MËNGËL^ERK VAN HET Dördrechts GEDENKBOEK T WE EDE DEEL. TE DORDRECHT, Bij HENDRIK de HAAS, mdcclxxxvi.  Wij ft aan gelijk een muur, noor onze Vrijheid pat, l/un 't helgebroedzel or.beneeveld; Nooit heeft haar band ons vast gekneeveld; Nwh door haar fnoode list gekreegen in den -vah  KORTEN INH O U D VAN HET MENGELWERK VAN DORDRECHTS GEDENKBOEK, TWEEDE DEEL. T wee Requesten der Gildens tot herftel van het Collegie van Mannen van Veertigen - . pag, x Aanfpraak van den Heere GERRIT VAN O LI V IE R, waar meede d;e Requesten zyn overgegeeven - g Brief van een Viderlandsch Ge^elfchap over de Rekenmeesters , en de Deekenen dei Gilden, met een Andwoord op denzelven. - - - 10 Andwqord op een Brief geteekend veniam pro, lande, over de belasting op het brood - - Kort Antwoord van Myn Ed. Heeren van het Gerecht op de Memorie van de G, L. van den A<*ten betrekkelyk het Reglement op de Jaarmarkt, iS Brief vail een Vwnd. der Braave Dortenaors rnet z een.  KORTEN INHOUD. een Extraft uit het Register der Refolutten van de Hoogm. Heeren Staaten Generaal van 1716, trekkende tot opheldering des Briefs van e enige Vrienden van den Koophandel - Pag4 23 Advifen van de Heeren Agtèn Mr. H. van Bracht en P. Knogh over de electie van Burgemeeltereu 28 Refolutie van den Oudraad daar pmtrend - 39 Aanteekeningen van eenige Leden uitmaakende de minderheid van den Oudraad daar tegen, - 41 Contraprotest van de meerderheid - -49. Adres van zeven Heeren van de minderheid aarj H. E. Groot Mog. - . . 54 Misfive van den Hoofdofficier dezer Stad aan Hun Ed. Gr. Mog. - - .. . ?q Refolutie van Hun E, G. Mog, - 7a Misfive van Hun E, G. Mog, aan den Oudraad;} Misfive van den Heer Stadhouder aan H, EG. M, - - - - ' 74 Refolutie daar op van H. E, G, Mog. - 76 Adres van G, L. van den Agten aan de Qilden 77 Befluit der Gilden daar omtreud - - 79 Declaratoir van de Goede Lieden van den Agten bij het overgeeven van het biljet van Nominatie 81 Brief van J. Nederlander over een opfchrift op de nieuwe poort - - 82 £ricf van den Oud-Deken van het *** Gilde oyer  KORTEN INHOUR. over het vergaderen der Delenen, en het Phkaat van de Staaten daar toe betrekkelijk van 165;. Pag. 8^ Misfive van de Schutterij van St. Joris aan den Oudraad te gelijker tijd met derzelver aanmerkingen op de Ordonnantie van de Burgerwagten overhandigt - - • - - 94 Ordonnantie op het ftuk der Burgerwagten met de aanmerkingen van de Schutterij van St. Joris. - 95* Hiftoriesch Verhaal van den mislukten aanflag - op het leven van de Heeren GEVAERTS en de GIJZELAAR, met eenige Gedichten daartoe betrekkelijk. - - - ( * ) 223 Misfive over het Gedrag vaneenigen uit het Vleeschhouwers Gilde. - 253 Advifen van de twee voorzittende Leden van het Collegie van Agten betrekkelijk het Reglement op de Jaarmarkt - 255; Extraót uit de Refolutie van den Oudraad met betrekking tot het Reglement op de Jaarmarkt - 263 Protest van de Goede Lieden van den Agten teegen die Refolutie - - - - 264 Adres van de Dekenen der rereenigde Gilden aan den Oudraad over het zelfde Reglement - 26S Adres (*) Hier «r plaats moeten ivy tot voorkooming van verwarring opmerken, dat 'er in dit deel met betrekking tot de paginaas een groot abuis is ing^iloopen, gaande men van bladz. na tarftond tot 123 over, het welk dus honderd pag. verfeheelt, de misfiag wierdt te laat ontdekt om verholpen te worden. *3 -  PORTEN INHOUD. Adres van de Gommïsfie der Dekenen aan den Heep Prefident Burgemeester - Pag. 279 Hiftoriesch Verhaal van het verder voorgevallene met betrekking tot het zelfde Reglement. - 28 r Aanfpraak van den Oud-Deken van het * * * Gilde over het Collegie van Veertigen - a8r5 Brief van EEN VADERLANDER over het loflijk gedrag van het Schoenmakers Gilde - 294 Aanmoed;ging tot het infchrijven op een nationaale vaderlandfche beurs - 295 Brief over het zelfde onderwerp - _ 298 Vaderlandsch Voorflel tot eenen nationaalen onderftand ter bevordering van de gewigtigfte belangens des Nederlandfchen Volks T - ^oq Aanfpraak aan Dordrechts Burgerij tot her/lel van de G ebreeken in de Nederduidfche Schooien deezer Stad. - • , - - 308 Concept Plan nopens het aantellen van Gecommitteerdens uit de Adelborften en andwoord op het «elve. 32a Misfive van de Regenten van het Vleesch-houwers Gilde, met een Andwoord op dezelve, . 329, Brief van EEN DORDRECHTS GILDEBROEDER die gaarne hoort en wcerhoort over bet hertellen van. het Collegie van Veertigen. 3.33 Misfive van den OUD-DEKEN VAN HET *■ * * GILDE tot wederlegging van , den voorgaanden Briefi <. - - „ t 041 De»  &OR.TEN INHOüDJ Declaratoir van het Groot Schippers Gilde en ♦ari de drie Schutterijen deezer Stad betrekkelijk het hertel van het Collegie van Veertigen. - 35-5 Adres van G. L. van den Agten aan den Oudraad over de differenten tusfchen het Collegie van Agten en de Heeren van den Gerechten ontftaan - 357 Aanfpraak van DlK AI OFI LUS aan de Burgerij. 4 - i 363 Mislive van den Oud-Deken van het *** Gilde ten geleide van een Brief gefchreeven door een der Regenten onzer Siad in den Jaare 1667 over de Regeerings - vorm van Dordrecht. - ^74 Rapport van de Commisfie uit de vergadering van Mannen van Veertigen nopens het Request der drieen twintig Gilden. - Confideratien van den Heer Burgemeester Mr.' WILLEM SNELLEN over het Collegie van Veertigen &c. - - Advies van den Heer en Mr. P. BEELAERTS van BLOKLAND aan het Collegie van Mantien van Veertigen. - Misfive afgezonden aan de abfente Leden van het Collegie van Mannen van Veertigen. - 42a Advis en Declaratoir van den Heer j. H. van MEETEKEN in de Vergaadering van Mannen Van Veertigen . - - - ^ Misfive van den Heer P. J. van STEENSBERGEN over het Collegie van Veertigen. 428 Mis»  KORTEN INHOUD. Misfive van den Heere C. de WITT vaa Jaarsveldt, - - - . . ^gg Brief van den OUD-DEKEN van het *** Gilde tot Andwoord op de bovenftaande Misfive 439 Advifen van eenige Heeren behootende tot het Collegie van Mannen van Veertigen. = 442 Verhandeling over de nootzaakelijkheid van een nuttig onderwijs der Jongelingen vooral van die gee« ne, die men gaarne tot den post van Regent verheeven zag* - 469 Opwekking dan de Burgerij tot het prefenteeren van een dank-adres aan H. E. G. Mog. - 482 Hiftoriesch Verhaal van de plechtigheid plaats gehad hebbende bij het doen van den eed door de Schutterij der Kluvenkrs. - - 480 Aanfpraaken gedaan bij het overgeevett van de Vaandels op de Schuttersweide. • 500 Op de eerde afvuuring van de Schutterij dér Kloveniers door den Heer S. van de GRAAF. 505 Aanfpraaken van de Gecommitteerdens der Burgercompagnien aan de Heeren SNELLEN, VAN DEN BR ANDELER, KNOGH en DE. COURT. - 5-06 Aanfpraak aan de Burgerij wegens de eerfte Zitting in den Oud-raad der nieuwe Schepenen. + 5-° Brief over het begeeven van Stads Ambten door de Regeering met een Andwoord op denzelven, 52a  MENGELWERK VAN HET DORDRECHTS GEDENKBOEK. Wat is hier ft VOLK? geen Schuim in duisternis gehoren". Geen woeste en domme hoop. die met ANMELLO briescht Maar Burger-harten,daar men PHOCION^S uit kiest, S. Styl Lofz. aan de Vaderl. Maatf. te Amft. pag. 17. ^^ij hebben het genoegen onze Leezers aamebieden twee fchoone Requesten van de Gildens, ftrekkende tot herftel van het'Collegie van mannen van Veertigen. Aan Hun Ed. Achtbaa'-e die Mannen van Veertigen der Stad Dordrecht. Edele Achtbaare Heeren! (^JJ"eeven met behoorlijken eerbied te kennen, de Dekenen der Refpeclive Gilden, als onder bij ieders naam getekend ftaac, dat zij in eene ernftige ovenveeging hebbende genoomen, de 11. ceel, A hand-  a MENGELWERK VAN HET handvesten zoo van MAXIMILIAAN ende MARIA Hertogen van Oostenrijk ende Bourgondien de Anno 1481, waarbij aan die ftede Dordrecht ende de Ingezetenen van dien ten eeuwigen dagen gegunt en gewillekeurd werd, te ufeeren het Privilegie van Veertigen, gelijk ook het handvest van MAXI MI LIAAN Roomsch Koning, ende PHILIPS Eerts Hertoge van Oostenrijk de A° 1494. waarbij het eerlle word geconfirmeert en bevestigd, en wederom , — „ aan alle die gemeyne Poorteren „ en Ingezetenen deezer Stad, gegonne gecon5, fenteerd en gewillekeurt word geduurende den „ tyd ende twmyn van vyfentwintig Jaaren naast êj, komende ende agtereenvolgende van de Pri„ vilegie van de Veertigen boven ingefchreeven" (Het Handvest van Maximiliaan en Maria voor eeuwig gegeven ende boven door ons aangehaalt) „te mogen gebruiken gelijk ende in al „ der voegen ende manieren als zy daar van „ gebruikt hebben tot dien dage toe" : Nadien dan dit laatfte privilegie het eerde wederom heeft vernieuwt ende bevestigt met dien verftande nogtans, gelijk uit het eijnde van dit Handvest van Maximiliaan Roomsch Koning ende Philips Eerts Hertoge van Oostenrijk, komt te blijken , dat, na de expiratie van de daar ingemelde vijf ende twintig Jaaren, de Ingezeetenen van deeze Stad van het zelve niet zouden zijn beroofd , maar dat ten eijnde den gemelden tijd dat Privilegie bleef fhmdhouden , alleen dat de nanltelling van gemelde Veertig Perfoonen van nieuws wederom zoude moeten gefchieden; dac dit de zin en meening is van de woorden, in 't flot van dat Handvest gebezigt, is uijt dezelve klaar, waarom wij de Eer zullen hebben de-  DORÖRËCHTS GEDENKBOEK. 3 dezelve hief ter neder te ftellen, zij zijn de navolgende. Behoüdelyk endi welverftaande dat ten Eynde 'ende uitgange van de voorz. vyf en twintig jaaren Wy en die voorzeide Sceede van Dordrecht, met te zelve Privilegie op ONS ende HO IK Recht Uyven zullen welke woorden ( nadien die Privilegie voor eeuwig is gegeven) geen anderen zin kunnen hebben, dan dat de Ingezetenen van deeze Stad alle vijf- en twintig jaaren zouden treeden tot eene geheel nieuwe verkiezing van Veertig Leeden, welken dk Collegie moeten uitmaken. Nadien nu E. A. Heeren de vernieuwing van voorz. Collegie zedert meer dan een Eeuw niet is gefchied; zo neemen de fupplianten de vrijheid dit aan U Ed* A. onder 't oog te brengen , remarqueerende , dat hetzelve Collegie is geworden een eigendunkelijk Collegie en geheel inconltitudoneel, 't welk geen wettig beflaan heefc. Redenen waaromme de fupplianten de vrijheid neemen zig tot U Ed. A. te wenden , met zeer ernstig verzoek en inftantie , dat U Ed. A. wel van het Ambt van Veertig deezer Stad zullen willen defisteeren als dit Ambr door geene wettige aanltelling bezittende: op dat de Respective Gilden en gemeene neeringen, uit makende De Burgerij &c. inwoonende deezer Stede, aan wien alleen dit privilegie gegeven is, in ftaat gefield kunnen worden eene nieuwe en vrije verkiezing van veertig Perfoonen te doen uit den' Buik der Burgerij, op dat aldus een wettig Collegie van Mannen van Veertigen in functie gerteld zijnde, dezelve Veertigen dan, voor de aantlaande veranderinge der VVeth, eene A £ Le-  4 MENGELWERK VAW HET Legale Nominatie van een dubbeld getal Perfoonen tot Schepenen zullen konnen maaken en uitbrengen. 't Welk doende &c. (Was Geteekend) FRANCO IS MELOEN, Anthzi ■voor 'tVleeschh'J< is gefteltbij GERRET'VAN DEK VEN, Deeken der Linneweevers, die zeide niet te kunnen lchnjwsi. Mij PrxfentTh, van OLIVIER //, LOS  0ORDRECHTS GEDENKBOEK. 5 H. L O S, Deken van de Schiptimmerluliden. JAN VAN HA MELEN BERG, Deken der Huijstimmerlutiden, DAVID HO RDTK, Voor de Verwerf, M ATT HTS SPITS, voor de Oude Kleerkoopers. CO RN. VAN RIETSCHOTEN Jurfaasz » q» q. Deken van de Houtkopers,' Aan Hun Ed. Gr. Achtbaare die van den Oudraad der Stad Dordrecht, Edele Groot Achtbaare Heeren! ^Jfeeven met ^llen eerbied te kennen, Deekenen der Refpeótive Gilden binnen deeze Stad, gelijk onder bij ieders naam getekend ftaat. Dat zij overwogen hebbende de onderfcheidene Privilegiën en Handvesten aan de In^ezeetenen deezer Stad vergunt, uit dat van MAXIMILIAAN en MARIA Hertoge van Oostenrijk ende Bourgondien van A° 1481, gelijk mede uit dat van Maximiliaan Roomsch Koning en Philips Eertshertoge van Oostenrijk de A° 1494, zijn ontwaar geworden, dat het thans binnen deze Stad flibfifteerende Collegie van Mannen van Veertigen, geen Wettig beftaan is hebbende, maar dat hec zelve Collegie alleszirus is informeel, ftrijdig tegen den teneur der boven aangehaalde Privilegiën en uit dien hoofde van zelve js caduceerende, gelijk nader aan Uw Ed. G, A» A 3 kan  £ MENGELWERK VAN HET kan blijken uit het geannexeerde Copia requests door de ondergetekende aangemelde Collegie van Mannen van Veertigen geprefenteerd en waar aan wij ons kortheids halven refereeren. Redenen waaromme de fupplianten zig wenden tot Uw Ed, G. A. eerbiedig verzoekende dat het UwEd. G. A. behangen moge, door derzelver veel vermogenden invloed, de leeden van den Oud-Raad ofte Scheepenen, voor zoo verre die te gelijk zijn Mannen van Veertigen te willen permoveeren om van hunne phatfc als Veertigen te willen defifteeren, zo, dat wij daar door het effect van ons verzoek aan de tegenswoordige Leeden, zig noemende Mannen van Veertigen gedaan , mogen ondervinden, met dat gewenscht gevolg, dat Gilden en gemeene Neerirjgen, volgende den teneur der handvesten, kunnen treeden tot eene nieuwe aanftelling van Veertig Perfoonen uit de Burgerij, en dat dezelven door den Heer Schout van Dordrecht mogen werden genomen in Eed, op dat aldus een wettig Collegie van Mannen van Veertigen in fun&ie gefteld zijnde hetzelve, voor de aanftaande veranderingen der Weth, eene Legaale Nominatie van een dubbeltal perfoonen toe Scheepenen zal kunnen maken en uitbrengen, 't Welk doende &c. (Was Geteekend) ¥ RA NCO IS MELOEN, Anihz, voor 't Vleeshouwers Gilde. ABRAHAM DE VOOGT, Jbz. voor de Lakenkoopers„ THOMAS T'HOOIT, v or 'z Groote Gilde. Wm. VERHOEVEN, voor 't Gild van den Eijnde. L.  PORDRECHTS GEDENKBOEK, f L, BOEL HO F, voor de Kleerenmakers, JOH. DE HAAN, voor de Bakkers, JOH. DROEZE, voor de Chirurgijns. ARIE FAN NE RUM, voor de Kuijpers. JOHAN CA SPER KIELMAN, voor het Schrijnwerkers Gild. ANDRIES MANNAI, Deken van de Metselaars. AB. BLUSSE, Boekhouder van 'tCoomans Gilde. JOH. BOSHOVEN, voor de Mandemakers. P IET ER VAN DTK, als Deken van de Oude Schoenmakers, WILM DE VISSER, Boekhouder van het Smeden Gild. JAN KEEMAN, als Boekhouder van de Goudfmeden. HENDRIK VAN IVELL, Boekhouder van vijf Neeringen. ERNST PLOEGER, f'oor de Hoedemakers. Dit Merk isgeftelt b\]GERRIT VAN DERVEN Deken der .Linnewevers, die zeijde niet te kunnen fchrijven. Mij Pracfent Th. van OLIVIER. H. LOS, Deken van de Schiptimmerluijden. JAN VAN HAMELENBERG, Deken der Huistimmerliedin. DAVID HOR DTK, voor de Verwers. MA TT HTS SPITS, voor de Oude Kleerkopers, CO RN. VAN RIETSCHOTEN, Jurfaasz q. q. Deken van de Houtkopers, A 4 Deeze  9 MENGELWERK VAN HE ¥ Deeze Requesten wierden overgegeeven meE de volgende mannelijke Aanfpraak aan onzen waardigen Burgemeesrer der Gemeente den wel Ed. Geur. Heer A. B, vnn den Brandeler. Edel en Groot Achtbaar Heer! D e Oekenen der Gilden en Gemeene Neeringen bezig zijnde , hunne wel verdonkerde, dog egter WETTIGE Rechten en Privilegiën uit de ve gei telheid, waar in dezelve, het eene min het andere meer verlonken leggen , op te fpeuren, en zoveel bun aangaat, in vollen Luijster te doen herflellen , hebben niet kunnen nalaten hunnen aa^dagt'e vestigen op dat, het welk niet alleen aai: hun, maar ook aan hunne Mcdegildebroeders competeerd , en voor Eeuwig gegeven is; wij bedoelen namelijk, het Privilegie van Veertigen te mogen kiezen binnen deeze Stad. Wij zullen den oefeéhieufen flaat , waar in het gemelde Collegie zig bevind, voor U. E. G. A. niet afschetfen ; veronderfteilcnde , dat dit U. E. G, A. zoo min als ons onbekend kan zijn, en diensvplgens wel zult willen toi Hemmen , dat 'er hoognodig eene fpoedige heritelljng omtrent dat Collegie vereijfcht word. Het is uit overtuiging van deeze waarheid ? dat de Dekenen van drieëntwintig Gilden hunnes Ecds gedagtig, bij welken zij in den Naam van den Almagdgco hebben gezwooren, de Priyilegun deezer Stad te zullen helpen handhouden% de nodige middelen ter hërlb 1 ijverig bij der hand gevat, en begreepen hebben meest oirbaar te zijn, zig bij eerbiedige Requesten te moeten addresfeeren, zoo aan het Collegie van Mannen van Veei'tjgen, als aan den Ed. Groot Achtb^ Oud-  BORDRECHTS GEDENKBOEK. £ Pud-Raad deezer Stad , van welke befjde Cok legien U. E. G. A. thans do Voorzitter zijt, en welke beijde Requesten cegrondvest zijn ©p de door den E. G. A. Oud-Raad plegtig bezwourne Privilegiën , ten einde langs dien betamelijken weg , daadlijk in hun oud , en wettig recht herjteld te worden, Er daar wij thans her geluk hebben te mogen fpr-ekon tot een MAN, die openlijk bewijst de goi-rle Zaak zijner Medeburgers de zijne te maken, wiens eenige bedoeling is, derzelver Rechten voor te Haan, en hun daar in te herite len of handhaven; zoo kunnen wij bij deeze gelegenheid niet nalaten aan te merken, dat daar U. E, G. A de E ENIGSTE der Burgemeester en zijt, die volgens de Grondwetten deezer Stad tot nog toe gekoren en verheven is, tot dien Luijsterrijken, en gewigtigen Post , de Burgerij ook daarom alles van U verwagt , ja dat aller oogen op U gevelligd zijn. pnder deeze Requesten zai U.E.G.A wel een klijn getal van maar 23 Onderteekenaars vinden, dan U. E. G. A. gelieve te weeten , dat dezelve door Dekenen geteekent zijn , en wel op Aw.thorifatie van hare refpeftive Gildebroeders, die daar toe wettig opgeroepen zijn. Wij, als daar toe van onze Principalen gelast hebben de eer dezelve aan U E. G. A. te overhandigen met verzoek, dai U. E. G. A. het Collegie van Mannen van Veertigen , en den Ed. G. A. Oud Raad , zoo fpoedig mogelijk gelieve te doen vergaderen . en aan ider van welgemelde Collegien den inhoud derzelve te communiceren. Veruagtende voorts dat U. E. G. A. alle deszelfs invloed wei zult gelieven in het werk eg iteJlen, om de Burgerij het genot A 5 van  l£t MENGELWERK VAN HET van dit haar billijk verzoek te doen ondervinden. Voorts Edel en Groot Achtbaar Heer! zij Jehovah God u tot een Schild en Rondasfe, Hij beveilige. Hij Helle u boven de listige aanflagen der vriendlijk voorkomende valschheid , en der bleeke altoos grimmende Nijd. Hij onderfteune U en zij uwen Raadsman in uwen gewigtigen Post, inake uwe raadflagen voorfpoedig, zegene uwen Aanzienlijken Perfoon in alle uwe betrekkingen. H'j vergunne U de Liefde en hoogagting eener braave Burgerij, en geeve u hier namaals een ruimen ingang in eene Zalige Eeuwigheid. Uit naam en last van de Gecommitteerden van de Dekenen van de Meerderheid der Gilden en Gemeene Neeringen. (w ge t eekend GERRIT VAN OLIVIER. Dordrecht den. 10. Maart 1786. M T N E HEEREN ScHRYVEREN VAN HET DoRDRECHTS GEDENKBOEK» H et fonderling genoegen, het welk wij gein aakt hebben bij het leezen van het laatst uit» gekome ftukje van Uw allernuttigst Dordrechn Gedenkboek, waarin Gij den waaren aart van de Re-  DPRDRECHTS GEDENKBOEK. II Regeeringsvorm onzer Stad, in een kort heftek zoo duidelijk hebt opengelegt, heeft ons doen befluiten onze welmeenende dankzeggingen V deswegens te doen toekomen. Schoon uwe perfoonen ons in het zekere niet bekent zijn, gevoelen; wij echter voordezelyen de grootste hoogachting, en wie van Dordrechts Burgerij zoude die niet gevoelen? daar gij ten haaren nutte een werk van zoo veel moeite en aanbelang niet alleen hebt willen aanvangen, maar pok met een onvermoeiden ijver en Mannelijke ftandvastigheit tot heden toe in hetzelve blijft volharden — Wij befchouwen hetzelve als het zekerste en bijna eenigfte middel, om ons en onze nakomelingen voor den verderfelijken flaap van onverfchiliigheit te bewaaren, aan wel* ken wij en onze vaderen tot onze fchanden moeten belijden zoo zeer te zijn overgegeeve ge* weest. *t Is hierom, dat wij de vrijheit neemen U te verzoeken, dat Gijl. met den zelfden ijver wilc volharden , waar mede Gij begonnen zijt —Gij deelt reeds in de grootste belooningen, die Vaderlandfche harten kunnen erlangen, in de .Dankbaarheit namelijk, Liefde en het vertrouwen éener vrijheit minnende burgerfchaare, terwijl Gijl. Uwe harten met het ftreelent vooruitzigt moogt vervrolijken, dat de dankbaars nakomelingfehap de. vrugten uwer arbeit en burgerlied de zal zegenen, zoolang vrijheit en voorrechten binnen de muuren van onze grijze Stat op den rechten prijs zullen gewaardeert worden. Het is geen vleierij, die ons deze taal doet voeren, dezelve fpruit voort uit harten, die wars van ijdele loftuitingen, Uwen ijver prijst en bewondert. Vef-  I£ MENGELWERK VAN HET Verder neemen wij de vrijheit Uw Ed. uit het boven aangehaalde (tukje van het Gedenkboek twee zaaken voorteltellen, en Uw antwoort omtrent dezelven vriendelijk te verzoeken, dezelve beftaan kortelijk hierin — op pag i sa. leezen wij, dat de Rekenmeesters de rekeningen van de Thefauriers behoorlyk moeten onderzoeken daar van rapport doen aan Dehenen der Gilden, aan welken Zy den fummieren flaat van dezelven moeten opgeeven, en dat de Thefauriers rekening niet naar behooren is geflooten voor dat dezelve door Dekenen is goet gekeurd. Moeten dan de Dekenen met den fummieren flaat der rekening alleen te vreden weezen ? Onze tweede vraag is deze: op pag 194. vinden wij de woorden aangehaalt uit Balen Dekens der Gilden, en der gemeene neringen wat is toch de reden, dat bij die nauwkeurige fchrijver een onderfcheit fchijnt gemaakt te worden tusfchen Dekens der Gilden en der gemeene neringen'1. In verwagting, dat Gij deezen brief onvermindert "wel een plaats zult willen verleenen in het Mengelwerk van Uw Gedenkboek en onze vragen wel eenig antwoort waardig oordeelen, teekenen wij ons uwe hoogachcers en medeburgers. Een Vaderlantsch Gezelfchap. AND WOORD. Schoon wij met de pogingen, die wij ten nutte van onze medeburgers en nakomelingen aanwenden, geenzins de vleiende loftuitingen onzer tijdgenooten ten doel hebben, is het ons ech*  ÖOR.DRECH'f S GEDENKBOEK, échter niet om het eeven, hoe onze weldenkende medeburgers ten onzen opzigcen denken; en uit deezen hoofde heeft ons de bovenftaande brief zeeker geen gering genoegen verfchaft. Niemand verdenke ons, dat het een ijdele begeerte naar roem is, die ons tot het plaatzen van deezen brief bewoogen heeft, zelfs zouden wij, om den mjt niet optewekken van die geenen, die uit een blinden ijver, of hatelijk eigenbelang over ons werk zoo gunftig niet gewoon zijn te oordeelen, deszelfs eerste gedeelte liever hebben agter gelaaten, waar in de fchrijver ons met loffpraaken overlaad, die onze Verdiensten verre te boven gaan, indien wij ons niet verplicht gevonden hadden, om het verzoek van een Vaderlandsch gezelfchap te moeten voldoen. Wij verheugen ons intusfchen, dat onze belangelooze poogingen tot herftel van verloore voorrechten, en ter bewaaring onzer fchoone regeeringsvorm de goedkeuring van onze Stad genooten wegdraagt, wij houden dit voorde grootfte belooning, die wij verlangen, zij zal onzen iever om een iegelijk in zijn wettig recht te herilellen en te bewaaren, verfterken, en ons aanfpooren om ftandvastig op denzclfden voet, gelijk wij begonnen hebben, voorttegaan, zonder ons te bekreunen aan de hinderlaagen, die ons van zoo genaamde voorzichtigen en vyanden van waanwysheid gelegd worden, om ons, waare het mogelijk, van het vertrouwen onzer Stadgenooten teberooven, indiehoope, dat het tweede' deel van ons Mengelwerk, het welk wij met dit ftuk begonnen hebben, onze leezers geen minder genoegen, dan het voorgaande verfchaffeh zal. Hier mede gaan wij over tot het beandwoor- den  t4- MENGELWERK VAN HET den van de twee gewigtigè vraagen, die ons in bovenftaanden brief zijn Voorgefteld, en met betrekking tot de eerste, namentlijk of de Dekenen met den fummieren flaat der Thefauriers rekening behoeven te vreeden te weezen, diend kortelijk: dat wij voor ons geenfints van dit gevoelen, zijn: indien de Dekenen het begeerden, oordeelen wij $ dat niet alleen de geneele rekening maar zelfs alle de bewijzen van den ontvang en uitgaaf voor hun zouden moeten opengelegd worden, en dat ieder Deken zoude kunnen vorderen een Bonderel, om in zijn Gild bewaard re worden, en aldus gelegenheid te hebben, om van jaaf tot jaar zeeker te kunnen oordeelen , of Stads dat is hunne flnantien voor of agterwaarrs gaan, het welk wij in eene welgeftelde Ariflodemokratie of volks regeering bij reprefentatie gelijk de onze* van de uiterste noodzakelijkheid oordeelen; de gemeente kan niet te oplettend en voorzigtig zijn in het bewaaren haarer rechten, het misvertrouwen is het hegtste bolwerk, om alle overheerfching te wederllaan. En met betrekking tot de tweede vraag namentlijk wat de reden is dat bij den naauwkeurigen Balen een onderfcheid fchijnt gemaakt te worden tusfehen Dekens der Gilden en der gemeene Neringen: andwoorden wij, dat naar ons gevoelen in de aangehaalde plaats van Balen zoo wel De Dekenen der Schutterijen of Schutters Gilden, dan die der Neringen bedoeld worden, immers het is zeeker, dat ook de eerften voor deezen gehoord zijn op het leggen van belastingen zoo wel van 's Lands als van Stads wegen, en daarom was het ook billijk, dat zij bij de rekeningen en verandwoording der laatscen geroepen wierden. Vol-  DORDRECHTS GEDENKBOEK. Volgens deeze uitlegging zijn de woorden van Balen klaar en duidelijk, daar wij niet weetert Wat voor zin daar anders aan zoude kunnen gegeeven worden. Hier mede aan het verlangen van het Vaderlandsch Gezelfchap meenende voldaan te hebben, recommandeeren wij ons verder in deszelfs geëerde Correspondentie. w ij hebben den brief onder de zinfpreuk Venïam pro lauds wel ontvangen, en zouden denzelven ook gaarne geplaatst hebben, zoo de pasfagïe, daar in aangehaald, uit zeeker boekje weinige jaaren geleeden uitgekooraen onder den naam van Jheurab Nahoi, niet reedts in de na No. van de Post van den Nuler Rkyn aangetoond was of door onkunde, of zeer kwaadaardig en lefief voor onze geëerbiedigde Magiftraat, gefield te zijn. Tot onderrechting van den fchrijver des brïefs zullen wij het hoofdzakelijke ten opzigten van den duit op het brood, uit boven genoemde weekblad hier ter nederftellen, en wij twijffelen geenzints, of hij zal zich voldaan houden , en zijne bezwaaren des aangaanden opgeklaard vinden. „ Wanneer in het jaar 1759 het Diakonie „ arm fonds tot zodanig verval was geraakt, „ dat hetzelve met een Capitaal van in de tachtig „ duizend guldens aan fchulden was bezwaard „ heeft de Oud-Raad der Stad Dordrecht „ om den geheele ondergang der Diaconie ar„ men voor te koomen en dezelve in Hand te „ hou-  té MENGELWERK VAN RÉl! f, houden uit eene vaderlijke voorzorg voor die „ ongelukkiger), die uit het Diaconie fonds „ moeten orderfteund worden, bij refolutie van „ den 13 Decemb. van hetzelfde jia- beflootent „ de boven gemelde fchulden voor Stads reke„ ning te neemen en te betaalen, en daar en „ boven een krankzinnig en beter-huis op te „ rechten, om in het zelve de fubjeclen van „ de Diakonie armen voorniet re onderhouden, „ ten einde dus het Diaconie armen fon is te „ ontheffen van he; drukkend bezwaar van het „ onderhouden van diergelijk: fubjeclen , en „ hetzelve langs dien Weg zodanig permanent „ te verligten, dat'er hoop zoucte kunnen we* „ zen, dat het wederom e'ens tot verhaal zou„ de kunnen geraaken. „ En nadien tot betaaling der opgemelde fchulden, en het verftrekken van den nodige on„ derftand aan het gezegde krankzinnig huis im~ „ portante capitaalen tot laste van de Stad moes„ ten worden genegotieerd, zoo heeft de Oud„ Raad tevens gercfolveerd om tot aflosfing van „ dezelve Capitaalen, de voldoening van de jaar„ lijkfche intresfen van dien en het goed maaken „ van den gemelden onderftand niet de gering. „ He lieden, die gewoon zijn roggebrood te „ eeten, maar de meer gtgoedei., welken tar„ wenbrood gebruiken, met de betaaling van „ eenen enkelden duit op een tarwebrood te ,, belasten en de penningen di" deeze belasting „ zoude opbrengen en uit dezelve zoude moe„ ten worden betaald te (lellen onder eene afzonderlijke adminiftratie onder de benaming „ van het armen fonds, als zijnde alleen, ten „ rmtte en behoeven van de armen gefchikt, „ en nooit tot eenig ander einde gebruikt. Voorts  DORDRECHTS GEDENKBOEK. Voorts kunnen wij den Schrijver nog verzeekeren, dat behalven deeze aangehaalde lommen, uit dat fonds betaald, in het voorleede jaar daar uit aan Heeren Diakenen wede!om is gefourneerd geworden ao a 22 duizend gulden, die aan de armen kasfa te kort kwam, en dat dit jaar nogmaals een onderftand van 18 duizend guldens door die zelfde Heeren is verzogt geWorden, uit welk een en ander onze geëerde correspondent over het beduur van dat fonds kan oordeelen. echter kunnen wij niet ontkennen, dat het boekje van den zogenaamden Theurab Nahoi veele waarheeden, (de abuizen aan een zijde gefield zijnde) in zich bevat. Wij beveelen ons verder in de correspondentie van den fchrijver des briefs, welke zich kan verzeekerd houden, dat wij altijd goed rond goed Hollands fchrijven zullen. Ongetwijfeld zijn zeer veelen van onze Medeburgeren in die billijke 'verwagting geweest, dat mijn Ed. Heeren van den Gerec'hr.e de breedvoerige Memorie der Góede Lieden van den Agten betrekkelijk het Reglement op de Jaarmarkt (*), behoorlijk zouden Wederlegt hebben , doch hoe zeer de zodanigen in hunne verwagting zijn te leur gefield , blijkt, uit het volgende zeer korte Antwoord , waar in mijn Ed. Heeren van den Gerechten ad terminos non loqui zoo het fchijnt gebragt zijnde zonder eenige Wederlegging van de fpreekende bewijzen, die de Goede Lieden van den Agten tot flaving van hun onwederfpreekelijk recht hebben bijge- bragt, (*) Tc vinden in ons Mengelwerk I. Deel pag. 33a. II. DEEL. B  18 MENGELWERK VAM ÜÈV bragt, zich eenvoudig verklaaren bij hun voorïg gevoelen te blijven volharden. Het zelve is van deezen inhoud. Edele Groot Achtbaar e Heeren! hebben wel ontfangen UEd. Groot Achtb. Refolutie van den 18 Januarij dezes Jaars, bij welke UEd. Groot Achtb. in onze handen gel/even te ftellen , de nadere Remonftrantie van de Goede Lieden van den Agten dezer Stad, ten einde UEd Groot Achtb. te dienen van onze Confideratien en belang. Wij bedanken UEd. Groot Achtb. voor de attentie aan ons betoond, dan gelijk wij bereids bij onze Misfive van den 6. December van 't voorleden Jaar verklaard hebben , geenzins gezind te zijn, ons,_ met de G. L. van den Agten in ' een fchriftelijk twistgeding in te laaten , en alleen uit deference voor UEd. Groot Achtb. toen ter tijd onze Confideratien op V Request van eenige Burgers, en de Remon/lrantie van de G. L. van den Agten, aan UEd, Groot Achtb. gef'appediteerd hebben , vertrouwen wij , dat UE, Groot Achtb. ons ten Goede zullen houden , dat wij thans eenvoudig perlisteeren bij 't bij gemelde Misfive betoogde, dat wij namentlijk privative VRecht hebben, om Keuren en Ordonnantiën raaiende de Gildens , of Gemeene Neeringen en de Politie en Regeering dezer Stad, of met andere woorden mere poliiicque Keuren en Ordonnantiën te maaken, en dat, de eretlie van 't' Collegie van de G. L.van den Agten in volgende tijden , daar in, volgens eenen ongedwongen, en zoo \ ons voorkomt , gezonden uitleg der aan-  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 10 aangevoerde Accoorden, Handvesten , en Concordaat , geene verandering gemaakt hebbende, wij V Recht en vermogen hebben , om zodanige Keuren en Ordonnantiën, en dus ook eene Ordonnantie op de jaarmarkten, buiten kennis en bijzitting van de G. L. van den Agten te Arrefteeren, en te Publiceer en, en voorts wel cxpresfeJijk aan ons en onze fuccesfeuren refcrveeren , om ons ten tijde, en ter plaatfe daar 't behoort, tegen de pretenfe gronden en fustenuen door de G. 1... van den Agten gelegd, en gevoerd, zoodanig te verzetten , als die van den Gerechten in der tijd, tot welzijn der Goede Burgerij en *tmaintien der rust, en goede ordre , en van hunne wettige Magilïrature, te rade zullen worden. Dan, daar wij, hoe zeer, aan de eene zijde, ten uiterlïe aliëen om 'tgezag, of de Rechten van anderen naar ons te trekken, egter aan de andere zijde oordeelen , verplicht te zijn , de Rechten en prarogativen aan ons Collegie wettig Competeerende, tegen allen en een iegelijk, welke dezelven zouden willen verkorten, naar ons vermogen te defendeeren, znllen wij intusfehen gerust op ons goed recht in de-en voortgaan, alle zoodanige mere politicque Keuren, Ordonnantiën en Alteratien , en Ampliatien van dezelven te inaaken en publiceeren , als 't welzijn van de Gilden, en van de goede Burgerij, en Ingezeetenen, mitsgaders de rust en veiligheid der Stad, aan onze zorge toevertrouwd, zullen komen te vorderen; dog geen ander doelwit hebbende , zullen wij ook , gelijk wij bij onze voorige Misfive aan UE. Groot Achtb. verklaard, bijgelegenheden betoond hebben , bereid gevonden worden, de befwaaren der goede Burgerij , en Ingezeetenen, tegens dezelven , niet alleen ten B % allen  MENGELWERK VAN HET allen tijde aan te neemen, maar ook zoo veel in ons vermogen is te gemoet te komen , en uit den weg te ruimen. i En hier mede zullen wij in vertrouwen , dat UEd. Groot Achtb. geene fwaarigheid zullen maaken de Burgers, zig aan UEd. Groot Achtb, tot intrekking onzer Ordonnantie op de Jaarmarkt van den 15. September 1785. geaddresfeerd hebbende, aan ons te renvoyeeren, dezen befluiten, met verzoek dat UEd. Groot Achtb. denzelven mede onder de notulen van den Oud Raad gelieven te doen inferceren, en voorts UEd. Groot Achtb. in de befcherming Godes beveelende , blijven, Edele Groot Achtbaar e Heeren! UEd. Groot Achtb. goede Vrienden, Burgemeester, en die van den Gerechte der Stad Dordrecht. Ter ordonnantie van Dezelven Ps. GEVAERTS. Dordrecht den aif Februari'} 1786. M Y N HEEREN! p gister hebben ik met veel genoegen in uw Mengelwerk geleezen het Adres der Gilden aan de Goede Luiden van den Achten gedaan, ' ik heb ook met het uiterite vergenoegen ver-i noomen, den gelukkigen uitflag op dat Adres. Maar daar egter dat onderwerp veele zwaara tt|  DORDRECHTS GEDENKBOEK. Jtl legenftribbelingen heeft moeten ondergaan door de Vrienden van den Sradhouder , en het dus nuttig is dat het Publiek weet , wie zij zijn, die tegens het Burger verzoek aan de bezwqqr ren Burger Privilegiën hebben zoeken buiten effeét te ftjjlcn, alleen maar om hun eige grootheid te vestigen , en zig bij den Stadhouder bemind te ma :ken : zoo is niet alleen mijn , maar ook een groot aantal uwer geftaadige Leezers, verzoek, dat UEdelens de goedheid hebt, om in uw eerfte Blad , zoo het weezen kan , die zaak in alle zijne omfhndigheeden te agceivolgen, dat is, dat UEdelens nu eerst laat volgen, de twee mannelijke en bnrgervoorrecht bevorderende Adviefen der beide Heeren Achten van Bracht en Knog , zoo UEdelens die kunt bekomen, in het bezoigne uitgebragt, waar op dan diende te volgen, in weinig woorden, het voordeelig befluit door de meerderheid genoomen, mee een Naamlijst wie 'er in het bezoigne heeft voor en teegen geftemr. Daar na het voortreffelijk en alles beflisfend Advies van den Heer van der Meij van der Linde in de Vergadering van den Oudraad gedaan, waar op zoude dienen te volgen, wederom een Naamlijst der Lee? den, die voor en teegen hebben geftemd , en eindelijk de, nooit genoeg te roemen , bij den Oudraad genoomen Refolutie, met de daar op gevolgde aanteeketnngen , Protesten , contra Protesten en aanteekening van den Heer Hoofdofficier, Wij twijfelen niet , of UEdelens zuk door uwe correspondentie alle deeze Stukken Wel kunnen bekpomen. Als dit zoo verhandeld word , zal een ijder juist weeten wie de Burgervaderen zijn, en wie 2,ig bukken voor den Stadhouder. B 3 Ik  22 61ENGELWËRK VAN HE ï Ik verlaate mij , UEdelens aan het verzoek zult tragten te voldoen en blijve fteets Uwen oprechte vriend en 12. Maart 1786. beflendige Leezer. ANDWOORD. Wij zijn bereid om aan het verzoek ons in bovenftaandcn brief voorgefteld , zoo rasch mogelijk te voldoen, indien, wij het genoegen hebben om daar toe door onze Vrienden in ftaat gefield te worden , waar toe wij ons vermoogen gaarne willen aanwenden , doch wat de Naamlijst van de Leden , die voor en teegen geltemd hebben, aanbetreft, wij zien niet , dat dezelve veel nut aan de goede Zaak zonde toebrengen. WELEDELE HEEREN! SCHRYVERS VAN HEÏ DORDRECHTS GEDENKBOEK. D ewijl ik met Blijdfchap en genoegen zie, dat gij uwe kunde, Arbeid en moeite, zoo Voortreffelijk als Lofwaardig niet alleen te koste legt, om de oude vergeten, verwaarloosde of verdonkerde privilegiën, en voorrechten uwer Stad, den Roemwaarde Burgeren van Dordrecht aan het oog te brengen, maar u ook wel wild verledigen om het geen tot nut van den Koophandel en Navigatie flxckt in uw Mengelwerk te plaatzsn, neem ik de vrijheid u te verzpeken, tot meerder Elucidatie des Btiefs van Ee-  DORDRECHTS GEDENKBOEK. Eenige Vrienden van den Koophandel Gedateert 26 Novemb. 1785. geplaatst in uw Mengelwerk Pag. 273. te plaatzen dé volgende Refolutie van Haar Hoog Mog. te vinden in het Recuëil van Zeezaaken 4 de Deel pag. 267. zijnde van den volgenden inhoud. Extraét uit het Register der Refolutien, van de Hoog. Mog. Heeren Staaten Generaal der verëenigde Nederlanden. Martis den 5 November 1726. Bij Refumptie gedelibereerd zijnde op een Misfive van het Collegie ter Admiraliteit tot Arafterdam, gefchreven aldaar den twaalfden Augustus laatstleden; verzoekende Elucidatie vaH het hondertvijfde Articul van het Laatst geëmaneerde Placaat op den ophef van de Convooijen en Licenten, fprekende van de betaaling van'sLands Regten, gaande Haare bedenkinge of het gepermitteerd is generaale verklaaringen, om de goederen te losfen onder hctResfort van diversze Collegien ter Admiraliteit te admitteeren, en op documenten van andere Comtoiren, buiten haar Resfort, aan Schippers haar afreekening Pasport te geeven. Is goed gevonden en verdaan, dat zal werden vastgefteld, zoo als vast gefteld werd mits deezen, dat wanneer in Scheepen hec Texel of Vlie inkomende, zullen zijn gelaaden goederen gedestilleerd naa een andere plaatze, als waar na toe het Schip is gedestincerc, als dan boven de prcecauu'en op het overdoen in Lichters in het generaal Placaat vervat, zal moeten werden geoblerveert, dat den Schipper en Stuurman op de  MENGELWERK VAN HET de generaale verklaaringe, bij haar in de Zeégaaten overtegeven duidelijke Expresfie in disi tinét'ie van die goederen zullen moeten maaken , me; bijvoeginge van de waare benaaminge der* zeiver goederen, van de kwantiteit en van de plaatze daar die na toe gedestineerd zijn. Dat in plaatze van een Generaale verklaaring, twee eens luidende generaale verklaaringen op de Ëerste wagt zullen moeten werden ov rgegeven, van welke de Officieren, op de eerste vvagt eene zullen moeten zenden na de plaarze van de desrinatie van het Schip, en de andere na de plaatze Waar na een gedeelte der goederen is gedestineerd. Dat die beëediging van de generaale verklaaring zal moeten gefchieden ten Comp'oire van de plaatze daar het Schip gedestineerd is en arriveerd. Dar de Acte van Afreekening aan den Schipper niet zal mogen worden uitgegeven, voor en aleer uit de Exebitie van de origeneele Los* cedullen, op het andere Comptoir geligt, zal blijken dat de Rechten van de goederen uit zijn Schip geligt eii aldaar gelost, behoorlijk zijn betaald. Dar in die Acte van afreekeninge ook distinct-clijk zal moeten werden geëxprimeert van welke goederen op het een, en van welke goederen op hetandere Comptoir 'sLands Rechten zijn betaald. Dat in deze gevallen de Loscedullen ter plaatze daar een gedeelte der Laadinge zal zijn ingebragt, zullen mogen werden uit gegeven, voor en aleer dat eenige generaale verklaaring, aan dat Comptoir gedaan, of gearriveerd mogte wezen, zonder Cunzequenue toe tenige andere gevallen. ^n  DORDRECHTS GEDENKBOEK. En zal Extract van deze Haar Hoog. Mog* Refolutie gezonden worden aan de Respective Collegien ter Admiraliteit , om te ftrekken tot derzelver narichtinge ende Haar daar na te reguleeren en te doen Reguleren. Accordeerd met het voorfchreve Register. Hier uit zullen uwe Dordrechtfche Kooplieden en Caragadoors zien, dat zij hunne goederen niet alleen in Schepen geladen om te Rotterdam, Schiedam of elders onder het Resfort der Admiraliteit op de Maaze te Losfen, met volgbrieven in Ligters na Dordrecht kunnen Laaten komen om daar op 't Convooij aan te geven, maar ook die in Zeeland, in Texel of het Vlie inkomen. Zo dat bij voorbeeld hunne goederen Geladen in Schepen na Amfterdam gedestineerd, in Texel of het Vlie inkomende , terftond in Ligters konnen worden overg •fcheept, als de Schippers maar zorg dragen op die wijze in te klaaren, als in deze Refolutie bepaald is, en met den Eersten Ligter Copij van hunne generaale verklaa. ring mede geven, om te Dordrecht op het Convooij in het Boek van de Generale verklaarin» gen te worden geinfereerd, terwijl de Ligter door Haarlem vaarende een volgbrief Ligt van die goederen die hij heeft ingtiaaden. Overmits veele Schepen in Texel of het Vlie inkomende wegens de droogte op pampus, genoo Izaakt zijn het grootste deel Hunner inlading, ala:tar in Ligters te Losfen, kunnen op deze wijs niet zeiden, de Koopmanfchappen te Dordrecht gearriveerd en Reeds gelost zijn, eer het Zee Schip te Amfterdam aan de Stadt gearriveerd is. Waar door vrij wat tijd en on- no-  2.6 MENGELWERK VAM HST nodige kosten zullen worden uitgewonnen: met dezen een plaats in uw IVIengelwerk te verkenen zal zoo ik vertrouw, uwe Kooplieden geen ondienst gefchieden, en 'er mede vereerd zijn die met alle Hoogachting zich teekend. Wel Edele Heeren! Uw. Wel Ed. onderdanige Dienaar,; Een Vriend der Braaye Dartenaars» AMSTERDAM den 14 Maan. 1786. Wij hebben de ordonnantie op de Burgerwagsen beneevens de aanmerkingen van de Schuttertje op dezelve ontvangen, doch wij geeven den zender in overweeging, of het niet beter zoude zijn de plaitzing daar van uitteftellen s, tot dat die zaak zijn volle beflag zal gekreegen hebben, waar omtrend wij het gevoelen van den zender verlangen te verneemen.  MENGELWERK VAN HET DORDRECHTS GE D EN K BOE K. Hei is dienjlig de leden der 'Regeering te doen begrijpen, dat, zoo zij den Prince van Orange en zijne aanhangers tijd geeven om de geneegenheid des gemeenen volks te herwinnen in weerwil der billijke oorzaaken van misnoegen, over de pogingen en de geweldadigheden, welken de Prins gedaan en beftaan heeft, om hen hunnes ondanks in den Oorlog te fleepeK — in weerwil van het geene zijne hcerschzugt hem heeft doen beftaan tegen de rechten en voorrechten der voornaamfte fteden hij eerlang nieuwe kragten Zal krijgen en den geenen, die de middelen om hem te verzwakken verzuimd zullen hebben, hunner ach' teloosheid doen berouwen. Negotiatien van den Graavê d'AvAüï, iV Deel pag. 66. J£n het laatfte ftuk van het eerfte deel van ons Mengelwerk hebben wij het genoegen gehad onze leezers medetedeelen het adres der vereenigde Gildens aan het Collegie van Goede Lieden van den Agten Inhoudende een aanmerkelijk abuis tot nog toe in de eleclie Of verkiezing van Burgemeesteren deezer ftad ï*. deel. C plaats  MENGELWERK VAN HET plaats gehad hebbende, door die namentlijk overtelaaten aan den Stadhouder deezer Provintie, daar dezelve volgens de uitdrukkelijke letter der Privilegiën aan den Oudraad en de Goede Lieden van den Agten alleen toebehoorde, met een daar bij gevoegd verzoek, om van dit hun adres ten fpoedigfïen aan den Heer Burgemeester der Gemeente kennisfe te geeven, ten einde het zelve hoe eer hoe beeter door de Leden van den Oudraad mogt worden in overweeging genoomen. - Thands zijn wipn ftaat geiteld om meest alle •de ftukken'daar toe betrekkelijk onder het oog van onze medeburgers te kunnen brengen, en Wè\ vooreerst de twee mannelijke en burgerBevende adviefen van de Heeren Agten Mr. H. yan Bracht $ en Knogh in het befoigne dooiden Oudraad daar over bepaald , voorgeleezen .• — dezelven zijn van deezen inhoud. Edele Achtbaar e Heer en l H et zijn Dekenen van twintig Gilden, die door een Gepast Adres zig aan ons Collegie hebben vervoegde om aan het zelve onder 't oog te brengen, dat wy, door het maaken en overgeeven van een Billet van Nominatie tot een dubbel tal perfoonen voor het Burgemeestetfehap om daar uit een enkel tal door den Stadhouder re doen eligeeren, een abuis tegen de Handvesten en Privilegiën begaan hebben — met emflig verzoek, om daar tegens in 't vervolg voorziening te helpen doen. Door. een aandagtige overweeging van het aan ons overgeleverde Adres en door de meerdere gronden van zekerheid door nafpooring der Handvesten ontfangen, ben ik volmaakt overtuigdt, dat ons Collegie Ja (hoewel ter goeder trouw) tegen de Privilegiën gehandeldt heeft  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 40 heeft — Dat aan den Heer Stadhouder geen Electie van Burgemeesteren toekomt , is üiy ten klaarden gebleeken, zoo door de gronden in het Adres aangevoerd, als wel op die, die ik vinde in de byzondere handvesten , door de Graaven aan deze Stad en derzelver inwoonders tot EEUWIGE en ONVERBREKELYKE Privilegie» gegeeven. De twee gronden waarop Dekenen hun Adres gebouwd hebben, nam. het accoort van 1385 en Concordaat van 1647, genoeg gedemonftreert zynde, zal ik daar over niets meer zeggen, maar kortelyk aantoonen, dat de Graafelyke Handvesten van denzelven inhoud zyn. Het eerde is dat van Philips van Bourgondien Ao. 1456 waar in deze woorden gevonden worden „ Item dat die Dekenen van de Gemeente kiezen zul„ len alle jaar binnen den 5den dag. van Julio, vier„ entwinn'g Perfoonen als gewoonlyk is ,, en wat daar „ meer volgd," om NB. uit dien te kiezen Agt Per- foonen — die -welke Achte kiezen zullen den Bur„ gemeester der Gemeente van onzer voorz. Stede" Maximiliaan en Maria, Hei togen van Oostenryk en Bourgundien hebben wederom Ao. 1478 tot „ Etn „ Eeuwig privilegie, zoo voor haat als voor haare Erven en nakomelingen Graaven en Gravinnen van ,, Holland geaunt en gegeeven ook onder anderen" „ Dat die Acht Perfoenen op HOEREN EEDE „ kiezen zullen den Burgemeester van de gemeinte van „ onzer voorfz. ftede van Dordrecht naar ouder gevjona„ Maximiliaan en Philips vernieuwende Ao. 1494 het Privilegie van 1478 en 1481. van boovengenoemde Maximiliaan en Maria fpreeken even duidelyk „ En boven dien" zeggen zy „ dat die voorfz. „ Acht Perfonen zullen mogen kiezen Elk jaar den Burgermeefter der gemeenten onzer vootfz. ftede naar „ Ouder Cuftume" Behalven de duidelykheid der woorden merk ik aan Ed. Agtb. Heeren, dat de Agten verplicht zyn den Burgemeester te kiezen op HOEREN EEDT, dat het dus aan hunne willekeur geenzints Maat of ooit gedaan heeft een ander Billet dan van verkiezing te ferrneeren: Ik beken openlyk in deeze Eens (echter onwetende en ter goeder trouw) ge* C a dwaald  3<3 MENGELWERK VAN HET dwaald te hebben. Maar hier in nu ten vollen verlicht zynde, zoude ik fchuldig ftaan aan den Eed des HE EREN indien ik voortaan ooit een ander Billet dan dat van Electie hielp uitbrengen ; En geene opgevolgde Octrooijen hebben eenige kragt ons ' hier van te ontflaan, nadien het de grootfte ongereimdheid zyn zoude te ftellen, dat de oorfpronkelyke beëedigde handvesten, door Octrooijen zoude kunnen verbroken worden, daar die Regeerings Reglementen altyd op de handvesten moeten gefundeert en er naar gericht zyn, Dus ver" diend hier geen de minste aanmerking het Octrooy van 1674,al waare het met alle de behoorlyke formaliteiten, het geen echter zoo niet is, in de waereld gekomen, want volgens de aantekeningen van onzen Burgm. Van de Wall die ik hier vylig volgen kan, zoo heeft et geene Convocatie van een eenig Gild, plaats gehad, noch is de verandering van de Regeringsvorm, in geen morgen fpraak door eenig Deken gebragr, onvermeidelyke vereischtens, zoude dit Ottrooij eenigzints van kragt zyn. Maar ter contrarie wy vinden alleen dat de G. L. van den Agten op zig genomen hebben de De* kenen der Gilden NB. IEDER AFSONDERL Y K daar over te onderhouden Eene handeling die weinig minder dan eene rechtftreeckfche kuypery te kennen geeft gelyk ook die Agten zig eerlang beklaag-* d«n dat hun wierd nagegeeven dat zy NB. TOT HET POLS SEN der Dekenen niet en waaren gemagtigd geweest, uit welk woord Pols/en weder ten klaartte blykt dat men over die gewigtige zaak, met Dekenen veel min met de Gilden, niet eens direct gehandeldt heeft: een allerfterkst bewys dat dit Octrooy niet anders dan onwettig en fubreptief is in de waereld gekome n door Eenen aanhang van den Stadhouder koen genoeg om toen (en was dit helaas de eenige tyd ge* weest) ten zynen welbehaagen de fchoonfre Privilegiën re fchenden: ook zyn de Agten te diertyd hier omtrent van geen eenpaarig gevoelen geweest, wy] de H. B. Van de Wall zegdt dat uit de notulen van den Oud-Raad blykt, dat zy onder hunne voordragen van November by MEERDERHEID hier over een naader voorftcl gedaan hebben. Het is tot onze groote verwondering en leetwezen te moeten ondervinden dat alle  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 31 alle voordraagen van Novemb. 1673 die ons hier van veel aanbelang zouden zyn, met eenige andere van die norable tyd reets overlang uit ons Aden-boek zyn uitgefcheurd. Had men dit Odlrooy eenigzints wettig inde waereld willen brengen niet minder was er noodig geweest dan dat de Burgemeester jder gemeenten die zaak in alle de Gilden had gebragt, om de ftem van ieder Gildebroeder hoofd voor hoofd hier over op te neemen; want dit was niet minder noodzaakeiyk in dit geval als het noodzaakeiyk geoordeeldt is, toen de Gilden in 1601 voor eenen tyd (namelyk zoo lang den toen» maaligen oorlog duuren zoude), afftand deeden, om Jaailyks van nieuws te confenteeren in de verpondingen ofte penningen ten Oorloge gedestineert, maar niets is 'er in deze gefchied, geen wonder dan dat de Heer Van de IVall zegd dat dit werk de algemeene goedkeuring niet heeft weg gedragen, om alle welke redenen dit Otlrooy nooit eenige wettigheid heeft kunnen nebben maar uit zig zeiven was informeel, krachteloos, Nul. Is 'er wel iet overig E. A. Heeren dat ons zoude hinderen aan het verlangen onzer medeburgeren, en aan onzen plicht te voldoen — naar myn gedagten niets — De Dekenen der Gilden bieden aan ons de behulpfame hand om ontflagen te worden van banden door de Stadhouderlyke invloed alleen gelegdt. De iever van de Goede Burgery is zoo groot om deze Electie volgens de Privilegiën hetfteld te zien, dat my woorden ontbreeken om den Ernst te befchryven die de Commisfie betoonde, toen Zy het Adres in onze handen ftelden — Zy kennen hun Regt — Zy begeeren het herfteld — En ik laat aan 't oordeel van U. Ed. Agtb. wat gevolgen eene weigering van 't geen zoo billyk en op zulke gronden geeischt word, wel naar zig zoude kunnen fleepen, waar van ik de overweeging U. Ed'. Agtb. met allen Ernst aanbeveelen — en waar van lk niets ter myner verantwoording hebben wil. H. Van Bracht. C 3 Edele  ga MENGELWERK VAN HET Edele Achtbaan Heeren! .^Llvoorens te treeden in het Poïnr , ter deliberatie van dit Befoigne gebragt , zoo vind ik mij verpligt eene verfchoonitlg te maaken op de Reflectie die Burgemeester Van de V» al! gemaakt heeft, omtrent het z\dres dat door Goede Luiden van den Agten in den aanvang van voorgaande Jaar is gemaakt. Het is waar, dat Goede Luiden van den Agten toen, by hun Adres begreepen, dat het genoegzaam was, als de Electie van één Burgemeeiter , om de Twee jaar aan den Oud-Raad bleef en dat hun zulks ook door de gecombineerde Gildens was aangedrongen , en dat nu Deekenen wederom een ander fustenu voeren , dit alles moet men advouëeren^ maar daar omtrend moet men in agting neemen , dat de kennis der Privilegiën zodanig gckerkert heeft gelecgen onder de bewaaring van overheerfching en onkunde , dat die niet 'zoo ten eenemaal in eene reys heeft kunnen verlost en zig eigen gemaakt worden,; dus men van dag tot dag moet !eeren, gelyk ook de Gildens in het hoofd van hun Adres reggen, dat zij door een naauwkcurig onderzoek, meer en meer verlicht worden , omtrent den vvaaren zin en meening der Privilegiën. Wij willen wel bekennen, dat wij gepasfeerden Jaar gedwaalt hebben, (dog alleen uit onkunde, ) wy keeren van onze dwaaling te rug , en agtervolgen dus (door de Gildens voorgeligt ) verder het lpoor der Privilegiën; en daar wy onbekent zyn geweest op dien weg; kanniemantons, nog de Gilden kwaiyk neemen, dat wy gedwaald hebben, maar daar langzaam , zeker doet voortgaan , hoopen wy egter (ondanks vele dwaalingen) eindelyk eens het einde te bereiken, namentlyk de Privilegiën heriield te zien. Schoon wy gepasfeerde Jaar gedwaalt hebben, zoo heelt die dwaaling aan de waaren zin of kragt der Privilegiën , geene de xninfte attfiinte toegebragt, zoo min als de ufurpatie van loo langen tyd die heeft kunnen vernietigen: nu overgaande tot de laak zelve , zoo zoude ik my ( kortheidshalven), \o'koomen kunnen conformeeren met het preadvies van den Heer Pen'fionaris; alzoo ik begrype dat het zelve in zyne gelegde gronden met myn fenti- ment  DORDRECHTS G E D E N K B O-E K. 33 ment overeenftemt, dog doordien ik tot myn leedweezen, in veele der voorgeftelde Advyfen hebbe hooren beweeren , de ongefundeertheid die men vind , en de v.waarigheid die men ma»kt , over het gereclameerde ^ door de Gildens, 200 vind ik my verpligt, en gedreeven, om ook op myne wyze die gronden , waar op ik begryp, dat hunnen eysch, niet kan , nog mag worden gedeclineert (zoo men niet de Stem der Privilegiën wil tragten te verfnworen, en voor altoos te doen zwygen pvoor te draagen. Ik moet rondelyk declareeren, dat ik de zaak juyst even als die Gildens begryp, en dat ik in het nader onderzoek van deeze materie, ten vollen overtuygd ben geworden, dat ik by het uitbrengen onzer Hemmen tot de voorige nominatie van Burgemeesters ( of fchoon onweetend ) tegens den inhoud der Privilegiën hebbe gehandelt, en ik betuyg de Gildens grooten dank, dat zy my door hunne inligting hebben gewaarfchouwd, enbevryd om voortaan in dit geval niet meer tegens myn Eed en pligt te handelen. Den Eyseh der Gilden is niet ver gezogt, of nieuw uitgedagt; want in het gepasfeerde Jaar, heeft reets een notabel lidt van den Oud-Raad ( den Heer van der Mey van der Linde nameutlyk) in iyn Protest van 17 January 1785" getoond, mede van dit gevoelen te zyn , en of fchoon zyn Edle, het toen uit de Odrooyen,en dus op een ander grond (als ik nu) fustineerde , zoo; was egter het weeze van de zaak het zelrde. De Gildens fundeereu zig op het Accoord van 1385-, en op het Concordaat van 1647- welk laatlte tot nog, toe hunnen rigtl^noer is , want hier in zyn , ( na wederzydfe handelingen, tuslchen regeering en gemeente, ten overftaau van Commislarisfen uit den Hoove met voorkennis en toellemming van den toenmaah'gen Stadhouder) hunneregten bepaalt, en het Accoort van 1385-, en de Privilegiën van 1395, 1478 en 1481 bevestigt. Dit Concordaat is dus een ContracT: , dat nooit kan verbrooken worden, dan met toellemming der wederzydfe contracleerende partyeu. De Gildens hebben nooit van dat Contract gerenuntieert, of eenige alteratie daar in toegedaan, derhalven moet dit Concordaat in ïyn volle kragt blyven voortduren tot zoolange, dat de. C 4 Gil-  34 MENGELWERK VAN HET Gildens hunne toeftèmming geeven , het zelve te veranderen, en dat luiks nooit gefchied is, confieert ten duydelykfte -en zeekerite hier uit, dat nog jaarlyks de Prefident Burgemeester by het vermaan der Gildens, (tot het inbrengen van derzelver (temmen tot de nominatie der Agten) hun herinnert, om zig na de Punóten en Artyculen in het Concordaat vervat te gedraagen. Zoo dat ook by Burgemeesters zelfs (hoe zeer nu 'zommigc hunner het anders fchynen te begrypen ) het Concoidaat geoordeelt word, als nog Heets in vigeur te zyn, want was zulks niet zoo, wat behoefde het dan herinnert, en gerecommandeert te worden. Op dit fundament dati, Ed. Agtb. Heeren ben ik van begrip, dat de Octrooyen ten opzigte der Gildens zyn nul en van onwaarde, en dat geen van dien iets tot vermindering of verandering van het Concordaat kan toebrengen, dewyl de Gilden nooit daar over legaal zyn gekendt, nog hun confent hebben gegeeven. En om die zelfde reedeu, befchouw ik de bijzondere Jtefolutien van den Oudraad,( voor zoo verre die eenige Veralieneering van de Privilegiën aangaan,)) mede voor informeel. Het Octrooi van 1^74- dat het meest hier in bedenking zoude koomen, 'en waar uit het tterkile tegens de, Gilden geargumenteerd word , om dat daar, voor de eérfte reys vier Burgemeeüers wierden aangelleldt , en dat daar by bepaald word , dat de nominatie van fes Perfoonen ter Electie, van drie Burgemeesters aan den Stadhouder zoude worden toegefonden, terwyl de vierde 13urgemeefter by den Oudraad zoude worden verkooren. Dit Octrooi van 1674 zeg ik , is ook even als de andere informeel, nul en van onwaarde , want het zelve is, Itrydig met de Privilegiën en het Concordaat', en in de waereld gebrajjt zonder legaale toefteniming der Gildens. Men. vind wel in de aanteekrningen van Burgemeester van de Wall, dat de Goede Luiden van den Agten verzogt wierden de Deekensdet Gilden, maar NIS, ieder afzondcrlyk daar over te onderhouden ; en ook' dat zy de Deckenen gefokt hadden ; maar nog by Zyn Edle, nog uit de Kelblutien van den Oudraad nog , elders, kan aangetoond worden 5 dat dc Gildens , tol . ... , . •.,; * " 'het  DORDRECHTS GEDENKBOEK. $g Jset toeftemmen van dat Octrooi legaal 7.yn opgeroepen. " Maar al eens toegegeeven zynde , dat , dat polfen voor legaal oproepen moet worden aangemerkt, zoo 2yn de Deekenen , niet verder gekend , nog hebben hunne toeltemming gegeeven, dan tot hetaanttellen van vier Burgemeeders in plaats van één, (op den voet der Privilegiën;) maar den Stadhouder zynemagt meer en meer willende uitbreiden, eischte de Electie der Burgemee (Iers te moeten doen; waar over door de Regeering met den Stadhouder wierd gemarchandeert, tot dat men eindelyk zoo verre voor den Stadhouderlyken invloed bezweek, dat men de Electie van drie Burgemeefïers aan den Stadhouder overgaf. Dit laatÜe is alles abfoluut gefchied zonder kennis der Gilden , zoo als duydelyk uh het verder beloop der aanteekeningen van Burgemeelter van de Wall blykt, zoo dat dan nooit daar door eenige erpptie aan het Regtvan Electie de Gildens is toegebragt. Is het dan nu zoo met de Octrooyen gelyk het is; eti is het Concordaat de grondwet voor de Gildens, zoo. aal niemand kunnen tegenfpreken , dat de bewoordingen aldaar gevonden, -welkt. Achten alzoo gekooren, Zynde, zullen alle vier maanden metten Oudraad defer Stede, naar ouder gewoonte hefen den Burgemeester der Gemeente allerduydelykst aantoonen , dat niet de Verkiezing of EleSie aan den Stadhouder , maar wel aan den Oudraad en de Agten competeerd.' Het argument dat men maakt uit de Acte van aanHelling van den Stadhouder, dat aan hem is gegeeveny de aahfterling van Burgemeefteren en Scheepenen, in de refpeétive Steeden; dit Argument zeg ik, pleit juyst voor het fentiment der Gildens; want by dat regt van aanllelling word onmiddelyk gevoegt. dat het zal moeten gefchieden na de Privilegie». Hier zyn het nu Privilegiën daar men zig op fundeert^ deeze zyn het, die de Electie geeven aan den Oudraad en de Agten.Ergo 2al de Stadhouder nu handelen ( ingevolgen zyn iuflructie na de Privilegiën , dan moet de Electie der Burgemeefters door hem aan den Oudraad en de Ag* Jen worden gelaaten. 'Van het zelve fundament, is, het Argument dat men maakt uit deRefohnie van H. E. G. M. van 1766 , waar by gezegt word, dat aan den Stadhouder zullen worden £ 5  30 MENGELWERK VAN HET gegeven , de nominatien van Burgemecfters en Schepenen &c. zoo als (taande de minderjaarigheid aan H. E. G. M. is gedaan. H. E. G. M. bepaalen daar wei dat de nominatien aan den Stadhouder moeten worden gegeeven, zoo als aan H. E. G. M. is gefchied', maar bepaalen daar niet hy,dat wanneer die nominatien 't zy by abuys, 'tzy door voorige Stadhouderlyke ufurpatien, onrechtmaatig waaren overgegecven, men verpligt zoude blyven, die illegaliteit te agtervolgen, en den Stadhouder te laaten joütsfeeren van een Regt dat hem nier toekomt. De tegenswoordigen Stadhouder heeft zig dan over deze Reclame niet te beklaagen , want nog deeze nog zyne predecesfeuren hebben ooit in 't regtmatïg bezit van d.'e Electie geweest. Het Concordaat is getroffen in een Stadhouderlyke tyd, Ja door den Stadhouder goedgekeart, daar van is nog niets geabrogecrt maar het is in volk kragt blyven voortduuren; derhalven , kan de Stadhoudet niet meer eysfchen , dan dat Concordaat bepaait. Het Octrooy van 1674, is door ufnrpatie , en zonder content der Gilden gemaakt; de Oudraads Refoiutien van 1747, 175-( en 1766 zyn ( om daar niet meer van tc zeggen)uit condescendence voor de Stadhouders genoomen, zonder in agring te neemen , het refpect en vennoogen der Gildens op dat fubjeot, 7.00 dat de Stadhouders die Electie door hunnen invloed maar bezeeten hebben, als een aliunde goed , aan htm gegeeven door die geeneh, die daar over geen befebjkkrng hadden , en daarom moetdie Electie te rug fceereo, zoo ras als de regten Eigenaar , (dat hier dé Gilden zyn,) die reclameert. Wat is 'er ouredelyker , dan , dat daar de Gildens (of de Agten in hun naam) het regt hebben , om alle drie maanden, een Burgemeefter der Gemeente ( V R Y > te verkiezen, zy nu verpligt zyn, om een Burgemeester der Gemeente te neemen, die hun alvoorens door den Stadhouder toegefchikt, en waar door zy hunne geheele VRYE.Electie misfen? Deeze zullen'zy in Natura te rug krygeu, wanneer Jaarlyks de twee Burgemeeiters, door den Oudraad en de Agten, worden verkooren; want het is, in effect het zelfde of men ds  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 37 de Burgemeefters eens jaars verkiest, dan of men zulks alle quartaalen doet, als de verkiezing maar VRY gefchied. Men behoefr geene zwaarigheid te maaken, dat, zoo men deeze verandering maakt, men wederom dient te rug te keeren tot die Regeerinsvorm, die in den Jaare 1647. heeft plaats gehadt. Neen het tegendeel is waar i Het zyn niet de Gilden , die de Regeeringsvorm zoeken om ver te werpen. Zy herroepen niet,dat'er maar een' Burgemeester moet zyn , of dergelyken meer. Gantsniet. Zy eysfchen maar,datalle de vierBurgemeefters door den Oudraad en de Agten worden geëligeert. Zoo dat dan alle bezwaar hier omtrend ophoud. De Regeeringsvorm ondergaat geen alteratie , het bewind blyft aan vier Burgemeeiters , de Kamer ten belyde blyfe onder de directie derzelve Burgemeelters als die nu is, en de Gildens herkrygen hun regt. Ziet daar, Edele Agtbaare Heeren de gronden waar op ik befluyt, dar den Eysch der Gildens is aller regtmaatigst, inconteltabel gcfundeert op hunne Privilegiën, en gefchikt om een ieder in zyn wettig regt te herilellen, en geen verwarring in Regeeringsvorm te vetoorzaaken. Ik hoope dat deeze gronden voor UEd. A. van zoodanige over'uygende kragt zullen mogen zyn , als dezelven aan my voorkomen ; op dat 'er een voordeelig rapport door dit Befoigne zal mogen worden uitgebragt, waar door de Vergadering van den Oudraad, geen oogenblik mag hasfiteeren, eene gunitige en allezints op de waarheid der Burger Regten deunende Refolutie op deeze zaak te neemen. UE. Agtb. ziet de kragt, en de geest van yver , waar mede dit Adres door de Gildens is aangedrongen. UE. Agtb. ziet de last,die ons daar in ( als aan onmiddelyke reprefentauten) is gegeeven, UE, Agtb. begrypt, dat dat alles komt, van zoodanige Luyden , die hun Regt weeten, en hunne waarde kennen. En kunt derhal ven geen ogenblik twyffelen, of wy moeten, en zullen, (in cas van contrarie conclulie ) den last door de Gildens, (als door onze committenten) aan ons gegeeyen ftiptelyk uitvoeren. Wie  33 MENGELWERK VAN HET Wie fchrikt dan niet$ als hy indenkt wat deur van verwarring 'er alsdan in de Regeering (laat geopend te worden? en wie kan bepaalen waar die verwarring eens eindigen zal? Permitteert my dus Ed. Agtb. Heeren , dat ik nogmaals de overdenking van deeze zaak aan de attentie van UEd. Agtb. aanbeveele, en dat ik UEd. Agtb. op het allerferieust follicietere tog met alle kragt der Burgeren Voorregten te willen helpen hei Hellen ,'op dat, de onderlinge rust gehandhaaft blyve * en wy alle in (laat moogen zyn , aan onzen pligt en aan onzen heilig bezwooren Eedt te kunnen voldoen. Vindt UE. Agtb. het verders goedt, om een nieuw Octrooi te bewerken, ik wil geerne daar in meede arbeiden, mits. dat het zelve gegrondvest is op de Privilegiën en het Concordaat, dat de Gildens daar over legaal worden opgeroepen, en dat intusfchen de aanitaande Burgemeesters verkiezing conform de Reclame der Gildens geschiede. P. KNOGH, De meerderheid der leden van het befoigne gellemd hebbende overeenkomffig de Privilegiën en tot het neemen eener Refolutie, om voorraan de Burgemeelters te kiezen volgens het accoort van ï.385., de handvesten van den Huizen van Bourgondien en het concordaat van 1647. deed de H. Burg. van de Wall de navolgende voorflag: of men niet zoude kunnen goedvinden, dat de G. L. van den. Agten bij de Gilden het daar heenen zogten te dirigeeren, dat men voor deze reize de oude gewoonte om een nominatie te zenden aan zijn Hoogheid nog zoude volgen, en dan over deze veranderinge met zijn Hoogheid communicatief gaande een Request zoude prefenteeren door den Oud -Raad , om een nieuw Oclrooij van Regeering, waar in deze zaak tot genoegen der  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 59 Burgerij wierd afgedaan , dat hij Burg. wel Cordaat wilde verklaaren hier toe zijn devoiren te zullen aanwenden, waarom zijn Ed. verzogt, dat de Agten hier op even Cordaat ant woorden zouden. De Heer van Bracht deed dengiootenieveren ernst , die de Burgerij in dit geval bezielde opmerken ,* echter bood hij aan met Dekenen te Ipreeken, en het voorlid van Burg. van dé IVaU aan dezelven te doen , doch dat hij op Dekenen in dit geval geen invloed hebben konde, om dat hij even Cordaat moest declareeren eens doch onwetende, gedwaald te hebben, en nu beeter onderricht nogmaals verklaarde, dat hij zoo lang hij den post bekleeden, dien hij nu de eer had te bekleeden, nimmer een ander Billet dan van Electie zoude overhandigen: waar op de H. Burg. van de Wall antwoorde dan is dit afgedaan. Hier op de Heer Knogh het woord opvattende zeide, dat hij wel op zig wilde neemen dit voorftel aan de Gilden voor te draagen en zoo veel moogelijk fmaakelijk te maaken, waar van veel goeds te verwagten was, doch dat zulks niet konde gefchieden, zoo men niet te gelijk aan de Gilden konde mededeelen dat de naaste Electie van Burgm. conform hun verzoek zoude gefchieden, doch ook dit fcheerï den Heere van de Wall niet te behaagen. Waar op vervolgens Vrydag den 10 Maart 1786 door den Oudraad genoomen wierd dê volgende Refolutie. De Penfionaris de Gyfeiaar heeft ter vergadering gei rapporteert de confideratien en het advis van de Heeren Hutf  40 MENGELWERK VAN HET Hun Ed»Gr. Agtb. Gecoramitteerdens, hebbende, ingevolgen en ter voldoening van derzelver Refolutie Commufoiiaal van den a8 Februari] laatstleeden geëxamineert het gecommuniceerde van den Heer Prefident Burgemeester A. B. van den Brandeler, concernerende net addres, door Deekenen van XX. Gilden aan de G. L. van den Achten gedaan, daar by aandringende het Recht van verkiezing der Burgemeetteren den OudRaad en de G. L, van den Achten competerende, en in fubltantie verzoekende, dar de G. L. van den Achten by de eerst aanftaande verkiezing van Burgem. zouden inleeveren een billet van Electie, en dat voorts by den Oud-Raad te deezer zaake zodanige maatregulen mogten werden genomen als ter bereiking van het oogmerk der voorfz. gedaane reclame nodig zouden werden geoordeelt, zynde het gemelde addres onder de Notulen deezer vergadering van den 28 laatstleeden geinfereerd. Waarop gedelibereerd en in achting genomen zynde, dat volgens de aloude Conltitutie deezer Stads Regeering, gegrond ©p de Handvesten en Privilegiën, mitsgaders het aangehaalde accoord van 1385 en nader bekragtigt by 't Concordaat van 16473 de Heer Burgemeester der Gemeente door den Oud Raad en de G. L, van den Achten moeten werden GEKOOZEN; en teffens geconfidereerd zynde, dat door het invoeren van Burgemeesteren in den Jaare 1674» onder dewelken het Burgemeesterfchap der gemeente van drie tot drie maanden roulleert, het voorfz. recht van Kiezen, den Oud - Raad en de G. L. van den Achten alleen Competerende, geene de allerminlte verandering heeft kunnen ondergaan, of in den boezem van een derde 't zy voor 't geheel , of ten deele overgebragt heeft kunnen worden, zonder expresfe renunciatien van de geenen ten wier behoeven het voorfz. Recht by den OudRaad en de G. L. van den Achten geëxerceert moetende worden is geëtablisfeert, is goedgevonden en verftaan te annulleren en te vernietigen, zo als geannulleert en vernietigt word by deezen, de Refolutie deezer vergadering van den 10 September 1747 zo veel dezelve tendeert, om de Electie van Heeren Burgemeefteren aan den Heer Stadhouder deezer Provincie Wil-  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 4I Willem de IVde overtelaaten, mitsgaders de Refolutie van den 22, November 1751, a4fte Maart 1766, en i8den Januarij 1735. En verders (voor zoveel des noods) te verklaaren, zo als verklaard word by deezen, dat voortaan by de Jaarlykfche verandering der Kamer van Heeren Burgem. twee Heeren uit den OudRaad, zonder eenige voorafgaande Nominatie, door de Leeden van den Oud-Raad en de G L. van den Achten volgens* de aloude conftitutie zullen werden gehozcn. Én wyders is goedgevonden en verfiaan, dat Copie der voorfz. Refolutie benevens dé Refolutie van den 28 Februarij laatstleeden en het daar by geinfereerde addres van Dekenen derXX. Gilden, by misfive zal werden toegezonden aan Zyn Hoogh. den Heer Stadhouder deezer Provincie, om te ftrekken tot deszelvs informatie, De Heeren Regeerende Bnrgemeesteren van Convent en van delFall, de Heeren Oud-Burgemeeftei en BI. Onderwater, A. H. Onderwater , H. Repelaar en B. Onderwater, de Heeren Oud-Raaden P. V. D Santheuvel, A. A, van Tets, H. Onderwater, J. Hooft, A. Pompe van Meer dervoort, J. C. Dura, J. J. Per duin en J. H. Hoeuft, zijn tot deeze Refolutie niet toegetreeden, maar hebben daar tegen laaten doen de volgende aanteekeningen. ondergefchreve declareert, zig met de bovengaande Reibmtie niet te conformeeren, maar daar tegens expres protesterende, te referveeren zoodaanige nadere aanteekening als vervolgens mag te raden vinden. (Was geteekendt) ~ „ H. Van Co-went, De Burgemeester van de Wall heeft tot het nemen der voorenftaande Refolutie niet geconcurreert, maar daartegen een aanteekening gereferveert en wyders uitdruk;  42 MENGELWERK VAN HET drukkelyk geprotesteerd van nulliteit, met referve , ötffi zig daar tegen te verzetten, zoo en in diervoegen als hij te raade zal worden, als naar zyne gedagten onder andere niet alleen ftrydig zynde. tegen de Refolutie Vari deze vergadering van den 18.Januari]. des voorleden Jaars, genoomen op de Propofitie van de goede Lieden Van den Agten, en volgens derzelver eigen Declaratoir, op het ferifusiyk re kennen geven van eene Deputatie van Vierentwintig Gilden aan hun lieder Collegie, mitsgaders de daar op gevolgde communicatfe aan zyne Doorluchte Hoogheid; Maar daar en boven diredlejyk aanlopende tegen het Befluit van de Heeren Staten van Holland en West Vriesland, van den 8 Maart 1766 mede brengende ,,dat in de Steden, Plaatfen, en Col« legien vervat in de Lyst onder Haar Ed. Gr. Mog. '„ Notulen van den »6 January 1759 geinfereert, (en „ onder welke Steeden de Stad Dordrecht in'de eerde 3, plaats genoemd word:) vermits Zyn Hoogheid den ,, Heere Prince van Oranje ën Nasfau, als Erfftad„ houder dezer Provincie is geinftalleert en beè'edigt, ^, de Nominatien dewelke zy gehouden zyn, aan den ., Heere Erfftadhouder volgens derzelver Handvesten '„ of Privilegiën of oude gebruiken te prefenteeren, en 5, dewelke zy NB. geduurende de minderjarigheid w van Hoogstdezelve aan Haar Ed. Groot- Mog. als „ Exercerende des zelfs voogdy hebben gezonden, voor„ taan aan gemelde Zijn Hoogheid zullen NB. moeien ,, zenden." En welk aanmerkelyk Staats befluit, mede behoort onder het getal van alle Ordonnantiën en Rcfolutien van de Staaten welke hy (ingevolge zynen plegtelyk geftaafden Ked: gehouden en verpligt is naer zyn vermoogen en weetenfehap getrouwelyk te volkommen en doen volkommen. Edog van welke getrouwe volkoming hy, zonder eene daadelyke tusfehenkomst en dispenfatie van de Hooge Overheid, zig zei ven, eigener authoriteid, niet kan nog vermag te ontflaan. Terwyl hy ondergeteekende nogthans, ten overvloede en om een doorflaand bewys te geven, hoe geerne hy altoos zyne eige begrippen tot voorkooming van fcheuringen onder de Leden van dezen Agtbaaren Raad , en tot confervatie van de rust dezer fiad , en ónder haare goede Ingezeetenen, aan die van anderen  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 43 wil onderwerpen, gedeclareert heeft, alvorens dit zyn prptest te hebben overgegeeven, wel te mogen lydeh', dat uit hoofde van de verfchillende denkwyze der Leden, een adres hier overgemaakt worde aan den SouVerain dezer Provincie, ten einde het goedvinden en welbehagen van hoogst denzelven daarop aftewagren: verklarende den ondergetekende jn gemoede, en overèenkomftig de régels van voorfigtigheid, door niet anders weerhouden te, worden, om zig met de meerderheid van deze vergadering te conformeeren, dan door «jen regtmatige bekommering, dat hy daar door zoude kunnen geoordeelt worden, zig niet naar de beveelen Van Haar Ed. Groot Mog: te hebben gedragen; als zynde het in alle gevalle inconteftabel zeker, dat, zo h'ij ondergeteekende al eens mogte toegeven (des geenzints: ) dat in de voorfz. Refolutie van dén 8 Maart 1766 eenige dubiteit refideerde, dan ègter, volgens de fundamenteele grondwetten dezer Landen, de decifie daar van niet aan dê Rëgeering zélve, maar aan de Hooge overheid, eenig en alleen toekomt. Verzoekende dat zyn Protest en Declaratoir, ter zyrief decharge, in de Notulen van deze vergadering mag' worden geinferèerd. . ( Wns geteekent) P. H. van de Wall O) De (>'> De nakomeüngfchap denke niet, dat deeze Heer. Pi H. van de Wall. een ander is dan die geen, welken wy meer dan eens in ons werk . hebben aangehaald neen de, Vïtgecver van de PRIVILEGIËN van Dordrecht ^ir. P. H. VAN DE WALL is dezelfde perfoon , dien wy hier zien protefieeren teegen het herftel •van een onvervreemdbaar Privilegie, niet tegenftaande het adrès der Gilden alleen op de Privilegiën rust en wel vóornamentlyk op het accoord van 13 85-. en het Concordaat van 1647. ovet welk, Concordaat zich deeze zelfde Heer van de in vroeger dagen aldus uitdrukte. ( *) „Dit ACCOORD met 4e Gilden, gelyk hec gemeen„ lyk genoemd word, is altoos als een ONVER13RE„KELYKE GRONDWET aangemerkt, en uk dien 1 ■ > 7 ,> hoof» (*) Handvesten van Dordrecht pag. 1688. II, debl. D  44 MENGELWERK VAN HET De ondergetekende Mr. Mattheus Onderwater en Abraham Hendrik Onderwater, en A. Pompe van Meerdervoort, hebben gedeclareerd zig met het Protest van ,» hoofden, in de , van tyd tot tyd verleende OcTroojen 3» op de Magiftraats bedelling . gelvk men zien zal, j, UITDRU'KKELYK BEKRAGTIGD ja nog heit ■Stndtiagi i wanneer de Dekens van de Gilden en ge» meene Neringen door den voorzittenden rurgemeeftct », vermaand worden, om zich te bekwaamen, tot het », inbrengen van derzelver (temmen tot nominatie der Agten — zoo werd hun Uitdsukkelyk herinner/!, im zich n naar dc punten en Jrlikelen in dit Concordaal Kfrs, vat te. gedragen ,, — Het is dezelfde Heer VAN DE WALl, die men in den opiragt , van zyn werk deeze veelbeduidende taal hoord voeren — „ myn yver ont. >, fonkt, cu myne voornemens alzints begunftigd ziende , 3, verdubbelde ik myn Poogingen, en fpande al(e mvne kragtcn in om NB. de ONVERANÜERi.YKE ., ' fretten myner vaderlyke Stad niet llegts tot een ,, lichaam te brengen, maar geene nafporingen onbeproefd 3, te laaten, om al wat in het beneveld vergezigt van afgeloope eeuwen duistet fcheen, en door het floers der j> Oudheid overdekt was in die eerwaardige gedenkftuk,, ken, op re helderen en in «en glansryk licht te ftel- „ len. GEDENKSTUKKEN! die ik nooit dan „ met aandoening hfifobouvi, en die ik nimmer Jees., of ik gevorl my over Me- do'orit'rltlende w% en Voorzigtigm ,, l> rffeerHervoort niet met' den weidenkenden, Vaderlandlievcudcn en by de Lurgety hooggefenarten Heer A. Po::... Meerdc-rvoort Ftekr*è\#ne& ■ Zoon ; welke laatstgenoemden Heer de jaaren tot de regeering vereischt wordende, iioj niet bereikt heeft; -ook is hy reedt;, te zeer verlicht en'j te braaf om een ecnigen ftap te doen, ten nadeelé der Buiger Privilegiën, van welken hy zich reedts lang een'k$erigcn voorftander ■betoond heeft. D a  46 MENGELWE&IC VAN Mf conforraeeren, verzoekende dit in de notule van dezsd Oud-Raad weide geinfereerr. (Was geteekent) B* Onderwater van Puttershoek. Den ondergeteekende conformeert zig met boven» gemelde Declaratoir. ( Was geteekent) H» Onderwater. De Ondergeteekende conformeert zig met hetbovëriflaande Protest en referve, mee uitzondering nogthans' der aangehaalde Refolutie van dezen Oud-Raad van 18 January 1785 als tot dewelke, blykens de Notulen van dien Dag, hy niet heeft geconcurreert. ( Was geteekent) H. Repel aar. Den ondergeteekende Mr. Pieter Van den Santfieuvej heeft gedëclareert, zig te voegen by het,- door den Heer en Mr. Pieter Hendrik van de Wall, den 10 Maart 1786 gedane protesten referve, zo nogtans, dat, of fchoon het argument getrokken uit de op den i& january 1785 genomene Refolutie advoueerende, daar door niet moet worden verftaan voorfz. Refolutie itï zyn Ëd. abfentie genomen, te hebben geapprobeert. (Was geteekent) P. VAN DEN SaNTHEUVEX. De ondergeteekende als mede Lid in den Oud-Raad heeft verklaard, . zig in de Deliberatien over de boveh ftaande Refolutie niet te hebben Ingelaten, uit hoofde van zyne qualiteit als Hoofd Officier dezer Stad, maar aan zig zelve, en aan 't Garaéler 't welk Hy dë Eerfe heeft te bekleeden, verpligt te zyn, dm van den inhoud van de voorfz. Refolutie kennis te geeven, aan de Heeren Staten dezer Provintie, Zyne Hoge comtmttente', ten einde het goedvinden van Hbogstdezelven te verneemen , op hoedanig eene wyze, zoo by het doen der Éleéiie als omtrent. he.t in dén Eed neemen der verkoren wordende Burgemeesteren, hy zig aal hebben te gedraagen. Verzoekende, dat dit zyn deck*  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 47 clararoir tot zyne decharge in de Notulen mag worden geinfereert. Dordt den 10 Maart 1786. (Was geteekent) A, A. Van Tets, van Goudriaan. Den ondergetekende heeft niet meede geconcurreert toe het neemen dezer Refolutie van Ootdeel zynde, dat men zulks «iet behoorde te doen, zonder alvorens Adres daar over door dezen Oud - Raad gemaakt was, aan den Souverain om daar toe Authotifatie te hebben, Dordrecht den 10 Maart 1786, ( Was geteekend ) Jan Hooft Dlz. (V) D« (c) Wy kunnen den inhoud van dit protest niet wel begrypeiii de Heer Hooft fchynt van begrip te weezen, dat men eerst verlof van den Souverein moest hebben bekoomen, voor en aleer men een Refolutie, waar door de rechten der burgeren herfteld worden, neemen mag, daar liet intusfehen zeeker is, dat men hier toe geen avctnrifatie van iemand nodig heeft, en dat Eed en plich hier toe de leden genoeg auftorifeeren — dan wanneer men in aanmerking neemt, dat de Heer Hooft een vreemdeling en daarenboven een van die geenen is , welken men by de Romeinen homines novi gewoon was te noemen, 200 kan men ligtelyk infehikken , dat de lïurget- Privilegiën zyn Wel Ed. Geftr. alleen maat by naam bekend zyn —— niet tegenltaande men van iemand die uit de Burgery om zyne byzondire vcrdienjlen tot den post yan Regent vetheevcn is» zeeker iets meer zoude mogen verwagten. Het blyfe een zcekere waarheid, dat bet ambt de kundigheid niet medebrengt, dit te bewyzen zoude overtollig zjn, en behalven dit zyn 'er fommige menfehen , die uit dankbaarheid beloofd hebben zich altyd in alle getrouwheid naar het gevoelen van hunnen proaioror te zullen fchikken, gelyk wy in ons Mengelwerk p, 104. hebben aangetoond, zeeker is het, dat dit dankbaar geflagt nog niet is uitgeftorve*- D 3  4'S MENGELWERK VAN HET De ondergetekende heeft zig met de Refolutie den 10 dezer by pluraliteid genomen, zoo als dezelve is liggende, niet geconformeert, als van oordeel zynde, dat, om het recht van Myn Ed, Heeren van den OudRaad en G. L. van den Agten, in dezen door Dekenen van XX Gilden gefustineert, op een wettige, en voor 't vervolg beflendige wyze, weder in werking te brengen zoo ras mogelyk eene Commisfie behoorde te werden bfroemt, om met concurrentie der Deekenen van alle de refpeflive Gildens, een Nieuw Octrooy op de^ Magiflraats Beltelling alhier, gegrond op deze Stads duidelyke en nimmer wettig vernietigde Privilegie, te ontwerpen, de Approbatie en Ratificatie van den Sou» verain daar op te verzoeken, en middelerwyl de verkiezing , van Heeren Burgemeesteren te laten op den voet in het voorleeden Jaar beraamd. (Was geteekent) J. J. Pe rdüyn. Da ondergetekende Mr. Jacob Hendr. Hoeufft, heeft gedecla'reert van begrip te zyn, dat de aanftelling van den Burgemeester der gemeende, het zy die ora de vier Maanden, gelyk oudstyds plaats had, het zy die op eenmaal eens in het jaar by een fuccesfive vetkiefing, gelyk zedert het Jaar 1674 gebruikelyk is. gefehiede, een Regt aan de Gilden en gemene Neringen hier ter Stede Competeerende , het welk nog door Ofttooijen op de Magiftiaats befteiling, nog door Refolutie nog op eenige andere wyze zonder derzelver toefletnming, heeft kunnen veralieneert worden en in zoo verre met de gronden van de bovenftaande Refolutie in te Hemmen, dan te hebben moeten difcrepeien, over de wyze hoe dit regt wederom in gebruik te brengen, en dus zig met de Refolutie zo als dezelve is liggende niet te hebben kunnen Conformeeren, maar van gedagten geweest te zyn, dat de exercitie van dit Regt gelladig gefluclueert hebbende, en dan eens door de Gilden zelve, Mykens een keur of verdrag van 17 Tunij 1434. geoeffend zynde, dan eens aan den OudRaad en de Goede Lieden van den Agten gedemandeert zynde, volgens het accoord van 138J, dan eens aan de Goede Lieden van den Agten zonder den OudRaad  dordrechts gedenkboek. 