy in de gemeene verhandelingen werden voorgedraagen. De hedendaagsche schryvers, welken de Heer Robins de hoogste agting toedroeg, waren die, welke in hun trant van schryven naast aan de ouden kwamen. Onder deezen stond de groote Huygens in de eerste plaatfe. Maar zy, die zorg droegen om zyne nagelaatene Werken uit te geeven, schynen van andere gedagten geweest te zyn, dewyl zy zeggen byna een voorneemen gehad te hebben om zyne weezenlyke Betoogingen in Algebraische uitrekeningen te veranderen. De Heer Robins had ook zeer groote agting voor de lessen van Dr. Bavrow , en prees dezelven zynen leerlingen gemeenlyk aan: want in die welke over de wiskunde in het algemeen handelden, vond men, onder andere  HET LEEVEN VAN BENJAMIN ROBINS. 151 dere uitmuntende dingen wegens den aart en de gronden dier weetenschap , eene zeer bondige verdediging van Euclides, en eene volkomene verklaaring van zyn denk"beeld wegens de evenredigheid; en daar het onderwerp op eenen gemeenzaamen trant behandeld wordt, toont de schryver tevens eene uitgebreide geleerdheid en een keurig oordeel in het bybrengen van zyne aanhaalingen, hebbende niet slegts zyne byzondere gevoelens met eene groote kragt van reden gestaafd, maar ook zyne verhandelingen met eene mannelyke welspreekendheid versierd. In zyne gezigtkundige lessen kan men de gronden der Spiegel- en Doorzigtkunde vinden voorgedraagen, op de volkomenste wyze. Daar zyn de weezendlyke doorsnydingen bepaald, welke de ligtstraalen, uit eenig punt van een voorwerp na de buiging of straalbreeking voortkomende , met elkanderen maaken; ook vindt men 'er de paalen van die doorsnydingen aangeweezen, en getoond hoe de ligtstraalen meer ineengedrongen worden , naar maate zy die paalen meer naderen; uit dien hoofde worden zulke paalen de brandpunten genoemd, gelyk de lyn, die door alle deezen gaat, den naam van de brandlyn gekreegen heeft. De schryver vindt vervolgens de voornaamste brandpunten in verschiliende lensen. Daarna handelt hy over de schynbaare grootte der voorwerpen, en wyst inzonderheid de beelden der platte oppervlakten aan. Alles is doormengd met fraaije meetkundige voorstellen, en bevestigd door de naauwkeurigste betoogingen , die als zocdaanig door Ridder Izaak Newton zelven zyn geroemd geworden ; overal onderstelt hy dat zyne leezers wel onderrigt zyn wegens de lessen van zynen voorganger, zoodat zy de verheevene ontdekkingen , welke hy hun onder het oog bragt, volkomen begrypen konden. Het is onnoodig hiervan het gevoelen des Heeren Robins wegens Ridder Izaak Newton gewag te maaken , dewyl hy in de verscheidene verhandelingen , welke hy schreef, de gelegenheden heeft waargenomen om van denzeken te spreeken; en de roem van Newton schynt thans Ee 2 bo-  152 HET LEEVEN VAN BENJAMIN ROBINS. boven alle tegenkantingen verheeven te zyn. De wysgeeren van eene nabuurige natie erkennen zyne verdiensten. Schoon zy geduurende den loop van verscheidene jaaren zyn boek over de gezigtkunde veronagtzaamden, spreeken zy 'er thans met den grootsten lof van. Zy hebben ook eindelyk de aantrekking onder de benaaming van algemeene zwaartekragt aangenomen, nadat zy dezelve lang als eene verborgene hoedaanigheid , omdat haare oorzaak niet ontdekt is, verworpen hadden. Zy konden met het zelfde regt de beschouwing van de wetten der beweeginge verwaarloosd hebben, dewyl het niet bekend is of zy ontstaat uit de botsinge der ligchaamen tegen elkanderen; of de beschouwing des lichts, dewyl men nog niet ontdekt heeft of deszelfs uitwerksels veroorzaakt worden door straalen , die onmiddelyk uit lichtgeevende voorwerpen worden uitgeschooten, of uit de indruksels, die op zekere middelstof gemaakt worden, dan of zy aan nog geheimer oorzaaken moeten toegeschreeven worden. Het is de zaak der waare wysbegeerte de eenvoudigste oorzaaken op te spooren, en uit derzelver vereeniging reden te geeven van de verscheidene verschynsels in de natuur. Alle de zwarigheden, welke tegen die regte manier van philosopheeren kunnen ingebragt worden , heeft Ridder Izaak Newton in zyne werken voorgekomen. Dit schynt men eindelyk begreepen te hebben door de aandagtige beschouwing van zyne schriften; en vervolgens heeft men zich ook toegelegd om op zyne gronden vorderingen te maaken. En hier kan ik niet nalaaten te verklaaren dat de Heer Robins zyn genoegen altyd zeer sterk te kennen gaf, wanneer hy den voortgang van den regten smaak voor de wanre wiskunde in aanmerking nam, waarvan men in Schotland voornaamelyk blyken zag. De wiskundige weetenschappen zyn door die geleerde natie zeer wel aangekweekt geworden. Aan eenen Schotschman , den Lord Neper naamelyk, hebben wy de verwonderlyke uitvinding der Logarithmi, en derzelver toepassing op de driehoeksmee-  HET LEEVEN VAN BENJAMIN ROBINS. 153 meeting te danken; daarenboven heeft hy zeer gewigtige verbeteringen in die nuttige konst gemaakt , en waarschynlyk heeft de ongunstige staat van zyne gezondheid alleen hem belet verdere ontdekkingen te doen. De onvergelyklyke Jakob Gregory was mede van Scbotscbe afkomste, en deszelfs groote verdiensten schynen die van den beroemden Huygens verduisterd te hebben. Zyn ontydige dood was een onherstelbaar verlies voor de wiskundige waereld, en men verhaalt dat de Ridder Izaak Newton, zoo dikwyls als hy den naam van den Heere Gregory hoorde noemen, gewoon was groote droefheid over deszelfs vroegtydig afsterven te doen blyken. Op de bovengemelde wyze bragt de Heer Robins zyne jeugd door, in het bevorderen der kennise van die weetenschappen, welker hulp eenigszins vereischt wordt om zelfs de eerste grondslagen van de burgerlyke maatschappye te leggen, dewyl het eigendom van ieder byzonder persoon der gemeenschap in getallen, maaten en gewigten moet bepaald worden. De Heer Robins liet in den jaare 1742 eene kleine verhandeling drukken , betiteld Nieuwe Beginselsn der Geschutkunde, bevattende den uitslag van veele proeven, die hy genomen had, waardoor de kragt van het buskruid, en het verschil in het weêrstandbiedend vermoogen der lugt om de beweegingen te versnellen en te vertraagen; hieruit bleek duidelyk dat de weêrstandbieding dier middelstoffe op de kogels en bomben, uit kanonnen en mortieren geschooten veel grooter was dan men zich gemeenlyk verbeeldde, en dat de streek, die zy in hunne beweeging doorloopen, meer verschilde van eene parabolische lyn dan tot nu toe is ontdekt geworden door iemand, die, sederd de dagen van den beroemden Galileo tot den tegenwoordigen tyd toe, over dit onderwerp geschreeven heeft. Ridder Izaak Newton was inderdaad , gelyk de Heer robins aanmerkt, sterk overtuigd wegens de uitwerksels van deeze weêrstandbiedinge, en heeft zyn best gedaan pin, in byzondere gevallen, eene kromme lyn van eene Ee 3 an-  154- HET LEEVEN VAN BENJAMIN ROBINS. andere soort als de parabool, als overeenkomstiger met de beweeging van voortgeworpene ligchaamen , aan te wyzen. Ook was die groote man niet geheel onkundig wegens de vermeerdering der weêrstandbiedinge , ontstaande uit de draaijende beweeginge van het beweegend ligchaam, en tevens uit de drukking van de vloeistoffe op hetzelve, die, door de beweeging, op het voorste gedeelte grooter wordt dan op het agterste. De verhandeling van den Heere Robins werd voorafgegaan door een berigt wegens den voortgang, dien de hedendaagsche vestingbouwkunde, sederd haare eerste opkomst, gemaakt heeft, gelyk ook wegens de uitvinding van het buskruit, en van het geen reeds in de leer der geschutkunde is verrigt geworden. Dit alles werd zeer gunstig door