VIERDE MISSIVE VAN CANDIDUS, Aan den Schryver van bet ■ POLITIEK VERTOOG, dienende ter wederlegging van hetzelve* 11 faut bannir Vaudace non la liberti. ROTTERDAM. MDCCLXXXII.  De Stad van Amfrerdam, die aan 't gemeenebest De levensader ftrekt, verlaat zig op geen vest, Noch weerbaar ravelyn» der diep gefchotè grachten, Noch welgeworven heir van Land-en Waterraachten, Noch fchotdeur om een Zee te zetten op het veld, Noch verd're tegenweer daar 't zyne vryheid geld; Zoo zeer als op der moed en trouw derlïurgerheeren; 't Gematigd wederwi^t vau 't Vorftelylt regeeren. Oüdaan. Pour jager fainement cFun trait d'hiftoire, il faut re. monter a fon origine, en devoikr les resforts, en rasfembler les diverfes eirconftances; & tont cela entraine necesfairement des longueurs. On peut fouvent prop. ftr une difficulté (un menfonge) en fix lignes, qii'a ptine efi-ilpofible de lever en fix pages. Salciili, Apalogie de l'Hi/loire &c.  VIERDE MISSIVE Aan den Schryver van het POLITIEK VERTOOG, Dienende iet wederlegging van hetzelve. Myn Heer! Ik had niet gedagt de pen wederom tegen U te zullen moeten opvatten; maar eene vleiende verbeelding belooft ons veelal gereedlyk het geen' wy gaarne wenfehen, en wordt ondertusfehen by de uitkoomst te dikwerf van allen grond ontbloot bevonden. Veelen myner vrienden en landgenooten begeeren dat ik het begonnen werk ten einde brengen zal, en eisfehen op myn gegeeven woord van my, dat ik nog een gedeelte van mynen tyd zal befteeden, om de gefchiedenisfen hunner voorvaderen, en de rechten van een vrygevogten volk, beide door u zo fchandelyk verdonkerd , wederom in hun oorlpronglyk licht te vertoonen. Ik zal 'er my dcrhalven nog eens toe zetten, om ten koste van uwe eer zo wel, A 2 als  C 4 ) als van dis rust, welke ik anderzins genieten kon, uw hsterlyk gefchrift verder te weerleggen. Wy zyn gevorderd tot aan het Jaar 1683. Gy zegt dat wy in dit, en in het volgende Jaar, de Stad van Amfterdam eenen merklyken ftap' verder zullen zien gaan, dan zy tot hier toe gedaan bad (*). Ja, Myn Heer! dat is zo. Maar waar toe deed zy dien verderen ftap ? Tot onderdrukking haarer Land- en Bondgenooten ? Tot het bewerken van den ondergang der Republiek ? Tot het aan zig trekken van alle magt en gezag? — Hoe wenschlyk was het voor u geweest, dit te hebben konnen aantoonen! Maar naar waarheid! alle uwe poögingen zyn te vergeefs geweest, daar Amfterdam geduurende deze twee Jaaren alleen eenen verderen ftap gedaan heeft ter haarer aanbeveeling aan de dankbaareen erkennende gedagtenis der verftc nakoomlingfchap; tot aantooning en bevestiging van de wettigheid en braafheid haarer inzigten en handelingen; ter verdeediging van het tydig eri mannelyk gebruik haarer voorregten en gezag; en ter "aanpryzing van moed en onbezweekene ftandvastigheid in het t»\ «„/•,• 7 rr raamen • t ) Politiek f ertoog, p. 9.  (5) raamen en uitvoeren der heilzaamfte oogmerken. Hoe beleedigend gy haare handelingen ook hebt voorgedraagen, welk eenen hoon gy haar hebt aangewreeven, 't zegt niets; het einde kroonde haare poogingen , en vier der magtigfte ryken van Europa moesten zig nopens hèt behoud der rust verpligt rekenen aan de ftandvastigheid van Amsterdam. De woorden van den gefchiedfchryver Wagenaar zyn te diep gegraven op de zuilen onzer gefchiedenisfen, dan dat zy immer met den afgun ftige veder van eenen Politiek vertoogfchryver uit dezelve konnen worden uitgewischt. De Stad van Amfterdam, zegt hy op het einde van her jaar 1684 (*), bereikte dus baar oogmerk, en verkreeg in de herstelling der ruste onder de nabuurige moogenhede.n , het loon haarer onbezweeicene standvastigheid, onaangezien de hevigste tegenkantingen! Zie daar een gezegde dat, (leunende op het getuigenis der tyden, kan opweegen tegen de twaalf bladzyden van uw vertoog p. 9-21, dewelke ik nu gaa onderzoeken. Twee zaaken maaken de befchukligingen uit, welke gy uit het gebeurde in deze jaaren tegen Amtterdam inbrengt. De (*) Wapenaar, Befcbr, v. Amjt. VJ.St.p. i06,107. A 3  (ff De eerfte is dat zy A° 1683 niet heeft willen bewilligen in eene werving van 1c000 man; zig hier in met eene onverdraaglyke trotsheid verzettende zo wel tegen de overige leden der vergadering van Holland, als in het byzonder tegen zyne Doorl. Hoogh. Willem III (*). De tweede is, dat zy tot groot ongenoegen van gem. zyne Hoogh en veele Edelen, zig, .geduurende het verfeMl over de werving, heeft■ ingelaaten in eene onbehoorlyke onderhandeling met den Gezant des Konings van Vrankryk Gra■ve d'Avaux , uit hoofde van welke zy deze werving zou hebben tegengehouden (f). Eer ik iets aangaande eene van beide deze befchuldigingen zegge, heb ik noodig, ter omverwerping van alle valfche hypothefen, welke gy wederom flilzwygend ten grond legt van alles wat gy van bladz. 9-21 hebt opgegeeven, u te rug te wyzen naar het begin myner derde Misfive, alwaar (§) ik gezegd heb, dat ik in het onderzoek der handelingen van Amfterdam door u ter haarer befchuldiging opgegeeven, zou overweegen, „ niet of in dezelve gehandeld is tegen „ het (*) Politiek Vertoog, p. 10. regel 4. 7. Cf) Ibidem & Seqq. pagg. (§) Derde Müfive, p. 45, 46.  (7 ) „ het belang van den Stadhouder in het byzon„ der, en de toenmaaüge gedagten der onder* „ fcheidene leden van den Staat; maar, het „ geen ter zaake dient,om Amsterdam schul- „ d1g te konnen verklaaren, ofzy in deZel' „ ve gehandeld heeft , tegen het verbond der „ Unie, en de toenmaaüge wezenlykc belangen ,, van ons Gemeenebest.'" Wat nu de eerfte befchuldiging betreft, zo dient tot antwoord, voor eerst, dat de Stad van Amfterdam het volkoomene recht en gezag had, en nog heeft, om al dat geene te weigeren, wat haar toefchynt te zullen ftryden met de wezenlyke belangen der Republiek. Dit wordt zeer klaar, wanneer wy letten op den aart der Conftitutie van onze Republiek; dog ik zal my voor als nog hier over niet breeder uitlaaten, dewyl gy u op eene andere plaats (*) hebt aangemaatigd een zeer wydloopig discours over deze onze Conftitutie te voeren, zo dat ik daar ter plaats overvloedig gelegenheid zal vinden, my hieromtrend breeder te verklaaren. Ik zeg derhalven thands alleen dat de weigering van Amfterdam om te bewilligen in de'werving van 16000 man volftrekt fteunde op de rechten van een ftemheb- bend (*) Politiek Vertoog, p. 24 • 27A 4  co bend lid van eene der Souvereine Provintien dezer Republiek , welke ftem zy verpligt is te geeven naar bevind van zaaken, en geenzins naar de inzigten en byzondcre oogmerken van den Stadhouder; het welk ik, als ten vollen duidelyk en evident ;:ynde, niet verder zal ophelderen, maar alleen beveiligen met de woorden van Willem UI zelve, in zynen heeten drift by deze gelegenheid tegen Amfterdam in de vergadering van Holland uitgefprooken, welke gy aanvoert tegen deze Stad by deze zelve gelegenheid, fchoon zy eene waarheid behelzen, die juist de handelingen dezer Stad gewettigd heeft. De Prins naamlyk verklaarde verbonden te zyn , om ieder lid te houden by zyn recht , volgens welk niemand hunner zig het gevoelen zyner medeleden behoefde te laaten opdringen (*), iets het welk Amiterdam zo wel begreep als zyne Hoogheid, en van welk recht zy zig ook bediende, in het Weigeren van bare item tot de werving. Maar haare weigering deunde ten tweeden op de billykfte gronden Dit is het, dat ik breedvoerig zal aantoonen, om ten duidelykfle te doen blyken, i) dat Amfterdam hier in geenzins capricieus en flegts naar eigendunklykbeid is te werk ge- (*,) Wagenaar, Befcbr. v. Amfl. VI. St. p. 68.  ( 9 ) gegaan; 2) dat zy het niet pedaan heeft met oogmerk om alleen den Stadhouder te dwarsboomen; nog ook 3; om haar magt en gezag uit te breiden ten nadeele der overige Leden. De eer/te billyke grond van haare weigering was hare grondige kennis van het karakter en den imborst van Lodewyk XIV. Die Alj-x,ndeU der zeventiende Eeuw ftak de Krygstrompec overal, waar zyne eerzugt hem flegts voordeel kon belooven. In 't Jaar van 72 had hy reeds aan de Groot verklaart (*), dat Hy zyn. Leger verzaamelen, zyne Vloot uitrusten, en een befluit neemen zou, dat best overeenkwam met zyn belang en zynen roem. Terzelver tyd fchreef hy aan de Staaten, dat Hy zyne Krygsmagt zou gebruiken , zo als hy oordeelde dat zynen roem meest zou betaamen, waar van hy aan niemand rekenlchap verfchuldigd was (j). En het zelve noodlottige Jaar had daadlyk aan de Republiek geleerd wat Hy kon doen om zig te wreeken, 20 wel ten opzigte van ondankbare erkentenis (§) als omtrend vooroordeelen, die de edelmoedig- (*) Idem, Vaderl Hifi. XIII. D. p. 466. (f) Wagenaar, Vod: Hit» XHI. D p. 167. fj) Men zie den inhoud van zynen ganfcken brief by Wagenaar, 1. 1. A 5  ( io ) digheid van zynen heldenaart bezoedelden. Aan den anderen kant lag de Republiek der vereenig. de Gewesten, wier fteunpilaaren Koophandel zyn en Scheepvaart, voorheen zo veel als nu, gelegen aan eene onderlinge vereeniging en goede' verftandhouding met het nabuurig Vrankryk (*> Amsterdam zag derhalven duidelyk dat het even zo gevaarlyk als nadeelig was, aan dien oorlogzugtigen Vorst nieuwe redenen van ongenoegen te geeven, door eene werving, die alleen tegen hem zou moeten dienen. Ten tweeden; om te voldoen aan het verbond met Spanjen aangegaan was deze nieuwe werving ten eenemaal onnoodig.en dit is de tweede grond der billykheid van haare weigering; te weeten: De Staaten waaren deze hulptroepen, befbande in agtduizend man, aan Spanjen verfchuldigd uit hoofde van het Tractaat op den 30 Aw. 1673. *>*ét die Kroon geflooten (f). Maar op welke wyze hadden zy dezelve uitgeloofd? Waren zy verpligcdezelve te leveren, zodra Spanjen dezelve flegts zou koomen te vorderen ? Voorzeker neen! Het derde Artikel van het genoemde C*) Men vergelyke Valkenier Verw. Europa, I. D. Bylaag N. 5. bl. 19. (t; Te vinden by Savius, D. I. B. 9. p. 654 657.  (II) noemde Tradlaat had bier omtrend deze bepaaling gemaakt (*), dat in gevalle de Staaten, Ste- C*) Men vergeeve my eens vooral de uitweidingen, die ik noodzaaldyk maaken moet, om de zaaken in haar verband op bet papier te zetten. Het is oneindig gematlyKec uit het gebouw der gefchiedenisfen eenen baik uit te breeken, dan dezelve 'er weder in te voegen. Kon men met reden in alle lezers dezelve kundigheden veronderftellen, die 'er vereischt worden om het geheel derzelve te overzien, en telkens te bemerken, waar de zaamenhang der Z3aken verdraaid wordt of ontzenuwd, zo zou men ligt in déne JVIisfive van dezelve uitgebreidheid als deze, het ganfche Politiek Vertoog bondig konnen wederleggen. Maar daar deze eisch onredelyk zou zyn en ftrydig met de daaglykfe ervaaring, zo heb ik het noodig geacht de zaaken geduurig meer grondig optehaalen, de omftandigbeden 'er by te voegen, die als diepzels en fchaduwen het licht der gebeurtenisfen moeten hoogen, en aan ons gezigc al het wezenlyke,het bevallige en affchuwlykedermenschlyke daaden, als in eene Schildery vertoonen. Wie verdoemt by voorbeeld de viugt niet van eenen Themiflocles naar het vyandlyk Hof van Perfien? Wie rekent hem de zelfsmoord kort daarna gepleegd niet aan als den verdienden loon, van zulk eene euveldaad? Wie, dan die onkundig is in de gefchiedenisfen der oudheid, en den zaamenhang der zaaken ? daar hy, die met dezelve meer bekend is, zyn verlaaten van het ondankbaar Vaderland ten hoogften billykt, en traanen ftort op die heilige bladeren die hem den edelraoedigen held in zynen grootfchen luister tekenen by het inzwelgea- van den doodlyken teug. In 't kort de gewig-  C 12 ) Steden, Plaaizen en Landen van de twee Geallieerden geattacqueerd of getroubleerd wier den, men, va bekendmaaking en voorgaande onder. ZOek, TER WKderzy/den alle. MüOGELYKE midDELEN zoude AANWENDEN, om ZODAANIGE onRUSTEN EN WANDSCHAPPEN te DOEN OPHOUDEN, en alle ongelyken en Jchaden, die aan d'eene If d'andere der Bondgenooten mochten zyn gedaan, te herftellen en te doen vergoeden. Dog het vierde Artikel fprak nog duidelyker: En ingeval dat de gemelde aantasting of onrust van eenen openbaaren Oorlog wierd gevolgd; die van de twee Bondgenooten, die niet is aangetast, zal verpügt zyn foor logen tegen den Befpringer, mie maanden na DAT hy daar toe VAN den GEENhn dien de OoRLOG wordt aangedaan, IS versocht-, en geduurende dien tyd zal hy door zyn Ambassadeurs of Gezanten, of andere staatbedienaars, alle ZYN vermoogen besteeden , om een regtmaatige vereeniGING TUSSCHEN DEN bespringer , en DEN gekken die aangetast is, uit te vinden en TE bevorderen. Uit gewigügfte gebeurtenisfen der vroegere en latere gefchiedvernaaien, draagen ,Hen, v00r onkundigen dit oprchl.ift) prima frons decipit.  ( 13 ) Uit deze woorden blykt allerduidelykst, dat de . Geallieerden in gevalle van Oorlog, verpligt waren , bevoorens elkander de beloofde onderftand te doen toenkoomen, alle behorelyke middelen van asfoupisfement by der hand te neemen. En zo begreepen het ook hun Hoogmoogende, toen Spanjen in het Jaar 1682 ter oorzaake der blocquade van Luxemburg, het beloofde fecours^opeischte, neemende op den 23 Maart deszelven Jaars eene Refolutie (*; waarin zy zig beriepen op het gemelde derde en vierde Artikel van het Jaar 1673, met by voeging, dat der halven Hff. HH. MM. voor een vast fundament fielden, dat zyne Majefteit van Spanjen, volgens ged. Traciaat, geobligeerd zal zyn, om over alle de different en, die tusfcben de twee Kroonen (Vrankryk en Spanjen) zyn, in Conferentie te treeden, ten einde die door een accommodement te termineeren; zo wilden HH. HH. MM. zonder tydverlies alle mooglyke devoïren daar toe hy den Alder Christl. Koning aanwenden, en hyzonder om hem te perfuadeeren, dat hy zoude willen toeflaan, dat geduurende'den tyd, dat men over dit accommodement zoude tracleeren, aan de Stad Luxemburg vryheid zoude gegeeven worden om (*) Sylvius, II. O. XX. B. p. 20S.  ( 14 ) om daar binnen alderhande foorten van noodhe dingen te brengen, verklaarende dat ingevalle zyn Mderchrifl. Majefteit zoude weigen n om in conferentie over V ged. accommodement te treeden, of indien de ged Negotiatie zonder fucces was, niet tegen ft aande dat Zyn Catkol. Majefteit zyn inclinatie door alle redelyke en tolerable middelen betuigd had, en dat Zyn Allerchrift: Majefteit niet goed konde vinden, om aan Zyn Cathol. Majefteit een volle vryheid te geeven, om binnen de ged. Stad Luxemburg, geduurende ged. Negotiatie alle foorten van noodzaakly* ke dingen te laaien brengen, zy als dan by een onverhoopt gebrek van een van deze Poincten, ctanftonds aan Zyn Cath. Majefteit het ged. Secours van 8000 mannen zouden laaten toekoomen (*). Uit de woorden van deze nadere verbintenis vergeleeken met den inhoud van het Tractaat van 1673, blykt ten allerduidelykfte, dat de Staat zig verbond om 8000 man aan Spanjen te leveren, indien Vrankryk naar geenen voorflag van vergelyk bliefde te luisteren, maar na begonnene hoftiliteiten, Zyne Cath. Majefteit daadlyk den Oorlog aandeedt. En vestigen wy dan een oog (*) Zie ook Heil. Merc. 168a, XXXIII. D. p. 27.  ( 15 ) oog op den toeftand der zaaken , zo zal het ten vollen blykcn, dat onze Republiek, volgens den inhoud der door rny uitgefchreevene Traclaaten, geenzins verpligt was, het beloofde fecours aan Spanjen te leveren, waar uit dus van zelf de noodzaak vervallen moest, om nog daarenboven 16000 man-nieuwe Troupen aantéwerven. Vrankryk .dan in plaats van Spanjen den Oorlog aan te doen of verdere hoftiliteiten tegen die Kroon te pleegen, brak het beleg voor Luxemburg op, uit hoofde van den optogt, gelyk Lodewïk voorgaf, der Turken tegen den Keizer (*), en verklaarde te gelyk niet alleen van zyne wettige pretenfien in de Spaanfche Nederlanden (f) te willen afzien tegen een behoorlyk equivalent, het welk hy aan den Koning van Engeland , die affecteerde neutraal te willen blyven (§), overliet te bepaalen; maar hy wilde daarenboven alle (*) V. d'Avaux, Negoc, T. I. p. 223. als mede Misfive van d'AvAux by Sylvius, XX. B. p. 208, Holl. Merc. 1682, p. 28. (t; V. Misfive van d'Avaüx by Sylvius 1. 1. en Misfive van Lodewyk XIV. in data 22 Maart aan de Maarfcbalk de Crequi , te viüden in de Holl. Merc. 1Ö82, p. 30, 3r. en by Sylvius, XX. B- p. 209. (§) Wagenaak, Vad. Hifi. XV. B. p. 209.  ( 16 ) alle de overige gefchillen (*) ook laaten vcrblyven aan de uitfpraak van het Engelsen Hof (f). De Staaten deeden ondertusfeben volgens hec Traclaat met Spanje dat geen waartoe zy zig verpligt hadden, door zo wel deze Kroon te beweegen om de bemiddeling van den Koning van Groot Brittannien aan te neemen (§), als het Engelfche Hof, om daadlyk eene handelplaats te benoemen Dog Spanjen difficulteerde in den beginne deze bemiddeling aan te neemen (ff), waar toe zy egter uit hoofdé der Tractaaten verbonden was; dog na dat de Staaten alle mooglyke devoiren hadden aangewend, belloot zy eindeiyk op den 5 Oétober (§§), om zig dezelve te laaten welgevallen , mids de zaaken des Keizers en der andere Bondgenooten te gelyk met de haare wierden afgedaan; maar Engelaud weigerde (waarfchynlyk uit hoofde der geheime hec (*) Te vinden in eenen Brief van Monfr. de Loüvois man Monfr. de Ckois5Y , 22 Maart; Holl. Merc. ióSï , f. s8-3'i. Sylvius, XX. B. p. 209. (t) ibid. en Huil Merc. geheel van p. 12-77. (g) Wagenaak, Vad. Hifi. XV. D. p. 85. (**) Ibidem . p $6 , 97. (tt; Wagenaar, Vad. Hifi. XV, D. p. 85. (§5; Memorie van D Fuen Major aan HH. I1H. MM. Holl. Merc. 16 8a. p. 203.  (I?) alliantie met Vrankryk aangegaan") op dien voet het zegmanfchap te aanvaarden (*). Het handelen ondertu&fchen over en weder , aangaande het bepaalcn en aanneemen der EngeÜthe mediatie, vereischte veel tyd; het welk Vrankryk zedert Maart tot' Oérober toe reeds opgehouden hebbende , eindelyk begon te verdrieten ; weshalven Lodewyk aan Barillon zynen Gezand last gaf, om den Koning van Engeland te zeggen, dat Zyn Allerchristl. Majefteit zyne aanbieding uiterlyk wel wilde verlengen tot den laatlten November, dog dat hy zig naa dien tyd niet meer aan dezelve gehouden zoude rekenen (f). Dog de Koning van Engeland verzogt naderhand nog eenigen uitttel, waar op Zyne Majefteit den tyd van beraad voor t-panjen wederom rekte tot den 15 January \( b'3 (§), in welken tujfchentyd 'er wederom van de zyde van Spanjen niets ter bylegging der gefchiilen wierd uitgevoerd. Lodewyk gaf egter na het expireeren van het bepaalde termyn, nog wederom uitftel tot den laatlten Augustus des- (*) Wagf.naar . Vad. Hifi. XV. D. p. 96, 97 en 85. (f Holl MelC. i6s2, p. 302, 203. (jj D'Avaux, Negotiat. T. 1. p. 259. B  ( 18 ) deszei ven jaars (*); dog Spanjen bleef des niettegenftaande hardnekkig by haare weigering om Engeland op andere voorwaarden tot zegsman te willen aanneemen, dan dat te gelyk de zaaken met den Keizer beflist wierden. Wat kon men ondertusfchen van het geduld van eenen Lodewyk XIV. meerder vergen, dan dit geduurig zo zeer verlengde uitftel aan Spanjen verleend , eer Hy wederom den toevlugt nam tot zyne overwinnende Wapenen? Van 23 Maart 1682 tot 30 Augustus 1683, eenen tyd van zeventien maanden , had hy aan Spanjen de gelegenheid vergund om zig te beraaden , en zyn voorftel aanteneemen. Een voorflag daar en boven, die my toefchynt van dien aart geweest te zyn, dat Spanjen denzelven ten eerften had behooren aanteneemen, het welk ik ten vollen aan zou toouen , indien myn beftek zulks toeliet; dog ik moet myns ondanks my in zeer veele zaaken bekorten, welker juiste ontwikkeling ondertusfchen, een nog helderer licht aan onze gefchiedenisfen by zou zetten. Dan men liet intusfchen al dien tyd nutloos voorby* gaan, en onder het zingen van het oude lied, brak den laatften Augustus vast aan. Lodewyk, (*) Holl. Merc. 1683. p. 4.  C 19 ) 1 wyk, wiens geduld eindelyk ten einde was ge« raakt, had met het grootfte recht bevel gegee* ven, zo dra die tyd verfcheenen zoude zyn, naar Spanjes aanneeming van de geproponeerde arbitrage niet langer te wagten, maar om daadlyk , uit hoofde van weigering om naar Vrankryks aanbod te hooren, posfcsfie te neemen van het land van Aalst &c. waarop Lodewyk zyne pretenfien geformeerd had (*); en het duurde niet lang of de Maaifchalk d'Hum!ER.es begon met de daad op order van zynen Koning alle de daar omftreeks liggende plaatzen onder brandfchatting te zetten, het wtlk alleen gefchiedde om een einde te maaken aan het draalen van het Spaanfche Hof (t)» daar Lodewyk uitdruklyk verklaarde gezind te zyn om den Vrrede te onderhouden (§'}; ten blyke waar van hy daadlyk den 29 September aan den Ambasfadeur o'AvAuxfchreef, dat hy zig, in plaats van Luxemburg vergenoegen wilde met eenige andere plaatzen of in.de Nederlanden of in Katalonien (**); en op dat de gefchillen met den Keizer den Vreede met Spanjen (*) Holl, Merc. 1683. p. 201. (f) Ibidem. (J) Wag^a'"., Vad. Hift. XV. D. p. 130. (*•) d'Avabx Negociations, T. I. p. 335» B 2  C 20 ) Spanjen niet mogten hinderen, bood hy nog daar en boven aan Spanjen by herhaaling aan, met het Keizerryk een beftand te willen fluiten voor 30 of 25 Jaaren (*). Dog wat gebeurd 'er? De Markgraaf van Ca stel Moncayo kreeg het gefchrift van d'Avaux zo dra niet in handen, of hy verwierp de Franfche voorhagen met verontwaardiging (f), zonder de Staaten volgens den eisch der Tracraaten 'er eenigzins in te kennen , en het Hof van Spanjen vondt goed, al mede buiten overleg derBondgenooten, en tegen den inhoud der Traclaaten aan, den Oorlog ronduit aan Vrankryk te verklaaren op den 11. December, het welk op den 14. daar aan flegts aan HH. HH. MM. wierd bekend gemaakt (§). Tegen welke demarche de Heeren van Amfterdam zig dan ook terftond op den 22. December ter dagvaard van Holland zeer fterk verklaarden, welke Memorie ik den Lezer bidde te willen nazien (**). Zie daar eene'onzydige, duidelyke, en naau- keu- (*) Wagenaar, Vad. HIft. XV. D. p. 138. (|) Ibidem, p. 138, 139. (§) Holl. Merc. 1683. p. 232 234. 0"*J Mea kan ze vinden by SyLvws, B. XXI. p.n?, 118. en in de Holl. Merc. 1683. p, 245.  ( 21 ) keurige opgave van den toedragc der zaaken, waar uit men ten klaarften ziet hos onregelmaatig en onbegaanbaar met de boven opgegevene Traclaaten de Spaanfche Kroon goedvond te handelen, i) Het oorfpronglykTracïaat eischtedat de Bondgenooten in gevalle van eenige ontrusting, verpligt zouden zyn alle middelen ter mediatie by de hand te vatten, Spanje daar en tegen weigerde dezelve eerst, draalde naderhand, en floeg dezelve eindelyk geheel af. Het Traéhat eischte, dat de beoorloogde zou worden bygeltaan. Dog Spanjen in plaats van zig in dat geval te bevinden, wierd zelf de befpringcr, en beoorloogde Vrankryk, na nog vooraf het geduld van Lodewyk ten uiterflen gerekt te hebben en getergd. 2) De nadere Conventie, op welke C as tel Mokt» c a y o zig den 3 September in het eisfchen der 8000 man beroepen had (*_), bepaalde uitdruklyk, dat, zo Vrankryk naar geenen voorflag wilde luisteren, of Luxemburg niet met het noodige wilde laaten voorzien, de Staaten by man-' quement van een dezer poinÊten de 8000 man zouden geeven (f) \ Vrankryk doet ondertusfchen zelf (*) Holl. Merc. 1683. p. 202, 203, (f) Zie boven. { B 3  («) zelf eenen voorflag van vergelyk (*), en wil zelf va'. Luxemburg afzien (f); daar Spanjen in tegendeel niet alleen geen het minfle aanbod tot eenig vergelyk gedaan had, waar toe de Traclaaten haar verpligteden, maar zelf het aanbod van Vrankryk, (leunende zekerlyk op de hulp van 'Prins Willem , trotfelyk van de hand wees; zo dat het engagement om 8000 man van zelve verviel , door de weigering van Spanjen om conform de Traclaaten'te handelen. 3) Heemskerk had daar en boven reeds den 28 Juny aan den Koning van Spanjen, op uitdruklyken last der Staaten , voorgehouden, dat deze Kroon zeer te onregt zou handelen met de befcherming haarer Nederlanden op de Republiek te laaten aankoomen, het geen egter het voorneemen fcheen te zyn van Zyne Cathol. Majefteit, dewyl Hy , intusfchen dat men eenen oorlog verwagte, desniettegenftaande flegts de helft der Troupen in de Nederlanden hield, die zyne Majefteit in het jaar 1679 had goedgevonden in tyd van vrede te onderhouden; (weshalven de Staaten verzogten, dat deze trou- (*) Zi -.oven, en d'Avaux Ncgot. T. I. p. 335. Wagenaar Vad. Hifi. XV. D. p. 138. (f) Ibidem.  ( *3 ) troupen met de helft vermeerderd mogten worden). Ten anderen ftonden de Staaten'er mee veel aandrang op, dat zyne Majefteit alles wat mooglyk was zou aanwenden om den Koning van GrootBrittannien met allen ernst te appuyeeren tot het bezorgen van den vreede, Hem daar toe alles fubministreerende , wat ten dien einde van eenig effect zou konnen zyn (*). Maar nog het een nog het ander beliefde zyne Majefteit van Spanjen naar te koomen (f), de Nederlanden bleeven in denzelven weerlofen toeftand (§), en alle middelen tot vergelyk met Vrankryk wierden door Hem van de hand gewezen. Daar derhalven , gelyk ten vollen blykt, de Koning van Spanje van zyne zyde niet kon goedvinden zig aan deTraflaaten te houden , maar dezelve daadlyk verbrak, zo volgt van zelf, dat Hy ook geen het minde recht had, om eene fliptere nakooming van den kant onzer Republiek te eisfehen; en zie daar de hoofdzaak welke ik wilde aantoonen , om Amfterdam ten vollen te billyken in haare handelwyze, en te doen bly- Holl. Merc. 1683. P« 200, 201. (f) De Lezer gelieve Wagïnaar na te liaan van bladz. 170 (XV.) tot bl. 177. om hem niet te vergen Sylvius te lezen B. XXlfc p. 2-6. of Holl. Merc. 1684. P« 3-14' (§) Wagenaar Vad. Hifi. XV. D. p. 143 en 17 u B 4  ( «4 ) blyken dat dezelve geenzins capricieus en eigendunklyk is geweest, nog daar toe ingerigt om of den Stadhouder of de leden der Souvereiniteit te dwarsboomen, Ondertusfchen had de Marquis de Grama, Gouverneur der Spaanfche Nederlanden, zo dra de Koning van Vrankryk het land van Aalst &c. onder brandfehatting gezet had, het fecours van 8000 man op den 3 September reeds opgeè'ischt (*). En offchoon ik overvloedig meen aangetoond te hebben, dat de Republiek niet meer gehouden was, wegens de verbreeking der Tractaaten door Spanjen , dtzelvente leveren; zobefloot men evenwel reeds op den 13 daar aan volgende het gemelde fecours te zenden (f ), niettegenftaande die ftap thands volftrckt temerair geworden was, en ons niets anders dan den gedugte haat van Lodewyk X V. wederom op den hals kon haaien; weshalven Amsterdam, Leiden en Delft ook daadlyk hunne bezwaaren inbragten tegen het geven van de gemelde onderftand (§). Doch deze Steden wierden naaulyks gehoord, en 'er zyn zekeren Holl. Merc. 1683. p. 203, (f) Ibidem, p. £03. rj) Wagenaar, Vad. Hifi. XV. D. p. 131. en voora! Befcbr. van Amft. VI. St. p. 57,  ( 25 ) kerlyk geheime redenen geweest, die den Staat of overreed, of gedwongen hebben, om een fecours te verleenen , waartoe zy niet meer gehouden waaren, en dat haar te gelyk den onvermydelyken oorlog dreigde van den daar door getergde Lodewyk XIV. (*). Engeland keurde ook ten eene- maal (*) (Het wordt tyd dat ik hier eenen ruümn uitflap doe-) Gy ziet, Myn Heer! indien gy der zaaken wezenlyk kundig zyt, hoe zeer ik my b?d#irig in myne uitdruk, kingen, om aan de voorige Stadhouders niet meer te laste te leggen, dan het \ye!k niet alleen waaragtig, maar zelf dan het geen volftrekt noodzaaklyk is. Indien ik handelen wilde, gelyk gy gedaan hebt;indien ik op uw voet» fpoor, alles, uit dezelve Sehryvers, welke gy gebruikt hebt, wilde byeen ze:ten , wat flegts tot minagting ,.en benadeeling van eene party die men zig voorneemt doortehaalen, dienen kan ,geloof my op het woord van een eerlyk man, van iemand die 'er Zyne eer in Iteld om boven u, een eer> lyk hart te bezitten, dat het my geene moeite geweest zou zyn , onze voorige Stadhouders ia een nadeeliger daglicht te voorfchyn te doen treden, dan gy getragt hebt de Stad van Amfterdam te doen. Indien ik alle myne papieren wilde excerpeeren, die my overtuigen dat deze voornaa-; me Ambtenaars, hun ambt en pligt niet alleen, honderdmaal zyn te buiten gedaan, maar daar en boven tegens de conftitutieen onzeVryheid gezondigd hebben,nog eens ge. loof my, het zou my zo veel moeite niet kosten, als het u gekost heeft, om zulks op zyn best tweemaal van de Stad yan Amfterdam, en dat nog geheel te onregt te bewyzen. B 5 Maar  ( =6 ) manl af, den itap, dien de Staaten gedaan had' den, en betuigde te tvoyffelen of men 't bef uit hier Maar ik heb tny een zo onedelmoedig but niet voorge. field, als Gy; en, daar ik duim voor duim bewyzen vind van uw allerflegts karakter (het welk ik my niet al te le. ven'üg voor oogen (tellen moet, dewyl het my eensklaps zou noodzaaken cm uiyne pen voor zulk eenen fchaamlofe fchryver ue.r t? en van de opzetlyklïe verdraaijin- gen onzer Gefchiedenisfen,zo verwoiidert my nietsmeer, dan dut uw gefchryf niet daadlyk op verzoek van zyne Hoogheid door de Staaten is geprofctibeerd geworden , dewyl ik moet veronderftellen da: zyne Hoogh. Willem V. eene teVotltelyke educatie gehad heeft, om niette weeten, dat gy met louiere leugens quafi de belangen van zyn huis hebt willen v.x,. liaan, iets, dat hem of heeft moeten doen bloozen, of met verachting op uw gefchrift doen neder, zien. Dan ik wil liefst geiooven dat dit meer eene minachting voor al uwe moeite, dan een opzetlyk verzuim is geweest. Ondertusfchen is het my oumooglyk, daar ik de gefchiedenisfen door u verdonkerd wederom ontwikkelen moet, de daaden der voorige Stadhouders altyd of te bedekken, of met ftilzwygen voorby te gaan. Behalven dat zulks reeds ftrydt met de piïge van eenen onzydigen Gefchiedfchryver, is het my ook niet doenlyk geweest, de. wyl de verrigtingen der Princen van Oranje eenen zo onmidlyken invloed hebben op de gefchiedverhaalen onzer Republiek, dat men nimmer alle de handelingen van buitenlandfche Moogenheden, nog veel min alle de befluiten der Algemeene Staaten kan verdaan, of derzelver oorzaaken opgeeven , zonder de verrigtingen der Stadhouders en hun-  ( 27 ) bief op genoomen, wel voor een befluit der Staaten te houden bad, alzo het door de flreeken van zuU hunne itizigten om zig allengs meer en meer te verheffen, aan te toonen en op te geeven; eene omftandigheid , die in de daad zo teder en moeilyk is, dat men dezelve,niet uit hoofde van onze oorspronglyee Constitutie, maar uit hoofde van onze tegenwoordige gesteldheid, naaulyks durft aan te roeren. Dan, daar ik aan myne Landgenooten beloofd heb hunne gefchiedenisfen zo wel als hunne rechten tegen uw gefchryf te zullen verdeedigen , zo zal ik my ook geenzins ontzien regt door Zee te gaan, en de handelingen en inzigten onzer vorige Stadhouders even zo naakt te ontvouwen, als de oogmerken der Stad van Amfierdam, op dat een iegelyk in Haat mooge zyn om een billyk oordeel in deze zaak te vellen , en uw ganfche gefchryf eene vervloekte lastering te noemen. En dan kan ik niet voorby hier rond uit te zeggen , dat de geheime redenen door my in den tekst genoemd, die den Staat gepermoveerd hebben om Spanjen tegen Vrankryk by te ftaan, niet moeten gezogt worden in het voordeel het welk hier in voor onze Republiek lag opgeflooten, maar alleen in de byzondere inzigten van Willem III, die, om zig zeiven te konnen verheffen , niets zo zeer rekende noodig te hebben, dan eenen oorlog met zynen medediBger Lodewyk; weshalven hy, niet om dat de belangen van de Republiek zulks vorderden, maar om dat zyne eigene ambitieufe vues zulks eischten, by de Staaten zeer handig wist te weeg te brengen , dat het fecours van 8000 man aan Spanjen geaccordeerd wierd , zullende ik in het yervolg noch toonen hoe hy zig verder in d«eze zaak gedraagen heeft op eene wyze, die noodzaak.  08 ) zulken die oorlog zogten den Staaten was afgedrongen (*). Dog zyne Hoogh. had in het voorige jaar reeds te weeg gebragt, dat de Algemeene Staaten op den 23 Maart desfelven jaars beflooten hadden tot het zenden van fecours aan Spanjen; waarop Hy zig dan ook, by gelegenheid dat de drie genoemde Hollandfe Steden diffi. culteerden in het zenden van het fecours, terftond beriep, zeggende , dat die zaak niet verder in beraad behoefde gelegd te worden , dewyl de Staaten 'er reeds te vooren toe beflosten hadden (f). Op den zeiven voet verdeedigde dan ook van Citters der Staaten Ambasfadeur hunne zaak voor den Koning van Engeland (§). Zo veel moest ik zeggen aangaande het fecours, waar omtrend ik nog deze twee dingen aanmerk, voor eerst, dat, dewyl het zelve ten grondflag verftrekte aan de nieuwe werving, en de Regee- ders zaaklyk eischte dat eene Stad, die niet de onnoodige grootheid van eenen Prins, maar het beftendig en wefentlyk welzyn van haar dierbaar Vaderland en trouwe landgenooten zogt, zig, ten koste van zo veele bittere bejegenin'. gen , noodzaaklyk tegen hem heeft moeten verzetten. (*) Holl. Merc. 1687. p. 204. Sylvius XXI. B. p.ocy Wagenaar Vad. Hifi. XV. D. p. 132. Ct) Wagenjsar, Fad. Hifi. XV. D. p. 131. (*) Ibidem p. 132 fqq.  