49 Raad toegekent zynde, het welk de ware zin van het Handvest van Maximiliaan en Maria van 1478 fchynt te zyn, de zaak eenmaal op een vasten en duurznamen voet behoorde gebragt te worden, door de uitoeffening van dit Regt der Gilden en gemeene Neringen te Conftateeren in een Nieuw Reglement op de Magiftraats beftelling dezer Stad, doot de Regering met Commtrnicatie der Gilden en gemeene Neringen, te arrefteeren, en met de factie van den Souvetain te bekragtigen. (Was geteekent) J. H. Hoeufft, (rf) Het contraprotest van de Heeren van de meerderheid was van den volgenden inhoud. D e ondergeteekenden aan zig gerelerveerd hebbende zoodaanige Contra aanteekening tegens de Protesten en aanteekeningen als de Heere van Convent, van de Wal, en andete hebben konnen goedvinden tegens de Refolutie van de meerderheid van deefen Oud-Raad Nopens de Electie der vier Heeren Burgemeesteren in dato den 10 Maatt defès Jaars te doen, als zy zouden oordeelen te behooren, hebben uit hoofde van de opgeroeide hunne referve gemeent te moeten doen aantee- ke- (//) Wy verzoeken onze leezers deeze aanteekening van den Heer Mr. J. H. HOEUFFT wel re overweegeu, en met dezelve te vergelyken de misfive van de zeeven leden, die zich aan Han Ed. Gr. Mogeuden hebben geaddresfeert, wanneer men ten klaarden zal ontdekken, hoe onheusch men den Heet Hoeufft behandeld heett met hem daar in te doen voorkomen als hadde hy van zyne overige medebroederen gedisfemieerd, daar hy uogtans eeven d'crk, als alle de andere leden van het Achtbaar Collegie der Agten der liurgeren Privilegiën heeft voorgedaan, en in den grond der zaak met dezelven volmaakt overeendemd, den Stadhouder volftrektelyk niets toekennende in de electie van lïutgemeefteten onzer Stad, het is een trek , waar voor wy indien die ons gefpceld «ras die Heeren niet zouden bedanken. D4  5<3 MENGELWERK VAN HET kenen, dat, vermits in de deliberatien, ovet 't Adre§ der XX Gilden by niemand der Leden van den Oud^ Raad is gefustineert, dat de Electie van den Burgemeertet det Gemeente oudtijts niet zoude gecompeteerd hebben aan de Leeden van den Oudraad en G. L. van Achten, ©f dat de Deekenen der Gilden bij geleegenheid, dat zy Lieden in den jaare 1673, volgens de aanteekening van gemelde Heer van de Wall in zyne uitgegeven Handverten pag. 187? door de G. L. van Achten zyn gepolst geworden, zouden hebben overgegeven of immer na dien tijd getionfenteerd, dat de Electie van drie der vier Burgemeerteren zoude worden opgedragen aan den toenmaligen Heer Stadhouder, Willem den derden, terwyl uit 't 6de Art. zoo van het Octrooi] Van den Jaare 1703, als van den Jaare 1740 (welke 't laaiden is van de Oftrooijé op de Magiflraatuute van deeze Stad) met zoo veele woordeu confteert, dat 'c Regt van Oud-Raad en G. L. van Achten om Jaar. lyks twee Burgemeerteren te Eligeeren, om het eestte Jaar met de twee 'van het voorgaande Jaar, en he: tweede Jaar met de twee, die ais dan gekooren zullen worden', te dienen , en mitsdien om alle vier Burgemeerteren, die ter gelyker tyd in functie zyn, daadelyk te verkiezen, aan den zei ven Oud-Raad en G. L. van Ach. ten Competeert -volgens de privilegiën en oude onverbreekelyke obfervantien; en waar uit dan van zelfs vólgen 'moet, dat dit gemelde Regt buiten alle Coritefïa8en is, het mitsdien na hunne gedagtén even zeer ongepast, als ongegrond is, uit het Adres in den voorieeden Jaare doorK lil V Gilden gedaan, de daar opgedaarje propofitie der G. L. van Achten, en daar op gevolgde Refolutie van defen Oud-Raad van 18 Jannuarij 1785, te willen argumenteerep, dat de Refolutie van den ïo Maart 1. 1. rtrydig zoude zyn met evengenoemde Refolutie van 18 January 1785 , gemerkt by de Refolutie van voorleeden Jaar wel wederom de Electie van den vierden Burgemeester ïs gearresteerd, maar'tRegf, öm alle vier de Burgemeesteren te eligeeren in geenen deele is geconfenteerd geworden; dat na de gedagten van de ondergeteekenden, met geene mindere ongepastheid en ongegrondheid door den Heer van de Wall ten defen is gereclameert 'geworden , het befluit van 'Hum Ei  {DORDRECHTS GEDENKBOEK. $| Ed. Gr. Mog. van den 8 Maart 17661 nadien da eenvoudige Léétuure van dat befluit van zelfs Manifesteert? dat de intentie van Hun Ed. Gr. Mog. niet geweesf is, om daarby iets nieuws met Relatie tot de Electie van Burgemeesteren binnen deze Stad te introduceeren, maar alleen om te effectueereh dat zoodanige Nominatien, welke den Oud-Raad NB, gehouden was aan den Heer Erfïladhouder vólgens derzelver Handvesten of Privilegie» of ouden gebruyken te preienteeren, ea. dewelke zy geduurende Hoogstdeszelfs minderjaarigheid aan Hun Ed. Gr- Mog. hadden gezonden aan Z, H. voortaan zóude worden gezonden; uit de byvoeginge van welke gefubbureerde woorden, welker ener-: gie den Heer van de Wall fchynt ontftapt te zyn, oogfchynlyk is, dat Hun Ed. Gr. Mog. de kragt eq werking der Handvesten, of Privilegiën of oude gebruiken geenfints hebben willen vernietigen, maar in tegendeel dezelve aan de Refpecliye Regenfep indien a{ biet met zoo veele woorden, zeeker althans, virtualiter reffcns hebben willen Recommandeeren in 't oog te houden : dat de ondergeteekenden over zulke , offchoon zy faarne aan de eene zyde van harten toeflemmen, dat de ,eeden van Regeering verpligt zyn volgens hunnen plegtigen gertaafden Eed de ordonnantiën van de S,taaten ^ naar hun vermoogen en weetenlchap getrpqwelyk te volkommen en doen volkommen, egter aan de andere zyde vermeenen , dat de woorden der Staats befluijten nimmer uit derzelver zamenhang, en verband moeterj worden getrokken, óm door dat middel difijculteijten te maaken, of dubiteiitén te zoeken daar 'et geen zyn, en dat in tegendeel die saamenhang, en dat verband té meer moet worden geobferveert wanneer de handvesten , of Privilegiën of oude gebruyken niet alleen bekend j maar ook als onverbreekelyke oblervantien by Hun Ed. Gr. Mog. zelfs door Hoogstdetfelvet Octrooyen zyn erkent, geapprobeert, en geratificeert, ZOO als dit mét betrekking tot de Ele£He der vier Burgemeerteren door den Oud-Raad en G. L. van den Achten gezaamentlyk te doen , uit het 6 Att. der Öétrooije van 1703 en 1740 hier boven reeds is aangemerkt, p. s m  $Z MENGELWERK VAN HET Dat de ondergeteekenden uit hoofde van ongemeite Confideratien te_ veel eerbied hebben voor den Wef ram dezer Provmtie, om door het Concurreren met zommigen der disfentiercnde Leeden tot het formeeren van een Adres aan Hoogstdenzelve over eene zaake welke in allen opzigte klaat en manifest is, of door ™™at! teu een "ieu,w Oftrooij van denzei ven te verzoeken, Hoogstdetzelver gewigtige Occupatien buijten eemge de m.nfte noodzaakelykheid te imeri umperen, tegenwoordige genoome Refolutie van Io Maart dezes Jaars niets anders inhoud dan eene annullane of vernietiging van al zoodanige Refoluden van deezen Oud-Raad, welke de kragt en werking van het onwederfpreekelyk Regt van Electie van Burgeroeelter der gemeente om bizondere reedenen toe sebeel en al onbevoeglyk hebben gefchorst, rerwyl zv teffens van begrip zyn, dat niet alleen de Regels der voorfigtigherd medebrengen, maar ook den by hun pleeog gefiaaafden Eed by de aanvaarding van hunnen post als Leeden van deelen Oudraad diaeen, dat zy als Cordaate Regenten geene fwaarigheid moeren maakenom alle zoodaanige manifeste Regten en onverbreekelvke obfervantien, als eene ftille en bedaarde gemeente wel ernttig en met nadruk, maar teffens op eene decente en voegzaame wyze .leclameerr daadelyk te raaincU neeren en alzoo de abufieve ven igtingen zoo van hunne predecesfeuren als van hun zelfs, of uit onkunde of bv «advertentie veroorlaakr, op gelyke wyze als dezelve zyn geintroduceert naamentlyk by forme van wettige Refoïut.e re redresferen; dat zy ondergeteekenden om alle de gemelde Redenen de gronden der disfentierende Leeden voor derfelver rekening laatende, teffens moeren declareren niet aanfpreekelyk te willen zijn voor de onaangenaaine gevolgen welke de ondergeteekenden vreezen, dat defel vedisfenfie of de verdere demarches om de op den 10 Maart 1. 1. genoomene Refolutie lllufoir te maaken zoo op de harmonie van de Leeden van deelen Agtbaaren Raad als op de rust der goede en vreecfaame Jngefeetenen van deeze Stad zoude kunnen maaken, verzoekende wyders de ondergeteekenden, dat dit tontradeclaratoir en aanteekening, onder de Norulen van  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 53 van deeze vergadering van den 10 Maart 1. 1. worden eeinfereert ter hunner decharge. B Dordrecht den 24 Maarti786. (Was Geteekend) yf. b. van den brandeler. iv. b. van den santheuvel. j.' van. neurenberg. A VANad¥n santheuvel, Hz. n b ac kus. . b, van schellebeek. A HAVANdYrkMET van der linden, a\ B, stoop- a. stratenus. m. g. rees. _ arnold van poeliek a. a, stoop. h. van bracht. p. knogh s. V. ni e velt. f. van kessel. ' 7. van DER elst. h F. DE court. j. van der kaa. In deeze contra-aanteekening naamen alle de Heeren der meerderheid genoegen, uitgezonderd den Heere J. van den Brandeler, welke om bijzondere redenen goedvond eene aparte aanteekening tegen de Heeren van de minderheid te doen, welken wy hier insgelyks zullen laten volgen. Tje ondergeteekende Mr. J. van den Brandeler aan zich sereferveerd hebbende zodanige aanteekening te doen, als hy zoude nodig oordeelen tegens de Protes* tv*!  mengelwerk VAtf het ten en aameekeningen der Heeren vanConvent, van de W*«, en eï/er^e Heeren der Minderheid tegen de Refolutie van deeze Vergadering van den 10 Maart laatstleden, en wel met betrekking de EJeclie der vier Heeren Burgemeesteren, heeft geoordeeld mede te moeten doen aanteekenen, van oordeel te syn geweest, dat uit het 6de Artikel zoo van het Octrooy van den jaare * 703, als van den jaare 1740 ten dufde.ykfte is blykende het recht aan den Oud Raad en G. L. van den Achten competeerende om 'sjaar/yis twee Burgemee* jleren te Eligeeren, om het eetfte Jaar met de twee van t voorgaande Jaar en hst tweede Jaar met twee, die dan gekooren zullen worden, te dienen. Dat de Refolutie van 10 Maart geenfints ftrydig is tegen die van deezen Oud-Raad van 18 January van den voorleden Jaare 1785; en dat het befluit van hun Ed. Gr. Mog. van den 8 Maart 1766 nimmer ten doel kan gehad hebben, dat da Nominatien der Regenten van dp Steeden deezer Provincie In het gemeen èn die van deeze Stad in 't byzonder aan Zyne Hoogheid zouden moeten worden toe gezonden, wanneer zulks ftrydig was tegen de uitdtukkelyke Rechten en Privilegiën aan dezelye Steden gegeeven. --—• Dordrecht den 29 Maart (Was geteekend) 1786. J. Van den Brandeler. Hier mede meende men, dat de zaak zyn volle beflag gekreegen had; dan. zeeven Heeretj van de minderheid namen het befluit, om zich by Hun Ed. Groot Mogende de Staaten van Holland en West-Vriesland te vervoegen met het navolgend Adres. Edele Groot Moogende Heeren t TT . JL Xet 's niet dan met de gevoeligste aandoening cn den grootsten weerzin, dat wy ondergeteekende, alle Raa-  DORDRECHTS GEDEMIiBOKK. 55 Rsaden in de Vröedfch'ap deezer Stad, öns gedrOngen: en in de noodzaakelykheid gebragt zien, de Hoogwigtige deliberatien van Uw Ed. Groot Mog. voor een oogenblik te interrumpeeren, en ter tafel van Uw Ed. Gtoot Mog. tö brengen, een gefchil, het welk onder de leeden van den Oud-Raad dezer Stad wegens de op handen zynde verkiezing van Burgemeesteren ongeIwkkïglyk en geheel buiten ons toe doen ontdaan isj en waar van wy de gevolgen indien die, door de tusIchen komst van Utfv Ed. Groot Mog* niet onmiddelyk worden voorgekoomen en in de beginzelen tegen gegaan, uithoofden van de meer byzóndere Regeerings-: form deezer Stad, niet weinig apprehendeeren. TerwyÉ teffens de hooge Regten en PrsBè'minentien van Zyne Doorl. Hoogheid als Etfftadhouder deezer Provincie,' aan welken wy beloofd en g«zwooren hebben, in dié qualiteit gebouw en getrouw te zyn, ook daar in niet minder betrokken zyn, zoo als Uw Ed. Groot Mog. Rit een fuccint expofé van zaaken, en't welk de kortheid des tyds ons niet toelaat, breedvoeriger te adftru> eeren, al aanftonds zullen kunnen opmaaken; Dan 'e welk wy nogtans, ten einde Üw Ed. Groot Mog. een klaar en volledig denkbeeld van den ftaat des gefchitè zoude kunnen vormen van wat hooget moeten ophaalen; federt een.geruimen tyd, by verfcheiden Leden dér Regeering refieclie zynde gemaakt op de jegenswoordige verkiezing van Burgemeerteren, welke zedett het jaat 1747, tot het jaar 1759 en van het jaar 1766, tot den jaare 1784 alle Vier uit een Nominatie, zoo door de jrefpective Heeren Erfïtadhouders als door wylen haare Koning!. Hoogheid, de Vrouwe Gouvernante, zyn geeligeerd geworden, begonnen vry algemeen in een begrip te Vallen, dat zulks aanliep tegen den duidelyken letter van het Octrooij wegens de MagiRraats hertelling van het jaar 1674., waar by het aloude Recht van den Oud-Raad, om, met en bene-^ yens de Goede Luiden van den Agten Een der Vier Burgemeesteren, zonder ,voor afgaande Nominatie, en buiten Electie van den Stadhouder deezer Provincie te kunnen en te moogen qanftellen, erkenden bevestigd -is, en van welk Recht de Regeering dezer Stad, geduuvende de minderjaangheid van den jegenswoordigen Hee?  56 MENGELWERK VAN HET Heer Erfstadhouder ook dadelyk had gebruik gemaakt. De gedagten der meesren Regenten liepen vervolgens daar heenen, om dat Octrooy wederom te doen Revi» visceeren even en op dien voet, zoo als by eene Refolutie van den Oud-Raad van den 19 February 1759, was vastgerteldt, en waar naar men zich geduurende de minderjaarigheid van Zyne Dood. Hoogheid gedraagen hadt. Men was het over de zaak als zaak, genoegzaam eens, dan men verichilde alleen, of men dat recht by eene fimpele Refolutie, dan wel by een nieuw Octrooi. daar toe by Uw Ed. Groot Mog. te verzoeken, zouden in trein brengen: intusfchen gebeurde het, dat, op den 31 December van het jaar 1784 de Goede Luiden van Hen Agten onder de Articulen, welke zy gewoon zyn elke drie maanden aan de leeden van den OudRaad ter deliberatie over te geeven, onder anderen kwamen voor te draagen en te verzoeken, dat het Derde en Vierde Articul van het Octrooi, wegens de Magiftraafi hertelling van het jaar 1674 inhoudende dat de Electie man den vierden Burgemeester zoude blyven Aan den Oud-Raad en Goede Luiden van den Agten, welke daar toe ook zoude/; uitbrengen twaalf Keuren, En. dat altyd onder-de voorzeide vier Burgemeesteren Zoude moeten weezen drie Perzoone'n , die daar toe by Zyne Hoogheid waaren geëligeerd, en NIl'iT MEER ALS KEN, die by den Oud Raad, neffens de Goede Luiden van den Agten ingekooren was, Dat, zeggen wy ■, 8l voorzeide Articulen, by eene nadere en nieuwe Refolutie (Het zyn de eigen woorden van het voorftel ) weder ten nutte der Burgery, wier de in onverhreeklyke ufantie gebragt, en NB. wederom gelyk ten tyde van Willem de o>de Gl. gedagtenis, effca forteerden. Den Oud-Raad hier op het befluit neemende, om veertien daagen daar na, over deeze Propofitie te delibereeien, werd daar op, met een genOegzaame eenpaarigheid, eene Refolutie, overeenkomftig het verzogte der Goede Luiden van den Agten genoomen, in dier voege nogtans, dat eenige Leden te kennen nebben gegeeven. dat zy van oordeel waaren, dat zulks by een nieuwe Octrooi van haar Ed. Groot Mog. in trein en tot confistentie behoorde gebragt te worden, ten einde dit point, het welk, gelyk wy bevorens hebben opge. merkt  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 5? merkt federt het jaar 1747 gefluctueerd had, eens voor al op eenen vasten en onverbreekelyken voet zoude gevestigd blyven, gelyk dit een en ander uir de Refolutie van den 18 Januarij van hec voorleeden jaar aan Uw Ed. Groot Mog. ten duidelykften zal confteeren. Hoe zeer wy ons nu met grond hadden moogenvleijen, dat hier door de verkiezing van Burgemeesteren op eenen duurzaame,n voet zoude gebragt zyn, zoo moeten wy echter tot ons leedweezen, te kennen geeven, dat de uitkomst geenzints aan de algemeene verwagting heeft beantwoord; terwijl het echter aan die leden, welken , voor het verzoeken van een Odhooy geftemd hebben, tot geene geringe. Satisfactie verftrekt, dat zy vooruitziende de gevolge, en wisfelvallige denkwijze zich toen ter tijd daar door volkoomen hebben gedechargeerd, en irreprochabel gefteldt. Want naauwelijks een jaar geleeden, na dat de voorfz. Refolutie genomen was, zoo werden de ondergeteekenden op het onverwagst gefurpreneerd, door eene Propofitie van den jegenswoordigen Heer Prefideerende Burgemeester in iubftantie contineerende, dat hy, door eene deputatie uit het midden van de Goede Luiden van den Agten, was verzogt geworden, om zeeker, adres, door Dekenen van twintig der Dertig thans exteerende Gilden, aan hun lieder Collegie gedaan, en tendeerende tot alteratie van de hier bovengemelde Refolutie van den 18 Januatij 1785, en dat de G. L. van den Agten, by de aanftaande' verkiezing van Burgemeesteren voortaan geen biljet van Nominatie, maar alleen van Eleclie zoude inbrengen, en by het overgeven daar van, aan den Heer Schout van Dordrecht verklaaren, dat het is een biljet van Electie volgens het Accoord van 1385 en Concordaat van 1647 Refpective, ter deliberatie van den Oud-Raad te brengen, en van welke propofitie en Adres wy ons verpligt vinden, almeede een Copie Authentieq en gedrukt Exempeiaar aan Uw Ed. Groot Mog. te Laate toekomen, Wy"  5§ MENGELWERK VAN HSÏ , Wy agten het Onnoodlg, om Uw Ed. Groot Mog"; te doen gevoelen, hoezeer wy over dit Adres der voorfz, twintig Gildens, en het verzoek van appui der G. L» van den Agten moeste gefrappeerd zyn, vooral daar de Laatstgenoemde, by geleegenheid der deliberatien overhunne Eigen propofitie van den 31 December 1784 met zoo veele Woorden by derzelver Advis dies wegen fchriftelyk voorgeleezen, en het welk zelfs met den druk is gedivulgeerd geworden openlyk te kennen hebben gegeeven , ddt zy in hun gevoelen te meer gefterkt waaren geworden door Eene deputatie uit vierentwintig Gilden aan hun Collegie gemaakt, welke hen S E R I* EUSLYK hebben te kennen gegeven, dat het hun van veel aanbelang toefchcen, dat zy Lieden (te weeté de G. L. van den Agten") zich Eenvoudig hielden by het voorgedraagen tweede Articul hunner Pointen den 31 December 1784, Kaakende de verkiezing van Burgemeesteren, overgegeven, en het welk de G. L. van den Agten (volgens hun Eigen Aveu) ter hunner kettüis hadden gebragt , en in eene byeenkomst voorgeleden, om des te meer in Jlaat te zyn hunne gevoelens aan den Oud' Raad te kunne voordragen, Hoe zeer men ook getracht heeft, ook zelfs van de zyde onzer meede Regenten, met welken wy ongelukkiglyk overdeeze materie .verfchild hebben, de G. L. van den Agten op de Vriendelykfte wyzén te perfuadeeren, omde Dèekenen dier Gilden, welke hun dit Adres hebben overgeleeverd, te beweegen van tog van hunne inftantien té wille afzien, en hunluyden onder het oog te brengen en te doen gevoelen de veranderlyken en inconftante deftkwys, welke zich in deefe zoo zigtbaar binnen den omloop van niet meer dan een jaare, manifesteerde, zoo zyn echter daartoe alle de aangewende poogingen (en wy zeggen het niet dan met de ge. voeligfte aandoening) vrugteloos geweest terwyi de G: L. van den Agten, of ten minfte zomigen hunner de hahdelwys der Deekenen hebben tragten te Coloreeren en goed te maaken met de quafie meerdere vetligting, welke zy zeedert het voorleede jaar, door een nauwkeuriger onderzoek van den waaren zin en meening der Priyilegien en handvesten zouden verkreegen hebben. Wanneer dan alle vriendelyke inftantien vergeeft waa-  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 59 waaren te koste gelegt, en 'er anders niet overbleef, dan om de zaak ten Principaale afte doen, zoo was Het gevolg daar van, dat de Leeden van den OudRaad, by meerderheid van twee en twintig waar onder die van zeven tegen dertien (temmen (zynde thien Leeden abzent geweest, en twee overleeden, terwyl den heer Schout uit hoofde van zyne qualiteit gedeclareerd heeft, in zyn geheel te moete blyven) hebben kunnen goedvinden, op laastleeden vrydag, den thienden dezer rhet annuMie van alle voorige Refolutien voor zoo ver dezelven'tendeerden, om de Electie van Heeren Burgemeesteren aan den Heer S.adhouder dezer Provincie overtelaaten (voor zoo veel des noods) te verklaaren, dat voortaan by de Jaarlykze verandering der Kamer van Heeren Burgemeesteren twee Heeren uit den OudRaad, zonder eenige voorafgaande Nominatie door de Leden van den Oud- Raad en deG. L. van den Agten, volgens de aloude Conflitutiê zullen werden gekooren gelyk dit een en ander uit de Refolutie zelve welke wy de Eer hebben , hier by over te zenden al mede zal komen te blyken. Wy zouden aan de Hooge wysheid en het onbeneveld doorzigt van Uw Ed. Groot Mog* te kort doen, indien wy "Uw Ed. Groot Mog. met een wydluftig vertoog alle de redenen onder het oog bragten ,■ welken ons verpligt en genoodzaakt hebben, de voorzeyde Refolutie te contradiceeren, en gelyk de mees» ten onzer gedaan hebben, daar tegen te protefteeren van nulliteid, Trouwens de kortheid des tyds en de presfance van zaaken (vermits de nieuwe Burgemeesteren den i April aanftaande behooren geinftalleerd en in bediening gefteld te worden.) laaten ons zulkx ook geenzints toe. . De eenvoudige en fiegts oppervlakkige leótuur van het Adres der twintig Gilden rekenen wy genoegfaam om Uw Ed. Groot Mog. te overtuigen hoe zeer 't zelve aan vreemde en tegen eikanderen aanloopende (tellingen is laboreerende men roept daar by in, een accoord van 't Jaar 1385 en een Concordaat van "t Jaar 1647 wanneer deeze Stad door niet meer dan een Burgemeefter van ouds den Burgemeester der gemeente genaamd beftierd werd en uit hoofde van dat accoord en concordaat, infteert men dat by de aanftaande veikiefing en n, deel. E voor*  00 MENGELWERK VAN ttftt voortaan een billet van electie voor Twee Burgemee* fleren zal worden ingeleeverd. (a) Men trekt in twyffel of het Octrooi van 1674 waaf by het getal van Burgemeesteren allereerst op VUt gebragt wierd, wel op eene wettige wyze is in de weereld gekoomen daar het zelfs met overleg van Dekenen der Gilden en na alvoorens dair over gelyk de Registers van den Oud-Raad uitwyzen door de G. LJ van la) Wy zullen de vryheid neemen eenige aanmerkingen , die ons onder het leezen zyn te binnen Gekoomen , hier nevens te voegen. — De gcheele redeneerin», waar van men zich hier bediend, freund op een droggrond, dié aanflonds vervald wanneet men in acht neemt , dat deze S:ad ook nog reu huidigen dage maar door Een Bur<*eineefter en dar wel die der Gemeente w-órd geredere: het Zoo zeer by deze Heeren geliefd Odlrooy van 1674, heeft hirr in geen de minde verandeiinggebragt, want hctideArt. Zegt duidelyk uit welke voorz. Magift. in Martio dezes jaais 1674 gecooren zullen worden vier Jiurgemeefteren voor een geheel jaar daar van den Oudlten in rang naar ordrc van de Regéering voor den tyd van drie maanden en zulks tor den laatften juny eerstkomende incluys zal wezen Burgemeefier van de Ge;neyiiten met alle zoodanige digniteiten ende leaardigh 'den , als alle Burgemeejlers van de Gemexnte hier bevorens gehad, mitsgaders in alle Collegicn en Vergaderingen binnen dfze Stad en fpecialvk ook vanden Cryc/j'sraet gcobferüeeft hebben,, en Art. 4. Mits welke met primo July dezes jaars 1674, uit de dtie volgende Jiurgemeefteren als Prcejident of Burgemeefter der Gemeynte voor gétyke drie maanden fuccedeeren zal den oudften naar den voorz. Rang van den Oud Raad. — Hier uit ziet men , dat 'er in het Adres onzer Gilden noch vreemde noch tegen den anderen aanlopende Stellingen gevonden worden , maat dat men hier de Zaak aan den Souverein verkeerd en uit zyn veiband gerukt voorfleld, waut ho.-we! 'er twee ofte meer Burgemeefters te gelyk gekoren worden, om ieder afzonderlyk drie maanden te dienen , of dat die ieder drie maanden verkoren worden, het is in effect het zelve , en hier om was het ook de gewoonte, dat de fuccedeerendeM Prxfident Burgemecher by aanvang der diie maanden wierd beëdigt, 'twelk met liet jaar 1740 is in onbruik geraakt, Xiet Van de ff'al! pag. 1985. en welke gewoonte noodzakelyk weder diende herfteldt te worden , alzoo mei. na Ziet wat kwaad gebruik 'er ia deze van gemaakt word.  DORDRECHTS GS DÉ N K B Ó Ë K.' OS kan dén Agten gepolst te zyn, is géarrefteerdCT)eh met de fanftie en de fouveraine wii van Uw Ed Groöt Mog. is bekragtigd. Eindelyk, want wy zyn bevreest vande Hooge aandagt van Uw Ed. Groot Mog. te abuzeereri men beftaat zelve uit een antwoord dat Willem de llldë G. G. aan de gedeputeerden Uit de Regeering deezer Stad dertien jaaren na dat het vóorzeid Oclrooi 't welk door Hoogst deszelvs invloed ichynt in de weereld te zyn gekoomen gegeeven heefc té ConclUdeeren, dat Hoog?t dezelven het daar voor zoude gehouden hebben dat het voordel't welk door voorn, gedeputeerden aanhem gedaan werd te weeten om allé de Octróoijeu te vernietigen en de Regeeringsvorm te herftellen op den voet zo als die voor het jaar 1652 geweest was geen» Zints was onwettig of aanlooperide tégen zyne Praeeminenrien of iets, waar op Zyn Hoogheid wettig aanfpraak had, en dat wel, om dat hy aan voorn. Gedeputeerden had gelieven te declareeren, dat hy deeze 'verandering hield voor een zaak van het uiterste gewigt Even als of een declaratoir van dien aart zoude involveeren dat hy welke op een onverwagt voorftel een voorllgtig andwoörd geeft en het zelve in advis houdt juist daarom (en wie gevoelt niet Ed- Grodt Mog. Heeren het onwettig van zulk een gevolgtrekking ) van de wettigheid nuttigheid en beftaanbaarheid van het zelve zoude geconvinceerd zyn. Dan, het zy ons vergdnd * om Uw Ed. Groot Mog. onder het oog te brengen de voornaamfte redenen welken ( b ) Hier is men ftout genoeg zig zelvet tegen te fpreeken : wy vraagen ishetpoïsfen van iemand over een zaak het zelfde als met iemand over die zaak in overlég treden ? Wy zeggen volmondig NEEN: en ieder die verftand heeft, en niet draajen of den Stadhouder in zyn ongegronde luscenuen tegen de Burgelrechtèn onderfteunen wil, zal dit moeteri toeftemmen: Dan al was het met overleg van Dekenen gefchicdi het was toch onwettig. — Dekenen kunnen niet handelen in pra:juditie van httn Gildebroederen , die alle met hun een gelyk récht tot de Privilegiën hebben j alles wat hier. zonder oproeping der Gildebroederen gedaan is, is wederrechrelyk , en het moet een ieder verwonderen , dat zeven Leden onzer Regecriug dit niet kunnen, of niet willés 35 X  6-2 MENGELWERK VAN HET ken ons weerhouden hebben aan de refolutie van den 10de deezer onze toeftemtning te geeven. Voor eerst hebber) wy gemeend, zulks niet te kunnen nog te mogen doen, uit hoofde van den reets by den aanvang onzer misfive bedoelden Eed, welke wy op de aanvnardïna onzer bediening en ook gedeehe'yk in eige handen van den jegenswoordigen Heer Erlftadbouier, wanneer hoogst dezelve deeze Stad in he jaar 1766 in naarvolging van het alhier gebeurde in 1747, me, Zyne Hooge tegenwoordigheid vereerd heeft plegtig hebben afgelegd en vernieuwd want daar het ons uit de Refolutie van Uw Ed. Groot Mog. van den 8 Maart 1766 vergeleeken met die van den 16 Januarij 1750 duidelyk voorkomt dat Uw Ed. Groot Mog, zelve begreepen hebben dat aan Hoogst denzelven het regt van Eledtie van Burgemeesteren immers van drie derzelven binnen deeze Stad, by Continuatie; behoord te worden overgelaaten, hebben wy in gemoede geoordeelt dar wy behoudens onzen Eed van namentlyk den Heer Flrfftndbouder in deeze zyne quaiiteit gebouw en getrouw te zyn(c) (zonder dat wy daar door willen verftaan worden, iemand onzer medeleden van ons in gedagten verfchillende, in het minfte of geringfle te taxeeren) verpligt en gehouden waren ons tewen de voorzeide Rtfoltitie van den icden laatst!, op de meest gepafte wyze te verzetten te meer, daar de meesren onzer, en wy verzoeken, dat Uw Ed. Groot Mog. hier op eene bezondere aandagt gelieven te vestigen ten blyke dat wy alleen door bezeffens van pligt te rug grhouden wierden, en ons eige gevoelen geerne aan dat van anderen wilden fubraittteeren, rondborftig hebben gedeclareerd, wel te mogen leiden dar het gefchil aan de uitfpraak van Uw Ed. Groot Mog. verbleeven wierd, als het naar onze begrippen incontefiabel fchynt te zyn, dat in allen gevalle hoe 'er ook ever den waaren (e) Dit doet ieder Regent, die zyn plicht betragt: maar het gel {,::■:-.■ en getroun- 7yn aan den Stadhouder beftaat geenzints in het toedaan of geduldig toelaaten van inbreuken op Rechten en Privilegiën der Burgeren , en tot benadecling; der Gilden en derzefver Rechten —— neen, dar loopt zelve teegen die getrouwheid aan,en de Stadhouder ben ordealle «le zulken te confidereeren , niet als zyne vrienden, maat aJs zyne grootlie vyandea  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 63 ren zin van de Refolutie van den 8 Maart 1766 mogt gedagt en geredeneerd wotden nogtans den aart van zaa-^ ken en de fundamentele grondwetten deezer tanden medebrengen dat de decifie daar van niet aan de regeer ring zelve maar geheel en alleen aan Uw Ed. Groot Mog. toekoomt. Wy agten het noodzakelyk de eigen woorden van de vooizeide Refolutie hier te infereeren ten einde de leden van Uw Ed. Groot Mog. vergadering al aanftonds zoude kunnen gewaar worden dat wy ons daar op met het hoogfte regt beroepen hebben Zv tuiden aldus, is goed gevonden en ver/laan dai aan de Stccdcn plaatZen en Collegien , v:rvat 'tb de hst o::.ier haar Edele Groot Mog. notulen van den \& 'january 17J9 ge:nzereerd zal worden aangefchreev'en' en gelast vermits Zyne Hoogheid den Heere Prince van Orange en Nasfalt als Erjfladhouder &c. deezer Provincie is beecdigt en geinjlallccrd, dat de Nominatien dewelke zy gehouden zyn aan den Heer Erfliadhouder volgens der zeiver Handvaten of Privilegiën of NB- Oude gebruiken te pref enteer en en dewelke zy NB. Geduurende de minderjarigheid van Hoogstdenzelven aan haar Ed, Groot Mog. als exerceerenée deszelfs voogdy- hebhen gezonden voortaan aan gemelde Zyne Hoogheid zullen INB moeten fenden &c. Daar nu, volgens de Oude ja zelfs de oorfpronglyke en dus aller oudfie gebruiken, (af)over eenkomftig het Üdtooi van 1674 en de Refolutie van den Oud-Raad den (d) Rifum tcneatis anüei.' — oude enalleromUlc gebruiken, past men hier toe op een, door invloed van den Stadhouder teegen de Privilegiën ingevoerd Oörooy van 1674 en op Refolutien van 1759, aauloopende tegen de Privilegiën, en door dezelven wil men vernietigen > Avconrdcn , Graafelyu 'Handvesten en Concordaten door l'urg. i-'ai: de il'a'.i zelf met den naam van ONVERANDER LYKE GR ON D WETTEN Z.YNER VADERLYKE STADbety teld , waar over zyn wc! Ed. Geil. zoo zeer opgetogenwas in verwondering. Eene verwondering die hooger rees wanneer zyn £d. Geft. herdacht NB. dat de. zelve waren ftaande gebleeven , niet tegenfiaande zoo vecle-, gevieldige aanvallen , van HEERS CU- E Ar G E L lJ* ZUGTIGE i/0 R.STE N en tot noch toe Xv.'v*  (>4 MENGELWERK VAN Hïï den 19 February 17^9 geduurande de minderjarigheid van den jegenswoordigen heer Erf- Stadhouder de Nominatien van Burgemeesteren zyn overgezonden en de Electien van drie Burgemeesteren daer uit dopr Uw Ed. Groot Mog. gedaan en dat dus Üw Ed. Groot Mog. niet flégtsi als hoogst des zelfs voogden, maat ajs fouverain deezer Provincie door hunne eige daaden en beveelen: duidelyk gemanifesteerd hebben het regt van electie van drie Burgemeesteren te agnofeeren en de Regeering van onze Stad by de meergemelde Refolutie voor Uw _ Ed. Groot Mog is gelast en aangefibreeven om die zelvde Nominatien welken zy ge.1uurende de minderjarigheid van den Stadhouder aan Uw Ed. Groot Mog. ter electie hadden overgefonden voortaan aan Hoogstdenzelven te laaten toekomen zoo durven gehandhaaft. Waarom ook het nageflacht , zoo zyn Ed. Geil. zegt, ONDANKBAAR zoude handelen. Indien het op de graven van die Prybefid lievende Voorjlanders en BEWAARDERS ONZER STE D E LTKE P RIVILEGIEN DIE VASTE ZUILEN ONZER. WELGESC HIKTE REGEERING , 'geene Ecreteekens oprechte en hunne wyze en grootfche ontwerpen , ter gedaglenis van der zeiver grootmoedige fchoon eenvoudige denkenswyze niet der onflerfelykheid opofferden. Vraagen wy hier niet te recht wie zyn het die deze Ecreteekens vaa de graven onzer Voorvaderen omver rukken , en hunne wyze en grootfche ontwerpen aan de flerfelykheid overgeeven ï Zyn zy het, die de zelve HERSTEL!) willen zien en. 'DOEN IIE RLE EVEN? of zyn het die, die durven zeggen > dat het inroepen en reclameeren van Priyilegicra én Ufantien , welken door eene verandering van tyden en omftandigheden langzamerhand zyn buiten gebruik geraakt en waar van de weder invoering , niet dan confufie en yerwarring zoude te weeg brengen , een iluk is quaft van de hoogde aangelegenheid: Of die ftellcn. dat de oude Privilegiën en Ufantien in de Ocrtooyen eenig en alleen worden ingeroepen niet betrekking tot de cjuaüricatiei» van Burgemeefteren» en dat dezelve uit de Leeden van der» Oud Raad moeten veikooren worden , en hier door het weezentlykedier Privilegiën den bodem fchyneniuteflaan? — Onze Lezer oordcele hier zelf— Wy vragen alleen — waarom weigeren fommige menfehenfehaaniroodte worden? — Dan indien wy verder deze misfive wilde ontleden, zoude onze yver ons misfèhieh' te veel vervoeren , dc Zaak i« iu. goéde handen om'er op aan ilun Ed. Gr, Mog, te berigtett.  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 65 ven wy het gemstelyk aan bet verligt en tequitabel oor * deel van Uw Ed. Groot Mog. overlaten, of wy otv5 rn deze op eene andere wyze zouden hebben kunnen en mogen gedraagen en wel te meer daar wy als Regenten "deezer provintie en comperanten ter vergadering van Uw Ed. Groot Mog. gehouden en verpligt zyn, alle ordonnantiën en Refolutien, van de Staaten, ^ naar ons vermogen en wetenfchap getrouwelyk te volkommen en doen volkommen. Dan Ed. Groot Mog. Heeren hoe peremptoir na onze gedagten ook deeze Argumenten tot flaving van onze begrippen zyn mogen, zo willen wy egter voor Uw Ed. Gtoot Mog. iniet verbergen, dat de meede onzer disfentieè'rende medeleden tot folutie daar van zich voornamentlyk daar op beroepen hebben dat tnen, tot de Oude gebruiken opklimmende niet zoo zeer het Octrooij van^'t Jaar 1674 maar wel net Concordaat van 't Jaar 1648 behoort in 't oog te houden; en dat door het eerde aan het laarfte geen atteinte kan wor: den toegebtagt en dat ook het O&rooij van 't Jaar 1740 als zynde van laater tyd en posterieur aan dat van JÓ74 zoude moeten dand grypen; tot addruclie van het eerde heeft men aangevoerd, dat het Concordaat van 1647 tusfchen de 'Regeering en de Gilden aangegaan voor een onverbrekelyke grondwet te houden zy; dan het kan aan de Hooge «andagt van Uw Ed Gr. Mog, als dan niet ontglippen , dat het! ook dan van zelve fpreekt dat 'er niet meer dan etn Burgemeester en gcenfints vier behooren verkooren te worden alzoo bet voorfz. Concordaat flegts van eenen Burgemeester gewag maakt welke van vier tot vier maanden door de G, L. van den Agten met en beneevens den Oud Raad, verkooten wordt. Want fchoon men die fwaarigheid al verder hier mede heeft zoeken op te losfen, dat niet de quamitek van Burgemeesteren maar alleen de qualitrit en dus het Radicale van het Ampr, behoort in confideratie te koomen zoo penetreeten immers Uw Ed. Gr. Mog. al aandonds, dat deeze redeneering in den grond befehouwd zynde geen deek hsudt nog houden kan ten minden van dien aatt is, dat dezelve lynregt aanloopt tegen de fuccesfive Oélroijen wegens de Magifiraatsbeftelling van de Jaaren 1674 en I7a3 ei1 I74°> en dat dus een Explicatie van dien aart nimmer kan worden geadraUE 4 te;rdi  66 MEN GE L WEUR- V AK H ET feerd, ten zy Uw Ed. Gr. Mog. hoogstderzelver zoo eeven genoemde Oóbooijen welken alle van vier Burgemeesteren fpreeken, en waar by bepaald is dat zy niet van vier tot vier maanden maar voor twee geheele jaaren zoude worden ingekooren, alvorens gelieven te annulleeren en alzoo de Oude Regeringsform in dat opzigt doen herleeven , Dan of dit de algemene goedkeuring zoude weg draagen en aan het genoegen van onze disfentieerende medeleden beandwoorden zullen wy hier niet verder eplucheeren maar aan de Serieuze overweeging van Uw Rd Groot Mog. zelve overlaaten; En wat betreft het Oflrooy van het jaar 1740,waar by de aanftelling van de vier Burgemeelteren aan den Oud Raad en Goede Luiden van den Agten word toegekent en waar op onfe disfentieerende Medeleden hunne fustenue voornamentlyk hebben tragten te bouwen, zo zy her ons alleenlyk vergund, om de decihe daar van te weeten , of het zelve ten aanzien van het poinél van Electie tans ter tyds van applicatie is, aan de uitfpraak en het welbehaagen van Uw Ed Groot Mog. over te laten. Wy voor ons vinden ons ten hoogilen bezwaard om zonder dispenfatie van Uw Ed, Groot Mog. Refolutie van den 8 Maart 1766 af te gaan van dat gunt , het welk Uw Ed. Groot Mog. duar by met eenpaarige bewilliging hebben gelieven goed te vinden en aan ons als Leden van deeze Stad te gelalten , en aan te fchryven, Wy voor ons vermeenen tot hier toe, dat volgens den aart van de Regeeringsform geene Stedelyke Regeeringen bevoegd zyn , eigener authoririteit Óöroyen en Reglementen in te roepen , welken naar het gemanifeuxerd en algemeen aangenomen bc grip van vroeger en laater tyd naar de denkbeelden van onfe roemwaarde Voorzaaten, uitwyzens de ptsmisfen der Octrooyen van het jaar 1674 en 1703, jaa ti3arhet oordeel van Uiv Ed. Groot Mog. zeiven geduuiende eene Stadhouderlyke Regeering voor zoo veel de Eleclien betreft fchynen gecaduceen te zyn, immers en in allen gevalle niet eerder voor en aleer Uw Ed. Groot Mog, by geleegenheid eener decifie over de tans daar omtrent zweevende gefchillen in meer dan eene Stad van deefe Provincie diesweegens Hoogstdefelve fouveraine en uitdrukkelyke wil en begeerte zullen hebben aan den dag gelegd. Het  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 6? Het is waar Ed. Groot Mog. Heeren en wy willen het voor Uw Ed. Groot Mog. niet verbergen, dat onfe disfentieerende Medcleeden zig beroepen hebben op de Privilegiën en oude onverbreekelyke ufantien by het 17 Articul van het Oclroy van 1740 ten aanfiea van de verkiefing van Burgemeefleren edog in algemeene bewoordingen geallegueerd , doch het is niet minder waar dat het zeer twytfelagtig is, of die oude Privilegiën en ufantien aldaar niet eenig en alleen worden ingeroepen met betrekking tot de quahficatie van Burgemeefleren en dat defelve uit de Leeden van den OudRaad moeten verkoren werden. Dit vorderen de Privilegiën en ufantien , dat niemand tot het Burgemeeftetfchap kan gekooien worden dan die Schepen of Raad geweest is, en dus tot den Oudraad behoord. Maar nergens dat de Butgemeeiteren in de maand van Maart , gelyk in het zoo even gemelde Articul gezegd wordt, en ten getalle van vier moeten geëligeerd worden. Alle de Graafelyke Privilegiën fpreeken flegts van een Burgemeefter, de drie overigen (en wy bidden, dat Uw Ed. Groot Mog. hier op een bezondere attentie gelieven te veftigen ) zyn hunne origine en inlteiling eenig en alleen aan 'tÓétrooy van 1674 verfchuldigt, wa3r uvt naar onze gedagte onwederfpreekelyk fchynt te volgen, dat zoo de Privilegiën en niet de O&rooyen moeten in aanmerking koomen, en de Eerfle boven de Laaifte moeten prevaleeren, ook dan volltrektelyk niet meer dan een Burgemeefter aan het hooft van de Regeeting deefer Stad zoude behooren geplaatst te worden. Ten anderen, dat dan ook de Ele&ien van Scheepenen en Agten , welke by het O&rooy van 1740 meede aan den Oudraad geconcedeerd is, wederom zouden moeten te rug koomen in den boezem van Uw Ed. Groot Mog. alfoo.de aloude Privilegiën defelve aan den Graaf, of by Zyne afweeZigheid , aan den Stadhouder en de Raadsluiden van Holland, uytdruklyk toewyfep. Wyzyn, zoozeer, als imand onzer Medeleeden, gezekerd, om de Privilegiën en Voorreden van deeze Stad en haare goede Ingezetenen naar al ons vermoogen en wetenfchap voor te ftaan en te helpen handhaaven; dan wy meenen dat ten aaniien van dit gewigtig ft uk, Zulke principes en gronden moeten worden vastgehouden, welke gebouwd zyn op , en overeenkomen met E s de  $B MENGELWERK VAN HB? de Regels van het Publieke en alom gerecipieerde StadsRegt. mitsgaders met de maximes eener eenmaal vast. gefielde Regeeringsform, nadien ( en wy fubmitteeren aeer geeme onze gedagten, aan die van meer verligtte Staatsmannen) het inroepen en reclameeren van Privi-' legien en ufantien, welken, door eene verandering van iyden en omlbndigheeden. langzaamer hand zyn buiten gebruik geraakt, en waar van de weder invoering, voor zooverre dezelve tegen latere Handvesten, Octroojen en Staatsbefiuiten zouden aanloopen , niet dan confufie en verwarring zoude te weeg brengen, eenltuk is van de hoogfte aangelegenheid , het welk zoo oit, in het haglyk tyds gewrigt, dat wy beleeven , eene biïqndere aandagt verdient? wy fchtoomen niet om Uw Ed. Groo Mog, des te llerker hier van te overtuigen, voor Uw Ed. Groot Mog. open te leggen , dat, zoo wauneer Coi.cordaaten en Övereenkomfïen tusfchen de Regeering en Gilden, in vroeger Eeuwen gemaakt moeten pncvaleeren boven de Handvesten, Oélroojen en Staatsbefiuiten van laater tyd , dan ook de Gilden en gemeene Neeringen, gelyk door een der goede Luiden van Agten, weike nevens ons en andere Leeden , van den Oudraad, tegen de Refolutie van den 10. laatstleeden eene aanteekening gedaan heeft, te regt is op-* gemerkt, zouden kunneu inroepen, een jCeur en Overdragt vau den i7 Juny 1431, waar by door de Regeering en Gilden m koeren wasgeleit, dat men NB. ALTOOS kiefen fal by der Neringe uter gemeene Morgenfpraa-. ken, eenen Borgemeefter, f Regeeringen, De politique Lighaamen zyn in deeze niet bejlendiger, ah de natuurlyke. De tyden een langduit*. rige posfesfie wettigen , in materie nap Regeering hst geen dat fchielyk en met openbaar geweld, gedaan worden-  OORDEECHTS GEDENKBOEK, $J> Jende, de naam van Ufurpatie of erger zoude verdienen. zoo men dit niet toefiaat, is 'er naauwelyks een wettige Regeering. Wy zouden ons gefus'ineerde, met meerder redenen kunnen aandringen, maar wy agten het genoegzaam; en wy meenen, dat, hoe 'er ook over dit gelchil moge, gedagt en geredeneert worden , wy ons volkoomen gedechargeerd hebben, gelyk wy bevoorens reeds te kennen hebben gegeeven, door onze Edelmoedige Propofitie, om, behoudens een ieders wyze van denken het gelchil 'te brengen in den Schoot van Uw Ed. Groot Mog., en Hoogstderzelver goedvinden en welbehaagen daar op te verzoeken ; dan alles vergeefs en vrugteloos geweest zynde, bleef'er voor ons, wilden wy aan Fed en Pligt getrouw zyn, niet anders over, dan om ons te keeren tot Uw Ed. Groot Mog. , en Uw Ed. Groot Mog. gansch gedienftig te verzoeken, gelyk wy de eere hebben, thans te doen, dat, daar oe tyd , der verkiezing van Burgemeefieren nog in den afloop deezer maand gefchieden moet, Uw Ed. Groot Mog. de goedheid gelieven te hebben, de Regeering deezer Stad nader aan te fchryven en te gelasten, van zich m de aanftaande Verkiezing van Burgemeefieren et, voortaan te gedraagen naar de Refolutie van den 8 Maart 1766, cn ïenvolgende voor dit Jaar aan Zyne Doorl. Hoogheid eene Nominatievan vier Perfoonen ter Eleélie over te zenden, of wel, hangende de deliberatien van UwEd. Groot Mog. zoadaanige voorziening te doen, ten einde de zaaken niet uit haar geheel gebragt worden, als Uw Ëd. Groot Mogende naar derzelver Hooge wysheid zullen oordeelen te behooreti, waar mede Edele Groot Moogende Heeren! Zullen wy Uw Ed. Groot Mog. eene langduurige én voorfpoedige Regeeriue van Godt Almagtig toebidden, en ons met fchuldige agting noemen, Dordrecht den Uw Ed. Groot Mogende zeer ' 24 Maart dienstwillige Dieuaareu, "4786. iWas getcekend) H. V. Convent. M, Onderwater, H. Repel aar. A. H, Onderwat-kb. P. V. D. Santhkuvat, P. H. van de Wall, 4, pompe van Meerdervqo,p,t,  1« 7O MENGELWERK VAN HET Ook vond de Heer Hoofd - Officier goed zich aan H. Ed. Groot Mogenden te addresfeeren met de volgende Mislive. Edele Groot Mogende Heeren! Ik vinde my verpligt, in q-ualiteit als Schout deezer Stad, ter kennisfe van TJw Ed. Groot Mog. te brengen, dat ik, uit hoofde eener Refolutie, genomen by den Oud-Raad alhier, op den 10 deezer maand, weegens de verkiezing van Burgemeesteren (en van welke ik de eere heb, een Cop?e authentiecq, hier nevens, aan Uw Edele Groot Mog. te laten toekomen ) my verleege en bezwaard vinde, hoedanig ik my » in myne bovengemelde qualiteit, zal hebben te gedraagen, indien de Burgemeesteren, op den voet van de voorfz. Refolutie , genomen tegen de protesten en Aanteekekeningen van verfcheide Leden, zouden mogen worden verkoren? want, daar de Eleclien, feedert de weeder invoering der Stadhouderlyke Regeeringsform, tot het voorleede jaar 1785, zonder eenige interruptie, (de zelfs aanflelling van een der rwee Burgemeesteren by deezen Oud-Raad, op den 18 Januarij des gemelden vorigen Jaars, ingevolge een Oclrooij van 31 Maart 1674, gearresteert, uitgezonden) zoo door den jegenswoordigen Heer Erfltadhouder, als boogstdeszelfs Heer Vader, en Vrouwe Moeder, Giorieuzer'gedagtenisfen, ja zelfs door Uw Ed. Groot Mog. geduurende hoogstdeszelfs minderjarigheid, en als exeiceerende hoogstdeszelfs voog» dey, altoos aan den Schout deezer Stad zyn toegezonden geworden , om de gecligeerde Burgemeesteren, den Eed af te neemen, en in bediening te jiellen \ zoo vinde ik my bezwaard, om, by aldien de Burgemeesteren, buiten Nominatie en Eleflie als voren, directelyk door den Oud-Raad mogten . gekooren worden, dezelven, zonder eenen expresfen last van Uw Ed. Groot Mog., in den Eed en bediening te Qellen; terwy) ik my teffens niet minder zoude verlegen vinden, indien de meerderheid van de Leden van deezen OudRaad onverhoopt zouden kunnen goedvinden, om den Heer Prsefideerende Burgemeester, dan wel iemand anders te verzoeken en te qualificeeren, om de zodanig ver-  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 71 verkoren zynde Burgemeesteren in den Eed, en inde bediening, te dellen; om dat (na myn begrip, het welk ik egtet aan Uw Ed. Groot Mog. eige en hoogverlichterer beoordeeling fubmitteere ) het beè'edigen van de Burgemeesteren gerekent kan worden meede te behoren tot den Eeren, Regten, Piseëminentien envryheeden van het Schout-Ampt, en tot welke Eeren Regten, Prccëminentien en vryheeden, Uw Ed. Groot Mog. my, by hopgstderzelver Commisfie, tot Schout van deeze Stad, hebben gecommitteert en aangedeld; alzoo boven dien niet alleen, van oude tyden afaan, en by continuatie , de refpective Burgemeesteren door den Schout zyn beëedigd geworden, maar dat zelfs (endat in dezen aller Iterksr fpreekt) by etn eeuwigduurend Privilegie van Hertog Willem van Beijeren, van den 15 September 1409, en dus door den Souverein zelve met zoo veele woorden gezegd is, „ Dezen zal geen „ Burgemeester wezen, noch komen bi den Gerechte \, te raden, bi en zy Ge-Eedt, geliken Sceepenen en „ Raedt NB. van onzen Schout van Dordrecht." Ik neeme derhalven de vryheid, my by deeze te keeren tot Uw Ed. Groot Mogende als myne hooge Committenten en Uw Ed. Groot Mog. te verzoeken, van my met hoogstderzelver_ beveelen te vereeren, op hoedanigen wyze ik my, in en omtrend het in den Eed neemen van Burgemeesteren zal hebben te gedragen, by aldien dezelven buiten de Eleótie van'Zyne Doorlugtige Hoogheid, als Erfftadhouder deezer Provincie, door den Oud-Raad alhier, zouden mogen worden aangedeld, teegen den 1 April aandaande, In afwagting van Uw Ed. Groot Mog. hoogst gerefpeéteerde ordres, heb ik de eere, my met verfchuldigde hoogagtinge te noemen, Onder dond, Edele Groot Mogende Heeren! Dordrecht Uw Edele Groot Mogende ootmoeden 15 Maart digste en gehoorzaamde Dienaar. 17 §6, ( Was geteekent) A. A. Van Tets, van Goudriaan. ( * ) Hier (*) Voor 400 vet wy weeten is de rescriptie van Hun E4. Groot Mog. 00 deeïe Misfive nog niet gearriyeert.  ÜÉNGË LWÈRR VAM HÉT Hier op wierd by Hun Edele Groot Mog. genomen de volgende Refolutie. Extraét uit het Register der Refolutien van de Heeren Staaten van Holland en West-Vriesland in Hun Ed. Groot Mog. vergadering ge. . nomen op. Donderdag den 16 Maart 178Ö. v)ntfangen een misfive van A. A. van Tets', van Goudriaan, Schout der Stad Dordrecht gefchrevën aldaar den 15 dezer, houdende zyne verlegenheid uit hoofde eene daar by gevoegde Refolutie by den OudRaad aldaar den ibden dezer genomen , weegens de verkiezing van Burgemeesteren en waar by Hun Ed. Groot Mog. beveelen verzoekt, op hdedanigen wyze hy zig in en omtrent het in den Eed neemen van Burgemeesteren zal gedraagen by aldien dezelve buiten de electie van Zyn Hoogheid, als Erfftadhouder deezér Provincie door den Oud-Raad aldaar zouden mogen worden aangefteld tegen den 1 April aanftaande, breeder hier na geinfereetr» FIAT INSERTIO; Als meede een misfive van Zeven Raaden in de vroedfchap der Stad Dordrecht gelbhreven aldaar den *4den deezer , daar by ' ter Tafel van Hun Ed. Groöt Mog. brengende een gefchil onder de Leeden van dén Oud-Raad derzelver Stad wegens de op handen zynde verkiezing van Burgemeesteren ontftaan waar by, na ample adftrudiie mer bylaagen gefterkt verzoeken datj daar de tyd der Verkiezing Van Burgemeesteren nóg in den afloop deezer maand gefchieden moet, Hun tëo\ Groot Mog. de Regering derzelver Stad nader geliefden aan te fchtyven en te gelasten, van zig in de aanftaande verkiezing van Burgemeesteren en voortaan te gedraagen naar de Refolutie van den 8fte Maart ij66  DÓRfiKEGHTS GEDENKBOEK, ?% ïyöê en dien volgende voor dit Jaar aan Zyne Hoogheid eene Nominatie Van vier perzoonen ter Llectië over te zenden of wel hangende de deüberatien van Hun Ed. Groot Mog* zodanige voorziening re doen, ten einde de zaaken niet uit haar geheel gebrêgt worden $ als Hun Ed. Groot Mog. zullen oordeelen te behooreo 4 breeder hier na geinzereert, FIAT JNSERTIO. Waar op gedelibereerd zynde is goed gevonden et! Verdaan , dat de voorn, misfive én Bylaagen by dezelve Refpectivelyk gevoegd, zullen worden gefield in handen van den Oud - Raad der Stad Dordrecht om Hun Ed. Groot Mog. daar op ten fpoedigften te dienen Van derzelver berigt en ad vis, én is dien onvermindert Copie van het tweede Lid van de misfive der zeven Vroedlchappen verzogt door de Heeren van de Ridderfchap en Edelen, om het zelve in de ordre nader te examineeten, en door de Heeren Gedeputeerden der Steden Delft en Brielle, om daar op te verftaan de intentie van de Heeren Hunne Principalen. Accordeert met voorn. Register, (Was geteekent) C. CLOTTERBOOKE. Deeze Refolutie ging verzeld met de navolgende Misfive. De Staaten van Holland en West- Vriesland, Erntfeste, Wyze , Voorzienige, Discreete^ Lieve, Getrouwe! W^ij zenden aan UL. hier nevens ónze Re* folutie van heeden, op eene Misfive van den Schout der Stad Dordrecht, om onze beveele nopens het in Eed ;neemen, van Burgemeesteren, als UL. die aanftelling negen 1 April mogten doen buiten de Electie van den Erfftadhouder als meede-op een Misfive van zeven vroed*  ?4 MENGELWERK VAN HÊf Vroedfcbappen der Stad Dordrecht, omtrent het gefcKH daar over waar by wy hebben goedgevonden onvermindert de overneem ing van het 2de Lid der laatst gem. Misfive, dezelve Misfives en bylaagen; by dezelven Refpeöivelyk gevoegd, te (lellen in handen van UL. om ons daar op ten fpoedigften te dienen van derzelver berigt en Advies, waar meedewy UL. in de befcher- ming Godes beveelen. Gefchreeven in den Hage, den 16 Maart 1786. Ter Ordonnantie van de Staaten, (Was geteekent) C, CLOTTERBOOKE, Ook meende de Heer Stadhouder door de Refolutie van den Oud-Raad, hoe zeer ook (leunende op de onverbreekelyke grond wetten van onze Stad, in zyn recht te zyn verkort, weshalven Hy zich by Hun Ed. Groot Mog. vervoegde met de navolgende Misfive. Edels Groot Mogende Heeren, BjZonderé Goede Vrienden! W y zvn geinformeert dat by den Oud - Raad beneevens de Goede Lieden van den Achten der Stad Dordrecht by pluraliteit van ftemmen is gerefolveert, om geene Nominatie van Burgemeesteren derzelve Stad aan ons in onze kwaliteit als Erfftadhouder der Provincie van Holland te zenden, maar de Electie voor het vervolg van alle Burgemeesteren, , by den Oud - Raad en Goede Lieden van den Achten zeiven te doen, teegens de nadrukkelykfte en ferieus-e proteftatien van verfeheide Leeden der vootfz Regeering. Wy hebben deeze Refolutie niet anders kunnen confidereeren, dan als onwettig en onbeftaanbaar; en vermeenen dat de Oud • Raad zonder voorafgaande kennis en tusfchenkomst van Uw Ed. Groot Mog. in allen gevalle daar toe ten eenemaal is onbevoegt, en vinden ons dus verpligt de voorfz. demarche te brengen ter kennisfe van Uw Ed. Groot Mog. met ernstig en in- ftan-  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 7$ ftantelyk verzoek dat Uw Ed. Groot Mog. aan de Regeering der voorfz. Stad gelieven aan te fchryven en te gelasten, om naar oüd gebruik de op hande zynde Nominatie van Burgemeesteren aan ons ter Electie toe te zenden; en die zaak door de voorfz. nieuwigheid nier te btengen buiten haar geheel, ofte ons uit de exercitie vart ons wettig recht en deugdelyke posfesfie te flooten; ter tyd en wylen wy geleegenheid zullen gehad hebben, omgaan Uw Ed. Groot Mog. de notoire ongefundeerdheid der voorfz by de meerdetheid genoome Refolutie, direcl ftrydende tegens de Rechten en Prerogativen van den Rifltadhouder van Holland te doen zien " en te demotiftreeien; laatende de kortheid des tyds, die ons overig is, tusichen dit en de aanftaande verandeting der Burgemeesteren niet toe, om de gronden , waar op de voorfz. Rechten en Praïrogativen met opzigt tot de voorfz. door ons te doene Electie berusten, naar behooren, en overeenkomftig de importantie der. zaak te deduceeren. Wv vertrouwen van de equiteit en regtvaardigheid van Uw Edele Groot Mog. dat hoogstdezelve niet zullen toelaaten, dat wy, zonder alvoorens in onze defenfie te zyn gehoord, dadelyk werden ontzet van een Recht, het geen onder anderen op de duidelyke woorden van Uw Ed. Groot Mog. Oftroij van 1674 is gegtond, en het geen niet alleen wyle onze Heer Vader, maar ook onze Viouwe Moeder als Gouvernante en Voogdesfe, en vervolgens Uw Ed. Groot Mog. als waatneemende de Voogdy over ons geduurende onze minderjaarigheid, en laatstelyk wy zeiven, ongeinterrumpeerd rot hier toe geoeffend hebben. Waar meede} Edele Groot Mogende Heeren, byzondere goede Vrinden! Wy beveelen Uw Ed. Groot Mog. in Gods heilige protectie. Onderftond* Uwer Ed. Groot Mog. Dienstwillige Dienaar. Was geteekent, W. Pr. van Orangb, Langer ftond, Ter Ordonnantie van Op het LOO Zijne Hoogheid, den 21 Maart Gecontrafigneert. 1786. T. J. De Larrey. 11. dee&. F Wasr  ?6 MENGELWERK VAN HET Waar op door Hun Edele Groot Mogenden genoomen wierd de volgende Refolutie. Extract uit de Refolutie van de Heeren Staaten van Holland en West-Vriesland in Hun Edele Groot Mog. vergadering genomen op Saterdag den 25 Maart 1786. Ontfangen een Misfive van Zyne Hoogheid den Heere Prince van Orange, gefchreeven op 't Loo den 2a dezer, raakende eene Refolutie van den Oud-Raad en Goede Lieden van den Agten der Stad Dotdrecht, Om geene Nominatie van Bnrgemeesteren derzelver Stad aan Zyne Hoogheid als Erfftadhouder, te zenden, maar de Electie yoor 't vervolg zelve te doen, breeder in de navolgende Misfive vervat. FIAT INSERTIO. Waarop gedelibereerd zynde, is goed gevonden en Verftaan, dat de voorfz. Misfive van Zyne Hoogheid zal worden gezonden, aan den Oud - Raad der Stad Dordrecht met vetzoek, om daarop ten fpoedigften derzelver Confideratien en Bericht aan Hun Ed. Groot Mog. te laaten toekoomen, en dat inmiddels, en hangende Hun Edele Groot Mog. deliberatien de op handen zynde Electie van Burgemeesteren der voorzeide Stad, onverminderd het wederzyds gezustineerde zoo wel van Zyne Hoogheid als van de Stad Dordrecht, en zonder daar aan de minfte atteinte te geven, door Hun Edele Groot Mog. zal worden gedaan. Accordeert met de voorfz, Refolutie. Hier  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 77 ïlicr door zagen de Goede Lieden van den Agten zich in de onvermydelyke noodzakelykheid gebragt, om eene Commisfie uit Hun midden aftevaa-digen aan de Gilden Hunne Committenten met het volgende Adres. Mannen Deekenen Gecommitteerdens der Vereenigde Gildens! I Jet Collegie der Goede Lieden van den Agten heeft ons gecommitteerd, om (by gelegendheid der opgekoome beletzelen, tegens de aanftaande vrije Electie van Burgemeesteren) aan Ulieden te detailleeren, het gantfche beloop dier zaak rot op heeden toe, en dan daar op het advis der Deekenen te verzoeken ter voldoening van welke commisfie wy de Eer hebben aan Ulieden te communiceere dat irgevolgen het adres, uit naam van Deekenen der XX t'faam vereenigde Gildens aan Goede Lieden van den Agten gedaan, zy zulks door handen van den Praefident Burgemeester hadden in den Oud-Raad gebragt met dat gelukkig gevolg dat daat op by pluraliteid eene Refolutie was gevallen conform den Eysch der Gildens &c. Dog dat de minderheid daar tegens hadt geprotesteerd, met infertie van hunne Piotesten, waar tegens de meerderheid hunne kontra Protesten wederom hadden doen infchryven dat boven dat alles de leeden der minderheid hadden kunnen goedvinden zig by adres over deeze Refolutie te beklaagen by Hun Ed. Groot Mog. hoofdzakelyk verzoekende in deze zaak mogt verleend worden fircheanche, tot tyd en wylen daar nader op by Hun Ed Groot Mog. was gedisponeert. Dat Hun Ed, Groot Mog. niet hadden kunnen goedvinden die furcheanche te verleenen, maar dat Adres hadden geftelt in handen der meerderheid. Dat de meerderheid daarop zoude berichten zoo draa doenlyk dog daar de tyd zoo kort was egrer begrecpen met het effect hunner genoomene Refolutie te moeten voortgaan, en daarom reets hadden bepaalt den dag van aanftaande woensdag, öra de Silectie van Nieuwe Burgemeesteren te doen. F 2 Dog  ~3 MENGELWERK VAN H" E T Dog dat inmiddels in de gepasfeerde week Zyn Hoogheid den Heer Stadhouder zig by misfive had geaddreSfeer.i aan Hun Ed. Groot Mog; verzoekende dat Hun Ed. Goot Mog. de goedheid geliefde te hebben aan den Oud - Raad dezer Stad te gelasten by de aanftaande verkiezing van Burgemeesteren de Nominatie als voordezen aan Zyh Hoogheid, ter Eleéh'e toe te zenden, op dat Zyn Hoogheid tyd zoude hebben, zyn Regt tot die Elegie nader te kunnen deduceeren; waar op Hun Ed. Groot Mog. hebben kunnen goedvinden de Regeerjtag van Dordrecht aanrefchryven, dat voor dit Jaar (hangende de deüberatien over dat point) de Nominatie, door den Oud-Raad aan Hun Ed. Groot Mog. zal worden overgezonden om daar uit de Electie van Butgëméêstereri te worden gedaan &c. Tot zoo verre nu is de zaak op heeden, maar nu vinden de Goede Lieden van den Agten zig verleegen hoe daar in te handelen, aan den eenen kant zyn zy overtuigt van de regtmaadgheid van den Eysch der Dekenen, het geen zy ook in hunne Advyzen, op het duydelykst hebben aangetoond en allerfierkst onderfleündt; zy bezeffen dat zy geen Biljet van Nominatie kunnen inleeveren zonder quetfirg. van Hun Eedt. zy overweegen den Last, die door ulieden aan Hun, in uiieder Adres is gegeeven; dit alles zeggen wy komt Hun aan de eene zyde in bedenking, mr.ar aan den anderen kant, komt hun voor en weegt hun zwaar de Refólurjë en de orrires van den wettigen Souverain; aan wiens beveelen alles ruoet worden gedefereerr. Indien her eene zaak was, waar in de ientimenten van ieder lidt der Goede Lieden van den Agten op zig zeiven , konde een fiern uitmaaken in den Oud-Raadt, zy zouden zig hier iti niet verleegen vinden, en ieder voor zig zelfs zyn beste licht volgen, maar daar het nu eene zaak is, die door hun Collegialiter, als uitbrengende twaalf keuren moet behandeld worden en dat zy ontniddelyk als vervangende de Gildens en gemeene Neeringen verrigt en het dus hunne en uiieder Privilegiën aangaat; zoo hebben zy in deezen niet kunnen Reiblveeren eigener authoriteit te handelen, maar liever goedgevonden, zig aan ulieden te adresfeeren, om kennis te geven van alle bet gepasfeerde" tot op heeden, en te gelyk te  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 79 te verzoeken ulieden die zaak rypelyk gelieft 'te. overweegen en aan hun, uiieder oordeel en gedagten ;ew::ien fuppediteeren. En door dien de tyd der verkiefir» op overmorgen ogtend bepaald is, zoo foliiciteeren zy ailer ernstigst, deeze uiieder gedagte ten langsten op morgen avond te moogen hebben, ren einde zig na de bcgrippen van hnnne Committenten in het uitbrengen hunner keuren te moogen gedragen. * "• • •' ... • .. • . Waar óp door de Gilden het volgend befluit" genomen wierd. Edele Achtbaare Heeren! D e ondergeteekende Deekenen der XX Gilden alle teekenaaren van het Adres tot herftel en redres der abuyzen in het Nomineeren van Heeren Burgemeesteren deezer Stad ingefloopen aan Goede Lieden van den Achten op Iden ao February deezes jaars overgeleverd; door eene Commisfie uit het Collegie van Goede Lieden van den Achten geintormeert zynde zoo van de misfive van zeeven Leden uit den Oud-Raad dezer Stad a*s van die welke Zyne Hoogheid den Heer Stadhouder deezer Provintie aan Hün Edele Groot Mogende de Heeren iStaten van Holland en West - Vriesland hebben gedaan addresfeeren, omrae te obttneeren eene furcheanche van de op ons Adres en overeenkomftig de 'Privilegiën genomene Refolutie door verre de Meerderheid' der Leeden van den Oud-Raad in dato den lode deezer Maand, en verder door die zelve Commisfie kennis gekreegen hebbende dar het aan Hun Ed. Groot Mog. by derzelver Refolutie van den 24fte deezer heeft behaagt, aan den Oud-Raad dezer Stad te ■ gelasten, de Nominatie van Burgemeesteren zoo als dio zedert den Jaare 1747 aan de Heeren Stadhouders Res-, pective is gezonden geweest, dit maal aan Hun Ed. \ Groot Mog. ongeprrejuriicieert onzer fieede Privilegiën toe te zenden, omme daar,uit een Electie te doen, op dat de zaaken blyven in zyn geheel en Hun Ed. Groot F 3 Mog.  MENGELWERK VAN HET Mog. gelegenheid zouden hebben, omme uitfpraak te kunnen doen tusfchen de zig beklaagende en zig by den Heer Stadhouder voegende minderheid en tusfchen de Meerderheid van den Oud - Raad die deeze Refolutie op de duydelyke Privilegiën en ons gedaan Adres heeft genoomen. Zoo declareeren • de, ondergeteekende Deekenen by deezen, by hun femiment in gemelde Adres oppnge* legt en beweezen, dat namentlyk aan den Heer Stadhouder dezer Provintie in geenen deele hoe ook genaamd eenige Electie van Burgemeesteren, neen maar aan den Ou^-Raad en Goede Lieden van den Achten alleen en Exclufive Competeerd, ten fterkfte te blyven perfifteeren. Echter in gehoorzaamheid aan de Hooge ordres van den Souverein wel te mo;>en leiden niet alleen, maar des noods de Goede Lieden van den Achten hunne onmiddelyke reprefentanten in den Oud - Raad deezer Stad re gelasten en te Auftotiferren om voor deeze reis van hun en ons recht re mogen af frappen en by het tegenswoordige gebruik (Hoe wederrechtelyk cn aanlopende tegen de Privilegiën het zelve ook gevonden is) voor deeze eene. reis te blyven, mits by het overgeven van zodanige Billet van Nominatie declareerende, dat zulks niet zal getrokken worden ingevolg, nog ooit atteinte zal kunnen of mogen toebrengen aan het accoord van 1385", de Handvesten door den Huyze van Bourgondien aan de Gilden deezer Stad verleend nog aan het plegtig Concordaat in 1647 in Conformité deezer handvesten alleen geflooten, blyvende deeze alle ongeprsejudicieert in zyn geheel en ongefchonden, gefchiedendo dit uitbrengen van een Billet van Nominatie voor dit maal alleen in obediëntie aan de Hooge beveelen van den Souverain en op expresfè ordre van de ondergeteekende welke by deezen afzien van het laatste Lid van hun Adres van den 20 February aan Goede Lieden van den Achten overhandigt waar by dezelve G, L. van den Achten des noods gelast worden zoo van onzent wegen als van wegens Hun Ed. Achtb. Coller gie zelve te protesteeren tegen alle Billets van Nominatie, van welke gedeclareerde wy voor ditmaal afzien; waarom wy goedgevonden hebben aan het Edel Achtbaar  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 8l baar Collegie van Goede Lieden van den Achten dit declaratoir ter hunnen decharge ter hand te nellen. Aldus by ons gedaan in onze vergadering gehouden den a8 Maart 1786. Het Biljet van Nominatie door de Goede Lieden van den Achten overgegeeven was verzeld van dit ernftig declaratoir, De Goede Lieden van den Achten als noch inbererende hunne fustenue over het eligeeren van Heeren Burgemeesteren en vast houdende aan de Gronden zoo door Hun als door Dekenen van twintig Gilden gelegt in der zeiver Adres van ao Febfuary dezes Jatrs, dëclareeren zoo voor zig zelve als voor hunne Committenten de Dekenen der twintig Gilden daar in genoemd dat zy dit maal een Billet van Nominatie tot een dubbeltal van Heeren Burgemeesteren dezer Stad hebben uitgebragt, op dat uit het zelve eene electie gedaan worde door Hun Ed. Groot Mog. eenig en alleen in obediëntie aan het bevel en in gehoorzaamheid aan dë hooge ordre hier toe van Hun Ed. Groot Mog. de Heeren Staaten van Holland en West-Vriesland ontfange.n volgens der zeiver hooge Refolutie van dato den 25 dezer Maand» zonder dat deze hunne daad ooit zal kunnen worden getrokken in confequentie ofte eenige atteinte toebrengen, aan eenig privilegie, handvest, accoort, concordaat, of eenige wel herbragte custurae de Steede Dordrecht, de Gilden en gemeene Neeringen in 't algemeen of het Collegie van Goede Lieden van den Achten in 't byzonder competeerende of aan de zelve verleend — Neen — maar dat die alle by deze worden gehouden in volle kragt en waarde als onverhrekelyke grond wetten dezer Stad, en onvervreemdbare eigendommen der Burgeiy en Gilden. Vindende de Qoede Lierjen van den Achten het nodig dat dit hun declaratoir, zoo voor Hun Collegie als uit naam der Deekenen van XX. Gilden, teekenaaren van het boven gemeld Adres in de Notulen van F 4 de-  §2 MENGELWERK VAN HET dezen Oud- Raad tot confervatie van hunne Rechten en ifiT nijnner decharge worde geinfereert. Uit Naam van 't voorfz. Collegie, ( Was re'eekent) : Joh. van der Kaa Az. DORDRECHT den 9 Maart 1786. A A N D E SCHRYVERS VAN HET DORD RECHTS GEDENKBOEK. MTN HEEREN.' N a eene bedaarde doordenking weegens onze iteedelijkc regeeringsvorm, vertrouwen wij, dat 'er in deeze Republiek der zeeven vereenigde gewesten, geen Stad gevonden kan worden , waar in, en de Raadt en het Volk, eene beeter op de vrijheide gegronde Regeerings Conrtitntie bezit dan in ons Dordrecht , cn fchoon dezelve niet met de volkoomenlte juistheidt in alle zijne bizondere deelen wordt gehandthaaft, zo heeft egter (zo wy vertrou-r wed } het volk de magt van het zelve te doen handtbaavèn zo ras het zulks flegts goetvind, snaar is het niet verwonderlijk, dat daar en Regenten en het Volk zo veele, en zo goede vermoogens in haar eigen boezem bezitten, dat men in  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 83 In deezen ftaat aan de publieque Stadts gebouwen geene uicterlijke kenmerken van hun gezaamentlijke vereenigde magc oncdekke. Die van hec oude en eertijds magdge Roomfche gemeenebest wisten door de woorden Senatus populusqtte Romanus de agtbaarheidt van den Raadt en het Volk op haar geftigteri te doen blijken, zij vergenoegden zig niet met hec eenvoudig vvaapenfchildt, neen, de woorden van den Raadt en het Volk van Roomen waaren bij haar dugtiger kenmerken. En die verfchafte den ftaat ook nog dit voordeel, dat het, en aan den Radt, en aan hec Volk een geduurige herinnering van haar vereenigt gezag opleeverde. Het was ook eene allernuttigste yertooning voor den trotfehen Ariftocraac om den zeiven onophoudelyk te doen gedagtig zijn, dat zijne magt, niet naar deszelfs wil zig voegde, maar dat dat Volk, waar over hij gaarne wilde heerfchen - het gezag nog met hem deelde. Ook was 'het zeer gefehikt ? om aan de met fchijndeugden geverniste dog laagkruipende flaaven eenner vrijheidt vernielen ie dwingelandt geduurig te doen zien, dat 'er een Volk was, in ftaat om haar woeste oogmerken te vericdelen: ook zag het volk onafgebrooken voor zig een kenmerk van haar eigen grootheidt, een gezigc te waardig om het zelve uit het oog te verliezen , daar de bewaaring van haar agtbaarheidt, de bewaaring van haar vrijheidt infloot. Na de overweeging van dit dunkt ons dac de bedoelde inferiptie zijn nuttigheide kan hebben, e.i dat een vrij volk geregtigt is dezelve te gebruiken» zal geen mensch, die flegts bezefc F 5 dat  84 MENGELWERK VAN BET dat de publiecque Stadts gebouwen door haar op. gebragte fchacnng en gezag worden gevestigt, met regt kunnen betwisten. Daar in veele fteeden van ons Vaderlandt, dit nog in gebruik is, zou het ook voor onze Conftitutie, vrijheidt en volks beminnende Regenten benefens onze tans met regt genaamde Goede Lieden van den Agten en Thefaurier tot geen geringen Jof verftrekken bij aldien de zelve konden goedvinden dat 'er voor de nieuwe te bouwene poort, bij 'r Sluisje de volgende of zoort gelijke infcriptie wierdt geplaatst. DE RAADT EN HET VOLK VAN DORDRECHT HEBBEN DIT DOEN BOUWEN ANNO 1786: Wy twijiTelcn niet of onze cordate en Volks belang behartigende Thefaurier, zal tot het zelve aan dat gebouw wel een plaats weeten aan te wijzen Gij zult zo ik vertrouw wel in een uwer volgende blaaden deeze mijne gedagten over dit voorftel willen meede deelen. Ik tceken mij Mijn Heeren! Uw Landtgenoot J. NE E D ER L ANDER. Dordrecht den 5 April 1786, MTN HE EREN SCHRYVERS VAN DORDRECHTS NUTTIG GEDENKBOEK! JFlTet is niet dan met het grievendst leerwezen, en een aandoening, die niet dan dooreen recht  DORDRECHTS GEDENKBOEK. B§ recht Vaderlands hart kan gevoeld worden, dat ik verneeme dat men de Commisfie van Dekenen , en de bijeenkomften dier Braave Vaderlanders zoekt onder den duim verdagt te maaken, als liepen deze biieenkomften aan tegens de Plakaaten van Hun Ed. Groot Mogende onzen Souverein; uitfiroifelen alleen gefchikt om de weldenkende, vreesachtig temaaken, en hun, ware hec mogelijk , te verhinderen om in hun welberade plan voort te gatin, — Gelijk ik in mijn werkje tegen de na en 113 No. van de Post van de Neder-Rhijn, de Dekenen der Gilden welke in 1647 nun recricen zoo manmoedig hebben fiaande gehouden en verdedigt, van oproer en famenrotting hebbe gezui vert tegen den Schrijver van die Ns. en aangetoondt, dac zij niets gedaan hebben dan (tandvastig hunne Privilegiën tegen inbreuken te verdedigen, hoewel zij moeds genoeg hadden, om met de zoogenaamde ftèrke hand gedreigde wordende, cordaat te kennen te geeven, dat zij in dat geval geweld met geweld zouden keer en. Zoo zal het mij nu aan geen ftof ontbreeken , om de waardige Vaderlanders, die zig thans even moedig gelijk hun voorouders aan de fpitze (lellen, van allen blaam te zuiveren tegen den laster van ieder, het zij een Despoot of'Ariftokraat, die durven uitltroajen dat zij zig aan attroepeering fchuldig mnaken, want geen anderen dan dezen alleen zijn het, die met een vrevelig gemoet de ftappen befchouwen, die zoo gelukkig tot herfiel onzer Voorrechten gedaan worden, de norfche trekken in hun wezen, en hun geheele houding verraad hec geen hun in den boezem woelde. Het  56 MENGELWERK VAN HET Het Plakaat mijn Heeren! waar op men hec oog heeft, is dat van den u Aug. 1651. Prins Willem de ade op den 6 Novemb. 