het gemeen ontvangen , en het zoude zekerlyk de bevordering van den schryver te weeg gebragt hebben, waren 'er geene byzondere redenen geweest, die zulks verhinderden. Gelyk de proeven en beschouwingen van den Heere Robins, in zyn vaderland, by de beste regters met de grootste toejuicbinge ontvangen werden, deed de verhandeling, welke hy had uitgegeeven, hem buitenslands zeer groote eer aan; want de beroemde Heer Euler heeft dezelve in het Hoogduitsch overgezet, en dit kleine stuk verrykt met zeer breede aanteekeningen : ook heeft hy ze zeer hoog gepreezen, doch tevens de dwaalingen en misvattingen, die 'er in zyn, aangeweezen. Deeze overzetting werd gedrukt te Berlyn in den jaare 1745 en de Heer Robins verklaarde niet lang daarna dat de voornaamste zwaarigheden van den Heer Euler uit misvattingen ontstaan waren. Hy had ook de bronnen van dezelven uitgevonden , en was voorneemens om 'er een antwoord tegen uit te geeven, waarin hy egter door geduurige beletselen is verhinderd geworden. Die verhandeling is ook door den Heer Le Roy in het Fransch vertaald, en 'er wordt menigwerf in de Europische journaalen met lof van gesproken. De  HET LEEVEN VAN BENJAMIN ROBINS. 155 De agting , welke hy door dit middel verdiend en verkreegen had , deed een' buitenlandsch' Hoogleeraar in de Wiskunde, toen dezelve te London was, beduiten om een bezoek by hem af te leggen ; en deszelfs hoogagting voor den Heere Robins werd by die gelegenheid merkelyk vermeerderd, zoodat hy by zyne wederkomst dien Heer zoo sterk by den laatst overleeden Prins van Oranje aanprees , dat dezelve hem noodigde om in de verdediging van Bergen op Zoom, het welk toen door de Franschen belegerd was, behulpzaam te zyn; hy vertrok , in gevolge van dit verzoek , naar de gemelde plaats, die egter op den 16den van September des jaars 1747, kort na zyne aankomst in het Hollandsche leger, door de belegeraaren werd ingenomen. Eenige jaaren na deeze mislukking viel den Heere Robins het geluk te beurt, dat hy de hand in een werk kreeg , het welk voor hem van meer belang was dan alles wat hy tot nu toe geschreeven had. In den jaare 1741 begon de Heer Anson, (naderhand Lord Anson en Admiraal van onze vlooten, toen zy den schrik, waar zy verscheenen, verspreidden) als kommandeur op het oorlogsschip de Centurion , verzeld van andere schepen-, zyne reis rondom de waereld, die, door verscheidene mislukkingen, zoo voorspoedig niet slaagde als men met reden verwagt had. Onder dien grooten Bevelhebber werden egter veele kloekmoedige en ervaarene officieren, die sederd der Britscbe natie zeer groote eer hebben aangedaan , verder bekwaam gemaakt. Geduurende eenigen tyd verwagtte het gemeen een berigt wegens deezen togt , opgesteld onder het opzigt van zyne Lordschap zelve. Tot dit einde werd de eerwaardige Heer Ricbard Waker verzogt om hand aan het werk te slaan , als Kappellaan geweest zynde aan boord van den Centurion, geduurende het grootste gedeelte van den togt. De Heer Walter had, in gevolge van dit verzoek, zynen taak genoegzaam afgedaan, en het verhaal gebragt tot bet vertrek van Macae naar Engeland, wanneer hy voor-  156 HET LEEVEN VAN BENJAMIN ROBINS; voorstelde om het by Inschryvingte Iaaten drukken. Toen werd de Heer Robins voorgedrasgen als een bevoegd persoon om het naar te zien. By de naleezing besloot men , niettegenstaande de tyd , welken men voor zulk eene onderneeming kon schikken, zeer kort was , dat alles door den Heere Robins op nieuw zoude geschreeven worden; want het geen de Heer Walter gedaan had was genoegzaam woordelyk uit de dagregisters overgenomen, en behelsde slegts byzonderheden, die als stoffen om het berigt op te maaken moesten dienen. By eene naauwkeurige naleezing van beide de werken, vond men dat dat van den Heere Robins nog omtrent nog eens zoo veel nuttige aanmerkingen behelsde als dat van den Heere Waker: de gantsche inleiding en veele verhandelingen in het boek voorkomende , zyn door den Heer Robins opgesteld , zonder dat hy in dezelven eenig denkbeeld uit het handschrift van den Heer Walter ontleend heeft; het geen hy daaruit overnam bestaat voornaamelyk in een berigt wegens wind en weder, wegens de stroomen, koersen , afstanden , hoedaanigheden der ankergronden, en meer zulke byzonderheden , die doorgaans de berigten van zeeluiden uitmaaken. Dus heeft de Heer Robins het verhaal wegens eene Reize, Hoor den Kappellaan van den Centurio ontworpen, naar zynen eigen styl en schryfwyze in orde gebragt. Daar dan veele kleine stukjes van den Heere Robins buitenslands onder zynen naam in het ligt kwamen, werd dit groote werk, in den jaare 1748 , onder dien van een' ander gedrukt. Doch schoon de naam van den Heere Walter op het titelblad geleezen werd, kon men egter den Heer Robins zoo duidelyk ontdekken , dat men hem van alle kanten geluk wenschte wegens den opgang, dien het boek maakte. Geen werk van deezen aart werd ooit gunstiger by het gemeen opgenomen : vier uitgaaven werden uitverkogt in den tyd van minder dan twaalf maanden, en het stuk is in de meeste Euroopeesche taalen overgezet, en het blyft tot heden toe in agtinge, zynde  HET LEEVEN VAN BENJAMIN ROBINS. 157 de het in den jaare 1761 voor de negende maal gedrukt. Van dien tyd af had de Heer Robins gunstige gelegenheid om verdere proeven in de geschutkunde te doen, door het aandeel, het welk hy in de genegenheid van Lord Anson had. De uitslag van sommigen derzelven vindt men voorgedragen in eenige vertoogen, welke uit de papieren van Jakob Wilson, M. D- zyn uitgegeeven. * Hy bragt ook niet weinig toe tot de verbeteringen, die in het Koninglyke Observatorium te Greenwich gemaakt werden door zynen invloed by denzelfden grooten man te doen gelden, om een tweede muur quadrant te bezorgen, nevens meer andere werktuigen, waardoor dit Observatorium het volkomenste is geworden, dat in de waereld gevonden wordt. Het nieuwe muur quadrant, het welk in het eerst geschikt was om waarneemingen te doen aan den kant van het noorden, is nog grooter konststuk dan het voorige: het is nu geschikt om waarneemingen te doen naar den kant van het zuiden. Dit ObServatorium werd welhaast berugt door de waarneemingen van den Heere Flamsteed, welke men vond dat de naauwkeurigste waren van allen , die men ten dien tyde genomen had. De agting van den Heere Robins was nu tot haare volle hoogte gesteegen ; noch zyne traagheid om zyn fortuin voort te zetten, die hem bestendiglyk bybleef, noch zyne onkreukbaare eerlykheid, die hem nimmer toeliet om zyn voordeel te doen met het onverantwoordelyk gedrag van eenigen aanhang, kon zyne bevordering langer beletten. Men gaf hem de keus van twee aanzienlyke bedieningen. De eerste was die om naar Parys te gaan als een der kommissarissen tot het vaststellen der Engelsche grenzen in Acadia; de andere die van ingenieur generaal der OostIndisch! kompagnie > welker sorten in eenen zeer vervallen staat waren, zoodat 'er een bekwaam man noodig was om de * Deeze gantsche leevensbeschryving is getrokken uit het berigt van Dr. Wilson wegens den Heer Robins geplaatst voor het tweede deel van zyne verhandelingen; en dat met weinige veranderingen. V. Afd. III DEEL. Ff  158 HET LEEVEN VAN BENJAMIN ROBINS. dezelven te herstellen. Den Laatsten post nam hy aan, als meest geschikt naar zyne liefhebbery; ook meende hy dat hy in denzelven den weezenlyksten dienst zoude kunnen doen, dewyl hy in die bedieninge buiten alle gevaar was om verhinderd te worden door de inboezemingen of ontwerpen der onkunde, die zich menigwerf op eene verwaande