C 29) ders van Amfierdam zig reeds tegen dezelve verklaard hadden, dan ook van zelfs volgt dat zy zeer ««■wnvMw/xas zouden gehandeld hebben indien zy in het vervolg in zodaanig eene werving geconfenteerd hadden, daar nu in tegendeel hunne weigering ten bewys verftrekte van hunne ftandvastigheid, en ter wettiging van hunne huivering om het fecours te vooren gevraagdt te verleenen. Maar ten anderen,indien het de waaragtige waarheid was, dat wy door het leenen van het fecours gevaar liepen van eenen oorlog met Vrankryk , gelyk de Prins dit gevaar opgaf, na dat hy de 8000 man &c, had doen optrekken, waarom had Hy 'er dan zo op aangedrongen om Spanjen te . helpen , en dit met alle geweld doorgedreeven , niettegenftaande Amfierdam hem van te vooren onder het oog gebragt had, dat Spanjen geen recht meer had om fecours teeisfchen, dewyl zy de Traetaaten niet had nagekoomen ? Zoud' Amlterdam niet met het grootfte recht, eenen Stadhouder, die naderhand met bezwaaren voor den dag kwam, tegen welke zy hem uitdruklyk ha \ > waarfchou wd, de onbegaanbaarheid, en onveraotwoordelykhcid van zulk een gedrag onder hei 1 hebben kunnen brengen ? Wat had vVill .zo geattacheerd aan Spanen, qm zelf boven de orders van zynen S... derfteunen, of was au uit eau y si  C 30 ) dwinglandy in voorige eeuwen , en de moord aan zynen voorvaderen gepleegd ? Men kan 'er niet anders van zeggen dan alleen, dac hy aan zynen ambitieufe inzigten en haat tegen Lodewyk XIV. de rust der Republiek zogt op te offeren, door haar in een Oorlog met Vrankryk in te wikkelen. En offchoon gy zfggen moogt, dat de 8000 man reeds waren opgetrokken toen de werving wierd voorgëflaage, en men dus reeds den oorlog met Vrankryk verwagten moest, zo dat het 'er niet meer op aankwam om te herhaalen wat men had moeten doen, maar om zig nu daadlyk te wapenen , zo antwoord ik voor eerst , dat die oorlog nog geenzins zeker was, indien de Staat niets meer deed als de 8000 man aan Spanje te verkenen. Maar ten tweeden , de 16000 man nieuw aan te werven (waarvan zo aanftonds nader), maakte aan den eenen kant den oorlog daadlyk onvermydelyk , en kon aan den anderen kant niet voldoen aan het voorgewende oogmerk , om de Republiek te verdeedigen; gelyk zulks ten klaarfte ook mede door de Staaten van Vriesland in hunne Refolutie van February wierd aangetoond; ook waaren hier toe reeds 50,000 man , en indien zyne Hoogheid 'er op gezet was geweest om voor de veiligheid van het Gemeenebest te zorgen, waarom was Hy dan zo  ( 3i ) zo nalaatig om de Frontieren van den Staat, die Hy onvoorzien liet blyven, in fecuriteit , en beboorlyk poftuur van defenfie te brengen, gelyk de Heeren van Middelburg duidelyk, eerst in hun advys in February ingebragt (*), en naderhand in hun nader advys van den 21 Maart (f) zeggen (§); zo dat al die zorg voor de veiligheid der Republiek flegts een zo dunne dekmantel was , dat men 'er oorlogzugt, en eige bedoelingen beide duidelyk door heen kon zien. Dan ik keer te rug ter zaake. Niettegenftaande dan dat de Staaten niet meer verpligt waaren, wegens het gehouden gedrag van Spanjen , de beloofde 8000 man aan die Kroon te leveren , heeft men egter zulks gedaan , allerwaarfchynlykst om zyne Hoogh. Willem de III. genoegen te geeven, dewyl 'er te dier tyd volftrekt geene andere reden voor was. Zo dra had ondertusfchen Prins Willem de orde niet ontvangen om de gemelde 8000 man naar de Nederlanden te doen marcheeren, of hy vond goed, de nieuwe werving van 16000 man voor te Haan, na dat hy volgens het verhaal van zommigen in plaats van 8,000 (*) Holl. Merc. 1684. p. 74-76. (f; Ibidem, p. 84. (§) Ibidem, p. 87-89.  1 C 3* ) 8,coo, 14000 man had doen optrekken (*). Men wist dat Lode w yk een leger van 40,000 by (*)■ D'Avaux , Negotiat. Tom. I. p. 330 , uit wien Wagsnaar het heeft overgenomen Vad. Hifi. XV. D.-p. 140. Dog ik zal aan de getuigenisfen van d'Avaux het zwaarfte gewigt niet hangen. Gy hebt u van zyne Memoires bediend op de voordeeligfte vvyze, die u mooglyk was, en daar door aan my het recht gegeeven om zulks ook te doen ,en daargy door zyn getuigenis zo dikwerf aan te haaien , hem aan uwe landgenooten voordraagt, als eenen geloofwaardigen Schryver; zo zoud gy, ingevalle het myn voorneemen was om onze voorige Stadhouders haatlyk te maa. ken, zo als uw voorneemen geweest is Amfierdam te doen, my voorzeker hier toe geene beteren Sehryver konnen ver. gunnen dan d'Avaux. Maar daar ik het tot myneii grondregel heb aangenoomen, om der waarheid, en niets anders hulde te doen , en in het aantoonen der gefchiedenisfen , niet op gezegdens , maar op gebeurenisfen zelve te bouwen, zo zal ik hem niet dan fpaarzaam , en ingevallen van noodzaak gebruiken. Het komt my zeer onwaarfchyn. lyk voor, dat Hy geloof zou verdienen, in alles wat Hy verhaalt; en dit heeft hy by my gemeen met alle Ambasfa. deurs, welke hunne verhandelingen zelve voor de drukpers hebben gereed gemaakt; dewyl dezen nooit zo zeer moeten 'dienen, om de gefchiedenisfen lich t, maar meest al om de handelingen van den Gezant roemby te zetten; ten einde ons te doen erkennen met hoe veel fneedigheid en vernuft hy zig heeft weeten te redden uit de neteligfte intrigues van een hof; die hy derhalven uit eerzugt verpligt is tienmaal intricater voor te diaagen, dan zy in de daad geweest zyn. In kort 1 Am-  ( 33 ) by een verzaameld had, en kon zeer ligtelyk begrypen dat de onderfteuning van Spanjen door de Staaten by Lodewyk niet vriendelyk zou wor» den opgenoomen, maar dat de Republiek allerwaarfchynlykst hier door in eenen algemeenen oorlog met Spanjen tegen Vrankryk zou worden ingewikkeld. En offchoon ik het niet voor waarheid opgeeve dat de Prins, zo als d'Avaux zegt (*) fjooo man meer had doen optrekken, als hem order gegeeven was, (waar van d'Avaux zegt de bewyzen aan de Heeren van Amfterdam ter hand gefield te hebben [f] ) zo is het egter zeker dat .zyn Hoogheid meerder Troupen had doen optrekken , dan zyn Souverein aan hem gelast, had, blykens den inhoud van de Refolutie der Vroedfchap op den 29 December genoomen (§), waardoor de Stad ontegenzeglyk bevestigd wierd in de gedagten dat zyn Hoogheid daadlyk de Republiek in den oorlog met Vrankryk zogt in te wikkelen. Dan ik denk niet, dac het Ambasfadeurs zyn in hunne fchriften meer Panegyristen en Vituperatores als Gefchiedfchryvers, en het Egoismus fpeelt doorgaans de hoofdrol op het gefchiedkundig toneel, het welk zy ons vertoonen willen. (*) Zie vooral zyn //. Deel, p, 105. (f) Ibidem. (J) Refol. Vroedf. Lr. P. 20 Dec. 1083./. 302.  (34) het noodig zal zyn hier wederom in het breede aan te toonen, hoe zeer het de zaak onzer Republiek te dier tyd was den Oorlog, vooral met Vrankryk, te vermyden ; myne brieven zouden op die wyze nimmer eindigen; weshalven ik my hier in flegts beroep op het getuigenis der tyden; en ik beloof alles aan u gewonnen te zullen geven, indien gy my bewyzen kont, dat een Oorlog met Vrankryk, of toe, of ooit, ons voordeel heeft konnen-aanbrengen. Ik befluit'erdan uit, dat de Stad van Amfterdam de Republiek geen wezenlyker dienst te dier tyd kon bewyzen, dan al dat geene te beletten, wat ons met zulk eenen oorlog dreigen kon , en daar de werving van 16000 man hier toe regelregt den weg baande, zo heeft zy gehandeld als een braaf, eerlyk, en Vaderlands lid van den Souvereinen Staat, door zig te verzetten tegen den Stadhouder , in zyne voor ons nadéelige demarches; zo dat uwe eerfte befchuldiging van rondsom geheel vervalt, en ik dezelve geheel zou konnen laaten vaaren, had ik geen lust, om met de vinger eerst nog eenige onwaarheden uit uw Politiek Vertoog by deze ge. legenheid aan te wyzen. Na dat dan op den 13 September het fecours aan Spanjen was toegeftaan , was Zyne Hoogheid terftond op de nieuwe werving bedagt. Hy  ( 35 ) Hy liet dezelve derhalven op den 29 daar aan volgende door den Raad van Staaten direct voorflaan (*), zelf lang eer Spanje nog den oorlog aan Vrankryk verklaard had. Dan Gy zegt (f) dat Men noodzaaklek oordeelde dit voor/lel te doen. Dog wie die Men geweest zyn, blykc my niet, daar het in de daad niemand noodzaaklyk toefcheen, dan zyne Hoogh. en zulken, die om genoeg bekende redenen getreden waaren in de belangen van zyn Huis. Gy voegt 'er by, dat de meeste Provinciën zig welhaast tot dit voorfiel lieten overhaalen (§). Dan dit is ten eenemaal bezyde de waarheid. Gy fchynt hiervan de gefchiedenisfen niets meer te willen weeten,dan het geen by Wagenaar ftaat op bl. 141 van hetXV. Deel zyner Padtfift. alwaar hy niet zegt, met de woorden dien gy opgeeft , dat de meeste Provinciën *er zig wel haast toe lieten overhaalen , maar aldus , de Staaten van verfcheidene gewesten waaren niet zeer gereed om tot de werving te flemmen. Maar lees de Hollandfcbe Merkurius („) en Sylvius (1; na, O Holl. Merc. 1683. p. 210. Sylvius, XXI. B. p. 93. Wag£NAar, Vad. Htfi. XV, B. p. 140. (f) Politiek Vertoog, p. 10. Ibidem. U) D. XXX, p. 1-93. {O Sylvius, XXII. B. C 3  ( 36 ) na, beide op het jaar 1684, en zo het u te veel moeite is flaa dan Wagenaar op eenige bladzyden verder als gy hem hebt aangehaald (*), en dan zult gy zien , dat Gelderland alleen eenpaarig , Holland, en Zeeland by meerderheid , Utrecht door een noodzaaklyk gevolg van de verandering in hunne Conlh'tutie in 1674 voorgevallen (f), en Overysfel draaiende , 'er toe beflooten hebben, maar dat de beide Provintien van Friesland , en Stad en Lande dezelve volftrekt hebben afgefïemd. Het is by deze gelegenheid ook nog der moeite waard eens na te leezen, hoe men in Friesland dagt, en handelde omtrend het fluk van bezending, dog dat zal my flrak tydiger te pasfe koomen. Vervolgens zegt gy, dat in Holland de Edelen en meeste Steden 'er in bewilligd hadden ; dat Delft alleen eenpaarigheid vorderde; het welk gy alleen bybrengt om ons te doen gelooven dat het Amfierdam alleen geweest is, die zig tegen den Prins verzet heeft, terwyl gy zorgvuldig ver- myd (*) Vadert. Hifi. XV. D. p. 209,219. (f) De Gefcbiedfchryvers zeggen anders niet, als, bet Confent van de Provincie van Utrecht op den 22 Dec. 1683. al gedraagen wierd den 4 Febr. ter vergadering ingebragt. (Vid. Holt. Merc. 1684. p. 87. Sylvius , XXII. B. p. 29.) Die gehoorzaame onderdaanen fchynen'ergeene debatten over gehouden te hebben.  ( 37 ) myd hebt op te geeven , wat 'er in de andere Provinciën by deze zelve gelegenheid is voorgevallen (*). Maar let eens ; Wat was de reden' volgens u, dat Amfterdam zig zo ftout tegen zyne Hoogh. aankantte in het weigeren van haare toeftemming tot nieuwe werving. Deze ; de zaaken waren in Amfierdam op eenen andere (f) voet gekoomen. De Graaf d'Avaux, Gezant van Lodewyk de XW hield eene geheime correspondentie met d& Stad van Amfierdam ; uit hoofde van dez? had Amfierdam zig eerst verzet tegen het verkenen van fecours aan Spanjen, en vervolgens tegens de werving (§). Ik moet hier vooraf zeggen dat wat de handeling van d'Avaux met Amfterdam betreft, dewyl gy zo veel klem aan dezelve byzet,enzegt dat C*) By voorb. te Middelburg. Zie Holl. Merc. 16S4, p. 74-87. (t; Wat die andere voet hier wil zeggen , betuig Ik niette konnen gislen. Maar fagt! het valt my al in;Zy was van te voren, volgens uw, gewoon denPrins te fineeken om hulp enbyQand, en zig uit hoofde dier verpligting altoos zeer onderdaanig te gedraagen, het welk ik zelve heb opgehelderd in myne derde Misfive onder het jaar 1672. Maar dat was nu over, de zaaken waren nu op eenen anderen voet gekoomen; men fteunde nu op d'Avaux, en achte geeuen Prins meer noo. dig te zullen hebben. Regt zo!!! (5) Politiek Vertoog, p. 10. C 3  ( 38 ) dat het gebeurde van dien tyd zeer veel gelykt naar het geen wy onlangs hebben zien gebeuren, dat ik onder hetjaar 16^4 deze zaak geheel agter een zal afhandelen, en thands, zonder my over de fchuld of onfchuld van Amfierdam in deze zaak hier nog uit te laaten, alleen maar zeggen, dat gy hier ter plaatfe, wat het gebeurde betreft, en ïn uw Politiek Vertoog, en in de Geest, wederom gruwzaam de waarheid verkragt en de gefchiedenis geweld hebt aangedaan. Voor eerst in uw Pelitiek Vertoog (*), alwaar Gy zégt, dat d'Avaux , terwyl de Prins de werving voorfloc-g, het welk op den 29 September geweest is (f), reeds eene geheime onderhandeling hield met die van Amfterdam, ja zelf reeds voor dien tyd, dewyl gy voorgeeft dat de Stad zig, uit hoofde van die geheime correspondentie reeds verzet had tegen het leenen van fecours aan Spanjen; dus tragt gy ons ook wys te maaken dat die geheime verftandhouding reeds plaats gehad heeft voor den 13 September,op welken dag het befluit genoomen is om Spanjen by te ftaan (§). Dit poincr, is hier van gewigt Myn Heer! Ik eisch derhal ven uwe (*) Ibidem, regel 24. Ct) HolL Merc. 1683. p. 310. Q) Ibidem, p. 303.  C 39 ) uwe bewyzen. Waar zyn dezelven ? Nergens. Gy zegt, dat zulks naderhand bleek, en dat is al het bewys dat gy hier voor aanvoert. Wel wat bleek 'er dan naderhand? Dit, dat de Graaf d'Avaux op den 9 January (*) eenen brief gefchreeven heeft aan zynen Meester, welke eenige particulariteiten behelsde, raakende zyne by u genoemde verftandhouding met die van Amfterdam. Maar waar blykt uit die brief, dat 'er zodaanig eene geheime verftandhouding reeds voor den 13 September heeft plaats gehad ? Waar blykt uit die brief dat uit hoofde van die geheime verftandhouding Amfterdam zig verzet heeft tegen het geeven der 8000 man aan Spanjen ? Waar, dat zy al mede uit hoofde van dien , van den beginne af aan zig tegen de werving gekant heeft ? Rouleert de inhoud van den ganfchen brief niet over die Epoque , waar in de Prins op het punét ftond van de werving by meerderheid van ftemmen door te dringen, en dus over zaaken die gebeurd zyn even voor den 31 January, waar op die conclufie daadlyk by de meerderheid genoomen wierd (f) ? De voordragt derhalven van zaaken in uw Politiek Vertoog is dus wederom geheel van (*) Wagenaar, Fad. Hifi. XV. D. p. 169. (t) Holl. Merc. 1684. p. 14. c4  C 40 ) van bewys ontbloot, en ten eenemaal calumnieus en leugenagtig , daar gy te kennen geeft, dat Amfterdam d'accord mande met d'Avrtux zie eerst tegen het fecours aan Spanjen, en vervolgens regens de werving verzettede; iets dat voor kundigen zelf niet den fchyn van waarheid hebben ku.;, als die overtuigd zyn, dat deze Stad haare handelingen nimmer heeft ingerigt enkel om het huis van Oranje te dwarsboomen, maar dat liefde tot haar Vaderland, zorg voor de vryheid, waakzaamheid voor de wezenlyke belangen van het gemeenebest, haar altoos,zonder,nog deneenen, nog den anderen naar de oogen te zien , regt door zee hebben doen gaan Zo dat zy niet noodig heeft gehad om juist met den Gezant des mededingers van Willem III een befluit te neemen om zig tegen de werving te verzetten, dewyl zy door Willem III. hier in tegen te gaan, geenzins het voordeel van Lodewyk XIV. bedoelde, maar alleen het voordeel der Republiek, en die van Vrankryk derhalven flegts voor zo ver het belang, en de inzigten^vanLodewyk ondergefchikt waaren aan en overeenkwaamen met het wezenlyke heil des Vaderlands. Dog Itraks hiervan nog nader. Maar nu ten tweeden de Geest op deze hoogte eens nageleezen. Voyons,. „ Het gevaarlyk Sy-  ( 41 ) „ flema te Amfierdam ingeworteld heeft men „ dank te weeten hyzonder aan de Graaf d'Avaux; die flimme Staatsman begreep te regt, „ dat hy zynen Meester geen grooter dienst kon „ doen, dan met voor den zeiven een party on„ der de Natie te verwekken (*)." Rifum teneatis amici? Het lust my in de daad niet al die kinderagtige gezegden op nieuw te gaan zitten refuteeren. Wat het fyfthema van Amfterdam betreft,daar omtrend heb ik u in myne voorige genoeg gezegd (f), om te doen blyken, dat deze Stad het zelve aan geen Franfchen Ambasfadeur verfchuldigd is, maar alleen aan de gezonde begrippen, die haare Regeerers altoos in ftaat zyn geweest zeiven te vormen, zo aangaande de gefteldheid, als de wezenlyke belangen der Republiek: Ten anderen, is het, ter aantooning van den grond van het ftraffchuldig, of onwettig gedrag van Amfterdam, te dwaas om van te reppen, dat d'Avaux een party in de Republiek tot voordeel van Lodewyk XIV zou hebben zoeken (NB) te maaken. Waar blykt zulks uit? (t) De Geest, p. 7. (§) Derde Misfive, p. 41-84. C 5  (52 ) uit? Wierden de gedagten van Amfterdam dan eenigzins door zyne inftruftien veranderd of verleid? Hebben haare Regeerers zederd den tyd van d'Avaux anders gehandeld als van te vooren ? Zou Amfierdam, indien 'er nooit een dWvzvx in rerum natura geëxlïeerd had, zig ooit anders gedragen hebben, als zy gedaan heeft? Vorderde het inwendig belang onzer Republiek, zederd eeuwen her, niet eene goede verftandhouding met Vrankryk? Wat had het jaar ?2 aan Nederland, en de gevolgen van hetzelve aan Republicainen geleerd? maar al genoeg. Laaten wy verder zien. „ Ter bereiking, zegt ge, van dit oogmerk verfchafte de verfcheidenheid van zo veele te- „ genover elkander gesteld!; belangen, die ,, alleen vereenigd hlyven door de onderlinge nood„ zaak die 'er is om elkander wederzyds te on3, der (leunen , (iets het welk nergens zo zeer plaats vindt dan in de Vereenigde Provinciën) hem de gunftigfte gelegenheid" (*). Ik denk dat het uitfchryven dezer niets beduidende woorden, reeds genoegzaam is om dezelve te wederleggen, naa alles wat ik over de door u uitgevondene fraaije onderfcheiding van tegenoverge/lelde belangen, in myne voorige gezegd heb. Ik (*) De Geest, p. 9, 10.  ( 43 ) Ik haast my liever om een Haal van uwe verhevene wysbegeerte aan den dag te leggen. „ De hoogmoed,"dus gaat ge voort, „ enzugt „ tot vryheid,zo byzonder eigen aan groote Ste„ den, haar vermoogen, dat hier de oorzaak van ,, is, haar invloed, die 'er het gevolg van is, en „ bovenal de commercieele naariever, die onaf- fcheidelyk daar mede verknogt is, begunflig- den ongemeen zyn oogmerk om Amfierdam aan , zig te verbinden. Hy vleidde haare laatdun„ kenheid, verhef te haar magt, moedigde haar „ zugt naar onafhanglykheid aan, en boezemde „ haar den grootflen haat in tegen Engeland, „ en geen minder wantrouwen omtrend alle de „ geenen, die de oogmerken dier Natie mogten „ begunfligen (*). Vermeerder, zyde Hy, uw „ Zeemagt, en meer andere fraaije dingen. Schrandere d'Avaux ! Gy verdient in de daad de bewondering en hulde van het nageflagt. Hoe weet Gy de menschheid aan te tasten in haare tederheid en diepfte fchuilplaatzen ! Het geen zomtyds moeilyk is by een enkel lid der maatfchappy te weeg te brengen, brengt Gy ten uit* voer met eene Waereldstad ! Hoe gevoelig ben ik aan de verpligting, die Amfterdam aan u- we (*) De Geest, p. 7, 8.  