1650 Overleden zijnde, zoo was 'er eene nieuwe en nooit geziene epoke in ons Vaderland, men was voor 't eerst zonder Stadhouder; was het dan te verwonderen, dat de Dekenen van Dordrechts Gilden, die zoo veele voorrechten hebben, vergaderde , om te zien wat hun te doen Hond'? was hec te verwonderen dat zij begrecnen, dac nu de tijd weder herleefde, waar in men handeier1 moest volgens het accoort van 1385, of het Handvest van Herrog Jan van Beijeren van 27-Junij 1418? door welke beide overeenkomt de verkiezing van G. L. van den Agten aan de Dekenen direct zonder nominatie coegekend wierd ? was hec te verwonderen dat de Dekenen als toen begrepen, dar aan de G. L. van den Agten de direfte aanftelling van ,de Burgemeefter der Gemeente toekwam , volgens 'de Handvesten van de Hertogen van het Boergundisch huis, welke zulks met zoo veele woorden (volgens het gevoelen van Burgcm. van de IFall zelv (*) ) te kennen geeven? was het te verwonderen, dat zij begreepen daar zij zoo veele rechten hadden, dat zij ook die mochre overweeg en daar over delibereeren ? kon het oproer genaamd worden daar over te delibereeren , en Articulen op te {lellen en die door twee Gedeputeerden te doen overgeeven ? mijns bedunkens mag ik du alles volmondig met NEEN beantwoorden , en echter is dit bij den Magiftraat anders gecoiiiidereert geworden: Gelijk ook bij hun Ed. Groot Mogende , waarom de zelve heb. (*) Pa2- in de Noot.  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 87 hebben kunnen goed vinden, bij hun Plakaat te verbieden en te improbeeren. — „ Het gefufti,5 neerde ( der Dekenen ) in de voorfz. Articu„ len begrepen, tenderende ten einde de voorfz. „ Dekens ten allen tijde en zoo meenigmaal ,j als zij luiden zouden goedvinden vergaderin„ gen zoude mogen houden f mits het zelve ende de Vergaderplaats den Burgemeefter in der ,, tijd bekend maakende — daar nochtans het „ zelve tot noch toe DE GESAMENTLYKE ,5 DEKENS niet en is toegelaten geweest, an» „ ders als met expres content en onder de di„ rectie van den Burgemeelter , die gewoon is „ aldaar te verfchijnen met beide de Scads The„ fauriers ende een Penfionaris of Secretaris; „ zijnde mits dien het gcmelce gefustineerde niec „ excufabel van exorbitante en periculeufe „ nieuwigheid. te meer alzoo de voorfz. GE„ SAMENTLYKE DEKENS in den voorfz. „ Jaare 1647 , aan Commisfarisfen van onzen ,, Hove hebben verzoek gedaan, eenmaal s Jaars „ op haar eigen plicht vergaderingen te mogen „ houden , het welk om goede inzigten ende „ gewigtige Confideratien als ten hoogde raaken„ de de rust van de voorfz. Stede is afgeflagen." Zie daar Mijn Heeren! de geheele periode uit dit Plakaat, en alles wat daar in wegens de bijeenkomst der Dekenen bepaald word, namelijk alleen dat de Gefamentlijke Dekens niet bij den ,anderen mogen vergaderen, als op expresfe ordre van den Burgemeefter der Gemeente ; Maar waar ftaat hier gufchreeven dac de gefamentlijke Dekenen geene ktijne Commisfie uit den hunnen mogen gelasten om te vergaderen en op hec herltel of behoud hunner Privilegiën agc te geeven,  88 MENGELWERK VAM HET ven? het is derhalven klaar dat dit Plakaat niets inhoud hec welk de voorzigtige handelwijs der braave Dekenen kan hinderen of beletten, dus zij kunnen gerust voort gaan, en hebben uic hoofden van dit bevel niets te vreezen, en wanneer de Heeren Ariftokraten hier omtrent in hun geWoone onweetenheid, of lasterzugt wat leg-* gen te babbelen, kunnen zij ze nii aanwijzen wat 'er gefchreven is. Noch iet moet ik de Eer hebben Mijn Heeren U Ed. mede te deelen, en dat is, dat 'er zoo veel onredelijke Suftenuen en {lellingen in dit Plakaat gevonden worden , dat het uit zig zeiven niet kan beftaan , en van de Publicatie af moet gerekent worden vervallen te zijn geweest, om dat het Plakaat zig zelve contradiceert en tegenfpreekt, men lette op deze paslage „ Verklaaren ook zonder grond te wezen hec „ gefustineerde van de voorfz. Dekens, houden„ dende ih effecl: dat het verkiezen van den Bur- gemeefter alleen zoude Haan aan de voorfz. ,, mannen van Achten," hier fustineeren Mijn Heeren de Staaten juist het Contrarie van de uitdrukkelijke Privilegiën, als dat van Philips 1456 welk zegd : die welke Achte kiezen zullen den Burgemeefler van der Gemeynte van onzer voorfz. Stat, en welk Privilegie voor zoo verre de nominatie en electie van Agten, en het verkiezen van den Bnrgemeefler der Gemeen ten door de Agten , NOOIT IS GEREVOCEERT, maar welke revocatie in 14612 gedaan alleen opzigt heeft tot het verkiezen van Schepenen cn hec toen niealings aangeftclde Collegie van Veertigen. De privilegiën van Maximiliaan en Maria van 1478 en van Maximiliaan en Philips 1494. fpreeken  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 89 ken niet minder duidelijk „ Ende noch boven „ dien dat die voorfz. Acht perfoonen zullen ,, mogen kiezen elk jaar den Burgemeester van „ der gemeente na der ouder custume ïngelijken onderhouden" welke laatste woorden mijns bedunkens zien op het privilegie van Philips 1456; verder zeggen hun Ed. Groot Mog. „ verklaa„ ren voor befluit alle de Voorfz fustenuen ende „ Maximes voor feditieus interdicerende wel „ expresfelijk een ieder van wat kwaliteit hi] „ zoude mogen wezen dezelve te drijven flaandé yi te houden en NB. voor te fpreeken op poene „ van gellraft te worden als perturbateurs van „ de gemeene rust ende te vervallen in onze „ hoogde indignatie." Ik zal eerst aanmerken dat deze pasfagie inhoud een verbod ftrijdendö niet alleen tegen de Burgervrijheid maar tegen hec natuur recht van ieder mensch, namelijk om zijn gevoelen niet te mogen uitten over de klaare zin en meening der privilegiën en dus vervalt dit verbod uit zig zelve als onmogelijk kunnende beftaan in een land daar menfehen Ik zwijge vrije menfehen woonen;' maar dit ftrijd ook tegen het floc van 't zelve Placaat— „ Dit „ alles met dien verftanden dat wij geenzints van „ intentie zijn eenige prejudicie te leggen aan de „ Deekens van de Gilden en gemeene Neeringen „ ten aanzien van hare rechten en gcrechtighe„ den ende privilegiën , daar van dezelve in deug„ delijke posfesfie zouden mogen wezen, her zij „ ingcvolgen van eenig Contract, mee de Regeer„ ders der voorfz. Stad aangegaan of van eenige „ privilegiën van den prince van den Landen haar „ invoorige tijden vergunt — let nu lezer op 't volgende" Ende bigevalle misfehien eenige dif~ ff"  ga MENGELWERK VAN HET ferente [ouden mogen komen te ontftaan raakende het verftant ende interpretatie van de voorschreven Gerechtigheden of Privilegiën verklaaren wy de Decifie daar van te remitteeren aan onzen Hove &c. Ik vraage hoe kunnen 'er differente ontftaan raakende het verftand en interpretatie der Privilegiën als niemand van vat kwaliteit hij zoude mog.n zijn daar omtrent zijn gedagten niet zoude mogen zeggen of die voor te fpreeken, dan konde 'er immers geen differente over voor vallen? — Dus zien wij dat dit Pla' kaat contradictoir is aan zig zelve en uit dien hoofde vervallende als onmogelfk kunnende ftandhouden, dus behoeft niemand re vreezen dat hij 'er tegen fondigen zal, vooral de Braave Commisfie behoeft hier omtrent niet de minste ongerustheid te hebben, maar moeten voortgaan gelijk zij begonnen hebben; wij beleeven ook andere tijden waar in de Souverain verre af is van zulke denkbeelden ais in dit plakaat ten toon gefpruid worden re voeden; hec fpreeken en het flaande houden onzer gevoelens met bedaardheid fiaac ons vrij en de Souverain zelve wil het — Dus. Mijn Heeren meen ik de refpectabele Dekenen mijne biaave mede Vaderlanderen van allen laster die op hun gelegde kan worden als waren zij overtreders der plakaaten van den Souverain, geheel ce hebben gezuivert en hun tegen de beten dier flangcn te hebben verdedigd. — Zoo het Uw behaagd Mijn Heeren1 plaatst deze terwijl ik de Eer hebbe te zijn Mijn Heeren Schrijveren van Dordrechts nuttig Gedenkboek. Dordrecht Oud-Deken van hec 13 April 1786. * * * * Gilde. Op pag. 50 Reg. 4 van onderen is een zinftooreiide druUeil mSctloopcn: geconi'eiitcert kis sccoiitestcert  MENGELWERK VAN H È T DORDRECHTS GEDENKBOEK. II est donc manifeste que la Nation est en plein droit de former elle-même fa Conftitotion, de la maintenir, de la perfeöionner , & de régler a fa volonté tout ce qui concerne le Gouvernement, fans que perfonne puisfe avec justicë 1'en empêcher. Le Gouvernement n'est établi que pour la Nation , en vue de fon Salut & de fon bonheur. {Het is dan middagklaar, dat de Natie het -volkomen recht bezit, om zelve haare ConflituM te vormen, te handhaven, te volmaaken en naar haar goeddunken te bepaalen al het geene de Regeering betreft, zonder dat iemand met eenig recht haar daar in kan hinderen. De Regeering is niet opgerecht dan voor het Volk in het uitzigt van deszelfs heil en geluk.") De Vattet, Le Droit des Gens ou Principes de la Loi naturelle; par DuMAS.pag.flz.' M T N HEEREN ScHR IJ VEREN VAN HET DORDRECHTS GEDENKBOEK! ^^^ij mogen niet verzuimen aan Uw Ed. verzoek op pag. 26 te voldoen, aangaande ons gevoelen Uw Ed. mede te deelen ontrent het al, of niet plaatzen, van de door ons aan Uw Ed. li. deel. G > toe-  92 MENGELWERK VAN HET toegezonde ordonnantie op de Burgerwagten benevens de aanmerking op dezelve door de Vrijheidlievende Schutters van St. Joris. Volftrekt zijn wij van gevoelen dat dezelve vereijsfchen geplaatst te werden zonder uitftel, voor dat die zaak zyn volle bejlag zal gekregen hebben, (waar door wij verrtaan, tot dat eene Ordonnantie op de Burgerwagten zal zyn geftatueerd en gepubliceerd, f) door dien het ons voorkoomt dat de uitwerking, indien wij zo lang wagten, als dan van weinig of geen vrugt zoude wezen: weet nog, dat ons oogmerk met deze aan het Publicq mede te deelen, niet is alleen om te toonen, dit, en dat hebben de Schutters verrigt; 't zij verre, het is om de weldenkende Burgerij, en inzonderheid haar, die in eenig bewind gefteld zijn, aan te fpooren om zig geene wetten fmaaklijk te doen maken, dan die met de vrijheid van den Burger en de Conftitutie van deze Stad, best overeenkomstig te brengen zijn. Hier mede meenen wij te hebben voldaan En tekenen ons met veel Achting Üw Ed. Dienstw. dienaaren en Beftendige Lezers» DORDRECHT den April 1786. Dus kunnen wij niet ingebrecken blijven, om aan het verzoek ons in de volgende Mislive voorgefteld te voldoen. MTN  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 93. M T N HEEREN ScHR IJ VEREN VAN HET Do RD RÉCHTS GEDENKBOEK! j/jó even vinden wij in Uw Mengelwerk, pag. opi en 394. een briev getekend een Wagtdoende Burger, waar in de Schrijver Heilig vraas;d, Of 'er in de Burgerwagt ook niet eene weezentlyke verandering plaats zou kunnen of moeten hebben? ^ Wij loueeren zeer de attentie van dezen fchrijver, terwijl hij zich mag ftreelen van zijne mede Burgeren opgewekt té hebben , om op mid. delen tot redres bedagtzaam te zijn. Onder veelen zijn wij fnagtig geworden de vólgende ftukkén — gij zoudt ons, en zoo wij vertrouwen de gantfche Burgerij geen geringen dienst doen, met dezelve in Uw Mengelwerk, algemeen te maaken — Uw geëerden Brievfchrijver zal daar uit zien —- "Wie en in hoe verre Wij het met hem eens zijn. Terwijl gij verpligten zult uwe Bellendige Lezers. Wij hebben tot gemak van den leezer , de Aanmerkingen van de Schutterije onder ieder. Artikel geplaatst , en zullen vooraf laaten gaan de Misfive waar mede dezelve aan den Ed. Groot Achtb. Oudraad wierden overgelee- verd, . G 2 Aan  t?4 MENGELWERK VAN HET Aan Hun Ed. Groot Agtb. die van den Oudraad der Scad Dordrecht. Ed. Groot Agtb. Heeren. J ft KrygsraaJ en verdere Leden van St. Joris of Ed. Voetboog, door hunnen Capitein den Manhaften Heer J. DEKKER geinformeert zynde, dat de Wei Ed. G. A. Prafide.nt Burgemeefter B. VAN DEN SANTHEUVEL wel had kunnen goedvinden om aan zyn Ed. Manhaften ter hani te (tellen eene Concept Ordonnantie op het ftuk der Burgerwagten, met byvoeging , da,t den Krygsraad dezer Schuttery daar op zoude dienen van hunne confideratie en belang , betuigen over deze goedheid van den wel Ed, Manhaften 1 urger Krygs Raad op 't gevoeligst te zyn aangedaan, na dien zy hier door op nieuws" gewaar worden, hoe zeer eene wel ingerigte Burger Militie hun Wel Ed. Manhaften ter harte gaat. Door du blyk van attentie en Burgerliefde van Hun Wel Ed. Manh. heeft de Krygs Raad en verdere Leden boven genocmt zig bemoedigt gevonden, om met allen <*epasten eerbied, maar teffens met eenen Bataaffche Vrymoedighcid, haare confideratien op eenige Artikelen op voornoemde Ordonnantie , ten nutten der Brave en weldenkende burgery , die hunne Regenten zo zeer hoog agt, benevens hun eigen belang, aan üw Ed. Groot Agib.bydeze voor te dragen. Dan Ed. Gr. A. Heeren! de overmoeiden yver van Uw Ed Gr. Agtb. tot medewerking en bevordering van 'tHcü van Stad, en tand 5 de yver onzer Medeburgeren in hec te regt Hellen hunner onvervreemdbaare Regten j de nauwe betrekking waarin, en Regent en Burger (onder welke laatfteii1 wy dc eer hebben te forteeren) met elkandten ftaan, deed ons ondergeteekenden na rype overweging niet faefiieeren om onze aanmerkingen openhartig "in fcriptis te fteikn , die wy de eer hebben üw Ed, G. A. by dezen ter overweging over te geven , in vertrouwen ,'dat Uw Ed. G. A. wel zult gelieven te confïdereeren uit alle het gealJegueerden dar dezelve uit deugdelykc Principes en !*urgerhetde zyn voongekoomeu, behoudens eene waare hoogagting, en toegenegenheid voor eene wettige Kegeeriiicr, die een Ipoedig herlicl . p de J urgernagtwagt in deze coinedurc ■van ryden alkilieylzaamst ourdseld : m« ujzigt om doen: het  DORDRECHTS GEDENKBOEK. het ftarueeren, en publkeeren van eeue daar toe door de Burgery goedgekeurde Ordonnantie , 's Lands inwendige jnagt over het algemeen, en de confervatie der goede rust binnen onze Srad , in het byzonder te vergrooten en te verzekeren. Wy hoopen , Ed. Gr. Agtb. Heeren , dat deze onzen arbeid niet vrugteloos zal zyn , maar dat dezelve benevens de aanmerkingen der refpe&ivé r.urger Officieren gepaarc met de activiteit van Heeren Collonellen, als ook onze en der Burgeten verdere medewerking van zo veel effect zal zyn - dat de waarlyk in diep verval zynde Burger Compagnien eerlang in zodanige ftaat berfteld zullen zyn, dat zy , des noods aan het oogmerk hunner inrigting zoude kunnen beantwoorden. Terwyl wy U. E G. A eerbiedig verzoeken deze onze confideratien en belang in den manhaften Krygsraad der Stad Dordrecht ter Tafel te brengen. Wy hebben de eer Ed. Gr. Agtb. Heeren ! na U Ed. in de proteccie Godes te hebben aanbevoolen ons met allen verfehuldigden eerbied te noemen Wtl Ed, Gr. Agtb. Heeren. Uw Ed. Gr. Agtb. dienstwillige Dienaaren, Was geteekent uit naam der gantfehc Schuttery, F. DUFFER, Sécfetfk'si DO RD 19 Dec. 1785. ORDONNANTIE Op bet ftuk van de Burgerwagten. M yn Ed. Heeren van den Oudraad der Stad Dordrecht in aanmerking genoomen hebbende, dnt dc Ordonnantie op de W agten van dato 4 Dec. 170a zo wegens deszelfs oudheid, als weegens de verandering^ die van ryd tot tyd by Refolutie van den krygsraad Haar in gemaakt zyn geworden, voor een groot gedeelte niets G 3 met  MENGELWERK VAN HET met de tegenwoordige tyden en gebruyken overeenkorditig is, en daar door verfcheiden Articulen van dezelve buiten üfanrie en zelfs, niet practicabel zyn, hebben goedgevonden en verftaan ten eirtcle voortaan een göetie en bekwaarne order op de wagten onderhouden wercen , na voorgaande ingenoomen advys van , krygsraad dezer Stad te Ordonneeren en Statueeren gelyk hun Ed. Groot Achtb, Ordonneeren en Statueeren mits deezen de Pointen en Articulen hier na volgende, aie alle ende een jegelyk, Burger en ingezetene deezer ötad fchuldig zal zyn te onderhouden en naar te kooften1 °P p'°ene en boefen bv Articul geè'xpres- AANMERKING EN. Tcrwyl het ontegeuzcglyk bewezen is, dat in eene vrye ^epublikaimche Regeering de Kragt, Magten Majelteyt van den Regent uit het volk vo rtvloeid. en "dat het Volk niet om de Regeerders, maar dc Regeerders, om het Volk zyn , zo volgt , dat de Regcering Wetten en' Ordonnantiën maken kan, maar als Representanten des Volks, hetzytacite «et zy expresfc', met hunne toeftemming en goedkeuring, waar aan het zig dan ook blymoedig onderwerpt. ' v nWy' de twcede PIaats - de Regeering aan Wien s Volks Regten eu Wettpn ter handhaving' zyn toevertrouwt en aanbevoolen, zich door eene nauwkeurige piigtsbetragCiog, de liefde- en agth.g, van het Volk moet waardig maken; welke liefde en agtiug gekoesterd door weerzyds goed vertrouwen, van hetalletheylzaamst gevolg voor eene niaatfchappy moet zyn. Zo dat , wanneer eene nieuwe Ordonnantie door de burgery in deze gebillykt ofgoedgekeurr is, (het welkdiendt té zyn, wil de gehoorzaamneid daar aan op goede gronden gevorderd worden) wy tegens de bepaling der ftricte onderwerping by den inhoud van dit Hoofd door Myn Ed Heeren van den Oudraad der Stad Dordrecht goed gevonden, niets zouden hebben aan te merken ; maar in tegendeel het zelve ten vollen zoude}} appro» beeien. Art. I. De Krygsraad zal voortaan beftaan uit Heeren Regeerenda Burgemeesteren, Regeerende Colonellen, fun«= geetende Capiteinen en Capitein-Luirenants met Adl junc  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 97 jiraflie van den tegenswoordigen Major en Secretaris van 't voorfz. Collegie. AANMERKING. Het koomt ons voor , dat Capiteinen , Cap. Luitenants, Luitenants, Sous Luitenants , en Vaandragers der werkende Schuueryen, mede fesfie inden Burger-Krygsraad toekoomt» als zynde de Schutteryen de oudfle Krygsbendens o^ gewapende Burgers der Stad Dordrecht, die ten tyde van nood zich in 't heeiite der gevaaren hebben , en nog gereed zyn te begeeven. Ook Srermeenen wy op goede gronden , dat dezelven fesfie in den l'urger-Krygsraad hebben gehadc, nadien de Burgerwagten met hun voorkennisfe en toeftemming , en alleen onder eene J&e van non prajuditie ten haaren opzigcen Z)n ingelteld , want kunnende hec haar nimmer onvertchillig geweest zyn , hoedanige fchikking in der tyd, met Relatie van haar, en de Burger nagtwagc, zou kunnen weiden gearresteerd ; dog nimmer zouden wy vorderen dat voornoemde Officieren in eenige Pamcuiariaas der byzondere Burger Compagnien, hunne (temmen uit.bragten; noch dat zy zig melleerden met eenge Procedures jegens Coiitraventeurs van deze Ordonnantie de Burger Compagnicn aangaande. Nog'koomt ons voor, dat, en Luitenants en Vaandragers der Burger Compagnien, meede lèsiïe behoorden te hebben in den Burger Krygs-Kaad. Art. II. In dezelve zal verhandelt worden, al 't geen Concerneerd de Nakoming deezer Ordonnantie, en Confervatie van de goede order by dezelve bepaald, mitsgaders 't geen de handhaving , in 't beleid der wagten fpeéteerd. ^ ^ ^ Voorts zal by deezen Krygsraad werden afgedaan, de zaken van Contraventie van deze Ordonnantie, en zulks by onwilligheid, op ordre van den Krygsraad ter inllantie van den Major als Eisicher, zullende in aUc zodanige zaken werden geprocedeett de Piano, zonder figuur ■ van proces en zonder admisfie van Praciifyns. IV. De befchuldigde zal drie dagen voor den te houdene G 4 Krygs-  S>8 MENGELWERK VAN HET Krygsraad door den provoost werden gedagvaart, en. niet Compareerende zal regen den zeiven werden verleent default, en andermaal niet Compareerende de zaken werden gedecideert, zullende ook voor Elk default, ten behoeven van den Major moeten worden betaald twaalf stuivers, V. De gecondemneerde defenfie hebbende gedaan» zal mooge provpceeren aan Myn Ed. Heeren van den ge* rechten, dog zal niet te min de boeten in 't Profyt van de defaulte, zo eenige gevallen zyn in handen van den secretaris moeten Confjgneeren, of by fouten van dien orivermindert de provocatie daar voor worden geëxecuteerd, b VI. De voorfchreeven Krygsraad; zal twemaal des jaars Urdinans vergaderen te weren ten minden veertien dagen voor en even na Pinxtren en voorts zo menigmaal als weegens voorkoomende zaken nodig zal zyn en door den Heer Prefiderende Burgemeester zal werden belegt. AANMERKING. Volgens onze gedagten , diend zo niet tot de ordinaite pygsraaden, vaste bepaalde dagen, ten minde vaste weeten gefteld te worden, op dat ieder Lid van dien in de eerlte plaats zou kunnen zorgen zo veel hem doenlyk was preient te zyn , en in de tweede, zou deze of geene, belang hebbende, om voor den Krygsraad te verfcliynen , zier daar na kunnen regelen, mits daar van te vooren kennis in der tyd 8egCVe" aan dc" Heer ^^"t Burgemeefter Nog koomt ons voor, dat de Heer Pracfident Burgemeester op verzoek van een Capitein met zyn Capitein Luitenant, Luitenanten Vaandrig van een Compagnie , een extraordinaire Krygsraad zal mogen doen beleggen. VII, De Hoofd Officieren van de Respeclive Vaandelen burgers zullen voortaan bedaan in een Capitein, Capi. tem-Lieatenant, Lieutenant en Vaandrig. ■ VIII. En E«llen de tegenswoordige Lieutenants en Vaan? drigs  DORDRECHTS GEDENKBOEK. drigs der burger Compagnien, des begeerende docf den Krygsraad werden gepromoveert en aangefteld tot Capitein Lieutenant en Lieutenant refpeótivelyk, wanneer te gelyker tyd voor ieder Compagnie of Vaandel, op nieuws, een Vaandrig zal aangefteld worden. En zal de voorfz.. aanfteliing der Capiteins Lieute» nants, Lieutenants, en Vaandrigs voortaan by den Krygsraad gedaan worden op voordragt van den Capitein in wiens Compagnie de vacature is, en den tyd van hunnen dienst in een of meerder der voorfz. Qualiteiten, als bevoren op agr javaren bepaald blyven. A A N M E R K I N G. Wy zyn van oordeel , dat de Burgery haar eigen Opperen Ondet Officieren moet verkiezen , de aart der zaken zelfs brengt het mede, voor al wanneer men in reguard gelieft te nemen , dat zy best van de bevoegdheid > wettigheid en vereischte bequaamhedens hunner Medebutgeren kundig zyn: zo dat wy nodig agten, dat by de eertte vacature eene geheele Compagnie moet werden opgeroepen , om by befloote briefjes hun eigen Oificier te verkiezen, IX, Alle mansperzoonen, gehuwlykt of ohgehuwlykt zynde, 't zy dezelve alleen of met iemand anders inwoonen, boven de Agtien en beneden de Sestig Jaaren Oud synde, voor zoo veel dezelve niet by fpeciaale Refqlutie ofte Appoïnclement van den Oudraad ofte Krygsraad dezer Stad van 't doen van togt en wagt geè'xcqfeerd zyn, zullen gehouden zyn de nagtwagt waar re neemen, daar en zoodanig als dezelve van de refpeótiye Capiteinen en verdere Officieren , onder welkers Vaandel dezelve resforteeren, zullen worden geordonneert, op de boeren van ééne gulden te verteuren, Edog soo wanneer iemand van de Burgers of ingezetenen de Wagt moetende waarneemen zig voorbedagtelyk van de Wagt tweemaal of meermalen kwaru te abfenteeren, zal verbeuren voor de tweedemaal een dubbelde boete ende by Continuatie telkens dezelfde boete ten behoeven van de devifie van het Vaandel waar onder den zei ven behoort, — G $ AAN-  IOO MENGELWERK VAN HET AANMERKING. Wy geven in bedenking , of alle Vreemdelingen , die voor weinig weeken of maanden in deeze Stad koomen werken , en hun Domicilium fixum of vaste inwooninge niet alhier rer Stede hebben, wel met den Burger gelyk gefteld en vertrouwd kunnen of mogen werden. Wy oordeelen van neen ; en zyn des in Concept, dat Vreemdelingen hier in de Stad werkende zouden kunen werden gefteld op zeker Wagtgeld, door hunne Hofpesfen of Slaapbaafen te oetaalen. Dus zouden Vlotwerkers , Schippers en Vaerens-aezellen hier rer Sreede woonagtig, ook op Wagtgeld, kunnen werden gefteld. Nog koomt ons voor, dat hy , die Wagt vry verzogt te zyn , zig zou kunnen , of hebben te munieeren met eene aanbeveeimg van de Officieren van zyn-Compagnie. Eyndelyk ftellen wy , dat een burger met zyn 56 jaar van togt en wagt behoorde bevryd te zyn. En dat de OpperQl: eieren 2.0 jaaren moesten waken, ten waaren zy minder jaaicn voor de 56 jaaren werden aangefteld. X. Welverftaande, dat die geenen die boven haare Jaaren, ofte anders niet gequalificeert zyn om te mogen ófte konnen waken, mitsgaders de Weduwen en Ongehuwde Oogrers, alsmede die van het waarneemen van togt en Wagt, in dier voege als in het voorgaande Articul is gemeld, zyn geëscufeerd en ontllagen, gehouden zullen weezen alle half jaaren, zoo veel te betalen, als waarop dezelve refpeótivelyk by de Heeren Burgemeefieren al bereids gezet zyn of als nog gezet zullen worden, tot verval van de kosten van de Wagt; ofte dat by gebreeke van di:n de nalatigen daar voor, tot Hunner kosten, zuilen werden geëxecuteerd. AANMERKING. Op dit Art. maaken wy, alhoewel wy zeker ftellen , dat alle lasten gemeenfchappelyk moeten werden gedragen, deze aanmetking; als by voorbeeld op de woorden dat de ongehuwde Dogters mede aan Stads Krygs-kast gullen 'oetaalen. Dit vereyscht nadere bepaling , want daar een Vader, Broeder, of Oom uit een huis waakt, kan een ongehuwde Dogter immers vry zyn > endusoqkeen Weduwe, als haar Zoon of  B ORDR.ECHT S GEDENKBOEK. J6ï iof Zoonen uit haar huis waaken. Dng het is moogelyk , dat de Krygs-kast al : dan met toereikende zou zyn ter foutien van alle noodige kosten die de Burgerwagt mede brengt -, dan dit is/V*» het welk by het te doen van eene Rekening als behoord, zal kunnen werden gedecideerd, en by welk facit men een vaste bepaling of fchatting zou kuniien belegden zoo op dp afgewaakte Manfchappen > als op Ambtcnaarcn en anderen. XI. De Heeren Capitéinen zullen voortaan ten minften eens Jaarlyks, gearïïUleert door hunnen retpective Capitein Lieuienants, Lieurenants, Vaandrig, en ten minde twee Sergeanten . benevens den Scbryver of Secretaris, onder hunne refpedtive Vaandels orcfèhryving moeten doen , ten einde op te neemen alle zodanige perfoonen, die, volgens het 9 Articul dezer Ordonnantie, verpligt zyn de Wagt waar re neemen,'en bevorens onder hun Vaandel nog niet zyn opgelchreeven, en dezelven perzoonen aanzeggen,' om tegens de eerstkomende nagtwagt van de devifie waar onder dezelve behooren, met behoorlyk geweer ter wagt te komen. AANMERKING. Met betrekking tot het omfchryven referecren wy ons aan de Aanmerking op Art. IX. xir. En zulien de Heeren Capiteinen, Capitein Lïeutenants, Lieutenants en Vaandrigs niet bevoegt zyn iemand van het waarneemen der nagtwagt te Ëxcufeeren, ofte wel voor den bepaalden Ouderdom uit derzelver refpeclive divifien van de Wagt te ontflaan, gelyk ook dezelve voor 't vervolg niet zullen vermogen met eenige Burgers te Compofeeren, ofte tegens betaling van eenig geld ten behoeve van hunne Compagnies Kast, dezelve van de Nagtwagt te Excufeeren, zullende die geenen welke rnogten vermeenen eenige wettige reedenen te hebben, qm uit hoofde van hunne funflie, van de Nagtwagt geè'xcufeerd te zyn, zig aan Myn Edele Heeren van den Oudraad by Requeste móeten addresfeeren, en die wegens piekte of lighaamsge- bre-  IOS MENGELWERK TAN HET breken buyten (laat mogten zyn, zullen zig voorzien met een attedatie van dads doctoren, by Requeste moeten vcvoegen aan den Krygsraad, ren einde aldaar hun Ontflag re bekoomen, mits, ingevolge het 10 Artikul dezer Ordonnantie aan de krygscasfe contribueerende^ AANMERKING. Op dit Artikel refereeren wy ons met betrekking tot het ontflag om hyzondere redenen van de Nagtwagt tot onze Aanmerking op Art. IX. Dan die ziekte of lighaams gebreken buiten ftaat mogten {tellen, om re waaken en by den Krygsraad geen gunftig Apoinftement moge werden verleend , zal als dan moge» provoceeren voor myn Edele Heeren van den Oudraad. XIII. De Sergeanten welke den Ouderdom van 52 jaaren bereikt zullen hebben en begeerende van het waarnemen der burgerwagt te werden ontflagen zal gepermitteerd zyn, zig ren dien einde by Requeste aan de Wel Ed. geftrengen krygsraad te addresfeeren, met derzelver geannexeerde doop-cedulle, als wanneer zodanige verzoeken zullen worden geaccordeerd, en dezelve gebragt onder de Contribuanren, dog zullen die geenen, welken den ouderdom van vier en vyftig jaaren bereikr hebben, kunnen voldaan met derzelver doopcedulle te vertoonen aan hunne Refpe&ive Capireinen , en na dat dezelve door den Secretaris van den Krygsraad zullen zyn geregistreerd gehouden werden van de burger wagt te zyn ontflagen, wanneer dezelve insgelyks onder de Contribuanten zullen gebragt werden, en zullen de Corporaals den Ouderdom van vier en vyftig jaaren bereikt hebbende des begeerende in manieren hier voore gemeld, op vertooning hunner doopcedullen en Regidratie daarvan door den voorfchreeven Secretaris almede gehouden worden van de Burger wagt te zyn ontflagen en dienvolgende onder de Contribuanten gebragt worden. AANMERKING. Alle Sergeanten zullen, als ook de Corporaals, en Snaphaandragers, tot Juin j-éfte jaar waken, en dien ouderdom be-  DORDRECHTS GEDENKBOEK. I63 bereikt hebbende , alléenig op vertoon van hunne Doopcedul werden ontflagen. En wat hunne contributie aanbelangt na gedaane dienst» dienaangaande refeeren wy ons aan de Aanmerking op Art. X. XIV Tot het waarnemen der Nagtwagten zal ieder Vaan» del werden verdeelt in vier devifien, ieder, zoo na mogelyk uit een gelyk getal van manfehappen betraande, zullende by iedere devifie gevoegd zyn drie Sergeanten en vier Corporaals en zal ieder der voorfchreve devifien , by het optrekken rer Nagtwagt geleid moeten worden, en tot den einde toe geadfifteert moeten blyven J met een van de Hoofd Officieren drie Sergeanten en vier Corporaals op verbeutte van tien Guldens, voor den Capitein, Capitein-Luïtenant, Luitenant en Vaandrig , en drie Gulden voor ieder der Sergeanten en Corporaals, wel verftaande dat zo wel aan de Hoofdofficieren als aan de Sergeanten en Corporaals de vryheid werd gelaaten om eikanderen te mogen vervangen en elkanders beurt te mogen waarneemen, zo nogtans dat by iedere devifie, een Hoofd-üfficier drie Sergeanten , en vier Corporaals , offchoon van een ander divifie nogthans van dezelve Compagnie by het optrekken en adfifteeren der nagtwagt tot den einde toe zullen moeten prefent zyn op verbeurten als vooren, en zal door geen der Hoofd-Officieren die het Commando van de Nagtwagt zullen hebben, voortaan aan iemand verlof van de Nagtwagt mogen werden gegeeven, maar zullen de Adelborften en Rodsgezellen , even als de Officieren en Onder officieren verpligt zyn, om wanneer zy om eenige reden hoegenaamt verhinderd werden de Nagtwagt perzoonlyke te kunnen waarneemen, zig te doen vervangen door een ander uit het zelfde Vaandel wel verftaande dat die geenen, die gewoon zyn op het Officiers verrrekje hun verblyf te hebben, zig zullen moeten doen vervangen door een ander die ins« gelyks tot het Officiers vertrekje van een andere devifie behoort op verbeurte van de boere hier vooren Art. 9 tegen de abfenten geftatueerd, zullende nogthans een ieder burger en ingezeren de wagt fubjecf verpligt zyn ten minsten drie maaien 'sjaars da wagt perzoon-  1Ö4 MENGELWERK VAN HET zoonlyk te moeren waarneemen, op verbeurten vari een boete van drie Gulden boven de Ordinaire boete van abfentie voor iedere reis, dar minder als driemaal ter wagt zullen zyn geweest, zullende de abfentie buiten de Srad alleen van de boeten excufeeren de Schippers en hunne knegts. die dadelyk met hunne vaartuigen afwezig zuilen zyn geweesr, AANMERK ING. Ieder Wagt doende perfoon zal een man hem in rang gelyk zynde uit zyn Compagnie in zyne plaats mogen zenden, ionder dat een Officiers Vertrekje in eenige aanmerking zal koomen, terwyl de Officieren zulks mede zullen kunnen doen. Deze fchikking koomt ons billyk voor , doordien' den minflen burger in dezen geen minder éer moét werden bewezen dan zyn zogenaaniden meerderén , terwyl het den meerderen geene g'rooter moeite moet kosten dan zyn zogenaamden minderen, om zyn Wagttedoen waarneemen. En zyn "er die zig het genot van eene vriendfehappelyke of burgerlyke samenleving op de Nagtwagt door een ikgt gedrag onwaardig maaken, dat men hen flrafle. Zyn 'er die door tegenfpoet ofte wel anders in den rey der behoeftige of ongelukkige, of ook wel veragtzaame ge. field zyn, of ve'rdienen gefield te worden ? Dat men hen ontflaa en Wagt vry verklaare. Nog merken wy op dit Art. aan, dat wanneer men door ziekte belet wierd de wagt te kunnen waarnemen, en zulks door atteftarie van Doctoren of Chixurgyns te bewyzen of wel bewezen is, dat men als dan niet in de noodzaaklykheid moest zyn , om zyn wagt door een man te doen vervangen ol waarneemen, om reden, dat niemand gehouden is voor een ander de wagt waar te neemen, en men in gelegenheid zou kunnen koomen, dat men in weerwil van alle vriendelyk aanzoek, het welk reeds meermaalcn gefchiedis, niemand in zyn plaats zou kunnen krygen. XV, ï)e Burgers ter wagt, ofte by andere gelegentheden, in de Wapenen komende zullen motten 'zyn voorzien van een bekwame Snaphaan mer een Bajonet, korte Sabel en Patroontas hangende aan een bandelier; de Ser-  DORDRECHTS GEDENKBOEK. IO^ Sergeanten met een Hellebard en korte Sabel, zullende .de Hoofd Officieren insgelyks voorzien moeten zyn van zydgeweer en daar en boven van een Sponton > dog wanneer het geheele Vaandel in de wapenen komt zal de Vaandrig het vaandel dragen, en alleen van zydgeweer moeten voorzien zyn j op verbeurte van drie Gulden voor de Hoofd-Officieren, dertig duivers voor de OnderOfficieren en van eene Gulden voor de verdere manfchappen met even behoor lyke wapenen als vooren voor'zien zynde, ten behoeven van de Cas der divifie waar tinder dezelve behooren, en voorts in zoodanige montering , als by den Krygsraad gereguleerd zal worden. AANMERKING. By eene bekwaame Snaphaan met bajonet, korte fabel en Patroontas behoord de Burger voorzien te zyn van fchcrpe patroonen.- xvr. Door den Krygsraad zal bezorgd worden een genoegzaam getal fcherpe patroonen, die op 't Stadhuis in eene bekwaame en beflootene plaatze in bewaring gefteld zullen worden, en van welke plaatze de fleutel verzegeld onder de Conchergie van 't Stadhuis berusten zal, om dezelve in tyde van nood of alarm aan den cotnmanderenden Officier van de Burgerwagt, de nagtwagt hebbende over te geven, ten einde op bekoome otdre van den heere Frefiderenden Burgemeester in der tyd de nodige patroonen aan de op de wagt zig. bevindende manfchappen uit te deelen, AANMERKING. De fleutels van de kist waarin de fcherpe patroonen «uilen werden bewaard, diend te berusten onder den wa"t hebbenden Hooft- Officier. XVII. De Tamböets zullen gehouden zyn met trommel'ilag, dagelyks in het kwartier daer de nagtwagt vallen zal, een iegelik zyn wagt te verdaan te geven omme op de behoorlyken tyd, met de volle Wapenen voor des vaandrigs logement (ia de wyk van deszelfs vaandel  1Ó6* MENGELWERK VAN HET del te verkiezen) te compareeren, op zoodanlgen tyd als tot het optrekken is geordonneert, op de boete van dertig duivers ten behoeven van de cas van de divifie,, die de nagtwagt zal hebben. XVIII. Éen iegelyk die de wagt fubjed is zal gehóuden zyn, als de beurt van zijn divifie om te waaken zal zyn, des avonds goed tyds , als de trom flaat, gewapend als in aiticul iy is gemeld, te komen voor 't logement door den Vaandrig in de wyk van deSzelfs vaandel te verkiezen, omme alzoo gezamentlyk naar het Stadhuis ter bezetting van de nagtwagt , te marcheeren. A A N M E R K I N G. De kosten der Vaandels - Huyzen dienen uit Stads KrygS. kast tc werden betaalt. XIX* De manfehappen van de divifie de nagtwagt moetende waarnemen, voor des Vaandrigs logement vergadert zynde , zal de commandeerende Officier alvoorens de namen van die geenen , die onder de gemelde divifie behooren, door de Secretaris doen op leezen en zal als dan ieder zyn naam zelvs, of als in att. 14 — gemeld, dooreen ander in zyn plaats moeten laten goed doen, op verbeurte voor de abfenten van de halve boeten art. 9 gemeld. XX. Vervolgens zullen alle de voorfchreven manfehappen, door den Stads Drilmeester, daar toe door den Commandeerenden Officier gekwalificeert zynde, in ordre werden gefchikt, en zal een iegelyk zig zonder eenige teegenzeggen op zodanige rang of plaats moeten voegen als door gemelde diilmeester of commandeerend Officier zal worden geordoneerr op de boeten van twaalf ituyvers ten behoeven van de Cas der divifie. AAN-  DORDRECHTS GEDENKBOEK. IQ? AANMERKING. By vacature van de Stads Drilmeesters-plaats zou de Krygsraad deze bediening door een bekwaam en van een goed gedrag zynde perzoon kunnen doen vervullen, wyders geven wy in bedenking of niet ieder Burget Comp. een Adjudant uit den haare zou kunnen verkiezen. welke Adjudants plaats als een Charge d'honneur zou moeten werden befchouwd. ten einde by onverhoopte gevallen, (als wanneer een Adjudant of Drilmeester met allezuus prefent kan zyn) Zyne Compagnie in orde te (tellen. XXI. De comrhandeèrende Officier de nagtwagt opleidende, zal moeten zorgen dat m.t de divifie voor tien uuren afgemarcheerd is, en vervolgens direckt van de Vergaderplaats zonder eenige omweegen naar het Stadhuis moeten marcheeren, en niet eerder mogen afttekken, dan ten vier uuren, in de Maanden Novemberi December, Januarij eri Februarij, en ten drie uuren in de agt overige maanden van het jaar , ten waré de Commandeerende Officier om byzondere voorkoomende redenen, mogte oordelen de wagt langer op het Stadhuis te moeten doen blyven, alles op arbitraire corredie van den Krygsraad na omftandigheeden van zaken. XXII. Ende en zal niemand vermogen in het op of aftrekken, naar, ofte van de wagt mirsgaders in 't dóen van ronde, ook nier in het doen van eenige paraden of inontrering, tabak te rooken op eene boece van twaalf Huivers ten behoeven van de Cas der divifie. XXIII. De commanderende Officier met de' Divifie' vyienï tourbeurt het is de nagtwagt te hebben; op het Stadhuis getrokken zynde, zal het woord of de Leuze San de onder Officieren in ftilte bekend maken , 't welk aan niemand anders zal mogen werden geopehbaerd op een boete van Ses Gulden te verbeuren by deri commanderende of onder Officiereu die het zelve tl PSF.L- H WOOïé  *08 MENGELWERK VAN HET woord of Leuzen, aan iemand anders te kennen zoude mogen hebben gegeeven ten behoeven als vooren. AANMERKING. Hy, die het IFoord aan hem toevertrouwd, misbruikt diend na bevind van zaken door den Krygsraad te werden geftraft. XXIV. De commanderende Officier zal vervolgens door den Secretaris of fchryver de namen van die geenen, die onder de divifie de wagt hebbende behooten volgens de Lyst doen op lezen, en de abfenten of die geene d<'e geen ander in gevolgen het 14 art. in hun plaats hebben gefield; doen aantekenen ; waar na Hy twee Ronde ieder van Zes man nevens een Sergeant en Corporaal zal doen af-leezen. XXV. De voorfchreeve opleezing der naamen en ronde als voote gefchied zynde zal den Commandeerende Officier de nagtwagt hebbende verpligt zyn de manfchappen het Manuaal met de Snaphaan te doen Exeroeeren en zodanige andere manoeuvres te doen verrigten, als door den Stads Drilmeester volgens zyne infiruétie zal worden geleert. XXVI. Niemand der Manfchappen tot de divifie de nagtwagt moetende waarnemen behoorende, ofte wel de zelve voor een ander waarneemende, en ten dien einde op het Stadhuis getrokken zynde, zal zig buiten permi'-fic van den commanderende Officier vanher doen van het Manuaal of verdre manoeuvres mogen onttrekken, ofte het zelve weigeren en ook verpligt zyn zig zodanig in de gelederen te plaatzen als door den Dnlmeester en commanderende Officier zal werden geordoneert, alles op eene boeten van eene Gulden telkens te verbeuren, ten behoeven als vooren, AANMERKING. Indien men goedvond als in onze aanmerking op Art. io in  DORDRECHTS GEDENKBOEK. fofjf ib in bedenking werd gegeven om Burger Adjudanten te Verkiezen zoude aan dezulken de rigtmg en fchikkinge der Manfchappen toekoomen. XXVII. De Commanderende Officier zal vervolgens zörge dragen dat voor het Stadhuis op de Fnije een Schild* wagt werde gefteld, voorzien met behoorlijk Geweer, welk ider half uur zullen werden afgelost. AANMERKING. In plaatze van het Woord behoorlyk Geweer kan inera dellen in volle IFapenrustjng. XXVIII. Een iegelyk Burger ter wagt zynde zal op zyn beurt Verpligt zijn op fchildwagt te ftaan, of een ander in zyn plaats te ftellen op verbeurten van dertig ftuyvers ten behoeven als vooren, ten waaren die genen wiens beurt het was, met een ronde mogr afwezen, wanneer de volgende zyn beurt zal moeten waarneemen, dog, met de ronde weder boven zynde, zal zyn beurt moeten inhalen. XXIX. .. De fchildwagt en zal geen ruffioer met zingeh ofte anderszins mogen maken, maar eenig rumoerhoorende zal dadel yk den Corporaal door aah de bel te trekken moeten waarfchouwen, die gehouden zal zyn 't zelve aanitonds aan den commandeerende Officier van de wagt bekend te maaken, op dat alzulkè orders daar omtrend gefteld mogen werden als nodig zal zyn. XXX. Indien iemand flapende gevonden word op de fchildwagt ofte zyn fchildwagt niet Wel waarneemt zal verbeuren de boeten van drie gulden ten behoeven van de Cas der divifie. XXXI. De fchildwagt zal niemand hoe genaafnt, alwaar $y ook van zyn eijgen vaandel, vermogen op het Stad* H * hai9  / IlÖ tvT ENGEL WERK VAN HÉT huis te laaten koomen, maar dezelven onder aan dé trappen moeten (taande houden op verbeürten van drie gulden ten behoeven als vooren, maar indien iemand op 't Stadhuis begeerde re zyn, zal hy daar van aanItonds, zoo door roepen als door trekken aan de bel, aan een der Corporaals moeten kennis geven welke niemand op 't Stadhuis zal mogen laten komen, dan tia alvorens het woord ofte de Leuze aan hem gegeven te hebben, dog het woord ofte de Leuze niet hebbende of kunnende geven, zal als dan den commandeerende Officier daar van aandonds moeten adverteeren, weike dien aangaande zoodanige ordre zal (tellen als na bevind van zaken zal nodig oordeelen op verbeurte van drie guldens ten behoeven als vooren. XXXII. ..t^oorts zal den Commandeerende Officier ordre (tellen, dat, gedurende de nagtwagt de twee afgeleezen ronden, beltaande als voren ieder in een Sergeant eeri Corporaal en Zes man werden afgezonden, om te fatr-.iuiUeeren, de Eene ronde na de zyde van de Kalk laven en de tweede na de zyde van het Groothooft en de Riedyk , ofte wel zoo als denzelven Officier zal goed vinden en ordonneeren, zullende de Sergeant tot dezelve ronde behoorende , moeten zyn voorzien van zyn Hellebaard, ende Corporaal en overige manfchappen van hun ordinaar geweer. AANMERKING. Kan zyn in volle Wapenrusting. xxxin; De Burgers de ronde doende zullen gehouden zyn ang, by 'r doen van dezelve ilil en ordentelyk te gedragen zondereenig nimoer met fchreeuwen of zingen als andc-rzints te maaken, op verbeurte van eene gulden, ten behoeven als vooren. XXXIV Niemand tot de afgeleeze ronde behoorende, zal zig, Buiten permisfie van den Commandeerende Officier, -#an hït doen der patrouille mogen onttrekken, of het zelvtï  DORDRECHTS GEDENKBOEK. III zelve wygeren, op een boete van eene Gulden ren behoeven als voren en zal in allen gevallen daar toe permisfie bekoomen hebbende, een ander man, ren genoegen van den Commandeerende Officier in zyn plaats moeten leveren. XXXV, Niemand zal van de Wagt moogen gaan, voor en aleer het uur tot het afgaan, hier vooren Art. 21 bepaald, zal wezen geflaagen, en de Comandmende Officier ordre tot het aftrekken zal hebben gigeven, ten zy met fpeciaal Confent van den Commandeerende Officier op een boete van dertig Stuivers ren behoeven als vooren, XXX VI. Niemand zal by 'r op of af trekken van de wagt, of by Parade of montteringe als mede geduurende bezetten wagr eenig Schietgeweer mogen losfen, by welke gelegenheid het ook zoude moogen zyn, zonder uitdrukkelyke ordre van den Commandeerende Officier op een boete van zes Guldens ten behoeven als vooren. XXXVII. Indien iemand in 't trekken naar ofte van de wagt, ofte by eenige andere gelegendheid hoegenaamd in de Wapenen zynde, bevonden werd zyn geweer *t zy met fcherp ofre met los kruyt gelaaden te hebben , weetende ofte onweetende, zal verbeuren zes Guldens ten behoeven als vooren, onvermindert de Actie van den Heer Schout dezer Stad, by aldien bevonden wierd, dat dien aangaande eenige moetwilligheid of malyerfatie plaats hadde. XXXVIII. Zoo wie op ordre van den Commandeerende Officier met zyn geweer na zyn Schildwagt gaat, zal het zelve nier met Scherp mogen laden, dan op Speciaale ordre Van den Commandeerende Officier," dog als dan, op zodanige ordre, met Scherp geladen zynde, zal denzelven verpligt zyn zoo ras van de Schildwagt zal wezen H 3 af-  ÏI2 MENGELWERK VAN HET afgelost terftond en met 'er daat het Scherp af te haa» len, op gelyke boeten als vooren. XXXIX. Niemand zal by het optrekken ter wagt dronken mogen komen, of zig (taande de wagt mogen dronken drinken, op verbeurte van eene Gulden ten behoeven als vooren, nogte ook eenig moleste, onordentelykheeden ofte ongehoorzaamheid jegens de hoofd of mindere Officieren, ende ook niet jegens zyn medeburgeren mogen doen of betoonen, alles op een boete van drie Guldens ren behoeven als vooren. onverminderd deAcïie van den Heer Schout, na omftandighi den van zaaken, in geval eenige buyrenfpoorige feytelykheeden zoude mogen weiden gepleegr. XL. Niemand zal ook, geduurende de wagt, den anderen eenige injurieufe woorden mogen toevoegen, of beledigende discoursfen voeren, ook niet eenige ongeregeldheeden van vloeken, zingen, toepen of anders te plegen op de boeten van dertig Stuivers, ten behoeven als vooren, XLÏ. Indien des nagts by het doen der ronde bevonden werd dat ymand op 's Heeren Straaren of Vesten eenig rumoer of vegterey aanrigten, ofte andere onorrientelyk* beeden , geweld, Straatfchendery, of andere delicten aan eenige perzoonen of Huyzen pleegden, zal de ronde zoodanige moedwillige perzoon of perzoonen moeten aanhouden en brengen op 'r Stadhuys aan de Hoofdwal, en zal den Commandeerende Officier de Wagt hebbende, in tegenwoordigheid van het Wagtvolk, de op gebragte perzoon of perzoonen moeten afvragen hun naam en woonplaats. en bevonden weidende vreemde of onbekende perzoonen te zyn, zal den Commandeerende Officier daai van door een Corporaal of ymand van de Wagt immediaar kennis doen geven aan den Stedehouder van den Heer Schout dezer Stad, en de opgebragte perzoon of perzoonen inmiddels doen bewaren tot dat deselve aan gemelden Stedehouder zulle zyn  DORDRECHTS GEDENKBOEK. lig ayn overgeleevert, die dezelve ten fpoedigde zal moeten overneemen om op de Gyzeling van dezelve na omdandigheeden van zaaken de nodige order te (teilen. Dan bevonden wordende Burgers of ingezetene van deeze Stad te zyn zal den Commandeerende Officier na afvraging van hunne naam en Woonplaatszei, als vooren dezelve ontdaan en de volgende dag de Heet Schout, en Prefident Burgemeester dezer Stad van het voorgevallene kennis geeven, uitgezonden ,ingeval;envan mandag, huisbraak of andere enorme delicten; wanneer disn aangaande meede zal werden gehandelr even als hier vooren ten opzigten van vreemde of onbekende perzoonen is gemeld. AANMERKING. De commandeerende Officier zal als Reprefenteerende den Gouverneur der Stad, alle vootkooinende feuelykheedeii (behoudens 't Regt van den Hooft- Officier ) (taande zyn wa doening det verbeurde boete te fammeeren, en na aftrek van de vyfde penning de eene helft voor den Majoor ende andere helft voor den Schryver aan hem Officier ter hand te ftellen. LV. Wanneer na gedaane fommatie door den Major de 1 gefommeerden weigerig of in gebreke blyft op de bepaalde tyd de gevorderde boeten met de kosten der: Somniaue te voldoen zal den Major daar van aan den 1 Of! ;_-J J„ L/rtelaaren der vrijheid de broeders DE WITT, die in de hevigfte Staats-orkaanen met zoo veel wijsheid en beleid het roer van ftaat beftuurd, en getoond hadden goed en bloed ter befcherming. van het lieve Vaderland veil te hebben, onder den heerschzugrigen Willem den III het flagtoffer van de woede van een opgehitst: gemeen. «Hoe dikwils wenschten alle eerlijke Vaderlandfche harten, die jaloers waren op de eer van hunnen Landaart, dat die voorbeelden van ontaartheid, waar van de menfchelijkheid ijst en fchrikt, uit de jaarboeken van Nederland en de geheugenis der menfehen voo* eeuwig waren uitgewist en -aan de vergeetelheid overgegeeven: maar wel verre hier van daan hebben wij in onze dagen tot ons leedweezen die zelfde moordtoneelen weder zien openen, en dezelfde heillooze aanflagen weder zien in het werk ftellen , om ook ons van de fteunpilaaren onzer vrijheid, van de waardige voorftanders onzïr rechten, te berooven. Dank zij den Hemel, dank zij den God onzer vrijheid, die deezen aanllag gelukkig veriedeld, en onze waardigfte Regenten uir de handen der moordenaaren uitgerukt aan ons verlangen heeft wedergegeeven ï Schoon  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 225 Schoon de verondwaardiging, die wij teegen de ftöokebranden van dien godloozen en doemwaardigen toeleg gevoelen, otrs de pen byna doet uit de handen vallen, zullen wij echter zoo veel mogelijk aan het verlangen onzer medeburgeren trachten te voldoen, en ook door middel van ons Gedenkboek deezen ondernoomen, maar door Gods gunstige beftuuring mislukten moord aan de vergeetelheid ontrukken, Op dat de nakomelingfchap ook uit dit geval leeren moge, hoe veel werk het in heeft zich in zijn wettig recht te herftellen, wanneer hec eens door lafheid of blohartigheid in de handen van Heerschzugtigen is overgegaan: en ten anderen , om dat dit geval te veel betrekking heeft op onze Stad, dan dat wij hec zelve mee ftifzwijgen zouden voorbijgaan, als zijnde die verfoejelijke aanflag oogenfchijnelijk alleen gemunc geweest op het dierbaar leeven van cwee onzer waardige Burgervaders de Wel Ed. Geftrenge Heeren Mr. OCKER GEVAERTS Burgemeester, en Mr. CORNELIS de GIJSELA AR Penfionaris deezer Stad, — Mannen, die oai hunne vrijheid ademende denkbeelden, en edelmoedige pogingen ter herftel van onze allengs verbasterde Regeeringsvorm, balken waren in de oogen van die baatzugtigen, die niets dan hunne eige grootheid ten doel hebbende de gemeene welvaart aan hunne bijzondere ïnzigten trachtten op te offeren. Het Was de 17 MaaVt van dit Jaar 1786. wanneer men in ls Graven Hage voor de tweede maal zoude ter uitvoer brengen de Refolutie van Hun Ed, Gruoc Mogende op den 24 Februari] laatstleeden genoomen — dat voortaan de nul 2 Ut at'  22Ö MENGELWERK VAN HET Ut air e eerbewyzingen alken zouden beweezen wor« den aan de Leden van de Souvereine vergadering van de Heeren Staaten van Holland en West- Vriesland, en_ dat geduurende Hoogstderzelver zitting de wagten voor niemand anders, hoe ook genaamd , die honeurs zouden mogen bewyzen — als mede, dat de zoogenaamde Stadhoudtrs poort tusfchen het binnen en buiten Hof voortaan geduurende de vergadering der Heeren Staaten ter doortocht van de koetzen zoude ' moeten worden opengehouden. Wie, die mee geen blindheid geflagen , of door geen hatelijke partijzugt vervoerd word, moer de billijkheid deezer Refolutie niet volkoomen erkennen? — Wanneer de venee-renwoordigers der Souvereiniteit vergaderd zijn,° moet alle eerbewijzing voor bijzondere perfoonen ophouden, — geen Ministers van Staat kunnen hier op den minften aanfpraak maken. En wan aanbelangd het openzetten van de Stadhouders poort, wie is zoo dwaas, dat hij het recht van den Souveiein hier toe niet volkoomen moet erkennen? te meer wanneer hij ia overweennpneemt, dat het geheele Hof, met al wat daar toe behoort, aan den Souvercin alleen en aan niemand anders toebehoord. — hoe is het mogelijk , dat men hier in eenige minachting voor den Stadhouder zoude kunnen ontdekken? of moet de Staatsdienaar booven zijne Meesters verheevcn zijn? — of zoude de Stadhouder zicb misfehien beleedigd reekenen, wanneer de Souverein van den Lande nevens hem varv deeze poort gebruik maakte? — dit is niet te verwagten van iemand, die niet van al zijn ver* ftand beroofd is. En  DORDRECHTS GEDENKBOEK.' 22? En echter fcheen de uitvoering deezer Refolutie, hoe zeer ook op de billijkheid gegrond, niet zeer gemakkelijk te zullen af loopen, nadien men bij het aangaan der Vergadering reedts eene tallooze menigte op het buicen en binnenhof zag famenrotten, die duidelijk te kennen gaf, niet zoo zeer gedreeven te worden door eene betamelijke nieuwsgierigheid om de Militaire eergroete aan de Leden van Hollands Souvereine vergadering te zien bewijzen, als wel door eene vervloekte en ftrafwaardige begeerte, om zich tegen de Refolutie van de Staaten te verzetten, en derzelver uitvoering met geweld tegen te houden, De aanvoerders en belhamers van deezen muitenden hoop, waren allen leden van het Haagfche Oranje Corps, die al vroeg in den morgenftond van dien dag zich beieverd hadden, om den oploop te bevorderen, en de famenzweering, reedts eenige dagen in hunnen bloedraad gefmeed, onder de meenigte door te zetten , onder welken de eerlooze HESS en; BAUER, beiden hoofden van het zoo eeven genoemde Corps, voornamentlijk uitblonken. Ziet nakomelingen! dit zijn zij, die zig durven noemen voorftanders, vrienden van den Stadhouder — zulke fnoodaarts hadden de Wapenen ter verdccdiging zijner eer opgevat — word nu ORANGE op zulk eene wijze vereerd, of word zijn eer hier door niet voor eeuwig gefchandvlekt? — wat moet men denken van zulke vrienden, die zich niet ontzien, om met openbaar geweld zich tegen de beveelen van, den Souverein aan te kanten? zijn dezulken bij alle befchaafde volken der wereld niet geI 3 hou-  *a8 ^ MENGLWEKK VAN HET houdtn voor het uitvaagsel der menfehen , en voor fchandvlekken der natie, die de famenleeVing onwaardig zijn? — O mogt onze misleide Oianje Vorst, tot wiens zoogenaamde eer alle die onteerende daaden gepleegd worden, eindelijk zijne oogen eens openen, en door fpreekende bewijzen aan geheel de natie toonen, dat Hij een wezenlijk afkeer beeft van de handelingen der zodanigen, die zich niet ontzien, om het hoog en wettig gezag van den Souverein te fchenden. Geduurende de vergadering der Heeren Staaten groeide de famengerotte menigte hoe langer hoe meer aan — het aanhoudend gemor, en de verwoede oogen op de Stadhouders poort gevestigd toonden genoeg, wat 'erin de harten dier booswigten omging. — De eerlijke Vaderlander en vreedzaame burger zagen het fcheiden der hooge vergadering met fchrik en afgrijzen te gemoed —- 'sLands beste Regenten, de bclangelooste Vaderlanders waren in de vergadering, en het uitvaagzei des volks, een hoop van aangehitfte muitelingen ftond voor de Raadzaal, wiens ijsfelijke dreigementen niets dan fchroomelijke gevolgen deed te gemoed zien. Inttisfchen fcheide de vergadering — en terflpnd bleek het, op wien men het voornamentlijk gemunt had; — op de achtbaare Gedeputeerden namentlijk van Hollands oudlre Stad op den braaven GEVAERTS en flandvastigen DE GIJSELA AR, als welken reedts ' lang voor oprechte Vaderlanders en ieverige verdeedigers van de rechten van den Souverein ïeegen hec Stadhouderlijk Despotismus bij de vijan»  DORDRECHTS GEDENKBOEK. e»9 vijanden onzer burgerlijke vrijheid bekend (ton- ^Naaulijks waren deeze Heeren in de koers gezeeten en eenige flappen voorwaardei ge reeden, om langs den naaften weg door de Stadhouders poort naar het Logement van Dordrecht te rug te keeren , of een digt «i een gedronge menigte poogde Hun onder een alleriisreUikst gefchreeuw van moordt— moordt — pTdoodldoo, HESS als het toeken van den aanval begonnen, den verderen doortocht ge weldadiger hand te beletten, terwijl een zeefere Paruikemaaker F. MOURANT ook a medelid van het moordziek Orange-Corps het heilloos befluit nam, om de paarden bij den toom te vatten en met geweld om te rukken. Wat kon men anders denken, of deeze oelangelooze Regenten zouden hier, eeven als-de WITTEN in vroeger dagen, het flagtoiier geworden zijn der woedende muitelingen — Zij evenwel in dit hachelijk tijdftip eeyen bedaard als in alle eeleegenheeden gaven den koetzier bevel om waarc het mogelijk door de meemgte heen te flaan, — maar zoo lang men den toom der paarden bemagtigd had, was dit met mogelijk — verfchrikkelijke weiland voorwaar! — de muitende hoop had zich nu rondom de koets heen gefchaard — en God weet, wat men zoude beilaan hebben, indien niet de dappere, en Vaderlandlievende Advocaat VAN NISPLN het eerst den moed gehad had, om zijn deegen op dat oogenblik uittetrekken, en het portier der koets teegen den aanval der muitelingen te befchetmen, tot dat het den Drosfttrtl en Zijne diensteen door het aanhoudend liaan onder de menigte I 4 em' u  a3Q mengelwerk van het eindelijk gelukte Mmirant gevangen te neemen, waar door hec gemeen eenigzints van doelwit moest veranderen, en hunnen gevangen medemakker tot hulp toefchiétende eenige openingmaakte, waai- bij nog kwam, dat een Ruiter van de kant van het buitenhof rtapswijze de Roort kwam door rijden, zonder echter iets anders uit te voeren, dan dat door de vreeze van zijn paard eenige ruimte gemaakt wierd, waar van de koetfier gebruik maakte om met zijn koets de moordzieke hande der blinde ijveraars fchielijk te ontfnappen, waar op ook de bedienden der juftkie geleegenheid erlangden, om den gevatten booswigt niet tcgenftaande de iterke pogingen, die 'er vyierden aangewend, om hem te ontzetten, onder een escorte naaide hoofdwagt op te brengen, terwijl de Hoofden van het oproer de eerlooze HESS en BAUER ziende, dat hun toeleg mislukc, en Mourant gevangen was, de handen der Juitine door de vlugc ontkwamen, hebbende de eerstgenoemde daar toe een Rijtuig, (ten blijke van een dadelijk complot) doen gereedhouden. Zoo wiefden deeze onze waardige Burgervaders, waar op de hoop van Neerlands braave Vaderlanders gevestigd is, door eene onzichtbaare hand der Goddelijke voorzienigheid, uk het hevigst gevaar gered en beveiligd teegen den aanval van woedende muhelingen , wier godvergeeten en moord-danige toeleg naderhand nog duidelijker gebleeken is, toen men ontdekt heeft, dat zij last gegeeven hadden, om teegen dien zelfden dag een aanzienlijk getal twee-mijdende moord-geweeren voor het geheelq Qrqnge Corps gereed te maaken. Oei  DORDRECHTS GEDENKBOEK. IJ3-1 Hec is intusfchen zeer bedenkelijk en verdiend alle opmerking, dat de Ruiters digc bij de Stadhouders Poort geplaatst, zoo wel als de commandeerende Officier van de Hoofdwagc alle deeze ongereegeldheeden ftilzwijgend bleeven aanzien zonder eenige middelen daar teegen in hec werk te ftellen , (*) houdende zich de laatfta kwanswijs bezig met het bewijzen van de eergroet aan de overige Leden der vergadering, niet tegenftaande zij volgens de publicatie van den 23 Febr. 1786 niet alleen gehouden waren alle famenrotting op het binnenhof te weeren, maar daar en boven nog dienzelfden morgen van Gecommitteerde Raden de ftrikfte orders ontvangen hadden, om ajles aantewenden tot voor- ko- (*) De Heeren Gevaer.ts en De Gyztlaar over deeze verregaande nalatigheid der Militairen fatisfadie gevraagd hebbende, heeft deeze Officier zich verfchoond door re zeggen, dat Hij zulks niet gezien had, het geen echter rerltond vervalt, zoo dra men in aanmerking neemt, dat de overige Leden der vergadering, die nog verder affton- den, hetzelve duidelyk hebben kunnen zien 'c is in de daad te beklagen , dat de Staaten zelfs in het gezigt hunner Krygskncgten niet veilig zyn tegen den beleedigenden aanval van een opgeruid gemeen, en dat de meeste Militairen zoo verblind zyn , om meer een Minister van Staat, dan den Souvcrein zelf naar de oogen te zien Hier valt ons te binnen hoe in het jaar 1747 op dezelfde wyze onder veele andere belangelooze Regenten ook de braave Dordrechtfche Penfionaris van dien tyd in het geeicht der lyfivagt, die ten getale van 150 man op het binnenhof ftond > by de keel gegreepen en me: een onrblood mes bedreigd wierd, zonder dat o.ok toen de commaa. deerende Officier de woqde van het gemeen te keer ging, waar dezelve, even als in dit geval, bedaardelyk bleet aanzien meu lecre hier uit de noodzaakelykheid van de Burger - Wapenoefteuiiig. de Gewapende arm der Bur geren is het eenigfte middel om een Tyrau te ivedtirftaan.  s33 MENGELWERK VAN HET koniing van ongeregeldheden en (des noods) geweld met geweld te keer te gaan, bij geleegenheid, dat de Heeren GE VAERTS en De GIJSELA AR de eerften van allen bij hec aangaan der vergadering langs den naasten weg de Stadhouders Poort door gereeden zijnde niet dan met veel moeite, ja zelfs onder bedreiging van het gemeen in de vergadering gekomen, en daar van aan gecommitteerde Raden hadden kennisfe gegeeven. Daags daar aan volgende lieten de Heeren gedeputeerden van Dordrecht niet na zich over deezen geweldigen aanval op de hoogheid der Souveieiniteit ter vergadering van HunEd.Grooc Mog. in nadrukkelijke termen te beklagen, en de fchromelijke gevolgen daar van aan de Leden dier hooge vergadering Voor te draagen, het welk ook van die uitwerking was, datde Staaten het befluit namen, om Hoogstdenserver gecommitteerde Raaden te magtigen, om onverminderd de rechten en Privilegiën der ingezeetenen, in dit geval den gevangen Mourant zonder form van Proces te recht te (lellen , gelijk die ook eerlang als fchuldig aan gekwet/ïè majefleit verweezen wierd, om in het openbaar met den dood te worden geirrafi. Dit is het rechtvaardig loon van die laape huurlingen, die zidh op hope van belooning laaten verleiden, om den Staat te beroeren en de oogmerken van heerschzngtigen met geweld door te zetten — ö! dat aüe misleide cn verblinde Nederlanders van deezen en van de vol», gende tijden zich aan dit geval mogen fpiegelen, hunne wettige Overigheid leerèn eerbiedigen, en derzelver billijke befluicen gchoorzaa- men.  DORDRECHTS GEDENKBOEK. §33 s men. — Is nu de Stadhouder, voor wien zich | deeze booswigt zoo zeer in de bresfe ftelde, j wel in ftaat, om hem van de ftraffe des doods I te ontheffen? immers neen, — en al was zijn i aanflag eens gelukt, wat zou dan zijn loon nog geweest zijn? veelligc het zelfde van de moor- ii denaaren der braave de WITTEN, welken i de Goddelijke wraake naderhand zigtbaar heeft op de hielen gevolgd — is het niet een bekende zaak, om van anderen te zwijgen, dat de valfche befchuldiger dier groote Staatsmannen, de van te vooren reedts eerloos verklaarde TICHELAAR naderhand nog voor het Hof van den Prins heeft liggen bedelen, etende het (lijm uit de gooten ? — is de groote voorftander van hec huis van Orange JEAN ROUSSET DE MISSIJ, die zoo zeer voor de verheffing van Willem den IV geieverd had, naderhand door dien zelfden Prins niet weder van zijn ambten afgezet, nadat Hij in 1749 Zijne oogmerken bereikt hebbende, de hulp van deezen oproermaker niec meer van noden had? — trouwens dit is altijd het loon van die geenen, die meer de gunst der Groocen dan hun Va! derland beminnen, en meer het verfoejelijk ei| genbelang dan een geruste consciëntie waardee! ren — dan om voort te gaan. De bedrukte en in de daad beklagenswaar'1 dige huisvrouw van den veroordeelden Moih 1 ratit ftelde incusfehen alle mogelijke middelen : in het werk, om haaren fchuldigcn man, waare het mogelijk , bij het leeven te beho.uI den; zij ging ten dien einde met haare zes on! gelukkige kinderen niet alleen bij alle de le! den der Regeering rond, om voor hem vergif. fenis  «34 mengelwerk van het fenis afrefineekcn, maar waagde het daar en boven ook, om hec medelijden, zoo eigen aan een Nederlandfche ziel, in de harten van de Staaten te verwekken, door het inleeveren van een alleraandoenelijkst fmeekfehrift, om van Hoogstderzelver Souvereine magt vergiffenis van ilraf te verzoeken. Dan de Staaten hoe zeer ook getroffen door een Vaderlijk medelijden befchouwden den misdaad van dien aart, dat ze voor geene kwijtfchclding of andere gratie vatbaar was, (*) wcshalven Zij oordeelden bet gedaane verzoek te moeten van de hand wijzen; gelijk dan ook het fchavot opgericht, en alle verdere toebe* reid?elen tot hec uitvoeren van het geflage vonnis des doods wierden gereed gemaakt. Den 24. zijnde dc dag, waar op des misdadigers lot flond beflist te worden, kwam hec geheele Guarnifoen in de Wapenen , om de toegangen te bezetten, de rust te bewaaren en zorg te dragen, dat de ftrafocffening ongefloord wierd ter uitvoer gebragt. Onder allen dezen akeligen en flatelijken toeftel, waar van zelf de herinnering in een gevoelige ziel de grootfle aandoening verwekken moet, bleeven de beicedigde Heeren GEVAERTS en De GIJSELAAR niet on-, bewoogen: het medelijden, een duidelijk kenmerk van verheeve zielen, werkte in Hunne harten om te beproeven of zij den misleiden en ongelukkigen muiteling nog bij het leven konden bevvaaren. Treft (*) Ook leveren de gefchiedenisfen bijna geen voorbeeld' hier van op; zeekere Jdkdb lian der Graaf 'j' dieden Raadpensionaris de IVitt ook bij het uitgaan van Hollandts hooge vergadering had aangerand, wierd den Z9 Julij itf-z om de misdaad van gekweffte Majcfteit ontluist.  bORDRECHf s gedènkboèk. £33 Treffelijk voorbeeld van rnenschenliefJe voorwaar ! 'c welk ieders hürc op hec allerfterkst aandoed 't is groot iemand zijn misdaad te vergeven, maar hoe veel grooter is het, wanneer dit gefchied aan ohzen vijand, die zich óp ons verderf, op Ons leven heeft toegelegd,- — hét gevoel hier van heeft de natuur alleen voor edele Zielen overgélaaten. Door Zoo een hartelijk medelijden gedreeven beflooten dan de nooic genoeg gefchatte Heeren GEVAERTS en De GIJSËLAAR orh ter vergadering van Hun Ed. Groot Mog. Hunne veel vermogende voorfpraak in hec werk te ftellen, dewelke zij ook met dien gevvenschten uitflag bekroond zagen, dat Hollands Souverein den dood ichuldigen Mourant Van de doodftraffe onthefte, en dezelve in eene eeuwigdurende gevangenis veranderde, wélk fonderling genade-bewijs met bijgevoegde nadrukkelijke vermlning op het öogenblik, dat de ftrafoeffening ftond te beginnen, den volke wierd voorgeleezen, het welk voor deri misdaadiger, zijne verflage huisvrouw en alle de omftanders eene onbefchrijfelijke vreugdsaandoening verwekte, die niet weinig toenam, toen uit de publicatie bleek, dat de Heeren GEVAERTS en D b GIJSE L A AR, aan welker perfoonen de verfoejelijke fchending van de hoogheid der Souvereiniteic gefchied was, zelf de edelmoedige voorfpraaken voor dien rampzaligen geweesc waren. Een trotfche Maurits moge de Achtbaare weduwe van zijnen weldoender OLDENBAR. NE VELD, wanneer zij voor Haare zoonen om vergiffenis fmeekt voor een misdaad , waar toe hen de kinderliefde had aangezet ter Wree-  MENGELWERK VAN HEtf wreeking van den dood eehes onfcKuldig véroordeelden vader, fchamper afwijzen en ongetroost heenzenden; GEVAERTS en De GIJ SE LAAR van edeler denkbeelden bezield toonen met de daad, dat Zij, gelijk hec den Kristenen betaamd ook hunne vijanden lief hebbenen bidden voor de geenen, die Hen' vervolgen, Naauwlijks had men in onze Stad Dordrecht de tijding van de aanranding onzer dierbaare Regenten vernomen, of de Regeering-minnende Burgerij voelde zich over die onteerende daad ten hoogden verondwaardigd. Onze waakzaame Schutterij van Sr. Joris en Edele Voetboog was cerftond bedagc om middelen te bcraamen tot beveiliging van Stads waardige Regenten, gelijk Zij dan ook het cordaat befluit nam, om Hun de volgende Misfive naar 's Graaven Hage toetezenden. Wel Edele Gejfrenge Heeren! t de uijterfte Aandoening en niet min-' üer ontroering en verontwaardiging, vernamen de gefamentlijke Leeden der Schutterij van Sr. Joris en Edele Voetboog te Dordrecht , het Eminent gevaar, dat Uw Wel Ed. Geflrengen als dezer ftads gedeputeerdens en wel de veel geagce Heeren Burgemeester GEVAERTS en Penfionaris De G IJS E LAAR, op vrijdag laastleeden komende uit de Sotiveraine vergadering van Holland heeft over 't Hoofd omhangen, dan welk, Gode zij dank, gelukkig is afgekeerd geworden! Daar nu de Historiën van ons Lieve Vaderland leeren , hoe een misleid en opgeruid gemeen, tot alles bequaam is, en hunne woede nog paal  dordrechts gedenkboek. &3? paal nog perk kent, en eene verdervende hand en cabaal tegenswoordig over al fterk werkt * omme de zelve gemeente -tegens onze waardiglte en braaflte Regenten, voorltanders van 'sLands en Burgervrijheeden, aan te hitfen; en was 't doenlijk, van kant te helpen, zoo als 't geval van de brave Gebroeders de Witten, bijna op dezelfde plaats, alwaar Uw Wel Ed. Geitrenge Heeren zijt aangehouden, gefchied in een vorige, eeuw tot onükwiscbaare fchande onzer Natie, daar van tot voorbeeld is (trekkende. Wij Wel Ed. Geitrenge Heeren! penetrerende het gevaar, dat Uw Wel Ed. Geitrenge daagelijks omringd, en ons gewaapend hebbende tot bewaaring van de rust, befcherming onzer duurgekogre vrijheid, en tot voorltanders van Braave. Regencen, die 's Volks belang behartigen, vinden ons verpligt en bieden ons aan, omme Uw Wel Ed. Geitrenge Heeren ter befcherming vart hunne Perfoonen, van tijd tot tijd in de uit en t'huis reizen met een gedeelte en zoo veel Manfehappen onzer Schutterij bij toerbeurten te verzeilen, als Uw Wel Ed. Geitrenge, zoo lange hec nodig zal zijn , zullen gelieve te requireeren. Na Uw Wel Ed. Geitrenge in de befcherming des allerhoogften te hebben aanbevoolen, hebben wij de Eer ons met alle agting te noemen. Wel Edele Geitrenge Heeren! Uw Wel Ed. Geitrenge Gehoorzaams en onderdaanige Dienaaren, De Leeden der Schutterij van St. Joris en Edele Voetboog, en in derzelver Naam ( Was Geteekent ) F. Duffer C. Zn, Secretaris» Van  Ü$B rviÉNGÉLWÉIÏrt VAN hét Van welk edelmoedig aanbod echter de tièë* ren GEVAERTS en De GIJZEL AA R< om zeer voldoenende redenen voor als nog geert gebruik verkoozen te maken, gelijk zij daVook de Schutterij kort daar op in St. Joris Docleri vergaderd zijnde, in Perfoon daar'Voor hunne welmeenende dankbaarheid betuigd hebben. Zodra waren ook deeze Heeren in onze Stad riiet te rug gekóomen of eene plechtige commisfie ten getale van 28 perfoonen, uit de Gecommitteerdens van de Dekenen der Gilden, üit de Gecommitceerdens der drie Schutterijen van St. Joris, de Cloveniers en Heelhaaks, en üit de Vaderlandlievende Burger-Officieren onzer Stadt, Vervoegden zich ten Hunnen huize, om de vreugde der Burgerij over Hunne behoudenis vöor Hun Wel Ed. Geirr. openteleggen zijnde de aanfpraak bij die geleegenheid van deezen inhoud. Wel Edele Geflrenge Heeren! H et Hart van eene opgeruide onzinnige, üoch teffens misleide meenigce, mooge op uwe Perfoonen gramllorig zijn ,— en haaken om U Wel-Edelens, indien het mogelyk was, het Slachtoffer hunner ontzinde woede te maaken, ten gevalle van Èen zo zy zich vleijen — of ten genoegen van veele baatzugtige eigenbelangzoekende Prinsgezinden. Het is Wel-Ed. Geur. Heeren dé eerfte maal niet, dat de Afgevaardigden van Hollands OudIk  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 239 ifte Stad, allerfeitelyksc zijn aangerand, door i doldriftige oproerige Örange* voorltanders, als U Wel-Eds. deezer dagen hebben ottdervoni den. 