D E STAATSMAN. VYFDE DEEL. EERSTE STUK.   D E STAATS M A N. O F ONPARTYDIGE REDENERINGEN Over de merkwaardig/Ie gebeurtenis/en vanonzentyd, welke tenen onmiddelyken invloed kunnen hebben op de belangen van het Menschdom in 't algemeen en die van ons Vaderland in -iet byzonder: alles met Jlaatkundige beoordelingen en gefc/iiedkundige verklaringen opgehelderd. Mitsgaders aanmerkingen over den Landbouw, Koophandel, Zeevaart, en andere gewigtige onderwerpen. Quidauid delirant Reges, pleüuntur Achivi. _ VYFDE DEEL. EERSTE STUK. —Te AMSTERDAM. %7 J. ALLART en W. HOLTROP. 1782.   C I ) ANTWOORD aan den HEER Q. N. N. M y n Heer. IK ben UE nogmaals zeer verplicht voor deszelfs my wel geworden laatste misfive, cumannexis, op welke niet verzuimd zoude hebben in myn agtenveertigfte uitgegeeven Stukje of No. te antwoorden , indien het beftek van myn Tydfchrift zulks had gedoogd. Dart, heden verheug ik my daartoe de gelegenheid te mogen hebben. Het is my aangenaam dat myn antwoord op UE misfive van den 5 Sept. eenig genoegen gegeevcn heeft, en aan de Leeden van deszelfs Gefelfchap. De goedkeuringe van kundige en bedaarde Vaderlanders weg te diaagen , is geen geringen prikkel, om den taak,welken ik mygcfteld heb, naar best vermogen te vervolgen, fchoon het voor een fchryver, vooral die nog maar maatig geoeffend is, al vry moeilyk valt, een ieder te behaagen, en het gantsch niet gemaklyk is over critieque zaaken Vaderlands te fpreeken, het innerlyke te discuteeren, en nogthans niet alleen onzydig te blyven, maar ook niemand weezenlyke redenen van ofFenfie te geeven. En daaromtrent Staatsm. Jan. A merkï  merkt UE te rechtaan, dat het voor een £eaard Nederlander ondoenlyk is, niet aan d'eenenof aS deren kant party te kiezen. Dat ik aan UE en deszelfs vrienden de vryheid gaf, om naar mynen naam of perfoon t'infcnneeren was geenfints mt lust om bekend te worden veel mm u.t eigenliefde of hoovaardy: «a™ 2 om te wonen, dat ik my nimmer zogt fthuü f houden, en ten allen tydegereed waf dat Se geftand te doen, 't welk ik rp het papier ££? Voorts bedank ik UE voor deszelfs discretie ^ goeden raad, waar van ik de nuttigheid befef, en lang ik met dooi-d eenen of anderen antwoordswaarworde yVCr'by naaraeaanSerand of beoordeeld Geenfints was ik in zorge, dat UE zyne belof- vooigevaUe nopens den Heere Hertog meede te aeeien; maar alzo men toen reeds even gelyk nu er zoo weinig meer van hoorde reppen, dat het was als of de zaak voor afgedaan gehouden, alwans aan den fpyker gehangen wierd, begreep ik iigteiyk dat gebrek aan* iets naademieuws of van wezenlyk aanbelang , d'oorzaak uwes ffilzwygen was. Intusfchen verheugde ik my, het weinig zederd ter Staten Vergaaderinge voorgevallen3, door UE te vernemen, gelyk ik hoop dat ey wel zoo goed zult willen zyn, my het naa dato uwer misfive gebeurde of nog te gebeuren , insgelyks  ( 3 ) Niet anders verwagce ik dan zodaanige refolutien en verklaringen, als door de meeste Steeden van Holland ter Statenvergaadering zyn uitgebragt, wyl van het oogenblik af, dat de Heer Hertog zich beklagender wyze by Hunne Hoog Mogende adresfeerde , ik ras begreep , dat die Heer eenen te voorbaarigen flap deed, als zich niet by den Competenten Rechter der Heeren vanAmfterdam vervoegende,- even gelyk ik om diezelfde incompetentie begreep, dat het antwoord Hunner Hoog Mog. voor niets beduidende en informeel moest gehouden worden: van welk gevoelen de meeste Principaalen der ter dier Vergaaderinge Gecommitteerden ook fchynen te zyn. Mynes oordeels zeg ik , heeft de Hertog zich in deeze te voorbaarig gedraagen , 't geen ik fchier zou vermoeden dat die Heer thans zelfs begint te bcfelfen : want waartoe anders by eene naadere verklaaring eene airlere interpretatie gegeeven, aan 't geen in deszelfs eerlïe misfive van H. H. Mog. zoo duidelyk vermeld ftond ? Waar toe ook anders dienftig de bewuste advertentie en foort van apologie adplebem, waar by die Heer zegtj, zich nimmer met de adminiftratie of directie der Zeezaaken en Marine bemoeid te hebben! Ik ben dus ook in 't geheel niet vremd om bencffens UE met 'er tyd een foort van ampeler Apo« logie van dien kant in het licht te zien verfchynen, en wensch dat die zodanig moge zyn, dat 'er niets tegen in te brengen valt, of fchoon de zaak daar mede volgens myn begrip niet kan afA 2 ge-  (4) gedaan zyn, en er iets meer te dien eynde nodig De ongereedheid derRidderfchap om derzelver adv.es ofcxefolutie in te brengen, verwondert my met mmg wyl deLeedenderzelvedaanzienlyk ftc desLands zynde, door hunnen verheven rans en geboorte, net natuurlyk van hen te wrwa £ SSÜuS d°c°\volkomen ^ Sïiï Vaderland doet. Dienaar van het wel is waar, nam dezelve in den beginne aan die>drie Heeren niet heel gunft ' af dog eindelyk bragt de Secretaris der GouvJrnan' Z/fi ï^erJ-anden te vertrekken. Hier SSy^d^^J,00W ^ingeland groepen had « Sferen in 1™^ gelyk hadden: des kan ne  ne handelwyze enigermaate ia vry duidelyk appro. beerde en rechtvaardigde. Zoo veel uit het my bewuste en d'uiterlyke omftandigiïeden kan opgemaakt worden, fchvnt zyn Hoogheid de Heere Stadhouder den gedaanen ftap der Heeren van Amfterdam niet te approbeeren; immers, in gevalle de Vorst die gepast oordeelde, zou hy vermoedelyk aan derzelver voorltcllen en verzoeken op de best mooglyke en gevocglykfte wyze voldaan hebben. Zonder nu te willen treden in de redenen die onzen Stadhouder daar toe kunnen permovecren, waar omtrent al veel zou kunnen gezegd of gegist worden, doe ik enig deeze vraag: hoe komt het dat die Vorst thans een ftap fchynt af te keuren,' die in zyn Voorvader en Voorzaat niet afgekeurd wierd. Men moet naruurlyk daar uit opmaaken, dat onzen tegenwoordige Vyfdè milem het re' gelmaatige ontkent, \ geen 'in 't gidrag van den kerften Willem omtrent een gelykftand> o-CVal doordraaide. Waar .van daan dit onderfcheid ! t Geen toen Vaderlandfch, 't geen toen wettig was, moet het immers nu rok zyk De Staatkunde van Europa, de belangen van het Vaderland, relanef tot andere Mogentheden , kunnen wel veranderd zyn ; maar k geen toen het belang onzer inner yke conftitutie was, is het nog hecden,- namentlyk het bewerken der eendragt er het handhaaven onzer privilegiën , onder welken ey te recht aanmerkt dat ook dit is: dat geene gebooreA 5 ne  C 10 ) ne buitenlanders, die de Hollanders excludeeren yan de Officien, in haar er bedryve vallende tot enig Officie in Holland admisféel zoude zyn gelyk ook niemand gebooreti buiten zyn Maksteits Landen van herwaards over, en niemand, aljchoon daar binnen gehoor en, ten zy de Hollandfche fpraake magtig en gebruikende. Myn derde aanmerking is deeze. Oranje Hoorn en Egmond op hunne gedaane vertogen geene daadelyke voldoening bekomende, abienteerden zich uit den Raad. Konden zy dit gevoeglyk doen, die particulieren, dienaaren en in den eed des Konings waren, met te meer voeg zouden de Heeren van Amfterdam zich ook kunnen onthouden van ter Staaten vergadering te verfchynen , en teffens kunnen protegeren tegen alles wat op dezelve verricht of befloten wierd zoo lang hunne zaak met den Heere Hertog niet op d'eene of andere wyze finaal beflist was, en men hen redelyke voldoeninge had gegeeven. Intusfbhen doen de Heeren van Amfterdam zulks niet, maar ik houde my verzekerd dat zy te Edelmoedig denken, om 'er op bcdagt te zyn geweest of te zullen worden. In tegendeel, zy volharden en zullen volharden in alles meede te werken , wat tot nut van den Lande oorbaar bevonden wordt, en hier uit argumenteer ik , dat zy een doorflaande blyk geven hunner op' regte Vaderlandsliefde en moderatie; dat zy geenfints die hoofdige die Staatzuchtige Regenten zyn, waar  waar voor men hen in het Politiek vertoog en andere libellen zo vaak zocht uit te kryten; dat zy door geene particulieren of perloneelen haat tegen den Heere Hertog zyn bezield; maar dat zy tot hunnen gedaanen flap zyn over gegaan, enig in het denkbeeld, dat de verwydcring des Hertogs nuttig en dienllig konde zyn , een zaak waar van zy als Regenten, als grondige kennisfe hebbende van 't geen al of niet plaats had in het Staatsbeftier, veel beter kunnen oordeelen dan ik en duizende anderen met my, die van allen toegang tot zaaken verwyderd leeven. Thans gaa ik over tot het beantwoorden van het Laafte gedeelte uwer Mijlive , en wel in fpecie roulerende over myne asfertie , dat ten tyde der meerderjaarigheid van den Heere Erfftadhouder, dezelve aan H. H. Mog. verzogt had, om van wegens zyne jonge jaaren nog eenigen tyd geasfifteerd te moogen worden, met den raad van den Heer Hertog ,• en dat zulks by een Staatsrefolutie toegelhtan zynde , die Heer door den Souverain zeiven aan zyne Koogheid toegevoegd zoude zyn, &c. "Wanneer men in een verkeerd denkbeeld is, of eene dwalende fteümg heeft, en daar in beter onderricht wordt, voegt het dat men daar aan deferere , en ik fchaam my geenfints te zeggen, erravi , terwyl ik UE. verplicht ben my nadere en betere elucidatie gegeeven te hebben. Vergun my evenwel dat ik UE. de gronden uitlegge»  ^waar op ik mync redeneeringe gegrondvest Ten tyde van zyner Hoogheids aanvaarding zv nerermnente vvaardigheeden; wasiknog^t derjang jongeling , wiens jeugdige ] ïvenSS nog weinig applicatie op sXaldsleSffi gedoogde, en t was meerendeèls uit deSSS gcfprekken of 't geen ik van anderen hoorde ver! tel en, dat ik van fömmige zaaken eenige kérinsTe kreeg. Kort daarop verfcheide jaaren uitland£ geweelt zyndë, verloor ik den looier S van rayn Vaderland nog meer uit het oog mync terug komst heb ik federd circa veertien £ ™£i»d °* dc "°dige kennisje verkrygen dog als privaat en amptcloos perfoor, levende, heb ik noch recht noch gK- ' ncces ^heS V°01' "I ***** 20 ™E3& acces te hebben tot Staatsregiffers, Notulen en Aergelyke echte Hukken, waar door veefe Vaten o, faSfa geconfbteerd worden. EnlgTu en dan wordt my door deeze of srcene die 'er acces toe heefr iets gecommuniceerÜl my tT, Qh\ ]- byna a,Cyd moet behelpen met den V9 rraadm myn boekenkast voor Lden en met de foort van publieke gefchriften of verzaamehngen, waar in enige aélns te vinden zyn , of t geen in d'onder/cheide ho0o-e Vergidenngen voorgevallen zynde , befchreeven Over de zaak van den Heere Hertog mynen aan-  C *3 ) aandagt laatende gaan, om te weeten wat ten tyde zyner Hoogheids Meerderjaarigheid was voorgevallen, dagt my niets beetcr te zyn, dan de Nieuwe Nederlandfche Jaarboeken daar omtrent naa te zien, als zynde dit Tydfchrift gereputeerd voor zeer nauwkeurig , en niets dan echte zaaken behelzende. D.aar vond ik in het ftukie van Maart 1766. pag, 135. het naavolgende. „ Het benoemen van deze Commisfie (naa„ mcn-lyk om den Heere Hertog te bedanken „ voor de vlyt in zorge in d'opvoeding van „ den Stadhouder aangewend ) was den Prinfe „ Erfiladhoudcr zo aangenaam, dat hy zyn ge„ noegen deswegens aan den Heere Raad-Pen„ fionaaris Steyn, die daar van vcrilag deed aan de Heeren, hunner Hoog Mog. Gcmagn'gden „ tot de buitenlandfche zaken, betuigde en te „ kennen gaf, dat, gelyk hem niets aangena„ 'met kon wezen , dan dezen Staat nog lange „ te zien jouisfceren van de uitmuntende Talen„ ten van den hooggemclden Heere Hertog, en „ tevens om voor zich zeiven gelegenheid te „ hebben, om zich van deszelfs wyzen raad en „ adfipentie te bedienen, hy gemeend had dat, „ om daartoe te geraken , dienflïg zoude we„ zen , dat het Hof van Wenen, tot welk de „ Heer Hertog zo naauwe betrekking hadt, en „ waaraan de Staat de verplichting heeft, dat „ gemelde Heer Hertog, op het verzoek en „ de Mantien van wylen zyner Hoogheids Va- n der*  C 14 ) ■ „ der, glor. ged. herwaards is gekoomen; daar„ van behoorlyk wierd geinformeerd." „ Op welk voorftel, vervolgt de Jaarboek„ Schryver, de Heeren Staten Generaal goed„ gevonden hebben , den Heere van Burma„ nia , hunnen buitengewonen Gezant aan het „ Hof van Wcenen te doen aanfchryven , dat „ H. H. Mog., door lange ondervindinge,'ken„ nisfe hebbende van de groote en ongemee„ ne verdieniten en bekwaamheden van den Heer „ Hertog van Brunswyk, en nieis meer verlan „ gende, dan hoogst denzei^en, indefunctien „ aan hem toebetrouwd, hier te Lande nog lan„ ger te mogen behouden, ook met aangenaamheid „ ontwaar worden , dat zyne Hoogheid , de ,, Heer Prinfe van Orange , nog gaarne eeni„ gen tyd van deszelfs wyzen raad en adfis„ tentte gediend zoude zyn, waarom hy Heer „ van Burmania daarvan aan hunne Kyzerlyke „ en Koninglyke Majesteiten kennisfe zoude gc„ ven, met betuiginge, dat H. H. Mog. altoos „ met dankbaarheid erkennen de goedheid die „ hoogstdezelven hebben gehad , van te ver„ gunnen , dat gemelde Heer Hertog hier te „ Lande heeft mogen koomen, en dat zy, van „ wege de oude goede intelligentie en vriend„ fchap , tusfchen haar en den Staat fubfiste„ rende , zich vleien , en vertrouwen , dat „ hoogstdezelven wel zullen willen aggreëren „ en bewilligen, dat hooggemelde Heer Her-  ( is) M tog verder in den dienst van dezen ftaat mo„ ge continueren.' In dit relaas des Jaarboeks Schryvers de algemeene bewoordingen vindende, om zich van deszelfs ■wyzen raad en adfistentie te bedienen, als mede, nog gaarne eenige» tyd van deszelfs wyzen raad en adfistentie gediend zoude zyn, welke geene restrictie en zich behelzen, of uit den faamenhang van het voorafgaande te kennen gee» ven, eenig relatief te zyn tot het Militaire beltier te lande , kwam ik natuurlyk in het denkbeeld , en veelen zullen vermoedelyk met my in 't zelfde geval geweest zyn, dat de qualiteit van Raadsman in den Perfoon des Hertogs ook algemeen en omtrent alle Staatszaaken was plaats hebbende, naa dat de Keizer ingewilligd had, dat die Heer hier te Lande nog bleef refideeren en in den Eed der Staaten bleef ftaan. Door 't geen UE my deswegens zegt op ongetwylfeld goede gronden, vervalt dus myn argument , en ik betuig teifens UE niet alleen nogmaals verplicht te zyn, my de zaak te hebben opgehelderd, maar tenens ook te verzoeken op dien voet voor te gaan , indien ik in 't vervolg hier of daar ondanks my zeiven mogt faalen. Heb de goedheid den tyd en gelegenheid zulks* gedogende , my verder met uwe correspondentie te begunftigen, terwyl ik UE en de Heeren vat» des;  ( i5 ) deszelfs gezelfchap myne achtings verzekering doende, d'esr heb te verblyven. verzeKe™g Myn Heer ^y HR YVLii van den STAATSMAN. Otf myn Studeerkaamer 15 1782. D E  DE VEREENIGDE ZEVEN PROVINTIEN. ST. Euftattus met de twee kleine naabyselegen Eilandies Saba en St. Martin wierden ons door den Brit ontnomen. Geen wonder ook, want het was voor den plunderaar Rodney met moeilyk, met eene vyftigvoud dubbele overmacht heldendaden re bedryvcn tegen heden die buiten ftaat waren eenig zelfs den genngften tegenftmd te doen, Het was hun ichuld fiiet. Het is hun te vergeeven , dat zv zich met weerden 5 want zy waren onmachtig, en ^ zouden oogecwyffeld getoond hebben dat zy Nederlanders waren, indien de middelen veïP°PflJ°0t ha"de\waren Sjeest. Maar onvergeeflyk was het, dat men die Colonie, welke fchoon klein op zich zelve , echter wegens deszelfs Koophandel van zoo veel aanbelang was zo weerloos liet , en zodaanig verwaarloosde dat was men van het tegendeel niet overt^d', men lchier zou kunnen vermoeden, of men niet van voornemen was geweest, het d'Engelfchen ten gefchenk te geeven. Thans is St Euflatius aan d'Engelfchen ontStaatsm. Jan. B & wet  C 18 ) wéldigd en op hen hernomen. Maar door wien ? Iemant die 'er van onkundig was, zou natuurlyker wyze antwoorden; door de oude en laatste eigenaaren; door de Hollanders. Het fcheelt 'er echter veel van, want wy wapenen ons op ons gemak , en zullen eerst in 't voorjaar zoo als gezegd wordt in Zee verfchynen , 't geen wy hopen dat bewaarheid mag worden. Neen, St.Euftatius is hernomen door een nabuur, die geen geallieerde zynde, zulks eenig in qualiteit van medevyand onzes vyands heeft ondernomen. Men verfchone onze bataaffche vrymoedigheid i maar is het niet een weinig fchande, dat eene zoo aanzienlyke Republiek gelyk d'onze , dat eene zoo waarlyk machtige en groote Mogentheid gelyk wy zyn of ten minften konden zyn, niet bedagt is geweest of zich buiten ftaat bevindt , om ons ontweldigd eigendom wederom aan den vyand t'ontweldigen , en dat anderen, die gcenc andere betrekkinge tot ons hebben, dan dat zy onze naburen en enkele dog geenfints door traclaaten of alliantie verbonden vrienden zyn, zulks voor ons moeten doen? Is het niet wat fchandelyk voor de Republiek , dat ons eig n goed eerst een Engelsch eigendom wierd , en nu een Fransch eigendom wordt? Bekennen wy het evenwel, daar wy het zelfs niet konden bcwaaren of heroveren , is het nog veel beter dat de Franfchen 'er meesters van zyn < dan cè Britten; want d'eerst gemelde zyn, althans zoo lang deezen oorlog duurt , onze naatuurlyke Vrienden. Ecn-i-  ( 19 ) , Eenige vragen doen zich intusfen ter deeser gelegenheid op, welke wel waardig zyn dat wy dezelve hier ter nedcrftellen , en zoo kort en zaaklyk in ons vermogen is , trachten te beantwoorden. Vooreerst, zyn de Franfchen verplicht ons St. Eujlatïus daadlyk -weder in handen ie (lellen ? Want deeze vraag hoe belachlyk zy ons ook voorkome, hebben wy reeds meer dan eens horen doen, door lieden die nog al eenige foort van kunde hadden en dorften bcweeren, dat Vrankryk ons niet kon onthouden, 't geen oorfpronklyk onzen eigendom is. Ten antwoord hierop kan onzes bedunkens het naavolgende dienen. Wy zyn met GrootBrittannien in oorlog, en het heeft ons met de degen in de vuist Si. Euftatws ontnomen. Van' het oogenblik af dat de Engelfchen 'er dus, 't zy door Capitulatie 't zy door overweldiging, meesters van wierden , is het door het recht van oorlog hun wettigen eigendom geworden , én hield op van dat oogenblik af een Hollandfche bezitting of eigendom te zyn; temeer, wyl alle d'ingezeetenen den eed van getrouwheid aan hunnen nieuwen meester .hebben moeten doen. De Franfchen St. Eufiatius aantastende en her» óverende, hebben dus zich niet in 't bezit gefield van een Hollandsch maar een Engelsch eigendom,- van iets dat aan hunnen vyand door *i recht der wapenen wetciglyk toebehoorde „' I k e*  tn het zelfde recht van oorlog fielt hen nu ook in het wettig bezit van dat Eiland, Kier uit volgt dan, dat zy het wettig kunnen behouden en het aan ons niet behoeven over te ceeven. Geheel anders zoude het zyn, indien wy een alliantietraaaat met hen hadden gemaakt, want dan in qualiteit als geallieerden voor ons Euflatius hernemende, zouden zy het aan ons moeten overgeeven; even gelyk wy aan hen zouden moeten terug geeven, eenige bezitting door d'Engelfchen aan de Franfchen ontnomen , cn door ons op eerst gemelden hernomen. Trouwens dit laatste, wanneer het eens gebeurt, mag veilig, zoo lang wy geen grooter macht in Zee brengen, onder de foort van halve mirakels geplaatst worden. En dan nog heeft het zyne bedenklykheid, of zodaanige overgaaf niet tegen behoud of betaaling van een zeeker tantum der waarde moet gefchieden, ten ware anders by een alliantie geftipuleerd wierd. Want waarom was het anders nodig, dat men deswegens eene bepaling gemaakt heeft, omtrent de heroverde of hernomen Schepen op Zee, die eens genomen zynde daadlyk d'eigcndom van den eerften neemer geworden zyn. Of zou het recht van eigendom verfchillen, tusfchen iets dat op de wateren vervoerbaar, en iets dat in land, huizen, &c. beflaande, niet mobiel is. Een tweede vraag is; zullen de Franfchen, al zyn zy 'er flriclo jure niet toe verplicht, ons iyenwei uit vriendfehap, en om de Republiek te meer  («) meer in haar belangen te houden en van eenen afzonderleken vreede met Engeland te doen [afzien , St. Euflatius niet ten eerften overgeeven; te meer , daar men uit de Franfche nieuwspapieren en ty dingen hier zou moeten bef uiten, dat zy d^expeditie met die intentie ondernomen en die Colonie voor ons heroverd hebben ? Hier op Heilig te antwoorden is niet wel mo« gelyk , want daar het Franfche Hof ons reeds verfcheide beleefdheden bewezen heeft , gelyk pnder anderen het te rug geven der Schepen op Rodney door La Motte Piquet hernomen, op den voet der conventie die echter pas weeken daarna omtrent d'onderiing hernomen wordende pryzen gemaakt wierd, kan het ook gebeuren, dat Lodewyk de XVI om ons nog meer aan hem te verbinden en te verplichten, St.Euftatius wederom in onze handen laat Hellen. ' Te meer zou dit plaats kunnen hebben, om de onderhandelingen noopens een Alliantie - Traftaat klem by te zetten. Deed Vrankryk dit, zou men veilig kunnen zeggen , dat het eene edelmoedigfle daad was. Trouwens, hoe zeer wy als oprechte Vaderlanders zulks van gantfcher herte wenfchen, vrezen wy nogthans, dat men zich deswegens wel eens met eene ydele hoop zou kunnen vleien. Als Staatkundigen fpreekende, en voor een ogenblik ons Vaderland uit het oog verliezende , B 3 maa-  c M tnaaken wy gecne zwarigheid te zeggen, dat indien wy bnderdaanen of Minrfters van Vrank ryk waren , en deswegens ons gevoelen gercquircerd wierd, wy in gemoede zouden zeggen, geef voor eerst St. Euftatïm aan de Hollanders niet te rug, en blyf zoo lang in \ bezit van dat Eiland , tot dat de vreede met Engeland getroffen is; ja zoo gy anders doet, kunn;n wy u niet vryplytcn van gebrek aan Staatkunde,. Vroeg men naar de redenen die ons als Franfche onderdaanen of Miöifters redenerende, tot zodaanig een advies permoveerden, wy zouden aldus antwoorden. De Republiek heeft St. Euftatius in eenen weerlozen flaat gclaaten, en fchier ten prooy aan uwen ja zelfs naaren vyand gegeeven. Zy heeft geene moeite aangewend, geene pogingen gedaan, om het aan dien vyand wederom t'ontweldigen. Daar het haar zekerlyk niet aan den goeden wille ontbreekt, moet zulks dus natuurlyk aan onvermogen en haaren zwakken toelbnd geduid worden. Geeft gy nu aan zo eene zwakke Mogenthcid, althans die tot nog toe in gcenen genocgzaamen ftaat van postuur is, het Eiland St. Eustatius te rug, is het te vermoeden, dat zy het niet behocrlyk zal kunnen voorzien van guarnifoen, &c. en des met zal kunnen bcwaaren. Het loept gevaar van eerstdaags andermaal door d'Engelfchen in bezit genomen te worden, en dus door het aan de Republiek weder te gceven, zoudt gy het; wel eens aan d'Engelfchen uwe vyanden kun-  C *3 ) kunnen wedergeven. Weshalvcn het veiliger voor u is die Colonie zelfs te bewaaren, en niet eerder aan de Republiek te reftitueren voor dat zy in ftaat zal zyn die zelfs te kunnen bewaaren ; of wel wanneer zy vreede maakende met Engeland, gy geen gevaar meer loopt, dat het andermaal d'eigendorn van uwen vyand zal worden. Gy handelde 'bovendien, zouden wy 'er byvoegen , des te onvoorzichtiger, omdat gy nu een foort van onderpand hebt, om de Republiek te meer af te houden, van op haar zeiven vreede te maaken met uwen en haaren vyand , want zulks is geenfints uw belang, alzoo die een vyand te minder hebbende , naa rato fterker tegen u zoude worden, even gelyk het ook het belang der Republiek niet is, dat gy afzonderlyk vreede maakt, en zulks om dezelfde redenen. Nu kunt gy zeggen tot de Republiek, indien gy eenen vreede maakt buiten onze medewerking en goedkeuring, althans eenen vreede die niet overeenkomt met uwe waardigheid en luifter, welken wy hebben trachten te onderfteunen en handhaaven, zullen wy u St. Eujlatius niet wedergeeven. Gy zoekt eene alliantie met Holland , niet om Hollandswflle, maar omdat uwe belangen zulks vorderen, en gy elkanderen onderling fteunen kunt- Zo die alliantie plaats neemt, is St. Euflatuis u wederom een waarborg, dat dc Republiek die geicand zal moeten doen. B 4 Deeze  C 24 ) Teeze manier van redeneeren dunkt ons, nn wederom als Vaderlanders fprekende , dat het Franfche Minifterie waarfchynlyk in den zin zal komen, en dat wy dus wel zullen doen niet voorbarig te zyn, en niet al te veel ftaat te maaken , dat Si. Euflatius zo ogenbliklyk aan ons zal overgegeven worden. N. >gthans, niets betuigen wy zal ons liever zyn, dan binnen korten omtrent dit ftuk te mogen zeggen; wy hebben gedwaald, wy hebben verkeerd geredeneerd; de Franfchen waren edelmoediger dan wy ons verbeelden. Intusfchen, evenveel of St. Euflatius ons wat vroeger of wat laater gereftitueerd werde, is het altyd beter da: het nu in Franfche handen is, dan in Engelfchen gebleven was. Immers, onze Kooplieden voorheen gewoon daarop te negotieeren, vinden nu wederom dien handeltak voor hun open, in gevalle dezelve maar naar behooren, in d'aanftaande campagne , door gejjoeg«tame en talryke Convoycn werd aangemoedigd en beveiligd. Men vl eit zich dat de Mediatie van Rusland tusfchen onzen Staat en hetEngelfcheHóf, eenen (boédigên vreede za'. te weeë,' brengen, en Gode geve het, dat zulks door d'iiitkomst bewaarheid word! maar behalven dat het al vry moeiiyk valt om  C *5 ) om zoo fpoedige eenen vreede te maaken, overeenkomftig d'eer en luider onzer Republiek, zonder alvoorens in eenen gedugcen ftaat te zyn, en den Britlchen hoogmoed door even zo goed beraamde als uitgevoerde flaagen merklyk vernederd te hebben, kunnen wy niet ontveinzen, van den beginne af dat Rusland zyne Mediatie aanbood, daar op weinig vertrouwen gefield en altyd vermoed te hebben, dat het eer eene ftaatkundige konftgreep der Czarinne was, dan wel dat het haar oprecht menens zoude zyn. Immers wegens de voordeelen van den Koophandel kunnen nog zy, nog de overige Neutrale en geconfoedereerde Zee-Mogentheeden, naar d'algemeencn of enigen byzonderen vreede verlangen. Wy Hemmen overeen omtrent dit Huk met zecker uitlandfch Politiek fchryver, die fchoon veeltyds in den wind fchermende en herfenfchimmen opdisfchende, zich ncgthans omtrent d'mzichten en mediatie van Rusland vry wel uitdrukt. „ Alle de pogingen, zegt hy, die het Britfche „ Minifterie tot dus verre gedaan heeft, om Rus„ land op zyn zyde te krygen of enigen byftand „ van het zelve te bekomen, zyn altyd vrugte„ loos geweest, zelfs voor dat het plan der ge„ wapende Neutraliteit ontworpen wierd, en nu dezelve eens tot Hand gebragt is, is zulks een „ hinderpaal te meer. Frederik is ook tot die „ confederatie toegetreden, en zulks op uitno„ diging van de Kyzèrinne. Catharina kon niet B 5 «n-  r s6 ) ii onbewust zyn, dat de Koning van Pruisfen de „ groottte vriend der Engelfchen niet was, des „ was zy voornemens geweest deezen dienst te be„ wyzen, zou zy dien Vorst 'er niet toe uitgeno„ digd hebben. Hoe zou zy het nu ook kunnen „ doen,zonder aan de Neutraliteit te renuntieren, „ en zich niet alleen de rechtmaatige vervvyten „ en indignatie maar zelfs de gramfchap en moog„ lyk de wapenen haarer mede geconfoedereer„ den op den hals te haaien; en vooral van Fre„ derik, wiens vriendfehap zy tot dusverre zy al„ toos getracht heeft te onderhouden." „ De Graaf Panin is niet in ongenaade gelyk „ men eerst dagt; hy is nog de raadsman zyner „ Vorstinne, en wagt maar na de"herflelling zy„ ner gezondheid, om wederom als eeriteMinis„ ter te fungeeren. Men weet dat Panin een „ vriend en aankleever van den Koning van Pruis„ fen is, en des by eene natuurlyke gcvolgtrck„ king niet zeer Engelfchgczind kan zyn. Het „ plan der gewaapende Neutraliteit is door hem „ gemaakt, en men kan met redclykheid veron„ derltcllcn, dat 'Catharina door het goed te keu„ ren, deindrukken haarer glorie en roemzucht gevolgd heeft. Zich langs alle weegen eenen „ onfternyken naam v.'iilcnde verwerven, dagt zy „ zich daar toe den weg te baancn, door aan het „ verwonderd Europa de vertoning te geevcn van „ een foort van eedgefpan, door kar ingericht ten „ voordeele van den Koophandel der geheele „ waereld." „Ik  ( °-7 ) „ Ik zal, is zeekerlyk haare redeneering geweest, de fcheidsman en beflisfcher worden van een 5, groot plytgeding, waar by alle de Mogenthee„ den een direft belang hebben. Ik zal het doen „ eynde neemen als Middelaresfe , en de naako„ mclingfchap zal my den luisterryken tytel gce„ ven, van bevreediglter der Zeën. Myne fchce„ pen, die dezelve in groter getal dan voorheca „ doorwaaden kunnen, zullen my eer.cn rang ver„ werven onder de grootc Zeemogentheden. „ Reeds heb ik een foort van invloed op de Poli„ tieke zaaken van Europa, en ik zal nog eene „ veel grotere verkrygen , wanneer men in het „ denkbeeld zal gekomen zyn, dat ik zoo wel „ ter Zee als te Lande kan vechten. Indien twee „ Mogenthedcn die den anderen wangunllig zyn., „ thans myne Alliantie zoeken, zoo zullen onge„ twyffeld alle de andere Mogenthedcn hetzelfde „ zoeken, zoo draa het voor hun geen twyffel „ meer is, dat ik deel aan alle oorlogen, even„ veel van wat foort, kan ncemen." „ De Graaf Panin verzuimde niet om zyn voor„ deel te doen, met deeze geneigdheid tot roem, zyj, ner Meestcresfe, en hy bevestigde haar daar in „ door het aantonen van alle de voordelen, die „ de Rusfifche Koophandel zou genieten uit het „ tot ftand brengen der gewapende neutraliteit. „ De oorlogende Mogenthedcn, zal hy tot Ca„ tharina gezegd hebben, hebben verfcheiclen „ producten uit Rusland nodig, welken zy by de ■ Hollanders koopen, die ze ^erst by ons komen „ haa-  „ haaien. Onze Koopvaardyfchcepen vaaren vry „ en vrank , onder de protectie van de Oorlot de gewaapende neutraliteit toe te treeden „ zuJen de Engelfchcn alle hunne ftaatkünde en „ konstgreepen aanwenden om te beletten dat " tT .-ZüI?S ?,anneemen- Hunne aanhangers in „ Holland zullen hen helpen, en die zyn in groo" Hf5 die„hebbea geen geringen invloed „ op de Staaten Vergaderingen van iedere Pro„ vintie, en vooral op het lichaam dat alle die " d at?, rfPr?zenreertï en zoo zy d'accesfie der „ Republiek niet kunnen beletten, zullen zy ze ten minlten kunnen vertraagen." „ Het zou ook kunnen gebeuren, zal hy 'er by „ gevoegd hebben, dat Engeland den oorlog aan „ de Republiek verklaard. Dan zal Holland den s, bydand der gewaapende neutraliteit reclameren ■ „ maar dan zullen wy die vraag eludeeren, en „ enkel een flauwe hoop geeven. In die onze„ kerheid zal Holland geene bcflisfende party kie„ zen of een flap doen; het zal tot nadere gelegen- „ heid  C *9 ) „ heid uitflellen, d'onafhanklykheid van Ameri„ ka te erkennen, en zich met Vrankryk en Span„ jen te alliceren, om Engeland kragtdaadig op „ het lyf te komen. Holland zal zich langzaam „ en fchoorvoetende wapenen. Buiten ftaat „ zynde zelfs zyne Koopvaardyers te Convoieren, „ zal het zyne goederen in neutraale fchepen „ moeten Iaaden. Langs dien weg zal den koop„ handel en fcheepsvaart der neutrale Natiën de „ vragtgelden van geheel Europa winnen. En„ geland alleen zal 'er hard over fchreuwen, maar ,, men zal aan het zelve rondborftig verklaaren , „ dat alle goederen, zelfs van vyanden,in neutra„ le fchepen vry zyn. De Engelfchen, in toom „ gehouden door de vrees voor de gevoeligheid „ der gewapende neutraliteit, zullen daar meede „ wel genoegen moeten ncemen. Wat zal 'er „ het gevolg van zyn? Dat de neutrale Mogent. „ heden ryk zullen worden, en hunne koopvaar„ dyvaart van dag tot dag zal toeneemen. Uwe „ Majesteit zal intusfen zich in fchyn veele moei„ ten geeven, om d'oorlogende Partyen te be„ vrcedigen. Zy zal aan allen haare mediatie „ aanbieden, allen zullen die aanneemen, maar „ deezen op voorwaarden die aan de mediatie haar „ effect zullen beneemen, geenen zullen die eludee„ ren. Den oorlog zal blyven voortduren, en „ God geeve dat ze nog twintig jaaren aanhoude. „ De meeste rykdommen van het Zuiden zou- den allengskens naar het Noorden gaan , 't „ geen daar door zoo ryk zou worden, als het nu arm is." Tot  (30) Tot dusverre d'aangehaalde Schryver. Wy hebben by deszelfs woorden, die niet van waarheid fchynen ontbloot te zyn , voor ditmaal niets te voegen. Alleenig befluiten wy daar uit, dat 's Lands Vaderen wel zullen doen, gelyk ook van hunne bekende wysheid en omzigtigheid te verwanten is, niet te veel op de goede oogmerken van Rusland te betrouwen; wel deszelfs mediatie aan te neemen , doch teffens zich kragtdadiger dan ooit te wapenen, zoo om de vredes artikelen klem by te zetten, als om des noods die met den degen in den vuist voor te fchryven. Toen Lodewyk de veertiende kort voor het treffen van den Ryswykfchen vreede tot die laagte gekomen was, dat by zelfs niets liever dan vreede begeerde, ja fchicr om dezelve verzogt,was hy nogthansStaatkundig genoeg om eene uiterlre poging te doen.Hy bragt grotere en meerdere Legers dan te vooren te velde; waar door hy veel voordeeligcr voorwaarden bedong , dan men hem anders zoude hebben ingewilligd. Waarom zouden wy zoo een treffend voorbeeld niet volgen, wy die paseenen veldtocht gedaan hebben, zoo het z°lfs dien naam verdient; wy die nog versch, fris en niet afgemat zyn; wy cindelyk, aan wie nog ontelbaare hulpmiddelen voor handen zyn,„om niet alleen lange den oorlog uit te houden, maar zelfs onzen vyand zodaariig af te marren, dat hy ons ten lesten met gevouwen handen om vreede zal moeten fmeeken! Dat men geene vreede maake dan die ons eer aan doet! Ja, dat men der Britten hoogmoed eerst ver; :eederc, en voor den BataafTchen heldenmoed en edel-  c sï) edelmoedigheid doe knielen. Onze Zeehelden hebben reeds getoond wie zy waren, en wy hebben 'er nog een reeks, die hun leven voor het Vaderland veil hebben. Verfchillende zyn de gevoelens omtrent de al of riïet nabyheid van een Alliantie Tractaat, tusfchen de Republiek en Vrankryk; want terwyl fommigen in den waan zyn, dat het reeds heimelykzoude geteekênd zyn, verbeelden zich anderen dat zulks onmooglyk is; wyl Rusland het niet zoude dulden in qualiteit van middelaresfe, en hetzelve zoude aanmerken als een ftap, eerder (trekkende om den oorlog te verlengen , dan wel om door middel zyner tusfehenkomst eenen fpoedigen vreeden te erlangen. Ons aanbelangende , wy zouden ons liever by d'ecrfcen voegen , als overtuigd van de nuttigheid van zodaanige eene Alliantie , mids eenig voor deezen oorlog, en ons verzeekerd houdende, dat 's Lands Vaderen zodaanig Tractaat insgelyks als den fteun en het meerder behoud van de Republiek aanmerken moeten, en des ook naast denkelyk deswegen reeds zederd ecnigen tyd met de Franfche Kroon in onderhandeling zyn geweest. Te meer vermoeden wy de nabyheid vandatTraclaat, omdat de Heer Adams, der Amerikaan en ge- .mach-  C3» ) machtigde alhier, nu kortelings op zyn voorlTel om insgelyks met zyne Meesters een TracTaat té maaken , om bepaald antwoord aangedrongen Wy zouden hier gelegenheid hebben , in 't breede de nuttigheid aan te toonen, en van eene Verbindtenis met Vrankryk, en van een Traftaat met de N. Amerikaanfche Staaten; doch deeze ftoffe is reeds door eenige edog weinige kundige pennen , zoo volledig afgehandeld, dat wy 'er niets van aanbelang zouden kunnen by voeden, en wy verwyzen den leezer met genoegen , voornaa* mentlyk aangaande het Tractaat met Amerika, tot het geen in No. 6 en 7 van zeeker nieuw Tydfchriit, onder den tytel van Hollandfche Politieke, te leezen flaat.  CS3) ENGELAND. - "*, #^\Ndanks de fhorkeryen van het Britfche Mt\_J> niiterie, verlangt, volgens d echtlle berichten, het grooriïe en reedelyklle gros der Natie , ja zelfs dat zoo uiterlyk koppig Minifterie, innerlyk wel deeglyk naar vreede; en geen wonder ook, want aan alle omftandigheeden blykt, dat de Britfche onderdaanen met het grootfte ongeduld d'onheilen , d'imposten en armoede weerftaan , waarmede zy door den Oorlog, voornaamentlyk met onze Republiek, overlaaden worden. Een algemeen misnoegen heerscht 'er in de Steden, alwaar de gemecne man nier kan betlaan, dan door middel van de Fabrieken en Manufacturen, die allen verlopen of fülltaan. Wel is waar , men hoort nog niet in Engeland dat het gemeen tomelooïhedcn of muiteryen begaat, maar wy geloven dat deszelfs uitfpattingen veel minder gevaarlyk zouden zyn, dan de tegenwoordige kalmte , die te kennen geeft, dat het innerlyke finert gevoelt en opkropt. Maar wat zal het zyn , indien die eens uitberst, waar toe d'aanbitzingen van een Wtïkes of een tweede Gordon enkel nodig zyn? Dan zal de woede grooter en van veel gevaarlyker gevolgen zyn, naa evenredigheid dat dezelve langer in de gemoederen is gistende geweest. Staatsm. Jan. C Mes  C 34 ) Men gelovc het vry,- de Mmifters, en de Koning zelfs, fchoon eene uiterlyke gelatenheid vertonende, zyn deswegens bedugt; want het n-rote gros der Natie, vooral de lagere Handen , zyn zodaanig misnoegd over d'Administratie, dat het en voor Koning en voor Ministers wel eens allergevaarlykst zou kunnen worden , eenen oorlo^te willen verlangen, die zederd eenigen tyd ongelukkiger dan ooit gevoerd wordt. Men verbeelde zich niet, dar Engeland met tegenzin de Mediatie van Rusland aanneemt, gelyk men uit deszelfs jiiterlyk gedrag zou kunnen opmaaken. Het is er innerlyk over verheugt, doch wil uit Staatkundige veinzery zulks niet toonen , om te betere voorwaarden te kunnen bedingen. Wee het Land daar de gryzaards jongelingen zyn ! George III. is op zich zeiven een braaf man en goed mensch, die geene kwaade hoedanigheden bezit. Doch geen doordringend verftand hebbende , te veel op zyne Ministers betrouwende en door dezelven geflingerd wordende, zal hy intusfchen een dier koningen zyn, wier regeering ai* lernoodlottigst is geweest voor Groot - Brittannien. George is in 't geval van meer andere Prinfen, die van den besten inborst voorzien, doch geenphe* nixen van hunnen tyd, of geen verfland genoeg of geen moeds genoeg hebben, om zelfs het roer der zaaken in handen te neemen; die zich door anderen en tot hun ongeluk door verkeerde raadslieden laaten regeeren. Zy zouden wel van harte willen, «Jat hunne onderdaanen volmaakt gelukkig waren,  C 35 ) ren, maar zy hebben zoo veel vermogen op zich zeiven niet, om een Minister die dézëlveri ongelukkig maakt te bedanken en te vervvyderen. . Had George, die van nature goedaarrg en reklyk is, door zich zeiven geregeerd; zoo goed hy kon door zyne eigen oogen gezien , en met bedaarde lieden des noods te raade gegaan; N. America zóu nog aan zyn Kroon gehechtzyh. Het zyn de Ministers van George, (en helaas! men ziet hetwel elders dan in Engeland;) die hunnen Meester doof gemaakt hebben voor de klachten der Americanen, en die de kunst van corruptie en omkoping in Superlativo gradu bezittende , het Parlement onrechtvaardig tegen diezelfde Americanen deeden worden. Door hun toedoen zyn alle vier de Waerelddeelen in vuur en vlamme rezet. • Dc koppige hoogmoed dier Ministers, die zy hunnen Meester ondanks' zich zeiven hebben ingeprent , heeft hen den weg der wapenen boven die ecner reklyke zagtzinnigheid doen verkiezen; en zy zyn te dom , om de waare macht der Americanen te kennen. Door dien zelfden hoogmoed hebben zy aan Engeland zyne geallieerden doen verliezen, en vyanderi in de plaats verwekt. Rampzalige regeering! . Wanneer zy eyndelyk geen uitweg meer zullen' weeten , dan zullen zy , en mooglyk hebben zy het reeds gedaau, de nnuraale Mogendheden on-, C 2' der  C 36 ) der de hand aanzetten, om van Engeland te vorderen , dat het d'onafhanklykheid van Amerika erkenne, en tellens derzelver mediatie tot eenen algemeenen vreede aanneeme. Dit durven wy fchier voorfpellen. En wat ander middel is 'er tog voor hen over , om het Ryk niet geheel te gronde te helpen , en onder deszelfs fchulden te doen bezwyken? Om in dit tegenwoordige jaar den oorlog uit te houden, moet de Natie aan den Koning 30 Milioenen Sterlings bezorgen. De Nationaalc fchuld van Engeland bedraagt reeds nu , 198,206,000 Sterl. Des de 30 Miliocnen nieuwe fcbuld 'erby gevoegd, zal primo Januarie 1783 de geheele fchuld zyn, 228,206,000 Sterl. De jaarlykfche intresfen dier onnoemclyke fomme, zal dan belopen op circa 9 Milioenen, daar zy in 1776, hec tydftip toen d'Americaanfcbe Oorlog eerst begon, niet hoger liepen , dan 4,300,000. Pond Sterl. Thans is Engeland zoo verkwistend, en nog geen eeuw geleden zag het eenen oorlog als vcrderflykst aan, ja die abfolut ten fpoedigfhe moest geëindigd worden, indien door dezelve de jaarlykfche uitgaaven , met een mihoen tien of twaalf vermeerderd wierden; terwyl men nu dertig milioenen in een jaar voor een beuzeling houdt. Een Engelsch Rekenaar , die de fchulden zyner Natie nog hoger fielt dan wy dezelve volgens de gemeene opgaven zoo even bepaalden, geeft daar van de volgende bereekening. Pt  C 37 ) By den dood van Koning Willem, was de nationaale fchuld omtrent 16 Milioenen, cn toen Koninginne Anna ftierf, was ze reeds tot 50 Milioenen aangegroeid. In 1722. waren 'er nog 5 Milioenen bygekomen, doch van 1726. tot 1739. gedurig iets afgelost zynde, was toen nog de fchuld. . . . 4Ó,s8o,66o.P.St. Den oorlog van 1746. tot 1749. voegde 'er by aan fchuld. 31,680,346. Het totaal in 1749, bedroeg. 7 8,160,906. Tot 1755. waren gedurende de vreede afgelost. . . 3,089,641. Het totaal in 1755. bedroeg. 75,071,265. Door den oorlog van 1755. is de publieke fchuld vermeerderd met. . .' . 71,504,580. Het totaalin 1765. bedroeg. 146,575,845. Gedurende 10 jaaren zyn afgelost. . . . 10,240,065. De geheele fchuld was dus in 1775- • • • 130,333.730. C 9 Va»  Van t -76. tot 1781 .in cluis, heeft Engeland genegotieerd eene fotnme van. . . 63,487.500, Te faamcn uitniajkende. . 199,821,220. Uier by gevoegd de fchuld voor het jaar 1782. . . 30,000,000. Des zal primo January 1783. de geheelé fchuld zyn. 229,821,280. Te recht mag men dan vraagen ; van waar zullen d'intercsfen en de capitaalen gevonden worden, indien de oorlog nog eenigen tyd blyft voortduren? Hoe is het mooglyk dat eene zoo in fchulden fteekende Natie haare geldleeningen nog al taamelyk Ipoedig vervuld ziet, fchon 'er zeekeral nu en dan kunst en vliegwerk toe behoort? Tot nog toe heeft het Crediet der Bank 'er veel toe gedaan, doch wanner die eens wankelbaar wierd, zoo ze het reeds niet is, wat dan ? Voor zeeker een generaal Bankroet zal 't ëeriigfte hulpmiddel zyn, dat 'er overfchiet. Het is bekend, hoe de Bank tegenwoordig de geldleeningen voor de Regceringgemaklyk maakt, door aan d'inteekenaars zeekcre ayans te doen. Zy heeft ook verfcheide maaien haaren uitleg en kapitaalen vergroot, waar van zy het montant aan de Regeering telkens tegen laagere interesferf fchoot;  ( 39 > /êhoot; invoege dat begonnen hebbende in 1694. aan de Regeering 1200,000 Ponden Steilings op te fchieten , zy reeds in 1758. onder dezelve had, by de elf milioenen, tegen 3 per cento, en nu zoo beweerd wordt meer dan agtien milioenen. Dit alles belet evenwel niet, dat Engeland op nieuwe en geltadige middelen van finantie zal moeten bedagt zyn, om de interesfen zyner fchulden en de daaglykfche uitgaaven in vreede te kunnen goedmaaken ; en de tocncemende lasten en imposten , waar van fommigen al vry hard en haatelyk zyn, leveren 'er een duidelykst bewys van op. De Bank zelfs fcbynt thans bouwvallig te worden. Door haare laatile operatie en het inroepen van 8 per cento op haar Capitaal, terwyl zy haar dividend van 5' tot 6 verhoogd heeft, toont immers, dat zy gebrek aan contanten heeft. Kortom, onzes oordeels zal Engeland veel moeite hebben, om zyn crediet (baande te houden. De Fondfen zyn 'er tegenwoordig veel laager in prys dan in July 1779, toen de Gecombineerde Vloot in het Canaal was en het gedreigd wierd met een landing. In dien tyd golden de 3 percento geconfolideerde annuïteiten , van 61 'tot 59 en een quart, daar zy tegenwoordig nog geen 56 doen. Hier uit ziet men, hoede tegenwoordige oorlog Engelands crediet doet daalen. Wat zou het zyn , indien het eens een gedeelte zyner Marine verloor, of 't zy in d''Eilanden of in d''Indien een gevoe • lige klap kreeg. C 4 Ons  ( 40 ) Ons Vaderland , "de Republiek , bezit in zyncn boezem kragfdaadige waapenen , waar van het te wenfchen was, dat het een recht en gepast gebruik tegen den vyandigen en trouwlozen Brit wilde maaken. De Republiek is opgepropt met Kapitalisten, wier gelden, helaas maar al te vaak telkens voor Engeland gereed laagen ja nog liggen. Dat zy ophouden hun geld te ichietcn, ia dat zy het aan haare bnderdaanen en inwoonderen verbiede; want het is even zogoed, als of men de wapenen aan zyn vyand in handen wilde gee. ven om 'er ons naderhand te gemaklyker mede te kunnen vermoorden. Het Hollands geld gaat nog van tyd tot tyd naar Engeland; maar dit eens ophoudende zou de Brit byftor verlegen raaken en meer getroffen en verzwakt worden, dan iq! dien hy zes Zeedagen verloor. En indien onze Geldleeners eens goedvonden hunne actiën op te eifchen, welke zou dan niet de verlegenheid van Engelands Bank zyn? Hoe laag zou het Credit en dus de Fondfen niet daalen.' De remifes naar Holland zouden rafth een zichtbaar gebrek aan contanten in het ryk te weege brengen. Het zou eene dodelykfte en welverdiende neep voor onzen wand zyn. Vraagt men wat onze Capitalisten met hun jrèld zouden doen? Het is een oewezen zaak, dat zy het in de Republiek met renteloos behoeven te laaten liggen , en cp hondcrley wyzen met voordeel kunnen plaatzen. Wy en anderen met ons hebben het hun meer dan eens bewezen, cn wy zuïkn het hen by  C 41 ) by nadere gelegenheid nog eens duidelyk aantonen. Men zegge zoo veel men wil, Engeland zal nooit bankroet gaan, of zyn crediet in de waagfchaal treilen; onzes bedunkens zyn de Capitalisten der Republiek, die hun geld in Engeland hebben , in de hachlykfte omfiandigheid; fchoon zy het wegens hun rukeloos vei trouwen wel een weinig verdienen. Engeland zegt men, heeft altyd prompt betaald, en des zal het ook wel blyven betaalen. Fraaie en treffende argumenteering! zeer gefchikt om kleine kinderen of domoren te payen. Zoo lang iemand geld heeft betaalt hy ; maar dat men ons de kunst leere om zonder geld te betaalen. Men zou 'er Engeland zeekerlyk eenen grooten dienst meede doen; want om alle voorgemelde redenen is het te vermoeden , dat de Minifteriale beurfen 'er binnen korten zullen uitgeput zyn, Te recht kan men voor het tegenwoordige het Crediet van Engeland vergclyken by dat van een Bankier, wiens verbindtenisfen doorgaans beter geloof verdienen dan die van mecnig groot Heer; omdat hy met d'uiterfi-e naauwgezetheid altyd zoo lang betaalt, tot dat hy in eens met betaalen ophoudt. De Hütorie der Britfche Finanticn flemt naa genoeg overeen met die van zeekcre in ons Land wel bekende Koophuizen of Comptoiren. Zy wierden groot door hunne zuinigheid , ca goed overleg, en verwierven een even zo algeC 5 meen  C 4* ) mm ds onbepaald crediet. Niet te vreede met redclyke winst breideden zy hunnen handel te verre uit; heten 'zich door onvoorzichtige fpeculanen verleiden , en eindigden met zich te ruineeren en voor eenige weinige percenten met hunne crediteuren te accordeeren. Waarom ook zou Engeland tog meer bevryd y-yn van het noodlot dat alle te ondernemende en te verkwistende Natiën wedervaaren is? Of zoude dezelfde oorzaaken dan niet meer dezelfde uitwerkingen hebben ? En moet het misbruik dat van het Crediet gemaakt wordt, niet noodwendig öat Crediet doen te niet loopen? * P H O-  C 43 ) PHOCION aan ARISTIA& GY begeert, myn waarde Aristïas! de middelen te leeren kennen , welken men tegen de aanwezende kwalen voor ons Gemeenebest diende te gebruiken , en u laaten onderrechten van de wegen toe behoud, welke onze toeftand zelfs ons nog aan de hand geeft, om daarvan verlost te raaken.' Welaan, ik zal aan uwe begeerte voldoen. Ik houde my verzeekerd, dat gy re kundig zyt om niet te begrypen en overtuygd te zyn, dat naamlyk de Voorzienigheid een zodanig verband tusfchen de Zeedeleer en het Staatsbeftuur gefield heeft, dat het heil der Staaten van de beoeffening der deugden afhangt, en dat hun ondergang doorgaans met het aanneemen van eene of andere ondeugd zyn begin neemt. Gy zult u dan ook zonder moeite een regel kun nen maaken, om over het gewicht der wetten, ter verbeetering en behoudenisfen van ons Gemeenebest zoo noodzaaklyk , naar waarde te kunnen oordeelen. De meestgcfchikfle tot het matigen onzer hartstochten, en het regelen der openbaare volkszeeden, zyn ook de allernoodzaaklykfle, en moe ten boven allen engefchonden bewaard worden. Geen tyd, gecne omftandigheid, geen voorwendzei,  (44) «1, moeren dezélvw feünrrêri doen verwaarlozen. Wanneer de wettert op de reden in flanel blyven, zyn alle danderen in veiligheid; maar die m verval en onbruik gerakende, volgt daar noodwendig de val der guntfche Regeering op. Hoewel alle ondeugd verderflyk is, gelyk alle deugd voordeeüg, moet men , wanneer men voorheeft een bedorven gemeenebest te hervormen, zich niet aan eenen blinden yver overzeeven. Men moet met een zekere wyshouiing te werk gaan Zo wel als 'er vrugtbaare deugden zyn, welke eikanderen over en weder behulpzaam zyn, en voor alles door de Staatkunde ,n een Staat, die dezelyen nog bezit, moeten aangekweekt worden ; zo heeft men ook vruchtoaare ondeugden, die om zo te fpreeken, voortteelfccrs en broeinetten van het bederf zyn' en deezc-n uit den Staat te bannen, moet het eertte werk der Staatkunde wezen , in een bederve Gemeenebest. Aan het hoofd van zodaanigen is die ondeugd, voor weike ik geen naam weet; een wangedrocht met twee Lichaamen, zaamgettcld uit gierigheid en verkwifting, 't welk nimmer moede wordt, noch van naar zich te haaien, noch van te ver' ipilien; wiens behoeftens altyd weder aangroeiende en onverzaadbaar blyvende, geen onrechtvaardigheid te zwaar zullen vinden. Indien 't noch zwak is of zich met een foort van fchaamte en fteelsvvyze laat zien; verenig dan alle uwe krach-  C45 ) krachten en wees gehard , om het met moedigheid aan te taften. Vervolg het tot in zyne laatftc verfchanfingen, want zo het niet bukken wil, hebt gy niets uitgevoerd. Hoe fchriklyk dwaalen veele vrye Staaten, met de weelde in het openbaar te willen verbieden , en ze in den fchoot der huisgezinnen te dulden; met de zeeden tot gemaatigde ftemmigheid uit te nodigen, door wetten tegen praai en kostbaarheid, en die weder te bederven door de pracht van openbaare feesten. Indien deeze ondeugd het gantfche lichaam der Burgery gevat heeft, en met zo veel onbefchaamdheid als heerfchappy haar gezag oeftent, zult gy haar flegts boosaartiger maaken, wanneer gy haar van vooren en als voor de vuist wilt aantasten ,• ja gy zult haar een nieuwe overwinning doen behaalen. Maar gebruik dan list tegen j dit gedrogt, en met een woord, tracht het magteloos te maken zonder iets te waagen. Deeze wanftallige ondeugd , waar van ik u fpreek , brengt duizend anderen voort, die als zo veele bondgenooten , hulpbenden en om zo te fpreeken als Lyfftaffieren zyn, welke voor derzelver veiligheid waaken. Zoek de gunftige omftandigheden en tydftippen voor uwe onderneeming uit; geef dan eens de verwyfdheid of de verkwisting eenen neep; breng dan eens weder de weel-  C 46]) weelde in verachting. Zo zult gy möogïyk te' eemger tyd zoo verre komen, dat gy wetten zult kunnen maaken, welke, door het ftellen van paal en perk aan de nyvre winzucht en geldgierigheid in der burgeren middelen die bovenmaarige onevenredigheid zullen doen verdwynen, die hen allen, hoewel door verfchillende ondeugden ten verderve brengt: ' Met de u gewcezene orde in de aankweeking der deugden te volgen, zult gy, waarde Aristl as, de voor de Maatfchappy zo fchadelykfte ondeugden zien vallen; want niets is van meer vermogen tegen die verkwistende begeerlykheid, dan de maatigheid. De lust tot den arbeid zal de luiheid verdryven, de zucht tot glorie en de vrees der Goden zullen die laage en onverftandige neiging vernietigen, welke alle ondeugdzaame Burgers belet, hun byzonder heil in het algemeens welzyn te zoeken. Daar zyn evenwel tyden, dat men zelfs om wyze redenen, van dezen weg moet afgaan. De Staatkunde moet dan de deugd, die by het Volk nog niet t'eenemaal is verloren geraakt, aanmoedigen, en niet die deugd alleen, die op zich zeire de gewichrigfle of de voordeligfte voor de Maatfchappy is. By voorbeeld Aristias, het is by ons thans een gebruik, dat het geld eertyds beftemd tot den oorlog tot andere zaaken, en onder anderen tot het vertoonen van blyfpeelen hefteed wordt. Wat is'er het gevolg van? Men heeft  (4?) heeft by ons geene loftuitingen meer over, dan voor het Toneel. Onze Magiilraatsperfonen en hunne fpeehneisjes dryven een openbaaren handel met de magt van het Staatsbewind; zy zien met onverfchillige ogen en mooglyk met vermaak, de kwalen van het Gemeenebest aan. Gelooft gy dat men in zo eene algemeene bedorvenheid , hen plotfelings de waarheid onder het oog zou moeten brengen. Neen , dat moet gelenig gefchieden, want die lieden zeiven, die over onze wanorders zuchten en nog verlangende zyn om het goede onder ons te zien , zouden 'er van afgefchrikt worden, door den wyden fprong die hen in eens ter verbetering te doen ftond: de kwade Burgers zouden , op 't befchouwen van de aan hen voorgedrage wyze zaken gelooven, dat men, met hun hunne ondeugden teontneeraen, hun van hun geluk zogt te beroven. Geloof my, alle hervorming vereischt met d'uiterfte omzigtigheid ondernomen te worden, en deze omzigtigheid zelve fchynt als eene nieuwe kastyding te zyn, waar mede de Maaker der Natuur onze ondeugden ftraft, en waar cloor hy ons waarfchouwt voor het toekomende, om te waaken tegen een bedetf, 't geen zo moeilyk te gencezen valt. Om de vooroordeelen weg te krygen, moet men fomtyds de infehiklykheid zo ver trekken, dat men die fchyne aan te neemen. Om een ondeugd te vernielen, moet men fomtyds veinzen eene andere ondeugd te begunffigen. Nademaal alle deugd nuttig, en 'er geen deugd is, die ons hart  C 48 ) hart niet voorbereidt tot het aanneemen van een tweede deugd, zo toetst en hertoetst, zonder moede worden de geneigdheden uwer Burgeren Eens gefhagd hebbende, zie toe dat gy de vruch daar af niet verliest, door te verzuilen voorde tweedemaal een kans te waagen. Doe uw best om m de harten een vonk van glorieliefde te doen geboren worden, die met behulp van een weS verwaandheid al veel te weeg kan brengen Sès noods, neem u toevlucht tot de driften zelfs vlakken." * * * » Het zyn de hartstochten der ziele, waarvan de Staatkunde zich bedienen kan, omdat deSe met ons geboren worden, en niet dan met ons e gelyk derven; omdat zy geene vermoeying of walg onderworpen zyn, en men hen in zeker Opzigt e.n gedaante var,deugd kan doen aanneeZ\ •I?USfan'Sc ^ de afgunst of nyd, de jalöersheid de Staatzucht, de hoogmoed cn verwaandheid. Deeze driften zyn aflchüwlyk in hunnen aart, nogthans gebeurt het zomwyle, dat zy m de handen der Staatkunde tot nuttige prikkels gemaakt worden. Gy hebt evenwel te weeten myn waarde Aristias dat gy d ondergang van het Gemeenebest verhaasten zult, zo gy van deeze hartstochten gebruikmaakt, zonder vooraf de kunst gevat te hebben , van hun een foort van fchaamte m te planten, en ze met d'ene of andere gepaard §Mn' die d^ve maatige Een  C 49 ) Een bekwaam Geneesheer bedient zich niet van het, zelfde geneesmiddel, tegen alle kwaaien. Een Zeeman reeft zyne zeilen beurtelings in of uit. Dan mydt hy de kust, dan nadert hy dezelve weder/. Hier werpt hy het anker uit; daar vaart hy voort mét het dieploot in de hand; op andere tyden laat hy het met een frisfchen wind doorftaan. Van gelyke fchikt een goed Staatsman altyd zyn gedrag, naar de verfchillende omftandigheden waar in hy zich bevindt. Hy peilt de wonden van het Gemeenebest, en let meer op de kwaadaartigheid van elke ziekte zelve, dan op mm of meer geweldige toevallen, die zy veroorzaakt : hy wanhoopt zelfs fomtyds aan het behoud van het Gemeenebest, als de Burgers nog in de völmaakfte rust zitten. De ziektcns myn Aristias, die in den eer'flen opflag de verfchriklykfle fchynen, zyn niet altyd de gevaarlykfle. Wanneer men een Staat door partyen, ftrengen en faamenfpannen verdeeld ziet, maakt men zich 'er doorgaans een naar en droevig denkbeeld van; men gelooft dat hy op het punt van zynen ondergang is; men vreest dat de Burgers de wapenen opvatten en eikanderen van kant zullen helpen , of dat hunlieder (bad aan een vreemden vyand zal ten prooi worden. Maar geloof vry, menfchen, aan geene grofïle ondeugden overgegeeven, zullen niet ligt tot het alleruiterfte komen. Zy zullen hun ftad tot geen flagveld maaken , hoe woedende zy ook fchynen mogen. Zy zyn wel Staatsm. Jan. D vy«  < So) vyandig, maar ook teffens onderlinge Burgers, en men zal hen zich wederom zien vereenigen, om als een eenig man te ftaan, in geval een vremde hen durft aantasten. Hou u zelfs overtuigd, dat zy hun wanorders ten leste moede worden, en zelfs een hulpmiddel daar tegen zoeken zullen. Gy weet in wat toeftand ons Gemeenebest zich even gelyk nu, ja zelfs nog veel erger, bevonden heeft. Men zou evenwel ongelyk gehad hebben , de hoop voor het Gemeenebest op te geeven , toen by voorbeeld onze Vaders onder het Juk van Pi/istratus bukten. Strenge en mannelyke zeeden moesten als voor een rugfteun tegen de dwingelandy ftrekken. Het kwaad was groot, maar de gemoederen waren in ftaat om een veel groter geneesmiddel te verdragen. De oude deugd der Atheeners kwam boven , en kon evenwel geen flaverny dulden. Het Gemeenebest wist door eene moedige poging den dwingeland te verjagen , zyne keetenen te verbreeken, en kwam wederom veel vryer dan ooit te voorfchyn. De Vaderderlandsliefde kreeg nieuwe kragten, en onze Vaderen deeden wonderen van dapperheid en grootmoedigheid. Prent het u wel in 't geheugen , myn dierbaarfte vriend, dat de Staatkunde van de kwaaien uit de zeeden oordeelt , een als de Ge'neeskunde uit de pols. Hoewel Pififïratus zoo een Dwingeland was, als de Goden in hunnen toom  CS* ) roorn geeven, dat is te zeggen, of fchoon hy een Dwingeland was die zich vreesde gehaat te maaken door geweld; die met behendigheid het juk wist te vermommen, dat hy ons opleggen wilde ; die met eene geveinsde zagtmoedigheid te werk ging, en zich agter den gryns vanregtvaardigheid en zorg voor 't welwezen van den Staat verborgen hield; nogthans kon hy de ftandvastigheid en den moed van ons Gemeenebest niet verfchalken of afmatten. Daar en tegen, hoewel de dertig Dwingelanden , aan welken Lyfander ons gelaste te gehoorzaamen, haatelyke monfters waren, en voor hen geen recht te heilig of onfchenbaar was ,• of fchoon zy beeken bloeds deeden ftroomen, ja, om 't met een woord te zeggen, hoewel hunne buitenfporigheden onze Vaders hadden moeten tot wanhoop brengen, nogthans wist ons onderdrukt en rampzalig Gemeenebest niet anders te doen, dan te weenen en te beeven. En wel hierom, drhtias, om dat Pericles ons flap gemaakt had door ledigheid, vadzigheid en 't neemen van vermaak; óm dat ieder Burger in zyn huis met een menigte onnutte behoeftens geballast geen Vaderland meer had. Daar moest een gebannen en vlugtende Trafybulus komen, om onze banden te verbreeken ; maar dees niet aan onze zeeden, maar aan onze Dwingelanden alleen vyandfchap gezworen hebbende, waren wy niet in ffaat om gebruik te maD a ken  C50 ken van die gelukkige omwending, die deszelfs heldenmoed had doen geboren worden, Wat baatte het ons, onze oude Regeringsform wederom aan te neemen, wanneer onze bedorvene zeden al deszelfs krachten hadden verflapt en verbroken? Het is met de kwaaien van een Gemeenebest tot het uiterfte gekomen, wanneer gelyk thans by ons plaats heelt, de Burgers aan de fchaamte gewoon geworden, gerust met hoon en fmaad bedekt zitten , en de glorie by hen als een ydele zaak in enkele inbeelding beftaande , aangemerkt wordt. ; Doet eene ftrafwaardige wysbegeerte hen met medelyden een Held, ja zelfs een gemeen eerlyk Vaderlander aanzie»; maak dan Haat myn waarde ■Arijtias, dat alles byna verloren is. Wordt een Gemeenebest d or geene geweldige beroertens gefchud, om reden, dat men daar die gewoone geoixeken niet meer vindt, welke veronderftellen, dat 'er in de ziel nog kracht en verhevendhcid is; vrees elan veilig die verraderlyke kalmte. De waarheid is dan uit de haiten dér meesten verbannen , en de leugen is op de lippen van kleinen en grooten. Een laag eigenbelang is dan niet alleen de richtfnoer van de handelingen der meesten, maar zelfs de ziel hunner overdenkingen. Gy zult zien dat de Magiilraatsperfonen elkaar onderling lagen leggen , dat de Staatzuchtige enkel daarop uit is, om dengenen, die met hem even na haat, door lasteringen zwart te maken; om zyne  C 53 ) zyne mededingers in den grond te zetten , maar zich zelfs nimmer de moeite intusfchen gevende , om boven hen in verdienfien uit te munten. Met een woord, de ondeugden hebben de geesten een doodlyke ilaapziekte aangezet. Ik heb u tot dusverre een fchets gegeeven, myn waarde Aristias van onze kwalen, maar gy kcndt ze nog allen niet,- want 'er zyn die dit Gemeenebest in zeeker opzicht van buiten aankomende deszelfs toeftand veel droeviger kunnen maaken. Het kan namentlyk teffens zyn eigen ondeugden en die van zyne Naburen te vreezen hebben. 't Geen in der daad myne geweldige vrees voor ons Vaderland verdubbelt, is dat ik alle de Staaten van Griekenland hun onderling bederf en ondergang zie zoeken ,• terwyl wy voor onze poorten een vyand hebben, die Staatzuchtig en ontzag* lyk is, en maar na een goed voorwendzel wagt, om zich in onze zaaken te mengen, en ons op den hals te koomen. Laat ons vreezen, dat wy ons Gemeenebest willende behouden, zyner Staatzucht niet in de hand werken. Eene omwending, zodanig als door Likurgus eertyds te Lacedemon verwekt werd , kan niet gefchieden, zonder eene allergrootfle beweging in de gemoederen te doen ontftaan. Welk een tegenltand zoude de aannadering der goede zeden van onze bedorven Burgers niet te wagten hebben ? Gy zoudt hen, ftout op de befcherming D 3 on-  (54) onzer jaloerfche en onrustige Nabuuren , van Dwingelandy hooren fchreuwen, en door geheel Griekenland en tot in Macedonië» hunne kragten zien brengen. Philippus , onder voorwendfel van een gedeelte der Burgeren te befchermen, en onder ons den vreede te herftellen, zoude op den Atheenfchtn bodem komen. Deszdfsloontrekkers en vrienden, maar vyandcn van de deugden, zouden hem onze poorten openen, en hy zoude niet in gebreeke blyven, de party der ongerechtigheid en der kwade zeden te begunftigcn , om zich noodzaaklyk te maaken, en de grondftagen zyner Heenchappy over ons te leggen. Van binnen zwak ja bedorven, van buiten bedreigd, moeten wy ons eene Staatkunde maaken, die met onzen toeitandbcsi overeenkomende is; en die is zodanig, dat een al te fchielyk werkend middel noodwendig onzen ondergang zou veroorzaken. Andere n den, andere omflandigheden zyn 'er nodig om ons te erbeteren, en ik bid de Go* den, dat ze dien geboren doen worden, en zy zullen het ook doen, Ar is t tas.. De Macedonifche macht die ons verfchrikt, ftaat thans op een broozencn wan kei baaren grondfteun. Laaten wy elk op ons behoud bedagt zyn, terwyl wy den tyd afwagten, dat Macedonië wederom onder die duistcrnisfe en in die zwakheid kom<--, waar uit het door Philippus en zyn Vader getrokken is. Laat  C 55 ) Laat ons maar te vredcn zyn, als wy nog (taande blyven; en hebben v\y al geene andere deugden genoeg, laat ons ten minden voorzigtigheid en heldenmoed bezitten. Doch dees laasce zal ons nooit onfbreeken! Maar zagt ! Hier hoor ik de driftige welfprekendheid van Demesthenes ! Ik rade u den yreede aan, zegt hy, om dat de oorlog onzen val naar zig fleepen zoude Neen! Laat ons oorlogen en onze kragten beproeven , doch teffens, daar Wy onze zwakheid gewaar worden , laat ons evenwel de voorzigtigheid hebben van vrienden te blyven met de geenen, die het thans nog zyn! Laat ons tonen, dat wy niet bloot voor eene opkomende gramfchap vatbaar zyn; maar dat wy ook zoo ras niet weder kunnen bevredigd worden. Het is eene eigenfchap der driften, van zich fomwylen met een foort van verrukking te vertoonen, en ook aldus te werk te gaan. Bloodaarts, gierigaarts, &c, hebben oogenbhkken van moed en mildheid,-maar men moet 'er geen vertrouwen op hebben. Met hoe meer geweld eene drift buiten haaren (land raakt, hoe eer zy genegen is, derwaards te keeren. Om ftaat op onze hartstochten te kunnen maken, moeten zy dour dikwerf uitgedoofd en weder ontflooken te zyn, aan onze ziel den tyd gegeeven hebben , om eene heblykheid te krygen Nieuwe hoedanigheden zyn broos en veranderlyk ,• middelmatige en dikwyls herhaalde beproevingen verfterken dezelve; maar al te groote hinderpaalen vernietigen haar. D 4 Hier  ( 56 ) Hier uit maak ik op, dat wy voor het tegenwoordige , geene genoegfaame vruchten van onze driften trekken kunnen,- en ach! of ik my mogte bedriegen. Men zegt wel,het geluk kan onsgunftig wezen , maar aan een deugdfaam Gemeenebest komt het toe, op gelukkige toevallen te mogen wagten, en te weeten met de gunsten van het geluk zyn Voordeel te doen. Ik zeg het zonder ophouden aan myne Landgenoten, gy zyt dat Volk niet meer,'t geen voormaals over de machten van Azie zeegenpraalde. Ik verzet my fleeds tegen het aanneemen van eenen laagen en laiTen vreede. Gy zyt nog jong, Ariftias, en mogte het de Goden behangen, dat gy geen ooggetuigen immer werdtvah de rampen, welken ons Vaderland dreigen. Hoedanig ook de toekomende tyden mogen wezen, wapen u met eene wyze ftandvastighcid ; laat nimmer de zorg van het Gemeenebest varen; bewaar het van dezen dag af aan, met een voorbeeld van goede zeden te geven aan een tomeloze jeugd, we]kc de hoop van het Vaderland moest uitmaken, maar het nu buiten hoop fielt. Indien men aan uwe raadgevingen 'teenigentyd gehoor geeft; zoo u 't eenigen dage het roer van dit fchip, dat van alle kanten water inkrygt, in handen komt, wees dan bedagt, het nimmer te vérre van de Haven af te houden, nog u in volle zee te begeeven , dan na dat gy het zult gekalfaterd  C 57) terd hebben. Indien de Goden gunffiger omftandigheden aanbrengen, en wy niemand dan ons zeiven te vreezen hebben; zo wy ten lesten een walg van onze ondeugden krygen; zo het de Hemel toelaat, dat gy eens de Lykurgus van ons mogte worden, herinner u dan myn waarde vriend, den raad die u een Vaderlander geeft. Houd altyd voor ogen, dat de Wetten zonder goede zeden onnut zyn; omdat men "er niet aan zal gehoorzaamen. Vergeet nimmer dat het de huïsfelyke deugden zyn , welke de openbaare zeeden vormen. Wees verzekerd, dat de deugd alleen een flaat beftendig geluk en bloei kan byzetten. De;Staatzucht, onrechtvaardigheid, onderkruiping, kunstenary, rykdommen, kracht en geweld, kunnen wel enigermaate gelukkig flaagen, maar hetis voor eenen korten tyd, en 't gevolg is altyd doodlyk. U naar deeze grondbeginfelen gedraagende, zult gy bevinden, Aristias, dat de Staatkunde eene zeekere en gemaklyke wetenfchap is. Zo gy daar van afwykt. zult gy d'eenen hinderpaal uit d'anderen onophoudelyk zien geboren worden. Indien de Staatkunde bezig is om inwendig, nu eens die deugd, dan weder deeze te beftryden, moet zy nootwendig den Burger bedriegen of hem door vrees beftuurcn: langs dien weg kan zy aan alle de bebwcftens der Maatfchappy voldoen. In-  C 58 ) Indien zy verplicht is, buitenslands eene eer* 11e gewelddaadigheid met een tweede goed te maaken, eene voorige fchalkheid met een nieuw bedrog te bewimpelen, den eenen leugen met den anderen te dekken,- geloof vry dan is de Staatkunde van zoo een Land bedorven, en een Godheid zal nauwlyks in flaat wezen, om dien mengelklomp van verwarring, waar in zy zich welhaast benard zal vinden, te ontwarren. Vergeet niets, om het Gemeenebest van zyne ondeugden te zuiveren,- verlies geen ogenblik , want het gevaar is dringende , wanneer een uwer vyanden reeds begonnen heeft, zich eenige deugd eigen te maken. Ik heb voor myn Vaderland gebeefd £n my over deszelfs lot ongerust gemaakt, van het ogenblik af dat ik gezien heb, dat de Nabuuren en vooral Philippus, hunne onderdaanen aan arbeid, geduld en tucht gewenden. Is het Gemeenebest zo ver gekomen , dat het voor zyne plichten liefde begint te krygen? Tracht die liefde in het zelve nog flerker te maa. ken. Geef u geen rust, wantode driften welken gy te beftryden hebt, rusten nooit. Wie op den weg der deugd ftilflaat, is reeds zonder het te merken, terug geraakt. Wagt niet, tot dat een ziekte zich in den Staat gezet heeft, om die met een geneesmiddel tegen te gaan; want mooglyk is zy in haare geboorte al ongeneeslyk. Zie  r59) Zie daar Aristias, 't geen ik u had te zeggen, over de grondbeginfels der Staatkunde. Ongetwyffeld vereifcht zy nog andere kennisfe en meerde* re weetenfchappen in een Staatsman, en gy moet u benaarftigen , om die fpoedig te verkrygen. Men kan nooit te veel kennis hebben van de wetten en zeden van zyn eigen Land, van die zyner Bondgenoten of Nabuuren, en in 't algemeen van alle Volken, waar van men iets te hoopen ofte vreezen heeft. De verkeering met de menfchen zal u voorts met hen leren handelen. Verwagt echter niet dat uwe ervaarendheid alleen u al het nodige licht zal geeven. Indien gy niets meer weet, dan 't geen gy zelfs gezien hebt, zult gy in Staatkunde telkens de grootheid uwer onweetendheid gewaar worden. Het is dierhalven nodig, dat gy in de gefchiedenisfen van ons Land en van andere Landen, de oorzaaken van de gelukkige en ongelukkige gebeurtenisfen vlytig naafpeurt. Merk op, welke deugden en ondeugden, welke neigingen by ieder Volk gevonden worden; en gelyk Jupiterby de dichters gezegd wordt, de lotgevallen der Staaten en Ryken in zyne gouden fchalen gewogen te hebben, zo zult gy dan ook de heilen en rampen leeren kennen, die daaruit te wagten 4x3. tin* Gy zult nooit een goed burger zyn, myn waarde Aristias, zo gy van nu af aan u niet toelegt, om t'eniger tyd een uitmuntend Magiftraatsperfoon te  ( «O) te worden. Staa nooit naar eenigampt, voor dat gy de nodige kundigheden hebt vcrkreegen, om het jn alle zyne vereiichtens wel te bedienen. Het is geen Jcerenstyd meer, als men eene zaak moet uitvoeren; en wil men iets uitvoeren zonder voorgaande ontlerwys, jrelyk veelen onder ons doen,, men zal die kwalyk uitvoeren. Tracht de plichten en 't werk uwer amptgenoten, en aller Magifixaatspcrfonen, die met u aan 't bewind van het Gemeenebest zyn , te leeren .kennen. Die niec dan eenen tak van de Regering kent, zal dezelve (legt belluurcn. Heb met hen een en hetzelfde belang, en eifch nimmer, uit hoogmoed, dat zy de deelen van de Regeering die op hen rusten, opofferen aan het deel dat u toebetrouwd is. Eyndelyk myn waarde Aristias, draag zorge voor uwen goeden naam, als iets van groote waarde. Het is niet genoeg, dat een Magiflraat een vroom en eerlyk man zy; maar 't is zelfs nodig, dat zyne deugd onder geene verdenking kome. Zo het volk u voor een rechtlievend man houdt, kunt gy flaat maaken, dat de wetten, wier dienaar gy zult zyn, eene ongclooflyke kragt in uwe handen hebben zullen, en dat het u gemaklyk zal vallen, uwen arbeid aan 't heil van den Staat met vrucht . te befteeden.  BERICHT. npE recht zeiden wy in ons voorgaahde ftukja, JL dat het al vry moeilyk valt, over critieque zaken te fpreeken , het innerlyke derzelve te discutecren , en nogthans niet alleen onzyd> te blyven ; maar ook.niemand wezenlyke redenen van ofFenfie te geeven : want niet zonder aandoeninge zyn wy ontwaar geworden , dat men ons van eenzydigheid verdagt houd, en als geneigd om Hellingen (taande te houden, of uitdrukkingen te gebruiken, die aanitootelyk zyn voor de perfonen van Neerlands Stadhouder en den Heere Hertog. Wy verklaaren, dat nooit zodanig voornemen in onze ziele is opgekomen , om die illuflre perfonen te willen beleedigen ,• ja hadden wy het ongeluk gehad zulks onweetend te doen , zou het eenig aan onze onkunde te duiden zvn , en wy zouden geene zwarigheid maaken onze gezegdens te retracteeren: d.t llrookt met de plichten van eerlyke Lieden. Wy betuigen eerbiedige gevoelens te hebben, voor hun die zo verre boven e ns verheven zyn , en houden ons overtuigd van den patriottifchen yver zvner Hoog, beid , om het welzyn der Republiek in deeze zoo neetelige tydsomitendisrheden te helpen be. Staatsm.( Febr. E vos»  (é2 ) vorderen ; terwyl wy altyd afgekeurd hebbei die naamloze gefchriften, te recht verdienende onder de Paskwillen en Schotfchriften geplaatst te worden, tendeerende om d'eer cn reputatie des Heeren Hertogs te bezwalken , en in zich bevattende betichtingen, welken wy voor laster en logentaal hielden. Waren wy ooit met andere denkingsaart bezield geweest, zouden wy ons immers niet ten (terklte voor Neerlands Stadhouder uitgedrukt hebben, in ons antwoord op den Brief van den Patriot, te Vinden p. 193 van ons laatste Deel; dan zouden wy niet gezegd hebben, 't geen in dat antwoord op p. 206 en volgende te leezen ftaac. Dagten wy ook partydig of zogten wy den Hee. re Hertog opzetlyk te beledigen, zouden wy in ons antwoord op den eerden Brief van Q. N. N. niet met duidelyke woorden gezegd hebben, dat wy dV,fertien der Heeren van Amfterdam niet be-, weczen oordeelden; dat de Volks afkeer waarvan zy fpreeken een kwalyk opgevatte afkeer kan zyn, en daarom alleen geen recht oplevert, om deverwydering van zoo een illuster perfoon te begeeren; en wat dies meer is. Zie p. 385 en volgende van hetzelfde Deel. Dit weinige vertrouwen wy zal genoeg zyn, om ons van alle verkeerde verdenkingen vry teplyten. Ten eind.;- evenwel geen vermoeden te gecvcn, als of wy door geduurig over de zaak des Heeren Hertogs  fogs eri Heeren van Amfterdam, 'teen of ander fe zeggen, of in ons tydlchrift te plaatfén, een gefchil zouden willen levendig houden of maaken, of wel nieuwe zaaden van tweedr:;gt zoeken te ftrooyen,- hebben wy befloten.voortaan liefst van die zaak niet meer te reppen, daar 'er tog zoo veele andere zoo binnenlandfche alsbuitenlandfche floffen zyn , die wy tot onderwerpen onzer Staatkundige befpiegelingen kunnen neemen. fhie quifitie geichiedeHe' tegen 'de Calomniateurs j maar dat ook H. H. Mog. imtanucn dc-eden,' teneinde H. Ed. Gr. Mog. (zoo \>r geen ander middel was) van 't Hof van li.Hand of van den Hoogen Raad ad vis vroegen , of de opftcllcrs van de Memorie, reparatie aan den Heere Hertog behoorden te geeven? • • • ' '• Strpokt het, uit respeè verfchuldigd aan Leden der Souveraine Vergaderingen,' te zwvgen , en ïHmïddels te critizeeren op het draalen' van de RidÖerfchap; van zulk een aanzienlyk Lid, cn aan te1 Öuiden de nadeclige gevo'gen , welken de Scbryver van bet antwoord aan Q. N. N. 'er in Vindt ? Wat recht heef iemand, wie heeft hem en Q. R N geroepen, om te' 'oorzeggen, dat de zaak wel eens kan afloopen, even gelyk die van Granveile; of om te bcpaalen, dat 'er eene allcrnauwite overeenkomst is, tusfchen dat geval en het tegenwoordige ? Zyn het gemefurcerde uitdrukkingen , omtrent een Man van die elevatie als den Heere Hertog, te neggen, fchoon daarom geene comparatie tusfchen hunner beider Perfoonen willende of kunnende maaken, en meer anderen van dien aart ? ■■'..». . .. . . . ; Het voegt niet ja is ongeoorloo'd, genoegzaam gelyk te Hellen, Granvelle, van wien onze voorva-  C # 1 vaderen zoo veel geleeden hebben. en een Heer' die, gefolliciteerd zynde hier te koomen, het wel verdiende genoegen heeft gehad, zyne poogingen bekroond te zien met de dankbaarheid der hooge Regeeringe, en gecageoleerd te worden door die geenen, die hem nu willen verwyderen. Zoude iemand die haatelykeReflexien op de handelWyze en denkingsaart van den antwoordcropdenbrief aan Q. N. N. wilde publiek maken, niet grond hebben om ftaande te houden; dat hy niet alleen den Heere Hertog, op eene onwaardige wyzebehandeld,- maar ook den Heere Prince Érfltadhouder, waar hy kan, zoo in digniteiten als in fentimenten tragt tea verkleinen en te verneederen ? Wat zal tog het onderfcheid, tusfchen de perfoonen die over Granvelle klaagden, en aan wie geklaagd wierd over denzelven, hier uitdoen? Is dat integreerend Lid van de Souverah ; eit, (te weeten, zoo de Vroedfchap de Memorie heeft doen formeeren) de Souverain? Kan iemand met waarheid de Vroedfchap van Amfferdan, den Souverain des Stadhouders noemen, en dees den onderdaan van die Vroedfchap? En gefield al eens dat men zulks doen konde, zou dan die Stad, ja zou de Ridderfchap en alle de Vroedfehappen te zamen, fhatsgewyze door hunne Gedeputeerden fpreekende, wel het vermogen hebben, van aan den Stadhouder te zeggen ; verwydert my dien Man, (omdat men by Paskwillen, welken, 'tzy door oogluikinge, \ zy door verzuim in de uk- \ E 4' voe-  vocr-ng der wetten, menigvuldig zyn geworden getracht ja misfehien gercusfeerd heeft hem hatelyk tc maken) vamuw Hof enPerfoon, of fchoon 'er niets tegen hem beweezen is, cn wy geen geloof (laan, aan 't ergfte gedeelte der Lasteringen? De Souverain zelfs heeft immers he; vermogen niet, aan den geringften Boer te verbieden, zulk of zodaanig en Advocaat te raadpleegen. Hoe zou het dan beflaan kunnen, den Stadhouder te vergen, dat hy /.onder eenige blyk van fchuld, enen voor getrouw erkenden Veldmaarfchalk zoude eloigneereo, Wensch de bcanrwoorder aan Q. N.N mef-fa/rt en ziel, dat de zaak in het vriendelyke mooge uit de waereld geraak- n, hoe kan hy dan nog kwaad zaad llrooyen, ten einde de z:;ak erger zoude afloopen , dan die v an Granvellc ? Het zou veel eer fchynen, dat hy zulks hoopt te zien gebeuren. ö Moe vcrfchriklyk is het fentiment! een aanzienlyk Lighaam doet eene demarche, en daar over wordt geklaagd: nu eischt de ach.baarheid, de zaak met op te geeven, maar tot den einde toe doortc zetten, of aan te dringen op vol doen inge, in gevalle het beleedigd is. Is dit niet te ablu.rder, zoo de demarche de grootde verongelykmg deed aan een derde? Want dit is buiten kyf, zoo de Stadhouder op de demarche genoegen had gegeeven, dat ais dan de reputatie van den ï leere Hertog, zonder eenig bewys tot hoogst deszelfs na-  nadeel, voor altyd geruwineerd was: en zal dan het klaagen over zulk eene demarche, een moeilykheid heeten , om welke het lighaam, zonder zich te kort te doen, niet zou kunnen te rugkeeren, daar de bewyzen verre zyn, ja geen fchaduwe daar van existeert. Men wenscht dat de zaak mag ployen, en hoe? dat alles een einde nam even gelyk met Granvelle, namentlyk, dat Amfterdam (zonder blyk van wettigheid der gronden) deszelfs zin kryge, en de Heer Hertog verwyderd worde. Was 'er op zulk een onrechr, rust of zegen te verwagten ? De tweede aanmerking van den Schryver, zal ook ras blyken ongegrond te zyn, en de gelykheid tusfchen het geval van Granvelle en den Heer Hertog vervallen: want alles hangt immers af, van de al of niet dugtigheid van het geallegueerde in de Memorie. Zyn daar bewyzen voor, dan ishet dugtig, dat men zoekt den Heer Hertog te verwyderen. Zyn 'er geene bewyzen, hoe onrechtvaardig is het dan , en hoe onaangenaam moet het dan zyn, voor wie 't ook zyn moge, om anonyme pasquillen van zyn post ontzet te worden. Noch eens, Oranje , Hoorn en Egmond zogten , (immers zoo als 't fchynt uit hunne voorftelling) de gehoorzaamheid der landen aan den Koning te bewaaren, een afval voor te koomen, en ten dien einde wilden zy een Man, wiens handel aan hun gebleeken was kwaad te zyn, uit den Raad hebben, waar in hy met hen zat: zoo alszy E 5 ook  C 7° !) ook naderhand weigerden met denzelven te zitten. Philips was abfent, en konde niet oordeelen over de waare gevoelens van Granvelle , dan uit het geene tot hem werdt overgebragt. In het geval van den I Ieere Hertog, is geene vreeze van afvalligheid van den Souverain. Had men de wetten laaten werken tegen de pasquillen, en in tegendeel de dienden, die de Heer Hertog gedaan, den Raad die hy tot het in Haat brengen der Republiek gegeeven had, by het publiek behoorlyk doen gelden, de haat zoude ras gecesfeerd zyn. En is het niet de uiterfle onregelmatigheid, dat daar de Stadhouder hier tegenwoordig , uit eigen bevinding weet, welken raad de Heere Hertog gegeeven heeft; een ander, op losfe gerugten , op het fundament , hy is een vreemdeling, onkundig , en draagt geen goed hart toe, eifchen zal dat men een Man verwydere, die meer dan dertig jaaren getrouw gediend heeft,' en by de Stad van Amfterdam zelve zoo veel invloed heeft gehad, als in de minderjaarigheid gebleeken is? Is het, zoo zulks kan doorgaan, niet uit met alle goede Zeeden, ja met de zekerheid der Maatfchappy? Wie zal 'er zeker zyn, zoo flechts de grond, tegen dien man regent het pasquillen , hy is gehaat , ergo moet hy weg , genoegzaam weacn zal, om wie het ook zy te verwyderen. Of het terug roepen van Granvelle, een blyk was  fff) ■dat Philips het doen rechtvaardigde, is eeneafidere vraag, waar over al vry wat zoude kunnen gezegd worden. Natuurhk is het, dat hy geen magt genoeg hier te lande hebbende, om zynen wil te doen doorgaan . best vond eenigfints genoegen te geevcn, verzekerd zynde dat hy ras flrengere middelen zoude kunnen gebruiken , om zynen zin te krygen. Zou de Stadhouder niet de uiterfte ondankbaarheid en fchreuwende ongerechtigheid hebben begaan, indien hy, op loslè geruchten en zonder eenig bewys van malverfarie , een Heer van dien rang, zynen oom, wiens getrouwe zorg en raad by zoo veele jaaren ondervonden heeft, als een banneling weg zond ? Meer behoeft 'cr over het gedrag van den Stadhouder niet gezegd te worden om het te wettigen; en uit zyn doen volgt geen-, fints het afkeuren van het geen Willem de L gedaan heeft. Die was gefundeerd in zyne redenen; Amfterdam in tegendeel ongefundeerd, zoo als de Stadhouder wist uit eige» bevinding. Wien fluit de Hertog uit van Officien*, of heeft hy eenig Officie het geen iemand benadeelt ? Wat is het dan nodig zaaden van verdere tweefpalt te willen firooien ? Heeft Amfterdam niet te dikwerf deeze of diergelyke bedrygingen gedaan ? Is 'er niet een zeer groot onderlcheid" tusfchen lieden die in een Collegie zittende zeggen, wy kunnen met dien of deezen Hechten mensch niet raadpleegen; en tusfen eene Stad, welke ihfteerende op  C70 öp de verwydering van iemand, zonder eenig bewvi van malverfarie, zou zeggen, wy koomen niet ter {staatsvergadering, eer wy onzen zin hebben? Wierden de Heeren die de Memorie gemaakt hebben, geroepen in eene Vergadering, waarvan de Heer Hertog Lid was, en weigerden zy daar te komen, dan kon 'er ooit eerst fchyn van grond exisreeren, tot het geene d'antwoorder aan Q. N W. wil dat zy nu zouden kunnen doen: (choon hy zyn eigen voordel zelfs als min genereus afkeurt de heeren van Anuterdam voor te edel moedig houdende, om er liegt, aan gedagt te hebben. Dat hy liever het Poliek vertoog nalecze en grondig beantwoorde, in gevalle hy Amflerdam w.1vrypjyten van eigen hoofdigheid in Staatzucht; en dar hy tellens daarby in acht neeme het gebeurde, omtrent de Refoiutie van zes Provimien en van agtien Hemmen in Holland, nopens het ongelimiteerd Convooy*, waar tegen Amfterdam alleen heeft geprotesteerdjen echter zoo lang geinfteerd, tot dat het zynen zin heeft bekoomenT Het voorneemen in deeze aanmerkingen is niet om de motiven van den ftap der Heeren Temming' Rendorp en Visfcher te beoordeelen; maar men zou misfehkn al vry wat kunnen zeggen, uit de Voorafgaande propofitie van eenen Raad en de daarop zoo kort gevolgde verging van verwyderen. Het geen de antwoorder aan Q. N. N. verder laat  (73) laat volgen, nopens de refolutie van H. H. Mog. is genoeg om te doen zien, hoe men daar (met' goedvinden der Provim ien en particuliere Steden, en ook van Amfterdam'; gedagt heeft, en hoe onrechtvaardig het nu is, zonder fchyn van bewys dien Heer te willen verwyderen, die met goedvinden van H. H. Mog. by continuatie gehouden wordt, om hoogstdenzelven te dienen van Raad ea Adfistentie. H E T  t?4j HET VADERLAND. HEt kan een goed Vaderlander niet onverfchillig zyn, wie d'uitvoeringe der bevccien' van de hooge o/erheid, derzehe Staatkundige onderhandelingen, en het waarneemen der belangen van het Vaderland, by de buitenlandfche Iloovenis toevertrouwd ; want van de kunde, vigilantie en het doorzicht eens Afgezants, hangen zomwyle de gewichtigde zaken af, en 't is een iegelyk zyn zaak niet altyd, zulk eenen post te bekleeden. Hoe zeer verheugen wy ons dan, dat gemerkt de gewichtige zaken , welke thans het onderwerp der onderhandelingen zyn, tusfchen het Hof van Weenen en den Staat, en die gemerkt de tydsomftandigheden, het zaamendel van ons Europa, en de nabyheid der Keizerlyke Landen, daaglyks kunnen toeneemen, de keuze van 's Lands Vadexe tot hunnen Afgezant aan't gemelde Hof gevallen ss op een Man van verdiende, en een gebooren Edele dezer Landen. De aanfpraaken door dien Heer ter gelegenheid Van zyn vertrek, ih de hooge vergaderingen gedaan, zyn niet alleen meesterdukken van welfprekendheid , maar geeven ook blyken eener door- ksieede  (75) kneede kunde, en die zuivere Vaderlandsliefde, welke ons recht geven om te vertrouwen, dat wy alles goeds van dien Edelman te wagten hebben , ja 'er ons van verzekerd mogen houden. Hoe veele voorbeelden zyn 'er in de gefchiedenisfen niet te vinden, dat dé niet genoegzame kunde of aftiviteit van een Afgezant, dé grootfle onaangenaamheden en nadelige gevolgen voor zyne Heeren en Meesters te weeg gebragt hebben ; ja 'er zyn wel eens oorlogen uit ontdaan, die door eert kundiger man mooglyk zouden zyn geprevenieerd geworden. De Vorst of Mogendheid kan dierhalve nooit Omzichtig genoeg zyn in de keuze diens perfoon; dien hy den gewichtigen eerpost wil toebetrouwen om zyn perlöon. te verbeelden, om zynebelangen en die van zyn Land waar te neemen. Zodanige posten dienen nimmer door gunst maar eenig aan wezenlyke kunde gegeeven te worden. Geeft hy die. na zodanige waardigheid Haat hoog op van zyne bekwaamheid , en beantwoort hy daar niet aan, dan bedriegt hy zich zeiven en zyn Land. Wel is waar, wanneer men een Vorst of Mogendhéid tot Afgezant ziet benoemen een man, die by ondervinding bevonden wordt daar toe niet gefchikt te zyn,is zulks geen bewys datd'overheidby oogluikinge of door gunst hem dat. carafter veleend heeft,- want altyd moet men denken, dat de Overheid hem in gemoede meer kunde toefchreef, dan hy wezenlyk had; doch dan is het altyd evenwel  C76-) wel een ongeluk, in de verwagtinge bedroogen te zyn gewoiden. Een Afgezant kan nboit te bekwaam zyn, en of fchoon een min bekwaam man door een kundiger Secretaris kan onderfteund worden , is het nogthans verkieslyker dat hy geen fecunde nodig hebbe. Te meer eer verwerft hy : te beter kan hy de geheimhouding in acht neemen, alzoo hy dan niet verplicht is, het hem toebetrouwde aan een tweede meede te deelen. Hoe meenig eerlyk man is 'er niet, die zich toegelegd hebbende om den loopbaan der buitenlandfche gezantfehapcen te betreeden , ondanks veele verkreegen kundigheden, naderhand, wanneer hy tot Afgezant benoemd is, wanneer hem moeilyke negotiatien te beurt vallen, e/enwel pal Haat, en tot zyn leedweezen het merklyk onderfcheid ontwaar wordt, 't welk 'er is tusfchen de theoretifche kennisfe en de practyk. Dat een iegelyk dierhalve d;e naar een Gezantfchap dingt, alvoorens wel deeglyk zich zeiven beproeve, of hy daartoe voüeedig en naar vereisch in Haat is. Een Afgezant zal nooit kwalyk doen, zich een vast bedek of fysthema te maaken , waar naar hy zich zal gedragen, geduurende den tyd zyner Commisfie. Indien hy dat bedek , mids wel gemaakt, tót den grondflag van zyn politiek gedrag neemt . en' zoo veel mooglyk alle voorkomende byzondere gevallen of zaken daar op toepast, zal hy byna altyd genoegen geeven aan  C?7) aan deft geenen die hem zond. Nogthans, moet •hy zich nooit vleien , in alles onfylbaar te zullen gqflaagen, want de Voorzienigheid heelt aan zich de bellieringe der groote gcbeurtenislen gehouden 5 het lot der Natiën is in deszelfs handen, en 't raenfchlyk doorzicht te bepaald, om de faamenhang en. aaneenfchaakelmg der natuurlyke omflandigheeden te voorzien, waar van ZY zich bedient om ha'are oogmerken te bereiken. Heeft men niet dikwerf bekwaame Onderhandelaars , en belaft met voordeelige ja de aanneemlykfte propofitien , hun hoofd zien flooten, en met flaagen aan vreemde Hoven, ti rvvyl d'afgezant van eenige andere Mogentheid, met veel minder bekwaamheid en onvoordeeliger propofitien , nogthans volledig zyn zin kreeg. Deeze voorbeelden evenwel zyn zeldfaam , en een Afgezant die altyd de lesfen der gezonde Staatkunde volgt, heeft altyd veel vooruit boven den geenen, die zich naar 't geval en by de gis gedraagt. ° Men zegt doorgaans by weege van fpreekwoord, dat de openbaare Mimflers geprivilegeerde Spions. zyn. Dit fpreekwoord , 't welk m zekeren zin Waar is, heeft veele negotiateurs van gering verftand misleid, terwyl kwaade geeften 'er dikwerf misbruik van maakten. Het is ontegenfpreeklyk , dat de plicht van Staats^. Fïbr. F een  (78) een Minifter is, agter de geheimen te koomen van het Hof aan 't welke hy zich bevindt; maar hy moet evenwel niet een verkeerd gebruik maaken , van 't geen hy komt te ontdekken, en dat ten eerden ruw weg, verzeld met eenige haa•telyke reflex en , aan zyn Meefter overbrieven. Dan is hy een ftookebrand. Alle Minifters, men kan het niet ontkennen, fyn een foort van Spions, maar alle Spions zyn geen Minifters. Het ambacht deezer laaften is laag , eerloos, en verondericeld eene verraders ziele; terwyl 't beroep der eerften eerwaardigis, en een man van eer , deugd en bekwaamheid onderfteld. Het heeft al vry zyne bedenklykheid, of het al of niet goed is , een en dezelfden perfoon lange aan 't zelfde Hof als gezant te laaten refideeren , want verfcheide redenen militeeren 'er voor en teegen. Blyft hy lang refideeren, hoe meer hy van alles kundigheid kan verkrygen ; hoe meer hy zich vrienden en invloed kan bezorgen van hoe meer dienst hy des aan zyn Vorst of Overheid kan zyn. Dog aan d'anderen kant kan het ook gebeuren, dat hy allengskens te gunftig begint te] denken, omtrent het Hof en de Natie by welke hy zich bevindt; dat hy ten leften zich aldaar als genaturalifèerd en eigen agtende, door zeekere vooroordeelen ten voordcele van dat Hof word ingenomen, die hem onweetende beletten, zo een eröftig gezant voor zyn  C 79 ) «yri Meeder te zyn, als hy voorheen was. Wat 'er ook van zyn moge, een goed Minister moet altyd deeze twee uiterden vermeiden, niet al te zeer voor, en ook biet al te zeer tegen de Natie en het Hof ingenomen te zyn , by 't welk hy refideert. Beiden is kwaad , en heeft dikwerf zaaken van groot en flegt gevolg te weeg gebragc. Almamon, Calif van Syrië, leefde in groote oneenigheid met Cader, Calif van Perfien, die nogthans zyn naabeftaande ttfls Hunne twist was op het punct , van in eenen openbaaren Oorlog uit te barsten ; maar de Staatkundige belangen der beide landen vorderden evenwel, dat die Prinssen vereend bleeven. Almamon die| er de noodzaaklykheid van begreep, befloot een perfoon naar Perfien te zenden, die fchoon wel geloofsbrieven hebbende echter niet opentlyk het Caracïer van Minister ten toon fpreide, en in 't geheim eenige onderhandelingen kon beginnen, met de Scaatsdienaaren van Cader, om dus de beide Moven te verzoenen, ot ten minsten eenen uiterlyke fchyn van Vriendfchap te bewerken. Haroung wierd met deeze commisfie belast, niet uit verdiende of kunde, maar uit gunst: want men maakte een onderhandelaar van iemand, die noch van onderhandelingen, noch van Staatkunde wist, en zyn leeven in laage bedieningen had yer> fleeten. Almamon had hem ook hierom uitgekozen, omdat hy derk drinken kunnende, te beer F a teï  C 80) ter beltand zoude zyn tegen de verhittende dranken der Perfianen. Haroung flaegde ook in^der daad, met in een zeekeren graad de banden van vriendfchap tusfchen de beide Hooven te vernieuwen ; doch waarom? omdat zy 'er beiden door Staatkundige belangen fchier toe gedwongen waren. Maar kort daar op Mahem bygenaamd de Groote, naa den dood zyns Vaaders den Throon van Periien beklommen hebbende, wierden de zaaken en onderhandelingen, even zoo gewichtiger als moeilyker. Toen bleek eerst d'onkunde van Haroiutg, want hy bedierf en verbroddelde meer door zyne domheid, dan een ander met verllandopzetlykzou hebben kunnen doen. Bekleed geworden zynde met het Caracler van openbaar cn gewoon Afgezant, wierd hy verblind door den luister van zynen nieuwen rang, en voorheen nooit het Hof gezien hebbende, was hy zoo verheugd over de bekefdhed n die men hem aan dat van Mahem bewees, dat hy dagt al les te moeren opofferen aan het geluk, van te kunnen blyven in een Land, alwaar de lekkere Chiras wyn in overvloed gedronken wierd. Zonder de Perfianen in hunne deugden te kunnen haarvolgen , nam hy alle hunne ondeugden aan , bevlytigde z;ch om hunne zeeden , om hunne gewoonren te volgen, en beging dus veele dwaasheeilen, die met zyn Caracler niet (Irookten. Hy zag nooit anders,, dan door de ogen der^Staatsdie- naa-  C 81 ) ftaaren van Mahem. Dee.?e zeer doorfleepen en loos zynde , deeden hem in alle hunne inzigten treden; terwyl hy dagt dat zy de eerlykheid, opregtheid en goede trouwe zelve waren : ondertusfchen wierd nooit een onderhandelaar zo volkomen door hen bedrogen. By dit alles voegde hy een blind vertrouwen voorde Perliaanfche Staatsdienaaren, gepaard met vree". Altyd laf en plooiende, dorst hy nooit van zich fpreeken, en hy fchrecf iïeeds naar zyn Hof op dien zelfden voet. Door zodaanig een gedrag wierd Almamon zoo wel als zyn Hof in gedurige dwaalirgen gcbragt ja gehouden; tot dat de eene misdap op d'anderen gehoopt zynde, de Calif Almamon eyndelyk genoodzaakt was, met het Hof van Perfien te breeken, en den dommen Haroung te rug te roepen , die de beide Mogentheeden onvrienden had gemaakt, net door 't zelfde gedrag, \ geen hy dagt hen vrienden te moeten doen blyven. Byna gelyktydig zagt men aan het Hof van den Calif van Syrië aankomen, eenen Nerimordax, Afgezant van de Koninginne der Scythen. Zyn uiterlyke verbeelde een volmaakten Hooveling en Petit maitre, terwyl zyn ziel als met inkt geverwd was; al het welke met eene groo*e onkunde gepaard ging, fchoon hy zich verbeelde veel vermand te hebben. Nerimordax gaf hier van telkens blyken , wan. F 3 neer  C «O lieer hy fomwyle de kinderagtigfle vraagen deed, omtrent de Regeering van Syrië, of andere onderwerpen tot de Staatkunde betrekkinge hebben* de. Met al dat was hy hovaardig, en was gezet op uiterlyke eerbewyzingen. Zoo veel verwaandheid gepaard met onkunde deed hem ras af hanklyk zyn van de geenen, die hem wisten te vleien; in zoo verre, dat hy.een haat teegen Almamon opvatte en zyne dienaaren, omdat zy hem zoo veel eer niet beweezen, als hy dagt dat hem toekwam. De Calif van Egypte jalours over den toeneemenden luister en macht van Mahem, die aan des* zelfs Hof een kundig Gezant was, die zich welhaast van den geest van Nerimordax wist meester te maaken, door hem onophoudelyk te vleien en groote beleefdheeden te bewyzen; in zooverre, dat de Egypthche Afgezant alle zyne flappen reegelde en daarheen beftierde , wcnyaards hy het goed vond. De voorfpoed der wapenen van Almamon , maakten de naaburen ongerust. Narimordax op hem gebeeten uit grootsheid, hield gedurig omgang en vriendfchap met alle de vyandelyke Hoven , en verheugde zich als die Verst een neerlaag kreeg, terwyl hy bezweek op de tvding der geringlle overwinning. Naa de Generaals en bedienden van Almamon omgekogt te hebben, bewoog hy Hemel en aarde , om Thalestris''zyne Koninginne aan te zetten, tegen hem de wapenen op  C 83 ) op te vatten; ja hy fineedde zelfs verraad. Alles wierd ontdekt, de fchuldigen geltraft, en Norimordax op verzoek van den Vorst , ten leiten te rug geroepen zynde , moest zyne daagen in 't waarneemen van een klein en laag ampt , ja fchier in d'ongcnade van zyne Vorstinne verblyven. Dit dubbel tafereel fchetst het Caracler af van Afgezanten , waar van deen te veel voor, d'ander te veel tegen het Hof ingenomen was, waar by hy rendeerde, Dat een iegelyk Afgezant des in deeze den redelyken en billyken middelweg houde. Het hangt veel van den Gezant zelfs af, zich bemind of gehaat aan een Hof te maaken , en niets is kragtdadiger tot dit laasten, dan gedurig op alles te critifeeren, of met den perfoon des Monarchs den fpot te dryven. Wy herinneren ons het geval van een Afgezant, die zich fteeds bezig houdende met fteekende fchempfcheuten, ten lesten ontboden wordende, by zyn vertrek van den Monarch een fchildery prefent kreeg , waar in hy Afgezant onder de kennelykfte gelykenisfe, als een Syleen, omringd van Satyrs, afge* beeld was. Volharden en Standvastigheid gepaard met dis* cretie kunnen al veel toebrengen om in onderhandelingen te doen flaagen. Het is nu ruim een Eeuw geleeden, dat een Hollands Afgezant by een F4  een verftandig doch driftig en oplopend Noordfch Koning, met denzelve in gefprek zvnde en ztv kereHappen van zyne meesters willende rechtvaardigen , die hy wist dien Vorst niet zeer aangenaam te zyn, zich door den driftig geworden .koning deeze woorden hoorde weduwen; uwe Meesters • • • Zyne bedaardheid en gciaatcnheid niet verliezende, vroeg hy daarop Stre! Zou uwe Majesteit wel gaarne hellen, dat tk van deeze mtdrukkivge ver (lag deed aan myne Meesters. JÜe Koning hem zeggende dat kunt gy vrye/yk doen, ja ik beveel het u\ ging hy heen, doch was ómzigtig genoeg van dit geval niet te reppen, veel min het over te brieven. Naa verloop van eenige daagen den Monarch m een bedaarder luim vindende , wist hy zyne Itilzwygendheid over dit geval, by denzeivcn. zodaanig te doen gelden, dat hy niet alleen lof en gefchenken verwierf, maar ook eene verzoening en een verbond van vriendfehap tusfchen de beide Mogentheeden tot ftand bragt. De omgang met de beminnehke kunne zelfs is een zaak die niet onverfchillig" moet zvn voor een fchrander en actief Afgezant. Daar zyn Landen, af waarde vrouwen eenen onmiddelyken invloed op de zaaken hebben. In anderen fchynen zy van dezelve verwyderd , fchoon zy des niet te min veej vermogen op alles hebben. De Vorst die regeert, de Magiftraatsperfoon, d'Amptenaar, is fomwyle bukkende voor eene jeugdiVe fchoonhcid; en gefield al eens, dat de Vorst van dat zwak  C 85) «wak vry is, ■zyn daarom alle zyne Sraatsdienaaren, Generaals, gunllelingen, &c. daar van ontbloot? De Staatkunde ondeent ook haare lesten en flelregelen uit de Natuur, die altyd dezelfdeblyft, en deeze zegt ons , dat zoo lang de aarde door twee ondcrfcheide kunnen zal' bewoond blyven, zy zich onderling altyd het zelfde te vragen, en in erkentenisfe voor wederzydfche toegevendheid te vorderen zullen hebben. Een tedere liefdes aandoeninge 'wordt fomwyle betaald door eenen ernlljgen raad of infinuatie, die gehoorverkrygt. De ernftigfte en gewichtigfle zaken komen veekyds niet eerder in het Kabinet der Vorsten, can na deor den mond der vrouwen te zyn gegaan; en zeer zelden zal men een Afgezant in zysie onderhandelingen zien reusfeeren, wanneer hy de kunne fonvriend heeft. Dat hy dan be^ trachte in voorkomende gelegenheden, zich nuttig van den invloed der fèxe te bedienen! Staatzucht brengt d'eene op zyne zyde; geldzucht of belang wint d'andere; terwyl loftuitingen en vlei» taal de derde verleidt, Niet minder van aanbelang is het, dat een Afgezant zyne Natie een party of aanhang bezorge, in dat Land , alwaar hy refideert; voor al zoo het een Gemeenebest is. De Memorien van tPILs^ trades toonen, wat party die fchrandere negotiateur wist te trekken van de Vrienden die hy zyn Koning had bezorgd; en hoe dikwerf hy door hun F 5 by-  (86) dyftanb de ontwerpen verydelde, die de Regeering tegen de belangen van 't Huis van Bourbon fmee dde. Alvorens van deeze floffe af te gaan, welke reeds genoeg is uitgeweid, zy 't ons evenwel geoorloofd nog eene aanmerkinge te maken. Een Afgezant krygt zyne inftructien en bepaalde beveelen. Zyn Ampt en de hoedanigheid van eerlyk man verplichten hem daar niet af te gaan, en d'orders zyner Souverain volledig te gehoorzaamen. Zulks doende is hy buiten eenige verantwoording en loopt geen gevaar ooit berispt of agterhaald te worden. Nogthans eenAfgezant is geen houten pop, die met veeren en raderwerken zekere beweegingen verricht. De Vorst of Overheid moet altyd in hem een bekwaam man veronderltellen, die met zynoogen beter van naby kan zien en met zyn verlland befeffen, als op eenen verren afitand. Geduurende den loop eener onderhandeling doen zich ontelbaare gevallen of gelegenheden op, in welke hy de bevelen van zyn Hof niet ftiptelyk kan nakomen , zonder de belangen van hetzelve groot nadeel toe te brengen. In diergelyke gevallen moet hy al zyn verlland gebruiken, om de bekomen bevelen te modificeeren; ja dikwerf kan hy 'er dwars tegen aan te werk gaan, en toonenevenwel dat hy een bekwaam man is; dat hy een trouw dienaar is, door aan de bevelen niet te gehoorzaamen. De  C 87 ) De verlichtde Cabinettcn geeven wel eens bevelen die te fors, te zagt,te voorbarig of te traag zyn, en dus na den letter 't zy ten heele 't zy ten deele uitgevoerd wordende, veel nadeel aan d'onderhandelingen zouden toebrengen. Hier in moet een bekwaam Gezant weeten te geeven en te nemen, en zich dikwerf ruim zoo veel naar d'omftandigheden , als naar zyne inllructien gedraagt. Men leeze de nagelaaten fchriften en aanteke, ningen der beroemdïte onderhandelaaren ! Hoe dikwyls hebben zy niet brieven of bevelen , die hen gezonden wierden , ter zyde gelegd , omdat zy begreepen , dat die beveelen kwaalyk gegeven waren. Kortom , de kunst en Wetenfchap der Negotiatien, zou een enkel Mcchanismuszyn, en waarlyk d'ambitic van een kundig man niet verdienen , indien een Afgezant altyd verplicht was, mannetie na mannetie, blindelings te volgen, 'r, geen hem door zyn Heer of Meesters wordt aangefchreeven. Dan hier genoeg van. De aart en de werkinge der Gezantfchappen geen gering gedeelte der Staatkunde uitmakende , verlchone men ons, dat wy die ter gelegenheid van den kundigen Minister, door de Republiek naar Weenen gezonden wordende, een weinig breder ontwikkeld h.