en onbescheidene wyze in de bestiering der openbaare zaaken indringt, en de best beraamde ontwerpen niet zelden geheel nutteloos maakt. De voorwaarden, waarin de Kompagnie bewilligde, waren niet slegts voordeelig voor hem, maar dienden ook om hem eer aan te doen. Hem werd jaarlyks , zoo lang als hy zoude leeven, eene fom van 500 toegezegd; mids dat hy vyf jaaren lang in haaren dienst zoude blyven. De aanstelling van allen, die onder hem dienst zouden doen, werd ook aan hem overgelaaten, en men gaf last om hem zulke geldsommen te bezorgen als hy, ter volvoeringe van zyn ondernomen werk, noodig zoude oordeelen, het geen by eene dergelyke gelegenheid nog nimmer geschied was. Zulk een groot vertrouwen stelde de kompagnie op de eerlykheid en op de bekwaamheden van den Heere Robins. In geen deezer opzigten vond zy zich ook bedroogen. Hy handelde in alle gevallen, en alle omstandigheden zyns leevens met de grootste edelmoedigheid en belangeloosheid , en nam noóit iets op zich, ten zy hy volkomen in staat was om het uit te voeren. Hy was, indien hy in Engeland gebleeven was, voorneemens om een tweede Deel van de Reize rondom de waereld op te stellen gelyk blykt uit den volgenden Brief, welken hy de eer had om over dat onderwerp van Lord Anjon te ontvangen. WAARDE VRIEND! Toen ik u laatst in de stad zag, vergat ik u te vraagen, of gy voomeemens waart een tweede Deel van myne Reis uit te geeven, eer gy ons verliet. Ik moet bekennen dat uw naderend vertrek my spyt. Indien gy alle gedagten om de wae reld.  HET LEEVEN VAN- BENJAMIN ROBINS. 159 geld op uwe Werken te onthaalen vaarwel zegt, dan zullen haare wenschen mislukken, en vooral die van uwen zeer verpligent Ootmoedigen Dienaar ANSON Bath den 22sten van October 1749 Wanneer gy den tyd van uw vertrek kunt bepaalen, zoo laat my .dien weeten. De bovengemelde brief werd met bewilliging van den Lord gedrukt. Toen men hem verzogt dat deeze blyk van zyner Lordschaps hoogagtinge aan de waereld mogt vertoond worden, gaf hy op de beschaafdste wyze ten antwoord, dat hy oordeelde al wat mooglyk was te moeten doen om de gedagtenis van eenen man, wiens verdiensten by de waereld zeer groot zyn, in eere te houden. De Heer Robins maakte ook schikkingen tot eene vermeenderde Uitgaave van zyne Nieuwe Grondbeginselen der Gescbutkunde, en dewyl 'er merkelyke verbeteringen in het geen hy had uitgegeeven gemaakt waren, zoo was hy voorneemens om 'er het Geometrische gedeelte by te voegen, gelyk wy leeren uit eenige aantekeningen, welke hy heeft nagelaaten: uit dezelven kan men ook opmaaken dat de beschouwing der maane onder de voorwerpen van zyne overweeginge viel. Zich van eene volkomene verzameling van Astronomische en andere werktuigen, tot het doen van waarneemingen en proeven in de Indiën, voorzien hebbende, vertrok hy derwaards met de kersschepen in den jaare 1749, tot groote droefheid van alle zyne bekenden. De droefheid werd egter eeniger maate verminderd, uit hoofde van de voordeelen, welke het gemeen van zynen verheven leevensstand mogt verwagten , en door de hope dat zy hem behouden, en met den grootsten roem, in zyn Vaderland zouden zien wederkeeren. Niet minder was ook de Heer Robins bewoogen, toen hy het aangenaam gezelschap van zyne dierFf 2 baa-  160 HET LEEVEN VAN BENJAMIN ROBINS. haare vrienden moest verlaaten, dewyl hy met veelen van dezelven lang in eene naauwe gemeenschap geleefd had. Op zyne Reize was zyn schip in groot gevaar van te vergaan; doch hy kwam in de Indiën op den I3den van July des jaars 1750. Daar ving hy zyne beezigheden onmiddelyk aan met onvermoeide naarstigheid; en maakte volkomene ontwerpen van de Forten van St. David en Madras: maar hy leefde niet lang genoeg om zyne ontwerpen ten uitvoer te brengen : want zyn gestel was te zwak om tegen de merkelyke verandering van lugtstreek bestand te zyn; het zelve was altyd zeer zwak geweest, schoon hy nimmer van eenige zwaare ziekte was aangetast geworden. In de maand September des jaars 1750 werd hy van eene koortse overvallen, waarvan hy egter herstelde; maar omtrent agt maanden daarna verviel hy in eenen kwynenden toestand, waarin hy tot zynen dood toe bleef. Toen hy reden had om vast te stellen dat dezelve niet ver af was, beklaagde hy zich over zyne geneesheeren omdat zy hem den waaren staat van zyn geval niet vroeger bekend gemaakt hadden, ten einde hy geenen tyd in de verwagtinge van zyne herstelling had laaten verlooren gaan; en toen zelfs bevlytigde hy zich zoo veel als mooglyk was in de waarneeminge der plisten, die tot zyn ampt behoorden. Hy overleed op het Fort St. David, den 31sten van July des jaars 1751, terwyl hy met de Pen in zyne hand zat, om voor de Kompagnie een Berigt wegens den staat haarer zaaken op te stellen Dit Berigt wegens den Heer Robins is ons door zynen vriend Dr. Wilson gegeeven; doch het is altyd billyk de getuigenissen van beide de zyden te hooren in gevallen, waarin het karakter van den Zelfden man op verschillende wyzen wordt opgegeeven. Ten dien einde wyzen wy den leezer tot de twistschriften tusschen den Heer Robins en Profesfor EULER bernouilii en andere buitenlanders; en Dr. Jurin Dr. smith en andere Engelschen, opdat hy zonder vooringenomenheid over deezen Schryver mooge vonnissen. EINDE.  AANHANGSEL TOT DE LEEVENSBESCHRYVING, DER OUDE EN LAATERE WYSGEEREN. Hoe gaarne wy wenschten de leevensbeschryving der wysgeeren verder voort te zetten, vinden wy ons egter genoodzaakt om dit gedeelte van ons werk hier af te breeken. — Het is inderdaad te beklaagen dat wy geene voldoende berigten kunnen vinden om het vollediger te maaken. — Na de beroemde mannen, welker oeffeningen en voomaame verrigtingen wy onzen leezeren mededeelden, hebben 'er nog veelen geleefd, die in den eersten rang verdienen geplaatst te worden. Men behoeft zich alleenlyk de naamen van 's Gravesande, Musschenbroek, Maupertuis, de Mairan, Wolff', Voltaire, Desaguliers, Le Cat, La Pluche, en Nollet (om thans geene anderen te noemen) te herinneren, om hiervan overtuigd te zyn. Het is bekend dat zy de natuur doorgrond, en haar (om zoo te spreeken) gedwongen hebben om haare geheimen aan hun te openbaaren. — De verhevenheid der hedendaagsche natuurkunde, en wysbegeerte in het algemeen , heeft men aan de onvermoeide poogingen en aan den schranderen geest dier uitmuntende voorgangeren te danken. OngetwyfFeld zouden ons, wanneer wy hunnen leevensloop in de byzonderheden mogten kennen, eene meenigte van zaaken voorkomen, die wy met vermaak en nut konden beschouwen. Het weinige, dat wy van 's gravesande eenen der grootste mannen die ons vaderland heeft voortgebragt, weeten, is alleen genoegzaam om de gegrondheid van deeze stelling te bevestigen. Hy had eene grondige kennis van alles wat tot de wysbegeerte V. Afd. III. deel. Gg eeni-  162 AANHANGSEL. eenige betrekking heeft: al het verhevene, dat zy bevat , had hy zich eigen gemaakt. De schranderheid, welke in zyne bovennatuurkunde, de juistheid, welke in zyne redeneerkunde, en de doordringendheid, welke in zyne natuurkunde ten klaarsten zigtbaar is, verschaffen hier van onwraakbaare bewyzen. Vol van liefde voor de waarheid agtte by dezelve hooger dan alles. Reden en natuur waren zyne gidsen. Al wat hy vaststelde rustte op wiskundige betoogingen of op onloochenbaare proeven. Men vindt in zyne schriften geene loutere gissingen of onderstellingen. In alle zyne naarspooringen volgt hy de natuur, en loopt haar niet. voorby door voorbaarige oordeelvellingen. — Wanneer hy eenig leerstelsel aanneemt, dan geschiedt zulks om