C 44 ) we verdienden heeft, daar Gy de eerde zyt geweest die hare wezenlyke grootheid aan haar ontdekt, en haar het gebruik hebt aangeweezen, dat zy van dezelve behoort te maaken! Aan U, die haar hare wezenlyke belangen hebt leeren kennen; die haar geleerd hebt, dat zy tot befcherming van haaren koophandel eene fterke Zeemagt noodig had; die haar onder het oog gebragt hebt, dat eene te groote landmagt onnoodig, voor haar gevaarlyk, en zelf tegen haar gebruikt zou konnen worden; iets dat zy nog nooit begreepen had, zelf niet in het jaar 1650. Maar groote d'Avaux! welk eene verpligting hebt ook Gy niet aan den Schryver van de Geest en van het Politiek Vertoog, daar hy de eerfte is geweest die alle uwe groote hoedaanigheden en vryheidlievende handelingen aan ons ontdekt heeft ! Zy waren ons tot nog toe geheel onbekend, maar wy zyn blyden eindelyk eens te weeten, waar Amfterdam het fchoon fyfthema dat zy byna een eeuw voor uw gezandfchap reeds gevolgd had, heeft geleerd. En wy twyffelen niet, of'er zal in de negentiende eeuw ook wel iemand "opflaan, die aan zyne Doorl. den Hertog van Wolfenbuttel de uitvinding toe zal fchryven van het fyfthema onzer voorige Stadhouders, het welk Willem I. reeds gevolgd heeft. Maar  (45) Maar al genoeg. Ik keer te rug naar het Politiek Vertoog. Op uwe valfche en onbeweezene(*) veronderftelling, dat de Heeren van Amfterdam reeds voor den 13 September eene geheime verftandhouding gehad hebben met den Graaf d'Avaux , gaat gy al verdervoort, en verhaalt ons dat, kort daar op [dit is wederom tegen de waarheid, het gefchiedde omtrend 2 maanden laater namelyk op den 5 November (f) ] van den kant van Vrankryk eenen voor/lag gedaan wierd, daar Amfierdam gelegenheid uit nam om haar gevoelen te juplificeeren (§); welk gezegde wederom moet dienen om aan onkundigen diets te maaken, dat 'er eene affpraak en overeenkomst tusfehen d'Avaux en Amfierdam was , volgens welke d'Avaux dien voorflag zoude doen , en waarop Amfterdam dan terftond zig ronduit tegen de werving zou verklaaren en haar gedrag verdeedigen. Het is waarlyk jammer, Myn Heer! dat gy geen oordeel genoeg bezeten hebt, om, gelyk gy de onwaarheden en verdraaijingen hebt weeten uit te vinden, zo ook te gelyk voldingende bewyzen voor dezelve 'er by te verzinnen; maar dewyl gy uw zeggen met geen gezag weet (*) Zie pag. 39. (f) Sylvius, XXI. B. p. 105.-- Holl,Merc, 1683.?. 222. (5) Politici Vertoog, p. 10, 11.  ( 4* ) weet te ftaaven, zo zal ik aan hetzelve ook geen gewigt hangen, en alleen aanmerken, dat wat de verdeedia^ing van Amfterdam ten opzigt van haar gedrag betrof, zy dezelve met dat gezag en dien klem van redenen wist voort te draagen op den ii of ia November (*), dat zyn Hoogh. geenen kans zag om dezelve te wederleggen ; daar de voorflag van Vrankryk daadlyk gefchied was, en geenzins flegts in eene onderhandfe belofte beftond aan Amfterdam door d'Avaux gedaan, dat zy zoude gefchieden; neen zy was gefchied , en men moest maatregelen neemen naden daadlyken toefhint van zaaken, hoe onaangenaam dat aanbod van Vrankrvk ook was voor de vuës van Willem de IIT. Amfierdam daar en boven verdeedigde zig met redenen , die niet flegts los daar hcenen wierden opgegeeven, of die fteunden op haare verIhndhouding met d'Avaux , maar die gegrond Waaren op den waaragtigen toefland van Europa; welk- : c, t. r; waaren opgemaakt door 6 Gecommitteerdens uit den Achtbr. Raad (f), en welke te gelyk eehe beantwoording behvlsden van acht gewigtige poincien (§), die de Regeering van Am. fter- (*) Ho/1.Merc. 1683, p.242. Sylvios,XXI. B> p.109. (t) V. ■ • . VêjStl v. Awft. VI. St. p. 58. (S) AUe te vinden by oAv.ujx» T. h p. 349, 35».  ( 47 ) flerdam diftinételyk ter onderzoek aan dezen Raad had opgegeeven; welke defenfie dus rypelyk bekookt, door zeven Gedeputeerden van wegen de Stad van Amfterdam aan de Vergadering van Holland wierd voorgehouden in tegenwoordigheid van Willem III. (*), die, zonder dezelve te onderzoeken , en uitfpraak te doen, naar bevind van zaaken, zeer verfloord, en, gelyk gy wel zegt (f), alle geduld verliezende, tegen den Burgemeester van Beuningen, die 't woord gevoerd had zeide, „ Dat de Graaf d'Avaux geen andere taal zou hebbe konnen voeren^ indien hy daar tegenwoordig geweest was; dat van Beuningen zyn kop kwyt zyn zou, ('t is malsch !!) als men alles ten fcherpflen onderzoeken wilde; dat hy Prins van Oranje zo veel belang by 'sLands welvaard had als Amfierdam; dat hy zig door deze Stad nooit zou laaten ringelooren, en dat hy veel minder nog zig fchikken zou naar de caprices van van Beuningen (,§). Hoe (*) Men kan ze lezen by Wagenaar, Vad. Hifi. XV. D. p„ 142,143. en by Sylvius en in de Holl. Merc. 11.11. (f) Politiek Vertoog, p. 11. (§) Deze treflyke redevoering haalt gyaan uiteen MSS. dat gy apparent nooit gezien hebt, maar overgenoomen uit Wagenaar, Vad. Hifi. D. XV. p. 143, not. (?)  ( 48 ) Hoe fchoon zyn de woorden der wyzen ter regter tyd gefproken! — Hoe ftreelend luidt die taal van eenen Stadhouder voor de ooren der Leden van zynen Souverein! Hoe betuigen zy het hartelyk gevoel van verpligting en dankbaarheid van Willem III, voor zyne weldoeners de Stad van Amfierdam, die hem, toen hy in geen huwelyk kon treeden wegens de fchulden waar mede zyn boedel bezwaard was, deed ontheffen van eene fchuld van 2 Millioenen, welke ten zynen laste liep, en waar van zy zelve viermaalhonderdduizend guldens hebben moest (*) , doende dezel ve overneemen voor Rekenin0- van de Provincie, het welk eene gifte was, die Amfterdam, als draagende 28 per Cento in de lasten van Holland, kosten moest meer dan vyf en een halve tonnen gouds. Die zagtmoedige aanfpraak en tedere vermaaning door den Prins in het karakter van Stadhouder aan Amfterdam gedaan, kon haar egter niet beweegen om van een befluit af te zien, waaraan zy duidlyk zag dat de welvaard hing van het Gemeenebest. Wat derbalven gedaan ? — Tegen haarcn wil evenwel de iöcoo man gaan werven, de (♦) Wacenaar, Befchr. v. Amft. VI. St. p. ii. Tweejaarige Gefchiedenisfen, p. 129.  C 49 ) de Unie fchenden , de Conflitutie verbreeken? Ja dat was niets; maar het geld, het geld, om die Troupen te betaalen! 'Er fchoot dan niets overig als het gewoone middel by de hand te neemen, en eene bezending aan de Stad te doen. De bezendingen gingen dit jaar ongemeen in zwang. Drie waren 'er gedaan aan Middelburg, als, een door de Staaten van Zeeland en t-wee door zyn Hoogh. waar van 'er een gefchiedde door Pesters, en de andere in eigen perfoon (*). De vierde gefchiedde aan de Stad Goes (f); de vyfde wierd aan de Provincie van Vriesland aangefchreeven ; dog deze Heeren weinig achting voor de bezendingen hebbende, antwoordden aan HH. HH. MM. dat zy gerefolveerd hadden met betrekking tot de confiderabele bezending , die uit het midden van HH. HH. MM. aan Hun pond gedaan te worden, om voor de eere van die gedecreteerde bezending te bedanken, en te verzoeken dat HH. HH. MM. in dat ongemaklyke faizoen van het jaar die moeite beliefden te befpaaren, te meer dewyl dezelve de werving concerneerde, waarop reeds met eenpaarigheid by hen lieden was gerefolveerd, zo dat (*) Holl. Merc. 1684. p. 81, 82. (t) Ibidem, p. 85. D  C 50 ) dat daar in geen de alderminjle verandering te verwagten ftond (*). Zo bcfchouwde men te dier tyd het ftuk der bezendingen in Vriesland. Dan daar het eene gewoonte geworden was om overal, waar men eenigen tegenftand vondt, ten eerden derwaards eene bezending te doen, zo kan het ook niemand verwonderen, dat men 'er ook eene zondt naar Amfterdam. En hadden de Regeerers der Stad op den 2 Augustus 1653 ter vergadering van Holland 'er niet in laaten voorzien, zo had men haar veelligt thands wel wederom eene bezending gedaan gelyk in de Jaaren 1639 en 1650 uit de vergadering van HH. HH. MM. maar dewyl uit hoofde der toen genoomene Refolutie (f) eene zodaanige deputatie geen gehoor verkrygen zou, zo was men genoodzaakt den regten weg te volgen met haar eene bezending te doen uit de vergadering van Holland j waartoe men befloot, na evenwel vooraf eenen zeer vriendelyken brief, van het zelve alloy als de (*) Ho!!. Merc. 1684. p. 89. Edoch ten tweedenmaale aanfchryving krygende, zo wilde men de bezending wel ontvangen , dog zy wierd ras met het bovenflaande rapporr wederom naar hnis gezonden. (t_) .Refol, van Confideratis ten tyde van J. de Wit , p. ï, 2,  C 51 ) de aanfpraak van Zyne Hoogh. boven gemeld, aan de Stad gefchreeven te hebben Gy zegt van deze bezending, „ dit was die „ fatneufe mefure, die in het jaar 1650 zo vee„ le onaangenaams gevolgen te Amfterdam ge„ had had (f)." Dit gezegde toont wederom uwe onkunde in onze gefchiedenisfen. Tot uwe onderrigting dient dan, dat deze bezending van eene gansch andere natuur was als die van het jaar 1650. Die van het jaar 1650 was op eene illegale en inconfliiutioneele wyze gefchied door HH. HH. MM.; maar deze gefchiedde op eene wettige en met de conftitutie overeenftemmende wyze, door den Souverein van Holland uit de vergadering van HH. EE. GG. MM. En wat de fameusheid der mefure van de eerstgenoemde bezending betreft, dezen fiern ik volkoomen toe, zy was zelf infaam zo gy wilt; maar dat deze laatfle ook eene fameufe mefure, gelyk aan die van het jaar 1650, zou geweest zyn, hebt gy zeer abufivelyk begreepen. De zesde bezending dan zakte op den 15 No- vem> (*) Wagenaar, Vad. Hifi. XV. D. p. 144. Befebr.v. Amfi. VI. St. p. 63. enz. Ch) Politiek Vertoog, p. n. D *  C 52 ) vember af naar Amfterdam (*).. Zyne Hoogh. zig wel herinnerende met hoe veel klem van redenen , en hoe onweerlegbaar deze Stad haare handelingen reeds verdeedigd, en gebillykt had in de vergadering van Holland, had eerst weinig genegenheid om zig by de bezending te voegen, te meer naar eene Stad, die hy by die zelve gelegenheid zo grievend, en verregaand beleedigd had, en hy was te wel bewust van den wezenlyken toeitand der zaaken dan dat hy zig durfde belooven dat de Regeerers dier Stad eenige nieuwe reden konden hebben, om voor als nog van hun welgegrond befluit aftegaan. Men zogt Hem evenwel hier toe te overreden , dewyl Hy indedaad moest worden aangemerkt als de eenige dryfveer van alle de toenmaaligeonderneemingen, gelyk Hy zig dan ook zulks liet welgevallen. Amfterdam ontvong de leden der bezending met alle behoorlyke eerbewyzing; dog toen deze het oogmerk haarer komst bekend maakte, en geene andere redenen voor haaren eisch by kon brengen, dan die welke door de Gecommitteerden uit den Raad van Amfierdam te vooren reeds zo bondig wa- (*) Wagen/ar , Vad. Hifi. XV. D. p. 145. Befcbr. v. Aihfi. VI. St. p. 65, enz.  ( 53 ) waren wederlegd, zo was het ligt op te maaken, dat deze bezending geheel vrugteloos moest afloopen; en het zou indedaad der Stad tot eene eeuwige oneer geftrekt hebben, indien zy, zonder eenige reden, van een gevoelen en belluit had afgeweeken, het welk zy kort te vooren zo manlyk had wreeten te verdeedigen. Neen! Wysheid en Standvastigheid, voorzitters in haare vergadering , deeden haar zeer befcheiden antwoorden, dat zy by haar befluit moest blyven, cn haare item tot de werving volkoomen weigeren. Men kan het een en ander breedvoerig lezen in de Refolutie der Vroedfchap van den i3 November 1683 (*). Hier op deedt zyn Hoogh. die treflyke aanJpraak, gelyk gy dezelve noemt (f), dog die my in allen deele onnozel, ontydig, onbedagt, en exorbitant voorkoomt. Men heeft maar te letten op de beide pasfagicn welke gy met eenen curfievletter bladz. 12 hebt laaten drukken, waar in de Prins zegt 1), Dat het in eenen Staat, als deze, uit veele Leden beftaan* de, (*) Te vinden in de Autbentique Stukken agter het II. Deel van Sylvius, p. 16. enz. (f) Politiek Vertoog, p. 12. D 3  ( 54 ) de, een onver draaglyke grondregel was , dat een Lid alle de overigen zou willen regeeren, Dit was een onnozel gezegde, dewyl 'er geen kind is die zulks zal willen bedisputeeren; het was ontydig, dewyl Amfterdam dien grondregel nimmer had, nog heeft aangenomen; of is disfentieeren van iemand, zig de heerfchappy over hem aanmaatigen? Hec was onbedagt, dewyl hec nergens anders coe kon dienen, als om fchcuring en oneenigheid tusfehen de Leden van Holland aldaar tegenwoordig , te verwekken, door aan dezen diets te maaken, dat Amfterdam hen zogt te beheerfchen. Het was exorbitant, en geheel buiten den kring der bediening van eenen Stadhouder, die wel gewettigd is als de eerde dienaar van den Staat, de gefchülen te bemiddelen tusfehen de leden van den Souverein , dien hy dienen moet, maar niet om dezelve door zulke gezegden te beleedigen, en zig een zeker gezag boven hen aantemaatigen. 2.) Het tweede gezegde is dit, dat hy zig verhonden rekende om elk lid te houden by zyn recht, volgens welk niemand hunner zig bet gevoelen zyner medeleden behoefde te laaten opdringen. Deze woorden zyn van denzelven aart als de voorige. Hier erkent hy dat ieder lid hec recht heeft, om zonder zig naar een an-  C 55 ) ander te fchikken, te (temmen volgens zyn eigen gevoelen; en nu, wat deedt Amfterdam anders dan dat zy gebruik maakte van dat recht, het welk de Prins zyns ondanks, en zonder op zyne eigene woorden te letten , aan haar toekende ; maar neemen wy ten anderen deze woorden op in dien zin, waar in zy door hem geuit wierden, zo ftrekte dit gezegde regelrecht daar heenen om de Conftitutie en de vryheid om ver te werpen , door aan de overige Leden in te boezemen , dat niemand hunner zig te ftooren had aan het verfchillend gevoelen van een hunner medeleden, en dat een ieder, zonder zig aan Amfterdam te behoeven te bekreunen , zynen gang konde gaan in het uitvoeren zyner voorneemens, zonder zig de begrippen van een ander te laaten opdringen. En wat volgde hier regelrecht uit ? Dit, dat wanneer de Leden der vergadering eener Provincie zig omtrend iets, by voorbeeld in vier verfchillende gevoelen verdeelden , dat als dan een ieder der vier partyen, zonder zig aan een der drie overigen te bekreunen, het recht zou hebben om zyne begrippen maar te doen gelden en ter uitvoer te brengen. Weg derhalven met vergaderingen; Weg met de Unie; Weg met het ganfche Gemeenebest! Of anders Weg met de Privilegiën en VoorregD 4 ten;  C56) ten ; Weg met de Souverciniteit; Weg met de duurgekogte Vryheid ! Hec overige van uwe 12de bladz. hebt gy met eenige pasfagien gevuld, die dienen moeten om Amfierdam wederom in een haatlyk dagligt, voor al aan het Huis van Oranje , te vertoonen; en bouwende op uwe voorige valfehe verdraayingen, hebt gy 'er nog wederom een onwaarheid ingevlogten, zeggende, dat indien Amfterdam gezegd zou hebben, wat zommigen (naam. lyk d'Avaux (*)) nog aantekenen, „ dat een „ der Burgemeesters verklaard zou hebben dat „ de Stad van gevoelen niet veranderen zou , „ als was het maar om aan de nakoomlingfchap „ te toonen dat zelf de tegenwoordigheid eens „ Princen van Oranje niet in ftaat geweest was, „ om de vrye raadpleegingen der Vroedfchap „ te beletten," dat ah dan dit gezegde zeer zou affleeken by de taal die dezelve Stad van Amfierdam elf jaaren te vooren , teen zy in engte was, tegen denzelven Prins gevoerd heeft, zo by monde als by gefchrifte, daar ik u in myne voorige (f) deze dubbele leugen heb onder het oog gebragt , door aantetoonen dat de Stad (**) Negoc. du Comte d'Avaux, T. II. p. 13, 14. (f) Derde Misfive p. 135-151.  ( 57 ) Stad in 1672 geenzins in engte geweest is, veel min eene fmeekende taal tegen den Prins gevoerd heeft, terwyl zy hem in dien tyd alleen behandeld heeft met die edelmoedigheid en candeur, die den Prins had behooren te beletten, om immer op zodaanig eene wyze tegen Amfterdam uit te vaaren , als hy dit jaar by herhaaling deed. Het overige dat gy bybrengt om die Stad haatlyk te maaken, weet gy niet te bewyzen, weshalven gy , na alles egter eerst by elkander gezet te hebben wat hier toe dienen kon, met eene zekere onpartydigheid 'er kwantswys op laat volgen , Dog wy willen deze laat/Ie discourfen liever gebed in twyffel trekken , gelyk Wagenaar ook fchynt gedaan te hebben, wyl hy 'er in zyne Befchryving van Amfterdam, waarin zy vooral hadden behooren herhaald te zyn, 'er in 't geheel geen gewag van gemaakt heeft. En dewyl dit zo is, is het dan edelmoedig vanu, en ter goeder trouw gehandeld, om zulke, by u twyffelagtige, discourfen op tegeeven, die tot niets anders dienen konnen, dan om aan het huis van Oranje haatlyk te doen gevoelen , welk eenen nydige en hardnekkige tegenftander hetzelve altoos gehad heeft aan het trotfche Amfterdam ? Denkt gy dat het in de negentiende eeuw, zo onze Republiek dan nog beftaat, door de afltamD 5 me-  (53 ) melingen van het huis van Oranje wel zou worden opgenoomen, wanneer men in een Politiek Vertoog over de tegenwoordige handelingen van onzen Stadhouder, na eerst zyne voorvaders te hebben doorgehaald, 'er op liet volgen, zommige tekenen nog aan (hier invoegende wat den Schry ver van hec boekje aan Neêrlands Folk van p. 61 en vervolgens opgeeft), en dat mm het dan voor genoegzaam zou rekenen 'er by te voegen, dog deze laat/ie gezegden willen wy liever geheel in twyffel trekken, dewyl andere Schryvers 'er in het geheel geene melding van maaken ? — Ik haal dit boekje aan, om dat ik aan den inhoud van het zelve even zo veel geloof flaa, als aan het verhaal van d'Avaux in de Opgave van mondelinge gefprekken, van welke nergens eenige aantekening te vinden is als alleen in zyne Negociaden. Bladz. 