's Lands historie - bladeren getuigen ons i nog zielsgrievende Schenddaaden, gepleegd op den 29 April desiaars 1747, een Jaar waar aan ieder weldenkend Beminnaar zijns Vaderlands, niet dan met ichrik en ontroering kan gedenken; een laar wanneer CORNELIS TERESTEÏN VAN HALEWYN, Pen! fïonaris deezer Stad, uit de Vergadering van i Hunne Ed. Groot Mog. komende, werdc aangevallen door eene bloeddorftige Prinsgezinde! Factie, daar zy dien waatdigen man het mes als op de keel zetteden , in de oogen der Lijfwagten van Hunne Ed. Groot Mog., welke niet eens ter zijner hulpe toefchooten. Wij gevoelen, Wel-Ed. Geftr. Heeren! nog dieper wonden, ons door eer en deugd ontaarte huurlingen of prinsgezinden in het hare gedrukt: het jammerlijk om het leven brengen van mannen , wier deugden wij, mee onzen zeer waardigen Lceiaar van den Door/lag , gelijk ftellen met de blankheid hunner naam. Hec akelig aandenken op eenen ommenschte \ MAURITS, die den EERWAAR DlGSTEN GRYSAART — in weerwil van zijI re Deugden, en meer dan menfchelijke ver; dienden, ten loon zijner Grondlegging der al1 gemeene Vrijheid — den kop op hec Schavot [ deed rollen; die fchandelijke gebeurtenisfen zijn t ons . . . Maar zwijgen wij hier van, eerwijl , wij U mogen verwelkomen binnen onze muur : ren, binnen Uwe wooningen, Wel-Ed. Geftr. ; j-ieeren! —- Daar wij de eer hebben tot U II, DEELi K Wel-  24O MENGELWERK VAN HET Wèl-Ed. te naderen, en U Wel-Ed. te be* groeten in naame der refpective Gilden, def Drie Schutterijen, en der Burger-Officieren , betuigen wij het innerlijk zielsgenoegen, het welk de Burgerij gevoelde op U Wel-Eds; beider gelukkige aankomst binnen deze Stad uit ^sCravenhage, met geene woorden genoeg voldoende te kunnen uiten. Blijft, blijft ons aller Monden Steunpilaarsin 'sLands Hooge Vergaderinge: Verlaat U op de liefde en achting, die Dordrechts Burgerij U toedraagt, zijt verzekerd, dat dezelve waakzaam is, om, zo uwe Vijanden niet te ruggekeerden, alles aan te wenden wat tot uwer beveiliging zou kun» ften ftrekken. Eindelijk danken wij God, die U Wel Eds., tot vreugde van Neêrlands Ingezetenen, heeft gered; Hij geeve U WeLEds. verder de noodige krachten , wijsheid en ftandvastigheid, ter bevordering van 't heil van Stad en Vader* land. Hij doe u eenmaal over uwe Vijanden zegepraalen, aan wien U beider edelmoedigheid zo loffelijk gebleeken is, door alles aan te wenden, ter behoudenis van 't leven van Hem, die ftout naar het uwe flondr. Hij doe U tot een* voorwerp maaken van hun en aller braaven achting, en zegene alle uwe poogingen ten laatftea mee eene eewige Heerlijkheid. Wij, waardige Burgervaders! wij neemen ook de vrijheid onze opregte vreugde over Uwe  DORDRECHTS GEDENKBOEK» 24I Uwe behoudenis bij deeze geleegenheid voor U open te leggen: — behalven de belooning, die Gij voor Uwe edelmoedige poginge reedts in uwe harten gevoeld, zult Gij ook dit genoegen fmaaken, dat Gij van een dankbaar Volk geduurende de dagen van Üw leven zult bemind en gepreezen worden, terwijl Uwe Achtbaare naamen eeuwig zullen zweeven op de tongen der vrijheidlievende Nederlanderen tot aan het laate nageflagt. Gaat intusfchen ftandvastig voort, gelijk (jij begonnen hebt, de gefchonde rechten des volks kloekmoedig te verdeedigen -— de liefde der natie is uwe lijfwagt, en de hand der Goddelijke voorzienigheid, die U zoo wonderlijk gered heeft, za-1 U , hopen Wij, verder befchermen, de aanflagen der boozen tegen U veriedelen, en Uwe Vaderlandfche pogingen met Zijnen besten zeegen bekroonem Beitiert nog lang Doorluchce Vaderen! Uw dank'bre vrije Burgerij, *t Bataaffche bloed ftroom in Uw aderen Steedts wars van fnoode dwinglandij; ■ Gedoogt verder, Mijne Heeren! dat wij de volgende gedichten als een blijk van onze hoog; achting en van de toegeneegenheid onzer medeburgeren te Uwaarcs aan U mogen opdragen. K 2 AAN-  242 MENGELWERK; VAN HE? AANSPRAAK AAN DEN WEL ED. GESTR. HEERE Mr. OCKER GEVAERTS, Heere der Stede Gecrvliet^Simonshaven, Biert &c.&ct Oud-Burgemeester der Stad Dordrecht. Schutsheer der Schuttery van St. Joris &c, &c. C!ij zijt dan weder hier! wij hoorden zeer onttteld Doorluchtig Burgerheer! hoe 't opgeruid geweld, Van razernij als dol en knarfende op de tanden, Zich niet ontzag, om U en G IJS'LAAR aan te randen: Maar God zij dank! Gij keerd welvarend en gezond, De Hemel floeg U gade , cn rukte U uit den mond Van 't gapende gevaar: Gij zijt den (lag ontdoken ; Van KIS PEN door den drom van muiters heen gebrokeJi Schoot tos, zoo dat de fchrik terftond hun hart beving, En 't. oproer ftraks verfloof op 't zwaaijen van de kling., Die Hem de vrijheid zelf had in de hand gegeeven, Om ü, al waar het ook ten kosten van zijn leven, Te ontzetten in den nood met waaren helden moed. Zoo blijkt dc dapperheid van 't Nederlandfclie bloed 2 Hoe wellen nu van vreugd dc tranen uit onze oogen, Wij liaan, daar wij U zien, van blijdfcHap opgetogen: 6 Hoofd der Schutters! die U blij ten dienfte ftaaiï, Zoo ooit dc muitzucht weer haar klaauw naar U dorst flaan. En door een edle drift voor 't Vaderland aan 'tzieden, Tot Uw befehutting zelfs hun bloed en leven bieden. Maar wat menschlievend hart bemint, vereert U niet, In wicrï 't den vooripraak van den woesten muiter ziet, Die U moet duiken voor 't verlengen van zijn leven, Daar hij gereed ftond, om met fchand den geest te geveri. Zoo is 't, dat men het hart van eiken menfehenvrind > Ja zeffs het ftugge hart'van zijnen vijand wind. Zoo is men aangenaam ook in Gods heilige oogen. De Hemel wille nooit, hoe 't immer ga, gedogen, Dat in Uw leven U verdriet of onheil i'mart; Ach dat hst Vaderland eerlang zijn hatren tart! A. LAMME. WEL-  DORDRECHT S QEDE*N K3 O EK. 243 WELKOMST-GROET AAN DE WEL EDELE GESTRENGE HEEREN Mr. OCKER GEVAERTS E N Mr. CORNELIS DE GIJSELAAR Burgemeester en Penfionaris derf Stad Dordreck*, Aan de handen der Moordenaaren ontrukt in 's Hage den 17. Maart 1786, W elkom in dees grijze vesten Steunpilaaren van den StaatJ Neerlands wellust, hoop der braaven, Dordrechts roem en toeverlaat! Zuivre vreugd in 't hart gebooren, Op 't wijken van 't gevaar, Is te leezen op 't aanzicht Van elk' braaven Dortenaar. Ieders hart is vol van lofzang, Ieders tong prijst Neerlands God, Die U uit de klauwen tukte "Van een dol en moordziek rot, Dat door onbefuisden ijver Voordgefweept en aangevuurd, Zonder toornen zonder teugels, Slechts door eigenbaat befluurd, Onder fchijn van Prinfen liefde, En rer eere van den Vorst, Naar het bloed van brave Mannen, 't Bloed zelfs van 's Lands Vadren dorst. Zoo bewaard de God der vrijheid Vrijheids zoonen door zijn hand; Blij vooruitzicht Nederlanders! Voor het zuchtend Vaderland. K 3 Zoo  «44 MENGELWERK VAN HET Zoo voorheen dat zelfde voorrecht Aan 'jLands Vadren was gebeurd, Nimmer was 't verlies der vrijheid Door den naneef zoo betreurd: Nimmer had de fnoode Heerszugt. • . • Maar niet verder! — zangster keer. Schuw die naare moordtoneelen, Keer naar Dordrechts vesten weer! Achtbre Vaders braave GEVAERTS! Nooit bezweeken GIJ SE LA AR! Hoort ontvangt den blijden juichtoon Van een dankbre Burgerfchaar, Van een fchaar, die uwe braafheid Steeds bewonderd, ja was \ nood, Dje voor u ten (tr'jde trekken, Vechten zou tot in den dood. Nimmer worden Burgervaders Voor hun braafheid meer beloond, Dan wanneer zij Hunne braafheid Met 's Volks liefde zien bekroond, Slaaven mogen hier mêe fpotten. Dien alleen het goud verheugd. Niets verwekt in edle harten Meer genoegen grooter vreugd. Op die liefde moogt gij roemen ■ GEVAERTS Gij De GIJSELAARI Ja Gij leeft, Gij woont in 't harre Van elk' braaven Dordenaar. U zal 't laate nakroost eeren Met de WITT en BARNEVELD,, Zoo lang men in Batoos landen Prijs op waare vrijheid fteld. Ieder zal uw roem vermelden, Ieder burger die bezield, "Van de liefde tot de Vrijheid, Voor geen aards - tijrannen knield„ V. B, OF  i DORDRECHTS GEDENKBOEK. 245? I OP HET AANRANDEN VAN DE HEEREN Mr. OCKER GEVAERTS E N Mr, CORNELIS de GIJSELAAR, IN 'SGRAVENHAGE, Op den XVII. van Lentemaand des faars MVCCLXXXVL D e wangunst blies geweld en moord Bij 't heuchlijk oopnen der Stadhouderlijke poort, Die 't eerst den doortogt aan twee vrije Heldenzielen Zou geeven, en veel hoog'er rees Op 't ftatig naderen der zwindelende wielen; Daar 't wrokkend vloekgefpan hing tusfchen hoop en vrees. De Vorst der duisternis, die Land En Stad van een fcheurd, voer intusfehen in Mourant, Die vloekend aanftapt en de fteigerende rosfen Weerhoudt bij 't fchuimende gebit. Wie zal de Staatsliên nu uit 's doodsgeweld verlosfen? Straks rukt het vloekrot aan, door helfche wraak verhit i K 4 Een  ©40 MENGELWERK VAN HET Een fiel, voor wien zelfs de afgrond gruwt; De ontaarde HESS , die God en mensen in 't annzigt fpuwt Door zijn vermetelheid, zou 't heilloos teeken geeven Van d' aanval op de blanke borst Van 'tedel Paar, het geen eer duizendmaal zou fneevea Dan als verbastaerdzaad te kruipen voor een' Vorst. VAN NISPEN (eeuwig zal de Faam De y.-ijde waereld doen gewaagen van zijn' naam ! ) Weert af het woest gefpnis met fchitterei]den degen. Ook {taan twee Lijffchutsengelen pal, En houdeu ongezien den arm des. moedwils tegen. De hulp des Heeren is in nood een fterke wal! Triumfl het moordziek Rot, dat nooit Zijn kans zoo fchoon zag, wordt als't wufte kaf verft rooid. Terwijl ziet zich Mourr.nt gekluifterd en gevangen. Zijn vonnis wordt wel ras geveld, En hij veroordeeld in een' taaijen ftrop te hangen : Daar vast de wroeging zijn benaauwde ziel beknelt. En zeker, hij verdiende dit. Geen wilde Tarter zal, door plonderzucht verhit, Zijne Overheden ooit zoo Hemeltergend naderen; Men zagze vaak, die minder fnood Dan dees geweldenaar, wel zijn gezet op raderen: Na 't langzaam uitfhan van een' pijnelijken dood. Dat  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 24? Dat eeuwig zich het Nageflagt Verwonder'! Hij, die in een' akeligen nacht Van naarheid reeds de dood hem ijslijk aan zag grimmen, Op 't punt ftont van in de eeuwigheid Te flappen, en gekneld, voor 't allerlaatst te klimmen, Werdt, daar hij zweem van vreugd, het leven aangezeid. Niet vatbaar voor de wraak, gelijk • Aan Vorst August, die bij 't aanvaarden van zijn Rijt Aan Cinna,' die zijn' dood bedoeld had, fchonk het leven, Doen GEVAERTS en De GIJSELAAR Hun vooripraak gelden, en beletten hem te fileeven. Die mede 't hoofd was van een opgeruide fchaar. Roemruchtigen! Gij hebt den haat ' Gebreideld, afgeftreên door die verheven daad, Zij die u lasterden met opgeheven handen Beftorven door berouw en fchaamt. Gaatvoort, en knarst van fpijt de wangunst op de tanden, Toent dat de minfte fdiroorn geen edle ziel betaamt! Gij, die van vrijheidsliefde en trouw Doorluchte blijken geeft, en moedig 't Staatsgebouw Als marmren zuilen fchraagt, wint aller Braaven achting,. En zijn hier nog ontaarde licn Die ftormen op uw deugt, leeft rustig in verwachting Da,t Ge eeuwig u met glans en eer gekroond zult zien. R. ARE ND S. K S OP  848 MENGELWERK VAN HET Op het EDELMOEDIG GEDRAG DER waER Dl GE VADERLANDERS DE WEL ED. GESTR. HEEREN GEVAERTS van GEERVLIET e N de GÏJSELAAR Burgemeester en Penfionaris der Stad DordrecM In de zaak van den geconfineerden MOÜRA ND. * Is groot! voor 't Vaderland, voor Vrijheid, recht en wetten, Spijt Muitzugt — Heerschlnst —Dwang, als Helden pal te (laan. 'tls groot! der dwingelandije een perk een paal te zetten, Wanneer ze ons door geweld wil in de boeijen Haan. 'tls groot I voor de eer des Volks vol moeds het lijf te waagen, Schoon alles om zich heen van woede en moordlust brand ; Maar grooter nog! voor Hem, vergiffenis te vraagen, Die ons, die 'sLands gezag op 't fnoodst heeft aangerand. Ver.  DORDRECHTS GEDENKBOEK» S49 VetheVen menfchenmin! hoe edel zijn uw trekken! ' Gij kondt geen droeve gae gebogen voor U z>en- pf wist in 'tHeldenhart gevoelens op te wekken.; ' Waar door 't de zwaarte fchuld vergeeving aan kon bien. O GEVAERTS ! GÏJSELAAR! hoe moet uw roem niet (tijgen! ' Hoe zegent U ons hart, daar U de Faam vergood 1 •fcZie reeds 'tverraadren rot een blos van fehaamte krijgen; Terwijl een Dwingland tuieht: Ja waarlijk! zij zijn groot! Re Godheid zij gedankt, dat Ze U yoor ons bewaerden \ U ! die de geesfels zijt voor toomeloos gezag. Die vaak bedoekte List zo fchrander openbaerden, Dat elk het fnood bewerp befchouwde in vollen dag. Tqichtnu ontzinden hoop, gekogte Muitelingen! ' Hebt ge een van allen harts dit edelmoedig Paar! Ter liefde van den dwang den dolk in 'thart te wringen; ' 0f - fchrikt ge voor den naam, van Helden moordenaar? Leeft lang grootmoedig Paar! in Dordrechts grijze nuturen! Deelt in de zuivre min der braave Burgerij — Daar ze U erkent en acht als egte Palinuurent ' Vervloekers van den Dwang - Befchermers van ons Vm. 5ERVAAS VAN DE GRAAFF.  SS° MENGELWERK VAK HET D E NEDERLANDSCHE MAAGD AAN FRANCOIS MOURAND IN DEN KERKER, ."^"ermeetelc Mourand! die met gevloekte handen, God weet, door wie geftookt, zoo roekeloos beftond Op 't Haagfche binnen Hof, Myn eigen vrijen grond, Twee Wachters van mijn Throon, muitzuchtig aan te randen. Verpeste Deugniet beev l beev vrij in uwe banden, Rechtvaardigheid ontüuit haar hooggcduchten mond, Zij eischt uw dood - - - Ja , wagt, dat in uw laatsten ftond ; Met een veel feller gloed, Gods wraakvuur ftaat t'ontbranden Maar welk een hoop zie ik op elks gezicht verfpreid? Wie fmeckt voor U gena uit mededogenheid? Het is De GÏJSELAAR, 'tis GEVAERTS bei die Braaven. Zij wars van wraak en bloed Zij bidden dat gij keft Men hoort hun beê : Mourand! men wil dat gij niet fneefiDank fnoode muitet Hec, die U het leven gaven. JFRAN-  DORDRECHTS GEDENKBOEK. *9* PRANCOIS MOURAND AAN DE NEDERLANDSCHE MAAGD, Ja «Neerlands fiere Maagd lik fnoodaard fioeg mijn handen, Ik floeg mijn fnoode hand op uwen vrijen grond, Waar ik voor Gade en kroost mijn brood eri woonplaats vond, O IJslijk gruwelftuk! aan Uwe waAR-DSTE panden. Mijn mond bélijd mijn fchuW - - - 'k regtvaardig mijne banden, Het vonnis van mijn dood op *t heiligst recht gegrond Wagt ik vol angst en fchrik uit mijner Rechtren mond, Die, op uw hoog bevel, de ftrenge vierfchaar fpanden. Mij grieft de zwaare ftraf, die mij word toebereid Voor mijne fchendaad min, dan mijn boetvaardigheid Ik floeg mijn fnoode hand, 6 ondaad! aan twee braaven! Maar welk een ommekeer! men roept „ de booswigtleeft „ Het is dier braaven bee , die hinderd, dat hij fneeft" Hoe dank ik HUN ooit regt, die mij het leven gaven! N. De ROUW. MTN  *5a menglwerk van kei* M T N H E E R È N SfcHR IJ veren van HÉT DORDRECHTS GEDENKBOEK! jjer^ zal Ü bekend zijn, dat hec Vleeshouwer Gilde, of liever de meerderheid der Dekenen van 't zelve, ( want 'er zijn nog veele welgeintenfioneerde Gilde Broeders, gelyk ook éért genoeg bekende Deken de zaak des Vaderlands toegedaan) de nuctige verbintenis der Gilden hebben Verhaten: maar het zal Ü noch onbekend zijn, dat die Dekenen met hun bekenden boekhouder zig hebben vervoegdt bij den IIr. Prefid. Burgem. van Convent, om aan zijn Wel Ed. GelL te declareren, drït zij die conventie hebben verhaten, om dat zij (zoo zij voorgaven) gemeend hadden, dat die tot algemeen welzijn Zoude (trekken, tor nüt van Stad en Land; maar dat zij NB. het contraiie zoude zijn gewaar geworden en dat in die vergadering zoude worden toegelegd, om combustie onder de goede burgerij te verwekken, eh die aan te zeuen tot onbetamelijkheden, en dat zij niet konden minquee» ren om den llr. Prefid. van deze hunne verlating kennis te geeven; welke men ook zegt, dat nier, heeft nagelaten, dit groot nieuws aanüeere Reg. Burgemeerteren op gisteren bekent te maaken* als een groote hartilerking voor de antipatriotten en orangekhnten , die een zoodanige verkwikking, om hun verflauden geest een weinig op te beuren, denkelijk wel noodig hebben. Ik  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 253 Ik heb U van 't gedrag dier Jpoflaten ken* his wille geeven, óp dat openbaar zoude bekend Worden, met wat leugenen en lastering de ge. combineerde Gilden worden belakt: terwijl niets zekerder is, dan dat, daar alle derzelver handelingen , requescen en adresfen in uw Gedenkboek geplaatst worden, de gantfche Stad ja geheel Nederland bun welmeenendheid voor de vrijheid en Vaderlijke voorrechten kan ontwaar worden; en dus worden deze lasteraars en kvvaacfpreekers door daaden zelf den leugenagtigen mond gefnoerd -—* het is ook Zeer voordeelig voor de overige verbondene Gilden, dat zij zulke klanten loozen, wijl dezen fuurdeesfem anders in itaac zoude zijn geweest hec geheele deeg te helmetten. Ik blijve EEN VADERLANDER. DORDRECHT den 3 Junij 1786, Wij hebben dit bericht^ voor het Welken wij den geëerden zender vriendelijk bedanken, van te veel aanbelang geoordeeld, dan dat wij hec zelve een ogenblik aan de Burgerij zouden onchouden, en daar wij zederd een geruimen tijd niets ter vertroosting der Antipatriotten van onze Stad hebben kunnen aanvoeren, neemen wij deeze geleegenheid waar, om hun thands met deeze hunne nieuw aangewonne broeders te feliciteeren, geenzincs twijfFelende, of zij zullen aan het  254 MÊNÖELWERK VAN H E f het oogmerk, het geen zich deeze goede Mentenen met hun overgang hebben vo; rrgefteld, volmaakt; beantwoorden, en door het toevoegen van het een of ander klein voordeeltje wel willen zorg dragen, dat bun naderhand deeze Itap niet belouwe, terwijl wij ons verplicht vinden onze brve vereenicde Gildens te gelijk hartelijk geluk te wenfehen met het gemakkelijk loozen van zodanige medebroeders , die doör dit hun gedrag volmaakt beandwoorden aan de gedagten, die fommigen reeds te vooren van hun hadden opgevat. — Gelukkig is het dat de zulke zich nog bij tijds openbaaren , dewijl zij aan de goede zaak veelligt anders nog eenig nadeel zouden hebben kunnen toebrengen terwijl nu in tegendeel ieder welmeenende geleegenheid heeft, om zich voor hun als voor openbaare vijanden te kunnen wagten. Voor het Overigen kunnen wij niet nalaaten de weldenkende Gildebroeders en vooral dien éénen braven Deken , die in bovenftaanden brief bedoeld worden , tot eene mannelijke ftandvastightid in het helpen herftellen van onze verdonkerde voorrechten , optewekken en aantemoedigen, in dat blij vooruitzigt, dat hunne goede en rechtvaardige zaak in het einde zal zegepralen.  MENGELWERK VAN HET DORDRECHT S GEDENK BOEK, Het is de post en plicht der Rechteren recht te doen door de Wetten te volgen , en de IVitten niet te krenken door beweegredenen van gunstbetoon of medelijden. Robertion Historie van Griekenland. II deel p. 42, J^enige Hukken, betrekkelijk het Reglement op de Jaarmarkt, hebben wij onze Leezers reedts te vooren medegedeeld, dus mogen wij hun thands niet onthouden het mannelijk advies van de twee voorzittende Leden van het Collegie van de Goede Lieden van den Agten de Heeren van Bracht en Knogh; door de laatsgenoemden bij abfentie van den eerften in het befoigne van den Oudraad voorgeleezen. Ed. Agtb. Heeren! ^J)m ra'in lentiment aan Uw Ed. Agtb. ten opzigte van het Poinét in questie mede te deelen i l7 deel. L lEOet  256 MENGELWERK VAN HET moer ik declareeren, dat de Goede Lieden van den Agten niets meer heeft gefurpreneert dan de laatfte Misfive van Mijn Ed. Heeren van den Gerechte, den 21 Feb. aan Haar Ed. Groot Agtb. de Leden van dezen Oud-Raad geadresfeerr. Billijk hadden G. L. van den Agten moogen verwagten, dat die van den Gerechte de voornaamfte hunner aangevoerde bewijzen zoude hebben trachten te refuteeren — Maar neen — Mijn Ed. Heeren kunnen alleen goedvinden in die Misfive te perfifteeren, bij Hun reets bij voorige Misfive gepofeerde ( doch geenzints beweze Helling) namentlijk , dat die van den Gerechten Privative f recht hebben om keuren en Ordonantien raakende de Gilden of gemeene Neeringen , en de politie en Regeering dezer Stad te maaken of met andere woorden mere politi' que ordonnantiën en keuren te maaken en dat de ereBie van V Collegie van G. L. van den Agten. daar in geen verandering gebragt hebbe. Eene (telling die de ongereimtheid zelve is — dan, ik zal de vrijheid neemen, in dit befoigne nogmaals kortelijk eene laatfte pooging te doen, om was 't mogelijk Mijn Ed. Heeren van die groote dwaling te rug te doen komen — ten ware Hun Ed. Groot Agtb. Heilig voorgenomen hadden, aan geen reden, of bewijs altoos het oor te leenen. Ik zal toonen en dat wel uit bewijzen en gronden, die wij tot nog toe nicc hebben aangeroert, dat alle zaaken van Politie dezer Stad, en die de Gilden aangaan, zonder de G. L. van den Agten niet moogen behandelt worden. Om deze zaak in eens te dicideeren, zal dienen de aanmerkelijke overdragc ofte com • pro-  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 257 promis van den 29 December 1437.in deHandvvan Burgemeefter van de Wall pag. 529 en vervolgens te. vinden „ En dat wij voortaan ( com„ promitteeren de gilden) geen keuren in on„ zen gilden maaken noch zetten eh zullen, die L NB. dezer Stede ofte der gemeente aangaan, „ of roeren mogen, ten zal wezen bij den „ Schout, bij den Gerechten', bij den Achten, „ en bij den "Dekenen gemeenelick, en wat „ wij anders daar of koerden, elk in zijnen „ Gilde, dat en zouden van geenre waarde we„ zen, ende waar 't dat 'er iemant tegen dede, „ met raade ofte metdaaden, dat waar, op die „ boeten van zestig ponden Hollands." Ziet daar Ed. Agtb. Heeren! wederom met zoo veele klaare woorden beweezen, dat Mijn Ed. Heeren van den Gerechte volftrekt geen keuren, der flede of der gemeente roerende zonder de Agten maken mogen» Nog zegt dat zelfde ftuk. „ leem dat niemand in den gerechte — en in „ der Camer (de Camer Judici.ale namelijk) we„ fen ofte fitten en zal, als Schout, Burgem., ,, Scheepenen of Raat, of Achten of ons Heeren ,„ Officieren. Hier bij moet men nu nog wel in aanmerking neemen, dat die ftuk is een compromis, tusfchen de Magiftraat en Gilden dezer Stad gefloten , en dat die brief is geopenbaart, dat is afgekondigt, na alvoorens te zijn bezeegeld met des Stads groot zegel, en daar en boven geteekend en gezegeld , door den Schout, Burgem. alle de Schepenen, Raaden, Oud-Raaden , NB. AGTEN en de Deekenen der Gilden en met alle de Gilden zegelen bezeegeld. L 3 Con-  258 MENGELWERK VAN HET Confronteerd men dit ftuk, met de woorden van het Concordaat van 1385. — Dat de Agten Raad zouden hebben met den Gerechten en alle üanken ten meesten oorbaar der trede met hem (het gerecht) dhponeefen , én' wil men dan nóch onsen eisch niet tóeftaan , zoo geeft men alleen blijken van öriverzerlijkbeid, want na zoo ilaare geproduceerde bewijzen kunnen Mijn Ed. Heeren van den Cercch'e van geen onkunde jp' er verdagt gehouden woif'den', Burgem. van de Wall merkt op dit compiomis aan — dat het een ' bijzondere opmerking verdient , wijl zeer veele Rechten en gewoonten, die , in laater tijd fland gehouden, hebben en noch fland houden, daar ot> gegrond zijn. Ook komt hier in geenen déele ten onpasfe, dé allegatie van de Sententie, 's Hoofs van Holland van 14 Aug. 1494.* tusfchen de Regeerders defer Stad, eisfehers ter eener, en de Schroodmecsters verweerders ter andere Zijde, in welke Sententie de verweerders worden gecondemneerc op fundament van een Privilegie dezer Stad, jni oudende — Dat men bij den Schout, Burgenvefters, Schepenen, Raadt, Oud-Raad, Agten, Dekens, met de gemeene Neeringen , mochte maaken, Statuten en Keuren tot profijt en oorbaar dezer Srad. Nog kan ik niet voorbij met een woord aan te roeren, de door mijn Ed. Heeren van den Gerechte, bij hun eerfte Misfive aangehaalde, (maar apparent nimmer nageziene ) Delatie van den 30 Dec. 1626. De eijge woorden zijn liéze — ,, op den 30 Dec. 1626 defereen „ den Oudraad, aan 't Gerechte, de Keuren en „ Ordonnantiën der Gilden binnen deze Stad ver- * Van de Wall pag. 740,  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 259 „ verleend te mogen amplieeren , corrigeeren , „ en verbereren, mits dat niet en raake de ge„ meene Neringen er.de approbeert wat defen „ aangaande voor dato van deze bij 't Gerechte „ voornoemd is gedaan. Deeze ©verdrag* E. G. A. II. roondt immers aan, dac Mijn E. H. van den Gerechte thans een nieuw gevoelen hebben aangenoomen, een gevoelen, het welk door deeze delatie den bodem word ingeflagen; wijl het uit dat (ruk al meede zonneklaar co dleert, l. dac het Gerecht als Gerecht geene keuren maaken of akereeren kan, dan op bevel of toelaating van den OudRaad; %. dat het zelve voor 't geen het badc gedaan (zonder fpeciaal bevel), eene approbatie en goedkeuring hebbe noodig gehad ; en 3. dat wel degelijk de zaaken der gemeene Neeringen bij deeze delatie met zoo veele woorden worden uitgezonden. En dac niec tegenltaande deze delatie, die ook mede door de toenmalige Agten is gegeeven : en nu door dat Collegie ook kan herroepen worden, de Agcen in 't maaken van politieke keuren en ordonnantiën der Sceede Staaten rakende, zijn gekend geworden is zeker. Om dit laaclte ce llaaven , zal ik ui: veele bewijzen maar alleen aannaaien hec 3. Artikel der voordra igen van de Goede Luiden van den Agten van Novemb. 1641, en dus wel 15 jaaren na de gegeeven Delarie van 162.6. De, inhoud is, „ Alzoo op die voorgaande Paijinge , diver„ fche Refolutien zijn genoomen geweest , en „ verfcheide keuren zijn geleit, concerneerende „ het uitzetten van de luiffels en gooten , als „ bij het 3. Art. is aangeweezen , en alzoo de „ zelvige Keuren bij veelen tot noch toe niec is „ voldaan, word UE. Gr. Agtb. verzogt 't zeiL 3 vige  %6o MENGELWERK VAN HET „ vige te doen ëffeciueeren" waar op voor Apoftil in margine is gelreldt FIAT. Zullen mijn Ed. Heeren van den GerecTiten nu durven zeggen, dat 'er eene Paijing ooit gehouden is, of gehouden mag worden zonder de Agren? Zoo hun E. G. Agtb. dit niec kunnen doen, (gelijk zij niet kunnen,) zoo moeten' zij toeflemmen, dat de Agten met en benevens bet Gerecht Refülutien genoonicn cn Keuren geleit hebben, die zij bij dit Articul aandringen, dat moogen worde geëxecuteert ,"' en dat wel over zaaken der Stads Politie raakende. Ja de geheele Paijing is een ontegenfprekelijk bewijs, dat in politique gefchillen, buur-quefHen als andetzins de G. L. van den Agten aan den Gerechten zijn toegevoegd. Dat hun Ed. Gr. Mog. de Staaten deezer Provincie, mee ons, omtrent hec Politiek beftuur der Stede, van een gevoelen zijn, blijke ten klaarde uit der zeiver Dedu&ie van 16. Oétob. 1587, alwaar Hoogstdezelve zig in hec X. Arr. dus uitdrukken — ,, Bij deze Collegien „ (van Vroedfchappen) geknoren uit bet midden ,, der Burgerij, is alken de magc om te advizeeren, refolveei en , en disponeei en, over alle zaa„ ken , concernecrende de Haat van den Landen, „ en N. B. der Stede rcfpetlive''' maar daar word geen enkel woord van Mijn Heeren van den Gerechte gc'zcgt. Ik heb nodig geagt E, A. H. deze bewijzen, om der zei ver klaarheid, ten overvloeden noch te m ;eten produceeren, in hoope of Mijn Ed. Heeren van den Gerechte zig van onzen billijken eisch mogten overtuigd houden. Dog daar de harmonie cn de rust in de Re- gee-  DORDRECHTS GEDENKBOEK. s6l geering, neffens het behoud der Handvesten en Privilegiën, het groote oogmerk der Goede Luiden van den Agten is , zoo is mij , voor mij zeiven, uit aanleiding der laatll geproduceerde bewijzen voorgekomen, of het ganfche verfchil, tusfchen mijn Ed. Heeren van den Gerechte niet op deze wijs zonder decifie zoude kunnen worden weggeruimt, namentlijk, dat van nu voortaan, alle de mere Politieque en der Gilden zaaken wederom wierden gebragt voor den Oudraad, waar bij die zoo een lange reeks van jaaren zijn behandelt, uitwijzens zoo veele Refolutien en Ordonnantiën, die voor handen zijn: Begreepen Mijn Ed, Heeren van den Gerechte de zaak nu ook zoo, dan bleef ieder in zijn geheel, en daar Mijn Ed. Heeren van den Gerechte en de Achten beide zitting hebben in den Oud-Raad, waren zij geen van beide van de bijziiting tot die zaaken uitgeflooten; En dac de nuttigheid van dit Poinéf. ook door den gantfehen Oud-Raad begrepen is, blijkt ten allerevidentst in hunne uitfpraaken van a Febr. en 4 Febr. 1589. te vinden in de Keuren en ordonnantiën van het Coomans Gild van pag 18 tot21.alwaargezegtwordt, „datMijn „ Heeren de Regeerders dezer Stede van Dordrechc geinformeerd en berecht zijn van gefchillen en „ differencen uititaande voor de Camere Juditi„ eele der zeiver ltede tusfchen de Deekens van ,', Wantfnijders en van Kramers Gilde ter eene „ en de Deekens van Sc. Jans Gilde ter andere „ zijde. Welke questic en gefchil mijnen voofz. Heeren bevinden en verdaan te concerneeren [] ofte betreffen die politie ende neringe dezer ftede, en daaromme behooren befiecht, en ter nedergeleijd te worden, niet bij wegen L 4 » van  2Ó2 MENGELWERK VAN HET ,, van rechcvorderinge en vonnisfche van Sche„ penen , maar bij Keure en ordonnantie „ van den Rade en Vroedfcbap dezer ftede, zoo rot voorderinge, confervatie, en augmen„ tatie van neeringe, en welvaaren binnen deze „ Srede gerequireen en vereijscht wordt." Mag ik nu Mijn Heer den Prefid. Solliciteeren, over deeze bedenking een nadere omvraag te doen, of de leeden van dir befoigne ook in dac fentimenc mogre vallen, en dus zoodanig een rapporc te kunnen uicbrengen. Aargaa-de nu hec eerfte Poinct, zoo ben ik van gevoelen , dat het Request der Burgeren over het Markt-Reglement van weegen deezen Ond- Randt niet kan worden gerenvoïeert aan Mijn Edele Heeren van den Gerechte; maar bij deezen Oud Raad moer worden nfgehandt lt. Dan zoo het voorig door mijn geproponeerde mogt worden sregouteerd , zöo zoude mijns bedunkens de Publicatie van Mijn Ed. Heeren van den Gerechte voor eerst in zijn geheel kunnen blijven, den Markcmeefter zoude kunnen worden gelasc de zaaken maar llilzwijgende op den ouden voec ce behandelen , en dan kon in tijd en wijlen, een alt, rade in die Publicatie door den Óud-Raad worden gemaakt. Dan indien het befoigne niet van dit oordeel is, en mijn Ed. Heeren van den Gerechte mogelijk blijven perfideeren bij hun laatlïe gevoelen, zoo moet ik declareeren , dat wij bij het neemen der Reibiutie zullen moeten protefl.eeren tegens dezelve, referverende zoodanige aanteekening, als wij in tijd en wijle zullen noodig oordeelen te moeten doen. Waar  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 2ö"3 Waar op Vrijdag den 31. Maart 1786". door de Edele Groot Achtb. Heeren van den Oudraad genoomen wierd de volgende Refolutie. ExtraB uit de Refolutie van de Ed. Groot Achtb. Heeren van den Oud Haai der Stad Dordrecht, in derzelver Vergadering genomen op Vrijdag den 31. Maart 1786. e Secreta- is Gevaerts heeft ter Vergadering gerapporteert de Confideratien en 't AJvis van de Heeren. Hun Ed. Groot Achtb. Gecommitreerdens, hebbende ingevolge van, en ter voldoeninge aan derzelver Refolutie Commisforiaal van den . Oéïober laastleeden geëxamineerc de Requeste van eenige Burgers, en Addres van Goede Lieden van den Agten aan den Ed. Groot Achib. Oud-Raad dezer Stad op den 19. Oétober 1785 geprefenteert wegens de Ordonnantie van Mijn Ed. Heeren van den Gerechte nopens de Jaarmarkt van 15, Sept, 1785. met de daar hij ingekome Misfivens van Mijn Ed. Heeren van den Gerechte van den 6. December 1785., en ai. Februarij 1786, en nadere remonftrantie van de Goede Lieden van den Agten , allen concernerende hec voorfz. Onderwerp. En zijnde de voorfz. Hukken van den volgenden inhoud. Fiat infertio van de voorfz. Hukken No. 1, 2, 3, en 4. * * TevindeninonsMengelw. i.decl p. 218, 2255 294, 333- L 5 Waar  aÖ4 MENGELWERK VAN HET Waar op gedeliberecrt zijnde, is goedgevonden en verdaan, zoo als goedgevonden en verdaan word bij dezen, dar. in Margine van den voorfz. Requede zal worden gedeld; worden de Supplianten met opzigt tot het verzoek ter Requeste vermeld gerenvojeert aan Mijn Edele Heeren van den Gerechte dezer Stad. En voorrs gelet zijnde, dat ter dezer Vergadering geene Poinclen van verfchil tusfchen Mijn Ed. Heeren van den Gerechte en de Goede Lieden van den Agten , fubfideerende , over de wederzijdfche Regten bij ieder der Collegien gefnstineerc wordende finaal kunnen worden getermineert , ofte wel gedecideert , zonder dat dezelve PoincTen van veifchil ter decifie van dezen Oud-Raad door de weederzijdfche Partijen zijn overgegeven , is goedgevonden en verdaan , om zig van de cognitie en de uitfpraak wegens het voorfz. verfchil tusfchen bovengemelde bijde Collegien fubfideerende te excufeeren. En zal Extract dezes aan de Goede Lieden van den Agten gegeven worden om te drekken tot derzelver informatie. Accordeert met de voorfz. Refolutie voor zoo veel 't geëxtraheerde aangaat. M. G. REES. Teegen deeze Refolutie van den Oudraad heeft het Collegie van G. L. van den Agten gedaan het volgend protest JQ)e Goede Lieden van den Agten, met de üi'terfte furprife hebbende vernomen zoo het uit-  CQRDRECriTS GEDENKBOEK. ft5$- G - uitgebragc Rapport van het E. A. Befoigne wegens het Request van niet minder dan een hondert en vyf Burgeren en Ingezetenen dezer IScad, zig bezwaarende over en redres verzoekende aan Uw Ed. Groot Agtbaarheden den Leden van dezen Oud-Raad, wegens hec door Mijn Ed. Heeren van den Gerechte op den 15. September 1785. geëmaneerc Markt-reglement, welk Rapport is inhoudende, dac gemelde Burgers en Ingezetenen Requestranten in deze door Uw Ed. Groot Agtb. zouden worden geweezen van de hand, ende met hunne klachcen gerenvojeerc aan Mijn Ed. Heeren van den Gerechte; als ook de daar mede overeenkomftig gevallene Refolutie door de meerderheid yan dezen Oud-Raad genomen, zoo vinden de Goede Lieden van den Agten zig a'.zints verplicht tegens deze genomene Refolutie ten krag\ tiglte te protesteeren, als zijnde eene Refolutie I geheel en al lTrijdig mee de ConfUtucie der \ Regeeringsvorm dezer Stad, welke medebrengd | dat aller fteden zaaken, die der Gilden en ge! meene neeringen , ofte die het Regimenr der 1 Stad aangaan, in geenen declen hefchikc en georI dineert moeten worden , bij Mijn Ed. Heeren L yan den Gerechte privative, maar bij den OudI Raad, althans niet anders door hec Gerecht , ! dan met hijzirting in der Camere van de Goede 1 Lieden van den Agten, volgens de allerduide!l Uikfte letter zin en meening, van het accoort I van 1385, het plechtig geflooten Compromis I tusfchen de Magiftraat en Gilden 14. Aug. 1437. I het Handvest van Hertog Aelbrechc van Beijeren Ao. 1395 van Philips Hertog van Bour! gundien Ao. 1456 en van Maximiliaan en Maxia Ao. 1478 en 1481 Refpeftive , — de Nadere  t66 MENGELWERK VAN HET dere overeenkomst dezer Regeering met de Gil* den 25 Jat.. 1480 de Handvesten van Maximiliaan en Philips 1488 en 1494 Refpeftive en eindeliik volgens de uitdrukkelijke woorden van bet Concordaat , alleen gefloten in conformite dezer Privilegiën Ao. 1647, de aanmerkelijke Delatie van dezen Oud Raad 30 Dec. 1626 met expresfe inhibitie aan mijn Ed. Heeren van den Gt-rechte van geene keuren te maaken concerneeien^e de gemeene neeringen, alles overeenkomftig do» Regeeringsvorm zoo als dezelve va:-tgefl:eld is in de zeer aanmerkelijke Deductie van hun Ed. Groot Mogende, de Heeren Staaten dezer Landen van dato 16. 0£tob, 1587 wel expresfcüjk inhoudende „dat de vroetfehappen „ macht hebben, om te advifeeren, refolveeren, „ en disponeeren over alle zaaken Concernee„ rende de Staat van den Lande en der Stede „ Refpective'' waar uit het dan wederom evident is, dat de Leden uitmakende de vroedfehap — en niet die van de wet of gerechte prlvative het recht hebben politique Ordonnantiën te maaken behalven het conftant gebruik hier ter itede zedert eeuwen herwaards, tot op deze laatfte tijden, waar in het aan Mijn Ed. Heeren van den Gerechte heeft kunnen behaagen een begrip te fouteneeren, ftrijdig tegen alle deze aangehaalde en gedemonflreerde gronden. Om alle welke redenen de Goede Lieden van den Agten zoo tot confervatie van hunne geftaafde rechten als die der Goede Burgerij en Gilden en zelfs die van dezen Oud-Raad ofte vroedfehap niet uitgezondert, genoodzaakt zijn ernftig en nadrukkelijk te procefteeren tegens deze genotr.ene Refolutie geenzints kunnende confen- tee.  DORDRECHTS GEDENKBOEK. $67 tëeren dac een Requesc concerneerende eene mere politique Ordonnantie en waar over de Goede Burgerij zig vind befwaard door den OudRaad word gewezen van de hand, 'tot nadeel van de wefentlijke rechcen de vroedfchap dezer Stad kompeteerende, en waar door een merkelijke actaince word coegebrachc aan de Rechten welke hec Collegie van Goede Lieden van den Agten uit naam der Gilden zijn bezictende — willende de Goede Lieden van den Agten in geenen deelen verantwoordelijk zijn voor de onaangenaame en nadeclige gevolgen , welke uic deze Refolutie van Uw Ed. Grooc Achtb. zouden kunnen en oogfchijnelijk zullen refulceeren, Moetende de Goede Lieden van den Agten noch in het bijzonder protefteeren tegens de validiteit van alle politique Ordonnantiën, keuren der Gilden ofte alteratien van dien, voor nu als dan welke of door mijn Ed. Heeren van den Gerechte ofte wel anderzints, zonder hunne Concurrentie ofte goedkeuring zoude mogen werden gemaakt als caduc en informeel. Referveerende de Goede Lieden van den Agten aan zig Zoodanige andere middelen als zij zullen vinden in deze te behooren. AcTum Dordrecht den 12 April 1786". Uit naam van 't Collegie voorn. {JVas Get.) JOH. van DER KAA , Azn. Sekretaris. Alle  2 f58 MENGELWERK VAN HET Alle de welmeenende pogingen der Goede Lieden van den Agten dus vrugteloos afgeloopen zijnde, vervoegden zich de Dekenen der vereenigde Gilden nog bij den Oud-Raad mee dit ernftig Adres. Aan Hun Ed. Gr. Achtbaren die yan den OUD-RAAD der Stad Dordrecht. Ed. Groot Achtbaan Heeren! '^Jfeeven met behoorlijken eerbied te kennen Dc, enen van twintig Gilden dezer Stad. Dat zij niet dan met de grootite verwondering vernoomen hebben de Refolude die het Uw. Ed. Groot Achtb. behaagt heeft op dato den 31 Maart laatstleeden te neemen, om namelijk het Requesc, door niet minder dan Eenhondert en vijf Burgers en Ingezeetenen deezer Stad aan Uw. Ed. Groot Achtbaarheden over het voor de geheele Burgerij bezwaarend Markireglemenc door Mijn Ed. Heeren van den Gerechten prtvative geconcipieert en op den 15de Septemb, 1785. Geëmancert en waar over de goede Burgerij zig aan Uw. Ed. Groot Achtb. als zijnde een Reglement van Politie, en behoorende tos het departement van den Oud Raad te regt heeft geaddresfeert en beklaagd, te wijzen van de hand, en de Requestranten te renvoijeeren naar Mijn Ed. Heeren van den Gerechte, niet teeenftaande de Goede Lieden van den Achten Solemnelijk tegens deeze Refolutie hebben geprotesteert op grond van bijna alle de Handvesten, Privilegiën en Accoordcn , aan de respeclive ö Gil-  DORDRECHTS GEDENKBOEK. Sfjcj Gilden, en Inwooneren deezer Stad door de Souverainen in der tijd gegeven, of wel aan dé Gilden geaccordeert, en men dezelve plechtig geflooten, en dac niet alleen voor zoo verre het Collegie van Goede Lieden van den Achten in die qualiteit aangaat, maar ook in betrekking als leeden van den Oud • Raad of. Vroedfchap deezer Stad, en onze onmiddelijke reprefentanten en Plaacsbekleeders in denzelve. De ondergeceekende Deekenen Ed. Groot Achtb. Heeren vinden hot hunnen indispenfablen pligc ce zijn Uw Ed. Grooc Achcb. over deze zaak nader te moeten adieeren, en met allen gepasten eerbied te remarqueeren , dat zij in geenen deelen nalaatig geweest zijn, om met de behoorlijke accentie, die het gewicht der zaak van hun eijscht, alle de Hukken zoo door mijn Ed. Heeren van den Gerechte, als door de Goede Lieden van den Achten hier over gewisfeit, en op expres bevel van Uw Ed. Gr. Achtb. gedrukt, naar teleezenenteoverweegen, waar door zy een vollen zijn overcuijgd geworden , van den billijken eijsch en fustenue van Goede lieden van den Achten , gefundeerc op de menigvuldige Privilegiën en onderlinge Conventien over dit Huk door de Achtb. Regeering deezer Stad met de refpective Gilden geflooten, die ook zeer juijsc overeenkoomen met de deductie van Hun Ed. Groot Mog. de Heeren Scaacen deezer Provincie van den 16 Oftober 1587 (*) welke zig in hec 10de Are. dus klaarlijk uitdrukken „ bij „ deeze Collegien ( de Vroedfchappen ) gekoo- » ren ( * ) Ziet Bor Ncderlandfche Oorlogen en gefchiedenisfen : 23 Bock Folio 56" verlo in het 3de deels 2de ftuk.  870 MËNGÈLWERK VAN HET „ ren uit het midden der Burgerij is alken de „ macht om te advifeeren, refolvccren. en disponeeren over alle zaaken - concernerende de „ ftaat van den Lat-de en der Steeden refpe&ive" dus is het ontegenzeglijk waar, dat, al waren 'er geene bijzondere Privilegiën en accoorden voor handen, welke het beftuur der Polirie en regiment der Stad uitdrukkelijk met en benevens het gerecht aan de Goi de Lieden van den Achten toekenden, zij dan nog als Leeden van de Vroed' fchap over het Politicq beftuur der Stad mede zouden moeten befoigneeren. hoe veel te meer dan nu Ed. Groot Achrb. Heeren, daar zulks met zoo veele woorden aan Goede Lieden van den Achten is toegekend en door Privilegiën en overeenkomften door de IVlagiftraat met ons gemaakt , aan hun is bevestigd geworden t, Dekenen hebben ook geenfints konnen gewaar worden, dat Mijn Ed. Heeren van den Gerechten een eenig bewijs door de Goede Lieden van den Achten aangevoert, met eenigen fchijn van reeden hebben wederlegt, of bij mogelijkheid kunnen destrueeren, daar ieder leezer van dc bondigheid der bewijzen door Goede Lieden van den Achten bij gebragt, is overtuigd geworden; waarom het ons ten uiterften vreemd heeft toegefcheenen, dat Mijn Ed. Heeren van den Gerechte in hunne laatfte Misfive des niet tegenftaande zijn blijven perfifteeren bij hun eens ter nedergeftelde gevoelen, hoe van fundamenc ontbloot het zelve ook zijn mogte. Het is dan naar een bedaarde overweeging Ed. Groot Achtb. Heeren! dat Dekenen zijn overtuijgt geworden, zoo van de gefundetrthcid der fustenue van Goede Lieden van den Ach-  DORDRÈCHTS GEDENKBOEK. 27! Agten als de ongefundeertbeid van die, welke Mijn Ed. Heeren van den Gerechte fouteneeren, als maakte Hun Ed. Groot Achtb. in deze Stad alleen de Magiftraature uit, Zij remarqueeren ook, dat deeze zaak niet enkel is concerneerende het Collegie van Goede Lieden van den Achten, maar dat die ook principaal de Dekenen der Gilden en Gemeene Neeringen aangaat, aan wien het in 't geheel niet onverfchillig zijn kan, maar die het grootfte belang hebben en 'er ook in ftellen dat Hunne Reprefentanten in het maaken van Politieque ordonnantiën of die het regiment der Stad aangaan, Raad houden met den Gerechten (£) gelijk de Privilegiën fpreeken, ook dat 'er geen keuren voor Gilden en Gemeene Neeringen worden gemaakt zonder het advis raad ende concurentie van het Collegie van Goede Lieden van den Agten, van welk Privilegie Deekenen hec gewigt zeer wel penetreeren: waarom zij bij deeze op het aller ernstigste , zoo voor zig als voor hunne reprefentanten de Goede Lieden van den Achten reclameeren , de Solemneele overdragt en keur van ; daco 29 Decemb. 1437. (O met alle de behoorlijke plechtigheden en vereischtens gefloocen, geceekend en gezegeld, zoo door alle de Leden uitmakende de toenmalige Magiftraat deezer Stad, als door de Deekenen van ieder Gild in 't bijzonder, en welke Keur en overdragt is gepubhceert en boven alles met der fteede groot Zee- (j) Zie heC verdrag van 1385 bij Van eb Wall. Pag- 333- (O Zie Van de Wall. Pag. 529. II DEEL. M  27* MENGELWERK YAN HET Zecgel bekragtigc en welke Keur niet alleen nooijt is gerevoceerc of in onbruik geraakt, maar die nog dadelijk in obfervantie gehouden word, en waar in expresfelijk is bepaalt, dat van doen af geene keuren of ftatuten zouden worden gemaakt die NB. der jleede of der gemeente aangaan of roeren mogen ten zal wezen' bij den Schout , bi) den Gerechte , bij de Achten en bij den Deekens gemeenlijk. Men hebbe hier maar alleen te refledceeren, dac alle Politieque ordonnantiën, keuren der Gilden en altcratien van dien tijd af aan alle zijn gemaakt en geëmaneert, of bij Mijn Ed. Heeren van den Gerechte en de Goede Lieden van den Agcen in der Kamcre Collegialiter vergadert zijnde; of door den Schout, Burgem., Scheepenen, Randen, Oud-Raaden en Goede L. van den Agten dat is, door de Vroedfchap deezer Stad, en dat, wilden IVJijn Ed. Heeren van den Geregte iet legaals zonder de verdere Leeden van den Oud-Raad hier in doen, zij daar toe eene delatie nodig gehad hebhen en die wel zoo fterk, dat, wanneer in den Jaare 1675. (i) eene ordonnantie voor de MazeJaars ofte Sakkedragersgilde binnen deze Stad was gepubliceert door Burgemeesters en Regeerders der Stad Dordrecht, en dat die zelve ordonnantie eene kleine ampliatie requireerde, Mijn Ed. Heeren van den Gerechte dit niet hebben ondernomen dan alleen (gelijk Hun Ed. Groot Agc- (V) Volgens eene Gedrukte Ordonnantie voor de Sakkcdragers van den 5 Novemb. van den Jare 1675 en de daar op gemaakte Ampliatie van 8 Januarij 1676 Jn quarto bij Hendrik en Johannis van Escb , Stadsdrukkers. Onder ons berustende.  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 273 Agtbaaren zig in de Prsemisfen van die Arapliatie uitdrukken) ingevolge en tot voldoening van de Aubïorifatie op haar Ed. verleend. Hec is wel voornamentlijk toe beter beftuur van Stads Politie en dèr Gilden en Neringen zaaken , dat de Goede Lieden van den Agten in den Jaare 1385 zijn geintroduceerr geworden, op dac de Gilden en gemeene Neeringen onmiddelijke Reprefencancen in den Raad zouden hebben, 'sjaarlijks van Hun afhangelijk om des te meer het belang der Gilden en Gemeene Neeringen waar te neemen en te obferveeren, waar van de befchikking (het zy met Eerbied gezegt) nooijt privative aan Mijn Ed. Heere van den Gerechte naar die aanftelling geftaan heeft, of nog ftaac, en op welk groot voorrecht nooijt inbreuk is gedaan geworden zoo lang Deekenen de vrije Nominatie van 24 Perfoonen hebben gehandhaaft, dan zedert daar in met den Jaare 1702. misbruiken zijn ingefloopen , en de Privilegiën door Conventien zijn onczenuwc geworden, zoo heeft hec Collegie van Goede' Lieden van den Agten 'c incresc hunner Committenten tegelijk met hun eigen waardigheid meenigmaal uit hec oog verlooren, en in geenen deele onze rechten gelijk hec behoorde blijven handhaven, en het is voornamelijk federt die tijd dac Mijn Ed. Heere van den Gerechce zig hebben aangematigt Privative over onze Keuren te befchikken, met wat recht is thans " ten vollen uit de ftukken, door Goede Lieden ;van den Agten geproduceert, beweezen. Dan zedert dat Dekenen der Refpective Gilden hunne vrije Nominatie hebben herfteld, zien M 2 zij  MENGELWERK S AH HÉ* zij met hec grootfte genoegen, dat hec tegenswoordig Collegie van Goede Lieden van den Achten bij alle gelegenheden zig beijvert om onze in* onbruik, edog geenzints vernietigde Privilegiën, weder in Ufantie te ftellen, waar van j de* zaak in quesrie met mijn Ed. Heeren van i den Gerechte geene van de minfte is, zoo voor Hun Ed. Achtbaare als voor ons, waarom Deekenen verplicht zijn dit voorregt, zoo voor zig als hunne Succesfeuren door alle betaamelijke middelen te helpen handhaven. Nadien dan Ed. Groot Achtb. Heeren! Dekenen uit alle omftandigheeden zijn ontwaar geworden dat deeze zaak in quescie tusfchen Mijn Edele Heeren van den Gerechte en bet Collegie van Goede Lieden van den Achten door geene onderlinge fchikkingen zal kunnen worden afgedaan, hoewel Goede Lieden van den Achten niet hebben nagelaaten daar toe meer j dan eens gelegenheid te geeven, blijkens hunne laatfte Memorie aan Uw Ed. Groot Achtb. waar in zij zeggen te vertrouwen „dat Uw Ed. Groot Achtb. geconvinceert door de klaare bewijzen " rot voorkoming van verdere verwijdering door ' derzelver veel vermogende intercesfie bij Mijn " Ed. Heere van den Gerechte hun zoude " doen ondervinden het volle effedt der door; " hun ingeroepene Privilegiën" egter ook deze laatfte poging van Goede Lieden van den. Achten in 't befoigne over deeze zaak gehouden, door Mijn Ed. Heeren van den Gerechte is gewezen van de Hand, dat derhalven de Goede Lieden van den Achten misfehien nodig; oordeelen zullen over deeze zaak zig aan hun Ed. Groot Mog. te addresfeeren, waar bij wij ons  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 275 ons ais dan om het gewigt en de aangelegenheid deezer Privilegiën, welke wij in geenen deele dan met onzen laatften adem denken op te geeven, zullen moeten voegen; zoo kunnen wij niet nalaaten Uw Ed. Groot Achtb, voor oogen te houden de onaangename gevolgen, welke zouden kunnen en denkelijk zullen rcfulteeren indien het questieus Markt-Reglement niet worde gefchort, want het zelve Ed. Groot Ach-b. Heeren in de daad eene mere Politieque Ordonnantie zijnde, kan Privacive door Mijn Ed. Heeren van den Gerechte gemaakt zijnde van geen kragt zijn, of effect forteeren volgens de grondwetten deezer Scad, ten zij die Ordonnantie of expresfe , of tacite door den Oud-Raad ware geapprobeerc geworden, het welk 'er zoo verre van daan is, dat de Goede Lieden van den Agten Collegialiter, gelijk ook nog andere Leden van den OudRaad°daar tegen hebben geprocefteert, waar uit dan komt te refulteeren, dat den onderfchout niet wettig als Markcmeeltcr ageeren, nog als zodanig van de Burgerij erkend kan worden, als daar toe geen legaale aanltelling van Uw Ed. Groot Acbtbaaren ontfangen hebbende, die alleen bevoegd zijn Politieque bedieningen te begeeven, en in welke begeeving het Collegie van Goede Lieden van den Agten iremmen moet, zoo dat die gepretendeerde aanltelling Privative door Mijn Ed. Heere van den Gerechte gedaan, eene andere atteinte is op de rechten van het Collegie van Goede Lieden van den Agten, uit welken hoofde het derhalven zoude kunnen gebeuren, gelijk ook door de toevloed van veele Vreemdelingen, dat op die tijd onaangename en hevige gefchillen in deeze Stad zouden konneh M 3 ons-  sy6 MENGELWERK VAN HET ontdaan, die veelligt nog zouden worden aan» geftookt door eene Partij, waar van het beweezen is, dat hoe zeer gefnuijkt, egter hier zoo min als elders ftil zit, maar haare zendelingen, gelijk de ondervinding ons geleerd heeft, gereed houd, om door Combusticn deverderflijkfte oogmerken te bereijken, waar door deeze Stad een Tooneel van fchrjk zoude konnen worden, waar van de gevolgen niet te overzien of te bepalen zijn. Om alle welke redenen de fupplianten Uw Ed. Groot Agtbare op het Ecrbiedigsc en ernftigst hebben willen folliciteeren het meergemelde IVlarktreglement ten genoegen der gernt[che Burgerij dezer Stad te willen ftellen buiten 'effect, en het ftellen van Kraamen en Zeilen op de aanftaande Jaarmarkt te haten op den ouden voet en ufantie welke nu ongeinterrumpeert bijna eene Eeuw ten genoegen der Invvoonderen heefc plaats gehad: ten minften zoo lange, tot dat de zaak in questie tusfchen Mijn Ed. Heere van den Gerechte en Goede Lieden van den Agten zal zijn gebragt en getermincert daar en zoo als zal bevonden worden te behooren; daar en boven nog op 't Eerbiedigst fuppliceerende dat het Uw Ed. Groot Agtbaarcn behaage mag alle zoogenaamde Burgers, welke hun fixum domicilium hier niet houden, geene lasten dragen, en dus niet anders als vreemdelingen kunnen geconfidereert worden te verbieden, niet langer, dan geduurende de Marktweek met hunne Kraamen of goederen te koop te ftaan, en dezelven te verkoopen; en dus voorgekoomen worde, dat dezulken boven inwoonende en gezeete Burgers niet voorgetrokken worden, en aldus Jou-  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 277 Jouisfeeren van een recht 't geen hun in geenen deele Competeert. En laatstelijk dat alle zoo genaamde broedertjes kraamen, die niet door bekende Ingezeetenen of Burgeren dezer Stad gehouden worden, als niet anders zijnde dan fchandelijke en openbaare Bordeelen, door Uw Ed. Groot Agtbaaren mogen worden verboden, 'T Welk doende &c. ( Was Geteekend*) C. V. RIET SC HO TEN, Deken van de Houtkopers, Ab. De VOOGD, Jacobfz. voor de Lakenkopers. TH OM. 'TH 0 0 FT, voer Groote Gilde, Wm. VERHOEVE, voor 7t Gild van den Eijnde, PIETER van der VEL DË, voor de Kledermakers, J 0 H. De HA A N, voor de Bakkers, JOH, D ROE ZE, voor de Chirurgijns, ARIE VAN NERUM, voor de Kuijpers, JOHAN MATE NA, voor de Schrijnwerkers, GILLES SCHOTEL, Adz. voor de Metzelaars, AB, BLUSSE, Boekhouder van 'tCootnans Gilde. PIETER VAN DTK, als Deken van de Oude Schoenmakers* M ATT HTS SPITS, ■ voor de Oude Kleerkoopers. IVILM DE VISSER, Boekhouder van de Smeden en Koper/lagers. M 4 DA- Uw Ed. Groot Agtbaaren mogen worden verboden.  67* MENGELWERK VAN HET DAVID HORDTK, Voor de Verwers, JAN KEEMAN, als Boekhouder va» de Goudftneden» HENDRIK FAN IVELL, Boekhouder van vijf Neeringen. ERNST PLO E G[E R , voor de Ho edemakers, JOH. BOSHOVEN, voor de Mandemakers. Dit Merk isgeftelt bij GERRIT VAN DER VEN Deken der Linnewevers, die zeijde niet te kunnen ichrijven. Mij Prasfent G. van OLIVIER. NICOLAAS HOOGLANDER, Deken der Huistimmerlieden. Dit Adres, het welk de Dekenen der vereenigde Gilden groote eer aandoec , dewijl zij daar in toonen een juist denkbeeld te hebben van de regeeringsvorm onzer Stad, wierd door den Oudraad in een befoigne geilek teegen het fonderling advis van den Heer Burgemeester van de Wall, welke verklaarde van meening ce zijn, dat men het zelve zonder eenige deliberatie, weder moest uitgeeven, nadien die zaak voor geheel afgedaan moest gehouden worden. Die befoigne echter heeft geen voortgang gehad ; weshalven de Commisfie der Dekenen op den 31. Meij zich weder vervoegd heeft bij den Heer Prcfident Burgemeester om afdoening van zaaken- en opfchorting van het drukkend Markt-Reglement te verzoeken, met het volgend Adres. Wel  DORDRECHTS GEDENKBOEK» 2?£ Wel Edele Geftrenge Heer! ]{3 e Deekenen der met den anderen verboni de«e Gitden en gemeene Neeringen, hebben op den 15. Meij laacstleden aati UEd. Geftr. overgegeven een Adres houdende aan den Ed. Gr. Agtbaren Oud - Raad dezer Stad, waar bij zij op goede gronden en onwederfprekelijke bewijzen zig gefundecrt hebben, ter ftaving der fustenue van de Goede Lieden van den Agten tegen de door Mijn Ed. Heere van den Gerechte daar op wel gemaakte dog ongegronde aanmerkingen , en gelijk wij geene reden kunnen vinden om van deeze door de Goede Lieden van den Agten aangevoerde fustenue, iets hoe gering ook, af te gaan, zoo volgt daar uit, dat, daar wij de onbevoegtheid van Mijn Ed. Heere van den Gerechte op dugtige gronden blijvende fustineeren om privative Politique keuren en ordonantien te maaken , wij dus voor onwettig houden het door Hun Ed. Groot Agtb. op den 15 Sept. 1785. geëmaneerde Marktreglement, het welk zoo als ook door eene Commisfie van de 105 aan den Ed. Gr. Agtbaren Oud - Raad te regt gerequestreert hebbende Burgers en Ingezetenen dezer Stad zig deezen dag aan ons vervoegt heeft om te declareeren, dat zij het zelve om bovengenoemde fustenue niet kunnen of mogen Refpecteeren, Het is tot voorkoming van alle Tweedragt onrust en wat meerder door het doordringen van het opgem. Marktreglement zoude kunnen en zeker zal refulteeren, dat wij andermaal ons M 5 kot  s8o MENGELWERK VAN HET komen quijren van onzen fchuldigen Plicht, en Uw Ed. Geftr. op het vriendelijkfte en allerernstigfte verzoeken, dat, daar 'er nog geene dispofitie op ons den 15 Meij laarstleede gepresenteerd adres gevallen is, in Uw Ed. qualitijt als Prsefident van den Oud-Raad bij den zelve tog ten fpoedigften te willen bewerken, dat de bij gem. Adres verzogte furcheance van het meergem. Marktreg. ten genoege van de Goede Burgerij deze week, immers eer men met het opllaan van Kraamen aanvangt te willen verkenen. Moetende dezelve declareeren gelijk zij doen bij deezen, dat indien het zelve voor den boven gemelden tijd niet buijren Effect gefteld is, zij het zullen houden als door Hun Ed. Gr. Agtbaren die 'van den Oud-Raad deezer Stad bujten effjót gefteld te zijn. En voorts niet aat.fpraakelijk te willen zijn voor de funeste gevolgen die deze zaak op de gemoederen der reets veihitte Burgerij gemaakt heeft en verder nog zal kunnen komen te maaken. Het is in de billijke verwagting, dat aan ons regttnatig verzoek zal worden voldaan, ter bewaring der onderlinge eendragt en rust tusfchen de Burgerij tot nog toe zoo gelukkig fubfisteerende, dat wij de Eer hebben ons met agting te Noemen, Als Gecom. der Gilden en Gemeene Neringen. G. VAN O L IVIER. G. SCHOTEL, Jsz. PIETER VAN DER VELDE, JAN LUGTEN. G. SCHOTEL, Az. A.  DORDRECHTS GEDENKBOEK. fl§ï A. LAMME, G. GILT AT. DORDRECHT den 31 Meij 1786. Maar ook deeze ijverige pooging der Gilden was eeyen als alle de vorigen weder ten eenen male vrugteloos. Inmiddels bleven de Ed. Heeren van het Gerecht bij hun voorneemen volharden , om hec nieuwe Markt-Reglement, niec cegenftaande hec aanhoudend verzoek der burgerij, kragt te doen erlangen, laaiende zij ten dien einde den Onderfchout ( kwalïe Marktmeester) in de groote kerks-buurt en op de groenmarkt coc aan de beurs genoegzaam huis aan huis rond vraagen, wie een kraam voor zijn deur volgens hec nieuwe Reglement begeerde. De antwoorden der meesce burgeren liepen daar heen, dac zij van meening waren , dac het nieuwe Reglemenc geen kragc konde hebben , dewijl hec teegen de Privilegiën zonder den Oudraad of Vroedfchap * gemaakt was , en dus begreep de Onderfchout zeer wel, dac deeze zaak niec (*) Wij gebruiken hier den naam van Vroedfchap, om \iun, die buiten onze Stad wonen, des te klaarder denkbeeld van de Zaak te geeven — want ieder, die begrijpt wat een Vroedfchap is 9 nanicntlijk de Magijiraat of wetgeevende Magt, moet ogenblikkelijk begrijpen de ongerijmde llelling van het Gerecht , 't welk alle overige Leden der Magiftraat van de Acte van Magiftratuur wil uitüuiten. —wij bèhoeven niets meer te zeggen , om den minstkundigften zelf te doen zien, dat het Gerecht iets vordert , waar toe bet alleen en op zich zelf ( hoewel Zij anders ook Leden zijn van den Oudraad) als een Gevecht of Bank van Jivftitie geheel onbevoegd is,  *8S MENGELWERK VAN HET niet naar zijn genoegen zoude afloopen, dat zeer weinigen lust zouden hebben , bet ongemak , hinder en belet der kraamen voor hunne huizen toetelaaten , cn het geringe voordeel, volgends het nieuwe Reglement met hem te deelen, weshalven hij het verder rond-gaan langs de huizen ftaakte, gelijk wij ook niet weeten, dat hij van de Augustijne kerk tot aan de vischbrug toe met iemand daar over gefprooken heeft. Ondertusfchen hoorde men Donderdag avond den i Junij, dat het Gerecht eene nieuwe refolutie zoude laaten afkondigen, welke niet minder inhield dan eene geheele verplaatzing van de Jaarmarkt op de Wolleweevers haven, hooge nieuwftraat, nieuwe haven en het kerkhof bij de groote kerk, gelijk die publicatie ook dadelijk den 3. Junij openlijk afgeleezen en alom wierd aangeplakt : wordende de huizen op de groenmarkt cn voorftraat niet alleen daar door geheel beroofd van het voordeel, dat derzelver bewooners of hunne bediendens van de kraamen altijd gewoon geweest waren te genieten, maar de winkeldoende lieden aldaar meest woonachtig , geheel verftooken van dc neering , geduurende dc dagen van de Jaarmarkt, het welk niet anders dan groote fchaden en ongenoegens konde veroorzaaken. Dan nauwlijks was deeze publicatie afgekondigt, of eenige Burgers en winkeldoende lieden vergaderden met malkanderen in het huis genaamd de Berkepoort, vervaardigden aldaar een Adres, en Heten het zelve door vier Gecommitteerden uit hun midden verkooren , aan den Heer Prefident Burgemeester Van Convent overhandigen, inhoudende een zeer nadrukkelijk verzoek, pm den  DORDRECHTS GÈDENKBOSÜ, £83 tateurs, geen een hunner van de eerfte tot de naar m Wé***» Privilegiën ingekomen: De oudfte zijn er gcphatst door eene cabale in de Regeering, ^ klasfen beftond, en die over uwe échten mijne Medeburgerenl een wiHekc"ng gezag oeflende, hunne overeenkomften, door een Leden uitgegeven, zijn mijne getuigen ( ) dan in latere tijd zijn eenige jongere Leden aangc fteld door eene niec mindere willekeurige be|fa\Ug eener Conventie , bij de ***** dat Naam Collegie op VvoorbeeM ^ voor ge tijden buiten functie heeft getteld, m dat geen (*) Memorie van hak Ourijk pag. 4° en 53-  JQO MENGELWERK VAN HET waar toe het, (ik fchrik het te zeggen) zig zelf door een geftaafdcn Eed aan God gedaan had behooren te verpligten ; en dat Naam Collegie heeft zig aan die willekeur durven onderwerpen^ dit doet mij denken (wijl ik het kwaatfte van mijn medenmenfch nooit veronderfrelle) dat men die heilige plechtigheden, waar door zig de Leden verbinden zonder aanzien van perfoon volgens de woorden der PrivU legien tot Schepenen te zullen nomineeren , DIE, WELKE BIJ HEM, BIJ HOEREN EEDT DUNKEN ZULLEN DAAR TOE DIE OERBAARTLIJKSTE EN DE NUTSTE WEZEN DE: (*) heefc agter weegen gelaaten en 'er zig zeiven van ontflagen: dit is het fagtfte het welk ik van dit Naam Collegie denken kan, maar door deze hunne handelingen ontflaat 'er eene dubbele onwettigheid in de Nominatie: hunne aanltelling hebben wij reets getoont en beweezen loopt regelrecht tegens uwe privilegiën aan, en hunne handelingen, de uitvoeringen uwer rechten Hun aanbevoolen, zijn niet minder zöo; hoe men bet keere of wenden mooge, zij die thans de naam van Veertigen hebben aangenoomen, hebben geen het minde recht om den zeiven langer te blijven behouden: want men zegge wat men wil zij kunnen geen posfeslie ter goeder trouw voorwenden: zij bezitten hunne plaatzen allen door eene Ufurpatie, welke nooit in eenige zaak recht geeft al was die van duizend Jaaren, behalven dat nooit 's Volks Rechten en privilegiën verjaaren kunnen. Mea werpe hier niet tegen, is dit Collegie onwettig in oorfpronk en uitvoering, dan zijn alle hunne handelingen (*) Balen pag 518: 532. Van d.e Wall p$2« 0"oo: fJ8o.  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 29! 'gen onwettig — want dit doet niets af, maar bevestigdt hier door alleen het gevaar, waar in men zig fteld wanneer de privilegiën niet heilig gehandhaaft worden, en hoe fchuldig zig een volk maakt, wanneer het niet waakt tegen de inbreuken van eigen belangzoekende geeft en en de minfle indragt niet afweerdt. (*) dan wij achten deze tegenwerping van geen belang, om dat het volk zig 'er niet tegens gekant heeft, maar dit heeft toegelaaten en als ftilzwijgend goedgekeurr. Dan naar deze tijd nu het zelve eene reclame gedaan en herilel verzogt heeft, kunnen deze Mannen van Veertigen niets wettigs meer doen DAN HUNNE POSTEN NEDERLEGGEN. Indien dan deze Heeren een grein edelmoedigheids overig hebben zullen zij de plaats die zij zoo onwettig bezitten, niet langer behouden, bun plicht, hun Eer, hun geveeten, hunnen Godsdienst, gebieden aan hun allen, de nederlegging, of laat ik liever zeggen, verbieden hun langer van die onrechtvaardige Ufurpatie gebruik te maaken; Zij moeten thans begrijpen dat de Burgerij te veel kunde bezit om zig te laaten misleiden, dat zij genoeg overtuigdt is van 'c Recht het welk de refpective Gilden hebben, om aanftonds toe te treeden tot het verkiezen van nieuwe Veertigen ; want dit privilegie is aan de Stad Dordrecht en derzelver inwoonderen gegeeven, welke het reets hebben gereclameert en ook zoo ik denk het ZULLEN WILLEN herfteld zien, en daar toe hoe eerder zoo beter met bedaardheid en ftandtvastigheid voort gaan gelijk zij begonnen zijn, door de beste middelen in 't werk te ftellen, waar toe ook ieder individue genegen is. De- (*) Van de Wall voorreden pag 7. N 3  202 MENGELWERK VAN HET De Heeren IS aam-Veertigen neemen mij niet kwalijk dac ik hun zoo openlijk de WAARHEID heb gezegde. Zoo ik gedwaalde moge hebben ik zal blijde zijn indien het mij kan aangetoond worden, maar dan moet men eerst naar mijn gedagten bondig bewijzen dac men nooit, noch naar de oude noch naar de nieuwe convtneien in 't nomineeren der Schepenen gehandeld heefe; het welk eene onmogelijkheid is. Ik heb gezegde dac ik mij verbeelden dat deze leden zig onderling van de Eedt op de privilegiën te doen ontflagen hadden, en dit zal ik altijd blijven gelooven, wijl ik niemand boosgenoeg ken, plechtig op de privilegiën een Eedt te doen, en die regelrecht te overtreden. Mijn wensch is dan dat de Heeren NaamVeertigen aan de verwachting der Burgerij en Gilden zullen voldoen, welke reets zoo lang geleden een gepast request hebben geprefenteert, wel op een anderen grond van onwettigheid van dit Collegie als die ik hier heb bewezen, maar echter niet min bondig, met een taaij gedult hebben zij tot heden den uitflag afgewagt van de deljberacien die over dac requesc gehouden zijn, maar zoo. de Geruchcen waar zijn zoo zouden 'er maar zeer wijnigen onder dat Naam Collegie zijn die aan de wensch van de Gilden en Burgerij zoude willen voldoen, men zoude hec gaarn bij de meesten op een accooreje gooijen, maar ik verzeeker die Heeren dac zal nooic lukken , de onwettige aanltelling aller Leden is te zeer bewezen, dan dat men kan gedoogen dac een eenigen zouden aanblijven zonder van zijn post afteitaan ; Ik weet hoe zeer die talmen eenige leden cn wel voornaa- me-  DORDRECHTS GEDENKBOEK. £93 melijk EEN aan wien de Burgerij alle verplichting heeft, verveelde, welke zeker ce gemoet zien dat de zaaken in den Staac waar in die nu zijn niet blijven kunnen — Het zoude dan Mijn Heeren Mannen van Veertigen om Uw eigen crediet en ter ftaaving van Uwen goeden naam het beste zijn om van zelve en mee goeden wil dac geen te doen waar toe hec doch eenmaal komen moet, namelijk uw posten te v;erlaaten, bet kan Uw Mijn Heeren immers niet anders dan.ter fchande ftrekken door enkele .Hijfhoof-, digheid te willen volharden in een post die niec te verdedigen is, en die Gij notens, yolens een maal zult moeeen op geeven, hec zij op ordre van den Souverein van den Landen of op die van de Eenpaarigen wil der Burgerij.: hoeveel beter is hec dan de Eer aan Uw zeiven te houden als tot de zaak gedwongen te moeten komen. En Gij mijne waarde Medeburgeren en medebroederen in de Gilden, handelde bedaarc en ftandvastig, hebc UTRECHTS Burgerij in voorzigtigheid, en die van WIJK in dapperheid voor oogen , laac U nooic vervoeren door heethoofden, die wel mee een oprechc hare maar \ dolzinnig te werk gaan, .neem Uwe maatregelen ■ met die kalmte die uwe goede zaak vereisen* , en medebrengc, maar die eens genomen zijnde dan ook nooic gekreukc worden, men moec als i dan hec wel begonnen werk mee dapperheid een ; einde brengen ; en hier coe bidde ik 's Hemels , dierbaaren zeegen over Uwe perfoonen, en poogingen af en blijve uwen aleijd heilwenfehenden medeburger. , Dordrecht den Oud-Deken van hec * ió Junij 17M. Gilde. ^ 2; J J 1 N 4 MTN  294 MENGELWERK VAN HET MYN HEEREN! SCHRYVERS VAN HET DORDRECHTS GEDENKBOEK, D oor de Mijne van den 3 dezer maand, gaf ik u kennis van den afval van hec Slagters Gilde van de verbonde Gilden, thans kan ik U een betere tijding mf-dedeelén namelijk dat het Schoenmakers Gilde op Maandag den 19 dezer twee allerbraaffte en weldenkende Luiden genoegzaam met eenpaarigheid tot Dekenen hebben verkoren namelijk J. de Koning en G. van Meteren, en dat 'er een voorftel door Dekenen is gedaan of dat Gilde zig niet moest voegen bij de verbondene Gilden , om met die te zaamen te werken tot herftel van de vervallene voorrechten en vrijheden , raakende 't Vaderland in 'c gemeen als dezer Stad in 't bijzonder: welk voorftel ik U zeggen kan Mijn Heeren! dac door alle de Gildebroederen, een ftuk of twee die op hunnen ouden droesfem blijven ziccen, uirgefonderc, mee vreugde is aangenomen. Ziec daar Heeren! weder een nieuwe fteun voor de Goede zaak , ik verheuge mij dac 'er zoo veele braave Luiden in dac Gilde zijn dac men zeggen mag, dac zij over 't geheel alleweldenken : De Dekenen zullen ook eerstdaags aan den Heer prefident kennis geeven , dat de twee geprefenteerde Requesten, zoo aan Mannen van Veertigen over het defisteeren van Hunne posten, als dat, waar bij 't appui van den Oud-Raad is verzogc om die Heeren daar roe te perfuadeeren, moeten geacht worden ook uit naam  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 293 Haam (Het Gilde der Nieuws Schoenmakers) te zijn geprefenceert. Ik denk dat in 't kort de oogen van noch andere Gilden onder de weinige, die ontbreeken? zullen opengaan, en dat die zig ook bij de ver* bintenis zullen voegen, ik verheuge mij, dat die fteeds ftcrker word, waar toe Uw nuttig Gedenkboek veel doet. Hebt ook de goedheid Mijn Heeren om de Infchrijving op de Nationale beurs te recommandeeren, en uit naam van veelen, ja zeer veele, Dekenen en Gildebroeders, aan de Heeren Agten te recommandeeren daar in met teekenen voor te gaan, want dat hier op zal gelet, worden, en dat de gebrekkigen loon naar werk ftaan te ontfangen. Blijve met Achting. MIJN HEEREN! Uw beftendigen Lezer. EEN VADERLANDER. DORDRECHT den 21 Junij 1786. 4 j ! , . . VADERLANDS VOORSTEL. O nder alle middelen, die federd eenigen tijd tot behoud onzer verdrukte vrijheid , en toe herftel van onze allengs verbasterde Regeringsvorm zijn uitgedagt , vinden wij geen heilzaamer dan het Plan van infchrijving op eene Nationale Vaderlandfche beurs onlangs door het geacht weekblad de Post van den Neder Rhijn alom bekend gemaakt. Men heeft befpeurd, dat voornamentlijk in N 5 deeze  fiOÖ MENGELWERK V A HET deeze Stad eenige bedenkingen des aangaanden zijn opgegeeven, die den gewenschten voortgang van.dit heilzaam plan merkelijk hebben tegengehouden, en wel voornamentlijk deeze;. dac men gaarne onderrecht was, wie de hoofd-beftuurders derzelve zijn zouden, op dac een ieder weeten mogte aan wien hij zijn geld coebetrouwde; wanc hoewél de uitgaaf van eenige weinige guldens aan veelen zeer onverfchillig is, zoo is die echter niet genoeg voldoende: . De Nationale Vaderlandfche beurs kan en moet van aangeleegenheid worden, en dan zouden de penningen in verkeerde handen overgegeeven, juist hec teegenovergeftelde kunnen uitwerken , van het geen 'er mede bedoeld word, en de Vrijheid door haare eige middelen kunnen 'c onder gebragc worden: — bier om is hec, dac 'er op het einde van het Vaderlandsch voor/Iel gezegt word ,, En om UL. eene volkoome zee„ kerheid re geeven, zijn door de bekende Va„ derlandfche bijeenkomst te Amfterdam eeni„ gen van derzelver leden-verzogt, eene pro" vifioneele directie in deezen te houden, welke " Leden dadelijk ieder in zijn Provintie eeni,, gen hunner medeburgers zullen bekend maa, ken, bij wicn een ieder zich toe deelneeH ming in deeze oprichting zal kunnen ver„ voegen." 't Is genoeg bekend, dat in deeze onze Stad zich daar toe wel hebben willen verleedigen de Heeren P.Bornwater en-P. Blusjé, maar wien de Hoofd • directie is aanbevoolen verlangc een ieder te weeten: op verzoek van een onzer vrienden hebben wij op ons genomen onze Stadgenooten den perfoon (met deszelfs goed vinding) bekend te maaken: — 't is waardeLeezers! nie-  DORDRECHTS GEDENKBOEK, 20f niemand minder dan onze achting - waardige Burgervader de Wel Ed. Geitrenge Heer Mr, O. GEVAERTS — een naam, die alleen genoeg is, .om onze harten te beweegenin dit heik zaam plan deel te neemen — onze penningen ziin volmaakt veilig onder het beftuur van deezen BURGER en VRYHEIDS VRIEND — Wel aan laaten wij dan niet toeven HEM te toonen, wat vertrouwen wij op hem ftellen, dit zal Hem wederkeerig aanzetten , om ftandvastig voorttegaan in het verdeedigen onzer Burgerlijke voorrechten, Zijne handen zullen hier door meer en meer gefterkc worden, gelijk ook die van alle braave Vaderlanderen. Wij hebben het geluk dierbare Stadgenoot en / eenigen invloed op U gemaakt te hebben, wij hebben, onzen tijd en arbeid tot uwen diensc bereidvaardig opgeofferd met geen ander inzicht, dan om u waarlijk vrij te maaken, en de middelen aan ■ de hand te geeven, om de kluisters, die u drukten , te verbreeken: dus hebben wij reden, om ook wederkeerig van U te verwagten, dat Gij onze welmeenende opwekking in deeze niet zult verfmaaden, maar dat Gij een klein gedeelte van uw vermogen wel zult willen aanwenden, om dien waaren Helden rei waar van GEVAERTS een zoo aanzienlijk lid is, in hunne Vaderlandfche oogmerken kragtdadig te onderfteunen, en wij twijffelen geenzints, of een gelukkige uitflag zal u toönen yan wat nut deeze infteliing geweest zij. Wel aan Braave medeburgers! vliegen wij tot de infchrijving! laaten wij ' ons daar door van de aterlingen, die de muuren onzer Stad nog bevat, onderscheiden, laaten wij alle pogingen aangrijpen, om het dierbaar pand der Vrij-  sqB mengelwerk van het „Vrijheid te bewaaren, en dan den uitflag daar van aan den Gqd van Nederland gerustelijk aan beyeelcn. De Schrijvers. Dit bovenftaande ftuk reedts ter Drukpers bezorgd zijnde ontvangen wij deezen zeer intresianten brief over hetzelfde onderwerp, welken ■wij als den aandagt onzer medeburgeren overwaardig hier neevens vuegcn, AAN DEN Uitgeever van «et Dordrechts GEDENKBOEK! WELEDELE HEER! ^Jfij neemt te veel deel aan alles, 't welk tos bevordering eener waare Grondwettige herftelling kan ftrekken, dan dat Gij niet alree bekend zoud zijn met Het Vaderlandsch voorftel tot eenen Nationalen onderftand ter bevordering van de gewigtigfte belangen des Nederlandfchen Volks, op de jongfte Vaderlandfche bijeenkomst van de trouwhartig/Ie Regenten en braaffte Burgeren-, te Amfterdam, gedaan en vastgefteld. Wij houden voor zeeker, dac Gij het zelve niet alleen geleezen, maar ook van harten toe? geftemd en daarbij gewensc;ht hebt, dat elk wek meenend Berger, even veel van welken ftand of gezindheid, vatbaar voor de alles overtreffende Eer van zelf meede zijn Vaderland te helpen herftellen en verbeteren, daarin deel naame, op  dordrechts gedenkboek, i9S> op dat de daar bij opengelegde nitgeftrekte en heilrijke oogmerken te eerder bereikt zouden worden. Dan zal hierin, met opzicht tot onze braave Stadgenoocen, zoo beroemd door haare Vrijheidszucht- als door haare trekken van edelmoedigheid en grootheid, eenige verwagting zijn, is 'er niets, gepaster als het VOORSTEL zelve, langs alle mööglijke weegen, onder Hunnen aandagt te brengen en Hen teevens te onderrigten, bij wien zij zich tér deelneeming aantemelden hebben. Tot een en ander oordeelen wij uw, voor Dordrecbts Burgerij, Hoogs"tnuttig Werk, allergei'chikst,. en neemen daarom de vrijheid üw Ed. een afdruk van het voorfleL té zenden met verzoek aan het zelve, neevehsdeezen i in Uw geacht werk'ten eerften een plaats te verleenen. Ondertusfchen kunnen wij Uw Ed. en 't Vaderlandlievend Publijk verzeekeren dac, gelijk hec een ontwerp is van onze braaffte verteegen' woordigers en Waardigfte Regencen, ook deswegens Eenen C A PELLEN VAN DER MARSCH in Gelderland, PALLAND TOT ZUITHEM in Overijsfel, DE RIDDER in Utrecht, BLOK en GEVAERTS in Llolland, en foorcgelijke Mannen in de andere 'Provinciën, die geenen zijn, welke de alge'meenmaaking én bevordering van die Plan op . zich genoomen hebben, en dac,hec op voorliet' van den laatstgenoemden, onzen verdienftelijken Burgervader is, dat wij zeer gaarn onze Huizëri hebben willen openzetten voor elk Vadeilander binnen deeze Stad en omliggende Dorpen, die zich ter deelneeming bij ons zal gelieven aancer melden. Mee  §ÓÖ MENGELWERK VAN HËT Met betuiging van bizondere achting hebben wij de Eer ons te noemen. Wel Edele Heer! Uw Wel Ed. D. Vaardige Dienaars PIETER BORNWATER. PIETER BLUSSE. jDORDRECHT den 23 Junij .1786. .