-bben , dat wel een natuurlyk bedek van dit Tydfchriit mede brengt. Wie weet, of niet dees of geen onzer lezeren, zich zeiven opleidt om  C 88 ) om- t'eenigcr tyd een Gezantfchap van wegen den Staar, by buitenlandfche Mpgencheden te bef kleeden. Het tydftip nadert dat het Zwaard wederom met vernieuwden moed uit de Icheede zal moeten getogen worden, en de brullende Leeuw zyne krachten reeds vermeerderd ziende , maakt zich gereed om wraak te neemen, over de beledigingen hem onrechtvaardig aangedaan. Nog een maand, en het tydftip is 'er, waaropd'oorlogende Mogenthedcn met hunne Vlooien in Zee zullen verfchynen , en het fiere Albion vermoedelyk met eene geduchte macht op ons zal afkomen. Alles duidt dus de noodzaaklykheid aan, om zoo veel doenlyk den Vyand voor te komen, ten einde zyne voornemens te verydelen. Een met Frankryk , Spanjen en Amerika wel beraamd plan van operaticn zou ongetwylleld te dien einde het beste zyn, vooral als hetzelve werkftellig-gemaakt cn onderfteund wierd, door \ uitzeilen eencr groote Vloot. Het genoegzaam aantal Schepen is daar toe thans buiten tegenfpraak voor handen. Het mangelt ook niet aan kundige en wakkere Officieren. Maar heiaas! Ons vreezen en dat van .veelen met ons is niet gering, dat de hcilzaamile bevelen en beste pogingen van 's Lands Va-  C 89 ) Vaderen , in dëeze vertraagd of voor een gedeelte zullen verydeld worden, eenig en alleen door man #A aan manfchap, waar meede de Schepen voltallig en na vereisch kunnen bemand worden. Ondanks de aanhoudende en metyver voortgezet wordende wervingen , ondanks de zware Handgelden en premien , is de toeloop der Zeevarende gasten niet gcëvenrcedigd, naar gelang van 't getal der geenen die men benodigd heeft. Wel is waar, zeer veele Schepen zyn voltallig, maar ook fommige Kapiteins ontbreeken "nog een derde of de helfte hunner equipafie , en mogen wy de ons geworden berichten geloven, zouden 'er alleen voor d'Admiraliteit van Amfterdam nog wel meer dan 1000 Matroozen te kort komen, om de in Commislie geftelde Schepen in Zee te kunnen zenden. Wenfchelyk ware het dierhalve, dat het Cartel omtrent d uitwisfeling der Krygsgevangenen, fpoedig mogte getroffen worden; alzoo dit daadlyk een goeden voorraad Matroozen en Soldaten zoude opleveren , die gebeten over hunne langdurige gevankenisfe, uit.wraakzucht nog verwoeder dan ooit, tegen den Brit zouden vechten. . Daar Frankryk genegen fchynt, om ons op alle mooglyke wyze dienst te doen, was het niet min te wtnfchen, dat die Mogentheid ons een zeker ramal Matroozen konde byzetten. Dan het is te duchten , dat , of fchoon 's Lands Vaderen daarom al verzogten , Vrankryk die niet zoude kun-  (90 ) kunnen aftrappen, alzoo het zelfs geen overvloed* zoo niet gebrek aan Matroezen fehynt te hebben. Ook heeft het zyne bedenkhge, of de aart en het Caraéter der Franfchen wei gefchikt is, om' zich 't onderwerpen aan onze itrenge krygsruchc, en de fpyzen waar mede onze Zeevarende gewoon zy zich te voeden. Zou het niet veel eer beter zyn, kon het gevonden worden, dat men pogingen deed, om by weege van [een fubfidie-Tractaat, Zweedfche en Beenfche Matrozen in onzen dienst en ibldy te neemen. Deeze Mogentheden reeds onze geallieerden zynde als deelgenoten aan de Gewapende Neutraliteit, en zelfs niet in oorlog zynde , zouden mooglyk niet ongeneegen zyn , het oor aan zodanige voordellen te verkenen, indien zy ruime fubtidicn konden bedingen. Wat zou hen daar van kunnen Weerhouden, ten ware liet de vreeze mogte zyn , om met Engeland in oorlog te geraaken. Maar voort erst, is het niet te denken, dat die Mogentheid, welke reeds zoo veele vyanden op den hals heeft, en aan lager wal begint te geraken, zich nog nieuwe bevechters zou uilier, berokkenen,- en zou het fluiren der Zund en Oost- Zee, niet daadJyk 't eerde gevolg zyn van Engelands rukeloosheid in deeze. Bovendien, waarom zouden die Mogentheden ons niet zoo wel volk mogen ovcretoen, als eenige Duitfche Vorden aan Engeland Indien dit aan Engeland recht gaf om aan hun den Oorlog V  C 91 ) te verkkaren, dan heeft Vrankryk al lang het recht gehad , om den Landgraaf van Hesfen , den Markgraaf van Anfpach en anderen als deszelfs vyanden aan te zien, den oorlog te verklaaren , en een Corps troupen na derzelver Landen te zenden: fchoon wy echter zeer wel bewust zyn , dat zulks in den uitvoer aan veele zwarigheden zou onderhevig zyn. Doch men Zal niet ontkennen, dat wel de Koning van Engeland maar niet de Keurvorst van Hanover tegen Vrankryk in oorlog is. Ondertusfchen zyn de Hanovcrfche Troupen in Soldy van Engeland en worden tegen Vrankryk gebruikt. De Keurvorst leent die aan Engeland. Dit mag de Keurvorst dan ook niet doen, als in die hoedanigheid met Vrankryk in Vriendfchap levende: des zou Vrankryk dat Keurvorllendom kunnen aantasten. Wat 'er ook van zyn mooge van deeze onze befpicgclmgen, voor en tegen "welken wy zeer wel bewust zyn, dat veel zoude kunnen by gebragt worden, is het intusfchen re wenfchen. dat daar de Veldtocht voor handen is, 'er middelen mogen bedagt en ter uitvoer gebragt worden, om onze Vloot van manfchap voorzien te krygen; terwyl wy den hemel fmeeken dat dezelve in Zee verfchynende , zy de heerlyküe overwinningen op onze vyanden moogen behaalen, en de Republiek door hun toedoen niet alleen deszelfs voorigen luister onder de machten van Europa, volledig moge weder bekomen, maar tellens gelegenheid verkrygen, omeenenfpoedigeneneerlyke'vrede te treiTen. FRANK-  Om» ) vrankryk, NA maate dat het geld fchaars is, is men verplicht voor het zelve hoogcren prys te be • talen , dat is , 't zy premien , 'r. zy zwaardere In:reslèn te beloven. Vrankryk tct het voortzetten der oorlog eene buitengewone ibmme nodig hebbende, heeft des eene geldleeninge opengefteld ter fomme van zeventig. Milioenen Livres; doch hoe ? Op eene wyze die het zelve buiten gevaar lteld,om ooit met eenealtoosdurende fchuld belast te zyn, en niet dwingd t'eeniger tyd bedagt te worden op middelen, om de hoofdfom af te losfen. Den Minister der Finantie toond in deeze, dat hy veel beter uitrekenaar is dan Lord Nort, die telkens niet anders doet dan Losrenten te conftitueeren, terwyl zyn Franfche Amptgenoot heel wel begreepen heelt, dat Lyfrenten te negoticeren veel beter en-op den duur minder drukkende is voor een groot en permanent lichaam , gelyk dat van een Staat als Vrankryk. Schoon de gevoelen der Staalkundige Cyferaars desweege merklyk verfchillen, komt het ons niet te min voor, dat, gemerkt de gewone berekening van 's menfehen leeftyd, niets beter voor een welbeftierd Land is, dat zekere gewoone of buitenge-  (93 5 gewoone inkomsten heeft, dan wanneer het extraordinaire lommen heeft, veele lyfren ten te vestigen. Jaatlyks immers neemt de fom af, die men moet betaalen aan interesfen, en eens houdt dat betaalen op, zynde. teffens alles geëxtingueerd: daar men in Losrenten na uitfchot van langdurige intresfen, altyd nog de hoofdfom fchuldig blyft» en die dikwyls nooit kan aflosfen. Ten einde evenwel niet te doeri vërdenken, dat dit ons gezegde eenig op losfe fchroeven ftaat, gelieve men op het navolgende te letten. Volgens eene middelbaare berekening, tusfchen die van Karfenboom , Susmilck cn anderen genometi , fterven van duizend kinderen, in een en hetzelfde jaar geboren, de helfte, alvoor zy een jaar oud zyn geworden. Van de overige vyfhonderd in leeven gebleeven, is de progresfle der dervende aldus. Na iojaaren, zyn'er niet meer in leeven dan, 350. 20 290. 30 . .......... 200. 40 160. 50 ÏIO. 60 80. 70 50. $0 20. 90 60 Dat op het lyf van ieder deezer 500 kinderen een jaar oud zynde , nu een lyfrente geG ko»;  ( 94 ) konditueerd werde, ter fomma van f. 1000. En laaten wy dan eens berekenen, wat den Staar heeft moeten betaalen aan intresfen of lyfrcnten, tot dat de 5 laasten die 90 jaaren bereikt hebben, overleeden zyn. Om eene ronde reekening te maaken, zullen wy de lyfrenten op 10 per Cento Hellen, zonder onderfcheid van jaaren. Aan 500 perfon. 1. jaar oud zynde word gedurende de eerde 9 jaaren betaald de fomma van. . . . f. 450,000. Aan 350 perf. dan overblyvende , gedurende de tien volgende jaaren. . . . ƒ. 350,000. Aan 290 perfon. dan overblyvende. gedurende de tien volgende jaaren. . . f. 290,000. Aan 200 perfon. dan or,erblyvende, gedurende de tien volgende jaaren. . . f. 200,000, Aan 160 perfon. den overblyvende,gedurende de tien volgende jaaren. . . f. 160,000. Aan 110 perfon. dan overblyvende, ge turendededen volgende jaaren. , . f. 110,000, ƒ 1,560,000. Aan  (95 ) ' Transport. 1,560,000. Aan 80 perfon. dan oveiblyvende, - gedurende de tien volgende jaaren. . . . f. 80,900* Aan 50 perfon. dan overblyven»> de, gedurende de tien volgende jaaren. . . ƒ 50,000. Aan 20 perfon. dan overblyvende, gedurende de tien volgende jaaren. . . . ƒ 20,000. Aan 6 perfon. dan overblyven- de, gedurende tien jaaren. . f. 6,000. ƒ i,7i6;ooo. Offchoon nu uit deeze bereekening te zien is, dat den Staat de genegocieerde f. 500,000 byna 3 en een half maal gerestitueerd heeft, zal nogthans blyken dat het veel voordeeliger is, aan indien zy van de Hoofdfom als losrente gedurende dien zelfden tyd, een interesfe van 4 per Cento in het jaar had betaald , want Vrankryk om geld te krygen op losrenten, zou al niet minder kunnen aanbieden, ƒ. 500,000 tegen 4 per Cento, geeven 's jaars f. 20,000. Dit maakt in honderd jaaren/20,00,000 of twee milioenen. Des profiteert het Land gedurende dien verloop van tyd ƒ 2,84.000. en de hoofdfom is afgelost, daar in gevalle van Losrente, de Staat niet alleen zoo veel meer zou betaald hebben, G 2 maai  C96 ) maar ook nog de hoofdfom fchuldig blyft, tt welk des een verlies van ƒ 7,82,000 oplevert. Men oordeele nu uit deeze zoo eenvoudige bereekening, wat voordeeliger is voor een 1VI0gentheid, Lyfrenten of Losrenten te conltitueeren: want gelleld zelfs dat zy maar 3 per Cento aafl intresfen behoefde te betaalen, zou zy tog gedurende dien tyd daar aan opfchieten f 1,501,000. welke gevoegd by de te rellitueren hoofdfom ƒ 20,00,000 uitmaakt, en het geheele beloop der Lyfrenten enkel f 1,716,000. zynde sou het nog een profyt van circa drie tonnen gouds opleveren. En nog is in deeze, de becyferinge der lyfrenten op zyn onvoordeeligst ter needer gelleld. Want , voor eerst hebben wy gereekend op diea voet, als of het getal der trekkeren , pas net op het einde van iedere tien jaaren kwam te verminderen, daar het zeeker is, dat allen gedurende dien loop overleeden , juist niet in 't laatfle jaar zullen gellorven zyn. By voorbeeld; van de 350 kinderen tien jaaren oud, fterven 'er voor hun twintig jaaren ze Mig. Vermoedelyk ja zeeker zullen 'er onder zyn , die op hun 12, 13 &c. jaaren aflyvig raakcn , en dus zulks door ieder tiental jaaren plaats nemende, volgt 'er uit, dat ook vcelen der te betaalen lyfrenten veel fpoediger een einde neemen. Ten tweede , hebben wy veronderileld , dat al-  C 97 ) alle kinderen een jaar oud waren , op wie de lyfrenten geconftitueerd wierden. Of fchoon men daar toe doorgaans jonge kinderen neemt, is het nogthans zeeker, dat veelen de lyfrenten zetten of op hun eigen leeven, of op perfoonen reeds de kindfehe jaaren ontwasfen. Oude lieden zelfs neemen lyfrenten op hun eigen lyf, ten einde een ruimer beflaan te hebben. Hoe ouder nu de perfonen zyn, hoe fchielyker de betaalinge der lyfrente ophoudt, en altyd een zeeker getal bejaarde deelnemeren onder de geconflitueerdien zich bevindende, wordt 'er ook noodwendig zoo lang en zoo veel niet betaald, als indien het alle kinderen van een jaar oud waren. Indien men deeze beide artikels eens nauwkeurig berekende en in defelcatie bragt, zou men mooglyk bevinden , dat 'er wel een vyfde ja vierde minder betaald wordt aan lyfrenten , als de gefielde fomme van 1,716,000 Guldens. Niets kan onzes bedunkens dierhalven een Minister der Finantie weerhouden, altyd de te doene Geldleeningen in lyfrenten te Conflitueeren , by voorkeuze van losrenten, dan alleen twee reedenen. Vooreerst, de moeilykheid om een fonds te vinden, waar uit de lyfrenten te betaalen; want by voorbeeld, het valt gemaklyker een inkomen te vinden waar uit 2,840,000 kunnen betaald worden, voor d'intresfen van 70 Milioenen tegen 4 per Cento, dan wel waar uit men 7 Milioenen G 3 kan  (98 ) kan vinden, die daadlyk in deerde jaaren aan lyfrenten moeten uitgekeerd worden. Dog ook , kan zodaanig fonds gevonden worden, dan is hec geraadener lyfrenten te betaalen, alzoo het getal derzelven jaarlyks deminueerende, dus ook jaarlyks meer en meer van dat fonds overfchiet, 'c welk een Ca, itaal oplevert, dat tot andere nuttige eindens kan gebruikt worden. Ten tweede , de zeekerheid van naa verloop van eenige jaaren de Iosrenrn te zullen kunnen aflosfen. Indien men zeeker is, dat men daar toe uit zeeker fon is, ras een fom zal hebben die voldoende is, dan is her geraaden lyfrenten te conflitueeren; alzoo de betaalinge dcrzelve in den beginne lastiger valt en meer geld vordert dan die van losrenten, gedurende d'eerste ao of 25 jaaren. Doch hoe is een Finantieh >ofd altyd verzekerd , dat fonds ter aflosfinge re kunnen hebben ? Hy moet daar toe jaarlyks eenè ïbmme ter zyde leggen. Wel aan, dit doet hy, en reeds eenige jaaren agter den andere zulks in uchtgen. >mcn zynde, is 'er til een geheel Capitaal geaccrespeert, "Maar de Staat wordt by voorbeeld in eeiKn oorlog gewikkeld, moet buitengemeene kóstèn doen, heeft extraordinaire fommen nodig. Dan zal dar gereed liggende voor handen zynde Capitaal, immers 't eerst gebruikt worden: her fords ter aflosfinge is gevlogen, men blyft met de inirësfen belasts terwyl de hoofdfom onbetaald blyft. Men moet inmiddels wederom andere gelden negotieeren, met welken het even 'eens gaat , cn aiiengskens geraakt men unheritelbaar in fchulden. Om  ( 99 ) Om deeze redenen dan, is het veiliger de zeekerheid te hebben, dat het Capitaal eens ophoudt een fchuld te zyn, en daarom zuuden wy het met de Lyfrenten houden. Doch zoo voordeelig als het Conltitueren van Lyfrenten is, zoo fchadelyk zyn de Tontines voor een Land. Geene verligtinge in d'intresfen gedurende fomwyle meer dart tachtig jaaren is 'er in dezelve te hoopen; want de volle rente wordt altyd aan de langstlevende betaald. Dat een Finantier, wil hy het voordeel van den Staat betrachten, daar dan voor altyd van afzie. By de laatste Tontines in Vrankryk , in 1759. nam een genootfehap cyferaars eene geheele Clasfis voor hun alleen. Zy kozen die van 40 jaren, omdat men na evenreedighcid hooger intresfe betaalde, en waarom? Omdat de kans van 40 tot 80 te komen de grootlte is. Kortom, de Tontines zyn een der iïechtfte accoorden, die d'0verheid ooit kan maken. Ter gelegenheid der Lyfrenten en Tontines, vermeenen fommigen waargenomen re hebben , dat de deelnemers daaraan doorgaans een weinig langer dan andere menfehen leeven; waar over de rentenbetaalders niet wel vergenoegd zyn. Belachlyke (lelling! \¥aarom toch zou dat foort van Renteniers eenig voorrecht boven' anderen hebben ? Evenwel gefield eens , hoe ongelooflyk ook , dat zulks waar was, dan zou denklyk de reeden hier in te zoeken zyn ,• dat zy die hun Capitaal op lyfrenten zetten, juist zo gek niet zyn en G 4 be-  ( 100 ) begrypen, dat zy fris en fterk zyn: wydcrs, dat het veeltyds ongetrouwde perfonen zyn, die enkel voor zich zeiven denken, en dus alles doen wat hen lang Kan doen leeven. In derdaad ook, een ruim jaarlyks inkomen is voor hun te aanloklyk, om zo Ipoedig te verhui zen, en willen zy'er lang genot van hebben, dienen zy zich weinig te vergen , of zich veel aan kommer en zorgen bloottelteilen. Dit nu trachten zy te bewerken , door niet te huwen, zich met geen huishouden te belasten, cn op hun gemak te leeven : daar in tegen hy die getrouwd is, niet alleen van matiger intresfen moet leeven, want hy durft ook zyn geld niet op lyfrenten zetten;maar bovendien met kommer, angst en arbeid voor zyn huisgezin moet zorgen. Zyn leven is dan fpoediger verlleetcn. Hier voor dragen d'eerstgemelden deeglyk zorgc. Zy redeneeren by zich zeiven aldus: indien ik ongebonden leef, zal het Land of de Vorst myn erfgenaam zyn; en hy die my de renten betaalt onder fchyn van myn vriend te zyn, zal in zyne vuisten lagchen als hy my ziet begraven. Dit houdt hen tegen; zy neemen een goed diëet in acht,en Jeven mooglyk daarom eenige minuten langer.' Des niet te min , wy durven veilig tot troost van de Debiteurs der Lyfrenten zeggen, dat, evenveel op wat jaaren men zyn geld op lyfrenten o-eefr zy altyd aan de beste koop zyn. De Tontines alleen zyn drukkende, en men ziet ook niet, dat ooit een Geestelyk genootfchapgeld benodigd hebbende, zich van dezelve bediend hebbe, maai wel  ( ÏOI') wel van lyfrenten : want de Munniken weten we\ tot hun voordeel te cyfferen. Hoe zeer 'er zekerlyk doorkundige Finantiers gevonden worden, zyn'er helaas evenwelveelen, die met het geldbellier belast, daar in de lompftc misdagen begaan, en duidelyk hunne onkunde aan den dag leggen. Daar van daan de verwarringen in de finantien van zoo veele Landen, welken op verkeerde grondbeginfelen te werk gaan. Wie van het Geldweezen niet oordeelt dan door ïiet geld, zonder het grondbeginfel 'er van nategaan, ziet en kan 'er ook niets anders in zien, dan ?t geen tot nadeel van 't gemeen kan {trekken. Men moet om 'er zich een juist denkbeeld van te vormen, het zelve in een uitgeltrekter en edeler oogpunct befchouwen. Dan ook zal men bevinden, dat wanneer men de zaak nader ingezien en beter ontvouwd zal hebben, zy den aandagt van de Regeering en de Ministers der Finantie dubbeld waardig is. Om zich zeiven in eene zoo uitgebreide ftotTe goede en onveranderlyke grondregelen te ftellen, dient men vooral de Finantie te beichouwen in het eerde grondbeginfel, dat haar voortbrengt,- en de rykdommen, die dezelve vervat,- in dekragtdadige middelen, die daar door aan de hand gegeeven wor* den. Dit verzuimende, zal een Land altyd degt of verward by zyne finantien daan; d'imposten zullen onevenredig verdeeld zynd'eene Clasfis zal te weinig betaalen, d'andere te veel gedrukt worG 5 den  (10* ) den. Men vergunne ons hier omtrent eenige algemeene regels aan de hand te geeven. Een groot Finantier is jn deeze onze leidsman, want wie zou Nekker daar voor niet erkennen. In het grondbeginfel befchouwd, wordt de Finantie voortgebragt door het Volk , dat men veronderflelt in eene genoegzaame hoeveelheid te zyn, en rykdommen te bezitten, d'e tot goede eindens aangelegd, ten nutte van den Staat en het Volk zelf-) ihekken. Het oogmerk der Finantien vervat in zich de noodzaaklykheid, van d: voortteeling te bevorderen, ten einde een groot aantal menfchen te krygen, die het geld nuttig gebruiken in de onderfchetde beroepen, en zich en den Staat daar door bevo> ieren. Ook is het licht te befeffen, datzekere fommen weiken het facit der belastingen voor den Staat moeten uitmaken, gemaklyker gedragen en opgebragt worden door veelen, dan door weinigen. i)e Popuhtcie aartemoedigen is des een eerfte ftelregel van 't finantieweezen, en die de Regeering nooit uit het oog dient te verliezen. Te dien einde plaatst zich hier de Landbouw als van ze.'fs in d'eerften rang, dewyl zy den mensch voedende, hem alleen in Itaat kan Hellen, om al het overige te verkrygen. Zonder den Landbouw kan men immers geene eerfle werkftoffen tot de andere handwerken verkrygen; en by gevolg geen uitbreiding in den Koophandel. Het is doorden- dy  zeJven; dat men alle foorten van gronden tot waarde brengt, welke 'er ook her gebruik en de voort* brengfeïen van mogen zyn. Dit is de grond van den Koophandel, tot dewelken men we?enlyk niets anders brengen kan, dan de voortbrenglélen van den Landbouw en het vernuft, 'tzy men die geza* mentlykofafzonderlyk befchouwt: wanr de Handel brengt niets anders te weeg, dan dat men die voortbrenglélen binnenslands doet circuleeren, en naar buiten verzendt. De buitenlandfche Handel is niet altyd dezelfde, en regelt zich naar de omflandigheden en tyden. Zyn 'er Colonien , zo moet 'er eene zekere onafhanglykheid plaats hebben, waar* door een gedeelte van den winst ten behoeve der Colomsten aan het Moederland onttrokken wordt. Wat den handel met de vremden aanbelangt, daaromtrent geeft men eeniglyk acht op de belangens van eigen inwoonders. Wanneer de Koophandel op deeze wyze beltierd wordt, verlevendigt die en onderfteunt alles, wat eenigfints betrekking tot den welftand van een Land en Volk heeft. De Finantie alle deeze en duizend andere voorwerpen in zich behelzende, kunnen die rykdommen onder twee oogpuncten beichouwd worden, namentlyk als natuurlyke of verkregene rykdommen. Onder de natuurlyke rykdommen behoort het vernuft der inwoonderen, door de noodzaaklykheid Werkzaam gemaakt, door den nay ver vermeerderd, en door de pracht of weelde nog al verder uitgebreid  ( ï©4 ) breid. Voorts, de eigendom, de aangenaamheid en vruchtbaarheid van den grond, die welgekend, wel befchouwd zynde, den ovei v'loed bezorgen van al wat nuttig en aangenaam is. Tot dusverre hebben wy enkel gefproken , van 't geen men aan de natuur en niet aan de kunst verfchuldigd is; maar de kunst alleen kan aan de natuurlyke rykdommen eeuen nieuwen graad van aangenaamheid en nuttigheid by zetten : de konden cn Wetenfchappen , door nieuwe uitvindingen tot volmaaktheid gebragt, zyn zoo veele rykdommen , die men aan het Verdandig vernuft verfchuldigd is. Men moet ook nog als verkregen rykdommen aanmerken de vorderingen, die men gemaakt heeft inde middelen, om (den binnen en buitenlandfchen Koophandel , op een gemaklyker wyze dan voorheen, te kunnen dry ven, door het aanleggen van nieuwe weegen, graven van aarten, &c. Doch dappen wy deeze voorwerpen voorby, die reeds zoo dikwerf verhandeld zyn, en zeggen wy liever nog iets van de Finantien, als wezenlyke ofwel als verbeeldende rykdommen van den Staat befchouwd, Befchouwd als inkomden zeggen wy, zyn de wezenlyke rykdommen of beftendig of toevallig , en in beide gevallen behoren zy even als de Fondfen, aan den Souverain of aan de particulieren. Behooren zy aan deeze laatsten, zoo zyn het de vruchten, de voortbrengfelen en de in-  C 105 ) inkomften der fondfen die zy bezitten; het zyn 00K de Heeren rechten die 'er aan gehecht zyn. Behoorenze aan eerst gemelde,narnentlyk de Souverain , zoo komen hem die toe 't zy als; byzonder Heer, of wel aan 't Land dat is de Souverain : een wezenlyk onderfcheid, dar men niet uit het oog moet verliezen. De Overheid bezit de eene door zich zelve zonder dat de Souverainiteit in aanmerking komt 5 maar de imposten by voorbeeld, die de Overheid als Overheid heeft, zyn van eenen anderen aart, en moeten enkel geheven worden ten algemeenen nutte, van hen, die ze helpen betalen. De voordeelen der natuurlyke of verkregen rykdommen, 't zy wezenlyke 't zy verbeeldelyke, bepaalen zich niet enkel tot het tegenwoordig ogenblik; zy (trekken zich ook uit tot het toekomende, en leggen den grondflag , die het voornaamlre oogpunct uitmaakt, waar onder het Geldweezen befchouwd moet worden. Zy, die de Volken geregeerd hebben , konden of wilden de groote voordeelen niet kennen, die uit eene beredeneerde en verllandige Adminiftratie moesten voortvloeien. Nieuwe en daarom meest altyd voor het Volk nadelige Systhemaas, wierden door de Vorsten omhelsd, zonder dat zy zich bekreunden, of zy zich daar door den algemeenen haat op den hals haalden. Van alle de middelen die in de macht der Regee- ring  C 106 ) ffng waren, was de impost 'er een, waarvan zy altyd het gretigst gebruik gemaakt heeft. Maar hoe? Men heeft die voornaamentiyk op de Confumpticn gelegd. Dit kon goed zyn, midsmendie gelegd had enig op zodaanigc confumptien, die ieder Burger naar mate zyner vermogens of zinnelykheid vermeerderen of Verminderen kon; als by voorbeeld op de voorwerpen van weelde of pracht. Ais dan zou deeze impost, fchoon willekeurig en een wezenlyk kwaad, echter veel goeds hebben kunnen te weeg brengen, door aan den Staat zeekcre fommen ter hand te lteilcn , waarmede de rroodlydende konden cnderlte'und worden. Maar neen; men heeft de eerfte noodwendigheden belast, 't geen even zo veel is, als of men den menfeh zyn voedzel en bertaan wilde beneemen, en hem tot de ledigheid of luiheid dwingen: dewyl hy door zynen arbeid het noodzaaklyke toch veeityds niet verwerven kan, en dus ten lesten tot rooven of lleelen, en wel tot bedelen genoodzaakt wordt. Deeze keten van verelrukkingen heeft zich altyd uitgebreid; zy zal ook alle Volken en alle Eeuwen drukken, tot zoo lr.ng dat de konst van regeeren becter gekend zal zyn. Wanneer wy de aaneenfchaikeling der voorwerpen naafpeuren willen, die betrekkingehebben op de Finantie, als rykd mmen befchouwd, worden wy als van zelfs daar heen geleid, om over het publiek of volkscreeiiet te fpreeken; het welk fchooq  C 107 ) fchoon naadelig voor alle Staaten, nogthans minder fchaadelyk voor den enen dan voor den anderen is, Eene Natie , die veele ryke voortbrengfelen heeft, welker inkomften vry zyn; die altyd haare verplichtingen is naagekomen; die niet bezield worat door heerfch of conquestzucht; die door zich zelfs regeert: zo eene Natie zal het geld tot eenen minderen interest kunnen bekomen, dan een Ryk, welks eigen voortbrengfelen niet veelvuldig zyn; dat met fchulden overlaaden is; dat boven zyne vermogens onderneemt; dat zyne crediteuren bedrogen heeft, en onder eene willekeurige regeering zucht. Hydie het geld fchiet, zal d'interesfen altyd berekenen naar evenredigheid van hefgpvaar, waar in hy is. van het zelve te kunnen verliezen, üaa'-om by voorbeeld kan de Republiek beter en goedkoper geld krygen dan de kroon van Vrankryk. Aldus zal een Volk, wiens geldweezen in wanorder is door het publiek crediet, in 't uiterfte ongeluk vallen,- ja de beste ingerichte Regeering, kan 'er ligtelyk de naadeelen van gevoelen. Maar , zeggen fommigen, is het niet nuttig voor den Staat, dat men het geld der andere Natiën tot zich lokt? Brengen de publieke geldleeningen zulks niet te weeg? Ja zeekerlyfc Men trekt het Metaal der vreemdelingen op dié wyze tot zich : maar indien de Staat niet dan van zyn eigen onderdaanen leende, zou men de tifc  ( io8 ) nationale inkomften, niet aan vreemdelingen bes-boeven uit te keeren. In een woord, alle geldleningen zyn fchadelyk. Want moet men de imposten niet vermenigvuldigen , in evenredigheid van de mtresfen die te betaalen daan, en de Capitaalen die moeten afgelost worden ? Dit kan men vermyden, door van hen liever in eens zoo veel te vragen, als men benodigd heeft. Door de negotiatien en de fchuld die de Natie daar door Contracteert, zyn de onderdaanen in dezelfde omftandigheid, als of zy zelfs het geld opgenomen hebben; immers zy moeten de intresfen en degelden ter aflosfinge opbrengen. Wanneer een Staat dan door deeze drangredenen niet afgefchrikt wor^t, buitenslands geld op te Jfcemen, zo moet die ten lesten, buiten allen twyflei, vroeg of laat zyn eigen ondergang bewerken; het toekomende aan het tegenwoordige opofferende, en om het Crediet gaande te houden , de intresfen van dag tot dag verhogende; gelyk Engeland doet.  E NGELA ND. TOen ih het jaar 1709 de Maarfchalk dé Boufflers na eene hardnekkigfre verweering tegen de Geallieerden, de Citadel van Luik aan Prins Eugenius en den Vorst van Nasfatl Gouverneur van Friesland, overgaf, gingen deezen zoo dra de Capitulatie getekend was, een yriendelyk bezoek afleggen by den Maarfchalk, in die Citadel , hem omhelzende en een compliment maakende , over de eer welke hy zich door zyne wakkere verdediging verworven had. Boufflers nodigdé hen ter dier gelegenheid uit," om het middagmaal by hem te willen neemen' waar over zy hartelyk begonnen tc lagchen wetende dat hy van allen voorraad en levensmiddelen ontbloot was, als hebbende zich eenig uit hongersnood , overgegecven. Wy neemen zeide Eugcnms, uw aanbod van herten aan , doch vertrouwende dat het gastmaal niet kostbaar zal zyn , maar op zyn Militairs : vermoedelyk hebt gy nog een paar denhout overig; doch daar zullen wy ons mede vergenoegen, want alles [maakt goed aan de tafel van een man van zoo veele verdienflen, als Boufflers Bit laatfle zinfpeelde op de noodzaaklykheid waar in de Maarfchalk geweest was, om zoo wel zelfs als zyn guarnifoen, gedurende de Staatsm. Maart,. H ' twe«  ( HO ) twee laatfte maanden der belegering , zich met paarden - vleesch te geneeren. Verzekerd z^me gasten by zich te zullen hebben , liet Boufflers daadlyk alles in de Stadt haaien , wat tot eene goede njaaltyd nodig was ; maar de twee Prinsfen drongen by hem aan , dat ook de fchootel zoude opgedist worden , waarvan hy dien dag had moeten eeten, in gevalle de Capitulatie niet was getekend geworden. Daar wierden derhalven twee fchotels op taaffcl gebragt, bereid van paardenvleesch, en hoe zeer deeze kost zeer ontfmaaklyk moest zyn voor Eugenius en Nasfau , aten zy en de verdere gasten 'er een goed deel van , zeggende tegen hunnen Hospes. , Wy •willen ons aan deeze fpyze gewennen, want van u geleert hebbende hoe men zich lange en wakker kan yerdedigen, hoopen wy ook uw roemrugüg voor' beeld te volgen , indien wy ooit in het geval komen , van belegert te worden in eene vestinge, waar in wy het opperbevel voerden. Het Tcheelt 'er veel aan , dat de Bevelhebber van het Fort St. Philippe op Minorka het genoegen gehad heeft , zynen overwinnaar op zoo eene eeraandoende wyze te mogen vergasten, en 't blykt zelfs , niet dat hy zich niet langer aoude hebben kunnen verdedigen; want ichóon men van de Britfche zyde het gebrek aan voorraad van levensmiddelen, en bepaalielyk dat van gezouten vleesch voorgeeft, denkeu  ("I) ken veelen dat de zaken nog niet tot dat uiterlte gekomen waren , of men had zich nog een wyl kunnen verdedigen, in hoop van door d aankomst eener .Engelfche Vloot ontzet te WÖrden. Zich zonder eenige Capitulatie als krygSgcvangeh cn op genade te moeten overgaven , is wnarlyk eene groote vernedering voor d'Engelfchen hoogmoed. liet Bffitftte Ministerie heeft in dit geval wed-rom .regeeven, of va.n! deszelfs ach- geïooshcici, of van de toeneeinende onmacht , waar in het Ryk is. Van achteloosheid zeggen wy j, om dat het' bewust van de' toebereidfelen der Vyanden, en wetende of kunnende weten, dat d'onderneming tegen Minor ka gemunt was, by tyds eene verfterkïng derwaards zenden , en een Vloot in de nabuurfchap hebben kon, om de pogingen der vyanden te verydelen. Onmacht , om dat men natuurlyker wyze niet kan veronderllellen, dat het Ministerie , hoe zeer ook gewoon buitenfporige of' verkeerde flappen te doen , Minorka opzettelyk zoude verwaar-' loosd hebben , indien het anders gekend had , en men dus moet befluitèn , dat het een werk van dwang is geweest, veroorzaakt door gebrek aan genoegzaame macht , zoo in fchepen als volk. Wat 'er ook van zyn moge , dat Eiland 't welk wegens deszelfs legginge zeer veel voor d'Engelfchen waardig was , is thans in SpaanH a fche  0*0 fche handen, en wy kunnen niet geloven, dat die Kroon zoo dwaas zyn zal, het by een vredes tractaat hun weder te geeven. De oorlog wordt thans niet gelukkig genoeg door de Britten gevoert , om daarop te kunne;: hoopen , en de Spanjaarden zouden ook aller onftaatkundigst handelen , eene Natie die haar gedurig beoorloogt en afbreuk zoekt te doen, in hunne nabuurfchap een fchuil en legplaats van zoo veel aanbelang te vergunnen, van waar zy alle oogenblikken een zwerm kapers uitzond , om op roof en moord af te gaan. Men gelove het vry, Minor ka was om die reden eene bezitting van veel aangelegenheid voor d'Engelfchen, even gelyk Gibr alter het nog voor hun is, en 't is daarom te verwonderen, dat de Franfchen en Spanjaarden niet reeds van den beginne van deezen oorlog, daadlyk gepoogd hebben, Minorka aan hunnen vyand tontweldigen: wenfchelykware het, dat laatstgemeldennüeerstdaags even zoo gelukkig Haagden , in het bemachtigen van Gibralter. Het waren de Minorkaanfche Kapers, die ons in 't begin van deezen oorlog het meeste afbreuk deeden, cn reeds van te vooren het meeste vexeerden» Onze Levantfche handel heeft van hen de gevoeligfte nepen gekregen. Niet zonder reden mogen wy ons dierhalven, als tegenwoordige vyanden van Engeland verheugen, dat het deeze bezitting verloren heeft; ja al leefden wy met het zei-  ("3 ) zélve in vollen vreede, zouden wy evenwel niet dan met innerlyke vreugde deeze gebeurtenisfe kunnen verneemen, alzoo de Engelfchen zoo dra zy met anderen in oorlog zyn, ons al tyd gevexeerd hebben op Zee, en Minorka eene verzamelplaats voor hunne Kapers was, welke zy nu ontbeeren. Hoe zeer wordt tegenwoordig d'Engelfche hoogmoed niet vernederd, en wat is het 'er thans verre af, van 't geen een Parlementslid eens dorst beweren, wanneer hy zeide: dat V geen kanon-, fchoot op de Zeen der geheele Waereld moest gedaan worden, zonder verlof der Britfche Natie. Verre van dien; het imperium maris 't geen hun niet toekwam , waartoe zy even zoo weinig als eenige andere Natie recht hadden, doch waarvan zy zich intusfchen de posfeslie hadden aangematigd, is thans voor d'Engelfchen verloren, en wie weet of het nog niet gebeuren zal, dat zy omgekeerd geen fchoot op Zee zullen kunnen doen, zonder verlof der andere Zeemogendheden? Waar. fchynlyk althans is het, dat Engeland van den rang van deerde Mogendheid ter Zee , tot die van de tweede of derde clasiis zal daalen. Doch wie der vyanden van Engeland zyn het, die hem zoo vernederen en gevoelige deuken geven ? Het zyn de Amerikanen, deszelfs mishandelde vorige onderdaanen; het zyn de Franfchen, de Spanjaarden, de ... . Hier hadden wy gewenscht ons Vaderland te kunnen noemen, H 3 maar  (m) maar helaas, de roemrugtige aétie van Doggerbank uitgezonderd , die mets beilist heeft, die geen voordeel aanbragt, kunnen wy ons nog niet beroemen, voorfpoedig genoeg geweest te zyn, d'Engelfchen eenigen ilag toegebragt, eenige noemenswaardige afbreuk gedaan te hebben. In tegendeel, zonder de hulp van eene Mogendheid, die fchoon met ons gemeene vyand, nogthans geen geallieerde is, en des niet gehouden voor ons te vechten gelyk zy doet, onze verloren bezittingen voor ons te hernemen, en anderen voor ons te beveiligen of te bewaren zonder die hulp zeggen wy, zoude het getal der flagen die Engeland ons toebiagt en voorders in den zin had, nog ondraaglyker zyn geworden. Het weder terug bekomen van St. Eufiatius, het behoud van de Kaap , die gevaar liep door de Engelfche Vloót aangetast, verrast en mooglyk veroverd te worden, zyn wy niet alleen aan Vrankryk verfchuldigd , maar die Mogentheid biedt zich bovendien nog aan, om in gemeen overleg met ons te werk te gaan, en ons nog verdere diensten te bewyzen. Doch keeren wy wederom tot Engeland te rugge. _ Na de hoogmoedigfte taal gefproken, en d'Amerikanen voor rebellen ja voor nog erger als 't uitvaagfel van 't menschdom te hebben uitgefcholden, is eindelyk het Ministerie tot die laagte gebragt geworden, dat het genoodzaakt is van dien verderflyken oorlog af te zien, en te trachten, een verdrag of vreden met de vereenigde Staaten van ft. Amerika te maaken. Vermoedelyk zal ditbe- fluit  C "5 ) * fluit door 't Parlement genomen en aan den Koning te kennen gegeeven, geenfints behaagt hebben aan Lord North en zyne amptgenoten,- maar aan d'anderen kant behaagde het geenfints aan het bedaardfte en wyste gedeelte der Natie, dat die Minister zoo veele jaaren eenen oorlog gerekt heeft, die hy zeide in 't eerde jaar van deszelfs aanvang, beflisfende te zullen eindigen. Doch hoe zal het verdrag met d'Amerikanen kunnen getroffen worden ? Deeze immers zullen geen vreede kunnen maaken, zonder goedkeuringe van Vrankryk, wiens geallieerde zy thans zyn, en aan wien zy niet weinig verplichtingen hebben. Zal Engeland Amerika voor onafhanklyk verklaaren ? Zoo ja, dan blyven d'Amerikanen evenwel geallieerden van Vrankryk, en zyn indiequaliteit gehouden het by te liaan, zoo lang het in oorlog blyft met Engeland: want wilden zy dat niet doen, zouden zy gevaar loopen door Vrankryk onvriendelyk behandeld te worden, en in nieuwe moeilykheden te geraaken. Of zal Engeland een befland met Amerika maaken ? Dit kan ook geen plaats hebben om dezelfde reden. Of zou Amerika op redelyken conditiën zich aan Engeland onderwerpen? Daar voor heeft het te lang gevogten, en zyne keetenen te zeer verbroken. Doch gefield al eens, d'Amerikanen wilden daar toe befluiten dan zal Vrankryk zulks niet gedogen , en liever zyne wapenen tegen hen gebruiken; des zy in flede van vreede te erlangen, van d'eenen oorlog in d'anderen zouden vervallen. H 4 Oa.  C !i6) Onzes bedunkens zal het (luk van eenen afzonder* lyken vreede tusfchen Engeland en Amerika dierhalve veel zwarigheid in zich hebben, ja wy en veelen met ons befchouwen dien als onmooglyk. Wil Engeland des vreede met Amerika maaken, zal het ook gelyktydig dien met Vrankryk dienen te treffen, en deeze Mogendheid thans niet ongelukkig oorlogende, bovendien wetende hoe zyn vyand verzwakt vernederd en aan lager wal is, zal naar gedagte niet zeer reklyk zyn, "cn op zyn beurt door yoordeelige en voor Engeland vernederende voor* waarden, de fchaden willen vergoeden die hy leed en de fchande die hy ondergong, toen Engeland zyn voordeel deed metVrankryks laagcn toeiïand en de humilieercndlïe vredes voorwaarden voorfchreef, om een einde van een laatften oorlof te maaken. Wanneer men hier nu byvoegt, dat Spanje als geallieerde van Vrankryk niet zou dulden , dat zyn bondgenoot te gelyk met d'Amerikanen afzonderlyk vreede maakte, cn des een fpaak in 't wiel zoude fteken, zoo het tellens in dien vreede niet deelde; zoo is het niet moeilyk te voorlpellen , dat het werk van den vreede nog verre af is, althans dat Engeland die nooit afzonderlyk roet N. Amerika zal kunnen maaken, hoe zeer het zulks en mooglyk beide partyen gaarne zouden hegeeren, Intusfchcn mag Engeland zich gelukkig agten, indien het in deeze zyn oogmerk kan bereiken ; want wordt deeze oorlog die hec gros der Natie  altyd tegen de borst was, nog langer voortgezet, is het te dugten, dat'het Ryk door binnenlandfche beroerten, nog verder zal geruwineerd worden; cn de heethoofdige Ministers die het oorlogsvuur aangeftookt en zco lang brandende gehouden hebben, loopen gevaar de flachtofiersvan een muitend gemeen te worden. De geest van opftand die de Téren zedert lange bezielde, doch een weinig bedaarde, doordien Éten hun eenige eifchen inwilligde, begindt wederom wakker te worden. Het voorbeelt van Amerika moedigt hen aan, en 't zoude niet te verwonderen zyn, dat zy van Engelands tegenwoordige laagen en haglyken toeftand gebruik maakten, om zich aan het harde juk t'ontrekken, waar onder zy tot heden gebukt hebben. Wat zou het dan zyn, indien de Téren eens zeiden : Wy willen dezelfde voorrechten hebben ah uwe Engelfche onderdaanen; wy willen even vry zyn, ofwy zullen ons die voorrechten met de wapenen verfchafen. Dit nogthans zou wel eens eersdaagsch kunnen gebeuren, en eene Natie, die zich reeds in een foort van weerbaarheid (lelt, die eene armee vrywffligers op de been heeft, die hulp en byftandvan Vrankryk en Spanjen kan erlangen, is te gedugt, dan dat Engeland zoude kunnen of durven weigeren, aan dezelve alles in te willigen wat zy begeerde. En was Engeland dwaas genoeg, haar met de wapenen te willen dwingen of in toom te houden, vermoedelyk zou de uitflag van dien H 5 bur-  burgerkryg even zoo ongelukkig zyn, als dien tegen Amerika. Alles moet Engeland dierhalve aanfporen, om zo Ipoedig doenlyk met alle deszelfs vyanden vrede te maaken, óm een totale ruwien voor te komen; en het zal te dien einde wel doen, niet te ftyfhoofdig te zyn, in het inwilligen der voorwaarden van vrede. Nog een ongelukkige veldtocht is'er voor hetzelve maar nodig, om 'er geene te kunnen bedingen, maar zich die voorwaarden voorgefchrcven te zien. DUITSCH-  (1*9) DUll'SCHLAND. TT^VE Paus fehynt dan vast beflooten te hebJ ƒ ben , incognito by Jozephus een bezoek te komen afleggen, om ware het mooglyk dien Vorst te overreden, van zyne genomen befluiten omtrent eenige fchikkingen betreklyk de geestelyke orders, de Bisfchoppen, de vryheid aan de Protestantfche en andere Gezmtens, en wat dies meer is , af te zien. Dan in deeze verlichte Eeuw, waar in de Vorilen zo verfchrikt niet meer zyn, voor de blixemen van het Vatikaan is het te vermoeden , dat de oude Vader daar omtrent weinig rroost en voldoeninge zal erlangen , vooral by een Prins, die van alle vooroordeelen ontbloot, die een voorilander der tolorantie en een menfehenvriend zynde, zyne grootheid en macht kent, en zeer wel weet wat hy zoude kunnen doen, indien de zogenaamde Heilige Vader rukcloos genoeg ware, om zich tegen hem te bedienen van die gecstelyke wapenen, welken de voorzaten van den tegenwoordigen Bisfchop van Rome zich zoo mcesterlyk wisten ten nutte te maaken , tegen de voorzaten van Jozephus , en andere Vorsten die in vroeger Eeuwen leefden. De tyden zyn niet meer, waar in een PlonortUS ƒ«., een Gregorius IX., en een Innocen- tius  C tius III., zodanig een gebrnik wisten te maaken van de domheid der mehfchen , dat zy zelfs door hunne builen het onderwyzen in het civiele recht verboden. En waarJyk , het ware voor de Pausfen te wenfehen geweest, dat dit verbod altyd Hand gehouden had; want de kennisfe en uitbreidinge van het zelve recht heeft aan de Vorsten geleerd 'er'zich van te bedienen, tegen het heen'chzugtig Rome , en het tegenwoordig Hoofd van 't Keizerryk zal zich 'er een meesterlyk gebruik van weten te maaken, om het Canonique recht binnen deszelfs eigentlyke en nauwfte paaien te beperken. De invloed van het Geestelyk Rome heeft \n verre de meede zaaken een einde genomen, en 't geen 'er nog van overblyft, ligt zieltogende ; terwyl het waereldlyk Rome tot die laagte en zwakte gedaald is, dat het in 't po. litiek listhema van Europa , zelfs in de balans van Italië, een minimum uitmaakt. Wat zal de Paus dan kunnen verwerven by een Keizer, die machtig is, cn wat zouden zyne geestelyke wapenen kunnen uitrigten in een Land, waar omtrent een beroemd ichryver zich aldus uitdrukt ? „ Het tydftip naderd waar in „ alles te faamen fpant, om de leenonderwerping „ die het Keizerryk verzwakt, een einde te doen „ nemen, en vervangen te doen worden door de „ twee groote Monarchien van Oostenryk en Pruisfin; waar in de wereldfche Prinfen niet *> an»  y anders zullen zyn, dan de eerde Hovelingen en Amptenaaren dier twee Monarchen, en de „ Geestelyke Vorsten derzelver Capellaanen." Indien de goede oude Vader van Rome wel geraden wierd, zoude men hem doen afzien van een bezoek , waar op de Keizer zelfs niet fterk fchynt gezet te zyn, en men zou hem beletten den rol te fpeelen van een ongenodigden gast, die men uiterlyk wellcvendheidsbehalve eenige beleefdheden bewyst, doch wiens fpoedigst vertrek men met ongedult te gemoet ziet. Hy zou onzes bedunkens zich de ongemakken der reize kunnen vermeiden, en veele kosten befpaaren, 't welk hera in 't vervolg al vry wat noodzaaklyk zal worden, gemerkt zyne inkomften overal merklyk befnoeid Worden. Dan, daar hy evenwel in zyn befluit volhard, vertrouwen wy, dat hy daatkundig genoeg zal zyn, om niet te dyf op zyn ftuk te daan, en liever maar alles aan de Keizer in te willigen, eerder dan gevaar te loopen, van nog meer beknibbeld te worden. Dat hy indagtig zy , hoe het Huis van Oostenryk groote Erflanden in Italië hebbende, met weinig moeite een goede Armee naar den Kerkelyken Staat kan afzenden, om zyne Heiligheid tot lyfwagt te dienen, Het antwoord, door den Keizer aan 's Paufen Nuntius gegeeven, toond immers ten klaarde , dat die Vorst zyner macht en rechten bewust, geenfints bang is voor eene Excommunicatie, van welke die Prelaat implicite fchynt hebben willen te kennen geeven , dat het zichtbaar hoofd der Roomfche Kerke gebruik zoude kunnen maaken. De  ( 122 ) De eigendommen der kerk loopen daaglyks meer en meer gevaar in de Room che Landen. De heerfchende fmaak der tegenwoordige tyden is, de rykdommen aan te tasten van dat beruchte Lichaam, 't geen in dezelve nog zo veel invloed op het bewind der Regcringe en Staatszaken behouden heeft. , De oude wangunst der MagifTraats vergaderingen, die de Priesterlyke dwingeianriy enkel te keer ging, om de haare te behouden en uit te breiden; de hebzucht der Hovelingen ; de wezenlyke en telkens toenemende behoeftigheden van den Staat, zyn zoo veele onvermoeide en verbitterde vyanden, die daaglyks de waereldlyke bezittingen van de kerk dreigen. De hedendaagfche Wysbegeerte, heeft het daar toe wapenen en drangredenen verfehafr. Zeggen wy het evenwel, (en dit had 'er wel af mogen blyven) een aantal kleine en zogenaamde fierke Geesten, zelfs wel eer razende van dweepery, zelfs wel eer den Godsdienst doende zuchten, wegens de buitenfporigheden, welken zy bedreeven, om denzei ven quaji dienst te doen, Hellen thans de eerden hun eer in dien om verre te werpen. Is 'er dan geen middelweg ? Moet men dan een dweeper of geheel ongelovig zyn? Allen die eenigfints wel weten te denken in de R.oomfche Landen, zien van vreugd dat men ee- n.k  0*3) mge nuttige en noodzaaklyke veranderingen maakt, en in de Kerk en vooral in de Kerklyke of Geesr telyke goederen; ja zy zyn gereed om de Regeer ring, die zich in het bezit derzelye wilde dellen, de fierke hand te bieden. Het zoude evenwel onzes bedunkens te bezien daan, of die veranderingen, over het geheel genomen, wel zoo voordeelig zyn zullen, als veelea zich doorgaans inbeelden. Men overweege eens hoe weinig nut een Hendrik VIII. de Nero van Engeland , 'er van gehad heeft die overladen van roof en buit op de Geestelykheid behaald, des niet te min even arm bleef. Twee jaaren na al die ftroperyen was hy verplicht bankroet te fpeelen: niet tegendaande zyn Vader hem byna zo veel fchatten naliet, als hy door zyne hebzucht zederd aan de Kerken ontdooi. Zonder in 't geringde het gedrag des Keizers te willen laaken , of dien menfchenvriend by de Britfchen Hendrik te willen wergelyken , is het nogthans mooglyk, dat weinigen nut zullen hebben van de gelden, die uit d'affchaffing van veele kloosters in de Keizerlyke Erflanden zullen komen. Indien het niet te verwonderen is, dat het vooruitzicht om fchielyk ryk te zyn, de driften der menfchen gaande maakt, niet min behoeft men verwonderd te zvn, dat rykdommen kwalyk beltierd en verkeerd gebruikt worden; dat de ontrouw der Ontfangers, der Contrarolleurs &e. de rekeningen, door de gierigheid en voorraad ge-  C 124) gemaakt, kwalyk doen uitkomen; en eindelyk^ dat kisten, welken men dagt vol te zyn, ledig gevonden worden, terwyl 't meeste • dat nog voor handen is, verre beneden de waardy gefchat wordt. Wil men een nog versch voorbeeld hebben j hoe fchielyk de geestelyke goederen kunnen verfmelten , zo dra 'er de wereldlyke hand opgelegd wordt; men befchouwe de vernietiging der Jefuiten ! Wat heeft men niet gefchreeuwd over den rykdom van die Orde? Wat bergen goud moest men by hen niet vinden? Wat jaarlyfcfche inkomften hadden zy niet zelfs, ten kosten van de Kerk aan hunne Kloosters weten te bezorgen? Het fcheen dat 'er geen kelders in Europa groot genoeg waren , om dien ryken buit te bewaren. Waar is het alles op uitgedraaid? Op niets, eenige Geestelyke beneficia- uitgezonderd, welke de Collateurs nog by tyds gerevindiceerd hebben. De Lioncyns , die crediteurs, de oorzaak of het voorwendzel van den val der Jefuiten, zyn zelfs nooit betaald, en zullen denklyk nooit hunne pretenfien g^lfyrideerë n Wie anders hebben hier voordeel genoten , dan de geenen die de gelden deeze Orde toebehoorende verdonkerd hebben? Doch keren wy wederom tot den Paus te rugge. Hoe zeer verfchilt deszelfs gedrag, met dat zyner voorzaten! Dees doet niet alleen xagrzinnige vertogen aan den Keizer, cn oordecld zich  zich niet vernederd of beneden zyne waardigheid te zyn , in eigener perfoon dien Monarchte gaan fpreken , met terzydelatingc dier uiterlykheden , waar op het Ceremonie ziek Rome altyd verzot is geweest. Hier zal geen Duitfch Keizer men ongedekten hoofde het paard der pretenfe dricdubbelden kroondrager leiden én den ftiefbeugel voor een Bisfchop vasthouden ; veel min zich op zyne knien voor hem nedérwerpen. Z Geene of's Pausfen voorzaten waren trotsch , dwongen de Keizers en andere gekroonde Hoofden , naar Rome te komen, of voor hen op' zodanige andere plaatfen te .verfchynen, alwaar zy eene algemeene kerkvergaderinge • hielden. Daar moest een machtig Vorst voor hen bukken, de penitentiën hem opgelegd uitflaan,'daar aan voldoen, en met Tmekende handen dé opheffing der excommunicatie afwagten , na- zich eerst aan de grootfte laagheden te hebben onderworpen. Dit verfchillend gedrag des tegenwoerdigen Paus toondt des duidelyk, dat hy zyne zwakheid, dat hy zyn onvermogen erkent, terwyl hy den rang en macht van Jozephus erkent en eerbiedigt. Onder alle de Pausfen is 'er geen geweest, die zo een willekeurig en wyduitgeftrekt gezach qeffende , dan Gregorius VIL , den. opvolgervan Alexander II., die reeds begonnen had den weg te baanen. Gregorius was van lagen af-, Sïaatsm. Maart. I , komse^  C ra) komst, maar hoogmoedig, werkzaam en onverfchrikt; nooit van eene onderneming afziende voor dat hy die voltooid had. Zyn ltelregel was , dat in hoedaanigheid van Paus de uitdeciinge der Kranen en Rykcn aan hem Hond; dat alle de Chrilten Vorlten zyne Vasfallcn waren , die hem bultje moesten doen en fchattingen betaalen ; dat hy alleen het recht had, de tekenen der Keizerlyke waardigheid te dragen; dat hy de Keizers, de Koningen enPrifisfen kon afzetten, en dat dm vestiaire van alle beneficiën aan de Pausfelyke waardigheid verknocht was. Doorgaande op deeze zyne, (tellingen, maakte hy een misbruik van den geestelyken blixcm, onder anderen eene gehecle omwenteling in Poolen te weeg brengende. Om den dood "van zekeren Sar. Staniflaus Bisfchop van Cracau ie wreeken,decd hy het geheelcRykindenban, ontnam aan 't zelve den tytel van Koningryk, en de kroon aan Bolifaus IL Byna alle de Vorsten van Europa wierden door hem geëxcommuniceerd. Van alle de Vorsten evenwel tegen wien Gregorius zyne biixemuraalen het felftc en meeste uitfehoot, was evenwel Keizer Hendrik IV. de voornaamde. In hevige gefchillen met hem geraakt zynde, liet hy hem in 1075 te Goslar in Saxen door zyne Legaaten dagvaarden, om in de tweede week van de Vasten voor hem  07) hem te Rome te verfchynen, ten einde zich aldaar te zuiveren van veele tegen hem ingebragte befchuldigingen. De Keizer deeze uitdagïnge verfmaadende , maakte in tusfchen tegen den Paus het nodige gebruik van de macht die hy in handen had, overeenkomftig de waardigheid van 't opperhoofd des Duitfchen Ryks, Dan wat was 'cr liet gevolg van ? Gregorius fprak in het volgende jaar in eigen perfoon d excommunicatie tegen hem uit, in deeze bewoordingen. „ Ik verbiede aan Hendrik , die zich uit „ eene ongehoorde trotsheid en vermetelheid, „ tegen onzen kerk verzet heeft, voortaan over „ de Koningrykcn van Duitfchland en Italië „ te regeeren. Ik abfolveer en ontllaa ten dien „ einde alle Christenen van den eed aan hem „ gedaan of nog te doen, een iegelyk wie hy ^ ook zyn moge verbiedende hem als Koning „ te dienen. Want hy die inbreuk wil doen op „ de rechten der kerk van St. Petrus , verdient „ de waardigheden te verliezen, waar mede hy „ bekleed is; en vermids hy als Christen gewy„ gerd heeft te gehoorzaamen, verban ik hem uit „ de kerke Petri\ in deszelfs naam " Zie daar het eerste voorbeeld van excommunicatie tegen eene Souverame uitsrefproken, fchoon fommigen beweeren, dat men daar reeds een voorbeeld van vindt in 1007. tegen Robbert Koningin Vrankryk , die evenwel naderhand door de kerk onder den rang der Heiligen geplaatst is. Dat Hendrik IV. althans d'eerste geëxcommuniceerde I 2 Kei-  028) Keizer was, blykt uit de woorden van Otto Frtfingius, een Bisfchop die zeer verknocht was aan den Paus, doch zich evenwel niet kon onthouden van te zeggen: dat het Keizerryk te meer over deeze nieuwigheid verontwaardigt was, omdat men nooit te voren zo eene fententie had horen uitfprèeken tegen een Roomsch Keizer. Na duizende rampen, onaangenaamheden en wederwaardigheden, om deeze excommunicatie te hebben uitgedaan, moest Hendrik eindelyk om d'opheffinge derzelve fmeeken , en hy zag zyne beede niet ingewilligd, dan onder de vernederendfle voorwaarden. Hy begaf zich dan naar Canosfa eene te dier tyd verderkte plaats in Italië, alwaar zich Gregorius bevond. Zich voor de eerde poort dier Forteresfe vertonende, welke met drie muuren omringd was, was hy genoodzaakt metagterlating van zyn gevolg, alleen binnen te komen. Voor de tweede poort moest hy alle de tekenen der Keizerlyke waardigheid nederleggen, eene linnen kiel aan trekken, en aldaar bloodsvoets zonder eeten of drinken blyven daan drie dagen agter een, van den ogtend tot den avond, om God - en den Paus om genade te fmeeken; en zulks in het kouddc van den winter. Eindelyk werd hy binnen gelaten , en voor den Paus verfcheren zynde, beloofde decs d'excommunicatie te zullen opheffen, indien hy zich verbond op eenen alge. meenen Ryksdag te verfchynen, en aldaar aan de Stenden te zullen overlaten , hem wederom als Keizer aan te neemen, of een ander in zyn plaats te mogen kiezen. Hy  C I2P ) Hy onderwierp zich, doch dewyl eenige Stenden jntusfchen een ander tot Keizer verkoren hadden, wierdt hy genoodzaakt tegen zyn concurrent te .oorlogen. Dit deed hem andermaal geëxcommuniceerd worden, blyvende hy in de ongelukkigfle omftandigheden , tot dat hy eindelyk van hartzeer in n 06. ftierf. Wy hebben dit merkwaardig voorbeeld hier aangehaald, om te tonen, tot wat hoogte dcPaufelyke macht wel eer geileegen is , cn om het groot onderfcheid aan te duiden 't geen 'er plaats heeft, tusfchen de macht en invloed die zy toen hadden en thans bezitten. Dan hier genoeg van. Jozephus zal wel weeten , hoe hy zich jegens den huidigen Vkarius yan St. Petrus moet gedragen. De taal van een Vorst die 300,000 man in de wapenen heeft , moet altyd een klemmenden indruk maaken , vooral op het gemoed van een Bisfchop van Rome, die als 't hoofd zyner kerk een voorbeeld van iydfaamheid dient te zyn. Intusfchen dat wy begeerig zyn, den uitflagvan 's Pausfen vifite te vernemen , p'laatfen wy hier de vertaaling van twee brieven, welken ingericht zyn, d'cerste, om aan den Keizer te verzoeken, ter dier gelegenheid van den Paus d'affchaffinge van alle Heilige dagen te verwerven : de andere, cm, te bewerken ; dat, het huwlyk niet meer een Sacrament der kerke blyve , maar in eene civiele, I 3 ver-  ( i3° ) verbindtenisfe, even gelyk by de Protestanten plaats heeft, veranderd werde. Wy willen echter geen borg liaan , dat dezelve wezenlyk aan dien Monarch gefchreven zyn, en befchouwen ze eenig als ftrckkende, om de denkingsaart en wqnfchen der Roomfchgezinden in de Keizerlyke Erflanden aan den dag te leggen, en te doen zien , hoe zeer men aldaar in deeze verlichte Eeuw , de gebreken , die in de Roomfchc kerk plaats hebben , meer en meer begint af te keuren. EER-  C 13O EERSTE BRIEF. Genadig ft e Forst en Heer. TK die d'eer heb u\«r Keizerlyke Majedeits ge\ hoorzaamc en trouwe onderdaan te zyn, ben een werkman in zyde , zedert meer dan twintig jaaren in een der voordeden van Wcenen wonende. Myne daggelden, die voor heen gering waren, zyn allengskens toegenomen, en tegenwoordig kan ik daagsch door mvnen arbeid vyfendertig kruitzers verdienen. Myne vrouw die pasfementen maakt, zou 'er vyfeien kunnen winnen, indien zy den geheelcn dag door kon werken ; maar alzoo zy haar huishouden moet waarnemen , en alle jaaren een kind voor het Vaderland ter waereld brengt , moet ik haare daglonen op een derde minder dellen ; des wy te zamen alle dagen vyfenyeertig Kruitzers in het huishouden brengen. Wanneer men by de Zondagen de menigvuldige Heiligedagen voegt, die door onze Kerk zyn ingeitek , fchietep 'er niet meer dan twèehpndert zeventig dagen in 't jaar over, die my voordeel aanbrengen? welke my te zamen waardig zyn, circa zeshonderd duitfche guldens. Zie daar myne inkom den. Maar zie hier myne lasten. Ik heb agt levendige kinderen , en myne I 4 vrou-  C 13= ) vrouwe flaat op het punct van haar dertiende ter Waereld te brengen; want vier zyn 'er my af geftorven. Ik ben thans yyftien jaaren met haar getrouwd, des. ik jaarlyks -vyfentwintig duitfche guldens moet ftelleh , 'voor kraam en doopkostcn. Voor twee kinderen die ik doorgaans te minne moet geven , .ftel ik. maar vyfénzeventig gulden. Ik moet vyfrig gulden aan kamerhuur op een derde verdieping betalen , en de hoofdgelden, midsgaders de andere faxen die ik moet betaalen, bedragen twintig gulden. Het geen ik des zuiver overhoude,' is vierbonden dertig gulden, waarvan ik met'vrouw en zes kinderen moet eeten, ons kleeden, vuur en licht bezorgen, en wat dies meer is. Het is dan niet dan met fchrik, wanneer ik een Heiligen dag zie aankomen, en om uwe Majeftcit de oprechte waarheid te 'zeggen, fchier verfoei ik d'inftellinge derzelven. Die lloomfche Heilige-dagen, zeg ik dan by my 'zelve, kunnen niet ingefteld zyn , dan door de Herbergiers of Lombaardiers. Myn vader liet my verfcheide fchoolen doorgaan , volürektelyk begeerende ; dat ik een Munnik zou worden , my in dat leeven eene zekerheid tegen d'armoede doende befchouwen ; maar ik heb altyd gedagt , dat ieder rcensch zekeren tol aan de Maatfchappy verfchuldigd was , cn dat de Munniken gelyk zyn aan de wepfen, die den arbeid der Honing-  C 133 ) ningbyen opeten: maar ach ! had ik zyn raad gevolgd ! De laatstleeden Kersdagen, die by de Protestanten maar twee doch by ons vier zyn , was ik genoodzaakt , wilde ik-blyven leeven, voor eene geheeie week daggeld in voorraad op te neemen , en nog eenige panden in de Lombaard te verzetten. Eerstdaags als de Vasten ten einde loopt , zullen wy wederom verfcheide feestdagen hebben , en niet minder in de maand Mey. Alle deeze overwegingen nopen my, uwe Keizerlyke Majefteit op het nederigfte te fmeeken, wanneer de Heilige Vader van Rome zyn bezoek by hoogst dezelve zal komen afleggen, die Opperhoofd onzer Kerk een hartclyk woord te willen toe fpreken, ten einde hy alle de buitenoewoone feestdagen die my en alle roomfche arbeidslieden nutteloos ja fchadelyk zyn , voor altyd affchaffe. Dat wy den Zondag, den Paasch , Kers en Hemelvaartsdag vieren, zal voldoende zyn. Uwe Majefleit zal door dit te weeg te brengen, een Landsvaderlyk bewys geeven, van deszelis zucht voor 't geluk en den welvaart zyner arbeidende onderdaanen; terwyl de naam van onzen Jozephtis daar door by ons allen in de diepfte zegening zal zyn. I 5 Ver-  ( 134) Vergun my intusfchen uwe Keizcrlyke Majefteit te verzekeren , dat geen een uwer Onderdanen met diepen eerbied en meerder trouwe dan ik is of kan zyn. Uwer Keizcrlyke Majefleit nedcrigfte dienaar en onderdaan. JONATHAN PICCHEL. TWEE-  C ns) TWEEDE BRIEF. Doorlugtige Majefleit. IK heb d'eer een uwer Keizerlyke Majefieits Amptenaaren te zyn, in deszelfsKoningrykiJo^eeffze/*, en vind my genoodzaak t aan u mynen geliefden landsvader, myne naare omftandigheid te kennen te geeven, eene omftandigheid die ik, wel is waar, met veele anderen gemeen heb, doch die my meer dan hen drukt. Tot myn ongeluk heb ik eene vrouwe getrouwd , die zich door een Priester ('t geen ik niet wist) reeds voor ons huwlyk had laten ontteeren ,• en zederd heeft zy my ontrouw geweest, levende in de tomelooste ontuchtigheid: weshalve ik van haar gefcheidcn ben, zonder echter van haare misdryven eenig gewag te maaken, ten einde zoo veel doenlyk alle opfpraak voor te komen, en haare eer zoo wel als de myne te fpaaren. Intusfehen ben ik nog geen volle veertig jaaren oud, fris en gezond, en voel dat ik volftrekt eene vrouwe nodig heb. Ik ben evenwel te nauwgezet van confeientie, om te trachten,een andermans vrouw te verleiden, ja zelfs eenig meizie of weduwe tot myn gerief by my in huis te neemen. Deeze toeftand evenwel valt my langer ondraag- m  C *36 ) Jyk, en heeft reeds meermaale de navolgende bedenkingen in my doen opkomen. Het huwlyk volgens onze Kerk een Sacrament zynde, is onverbreekbaar. Maar om dat myne vrouwe fchuldis is, wordt ik intusfehen daar door geftraft. Eene. andere vrouw is my dienftig tot troost van myn leven, ja zelfs om my deugdzaam te doen blyven , en de Kerk waar aan ik verbonden ben , weigert my zulks; ja zy verbiedt my met een eerlyk meizie te trouwen, zoo lang de vrouw die oneerlyk is en waar aan ik niets heb, nog in leeven is. De cieviele hedendaagfche wetten, helaas be-, rustende op het Canonike recht, ontzetten my van de voorrechten zoo eigen aan den mensch. De Kerk noopt my of vermaaken te zoeken die zy afkeurt en zondig noemt, of zy noodzaakt my, zo ik haare geboden overtreede, my zei ven aan zonden fchuldig te maaken. Wanneer ik alle Volken der bekende waereld nagaa, is 'er geen, uitgezonderd die Roomschgezmd zyn, by wie d'echtfcheiding en een tweede huwlyk niet het natuurlyk recht uitmaaken. Wat omwenteling van order heeft dan by de Roomfche Kerk te weeg gebragt, dat het eene deugd is 't overfpel te verdragen, en een plicht, eene' vrouwe t'ontbeeren, wanneer men onwaardig door de zyne behandeld is ? Waarom is eene verrotte band ontknoopbaar, ondanks de wet die by het Codex aangenomen is, quidquid ligatur disfolubik est ? Men veroorlooft my  C 137 ) my fcheiding van tafel, bed en goederen, en niet eene echtfcheiding. De wet kan my myne vrouwe ontnemen , maar laat my eene ydele zaak , onder den naam van Sacrament over. Ik heb geen genot meer van 't huwlyk, en intusfehen ben ik getrouwd. Wat tegenftrydigheid! Wat flaverny! Onder wat wet zyn wy gebooren! Ja het geen nog vreemder is, de wet van de Kerk is direct ftrydig tegen de woorden, welk© die zelfde kerk gelooft, dat door Christus zyn uitgefproken. Wie zyne vrouwe heeft laaten gaan, (uitgezonderd wegens over/pel,) zondigt indien hy eene andere neemt, . Ik onderzoek niet of de Pausfen van Rome het recht gehad hebben, naar hunne zinnelijkheid inbreuk te doen op de wet van hem , dien zy voor hun Meester erkennen , en of, wanneerde flaat een erfgenaam nodig heeft, het geoorloofd zy hem te repudieeren die denzelven niet kan geeven. Ik onderzoek even weinig of eene vrouwe, die by voorbeeld gek is geworden, niet even zoo wel als eene overfpeelfter diende gerepudieerd te worden, maar bepaal my eenig tot den bedroefden toeftand en het geval waar in ik my bevinde. In dat geval veroorlooft God my te hertrouwen, en de Bisfchop van Romé verbiedt het my. De echtfcheiding is by de Roomschgezinden in gebruik geweest onder alle Keizers, ja zelfs in  ( 138 ) In dié Landen of Staaten, die van het Roomfche Keizerryk afgefcheurd wierden. De Koningen van Vrankryk van 't eerfie Ras, hebben byna allen hunne vrouwen gerepudieerd, om 'er anderen te nemen. Eifidelyk moest 'er een Gregorius IX. komen, die een vyand van alle Keizers en Konin • gen zynde, by eene bulle het huwlyk tot eeneonverbreekbaare zaak maakte ; zyne Deer et alen in deeze wierden een aangenomen wet door geheel Europa. Wanneer de Koningen na dien tyd eene overspelige vrouwe wilden repudieren, volgens de wet van Christus, was hun Zulks niet meer doenlyk, maar zy waren genoodzaakt daar toe de belachlykfte voorwendfcls uit te denken. Lodewyk de Jonge was verplicht eenen graad van bloedverwantfehap te verzinnen , om van Eleonora van Uuieune te kunnen afkomen. Hendrik IV. om Margaretha de Valois ie kunnen repudieren , moest nog iets gekker en tellens onwaarachtiger verzinnen,- namentlyk, een gebrek aan toeftemming. Kortom, men moest loogental fpreeken, om wettig te kunnen fcheiden. Hoe! een Vorst kan zyn kroon nedcrleggen , en hy zou van zyne vrouwe niet kunnen afllappen, zonder toellemming van den Paus. Is het mooglyk, dat de waereld in de Roomschgezinde Landen, zoo lange onder zoo eene belachlyke flaverny gebukt heeft. Dat  ( W ) Dat Qnze Priesters, dat onze Monniken van de vrouwen afzien, dit gun ik hun ; het is wel een attentaat tegen de populatie, maar zy verdienen een ongeluk t'ottdergaan, 't Welk zy zich zeiven berokkend hebben. Zy zyn de flachtoffers der Paüsfcn geweest, die in hen wilden hebben flavei] ' óf foldaten, zonder huisgezin of Vadèrland , en eenig voor de Kerk of zeg ik liever voor Rome levende. Maar ik uwer Mnjsfreirs Amprerfriar en die* naar, die myn Vorst en Vaderland den geheélen dag door ten dienlte fta, ik héb eene vrouwe nodig, om myne huishoudeiy.ee zaaken Waar te neemen, eri myne geesten wat te verzetten, wanneer zy , door aan uwer Majefteitszaaken te werken, afgemat zyn,- cn ik zie dat de Kerk recht heeft van ccn goed te beroven, 'c welk God zeifs my toeltaat. Dé Apostelen waren inimers gehuwd, en ik wenschte het ook te zyn, niet in naam maar in daad. Indien ik Duitjeher uit- Boheeme hiet van mynen Vorst maar van een Priester te Rome at hanklyk ben,- indien die Priester wreéd genoeg S en de macht daar toe heeft, om my van eene vrouwe te beroven ; dat hy my dan liever laate een gefneedene maaken, om het mijerere in zyneKapelle te kunnen zingen. , Die Priester nu, heb ik vernomen, veel nederiger dan veelen zyner voorzaten , llaat eersdaags fchoon  C 140 ) fchoon ongenodigd, een bezoek by uwe Majefteit te komen afleggen. Ach Jozephus ! Ach waarde Landvader aller uwer onderdaanen ! Doe dien Priester, welke my en zoo veele anderen van eene brave echtgenote berooft, d'onredelykheid zyner aangematigde macht befeffen, en tracht by hem te weege te brengen, dat de band des huwlyks niet meer onverbreeklyk zy! Dat zy die ongelukkig genoeg zyn van in myn geval te koomcn, by den Burger-Rechter verlof krygen, om zich in eenen anderen echt te mogen verbinden! Maar wat zeg ik! Dat uwe Keizerlyke Majefieit zulks aan den Paus zoude verzoeken, is verre beneden deszelfs waardigheid. Dat hoogstdezelve het van hem eifche! Ik heb d'eer met diepst respect te zyn. &c, N . - P . • van L . , . ; Keizerlyke en Koninglyke Bohècm"Vr. a a •. fche Amptenaar. D E /  C 141 ) DE ZEVEN VEREE NIGDE PROVINTIEN. HEt fchynt dat onze hooge Regeerderen eindelyk geneegen zyn, het oor te verkenen aan de voordellen van den N. Amerikaanfchen Gemachtigden , den Heer Adams, om met zyne committenten een Tractaat aan te gaan; cn dat het getal der geenen die zodanig verbond als nadelig befchouwende, het tot dus verre tegen hielden, oïwel verminderd is; of dat hunne macht te zwak is; of wel dat zy eindelyk by nadere overwegingen, in de denkbeelden zyn getreden van zoo veele eerlyke Vaderlanders, die naar d:t Tractaat reeds lange rykhalsden; alzoo daar uit de grootfte voordeelen voor Neerlands Koophandel (tonden .geboren te worden , en tenens d'Engelfchen nog meer dan ooit de hoop benomen wierd, om Amerika ooit wederom onder hun gezach te brengen. Vriesland in het byzonder dringt fterk op het Tractaat aan- en verfcheide andereProvintienzouden zich ook voor 't zelve verklaard hebben Ta dat meer is, en 't geen alle.;twyffelwegneemt,of zodanig Tractaat voordeelig voor onzen Koophandelis; (want men moet onderltellen dat onze • Staatsm. Maart. K I Koon-  ( ) Kooplieden en handeldryvende ingezetenen 't best weeten wat 'er van is, en 'er niet op aan zouden dringen, zoo zy 'er geen belang by vonden _) men heeft nu kortelings gezien, dat een lichaam aanzienlyke Kooplieden zich met requeste vervoegd hebben by hunnen Magistraat, om derzelver medewerking en aandrang in deeze ter Staten Vergadering van Holland te verwerven. Het zou ons niet vreemd voorkomen, dat zulks ook in andere handeldryvende Steeden plaats nam,al ware het eenig met dit inzicht, om aan 's Lands Overheden d'algemeene neiging der handeldryvende onderdaanen kennelyk te doen worden. In der daad ook, indien men ooit voornemens is, een verbond met N. Amerika aan te gaan , dient zulks nu te gefchieden , en niet langer uitgefteld te worden, en wel om twee redenen. Vooreerst , dat Engeland befloten heeft Vrcdcn met Amerika te maken, en des aan het zelve ten dien einde natutirlykcr wyze de voordeligflepropofiticn zal doen , zou het daar door voorgekomen worden , cn wy de meeste voordeden voor ons bedingen hebbende , dat ryk daar door niet alleen van die voordeelen gepriveerd zyn; maar ook teffens de mooglykheid benomen zyn, om by beding met Amerika ons in dien handel te benadeelen ; by voorbeeld, door te conveniëren, dat d'Amerikaancn niet op Holland zouden handelen , of diergelykc. Ten tweede , Engeland ons zoo nauw verbonden ziende met Amerika, het welk door ons voor vry en onafhanklyk erkend wordt, zo  C '43 ) zoo dra wy met het zelve in onderhandeling kómen ; Engeland zeggen wy zou daar door moeten begrypen , dat wy nu reeds Merker geworden; bovendien befloten hebben de wapenen niet neder te leggen j dan voor dat het Amerika vry verklaard heeft. Hier uit voorziende dat de oorlog met de Republiek nog van langen duur zoude kunnen Zyn, en wel bezëffende dat hét zelfs tegeriWoordig buiten Haat is om dien lange uit te houden; zal het té eerder aangefpoord worden om den vreede met ons te zoeken , liever dan zich in verdere ongelegen heden te fteekem Wy gunnen anderen de zaak onder een tëgenoyergeffeld oogpunct te befchouwen, doek wy die met zoo veelen onzer Meede burgeren eene verbintenisfe van dien aard houden voor eene nieuwe en ryke koophandels bron, wenfehen uit den grond onzes herte. dat de zaak ten fpoédigfte zyn beflag moge kreigen. Te meer is dit onze wensch, wyl dit ituk dan gelyk anderen afgedaan zynde, de kostelyke tyd daar aan niet meer behoefd verlieten te worden, en onze zoo trouwe als werkzame Vaderen des Vaderlands, dan zonder afwendingen te geruster kunnen raadplegen en befchikken, omtrent 't geen hen dienftig zal toefchynen, om den Brit nu in den voorhanden zyndert Veldtocht, het efficacieufte te keer te gaan, eti tot het treffen van eenen billyken vreede te noopen. K 2 Tn  ( 144 ) In een wel en zagt geregeerd wordend Land , gelyk ons geliefd Vaderland, moet men zich verzekerd houden, dat de finantien zoo veel mooglyk op den geregeldlfen voet zyn; weshalve, dat de ftaat zyne ingezetenen zoo min mooglyk willende drukken , van dezelve niet meer fchattingen , lasten of imposten af orden, als volilrekt vereischt worden om een facit uit te maaken, waar van de noodwendige uitgaaven in het burger en krygsbeftier en d'intresfen der geleende kapitaalen kunnen betaald worden. Indien 'er al jaariyks door zuinigheid en overleg iets mogt komen over te fchieten , heeft men reden om te denken, dat dit furplus of (trekt tot fupplement voor 't cafueele en onvoorziene, of wel om fchulden aftelosfen, en langs dien weg na verloop van tyd, den ingezeten eenige vcrligr'ng te kunnen bezorgen, en van fommige der lastigfte of drukken ifte imposten te ontheffen Het is ook met dat inzicht, houden wy ons overtuigd, dat 's Lands Vaderen zederd eenige jaaren, aanmerklyke Capitaalen hebben aigelost. Wanneer nu zodanig een Staat, wiens inkomflen na genoeg aan de uitgaven geëvenredigd zyn, en die telkens 't overfchietende tot een algemeen nuttig en verligtend einde befleedt, in de noodzaaklykheid gebragt wordt, eenen oorlog te voeren , waar toe buitengewone en groote fommen ge-  gevorderd worden , verre het daaglyks inkomen overtreffende; is die, zal zy den vyand te keer gaan, en Land en Ingezetenen naar best vermogen tegen onheilen behoeden , in de volihekte noodzaaklykheid , niet alleen Capitaalen te negotiëren , maar ook [effens te zorgen, voor de prompte betaalingc der interesfe van die Capitaalen. Dit uit de gewone inkomften niet kunnende gevonden worden , a'zoo derzelver gebruik reeds beflemd cn bepaald is, kan die fomme immers niet gevonden worden, dan door den ingezeten jaariyk ieder meer dan voorheen te doen opbrengen. De Republiek nu. in dit geval gebragt zynde, door den oorlog waarin zy tegen hngeland gewikkeld is , vragen wy; waar van daan dan toch dat misnoegen 't geen veelen ten toon fpreiden , over de verhoginge van belastingen die reeds hier en daar plaats neemen ? Of zyn zy dwaas genoeg om zich te wiilen dietz maken, dat het Land zonder geld kan oorlogen ; of wel dat men de lieden die hun geld aan 't zelve opfchieten, met ledige handen d'intresfen ■ kan betaalen? Of verbeelden zy zich dat'sLands Schatkisten vol zyn ? Dan bedriegen zy zich grovelyk; want wy moeten van eerlyke en brave Regenten , die bovendien zelve helpen betaalen in de nieuwe belastingen , ten volle vertrouwen , dat zy van den ingezeten geen geld zouden vergen , indien dat by hen voor handen was; en dat zy bovendien niet als om pregnanK 3 tt  ( M6 ) ?e redenen zullen befluiten in verhoogde impofitien, waar door zy zelfs belast worden, waar in zy en de hunnen helpen betaalen, en waar door zy hunne privaate inkomsten verminderd, gcvolglyk hunne vertoningen beperkter zien. Wy willen zeer wel geloven, dat gewoon aan eenen zekeren icveuitaat, geëvenredigdnaarzeekere inkomllen, het veelen onaangenaam voorkomt, jaarlyks zoo veel meer als voorheen aan 't Land te moeten betaalen, en des verplicht te zyn, hunne verteringen te bekr mpen ; maar 't Land is juist in dat zelfde geval, van jaarlyks zoo veel meer te moeten uitgeven met dat aanmerkl) k onderfcheid evenwel, dat een particulier zich kan verminderen, en de Staat volftrekt in noodwendige cn onvermydëlyke uitgaaven moet voorzien; ja welke uitgaven in oorlogstyden onbepaald zyn, en daaglyks groter kunnen worden. Zy die des t'onvreeden zyn over de meerdere belastingen , redeneeren onzes oordeels verkeerd en te voorbaurig: zy fchynen hunne plicht als trouwe ingezeërenen en onderdaanen uit het oog te verliezen, hier in betraande, dat elk moet medewerken om den Staat in Hand te houden, en de middelen te verfchafföh, teneinde den luister der Repül liek te handhaven en den vyand het hoofd te bieden , op dat het ons geene nadeelen toebrenge, geehc fchaadens doelyden, die veel groter zouden zyn, dan 't gemis van een kleinst gedeelte zyner gewone inkomllen. Of zou d'inge- ze-  ( H7) «eten dan gelukkiger , de particulier dan rykef zyn indien den Staat by gebrek aan Vlooten en uit onmacht, den vyand niet te keer kunnende gaan, na de meeste buitenkndfche Colonien verloren te hebben , en den Koophandel onherftelbaar vernield te zien, dan nog tot eenen fchandelyken en nadeligen vrede gedwongen was? Wy houden ons verzekerd , dat elk die zyn Vaderland oprecht lief heeft, en dit ons gezegde bedaardelyk overweegt, voortaan zyne klagtö ftaaken en bereidwillig zyn zal , om dat weinige meer op te brengen, 't geen zy die het bewind der zaken in handen hebben , en 't best zoo over den Maat der finantien als over 's Lands behoeftigheden oordeelen kunnen, van hem vorderen. Wel is waar, alle Provintien hebben tot heden nog^ niet hunnen ingezetenen zwaarder belast, en 't is juist daar van daan, dat men zich 'er meerder over beklaagd en bezwaard houdt in die Provintien, alwaar zulks plaats genomen heeft, en in het Sticht van Utrecht, daar eene tiende verhoging is ingevoerd. Maar waar van daan komt dit? Om dat die Provintien, en wel bepaaldelyk de Provintie van Utreoht, te hoog getaxeerd is in het contengent dat zy aan d'Ünie betaalen moet. Toen by d'oprichting deezer Republiek d'eerlle verdeeling tusfchen de Provintien gemaakt wierd, hoe veel ieder derzei ven in 't honderd zou lasten, was die verdeelinge K 4 zeer-  < C 148 ) zeer goed , regelmatig en geëvenredigd naar de toenmaalige omltandigheden cn vermogens van iedere Provintie. Dan door verloop van tyd zyn d'omitandi •'heden veranderd : d'eene Provintie is ryker en vermogender geworden, terwyl dan dere agter uitgegaan is. Philique en Politique oorzaken hebben zuiks re weeg gebragt. Wanneer nu zoo eene agter uitgegaane Provintie intusfehen , na reeds met veel moeite haa, gewoon contingent te betalen, nog bovendien moet dragen in buiten gewone petitiën , valt het haar moeilyker met bepaaldftemkomften, dmteresfen dier capitaalen te betalen , dan wel aan eenige ant re Provintie , die in ruimere omllandighed^ ri is of meer hulpmiddelen heeft. Zy is dan opk veel fchielyker genoodzaakt tot nieuwe impofitien, die ook zwaarder moeten zyn, na mate zy kleinder, óntvolkter en min handeldryvend is. In dit geval geloven wy dat Utrecht is , cn wel oewust dit het finantie weezen aldaar nauwkeurig gaadc geflagen wordt, befchouwen wy de klachten, der geenen, die zich door de tiende verhoging te zeer belast oordeclcn , als onreedlyk ; fchoon wy daarom evenwel niet willen ontkennen , dat die verhoging fterk is, veelcn lastig valt , en mooglyk wat te fpoedig in train gebragt wordt. Daar die Provintie thans negotïeert, fen dit kan op d'anderen die ook negotiëren en nieuwe hela tingen in'oeren , insgelyks toegepast werden ) geven wy in bedenkinge, of het mooglyk  C 149 ) iyk niet beter en Staatkundiger geweest zoude zyn , dat men liever eenige gelden meer negotieerde , en van die femme zoo veel ter Zyde hield , als nodig was om d'intresfen van 't gcheele Capitaal , het eerde , ja zelfs het tweede jaar te betalen: want of fchoon men dan ook meerdere intresfen te betalen kreeg en des ook zwaardere belastingen zoude moeten leggen, komt het ons, (behoudens eens anders beter weten) voor, dat men daar uit verfcheide voordeelen zoude getrokken hebben. In d'eerde plaatze g-eft het altvd eenjg opzien , dat een daat of Land reeds daadlyk in het begin van eenen oorlog , belastingen moef leggen ; ja doet vreezen dat tóén zoo van jaar tot jaar zal voortgaan , en krenkt des eenigermate het crediet, alzoo men zonder de zaken te weeten of terdeeg na te gaan , doorgaans maar in dezer voege redeneert; die Staat, dat Land of die Provintie moet fiegt by zyne finantie ft aan, daar zy al zoo vroeg haare ingezetenen moet belasten; weshalve ik haar myn .geld niet ml opfchieten. Ten tweede, geeft dit eenig mistrouwen aan den Ingezeten, als of het Land ras buiten daat zoude zyn , om den oorlog door te zetten of wel behoorlyk te voeren , indien die nog ten alle ongelukke eenige jaaren kwam te duuren ; welk mistrouwen zoo niet by de wyzen en doorZiende, althans by 't groote gros van 't gemeen K 5 plaats  C 150) plaats kan neemen , en by eene natuurlyke ge* volgtrekking den moed by hen uitdooft. Ten derden, geeft men daar door den vyand aanleiding om te vermoeden, dat zoo een Land niet lang m Haat zal zyn den oorlog uit te houden , alzoo het reeds zoo fpoedig zyne ingezetenen moet belasten. Dit doet hem moediger worden, zich verbeeldende dat men hem ras om vreede zal moeten vragen, en dit wederom maakt hem flyhoofdiger , wanneer 'er wezenlyk openingen van vreede gedaan worden ; alzoo hy dan in den waan is, dat men die wel moet maaken; en des daat hy op voor zoo een land veel onvoordeliger voorwaarden. Dit zyn d'inconvientcn die eene te fchielyke verhoging van impofiticn en lasten , min of meer na zich fleepen, en door provifioneel nog een paar jaaren te fuperfedeeren met die belastingen, zouden die inconvenienten uit den weg genomen zyn. Maar bovendien,* in eens eene groote belasting op te leggen , gelyk by voorbeeld de zoo even gemelde tiende verhoging, maakt veelmeer ophef, verwekt veel meer gefchrceuw , baart meer klachten , dan indien dezelfde masia van impos.ten gelenig, by gedeelte en ongevoelig worden opgelegd. Eene ligtcre belasting gaat ongemerkt door, wordt haast niet gevoeld, en men is 'er Ipoedig aan gewoon. Na verloop van eeni- gen  C *5i ) gen tyd kan men wederom her. zelfde doen, en 't zal dezelfde uitwerking hebben' Gradatim komt men zoo ver, dat het land dezelfde fommentrekt, d'ingezetenen dezelfde imposten betaalt, doch met dit ondcrfcheid , dat hy 'er den last zoo fterk in eens niet van gevoelt, en 'er allengskens toe opgeleid wordt: terwyl de burger, de inwoonder, die den konstgrcep zoo niet begrypt,vcel vergenoeg der blyft. Dit nu zou door het te voren gezegde hebben kunnen geëffectueerd worden. Van daag by voorbeeld had men de tiende verhoging op het collateraal kunnen llatuercn. Over een half jaar die op de omgelden der huizen en Landeryen, cn zoo voorts. Ondertusfchen zy het verre, dat wy het gedrag der Heeren Staatcn van Utrecht of van andere Provintien in deeze zouden willen bedillen of afkeuren ; geevende wy eenig onze bedenkingen voorltellender wyze op. Nogthans zy het ons geoorloofd hier by te voegen, dat het ons eenigermaate verwondert, dat men niet verkozen heeft eenige belastingen by preferentie te legen op de voorwerpen van weelde en verquisting, die niemand drukken als de geenen, die ze wel willen of kunnen betaalen, en intusfehen , daar de verquisting toch in de fmaak is, vry groote fommen zouden opleveren. Van dien aart zyn by voorbeeld een impost op de kaarten, de dobbcllleenen, de honden, &c. Hy die wil fpeclen, zal om cca  C 152 > een dribbelde impost op ieder fpel kaarten zulks niet laaten: en hy die voor zyn vermaak een hond houdt, zal zich daarvan niet ontdoen , om dat hy daat jaarbyks een gulden of diergelykc kleine fom, voor moet betalen: kunnende toch van deezen impost geëximeerd zvn alle honden , van fiagters en verders zodanige waakhonden ten platte lande , die men volftrekt niet kan ontbeeren. Aanbelangende de remarque van fommigen , dat men reeds zoo veele fommen ingewilligd heeft zederd twee en drie jaaren voor de Marine, zonder dit men co: heeden eenig merk!