13. begint gy te reppen van de onderhandelingen der Heeren Hooft en Hop met den Gezant des Konings van Vrankryk Grave d'Avaux ; dog deze ganfche zaak heb ik gezegd, in zyn geheel te zullen al handelen onder het volgende jaar 1684. Ik za' derhalven nu eerst het ftuk der werving in zyn geheel afdoen, en eerst nagaan het geen gy bladz 15 en 18 nog hebt goedgevonden hier omtrend aantecekenen. Gy  (59) Gy zegt dan, dat, dewyl Amfierdam vol f rekt onverzetlyk bleef op het ftuk van de werving, men reeds voor eenigen tyd had voorgeflagen om dezelve met meerderheid te doen doorgaan,waar toe ook daadlyk op den 31 January wierd be* flooten (*). Gy vergunt u hier den tyd niet om eene billyke aanmerking te maaken, over het ongelyk het welk de Stad hier door wierd aangedaan ; ook zyt gy niet eerlyk genoeg om 'er by te voegen dat Middelburg op dezelve wyze gehandeld heeft als Amfterdam, welke Stad insgelyks nooit haare toeftemming heeft willen geeven tot de werving, zig hier in met bykans nog fterker firmueit, wegens de veelvuldige tentatien van Prins Willem, gedraagende, dan Amfterdam (|). Dog dit diende tot uw oogmerk niet; het moet alleen Amfterdam zyn , dat zig zo onverzetlyk , zo hardnekkig, zo heerschzugtig gedraagen heeft; al hebben andere Steden juist even zo, en op dezelve wyze gehandeld, dat verdient geene aanmerking ; in dezen is het niet ftraf baar, maar alleen in Amfterdam. Welk eene verregaande en verfoeilyke eenzydigheid ! Ondertusfchen had men daad- (*) Politiek Vertoog, p. 15. (f) Men kan het een en ander vinden in de Holl. Merc, 1684, p. 74-86.  C 60 ) daadlyk op den 31 January door de genoomene Refolutie by meerderheid in de vergadering van Holland, de Unie verbrooken, en 's Lands aloude Privilegiën verkragt. (Die zyn geen woorden Myn Heer! ik zal het u zo aanftonds dugtig bewyzen.) En desniettegenftaande ontzag de Stadhouder zig niet, hec by deze ééne fchennis te laaten blyven. Neen! op den 23 en 24 Maart ging hy nog verder in Zeeland, alwaar het te dier tyd nog even zo gefchapen ftond als voor den 31 January in Holland! Middelburg naamlyk bleef ook ftandvastig by haare weigering, weshalven de Prins op den 23 Maart aan den Raadpenfionaris de Hubert liet vraagen, om met meerderheid van Hemmen tot dezelve te concludeeren (*). Maar de Raadpenfionaris verklaarde uitdruklyk aan zyne Hoogh. dat zulks Jïreed tegen zyn eed, commispe, en tegens de Unie (f). Tegen die nadruklyke waarfchouwing aan, vind zyn Hoogh. evenwel goed, met voorbygaan van den Penfionaris, in perfoon de Hemmen te gaan opneemen, en even gelyk in Holland door de meerderheid tot de werving te doen befluiten (g). In gevolge van deze (*) Holl. Merc. 1684. p. 85. (f) Ibidem. C§) Ibidem, p. 86.  (ÓI) deze illegale demarche, zo liet Middelburg,even gelyk Amfierdam, een Protest aantekenen tegen zodanig eene vremde en onregelmaatige procedure. Eene der andere Steden van Holland , offchoon zelve voor de werving geftemd hebbende, Schiedam naamlyk, was mede zo gevoelig over dit krenken der vryheid van ftemhebbende Steden , dat zy reeds eer dan Amfierdam , namelyk op den 7 February (*) eene aantekening had. laaten doen , waar by zy de genoome Refolutie van 31 January in de vergadering van Holland verklaarde voor volkoomen onwettig , invalide en kragteloos, verbiedende dat dezelve voor eene Refolutie van Holland ter Generaliteit zou worden ingebragt , als zynde informeel en tegens het aloud gebruik, protefleerende tegen alle de gevolgen die zulks zou konnen hebben. Dit gaat gy ook al met ftilzwygen voorby en zegt alleen, dat Amfierdam 'er eene fcherpe aantekening tegen liet doen (f). Het is zo, Amfierdam liet op den 10 February , na dat Schiedam haar was voorgegaan , geen fcherpe, maar eene billyke proteflatie tegen het genoomen befluit aantekenen ($), en Middelburg deed zulks insgelyks op den (*) Holl. Merc. 1684. p. 18. ('f; Politiek Vertoog, p. 15. (S) Holl. Merc. 1684. p. 18.  C 6-2 ) den 24 Maart (*> Zierikzee liet zulks ook doen eerst op een 29 Maart, en naderhand nog eens op den.o April (f); zo dat 'er 4 Steden in Holland en Zeeland protegeerden tegen die onwettige overneming; het welk ik opzetlyk aanteken uw la.te.lyk gezegde te gemoed te koomen , waar m gy te kennen geeft dat het alken Amfterdam geweest ts, die altyd, zo dra zy maar hy de nngfte gelegenheden gedwarsboomd wierd ter ftondvan alle kanten luidkeels fchreeuwde van onderdrukking en van gevaar der Fryheid&e (%\ Het tegendeel blykt hier duidelyk. En welke getrouwe Regeerers moeten zig niet verzetten tegen zulke handelingen,die gelyk ik boven gezegd heb de Unie fchonden, en de Privilegiën verkragten'. Was by de Unie Art. 6,9 en ,8 niet vastgefteld, dat geenePetmen zouden ingewilligdwordendan h algemeen Conjent. Op welke Artikelen de Heeren van Middelburg zig ook duidelyk beriepen in hun nader advys Q, dog dewyl de Unie eigenlyk eene Inftrudie is voor de Generaliteit, en deze Artikelen mooglyk aan dispuut onderheevig W, en ook geenzing de grondwetten uitmaa- C) Holl. Merc. 1684. p. 86. ken (t) Ibidem, p. 86, 87. ü) De Geest. p. 7. (•) Holl. Merc, i«4. p. 83.8j>  ' (°3 ) ken der fouvereine Provinciën van den geunieer> de Staat, zo zal ik my alleen bepaalen , tot het geen in het eerfte Artikel der gemelde Unie gezegd wordt aangaande deze grondwetten van ieder der fouvereine Provinciën; het zelve drukt zig hieromtrend dus uit; dat de voorfchreeven Provinciën zig zullen unieer en, onverminderd een iegelyke Provincie, en die particuliere Steden , Leden, en Ingezetenen van dien baarluider fpeciaale en de particuliere Privilegiën, Vryheden, Exemptien, Rechten, Statuten, loflyke en welbergebragte Costumen , Ufantien , en allen anderen baarluider geregtigheden ; -waar inne zy luiden den anderen niet alleen geen prejuditie, binder ofletzel doen zullen; maar zullen den 'an> deren daar inne met alle behoorlyke en de mogelyke middelen ,ja met lyf en goed (is 't node') helpen , handhouden, fiyven en flercken , (gelyk Schiedam te dezer tyd deed) befcbutten en ook befchermcn.jegen allen en een iegelyken, wie, en boedaanig die ook zoude mopgen wezen (dus ook tegen Willem III), die hun daar inne eenige datelyke inbreeke zoude willen doen ; waar uit ten alierduidelykften blykt, dat het verbond der Unie alle de Steden van iedere Provincie laat verblyven by haare rechten, en privilegiën; zo dat, indien de Steden in dezelve daadlyk koomen gekrenkt  ( °4 ) krenkt te worden, de Unie moet gehouden worden ook met de daad verbrooken te zyn. Door de voorgemelde Refolutie by meerderheid genoomen, wierden ondertusfchen de Steden van Holland en Zeeland daadlyk in hunne Privilegiën gekrenkt , Privilegiën welke niet iteunen op loutere costumen en ufantien, maar op de fchriftelyke Charters en vergunningen der aloude Graven; ingevolge van welke geene petitiën mogten worden gedaan en vastgelield by pluraliteit; zo zegt by voorbeeld het XXXVI Artikel van het Groot Privilegie van Vrouw Maria van Bourgondien : „ item, indien eenige beden ons, „ of onze nakoomeüngen; in toekoomende tyden „ by eenigen van denvoorfz. Landen of /leden van „ denzelven geconfenteerd ende belieft worde, zoo ,, zouden nogtans die andere platte landen en „ feeden, die in denzelven Beede niet geconftn„ teerd nog belieft en hadden, ongehouden en on„ verbonden zyn en blyven, iet daar in te gelden, „ contribueeren of bet aaien, niet tegenflaande ook dat die meerendeel der voorfchreeven landen en ,, fis den daar inne geconfenteerd ende belieft „ hadden" En het was niet door dit Privilegie, dat de Steden voor de eerfle maal het recht bekwaamen, om ieder voor zig zeiven te confen* teeren, of te weigeren tot het betaalen der beden  («5) den of petitiën; voorzeker neen ! Het Groot Privilegie van Vrouw Maria was niets anders f dan eene herflelling der oorfpronglyke rechten van de .aloude Landzaaten, welke al langzaamerhand op eene onwettige wyze door deGiaaven waaren bemoeid geworden (*j; ingevolge van welke aloude .rechten zy ook eens aan Hertog Ka rel L Vader van Vrouw Maria een antwoord gaven, waar uit dit recht niet alleen bleek aan hun toe te koomen, maar waar, uit ons daar en boven het egt karakter onzer vryheidlievende Voorvaderen van dien tyd ten allerduidelykiten blyken kan; toen naamlyk K ar e l hen geduurig met beden, zo van geld, als volk lastig viel, mede tot het voeren van buitenlandfche. oorlogen, gaven zy hem ten antwoord ,quils le rccongnoffoient pour leur Prime & naturel Seigneur, & que s'ils le fentoyent eftre prifonnier, ou enclos entre fes ennemis, ils vendroyent & engageroyent tout ce quils avoyent a leur pouvoir, pour Pentirer eh na authorifatie van hunne principaalen 'öncvan*, gen te hebben, wierden ook de Heeren Hooft , en Hop gecommitteerd, om te hooren wat de Ambasfadeur aan hunne Stad te zeggen had (*). De voornoemde Heeren gereed (taande, wegens, het fcheiden der vergadering, om naar Amfterdam, te retourneeren , gingen dan in perfoon by den Ambasfadeur; dewelke, hen klaagde over eenige, ongeregeldheden, die te Amfterdam gepleegd wierden , met betrekking tot het vaaren van eenige Amfterdamfche en Franfche beurtfchepen, waar van, de Gedeputeerden aannaamen hunne Principaalen te zullen berigten , en denkenden dat dit alles was/ wat d'Avaux hen te zeggen had, (tonden zy op, om heen te gaan, zonder zig verder in eenig gefprek met hem in te laaten (f); doch d'Avaux, hervatte het woord en zeide , dat hy ben nog meer, en dingen van meer gewigt te zeggen had, communiceerende hen hier op , dat de Koning zyn Meester , als zeer genegen zynde tot den vreede , het bepaalde termyn aan Spanjen vergund om zig op de aangebodene voorwaarden te declareeren, wilde verlengen tot den laatften Januari) Wagenaar , Vad. Hifi. XV. B.p. 151. Holl. Men. Sylvius 11. 11. (f) Ibidem. ..... ... \ . •» E 5  C 74 ) nuary (*); het welk de Gecommitteerden ook aannaamen aan hunne Meesters te zullen berig'en, vraagende hier op, wat de Koning doen zoude, indien ook dit termyn vrugteloos verliep ? Waar op zyn Excell. antwoordde , dat hy geduurende dien tyd met Hun Hoog Moogende wilde concerteeren over alle zodaanige expeditien, als tot onderlinge gerustheid zouden konnen (trekken, met by voeging, dat de Koning zyn Meester genege gevonden zou worden, om zyne wapenen uit de Nederlanden elders heen te voeren , indien HH- HH. MM. van hunne zyde hem wilden verzekeren , dat Hy door hunne wapenen niet Zou worden geattacqueerd, en dat zy die troupen zouden willen te rugroepen, die NB. boven den inhoud der Tra&aaten naar de Nederlanden waren afgezonden. Van het een en ander naamen de Gecommitteerden aan, aan hunne Committenten kennis te zullen geven (f); waar op zy nog denzelven dag naar Amfterdam vertrokken, alwaar zy terftond het gepasfeerde aan Burgemeesteren communiceerden, dewelken daar op, gezaamenlyk met (*) Dit deedhy kort daar op ook fchriftelyk aan de Aigemeene Staaten. Holl. Merc. 1683. p.a+ö. (t) Wagenaar,Fad. Hifi. XV. D. p. 152,Htll.Mere* 1684. p. 54, 55. en Sytviusl. 1.  ( 75 ) met de Heeren Commisfarisfen van den Achtbaaren Raad gedelibereerd hebbenden begreepen, dat het, om vaste mefures ter bereiking van den vreede te konnen neemen, van de uiterfle importantie was , te beletten, dat de voorfchreve verklaaring van den Grave d'Avaux, behelzende de verlenging van het termyn, niet wierden geim. puteert aan verkeerde motiven, maar zorge te draagen, dat de Leden de waare oorzaak wisten , waar aan dezelve toe te fchry ven was; als mede dat men wiste, op welke gronden het boven aangehaalde eloignement van 's Konings Troupen uit de Nederlanden lieunde. Weshalven zy hunne Gedeputeerden last gaaven (*), om by hun retour (*_) Ik geef dit eenigzins breedvoeriger op, dewyl Wagenaar hier ter plaats in zyne Fad. Hifi. D. XV. p. 153 een abuis begaan heeft, door te zeggen dat de Gedeputeerden last kreegen, om der vergadering van Holland te doen begrepen, dat de voorflag van d'Avaux,om den tyd aan Spanjen gefteld te verlengen tot primo February, niet moest worden toegefchreeven aan verkeerde oorzaaken; het welk immers prematuur en ongefaifonneerd geweest zou zyn, dewyl d'Avaux dien voorflag toen nog niet aan de Staaten gedaan had, het geen eerst gefchiedde op den ao Dec. den zeiven dag, dat de Gedeputeerden wederom vertrokken naar den Haag. Zyne mistasting is ontftaan uit een verkeerd begrip van het verhaal der Heeren van Amfterdam. Holl. v Merc.  C 76) töur in den Haag , daadlyk den Graaf d'Avaux te gaan begroeten , en hem te verzoeken , dat hy aan den Staat, of aan zodaanige Leden van denzelve , als . hy zou konnen goedvinden, bekend zou maaken alles wat hy hen gezegd had omtrend de dispofitie van den Koning zyn Meester zo ter bevordering van den vreede, als tot de vervoering zyner wapenen uit de Nederlanden naar elders; en dat zy Gecommitteerden, om zyn Excell hier toe te induceeren, deze reden zouden hebben te gebruiken, dat, dewyl de Heeren van Amfterdam in 't particulier met hem in geen concert konden treeden, over het geen tot gerustheid van den Koning zyn Meester dienen kon , het noodig was, dat de voorzeide Communicatie' ook aan andere Leden van den Staat, en vervolgens aan den Scaat zelve gefchiedde, om daar op ordentlyk te refolveeren ; remonftreerende ook verders aan zyn Excell. de necesfiteit in welke de Heeren van Amfterdam waren , om onder hen niet te konnen houden de kennisfe van zaaken van Men. 1684. p. 55 en Sylvius XXII, 23. alwaar eene al te lange Parenthefis de zin zeer duister maakt, weshalven ik dezelve duidelyk heb willen opgeven. Het abuis is door Wagenaar zelf eenigzins verbeterd in zyn Befebr.v Am/1 Vj.Su p.76, 77.  C 77 ) van zo hooge importantie , de dienst van het Land concerneerende; en dies, by aldien zyn Excell., buiten verwagting, daar omtrend fcrupule zoude moogen maaken , dat zy Gedeputeerden (om aan de Leden niet te onthouden, het geen tot beter directie in eene zaak van zo veel gewigt konde dienen) aan den Raadpenfioriaris, en aan de Leden, zo zy best geraden zouden vinden, ken? nis zouden hebben te geeven van al het voorgezegde , gebruikenden hierin allen mooglyken Ipoed en applicatie (.*}. De Gedeputeerden dan vertrokken den 29 December met dezen last wederom naar den Haag, en volvoerden nog dien eigen dag hunne commisfie by d'Avaux; doch d'AvAüx gaf Hun tot antwoord , dat hy wel geene zwaarigheid maakte om te communiceeren de dispofitie van den Koning zyn Meester tot bevordering van den vreede en confervatie van vriendfchap met den Staat; dog dat hy difiiculteerde om zig rondelyk te expliceeren op de diverfie van zyne Majelleits troupen naar elders, willende egter wel in generale termen aan (*) Refol. Froedfcb, Lr. P. 29 Dec. 1683. ƒ 302. Mumm-Regift. N. 4. ƒ. 604.by Wacenaar, Befcbr.v. Amft. VI. St. p.77. Fad.Hi/l.XV, D.p.153. Holl, Merc. 1684. 57, 56 en Sylvius, XXII, B. p.33.  (78 ) aan de Leden van den Staat zegden, dat men geduurende de ganfche maand van January met hem zou konnen concerteeren over de expediënten , waar door de wederzydfche veiligheid gefecureerd zou komaen worden; laatende aan hen Gedeputeerden toe dit klaarder aan de Leden te expliceeren op zodaanig eene wyze, als hy zulks door hen aan de Regeering van Amfterdam had bekend gemaakt ; maar hy klaagde dat de Gedeputeerden ter Generaliteic alle conferentien met hem fcheenen te willen vermyden, om aan hem gene gelegenheid te geeven, van de intentie zyns Konings mondeling te expliceeren,in zo ver zelf, dat zy, in plaats van hem in perfoön te antwoorden op zyne klagte over het ophouden zyner brieven , zynen Secretaris ontboden hadden ten huize van eenen der Gedeputeerden om op dezelve te antwoorden, daar hy zig ondertusfchen aan HH. HH. MM. even zo pofitivelyk wilde verklaaren, als hy aan hen gedaan had, wcshalven hy (om een einde te maaken van zulk eene vremde en onvoegzaame handelwyze) zig zeiven zou gaan vervoegen by den Raadpenfionaris en eenige Leden van Holland, om hen van het een en ander kennis te geeven (*). En (») Holl. Merc. en Sylvius, 11. 11.  (79 ) En hier mede liep die gefprek wederom ten einde. De Gedeputeerden gingen dan , zonder iets verder met d'Avaux gefprooken te hebben, naar de vergadering van Holland, en gaven aldaar volgens last hunner Principaalen van het een en ander kennis. De Graaf d'Avaux ging den volgenden dag by den Raadpenfionaris, en de voornaamfte Steden van Holland. Dog hoe hy by deze laatlten ontvangen is , of wat hy aan hen gezegd had , bliefde deze Heeren niet mede te deelerr aan de Heeren van Amfterdam, maar de Raadpenfionaris communiceerde hen het gediscoureerde met d'Avaux, het welk byna van den zeiven inhoud was, als het geen hy met de Gedeputeerden van Amfterdam gefprooken had (*)• Het verwondert my zeer dat Wagenaar in zyne Befchr. van Amfl. een pasfagie, die zo zeer dient ter ontfchuldiging van Amfterdam , heeft overgeflaagen , daar dezelve egter met ronde woorden ftaat in het verhaal der Heeren van Amfterdam , waar in zy voorzeker geene dingen zullen geaffirmeerd hebben, die , indien dezelven zo niet waren, haar wel ras met veel nadruk als onwaarheid voor den voet geworpen zouden zyn geworden, en die daar en boven (*) Ibidem,  ( 8o ) ven oneem'gheid tusfehen hen en d'Avaux zouden hebben konnen te weeg brengen; zo als by voorr beeld , de verklaaring, dat zy van het gepasfeerde;, zo als zy het zelf opgeeven en door my boven -aangehaald is, kennis gegeeven hebben aan de -vergadering van Holland; welke verklaaring Amfterdam vryfprak van geheime onderhandeling hoe zouden zy, indien zulks niet gefchied was, het evenwel aan die zelve vergadering durven tragten diets te maaken, daar dit het juiste poinót was, ■■daar het ten dezen op aan kwam ? Ten tweeden verklaarden zy, dat d'Avaux hen gezegd had, op dezelve wyze gefprooken te hebben met de meeste Steden,zo als hy met hen gefprooken had(*), hec welk, indien het zo niet ware, door d'Avaux niet alleen gat sch niet vriendelyk zou opgenoomen geworden zyn , maar het geen ook daar en boven door de Gedeputeerden van die andere Steden heel fchielyk zou zyn wederlege en tegengefproken geworden. Het is dan zeker, ■ i) dat Amfterdam kennis gegeeven heeft van hare gefprekken met d'Avaux aan de vergadering van Hoiland ; 2) dat de andere Steden op dezelve wyze met d'Avaux gefprooken hebben als Amfterdam. Straks derhalven hier van nader; ik ga voort. De (*) Verbaal enz. Holl. Merc. en Sylvius, 11. li.  ( 8i ) De Leden der vergaderit g van Holland bemerkten dan uit deze verklaaring der Gedeputeerden van Amfierdam, dat dezen gefprooken hadden met d'Avaux ; Waar op ter vergadering wierd voorgeflagen , of men de byzondere Leden der vergadering de verftandhouding met uitbeemfe Gezanten niet behoorde af te fnyden. Dit wierd, quod bene notandum, niet voorgeflagen door de Steden, want deze hadden zo wel als Amfterdam met d'Avaux gefprooken ; maar door de Ridderfchap, met welke d'Avaux niet direct gefprooken had , maar alleen met haaren Minister de Raadpenfionaris (*). Uit dit voorliel blykt wederom dat het fpreeken met buitenlandfche Ministers te dier tyd nog niet verboden was aan de byzondere Leden ; het welk nog meer en ten allerduidelykften bevestigd wordt door het antwoord het welk de Gedeputeerden van Amfierdam op dit voorftel gaven , verklaarende, dat zy daar toe niet zouden konnen verflaan , ten -ware zulks by eene duidelyke wet verboden wierd, of dat de Staat in openbaar e vyandfcbap ware, met de Mogenbeden van welken de Gezanten waren afgezonden; zy wilden nogtans wel beloo- ven, (*} Wagenaar, Vad. IM. XV. D. p. i5i. Befchr.V. Amft. VI. St. p. 80. Holl. Merc. 1684. p. 58. F  C 82 ) ven, van 'c "geene hun, den Staat in't gemeen betreffende, door ukheemfche Gezanten voorgehouden mogt worden , openhg te zuilen geeven of d >en geeven, aan de'verdere Leden der hooge Regeering; met den Ambasfadeur van Vrank' ryk in h:t byz&nder meenden zy zo wel te moogen fpreeken, als met de andere uitbeemfe Gezanten, onder welke de Zweedfchen nog onlangs door den Raadpenfionaris aan hen gezonden was, om te verneemen hoe het ftond, met hunne raadpleeging op het ftuk van de werving; ook behoorden hun zulke gefprekken zo wel vry te flaan als andere Leden der hooge Regeering welke zy daaglyks met uitheemfche Staatsdienaars zagen verkecren (*). Wat hier op door de vergadering is geantwoord, blykt niet. Zeker is het, dat'er geene wet gemaakt wierd, waarby dergelyke gefprekken met buitenlandfe Ministers aan de byzondere Leden zyn verboden geworden. De Heeren van Amfterdam toonden ook verfcheidene onoverkoomlyke zwaarigheden aan , die het verbod van dergelyke conferentien naar zig zoude flepen, en verzogten den Raadperifionaris, geinformcerd te mobgen worden van de Refolutien, die voorheen (*) Wagenaar, Vad. Hift XV.. D. p. 161,162. Befebr. van Amft. VI. Sr. p. 80, 8i.  ( 83 ) heen by Hun Ed. Groot Mog. hier omtrend mogten genoomen zyn; waar op de Raadpenfionaris eenigen derzelven eshibeerde, op welken deHeeren van Amfierdam aanmerkten, dat dezen de Lederi onder geene verdere verbintenis konden leggen, dan om het geen den Staat in 't gemeen betrof, te doen koomen ter overweeging der Leden van den Staat, het welk zy reeds van zeiven verklaard hadden te willen doen; en onder deze verklaaring meenden zy, zonder te misdoen, te konnen voortgaan in hunne onderhandelingen mee uitheemfche Gezanten, en dus ook mee den Ambasfadeur van Vrankryk, zo lang deze Kroon niet met de Staaten in vyandfehap geraakt was. Het was dus geen2ins een zo groot geheim, Myn Heer l dat de Heeren van Amfierdam met den Grave d'Avaux fpraken en handelden, als gy ons zoekt diets te maaken. Wagenaar zelf vergist zig hier in ook, wanneer hy in de woorden, door u zo pertinent aangehaalt (*) te kennen geeft, dat zyne Hoogh. en eenige Leden der vergadering kennis kreegen van de handelingen van Amfiérdam met d'Avaux,» uit hoofde dat dezelve gefchiedden op uicdruklyken lasc der Vroedfchap ( f), hec welk geheel abu-j (*) Politiek Vertoog, p. 13. (|) Wagenaar, Befcbr, v. Amft, VI. St. p. 78» F »  C 84) abufief is; de Prins en de Leden waaren langs dezen weg niet verwittigd van die handelingen, maar langs eenen die veel korter en zekerder was , naamlyk door de rondborftige verklaaring der Gedeputeerden zeiven op den 29 December in de volle vergadering van Holland gedaan. Zien wy al verder. De Graaf d'Avaux de Leden van Holland dan, gelyk boven gezegd is, kennis geevende van 's Konings dispofitie tot den vreede, was ook aan het Logement der Heeren van Amfierdam gekoomen, om hen op dezelve wyze te onderhouden als hy den Raadpenfionaris en de andere gedaan had ; waarop de gemelde Gedeputeerden hem wederoiji verzogten het een en ander fchrittelyk aan IlHk HH. MM. te willen bekend maaken, het welk de Raadpenfionaris hem ook had verzogt; dog hy antwoordde dat hy hier toe geene order van den Koning had, en dat hy 'er nog minder toe inclineerde dewyl men met hem in geene conferentie wilde koomen , laatende het nogmaals aan hen Gedeputeerden , om van zyn mondeling verflag voorftel te doen, daar zy zulks zouden goedvinden. Waar op de Heeren van Amfierdam 'er kennisfe van gaven aan de Leden der Generaliteit, met naame aan de Gedeputeerden van Vriesland en Stad  ( 35 ) Stad en Lande (*), op dat men aan hen niet zou konnen imputeeren eene zaake onder zig gehoulen te hebben, die den aigemeenen ftaat betrof van het gansch Gemeenebest. De Graaf d'Avaux zelve deed insgelyks; en gaf op den 8 January aan de Gedeputeerden van Amfterdam kennis, dat hy aan de Gedeputeerden van HH. HH. MM. die gecommitteerd waren om hem te complimenteeren wegens de geboorte des Hertogs van Anjou, gecommuniceerd had de gedagten van den Koning zynen Meester; waarop de Am* fterdamfcbe Heeren hem ten derdenmaale verzogten het een en ander fchriftelyk aan de Algemeene Staaten te willen voordraagen ; dog hy bood alleen aan om hetzelve aan hen te willen dicteeren ; dan dit bleef om de onderlinge oncenigheden agter (f). Intusfchen verklaarde d'Avaux in alle deze onderhandelingen meer dan eens (en dus zulksook naderhand, gelyk wy zien zullen, openlyk aan de Staaten), dat hy te goede kennis had van de gefteldheid der Regeering dezer Landen, om van een byzonder Lid derzelve, in dit geval, eenige verbintenis te vorderen ; dog dat hy alleen verzogc mondüing verzekerd te moogen worden van (*} Holl. Merc. 16Ö4. P« 57*59. Ct) Ibidem. F 3  / C 85 ) van de beftendigc genegenheid der Stad Amfterdam tot bevordering der vreede;' en dat zy met hem zou willen handelen over de gerustfielling beide van Vrankryk en van dezen Staat, van welke hy nu meermaalen gewaagd had. Dog de Gedeputeerden van Amfierdam weigerden rondelyk zig zo verre te verbinden, zig hier over zo crnstlyk verklaarende, dat d'Avaux zyn misnoegen deswegen in fcherpe bewoordingen te kennen gaf, onder anderen zeggende , dat naardemaal de Staat geenen flap deed om den vreede te bevorderen , men in twyffei gebragt wierd , of niet de werving eindelyk met eenpaarige bewilliging doorgaan zou , 't welk den Koning zynen Meester zou verpligten andere maatregelen te neemen (*). Het blykt ondertusfchen dat d'Avaux tusfehen beiden zogt door te gaan, door zo wel aan den eenen kant meer aan Amfterdam, en de byzondere Leden der Generaliteit te kennen te geeven , dan zyn Koning hem uitdruklyk belast had, om hen hier door te induceeren tot de onderhandeling van den vreede; en door aan den anderen kant meer aan zynen Koning te melden omtrend de dis- (») Holl. Merc. 1684. P« 59 > 60. Wagenaai, Fad. llifl. XV. D. p. I5j.  ( 87 ) dispnfine en beloften van Amfierdam in dit opzigi. als déze Siad daadlyk aan hem gezegd had, om langs dien weg den Koning wederom te induceeren om daadlyker en Heiliger beloften te doen van den vreede met den Staat te zullen onderhouden In gevolge dan ook van deze zyne mefurcs fchreef hy den 9 January aan den Koning, en veegde verfcheidene dingen in zynen brief met betrekking cot Amfterdam, die tusfehen hem en de Gedeputeerden dezer Stad niet ten vollen zodaanig gepasfeerd waren. En het is waarlyk voor eenen Ambasfadeur eene zeer moeilyke zaak eene bemiddeling tusfehen twee partyen uic te werken, in zulke omftandigheden als die, waar ia hy zig bevond ; en had hy niet dikwerf zo wel aan den eenen als aan den anderen kant, meer gezegd, dan eigenlyk wel waarheid was, zou hy mooglyk de Gemeenebestgezinden en onder deze Amfterdam aan het wankelen gebragt, en de Republiek langs dien weg in den oorlog gewikkeld hebben. Ik vergeeve hem daarom gaarne eene meenigte onwaarheden, die hy ter bedekking zyner draaijereiën in zyne uitgegevene Negociatien noodzaaklyk heeft moeten invlegten. Deze brief wierd door den Marquis de Grama onderfchept en direft aan de Prins gezonden, waar uit wy niet weinig bevestigd worF 4 den  C 33 ) den in de gedagten van geheime onderhandelingen, welke tusfehen zyne Hoogheid en dezen Spaanfehen Gouverneur plaats hadden. Die brief wierd ontcyfferd, en ha ! daar was het verraad van Amfterdam , haar misdaad van gekwetfte Majefteit, en haar ftrauchuldigheid volkomen beweezen. De Stadhouder ging met dezen onderfchepten brief op den 16 February terftond naar de vergadering van Holland, alwaar op order van den Raadpenfionaris de deuren van de Vergaderkamer, en van het vertrek van Hun Ed. Groot Mog. geflooten , en de Heeren Hooft en Hop door zyne Hoogheid verzogt wierden zig te abfenteeren, waarop de brief, dewelke nog maar gedeeltelyk ontcyfferd was , wierd voorgelezen. Veelcn der Leden verftonden de Franfche taal of niet, of naaulyks, zo dat de zin door dezen ten minsten niet gevat kon worden (*). Zonderling was ondertusfchen het gedrag van den Stadhouder. Hy wist dat nog de Heer van Maarfeveen, nog Hooft, nog Hop, in den brief genoemd wierden ; wcshalven uit denzelven geene perfoonlyke befchuldiging tegen die Heeren ofte oen van hen kon worden ingebragt. Evenwel zend CO Wacwmb, Vad. Hifi. XV. D. p. i8j„  C 89 ) zend hy twee van dezelve weg uit de vergadering Nog meer. De Prins verklaarde niec te weeten of deze onderhandelingen gefchied waaren door gem. twee Heeren met ofzonder last van hunne Principaaien (*)\ waar fleunde derhalven zyne geheele proceduure op? En waarom mogt Vader Maarfeveen in de vergadering blyven zitten ? terwyl zyne mede Gecommitteerden wierden weggezonden ? Dan Willem III. zal dit mooglyk beter geweeten hebben als Gy. De Heeren Hooft en Hop wisten dog egter ook zo veel van de Vaderlandfche rechten, dat zy begreepen de complaifance voor den Stadhouder niet al te ver te moeten trekken, daar het hun toefcheen dat men eene onwettige handelvvyze begon aan te vangen, weshalven zy zig wederom vervoegden in de vergadering, met verzoek dat men voortging in hunne tegenwoordigheid , tevens aanbiedende om, indien 'er iets ten laste van hen of hunne Committenten ter tafel was gebragt, terflond verantwoording te willen doen (f). Ondertusfchen wisten geen van beide deze Heeren, wat eigenlyk het bezwaar of befchuldiging tegen hen of hunne Principaalen ingebragt, uit- maak- (*) Wagenaar Vad. Hifi. XV. D, p. 181. (f) Ibidem, p. 182. F5  C 90 ) maakte, dewyl zy niet hadden konnen droomen, wat d'Avaux had konnen goedvinden aan zynefi Meester te fchryven ; weshalven zy verzogtten, dat men hen dien brief zoude voorlezen. Dog dit wierd hen geweigerd , en dus met een de gelegenheid benoomen om zig te konnen verantwoorden (*). Eene wyze van rechtspleeging , die in de daad meer eene Inquifitie Vierfchaar en Albaanfchen bloedraad tekent, 'dan de rechtbank der hooge Regeering van Holland ! Na eenige debatten wierden alle hunne papieren opgezegeld en onder bewaaring gefield van den Heer van Maarfeveen (f). De Heeren van Amfterdam hadden van het gebeurde door hunne Gedeputeerden zo dra geene kennis gekreegen, of zy zonden direct den 19 February eenen brief aan alle de ftemhebbende Steden van Holland (§), waar in zy hunne verwondering en indignatie zeer fignificant te kennen gaven over eene zodanige vremde en onregelmaatige handel wyze, voor 't overige betuigenden, dat zy naar niets meer verlangden dan naar de gelegenheid om hunne volkoomene onfchüld te doen bly (*) Wagewaar , Vad. Hifi. XV. D. p. 182. (l) Ibidem & f'iq. (f) Te vinden in de Holl. Merc. 1584, p. 31.  <9- ) blyken. En geen wonder; reSle enim faclendo neminem timeas (*}. Op hec einde van hunnen brief merkten zy aan, dat de Misïïve van d'Avaux nog niet volkoomen duidelyk was ontcyfferd; dat 'er uit bleek, dat zy gewerkc hadden alleen om den vreede te behouden, en dat de overigs inhoud geheel buiten hunne kennis was, zynde zy 'er zo verre van af. geweest van eenig concert of engagement in hun particulier met den Ambasfadeur van Vrankryk gemaakt, of eenige beloften aan hem gedaan te hebben , dat hunne retentie en omzigtigheid daar omtrend zou blyken zodanig te zyn geweest, dat het hartelyk te wenfchen was, dat ze by de overige Ledeu der Regeering altyd waren en wierden geobferveerd. Zie hier de eerfte verantwoording van de befchuldigden. Dog dezelve wierd in geene aanmerking genoomen , nog zelf aan den befchuldiger voorgehouden, De Heeren van Amfterdam gaven dan hier op terftond eer hunner volkoomene ontfchuldiging eene breedvoerig en naaukeurig bejigt van alles wat 'er tusfehen hen, hunne Gecom- mic- (*) H.'t opfchrifc van een penning van 1598, waar van het revers de waarheid vertoond, die de leugen en laster onder hare voeten treedt; zo dat men dezelve in dit jaar wel eens had raoogen laaten vernieuwen.  (s>0 mitteerden en den Grave d'Avaux was voorgevallen ; het welk zy door twee Secretarisfen den 28 Febr. ter vergadering van Holland lieten inleveren (*). Dit berigt of verhaal behelsde den inhoud van alle de gefprekken welken zy meto'Avaux gehouden'hadden, en de gelegenheden, die aanleiding tot dezelven gegeeven Jhadden, en eene uitdruklyke verklaaring, dat zy van het gefprokene terflond kennis hadden gegeven aan de Leden der vergadering. Uit hun-verhaal bleek verder, dat zy niets roet d'Avaux geconcerteerd, beraamd, of bepaald hadden; dat zy niets wat den,Staat eenigzins raakte, en hem tot nog toe onbekend kon zyn, aan hem gereveleerd hadden; dat zy uitdruklyk aan hem geweigerd hadden om iets van hunne zyde te belooven, of zig ergens toe te verbinden , zo fterk zelf, dat d'Avaux 'er zig zeer gevoelig over had getoond &c. Alles dienende om de zuiverde onfchuld der Heeren van Amfierdam in het helderst en onwederfpreeklykst daglicht te ftellen. Dog men beliefde wederom geen gehoor aan deze treffelyke verantwoording te geeven, maar liet de papieren der Stad fteeds onder het zegel blyven , niettegenffaande 'er geen één eenig Lid in de ganfche vergadering was, die iets (*) Holl, Men. 1684. p. 53.60.  ( 93 ) iets tegen de opgenoemde verontfchuldiging en verantwoording kon inbrengen, of hen een eenige der gewigtigfle po.inften van verdeediging kon heeten lochenen , zo als by voorbeeld, dat zy van hunne gefprekken daadlyk kennis hadden gegeeven ; dat de Raadpenfionaris hetzelve geweeten had als zy ; — dat de overige Leden op dezelve wyze, en hetzelve met d'Avaux gefprooken hadden als zy; -— dat zy niets gedaan hadden dat met het belang van Staat, of hun eed en pligt ftrydig was &c. Was het derhal ven waarheid, het geen de Heeren van Amfierdam Openlyk betuigden , waar befchuldigde men hen dan nog langer van, en waarom bleeven hunne papieren dan verzegeld? Was het onwaarheid wat zy gezegd hadden , waarom ftond men dan niet op, om hen te wederfpreeken, en hen dezelve onder het oog te brengen? Wel is waar, dat de inhoud van den onderfchepten brief van d'Avaux meer inhield als zy uitdruklyk verklaarden gebeurd te zyn; maar hadden zy hier omtrend in hunnen eerften brief van den 19 February aan de Steden niet reeds gezegd, dat zy van het geen 'er meer gezegd wierd in den brief van d'Avaux in 't geheel geene kennisfe droegen; iets hec welk hen, indien het anders ware geweest noodzaaklyk zou hebben moeten bloot Hellen aan het ongenoegen van  (94) van d'Avaux , dien zy langs dien weg befchüldig= den van onwaarheden aan zynen Meester gefchreevcn te hebben, waar tegen hy niet zou hebben nagelaatcn als een man van eer zig te verdeedigen door openlyk te verklaaren, dat de Amfterdamfche Heeren van alles wel degelyk kennis hadden gedraagen, wat zy hem nu ontkenden, het welk als dan de zaak volkoomen zou hebben uitgemaakt, en Amfierdam van die valschheid en onwettige handelingen, die gy haaraantygt, volkoomen overtuigd en d'Ambasfadeur in zyn gefchonden eer herlïeld zou hebben. Maar is niet juist het tegendeel gebeurd? Heeft d'Avaux niet zelf moeten erkennen dat de Heeren van Amfterdam hier in de waarheid hadden gefproken , en bevestigde hy op den 25 February hun getuigenis niet op de allervoldoendfte wyze, verklaarende aan de Gedeputeerden van HH. HH. MM. (*) 1) dat hec onwaarheid was, dat de Heeren van Amfterdam hem eenige engagementen of beloften zouden gedaan hebben, het welk ook in zynen brief niet geftaan had. 2) dat die onderfchepte brief een brief aan zynen Meester was, die aan geenen derde raakte, maar die hy aan zynen Koning moest verantwoorden , en die ook niemand interesfeerde, kunnende (*) Holl. Merc. 1684. p. 35.  