—. VADERLAN DSCH VOORSTEL, Tot eenen Nationaalen onder/land ter bevordering van de gewigtigfte Belangen des ISederlandfchen _ Volks. fVelmeenende Landgenooten! Niet flechts de een of ander waardig V aderlander, maar verfcheiden ü wer oprechtfte en kunfiipfte Vertegenwoordigers met veelen Uwer braafïte en drftiefte Medeburgeren, zyn na lange en rype overweïn2en, en uit overtuiging, dat de reeds zo geluick.g levorderde hoop tot eene volledige grondwettige hertelling , op alle mogelyke wyzen verder rot volmaaktae behoort te worden aangemoedigd en onde.fteund, te raade geworden eene zeer gewigtlge en dringende zaak aan alle weidenkenden in den Lande voor te draAin'wie eenig bezef heeft van 's Lands goede iaak, erkent, dat derzelver beveiliging, voortgang, vitooijing en ^T^^Z^l^Ss Zeegen, mzonaerncw v«i ^ afhangen: , , Voor Eerst: Daar van, dat alle ™^f»f/ liegenten volgens een generaal tla» van Lands verbeetertngen te» einde communicatief met elkander te werk gaan. ö Ten  DORDRECHTS GEDENKBOEK. JOT Ten Tweeden} Daar van, dat. door onderlinge» Byjland alle zodanige middelen altyd gereed en by de hand zyn, als ter beveiliging, voortzetting, voltooijing en grondvzfting van 'sLandS goede Zaak, voljlrekt vereischt •Worden» Gelyk het zeeker is, dat eene Hartelijke Verkenig ing en eene Communieative Werkzaamheid 'van alle welmeenende Regenten, vooral noodzaakelyk is, zo is het ook nan den anderen kant niet minder zeker, dat het Poinct van noodige en vereischte middelen, den eenigen vasten grond (lag kan uitmaaken, op welken alle braave en onderling vereende Regenten en verdere Medeburgers met vrucht werkzaam kunnen zyn. En dit is de reden, waarom wy hier tot eene ftukswyze opgave moeten koomen van zaken, die Uwtf welmeenendflé Verteegenwoordigers en Uwe meest werkzname Medeburgers, zedert eenigen tyd hinderlyk zyn, en den gelukkigen voortgang van 's Lands Opöaagende vsxheid telkens ftrethmen, té weetens Uwe welmeenendfle vertéegenwoordigers ondervinden en elk opmerkzaam Vaderlandet, van wat ftand hy ook zy, kan fchier aan alle Plaatzen, ten platten Lande, zö wel als in de Steden, gewaar worden, j. „ Hoe een menigte braave Burgers en Landslieden „ onder den minderen [land veel ieven'ger en al„ gemeener in's Lands goede zaak zoude "deel neemen, indien zy op eenen vasrgeftelden Nati„ onaalen Byftand tegen alle verdrukking des noods; vertrouwen konden. % „ Hoe onder den middenftand verfernide braave „ Burgers en Landslieden zig beklagen, dat door „ gebrek van aanmoediging en kragtdaadige onder„ (leuning op verfcheide plaatfen, de befte voornee„ mens niet tot ftand kunnen genaken, of /.eer gebrekkig en onzeker blyven, om dat zy alleeu „ in hunne plaatzen niet vermogende genoeg zyn, „ om alle hec vereischte te fourneeren. g, „ Hoe 'er nog zeer veele middelen tot verdere ver-v ' lichting en verbetering, en dus tot verheffing der „ waar-  goi MENGELWERK VAN HET „ waardigheid van het Volk, in het werk gefteld ., moeren worden; doch alle welke middelen enkel '„ en alleen uit gebrek aan toereikende onderfteu„ ning en bekostiging geenen voortgang kunnen , „ krygen, daar evenwel alle zulke middelen re zaa5, men genoomen, van zodanig een gewigtig aanbe„ ïang zyn, dat zonder dezelve'rLands Herftel en „ Verheffing nier zo ras wenfchelyk voltooid zal „ kunnen worden. 4. „ Hoe die gröote uitwerkzets, van getrouwe en moe„ dige Vaderlandsliefde en ftandvastigheid, door „ welke alle , ja zelfs de ftoir.fte onderneemingen ,, onzer inwendige vyanden verydeld kunnen wor„ den, niet ligt "te verwagten zouden zyn, zonder „ eenen altyd by de hand zynde Natknaalcn By„ ftand. En laatftélyk ten. § „ Hoe alzoo, door 't daar ftellen Van een gepast „ middel ter bevordering van zulke heilzame oog„ merken, de Goede zaak des Vaderlands, „ eene uitnemende onderfteuning zal verkrygen, „ daar van de zyde van deszelfs vyanden geene, : „ zelfs ongeoorloofde middelen worden ontzien, om "' , de werkruigen van overheerfching en geweld in ' „ bunnen euvelmoed te ftyven, en de wankelenden, „ door vrees of wanhoop van hunne waare belan„ gen af te nekken". '■ Zie daar Vry en onafhanivElyk Volk van Nederland! deze zyn de dringende reedenen, waarom het tweede Hoofd-Artikel (namelyk dat der volftrekt noodige middelen ter beveiliging, voltooijhg en grondvefting van 'sLands goede Zaak) zulk een gewigtig Poinft van aanhoudende overweeging, zedert eenigen tyd, by uwe ieverigfte Vertegenwoordigers en by veelen Uwer braaffte en kundigfte Medeburgeren geweest is. J Waarlyk! de heilzaamfte voornemens kunnen immers niet baten, zonder toereikend vermogen, om dezelve uittevoeren. Uit al het vootfehreevene zal elk, hy zy wie hy zy, van zeiven overvloedig beftffen, wat 'er nog heden aan het voorftaan der goede zaak ontbreekt. üm dit zoo gevaarlyk gebrek hoe eer hoe liever te gemoet re koomen, en aan het groote berftellings werk des'gantfehen Vaderlands meer vastheid,  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 303 beid, kragt en fpoed te geven, wenden zich Uwe trouwhartigfte vertegenwoordigers met veelen Uwer kundigfte' en meest werkzaame Medeburgeren tor U, tot alle weidenkenden in den Lande. Zy zyn te rade geworden een middel te beproeven, 't geen zeer verderend voor de geheele Natie zal zyn, -vermits alle "Burgers en Ingezetenen van alle flanden en gezindheden, door het gantfche Vaderland, in alle Steden en Dorpen, daar aan, dat is, aan de alles overtreffende Eer van zeiven mede hun Vaderland te helpen herfiellen en verbeteren, zullen kunnen deel neemen; door welke algemeene deelneeming zoodaanig een middel ook in allen opzichte voldoende zal worden, ter volmaakte bereiking van de uitgeftrekfto en heilrykfte Vaderlandfche oogmerken. Dit middel zal beftaan in eenen Nationaalen onderftand, te verzamelen uit de geringe Jaarlykfche Contributie van eenen Gulden, voor den minvermogenden Vaderlander, dien het niet geleegen komt meer te geeven; en de hoogfte Contributie van meer vermogenden zal bepaald zyn tot Vyf Guldens, terwyl niet te min zodanige perfoonen welken het zy in eens, het zy Jaarlyks, dit Plan boven de gemelde Somme van vyf Guldens zouden willen begunftigen, de vryheid zullen hebben met of zonder tekening van hunne Namen, onder den Tyrel van Donateurs of Donatrices, zulks te weik te ftellen. ,, Het vermeerderen van Vaderlandfchen iever, Cor., daatheid en Moed onder de duizenden, door allerlei „ vrees onder hun weg re neemen van in wederwaardigheeden voor de goede zaak ooit verlaaten te zullen zyn; —- Het vetfchaften van aanmoediging „ overal waar dezelve nodig bevonden wordt; — Het „ verydelen van al het kwaad, dat 'sLands inwendige „ Vyanden door hunne verderfelyke aanflagen aan de „ goede zaak berokkenen- Het vervaardigen en in ! „ het werk ftellen van alle zulke byzpndere zaaken, „ als tot verdere verlichting, verberering en verheffing „ der geheele Natie volllrekt nodig zyn, en zonder „ welke de verlichte tuaare Vaderlandslief le nooit of „ nimmer van eene algemeene Natiouaale Natuur kan n Deel. O wor-  •304 MENGELWERK VAN HET „ worden; In een woord het volkomen herftel des gant,, fchen Vaderlands, en deszelfs voorrduuring van geflagte tot geflagte, ziet daar! welk regtgeaart Nedeilander» hy zy wie hy zy, zou voor deeze reeks van •,, allergewigtïgfte zaaken, jaarlyks nier eenen enkelen ,, Guiden overig hebben? Met algemeene hulp, kan niet alleen alles behouden en fpoedig voltooid, maar revens kan door eene algemeene deelneeming in de herftelüng en verheffing des Vaderlands, de geheele Natie als een éênig man veréénd worden, en dus meer dan ooit op een geregelde, bedaarde en onwederflaanbaare wyze de braave pogingen van haare trouwhartigfte vertegenwoordigers nllerweege onderdennen. En niets kan immers ook gefchik' ter of eigenaartiger zyn om in alle Lands- en ■■ StadsVergaderingen het getal van Vaderlandfche Regenten fpoedig te vermeerderen; Zo lang wy geen Vaderlandsch Fonds hebben, om overal de goede zaak te onderfteunen en te behoeden, gaan de Inwendige Vyanden van 's Lands herstelling voort, in hunne verraderlyke onderneemingen , daar integendeel enkel en alleen de aanweezigheid van een, door Contributi e aanzienlyk en onuitputbaar Va^erlandsch vermoogen, den wederflreveren alle hoop en uttzigt zal ontneemen, van ooit of immer over ''sLands opdagende Vryeieid en Herstelling te triomfeeren,. Indien 'er eenige twyffeling kon zyn, of zulk eene Narionaale Beurs met de zorgvuldigfte getrouwheid gebruikt zal worden, immers zelfs dan nog zoude elk Vaderlander wel eens eenen enkelen Gulden willen waagen. Maar alles is hier volmaakt zeker en veilig — Volk van Nederland! „Het zyn hier „ Uwe trouwhartigfte, edelmoedigfte en cordaatfte Re» „ genten en braaffte Medeburgers ze!ven, die U tot „ het fpoedig oprichten van zulk een Narionaal Fonds „ uitnodigen — Zy zeiven zullen met eene ruime Deel„ neeming overal door het geheele Vaderland U voor„ gaan, zy zeiven zullen in elke Stad of Diftridt de „ zorg van inzameling en van heilzaam gebruik, met „ verzaking van alle eigen belang, op zig neemen. Elk ,, Contribuant, hy zy wie hy zy, de geringde zo wel als de aanzienelykfte Vaderlander kan hen zien en ken-  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 305 i, kennen, en verder alle die nadere toeligtmgen erj , verzekeringen vinden, welke ooit een redelyk mensch ' in eene gewichtige zaak van deeze natuur zou kun'* nen wenfchen of begeeren. En om Ulieden eene " volkomene zekerheid te geevqn, zyn door de beken" de, Vaderlandfche Byeenkomst te Amfterdam eenige !" van derzelver Leden verzogt, eene provifioneele Di- " reftie in deezen te houden, welke Leden dadelyk 9] ieder in zyne Provintie, eenige hunner Medeburgers .zullen bekend maken, by wien een ieder zich tot „ Deelneeming in deeze oprichting zal kunnen vervoe- , g gen« I Wij hebben ontvangen een misfive van Overman en Dekenen van het vleeschhouwere Gildé, zich beklagende over den brief geplaatst in ons Mengelwerk p» 252, wij zullen dezelve zoo rasch mogelijk een plaats in ruimen in hec Mengelwerk van ons Gedenkboek; altijd zeer geneegen zijnde om misvattingen en abuifen te herroepen , mits dat ons de onfchuld der befchuldigde perfoonen duidelijk blijke. — de brief op pag 25a js ons bezorgd van eeu onzer correspondenten, die wij noch mogen noch kunnen verdenken, weshalven wij ons genoodzaakt vinden de zaak eerst naauwkeurig te onderzoeken voor dat wij boven gemelde misfive aan onze Leezers kunnen mededeelen. Zeeker zouden wij zoo gereed niet geweest zijn in het plaatzen van den brief op p. 25a. zoo de Regenten van het vleeschhouwers Gilde nier reedts bij ons verdagt waren geweest door het niet teekenen van het Adres der gecombineerde Gilden over het reglement van de jaarmarkt, wij betuigen voor als nog geen wettige reden te kunnen vinden, waarom zij zich daar aan hebben onttrokken: daar en boven was ons bekend  MENGELWERK VAN HET kend het gedrag, 't geen Overman en Dekenen aan het huis van den Heer O wegens hec al of niet teekenen van het adres gehouden hadden , en dat zij des aangaanden met den Advokaat Vrolijkhart geadvifeert hadden; alle welke famenloopende omftandigheeden ons tot het plaatzen van meergemelden brief des te fpoe* diger hebben doen befluiten ; — en behalven dit alles wie had Hun de leugen in de hand gedopt, dat Verfïraaten zonder hunne kennis uit naam van hec Gild geteekend had? is het niet die geene geweest, die in alle opzigten, en door alle middelen de Gilden van hunne nuttige vereeniging zoekt afcetrekken, en die 'er tot op dit oogenfolik toe door zijnen invloed de Deekenen van een voornaam Gild heeft weeten aftehouden , 't geen Deezen misfchien te laat zal berouwen. Dit alles doet ons voor als nog gelooven, dat onze correspondenüe over het geheel genoomen, niet zoo van grond ontblood is, als de Overman en Dekenen van het Vleeschhouwers Gilde in hunne misfive voorgeeven. — dan de dwalende te recht te helpen is ons oogmerk, rerwijl zich een iegelijk kan verzeekerd houden, dat wij zoo min wenfchen te vleien als te beleedigen, en dat de eendragt onder de welmeenende Burgers te bevorderen ons groote doeleinde is en altijd blijven zal. Op Pag. 28a en 284 is verzuimd de naamen der Gecommitteerden uit de Burgers te melden: het waren de Heeren A. Lamme, J. H. van Dongen, J. de Haan, 'J. van der Bank, P. de Vos, B. Plukkoy, A. Ruts, B. de Clind.  MENGELWERK VAN HET DORDRECHTS GEDENK BOEK. ■ 1 , , ■ i. m .1 . Travaillons a imprimer dans 1'esprit des jeunas gens les eonnoisfances qai leur feront nécesfaires pour rernplir les differentes profesfions, y travailler a leur bonheur, a celui des autres, & contribuer par conféquent au bien général de la fociété. (Laaten wij arbeiden, om in den geest der jonge lieden die kundigheden in te prenten, die hun noodzaaklijk zullen worden, ont de onderfcheide beroepen te vervullen, om daar in tot hun geluk , tot dat va» anderen te werken , e* gevolglijk om tot het algemeene welzijn der Maat' fchappij hun aandeel toe te brengen,) Esfai fur 1'éducation Nationale par Meslire L-. R, G. de la Chalotais. p. ^jiet daar wederom een ftuk van de gróotfte aangelegenheid voor alle de inwoonders onzer ftad, weshalven wij hopen , dat niemand hetzelve zijne lezing zal onwaardig oordeelen — het heeft zijne betrekking op het onderwijs der jeugd — een zaak voorwaar van het gróotfte gewigt en aanbelang, die niet dan met het veru deel. P v*i  308 MENGELWERK VAN HET val der natie kan verwaarloosd worden. ~ de jeugd doch is de h.ipe van het Vaderland, op haar is de verwagting van eene gelukkige nakomelirgfd ap gegrondvest — 't is derhalven de onvermijdelijke plicht van alle waare beminnaars des Vaderlands ook hunne zorgen aan een zaak van zoo veel aangeleegenheïd voor het duurzaam welzijn der Stad te bededen, en toetezien, dat her opkomend geflagt door eene onvergeeflijke achteloosheid niet langer verwaarloosd worde, maar dat de kneedbaare harten onzer kinderen al vroeg naar behooren kunnen gevormd en opgeleid worden tot nuttige leden der Maatfchappij, op dat wij in de zomer onzer vrijheid de vrugten mogen maajen, welke Wij in de lente gezaaid hebben, en uit onze openbaare fchoolen - eens mogen zien voortkoomcn kundige Burgers, en order dezelven mannen, waar aan . het volk het beltuur der Regeering veilig kan toebetrouwen. Wij bedanken den opftelter voor het mede* deelen van dit gewigtig ftuk, 't welk veele kenmerken draagt van zijne burgerliefde en gezond oordeel, terwijl wij de vrijheid neemen hem verder aantemoedigen, om zijne vermogens te hefteden aan een zaak, die vooral in deeze aanzienlijke Scad eene fpoedige verbetering nodig heeft. Waarde Medeburgers! jj_3aar ijder weldenkend Vaderlander verpligt is z:jne aanbedeelde gaaven aan te wenden tot welzijn van 't Land zijner inwoning in 't gemeen ,  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 309 meen, en de burgermaaefchappij in 'tbijzonder, waaronder hij behoort, en gelijk 'er veelen thans hunnen ijver daaraan loffelijk te kosten leggen; zoo acht ik het der moeite wel waerdig, mijne geringe vermogens onder 'sHemels zegen, tot dit prijfelijk doeleinde werk te verfchaffen, en, als 't ware, mede eenen fteen aan dit treffelijk gebouw te leggen. Een innige, een zuivere belanglooze zucht tot het heil mijner waarde Stadgenooten is de drijfveer van mijn voornemen in dezen. En gelijk een- gepast onderwijs aan de Jeugd, bij een geregelde opvoeding, het géreedfte en gepascfte middel is omze tot befchaafde burgers te vormen, en dat hoe befchaafder en kundiger een Landaart is, bij wien een volksregering bij reprefenratie plaats heeft, hoe vaster en beftendiger die zijne dierbaare voorrechten, die met het kostelijk bloed zijner voorvaderen zijn gekogt, zal handhaaven en daar alles voor opzetten: zoo is het allernoodzakelijkst dac in 't algemeen de Schooien ingericht zijn om de aanwasfende jeügt tot verftandige en kundige wezens te vormen, en dac 'er bekwaame voorwerpen zijn, die haar tot een' zekeren trap van kennis opleiden, en de aangeboren vermogens aanqueeken. De inrichting der duitfche Schooien, zoo als die thans in onze Stad plaats heeft, zal het voornaamfte onderwerp onzer befchouwing in deze verhandeling uicmaaken: het gebrekkigcj, dat wij daaromtrent ontmoeten, zullen wij met een onzijdig oog trachten naar te fpeuren, en middelen ter herftel aan ce wijzen. Om een' aanvang te maaken zoo bepaalenwe ons aan een' Schoolmeester, die van elders zich nederzét om de plaats van een' ander' te verp 2 vul»  JIO MENGELWERK VAN HET vullen. De gelegenheid en orrrftandigheden hief toe betrekkelijk, zijn zeer gefchikt om bequaame voorwerpen af te fchrikken hunne gaaven hier ten toon te fpreiden. Hij is vooreerst, tot zoo lang, dat hij een' ander' in de Stad mag vervangen, genoodzaakt éven buiten de Stad, dikwils aan een' ongelegen hoek, zonder eenige douceurs te genieten, voor zich een huis te gaan zoeken, eèn huis dat gemeenlijk te bekrompen, tot hec houden van School met veel kosten moet gefchikt werden; bet geen de huur merkelijk verzwaart. Is hij nu gezeten, zoo zullen weinig gegoede lieden in de Stad, om de afgelegenheid, hunne kinderen daar ter fchoole zenden: dus ftaat hij bloot om eerlang een aantal fchoolieren te verkrijgen wier ouders dikwils van geringe inkomften, buiten ftaat zijn hem maandlijks op den duur een voldoenende betaling te bezorgen: om niet te fpreeken hoe moeijlijk, om den verren afftand, het huislijk onderwijs, bij braave lieden in de Stad, wanneer hij daartoe geroepen worde, door hem zij waar te neemen. Het waar te wenfchen, dat 'er op Stadskosten bekwaame huizen wierden aangelegd, die de Meesters, wanneer de zelve, na een behoorlijk onderzoek door taal- en oordeelkundige lieden , daartoe aangefteld,te hebben ondergaan, tot hec fchoolambt wierden toegelaten, konden betrekken voor geene of weinige huur, of onder 'c genot van andere bijzondere voordeden. Of om mij duidelijker uit te drukken: zij moesten voorzien worden van een behoorlijke gagie. Ik weet niet waarom vreemdelingen en uitlanders hier omtrent meer voorrecht genieten dan  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 311 dan braave inboorlingen van ons Land: een Fransch kostfchoolbouder, reeds bevoorrecht met het voorzangersambc der WalfcheGemeente, een Mademoifêl hebben ijder jaarlijks een aanzienlijke inkomfte van driehonderd Guldens; ondertusfchen krijgt een Nederdukfch Schoolmeester hier niets. Welk een fchreeuwende ongelijkheid! was het niet allerbillijkst, dat 'tr hier een Schoolmeesters plaats vacant zijnde, het zelve openlijk in de Courant wierd geadverteerd? dat bequaame lieden, onder het aanbod der voorfchrevën gagie, wierden uitgelokt cn aangemoedigd hunne gaaven te laaten hooren ? alle Burgers moeiten dan ook toegelaten werden het Examen, dat zulken verpligt waaren te ondergaan , bij te woonen , om dus van derzelver bequaam- of onbequaamheid overtuigd te zijn. Zoo de Stad zich bezwaard vond' omtrent de kosten, zouden 'er weldenkende lieden genoeg zijn, die hoofd voor hoofd gaarne contribueren wilden tot goedmaaking der gemelde gagie. 1 Men leeze over het ftuk van jaarwedde het befluit des Nationalen Sijnode van Dordrecht, 1 waarin men deze woorden vindt: Schooien, in de . welke de jonge jeught in de Godzaligheid ende fondamenten der Christelicke leere, behoorlikken onderwezen worden, zal mén niet alleenlick in de Steden, maar ook in alle Dorpen oprechten, zoo ergens voor deezen geene en zijn opgerecat geweest: ende zullen de Christelijke Magiftraten verzocht worden, dat zij de Schoolmeesters mét eer Ikke gagie overal voorzien, op dat Mannen tot deeze bedieningen bequaam mogen gebruikt worden, ende zij des te vlijtiger zijn tn hare bedieninge &c. p g Niet  312 MENGELWERK VAN HET Niet min noodzakelijk waar het, mijns bedunkens, dat 'er zelfs in onze Srad, in ijdere wijk een huis tot het houden van School wierd* aangelegd, laat onze aandagt hier een weinig bij ftilftaan. Men heeft finds veel jaaren herwaard een aanzienlijke plaats verkooren tot het onderwijs in de Latijnfche taal , befrcmpeld met den raam van G1JMNASIUM DORDRACENUM, en gefteld onder achtbare Curatoren: ondeitusfchen bekommert men zich niet om gefchikte piaatfen aan te leggen tot bet onderwijs in onze edele moedertaal, die in rijkheid en deftigheid voor geen uitheemfche heeft te zwichten; en dit niet alleen, maar om de zeden van onze burgerlijke jeugd te befchaaven, en ze op te leiden tot de gronden van onzen gezuiverden Godsdienst. Is het niet te bejammeren dat men zich eenen zaak van zoo gewigtig een aanbelang, als ware zij ons aandenken onwaeidig, zoo weinig bekreunt? De Schoolmeefrers, Ja zelfs de Maitresfen zijn verpligt jaarlijks eenig geld op te brengen, fchoon zij niet weeten waar voor. Zoo die penningen dienen om de kosten goed te maaken voor de prijzen die op zekere tijden uitgedeeld worden aan de voedflxrlingen van Minerva, die een' zekeren trap van vordering in de Latijnfche tual bereikt hebben (taan zij dit gereedclijk toe: maar mag men dan ook niet allerbillijkst vorderen , dat 'cr mede Bezorgers of Curatoren aangefteld werden, die op gezette tijden toezigt neemen over de duitfche fchoolcn, de gefleldheid derzelve onderzoeken , de goede orde daaromtrent doen ftandgrijpen, of herirellen, bet gedrag der meesters naarfpeuien en, zonder eenige  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 313 eenige oogluiking, ter.toetfe brengen; hen die door wangedrag hun gezag krenken, en een (legt voorbeeH geeven, vermaanen, bcftraffen, of daar in , in weerwil van dit, voortvaarende hun 't Schoolambt beneemen; ook aan de Leerlingen, die proeven van vlijt en naarftigheid geeven, naar maate hunner goaven en lettervermogens prijsjes, beftaande in nuttige werkjes uit te deelen; om dus, op een aangenaame en hartinnemende wijze, de jeugd aan te moedigen met onbezweken ijver in het letterperk voort te draaven? Men neeme een voorbeeld aan het Diakonij School hier ter fteede, waar dit loffelijk gebruik plaats heef:; en waar over ik mijne gedagcen bij gelegenheid hier ageer nader zal uitbreiden. In het Schoolreglement van den jaare 1591. En laatltelijk herdrukt in het voorleden jaar, lees ik in 't een - en twintigfle Ar.ikel: Ook zullen de Schoolverzorgeren zonder iemands tegenzegven, zoo als hm best dunkt, jaarlijks, of tusfchen b,-iden, de Schooien doen onderzoeken door lieden, wien zij dat toevertrouwen, om daar naêr hunne maatregelen te neemen. Zoo die behoorlijk wierd in acht genoomen, dan zouden zoo veel burgeren niet rechtmatig klaagen , dat hunne kinderen weinig vordering in 't leeren maaken, en dat hnnne aangewende kosten te vergeefsch fchijnen. Ik merk in 't voorbijgaan aan, dat, volgens bet zesde Artikul van het gemelde Reglement, veen Schoolmeester eenig beroep of handteering tuiten zijn fchool vermag aan te houden, waar door hij tot het fchoolwerk verdgtelijk of onbe* quaam zoude kunnen worden. . ^  JI4 MENGELWERK VAN HET ^ Volgens deze wet mag geen Schoolmeester ziekentrooster of wat dies meer is weezen: het geen echter in deze Stad plaats heeft. Het is noodzakelijk, waarde Medeburgers, dat gijniet gedoogd dat 'er eenige infra&ie gefchiede in een Reglement dat zoo nuttig zoo heilzaam is, en waar het welzijn uwer Schooien zoo veel fcelang bij heeft. Ik zal mij niet inlaaten met den gewoonlijken leertrant onzer Schoolmeefteren en het gebrekkelijke dat daar in plaats heeft naar te fpeuren: wij wijzen in dit opzigt den Lezer naar een werkje getijteld de verbeetering van het Schoolwezen uitvoerbaar gemaakt. Een boekje, waar in onder anderen het karakter en de handelwijzen onzer Schoolmeeflers over 't algemeen met hatelijke trekken afgeteekend, en zïj deerlijk onder de plak gebragt worden. Ik merk alleenlijk aan, dat men, in plaats van den ouden flenter te volgen, de jeugd moest opleiden tot de kennis der INederduitfche fpraak, en derzelver vastgeftelde regelen, naar de vatbaarheid van heur begrip, op de gemakkelijkite wijze haar trachten in te prenten: en gelijk God niec alleen uit de Schriftuur maar ook de natuur gekend wojdt, dat men haar niet enkel tot het eene door gezette Katechizatiën handleiding ga-? ve, maar teffens tot het andere, op een oordeelkundige wijze, uit den kleinen Katechismus der Natuur haar verftand moest opfchcrpen. Een kort begrip der Vaderlandfche gefchiedenis was haar niet min noodzakelijk, benevens een kort famenflel van alle wetenfchappen, waar van een werkje voorhanden is; ook moest het Pfalmzingen op de Schooien niet alleen plaats hebben, maar  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 315 maar teffens het zingen uit de Liederen van Schutte of andere Stichtelijke en hartftreelende gezangen; om den geest door een aangenaame verandering te verlevendigen. Het Diakonij» fchool, waarin die loffelijk gebruik ftand grijpt, kan hier weder tot een uitmuntend voorbeeld verflrekken. Wanneer jeugdige Leerlingen, onder het opzigt van oordeelkundige Meefters hun geheugen niet alleen op een naafachtige wijze hoefden te bezwaaren, maar het weetgierig begrip leerden opfcherpen, door het naarfpeuren van ontelbaare zaaken van de uiterfle nuttigheid; bij tusfehenpoozen ververscht door een aangenaame zangoeffening, wat rtonden zij waardige Leden van de menfchelijke maatfehappij te worden ! Als dit eens op een' vasten en beftendfgen voet was gebragt, moeften de Schooien, op gezette tijden, door gequalificeerde perfoonen, zoo als ik reeds heb aangemerkt, worden onderzogt. Immers wordt dit bijzonder gelast in het Befluit van het Nationaal Sijnode van Dordrecht met deze bewoordingen : Ende op dat men wetenfehap hebbe van de neerftigheijdt der Schoolwee fleren, ende toeneminge van de jeught, zal het ampt der Predikanten wezen, ver gezelfehapt met een ouderling ende (zoo het noodigh is) eenige uijt de Magiftraat, alle de Scholen, zoo bezon der als publijcke, dikwils te bezoeken, de vlijtigheijdt der Meefters op te fcherpen, in de wijze ven Catechizeren vaar te gaan, ende met haar excempel de jeught te onderrechten, dezel* ve vriendelijken aanfpreken, V ondervraagen, en' de met heijlige vermaningen, prijzingen, ende met kleijne vere'eringen, bij de Magiftraat (e p 5 m-  gl6 MENGELWERK VAN HET flelkn, tot vlijt ende Godzaligheid opwecken. De Meefiet s, indien eenige nalatigh ofte fleegh bevonden, zullen van de Predikanten, ende (zoo V fioodigh is) van de Kerken -Racd ernftclijk hares vermaant worden indien zij deze vetmaninge niet naer en komen, zal de Maglttraet ver-^ zocht worden, dat door haare authoriteijt zij tot haer fchuldige plicht gebracht, ofte andere bequamere in de plaetfe ge/lelt worden. Jammer, ja onverantwoordelijk is her, dat dit loffelijk gebruik, buiten het Diakonijfchool, hier nergens plaats heeft. Gelukkig zijn dan, in zeker opzigc behoeftige lieden, die hun kroost, door een Ychoone leerwijze, de kinderen van gegoede Burgers in de letterbaan voorbij zien ftreevcn; daar het op gezette tijden door eerwaerdige School verzorgers vrienden] < wordt aangefproken, en her weetgierig vernuft door kleine verëeringen uitgelokt en aangemoedigd. Wat is 'er gefchiktcr geachte Medeburgers, dan deze aanmerking om u in dezen tot naarijver op te wekken? daar gij, van een blakend Vaderlandsch vuur bezield, alle krachten aanfpant, alle pogingen aanwendt, om uwe verkrachte wetten en voorrechten weder in ftand te zien, wordt het hoog tijd de handen in malkander te Haan, en de Magiftraat het deerlijk verval van het Schoolwezen alhier voor te houden, het gebrekkige daar in aan te flippen, en emftig, doch befcheiden, op een fpoedig herftel van het zelve aan te dringen. De opvoeding der jeugd is toch ten dezen opzigre, gelijk een Brieffchrijver in den Post van den Nederrijn, No 349. zich uit, „ de bron waar uit „ 's Lands opkomst of verval in het vervolg „ moet  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 317 „ moet voortvloeijen „. Zoo 't heil van uwe ge* liefde Panden, waar aan het wezenlijk belang van 't Vaderland op het naauwst verknocht is, u ooit dierbaar is, welaan! geen'tijd verzuimd, maar onvermoeid alle middelen beproefd die tot bereiking van ons heilzaam doeleinde kunnen medewerken. Indien het waar is, dat goede voorbeelden, als zoo veel heldere baken in de zee dezer Waereld, het jong gemoed tot deugd en braafheid aanprikkelen, en daarentegen q jaade en ergernis geevende zeden misvormen , en aanleiding geeven tot onhandigheid en wangedrag: zoo is het ten uiterfte noodig dat de leidslieden der jeugd van een onberispelijk gedrag zijn. Wanneer wij nu het zedelijk karakter onzer hedendaagfche Scboolmeeiteren binnen deze Stad ïn aanmerking neemen, en ter toetfe brengen aan het Schoolreglement van HUN HOOG MOG. van den 31 Maart 1725. waar in ik pnder anderen lees: dat Schoolmeefiers moeten zijn vrome Godzalige lieden, in de Fondamenten van de Christelijke Gereformeerde religie wel ervaren zijnae met hare huis vrouwe Ledematen van de Gereformeerde Kerke, hebbende eene welgefchikte Familie en eene goede methode, om de jeugd ten fpoedigften met eene getrouwe neerftigheid te konnen leeren, wanneer wij (zeg ik) het zedelijk karakter onzer hedendaagfche fchoolvoogden alhier aan dit Reglement toetfen, zoo valt 'er op het gedrag van meer dan een' al vrij wat te zeggen, en hun verregaande drinklust ftrekt tot ergernis hunner Schoolleren. Volgens dit opgenoemde Reglement moeten de Schoolmeefters van de Hervormde gezindheid zijn  gi8 MENGELWERK VAN HET zijn, evenwel heeft hier een Lutherfche Schoolroeefter plaats, die openlijk op zijn School, tegen dc intentie der eerwaardige Leden des Nationalen Sijnode van Dordrecht, ja tegen een' plegtïg gedaanen eed, . den Lutherlchen Katechismus invoert. Zoo houdt hier ook een Roomfche Schoolvrouw openlijk School. Zoo men deze lieden al toeltont hier in voort te vaaren, uit aanmerking dat zij, Burgers en Ingezeetenen zijnde, nevens anderen fchot en lot betaalen, moest 'er ten minnen een wet zijn, waar bij zij uitdrukkelijk gelast wierden, geen 'andere kinderen dan van ouder3 van hunne gezindheid aan te neemen. i Gelijk het allergepast en noodzakelijkst is dat de kinderen van hunne vroegfte jeugd, zoo ras hun verfland zich tot zaaken begint te bepaalen, en hunne vatbaarheid het toelaat, tot de eerde en eenvoudigfte beginfelen der letten Kunde worden opgeleid; zoo worden tot dit werk voorwerpen verëischt, die de noodige bequaamheid en kunde bezitten; ten einde zij der ieedere harsfenen dezer jeugdige quekehngen geregelde indrukken dier beginfelen geeven, derzelver verfland opfcherpen en hen bequaam marken tot gewigtiger lettervordcringen. Als men nu een onzijdig oog vestigt op de fchoolvrouwen onzer Stad, zoo zal men onder zulk een o-root aantal als 'er is, naauwlijks, gelijk ik m % zekere onderricht ben, acht of negen vinden, die bequaam zijn tot den post, dien zij waar» neemen. , En hoe gaat het toch op die Schooien toe * de Schoolvrouw neuriet op een' hj- migen en taaijen toon , de Tien geboden,  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 319 ie Artikelen des Geloofs, hec Vader ons , eenige Formulier gebeden enz. aan haar zoete en onnoozele fchepzelcjes voor, die die alles op de zelfde wijze nabaauwen, en haar geleidHer, die Zich niec veel met iet anders bekreunt, denkt, als zij die taak af heefc, zich al wel ce hebben uicgefloofd* Geachce Scadsgenooten! 'c is immers niet bij vergrooting, 't geen ik fchrijf? tot bezwijmenstöe zult gij hec hooren, als gij door de achterftad wandeld en voor een dier fchooltjes eens wat ftand houdt. Wordt het dan geen hoog tijd dien fchadelijken flenter te ftuiten, en uw gelieffte panden te ontrukken aan een wangebruik , dac hunne teedere hersfenen bedwelmt en enbequaam rnaaakt gepaste indrukken van nuttige zaaken, geëvenredigd naar hunne vatbaarheid, te ontvangen? wat een armzalige leerwijz! Zij volgen mechanice den lastigen lijmtrant van hunne voorgangfter, zonder dat het oordeel 'er; éenig deel aan heeft, zonder dac het verftand of den geest behoorlijk wordt opgefcherpt. Is dit niet tijd en geld verquisten? want als zij bij een' meester ter fchool worden gezonden, hebben zij weinig of geen vorderingen gemaakt, en zijn doorgaans met in ftaat om te fpelden. Het is dan ten hoogften noodzakelijk dat hier een hervorming gefchiede: dat geen Schoolvrouw coegelaaten worde, voor dat zij een behoorlijk onderzoek van een of meer kundige lieden' hebbe ondergaan; ten einde hec olijke, of hare bequaamheden coereikende zijn, en of alleen hec eigen belang niec de drijfveer zij van haar voorneemen. Voorts dienc den leercranc op die fchooltjes door de Hooge Overheid op een ze-  320 MENGELWERK VAN HET zekere wijze geregeld en bepaald te worden 5 op dat men de leerende jeugd van haare vroegfte janren opleide en bequaam maake tot verdere letteröeffeningen. Ziet daar, geachte Medeburgers! fchetswïjze de gefteltheid of liever ongefteldheid onzer Nederduitfche Schooien eenigfins.getoond, en eenige trekken tot derzelver herftel gebezigd. Ik had dit verder kunnen uitbreiden en met voorbeelden ftaaven, maar heb alzins de kortheid willen betrachten. Maakt 'er gebruik af, en neemt mijne welmeenende aanmerkingen in bedaarde en ernftige overweging. De liefde tot uw kroost eischt dit. Het zou onverfchoonelijk ja ilrafbaar bij de boogie Vierfchaar zijn, U in dezen van een ontijdige flaapzucbt te laaten bevangen. Houdt in gepaste en overredende bewoordingen bij uwen Magiftraat op een fpoedige en dadelijke verbetering van het Schoolwezen hier ter ftede aan, en rust niet voor dat gij de heilzaame vruchten van uwen plichtmatigen ijver meugt genieten. Ik eindig met een' harrelijken wensch, dat uwe pogingen in dezen mogen gezegend worden, en dat gij eens in uw binnenfte ten volle vergewist zijt van alles met een' onbezweken moed, ter bereiking van hec voorgeftelde doelwit, te hebben aangewend. Ik ben waarde Medeburgers! Een Vrif.nd van 't Vaderland en de Jeugt. De gebreeken in het Schoolweezen voornamentlijk van onze Stad hier boven voorgefteld beneevens de nodige daar in te maaken verbe- te-  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 321 teringen, worden meestal gezien— bewonderd — hartelijk gewenscht en vervolgens vergeeten. Dit is tot nog toe het loon geweest van zoo veel mannen van naam, die in ons Vaderland hunnen arbeid aan dit diep. verval wel hebben willen te kosten leggen, en wij verwagten,' dat wij ook dit zelfde ongelukkig lot ondergaan zullen. Het kan echter van niemand ontkend worden , dat het onderwijs der Vaderlandfche jeugd in de moedertaal aller noodzakelijkst is, en dat de verwaarloozing daar van even fchandelijk' als nadeelig is. • Wij behoeven ons ter bevestiging hier van alleen te beroepen op meest alle de faczoenlijke Burgers van onze Stad, die zich over het flegt onderwijs, dat zij ten deezen opzigtë in hunne jeugd gerjooten hebben, deerlijk beklagen, wanneer zij dagelijks hunne onkunde in hunne eigen moedertaal zoo zigcbaar befpeuren, en het fchandelijke daar van ondervinden. Wij kunnen echter niet ontkennen, dat eene fpoedige verbetering van dien aart vooral met betrekking tot onze Stad, daar het'verval groóter is dan in andere fteden, aan veel moejelijkheeden zoude onderworpen zijn — Het beste en fpoedigfte hulpmiddel, dat wij weecen, is, dat 'er een kundig man, die de Hollandiche taal verftond en in ftaat was, om dezelve volgens vaste regels aan anderen te leerèn, op aannemelijke voorwaardens in deeze Stad wierd aangcfteld, niet zoo zeer om de beginzelen van het leezen en fchrijven te leeren, als wel om bepaaldelijk onderwijs in de gronde van onze waarlijk Ichoone moedertaal aan die geenen, te  322 MENGELWERK VAN H ÉT ce geeven, welken de andere lees- en fchrijffchoolen reeds döorgeloopen, en daar in gei noegzaani ervaren zijn —■ dit uitvoerbaar en. Zoo het ons toefchijnt zeer nuttig hulp-middel voor eerst aangewend zijnde, zoüde men zich kunnen toeleggen, om de overige kleindere Schooien langzamerhand te verbeteren en tè hervormen» , Indien onze geëerbiedigde Overheid hiér in Wilde voorgaan, gclooven wij, dat zij aan dé overige Hollandiche fteden een voorbeeld zoude geeven, waar üit ons Vaderland voor zeker' de aangeftaafnfte vrugten plukken zoüde. MIJN HEEREN SCHRYVERS VAN MET DORDRECHTS GEDENKBOEK* ïjrister avond geraakte ik met eenige perfoo<< neii in gefprek over de tegenswoordige wapening der Adelborsten uit deze Burgerij, en eeriige zaaken hier toe betrekkelijk, onder anderen was 'er iemand die proponeerde, dat het niet kwaad zoude zijn dat de Adelborsten uit iedere Compagnie twee gecommitteërdens moesten kiezen, om met Gecommitteërdens der Schutterijë en Gildens mede te werken in hét herltellen van de Regten der Burgerij, Schutterijë en Gildens, wij kwaamen eijndelijk tot befluit om een Concept plan ten dien einde te formeeren en het UEd. toe te zenden, en UEd. beant- woor-  DORDRECHTS GEDENKBOEK.' 323 wöordirlg hier. op te verzoeken, het plan was dus. Art. t Ieder Compagnie Adelborften zal kiezen twee Gecommitteërdens uit hun midden, die zij de bekwaamfte keuren, zonder te zien na rang of perfoonen, de welke met de andere Gecommitteërdens der overige Compagnieën zullen te iamen werken Collegialiter; tot herftel der ingefloopene abuijzen, verdonkerde regten en privilegiën der Burgerij, diezejvde Gecommitteërdens zullen ook des gevraagd zijnde mede werkeri töt herftel "der regten -der Schutterijen ën Gildens. ft Alle de geene,die tot Gecorrimicceerdens wor^ den bekwaam gekeurd, en met meerderheid der ftemmen verkooren worden, zullen verpligt zijri het aantenémën, op" een boete van 36 Guldens ten behoeven der Compagnie, en zullen in het vervolg, fchoon die boeten betaald hebbende, weder verkiesbaar zijn, op gelijke boeten, of anderfins bij zijne weigering blijvende, uit den rang der Adelborsten Wörden uitgefloten. Ut Gecommitteërdens zullen verkooren worden Voor twee jaren, zullende 'er alle jaar een afgaan en een aan blijven vart elke Compagnie, en zal 'er de eerfte fèiS een Worden gekoren voor twee jaar;,'en een voor een jaar." IV. Het zal aan de Adelborsten vrij ftaan^ om telkens bij hec eijnde van hec jaar, een ander te li. deel. Q kis»  to£ .MENGELWERK VAN HET kiezen, of wederom dezelvde, en die dan wijgerd het aantenemen na dat hij eens gediend heeft, zal verbeuren 18 Guldens, en niet meer dan met zijn eige toeitemming, in het vervolg kunnen verkoren wórden: die tweemaal gediend heeft, zal zonder eenige boeten zig hier varl kunnen eXcufeeren voor het vervolg.- De aangeftelde Gecommitteërdens zullen,. aan de Hoofd Officieren der Burger Compagnien ie= der in den haaren in prefentie der Adelborften beïooven onder handtasting, alles te zullen doen s wat in haar vermogen is om de regten te doen herftellen enzï VI, Gecommitteërdens zullen van de Adelborften eene fchriftelijk onderteekende qualificatie ontvangen , onderteekend door de vier oudlte Adelborften der Compagnie uit naam van alle de overige Adelborften, waar bij Gecommitteërdens worden gequajificeert., om voor het volk alles en op" zulk eene'wijs uit te werken als zij meenen zullen te behooren, zullende nogtans alle zaaken van'veel belang ter kennis van hunne Committenten moeten brengen, om hunne 'intentie daar op ce verftaan. VIL Gecommitteërdens, zullen eens in elke week^ of zoo dikwijls zij zullen noodig vinden bij elkandere komen op zulke boete , plaats en tijd als zij onderling zullen overeenkomen; zullende de onkosten van kamer, vuur, ligt, papier enz. kernen voor rekening van alle de' Adelborsten der Elf CompsgniSn, en zulks, zoo veel mogelijk  DORDRECHTS GEDENKBOEK. rijk is, uit de boetens der abfent. blijvende ten tijde der exercitie bij dén Ed. Groot Agtb. Oudraad bepaald, worden goedgemaakt. VIII. ' De excerceereride Adelborften zig over hét een of ander bezwaard vindende zullen .zig vervoegen bij hunne Gecommitteërdens en zoo het, alleen eene Compagnie raakt, zal zulks door Gecommitteërdens , dier Compagnie met overleg der Hoofd en ónder Officieren worden géredresfeerd, dog zoo het de ganfche Burgerij raakt, Zal zulks in de eerstkomende- vergadering van Gecommitteërdens worden gebragt om daar op te beraden, zoo als zij zullen bevinden te be- hooren. 0 ^ I Xi .-Gecommitteërdens zal het vrijftaan om onderling zulke ichikkinge, in haare vergadering te maaken tot bewaaring def eendragt, herftel der regten, en welzijn der Burgerij , zoo als 2ij met het nut hunner Committenten ,hec best meenen over een te komen, zullende nogtans* van alle hunne verrichtïnge aafifprejtelijk zijn bi| hunne respecTive Compagnieo. i Zie daar Mijn Heeren! vind Uw Ed. het goed, Vereert ons, om het dan in uw Gedenkboek of deszelfs Mengelwerk eene fpoedige plaats - te gunnen terwijl wij meenen in .het zekere geïnformeerd te zijn, dat eenige Compagnien hier toe fterk nijgen , belieft Uw Ed. veranderingen, vermeerdering of vermindering in dit plan ce maaken doet de Burgerij van Uw Ed. wijzen raad profiteeren, het is maat een. ruw ontwerp, dac mogelijk wel wat befchaaving zal noodig hebben en °zoo Üw Ed. het kiezen van zulke Gecom-  ^6 - mengelwerk van het rriitceerderis' acceptéerd, zullen wij Üw Êdf. 'vee!' vermogende'.aanmaning"mee verlangen té gemoed' ziènY' <* " „oUM.rjn Heeren !-wjj hebben de eer ons met alle . ,: blijken van Hoqgagcing ce noemen . ..Uw Ed. D. W. Dienaarcn i . Eenige Wagcdoèride 'Burgets, ~* jÖOR D R E 'C HT ! ... ^» 23 JWL fco iü : 1780V- - -sd's- ~*;-i™ „ beeld der toorige tijden buiten funélie heeft : ,, gefield, in dat geen , waar toe het zig zelf! door een geftaafde Eed , aan God gedaan ,•, 5j had behooren te verpligten : en dit Naam- • j, Collegie heeft zig aan die willekeur durven'! i, onderwerpen i dit doet mij denken , dat men j Ü die heilige pfegtigheden ^ Waar door zig de.' „ Leden verbinden , zonder aanzien van perfoo-.'. „ nen, volgens de woorden der Privilegiën tot „ Schepenen te zullen nomineeren Die , welke ,, bij hem, bij hoeren Eed dunken zullett daaf toe die oerbaarlijkfte en de nutfle wezende, „ heeft agter wegen gelaaten, en 'er zig zelven „ van ontflagen — Hier op merke ik aan, dac ik voor mij insgelijks alle Conventien, tusfchen. ■ de Leden van eene Regeering aangegaan y ten hoogften afkeure$ voor zoo verre de zelve eenig© : artikelen mogen behelzen y waar bij men zig on- mi  DORDRECHTS G È D E H K Ë Ö E K, 337 dér handtekening veffeiiid dezéti öf.geenè' bepaalde' Pérfoonén óp de Nominatie tot Schepen te zullen brengen, om dat alle Familie Regeeringeri hatelijk zijn: maaf dat de Heeren Veertigen zig tot ieps f ftrijdig met hunnen Eed, zoude verbónden hebben f dit ontken ik ten allerftérkfte ; en dit doet mij denken ( wijl ik het kwaadfte van imijn Medemensen ook niet wil veronderflellen), 'dat de Oud-Deken door onkunde hier in heeft igedwaalt; — Men gelieve flegts den Eed, die !de Heereri Veertigen bij hunne aanltelling doen j (te vinden bij Balen pag. 360.) nateleezen , om volkomen' overtuigt te zijn , dat 'er geen jota of ititcel in te vinden is ,' 't welk hert beletten kan zig te verbinden, om deeze of geene op de Nominatie van Schepenen té brengen :--de zelve luid :aldus ,, Wij Zweeren, dat Wij, omme tot Veer|, tigen te geraken, niec en hebben gefolliciteert-n j, zulks beloven en zweeren. wij de Staten vart f, Hollandsen Wesc - Vriesland ,' midsgaders 'deti Heere Prince van Orange als Stadhouder de* zer Provincie , in dier :quatiteit gehouw ert :J, gecrouw ce wezen , alsmede onder derzelver Regeer mg de Kerke Christi (gereformeerd) naar Godes heilig Woord te helpen hand hou,fo den, jaarlijks het getal van 40. Perfoonen te ij, helpen fuppleeren, ende zulks in plaats .vati .„ de aflijvige of üitlandige, andere Perfoonen te „ helpen kiezen; ook jaarlijks her een*.jaar tien k en 'tander jaar agc Perfoonen te helpen nomi§, neren tot 'de vernieuwingé van de Wet' dezer „(Stede, omme daar nijt het een jaar vijf ende „ hec ander jaar vier gecligeerc ce worden, ende k vóórts alles te doetï? dat goede ende gecrouwe „ Veertigen fcmiidigzijn, ende behooren te doen." En hier mede meene ik de Heeren Veertigen vol-  §3^ MENGELWERK VAN HË'f Volkomen gezuivert te hebben van den blaam* } dat zij hunnen Eed hebben overtredén;, Nu moet ik nog met een enkel woord hier bijvoegen, dat wel verre van overtuigt te zijn * dat het Collegie van Mannen van Veertigen thans' onwettig is, gelijk de Oud-Deken op pag. 292. gelieft té avancèeren , ik iri tegendeel van des zelfs wettigheid zo volkomen overtuigt ben, dat ik mij verzekert houde , dat indien de Gildens bij, zes onpartijdige bekwaame Vadèrlandfche Practizijns gelieven te gaan confüleeren op twee Memorien , waar Van 'er een door den Oud - Deken en een ander door mij zal worden' opgelteld, dé gemelde Praclizijhs de Zaak ten voordeele van het thans beftaande Collegie van Veertigen zullen' Uitwijzen; —- En wat den dv/ang betreft, waar' mede zijn Ëd. de Heeren Veertigen bedreigt , het is zeker,- dat men door openbaar' geweld bij zommige beangfte menfehen veel kan verrigten; doéh hier kenne ik mijn Mede-Stadgenoten nietin ftaat toe \ dit zullen zij, vlcijc ik mij $ liever aan de Liefhebbers en Voorftanders van dé fchandjaaren 1672 en 1748 overlaateri, M meer daar' de weg ria den Souverein ( waar mede ik de Heeren Staten van Holland ende West-Vriesland in het oog heb,) voor de Gildens openfta-at* Ik noeme mij MT N HEEREN! UEd. D. W. Dienaar Een Dordrechts GildebroedEiC< Die gaarne koord tn weder hoor d. Amfterdam, Den 12. Julij i?86v Mei  DORDRECHTS GEDENKBOEK, 330 Met zeer veel genoegen hebben wij den bovenftaanden brief geplaatst, begrijpende , dat de waarheid nooit beter ontdekt worde, dan wanneer een zaak door twee perfoonen van on- derfcheide gevoelens behandeld word Wij neemen daarom de vrijheid den kundigen OudDeeken vriendelijk te verzoeken ons zijne aanmerkingen op deeze gemaakte tegenwerpingen mede te deelen, op dat wij geleegenheid hebben dezelve insgelijks onder het oog van onze leezers te kunnen brengen. Doch indien aan dit verzoek onverhoopt door den Heer Oud-Deken niet mogt worde voldaan , zullen wij den bovenftaanden brief ter toets brengen en volgens onze gewoone vrijmoedigheid beoordeelen , verzoekende intusfchen onze onzijdige Lezers hun oordeel zoo lang op te fchorten. Intusfchen moeten wij naar onze gedagten vooraf aanmerken, dat het poincl in questie hier op nederkoomt of de extracten der conventien door den Heer van Ourijk uitgegeeven en de conventie, die wij onze Lezers op pag. 135 van het eerfte deel van ons Mengelwerk hebben mede gedeelt Egte [lukken zijn of niet, als mede de korte inhoud van de tegenwoordige Conventie door ons geplaatst op pag. 10 van het Dordrechts Gedenkboek, en of deeze waarlijk de regel geweest is, naar welke zich onze Regenten hebben gedragen, dan of zij de Privilegiën hebben gevolgd? — die laatfte word in den bovenftaanden brief wel geftelt, maar niet beweezen — de uitdrukking „ dat deze Ca„ baal aan V Collegie van Veertigen eenig nadeel „ heeft toegebragt ontken ik" is niec genoeg vol11 deel. R doen-  34© MENGELWERK VAN HET doende ; zoo het ons toefchijnt had de Gildebroeder behooren te bewijzen dat de Oude en Nieuwe Conventien niets inhielden het welk ftrijdende is met de Privilegiën, dan had de zaak uitgemaakt geweest, en wij zouden den OudDeken, (hij neeme ons dit niet kwalijk) hebben veroordeeld : indien de Gildebroeder zich hier toe mogt in ftaat bevinden, neemen wij de vrijheid hem hier toe uittenodigen, echter onder die voorwaarde, dat hij de goedheid hebbe ons de brieven vragt-vrij te doen toekoomen, indien hij mogt voorneemens zijn zich nog eenigen tijd in Amfterdam op te houden.  MENGELWERK VAN HE T Dordrecht s GEDENK BOEK. Een vrij Vdk kan zich «ooit gewennen Ken aangematigt recht te. erkennen. D. V. H. Vrijheidsliefde der oude Batavieren p. 9. M IJ N HEEREN SCHRIJVEREN VAN Do RD RECHTS GEDENKBOEK! jOtet is met veel vermaak, dat ik mij zelve genoodzaakt vinde mijne fuftenue, dat het Collegie van veertigen dezer Stad geene wettigheid heeft te verdeedigen tegens de befchuldigingen van uwen Correspondent, die zig een Gildebroeder gelieft te noemen, die gaerne hoord en weder hoord, hier in zal ik alle mij mogelijke kortheid en klaarheid betrachten , en daarom zal ik geheel overflaan de inleiding die de Güdeïi. deel. S broe«  34& MENGELWERK VAN HET broeder aan het hoofd zijnes briefs geplaatst heeft, en die vol haatelijkheden is ten mijnen opzigten welke ik met een verachtend uil fwijgen voorbijga, want heb ik te recht over het Collegie van veertigen geoordeeldt dan is mijne eer gevindiceert en alle deze fraaje complimenten keeren met fchande op hem ie rug. — maar ier zaak. ^ Een Oud-Deken" gelieft mijn parteij te zeggen „ van hèt * ■* * Gilde gelieft zig op j, pag. 289 aldus uit te drukken „ „daar be- „ ftaat nog een Collegie het welk de grondvest „ „ uwer waare Vrijheid is in enkelen naam* „ „ ik meen, dat van Mannen van Veertigen.* d „ Zij, die zig tegenswoordig met dien naam „ laaten noemen, zijn geen wettige Leden „ van 't zelve meer, zij zijn Ufurpateurs, „*""", geen een hunner van de eerfte tot de laatfte „ „ is 'er naar den eisch uwer onverbrekelijke „ „ Privilegiën ingekomen enz" — Dit laat zig „ gemakkelijk ter neder ftellen Heer Oud-De„ ken! 'doch laten wij toetzen of uwe bewijzen „ de proef kunnen doorftaan" waarna mijn tegenpartij een historisch verhaal laat volgen van het Privilegie van veertigen, het welk niemand zal ontkennen, aan alle ingezetenen bekend is en het geen dus hier niet te pas komt als om de brief noodeloos uic te fpinnen — dan daarna zegd mijn partij „ laat ik nn „ gaan onderzoeken, tegens welk gedeelte van „ dit Privilegie, het Collegie van veertigen vol» „ gens het voorgeven van den Oud-Deken ., heeft gehandelt" „ „ De oudfte zijn 'er ge,-, ,, plaatst (heb ik gezegd en zeg ik nog) „ „ door eene cabaal in de Regeering die in „ twee  AÓftDRECHtS GEDENKBOEK; 343,. i) » twee clasfèn heitond, en die over uwe 9» » Rechten mijne medeburgeren ! een willekeu-~ „ rig gezag oeffende" maar hief omtrent zegd mijn tegenftrever" moet ik mijne Stad„ genoten nader onderrigten" — wie Lezerèn zoude nu anders van dezen Gildebroeder hebben kunnen wagten als de wederlegging en ontzenuwing van mijn bewijs 't welk ik genomen heb uit de Memorie van de Heer van Ourijk bil* van Braam Stadsdrukker 1760 gedrukt, aan V hoofd hebbende een brief door de Heer C. B. Doll vari Ourijk van den fi januafij 1760, zoo ik wel heb aan den Heer Burgemeefter C.DÈW1TT gefchreven, een Heef zoo ik mij niet bedrieg, aan onzen Gildebroeder fonderling wel bekend: niets minder had ik verwagt dan dat door zijn Ed. volkomen zoude zijn beweezen geworden dat deze Memorie (inhoudende de oude conventien, waar door de Privilegiën der Burgerij volmaakt den bodem ingefiagen en met voeten getreden zijn), allen valfche ftukken waren , opgevuld met onwaarheden of met zaaken die nooit pjaars gehad hadden en die nooit ter uitvoer gebragt waren — door dit te bewijzen waren alle mijne (tellingen vervallen, en niets minder word 'er vereischt om dezelve te wederleggen, maar ziet? Bergen zullen hier baaren, en een muisje word geboren! al het bewijs beftaat heeiaas in 's man3 eenvoudig zeggen. Dit kan ik ten flerkflen verzekeren dat nooit gefchied is namelijk dat die Cabaal ooit nadeel aan VCollegie van VEERTIGEN heeft toegebragt maar deze uwe verzekering Heer Gildebroeder! is een der gróotfte onwaarheden , die ooit iemand heeft knnnen ftellen , en de Memorie zelve benevens de daar in S s aan-  $44 |ÏBN6êtWïRK VAR HET aangehaalde conventien zijn''mijne onwraakbare getuigen; ik zal alleen aannaaien, hec geen ik vinde pag. 40. en 41 van dezelve» „ En is verder bij ons ondergefchreven ge. , convenieert, dat alle Schepens of vroedfchaps ampten, Achten en N. B. VEERTIGS plaatzen. dewelke door Overlijden, promo„ tie, ofte anderfints, ftaan vacant te worden „ voortaan bij aankomende beurten zullen wof„ den begeeven y in zulker voegen, dat de eene „ Clasfe zal begeeven het eerfte, door de voorf. „ Clasfe van de Regeering openvallende, Sche„ pens Ampt, de"andere het tweede, ende zo vervolgens. Dat eensgelijks de eene Clasle " zal begeeven de eerst vacant vallende Achts" plaats, de andere de tweede, ende zo ver, volgens : Dat eindelijk de eene Clasfe zal BEGEEVEN,, (N. B. Gildebroeder) de eerst vacanc vallende VEERTIGS 9 PLAATS de andere de tweede en zo ver" volgens": — dit fraaij ftükje waar in onze burger vrijheid vermoord is eindige pag. 45 van die Memorie aldus „i« oirconde en tot meerder bevestiging van het geene voorz. Staat; hebben " 0-emaakt wee eens luidende gefchriften en met " tnze Slgnature ondertekent in Dordrecht den " 19 Meij 1702". en de Heer van Ourijk voegde 'er dit bij en alle federt aangekomene Heeren hebben dit onderteekend tot den Jare ,747. geloofd gij deze openbaare uitgegevene ftukken niet Heer Gildebroeder ! zoo zoekt in de papieren van Mijn Heeren uwe Grootvaderen en Vader en gij zuk 'er de authentike affchriften van vinden met hunne eigene handen ge-  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 345 gercekend en bloos dan zoo 'er eenige fchaamte in U overig is. Dat deze willekeurige befcbikkingen geenzints met 1747 geeindigt zijn getuigdt die zelfde Memorie van pag. 56, tot 60 ingeflóten, dus heb ik u Mijn Heer klaar overtuigdt dat het een groote onwaarheid is wanneer het u behaagdt te zeggen, — „De leden van '-ï „ Collegie hebben volgens dé boven aangehaalde j „ Privilegiën en hunnen hier na te melden „ EEDT altoos de vacante veertigs plaatfen „ gefuppleert, wel is waar dat de H. Prefident ,, Burgemeefter hen daar toe dikwils een voor„ werp heeft gerecommandeert maar het ftond da i „ leden van dit Collegie volkomen vrij deze re„ commandatie op te volgen of den zelve te vér* ,, werpen gelijk fommige leden dan ook meer dan ,, eens gedaan hebben"'. — Door het boven aan-> gehaalde ftuk is dit uw zeggen Mijn Heer! omvergeworpen, de Burgemeefter heeft niet gere. commandeert, hoe haatelijk ook dit zoo wel in 1 hem als in den Stadhouder zijn zoude, hij heeft niet gerecommandeert, maar dé Clasfe heeft de plaatzen begeeven, willekeurig vervuldt volgens l de eigene handteekening van alle de Regenten zoo de Heer van Ourijk geen grooven leugef ! naar is, het welk ik overtuigent weet dat hij 1 niet is; want Mijn Heer! zo gij onder de papieren van U huis geen authentieke copien dezer conventien vinden kund, zal ik in ftaat zijn door U verzogt, eene door de hand van een voornaam Regent afgefchreven en met de naq,- I men van alle geteekende Copie in de Boekwinkel van den uitgeever van dit GEDENKBOEK ter vifte te leggen; waar door alle draaierijen en uitvlugten om de goede Burgerij S 3 de É  "340 MENGELWERK VAN HET de oogen te verb'inden en een Pretenfe Wettigheid aan het Collegie van veertigen toe te keur nen, geheel en al vervallen en in rook verdwijnen; en dus heb ik alles volledig bewezen het welk ik gezegd hebbe omtrent de onwettige aanltelling der Leden van dit Collegie door de pude Cabalen, Ik ga over tot de tWeede aanmerking op 't geen ik gezegd hebbe wegens de later gefloten conventie, die niet minder dan de oude , de Privilegiën 'tonderften boven keerd en welke noch beftaat: waar in, wel is waar, wegens de veertigen gezegd word , volgens bet uittrekzel in dit Gedenkboek, en welk uittrekzel ik voor echt houde pm dat het door niemand zelf niet door Mijn Heer de Gildebroeder is tegengefprooken geworden: „ door de meerder^ heid der veertigen zal de nominatie van Sche* penen worden gemaakt" maar omtrend dit Articul zal ik overneemen de kundige aanmerkingen die in 't Mengelwerk van dit Gedenkboek pag. 53 en 54 gevonden worden „dit „ Articul'* zegd de aanmerker „ is conform de „ oude handvesten en Oftroojen: de opftellers „ (der conventie) zijn van deze waarheid zoodanig overtuigt geweest, dat zij uit fchaamte „ dit Articul niet hebben durven voorbij gaans Maar wat baat het of men dit aan de veerti„ gen toekend, en hun noch Jaarlijks een No„ minatie laat maaken, dit is immers maar pro „ forma en met die voorrechten den fpot ge-< ,, dreven? want hoe zullen veertigen eene vrije ,j nominatie maaken daar hun door het voorgaande Articul bepaald word wie zij neemen moeten" en waarlijk dat Ai ticul zegd niec minder dan dat —  DORDRECHTS GEDENKBOEK. §47 de kinderen en kindskinderen van de vroedfchap' pen voor alle anderen moeten N. B. -N A A R DEN RANG VAN HUN EIGEN OUPER DOM op de nominatie gebragt worden. De doorflepene opftellers der Schiedamfche conventie hebben de loosheid gehad om in een der» gelijk Articul in te vlechten „ dat wel de zoo„ nen en behuuwd zoonen der vroedfchappen „ en Ministers de voorkeur boven anderen zou4 den hebben mits bezittende de 'hoedanigheden „ en qualitciten welken volgens de O&roojen en Privilegiën worden vereischt en.welke beflisfing „ aan het oordeel van twee derden der meer„ derheid word overgelaten" door dit Maske heeft de Schiedamfche meerderheid hec wezen der Ariftokrade zoeken te dekken, maar die in onze Stad is met een flaalen voorhoofd onbefchaamd rnec ongedekten hoofde verfcheenenj hier uit dan ziet men wederom bewaarheid, . dat de Heeren Veertigen ten minften agc en twintig of zoo veel meer als de Conventie geteekend hebben, verre af zijn van hun pligt te kunnen doen, maar dat zij tegen de Privilegiën aan, die hun gebieden ( ziet Balen pag. 533. & feqq.} te kiezen DIE, WELKE BIJ HEM (dat is de Veertigen) BIJ HOEREN EEDT DUNKEN ZULLEN DAAR TOE DE OERBAARLIJKSTE EN DE NUTSTE TE WEZEN, willekeurige voorfchrifcen gevolgd zijn, en dus Mijn Heer! hebt gij weder een indirecte onwaarheid gefteld, wanneer gij zege: „Dac men den Eedc der Veerti„ tigen maar heeft na te lezen, om volkomen . overtuigd te zijn, dat 'er geen jota of tictel " in te vinden is, 'cwelk hen beletten kan zig S4 . .. „te  §45 MENGELWERK VAN HET „ te verbinden, om deze of gene op de No„ minatie van Schepenen te brengen." Want hoewel de boven aangehaalde woorden , in den Eed niet uitdrukkelijk gevonden werden, zoo moeten zij nochtans verdaan werden daar toe te behooren, om dat zij in het gegeyene Privilegie fiaan, en dat wanneer een Veertig zweert alles te doen , dat goede en getrouwe Veertigen fchuldig zijn, hij dan vooral op den Eed fchuldig is het Privilegie flriktelijk te volgen, waarom zij zig niet kunnèn of vermogen te verbinden» W deze of geene op de Nominatie van Schepenen ta brengen,maar alleen oogmerk moeten hebben, om de oerbaarlijkfie en nutfle uit te zoeken, wans verliezen zij dit uit het oog en volgen zij de voorfchriften van andere of eene famielje fucceslle volgens ouderdom ( het zij die Defcendenten wijs of zot zijn, van welk laatfte ons nog exempelen geheugen) zoo haatelijk in de oogen der geheele waereld, en vooral in de oogen van Neerlands vrij Volk , zoo zijn zij ontrouwen, fchuldig aan dat geen , het welk het Privilegie hun rechtftreeks verbied, en zij doen niet het eeen goede en getrouwe Veertigen fchuldig zijn, |n dus zeg ik volmondig uit, zij gaan aan tegen hunnen Eed, indien zij die gedaan hebben, w*lk ik liever veronderftel, dat nooit gefchied is~ Wat nu de aanftelling der latere Veertieen aangaat j ik heb gezegd , dat die even onwettig zijn aangefteld als die geenen , die door de yorige Cabalen of Clasfen zijn aangefteld geworden, en dat wel daarom , om dat het Articul der latere Conventie (pag. 13. van 't Gedenkboek) zegt De Prefident Burgemeefter, tn wienspreftdtujn teft veertig komt te fierven (een veertigs plaats, v 9 open  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 340, •pen vak) vergeeft de vacante plaats, ziet daar Mijn Heer, wederom een Articul rechcftreeks ftrijdig met het privilegie van veertigen, en het welk u moet overtuigen, dat gij alleronbezonnenst hebt (taande gehouden, dat de veertigen vrijelijk de openvallende plaatzen hebben kunnen vervullen. Nu is de vraag, is deeze conventie in gebruik ? (*) heeft men ze ondertekend? immers JA Mijn Heer! gij zijt 'er getuigen van, zij is onder uw oog ontworpen, met uwen naam geteekend, zoo ik mij niet geheel in uw perfoon vergisfe, en dat wel onder deeze belofte, die ik u zoo naaukeurig, als zij mij bijlegt, herhaalen zal. ,, Beloovende wij ondergefchreven, en obli„ geerende ons als luiden van eer en trouw, „ 't geen voorfz. ftaat in alle pointen en ar„ ticulen niet alleen zelfs te zullen doen en „ naarkomen, maar door alle wegen en mid,, delen doen naarkomen en agtervolgen, zon„ der te gedogen dac daar in eenige infraélie „ of verandering werde gemaakt , alzoo wij „ hec (*) Wij kunnen onze Leezers berichten , dat den *o dezer maand Juli] de Leden der Conventie vergadert zijn geweest Qin te delibereeren , de drie haateJijke Artikelen, 1. van de faraielie fuccesfie tot Schepens Atppten 2. van het begeeven der Veertigsplaatzen door den prefiderenden Burgemeester , 3. dat h.et getal der Veertigen uit de Burgerij in tv/aalt' zoude beftaan fp" uit de conventie te ligten , dit is eerlijk , wanneer dit gefchied -r-- dan tot ons leetwezen zijn wij onderrigt, dat deze goede zaak door vieh Leden is tegen en bui1 ten conclufie gehouden. -r~—. Doch al gefchied deze wenfchelijke zaak, zij kan echter aan de tegenswoordige leden, Zig Veertigen noemende geen de minfte wettigheid geeven : en wanneer 't Collegie yan Veertigen herfteld is, gelijk het behoord te zijn, zoo kunnen zoodanige Arükelcn geau kwaad rrjeer doen. f.J  ;3$p MENGELWERK VAN HET „ het zelve tot onderhouding van Mutueel© „ vriendfchap oordeelen te behooren. Dit is de zin en fubftantie, zoo niet dezelve woorden van het verband der onderteekemng van de conventie, waar door een Anftokratie gevestigd is, en waar van ik met de Batavier 3, deel Pae. 163 magzeggen:„Is'tnietnogveel verwonl derlijker, dat in deezen tijd, in welken t waare Pattiotismus ontwaakt van de dpodehjke Z flaapziekte,in welke men het zelve gedompeld hield, is't niet verwonderlijk, dat men Z in deezen tijd, in welken het waare Patrio" tismus zig zoo kragtig doet hooremn t hart der waare Nederlanders, lieden vind, die geZ noeg gequalihceert zijn om in de Regeering te treeden, welke zig om tot deeze waard.g* beid te worden verheeven, onderwerpen, aan Z 'tonderfchrijven van een voorafgaande doodvonZ nis der Burgerlijke Vrijheid, en van hetfchan- d hjkfte ftuk voor de Nededandfche Deugd Ach waarde Medeburgeren! Ach Heer Gildew>eder •' 't eeen de Batavier van Schiedam zegd heeft ook* in onze Stadt plaats: „Allen" zegd de Conventie „ die op de nominatie van Schepenen gebragt worden, moeten bevorens fchrtfte" luk beloven de Conventie in geval van eleff* " £ ^llen tekenen." Om deeze promesfe gereekenT te krijgen bij de laatfte vervulling van Scte *»s Plaatfe heeft men rond gezonden een meeniU perfoonen dat Regeerings Ambt op. ïzewijZePaangeboden,en wie heef..men.gevonden, die zich aan deeze voorwaarden hebben, willen onderwerpen?? .... En nu Mijn Heer Gildebroeder ik ben te vreede dat Dekenen der Gilden over deeze zaak advifeeren, waar zij noodig oordeelen,-dat wij  D 08.6 RECHT S GEDENKBOEK. beiden' Memorien hier over opftellen is onnoodig, uw brief waar mede gij voorgeeft het Col- j legie van Veertigen gezuiverd te hebben van den Blaam door mij hun opgelegde, en deeze mij^ ne wederlegging van denzei ven zijn genoeg; meer is 'er niec noodig om aan ieder Rechtsgeleerden de drogredenen van uw gepretendeerde wettigheid van die Collegie aan te toonen. Dan Mijn Heer! ik heb nog een zaak met n te behandelen, gij zegd: „ op den uitdrukke,, lijken inhoud van die privilegie kon geen la» „ tere Graaf eenige de allerminfte inbreuk maa» „ ken: in 't wezen van de zaak is dit ook niet „ gefchied , want offchoon des zelfs opvolger „ Philips dit eeuwigduurende Privilegie, in den 9, jaare 1494. Hechts voor vijfentwintig jaaren heeft gelieven te bevestigen , zoo zegt hij „ echter bij 't (lor van dit Privilegie , dat ten „ uiteinde van deze vijfentwintig jaaren die „ voorf. Stede van Dordreclu bij haar recht Joude „ blijven," Mk feliciteer U Mijn Heer , dat Gij door dit te ftellen het geprefenteert Request der Gilden aan de Veertigen, om hun plaatfe neder te leggen, onderfteuhd—dat deze woorden te vergeefs in 'tPrivilegie gefteld zijn, kan in geen gezonde hersfenen komen, en zal men 'er een zin aangeeven , zoo moet men met Dekenen ftellen, dat na de vijfentwintig jaaren dit Collegie aan een vernieuwing onderhevig is ; waar uit dan klaarlijk blijkt, dat al waren nooic zoo i fchandelijke Conventien tot verbreeking van 't zelve ingevoerd (gelijk ik getoond heb dat gefchied is) de prefente Leden dan noch ottweccig waren. Noch een grond van onwettigheid van dit Collegie zal ik op geeven. Hoe zeer men het on-  $5* MENOSt, WERK VAN HSÏ ongelukkig Jaar van 1672 moet beklagen en de meeste handelingen van Willem den III. verfoejen , zoo moeten wij alle zijne daaden zon^ der onderfcheid niet met een en dezelfde zwarte kool tekenen -r- verfcheide goeden, hoewel weinigen, zijn door hem uitgevoerd en hier onder is de vernieuwing en herftelling van 't Collegie van Veertigen binnen deze Stad en het geftoor ten verbaal ( gelijk wij bij Balen pag 896- vin4en) Dat als toen en in het toekomende ts verBaan dat geen Veertigen in haar bediening zullen vermogen te continueren, wanneer de zelve tot Oud-Raad of Schepenen komen ingekoren te worden. Deze toen vastgeftelde Groncwet heeft ftand gehouden, doch onder zeer veele tegenr kantingen van de Regeering, die van den eerften aanvang haar vermoge aan wendden om dezelve te vernietigen, tot den Jaare 1687. (van de Wall pag 1921) wanneer Willem de III. gewaar geworden was hoe zeer hij de klem en invloed op de Regeering dezer Stad vertooren had, en welke hij thans vleien en alles toegeeven moest om zijn ontworpe plan, om zijn fqhoonvader te onttroonen, ter uitvoer te brengen 'er een Interims accoort is getlooten, niet om deze Grondwet onzer conftitutie weder te vernietigen , neen, want dat was onmogelijk zonder de tpeftemming der Gilden, in wiens faveur die vastgefteld was, maar alleen, dat bij provifie die Burgemeesteren welke voor het Jaar 167a Leden van du Collegie van Veertigen geweest waren weder zouden ingekoren worden tot dat 'er nader over deze zaaken zoude zijn gehandeld, het welk nook gefchied zijnde, zoo ie dit de Eerfte ftap geweest om de Leden van den Oud-Raad in 't Collegie van  DORDRECHTS GÏDERKBÖSKi §5$ Veertigen wederom in te dringen $ zoo dat de Oud-Raad daar omtrent in 't vervolg van tijd^ zonder kennis der Gilden en gemeene Neeringen en dus geheel wederrechtelijk zoodaanige fchikkingen heeft gemaakt als met het willekeurigst gezag der gefloten Conventien meest over een kwam.' I Ziet daar dan Gildebroeder! eene zuivere Ufurpatie van de rechten des Volks en een derde grond waar om de Leden van 't Collegie van Veertigen thans fubfisteerende geene wettigheid hebben kunnen. Met noch een woordje zal ik u lastig Vallen, JAlijn Heer, en dan eindigen, en dat is * dat ik niet kan nalaaten mijne verwondering te betuigen over uwe verklaaring „ Dat Gij ins„ gelijks alle Conventien tusfchen de Leden „ van een Regeering aangegaan ten hoogfte af„ keurt, voor zoo verre dezelven eenige Articu„ len mogen behelzen, waar bij men zig onder „ handteekening verbind, deze of geene bepaalde „ perfoonen op de Nominatie tot Schepenen te zullen brengen, om dac alle Famielje Regee„ ringen hatelijk zijn." Dit zijn zeer goede en prijzelijke gedagcen en te meer wanneer zij valleri in iemand , wiens Grootvaderen en Vader de Conventien allen hebben onderceekend , en welke gerefpefteerde laatsgenoemde de medeontwerper is geweest der laatfte Conventie, en ce gelijk een der ceekenaaren van den fingulierea Brief gefchreeven aan de abfènte Leden van den Oud-Raad, om hun te noodigen om tot de Conventie toe te treden, en in welken Brief ik deze aanmerkelijke pasfage vinde „ Inmiddels raaaken wij geene zwaarigheid, s, om  jj§4 WÈNOÉLWERK VAN HET „ om Ü wel Ed. Geftr. te informeeren, dat „ de fubflantiëtlen inhoud der Conventie zaa» 4 kelijk daar op neerkomen : Eerftelijk om I, de Zaaken der Regeering voortaan te beÜ handelen, overeettkomftig en in conformite , van het primitive oogmerk en den waren !, zin der Refoiutien van den Öud -Raad van Z 4. September 1747»» ^4 Maart, I. April ü 1766., waar bij beflooten is, om met Zijn ' Doorh Hoogheid onzen geëerbiedigden Erf, ftadhouder te gaan communicatief en met " Hoogstdenzelven te komen in een overlegt Deze pasfagie toond aan, hoe weinig men op de Privilegiën heeft gedagt, toen men de kluisters des Stadhouders begon te verbreeken. Ware het niet braaf en eerlijk geweest dat men altijd befloten had „om de Zaaken der Regeering voortaan te behandelen overeenkomftig en "in conformite der Privilegiën1 en primitive S' Conftitutie der Stad. Zie Mijn Heer! dan hadVJwe Voorouderen wettig gehandeldt. Men hadze nooit overtreders der Privilegiën kunnen noemen. En hier mede meen ik mijn charakter genoeg reeën uwen laster te hebben gevindicéert , van onroer of geweld heeft niemand een grooter affchrik dan ik, maar teffens begrijp ik dat ReUrnen gehouden zijn de bezworene Privilegiën des volks te handhaaven en die niet te onderknikken % maar even ver ben ik ook om te denken /dat een onderdrukt Volk dat bekaden is met de kluisters eener gevloekte Aristocratie, die ketenen niet zoude mogen aflchuddcn door alle betamelijke middelen i en geen gehoor kunnende krijgen, die met zelve zoude mogen verbreeken; GEEN ^ yj^j  (DORDRECHTS GEDENKBOEK. 