} k nut daar van getrokken heeje, cn dat het des hard valt intusfehen maar belastte worden, ter goedmaaking der intresfen van kapitaalen, welke tot zeekere onderra heftemd > voor ais nog aan die eindens niet beantwoord nebben: ileze remarques, zeer'en wy , is n et geheel pnredelyk : want zeekeriyk heeft de Koor handel tor dusverre geene noemenswaar Kge protectie gehad , en 's Lands Vloot of zéggen wy lieer Esquader maar weinige dagen in Zee geweest zynde, is na dactie by Doggerbank niet meer uitgelopen. Wanneer de Koopman verdubbelde Last en Vylgelden betaalt ; wannéér d'ingezeten fchattingen opbrengt, is hy begeeng te zien, dat zulks effectueert 't geen waar voor hy betaalt , en 't is vern.oedelyk uit zodaanig een oogpunct, dat de Regeerderen van Schiedam de zaak befchouwd heb-  C *53 ) hebben , wanneer zy zo als men beweert, difficultecrde voor als nog in zeekcre verhogingen van belastingen te conlenteeren , zo lange zy niet de vruchten zaagen van de gelden, in verfcheide ryfn geconlènteerd en opgebragt tot gebruik der Marine. Doch evenwel doen zy eene laakbaare zaak, die zich niet ontzien te kennen te geeven , fchoon onder bedekte woorden, dat die fommen gediverteerd zouden zyn , althans dar niets of maar zeer weinig daar van zoude gebruikt zyn tot mftaatftelling der Marine. Indien men nagaat de flegte gefteldheid waar in die was, de weinige Schepen die by d'Admiraliteiten voor handen waren, de fobere toefland zelfs -van die voor handen zynde, waar aai veel is verbouwd en gerepareerd moeten worden ; wanneer mén daar by voegt de verhoogde premien , handgelden en maandgelden; voorts d'aanbouw van zo veele nieuwe Schepen , behoeft men zo zeer niet te vragen , waar toe is dat geld beileed ? Waar is het gebleven"? Evenwel kan men niet ontkennen , dar 'eteen foort van traagheid in 't bellier der Marine van de Republiek een geruimen tvd fchynt plaats te hebben gehad , geiyk ook 'bekend is dat fommige Provintien en Steden, daaromtrent hunne gedag'en gewit hebben; doch welken de ons onbekende oorzaaken daarvan ook mogen zyn geweest , men beipeurt althans voor het tegen. woor-  ( '54 ) woordige eene meerdere activiteit, en alles voorfbelt , en doet hopen, dat Neerlands Vlag in 't nakend zomerfaifoen met luister op den Oceaan zal verfcheinen en dat onze Vlooten of Esquaders talryk genoeg in Schepen zullen zyn , om den vyand die ons thans beoorloogt , d'onbezonnenheid zyner onderneming te doen gewaar worden, en fpoedig tot vredes onderhandelingen te nopen. S A-  C 155 ) SAMENSPRAAK tüsschen een ZEEUW en een OFFICIER. Officier. IK vermoede dac ik met ons Regiment ook eerdaagfch naar uwe Provintie zal moeten marcheeren , 't geen my, die aan uwe luchtftreek my nooit heb kunnen gewennen, niet zeer behaagen zoude. Nogthans, al moest ik daar myn graf vinden zal t my niet beletten 's lands beveelen te gehoorzaamen , en ik hoop zelfs daar geleegenhcid te mogen vinden, om en m)'n Vaderland in 't algemeen en uwe Provintie in 't byzonder van dienst te kunnen zyn. Zeeuw. Geen andere denkingsaard kan men van 't Lands braave Officieren verwagten. Indien het uw beurt mogt worden in onze Provintie te ko-  C 156; komen, wensch ik dat Vlisfingen uw Guarnifoea mag zyn. hi woon daar, en biede u by myne vriendfchap, ook myn huis en tafel aan. Officier. Indien zulks zo mogt komen, zal ik 'er geen vry:noedig nogthans befchyden gebruik van maaken. Intusfehen veroorloof my u te vragen , zyt gy weezenflyk in Zeeland zo bedugt voor eene Engelfche Vifite? Zeeuw. Hier op kan ik ja en neen antwoorden. Ja, omdat het zekerlyk den vyand in den zin zou kunnen komen , ons onvervvagt aan te tasten, en hy ons door een coup de main zou kunnen benadeélën'. Wy leggen altyd meer voor dat gevaar blood als d andere Zee Provintien en 81 velver havenen. Neen , om dat wy ons wel veiflerkt hebben ; omdat onze havenen en kusten met goede battaryen voorzien zyn ; om dat wy een goed aantal troupen in onze Provintie hebben, en eindelyk, omdat wy by alle deeze voorzorgen fteeds waakende zyn ; des het den Brit al vry moeilyk 2ou vallen ons veel kwaad te doen, en indien hy niet met een llerke macht kwam , '-ouden wy hem onvriendelyk Vcrwellekomen en mooglyk ja wel zeker met bebloeide hoofden doen aftrekken. Of-  Officier. J ,Zo, kwam1 het mY ook voor, en bovendien heb ik van des kundige wel hooren ze^eT dS de tonnen en baken weggenomen zy|£ ' het fchter onmooglyk is u tf naderen haV ft-» Zeeuw. b4ëuZ°°k zeer bezrar,ïk ,er <• °fficier. Dit zoo zynde, hoe komt het dan toch nog dat p daadlyk „m meerder „te volï ' die u ook toegezonden is? vcrzogt, 2 e e u w. on£S^ van onze Heere,! S^n ^ konstgreep wa, Staatsm. Maart. t j Of-  C 15O Officier. Heb de goedheid my dit duidelyker uit te leggen. Zeeuw. Van herte. Dewyl gy mecrmaale in onze Provintie geweest zyn , zal het u wel bekend zyn , dat onze ingezeetenen en boeren ten platte lande , mooglyk wat te (lerk (leunende op hunnen voorfpoed en rykdom, van een kregeligen en hoofdigen aart zyn ; daar in veel overeenkomst met de Frieslche boeren hebbende. Wanneer 'er iets voorkomt dat hen niet behaagt of volledig naar den zin is, fteeken zy de hoofden by malkaar, cn ontzien zich wel eens niet fytelyke blyken van hunne ontevredenheid te' geeven ; gelyk 'er ook van tyd tot tyd zoorrgelyKe voorvallen geweest zyn, en de, Provintie om Troupen ter asfiflentie heeft moeten vraagen , ten einde tumult voor te komen en hen in bedwang te houden. Nu is my gcfclreven ( want zeederd zes maanden ben ik uit de Provintie abfent) dat de Staaten befloten hadden, eene verhoging van vier fchcllingen vlaamfch op ieder gemet of gemeete der landeryen te leggen, doch dat de boeren zulks vernemende zeer onwillig fcheencn. Zy vroegen waarom men hen zo veel hooger belaste ? daar zy niet zaagen waar toe het geld reeds door hen opgebiagt befteed was. Daar van wil-  C '59 ) wilden zy eerst rekenfchap hebben, of overtuigende blyken zien, dat het gebruikt wierd tot voortzetting[ van den oorlog, en efficacieuze protectie der Koophandel, &c. Jiier en daar begonden zy de hoofden by malkaar te fteeken en men wierd bevreesd dat 'er zieh maar een fiokebrand of bclhaamcl behoefde op te doen om oproer of tumult te verwekken. Om de' geesten van dat voorwerp af te wenden en op een ander te vestigen , fingeerde men dierhalve de zekere berichten bekomen te hebben, dat de Engelfchen eene Onderneming tegen Zeeland in den zin hadden; terwyl men onder dat Voorwendief tellens ongemerkt meer troupen in de Pro vintie kreeg die eigentlyk moesten trekken om de Boeren , mdien zy iets onrustig in den zin raogten kregen, in bedwang te houden. Men misleide hen opzetlyk , ter vermyding van alle verdere kwaade gevolgen. Officier. Nu begryp ik de zaak, en indien die wezentlvk zo is gebeurd, moet ik bekennen, dat zy even zo omzigtig als ftaatkundig behandeld is. Zeeuw. Ja zeeker omzigtig en Staatkundig. Doch eerdaags wederom naar Vlisfingen retournerende zal JVop alles nader informeren, cn het UEdfc'hry- l 2 Of-  C i6o O Officier. Gy zult my byzonder verplichten. Intusfehen wensch ik u een goede reis en verblyf uw Dienaar.  C i > Wanneer genoegzaam het geheele Lichaam eener Natie by aanhoudendheid naar eene zaak verlangt, en opentlyk de doorflaandfte blyken harer begeerte en wenfchen geeft, gelyk zy gedaan heeft, door menigvuldige requelien over de zaak waar van wy hier fpreeken, aan de Regeerderen der onderfcheide fteeden in te keveren; wanneer d'Ovcrheeden die in een Gemeenebest de Gecommitteerden en Reprefentanten dier Natie zyn, aan de vurige wenfchen der Burgeren voldoen, naa evenwel alles bedaard 'en in koelen bloede overwoogen te hebben; dan zyn die Overheeden , dan zyn die Reprefentanten volledig tegen alle naafpraak gedekt, en al ware hec , dat hoe onwaarfchynlyk ja ongelooflyk ook , het naderhand kwaame te gebeuren, dat d'uitkomst aan de vervvagtinge niet voldeed, kan geen een braaf onderdaan den fchuld daar van aan s'Lands Vaderen imputcercn. In teegendeel, zyn plicht is dan, de nood het vorderende , om de Overheid op de bereidvaardigfle wyfe behulpiaam te zyn, ten einde de zaak te redresfeeren , of in haare gevolgen te onderfchragen. Dan hier genoeg van , en inmiddels dat wy het volle beflag deezer onderhandelinge fpoedig te gemoet zien, maken wy nog eenige korte aanmerkingen over dezelve. Het anderd zyn; mooglyk reeds eer dit f tikje van ons tydfchrift in 't licht zal komen, of althans zeer kort daarnaa. M4  C i<5« ) Het heeft hy eenigen zyne bedenkingen, or wy nu met de N. Amerikanen wel een zoo voordelig Traftaat zullen kunnen maaken , als, indien wy zulks geaccepteerd hadden op het ogenblik zelfs, dat Adams ons zulks uit hunnen naam aanbood? Ter eener zyde is het waar, dat de toeftand der Amerikanen zeederd dien tyd, in allen deele nog merklyk verbeeterd is; dat het hun nu minder van aanbelang is, of de Republiek hen voor Onafhanklyk verklaart, als wel voor eenige maanden , wyl Engeland nu zelfs tot dien ltap wil overgaan, en des zoo wel onze Republiek als d'overige Natiën hunne erkenning van onafhanklykheid niet meer zullen behoeven te geven. Het zou dierhalve niet te verwonderen zyn , dat d'Americanen ecnigfints geraakt over onze traagheid, nu, wanneer men met hen in onderhandeling zal treeden, ten antwoord gaven. „ Toen wy u het eerst eene uitnodiging dee„ den , om met ons een verbond van vriend„ fchap aan te gaan, deeden wy zulks in d'o„ vertuiginge, dat uwe belangen zulks zoo wel „ als d'onze vorderden,- cn in dat vertrouwen, „ dat gy daadlyk beandwoord zoudt hebben aan „ dit ons aanbod. Wel is waar, gy zoudt 'er „ ons dienst mede gedaan hebben, doch in ver„ geldinge zouden wy u alle mooglyke voordee- len van koophandel verzekerd hebben. Doch „ vruch-  C kso „ vruchteloos hebben wy op uw antwoord geï „ wagt ; zelfs zoo , dat wy die gcheele zaak: „ reeds uit het oog verloren. Nu evenwel op „ het onverwagts befloic gy ons aanbod aan te „ neemen, maar tellens net op een tyd datEn„ geland ons zelfs voor vry wil verklaaren en „ tot vriend zoekt te krygen.' Wy willen nu nog „ een verbond met u aapgaan; maar d'omilan„ digheden veranderd zynde, zo kunnen wy te„ genwoo-dig zoo veel niet inwilligen, ais wy „ oorfpronklyk voornemens waren." Zulke of diergelyke bewoordingen, zouden ons de Amerikanen kunnen toevoegen cn het zou juist niet te verwonderen zyn. ^Ter andere zyde evenwel, geloven wy , dat d'Amerikanen wezeiriyk een groot belang hebben, om eene beftendige vriendichap met" deeze Republiek te onderhouden, en dat wel voornamentlyk, om in dezelve een fteun te hebben tegen Engeland, indien het zelve met het denkbeeld zwanger ging , cm naa' verloop van jaaren, wanneer het zich «ö* hcriteld hebben, nooeens eene pogtnge te doen, om onder eenig voorwendlel andermaal de wapenen op te vatten , om het quafi nu vry verklaard Amerika h wederom onder zyne macht te bekomen. Hiep by komt nog ," dat gelland aan zyn woord te .doen, cordaat en edelmoedig te werk te gaan het beste middel voor een opkomend Gemeenebest is , om zich vrienden te maaken, en dat Amerika in deeze zaak enigfints te rug treden-* M 5 de  ( -7° ) de zich merklyk zoude benaadeclen en te weeg brengen, dat men kwaad vertrouwen tegen het zelve opvatte. Eindelyk ook, 'er zyn verfcheide bandeltakken, die het veel voordeliger by ons dan by andere Natiën ja by Engeland zelfs kan vestigen: gelyk omgekeerd het van ons verfcheide voorwerpen veel beter koop dan van elders kan bekomen. Dit doet ons des vermoeden, dat Amerika niet alleen met graagte van ons befluit zal gebruik maken, om een voor ons voordeeüg Tractaat aan te gaan; maar wy zouden ons zelfs niet verwonderen, dat het Concept - Tractaat in futurum ontworpen door den Penfionaris van Berkel, op gezach zyner principalen, ook wezenlyk de bafis wierd van het nu te maaken verbond. De navolgende Misfive is ons weinige daagen geleeden geworden, en wy oordeelen dezelve onzen Leezeren medegedeeld te kunnen worden. Myn Heer de Staatsman ! Ik woon in eene onzer Landprovintien op d'uiterfte grenzen der Republiek, en zulks wel ten plat-  0?i ) platte Lande , alwaar weinig omgang met rrret> fchen plaats heeft, en de Couranten of andere Nieuwspapieren niet aankomen dan eenmaal in de weert ; des ik altyd my met oudbakken nieuws moet vergenoegen. Ik wil niet ontveinzen, dat dit my fomwyle mefklyk verveelt, en dat ik meermaale in den zin gehad heb myn huis en Landeryen te verkopen, en my in een der fteeden in 't binnenfte der Republiek neder te zetten, {tuig cn alleen om fpocdig van alles wat 'er omgaat en voorvalt onderricht te zyn. Denk evenwel niet myn Heer, dat myne nieuwsgierigheid van dien aart is als die der Vrouwties, beftaande in alles te weeten wat 'er in de Stad omgaat. Neen, myne nieuwsgierigheid bellaat hier in, om of door my zeiven of door anderen op welken men fcaat kan maaken, van veele Staats en Politieke zaaken onderricht te zyn : vooral in het tegenwoordig tvdgewricht. bit, Vermoedelyk zult gy my vraagen, wat groote redenen van belang ik toch by die zaaken kan hebben, daar ik toch zoo verre van honk woonagtig ben? Vergun my daar omtrent te zeggen. Ik ben van ouders tot ouders een inboorling van dit Land,- myne voorouderen bekleedden verfcheide militaire waardigheeden , en vcelen derzclve hebben hun leeven voor het Vaderland gelaaten of hun bloed voor 't zelve geftorr. Als Vaderlander kan my dus niets onverfchillig zyn , wat  C 17a ) wat maar enigermaate tot de Republiek zo van binnen als van buiten betrekkinge heeft ; niet om dat ik in Haat ben iets ten goede toe te brengen, maar om dat 'er geen dag voorby gaat, op welken ik niet myne handen hemelwaards ophef, om van dezelve zeegen en voorfpoed over myn Vaderland , deszelfs Regeerderen en myne Medeburgeren af te fmeeken. Gy ziet hier uit myn Heer, welke de beweegredenen myner nieuwsgierigheid zyn, en ik ver. trouw dat die u niet ongevoeglyk zullen toefchynen, wyl ik by een myner vrienden geleegenheid gehad hebbende, eenige (tukjes van uw tydfchrift te leezen, daar uit befpcurde, dat gy ook in uw hart een platten Vaderlander zyt, en ik daarom wel eens geleegenheid wenfchte te hebben, u in perfoon te leeren kennen. Ondcrtusfchcn dat dit eens gebeure, hoop ik dat gy my. niet ten kwaadc zult duiden, dat ik U meede deele, t geen ik hier en daar gezien, geobferveerd en gehoord heb, ter geleegenheid dat ik om aan myne nieuwsgierigheid te voldoen, in 't midden der voorleeden maand befloot, zelfs een klein reisfie door Holland en Utrecht te doen: fchoon ik my in laastgenoemde Provintie maar zeer kort ophield. Myne eerste begeerte was, om zelfs de toeHand van s'Lands Marine en Vlooten in oogenfchyn te neemen, te meer, wyl ik onlangs eene'  C -73 ) ne groote lyst onzer Scheepen zag, en uit de Couranten telkens het begeeven van Scheepen kezende , des niet anders verwagte , dan eene formidabele Vloot in gereedheid te zien , om met d'eersten goeden wind in Zee tefteeken,en d'eer der natie niet alleen op zee te handhaaven, maar ook om den Engelsman eens gevoelig op het lyf re koomen. Ik had zelfs beüooten, hoewel ik met bepaalde middelen de zuinigheid moet betrachten, zoo lang te vertoe. ven, tot dat die Vloot uitzeilde, en myne oogen met zoo eene aangenaame vertooninge te verlustigen. Maar hoe zeer vond ik my in myne verwagtinge bedroogen, en in myn voorneemen verydeld. Het is waar, ik zagby d'Admiralircitcn van Amfterdam en Rotterdam eenige Scheepen in ge* reedheid leggen , dog derzelver getal is mynes oordeels te gering om iets meer dan een taamelyk Esquader en op verre naa geen Vloot te kunnen uitmaakén. Nogthans ik dagt by my zeiven , als deeze nu maar in Zee gingen! My informeerende naar den zeildag, vernam ik dat die nog niet bepaald was , en dat 'er naar alle waarfchynlykheid nog wel eenige weeken meede zouden verloopen. Dit perste my traanen af en ik zugte over den toeftand van myn Vaderland. Ach! riep ik uit; wat zal 'er van "worden, indien wy met onze Scheepen na t'huis blyven , daar het jaargety gefchikt is om uit te loopen, en onzen vyand met zyne Scheepen voor den dag  C "74 > dag zal koomen ! Waarom, daar Vrankryk en Spanjen in 't midden van den Winter zee bouwen, waarom ook niet te voorfchyn gekomen? Maar dagt ik wederom, mooglyk wagt men nog enige weinige dagen , omdat d'overige Scheepen ook klaat zullen zyn. Ik ging dezelve des eens bezichtigen, en wederom vond ik my bedroogen. Veelen derzelvcn zuilen nog in geen twee ja drie maanden gereed kunnen zyn, zoo als ik zelfs zag en ook van des kundigen vernam. Sommigen moeten nog gekield, in anderen moeten nieuwe masten, aan anderen wederom iets anders vertimmerd worden. De Scheepen die in den flag van Doggerbank geweest zyn, fchoon nu agt maanden geleeden, zyn nog niet volledig herlleld. Op veelen dier Scheepen is ook nog geene genoegzaame equipafie van Volk, en ik hoor dat men het zelve niet dan met veel moeite kan bekomen. VerfcheideCapiteins fchoon hun Scheepen reeds lange bekomen hebbende, en hun best onophoudelyk doende, om volk te werven, ontbreeken nog fommigen de helft, anderen een derde of vierde aan hunne Manfchap. Ik ontmoete onder anderen een Capitein aan wien ik over eenige weeken geleezen had, dat een fchip ter Commando was opgedraagen. Hem vraagende hoe hy het aan boord had, ilond ik niet weinig te kyken toen ik van hem vernam, dat zyn Schip nog aan de werf lag, enhetdenklyknog wel twee maanden zoude lyden, eer het van daar zoude kunnen gaan; voorts dat hy nog geen tien man had aangenomen. Zie  C 175 ) Zie daar myn Heer zoo als ik de zaak vond i waar uic ik befluit, dat onze Republiek wel met kragc en yver werkt om haare Marinne in ftaat te brengen , en daar aan ook geene kosten fpaart; maar dat evenwel het werk niet eer fpoedig voortgaat, en het des te duchten is, datwy niet dan zeer laat klaar zullen zyn; ja wie weet, of 'er wel dertig Schepen in 't geheel in d'eerfte drie maanden zullen kunnen zee kiezen. Ik beken , Engeland biedt vrede en provifiotteel eene opfchortinge van wapenen aan; doch indien dit eens eene leus was , om de wapenfchorting onder eenig voorwendzel fchielyk te verbreeken, en wy intusfehen ons niet meer haasten, om provifioneel een goed figuur op Zee te maaken,- wat zal 'er dan van zyn? Bovendien, als de Republiek die niet wel zonder Vrankryk in de voordellen van vreede tot iets kan befluiten, dezelve niet kan of wil aanneemen, en het maar overeenkomlbg met haare belangen vind, om den oorlog zoo lange voort te zetten , tot dat zy voordeeliger voorwaarden ka» bedingen dan die, welke zy thans van Engeland kan verwagten: waar meede zullen wy dan toch vechten, als wy niet een vyftig Schepen en dat wel fpoedig in Zee hebben? Ik ben geen Staatsman, doch zonder groot verfland te hebben of propheet te zyn, zou ik wel durven voorfpellen, datwy gedurende dit jaar wederom geen heel groot figuur op Zee zullen maaken, fchoon ik alles verwagt van  ( 1.76 ) van den bekenden moed onzer wakkere Zee-Officicren en Gemcenen. VVenfchelyk dan is het, dat Vrankryk ons met zyne Marine zal te gemoet komen, en wy langs dien weg gedeund , noE Hertog van Richmond beflendig aan J v' het hoofd en het principaale beweegrad van de party der Oppofitie geweest zynde, en by de verandering van het Ministerie, 't welk meest geheel en al uit zyne aankleeveren beftaat, vermoedelyk eenen grooten rol ftaande te fpeelen, zyn wy in het denkbeeld gekomen dat het onzen leezeren niet onaangenaam kon zyn, dien Heer wat meer van naby te kennen. Wy tleelen hun te dien einde hier meede eene kor» te kenfchets van deszelfs Caradïer en hoedanigheden, zoo als dezelve ons zederd weinige daa- gen,  C '8p ) gen, en wel, gelyk wy vertrouwen van zeer goede hand, is toegezonden. De Hertog van Richmond buiten bediening geweest zynde tot op het tegenwoordig tydftip, zederd 1766. zal het dienftig zyn de befchryvinge zyner politieke loopbaan te beginnen van July 1765, ter geleegenheid van de Ministeriaale fchikking, die gemaakt wierd onder Lord Rockingham en de Oude IVighs, die onderfteund en befchermd wierden, door wyle den Hertog van Cumberland. Richmond wierd benoemd tot Afgezant by het Hof van Verfailles, alwaar hy aan beide Natien groot genoegen gaf, voornaamelyk in zyne onderhandelingen, over het demolieren der Haaven van Duinkerken. Nogthans ftond zyn gedrag innerlyk niet aan aan hun, die in 't geheim der zaaken waren, en men bediende zich voorts in die ónderhandeling van een ander perfoon , met een niet publiek Caraéter bekleed. Richmond wierd in 1766 te rug geroepen , en tot Secretaris van Staat over het Departement van het Zuiden aangefteld. Kort daar naa nog in 't zelfde jaar wierd hem die post afgenomen, en Lord Shelburh in zyn plaats aangefteld. Zederd dien tyd heeft hy amptcloos geleefd, ftandvastig aan de party der oppofitie verknocht blyvende. By aanhoudendheid heeft hy zyn.mis- noe-  ( 19° ) noegen betoond , geene perfoonen ontziende, maar (leeds als een Vaderlander ten berde komende , en zoo veel doenlyk alle indragt van macht en d'invloed van het Hof te keer gaande: weshalve hy zich eenen grooten aan< hang maakte, en wel ras 't hoofd derzelve wierd. Steeds onophoudelyk heeft hy voor d'Amerikanen geplyt, en by alle gelegenheeden in het Parlement de akelige gevolgen der onderfcheide onbezonnen ilappen der Ministers vooripeld, in duidelyke woorden derzelver onkunde aanwyzende. Het is zyn werk, dat eindelyk d'oogen geopend zyn, en ecu nieuw Ministerie is aangefteld. Schoon geen man van doorkneede geleerdheid , heeft hy alle nodige kennisfe om een goed Staatsminister te zyn. Wat hy zegt, daar kan men altyd veilig (laat op maaken, zynde hy cordaat en een vyand zoo wel van vleien als van veinzen. Alles wat hy verricht doet hy beknopt en met een geregelde orde, en hy is zeer werkzaam. Schoon geen groot Orateur is hy nogthans zeer vlug in zyne antwoorden , en vervolgt zyne wederpartyders tot in hunne uiterste fchuilhoeken. Hy bezit ook iets inneemends, 't welk hem veeltyds vrienden en aanhangers c«  (ÏQI ) bezorgt, en hy heeft de gaaf van overreeding. Onverzedyk in zyne grondbeginfelen , niets ontziende, heeft hy altyd het kwaade tegen gegaan en het goede voorgedaan. Schoon een tVigh zynde heeft hy de buitenfporige denkbeelden derzelven geenfints aangenomen, ja weet de heethoofdigilen onder hen altyd te beteugelen, en binnen redelyke paaien te houden. Nooit oordeelt hy over iets , dan naa alvorens alles voor en tegen nauwkeurig onderzogt te hebben ; dog dan ook zyn gevoelen gezegd hebbende volhardt hy daar by en is 'er zeer moeilyk af te brengen. Mild met overleg, is hy edelmoedig in alles ,' en vergeeft zeer licht alle misftappen uit onkunde voortkomende , dog die welke uit opzetlyk beleid voortkomen , kunnen by hem geene verfchoninge vinden. Vleiers ziet hy met veragting aan, en hy heeft de meeste agtinge voor hun , die hem, mids op goede gronden , rondborstig durven teegenfpreeken. De Koning bemint hem niet ïïerk, maar heeft agtinge voor zyne deugden en verdienften. Verre de meeste Engelfchcn hebben hem in hun hart lief, en geheel N. Amerika  C 192 ) rika heeft altyd het grootlte vertrouwen in hem gelleld. Hy is des gefchikt om de twee Natiën te verzoenen, en geen een üngelfchman is 'er die niet overtuigd is , dat hy bellendig den besten raad zal geeven.  C 193 ) ENGELAND. TVPet moeilyk vak het de oorfpronk van Eno-e1 landstegenwoordigenverneederden,hachlykften ja nauwlyks herltelbaarcn weiland te ontdekken; want dezelve is te vinden in den voorfpoed van den, roemruchtigen laatften oorlog, welke weezenlyk een groot ongeluk voor de Britten is geweest: wyl zy daar op hovaardig geworden, meer dan ooit in het denkbeeld kwamen, dat zy geheel Europa en de andere waerelddeelen , beltendig wetten zouden kunnen voorfchryven.' Dit nogthans is hun mislukt in hun eigen Colonien, welke zy vruchteloos pogende t'onderdrukken, vervolgens door geweld van wapenen*tot wingewesten wilden maaken, doch nu geheel verloren hebben. De gefchiedenis fprak altyd van Lucuttus, alsvan een eenig voorbeeld. Die beroemde Romein geheel aan zyne vermaaken overgegeeven , had nauwlyks eenige kcnnisfe van d'oorlogskonst, toen hy uit zyn Vaderland naar Perfien ging', om aldaar het gebied over de Romeïnfche Legioenen op zich te neemen. Wat deedhy? Terwyl hy op reis was, doorlas hy de gefchriften der beroemdtle krygskundigen en de voorfchriften der wakkerde Veldheeren. Hy die te Rome zo onkundig was als de gemeende foldaat , kwam by d'Armee aan met Staatsm. April. p ajje  C 194 ) alle de bekwaamheden van een doorkneed krygsman. Hy die eenig gelchikt fcheen te zyn, om zich te Rome met alderlei vermaaken bezig te houden, behaalde verfcheide kort agtereenvolgende overwinningen; zyn Vaderland behoudendeen voor zich eer en roem verwervende. D'Amerikanen , welken de Britten befchouwden als menfchen, die vooreen handvol foldaaten en gewapende huurlingen daadly k de vlucht zouden neemen , hebben onder hunnen Wösfingthon het 'voorbeeld van Lucuilus geëvenaard ii.overtroffen. In weinig tyd wierden zy van Manufafturiers, Landbouwers &c. Welgeoefende cn moedige foldaten. Befloten hebbende vry te zyn, of zich vechtenderhand onder de puinhopen van hun Vaderland te begraaven, vonden de Britfche troepes in fteede van weerloze fchepfelen, niet dan mannen en helden te bevegten. Allengskens geoeffender worden, naa eenigen tyd niet dan verwerender wyze gehandeld te hebben , leerden zy eindelyk aanvallen en ©verwinnen , en zy hebben hunne onderdrukkers en moordenaars thans eindelyk zoo verre gebragt, dat deezen uit onmacht hen niet alleen voor vry en onafhanklyk moeten verklaaren, maar niet onduidclyk om vreede fmeeken. Wanneer men de fommen eens optelt, die Engeland een reeks van jaaren uitgefchooten heeft, om zyne Amerikaanfche Colonien tot fland te brengen ,• wanneer men eens nareekent, welke het verfpild heeft , en de fchulden waar in het om Ame-  ( 195) Amerika geftooken heeft; eerst ten einde hetzelve te verdedigen en te beveiligen tegen Vrankryk en Spanjen in den laatften oorlog, en nu om het zeive wederom onder zyn macht te krygen; wanneer men hier by voegt het verlies van zoo veele honderdduizenden , die door vuur en zwaard om 't leven geraakt zyn; voorts het verval in koophandel, gemis aan inkomften en 't geen 'er een natuurlyk gevolg van is, de toeneemende lasten en imposten , die wel dra duizenden arme en onvermogende onderdaanen ftaan op te leveren; wanneer men dit alles by den anderen voegt, kan men veilig verzekeren, dat Engeland veel gelukkiger zou geweest zyn, indien het nooit Amerika had gekend en nimmer door den lust bekropen ware geworden, om op zoo eenen verren en ongeleegenafftand , zich een uitgeftrekt grondgebied aan te winnen. Dit begreep de fchrandere en doorkneede Hiftoriefchryver Hume zeer wel, wanneer hy voorfpelde, dat N. Amerika nooit lange aan Engeland zoude toebehooren. Kort voor zyn dood drukte hy zich in een zyner Werken aldus uit, fpreekende van de tegenwoordige onlusten. De Co„ lonien van Noord Amerika ftaan ons vermoede„ lyk t'ontglippen , doch dan gebeurt 'er maar „ een weinig vroeger iets, dat toch, het moge „ dan een weinig laater zyn, welhaast zou hebben „ moeten gebeuren." De redenen van dit zyn gezegde zyn ligtelyk O a te  re bezeffen. De Vorst of Souveraïn kan met wei. nige moeite een groot Volk regeeren , dat om zoo te fpreeken rondom zyn perfoon verzameld is ; hy kan gemaklyk groote Provintien bellieren , die aan den anderen leggende famen een geheel uitmaaken , waar van zyn Zetel of ververbïyfplaats de hoofdlfad uitmakende, het middelpunt is. Zyne Hem laat zich fpoedig tot aan d uiterlte grenzen hoorett. Doch geheel anders is het gefield omtrent g'oote Provintien, verre van hem afgefcheiden door eene onmeetbaare Zee. Gevaarlyk is het hun te veel in te willigen , hen fteeds te ontzien, en te tooncn, of dat men hen nodig heeft of vreest. Doch even gevaarlyk is het , hun eenig mistrouwen te betoonen , hen meer dan zy gewoon zyn te belasten, hunne voorrechten te beknibbelen , of hunne vryheid te beperken. Misnoegd wordende zullen zy altyd, indien men hunne klachten niet aanhoort en aan hunne bezwaaren voldoening geeft, in het denkbeeld komen , dat men hen niet alleen veracht maar bovendien trotzeert. Zy zullen des die over hen regeert als een vyand aanmerken en by d'eerfie bekwaame geleegenheid de wapenen tegen hem opvatten. Engeland zogt in Amerika zyne grootheid , doch het heeft daarin wezenlyk zynen ondergang gevonden , en 't was veel gelukkiger geweest, indien het in deeze het voorbeeld van Keizer Ka-  057) Karei V. gevolgd had. Schoon met de grootfte Staatzucht bezield, befchouwde hy evenwel, geenfints uit onkunde of by gebrek aan doorzicht , maar uit verregaande omzigtigheid en Staatkunde, de nieuw ontdekte waereld met de grootfie onverfchilligheid aan; en terwyl d'andere Mogentheden zich fchier uitputten om aldaar groote bezittingen aan te winnen , fchonk hy die weg , welke hy daar reeds had. Zekere Stad in Duitschland had hem een dienst beweezen, welke hy evenwel niet onbeloond wilde Jaaten; weshalven hy aan dezelve eene groote landltreek in Amerika fchonk. Karei deed zulks minder uit edelmoedigheid, dan om dat hy begreep , dat hy niet weg gaf dan iets, 't welk hem overtollig ja fchaadelyk was. Die Vorst wilde in Europa en niet in Amerika regeeren, en d'armoede, waar inSpanjen en Portugal thans gedompeld zyn , ondanks de fchier - onuitputbaare goud-en diaman tmyn en , toont ten duidelykfie dat hy wel deed : Want vcrmoedelyk redeneerde hy aldus. „ De goudmynen in Amerika hoe ryk ook , „ zullen t'eeniger tyd moeten uitgeput raaken, en „ ik bezit in Europa bronnen van rykdommen die „ onuitputlyk zyn. Jaarlyks kan de landbouw „ en vernuftige arbeidveelevoortbrengfelenin den „ fchoot myner onderdaanen ftorten , die hen „ ryk zullen maaken, en my daar door gelegen„ heid zullen geeven om ook nooit gebrek te lyO 3 „ den.  C 198 ) den, aan de behoeftigheden van den Staat. Zou ,, ik dan die trouwe landbouwers aan d'aarde „ ontweldigen, om die in een ver afgeleegen „ Land onder d'aarde levendig te begraaven. Ik „ zal altyd goud genoeg bezitten , als ik maar „ genoeg heb om te verkopen. D'overvloed „ myner eigen producten en van den vernuftigen „ arbeid myner onderdaanen , zal alle d'andere „ Natiën ten heele of ten deelen van my af„ hanklyk doen worden , en hun geld zal al„ lengskens in myn Land komen, waar van ik „ zo wel als myne onderdaanen wel zullen vaa„ ren." „ Indien ik al eene groote laiidftreek in Ame„ rika bezat, 't zy die ryk in mynen en ande„ re voorcbrengfelen was, 't zy die doorarbeid „ met 'er tyd rykdommen beloofde, zou ik in „ beide gevallen evenwel met fmcrte moeten „ zien, dnr een groot deel myner onderdaanen „ rich di rwaards begaven ; allengskens zouden „ myne Provintien, myne Steeden, myne Dor„ pen, ontvolkt geraakeh , en de landbouw zou „ daar door geheel en al kwynen , terwyl de ,, meeste fabrieken en handwerken ftU zouden „ liaan Hoe zeer ik ook op alle mooglykc wy„ ze den Landbouw cn de handwerken mogte ,, aanmoedigen, zou zulks het kwaad niet kun„ nen heelen ; de geduurige verhuizingen zou„ den e en wel hun gang gaan. Allengskens zou ,, ik myne bezittingen in Europa, naar Amerika „ overgebragt zien, en het kwaad zou zich daar 3, toe  (lp?) „ toe alleen niet bepaalen. Myne Eilanden , „ myne Colonien, myne rykdommen, zouden „ my wangunftige en. gevolglyk fpoedig vyanden ,, verwekken. Geduurig zou ik moeten ooclo„ gen, daar troepes onder houden, vestingen ,, aanleggen , en teffens eene groote Marine moc„ ten op de been houden , zoo om die Colo „ nien te beveiligen als den Koophandel te be„ fchermen." „ Alles wel gereekend zouden deeze uitgaaven „ my hooger koomen te ftaan , dan ik ooit aan „ inkomen kan hebben , en ik zou weezenlylt „ niet dan voor anderen groot machtig en ryk „ zyn; ja myne rykdom zoude herfenfehimmig en „ meer in naam dan in daad zyn. Wat voordeel ,. zouden my de producten van Amerika kunnen ,, aanbrengen, daar ik ze toch van myn eigen on„ derdaanen voor myn eigen geld zou moeten „ koopen. Veel beter is het, dat ik die by andere „ Naden koop, die, zonder 'er my meer geld ja „ mooglyk minder voor te vragen , in ruilingé „ zullen neemen, al wat ik in myn Land te veel „ heb, en met my langs dien weg veel grooter en ,, wyduitgeftrekter koophandel zullen dryven , „ dan myne onderdaanen in Amerika met die van „ het moederland zouden kunnen doen. In te„ gendeel, van Amerika afziende en des alle emi„ gratiën voorkomende, voorts alles in myn eigen „ land aanmoedigende en myn Volk niet te fterk „ drukkende , zal ik hen nog meer lust inboeze„ men, om zich met de borst op landbouw, faO 4 „ brie-  C 200 ) ■,, brieken en handwerken toe te leggen. Hierdoor ,, de masfa van onzen overvloed vergrotende zul- „ len wy d'overige Natiën noodzaaken, ons ook „ deel aan de hare te geeven. Deeze natuurlyke redeneering, welke wy Kavel hier toe fchryven, hadden de Engelfchen moeten volgen, en zich eenig op de bevolking van hun eigen land, op den landbouw, den koophandel, de visfery, de handwerken en fabrieken toeleggende, zouden zy zoo wel eene machtige als gelukkige Natie uitgemaakt hebben. Maar hoogmoed beheerfchte hen, zy moesten en koningen over de Zee zyn, en een foort van nieuw koningryk in de nieuwe Waereld bezitten. Dit heeft zoo veele kostbaare oorlogen veroorzaakt, en tot den tegenwoordige zoo hachlyken als vernederenden tociland gelegenheid gegeeven. Door te veel te willen hebben, heeft Engeland het meeste verloren, en het ondergaat thans het noodlot van 't Colosfusbeeld, welk door zyn eigen gewicht bezweek. Thans het gevaar ziende waar in het zich gebragt heeft, en zeer wel befeffende dat het niet lange den aangenomen rol meer kan fpeelen, zou het wel vreede willen maken, doch het biedt daar toe voorwaarden aan, die onaanneemlyk zyn. ;Het nieuwe Ministerie doet daar toe pogingen by de Republiek. Wy houden ons overtuigd dat het zelve uit bedaarder en patriottifcher leeden beftaat dan het oude Ministerie, nogthans fchynt het zelve niet regt deszelfs zoo zeer beleedigde nabuur en den  ( 2QI ) Jen eindelyk ontwaakten Hollanfchen Leeuw te kennen. Raaskallen dan de Britten , wanneer zy zich verbeelden, dat de Hollanderen laf hartig genoeg zouden zyn, om maar zoo daadlyk vreede te maaken? Neen, deezen zyn te zeer overtuigd, dat het den Brit enig te doen is, om den koophandel der Republiek in den grond te booren, en ondanks de pogingen der geenen die Engeland aankleefden heeft het ware Patriottismus de overhand o-ekreegen: en geeve de Hemel dat het bellendil meester blyve! Gaf de Hollandfche Natie blyken haarer Vaderlandsliefde , door met veele verzoekfchriften op de erkentenisfe der onafhanklykheid van America aan te dringen , en het aangaan van een verbond met de Dertien Verenigde Staaten • met minder toont zy nu door nadere requesten' wat zy nog voorder van haare Regeerderen verwagt. „ Dat men geenen laffen vreede aanne„ me, zeggen zy, maar veel eer alle pogingen „ m t werk Helle , om voorwaarden te bedin„ gen, die ons eenmaal zekerheid geeven, van „ veilig op Zee te kunnen varen ; van 'nooit „ wederom op een ligt voorwendfel gevexeerd „ geplunderd of beroofd te zullen worden- die „ ons billyke vergoedinge verfchaffe voor'zoo „ veele fchaaden, welken wy geleeden hebben „ Hier toe zyn wy gereed alles op te brengen ' „ ten einde onze Regeerderen in flaat te del' ° 5 „ len,  ( 202 ) „ len, door kragtdaadige en wyze rnaatreegelen „ den Bric tot reeden te dwingen. Hy die an„ ders fpreekt of handelt houden wy voor geen „ Vaderlander: veel eer zoude wy in het ver„ moede koomen, dat hy een huurling van on„ zen vyand ware." In der daad ook, is 'er ooit een tydftip voor de Republiek geweest, om eens voor al het Britfche juk af te fchudden, om deszelfs heerfchzugt te beteugelen, en 't geen mooglyk nog veel gevaarlyker is, deszelfs invloed op veelen onder ons af te fchudden, is het voorwaar het tegenwoordig ogenblik. In gemeenzaam overleg met Vrankryk ageerende , zelfs wederom eene taamelyke marine beginnende te hebben, voordeel en winst te gemoet ziende uit eene verbindtenislè met America, kan het de Republiek niet moeilyk vallen, den Engelfchman af te matten en hem re noodzaaken, eindelyk om den vreede re fmeeken; en of fchoon fommigen dit wel zouden willen verhinde! cn, vertrouwen wy nogthans, dat s'Lands wyze Vaderen te verheeven denken, om ooitin een vreede te bewilligen , zodanig als Alblon ons dien tegenwoordig aanbiedt. DUITSCa  C 203 ) DUITSCHLAND. T~VE Bisfchop van Rome thans zich noch te \__Jf Weenen ophoudende, fchynt in zyne oogmerken maar zeer fober gedaagd te zyn , en in de noodzaaklykheid gelleld te zyn van wederom naar ltalien te moeten keeren met de zeekerheid, dat het Pauslyk gezag aan eene verdubbelde heete koorfe zieltogende ligt. Jozephus, d'eerbiedige Zoon der Kerke, bezeft nogthans dat hy tellens Vorst, Keizer en Koning is, en dat het eenmaal tyd is een vreemd gezag, 't welk milioenen uit zyn Land fleepte, de wieken te fnuiken. Of fchoon nu gelyk altyd in verre de meeste zaken plaats heeft, des Keizers handelwyze niet van alle zyne onderdaanen even zeer goedgekeurd word, want bygeloof en dwe'epery heerfcht nog hier en daar, is het nogthans zeker, dat verre de meesten ja wel negen tienden der Keizerlyke onderdaanen zegenen, dat hy hen van een even zoo hard als lastig en kostbaar juk ontheft heeft. Een klein gefchrift, 't welk onlangs gezegd wordt te Weenen in 't licht gekomen te zyn, geeft althans niet alleen zeer duidclyk te kennen, dat men zeer goedkeurt de vernietiging van veele kloosters en de nieuwe Keizerlyke verordeningen nopens dc Bisfchoppen, maar dac men zelfs wel  C 204 ) wel gaarne zag, dat d'onmatige inkomften van veele hooge Geestelyken en 1 Prebendarisfen , insgelyks befnoeid wierden. Dewyl dit Gefchrift niet lang is, denken wy den leezer geen ondienst te doen , het in een hollands gewaad hier plaatfe te geeven. SAA-  ( *°5 ) SAMENSPRAAK. tusschen een y BISSCHOP en een OFFICIER. Bisschop. GY fchynt bezig te zyn met werven Myn Heer: althans ik zou zulks moeten beduiten , uit het groot getal dier jonge manfchap , welke gy onder geleide van eenige Onderofficieren by u hebt. Officier, Gy bedriegt u niet Myn Heer. Het heeft zyne Keizerlyke Majesteit behaagt, my tot Colonel te verheffen van een dier nieuwe regimenten die nu ftaan aangeworven te worden, en welken zullen bezoldigd worden uit d'inkomsten der afgefchafte kloosters. Hun geld zal nu wat beeter hefteed worden. Bisschop. Ik beken dat het geld dier kloosters wel totnut- ti-  C 206 ) tiger eindens kan bedeed worden, als waar toe die kloosterlingen het gebruikte, en dat Z. Majesteit daarom wel doet 'er troepes voor te onderhouden, die zyn land. kunnen bewaaren tegen machtige of ondernemende nabuuren: maar echter, als men het kcrkengoed zoo aantast, dan zal 't eene voor, en 't andere naa, allengskens aangefproken worden; en welhaast zoude ik met myne Confraters Bisfchoppen, ook een veer moeten laaten. Officier, Wat zwarigheid. Voor myn part het zou my lief zvn, dat de vette inkomsten der Bisfchoppen, en andere hooge Geesteiyken een weinig bemoeid wierden. Hoe menig Regiment zou daar uit kunncn opgerigt en onderhouden worden! Waarom zou de Keizer de tienden die aan u betaald worden , niet voor een derde of de helft zelfs niet kunnen ontfangen; want my dunkt gy zoudt aan dandere helft nog ryklyk genoeg hebben om van te. leeven. Geloof my geen een Generaal in s'Keizers dienst heeft zoo veel tractement, als 'er u dan nog zou overfchieten. B i s s c h o r. Wat! zoudt oy my nog meer willen beknibbelen; daar ik reeds werïs genoeg heb, om myne inkomften in te krygen ! Zyne Majesteit deed veel beter , dat hy ons meerder macht gaf, om de  (207 ) de geene die in 't betaalen agterlyk zyn, te ftraffen, door hun eene goede geldboete ten onzen voordeele op te leggen. Zoudt gy wel willen geloven, dat ik meer dan dertigduizend Protestanten in myn Bisdom heb , die my allen de tienden met tegenzin betaalen : en hoe betaalen zy die dan nog! Als men de protestanten zoo veele vryheeden laat behouden , als de Keizer hun by zyne laatfle Ordonnantie vergund heeft, zullen zy dag aan dag in getaale toeneemen; en wat is 'er dan anders van te wagten, dan dat ik en meest alle myne Confraters , eersdaags Bisfchoppen in partibus zullen worden. Officier. Dan zoudt gy in alle gevallen nog maar zyn't geen d'Aposüelen waren. Die hielden zich evenwel te vreeden, en ik zie niet wat recht gy hebt, om een beeter lot dan deeze eerste voortplanteren van het Christendom te kunnen vorderen. Bisschop. Wat ? D'Apostelen , Bisfchoppen in partibus ! O goede God, in wat Eeuw hebt gy my doen geboren worden? Officier. In de gouden eeuw, vergeleken by die,waar in  ( sö8 ) iri d'Apostelcn leefden, welkewaarlykeen yzererf eeuw voor hun was. Schoon een Protesrant ben ik dikwyls in uw kerk geweest. Ei zié daar maar naar 't beeld van St.Paulus, dat waarlyk geen rykdom of grootfche en prachtige kleeding aanduidt. Zeg my ook eens, waar was die trouwe leeraar en herder dan tog Bisfchop want ik heb 'er nooit iets van gehoord of geleezen. Bisschop. Hy was geen Bisfchop , maar bekeerde de Heidenen, terwyl St. Petrus, die naderhand de eerste Bisfchop van Rorne wierd, het zelfde werk by de Jooden verrichte. Of ficiér. Ik geloof dat gy gelyk hebt: maar daar waren toen ter tyde overal Jooden en HeidenenJ St. Peter en Paulus zonden dan apparent, gelyk gy Heeren Bisfchoppen voor uw gemak nu ook doet, Misfionarisfen uit naar alle oorden , terwyl zy zelfs intusfehen lekkertjes de tienden verimulden, die hun door de reeds bekeerden wierden betaald. Bis schop. Dit moet apparent zoo geweest zyn, fchoon 'et niets van gemeld Haat in de fchrift'; maar alles  C 2°9 ) les is niet befchreven, en men moet zich dus houden aan 't geen wy by overlevering daar omtrent door anderen weeten. Officier. Fiat! Dan hebt gy daar omtrent by uwe oude fchryveren eene overlevering , waar aan gy u paal vast houdt! Bisschop. Ja zeker. Bovendien blykt het uit andere onvvederfpreeklyke bewyzen. Myn Bisdom, by voorbeeld, is zederd meer dan twaalfhonderd jaar m weezen, en ik heb nog voorleden jaar het oude Bisfchoplyk Paleis laaten af breeken, 't welk wel van de zondvloed af moet gedaan hebben ; want de muuren fcheenen wel uit eenen enkelen deen te zyn, invoege dat 'ik meer geld aan arbeidsloon voor d'afbraak dan voor den opbouw van myn nieuw Paleis heb moeten betaalen. Officier. Dat moet al een fraai gedenkftuk der oudheid en een doorflaande bewys uwer overlevering geweest zyn. Hoe is het mooglyk dat gy hebt kunnen befluiten , het zelve door d'ongewyde handen der metzelaren en timmerlieden te laaten vernielen! Staatsm. April. p gIg,  ( aio ) Bisschop. Ik was 'er te liegt gehuisd. De geringde edelman daarom ftxeeks had beter wooning. Officier. Ik befluit hier dan uit, dat volgens dezelfde overlevering uwer kerk , de Bisfchoppen fober gehuisvest waren. Maar zeg my eens, aan wien der Apostelen of hunner Mislionarisfen waren dan de goederen cn inkomsten gegeven, die gy nu in bezit hebt en trekt: want zonder dezelve zoudt gy denklyk geen nieuw Palcis getimmerd hebben , maar met het oude te vreede gebleeven zyn. Bisschop. Daar heb ik nooit onderzoek naa gedaan of ër my over bekreund; want het is genoeg, dat ik 'er tegenwoordig het genot van heb. Myn Secretaris zou u daar beter op kunnen antwoorden, dien ik wel eens heb hooren zeggen, dat onze oudfte Charters van de agtfte of negende eeuw zyn. Officier. Zeer goed; maar toen was het al ten minsten zevenhonderd jaaren , dat d'Apostelen niet meer leerden. Bi sr  Bisschop. Ën wat befluk gy daar uit? Officier. Dat er een tyd moet geweest zyn , waar iri uwe voorzaaten niet hadden, 't geen gy thans als hunnen opvolger hebt of trekt. Bisschop. 't Is goed te zien dat gy een officier zyt, die u enkel met foldaaten en niet met ftudim bezig houdt. Weet gy dan niet, dat de Vifigotthen falle onze goederen genomen hadden , en dat er verfcheiden eeuwen nodig zyn geweest, eer die ons wierden wedergegeeven! Officier. Dat wist ik waarlyk niet, dat de Vifigorthen zulk liegt volkje waren geweest; want ik meende zelfs gelezen te hebben, dat zy nooit aan de goederen der kerken geraakt hebben, zich enig vergenoegende Arriaanfche Bisfchoppen in fteede der Roomfche aan te dellen. Elders dagt ik ook nog gevonden te hebben, by een kundig histordchryver, dat deeze handel wyze zelfs de waare oorzaak van hunnen ondergang was geweest; omdat d overgebleeven Roomfche Bisfchoppen liever bet bloed der Franfchen en Viligotthen zaaP a gen  gen (troomen , dan wel hunne rykdommen te verliezen , of de bekeeringe der laastgeaoemden t'onderneemen. Bisschop. Vermoedelyk waren het ketters, die men wel deed om 't leven te brengen. Officier. Dat is God betert al een hard vonnis, en ik dagt, dat men door den dood van een ongelovigen te verhaasten, eigentlyk inbreuk deed op de rechten van d'opperlten wetgeever. ...!t ■ '■ \ ,< Bisschop. Gy verweiden u van onze doffe. Gy komt zo daadlyk zelfs te bekennen , dat voor dat de Vifigonhen hunne ongelovigheid betoonden, docr de kerken te beroven, die kerken eenige vaste goederen in eigendom hadden. Wat kunt gy nu meer begeeren om ons goed recht te (haven? O f f i c ier.] Dat is waar, maar gy zult wel weeten, dat de Viligotrhen pas in het begin der vyfde eeuw in de Gallien kwamen, en toen de Keizers reeds meer dan honderd jaaren het Christen ge- loof  C 2"3 ) loof beleeden. Ik beken ook dat gy federd dien tyd het recht van posfeslle hebt,'doch dat is de zaak niet. Wy moeten nog vroeger bewys hebbenden eigentlyk van d'AposteJen at beginnen, hu ben ik op verre na niet overtuigd, dat ae kerk een duimbreed lands, of een hut laat ftaan een huis of Paleis in bezit en eigendom gehad heeft, onder de Heidenlche Keizers Ik geloof ook niet dat men 'er eenig bewys van" kon bybrengen. Wy moeten het eenig op goed eeJoof aanneemen. 6 Bisschop. Wat belet u dan zulks te geloven, daar ik Voor my het wel geloof? Officier. Omdat ik het voor eene onmooglykheid houde. Het lichaam, 't welk men toen de gemeente der terk noemde, was toen nog niet door de bu-. ger Magiftraat erkend, en gevolglykonbekwaam om wettig enige donatie te kunnen ontfangen. Bisschop. Dat is my te geleerd, want ik ben geen rechtsgeleerde. Evenwel kan ik u antwoorden, dat de kerk te dien tyd onder d'onderdrukkinge zuchte, maar dat zy daar naauwlyks van p 3 be~  I I ( 2i4 ) vryd was, of zy nam alle giften en gaavea aan. Officier. Dat Hem ik u toe. Maar vergun my te vraagen of de kerk die donatien vorderde? Bisschop. Myn antwoord is ligtelyk te vinden, in den zin van de woorden donatie, gifte of gaaven. Officier. .... Ik begryp u. Gy wilt daar mede te kennen geeven, dac het geene gedonateerd of gegeeven wierd, niet was gevorderd. ' Maar zeg my eens of iets 't welk dus volgens uwe eige deiiinge van den vryen wil der donateurs af hing, dan gezegd kan worden van goddelyk recht te zyn. Bisschop. Het is eigentlyk niet van weege godlyk recht, dat dit of dat goed aan de kerk toebehoort , maar wel dat het geene eenmaal aan dezelve gegeeven is,.haar niet wederom afgenomen werde. Of.  ( «5 ) Officier. Gy hack u maar wat fpoediger behoeven te verklaaren, ora beiderzyds veele nutteiooze woorden te Ipaaren.- Nu iehiet my maar over u te vragen , wat gy _ door dit laaste godlyk recht verftaat, en hoe gy begrypt, dat iets, 't welk in zyn oorfpronk willekeurig was,-het onderwerp van eenig godlyk recht kan worden,- of hoe dat gy het gratis accepisiis verflaat, 't geen al. Je godlyk recht uitfluit ; of welk bovennatuurkundig onderfcheid gy maakt, tusfchen de vaste goederen, die de kerk ontfing, en de aalmoes* fen die Petrus aannam , om dezelve daadlyk te vervreemden en aan de gelovigen uit te declcn, of de gehciligder vaaten , die door verfchcide Bisfchoppen verkogt wierden; of eindelyk, hoe een fi&ief lichaam geheiligde rechten op cngewyde zaaken kan beweeren, dan de leeden van dat lichaam zelfs in hun perfoon daar op hebben? Gy zult my zekerlyk zeggen, dat die den autaar bedient, daar ook van leeven moet, maar ik kan u' bewyzen , dat als de Priester maar te leeven heeft, hy volledig moet te vreeden zyn: want Paulus leed honger , terwyl die van zyne gemeente in overvloed leefden. Bisschop. Gy fteunt te veel op uwe kunde , dan dat ik ooit op uwe bekeeringe zoude durven hoopent want, God haat de hovaardigen. P 4 Of-  O r f i c i er. God moet u dan zeer lief hebben , want oy zyc nederig genoeg om my niet te willen Wederleggen, fchoon ik begryp dat zulks veel eer voorkomt, omdat gy daar toe buiten daat zyt. Bisschop. Vergeef my. Dit zou ik gemaklyk kunnen doen, indien het "er wat toe deed, hoe gy over dit duk denkt; maar het is vry onverfchillig zoo wel voor de kerk als voor den Haat. Officier. Indien de Keizer even eens ook in dat denkbeeld kwam, zou 'c u zoo onverfchillig niet zyn. Wat my aanbelangt, daar omtrent hebt gy groot gelyk, en al hadt gy zelfs ongelyk, zou ik het u niet kwalyk neemen; want met betrekking tot den Staat befchouw ik u als een Magiftraats perfoon, die met zeer gewichtige zaaken belast is, en dierhalven behoorlyk dient onderhouden te worden. Bisschop. Gy zyt waarlyk al heel vriendelyk. Ik dagt evenwel nooit, dat ik een Magiftraats perfoon was, en nog veel minder dat ik zulks van een Officier moest leeren. Of-  C *i7 ) Officier. Heb ik mooglykj wederom een heih'gfchending voortgebragt; want niets valt gemaklyker als men met de [Heeren Priesters te doen heeft. Bisschop. Men kan ook heiligfchending begaan tegen de gezalfden des Heere. Officier. Gy hebt gelyk , en het is zelfs van het woord blasphemeeren in zynen eersten en oorfpronklyken zin genomen , dat het woord blameer en afkomt. Daar zyn nu waarlyk veele gezalfden des Heeren, die ten hoogde blamaabel zyn, gelyk onder andere uw confrater, die ongehoorzaam aan de bevelen van den Keizer, waarlyk gelukkig is, dat hy "er zo genaadig afkomt. Bisschop. Gy zyt bedroefd ftyfhoofdig, en ysfelyk verflaafd aan het waereldlyk recht, agter welk gy u verfchanst, en denkt daarom d'overwinning op ons en onze godlyke rechten te behaalen. P 5 Of- f- ■  C ai8 ) Officier. , Maaken wy een onderfcheid. Gy hebt tweederlei foort van rechten , welke ik niet uitzinnig genoeg ben , om met den anderen te verwarren. De bedieninge der kerke , het ordineeren , der geestelykcn , zyn by voorbeeld rechten die u van God gegeeven zyn, met uitfluitinge van den waereldlyken Vorst, die evenwel ook in bezit is van god. delyke rechten. Bisschop. Is het recht om van den autaar te leeven , dan volgens uwe manier van denken niet godlyk ? Ook niet dat van de tienden te trekken, over welke materie ons gcJprek eigentlyk is begonnen. Officier. Indien gy een godlyk recht wilt maaken, van alles wat daar naa zweemt in de heilige fchrift, dan kan de bedelaar die aan uw deur van honger bezwykt, u veilig eene aólie aandoen, en u dwingen hem eene ryke aelmocs te geeven, en insgelyks het godlyk recht bybrengen. De os zelfs die het koren in uwe fchuüren trekt , zou van dat recht gebruik kunnen maaken. Draag dus zorge het niet te verre uic te breiden ,  ( 219) den, want gy ziet aan waf gevolgen gy u bloot zoudt Hellen , en gy weet bovendien dat Jozephus ver diepdenkend is. Uwen opperpriester de Paus heeft zyn hoofd by hem geitooten. Bisschop. Evenwel geloof ik niet, dat gy zult beweercn, dat de tienden niet van goddelyke inltellinge zouden zyn. O f f i c i e R. Het is van eene godlyke inllellinge , dat alle menfchen moeten leeven , zelfs de Hottentot die niet weet wat die inflelling is. De Levieten waren een der twaalf dammen, en hadden geen deel dat hun toegelegd was in het Land van belofte; en het was des om die reeden niet meer dan billyk, dat zy door d'andere dammen onderhouden wierden. Daarom vond de Wetgeever der Israëliten goed, hun een tiende van alle vruchten en voortbrengfelen toe te leggen. Het komt 'er niet op aan, of die proportie naaukeurig gelleld, en den Levieten voordeelig wa/ dan niet; maar 't was reedelyk dat zy hun deel hadden, en wel des te meer, opdat zy door zich op den landbouw toe te leggen, niet zouden afgewend worden van het waarneemen der plicht ten  ( s.20 ) ren aan humus priesterlyke waardigheeden verknocht. ° Bisschop. Sm SapiemL Volgens u is het genoeg dat een Priester te leeven hebbe, 't geen volgens godlyk recht is , maar 't is tellens evenveel hoe en onder wat naam. Het onderhoud der Geestelyken iTke Sdelimg! is dierhaIve TOlgens eene menfche- Officier. Ja, zeker! Bisschop. Ik voorzie nog, dat gy my zult willen beduiden, dat God de Levieten eene jaarwedde in geld had moeten toeleggen. Officier. Indien gy fcherst, is het niet nodig te antwoorden, doch indien gy emllig fpreekt, dient gy aan te merken , dat men ten tyde van Mozes zodaanig geen gebruik van het geld maakte als men tegenwoordig doet; dat men toen geene renten kende, gelyk gy die tegenwoordig maar  maar al te wel kent, ook niet de penfioenen, retribuden en wat diés meer is, en dat het gevolg! yk , vooral in de woestyne niet wel mooglyk was , het onderhoud der Levieten in geld te bereekenen. De woeker , of het uitzetten van geld was verbooden , en ondertusfchen fchiet gy daaglyks uw geld op intresfen. Bisschop. Ik zou van eenigen dier zelfde redenen, waar van gy u voor de Joodfche tienden bedient, ook voor de tegenwoordige kunnen gebruik maaken. Diende de mindere of meerdere hoeveelheid van geld ook niet te influeereuop de hoeveelheid en grootheid der penfioenen ? Officier. i Buiten twyffcl. Bisschop. Men heeft dierhalve iets in de plaats moeten flellen, dat aan geene veranderingen onderhevig was. Officier. Dan had men voorzeker de tienden zoo als die  (_ aaa ) die tegenwoordig ingevoerd zyn, niet in de plaats moeten dellen; want die zyn aan duizende veranderingen onderheevig , "t zy door verandering in den Landbouw, als door de min of meer goeden en ryken oogst. Bisschop. Ik weet dat dit het onderwerp is van veele procesfcn , eenig evenwel voortkomende uit de kwaade trouwe en de weinige Godsdienst der geenen , die de tienden moeten opbrengen. Officier. Indien ik my niet bedrieg, heb ikwel eenshooï ren zeggen, dat uw vader, die een proces van dien aart had , het zelve gewonnen heeft, en dar gy nog heden de voordeelen daar van geniet. Bisschop. Och ! Het was een beufeling , nauwlyks de moeite waardig om 'er aan te herdenken. Officier. Dat geloof ik ook , vooral als men een vet Bisdom en eene ryke Abdy bezit: dan zeker is de tien-  C 223 ) tiende van honderd akkers Land eene kleinigheid. Bisschop. Hoor! Ik zie wel gy zyt een ongelovige. Het zoude niet goed zyn dat alle menfchen zoo dagten, en God geeve dat de Keizer nooit met u over deeze zaaken raadpleegt. Gy zoudt my ras tot den bedelzak verwyzen. Officier. Gy bedriegt u. Het is billyk zeg ik nog eens , cat de Priester van den autaar leeve, wanneer hy van zyn eigen erfdeel afziet om dien te bedienen , of wel wanneer hy nooit eenig erfdeel bezeeten heeft; of eindelyk , indien het niet toereikende is, om hem een reedelyk beftaan te verfchaiTen. Maar onder alle middelen waar langs men den priester een leevensbeftaan kan bezorgen, is 'er geen, 't welk ik meer afkeur , dan hem zeekere vaste goederen toe te leggen. De tienden keur ik voor nog erger. Voor myn part, ik ben in het denkbeeld , en wenschte dat de Keizer 'er ook in mogt koomen , dat . 'er niets beter was , dan alle de Geestelyke goederen te fecularifeeren, enderzelver inkomsten in 's Lands Schatkisten ts Horten. Bis-  C **4 ) Bisschop. En wat zoudt gy met dat geld willen doen ? Vermoedelyk foldaaten onderhouden, ofdetractementen der Militairen verhoogen. Officier. Zoo inhaalig ben ik niet. De Keizer heeft ook Troepen genoeg; maar deeze inkomden konden rot andere nuttige civiele eindens gebruikt wór. oen , of de onderdaanen konden naa evenredigheid van verfcheide belastingen ontheft wor«en. Bisschop. En waar van zouden dan de Kerk en de Geestelyken onderhouden worden en leeven. Officier. Wat de Kerken aanging, die zouden uit's Lands kasfe onderhouden worden. En wat de Priesters aanbelangt, zou men ieder van hen jaarlyks eene jaarwedde kunnen toeleggen , geevenredigd naar de waardigheid, die zy bekleeden, of de mindere ot meerdere gewichtigheid en moeilykheid van hunnen dienst. Gy myn Heer den Bisfchop, alzo gy byna mets te doen hebt, zoude met een vierde of  C 225 ) of zesde gedeelte uwer tegenwoordige iHkomfïeii moeten te vreden zyn, en de arme üorppaap in tegendeel, die naauwlyks brood heeft, zou driemaal zo veel krygen als hy thans inkomen trekt. B i s s c h 0 Pi De Hemel behoede , dat zulke denkbeelden veld winnen.' Ik zal u in den kerklyken bandoen want gy zyt een volflaagen ketter, ja negersereen onchristen.' Ik geloof gy zyt bovendien^een proieccmaaker, en al dat foort van lieden zyn bedriegers, die geheel anders denken dan zy fpreeken. J r - Officier. * Dat laatfte is waar, en om dat uwe parochiaal nen innerlyk het uur vervloeken, dat zy u moeten komen betaalen, fchoon zy uiterlyk veel eerbied en vergenoegen betoonen, geloof ik, dat gy, die zulks wel weet, hen ook voor bedriegers houdt, en daarom voorgenomen hebt , nooit in uw Bisdom te woonen. Ik geloof haast dat gy het niet eens kent, of weet waar het geleegen is. D Bisschop. Zou ik myn Bisdom niet kennen, daar ik 'er StaAtsm. April. Q alle  ( 2>l6 ) van de grond op een nieuw Paleis gebouwd hebt. Ik geloof dat gy in de herfenen gepikt zyt. Officier. Dat zou ik eer op u moeten toepasfen, vooral zo gy zelfs architecï van dat Paleis geweest zyt: want ik hoor dat het belachlyk is, en dat gy bovendien uwe parochiaanen daar ysfelyk om hebt in de zak getast. Bisschop. Ja zeker ! ik heb 'er de tekening zelfs va» gemaakt , ja het was op een der hockdeenen van de fundamenten, dat ik mynen beroemden herderlyken brief onderteekende. Officier. Dat is te zeggen , terwyl gy aan het timmeren waart , liet gy een ander voor u opdeden. Fraai biyk hoe gy uwe herderlyke functie vlytig waarneemt , en wel deeglyk verdient op wat maatiger inkomden gedeld te worden: want gy verdient niet de tiende part, van 't geen gy jaarlyks nekt. Bisschop. Ik had evenwel dien herderlyken briefnageleezen, en hier en daar iets bygevoegd. Daar behoort  C 2°7 ) hoort moeite en verlland toe. Ook maakte hy veel ophef en wierd overal gecrkizeerd. De Keizer zelfs vond er veel op aan te merken, en dit bewyst dat het een doorkneed enfchrander uitgewerkt ftuk was : want nooit heeft men lust eenvoudige dingen te bedillen. Officier. Juist bewyst dit in tegendeel, dat het een© verzameling van ongerymdheden moet geweest zyn. Bisschop. Dit gefprek begint my te verveelen. Ook wordt ik gewagt om de party metMevrouwe.... te maaken. Officier. Wat myn Heer den Bisfchop ! Gy hebt des geld te veel , vermids gy het gaat verfpeelen. Ik denk over eenige dagen het geluk te genieten onzen Meester te mogen fpreeken , over zaaken het Regiment betreffende. Ik zal niet nalaaten hem verflag te doen van onze conveifatie, en dat gy in lleede van uw geld aan darmen uic te deelen , het zelve gaat ver* fpeelen. Q s Bi*  (228 ) Bi sschop. , Ik zal wel in de voorbaat zyn. Ik zie den Keizer morgen, en zal hem wel weeten te beduiden , dat zulke ongelovigen als gy zyt niet verdienen in deszelfs dienst te zyn. ' Of denkt gy, dat ik niet meer crediet by den Vorst heb dan gy ! Het behoeft my maar een half woord te kosten , om u daadlyk te doen bedanken. ' Indien gy my evenwel wilt belooven , nooit, uwe denkingsaart omtrent de Geestelykheid, aan anderen te zullen meede deelen, zal ik uit christelyke liefde geen gebruik van myn vermogen maaken. Officier. Geloof vry dat ik voor uwe bedreigingen geenfints bang ben. Draag veel eer zorg dat ik niet eens deer heb, op bevel des Keizers, u onder een goed escorte te verzeilen en te' begeleiden naa' d'eene of andere plaats , alwaar gy op het voorbeeld der Apostelen armoede zoudt moeten lyden, Myne denkingsaart js dezelfde als die van verre het grootfie gedeelte der geenen , die met eerbied voor den Godsdienst en deszelfs dienaaren bezield, nogthans door geene dweepery of vooroordeelen beheerscht .worden. B I 8-  ( ) Bisschop. Wel aan ! Laaten wy dan liever beiderzyds zwygen , en ons onderling onze driftige uitdrukkingen vergeeven. Officier. Ik heb u niet beleedigd. Gy hebt my zelfs gedwongen te fpreeken en u' de waarheid te zeggen. Evenwel ik weiger uwe vriendfchap niet , doch neera dan voor 'c lest ook myne vriendenraad aan. De Keizer is een Vorst die verdraagzaamheid in ftuk van Godsdienst liefkoost ,■ die alle onderdrukking wil affchaffen , en zyne onderdaanen lief heeft. Thans heeft hy reeds veele veranderingen ingevoerd, ten beste van den Lande. Ik voorfpel , dat hy 'er nog veele andere en gewichtiger in den zin heeft, en ik ben niet vremd van te vermoeden, dat hy telkens als 'er een Bisdom of ander Geestelyk beneficie vacant komt , zich 'er een jredeelte, van zal toeeigenen , en niet meer aan geenen, die hy daar meede begiftigt, over zal laaten, dan hy naar reedlykheid noodigheeft,qm eerlyk te beftaan. Ik raade u derhalve ftil naar uw Bisdom te gaan , aldaar uwen plicht aan 't Priesterampt verknocht, trouwhertig waar te neemen , en hoe genaamd nooit te fpreeken van al die fraayigheden, waar meede gy my firaks bezig hield. Want geloof my gy zoudt u zelfs en Q 3 uwe  C 23° ) iltve ampgenoten merklyk benadeelen , en hen zoo veel als u zeiven in gevaar Hellen , van nog by uw leeven uwe inkomsten befnocid te zien : en vertrouw, dat 'er duizenden zich over zouden verheugen. BE  C *S- 3 DE ZEE VEN VEREENIGDE NEDERLANDEN. NAar maate de gebeurtenisfen zeldzaam zyn % verwondert men zich meer over dezelve , en wanneer men aan geene groote zaaken gewoon is, verheugt men zich over kleine. Hier meede bedoelen wy het uitloopen der Westindie- oi Surinaamsvaarders en eenige andere Koopvaardyers , onder geleide van een Convoy, bedaande uk een half douzyn 's Lands Schepen , fchoon geenfints Schepen van linie maar enkel Fregatten zynde. Men verwondert zich dat dit Convoy eensklaps en onverwagt is in Zee gedoken, en waarlyk niet zonder reden ; want het fcheen of tot dus verre onze vyanden altyd vooraf, even zoo goed als wy zelfs of als de geenen die in 't geheim waren ,wisM ten wat 'er ftond te gebeuren , en dus in ftaat wierden gefteld om daar omtrent hunne maatregelen te nemen. Een van beiden had des plaats, of dat zy hunne bezoldigde fpions onder ons hadden , of wel dat trouweloozen hen daar van kondfchap gaaven. Het eerfte willen wy liefst gelooven ; Q 4 doch  C 23£; doch dan komt evenwel in aanmerKnre öf d- Po. luie, d;e alles kan weeten, indien zy zfcb daartoe moeite wil sreeve-n „ y naartoe zoii kunnen l g°ene Se^asce middelen *aar onder zich niet een fchurftig Ithaap bevindt' kunnen wy die zelfs trouwe Vaderlander^ rl' jen gevonden ondêr ben, die maar de zerimtte ^andoemnge van Vaderlandsliefde gevoelen% ££ WSfêfl Bafavieren bloei SIdSWaS "cr ^aanigeen trouw;;,,d£r, ™ ' de Memel ons be¬ hoede , dat hy den vloek draage die op hem ind,Xvle,VS hCt TCrW^ Uirzei,cn derWest! f Vaardc? etn bewys, datmene-enweleen^1 begmr mdagtig te zyn, aan 't belang zoowel der Gotenfen al, dat der Kooplieden, cn alzoo het geduurende den loop de.stegenwoo digent"r" Jogs nog met heeft kunnen zyn, dapdie UoZnvdv eomge noemenswaardige protectie m^gS verheul™ d.aar C°e "iet *'ffici^ dk Colv ^ ,Th ^ We,'n,S' dac dezelve voo d i Convoy gedekt wordt door éenigefi van s 1 -ands S "nepen Dit eene zeldzaamheid zynde, neem de verwondering en vreugde coe,,a doet op me de e nelcherming boopen voor die koooVaard" ttoSSï^ t USSkenS ™ ^ A «icn i eis vaardig maaken, Qn*  (233) Onze vreugde evenaart ongetwyffeld die , welke eenig Vaderlander daar over kan gevoelen ; nogthans deeze vreugde , dit vergenoegen verwekt teffens aandoeningen van fmerte in ons, wanneer wy overweegen , hoe dit onderwerp van algemeen genoegen zelfs, een blykoplevert hoe zwak 's Lands Zeeweezen nog is , in vergelykinge van 't geen het wel voorheen was , wanneer men eene Koopvaardyvloot niet zag uitzeilen onder geleide van eenige weinige fregatten, maar onder befchcrming vaneen groot Esquader meest uit oorlogsbatters van den eeiïten of tweeden rang beftaande. Tndien de Trompen, de de Ruiters, de Biet Hyns , de Heemskerkens en zoo veele andere Zeehelden eens uit den dooden opreezen envernaamen, dat hun Vaderland met eene der machtigde Zee Mogendheden in eenen oorlog ingewikkeld zynde, pas na verloop van een jaar heeft kunnen beginnen den koophandel te befchermen, zouden zy ongetwyffeld uitroepen ; O! Vaderland! waar zyn uwe oude krachten ? Waar is uwe vorige luister verdweenen ? Nogthans, offchoon aan veele het Convoy, aan de W. I. Vloot nu verleend , zeer zwak toe fchynt, en terwyl wy bezig zyn met dit te fchryven, zich een gerugt verfpreidt, als of die Vloot reeds de prooy der Britten zoude geworden zyn , waar aan wy nogthans geen geloof kunnen Haan; komt het ons voor, dat Q 5 de  C 534 ) |e ^rofcW ie *m deeze W. I. Vloot , hoewel ruer overbodig groot , evenwel toereikende :s. In d'eerde plaatfe is de Vloot in alle ïtihe en onverwagts uitgezeild, zynde het zelfs op dit oogenblik aan zeer veelen onbewust , wat kours dezelve genomen heeft 5 namendyk door het canaal of benoorden (*). Des de Brit daar omtrent in t-onzeeker zynde, niet wel een genoegfaam aantal Oorlogfchepen f want immers hy komt niet ligt tot den aanval als wanneer hy door groote overmacht fchier van d'overwinninozeker is j op dezelve heeft kunnen afzenden , en al had hy zulks gedaan , d'onzekerheid der cours dek hem byna buiten mo- g'ykheyd om den prooy waar op hy loert te vinden. Ten tweede, fchynt het by nadere tydingen zeker te zyn , dat het niet waar is, gelyk men gedebiteerd had , dat 'er een Engelfche Vloot zoude uitgezeild zyn , om in de Noord - Zee te pasfen op de Vlooten , Esqaders of Koopvaardyers die uit onze havenen zouden willen uitzeilen, fchoon het zeer te duchten is, dat zodaanig eene Engelfche Vloot nu welhaast aldaar zal post gaan houden. Wanneer men nu hier by voegt , dat. alvoorens eenige ligte en welbeet Wy fchryven dit den ;o der Maand April,  ( 235 ) bezeilde Fregatten ter ontdekkinge zyn uitgezonden en geene vyandelyke Schepen in de Noord - Zee ontdekt hebben , is de waarfchynlykhcid 'er grootelyks voor, dat onze uitgezeilde Schepen geen groot gevaar hebben kunnen loopen. Ten derde, is het wel waar, dat zes of zeven Fregatten , ondanks dén helden moed der Capityns en gemeenen juist geene heele groote defenfie kunnen doen ; maar 't is teffens niet min waar, dat zy onderfteuncl worden door die Surinaamsvaarders zelve , welken zy moeten befchermen , en die allen zoo wel ten oorlog als ter Koopvaardy uitgerust zyn , en veel manfchap aan boord hebben, Deezen allen na genoeg van den zelfden dienst kunnende zyn , als oorlogs Fregatten, maakt het geheel een foort van oorlogsvloot, welke fchoon uit geen drie of tweedekkers befhr.nde, nogthans door de menigte eene goede macht uitmaaken. De Engelfchen zouden dierhalven al vry flerk moeten zyn , om op dezelve met voordeel te kunnen afkomen, en dewyl de ontmoeting van Doggersbank hen geleerd heeft, de Hollanders te kennen , zullen zy op die foort van ondernemingen zoo ligt niet meer verzot zyn. Vermoedelyk dan ook zullen d'Engelfchen, al kwamen zy die Vloot te ontmoeten , dezelve zoo licht niet aantasten : en dceden zy het , d'onze zou in daat zyn om hen af te wagten. Twee of drie kleindere Schepen, kun-  C 23ó) Runnen een groot fchip werks genoeg verfchaf- Uit het een en ander geloven wy te kunnen ophaken, dat- de hefchenning Jan zes "f zeven fregatten aan de W. I. Vloot vedeend m deeze genoegfaam toereikende is, en dat de Koopman die 'er belang by heeft, onbülyk zou,e handelen ; indien hy niet met erkenteJfsfe deswegens jegens 's Lands Vaderen aangedaan was. Voorts ook, dat die Vloot ge™ wezemyk groot gevaar loopt, en dat wy des kunnen vertröuWen , dat dezelve onder de fefchermmg des Aldcrhoogftcn in veiligheid! de h,venen haarer beftemminge zal berei- Wie weet rok , daar 'er zekere fchikfcmgen met Vrankryk getroffen zyn , om in gemeenzaam overleg en volgens een beraamd, plan m Zee te verfebynen : wie weet ook vragen wy , of mooglyk op zekere hoogte met eenige Franfche Oorlogfchepen of FrQl gatten, zich met de onzen zullen cónjungée-t ren om de Vloot verder te begeleiden , en volledig bmren alle gevaar te ftellen Dit komt ons juist zoo onwaarfchynlyk niet voor. ; Ons zweeft ook zeker denkbeeld, fchoon mooglyk zeer herfenfehimmig , door de' berlenen, namentlyk, dat Engeland, al kon het zich van deeze W. Indifche bezending meester maa-  C 237 ) maaken , zulks op het heudige ogenblik , uit ftaatkundige redenen niec zoude doen. Het biedt immers den vreede aan , waar naa het niet onduidelyk te kennen geeft , dat het vuriglyk verlangt. Niets dient het dierhalve te beltaan , dat dezelve zou^e kunnen vertraagen , of de gelegenheid om den anderen by redelyke fchikkingen te verftaan , kan verydelen : en dit zou , hoe de zaak ook mogt uitvallen , het natuurlyk ge-' volg van eenige diergelyke onderneeming zyn' moeten. Ter eener zyde kan Engeland niet onbewust zyn, dat d'algemeene Volks neiging by ons geenfints naar ' vreede helt, maar dat men veel eer geneigd is en verlangt, dat de oorlog met kragt en geweld zoo lange werde voortgezet , tot dat de vreede op de voordeeligfie en eerlykfte voorwaarden kan getroffen worden. Onze Vloot aantastende en by geluk eens buit makende, zou dit niet anders kunnen te weeg brengen, dan dat de reeds groote en billyke verbittering fteeds grooter wierd; dat men meer dan ooit om wraak riep , nog minder 't oor aan vreede leende , maar dat ieder veel eer alles zou opfchieten en toebrengen , om eenmaal den Brit zynen verdienden loon te geeven : des , dat zulks het werk van den vreede voor lange nog zoude uitftellen. Ter andere zyde, indien Engeland in zyne en-  C 238) onderneming kwalyk gedaagde, en de Schepen Welke het op onze W. L Vloot afzond, of veroverd u-ierdcn, of met bebloede hoofden moestén afdeinfen, zou zulks den moed onzer natie nog meer opwakkeren , en den Hollander doen begrypen, dat hy niet kwalyk zoude doen, vol te houoen met eene Natie, die zy gemaklyk kan overwinnen; des dat men op hoop van meerdere overwinningen en betere voordeelen, het oor zoo vaardig aan vreede niet behoeft te verkenen: waar door Engeland wederom zyn oogmerk namentlyk vreede met de Republiek, meer dan ooit zoude verydeld zien. Wat 'er ook van het tot dus verre gezegde zyn [moge ; hoe zeer men reeden heeft met de protedie nu aan de W. I. Vloot verleend, te vreede te zyn, en s'Lands Vaderen te laudeeren wegens hunne zoo gepaste als omzigtig genomen maatregelen; is het nogthans altyd eene waarheid , dat het te wenfchen geweest ware dat de Marine der Republiek had kunnen gedoogen , dat men in deedc van Fregatten een ten minste dubbel getal zware oorlogsbatter's had kunnen meede zenden, en dat wel bemand met een paar duizend man reguliere troupen als meede voorzien van goede oorlogs ammunitie: Deels om wederom posfesfie te neemen van ons verloren dog door de Franfchen zoo beleefdelyk voor ons heroverd Euftatins en andere VV. Indifche bezittingen , als mede 0111 dezelve te kunnen verdedigen tegen eenen anderen aanval,  039 ) ral, om des niet wederom in 't geval te koemen van mooglyk ten tweede maale aan* Vrankryk verplichtinge te hebben ,• deels, om naa het Volk aan Land gezet te hebben, de eer der Staaten Vlag kragtdaadiger in die Zëen te kunnen handhaven , den Vyand af te weeren, te keer te gaan, ja zelfs afbreuk te doen en fla*gen toe te brengen. De onlangs genomen befluiten der Staaten van Vriesland, en derzelver Cordaate vaderlandfche taal, ter geleegenheid van derzelver Confent in de petitie van den Staat van oorlog, verdienen waarlyk wel d'erkentenisfe van alle regt geaarde Nederlanderen. Wat heeft men niet te hoopen van Regeerderen die zulke mannen taal ten borde brengen, en duidelyk toonen, dat zy 't gewicht gevoelen van de waardigheden, die zy bekleeden, en de plichten, welken hen daar door zynopgeleid! Het zyn evenwel die Vriezen alleen niet, die Vaderlands fpreeken, want dezelfde taal wordt thans om ftryd in alle provintien in alle fteeden gelproken, en 't fchynt dat de Vaderlandsliefde by  C 240 ) by allen thans meer dan ooit ten hoogden tob dygt. ° * Ach! mogte dezelve in alles eene volmaakte eendragt te weeg brengen, en teffens bewerken , dat gefubordonneerde gefchillen niet fomwyle de groote zaaken vertraagen! STAATS:  C »4 - ) STAATSMANS DROOM. "pVTlet lang geleeden bezig zynde diep in den nagt , met eenigen dier requesten naa te leezen, welken nu onlangs aan s' Lands Vaderen door de handeldryvende Onderdanen zyn overhandigd , zoo met betrekkinge tot het Traéhat met America aan te gaan, als belangende het weigeren van den vreede, op zodaanigen voet als Groot Brittannie onbezonnen genoeg is, ons dien te durven aanbieden ; overviel my eindelyk de flaap: gedurende welke ik het volgende droomde. My dagt een onbekende naderde my, in zyn hand een gefchreevcn papier hebbende , en welke my aldus aanlprak. Hier is het opftel van een request, 't welk men voornemens is aan s' Lands Vaderen te overhandigen : dewyl gy een Koopman zyc, en 'er uw voordeel meede bedoeld wordt, kunt gy niet weigeren het zelve te ondertekenen, gelyk ftraks door een groot aantal anderen zal gedaan worden , op eene te dien einde belegde byeenkomst. ■ Gy bedriegt u. Ik ben geen koopman , maar oeffen een geheel ander beroep. i • Des niet te min, tyken maar. ■ Dat ben ik niet gewoon zoo ligtvaardig te Staatsm. April. R doen,  C ft42 ) doen. Vooraf dien ik den inhoud van dat ge* fchrift te weeten. ■ Lees het. Ik nam het aan, en het doorlezende bevond ik niet 'zonder verwondering, dat het een verzoekfchrift was, tendeerende, dat de vreede door Engeland aangebooden mogte daadlyk werden aangenomen, mids hy ons reftitueerde, al 't geene ons op St. Eufla» tius ontnomen is. De Heller van dit requesc fchynt wel het meeste belang te hebben , by de goederen op St. Euflatius geroofd : doch teffens het belang van andere eerlyke Kooplieden , die elders fchaaden leeden , zoo wel als d'eer der Natie uit het oog verloren te hebben, om eenig voor zig zeiven te zorgen ; duuwde ik hem vergramd toe, hem teffens met een verdoorde houding zyn papier te rug geevende. Gy fchynt gram- ftoorig. Ja zeeker. Wie heeft de vergadering geconvoceerd , waar van gy zoo even meldinge maakte ? De Heeren Hier noemde hy my naamcn, welke ik of onduidlyk verllond , of niet wel heb kunnen onthouden: alleen herinrer ik my , dat dezelve toeïchecnen eer eenen Engelfchen dan Hollandfchen klank te hebben. Hem gevraagd hebbende , of hy my naa de vcrgaaderplaats wilde geleiden , gaf hy my blymoedig zyne bereidwilligheid te kennen ; zeker-  ( *43 ) kerlyk zich verbeeldende dat ik my derwaards wilde begeeven om te teekenen. Ik vond 'er eene groote meenigte kooplieden , die wel wisten dat zy te faamen geroepen waren om zeker request te teekenen , doch den inhoud van 't zelve tot nogtoe ignoreerden. Naa verloop van eenige ogenblikken wierd door een der aanwezigen een teken gegeeven , dat ieder zich ter neder zoude zetten, en 't request hooren voorleezcn. Dog nauwlyks was het zelve ten halve voorgeleezen , of hy die dit werk verrichtte , wierd op de deerlyklle wyze uitgejouwd , en met fchampere woorden bejeegend, in diervoege, dac hy van fchaamte cn verlegenheid genoodzaakt was, zich 't abfenteeren, om 't gevaar t'ontduiken, van mooglyk nog gevoeliger behandeld te worden. Elk ging naar huis, den voorlcezer en zyne medgezcllen, die zoo een fraay verzoekfehrift geprojecteerd hadden, verfoejende, en zwecrende, nimmer op eenige byeenkomst 't zynent wecge aangeleid, te zullen verfchynen. Dit alles ging vry luiddruftig in zyn werk: waar door dan ook 't geraas, welk ik dagt te hooren , my deed ontwaaken , en tot myne groote verwondering my niet op ftraat , maar in myn üudeervertrek bevindende , begreep ik ras dat ik in den fpcelhof van Morpheus was geweest en dat ik had gedroomd.- Deze droom kwam my te merkwaardig R 2 voor,  C 244 ) voor, om dezelven niet aan den Leezer meede te deden , te meer, wyl daags daar aan ik hoorde zeggen, dat 'er wezenlyk iets van dien aart gebeurd was : 't welk ik nogthans groote moeite heb om te kunnen gelooven.  GROOT - BRITTANN1ËN. TpVË gefthiedfchryveren vernaaien ons; dar 1 _J de eerde zorge van Keizer Julianus, toen hy den throon beklom^ bedond, veele Amptenaaren en andere Bedienden aan zyn Hof af te fchalfcn , en alle de onnoodige uitgaaven , dié vooral, welke eenig tot uiterlyke pracht dienden, te bezuinigen. Zich voor d'eerfle maal als Kei. zer zullende laten den baard fcheeren, bood zich daar toe aan de geen , wiens post zulks by den voorigen Keizer geweest was, in een prachtig kleed uitgedost. Het is een baardfeheerder riep die Vorst uit, met eene gemaakte verwondering, en niet een Ontfanger Generaal der Finantien daar ik o:n vraag. Onderricht door den vergulden knaap, dat hy dc Keizerlyke hof barbier was^ vroeg hy hem, hoe groot zyne jaarwedden waren, en vernemende dat die hooger beliepen dan noodig was, om dertig andere dienaaren te befoldigen, en nog bovendien vyftig paarden te kunneri onderhouden, joeg hy hem met verontwaardiging uit zyn hof, zich een goedkoper baardfebxaper aanfehaffende. Omtrent alles een nauwkeurig onderzoek doeiide, bevond hy dat hy van alle kanten beftooleii wierd door zyne dienaaren, die zich nog bovendien verrykten door het Volk te beknibbelen of af te troggelen, onder voorwendfel van hunindee- Staatsm. May. S ze  C -\6 ) ze of geene zaak tot voorfpraaken of befchermers te zuilen dienen. Hier over getroffen , befloot hy op eenmaal allen die aan zyn Hof waren van zich te vervvyderen , en hy ftelde andere Hovelingen en bedienden aan, op veel geringer jaarwedden ; van welker trouwe en belangloosheid hy ten volle verzekerd was. Men beweert dat hy te eerder tot dit befluit overging, om dat hy op zekeren dag een zedig gekleed perfoon ontmoetende, denzelven vroeg, is dat uw beste pak dat gy daar aan hebt? en ten antwoord kreeg ,• ja ! want indien ik 'er een prachtiger droeg gelyk de Keizer , zou ik noodwendig na evenredigheid meer bedienden moeten hebben, en even gelyk die Vorst door dezelve van alle kanten beftoolen worden. George III. fchynt thans het voorbeeld van Julianus te willen nabootfen, met dit onderfcheid evenwel , dat het geene die Keizer vrywillig, uit eigen verkiezing en daadlyk by het aanvaarden der regeeringe deed, hy het wel voornamentlyk doet uit nooddwang en op een tyd , wanneer het fchier te laat is. Verwonderen wy ons over de belangloosheid des Britfchen Koning! Na de Natie met behulp van zyne kwade raadslieden en een onbekwaam Miniflerie, in een poel van rampen te hebben gedompeld; na haar in onnoemlyke fchulden gedoken te hebben; na dat hy de belastingen zodanjg verhoogd en vermenigvuldigd heeft, dat het Volk daar onder moet bezwyken ; na het leeven van  zyne onderdaanen tegen hunne meedeonderda» nen te hebben verfpild en burgers tegen burgers in 't harnasch te hebben gejaagd; na dat hy de paerel zyner kroon verloren heeft door een rukeloost bellaan , en zich van alle kanten door geduchte vyanden befprongen ziet, is hy edelmoedig genoeg om te zeggeu, ik zal myne verteeringen verminderen, myne uitgave befnoeien,- ten einde gy dat geld tot nuttiger eindens kunt belleden: terwyl hy fchynt te vergeten, dat nog pas twee jaaren geleeden, hy voor de civile lyst en zyn onderhoud eene vermeerdering van inkomen vorderde en ook verkreeg, onder voorwcndfel, dat ondanks de groottte fpaarzaamheid , hy die gelden niet kon ontbeeren, en daaglyks grotere uitgaven te doen had. O! wonder van edelmoedigheid! Engeland is waarlyk gelukkig door zo een Vorst geregeerd te worden! Nogthans, wy willen liever Hollanders dan Engelfchen zyn. Evenwel zou het veel edelmoediger en belangloozer geweest zyn, indien die Vorst, welverre van d'Amerikanen te drukken, tot afval te noopen en door vuur en llaal aan te tasten, hun daadlyk recht had doen worden, en door 't inwilligen van 't geen billyk was, een groot land en milioenen onderdanen voor zyn Ryk behouden had. Edelmoediger ook zou het geweest zyn , indien hy op d'aanraading van de goede Britfche, Patriotten, de wenfchen der Natie vervuld had , door een verkwistend en even zo gehaat als onbezenne R 2 Mj-  C 448 ) Ministerie daadlyk den bons te geeven , en tot zyne Staatsdienaaren en Raadslieden zodanige perfonen had gekozen, die hem konden behulpfaam zyn, om zyn Ryk in vreede te houden; door bezuinigingen de oude fchulden te verminderen, en langs dien weg zyne onderdaanen verligtingcn in lasten en imposten te bezorgen. ^ Dit waarlyk zou edelmoediger geweest zyn, dan d armzalige Anfpachers, Hanauwers, Waldykers\ Hesjen &c. even als beesten op te koopen, om ze in de groote hal van N. Amerika ter flachtbank tc brengen. Indien de Britfche Monarch by 't aanvaarden zyner regeeringe, daadlyk na het eindigen van den oorlog, waar in zyn Vader het Ryk gelaten had, zich in deezer voege had uitgedrukt. „ Ik heb bcflooten myn leven lang zo veel doen„ lyk alle oorlog te vermyden , en alles aan te „ wenden om met myne nabuuren in goede her„ monie te leeven. Voornamentlyk is myn oog„ merk alle myne getrouwe onderdaanen gelukkig „ te maaken, en hen zoo veel doenlyk van druk„ kende imposten t'ontheffen; teffens de fchulden „ van den Staat te verminderen. Te dien einde „ zal ik alle onnodige, overtollige of verkwistende „ uitgaven , in de onderfcheide departementen „ van het Staatsbeflier te keer gaan, veele nutte„ looze Ampten affchaffen , en de jaarwedden „ van veele myner of 's Lands dienaaren, die my „ te groot toefchynen, merklyk befnoeien. In „ myne eige huishoudinge zal ik zelfs de zuinig„ heid betrachten. Ik zal het voetfpoor myner „ voor-  C 249 ) voorvaderen volgen, die niet gewoon aan groo„ te inkomden, en nimmer kunnende denken, dat „ ooit de Koninglykc waardigheid in hun gedacht „ zoude komen, fpaarzaam ja bekrompen leefden. „ Ik zal in deeze het voorbeeld van den Grooten „ 'Frederik in acht neemen. De inkomsten van „ myn Keurvorftendom Hanover zullen my genoeg „ in Haat Hellen, om met goed overleg als Koning „ te leeven. Ik behou maar een gedeelte van 't „ geen my jaarlyks door de Natie tot myn onder„ houd gegeeven wordt, haar 't overige tew „ g vende. Dit is myn bepaald voornemen, en „ ik vertrouw dat myn Parlement my in deeze de „ behulpzaame hand zal bieden," Indien George III. zulke taal gefproken. en dezelve ook ter uitvoer gebragt had, zoude zyn naam in de diepfle zegening, zelfs by zyne N. Amerikaanfche onderdaanen gebleeven zyn : hy, die van natuure reeds goed is, maar eenig te veel geloof gaf aan kwade raadslieden, zou de beste der Koningen zyn genoemd geworden, en'meer eer en roem zoude hy daar meede verworven hebben , dan hy nu ooit" kan verkrygen , door duizende verklaringen , van de zuinigheid in acht te zullen neemen. Nogthans , Melius fero quam nunquam , en fchoon het befluit des Britfchen Monarchs al vry tardiev is, zal hetzelve de Natie zeer wel te ftaade komen; indien het wezenlyk agtervolgd word: want wy kunnen niet ontveinzen nog merklyk te twyffckn, of het wel ooiteen Engelsen Koningen Brit.'che Ministers mooglyk is, de zuinigheid te betrachten S 3 Wan-  C 250 ) Wanneer men de masfa der fchulden van Engeland nagaat , is het zekerlyk eene moeilyke en hachlyke onderneeming, dezelve te verminderen, laat (laan, geheel af te loslén. Veel tyd en goed overleg zou daar toe voldrekt benodigd zyn. Nogthans geloven wy , dat, indien een kundig man gciyk een Necktr, aan 't hoofd van het Engelsch finantiewezen gelleld wierd, en hy zyne maatregelen door den Koning en het Parlement onderdeund zag, 'er nog mooglykheid zoude zyn , om zoo met alleen, ten minden een grootst gedeelte der onnoemelyke fchulden van het Ryk te extingueeren. Wel eer eens met een goedeCyferaar cn onbevooroordeelde Engelschman over dit onderwerp fprcekende, gaf hy daar toe de navolgende expediënten aan de hand. „ 'n d eerde plaatze, (zeide hy tot „ on?,) zou Engeland op de best mooglyke wyze „ vreede moeren maaken met alle deszelfs vyanden, „ en zelfs Noord Amerika voor vry verklaaren ' „ alleen zorg dragende zoo veele voordeelen en „ vrydommen aan den Koophandel van en op de „ Verenigde Staaten te vergunnen, dat het van't „ zelis in de posfesfie daar van geraakte; zo niet „ geheel, althans ten grootlten deele. Ten twee„ de. zich te ontdoen tegen eenig equivalent in geld, „ of anders des noods geheel te abandonneeren , „ alle zodanige verafgelegen kleine bezittingen of „ Colomcn, die meer aan onderhoudenbewaaring „ kosten, dan zy opbrengen; gelyk by voorbeeld „ Gibraltar, Minorca, het mznA.Falkland en „ diergelyke. Ten derde veele onnodige Amptcnaa- s> ren  C «Si ) „ ten en bedienden af te fchaffen, en de te groote „ jaarwedden van anderen te verminderen. Ten „ vierde, volftrekt niet meer krygsvolkopdebeen „ te houden, als nodig is om de binnenlandfche rust en veiligheid te handhaven ; waar toe twin„ tig duizend man genoeg zouden zyn. Eindelyk, „ af te zien van 't fisthema, van 't gebied over de „ Zee te willen voeren, en gevolglyk niet meer ,. oorlogfcheepen in Zee te houden, als vereischt „ worden om de koopvaardy vaart te befchermen; „ die, wanneer men in vreede en vriendfchap met „ zyne nabuuren leeft, zelden groot gevaar onder„ hevig is, en waar toe des'dertig fchepen genoeg „ zouden zyn." Deeze middelen in der daad ook'fcheenen wel de beste te zyn, waar van Engeland zich zou kunnen bedienen, om zich ooit te herdeden, en zo het dezelve ook niet, 't zy ten heele 't zy ten deeleby der hand neemt, zou men mooglyk met veel zekerheid kunnen voorfpellen, dat te zeer gedrukt door fchulden, en des wederom te veel zyne onderdanen moetende drukken* het allengskens ontvolkt zal raaken , en nog in grooter verlegenheid gebragt zal worden: des 'er geene andere keuze zal ovcrfchietcn, dan een generaal bankroet te maaken. Wat'er ook van zyn mooge, geene befpaaringen kunnen in Engeland plaats hebben, zo lang het in oorlog is, ja in tegendeel zal het zich geduurende dezelve fteeds dieper in fchulden moeten fleeken, Ondertusfchen, fchoon het naar vreede haakt en die onder de hand aanbiedt, fchynt het nieuwe MiS 4 nist è  C 252 } Histerie niet volledig eensgezind, en fommfeen leden van het zelve volftrekt afkerte re ™ g » onafhanklyk erkennen orlog moesten verliezen Omgekeerd , de Republiek aangetast wordende door eenige Mogentheid tegen wel.  