C 95 ) de hy aan zyne Brieven dien tour of drady gee* •ven, dien hy best oordeelde om den Koning tot zyn fetitiment over te haaien. Welke laatfte gezegde volkoomen bevestigde het geen ik boven aangaande d'Avaux gezegd heb, dat hy in zyne brieven aan den Koning en in zyne mondelinge gefprekken alhier , de zaaken altoos zo wel aan den eenen als aan den anderen kant wat exaggereerde, om langs dien weg den vreede te bevorderen. •—» Dan daar d'Avaux dus zelve verklaarde, dat hy gewoon was de zaaken, niet zo als dezelve waaren, maar zo als zy den Koning meest tot zyn fentiment konden brengen, voortedraagen, en zulks ook in dezen brief gedaan had, en daar hy dus als het ware herroept alles wat men uit zynen brief ten lasten van Amfterdam zou konnen bybrengen , doende dit alles daar en boven vrywiliig en van zeiven , welke befchuldiging kon 'er dan langer tegen de Stad overig blyven ? of welke oorzaak kon 'er doe nog zyn om haar hare papieren te weigeren, en dezelven onder het zegel te laaten? Was de taal ryk genoeg in woorden, die my hier, (en waar niet in onze gefchiedenisfen?) de waarheid der zaaken en de dryfveer der handelingen konden doen affchetzen, zonder iemand te beleeriigen, ik zou deze laatfte vraagen, en veeIe  Coó) le anderen, niet geheel onbeantwoord behceven te laaten.. Maar en klanken en uitdrukkingen fchieten beide hier in veelzins te kort, waar door de edel moedigde fchryver niet zelden van beleedigingen wordt befchuldigt , die zynen veder «immer bezielden. Best zwyg ik derhalven ftil en vergenoeg my met flegts de onfchuld en het recht van onderdrukten naar verdiensten te verdeedigen. \ D'Avaux zag dat ook zyne gezegden geenen ingang vonden, Hy vervoegde zig dan met een hart vol van verontwaardiging over zulk eene on. betaamlyke handelwyze, by de Staaten Generaal, aan wien zynen lastbrief luidde, om hen, fchoon onverpligt, onder het oog te brengen, hoe onwettig alle de gevolgtrekkingen waren , welke men ten nadeele der Stad van Amfterdam uit een zyner brieven trekken wilde. Hy toonde ten dien einde met den vinger aan, de malitieufe verdraa« yingen, uitlaatingen, invoegingen, door den ontcyfferaar gepleegd ; en eindigde met te verklaaren dat het hem genoeg was aan Hun Hoog Mogende te hebben doen kennen de onregtvaardigbeid van zulke temeraire procedures, en aan zyne eer en geweeten voldaan te hebben met een getuigenis te geven, het welk het regte oogmerk vorderde der geenen , die geenen ftap gedaan hadden dan om  ( 9? ) 07» tot een fpcedlg vergelyk te koomen (*). Dan het een was zo vrugtloos als het ander. Men hielt zig aan den inhoud van 'den ondcrfchepten brief, niets van desfclfs onwettigheid willende hooren, en de Riddcrfchap formeerde uit denzelven een befchuldiging, behelzende de 5 poincïen, door u opgegeeven niet alleen, maar zelf woordelykuitgefchreeven (f),even als ofdezelvefteunden op onfeilbaare bewyzen en folide documenten, daar ik ondertusfchen heb aangetoond, dat de ge» heele grondflag waar op dezelve rustede , reeds volkoomen waren omver geworpen. Maar wat heeft u verhindert, om niet zo wel de beantwoording dier poinéicn geheel uit te fchryven, als de poincïen zei ven? Gy gaat dezelve flegts even aan. geroerd voorby. Voorzeker niets dan uwe haaclyke eenzydigheid, die u zulks verboden heeft, om dat men met een opflag van een oog uit dezelve te rasch zou zien, hoe ongegrond alle die befchuldigingen waren. Ik zal dien arbeid dan op my neemen; dog om ook niet eenzydig te fchynen, de befchuldigingen insgelyks eerst opgeeven. Zy waren de volgende: 1) Dat? C*) Memorie van d'Avaux &"c. Holl. Merc. 1684. p. 36 41. if/ Politiek Vertoog, p. :8. G  ( 98 ) j) Dat?'' volgens den onderfchepten brief, (gelyk gy 'er ongemeen wel byvoegc) „ die van „ Amfierdam aan den Graaf'd'Avaux kennis „ hadden gegeeven van de zwakheid van den „ Staat, en van de verdeeling in denzelven; 't „ welk de Stad'met reden verdagt bad gemaakt." 2) „ Die van Amfierdam hadden den Am* „ basfadeur gezegd, dat zy de werving zouden „ beletten,en weigeren in dezelve te bewilligen." 3) „ Zy hadden hem onderrigt van de mid„ delen en kuyperyen, by hen aangelegd, tot „ flremming van de werving; en van de Leden, ,, die zy hadden aangefprooken, en overgehaald „ tot hun gevoelen" 4) » Zy hadden met hem gefproken van by„ zondere verzekeringen , welke men des noods „ geven zou." 5) s> Zy hadden hem gedrongen tot het over„ leveren van een vertoog, niet zo zeer op dat „ men daar over ter algemeene Staatsvergade„ ring raadplegen, als op dat zulk een vertoog „ onder 't algemeen rugtbaar worden zou " „ Alle welke dingen huns oordeels fmaak„ ten naar ongeoorloofde verflandhouding, ten „ nadeele van den Staat , en oorzaak gaven „ om de gezegelds papieren te onderzoeken {*)." (*) Wagehaar, Faa\ Hijl. D. XV. p, 191, ips.  C 99 ) En zie hier de woordelyke beantwoording der» zeiven, door Burgemeefteren, en Vrocdfchap den 18 Maart gedaan, te nadruklyk , te manlyk ,te voldingend om dezelven niet woordelyk uit te fchryven (*). Op de eerfle antwoordden zy aldus: „ De Heeren van de Ridderfchap Z"ggen in „ fubjlantie dat de voorfz. Misfive van den Heer „ Graaf a'Avaux zoude melden van communi„ catie door ons gegeeven, van het zwakke van „ de Republiek, en van d" oneenigheden in dezel„ ve, maar wy en hebben by leclure van dien ,. niet konnen verneemen, dat gedagte Heer Am- basfadeur ergens in dezelve meldt, dat by ons „ van de zwakheid van den Staat, of van de „ oneenigheid in denzelve, iets is gezegd, gelyk „ ook in der daad niet en is gefchied; en hoe is „ het mooglyk zig te konnen verbeelden, dat zyn „ Excell. tot den 24 Dec. laastleden, ah wan„ neer de Heeren onze Gedeputeerden op voor,, gaande onze ordre voor de eerfle maal met „ hem op desfelfs aanzoeking hebben gefproken, „ zulks na dat de disputen onder de Leden in „ Holland over de werving ruim twee maandeft„ hadden geduurd, met zodanig een eclat, zo ,, bui- (*) Alles te vindea hl de Holt. Merc. 1684. p. ~°-73* G 2 x 1 *  ( lob ) „ buiten ah binnens Lands, ah aan een ieder „ is bekend, die difcrepance en daar uit gein* „ fereerde zwakheid van den Staat zouden bib„ ben geïgnoreerd? En hoe is het dies met eenige „ febyn te bedenken, dat, indien hy die difcre„ pance in zyn discours prafupponeerende , en „ en dat onze Gedeputeerden! , die niet tegen- fpreekende, daar door ah ontdekkers van de „ zwakheid en oneenigheid van den Staat wer,, den befchuldigd, ja gecriminahzeerd'1 en dat „ nog aan een Ambasjddeur, die in verfcbeide „ gelegenheden preuve heeft gegeven van genoeg„ zaam alles te penetreer en, en van den welken tot verfcheide maaien in de vergadering van „ Holland, lang voor dato dat de Heeren onze Gedeputeerden op onze ordre met zyn Excell. „ voor de eerfle ryze hebben gefproken, door den „ Heer Raadpenfionaris is gezegd, dat'er niet- wes en pasfeerde. 't gunt niet en kwam tot „ kennisfe van hem Heer Ambasfadeur. (*)" Op de tweede befchuldiging antwoordden zy het volgende. „ 'tli (*) Wagenaar zegt dat hy dit bevestigd heeft gevonden, in een eigenhandigén brief van den Raadpenfionaris den !o van ODgtma:nd 1663 aan den Ambasfalcur van Cutters gefchreveo. (FaJ. Hifi. XV. D. p. 192. (s>)  ( lor ) „ V Is zo verre van daar, dat wy. aan ged. ,, Heer Ambasfadeur op d'een , of d"andere wy„ ze zouden hebben gezegd, de voorjz. werving „te zullen beletten , ja zelfs te zullen blyven „ weigeren ons confent daartoe, dat integendeel „ van dien, als ged Heer Ambasfadeur aan ons „ zo wel als aan eenige andere Leden, zynebe„ kommernisfe betuigde , dat de Koning zyn ,, Meester by voortgang van de werving hier te „ lande, met verwerping van gewisfe expedien„ ten, om toe eenen vrede te geraken, zoude oor„ deelen, dat men de continuatie van den oorlo* „ wilde , en dat zyn Majefteit daarom zoude „ t ragt en te profil eer en van de feboonbeid van „ de occafie, om in de voorbaat te zyn, en zyn „ voordeel met de wapenen zoude doen, het best „ hy konde, wy nooit, nog direcl nog indirect „ ons zeiven op het fubjeöl van de voorfz. wer- . „ ving aan zyn Excell. hebben geëxpliceerd, „ waar door zelfs wy in onze vrye deliberatie „ op dat poincl maar eenigermaate zouden km„ nen voorden gepr^judicieerd." Op de derde antwoordden zy al verder. „ Dat wy ten derden , aan gedagte Heer „ Ambasfadeur zouden hebben ouvertuure gegee„ ven van devoiren by ons aangewend, en veel jV min van brigues by ons gemaa'a op bet fub{et\ G 3 n van  ,, van de werving , en van de Leden die wy „ zouden aangefproken en in ons fenthnent ge,, wonnen hebben, meenen wy, dat buiten eeni- Se particuliere wederlegging voor onaannee' „ mentlyk geacht zal worden by alle de geenen, „ die kennhfe hebben van den toeftand van de „ deliberatien ove* de werving, in den beginne „ van dit hopende jaar, als wanneer deze voorsz. MisjLe is gefchreeven, en hoe wy doenmaals „ al het ongeluk gaui>J hebben, van ten dien re* „ fpefte alleen door de Heeren van Schiedam, „ ende ten regarde van de te neemen conclufte ,, op de werving, crgeacht onze oppofitie, door ,, die Heeren en die van Delft alleen geappuyeerd „ te zyn: maar wy en willen niet ontveinzen, dat, ah meer ged. Heer Ambasfadeur, op ons „ gedaane verzoek, van het geene hy aan ons, 'nopende de bevordering van den vrede, en de verzekerdheid van de Spaanfche Nederlanden, „ ah vooren gemeld, hadde gecommuniceerd, by „ Memorie aan HU. HH. MM. te willen bekend „ maaken, daar omtrend zig fcrupuleus vertoon„de, niet alleen uit een gebrek van fpeciale „ last, maar ook op een voorwenden, dat alle „ zyne Memorien wierden verwaarloosd, en dat „ de waardigheid van den Koning zyn Meester, „ niet toeliet zig verder aan weigeringen te ex-  C i°3 ) „ poneeren, wy hem daarop geantwoordhebben, ,, dat voornaame Leden nevens ons , gelyk ook „ volgens zyn Excell. eigen getuigenisfe, de Heer „ Raadpenfionaris van Holland dat defireerden, ,, en meinen wy dit naar alle apparentie te zyn, „ het geen wy gezegd worden gemeld te hebben, ,, dat door ons verfcheide Leden waaren gewon„ nen, en V welk, als een preuve van criminee- le kuiperye omtrend dezelve Leden, zeer won„ derlyk en apparentelyk by misverfland tot ver„ achtering van de werving wordt geduid." Op de vierde repliceerden zy het volgende: „ En voor zo veel ten vierden, meergedagte „ Heeren van de Ridderfchap ook hebben gede- duceerd, dat wy met ged. Heer Ambasfadeur „ zouden hebben gefproken van particuliere asfu„ rantien, die men in extremiteiten zoude geven, „ zo blykt eerfielyk uit de extenfie van de laatfte „ periode der Misfive van ged. Heer Ambasfa„ deur, dat wy met denzelven in geen engage„ ment ter waereld zyn getreeden; en het is bo„ ven dien waar, dat wy aan ged. Heer Am„ basfadeur niet de minfle hope gegeeven hebben, van dat wy daar in ooit zouden treeden, of „ aan zyn Excell. eenige particuliere asfurantie geeven; en konnen wy dien volgende niet zeg„ gen, wat ged. Heer Ambasfadeur zoude moG 4 » &m  C ió6 ) „ gen hebben gemoveerd, om by misver (land of „ anderzins te fcbryven , dat wy het fprecken „ dien aangaande zouden hebben verf hoven, tot „ 4» wy alle hope zouden hebban verkoren om onze intentie te bereiken " De vyfde eindelyk beantwoorden zy aldus: „ Wy meenen, dat by de geenen, die kcnnisfe ,, van zaken hebben , en beboorlyke opmerking „ gebruiken, geen antwoord meriteert, 't geen „ ten vyfden en ten laat f en ged. Heeren van de „ Ridderfchap hebben aangeraakt, dat by ons j, inflantien waren gedaan by ged. heer Ambasfadeur tot het overleveren var. een Memorie, „ niet zo zeer ,om daar op ter Generaliteit te doen „ delibereer en , als om dat het daar in vervatte „ ruchtbaar zoude worden, want ons verzoek is „ fimpelyk geweest, bet overleveren van een Me. „ mor ie, en dat die mogt koomen ter kennis fe „ van de geenen die daar over mogten hebben te „ delibereer en; maar dewyl een Memorie van „ zodanig belang, moetende koomen tot kennisfe van alle de Provinciën, en van alle de Leden „ in dezelve, moest ruchtbaar worden, zo heeft „ bet aan de ged Heer Ambasfadeur vry ge„ /laan, naar zyn goedvinden te fcbryven, dat „ die kennisfe goede opinie van de intentie van f, zyn Meester, tot vreede zou geeven, en dat daar „ van  C i°5 ) „ van geen kwaaie ejfetlen waaren te wagten, om de continuatie van den oorlog voor te koomen, zonder dal wy konnen zien, hoe zulk n fcbryven van ged. Heer Ambasfadeur ons tot ,, nadeel, men laate (laan tot een hoog crimett „ kan worden geduid." En zy lieten het niet flegts by deze manlyke wederlegging blyven , maar aangezet door het edel gevoel van onfchuld en blankheid van geweeten , dat ons op de beste wyze gevoelig maakt omtrend onregtvaardige befchuldigingen , eindigden zy, met, voor de tweedemaal, aan te bieden, om hunne papieren open te leggen voor de vergadering. Dog niets kon te diercyd heipen. De Heeren van Amfterdam moesten zig getroosten, dat hun de uitfpraak van het recht, zo wel als het gebruik hunner papieren ontzegd bleeven, zonder dat men egter tegen hunne verantwoordingen het minste in kon brengen; iets het welk ten eenemaal zo onbegryplyk als onverftaan. baar is, zo lang men alle deze handelingen aanmerkt als verrigtingen van eene wettige Vierfchaar. of regtmaatigen rechtbank, waar in de vkr perfoonen van aanklager, getuigen, befchuldigde, en Rechter wezenlyk onderfcheiden zyn; dan zy die denken dat het te diertyd met de rechtbank van Holland zodaanig gelegen was, hebben meerder G 5 ken-  C 108 ) kennis van het recht als "van de gefchiedenisfen. Me» kan niets verflaan van deeze allerzonderlingfte rechtspleging, wanneer men deeze ontknooping uit het oog verliest, dat de aanklager, getuige , en Rechter zig hier te zaamen vereenigden in eenen perfoon, in dien naam!yk van Willem d e 111., die en Ridderfchap en Steden, weinige uitzonderd, allen in zyne belangen had, gebruikende de eerfle om de befchuldigingen te formeeren tegen Amfierdam, en belettende de laatflen om uitfpraak naar bevind van zaaken te doen. Het was dus tediertyd met de vergadering van Holland gelegen, gelyk Ao, 1639 met de Vergadering der Staaten Generaal, waar van ik te vooren breeder gefproken heb. Maar zal iemand mooglyk zeggen, indien dit alles in de daad zo was, en zyne Hoogheid daadlyk zo veel invloed had in de vergadering, waarom drong hy zyne zaak dan niet flerker door tegen zyne party de Stad van Amfierdam ? Myn Heer de Politiek Vertoogfchryver zal 'er op ant- • woorden;, gelyk hy daadlyk doet (*), de zaak bleef wezenlyk door de toegevenheid van den Prins aan de fpyker hangen. Dog dit antwoord zal ik zo aanftonds nader ophelderen, en met een oogen. (*) Ptlitiek Vertoog, p. 19,  ( io7 ) oogenblik ter zyde Helling van hetzelve , de vraag dus, en naar waarheid beantwoorden; dac zyne Hoogheid zekerlyk niet zou hebben nagelaaten de Stad te doen condemneeren, indien men, of buiten het onderzoek der papieren convaincante bewyzen harer ftraffchuldigheid had konnen bybrengen,waar toe, gelyk gebleeken is,wel alle zylen zyn by gezet, dog 't welk met dat alles nog niet toereikende was , öm het vonnis met eenigen den geringtten fchyn van Jultitie over de Stad te doen iïryken, waar toe deugdige bewyzen , hoedanig 'er geen een was, volftrekt vereischt wierden; of ten tweeden , indien men verzekerd was geweest, dat in de verzegelde papieren by onderzoek zodaanige bewyzen zouden gevonden worden , in welk geval men die papieren zeer handig zou hebben open gebroken; dog dit was aan den eenen kant geheel onzeker; in tegendeel kondigde de rondborftigheid, de eenvouwigheid der verantwoording van de Araflerdamfche Heeren genoegzaam aan, dat 'er niets tot hunne befchuldiging in dezelve kon gevonden worden ; en wat dan gedaan indien men papieren had gaan openen en violeeren , zonder 'er iets in te vinden ? men gaf derhalven ook geen acht op het herhaalde aanbod der Amfterdamfche Heeren , om hunne papieren voor de vergadering  ( io8 ) ring open te leggen; maar ten anderen, zo kon dit onderzoek ook nog geenzins zo gemaklyk gefchieden, na da: de Heeren van Amfterdam bereids hunne handelingen verdeedigd hadden, en kort daar op aan de vergadering doen blyken , dat het voldrekt ongeoorloofd was de papieren van vi ye Leden te doorzien, welk vertoog den 8 Maart door den Secretaris Geelvinck ter vergadering wierd ingeleverd (*); tegen welk Vertoog zyne Hoogheid het niet wel door kon dringen om vifie der Stads papieren te neemen, dewyl zodaanig een ftap de oogen aan de andere Leden zou hebben konnen openen, het welk den Prins aan groot gevaar zou hebben bloot gefield. 