dat hy het zelve overeenkomstig vindt met de verschynselen. Somtyds volgt hy Newton, somtyds wykt hy van hem af. Zeker verschynsel komt hem onbegrypelyk voor ; hy geeft zich geene moeite om het te verklaaren, maar laat het voor het geen het is, oordeelende dat God niet gewild beeft dat wy hieromtrent iets zouden weeten, maar alleenlyk uit de gemaakte schikkingen voordeel trekken. Zoo dikwyls als hy iets beslitst doet hy het altyd met zedigheid en met eene blykbaare bescbroomdheid. Behalven die wysbegeerte, welke ons tot de kennis der natuure opleidt, kende hy ook die , welke haaren invloed aan het hart mededeelt, en in het zelve die zagte en streelende bedaardheid verwekt, waaruit het geluk van den mensch gebooren wordt. Toen hy zich , binnen zeer korten tyd, door de woede des doods, beroofd zag van twee geliefde zoonen, die zeer veel beloofden, en welken hy, onder zyn oog, door een' man van verdiensten tot de weetenschappen deed opleiden, (*) stortte hy wel eenen vloed van traanen; hy vierde de eerste aandoeningen, welke de vaderlyke tederheid noodwendiglyk gaande maak . (*) ,de,heor a r. l a m a n d , thans hoogleeraar ia de wysbegeerte ia ï tands hoeige ichoule ie LEiusN.  Aanhangsel 163 maakte," wel bot, doch keerde spoedig weder tot zyne voorige bedaardheid; zyne reden maatigde zyne natuurlyke gemoedsbeweegingen, en hy onderwierp zich aan de schikkingen der voorzienigheid , welke hy eerbiedigde. Hy was uitgestrekt om alle menschen wel te doen-, het zy ze hem al of niet bekend waren: zyne genegenheid was zelfs uitgestrekt tot vreemdelingen ; en wanneer hy iemand eenigen dienst deed , geschiedde zulks altyd met eene vriendelykheid en gespraakzaamheid, door welke hy zich meester van het hart maakte. Uit dergelyke trekken, die in de historie der wysgeeren, voor zoo ver wy die beschreeven hebben, menigvuldige maalen voorkomen, en niet minder in die van laatere tyden zouden gevonden worden, kan men den heilzaamen invloed van de beoeffeninge der wysbegeerte op den staat des menschdoms leeren kennen, mids dat dezelve op eene behoorlyke wyze worde ingerigt. — Wanneer wy onderzoeken wie het best in de naarspooringe der waarheid geslaagd zyn, dan zal ons blyken dat het zodaanigen waren , die begonnen met zich eenen goeden voorraad van kundigheden + door ondervinding, proeven en opmerking eigen te maaken , en hun best deeden om dien voorraad telkens te doen aangroeijen; doch die tevens, begrypende dat het nutteloos was eenen al te grooten last op het geheugen te laaten aankomen, hun best deeden om de verkreegene kundigheden tot eenige bepaalde stellingen te brengen, waartoe zy, wanneer het noodig was, toevlugt konden neemen om dezelven in hunne betoogingen te voegen. Die bepaalde stellingen, welke door aftrekkinge uit byzondere gevallen worden afgeleid, verschaffen het geen men denkbeelden der soorten kan noemen. Dewyl onze ziel het vermogen bezit om denkbeelden te vergelyken, met oogmerk om ze aan elkanderen te verbinden of ze van een te' scheiden, hebben de liefhebbers der waarheid zich altyd op de oefFening van dit vermogen toegelegd. De soorten vertoonen het geen zy gemeen hebben met elkanderen, en leiden dus op tot het denkbeeld wegens de geslagten. • Die' G g 2 ge -  164 AANHANGSEL. geslagten, nog eenvoudiger gemaakt zynde, zullen algemeener denkbeelden opleveren, en men zal eindelyk tot het denkbeeld komen van het weezen in bet algemeen. Tot dit non plus ultra gekomen zynde, valt het zoo gemaklyk af te daalen als het geweest is op te klimmen. In plaatse van telkens, eerst byzondere, daarna soortelyke, en eindelyk algemeene bepaalingen die tot het geslagt behooren, af te snyden, moet men steeds nieuwe bepaalingen aanneemen, en men komt dan weder tot het punt, waarvan men begonnen was, te weeten tot het byzondere tot de ondervindelyke kundigheid; maar men heeft tevens de voldoening van de betooging van agteren by de betooging van vooren gevoegd te hebben, en gevolglyk tot alle mooglyke zekerheid gekomen te zyn. Deeze zekerheid moet des te grooter zyn naar maate men hooger opklimt, en zyne beginselen algemeener maakt. — Men moet zich egter wagten van ooit andere gronden aan te neemen dan waartoe de ondervinding den weg baant, en waar voor zy de bewyzen oplevert: die, welke men van elders ontleent, zyn veeltyds onzeker, en men kan 'er weinig meer dan loutere gissingen op bouwen. Ziet daar de algemeene regels, welke de beoeffenaars der waare (en inzonderheid der natuurlyke) wysbegeerte in hunne naarspooringen bestendiglyk in het oog hielden, en door welker opvolging het den hedendaagschen gelukt is in dit opzigt ver boven de ouden uit te munten. In bet besluit van dit gedeelte onzes werks oordeelen • wy het niet ongevoeglyk op de vorderingen en verbeteringen, welke men door den tyd in de natuurkunde gemaakt heeft, stil te staan en onzen leezer dus eene korte schets van de historie der wysbegeerte, voor zoo ver zy tot de natuurkunde betrekking heeft, mede te deelen. Men moet erkennen dat de vorderingen, welken de ouden in de natuukunde gemaakt hebben , zeer gering waren. Zy hadden genoegzaam geene kennis van de natuur ,  "aanhangsel: 165 tuur ", omdat zy verzuimden dezelve oplettend genoeg naar te spooren : zy deden geene proeven, en hadden ook geene werktuigen om ze met eene behoorlyke naauwkeurigheid te kunnen doen. Deze weetenschap was langer dan tweeduizend jaaren niets anders dan eene bloote aaneenschakeling van leerstelsels, die op eikanderen volgden, en elkanderen onderling vernietigden. — Men moet egter geenszins denken dat wy aan de ouden in het geheel geene gewigtige ontdekkingen te danken hebben. Daar is reden om te oordeelen dat zy in de kennisse van de geographie en astronomie vry goede voortgangen gemaakt hadden. In de reizen, welken de eerste menschen deeden, gingen zy niet van de eene plaatse naar de andere , dan volgens de onderrigtingen , welke de bewooners van ieder land, hun omtrent de wegen , welken zy te houden hadden , ter hand stelden. Die wegen werden hun door eenige vaste teekenen aangeweezen , als door boomen, door rivieren , door bergen, of door andere kenmerken. De behoeften der menschen deeden hem welhaast andere middelen vinden, om zich op langer reizen tegen afdwaalingen te beveiligen. Gezien hebbende dat, terwyl genoegzaam alle de starren rondom hen draaiden, eenigen altyd in denzelfden stand bleeven, beslooten zy dat deezen hun voor onbeweegbaare kenmerken konden dienen. Zy bespeurden dat de zon alle dagen op den middag, op haare grootste hoogte zynde , tegen over de plaats was, die aan deeze starren beantwoordde; en die opmerking was waarschynlyk de oorsprong van de middagslyn. Zooras als zy maar een denkbeeld van deeze lyn hadden, was dezelve voor hun een vaste regel om hun in hunne reizen van dienst te zyn. Het was genoeg te weeten dat men , om naar dit of dat land te gaan , die lyn moest volgen , of met naar de zon toe te gaan, of met van dezelve af te wyken; dat men om naar deeze of geene plaats te 'gaan , eenen weg moest neemen, welks die lyn met zekere schuinte snydt. Gg 3 la  166 AANHANGSEL." In die eerste tyden waren de menschen , getroffen door de dubbele nuttigheid, welke zy van de maan trokken ,. als die den nagt verlichtte , en den tyd regelde , gewoon om den dienst, welken zy van haare scbyngestalten genooten , te heiligen door een feest, het welk zy by iedere van haare vernieuwingen vierden , en het feest der nieuwe maane noemden. Zonder te onderzoeken onder welke verschillende gestarnten de maan, geduurende