2SS VAN DE OVERWINNAAREN VAN PHILIPS DRAAGT HET GEWEER TE VERGEEFS. Ziet daar Mijn Heeren Schrijveren van Dorddreehts Gedenkboek! het geen ik nodig geoordeeld heb U te moeten zenden, om dezen Gildebroeder te wederleggen — oordeel onpartijdig of ik in 't gelijk ben dan niet 3 Uw Juiste aanmerkingen zullen altijd tot mijn onderricht ftrekken, ttfwijl ik gereed ben ter verdediging der privilegien en gerechtigheden van Mijn Vaderftad al het mijne ja mijn Leven op te offeren, de vrijheid moet zegenpraalen Mijn Heeren! een onbedwongen invloed op *t verkiezen der Rei genten moet bij de Burgerijen en Gilden plaats hebben of wij moeten met de vrijheid omkomen of wel dit goede land verlaaten en eene fch uilplaats in Amerika zoeken. Met alle ware Vaderlandsliefde en hoogachting voor UED. ben Ik Mijn Heeren Schrijveren &c, i Dordrecht Uw zeer dienstw. Dienaaf • i den 24 July Oud-Deken van het 1786. » * * Giide. ' P. S. In de uitgegeevene Privilegiën van de '! Hr. van de Wall vinde ik wel pag. 1725, op *t ■ ; Jaar 1651. de publicatien welke de Hr. van de '' \ Wall in zijn aanmerkingen aan een geest van \ oproer toefchrijfc, maar 'er is geen echt ver\ I haal in zijn werk te vinden hoe dac gewaande op-  g5t> MENGELWERK VAN «ET ópfoèr is voorgevallen en wat het eigentlijk ge^ weest is, het gefcn men dien naam gegeeven Zei k heb vL al het voorgevallene een echt ïnTuthentieck relaas onder mij , opgeteld oP ordre vaft de Magiftraat; en nadien door de pub iekmaaking van dit ftnk alle blaam van oproet en feditie Van de voorvaderen word geweert en hun naamen gezuivert, ook van die geen die hier om hebben geleden, zoo biede Ir utw. eène Copie aan om als UEd. het noodig agt " SieToMgfte* zijn Uw Gedenkboek te vervorderen en uw te herinneren dat ik wegens het confenteeren in de belastingen een allergewigtigst en authentieq ftuk onder mij hebbe. Wii bedanken den Heer Oud-Deken , èzt hij zoo fpoedig aan ons verzoek heeft willen voldoen - Zijne wederleggingen en aanmerkingen zijn zoo volledig en bondig , dat Wij van onze kant voor ditmaal daar niets hebben bn te voe* een - betrekkelijk het Gedenkboek was ons oogmerk reeds voorlang om hetzelve te ver- voLn doch de menigvuldige ftof heeft onT telkens daar in verhinderd, de Heer OudDeken kan zich echter verzeekert houden dat wii eerlang aan zijn verzoek zullen voldoen, terwil wij hem om de voortduring van zijne Correspondentie, die zoo nuttig is voor de be angens der burgerij en om de verdere ftukken yan aanbelanginder hem berustende, op het allervnendelijklte folliciteeren. DO  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 355 De'Leden van bet Groot Schippers Gilde, en der Man haft e Schutterijen onzer Stad de nuttigheid ziende van. het herftel van het Collegie van Mannén van Veertigen, hebben zich blijkens de volgende declaratoiien gevoegd bij de Requesten door de vei eenigde Gildens ten dien einde geprefenteerd, te vinden in ons Mengelwerk II deel pag. 3 &c« Declaratoir der Schippers. JQ)e ondergefchreven Deekenen van het Groot Schippers Gilde binnen deeze Stad verklaaren bij deezen op gisteren den 23 Maart door de Gefamentlijke Gilde in volle Morgenfpraake daar toe vergadert geqnalificeert te zijn tot het teekenen der Requesten tot herftel van het Collegie van Mannen van Veertigen reets geprefenteert, declareerende wijders den inhoud van dezelve te advoueeren, de hunne ce maken, en te verzoeken, aangemerkc ce worden even en al eens of zij die requescen zelve geteekend hadden. Aldus bij ons onderteekend. Dordrecht den 24 Maart 1786. ( Was geteekend ) Jan van Rofendadl BoekhouderJ Jan Lugten als Deeken. Jan van Rofendaal als Deeken. Declaratoir der Drie Schutterijen. ]J3e ondergeteekenden Gecommitteerden van «ie Schutterijen van St. Joris en Ed. Voetboog, 11 deel. T Ejo-  35Ó" MENGELWERK VAN HET Kloveniers, en Heelhaacx kennis gekreegen hebber de van de Requesten door Deekenen van 24 Gilden uit Naam hunner Gilde broederen aan het Collegie van Mannen van Veertigen, en Ed. Groot Achtb Oud Raad geprefenteert, en houdende verfoek tot herftel van het eerstgemelde Collegie zoo als hreeder bij gemelde Requesten is «redetailleert, verklaren dezelve Requesten met de behoorlijke aandagt geleezen en Conform de Privilegiën bevonden te hebben waarom Zij in Naam hunner Committenten willen aangemerkt worden even en aleens of dezelve Requesten door hun in hunne voorfz. qualiteit perfoonlijk geteekend waaren, en diensvolgens reclameeren dat hec behoorlijk herftel ontrant dat Collegie bezorgt word. Dordrecht den 4 April 1786. De Gecommitteerden der Schutterij van St. Joris en Edele Voetboog. (Was gei.') J. DEKKER Junior. A. LACOSTE. B. DE HAAN. F. DUFFER Cz. Be Gecommitteerden der Schutterij van de Cloveniers. CWas get.) J. CASTENDYK. F. PISTORIUS. A. RUTS. D. CRANS. D. VAN DER HORST. De Gecommitteerden der Schutterij van dc Heelhaacx. {Wat get.) C. VERLEE. J. DE HAAN Pietersz. We-  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 357 Wegens het bekende verfchil tusfchen Mijn Ed. Heeren van het Gerecht en het Collegie van Goede L. van den Achten over het maaken van mere politique ordonantie en keuren, hebben de laatstgenoemden'onlarigs aan den Ed. Groot Achtb. Oud-Raad overgeleeyerd het volgend Adres, 't geen welligt die geheele zaak tot genoegen der Burgerij zoude kunnen beflisfen. ADRES Van Goede Lieden van den Achten, aan Mijn Edele Heeren van den Oud-Raad der Stad Dordrecht. Overgegeven den 22 July 1786. Edele Groot Achtbaare Heeren! .Vs'msiR fïojrlbft- nsb ; ^' ' 1 ':'b,'; II J)ë Goede Lieden van den Achten hebben o^er aan Uw Ed. Groot Achtb. voor te draagen, dat Uw Ed. Groot Achtb. ten vollen bekend zyn , de diffcrenten tusfchen Ivlyn Ed. Heeren van den Gerechten deefer Stad, en het Collegie van G. L. V. D. Achten, ontftaan ever het maaken van Mere Politicque Ordonnantiën , Keuren en Ordonnantiën voor de Gilden en gemeene Neeringen, de Alteratien, Ampliatien en Renovatien van dien, en de fuftenuen daar omtrent in gefchrifteft gevoerd. Dat het Collegie van G. L. V. D. Achten, en het uit een recent geval genoegzaam evident is, dat 'er de Goede Burgery deéfer Stad zeer T 2 veel  358 MENGELWERK VAN HET veel aangeleegen is, dac eenmaal de voorzeide zaak op een vafle voec worde bepaalc, of anderzints finaal beflid:; mitsdien niec nagelacen hebben , cp efficacieufe middelen bedagc te zyn, om daar van eens voor al, een einde te maaken. Dan dat de G. L. V. D. Achcen, alvorens den weg daar toe leidende in te liaan, hebben vermeend aan Uw Ed. Groot Achtb. te moeten vernemen, derzclven gedeclareert beirrip, of narnentlyk: Mijn Ed. Hseren yan den Gerechten deefer Stad privativelyk, en met, uitfluiting van alle de andere Leeden, uitmaakende den OudRaad of Vroedfchap deefer Stad y f en geen fesfie in Schepens Bank hebbende) bevoegt zyn mere Politicque Ordonnantiën, en Keuren, en Ordonnantiën ,' voor de Gilden en gemeene Neeringen, te maaken, defelve te Alter eer en, Amplïceren, en Renoveeren. De Goede Lieden van den Achten neemen de Vrijheid Uw Ed. Groot Achtb. te verzoeten, daar op derzelver begrip en meehing. Jjj.j ©en formeele . Refolutie , in ronde termen te willen declar eeren'» en de voor fa. ReTolmic aan hec Collegie van G. L. V. Dt .Achcen, hoe eerder zoo beecer,, of. wel uiterlijk binnen den tijd van veertien dfifcgeV, ,cè w'illen:fcacen cockoomen, op dac de. G- L. V. D. Achten, van hec begrip van Uw..Ed. Groot Achtb. daar omtrent gejnformeert., alvorens hunne demarches, ten einde voQtzek , te doen , van die. Refolutie en declaratoir hec nodig gebruik kunnen maaken, terwijl. G. L. V. D. Achten', indien onverhoopt en .onverwagt Uw Ed. Groot Achtb. mogten • diffieuheeren om aan .dit ons verzoek, bin-  DORDRECHTS:CEDEMKBOEK 35? binnen de voorfz. tijd, te voldoen; de G. L. V. D. Achten het alsdan daar voor zullen houden „ dat Uw Ed. Groot Achtb. voor zoo veel „ de Leeden van den Oud-Raad (geen fesfie in „ het Gerecht hebbende) aangaat, het^ maaken „ van alle Politicque Ordonnantiën, Keuren en ,', Ordonnantiën voor Gildens en gemeene Nee„ ringen, Alteratien, Ampliatien en Renovatien „ van dien, zelfs met feclufie van die Leeden B van den Oud-Raad, privativelyk en alleen aan „ Myn- Ed. Heeren van den Gerechten toeken„ nen, ten minjlen het teegendeel niet en koo„ men- te fufineeren; en de Goede Lieden van den Achten dus alleen hun welgefundeert Recht, om met.Mijn Ed. Heeren,van den Gerechte in het maaken van Mere Pojiticque Ordonnantiën Keuren en Ordonnantiën, voor de Gilden en gemeene Neeringen , Alteratïen,.. Ampliatien en Renovatien van dien, als Leeden^ .der: Magiftrature deefer Stad , te concurreeren, moeten handhaaven zoo en als te taaden zuilen zijn. Aldus voorgedraagen, uR naam en van weegen het Collegie der G. L. V. D. Achten,.den 22 Julij 1786. JOHs van der KAA, Aartsz. Secretaris. De fineuliere aanfpraak aan de Burgerij dezer. Stad onderteekend JUSTU S PLEB EJUS. hebben wij niet zeer gefchikc voor ons werk. geoordeeld — Hoe zeer de heethoofdige opfteller zich ook moge voordoen als een ieverig beu-rijder der gehaate Ariftokratie, — openbaaren zich echter hier en daar verfcheide trekken T 3 die  36o MENGELWERK YAM HET dife rriaar al te duidelijk bewijzen, dat hij vari dat euvel zelfs niet geheel vrij is. Wij zouden de Stad niet zeer kunnen geluk wenfchen,- daar* een Burger met zijne manier vah denken bezield tot den post van Regent verkooren wierd, en zouden denzelven daarom voor onze Stad niet verlangen , weshalveri wij het befluit, 't geen hij volgens zijn eigen belijdenis onveranderlijk genoomen heeft, om nooit naar dien post te zullen ftaan, volmaakt moeten billijken en prijzen ,• 't is ongetwijfeld de plicht van elk éérlijk Burger zich zelve te onderzoeken of hij de bekwaamheid en de bedaardheid bezitte, die daar töe vereischt worden. Met dit kleine antwoord zal zich hopen wij onze Correspondent op zijn aanfpraak van 14, bladz. vergenoegen1, en voor het overigen Weinig moeite hebben, om te begrijpen, dat alle zijne gevolgen, getrokken uit de aanfpraak vati den Oud-Deken van het . . . Gilde geplaatst1 in öns Mengelwerk p. 286 geheel vervallen, zodra wij hem op echte gronden zullen verzekerd hebben, dat niet één, maar verfcheide leden van het tegenwoordig Collegie van Veertigen gereed zijn, om hun post als Veertig in den fchoot der burgerij neder te leggen, en dat zij met de beste oogmerken een gefchikte gelegenheid daar toe zullen afwagten, de overhaasting hier Van zoude zeeker de gevolgen niet hebben, die itfèrV zich daar van iri den eerften opflag wel zoude kunnen voorftellcn. Ook hebben wij den brief geteekend Conflanter om gewigtige redenen niet kunnen plaatzcn — Wij' Imeeken alle onze mede burgers bij alles, wat ons  DPRDR-fCHTJ -GEDENKBOEK. 631 ons dierbaar is, hun toevlugt niet te neemen tot heillooze middelen , die hun welligt naderhand te laat zouden berouwen — Een volk, dat zon- 1 der noodzakelijkheid zich door geweld of open* baaren ppftand in zijne verdonkerde rechten : zoekt te herftellen, heeft altijd ongelijk, om dat het veele andere middelen van bedaardheid in handen heeft, die veel kragtiger zijn, om de ontrouwen tot hun plicht te doen wederkeeren, en de verfmoorde Hem des volks te doen gehoorzaamen. ■ Daarom medeburgers laaten wij bedaard zijn in alle onze handelin- 1 gen, en den roem, die wij door gansch Nederland verworven hebben, door geen fchande bezoexelen, wij zijn nog tot dac uiterften niet gebragt , dac wij onze verloore rechten met de wapenen in de hand moeten herftellen, alles kondigc nog aan, dat de bedaarde middelen, die wij aan wenden , van een goeden en gezeegenden uitflag zijn zullen. Laa» ten wij niets onderneemen zonder een bedaard overleg en voorafgaande raadneeming mee de verftandigften onder onze medeburgers, op weiken wij ons veilig verhaten kunnen, op dac wij hen, die zoo ftandvastig voor onze belangens geieverd hebben niec in een onherftelbaar verderf nederltorten , en door onvoorzigtigheid hunne gunftige vooruitzigten ten eenenmale veriedelen. Behalven dat de overijlling meest altijd nadeelig is, kunnen wij daar en boven op goede gronden verzeekeren, dat 'er veel hope is, dat de bedaarde pogingen onzer braave Gilden den gewenschten uitflag aullen erlangen, en dat 'er misfehien maar wei- nh  36a MENGELWERK E B Z. nigen zullen zijn ^ die aan het verlangen des Volks niet zullen beantwoorden. Het is tot genoegen van één onzer goede vrienden, dat wij betuigen geen het minfte oogmerk gehad te hebben om den Heer Richard eenig nadeel toe te brengen j in tegendeel wij hebben alle hoogachting voor zijne kundigheid en gezuiverde Vaderlandfche begrippen — ook kunnen wij geenzints vermoeden, dat de {teller van de verhandeling over onze Nederduidfche Schooien dit kwaade oogmerk zoude gehad hebben , 't eenigfte, dat hij naar ons inzien heeft willen aantoonen, is geweest de ongelijkheid in het bezoldigen van vreemdelingen, dat is de onderwijzers van vreemde taaien, boven die van onze moedertaal, het geen waarlijk wel eenige opmerking verdiend. — Hij heeft geenzints willen beweeren, dat de eerften geen jaarwedde moesten hebben, maar wel dat de laatstgenoemden beter moesten beloond worden, zoude 'er hope zijn, om kundiger mannen in dien post gefteld te zien, en om dit des te fterker te doen uitblinken heeft hij het voorbeeld van de Franfche Schooien bijgebragt.  MENGELWERK VAN HET DORDRECHTS GEDENK BOEK. "Zal dan de bloote naam alleen aan ons behagen*. Het nagejlacbt te zijn van oud Batavisch bloed, IVat baat ons dit ? bezield ons niet dezelfde moed Die vaderlijke moed, die, wars van dwingelandije Den dood ons kiezen doet voor 't juk der flavemije W. Tell door H. Hug li. p. y. MTNHEEREN! 11 Daar Gijlieden mijne voorige verhandelingen pfeats hebt gelieven te geven in uw geagt werk, zoo twijffel ik niet of UEdelens zult deze nevensgaande aanfpraak dezelfde eer wel willen aandoen, waar door UEdelens zult verpligten uwen beftendigen Leezer D1KAIOFILUS. Waarde Medeburgers! T])aar ik bij. den aanvang van het uitgeven vïrTDordrechts Gedenkboek , aan UL. mijne v be» ii. deel. V  364 MENGELWERK VAN HEf beoordeeling over de berugte Dordrechtfe Conventie, en mijne bedenkingen over den brief van Sander Regtuyt, ten opzigte van het Articul der Reekenmeesteren over ftads reekening hebbe medegedeelt; en dat die beide ftukken doof ULieden niet onverfehillig zijn ontfangen , in tegendeel dat Gijlieden van dezelve goed gebruik hebt gemaakt, en reets ook daarvan eenige nuttige gevolgen tot herftel van uwen ouden luister hebt ondervonden , zoo neeme ik andermaal de Vrijheid , U over die beide ftukken te onderhouden. Omtrent hec eerfte ftuk, heeft het Request, dac door de Gildens en gemeene Neeringen onlangs aan hec Collegie van Veertigen is geprefenteerd, de langwijlige deliberacien van dat Collegie, over dat Request , de bedenkinge van den Oud-Deeken, en de aanmerkinge van een Gildebroeder over dac onderwerp , mijnen aandagc op nieuw gaande gemaakc» Ik ben alcoos van gevoelen geweest , dat een Conventie, in eene Regeering, van het uitterfte. nut is, dat zij ftrekc , om de eensgezindheid te cukiveeren, en een ieder egaal te ftellen tot hec genieten der voordeden en aangenaamheeden , die aan de regeering zijn geaccrocheerd. Maar ï dan moec zij zig alleen bepalen tot hec huishoudelijke de regeering, en coc zulke zaaken, waar omtrend den burger geen de minfte befchikking competeerde Maar ik ben integendeel ook altoos van gevoele geweest, dac wanneer, eene conventie bepaalingen naakt over zaaken', waar van de befchikkingen aan de burgeren of derzelver bijzondere Reprefentancen ftaan, ea dat die aanloopt  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 3^5 lbopt tegens de Privilegiën, dac die Conventie dan is een ongepermicceerd en duldeloos verbond, alleen {trekkende om den grond te leggen voor een Despocismus , Ariftöcratie , of Voor die beiden. In dit gevoele ben ik nog meer bevestigd geworden ; zints ik geleezen heb No. 45. van den Batavier , alwaar de Schrijver over de Schiedamfche conventie handelende, zig aldus uitdrukt. „ Deze conventie ftrijd te,1, gen de oude en nieuwe Privilegiën der bur,, geren van Schiedam . . . derhalven is dezelve „ onrechtvaardig, onbillijk, wreed, en ver„ fchrikkelijk; de Burgers van Schiedam kun„ nen derhalven , zonder zich met fchande te. „ bedekken , dezelve niet laten beftaan ; zij 4, moeten derhalven hare werking krachtdadiglijk „ beletten." Dac nu de Dordrechtfe conventie ook ftrijd tegen de Privilegiën, meen ik in mijne beoordeeling over dezelve, allerduidelijkst te hebben bewezen : derhalven zoo moeten de woorden van den Batavier , daar ook in volle krachc op worden coegepast ^ crouwens Hij denkc 'er zelfs zoo over. In No. 29 na dat hem de nodige inligting daar omcrend gegeeven was. Hec is voor mij een allergrootsc genoege, dat het van achteren blijkt, dac voornaame mannen, mee mij in hec zelfde fencimenc vallen. Ik ftap hier dan van af, als van een beweeze zaak, en zal nog twee korte aanmerkingen maaken , over den invloed die dezelve heeft op het Col. V 2  3.66 MENGELWERK VAN HET Collegie van Veertigen en dan daar bij eenige refleftien voegen , tot het radicaal herftel van dien ingegeeten kanker. De eerfte is deeze : dat het incontestabel is, dat de Privilegiën en Handvesten van het Collegie van Veertigen allerklaarst bepalen, ja zelvs dat hunnen eed zulks medebrengt, dac dé Leden van het Collegie , alvorens te treden tot het maken der Nominatie van Schepenen, bij hoeren eed, een of zoo veel als 'er gebreeken zal, kiezen zullen. NB. Dus word bepaalt dat het Collegie zelfs kiezen moet. De oude conventien, van het begin dezer eeuw af, hebben het begeven van de Veertigsplaatzen gedemandeert aan de twee refpectivë cabaalen die 'er fubfifteerde, beurt om beurt. De nieuwe conventie bepaalt, dat de openvallende Veeriigsplaatfen door den Prefident Burgemeester zullen worden begeeven. (niet de Recommandatie of voorftelling van dezelve , maar het abfolut BEGEEVEN.) Confteert daar nu niet ten klaarften uit; dat de conventie, eene zaak bepaald, en uitvoerd, die tegens den aard en infitutie, van het collegie van Veertigen aanloopt? die het vermogen van dat collegie (om hunne nieuwe leeden te verkiezen) aan banden legt? — volgt daar dan boven dien nog niet uit, dat alle de leden van het Collegie van Veertigen onwettig verkooren zijn? door zulke, die daar toe geen, dan eene geufurpeerde Authoriteit of vermogen bezaten, en is het eindelijk niet waar, .dat het zelfde Collegie, of den eed niet verftaat, of willens  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 3^7 lens daar tegen gehandelt heeft , zoo dikwils 'er een nieuw lidt is ingebragt? Mijne tweede aanmerking is deeze, dat ingevolgen de Privilegiën en Handvesten 't Collegie van Veertigen, jaarlijks een nominatie van Scheepenen moet maken; daar toe kiezende zodanige perfoonen, die welke hem bij hoereneedt dunken zullen, daar toe die corbaarlifkfle ende nutjle wezende. En daar nu de oude con-, ventien, aan de refpeftive cabaalen, de begeving der Schepens - plaatzen op hunne beurten hebben overgegeven, ja zelfs zoo veel tijd voor uit hebben bepaalt , wie dan Schepen zoude* moeten worden; f>) En daar de nieuwe Con-; ventie bepaald dat kinderen en kindskinderender tegenswoordige Vroedfchaps leden, na bunnen ouderdom, op hun beurt tot Schepenen zullen worden genomineert, waar blijft dan de vrije nominatie van het Collegie van Veertigen? en als men dit in het oog houd, moet men dan niet befluiten, dat alle de verrigtingen van het Collegie van Veertigen, van hec be-* gin la) Men heeft het ftuk der Conventien en Cabaalenzoo ver doorgezet, dat men in een der Cabaalen nog eene Conventie in de Conventie heeft gemaakt dividtcrendc dis, Clasfe in drie onderdeden, waar bij wederom op nieuw bepaalt word , wie de i , 3, 3 , cn 4 de openvallende Schepens ," Agt en Veertigsplaatfcn zal begeeven, (van dit ftuk berust; thans een affchrift onder mij ) ging het zoo voort, dan moest men maar ieder lidt van den Oud-Raadt van den Oudrten af tot den Jongiten toe, een beurt laaten, om de openvallende Schepens. Agts cn Veertigsplaatfen te begeeven ; en Weg dan Ouzverivetfche Privilegiën! V 3  $68 MENGELWERK VAN HET gin deezer eeuw af, tot op heden toe, zijn. onwettig: en mag men dan niet met regt en reden vraagen, Gij mannen van Veertigen hebt gij uwen eedt vergeeten , of kent gij uwen plicht niet meer? Ziet daar mijne waarde medeburgers ! deninvloed die de conventien gehad hebben , en nog hebben op het Collegie van Veertigen, en dus op uwe voorregten! Dat Collegie is om uwent wille ingefteld, zijn oorfprong is, om uwe vrijheeden re bevvaaren; en om u in verzeekering te ftellen, dat gij altoos zulke waardige reprefentanten zoud hebben, die uwe burger belangens niet zouden verwaarloozen ; dit was het oogmerk; dat gij door dat Collegie, den teugel in handen zoud hebben, om quaad denkenden van het regent-fchap uit te fluiten. Maar nu heeft dat Collegie zijn Oogmerk, zijn Plight vergeeten; zij hebben zich illegaal doen aanftellen, zij hehben hun voorfchriften laaten voorfchrijven tot de nominatie van Schepenen, en dus alle hunne daaden onwettig gedaan, en zijn daarom geen conftitutioneel collegie van Veertigen meer. Maar mogelijk zal men zeggen, volgt het denkbeeld van den Batavier , en vernietigd de Conventie, of dat geen, het welk daar in ftrijdig is, en dan is het Collegie van Veertigen wederom in zijn geheel. Maar Neen geëerde medeburgeren ! dit zegt niets, hec ra-? dicaale quaad zit in het Collegie van Veertigen zelf; de meefte leden van dat Collegie zijn ook leden van de Conventie, nu en altoos geweest, Deeze zijn het, die de overheerfching in dat Collegie hebben te weeg gebragt; hadden die hun  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 36*9 hun pligt als Veertigen , niet aan de befchikkingen der Conventien opgeofferd; het verval zoude nooit in dat Collegie hebben kunnen indringen; Ja! wat meer is, de conventie had rooit in ftand kunnen komen, en dit begrijpt een ieder zonne klaar; dog het is die leeden om 't eeven geweest, hoe inconftitutioneel zij ook handelden: want dit confteert ook nog ten klaarden hier uit, daar de Privilegiën zeggen » (a~) dat de Ambachten en Gilden kiezen Jutten. 40 perfoonen in Staate van hitwelicke wefende% of die geheijlict hebben geweest, zoo hebben zij. egter 7 Leeden in hun Collegie geuoomen, die niet gehuwd nog gehuwd geweest zijn, (by En waarom zoude dan het herftel niet ge* zogt moeten worden in de vernietiging van het tegenswoordige Collegie van Veertigen ? daar het zelve in de juifte termen valt als. de Conventie, dat is, dat het alle zijne zaaken doet, ftrijdig tegens de Privilegiën, en de Inftitutie, en juist daarom volgens 't fentiment van de Batavier de vernietiging verdient heeft, te meer daar het zeeker is, dat als het Collegie van Veertigen radicaal herftelt is , de conventie in zig zelfs vervalt, en een non ens wordt in dia Artijculea. Daarom waarde medeburgeren! toetst en beoordeelt het gevoelen van den Batavier en ik twijffel niet of gij zult bevinden dat zoo gij u geen herftel verfchaft, en de werking der leden van dat (a) Van de Wall fol. 600 en fol. 684. (è) Blijkens 't Heeren boekje pag- 4- c% 3» V 4  37° MENGELWERK VAN HET dat Collegie door hunne afzetting niet kracht' dadiglijk belet, gij u met fchande zult bedekken,' even als over eene, onrechtvaardige, onbillijke, wreede, en verfchrikkelijke daad; roeit dan liever dit Politiek kwaad, dezen Kanker tot den wortel toe uit om haare verdere vorderingen te beletten; en wanneer gij het zoo verre zult gebragt hebben, dat gij het tegenswoordige Collegie van Veertigen zult hebben af- en een nieuw aangeftelt, waar van te verwagcen is, dat het getrouw aan zijn pligt en initelling zal zijn; zoo zulc Gij wederom het genot en gebruijk van uwe Privilegiën hebben, en 'er zullen geene andere tot den Post van R.egenten worden genomineert, dan die om hunne eige verdianften (maar niet om voorouderlijke waardigheid of geboorte) tot dien post gefchikten bequaam zijn, en die met hart en ziel uwe heilige vrijdommen zullen maintineeren. Nu overgaande tot het tweede ftuk, derRekenmeefters, zo heb ik met het uitterfte genoege gezien, dat gijl. tot dien Post gekoren hebt, zulke manren , ' die juist gefchikt zijn , Uwe belangens voor te ftaan, mannen die niet driftig, maar meteen gepasten ijver en vrijmoedigheid, de zaaken kunnen en durven voortzetten: — nog grooter vergenoegen heeft het mij gebaard, dat hun Edelens in hunne qualiteiten zijn erkend en gerespecteerd , en dat zij in zoo verre aan het generaal oogmerk hebben voldaan, dat door Bin gemeefteren, aan hun Edelens belooft is, vifie 'te zullen erlangen van al zulke reekeningen en adminiftratien, ais'er afzonderlijk buiten de Thefaurie gehouden worden; en die egter waaragtig tot het generaal fonds der Stad behooren. Dog  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 374 t Dog waarde Medeburgeren ! dit laatfte is nog maar bij de belofte gebleeven; derhalven is het Uw Post, om door een adres die Heeren Rekenmeefteren aantefpooren , en te verzoeken dat onderzoek ten einde te willen brengen , op dat men tegens aanftaande jaar met alles zpude kunnen gereed weezen, en den juiften Staat van Stads finantie- weeze moge kennen. De verandwoording van Mr. Alexander Hendrik Metelerkamp, Raad in de vroedfchap en oud-; fchepen der Stad Gouda nu onlangs eerst in het licht gekoomen, heeft mij meer en meer doen verlangen naar een volkomen opening van zaken. Ik recommandeer U dat klein en onkostbaar boekje te leezen , ik twijffel niet, of Gijl. zult daar uit een denkbeeld krijgen, hoe he t met de diredtie der Finantien in zommige fteeden toegaat. Gij zult daar in zien, dat Goudaas publieke Adminiftratie of Fonds important veragterd, en Jaarlijks verliest, maar gij zult ook zien, dat de afgezonderde en geheime fonds of fondfen, important avanceeren, daar zal u ook blijken wat onnodige depenfes, dat 'er aldaar, zoo aan *t Logement_ in 'siiage, als anderzints gemaakt Worden, die zouden kunnen worden gemenageerr. Kortom gij zult in dat boekje ftoffe vinden, uwen aandagt en overdenking waardig; maakt daar op vergelijkingen in uwe gedagten , en oordeelt, of het niec noodzakelijk is, dac men de afgezonderde fondfen en adtniniftracien, zo wel onderzoekt, als de publieken. Ik heb mij verpligt gevonden deeze beide ftukken op nieuw aan Uwen aandagt te verlevendigen ; ik hoop, dat zij wederom zoo veel V 5 aan-  2fCL MENGELWERK VAN HET aandrang bij UL. zullen maken, als mijne eerfta verhandelingen gedaan hebben ; dan zal aan mijn oogmerk voldaan zijn, en hec zal zeker tol Uw nuc gedeijen. Hier mede zoude ik eindigen; maar altoos denkende op hec nuc , en de vrijheid onzer Stade, zweeft mij tans door degedagten, de aanftaande beroeping van een Predikant. Een ieder weet dat zedert een reeks van Jaaren, Burgemeesteren de direfte aanftelling van een Predikant hebben gehad, en dat de verkiezingalleen maar, pro forma, in den Kerkelijken vorm is gegooten. Maar de vraag is, of zulks aan den Oud Raad, of aan Burgemeesteren, op die wijze competeerd? De manier van verkiezing, heeft van tijd tot tijd gefluctueerd. Ik meen dac in Januari] 1594» en dus korr na de Kerkenordening van 1591. hier in deeze Stad, door den Kerkenraad bij een vrij beroep is beroepen Ds. Andries de Meester (op de Lijst der Predikanten bekend, onder de naam van Andreas Demetrius.) In den Jaare 1691. is dat bekende verfchil, over eene beroeping geweest, tusfchen den Oud-Raad of Burgemeesteren , en den Kerken-s raad. De Oud-Raad ftemde in bet Collegium mixtum Ds. Sappius; en de Kerkenraad Ds. Vermeer. Hier door kon dat beroep niet worden gedecideert. Men proponeerde eene loting, (even zoo als men nu onlangs bij de verkiezing van een Walsch Predikant heeft zien gebeuren) en een ieder weet, door wat fterke middelen die zaak is ten einde gebragt. Is het nu dac de finale beroeping, nu en voortaan bij hec Collegium Mixcum moec worden af*  DÖ*RD RECHTS GEDENKBOEK. 373 afgedaan; dan oncftaat een andere vraag , of die Leden die uic den Kerkenraad in hec Collegium mixtum worden gecommitteerd, ook cum plena moeten zijn gequalificeerd, dan of die bepaalde last zouden moecen hebben, IVic aldaar te ftemmen? zoo hec laaclfe waar was, zoude de zaak der beroeping, voortaan een gants ander aanzien krijgen ; en zoo het eerfte moest exteeren, dan kan ik niet zien , waartoe de Kerkenraadc zig voorcaan zoo veel moeke behoefc te geven, om een gros, 12, 6, en 3 tal te formeeren, zoo veele vergaderingen daar over te houden, ja zelfs daar over den Goddelijken invloed en zeegen .... Dog hier over zvviiff ik liefst ftille! J& Dan daar ik voor mij geen genoegzaame kennis hebbe van Kerkelijke zaaken, en dus hec beroepings werk hec noodige licht niet kan bijzetten, of iets met zekerheid bepaalen, zoo neem ik de vrijheid, om aan alle weldenkende en deskundige lieden, op hec allervriendelijkst te verzoeken dat zij de goedheid willen hebben, door middel van hec Dordrechts Gedenkboek hunne gedagten hier over ce willen aan den dag leggen, en die zoo hec moogeüjk is, met grondige bewijzen ftaaven. Op dat die zaak eindelijk eens gedecideert, en op een vaste voec gefield mag worden. En een ieder bij zijn wettig bezie, en voorregc zal mogen blijven. Ikeindigmijne Medeburgeren'", U verzekerende dac niecs bij mij onbezogc zal blijven, om onze waare vrijheid, — en Burgerregten ce helpen herllellen, en dac ik fteecs mee dezelfde fentiraenceri onveranderlijk blijve Uwen medeburger, DIKAIQFILUS. MIJN  374 mengelwerk van het MIJN HEEREN Schrijveren van Dorjdrechts GEDENKBOEK! JHI et heeft mij noodig gedagt Uw Ed. toe te zenden Copie van een Brief welke ik onder eenige oude papieren heb bewaard gevonden, de zelve is gefchreven door een der Regenten dezer ftad zijnde den wel Ed. Geftr. Heer C P V. M. den 24. September 1667. aan den w'el Ed." Geftr, Heer P. F. Berkhout Raad en Mee/Ier over de Rekeningen der Domijnen van de Ed. Groot Mog. Heeren Staaten van Holland en Westfrieüand in 'SHAGE, men zal uit denzelven zien, hoe die Heer dagt over de Regeeringsvorm onzer Stad , dezelve kan ftrekken tot onderigt van veelen onzer Regenten, die ik durf zeggen, dat van onze conftkutie zoo een juist denkbeeld niet hebben, — De Schrijver erkend, dat 'er ten zijnen tijden reets merkelijke veranderingen in de Conftkutie waren voorgevallen , vooral in 't Collegie van Veertigen, het welk zijn wel Ed. Geftr. erkend, dat ah in/ik iutione (in deszelfs oorfpronk) is geweest uic de GEMEENTE: ik denk dat deze belijdenis door een Regent onzer Stad voor meer dan honden Jaaren gedaan van veel invloed kan en behoord te zijn op de tcgenswoordige Heeren zig noemende Leden van het Collegie van Veert'i%n: zoo het UEd. convenieerde, zoude eenige aanmerkingen op dezen blief door UEd. aan de Burgerij in 't geheel niet onaangenaam zijn:  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 375 in verwagting van dezelve daar mede verrijkt te zien heb de Eer te zijn. MT N HEEREN! UEd. D. Dienaar Oud-Deken van het * * * Gilde Dordrecht 30 Julij 1785. P. S. De kleine aanteekeningen heb ik op de rand des Briefs gevonden en zijn van dezelfde hand. M r N H E E Rï iQ)mme volgens belofte te voldoen ÜEdtS. Curieuliteyt, noopende de Conftitutie van d# Regeeringe binne Dordrecht, fal UEdt. gelieven te vveeten dat van allen ouden tijden defelve gelyck doorgaans in alle de fteden van Suyd en Noort Holland ende voornaementlyck in West Vrieslandt gansch populair geweest is, gelyck als klaerlyck kan werden afgenomen uic de (*) bylagen hier nevens gaende onder de letteren A. B. C. D. E. en F. ende voor eerst uic hec hoofd van Seeckere keure (**) gemaakc in den Jaare 1455 onder de voorz. leccer A. alwaer (a) Burgemeefieren Schepenen en (b~) Raeden, (Y) Out-Raeden, (cl~) Achten, Dekens en- C * ) Deze bijlagen zijn bij den brief niet meer, maar te vinden als door mij bij ieder is genoteert. (**) Van de Wall pag. 593. (ö) Te weten van de gemeente en 's Heeren wegen: vid. Beverwijk Befchr. vsn Dord. fol. 176 en 182. (b) Vid. idem fol 188. (e) Quafi Ouden - Raeden fd est FTvcdfchepen. (d) Vid. idem fol. 236.  37t) MENGELWERK VAN HET ende die gemeene Neryngen der Stede van Dordrecht verkiaeren in allen hunnen morgen fpraeeften verdraagen te zyn en in keuren geleyt hebben verfcheyde poin&en nopende de befteliinge van Regeeringe ende Magiftracure der voorf. Stede: gelyck als zulks mede blyckt uit het Privilegie van Hertog Philips van Bourgonie Van%3 Juni M5ö*. O g^uoteert met de letter B. by den zeiven als Graeve van Holland Op 't verfouck van de Goede Luyden poorceren ende inwoonders der Stadt Dordrecht gegeeven uyt welk hooft ofte Infcriptie niet alleen de voorf. populaire conftkutie gefpeurt werdt, maar ook noch by den teext van het voorf. Pnvilerie klaarlyck werd geftelt, waarby gemelte Herfoelie aen de voorn, verfoeckers (hoewel maar 'voor den tyt van thien Jaeren 'c gene echter naederhandt in gebruyek gebleven is en by naederc Privilegiën geconfirmeert) vergunde ende toeftaet dat de befteliinge van de Magiftrature in fyne voorf. Stede van Dordrecht foude fyn ende gefchieden, in dier voegen dat uic hondert perfoonen uit den gemeente door eenige fyne Gecommitteërdens voorgeftelt, bij die Deeckens van de Ambaghten en Gilden der Stede gekofen fouden werden 4° perfoonen, gelyck uic voorf. Privilegie Are. h te fien is, mee machc aan dat Collegie gegeven, omme bij uytlandigheyt, ofte verfterven van eenigen van den hare, hun felven te mogen fnppleren als Art. 9 en fouden die veertig perfoonen alle Jaer eene nominatie maecken van veertien perfoonen, omme by den Graef ofte fynent wegen 'c eene Jaer vyf Schepenen ende twee Raeden ende 't andere Jaer (*) Vau de VSVil, pag. 6co»  doRdreChts gedenkboek. $?f iiyt gelycke nominatie vier Schepenen en drie Raeden gecofen te worden als Art. 3 en 5 welcke Schepenen ende Raeden alfoo verkofen fynde een Borgemeefief uit den haeren maeckten. die den Burgemeefter van 's Heeren wegen genaemt wert, als Art. 14 van "t voorf. Privilegie te fien is, daer den gemelten Grave feyr, dat den Burgemeester fynenc wegen geftelt foude gekoren werden, als men gewonelyck hadden geweest van outs &c. welken Burgemeefter Schepenen en Raeden mitsgaders den (Y) Officier fiem hebbende als jongfte Schepen genoempt wierden Re* geerders der Stad Dordrecht en ook in der daet Werden, alfoo die alle foo wel politycque als rechts faeken af deden, en alleenlyck in fwaerwichtige deliberatien asfumeerden , al hoewel ongehouden maer alleen toe meerder decharge de oude ende niet meer dienende Raeden, fonder dat echter dezelve oude Raeden in recht /deeken eenige flemmen hadden gelyck ook niet en deden de dienende Raeden welcke gelyck als gefegt is beneffens de Schepenen hec gerechte conftitueerden, gelyck die ook noeyc in eenige commisfien gebruyeke wierden, maar alleenlyck by Schepenen konden dienen van advys, dan in policique affaires vergeven van Ampcen &c. neffens Schepenen N. B, flemden op haeren rang Welk gebruik mede geconcinueerc heefc foo lange de voorf. Raeden fyn bekenc gevveesc en naemelyck coc dac dezelve fyn afgefchafc, volgens 'tocïxooy van den 22 July 1652. waervan hier naer breeder lal werden gelproocken. Omme dan wederomme te komen tot de machc die de Deeckens we- (e) Te weten Jn civiele faeken alzoo hi; in criminele ... is Nb» na de Schepenen.  37R MENGELWERK VAN HET wegens de gemene Neeryngen eertyds was en als noch is competerende foo fal noch dienen gefecht, dat fy ook alle Jaer een nominatie van vierentwintig perfoonen foude maecken waer uydt den Graeve ofte fynen Stadhouder ende Raedsluyden fouden kiefen acht perfoonen, die welken den voorf. Burgemeefter der gemeente wegen kiefen fouden als Art. 10. li. en ia. mede klaarlyk uitgedruckt werdt. Ontrent welke dispofitie alhier te noteeren ftaedt, dat alfoo uit voorf. 10 Art. duydelyck gefeyt wert, dat de voorn. Deeckens de voorf. verkiefinghe doen fouden , gelyck als gewoonelyck is, daar mede klaerlyck wert aangewefen , dat de voorf. Ordonnantie in 't geheel geen nieuw Privilegie voor die van de gemeene Neeringen was en der halven met den tyt van thyen Jaeren, waar van in 't hooft van 't felven gcfprooken werdt, met foude komen te expireeren, 't gene mede daar uyt lichtclyk is te befluyten, dat het felve voor foo veel het voorf. poinft van de verkiefinge van de Aghten aangaedt, niet anders is dan eene renovatie van een voorgaende Privilegie by Hertogh Aelbrecht van Beyeren tot eeuwigen daegen gegeven gelyk uit het excracT: van 't voorf. Privilegie gequot: met Litt C (*J hier nevens caende gefien kan worden, 't geene het recht van de Gilden daer ontrent 't eene maal ftelt buyten dispuyten , ende ook verder aanwyst dat die Achten met het Gerechte vergaderen fouden des verfocht ofte vermaent fynde, ofte foo verre fy van der Gilden wegen daer by te doen hadden, gelyk ook hec felve in feker ver- . drach (*) Van de Wall pag. 353-  DORDRECHTS GEDENKBOEK 'drach ofte keur van 'r Jaar 1385 gequoteert D. ( * * ) overgegeven wert, alwaer mede verftaan wierde in 't 1. Art. dat die Aghten foude hebben twaalf keuren ofte ftemmen neVens die Out-Raeden inde verkiefinge van den Burgemeester &c. gelyk die twaelf mannen plegen te hebben, 't welk dan mede aanvvyst, dat daar twaalf mannen plachten te wefen waar uit gekomen is dat die Aghten als noch XII. ftemmen ofte keuren tot de voorfchreeve verkiezinge hebben, ende dat alhoewel hier vooren in 't privilegie van Hertogh Philips Art. II. gefeght is; dat die Aghten den Burgemeester kiezen fouden fulcx verftaan moet werden te helpen kiefen, hebbende haar ook de Graeven in dier tyt foo verde aan die gemeente veroblygeert dat zy by feeckere privilegie in dato 20 Juny 1418. onder de Letter E. (***) hier nevens is gaende verklaert ende aen de zelve hebbe toegeftaan, dat den Schout die haer perfoon foude reprefenteeren een poorter en Borger der Stadt Dordrecht zoude moeten wezen, al het welke dan klaarlyck aanwyst hoe populair van ouds die Regeeringe van Dordrecht geweest is : waer toe noch meerder foude kunnen by brengen alzoo alle oude fchriften daar van vol zyn en ook wel doen zoude, ten waere myn voorneemfte oogmerk was, gelyk UEd. my verfoch: hadde de forme van de jegenswoordige Regeringe van Dordrecht op het papier te brengen, de voorneemfte Deelen van de Oude forme van defelve Regeringe alleen met ten vinger hebbende aen- &eroert' Van (**) Van dtWall pag. 333- (***) -bid pag- 44$. II DEEL. X  3'8d MENGELWERK VAÊU HET . Van de voorf. Oude Regeeringe is de formè van de jegenswoordige foo geheel vreemd niec als fynde genoechfaem de gantfche kracht van de Regeering als noch aan de Gemeence gebleven, alhoewel die defelve nochcans alfoo niet en kompc ce gebruycken als fy wel foude konnen en vermogen ce doen alfo Are. i van 'c concordaec van 't Jaer 1647. onder de Letter F, (****) hier nevensgaende uytdruckelyck gefeght wordt, dat die Burgerie ofte Gilden noyt en is tegengefprooken het vrije gebruyek van hunnen voorf, accoorde en privilegiën De Ao, 3385- !395- 1478. en 1481. alle daar breeder geroert en die voorf. Gemeente Arr. 2. van 't felve concordaet expresfelyck referveren dat geene confenten voorcaen zullen gedraegen ofte ingewillichc werden fonder daar op gehoorc ce hebben die Deeckens en gemeene Neeringen, mee gemeene confencen ofte meeste ftemmen van hun allenwelk de fomier van een hoogeregeeringe is en waar door bewefen wert dat de fundamencer, van die Regeringe foo populair fyn als ymanr foude kunnen imagineeren. voorts heeft die gemeente van Dordrecht als noch behouden die Nominatie van 24 perfoonen tot aghten, waar uyc by den Ouc-Raec in plaecs van de Graeve ofte den Stadhouder Aght perfoonen werden verkofen als in 't Oóïrooy de (f) Ao. 1652. Are. 6en 7. ftaecuytgedruckc; welke Aghten als noch dne werven 'sjaers cot de verkiefynge van den Burgemeefter van die gemeence cwaelf ftemmen inbrengen gelyck als voor defen plachc ce gefchieden, ook hebben > •-. - - die (****) Van dc Wall pag. 1607. (|) Ibid pag. 173a.  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 3SI die felve Aghcen (ƒ) nevens die Deeckens der gemeene Neeringen het kiefen van twee Stads Thefauriers en ftaan die Deeckens van gemeene Neeringen ook over desfelfs rekeningen neffens den Officier ende Heeren gecommitteërdens'ten beleyden van Stads faecken, en twee gedeputeerdens uit den Oud-Raad en twee uit den gemeente tot het hooren van defelve rekeningen gecommitteert, komen ook die voorgemelte Aghten te vergaederen met het gerechte des vermaent zynde omme Stads kleyne Ampten te helpen vergeven en foo wanneer fy. van der Gilden wegen daar by te doen hebben als van Ouds kerkomen is. De Veertjghen ende haere functie is defelve .als wel voor defen uytgefondert dat die ab infiitutione waercn uyt de gemeente en jegenswoor.dig fonder onderfwheyd uyc den Oud-Raec ofte uyt de gemeente daer toe verkofen werden, en uyt de gemeente verkofen fynde, meestal OudRaeden worden, gelyk als nu defelve mede meest alle Ouc-Raeden fyn, en is de functie van voorf. veertigen Jaarlykx hun lichaem foo daar eenige aflyvige of uiclandich onder hun bevonden mochten werden te ftfppleeren en als dan voorts te procedeeren tot hec maeken van eene Nominatie van fcheper.cn 'c eene jaer van acht en 't ander jaar thyen perfoonen uyt de (g) Vroedfchap ofte Otid-Raet indien de Veertig perfoonen waer uit den felven befhec be* halven den Officier een tyde van de voorf. Nomi- (ƒ) Opficht hebbende op dc Stads werken en reparatien &c. Beverw. fol. 238. (i?) Voor dezen ongelimiteert nu op een getal volgen* 't Art. van 't Octrooy gefteld, X s  $$2 MENGELWERK VAN HET minarie als noch ïn 't leven fyn, en indien eenige tusfchen beyden fyn komen te overlyden ofte te vertrekken, uyc de gemeente, omme alfoo het voorf. Getal van 40 Out Raeden wederomme te fuppleeren , uyt welke voorf. Nominatie ofte voorftellynge van een dubbelt getal , wert volgens het 5 en 6. Art. van 't voorf. Oétrooy als nu by den Oud Raet in plaets van den Stadhouder *t eene jaar vier en 't ander jaar vyf verJcofen, omme twee jaeren als Schepenen te dienen, dewelke nevers de vier of vyf blyvende Schepenen die maar een jaar gedient hebben, maeckende in 't geheel negen Schepenen nevens den Officier, die als noch gelyk voor dezen in 't ftemmen als jongfte Schepen geconfidereert werdt het geheele Gerecht belitten, alwaer de Burgemeester van de gemeenten wegen altyt gelyk ook in i alle andere Stads Collegien prefideert, fonder dat •ds nu eenige Raeden meer bekent zyn alfoo > derfelver emplooy by het voorf. Octrooy van 1 den jaere 1652. gemortlficeert is. de voorf. Schepenen alfoo verkofen zynde verkiefen alsdan by haer felven den Burgemeester van 't Ge- > recht of van 's Heeren wegen als van outs gewonelyck is geweest. Ten tyde de verkiefinge*i van Burgemeester van de Gemeente wegen gefchiet bij den Oud-Raet ende Achten als voor: henen gefecht is , op welken tyt de Achten 1 mede Recht hebben en ook gewoon zyn Aid- ■ culen en Poincten van Politie te proponeeren, , de welke by den afgaenden Burgemeester in deliberatie werden geleght en daar op by den Out-Raet gerefolveert na behooren — Verders: beftaet de Regeering in veertig perfoonen van Oud-Raet behalven. den Officier uit Art. 1. van 't vporfr  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 3»3 •tvoorf. Oftrooy die zynen rang in 'c ftemmen heeft mer dat hy als Schout aengekomen is en rZ Oud -Raet by gewoond heeft, behoudende STchSns 'tCercchte het voorfttten in de VTe'lkIre^rZngOud-Raet ( waer onder mede VeSaen werden begrepen te zyn den^ de Schepenen op haer rangh als Out- Raeden mitscacders cok de Achten , ftemmende hooft voor hooft naer den Out - Raet ) befoigneert en refolveert over de poinften van befchryvmgen «nde delibereert over alle Stadts oirbaerlycke Saecken, fulcxals dan bevonden wert ten meesten dienfte van den Lande int generael ende voorf. Stede int particulier te behooren ... . u«e Stadt is mede met verfcheyde confiderable P» vileaien ende Voorrechten boven alle andere becunftight, als met het ftapel recht en meer. andere welke bij defe occalie niet verder fal aen,oeren , dan my alleenlyck refereeren tot d^ gedrukte exemplaren daer van zynde. Alfoo ,'cfelve wel waerdjeh is omme hier nevens te worden ingefien. , En alfoo 'c felve is buyten myn jegenswoordich oogmerek 't geene alleenlyck was omme UEd de jegenswoordige forme en conftitutie van 'onfe Regeringe kortelyek voor oogen te ftellen fal ik eyndigen vertrouwende h,er mede UEdts begeerte eenigermate te hebben voldaen cn büjve MTNHEER! UEdts. onderdanige Dienaar Was geteekend C. P. V. M, Dordrecht 24 September l667' X 3 wï  3«4 MENGELWERK VAN HET Wij betuigen wederom onzen hartelijken dank aan den Meer Oud-Deken van het * * * Gilde voor het mededeelen van deezen gewigtiVen brief ovenvaardig, om der vergetelheid ontrukt en voor Dordrcchts mwoonders te worden opengeleet Z. want behalven, dat zij door denzelven een regt denkbeeld zullen krijgen van den wezenlijken Regeeringsvorm onzer Stad, zullen de leveraars voor onze verloore Burger-Vrijheid daar en boven ook door denzelven gezuiverd worden van den hateUJken blaam, die hunne vijanden hun aanwrijven, als ware hun oogmerk, om eene nieuwe vrijheid in te voeren, en den Regeerings-vorm onzer Stad te veranderen daar de vergelijkend van'den bovenftaanden bnef met alle hunne handelingen middag-klaar zal aanduiden, dat zij wel verre van eene nieuwe vrijheid te willen invoeren, inteegendecl mets anders begceren, dan de oude en waare confhtutie te herftellen en te handhaven, die zoo Jammerlijk verbasterd en fchandelijk verwaaid oosd is. Ja Om van dit laatst gezegde overtuigd te weezen, behoefd men den bovenftaande brief flests in te zien, en den Regeeringsvorm onzer Stadion als die m denzelven onpartijdig naar waarheid word opgegeeven te vergelijken met dien geenen, die voor wem^jaarep in onze Stad plaats had, 'c welk met minder dan de Jlavermj van de vrij. heid veifchilieu zal. 3 Dit doende zaf niemand kunnen nalaaten zich te verwonderen, hoe een Regeerings-vorm, die zoo fchoon, zoo heilzaam is\oorV belangd tnneriIrSn ^hunn& eiSe argeloosheidgzoo ïï \ t ?eeft hunnen staarten, en hoe het de voorn-anders onzer burgerlijke vrijheid in deeze da»  DORDRECHTS GEDENKBOEK* 385 dagen, zoo veel moeite heeft kunnen kosten, onl dezelve te herftellen, daar zij aan geene de minfte twijfrbling onderheevig is — Ja hoe 'er thands eerlijke Regenten kunnen gevonden worden, die deezen Vrijheids - iever in de Burgerij nog misprijzen, kwalijk neemen en verachten, daar zij niets anders doen, dan het geen de plicht van elk Nederlander vorderd, en waar toe ieder lid der Maatfchappij ten duurlren verplicht is. Of zoude een Burger van eene vrije Republiek niet openlijk durven ipreeken en uitkoomen voor zijne Rechten en voorrechten, die zijne voorouders zoo bezwaarlijk verkreegen, en met hun bloed bevestigd hebben'? Zoude het verzuimen van deezen Burgerplicht hun zelfs niet tot eene onuitwischbaare fehande verftrekkert in de oogen van die geenen, die zonder inzigten van hatelijk eigenbelang over de Rechten van een vrij volk oordeelen kunnen? — immers ja — daar de Burgers hun mond niet meer durven openen voor hunne eige voorrechten, en zich teegen de heerschzugt niet meer durven verzetten, daar is de Burgerlijke vrijheid op den oever van haaren ondergang. — met de ziel toch van een /laaf is men niet ver van de Jlaver- filj, en om verder te gaan, is het niet zelf de plicht van alle Regenten, om de heilige Burger • vrijheid te bewaaren, en van alle koorden van geweld en nadeel te ontflaaken, de waare conftitutie en 's volks voorrechten te handhaaven ? — hebben zij dit bij het aanvaarden hunner bediening niet met een plechtigen eed voor het heilig oog van een alwectenden God beloofd en gezwooren? Waarlijk — wanneer wij de zaaken bedaarde- Iijk  — 38f5 MENGELWERK VAN &ET lijk uit dit oogpunt befchouwen, moeten wij betuigen , geene de minfte gronden te vinden, waar op die Regenten hun gedrag en handelwijze zouden kunnen verdeedigen, die zich bij alle gelee g nheeden teegen de ftem van het volk verzetten , en de herftelling der Privilegiën op alle mogelijk ke wijzen trachten teegen te houden: — wat denkbeelden vormen zich de zodahigen van 's volks vrijheid, vari onze voorechten, van onze conftitutie — en van den post, welken Zij bekleeden ? Wij betuigen wel-mecnend, dat orts niets aangeriaamer zijn zoüde dan Hunne waare denkbeelden hier omtrend te mogen weeten; _ — wij neemen de vrijheid Hen hier toe uittenodigen ter verdeediging van hunne eer voor dit en voor het volgend geflagt, dat zonder liefde en zonder haat, volmaakt onzijdig over orlZe daaden zal oordeelen, terwijl wij als mannen van eer plegtig belooven, indien men ons op goede gronden kan overtuigen omtrend den aart der Burgerlijke vrijheid of omtrend het herftel der voorrechten gedwaald te hebben, dat wij de peil niet alleen nederleggen, maar daar en boven onze vorige gezetens voor gansch Nederland herroepen zullen. En wij mogen immers billijk van Hunne eerlijkheid verwagten, dat hunne handelwijze op verdeedigbaare gronden rust, en dat geen hatelijk eigenbelang of eene fchandelijke begeerte, om over vrije medeburgers een onbepaald gezag uit te oeffencn, de eenigfte drijfveer hunner daaden zijn zal. Wij durven de gronden, waar op onze denkbeelden gevestigd zijn, gerustelijk voor geheel de natie openleggen: — wij befchouwen de voorrechten als een wettig eigendom van het volk, t welk  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 387 't welk het- eene geflacht voor het ander niet kan wegfchenken, en dus veel min aan het volk op eenigerlei wijze kan ontnoomen worden. De inkruipende aanmatingen en bepalingen der voorrechten zoo wel als de verwaarlozing yan dezelven kan naar onze gedagten nimmer voor een wettigen afftand of overgift van dezelven gehouden worden, en dus meenen wij, dat de nakomelingen altijd het onwederfpreekelijk recht hebben, om de verdonkerde voorrechten terug teeis.fchen, en dezelven wede» .wettig te gebruiken. Zijnde het voor een vrij volk altijd een gefchikte tijd van hervorming. Zo lang ons nu de dwalingen van deeze gevoelens niet worden aangetoond en beweezen', vinden wij ons verplicht als leden der maatfehappij en als gebooren Burgers deezer Stad kloekmoedig voort te gaari en te volharden met onze burgerlijke voorrechten uit het ftof der vergetelheid op te delven, en voor het oog onzer braave Stadgenooten openteleggen, en dit achten wij veel eerlijker, veel minder bezwaarend voor ons geweeten, dan met de vleiërs van den heerschzugtigen Ctefar toen hij de Roomfche vrijheid de hartader had afgeftooken de Burgers in flaap te wiegen, en hen de flaafachtige leer in te boezemen , dat het de plicht is van goede Burgers den ftaat der Republiek te befchermen, zoo als hij tegenwoordig is, zonder dat zij_ zich op de verandering van dezelve toeleggen, of hunnen óu den en waaren Regeeriugsvórm herroepen mogen. De Heer Oud-Deken van het * * * Gilde neeme ons niet kwalijk, dat wij den naam van den kundigen brieflehrijver niet in zijn geheel, maar  388 MENGELWERK 'ENZ. maar alleen met de eerfte letteren hebben uitgedrukt, wij hebben dit om zeer gewigtige redenen verkoozen, oordeelende dat hij op deeze wijze genoeg zal bekend weezen, te meer wanneer wij zullen gezegt hebben, dac wij het genoegen hebben nog één van de braave afftammelingen van dien kundigen en waardigen Regent onder 'onze braave en weldenkende Stad genoóten te mogen tellen, die in de lente van zijn leeftijd reeds verfcheide preuven geeft, dat hij' van ' de vaderlandffche denkbeelden zijner braave voorvaderen niet ontaarc is, en dat hij waardig is het aanzienlijk geflagt, waar uic Hij geboren is. Wij hebben een brief ontvangen tot opfchrifc hebbende aan den Heer Oud-Deken, welken wij met veel genoegen op verzoek van den geëerden zender ook aan Hem zouden hebben laaten ter hand ftellen, — dan daar ons de Heer Oud-Deken niet in het zekeren bekend is, en wij, even als anderen, naar zijn naam moeten gisfen, hebben wij zulks niet kunnen ter uitvoer brengen — den Heer Oud-Deken zij in tusfchen bekend, dat gemelde brief ten huize van den uitgever dezer werks berust:, en dac hij den zeiven aldaar in perfoon, zoo hij zulks verkiest (in welk geval wij hem eene ftipce ftilzwijgenheid belooven) of anders onder zijne gewoone hand-tekening, bekoomen kan.  MENGELWERK VAN HET DORDRECHTS GEDENK BOEK. God! dat Uw hlixem htm -verdelg, Uwe afgrond zynen romp verzwelge e Aar dry k\ met dat bloed bemorst, Wiens hart in al zyn doen en poogen Door d" eigen zugt niet word bewoogen Ntet eeuwig voor de Vryheid gloeid. Fheith Lieuang over de Vrijheid. (^JJeen oogenblik hebben wij willen vertoeven, om deeze intresfante ftukken, onze leezers medetedeelen. T er Vergadering van Mannen van Veertigen heeft de prefiderende Heer, zynde de thans fungeerende Burgemeefter der Gemeente , den Ed. G. Agtb. Heere Mr. W. SNELLEN, op den 9 dezer loopende Maand hec volgende gecommuniceert. - Edele Agthaare Heeren! "]{~H*ct Requesc door drieëntwintig Gilden, en de daar by gevoegde gecommitceerden van de u. deel. Y drie  39° MENGELWERK VAN HET drie ■Schutterijen aan UEd. Agtb. ' gepfefenteert en in handen van Agt Leden van" deze Vergadering gefteld zynde, ten einde UEd. Agtb. te dienen van derzelver confideratien en advies, zo hebben Heeren gecommitteerden 'm deze, een en andermaal over dat Request befoignes gehouden, en zyn thans in ftaat en bereid aan UEd. Agtb. te dienen van Raport. J\JE Heeren, Mr. WILLEM SNELLEN , JONAS ANDRIES REPELAER, JAN HOOFT, Mr. WIL> EM BAR^HOLOMEUS van den SANTHEUVEL, Mr. BOUBSWYN ONDERWATER , . Mr. PHILIPS VROLIKHERT. SAMUEL CRENA, en Mr. CORNELIS de WITT, mede Veertigen dezer Stad, hebben ter Vergadering gerapporteerd: Dat zy, in gevolge-en ter voldoeninge van den A-ppointemente Commisforiaal van deze Vergadering, van den 30 Maart 1786", hebben geëxamineerd de Requefte, door Dekenen van drie en twintig Gilden dezer Stad, aan dit Collegie geprjefènteerd, met het annex Declaratoir van Dekenen van het Groot 'Schippers Gilde, waar by dezelve zich daar mede conformeerden; tendecrende dezelve Requefte, op de daar by gèallegueerde gronden, „ ten einde de Leden van het zelve Cöl„ legie wel van hun Ampt van Veertig zouden „ willen defisteren, als dit Ampt door geene wet„ tige aanltelling bezittende; op dat de refpeclive „ Gilden en gemeene Neeringen, uitmakende de „ Burgery en Inwoneren dezer Stad, aan wien „ ai-  dordrechts gedenkboek. 3OI ,", alleen het tan Pvequefte vermelde Privilegie gegeven is, in ftaat gefteld konden worde , een „ nieuwe en vrye verkiezing van veertig Perfoo„ nen te doen uit den buik van de Burgery, op „ dat aldus een wettig Collegie van Mannen van -„ Veertigen in functie gefteld zynde, dezelve Veer„' tigen dan, voor de aanftaande verandering van „ de Wet, eene legale Nominatie van een dubbel „ getal Perfonen tot Schepenen zouden kunnen „ maken en uitbrengen-" Dat dit verzoek der Supplianten eeniglyk beruftende op de asfertie, dat het tegenwoordig Collegie van Veertigen zoude zyn geworden een eigen dunkdyk Collegie, en geheel inconflitutioneel, welks Leden dit hun Ampt door gene wettige aanzetting bezitten; — en deze asfertie wederom gegrond wordende op eene andere, dat naamlyk, ingevolge de Privilegiën, ten Requefte gereclameerd, de Ingezetenen van deze Stad, alle vyf en twintig jaren, zouden moeten treden tot een geheel nieuwe verkiezing van veertig Leden, welke dit Collegie moeten uitmaaken; terwyl, daar en tegen, de facto, de vernieuwing van voorfz Collegie federt meer dan eene Eeuw niet is gefchied: de groote meerderheid van hen Heeren Com- misfarisfen (als hebbende den Heere Snellen, van de overigen gedisfentiëerd,) begrepen hebben, dat in dezen alleen te onderzoeken ftond, in hoe verre de gemelde asfercien de Supplianten in de gereclameerde Privilegiën, al of niet mogten zyn gefundeerd; en tot dat einde hebben nagegaan en bevonden. Dat, in den jare 1456, door Hertog Philips van Bourgondien, als Grave van Holland, aan deze Stad wel is verleend geworden eene Handvest Y 2 of  39^ MENGELWERK VAN HET of Privilegie, op hec ftuk der Magiftraatsbeltetlinge aldaar, waar by onder anderen een Collegie van Veertig Perfonen werd aangebeld en gecommitteerd, welke jaarlyksch zouden maaken eene Nominatie van Schepenen en Raden, om daar uic by den Hercoge, of deszelfs Scadhouder en Raden, hec bepaald getal ce worden gccligcerd;- en zulks mee qualificacie op de voorfz. Veertig Perfonen , om, in gevalle een of meer van dezelveu van leven ter dood gingen, ofte uitlandig werden., wederom anderen in derzelver plaatzen te mogen kiezen, coc den cyd coe, dac hec gecal van de voorfz. Veertig Perfonen vol zoude zyn. Dan, dac hec gemelde privilegie, niec verder, dan voor den cyd van cien coen eersckomende jaren verleend zynde; en boven dien door denzelven Hercoge Philips, reecs in den jare 146a, op hec verzoek zelf, zoo als gezegd word, van deze Stad, wederom ingecrokken en vernietigd zynde ; hec daar by ingefteide Collegie van Veercigen, met de gevolgen van dien, daar door mede wederom is vervallen; en de zaken van Regering zyn gebragt en gebleven op den zeiven voet, zoo als die voor hec verlenen van hec gemelde Privilegie waren gcconftituëerd geweesc; — tot dac in den jare 1478, door Maximiliaan en Maria, Hercogen van Öoftenryk en Bourgondien, aangaande de vernieuwingc en vermakinge van den Gerechte binnen deze Scad, aan dezelve, van nieuws is verleend een Handvesc of Privilegie; en wel, gelyk de gemelde Hertogen zich daar by uitdrukken: tot eenen eeuwigen Privilegie voor ons, en voor onze Erven en Nacomelingen. Graven ende Gravinnen van Holland. By welke Handvest, onder an deren, ook het bovengemelde Collegie van Veertigen ,  DORDRECHTS GEDENKBOEK 393 rigen, en ten zeiven einde, als by het eerstgemelde Privilegie van Hertog Philips van Bourgondien, wederom werd ingefteld, in dezer voege: „ dat „ zy (dat is, de Stede van Dordrecht en dc Poor„ teren en Inwoonders van dezelve,) nu en je„ genswoordig, (dat is, ten tyde van het verlee„ nen van dezelve Handvest, ) kiezen zullen mo„ gen Veertig Perfonen, zoodanig gequalifkeerd, „ als daar by breeder ftaat vermeld, — Ende of „ 't gebeurde, dat eenige van de voorfz. Veertig „ Perfoonen van leven ter dood gingen, ofte uit„ landig worden, in dien gevallen", (men gebruikt hier de eigen woorden der Handvest,) „ zullen die geenen die blyven, en binnen der „ Stede wezen zullen, by hoeren Eede wederom „ kiezen een, ofte alzoo veel alsfer gebreken zal, „ op die conditie voorfz , totter tyd toe, dattec „ getal van de voorfz. Veertig Perfonen vol zy; n — die welken onze voorfz. Schout zal doen „ doen den Eed, alzoo die anderen gedaan had„ den." Wordende voorts, dezelve Handvest befloten met deze nadrukkelyke woorden: „ Ende „ om dat wy uit onzen vryen wil, ende gerechte „ wetenheid, die van onze voorfz. Stede van Dor„ drecht, en den Inwoenende derzelver, geloofd „ hebben en noch geloven, voor ons ende onzen „ Erven en Nacoemelingen, Graven ende Gra„ vinnen van Holland onze voorfz. Stede van „ Dordrecht deze tegenwoerdige Privilegie, ende „ alle pointen ende voorwaarde daar inrie begre* „ pen, te [amen ende elke van dien byzondere, „ wel ende volkoemelyk te houden, ende te doen „ onderhouden onverbrekelyk, tot eeuwigen dage, „ en zonder eenig gebrek daar inne te laten ge„ fchien; ende ten dien einde , dat deze zake Y 3 m vast  594 « MENGELWERK VAN HET vast ende geftadig blyven, ende gehouden mo"i „ gen worden tot eeuwigen dage, zoo hebben wy „ onzen Zegele hier aan doen hangen." Dat deze laatfrgemelde Handveft of Privilegie, vervolgens , in den jare 1481 , door dezelve Henogen Msximiliaen en Maria , noch nader beveiligd zynde , alleenlyk met eene geringe verandering ten aanzien der vereifcht wordende quaüteiten van Veerrigen en Schepenen, doch voor 't overige al wederom mor expres ontbod en bevel, aan Stadhouder en Ra k'n, en verder allen en een iegelyk , dat zy de toenmalige Supplianten , hocre Nacoemers ende elke van den getien, die 't aangaan zal moegen, van den hhoudc van dien, zouden doen gedoegen en laten 't eeuwigheden, ruftelyk ende vredelyken uferen ende gebruiken3 — Het, mitsdien, naar de gedachten der bovengemelde meerderheid van hen Heeren Cbmroisfarisfen, evident cn buiten eenige de minde fpeculatie is, dat het Collegie van Veertigen binnen deze Stad , by de bovengemelde Handveft van Maximiiiaen en Maria is ingeheid, niet voor een bepaalden tyd van jaren, maar om te blyven fubftfleren ten eeuwigen dage; en ook niec, om \an tyd tot tyd geheel vernieuwd, en van andere Leden voorzien te worden, maar in tegendeel, om zich zedven by continuatie, teneeu» wigen dage te perpetueren, in dervoege, dac by vacature van een of meer Veertigsplaatfen, de overgebleven zeiven die vacatures moeten vervullen, tot dat het getal der Veertig Perfoonen wederom vol zal zyn: En dat dit een en ander is van die onwederle;!,bare zekerheid , dat het zelve, wat deze Handveft van Maximiiiaen en Maria  dordrechts gedenkboek. '%9S Maria betreft, by de Supplianten zeiven nier fchynt in tvvyfFel getrokken te worden. Dat voorts, na het overlyden van gemelde Vrouwe Maria van Bourgondien, wanneer derzeiver Zoon , Philips van Oouenryk , tri: de Vooüdye van zynen Vader Maximiiiaen ontwaren, de Regering zelf ftond te aanvaarden, en op den 13 December M94, * Gcercruidenberg werd ingehuldigd; deze, als toen, wel heeft geweigerd, om eenige Halvesten er, Privi eSen, door of ten tyde van zyne Moeder, Maria van Bourgondien, 't zy aan den Landeï in c gemeen, h zy aan eenige Strden of Plaatfen fc 'tbyzonder, gegeven, te bekrachttg.n ofgeftand te doen; en dat deze Stad, onder anderen, het als toen , niet verder heeft kunnen brengen, dan, dat haar op den ai December daar aan voleende by Handvest van den zeiven Philips van Oofténryk, niet op haar eigen Wjey verzoek en fupplicatie, gelyk de vorige Privilegiën verleend wa'ren ; maar geheel eigendunkelyk, ge y,c uit Confrontatie van dezelve Handvest met de vorige blyken kan, quaii g.'gund en geconfenteerd werd dat zy , gedurende den tyd en termyn van vyf en twintig toen naastkömende en achter een volgende jaren, - van de voorfz. Privilegie van de Veertigen, boven ingefchreven, (dat is, dac van Maxfmiliaen en Maria van 1478, nader bevestigd in 1481.) gebruiken zoude, gelyk en m aldervoegen ende manieren, als daar van gebruikt hadden, tot dien dage toe, uit krachte van den voorfz. brieve , hier boven geinfereerd. —~ Behoudelyk ende wel verflaande , (gelyk verder in het floc van deze Handvest gezegd word da,, ten einde ende uitgaande- van de voorfz. vyfentwmY 4 t}i  £9° MENGELWERK VAN HET tig jaren, wy. (de Aarts Hertog,) ende die voorfz. van onze Stede van Dordrecht, met dezelve Privilegie op ons en hoer recht blyven Zullen. Dat het ook deze laatstgemelde Handvest is, en wel byzonder, de laatstaangehaalde woorden van dezelve, waar op zich de Supplianten funderen, ten betoge, dat, uit dien hoofde, de Ingezetenen van deze Stad, alle vyfentwintig jaren zouden moeten treden tot een geheel nieuwe verkiezing van veertig Leden, welken dit Collegie moeten uitmaken. Dan dat het onbegrypelyk fchynt, hoe het aan de Supplianten heeft kunnen in den zin komen, om zoodanige explicatie aan dezelve Handvest, en de daar in gebuteerde bewoordingen, eenigermate te verkenen; daar, niet alleen, tusfchen deze bewoordingen, en den daar aan geadtribt.ëerden zin, geen de minfte famenhang, of identiteit van denkbeelden plaatsheeft; ("gelyk ook de Supplianten dien vooronderstelden zin wel daar ftellen, maar voor die onderftelling geen de minfte redenen allegueren ;) -maar daar en boven de gewone betekenis der woorden , dat wy, en die voorfz. van onze Stede van Dordrecht , met dezelve Privilegie op ons en hoer recht blyven zullen, zo wel, als het gantlche beloop van djezelve Handvest, de zin en mening ten klaarfte daar ftelt, en doet zien, dat de Aarts Hertog, als Graaf van Holland, zig verbeeldde ongehouden te zyn, om de Privilegiën door zyne Moeder gegeven, te refpefteren; dat hy echter, ten gevalle van deze Stad, haar geobtineerd Privilegie op de Magiftraars befteliinge, by provifie voor den tyd van vyfentwintig jaren wilde bevestigen; dan dat, na exfpiratie van dezelve vyf.  DORDRECHT S GEDENKBOEK. 397 vyfentwintig iaren, Hy, Aarts Hertog, en de Stad Dordrecht, met dat Privilegie van Maximiliaan en Maria, zouden blyven op zyn en haar Recht; H Y, om te fuftineren, daar aan ongehouden te zyn, en DE STAD, om ftaande te houden, dat hy en zyne fuccesfeuren, als reprefenterende dezelve Souverainiteit, tot de onderhouding van dien , alleszins verpligt waren ; op dezelve wyze , als men , noch heden ten dage, zoude zeggen, Ongeprajudicieerd, na exfpiratie der vyfentwintig jaren, een yders Recht en fuftenues. Dat, uit dezen hoofde, niet eens nodig fchync een betoog, hoe faciel anderszins, dat het niet erkennen van bevorens wettig verkregen Handveflen en Privilegiën, en die, alleenlyk, voor een tyd van jaren te bevestigen, in Philips van Oollenryk niet anders is geweest, dan een willekeurig defpotismus, waartoe hy geheel en al was onbevoegd, en dat mitsdien de Handvest in q.'se'He, voorzoo verre dezelve de vorige Privilegiën en Voorrechten inkort, of zelfs wat de Hoofdzaak betreft, verandert, van gene de minfte valeur is, en onder de Archiven dezer Stad alleenlyk een ftuk van loutere fpeculatie oplevert; — En zulks, te minder, om dat, offchoon deze Aartshertog, en na hem, deszelfs zoon Karei, bekend onder den naam van Karel den Vyfden, wel by Continuatie geweigerd hebben de Privilegiën van Maria van Bourgondien, uitdrukkelyk te bekragtigen, zy echter, beiden, de obfervantie van dat van 1478, aan deze Stad op de Magiftraatsbeftelling verleend, ook na de exfpiratie der voorfz. vyfentwintig jaren, ftilzwygende fchynen gedoogd te hebben, Y 5 en  39® MENGELWERK VAN HET en, eindelyk. Philips de Tweede van Spanjeni by deszelfs komst aan de Regering dezer Landen , van die denkbeelden is afgegaan, en alle de Privilegiën, door zyne Prasdecesfeuren verleend , genen uitgezonderd heeft bevestigd en plegtig bezworen ; invoegen , dat wegens de kragt en werking van het bovengemelde Privilegie van Maximiliaan en Maria geen de minfte twyffel meer overblyft, en het zelve, ook, tot op den dag van heden, zonder interruptie, in volle obfervantie is gebleven. Dat , daar mede , evenwel , de explicatie , die de Supplianten aan meergemelde Hardvest van den Aarts Hertog Philips trachten te geven, op de krachtigfte wyze weder fproken word; vermits gedurende die gecontinueerde Obfervantie, federt den jare 1478, en mitsdien gedurende een tyd van ruim driehonderd jaren , geene voetllappen voorhanden zyn , dat immer, om den kring van vyfentwintig jaren , de gefuftineerde verandering van Leden zoude zyn gefchied; of, 't geen meer is, dat ooit, in al dien tyd, eene totale vernieuwing van Leden in het Collegie van Veertigen zoude zyn voorgevallen, dan alleen in het jaar van 1672. Dat wel de Supplianten het voorgevallen in dit jaar, als een voorbeeld van 't geen zoude behoren te gefchieden, in 't oog fchynen te hebben, wanneer zy poferen, dat de Vernieuwing van het Collegie van Veertigen federt meer dan eene Eeuw niet is gefchied; dan dat het maar al te wel bekend is, hoe die Vernieuwing van 1672, niet is gefchied in Conformiteit en ter Obfervantie van eenige Privilegiën, welken  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 399 dan ook; maar, integendeel, door een daad ■van geweld, in viüpendie en verachting van alle Privilegiën, uit krachte, quafie, van eene, door oproer van den Souverain afgedwongen Aut.horifane. Terwyl het, boven dien, niet van ongerymdheid zou zyn vry te pleiten, wanneer men, toe (laving van eene Explicatie, zich wilde beroepen op een éénig voorbeeld, in ruim 300 ja^en , te vinden , en dac , noch wel, voorgevallen in tyden van twist en tweedragc. Dat de meergemelde meerderheid van Heeren Commisfarisfen, na overweging van de geallegueerde redenen, en Confidererende, dat niemand der Leden van dit Collegie, zoo verre hen bekend is, langs eenen anderen weg tot den post van Veercigen is aangefteld, dan bij furroga ie door de overgebleven Leden, op den voet van het bovenaangehaalde Privilegie van Maximiiiaen en Maria, mitsdien vermenen, dat het verzoek der Supplianten , in dezen, ge7 heel is ongefundeerd, en dat daar aan, door de Leden van dit Coll?gie, niet alleen, niet behoeft , maar dar meer is, niet kan noch behoort te worden gedefereerd; vermits, daar door, direételyk zoude worden geëmpieteerd op de Privilegiën, ten dezen aanzien aan de S ad verleend, en door hen allen folemneel bezworen; en, integendeel, aan het Collegie van Veertigen zou worden gegeven eene geheel nieuwe richting en Conftkutie, by diezelve Privilegiën Oi bekend. En dat dezelve meerderheid van Heeren Commisfarisfen over zulks van advis zoude zyn, dat in het verzoek van de Supplianten zoude behoren te worden gedifficulteerd, en hetzelve ge-  400 MENGELWERK VAN HET gewezen van de hand; en dac voorts aan de Supplianten, in plaats van appointement op derzelver Requefte, zoude behooren te worden ter hand gefteld Copie van de geexftendeerde en gemotiveerde Refolutie, in dezen te nemen, toe derzelver informacie en narichc. Die Raporc door den Heer Secrecaris gelezen zijnde, heefc de Heer prefidenc daar op omvraag gedaan, en in de eerfte plaacs de Heeren gecommitteerden bedankt voor de moeiten in deze genomen en de Heer Secretaris voor zyn gedaan Raport: vervolgens te kennen gegeeven, dat vermits, by hec Raport was gebleeken,dat zyn Wel Ed. was de eenig' fte perfoon in de Commisfie, die met dezelve had gedisfentieert, zyn Wel Ed. zig daarom verpligt vond, de redenen van zyn verfchillend fentiment aan Hun Ed. Agcb. by zyn advies (mondeling op de zelve gronden in hec bevorens gehoude befoigne opengelegd en andermaal daar by geperfifteerc) niec een kort verhaal van al het gepasfeerde te jnoecen geeven ; oordeelende de volgende periode uit her Requesc te moeten voordragen „Nadien „ nu Ed. Agtb. Heeren &c. zoo nemen de Sup„ plianten de vryheid die aan UEd. Agcb. onder n hec oog ce brengen, remarquerende dac het „ zelve Collegie is geworden een eigendunkelyk „ Collegie en geheel inconftitutioneel, 't welk geen wettig beftaan heeft" en begrijpende dat deze woorden zwaar wegende, en meer denoteerende als 'er ter neder gefteld word, mogen gehouden worden voor beweeze waarheden, die uit befcheidenheid niet geheel ontwikkeld zyn. Na  DORDRECHTS GEDENRBOEK. 