C *5? ) welken haar te verdeedigen of by te fpringen \ Engeland zelfs geen belang had, beeft men geen groote grond om te geloven dat het zulks doen zou, al ware het nog zoo fterk uit hoofde van Tractaaten daar toe gehouden : want wat ftaat kan men maaken op eenen nabuur , die altyd trouwloos, telkens de Tractaaten door willekeurige imerpreratien buiten effect fielt, en zo dra het maar met anderen in oorlog is, ons fchoon in vriendfchap levende, in vollen vreede nog veel vyandelyker behandelt , dan indien wy in openbaaren oorlog waren ? En wat voor foort van onderftand en in welke gevallen hebben wy die van Engeland te wag. ten? Zekerlyk niet wanneer wy van deLandzyde aangetast wierden , want Engeland eene ZeeMogentheid zynde en geene groote Legers op de been houdende, zou ons weinig troepen kunnen byzetten. Wy zouden veel eer kragtige Geallieerden vïhdcn in de andere Lantmogendheden, die eikanderen altyd in 't vifier houdende, en niet gaarne duldende dat d'een boven d'andere te machtig wordt, daadlyk het zwaard voor ons zouden opvatten , uit vrees dat de met ons in oorlog zynde Landmogentheid in de posfesfie van een te vetten brok zoude komen ; namentlyk, van eenige onzer Provintien. De byftand, dien wy dan met eenige vrucht te wagten hebben van Engeland, zou des zyn, in gevalle wy ter Zee aangetast wierden. Van alle  C 258 ) Je de Zeemogentheden nu, is 'er maar een die ons eigendyk de handen vol kan geven,namentlyk Vrankryk; want Spanje, Portugal of de Noord, fche Vosten , hebben geene groote en vreeslyke marine genoeg, dat wy tegen dezelve niet beltand zouden zyn, indien d'onzc maar op een behoorlvken voet gehouden wordt. Vrankryk nu ons ter Zee aantastende, zou Engeland , het welk altyd het zelve wangunstig is ras bedugt worden, dat die Mogentheid, zo zy ons' te machtig wierd, zich in 't bezit van eenige onzer gewichtigde Buitenlandfche Bezittingen mogt dellen en by den vreede daar in handhaven. Ins^elyks ook, dat eenige onzer florifantfte handeltakken tot de £ ranghen zouden kunnen overgebragt wordemen ichoon Engeland juist wel gaarne zag dat onze negotie meer en meer beperkt wierd, zou het even wel nog liever ons daar in handhaven, dan die in handen van Vrankryk zien komen, het welk reeds machcig en geducht genoeg voor Engeland, dan nog ontzachiyker zou worden. De Staatkunde en eigenbelang dierhalve zouden het Hof van St James in zodanig geval ras aanzetten ja zelfs noopen om ons, hoe wangunftig het de Republiek ook mogt toedenken, evenwel fpoedig by te fpringen. Zie daar d'aanmerkingen, welken wy tegen d'eerfje drogreden der antagonisten van een Tractaat met Amerika, te maaken hadden. Wy vermeinen door dezelve aangetoond te hebben, dat het argument van onbevredigbaare vyandfehap en geen bydand ooit  C 259 ) ooit van Engeland te wagten te hebben , meer fchoonfchynend dan wel dugtig is. Dat een iegelyk die ons leest, daar over oordeele! Dat des kundige en ervarener Staatkundigen dan wy het beflisfchen, zoo wel als 't geen wy nog te zeggen hebben ! Wy beweeren geenfints de gaaf van onfeil. baarheid te bezitten, doch zullen by ons gevoelen intusfehen volharden, zoo lang d'ondugtigheid van hetzelve ons niet door onwederlegbaare redenee. ringen en dugtige bewyzen aangetoond wordt. Het tweede argument waar van men zich bedient is. De Republiek alle hoop op onderfteuning van het Britfche Ryk vooraltyd'misfende, zal dan ook voor altyd, ais V ware, aan de genade of onge* nade van het Staatkundig Vrankryk over gelaa~ ten en niet in /laat zyn, om die frikken te ont* wyken,welke hetgansch niet onw aarfchynlyk is, dat haar door die Mogentheid, agter het fraai en bevallig gefchilderd gordyn van Vriendfchap en dienstvaardigheid, looslyk ge/pannen worden. Wy hebben reeds zo daadlyk aangetoond- wat men te denken hebbe, omtrend den weinigen of niet weinigen byftand , die wy van Engeland tegen Vrankryk te wagten hebben; des wy ter beantwoording daar by zouden kunnen berusten. Nogthans, dewyl hier in fpecie van Vrank ryk gefproken wordt, zy 't ons geoorloofd 'er nog het een en ander by te voegen. Wy ontkennen geenfints dat het Cabinet van Ver-  C 260 ) fa» een der Staatkundig^, en (men verfde ne d uitdrukkingen geraffineerdfte is. Wy zyn ook met dwaas genoeg om (baande te houden, Mand dien Vrankryk ons biedt, de vriendfchap die het ons bewyst, eenig uit loutere edelmoedigheid voorkomt; want wy begrypen zeer wel, dat hec eigenbelang tegen Engeland, tegen welk het ter Zee niet opgewasfen is, daar van eene hoofddryfveer is. Wy zullen by deeze bekenning nogeens voor een oogenblik onderdeden, fchoon 'er geen bewys voor te geeven is, dat Vrankryk onder fchyn van vriendfchap en dienstvaardigheid , ons looze ftnkkenfpant. Wat dan nog? Heeft Engeland ons niet onophoudelyk (hikken gelegd en telkens de dupe van onze ligt. gebvigheid doen zyn? Heeft het ons niet in00?. logen gewikkeld en naderhand zelfs eerst afzonoerlyk vreede makende, den last en kosten daar van, ons op den hals gedraaid? Heefc het met tractaaten met ons weeten temaeken, waar van het zelf wel de grootde en wy de minde voordeelen genoot? Heeft het niet de Navigatienette ingevoerd, en ons weeten te noodzaken tot het zo fchandelyk ialut en ftiTken defvlag? Zoo wy yerfcheide maaien door Vrankryk zyn aangetast Engeland immers, die brave gelooftgenoot, die zogenaamde natuurlyke geallieerde en wat dies meer is, heeft ons ook meer dan èens den oorlog aangedaan. Alles is dierhalve bd- ■ öerzycis a pari, met dat onderfcheid evenwel; das  C t ter gelegenheid van her ilechten der Barnerre Ste-3 den, toonèn ten duidelykde, dat die Vorst eenmaal by zieh zeiven na ryp overleg eenig befluic genomen hebbende , daar in volhardt , het ter uitvoer brengt, en zich van hetzelve niet laat afwenden, noch door bedreigingen noch door remonftrantien. Wel is waar, dat te dyf op zyn ftuk te daan niet goed is , en aan veele inco-ivenienten laboreert, maar aan d'anderen kant is het veel geruster, veifger en beter met een Vorst om te gaan , die men weet dat cordaat zegt , zo begryp ik het; zo wil ik dat het gefchieden zal; dan met zodanig een , die niet beftand is tegen de vleitaal , de kuiperyen en aanzoeken zyner hovelingen of vertrouwelingen, en door te verregaande toegevendheid zich door hen laat flingeren; heden dwarsdraads aangaande tegen 't geen hy gisteren befloten had , en mooglyk morgen wederom alles zullende omverwerpen , door veranderde en wie weet het, nog verkeerdere fchikkingen. Intusfehen is het zeker, dat al dat over en weder reizen van Vorften en groote Heeren, die elStaaïsm. May. V kan-  C 278 ) ïcanderen een bezoek komen doen, wel een enkele keer eenig mondgefprek van aanbelang of Staatkundig oogmerk ten doel kan hebben, doch in 't algemeen gcfchiedtzulk j geloven wy, meer uit nieuwsgierigheid, cn om by de vremde Natiën eene vertoninge van pracht en luister op te leveren : want weinigen reizen met zo weinig ftatie, omflag en gevolg, als Jozephus en Frederik. De gelden, die daar aan verfpild worden, zou* den immers met meer nut en voordeel binnen 's Lands bedeed , of des noods onder eigen behoeftige onderdaanen verdeeld kunnen worden. Bovendien , mogen wy een groot itaetkundigen dezer eeuw geloven, is het niet goed dat grote Vorsten eikanderen zien; alzo dit veeltyds meer flrekt om de jaloufy en afgunst jegens den anderen wakker te maaken, dan wel om naauwe banden van Vriendjchap te leggen. De pracht in festynen, kleederen als anderfints, die een iegelyk by zulke gelegenheden ten toon ipreidt, hoe zeer de luxe ook tot zekeren graad zyn nut heeft, is bovendien in 't algemeen fchadelyk voor een Land; eensdeels, om dat veelen zich daar door ruwineeren of in ongelegenheid brengen, anderdeels, om dat niet vergenoegd met het geen in hun eigen Land gewerkt of gefabriceerd wordt, zy alles van elders laten komen , en met contant geld buiten 's Lands betalen zaaken, die ras drievierden zo niet meer hunner waardy verloren hebben. Men vergunne ons ter gelegenheid dat wy dee-  C 279 } deeze aanmerking maaken, hier mede te deelen zekere famenfpraak, tusfchen een iforg^r die nimmer de groote wacreld, het Hof en deszelfs macht geziemhad, en een prachtigen, verkwistende Ryk' aard ; ten onderwerp hebbende den invloed der luxe of overbodige pracht, op de populatie of Volkrykheid, V 2. S Jfc  (" s8o ) SAMENSPRAAK •"■:'•.)': . ••»■;,\ TUSSCHEN EEN BURGER en RYK AARD. Burger. Wie gy ook zyn moogt, t' zy Prins of Koning; vergun my dac ik tot u nader, om al die zeldfaamheden, welken gy op uw lyf draagt, van naby te befchouwen, en my daar over te verwonderen- R y k a a r d. Och myn goede man ! Het is waarlyk der moei. te niet waardig ; want het zyn maar bagatellen. D nkelvk zyt gy voor de eerde keer hier uit uw dorp of verafgelegen kleine Stad gekomen. Burger. Dit zou kunnen zyn. Veroorloof my intusfen te vragen, wie en waar van daan gy zyt? Ryk-  ( a8i ) R y k a a r d. Ik ben van hier en uit deeze Stadt geb' ortïg. Zy die my kennen en over wien ik te zeggen heb, noemen my hunnen Heer. Burger. Denklyk zullen de geenen die u kennen, dan ook eenige cyns, tribuit; of diergelyke aan u betaalen, wanc waarlyk, indien gy geen Prins of Koning zyt, bedrieg ik my : immers gy zyt zo prachtig, dat het volgens 't geen ik wel eens in de gefchiedenisfen van de pracht der Vorften heb geleezen, daar na merklyk gelykt, fchoon ik, dieeen eenvoudig burger ben, weinig kennis aan al uwen opfchik heb, en rond uitgezegd niet alleen op de gis te werkgaa, maar zelfs het als een ongeluk en eene ftraffe Gods zoude aanzien, indien ik op uw manier moest gekleed gaan. R y k a a r d, Ik heb verfcheide Heerlykheden en Landgoederen ; ja byna is 'er geen Provintie daar ik niet eenigen eigendom heb. Zy die op myne Heerlykheden of Landgoederen wonen , zyn myne Vazallen, en moeten my cynfen cn tribuiten opbrengen. V 3 B u &r  — ( 232 ) Burger. Nu zie ik zeer wel , dat ik waarlyk hier een Vremdeling in Jeruzalem ben. Schoon ik niet begeerig ben om uw Vasfal te worden , wil ik nogthans niet ontveinzen verheugd te zyn, evenwel in myn leeven iemand gezien te hebben, dien men een groot Heer noemt. R y k a a r d. Gy bedriegt u , want ik ben zelfs een van 's Vorften minde dienaaren, en geenfints van Adel. Het is alleen myn geld dat my in Maat dek om veele groote Heeren te overtreffen; en veeltyds heb ik meer invloed of vrienden als zy. Doch zeg my toch eens, gy ziet my met arends oogen aan! Wat is 'er dan zo wondérlyks aan my te kyken? want ik zie 'er uit gelyk allen die hier in de groote waereld leeven. Burger. Zou ik my niet verwonderen! Het is in het midden van den Zomer, en ik zie een fyne fneeuw de fraaiste vertoning op uwe hairlokken maaken. Dat gaat myn verlland te boven. R y k A A r d. Dat is geen fneeuw, maarhairpoeder, en'tgeen gy voor myne hairen aanzien, is een paruik. B u r-  Burger. Noch 't een noch ander heb ik ooit hooren noemen , veel min gezien, in ons kleine plaatfie, Wy dragen aldaar onze eigen haircn, en laten het van die couleur hlyven , zo als God ons het gege -en heeft. Doch zeg my eens, wat is dat eigendyk? poeder en paruik! Pv y k a a r d. De hairpoeder is de fynfte bloem of het fynfle meel uit de tarwe, dat men nog met eenige andere zaken vermengt, en zo gebruikt. Een paruik is een kundig nagemaakt hoofdhair, 't welk veel arbeid kost. Deeze paruik na d'eerfte mode zyn. de komt my op dertig gulden te ftaan, en ik heb 'er vier in het jaar nodig, om dat ik genoeg altyd naar de fmaak gekapt ben. Ik betaal ook expres een kamerdienaar, die niet anders doet dan myne paruiken op te maaken. Aan huur en onderhoud kost hy my wel 300 gulden in 't jaar. Burger. By my en overal in ons quartier maakt men < brood van het meel, en men draagt 'er zyn eigen hairen. Vier paruiken in "t jaar, en het onderhoud van uwen kamerdienaar kosten u meer, dan men by ons nodig heeft om eene geheele nieuwe hofilede aan te leggen; want daar om ftreeks is nog lands genoeg dat onbebouwd is. Maar wat draagt sy V 4 daar  daar om uwen hals, dac wel gelykt naar den krop van een duif, en u belet mee hec hoofd te kunnen bukken. ^ Wy dragen by ons wel iets om den hals , maar 't ziet 'er geheel anders uit. R y k a a r d. Het is van het fynfte neteldoek, 't welk uit de Indien komt. Op dat het heel dik om den hals zoude ftaan gelyk thans de mode is, heeft men daar veel ftoifafie toe nodig. Ieder dier halsdasfen kost juist niet veel, maar doordien men 'er alle dagen een nodig heeft, en 'er nog nu en dan al een afgeftolen wordt, komt het my nog al vry hoog in 'c jaar te ftaan. Burger. Gy zendt dan zo ik begryp alle jaaren het geld daar voor naar de Indien, en geeft daar de kost aan een mensch om 'er voor u te werken.- My dunkt évenwei, dat gy veel beter deed, hem hier te onderhouden in uw' eigen Land. R y k a a r d. Gy bedriegt u. Ik dagt dat gy waarlyk meer kennis van zaken hadt. Ik geef myn geld aan een Koopman, die my daar voor neteldoek t'huis zendt. Die kleine negotie maakt het gedeelte uit van een zeer grooten en voordeeligeu koophandel. B u r-  0*SJ Burger. Neem niet kwalyk , dac verfta ik niet wel. Gy zegt dat gy uw geld van uwé Vaslallen en hoevenaars ontfangt. R y ic a a r d. Wel ja! Burger. En waar krygen die dat geld van daan? R y k a a r d. Van hen, die de vruchten van myne Landeryen koopen. Burger. Wie geeft nu het geld aan deezen? R y k a a r d. Gy zyt bedroefd hard van bevatting. Trouwens, *t is u niet kwalyk te neemen; wan: in uwe kleine diep landwaards ingelegen Stad is geen koophandel. Om dan op uwe vraag te antwoorden; deeze zyn lieden, wien zekere goederen of waren ontbreken. V 5 B u r-  ( ^86 ) B u r G e r. Maar! Hoe kunnen zy geld hebben, als hun waaien of goederen mangelt ? R y k a a r d. Gy begrypt my niet. Zy hebben waaren or goederen van een ander foort en dar wel re veel, of het zyn werklieden , f abri keurs , of kooplieden, die hun werk of vernufcigen arbeid verkopen. Burger. Vermoedelyk verkopen zy dat alles aan hunne huuren, en zo ik het wel heb is dat dan maar eene gedurige verruiling, die geen duit in het Land doet komen. Des begryp ik eigendyk dat uw Landftreek alle jaaren zo veel armer wordt, als gy voor uwe paruiken en halsdasfen moet betaalen. R y k a a r d«*~ Och neen. Onze Fabrikcurs en Landbouwers verkoopen veel aan de vremdelingen, en dat doet ▼eel meer geld inkomen dan uitgaan. Burger. Waar blyfe dat geld dan, 't geen immers zo gemeen  C ) meen moest worden, als 'er alle dagen bykomt? Evenwel is het by ons zeer fchaars. Indien wyin llcde van geld , koorn cn Itolafien ontvangen , zouden wy veele menfehen by ons kunnen lpyzen en kleeden ten koste van den vremdeling. R y k a a r d. Verkeerde Helling. Want gy zeidc zo daadlyk, dat 'er nog zeer veele onbebouwde Landeryen tot uwent zyn, en gy zoudt intusfehen willen,dat men koorn van buiten nam. Burger. Wees dan zo goed my beter te leeren redeneren. Gy wilt dan liever dat wy geld van den vrenideling neemen! R y k a a r d. Zekerlyk; want dat is d'eerfte regel in Koophandel, en dat is het eenigfte middel, om veele menfehen ten koste onzer vremde nabuuren te doen leven. Burger. Die leven niet van dat geld, want zy eten het fiiet op. Ryk-  ( 288 ) R y k a a r d. Zyt gy in uwe herfenen gepikt? Dat weet ik wel, dat zy geen geld eetcn, maar zy kunnen daar voor eeten koopen. Burger. Van wie kopen zy dat eeten ? Apparent van eenige andere vremdelingen. R y k a a r d. Neen zeg ik u ; zy kopen het in het Land zelfs, by voorbeeld het kourn van myne hoevenaars. Burger. I Ia! Dan leven zy ten koste van u ea uwe hoevenaars. Indien zy evenwel liever wilden landeryen bebouwen, die altyd liegt bebouwd worden als 'er weinig handen aan werken, zouden zy immers overvloedig hebben om van te leeven, en zich weinig behoeven te bekreunen over het vremde geld; want dan behoefden zy niet te koopen 't geen zy eeten. R y k a a r d. Waar toe zoudt gy dan den Koophandel bepalen , of wat zoude gy 'er toch vaa willen maken ? B V $g  C 289 ) Burger. Zie hier, hoe ik het begryp. In een Provintie of District, by voorbeeld, zyn twederlei foort van Landeryen. D'eene foort zou niet gefchikt zyn tot koorn, maar zeer goede vvyn kunnen vo inbrengen ; het andere foort zou niet voordeel tot den koorenbouw kunnen gebruikt worden. Driemaal honderd duizend menfehen zyn 'er nu ftcl ik eens nodig , om de wyngaarden te cultiveeren , terwyl het koorenland aan niet meer dan tweemaalhonderd duizend boeren, en honderdduizend der geenen die aan de wyngaarden werken, den kost kan bezorgen. Nu zou ik niet willen dat men deeze laatllen noodzaakte , hunne wynlanden tot koorenlanden te maaken, om eeten te krygen, want die allen te zaamen zouden het voor geen vyftigduizend menfehen kunnen opbrengen. Ik wilde dierhalve dat die wynteelders , na,hunne buuren de koombouwers van drank voorzien te hebben, naar elders zonden al den wyn die zy over hadden, en daar voor koorn in ruiling naamen. Konden zy dat koorn buiten 's Lands by den vremden nabuur bekomen, zou het my zo veel te liever zyn. Indien in eenige andere Landflreek alle de Landeryen wel bebouwd waren, cn 'er nog arbeiders over waren, zou ik de geinen die geene Landen te bebouwen hadden, evenwel niet wegjagen; maar ik zou hen dan en niet eer die ambach ten en handwerken laten cefLnen, daar gy ftraks van ipraakt, en hun werk  ( 2pO ) werk zou ik buiten 's Lands zenden. Kon men 'er geen koorn van krygen zou men geld neemen, en ik zou dat geld wederom zeer fchielyk naar een ander Land verzenden , om 'er koorn te kopen ; maar ik zou abfoluit niet willen hebben, dat iemand eenig handwerk of ambacht oeiTende, zo lang 'er maar een akker lands te bebouwen overbleef, en ik zou ook het geld niet willen bewaren, dat nergens goed toe is, als men 'er niet van koopt om van te leven , en waar van de te grote quantiteit zelfs nadeelig is aan 't gebruik, dat men 'er van maaken moet. R y k a a r d. Ik befpeur,dat gy niet kwalyk zoudt redeneeren, indien gy beter onderricht wierdt. Weet gy niet dat het geld langs alle wegen weg gaat, des men het dus nooit te veel kan in doen komen? Bovendien, een man,die voor den uitlanderwerkt, wint meer in een dag , dan hy in drie dagen zou doen met den Landbouw, of met groove ftoffafien voor het gemeene volk te maaken. Burger. My dunkt evenwel u zo even te hebben hooren zeggen, dat die werklieden enkel hun levensonderhoud verdienen, dat is te zeggen, dat zy hun dagloon opeeten en drinken, en dat zy 't geen daar toe nodig is, niet van buiten bekomen Leven voor leven, had ik liever dat zy zulks deeden van een  C 2s>0 een klein (tuide lands, dat zy wel bebouwden, of van het maaken van grof goed, dat zy verzekerd zyn daadlyk te kunnen verkopen. R y k a a r d. Hoe zouden wy, die geld en middelen hebben, en altyd verplicht zyn prachtig gekleed te gaan , dan alles wat wy benodigd hebben kunnen bekomen. Burger. ' Gy zoudt dan net gekleed gaan als ik, en gy zoudt 'er geen hair te ongelukkiger door zyn, als gy 'er eens aan gewoon waart. Thans vermorst gy uw geld aan onnutter pracht, dan toen gy hot gebruikte om uwe arme medeburgers of mede ingezetenen te onderfteunen. R y k a a r d. Gy zoudt 'er wel aan willen! Niemand, die werken wil behoeft gebrek te lyden, en voor de zieken , ouden of verminkten, zyn de Godshuizen gedicht. Burger. - Dit is de redenering van een vyand des mensch* doms. Een weinig pracht en verkwistinge zou ik kunnen toeftaan , maar d'overmaat daar van is fchadelyk. Ryk-  C 29a ) R y k a a r D. Kunt gy my dit bewyzen ? Burger. Ja zeker! Uwe paruikon met den opzichter over dezelve kosten zo als gy ftraks zeide , meer dan ƒ300. Na die rekening moet uwe verdere opichik en kledinge u wel tienmaal zo veel kosten. R y k a a r d. Veel meer. Ik kan naarekenen, dat het eene jaar door het andere, de extragala klederen daar onder gerekend , myne guarderobe jaarlyks op ƒ 6000 komt te ftaan: zo niet meer. Burger. Een gemeen arbeidsman kan voor zyn perfoon behoorlyk van ƒ 100 beftaan, des gy volgens uwe opgave jaarlyks het onderhoud van zestig menfehen op uw lyf draagt. Fraaien last! Geloof my, gy deedt veel beter uwen opfchik tot/iooo tebepaalen , en dat is nog fchier te veel: voorts het overige liever tot onderfteuning en icvensonderhoud te geeven aan 50 geringe mede burgeren, of, ieder huishouden 't een door 't ander op vyf menfehen gerekend, 'er tien buisgezinnen mede gelukkig te maaken. R y c-  C 293 ) R y k a a r b. Daar kan men altyd toe komen. Zyn geld weg te geven, zonder 'er iets voor te hebben, is dwaasheid. B u k. g e h, Het genoegen van anderen gelukkig gemaakt te hebben, d erkencenisfe, die zy daar voor uin hunne harten zouden toedragen, zyn zaken, die dubbe genoeg zyn voor een menschlievend Vaderlander om hem waarde voor zyn geld te doen hebben. R y k a a r d. Indien ik niet bevreesd was, dat myn huisgezin en dienstboden den gek met u zouden fcheereu om uwe een oudige kkedinge en onhoffche mameren , zou ik u voorflaan om het middagmaal by rov te nemen; want waarlyk ik begin eenige aandoemnge van agtinge voor u te gevoelen. Burger. d'Onverfchilligheid, waar mede ik dan zekerlyk uw onhoofsch huisgezin zou aanzien, en d* verachting , waar. mede ik uwe mostaarthaalderen zou befchouwen , zouden my over hunne onheuschheid of buffelagtigheid dubbel wreeken. JNogthans ik bedank u, en wel om eene geheel andere reden. ö Staatsm. May. X R y K.  C m) R y k a a r d. Om geheel andere reden! B u r g 3 r. Vermoedelyk zou ik kunnen uitcyferen, dat gy voor 't overtollige van uwe tafel en verdere huislvke uitgaven, nog wel dertig^uisgezmnen of honderd en vyftig perfonen zoudt gelukkig kunnen maken. Dit nadenken zou my allen cetenslust beneemen, en ik zou mooglyk my niet kunnen onthouden u als een dief van uwe medemenfchen te befchouwen. Ik verkies des by lieden te gaan eeten, wier middelmatige en eenvoudige fobcrheid my meer behaagt, en ook grooter cctcnlust zal verwekken, R y k a a r d. Wanneer gy eens wederom in deeze Stad moogt komen , koom my dan evenwel bezoeken. Mooglyk dat ik u dan tot een mensch zal maaken. -J ■ B u r g a r. Spaar die moeite voor altyd. Ik ben een mensch, en bovendien een Burger. Hebt gy den naam van beiden, men kan u het Caracter daar van niet toefchryven. U te willen verbeteren, want dat zou ik trachten te doen, zou even zo goed zyn,  ( 295 ) als of men den Moriaan wilde wasfen. Adieu,Vaar wel! Gy zult nooit anders dan een Rykaard, dat is een domoor of verkwister zyn. Rykaard. Vaar insgelyks wel! Ik begin waarlyk te geloven dat die eenvoudige ziel beter redeneert en gelukkiger is dan ik.  ( «96" ) P. S. Na dat deeze bladen reeds ter perfe waren, ontvangen wy van zeer goede hand de volgende misfive : MYNHEER de STAATSMAN. HEt moer ieder tot genoegen ftrekken, dat de regeerir.gen der Steden van Holland zich voor de goede zaak om het zeerst beyveren: voor eenige dagen hebben drie Heeren Gedeputeerden der Stad Schoonhoven eene particuliere audiëntie by zyne Doorlugtige Hoogheid gehad; fchoon ik nog niet met volkoomen zekerheid kan melden , welke de waare oorzaak van deeze deputatie geweest zy, kan ik UEd. egter van goeder hand verzekeren , dat dezelve zeer gewigtig en het waar belange der Republiek rakende zy geweest, en dat het te wenfchen zy, dac vooral de overige Hollandfche Steden dit voorbeeld volgen,- zoo draaik eertsdaags hier van eenig nader berigt kan bekoomen, zal ik zulks UEd. mededeelen. UEd. Dw. Dienaar, S. P. L  C 297 ) ZEE ZAAKEN. HEt verfchynen eener Engelfche Vloot, welke tot vlak voor onze Zeegaten dorst naderen , levert juist geen Hof tot buiten gewone verwondering op, maar wel het zoo merkwaardig ja voor veelen onbegryplyk geduld, door da Republiek in deeze betoond \ terwyl 'er een goed aantal Ooriogfchepen in Texel voor handen was , welken een tamelyke en zo men zegt genoegzame Vloot konden uitmaken , om die der Britten met hoop van voordeel te keer te gaan: en welke onze Vloot men mag veronderftellen, dat toen al in gereedheid was , orrt op het eerde bevel Zee te kunnen kiezen. Immers , weinige dagen na het verfchynen onzer vyanden , ja zelfs, terwyl die noch byna in *c gezicht voor den Hollandfchen wal kruisten,heeft 's Lands Opper - Admiraal de monitering daar over in Texel gedaan, en zeer zelden gaat mcrt een Vloot monlteren die noch niet in volle gereedheid is, om te kunnen uitzeilen. Waarlyk , het geduld der Republiek is groot geweesc, en indien het niet afzenden onzer onrlogsbatters op den zo kort byzynde vyand niet, gelyk wy nogthans hoopen ja gelooven, uit redenen van grootere aanftaandere verrichtingen voortkomt , levert het ten minden een bewys Staasm. Juny. Y vaD  C 298 ) van köelzinnige lydzaamheid op, welke'.in de Jaarboeken van Europa wel decglyk als een zeldzaamheid mag aangetekend worden , en tot een voorbeeld van bedaardheid kan ftrckken voor andere kittelagtigere Natiën , die niet gewoon zyn zo veel lankmoedigheid te oenenen. Wie ook, zynen vyand of een bende roovers op het voorplyn van zyn Landgoed ziende verfchynen, zou al niet ligtelyk in felle gramfchap uicberften? Wie zou niet, zelfs met inferieure krachten, doch welke door den dubbelen moed, den Nederlanderen zo eigen, geêvenredigdwierden , met verfmading van alle gevaar trachten , die vermeetelen van daar te jagen , en zicli ten minden een vryen in en uitgang te bezorgen? Bewust evenwel dat de Staatkundige operatien eene uiterlyke bedrieglyke zyde hebben , voor hen die in \ geheim van t Cabinet met zyn; dat zy fomwyle groote en lange om wee. gen neemt, om te gewisfer tot haar oogmerk te geraken; dat zy niet zelden onderduiteriykheid Van een wanhebbelyk, verkeerd ja zelfs belachlyk gedrag, gewigtige onderwerpen fraeedt e» ter uitvoer brengt; dit alles ons bewust zynde, zvn wy, de oorzaaken willende nafpeuren, waarÓm onze Vloot op den Brit niet is afgezonden, en waarom dezelve , althans tot op dit oogenblik (*) niet is uitgezeild, eenigen tyd in lus^ J 0 pens 0 #3 fchryvcn dn dm 15 De™y^f  C *99 ) péns geweest , of zulks niet moest toegeduid worden , aan de tusfen Vrankryk en de Republiek gemaakte ichikking, om gedurende deezen Veldtoviu , die nogthans reeds half verlopen is» de concert te ageeren. \ Vrankryk, (dus redeneerden wy by ons zeiven) na Si". Eufiatius, Isfiquebo en Demerary voor ons heroverd , en de' bewaring of beveiliging der Kaap de Goede-Hoop op zich genomen te -.hebben , zal edelmoedigheid op edelmoedigheid willen ftapelen. , Het plan van de concert, te ageeren, zal dus hier in belhan; dat het voor zyn taak genomen heeft, alleen het «pit tegen Engeland zo voor zich zeiven als voor ons af te byten, en alleen van dit jaar in Zee te verfchynen. Dit zal het doen, ten einde ons tyd te geeven, om ons gemaklyker in postuur te kunnen Hellen. Wy aan onze 2yde zullen onze Vloot telkens groorer maken, invoege dat zy in het aanftaande jaar de wet op-Zeeal kunnen voorfchryven ; en fchoon dit juist voor het tegenwoordige niet zeer voordelig is voor oen Koophandel, en ons intusfehen nu en dan een jlukje niet voor primo July in "t licht komt, koopen wy , dat in dien tyd de Vloot uitgezeild zynde, wy ficff£ nullen vinden, om by een volgend Numero iets over derzelver luisterryke verrigtingen tck*n. nen zeggen. La- • v i  ( 3<=o ) een brokje kan ontnomen worden, zal dit alles naderhand rvkelyk vergoed worden, als wyeens volkomen in Haat zullen zyn. Niets uit te voeren, niet in Zee te verfchynen, doch eenig aan 't bezorgen en verderken onzer Vloot te arbeiden , zal reeds genoeg zyn om Vrankryk dubbel te belonen voor zynen dienst, van nu voor ons te vechten, en het zal deheilzaamfteuitwerking hebben tegen onze vyanden. In deerde plaats, zal 't vooruitzicht van over een jaar zulk een onuachlyke Vloot te duchten te hebben , den Brit van nu af aan met een kauw en vrees bevangen , en noodzaken daadlyk om den vreede te fmeeken. Ten tweede , onze Vloot intusfehen nu en dan eens in Texel maneuvreerende of gemonfterd wordende, zal de Brit, die van 't geheim onkundig is, telkens denken, dat dezelve voornemens is uit te lopen , en des genoodzaakt zyn , altyd een obfervations Vloot in de Noord-Zee te hebben, die intusfehen nergens anders kan gebruikt worden, en des elders aan Vrankrvk ruimer handen verfchaft. Eindelyk, onze Vloot niet uitzeilende, zullen 'er ook weinig koopvaarJy-vlooten uitlopen, waar door de Engelschman in de hoop verdoken zynde, van buit te kunnen maken, in zyn vel als een pad zal opzwellen, en vermoedelyk uit hertzeer door een epidemique ziekte aangetast worden , het welk -wederom te weeg zal brengen , dat de britfche Vlooten ontvolkt zullen raken, terwyl wy in 't aanftaan de voorjaar niet dan nieuwe fchepen en versch volk zullen hebben. Zie  C 301 ) Zie daar de denkbeelden die by ons opkwamen, en wy dagten een groot Cabinetsgeheim uitgevonden te hebben, namendyk,**» kragtdadigfïe activiteit , in de inacliviteit zelve, onzer marine. By nadere overweeginge evenwel, begreepen wy het onwanhebbelyke dier denkbeelden , cn dac fchoon onze inactiviteit ter Zee tot dusverre, wel het effect kon zyn der beraamde Schikkingen met Vrankryk, die fchikkingen echter van een geheel anderen aart moesten zyn, als die, waarvan wy zo even lp raken. Vermoedclyk en dit komt ons het waarfchynlykfte voor, zal 's Lands Vloot niet uitzeilen, voor dat de Gecombineerde Spaanfchs en Franfche Vloot, welke op het huidige oogenblik reeds gezegd wordt uic Cadix uitgelopen te zyn, tot in het Canaal genaderd is. Engeland dan verplicht tegen dezelve al zyne macht by een te verzamelen, zal de Noord-Zee en het Canaal aan deeze zyde ruim zyn; van welke gelegenheid onze Vloot zich dan zal kunnen bedienen , en om uit te loopen, en om een Convoy na d'Oost-Zee te geleiden, als mede d'Oostindifche Schepen benoorden om te verzeilen. Eenmaal in het ruime pekel zynde , zal zy dan met meerder veiligheid en gemak den Koophandel kunnen befchermen, of zodanige ondernemingen doen , welke door de Franfche Vloot kunnen onderfleund of gemaklyker gemaakt worden. Aan deeze fchikkinge gelóven wy, dat het niet uitlopen onzer Vloot toe te fchryven is , en dat wy des eerstdaagsch, mooglyk eer deeze bladeren V 3 in  ( ) , in 't licht komen, het genoegen zullen hebber, , onze gistingen bewaarheid te zien, door de zekerheid te hebben, dat onze Vloot in Zee geftooken is. Elk Vaderlander verlangt 'er na , en dé Koopman zucht 'er om. Wat zou 'cr ook van worden, indien wy niet in Zee verfchecnen, indien wy niets ondernaamen ? De vyand zou ons dag op dag toebrengen, de Koophandel die nu kan herleeven 'zou geheel vernietigd raken, cnwy zouden andermaal het voorwerp der Hoekende befpotHng van andere Natie worden. De Hemel behoede ons daar voor! Intusfehen, het zy onze Vloot tot nog toe is blyven leggen om redenen van een beraamd plan van operaticn met Vrankryk ,• het zy dat die op haar zelve iets zal onderneemen, waar van niemand dan die in 't geheim is onderrigt kan zyn; zeker is het, dat 'er reeds zedert ecnigen tyd veele Oorlogschepen en Fregatten in Texel voor handen waren ; welken zo niet eene goede Vloot gelyk thans, ten minden een fterkst Esquader konden uitmaken. In Zeeland en voor de Maas lagen 'er ook verfcheiden gereed. Het fchynt dat deeze allen beflemd waren om te famen, gelyk thans, een Vloot uit te maken , by welken de Schepen die van tyd tot tyd klaar kwamen noch moeden worden gevoegd. Maar even gelyk men 'er eenigen onder den braven Starink de Surinaamfche Vloot tot op zekere hoogte heeft doen Convoyeren, heeft het zyne bedenking, of men ze qok niet inmiddels tot andere verrigtingen had kunnen gebrui, ,. ken ,  C 303 ) ken, tot dat de tvd gekomen was, dat zy zichali Jen te zaamcn vlootsgewyze in Zee zullen moeten begeeven. Voor de laatfie verlchyning der Britten in 't gezicht van Texel , waren 'er althans in de Noord - Zee, geene of zeer weinige vyandelyke Oorlogfchepen. Zouden zy by voorbeeld, onze in Noorweegen liggende O. I. Schepen, niet hebben kunnen gaan afhalen, of kleine Koopvaardy Vlooten naar ü Oost-Zee convoyeren. Zouden zy niet in de nabuurfchap langs de kusten hebben kunnen kruisfen, en wanneer zich de gelegenheid opdeed, de Vyandelyke Koopvaardy Schepen en Kapers ophgtcn ? Wanneer men nagaat hoe veele pryzen de weinige Kapers gemaakt hebben, die voor onze rekening in Zee zyn, zou men immers kunnen veronderlfellen , dat onze Oorlogfchepen daar zy toch gereed lagen, by kleine Esquaders uitgezonden, nu en dan noch een goede buit zouden hebben kunnen maken; 't welk vooreerst afbreuk aan onzen vyand deed, en d'equipallen voordeel aanbragt ,• terwyl dezelven door in 't vaarwater te zyn, des te geoeffender moest worden. Het joeg het Land op geen meerdere kosten, want de Schepen waren 'er, en d'equipalien moesten toch befoldigd worden. In tegendeel, daar was voordeel te wagten. En, wanneer de tyd gekomen was, om alle te famen Vlootsgewyze uit te loopen, konden zy by tyds wederom t'huis geweest zyn : men had hunne convoy of kruistochten daar na kunnen regelen. , Wat 'er ook van zyn moge, 't zy men intusfehen Y 4 'sLandi  C 3?4 ) 'è Lands Schepen al of niet tot deeze of geene expedicie had kunnen gebruiken, waar van des kundigen beter dan wy kunnen oordeelen, zeker althans is het, dat tot op het tegenwoordig oogenblik onze krygsverrigcingen gedurende dit jaar niet kunnen opgenoemd worden, wegens derzelver gering aanbe'ang; dat de weinige Kapers die voor particuliere rekening in Zee zyn, meer uitgevoerd hebben zedert vier maanden dan alle onze Oorlogfchepen; en dat men de Republiek waarlyk niet kan befchul ligen van overciling, in haare krygsoperatien. Het feftina lente is wel in acht genomen. Daar het evenwel te denken is, dat 's Lands Vloot nu fpoedig zal uitzeilen, ja mooglyk in 't vaarwater zal zyn eer men 'er om denkt, fmeeken wy 's Memels kragrdadige befcherming en byiland over dezelve af: terwyl wy alles goeds verwagten van den bekenden heldenmoed der geenen die op dezelve hun leven zo vaak voor het lieve Vaderland gaan wagen. Mogt de Oceaan noch eens getuigen zyn, van eene complete overwinning op onzen Vyand! Als Vaderlanders wenfchen wy zulks van harte, fchoon wy innerlyk het menschdombewecnen, dat het flachtoffer des oorlogs is. Dé West* Indien leveren gewichtiger krygseh- ver-'  C 3°5 ) verrichtingen op evenwel niet van onze zyde; maar tusfchen de Franfche en Engelfche.Vlooten, die met den anderen in een bloedigst gevecht geweest zyn, het welk voor zo veel Let verlies van Schepen aanbelangt ten n ideële der eerst gemelden is uitgevallen; doch onzes bedunkens, voor "t overige niets deeifiefs heeft te weeg gebragt: ja zelfs, fchoon d'Engelfchen d'overwinning behaald hebben , om dat maar een gedeelte der Franfche Vloot deel aan den flag had, veel eer, met betrekkinge tot het efioft en de gevolgen van dien, een neerlaag voor de Britten is geweest. Wat beduidt het, of men al eene overwinning behaalt, die geen vruchten kan aanbrengen, die den vyand daarom niet belet zyne voornemens ter uitvoer te brengen, en waar door men zelfs uitermate verzwakt wordt, ja zodanig ; dat men van veel erger conditie is, dan voor dat men d'overwinning behaalde. Dit evenwel fchynt, voor zo veel uit de wederzydfche berichten kan opgemaakt worden, het geval te zyn. Maar een gedeelte der Franfche Vloot is in 't gevecht geweest, en fchoon die divifie meest geheel en al of genomen of in de grond gefchoten wierd, is 'c overige en grootde gedeelte dier Vloot niet alleen fchadcloos behouden, maar zy heeft zich daadlyk wederom kunnen verfterkt zien, door de naby zyndeSpaanfcheSchepen : des dezelve wederom eene formidable en frisfeVloot uitmaakt, die daadlyk in Zee kan fleeken. Rodneys Vloot in tegendeel is deeriyk gehavend, en daadlyk na den flag geen nieuwen byjftand gereed Y 5 ge-  C ?°6) gevonden hebbende, zal hy tyd nodig hebben om zich te herdeden, en des zynen vyand niet kunnen verhinderen , deszelfs voornemens ter uitvoer te brengen; of zo hy die tracht te beletten, zou hy wel eens gevaar lopen van op zyn beurt voor overmacht te moeten ftryken. Het oogmerk waarom hy den Heer de Grasfe aantaste, was zeker lyk, en om deszelfs by hebbend groot Convoy van Schepen, Volk en oorlogs ammunitie, op te ligten, ten einde de onderneming tegen Jamaica te beletten; cn om teffens de coniunélie van dien Vlootsvoogd met het in de nabuurfchap leg* gende Spaanfche Esquader te verhinderen. Het een en ander heeft hy niet kunnen elfeclueren; des hy uic zyn overwinning weinig nut kan trekken. Het voorgevallene dierhalve is zo eene gewicht tige gebeurtcnisfe niet, en van zo veel aanbelang niet, als de Britten wel zoeken te doen geloven , en wy zien zelfs niet, dat hunne wapenen zo veel eer behaald hebben, door met groote overmacht eenige fchepen die alleen gevochten hebben, te veroveren. Alles doet zelfs vermoeden, dat, indien de geheele Franfche Vloot flaagsch had kunnen geraken, Rodney 'er zo gemaklyk niet zoude afgekomen zyn : en deeze aclie fchynt wel een tweede bedryf van Doggerbanks te zyn ge-? weest. Het is evenwel niet te ontkennen , gemerkt Vrankryk tegen onzen vyand vocht , dat het) wen-  s^enfchelyker ware geweest, dat de Victorie ' volledig door den Heer de Grasfe was behaald ; vermids nu het uiterlyk voordeel cn de ichyn' der ovcrwinninge aan d'Engelfche zvde zynde , de reeds gedaalde hoogmoed dier Natie daardoor wederom een weinig opgebeurd wordt, en zulks het werk van den vreede veel eer kan vertragen dan verhaasten: daar integendeel, Rodney geflagcn zynde , zulks een aandrong te meer geweest zoude zyn, om tot eene algemeene bevrediging over te gaan. Doen wy onze vyanden nogthans recht. Rodney , fchoon zulks evenwel niet meer dan de plicht en een naiuurlyk vereischte in cen'Krygsman is, fchynt een man van moed en een wakker Vlootsvoogd te zyn. Jammer is het maar , dat alle de eer waar mede hy nu overladen wordt, dat noch deeze noch tien andere overwinningen het geheugen niet zulten kunnen uicwïsfchen van de wreedheden door hem te St. Ëuftatius gepleegd; even zo min als van de fchraaproof en plunderzucht, die hy aldaar zo handtastelyk ten toon gefpreid heeft. Wy zyn het niet die hem daar van befchuldigen , maar geheel Europa deed het: zyne eigen landgenoten, d'aanzienlykfte Leden van het' Britfche Pailement , hebben hem daar over uitgekreten; ja hy is op het punt geweest, om deswegens noch een onaangenaam onderzoek en rechtsgeding te moeten ondergaan. Rodney mag zo dikweif hy wil overwinnaar zyn, men zal wel van hem zeggen hy  C 308 ) hy is een braaf Admiraal, een wakker Zeeman, een Krygsheld; doch altyd zal zyne edelmoedigheid verdagt blyven. Jammer is het, dat de fchikking van zaaken, of toeftand der Republiek niet gedoogd heeft, dat wy thans in de West - Indien eene Vloot van ten minden twaalf goede Oorlogfchepen hebben. Dezelve zou ongetwyifeld redelyke kans hebben, om 'er nu zaaken van aanbelang uit te voeren, en de eer der StatenJVlag te handhaven: vooral, indien zy onderlleund wierd door de aldaar zynde Franfche en Spaanfche Esquaders; of dat zy met dezelve in gemeen overleg, en volgens een geconcerteert plan van krygsverrigtingen te werk ging. Maar! . . . zagt. Waar redeneeren wy over? Wie weec of wy den plank niet mis zyn , en 'er een Staatsgeheim agter fchuilt ! Wie weet, of het plan van gedurende dezen Veldtocht de concert met Vrankryk te ageeren , ook al niet mede brengt , dat het aldaar alleen zal vechten , zoo voor zich zeiven als voor ons, en dat wy daar en tegen onze kragten en onze Vlooten in Europa zullen gebruiken.' Hoe zeer zouden wy verheugd zyn, by gebrek  brek aan ftoffe , de Krygsverrigtingen in d'Oosterfchen Oceaan ftilzwygende te kunnen voorby gaan; wanr leverde zulks geen groot blyk op, dat wy aldaar eenen rol fpeelen , het gaf ten minden te kennen dat onze bezitdngen in die Gewesten veilig waren . en dat wy van onzen vyand niets te vreezen hadden. Maar helaas! De onaangename en ongunfbge tydingen van daar ingelopen, perfen niet alleen elk geaarc Vaderlander diepe zuchten uit zynen boezem, maar doen ens niet zonder reden bevreesd zyn voor noch verd°re onheilen, ja zelfs voor de geheele ruwien en ondergang onzer O. Indifche Compagnie , die een der hoofdifeunen en ryKfte bronaderen van Neerlands Koophandel is. De kust van Coromandel is voor ons verloren, en wie weet, of d'eerfte komende tydingen ons ook niet het verlies van Ceilon zullen aankondigen. Wel is waar, de macht der Compagnie op dat Comptoir is grooter dan op de andere buiten Comptoiren , doch daar is gebrek en mangel aan Europeezen , en op den Maleyer of anderen inlander kan men niet betrouwen. Elk die ooit met hen te veld getrokken is weet. dat zy op 't gebrom der eerde kanon-kogels vhigten; dat zy op de Schepen zynde en de kogels rondfom hunne ooren horende fnorren, zelfs op den aflland van twee en meer mylcn van de kust of wal, over boord fpringen, en fhelle zwemmers zynde, hunne veiligheid in de vlucht zoeken. Kortom, tien geoef-  ( ST° > o'effcnde Europeezen kunnen twee honderd efi meer inlanders verftroyen. Was dit niet waarheid , hoe zouden de Engelfchen zo eenen rol in Bengalen hebben kunnen fpeelen, en Nababs.^ die tweemaal honderd duizend mannen in de wapenen bragten , geheel hebben kunnen verdaan ? Hoe zouden zy den ondernemende en oorlogzuchtigen Hyder - AU - Kan kunnen het hoofd bieden? Des te gemaklyker zal de Bric zich van onze bezectingen op Ceilon kunnen meester maaken, om dac behalve de zwakheid der bezeccing, de Keizer van Candia hun behulpzaam zyn zal, althans onze Compagnie geen asiistentie zal doen. Men weet immers, dat hy alcydgezogt heeft ons uit zyn Land te verjagen ; dac hy de Hollanders wangunflig en ongenegen coedenkt; ja dat wy meer dan eens met hem in oorlog geweest zynde, ons niet dan door de wapenen hebben kunnen handhaven. Gelukkig noch, indien het zich daar toe alleen bepaalde; doch het is te vreezen dat de Engelfchen hunne ondernemingen voortzettende, en nergens grooten tegenlland ce wagten hebbende, wel dra meesc alle onze Comptoiren in bezie zullen kreigen, cn Batavia zelfs is niet veilig. Want, offchoon die Stad wel verflerkt en derheederykelyk van weerbare Schepen voorzien is, waar door zy anderfints een vyandelyken aanval weinig zou vreezen , kan zy van beide chans weinig voordeel geniecen, eenig en alleen door gebrek aan Volk. Reeds zederd drie jaren is 'er gebrek aan- man»  C si"* ) raanfchap geweest; des men oordeéle hoe het 'er nu mede gelegen moet zyn, daar 'er in den voorleden jare maar eenige en van dit jaar geene Scheepen na toe gezonden zyn, en de daagïykfche derf■te echter zyn gang gaat. Wie weet of hec geheele guarnizoen van geregelde troepen te Batavia thans wel uit driehonderd koppen beftaat. Wie weet of de op de Batavifche rheede leggende fchepen d'een door den anderen wel vyfeig Europeezen zyn. Kort om, indien 'er niet fpoedig eene goede verfierking van fcheeps- en krygsvol k naar alles wat wederzyds veroverd is, zal te rug gegeeven worden, en des, dat de Compagnie hare bezittingen ook we ierom zal krygen. Duch is daar door de geleede Ichade vergoed, en zyn daardoor wederom in haar handen die fchatten, welke zy aldaar had; die in vremde handen overgegaan, die langs honderd wegen gediverteerd, voor volkomen verloren kunnen gerekend worden ? Noch eens; indien niet Tpocdig de kragtdadig'fte voorzieninge gefchiede, is het tydftip waar op de Compagnie- meer in naam dan in daad zal beitaan,niet moeylyk te bereekenen. Staatsm. Juny. Z Hee  c 3i4 ) HET VADERLAND. DE natuurkundigen niet wetende onder wat foort te plaatfen die gediertens, m het ryk der dieren beKena, uuuci ^ r ■ dewyl dezelve zo wei onuw ^ aardeals der wateren behooren, hebben van deïïve een affonderlyk gedacht gemaakt. Van gelyke had het by veelen zyne bedenkmge onder wat gedacht of foort van Troepen, de^SchotfChe Brigade forteerde. Als in Staten foldy en eed zyndeT kon men dezelve oordeelen aan de Republiek te behoren ; doch aan d andere zyde de rneesten der Officieren van dat Corps teffens den eed van trouwe aan den Koning van Engeland gedaan hebbende, met verband van nooit de wapenen tegen denzelven of het Ryk te zullen voeren ïon men die Brigade ook aanmerken als Engelfehe Troepen; eenig fubfidiair; aan de Republiek geleend en in derzelver foldy over gegaan zynde. Merkwaardig is het, dat de Republiek zo lang die Brigade op dien voet heeft gedoogd, vooral zedert dat de recruteering voor dezelve m Schothnd geweigerd wierd. Of fchoon d.etroepeszich by verfcheide gelegenheden gedistingueerd enhet Land wel gediend hebben ; of fchoon ook waktoe en moedige Officieren over dezelve het beve voeren, kon de ftaat evenwel nooit van dat Corps  C 3^5 ) üeïfden dienst hebben , die het van zyne andere Troepen heeft. Immers, gelyk nu het geval is, tegen Engeland in eenen oorlog gewikkeld zynde, waren die van geen dienst of gebruik tegen den vyand. Het oogmerk nogthans waarom men troe* pes in vredescyd bezoldigt, is, om dezelve in oorlogstyd, of by alle geleegenheden daar het nodig is, te kunnen gebruiken. 1 Hoe zeer wy nu ook het lot heklaagen van die Officieren der Schotfche Brigade, welke het Land trouw en wel gediend hebbende ■, door het afleggen van den eed aan den Britfchen Koning, in de noodzaaklykheid gefleld zyn, om hunne militaire charges te moeten quiteeren , kunnende zy uit: hooide vandier eed,zich niet door eenen nieuwen eed verbinden, als nationale trcepes den Staat ten diende te.ftaan regen Engeland; hoe zeer wy ooi; wenfchen en van de billykheid onzer Landsvaderen verwagten , dat men dezelven op de gevoeglykfte wyze, een dedomagement zal verfchaffen , kunnen wy nogthans, gemerkt het nus dat de Staat'er uit , zal. genieten, niet dan innerlyk verheugd zyn , over het zo Vaderlands voorftel van Zyne Hoogheid, aan H H. Mogende gedaan, om die Brigade op.den voet van Nationale Troepes te brengen; ja het ware te wenfchen geweest, dat de Gedagten van,dien Vorst daar heenen hadden geheld, van dat- oogenblik af, dat Groot - Brittannien met:deszelfs Colonien in onlusten geraakte,^ Zulks hadt in de eerfte plaatfe geprevenierd het opeifchen dier Brigade , door den Z 5. Ko-  C 316 ) Koning van Engeland gedaan, en de onaangename discusfien die te dier gelegenheid plaats gehad hebben in eens afgefneeden. Ten tweede, zou de Staat, van het oogenblik dat wy in oorlog zyn geraakt, zich van die Brigada ook hebben kunnen bedienen, om langs de kusten en in de Zeehavenen in bezetting gelegd te worden, tot merklyk foulaas der overige nationaale Regimenten , op wie tot dus verre die last alleen gekomen is. Melius tarnen fero quam nunquam. En noch eens gezegd, dank-zy het Eminent Hoofd der Republiek , voor deszelfs patriottisch voordel ; een voordel 't welk wy vertrouwen, dat geen tegenfpraak zal lyden, ja 't geen mooglyk reeds door 's Lands wyze Vaderen in eene refolutie veranderd is, en daadlyk ter uitvoer zal gebragt worden. Wenfchelyk evenwel ware het, dat by de naturaüfatie of nationalifatïe der Schotfche Regimenten, teffens eenige vaste bepalingen gemaakt wierden, die wy vermeinen dat hun wezenlyk nut zouden hebben, en teffens aan alle Nederlanders een byzonder genoegen zouden verfchaffen. Het zy geoorloofd , onze bedenkingen deswege mede te deelen ; niet Heiliger maar vragender wyze. Was het, in d'eerfte plaatfe, mooglyk niet goed , te ftatueeren, dat niet alleen de charges die vacant liaan te worden, door de demisfie welke  C 317) ke fommïge Officieren om ree len voormeld zullen moeten neemen, met dan door Officiers, die ge hooren Landzaten en Nederlanders waren, zouden mogen vervuld worden ; maar dat ook voortaan by Sterfgevallen nooit dan de zodanigen in die "-regimenten zouden mogen geplaatst worden, met feclufie van alle vremdelingen : onverminderd nogthans, dat de in het Corps blyvende Schotfche officieren, echter als nu d'oudite zynde, in de posten der quiteerende zouden kunnen opklimmen? Deeze fchikkinge zou immers aan veelen onzer Landzaaten , die zich gaarne in den Land* dienst wilden begeeven , de zekerheid verfebaffen / van ten minden in die Regimenten by voorkeuze boven vreemdelingen re kunnen geplaatst worden ; zonder hedugt te zyn , dat deeze , door gunst of voorfpraak gedeund , hun het voorrecht, beneemen zouden, van hun Vaderland te mogen dienen. En waarom zou een Hollander ook geen goed Officier kunnen zyn ? Waarom zou een vremdeling boven hem te achten zyn? Zou het ten tweede niet dienflag zyn te bcpaalen , dat nimmer eenige militaire charges in die regimenten by koop zouden kunnen verkregen worden, en dat daar omtrent de anderfints geufiteerde dispenfatien niet zouden mogen verleend worden ? Voorts ook, dat geene Officieren uit andere Regimenten met een hoogerrang Z 3 in  C 318 ) In dezelve zouden mogen overgaan; en voorts s dat niemant door een ander beven het hoofd zou mogen gefprongen worden, maar dat ieder op zyn beurt zoude opklimmen, zo in de hoogere als fubalteme graaden? Ten derden, was het wel kwaad, dat in die Re* gimenten ^eene fupernumeraire Officieren gedoogd wierden , die veeltyds als geen tractament trekkende , zeer veel moeite hebben, om hun Caracter flaande te houden , of genoodzaakt zyn zich arm te teeren en in ongelegenheden' te (lellen; en dat men, om geen gebrek aan Officieren te hebben, wanneer eenigén van hen door ouderdom of gebreken *s Lands dienst niet meer konden waarneemen , veel liever by iedere Compagnie een Officier meer op vast tractement aandelde? Zie daar eenige bedenkingen, welken wy, zonder nogthans 's Lands hooge magten te willen dirigeeren, vermeinen, dat evenwel hoogst derzelver overweegingen niet geheel onwaardig zouden zyn. Wy die geene tVTtlitairen zynde ook geene genoegzaame kunde hebben , van 't geen berrekkinge heeft tor de (chikkingen van het Krygsweezen , laaten aan hun die beter weeten over, te bellisfchen ; of het voorgedekte in den uitvoer mooglyk is. Nogthans, indien die fchikkingen konden ' plaats hebben, \ zy ten heele, 't zy met gepaste aiedficatien en veranderingen, geloven wy; dat Sset een der beste middelen zoude zyn, om die Re-  ( 3*9 ) Regimenten van Schotten, in zuivere onveryalschte nationaalen, en dat wel in den eigentlykften zin, zo niet daadlyk, althans na verloop van eenige jaren te transformeeren. Wat 'er ook van werden moge; en gefteldzelfs, dat die regimenten aan het verkopen van Compagnien , het plaatfen vanvremdelingen, het beladen met fupernumerairen, en wat dies meer, even gelyk d'andere Staten Troepen zullen blyven deelen ; altyd is het noch beter dat zy op den nanoi naaien voet gebragt worden , en dat de Staat krygsvolk befoldige, waar van hy in alle gevallen dienst kan genieten. Vyfden Willems voordel in deeze , geeft des duidelyk een blyk , hoe zeer die Vorst 's Lands waare belangen in dit ftuk behartigt. In de tegenwoordige omftandigheden, waarin de Republiek zich bevindt, zyn het aan de hand ge venvan middelen, om 's Lands Vlooten te verfterken, den aanbouw van Schepen te bevorderen, of 't Voltallig maken der equipafien te verhaasten, even zo veele esfentieele dienden aan het Vaderland bewezen. Want immers wat is heilzaamer voor 'c zelve, dan fterk en geducht op Zee te zyn ? Z 4 Wy  C 32° ) Wy mogen des als een Vaderlandslievend bedryf, als een wezenlyken dienst aan den lande in deeze bewezen , aanmerken , de propcfitie door den Heere Prinfe gedaan , omme uit de Landtroepen van denStaat een zeker aanfal volk liefst vry willigers op d'Oorlogfchepen te doen overgaan, welken aldaar den foldaten dienst zouden waarneemen ; terwyl de reeds op dezelve zynde f>!daten, door langdurige ocffenmg nu al aan liet Scheepswerk gewoon , tot Matrozen zouden gebruikt worden. > Dit voordel is waarlyk allerheilzaamst, en kan niet dan goeds te weeg brengen. In d'eerde plaatfe, raken de Schepen daar door in eens voltallig bemand, cn des te eerder in daat gefteldom Zee te kunnen kiezen. Ten tweede, komen daar door ,op de zelve manfehappen, reeds in den wapenhandel geocflend,- die des in geval van een actie daadlyk van goeden dienst kunnen zyn; daar anderfints het veel moeite kost om onbedrceven volk te disciplinccren en men den grootflen dienst van het zelve niet heeft, in gevalle het ongeluk wil, dat men wat fchielyk den vyand op het lyf krygt. Dan, hoe wcnfchelyk ware het geweest, dat dit plan reeds vroeger was geadopteerd. Indien men gedurende d'afgclopen winter daar gebruik van gemaakt had, zouden de Schepen vroeg in het voorjaar reeds compleet bemand zyn geweest, en wie weet of zulks onze Vloot niet gelegenheid had  C 321 ) had gegeeven, om 'er flerker in Schepen en Spoediger in Zee te kunnen fteefterï. Want ongetwyffeld houden wy voor eene der mede werk' n*de oorzaken, van het zo laat uitlopen onzer S hepen • dat de zelve by mangel aan Volk daar toe noch niet bekwaam waren. Daar de Staat toch in geenen oorlog te lande gewikkeld is , kan het gemis van die manfchap by darmee , voor eenen korten tyd dezelve hoegenaamd niet verzwakken, of benadeelen; zynde het veel gemaklyker by iedere Co npagnie eenige weinige koppen aan te werven dan een getal van twee of drie duizend in è< ns voor de Ooilogfchepen. En gefield al eens darmee kon zeirs zo fpoedig' niet wederom gecompleteerd worden ; wat zwarigheid ?. Tot den binnenlandfchen dienst is dezelve fterk gënoeg. En in geval van eenen onverwagten aanval te Lande , kan een leger van dertig of vyferdertig duizend koppen niet veel uitvoeren , cn het zal 'er dan weinig toe doen , of hetzelve twee of drieduizend man zwakker of flerker is Onze troepen zouden in dat geval op zyn hoogst toereikende zyn, om de grenzen met behoorlvke guarmfoenen te voorzien, en de. Repubbek zou weinig kunnen uitvoeren , indien zy zich niet deeze of geene machtige nabuur te Lande rot geallieerde wist te verkreigen, die voor haar inde bres fprong. Hoe verheugd waren wy dierhalve, toen wy Z 5 ver'  C 3S2 ) vernamen, welke kragcdadige middelen nü by der hand genomen worden, om fpoedig de nog onbemande fchepen van volk te voorzien, en daardoor dezelve toe gebruik bekwaam te maken. God geeve dat die gewenschtc pogingen niet mogen verhinderd worden, en dat teffens d' orders om Zee te kiezen, even kragtdaadig en fpoedig kort daar op mogen volgen. Want, of fchoon de Schepen nu al klaar mogen raken, wanneer die in de Havenen of op de Rheën blyven leggen, heeft men'erfoberen dienst van. Het gebrek aan Volk voor de Schepen is zichtbaar, en de wervingen gaan wel geftadig voort doch de toeloop om dienst te neemen is maar zeer matig. De zware hand en maandgelden , die de Koopvaardy vaart, welke thans onder neutrale vlag wederom toeneemt, aan haar Scheepvolk geeft, doet 'er zekerlyk veel toe, en brengt te weeg, dat veele matrozen liever op een koopvaardyer dan op een Oorlogfchip dienst neemen. Maar zou 'er ook niet eene andere reden te vinden zyn, van de weinige drift, om by 't Land dienst te neemen ? Het Land accordeert] aan ieder Matroos eene zekeie premie,welke grooter of kleinder is,naar matehy reeds gevaren heeft of niet. Insgelyks legt het eene premie toe aan hun die voor Soldaat dienst neemen op de Schepen. Doch de vraag is , of die premien wel volgens het eigentlyke oogmerk waar toe zy ingerigt zyn, bedeed worden ? Een jonk kaarel by voorbeeld, horende dat hy Ichooa  C3*3 ) fchoon onbevaren een handgeld of premie van 15 ducaten' kan bekomen, befluit, daar door verlokt wordende, dienst te neemen. Doch wat gebeurt 'er? hem worden 'er 'maar tien aangeboden, wyl men de 5 overigen referveert, om de handgelden van de bevaren kaarels die zich aanbieden zo veel te hooger te kunnen maken, en des den toeloop derzelve aan te moedigen. ' Dit gefchiedtweh uit een goed oogmerk, want het is zeker verkieslyker een bevaaren en geoeffend dan een onbedreeven man te werven; maar aan d'anderen kant fchrikthet veele nieuwelingen af, die vernemende dat hun de premie niet wordt betaald, gelyk zy eigendyk gedeld is, dan ook liefst verkiezen ol niet te dienen, of wel zich by de particuliere Reders te vervoegen, alwaar hun dan een veel groterhandgeld wordt gegeeven. Het is bekend, dat by het weder invoeren van het Stadhouderfchap, fommige Steden zich meer voorj rechten dan anderen hebben behouden, het zy omtrent de 'wyze van aandellinge hunner regeenngen, als de tyd gedurende welken de aangeftelde? regeerders in functie zullen blyven : voorts ook, omtrent de begeevinge enverdeelingedercommisfien, amptcn, &c. Allen evenwel maakten geen even ftrikt gebruik van hunne voorrechten, en veelen derzelve oordeelden een blyk hunner agtinge,lief. de en aankleeven voor 's Prinfen perfoon te moeten geeven, door aan hoogst denzelven de nominatien der,  ( 3*4 ) der aan te dellen Regeerderen, over te geeven, te fondeeren, wie het hem aangenaam zoude zyn op dezelve geplaatst te zien. Dezelide beleefdheid had ook plaats in 't befcbikken van de commisfien, en 't begeeven van fommige amptcn. Q*) Schoonhoven was onder anderen een dier Steden, welke zicli bevlytigd had op dien voet te werk te gaan, uit zucht cn agtinge voor het tegenwoordig Eminent hoofd der Republiek. Voorheen, in;h*en wy wel gcinforrrieerd zyn geworden, fubfistcerde aldaar eene vriendelyke huishoudelyke fchikking, dat, alvorens eenige zaken ter tafel der volle regeering gebragt wierden, de zeven oudfte leeden daar over onder den anderen delibereerden, voerende dat foort van gezelfchap of Collegie, den naam van Vriendfchap. Deze zeven befchikten en befloten byna over alles; nomineerden tot de vacante regeerders plaatfen ; maakten de verdcelinge der commisfien, en wat dies meer is. Alles in een goede harmonie gaande, waren d'overige Leeden, die buiten de Vriendfchap waren, gewoon, de verrigtingen hunner oudften doorgaans te approbeeren ,• en des gingen de zaaken eendragtig. Telkens als 'er een der zeven kwam te overlyden, wierd Q* ) Het kceft zyne bedenkinge, of het aan Regeerderen eigent lyk flrikte wel vry /iaat, het oefenen van hunne eige voorregten aan een. ander aan te bieden of over te geeven. Wy zullen wel eens gelegenheid'hebben, onze denkingsaart deswegm made te deeUn.  C 325 ) wierd de plaats vervangen door d'oudflen der overigen , die niet in de Vriendfchap waren. Deeze handel wyze had niets onregelmatigs in zich , en deed geen kwaad noch aan 's Lands noch aan Stads en burgeren welzyn: want de zeven maakten toch het meerder getal der regeeringe uit. Die fchikkinge heeft zo wyonderrichtzyn,nand gehouden tot in den jare i766. VeeJligt dat de jongere leden toen oordeelden niet genoe"- bevoordeeld te worden, of wel geen deel genoeg te hebben aan de commisfien, Stads ampten en her beftier der zaaken, en zich verbeelden, dat de Vriend, jchap het magniricaat alleen niet in handen moest hebben. Althans, wat 'er ook van zyn mo^e 't zy om deeze of om andere redenen, de Schoonhovenjche regeering befloot toen allesaan zyne Hoogheid te dcfereeren en over te laaten; en dit heeft tot in deezen jare geduurd. Vermoedelyk heeft dondervinding haar getoond, dat dit msgelyks aan inconvenienten laboreerde ja mooglyk aan grootere, dan by de Vriendfchap exteerde,- en dit is denklyk de beweegreden, waarom die Vaderlandfchc Regeerderen verkozen hebben, de zaaken op den ouden voet te brengen; wederom m hun recht te treden; zelfs hunne regeering aan te dellen ,• hunne commisfien te verdeelen en wat dies meer: gelyk het bekend is, datzvbyeene deputatie daarvan aan Zyne Hoogheid"kennisfe gegeeven hebben,- den zei ven op het erkente ykite bedankende, voor 't geen die Vorst inmiddels aan hun en hunne Stad had gedaan. Wy  ( 3*6 ) Wy zyn niet vremd van bet denkbeeld, dat deeze demarche door andere Leden van Staat gevolgd kon worden. En waarlyk zyne Hoogheid zoude daar door van eenen zwaaren last ontheven , en hoogst denzei ven het onaangename van veele follicitatien beipaard worden. De beste der Vorften kan bovendien misleid worden. Hy kan onmooglyk alle menfehen grondig, kennen, die zich by hem vervoegen om gunden van hem te verwerven. Somwylen maakt dees ot geene die het voorrecht geniet, daaglyks des Vorften perfoon te naderen of in deszelfs gunste te ftaan, zich die gelegenheid ten nutte, en weet de zwakke oogenblikken van den goedaardigen Prins waar te neemen, om ampten en bedieningen te verwerven, voor lieden die daar toe ongefchikt zyn, of althans geen recht kunnen beweeren, om boven anderen geprefereerd te worden. Eveneens wordt 'er, wy houden ons 'ervan overtuigd, misbruik gemaakt van 's Prinfen goedheid in het geeven van recommandatien en voorfchrvvens brieven: en wie weet of op voorfpraak van anderen, die Vorst niet dikwerf dees ol geenrecommandeert, die hy nimmer gezien had1, diehy niet kende by reputatie, ja wiens naam hy nooit heeft hooren noemen. De wyze Frederik, dit is ons verzekerd eene waarheid te zyn, ten einde voor te komen de ,5evoleen van 't geen men in zwakke oogenblikken varfhem zoude hebben kunnen by verrasfinge ver* VV vi  C 3*7 ) werven, heeft daaróm.aan alle zyne Departementen, Regeeringeri en Tribunaalen bevoelen, zelfs zyne bepaaldfte orders niet te gehoorzaamen, indien zy oordeelden, dat die niet met zyne belangen of die van het Land overeenkwamen, of ver- ' moededon, dat die van hem fub of obreptief verkregen waren. Dan daat het hun vry, zonder zich aan ongehoorzaamheid fchuldig te maken, alvorens aan den Koning daar over te fchryven, en hunne confideraticn of bedenkingen meede te deelen: waar op hy dan in antwoord zynen naderen wil te kennen geeft i die dan ook ter uitvoer moet gebragt worden. Wie weet, het zy zonder eenige bedilzugt en enkel uit welmenende Vaderlandsliefde gezegd, indien Neerlands Stadhouder dit voetfpoor volgde, met betrekkinge tot de alom bekende recommandatien , en te kennen gaf, dat hy begeerde , dat geene derzelve , fchoon hy eigenhandig die gefcbrceven hadt, zoude aangenomen worden, dan na alvorens deszelfs nadere denkingsaart gefondeerd was, en dat in gevalle de gerecommandeerde perfoon niet tot de post gefchikt fcheen, men hem zulk onder het oog zou moeten brengen , wie weet, zeggen wy, of dan niét veele inkruipingen en misbruiken ontdekt en voor het vervolg geprevenieerd zouden worden! De misbruiken die van het goede en gulle hart eens Vorst fomwylen gemaakt worden of kunnen gemaakt worden, zyn veeltyd d'oorzaaken, dat men hem zaaken impu. teert, waar aan hy willens en wetens geen deel heeft. BRIEF  C 3*3) BRIEF aan den STAATSMAN. Myn Heer FT E t behagen, 't welk ik in het leezen van uw tyd| fchrift fchep, en de befcheide cordaatheid Waar mede gy uwen Vaderlandichen denkingsaart aan den dag legt, doet my zeer veel aan uwen gevoelens defereeren. Neem des niet kwalyk dat ik Uh folliciteer, my met een antwoord te verecren op deze navolgende vraag. Wanneer "er in een Land Dwingelandy plaats heeft, in het weer ftaan en t oogmerk van alle regeeringen te verdeedigen? In verwagtinge van liet zelve heb ikd'eertezyn. Myn Heer, UEd. Geh. Dienaar* Langs den Ryn. N. L. D„n 12 Juny 1782. ANTWOORD. Geen het minde blvk vindt meft in de oude gefchiedenisfen, dat de Romeinen zich aan defchandelyke en srerfoeilyke dvvingelandy hunner Keizeren, ooit uit een beginfel van redeneering onderwierpen. Hoe dwaas ea bygelovig ook hunne Godsdiensc wee-  ( 329 ) weezeri mogt, wierd by hen nogthans niet, in «weerwil van alle gezond verlland, als een Leerfluk van geloof vast gelleld en erkend, dat hunne Goden , hoe grilziek zy zich die ook verbeelden mogten, dwingelandy handhaafden en Tyrannen heilig verklaarden: dat by voorbeeld de ontmenschte en bloeddorflige Caligula, een welbeminde en onderkor ing van Jupiter was: dat het fnoodfte wangedrcgt des aardbodems, van den Hemel recht ert macht ontfangen had , om alle menfehen en inzonderheid de braafïle mannen te onderdrukken: dat alles het onderlle boven te keeren, regeeren was: of dat het der Maatfchappy niet vry ftond, eenig hulpmiddel n-gen die al vernielende pest, welke 't oogmerk der Maatfchappy, en de Maar.fcnappy zelfs ten gronde tos verdelgde, te zoeken en te gebruiken. Aan zulke buitenfporige leerllukken , maakte zich het Heidendom, in 't midden van alle zyne ydele droomen en herfenfehimmen , nimmer Ichuldig. Nooit braakte deszelfs bygeloovigheid zulke laste, ringen uit tegen God en menfehen. Nimmer bragten zy leeringen voort, die redelyke fchepfelen en ongevoelige weetnieten zonder kennisfe en nagedagten, ja in lastbeesten of offerdieren allengskens veranderen moesten: die de Godheden in helfche^ geesten htrfchiepen, en de maatfchappy cot een jammerpoel konden maken. Nooit ook kwam het in 't hart van een Griek of Romein op , die door gevoelens van deugd en menfehelykheid bezield wierd, dat het onwettig was de wetten te verdeedigen; dat het een zoude Staatsm. Juny. Aa zyn  C 330 ) zyn, zich tegen verwoeiling en gruwelen aan te kanten, en dat het goddeloosheid was , de deugd ■ zaamlte en edel moedigde daad te hedryven, die 'cr ooit onder dm Hemel k.n gepleegd worden • mmentlyk, een Dwingelai d te ontwapenen en zyn vaderland van deszells ondergang te verlosfen. De Romeinen, 't is waar, vleiden hunne Dwingelanden,- i gelyk die toch altyd gedaan willenzen; maar d^wy] de fchyn cn naam van hunne oude Regceringsiorm noch in wezen bleeven , ga' en zy voor, ie geloovcn, dac ook de oude wetcen noch in haar volle kragt gebleeven waren: ja de Keizers Zeiis hieiden zich, als oi zy 'er noch naar luisterden en te weik gingen. Want, toen reedsde Staat van over lang m ilaverny gekerend geweest was, en de fhoodile der Cafars de opperheerfchappy voerde, betuigden dcRomeinen evenwel nog hunnen gewoonen afkeer van Narien, die openbaar flaafsch vyaren, cn van Vorflen die willekeurig regeerden. Het bleef noch als voorheen gebruikelyk, dat de buitenlandfc.he Vorfïen by de RomeinfcheOverheden en Landvoogden hun hof maakten ; ja dat hun noch fomtyds toegang geweigerd, en zy met veragtmg behandeld wierden. Rcgeerirg is buiten twyrTcl iets heiligs, en verplicht ons met regc tot bev\ys van eerbied cn geIn orzaamheid ; maar het denkbeeld van een Regeenng fluit cntwyffelbaar alles in zich , vat tot bekherming cn de veiligheid van 't algemeen ver|ischt wordt: den Ichrik en fraf namtntlyk, voor zulkcn die kwaad doen, en de aanmoediging van mn ? die wel dotn. Doch, wanneer dat geen. 't welk.  c 3313 welk eigenlyk fêgeërittg is, oplru't, en 't geen 'er den naam van draagt niets antfersis, danonderdiukken, rooven cn verwoesten; wanneer wet en billykheid verbannen wordt, en n er der menfehen leven op eene dartele wyze wordt omgefprongen; verdient zulks ook den naam van Reoeering?' Zo ja ,• dan wilde ik gaarne wel eens weien , wat dan den naam van Regeering niet verdient. Zich tegen den Regeering t? verzetten, is buiten twyffel onwettig; maar 't is zckerlyk niet onwettig zich te verzecten tegen iets , dat geen Regeermg is; dat alle regeering het onderlte boven keert en toe bederf der mcnfchclykezamenlevingftcrkt. De misbruiken der Regeering te keei te gaan;, is dezelve onderfchraagen en byiland bieden,' I Iet isbillyk dat men zyne befchermers voon'ta en hulp bewyze; maar het is niet minbillyk , dat men zyne vyanden, roevers en krankzinnigen ftuite entekeergaa. Waar heeft men een Nero, een Caligula, een Claudius vooraan te zien. De een, een blocddorflige weetniet, de ander een ontmenfehte dolleman; Nero erger dan beide, en alle moordenaars en rovers van den Staat. Wil men het pleegen hunner onderdrukkingen en wreedheden regecrenno°men, noem dan onweders, overdroomingen,befmettclvke ziektenen wat dies meer is, ook vry regeeringen. Doch, erkent men hun leven en gedrag vo' r verderflyk ; men ftaa dan ook toe. dat door hun de gelegenheid van kwiad doen re bcneeirien, eene gewichn'ge dienst r.rn het gantfche menfehelyke gedrag beweezen wordt. Aa a ' Was  f 332 ) Was Tarquinius wel op verre na zoo fchuldig en haatelyk ? Wie heeft nogthans ooit zyn verbanmnoveroordeeld en lfaanJe gehouden, dat hy 't onre^ van den rhroon geltooten werd? Of was de baldadigheid van Tarquinius ook eene goddelykeinftelling? Zo ja, dan vragen wy, wat was de daar op volgende regeering van den Raad en het Volk van Romen?Was deeze ook eenegoddelykeinflellin?, dan moet men zeggen, datalderhande regeerino-en' goed of kwaad , gebruikt en misbruikt; datrovery en bederf van den Staat; zo wel als deszelfs beveiliging en verdeediging,goddelykeindellingenzyn,ja dat de eene wet cn inzetting des Hemels, dikwyls regelrecht tegen de andere itrydt. Maar , erkent men de dwingelandy voor een» goddelyke inflelling, en weigert men dien naam aan t opregren van den vryen Staat van Romen, dan zyn ook de voordanders van dit gevoelen gedwonge, om deeze grove godlasterlyke ongerymdheid ilaande te houden; dat het Operweezen een goede en welgefchikteregeering; dat het billykheid en wetten afkeurt, maar in onrecht, wreedheid en verwarring vermaak fchept, ja niet in de regels van rechtvaardigheid, maar in die van woede, van onredelyke driften en geweldenaary behaagen fchept. Te beweeren, dat alle Regeeringen goede of kwaade, by God even waardig, even heiligen 011fchendbaar gerekend worden, is juist hetzelfde als of men ilaande hield, dat hy in 't geheel geen kennis of wetenfchap heeft, van 't geen hier op aarde omgaat , en dat 'er daarom by hem en in zyn 00gen niets dicrgelyks is, 't geen wy regc enonregt, e ugd en ondeugd n oemen. Zegt  ( 333 ) Zegt men, dat hy die regeering, welke voor-"* welzyn der menfehen nuttigst en heilzaamst 3s, afkeurt en 't oeffenen van een wetteloos gezag en willekeurige inagt beter oordeelt, dan een bellier dat aan het voorfchrift der wetten gebonden is; dan maakt men hem niet alleen onverfchillig, ofhetzyne fchepfelen wel of kwalyk gaat, maar zelfs tadk tot een voordander van grillige driften en onderdrukking: een vyand van alle geregelde order (en onderlinge goedwilligheid: ja met de luimen en,geweldenary van een enkel mensch meer ophebbende , dan met het welzyn en behoud van duizenden. 'Geeft men voor, dat hy zelfs wel de dwingelandy geenfints goedkeurt, maar egter niet wd dar. andere zich daar tegen verzetten zullen; dan maakt men zich aan dezelfde laster en ongerymdheid fchu!dig; devvyl men zekerlyk moet yasdfellen ,.dat by dat geene goedkcurd, 't welk hy zelfs niet ftuit9 £n ook door anderen niet wü laaten fluiten. Als ik iemand gereed zie om een moord te begaan, en met vreefelyke bedreigingen van flraftcn wraak, de zulken die het hem beletten willen,terug boude ; zou men daar uit niet met reden moeten opmaaken , dat ik dien moord gaarne zag bedryven? Voeg hier by, dat men dus dit goedertieren en menschlievend Opperwezen, als te eenemaal.onmeedogend en onbarmhartig affchildert, en 'it welk ons zoude verbieden een hulpmiddel te zoeken , tegen de zwaarfte rampen die ons treffen kun, nen: ja dat het menfehelyke geflacht, al willens tot de jammerlykfle ellenden veroordeelt. Aa 3 Nooit  C 334 ) Nooit heb ik iemand hooren beweercn, datGod on der bedreiging van draf verboden heeft, voorzomen geneesmiddelen tegen de pestenbefmettelvkcziek' ten te gebruiken; en ik meen dereden ook sevonden te hebben, waarom zulks nooit gehoord is De pest bezit geen rykdommen en heeft geen waar' digheden daar ze haar vleiers mede loonen kan Was het der moeite waardig geweest, da men zulk een verbod tot een leeiduk maakte; dat is had men daar door byde oppermagt in aanzien kunnen geraaken en voordeel doen, ik twyffel met of het zou wel haast veldgewonnen, cn gelyk veele andere Jeermgen die weinig minder ongerymd zvn, een magtigen aanhang verkreegen hebben. Nooit kan het menfehelyke hart een ongerytnder en bui enfpoorigerbeginzel verkroppen, dan dat ftet beletten en weerdaan van de bitterde ellende, die ooit den kinderender menfehen kan overkomen^ de eeuwige wraak des Almachtigen verdient. Dit beginzel evenwd heeft zsnevoorltandeisen begunfligers gevonden , ja heelt die nog. Uit zulke en duizend andere cicrgelyke voorbec'den, blvkt het duidelyk, dat 'er geen boosheid zoo fnood' is of de mensch is 'er in (laat toe; en dat de rampzalig, heid van 't gantfche menschdom, by hem zyn gen vermaak cn voordeel niet kan opweegen. De voordanders van die ongerymdedelüng dat de groote en goede God, vertoornd zou zvn op menfehen, die zich uit hunne ketenen en ellendig verdriet trachten te verlo,fen, maaken zich in de daad door dat voorpiefen en verdecdigen der dwinglandy, zoo veel {hafwaardiger dan de dwingt  C 335 ) geland zelfs; als een onmenfehelyke daad in koelen bloede en mee voordagc bedreeven , flrafbaardcr is, dan wanneer ze in drift begaan worde: of gelyk een moordenaar grooter booswicht is dan iemand, die een neerlaag doet. Wat baat ons Wetten en Vryheid ?, W;it rust kunnen ze or.s toeleggen; indien ze ftaan ter genade van wetteloze luimen , grilligheden of geweldenaar)'? Verbiedt God ons de wetten te handhaaven en te \ erdedigen, waarom maakei 1 wy ze dan? Kan men1 wel iets wettig maaken, 'tg<;enmen niet wettig kan verdeedigen. Heeft het Opperweezen ooit verbooden , dat men by het oprigten der Maatfchappyen een goede wet houden; dat men een welgeregeld c order en Ichikking houden, zou? En gebood hiy zulks niet. maar wilde hy in tegendeel, dat het welzyn der Maatfchappyen en 't geluk van alle menfehen bevorderd wierd: hce zegt men dan dat hy het voorftaari en handhaaven verbied van eene fchikking, die hy nooit verbooden heeft; en dat hvde bevordering belet van dat goed, 't welk hy wenschtc en bedoelde? Wat regt had Nero toch meer,omonfchuldige menfehen om hals te brengen , dan eenig ander moordenaar? om hunne goederen zich aan te maatigen, dan een roover? om bloed te \ergieten dan een Leeuw of 1'yger? Of mag men roovers, moordenaar cn wilde dieren, ook niet tekeergaan? Had de Almachtige ooit van dien ontmenschten Dwingeland gezegd: raakt Nero, mynen gezalfden,  C 336 ) £en,,ntet aan, en doet zyn roffiaanen geen kwaad? Verminderde Nero's waardigheid, de fchuld zyner euveldaaden; of kan ze zyne gruwelen van natuur doen veranderen? WeJk een denkbeeld geeft het ons van God, dien vader der barmhartigheid en des merdchelyke geflachts, dat men hem afbeelde als een beichenuer \ran den vyand van God en menfehen; j a die Nero handhaard, als een onlchenbaar en gehei.igd perfoon, aan wien hy dat gezag onmiddelyk verleende ! Zulke haatelyke denkbeelden, welke nogthans onder fchyn van godsdienst en lydende gehoorzaamheid , door lommige begunftigd worden, kunnen die wel (trekken om zyn naam by ons eerwaardig en beminnelyk te maken, of om ons toe ontzaclt, liefde en hoogagting op te wekken? De Satan, zegt men, fchept vermaak in der menfehen' ellende, en rampzaligheden. Hem dierhalve als een beveil ger en voorftander der tyranncn af te fchilderen, vrier werk is , het menschdom te onderdrukken en te Icwellenv is natuurlyk en ïtrookt volkomen met zyn aart en neigingen over een; maar geen mensch van gezonde herfenen hoop ik, zal den oorfprong van alles goeds* hoop ik raadllagen en neigingen ten laste leggen, die alleen den vader der leugenen en van alle boosheid eigen, zyn- Hier meede meen ik dc vraag in den brief van de Heer N. L. ons gedaan, beantwoord te hebben, en uit d.t ons antwoord blykt, hoe wy van gevoelen zyn, dat geweld of indragr door Vorst of Overheid gepleegd, raag te keer gegaan worden; zonder dat zulks ftrydig is tegen de wille en de bevelen des Allerhooglïe: ja dat hy die zulks kan doen en nogthans verzuimt , veel eer sonde begaat. Djs STAATSMAN,  f 337 | BERICHT. MEt leedwezen zyn wy ontwaar geworden , toen ons voorïg Numero reeds afgedrukt en net des te laat was, om de zaak te kunnen verbeteren ; dat in het zelve op pagina 328 , in het laafde gedeelte van den Brief van N. L. aan ons gefchreven, eene zodanige omisfie van woordenis ingeflopen , dat daar door de vraag in gemelde brief vervat geheel onverftaanbaar is geworden en men des niet, dan uit ons antwoord op die vraae en zulks noch maar zeer gebrekkig, kanopmaaken' wat de bneffchryver eigentlyk bedoelde. De goedgundige Ieezer gelieve derhalve de woorden: Wanneer'er in een LandDwingelaiu dy plaats heeft, m het weer ft aan en V oogmerk van alle regeeringen te verdedigen? aldus re extendeeren, gelyk zy ook oorfpronklyk door N L gefchreven wierden. Wanneer 'er in een Land Dwingelandy plaats heeft, kan dan het weer ft aan en te keer gaan van dezelve, uit Gods eigenfehap. pen en t oogmerk van alle regeeringen verdedigd worden? ö ö Staatsm. July. Bb j) E  C 333 ) DE ZEVEN VEREENIGDE NEDERLANDEN. VOor dat Frederik de Groote de mode ingevoerd had, om niet alleen zeer vroegtydig met zyne legers in het veld te verfchynen, maar zelfs fomwyle in het midden van den winter, de guurheid van het jaargety te trotzeercn; waren de meeste Mogentheden niet gewoon, zeer vroeg den veldtocht te openen, en de Keizerlyke Legerbenden ook doorgaans wel de laatiten die kwamen opdaagen; gelyk wy wel eens ontwaar geworden zyn, in tyden dat dezelve als geallieerden met ons in campagne moesten. Dit gaf dan ook aanleidinge, dat men het femper Augustus een der eertytelen der Keizeren, by allufie ook toepasfelyk maakte op derzelver krygsbenden; daar mede te kennen willende geeven , dat die doorgaans eerst in de maand Augustus marschvaardig waren ofin'tveld rukten. Wanneer men nu let, hoe laat onze Vloot, of zeggen wy liever ons Esquader, in den voorleden jaare in Zee verfcheen, en hier by voegt, dat onze Zeemacht daar het nu reeds Juny is, evenwel üoch gerust op de Texelfche Rhee vertoeft, zou ö men  ( 339 ) men fchier in de verzoekinge komen , om het 20 evengemdde Semper Augustus op % Lands Zeemacht msgelyks toe te pasfen. ■ Wy immers en duizenden met ons, zyn niet weinig m onze verwachtinge te leur gelleld Wy hadden ons gevleid, heden niet alleen te kunnen zeggen, eindelyk is onze Vloot in 't ruime pekel geraakt,-maar wy wachtten zelfs gelegenheid te zullen hebben, om iets van derzelver'verrichtingen te kunnen reppen. Doch helaas! Nihil horum En wie weet, wanneer wy dat genoegen zullen deelagtig worden. > Staatkundige redenen veellicht, hoe onbegryplyk ook voorfommigen, hebben het noodzaaYlyk gemaakt,dat onze Zeehelden tot het onaangename vervveezen wierden, om eenen vyand kort b>yzich te zien, zonder den Hollandfchen moed te kunnen koelen, en op den zeiven af te gaan. Het tydftip, dat der Staaten Vlag met luister zoude verichynen' is gedurig verfcho.ven , zekerlyk zo wy vertrouwen om gewichtige oorzaken en nuttige eindens. Doch hoe hartgnevend is het, wanneer menbypolitique redenen andere phifique oorzaaken zich ziet voegen, die nu, daar de Vloot misfchien zou uitgemaken'11' ^ bezwaarIyk zordetondoenlyk Eene in ons land byna overal heerfende ziekte zo men zegt oorfpronklyk zynaanvank in Rusland genomen hebbende,,, en van daar herwaards. Bb 2 OYer.  ( 34° ) overgewaaid , heeft veelen der Scheeps equipafien aangetast. De Schepen daar door buiten ftaat geraakt, om Zee te kunnen kiezen, moeten dierhalve blyven leggen , gemerkt het gevaarlyk zoude zyn met volk dat zwak of ziek is, een vyand onder het oog te zien, die reeds lange ons uitgedaagd hebbende , deeze zwakke toelland zich ten nutte zoude maken. Het Comparuit des zo het fchynt geen plaats kunnende hebben, zyn wy verplicht opd Engelfche Citatie de faüt te laten gaan. Verfchillende zyn evenwel de leezingen, omtrent het getal der zieken en den aart der ziekte zelve, op de Vloot. Sommige Schepen hebben buiten tegenfpraak veele zieken, doch de vraag is , of de ziekte van dien aart was of is , dat een ieder daar door geheel buiten Haat gelleld wordt, om zynen dienst waar te neemen , en wanneer het pas wierd, eens te kunnen krabbelvuisten. Men vraagt by voorbeeld , of zwaare verkoudheid en een daar uit ontllaande ligte koorts of eenig gekuch , juist onder +iet getal der groote ziekten kan geplaatst worden? Wy laaten de beantwoordinge daar van aan hen over, die gelegenheid gehad hebben , om de zaak in loco nauwkeurig gaade te flaan ; doch voor zo veel wy onderricht zyn , bevonden zich maar zeer weinige Schepen der Vloot in 't geval , van gezegd te kunnen worden , door de ongezondheid der equipafien niet te kunnen Zee bouwen , en 'er waren zelfs Schepen , op wel-  C 341 ) welken nauwlyks zieken geteld wierden. Dan dit evenwel uit berichten hebbende, zouden die' ons verkeerdelyk kunnen zyn mede gedeeld Met eenige meerdere zekerheid durven wyaffirmeeren, dat het getal der zieken, 't zy gevaarlyk of niet gevaarlyk, thans merklyk verminderd is, en dat wy dus de hoop voeden, van welhaast d'inacïiviteit onzer Marine , niet meer aan eene heerfende ziekte te hooren toeduiden : eene hoop die de gegronde verwachting includeerd, datnuten fpoedigfte 's Lands Vloot uit Texel zal in Zee loopen. Geen wonder evenwel zoude het geweestzyn dat in ftede yan ligte koortfen en verkouwdheden, yeel algemeener en heviger ziektens oni ?eF,de Schepelingen gegrasfeerd hadden; en wy hebben reden om ons te verheugen, dat niet de Iielite der equipafien doodziek, en een groot gedeelte derzelve in 't graf gefleept zyn, Al de kunst der Geneesheeren geloven wy, zou zulks met hebben kunnen voorkomen, indien de wyze voorzienigheid niet voor ons gewaakt had , en het zelfde dat gebeurd is, plaats had geno- Het is bekend, dat in 't algemeen de Zeelucht langs de kusten veel fchadelyker en ongezonder is, dan die welke in volle zee ingeademd ■ vvordt en zulks wel voornamelyk van wegens de exhalatien die de flranden opgeven, wanneer dezelve by laag water telkens met een morfig • Eb 3 flip,  C 34^ ) flip , fchulp en andere visfen bedekt zyn , die fchielyk verrottende den' naburigen colom van lucht geheel infefteeren. Ons Scheepsvolk heeft nu reeds lange zodanige lucht ingeademd , en zich in Texel moeten ophouden zonder het voordeel eener goede winter te genieten; welké wel is Waar, ook zyne ongemakken aanbrengt , doch over "t geheel genomen veel voordeeliger voor den mensch is, wyl eene frisfe koude of goede Vorst de lucht zuivert en eene gezonde inademing verfchaft. • ... i ' ... ■ • De winter flap en laf zynde geweest, volgde daar op eene zeer laate en fcherpe koude, in dat tydftip, te weeten het voorjaar, wanneer de natuur wel het meest haare werkinge doet ,• wanneer de vegetaale kragt het meest befpeufd wordt, wanneer de vochten fterk in beweging raken en de zweetgaten van ons lichaam zich meer dan na gewoonte openen : welke door de koude ontydig gefloten , alle onze zo noodzakelyke dierlyke aitwafemingen ftrcmmen , en by een natuurlyke confequentie allerlei gevaarlykfte kwaaien kunnen veroorzaken. Op deeze koude is eene fpoedige ja ondraaglyke hitte gevolgd. Wederom eene verwisfeling van het eene uiterfte tot het andere. Alle genoegzaame phifique oorzaaken, om gevaarlykfte ziekten te veroorzaken. By dezen komt eene zaak , welke de krygstucht noodzaaklykst maakte. De fchaarsheid aan Volk bragt natuurlyk te weeg, dat men meer dan na  C 343 ) jtaar gewoonte behoedmiddelen gebruikte tegen dt defertie, die toch altoos min of meer plaats heeft. Te dien einde heeft men verre het meeste gedeelte der fcheepelingen niet kunnen of durven veroorloven aan den wal te gaan,'t geen anderswezenlyk een medewerkend middel tot behoud van de gezondheid is. Voeg hier by, dat onze wakkere Zeelieden reeds lange jeukerig zyn geweest, om den Brit op *t lyf te komen, en des door een foort van onvergenoegdheid bezield zyn, dat hen daar toe geene gelegenheid verfchaft is; een onvergenoegdheid te grooter geworden, toen zy zich zonder hun moed te mogen koelen door een Britsch esquader tot vlak voor Texel getergd, getrotzeerd en uitgedaagd zagen. Het een en ander was grievende om niet geweldige aandoeningen by hen te veroorzaken, en het Vaderlandfche bloed, hoe koelzinnij anderzints ook, doch 't geen zich ondanks zich zei ven moest bedwingen, niet geweldig aan 't gisten te brengen. Uit het eene en andere oordele men dus, ofhetnieteenbyzondergelukmaggeacht worden, dat ons Scheepsvolk over 't geheel genomen, noch zo gezond en wel gemoed is gebleven, en of men zich zulks kon beloven. Indien de Oeconomifche Tak, welke zoo veele zaken omhelst, eene premie beloofd had aan den geenen, die het best de vraag beantwoord had, hoe lang eene Vloot maar op de Rhee moet leggen, om aan geene groote ziektens onderhevig te worden, en welke de gefchiktfte tyd is, om dezelve Zee te doen kiezen, ten einde veelen dier ziekten Bb 4 'tont'  C 344 ) V ontgaan? twyffelen wy geenfints, of alle de Heeren Vaderlandfche Medici die aan de Engelfche practyk niet verknocht zyn, zouden zekerlyk de maand April bepaald hebben , als gefchiktst om alle gevaren, aan 't leggen in de havenen en onder de kusten verknocht, volledig te ontgaan , en teffens volgens de regelen hunner kunst aangetoond hebben; dat een Vloot niet zonder gevaar zo van ziekten als anderfints, langer dan de vier of vyf wintermaanden werkeloos moet zyn. Indien hen noch heden een panaceum of algemeen geneesmiddel tegen de krankheden onzer Vlootelingen wierd afgevraagd , zouden zy vermoedelyk het navolgende voorfchrift geeven. Ruime Zeelucht , verre van de kusten, gezuiverd door den reuk van Hollands kruid; in beweging gebragt en gehouden door het gefnor van kogelen alles werkzaam gemaakt door de volle uitfpatting, van de reeds te lange beteugelde Vaderlandfche heldenmoed. Wie weet. indien men noch ten fpoedigde van zodanig of diergclyk huismiddel gebruik maakte , of niet alleen alle de equipaficn onzer Oorlogfchepen fpoedig zouden herdeldzyn, maar of ook niet d'epidemie op d'Engelfche Schepen zoude overwajen, en wy dus dit lastig gefchenk, uit het koude Rusland zomen beweerd herwaard overgekomen, aan onze vyanden zouden over doen. Wat 'er ook van zyn moge; wy die wel eerly ke  ( 345 ) ke en trouwhartige Vaderlanders trachten te zvn doch geenfints geïnitieerd wierden in de geheimen van Galenus , Hippocrates of de hedendaagfchc Boerhavens , kunnen nogthans niet aflaaten ter overwegingc aan des kundigen de navolgende vragen op te geeven. Wanneer men alle mooglyke behoedmiddelen by de hand neemt, om zekere gevaaren, welke men vooruit kan zien , te vermyden, is het dan ook met menfchelyker wyze gefproken, zeer waarfchynlyk, dat men zodanig gevaar niet zal on■ dergaan \ althans, dat men maar zeer weinig gevoel van deszelfs uitwerkfelen zal hebben ? Zo ja , is het dan ook niet te vermoeden evenveel waar die heerfchende ziekte od onze Vloot aan toe te fchryven zy, dat zy daar aan niet zouden gelaboreerd hebben, indien dezelve over twee of drie maanden onze Zeegaaten verlaten, en zich in den ruimen Oceaan bevonden had. Eindelyk, zouden dan de Britten, (om teffens SL?°llt!que T'^ te d0e'O wel zo vaak en itraiioos, door den lust bekropen zyn geword-n om toe o-der het gezicht der hollandfche kusten, ja fchier onder het bereik van ons gefchut & Republiek te konen rrosfeeren, en haare Zeemacht tot een gevecht uit te daagen? \ • Gaarne wenschten wy eene fraai gedompelde B 1 5 en  ( 346 > wichtige gouden penning te kunnen uitlooven , aan den geenen, die het best deeze vraagen zal kunnen of willen beantwoorden; doch het nootlot der Auteurs brengt mede, dat zy zeer zelden met fchyven overladen zyn. Wy kunnen des niet anders aanbieden, dan opregte dankbetuigingen, en een fraai ingebonden volledigexemplaarvanditons tydfchnft,om ineeneboekverzameling, een zeker niet onaartig contrast te maken, naast en met zodanige andere tydichriften, welken geheel van ons in denkings en fchryfaart verfchülen. Het zo loflyk als Vaderlands voordel zyner Hoogheid, nopens het plaatfen van een zeker aantal vrywilligers uit de Landtroepen, als foldaten, op de Schepen, ten einde d'equipafien fpoediger iroltallig te maken, was te gewichtig en beloofde te veel goeds , om niet de goedkeuringe van 's Lands Vaderen en alle weidenkenden weg te dragen, en 't is in gevolge van dien, dat dit Huk na 't onderwerp van de deliberatien der onderfcheiden Provintien te zyn geweest, vermoedelyk ras zyn vol beflag zal bekomen. Wy hebben in ons laatfte (hikje reeds iets van dit ontwerp gerept, doch vinden ons genoodzaakt andermaals tot deeze {toffe weder te keeren: gemerkt't geen voorgevallen is, ter gelegenheid dat het zo even gemelde roorftel zyner Hoogheid, by de onderfcheiden itemJ men-  (34?) mende leden van Staat in overweginge genomen Wierd. Schoon het eerde lid van 's Prinfen voordel in dank aangenomen en goedgekeurd wierd, zyn 'er eenigen nogthans, die in het tweede of laatfte lid van hetzelve difficulteeren , namentlyk ,• in het daadlyk completeeren en wederom aanwerven dier löldaten , welken uit de compagnien of regimenten daan getrokken te worden. En in dedaad, wy kunnen niet ontkennen, dat de drogredenen waar op zy hun disfentieerend gevoelen vestigen, ons vry planfibel voorkomen. Het is zeker, dat indien men daadlyk met yver zyn best deed, om de op de fchepen overgegaane foldaten wederom aan te werven, deeze werving in eene meerdere of mindere graad nadelig moet zyn, aan de werving voor de Schepen; des, dat terwyl men aan de eene kant de Landmacht behartigt, men aan de andere kant het Zeewezen afbreuk doet. Beiden dierhalve in 't iluk der wervinge voor het tegenwoordige niet kunnende fimpatifceren, is het des verkieslyker de voorkeufe te verlenen aan de Marine, daar het de Republiek thans wel meest om te doen is; die zy niet kan ontbeeren, ja volftrekt nodig heeft, ja die waarlyk geen zier te fterk is. Wel is waar, onze armee, die ook juist niet zeer groot is, en welke reeds met veel moeite vol«allig gehouden wordt, zal zich, door het niet zo ipoe-  C 333 ) fpoedig aanwerven, eenigen tyd zwakker dan naar gewoonte bevinden; doch wat zwarigheid. Wy hebben het reeds in ons vorig llukje en elders meermalen gezegd,- drie duizend koppen min of meer, kunnen niet veel aanbrengen, zo de Republiek te lande moet oorlogen,en in alle andere gevallen is der Staaten armee toereikende voorde beveiliging der grenzen, cn het handhaven der binnenlandïche rust. Doch,fchoon wy door deze onze gezegden duideJyk toonen, in eene denkingsaart met hen te zyn, die uit welmenende Vaderlandsliefde het zo fpoedig aanrecruteeren der Armee afkeuren , kunnen wy evenwel niet ontveinzen, die zaak als van te gering gewicht te befchouwen, om daar door ('t geen immers gemaklyk kon gebeuren) het eerde lid van het voorltel zyner Hoogheid, mooglyk vrugteloos re doen worden. Want hoe dikwerf ziet men niet, dat het een aan het andere geaccrocheerd wordende, de goede zaaken op het Heeptouw komen , in 't vergeetboek raken , en dat ten lesten een nuttigst voorltel in rook verdwynt, Het gevoelen evenwel der disfentierenden, nopens de recrutceringvoornoemd, voortkomende uit gronden van welmenendheid voor een Vaderland, dat zy meer dan eens getoond hebben, hen nauw aan 't harte te leggen ; kunnen wy die brave en trouwhartige Regeerderen niet dan eene waare agtinge toedraagen, en hunne  ( 349 ) onbewimpelde manier van voteeren in deezen ten hoogfte waardeeren. Zy die met befcheidenheid een cordaat votum durven uitbrengen, zelfs dan, wanneer zodanig votum nogthans kan wcderlegd worden, zyn agtbaarer dan dezodanigen, die liefst aan de gevoelens van anderen defereeren, en op hun eigen beencn niet willen of kunnen ftaan. Gelukkig Vaderland, waar in zo wy hopen en vertrouwen, dit laatfte Ibort van Regeerderen geheel onbekend is! Zie daar eenige korte remerques , welke ons met betrekkinge tot dit onderwerp niet geheel ongepast fcheenen. Alvorens evenwel hier van af te ftappen, zy 't geoorloofd in bedenkinge te geeven , of het veelligt niet al zo nuttig en dienftig zoude zyn , dat in ftede van de Compagnien Landtroepen daadlyk wederom voltallig temaken, de foldy der uit dezelve op de Vloot overgegaane manfehappen nogzhans op den ftaat van oorlog betaald wierd,' doch llrekte tot foulaas van hen, die langs de Zeekusten in bezettinge leggende, thans onmooglyk met hunne gewone foldy kunnen beftaan; gemerkt alle levensmiddelen aldaar fchaars en by uitftek duur zyn? Er zyn Regimenten , (wy weten het van naby) vooral in Noord Holland, gelyk onder anderen dat der Carabenlers, welke te Bergen en het naburig Schorel gecantonneerd leggen, van welken de gemeenen meer aan Logies^en kostgelden moeten betaalen, dan hunne leening bedraagd; terwyl zy intusfehen allerflegtst eeten hebbende,'er nog niet eens eenige ververlinge of  C 35O of verfhapering voor hen overfchiet. Een Ruiter of foldaat dierhalve indien hy niet het geluk heeft, van werk te kunnen bekomen, is helaas verplicht, zich in fchulden by de Compagnie te (leken, en langen tyd daarna wederom iets van zyne reeds fobere leening te moeten misfen , ( wanneer hy in een voordeliger guamifoen is,) om op gelyken voet te komen; of wel zulks zo Ipoedig niet kunnende vereffenen, noch, na dat hy reeds zyn tyd uitgediend heeft,maanden, ja fomwylen jaaren voor de fchuld by het Regiment te moeten blyven dienen. Zyn evenwel zulke 's Lands dienaaren, die ten allen tyde voor het Vaderland hun leven veil hebben, waarlyk niet eenige verligtinge waardig? Ja zekerlyk! en wy wenfchen dat 's Lands edelmoedige Regeerderen , hunner wel indagtig zullen willen zyn; temeer, wyl by al hetvorengemelde zich het gevaar voegt, van aan gevaarlyke en langdurige ziekten blootgedeld te zyn. Wanneer men ter eener zyde gade (laat, het befluit van 's Lands achtbaare hooge Regeerderen, by het antwoord aan Rusland, als voor middelaar agcerende, medegedeeld, om, althans gedu* rende dit jaar, in geene afzonderlyke vredesonderhandelingen buiten medewerking van Vrankryk te zullen Teeden, en ter andere zyde eene diergelyke verklaringe van het Hof van Vcrfailles, ge-  C 351 ) gepaard met vernieuwde, verdubbelde en krachtdadige poogingen, om den oorlog met voordeel en luister voort te zetten ; is het te duchten , dat het werk van den gewenschten vrede noch verre af is. Wy zeggen te duchten , wyl wy eensdeels met innerlyk medelyden aangedaan zyn , over het nootlot van het rampzalig menschdom en ' zo veele onfchuldige leden der maatfchappy, welken het llachtoffer zyn van de onderlinge gefchillen der Vorllen en Mogenheden : anderdeels , alzo wy altoos van gevoelen zyn geweest en noch zyn, dateenen, zelfsvoordeligenenglorieufcn oorlog, nogthans altoos een onheil en fchadelyk is. Aan den anderen kant evenwel, wanneer men ziek herinnert het juk , 't welk Engeland ons had weten op te leggen; de onredelykheid en trotschheid waar mede het ons van alle tyden behandelde; de trouwloosheid waar aan het zich jegens ons fchuldig gemaakt, en waar mede het de Republiek nu vyandig aangetast heeft; wanneer wy alle deeze zo billyke grieven by den anderen voegen, kunnen wy ons niet onthouden verheugd te zyn , over het befluit onzer hooge Regeerderen , om noch zo fpoedig het zwaard niet in de'fchede te deken, opdeeerfte uitnodiging. Indien de Republiek thans tot den vrede be- floot.  