haaren loop, van tyd tot tyd geplaatst was, vernoegde men zich met haaren voortgang uit de verscheidenheid van haar voorkomen te bepaalen. In plaatse van zich van eenige uitrekeninge te bedienen, gelyk men in vervolg van tyd gedaan heeft, om het juiste oogenblik te bepaalen , waarin zy op nieuw by de zon kwam , by welke zy ook 29 dagen te voren geweest was , hield de starrekunde van dien tyd zich blootelyk aan het geen de oogen vertoonden , en men stelde dat het nieuwe maan was van den dag af, waarop men haar begon te zien. Om haar best te kunnen ontdekken , kwam men byeen in hooge plaatsen , die van de wooningen der menschen waren afgezonderd, en waar niets het gezigt naar den horizon belemmerde. •— Zooras als men den wassenaar gezien had , was men gewoon het feest der nieuwe maane te vieren. Na de invoering van dit feest, door de waarneeming van de eerste schyngestalte der maane , heeft men zich toegelegd om den aanvang en het einde des jaars vast te stellen Twaalf agtereenvolgende omwentelingen der maane, dat is te zeggen twaalf van haare afwykingen van en aannaderingen tot de zon waren niet genoegzaam om den tyd van een volkomen jaar af te meeten : de tyd van dertien omwentelingen was weder te lang voor dien van een jaar: want twaalf maalen 29 maaken niet meer dan 348 , en dertien maalen 29 maaken wel 377 dagen , daar een jaar niet meer dan 365 dagen en eenige uuren bevat. Om twaalf deelen van een jaar te krygen , die vol maak-  AANHANGSEL. 167 maaktelyk aan elkanderen gelyk waren , of twaalf maanden , die , by elkanderen genomen , het jaar zelf uitmaakten , verdeelde men den weg der zonne in twaalf gelyke deelen , of liever in twaalf verzamelingen van starren, aan welken men den naam van gestarnten gaf, en die ook de huizen der zonne genoemd werden : aan ieder jaargety werden drie van dezelven toegeweezen. Door eene zonderlinge uitvinding , waarvan men de eer aan de eerste bewooneren van Cbaldea, die voor de oudste starrekundigen gehouden worden , toeëigent kreegen de waarneemers zekere kennis wegens den grooten weg, dien de zon jaarlyks aan de hemelen aflegt, en van de gelykheid der ruimten , welke de twaalf verzamelingen van starren , die deezen weg bepaalen , beslaan. Op zulk eene wyze leerde het menschlyk geslagt eene nieuwe manier om den tyd te meeten , kennen. Men kon welhaast, zonder moeite en omslag, den gewoonen loop van zaaken doer het enkel gezigt van de schyngestalten der maane regelen. Met de kennis van den zodiak verkreeg men eene juiste kennis van het jaar. De afmeeting van twaalf maanden door twaalf deelen des hemels , die zich alle nagten voor het oog vertoonden, was eene weetenschap voor het menschdom , zoo nuttig als gemaklyk te verkrygen. Sommigen willen dat de starrekunde den eersten grond gelegd heeft om de menschen de teekenkonst te leeren , en dat vervolgens de eene met de andere heeft medegewerkt om hem tot de konst van schryven op te leiden. Eenigen der figuuren van den zodiak hebben zulk een blykbaare overeenkomst met de dieren of voorwerpen , wier naamen zy draagen, dat men moet vaststellen dat zy inderdaad voor afbeeldingen van dezelven te houden zyn. Dit alles wil men dat aanleiding gegeeven heeft om figuuren door afteekeninge naar te bootsen , waaruit het raadselschrift zeer wel kan gebooren zyn. Men vindt egter meer gronds voor de aanmerking dat de groote belangen van den koophandel, van de vervoeG g 4 ring  168 AANHANGSEL. ring van goederen, en van de scheepvaart den stand en de beweeging die beide de beeren aan den hemel hebben , deeden opmerken. — De zeeluiden waren 'er bovenal op uit om de laatste star van den kleinen beer waar te neemen, omdat dezelve maar zeer weinig verwyderd is van de pool, of van dat punt, om het welk de geheele hemel schynt te draaijen; en dus beschryft zy eenen kleinen, zoo klein dat by naauwlyks kan opgemerkt worden , zoodat men haar altyd aan het zelfde punt van den hemel ziet. Men noemt haar om die reden de poolstar. De kennis van deeze star maakte de zeevaart veiliger en voorspoediger. Thales van Milete die het gewigtig gebruik deezer waarneeming van de Pheniciers leerde , maakte dezelve bekend aan de Grieken van Jonie , en door hun aan geheel Griekenland , omtrent 6co jaaren voor Jesus Christus. Thales bepaalde vervolgens alle de starren , onder welken de zon geduurende haaren omloop , in den tyd van een jaar, zich vertoonde ; en , na alle de onderscheidene beweegingen der maane te hebben naargespoord kwam hy zoo ver dat hy de Eklipsen kon voorzeggen , welker kennis aan de Geographie eene meer dan gemeene nuttigheid brengt. Een ander voordeel , het welk uit de waarneeminge der maan-eklipsen getrokken werd, was dat men 'er zekerheid door kreeg wegens de rondheid der aarde, die te vooren maar zeer weinig was bekend geweest. De oosterlingen gaven aan de aarde den naam van tafel , omdat het algemeene vooroordeel hen deed gelooven , dat de aarde voor eene platte oppervlakte , door eenen afgrond van water bepaald, moest gehouden worden. De digters deeden hun best om dit vooroordeel te voeden, door telkens van den opgang en den ondergang der zonne te spreeken, alsof dezelve des morgens uit den oceaan oprees, en daarin des avonds, ter haaren verfrischinge ieder daalde. De Jonische school vond goed die vooroordeelen af te  AANHANGSEL. 169 te leggen. Een besluit wegens de waare gedaante der aarde trekkende, uit de gedaante van de schaduwe der aarde, die het ligchaam der maane genoegzaam boogswyze sneed, vond zy geene reden om de rondheid der aarde in twyffel te trekken. Anaximander en andere navolgers van Thales bleeven in dergelyke verstandige en nuttige oeffeningen voortgaan, en zy dorsten het waagen de beschryving, de figuur , de afstanden , en de onderlinge betrekkingen van bekende landen op te geeven. Sederd dien tyd werden de naaryver, de smaak voor weetenschappen , de wiskunde, de koophandel en de zeevaart , om zoo te spreeken , met elkanderen vereenigd , en onder de Grieken van tyd tot tyd uitgebreid. Alexander de groote gaf eene nieuwe gedaante aan de weetenschappen. Die vorst, vol van de verhevenste denkbeelden , welke hem door zynen leermeester Aristoteles waren ingeboezemd, had op zyne krygstogten geleerden by zich , wier post het was, de afstanden der plaatsen naar te spooren , de byzonderheden der natuurlyke historie op te merken, en alle de waarneemingen, die door volkeren, wier landen zy doortrokken , gedaan waren , te verzamelen. — De astronomie , de geographie en, de historie hebben hierby niet weinig gewonnen. Onder de opvolgers van Alexander waren 'er geenen, die der starrekuude meer dienst gedaan hebben dan de Lagiden. De Ptolemeussen oordeelden niets hunner aanmoediginge waardiger dan de bevordering der starrekunde. Welhaast werd Alexandrie , hunne hoofdstad , de ichool van deeze weetenschap. Conon, Aristides, Timocharis en veele anderen, muntten hier uit, en deeden ontdekkingen , die van groote nuttigheid waren voor de zeevaart. Erastotenes, opziener der boekerye van Alexandrie, onder de regeering van Ptolemeus Euergetes, begon het getal der stadien , die ieder uit 125 schreden, of 625 voeren, bestonden , te berekenen, welke in den omtrek van onzen aardbol vervat waren, en hy had het geluk van zeer na aan de waarheid te komen. — Hipparchus, een Gg 5 groot  170 AANHANGSEL. groot man in dezelfde schoole, telde duizend en twee entwintig starren, aan welke allen hy onderscheidene naamen gaf. De Gaulen hebben de naarspooring der natuur geenszins verwaarloosd. Hunne Druïden of