4I Na dat dan deze pasfagie als het voornanmfte poinft van het bezwaar der Burgerij door zyn Wel Ed. in aanmerking genomen, en gedeclareert was, dac Hy, ovet het gewigtigfle voorrecht, het eigendom der Burgerij , de Handvesten namentlyk moecende advifeeren : dan ook niet nalaten zoude zyn gevoelen , na een lang en bedaart onderzoek , uic te brengen, het geen zyn Wel Ed. noch om lief noch om leed zoude nalaten mee die cordaacheid ce doen die hec gewigt en aanbelang der zaak en zyn plicht van hem kwaamen te vorderen , met de oprechtlte betuiging dat hy, indien hy mogt bevonden worden gedwaald te hebben, bereidwillig was, van zya dwaling terug te komen, en daar door zoude betoonen liever geleeraard te worden, dan te willen leeraaren. Confideratien van Mr. Willem Snellen , over het Collegie van Mannen van Veertigen, en Advies op de Requeste door Deke-^ nen van drie en twintig Gilden en Gecommitteërdens van de daar bij gevoegde drie Schutterijen, aan hun Ed. Agtb. die Mannen van Veertigen der Stad Dord* recht. Edele Achtbaar e Heeren \ ^Jet kan aan ieder ingezeten van dit Qe-, meenebest — maar hot behoordt voor al aanl elk Burger van Dordrecht bekendt te zijn —- dat  Jpa .MENGELWERK VAN HET dat de Conftiturie van dezelve Stad is gegrond, zo op de oude loflijke gewoonten , herkomen en Ufantien, als op de Handvesten der fucceslive Graven en Gavinnen van Holland , voor en met den Jaare 1456, en ook daar na aan de Burgerij en ingezetenen d^r Stad gegeven, en dat alle dezelven door Philips de derde, laa.ften Graaf van Hol'and, bj ziji.e inhuldiging ten kracbtigfte met eede zijn bevestigdt. Deze Conftkutie is klaarblijkelijk Demokratiek, en toond aan, dat de Regeering, bij reprefentatie word bediendt en uitgeoeffend, endaarom kan gezegdt woiden de besten te zijn voor een vrij volk, indien door het zelve een wakend oog word gehouden en zorg gedragen dat derZèlver Reprefentanten de paaien van hun gezag niet te buiten gaan, en dus geen inbreuken maaken op de voorrechten en vrijheden van hec volk, waar door twist, mistrouwen en tweedragt gebooren worden, die de nadeeligfte gevolgen met zig fleepen, gelijk uit de Confideratien over het Collegie van Mannen van Veertigen, en het gedrag der Reprefentanten , in hoe verre het zelve met betrekking tot de Burgerij van deze Stad is ondernomen en uitgevoerdt, nader zal blijken. Ten dien einde komt dan in de eerfte plaats in aanmerking — De Handvest van Maximiliaan en Maria, Hertogen van Oostenrijk en Bourgundien de Ao. 1478. waar bij „ aan de Stede van Dordrecht en inwoneren der zelve, „ om die vernieuwinge en vermaakinge des Gë„' rechts en Weths aldaar, tot een Eeuwige pri„ vilegie gegunt en gegeven word — Dat zij nu „ en jegenswoordelijk kiezen zullen mogen Veer-  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 403 t„ tig perfoonen, poorteren en inwonende der• „ zelve Stede &c " 2. De Handvest van den :zelven Maximiliaan en Maria. Hertogen van -Oostenrijk en Bourgundien de Ao. 1481. waar jbij „ Aan die van Dordrecht gegunt en gecon„ Tenteert word in Stede van de Overledenen, „ gebannen, vlugtigen en uiclandigen te kiezen „ en te neemen andere perfoonen , zulke als „ hemluiden, goed dunken zal, van den nota„ belften poorteren der zeiver Stede tot de „ volkominge van den voorf. getalen van Veertig „ perfoonen &c." en laatftelijk de Handvest van Maximiliaan Roomskoning , en Philips Eerts Hertog van Oostenrijk Ao. 1494, waar bij het voorgemelde Handvest word geeonfirmeert, en aan „ alle die gemeene poorreren en Ingezetenen der „ Stad gegont en geconfenteerc word, geduren„ dp den tijd en termijn van 25 jaaren naastko„ mende en agtereenvolgende — van de voorfchre„ ven privilegie van Veertigen boven ingefchre„ ven gebruyken zullen, gelijk en in aller voeien „ en manieren als zij daar van gebruikt hebben „ tot den dage van Heden &c." befluitendedeze Handvest aldus „ bchoudelijk en wel verflaande „ dat ten eynden ende uitgangen van de voorf. ,, vijfentwintig Jaaren, WT, en die voorfz. van „ onze Stede van Dordrecht ,• mstte zelve privile„ gie op ONS en HOER recht blijven fulle." Dan het is genoegzaam bekendr, dat na het eindigen van de 25 Jaaren het Collegie van Veertigen niet is vernietigdt, of wederom voor gelijk of langer of korter gecal van jaaren is bepaaldt of vtrlcngt geworden, maar wel dat hec zelve heeft blijven ftand grijpen , en dus de ontbrekende leden Jaarlijks , waar van eenige uit  404 MENGELWERK VAN HET* uit de Schepenen en Raaden zijn aangefteldt; doch het gróotfte gedeelten, met leden uit de Burgerij vervuld , doch van tijd tot tijd al meerder Schepenen en Raaden, in den Veertigen zijn gebragt, zo dat het zelve Collegie in den Jaare 167a voor verre het gróotfte gedeelten uit leden der Regeering heeft beftaan, als te zien is Balen befchr. van Dordrecht pag. 364. wanneer op de aanklagte der Gilden hier over Sngebragt, door Willem de lilde, als Stadhoudervan Holland, volgens Refolut. van Hun Ed. Gr. Mog dato 27 Aug. 1672. uit een getal van Eenhondert perfoonen, uit de Burgerij genomineert, door Dekenen van de Gilden veertig perfoonen tot Veertigen zijn verkoren geworden, en alzoo het Collegie van Veertigen wederom herfteld, en ingevolgen de Handvesten tot zijne oorfpronkelijke inftelling te rug gebragt, en zedert den Jaare 1672 tot 1786. zijnde meer dan vier termijnen van 25 Jaaren, Jaarlijks in de plaatze der ontbrekende leden, zoo wel uit den Oud Raad als uit de Burgerij zijn gefurrogeert geworden, en dus al wederom als voor den Jaare 1672 gefchied is: zonder dat 'er na het verloop van een der termijnen van 25 Jaaren, door Dekenen der Gilden eene nieuwe aanftelling van veertig perfoonen is gedaan, nog doop hun Ed. Groot Mog. nog door Willem de IVde of Willem de Vde als Stadhouders van Holland , nominatien zijn gemaakt of overgegeeven , om daar uit door Dekenen van de Gilden veertig perfoonen tot Veertigen te verkiezen : het blijkt dan ten klaarften , dat het Collegie van Veertigen , ingevolgen de Handvesten de Ao. 1473 en 1481 heeft blijven voortduren : dan niet  DORDRECHTS GEDENKBOEK 405 niet tegenftaande in den jaare 1672 en eenige volgende , hec Collegie van Veertigen geheel uic de Burgerij, zonder eenig lid der Regeering heefc beftaan, en wanneer 'er leden uic de. Veertigen, coc Schepenen zijn ingekoozen, daarna wederom in derzelver plaaczen door de Veertigen andere uic de Burgerij zijn aangefteld, volgens het verbaal van 8 Sept. 1672, als bi] Bar len pag. 895 én volgende ce. zien is, en in de Refolutien van Mannen Vanr Veerttgen van Ao> 167?; evenwel is men van cijd coc tijd andermaal hier van afgeweken, coc zoo verre, dac de Burgemeefters eersc door een interims accport van 13 Sept. 1687, daar na de Vroedfchap door onderlinge verbintenisfen of Conventien, zedert den Jaare 1702 tot 1782 aangegaan, de geheele klem der. Regeering magdg geworden zijnde, thans het Collegie van Veertigen, bijna geheel üit de Raaden in de Vroedfchap beftaande is, Hec blijkt nergens uic , dat de voorgemelde Handvescen door eenig Graaf of Gravinne zijn vernietigt of verminden, maar in tegendeel, dooif Philips de lilde, de laatfte Graaf van Holland K bij zijn inhuldiging ten kragtigften , en meer dan door vorige Graven of Gravinnen van Holland zijn beveftigc, als te zien is Vaderl. Hifi* 5 D. pag. 336, in den Eedt met deze nadrukkelijke woorden : „ Ik Philips &c. &c. ende dac „ Ik alle der Edelén, Scëden, Gemeence, en ., Onderzaten; zoo geestelijk als waereldlijk in „ de 's Lands van Hollands en Wescvrieslands „ Privilegiën en Vrijheden, bij mijnen Voorfasen, Graven en Gravinnen van Holland hen. ^ verlêendt en voorts heure gewoonte, herko„ men en Ufantien eivRéchten die zij nu.genei ki. DEEL, Z » ra'  3fo6 MENGELWERK VAN HET „ ralycken ende in byfonder hebben en gebruvken, zal wel en gecrouweliiken houden ende „ doen onderhouden &c. " Wanneer men nu zier , gelijk ten klaarften uit déïi -Eedt van dezen laatften Graaf van Holland blijkt, dar de Privilegiën en Vrijheden aan de Sreden en Onderzaten gegeven , ten kragtigfte daar door bevestigd zijn, en alle dezelven boven dien nog naderhand bij het Verbond der Unie ook ten vollen, en in allen deelen betragcïgt zijn, dien volgens is het een ontegen■zeglijke waarheid, dat de eigenaars alle die privilegiën en vrijheden wettig en volledig bezitten, en dat dezelven alle die voordeden daar bij bepaald, en vrijwillig gegeeven zijnde, in den rui.nften en voordeeligiten zin moeten genieten: en indien al eens bevonden mogr worden, dat in het eene Handvest meer- en in her ander- minder voorrechten of vrijheden waren gegeven, wanneer geene dier Handvesten zijn ingetrokken of door tegenftrijdige vernietigt zijn, gelijk dat van Philips de Ao. 1456 door dien zeiven Graave den* 31 Meij 14.62'op verzoek van Schout, Burgemeesteren, Schepenen, Raeden ende gemeijne Neringen van Dordrecht, herroepen en vernietigde is geworden, het dan ook van zelfs fpreekt, dat die het meerdere en het mindere heefc, dac ajn dusdanigen het meerder voorrecht zoo min als het mindere kan betwist worden te hebben , en te genieten. Dit dan zo als men vertiouwdt na rechten be^eezen zijnde, is het als een paal boven water, dat de Burgerij dezer Stad de Handvesten van den jaare 1481 en 1494 in den ruimteen en voordeeliglten zin kunnen doen werken. Het  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 407 . Het-moet derhalven vreemd voorkomen , dac .Willem de IJlde Stadhouder van Holland inden jaare 1672 een nominatie van een hondert perfoonen uit de Burgerij aan Dekenen der Gilden heeft overgegeven f ten einde door dezelven daar uit veertig perfoonen , tot Veertigen verkozen te worden. Wel is waar, dat in de eerfte Handvest van Philips Hertog van Bourgondien tot inftelling of oprichting van het Collegie van Veertigen, in den Jaare 1456, voor tien Jaaren gegeven, de bepaling tot een nominatie van Een hondert perfoonen word gemaakt, om daar uit veertig perfoonen door Dekenen der Gilden verkozen te worden : dan deze Handvest is door die vati Ao. 1462 vernietigd, gelijk boven aangevoerd is. En bij de Handvest van 1478 tot weder oprichtinge van het Collegie van Veertigen , aan die van Dordrecht ten Eeuwigen dage het recht gegeven, om veertig peifoonen uit de Burgerij tot Veertigen te verkiezen, en in plaats van de aflijvigen en die uitlandig worden, andere te mogen furrogeeren; zijnde al hec zeiven met nog meer voorrechten, bij Handvest van den Jare 1481. nader gegeeven en bevestigd. Uit de Handvest van Ao. 1478 gelijk uit die van 1481 blijkt klaaiiijk , dat de verkiezing van veertig perfoonen tot Veertigen, buiten eene Nominatie, onmiddelijkaan de Burgerij ten Eeuwigen dage is toegeftaan en gegeeven , gelijk zulks bij de laatfte Handvest in den Jaare 1494 tot confirmatie der voorgaande is bekragtigt, en het Collegie van Veertigen, om de redenen en op de gronden in de Handvest Ao. 1478 vervat, opgerigt — te weeten — „ om meenigvuldigc ver„ fchillen en twisten over de verandering der 2 s „ Re-  403 MÉNGELWfiRK VAN HÉT „ Regeering te vernietigen" — en op die grolden is de opgevolgde Handvest Ao. 1481 mede gefundeert, en bij Handvest van Ï494> tot confirmatie der voorgaande geoordeeld „ nuttig en „ noodzaakelijk te zijn , om de welvaart der Stad en goede luiden en ingezetenen van " dien" — "dienvolgens het Collegie van Veertigen uit leden tot de Burgerij behoorende moet beflaan — als een Collegie van Gecommitteërdens uit de Burgerij, ngevolge de Repubhceinfcbe conftirutie, ten ebde zorge te dragen, dat de kekwaamfte en nut/ie perfoonen tot Schepenen en Raaden door dezeb en worden genomineert en daar door aan het heilzaam oogmerk der inllelling van Veertigen word voldaan , gelijk volgens Verbaal van den Jaare 167a ook is bagrepen, zoo als hier voren is aangetoond, als oveenkomftig met den waaren zin en oogmerk der Handvesten op de Conftitutie geboud, die geen verandering in de Regeeringsvorm konde toelaaten. Dan wanneer men zoüde willen voorwenden , dat in geen dier Handvesten de Leden der Regeering nominatim zijn uitgeflooten , om tot Veertigen verkoren te worden : gelijk ook dat Veertigen tot Schepenen en Raaden verkozen zijnde! evenwel de bediening van Veertigen niec is verboden te blijven bekleeden 5 en dat gevolgelijk het Collegie van Veertigen zoo wel üit Schepenen en Raaden gedeeltelijk , als uic Leden tot de Burgerij behoorende zouden kunnen beftaan, doch de folutie hier van heefc geen breedvoerig betoog van nooden , maar is eenvoudig, dac ook de Leden der Regeering niec nominatim coc verkiezinge of bevesciginge in hec  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 409 "het getal der Veertigen bij eenig Handvest worden bevoegt verklaard: boven en behalven, dac indien eenige Leden der Regeering daar op aanfpraak zouden willen maaken , dan ook allen de Leden het zouden kunnen doen , nadien zij zijn par es inter pares en zulks doorgaande, hec Collegie van Veertigen, in het Collegie van de veertig Raaden of Vroedfchappen zouden zijn verwisfeit, en de Burgerij van haar onbetwistbaar Recht berooft en ontze-. Wanneer men vei volgens die vreemde fustenue zoude willen voeren, dar de Handvesren zouden gegeeven zijn aan de Regeeing en Burg'jrije , om tegen den Graaf te moeten dienen , ten einde door den zeiven geen Leden tegen genoegen der Regeering en Burgerij zouden kunnen "Worden ingedrongen of uit de Regeering gefteldr. Deze (telling zoude geheel zonder grond zijn, ook kan van een Souverain Vorst niec verwagc worden ,• van zoo een voornaam gedeelte van zijn oppermagt afltand gedaan en als een imperium in imperio opgericht ce hebben, al hec welk de ongerijmdheid zelve zoude wezen , en dienvolgens geen wederlegging behoeven. Daar is ook geen fchijn of fchaduw in de Handvescen ce vinden, die aanleiding coc zoo een vreemd verfchijnfel zoude kunnen geven , maar wel het tegen over gefielde. De Handvesten zijn aan de geheele Burgerij tot een Grondwet en tot een richtfnoer , voor derzelver Reprefentanten gegeven , en tot een waarburg voor de Burgerij tegen alle onwettig gezag en dwingelandij gericht, om dat de ondervinding leert, dat alle gezag neigt toe overZ 3 heer-  4tO MENGELWERK VAN HET heerfching en daadelijk overflaat, wanneer daar aan geen paaien zijn gefteld. Dat 'er gedurende zekere tijdvakken verfcbeide Schepenen en Raaden den post van Veertigen hebben bekleed, zulks is alleen bij inkruiping veroorzaakt en bij vermeerdering van dien voort gezet, gelijk voor den jaare 1672, maar voornamentlijk na de conventie van 1702 en opgevolgde en genoeg bekende conventien is gefchied, waar door de inbreuk op de Handvesten tot diehoogte is geklommen, dat het Collegie van Veertigen hier door met 'er daad vernietigde is, of fchoon de naam als noch eenige weinige uic de Burgerij daar bij toegelaaten; voor de uiterlijke vertooning heeft blijven vooitduuren; zijnde na den dood van Willem de llde ter verkrijging van deze overweldigende macht door de Regeering de grondflag gelegd, tegen de verzoeken en remonftrantien tot herftelling der gefchonden Voorrechten en Vrijheid van de Burgerij en Gilden der Stad en in den jaare 1652 het eerfte Reglement, tot de beftellir.g derrVlagiftrature, bij Burgemeefteren en Regeerders der Stad Dordrecht, zender de toeftemming der Gilden , gearresteert en door Hun ü. G. Mog. geoftroijeerc, ftrijdig met de Handvesten, niet regenftaande dezelven daar bij werden ingeroepen , edoch zyn geene der Handvesten in het Reglement geinfereert geworden, wanc wanneer die gefchied was, zouden Hun E. G. Mog. aan.' ftonds, bij vergelijking mer her Reglement, gebleken zijn de tegenftrijdigheden , die daar in gevonden worden, ook worden 'er bij het zelve geen redenen of gronden opgegeeven , waarom zoo aanmerkelijke veranderingen in de Magiftra- tuur  DORDRECHTS G E D E NK BrO E Ko 4-11 tuur zijn gemaakt, direkc aanloopende tegetrs dV klaare letter der Handvesten, en op deze wijze zijn alle de opgevolgde Reglementen gearresteert en geöétroijeerr. Het is de abfurditeit zelve, dat een Collegie, hec welk de naam van Veertigen draagdt, voor verre het gróotfte gedeelte, uit Raaden m de Vroedfchap en Schepenen thans beftaande is , en wanneer men de Lijsten van Mannen van Veertigen zedert 30 en meer jaaren inziec, zal men bevinden, dac hec getal van de zeiven nog veel groocer is geweest: de conventie van den jaare 1782 bepaald het getal uit de Burgerij tot twaalf Leden , de Achten onder dat getal begreepen, welke Achten N. B. door direftie van Burgemeesceren wierden aangefteldr. Mee rechc moet men den opftelieren der conventie hiervraagen, welke drijfveeren hen tot dezen onberaaden ftap bewogen hebben , daar geene der Handvesten den Schepenen of Raaden eenigen fchijn van Recht geeft, om Leden vanhet Collegie van Veertigen te mogen zijn: veel minder om maar twaalf Perfoonen uit de Burgerij in de Veertigen toe te laaten, zoo als hier word aangetoond, mee cegenftaande hec Collegie van Veercigen uic de Burgerij is opgerigc, en alleen uic Leden coc de zeiven, ingevolgen deoorfpronkelijke inftelüng moet beftaan : door deze daad heefe hec precenfe Collegie van Veertigen de magt, met het recht verkregen, om een Arijlokratijche Regeeringsvorm in te voeren, die te vereeuwigen, en naar willekeur perfoonen toe Raaden in de Vroedfchap en Schepenen, te benoemen , zonder aanfehouw of dezelven alle de vereischte qualiteicen hebben volgens de Handvesten gerequireerc wordende, mee voorbijgang Z 4 va»  4£*. MENGELWERK VAN HET van zoodanigen meer bevoegde perfoonen als In de Burgerij zouden kunnen gevonden worden, en zonder dac de Burgerij genoegfame voorziening daar cegen zoude kunnen doen , en daar door gedwongen worden om onwaardige perfoonen toe hunne Reprefentanten te moeten dulden. Dac 'er zoodanige gevolgen uic voorcvloejen moeten is zeker, en ook door de ondervinding bewezen, en als men maar wil opmerken de fchikkingen en bepaalingen in de voorgemelde Conventie Ao. 1782. vast gefield, en indien die ftand konde houden, dan voor altoos zouden blijven voortduuren, waarbij de Vroedfchaps pjaatzen, volgens tourbeurten worden bepaald te weten, „De kinderen en kindskinderen van „ de Vroedfchappen moeten voor alle anderen „ naar den Rang van hun eigen ouderdom op ,-, de Nominatie gebragt worden" üireft ftrijdig met den Eedt bij de Handvesten bepaald t- te weten — „ dat de Veertigen tot vervul,i ling der openvallende plaatzen van Schepe„ nen en Raaden zullen kiezen en Nominee„ ren — De welke bij .hoeren Eedt Hem dunw ken zullen, die nutftedaar toe wezende" Zonder eenige voorrang te geeven aan wien her, ook zoude mogen zijn. Men moet dan andermaal ten uiterfte verbaast ftaan over deze on-r befonnen daad (om niet meer te zeggen) die de opftellers de?er Conventie hebben durven waagen, waar door de kenmerken van een geweldige Arirtokratie aan den dag worden gelegde cn waar door de Burgerij haaren invloed toe hec nomineeren, van der zeiver Reprefentanten verlooren zouden hebben, indien zooda-i nige verbintenisfen of conventien, zouden kunnen  D OR.D RECHTS GEDENKBOEK. 4?3 «en beftaan; maar hec is een ontegenzeggelijke waarheid, dat zoodanige Conventien of overeenkomften geen verbindende kragt kunnen hebben , indien dezelve mee de grondweccen ftrijdig bevonden worden, zoo als in dez^ ten klaarlfen komt te blijken het Collegie van Veertigen voor het gróotfte gedeelte' iiit de Vroedfchappen en Schepenen beftaande met maar weinige Leden uit de Burgerij, daar van kan ook niet verwagt worden aan het oogmerk van zijne inftelling te zullen voldoen, zo als hier vooren is aangetoonde, en moet dus gerekenc worden vervallen en in de Vroedfchap gefmolcen ce zijn v cn daar door de Naam van Veertigen verlooren «e hebben. Dierhalven naar de qualiceit — der meeste Leden zouden moeten genoemd worden: Bet Collegie van de Vroedfchappen en Schepenen, om de Nominatie van Vroedfchappen en Schepenen te maaken. Wat ongerijmtheid! ftrijdig met den teneur en oogmerk der Handvesten, De voorrechten en vrijheden bij Handvesten gegeeven, zijn niet aan te merken ais betreffende enkele perfoonen of zaaken maar als privilegiën van alle de poorteren en ingezetenen der JStad in h gemeen en aan ieder in het bijzonder vergunt en gegeeven sr Privilegiën ten meestendeelen door verdienden verkregen en die de Grondwetten en vastigheden der Burgerij be? heizen, en het riebtfnoer der Beftuurderen, en daarom heilig en ongefchonden moeten bewaard en gehandhaaft worden. Indien men al wilde inbrengen, en tegen werpen dat de Handvesten in onrustige tijden in den Hoékfchen en Kabeljaauwfchen tweelpaid zoude zijn vergunde , zoo blijkt in tegendeel % 0 hoe  4U MENGELWERK VAN IfET hoe verre de Regeering of eene meerderheid van dezelve, door heerschzugt en eigenbelang gedreven , zonder opzigt of invloed der Burgerij, alle de magt aan zig neemende den meeseer kan fpeelen, het belang en welvaaren der Burgerij en ingezetenen aan de verwoesting op offeren, om op de pninhoopen der Burgeren voorrechten en vrijheden den Troon der dwingelandij en overheerfching op te richten, zonder dac 'er voor dezelven middel tot voorbehoed of herftel zoude overblijven, buiten die akelige daaden van geweld, die de gefchiedboeken van die tij. den tot onze kennis hebben gebragr. Hec kan ook nog nader blijken dac diergelijke onwectige tijden ook nog naderhand (en wel zoo korten tijd na dat die gemeenebesc bij de Munfterfche vreden voor een onafhankelijke Republiek en voor een vrij volk verklaard en gehouden is) door de Regeering ofte een meerderheid van de zelve, zoo in deze Stad als in andere fteden, zijn veroorzaakt geworden, door geweldaadige overheerfching , dwingelandij en bet vertrappen van de voorrechten en vrijheden der Burgerijen en ingezetenen zo algemeen, dat, de zelve daar tegen niet beftand zijnde, eindelijk voor de groote overmagt en het geweld hebben moeten befwijken als inden jaare 1651 en daar naar zijn voorgevallen, en die aan den dag zouden kunnen worden gelegdr, indien men niet liever bet gordijn daar voorgefchoven wilde laaten blijven tot confervatie van de Rust, voor zoo veel het belang der zaaken in deze kan gedoogen. Het zal ook genoeg zijn deze gebeurtenisfen maaraangeftipt te hebben — de Provincie Utrecht om  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 415 Óm van geen andere te fpreeken, en daar in voornaamentlijk de geweldadige onderneemingen van de meerderheid der Regenten te Amersvoort op de naam der Regeering ter uitvoer gebragt met alle de gevolgen kan alhier dienen , om maar een geval uit veelen op te noemen ten einde het voorledene aan hec tegenwoordige te toetzen en te ontdekken wat een Cabale , dwingelanden en overheerfchers al kan uitvoeren. Gelijk het Collegie van G. L. van den Agten is "ingefteld om een wakend oog te houden op de Policie, en zorg te dragen voor het fi.ia ttiewezen der Stad, en hec geene daar coe betrekking heeft , en acht te geeven op de directie dezer zaaken , ten einde de Burgerij verzekert zoude kunnen zijn van in derzelver Rechten niet verkort te worden , en dat de door hen opgebragte Gelden nuttig en zoo als behoord worden befteed, en de meefte menagie gedurig worden in het oog gehouden: en of fchoon 'er door de Regeering al mede fuccesfive inbreuken in dit Collegie zijn gedaan, en omtrent een Eeuw of langer tijd door overheerfching (gelijk het Collegie van Veertigen) buiten ftaat gefteld Zijnde, om aan het heilzaam oogmerk en belang volgens zijne inftelling te kunnen voldoen. Zoo is eindelijk bet gemelde Collegie van Goede Lieden van den Agten, door Dekenen der Gilden in den Jaare 1784, ingevolge de Handvesten en Accoorden wederom gelukkig herfteld, en in ftaat gebragt om aan het heilzaam oogmerk te kunnen beantwoorden. Wanneer men dan het Collegie van Veertigen eens vergelijkt mee hec voorgemelde Collegie van  MENGELWERK VAN EU? van Goede Lieden van den Agten , zal ment bevinden dac het Collegie van "Veertigen mee dat heilzaam oogmerk is opgericht en ingefteld, te weten: om alle twist en wantrouwen tusfchen de Regeering en Burgerij weg te nemen en in 't vervolg voor te komen, om als een waarborg voor de Burgerij te kunnen dienen, dac aan de zeiven door de Regeering niet kunnen worden opgedrongen de zulken tot hunne Reprefencaivr ten, die door hunne daaden mee den haac er» het mistrouwen der Burgerij zijn overladen, en waar aan dezelve de befcherming van haare vrijheid, eigendom en leven niet zouden vertrouw wen, en dus niet dan onaangenaame en nadeelige gevolgen te wagten of ce vreezen zouden hebben. Uic al het hier vooren aangevoerde , vertrouwt men dan ook mee rechc te moecen volgen, dac het Collegie van Veertigen eenig en alleen uit de Burgerij, en afgezondert van de Regeering of Vroedfchap volgens zijn oorfpronkelijke inftelling beftaat ; waar aan de Burgerij haare naturelijke en wertigen invloed, in hec benoemen van der zeiver Reprefentanten word toege* kend, en die her beste en eenigfte middel is om alle twist en mistrouwen tusfchen de Regeering en Burgerij, en overheerfching aan de zijde der Regeering voor te komen , gelijk uit de Redenen en gronden der Handvesten hier vooren gemeld, te zien is, op de ondervinding© gebouwt, en door alle kundigen die over hec Staatsrecht gefchreven hebben, aangenomen en bevestigt is , -en dus met recht conftitutioneel, kan genoemd worden, als raet de Democratifche RegexingsvoFm. bij reprefencatie volmaak* overeenftem mende» Hier  DORbkÊCHTS CËDfctiRBOfcK. 4*f Hier mede en met het geene hier vooren is gëavanceerc , meend men genoegzaam aange-* toond en bewezen te hebben, en diensvolgens te kunnen befluitett : dac het Collegie van Veertigen thans beftaande voor het gróotfte gedeelte Uit Raaden in de Vroedfchap en Schepenen, met maar weinige leden uit de Burgerij , dus toets 'er daad in een Collegie uit de Vroedfchap beftaande, verwisfeit is, en het Collegie vari Veertigen, tegen den Zin, oogmerk, en klaare letter der Handvesten is vernietigt geworden, en hier door de Burgerij van haare wettige en orivervrpemdbaare voorrechten en vrijheden is beroofd en ontzet geworden. Wanneer de ondergeteekende dienvolgens de pofiriven, bevattende de redenen en gronden tot het verzoek ;door Dekenen van drieëntwintig Gilden en Gecommitteërdens van de drie Schutterijen bij Requeste gedaan, ten einden de tegenwoordige leden, uitmaakende het Collegie van Mannen van Veertigen, hunne bedieningen Zouden afftaan , en ter dispofitie van de Burgerij overlaaten , mee aandagc heefc nagegaan èh overwogen, en mee den inhoud der HandVesten, waar op die verzoek is ruscende, vergeleken , en de Wisfelvalligheden en gedragingen- in verfcheide en lange eijdperken omcrenc hec Collegie van Veertigen nagefpoort en in agc genomen .hebbende , daar mede volkomen overeenkomftig heeft gevonden, als uic het een err ander ten klaarften gebleken zijnde, dat de Leden die thans hec Collegie van. Veertigen uicmaaken, geene vart dezelven volgens de Handvesten zijn aaftgeftekl, nog volgens de Privilegiën eenig rec.be- of bevoegdheid daar toe hebben:  4i8 MENGELWERK VAN HET ben : dierhalven kan de ondergeteekende met gerustheid declareeren. vm oordeel te zijn, dat het verzoek door de Requesteerende Dekenen en gecommitteërdens der Schutterijen gedaan, behoord te worden geaccordeert , met Verder declaratoir van den ondergeteekende op de voorgemelde gronden rustende , van bereid te zijn , om zijne bediening in den Veertigen af te ftaan en aan de Burgerij ter Dispofitie over te laaten, laaterde aan de Requestanten vrijen or,belet, om zoodanig Adres aan Hun Ed. Gr. Mog. te maaken , betrekkelijk tot derzelver Sustenue, dat het Collegie van Veertigen, ingevolge de Handvest van 1494, met het eindigen van ieder termijn van vijfentwintig Jaaren zouden moeten worden vernieuwt, en aan Hooggedagte Heeren Staaten de interpretatie en bepaaling van tijd te verzoeken , als met de Handvesten overeenkomftig zal bevonden worden, ten einden her gemelde Collegie van Veertigen aan het einden en oogmerk van zijne inlrelling voor altoos zal kunnen voldoen. Aldus geadvifeert ter Vergadering van hun Ed. Agtb. de Mannen van Veertigen, den 9 Augustus 1786. (Was geteekend) W. SNELLEN. Ziet daar Dordrechts inwoonders! dit zijn de gevoelens van Uwen braven Burger-Vader, den Edelmoedigen SNELLEN, den man des Volks, die zonder bedoeling van eigen-voordeel  dordrechts gedenkboek. 4io> deel zijn ftem voor uwe vrijheid tegen de onderdrukking durft verheffen, met eenen nadruk en Har. Jvastigheid, die de grootheid van zijne, ziel aanduid. Heb dank ö Hemel! die ons nog brave Re * genten bezorgdr, welken onze zaak zijn toegedaan en moeds genoeg bezitten, om openlijk teegen de onderdrukking de heilige Rechten des volks te verdeedigen. En Gij ö nooit vo'lpreezen SNELLEN.' ontvang de traanen van dankbaarheid en hoogachting eener 'eerlijke en grootmoedige Burge fchaar, in wier liefde, Gij geduurende den loop riwes levens fteedts eene veilige lijfwagt vinden zult. Ook heeft ten zelfden dage de brav • Heer Mr. P. BEELAERTS van BLOKLAND dit Burgerlievend advis aan het Collegie van Veertigen voorgeleezen. Edele Agibare Heeren! w anneer in de afgelope maand Maart door Deekenen van de meerderheid der Gilden en gemeene Neringen binnen defe Stad een Request aan dit Collegie is geprefenteert en den 30 dier zeiver maand in het zelve ter deliberatie gebragt; met ernftig verfoek en inftantie dat U Ed. Agtb. wel van 't Ampt van veertig defer Stad wilden defilteeren, ten einde daar na door de refpeétive Gilden en gemeene Neringen eene nieuwe verkiefing van veertig perfonen mogte werden gedaan , zo hebbe my, uit hoofde van afwefentheid uit  4ÜÖ; iïÊNGELWERK VAN ÜE* üit dcfe Stad, niet tegenwoordig gevonden by de inleevering van dit Request in deie Vergadering. Zeer natuurlyk Was het, dat een Request, houdende een verïbek van zodanigen aanbelang by U Ed. Agtb. ter nader onderföek wierde gemaakt Commisforiaal. Heden nu dit Collegie wederom by deii anderen zig bevindende en dus myn gevoelen over defe aangelecgene faak ' zullende uitbrengen, is myn voornemen voor als nog niet^ om alle hec genö voor en tegeft defelve üit de vérfchydene Handvesten en Privilegiën kan worden te berde gebragt , alhier op te halen eh te discutiëeren j mogelyk doed zig daar toe eene nadere geleegentheid op , ten minlten des nodig houde my zulks gereferveert. Maar ik make geene zwarigheid te verklaren my te zyn voorgekomen, dat verfebyde abuifen van tyd tot tyd in de verkiefinge der veertigen zyn ingeilopen, waar door de wettigheid van dit Collegie billyk in twyfel kan worden getrokken: ik wil hier door niet aanduiden , Ed. Agtb. Heeren dat zodanige abuifen ter kwader trouwe zyn gepleegt, veel min hier uit gevolgen trekken of aanleiding geven, om daar uit te afgtW menteeren, dat dit Collegie in zeekeren zin onwettig zynde, ook alle het gene door het zelvó is verrigt, zo in vroegere als latere tyden, voor onwettig zoude konnen of moeten werden aangemerkt: waar zoude dit heen? wie zulke geVolg trekkingen wilde ilaande houden kan niet anders dan als een liefhebber der omkeeringe van alle goede ordre worden aangemerkt. Wy alle vertrouw ik, (en make zulx ook betreklyk tot zo veele reets afgeftorve of ont- flage  dcrdrëc^ts-'1gedenkboek; 421 flage leden1) hebbe defe onfe posten ter goeder trouwe aanvaard en befeeten; maar rtu men zaken door abuifen en lengte van tyd ingeilopen tegens den oorfpronkelyken ftaat van ons Collegie begint te ondekken, brengt ook de-goede trouwe meede daar voor uit te komen, en die zaken te herftellen. Dus is nu alleen de zaak, om den weg daartoe in te liaan ui aan de gantfche Burgery defer Stad in dit poinéï een genoegen te geven, waar na defelve verlahgt. Dit ftaat een yder veertig Vry, kan men zeggen door desfelfs post neder te leggen; maar myn gevoelen is, dat daar door niet word voldaan aan het verlangen der Burgery in defe zaak, vermits of fchoon een of andei' lid eenvoudig desfelfs demisfie neemt, en zig langs dien weg van moeyelyke deli beraden ontflaat, het Collegie egter blyft fubllfteercn; altans men vind by Balen befchryvinge van Dordrecht op Pag. 3Ó3 en 642. (*_) dat veertigen ten getale van een en twintig hunne functien konnen waarneemen en verrigten, by gevolg een wettig getal uitmaken, zo lange als nog op die hoogte blyven. Op eene reguliere wyfe kan dit Collegie niet wel worden verbroken, als door den Souverain of des Souverains gemagtigde; ten ware dat, om te bereiken de twee hoofd • oogmerken, de erectie namentlyk van een wettig Collegie van veertigen overeenkomftig dc Privilegiën, en hec voldoen aan 't verlangen der Burgery in defe zaak, alle de veertigen gelamentlyk hunne pos- (*) Den Heer van de Wall fchynt niet vreemd te zyn van dit getuigenis van Balen; vide desfelfs uitgave van Handvesten op Pag^ 684. in dc Noot. 11. DEEL. A a  422 mengelwerk VAN het posten kwamen neder te leggen, en langs dien weg de disfolutie van hun Collegie effectueerden. Verre dus van my met het uitgebragte Rapport, te koi;nen conformeeren, zo advifcere in tegendeel voor de disfolutie van ons Collegie, VAN MYNE ZYDE DAAR TOE BEREIDVAARDIG ZYNDE, met concurentie, kan het zyn, myner meedeleden, als volgens myne gelegde gronden dc eenige weg om met vrugt in defen te werk te gaan; waar op ik infteere, met verfoek aan den Heer Prefidend, om defe myne voorflag in nadere deliberatie tg brengen, met betuiginge dat, by aldien eene contrarie Refolutie in defen mogte worden genomen, aan my de faculteit behoude, om defelve te Contradiceeren, en dit myn advis in de notulen van defe vergadering te laaten infereeren. (Was getekent) P. BEELAERTS van BLOKLAND. Misfive afgezonden aan de abiente Leden van 't Collegie van Mannen van Veertigen. Wel Edele Geftrenge Heeren l J^Jcden morgen in onze Vergadering ecu zeer gedetailleerd en fchriftelyk Rapport van onze Gecommitteërdens, ingevolge en ter voldoening aan de Refolutie van den 31 Maart laatstleden, ingekomen zynde, op de Requesten door de gezameptlyke Dekenen, der refpective Gilden aan de Ed. Achtb. Mannen van Veertigen dezer Stad geprefenteert; hebben wy na voorgaande deli-  ■ DORDRECHTS GEDENKBOEK. beratie goedgevonden de voorfz. ftukken te doen drukken, en UWel-Ed. Geftr. een Exemplaar .daar yan by deze te doen toekomen. Wy hebben voorts uit hoofden van 't gewigt dezer zaak de nadere cn finale deliberatie daar over bepaalt op Saturdag, zullende zyn den ip Augustus 1786, fmorgens ten Negen uren, wanneer wy JJWel-Geftr. verfoeken by de deliberatien te adfifteren, ofte wel ingeval UWel-Ed. Geftr. pm ziekte of gewigtige redenen belet wierde te kompareren, als dan deszelfs advis aan ons fohnftelyk te fuppediteren, zullende anderzints UWel Ed. Geftr. by gebreken van dien gerekent worden zig met de meerderheid der als dan 'prefent zynde Leden te conformeren; Wy kunnen niet afzyn UWel-Ed. Geftr. teffens nog te informeren, dat de Heer Burgemeefter Snellen, heden in onze Vergadering gedeclareert heeft bereid te zyn desfelfs Post 'als Veertig zonder eenige referve te willen afftaan, en ter dispofitie van de Burgery over te laten, cn Saturdag zullende zyn den 19 Augustus 1786. zulks met ter daat te betonen, en dat yerfcheiden anderen Leden ter bevordering en hcrftelling van 't zoo zeer gewenscht en hoognoodig vertrouwen tusfchen de Regering en Burgery dezer, Stad, geproponeert hebben, dat 't aan Hun Ed. was voorgekomen, ofte het niet allezints tot dat heilzaam oogmerk allergefchikst Zoude zyn, dat (hoe zeer de meerderheid dezer Vergadering mogte komen goed te vinden zig met het uitgebragte Rapport te conformee| ren cn het zelve in een Refolutie te Convertei ren ) 'er van de zyde dezer Vergadering (al1 hoewel ten ecncjimalen als dan daar toe onge-' Aas hou-  4S4 MENGELWERK* Elf 2» houden) op' een Edelmoedige wyze aan 't gémanifesteert verlangen der Burgery wierde tè gemoed gekomen, én de Leeden van deze Ver* gadering alle van hunnén Posten defisteerdeni hebben de gemelde Heeren voorts gedeclareerd bereid en genegen te zyn, om (by aldien alle de Leden van dit Collegie daar toe zouden gelieven te Concurreren) als dan hunne Vcertigs* plaatzen dadelyk te refigneren, en derzelver Mede Leden daar toe op de kragtigfte en ferieusté wijze exhorteerden, welke Propofitie ten zeiven dag© ook in deliberatie gebragt en daar op finaal gerefolveert zal worden, waar op UwelEd. Geftr. mitsdien verzogt word zig te willen bekwamen. Waar mede na UWel-Ed. Geftr. in de Befcherming des Allerhoogften te hebben aanbevolen blyven wy, Wel-Edele Geftrenge Heer! UWel-Ed. Geftr. Goede Vrienden en Mede Broederen Mannen van Veertigen der Stad Dordrecht. En uit der zeiver Naam (Was Getekend) Ps. GEVAERTS, DORDRECHT dm 11 Augustus 1786,  MENGELWERK VAN HET DORDRECHTS GEDENK BOEK. Ja zelfs, indien bet volk bevind, dat het plan van Regeering , welk het ontegenzeggelyk tot zyn eigen •welzyn heeft ingevoerd, inderdaad gevaarlek voor het Zelve is, zoo is htt beregtigd, om dit plan te veranderen het zoude een vreemde onbefchaamdheid in eenig Regeerder zyn , indien bij het volk dit uit eenige inzigten van belang voor zig zeiven of voor zyn eigen gejlagt zou willen beletten, Hutcheson Syftem. of morai Phüofophy vol. 2. p. 273. Advis & Declaratoir yan J. H. van Meeteren, in de Vergadering van Mannen van Veertigen, den 19 Augustus 1786. EDELE AGTBAARE HEEREN! jfVlT ij zeiven op den 9 deezer, bij de eerfte prslectuure van het Rapport, door de meerderheid van Heeren Commisfarisfen uirgebragt, op het Request door 23 Gilden deezer Stad, met U. deïi,. B b ber  42t5 MENGELWERK VAf* HET betrekking tot- het Collegie van Mannen van Veertigen geprefenteerd, en waar mede zig Dekenen der Groofe Schippers, en Gecommitteerden der drie Schutterijen, hadden geconformeerd — mij zeiven, zeg ik, bij het gemelde Rapport hebbende gevoegt, en UEd. Agtb. daar op het zelve, met de Stukken daar toe relatif, per Misfive hebbende gelieven te ftellen in handen van alle de Leden deezes Collegie, met oogmerk om, na nader onderzoek der Stukken, en na rijpe deliberatie, en om het gewigt der zaak, daar over op hedèn nog nader en finaal te delibereeren; zoo ben ik daar door in ftaat gefteld UEd. Agtb. als mijne gedagten te zeggens dat, bij nadere leclare van het Rapport en geannexeerdRéquest, het mij is voorgekomen dat, hoe zeer de gronden, in den gemelde Requeste aangevoerd, niet-ten vollen beweezen mogten zijn, men egter zodanig een Declinatoir appointement, als waar toe het gemelde Rapport ZOUde ftrekken, niet behoort in eene Refolutie te' converteeren. Want daar, aan het (lot van het zelve, ftelligerwijze, word gezegd? dat het verzoek der Supplianten, in deezen geheel is on~ gefundeert, en dat daar aan, door de Leden van dit Collegie, niet alleen'niet behoeft, maar, dat meer is, niet kan nog behoord te worden gedefereerd, om dat daar door aan het Collegie van Veertigen zou worden gegeeven eene geheel nieuwe rigting en Confiitutie, bij "t Collegie onbekend, zoo fchijnt zulks te ftrijden tegen het denkbeeld, waar van een ieder tog klaar genoeg geconvinceerd zal zijn, dat de Règeering hier'te Landen, en in het bijzonder in deeze Stad, is geheel populair; zijnde eene Volks-re" gee-  DdRDft.ECHÏS GEDENKBOEK. 42^ gëërihg bij Repreféritatiei Waar uic confteert, dac hec Volk ten allen tijden behoorlijken in» vloed op Hunne Reprefentanten behoord te hebben niet alleen, maar ook ce behouden, zulks nu word voornamenclijk geëffectueerd door den invloed, welken de Gilden op de verkiezing van Veertigen, bij zekere tijden, fustineeren te compeceeren; wanc, indien Dekenen van de Gilden niet, dan bij de introductie van hec Collegie Van Veertigen, 40 perfoonen zouden mogen kiezen , en dac zodanig voor ééns gekozene Collegie, voorcs, een eeuwigen dagen, zoude moeten blijven beftaan, doordien dac de Leden van dac zelfde Collegie de fuppletie voor alcoos aan , zig behielden j zoo zóu daar uic nocoirlijk moeten volgen dac zodanig Collegie geen het minfte Voordeel aan de Burgerij zoude aanbrengen, neen maar dat, in tegendeel, na eene eerfte en laacfte verkiezing, de Gilden voor eeuwig van hunnen invloed op de aanltelling van hunne Reprefencancen verftoken zouden blijven, het geen, wanneer wel ingezien word, de abfurditeic zelve is. Om welke redenen ik van Advies ben, dat men coc appointeraent aan de Requescranten behoorde ce geeven, dat fchoon de gronden , waar op de Supplianten hunnen eisch hadden gebouwd', niet fundamenteel genoeg waren, om daar op aan hun lieder verzoek te voldoen; Men egt er genegen was, eene Commisfie te benoemen om met Dekenen van de Gilden, of zodanige Commisfie, als van Dekenen daar toe mogt benoemd worden, in onderhandeling te treeden, ten einde zodanige Reformen te maaken in voorn. Collegie, als ten vieeflen genoegen der Burgerij, en het best B b 2 aan  4»8 MENGELWERK VAN HET aan het oogmerk, waar toe het Collegie fchijnt ingerisf te zijn, zal konnen dienen. Verkharende, voorts, bereid te zijn, zoo als, op den 9 deezer Maand, reeds doo>- mij verklaard is, mijn post, ten verzoeke van de Dekenen der Gilden, te willen nederleggen; tevens begeerende dat dit mijn Advis en Declaratoir in de Notulen van dit Collegie, tot mijne decharge, zal worden geinfereerd. M T N HEER! "Jn Augustus 1478. is door Maximiliaan van Oostenrijk en Maria van Bourgondien, in qualiteit als Graven van Holland, tot erkentenis van de goede en getrouwe dienden, die de inwoonders dezer Stad hunne voorfaaten hadden beweezen, aan dezelve inwoonders gegeeven een eeuwig onverbrekelik Privilegie, dat zij toen ter tijd zouden mogen kiezen Veertig Perfonen, Burgers en inwoonders derzelve Stad, elk van hem rijk weezende tot anderhalf Hondert Noblen toe en daar boven, in ftaat van Huwelik weezende of die gehuwlikt hebben geweest, om te maken Nominatie van Schepenen &c. En zo 't gebeurde, dat enige van die Veertig perzonen ftierven of uitlandig wierden, in dat geval zouden de overblijvende , die binnen de Stad als dan weezen zouden, het getal van Veertigen fuppleeren.; zonder dat enige tijd bij dat Privilegie bepaald is, wanneer dat Collegie zoude moeten worden vernietigt, of een geheel nieuw aangefteldwaar uit zeer wel zou-  DORDRECHTS GEDENKBOEK^ 429 de kunnen worden geargumenteerd, dat zulka geheel en al aan het goedvinden der Burgerije en imvoonders is overgelaten, om daar in naar voorkomende omftandigheeden te handelen. Wanneer men nu na gaat de Historie van dien tijd, zal men bevinden, dat 'er hier te. Lande grote oneenigheden plaats hadden tus-: fchen rwee Partijen, de eene zig noemendeHoekfche, de andere Kabeljauwfche; dat deze Stad Yzedert het jaar 5477 de Hoekfche zijde, meercndeels was toegedaan, alhoewel 'er ook de Kabeljauwfche Partij zijnen aanhang had; waar door dan veroorzaakt wierd, dat de Stad* van tijd tot tijd merkelijk in inwoonders vermirderde; zo d<:or het asfifleeren van Hertog Maximiliaan in zijne veldsogten, aan de eene zij-' de; als aan de andere zijde daar door, dat.de Krbeljauws- gefinde Partij deezer Stad, dezelve meest had verlaten, en toevlugt genomen tot zeekeren Heer Jan, daar na Graaf van Egmond, die de Kabeljauwfche Partij voorftond; en welke Heer Jan door de Schout deezer Stad beleedigt zijnde, in 't jaar 1480 met zijn aanhang deze Stad bij verrasfing innam, en over--' weldigde, bij welke geleegendheid veele van de voornaamfle inwoonders fneuvelden, voortvlugten en gebannen wierden, behalven nog wel twee Hondert Burgers , die de Hoekfche Partij waren toegedaan. Dit, zo wel als de enorme kosten, om die partijfchappen te fouteneeren, als mede het daar uit volgende verfuijm en verval in de meeste foort van kostwinningen, veroorzaakte natuurlijk, en voor al in die tijden, een gebrek aan gegoede inwoonders; Zelfs zo ver dat in 't B b 3 jaar  43 mag werden bewaart* Ik erken dat ik in de beantwoording van de Brief geteekend als boven de Gemelde Heer in Mijn antwoord en wederlegging van die briefin het oog gehad hebbe, maar echter met geen het minfte oogmerk, om gemelde Heer ten toon te. ftellen of te proftltueren, het welk ik ook meen mij nier is gefchied, maar om aan de •waarheid hulde te doen dan nadien gemelde Heer op Zijn woord van Eer verzekert,, dat yer nooit geen brief, nog Memorie nog vertoog door Zijn Ifel Ed. Gefit, gefchreven of opgefteld in dit Gedenkboek is gezet, en dus dat Zijn Wel Ed* Geftr. ontkend de Schrijver van die brief te zijn, zoo erken ik in de perfoon van de Schrijver diens briefs (hoe fterk mijn prefumprien zijn) gedwaald te hebben en herroepe daarom ■volmondig ai het geen wat eenigzints perfoneele betrekking op zijn Wel Ed. Geftr. hebben kan, dit doe ik met ce meer'genoegen, om dat ik zeer verwondert was dat een Brief als die uic de  440 ME NGELWBR K» ENZ» de pen van zijn Wel Ed. Geftr. had kunnen vloejen. i Ik twijfel geenzins of Zijn Wel Ed. Geftr. zal met deze betuiging genoegen neemen, wanc mijn oogmerk is niet te verbitteren maar te verbeeteren, blijvende voor 't overige mijn antwoord tegen die Brieffchrijver in volle kragc en nadruk. Ik blijve. M IJ N HEEREN &c: UEd. Dienaar Oud-Deken van het * * Z Gilde. DORDRECHT den 14 Augustus. 1786. Wij verzoeken de Heeren Schutters zoo wel van St. Joris als van de Kloveniers ons te willen opgeeven eenige ftukken betrekkelijk tot het overgeeven der Trommen van de Eerften, en het in Eed neemen van de Tweeden, op dat wij dus in ftaat gefteld worden die plechtigheeden in ons Mengelwerk voor de vergeetelheid te bewaren. Drukfeil-, op pag 411 ftaat de zevende regel yan onder met lees niet.  MENGELWERK VAN HET DORDRECHTS GEDENKBOEK. Gij tracht ons 't blijk, dat wij uit helden zijngefprooteu Dien allerheerlijk/Ie en kostelijk/Ie fchat . De Vryheid, wiens waardij geen mensch te recht bevat _ — — — te ontwringen uit de handen. Hetfchijnt U met genoeg, dat Gij zelfs leeft in banden, Gij wilt dit vrije volk nog mede in boejens Jlaan. Heb dank o Groote Goon! dat hier nog andren leven, Die Jlemmen, om ons 't recht de vrijheid weertegeeven, A r m i n i u s befchermer der Duitfch* Vryheid, p. 32. JQ) aar wij voorheen de Confideratien van onzen braaven Burgervader den Heere Snellen en de Advizen van de Heeren Beelaerts van Blokland en van Meeteren geplaatst hebben, zijn wij door de vriendelijkheid onzer geëerde Correspondenten, ook in ftaat geftsTd om de overige Advizen onzen Leezeren mede te deelen. Onze Stadgenooten die het nuttig Weekblad de Post yan den Nederrhijn leezen, zal het niet verveeII. Deel. C c len  442 MFN GEL WERK VAN II ET len, om ook in ons Werk het Advïs van de Heeren P. Vrolikkert en C. de Win geplaatst te vinden; want boe afkeerig wij ook zijn om (lukken, die door den druk gemeen gemaakt zijn, te plaatzen, kunnen wij dit om even die zelfde reden waarom deeze Heeren Hun Advis publiek geniaaktbebben, niet nalaaten, namentlijk, op dat de verlichte Natie zoude kunnen oordeelen, of Dordrechts Burgerij met hec herftellen van hec Collegie van Mannen van Veercigen een eenigen der Leeden, die dac Collegie uitmaakten , onregtmatig gehandeld heeft, en tevens om te tooren, dat wij geheel onpartijdig voor dit en het volgende geflagt 'de ftukken verzamelen. EDELE ACHTBARE HEEREN! Ter voldoening aan UEd. Achtb. Misfive van ii deezer diend, dac ik op hec daar bijgevoegde Rapporc geen andere remarque heb, als dat ik wenschte, dac hec tijdiger was ingekomen; maar aangaande het geproponeerde van verfcheidene Leeden, bij UEd. Achtb. Misfive gedetailleerd, meen ik, dat zulks op een legaale wijs moet gefchieden, bij een behoorlijk Addres aan Haar Ed. Groot Mog. de Heeren Staaten deezer Provincie, in wiens Boezem refideerd (*) de Oravelijke magt waar uit de Privilegiën, ter Beede van de daar bij gemelde Supplianten, haaren oir- (*) De Heer Beclacrts heeft zich met deeze uitdrukking •zeer vergist: — ZilUjcu zelfs dc gróotfte voorvegtcr der Ariftocraten, heeft niet durven ontkennen, dat de Gravelij te magt na het afzvveeren van Philips in de handen de» Volks is overgegaan , enJDcmofilus heeft, dunkt, ons klaar ge* rioeg aangetoond , dat het Volk van deze magt nimmer plegtigen afftand gedaan hebbende, dezelve tot op den huldigen Aogia zijnen boezem bezit, maar door de Staaten in zijnen naam Iaat uitoefenen. Ziet Demofilus tegen Zillefen pag. 4. sa 5.  dordrechts gedenkboek. 4+3 oirfpronk hebben, dewelke dienvolger.de alleen bevoegc zijn, om Veertigen te ontdaan van haaren Eed, want na mijn inzien van de Privilegiën, zijn Veertigen daar bij niet gequalificeerd zulks eigener Auétoriteit te doen, veel min haar Collegie te disfolveeren; Zoo dat ik onder beneficie van zodanig een Addres, geneegen en bereid ben, om te concurreeren tot het geproponeerde, en daar door te voldoen aan het oogmerk der Requestrantcn, ter bevordering van de Rust en Welvaard deezer Stad, dewelke en UEd. Achtb. in Gods dierbaare Befcherming aanbevolen hebbende, ik de eer heb te blijve, met verzoek, om deezen in UEd. Achtb. Register plaats te willen gunnen, en daar van Copie Authencicq aan mij te verleenen ten mijnen kosten. Edele Achtbare Heeren! UEd. Achtb, Goeden Vriend en Medebroeder (was geteekend) P. M. BEELAERTS Dordrecht, van Emmichoven. den 18 Augustus 1786. EDELE ACHTBARE HEEREN! De Ondergeteekende geen de minne grond vindende of geen eenig Argument hebbende "hooren aanbrengen, waar uit hem eenig fondament tot (laving van het verzoek der Respeftive^ drieen twintig Gildens voorkomt, zoo vind hij zich verpligt om zich aan het door hem mèede uitgebragt Rapport te blijven gedraagen. Dan indien 'er geduurende zijne korte abfenC c a' «e  444 mengelwerk van het tie, deliberatien mogte werden aangelegt, om middelen te vinden tot zekerheid der Stads rust en om het vertrouwen tusfchen Burgers en Regenten ce herftellen, zoo declareerd hij door deeze, daar toe meede alles te willen aanwenden, en met graagte in onderhandeling met de Burgerij te komen. Verzoekende dat dit in de aanflaande Vergadering der Veertigen op den 19 deezer befchreeven, voor zijn Stem werde gehouden. (was geteekend') SAMUEL CRENA. Aiïum . Zeegewerp, den 17 Augustus 1786. EDELE ACHTBARE HEEREN! Den Ondergefchreeve blijvende periiileeren bij liet uitgebragc Raport der Heeren van de Commisfie; betuigd egter, dat indien 'er geduurende zijne abfentie gefchikte middelen mogte zijn uitgedagt, om met de Burgerij in nadere onderhandeling te treeden, ten einde daar door de Goede Harmonie en rust rusfehen Regenten en Burgers te herftellen, gaarne daar toe alles zoude willen contribueeren wat mogelijk was. Verzoekende zulks in de Vergadering van Heeren Veertigen op den 19 deezer befchreeven, voor zijn Stem mag werden geconfidereerd. (was geteekend) AREND van der WERF. Zeegewerp, den 17 Augustus 178$. De  DORDRECHT S GEDENKBOEK. 445 De Ondergeteekende Mr. Willem Snellen declareert bij deeze zig niet re kunnen conformeeren, met de Refolutie op de Requesceh door Dekenen van drie-en twintig Gildën, en daarbij gevoegde Gecommitteërdens van de drie Schutterijen, aan Hun Ëd. Achtb. Mannen van Veertigen geprefenceert, maar daar tegens ten kragtiglten te protesteeren, refervcerende de Ondergeteekende, zijn Advis en zodanige nadere aanteekening in de Notule van Mannen van Veertigen te doen infereeren, en daar van gebruik te maaken, als hij tc rade zal worden. In de Vergadering van Mannen van Veertigen gedaan en overgelegt den 19 Augustus 1786. (was geteekend) W. SNELLEN. De Ondergeteekende zeker Request door de Dekenen van de meerderheid der Gildens, aan het Collegie van Mannen van Veertigen geprefenteert, tendeerende om alle de Leeden het zelve Collegie uitmaakende, op de gronden daar bij gelegd, te verzoeken, van hunne Bedieningen te willen defifteeren, ten einde 'er zoude kunnen werden geprocedeert tot het verkiezen van een nieuw Collegie, met alle mogelijke attentie geexamineert, en daar tegens vergeleeken hebbende alle de voor handen zijnde Privilegiën, bij het introduceeren van het voorfz. Collegie door 'de fuccesfive Graven en Gravinnen in der rijd aan deeze Scad gegeeven, vinden zig verpligt C c 3 «Is  446 MENGELWERK VAN HET als Mannen van Eer bij deezen te moeten declarecren, in de fustenue van Dekenen breeder bij het gemelde Request vermeit, geene de minne grond te hebben gevonden, eh dus conform het uitgebragte Raport van Heeren Gecommitteërdens van Mannen van Veertigen van Advijs te fijn; dat op het verzoek van Dekenen bij meergemelde Reques' gedaan, een declinatoire Refolutie dient te werden genomen, en mitsdien het zelve behoord te werden geweezen van de hand. Dan, dat offchoon zij in gemoeden vermeenen wel en wettig tot Veertig deezer Stad verkooren te zijn, en dus zonder tusfchenkomst van den Souverain deezer Provinue door niemand daar van op een wettige wijze kunnen werden ontzet, zij egter om zoo veel in hun is aan de Inclinatie van de Burgerij te gemoet te komen, en aan dezelve een doorflaande blijk te geeven, hoe hoog de Harmonie bij hen gefchat en gewaardeert word, zonder egter daar door nu of bij vervolg verftaan te willen worden aan de Privilegiën, bij het introduceeren van het Collegie van Mannen van Veertigen aan deeze Stad gegeeven , eenige prejuditie of atrainte te hebben toegebragt , als laatende alle dezelve in hun geheel en dus ten eenenmaale ongefchonden; bij deezen wel willen declareeren, in qualiteic als Regenten en te gelijk Veertigen zijnde, bereid te zijn deeze hunne laatstgemelde qualiteic neder te leggen, in den fchooc van het Collegie van Veertigen met ferieufe exhortatie, aan alle hunne Mede-regenten te gelijk Veertigen zijnde, ter bevordering van de rust binnen deeze Stad, en tot herftel van de zoo hoog nodige Eensgezindheid en Harmonie, tusfchen Burgerij en Regeering  dordrechts gedenkboek. 447 ring in deezen hunne voetltappen te volgen, en op eene genereufe wijze aan dit zoo gemanifesteert verlangen van de Burgerij meede te helpen voldoen, aangezien zulks op deezen voet volgens opinie van de Ondergeteekendcns, zonder krenking van den Eed tot handhaving van de Privilegiën deezer Stad gedaan, gevoeglijk kan gefchieden. En ten einde hier van ten allen tijden zoude kunnen blijken, verzoeken de Ondergeteekendens, dat 'c bovengaande Declaratoir en Advis in de Notulen van deeze Vergadering ter hunner decharge mag werden geinfereert. (waaren geteekend) W. B. van den SANTHEUVEL A. van den SANTHEUVEL. Aêfunt Dordrecht, den 19 Augustus 1786. Wij Ondergeteekenden, fchoon ons met het uitgebragte Rapport van Heeren Commisfarisfen, en dus met de boventlaande Refolutie geconformeerd hebbende, zijn egter dien onverminderd van Advis geweest, dat Heeren Veertigen, alhoewel geheel en al daar toe ongehouden, zouden behooren te verklaaren; dat zij bereid en geneegen zijn aan het verlangen der Supplianten te voldoen, en hunne Veertigsplaatzen, ter dispofitie van de Burgerij af te ftaan, indien Haar Ed» Groot Mog. uit derzelver Souveraine magt, C c 4 hen  44$ MENGELWERK VAN HET hen alle daar van gelieven te ontflaan, nademaaï zij zig zeiven, volgens den duidelijken letter der Privilegiën, onbevoegd en buiten ftaat kennen, om het Collegie van Veertigen te disfolveerea en te vernietigen. (waaren geteekend) M. ONDERWATER, A. H. ONDERWATER, per ordre van dezelve door mij Onderg: geteekend. (was gef.) M. ONDERWATER. P. H. van der WALL, J. van den BRANDELER, M. BOON. Dordrecht, den 19 Augustus 1786. De Ondergeteekende Mr. Philips Vrolikhert, als Lid van het Collegie van Veertigen deezer Stad, zullende advifeeren , zoo op het Rapport door Heeren Commisfarisfcn den 9 deezer Maand \n deeze Vergadering ukgebragt , betrekkelijk kk de Rcquesce van Dekenen van diverfe Gilden aan dezelve geprefenteerd, als op de propofitie ten zeiven dage door fommige Leden op dit Sujet gedaan, vind zig om meer dan eene reden ger.eceLilteerd, om zich wat breeder op de eene en andere materie te expliceeren, en mitsdien  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 449 bij deeze të déclareeren:' Dat bij Ondergeteekenden als een der Leden van de gedecerneerda commisfie, met alle mogelijke attentie en onpartijdigheid overwogen hebbende, den inhoud van de bovengem. Requeste, en het verzoek daarbij gedaan; het een en ander heeft bevonden te zijn van dien.aart, dat hij zijne oogen voor hec helderst licht zoude hebben moeten fluiten, en zijn geweeten geweld aandoen, wanneer hij een enkel oogenblik in twijffel had blijven ftaan, om met de meerderheid van Heeren Commisfarisfen uit te brengen het Rapport, 't welk thans een object der deliberatien oplevert. Dat de gronden en motiven daar bij in 't breede gedetailleerd, hem ook als noch van die evidentie voorkomen, dat hem als een Eerlijk man die zonder gunst te bejaagen, of ongunst te vreezen, alleen der waarheid tragt hulde te doen,' niets anders te doen flaac, dan daar bij te blijven perfilteeren, en over zulks zig met het zelve Rapport in allen deelen te conformeeren. Dat, wel is waar door den Heer Snellen, een der Commisfarisfen in deezen, dog van de overigen hebbende gedisfentieerd ten dage van het uitgebragte Rapport, bijeen zeer ampel Ad vijs, korten tijd daarna door den Druk gemeen gemaakt , wel in het breede zijn geallegueerd diverfe redenen, welken hem hadden doen disfentieeren; dan, dat het bij eene oppervlakkige examinatie van het zelve Advijs terftond zal in het oog loopen, dat wel verre van dat, daar door de gronden van het uitgebragte Rapport eenigermaate zouden zijn geënerveerd, dezelve C c 5 gror>  45<3 MENGELWERK VAN HET gronden in tegendeel bij dat Advijs zelfs ntet eens worden getoucheerd, terwijl de redenen en motive waar op het zelve eeniglijk word gebouwd, niet alleen door de Supplianten zelve niet als gronden van hun verzoek zijn geallegueerd; maar zelfs niet van verre zijn getbucheerd geworden, en alzo ook nimmer, door Heeren Commisfarisfen als een gedeelte hunner Commisfie hebben kunnen of mogen worden geconfide* reerd. Dat hij Ondergeteekende, benevens de meerderheid zijner Mede - commisfarisfen, met dat alles in den loop hunner befoignes van ter zijde geinformeerd zijnde, dat zommige der pointen door den Heere Snellen geallegueerd, bij de Burgerij deezer Stad, waarlijk zeer zwaar werden gewogen , en als aanmerkelijker pointen van bezwaar tegen het Collegie van Veertigen, werden geconfidereerd; en niets anders buteerende dan een goede Harmonie en vertrouwen tusfchen de Regeering en Burgerij te conferveeren of te herllellen, gemeend hebben best te zijn, om zonder te treeden in een onderzoek, naar de gegrondheid of ongegrondheid dezer vermoedelijken bezwaaren, als niet van hun departement zijnde, alvoorens eenig Rapport uit te brengen bij diverfe Leden van dit Collegie onder de hand te tenteeren en alle mogelijke pogingen aan te wenden, ten einde het bij deeze Vergadering daar heenen te dirigeeren, dat deswegens, met de Burgerij in onderhandeling mogte worden getreeden en de fubfideerende differencen, waare het mogelijk tot onderling genoegen mogte worden uic de weg geruimd. Dat  dordrechts OEDENKBOEt. 45» Dat Heeren Commisfarisfen tot da* einde eenige tijd met hunne befoignes hebbende gefuperfedeerd; dog in deezen hunne welmeenende pogingen, door de oppofitie van eenige weinige Leden niet hebbende kunnen reusfeeren, genoodzaakt zijn geweest dezelve hunne befoignes wederom te reëntameeren, en eindelijk uk te brengen hun Declinatoir Rapport. Dat de Ondergeteekende over zulks niet weinig is gefupreneerd geweest, toen hij ten dage van dit uitgebragte Rapport uit den mond onder andere van die zelve Leeden, die zich bevorens tegen het tenteeren van middelen van asfopiatie, hadden geoppofcerd, en alzo mogelijk, voor de oorzaak mogen gehouden worden, dat dit ongelukkig different tusfchen dit Collegie en de Burgerij niet reeds voor lange is getermineerd geworden , op het onverwagtst heeft hooren voortkomen , eene propofitie, ten einde aan het gemanifesteerd verlangen der Burgerij mogte worden te gemoet gekomen, en de Leeden van deezen Vergadering allen van hunnen posten wilden disftfteeren, met bijgevoegd declaratoir van bereidwilligheid om in. dat geval hun Veertigsplaatfen dadelijk te re/igneeren, en zulks met oogmerk zoo als daar bij gezegd werd, om het zoo zeer gewenscht en hoognodig vertrouwen tusfchen de Regeering en Burgerij te conferveeren en te hertellen. Dat de Ondergeteekende niet zal onderzoeken of het voorgeftelde oogmerk langs den weg deezer propofitie, zou kunnen bereikt, en met veel eer, en met meerder gratie, zou hebben kunnen geobtineerd worden, door het entameeren  4S-1 MENGELWERK VAN HET van onderhandelingen, voor dat de zaak dpor het uitbrengen van een Declinatoir. Rapport, meer of min was gebragt buiten haar geheel; dan, wat daar van ook zoude mogen zijn, of kunnen gehoopt worden , dat de Ondergeteekende voor zig zclven op de allerfierkte wijze, is geperfuadeerd; dat de propofitie in qucesti voor zoo verre dezelve tot niets minder tendeert, dan, tot eene totale disfolutie van het Collegie van Veertigen, diametraal geoppofeert is, aan den inhoud en het voorfchrift der Privilegiën, op welken alleen de exiftentie zelve van zodanig Collegie, binnen deeze Stad is gefundeert, en bij het uitgebragte Rapport, in 't breede zijn geallegueerd, van welken de obfervantie en naarkoming door elk Lid van 't zelve Collegie, bij zijne aanftelling, plegtig is bezworen. Dat bij deeze Privilegiën, gelijk bij 'c uitgebragte Rapport, naar het oordeel van den Onder-geteekende op de evidentfte wijze, is gedemonftreerd, de voortduuring van 't zelve Collegie aan de eeuwigheid is geaccrocheerd; te dien effeéte; dat hoe zeer door overlijden, uitlandig. heid, of behoorlijk geobcineerde dimisfie, wel van tijd tot tijd vacatures van een of meerdere Veertigsplaatfen kunnen exfteeren, het Collegie zelf, niet te min, ten eeuwigen dage moet blij'ven fubfifteeren, en de vacante plaatfen, door de overgebleevene Leden, moeten worden gefuppleerd; en dat over zulks al waren 'er zelf wettige redenen voor eene totale disfolutie, dan evenwel nog die disfolutie niet door de Leeden van het Collegie zelve, maar alleen door den Souverain zoude mogen geëffectueerd worden. Dat  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 453 Dat'daar en-boven, zodanige totale disfolutie van dit Collegie Wel verre van eenig goed uit te werken, naar bet oordeel van den Ondergeteekende, in haaren aart en nacuur gefchikt zouden zijn, toe het introduceeren van een volflrekte regeeringloosheid binnen deeze Stad. Immers dat bij het Privilegie van Maximiliaan en Maria ten rapporte geallegueerd , de aanftelling van veertig Perfoonen wel is' gedemandeerd en overgelaatenaan de Steede van Dordrecht, en de Poorteren en Inwoonders van dezelve, dog niec anders dan vóór die eenige en eerfte reize (of gelijk de woorden dier Handvest luiden, nu en jegenswoordig,) en dat gevolglijk de disfolutie daar zijnde, het zeer bedenkelijk zouden kunnen worden, !of. dezelve Poorters en Inwoonders tot de aanltelling van veertig nieuwe Perfoonen, zonder nadere an fpeciale authorifatie van den Souverain wel zoude gereekend worden bevoegd te zijn : geduurende welke differenten, geen Collegie van Veertigen zouden exfteeren, geen nominatie van Scheepenen zouden kunnen geformeert worden, en alles alzo zoude uftloopen, op een totale desordre en confufie, waar van de gevolgen niet dan met fchrik kunnen worden te gemoet gezien. En dat eindelijk de onbeltaanbaarheid van de propofitie in quaescie nog te meer in 't oog loopt, wanneer dezelve befchouwd word in het. verband, waar in dezelve door zommige Leeden is geproponeerd; om, namelijk, dan eerst effect te forteeren, wanneer vooraf het uitgebragc Rapport in eene Refolutie zoude zijn geconverteerd, dac is wanneer de Leeden conform den in-  454 MENGELWERK VAN HfiT inhoud van dac Rapport, reeds zouden hebben gedeclareerd, dac zij uic hoofde der door hen bezwooren Privilegiën, tot de disfolutie van het Collegie onbevoegd waaren. Om alle welke redenen, de Ondergeteekende zich in gemoede verpligt vind, om de meergemelde propofitie formeel, gelijk hij doet bij deeze, te declineeren, met Declaratoir, dat, ïngevalle bij de meerderheid, des niet tegenftaande, dien conform, mogte worden gerefolveerd, hij, nu voor als dan, daar tegen ten fterkfte protesteert,'en dezelve Refolutie houd voor nul en van geener waarde; laaiende de gevolgen, die daar uit, ten nadeele van deeze Stad, en derzelver goede Burgerij, zouden mogen refulteeren, voor rekening van die Leeden, welke daar toe mogten hebben geconcurreerd. Dat de Ondergeceekende, na die alles, evenwel niec van gedagten is, dat, door het eenvoudig ter conclufie brengen van het uitgebragc Rapport, alle wegen en middelen coc asfopiatie mee de goede Burgerij behooren ce worden gehouden voor afgeiheeden; maar in cegendeel begrijpt, dac dien onverminderd, als noch onderhandelingen behooren ce worden geëntameerd, en eene Commisfie uit deeze Vergadering benoemd, om met de Supplianten in Conferentie te treeden, en zodanige middelen is het doenlijk, te ontwerpen, als overeenkomftig de Privilegiën deezer Stad, best gefchikt zullen bevonden worden, om de tegenwoordige difterenten in der minne uit den weg te rüimen en de Harmonie te herftellen: en daar van vervolgens aan deeze Vergadering rapport te doen.  dordrechts gedenkboek. 455 Verzoekende en rcquireerende den Ondergeteekenden, du dit zijn Advis in de Notulen van deeze Vergadering werde geinfereerd. i»vas geteekend) P. VROLIKHERT. Dordrecht, den 19 Augustus 1786. (onderbond) De Ondergeteekende declareert zich in allen deelen met het bovenftaande Advis te confórmeeren. (was geteekend) C. de WITT. J£3e ondergeteekende als meedelidt van die Collegie van Veertigen deezer Stad, verklaard zig met de wederleggende gronden van het uitgebragc rapport van Heeren Commisfarisfen op den requeste van 23 Gilden dezer iteede, en hec zig bij declaratoir, daar neevens ge: voegde Gilde van de Grooce Schippers, volkomen ce hebben geconformeert; en dus zig, 1 als een Wettig lidc van die allenzints Wettig i Collegie onverpligt te houden om van zynen post 1 als Veertig , op de bij even gemelde requeste 1 geavanceerde gronden, te moeten deftsteeren moge»  456* mengelwerk van het gende.bij voor zijne flem, wel lijden, dat het gezegde Rapport Commisforiaal in eene refolutie vverde geconverteert; offchoón hij nogtans, des niet tegenftaande, geheel ongehouden, en dus allenzints vrijwillig, zig bereid betuigd en blijft houden, zo ras alle de Leeden van deeze vergadering daar toe nu nog meede gelieven te concurreren, (waar buiten tog aan het verzoek en oogmerk van de requestranten, wanneer flegts eenige Leeden en niet allen gezamentlijk daar toe zonden overgaan niet zouden worden voldaan) dan ook terftond ter bevordering van alle harmonie , en maar immer beftaanbaare genoegegeeving aan de Burgerij van zijne Veertigs plaats afftand te willen en ta zullen doen, op zodanige wijze als dan bij nadere deliberatie, 'tConvenabelst en met de Privilegiën 'c meest beitaanbaar, zal beoordeeic en bevonden worden; verzoekende de ondergeteekende teffens aanteekening van dit zijn advijs en declaratoir in de notulen van heeden, met voorbehouding nogtans aan zig om op dit reipect voor de afloping van deeze deliberatien of bij vervolg zodanig te handelen als uit vrijen wille zoude moge verkiezen. (■was geteekend) A. A. van TETS. van goüdriaan. &DELE  dordrechts gedenkboek. 457 EDELE ACHTBAARS HEEREN! (^JJeleezen en overwogen hebbende de Confideratien en 'c advijs vervat in het uitgebragte, rapport der Groote meerderheid van Heeren Commisfarisfen door dit Collegie gecommitteerd, tot het examineeren van bet verzoek en inftantie door Deekenen van 24 Gilden binnen deeze Stad bij Requeste aan dit Collegie gedaan, met bijgevoegd Declaratoir van Gecommitteërdens uit de drie Schutterijen tendeerende dat, op gronden en om redenen bij dezelve requeste voorgedragen, de Leeden van dit Collegie wel van het ampt van Veertig deezer Stad zoude willen defilteeren ; zo is het aan mij als Lidc van dit Collegie voorgekomen dat, in aanmerking genomen zijnde de redenen en argumenten in het voorfz. Rapport geallegueert met geen genoegfame grond uit de aangehaalde Privilegiën of Handvesten is, of kan werden betoogd dat de Ingezeetenen ingevolgen van dezelve Privilegiën alle 25 Jaaren fouden moeten treeden tot eene geheele nieuwe verkiefing van Veertig Leeden, welke dit Collegie moeten uitmaken en dat vervolgens voor zo verre hec verzoek en inftantie van de gemelde Deekenen en Schutterijen alleen op die gronden berust, aan het zelve óm reedenen bii net voorfz. rapport vermeld, niet zoude kunnen werden gedifereerd; dan dat of fchoon bij dit Collegie op de voorfz. gronden omtrent dit verzoek zoude behooren te werden gedificulteert zo is nogtans bij mij in overweeging genomen, dat hec bijzonder oogmerk van Deekenen en SchutteII. Deel. D d rijen  W2 458 MENGELWERK VAN HET rijen bij het voorfz. verzoek bedoelt eijgentlijk daar ingeleegen is, dat de refpeclive Gildens en gemeene Neeringen deezer Stad in ftaat gefteld worden, om een nieuwe vrije verkiezing van veertig perfoonen te doen, uit den Buik der Burgerij, en daar door een Collegie van manren van veertigen in functie te ftellen, 't welk gezuivert zoude zijn van de gebreeken welke dezelve oordeelen in het tegenwoordig Collegie tegen deszelfs eerfte inftelling plaats te hebben, en het zelve dus tot zijne eerfte originaire inftitutie weeder te brengen: Dat uit den aart der zaaken evident zijnde, dac bij de eerfte inftelling van het voorfz. Collegie de Leeden van 't zelve beftaan hebben uit Poorters en Inwoonders dezer Stad, afgezondert van de Magiftraat of Geregte, en gequalificeerd in diervoegen als bij de Privilegiën en Handvesten werd gerequireerd, en dat dierhalven wanneer dit Collegie wederom zal gebragt werden tot deszelfs eerfte en originaire ftand, geen Leden in het zelve kunnen blijven fungeeren welke teffens zijn Leeden van den Oud - raad, als mede geene welke niet zouden mogen hebben de qualifkatie die bij de voorfz. Handvesten werd vereijscht , en dat mitsdien uit aanmerking van deeze redenen hoewel bij de voorfz. Requeste niet geallegueert , egter zo als volkomen bekend is overeenkomftig met het wezentlijk oogmerk der voorfz Deekenen en Schutterijen, het aan mij is voorgekomen geconfidereerd de tegenswoordige conftitutie van dit Collegie in vergelijking mee deszelfs eersce inftelling, cot bevordering en herftelling van het zo zeer ge* wenfte en hoognodig vertrouwen tusfchen de Re-  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 459 Regeering en Burgerij deezer Stad , alleimrs dienftig te zijn dat op het verzoek en inftantie bij de voorfz. Requeste gedaan, een ferieuze attentie bij dit collegie worde genomen en dac op het zelve ter bevordering van de evengemelde heilzame eijndens, door een favorable dispofitie werde gerefolveert, en dat mitsdien na Dankzegging aan Heeren Commisfarisfen voor derzelver genomen moeijte in deezen, met terzijde Helling van de reflexien die tegen de gronden opwelke het verzoek bij de gemelde Requeste gedaan is berustende konnen werden gemoveert , (waar van meede door ter handftelling van copie van het uitgebragte Rapporc kennis zoude behooren te werden gegeeven) bij de respeétive Leedên van dit Collegie, door een dadelijk defïsrit van hunne post als veertig op een edelmoedige wijze aan het blijkbaar verlangen der voorfz. Burgerij zoude behooren te werden te gemoet gekomen: En nadien reets in de laatstgehoudene vergadering van dit Collegie op den 9 deezer door èen en andere Leeden ten dien einde is gedaan de Propofitie vervolgens in de circulaire Misfive aan de Leeden toegezonden vervat, met welke idees meede volkomen hebben ingeftemd, zo heb gemeend zo veel mij betreft tot de voorfz. wenfchelijke eijndens als ook tot confervatie van de rust binnen deze Stad als nu verder dadelijk te moeten meede werken, en dus als mij bevindende in het geval van in den Jaare 1784 wanneer reets d'Eer had een geruime tijd Lid van den Oud-Raad dezer Stad te zijn , tot meedelid van 't Collegie van veertigen te zijn gefurrogeert, te moeten declareeren: dat uit overweeJ> d a ging  460 MENGELWERK VAN HET ging van de hier vooten gemelde redenen, volkomen bereid ben van de op de voorfz. tijd «an mij opgedrage post als Lidt van het Collegie van mannen van veertigen vrijwillig te defisteeren en dezelve nederteleggen zo als ter dadelijke betoning daar vanverklaare van de voorfz. post als Veertig te defisreeren en dezelve neder te leggen bij deeze, daar bij voegende mijne ernftige inflantien met opzigt tot de verdere refpeftive Leeden van dit Collegie om op gelijke wijze en uit aanmerking van de voorgemelde motiven, zodanige vrijwillige en edelmoedige refignatie van hunnen post als mannen van veertigen meede wel te willen doen, verzoekende •wijders dat dit mijn advijs en declaratoir in de Notulen van deezen vergaadering mag werden geinfereert. (Was geteekend) J, PERDUYN. DORDRECHT den 19 Augustus 1786. JJ^en ondergeteekende conformeerd zig als nog ren vollen met het Rapport door de Comrnisfie (waar van de ondergeteekende de Eer heeft gehad een Lid te zijn) ter deeze vergadering liitgebragt, en is mitsdien van gedagten dat der Requestrancen verzoek op de gronden bij hunne Requeste gelegd, zoude behooren te Werden geweezen van dc handt. Dog Dedareerd beieid te zijn om tot con- fer-  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 461 fervatie van de rust en Harmonie binnen deeze Stad van zijn post als veertig ( door hem c zeedert 't Jaar i759 bekleed) Vrijwillig te willen defisteeren, gelijk denzelven daar van defisteerd bij deezen verzoekende dat dit zijn onder geteekendens Declaratoir in de notulen van deeze vergadering werden geinfereerd* (Was geteekend) J. HOOFT, Damaszoon. DORDRECHT den 19 Augustus. 1786. [I Ut ondergeteekende geëxamineert en overeen hebbende, het Rapport op de Requeste van 24 Gildens en drie Schutterijen-binnen deeze S'ad ten einde de Leeden van deeze vergadering alle van hunne post als veertig zoude gelieven te defisteeren, bij Heeren Commisfarisfen uit deezen vergadering uitgebragt. V ondt geen de minde zwarigheid om zig daar meede ten vollen te conformeeren en op de voorlz. Requeste derhalve Declinatoir te advifeeren: Dkn, dedareerd tevens bereijd te zijn omme ter voldoening aan het verlangen der Kequestranten en ter bevordering van onderhngen harmonie en rust van zijne post als veertig vrijwillig te defifteeren gelijk de ondergeteekende daar van defifteerd bij deezen verzoekende dat D d 3 ^  462 MENGELWERK VAN HET dit zijn declaratoir in de notulen van deren vergadering werde geinfereerd. (Was geteekend) B. tan SCHELLEBEECK. DORDRECHT den 19 Augustus 1786. JFH^et is aan UwEd. Agtfaare bekend,hoe dat verlcheide Leeden van dit collegie waar onder de ondergeteekende zig bevind, aan alle hunne meedebroederen geproponeert hebben om met ons hunne veertigs plaatfen, fchoon daar toe geheel ongehouden te willen nederleggen, oordeelende zulks het allergefchikfte middel te zijn om aan het gemanifefteerd verzoek van Deekenen der Gildens en die der Schutterijen bij Request den 31 Maart laatstleeden gedaan, te voldoen en om op deze wijze eene edelmoedige blijk te geeven van ons verlangen, om was het mogelijk de rust en vertrouwen binnen deeze Stad te herftellen en bevorderen, hoe zeer wij blijkens de misfive van den 11 deezer maand aan alle de Leeden gefchreeven Hun Edelens daar toe op de kragtigfte en ferieuste wijze hebben geexhorteert heeft het ons egter niet mogen gebeuren daar van het verlangende effect te mogen genieten, en daar het nu uit het raport door H. H. Commisfarisfen op heeden ui*» ge-  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 463 gebragt ten volle word bevestigd, dat de Dekenen der Gildens en die der Schutterijen zig in geene vriendelijke fchikking willen inlaaten, maar in tegendeel bij hun verzoek blijven perfifteeren: zo fchijnt mij toe niets anders meer over te blijven als de voorgemelde propofitie als nog te reïtereeren en op eene decente en vriendelijke, maar te gelijk ernftige wijze te verzoeken: dat alle de Leeden tot voorfz. einde en oogmerk van hunne veertigs plaatfen gelieven te defifteeren, betuigende daar toe, nu en ten allen tijde bereidwillig te zijn, niet alleen , maar ook wanneer de verdere Leeden daar toe met ons mogte inclineeren met dezelve over de wijze op welke zulks te doen in conferentie te treeden, en indien onverhoopt dit mijn verzoek wederom het gewenschte effect niec mogte hebben, zo declareere ik bij deeze voor de gevolge die daar uit noodwendig moeten rezulteren niet aanfpreekelijk te willen zijn, maar dezelve te laaten geheel en alleen voor reekening van die Leeden, welke tot ons heilzaam oogmerk niet hebben willen coöpereeren. Verzoekende dat dit mijn Declaratoir of protest in de notulen mogen worden geinfereerd. (Was geteekend) H. REPELAAR. J3en ondergeteekende zig niet hebbende kunnen Conformeeren, met de Refolutie bij meerD d 4 der-  464 MENGELWERK VAN HET derheid door Mannen van veertigen den 19 Augustus 1786 genomen op de requeste van fes en Twintig Gildens en eensluident Declaratoir der Drie Schutterijen deezer Stad geprefenreert, tèndeerende tot disfolutie van het gancfche Collegie van veertige-i, op de gronden daar in vervat, en asn zig gereferveert hebbende, daar van aanteekening in de notulen van deze vergadering te doen, met infertie der motiven waarom hij tót de voorfz. Refolutie niet heeft willen Concureeren: verklaart daar toe bij deezen, in een volkomen begrip te ftaan (gelijk bij desfelfs advies in 't breede gedetailleert heeft) dat het verzoek door de fupplianten gedaan volgens den aart en natuur van de zaak op de privilegiën gebouwt is, en dat de waare fin, en 't doelwit der onderfcheide privilegiën niet anders kan of mag verftaan worden, als een volkomen feparatie van het Collegie van den Oud-Raad en dat van Mannen van veertigen te vorderen, dat over zulks wel en te regt door de fupplianten gefustineerd word het gemelde Collegie van veertigen op den voet zo als het thans is niet langer5 kan beftaan , maar moet gedisfolveert worden, immers en in allen gevallen, dat zodanige Leeden van dien, welke teffens tot den Oud - Raad van deeze Stad hunne post als veertig behooren te refigneeren en daar van vrijwillig afftand te doen, wijl hij ondergeteekende van meening is , dat of fchoon een contrarie pradijk langduurig heefc plaats gehad, zulks enkel als een ufantie en bij inadvertentie moet geconfidereert worden gefchiet te zijn, tot zo lange de onwettigheid daar van is aangetoont en de privilegiën gereclameerc, waar uit ten dui-  dordrechts gedenkboek. 465 duidelijk(le confteert de incompatibiliceit, dac een en dezelfde perfoon; Lid van den OudRaad en Lid van Veertigen is. Weshalven om aan het zo billijk als regtmaatig verzoek door de Burgerij gedaan te obtempereren, verklaart den ondergeteekende zijn veertigs plaats op heeden te rcfigneeren en neer te leggen, met het zeker befluit om nimmer in die qualiteit meer te zullen fungeeren, maar dezelve bij deezen ter dispofitie en vervulling (lellende van die geene , welke zulks met volkomen regt in conformiteit van de Privilegiën zijn competeerende. Verzoekende dit alzo woordelijk in de Notulen van Mannen van Veertigen mag worden geinfereert. (was geteekend) O. GEVAERTS" van Geervliet. Dordrecht, den 21 Augustus 1786. jj_k ondergetekende verklaare mijn Post als veertig van den 19 Augustus tot nu te hebben blijven waerneemen , alleen om daar door te effeclueeren , dat alle de Vroedfchappen die teffens veertig zijn insgelijks van hunne poste zoude hebben gedisfisteert dan daer zulks hec gewenst effect niet heeft en ik ondergetekende van gedagten ben dat de post van Veertig en die van Vroedfchap niet Compatibel is, heb ik on-  J>66 MENGELWERK ENZ. ondergetekende ook aan het verlange der Burgerij gaarne willen voldoen. (w; geteekend) A. B. STOOP. Atlum Dordrecht , den 21 Augustus 1786. Wij verzoeken onze geëerde Correspondenten om verfchooning voor het lang agterhouden van de ons toegezonden ftukken ; — de reden hier van is, dat wij de advifen, die hec ons nu eerst gelukt is onze Lezeren te kunnen mededeelen, gaarne terftond op die van onze voorgaande ftukjes wilden laaten volgen , om dits doende alle verwarring zoo veel mogelijk voor te koomen. Het eenigfte dat wij van de ingekoome ftukken niet kunnen plaatzen is eene Aanfpraak aan de Regenten deezer Stad , fchoon ook dezelve met den eigen-naam des Schrijvers onderteekend is. — De vorderingen, die wij in het herfteïlen onzer ftcdelijke Privilegiën ten fpijt der Overheerfching gemaakt hebben , maaken dit onnodig — voor het tegenwoordige mcenen wij, dat zulks meer zoude verbitteren dan verbeteren , daar echter het laatfte ons eenig oogmerk jS> — De Schrijver houde ons dit ten besten — bij den Uitgeever deezes kan hij zijn ftuk in eige perfoon te rug ontvangen.  