C350 floot , op den voet zo als die door Engeland aangeboden wierd, kon zy zich weinig voordeel uit denzelven beloven, en zy zou haaren luister en eer te kort doen. De veldtocht voleindigende kan zy andermaal het geluk hebben, (mids de Vlooten uitzeilen) den Brit een proef der batavieren heldenmoed te geeven , en zich van die gelegenheid bedienen, pm met den degen in de vuist , voordeligervredes voorwaarden te bedingen ,• ja mooglyk voor te fchryven. Of wel, het befluit der Staaten om voor als noch te blyven oorlogen kan te weeg brengen , dat Engeland-^oor erger beducht van zelve meer aan de hand komeè, en aanneemelyker voorwaarden aanbieden zal. Om eene duurzaame en goede vrede te bedingen, is het volllrckt nodig dat wy eerst den 'hoon ons aangedaan trachten te wreeken, ten einde dien trotfchcn nabuur voor het toekomende wat omzichtiger en befcheidcner te doen zyn,- en om dit heilzaam werk ten uitvoer te brengen , is 'er niets gepaster, dan dat Engeland noch een weinig vernederd worde. Het zy evenwel verre, dat wy het delende est Carthago der Romeinen , op Engeland zouden willen toepasfen. Dat Ryk tot eenen al te laagen fland te brengen, zou even zo onftaatkundig zyn, en voor de Republiek en voor de meeste Mogentheden van Europa,- ja -mooglyk voor Vrankryk zelfs: fchoon de geboren en beftendige antagonist van  T C 353 ) van Albion zynde. Genoeg is het, dat Engeland buiten de mooglykheid gefteld worde, om telkens, wanneer het eenige grilligheden en 't hoofd krygt, de vier waerelddeelen in vuur en vlamme te kunnen zetten; gelyk het zo dikwerf gedaan heeft. Nodig ook is het, dat den Brit eens vooral buiten de posfeslïe van het Imperium Maris gefteld worde, 't welk hy zich by ufurpatie en door de toegevendheid van verfcheide Mogentheden, en wel voornamelyk der Republiek, zich had weten te verkrygen. Dat Engeland eene deftige enaanzienelyke Mogentheid blyve, doch dat het niet boven anderen in macht uitmunte; want de Engelfche Natie is gefchapen, om een bedaard gebruik van eenige overwegende macht temaken: de Britten zyn te trotsch en te ondernemend, om niet ras de onderdrukkers, of de dwingelanden te worden , dier geenen, over welken zy vermeinen den baas te kunnen zyn. De Schryver der bekende Brieven over de Noord Amerikaanfche onlusten, reeds voor vier jaaren veele toekomende zaaken voorfpellende, welke ook na genoeg meerendeels zyn bewaarheid geworden, over de noodzaaklykheid fpreekende, om Groot - Brittannien te beteugelen en tot een laager ftand te brengen, doch teffens ook van gevoelen zynde dat het delendam esfe Brittaniam een der wanhebbelykfte Hellingen is, geeft te dier gelegenheid eene bepalinge op van den ftand, tot welke zynes oordeels, dat ryk, met betrekkinge tot de Republiek diende te deelen en gebragt te Staas im. Jüly. C c ' wor-  { 354 ) worden. Engeland dient , volgens hem , ten naasten by maar zo machtig te zyn als de Republiek is* .Dan zegt hy kan deeze laatite altyd een nuttig bondgenood aan 't eersrgemelde hebben, en teffens verzekerd zyn, van door hetzelve geen groot nadeel te kunnen tocgebragt worden. Wy zyn met den gemelden Schryver in een denkbeeld, maar zyn niet te min bewust, hoe moeilyk het zoude zyn, de zaaken opzodanigen voet van egahteit te brengen. Doch keeren wy wederom terug, tot het onderwerp des vredes. De weigering der Republiek als mede die van Vrankryk , om althans voor het tegenwoordige alzondcrlyk vrede te maken, kan mooglyk ook eene gewenschte uitllag hebben, en gelegenheid geeven tot het fchielyker 'reffen eener algrmeene bevredeging; en offchoon wel het werk des vredes nog zonaby niet is, als fommigen zich verbeelden, en naastdenklyk de bloedvergietingen nog gedurende dit jaar zullen aanhouden, is het nogthans nietonwaarfchynlyk, ja wy zouden het fchier durven voorfpellen, dat men zich van den winter, gedurende welke Legers en Vlooten toch meerendeels inactief moeten zyn, bedienen zal, om de vredes onderhandelingen door te zetten; en dat voor het aanftaande voorjaar, de rust tusfchen de belligeerende Mogenheden algemeen zal herfleld zyn. Redenen die ons tot dit denkbeeld doen overhel' ien, zyn de navolgende. Vooreerst, de geneigdheid van Engeland zelve tot  ( 355 ) tot vrede, welke het zo duidelyk betoond, zo door het dóen dér eerde voordellen tot dezelve , als door het èmpresfement waar mede zy dié tegenwoordig tragt door te zetten. Beiden geven, zo wy ons niet bedriegen,gcnoegfaam te kennen,dat Engeland zyne uitgeputheid voelende, zyner zwakheid bewust zynde, en de gevolgen van dien dugtende, overtuigd is van de noodzaaklykheid des vredes. Immers, na gedurig het lot der wapenen tegen zich gehad en veele verliezen onders gaan te hebben, is het niet te denken, dat eene Mogenheid zo fpoedig zelf op vrede zoude aanhouden, indien die nog genoègfaame middelen voor handen had , om den oorlog nog een wyl tyds uit te houden. Veel liever zou zy dan nog de kans eens wagen ; deels , om een gedeelte van het verlorene wederom te bekomen ; deels om haare vyanden zo veel doenlyk af te matten , en langs dien weg voordeliger vredes voorwaarden te bedingen , dan waar op zy anders zoude kunnen hopen. Kortom; wy vermeinen dat Engelands tegenwoordig gedrag vojledig aanduidt.dat het jeukerig naar vrede is , en men verlangt zelden naar iets van dien aart, 't welk men niet denkt volftrekt onontbeerlyk en noedzaaklyk te zyn. Ten tweede, de geffeldheid der Ierfche zaaken. Een fmeulend vuur van oproer, voor komende uit misnoegen tegen d'Engelfche onderdrukkinge % fchynt alle de bewoners van dat koningryk te bezielen ,• en 't zoude niet te verwonderen zyn, dat zy het voorbeeld der Amerikanen volgende, 'zich Cc 2 POOg-  C350 poogden vry en onafhanklyk van Groot-Brittannien te maken. Engeland bier van zeer wel bewust , is '.effens bedugt, dat zodanige oplland der Ieren zoude onderfteund worden door deszelfs vyanden, en gevolglyk dat het niet alleen gevaar loopt van een tweede hoofdpaerel der kroon te verliezen, maar ook voor altoos onherflelbaar geruïneerd te zyn. Om dit gevaar te ontduiken , om deezen feilen flag te verhoeden, zal het te eerder vrede zoeken. Want alsdan de Ieren op geene vreemde byfland zo ligtelyk kunnende flaat maaken, zullen zy zo ligt tot het uitvoeren van hun ontwerp van onafhanklykheid niet overgaan; en Engeland zyn Vlooten en Leger thuis by de hand hebbende , zal hen ook met weinig moeite kunnen in onderwerping en gehoorzaamheid houden. Eindelyk, de toeffand waar in de vyanden van Engeland zich bevinden, welke hen, indien de voorwaarden maar eenigfintS' billyk en redelyk bedongen kunnen worden , natuurlyker wyze niet ongenygd tot vrede , ia zelfs daar na verlangende moet doen zyn. liet zal niet ondienftig zyn, dit een weinig breeder, hoewel zo kort doenlyk, op te helderen. Amerika , fchoon overwinnaar , fchoon zyn oogmerk, namelyk het verkrygen der onafhanklykheid, bereikt hebbende, en genoegfaaminftaatom zich daar in te handhaven, is nogthans door moord, brand en de verdere onheilen eener langdurige oor-  C 357 ) oorlog , niet weinig verwoest, ontvolkt, en tot een zekeren graad van vermoeidheid of afgematheid gebragt; welke, fchoon die van Engeland niet evenarende, nogthans groot genoeg is, om naar rust en vrede te doen verlangen. Vrede is den Amerikanen ook nodig, willen zy de vruchten plukken, van 't geen, waarom zy zo manmoedig geftreden hebben. Zo dra zy derhalve hunne onafhanklykhc id maar erkend zullen zien door Engeland , dat daar toe genegen fchynt , zullen zy zeer faciel zyn omrrent alle de overige vredesvoorwaarden, en veel liever rust boven eenen voortdurende oorlog verkiezen. Vrankryk, fchoon zeer wel in Haat onder een zuinig en niet verkwistend Koning , nog lange eenen oorlog uit te houden,- voeftevenwel den last derzelve, en fchynt buiten ftaat te zyn, deszelfs marine op eenen nog grooteren voet te brengen, dan waarop dezelve thans is. Immers, indien de Koning zich daar toe genoegfaam in ftaat bevond , zou men niet nodig hebben gebruik te maken van die middelen , waar van men zich tegenwoordig bedient, om de in de WestIndien geleeden fchade aan Oorlogfchepen te vergoeden. Langer oorlogende zou Vrankryk ook niet alleen in de noodzaaklyk gefteld zyn, om zich in fchulden te fteeken; maar bovendien niet verzekerd zyn, dat het altoos even grooten voorlboed van wapenen als tegenwoordig zoude hebben. Het moet des onzes oordeels niet avers van vrede zyn , Cc 3 zo  C 358 ) Z6 dra Engeland maar redelyk aan de hand komr, cn vooral, indien hec de onafhanklykheid van N. Amerika erkent, waarom wel voornamentlyk, Lodewyk het hernas aantrok. Spanje , ondanks de goudmynen welke het in de nieuwe waereld bezit, evenwel niet ryk , en met veel moeite den oorlog gaande houdende , is bovendien altyd in vrees, dat deszelfs Coloristen het voetfpoor der N. Amerikanen zullen willen volgen , en dierhalve rcdelyke voorwaarden aangeboden wordende , is het niet te denken, dat het die van de hand zal wyzen. De Republiek aanbelangende, deeze zoude veelligt wel het best in ftaat zyn, om den oor* log uit te houden, en met kragt en yver door te zetten; doch de nog niet genoegzaame fterkte harer marine, gepaard met de groote fommen die tot het langer voeren van den oorlog zouden moeten befteed worden; voorts het gebrek aan Zcevaarend volk; het verlies van veele bezittingen; het gevaar waarin de overige, voornaamelyk in de OostIndien, zyn; het ftilftaan eindelyk van den koophandel , zonder welke ons Land niet kan beftaan ; zyn allen zo veele motiven, om haar in het werk des vredes niet te doen difficulteeren, indien zy maar de restitutie van al haare Colonien, de vrye zeevaart, en d'affchaffing van het zo vernederend falut kan bedingen: en *t is ook om dit oogmerk te beryken, dat 's Lands Vaderen het manmoedig beüuit genomen hebben, om op het eerfte doch op  ( 359 ) verre na geenfints voldoende vredes aanbod van Engeland , de wapenen nog niet neder te leggen. Zie daar de redenen waarom wy vermeinen, dat eene algemeene vrede fchoon niet daadlyk vooï handen, nogrhans niet van een aller verst vooruitzicht is, en vermoedelyk de aanftaande winter zal getroffen worden:. vooral, indien naburige onzydige mogenheden zich de zaak aantrekken, en het officie van middelaars bekleeden willen. De toeftand intusfehen, waar toe Engeland voor het tegenwoordige gebragt is, zonder te (preeken van 't geen nog zoude kunnen gebeuren of daar uit volgen, is een treffend voorbeeld voor alle andere Naden en Mogenheden, waar aan zy zich veilig mogen fpiegelen. Dat zy daar uit leeren, geen onmatig, en vooral geen te hoogmoedig gebruik te maken van de macht, die zy thans bezitten. Kleine oorzaaken, groote gevolgen , gewichrige uitwerkingen hebbende, kunnen hen van de hoogte in de diepte doen dalen ; van een maximum een minimum doen worden. Albion , zag zyne N. Amerikaanfche Colonisten met verontwaardiging aan, hun, die na veel gedulds geoefend te hebben, eindelyk uit overmaat van on■ derdrukking hun heil in de wapenen zogten, den naam van Rebellen geevende. Die rebellen dagt het met weinig moeite tot gehoorzaamheid en onderwerping te dwingen, doch is door hen gebourgoinneerd en gecornwallizeerd, en na eenen oorCc 4 log  C 360 ) log van veele jaaaen, die onnoemlylce fcbatten ge.' kost heeft, nu eindelyk zo ver gebragt; dat het dezelve voor vry en onafhanklyk zal moeten erkennen , terwyl het verlies van zulke importante bezittingen en den daar uit profluerende koophandel , even zo vernederend als onherftelbaar is. Door een gevolg dier gebeurtenisfe en een even zo onvoorzigtig als ontllaatkundig gedrag , zich vervolgens in eenen oorlog met Vrankryk en Spanje ingewikkeld hebbende , dagt Engeland , zich weinig om die Mogenheden te moeten bekreunen, en nog weiniger van derzelver wapenen te duchten te hebben. Doch het heeft door veele verliezen ondervonden, wat 'er het gevolg van is, wanneer men een getergden vyand te ligt acht. Thans moet het dezelve om vrede verzoeken ; eene vrede die het, nog maar weinige maanden geleeden, zeide, nimmer te zullen maken, zo de erkentenisfe van N. Amerika's onaf hanklykheid, 'er de hoofd voorwaarde van zyn moest; 't geen nogthans heden plaats heeft. Vervolgens een trouwen bondgenoot onverwagts als vyand behandelende , moest het reeds by de eerde ontmoeting op Doggerbanks ontwaar worden , dat de leeuw fchoon zwak cn nog niet ontwaakt, nogtans goede klauwen heeft; en het fchynt nu onze macht, hoe zeer nog niet actief zynde, voor het toekomende ruim zo veel , dan die van Vrankryk en Spanje te dugten: want om wat redenen anders, zou Groot-Brittannien ons zelfs de voor-  ( 3°"i ) voorflaagen eener afzonderlyke vrede zo fpoedig doen. Men voege by dit kort tafereel der Britfche vernedering, de uitgeputheid der fchatkisten; verwarde en armzalige finantien; fchulden die onbetaalbaar zyn; eene zigtbare ontvolking; onderdaanen zuchtende ja bezwykende onder den last der overmaatige imposten, daar uit te wagten verdere emigratien; eenen koophandel kwynende en verzwakt door V gemis van N. Amerika ; inkomllen die verminderd zyn tegelyk met den koophandel, en wat dies meer is. Dan geeven wy een ieder in bedenkinge, of de vrede voor Groot-Brittannien niet hoogst noodzaaklyk ja onontbeerlyk is, en of het wel zo ongerymd is, in het denkbeeld te vallen, dat het te dien einde hoe eer hoe liever de aanneemlyklle voorflagen, fchoon meer uit dwang dan vrye verkliezing doen zal; ja dat het veel zal opofferen; om dezelve fpoedig te erlangen. 1 Een gerucht heeft zich zedert weinige dagen verfpreid, het welk nogthans nadere bevestiging vordert, hoewel het geval reeds onbewimpeld befchreven flaat, in een onzer publieque nieuwspapieren ,• dat namelyk de Landlieden van het Dorp Battum , in Overysfel digt by Deventer gelegen, uit hoofde van zekere bezwaren, waar omCc 5 trent  C 365 ) trent zy nier riaar genoegen voldoeninge erlangden, de Landgoederen der Heeren Sloot en Putman . veele Ichaden zouden hebben toegebragt, cn zich zeiven getracht hadden recht te verlchaffen. Het is bekend dat in Overysfel, de boerenflandveel meer dan in eenige andere Provinte onder» worpen is aan eenige overblyfzelen van de oude dienstbaarheid, en dat dezen last hen onaangenamer is, naar maate zy hunne gèjykftandigen elders meer vryheden zien genieten. Het geval der onredelyke drostendienften, waar tegen de edelmoedige Capellen zo zeer geyverd heelt, is te over bekend , dan dat wy 'er van behoeven te fpreeken. Te dier gelegenheid heeft 'er iets onder de boeren plaatsgehad, dat eenigzins tumultueus was. Het zou des niet te verwonderen zyn, dat hunne geesten naar meerdere vryheden haaiende, zy andermaal daartoe onduimige pogingen deeden. Doch wy hoopen dat het gerugt onwaar mag bevonden worden, en dat ons lieve Vaderland bevryd blyve van binnenlandfche onlusten , die niet anders dan onheilen kunnen te weeg brengen, en de aandagt d.r Overheden moeten afwenden van de groote zaak : naamefyk het kragtdadig voortzetten van oorlog, en het bekomen van eenen zo luisterryken als voordeehgen vrede. Alle fytelykheden zyn laakbaar, zelfs in hen die beledigd zyn; en het is verkiefelyker ja edelmoediger voor een trouw onderdaan, lydzaam te zyn, dan door via facti te ageeren, of zyn eigen rechter te zyn, aanleidinge tot tumulten of gewelddadigheden te geeven. Het is nogthans ook  C 3^3) öok niet billyk dat de lagere Handen door de hoogere op eene onbchoorlyke manier behandeld worden. Indien het dierhalve waar is, dat de aangrayingen waar over de Overysfelfche Boeren zouden te onvreden zyn, eene onrechtvaardige aanmatiging van ibmmigen is, vertrouwen wy, dat de zo wyze als rechtvaardige Regeerderen dier Provintie, daar omtrent ras voorzieninge zullen doen. Een Edelman en een Boer beiden onderdaanen zynde, beiden fchot en lot betalende, hebben ook gelyk recht tot de protectie hunner Overheden; en deeze zyn gefteld, om een iegelyk in zyne rechten te handhaven. B R U-  C3Ö4) B R U T U S. Of het gedrag der Romeinen , in *j ombrengen van Julius Cafar verdedigd. JN het algemeen legt men Bruuts en fommige anderen der zamengezworenen , die met hem in de roemryke daad van Cafars dood deel hadden, ten last; dat zy, hy mogt dan dwingeland zyn of niet, evenwel menigvuldige weldaden van hem genoten hadden, en hem des ten hoogden verplicht waren. Een vreemde tegenwerping! doch dat men eens zegge, waar voor Brutus eigenlyk zo zeer aan Ccefar verplicht was? Hy fchonk hem het leven, 't welk hy hem toch zonder een moord te begaan, niet wel ontnemen kon. Was die daad van Ccefar dan zo edelmoedig, dat hy den geenen, die door zyn eigen eerlyk en deugdzaam hart en de bekende wetten van Romen aangedreven, de vryheid van zyn Vaderland verdedigd had, niet vermoorde? Dan moer men zich ook waarlyk ten hoogden verplicht rekenen aan een ftruikrover, die na u alles afgenomen te hebben, u de gunst doet van u het leven te laten; doch wy vraagen; is men verplicht volgens de regels van eer , gezond verlland en gewetensplicht, een roover te fparen en te ontzien, om dat  ( 3^5) hy geen moordenaar is? Of ftaat het ons niet veel eer vry, hem te vervolgen. Ccefar was voorzeker een der grootfte roovers en moordenaars, die 'er immer leefden. Zo veel menfehen als 'er in dien onrechtvaardigen, Moedigen en verderfelyken oorlog omkwamen , dien hy boosaartig en baldadig tegen zyn Vaderland ondernam, zo veele moorden waren het die hy beging, en de Heerfchappy die by bekwam was een roofgoed, waar van hy zich door geweld onwettig meester maakte. Een man was hy in 't kort, zoo overgegeeven goddeloos, dat de fterkfte uitdrukkingen en hatelykfte kleuren, waar mede men hem en zyn gedrag zoude affchetzen, te zwak en te flauw zyn, om zyne verdienften in haar waar daglicht te ftellen. Het is waar, Ccefar bewees Br Mus veele weldaaden, ja hy verfierde hem met luisterryke bedieningen ,• maar dit waren zyn eigen goederen niet : zy behoorden Rome toe. Hy was alleen rapli largitor, en mild met eens anders goed. Immers, geen het minfte regt had Ccefar op den Staat, of om met den zeiven en deszelfs voordelen naar welgevallen te handelen.';'t Was openbaare dwingelandy en geweldaadige overheerfching. De gunstbewyzen daar en boven, van deeze of diergelyke löort, als zy enkel ftrekken om iemant zyn plicht te doen vei geeten, zyn geen gunften, maar verfoeilyke omkopingen en lokazen, die nooit  C 366- ) ïiooit op iemand invloed dienden te hebben- hem met een dwingeland verzoenen konden; ja dat hy de vryheid boven alles waardeerde ? Dd % i Een.  C 37a ) Een eerlyke ziel, een deugdzaam en grootmoedig man, haat en verfoeit alle hecrschzucht, en fielt alleen daar in zyne glorie , dat hy de menfehen als menfehen weldoe. Eene verheven ziel veracht vergankelyke fchattenen kwalyk verkregen rykdommen; zy fchept geen behagen in fpoorloze en onbarmhartige vermaken, die met eens anders verderf of nadeel gepaard gaan: maar wenscht en tracht niets anders, dan de geheele waereld en een ieder zyner medemenfehen , gelukkig en vergenoegd te maken. Dit is het karacter van een groot van een welgeileld en Vaderlands gemoed ; cn dus was de grootfche, de verheven ziel, van den onderflyken Vaderlander Brutus. Het zy hier in 't voorbygaan gezegd, dewyl wy bier van de gevaarlyke en verleidelyke gunden der Dwingelanden gewag maken; dat voor iemand die deugd en vryheid waardeert, een gering bedaan in een vry land, dierbaarer is, dan het ampt van eerflen Staatsdienaar eens Sultans, die uit krachte van zyn ampt'en alhankelykheid altyd genoodzaakt is anderen te onderdrukken, en voor zyne getrouwe dienden, dikwyls enkel op zyns meesters bevel uitgevoerd, met een drop beloond wordt. Doch keeren we tot Brutus weder. Hy had aan zyn zyde de wet van zelfs behoudenis, die de ziel is der Romeinfche rechten en der Wêften van vryheid, welke byna vyftienhonderd jaar  C 373 ) jaaren waren in ftand gebleven , doch nu gekrenkt wierden door een geweldenaar. Dwingelanden te verdelgen , was ook altyd in die roemrugtige eeuwen van vryheid, voor een lofwaardige daad en doorlugtigheldenftuk gerekend. En gelyk Ccefar als een openbaar vyand van het gemeenebest , alle de wetten van hetzelve tegen zich had; zo had Brutus, de braaffte en beste burger van Rome, het gemeenebest en deszelfs wetten voor zich. Ccefars inftellingen verdienden den naam van wetten niet, maar 't geheele leven van Brutus ftemde met de gefteldheid van zyn Vaderland en den aart van deszelfs regeering, volkomen overeen. Onderftel eens , dat Brutus den geweldenaar van kant geholpen hebbende, he» in zyne heerfchappy was opgevolgd, zo zou hy al thans nooit een grooter onderdrukker en onwettiger overheerfcher kunnen geworden zyn, dan Ccefar was. En zou hy nogthans in zulk een geval, minder geheiligd en onfchendbaar dan Ccefar geweest zyn? Nee», zullen zekerlyk Ccefar voorftanders volgens die zelfde beginfelen zeggen moeten; maar waarom dan nu de daad van Brutus een verfoeielyk ftuk genoemd, dewyl het thans, dunkt ons , al zoo groot een misdaad is, het menschdom te onderdrukken, als het van zyne onderdrukkers te verlosfen. Door geene fterker banden van liefde en genegenheid, kan zeker onze Brutus verbonden zyn Dd 3 aan  C 374 ) aan Ccefar, die Rome overheersen te en deszelfs vryheid verkrachtte; dan waar mede de oufte Brutus verbonden was aan zyn eigen Zoons; die hy om hunne famenzweering tot nerftelling van den dwingeland Tarquinius , die evenwef oneindig minder ftrafwaardig was dan Ccefar , nogthans ter dood liet brengen. Brutus overviel Ccefar onverwagt, 't is waar; maar door een dicrgelyk Hout beftaan , is nogthans de naam van Muitius fccevola onfterflyk geworden, toen hy dcnToskaanfchenKonmgPerfénna, die om Tarquinius te herdeden, Rome eenen onregtvaardigen oorlog aandeed, onvoorziens tragtte te overvallen en van kant te helpen. Even onfterflyk is dus de naam van Judith, om dat zy Ho* lofernus, toen haar geen andere weg open ftond, op eene bedriegelykc wyze om hals hielp. Deeze waren wel beiden vyanden van den ftaat, nogthans geen verraaders van hun Vaderland. Ccefar was tellens vyand en verrader van Rome, en dolus an virtus quis in hoste requirat. Wordt Aratus gedagtenis ooit met fchande gebrandmerkt, om dat hy Nicocles den tyran van 67cionie overviel en verdreef; en heeft hy door die loffelyke daad, niet onfterfelyke roem verworven? Hoe! Waarom was die dwingeland minder geheiligd en onfehendbaar dan Ccefar, die zich aan oneindig meerder gruwelen eneuveldaadenhadlchuK dig gemaakt? GeeQ  C 3/5 ) Geen mensch had ooit meer recht tot waare glorie dan Brutus. Hy bedoelde in al zyne onderneemingen en in zyn geheclc leeven niet anders, dan het welzyn des menfehclyke geflachrs, terwyl Ccefar in de daad de groodte pest en plaag was, die het menschdom drukte. Want behalven de gruwelen, die hy zelfs met eigen hand of door zyne raadgeevingen uitvoerdeverydelde hy noc alle de ondernemingen van deugd en dapperheid der oude Romeinen, die de vryheid trachtte tebevorderen.De Veldflagen die hy dreed,ftreed hy alleen voor zyn eigen belang, en al het bloed dat" er vergoten wierd, wierd alleen tot zyn byzonder voordeel vergoten. De eindeloze en bittere rampen daar en boven die de Romeinfche waercld gedurende een reeks' van elkander opvolgende dwingelanden leed was men ten meerendeele aan Ccefar verfchuldigd om dat hy het eerst een dwingelands heerfchappv opregtte. In dien zin zelfs, mag men hem oorzaak noemen van alle de gruwelen, roof en moorden, die 't Roomfche Keizerryk te lyden had van de Latten, Hunnen, Wandaalenen andere barbaarfche Volkeren; die zich met weinig moere meester maakten van een Ryk, dat door de dwaasheid, de wreedheden en verkwistingen der Keizerlyke dwingelanden, reeds verzwakt en genoegzaam te eenemaal uitgeput, ja vernield was. Indien Ccefar den naam van Vorst verdient dan mag ieder roover en moordenaar, die 'er maar Dd 4 macht  ( 3/6 ) machten boosheid genoeg toe bezit, een Vorst geheetcn worden . en dan kan bloedvergieten , plunderen en verraaden, iemand altoos een wettig Vorst maken. Doch wy vragen het, indien Rob Roy met zyne wilde en onbefchaafde Hooglanders , Schotland veroverd had, zou hy daarom een wettig Vorst geweest zyn? Was Cromwel een Vorst, en zoude Mafaniello of Jack Straw of Putachef, indien hunne ondernemingen hen gelukt waren, daarom wettige Vorsten geweest zyn? Wat Cafars natuurlykebefchaafdhedenaangaat, die verzwaren zyn misdaad merklyk, dewyl hy ze tot kwaade eindens en fboode oogmerken misbruikte. Vervloekt moeten zyne bekwaamheden zyn geweest, nademaal die zyn Vaderland ten verderve bragten! Buiten twyffel waren 'er ook meerandere Romeinen , die gelyke begaafdheden en oneindig grootere verdienden hadden. Brutus is 'er in 't byzonder een voorbeeld van. De Satan heeft ongetwyffeld merklyke grootere bekwaamheden dan Ccefar had, en is zo wel als hy een Vorst, een magtig Vorst; een uitvoerer van Gods wraak ,• en wordt ons nogthans niet uitdruklyk geboden, dat wy hem weerllaan zullen ? De pest is dikwyls een werktuig ter uitvoering van Gods oordeeien. Mogen wy haar daarom door eene geregelde levenswyze , tegengift en andere middelen niet tragten af te weeren ? Dat God de Dwingelanden haat en verfoeit, lydt geen tegenlpraak; en indien zy Gods dienaaren zyn, komt die naam  C 377 ) naam pok met recht de pest, en den Satan zelve toe. Dewyl 'er niemand te Rome was, die tederer van 't Volk geliefkoosd en geëerbiedigd wierd dan Brutus, was 'er ook niemand dien het beter past-' te, den Dwingeland om te brengen. Zyne wysheid, deugd en liefde voor zyn Vaderland, waren by ieder bekend en hoog geprcezen. Hy had de toeftemming en wenfchen des Raads en van alle eerlyke leden op zyn zyde, en 't waren alleen menfehen van overgegeeven hcerschzugt, of die bv den dwingeland hun voordeel hadden, welke hem veroordeelden. Zelfs hadden zy in'teerst na het verrigten der daad, niet eens moeds genoeg, om ze .openlyk te veroordeelen. Het was zelfs een altegroote onvoorzigtige goedheid en edelmoedigheid van hem, ê&thyA/ttonius fpaardc. Nu dees in 't leven bleef, was de wortel van het kwaad niet te eenemaal ui geroeid. Wel haast begon die zyn Vaderland op nieuw te beoorlogen. De Raad nogthans verklaarde zich ten voordeele des Tyrannendooders, en noemde Antonius openbaar vyand van 't gemeenebest, om dat hyDecimus Burtus, een derV.amengezworenen, gewapenderhand beftreed. Zelfs zond de Raad ter verdediging van Brutus de twee Buro-emeesteren met een leger te velde: en was 'er^de verradelyke en ondankbaare jonge Cajar niet tusfchen gekomen, het gemeenebest zou naar alle waarfchynlykhrid, wederom in volle vryheid zyn iierfteld geworden. Maar deeze jonge Staatsver- raa-  raader, de voetftappen van zyn oom Jülius volgende , keerde de wapenen van het gemeenebest, tegen 't gemeenebest zelve, en verbond zich met Antonïus. Wat heilloze gevolgen en bloedige verbanningen dat verioeilyk verbond te wcege bragt, is ieder genoegzaam bekend, cn 'tis des geenszins verwonderenswaardig, dat niemand der zamengezworenen den burgeriyken oorlog overleefde, of zyn eigen dood flierf. Zy waren immers meest alle Soldaten en Bevelhebbers, en fneuvelden doorgaans of met de wapenen in de hand, of op bevel van den over' winnaar. Bragten Brutus en Casfïtts zich zei ven om 't leven, liever dan dat zy hunne vyanden in handen vielen, of den zegepraal van gelukkige Staatsverraders verfieren zouden ,• vèrfcheide opperhoofden van de andere party, hadden zich ook by deeze ooilog, op dezelfde wyze omgebragt: gelyk Dolabellet onder anderen, toen hy door Gaspits te Antioehie belegerd wierd. Was die daad dan alleen over Brutus, als een oordeel des hemels te houden ? Brutus cn Caspus bragten zich met eigen handen om het leven! Wat dan? Gedroegen zy zich dus niet als Romeinen ja als oude dengdzaame Romeinen , dat zy den dood boven de flaverny verkozen? Zulk een geest was het oude kenmerk van Rome een geest, die ieder Romein dien hy bezielde, het heerfchen als dwingeland even hatelyk deed toe- fchynen a )  C 379 ) fchynen, als de onderwerping aan een Dwingelands willekeur; een geest eindelyk, die hen een fehandelyk leven deed verfoeien, 't welk alleen ter°e. nade ftond van een geweldenaar, Laage en lafhartige zielen, kennen de waardy van verheven en edelaartige gemoederen niet. Het is wel ontwyffelbaar zeker, dat wy volgens hetvoorfchrift van den ChristelykenGodsdienst geen vryheid hebben, om met ons leven naar ons welgevallen te befchikkcn, en dat wy geduldig afwagten moeten, tot dat ons de Hemel roept, om onze ellenden te verligten en te eindigen; maar de Romeinen kenden geene andere voorfchrifcen en wetten, dan die der Natuur en reden. Wat overtuigend bewys was'er, 't welk een Romein, 't welk Brutus en Casfius verplichten kon om een rampzaligen fchandelyk leven, boven eenen eerlyken dood te ftcllen ; om flaverny , ketenen kwelling van geest en lighaam te ondergaan; daar alle die ellenden zo gemakkelyk vermyd konden woiden, door alleen dat te doen, 't geen toch ieder mensch, volgens den loop der natuur, eerlang doen zou Het is beter, dagten zy, niet te leven dan ellendig te leven, en geen jammerlyker ftraf kon ooit boosdoenders treffen, dan dat zy leven moesten, zonder hoop van ooit hunne ellenden te zien eindigen. Het ftrekte ook tot geen voordeel der Maatfchappy, dat men door konst of geweld een rampzalig en nutteloos lid in 't leven hield • 't welk door ouderdom en zwakheden , dikwyls anderen ook enkel tot een last verftrekte. In  C 380 ) In die licht moeten wy buiten twyffel het gedrag dier beide Romeinen befchouwen, die alleen door de natuur geleid, ook door geen gronden van Godsdienst, van zelfsmoord wierden terug gehouden. In de gefchiedenisfen vinden wy in tegendeel menigvuldige voorbeelden, van de grootfte en edelmoedigfte helden der oudheid, die een vry willigen dood verkoören, dikwyls in volkomen gezondheid van lighaam en met eene gelykmoedige bedaardheid van geest; of om dat zy van jaaren en glorie verzadigd, niet meer op aarde te wenfchen hadden, en voorde wisfelbeurten van 't veranderlyk geval vreesden; ofwel,' om dat zy zich aan overheerfching en flaverny niet wilden onderwerpen. Dan hier genoeg van. Dat in de burgelyke zamenleeving, niemand zynen medemensch, fchoon hy den dood verdiend heeft, mag om. hals brengen, deunt alleen op dien grondregel, dat geen Lid van de Maatfchappy zyn eigen rechter zvn, en zich op eigen gezag wreeken mag; maar dé draf en voldoening van zyn ongelyk, van de wetten en de Rechten verwagten moet. Doch indien een verongelyker gelyk Ccefar deed, zich boven het bereik van alle rechters en wetten fielt, zo geeft hy daardoor denverongelyktenrecht, om zich zeiven zo hy best kan recht te verfchaffen. Dit deed Brutus voor zyn Vaderland, en deed ook niet meer dan 't geen zyn plicht was.  C 381 ) ZEE VERRICHTINGEN. TAndem ! Daar is dart eenmaal naa 'lang diaalen , zo wy nogthans vertrouwen om. s beste wille, aan de vierige verlangen van Neerlands Volk voldaan, en der Staten Vloot is in Zee gedoken. L)c Scheepsbevelhebberen en Vlootelingen, indien zy door geene al te bepaalde ordersgebonden zyn, zullen des wederom gelegenheid hebben, om hunnen moed te kunnen koelen, het beledigd Vaderland te wreeken , en aan geheel Europa te toonen , dat het aan hun niet zoude ontbroken hebben, om den Brit, die hen zo lang trotzeerde, en 't welk zy door hooge bevelen moesten duld.m, zyne rukeloosheid te draden. Alles verwagten wy en het Vaderland van hen, en niet zonder grond,; want geen Nederlander behoeft m moed of Schcepskunde het voor den Brit op te geeven. Terwyl onze en aller oogen cp hunne aanftaande verrichtingen gevestigd zyn, fmeeken wy den Heemel om deszelfs bylland en beichermmge, op dat de voorfpoed onzer wapenen de voorbode en het werktuig van eenen eerlyken vreede moge zyn; en dat teffens zy, die gezegd worden de werkloosheid onzer marine te hebben bevorderd, en nog alles aan te wenden om de vyanden van het Vaderland voor nadeden te behoeden, ' indien het, hoe ongelooflyk ook, waar is; dat zodaanige veragtelyl.e en verfoeilyke pesStaasim. July. - £e \m  C 382 ) ten onder ons zouden leeven.) hunne voorneeniens te leur gefield , hunne wenfchen verydeld mogen zien! Doch men gelove het ook vry, zyn 'er zodanige onder de Inwoonderen dezer gewesten, de rechtvaardige God zal hen dan ook wel naar evenreedigheid hunner verdienden zelfs in dit tydelyke beloonen. Waarheen is de Vloot gezeild! Welke is haare beflemming? Wat zal zy moeten uitvoeren? Deeze en nog meer zyn even zo veele niet ongepaste vragen, welker oplosfinge wy eersdaags, ja mooglyk voor dat deeze bladeren in 't licht zullen komen, met ongeduld te gemoed zien; doch welke te beantwoorden op het huidige ogenblik niet wel mooglyk is ; dewyl alles wat betrekkinge heeft tot het uitzeilen onzer Vloot, met de nodige ftilte en omzichtigheid, aan een Staatsgeheim eigen, is behandeld geworden. Hoe zeer nu ook deeze geheimhouding nopens de destinatie der Vloot, wegens het nut 't welk zulks kan aanbrengen, loflyk en pryswaardig is en een bewys van de goede voorzieninge onzer hooge Regeerderen opleevert , is het nogthans niet onwaarfchynlyk , dat de Brit reeds vooraf, althans tydig genoeg om 'er zyne maatreegelen naar te neemen, van alles zal onderricht geweest zyn. Want, voor eerst weet men, dat meest alle Mogentheeden vooral in oorlogstyden, hunne Spionnen in alle Landen aan alle Hoven trachten te hebben; welken zy daar voor duur betaalen; van  C 3*3 ) van wier berichten zy gebruik maaken, fchoon zy die perfonafien ondereen uiterlyk fchyn van vertrouwen en agtinge , innerlyk verfoeien. Het zou dus al iets zeldzaams zyn, dat Engeland ook niet hier te lande zyne fpionnen had, 't geen uit verfcheide om Handigheden geheel anders te vermoe. den is ; vooral wanneer men naagaat, hoe het onze Kaaperfcheepen en Commisfievaarders daadlyk by derzei ver uitlopen in Zee weet te vinden, en hen zelfs te kennen geeft, reeds lang te voren den dag ge weeten te hebben, dat die den HollandIchen wal moesten verhaten, Ten tweede, zo lang de Paquetbooten vry en onbelemmerd over en weder kunnen vaaren, zal men ook even zo veele Spionneerende vaartuigen hebben , die alles kunnen obferveeren, en daar van by tyds rapport doen. Waar by komt de faciliteit om door middel derzelve brieven naar Engeland over te zenden. Daarom ook is het veelen onbegryplyk voorgekomen, dat men het aankomen der Paquetboten duldt, en niet verkiest dezelve voortaan als vyandelyke Schepen te behandelen : Gelyk nu ook onlangs de Stad Zierikzee daar op ter Staatsvergadering aangedrongen heeft. . Eindelyk , zederd een geruimen tyd hebben zich verfcheide Engelfche gewapende ligte vaartuigen voor onze Zeegaaten opgehouden, aldaar onverhinderd (o! onbezefbaare zaak! daar drie of vier onzer gereed leggende Fregatten hen konden Ee a ver-  ( 384 ) terdryven.) heen en weer kruisfende, en des alle beweegingen onzer vloot kunnende obfer-" veeren. Deeze en andere nrddelen hebben het den Brit des niet onmooglyk gemaakt, by tyds van alles onderricht te kunnen zyn i en veclligt zal de tyd nog bewaarheeden, dat hy zich kan beroemen onze groötfte geheimen te hebben geweeten: geheimen die zy, (enige weinigen uit : B R I E F AAN DEN STAATSMAN. fflynheer de Staatsman. DE wyl het hard op dromen thans de heerfchende mode is , verzoek ik UE zeer vriendclyk in uw tydfchrift te willen plaatfen, het geen ik onlangs droomde, en 't welk ik de vryheid neem UE hier nevens mede te declen. My dage ik bevond my op een Scheepstimmerwerf, alwaar een groot fchip gereed lag om van ftapel te lopen, en welk fchip my meer tot oorlogs gebruik dan wel tot koopvaardyvaart fcheen gebouwd te worden. Om deeze aangenaame vertoning by te woonen, hadden zich veele aanfehouvveren beneffens my derwaards begeeven. Alles was in gereedheid gebragt, en 'tlaatfte Huk hout dat het fchip tegenhield wierd weggenomen, terwyl een ieder verwagtende was, het zelve met eenen zag.en loop ia 't water te zien afzakken. a Wat  C 419 ) "Wat gebeurt 'er? Ondanks alle moeiten om dat gevaarte in beweeginge te brengen, bleef het zyn plaats houden, en naa lang onderzoek bevond men, dat eenige der bouten welke in de 'kiel geflagen worden, door dezelve dwars heen gingen , en in de hellinge vast waren. Men moest dierhalve afzien voor ditmaal het Schip in 't water te brengen: doch naa dat men de nodige middelen had aangewend, om die uit* fteekende bouten door te vylen , ckc. gelukte het ten lesten. Terwyl di: gebeurde dagt my, dat iemand my op zyde draaide, my vragende. Wat denkt gy hier van ? ■ Ik kan 'er niet van oor- deelen, wyl ik geen kundigheid van die zaaken heb. ■ • Ik wel! Het Scheepstimmeren is myn beroep. Die bouten kunnen niet toevallig langer geweest zyn dan zy behoorden te zyn. Het moet volgens myn oordeel opzettelyk aldus bewerkt zyn ; of om den jongen baas die dit fchip aangenomen heeft te benaadeelen en afbreuk in zyne reputatie te doen; of wel, om den fpoedigen afbouw van dit Schip te vertraagen, opdat het zo veel te later in Zee zullende komen, ook te minder afbreuk aan den vyand zoude doen. In beide gevallen is het flegt gedaan , doch het laaste zou wel het llrafwaardiglle zyn, indien hy of zy die 'er de werktuigen van waren konden ontdekt worden. . Zoudt gy dan denken dat dit laaste plaats had? j—• Dit kan ik niet zeggen; nogthans dunkt Gg 4 my  my is het geval te fingulier, om ten minden niet «nige agterdogt te baaren. Dit laaste gezegde deed my in een foort van woede ontdeeken tegen den geenen, die het werk zo berokkend mogt hebben, en door de fterke beweegingen welke ik daar by maakte, my tegen een der llylen van het Ledikant aanftotende, wierd ik wakker; tot myn groot genoegen, fchoon niec zonder verwondering, ontwaar wordende, dat alles maar een droom was. Zo vond ik my onlangs nog eens bedrogen, toen ik droomde, det 'er een deel arbeidslieden naar eene timmerwerf gingen, en ik hen volgende om eens hun arbeid te zien, nauwlyks hamer of beitelflag konde hooren. UEdelens dienaar P. V. A. BE-  C 421 ) b e r i c h t. TX7Y zyn by verfcheide gelegenheeden ontVV waar geworden, dat fommigen die ons gaarne met hunne Correspondentie zouden willen vereeren , en het een of ander toezenden; daar in agterlyk zyn, in d'onzeekerheid, of ons zulks wel aangenaam is. Wy verzeekeren dierhalve een iegelyk, dat de toezending van goede of authentique Hukken of berichten onder adres van de Boekhandelaaren Allart en Holtrop te Amfteriam , altyd zal erkend worden, door daar van zo veel ons doenlyk is , in dit Tydfchrift een fpoedig gebruik te maaken. d ê  ( 4" ) DE TROUW VOOR 'T VADERLAND. V Erliet weleer zich 't volkryk Romen Op de edle Trouw van Fabius ? Droeg hec, wen Pirrhus haar deed fchroomen, Geen roem op Held Fabricius ? Waarom zou Neerland haar toch wyken, Dat Koningen de vlag deed ftryken Als 't oorlogs onweer loeide op Zeê ? De aloude Trouw is niet verbasterd; En fchoon haar bitfe nyd belasterd, Zy kweekt uit Oorlog, rust en vreê. Gy Temmink, gy, de eer der braaven, Wiens Trouw (leeds bleek'aan 't Vaderland, Gy zyt in 't hartciment begraaven, Schoon U de Nyd heeft aangerand. Hou moed! ei, maak U nooit verleegen, Het Vaderland blyft U geneegen; Het  C 423 ) Het kent reeds uwe oprechte Trouw l Uw deugd, gewoon te zegenpraalen, Verkeert haar glans in Blikfemfiraalen, Wen Laster u befmetten' wou. O Neerland, wyk dan niet voor Romen Sla 't oog Hechts op uw Fabius ! Gy hebt geen Pirrhusfeiï te fchroomen! Hy waakt, als held Fabricius! Hy treed op 't fpoor der wakkre Helden, Die zich voor de eedle Vryheid Helden, En offerden hun goed en bloed. De Amflel kan 's Mans Trouw gewagen! En, of de haat hem moog' belagen; Hy fteekt het hoofd nog op, vol moed.' Laat Laster vry haar gift uitbraaken. De Deugd verduwt haar vuyle gal! De Deugd Hrekt Braaven tot een baaken, De Deugd Haat als een Rots zoo pal. Geen Hagelbuy van lasterfchriften, bewoon de waarheid weg te ziften, Vermoogen iets op V rein gemoed! O zuivre Deugd! o teeld der Gooden! Hoe onvervalscht komt gy ons ncodcn.' Hoe Hrekt ge een troost in tegenfpoed. Wel hem, die met een blank geweeten, Zich heeft in voor- en teegenfpoed, Toe  Tot heil van 't Land getrouw gekweeten, En opgeofferd goed en bloed. Laat zulks aan de ondeugd vry mishaagen; Een boom ftaat bloot voor onweersvlaagen; Een rukwind werpt hem plotdings neer! Dus ziet Gods beeld, op d'aardfche kringen, Door zuure en zoete wisfelingen, 't Veeltyds gemunt op Deugd en Eer.  C 425 ) 5 P A N J fc; /Rostende in het begin der zeventiende V./ eeuw door bataaffche heldenmoed verdedigd, ftond eene belegering uit, welke meer dan drie jaaren duurde , alvorens het zyne puinhopen aan Spinola. overgaf» De Repu-. bliek verloor 'cr 40,000 en de be'egeraarent 80,000 man. Men reekende dat door dees laatften alleen gedurende de zes eerfte maanden, over de 160,000 Kanonskogels verlchoten waren, meest alle.van 30 tot 50 pond , welke van den kant der belegerden, door j00,000 Kanonfchoten waren beandwoord geworden i kunnende dit gedonder zelfs in de ftad van Londen gehoord worden. Gibraltar reeds twee jaren deels geblokkeerd , deels belegerd, heeft in deeze eene merkelyke overeenkomst met Oostende, doende evenwel de verdediging van den wakkeren Britfchen Bevelhebber denzclvcn en zyne Landgenoten meer eer aan, .daii de zo dralende als flauwe attacque, tot dusverre de Spaanfche wapenen aangedaan heeft. Thans evenwel fchynt het ernst te worden, cn het za' order aanvoering des veroveraars Van Minorka wei dra uitgemaakt zyn, of GU Staaism. Aug. H h bral-  (426) braltar eene bezitting van Engeland blyven l of wederom aan zyn ouden meester gehoorzaamen zal. De pogingen beiderzyds aangewend wordende , zo ter bemagtiging als ontzetting , fchynen immers te groot, om niet beflislende te worden. Indien het den Engelfchen felukte door middel eener llerke Vloot, Giraltar te ontzetten of genoegfaam te viélualieren, kunnen de Spanjaarden veilig van hunne verdere pogingen afzien; ten ware zy in deeze tyden eene "nabootfing wilde vertoonen, Van het beleg van Troyen, voor 't welk dc Griekfche Helden , even gelyk nu de Franfche en Spaanfche Helden , hun moed kwamen betonen, of het einde hunnes leeven op het bed van eer zoeken. Omgekeerd, dit den Brit mislukkende, kan hy Gibraltar voor verloren houden , 't welk zich by gebrek aan voorraad van 't benodigde dog fpoedig zou moeten overgeeven , al ware het zelfs met, dat het Guarnizoen door de fatigues en het vyandelyk vuur verzwakt, niet langer tegen de overmacht beftand was. Veellicht, en dit zou ons niet vreemd voorkomen , zal de uitflag van het beleg deezer Vestinge, eene Gebeurtenisfc zyn, die een groot gedeelte van den tegenwoordigen oorlog kan beflisfehen. Immers, 't geen evenzo mooglyk als waarfchynlyk is, de Gecombineerde of Spaanfche en de Engelfche Vlooten beiden pogingen doende, de eerfte om het beleg te  te dekken , de laatste om het ontzet tot dé proviandeering ter uitvoer te brengen, zullen zy noodwendig met den anderen in een gevecht moeten komen, 't welk niet dan fcherp en bloedig, kan zyn; wyl van den uitflag van hetzelve de.eer der beide Natiën en de posfesfie van Gibraltar afhangt. Hy nu die overwonnen mag , worden , zal zyne Zeemacht merklyk. gekrenkt zien, en buiten ftaat gefield zyn, om voorders iets van aanbelang, uic te voeren ,* althans voor het overige van dezen veldtocht,; zó niet by veele confequentien.voor het overige van:.den oorlog: waar door hy des te eerder tot het maken van vrede zou kunnen genoopt worden.' Deeze vrees voor de onzekerheid van den uitflag en voor eene nederlaag i welke te grote gevolgen kan hebben, is mooglyk een der' medewerkende drangredenen, waarom Groot-Brittannien zo aanhoudend vredes voorfteilen doet ?, fchoon de hoofdreden wel degelyk daar in te zoeken is, dat de Hol-< landfche Marine dag aan dag fterker wordt, en dat, onze vyand, die tog. zekerlyk zyne fpionnen zal hebben, welke alles gemaklyk met de i Pacquetbooten kunnen overbrieven , niet onbewust kan zyn, hoe 's Lands Vaderen thans de fnaren op zyn flyfst beginnen te fpannen, ten einde een zo nuttig als kragtdadig gebruik van die marine te maken. , Groote gebeurtenisfen zyn 'er dierhalve voor handen , ter gelegenheid van Gibraltars over» Hh 2 gaaf  C 428 ) gaaf of ontzet, welke wy met ongeduld te gemoet zien; en daar het vuur en'ftaal tog de zaak waarfchynlyk zal moeten beflisfen; "daar 'er tog bloed moet vergoten worden, wenfchen wy, fchoon metmedelyden overdeongelukkigen aangedaan, dat het lot der wapenen ten voordeele van hen mag uitvallen, die met ons eenen gemeenen vyand bevechten, en tot dus verre ook ons in kragtdadige activiteit den loef afwinnen. Js het intusfehen waarlyk wel der moeite waardig , dat om dien dorren uithoek van Europa zo veel bloeds vergoten , zo veel gelds verfpild wordt? Dit heeft al vry zyne bedenking. . Het is wel waar, dat Gibraltar hierom aan Engeland van eenige waarde is, omdat het aldaar eene goede leg- en veilige Ichuilplaats heeft voor zyne Vlooten en f. hepen , wanneer die in de noodzaaklykheid gebragt worden , om onder weg een haven te moeten zoeken : dog dat men daar tegen eens Helle, het geld dat die poscesfie gekost heeft, zo tot inflaatbrenging en onderhoud der fortificatiën; als tot voorziening der magazynen; voorts tot befoldiging der bezetting, als mede het geene heeft moeten bekostigd worden, zo ter gelegenheid van het tegenwoordig beleg als van voorgaande attaques , gelyk die van 1727 , toen het verfcheide maanden ag- te:  i 429 ) ter een, door de Spanjaarden belegerd wierd. Volgens de geloofwaardigiie en moderaatlte uitrekenaars hunner eige Natie , zou Gibraltar a-in d'Engelfchen lèderd dat het 1713 , by de Utrechtfche vrede hun voor altoos in eigendom gecedeerd wierd, meer dan vyfcien rnjlioenen fterlings gekost hebben ; de kosten ter gelegenheid van de aólueele belegering daar niet onder begreepen. Voorwaar eene zo groote fom, dat het twyffelagcig ja nauwlyks te geloven is, dat de voordeelen geëvenredigd zyn aan deeze eminente uitgaven; welke, indien Engeland Gibralter behoudt, tog fteeds zullen voortduren, en altoos eene drukkende bezwaarpost van onvermydelyke uitgaven zullen zyn : eene zaak die in de belabberde finantie-toeftand van het Ryk juist niet zeer te pasfe komt, Op vreemd grondgebied eene niets opbrengende posfesfie te hebben, is in goede Maatkunde, in 't algemeen meer nadeel dan voordeel; boven en behalven, dat het telkens gelegenheid kan geven tot krakeelen en daar uit .ontrtaande oorlogen. De Britfche Staatsminister die zyne Natie aangeraden heeft, de bezitting van Gibraltar te willen hebben, heeft dezelve onzes bedunkens een gevaarlyke en fchaadelyke raad gegeeven. Veel | voordeeliger zou het mooglyk voor de Natie zyn , indien een ander Minister haar tegenwoordig aanraadde, liever die plaats onweHh 3 der*  C 430 ) derroepelyk aan Spanje over tc geeven. eri ten fpoedigtle te ontruimen, onder beding , dat de vestingwerken alvorens door de aóftieele bezitters geheel geflecht zouden worden, en dat zy hun gefchut , volk , en verdere voorraad naar Engeland zouden mogen voeren. ' Kan Gibraltar wederom in bezit te krygen s ook wel een zaak van zo veel aanbelang voor Spanje zyn ? Wy bekennen het, de Engelfchen doen hen van daar'by gelegenheid groote lastigheden aan,' vooral wanneer die twee Natiën met den anderen in oorlog zyn. Het is ook altyd onaangenaam zyn eigen oorfpronklyk toebehorend goed, in eens anders handen te zien, ën Op zyn eigen territoir het grondgebied van' een vreemden te moeten erkennen. Dog 'heelt Spanje niet Havens genoeg , ja zelfs in de nabuurfchap ? Wat kan hem dan Gibraltar en een Haven min of meer fcheelen? Wat kan het hem baaten een dorre rots te bezitten , die geen inkomllen of merklyke voordeelen kan aanbrengen; ja die hen reeds duur genoeg zal komen tc liaan , indien; het die1 door de wapenen bemagtigd ; en hun vervolgens nog jaarlyks groote fommen kosten : * want immers > "de vrees, dat Engeland vroeg of 'laat andermaal zou pogingen kunnen doen s om' wederom in 't bezit van Gibraltar te komen, zal de Spanjaarden nopen, fjk plaatsa na genoeg, in den zelfden ftaat van  v 431 ) van defende te onderhouden, waar in zy thans is , en aldaar gedurig een genoegfaam Guarnifoen te hebben. Men zal mooglyk zeggen, Spanje kan alles demolieren; dit is waar, maar dan ook kan Engeland het naderhand zo veel te gemakkelyker wederom machtig worden, indien het dwaas genoeg mogt zyn, zich door dien lust te laten bekruipen, en andermaal daar aan zwaare kosten te fpcndceren. En immers , de Britfche hoogmoed en heerschlust, is tot alle buitenfporige denkbeelden en ondernemingen gefchikt. Wat 'er ook van zyn moge, Gibraltar is thans het voorwerp van een groot pleitgeding, 't welk de eer der beide Naden niet gedoogt te laten lTeeken, en des door Vuur en Staal zal moeten ten definitive uitgeweezen worden». Dog was 'er het poinót van eer niet mede. gemengd, Span;e had veel voordeeliger zyne wapenen elders kunnen gebruiken," en meer nut van zyne gelden kunnen hebben^ dan beide te verlpillen om die Stad en Fortres te bemagtigen: ja veelligt dat het zelfs beter deed, kon zulks gevoeglyk gefchieden, Gibraltar aan Engeland te laten behouden^ als eene voor hetzelve kostbare bezittinge zynde, die, daar dat ryk reeds met fchulden overladen, gebrek aan genocgzaame inkomften zal hebben, derhalven meer en meer eene drukkende last zal worden; zeer gefchikt om het finantiele nog verder in de war te helpen, en dat ryk nog tot lager ftand te Hh 4 bren-  C 43» ) brengen: te meer, wyl het door deeze belegering ondervindende, hoe Gibraltar in groot gevaar kan gebragt worden, het nog meerder onkosten aan de fortificatiën zal moeten doen, en fieeds aldaar nog fterker beze:ting houden; ten einde het voortaan tegen alle gevaar te beveiligen, Indien Gibraltar overgaat, zal het den Spanjaard eer aan doen, dog nimmer zo veel nut aanbrengen als de voordeelen op de Engelfchen in de Golf ofBaay vanHonduras behaald, door 't overvoeren van eenige deezen toebehorende bezittingen ; welke juist op zich zeiven niet van groot belang zyn, dog hen veel waardig waren, alzo zy van daar eenen voor Spanje aller fchadclykfte fluikhandcl op de fpaanfche Westindien dreven: zynde het altoos de verzamelplaats vanalIedeLorrendraaijers en Smokkelaars geweest; in welk beroep de Britten meesterlyk ervaren zyn. ZEE  C 433 ) Z E E-V ERRIGTINGEN. t - ihtnó.' VAn alle kanten veel ophef, veel uiterlyk vertoon en weinige verrichtingen, is in korte woorden alles, waar toe zich de operatien zo wel der Britfche als Gecombineerde en Nederlandfche Vlooten tot dusverre in Europa bepaalen; en wy hebben, (hoe zeer wy van harten door eenige luisterryke verrichtingen aan onze zyde het tegendeel ondervonden hadden ) ons zo het fchynt niet vermisgegist, toen wy in ons laaste ftukie ons in deezer voege uitdrukte. „ Wy twyffeleii of de Brit wel gelegenheid „ tot eenige verrigtinge van aanbelang zal gee„ ven, en of die, nu onze Vloot in Zee zien„ de, en teffens het naderen der Spaanfche en „ Franfche gecombineerde Vlooten dugtende, „ niet op zyn beurt kiekeboe zal fpeelen, &c"" „ Niet vreemd zyn wy zelfs van te ver- „ moeden, dat nog onze Vloot met die dei* „ Engelfchen, nog die der Engelfchen met de „ Franfche en Spaanfche tot een zeefing, al„ thans dccilïvcn Zeedag zullen komen dc." „ Mooglyk zelfs zyn de Vlootv oogden „ belaft, alle actie tevermyden, die niet door dc zekerheid althans de grootfte apparentic „ van de overwinning te zullen behalen, vooraf «> gegaan worde"  C 4U ) De Gecombineerde Vhoi is in liet Canaal verfcheenen, heeft quali eens jagt gemaakt op die der Engelfchen, en na een kort verblyr'in dien oord; na eene groote vyandelyke KoopvaardyVioot te hebben laten voorby zeilen, is zy naar huis gekeerd ; de Spaanfche Vlootvoogd met zyne fchepen door zynen meester te rug ontboden zynde. De Britfche vloot , nooit moediger dan wanneer zy de iterkfte is, heeft zich op eene verre afïtand gehouden, geen lust in het vegten hebbende als de zwakfle zynde. Zie daar de luisterryke verrigtingen van beiden; waarlyk niet der moeite waardig dat zy 'er om in Zee verfchenen. Nogthans, zy hebben gewigtiger zaken voor, en het toneel hunner bedryven is in de nabuurfebap van Gibraltar bepaald. Zy en de hunnen hebben ook reeds elders 't een en ander uitgevoerd, 't welk blyken van groote activiteit opleverd. Dog wy Nederlanders ! Welke zyn onze krygsverrjgtingen gedurende deeze Veldtocht? Geene. 's Lands Vloot , fchoon laat in 't jaar, is uitgezeild; zy heeft gekruist in de Noordzee; de vyandelyke kcopvaardyvlooten hebben haare waakzaamheid weten te ontfnappen, cn al wat zy verricht heeft beftaat tot dus verre in het nemen van drie of vier kleine koorvaardyers, 't welk de Zeeuwfche kaper fomwylc binnen weinige dagen doet, wanneer hy het geluk heeft, niet vooraf by 't uitzeilen, reeds verraden te zyn, en door een overmagtigen vyand opgewagt te wor-  ( 435 ) ■worden: want by aanhoudendheid fchynt die goede Correspondentie te hebben. In zo verre zyn dus de verrigtingen van onze vloot even dezelve als die der Gecombineerde; dog deeze is daadlyk wederom op iets anders uit; terwyl de onze binnen gelopen zynde, men voor als nog onkundig is, wat die verders zal uitvoeren, en of zy beltcmd is tot eenige andere onderneming , dan wel orn wederom zo lang in onze Havens uit te rusten, tot dac het jaargety te verre verlopen zal zyn, om zonder gevaar in zee te kunnen fteeken. Hoe onwaarfchynlyk, hoe weinig te wenfchen dit laatste ook zyn moge, kan men het evenwel als geenonfnooglykheid befchouwen , en veelen geloven wy, dat daar over niet verwonderd zouden zyn want waarom zou hetzelfde niet kunnen gebeuren, dat in den voorleeden jaar e plaats pam? Terwyl de tyd zulks leeren zal, is het intusfehen zeeker, dat 's Lands Vloot op deeze haaren tocht geene groote zaaken verricht heeft, niet uit gebrek van moed of anderszins, maarzekeiiyk zo wy vertrouwen, uit mangel aan goede gelegenheid: want indien hare verrigtingen, zich volgens het plan van de Concert te ageren, provifioneel eenig moesten bepalen tot het dusverre uitgevoerde, kan men veilig zeggen, dat Vrankryk eene gemaklyke en toegevende geallieerde is. Wel-  ( 436 ) Welke ook de oorzaaken van bet binnen lopen onzer Vloot mogen zyn , de Britten hebben nu intusfehen de Noord-Zee ruim , en des jroede gelegenheid v of om ons andermaal met een vloot tc komen tergen tot vlak voor onze Zeegaaten , of wel om veilig haare Convoyen uit de Oost Zee t'huis te krygen. H, t is waarlyk al merkwaardig en zeldzaam dat alle omltandigbedenj zich zo gelukkig voor hen fchikken. Dog veelligt zal 's Lands Vloot door verfehe Schepen verfterkt, eersdaags wederom uitzeilen; 'tzy om volgens het plan met Vrankryk afgefproken te ageeren , 't zy om op zich zeiven iets van gewicht uit te voeren. Die wenfchen wy en alle welmenende Vaderlanderen met ons: want te Oorlogen op den voet gelyk wy tot dus verre hebben moeten doen,' is na genoeg zo goed, als of wy niet Oorloogden; en de eer by Doggersbank behaald, dient noodwendig door iets reëelder vermeerderd te worden , om tot eene beftendigc, beftaanbare en eerlyke Vrede te komen. Het is bekend dat 's Lands Leger te Velde trekkende , den Veldheer eenige lieden uit de Hooge Regeeringe, onder den naam van Gedeputeerden te Velde worden toegevoegd, zou het wel kwaad zyn, dat de Vloot uitzeilende, men het zelfde deed omtrent den Bevelhebberder-  ( 437 ) derzelve ? Hoe kundig , hoe moedig ook ; nogthans gebonden aan zyne inftructien en ordres j kan hy niets voor zyne rekening neemen, en durft ook nooit, wanneer er zich gelegenheid toe op doet, iets wagen. Veeltyds hangen evenwel de zaken af van heC gepaste oogenblik en van de faculteit , om iets te mogen. en. durven beftaan. De 'Ge*' deputeerden namens de Souverain het hoogst'! bevel voerende, kunde hem dan in zodanig geval autorifeeren , des noods gebieden; ter-; wyl hy van de verantwoording bevryd blyvende, niet anders te doen.had, dan die beveelen te executeeren en zyn heldenmoed te koelen, i Het zou ook nog een ander byzonder nut hebben, in de [tegenwoordige tydsomftandigheden. De Natie beklaagt zich over inactiviteit, en fchryft die toe, of aan de gebiedende of aan de uitvoerende macht. Veeler verkeerde en hatelyke verdenkingen hebben plaats. Zy zou nu de verzekering hebben, dat alles onder het oog van de perfonen gefchiedende , • die den Souverain verbeelden , er ook niets verzuimd wierd. De Gedeputeerden op de Vloot, noodwendig kennisfe moetende hebben van de Bevelen , door Zyne Hoogheid gegeeven , zouden kunnen' tot getuigen ftrekken , dat dezelve wel eri gepast gegeeven waren ; terwyl zy dezelve in d-;eze of geene gelegenheid niet voldoende, oordeelende, die volgens  C 430 g«ns de hurt verleende macht zouden kunnen altereeren of verbeeteren , na dat de omftandigheden zulks noodzaaklyk maakten. Zyne Hoogheid zou daar door gedekt zyn, tegen alle die foort van verdenkingen, welke uit verfcheide omftandigheden genoegfaam blykt, dat by veelen, fchoon zo wy vertrouwen zeer ten onrechte, tegen hoogst denzelven opgevat zyn. Het is zelfs om van alle nafpraak bevryd te zyn , dat die Vorst het aanltellen van Gedeputeerden op de Vloot, natuurlykerwyze zou kunnen begeeren, en het zou geenfints een vyand van deszelfs perfoon zyn, die der zelve ernftig aanraade , het voorltel daar van aan den Souverain te doen, en daar op ten iterkfte aan te dringen. Dit plaats nemende , zou ook de geheels natie de overtuigfnge hebben , dat al wat er door s'Lands Vloot verricht wierd, welverricht was, en niet anders had kunnen verricht worden , naar gelang van omftandighe ■, den; wyl zulks alles zou gefchied zyn gelyk wy zo even zeiden, onder het oog van de onmiddelyke reprefentanten van den Souverain. De algemeene Staaten beflooten gelyk bekend is, den 16 November van het afgeloopen jaarfc,' zyne Hoogheid aan te lchryven en te verzoeken $  / C 439 ) ken, tot het geeven van de nodige beveelen^ tot het verleenen van Convoy naar de West* Indien, overeenkomftig het aandringend verzoekfchrift , door Reeders en Deelgenoten van Schepen op Suriname varende , en aan H. H. Mog. ingeleverd. Zyne Hoogheid antwoörde daar op by eene Mislive aan H. H. Mogende : „ Dat de gej, voelcns van den Vicc-Admiraal Hartzinc&j „ den Schout by Nagty*» Braam, en van al„ le Officieren, die onder 't opperbevel van „ gemclden Schout by Nagt beflemd waren, om de Schepen naar de Oost-Zëe te geleiden, „ gelyk meede van de Vice-Admiraalen Reynst, „ cn Zoutman, den Schout by Nagt Dedel en „ Kingsbergen , als ook nog van de gecom„ mitteerdens uit de Admiraliteiten , daar in „ overeenkwamen : dat het in het toenma„ lig jaargetyde niet raadzaam was, een Con„ voy naar de Oost-Zee te zenden , nogte „ ook benoorden om, met een Esquaderte Con„ voyecren, als ftrydig tegen alle regelen van „ Soldaat-en Zeemanfchap: oordeelende Zyne „ Hoogheid het niet raadfaam, om van deeze „ advyzen af te gaan." Verfcheide redeneeringen wierden hier over gehouden, komende het aan veelen voor, dat het zeer wel doenlyk was, fchoon in een ongunstig jaargety , zonder gevaar benoorden om te vaaren, en dat men des daar toe ligtelyk had kin>  C 440 ) kunnen en moeten befluiten , eensdeels om Suriname geen gebrek te laten lyden, en niet aan grotere gevaaren te exponeren, in geval* le eener zeer mooglyke Vyandelyke Attaque; anderdeels, ten einde de Reeders der gereedleggende Surinaamsvaarders tegen zwaare kosten, lchaaden en wat dies meer is tc bcvryden: ja dat zelf om deeze beide redenen, men de zaak had moeten beproeven en waagen, al was die zelfs hachlyk. 'r Wy en alle weidenkenden, hielden ons intusfehen overtuigd, gelyk wy ook nog overtuigd blyven , dat gemelde Zee Officieren in deezen geadvifeerd hebben , volgens eed en plicht, overeenkomstig hunne kunde, ervarenheid en omzigtigheid. Nogthans doet er zich thans iets op, 't geen toont, dat het niet geheel onmooglyk was , in dat jaargetyde , benoorden om te zeilen, en dat het gevaar zo groot niet zou geweest zyn , als het toefcheen. Want het is zeker, dat, kan een KoopvaardySchip het in die reis doe;i, dan ook fterk gebouwde Oorlogfchepen , aan welkers boord genoegzaame manfehap was om het werk te doen, en die onder het bevel Honden van Officieren ? zckerlyk veel kundiger dan particuliere Koopvaardyfchippers, cm ook benoorden om naar Surinaame konden zeilen , en het gevaar voor deezen veel geringer moest zyn geweest. In de publieque nieuwspapieren , op het Ar-  C 441; Artikel der. Zeetyding, leest men nu, datd* Kapiteins Smit van Surinamer) , te Embden , den 4. Aug. en van Haften den ri. dito in Texel zyn aangekomen,- welke beiden benoorden; om gezeild zynde in hunne, uitreize, aldaar den 5..April arriveerden, gelyk ook nog een derde den eerden Mei. Zy zyn dus derwaards vertrokken in dat zelfde laizoen, waar in onze gereedleggende Sun'naamsvaarders door gebrek aan Convooi niet konden vertrekken." Indien het gevoelen der Gecommitteerden uit de Admiraliteiten en dat der Vlag-Officieren, nu daar henen geheld had , om de reis be-. noorden om te waagen, zou het Convooi naar alle waarfchynlykheid even zo wel als; deeze drie Schepen , dezelve gelukkig vol-, bragt hebben , en Surinaame een Colonie van zo veel aanbelang voor den Staat, zou te eerder uit de verlegenheid zyn geholpen geworden. ... Vee'Iigt zal men zeggen , . de opgeroeide Koopvaardyfchjppers zyn waaghalzen geweest. Dit kan zyn , en zelfs zou men het veilig kunnen geloven, indien er van een enkele gefproken wierd ; dog dat alle drie eni hunne equipafien het zouden zyn, is kwalyk te vooronderftellen. Zy hadden hun leven vcrmoedelyk zo lief als alle andere menfehen, er» .Staatsm, Augustus. Ii zou^  C 442 ) zouden den tocht niet ondernomen'hebben, indien zy aan de mooglykheid van dien tc volbrengen hadden getwyfïcld, Reeds blootgefteld aan het gevaar van eenen vyand te kunnen ontmoeten, zouden zy niet moetwillig een tweede gevaar hebben willen ondergaan. Insgclyks , zouden huilne reeders de bodems en de Laadingen de zelve, van welkers behoud hun fortuin , althans gedeeltelyk afhing, zo ligt niet gewaagd hebben, ind en zy er merklyk gevaar in gevonden hadden. Evenwel, om dat een zaak wel uitvalt , is het daarom niet beweezen, dat men voorzigtig gehandeld heeft. Wy willen eenig door deeze redeneering aantonen, dat het Convooi even zowel als deeze drie Fchepen, des noods benoorden om had kunnen Zeilen; dat hetdoen]yk was, en dat het gevaar zb groot niet zou geweest zyn: dog geenszins dat het geheel buiten alle gevaar was , en dus volledig voorzigtig zou zyn gehandeld. Niet alleen 's.Lands Schepen die het zo noodig heeft, maar ook en ryk Convooi aan eenig gevaar te exponeeren , zou onverantwoordelyk geweest zyn , voor hen , die deswegen geraadpleegd wiprden. Zy deeden dan pryslyk deswegen hun cordaat gevoelen te zeggen , en te verklaaren - dat uit hoofde van zodanig gevaar, het zeilen benoorden om > tegen de  ( 443 ) •de regelen van Soldaat-en Zeemanfchap ftreedk Zy hebben niet gezegd, het is ondoenlyk, maar; eenig het is ongeraaden, om dat het met gevaar gemengd is. Zy zouden gehoorzaamd en bereidwillig hun leven gewaagd hebben, indien men hen ondanks hun advies bevolen had, het anker te lichten* Indien hun advies nopens het beftoordenorrj zeilen, twee maanden of zes weeken vroeger was afgevraagd , is het ongetwyffeld te denken, dat die zelfde brave Officieren , die nu , daar het zo veel laater was geworden, eeds, phchts en voorzigtigheidshalven er tegen moesten opponeren, 'er dan vóór zouden geltemd hebben; als eene zaak zeer wel doertlyk en zonder gevaar , althans zonder groot gevaar , en niet volledig ftrydende tegen de regelen van goede Soldaat - en Zeemanfchap. Dat nu de Surinaamfche Schepen , reeds lange voor November gereed cn in ftaat geweest zyn, om Zee te kunnen kiezen, is een ieder bekend, en blykt ook daar uit, dat de Reèders en Deelgenoten van die Sche* pen, anderszins niet by requeste om befcherming zoude verzogt hebben. De vraag is dierhalve ; of het niet mooglyk zou geweest zyn, eerder eenige Oorlogfchepen of Fregatten in gereedheid te hebben , om hen te kunnen Convoieren, en z > ja, wac toevalÜ 2 lig©  C 444 ) Hge oorzaaken zulks belet of vertraagd heb* ben. Dewyl nu door de Regeerderen van Lei' den een voorltel is gedaan, ter Vergadering van Holland , tendeereiïde , om van zyne Doorlugtige Hoogheid, in qualiteit als Admiraal Generaal te verzoeken, Copie van alle Orders * door hoogst denzelven , in die qualiteit, van den beginne des Oorlogs tot op heden toe , aan de Commendanten van ' s Lands Vloot of Schepen , zo binnen als buiten Europa gegeeven, als mede Copie van al het voorgevallene in de respective Zee - Krygsraaden betreklyk de befcherming der Commercie , en generalyk naauwkeurige opening op veele onderfcheiden en alleszins gewigtige poincten , door Regeerderen voornoemd omtrent de werkelooze directie van zaaken voor gefteld ; dewyl zeggen wy , dit voorftel door die Leydfche Vaderlandfche Regeerderen gedaan is i zou het wel der moeite waardig zyn , op dit Huk ook te inquireeren; indien dat voorftel , reeds door eene dankzegging van wegen Hun Ed. Gr. Mogende beantwoord , na hoogst derzelver rype deliberatie mogt geapprobeert , en in een Provintiaal Staatsbefluit veranderd worden. Intusfehen herheugen wy ons , dat de zea-  C 445 ) zekere berichten binnen gelopen zyn, vari 't gelukkig en onverhinderd arrivement der Surinaaamfche Koopvaardyvlooc, in 't voor* jaar derwaards onder geleide van eenige Oorlogfchepen gelievend. Ach , mogten onze in Noorwegen en elders leggende OostIndifche Compagniefchepen , ook eens zo gelukkig zyn, door eenige Oorlogsbatters afgehaald te worden en behouden in 't Vaderland aan te komen! li 3 HET  C 446 ) jH E T VADERLAND, In tyden van rust en vrede, wanneer geene fterke fpringvcercn noodig zyn , word men de gebreken eener Regeering naauwlyks gewaar, want zelfs de beste regeering heeft haare zwakke zyde. Dan ook behoeft men geene groote pogingen te doen , alzo men naauwlyks eenige tegenftand vindt. Dit kan door voorbeelden uit de gefchiedenis onwederIpreeklyk aangetoond worden. Omgekeerd, in tyden van Oorlog of anderszins , wanneer het op de welvaart van den Lande, van den Staat, aankomt; wanneer het te doen is om deszelfs behoud en de bewaringe der bronnen die deszelfs welvaart uitrmaaken cn bevorderen; dan komen de gebreken van de Regeeringswyze voor den dag, en openbaren zich allenskens als verborgen kwaaien ; even gelyk die in de minfte tegenfpoed van het lichaamsgeüel te voorfchyn komen, cn de hulp van een zo kundig als omzigtig Geneesheer vorderen. Dog óm ryst er wel eens verdeeldheid van belangen en oogmerken , des ook van gevoelens om die tc bereiken , waar door ook komt te gebeuren , dat de misbruiken zich allerzyds des te beter vertoonen. Juist  ( 447 ) Juist in deeze toedand bevindt zich thans ons lieve Vaue and , in het welk twee hoofdparty en gevonden worden , die zich beide Patriottisch noemen , dog hemelsbreed in den» kingsaart, oogmerken en handelwyze van den anderen vericlni;en. üe> eene zoekt door ge paste midde'en het Vaderland te behouden; deandere door vaste ketenen te binden eo af. hanklyk van Engeland tc doen worden. De eene doet edelmoedige pogingen, om den Vry en ftaat ook yry te doen blyven. De andere bevly- | tigt zich , om het belang van onze vyanden te blyven aankleeven; zy weet de gelegenheden te verydelen, die zich aanbieden, om onzen Vyand naar mate van 's Land magt, wezenlyke afbreuk te doen ; met een woord, zy heeft de Engelfchen altoos zo veel docnlyk in de handen gewerkt , de welmenende pogingen der oprechte Vaderlanders fteeds met kragt en geweld dwarsbomende. Nu zelfs , daar het Britfche Ministerie aan lagerwal gerakende , aan de hand komt , nu zelfs zouden zy nog gaarne hemel en aarde beweegen, ten eindeeenen afzonderlyken Vreden temaken, eu de Republiek in dezelfde ja nog veel erger omftat.digheden te brengen, dan waar in zy te voren geweest is. Dog Gode zy gedankt! Haare vermogens hebben een einde genomen , en het Vaderland zal onder 's Hemels byftand nog door ware Vaderlanders behouden worden, li 4 De  ( 448 ) De goede denkbeelden beginnen algemeenier tc worden , Cn het verval onzer marinte aan de eene kant, nu dezelve zich hcrlielt; dé inactiviteit waar méde deezen Oorlog s,cVoerd word, aan den anderen kant, hebben veelen de oogen geopend, van hunne dwalingen doen terug komen , en op hét vsderlandiche fpoor gebragt. De flemme des Volk roept Om verbetering. Alle die het Vaderland lief hebben maken zich diets, dat cr in 't algemeen bellier! onzer marine wezenlyke gebreken plaats hebben , Welke 's Lands weivaart en belang vorderen, dat nagevorscht en gecorrigeert worden. Aan deeze noodzaaklykheid zyn dan ook toe. te fchryven de Vaderlandfche Propofitien der nooit volpreezen Stad Leyden, der vrye Friezen en dappere Zeeuwen ,■ welken zekerlyk zich deezen regel zullen herinnerd hebben ; dat men in tyden van groot gevaar of zaken van groot gewicht , ook een groote party moet weeten te kiezen , en dus te langdurige aarzeling en te verregaande omzigtigheid eindelyk ophoudt omzigtigheid te zyn. En in de daad ook, in zodanige uitersten, zyn ftoute flappen doorgaans die, welken met het meefla fucces gekroond worden. * Het oogmerk dus , waar' op men thans uit is, bedoelt , onderzoek te doen nopens ai wat fs Lands Marine betreft en..deszelfs verrich• • tin-  C 449 ) (togen , om langs dien weg te ontdekkea, oF er eenige misbruiken of niet genoegzame goede directie van zaken plaats heeft ; of af wat gedaan is, is welgedaan; of men nog meer en beter hid kunnen doen , en wat dies meer is. Hier toe tenderen de voorftellen van Leyden, Vriesland en Zeeland', voorftellen die uit welmeenende Vaderlandsliefde voorkomende, des de erkentenisfe en dankbaarheid van alle weidenkende wegdragen , en welke, indien; zy al met ter uitvoer gebragt konden worden of verydeld wierden , althans die aanzienlyke Leden buiten »alle nafpraak ück van plichtverzuim jegens den Lande en deszelfs ingezetenen , voor welke te waaken zy zich'by duuren eede verbonden hebben. Mislukken hunne pogingen, veilig kan men dan tot een ieder van die Vaderlanders zeggen; Schoon gy door rotzen, Heil van toppen, zyt omtogen, En, waar ge uwe oogen wendt, een afgrond gaapen ziet: Schoon ge allen byftand derft, de hoop zelve u ontvliedt ; Schoon aarde en hel vereend, zyn tegen u bewogen; Nog leeft hy', op wiens wenk de boosheid itort ten val. Hy zal in uwen nood tot uwe hulp ver• fchynen, li 5 U  C 450 ) ; U hoeden door een wacht van trouwe Seraphynen , Terwyl hy dafgrond met uw Iastraars dempen zal. Deeze gehec DE VERPLIGTING VAN KEU VORST tot DEUGD. AAn 't gedrag en gewoon bedryf van ecu Vorst, kent men deszelfs aart en gemoeds gefieltenis. Voert hy ze'fs in perfoon niets uit , men heeft de oppe;lieer[chappy of beitiering der zaaken n'et by hern maar by ande.cn te zoeken, en doet hy niets dat heilzaam en pryswaardig is, het ware beter dat hy nooit zo hoog of tot den troon veihe.en was geworden. Die het geluk en 't welzyn van alle ia zyn handen heeft, legt onder de onvermydelyke verplichting, pm zorgvuldig agt te geeven, dat 'er niemand ongelukkig zy, dat 'er niemand voor geweldenary cn onderdrukking bloot ftaa; en dewyl zyn eigen voorbeeld van groter kragt en algemeener invloed is, dan eenige vermaning, bevel of bede, ja dan de wetten zelve, of de bedreigingen en ftraffen, past het hem boven al, zich met de uiterfte op-  t ( 455 ) oplettendheid wys en deugdzaam te gedraagen. Hoe luisterryk en roemwaardig is het niet voor een Vorst, dat ieder daar een gloi ie in ftelt, dat hy deszeTs voetitappen navolge! Hoe fchandclyk en verfoeilyk, dat hy een voorganger en leidsman zy, tot verbastering en ongebondenheid ! Grootcr en verhevener behoort hy in loffelyke zecen te zyn, dan in gezag en aanzien; en zy n deugd dient zyn gezag te overtreffen. Te vergeefs zal hy de onaeugd door ftraf zoeken te ffuifen, indien hy zig zelf in ondeugd verloop:- He"; handhaavcn en uitvoeren van biilyke wetten , zal hem een lmet van onrechtvaardigheid armwryven, indien hy zelf zig aan [dèrzelver overtreedmgc fchuldig maakt; en de ftrengheid dei' ge. egtigheid zal nooit zo groot een omzag verwekken, als het gedrag en voorbeeld van hem , die derzelver weegfchaal in handen houdt. In Peru, toen het geflagt der Inca's nog op den troon zat., wierd iemand van koningiykeri bloede of van den eerften Adel, indien hy de wetten overtreeden had, met meerder geit-engheid en zwaarder gedraft, dan een gemeen onderdaan; verbeurende hy alle zyne voorregten, eertytels cn waardigheden , terwyl men hem met den naam van verrader cn dwingeland brandmerkte. Men dagt het ra;:dzaam en billyk, de zulken te vernederen, die zig zei ven wel  C455 ) wel tot ondeugd en lafhartige bedryven hadden willen vernederen , en hen tot een openbaar voorbeeld tenfchrik te Hellen, die anders doof hun aanzien en grooten invloed, waarfchyniyk een menigte van menfehen met zich, ten val en verderve fleepen zouden. Om die zelfde oorzaaken en reden, wierd de ftraf van een Overheidsperfoon, die zich aan wanbedryf had fchuldig gemaakt, meer gefchikt naar het ampt dat hy bekleedde, dan naar de zwaarheid van zyn misdaad. Dit gefchiedde, dewyl men oordeelde, dat het geringfle mifdryf niet te dulden was in een dienaar der geregtigheid, wiens plicht medebragt de ondeugden te ftraffen cn te beteugelen, en~daarom de wetten zelve zo Hipt en nauwkeurig, als zyne minderen, waar te nemen. Men verhaalt, dat die Inca's met zo veel liefde en hartelyke genegenheid voor het welzyn van hun volk zorg droeg™, dat zy eerder Vaders van hun Vaderland en voogden der onmondige weezen, dan Koningen over hunne onderdanen, verdienden genoemd te worden. De indianen gaven ze den naam van Vrienden of Befchermers der Armen. Dus behoorde zig elk Vorst te gedragen en die lofFelyke voetflappen na te volgen. Zyn leeven en gedrag ftaat als een heldere baak en wegwyzer voor ieder bloot; elks oogen zyn op hem gevestigd; de aneesten volgen zyn treeden, en naar dat hy ten  C 455 ) ten goede of ten kwaaden voortgaat, zal men veel al in zyn Land de deugd of ondeugd de overhand zien neemen. Dus maakte Vespafianus binnen weinige jaren door zyn voorbeeld, geheel Rome lpaarzaam, en flopte in dien korten tyd, den geweldigen vloed van verkwisting en fpilzugt, die federd honderd jaren het ganfche Ryk overftroomd had. Hendrik III. deed de Franfchen tot ongebonden zeden uitfpatten, gelyk Rink-ar d II. de Engelfchen. De zeden neemen doorgaans zo wel als d» mode's haaren oorfpronk uit het Hof, en derzeiver bederf verfpreidt zig met geen minder fpoed en fnelheid, over de ganfche Natie. De Hovelingen en inzonderheid de jonge Edellieden van het hoogfte aanzien, iïellen 'er eer in, dat zy van dezelfde fmaak en neiging zyn als hun Vorst: de mindere Adel volgt hun na, en dat voorbeeld daalt eerlang neder tot de burgers en 't gemeene foort der onderdaanen, die tog doorgaans de Grooten gaarne willen na-apen. De regeering van de loffelyke Koninginne Elizabeth en van haaren Opvolger, geeven ons duidelyke en overtuigende blyken aan de hand, hoe veel kragts en invloeds het goed of kwaad gedrag van den Vorst heeft, om de zeden des Volks te befchaaven of te verwilderen, en lafhartigheid van ziel of edelmoedige gevoelens aan ts  C 45? ) té kwee1: en.'Het wel voorgaan der Overheden j doet de ingeze enen wel navolgen, en Peer? Je-er middel is er, om de ongeregeldheden der onderdaanen m orde te brengen, dan dat de Vorst zelve naar orde en regel leéve. Voor beeld immers zonder gezag , werkt meer uit dan gezag zonder voorbeeld ; gelyk Plinus éertyds tegen Trajanus zeide , wiens gedrag in de daad, alle zyne onderdanen zo wel als de Vorsten zyne opvolgers ten voórfchrift en ngtfnoer u-rekken mogt. Hy voegt er by dat vrees voor ftraf de zekerde en ve:Jigftè weg n:cc is, om het kwaad te fluiten enuie te roeijen. " Niet minder Hrekt ook de deugd en goedo-edrab hem zeiven ten voordeel, en beveiligde het gezag en welzyn van deszelfs heerfchappy. Deu^dzaame onderdaanen zyn liefhebbers van rust en vrede, en zuilen nimmer misTen, om een diep ontzag en eerbied te toonen voor een brave en deugdlievende Overheid. De verkwisters en doorbrengers , de ligtmisfen, luiaarts, lediglopers zyn het doorgaans, dié oproer en mmtzugt aankweeken, die in onlust tweelpalt, wanorde en veranderingen hun be' hagen fcheppen , en er hun voordeel by hoo. pen te doen. Welk een byzonder wit en inzigt een Vorst, mee de zeden des Volks te doen verbasteren ook op t oog mag hebbej, hec is althans zë' Staatsm. Aucuïtus. Kk ker  < 453 ) ker , dat zulks het beste middel niet is, om zyn «ezag onwankelbaar te vestigen. Een Volk dat van eer en deugd is afgeweken , zul ook niet veel wcks maaken, om van zyn Vorst af te vallen , en hy haak zich waarlyk met regt dat ongeluk op den hals, indien hy de yoornaamfte oorzaak van die zeden verbastering is. Het is ten eenemaal dwaas en ongerymd , dat men by een bedorven Volk zulke deugdzaarce grondbeginselen en edelmoedige gevoelens, als die van opregte en billy .e onderwerping en getrouwe gehoorzaamheid aan zyne Oveiheeden , zoeken wil. Daar geen deugd meer gehuisvest wordt, is ook deeereuitgebannen; en die tot dat uiterfte van verbastering vervallen is, dat hy de Vryheid van zyn Vaderland verkopen of in ketenen durft helpenflaan , zal na dien hoogften trap van Godloosheid bereikt te 1 cbben, zig geene wanbedryven meer fchaamen. Nooit ook kan de aanftooker van dr,t kwaad, de voornaame invoerer van die ontaarting , niet eenige goede fchyn van redenen klagen; indien men hem eens kwalyk handele; want bet is flegts een gedeelte van het kwaad, dat hy hun zelf eerst geleerd heeft. Van het Keizerryk China getuigd men , dat, wanneer de Keizer tot ongebondenhe.d en overdaad uitfpat, zyn pligt en bellier van .zaaken verwaarloost , zig in ondeugd of buitenfporigheden te buiten gaat; het Ryk van .eedaante verwisfeit en in verwarring gebragt ™ woidt;  ( 459 ) wordt: dat het Volk, adders zo ingetogen£ wys en fpaarzaam , onrustig, onhandelbaar woidt, en totmuitzugt en ongehoorzaamheid vervalt. Dus is daar de Vorst uit een beginzel van eigenbelang', onvermydelyk verplicht; zig gefchikt en naar wet en regel te gedragen , of ten minften altoos zorgvuldig den fchyn van eer en deugd in 't openbaar te vertoonen. • De on fchuld dierhalven eri loflyke" levensaarC vaneen Vorst, is de beste en zekerste wegwyzer voor zyn Volk, en teffens de veiligfte wacht en vryplaats voor zyn eigen perfoon en regering. Plinius bevestigt zulks in zyne Lofrede aan Trajanus. Verfcheide van deszelfs voorzaaten in het Ryk, hadden en door hun verderflyk voorbeeld, cn door den invloed en de verfoeilyke gevolgen hunner dwingelandy, het ganfche Volk doen verbasteren, en zulks wel, op dat zy zelve, terwyl ieder in ondeugden verzoopen lag , niet erger en godloozer dan anderen fchynen mogten,- opdat niemand eer en aanzien genoeg hebben zou, om zig ontzachlyk te maaken, en hunne geweldenary te dwarsboomen. Men verftaa het echter zo niet, dat door te beweeren, dat een Vorst door zyn deugdzaam en loflyk levensgedrag anderen ten voorbeeld behoort te «rekken, wy daarom zyne vitfpanningen en verlustigingen zouden willen. Kk 2 yes,o  ( 4Öo ) veroördeelen , en hem alle vermaken ontzegd gen. Verre van dien ; want die zyn hem zelfs noodzaaklyk. Dog zulke verlustigingen zyn alleen ongeoorloofd , die regclregt dienen om de zeden zyner onderdaanen te ver. basteren, om allerhande ondeugden en Godloosheid in te voeren. De meede der grootste zo wel als braafste Vorsten, die ooit de heerfchappy voerden, waren mannen van vermaak; gelyk die hoedaanighe d menfehen van hogen en verheven geest, vol van vuur en lesven , niet zelden eigen is. Hoe groote liefhebbers zy ook van uitfpanningeu weezen mogen , krenkt zulks egter hunne verdiensten in geenen deele; indien zy er flegts de wTe!voeglykheid by in agtneemen , en er hun ampt en pligt niet om veiwaarloozen. Keizer Titus , die het vermaak van 't menfchelyk geüagt genoemd wisrd, was zelfs tot liefde en minnehandel niet ongeneegen. Dit was zekc een ond. ugd in hem , dog hy droeg altoos zo<-ge, dat zyne minnaryen nooit zyne gewigtiger bezigheden benadeelden, gelyk hy" ook het geliefde voorwerp nooit eenige invloed toeliet, op al wat de zaaken van het Ryk aanbelangde. Het is zeker, zegt Tacitus, dat zyn teedere verliefde ziel niet ongevoelig was voor  ( 4°i ) Berenice ; dog nimmer liet hy zig door die dnft zo vermeesteren, dat hy zyn Ampt en , waardigheid cemgzins krenkte , of de zorg voor het Ryk uit het oog verloor. Deszelfs Vader Vespafianus was van denzelfden aart, een groot liefhebber van verlustigmg en vrolykheid ; dog1 nam altyd zonder verzuim de zaaken der regeering waar. Trajanus had fmaak in den wyn, dog ging zich daarin niet te buiten , hy bleef altyd een eer'yk en getrouw rentmeefter van het Ryk, dat hy als een waakzaam en uitmuntend Vorst beftierde De verlustingen van Adrianus, beletten hem niet de plichten van een Keizer te volvoeren. Het is ook zeker , dat men uit den aart en de g,ondbeginzelen der geenen, die door den "Vorst begunstigd en tot eer en waardigheden verheven word-'n , of die deszelfs perfoon daaglyks omringen , niet onwaarfchynlyk des Voriten inborst en neigingen gislen en leeren kan. Dus deed Trajanus, door mannen van voortrcflyke bekwaamheden en uitmuntende verdienden te bevorderen en te koesteren , duidelyk zien , wat men van hem zeiven te wagten had. Van een geheel anderen aart dan de Keizers zyne voorzaten , die altyd met vleiers en booswigten ophadden, verkoos hy alleen mannen van eer en deugd , tot zyire dienaars en gunltelingen. Dus liet hy voor Kk 3 &  C4/0 tuur en door opvoeding; ja hy ws er zo volmaakt een meeder in, dat hy den geenen zelfs kuslen en liefkoozen kon, den hy .n 't harte den bitterden haat toedroeg en reeds beflooten had te vermoorden. Du^ behandelde hy zyne moeder en zyn leermeester Seneca, bejegenende ben met veel harteiykbeid en minzaams omhelzingen , terwyl hy daarop order gaf, om ze beiden van kant te helpen. De domme en onbefchaafde f'itellius wist zelfs te veinzen en te bedriegen, en den ouden wrok onder een goeden fchyn van beleefdheid en gemeenzaamheid te verbergen. Bomïtiaan was al zoo bedrieglyk als een v:-n die beiden, hy vertoonde een geiaat van zagtZianigheid en barmhartigheid , wanneer het minst genade by hem te hopen was. Die zig onophoudelyk op wanbedryven toe leggen, moeten in eene gedurige huichelary en geveinsdheid leven, dewyl er niemand gaarne openlyk voor bekent ftaat, dathy met verfoeilyke oogmerken en aanflagen zwanger gaat: die de boosheid van zyn eigen hart|kent, zal anderen ligtelyk verdagt houden; al wie hy verdenkt tragtente verderven, en zoowel zyn medebroe. ders in de kunst van veinzen haaten, als anderen die oprecht8te werk gaan. Dus ziet men meesterlyk die rol van geveinsdheid Ipeelen,(tusfchen woelzieke en heerschzugtigc menlchen,, dis  ( 467 ) die door kwaade beweegingen gedreeven, hunne geheime oogmerken en baatzugtige inzigten, onder een goed gelaat enfchoone woorden, we-t derzyds bedektclyk poogen voort te zetten. Maar dit is een ongerymd en gevaarlyk gedrag, en buiten twyffel eene verkeerde daatkunde. Die ieder zoekt te bedriegen, zal ook van ieder bedrogen worden. i\ iemand zal eenige genegenheid hebben voor een man, of hem eenigzins vertrouwen , die alleen zyn werk maakt om anderen te misleiden. Haat en afkeer worden even zo natuurlyk uit wantrouwen, als liefde én genegenheid uit vertrouwen geboren. Men] vindt niet dat Tiberius een eemgèn Waaren en opregten vriend in de waereid had; want hy had zelfs, ten minden men geloofd^ het , geen vriendfchap v or eenig mensch over. Zo dat hy, dewyl hem ieder vreesde en verdragt hield, van ieder gehaat en mistrouwd wierd. Dus kreeg hy zyn welvc dienden loon, en wierd met dezelfde maa'te daar hy mede uitmat, weer ingemeeten. Kad hy zyn Volk liefde toegtiÜraagen, het zou hem wederliefde bewcezen hebbenj het zou hem getrouw gediend hebben , indien hy het getrouw behandeld had. Zeker, bedrog en veinzery, geeft zulk eene yeragtelyke lafhartigheid van geest te kennen , dat  C 46s ) dat menfehen van een hooge cn verheven" ziel , z g daar over zo wel fchaamen moeten , als ze met verontwaardiging verfoe'en. De per van een Hendrik IV., van eene Elizabeih, hunne ongeveinsde opregtheid en on. gekreukte trouw, waren zoo wyd befaamd en boog gepreezen ; dat men overal waar men hunne naamen kende, ook hunne perfonen een diep ontzag en eerbied toedroeg. Zy fo.dden een afkeer van die foort van Koninklyke Staatkunde, van dit ónedelé en waan wyze Ichoolgeleerdhcid, daar Philips, die omtrent dien zeliden tyd leefde, zo veel mede ophad, en waar door by zich veragtelyk maakte in de oogen van zyn eigen Volk en van de geheele waereld. De Romeinen , het grootmoedigfte Volk , dat onder de zon te vinden was, muntte niet minder in eer en trouwe, dan in aanzien en dapperheid uit : zy hielden met de grootfte naauwgezethdd hun woord , en verkregen daar door roem cn eerbied by alle Natiën, die op hunne beloften cn ongekreukte trouwe ftaat kunner.de maaken, ook hunne belangen onafichcidelyk aankleefden. Men heeft fommigen van hunne bondgenoten, hunne vcrbintenislen met Rome, niet op zyn tegenwoordig Engelsen, maar zo onverzettelyk eriS hardnekkig zien vasthouden; dat ze liever dan de Romeinen te verlaaten en ziS  C 469 ) zig aan derzei ver vyanden te onderwérpen, voor zwaard, honger en hun geheelen ondergang wilden bloot daan , en zig zeiven met alles wat zy bezaten , aan de vlammen opof. foren. Zo hevig een af keer hadden de Romeinen ook van Verraadery, dat zy de verraa. ders altyd aanhielden en aan hunne vyanden overzonden, om door dezelve naar verdiende gedraft te worden.  SAMENSPRAAK tusschen CHINKI een Chinèesch Keizer, en CHJMPI* PI, Manderyn van den vierden rang, Chinki. IK heb u hier ontbooden, wyl ik een kort gefprek met u wilde hebben; waar toe ik dit uur beftemd had Ik gebied u my rondborttig te antwoorden en onbefchroomd te fpreeken, en dewyl wy hier alleen zyn, zal het genoeg wezen dat gy my met rerzydeftellinge van alle eernaamen, eenig Chinki noemt. C h a m p i p i. Nauwlyks had ik uw bevel ontvangen, of ik ylde naar de Hoofdflad. Ik verliet met vreugde myn huisgezin, om aan 's Keizers bevelen te gehoorzaam en. Chinki. Alvorens met u in een verder gelprek te tree-  C 47ï ) f reeden, kan ik niet r.fzyn u te vraagen. waarom gy nimmer iedere veele jaaren in myn Paleis verfch'-erit ? My heugt fchier niet u gezien m hebrjen. Gy zyt evenwel myn dienaar. Champipi. Het Hol en deszelfs aankleevcn heeft niets befeoorlyks voor my. Vergenoegd als Manderyn der vierde Clas'e mynen plicht waar te neemen, waarom zou ik my onder den kring uwer vleiers begeeven. Daar toe ongefchikt kon ik niet dan eene voor my zelf en anderen gewrongen vertooning maken. Verfchoon myne vrypostige taal! dog gy hebt my geboden rondhol (lig te fpreeken. Chinki. My is gezegd dat gy met licfdelofe gevoelens jegens" my zwanger gaat, en u bevlytigd my moeilykheden te berokkenen. Gy verbloost niet! ls zulks waar of lo- gentaal ? fpreek l Champipi. Hy die eerlyk en onfchuldig is , behoeft nieh tc bloozen! JNimmer hebt gy my kwaad gedaan : waarom zou ik u dan haaten ? Als oppergebieder van d,t magtig Ryk, heb ik altoos gevoelens van eerbied voor u gekoesterd; ja  ( 37° ) ja dat meer is, in uwe tedere jeugd daaglyM in uw paleis zynde, heb ik gelegenheid geh;:d uwen inborst van naby te keren kennen: die is goed, en gy bezit veele deugden. Daarom ook heb ik u wczenlyk altoos lief gehad i maar .... & 9 C h i N K Éi Vervolg zonder fchroom. Champipi. Ik heb nimmer goed gekeurd, toen den ge. bieder van Pegu en Cochinchina ons trouwloos behandelde, dat gy geene andere maatregelen tegen hem genomen hebt. Chinki. Ik volgde die, welke ik dagt de gefchiktfie te zyn tot welzyn van myn Ryk, en deed des myn plicht. Champipi. Den uitflag evenwel heeft u doen zien, datdie maatregelen niet toereikende geweest zyn, om den trouwlozen te beletten, u en uv/ Ryk eenen onrechtvaardigen oorlog aan te doen, 't welk gy vermoedeiyk door uwe heirbenden tydig op de been te brengen, zoudt heb*  hébben kunnen voorkomen ; terwyl gy thaüè dubbele pogingen zult moeten aanwenden. om dien gewe.denaar te ftraffen. Chinki. De beste poogingen kunnen vërydeld worden, door het ongunftig geval, en ik heb , daar van zeer wel bewust, 'daarom ook de gevoelens van anderen aangehoord, op wier trouwe en èerlykheid ik vermeinde te kunnen berusten* Ch ampipi, Dit juist was iets, 't welk ik niet kon goedkeuren. Gy geloofde hen en volgde hun raad alleen. Zy kunnen eerlyk geweest zyn dog zich nogthans bedrogen hebben. Anderen hebben getragt u daar van te overtuigen • waren zy minder geloofwaardig? Waarom hun raad ook niet aangehoord ? Chinki. Ik verdagt hen door eigenbelang gedreeven tè worden, en zwanger te gaan met voornemens die tot verkleining van myn wettig gezag ftrekte. Champipi. Gy bedroogt u, en zy die u zulks zogten Staatsm. Aug. U diets  C 4r4 ) diets tc maken, fteldcn u de zaken onder een verkeerd oogpunt voor. Die lieden waren zo eerlyk als anderen zouden kunnen bewecren te zyn , en daar gy hen vcfdagt hielde, hadden zy het wederkerig recht om ook te vermoeden, dat zy aan wien gy meer geloof taaft, ook door eigenbelang gedreeven wieren. Zy waren eenig de voordragers van de begeerten en verlangen der Chineefche Natie, zy uitteden eenig de ftemme uwes Volks: welke ftemme gy weet, dat in de geheiligde fchriften van clen Grooten Thien als goddelyk befchreven ftaan. Chinki. Dit weet ik; nogthans heeft het my altoos voorgekomen, dat de ftemme des Volks verkeerd kan zyn, als veeltyds op dwalende denkbeelden fteunende , op onkunde berustende, of uit woelzugt voortkomende. Champipi. En wat wilt gy daar mede te kennen geeven? C II i n k i. Dat ik de ftemme des Volks, als op verkeerde begrippen fteunende dagt te moeten aanmerken; dat ik my daar van by my zelve over-  C 475 ) óvertuigd hield, en overweegende hoe ik mj by eede verhonden heb het welzyn van dat Volk te behartigen, des in gemoede niec kon voldoen aan deze begeerte, die ik voor het. zelve nadeelig hield. Champipi, Zeer wel. Uwe redeneering onder dat oog» punt is goed; maar zyt gy, fchoon Keizer zynde, niet ook de eerfte dienaar van uw Ryk en Volk. Chinki. Dien tyteï is my te dierbaar , dan dat ik* 'cr niet groots op zoude zyn. Ja zeker beo ik het. Ch ampipi. Zyt gy ^an ook niet gehouden aan de begeerd te of wille van dat Volk te voldoen, als het in uw vermogen is. Chinki. Ongetwyffeld. Maar die begeerte of wille was ongerymd, onredelyk en gelyk ik zoeven zeide, ik befchouwde ze niet al'een als zodanig, maar ook als ten hoogfte verderflyk voor .d^t Volk en myn Ryk. L12 Cham» ■  Champipi, Ban was 'er een middelweg open, Chinki! waar van gy u mynes bedunkens had kunnen bedienen: waar door gy en aan uw eigen geweten en aan de Volksftemme te gelyk zoudt voldaan hebben. Chinki. Dit begryp ik niet. Verklaar u nader. Champipi. Gy zoudt uw geheel Keizerryk door, in open'yke gefchriftc, uwe denkingsaart aan het V< lk hebben kunnen te kennen geeven, met byvoeginge der redenen, waarom gy oordeelde aan deszelfs ftemme tot deszelfs behoud niet te moeten voldoen. Dan evenwel het Volk by zyne begrippen onvei zettelyk pal blyvende ftaan, zoudt gy wederom tot hetzelve hebben kunnen zeggen: lk htb my van niyne plicht gekwee.cn en mync confciertie gezuiverd; ik heb u uwe waare belangen onder hei oog gebragt, dog gy be'eft die niet. Indien ik voortging met myne be;rippen te v 'gen, hoe zeer ik die ook gelooif ovcreenk< mfrig net uw voordeel te zyn, zoudt gy my 'er evenwel de fchuld van geeven , indien het geen ik ingevolge myner dei kbeelden. tot uwer beste wille mogt doen, eens met den  C 477 ) den gclukkigften uitflag niet bekroond wierd.. Ik zal des nu aan u*e begeerte vold ;cn, dog onder verkiaringe dac de gevolgen en uitflag voor uwe r, kening komen, willende ik voor dezelve altoos onaanfpreekiyk blyven. Chinki. Dit had ik kunnen doen. Champipi. Nu nog zelfs , daar uw Volk van woede brand en yvert, om op den Peguaan los te gaan, moest gy alle uwe hebbenden by een verzamelen, ten fpoedigfle in 't veld laten trekken, tegen den vyand a zenden, en gebieden, liever tot den laasten man te Ineuve'en, dan terug te koomen, zonder uw eer en die van uw beleedigd Ryk en Volk gewrooken ce hebben. Chinki. Dit is ook thans myn voornemen, en reeds heb ik daar toe de gefchiktite maatregelen genomen. Champipi. Dank zy de goede voorzicnighe;d! D^n ook zult gy vry blyven van alle naipraak, al ware LI 3 hei  ( 478 ) het zelfs dat alles tot nadeel van uw ryk uitviel en uwe legerbenden door den Qvermagtigejrj Peguaan geflagep wierden. Maar wat zeg ik ! De Peguaan is niet overmagtig, en de rechtvaardigheid uwer zaak zal u ook over hem doen eegepraalen. Dog, lv>d gy my eenig daarom ontbooden , om my dit te zeggen? C h i N K i. Neen Champipi; maar ik moest eerst uvó denkingsaart onderzc-gt hebben , alvorens.» u over een gewi:hug ftuk te fpreeken. 