priesters hadden 'er ten minsten eene oppervlakkige kennis van, welke zy mondeling en niet in geschrifte aan hunne leerlingen mededeelden. Zy onderweezen hen in de starrekunde , in de geographie en in de natuurkunde. (*) De inwooners van Marseille , die lang in de bezitting van eenen zeer bloeijenden koophandel geweest waren, en hunne magt op den oceaan, zoo wel als in de middellandsche zee wilden uitbreiden, moedigden veelen door groote belooningen aan tot het doen van starrekundige waarneemingen , die in de zeevaart van ongemeenen dienst waren. Ten tyde van Alexander had Pytheas te Marseille eenen zonnewyzer opgerigt. Op den dag van den zomerzonnestand de langte van de schaduwe afmeetende , en die vervolgens met de hoogte van den zonnewyzer vergelykende, kreeg hy eene waarneeming, juist overeenkomende met die , welke Gassendi gedaan heeft in dezelfde stad, in den jaare 1636, dat is omtrent tweeduizend jaaren daarna. De natuur-en starrekunde vonden onder de Romeinen slegts eenige weinige voorstanders. Men mag zeggen dat de behoefte veel meer dan de smaak Scipio, Pompejus en Julius Cesar eenige zugt voor deeze weetenschap heeft ingeboezemd. Scipio de Afrikaan bediende zich langen tyd van Poly bius, * Dit kan men opmaaken uit de volgende plaats van Julius Caesar : In primis hoc yolunt persuadere .- non interire animas, sed ab aliis post mortem transire ad clios, atque hoc maxime ad yirtutem excitare putant, metu mortis neglecto Multa praeterea de sideribus , atque eerum motu de Mundi ae Terrarum magnitudine, de Rerum patura, de Deorum immortalium vi ac potestate disputant. Juyentuti tradunt, CAES de Bell. Gall. Lib. VI,  AANHANGSEL. 171 tius, die langs de Middellandsche Zee reisde , om juiste gedenkschriften voor hem op te stellen Pompejus hield briefwisseling met Possidonius , die een voornaam starrekundige geweest is. Cesar was een der grootste aardrykskundigen van zynen eeuw. _ Hy reisde door Groot Brittanje met water-uurwerken , om door dezelven eene eenpaarige maat van den tyd te krygen , en een middel te vinden om het verschil van de langte der nagten in Brittanje en Gallie op te merken. In het eerstgemelde land vond hy der nagten korter omtrent den tyd der zonnestanden. In het midden van zyne krygsverrigtingen, wist hy altyd eenige uitgekogte oogenblikken te schikken om den loop der starren naar te spooren , en om de zigtbaare gesteltenis der hemelen te onderzoeken. Het is niemand onbekend welke zorgen hy aanwendde om de dagen van het jaar overeenkomstiger met den tyd van den jaarlykschen loop der zonne te regelen: men weet dat de jaaren, naar zyne berekening geschikt, den naam van Juliaansche jaaren gekreegen hebben. Keizer Augustus maakte de waarneeming van de verschillende hoogten der zonne gemaklyk , door middel der schaduwe van een' obelisk , die elfhonderd voeten hoog was, en dien hy in het veld van Mars deed oprigten. Hy deed ook in eene gallery, ten dien einde aangelegd, den staat der langten van alle de kusten en wegen van het keizerryk aanwyzen, zoo als zy uit de gedenkschriften van zynen schoonzoon Agrippa waren opgemaakt. Plinius , de schryver der natuurlyke historie , eenen wansmaak krygende in de schoolsche wysbegeerte , verzamelde met groote zorgvuldigheid alles wat hy, wegens de verschillende onderwerpen, die betrekking hebben tot de natuurkunde, kon te weeten komen. Het eenigste dat men hem kan te last leggen is dat hy alles wat hy hoorde zeggen te voorbaarig als waarheid heeft aangenomen. Claudius Ptolomeus, een leerling der schoole van Ale-  172 AANHANGSEL? xandrie, verkreeg eene onsterflyke agting door zyn voortreflyk boek over de planeeten en starren, het welk ook onder den naam van het Almagestum is bekend geworden, na de vertaaling, welke de Arabieren in de agtste eeuw overal van hetzelve verspreid hebben. Hy beweerde dat de aarde in het middelpunt der waereld stond, en dat 'er zoo veele gelykmiddelpuntige hemelen als planeeten waren. Dit was zekerlyk eene dwaaling: maar „ het is egter iets groots de uitvinder van wiskundige werk- * tuigen geweest te zyn , gelyk hy was, van werktuigen, op welker juistheid men zich gerustelyk mogt verlaaten; het: is iets groots de waarneemers in staat gesteld te hebben om waarscbynlyke reden te geeven wegens de beweegingen der zonne en der maane , om de eklipsen te voorzeggen , en om de geographie , door vaste regelen, tot grooter volkomenheid te brengen. Men weet niet net te zeggen wie de globen heeft uitgevonden , welker eene den hemel, en de andere de aarde vertoont; ook kan men niet bepaalen aan wien wy de uitvinding van den spheer te danken hebben , welke bestaat uit cirkelen, die geschikt zyn om de schynbaare beweegingen der bemelsche ligchaamen aan te wyzen. Deeze uitvindingen zyn in het eerst zeer ruw geweest, maar van tyd tot tyd merklyk verbeterd geworden. Hipparchus en Archimedes van Syrakuse, die omtrent 200 jaaren voor J. C. geleefd hebben; Possidonius, die een weinig meer dan 50 jaaren voor , en Ptolomeus , die omtrent 140 jaaren na de geboorte van onzen zaligmaker gebloeid beeft, waren het, die, door de wiskunde en door hunne waarneemingen , het gebruik der spheeren op onwankelbaare gronden vestigden, door dezelven overeenkomstig te maaken met den waaren staat des hemels en met de beweegingen der starren. Na den tyd van Plinius en Ptolomeus bespeurde men dat de beoeffening der waereldbeschouwing en natuurkunde , wel verre van meer opgang te maaken, van tyd tot  aanhangsel; 173 tot tyd afnam, en eindelyk geheel verwaarloosd werd. De fraaije konsten en weetenschappen, de welspreekendheid en wysbegeerte begonnen op nieuw te bloeijen , door de aanmoedigingen, welke zy van Karel den Grooten en zyne opvolgeren ontvingen ; maar zy vervielen vervolgens in nog erger staat dan waarin zy te vooren door de Gothen en andere Noordsche Volkeren waren gebragt geworden. In de middeleeuwen werd de vrugt der beste vaststellingen nutteloos gemaakt door eene verkeerde schoolgeleerdheid, en door het pronken met eene kennisse , die schadelyker was dan de onkunde zelve. Men verwaarloosde alles, om zich op niets anders dan op de wysbegeerte van Aristoteles toe te leggen; men bemoeide zich in het geheel niet met het geen betrekking heeft tot den hemel, tot de kennis van onzen globe , of tot de natuurlyke historie , maar men hield zich blootelyk bezig met zyne redeneerkunde en overnatuurkunde , die aanleiding gaven tot spitsvondige bespiegelingen , tot welken noch naarspooringen, noch proeven, noch briefwisselingen , noch boeken , noch werktuigen, noch uitrekeningen, noch omslagtige poogingen noodig waren. De geleerden van dien tyd spraken over alles, omdat zy zich alles in het hoofd haalden. Zy hadden geenen smaak dan voor drogredenen, spitsvondigheden, en ingewikkelde twistvraagen, die onoplosbaar waren. Verslaafd aan hunne begrippen, waren zy altyd in het harnas tegen anderen. Zy bezaten eene verregaande woestheid , spraken op eenen beslissenden toon , waren heet op vervolging, en zeer onhandelbaare menschen. Men vond in hun leegloopende redenaars, die tot niets anders bekwaam waren dan tot het voeren van twistredenen. Die nieuwe meesters werden geëerd door de schoolen , in welken zy zich vestigden. Zy voerden overal eene sombere geleerdheid in , die geene betrekking had tot iets, waarmede de menschen zich behoorden bezig te hou-  174 AANHANGSEL houden , en die van geenen dienst altoos was in eenigen staat des leevens. Hunne wysbegeerte, die gantsch en al in beschouwingen bestond, was gantsch niet