MENGELWERK VAN HET DORDRECHTS GEDENKBOEK. Indien wij dan met ernst *s Lands onheil ivillen vlieden: Dan diend de baatzugt uitgeroeit "Te worden, en de 'Jeugd gevormd naar vaste lesfen h Geen Hen leer' deugd , Ver/land , gebruik van goed en praal Hoe weinig weeten toch riteer van Aristidesfen Dan van het kaartjpel en onthaal*. J. F. DE LA FARGE» kunnen geenzints ontveinzen , dat het Ons zeer gefmert en mishaagt heeft , dat de waarlijk fchöone verhandeling over het beklagenswaardig verval van het Schoolwezen , die wij onze Stadgenooten Voor eenigen tijd hebben medegedeelt , Van veelen onzer leezeren niet alleen als niet gefchikt voor ons Gedenkboek geoordeelt is, maar zelfs van de zodanigen nier. eens waardig gekeurd is om te leezen — Wij weecen niet, wat wij van het Patriottisme van de zodanigen moeten denken. Veelen worden 'er in deeZe dagen gevonden , aan weiken geen verhandeling, hoe fchoon ook dezelve moge beredeneert wezen, behaagen kan, ten waaren 'er de woorden van Aristokraat , Despoot, II. Di.EL. E e ge-  468 MENGELWERK VAN HET geweldenaar en onderdrukker op elke bladzijde ten minden drie of vier maaien in voorkoomen. — Hoe dwaaslijk de denkbeelden van de zodanigen zijn, is niet rodig hier in het breede te ontvouwen, dewijl ieder verftandig vaderlander volkoomen overtuigd Is, dat tot het waare Patriottisme wel degelijk behoort alle ingefloope gebreeken, in wat zaaken die ook zijn mogen, die *sLands welzijn tegenhouden, aantetoonenen te verbeteren: en wie zal ons dan durven ontkennen , dat wij in veele opzigten het verval van zaaken in ons vaderland, aan eene kwade opvoeding en het liegt onderwijs der opkomende jeugd te wijten hebben ? — Moet men hier alleen niet aan toe fchrijven, dat 'er in onze Stad zoo weinige voorwerpen gevonden worden, die in ftaat kunnen geoordeelt worden, om eens met luister den Post van Regent onder ons te bekleeden? immers ja ! en dus rekenen wij volgends ons voorgenoome plan, ons verplicht onze Stadgenooten, zodanige gebreeken , van tijd tot tijd onder het oog te brengen, in dat gunftig voor.uirzigt, dat zij eens van de noodzakelijkheid van derzelver herftel overtuigd, ook in dat opzigt tot het algemeen welzijn , en den bloei der nakomelingen zullen trachten mede te werken , door het kwaad in zijnen eerften oorfpronk uitteroeijen. Wij neemen ten dien einde wederom de vrijheid onze leezers de volgende niet min fraije verhandeling mede te deelen, overtuigd zijnde, dac al wie oordeel heeft, en niet gewoon is de dingen flegts oppervlakkig te befchouwen, de daar in voorkomende zaaken niet alleen zal billijken, maar door eene waare vaderlandsliefda  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 46$ de gedreeven worden, om de aangeweeze middelen ter bevordering van het duurzaam weJziju onzer S;ad, dadelijk werkftellig te maaken. WEL EDELE HEEREN! SCHRYVERS VAN HET D ORD RECHTS GEDENKBOEK. H~]|*et is geen vleizucht, maar de taal der waarheid, wanneer men u verzekert, dat zinca den hagchelijken toeftand, waar in ons Vaderland verkeert heeft, uwe oude Scad bij alle Inwooners van onze gewesten, wier harten met Vaderlandsliefde bezielc zijn, niet zonder reden als eerbiedwaardig befchouwt worde; en geen wonder daar de zucht tot behoud van vrijheid; vrijheid, welker verlies in elk waar Bacavier den zoo natuurlijken trek tot het leven uitbluscht, uwe Dorcenaars aanfpoorde om hunne voorrechcen zoo mannelijk en cevens bedaard ca verdedigen, en in zoo verre ce herftellen, dat 'er geen de minfte cwijfel is, of alles dac aan hunne wenfchen oncbreken moge, zal op gelijke wijs tot hunne vreugde insgelijks gelukkig volgen. Hoe heilzaam zijn de verbeteringen, die men reeds in 't ftuk van uwe Regeering, waar van niet minder, dart hec geluk der geheele Burgerij afhangc, in uwe ftad gemaakt heeft! Wel eer boezemde een aanzienelijke geboorce en het denkbeeld van eenige nabeltaanden in de Regeering te hebben, zonder iets meer, den opE e 2 fchie-  47Ö MENGELWERK VAN HET fchietenden en nog dngebaarden Jongeling reeds eene onbedriegelijke hope op den eerdoel ïru En was het hier mede, zoo wij de waarheid fpreken willen, wel veel anders dan met het erfelijke in het Stadhouderfchap gelegen, waar van een iegelijk hoe zeer te voren ook door vooroordeelen verblind thans het nadeelige Zietl Wat toch was het onderfcheid van het Erfftadhouderfchap, en de kegeeringen in de meede plaatfen .anders: dan dat het eerde zich tot beiden de gedachten, de laatde zich alleen tot het mannelijke uitdrekten? Geen wonder derhalven, dat men door deeze erfelijke opvolging de wezenlijke verdienden vergat, en de opwekking der natuurlijke vermogens veel al verwaarloosde. Mijn oogmerk was om in uw geacht Gedenk-* boek, uwe Dortfche Lezers, want tot deezen is miine taal rechtdreeks ingerigt, de onvermijdelijke noodzakelijkheid aan te toonen, waar in hunne toekomdige Regenten zich thans bevinden , om door vroegtijdige oefeningen overeenkomdig met hunne hooge bedoelingen zich tot dien gewigtigen post, waar toe zij eerlang, zoo zij zich denzelven waardig maken, zullen geroepen worden, met allen ijver in daat te fteilen. ,. . Een iegelijk zal geredelijk met mij ïndehv men, dat het Regeeringsambc, gelijk het aanzienelijkde, zoo ook, zal 't wel beduurt worden, eender gewigtigden is, dat een mensch bekleden kan; niet alleen, om dat tot hetzelve groote bekwaamheden noodwendig vereischs worden, maar ook, om dat daar mede de welftand van 't algemeen onaffcheidbaar verbonden ü i- *  DORDRECHTS GEDENKBOEK, 47* is; En boe is 't dan mogelijk? hoe is hec vergeeflijk? dac een jongeling in de verhevene hoop op zulk een aanzien, 'c welk bij zonder kennis en verfland onmogelijk kan ftaande houden, zijnen jeugdigen, en coc verkrijging van kundigheid besc gefchikten leeftijd in ledigheid Qt niets beduidende beuzelingen, coc wegzweepmg van den ce langzaam voordrollenden tijd , ©ver welks al re Ynellen voordgang hij daarna nog wel eens klagen zal , fchandelijk doorbrenge. Daar de ledigheid, gelijk men ce recht zege, de moeder van alle ondeugden is, en de ondervinding leerc, dac ftilftaand water bederft, en een akker, die niec telkens bearbeid wordt, doornen en onkruid voordbrengt; welke vruchten toch moet men zich niet van zulk eene verregaande verwaarlozing te gemoet zien ? Eenen doorbrenger van zijne goederen wordt de bezorging van zijne eigene bezittingen ontnomen, en hij onder de tucht van anderen gefield; en zou men hem, die den tijd, die de kostelijkfle zaak in de wereld is, en die men voor alle de. fchatten der aarde niec kopen kan, onverlchonelijk verkwist, hec hoogfte en belangrijkfte ambc, de bezorging van een geheele flad roevertvouwen? Elk beroep, hoe gering ook, heeft zijne leerjaaren; het eene korter hec ander langer, nas,r mate 'c zelve gemakkelijk of mociclijk is; en wie, die niec geheel zinneloos is, zou dan mee eenigen fchijnbeweeren konnen, dac de Magillraatsbediening, die buicen kijf de zwaarlte is, de eenigfle behoorde ce zijn, die zonder eene vooralgaande beoeffening wel zou konnert waargenomen Worden? Waren onze beroemdfb Regeerders, wier namen in onze Jaarboeken der onfterfliikE e 3, heid  472 MENGELWERK VAN HET heid zijn toegewijd, geen mannen van doorzlgt en ervarenheid? En roemt niet elk gewest, elke eeuw, op de zodanigen? Welke heerlijke uitwerkzelen had niet menigmaal bij de een' of ander' van deezen de ervarenheid in de Rechtsgeleerdheid of Gefchiedenisfen? wat heeft de welfprekendheid, door de behandeling van de Schriften der Ouden verkregen, niet dikwils anderen, die tot heillooze befluicen overhelden, van hunne verkeerdheid, als met eenen Merken breidel te rug getrokken, en 't ongeluk , dat het Vaderland of bezondere perfoonen dreigde, krachtdadig afgekeerd? Neen voorzeker; een Beftuurer vaneen Gemeenebest of Stad behoort in de wetenfchappen niet onervaren te zijn. Gebrek aan fchranderheid en kunde moet noodwendig op den eenen of anderen tijd den grondflag tot ondermijning van het geluk des volks leggen. Wij lezen van een oud volk, dat het zijne te ondergebragte vijanden geen' andere draf dan alleen deze opleide: dat het om in vervolg van tijd voor hunne aanvallen niet meer te vrezen te hebben, hen bclettede hunne kinderen in eenige wetenfchap te onderwijzen wel verzekert, dat een Gemeenebest dan eerst tegen buitenlandse!) geweld beveiligt is, wanneer hetzelve van binnen door fchranderheid verdedigt wordt. En hoe zal dan iemand, die tot beduur van zulk eene zwaarwigtige bediening eerlang ftaat geroepen te worden, zich zelve, de zijnen, zijn Vaderland een onheil door moedwillige onkunde, die de gróotfte ftraf is, welke de eene vijand den anderen kan opleggen, godlooslijk be*okkenen? Eu  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 473 En daar de eerbied, dien men zijne Regeerderen verfchuldigc is, roe een bolwerk voor bun gezag verftrekc: boe zal, bid ik, iemand die de duidelijkfte blijken van een vergaand en onverfchonelijk onverfiand in alles, wat hij uitvoert, doedt doordralen, met eenig recht deezen anderzints verfchuldigden plicht verwachten kunnen? Met is deeze eerbied, dit onrzag; om het welke in te boezemen de Heilige Schrift de Regeerderen des volks Goden noemt. Dan hoe zullen zij, van welken de overfhp van het menfchelijk gedacht tot dac der dieren alzoo gemakkelijk, als van den aap gefchieden kan, met deezen blinkenden eertitel pronken? Bij de wijze Oudheid, die veele nuttige zaaken onder de fchors van verdigtzelen bedekte, was een "Vlidas met lange ezelsooren op eenen gouden troon zittende en met alle fieraden omhangen flechts eene fabel; maar maakc het voorbeeld van de zodanigen , waar van wij fpreken, deze fabel niec cot eene wezenlijke gefchiedenis? Jongelingen! op welker gedrag en oefening hec oog en de hoop van uwe nabedaanden ja van alle uwe medeburgeren gevestigc is, om daar uic hec beduic ce konnen opmaken, of gij voor hen bij hec coenemen uwer jaaren een braaf een nuccig Regenc zijn zoude. Geen enkele geboorte, geen adeldom zullen, hier op kunc gij vascen daac maken, de drijfveeren van uwe verheffing wezen, maar de edelheid van uwe denkwijze, de verdienden van uw verftand, en de zuiverheid van uwe gedragingen. Gij word coc nog coe niec geroepen tot eenig ambt; dan uw tegenwoordige bezigheid befiaac E e 4 al-  474 MENGELWERK VAN HET alleen daar in: dat gij u tot een toekomftig ambt door nuttig onderwijs, en alles overwinnende nacrdigheid in uwe vroegere jaaren toebereid, 't Is toch eene opmerki'ig,die de ondervinding van alle tijden bevestigd heeft: dat allen, die in eenige zaak boven anderen hebben uitgemunt, met de bèocffening daar van reeds van hunne kindfchc jaaren een' aanvang maakten. De kennis, die gij nodig hebt, en die men met zoo veel recht yan u vordert, verkrijgt, men voorzeker niet op de hiliarc, of kolfbaanen, niec in hec onvermoeid jagen cf in 't verkwisten van der. tijd aan de fpeeltafels. Nier, dac ik u uwe uitfpannir.gen, die aan een iegelijk, en vooral aan iemand van uwen leeftijd zoo nodig, als het nuttigst onderwijs zijn, ontzegge ; alleen wenschte ik u aan te fpooren, dat gij deezen niet rot de eenigfte infpanningen van uwen gtest, die tot verhevener zaaken geroepen wordt, verkiezen zoud. 'Er is, gelijk in alles, zoo ook in uwe Uudien, ("want hier toe moet gij u begeven, zult gij aan de verwachting van uw Vaderland voldoen) een zekére maat en bepaling; men eischc geenzints van u, dac gij u alleen aan dc geleerdheid toewijden, of u onder uwe boeken begraven zulc; Eene al te lange opfluiting in de boekvercrekken beeft verfcheidene verflanden bedorven en de qnderzirics btsre menfehen tot onnuttige leden der merdcheiijke maatfehappij verlaagc De kennis van de Latijnfche taal, waarmede gij als met een' neutel u den toegang tot Uuttige, en vooreen Regent noodzakelijke wetenfehappen omil uiten kunt, en waar toe men gelijk in de meefte lieden van ons vaderland, zoo.  ■ DORDRECHTS GEDENKBOEK. 475 zoo ook in de uwe, u zoo eene gunftige gelegenheid aanbiedt, moet vooral van niemand uwer verzuimt worden. Of zoude ook het onderwijs in dezelve alleen flechts voor den geringeren burger gefchikt zijn? Door de ervarenheid in dezelve zoud gij niet alleen zommigenvan de voor u r.unigfte zaaken, die nauw lijks door de overigen met de uicerfte moeite en flechts gebrekkig geleerd worden, maar ook anderen, die niemand zonder behulp van deeze taal immer geweten beeft, en die u uitnemend zouden te ftade komen, met het gróotfte gemak 'magtig worden. Ik beroepe mij op het getuigenis van alle uwe Regenten, en vraagt het hen, zoo gij zulken onder uwe nabeftaanden of betrekkingen hebt, die de kennis daar van nimmer met' ernst gezogf hebben, en zij zullen, zoo zij oprecht zijn, erkennen moeten , dat zij zich me: igmaal over deeze onkunde beklaagt en zich daar over niet zelden gefchaamt hebben. Akhans een Karei de Vijfde, die flechts een zeer matige kundigheid in deeze taal verkregen had, gevoelde in zijn hart, bij het horen èener Latijnfche fedeovoering, die hij niet volkomen verftóndt, het gróotfte berouw over dit ïchandelijk verzuim, en beleedr, volgens het herigt van Paulus Jovms, die 'er ook zelve bij tegenwoordig was, oprechtelijk, dat hij nu door het innigst verdriet zijne vroegere verwaarlozing boetèn moest, en dat zijn Leermeefter Adriaan de Zesde wel de waarheid gefproken had, toen deeze hem dit berouw reeds lang te voren, , toen het hem onmogelijk was die ce geloven , voorfpek had» E e 5 Gij  476 MENGELWERK VAN HET Gij oefent u thans in den Wapenhandel; en deeze is het, waar van wij reeds zoo veel heils genoten, en nog verder ons beloven. Deeze uwe onderneming verdient den hoogden lof, al ware het flechts om lieden van mindere geboorte of bekrompener bedaan door uw voorbeeld daar toe aan te lokken; maar daar u de eerdoel wacht, en u dus dezelve denkelijk niet zeer zal te dade komen, voorziet u toch vooral van die wapenen, die u in het beftuur van uwe Vaderftad tot het gróotfte nut verftrekken zullen: van braafheid namelijk, en kennis. In Perfoonen van dien ftand , waar in gij eerlang geraken zult, heeft dikwils beleid zonder dapperheid , zelden of nooit dapperheid zonder beleid geholpen. Onze lastige nabuuren, ik erken het, die hunne grootheid op de puinhopen van onzen welvaart trachten te bouwen, cn daar van nog onlangs de duidelijkfte bewijzen gegeven hebben, dreigen ons telkens, zoo dra hun flechts eene gunftige gelegenheid aanblinkt, in eenen verderflijken oorlog in te Horten ; dan hoe zal uwe khranderheid, daar uwe Burgcis, a! ware het flechts maar uit erinnering van het geplengde bloed hunner Voorouderen, ter handhaving van de vrijheid hunner nakomelingen, hunnen vijand manmoedig zullen te gemoet treden, en zich als echte nakomelingen van zulke edele Vaderen betonen ; hoe zal dan, zeg ik uwe fchranderheid en doorzigt aan 't Vaderland niet minder; wat zeg ik? veel ja oneindig meerder nuttigheid dan de uitgetrokkene Zwaerden uwer Laudgenooten aanbrengen? in zulk een hagchelijk tijdftip zou m»n , eveneens als de ° groote  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 477 groote Agamemnon in de belegering van Troje niet zoo zeer naar menfehen van heldenmoed: naar eenen Ajax of Achilles, fchoon dezen in den ftrijd onontbeerlijk zijn; als wel naar mannen, die in kundigheid den grijzen Neftor evenaaren, ter redding omzien. De Akademien van ons Vaderland, die van jaar tot jaar, in weerwil van de geleerdheid der Onderwijzeren op dezelven, verminderen, en u uw onverantwoordelijk verzuim, als 't ware, verwijten, zouden uwe kennis in uwe ftad opgezamelt, vermeerderen en u tot den aanftaanden post volkomen in ftaat ftellen. En wat uwe uitfpanniugen belangt, waar toe gij u vaak al lusteloos cn geeuwende begeeft, om dat de geduurige wederkeering tot dezelfde zaak noodwendig verdriet verwekt, en het u onmogelijk valt dezen lirkel van uw gewoon leven tot eene rechte lijn te maken ; daar in zoud gij, zoo gij uwen plicht in het .overige betrachten wildet, oneindig vrolijker zijn. Immers zoortgelijke vermaaken behouden eeniglijk hunne geneugtens, wanneer men dezelven na uitgevoerde bezigheden geniet. En de ftudien, waar toe ik uwe harten uitnodige, zouden u voorzeker zulke vermaken en uiefpanningen bezorgen, van welken gij u dikwils vermoeid, nooit verzadigt zoud affcheiden moeten. Welk een aangenaam veld zou u de befchouwing der oude Gemeenebesten, die niet minder door onkunde en flechte beftuuringen van hunne Opperhoofden , dan door andere redenen reeds lang en breed in puinhoopen verandert zijn, voor uwen aandacht openen ? Hoe zoud gij met eenen enkelen opflag van uwe oogen ontdekken kon-  478 MENGELWERK VAN HET konnen, welken de oorzaaken van hunnen bloei en tevens van hunnen ondergang geweest zjjnjj en welk eenen heilzamen invloed zouden deze befchouwingen op uwe aanftaande bediening hebben konnen? Ik erken intusfehen, dat allen niet even vatbaar van begrip en gevolgelijk tot de ftudien niet even bekwaam zijn; Weinigen echter zijn 'er, die zoo geheel en al door de natuur van vermogens zijn misgedeelt, dac zij bij rauwkeurig onderzoek tot de oefeningen des verftands geheel en al ongefchikt zouden ce rekenen zijn. En zoo 'er al 'dezen mogten gevonden worden , gelijk dit niet volftrekc te ontkennen is, zoo zou ook het gevolg zeker tijn: dat zij ook nimmer tor ambten van een zoo hoog aanbelang behoorden aangeftelc te worden. Dan was de eerften betreft; hoe moeiten hunne geringere natuurs bekwaamheden hen niec te meer aanfporen om dit gebrek door hardnekkigen arbeid en taai geduld te boven te komen! Hoe vele voorbeelden leeren niet, dat matige vernuften door onbezwekene naarftigheid, de mingeoefenden, maar van de naruur oneindig rijkelijker, begiftigden niec alleen hebben ingehaalc, maar ook in hunnen loop niec weinig zijn verbij geftreefc, Doch weigert gij in weerwil van uwe klaarblijkelijke verplichting deze vermaningen, die. niec minder coc bevordering van uw geluk, dan toe aanroning van uwen plichc zijn ingerigr, op. te volgen ,• even daar door verklaart gij dan ook u van de hoop op het Magiftraat.-ambt, het welk zonder opwekking van uwe verftandige vermogens door u niec kan bedient worden , voor  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 4?9 voor altoos verfteken te zijn. Met hoe vëel récht zal een iegelijk in ons Gemeenebest en in uwe Stad 5 waar in men thans volkomen overreed is, dat men, mits niet onbetamelijk denkende, de gevoelens van zijn hart vrijelijk uiten mag, openlijk verklaren, dat uwe moedwillige onkunde de billijke reden van uwe noodzakelijke Regeeringloosheid is? De toelland van den tegenwoordigen tijd is zodanig, dat gij met geen' fchijn van reden u verbeelden kunt, dat men jongelingen, die niets anders dan enkel hunne fraai opgefchikte ligchamen en de konst, hoe men een' haas moet fchieten, op *t Raadhuis met zich brengen, tot dezen eerentrap verheffen zou. En deeze handelwijs met betrekking tot de zodanigen moet uw eigen hart in alle deelen rechtvaardigen, Zoud gij wel eenen paruikemaker aan uw hooft veelen konnen, die uwe hairen in plaats van dezelven naar de manier van dezen tijd op l fraaist op te fleren, die in tegendeel door elkander hielp? En zou dan iemand, die door eed en plicht verbonden is om in de verkiezing der Magiltraatsperfoonen naar ervarene menfehen uic te zien, immer tot die dwaasheid, wat zeg ik? tot die onvergeeflijke boosheid tot die meinëedigheid konnen komen om iemand, die door onkunde gevaar zou lopen de zaaken van ftad of land te beroeren en alles in . wanorde te brengen, met deze waardigheid ce begunfligen ? En welk werk moest Gij, Ouders ? die dit leest, en in uw binnenfle de hope voed om tet ■eeniger tijd uw kroost aan 't bcltuur der Regeering geplaatst te zien, 'er niet van maken, om 'c zelve coc kennis dier zaaken, zonder welken  480 MïJtGïLWERK VAN HET ken zij de eer van een Regent niet konnen ophouden, door uwe opvoeding en 't onderwijs van bekwaame perfoonen met behoorlijke zorg op te leiden. Wat men u ook van de ftudien, als of die voor een Regent onnodig of onnuttig waren, moge trachten wijs te maken, luiftert toch, zo gij uwe kinderen lief hebt , zo gij hunne bevordering tot dien verheven ftand, waar in gij hen gaarne geplaatst zaagt, niet voorbedachtelijk ftremmen wilt, zo u eindelijk de belangens van uwe Dortfche Burgeren en van uwe Vaderftad waarlijk ter harte gaan, luistert toch naar hunnen verderflijken raad, en niets beduidende fchijnredenen niet! Lodewijk de Elfde verviel ook tot die dwaasheid , dat hij zijn zoon Karei in geene wetenichappen wilde onderwijzen laten, voorwendende : dat hij dus in vervolg van tijd meer voordelig voor zijne onderdanen en minder op zijn eigen zin zoude gezet zijn. En in de daad hij was ook in 't geheel niet eigenzinnig: immers wij weten dat hij zoo weinig op de uitfpraak van zijn eigen oordeel fteunde, dat hij zich door twee of drie menfehen van 't geringde foort, tot het gróotfte verdriet van zijn volk en onuitfprekelijke fchade van het Koningrijk, werwaarts 't hun gelufte, Het omvoeren. Denkt dan altoos in de inrigting van de opvoeding, die gij uwe kinderen geven zult, wat gij hun en alle uwe Medeburgers verfchuldigt zijt; en weest 'er toch eiken dag op uit, niet eeniglijk om hun verftand door de ftudien te befchaaven en met nuttige kundigheden, die zoo onontbeerlijk zijn, te verrijken, maar ook om hun  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 481 hun hart te verbeteren, en de dikwils al te weelderige uitfchietzels van hunnen Geest te befnoeien, op dat de kracht van denzelve niet door nuttelooze ranken of door een menigte niets beduidende bladen verflonden worde. Eindelijk Gij lieden! aan welken de verkiezing uwer Stadsbelruurderen Is toebetrouwt ! Gij weet uwen plicht, en gevoelt de kracht van den eed, waar door gij u daar toe plegtig verbonden hebt. Daar gij voor u zelven of anderen geen' knecht, zonder voorafgaand onderzoek naar zijnen aart en bekwaamheden, huuren zoud; en deze zorg omtrent een perfoon, die u dienen moet , en dien gij, zoo dra hij u mishaagt, weder kunt kwijt raken, van elk voorzigtig mensch noodzakelijk gerekent word; met hoe veel geflrengheid zal dan uw onderzoek omtrent hem niet behoren ingerigt te worden , die u regeeren moet, en die gij zoo fchielijk van het kusfen niet kunt aftrekken, als gij hem daar op geplaatst hebt? Voords, daar gij aan het roer van 't fchip, waar aan gij uwe bezittingen en uw perfoon toevertrouwde, geen onervaren Huurman om al het goed van de waereld zoud willen geftelt zien, vertrouwen wij met alle redenen van uwe welmeenendheid, dat gij het roer van onze regeering aan de zodanigen niet toevertrouwen zult, door welker onachtzaamheid of onkunde onze welvaart ter eeniger tijd zou konnen fchipbreuk lijden. Althans dit is zeker, dat daar uit wijze oogmerken niet één, maar verfcheidenen tot Regenten over uwe ftad aangeftelt worden, het noodwendig gevolg van de verkiezing van allen  48ii MENGELWERK VAN HET allen of eenige orgefcbikte perfoonen tot ent zWaarwigtig werk dit zijn moet: dat of uwé belangens, die gij aan veelen hebt toevertrouwt, kwalijk befluurt, of flechts door die weinigen, dié meer verflands bezitten, zullen uitgevoert worden; van welke beiden gevallen 'c fchadehjkö voor iemand, die doorzigt heeft, niet moeiehjk is te befeffen. Waarde Medeburgers! ]j3aar 00 Burgerij van Haarlem ons U voorgegaan met een Dank-Adres aan onzen altijd geëerbiedigden Souverein over deszèlfs zoo heilzaam genomene rrfolütien ter bewaaring onzer duur gekogte Vrijheid en Voorrechten tegen eenen Stadhouder, die dezelve onder hét maske van de Staaten van Gelderland met het Zwaard in de vüist aanvald, en die zich nog orafingeld houd van een klein leger, gereed om. Verdere verwoestingen, moorden en rooverijen door hetzelve te doeri pleegen; daar Haarlems Burgerij bij een Misfive van den 14 dezer onze navolging begeert heeft, daar past het aan eene Weldenkende en zijne Vrijheid beminnende Burgerij aanftonds aan dat verzoek te voldoen , en zich open tl ijk te verklaaren , te meer daar Willem de Vijfde de geheele Natie oproept en uitnodigt ofn te verklaaten wat dezelve tot Zijn last heeft. Wij fpooren U dan hier door aan waarde MèdeburgerS, om U openlijk te verklaaren, op dat Willem de V. weete, eh overtuigd worde, dat de geheele Natie hem houde voor een dwingeland, een vertrapper der beste Privilegiën der Burgerije, een ver-  DORDRECHTS ÖIBEMRBÖEK. 483 verwoester der Steden en een verdrijver en verjaager van onfchuldige ingezetenen , wier bederf hij willekeurig berokkend , en als ballingen doet omfwerven,dathij weete,dat wij Levens en Goederen vijl hebben, om hem paal en perk te ftellen , en om hem gehoorzaam te doen zijn aan dien Souverein , die hij verplicht is te eerbiedigen en te gehoorzaamen, en dat hij bij verdere ongehoorzaamheid en verwaarlbozing van zijnen plicht, niet alleen moet gebragt worden onder de direérie vart een getrouwen Raad en Curateele, maar des noods van alle bedieningen moet worden gefuspendeert, welke alsdan moeten gefteld worden in handen van getrouwe Vaderlanderen, tot zoo lang dat Willem de Vijfde tot zijn verftand zal zijn wedergekeert en een behoorlijk afgrijzen zal toonen voor die Pesten des Vaderlands, die en de Republiek en zijn Huijs beide, door enkele boosheid ten gronde zoeken te helpen. — en gelijk, wij u waarde Medeburgeren! aanmaanen, om eendragtig uwe ftemme tot den Souverein van den lande op te heffen en uwe openlijke goedkeuring te kennen te geeven wegers de wijze maatregelen door den zeiven genomen; zoo vinden wij ons verpligt om u te gelijk, en vooral de Dekenen der Gilden en de Gildebroederen aan te fpooren om eendracht en eensgezindheid onder dezelve te doen leeven: ongetwijfeld woeld eene zeer flegte en heerszuchtige parthij om dezelve te doen breeken en hierom worden alom de zaaden van tweedragt rijkelijk geftrooit; meent iemand dat Dekenen ergens in feilen of abuijzen begaan, welaan dat de een d'ander onderregte en voorkome, de zaaken openlegge, en ie-  448 MENGELWERK ENZ» ieder iet toegeeve, dan zal de eendragt de noodzakelijke eendragt blijven bloejen want zonder deeze gaat de goede zaak verlooren. Gedenkt wat door eenpaarige ftandvastigheid reets hier in deeze Stad gewonnen is, en wat men zoo voortgaande nog verbeteren kan — neemt ons niet kwalijk, dat wij dit hier bijvoegen, dat vooral de zoo noodige Correspondentie onder de Gilden blijve, en dat men zig daar van niet laat aftrekken om lief of leet, dan zal eindelijk de waare vrijheid hier zegepraalen en Dordrechts Ingezetenen zullen tot voorbeelden lrrekken naar welke andere Burgerijen zig richten zullen, om ook hunnen behoorlijken en noodzakelijken invloed op de regeerings beftelling te erlangen»  MENGELWERK VAN HET DORDRECHTS GEDENK BOEK. Blijf, minlijke Eendragt J blijf de Leidsvrouw onzer zinnen), boe ons elk braaf Regent, gelijk een vader minnen , Daar hij is waakend voor ons recht: O Burgers ! zo 't geweld iets flinks wilde onderwinden , In Uwen ftrijdu'ren arm zal Hij befcherming vinden, Zijn deugden toegezegd. Mr. L. DYL, aanfpraak aan Alkmaar» Schutterij p. n. « JI3onr <^e m£nigte van ftof zijn wij van tijd tot tijd' verhinderd geworden , om de ons toegezonde aanfpraaken in ons werk een plaats interüimen — daar wij dezelven echter voor het volgend geilagt van geen geringe aangeleegehheid oordeelen, deels om een regt denk-" beeld te vórmen van de taal der vrijheid, die men in deeze dagen in onze Stad, die weleer door de verregaande Ariilokratie der RegenII. Deel. Ff ten  486 MENGELWERK VAN HET ten boven haare Zusterlijke lieden uitblonk, gevoerd heeft, deels om door dezelven de geheugenis te bewaaren van veele Zaaken, die anders veelligt aan de vergetelheid zouden overwegeeven worden , hebben wij niet ondienftïg geoordeeld dezelve in een afzonderlijk ftukje bij malkanderen onze' Lezers mede te deelen. Verhaal van de Plegtigheid, plaats gehad hebbende bij hec doen van Eed door de Schutterij der Kloveniers binnen Dordrecht op den 8 Junij 1786. JHIet Gelegalifeerde Exercitie Genoodfchap ö7 Vrijheid alhier in den Jaare 1783 opgericht, in het begin van dit jaar aangezogt zijnde om over te gaan in een der nog niet hcrftelde Schutterijen ,achte het van haar belang, te moeten beantwoorden aan het algemeen verlangen j en zoo dia op den ai Maart dezes jaar de overeenkomst van verééniging met de Schutterij der Kloveniers getroffen, en de overgang gefchied was, was ook de nu herftelde Schutterij al aanftonds bedagt, om te jouisfeeren van haare competeerende Rechten, om namentlijk onder haare eige Banieren en Officieren de Nagtwachten waar te neemen en te dienen ; en daar door in ftaat te zijn, beur waare doel; dat is* de Stad en het Vaderland van weezentlijk en duurzaam nut te zijn, te treffen. Ten dien einde vervoegde gemelde Schutterij zich bij Requeste aan den Wel Ed. Groot Achtb. Oud-Raad dezer Stad, zich aanbiedende io«  m DORDRECHTS GEDENKBOEK. 487 het waarnemen der Nagtwacht, en hec doen van Eed van gecrouwheid, volgens een gean» nexeerc Formulier, zijnde van deezen inhoud. Aan de Edele Groot Achtbare Heeren van den Oud-Raad der Stad Dordrechc. (fjjTeeven mee fchuldig Refpeét te kennen d» gezamenclijke Leden van de Schutterij van de Kloveniers der Stad Dordrechc. Dac de voorn. Schutterij, thans het genoegen heeft, zich uic hasé verval, in vorigen bloeii herfteld re zien, en diaar door in Üaac is, van 't Rechc aan dezelve compecerende om de Nachcwachcen, onder haare eige Banieren en Officieren waar te neemen, re kunnen jouisieeren, en wijl Uw Ed. Grooc Achtb. bij derzelver Refolucie van den 21 Januarij des voorleden jaars 1785 hebben goedgevonden en verftaan: ,, Dat wanneer de twee andere Schut„ cerijen zich in het vervolg mogten addresfee,, ren, om in navolging van die van Sr. Joris „ omtrenc de Burgerwachten, een gelijke gunst „ ce genieten, zulks als dan te accordeeren." Zoo neemen de fuppliancen de vrijheid, zich aan Uw Ed. Grooc Achtbare bij deze ce addresfeeren, verzoekende : dac deze Schuccerij de Nagcwachcen zal mogen waarneemen, even en invoegen zoo als de Schutterij van Sr. Joris, tot heden toe dezelve heeft waargenomen, te beginnen met den eerden Junij aanitaande, fj tijde wanneer de -Schutterij van St. Joris daags te vooren, haare Eerste tourbeurc der NagcF f 2 wacht  488 mengelwerk van het wacht heeft waargenomen) en volgende telkens, wanneer gem. Schutterij van Sr. Joris, de Nagtwacht heeft gehad; als mede, om van gelijke Rechcen cn voorrechcen, als de Laatst' gemelde Schutterij te moogen Jouisfeeren. En dat Uw Ed. Groot Achtb. een dag gelieve te bepaalen tot het afleggen van den Eed van Getrouwheid dezer Schutterij, invoegen zoo als wij'de vrijheid neemen den zelve hier aan te annexeeren. 't Welk doende &c. — i FORMULIER van EED. Wij belooven In zweeren de Staaten van Holland cn West-Vriesland, zijnde onze hooge en Wettige Souvereine Overheid; Zijne Hoogheid den Prince van Orange, in qualiteic als Stadhouder dezer Provintie; mitsgaders de Stad Dordrecht en deszelfs Wettigen Magiftraat gehouw en Getrouw te zijn; — ook de Kerke Chrïsti naar Gods heilig woord voor te ftaan en te helpen handhaaven — en voorts alles te doen waar toe een eerlijk Burger en getrouwe Schutter gehouden is. Zoo waarlijk helpe ons God Almachtig. Op welk Request door den Wel Edele Groot Achtbare Oud-Raad is genomen de volgende Refolutie. Ex-  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 489 Extract uit de Refolutie van de EdeJe Grooc Achtb. Heeren van den Oud-Raad der Scad Dordrechc, in derzelver vergadering genomen op Bingsdag den 23 Meij 1786,, Penfionaris de Gijfelaar heeft eer vergadering gerapporteert, de Confideratien en het advies van de Heeren Hun Ed, Groot Achtb, Gecommitteërdens , hebbende ingevolgen en ter voldoening van derzelver Refolutie Commisforiaal van den 18 dezer Maand geexamineerc.de Requeste van de gezamentlijke Leeden van de Schutterij van de Kloveniers dezer Stad, daar bij om redenen, in dezelve R.equeste geallegeerc, verzoekende, dat Gemelde Schutterij de Nagcwagcen zou mogen waarnemen, van en in voegen , zoo als de Schutterij van Sc, Joris tot heden toe dezelve heeft waargenomen, te beginnen mee den eerscen Junij aanftaande, ( tijde wanneer de Schutterij van St. Joris daags' te vooren haare eerfte tourbeurc der Nagtwag» heeft waargenomen) en volgende telkens', wan, neer Gemelde Schutterij van St. Joris de Nagtwacht heeft gehad; als mede om van gelijke Rechcen en voorrechten, als de Laatstgemelde Schutcerij, te mogen jouisfeerens en dat eindelijk een dag mogt werden bepaald toe hec afleggen van den Eed van getrouwheid, op hec" Formulier aan de voorfz. Requeste geannexe rc: zijnde hec zelve Request en Formulier van Eedl van volgenden inhoud. Fiat Fnjertio.. F f 3 Wa ar  49© MENGELWERK VAN HET Waar op gedelibereerd zijnde, is goedgevonden en verftaan de Heeren Regeerende Burgemeesteren te verzoeken , en te qualificeeren zoo als verzogt en gequalificeert worden bij dezen, om de voorfz, Schutterij den Eed van Getrouwheid afceneemen, op zodanige Formulier als Hun Ed. Groot Achtb. meest oitbaar zullen oordeelen; micsgaders om met opzicht tot het verzoek, concerneerende het waarnee-? men der Nagtwagten en het geen daar toe betrekkelijk is, als mede al het geen verder ten aanzien van de bovengem. Schutterij en het Request door de Leeden van dezelve geprefenteert, in aanmerking zou kunnen koomen, zoodanige arrangementen te concerteren , en bij een finaal befluit te termineren als Hun Ed, Groot Achtb. zullen meenen te behooren. En zal ExcracT:. &c. ( Onderftond) ' Accordeert met de voorfz. Refolutie, (Was Getekend) P. GEVAERTS. Op welke Refolutie van wegen Heeren Regeerende Burgemeesteren aan de Leeden, dezer Schutterij wierd ter hand gefteld Extraét uit het Register der Refolutien van Heeren Regeerende Burgemeesteren der Stad Dordrecht in Hun Ed. Groot Achth. vergadering genomen op Vrijdag den a Junij. 1786. H eeren Regeerende Burgemecfteren der Stad Dordrecht bij Refolutie van Mijn Ed. Heeren, van.  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 4 gens ten 10 uuren in volle Uniform in de gewoone vergaderzaal (*) bij een gekoomen: aldaar naar rang gezeten zijnde, is door den We] Ed, (?) De gewoone vergaderzaal yan deze Schutteiij was. zoo als nog ? de groote zaal iu de Heclluaks Doclcu.  DORDRECHTS GEDENKBOEK, 493 Ed. Heere A. B. Stoop, Oudraad, en Coraman-i dant dezer Schutterij gedaan een korte aanfpraak ter herinnering dezer bijeenkomst; en aan alle de leeden voorgcfteld, of dezelve wanneer het formulier zal' voorgelezen zijn, een ieder één voor één op het leezen zijner naam, dien zeiven Eed door het optfeeken der vingeren en het zeggen Zo "waarlijk helpe mij God Almachtig ■ zoude willen bevestigen. Dit Unaniem aangenoomen zijnde- hebben alle de Exercerende leeden (een klein getal die door ziekte; of uit de Stad te zijn abfent waren, uit-: gezonderd) aldus, den Eed zoo als hier boven aan den Requeste geannexeert is, in handen van den Heere Commandant geadfifteert door Dee? kenen en Officieren , plegtig afgelegd Deze plcgtigheid verrigt zijnde, nam een ieder Zijne Wapenen, en het gantfohe Corps, beftaande in een Compagnie Grenadiers, en twee Com-: pagnien Musquettiers, werd in het Hof in Paras de geffeldt, en trokken alzoo met vliegend vaan-? del en flaande Trom, geleid wordende door den Heere Commandant, op wien de vier Heeren Dekenen volgden, langs de voorftraat rot voor liet Raadhuis dezer Stad — formerende aldaar eenen kring, in dewelke Heeren Officieren en Dekenen zich in een kleindere gefchaart hebbende, en door alle de leeden hec geweer geprefenteerc zijnde , kwamen Hun . Wel Ed. Groot, Achtb- Heeren Regeerende Burgemeesteren voor gegaan door Kamerbewaarders en Boodcns; van den Raadhuize, en begaven zich vërzeld door fcaignen Secretaris in dezelve; hebbende na eene fianfpraak, aan Officieren en Dekenen doen voor? F f 5 leer  494 MENGELWERK VAty HET kezen den Eed gelijk luidende als aan de ledenis gefchied. Waarop Heeren Officieren en Dekenen, naar rang ieder in 't bezonder, zoo voor zich als in naam van alle de dienstdoende Schutteren denzelven Eed (*) op gelijke wijze, als door de leden in de vergaderzaal gefchied was, in handen van den Heere Prefiderende Burgemeester plegtftatig hebben afgelegd. Hier op begaven Heeren Burgemeesteren en Secretaris zich wederom op den Raadhuize, plaats nemende aan de puije derzelve; terwijl de Schutterij in voorige order de afmarsch deed, falueerende Heeren Officieren en Vaandelen Hun Wel Ed. Groot Achtbaaren, trekkende alzoo langs de groenmarkt, en een gedeelte der vporftraat ■> tot aan de vergaderplaats te rug. En na dat aldaar door den Heer J. Veldhoven twee zeer toepasfelijke vaarzen waaren gereciteert, beiden vervaardigt door twee Leden der Schutterij , heeft de Wel Ed. Hccre Commandant A. B. Stoop met zeer veel hartelijkheid aan, alle de leeden zijnen dank betuigd, voor hunne lofwaardige toebrenging ter voltpoijing dezer luistervolle gebeurtenis. En hier mede is deze*- plegtigheid, welke ten genoegen van alle leeden was afgejopen, geeindigdt. > Groot was het getal van aanfehouweren, zoo van hier als andere plaatzen te zaam gevloeid. Goed- (») Zedert het afleggen van dezen Eed, is volgen» Refolutie van den Wel Ed. Groot Achtb. Oud-Raad de* zer SMd een gedeelte der zelve uitgeligdt.  DORDRECHTS GEREHKBOEK. 495 Goedkeuring en een trek van bjijde aandoening was op veeier gelaat te leezen — en waarlijk — een aantal van beste Burgers, waare Vaderlani ders, vol van Edele fierheid te zien optrekken, en openlijk voor God en de geheele wereld aan hunne waardige Burgervaderen, en aldus aan Stad en Land hulde en trouwe te zien zweeren, kon niet anders , dan een traan yan blijdfchap afpersfen. — zegeningen doen uitboezemen — van die Rechtgeaarde Burgervrienden, die de kragt en waarde kennen, van een aaneen,yerbonden vrijheidminnend volk, dat zijne Rechten Heilig — en vyelvaart Hoog-acht! I?e bovengemelde Verzen waren van dezen inhoud AAN DE HEEREN LEDEN VAN DE EDELE MANHAFT E SCHUTTERIJ der KLOVENIERS T E DORDRECHT, Bij gelegenheid yan het plechtftatig Trouw - Zweeren dergelve ia handen van de Regeering der gemelde Stad> den 8 Junij 1786'. Geluk! driewerf geluk mijn dierbre Stadgenooten ! Uw keus zo wijs gedaan, hoe men het draaij of doem', 2^1 eens uw aller heil op 't luisterrijkst vergrooten, En voeren U ten tog van waaren Heldenroero,. Hoe  49^ MENGELWERK VAN HET Hoe groots is deze ftap! men noem' hem vrij vermetel J Gij zweert voor 't Alziende Oog! als Helden pal te ftaan, .Om als het Vrijheid geld te waaken voor haar zetel! En voor 't gemeen Belang tot in den dood te gaaul De List bijna verftompt door op uw val te denken, Schoot pijl bij pijl, vergeefs I de vrijheid hieldt haar ftand. Een echter! juist gefchikt , om ons geluk te krenken, Rukt waakzaamheid in tijds dien fnoodaart uit de hand. Haar zorg is uw behoud — nu moet zijn doel mislukken. Gij fticht u zelvs een Burgt beftand voor Dwinglandij! En daar men 'tjuk reeds fmcde, om ecuwig U te drukken. Treedt gij met eenen ftap in 'tonafhanklijk Vrij! Ja: eedele Vrijheidzoons! men zag ons Schutters worden, Hoe juichten al de Stad bij dezen overgang! Bewust dat ge ongeftoord nu 'twreekend ftaal zult gorden, Bij 't dreigen van 't Geweld, hij 'c woeden van den Dwang, Een Dwingland of een rot gevloekte Aristocraaten! Miskeuren dezen ftap; wat gaat hun keus U aan ? Hun doel is uw verderf cn al hun vleijcnd praaien Een ftrik, om voor altijd U in 't gareel te flaan. Gij nieuwe Schutters war.kt voor all' uw dierbre Panden I Met zo vee) vuur en trouw als gij tot hier toe deedt. Houdt, wat U ook bedreig, het nuttig ftaal inJhanden! Maar zorgt dat ge uwen plicht als Burgers nooit vergeet. Betracht uw duurzaam nut; doet Regt bij Regt herleven; Befchermt, die U befchermt; draagt eerbied voor dc Wet: Hij, die uw Godheid fchend , moet voor uw klingen beveu» Zo wordt dc Dwinglandij ia h eind den kop verplet. Hebt  DORDRECHTS GEDËNKËOÈKi 49? Hebt dank voor uwe gnnst gij Oudfte Klovenierent r. Gij bopdt ons vrij en blij de gulle vriendschapshand. , Lang hoeden we vol moeds de Dordtze vrij BannierenI En de Eendragt boejje ons zaam tot heil van 't Vaderland. Servaas van de Graaff. Schutter van de Kloveniers. Dordrecht 1785- OP DE OVERGANG VAN HET GELEGALISEERDE EXERCITIE GENOOTSCHAP DE V R IJ HEID TOT DE VAN OÜDS BEROEMDE SCHUTTERT DER KLOVENIERS BINNEN DORDRECHT, Op den 8 Juny 1786'.' De Vrijheid, {leeds bedagt op 'twelzijn haarer Zoonen. Zond Boden uir, en Riepfe op 'tPlegtigst bij malkaar, Zij fprak met Eng'len Taal: ,, 'k wil heden aan u toonen, Hoe ver mijn zorgen gaan en hoe 'k mijn Kroost bewaar. „ 'k Heb Tijden agter één met blijdfehap ondervonden, ,, Uw Trouw en waakfaamheid, Uw Liefde voor mijn Eer, Om die, wanneer Geweld of List haar had gefchonden. „ Volmaakt heriteld .te zien, door redding keer op keer. ,t J*  4^8 MENGELWERK VAN HET i) Ja 'k weet, gij zoud voor mij Uw dierbaar leven wagen. „ Gij vreest (ben ik in nood) gevaar nog dood, nog pijn „ Maar zult gij fnooden, die mijn val en dood bejagen Eens dagen voor Uw vuist, gij moet bebolwerkt zijn. „ Mijn Haat'ren moeten nooit mijn kind'ren , als heur knegten , Gebieden: koomt en gaat! houd op ! gij hebt gedaan i „ Uw vaders moeten nooit, door dwing'landij van flegtea „ U, o mijn keurvolk l ftil in mijnen dienst doen ftaan. „ Des heb ik u bereid een fchuilplaats in gevaareri „ Een fterktc daar gij vrij en uit en in moogt gaan , Een Rots, daar woest geweld, daar onbefuisde baren Van voortgedreven Graauw, zig op te bersten liaan. „ Het vriend'lijk aanbod vari nog nagebleve Heldert „ Der oude Kloveniers, zoo vaderlandsch gefchiedt* „ Waar bij zij Huis en Hof en Armen openfteldcn „ Is 'tHeil, U weggelcgt verfmaad, veragt dat niet t „ Omhelst het, bij mijh Trouw! daarisgeenkwaadtevreezen „ Het is tot mijn behoud, Manhaftig helden zaad! „ Befluit! gij kunt, gij «uit dan oriverwinn'lijk weezent ,. De Hemel fterk uw geest! hier geld een kort beraad. „ 't Is om 't gewigï der zaak, dat ik u riep te faanien, , Mijn Kinders l aarfeit niet! " hier zweeg die lieve mondt. Straks volgt de blijde ftem des volks: Ja! Amen, Amen! Wij doen uw wijzen Raad ook op dit zelfde ftond. Wij zullen 't ons een Eer wij zullen 't Glorie feek'nen, Voor 't oog van Neerlands Volk te dragen een Banier: Daar Vryheid ftaat, en praalt met Schutters Orde Teek'ncn Wie gaf (bekoorlyk beeld)! U Statelyker zwier. Wy  DORDRECHTS GEDENKBÖEK; 499 \Vy willên wel beradn, met handen onderichryvett, Hetgeen de mond thans fpreekt: door brandend Vryheidsvüür, Terwyl wy onderling, voor altoos dankbaar blyven De werkers van dit heil, voor 't loffelyk beftuur; Zoo is dan , door liaar zorg , elk VryheicU Zóón nü Schutter Daar Elk, die 't heil der Stad bemind, na heeft gehaakt, Zoo word dit broederfchap voor 't Vaderland nog nutter, Dan 't ooit te vooren was , of fchoon de nyd het wraakt. Dus is de Schuttery der Ed'le Klovenieren, (Wel eer beroemt, maar lang in diep vervallen ftandt,) Door 't moedig fier befluit der Dapp're Batavieren In eenen dag herfteld: als d'eerfte van het Landt. Geluk dan Ja geluk myn waarde Stadge.nooten! Befchouwt (ons bid ik u) dog met geen nydig oog Denkt niet: 't is zinn'loos werk, uit dolle drift gefprooten ; 't Is 's Lands en Burgerheil, dat ons hier toe bewoog. Geluk ook Broederfchaar! hoe zal de Naneef pryzen De Keuz door ons gedaan! hoe zal de Patriot Ons roerh en eer niet doen tot aan dc wolken ryzen En Neerlands beste volkj niet zeggen 't is van Godt. Wat fchoon gezigt! my dunkt, 'k zie brave Burgervad'ten, Hoe zeer gedwarsboomt, door vervloekte heerfchappy Metfterkcreisch : enklemdenThroon der heerschzugt nad'ren Om 't wettig eigendom van Dordrechts Burgery. Verzekert Van den arm, bereid haar te befchermen, En magtig, tot behoud van d'eer van zulk Regent, Die 'tVolk waar voor hij leeft: geen reden geeft tot kennen, Om 't fnood onthouden van zyn goed, hem toegekcnt. Gints  MENGELWERK VAN HET Gints zie 'k den Heldenftoet, der Schutters van Sint Joris f Staan wagten , om dc hand van eeuw'ge Broederfchap, Met onverzefb're trouw, te fchenken, nu 't 'er door iSi Terwyl de lugt weergalmt van 't vrolyk handgeklap. ' 1 - Maar dat ook 't harte raakt, men riep om trouw te weezen AH' Zwerend' in dit uur om hulp de Godheid aan.; Wiens hooggedugte wraak elk ftervelirig moet vreezen, Die voor zyn heilig oog ooit ontrouw durft beftaan. Ja! Broeders! dat die eed door ons zoo duur gezworen \ Gedurig voor ons oog en in ons hart moog zyn! Gewis- dan is alreeds het Zalig uur geboren!, Dat ons verlosfeh zal uit flaaffche bande en pyn. A. Dj V; Bij geleegenheid, dat op den 25 Julij de) nieuwe Vaandels met veel plechtigheid op de Schutters weide, aan de gewapende Burgerij wierd overgegeeven, zijn de twee volgende aanJ Ipraaken gedaan, de eerde door den Oudlten Kapitein Van dien tijd, den Wel Ed. Geflr* en bij de burgerij hoog - gefchacten Heer A N T. BALTH. STOOP, uic naam derKapiteinen' en de cweede door den veel belovenden Vaderlandfchen Jongeling den Heer A. van der KAA Junior uic naam der overige Officieren. Wel Edele 'Groot Achtbaan en Geftrenge Heeren! J^"ooic was 'er eene gelegenheid, 7.0 zeer gelchikc om de gevoelens van dankbaarheid en blijcL  DORDRECHTS GEDENKBOEK. Joïr bfijdfchap in onze harten te verlevendigen, dan welke wij heeden gebooren zien; heeden die zo gewenschte dag! waar op Wij,, deze elf Burger Compagnien,. uit naam van den Ed. Gr. Achtb. Oud - Raad defer Stad, op eene zo plegtige en verpligcende wijfe, door de hand van den Heer Prefideerende Burgemeester, vereerd zien met nieuwe Vaandelen ! Spreekende bewijzen van de- liefde en het vertrouweu, welke den Ed. Gr. Achtb. Oud-Raad deeze braave Burgerij toedraagt* Vergun ons derhalven; Wel Ed. Gr. Achtb* en Geftri Heeren! onze Eerbiediglte dankbetuigingen aan U-Wel Ed. Gr.'Achtb. en Geftr* 1 Als in deefen den Ed* Gr. Achtb. Oudraad deefer Stad verteegenwoordigende op te draagen, voor dit aanzienlijk gefchenk, het welk aan deeZe Burger Compagnien een fchkcerenden luister Zal bijzetten en hen, nevens ons ten fpoor verftrekkjen 5 om in die getrouwheid en naauwkcurige pligtsbetragtihg voort te gaan, welke geëerbiedigde Burger Vaderen>, van Braave Burgeren , met alle reeden verwagten. Wij deernen de vrijheid Wei Ed Gr. Achtb. èn Geftr. Heeren! ons neevens deeze gewapende Burgerfchaar in de onderfcheiden gunst en liefde Van den Ed. Gr. Achtb. Oud-Raad te beveelen. De God der Vaderen welkers deugd en dapperheid ons fteeds ten voorbeeld zij! geeye dat * ook door deeze plegdgheid de band van.eensgezindheid tusfchen Dordrechts Achthaare Regeeringen braave Burgeren gefterkt, en naauwef toegehaak worde! en Zegene, de perfoonenï en Raadsvergaderingen van 'den Ed. Gr. Agcb. öudiaad, „tot heil van 't lieve Vaderland, en deeze aloude Scad. G g Ede-  £03 MENGELWERK VAN HÈ* Edele Manhafte Heeren Vaandrigs! De Dordrechtfe maagt geruster op der Bur* geren deugd, trouw en dapperheid; dan op de fterkfte vestingen verwagt van Uw Ed. manhafte dat Haare Eer, door Uw Ed. Manhafte, onder deeze Cierlijke Banieren, met heldenmoed verdedigt, en ongefchonden zal bewaarc worden dit aanzienelijk gefchenk onfer geagte Burgervaderen zij uwe bijzonderfte zórge aanbevoolen: en vuure uwen yver aan om nevens deeze braave Burgeren en uwe meede officieren, het loffelijk fpoor der voorvaderen te betreeden en voor het behoud onzer duurgekogte voorrechten, onder deeze Banieren des noots, goed in "bloed op te zetten. ANT. BALTH. STOOP. Wel Edele Geftrenge Heeren Regeerende Burgemeesteren en Colonellen! J£j)aar wij ohze en der Burgeren zwakke poogingen in het beoeffenen van den Wapenhandel door onze gengte Burgervaderen en Regeerderszien goetgekeurd en aangemoedigd, daar wij de Burgerij zien praaien met hunne nieuwe Waapenen en wij ons op heeden begiftigd zien met die luisterijke banieren om deefe fchaar daar onder op te leiden. Daar vinden wij ons ook verpligt onfe hartelijke dankbetuiging; neevens die der Heeren Capiteinen re voegen. Wel Edele Geftrenge Heeren wij verzeekeren* dac werwaans gij ons moogt roepen daar het de  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 503 de vrijheid van Land en Stad of de eer en vei > Jigheid van onfe Burgerminnende Reprefentanten moge raaken* wij altoos bereidwillig zullen zijn, om voorgaande met deeze Eereteekenen den ge. waapenden Burger toe derfelver befcherming aan te voeren. Wij hoopen altoos te Zullen toonen, dat deeze Eereteekenen door ons gevoerd werden in den naam van Stads en Burgervrijheid Gij Wel Edele Geftrenge Heeren Capiteinen die te gelijk raet het krijgsbeftuur ook een voornaam gedeelte van het Stadsbewind is toevertrouwd, wij zeggen u dank voor de braave aanmoediging en opwekking aan ons gedaan; wij zullen ons defelve tot een rigtfnoer voordellen en die tragten op te volgen; uwe ordres zullen ons des te verpligtender en uwe raadgeevingen onfijlbaarder voorkoomen, wanneer wij moogen hooren en ondervinden dat uwe poogingen in de raadzaal niet dan vrijheid en Burgerlievend ademend zijn, en dat uw beftuur in het krijgsweeze word ingerigt, tot onderfteuning van 'c eerstgenoemde. Gaat Wel Edele Geftrenge Heeren en gij waarde meede officieren! moedig voort, heftuurc onze flappen, geleijdt ons daar gij het noodig oordeelt, wij zullen als Jongelingen op u lieder fpoor als op dat van ouder en ervaarener mannen volgen; en weest verzeekert, dat nimmer eenig overheerfcher deeze Eereteekenen, die aan onfe befcherming zijn toevertrouwd, uit deeze onze handen zal kunnen wringen, of hij zal eerst de klopping van deeze onfe Vaderlandfche harten moeten doen ophouden door het plengen van ons bloed, en dan zulle mogelijk onze beftorve vuisten hem nog zijn prooij betwisten. G g 2 Waar  JB£H«.ELWERK VAN BET Waarde Meedeburgers aanfchöuwt deeze «ieuwe praal, rnet een vergénoeglijke aandoening, voed dankbaarheid in uwe harten enfmeekt *s Heemels zeegeningen over onze waardige verteegenwoordigers, bevlijtig meer en meer den zo nuttigen Wapenhandel, doet uwe kinderen daar in opgroeijen, gij befeft immers het nut daar van, gij ziet dat de oudfte des volks u daar in toejuichen, Jaa dat zij u door hunne fpreekende daaden toeroepen gij doet wel, Vdert voort bequaam u Burgers van Dordrecht! Betrouw op ons, dat Wij u nimmer ten ft rijde zulle voeren, dan om Godsdienst, vrijheit en Voorregten te befchermen, volgt dus met vertrouwen en Bataaffchen moed deeze Banieren, verdeedigt die met dapperheid weest verzeekert dat uwe pobgingen gezeegent u lot gelukkig zal zijn, gij lieden zult dan verwerven, die gezeegende rust, welke door niemand als door de genieters van een volkoome Burgerlijke vrijheid alleen kunnen gefmaakt werden; en uwe daaden zullen dan bij 't nageflacht in Glorie herdagt werden. A. VAN DER KAA Junior, 35 Julij 1786. Den 28. Julij bij geleegenheid, dat de Schutterij der Kloveniers haare eerfte vuuring in het veld verrigte, wierd deze nuttige oeffening, nadat dezelve tot genoegen van een groote meenigte Vaderlandfche aanfchouwers verricht was, met het volgend fraai dichtllukje beflocen. Aan  p o rbrechts gedenkboek. AAN DE HEEREN LEDEN VAN DE ij EDELE MANHAFTE SCHUTTERIJ der KLOVENIERS •' - ■ 'te '. ",. DORDRECHT, 'Ter gelegenheid dat dezelve haare eerste vuuring i$ het Veld veirigte op den 28 Junij 178ö, Dit is dan de e»rfte maal, dat yve TJ met zo veel luister Verfchijnen zien in 't veld, manhafte Schutterij! Ge ontweek in tijds met eer den reeds geklonken 'kluister I Ifu kent U zelv de dwang voor onaf hangelijk vrij, Hoe klimt U aller moed bij 't klimmen van uw glorij! Hoe gloeit'het fpreekend oog bij 't handlen van de kling-» De Vrijheid ftijgt ten troon! Zij agt al haar vi&orie yerfchuldigt aan het nut .der Burgerwapcning, t^aat vrij de Dwingeland tot uw verderving poogen — De Aristocraat door list fluweelen koorden bien; Gods arml die u befchermt, zal nooit u val gedoogejt Zo gij in 'tpraamst der nood blijft op zijn hulpe zien. Li G -g C [ .:  $06 mengelwerk van het De Muitzugt moog verwoed het yrijheidslcroost befpringen , Het wraakzwaard word gewet — Zij graaft heur eigen Graf! Vreest vooi dit Hydta niet, gij kunt djtj monfler. dwingen 5 Zoo ge U van *t regt bedient dat God — Natuur u gaf. Lieve eendragt! heiige telg! die woudren uit kunt regten; Die PhliPS, hoe trots - hoe groot! uitBatoos zetelftiet. — O dierbxe ! moet hét zijn dat wij 't .geweld bevegten, Strijd met ons — alles viel; — zoo ge onze zij verliet. Mijn Broedren! 'k roem uw deugd — Gij kiest vereent te leeve» En biedt de vriendfchapshand uw meede - Schuttren aan. Die vastheid zal den dood aan all' uw haatren geeven! Zoo ze immer (wie ze ook zijn) naar uw vemedring ftaan. Volvoert uw groots bewerp — bemind die braaf regeeren. Betragt uw plicht — uw recht — vloekt alle flavernij. Blijft tot den laatften fnik, uw Godheid hulde zvveeren» Zo'juichen we eens Triomph! op 't graf der dwinglandij. S E R-V A A S VAN DE G R. A A F F. Schutter van de Kloveniers. DORDRECHT 1786.. -. . , | 3 • - Met het uiterfte genoegen voldoen wij aan he? verzoek ons in de volgende misfive voorgefteld. MIJN HEEREN! Schrijvers van Dordrecht? GEDENKBOEK. T||c- Gecommitteërdens der Exerceerende Bur« gwCpmpagnien dezer Stad bezeffende welk een  BORD RECHT S GEDENKBOEK. §Q? •verpligting Dordrechts Burgerij in het algemeen en dit Collegie in het bizonder aan onzen waardige Burgervader SNELLEN voor deszelfs wigcige drie maandige regeering heeft, hebben hunne dankbare gevoelens niet beter kunnen aan den dag leggen, en aan zijn Wel Edele Groot Achtbare beroonen, dan uit hun midden een Commisfie van zes perfoonen te benoemen, welke dien waardigen Burgervriend op Zaturdag den 30 September, den laasten dag zijner loffelijke regeering, hunne dankbaarheid hebben betoond, voor al het yerrigte in den loop zijner Regeering, hetwelk door zijn Wel Edele Groot Achtbaare met de gróotfte vriendelijkheid en minzaamheid is beantwoord; voegende, aan zulk een alzints waardig Regent , wiens gemoed ( gelijk zijn Wel Ed. Grooc Achtbare zig geliefde uit ce drukken ) niecs ce- verwijten had, dewijl Zijn Wel Edele getragt had zijn pligt ce be-. tragten en regt te handhaven. ■ Waar op door die zelfde Commisfie den Wel* Edelen Groot Achtbaren Heere A. B. VAN DEN BRANDELER met hec begin zijner Regeering den volgenden Dingsdag mede is gecomplimenteerd en dit Collegie aan zijn Wel Ed, Groot Agtbare protectie is aanbevolen, Gelijk ook ter zelfder tijd de Edelen Ag:b. Heeren DE COURT en KNOGH met de Eligeering als Scheepenen dezer Scad mede van die Collegie zijn gegratuleerd, — welke aanfpraaken mede door zijn Wel Edele Groot Achtbare en door haar Edelen Grooc Achcbare alleigunftigsc zijn aangenomen en minzaamsc beantwoord. gïiec hier dezelve woordelijk; zo Uw Ed. G g 4 t«a&  508 MENGELWERK VAN HET tans dezelve een plaats in Uw Ed. geacht Men* gelwerk waardig keurd Zult verpligten die zig noemen, De Gecommitteërdens der Burger Com? pagnien dezer Stad. Aan den Wel Edelen Groot Achtbaren Heere! Mr. WILLEM SNELLEN, Prefident Burgemeester der Stad Dordrecht ; ter gefegentheid; dat zijn Wel Edele Groot Achtbare ! het Prefidium als Regeerend Burgemeester geeindigt had,, op den 30 September 1786. Wel Edele Groot Achtbaars, Heer! •^jl^cfwijl 'er voor eene Burgerlijke Maat= fchappij in 't algemeen, en voor die eener Stad in het bijzonder, niets veiliger, niets geruster en zeekerder kan zijn, dan aan haar hoofd, en tót haar bellier geplaatst te zien, een welmeenend, een braaf, voorzigtig, wijs en in alles het welzijn en voorfpoed zoekend reprefentant en Volks vertegenwoordiger; zo kan zulk een gelukkig geregeerd wordend volk, niet dan met , te*  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 50^ tedere aandoening , die plaats door zulk een waardig Regent bekleed zijnde, zien afwisfe-* len; een geval dat Dordrecht» Burgerij thans treft , en' waar in haar niets tot meerder troost thans ftrekt, dan het blij vooruitzigt op een vol* gend waardig Burger vriend, door de ftemme des volks voor hunnen Reprefentant verkoo? ren! Even zo kan in tegen overftelling, een waar* dig onbaatzugcig vaderland- volk-en vrijheid - lievend Regent, geen grootere belooning voor zijne onvermoeide zorg , getrouwe dienden en welmeenenfte pligt betragting wenfchen of verlangen , dan de-offers van gloeiende dankbare harten zijner Medeburgere-n ,. welke alle als ,uit eenen mond hartgrondig juichen: Deze is onze vader? Hij heeft ons wel geregeerd ! Godt zegene hem , ja Hij zege* ne hem." Deeze herdenking, Wel Edele Groot Achtbaare Heer! bezieid onze Dordrechtfe Burgen? fchaar op deeze dag.!- en drijft ons, buijten onze eijgene gevoelens, tpt U wel Edele Groot Achti bare perzoon, terwijl op heeden, uwe drie maandige, nooit naar waarde gepreefene Regeering dezer Stad,' ftaat te eindigen. Eene Regeering, zo doorweeft met verfchillende om* ftandigheeden,. met aanmerkelijke gebeurtenis» fen, met gewigtige bizonderheeden, dat men fchaars in Dordrechts gefchied-boeken, in zulk een korten tijd dergelijke gewigtige zaaken, zo gelukkig geëindigd, zo wijs en voorzigtig beftuurd zal aantreffen; en waar van aan U WelEdele Groot Achtbare perzoon ! de gróotfte G g 5 roem  01O MENGELWERK VAN HET roem, de meeste zorg , en de wijste voorzig-, tigheid moet werde toegekend. Daar wij dan Wel Edel Grooc AchtbaarHeer! door Dordrechts Exerceerende Burgers, ons vereert vinden met hun vertrouwen, en' daar door aangefteld als hunne Gecommitteërdens in hunne plaats, om alle hunne belangen* en bezwaaren aan onze Regeering voor te draagen en te vereffene, en daar door gelegonrneid gehad hebben in dezen tijd dikwerf tot U wel Edele Groot Achtbare perzoon, te naderen, als tot een minzame en voor bet belang zijnerBurgers wakende Burger Vader! zo naderen wij ook thans wederom tot U Wel Ed. Groot Achtbare perfoon, om uit ons en onzer Committenten naam, U Wel Edele Groot Achtbaren • de hartelijkfte dankzegging te doen, voor zo veele minzame bejegeningen, voor zo veel raad en daad, voor zo veele gewigtige ophelderingen indezen tijd aan ons in onze perzoonen , en aan, en in de zaak der Burgerij be weezen — voor zo veele manmoedige en cordaate befluijten toe Stad en Vaderlands welzijn ter uitvoer gebragt en kloekmoedig doorgedrongen; voor zo veele om ons gunftig te hooren met welmeenendheid opgeofferde nuttige oogenblikken uwer kostbaren tijd, en Eindelijks voor die gelegde beginzelen van no°- volgende en hoogst noodzakelijke ver-* beteringen, tot welzijn onzer Burgerij! — dan wü zwijgen liever om onze hartgrondige dank* zeggingen voor Uw Wel Edel Groot Achtba? niet walgelijk te doen zijn; en op dat Dordrechts Burgerij, dezelve niet zoude moogen aanmerken, als laffe vleitaal — onze ftads. pro* IQ".  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 5lf tocollen, zullen in deeze, voor ons fpreeken; waar alle de door Uw Wel Edele Groot Achtbare perzeori uitgevoerde heijlzame verbeteringen aan der vergetelheid ontrukt zijn: terwijl dezef? ye voor altoos in de harten van Dordrechts weldenkende Burgerfchaar gegraveert blijven, en voor ons volgend kroost de fchoonfte vrugten zullen'opleeveren. Gun óns nog, minzaam waardig Burgervader? gun ons nog, eene bede aan Uw Wel Edele Groot Achtbare te doen 1 'wjjgert ons dezelve niet, tot een onderpand van de voonduuring uwer toegenegenheid voor Dordrechts Burgerij, en voor ons als haare gecommitteërdens? Dat het Uw Wel Edele Groot Achtbare! goedgunftig behagen mag, ons die vrijheid te vergunnen, de tot dus verre genote raadgeevin? 'gen , en onderrigtingen voortduurend te moogen genieten; op dat wij in deze Cricique, en zorgelijke tijden, daar ons lieve Vaderland nog op een zee van normen ontrust lege te dobberen, en voor onze Had nog verdere gewigtige herftellinge, in een en ander vereijst worden , altoos bij Uw Wel Edele Groot Achtbare perfoon een veijligen, kundigen,wijfen, en voorzigtigen Raadsman moge aantreffen, op dat de hulk yan deze fiad door Uw Wel Edele Groot Acht? bare perfoon! als een kundig ftuurman, tot in "het gezigt vim de haven der vrijheid gebragt, eens eindelijk volkomen daar in mag aanlanden en zo wenfchen wij dan (leeds, in Uw Wel Edele Groot Achtbaren perioon! den man! den vriend des volks te vinden! bizonder verzoeke wij ook Uw Wel Edele Groot Achtbare veel  gfX MENGELWERK VA» Hïf vermogende voorfpnak, bij den Wel Edele Groot Achtbaren Heer Burg™^ ^ Brandeler, als zijnde Uw We} Edele Grooc Achfbt Refpeaive opvolger in dezer ftad op dat ook wij, bij zijn Wel Edele Groot Achtbare, die gnnfte moogen gemeten om den lüifter .van ons Collegie ^n alles zo gehandhaaft en gerefpefteerd te aen, jM luiks ten aüen tijde hebben mogen gemeten, Sri ü wel Edel, Groot Achtbare perzoon! Twaa, voor wij denzelven-, ,og in het bizon, Sr de fchnldiglte dank afleggen, ook dat webgenoemden Hel Burgemeester ons goe gun*g gelieve te asfifteeren in het hoog , nodigverbe teren van het wagt Reglement, op dat de» zaak, tot een fpoedig einde gebragt W oïtvaTgt eindelijk Wel Edele Groot Achtbaar Heer ! onzen hartgrondigeu wensch en Dor, df Wfdoofwien de Koningen regeeren! en d9 Rig rs der aarde gerechtigheid Rigten! z,j uw ÏÏf fchild en zeer grooten loon- hi] doe op Uw Wel Edele Groot Achtbaren perzoor. rugten den geest der wijsheid en des verftands! den «"st des raads, der kennisfe, en der vreefe des Ilee en. - ten einde Uw Wel Edele Groot Ach b re "iet alle uwen luider een getrou voorde en fteunpilaar, van Jems kerk! en Dopdrechts Burgerftaat! zijn moge, geniet WeJ Edele Groot Achtbaare, Heer! geniet die aangenaame en ftMe vergenoeging, die het gevolg fn een Regent die het regt gehandhaaft heeft en "an % verdrukte -Stadgenooten, als S reg^eaart Burgervoet heeft welgedaan^-  DORDRECHTS GEDENKBOEK. $t$ kef lang ó Dordrechts vreugd! — geniet de liefde, ert ngting van eene Burgerij, die tans den man des Volks! den vriend van 'c Vaderland heefr leere kcnne! de opperze£genaar! zegene Uw Wel Edele Groot Achtbare! perzoon, met zegeninge van den HL-mel. hier bove, en de aarde beneden hij neeme ü oud .en der dagen zat; om de eeuwige g;ereghtigheid en verdienften van onzen gezegenden Verlosfer! op, in de 'gewesten , yan ligt en klaarheid'! Om daar met alle de Gezaligde te genieten dat gants'zeer uitneemend eeuwig gewigt van Heerlijkheidl tar> wijl'ons nakroost "boven uw ftoflijk deel, met onvergangbaare letteren mag gegraveert vinden. Hier legt den man, wienb roem de dood niet neer koii vellen-;' ... i vi -r Een vader van het volk! Een tweede-van Capellen! T^baviQ^fKÉi 'r- t: f>* muijjf'3-i'I §jj> • Dit wenfchen Wel Edele Grpbt; Achtbare Heer! met hun ganfche harten, zij die de eer hebbe, met de verfchuldigften hoogagting! zig te noemen. i . ■ Wél Edele Groot Achihaare Heeri Uw Wel Edele Groot Achtbare, zeer dienstvaardige Dienaaren De Gecommitteërdens uit de Refpective Burger Compagnien dezer Stado, en uit derzelver naam J cl. „ oenetuTis. Aan  5I4 MENGELWERK VAN HET Aan den Wel Edelen Groot Adht; baren Heere ! aNTHONI E B *i LÏHAZAR VAN DEN DRAN. DELER, Prefident Burgemeestet der Stad Dordrecht; ter gelegenheid : van het aanvaarden van zijn Wel Edelen Groot Achtbare Prefi-, dium; den i Oftober 1786. Wel Édel Groot Achtbaar Beer! |H|_et zij aan de gecommitteërdens der Exerceerende Burger-Compagnien dezer Stad vergunt, om uit derzelver naam Uw Wel Edele Groot Achtbaare op 't hartelijkst en welmeenendst te filiciteeren met het aanvaarden van Uw Wel Edele Groot Achtbaare drie maandig Prefidium als Regeerend Burgervader dezer Stad, gun ons dezen naam aan het wigtig Stads en volks beftuur te geeven, dewijl wij als getrouwe en gehoorzaame- Burgers ook altoos de belangens zo wel van ons Vaderland in het algemeen, als van onze Stad en onze Burgerij in het bizonder, met een kinderlijk vertrouwe aan Uw Wel Edele Groot Achtbare Vaderlijke zorg gerust toevertrouwen, gelijk ook die van ons Collegie als Gecommitteërdens derzelve, in dat zeker en gegrond vooruitzigt, dac dezelve door Uw Wel Edele Groot Achtbare met die liefde, tederheid en voorzigcigheid een algemeene besce van Scad en Vaderland zullen behartigd en vooregezee worden»op dac Dordrechcs Burgerij die haare vrijheid onder het beftuur van Uw Wel  0OB.DREÖHTS GEDENKBOEK. 51$ Wel Edeh Groot Achtbar, predecesfeur den Wel Edele Groot Achtbaren Heer Snellen zo luifterijk heeft beginnen te zien ontluiken, dezelve onder Uw Wel Edele Groot Achtbare Regeering verder mooge zien doorfchieten en tot vollen wasdom geraken* Ten dien einde neemen wij deze gelegentheid Waarom aan Uw Wel Edele Groot Achtbare op *c aller ootmoedigfle maar ook teffens op de allerdringendfle wijfe aan te beveelen het collegie van Gecommitteërdens der Exerceerende Burger-Compagnien dezer Stad, waar toe onze medeburgeren ons vrijwillig hebben gelieven aan te treilen en wettig te verkiezen om in bunnen naam hare belangens bij onze agtbare Regenten waar te neemenen te becragten, een Collegie dat door den Wel Edelen Groot Achtbaare Heer Snellen met zulk eene diftimftie is ontvangen en altoos aangemerkt dat wij nimmer beter receprie.-konde vorderen en het welke wij ook niet twijffelen of zullen ten allen tijde van Uw Wel Edele Groot Achtbaare perfoon mede ondervinden, op dat wij door Uw Wel Edele Groot Achtbare wijfe en voorzigtige raad beftierc zulke zaaken moogen uicvoeren die aan onze benoeming en vrijheid beoogend oogmerk voldoen en ten nutte van Stad en Vaderland moeten ftrekkem Het eerfte dus dat wij Uw Wel Edele Groot Achtbaare zorg aanbeveelen is de hoognodige verbeetering van 'c Wagt Reglement, een zaak welke ter noodige verdediging, beveiligiog en goede order deezer Stad zo fpoedig moogelijk ten hoogften noodzaaklijk is, waarom wij reedts daar over met aandagt hebben gedagcen werkelijk  gi6 MEM GEL WÉRK VAN HÈt. 4ijk bezig zijn daar van een plan'"te Tormeefeti welke wij zo xas het zelve voltooid is- de vrijheid zullen' neemen aan het kundig oordeel van Uw Wel Edele Groot Achtbare ter toette te brengen, en wanneer wij in meerder zaaken Üw Wel Edele Groot Achtbare wijze raad en doorzigtige kundigheeden nodig hadden, gun ons dan Wel Edel Groot Achtbaar Heer die vrijheid, dat wij ten allen tijden van den toegang tot Uw Wel Edele Groot Achtbare perfoon mogen gebruik maken; eene vrijheid ons ten alle tijden door den Wel Edelen Groot Achtbaren Heer Burgemeester Snellen minzaamst vergunt. Hier op ons mede verlaatende en ons daar mede vlijende wenfchen wij van harten dat Uvv Wel Edele Groot Achtbare Regeering gelukkig en voorfpoedig mag zijn en dat Üw Wel Ede. le Groot Achtbare in alle voorkomende omftandigheeden bezielt door den geest der wijsheid en voorzigtigheid zulke befluicen mooge neemen, welken tot welzijn van het lieve Vaderland in 't algemeen, deeze Stad en haare Burgerij in 't bizonder mogen verftrekken, terwijl . wij onze perzoonen en Dordrechts- Burgers in alle voorkomende gelegentheede ter' verdedi-ging dezer Stad ter bevijliging van Uw Wei Edele Groot Achtbare perzoon en al onze waardige Regenten ter onderileunirg van fe herkrijgen onzer voorregten welraeenend en opregt aanbieden. Waar mede wij Uw Wel Edele Groot Achtbare perzoon, Mevrouwe derzelver echtgenoote en Refpeftive famielie in Gods heijlige befcherming aanbeveelen met de oocmoedigiTe g«° voe«  DORDRECHTS GEDENKBOEK. 51? voelens van hoogagting de eer hebbe en de vrijheid neemen ons te noemen. Wel Edel Groot Achtbaar Heer! Uw Wel Edele Groot Achtbaare zeer Dienstwillige Dienaar en y De Gecommitteërdens uit de Refpeclive Burger -Compagnien dezer Stad. en uit derzelver naam (Was geteekend) J. SMAK. Secretaris. Aan den Edel Groot Achcbaaren Heer P. KNOGH. Edel Groot Achtbaar Heer! aangenaam het aan ons Collegie was Uw Ëdlens perzoon onder den rang onzer Burger reprefentanten als lid van het Agtbaar Collegie der Agten geplaatst te zien, zo verheugd zijn wij thans Uw Edle den rang van Scheepen dezer Stad te zien bekleeden; dank zij den God der vrijheid! weder een iteunpilaar voor den tempel van ons vrije Stads gebouw, een pilaar zo ontwrikbaar dat geen ftoim van Aristocratie dezelve kan verzetten! onze.i raad we» derom vermeerdert met een Caco,met een rondboriligen en opregten Bataaf, met een man, wiens denkens aart aan Dordrechts Burgerij reets is gebleeken als wars van vijnzerij en AristoH h era-  5*8 mëngèlwerk van hét cratie, oen man j in wien de Burger en Voor* namentlijk ons Collegie van gedeputeerden wederom c-en nieuwe fteun, een vciligen en getrouwe raadsman'zal verkrijgen; -*> gurf ons dan Edel Groot Achtbaar Heer Uw Edel Groot Achtbaare met dezen gewigtigen Eere - pose van harten geluk te wenfchen en ons Collegie van Gecommitteërdens der Burger Compagnien op het fterkfte aan Uw Edel Agtbaar perzoon aan te beveelen,terwijl wij Uw Ed. Agtbare perzoon met de vernieuwing van dit Eere-ampt vernieude lu?t, iever en vermogens tot welzijn van Stad, Vaderland en Bnrgèrij van harte toewenfehen, op dat wij ook in dit deparrement van Dordrechts Regecring een voorltander der vrijheid een befchermer der Burger voorrégten en een vasfe ifeun voor ons Collegie vinden moogen; Godt fpaare Uw Edel Agtbaare nog veele jaaren tot uitvoering van alle deze heilzaame zaaken en tor vreugd van Dordrechts Burgerij en geeve, dat wij ook nog eenmaal Uw Ed. Groot Agtbaare op den hoogfte Eere trap moogen begroeten en Uw Ed. Agtbaare perzoon als Burger vader mooge nanffreekeru Dit van harte wenfehende beveele wij Uw Ed. Groot Achtbare perzoon in Gods Heijlige befcherming en noemen ons met de volmaakfte Hoogagting Edel Groot Achtbaar Fleer l . Uw Edele Agtbare Diemtwillge Dienaaren, De Gecommitteërdens van de Burger Compagnien dezer Stad. en uit derzelver Naam. (fffa Cet.) J. S M A K. Secretaris. Aan  dordrechts gedenkboek. 51O Aan den Edel Groot Achtbaaren Heer H- F. de COURT, Edel Groot skhtbaar Heer! JJ)aar niets nodiger en nuttiger is voor al in deeze rijden daar vrijheid zo luisterijk begint door te breeken, dan dat de Collegien van onzen Stadsregeeringe mooge praaien met mannen die vrijheid en Burger voorftaan en verdedigen, zo verheugen wij ons hartelijk over dc keufe van Edele Groot Achtbaare tot Scheepenen dezer Stad te zien geëligeerd twee mannen met kunde belijd pn Vaderlandsliefde doordrongen; mannen waarop Dordrechts Burgerij veilig kan oogen als op zulken die het regt beminnen en vrijheid waardeeren en die der Burgeren voorregten zullert aagten te handhaven en te befchermen tegen de pijlen der Ariifokratie. Het is daarom, dat wij de vrijheid neemen Uw Edel Groot Achtbare uit naam van het Collegie der Gecommitteërdens van Dordrechts Burger ~ Compagnien te komen van harten met deze Eerepost gelukwcnfchen tenens onze perzoonen ons Collegie en Dordrechts Burgerij in Uw Edele Groot Achtbare befcherming en genege aandenken aanbeveelende terwijl wij God bidden, dat hij Uw Edel Groot Achtbare fteeds wil bezielen met den geest der wijsheid en des raads, om in alle gevallen zulke befluiten te neemen, welke tot heil der Burgerij cn tot bevestiging onzer vrijheeden het dicnitigst zijn en dat wij ook nog eens eenmaal Uw Édelen Groot Achtbare als onzen Burger-* yader in Dordrechts Raadzaal moogen ontmoeten. H h a Ter-  520 MENGELWERK VAN HET Terwijl wij Uw Edel Groot Achtbare perzoon in Gods heilige befcherming aanbeveelende met de vereiste Hoogagting ons noemen. ~/lh voorigen Geteekent, Ook zijn wij verzogt een plaats interuimen aan de gevoelens van een vaderlands hare op den 3 Oktober 1786 een Gedenkdag voor Dordrechts burgerij , wegens de eerfte zitting in den Oud-Raad van de nieuwe Heeren Schepenen door het nieuw aangeftelde Collegie van Veertigen verkooren. AAN MIJNE MEDEBURGERS! H eden — ja — Heden — welk een genoegen ! — zult gij Dordrechts Burgerij! het kusfen van eere — van hoogheid — voor altoos door uwe vrienden , door de verdedigers — de 011befch roomde verdedigers uwer voorrechten zien beklimmen — billijke keuze! Hemclfche befchikking! — ja gunftige Voorzienigheid wij eerbiedigen Uwe vaderlijke beftuuring — Uwe wijze weegen ! — Juicht Dordrechts Burgeren! — onze oogen zien het — zien het met diepe bewonde^ ring — met eerbiedige aanbidding. — de vrienden des volks ■— zullen als uwe Rechters — uwe Verdedigers — uwe Voorfpraaken — uwe Scheidsmannen ,— uwe Vaders het kusfen van Eere beklimmen. — Door opvolging ? — Door aanbeveeling? — neen — door uwe eigene, — door uwe vreije, — door uwe onbetwistbaare keuze! — Juicht Dordrechts Burgeren! — uwe pa-  DORDRECHTS GEDENKBOEK, 521 pogingen uwe rechtmatige poogingen, zijn gezeegend — boven verwagting gezeegend, — welk een ommekeer ? — welk een onbetaalbaar genoegen ? — onze Vaderen — Ja — veele onzer Grootvaderen mochten zulk een dag — zulk een geluk—zulk een zegen — niet aanfchouwen — niet genieten: — onzen ijver — onzen yaderlandlieyenden ijver, heeft ons naast den goddelijken zegen de ketenen, — de flaaffche ketenen door haare toelaating — door haare verwaarlozing — door haar goed vertrouwen zo ondankbaar — zq onbefchaamt, vóór onze vreije halzen gefmeed,-— verbroken 1 — de ftemme des volks doen eerbiedigen — het geweld — de dwingelandij — de Overheerfching gefluit. — de vrijheid — dje edele vrijheid die het volk — die het Neerlands volk zo bizonder kenmerkt in het verkiezen haarer beftuurderen doen herleven. — Juich Dordrechts volk.' Gij hebt Uwen voet op den eerften, ja mag ik het zeggen reeds op den tweeden drempel ter herftelling uwer grondwettige Conftitutie — door hec bloed uwer voorvaderen verkreegene Confticutie gevestigd! — aangenaame dag! — gelukkig 'tijdftip! — eeuwig geroemde Scadgenoocen.' — van Uwe kunde — van Uwe bedaardheid — van Uwen belangloozcn ijver — van Uwe ftandyastighcjt zullen wij — zal het laate nageflagt — zullen de eeuwen roemen! — door Uw is het Gollegie van Goede Lieden van den j\gten — die aanzienlijke die gewigtige fteun onzer vrijheid — door Uw is de vrije Thefauriers verkiezing dat fleunpunt van het redelijk vertrouwen, — door Uw zijn de Rekenmeesters — door Uw is de vrije verkiezing van Burgemeesteren — her onontbeerlijk Collegie van mannen van veertigen — de vreije verkiezing van H h 3 Sche-  £22, mengelwerk van het Schepen? n heriteld — gegrondvest — ja — be? ter dan oit gegrondvest, — diep vernederd Vaderland ! — diep vernederd Dordrecht Juich ! —i de zonne der vrijheid is in ü opgegaan! eer-? lang zullen haare flmlen uwen vrijen grond verwarmen , — eerlang zullen uwe hateren — uwe geweldigen — uwe despooten beevcn! — ontvang onzen lof' — onze hartelijkfte dankbetuigingen eeuwig geroemde Stadgenooten voor Uwe liefde ! — voor Uwen ijver / — v^or Uwen onbezweeken moed.' — voor Uwe ftandvastigheit! :— Godt! — de Godt onzer vaderen — onze God bedekke u met zijne liefde — beftuure Uwe gangen — zegene Uwe poegingen tot handhouding aan het herftelde — en verdere nog zoo nodige herftellingen; — onze hoope — onze ernftige hoope blijft op uw gevestigd. — lasteraa» ren — vuijge lasteraaren mogen onder het fchild der Vrijheid u begluuren — Uwe daaden uic heerschlust heerechzügt noemen — U zelf in uw bijzijn vloeken! — Uwe daaden zullen fpreeken — eeuwig fpreeken. — Uwe naamen — Uwe geëerbiedigde naamen — zullen altoos op de tongen der dankbaare — der vrijheidminnende —? der waarlijk vrije Dortenaaren zweeven ceu-, wig zweeven 1 WEL EDELE HEEREN Schrijvers van het Dordrechts GEDENKBOEK. Uwe verdienffelijkc pogingen, om de Burgerij te verlichten omtrend haare beiangens en bur-  DORDRECHTS GEDENKBOEK» '5$$ burgerlijke Voorrechten, vrijmoedigenmij om Uw Edelens eén vraag voor te ftellen, waar over ik onlangs in een aanzienelijk gezelfchap onzer ftad voor ën tegeri heb hooreil redekavelen namelijk cf de begeeving van Stads Ambten aan de Re-^ "genten van règtswegen toebehoord, en of zij daar mede naar welgevallen kunnen Handelen! met dit te beantwoorden zult Gij mij hooglijk Verpligten, eii geleegenheid geeven, om U nu en dan eenige andere vragen, die mij te binnerl koomen, voor te ftellen, terwijl ik ben met de oprechtfte hoogachting Uw Vriend en beftendige Lezer G. L. ANTWOORD. Het is een zekere waarheid, dat de Regenten van een vrije Republiek geen andere voorrechten hebben, dan die hun door het volk worden toegedaan, om hen de moeite cn lasten, die aan hunne gewigtige posten verknogt zijn, zoo veel mogelijk te vergoeden en aangenaam te maaken, hier onder behoord ongetwijfeld de begeeving der ftedelijke ambten, en het zoude naar ons gevoelen niet wel gehandeld zijn wanneer men hen daar van wilde beroven, dewijl dit in niemands handen beter toevertrouwt is dan in die der Regenten. Even zeker is het, dat het de Regenten niec vrij ftaat, om van deeze hun toevertrouwde magt een misbruik te maken , door onbekwaame perfoonen, of vreemdelingen daar mede te be- gun-  §24 MENGELWERK ENZ. gunftigen ten nadeele der Burgers , die voorzeker daar op het meeste recht en de gróotfte aanfpraak hebben. Indien hier iri een misbruik plaats had, heeft een vrij volk altijd het recht , om hier om trend herftel te verzoeken , en dit niet komende, zoude het voorzeeker deeze aanzienlijke voorrechten weder kunnen intrekken , buiten welke magt , het den naam van een vrij volk te vergeefs dragen zoude. Wij meenen hier mede aan het oogmerk van onze correspondent voldaan te hebben. Wij bedanken den braven en kundigen OudDeken voor het gewigtig ftuk ons onlangs toef gezonden, wij zullen hetzelve zoo fpoedig mogelijk aan onze lezers mededcelen.