7 hans my van de redelykheid uwer gevoeiens jegens my verzekerd houdende, zal ik ook de rrvne onbewimpeld aan den dag leggen , betreffende een zaak die myn hart knelt, en waar omtrent in het onzeker zynde hoe my te Willen gedragen, ik i.odig heb de gevoelens van anderen te hooren; om daar uit een gevoelen en befluit voor my op te maken. Gy weet, ik behoef het li niet te zeggen, dat men 'er op uit is, om myn gezach te verminderen en myne rechten te bemoeien, en dit treft my te zeer om 'er niet gramftorig over te zyn. lk Champipi. Gy bedriegt ti myn Vorst. Ach! dierbare Chinki, zy die u zulks diets zoeken te maken, misleiden u en zich zeiven.. Geen .eerlyk en &raafChinees is 'er, die niet goed en bloed zou pp-  C 479 ) opofferen, om u in uw wettig gezag en macht te handhaaven; wel verre van u daar in te willen beknibbelen : maar een gedeelte der macht en van 't gezag 't welk gy uitoeffent, behoordt niet aan u. Chinki. Wat zegt gy daar! Champipi. Niets, dan 't geen gy my geboden hebt e-n de oprechtheid van my vordert: de eenvoudige waarheid. Vergun my een vraag te doen. Wanneer ik myn Huis verkoop of plechtig ten gefchenkgeef, behoort ook de onwederfpreekelyke eigendom daar van u toe, en gy kunt 'er over befchikken naar uw welgevallen. Dog wanneer ik u eenig huisraad in dat huis ter leen laat, om daar uw gebruik tot beter gemak in dat huis van te maaken, behoort u die huisraad immers niet in e'gendom toe. Wanneer ik des die terug neem, 't zy om 'er zelf gebruik van te maken, 't zy omdat die niet door 't gebruik te zeer zou verflycen, doe ik u geen onre:ht, of bedryf geen geweld tegen uw eigendom. Ik neem eenig dat terug, waar van de eigendom my toekomt, dog 't welk ik u tot wederopzeggens toe in gebruik gelaten had. LI 4 Chuï-  C 480; Chinki, Waar zal dat op uitkomen ? Champipi. Eveneens is het met dc zaak geleegen; waar over gy fchynt gebelgd te zyn, door verkeerde opvatting. Toen uw Vader door de vrye keuze aller Chineezen rot hunnen Keizer verkoren wierd, hebben zy hem zekere pra> mihentien, rechten en uitoeffeningen van macht en gezag beiproken , welker handhaving zy hem ook plechtig bezwoeren, Toen gy als '1 hroonsopvolger de regeeriug over dit machtig Ryk aanvaardde, zyn die zelfde rechten u toegekend: dog uwen Vader had ook by zyne verkiezinge bezworen, het Chinéefchè Volk te zullen laten blyven ja te zullen handhaaven in het bezit van eenige rechten , we ken het zich voorbehouden had, of om die zelf of door deszelfs reprefentanten en gemachtigden te laten uitot tienen. Die zelfde verphehtinge is op u overgegaan en het Volk heeft aan zyne voorbehouden rechten niet gerenuncieerd ten uwen behoeve. Nogthans, het heeft van die rechten geengebruik gemaakt, cn deszelfs reprefentanten alm wien de uitoeffening derzelve was gelaten, hebben uit agting, liefde en eerbied voor mv perfoon , en ter vergrotinge uwer eer en luister , toegeftaan, dat gy die voor hen uitoef.  C 481 ) fende. Die rechten zyn u dus maar geleend geworden, cn den eigendom behoort er u riet van toe: des wanneer die Reprefentanten nu raadzaam oordeelen wederom de uitoeffening aan zich te neemen, zy geen inbreuk op uw wet' tig gezach doen. Uwe rechten zyn het huis, en die des Volks den huisraad, daar ik zo even van fpraki Gy zoudt dan ongegrond handelen , indien gy er gramdorig over waart. Chinki. Het laat zich horen. Evenwel, die handclwyze geeft een mistrouwen te kennen, even als of ik een verkeerd gebruik gemaakt had, van de my geleende uitoeffening dier regten. Champipi. Al wederom verkeerde opvatting. Het gefchiedt niet uit mistrouwen , maar om u tegen alle mistrouwen , in het toekomende te bevryden. Men weet dat gy te goedhartig dat gy te goed zyt. Anderen kunnen misbruik van uwe goedheid maken, en u de uw geleende uitóeffening van voorrechten , ten hunnen voordeele "alleen doen gebruiken. Dit immers kon aanleiding geven , dat anderen die ook vermeinden deel aan die voordeelen te kunnen en mogen hebben , daar over te onvreden zouden zyn, welke te onvredenheiri ai wederom anderen nafteep en gevolgen LI j kon  ( 4*2 ) ken hebben. Dit voor te komen, en u het flagtoffer uwer waarlyk te groote goedhartigheid niet te doen worden , is al wat men bedoelt Kan het jü dus beledigen , dat men voor uw beftend-g welzyn,Jeeren gezag waakt? kan zulks voor een blyk van mistrouwen gehouden worden? Gy bedriegt u Chinki! Chinki. Schoon ik het omtrent dit laatfle niet volledig met u eens ben, vind ik nogthans veel aanneemlyks in uwe redeneringen. Gy denkt redelyker en bedaarder dan ik van u vcrwagt had, Mogten allen uw gelyk zyn ! Dog zeg my eens openhartig, indien gy fri liet geval eens waert waar in ik my thans beviudc, hoe zoude gy u gedragen. Champipi. Als een keizer van het Grootmachtig Cbineefch Ryk. Chinki. Verklaard u nader. Champipi. Als een Vorst die pré'minente die groote wettig verkregen rechten bezit, welke hem ook niet.  ( 483 ) ■niet betwist worden of kunnen worden; èn des niet geiilustreerd kan worden door 't uicoeffenen van hem eenig geleende en niet toebehorende rechten of macht, lk zou zonder eenige uitzondering alle die Volksreprefentanten, welken my cie uitoeffening van des Volks voorbehouden rechten geleend hadden, by den anderen doen vergaderen en tot hen zeggen; neem uw lastig ge.chenk terug , en maak er ze'f gebruik van naar uw goedvinden: ik begeer uwe rechten niet, en zal u zelf daar in met al myn vermogen Jiandhaven Dog die rechten welken my onwederfpreeklyk toekomen , daar in wil ik ook niet gehinderd worden , en zal ze ook kragtdaadig weeten te handhaven gelyk gy er ook toe verplicht zyt. Draag des zorgc my in t genot derzelve te laten, en my in de uitoeffening van eene wettige magt, welker handhaving gy bezworen hebt, in geenen deele te frooren; indien gy u aan het gevaar niet wilt blootflellen , van de uitwerkingen myner billyke gevoeligheid te ondervinden De pörza- i na S £ vei als uwe rédenenngen , kunnen daar na ^.er,gr zyn Indien gy Keizer waart v n ' g», en d.en .volgende u verkillend gedra- Champipi. èe^SrSrS - Z0U n0nit ^eten, dat een Groot Vorst met dan edelmoedige en groo. WSrtaanbïengen.86611 tó» Chinki. ffnebbenf ^ Cn &y ZulC er 00* dc^l Champipi, Ik ken u Chinki en uwci inborst: ik weet dat dm van nature goed is,- des u Chinki. De tyd tot dit gerprek beltemd is verlopen , en 't belang van myn Ryk noopt my te verfchynen in de Vergadering der eerfte Mand.iryns , welke te dien einde reeds by den anderen gekomen zyn, Ik moet derwaarts g;*an. Keer vredig naar uwe woonp aatze te rug « en vergeet nooit dat Chinki de Keizer van China is. Champipi. Dat heb ik altoos indagtig geweest! Tk gaa.' De albeftierer zegene u en de uwen ! hy btkroone uwe ondernemingen ten be^te van uw Ryk en Volk mee een gcwenlcluen uitflag! hy ver'.eeue u fterkce en doorzicht! Chinki. Gaat gy heen! Champipi. Gy rebood my zulks; of is er nog iets van 's Keizers beveieu. Chinki. Niets! Ch AM»  C48G- i Champipi. Wat zou ik dan hier vertoeven ? Waarorn zou ik uwen kostelyken tyd afwenden , en u verhinderen dien aan nuttiger bezigheden , Seedlnf11 ^ ^ en-0nd^daanen te Chinki. Ik had verwagt dat gy u van deeze gelegenheid zoude bediend hebben, terbevorderinge uwer eigen belangen. Hebt gy niet eenige gunst van my te vraagen. Champipi. Geene, noch voor my zeiven noch voor de mynen. Myne verlangen en begeerten zyn zeer bepaald. Vergenoegd den post van Mandaryn der vierde clasfe Le bekleeden, welker geringheid my buiten alle verdenking ftelt die aan kuipery 0f laffe vleitaal verfchnld^d ce zyn, begeer ik niet meer, dan dezelve te mogen behouden, en zelfs C/iMs, indien gy my dien in uw gemoed onwaardig mogt oordcelen, entneem my dien vryelyk. Chinki. Ik dagt niet dat gy zo belangloos waart. Cham*  ( 487 ) Champipi. Dit vordert de eerlykheid. Chinki. Ik heb nogthans befloten, u tot hogeren. rang te verheffen ; tot dien van Mandaryn der tweede of eerfte Clasfe. Champipi. Doe zulks niet. Deel uwe gunsten aan anderen, aan bekwamer en waardiger uit, wanneer zy die verdienen. Ik ken te wel het, lastige van hooge waardigheden zo wel als het hachlyke, om ernaar te verlangen. Champipi is niet gefchikt daar toe, en zyne denkingsaardt zou hem geen goed Hoveling doen zyn., Chinki. Gy zoudt dan evenwel een hoger gezag kunnen voeren, gy zoudt kunnen gebieden, en teffens een ruimer en aangenamer leven ly«den. Champipi. Het gebieden is een last, en die met weinig te vreden is, heeft het overtollige niet nodig. Geloof my, ik voel myn kragten genoeg,  ( 488 ) noeg, om des noods, de armoede te trotze, ren. 1U^C< Chinki, vSsstu £Prnwcl roOTons~ Champipi. Dan zal ik rny niet onttrekken. Voor mvn Vaderland heb ik alles, ja zelfs myn leven Chinki. Ga Champipi] Ik zal meer dan eens om u denken : wy zullen ook nog wel meer in acIprek komen. Thans is myn tyd bepaald, Champip t. Gy zult my altoos onveranderd vinden Vaar wel Doorlugtig Keizer! Myne gebeden zullen fteeds voor U en myn Vaderland zyn gelyk zy 't altoos waren. y '  C 4?9 ) DE ZEEVEH VEREENIG DE PRÓVINTIENJ HEt verbod onlangs afgekondigd, dat geéne vaartuigen langs onze . Zeekusten zich zullen mogen laten gebruiken en afhuuren, 't zy om perfonen 't zy om brieven over Zee te brengen,, dan na alvorens daar toe verlof bekomen te hebben , is onder anderen eene dier nuttigsfte en noodzaaklykste voorzorgen, yeiken alle Vaderlanders reeds, lange met ongeduld te gemoed' zagen', terwyl veele zich niet zonder reden verwonderden , dat men dien aangaande, niet reeds van den beginnen des Oorlogs met Engeland gepaste maatregelen genomen heeft. . Het is [immers altyd voorzigtiger by voorraad zyne precautien te nemen , dan wel , wanneer van het niet nemen "derzei ver ,mooglyk reeds misbruik kan gemaakt zyn. Dat dit laafte nu plaats heeft gehad , zou men by gevolgtrekkinge kunnen beduiten. Immers, wat kan 's Lands Overheden anders bewegen, om nu . tot dat verbod over te gaan, indien zy niet in de zekerheid ten minden in den argwaan waren. dat langs dien weg onza' Vyand veelligt fpoedige en Staatsm.- Sept. Mm zeker*  ( 490 ) zekere berigten bekomen heeft, van zaken, welke 's Lands welzyn vorderde, dat hy ignoreerde ; althans, dat hy er niet dan zeer laat de weet van kreeg ? Of zou men ook willen beweren , dat van hier niets naar Engeland overgebriefd wordt? Het geen eenige Zeeuwfche Kapers gebeurd is , bewyst het tegendeel , en verfcheide andere omftandigheden doen nog meer vermoeden. Weet men ook niet, dat oorlogende Mogendheden zich altyd bevlyrjgen, om i pions by hunne Vyanden tc hebben . cn dat, fchoon zy die lage fchepfelen, welken zich tot dat vervloekte werk laten gebruiken, de grootfte minagtinge toedraagen , zy zich intusfehen van de berigten dier fchurken bedienen. De Staatkunde en het eigen belang maaken het gebruik der fpionnen onontbeerlyk. Wat reden zou men dus hebben, om niet'te vermoeden , dat Engeland hier ook eeriigen dier lage zielen bezoldigt ? Zyn er boven dien niet vele Engelfchen, en onderdanen van die kroon genoeg, midden onder ons? Is het zo onnatuurlyk, dat dees of geene van hen, ai wat hy te weten kan komen, overbrieft? Zyn 'er onder alle kudden fchapen niet altyd ceni* ge fchurftigen ? Kan het dus ook niet mooglyk zynfi dat 'er zelf onder onze eige Natie lieden zyn, die berigten overzenden? Ja zeeker ! dat alles is zeer wel mooglyk, ja waar(chynfyk: gemerkt er immers nog lieden gevonden  1491) vonden worden, die by alle gelegenheden vooj onzen vyanden plyten. Het verbod voormeld is dan in alle delen eene precautie,. voor welke zy, die he t Vaderland liefhebben, de afkondigers van het zelve eene behoorlyke dankerkenienisfe verfchuldigd zyn, terwyl men fteeds meer en kragtdadiger maatregelen , ter voorkominge van ongeoorloofde corespondentien en espionnages van hen verwagt en te gemoet ziet. Want men denke niet, dat door het verbod in questie, het kwaad in den grond weggenomen is. Het is maar de tak dien men afkapt van een boom, welke aan de wortel diende afgehouwen en uitgerooid te worden. Wy en anderen hebben het meermalen gezegd, ja integreerende leeden zelf van ftaat, hebben zich 'er over geüit; Zo lang de Pakketboten ongehinderd over en weder kunnen varen , is de weg voor alle ongeoorloofde Correspondentien ook open; en waarlyk, ondanks 't geen men ook daar tegen moge zeggen, het ware te wenfchen, dat 's Lands Vaderen daar op hunnen aandagt vestigden, en die vaart zo lang de Oorlog duurde geheel verboden. Want niet alleen kunnen daar me. de alle ongeoorloofde brieven , en des noods dé fpionnen zelfs onder' vreemde namen of eenig aangenomen uithangbord, over en -weder gaan , maar die Vaartuigen immers in IVI rh z onz^  C 492 ) onze Zeegaten komende of tot vlak in onzf havenen naderende, zyn zelf fpionnen , wel. ke zich kunnen beroemen daar toe opentlyk oorloofde bnefwisfelingen &c. langs dien weg is het evenwel zeker', dat het euvel in zo verre f.f plaats mag hebben, niet geheel den pas af-  ( 495 } gefneden zou worden; want gelyk wy ftraks zeiden, de weg over Oostende blyft nog open. Het heeft des zyne bedenkinge, of het niet raadfaam zoude zyn, eenige andere kragfdadiger' middelen by der hand te nemen , zo om voor het toekomende alle ongeoorloofde correspondentien genoegfaam onmooglyk te maken, als om te ontdekken, in hoe verre die al of niet plaats hebben, en zo ja, wie daar aan handdadig zyn. Vraagt men welke zouden die middelen zyn ? wy antwoorden 'er het volgende op. Voor eerst zou men by fecrete order van den Souverain, op een tydftip dat niemand 'er op verdagt zy, de eerst aankomende of de eerst ter uit zeilinge gereed zynde Pakketboot , kunnen laten aanhouden , en de daar op zynde brieven door lieden van vertrouwen , teffens onder eed van Seoretesfe ftaande, al wat daar in vermeld ftond, en niet als de zaken van particulieren betrof, kunnen laaten openen en nazien. In gevalle 'er nu brieven op waren, ongeoorloofde berigten behelzende, zouden die, zo wel als de fchry vers of omfangers derzelve ontdekt worden- Dit gedaan zynde, konden de brieven's Lands of de publieke zaken niet fpecterende voortgang gegund en teffens de Pakketboot gezegd worden, dat zy voor dit maal kon naar huis gaan, doch dat men voortaan dezelve niet zoude dulden in onze havenen, met bygevoegde verklaringe, in cas Mm 4 van  C 496 ) van contraventie te zullen voor goeden eryi verklaren : ja al confisqueerde men die daadlyk, zou er niet veelaan verbeu: d zyn. Ten tweede, zou men insgelyks twee of drie postdagen agter den anderen, alle de brie ven naar en van Oostende of naburige piaatien,op'de postcomtoiren san de grenzen cp 't onvenvacbst kunnen laten telkens een aag ophouden, om uit derzei ver inhoud mede te vernemen , wat er langs, dien weg al of niet naar Engeland overgebriefd wordt. Eyndelyk, zou men vervolgens kunnen aanHellen een Agent of Con'ul van den daat te Oostende, wiens post zoude zyn, alle de brieven uit de Republiek komende en naar Engeland gedestineerd., te. ontfangen cn te verzenden: terwyl men alhier in de Republiea eenige beëdigde heden zou kunnen gelasten* om Ie brieven der particulieren te o itfangen en naar den Agent te Oostende te verzenden, Langs dien weg bleef er een behoorlyk middel en weg open voor de particulieren, om over hunne eige Commerciële, geld 0f andere bvzondere belangen en Zaken, naar Engeland "te kunnen Ichryven. Om dan evenwel te beletten, dat onder voorwendfel niets onbehoorlyks overgebriefd wierd, zoude er een order kunnen gegeven worden , dat gene postcomptoiren de brieven naar Oostende, en daar om flreekszoutten mogen verzenden, doch die zouden moe. ten  ( 497 ) ten doen geworden aan de hier te Lande aangeftelde Commisfarisfen tot die Correspondentie; gelyk alle inkomende brieven van daar, ook aan hen zouden moeten overhandigd worden. Voorts kon by afkondiging of een openbaar placaat bekend gemaakt worden , dat deze maatregelen genomen zynde, elk en een ygelyk die van hier derwaarts wilde fchryven * yryelyk zyne brieven direcl aan de gefielde Commisfarisfen kon bezorgen, vermids die tog op de postcomtoiren komende, van daarin hunne handen moeten retourneren, en des door ze hen direct te zenden, de expeditie fpoediger en fecuurder wierd, Deze Commis. farisfen nu dus alle afgaande en aankomende brieven ontfangende, zou men hun eenige perfonen kunnen toe voegen, door den eed rot fh'lzwygendheid nopens eens ieders, particuliere zaken gehouden , die alle de brieven welken hun fuspeet voorkwamen , zouden mogen nalezen, en iets ongeoorloofds daar in vindende , er kennis aan de Hoge Overheid van zouden moeten geven, om daar inne voor: ders na merite van zaken te handelen. Beminnaars en voorftanders dier vryheden zynde , welken wy in 't gevoelen zyn, dat de kenmerken eener yrye natie eener vrye regeringe opleveren, ontkennen wy geenfints; dat dit buitengewoon middel juist met zeer kan ftrooken met die vryheden; doch, falus Populi fuprema lex esto. In hevige ziekten, moe* M m 5 ten  C 498 5 ten forxwylen buitengewone middelen gebruikt worden. Niemanc ook zou daar door ben* deeld zyn in 't wezenlyke zyner vryheid , want elk een kon vryelyk over zyne eïye by< zondere zaken fchryven wac hem goet dagt en ook geen braaf Vaderlander zal iets anders doen. Zy nu, die iets ongeoorloofd gewoon waren te fchryven of zouden willen fchryven en zich daar in beperkt vinden, waren ook gene brave onderdanen en eerlykeingezetenen. Voor zo verre als het aanhouden en nazi n der brieven , een inbreuk op de vrvhe:d is zyn zy althans het genot dier vryheid onwaardig, en wat de onfchuldi>en ( in gevalle erfcnuld,genzyu; aanbelangt . de fcfde voor het Vaderland deszelfs behoud , zal hun deze ophouding en opening hunner brieven ongetwytteld min hatelyk doen voorkomen , d in m gevalle de aJgemcene Voikdiemme niec deed vermoeden , dac er hier en daar lieden zyn, die meer naar Engeland overfchryven dan nodig is. Zy zullen zich gaarne in dit gedeelte hunner vryheid voor een tyd beperkt zien. Dit buitengewoon middel is ook zo eene vreemde zaak niet in ons gemeenebest;'t welk daarom evenwel niet minder vry is als voorheen Toen wy het Mast tegen Vrankryk in Oorlog waren, en de Vyandelyke troepen onze Grenzen aan den kant van Brabant en wel voornamentlyfc van Staats Vlaanderen na> derden.  ( 499 ) derden, weet een iegelyk, dat alle de brieven naar en van dien kant, enigen tyd agter den anderen aangehouden en gevifiteerd zyn geworden op de postcomptoiren, ten einde te beletten, dat 'er geene nadeelige correspondentien konden piaats hebben, en, (om hier van dit onderwerp af te gaan) wy geloven, .dat de Souverain in gevalle van nood, wel deeglyk recht heeft om tot zodanigen ftap voor een tyd over te gaan; hoe zeer wy in alle andere gevallen dezelve als nadeelig voor, en een inbreuk op de vryheid der onderdaanen befchouwen ja zelfs geloven , dat de Overheid dan zyne macht te buiten zoude gaan. Beftendig of dikwyls van zodanige middelen gebruik te maaken, komt meer overeen met den aart eener willekeurige of monarchale, dan wel eener gemeenebest regeeringe. Een ieder onzer Lezeren weet, hoe federd enigen tyd, fommigen ja veelen in het denk beeld zyn gekomen , als of de brave Amftelvaderen, na eerst de grootfte pogingen ten beste van Land en ingezeetenen en ter bevorderinge der goede zaak gedaan te hebben, nu enigermate fchoorvoetender waren geworden , aan het aarzelen waren geraakt, en veelligt van 'hun patriottisch Systhema in deeze of geene zaa-  C 500 ) zaaken nfvveeken: kort om: dat de Amfterdam£r?fg?efg' gelyk de.^eene man zich wd.ukt, begon te flapbakken. Zelfs heeft Z?JïSWC$Cm al C CC!1 en heringevoerd bevonden, m eenige openbare gefchjifren. ne,f ltynti,heefC n"S dit onmooSlvk toegefchee. nen, althans alleronwaarfchynlykst ; en hoewei wy van dien kant wel is waar, eenige mindere openbare blyken van activiteit dagten te befpeuren, hebben wy echter altyd vermoed ,Wu a cv3emvd niet minder gewerkt wierd : h%,J?U ZakJen mecme^der geheimhouding behandeld wierden, en dat de Amiterdamlche Kegeerderen zulks verkofen, om te beeterhunrie Vaderlandfche pogingen te doen reüsieeren, jn minder openbaren tcgenfland te moeten te j^eer gaan. J\og hceden zyn wy in dat denkbeeld, en veelligt zal de. tyd keren, dat wy ons daar in niet misgist hebben. . Int0f4en morden wy in ons vermoeden met wemig gederkt, door 't geen bekend en in de nieuwspapieren te vinden «, dat namentlyk ft" lm mgSc dC P8»»*^ van Anv fteidam ter Staten Vergadering van Holland, daar heenen tendeerden, om te effectueren, dat by S ands algemeene Scaaten ten fpoedigfte maatregelen genomen mogen worden , om een plan van de concert te ageeren met Vrankryk te be, aamen, voor den veldtocht van het aanffaande jaar -t]m gevalle gedurende dit jaar, de vreede niet  ri'ët mogt worden getroffen. Voorts, dat de Fèer Brantfen , buitengewoon Afgezant van den Staat aan 't Hof van Vrankryk, dieswegens met inftrucuen mogt worden voorzien. Beze ftao leevert immers een overtuigend bewys op / dat Amfterdams Regeerderen nog wel deeglyk de goede zaak behartigen, en niet naalatcn pogingen te doen, om het hunne toe te brengen; dat; de Republiek, zo zy nu nog niet eenen eerlyken vreede kan bedingen, althans mét de nodige kragtdadigheid zal kunnen oorloo-en, en uit den goeden Uitflag, welken men daar van verwagt, na over haare vyanden gezegenpraald te hebben, ook naderhand goede vredes* voorwaarden zal kunnen bedingen. Dewyl intusfehen dit voordel van Amfterdam tot veéle redeneringen aanleiding geeft, keurende fommigen het in allen deele goed, en wenfehende dat het in een Staatsbefluit moge veranderd worden, daar anderen het als prematuur , als niet voordeelig ja zelfs gevaarlyk voor de Republiek befchouwen; kunnen wy niet afzyn hier by een weinig ftil te ftaan, en onze denkingsaart dieswegens aan den dag'te leggen ; om zo veel in ons is, een iegelyk gelegenheid te geeven, te beeter over dit ftuk te kunnen oordeelen , en daar uit te befluiten, of de zaak voor den Lande al of niet, nuttig en voordeelig zy. Som<:  C 502 ) Sommigen vragen in d'eerfl-e plaatfe: indien wy nu eer deeze veldtocht geëindigd is, al ree ons me Vrankryk voor den volgende verbinden, zal zulks ons met de ge egenheid benemen om, wanneer ons engagement voor dit jaar ten emdegelopems^enenafzonderlykenvreedemetr Engeland te kunnen maken ? Hier op kan hef volgende geantwoord worden. Ja zeeker zal het ons zulks beletten,: doch hetzelfde zal ook aan den kant van Vrankryk plaats hebben, 't welk ook niet op zich zeiven yreede zal kunnen maaken geduurende den tyd tlffnIe g,aan? verbind^nisfe. Engeland dus befeffende, dat het tegen een gecombineerden Vyand by aanhoudendheid te doen zou hebben, zal des vermoedelyk veel rekkelyker worden, en meer aan de hand komen, om met beiden , en teifens met Spanjen en America eenen aloë. meenen vreede te treffen; daar het in tegendeel door de hoop gevleid wordende, van anderimts met ieder afzonderlyk te kunnen contraóteeren, veel trager zal zyn; zich verzeekerd houdende , van de geenen die dan nog de laaste mogten blyven oorlogen, zo veel te kragtdadi. ger te kunnen bevegten, en in fteede van voorwaarden aan te neemen, die te zullen voor. fchryven. Dewyl nu Vrankryk 'c langfte eet oorloogd en des 't meeste afgemat is, is het ook te denken, dat die kroon d'eerffe zoude zyn, wanneer zy niet meer metons gebonden was, om afzonderlyk vreede te maaken,- en des En-  C 503 ) Engeland aan dien kant ruimtakrygehde, zou onze katïs flegter worden, en al 't geweld van 's vyjtnds wapenen tegen ons gerigt worden. Het'is dus verkies) ker ge'oven wy, de concert te blyven ageeren, en van eenen afzonderlyken vreede af te zien, om dat gevaar te ontgaan. Wat zekerheid ook is 'er, dat wy met Engeland eenen afzonderlyken vreede zo fpoedig zullen treffen, die voordeelig is, en overeenkomftig d'eer der zo gehoonde en mishandelde Republiek! Indien dit eens mislukte, en Vrankryk intusfehen t'onvreeden, dat wy zo vee'.e dienften van hem genoten hebbende, nu evenwel ondankbaar handelen wilden, en aan zynen vyand geleegenheid geeven om hem te bceter te kunnen weerftaan, naderhand weigerde ons enige byftand te bieden, waar door wy op onze eVebeenen zouden moeten ftaan, hoe fober zou het 'er dan uitzien, althans, in gevalle'er <*ecne meerdere activiteit by ons plaats had, als rot dus verre ftand gegreepen heeft? Dan in de peekei blyvende zitten, en Vrankryk heime» lyk tonvriend hebbende, zouden wy wel eens van kwaad tot erger kunnen vervallen. Bovend en , is het Engeland wel deeglyk ernst, om ons eenen voldoenden vreede aan te bieden ? Wy twyffelen 'er zeer fterk aan , en befchouwen het aanbod derzelve, veel eer als eene ftaatkunde ; ten einde ons in flaap te wiegen, trager in oorlogstoerustingen te ma-  maken, nog inaaiver-te doen worden, cn dan eensklaps de onderhandelingen afbrecken de, om zo veel te erger op het iyf te koo. men : hebbende dan byna de zekerheid, dat het ons zal kunnen dwingen; daar in tegendeel ons onmiddelyk met Vrankryk nos verder verbindende, die leus ophouden moét en wy niets voor d'uitwerkfelen derzelve te dutten hebben. b Eindelyk ook, Engeland heeft nog te veel heden onder ons , die het zelve te gunlhff toedenken, om te kunnen verwasten: dat wy afzonderlyk willende vreede maaken, ftyf genoeg op ons ftuk zouden kunnen b'yven ftaan , om goede voorwaarden te bedingen Men zou veelligt te reklyk aan onze zyde" moeten zyn, en des met fchaade en fchande van de zaak afkomen. De Republiek iceds half geruïneerd zou dan nog meer daalen ia haaren genaden flag krygen. Dit voor te'komen, is het oogmerk van alle trouwe Vaderlanders , en zulks kan nooit beeter gefchieden , dan door zich met Vrankryk verder re" verbinden, en des de monglykheïd om eenen afzonderlyk'en laffen vreede te maaken, oeheel te beneernen. Dit geloven wy ook, dat een der beweegredenen van het voorftel der Amfterdam fche Regeerderen geweest is. ' Met het eindigen van deezen Veldtogt of van dit jaar onze verbindLenis met Vrankryk ook pp,  Ophoudende , hebben wy zeeker het recht #" als tot niet verder gehóuden zynde, afzonderlyk vreede te maaken. Indien het nu zeeker was dat wy ons van dat recht na vereisen, zouden kunnen bedienen ; dat Engeland ons alles zoude inwilligen, wat wy grond hebben om te eifchen en dienen te eifchen; indien het ook zeeker was dat Vrankryk daar over niet t'onvreede zou zyn , en ons daadlyk al wat het voor ons heroverd heeft, in vollen eigendom wederom zoude overgeeven ; dan ook zouden wy en alle Vaderlandcren eene verdere verbind'tcnisfe met dees laastgenoemde , wel verre van allerheilfaamst aan te merken , voor allernadeeligst moeten houden. Doch een iegelyk oordecle hoe veel grond men tot die zekerheden heeft. En dierhalve komt het ons voor, dat het veiliger is, zich aari dè daar uit te wagteti onheilen en gevaren niet bloot te dellen; maar veel eer op den tegeriwoordigen voet van de concert t'ageeren voort te gaan* nogthans wel verftaandc, dat dan onze Vlooten iterker, en derzelver krygsverrigtinge activer werden. Men zégt in de tweede pfaatle; was het niet omzigtiger, de confirmatie der verbindtenisfen me" Vrankryk nog wat uit te dellen, en eerst te zien, hoe verre men het tot eenen afzonderlyken vreede kon brengen, in gevalle d'algemeene niet fpoedig getroffen word ? Dan immers kon men zich altyd met Vrankryk op Staatsm. Sepï. Nn nieuw  ( So6 ) nieuw verenigen ! Is dus die flap n:et prêi matuur ? Indien het buiten kyf was, dat Vrankryk daadlyk gereed zou zyn, om zich dan andermaal voor een jaar of langer met ons te verbinden, en onze tydelyke geallieerde te worden , dan zeker ook kon men nog een wyl . fuperfedeeren. Doch dan waarlyk moest Vranryk wel raazend goed zyn. Wat .is 'er natuurlyker te verwagten, dan dat het tot ons zoude zeggen; nu komt gy tot my om hulpe, omdat gy niet anders doen kunt; doch indien gy hadt kunnen reusfeeren, zoude gy alleen voor uw zeiven gezorgd hebben, cn my alleen den last op den hals gefchoveh hebben. Ik heb u trouw en als een vriend behandeld, en zelfs ongevergd' hulp geboden. Gy behandelt my met dankbaar. ïk heb geenen bontgenoot nodig , van wien ik gemerkt deszelfs voorleede inactiviteit, toch niet veel te verwagten heb; ja dien ik reeds meer dienst gedaan heb, dan hy aan my. Ik zal myne kragten tot myne eigen verdediging gebruiken, en niet tot die van anderen. Maak gebruik van d'uwen zo gy lust hebt , en zie voor 't overige hoe gy u best redden kunt; doch maak geen ftaat op my. Ik heb beflo. ten my met u niet meer te"bemoeien, maar n aan uw eigen noodlot over te laaten. Deeze taal moest immers de gezonde reeden  ( 50? ) den en goede Staatkunde aan Vrankryk difte» ren, en dierhalve om daar toe geene gelegenheid te geeven , geloven wy , dat hét beter is, nu by tyds met die Mogendheid, ons ver-' der te verbinden, dan daar toe pogingen te doen, wanneer het te laat zoude zyn, en alle voordellen dien aangaande van de hand zouden kunnen geweezen worden. ■ Waarom is het toch prematuur? Kan men niet veel fecuurder en beter vroegtydig alles voor een volgend jaar in gereedheid brengen, dan wanneer men laat de handen aan 't werk moet liaan. . Kon het plan voor at aanftaahde jaar beraamd zynde, nu niet alles van langzamerhand daar toe geprepareerd en werkftelb'g gemaakt worden ? Kan men dus niet met grond op beeter fucces hoopen, dan wanneer het plan de concert t'ageeren eerst laat in den winter beraamd wierd, ja fomtyds op een tyd, dat wy aan onzen kant reeds in Zee en werkzaam moesten zyn? Voorbaat in zaken van die natuur is nooit kwaad, te meer; daar de aart onzer Conftitutie toch altyd de zaaken niet te fpoedig doet voortgaan. . Men vraagt eindelyk, (want ons beftek vor. dert, dat wy ook over andere zaaken fpreeken) zullen wy ons daar door niet al te nauw aan Vrankryk verbinden; ons van hetzelve tè af hanklyk maken , en in gevaar ftellen, van deszelfs dupe te worden ? want het heeft reeds Nn ?. pns  C 508 ) ons hfequebo, Demerari, St. Euflatius cn de Berbices in handen . quafi wel is waar voor ons heroverd; doch het (preekt van geen wedergeven Het kan onze Oost ook voor ons quafi bewaren , het aldaar verlorene heroveren, en het vd volgens-behouden. In antwoord hier op dient. Het is waar ,* dat men onbezonnen zou redenceren, indien men wilde beweeren dat Vrankryk eenig en alleen uit edelmoedigheid cn niet tefFens uit eigenbelang ons byftaat. Het bedoelt onge* twyffeld daar mede zelfs zo veel te fterker tegen den Brit te zyn: maar alle de handelingen van dat Hof dragen evenwel de ken nierken der grootfte edelmoedigheid en goede trouwe met zich. Dat het ons onze W. Indifche bezittingen niet weder overgeeft, is geenfints te verwonderen, zo lang wy 'er ge-, ne Schepen en genoegzame bezettingen naar toe zenden, om die zelfs te kunnen overneemen en bewaren Dan liepen zy andermaal gevaar in Engelfche handen te geraaken. Gefteld ook al eens, Vrankryk behield die provifioneel tot een waarborg van fchavergoedinge, voor de kosten ten onze behoeve gedaan, zou zulks zo onredelyk zyn? Is het niet billyk dat wy Vrankryk dedomageeren voor zyne asfiftentie, en zo lange men zulks niet gedaan heeft, kan men niet kwalyk neemen, dat het zich zelven precautioneert. Ia  ( 5°9 ) Is het niet veel beefer, dat provifioneel die vette brokken aan Fngeland wederom ontwel, digd zyn, en in handen van onzevrie' den zyn, die ze on< gemakyker zullen ovei geeven , dan dat zy d'eigendom'r en onzer vyand:n bleeven. Vrarkryk heeft bovenden d:;de'yk verklaard, die voor ons te bezitten, en heeft onzes weetens ook nooit geweigerd die te zullen wederom geeven. Waarom d n over iets bedugttezyn, waar toe geene genoegzasme grond is ? Of hebben wy dan meerder zeekerheid ; dat. Engeland die ons hy den vreede wederom zoude gegeeven hebben, indien de Franfchen hen 'er niet uitgejaagd hadden ? En gefteld, Vrankryk heroverde op dien zelfden voet, onze in d'Oost verloren bezittingen, heeft dan 't zelfde ook niet plaats, 'c welk wy omtrent de Westindddr zeggen ? Waarom zou* den wy daar voor bevreesd zyn? In tegendeel , kon Vrankryk die magtig ■ worden voor ons, het zou ons dienst doen, al was het maar enig hierom, dat zulks den voortgang de- Engeltchen zoude fluiten, die ons veelligt anderfints d'eenen brok voor, d'anderen na zullen afneemen, indien 'er niet in voorzien word. Zie daar onze denkingsaart, nopens de vorehgemelde aandrang der Amfterdamiche Regeerderen- Wy belchouwen die als heilzaam ; en des als Vaderlands. Nogthans, hoe zeer wy verlangen dat dezelve ingang moge vinden Nn 3 by  t by 's Lands Vaderen, betuigen wy nog hartelykei3 te wenfchen; dat de vredesonderhandelingen re Farys, Ichoon neg flauw begonnen, goede en gelukkige voortgangen mogen hebben; ter, e nde een algemcene-vreede ftandgrype, en des dö verdere verbindtenisfen met Vrankryk onnodig werden. Wy geloven zelfs, dac Let voordeliger voor de Republiek zoude zyn, buiten die verbindtenisfe te kunnen blyven ,• doch daar zy voor als nog niet magtig genoeg fchynt te zyn, om op haar eigen wieken te vliegen, is het be. ter zich intuslchen van den byftand eener Mo. gentheid te bedienen , die met ons gemeene belangen heeft, en die, al had zy al iets trouw, loos in den zin, Ichoon 'er geene redenen var vermoeden voor handen zyn, echter ons nooit zo trouwloos zou kunnen behandelen, en ook nooit behandeld heeft, als Engeland van alle tyden gedaan heeft. Dat wy ons gönoegïaam m ftaat itellen! dan hebben wy niemant nodis &m ons te helpen, Maar .... 5 0 BRIEF  t C 5" > BRIEF aan den STAATSMAN, Myn Heer de Staatsman! T"\E bereidwilligheid, waar mede gy voor [3 eenigen tyd wel hebt gelieven te antwoorden, op myne vraag, of namentlyk het weerBaan en te keer gaan der Dwingelandy, wanneer die in een Land plaats heeft, uit Gods elgenfehappen en V oogmerk van alle regeeringen kan verdeedigd,worden, moedigt my aan, om, U E andermaal meteenen korten brief lastig te va.- s len; in hoop en vertrouwen, dat dezelve niet min gunftig door UE zal behandeld worden. Nimmer ontbrak het aan Vorsten, die, het zy opentlyk en geweldadig, het zy met meerder overleg en bedekter, getracht hebben zic i boven de wetten te verheffen, en ook niet zeiden daar in hunne oogmerken bereikten. Uz voorige eeuwen, ia de tegenwoordige heoben 'er vèele voorbeelden van opgeleverd; en wie weet of zelfs in onze dagen, nog niet hier ot daar Vorsten zyn, die met^zodanige heiloze voornemens zwanger gaan ; 'die 't zy uit e gcil beweging, 't zy door aanradinge hunner ve trouwden en lievelingen, geene gelegenheden voorby laaten gaan, om deeze huiine oogrn^rN n 4 *ca  ( 512 J ken of voor zich zeiven te bereiken, of wel den weg daar toe te baanen en voor hunne opvol, gers gemaklyjc te maaken. F Intusfehen is het my altyd bedenklvk voorgekomen, of zodanige Vorsten al eens himne oogmerken bereikt en zich boven de wetten gefteld hebbende, wel ooit, althans in't algemeen genomen, veel genot van hunne onwet. tige en aangematigde macht gehad hebben; ia of zy met veel eer meest altyd zelfs zo wel als hun Volk, onder de heerfchappy van hun eigen dienaars of gunftelingen ftronden ? Aan uwe kunde veel deferecrende, wenfeh- * te ik wel te weeten of ik my in deeze bedrieg, dan niet, en verzoek U£ dierhalve zeer vrienüelyk, my daarop met een antwoord, doenJyk, door eenige voorbeelden uit de gelchiedeniofen opgehelderd, te willen begunftigen• terwvi ik in de vcrwagtinge van het zelve betuig te zyn, met alle confideratie en agtinge, t , t.7 UE, Dienstvaardige Dienaar Langs den Rhyn j\j rö ' den 4 Sept. 17 b'2, ANTn  C 513 ) \ » ANTWOROD. '\ yf Inder vreemd en verwonderenswaardig J.VJL zou die heevige drift en begeerte, naar onbepaald en onafhankelyk gezag, in de Vorsten zyn, indien zy 'er nog een genisten eigen gebruik van wisten te maaken; maar wel deeglyk is het waar, dat zy zulks zelden weeten te doen, en dat gezag veelal geheel in handen laaten van hunne gunllelingen, ofwel van hunne meestresfen, indien zy voor minnedriften vatbaar zyn, en dat zy 'er dus zeiven het minfte genot van hebnen. By hun onophoudelyk woelen, "by hunne onvermoeide pogingen,om alle menfehen onder het jukte brengen , winnen zy doorgaans niets anders , dan dat zy zelfs onder 't juk en de overheerfchinge geraaken van zulken , die dat gezag het minst van allen waardig zyn. Onbegryplyk is het is, dat de Vorsten zulks niet kunnen befeffen, en verkiezen eene willekeurige macht aan te matigen , die zy zelfs niet kunnen uitoeffenen , en die hen tot afhangelingen hunner eige dienaaren maakt; ja dat zy zulks hooger fchatten, dan eene redelyke en naar wetten bepaalde macht te bezitten , die zy zelfs kunnen uitoeffenen, en in welke uitoeffening zy door elk en een iegelyk , zo wel Na 5 als  als door de wetten zouden gehandhaafd wo d » ' Eenige voorbeelden zullen dit ophelderen. Lodewyk de XIII. was een Vorst van vrv geringe bekwaamheden , meest gewoon door eens anders ogen te zien. Hy was evenwel onbezonne genoeg, zich het recht aan te matigen , om , als Opperfte Godfpraak, wet en rechten naar zyn welgevallen te fchikken en te bepalen ; en zyne driften door den Cardmaal beftuurd of ingeboezemd, moeiten een ydcr ten regtfnoer van zyn leven, ja tot een grondflag van geluk of ongeluk ftrekken. De Cardinaal bediende zich intusfehen van den Koning, even ais een enkel werktuig • hy was in der daad Monarch van het Ryk , gelyk de Franfchen by ondervinding gewaar wierden, en ook geheel Europa duidelvk zien kon. Buiten twyiTel was hy qen man van buitengemene begaafdheden, vaneen groten en voortreflyken geest; doch , dèwyl hy zich niet ontzag om de wetten en vryheden van zyn Land te vertreden , beftond 'het beste 't geen men van hem zeggen kon, hierin, dat by een Staatsdienaar was die meesterlyk uitmunte, in de kunst van onderdrukken. En in der daad ook , die enkel naar zyn wil en wejgevalte regeert, die geen anderen regelmaat kent dm zyn eigen  f 515) eigen zinïykheden , zal altyd, hoe groot ook zyne hoedanigheden zyn mogen , meer kwaad dan goed met zyne regering doen. De geheele heerfchappy van Keizer Claudius , al zyne buitenfpoorige dwaasheden en ■bedryven van wreedheid , waren alleen het werk zyner vrouwen en vrygelaaten flayen ühjr had geen denkbeelden of driften, dan die hem door dezelve wierden ingeboezemd. Ook was hy évenwei de eenigfte alJcenhecr ■ fcher niet , die onder 't bevel en meeftcrfchap zyner eige vrienden ftond; die de dienaar zyner eige dienaren was. De meesten der overige Cafars zag men ook doorgaans, aan het opperbeftier van den eenen of anderen vreemdeling of veragtelyken gunsteling onderworpen, Die zo genaamde roemrugtige Keizers , die geen toom of regel in hun gezag duiden konden, hadden intusfehen in der daad zeer weinig te zeggen, en lieten , te vreden met den naam en fchandvlek van' oriafhanklyke macht, de uitoeffening en het mi-brink daar van over aan de geringfte en onwaardigüe huisbedienden, die te regt het uityaagfel van 't menfchelyk geflacht konden genoemd wor. den. De Sultan van Turkyen , die zich een eigenwillig en onbepaald gezag over le^en en dood van alle zyne Onderdanen toeeigent ; die É  die alle hunne goederen en bezittingen zyn eigendom recent; de Heer is van den grond van Landeryen en vastigheden, door de gant.' fche urgeftrekthed van zyn gebied; de ™itan heeft immers van zulk eene bukenfporige en wydberug'e heerfchappy, geen ander voordeel, dan alleen dat hy een ontzachlyken naam draagt, terwyl hy intusfehen zyn leeven verilyt m het midden van dmzende kommerlvke gevaren. J . ZeIden z,;et men hem; zelden voert hy zelfs iets uit, en nog weiniger weet hy, wat er in zynjRyk^omgaat. Met het Zeegel. 't welk hy den «root Vizier ter hand fteld, geeft hy hem ook teffens het Oppcrbeftier over , van zyn wydurtgeftrekte heerfchappy; en de volkomen macht, om het KeizefJyk gezag naar zyn eigen welgevallen te voeren en te misbruiken. Die Groot Vizier is fomtyds de eerde , die hem van den throon doet 1'choppen om hals laat brengen of in een Kerker opfluiten. Uc voorrechten der Majeftcit , die de Sultan ais Vorsten voor zich zeiven be houden, betreffen het Ryk niet , en brengen ook het zelve niet het nrnfte nut of voordeel roe. Zy brengen hun tyd door met ftommen , dan Iers en hunne vrouwen Dit is de gewoonte ia het onvermydelyk nootlot van alle willekeurige alleen heerlchers, die nogthans den tytel van beftierders en be- fcher-  ( 5*7 ) fchermers der Volkeren voeren. Zyn dat kentekenen van een Goddelyke, van een magt, die onmiddelyk uit den Hemel nederdaalt, en daarom geheiligd en onwederfpreeklykis, gelyk de Turkfche Leeraren voorgeeven ? Beltaat het ware kenmerk der Godlykheid, in het verwaarloozen zyner plichten en het misbruiken der Heerfchappy , en dat men de zorg daat van aan een ander overlate ? Indien hy, die het Oppergezag voert, daar toe van den Hemel gëlchikt is, . heeft/ men niet den Sultan of den Vorst, maat den Vizier of eerflen Minister voor dien man aan te zienHoe de Godgeleerden in Turkyen over dit fluk redeneren , is ons onbekend; maar wy twyffelen niet, of het ontbreekt hun geenfints aan fyne onderfcheidingen en doorfleepen uitvlugten, om hun gedrag te regtvaardigen; wanneer zy den Monarch, gelyk wel eens gebeurde , van den throon hielpen ftooten of om hals brengen; fchoon zyn perfoon volgens hunie beginfelen en gronden heilig was, en zyn maciit van niemand mogt worden weerftaan en tegen gefproken. De drift, de grilligheid en kwade raad van een lieveling, d.e in gunst en aanzien de eerfte ■-'laats bekleedt, gaat by een iiaphartig Vorst, altyd als een regelmaat van wet en biliykheit door. Gelyk een man die zich boven de wetten  i 518) ge.vk hy reeds doe? regel tc verheffen ; zo k het ook Se tê een staatsdienaar, wanneer zyn meester bPm met onder het oog en in teugel houdIT Jfyd binnen de palen van deugd en redelykheid zal Myvcn. De een zal wel haast zyne Verwaandheid en hoogmoed toegeven, zyne heerschzugt en geweldenaars aart doen blyken; als de andere hem flegts laat geworden, Zulk èene verzoe! kmg ,s bezwaarlyk te overwinnen, zo eene g éaSt\ mlrnuni€t ?aarne verliezen Galba bevond z,ch in die onhandigheden en werd er door een val gebragt. TKo groot, was volgens Tacitus* zyne flapSen onvoorzigtige toegeeflykheid, dat d ffi ^voSe?d ,d ? r°i fZUgt Zyner S'Unfle1^ ISJ fr d°°r kree§ en re!ke»s wierd gaande gemaakt: want zy hadden onder zodanig een hgtgelovig en zwakhartig Vorst yan hunne onregtvaardigheden minder «vaar' te vrezen en grotere winsten te wagten° Ook voegt hy er deze waarachtige woorden by, dat gedugte en ontzaglyke gunstelingen of bedienden altyd gewisfe kentekenen °zyn van een flappen en magteiozen Vorst. Richard de II. Koning van Engeland ?,Vf het gantfche Rytobeftier *zo vdkcS ^ 1 ne lievelingen, en èerfte :ïliS? |£ men  ( 519 ) men niet 't onfegt van "hen zcide, dat zy het Kóningryk gapagt hadden. En wat was 'er het gevolg van ? Hy die anders geen kwaad Vorst was, raakte gehaat om hunnent wille. Al wat zy deden kwam op "zyn naam , terwyl hy 'er intusfehen het minfte deel niet aan hadt. Zy verleenden last cn voorregtbrieven, plunderden de Natie, en onderdrukten dezelve. Ook tragteden zy den Koning met geen ander oogmerk boven de wetten te Hellen , dan op dat zy zelfs door dezelvcn niet meer zouden geboden zyn. Dus, ónder anderen, lieten zy in de ftad Lortdon uitroepen ,• dat niemand de floutheid zou hebben om' kwalyk van hen te [preken , en een woord tegen hun beflier te uiten , op flfaffè van wat hy bezat te zullen verbeuren. ja dat nog erger was, zy deden den armen flaphartigen Konig zweeren , dat hy niet alleen , zich door hen en niemant anders zou laten raden en beflier en , maar dat hy, wat er ook gebeuren mogt, of van gezegd en ge • klaagd wierd, hen ook met al zyn magt zou voorftaan en befcherr.ien. Geen wonder was het dan ook , dat zy nimmer dulden wilden , dat de aanzienlykfte mannen van het Ryk, en 's Konings beste en braafste onderdanen, hem eenigen raad of onderrigting gaven, of zelfs by hunne afwezigheid , in zyne tegenwoordigheid wierden toegelaten. Brem-  C 520 ) Br emmer, het hoofd dier lievelingen, deed op zyn eigen gezag, zonder wet of rechtsgeding , twee en twintig menfehen in eenen nagt ophangen. Dit evenwel was nog maar een gering, proefdruk van zyne magt en geweldenary. Hy had reeds een grootst aantal brave burgers en ingezeetenen uitgepikt, die in zyne ongenade vervallen waren, met voornemen om hen allen aan zyne wraakzugt op te offeren. Dan de Voorzienigheid evenwel gedoogde zulks niet, want ten lesten moest hy evenwel zelfs zyn hoofd verliezen Aanmerklyk is het, dat die zelfde zielen, die in tyd van vreede en voorfpoed, met de uiterfle baldaadigheid en verwaanden hoogmoed den rncefter fpelen, geen list nog bedrog fpaaren om hun belang voort tc zetten, die gene logens , valsheden ja zelfs meineed ontzien , die met ampten en waardigheden openbaren handel dryven, en menfehen van eer, deugd en verdiensten met den nek aanzien en verftooten: Aanmerklyk zeggen wy is het; dac die zelfs in tcgenfpoed en gevaar' meest altyd als laffe bloodaarts den moed laten zakken. Ja niet zelden ziet men , dat zy dan van de eene party na de andere overlopen, en hunne oude vrienden en voorftanders veriaten; om zich voor hen, die zy voorheen bedrogen, tergden en onderdrukten , op het diepst te vernederen» Een  C 521) Ëeri'Vorst, die onderdrukkingen toelaat , Verdient zelf den naam van onderdrukker, want zyn ampt en plicht is, daar op onderzoek; te doen, die voor te komen en te ftraffen» Waarom is hy anders Vorst? Waarom is hy met een groote magt bekleed? Eenig en alleen om die ter verdediging van zyn Volk te gebruiken , en voor 't algemeöne welzyn te waken. Niemand zal ook over de zaak anders oordelen, en 't Huk op eene andere wyze bevatten , dan mooglyk de rovers en Vyanden Vin het Volk , en de lievelingen en vleiers , die met de dwaling en het misverftand van hun Meester, hun eigen voordeel tragten te doen. Het geen de Vorsten in eigen perfoon ver. rigten kunnen 5 moeten zy bezorgen en toezien, da: door anderen wel en behoorlyk word uitgevoerd ,• want een Vorst maakt zig door agteloosheid en verzuim, den naam van braaf en loflyk onwaardig. Hy voert een ampt van zo veel gewigt , dat van' het wel of kwalyk waarnemen dier bediening, het geluk van Land en Onderdanen afhangt. Daarom ook, mag men ieder die her verwaarloost en niet ter harte neemt, mee regt daar toe onbekwaam, of dat ampt onwaardig rekenen. Wv bekennen het, dat eerlyke en wyze Saatsdienaren, dat mannen van veelband en Vroomheid, fomtyds het gebrek van den Vorst, Staatsm. Sjïpt. O o zyn  C 5" ) zyn Onver ftand en flaphartigheid vergoeden^ maar hoe zelden gebeurt het , dat zodanig een Vorst zulke brave voorwerpen tot zyne Raden en dienaren kiest! Doorgaans zyn zy van den zelfden aart als de Vorsc, of bedienen zich van deszelfs dwaasheden , om ftradoos hunne ongeregtighedente pleegen, en daarom ook boezemen zy hem in, dat hy zich boven de wetten moet ftellen. Hunne uitmuntende bekwaamheden om wel te regeren , daar hy mooglyk zelfs weinig kennis van heeft, en ook misfehien geen belang in ftelt, .>, zyn de redenen niet , waar om zyne keuze op hen gevallen is. Doorgaans komt die keuze voort uit een drift, eenige grilligheid, of eenige byzondcre hoedanigheid , daar die voorwerpen zyner gunst en zynes vertrouwen in uitmunten. Somtyds zyn het klugtige zielen , of die hem Mcesteresfen weten op te loopen, of groote Mufikanten ," fterke drinkers \ of fyne en zedige' pylaarbyters. [Om zulke fraaie begaafdheden, deeeiiigfte daar ze op roemen konden, heeft men alderhande foort van menfehen, door Vorsten tot het hoogfte gezag en invloed zien verheften. Ontelbare voorbeelden zou men kunnen aanhalen, van Vorsten , die zich hebbende laten diets maken, dat zy zich boven de wetten moeften ftellen, en zulks ter uitvoer gebragt  < 523 ) bragt hebbende , naderhand zelfs weinig aan dat tomeloos gezag hadden', ja. in tegendeel, zelfs de dienaren waren van hen , aan wie zy de uitoffening van dat onwettig gezag toebetrouwden. Indien de Vorsten dit bezeften , zou er. geen een zyn . ten ware hy geheel van zyne zinnen beroofd was , die niet eene door wetten bepaalde magt boven een eigendunklyk gezag zou verkiezen.. En in der daad ook, aan een wys Vorst kan de wettige, bepaling zyner magt nooit onaangenaam zyn. Daar door immers regeert hy veiliger, met groter roem en luister; ja hy zal er altyd zyn voordeel , en aanwasch van vermogen en kragten by vinden ; daar hy anders wel eens te keer gegaan wordt, en van de hoogte in de diépte nederftort. Een Vorst boven dien, die onder het verband van wetten ftaat, en geen inbreuk op dezelve doet , noch zich daar boven zoekt te verheffen, zodanig een Vorst kan ook niet lang door kwade raadslieden bedrogen , of door baat en heerschzugtige Staatministers bediend worden. Zy moeten mannen van oordeel en kennisfe zyn , die agtinge en lof verdienen ; want anders zullen zy ten' lesten, of zich .zelvcn , of den Vorst, of wel beiden te famen.ten val brengen. Eene Natie, (gelyk wy Nederlanders, by voorbeeld) die volOo 2 gens  ( 524 > gens vastgeftelde Wetten geregeerd wordt, kin niet lang onkundig blyven , maar zal eerlang met er daad zien en voelen, of hare rechten ongefchonden bewaard worden , of zy tegen den eisch der wet onderdrukt, of naar derzelver voorfchrift befchermd en gehandeld wordt. In een Land daar Vryheid op den throon zit, eigent zich eik lid der maatfchappy het toe , 't welk hem ook onwederfpreeklyk toekomt , namentiyk; om door zyn eigen ogen te zien ; een regt waar van wel eens eenig misbruik kan gemaakt worden , maar dat egter nooit geheel verlooren en verbeurd kan worden. Her. is en bïyfc ook altyd beter en raadzamer , dat alle menfehen vryheid hebben om te zeggen wat zy willen , dan dat een enkel man vryheid heeft om te doen wat hy wil. Een Staatsdienaar wordt er dus zeer naauwkeurig nagegaan , en zyn gedrag fcherp beoordeeld : doch daarom juist, indien hy zyn plicht waarneemt en wel doet, is hy er veiliger en gelukkiger. Voor de Vorsten zelfs zyn er geen wyzer raadslieden, geen veiliger wegwyzers zo we als getrouwer befchermers, dan de wetten. Het zal hun nooit aan Hovelingen ontbreken, die hen vleien; maar weinigen zullen zy vinden, die hun de waarheid zeggen. Wil een Vorst dus van zyn plicht en wareregten grondig enderrigt zyn; dat  ( 525 ) dat hy de wetten raadplege, die ongeveinsde en opregte vrienden, die hem nooit bedriegen of verraden zulien. Zyn flikflooiers zullen hem zeggen, dat hy alles doen mag wat hy wil, ja die goddelo c leugen nog door een twede bekragtigen, dat zulks des hemels wil en ordonnantie is. Maaide wetten zullen hem leeren ; dat alles wat hy doet, tot nut en wel zyn van zyn Vol ftrekken moet; dat hy geen regt heeft om het zelve te benadeelen; dat hy geen magt bezit, dan die hem door zvne onderdanen verleend is; dat die magt door wetten bepaald is, en dat hy tot het opperbeflier verheven is, niet om aan zyn eigen belang , hoogmoed en vermaken te voldoen, maar om de behoudenis en welvaart van 't algemeen te handhaven en te bevorderen. Laat nu een Vorst oordelen, wie van beiden, de wetten of vleiers best geloof verdienen? wie hem regt en weldadigheid leren zullen, en op den waren weg" van roem en glorie leidende , hem by zyn leven veilig en na zyn dood onflerflyk maken kunnen. Laat hem k'ezen, of hy een Nero wil zyn,door laffe Hove ingen befh'erd, als een dwingeland gedoemd , en me: afgryzen door de laafle [nakomelingen verfoeid; of wel een Titus, die wet en regtvaardigheid aanklevende, het vermaak van'tmenschdom genoemd wierdt. Oo 3 Ach!  . Ach! Vorsten! Overweegt het! Wat karper fieuchlyker en verrukkender voor üzyri, dan de verzekeringe te hebben , dat na Uwen dood , uwen lof nimmer vergeren, en altyd uwe namen met diepen eerbied genoemd zullen worden? Wat moet u verdrietiger vallen , dan té voorzien, dat de nakomè ingen uwe geheugehis zullen Vèrvloeken,endat 'er nooit als met verfoeijing van ulieden zal gefprokën worden. Stelt u dus nimmer boven de wetten, en verfoeyt de lage zielen , die u zulks aanraden! Dan zult gy the luistèrryke namen verdienen, waar msde Iraianus nog ten huidige dage pronkt. TWEE- 4  ( 52? > TWEEDE SAMENSPRAAK tusscheh CHINKI CHAMPIPI. Chinki. IK heb u andermaal ontboden, want myne verlegenheid neemt daaglyks toe , en den last der Regeringe wordt my een walg. Ach Champipi! Indien gy wist hoe ik van alle kanten gellingerd word , gy zoudt myn lot beklagen. Nauwlyks heb ik de eene onaangenaamheid ondergaan en uit den weg geruimd of 'er doet zich wedercm eene nieuwe op : en wie weet wanneer het een einde zal neemen ! Ik word geheel verdrietig. Champipi. Zulks verwondert my geenfints, want de tyd was gekomen, dat de ogen aller Chineezen zich begonnen te openen. Zy zagen dat hun welvaart niet naar vereisch behartigd , Oo 4 dat  C 528 > dat de eer cn waardigheid hunner Natie niet gehandhaafd wierdt. Zy befloten des hunne pogingen tot verbeetcring van zaken te doen, en daar toe fchynen alle die zaken inserigt te zyn, welken gy thans ondergaan moet. & Chinki. Heb ik dan iets bedreeven , waar door ik betoonde, 'den welvaart van myn Ryk en Yuk,Ani? lï nillen beliar^n ? Is het myn ichuld dat de Peguaan het Chineefche grondgebied op eene verraderlyke wyze aangetast heeft ! Ik betrouwde op de plechtig bezwoore yerbmdtenisfen, die tusfchen hem en my, tuslchen zyne en myne onderdanen ftand genomen hadden. Champipi. Gy hebt te veel op die verbindtenisfen betrouwd; gy hebt u door hem laten misleiden en het is juist daarom , om dat gy te veel aan zyne vnendfehaps verzekeringen' geloofde dat gy nu veele wederwaardigheden moet ondergaan, die anderfints nooit uw deel zouden zyn geworden. Chinki. Ik heb anderen naar my zeiven afn-emeeren ik was altyd opregt en deed myne°woorden ge-  ( 5^9 ) geftand. • Ik dagt het zelfde van den Pe~ guaan. Champipi. ■ ■ r * **r . i i 1 ü .*3 * Ik beklaag uwe Iigtgelovigheid ! Doch hadt gy maar het oor willen leenen , aan het geen gy weeten kost , dat door duizenden onder uwe Volk gezegd wierdt. Die zeiden openlyk ; de Pegitaan legt op zyne luimen , en wy. hebben alles te dugten van de wangunst en heimelyken haat, die hy de Chineezen toedraagt. Onze Keizer zyn Ryk tegen Vyandelyke aanvallen willende dekken , doet daar omtrent lofiyke pogingen genoeg , doch dezelve zvn verkeerd ingcrigt. De Peguaan heeft talnke Ruiterbenden , die met groote gezwindheid zich ginds en herwaards kunnen begeeven. Waarom ook niet gezorgd , beftendigs en we'geoeffende Ruiteren in befoldiging te hebben, die op den eerften wapenkreet het Chineefche Ryk tegen de Peguaanfche Ruiteren kunnen verdedigen ? In fteede van dien , heeft de i eizer niet dan Voeibendcn op de been gebragt, en by aanhoudendheid zoekt hy dcrzelver getal te vei meerderen. Ziedaar Chinki, wat uw Volk zeide. Chinki. Naatiwlyks evenwel heeft hy my moeiOo 5 lyk-  ( 530 ) lykhceden aangedaan , of ik heb- daadlylc myne bevelen afgekondigd, om Ruiterbenden aan te werven. Champipi. Toen was het reeds te laat, want die konden nimmer zo fpoedig in groote getalIe genoeg op de been gebragt worden Gy hadt die ^ bevelen vee!e jaren vroeger m eten geeven. Dan hadt gy den Peguaan voorgekomen , en nimmer zou hem de lust bekropen hebben , om u aan te tasten. Hy zou u nu entzien , en eene diepe fchrik voor uwe gramfchap zou iq hem huisvesten ; daar hy u nu op het lyf gevallen is met zyne Ruiteren , eer de uwen nog in gereedheid konden zyn ; daar hy u reeds «verfcheide Provintien afgenomen heeft, en den fpot met u en uwe macht opentlyk dryft. Chinki. Ach ! zwyg Champipi ! Laten wy het voorledene ter zyde ftellen , en veel eer fpreeken over het tegenwoordige. Zeg my , wat ftaat my te doen , om aan myn Volk dat my ter harte ligt genoegen te geven ? want ik behoef het u niet te zeggen , hoe het zelve gezind is. Cham-  (531 ) Champipi. Dat is my over bewust. Ik weet wat er onder het zelve geredeneerd word , en dat juist heeft my altyd angstvallig gemaakt. De driften der meenigte zyn te gevaarlyk , en eenmaal te flerk aan het gisten rakende , valt het moeilyk die tot bedaaren te brengen. De Hemel verhoede talie onheilen en buitenfporigb.eeden, Ik heb altyd de zulken geprezen , die u de belangen uw es Volks durven voordellen en hunnen besten raad voordragen ; doch ik verfoei hen , die dat Volk tot muitzucht zouden willen ganzetten. Chinki. Ik hou my van uwe goede denkingsaart overtuigd. Zeg my dus rondborftig , wat my naar uwe denkbeelden best ts doen daat. Champipi. Eene edelmoedige en lydelyke zagtzinnigheid komt my in deeze voor, verre verkiesiyk te zyn, boven alle andere hulpmidder len, welken men u aan de hand zoude kunnen geeven , ja boven alle andere flappen, f/aar toe men u zoude kunnen aanzetten, lk ra-  ( 532 ) rade u dierhalve die edelmoedigheid, réeds zo overeenkomftig niet uwe aangeboren gemoedsgefteltenisfe, met uwe eigen denkingsaart ftrokende , en ook uwe Keizerlyke waardigheid voegende, in volJe mate plaats te geeven. Chinki. Op wat wyze ? Champi pi. In d'eerfte plaatfe zou ik alle de geenen , die gy redenen mogt hebben om te veronderftel'en, dat zy u gunftig toedenken, door in« neemendc en voorkomende behandelingen, overtuigen, dat gy geene gevoeligheid tegen hen voedt, en ik zou hen zodanig behandelen, dat uw edelmoedig gedrag heirwaards, hen noodwendig uwe vrienden moest doen worden. Hier by zou ik hunne redenen altyd aanhooren , en betonen erkentelyk te zyn, voor elk en een ieder die op eene befcheide wyze u zynen goeden raad kwam meede deeien, cn zo veel immers mooglyk is, zou ik dien ook volgen. Chinki. Indien die raad eens kwaad was? Cham*  C 533 ) Champipi. Dan zou ik dien niet volgen, en evenwel de geenen die ze gaven 'er voor verplicht zyn,. in gevalle het lieden van eer en deugd waren; want dan hebt gy de zekerheid, dat zy naar hun beste weten en volgens hun gemoed fpreeken : des dan nog, fchoon zich bedriegende, fchoon dwalende, betonen zy u liefde en agtinge. Chinki. Vervolg! Champipi. Ten tweede zou ik my voor de gmtfche Chineefche Natid regfvaardigen, en haar by openbare geichrifte een beknopt verflag doen, van alle uwe verrigtingen , zederd dien tyd, dat de Vorst van Pegu uw Ryk aangetast heeft. Hier by zou ik voegen de beweegredenen uwer verrigtingen, en waarom gy dezelve oordeelde, ten beste van Landen Volk te ftrekken. Door zodanig eene handelwyze zoudt gy den mond doppen aan alle bedillers. Uwe verantwoording niet dan goed kunnende zyn , zullen zy noodwendig fchaamrood over hunne voorbarigheid moeten worden, en hunne verwarring zal de ftraffe zyn, welke gy hun  C 534 ) hun aandoet. Zy zullen , indien zy cerïyke lieden zyn , wederom voor u bezield werden met die zelfde gevoelens van trouwe, liefde en agting, die hen bevorens kenmerkte. Uwe cordate openhartigheid zou u aler harten winnen ; cn zelfs, indien het al plaats had , dat gy in deeze of geene zaak andere maatregelen had kunnen neemen, zal die zelfde openhartigheid te weeg brengen, dat in niemand kan opkomen , daar omtrent enige bedenkingen té maken; wyl elk zich overtuigd zal houden, dat gy naar uw gemoed en beste vermogens en beste weeten te werk ge. gaan zyt. Chinki. , Fraaje raad ! Zou een Keizer van China' zich voor zyn Volk verantwoorden, daar ik nimmer misdreef. Wie myner Voorzaten was ooit verantwoording fchuidig , en ik agt my daar toe ongehouden. Champipi. Die geen fchuld heeft, behoeft zich niet te verdedigen. Dit ontken ik niet; en daarom kan ik uwe tegenwerping enigermate wettigen. Doch gedoog my eene vraag te doen. lk weet dat uw Ryk en Volk u nauw aan 't har-te hggen, en dat gy uwe onderdaanen lief hebt.  C 535 3 hebt- Kan het u dan onverfchillig zyn, hoe dat Volk omtrent uw perfoon gezind is, en of deszelfs liefde af dan toeneemt ? Chinki. Neen zeeker! zulks is my niet onverfchillig. In 's Volks liefde ftel ik myn grootfte geluk. r Champipi. ' Hoe zoudt gy dan eene daad en ftap, gefchikt om de verkoelden te winnen, en u volledig van de liefde aller uwer onderdaanen te verzekeren , als beneeden uwe agtinge en waardigheid kunnen befchouwen? Geloof my dierbare Vorst, al wat gy van uwen kant daar aan kunt toebrengen, wel verre van u te verneederen, is groot en verheeven. Chinki. Wat is al voorders uw raad. Champipi. Ik zou aan de verlangen der Chineezen onbepaald voldoen. Te dien einde moet gy bevel geeven, dat alle weerbare Ruiteren tenfpoedig£te te velde trekken, en dewyl gy van hunnen moed  C 530 moed verzekerd zyt, zal de kleinheid van huh getal hen niet beletten, de Peguaanfche Ruiteren onder d'ogen te zien. Stel aan hun hoofd een Bevelhebber, niet wegens zyne jaren of rang verkoren ; maar zodanig een, waar op gy merkt, dat uw Volk het meeste vertrouwen heeft. Geef hem beveelen, om den Vyand, waar hy hem ook vinden moge, aan te tasten, en Hel een affchrifb dier beveelen in handen uwer eerde Mandaryns, op dat gy en zy te za. men altyd in daat zoudt kunnen zyn , om teoordeelen, of aan die beveelen naar vereisch gehoorzaamd is. Dan vry tegen alle mfpraak, komt de verantwoording voor rekening van den geenen, die gy met de uitvoering belast hebt. Chinki. Myne Ruiterbenden zyn wel geoefïend en moedig, maar die der Peguaanen zyn in grooter getaale, en d'overmugt doet my voor een nederlaag dugten. Kan ik myn Volk zo ruuk. loos naar den flagtbank zenden ? kan ik zulks ter myner verantwoording neemen? Champipi. De rechtvaardigheid uwer zaak zal u van 's Hemels byftand verzeekeren. Gy kun: bovendien opentlyk aan uwe eerde Mandaryns, en door  V 537 ) dóór hen aan uw Volk, de redenen aan dea dag te leggen, waarom gy ongeraden oordeelde, alle uwe Ruiteren te iaamen op den Vyand ai te zenden. Gv kunt 'er by voegen, dat gy nogthans aan de yierige wenfchen uwer onderdaanen voldoen wilt, doch ook niet begeert gehouden te zyn voor den uitflag. Dan 't uwe gedaan hebbende, kan geen eerlyk Chinees zich naderhand beklagen, indien uwe Ruiteren ges»e overwinning bevegten. Chinki. Wat zou 'er evenwel van zyn, indien myne benden verflagen wierden ? Hoe zou ik 'er zo fpoedig anderen op de been kunnen brengen? Champipi. Dan zal uw geheele Volk uwe Ruiterbenden worden. Aiie Chineezen zullen te velde trekken, en zy, wier jaren of kragten'er niet toe gefchikt zyn, zullen u met hunne beurfen byliaan, om Paarden en Ruiteren te kopen of te huuren by den Vorst van Galkonda; by de hoofden der Tartaaren , die 'er in overvloed hebben , en ook reeds in oorlog met den Peguaan zyn. Het gemeen belang om dien vermeetelen tot reden te brengen zal Jien bereidwillig doen zyn, om u in alles te» Staatsm. Sept. - Pp Rentte  C 538 ) diende te ftaan. De regentyd is bovendien voor handen; des eer die verlopen is, kunt gy nog roet weinig moeite, talryker in Ruiterbenden dan ooit, wederom tegen uwen vyand optrekken. Chinki. Was het niet beeter dat ik boodens naar Pegu zond, en den vredestak liet aanbieden? Champipi. Doe zulks niet! De Vorst van Pegu komt immers zelfs aan de hand. want zyne Ruiterbenden raken afgemat, cn' hy begint voor de toenemende menigte der uwen bèdtigt ite worden. Beftryd Item, en wil by dan'.|^^vr*t den vredestak aanbieden, 1.1.;.r. gy m^tfc; ••• hand die aanvatten, cn 'dpV'■Voorwaaraeii met de wapenen in d'andere Ivd.n.. -n. Vo >ni9 zo lange gy met hem irtvwMog moogt bï#£ven, doe niets, dan met raad cn voorkennisie van uwe Mandaryns van den eerften rang. Neem hen tot uwe vertrouwelingen. Zy^zyn het die het Volk by u verbeelden. AI wat gy des met hen in gemeenzaam overleg zult bepaalen 4 zal geoordeeld worden door de geheeJe Chineefche Natie bepaald te zyn. Vallen de beste pogingen, de wyste raadflagen, dan niet  f 539 ) niet naar wenfch of vereisch uit ; geene onliflyke verdenkingen kunnen dan ooit ftand grypen , en de weg tot alle nafpraak zal 'er door afgefneeden worden. Chinki. Hoe zeer ik uwen raad in. veele aaneemlyk vind, is het evenwel nodig, dat ik my daar rypelyk over bedenke , en 'er met anderen over raadpleege. Champipi. Doe zulks doorlugtig Keizer! Verhaaste befluiten zyn gevaarlyk. ' Ik heb u myn gevoelen naar myne beste kundigheid gezegd. Neem die van anderen ook in, en geeve de groote Tien, dat zy met dezelfde eerlykheid bezield, niet minder het Vaderland en uw perfoon mo> gen aankleeven dan Champipi. Chinki. Ga! Dit gefprek geeft my te veel ftoffe tot overpeinzingen, om my niet een wyl in myn geheim vertrek af te zonderen. Champipi. Vaarwel Chinki! De uitkomst zal uleeren, Pp J dat  ( 54° ) dat myn raad niet geheel verwerpiyk is. Hoor die van anderen ook aan, doch doe eene goede keuze in hen , die gy raad zate pleegen. *  C 541 } Rusland, TOen de berügte Putachew eenige jaren geleeden, zich tot het hoofd van eenige rebellen opwierp, beweerden fommigen , dat hyen de zynen opgeruid waren door eenige vreemde Mogendheid, ten einde aan Rusland werk te verfchaften , en langs dien weg te beletten , dat het zekere andere voornemens, welke het in den zin had ter uitvoer kon brengen. Sommigen gingen zelfs verder, en vermeinden, dat 'er in het Ryk eene fterke faftie was, welke de tegenwoordige regeering niet toegedaan waren, die op den perfoon des Groot-Vorst zogten over te brengen, en d'aanftookers van dien opftand waren; ten einde dezelve algemeender zoude worden, en zy zich van die gelegendheid zouden kunnen bedienen, om hun ontwerp tot beflag te brengen. Zelfs nu, vermoeden fommigen, dat 'er nog een heimelyk misnoegen by veele grooten tegen de Czarinne plaats heeft; dat deeze met het voornemen zwanger gaan , om den GrootVorst op den Keizerlyken throon te ftellen , die nogthans aan zyne zyde als een weldenkend zoon en onderdaan niet met hen famenwerkt, doch door zyn aanwezen in het Ryk, te eerder aan zyne aanhangeren den lust en gelegenheid zoude kunnen faciiiteeren, om eeStaatsm. Sept. O q ne  ( 540 ne Staatsomwenteling te onderneemen; 5n dat zuiks een der beweegredenen is, waarom die jonge Vorst, thans eene zo langdurige en kostbaare reis door Europa doet; kunnende de Keizerinne , intusfehen , bv abfentie van 't voorwerp, voor 'fi welk buiten zvn weten of ten rainfte buiten zyn willeen medewerking,'iets zoude kunnen onderkomen worden, te eerder alles voorkomen en disfipeeren. Indien het waar is, gelyk men beweert, dat de Czarinne thans altyd eene dubbele lyfwagt by haar perfoon houdt, zou men met reeden aan de gegrond, heid der opgemclde vermoedens nopens des Groot-Vorsts reize, eenig geloof kunnen gee. ven. Het is zeker, dat alle willekeurige of Militaire regeeringen, veel meer dan anderen, aan Revolutien onderheevig zyn. Rusland, tot dat foort behorende, heeft zulks ook veelmaale ondervonden; en daar 'er altyd in een Land zo wel vergenoegde cn rustige, als t'onvrê. den en woelzieke onderdaanen zyn, zou het juist geen mirakel zyn, indien eens t'eniger tyd , de tegenwoordige Czarinne in 't geval gebragt wierd, van op dezelfde wyze de kroon te moeten afftappen , waar op haar gemaal van t Ryksbeftier ontzet wierd. Wat 'er ook van zyn moge, 't is zeker dat Cathanna, (met ter zyde "iTelüng van de wyze waar op zy zich de regeering aangema-  ( 543 ) thd heeft) zederd haare regeering oneindig veel nut aan de Natie toegebragt heeft; datzy . eene groote en fchrandere Vorstinne is, en dac zy hoe despotiek ook regeereude, evenwel alcyd blyken van zagtmoedigheid gegeeven heeft. Zy is geene Dwingelandesfe; en des was het mooglyk veel heilzaamer voor Rusland, dat zy in 't rustig bezit van de Regeering bleef: te meer^ wyl alle groote Staatsomwentelingen doorgaans met bloedvergietingen gepaard gaan, en zomwyle dailerverderftykfte gevolgen kunnen hebben. Intusfehen geeven d'onlusten in de Crim ftoffe tot bedenkingen, of dezelve niet het uitwerkfel der Staatkunde zyn, en of men die niet berokkend heeft, om langs diep weg Rusland in oneenigheeden, in eenen oorlog met de Porte in te wikkelen. In dei* daad ook, dit plaats nemende, zou Engeland voorzeeker dé hoop verliezen, van veelligt, zo d'oorloa Voortduurt, nog een bondgenoot aan Rusland te zullen krygeu, en des te eerder naa reeden moeten luisteren. Niet vreemd zyn wy des van het denkbeeld, dat d'onlusten in de Crim een doorgeftoken kaart is, en dat Vrankryk, 't welk zederd Lodewyk de XVI altyd veel invloed op den Dit van gehad en behouden heeft, het vuur aanftookt en de Porte ophitst, om eenen Chan na haaren zin aan te ftellen, gelyk voorheen; en Qq 2 aari  ( 544 ) aan de Tartaaren geene vrye keuze te laten .' waar uit dan noodwendig een oorlog ten minden verregaande moeilykheeden zouden moeten ontftaan, alzo by de laaste vreede tusfchen Rusland en de Porte , de vryheid der Crim bedongen zynde, eerstgemelde die zoude wdlen handhaaven. In een Ryk alwaar een ieder, van de Groot - Vizir of tot de laagfte galyroeier flaaf is, valt het niet moeilyk door geld alles te weeg te brengen; want vaderlandsliefde en belangloosheid zyn 'er onbeftaanbaar. Eenige beurfen Leuwendaalders kunnen dus veel uitwerken, Sd is.™> E°ge3and z°u van zyn kant dezeilde middelen kunnen aanwenden, om de Forte tot Vreedzaame gevoelen over te haaien; doch het zal 'er nooit zo wel in kunnen Hagen, alzo 'er altyd een heimeJyke haat en wangunst by de Turken tegen Rusland plaats heeft, en dat juist de negotiaticn van Engeland ten voordeele van Rusland zouden ingerigt zyn. Doch, gefteld al eens, dat de onlusten in de Crim niet een aangeftookt, maar een eigen vrywilhg bedryf der Tartaaren zyn, en dat geene andere Mogentheeden 'er eenig deel aan hebben; dan nog is het te dugten , dat daar uit een oorlog onvermydelyk zal zyn, tusfchen de Porte en Rusland. De Porte immers heeft meer door nooddwang dan uit verkiezing, de onafhanklykheid der Crim toegeftemd. Zy zal zich dier-  C 545 ) dierhalve van de verdeeldheid onder de Tartaaren trachten te bedienen, om in haar oud recht wederom te treeden, en hun eenen Chan naa haaren zin te geeven; althans het daar heenen te dingeeren, dat 'er een gekoren word, die den Sultan in alles onderdaanig is. De Czarinne _ in tegendeel zal d'onafhanklykheid der C im willen handhaven, en tragten te bewerken dat 'er een Chan op den throon kome, die haar gunftig toedenkt. Dit tweegeding kan niet wel vereffend worden zonder dat 'er eenige feitelykheeden uit ontftaan; en hoe ligt veranderen die in eenen openbaaren oorlog. De Turken fchynen zulks ook wel te voorzien, en I naastdenkelyk is het ook daarom , dat zy reeds eenige beweegingen tot oorlog maaken, en aan dien kant hunne benden by een verzamelen; gelyk üusland ook doet. DE  C 54^ > D Ê VEREENIGDE NEDERLANDEN'*' HEt zyn voorwaar beroerende omffandighe* den, waarin het Vaderland zjch töatjs bevindt, want wy zyn in Oorlog, en. infusfehcu ïs 'er tot heden niet veel tegen onzen vyand uit» gevoerd; ja het is fchier als of wy mee denzclven in vreede leefden. ' Onzen boezem klopt, onze aandoeningen raken in beweging, wanneer wy 'er aan denken ! En in der daad ook', geen braaf Vaderlander kan 'er gevonden worden , die evenveel welke 'er de hoofd of medewerkende oorzaken öok van zyn mogen, niet innerlyk bedroefd is, wanneer hy de zwakheid onzer Marine en de geringheid van derzei ver verrigtingen gaadeflaat; vooral, daar de weinige poginge die 'er tegen den vyand hebben mogen of kunnen gedaan worden, door een ongunftig nootlot telkens verydcld zyn geworden» Had onze Vloot by haaren laaften kruistogt eenige mylen meer Voorwaards kunnen zeilen > zou zy zich vermoedeiyk van een goed aantal koopvaardy fcheepen .hebben kunnen meefter  maken. Hadden de winden en de onftuimige baren onze fcheepennietontramponeerd, en genoodzaakt wederom binnen te loopen, zou de Brit vermoedelyk niet ten anderen male onze Vloot voor Texel geblokkeerd] hebben, om in dien tusfchen tyd eenen veiligen weg en doortogt aan zyne ryke en groote Convoijen te bezorgen. Kier in] is hy nu meefterlyk gedaagd^ De Vyand ons nu wederom door zyn vertrek de vryheid vergunnende, om uit te zeilen, zal er 's Lands Vloot ook gebruik van maken , eer deeze bladeren in 't ligt komen; doch daar alles misluk:, alles op niet uitkomt en tegenloopt , is het ook te vreezen zo niet te voorfpeüen , dat die wederom door onvoorziene oorzaken zal belet worden , iets van aanbelang tegen den Vyand te kunnen ondernemen. Ach mogt zy eens zegenpralend te rug .keren ! Is de Republiecq dan geheel onmagtig * Is zy volftrekt buiten ftaat om meerder Schee, pen, om meer dan eene Vloot in Zee te brengen i Is het haar ondaenlyk ten minde een werkzaam gebruik te maken, van de voorhanden zynde fcheepsmacht ? Neen! dit alles is niet ondoenlyk , en indien men eens de eerfte oorzaken van vertraging in den aanwas onzer Marine kon ontwaar worden, is er geen twyffel, of de Staaten Vlag, den porlog voortdurende, zou in 't aanltaande 4 voor»  C 548 > voorjaar even vroegtydig en gedugt In Zee kunnen verfchynen,ais ten tyde der de Rui. ters en Trompen. Onze Repubh'ecq is niet meer in den zelfden ftaat als voorheen , zullen fommigen ons mooglyk tegenwerpen. Het ontbreekt haar wezenlyk aan magt, want zy heeft veele takken van Koophandel door verloop van tyd verloren, en wat dies meer is. Zy kan niet meer zulke groote pogingen doen. Wy zyn niet dwaas genoeg om te beweren, dat de Republiecq zo magtig is als voorheen, doch kunnen ook geenfints toeftemmen, dat^ zy wezenlyk zo onmagtig zoude zyn, als 'er fommigen wel van opgeeven; en wy houden ons ten minften overtuigd, dat indien zy van hare tegenwoordige kragten maar gebruik maakt, zy althans fterk genoeg zou zyn, om den Brit tot reeden te bren! gen. De ftaat onzer geldmiddelen is immers beter dan voorheen , toen de fchulden groot Ju-^ °n 4Cr geene aflosfingen konden gelchieden. Een meer dan dertig jarige vreede heeft immers tot de aanzienlykfte aflosfingen gelegenheid gegeeven, waar door ook 's Lands crediet meer dan ooit gefterkt is. Onze Koop' heden, fchocn 'er buiten tcgenfpraak veelen aan»  ( 549 ) aanmerklyke fchaden geleden hebben, zyn nog thans over 't a'gemeen door 't genot van eenen langdurigen en vryen handel ryk geworden. Dit blykc aan hunne verteeringen, aan de voorwerpen van weelde en pracht, welken zy zich veroorloven , en waar aan hunne ouderen niet zouden hebben kunnen of durven denken. ( En kon ons Gemeenebest in zynen opkomst zich Ilaande houden in het midden van de felfte Oorlogen , terwyl fchatkistcn cn ingeze. tenen beiden even zeer verarmd waren ? Kon het Vaderland , vooral in de voorige eeuw, byna zonder tusfehenpofing of adem fchepping, dan met dezen dan met geenen Vyand wordelen , en j zyne duurverkregen rechten hand haven ! waarom zouden wy dan niet in ftaat zyn, indien men maar handen aan 't werk fldeg, om eenen reeds vermoeiden Vyand net hoofd te bieden ; en waarom zou men niet mogen hopen, dat de uitflag des tegenwoordige Oorlogs dan ook ten minften zo gelukkig zyn zou, als in voorige dagen? Wy hebben immers maar te ftryden met eenen Vyand , die beneffens ons nog door drie anderen beiprongen wordt, wy hebben maar een gedelte van deszelfs macht af te weren en te keer te gaan. Wat een verfchil tusfchen de omftandigheden, waar in wy thans zyn, en die waar in de Republiecq zich in 1072 bevond J Toen wierd ze door vier MogendQ.1 5 heden  ( 550 ) heden te gelyk van alle kanten , zo wel te water aJs te lande aangetast, en thans is het maar eèoe Mogeridheid d,e haar op Zee aanrand , ja die daar toe nog niet eens al zvn «acht kan gebruiken En tot wel, hoe zeer toen alle hoop op herftel verloren fêteert, hoe gedugt het ontwerp ook ware, nogthans kwam er redding. Te fchrik had toen onze Nederlanden, de wapenen nog niet zo geheel uit de hand geflagen , dat het overfchot der kragteu Dièt zaua de beproefd worden. Een fiere moed, door kloek beleid geregeld, herftelde onzen vervallen ftaat zo fpoedig , dat wy eerder dan iemand zou hebben durven verwagten, eenen eerlyken vreede bedongen, en met alle onze Vyanden verzoenden. Waarom zouden wy dan nu eenen Vyand vreezen , daar onze kragten fris en niet afgemat zyn , daar ze daaglyks toe neemen, en onze zwakte by den aanvang dezes Oorlogs eenig daar aan toe te fchryven was, dat'onze marine verwaarloosd is geworden geduurende den vreede ? Het faizoen is reeds te verre verlopen, om gedurende dit jaar veel van aanbelang te kunnen verrigten,- dog indien de vreede, voordat de Veldtocht wederom geopend moet worden, niet op eene beftaanbaare wyze kan getroffen worden, is 'er, geloven wy, eenig maar een weinig meerdere Zeemacht en voorts eene goede  C 55* ) goede en OnaFg&brbkë aéïivlteit nodig, om Engeland tot het héd^éne^geu der wapenen te nopen; want gebrek aan geldmiddelen, die tog de zenuw vaii den Oorlog zyn , zullen het zelve buiten de mooglykheid fte'len, om zich lange zo kragtdad g sis het tot dus verre gedaan heeft, tegen vier Mogendheden te gelyk te kunnen verweren. Wel is waar, de aanhangeren van Engeland geven veel op van de macht van dat Ryk, en zouden eeniegelyk wel willen diets maken, dat deszelfs finantien eenen nog tien ja twintig jarigen Oorlog kunnen goedmaken : doch wie zou dwaas genoeg zyn om zulks tc kunnen geloven ! Wel dceglyk is Engeland verzwakt, afgemat, en buiten ftaat, (ten ware het magtige geallieerden kreeg) om heel lang den Oorlog uit te houden. Was het niet afgemat, kon het zyne vyanden nog jaren trotzecren, dan deed het buitenfporigst, telkens aanbod van vreede te doen ; dan waagt men liever een kans, en men gaat immers zeer zelden het eerst tot zoo eenen ftap over, wanneer men £ich de fterkfte voelt. Engeland onder eèn uiterlyk vertoon van fterkte, is wezenlyk zwak, en afgemat, ja zwakker, dan het zich mooglyk zelfs wel verbeeldt. Geenfints ook is zulks te verwonderen; want'wat Mogendheid op den aardbodem is er, dief niet hare inwendige kragten verfpild gS ten minden merklyk verminderd zou moeten  C 552 ) ten zien, indien zy zo onbezonnen te werk ging, gelyk Engeland gedaan heeft. Dat de aanhangers van Groot Brittannie vry zeggen wat hnn goeddunkt, om langs dien weg eenen verhaaften en onvoordeelteen vreede fmaaklyk' te maken ! Wy, die zelfs"ten beste van ons .lieve Vaderland naar vreede verlangen mids dezelve overeenkomftig de eer van den Staat zy j en daarom eene kragtdadige activiteit als 't beste middel befchouwen , om dezelve te bekomen ; wy evenwel kunnen niet van ons krygen , ons door de uitwendige vertoning en opgefmukte befchryving der Engelfche grootheid, ons te laten verblinden. Strydt het niet tegen het verlland, te willen kaande houden, gelyk er nogthans zulken gevonden worden, dat Engeland niet verzwakt ïj f door het in Zee of op de been brengen en door het beüendig onderhouden , van zulke kostbare Vlooten en Legers , die het aangevoerd heeft en nog aanvoert, niet alleen tegen het nieuw opgekomen Gemeenebest van N. America , en een verafgeleegen warelddeel ! maar ook tegen Vrenkryk en Spanjen , zo binnen als buiten Europa. Men gelove het vry, de Oorlog, dien Engeland tot dus verre gevoerd heeft, heeft zo veele ichatten gekost, dat die al het vermogen van de ryklte JNatie te boven gaan. Engeland  C 553 ) geland, men mag het vast Hellen, en deszelfs eige bedaarde Patriotten zeggen het , heeft zich reeds in den grond bedorven en zodanig verzwakt, dat het eindelyk buiten adem moet raken, en gevaar loopt onder zyn eigen last, in ornnagt te zullen nederzinken. Voeg daar by, dat het overal ongelukkig geoorloogd heeft, 't welk eene verdubbeling van kosten en uitgaven ten gevolge heeft. Wel is waar, het heeft hier en daar ook fomtyds eenige voordelen op zyne Vyanden behaald maar wat is daar mede de fchatkist verbeterd ? Al zo weinig als de uitgeputte kragten van Groot Brittannien door die weinige behaalde voordeelen gefterkt zyn; al zo veel heeft het fchade geleden, by de gewigtige verliezen , die het van tyd tot tyd geleeden heeft. Indien de vreede getroffen word , zal Engeland waarlyk zoo gedugt niet voor ons zyn, als wy aan onze zyde maar ons best doen want deszelfs verzwakte kragten moeten immers dan fteeds meer en meer afneemen; vooral, daar Vrankryk en Spanjen en America, hoe langer hoe moediger en gelukkiger worden , cn wy die moedig zyn, niet anders behoeven te doen , dan van onze kragten gebruik te maken, en de handen te roeren. Daar het zodanig met Engeland gefteld is, hoe  » 554 ) hoé kan het nog zyn, dat 'er lieden gevonden worden , die zich aldus uitdrukken! Alle poogingen der Republiek zullen weinig beduiden ; want Engeland zal altyd overmagtig zyn en blyven. Wy moeten maar vreede maaken, zo goed en kwaad men kan; want anders zal de Republiek geheel geruwineerd raaken. Veel overeenkomftiger met de ware belangen van het lieve Vaderland redeneren en handelen zy, die wel verre van eenen verhaasten vreede. aan te raaden, in tegendeel met ons van een gevoelen zyn ; dat namentlyk eene nadere verbindtenisfe met Vrankryk ter eener zyde, en gebruik van eigen kragten ter andere , de beste middelen zyn, om, of gedurende den aanftaanden winter eenen goeden vreede te bedingen , of dien door eenen volgenden roemrugtiger veldtocht voor te fchryven. Ach ! Vaderen des Vaderlands ! Ach ! Gy die thans zo in de gebiedende als uitvoerende macht, over ons en deeze gezegende Provin* tien, geplaatst zyt in die zelfde betrekkingen, welke uwe Va leren en Voorouderen mer even zo veel roems als geluk bekleed nebben! Ach, wy en gantsch Nederland verwagten van uwe bakende Wysheid en Vaderlandsliefde, dit gy veel eer alles zult wagen, dan eenen vreede aan neemen , die tot fchande cn oneer zou ltrekken van het Land, waar over gy met zoo veel eer en luister regeert: ja die de u verwytin- gen  ( 555 ) gen van uw eigen nakroost op den hals zou • baaien! Ontvangt onze beede en die van alle opregte Vaderlanderen, dat eendragt uwe Vergaderingen beziele! Hat de helfche tweefpal t, de vyanden van alle geluk , die de Leden van het Staatslighaam te deerlyk van een ryt, en de beste befluitenweet teleur te ftellen, nimmer in uwe vergaderzaal en gedoogd werde. Geeft den moed niet verloren , en laat den Brit niet midden onder u heerfchen door zyne aanhangeren. Gy hebt een moeilyken taak , doch hoe moeilyk ook de omftandigheden van deezen tyd mogen zyn, hebt gy evenwel niet te vreezen : Daar gy rechtvaardige wapenen voert; daar gy niet in den ftryd gelopen maar getrokken zyt; daar de algemeene Volksftem U roept en uitnodigt, om niet dan eenen luisterryken vreede aan te neemen , en anderfints den oorlog, tegen de onrechtvaardige onderdrukkers van uwe ftille onderdaanen , met kragt voort re zetten ! Gy hebt nie s te vreezen, daar uwe getrouwe ingezetenen , uwe medeburgers en vrienden, de kragtdadigfte maatregelen niet alleen zullen goedkeuren en toejuichen ; maar gereed zyn die te onderfteunen door 't opbrengen der benoodigde gelden, ja hun leven veii hebben voor 't lieve Vaderland en voor Overheden, die aan 't zelve getrouw zyn. En,  C 556-) En, indién het dan echter gebeuren mogt , ('t geen God verhoede! ) dat uwe brave inzigten cn beste poogingen, door heimelyk werkende oorzaaken verydeld , en daar door aan den Lande geene geringe onheiien verwekt wierden; dan evenwel, ja dan nog, zulien uwe ware verdienden altyd hoog gefchat worden, by uwe weldenkende en beste onderdaanen. Dan ook , 'c geen nog oneindig meer is, zult gy het inwendig getuignis van uw ge. weeten hebben; dat gy den Lande altyd getrouw gebleeven zyt , en dat gy de gro> dre ;els van rechtvaardigheid , flipt en onveran derlyk gevolgt zyt. Ongelukkig is het, dat de aandagt onzer hooge Regeerderen telkens van gewigtiger onderwerpen moet afgewend worden, door de kiagten der onzydigc Mogentheden , over, 't zy ware, 't zy gepretendeerde geweldenaryen, op hun territoir of jegens hunne fchepen of onderdaanen gepleegd , door de weinige Kapers of met Cornmifie voorzien varende Schepen, die wyhelaas in Zee hebben. De billykheid evenwel' vordert, dat deswege een fcherp onderzoek gedaan , en de fcbuldige geftraft werde; ten einde de Republiek niet aan het billyk verwyt zoude bloot gefteld zyn , van ongeregeldheden,  C SS7 ) den te doogen of door de vingeren te zien; die zo dikwyls aanleidinge aan haar zyde gaven tot billyke klagten, toen de Brit kwaü nog vriend zynde , zyner roofzugfc geene paaien wist te ftellen. Doch hoe hachlyk zyn niet zulke dis* cusfien ! want de klagende Mogendheid, gelyk Denemarken omtrent het bewuste geval aan de Kaap, ongelykhebbende, en des geene vol* doeninge kunnende erlangen, omdat billykheid en rechtvaardigheid die aan onze zyde niet ge* doogt, kunnen daar uit dikwerf verdere moeilykheden ontftaan, die van een gevaarlyk gevolg zyn. De hooge toon, waarop Denemarken gefpn> ken heeft over het zo even aangeroerde geval * t welk nog niet beflist is, doch waar in wy zelfs reden tot klagten hebben, geeft immers duidelyk te kennen, even zo wel als het gedrag zyner Zweedfche Majesteit ten opzigte van den Kaper Kapitein Koelberg, dat zy de rechten der gèwapende Neutraliteit met vigeur Willen handhaven. Het fchynt zeker, dat Koelberg zich te buiten gegaan heeft, en zuiks geavoueerd wordende verdient hyftraffe; gelyk ook ongetwyffeld s Lands Vaderen hem die zouden opleg, gen; doch is het billyk dat men klagten doet, en intusfehen eeniger maate zyn eigen rechter is. Koelberg, 't is waar, is een Zweeds onder, daan, en dit kan het gedrag van zyn Koning Staatsm. Sept, Kr een£  C 55S ) eenige wettigheid byzetten, omtrent het aanhouden van zyn Perfoon, fchoon evenwel aan de andere zyde, die Kapitein met Hollandfche Commisfie varende ook voor het tegenwoordige als een Hollands onderdaan moet aangemerkt worden: maar wat recht heeft de Koning op den Bodem, die althans buiten eenige critique, eene Hollandfche eigendom is ? Waarom die aangehouden? Het gedrag zyner Zweedfche Majesteit komt ©ns waarlyk bedenklyk voor , en mooglyk had die Vorst eenen anderen weg kunnen inflaan, namentlyk; eerst zyne klagten in te leveren en af te wagten, wat voor voldoeninge hem daar op zoude zyn gegeeven worden. Waren de klagten gegrond, dan zou de voldoening ook geëvenreedigd geweest zyn aan de misdaad. Wierd 'er geen behoorlyk onderzoek aan onze zyde gedaan, of was de farisfactie zyn es oordeels niet genoegfaam ; dan eerst dunkt ons kwam het te pasfe, zich die zelfs te bezorgen. Zou het wel ondienftig zyn, ter voorkominge van alle diergelyke moeilykhedcn ; in dq eerfte plaatfe te ftatueeren ; dat van nu af aan geen Schepen met commisfie ter Kaapvaart zouden voorzien worden, welker Kapitein niet een geboren onderdaan van den Staat is? Ten tweede, dat zodanig Kapitein voor zyn privé zou moeten ftellen zekere genoegfaame cautie ? Want of fchoon de Reders dezelve al ftellen , bindt  - - < 559 ) bindt zulksden Kapitein zo fterkniet, a/s waih noer hy die zelfs mede moet ftellen. Eindelyk, dat by een nader plakaat tegen alle buitenfporigheden van Kapers voorzien wierd, en dat men van den inhoud. derzelve communicatie gaf aan alle de onzydigc of geallieerde Mogendheden , tot een overtuigend, bewys ; dat men deswege alle mooglyke voorzorgen tracht te neemen ; teffens en onder verzekering,) dat de overtreders op het rigoureust zullen geftraft worden. i Bekennen wy het evenwel, het valt moeilyk de beste bevelen te doen naarkoomen op den wyden Oceaan, door lieden die wettig op roof en buit tegen eenen vyand uitgaan; en het valt veeltyds nog moeilyker,, volledig genoeg van. hunne buitenlporigheden onderrigt te worden , om hen daar over met volle overtuiging van fchuld te kunnen ftraffen. ■ Dat de Reders der Kaperfchepen en Commisfie vaarders , zo veel van hen afhangt, de voorzorgen gebruiken,, het Commando hunner bodems niet op te dragen, dan aan lieden, wier bedaardheid en bezadigheid derzelver moed en kunde evenaart! Dan zullen zy eenen waren dienst aan hunne Overheden bewyzen, en dezelve veete onaangenaame discusfien befpaaren! 7f\j. zullen 'cr ook zelfs te beter hunne eige re» kening by vinden. Rr 2, Geetï  Geen Natie mooglyk is 'er, die meer aars haar Vaderland verknocht en met liefde voor het zelve bezield is, dan de onze; en intusfehen is 'er geen Volk , dat minder uiterlyk vertoon daar van geeft. Zulks komt daar Van daan , dat de ftille en daaglykfche oeffening dier deugd, zo hoog ten top gerezen is; dat zy door buiten gewone blyken niet behoeft aangemoedigd te worden. 'Er zyn egter gelegenheden , waar in een uiterlyke ten toonfpreidinge zyn grootst nut heeft; voor eerst, om dat die dan in een foort van enthufiasmus veranderende , daar door die geenen opgewakkerd worden, die andcrfints met flauwere gevoelens van Patriotismus aangedaan zyn. Ten tweede , om dat zulks de Natie eene buitegewonen eer en luider' en agtinge by de naburen verwekt. En ten derde, om dat dan by zodanige gelegenheden , doorgaans den Lande eenige buitengewoons dienst wordt bewezen. Daar nu diergelyke voorbeelden by onze Naburen plaats nebben, daar men in Vrankryk door de Provintien en Steeden ja zelfs byzondere Corperatien, den Koning Scheepen ziet aanbieden , tot Soutien en verfterking zyner Marine j dienden waarlyk onze Nelanders  C56*i ) derlanders niet te gedogen, dit zy door anderen in Vaderlands roem overtroffen wierden en het was wel der moeite waardig, dat zy daarop hunnen aandagt eenige ogenblikken vestigden. Zyn 'er niet Steden (om niet eer.s van de Provintien op haar zelfs te fpreeken) genoeg in ons Land, in ftaat om aan het Vaderland ieder het gefchenk van een Oorlogfchip of Fregat te doen, ten hunne koste gebouwd, en waarop ver moed elyk de manfehap voor een groot gedeelte uit die Steden zou toevloeien, om den Lande te dienen? want eenige buiten gewone beloningen aan de dienst nemende beloofd, gepaard met de 'ophef, welke zodanige Vaderlandfche daad der Steden onder derzelver Burgeren en Ingezetenen moest maken , zouden veelen met drift bezielen , om door hunne dienstneming op, het voetfpoor hunner Vaderlandfche Regeerderen, ook buitengewone blyken van zugt en liefde voor den Lande te geven. Zyn 'er ook niet aanzienlyken en ryk bemiddelden genoeg onder ons , die iets van het hunne zouden kunnen afftappen, en met den anderen eene fomme opbrengen, waar uit zy meede aan het Vaderland een Schip of Fregat ten gefchenk konden aanbieden ? Zou zulks veelen niet veel meer eer aandoen', dan wanneer zy hunne Rykdommen aan overtollige voorwerpen van ■weelde en pragt verfpillen ? Het zou hen Rr 3 zelfs  ( 5 RESOLUTIE Der Stad Alkmaar, door haare Gedeputeerden ter Staaten Vergadering van Holland ingebragt. 