geschikt tot bevordering van de natuurkunde , of tot het doen van eenige ontdekkingen. In plaatse van de gedagten op proeven , en op de geduurige beschouwing der natuur te doen vallen , beoordeelde zy alles volgens de denkbeelden van Aristoteles , of van eenigen anderen meester , wiens kundigheden even onzeker, schoon misschien minder ouderwets waren. Toen men deeze wysbegeerte overal leeraerde, kwam Rooger Bacon te voorschyn , die in den jaare 1284 te Oxford overleeden is. — Hy was de eerste , die de zwavel en het salpeteragtig vuur leerde kennen. De kennis van het zelve gaf aanleiding tot ontdekking van het buskruid , en tot volmaaking der busschieterye. —• Men telt hem onder den eersten, die eenige juiste denkbeelden vormden wegens het licht, zoo als het geboogen wordt, door middel van een holrond of anders ge sleepen glas. Zyne geheele wysbegeerte bestond in de natuur en haare werkingen te beschouwen , en die uit wiskundige gronden te verklaaren. Hy had den regten weg gevonden , en noodigde de geheele waereld uit om dien in te slaan ; maar zyne overheden , zyne meesters en medgezellen merkten alles , wat zy zelven niet geleerd hadden,- aan als nieuwigheden. Elk, die van de leer van Aristoteles dorst afwyken, was niets anders dan eene zeer kwaade behandeling beschooren. In de hooge schoolen heeft men, tot in de laatst verloopene eeuw toe, zwaarigheid gemaakt om zich op kundigheden , die op ondervinding en proeven steunden , toe te leggen. Men weet niet aan wien wy de uitvinding van het kompas te danken hebben. De Italiaanen beweeren dat zy moet toegeschreeven worden aan Flavio Gloïa , die in den jaare 1302 te Melphi , in het koningryk Napels, het eerste kompas maakte. De Franscben houden staan de  aanhangsel; 175* de dat het gebruik van de zeilsteenkragtige naalde, tot regelinge van de scheepvaart, reeds in de twaalfde eeuw onder hen is bekend geweest. De Engelscben eigenen zich , zoo niet de ontdekking zelve , ten minsten de eer toe van het kompas zeer veel verbeterd te hebben, door de wyze om de doos, waarin de zeilsteenkragtige naald is, op te hangen. Eenige wyzen de eer der uitvindinge aan de Cbineezen toe. Men kan de herstelling van de geographie , van den koophandel, van de natuurlyke historie, en van de waare natuurkunde, berekenen van den tyd af, waarin het kompas tot die volkomenheid gebragt is, waarin men het in de veertiende eeuw reeds kende- Maar is de natuurkunde van zoo veel nuts geweest voor den koophandel, de koophandel heeft op zyne beurt de natuurkunde, zoo wel als andere weetenschappen , gantsch en al van gedaante doen veranderen, dewyl door denzelven in ieder land de voortbrengsels van alle andere landen werden ingevoerd, waaruit van tyd tot tyd zeer goede gevolgen, zigtbaar in de veranderde geestneigingen der volkeren gebooren werden. De eerste natuurkundigen, welken den koophandel gevormd heeft, waren zeeluiden en kruidkundigen. De zeeluiden, wier getal dagelyks vermeerderde, Werden uit noodzaaklykheid wis- en starrekundigen; het noodwendig gevolg was dat overal wisen starrekundigen te voorschyn kwamen , die voornaamelyk hun werk maakten om den zeevaarenden van dienst te zyn. Omtrent het einde der vyftiende eeuwe, gaf Purbichius, hoogleeraar in de wysbegeerte :te Weenen in Oostenryk, eene overzetting van het groote werk van Claudius Ptolomeus. Zyn leerling George Muller , Royaumont bygenaamd , stelde dagtafels op. Stoefler , een ander Duitscher , gaf zeer goede onderrigtingen in de konst om een Astrolabium te maaken. Tycho Brabé heeft , door zyne starrekundige oeffeningen , Denemarken eer aaneedaan. — In Frankryk maakte Oronce Finé, koninglyk  176 AANHANGSEL. lyk leeraer , aangemoedigd door de milde giften van Francois den Isten, en geholpen door de berigten, die uit de Indiën, en uit de nieuwe waereld begonnen over te komen, geograpbische kaarten te ontwerpen, zeer omslagtige globen te vervaardigen, en nieuwe werktuigen te maaken om de zeeluiden en waarneemers in hunnen arbeid te gemoet te komen: ook vormde by eene groote meenigte van wiskundigen. — De starrekunde op het horologiemaaken toepassende, was hy de eerste, die met eenen starrekundigen slinger te voorschyn kwam. Van dien tyd af kreegen de kennis der geographie, bet gebruik der globen , de beschouwing der winden ' der wateren en der maane, de bespiegeling van de hemelen en van derzelver beweegingen , het gebruik van het kompas, de beoeffening der reken- en werktuigkunde , overal ingang, en vonden de noodige aanmoedigingen. De kruidkundigen hebben niet weinig toegebragt tot het bevorderen van proefneemingen. Buitenlandsche planten en gewassen in orde brengende, vertoonden zy, om zoo te spreeken de verscheidene voortbrengsels van' bet bewoonbaare gedeelte der aarde voor onze oogen. Deeze ryke verzamelingen van de werken der natuure verschaffen nieuwe schatten aan alle konsten en weetenschappen. Van dien tyd af aan werd men afkeerig van de dorre geschillen , en van de begrippen , die door de beschouwing der natuure dagelyks werden weêrsproken Langzamerhand kwam men tot de wyze maatregelen om de waarheid te zoeken, niet in het gezag van deezen of geenen wysgeer , maar in proeven, en met behulp van handen en oogen. De betragting van de voortbrengselen der natuure, of van de gebruiken, welke men van dezelven kon trekken, een arbeid , die te vooren als tydverspelling , of als een gemeen ambagt beschouwd werd is thans de eenigste wysbegeerte, welke men agtenswaardig vindt. De nuttigste proeven, die het meeste licht over alle de  AANHANGSEL. 177 de deelen der natuurkunde verspreiden, zyn die, welke door middel van het teleskoop, van de lugtpomp en van het mikroskoop genomen worden. De uitvinding van het teleskoop heeft men aan de Hollanderen te danken. Het had , toen het eerst bekend werd, geenen anderen naam dan dien van de Hollandsche kyker. De kinderen van eenen brillenmaaker te Middelburg gaven, terwyl zy in den winkel van hunnen vader met eenige glazen speelden, de eerste aanleiding tot deeze gewigtige uitvinding. Andere glazenslypers in dezelfde stad, Zacharias Jansen naamelyk en Jakob Metius , hebben zich naderhand al de eer der ontdekkingen toegeëigend, uit hoofde van de nieuwe gedaante, welke door hun aan het werktuig gegeeven werd. Men beweert dat Galileo, starrekundige van den groot hertog van Toskanen, op het denkbeeld, het welk hy 'er zich door het bloote verhaal van vormde, groote glazen vervaardigde, welke hy in lange orgelpypen op eene geregelde wyze schikte. Met dezelven ontdekte hy eenen nieuwen hemel, en eene zon, geheel onderscheiden van die, welke men tot dien tyd toe gezien had. Hy wagtte niet lang met de nieuwe ontdekkingen in die gestarnde streeken, welke zyn kyker voor hem zigtbaar maakte, aan het gemeen mede te deelen. Zyne ontdekkingen begonnen het leerstelsel van Copernicus in agting te brengen : door het zelve werd de beweeging der aarde en die der andere planeeten, rondom de zon, als om haar gemeen middelpunt voorgesteld, terwyl de zon en de starren ten onzen aanzien steeds onbeweeglyk blyven. Galileo. Torricelli, Pascal, Boyle, en eenige weinige anderen, moeten beschouwd worden als de vaders van da hedendaagsche natuurkunde. De werktuigkunde de starrekunde , en de natuurkunde in het algemeen, hebben zeer groot voordeel getrokken uit de proeven van Galileo over de beweeging.en uit die van Torricelli over de lugt. Eene der schoonste ontdekkingen van Galileo is ds regel V. Afd. III. DEEL Hh maa-  178 AANHANGSEL. maatige versnelling van zwaare ligchaamen