'I "YEn I3 cngeftoord voortzetteden: zoo dat, daar men in *s Lands gefcbiedenisfen van het jaar 1666 vindt aangetekend, dat de Oorlog tusfchen Groot - Brittanje en dezen Staat diestyds twee jaaren geduurd had , zonder dat Karei de tweede zich beroemen konde eenig voordeel van belang" op zyne Vyanden behaald te hebben , thans, binnen den tyd van twee jaaren, een zoo important nadeel door deze Republiek en derzelver commerciëerende ingezetenen, ter oorzake van den tegcnwoordigen Oorlog met Groot-Brittanje, gelceden was, dat men niet in ftaat was om het zelve te begrooten ; daar intusfehen nog genoeg-, zaam geene voordeelen aan deze zyde op dien Vyand behaald waren. Dat alle de evengemclde ongelegenheden, naar het oordeel van dezelve Heeren hunne Principaalen , in het minst niet aan eenige onwilligheid der Bondgenooten (in het byzonder van H. Ed. Gr. Mog.) om in de petitiën tot doen der Equipagien te confenteeren, noch ook van de ingezetenen tot het opbrengen der geordonneerde belastingen, noch aan den moed, beleid en welmeenenden yver van 's Lands meeste Zee - Volk konden worden toegefchreeven ; daar het eene ontegenfpreekelyke waarheid was, dat, gelyk de genoegfaam algemeene wensch der Ingezetenen dezer  ( 57o ) Republiek van het begin van dezen Oorlog af geweest was, dat de Koophandel en Zeevaart mogten worden hefcbermd , en de vyand krachtdaadig te keer gegaan s ook de petitiën tot het ingereedheid brengen van 's Lands Zee-magt door de Provinciën volvaardig waren geaccordeerd , en het verhoogde Last. en Veil-geld door de Commercieercnde Ingezetenen, zelfs al voor de openbare ruptuure, by verdubbeling ( fchoon zonder vrucht) betaald ,• en dat zoo 'er ooit een tyd was geweest, in welken men van het beleid en den moed van verfcheidene Zee - Officieren en derzelver. manfchap eene goede verwachting hebben mogt, het de tegenwoordige was, daar de flag van den $dsn August, des voorleeden jaars op Doggersbank , over het geheel genomen , onbetwistbaar getoond hadt, dat dezelve zich niet alleen niet door overmagt van den Vyand laaten afichrikken, maar zelfs des niet tegenllaande het Slag veld behouden konden: doch welk in helden - moed beproefd Volk , hoe vol ook van yver en verlangen om den vyand flag te leveren, in de Havens of op de Rheeën der Republiek tót.nog toe als opgeflooten en buiten activiteit. was gehouden, en daar door aan ziektens en defertie blootgefteld. Dat de Heeren hunne principaalen hier by had°  ( 571 ) hadden opgemerkt, dat, daar Engeland thans te "gelyk in zwaare Oorlogen met Vrankryk , Spanje en Noord - America was ingewikkeld, en al zederd geruimen tyd zyn vermogen daar aan had moeten te kosten leggen, en daar de Republiek eerst met het einde van het jaar 1780 tot dezen Oorlog met Engeland gekomen was, en zoo importante lommen dadelyk door de Provinciën tot het voeren van dezen Oorlog waren ingewilligd, de vyand naar alle waarfchynlykheid , indien van deze zyde met behoorlyke vigeur was en nog wierd te werk gegaan, tot het aangaan van een voor de Republiek voordeeligen Vreede zoude kunnen worden genoodzaakt; behalven dat ook zyne Majesteit van Vrankryk , met, welke deeze Staat was overeengekomen om de concert ter Zee te ageeren, in dezelve vinden zoude een nuttig en tevens respectabel Bondgenoot; doch welke nu tot zoo groote verachting vervallen was, dat zelfs zoodanige Mogentheden, welke voortyds in de Vriendfchap met deze voorheen zoo luisterryke Republiek belang Helden, zich thans tegen dezelve op eene voor haar zeer vernederende wyze gedroegen. Dat dit alles, benevens het geen verders in de propofitie van de Heeren Gedeputeerdens der Stad Leyden, als ook in de Mis-  £ 572 ) Misfives van de Heeren Staaten van Zeeland , was opgegeeven, gevoegd by het fchandelyke, dat 'er voor deze Republiek in geleegen was , dat derzelver commereieerende Ingezetenen , by manquernent van genoegfaame befcherming hunner Schepen van 's Lands wege, genoodzaakt waren hunne toevlugt tot vreemde Mogentheden te neemen, om onder derzelver Vlaggen veilig te vaaren , ook, naar het inzien van hunne meer gemelde Principaalen , niet anders dan aan de traage directie omtrent de Zee-magt dezer Republiek konde worden toegefchreeven; welke directie en onbegrypelyke traagheid aan deze zyde niet als gepretendeerd, of als infimulatien van kwalyk geintentioneerde lieden , konde worden genoemd of aangemerkt ; daar dezelve niet alleen de geheele Wereld in het oog liep, maar'ook door verfcheidene Leden van de Souverainiteit dezer, gelyk mede van andere Provinciën , en ook door de Heeren Staaten van Zeeland , met verIchillende benoemingen van zigtbaare onver fchoonlyke werkeloosheid, fchandelyke werkeloosheid, rnineufe en faapende traagheid , fchandelyke ina&iyiteit. onbegrypelyke directie, zoo lang aangehouden hebbende werkeloosheid der navale magt, als anderfints, wierd uitgedrukt.] Daar echter j indien men den Naam des AUerhoog- ften  C 573 ) ften over de Wapenen van dezen Staat op goeden grond zoude kunnen aanroepen, gelyk daar toe de Bedeftonden waren ingericht, ook aan deze zyde die middelen behoorden te worden in het werk gefteld , 0p welke men zynen byftand en zegen konde en mogt inwachten. Dat de gemelde Heeren hunne principaalen, in de maand Juny des voorleden jaars over het zelfde onderwerp van inactiviteit raadplegende, op dien tyd ter bewaaringe der inwendige rust, wel waren overgegaan om alle onderzoek omtrent de directie van het voorledene daar te laaten, en zich alleen te bepaalen om eene fpoedige activiteit voor het vervolg uit te werken, in die vaste hoop, dat deze zagtheid een nuttig en aan hun oogmerk voldoende gevolg zoude gehad hebben ; doch dat zy, hier in tot nog toe te leur gefteld zynde , niet langer onverfchillig of bedaard konden zyn, maar in tegendeel, als ware Liefhebbers van hun Vaderland, met ontroering moesten zien, dat eene cvengelyke en nu zoo lang geduurd hebbende werkeloosheid der Zee-magt, welke zoo confiderabelen invloed op de veiligheid, welftand en eer van de Republiek had, als r nog wierd befpeurd, fchoon aan de zyde Staatsm. Sept, Ss dei'  i 574- 3 der hooge Bondgenooten alles tot herHel en bewaaring van deze dierbare panden was in het werk gefteld : en dat zy daarom nü niet alleen van begrip waren, dat door de Souverainiteit der Provinciën de ware oorzaak dezer Werkeloosheid behoorde te worden onderzocht , maar zelfs ten flerkfte moesten infteeren, dat zulke middelen beraamd wierden , waar door dezelve op de efficacieufte wyze zoude kunnen worden tegengegaan ; dat daar toe aan dezelve als zeer gepast was voorgekomen de inhoud der Voorsz. Misfives van de Heeren Staaten van Zeeland , als ook byzonder in deze Provincie, de gemelde propofitie der Stad Leyden. En dat zy Heeren Gedeputeerdens dienvolgens gelast en geauctorifeerd waren, om, met herhaalde dankzegging aan de Regeering en de Gedeputeerdens van de evengenoemde Stad Leyden voor derzelver welgepaste propofitie, en daar by 1 betoonde attentie en yver tot herftel van 's Lands welzyn , en met vasthouding der hier voor'uitgedrukte fentimenten van de Heeren hunne Principaalen , zoodanige maatregelen te helpen arresteeren, als geoordeeld zouden worden het meest te kunnen ftrekken tot *  C 575 ) tot onderzoek der oorzaaken van de gemelde inactiviteit van 's Lands Zeemagt, en tot wegneeming van dezelve inactiviteit , tot vigoureufe befcherming dezer Republiek en van derzelver Koophandel en Colonien , tot vestiging van haare vrye Zee - vaart , tot herftel van haren ouden roem en luister ; en dus ter wederverkrygiog van hare wezenlyke veiligheid , bloei en eer ; en ten einde dezelve op die wyze voor haren Bondgenoot van nut, voor die en andere Mogendheden respectabel , en voor haren Vyand geducht zyn mogt , en deze Iaatfte daar door gedrongen wierde om op Voorwaarden, voor de Republiek aannemelyk, den Vreede met dezelve aan te speken. Voorts hebben dezelve Heeren Gedeputeerdens van Alkmaar hier by gevoegd. dat zy ingevolge de 200 evengemelde auctorilatie . zich met de adviïen van de Heeren Gedeputeerdens der Steden  ( 576 ) den Dordrecht en Haarlem by provifïe conformeerden.  GROOT BRITTANNIEN. TNeen tydftip waar in geheel Europa zyn X oog op Engeland gevestigd heeft, en een ieder begeerig is te weeten; hoe het zich S zyne geweldige Crifis zal redden, gelov n wy onzen Jezeren geen ondienst te doen, hem den nhoud mede te dtelen van zekeren brief welke door een Engelschman aan een zyner Landgenoten gefchreeven, een groot licht over Myn Heer. Gy vraagt my, wat men moet denken en beS,nH °mtrent t ?nzekere en wankelbaare fSSjdS °nS Vaderland ? Zie ** Zederd i76$ tot in i774 fe Engeland, ten i0g^C u, t0p Van ]uister c" macht gereezen ook de b'oeienfte en rykfte van alle B hedep geweest. Maar gv moet u OÜk over SSd,ht0Udcnu' dat °»ze conquesten op geene dmdelyke rechten berustende , telkens een voorwerp van geknibbel en tegenSzy? en dat men om die te behouSen te'kens de bTAATSM. OCTOB Tt nog  ( 578 ) ' nog meer zal moeten opneemen, om te voldoen aai) de oogmerken onzer krekeïige M .-esters ; die meer dan anderen belang hebben, onze geconquesteerde domeinen te beh-uien; in welken zy grondlagen van hunne verkregen fchatten gevonden hebben , en waar uit zy gaarne nog meer rykdommen zouden willen vergaêren.° Zy weeten hun eigen belang door een°uiterlyk vertoon te verbergen , en het domme gemeen door de woorden van vryheid en patrlottismus, die zoo aangenaam klinken, om den tuin te ie;dm:; maar geen anderen dan zy plukken de vrügteh dier vryheid en Vaderlandsliefde. Rome arm en moedig zynde, had Burgers. Londen bevat in zyne muuren niet dan verheeven Sybariten en eenige groot fpreekers. Men fpreekt gedqurig, het huis van Bourbon,, de Hollanders en America te zullen'overwinnen, ruwinCeren en verneederen; teffens in de Indien het despotismus van Hyder AliKan te zullen vernietigen. Vcrmoedelyk denkt men de gulde eeuw onzer Marine nog te beleeven. Men herinnert zich de overwinning van Hendrik de V. en Eduard de III. op de Zeemacht van Karei de VI. en Philippus de Valon behaald , gelyk ook die van Hendrik de VUL op Francais de I. Mjen zegt eikanderen: wy waren Meesters der Zeën onder Hendrik de IV. en Lodewyk de XIII; wy hebben de Marroe van Lodewyk de XIV. vernietigd , gedurende  C 579 > jende de rSacceafie Oorlog, wy hebben de Amrnraal Pocock en de Graaf van Albemarle de Havana zien veroveren, en een buit van meer dan tachtig millioenen behaion Wy hebben geheel Canada op de Franfchen veroverd en het beste gedeelte d-r Antilies in bezit gekreegen. Wy hebben eindelyk de aanzienïyklre en rykfle Colonien in de nieuwe waereld gevestigd en in bezit gehad, Hoe heerlyk was die voorfpoèd, welke P-e-" durende vyftig jaren, door aanhoudende overwinningen bekroond wierd ! Alles bloeide onder de winst aanbrengende invloed eenes vryenen ongeiirniteerden Koophandel, die nadeelig was voor onze nabuuren. Wy hielden do balans in handen , tusfchen de Huizen van Oostenryk en Bourbon. De bevelen van het Cabine't van St. James waren even zoo veele Wetten , die van het eene uiteinde der aarde tot aan het andere voorgefchreeven en gehoorzaamd wierden. Toen genoten wy eenen roemrugtigen Vreede, bekragtigd door de fchaamte en verneedering van Vrankryk en Spanjen. Wy hadden toen in Vreede moeten blyven leven met onze nayvcraeren ,• doch hoogmoedig geworden zynde, wat hebben wy in fleede van dien gedaan f Wy hebben in de tn* dien en America ons het recht van invoeï eti uitvoer willen aanmatigen, van alle koop. Tc 2 goe.  ï 580 ) goederen en voortbrengfelen van dit vaste land. Wy hebben her grootfte derde gedeelte van alle de rykdommen der waereld ingezameld. De luisterryke vertoning van onze macht , heeft ons verblind en brooddronken deen worden , en naar maate wy ryker en machtiger wierden , zyn onze gevoelens van zagtzinnigheid en menschlievendheid afgenomen. Wy zeiden tot ons zeiven; wy zyn menfehen, die by uitflek boven anderen, tot vryheid en geluk gefchapen zyn. Wy zagen Onze Nabuuren aan, als mentenen van een minder foort, en gtfehikt om het juk der flaverny te dragen. TJus dagten de Romeinen van de andere Volken , als zy hunnen Marius , hunnen Scipio of Pompejus ztgenpralev.de zagen voorby gaan. Doch welke zyn de vrugten van die hoogmoedige dwaling geweest! Zou het waar zyn, dat eene Natie die aan voorfpoeden gewoon geworden is, zeer bezwaarlyk zich zyne tegenfpocden en onge* lukken kan diets maken ! Ongelukkige illulufie ! Men moet het echter bekennen i America, onze Antilles, het vertrouwen der Indien en onze beste comptoiren verloren hebbende, , zullen Engeland, Schotland en Ierland welhaast de enigfte domeinen en eigendommen zyn, die ons ftaan over te fchieten. En wat Koophandel zullen wy met de producten van het moederland kunnen dryven, in vergelykinge van het geen wy voor 1774 deeden! Men kan  C 581 ) kan het niet meer verbergen. Het tyd. ftip der nootlottige revolutie fchynt te naderen. Te vergeefsch zou het patriottismus de armen aller burgers pogen te waepenen! Te vergeefsch zou die prille Britfche jeugd midden onder den Koophandel en de wapenen geboren , op den Vyand willen afgaan ! Te vergeefsch zullen wy alle onze kragten verenigen te,t:en Vrankryk, Spanjen, Holland, de Verenigde Staaten en Hyder-Aly ! Alles is zoo goed als verloren. De Vaderlandsliefde huisvest zoo wel onder hen als by ons. Zy hebben tegen onze Staatkunde, onze zeeden, ja zells onze nationaal caracïer en perfonen eenen haat opgevat, die geen einde zal neemen dan met onze vernee* dering , en 't vernietigen van onze overwe. gende Zeemacht en Koophandel. Alle de Mogenheden, die in dien val befloten hebben, onderfteunen zich onderling. Alleen aan ons zeiven overgelaaten , tusfchen ?oo veele befprin-; geren, bieden wy wel is waar , eenen goeden tegenftand. Wy zyn overwonnen geworden, doch waren ook dikwyks overwinnaars. Onze tegenfpoeden zelfs doen ons eer aan, en zyn wy ongelukkig, zo zyn wy het grootmoedig: dit getuigen onze Vyanden zelfs l Maar onze finantien zyn uitgeput; de boom van onzen Koophandel heeft meest alle zyne takken verloren i alle de raderwerken van onze Regeering zyn verflapt of uit den anderen geraakt, Tt 3 onz«  p-,ze kapitnafèn zyn nauwlyk zoo veel waard, als het dividend der lommc , die men voor den Oorlog zal nodig hebben ; zoo die nog drie jaaren duurt. Wat zal 'er dan voos ons overlchieten? Niets dan ichande, gebrek en geen Koophandel» In der daad, wat voordeel brengt onze Compagnie aan , die te Bombay en Madras haaren zetel gereitigd heelt! Wat onderltand zend zy ovci- , om de kosten van den Oorlog goed te msaken ? Zy heeft zelfs niet eens de nod;ge fondfen , ter goedmaakinge -'e kosten die moeten gedaan worden voor ae Land en Zeemacht , zoo om de Franfche Esquadcrs als de pc.gingen'yan Hyder - AH te weerltaan. Onze Vyanden 'willen ons dat gedeelte van het domein onzes Koophandeis nog ontnemen. Zyn hunne eilchen desweege onder een daatkundig oog belchouwd, niet volkomen wettig? Wat recht hebben wy tog op eigendommen door geweid yerkreegen? Toen Vafco de Gama in 149? het Indostan ontdek:e, drgten wy; weinig dat het recht van overwinning, ons t' eniger tyd eenen groo'en koophandel ' in die verre afgeleegen oorden zou yerfchaffen , en dat wy 'er byna al'een en ge-oegfaam met uitfluiting van anderm . den Koophandel zouden dryven. Dit evenwel is gebeurd ; maar wat recht hadden Wy op die Volkeren ? Geen ander immers, ' - dan  ( 583 ) dan met hen Koophandel te dry ven en 'er rust en eendragt te onderhouden. Öp het voorbeeld der Portugeezen hebben wy geheele Koningryken willen bemachtigen. Het is ons gelukt , en wy hebben de lndiaanen weeten te dwingen , de Europeefche waren van ons zo duur te kopen , dat onze geldzucht 'er door verzaadigd kon worden : doch ondertusfchen gaan alle die groote winften ongevoelig verboren, door de onkosten van deezen Oorlog. En is het niet te dugten, dat zv zich welhaast aan het juk zullen onttrekken ? Heeft de ondervinding ons niet genoeg geleerd , door het verlies van N. America , wat het is, al.te fchraapzuchtig te zyn; en dienen wy niet om die recden de Indianen zagter te behandelen , om hunne genegenheid te winnen; zoo het nog tyd is ! Sedert de overwinningen van Clive en Word is onze dominatie hatelyk geworden by de Indiaanfche Vorsten , die einde yk oncwaar wierd-jn, dat alle onze ontwerpen, eenig op gierigheid j en Staatzucht gegrondvest zyn. Te vergeefsch hebben wy onze Staatkunde willen bedekken , met den mantel en het uithangbord van zedigheid en wysbegeerre. Te vergeefsch hebbsn wy overal u'tgeroeoen : Verwonder u over onze Conftitutie ! Zie hoe hoe den menfeh by ons op zyn waarde gefteld en geëerd word! Onze Regeering vergunt hem Tt 4 alk  ( 534 ) alle de voorrechten en genietingen , die hem in den fchoot der Vryheid en Koophandel gelukkig kunnen doen zyn; en zulks in vergeldingevan zynen w er kzaamen of vernuftigen arbeid! Het is by ons alleen dat men Burgers vindt! De andere Natiën, wel is waar, hebben in ons zeggen toegeftemd en den lof cnzer Regeerings form en Conftitutie gezongen. Zy hebben bekend dat de Vryheid cn de Koophandel de grondflagen van ons Staatkundig beftaan uimaakende, wy daar in boven anderen moesten uitmunten en meer bevorderingen maken. Kortom , allen hebben ons toegejuichd. Doch dat is jüist 't welk ons bedorven heeft; want wy 'beg'eepen niet dat dié toejuichingen verzeld gingen , met innerlyke gevoelens van afgunst en bedugtheid voor onze toeneemende macht. En in der daad, zy befchouwden ons als een boven anderen 'weelderigen en hoog opgefchooten boom, vol van takken, bladeren en vruchten, doch welkes fchaduwe de na by ftaande boomen hinderiyk was, cn die te veel voed e! na zich treKkende, de anderen hunne devensfappen onthield: weshalve het nodig wierd dènzeb ven omverre te hakken, ten minften van zyne zwaarfte takken te beroven. Dit wierd befloten , cn is maar al te wel ter uitvoer gebragt. Wy hebben op het voorbeeld der Romeinen  C 585 ) nen», ons boven alle andere Volken willen verheffen Wy hebben eonquesten willen maa1 en, om den kring onzes 'Koophandel uit te breiden , en dien onzer naburen te beperken Daar toe hebben wy Oorlogen gevoerd, die* tot ons ongeluk voorfpoedig waren, en die voorfpoed heeft ons in den waan gebragt, dat wy nimmer konden overwonnen worden. Hadden wy van vroegere tyden minder voorlpoed van wapenen gehad, thans zouden wy zo ongelukkig niet zyn geworden. Onze rykdommen, door den voorfpoed by een vergaard , hebben ons nog verder bedorven en buitenfporig doen werden. Onze hoogmoed kende geene palen meer, Naar maace dat wy zelfs vryer wierden, hebben wy iteeds minder gedagt om de dienstbaarheid te verhgten van de Volkplanters , de aframmelingen on?er edelmoedige voorouderen, die onder eene andeie Juchtftreek, dorre landen voor ons tot vrugtbaare velden gemaakt hebben Wy hebben als tyrannen gehandeld met de Indiaanen, ln ffeede van in die oorden het hateiyk gewicht van het despotimus te verminderen , waar onder zy zugteden Had den wy dit gedaan , wy konden ons altyd van hunne trouw en erkentenisfe verzekerd houden. Maar neen, wy hebben hen als beften aangemerkt en behandeld, en met eene yzeren roede geregeerd. Doch thans worden wv 'er rechtmaatig voor geftraft. Tt 5 Twy-  » 06 ) Twyffel 'er nier. aan , Hyder-Altkan heeft legerbenden die talryker dan de onze dees faasten wel haast in Krygsoeffening en bedrevendheid zullen evenaren ; en dan zullen onze legers in de Indien nie1: meer tegen hem heiland zyn. Vrankryk is hem behulpfaam, en onderfteunt hem met Kry^svolk ?n Officieren. Welhaast is de geheele Oost voor ons vcrloren. Overal waar wy in die oorden ha- del dryven , duit men ons noch uit roodzaaklykheid of vrees; doch zeg my , waar kunnen wy ergens in de waereld bemind worden. Eene onbezonnen heersch - en fchraaplust heeft ons de heste onzer Co'onien doen verliezen. N, America is nitt meer voor ons. Ons ryk is ontvolkt, de Velden leggen 'er onbewoond , en de huizen ftaan 'er leedig. Onze Ingezeetenen te zeer gedrukt door de vermeerderde lasten en imposten , wagten maar naar den Vreede of bekwaame gelegenheid om het Ryk te verïaaten en naar elders te verhuizen , alwaar zy meer verligting hopen te vinden. Onze Vlooten zyn niet meer 't geen zy voorheen waren, en het is gedaan met de Britfche overwegende Zeemacht. Onze Marine neemt af. terwyl die der naburen fteeds toeneemt. De Schatkisten zyn uitgeput , en de Staat bezwykt onder de overmaat zyner fchulden. Voeg by dit alles de voortdurende last van den Oorlog , het getal onzer Vyanden, en de algemeene haat, die tegen  ( 587 ) gen ons, en'waarlyk metten onrechte, is op. gevat: cn die zoo verre gaat, dat zy zelfs 3 die nog ukerlyk onze Vrienden fchynen, innerlyk veelljgt onze ergfte en wangunstige Vyanden zyn. Zie daar myn Heer de toeftand, waar in ons voorheen zo luisterryk Vaderland zich bevindt, en daar u zulks zelfs bekend is; vraagt gy my dan nog, wat zal 'er van het zelve worden. ? Geloof my , het tydftip nadert * dat ingeland een minimum onder de machten van Europa zal uit maken , indien het niet ten fpoedigfte zo goed en kwaad het kan , den Vreede treft. Alle voorwaarden, hoe nadeelig, hoe verneederend ook , zvn nog voordeeliger en verkieslyker , dan langer té Oorlogen. Vreede alleen kan ons nog" doen blyven beftaan, en een zoo bedaard als edelmoedig gedrag, eene gezonde Staatkunde, gepaard met goede trouwe en zuinigheid, zyn alleen vermogend ons in weczen te doen blyven. Dan kunnen wy op een langdurigen en rustigen Vreede hopen; dan kunnen wy ons herdeden en ten minfte altyd eene Mogendheid van den tweeden rang blyven : want het zyn herlenfchimmen zich te willen verbeelden, dat wy tot onzen vorigen luister zouden kunnen komen , en wederom onder de Mogendheden van den cerften rang en macht op. geteld worden. Dat zal ons wel in naam , doch nimmer met 'er daad gebeuren: en wat beduidt een ydele klank!  ( 588 ) Even gelyk de dwaalfterren hun apogaum cn perigceum hebben, zoo hebben alle cie ryken der aarde hunne trappen van verhoging en dwaling gehad ; en dit van het beginne der waereld geweest zynde , zal ook beftendig voortduren. Op onze puinhopen zal zich het Staatkundig gebouw van N. America verheffen , en veelligt zal 'er nog een tyd komen , dat Engeland zal moeten fmeeken om de befeberming van hen, die wel eer deszelfs onderdaanen waren. Doch was onze dwalinge, waren onze val en vernedering;te eniger tyd te voorfpellen, uit den natuurlyken loop en noodzaaklyke omwentelingen ader ondermaanfche zaaken; het tydftip kon evenwel nog verre zyn verfchoven geworden; maar onze Ministers onder de Regeering vandezen tegenwoordigen Koning hebben het verhaast. Even gelyk een kundig Geneesheer gepaste middelen weet voor te fchryven, om eene ziekte , die wel niet radicaal geneesbaar is , echter zyne eerftc en felfte krachten te ontneemen , en langs dien weg den lyder zyn leeven fomtyds jaren te rekken; zo ook geeft de Staatkunde middelen aan de hand, om een Land langer voor deszelfs ondergang te behoeden, wanneer zich oorzaaken opdoen, die zodanigen ondergang ten lesten onvermydelyk maken. Onze Ministerss hebben die middelen niet ge-  C589) gekend, en even gelyk kwakzalvers ongepaste of te geweldige remedien voorfchryvende, de geenen die zich aan hun overgeeven fpoedig naar 't graf zenden; zo ook hebben zy door verkeerde operatien den val van Grootbrittannien verhaast. Het tegenwoordig geflagt beeft hunne handel wyze en beftier fteeds afgekeurd , doch ons naakroost zal hunne naamen altyd met eene akelige aandoeningehooren noemen, en tegen hunne fehimmen wraak roepen over d'ondergang van een Vaderland, dat hun toebetrouwd was, en 't welk zy nog lange haddea kunnen bewaaren. God geeve dat myne voorfpellingen nimmer bewaarheid mogen worden, doch ik ben bedugt dat ik in deeze een maar al te waarachtig Propheet ben. Myne bekommering voor myn Vaderland is groot, en ik hoop gelukkig genoeg te zyn, nimmer te beleeven dat geene, waar voor ik vrees. De dood zal my, hoop ik, daar voor bevryden, dan ten minften zal myne ziel niet gekweld worden door fmerten en aandoeningen , die my ondraaglyk zouden vallen. Vaarwel myn Heer], en geloof dat ik on» veranderd ben. Andere ftoften te verhandelen hebbende zul-  C 590 ) zullen wy voor ditmaal niets meer van Erf. geland zeggen ; aan den leezer over. latende te oordeeten , in hoeverre het gefctietfte tafereel van deszelfs tegen woordigen en toekomenden toelland. al of nht treffende is. Allenig kunnen wy niet nalaarcn hier by te voegen; dat hoe zeer wy meer* maale gezegd hebben en nog in het denkbeeld zyn , dat Grootbrittannien tot zekeren trap van laagheid moet gebragt en deszelfs macht binnen enge paaien beperkt worden, tekens, dat hoe zeer al wat onzen tegenwoordigen vyand tot nadeele hrekt, ons als Vaderlanders aangenaam meet zyn; wy nogthans geloven, dat het geenfints, noch voor de belangen van Europa in 't algemeen, noch voor die der Republicq in 't byzonder te wenfchen is, dat de VoorfpéHingen in den voren/taande brief volledig bewaarheid worden. Wy zullen by eene volgende gelegenheid trachten aan te tonen, dat Engeland wel deeglyk moet blyven beftaan , cn teffens bepaalen den graad van macht, die wy oordeelen dat het dient te behouden. Intusfehen om hier maar eene reede by te brengen , waarom het delenda est Carthago ten opzigte van Engeland zeer onftaatkundig is, zo vragen wy enig; Engeland te laag vernederd en om zo te fpreken vernietigd zynde, zal dan Vrankryk niet al te machtig vooral op Zee worden? Dan d'andere Mogendheden nietbefrand zy»-  ( 59i ) zynde tegens deszelfs Marine, zal het zich dan mooglyk dat zelfde imperium maris niet willen aanmaatigen, 't welk het thans aan den Brit met ons en Spanjen zoekt t'ontweldigen? Zal de Marine van Vrankryk dan niet te gevaarlyk worden, als die van Spanjen altyd daar mede geallieerd zal zyn ? Zal eindelyk de Republicq dan niet dezelfde onaangenaamheden moeten ondergaan , die het van Engeland geleeden heeft? onaangenaam, heeden des te gevaarlyker , omdat Vrankryk teffens eene machtige en zeer nabyzynde Landmogendheid is. VRIES-  C 3*8 ) VRIESLAND; ONder die Provintien, welken wel het ernitigfte bedagt zyn, om verbeetering in veele zaaken en vooral met betrekkinge lot de krygsverrigtingen te erlangen , munt Vries, land zederd enigen tyd niet weinig uit, en wederom in die Provintie het Quartier van Ooster~ goo, boven d'andere Hemmende leeden, van welken de Steden zo het fchynt de traaglte zyn. Het is bekend, dat hetagtfte Artikel der Unie van Utrecht mede brengt, dat binnen den tyd van een maand naa het teek enen dier Unie, de ingezetenen aller deeze geünieerde Provintien, zo in de Steden als ten platte Lande, zouden gemonfterd worden; te weeten de geenen , die tusfchen de agtien en zestig jaren oud waren; en zulks met inzigt: om daarnaa ter eerfte byeenkomst der Bondgenoten , te ftatueren en te ordonneeren , 't geen tot de meeste befcherming en zekerheid der geünieerde Landen zou bevonden worden te dienen. Het geen naar alle waarfchynlykheid aanleidinge gegeeven heeft tot dit Artikel, geloven wy daar van daan te komen; dat de Bondge- no-  ( 593 ) noten zich herinnerde, hoe het voorheen ten hetrvaart trekken, onder de Graven gebruik Jyk, door de Steden en Dorpen afeekogt zynoe , die Graven vaste krygsknechten in zer Landen zal bevonden worden te dienen; kan men nogthans zo uit de famenhang als de tydsomftandighedea genoeg naagaan en met grond befluiten; dat de eigentlyken zin van dit artikel en het oogmerk der Bondgenoten geweest was, dat de optellinge der hoofden gefchied zynde, die gewapend, onder Vaandelen gebragt, en opzettelyk tot s'Lands dienst zouden gebruikt worden : ja dat men daar omtrent zou befchikken zo fpoedig doenlyk, en by d eerite famenkomst der Bondgenoten. Intusfehen is deeze opfchryving wel hier en daar, gelyk onder anderen in het Sticht van Utrecht , doch geenfints algemeen gefchied. Veel min, zegt de geleerde Paulus , in zyne verklaring der Unie, vindt men, dat de befchreeve manfehappen, tot dienst en befcherming van het Vaderland, ooit opzettelyk zyn gebruikt geworden. Welke de reedenen daar van zyn, en dat men by fömmige gelegenheeden liefst waardgelders heeft gebruikt, kunnen wy niet bepaalen, doch het zy ons geoorloofd deswegen onze gistingen te maaken. Ten tyde der Unie van Utrecht, waren deeze Provintien hier en daar reeds opgepropt met Spaanfche, Italiaanfche en andere vreemde krygs-  C 595 ) fcrygsknechten , d onbarmhertige uitvoerders der wreede bevelen van den dwingeland ttiiltps. Deeze benden waren geoeffend , en te dier tyd zeer beroemd wegens hunnen moed en dapperheid. Het gevaar voor derzelver verrigtingen was reeds daar, en 'er moest noodwendig een zekeren tyd verlopen, alvorens d'optellingen gedaan wierden, en de fchikkingen gemaakt en ter uitvoer gebragt waren, tot het opregcen der Landmilitie. Deeze daar en boven nog niet genoegzaam geoeffend kan ook niet beffard zyn, tegen de oude en gedisciplineerde krygsknechten. Vermoedelyk zullende bondgenoten dit in overweging genomen, en liefst verkozen hebben , d'uitvoering Van dit artikel der Unie , om die reeden niet te verhaasten , en tot gunftiger gelegenheid uit te nellen. Hier by kwam nog, dat Prins Willem I reeds eenige krygsbenden uit Duitschland na herwaards had aangevoerd; en men dus natuurlyk een daadlyk gebruik maakte van de aanwezige en reeds geoeffende troepen. Naderhand, Vrankryk en Engeland herwaards hulpbenden overgezonden hebbende, was 'er een reede te minder, om de Landmilitie op te r chten , en de gewoonte algemeen geworden zynde, om ileeds befoldigde krygsbenden op de been te houden, is men ongevoelig hier te lande ook by den oviden flenter gebleeven. Vv a Wat  Wat 'er ook van zyn moge, dit artikel der Unie nog niet ter uitvoer gebragt zynde, is 'er geen twyffel of het ftaat de bondgenoten vry 4 om zulks noch heden te doen ja wy zyn zeifs in het denkbeeld, dat een derzelver daar op aandringende en zelfs van zyn kant het Contract vervullende, de overigen Wel deeglyk ook gehouden zyn, tot het doen van zodaanige opfchry ving; ja zelfs te gedogen , dat men zich, de nood of omftandigheden zulks vorderende, van hunne in en opgezetenen bediene. En wat aangaat de Onderdaanen en burgeren van den Lande, alzo de Bondgenoten zich dac recht voorbehouden hebben, om hen tot dienst en befcherming van het Vaderland te gebruiken , geloven wy, dat zy de Ur.ie van alle tyden bekiagtigd hebbende in hunne Regeerderen, zich aan deeze Landsdienst niet ligtelyk zouden kunnen weigeren. De bewustheid van 't een en ander heeft dan ook veelligt aanleidinge gegeeven tot het voorftel van het Quartier van Oostergoo, onlangs ter Staaten vergadering van Friesland gedaan ; betreklyk het oprcgten eener Burger-Land-Militie, conform het voren gemelde Artikel der Unie, waarop dat Quartier zich niet alleen beroept, maar waar van net do executie van de overige Bondgenoten ook fchynt te verlangen, ja zelfs te eifchen en te requireeren. Ongetwyffeld levert dit Voorftel een bewys op,  (597) op, hoe zeer Oostergoo voor 't welzyn Van het Vaderland; het afweren van alle middelen, die de Vryheid kunnen benadeelen, en het toebrengen tot bandbaavinge derzelve, yverf en het ware te wenfchen, dat deze propofitie'ter Staten Vergadering van Vriesland in een Staatsbe. luit verandert, en voorts by d'overige bondworden" ^ aangen0men en ter uitvoergebragt De aart van een vry gemeenebest gedoogt zekerlyk niet wel, dat in hetzelve veele beftendig beloldigdetroepen zyn, vooral wanneer die voor een groot ge ee' e beflaan uit vreemdelingen , die, zy mogei i zo braaf en dapper zyn, gel vk de by ons in dienst zynde, nogthans nooit dat zelfde hart voor een land kunnen hebben dat land-Sen ^ ^ inboor,inê"en en Wanneer een Land ook niet in Staat is, of raadzaam oordeelt een groot leger beftendig op de been te houden, en het reeds op de been zynde nog niet eens toereikende is, om in tvde dïlrPananVa,/ewIande' de ^renren «ehoorlyk te r^rZ \m 6 Vestingen met genoegzaam guarmfoen te voorzien, is het ook veeiligt beter, tolpnnH V8r Se,enrLe§erdiebbe; dat men de kosten daar van befpaare, en dat men de be. waring en defenfie van het Land aan dm cn opgezeetenen zeiven overlaat, en hen daar toe bekwaam maakt. Vv 3 Wan-  ( 598 ) Wanneer een Land bovendien toch te lande tegen zyne vyandige naburen niet beftandis, en in cas van zodaanige attacque, men toch de adliftentie van zyne geallieerden rodig heeft; •wat baat het dan een handje vol Volks, in vergelyking des legers van d'andere Mogendheden, beftendig op de been te houden. En wanneer voorts zodanig een Land, meer eene Zee- dan Land Mogendheid zynde, zich noodwendig het meest op'deszelfs Zeeweezen moet toeleggen, en zulks reeds moeite kost, waarom zoude het dan niet de fommen voor eene toch onvoldoende Landmagt bedeed wordende, niet kunnen gebruiken, om zich zo veel te fterker op Zee te maaken. Om deeze en veele redenen , allen toepaslyk op ons Vaderland , zou het zekerlyk te wenfchen zyn, dat de Armee kon gereduceerd worden tot eenige weinige inlandfehe benden, genoegzaam talryk, om d'inlandfche rusten veiligheid te onderfchraagen; en dat voorts eene Landmilitie ingevoeld wordende, ieder weerbaar man, foldaat en s'Lands krygsdienaar wierd. Doch aan d'anderen kant geloven wy, dat de uitvoering en tot ftandbrenginge dier zaak met veele moeilykheeden en zwarigheden zouden gepaard gaan,- als meede, dat in den tegen woordigen tocftandderKepupliek, 'er veele reedenen van aanbelang zyn, die 'er ruim zo fterk tegen, a's de even aangehaalde 'er voor militeerèn i en dat het des mooglyk beter zoude  C 599 ) de zyn, daar toe niet over te gaan en her. alleen zo doenlyk daar heenen te dirigeeren; dat eerftelyk de landmaat van den Staat niet veel fte ker werde dan zy tegenwoordig is, vooral in Vreedestyd, of wanneer 'er geen Landoorlog gevoerd wordt: ten tweede, dat men het leger van den Staat zo veel doenlyk uit nationalen deed beftaan , en het allengskens daar toe bragt; eindelyk, dat de militaire jurisdictie niet te verre uitgeftrekt werde of voet liet winnen, maar dat dezelve veel eer in eenige zaaken naauwer beperkt wierd. Veelligt zal men vraagen, welke zwarigheden kunnen zich tegen het oprichten eener Burger - Land - Militie opdoen , en d'uitvoering dier zaak moeielyk maaken ? Wy zullen 'er eenigen en wel naa onze gedagten de gewigtigfte aanhaalen. In d'eerfle plaatfe fchynt het oogmerk der Propofitie van Oostergoo teffens te wezen, dat de Land Militie opgerigt en het leger van den Staat des verminderd wordende , de gelden, tot onderhoud en befoldiging van dit leeger thans gebruikt , zouden dienen tot vermeerdering en onderhoud der Marine. De Ingezeetenen van den Lande zullen 'er dus weinig of in 't geheel niet door verligt worden, in het draagen en opbrengen van lasten en imposten.; Ondertusfchen is de dienst, die hen als Land Militie, hoe gering ook in Vv 4 , yre-  ( 6ö3 > vreedes tyd opgelegd zou worden, laat ftaan in Oorlogs tyden , een last en bezwaar, zoo met voor allen, althans voor verre de mee; ften." Zal d't niet hier en daar misnoegen , gemor en dierge'yke kunnen veroorzaken ? Zullen veelen, daar 'er een generaale te onvredenheid by oe Natie is, over onze inactiviteit op Zee/niet zeggen; reeds zoo lange hebben wy fchot en lot opgebragt, en zederd eenigen tyd worden wy met zwaardere lasten gedrukt, die wy nogthans gewillig betalen , tot fteun onzer Marine; edog wy zien tot heden niet, wat nut ófaze opgefchoteö geldenaangebragt hebben: en nu nog moeten wy den dienst van Land-Militie waarnemen? Tot, deeze of zoortgelyke gezegdens , die zeekerlyk plaat* zouden kunnen hebben, dunkt ons, mende men in een tyd als de tegenwoordige, geen gelegenheid re geven, en de gemoederen dieniet betLard genoeg zyn ,doorgeene ongewone nieuwigheden aan 't gisten • te helpen. Veel beter ware het, dit ontwerp allengskens' fmaaklyk te maken aan dé Natie, en wilde men het ter' uitvoer brengen , dan zo lang te wagten , tot dat 'er een rusJger en vreedzamer yd-flip voor handen was. Wel is waar, de Burgeren en Inwoonderen zyn volgens onze dankbeelden gehouden tot de Land Militie, en kunnen zich daar "aan niet w.1 onttrekken; doch dezelven daar tóe eens niet zeer genegen zuide, kan het niet ;dan met hatelykheden verzeld gaan? indien i men de zaak per force wilde  C6oï ) jrrfde oWten ; en of fchoon de bondgenoten het recht daar toe hebben, is het Kd niet raadzaam m alle gevallen van zyn recht gebruik te maken. y ecnt Ten tweede is het bekend, dat onze in * gezeetenen m 't algemeen weinig finaak he£ ten in den Krygsdienst te lande; niet uit gebrek aan moed , want zeeker daar in be hoeven wy voor geene Natie der waereld te wyken , maar om dat 'er onder eene gelukkige Regeering en het genot der guide Vrvhe-d ^ henndere z^> ™ ^n een eerlyk beftaan te komen, en dat bovendien allen die m de Zee-of Rivier Srceden of ian's de Kusten wonen, veel eer geneigd zyn tot den Scheepsvaart en Zeedienst, üffchoon nu eene Land Militie wel niet kan aangemeikï worden als reguliere Troepen, heeft? ! echter veel overeenkomst mede, e fü men van die Landmilitie eenig nut hebben! s het immers volftrekt noodzaakïyk , dat die we Sn^SS^Ï **** -onSecT *oeae Jiryg.tucht gehouden wordt. Hier aan de ingezeetenen te gewennen, en by hen d n afkeer tegen den dienst te overwSri, Ï£ loven wy dat zeer bezw?ar:y*lal Vallln Jwyffeltmen aan dien afkeer tot Land dienst: men overweege maar hZ ™« . derecruteringen vallei? vZTout^t mee, en hoe men door gebrek aan La.dzateï ammer 200 veele vreemdelingen meet beS vv S di-  (6b2 ) digen» Men gaa eens naar de Steden, alwaar in de burger Compagnien opgefchreven te worden , en eene gemaklyke dienst waar re nemen, eer een vermaak dan een last is, ja by veelen als een point van ambitie en een voorrecht aangemerkt wordt; en nog oneindige veele perfonen zyn , die dat te lastig vinden ; die zich voor geld daar van afkopen , of zodanige bedieningen , tytels of diergelyke zaken zoekente verkrygen , waar door zy van het oprrekken der burgerwagten of het opfchryven in de burger Compagnien ontheft zyn. Wat zal het dan zyh , indien elk, zonder onderfcheid , regulier op zekere tyden zal moeten exerceeren en den Wapenhandel leeren ,• aan eene ftrengere discipline onderworpen zyn , cn gereed zal moeten ftaan , om op den eerften trommelflag de wapenen in de hand te neemen , mee agterlaatinge van vrouw, kinderen, huisgezin, en met verzuim van arbeid bezigheden en tyd, Ten derde , het is bekend, dat 'er reeds handen te kort komen aan den Landbouw. Wanneer nu de Landmilitie op geregelde tyden zich in den Wapenhandel zal moeten oeftenen , heeft het zyne bedenkelykheid , of de Landbouw daar door niet eenigzins ja mooglyk groot nadeel zal lyden. Wel is 'waar , men zou tot de executien, monfte* ringeil cn diergelyke, zekerlyk die tyden van het jaar kunnen bepaalen, in welken de Land' man  C tfo3> man we' het minst te doen heeft: maar aan den anderen kant, de boer, al heeft hy in het Veld geen werk, vindt evenwel altyd bezigheden genoeg in zyn huis ; en wanneer hy die moet verzuimen; lydt hy al reede groote fchaade. Boven dien, wanneer het eens kwam te gebeuren, dat de Landmilitie tegen den Vyand moest by een trekken, (ftellen wy eens in Noordholland tegens eene Landing of attakke der Engelfchen; laat ftaan wanneer een geheel Leger te Velde moest marscheerenj en dat zulks voorviel ook in dien tyd van het jaar, dat het koorn te veld gebragt of ingezameld moest worden : hoe za! het dan met den Landbouw gaan ? wie zal het werk doen ? zal 'er dan een algemeen gebrek plaats moeten neemen ? Het is waar; men zegt, waarom doet het invoeren eener Landmilitie in Zwitzerland en Engel'and geen nadeel aan den Landbouw? Hier op antwoorden wy. Beiden die Landen zyn zoo volkryk, dat 'er altyd menlchen genoeg overfchieten , om den Landbouw waar te neemen ; cn nog hoort men wel eens , dat de Landman zich beklaagt zynen tyd te moeten verzuimen. Veelligt zou men denken , dat wy door alle deeze argumenten, her welmenend voorftel yas Oostergo ais ongerymd willen doen voorkomen of bedillen, verre van dien ! Wy zeggen  (6o4> zeggen het nogmaals , dV wy het befchou-* wen als uit welmenende en Vaderlandfche inzichten voortkomende; dat het zelfs te wenfchen ware , dat het ter uitvoer kon gebragt worden , "doch tenens; dat wy daarin veele hinderpaalen voorzien , zoo om de opgemelde tegenwerpingen, als om anderen % die wy kortheids halve hier niet aangevoerd hebben. Even vaderlandsch, doch van meer nut houden wy, het voorftel van Oostergo, ineen Staats befluit veranderd , om by zyne Hoogheid opening te verzoeken der redenen, waarom eenige Oorlogfchepen beftemd om naar E-rest te zeilen , door mangel aan victaelie , &c. aan hunne destinatie niet kunnen voldoen: teffens het verzoek der Provintie van Vriesland , dat de overige deelgenoten der Unie s hunnen aandagt daar op gelieven te vestigen, en deswegen een naauwkeurig onderzoek doen. Wy houden ons overtuigd, dat onze braave Zeelieden in allen deele bun plicht betrachten, en dat 'er des onoverkomelyke hinderpalen geweest zyn , welken de bevelhebberen dier Oorlogfchepen belet hebben , hunne onderhorige Ichepen in 'dien ftaat van gereedheid te hebben , dat zy op de eerfte ordre naar Brest konden zeilen. Wy] zyn verre van eenige hattlyke verdenkingen omtrent eerlyke lieden te voeden. Doch daar wy een tyd b eleeven, Avaar in men zich bevlycigtomden onfchuldigfte even zoo zeer als den fchuldigen in verden. king s  king, te brengen , zou het niet te ' verwonderen, zyn; dac men den goeden naam en faam dier Scheeps Bevelhebberen dagt zwart te maken; en des kan het onderzoek nopens die zaak niet anders ftrekken, dan ter hunner eer en Justificatie. En gefteld dat 'er hier of daar geene genoegzame vigilantie \en' activiteit had plaats gehad, kon daar in naar bevind van zaken voorzien en geremedieerd worden. O E U  C 606 ) D F. u V A S LANDVERRAAD BESCHULDIGDE. 17* EN jongeling, nogthans Officier in 's Lands dienst, en dien volgende door den eed van getrouwheid verk gebonden , zou zich fchuldig gemaakt hebben aan ongeoorloofde verftandhoudirge met den Vyand, welk geval te over bekend is , om het hier te" vermelden; doch dat ons intusfehen aanleidinge geeft tot de navolgende vraage. Is het te befeffen dat een jongeling van zoo tedere jaren , by wien men nog weinig beleid en overleg kan en moet veronderflellen, uit zich zeiven zou overgaan tot zo een heilloos beftaan , en is het niet veel eer te vermoeden dat hy daar toe door anderen is aangezogt en omgekogt geworden? Is het ook wel te geloven om even de zelfde redenen, dat hy alleen het beleid der zaak zoude gehad hebben , en dat de Vyand, die hem als verrader gebruikte, zich alleen op hem zoude betrouwd hebben, zonde:- andere voorteffender en intriguanter perfonen aan de hand É rt .te  (6b?) te hebben , die medeplichtig aan het kwaad, des jongeling tot een gefubordonneerd werktuig hielden? Is het dierhalven niet te wonfchen, dat men door gepaste middelen , 't zy die van belofte van ftrafloosheid, 't zy die van torture, (welke wy geloven dat nimmer als in het geval van hoog of Landverraad diende gebruikt te worden ) uit den delinqant trachte te ontdekken , wie zyne aanraders, wie zyne medeplichtigen zyn? Is dit wel een onderzoek en eene procedure , die de al of niet competentie ter zyde gefteld , gefchikt is voor eenen Militairen regter, meer gewoon over Krygsdeli&en dan over zoortgelyke zaken te onderzoeken en te vonnislenl? Den Delinquant zeer fpoedig gefentenfieerd zynde geworden , en gered om het Vonnis te ondergaan ; geeft deeze groote fpoed niet aan veele kwaaddenkende ftoffe tot een vermoeden, 't welk wy nogthans voor ongegrond houden i dat namentlyk de Militaire regter niet genoegfaam op alies geinquireerd heeft, of wel, dat men den gedetineerden maar fpoedig heeft willen expedieeren , ten einde, of de gelegenheid tot verder onderzoek af te fnyden , of den zeiven te beletten meerder aan den dag te brengen I Een vermoeden dat  ( 608 ) dat op geene beweezen gronden fteunende nogthans kan plaatsnemen by de kwaaddenkende» en dat dient geprevenieerd te worden. Is het niet dierbalven een daad van wysheid en omzichtigheid , waar voor elk braaf Vaderlander dankbaar moet zyn , dat FL E. G Mogende den gedetineerden voor den Cilen Rechter gaarne zagen te recht ftellen, en te dien eynde naar hun beraad de nodige maatreegelen hebben genomen. Stelt deeze daad den Militairen rechter niet buiten het gevaar, van door kwaaddenkende of kwaadfpreekende verdagt gemaakt te worden, als of hy al te connivent of te precipitant zoude geweest zyn ? Levert dit geval nu niet eyndelyk eens een Overtuigend bewys op, dat 'er lieden in het Land verfcholen zyn, die met den Vyand corresponderen en hem trouwer dan hun eigen Vaderland zyn ! een zaak waaromtrent veele omftandigheeden en gebeurde zaken , zedert langen, genoegzamen grond tot vermoedens gaven: blykens 't geen de Zeeuwfche Kaapvaart zoo vaak ondervonden heeft. Eindelyk , is het niet een weldaad der Voorzienigheid en een treffend bewys hoe dezelve nog voor ons waakt ; dat zy s' Lands Vaderen door het ontdekken van dit geval , gelegenheid geeft , om nog meer te ondekKen, en teffens tot affchrik dier pesten , die zicht fchul-  (óóg) f ' .• ' ut '» ichüldfg zonden mogen bevinden of zouden willen maaken, aan ongeoorloofde verffandhouding met den Vyand , den tegenwoordig ge. detineerden en zo men zegt geconvinceerden exemplaar te ftrafïen , en hen nog by tyds tot inkeer te brengen en zoo doenlyk, tot trouwe aan het Vaderland te beweegen. Alle deeze vragen vloeien natuurlyk uit den aart van het geval voort, en wy gelo' ven dat een ieder dezelve zal moeten toeftemmen. Intusfehen , hoe verachtelyk de misdaadiger in onze en eens yder oogen moet fchynen , vooral daar hy het teere en edel earaéter- van een^ Officier zoo zeer verzaakt heeft, zyn wy nogthans, gemerkt zyne jaren met medelyden over zyn wanbedryf aangedaan , en wy kunnen onze aandoeninge niet ontveinzen , wanneer wy overweegen, hoe zyn hart geplaagd en gepynigd moet worden, zoo door de fchrik en wroegingen over zyne euveldaad, als door de fchande, die hy zyne eerlyke naabeflaanden aaadoet. Ellendig , rampzalig, vol van verdriet en hartzeer , is waarlyk het lot van een Landverrader ; zelfs dan, wanneer hy de verdiende ftrafté: kan ontgaan. By alle lieden van eer en deugd verfoeid en met afgryzen aangezien j wordt hy door gedurige fchrik en vrees, en-'t onophoudelyk.wroegen van zyn hart i Ontrust, gedreeven en gefolterd. Zyn gant-„ -Staatsm. Octob. Xx fche,  ( t>ro ) fche leeven Is niet ancWs, dan eene aaneenschakeling van bedrog, kouster ary en veinzirgby gevolg van üommer en ongeruste zorgvuldigheid. b Ily mpet immers zyn hert in bedwane houaen, en zyne waar gemoeds gePeltenis voorzigtig verbergen ; alzo zyne nygingen en begeertens met dan kwaad en hatelyk zvn Baar hy zyn Vaderland en dus een iegeJVk die m bet zelve woont, benadeeld of ten minHen tracht te bcnadeelen; heeft hy ook waa-.jk gegronde redenen om voor een ieder :e vreezen , en zyn eigen verderf ten jestso te duchten van hen , die hy zoekt te bederven. Alle deugdzame menfehen haaten en verioeien hemi, van geen een man , van eenige oprechtheid en eenheid , heeft hy hulp of troost te w.g^en; terwyl hy zich op den byltand of gunst van booswichten , van lieden zonde, ter en geweten, niet kan verlaten, ttan zulk een n.ensch , al wist hy de gerechtje nralfen te ontgaan , wel immer meer gelukkig zyn ? Kan hy ooit een-ge inwendige rust en vreede des gemoeds genie, ten , zonder welke men immers niet geluktog zyn kan ? K0g eens , wat vergenoegen en ffaUe bezadigheid van herte kan Verrat ^ m ^ Vader,and Volgt  Volgt rust en vergenoegen* natuurlyker ^ ze op het oeffenen van deugd, gevoelt men meer te vredenheid, naar mate dat men zich wel en trouw jegens zyn Vaderland gedragen heeft: het volgt dan aan den anderen kant natuurlyk , dat de ziel na 't pleegen van een misdaad zoo veel meerdere wroeg'iigen te ly-< den heeft , als die misdaad groot is. Dit ondervint de rampzaligen De Wit, die doof wanhoop gedreven , gezegd wierd, zich zeiven reeds te hebben van kant willen helpen. Men /lelie hier tegen over de gewaarwor* dingen en gemoedsgelteltenisfe van een trouw Vaderlander, of dienaar van den Staar. De yver voor s' Lands behoudenis en het welzyn Van zyne medeburgeren moedigt hem, terwyl de overtuiging van zyn plicht hem krachten geeft. By alle menfehen van eer en deugdhoog gewaardeerd en geliefkoosd, mag hy ftaat maken ,'op de harten en handen van alle luiden van ver dienftenj, en de haat of weerftand die hy van de booze en kwaadwillige ontmoet, ftrekt hem zelfs tot rechtvaardiging van zyn gedrag: ja doet hem met te meer yver daar in voortgaan en Volharden. Zyne oogmerken zyn altyd edel, menschlievend en verheeven. Hy bedoelt niet anders dan het bevorderen en handhaven van alles wat tot nut van zyn Vaderland en medeburgeren kan flrekken, en hy befchouwt Xx 2 de  ( 6" j de vryheid daar hy voor yvert, a's de móé2 der van alle voordeelen en zegening n Irï het verdedigen en handhaven derzelve ftelt hy zyn eer , ja hy fchroomt niet, zyn leven 'ér voor op te offeren. Gy die deeze bladeren' moogt lezen! gy onze geliefde Landgenoten en Medeburgeren ! hebt dan altyd den diepften eerbied 'en hartelykfte genegenheid, voor alle waare Patriotten , die thans in groot getal onder u zyn , voor die mannen van eenen hoogen en verheeven geest , die voorfranders der Maatfchappy , die liefhebbers van hun Vaderland én deszelfs Vryheid zyn. . Deeze mannen zyn het, die zich met een onbetwistbaar recht, de herten en zegeningen van het gantfche menfehelyke geflaent mogen toeelgenen,- en 't zy rond dit gezegd , aan geen grooter verwyt en fchandvlek maakte Zich ooit de waereld fchuldig, dan dat zy zulke mannen niet altyd naar hunne verdiensten behandelde. Die het algemeen , die zyn Vaderland lief heeft, en het zelve zo wel als zyne Medeburgeren overal tracht dienst te doen ; be. hoort ook door het algemeen wederom ge. liefd , en zoo veel mooglyk is, dienst gedaan te worden. Maar, gelyk men de menfehen dikwyls hunne weldoenders ziet verwaar-  C 613) waarlozen , zoo wordt een Patriot ook zelden op zyn waarde gefchat, en met zoo veel gunst en erkentenis bejegend, als hy wezenlyk verdient. Dit alles belet evenwel niet, dat ware liefde voor het Vaderland en trouwe aan het zelve, altyd door braave lieden zal uitgeoeffend worden. Zy begeren geene erkentenis of dankbaarheid , en vinden hunne beloning in de zuiverheid van hun eigen gewisfe , en het waarnemen van hunne plichten. Wie zou ook niet liever een Cicero , zelfs 'in bailingfchap , wenfchen te zyn, dan een Chdius, des zelfs Vyand; fchoon'hy over dien Doorlugtigen en deugdzamen Romein zegenpraalde ? Wie niet liever een Algemoon Sydney , om het verdeedigen van de onveranderlyke grondregels van waarheid en vryheid ter dood veroordeeld ; dan eenen Jeferies, die onwaardige Rechter , die op eene eerloze wyze tot de vierfchaar verheeven, dat onrechtvaardig vonnis over hem dorst uitfpreken! X-x 3 OVER-  ( H ) 0 V * | V s s E L. rXNder de zaaken welken thans het onder. KJ1 werp der dehberarien van d'algemeene S^ten of die der byzordere ProvinS uK gevestigd heeft , kan te reeht opgeteld wornWlvf aa5aa,ande of by d'uitlave dezer Z£edS, bC^nne Överysfelfche Land. öag, naar wels uitlJag een ygelvk, diempf JB» voor den^Xfande'S de ^ ' r?^ ,r'VkhaiSt- Het * ook in dLt i Wfaïhy^!yk, dat op dezelve eifi* oelyk iets bdlisJend ftaat te gebeuren, om- - h.r nff ^n dle" Ede]man' d''e zo lan, gv het flachtoffer van eene even zo ongehoorde ab wederrechtelyke procedere geweest is. O tempora! r bcwa.i>c Onrechtvaardig uit de Vergadering venvvdcrd, en verhoerd zynen post als RiddS Jegent , zyne bekwaamheden ten nutte Ln den lande, en van zyne Provintie in W bv zonder, te bcftceden, kon hy ondank zvne rechtmaatige bezwaarenen onophoudelvke aan £7^? -tten ™ oeS? tZ ftovmt"v gehoord te worden, geene voidoemnge erlangen. Alles bleef 01 ^glyks deden zich inefdenten op" en  (6~I5) en zyn plytgeding wierd met zo veel traagheid voortgezet, (veelligt uit vrees by fommigen , van dien braven te /den zegernraalen,) dat het fcheen als of men befloten had , doot voor s'mans klach-en te zyn, en die geheele zaak op een langdurigst fleeptouw te brengen. Natuurlyk moest dit ten lesten eenen diepen indruk maaken op d'ingezrettnen dier Provintie, voor welker be'angen Capelle 10 edelmoedig in de bn s gel'pronfeen Was; en het nadenken moest by hen opkomen , dat een zo aanzierdyk Edele en Regent der Provintie aldus jnishande'd wordende, zy die minder in aanzien waren, aan nog erger konden blootgefteld raaken. Her dagt hun, dat het eens tyd wierd, de voord-ander hunner rech'en , en den afweerder hunner drukkende drostendienften , wederom in vollen luister ter vergaderzaal te zien ingaan; en zy oordeelden zich zo door gevoelens van liefde en agtinge, als door die van dankbaarheid verpligt, daar toe naa best vermogen , ncgthans op 't befcheidendst en eerbiedigst, het hunne toe te moeten doen. Daar van daan de bekende requesten, door de burgers en ingezetenen der Steden Deventer, Zwolle en Kampen, als meede door veele ingezeetenen ten platte lande , aan hunne hooge Regeerderen inge'everd: ' ebelze! de verZoek , dat hunne geliefde Capelle herlleld, Xx 4 de  { Ció ) de drukkende drostendienhen afeefèhtfi hunne verdere bezwaaren aan*M,!3? J ft' Cl4 doenlyk verlicht mogten Z^^^ Sent te worden genuiten t^gZf ^ «iet zal afgaan worden^ zyn 5 fd ' ^;>k geloVen, dat die zo tot deszelfs™ npegen ai, var, alle braave 0^2S aflopen, en dat die Regent «frffliïXt f admjtteerd woidpn., * s " Wanneer i^n de teonvredenncid der gemeen te en vooral der boeren fo OvervsfeT gade Haat, en overweegt, dat 'er onder T35 reeds min of meer een geest Vah fcïïE Plaats heeft;' is het m^mA^^ hunne ïmeekfehrjften door fc&f^ren g oor niet geleend wordende, ^5SSSJS genoeg zouden kunnen WeeLedKS ner bezaadigdheid'ter zyde te deflS i" over'; U Doef f ppk houden wy ons ten vohen overtuigd nï p'agtbaare C*/>*/&, 'die zelft ™Z ï S ' ? doft, te? handhaavtng enT'* 45 fa* medebuVenr^Td&teï >vengfte zal zyn, om hen te doen befeffen" dat  *en hem zo edelmoefedS]frV * f* fchnldigd zyn aan de toSeio7PX-dlezoUvei> «eente. Hunner Jfefifo • dj'*fc van dc se: fflfeg ^geóieS^^ffyp heftig hunne bed^rdeA'VeSedS ^'^eo: aan JeJ zyner t^^^^^f/^m het her*e hem a angedaane voor de», zal llem ten aller tS ^ Urm°Senduf. doch ^ zou in zyn, hart I r?' ^ ; "eden zyne warfEriJW»? en het be- eene oproerige vvyzl-rl u ^ dat Zuto °P «ch een eer gefteMhe^hv^ï^ *e acht, zo lange om fl^t^S8^ ben, zal nimmerffedoSn t,f geledenteheb«chon, zynent S fe ïiSS."00' dat aderen du* gevaar loopen „oT'" Z0Uden *an, Want immers, de SP §. raeer tc h/den? gefielde RegeiriZe^dL dei' en eene Ve", gezetenen , hoe recSÏ?^? "iet' d« de it hoe biltytCne^S^r6 daarom evenwel b^ef n £*f*> «ogen f fn; en het is volflrek? nri; " zyn zou' damge gevalle, zy, dfe^?f ' dat in z°~ ^ugeld en des no^ds ^ZtZd^ be' weSenT ffdS , het is te tendiensften, en v?n In e l Zaak der Drosbemaal voor Capfi ■ Xx <■ ë 3n' en d°or . , het  C ) het roieren tflt de Registers van al het deswege gebeurde aan de vergetelheid toegewvd werde ; want immers, wegens derzelver ongehoordhed, kan ze in de Oyy^elfche inboeken geen eer aandoende plaats beflaan. föp een Regent aan zulke behandelden bloot SfteS^ wo,den; kunnen die ftrook houden ; ite zal dan veilig zyn, wanneer hy vrymo,di In ftem uit, en in de vergaderzaal de belan gen zyner medeburgeren behartigt? DUITS CH,  C 619 ) r»«4? SS>* -leer* waardigheden0, ampïeonbet^ dat de "'f altyd, ten min v eltvdJ °gen ' zo geboorte, aan de gunst nV ™ /- mefr a3n de en begeven worde?" da™l ffi^fe&ad verdienden, doorkneed l ! aan de ™ $», volgens rJn Jen tweede Marcus Aure. kundige phlJoloPjd*he en ftaal een bfyk? df ^/^^e; geeft thans uiterlykheid , gebood of I "fV^Zvne maar den zeJven naï , .ftand hoogfchai • den waardeert 7"e ]nne* verdien- By een eigenhandigen brief &,i perüaats - Raad gefcwT l ? zynen °P" onlangs verfcaardf hoe zvne ^ ^ Vor^ ^ was, dat men voortaan iz^?t T hc^ of voordellen van nerf™! \het benoemen bedieningen, meerder*ztZl^T 611 dienden en kundigheden dS C, L°P de ver" wel op hunne geboorte • L ïld'daten> da« vel, om deezen zynen Jiif l ^oegd be- J3a.  ( 6-20 > Baron of Graaf, en omgekeerd; de EdeK man uitmuntende bekwaamheden hebbende , of verdienften bezittende , zal met bedugt behoeven tc zvn, dat een intriguant burger,( die fomtyds niet cc minfte capaciteit bezit, hem onderfteek doen kan. De verdienden zyner onderdaanen hulde, dcende, wil hy hun ook in ftaat ftellen tot het Ötig worden aan die verdienfteni en hen den weg daar toe baaWn. Zeer wel bewust Choe zeldzaam zulks in een Duitsch Vorst is) aat vrvheid de bronader daar van is , en dat S gebrek aan dezelve, het vernuft uitgedoofd wordt; heeft hy reeds hier en daar, cn nu onlangs in Poolsch Oostcnryk , de dienstbaarheid Wchaft: op dat de Landman of S£r voorheen nauwlyks iets beter dan een S e;ndclvk een mensch zoude werden, en Es dien weg tot den burgerftand overgaande, of zelfs of wel zyn nakroost hoogeremtzigten zoude kunnen voeden. Bekennen wy het Jofephm, overlaadt zyne. nnderdaanen met weldaaden, waar op zy onde, èen Vorst, die fchier willekeurig kan relèren nauwlyks konden hoopen. Vryheid fanGÓdsdienst'wordt hun toegeftaan, terwyl ÏpT Pauslvk iuk, waar onder zo veelen zuchïen hen van den hals genomen is, en zy hunne gelden niet zien overbrengen naar de &SnevanRome. Indien Jozephus om-  C 6-21 ) toert de Oyerysfelfche Brostendienften mo~st beflisfchen,, wie weet of dezelve niet binnen weinige dagen vernietigd zouden zvn! wie weet of hy niet zoude zeggen: Gy Landlieden dezer Provitme! waarom zoudt gy zo vry en. gelukkig met zyn, als de onderdanen en Landlieden dier trovtntten, die aan de uwe grenzen! Niet te vreden, zyne onderdanen gelukkig te maaken, zorgt hy nog, dat hunne beurfen niet uitgeput worden, door nutteloze giften aan die bedelende of andere luije kloosterhbgen, die m alle Roomfche landen, te recht de bloedzuN gers der ingezetenen mogen genoemd worden. Veelen hunner kloosters zyn reeds vernietigd ÏÏ2 ? f?™- Van de overi§en belemmerd wordt, en het is niet onwaarfchynelyk, dat daaromtrent neg eene grootere en waarlyk nuttige reforme plaats zal hebben: ter gelegenheid van welke reforme ons de navolgende uitrekening is mede gedeeld; welke wy oordeelen hier eegevoeglyk te kunnen plaats geven. ,.Het ê"ïal der n°g aanwezige Vrouwen-en Mannen Kloosters in de Oosrenrykfche ürflan dezelve ?v°nPt'611 ^ d^enoP^43. Onder dezelve zyn er, die tot zestig, zeventig, ia honderdduizend duitfche guldens en meer inkomen hebben: gelyk onder anderen de Bal nardsen St. Michhls Heeren in de OosïnrX fche Nederlanden; de Trinitarisfen m Bohei men, de Kruisheeren in het Milaneefche, &c. Vei*  ( 622 > Veilig kan men ftellen, dat de een door den atf; d-ren gerekend, ieder dier Kloosters, 't zy aan eiffe moederen , 't zy aan milde giften, jaarlyks een inkomen heeft van r 5000 Duitfche guldens 5 het welk voor alien uitmaakt eene lbmme van 29,145?°°° Guldens. Ieder Klooster kan veilig gefteld worden, uit 12 leden of kloosterlingen te beftaan j des in t geheel 29,316 kloosterlingen. Gefteld nu dat ieder van hen eene Duitfche gulden daags verteert, en voor zyn onderhoud nodig hebbe; maakt zulks uit in 't jaar 7,967,000 guldens. Dat no"- ieder van hen jaarlyks aan kleederen cebruike 40Duitfche guldens, 't welk uitmaakt 544,640 guldens. Dat voorts ieder klooster tot onderhoud zyner kerken en gebouwen jaarlyks befteede 1200 guldens; uitmaakende voor allen, 2^31,600 guldens. Dan is de geheele uitgaaf en defomme van het geld die uit dehanden der Kloosterlingen wederom in den omloop komt, niet hoger dan; 21,244,240 of groote elf milioenen, en dat is al, wat 'er weder in den boefem van den Staat komt. Het overfchot terfomme van 17,902,760 of circa agöen milioenen gulden, is geheel verloren voor den Staat en de onderdanen; want hetzelve blyft gedeeltelyk begraven in de yzeren kisten der kloosterlingen; gedeeltelyk gaat het ongemerkt naar Rome; en een ander gedeelte wordt na elders heimelyk buiten 's lands gezonden; 't zy om aldaar op vremde namen in de banken van Venew*  Genua i Londen, of Amfterdam m^iaat.. worden, tot een vast fondi voofhef/Cnn ,t6 m gevalle van nood; 't zy om C„„ ■ ter' en nabeftaande ryk tè maaken ^ Vnendcn den, door'fopban £yLUit§epUtWorkloosters , en war ,■ fommen aan de Staat is, deSve u t zvnene,heS ^ V°°r de» ^en gaan ; terwyl, geSte * moétea zy vie-dubbdd ja meer aan£Zden om,00P> waardig warent J aan Jand e« ingezetenen  A B' Ê R I C H T; * Hoe zeer wy ons altyd bevlytigen, om ons tydfctóift met de minst mooglyke drukfouten in 't licht te geven» zebeurt het nogthans wel eens ondanks on*e oplatend, heid, dat 'er nu en dan eenigen inflmpen. Dit heef; tot ons leedwezen plaats gehad, in het Iaatfte No. waar in wv zeker Votum der Stad Alkmaar plaatften De gebreken ons kennelyk geworden zynde, gelieve den Leezer dezelve gunftiglyk aldus te verbeteren. Bladz. 568 Regel 3 ftaat een moet zyn eenige. -72 - jj voor het woord welke moest dïÈ ~ teken [ geftaan hebben. ' ,72 i van onder af tribesten de verfchiN 3' lende benoemingen op deze wyze zyn gelleld geweest: zicktbaareonbereidwilligheid,kwaa. de direüie, onverfchooniyke werkeloosheid , fchandelyke enfchadelykc -werkeloosheid, ruïneufe en Jlaapende traagheid, fchandelyke inaütviteit , onbegrypelyke direÜie , zoo lang aangehouden hebbende werke* loosheid der navale magt, als an» derfints, wierd enz. m* ■ 8 va» onderaf, moest het woord - 573 Zyn 'er niet geitaan hebben.  ( 62S ) T ü R K Y E K; iNdien het waar is , dat 'er eene algemee; I ne opftand te Conftaminopolen zou plaats hebben, waar by de Sultan groot gevaa zou Jopen, levert dit wederom een bewys op van t geen de Montesquieu reeds aangemerkt heeftdat naamelykindefpotique Landen, zeer zelden kleine opftanden, maar wel zeer groote plaats hebben; en dat'er byna nooit eenife Senpoozmg is tusfchen het misnoegen of hetVemSr en de opftand der menigte. Dit' ibhynf ook eenigermaate op natuurkundige redenen te berusten. Onder het despotismus worden de geeften zodanig verdoofd, dat dezelve fchier geene werkingen doen, en dat 'er de driften als t ware door, verftompt worden. Doch wanneer zich dan ook eenmaal zekere aan doeninge opdoet, kragtig genoeg om de geest werkzaam en de driften wakker te maaken dan barsten die uit met eene dubbele veer' fcragt, en de nederige flaaf wordt dan een vermetele dolleman , tot zoo lange , dat de eerfte werking door iets anders gefluit wordende hy wederom m de onderdanige flaaf veranderd van zynen dwingelandig en meefler of heer.' De Iaatfte Vrede met Rusland gefloten , was meer een zaak van dwang dan van verStaatsm. Nov£mb. Yy  ( €26 ) ïtieaina, en uitgeputheid aan geldmiddelen, gemard met aarhoudende nederlagen , maakte die nooriz-aklyk aan de Porte; doch de gcheele Turkfche natie, gemerkt de onvoordeelipe voorwaarden van. dien Vrede. en de hooge toon waarop zy door de groote Catharma beh-indeld wierd, was niet weinig te onvreden, ia voed 'e fteets eene heimelyke wraaklust; oninhoudelyk haakende , dat zich eens eene gedegenheid mogt opdoen, om Rusland met voordeel aan te tasten, en het te dwingen dat wederom ff te ftaan , * geen men aan het zelve ingewilligd had. De Turken bevonden Zich in het geval waar in Vrankryk by het iluitenvan den laasten Vrede met ingeland was, en eelvk het Hof van Verfailles nu tergeiegenlieid der Noord -Amerikaanfche onlusten zynen flag waargenrmen heeft, zoo begeeren de Muzelmannen thans , dat men zich tegen Rus land bediene , van de onlusten in de Uim ontftaan. Men verlangt volftrekt naar Oorlog te Conilantinopolen, ja die wordt reeds eemgermate ievoe-d. Doch, daar de Oorlog door Vrankryk tegen Engeland , na zyn overleg, opgoede Staatkunde inzichten , en zo het icnynt by de uitkomst op zekere gronden ondernomen is, die eenen redelyken uitflag beloofden; zo zal hier integendeel de Oorlog begonnen worden, eenig uit eene onberedeneerIe dolle en onftuinrige * drift van een woest  C627 ) cn onkundig gemeen , of om genoegen te geeven aan de zo geduchte Janittaren , die gelyk zy meermaal deeden , hunnen Keizer op zynen troon doen fidderen en beven. Schoon allen geboren flsaven van hunnen Sultan, js nogthans de eenigfte troost der Turken in hunne .verdrukking, dat zy met behulp dier Janitzaren,- hem tegen wil en dank een opvolger kunnen geven; waar door hy, in zeker opzicht, zelf hun flaaf is. f r)e wit*** zohy noch in leven is, of op den troon zit', en anders die der Othomannifche Grinten, die door het woeste Volk uit zyne gevankenis op den troon zal gezet zyn, zal niet zynen Divan dan wel genoodzaakt zyn, den Oorlog tegen Rusland te voeren; cn veelhgtis deeze aigemeene begeerte naar Oorlog en daaruit on ftaan e onftuimigheid, het uitwerkzeL der Staatkunde, van deeze of geene Europifche' Mogenheid, wiens afgezant en heimelyke emisïanslen dit werk berokkend hebben. \ wanneer men ter eener zyde overweegt de invloed die Vrankryk zederd veele jaaren op' furkyen heeft, en ter andere zyde, hoe gemaklyk het is, onder een flaafsch Volk, door middel van geld eenige belhamels om te koopen, die hunne medeflaven weeten op te hitzen ; zou het onzcs oordeels zo onmooglyk niet zvn, dat dit geheele fluk door het Hof van Verlaiiles is beftoken geworden. Y/ a i f  f 628) In gevalle zulks nu zo was, valt het niet inóeilyk de Staatkundige beweegredenen daar Van na te gaan. Immers, het fchynt dat Rusland zederd eenigen tyd, de Engelfchen gunftiger toedenkt , en daar het wel eens mooglyk kan zyn, dat het zich voor Groot Bnttannien verklaarde; waar docr de Mogenheid niet weinig zou gefteund en gefterkt worden , vordert immers het belang van de Bourbons , zulks voor te komen. Daar toe was dan nifHs gefchikter , dan de Czarinne eenen Oorlog te berokkenen , en eene afwendinge te Veroorzaaken , welke die Vorstinne nopen kon , 't zy zich niet voor Engeland te verklaren, 't zy ten minften , zich minder kragtdadig te kunnen bemoeien, met het geen tusfchen de gealligeerende mogenheden mogt voorvallen. Daar Vrankryk den berugten Hy. der-Jly Kan ;openlyk fteunt en opgehitst heeft tegen de Engelfchen in de Indien, waarom zcu het niet mooglyk zyn kunnen, dat het iets diergelyk in Turkyen deed. Wat 'er ook van zyn moge, wanneer men den aart der Türkfche legerbenden nagaat , en overweegt, hoe weinig die op den duur bcftand zyn tegen onze gedisciplineerde Europifche Troupen wanneer men verders let , dat de Turken alleen in den eerften aanval , doch nimmer beftendig , moedig en gedugt zyn ; voorts dat de Rusfen thans zo jnoedig en wel geoeffend zyn als eenige Moge-  genheid, is het zeer waarfchynlyk, dat zo het tot eenen openbaaren Oorlog tusfchen die beide Mogenheden mogt komen, de Porte andermaal zal ondervinden, dat de tyden voorby zyn , waar in zy Europa deed beeven eri Wenen beleegerde ; ja dat zy geen kans hebbende om eenige aanmerklyke overwinningen op de Kusfen te behaalen , veeleer beter ge. daan zouden hebben, het gevaar te ontgaan, van eene fcnadelyke en vernederende Vrede te moeten maaken. Intusfehen dat men den uitflag dezer zaak moet ar wagten, is het beklaaglyk, dat daar reeds zo veele bloedvergietingen plaatshebben", 'er noch nieuwe voor handen zyn; vooral indien het waar zou zyn, 't geen fommigen vermoeden, ( hoe wel ons zuiks ongeloodyk en herienlehimimg voorkomt) dat de Keizer en de Koning van Pruisfen, beiden maar wagten , tot dat den Oorlog tusfc.ien de Porte en Rusland volledig aan den gang is , om dan hun voordeel te doen ; de eerstgemelde Moovnheid gezamelyk aan te tasten , en het Europisch gedeelte van Turkyen onder den anderen te floopen , terwyl de Czarinne haare conquesten en voordeeen die zy inmiddels in Europa behaalde., niet allen zou behouden , maar ook eenige conquesten in Afijn zou kunnen maaken; waarin men haar behulpzaam zoude zyn : welk vermoeden daar van daan komt, om dat zo wel Ooscenryk als Pruilen, eenige bevelen gegeeven hebben, nopens het ver. Yy 3 meer-  ( 6> ) toeerderen der troepen, het aanlengen van Mugazynen en diergeljke, welke volyèhs hen, Voorboden van eene gewichtige onderneming en aanftaanden Oorlog zouden zyn. Wy bekennen gaarne s niet in ftaat te zyn, om eenig geloof daar aan te geen, wyl beide die Vorsten' te edelmoedig zyn, om op zodanig eene manier , den Muzelman op het lyf te komen. Nogthans , wanneer men de verdeeling van Polen overweegt, die evenwel op zekere dugtige , fchoon mooglyk wat Verouderde pretenüen beruste, is 'her, even - mooglyk ,' dat 'er ook oude eifchen op Euiopifch Turkyert plaats kunnen neemen; doch can is het denklyk 9 dat in zodanig geval , die zaak by de overige Machten van ons warelddeel, wat meer tegenkanting zoude vinden , dan de voorgemeldde verdeer Üng; en dat die ook zo gemaklyk niet ten Uitvoer zou kunnen gebragt worden. Wel is waar, de overige Vorsten hebben minder belang daar by, en het is hen in zekeren zin vry onverfchillig , of de Sultan over eenige Provintien minder of meer, den dwingeland fpeelt. De Turken ook zyn onbedrevener , gelyk wy zo even zeiden, inde Krygskunde. ^Nogthans, wanneer men de Volkrykheid dier Landen overweegt, de menigte 'troepen die uit de Afiatifche en verafgelegenfte Provintien kunnen aangewend worden ; wanneer men bewust is, hoe, het ver- fchil-  ( «Si ) fcliü van Godsdienst den Muzelman doet vw kiezen te fterven, liever dan aan een Christen Vorst te pehoorzaamen; is het vry denklyk, dat zodanige al eens veronderftelde onderneeming, met oneindige moeilykheden ver-zeld zoude gaan , en dat de vereer.igde legers geen geringe weerftand zouden, vinden. Noch eens, wel is waar, het overig Europa heeft juist geen groot belang by Turkyen , maai" het heeft evenwel belang, dat zoinmige Mogenheden niet te machtig, worden. Dit nu zou noodwendig plaats n-emen, indien de drie voornoemde Mogenheden , dat gedeelte van Turkyen het welk in Europa legt , onder den anderen verdeelden; en dit alleen zou de overige Mogenheden denklyk kunnen en moeten bewegen, om zodanige onderneeming te fluiten. Een naamloos fchryver, die ter gelegenheid der Beyerfehe Succesfie reeds herfenfcnimmen Voortbragt, en die vooraf zegt dat hy eon doorkneed Staatkundige is, des, artifici in Sua arte credendum, Ichoon wy ons van zyne Staatsdoorzichten geenzins overtuigd houden, temeer daar hy onverftaanbaar fpreekt; dees ftaatkundige, alles met eene beste verrekyker vooruitzie, de, zegt ter dezer gelegenheid op nieuw, dat hy toevallig agter het waar geheim der zaak is gekomen , en grondig bewust is van de jyaare oogmerken, waarom Oostenryk en PruisYy 4 feit  (6> ) yfc/z eenige préparatoire krygstoerustigen maaken. Die zouden niet den Sultan , maar onze Republiek aangaan. De man zal wel doen,'daar van aan 's Lands Vaderen by tyds kennis te geeven: doch provifioneel gelooven wy, dat zyne ontdekking na genoeg overeenkomt, met die der geenen, die beweeren een panacaum of algemeen geneesmiddel te bezitten of uitgevonden te hebben, en intusfehen alle hunne patiënten expediëren. Dan hier genoeg van. De beste Staatkundige kan zich bedriegen, en daar wy ons geenszins als zodanige opgeeven, is best in deezen niet te voorbaarige of te Heilige gevoelens ter neder te ftellen. De uitflag zal leeren, of het Oorlog zal worden tusfchen Rusland cn de Porte, en wat de gevolgen daar van zullen zyn. Wy intusfehen geloven dat het zwaard zal uitgetogen worden. Ditafwagtende, gaanwy tot iets anders over, en bcfluitcn onze aanmerkingen over het Turkfche ryk, met de woorden van een beroemd fchryver en voor ervaren te boek ftaande Staatkundige, „ Wanneer, zegthy, wy ons naar Azie wenden, vinden wy daar de Turken, „ met wraaklust bezield; wagtende naar ge„ Icgcnhcid cm die te koelen of hun eigen ondergang te bewerken , tot dat 'er een „ Groot« Vizier kome, bekwaam genoeg, om j. eenige beftendigheid te geeven aan een groot  C 933 ) „ gevaarte; of wel een Europisch Afgezant, „ doorliepen genoeg, om de Porte toteenen „ flap te bewegen, waar van zyn meefter de „ vruchten zou plukken. " Jn de daad ook, wisten de Turken onder eene goede belliering, van hunne krachten gebruik te maaken ,*I welhaast wierd half Europa een hunner wingewesten. De hemel verhoede dat zy ooit zo wys worden. C h  C*34) GIBRALTAR. HP Oen c)e Griekfcke Helden zich voor het JL oude Troye in den wapenhandel oeffenden, en blyken hunner heldenmoed gaven , wierd aan den zoon van Pelëus den held Achttlcst zyne geliefde Brifeis door Agamemmn' ont. roofd, het welk hem bewoog , om gedurende eenen geruimen tyd, niet meer voor de Grie. ken te willen vechten. Onlangs r'mag men de gedrukte nieuwstydingengelooven) zou een dier Bourbons, welke op het voetfpoor van zo veele helden uit zyn bloed gefprooten . de muuren van Gibraltar helpt beltonnen, in een t weegevegt getreden zyn , met een der Spaantche Hoofdofficieren; niet om het ontfchaaken van een bevallig meisje, maar omdat dees zich beledigende uitdrukkingen veroorloofd had , ten opzichte van des jongen helds naamgenoot er» bloedverwant; te weeten des Konings van Vrankryks broeder. Dit zo zynde, bewyst het immers meer moed en dapt erheid in den Franfchen Prinfe, dan in den Griekfchen Achilles. Dees mydde den ftryd, en mismoedig georden we gerde hy voor de gemeene Zaak in 't harnasch tc vérlchyhen. Geene, volhard in zyne begonnen onuerneeming, doch ftraftintusfehen den belediger van zyn Bloedverwant, en velt hem, (zo gezegd wordt) ter neder. Het  (*35 } Het geval wezenlyk zo zynde, levert zulks jntusfchen de prefumtie op, dac 'er zo veele infterlyke harmonie tusfchen de Spanjaaidea en Franfchen voor Gibraltar niet plaats heeft, als op het uiterlyke wel toefchyut, en dat'er wel de;ge!yk eene heimelyke jaloufie tusfchen hen plaats heeft. Eene jaloufie, welke de wakkere Eliot, als bewust hoe dezelve in ftaat is, om de belegeraars te vcrdeelen, en des hunne pogingen te verydelen , door eene list, meer naar eeneftaats- dan krygslist aartende, getragt heeft te vermeerderen en levendig te houden ; en waar in het fclrynt , dat hy niet geheelenal misflaagd heeft. Het geval der dryvende batteryen gaf hem gelegenheid daar toe. Na zyne vyanden, die hy eerst geveld had, als een Christen - krygsheld alle hulp en byftand bygebragt te hebben, om hen die weerloos waren m het leven te behouden , vond hy goed de Franfche Krygsgevangcnen wederom op vrye voeten te ftellen, terwyl hy die gunst aan de Spanjaarden weigerde. Vermoedelyk met inzicht, om daar door tweefpalt onder zynebefpringeren te verwekken; van welkende Spanjaarden natuurlyker wyze jaloersch moesten worden , omdat hunne Franfche Spitsbroederen meer begunftigd wierden. Zo is het, dat flaatkunde met krygskunde gepaardgaande, den wakkeren Eliot, al ware het dat hy nu moest fuccumbeeren, eene altoosdurende roem verwerven zullen. Wan-  C630 Wanneer 'men 'nu in de eerfte plaats overweegt, dat dejattacque aan den Zeekant, welke wel het krachtdaadigfte zyn moest, door de tegenpogingen van den Generaal Eliot verydeld zyn ; dat ten tweeden 'er nu aan de landzyde nieuwe maatregelen tegen Gibraltar genomen moeten worden, waar toe tyd gevorderd wordt; buiten en behalven, dat het dooide natuur aan dien kant zodanig verfterkt is, dat het fchier onnaakbaar is; wanneer men wyders overweegt, dat het den Admiraal Howe onder begunftiging van eenen ltorm gelukt is, eenige voorraadfchepen binnen Gibraltar te brengen,wanneer men dit alles tcfamen voegt, en daar by nagaat, dat het jaargety tot dekrygsverrigtingen gunffig, haast verlopen is; zou men niet ruekloos zyn, indien men voorfpelde, dat Gibraltar, althans voor ditmaal, niet voor de gecombineerde wapenen zal bukken, en dat de onderneeming tot het volgende jaar zal moeten uitgeiteld worden. Geeft het voornemen der twee Franfche Prinfen, om kort na de mislukte poginge der Vlottende Batteryen , het leger te verhaten , ook niet eenigermate een bewys op, althans een vermoeden, dat zy het veroveren van Gibralter, zo niet als eene onmooglykheid , ten minden als van een ver vooruitzicht hielden ? In tien zy immers dagten, dat Gibraltar daarom evenwel fpoedig aan de laudzyde zoude moeten bukken, is het niet te denken, dat zyde gele-  C ^37 > legenheid zouden hebben willen voorby latën gaan om daar ooggetuigen van te zyn , en 'er met den moedigen Crillon posfesfie van te neemen. Wel is waar, zy hebben zede'd voor die plaats blyven vertoeven, doch zulks zou zyn, op hooger bevel, en dit bevel wederom kan daarom gegeeven zyn , om den moed der troepen, door het aanweez^n dier aanzienlyke Voluntairs optewakkeren en gaande te houden, en te verhinderen, dat de opgemeldeprefumptien by het leger , uit hun vertrek gemaakt wierden. Daaglyks verwagt men tydingen van de operatien der twee Vloten, welke men beweerd dat het nootlot van Gibraltar kunnen beflisfen. Doch gefteld al eens, zy geraakten flaags, en de gecombineerde Vloot bleef overwinnende, wat zal dat toebrengen tot de verovering van Gibraltar , aan de Landzyde. Want immers van den Zeekant is alles, vernield , wat tot den aanval in gereedheid gebragt was. Het is waar, de Spanjaarden dan meester van de toegangen zynde, zouden den toevoer kunnen ftremmen; doch daaglyks hoort men, dat ligte vaartuigen hunne waakzaamheid ontgaan, en telkens voorraad binnen de Vestinge aanbrengen. En bovendien, zal het naderend winterzaizoen de gecombineerde Vloot niet noodzaakt n, wederom naar huis te keeren? waar door de communicatie ter Zee wederom geheel open zal raaken. Wfe  f Ó38 J Wie weet ook, of het niet een krygslist i$ 'yan de Britfche Vlootvoogd , dat hy de ruime plas ingezeild is, om de Spanjaarden uit te lokken, dat zy hem zouden volgen; terwyl intusfehen de baaij van Gibraltar vry zynde , aldaar alles kon ingebragt worden. Wy gelooven zeer wel, dat de Spaanfche Vlootvoogd^ zyner overmacht bewust, gaarne zyn wederparty tot een gevecht zou willen noopen, doch teffens komt het ons niet onwaarfchynlyk voor, dat dees zich zwakker gevoelende, zodanig gevecht zo veel doenlyk zal vermyden ; en liever zyne Vyanden zo lang met ginds en herwaards zeilen zal bezig trachten te houden, tot dat, of de plaats van elders voorzien is, of tot dat de vyandelyke Vloot wegens het onftuimig weder, naar Cadix terug moetende keeren, hy zelf te Gibralter zal kunhen inlopen, en die vesting van alles rykelyk bezorgen. Zie daar onze denkbeelden nopens dit Huk. Wy geeven die eenig als gisfingen op, want volgens fommigen zou een gevecht onvermydelyk zyn, en' dan vermoedelyk; eer deeze bladeren het licht zien, zal men 'er reeds tyding van hebben, en alle onze redeneeringen vervallen. Intusfehen levert ons het beleg van Gk braltar een dubbel tafereel, van heldenmoed en menschlievendheid op. Crillon en Eliot bevegten eikanderen als Vyanden , doch beUyzen zich onderling agting, en kampen om ftrydV  pryd, 'vfie het den anderen zo wel jn krvgskunde als wellevendheid en menscWievencli heid zal afwinnen. Wenfchelyk ware het dat een fpoedigen vrede , het noodlot of den eigendom dier dorre rots beflisfende, een ein* de aan het bloedvergieten maakte, en de beide Generaals in ftaat ftelde , den anderen als Vrienden te omhelzen. Al.  HETVAD£RLAND. WAnneer het Vaderland een goed Zeeman en Scheepsvoogd verliest , die nauwlyks de mannelyke jaren bereikt hebbende , reeds blyken zyner heldenmoed gaf, en meer en meer een nuttig krygsman voor den Staat zou geworden zyn, heeft elk die deel neemt aan 's Lands welvaart, en die de verdienden des braven naar waarde weet te fchatten, regtmatige redenen tot treuren. Te recht mogen wy dan onze ftnerte uiten, over het verlies van den wakkeren Zeeheld, den Graaf van Weideren , en zyne onderhoorige lotgenoten, die het flachtoffer geworden zyn der onoverwinnelyke elementen. Hun Ongelukkig nootlot is waarlyk deerniswaardig , en 't is grievende zo veele braven ten afgrond te zien zinken, daar zy ongetwyffeld nog eenmaal 's Lands Vyanden gevoeligen afbreuk gedaan , en hunnen moed gekoeld zouden hèb ■ ben. Weideren en de zynen zyn omgekomen in s' Lands dienst, waar in zy hun leven reeds zo vaak gewaagd hadden. Zy ftierven des voor 't Vaderland. Doch hunne begeerten wierden niet vervuld; want zy haakten om noch meer roem te behalen, om te zegepraalen, of op liet bed van eer tc fneuvelen. Be-  r *40 Behalven het gemis van zo veele braven, is het verlies van een Oorlogfchip van zulk een Caliber, waarlyk niet gering voor onze Marine > die tot heden noch niét tot dien ftaat van fterkte gereezenis, dat het op een Schip min of meer niet aankomt. Geeve de goede God, dat wy voortaan van zulke fchaaden mogen beVryd blyven, en dat de Woedende baren niet langer teegen ons mogen ftryden! Want waarlyk , alles loopt ons tegen, en het fortuin fchynt onzen vyanden merklyk gunftiger dan ons te zyn* De onverfchrokke Zeeheld en Vlootvoogd, de Ridder Kingsbergen, die het genoegen niet mogt hebben, de bovengemelde brave mannen te redden en hen moest zien vergaan; is" zelf genoodzaakt geworden, het op te gee. ven, en na aanhoudende ftormen met levensgevaar uitgeftaan te hebben, in onze halvenen eene veilige fchuilplaats te zoeken. Waarlyk ongelukkig, dat zo een braaf Zeeman, wiens bekwaamheid, kunde en moed, hem deagtin»en het vertrouwen der natie verwierf, daar door verhinderd is geworden, met zyn onderling esquader, zynen kruistocht te verlangen , en de gelegenheid te vinden, die zich ongetwyffeld wel zou aangeboden ja die hy opgezogt zou hebben, om den Brit ten tweedemaale te toonen, dat hy bereid is de eer der ftaaten vlag te handhaaven ,« en geen anderen regel kent, dan die van Overwinnen of fneeven. Staatsm. Novemb. Zz Al-  C 642 > Alvorens deeze Schepen van hunne geleedeü fchaade zullen kunnen herfteld zyn, zal 'er ongetwyffeld eenigen tyd moeten verlopen, en liet jaarfaizoen is reeds zo ver gevorderd, dat het gevaarlyk wordt, buiten de dringendfte noodzakeiykbeid, 's Lands Schepen op Zee aan de woeste baaren bloot te ftellen. Dit doet ons des vermoeden , dat de Campagne aan onze zyde geëindigd zal worden, en dac 's Lands Vaderen veelligt zullen verkiezen, liever vroegtydig in het aanftaande Voorjaar, eene talryke Vloot of fterk Esquaders, tegen den vyand af te zenden. Intusfehen ware het te wenfchen , dat de in Noorwegen leggende Oostindifche Schepen veilig in onze havens aangekomen waren! Hun lang vertoef aldaar, ftrekc niet dan tot fchaade voor de Compagnie baart kosten, en geeft aanleidinge tot haatelyke gisfmgen en discourfen , welke' allen in eens zouden ophouden, indien de ryke produclen van het Oosten, voor zo veel die noch niet door langdurig leggen in dc Schepen bedorven zyn, in 's Compagnies pakhuizen veilig opgeflagen waren: want zo lange die nog van Noorwegen herwaards moeten komen , is het altoos mooglyk, en zy zyn altoos in het gevaar, van in Engelfche handen te kunnen vallen. Beklaan!yk -'.yn intusfehen onze brave Zeelieden , ie het ongeluk hebben in Engeland' kryg/s'evangen te zyn, en het was waarlyk tc wenichea, dat 's Lands Vaderen te raade wier*  C 643 ) wierden," een cartel van uitwisfeling te tref* fen , opdat deeze ongelukkige doch trouwe Zeelieden, andermaal gelegenheid mogten hebben, om hun Vaderland te dienen. Wel is waar, bet getal der Engelfchen die wy als krygsgevangenen in handen hebben, is gering , en op verre na niet geëvenreedigd , om man tegen man alle onze krygsgevangenen uit te wisfelen; maar aan den anderen kant konden derzelver hoofden op waarde geilek! worden, en allen die *er meer waren op gotde rekening losgegeèven worden. 1 Welke de redenen zyn , dat zodanig Cartel nog niet ftand heeft kunnen nemen , is ons onbewust. Vermoedelyk zullen 's Lands brave Vaderen , die hunne onderdaanen hef hebben , daar toe pogingen aangewend hebben ; doch misfchien zal de Brit daar aan het oor niet willen leenen, en verkiezen onze krygsgevangenen te houden; liever dan zo veele braave en wakkere mannen aan hun Vaderland weder te geeven , en het gevaar .te loopen, van kort daar na dezelve andermaal tc moeten bevechten. ■Gelyk wy en alle weidenkenden wcnschten i Zz a ig  (6*44) Ê de zaak van den Vaderlander Capelle em* delyk afgelopen , en die Edele wederom geadmitteerd ter Staats- en Ridderfchaps vergadering. Hy, die in zyn eer aangetast was geworden , die wederwaardigheden moest uitftaan , om dat hy als Regent de handhaving der wetten begeerde , en misbruiken zogt af te fchafFen ; hy die gedrukt wierd eenig om dat hy begreep , dat in een vry gemeenebest, vrye burgers niet moeten gedrukt worden, heeft nu eindelyk gezegepraald , en vindt zich wederom in ftaat gefteld , om zyn Vaderland en medeburgeren ten dienfte te zyn. Manmoedig en gelaten heeft hy zich gedraagen , zich niet willende inlaaten in eenige Verklaaringe, waar uit zoude kunnen blyken, dat hy zich in 't een of ander te verre uitgelaaten had. Ook is hy zonder eenige bepaaling gerehabiliteerd , en zyn de zo wederrechtelyke proceduren , welke tegen hem ondernomen waren, voor altoos den bodem ingeflaagen. Of fchoon er by burgeren en boeren eene fterke aandrang was, en zy deswegen by requeste hunne denkingsaart aan den dag gelegd hadden, fchoon 'er zelfs by fommigen reeds blyken gegeeven waren 5 dat zy iets meer zouden durven beftaan, is alles in dc regelmatigfte order en goede rust afgelopen. Dit doet de Overrysfelfche Burgeren en Landlieden eere aan , en het moet  C *45 ) moet alle burgeren en inwooneren van an. dere Steden en plaatfen tot een iïerke prikkel ftrekken , wanneer zy vermeinen iets van hunne Overheden en Regenten te kunnen of mogen verzoeken ; om dan ook altoos wel Cordaat , doch bezadigd te werk te gaan , en vooral zich te onthouden van toomloosheden , die ftrafbaar , laakbaar en gevaarlyk zyn ; ja die zelfs de geenen, die anders eene rechtvaardige of goede Zaak voorhebben, onmiddeiyk in het ongelyk ftellen. Niet zelden ziet men, dat uit een voorbeeld misbruik gemaakt wordt. In deeze hadden de Overysfelfche tekenaars der Requesten eeneregtmaatige zaak voor, en zy deeden niet anders, dan 't geen brave medeburgeren verfchuldigd waren , aan een om hunnen wille moeilykheden ondergaande Regent. Hunne ftap was geoorloofd. Doch dat zy den goeden uitflag daar van ontwaar wordende, nu tog ook vooral zorgen, hunne Regeerderen en Overheeden niet lastig te vallen met requesten, over zaaken , die of zodanige graad van billykheid niet hebben, of wel, die buiten hunne Competen. tie zyn; en deezen raad is zo wel toepaslyk óp hen, als "op alle ingezeetenen en onderdaanen der Republicq. Alle zaaken en dus ook de Requesten, hebben zo wel hun misbruik als gebruik. Indien ook iets verdiende der vergetelheid Zz 3 ont-  öntrukt te worden , is het ongetwyffeld dez© readr- isfie van den braven Capelle, en her is daarom dat wy 'er hier, doch zeer kort, in ons Tydfchrift van reppen,- fchoon hetianders als overbodig kan gehouden worden: wyl een iegelyk "er van bewust is, met alle de daartoe behoorende omlfandigheden. Geluk o dierbaar Vaderland, dat gy Capelle wederom onder uwe pegeerderen moogt optellen ( MI-  ■ C 647 ) JkfILlTAIR VOORSTEL, BEwust dat ons tydfchrift in veeier handen komt, vleien wy ons met de hoop y dat 'er mooglyk een onzer leezeren zoude kunnen zyn , die het vo'-rrecht geniet, van eene facile toegang te hebben , tot zyne Doorlugtige Hoogheid, en edelmoedig genoeg zal weezen, om in een gunftigoogenb!ik, hec zo daadlyk te meldene , onder het oog van hoogstdenzelven te brengen, en teffens daar door dien Vorst tot het verieenen van een gehoopt pardon te be weegen: eene zaak die eenig in dezen van hoogstdenzelven afhangt, en tot welke daaden van medogendheid die Vorst zo dikwerf openbaare blyken gegeeven heeft, dat zyn goede hart fteeds genegen is, Mogt deeze onze indirecte poginge van dien gevolge zyn, dat wy om nadere ophelderinge geviaagd wierden ! Wy zouden die blymoedig geeven , en den geenen zegenen , die aan een onzer medeburgeren genade bewezen had. Een jongeling heeft dienst genomen in een der Regimenten van den Staat , voor zeker aantal jaren. Dit deed hy vrywillig, en 'er was nimmer iets op zyn gedrag te zeggen. Ongelukkig verleid geworden om daar Zz 4 een  C 648 ) paar dagen langer dan het hem. toegeftaan ver* lof abfent te blyven, heeft hy zich den ver-" dienden militairen ftraf op den hals gehaald, en wierd ook deswegen met een zeker aantal flagen gecorrigeerd. Vermoedelyk overwegende nll'F^J^ ftokflaage" "iet wel llrookt met de denkbeelden van een vry geboren mensch, ol wel in den waan geraakt, dat het fchande' iyk voor hem was , zich aan plichtverzuim lcnuldig gemaakt en de ftraffe verdiend te hebben, geraakte daar door zyn hoofd op den hol, en hy is onbezonnen genoeg geweest om zyn regiment te vcrlaaten, zich aan noggrooter misdaad Ichuldig maakende en den fchandnaam van Def.erteur.op den hals haaiende, w„?ad deels geaccamaleerd worden, om na verloop van tyd allengskens de hoofdzora af te losfen. Ziedaar, zo wy vermeinen, een eenvoudig middel, om aan het land eene aanzienelylyke fomme gelds, tot het doorzetten van den Oorlog te bezorgen ; en wel in diervoege , dat niemand der behoeftigen of lagere Clasfen , door gedrukt wierd , ter goedmakin. ge der Intresfen ; terwyl de vermogende , op  C 654 > op wien wel meest den last zou komen i 'er weinig door gedrukt wierden. Zy zullen om dne Huivers hun vermaak van Kaartfpelen met laten, en bovendien, zy betalen betongevoelig en vry willig; want het ftaat hen vry, al of niet te fpelen : de last komt op hunne overtollige vertering of uitgaaf. Wel is waar', fommige Provintien zouden wegens hunne kleinheid of zwakke Volkrykheid, uit deeze Impost op di Kaarten, geene genoegzame fomme bekomen, om de Intresten goed te maaken van het aandeel, het welk zy in de honderd milioenen zouden moeten negotiëren , terwyl anderen zouden overhouden ; doch daar omtrent zou een fchikking kunnen gemaakt worden, die alle zwarigheid en ongelykheid wegnam. De Generaliteit of het lichaam der Unie moest het voordeel dier belasting en niet iedere Provintie afzonderlyk trekken. De hoofdzom moest ook voor gemeene rekening genegotieerd, en de intresten daar van betaald worden. Veelligt zal men tegenwerpen, dat het land reeds tegenwoordig, of zeggen wy liever fommige Provintien, hunne geopende negotiatien bezwaarlyk voltallig zien, en dat het des noch difficielder zal vallen, zo een .groote fomme by den anderen krygen. Hier  ■ i *5S ) Hie op kan men antwoorden, dat de 'gewv% ne intresfc geen drie per cento zynde, deeze negotiatie welke hogere intresfen belooft * natuurlyker wyze meer toeloop zoude hebben , en dat zelfs van buiten 's lands, gemerkt het crediet waar in den ftaat is, daar aan deel zou genomen worden: te meer, daar een iegelyk nog veel liever de geheele Gene. raliteit als wel een afzondelyk lid van dezelve, tot zyn debiteur zal willen hebben. Ten tweede kon de negotiatie gelenig gefchicden, alzo veelligt het Land de fomme niet in eens noodig zou hebben ; en bovendien , zou zou men ter aanmoediging van de negotiatie, alle de daar uitfpruitende Obligatine des noods voor een zeker getal jaren kunnen ontheffen, van de lasten op zodanige effecten gelegd, als de veertigfte penning, Collateraal en diergelyke. N A2  ( 656 > NAABERICHT. Door eene onvoorziene afwending verhinderd geworden zynde, dit ftukje van ons Tydfchrift tot het gewoon getal 'te doen uit. wyden, zal zulks by de uitgave van een volgend Numero vergoed worden , zo door het luppleeren van een blad druks, als door de gewigtigheid der Itoffe.  C $57 ) B R I E F aan den STA ATSMAN. Myn Heer de Staatsman. Y verfcheide gelegenheden in de publU -ü que byeenkomsten hebbende hooren redeneren , over de menigvuldige Requesten , weiken van tyd tot tyd, door de Burgeren en Ingezetenen dezer Landen, zo aan hunne Stadsregeerderen als aan de Staaten der Provintien zyn ingeleverd , ondervind ik by fommigen , die ik voor lieden van oordeel hield, zodanigetegenftrydige denkingsaart omtrent dezelve, dat ik waarlyk in het onzekere ben, aan wat kant ik moet overhellen. Lenigen beweerden, dat zodanige overlevering van Requesten niet voegde, alzo in de eerde plaatfc, de aandagt onzer Landsvaderen daar door van andere gewigtiger deliberatien wierd afgewend,- ten tweede, omdat daar door zaak Staatsm. Novemb. Aaa op  C 058 > op zaak gehoopt en de bezigheden onzer Regeerderen vermenigvuldigd worden, zuiks eene noodwendige onafdoening van veele zaken moest te weeg brengen , kunnende alles niet te gelyk afgedaan worden , en moetende het een om 't ander te rug geftcld_ worden ; ten derde , om dat zodanige Requesten een lborr. van muitzucht te kennen geeven , welke ftrafbaar is , ten minsten by tyds diende te ' keer gegaan te worden; en eindelyk, om dat, zo zulks al geen blyk van muitzucht betekende , het ten minsten te kennen gaf, dat men zyne Overheden Wetten wilde voorfchryven, en dezelve tot het neemen van deze of geene befluiten noodzaaken: eene zaak die geen onderdaan voegt , wiens plicht beftaat in te berusten, in de maatregelen en befluiten genomen wordende door hen , aan wien de Re gering is toebetrouwd en die de zaken beter van naby wetende , des ook beter kunnen oordeelen wat gedaan dient te worden , clan particuliere Burgers en Ingezetenen. Weshalven zy beflooten, dat men desnoods wel niet kon beletten aan de Burgers en Ingezetenen Requesten in te leveren; maar dat men allen die eenige betrekkinge tot s' Lands zaken en de publieque administratie hadden, eens vooral voor notificatie diende aan te nemen en te feponeren: ten einde den toeneemenden last tot Requesteeren, te doen verminderen, of geheel ophouden. Au-  Andoren daar en tegen beweerden, dat bet Inleveren van zodanige Requesten , nuttig was ; dat men daar van de heilzame uitwerfezelen reeds ondervond en dat men 'er noch meer goeds van te wagten had , indien men Reeds op dien voet voortging. Voorts fpraken zy alle de vorenaangehaalde argumenten tegen , bragten 'er nieuwen by ter flavinge van hun gevoelen , ën befloten zelfs met tc zeggen; dat zy die tegen het inleveren van Requesten' van dien aart yverden , niet wel voor goede Vaderlanders konden gehouden worden , en op de lyst der geenen diende geplaast te flaan, die in een vry Gemeenebest de vryheid, in de noodzakclykheid van de vryheid der Drukperfe wilden ontkennen en tegengaan» : Een derde foort eindelyk, maakte eene diflrictie tusfchen den aart der Requesten en de zaken waar over die rouleerden, Sommigen keurden zy goed , terwyl zy anderen improbeerden. En dit wederom ftaafden zy met argumenten , die zich ook al lieten hooren. . Kortom, elk bragt dat geene by , hét welk hy dagt gefchikt te zyn , om zyn gevoelen . aanncemclyk te maken , en ik ondervond inmiddels als toehoorder , dat het my ging even als de Boeren , wannneer zy twee Advocaten hooren pleiten , en als de eersAaa 2 ti  re gedaan heeft zeggen, hy heeft gelyk, noch wanneer de tweede voltooid heeft, omtrent dien hetzelfde zeggen. Ieder had gelyk by my , en evenwel begreep ik , dat zulks niet wel mooglyk kon zyn ; alzo hunne gevoelens eikanderen volftrekt contrarieerden. Hoe meer ik van tyd tot tyd de zaak overdagt , hoe meer ik in de onzekerheid geraakte. Nogthans is het my van aanbelang te weten, waar ik my aan houden moet, om als Burger en Ingezeeten my daar naar te gedraagen : want gaarne my als een regtgeaard Vaderlander willende gedragen , niets begeerende te doen 't geen ftrydig kan zyn tegen de eerbied voor de Overigheid, en aan de andere kant my niet willende onttrekken, aan het geen ik aan myn Vaderland en medeburgeren verfchuldigd ben , zou ik in de onzekerheid wat my te doen ftond , wanneer 'er eens wederom een Request geproponeerd wierd , kunnen peeceeren, door het al of niet te ondertekenen. Ik heb dierhalven gedagt UE. over dit ftuk te moeten fchryven , in vertrouwen, dat gy myne vrypostkjheid ten beste zult duiden , en my niet zult weigeren , den tyd u zulks toelatende , in een der ftukjes van uw Tydfchrift, waar van ik een beftendig lezer ben , .uwe denkingsaart nopens de bovengemelde Requesten meede te deelen. Veel-  ( 661 ) VeeJIigt dat ik daar door gelegenheid bekomen, om my tot iets zekers te kunnen bepaaien. Heb en goedheid en voldoe aan myn verzoek, en wees teffens overtuigd van de gevoelens dier agtinge , met welken ik verblyf: Myn Heer de Staasmah UE. Geh. Dienaar , 16, No». 1782. Jan de Twyffelendi Aa* 1 A NT,  C £62 ) ANTWO ORD. Myn Hees. #""\M uwe vraag volledig te beantwoorden 9 V_J^ zou ik my in een wyduitgeftrekte Ver. handeling kunnen en moeten inlaten , waar toe de aart van dit Tydfchrifc niet gefchikt is. Ik zou onder anderen in haare eerde gronden moeten nafpeuren , de rechten, welken het Volk van ebn vry. Gemeenebest gelyk het onze, zich op hunne Overheden na, tüurlyker wyze heeft moeten behouden, om daar uit voort? af te leiden, in hoe verre het kan vooronderfteld worden macht te hebben, om dtze of geene zaak van die Overheden te vorderen ; gelyk ik al wyders zoude moeten nagaan, in hoeverre die Overheden al of niet moeten geoordeeld worden, door het Volk aangefteld te zyn ; in hoeverre die al of niet deszelfs committenten zyn ; in wat gevallen en tot welken graad, dié Overheden de Souverain e macht Competeerd, en des , in hoeverre zy gehouden zyn, al of niet het oor te leenen, aan de verzoeken van het Volk , of aan zodanige Vertogen en Requesten, welken deszelfs vuurige wenfchen en begeerten teken* nen geeven. Dit zou te wydlopig worden, en 'l ■ UE  ( 663 > UE zult my niet kwalyk neemen, dat ik daal* over heen ftap ; my vergenoegende uwe vraag in weinig woorden te beantwoorden, zodanig ik vermeen, dat met de gezonde reden en de eerbied door onderdaanen, in alle gevallen hoedanig zy ook mogen zyn , aan hunne Overheden verfchuldigd , best over een komt. En hiertoe gaa ik over. Ik ben in het denkbeeld, dat onder de willekeurigfte Monarchie, ja zelfs onder een volfla* ge Afiatisch despotismus, alwaar de Vorst alleen de Natie, Land en Staat uitmaakt, alwaar het Volk of de Natie zich van alle macht ontdaan heeft, en hem in alle haare rechten gefteld heeft, het altyd noch geoorloofd is aan de onderdanen , al waren zy zelfs volftrekte flaven, op eene eerbiedige wyze aan den Vorst om dat geene te verzoeken, het welk zy denken, dat hen gelukkig kan maaken, of tot nut en welzyn van hun Land kan ftrekken. Reden van dit myn gevoelen is, dat een der heerlykfte attrL buten van een Souverein beftaat, in gunften te kunnen bewyzen. Hoe zal hy dat heerlyk recht nu uitoeffenen , wanneer het den onderdaan ongeoorloofd is, hém op 't eerbiedigde te kennen te geeven, wat hy voor een gunstbewys aanmerkt? en hoe kan de Vorst anders weeten , waar mede hy hem kan gunst bewyzen of ge. luk bezorgen ? Daar wy nu het voorrecht genieten , ondet Aaa 4 eene  eene zagte en gelukkige vrye regeering te Ieven d ar onze Overheden midden uic ons , midden uit het Voik gekoren worden; daar zy eenig de eerften onder hun gelyken zyn, dat is, de gemachtigden en reprefentanten van het gantfche Volk welke hen de uitoeffening van het recht van het geheele Volk en des van ieder Ld van dat Volk heeft toebetrouwd en opoe» dragen; kan ik niet zien, waarom dat Volkof een gedeelte van het zelve, zich niet by zyne Overheden zoude mogen vervoegen , om od eene .betamelyke wyze zyne belangen of vierige wenfchen voortedragen; ten einde, zo het zyn Kan, daardoor te erlangen die voldoening, welke het vermeind dat tot deszelfs geluk en ftrekken» Qf wel tot dat van den Onder het despotismus is geen Vaderlands. Heide en kan 'er ook geen plaats hebben; maar naar mate eene regeeringsvorm vryer is, neemt die edele deugd toe, en een iegelyks byzonder belang, m meer en meer aan dat van den lande vet «pocht. De Souverain zelf aangedaan met Vaderlandsliefde, kan deze deugd in de byzonderen niet afkeuren, en elk verplicht zynde die te oeffenen, kan de overheid mynes oordeels nimmer ten kwade duiden, dat het Volk hem eerbiedig onder de oogen brenge en affmeeke, t geen het denkt, dat tot nut van het Vader! land kan ftrekken. Waar uit ik dan concludeer, dat de on-JerfchcidenRequesten, weiken, zo ik  C 66$ ) ik geloof , het onderwerp dier' verfchillende gevoelens, waar van gy meldt, geweest zyn, met volle recht zyn overgeleverd. Doch evenwel aan den anderen kant, neem de zaak in eenen niet al te onbepaalden zin op! Want, fchoon ik voor my zeive in het denkbeeld ben , dat zo wel het geheele Volk te iamen , als een gedeelte van het zelve of eemg byzonder lid. van dat Volk , mag requesten inleveren , zo als 'er nu voorbeelden zyn ; oordeel ik, dat 'er nogthans omtrent dezelve de navolgende poin&en dienen in acht genomen te worden,, en zonder welke in ach»-neemmg, ik die volftrekt afkeurc. In da eerfte plaatze moet men zorge dragen, altyd zo min mooglyk de Overheid lastig te vallen , en deszelfs aandagt van daag. iykfche of andere gewichtige bezigheden af te wenden. Dierhalven, voegt het, dat men van een redelyk gebruik geen misbruik maake , en denzelven nooit lastig valle met Requesten , dan wanneer het hoogst noodzakelyk is ; ja wanneer uit den inhoud derzelve en de zaak waar over , ten duide lykile confteert, of dat het geluk, genoegen en welzyn van het Volk of een gedeelte deszelfs, daar m opgefloten ligt, ofwel, dat 'er een gedeelte van 's Lands welvaard mede gemengd js. Qmne nimium verütur in Viiium. . Dit dient men nooit uit,oog te verhezen. -Aaa $ Ten  C 666 ) Ten tweede, dienen zodanige Requesten altyd in de eerbiedigde en gemefiireerdde termes epgefteid te zyn ; want oneerbiedig jëgëns de Overheid of Regeerderen te zyn, is oneerbied aan zich zelvén betoonen. Ook moeten dezelve nimmer door infligaticn of diergelyke in de waereld komen , maar eene daad van vryc keuze zyn. Want anders, wat fiducie kan de Overheid Rellen in woorden , die gedicteerd zyn, en tot welkers ondertekening iemand aangezet wordt, zonder 'er het gewicht of den wezenlyken inhoud van te kennen? Ten derde, moeten zodanige requesten nim" mer in zich behelzen, eenige pcrlbnalitcitenof haatelyke uitdrukkingen ; veel min woorden , te kennen geevende, directe of indirecte bedreigingen, of iets dat naar ongehoorzaamheid zweemt; dewyl het een Staatsregel is, dat die in dezer voege fpreekt, tot behoud der goede ordre in de Regeeringe cn Maatfchappy , wezenlyk niet verdient gehoord te worden. Zagte, eenvoudige en duidelyke bewoordingen, zullen altyd ook meer te weeg brengen by eene billyke en weldenkende Overheid, dan onbefcheiden,hoogfpreekende of bedreigende taal. Eindelyk, indien het al koomt te gebeuren , dat de Overheden aan wien het request ingeleverd wordt, daarop geen gunfb'g of volgerts der requesteerende denkbeelden , voldoend be-  (6Ó7 ) fcefiuit neemen , moet men zich evenwel ont. hóuden, van alle fchimpende, beledigende of hatelyke uitdrukkingen deswegen,of het betoonen van een Verregaand misnoegen, tot daadelykhedcn overhellende. Het woord Request betekenende een Verzoekfchrift, includeert in zich zelf, dat men den geenen aan wien men verzoekt , zo wel de magt toekent' om te accordecren ais om te weigeren; om te voldoen aan de verlangen der ondertekenaaren. Want immers; dan was het niet noodig tè verzoeken, en men behoeft niet te verzoeken aan iemand, tot wien men kan zeggen : zo is onze intentie en des noods onze wille. Die verzogt wordt, uit den aart van het woord, het recht hebbende in het verzoek niet te treden, doet geen ongelyk wanneer hy bet verzogte afllaat , of onder ftilzwygen voorbygaat en gelyk men gewoon is te zeggen, voor nodficaxie aanneemt. Qui fuo utitur jwe, nemini facit injuriam. Wel is waar, men zou op eenige niet onaanneemelyke gronden kunnen bewyzen , dat de Overheden in eea Gemeenebest gelyk het onze, de reprefentanten des Volks zynde, ook, ten minften in zekeren graad gehouden zyn, aan de Volksbegeerten door Requesten aan den dag gelegd te voldoen ; maar even gelyk het ftrictum juri veeltyds is fuprema injuria , zo ook geloof ik, dat het best is, dat nog Volk of eenig gedeelte van hetzelve, nog Overheid daar omtrent hun bepaaldfte en uiterfte recht oef-  C 668 ) ©effenen, of hetzelve te verre trachten te extendeeren. deXGeI JCw en vei:kies,yker * het in allen S fe%k he]c °,ok ]n dierbaar Vaderland zv u Jh Udat,^e6n onderi,ng vertrouwen zy tusfchen Overheden en Volk ofOnderdaa- ÏS Wdk,hen d^et beSrypen , dat de een' niets zal verzoeken, dan 't geen in de redelyküeid is, en dat de andere niet ligt zal weigeren, ^enjSzins ka« ingewilligd worden. En inderdaad ook, de Overheden veel beter het ntnnfique der zaken kennende, de geheimen van btaat vveetende, en best van alles onderricht zvnoe, kunnen des ook best weeten, wat!toe Zlvlni Ta Land °f ketenen kan (trekken Welke Iaatften zich kunnen bedriegen. Dier' 131 ven, aan een Request niet voldoende, voegt net, dat men zich overtuigd houde , zulks door Jien naar wys beraad, en metheilzaameoogmerken te gefchieden: des wederom, al faalde de Overheid al eens , men dezelve noch dank moet wecten, als naar beste kunde en plicht te werk gaande: verftaande ik door plicht, niet anders te doen , dan 't geen men naar beste weete denkt, dat gedaan moet worden. Ik beken, dat de zaak eenigzins van natuur veranderd , wanneer by voorbeeld niet een gedeelte der ÏNatie; maar negeheele Natie iets verlangt, en aan de Overheid verzoekt. Doch die komt niet te pasfe met relatie tot de requesten, welke UE m deszelfs brief fchynt te bedoelen,- dierhalven is  is het niet noódig, dat ik my omtrent dit onge; vraagde ftuk uite. J Zie daar myn Heer! hoedanig ik op het Huk der requesten denk; en zo ik daar in faal, zal my niets liever zyn, dan op den beteren weg gebragt te worden ; mids door overtuigende drogredenen. Gy ziet hier uit, dat ik na 3 3 dien, het Commande, en de goede discipline zyn zederd eenige jaaren op onze Compagnies Schepen verbeterd, dat zy die op dezelve in hoedanigheid van Officieren gevaaren hebben < mooglyk al zeer fpoedig, in dat Huk even bekwaam zouden zyn , als veele onzer brave jonge Officieren, die hun eerde of tweede reis als Luitenant doen, en die hoe zeer ook kunmg en bekwaam, echter noch altyd een langdurige experientie ontbeeren. K Zou by voorbeeld een Ópperfiuurman van de O. I. Compagnie, die eer hy tot dien rang gekomen is, al heel wat ondervonden heeft s en dat in Zeè'n daar onze Oorlogfchepen zelden of nooit komen, niet in ftaat zyn, om ais eer» fte Luitenant op een Oorlogfchip te dienen ? Zou een Onderftuurnïan of Derdewaak, geen tweede , derde of vierde Luitenant kunnen zyn ? Zouden 'er onder de Surinaamsvaarders niet Schippers zyn, die insgelyks den post van Luitenant konden bekleden ? Wy zyn niet in ftaat, hier omtrent iets ftelligs te verzekeren, en weeten cok zeer wel, dat daar tegen veele objectien te maaken zyn. Dan aan de andere kant, zouden mooglyk veelen dier hinderpaalen, door gepaste fchikkingen kunnen uit den weg geruimd worden. En immers, wanneer eene zaak elders heeft kunnen ingevoerd worden en ftand grypen , heeft het altyd de prefumtie voor zich, dat dezelve ceterisparibus ten heele of ten deele en met zekere modificaStaatsm. Novemb, Bbb tien *  C674) tien, ook by ons zou kunnen ingevoerd worden. Wat 'er ook van zyn moge, (want vöe%t redeneeren wy verkeerd) wy fuppediteeren dit -middel, met welmenende oogmerken, latende aan de verligte kunde van hen die het beftier der Marine in handen hebben, en des beter over alles van naby kunnen oordeelen de befiisfinge over, omtrent de al of niet mooglykheid , om zich ten dienfte van den Lande, in voege voormeld, insgelyks van zo genoemde mixiliaire Officieren te bedienen, j Op Pag. si van dezelfde Memorie, zegt hoogstgemelde Zyne Hoogheid, na alvorens aangeroerd te hebben het inconvenient van traagheid, in de deliberatien &c. uit den aart onzer regeeringsform en conftitutie voortfpruitende,- „ Dat het niet op zyn tyd of fpoedig 5, genoeg inkomen der Gelden tot de Mari„ ne beftemd, den geenen die de Executieve „ magt is aanbetrouwd , fomtyds buiten de „ mooglykheid fielt, om te voldoen, aan het „ geene van hem gerequireert en verwagt „ wordt, met dien fpoed, welke door de nood $ zoude gevorderd worden." „ De gegrondheid dezer refleirien, voegt j, 'er die Vorst by, kan men op nieuw verifi. j> eeren door de infpectie van de tabelle, ag< s, ter onder de byiaagen, tc vinden fub No. n,  C*?5) „ waar uit blykt, dat de Petitiën, die, voóf de Marine alleen , zedert onze meerderja„ righeid gedaan zyn, bedragen eene fomme „ van zeven en zestig mil! oenen , en ruim ., zevenmaal honderd duizend gulden, zonder 5, daar onder te begrypen de Negotiatien op 5, het Cornptoir van het verhoogde Last- eri » Veilgeld gedaan; dat verfcheide van diePe. „ titien. een zeer geruimen tyd , fommigen £ zelfs eenige jaaren; het objeót geweestzyri v, der deliberatien van de hooge Bondgeroo> r> ten , en dat op die Pctiticn die geconclu„ deerd geworden zyn, door de rèsptcnve n Provintien noch verfchuldigd is, eene lom» „ men van ruim twaalf millioenen.' ' Het is onbetwistbaar, dat in alle zaaVen, waar van geld de hartader is , niet alleen de genoegzaame hoeveelheid daar van voor traden moet zyn , maar dat het 'er ook veel op aan komt, of die hoeveelheid by tyds en op het gepast oogenblik, daar zy. Eène fomme heden voor handen , is veeityds van meer nut en grootèr gebruik , dan een veel grotere fomme , die over eenige maanden te ontfangen fnat! Daar 'er nu zodanig gebrek, niet van genoegzaame maar van tydige gelden plaats heeft, en de geaccordeerde petitiën door de Bondgenoten | niet altyd even fpoedig wier.' ten opgebragt; daar %1 nu noch twaalf miBbb a libe^  ( 6?6 ) ÏÏoenen van dezelve te ontfangen ftaat; daar bovendien zulks in het vervolg ook plaats kan hebben ; zou het zekerlyk te wenfchen zyn, dat men , inmiddels de confenten binnen komen , intusfehen 't een of ander gepast middel kon uitvinden , om provifioneel zo lang die gelden voor uit te bekomen , tot dat dezelve uit de te ontfangene penningen wederom konden gerestitueerd worden. Dan vooreerst kon 'er een daadlyk gebruik van gemaakt worden, en ten tweede, po/Ito hier of daar haperde al iets , aan de nodige fpoed of activiteit; dan kon zulks nooit geduid worden aan het gebrek van gelden, die niet tydig inkomen. Het is bekend, dat in Engeland de fubfidien aan den Koning voor zyne Marine geaccordeerd , insgelyks niet altyd even fpoedig inkomen , doch dat men als dan een tweeledig middel by de hand neemt , om intusfehen zich daadlyk penningen te bezorgen. Men neemt de;te goeds zynde gelden op, by de vermogende Eanquiers, groote Negotiehuizen en andere lieden die ledige gelden hebben , tegen eenen modiquen intrest; of wel, men betaalt met asfignaties of briefjes op de Admiraliteit , welke briefjes voor zekeren tyd loopen , doch ook zekere renten aanbrengen , en des eene reële zaak zynde, en op den vervaltyd promt betaald wordende, even zo goed als geld zyn ; wor-  < 677 ) wordende die geredelyk de een van den ander in betaalinge overgenomen. Wy hebben in onze Republiek vermogende Negotiehuizen , bemiddelde Bankiers die altyd gelden ter hunner dispoficie hebben , en bovendien ryke renteniers, die Capitaalen ledig hebben leggen , en maar na gele» genheid wagten , om dezelve op eene veilige wyze te beleggen of winst te doen aanbrengen. Zou het niet kunnen gefchieden , wanneer de Provintien aan de Admiralteiten eenige fommen confenteeren en niet fpoedig genoeg konden opleveren, dat men intusfehen , by zodanige lieden , die gelden tegen eenen redelyken intrest opnam , om 'er het daadlyk gebruik van te maaken ; kunnende die opgenomen penningen uit de naderhand inkomende gelden der geaccordeerde petitiën -, wederom afgelost worden ? Of wel, zou men het'gebruik van opgeroeide Credietbriefjes niet kunnen invoeren ? Wel is waar, daar door zou eene vermindering van de hoofdfom ontdaan , doordien men intresfen moest betaalen; maar dit zou geen groot object wezen , die fchaade zou door het daadlyk gebruik der gelden , wederom gecompenfeerd worden. Ziedaar twee voordellen of bedenkingen , welke ons by het leezen der Memorie zyner Hoogheid, in de gedagte kwamen, en die geeBbb 3 j]Q  ne bcoordVlinge dier memorie zynde, ook nie« mant dir ect of indirect kunnende beledigen >, wy d-igten alhier te mogen plaat!en. De gemelde Memorie door de flooge Bondgenoten over enomen, en het voorwerp hunner overgingen geworden zynde, is het onze taak geenszins , ons daar over verder uit te laaten t wy zouden te recht van rukeloosheid kunnen pekhuldigd worden, indien wy wilden anticipeeren , op de deüberatien onzer Lands Vade. ren., Dit evenwel kunnen en mogen wy zeggen, dat Zyne Hoogheid in dezelve blyken geeft ccner moderatie die ten bewyze Hrekt van deszelfs goede hart; ja die hoogst denzelve altyd ee. zuilen aandoen. Het nemen der Pacquetboot, door een Zeeuwsche Kaper , waar omtrent veel voor en tegen zoude kunnen gezegd worden, en wel voornamentiyk dir;.dat, gefteld al eens, zulks was te recht gelchied , men echter , daar die Pacquetboten by conniyentie of andere fchikkine over en weder voeren, dezelve eerst zou hebben kunnen aanzeggen, voortaan niet meer te komen en by gebreke van obediëntie te zullen aangehouden worden; het nemen van dat Vaartuig zeggen wy , zou mooglyk, volgens Ipmmigen, aanleidinge geven, tot het ontdekken  ( é79) feen van ongeoorloofde Correspondentie. Zulks zo zynde, is het te hoopen, dat zy die eerloos genoeg mogten zyn, daar aan deel te hebben, naar verdiende zullen behandeld worden; doch ook aan de andere kant, niets ontdekt wordende , is het dan niet eenigermaate te voorbaarig gehandeld? Meermaalen hebben wy gezegd, dat het vry vaaren der Pacquetbooten ons als ongerymd en van een gevaarlyk uitwerkzel toefcheen. , Wy geloven als noch, dat het dienftig zoude zyn , dien vaart te fluiten. Maar of het aan een particulier Commisfievaarder geoorloofd is , de Pacquetboot zonder Ipeciale orde te neemen en op te brengen, is iets, dat zyne bedenkinge heeft. Wy rykhalfen na de gevolgen dier gebeurtenisfe, namelyk, ofbyhet openen dier brieven iets van aanbelang zal ontdekt werden, en zo ja kan het beftaan van den Kaper Kapitein , al ware hetzelve niet volgens het Volken recht te wettigen , nogthans als eene gelukkige gebeurtenis aangemerkt worden. Bbb a A M E:  f 68© > & M E R I C A T"\E Noord Americaanfche Staaten , fchy. JL-/ nen reeds de vruchten hunner vry. heid te fmaaken door eene werkeloosheid gedeeltelyke rust veroorlooft, Terwyl anderen voor hen in 't harnas getogen zy " bemoeien zy zich wel vooornameiyk, met verdei e OorJogsverngtingen bedagt te zvn , dan in Z0 verre als k^volftrekt gevoXd worden om den Vyand af te matte Z en iïïttiZ ~ ^ - * s De onafhanklykheid van N. America fchoon door Engeland nog niet toe,eftemt ! reeds door andere Mogenheden diref of in direft erkend zynde , is thans een zaak buiten contcst. Een vry gebruik van zyn eigen krachten kunnende maken , welke het SE? dig ken zal het ook geene middelen^ tS te vc attn' °m/f °P z>'ne ^ ten te vestigen en fterk te worden. Reeds heeft het m veele, de StaatkundigSyiW van de meefte Moaenbed«n °->uu"a"1 ren pn . u&tn"eaen doen verande-, ren, en het Js waajfchynlyk, dat die ver- 80'  mdering allengskens overal plaats zal moeten neemen. ^ Even gelyk de dertig jaarigen Oorlog in de >-Vilde Eeuw , een einde nam , door alle de beiangens van partyen 4:e vereenigen ; zo ook zal denklyk deze Oorlog wel haast eindigen. Doch met zodanig een vooruitzicht j waarom dan langer het zwaard in de hand gehouden, en waarom niet ten fpoedigde een algemeen congres by een ge/oepcn? Op het ogenblik dat de Vrede getekend wordt, zyn de voordeelen die dezelve aanbrengt , hoedanig de voorwaarden dan ook zyn, mogen altoos verre overtreffende de geenen die men al door langer Oorloge zou kunnen delachtig worde. Engeland intusfehen, 't zy de Vrede fpoedig getroffen , cf wel noch verfchoven wordt, zal altyd het meede 'er by verliezen , en ondervinden , dat het een te verhaast Sydema had aangenomen. De aanhangers van het Hof den Koning eene meerdere en onafhanklyker macht pogende te bezorgen , hebben willen beginnen, met verandering te maken in de Britfche Regecringsform , zodanig die in de Colonien plaats had , om zo vervolgens van dap tot dap voort te gaan. Wel is waar, zy voorzagen , dat daar uit eenen Oorlog zou ontdaan; maar het was niet dienstig voor hun Sydema , dat de Americanen de wapenen opnamen;. want in het denkbeeld dat Bbb 5 2y  C 682 ) zy die Co'onien dcor de wapenen ras zou. den kunnen dwingen en tot den Staat van o-econquesteerde Landen brengen; vonden % daar in de gelegenheid , om aan dezelve zo danige nieuwe conftitutie ten voordeele des Konings te geven , als hun goed dagt en gelyk zy het ook reeds in Canuada gedaan hadden. Maar het geen zy niet voorzagen , was de gevolgen, welken dien Oorlog gehad heeft en de daar uit ontftaane alliantien tusfchen de Americanen ter eener en Vrankryk, Spanje en holland ter andere zyde. Geen Mogenheid, geen Staatsman voorzasr grondig en kon veelügt ook niet voorzien* wat dien Oorlog zoude te weeg brengen, ui het algemeen politiek Syftema van Europa; en evenveel, weke ook de gronden en waare beweegreden mogen zyn, zo van den Oorlog tusfchen Engeland en de Huizen van Bourbon , als met de Republiek ,• welke uitflag; die ook moge hebbe, en hoelang die ook zal duren, is het intusfehen eene heel zekere een reeds befloten zaak dat de Americaanen m de daad een vrye Staat uitmaaken, en naastdenklyk ook zodanig zullen blyven. Op het oogenblik dat Engeland en de Bourbons, beiden afgemat geraakt, tot het maken van een accoord zullen overgaan ; zal men 'er alle de overige Mogenheden van Europa , waarfchynlyk zien tusfchen komen, om, gelyk aller belangen in meerdere of mindere graad  C ^83 ) graad vorderen, de onafhanklykheid van America , en de Sou^ereiniteit der Vereenigde Staten, eens voora! te doen erkennen en bevestigen ; voorts om den vryen Koophandel dan op dit oord te bedingen. Alles fchynt ook in America door de goedgunstigheid der Natuur famen te werken, om het een bron van ryke Koophandel te doen zyn. De kusten zyn 'er overal van gemakkelyke toegang, en de winden meest altyd gereegeld, zeer zelden onftuimig waaijende, leveren eenen vryen en veiligen toegang ter Zee op. Het binnenfte van het Land geniet dezelfde voordeelen, want meest alle de Rivieren zyn 'er bevaarbaar; dus alle de delen genaakbaar en gefchikt zyn tot den Koophandel. De wyd uitgeftrektheid van het Land en de verfchillendheid der Climaten, doet den grond aldaar alles voordbrengen, het geen tot levens onderhoud en overdaad nodig is. Men vind 'er byna alle de voorwerpen van Koophandel, die de Éuropeeërs van elders met meer kosten, moeiten en gevaren, moeten gaan halen , om dat zy ze in hun Land ontbeeren, Het Timmerhout, de Hentip , de Visch , en het gezouten Vleesch, maken den rykdom der Noordelykfte Provintien uit. Die welke Zuidwaards leggen , brengen Tabak, Ryst,Catoen, Zyde, Indigo, Gom, Harst,  C 684 ) Harst, Pik, Teer en Vruchten voort; ja zelfs , indien men zich 'er op wilde toeleggen , is door proeven geftaafd. dat de Wynftok er zoude flagen. In de Mddenwaarts leg. gende Provintien, vind men Koorn en andere producten tot de Manifacturen dienende Wat rykc bron van Koophandel! Wat voordeelen kunnen zo wel de N. Amerikaanen als, Europa daar al met uithalen. En; tot wat hoogte kunnen die voordeelen niet al toeneemen, naar maate America rust zal genieten! Na goede overeen flemming tusfchen alle de oeelen der Regeering, is 'er niets dat een Land grooter en machtiger maakt, dan de befchaving der Volken die hetzelve bewoonen. Deeze befchaving nu , is in America al tot eenen merkclyken graad toegenomen. JJe fraye konsten wel is waar , hebben 'er noch zo veele bevorderingen niet gemakt als in Europa , maar de wezenlyk nuttige kunsten en weetenfehappen , als de Landbouw" de Manifacturen, de Regeeringskonst, die wan Koophandel en Oorlogen, worden 'erzo ' moeten zy nóóit eenige andere verbintenifeti aangaan, dan die van Koophandel , en nooit zodanige Tractaten maken , waar door zy te eeniger tyd in eenen Oorlog kunnen gewikkeld worden; en hunne Havenen moeten zy voor alle Volkeren openlaaten Wel verre dan, dat hunne onafhanklykheid nadeel aan den Koophandel der oude Waereld zoude toebrengen, zal zy dezelve in allen deele verlevendigen. 4? ti 0«  ( <58§r ) PÉfOCIGN. (•} CJTel de behoudenis van het Vaderland niet ten eenemaale wanhopig, waarde Kleophanes. Atheenejj heeft .de befcherming van Minerva noch niet verloren , dewyl het een Phocion binnen zyne muren heeft. Mooglyk zyn ook onze Burgers noch niet verbasterd genoeg , om deszelfs wysgeerte met hardnekkigheid te verfmaaden. Gingen wy met deze te raade , zo zouden, wy wel haast wederom aan onze brave en eerlyke voorouderen kunnen gelyk worden ; wy zouden wel dra Mhtiadesfen , Ariftideslen. Themistoclesfen , Cimons en een Gemeenebest, aan deeze groote mannen CO hebben gedagt dit fiuk, fchoon onder andere benaamingen, niet weinig alluderende en óp Engeland toepasfelyk alhier te kunnen plaatzm , en •wel te meer, wyl wy 'cr reeds meermaalen toe aangezogt zyn ; hebbende ons de daaglyks voor* komende Jloffen , telkens belet daar aan ie voldoen* Het èal den Histórikundigs leezer niet moóielyk vallen » dén fieutel der naameri te vinden. Staatm. NoVSmb. Cc«  C °9° ) nen Waardig, zien te voorfchyn komen. Inwendig door droefheid getroffen , op het gezicht der gebreken en ondeugden , welke den geest onzer Medeburgeren vergiftigd hebben , en het befchouwen der onverzpenelyke Oorlogen die 'er het gevolg van zyn , dunkt my dat ik niet anders dan van alle kanten doodelyke voortekens zie , van eene naderende flaverny , en ik gaa myne vertroostinge zoe> ken in de gefprekken van Phocion. Myn bart ftort in dat van hem , alle zyne Vreezen en droeffenisfen uit. Niets is 'er (dus fpreekt hy ) oniïerf* lyk , dan de Goden ! Heerfchappyen , vrye Staaten , ziet men opfïaan en groot worden , en hun voorfpoed zelfs s waar van zy doorgaans misbruik maken , is altyd het teeken van hun verval. Werken van menfehen zynde , draagen zy het ingedrukte merkteken hunner zwakheid. Gy en ik moesten in gelukkiger tyden zyn geboren geweest , want het is aangenaam op Zee 'te zeilen , als een lkflyke voordewind niet dan kleine baart!* , op dien grooten waterplas zagtjes doet voortrollen, en de Stuurman uit een rondom azuurblauwen hemel zyn koers feest» Dschr laat , ons tegen de eeuwige or-  (*9i ) order der dingen niet morren. Wy "möe; ten 20 het mooglyk is , tegen alle hoop aan evenwel noch hoopen , en de beftiiring van het Schip niet op eene laffe wy» ze laten varen. : Myn waarde Nikokles , zeide my Phocion , nimmer is het geoorloofd te wanhopen over de behoudenis van den ftaat ; tegen de grootfte Wanorders behoort gy eene noch grootere wysheid , en tegen de grootste gevaaren een noch grotere heldenmoed te ftellen.; Verwagt wonde» ren van de Goden , : en dan zult gy ze mooglyk zelf doen* Het Gemeenebest kon te gronde gaan , maar de vertroosting van een braaf burger , fchoon hy onder deszelfs puinhopen zyn graf vindt , is, dat hy niets onbezogt heeft gelaaten om het te[ behouden. • : , ■ , Waarom zyt gy ook niet by ons , myrs waarde KIeophanes ! Wy fpreeken van de liefde voor het Vaderland en de Vryheid, en die leeft niet .meer , dan in het hart van eenige weinigen, Met droefheid ge. denken wy aan het verlies van dié oude eenvoudigheid, welke aan de goede zeden tot een wal en voormuur verftrekken ; wy zuchten onder het genot van gewaande zaken, die ons niet dan ongelukken doen be* fchoren worden. Phocion, zeide ik gisteren tegen henvik* Ccc a yg£*  < 092 ) Verwonderde my niet, dat onze" overwinningen gedurende den loop van de Medi* fche Oorlog, ons eene voordelige verbeelding van ons zeiven ingeblazen hebben; maar wy hebben ons ligtvaardig door onzen eigen roem laaten verblinden, en wy hebben niet begrepen, dat deeze voorfpoe-i verdwy. nen zoude , zo wy den oorfpronk aan wien wy dien te danken hadden , laten vaeren. Al te trots op onze heerfchappy over de Zee , hebben wy gedagt dat het voor ons te laag was , Lacedemon in zyne rechten te erkennen Onze naburen en Vo^plantingen hebben naar ons Bondgenootschap geftaan , en wy meenden hun eene genade te bewyzen , wanneer wy ze daar in aannamen ; wy heboen de dwaasheid gehad , aan hun onze befcherming te willen verkopen , daar wy die verfchuldig waren aan hen te verkenen. Onze trotfche Staatzueht deed ons welhaast nieuwe feilen begaan ; wy hielden op de vryheid onzer goede vrienden te erkennen , om dat zy minder machtig waren dan wy. Na hen van het Perfiaanf-he juk bevryd te hebben, wilden wy hun het onze op den hals leggen. Zy leeden met geduld dezen onzen hoogmoed, maar onze baatzucht en gierigheid heeft hen het juk van den hals geligt 3 en zy zyn onze Vyanden geworden. Wy worden om onze onrechtvaardigheid • ■ • ge-  C 693 J) geftraft, door den opftand of afval onzer Bondgenoten , en in ftede van onze oogen te openen en ons te beteren, meenden wy ftrafloos onrecht te kunnen bedryven , en iloegen dierhalve over tot geweld, om te heerfchen over Volken, die onze grootheid uitmaakten. Zy moesten vernederd, ja bedorven worden, en onze voorfpoed hier in, is ons ten ongeluk geweest. Wat hebben wy te hopen, van het verbreeken der banden van een Bondgenoodlchap , dat zo oud en zo achtbaar was. De Oorlog van Peioponnetüs waar van wy de oor zaaken waren, was ook de ryke bron , waar uit alle onze rampen voortgevloeid zyn. Wy zyn overwonnen geworden ; maar waren wy overwinnaars geweest, ons loc zou niet gelukkiger geweest zyn. Een geest van zwymeling had zich uit Athene over ganfch Griekenland verfpreid. De haat , wraakzucht en wantrouwen, waren in aller harten , en dit neemt noch fteeds toe. Ondertusfchen, hoe naar ook onze toe. ftand wezen mag , heb ik nog een voorgevoel , het geen my zegt, dat alles noch niet buiten hoop is. Zo de Goden , myn waarde Phocion , onzen ganfchen ondergang ge« wild hadden , zouden zy ons ongevoelig hebben laten vervallen; een langzaam verderf zou ons ontbloot hebben van de nodige midde. len , om ons daar uit te redden. Maar de goedheid der Goden heeft dit niet behaagd, Ccc 3 Oas  Ons Vaderland , dat alles onder zyne macht wilde doen buigen, heeft op een "dag zyne muren zien onverwerpen, en in zynen. boezem geweldenaars zien opftaan des te wreder, om dat. zy de vreesagtige flaaven van Lyfander .waren. Die opperheerfchappy , die ons zo veel moeite gekost had om te ver^ krygen , is' voor ons verloren, Waarom komen wy en gansch Griekenland dan niet tot inkeer ? De Goden worden niet moede van ons te • waarfchouwen , en is de ftaatkunde van Philippus alleen genoeg, om ons wys te maken ? .? Het zyn onze eige gebreeken en misflagen > waar aan Macedonië thans zyn macht en voorfpoed verfchuldigd is. Het wordt tyd om onze waare belangen te kennen; maar het is als of de! vermogens van onzen geest kragteïoos zyn geworden, en of de minste poging ons vermoeid. Door wat kunst zullen wy dan onzen moed en onze krachten weder bekomen ? Phocion maakte zich gereed om my te antwoorden, wanneer ivy doorAristias geftoord wierden. Ik koorn uwe vriendfchaap verzoeken zeide hy tegen hem, en die kunst gy my niet weigeren: het is om het welzyn van het Vaderland , dat ik u daarom verzoek. Wie anders dan gy, zou my beter ten leidsman kunnen dienen. Ik zie niet, vervolgde hy, waarom onze zaken zo kwalyk gaan. Alles vloeit ons noch van alle kanten in overvloed toe  toe, en zyn wy niet buiten feegenfpraak nog grooter en beter te achten , dan onze na« buren ? Beichouw eens van wat logheid de Spartanen zyn. Zy zullen noch een maand lang raadpleegen , ever het geen binnen vier dagen moest uitgevoerd worden. Niets is zo zot, als de dwaze verwaandheid der Beotiërs. Phocis met zynen tempel van Delphos , zit nedergebogen in belachlyken eerbied- voor de Godfpraaken vanApollo. Corinthe weet geen bezigheden van belang, dan met zyn geld en handel. Ondanks alle deze voordeelen boven anderen , komt het my voor, dat onze Magiftraatgeen voordeel weet te doen met onze goede hoedanigheden. Wy doen niets van 't geen wy moesten doen, en men moest nieuwe wetten, maaken, of ten minften de oude verbeteren. Eene fchraale en, geesteloze Staatkunde, maakt niet dan lompe burgers , en eindelyk, wy moeten Philippus met de zynen tot hijn plicht breng en. Wyders ging Aristias , na noch een reeks van klagten, over tot 'de gebreken die in ons Gemeenebest plaats hadden, en daar onze-, dwaasheden groot waren , had hy in veele , wezenlyk gelyk; maar niets was evenwel zo zot, als de middelen die hy tot herftel opgaf, zeggende, dat het aan hem niet te wy* ten zoude zyn, als het Gemeenebest tot verval geraakte. Ccc4 De  C 696 > De Staatkunde, antwoorde Phocion hierop, is de artfeny der Staaten , myn waarde Aristias, en tot deze/ Artzeny is niet minder kennis en overpeinzing noodig , dan tot de andere. Hebt gy voor het bedenken van zo veele hulpmiddelen, om uw Vaderland in bloei te brengen, wel overwogen ; waarom de menfehen het eens geworden zyn , om afftand te doen van die onafhanklykheid, waar snede zy geboren worden , en waarom zy onder zich eene befturing van Wetten en Overheden ihebben opgerecht? Hebt ge u getracht te ontdoen van uwe vooroordeelen , om met de reden alJeen te raade te gaan ? Hebt gy eindelyk wel onderfcheid gemaakt , (tusfchen onze wezenlyke en ingebeelde gebreken ? Hoe zult gy zonder die voorafgaande kennisiè verzekerd zyn , dac het middel door u voorgellaagen of gebruikt, ue verw,;g:te uitwerking zal hebben , of dat gy het aan 't eei.e Lid der Maatichappy te werk Hellende , aan het andere daar door geer; nadeel zu.'t toebrengen ? De Staatkunde zou d'in niets anders zyn , dan de kunst der Kwakzalvers, die om den lyder van het eene kwaad te bevryden, hem in een ander Horten ; en zo gy dit zoekt, Anstias! wil ik my ver-i der met u over deze Itoffe niet inlaaaten; doch ik waarlchouw u , dat de Staatkunde daarin niet beftaat. De kunst om menfehen te bedriegen, is da kunst niet om ze gelukkig te maken. Om dat Grie  C 69? ) Griekenland niet geregeerd wordt dan door lieden • die door de enkele ervaarendheid zonder gronden te werk gaan, komt het eenig, dat een osaerftar.dig fortuin, ons lot op eeoeheer* lenende wyze beflist. Terwyl wy een ingebeeld ge'uk willen najaagen, waarom verwonderen wy ons dan norh , dat wy niet dan rampfpoeden vinden? Alleen op het tegenwoordige tydftip lettende, ontilipt'ai: ons gedurig, en onze Staatknnde altyd in onvoorziene omstandigheden geraken ie, ziet haare verwagting leike. s ce leur gefteld. Wy ordervinden, dat het geen gisteren een foort van kalmte aan den Staat verlchafte, heden een onwtder doet opryzen. Waarom gaan wy dan niet, hoger op, tot die verlichtende grondbeginzelen , die zo Zeker, zo onverahderlyk, en ons door de Sar tuur gegeeven zyn, om ons geluk te zoeken en beftendig te maaken. Op dit zeggen kreeg de liefde voor de waarheid by Ariftias de Overhand op de eigenliefde. Ik beken zeide hy, myn waarde Phocion , daar fcheelt veel aan , dat ik een aanvang zou kunnen maaken, met onze wetten te veranderen en de gebreken der Magiftraatsperfonen te helpen. Zonder dat ik noch myne dwalingen ken , zie ik wel , dat ik my bedrogen moet hebben. [ Ondertusfchen , hoe meer ik daaiv by ftilftaa , hoe minder ik uwe gedagten begryp. Kan het gefchieden , voer hy Ccc 5 voort.  voort , dat in 't midden der omwentelingen , die zonder ophouden de natuur der zaaken en de gedaante der Maatfchappyen veranderen , de kunst van Regeeren, vaste, bepaalde en onveranderlyke gronden hebben zoude? Ongetwyffeld' antwoorde Phocion , vermids de natuur der menfehen , die door de Staatkunde gelukkig moeten worden, zelfs van vaste en onveranderlyke gronden afhangt. De zaaken kunnen met onze grilligheden veranderen , maar die veranderingen maken geene verwisfelingen in de regels der natuur , noch in 't geen , waartoe de Menfehen in de Maatfchappy gefchikt zyn. Maar , voer Aristias voort , flaa uwe oogen op de vreemde Volken, die Griekenland omringen ! dan fchynen wy Grieken een afzonderlyk dag van menfehen uit te maaken. Dewyl de Maatfchappy naar gefteldheid van plaatfen en tyden , verfchillende behoeftens heeftj wyl nieuwe opgekomen omltandigheden en eene omwending van zaaken , een Volk dikwerf aan zich zelfs niet meer gelyk doet zyn; moet dan de Staatkunde niet voornaamelyk Ietten , om met beleid haare grondregels en gedrag' te veranderen ? Dat  i 6-9 y I}nt zy in de wyze, hoe van haare grondbeginfelen gebruik te maken, verandering maakt, dat beken ik, antwoordde Phocion; vermids alle Volken die zich bedriegen, niet in eene dwaling zyn , en in verfchillend» graad verwyderd zyn van den weg , die tot hun welzyn is leidende. ; Doch zoudt gy geloven, dat volgens de grilligheden van onze neigingen , de natuur , ook zo onverftandig en wankelbaar als wy , verfchillende foorten van geluk voor elk zoude moeten hebben en uitdeelen ? Neen! zy heeft maar een foort van geluk , en dat kan de gezonde Staatkunde bewerken. Dusdanig is intusfehen de dwaling van alle Volken; zy zoeken met veel moeite naar het geluk , daar het niet te vinden is , en zy noemen Staatkunde die ongerustheid , welke hun geest beroerd , en op eenen onzekeren en bedrieglyken weg doet gaan. De Sophisten mogen vry uitvaaren, tegen de eigen rechten van de reden, en de zaak van de hartstochten opneemen , wanneer zy ons konnen doen zien, wat groote voordeelen een vrye Staat gelyk de onze, uit de gierigheid, de verkwisting, de luiheidJ, de onmatigheid en onrechtvaardigheid zyner Burgeren en Overheden erlangt. Om ze fprakeloos te maken, moet gy hen doen opklimmen tot de vroegftc eeuwen. Doet hen opmerken dat ons Land met bloed en tranen ■. • ■ be.  C 700 ) bëfproeid was , zo lang onze Vaders onder de heerfchappy der driften leefden: daar van zyn wy eenigen tyd bevryd geworden, doch nu overheerfcben ze ons ; en daar van daan onze ongelukkige toeftand. Roep tot die gewaande Wysgeeren , dat ze ons leeren, waar het van daan komt , dat wy minder ongelukkig begonden te worden , juist toen de Wetten en Overheden , door het gevolg van de eerfte verdragen met den anderen , zich beurtelings van beloningen en kaftydingen bedienende , de hand begonnen te liaan , aan het bedwingen van eenige vooral Staatzuchtige hartstochten , en aan fommige deugden, voor de Vaderlandsliefde, den verdienden eer te geeven. Volg de Jaarboeken van ons en andere Landen , en, gy zult 'er de Volken altyd min of meer gelukkig zien , naar maate de Staatkun. " de min of meer gevorderd was, en de ze* den min of meer befchaafd had. Honderd onzer Steden , ja ons geheele Land , is door inwendige verdeeldheden verfcheurd geworden. Zoet naar de oorzaken daar van , en gy zult bevinden , dat onze eigen gebruiken en onze tomeloze driften , aangemoedigd door de hoop van goeden uitflag of ftralfeloosheid , 'er de ware oorzaken van zyn. Naar de menigte onzer gebreken , zult gy het aantal onzer rampen vinden. Wy willen menfehen , wy wil-  C 701 ) willen Wysgeeren genoemd worden , by uit» ftek boven anderen, en wy dragen 'er de kentekenen niet van. Wy weten de onhei» len , door de driften -an eenen Perikles, Cleon en Alcibiades overkomen , en wy weten de driften niet te beteugelen van hen , die dezen tegenwoordig onder ons nabootfen. Duizend geweldenaars hebben in vorige dagen , de willekeurige behterfing van hunne vrye Staaten aan zich getrokken , en 'er zyn 'er onder ons , die zulks op nieuw poogen te doen. Zouden zy dit durven onderneemen, indien hunne medeburgeren niet reeds flaaven hunner eige driften , en daar door als V' orbereid waren geweest , om hun Vaderland en Vryheid aan derzelver gierigheid en heerschlust op te offeren? Vraagt gy noch en verwondert gy u noch Aristias , waarom wy in verachting geraakt en ongelukkig geworden zyn ? Befchuldig hier mede niet een blind lotgeval, maar verwyt het alleen aan de verandering die in onze zeden gekomen is. De dorst naar geld , die ons bezit en overheerscht, heeft de liefde voor het Vaderland doen fterven. De weelde der Overheden zo wel als der Burgeren, weigert alles aan de plichten der menschlievendheid. De vermaken , de ledigheid , de verwyfdheid , de hoog. moed en tomeloze heerschlust , beneffens duizend andere ondeugden , hebben onze . . zie  C 702 ) zielen verlaagd. Welk een Trafybulus , zal ons van deze Tyrannen , veel onverzoenlyker dan Critias verlosfen ? Geef ons de deugden weder, die Xerxes overwonnen heb. ben ! geef ons onze voorige matigheid en rechtvaardigheid weder ! Zo zult gy ons teffens onze oude eenigheid en de krachten die onze vryheid ongefchonden bewaard hebben , wedergeven. Zo dra wy deugdzaam zullen geworden zyn, zal een ieder ons ach. ten en duchten. Pnilippus en zyne Bondgenoten , die ons nu fchynen te verachten en op onze te onderbrenging bedagt zyn ; zouden dan op den naam van ons Gemeenebest. beeven , of liever, ons voor de befchermers van zyn Ryk houden. Dit is de orde , die in de menfchelyke zaken vastgefleld is , waarde Aristias, dat; de voorfpoed der Staaten de vaste en zekere beloning van hunne deugden zy, en de tegenfpoed de onfeilbare kastyding van hunne ondeugden. De gefchiedenis der voorleeden eeuwen, onderrecht de onze van deze waa> heid , en wy zullen op onze beurt tot een les voor de nakomelingen verftrekken. Befchouw , myn vriend ! met aandagt de beroertens , die zo veele Heerfchappyen hebben verdelgd ; zy zyn als zo veele ftem» men, .door welke de Voorzienigheid ons toeroept : Wantrouw uwe hartstochten, die it  ( 7*3 ) ti niet vleyen dan om u te bcdriegén. Z» gy dezelven langer gehoor geeft , zal een Geweldenaar uit uw eigen fchoot , of een vreemd Overwinnaar, het werktuig van uwe ftraf zyn. Gaa heenen ! waarde Aristias ! overweeg de groote waarheden , welke ik u nu heb voorgefteld, en zeg aan u zeiven, 't geen ik noch zoude hebben kunnen voegen , by de eerfte aanmerkingen , die voor myn verifond gekomen zyn. Dan zult gy zien, dat de Staatkunde ons niet misleid, dan wanneer zy zich aan den dienst der driften overgeeft, en des , dat wy die aerst moeten beteugelen, alvorens nut van die kunst te hebben. Zo lange ook , zal het nooit wel met ons gaan ! Gy zyt beter Aristias dan gy zelf denkt en waarom zoudt gy dan langer in de dwaling blyven. De menigte onzer Sophistifche Staatkundigen, mogen, ik weet niet door wat voor nieuwigheid, uwe verbeelding ver. rascht hebben , maar 't is tyd dat gy op den regten weg gebragt wordt. Leer dit Volk zeden en deugden hebben, en de rest dat nodig is tot behoud en welzyn van den Staat, zal weldra van zelfs volgen. Gy ziet zeide Phocion tot my, na dat Aristias weg gegaan was, met welke leerin- ge»  C 704 ) geh meri den geest van onze jonge lieden vergiftigd. Nauwlyks hebben zy on*d ekt, dit niet alles waar zy , of zy beginnen herfenfchirhmert te geloven. Barftende van hoogmoed , flaan zy alles ter neder wat hun voorkomt. Dwaas genoeg om voor de duidelyke waarheid hunne oogen te fluiten , en fchaamteloos genoeg om aan alles te twyffelen, denken zy de ware Staatkunde te bezitten. ^ Uit de zodanigen worden echter onze Staatsdienaaren en regeerderen gekoozen. Js het des te verwonderen, dat het ons niet beter gaa ?  ( 705 ) KORTE VERHANDELING. Over de quota's der hooge Bondgenoten in de Ordinare en extraordinare Be. tiiim. NA het oprichten der Unie van Utrecht, by de welke men reeds zo veel deomfiandigheden dier tyd 'er vatbaar voorwaren, zekere bepalingen omtrent de geldmiddelen maakte, wierd , er, gelyk ftraks nader zal blyken , eene geëvenredigde repartitie gemaakt tusfchen de Provintien , waar by elk eens vooral wist, wat zyn aandeel in.de benodigde geldfommen was. Kort daarna wierd dezelve wederom veranderd , en i is voorts op dien voet gebleven. Deze verdeelinge of repartitie wierd toen ingerigt naar het onderfcheid van magt , volkrykbeid , koophandel-, bloei, &c der onderfcheide Provintien; zynde het natuurlyk , , dat, de vermogender daar in grooter aandeel betaalden dan zy, die minder ryk of bloeiende waren. Geen wonder evenwel., dat na verloop van tyd , de eene Provintie in magt en rykdomme ryzende, de andere dalende , deswegen nu en dan bezwaren by eenige der Bondgenoten zyn inge.. bragt,. ftrekkende tot verandering in de quoSïaatsm. Decemb. Ddd tas,  (706) ta's, en nadere bepaling derzelve naar gelang Van tyden en omftandigheden. Dezelve fchynen echter nooit van gewenschten uitflag geweest te zyn, en die zaak telkens aan den fpyker te zyn blyven hangén. Welke de oorzaak daar van zy , kunnen wy niet bepalen. Alleen komt het ons waarfchynlyk voor , dat die Provintien welke vermogender waren, voorziende dat hen een zwaarder aandeel zou opgelegd worden , daarom altyd eene nieuwe verdeelinge van quota's hebben zoeken af te weeren , en verkozen de zaak dralende te houden , en op het fleeptouw te brengen ; tot dat 'er andere bezigheden en bemoeyingen zich op deeden, welke de aandagt naar elders afwendde. Daarom ook , om in dezen hun oogmerk te bereiken, geloven wy , dat die verrnogender Provintien , veel liever dan zich voor het vervolg zwaarder belast te zien , en een aanhoudend vermeerderd quota te moeten betalen , verkozen hebben , een tydelyk uitfchot van penningen te doen, en door het geven van eenige fommen , de minvermogende Provintien te gemoet te komen, en derzelver deficit ter 'generaliteit te fuppleren; gelyk bekend is dat Holland wel eens gedaan heeft, en in fpe- ■cie met betrekkinge tot de Provintie van ' Zeeland. ' By het invoeren eener nieuwe regeerings form , is het niet wel mooglyk in alles t' -' voo e r-  C 707 ) voorzien , en daar onze Unie van Utrecht , hoewel de grondflag onzer gelukkige regeeringsform, nogthans een niet volledig ftuk°is, ja 't geen zelfs eenigermate fchynt in do wereld gekomen te zyn , als het préparatoire van een nader en breedvoeriger aan te gaan verbond, geiyk men 'er ook gedeeltelyk naderhand aan gewerkt heeft, Is het niet te verwonderen, dat men omtrent het nuk der quota's , daar in niet die fchikkinge gemaakt heeft , welke voor het toekomende , naar mate der ryzinge of dalinge der Provintien , eene redelyker evengelykheid kon te weeg brengen. Men had by voorbeeld kunnen fta* tueren, dat alle tien jaren de Bondgenoten met den anderen zouden op nieuw conveniëren , omtrent hunne quota's, en dat elk den ftaat zyner finantien aan den dag leggende, by gemeenzaam en vriendelyk overleg , de geene die dan te veel bezwaard was, verligt zoude worden; terwyl de vermogender of ry. kergewordene , naar evenredigheid meer zoude lasten. Langs dien'weg of foortgelyke fchikking , zou meerder billykheid in de quota's plaats hebben kunnen neemen; fchoon wy aan den anderen kant niet willen ontkennen , dat zodanige nieuwe repartitie om de tien of meer jaren , aan zwarigheden laboreerd ; dat ze gelegenheid tot disfenfien kan geven , en dat het te bezien zou ftaan , of de Provintien wel a'ltyd genegen zouden zyn , om elk den ftaat hunner vermogens en finantie bloot te leggen. Ddd 2 Wat  C 7<*Z ) . Wat 'ér ook van zyn raooge, zeker is het, dat de repartitie der quota's zederd het be. gin der voorige eeuw , altyd op den zelfden voet gebleven is , met dien gevolge , dat fommigen der bondgenoten zich door veran. dering van tyden en omftandigheden te zwaar belast oordelende , wel eens zich des wegens beklaagd en op verhgtinge aangedrongen hebben. Of zulks altyd toe te duiden is geweest , aan hun wezenlyk onvermogen, dan wel aan verkeerde administratie, onnodige uitgaven en niet genoegzame zuinigheid, is iets, waar omtrent veel te zeggen zouden vallen, doch waar omtrent wy ons hier niet zullen uitlaten. Dit poinct van bezwaar in de onevenredig, heid der quotaas, herleeft thans, met betrekkinge tot de Provintie van Vriesland ; gelyk een ieder bewust is , en heeft kunnen vernemen, uit den Brief der Staten dier Provintie, aan de hoge Bondgenoten gefchreven; waar in zy met vry ronde woorden verklaren , buiten ftaat te zyn, langer zodanig quota's in de Petitiën op te brengen, als zy tot dusverre gedaan hebben; alles onder ferieufe verzekering!, dat zy , in gevalle hun aandeel niet verligt wierd , als dan. zouden moeten ophouden met te contribueren: hoe ongaarne zy ook zouden zien , dat door zodanige hannelwyze, de banden der Unie zouden aan het wankelen raken, of los gemaakt worden. Reeds  f (709) Reeds in den jare 1718 en vervolgens by herhaling van tyd tot tyd , had Vriesland gekkagd, te zwaar gequotifeerd te zyn, en om afilag gevraagd : doch zonder goede uitflag. Te toefland der Provintie intusfehen niet verbeterd ja zelfs agterwaards gegaan zynde, heeft zulks aanleidinge gegeven tot nadere aandrang , en voorts dezelve onbeantwoord blyvende , tot de berugte misfive der Staten dier Provintie, van welke wy zo even fpra? ken. Het fchynt dat de overige bondgenoten en wel voornamelyk Holland , veelligt om vuren geprcfumeerde redenen , de zaak andermaal dralende pogen te houden , en zo gezegt wordt, dat laastgemelde veel eer een onderftand in contanten aan Vriesland wil geven. De omftandigheid. der tyden , waar in men zo veele andere en waarlyk niet geringe bemoeyingen heeft, en die des niet gefchikt geoordeeld worden , om tot discnsfien van dien aart te treden, levert daar toe een gefchikt voorwen dfel op. Doch aan de andere kant, de Vriezen in veele zaken meer dan ooit betonende ftandvastig te zyn , in het uitvoeren hunner eenmaal genomen befluiten of gemaakte ontwerpen, zyn wy niet vremd van het denkbeeld, dat zy in dezen zo reklyk niet meer zullen zynj te meer, daar zy zelfs zeggen , dat in cas van weigering hunner billyke voordragt , de dadelyke uitvoei inge , van hun bevorens te kennen gegevene, zal volgen : namelyk , het niet conitnteren in eenige verdere petitiën, &c. Ddd 3 Daar  ( 7ïo ) Daar des denklyk het paliative middel van onderfland in geld , zo men zegt door Holland geadtribeerd , veelligt niet aan 't oogmerk zal beantwoorden, en de zaak in questie wel eens het onderwerp van de ferieufe deliberatien der Bondgenoten zou kunnen worden , en het ook kon gebeuren , dat te dier gelegenheid Zeeland om verligtinge in zyn quota vroeg ,• ja zelfs dat de Provintie van Utrecht insgelyk daar op aandrong , als zefcerlyk na evenredigheid van ' deszelfs finantien en tegenwoordigen toeüand , hoog genoeg , zo niet te hoog aangetogen ; hebben wy geoordeeld ten nutte onzer min kundige tezeren hen een beknopt verflag te moeten geven , van 't geen deels voor de Unie ; voorts kort na dezelve en vervolgens van tyd tot tyd , omtrent het ftuk der quotaas is voorgevallen , cn teffens eenige questien daar uit voortvloeiende op te helderen. Den geleerden P. Paulus ons daar in ten leidsman Strekkende , zullen wy veel uit hem overnemen , wy worden door geene verwaandheid gekitteld , groot genoeg , om den Lezer te willen doen geloven , dat wy in deze eenig met onze eige kennisfe en onderzoek te werk gaan : fchoon wy ons anders zo veel doenlyk abftineeren, gebruik te maken , van 't geen anderen reeds gezegd, befchreven en verhandeld hebben, maar veel eer verkiezen onze eige oorfpronklyke denkbeelden of nafpeuringen te berde te brengen. Het  Het fchynt niet wel voor zekér te zeggen te zyn , op hoedanige quotaas de Provintien van den beginne af gefteld zyn geworden , fchoon uit onze oude fchryveren blykt, dat de Nederlanden eene Bede inwilligende, daaromtrent een foort van bepaalinge plaats had , wat ieder der Provintien daar in moest las* ten; welke bepaling evenwel ook fchynt, aan veranderingen onderhevig te zyn geweest. Veelligt om redenen, dat de eene Provintie in tydelyke magt en rykdom boven de andere rees, en men des de billyke evenredigheid naar gelang van vermogens en omftandighedcn in acht nam; Volgens 't geen in eenige dier onde fchryveren gevonden wordt, fchynt het, dat, by gelegenheid van beden of op te brengene gelden , in de honderd gulden, betaald wierd door Vlaanderen ƒ 33 - 7 - door Braband ƒ 25 door Holland ƒ 8 - 7. door Zeeland ƒ z - 12. door Utrecht 17 ftuivers ; terwyl de overige ƒ 30 - 7, door de andere Provintien, naar gelang van hunne vermogens opbragt wierden. Dat het aandeel van Holland te dier tyd zo gering was, komt veelen vreemd voor; doch gemerkt de Koophandel in die Provintie toen noch zo zeer niet bloeide . en zy geen aandeel had aan den handel op Oost-en WestIndien ? en dat bovendien Antwerpen de Ddd4 plaats  plaats bekleedde, waar in bet thans door het tóagtig en handelryk Amfterdam vervangert is, kan men ligt befeffen, dat het toen niet iq ftaat was , grooter quota op te brengen, Insgelyks, Utrecht toen eén Bisdom zynde : de Landen en eigendommen meerendeels aan. den Bisfchop, de Kloosters, CapitfeJs,Conventen of andere Geestelyken toebehoorende, die vry waren van alle fchattingen èn lasten, en bovendien het eene bekende zaak zynde , ja een ftaatkundig axioma , dat overal waar de Ueestelykheid de regering uitmaakt, het land Cn de onderdanen arm en uitgeput zyn, is het ligt te befeffen ; dat het Sticht van Utrecht , te dier tyd, geenfins rnagu'g en vermogend genoeg was, om vee! meer in 't honderd te dragen. -; '•• Verfcldllende evenwel fpreken de fchryveren omtrent de quotaas, in dier voege , dat de k'undigfte zelfs in 't onzeker zyn , waar aan zich te houden; want volgens anderen, was de repartitie der quotaas aldus. In de ƒ joo droeg Braband ƒ25, Vlaanderen ƒ33.7. Holl. ƒ 8 - 7. Artois en Henegouwen ieder ƒ 5 - 10. wordende de overige ƒ 22-6. door de andere minvermogende Provintien gefurneerd. • .... Hoe 't ook zy, want waarlyk hier in vind men niets duidelyks en bepaalds aan de hand gegeven ; zeker is het, ten minften , dat men  C 713 j men al van vroege tyden af een merklyk verFchil vind , in de quotaas der byzo'ndere Landfchappen. Zo vindt men befcbreven dat in zekere bede door Kare! L gedaan , Holland droeg ƒ372800 en Zeeland ƒ 160000. Zo a's Wagenaar in zyne befchryving van Amfterdam aanhaalt. Waar uit dan voorts blvkc, dat laatstgemelde Provincie noch geen 2' v ,n het honderd betaalde. By andere vind men, dat Holland aan Karei den Stouten betaalde 14300 ponden en Zeeland flegts 2085 ponden , 't geen noch geen zesde pare uitmaakt. Het zou te wydlopig zyn , om hier meerder voorbeelden van de ryzinge en dalinge der Provintien in vroegere tyden aan te balen , 't zy dat dezelve uit meerder of minder vermogen voortkwamen , of wel, omdat niet altyd alle de Provintien te famen, maar eenigen derzelve de beden inwilligden, en'er dus telkens eene andere verdelinge plaats moest hebben. Genoeg zy het met den Gefchiedfchryver Bor aan te merken , dat in den jare 1574 de zogenaamde Patrimonieele Lan» den in eene fomme van twee milioenen, aldus lasteden. Braband ƒ 542000 Vlaanderen. 650000 Artefien 136000 Rusfel, Douay en Orchies 8x250 Ddd5 He-  t7ü) Henegouwen. . . . ƒ 108250 Valenchien 23000, Holland 271:000 Zeeland 77000 ,1 Doornyk 21750 Mechelen 16250 Namen en Utrecht. . . 73500 Volgens Guichardin fchynt het , dat Brabant gewoon was te betaalen , met Guldens van veertig Vlaamfchc grooten, en Vlaanderen als veel magtiger en grooter , met guldens van agtenveertig grooten, en zo de andereu, naar evenredigheid van elks aandeel. Des kundigen willen , dat de Provinciale quotaas , eerst tot een vast bepaalden voet zouden gebragt zyn, in 1586, om te duren tot op 1595. welke quotaas ter Generaliteits Rekenkamer ftaan uitgetrokken als volgt. Holland. . . ƒ 64251 - 8-0 Zeeland. . . . 15B12 - 13 - o Utrecht. . . . 6645 - 6-8 Vriesland. . . . 13290 - 12 - 8 Te famen ƒ 100,000 - : - o Wel is waar, in deze repartitie vind men de overige Gewesten niet vermeld , welke evenwel ook lasteden ; doch daar omtrent diend aangemerkt te worden ; dat dezelve noch  C 715 ) noch gedeeltelyk onder den vyand waren, des dezelve nier konden gequotifeerd worden, en voor zo veel een gedeelte derzelve buiten Spaanfche magt was , wierden aldaar van generaliteits wege de gemeene middelen verpacht, tot tyd en wyle die Provintien op vaste quotaas zouden kunnen gefield worden. Daar van daan ook., dragen zy den naam te dier tyd , van Contrikieerendt Provintien. In 't jaar i oprigtinge der Unie , nog niet alle Provintien' vry, en eenige derzelve in 's Vyands handen waren : gelyk bevorens aangemerkt is. Het was dus seiet wel anders doenlyk, dan de quotas voor zeekeren tyd by voorziening vast te ftellen. Doch aan de ^andere kant zy het verre , dat de Provintien naar willekeur bevryd zyn, om de eens vastgeftelde quota te veranderen , en by gevolg, de vastgeftelde lasten van de Unie onbetaald te laaten. Eene Provintie zich te zwaar quota aangereckend oordelende , fs ongetwyffeld bevoegd, en dit is den zin van 't artikel der Unie daar over, om by de anderen aan te dringen op ontheffing of vermindering, zoo veelde omftandigheden zuiks gedoogen; ja zy is tot behoud van eigen welzyn daar toe verplicht; want gedoogde zy dat zy geheel geruineerd geraafcte , zy zou naderhand het lichaam der Bondgenoten niet meer van dienst kunnen zyn, ja hen eindelyk tot last en des tot fchaade worden. Bovendien, de billykheid vordert,1, dat de minvermogende verligt en de meer vermogende iets hooger belast werde ! Iedere Provintie op zich zelve, kan zich ook immers natuurlyker wyze niet verder verplichten, dan zy wezenlyk in ftaat zoude zyn te draagen , en 't is notoir dat alle verpligtingen ophouden kragt te hebben, zoo dra zy tot  ( 732 ) tot onze openbaare ondergang , laat ftaan tot die van Land en Onderdaanen aanleidinge kunnen geeven, of reeds geeven. Grotius, Puffendarf en anderen leeren ons immers, en waarlyk wel te recht ; dat in alle verbonden en verdragen , tacite de mooglykheid gefupponeerd wordt , om derzei ver inhoud naar te komen , en dat wanneer die mooglykheid ophoud , ook het recht van party ophoud, om op de volbrenging te! ftaan.; Insgelyks leeren zy ons, dat men zich ontdaan kan van een contract of verbond, wanneer het zelve onbetwistbaar tot bederf of ondergang van een der Contractanten begon te ftrekken; gefchiedende het ontllag als dan, niet zoo zeer door 't herroepen of vernietigen van verdrag of verbond , als wel door te verklaren , dat men het niet meer voor verplichtende houdt, vermids het aangegaan is op eene ftilzwygende voorwaarde , zonder welke, indien die niet gepefupponeerd was, men zich niet meer wettiglyk had kunnen verbinden, f Deze regel nu op ons geval toepas fende, blykt het , en t is teffens iinet de rede en billykheid beftaanbaar, dat eene Provintie zich te zwaar aangeflagen vindende , daarom niet behoeft te blyven betaalen, zelfs in 't reeds geconfenteerde; maar dat zy vermag op vermindering aandringen, ja des noods provifioneel ten agteren blyven: doch daarom heeft zy onzes oordeels het vermogen niet, om zulks naar  C 733 ) naar willekeur en buiten wettige handtastelyke redenen te doen. Doch, dit maakt eene vraag uit, wat ftaat dan zodaanige Provintie te doen, wanneer zy, onmachtig geworden om haar gewoon quota te betaalen , genooddwangd is, op vermindering aan te dringen ? De Heer Paulus behandelt ditj ftuK zoo meesterlyk, dat wy hier s'mans eigen woorden zullen ter neder ftellen. Zodaanige Provintie , zegt hy, is verplicht, van dit haar onvermogen aan de overige Bondgenoten volkomen te doen blyken, met haar finantien voor deze!ven op eene coidate wyze open te leggen, ten einde in eens, alle wantrouwen weg te neemen. Want, in gevalle gy zegt regt te hebben , om voor my te eifchen dat ik u helpe ; is het ook naar rechten onwederfpreeklyk, dat gy my van uw goed recht moet doen blyken. Maar in 't eerste geval , is 'er geen andere weg overig , om zulks te tonen, dan uwe Finantien op eene cordate wyze , voor my open te leggen. Het fpreekt dus vanzelf, datgy daar toe gehouden zyt. „ Maar, hoe zal het gaan, wanneer de overige Bondgenoten oordeelen, dat gy niet bezwaart zyt , dat is dat gy niet zulke fchikkingen ge!  ( 734 ) gemaakt, nog zoo veele lasten geheven hebt, als.gy, naar réedelykheid en naar 't gebruik by anderen, maken en heffen kondt ? Eene vraage, gemakkelyker gedaan dan te beantwoorden" _ „ Wy hebben , vervolgt de aangehaalde fchryver , zoo aanftonds gezien , dat iemand die zegt regt te hebben, verplicht is , my dat recht te doen blyken; of, anders, dat eene Provintie , welke voorwend boven haar vermogen bezwaard te zyn , in de noodzaaklykheid is , de overige Bondgenoten haar onvermogen aan te tonen. Maar is eene Provintie verpligt, gelyk zy is, om aan de overigen, haar onvermogen op I eene duidelyke wyze te doen zien: dan is 't wederom, naar de regels eener gezonde rechtsgeleerdheid , waarachrig , dat aan de overigen het regt toekomt, om over dat onvermogen te oordeelen. En hebben de overige Bondgenoten dat regt, gelyk dan wederom zeker is , om over het onvermogen van hunnen Medehondgenoot te oordeelen, dan volgt al mede van zelfs, dat zy dat onvermogen kunnen verklaren, al of niet gegrond te zyn, of wel, dat door de klagende Provintie niet alles in 't werk gelleld is , 't welk zy met moreele mooglykheid had kunnen in 't werk ftellen; en dus de toezegging van hunne onderftand , aan zeekere voorwaarden hechen." „ Doch  C 735 ) „ Doch wat zal.men doen , in gevalle zoo eene Provintie goed vind, zich aan deeze voorwaarde te onderwérpen ? Kan zy in zulk een ge^al, haar eigen rechter weezen , dat is, haar quota , tot aan haar vermogens verminderen? Of zyn de overige gewesten bevoegd, om haar tot aanneemen dier voorwaarden , of an* ders , tot de daadelyke opbrenginge der vorige quota , te noodzaaken ?. Die wordt aldus beantwoord. „ Niets is zekerder, dan, dat zoo eene Provintie verplicht is, om haar onvermogen volledig te doen blyken , in gevalle zy meent bezwaard te wezen ,* zy als dan onbevoegd is ,om op eigen gezag, hare quota te verminderen , of haar eigen regter te zyn. En is zy daar toe verpligt , en is zy dus haar eigen regter niet,.maar komt in tegen* deel, den Bondgenoten het regt toe; om daar over te ooraeelen; en beftaat dit oordeel in 't regt , om haar onvermogen al of niet gegrond te verklaren ; dan ftaat het ook paal vast, dat zy verpligt is, om zig aan dat oordeel te onderwerpen , of, zoo dit al eens te hard mogt fchynen, het ftuk in gefchil, aan 't oordeel van onpartydige mannen te verblyven. En, indien eene Provintie, ze zy dan wie ze zy, noch naar 't een noch naar 't ander wilde luisteren ,* kan men vryelyk zeggen, dat de overige gewesten niet alleen tot alle hulp on  ( 73Ö ) ongehouden zyn , maar jure opthno maxima dezelve kunnen houden , tot het dragen van zodanige lasten , of het opbrengen van die quota, welke zy eertyds gedragen hadt." „ En eilieve! welke reden is 'er toch, dat hier het oordeel van eene, boven dat van alle de andere moet gaan ? Hebben zig de overige gewesten hier toe ooit verbonden ? Of zyn 't woorden zonder zin, niets beduidende klanken , dat de klaagende Provintie haare overige Bondgenoten moet doen blyken van haar onvermogen ? Is 'er eene regtsgeleerdheid in de waereld bekend , welke leert , dat de klager niet gehouden is tot eenig bewys?" „ Maar om ernstig te fpreeken, waar zou het met het Bondgenootfchap heen, wanneer elke Provintie , indien 't haar geluste, hare quota, naar welgevallen kon verminderen; of om wat zachter uit te drukken, indien elke Provintie , onder voorwendfel van onvermogen , een deel van die lasten kon inhouden , welken 't belang van het gemeene Bondge» noodfchap vorderde , dat alleen in s' Lands Schatkist op gebragt wierden?" „ Zoo doende is het te geloven , dat de band van Unie binnen kort zou los maaken, het aanzien en het ontzag van den Staat en van de Regeering , zoo binnen als, buiten 'ê Lands  C 737 > tarios i verfooren gaan , de goede harmonie, én het vertrouwen tusfchen de Bondgenoten vernietigd worden , en dit Gemenebest nederftorten m dien zelfden jammerlyken ftaat, waar uit het door de Unie ontkomen is" Maar veelligt zal men hier tegenwerpen , dat mdien dit gevoelen doorgaat, als dan ook volgt, dat de beflelling over de hnantieele middelen , niet langer ftaat aan de respeetive Provintien , dan zoo lano- zy haare quota ter Generaliteit| rigtig inbrengen. JJnt het intusfehen eene onwederfpreke'yke waarneid is , dat geen der Bondgenoten , noch ook de meerderheid derzelve , bevryd is , om zig met de heimelyke Regering van eenige der vereenigde Souveraine irovmtien te bemoejen , maat in tegendeel, gehouden , om dezelve , volgens de Unie, tegen alle inbreuk daarin , alzins te beIchermen. 4 Dit is eene tegenwerping, welke eer fcherpzinmg dan regtmatig is. De Provin» tien , zyn in 't algemeen gefproken, niet bevoegd, om zig met de huishouding van eenige byzondere Provintie te bemoejen> Die meet de btaaten der {Provintie voorzeker altyd alleen aanbevolen zyn. Maar deeze algemeene reegel , !ydt buiten tegenfpraak , deze ukzondenng. In gevalle namentlyk eene Provintie, bTAATSM. DfiCEMK, Fff welke J  C 738 ) ireïke , uithoofde der Unie , [in den alle**flerkften zin verpligt is , de lasten der Unie met een gemeenen fchouder te helpen dragen, en tot dat einde, beneffens de overigen, na gedaan onderzoek, op eene quota is gefteld in de gemeene lasten; na verloop van tyd klaagt over haar onvermogen en eischt, op grond der Unie, vermindering in het dragen dier lasten , haren Bondgenoten volgens plicht hare finantien openleggende: dan hebben die Bondgenoten voorzeker regt , om over haare fi ■ nantiele huishouding^te oordden , dat is, om te zien , of zy in haar zeiven geen middelen overig heeft, welke zy kan in het werk ftellen, en dus doende, de vorige quota blyven opbrengen." „ Want, daar de lasten der Unie gemeene lasten zyn , waar toe zy, zoo wel als de anderen gehouden is , fpreekt het immers van zelfs, dat zy zich het opbrengen haarer quota in dezelven niet onttrekken kan , ten zy uit ware onvermogenheid. Maar dit onvermogen is 'er niet, al eer zy van 't zelve aan hare Medebondgenoten volkomen hebbe doen blyken. En dit kan zy dezen nooit volledig blyken doen , ten zy ze aantoone, dat het haar volftrekt onmooglyk is iets meer te doen , of meerdere belastingen op te leggen , als zy reeds gedaan heeft. Dezen zyn dus wel deeglyk bevoegd, over hare finantiele huishouding te oordeelen j en zy verpligt, zig naar  C 739 ) nair hunne uitbraak of van onpartydiVe rests» mannen te gedragen»" „ Wanneer mendan zegt, dat de Algemeens Staaten, omtrent het regelen der belastingen m de byzondere gewesten geen gezag toekomt; maar dat zulks tot de huishouding Van elke Provintie alleen behoort, moet men dit irt dezen zin opvatten : dat namelyk , de AÏgè meene Staaten geen regt hoe genaamd, veel min uit hoofde van 't vyfde en zesde Artikel der Unie hebben , omtrent het Huk der belastingen in de respective Provintien, zoo lang die hare quota blyven opbrengen, maar zulks alleen toekomt aan de byzondere gewesten. Doch, dat in gevalle eene of meer Provintien , vermindering in die quota, op grond der Unie, van de overigen verzoeken ; de Bondgenoten als dan jarë optimo maximoy dat is ook op grond der Unie , bevoegd zyn, om de finantiöle huishouding?dier Provintien zoo te oordelen, dat dezen gehouden zyn ,"zignaar hun oordeel of dat van onzydige regtsmannen te gedraagen." Tot dus verre woordelyk de geleerde Paulus. • Nu doet zich eindelyk noch eene vraag op j namentlyk : Indien zodanige Provintie niet goed vond zich te onderwerpen aan of genoegen te nemen met de uitfpraak der overigen,i die zy in zekeren zin kunnen aanmerken als Fff 2 par-  ( 740 ) partyen en belang hebbende, des niet volftrekt onzydig, dan moet de zaak beslist worden door onzydige regtsmannen, doch wie zal men dan daar toe kiezen , en die beflisfing opdragen ? Veelen zyn in het denkbeeld, dat volgens luid der Unie, de beflisfinge van alle gefcbillen tusfchen de Bondgenoten, aan de Heeren Stadhouderen behoort; doch anderen in tegendeel beweren , dat de Heeren Stadhouderen daar in tegenwoordig jure niet in confideratie kunnen komen, en wel om redenen datzy begrypen, dat de Bondgenoten by't opregten der Unie, eenig den toen ter tyd wezende stadhouder, en enkel by provifie verzogten, arbiters te willen zyn, indien 'er tusfchen* hen gefchillen mogtcn ryzen, die zy onderling niet eens konden worden. Want, zegt men , moest de beflisfing der geichillen ftaan aan de Sadhouder toen ter tyd wezende; dan hield dezelve ftrikt genomen op, zo dra 'er flegts een van de toenmalige Stadhouders wegraakte. Voorts zegt men ook, en niet zonder grond, dat de woorden van de Artikels der Unie daar over, met aandagt en in hunne Connexie overwogen , duidelyk te kennen geeven , dat de Bondgenoten wel deeglyk voorneemens waren', omtrent dit ftuk ja zoo gewigtig fiuk, by nadere gelegenheid te voorzien, en dar. dezelve vooral niet includeren eene overerving van die breede volmacht, °P  ( 74i ) op de Stadhouderen die namaals mogren wezen ï ■zynde het onbetwisbaar, dat officien aan iemand opgedragen, niet zonder nadere benoeming of aanftelling , tot zynen opvolger in andere; posten, overgaan. By zeekere gelegenheid zeer veel voor en tegen dit Huk gelezen en voorts overwegen hebbende, kunnen wy niet ontveinzen in deezen het laatstgemelde gevoelen te adhereeren, het welke ook dat van den Heer Paulus is, en wy vermeinen dus, dat de beflisfingen der gefchillen , als alleen by provifie en aan de toenmalige Stadhouderen gedaan , tot de volgende tyden niet kan overgebragt en uitgeflrekt worden: gevolglyk, dat aan de volgende Heeren Stadhouderen, nimmer het recht heeft toegekomen , om over de gefchillen der Bondgenoten , en fpeciaal over dat der quotaas te befluiten , zonder eenen nieuwen opdragt , en dat hen die arbitrage ipfo jure , nit den inhoud der Unie niet competeerd» Te meer worden wy hier in geftaafd, wanneer men nagaat het gebeurde in den jaie 1601 en róri, waarvan wy bevorens reedsiets terloops gerept hebben, en 't geen eene beflisfinge oplevert, door de hoge Bondgenoten facite uitgefproken, dat den Stadhouderen in der tyd eigenlyk jure, op de Artikelen der Unie, het regt der arbitrage en uitfpraak over ne quotaas competeert. Fff 3 Zes-  C 742) Zeeland doof de overige Bondgenoten op zeekere quota gefteld , oordeelde zich echter bezwaard , en begeerde minder te be'aalen , willende zich in geenen deele tot onderwerping over de zaak in questie laaten bewegen; en deswegen reezen verregaande gefchillen. Men vond dus goed van wege de algemeene Staaten derwaards eene bezending te doen , der toenmaligen Heere Stadhouder, Prinfe Maui its aan het hoofd hebbende. Deeze floeg voor in de volle Staaten vcrgaadering van die Provintie , ,, dat immers ae Heeren Staaten 3, van Zeeland, den ftaat van oorlog voor dit ,, jaar behoorden aan te nemen, en zig te on* dei-werpen. En voor zoo veel als aanging de toekomende tyd, dat men ligtelykin deeze landen lieden vinden zoude, die de zaken verHaan, en Zeeland geen ongelyk of nadeel doen „ zouden." Hier op wierd korte dagen daar na geantwoord. „ Dat belangende de onder„ werping, de Staten die wyze van handelen in „ dit ftuk voor hun bezvvaarlyk vonden, on» L eigen , en niet dienstig, om tot een goed „ en vast einde van 't gefchil en eendragtig. „ heid , in 't ftuk van de Confenten, te ge„ raaken ; niet zo zeer, om dat onzydige en 3, wel onderregte fcheidsmannsn kwaalyk zou„ den wezen te vinden, hoewel grotelyks te t, bezorgen was , dat 'er niet velen zyn zouL den van de Ingezetenen , anderzints wyze en ervaren perfonen , en lieden van aana» zien , welken niet hadden ingenomen de „ voor.  C 743 ) „ vooroordeel en van hunne Provintie; maar," cm dat de Staaten van Zeeland meenden, 3, dat de natuur der zake, beftaande in het „ maken van eene regtvaardige proportie , „ welke moet genomen worden uit de mid„ delen van de Landen, en, by gevolg, niet „ in fcherpzinnige twistgedingen , maar in „ eene tastelyke overreeding is geleegen; tot „ arbitrage was gefchikt. Men overweege deeze demarche en wederzydfche woorden ! Was het onwederfpreeklyk, dat de Stadhouder in der tyd, ipfo jure uit hoofde van 't artikel der Unie het recht van beflisfmge hadt, dan immers zouden de Algemeene Staten niet nodig gehad hebben die bezending te dezerneren i , en hadden den toenmaligen Stadhouder de beslisfinge kunnen overgeven. Dan zou Prins Maurits , die zyne rechten zoo wist te handhaaven om te extenderen , zich niet tot die bezending hebben laten gebruiken. Dan zou die Vorst gee; |arbitrage voorgeflagen en gezegd bebben, dat men ligtelyk in deeze Landen lieden vinden zouden, die de zaaken voor ftaan, en Zeeland geen ongelyk of nadeel doen zouden ; woorden duidelyk aantoonende en te kennen gevende , dat hy zich zelfs niet bevoegd achte , om ipfo jure icheidsman te zyn. Veeleer zou hy dan gezegd hebben. dat in gevalle de Staaten van Zeeland zich aan de gemaakte fchikkinge niet konde goedvinden te onderF f f 4 wcr-  C 744 ) Werpen en daar in toerusten , hy dan uit hoofde Van het hem competeerend regt, de uitfpraak zou moeten doen. Dan eindelvk, zouden de Staaten van Zeeland niet getwyffeld hebben , of de weg van arbitrage de beste was, en of daar toe gefchikte perfonen zouden kunnen te vinden zyn , want de arbiter was dan reeds voor handen, in den Perfoon des Stadhouders. Het fchynt ook niet dat Prins Maurits of eer.ig ander Stadhouder, tot aan Willem il. toe , zich uit hoofde der Unie, de beflishnge van gefchillen hebben aangematigd in zaken, welke by de opregtinge der Unie, aan de toenmalige Heeren Stadhouderen waren op* gedraagen. Men vindt, wel verte van dien blyken , dat de gefchillen tusfehen de gewesten of Steden door anderen als de Heeren Stadhouderen zyn ' befiist. Wagenaar zetrt ons in zyn Vildeel , bh 97. dac zeker o%. fchil toen afgedaan wierd, door Koninginne Ehzabeth, of haaren Stedehouder, beneffen den Raad van Staaten. . ?eIJs waar ' men vindt zekere Exïenfie ro de iXotulen van H. H. Mog. in den jare 1650, ; en daar van bedienen zich eeneigen ten bewys van de bevoegdheid der Stadhouderen om ipfo jure arbiters te zyn) inhoudende een zeer verhaast befluit, Van eene zopaamderefolutie, die zonder gerefumeerd te wor-  ( 741 J worden uitgegeven wierd, en by welke vastgefteld wierd : „ Dat by aldien over de aan„ houdinge of verandering van den ftaat van „ oorlog in het toekomende, eenig gefchil on„ der de Provintien mogte komen te vallen , ,, over de aanhouding of verandering van den „ ftaat van oorlog, zulks, in cas van geen ver„ drag, zoude worden overgegeven aan het „ hoogwys advis en ter beflisfing van de Hee„ ren Stadhouders of Stadhouder de Provintien in der tyd." Wart, uit de aanftonds daarop volgende aantekeningen van alle de Provintien, blykt, dat die Refolutie nimmer eenige kragt of beftaanbaarheid gehad heeft; dat geen der Bondgenoten die volledig heeft aangenomen ; dat Holland, Zeeland , Utrecht, Vriesland , Overysfel en Stad en Lande hebben uitgezonderd hunne Vryheid , op het ftuk der confenten; en dat dierhalve zulk een aanmcrklyk belluit, dat niet anders dan met eenparigheid van alle de Provintien kon genomen worden, maar nu, in tegendeel door byna alle de Provintien zakelyk wierd tegengefproken ; eene vojkome nulliteit onderhevig was , en dus nimmer eene refolutie kon genoemd worden : veel min zodanige , waar door in de grondwetten van den Staat , geene geringe bepaling gemaakt Wierd. Wanneer men evenwel nagaat, de eminente F ff 5 waar.  (740 waardigheid van dan Heere Stadhouder, wanneer men overweegt dat hv Stadhouder der Unie en teffens van iedere Provintie op zich zeiven zynde, natuuriyker wyze de geene is, die de meeste kundigheid in deze moet bezitten, en dat hy bovendien zo wel belang hebbende by de welvaart van 't geUeele lichaam der Unie als van ieder lid derzelve, geene ons bekende pregnante rec'cnen kan hebben , om de eene Provintie wangunfliger toe te denken; boven en be. halven dat een eerlyk man in zyne uitfpraak alle byzondere menschlykheid ter zyde fielt, zo geloven wy, dat natuurlyk in cas van arbitrage dc keufe op den Stadhouder in der tyd dient te vallen, ais daar toe de bekwaamfte en bevoegdfte perfoon zynde. Wy zyn wyders in het denkbeeld, dat de redelykheid medebrengt, dat in gevalle van zodanige arbritrage of beffisfinge, de perfoon des tydelyken Heere Stadhouders in aanmerkinge kome , en dat het aanftotehyk zoude zyn , indien een of meer der Provintien , ja zelfs die geene, ter welker gelegenheidde uitfpraak moest gefchieden, zich daar tegen verzet! ede. Nogthans, den Heere Stadhouder fchoon met de deugdzaamdfte gevoelens bezield en de grootfte kundigheden bezittende, is en blyft een mensch, en die een mensch is, kan uit den aart van zyn dierlyk gcftel, zelfs met volle overtuiging^ nogthans misdagen begaan, of de zaken niet naar eischbevatten, 't Js waar, kan een mensch dwalen , meer menfehen kunnen ook dwalen. Nogthans, het heeft altyd eene meerdere  C 74? ) dere prefumtie van waarfchynlykheid, dat verfcheidcn te famen beter in ftaat zyn, een zaak te wikken en te wegen , en dat hun uitfpraak, ft zy eenparig 't zy by meerderheid, dugtig, rechtens of billykzy, dan wanneer een alleen die beflist. Wy zouden des geloven, dat men den Stadhouder tot Arbiter verzoekende, teffens eenige medearbiters diende toe te voegen , en dan vermeinen wy s dat 'er noch minder » redenen dan ooit kunnen voorgewendwojden, om deszelfs perfoon niet aanneemlyk te doen zyn. Zie daar 't een en ander zo wy vermeinen kort en zaaklyk ter neder gefteld, nopens het ftuk der quota's, *t welke den lezer veelligt zal byzetten, in gevalle 'er iets mogte gebeuren of discuslien voorvallen , tusfchen Men begreep dierhalven, hoe rhoeilyk het zyn zou, dit telkens te doen, wanneer men vermeinde , dat deze of geene Provintie in vermogen toenam. En dit fchynt inderdaad de reden geweest te zyn , waarom men naderhand in deze quota's dér Provintien, nimmer verandering zag maken ; dan wanneer een derzelve over onvermogen klaagde. Het was ook in andere en meer gevallen byna volftrekt ondoen» lyk, of men zou byna geane andere beraoeijingen gehad hebben, en de Republiek zou onophoudelyk in 't gevaar geweest zyn, van door twist en tweedragt van een gefcheurd te worden, De ondervinding leerde ook', dat het on* mooglyk was , telkens verandering te maken in cic quotas , wanneer men al meende, dat deze of gene Provintie in vermogen toenam En dit is naastdenklyk de waare reden, waarom men , als van den beginne af , geen andere wet gevolgd heeft. Dan hier genoeg van. Wat 'er van den eisch van Vriesland , om vermindering van quota te erlangen, worden zal , en hoe die zaak zal aflopen , kunnen wy niet beflisfen : doch wy vreezen dat dit ftuk zyn nafleep zal kunnen hebben. Bejammerlyk is het intusfehen, dat het verval van 't vyfde en zesde Artikel der Unie, in de Staatsm. Decemb. Ggg Con-  C 754 ) Conftitutie dezer Landen een aanmerklyk gebrek veroorzaakt heeft. En waarlyk ! onder alle onenigheden, welke 'er tusfchen de Bondgenoten, van tyd tot tyd plaats gehad hebben , zyn 'er geene , die 't zelve nader aan den oever van deszelfs ondergang gebragt heb* ben; dan de menigvuldige twist, tweedragten fcheuringe, over elks aandeel, inde gemeene Lasten der Unie. Het is dierhalven meer te hopend dan even wel te verwagten, dat hier omtrent eens zufte maatregelen zullen worden genomen , waar door dit Gemenebest , ten minsten aan dezen kant, in veiligheid gefteld wórde : en daar toe kan de invloed en 't ge* zag van 't eminente hoofd onzer Republiek, niet weinig toebrengen.  REGISTER OVER H B T* VYFDE DEEL VAN DEN STAATSMAN, gaande van January tot December inclutsi. A. ■A.LKMAAR Refolütie dér Stad op het ftuk der ina£tl« viteit. 566. AMERICA. Deszelfs tegenwoordige toeftand en inaifti. viteit, onder een Staatkundig oogpundt befchouwd en opgehelderd. 680. AMSTERDAM gered tegen de laster , dat hetzelve de goede zaak zoude verlaaten. 499 Én ter dier gelegenheid denoodzaakeiykhetd aangetoond, ener fchikkinge ïret Vrankryk voorde volgende veldtochten. 501. ANTWOORD van den Staatsman, op d'eerften hrief van Q. N. N. betrek lyk de zaak van den Heere Hertog eri de Stad Amfterdam. 1. Ggg * &  75* K E G I S T E R. B. BERBICES i Byzonderheden nopens deszelfs overgaaf aan de Engelfchen. 562. BERICHT wegens zeeker antwoord aan Q_. N. N. 61. Als mede korte aanmerkingen, dienende ter wederleg! gsnge van den Brief, in antwoord gefchreven 15 fann 1782.64.- BRIEF van een dromer aan den Staatsman, nopens een van de helling lopend Oorlogfchip te Dordrecht 418 BRIEF aan den Staatsman, over de inactiviteit onzer Marine. 170 tot 179. BRIEF aan den Staatsman, over den ftap van Schoonhoven, nopens de eigen beftelling der Ampten en Com. misfien. 296. BRIEF aan den Staatsman, inhoudende de vraag: Wanneer 'er in een Land Dwingelandy plaats heeft, kan dan het wcerftam en te keer gaan van dtzelvt, uit Go h eir>-en Jchappen en 't oogmerk van alle regieringen verdedigd worden? 328. Breedvoerig antwoord dTiaróf) 329 tot -53.5, BRIEF aan den Staatsman, op het ftuk der requesten. 657. Antwoord daarop. 662. BRIEF van Jonathan Vicchel aan den Keizer. 13 r. dito vin N. P. van L. aan denzelven. t$$. BRIEF vaneen Engelschman, over de wankelbaare tosftand van zyn Vaderland. 577. BRIEF aan den Staatsman, oiver de vraag, of een Vorst zich willekeurige macht aSirnatigepde, wel gelukkig kan zyn , en 'er ten lesten het flaclnoffsr niet van wordt. 5ri. Breedvoerig antwoord d;iar op. 513. BRUTUS, of het gedrag der Romeinen, in 't ombrengen van Julius Csefar verdedigd, 354. C. CAPÈLLEN herfteld, met aanmerkingen des wegen 611 .en 643-, CARACTER van Charles Lenox, Hertog van Richinond. 188. D. DENEMARKEN. Klaagt over geweldenaryen van onze Kapers, en aanmerkingen daar over 555. DEUGD  REGISTER. 75? DEUGD. Verhandeling over de veipligtirjg tot dezelve, in een Vorst. 453. DROOM over 't mislukken van zeeker Engelschgezind request 241. DUITSCHLAND. Voornemen van den Paus, omnaar Wenen te gaan. no. aanwyzingeder Paufelykè macht in vroeger dagen, en deszelfs tegenwoordige dwaling. 120. War. den Paus best te doen ftaat. 121. Verflag der Paufelykè onredelykheden tegen de Vorften. j2t tot 128. DUITSCHLAND. Over de nieuwe inrigtingen van den Keizer. 619. DUITSCHLAND. Over de kemst van den Paus, en deszelfs verrigtingen. 276. nuttigheid of onnuttigheid, dat Grote Heeren eikanderen bezoeken. 278. E. ENGELAND verlangt wel deeglyk naar vrede. 33. alle uiterlyke onverfchilligheid deswegen is bedrog, en redenen waarom. 34. deszelfs verkeerd gedrag. 35. Beloop der kosten voor het lopende jaar. 36. Uitrekening der Nationale fchuld. 37. Aanmerkingen over deszelfs Bank. 39 Wat 'er van worden zou, indien de Capitalisten hunne geldea eenj opeischten. 40. Of het al of niet bankroet zou Kunnen gaan. 41. Deszelfs tegenwoordig crediet nader ondeizo'gt, 42. ENGELAND. Verlies van Minorca en het Fort St. PMlippe. 109. Vergelyking van het gedrag der onderlinge ■ bevelhebbers, met dat van Boufflss en Eugenius. 110. Grootbrittannie had Minorka kunnen ontzetten: ar. Verliest daar aan zeer veel om aangehaalde redenen. 112. Ziet zyn hoogmoed vernederd. 113. Door wie wel het meest vernederd word? 113. Zal geen vrede erlangen, dan na America voor onafhanklyk te hebben verklaard. 115. Oftk niet die afzonderlyk met America kunnen maken. ii6\ Heeft veel te dugten van de woelzieke geest der Ieren. 117. ENGELAND; Aanmerkingen over 't gedrag van deszelfs Ministers. 180. Begint den vrede aan de Republiek aan te bieden, dog is niet te betrouwen. 185. ENGELAND. De waare oor fpronk van deszelfs tegen ■ G g g 3 woor*  ?58 R E O I S T E R. woordige dalinge onderzogt. 193, Voorfpelling deswe* gen van den ITisforifcbryver Hume. 195, engeland. Zeldzaame ontmoeting "an Keizer fulianus, op 't zelve toepaslyk gemaakt. 245. George III fchynt deszelfs voorbeeld te volgen, nogthans nietenige bepalingen. 246, Kon echter belangelozer en edel. moediger zyn. 247. gevoelen van een onbevooroordeelden Brit. 250. EUSTATIUS (St.) Algemeene aanmerkingen daarover. 17. Oplosfinge der vraag, of de Franfchen verplicht zyn, ons herzei ve dadelvk weder in handen te Hellen. 19. Als mede van deeze; zullen de Franfchen, al zyn zy' 'er ftnüo jure riet toe verplicht, zulks evenwtl niet doen , om redenen &c. 21. Zouden volgens re"eg Jen van Staatkunde verkeerd handelen. 22. ° G. GIBRALTAR. Deszelfs belegering vergeleken by die van Oostende. 425. VViarfchynlvke u;tilag en noodwendige gevolgen. 428. GIBRALTAR. Aanmerkingen nopens 't gebeurde aldaar, en deszelfs belegering, 643, ' M. MILITAIR voorftel, nopens een gedeferteerde. 647. / <* oost-1ndten, verlies van veele Nederlandse benttmgen aldaar. 309. Relaas van een man, die de gefteldheid aldaar kent. 311. P. 0 'V. • PATRIOTTISMUS , hoedanj gefteld by ons 560 ala mede waar voor het zelve vatbaar moest zyn. 6taatu- maaken. 90. Heeft gebrek aan Zeevarend Volk. dl, RUSLAND. Vermoedeb'ke ftaatkundige oorzaaken,'van T '1 reizen van den Groot Vorst. 541. Onlusten in de Crim, waar van daan. 543. RUSLAND. Deszelfs n'èdiarie niet te betrouwen, alzo die geen ernst kan zyn, om veele redenen , vooral daar hetzelve belang by 't voortduren van den oorlog heeft. 24. Gevoelen van een uidar.d.>ch Politiek daar over. 25. S. _ SAMENSPRAAK (eerfte) tusfchen 'Chinki, een Chi. neetch Keizer, cn Campipi, Manderyn van de vierde rang. 470. tweede 527. SAMENSPRAAK , tusfchen een Burger en Rykaard, O.  R E (S I S T E R*. 7Bi over de pragt, weelde en verk winsten de ennuttelooze uitgaaven. 2S0. SAMKNSPlMAK fn«fc'nen een Zeeuw en een Ofïïci-r over oen asnflag der Engelfchen op Zeeland en in fpe- cie op vWsfing&n 15=;. r SAMENSPRAAK tusfchen een Bisfchop .en Keizerlyk Officier , over den Paus, en de nutteloosheid der Kloosters, etc. 205. T. TEMMINK. DigMtuk tereere van dien Lands en Burger, vader, onder den tytel van trouw voor 't Vaderland. 422. TURKYEN. Brnnd te Conft.mtinopolcn. 625. Aanmerkingen over degevaaren van het dispotismus, en zugt naar oorlog met Rusland. In. 't brede. 626 en volg. V. VADERLAND, (het). Aanmerkingen over onze inactiviteit. 338. Redenen waarom? 339. Heerfchende Oaapziekte. 310. Aanmerkingen over de mooglykheid van uitzeilen. 340. Prysvraag deswege. 313. Voorftel zyner Hoogheid, om vrywiliigers uit de. Landfroupen onder zeuere voorwaarde 00 de Vloot te plaatfen 346 Verdere bedenkingen ter dier gelegenheid nopens d'armeé. 347- Waarfebynlykheid, dat de vrede nog niet naby is. 351. Aanhaaling van eene pisfage der N. Americaanfche Brieven , door Nas/au La Lek 353. Verdere ftaatkundige bedenkingen over den vrede. 354. Onlusten in Overysfel te Battum 36r. VADERLAND (het). Aanmerkingen op twee pasfagien, in de justificative Memorie zyner Hoöpheid. 670 VAD2RLAND (het) Oorziaken der disfentien in 'tzelve. 447. Vaderlandfche pogingen van eenigen. 448 Hunne troost 449. Hun aandrang tot onderzoek by den Heere Stadhouder, nopens d'inaétiviteit ter Zee i