in hunnen val. De proef , welke Torricelli de grootste eer aandoet , is het ryzen der vogten in lugtledige huizen. De beroemde Pascal bragt de proeven van Torricelli tot grooter volmaaktheid, en gaf aan zyne gistingen het voorkomen van betoogingen. Deeze waarneemingen, in orde gebragt zynde, lagen den grond tot het maaken van den barometer. Drebbel, een Hollander, wil men dat in het begin van de Zeventiende eeuwe, het eerst op het denkbeeld wegens een ander werktuig gevallen is, het welk gemeenlyk hy den barometergevoegd wordt , en onder den naam van Thermometer bekend is, omdat bet de graaden der 'warmte aanwyst, even als het eerstgemelde dient om de graaden van de zwaarte of van de veerkragt der lugt aan te wyzen. Een ander werktuig geschikt om ons de veerkragt der lugt te toonen, en ons de betrekking van deeze hoofdstoffe tot alles wat leeft en groeit te leeren kennen ; is de lugtpomp, een verwonderenswaardig werktuig, in het midden der- zeventiende eeuwe in Duitschland uitgevonden , door Otto de Guericke, burgemeester te Maagdenburg , en in vervolg van tyd door den Ridder Robert Boyle tot volmaaktheid gebragt. De uitvinding van het mikroskoop heeft men, gelyk gemeenlyk geloofd wordt;, aan de Hollanderen te danken. Hooke in Engeland, Salveti en Malpighi in Italië, Leeuwenhoek in Holland , en Joblot in Frankryk, hebben zich. toegelegd om het te volmaaken , zoo wel ten aanzien van de glazen als van andere toerustingen , welke 'er by behcoren; en zy hebben ons ook eene meenigte van waar.neemingen , die niet minder fraai dan gewigtig zyn, meedegedeeld. Niettegenstaande Galileo. Torricelli, Pascal, Boyle, en meer anderen, den weg tot de waarheid gebaand hadden» door sterke aanspooring te geeven on proeven te neemen, is egter Deskartes, door de stoutheid van zyn vernuft, en  AANHANGSEL." 179 en door het gerugt , het welk zyne natuurkunde in de waereld gemaakt heeft, onder de wysgeeren de man geweest, aan wien wy misschien de grootste verpligtingen hebben. Tot zynen tyd toe werd de beoeffening der natuure verwaarloosd , uit hoofde van het algemeene gebruik, het welk in de schoolen heerschte, waar men in, alle opzigten aan de denkbeelden van Aristoteles bleef hangen, en de gewoonte had' om alles door zyn gezag te beslissen. De geheele wysbegeerte bestond in eene op. eenstapeling van loutere klanken : .men sprak slegts van weezenlykheden , van zelfstandige gedaanten, van aantrekkende, wegstootende, tegenhoudende, samenhegtende, of uitdryvende hoedanigheden, en bediende zich van meer andere benaarningen, die even wanluidend en niet minder duister waren. Deskartes , die vernuftig en doordringend van geest was, begreep de nutteloosheid en belachlykheid van deeze wysbegeerte. Hy had reeds in zyne jeugd smaak gevonden in den redeneertrant der wiskundigen, die uit eene onbetwistbaare waarheid, of uit eenig toegedaan grondbeginsel, gelegenheid neemen om den geest tot de erkentenis van eenige andere onbekende waarheid te leiden, waaruit zy weder betoogingen voor andere waarheden trekken : dus geduuriglyk voortgaande brengen zy altyd overtuiging te weeg, die niet zelden met een volmaakt genoegen gepaard gaat. Hy voerde dien wiskundigen en vindingryken geest in de doorzigtkunde in, welke, door hem behandeld, eene gantsch nieuwe konst geworden is; en het is voor,hem veel roemryker geweest in een werk van dien aart alle de voorgaande eeuwen overtroffen te hebben , dan het voor de wysgeeren van onzen tyd is, verder dan hy was gekomen te zyn. — De wis- en inzonderheid de meetkunde was een geleider, wien hy in de natuurkunde veiliglyk mogt volgen. Hy verloor egter dien geleider uit het oog , en liet zich vervoeren door de. zugt voor zekere begunstigde stellingen. Hierdoor werd Hh 2 zyne  180 AANHANGSEL zyne wysbegeerte niet meer dan eene vernuftige roman. Geheel bepaald by afgetrokkene denkbeelden, van welken geene weezenlyk bestaande voorwerpen te vinden waren, verviel hy, met zeer veel vernufts, van de eene dwaaling tot de andere. Met behulp van zekere stoffe, die alleen in zyne verbeelding bestond, en volgens twee of drie regels der werktuigkunde in beweeging gebragt en gehouden werd, ondernam hy de vorming van het heelal te verklaaren. Hy vond nieuwe hoofdstoffen uit: leerde, op zyn manier hoe de mensch geschapen wierd. Zelfs zette hy zyne bovennatuurkundige dwaalingen zoo ver voort, dat hy beweerde dat tweemaal twee geen vier maakte dan alleenlyk omdat God het dus gewild heeft.— In weêrwil van alle die misvattingen hebben wy egter het geen wy van de waare wysbegeerte weeten aan dien grooten man te danken. Niets heeft meer tot bevordering der natuurkunde toegebragt dan de oprigting' van die geleerde genootschappen, wier handelingen genoegzaam uit eene verzameling van jaarlyksche proeven bestaan. In den jaare 1630 gaf Karel de 11de koning van Engeland , een huis', geldmiddelen en vaststellingen, aan het koninglyk genootschap van Londen. De koninglyke akademie der weetenschappen te Parys werd, in den jaare 1666 , onder begunstiging van Lodewyk den XIVden opgerigt. Naar het voorbeeld van deeze twee genootschappen zyn ook de akademiën van Florence en Boulogne, van Montpeiller en Bourdeaux. van Leipsig en Berlin, van Petersburg en Seville , ingerigt geworden. Van tyd tot tyd worden 'er nieuwe genootschappen in verscheidene deelen van Europa opgerigt. In ons vaderland zyn 'er ook eenigen in stand gebragt. Getuigen zyn de Hollandsche Maatschappy der weetenschappen te Haarlem . en het Bataafsche genootschap der proefondervindelyke natuurkunde te Rotterdam. De leden van die gezelschappen volharden in het neemen van proeven, en blyven ons by aanhoudendheid nieuwe byzonderheden en waar-  AANHANGSEL. 781 waarheden, die te vooren onbekend waren ontdekken.— Door dit alles zyn de weetenschappen die te vooren in eenen staat van werkeloosheid en kwyninge als begraaven waren, werkzaam geworden en zy hebben zulk een naauw verband met, en zoo veel invloeds op onze behoeften , als de konsten en handwerken zelven.  REGISTER. Amontons', William). 135, enz. Bemouilli, Jakobus). 61,enz. Bianchini. 100,* enz. Blondel , Franciskus). 35, enz. Boerhaave, Herman). 138, enz. Boyle, Robert) 22, enz. Brancker, Thomas). 73 Carré, Lodewyk). 75,* enz. Clarke, Samuel). 114, enz. Clerc, Jan le). 90, enz. Cotes, Roger). 86, * enz. Dechales, Claud. Franc.). 47 , enz. Derbam , William). 94, enz. Flamsteed Jobn). 1 , enz. Fortenelle, Bernard de 149. enz. Freind, Johan). 145» enz. Gregory , David). 101 * enz. Grew, Nehemia). 46, enz. Groote, Peter de). Zie Peter, Halley, Edmund). 74, enz. Hartzoeker, Nikolaas). 113,* enz. Hosphal, Marquis de l') 97. enz. Hudson John 99, enz. Keill jakob). 112 Keill , John 108 Lamy Bernard). ' 54, enz. Leibnitz, William de). 11 , enz. Locke John 19, enz. Maclaurin Colin). 128,*enz. Maraldi, jak. Fil.) 125,* enz. Mead, Richard). 80,* enz. Molyneux. William), 65, enz. Newton , John). 34, enz. Nieuwetyt, Bernard). 59 enz. Oldenburg, Hendrik). 43,enz.' Pardies ,Ignatius Gaston). 134 Parent, Antony). 106,enz. Pascal. Blasius). 37, enz. Peter de Groote. 138,* enz. Petit Pieter). 51, enz. Petty, William). 39,enz Reyneau, Karel). 109,* enz. Robins, Benjamin.) 143,*enz. Robault, jakob). 52, enz. Saunderson, Nikolaas). 92,* enz. Sauveur. 56, enz'. Sloane, Hans). 151, enz. Torricelli, Euangelista). 49, enz. Varignon , Pieter). 65 * enz., Whiston, William). 127,enz. * Waar dit teken staat moet men aanmerken dat in dit Deel na bladz. 150 een Drukfout is ingeslopen, volgende daar 51. EINDE.