'Er fchoot dan niets anders over , als die ganfche zaak maar ftilletjes te laaten afloopen , dewyl men geenzins verkoos, gelyk zeer ligt te begrypen is , om Amfterdam naar behooren te doen vryfpreeken ; weshalven de papieren dan ook, zonder dat 'er iets meer gebeurde, na vier maanden onder het zegel gelegen te hebben, aan de Stad ongeopend wierden te rug gegeeven, waar mede het geheel eener zaak, van welke men zulk eenen fchriklyken ophef gemaakt had, en die met zo veel drift begonnen was, ten eenemaal ce niet iieP' Nn (*) Te vinden in de Holl, Merc. io^.p. 64.69.  f ( 109) Nu een woordje van de bovengemelde toege. vanheid van zyne Hoogheid, waar door gy zegt, dat de zaak aan den fpyker bleef hangen. Is dit waaragtig zo ? dan verfpreidc uw verhaal een aangenaam licht over de getrouwheid van den Prins in het waarneemen van zyn ambt als Stadhouder. Dit is zeer duidelyk wanneer wy de zaak maar befchouwen in het eigen licht waar in gy dezelve voordraagt. Volgens u immers gaf hy eerst, in qualiteit als Stadhouder, kennis aan de de vergadering, van de onbehoorlyke verftandhouding van Amfterdam met een uitheemsch Gezant , ingevolge waar van het noodig was ; dat men haar gedrag ten fcherpften ging onderzoeken. Volgens de daadlyke befchuldigingen der Ridderfchap , de proceduure van zyne Hoog. heid, de meening van Pbilalethes, (*) en ook volgens u begrip (f), hadden de Heeren van Am- 1 (•) Volgens zommigen de Raadpenfionaris Fa gel, fchryver der Misfive van een Regent aan een Regent over het voorgevallene ter vergadering van HH. HH. MM. op den 16 February 1684. Byzonder het Postfchriptuin. Q) Dewyl gy naamlyk het gebeurde in deeze jaaren paralel (lelt met het gebeurde in dezen tyd , en u niet ontziet, de hoofden der Regeering wegens dit laatfte doodfchuldig te verklaaren.  C HO ) Amfterdam zig fchuldig gemaakt aan het Crimen Majefïatis, en dus ten hoogften gezondigd tegen de rechten en immuniteiten van hunne Medeleden. De Stadhouder nu, is, volgens de woordelyke verklaaring van Prins Willem III. zelve , verpligt om ieder Lid te houden by deze rechten ; hy was derhalven van ambt en pligtswegen genoodzaakt die Leden, die in dezelven door Amfierdam waaren gekrenkt geworden , billyk recht te verfchaflen, door de ingebragte befchuldigen hier omtrend tegen Amfterdam voort te zeaen, en daadlyk langs dien weg te weeg te brengen , dat de Souvereiniteit der vergadering, en de waardigheid van derzelver Leden naar behooren wierden gehandhaaft. ■ En zulke zaaken liet hy aan den spyker hangen!!! — Pr oh Deum bominumque fidem, welk een fchandelyk, welk een onvcrgetflyk pligtsverzuim ! ! ! —' Ik febroom niet te zeggen, Myn Heer! dat indien het waar geweest was, wat men de Stad ten laste heeft willen leggen , dat als dan , die laffe toegevenheid van den Prins, die gy ons kwantswys wilt opdisfen als eene zeer gunflige trek van zyn braaf karakter , dog waar door hy in de daad , gelyk gy moet erkennen, eene zaak van het uiterfte gewigt verzuimde te pourfuiveeren, hem de  (iii) de faBo van zyn ambt als Stadhouder deed vervallen zyn; welbalven ik u rade, om wanneer u. in het vervolg de lust bekruipen moge om de karakters onzer voorige Stadhouders te fchetzen , dergelyke bewyzen voor byzondere trekken in dezelve weg te laaten, dewyl zy iu de daad ongunftiger licht over dezelve verfpreiden, dan of u , of hunne nazaaten aangenaam kan zyn. Dan watzal ik zeggen? Het geldt ten uwer opzigte wat Carbonius elders zegt, Tam bardi aüquando fuut bombies, ut ipfi eis „ Praflare & ejjfe gratiofi judicent „ Mo dis, quihus ftomachumque odiumque commovent. (*)" En hier mede eindig ik myn verhaal van het gebeurde met d'Avaux, bet welk ik geenzins geput heb uit de fchriften der Publicisten van dien tyd, welke (de voornaamfte ten minsten) zyn verzameld en uitgegeven in zeker gefchrifc genaamd Con- (*) ftd. Carmina Recentiora Franc. Carbonii. Een ander heeft deze woorden dus vertaald : II y a fou•vent des êtrei ajfez fots pour iimaginer plaire & femporter fur les autres , par l'endroit mime qui les rtiii ridicule* & infupporsribles.  C ri2 ) Conftderatien van Staatszaak*», Ï684 in 4^ door u zo dikwerf aangehaald ; maar alleen uic de gefchiedenisfen en oorfpronglyke (lukken zelve , waarin ik my wederom aan den regel heb gehouden , non verba fed faEta quaerantur. 'Er is niecs, Myn Meer! door den druk gemeen ge. maakt, waar uit gy in Haat zult zyn my het tegendeel te konnen bewyzen van het geene ik gezegd heb, of aan te toonen, dat ik in myn verhaal iets heb overgcflagen, dat ter zaake, of ter befchuldiging van Amfterdam dienende was, gelyk gy van u kant byna alles hebt voorbygegaan wat ter wezenlyke ontichuldiging dier Stad moet dienen. Wrmt wat de Negociations du Comte d'Avaux betreft, daar omtrend heb ik my genoeg geëxpliceerd , en aangetoond , dat deze neque in re historica , neque juridica1 het geringde geloof verdienen; en zo gy wilt dat d'Avaux in onze gefchiedenisfen een'te/lis clasji. cus zal zyn, fiat; dan zal ik uit zyne gefchriften aantoonen, dat Willem 1IL zig gedragen heeft op eene wyze, tienmaal draf fchuldiger dan volgens den zelve d'Avaux Amfterdam immer gedaan heeft. Dog dewyl gy dit niet zult verkiezen, heb ik dezelve liever geheel ter zyde willen leggen (*)• En wat voor hec overige de Manu- fchrip- (*) Maar zagt ik bedrieg roy, gy neemt d'Avaux daad.  ( "3 ) fchripten belangt, dewelke 'er nog omtrent deze zaak voorhanden zyn, zo durf ik den tegenwoordigen bezitter der origineele Correspondentie deze zaak betreffende openlyk af te vraagen, of hy in flaat daadiyk voor een' geloofwaardig getuige; ik lees ten minften op uwe 19. bladz. deze ongezoute woorden, Ik voor my [chroom in geenen deele te beweeren , dat iemand die met een onpartydig oog dezen geheelen handel bê[tbouwt en overweegt, vooral zo als dezelve uit de naderhand gedrukte negociatien van den FaANSCHE» Gezant, voor ons een nieuw en aanmerklyk licht ver' kreegen heeft, myns erachtens niet ontkennen kan, dat het gedrag van Amfterdam op zyn best genoomen nooit geroemd kan worden, maar wel verdiende &c. Vergun my derhalven Myn Heer! uit hoofde der geloofwaardigheid van d'Avaux u uwe woorden dus te rug te geeven. Ik voor my [chroom in geenen deele te beweeren, dat iemand die met een onpartydig oog den geheelen handel van Willem III. zo in bet ftuk der werving op zig zelf, als om langs dien weg de Republiek in den oorlog in te •coikkeLn, be[cbouwt en overweegt, vooral zo als dezelve uit DE naderhand gedrukte negociatien van den Franschen Gezant voor ons een nieuw en aanmerk' lyk licht ver kreegen beeft, myns erachtens niet kan ontkennen , dat bet gedrag van W;llem III. op zyn best genoomen nooit geroemd kan worden, maar wel verdiende &c. Men gelieve de Negociatien van d'Avaux flegts op te Haan van 1682 tot 1684 om zig te overtuigen van de billykheid, met welke ik uwe woorden dus veranderd heb. H  ( "4 ) ftaat is, iets uit de brieven welke hy bezit, ain te toonen, het welk of ftrydig is met myn verhaal, of het welk de handelingen der Stad van Amfierdam in een ongunftiger daglicht ftellen kan, dan ik tot hier toe heb aangetoond , dat zy gefield moeten worden ? Zo ja, dan zal hy de zaak der waarheid , en onze gefchiedenisfen, waar uit eenzydigheid zo wel als vuigen laster voor eeuwig behooren gebannen te zyn , eenen wezenlyken dienst toebrengen; zo neen, dan mag hy zig den duuren prys beklaagen, voor welken hy zig van dezelven heeft willen meefter maaken. Maar gy vindt goed 'er by te voegen, dat dit ganfche voorval,'twelk de Amjlerdamfche Scbryvers en Digters welhaast als een flryd tusfehen dwitwlandy en vryheids liefde deeden voor koomen (*), meestal enkel van eenen kant ,naamlyk van dien der Amfterdammers , en dus niet minder dan onpartydig ook van onze Publicisten is be. fcbouwd en voorgefleld geworden. Dit is voor eerst weder eene groove onwaarheid. De meermaal aangehaalde Misfive van Philalethes, waar in de Amfterdam fche Heeren fchuldig aan het cri- men (*) Dit ganfche gezegde fteunt alleen op eene pasfage uit de Poefie van Oüdaan, die gy by Wagenaar Befcbr. v. Am ft. VI. ft. aangehaald gevonden hebt.  ( H5 ) men Majeftatis verklaard worden, (trekt terftond toe een bewys van het tegendeel. Egter vindt ik, buiten den Digter Oudüan , zo men wil, geene fchriften van dien tyd waarin, gelyk gy zegt, het gepasfeerde als eenen ftryd tusfehen dwinglandy en vryheids liefde wordt voorgedragen , offchooa ik 'er gaarne myne toeftemming aan geef, niet tegenftaande deze zaaken reeds met het roest eener eeuw bedekt zyn , dat in dien tyd overheerfching en vryheid dapperlyk geltreeden hebben in de Perfoonen van Willem III en de Regeering van Amfterdam, terwyl de zegeryke overwinning zig heeft vast gemaakt aan hec manmoedig en ftandvastig beleid der laastgenoemden. Voor 't ove* rige hebben de Publicisten van dien tyd zig zo wel verdeeld, dat hec onkunde is te zeggen dat men de zaaken flegts van eenen kant befchouwd heeft, daar 'er van de 23 Schryvers welke ik van. dien tyd bezie, 10 tegen, en 13 voor de Stad van Amfterdam hunne pennen gefcherpt hebben, met die onderfcheid, dac de eerste zaamer.genoomen wel volumineufer, dog met oneindig minder kunde en oordeel gefchreeven zyn als de laatste, zo zeer, dat uw Politiek vertoog met deze prullen vergeleken, nog zelf een meesterltuk genoemd kan worden. Vervolgens klaagt gy, dat bet u moeite doet H 2 den  ( n6 ) den Prefident van Bynkershoek ook te vinden onder die partydigen , welke dit voorval flegts van eenen kant befchouwd en voorgefleld hebben (*), het welk ik gaarne wil gelooven; want tot wederlegging van eenen Bynkershoek is het niet toereikend te zeggen, dat hy ook al mede onder de clasfe van prulfchryvers , huurlingen, blaauw boekjesmaakers behoort , met welke lieve naa. men, hoe zeer ook op u toepaslyk, gy anderzins gewoon zyt al die geenen te bellempelen, die de vryheid van ons Gemeenebest verdeedigd hebben of nog verdeedigen, Gy wendt het dan op eenen anderen boeg, en vergenoegd u met te zeggen, dat Hy by gelegenheid gewagende van het voorgevallene in dit Jaar , liever zynen Staatsgezinde» iever, of om V recht te noemen, zyn drift tegen de Stadhouders den teugel heeft willen vieren, dan de onpartydigheid, die een Man van zyn karakter betaamde, plaats geeven; Regt zo, maar wat moet hier nu uit volgen? Ik wil het eens toegeeven, dat Bynkershoek de pasfage, die u zo veel moeite doet, in drift gefchreeven heeft; moet dezelve daarom onwaarheden behelzen ? Zegt men in drift nimmer de waarheid ? Hoe dikwerf heb ik aan u in heeten drift (*) Politiek Vertoog p. ip.  ( i'7 ) drift gezegd, wanneer ik myne pen niet meer bedwingen kon, dat gy de {legde zyt der Inwooners van myn Vaderland, dat ik u acht als hec uitvaagzei der ganfche zedelyke Waereld , als iemand die alle hulde voor de waarheid en gevoel van eerlykheid heeft afgelegd; en zou die alles uit hoofde van mynen drift daarom min waaragtig zyn ? Geenzins ! Hoe haatlyk gy derhalven het Karakter van Bynkershoek ook hebt zoeken af te maaien, zulks doet niets tot hec wezenlyke van zyne gezegden, die ik, op dac een ieder 'er over mooge oordeelen, zal affchryven , na u vooraf van nog ééne leugen overcuigd te hebben, hier in beftaande, dat gy ons diets maakc, dat Bynkershoek zig alleen beroept op die door u te vooren genoemde partydige Amfterdamfche gefchriften, als of daar uit de onfcbuld der Afgevaardigden en de onwettigheid der verzegeling van hunne papieren ten vollen confteerde, hec welk geheel bezyden de waarheid is, dewyl hy zig geenzins op dergelyke gefchrifcen, maar op de eigenhandige verklaaringen en verancwoordingen der Regeering beroept; zie hier zyne woorden; cavet (*) inquic, exiflimes ipfis Nobilibus vel Urbium Ma- (♦> Bynkershoek Quaeft. Jur. Publ. Lib. II. C. IV. p. 215, 31$. H3  C 118 ) • Magiftratihus vel eorum ad comitia delegatis , non licere externorum principum legatos privatim audire, aut cum üs fermones commutare de falute Reipublicae, neque enim ulla lege id eft prohibitum , vel, faka Reipublicae dignitate, prohiberi poteft, modo, quae celanda funt, celent, nee temere promncient de bis quae non funt poteftatis fuae , fervato etiam decoro , quod in focietate fervari convenit. Probe , ita pergit , recordor , Amftel damenfïbus , quorum delegati cum Galliarum Regis Legato fermones de Republica habuerant, eo nomine crimen Majcftatis fuisfe object urn, eorimque ivftrumenta domi fuce fuisfe obfignata, fed quam nullo jure, fatis oftendit epiftola Aivftelodamenfium ad urbes Hollandiae feripta 19. Febr. 1684 (*), et ad ipfos ordims Hollandiae 8 Mart. ejusdem anni ff). Welk antwoord en decifie u niet behaagt, dewyl gy 'er by voegt, dat hier tegen eigenlyk de vraag was of door de Amfterdamfche Heeren misdaan was of'niet, welk gezegde toont dat gy Bynkershoek niet verftaat, die deze vraag duidelyk genoeg beantwoordt in de aangehaalde woorden, en (*) Holl. Merc. 1684. p. 3 f. et in libro, Confid, t. flaatsz. p. 31. (t) Ibidem p. 64, et in eodem libro p. 77.  (»9) en die , gelyk elk ziet , de Stad rond uit vry fpreekt; geheel te onregt zegt hy immers, beeft men haar befchuldigd en haare papieren verzegeld &c. En ik volg hem hier in gereedlyk, en om dugtige redenen; dog dit behoort tot Het tweede ftuk, dat ik omttend deze zaak op my genoomen heb te zullen verhandelen; den lezer naamlyk in ftaat te ftellen, om uit het gebeurde te oordeelen over de wettigheid of onwettigheid en dienvolgens over de deugdlykheid of ftraffchuldigheid der handelingen van de Heeren van Amfterdam. Gy zegt, dat de vraag, of deze Heeren misdaan hebben of niet, nooit op eene wettige wyze gedecideerd is geworden. Dit is zo, en de waare reden hier van heb ik boven opgegeeven', hier naamlyk in beftaande, dat deze volftrekt ten faveure van de Stad zou hebben moeten gedecideerd zyn geworden, het welk het ongenoegen van zyne Hoogh. tegen de Stad niet gedoogen kon, weshalven de zaak ongedecideerd is gebleeven. Het is deze aanmerking derhalven en de volgende woorden van Bynkershoek , die een wederzyds lichc over elkander onderling verfpreiden ; Hollandorum, zegt hy, libertati tune imminebat Orangius, ipfe Amftelodamenfium accufator , qui et alia occafione alios Magiftratus, ob eandem eauH 4 fam  C I20 ) fam cr'm'mis reos egit, et ut punirentur, auctoritate fua eff'ecit. Laefa fcilicet er at Majeftas Orangia, fi quis contra hiscere auderet, quominus ex ejus folius nutu ponder et Refpublica ; tantum enim Magiftratibus faciebat reliqui, quantum Bibulo Caefar (*). Vervolgens zegt gy dat ieder dus nog de vry. beid beeft, om daar over voor of tegen zyne gedagten te bepaalen. Groote vergunning! ik dagt dat gy zoudt gezegd hebben , dat niemand 'er anders over mogt oordeelen , dan dat de Stad fchuldig bevonden wierd, en dat haare hoofden geftrafd hadden moeten worden. Ik zal dan van deze edelmoedige vergunning gebruik maaken , en myne gedagten hier omtrend kortelyk in deze orde ter nederflellen. I. Opgeeven wat ieder lid in dergelyke gevallen doen mag II. Kort herhaalen wat Amfierdam gedaan heeft III. Hier uit aantoonen dat zy niets misdaan heeft, maar IV. Dat zy zeer is mishandeld geworden. I. Wat het eerste betreft. Ieder Lid moet voor eerst in het algemeen gehouden worden te moogen doen, alles wat door gec* (*j.Bynkebshoek, 1,1. p. 2J6,  C 121 ) geene wetten met zyne bewilliging gemaakt, of door de onderlinge verbonden , of door de wezenlyke belangen van het Gemeenebest verboden of verhinderd word. Ten tweeden, mag ieder lid gebruik maaken van alle de rechten welke verbonden zyn aan het Jus lïberi fuffragiï; waar toe behoort, dat men zig op alle mooglyke wyze informeere naar den toelland der zaaken, over dewelke gehemd moet worden, ten ware gy bewyzen kondt dat men niet geinftrueerd behoefd te zyn omtrend dergelyke zaaken , maar dat men op het gedaane voordel zonder reden flegts ja , of neen te antwoorden hebbe ; in dit geval zou het dan ook niet noodig zyn dat 'er Gecommitteerden uit de Collegien der Edelen of Steden ter dagvaart vertrokken; Gecommitteerde boeren kruyers &c. zouden dan deze gewigtige bedieningen ook zeer wel konnen waarneemen. Dog het is met de zaak anders geleegen. Indien by voorbeeld ter vergadering een voorflag wordt gedaan, welkers vastftelling en uitvoering, (neem eens het vermeerderen der Land of ZeemagO, ons bloot fielt aan eenen gevaarlyken oorlog met eenen onzer nabuuren, offchoon de voorflag van den anderen kant van geen wezenlyk nadeel voor de Republiek zou zyn, zo mag elk lid, ja moet elk lid, eer zyne ftem te geeven of te H 5 wei-  ( i& ) weigeren , zig allergrondigst zoeken kundig te maaken omtrend den wezenlyken toefland der zaaken, vooral omtrend de oogmerken en dispofitien van dien nabuurigen Vorst, die uit de vastltelling ofinwiliging van zodaanigeene voorflag, redenen zou konnen ontleenen, om ons den oorlog aan te doen; en het gefchiedt zonder benadeeling van een eenig Lid, of zonder te zondigen tegen een eenige wet, dat iemand der ftemhebbende Leden zig uit dien hoofde vervoegt by den gezant van zulk eenen Vorst om uit hem te verflaan welke de intentie is van zynen meester, om zig na deze informatie te konnen gedraagen , en langs dien weg in de vergadering aan de overige leden befcheidenlyk reden te konnen geeven van het geeven of weigeren zyner liern tot het geen 'er wordt voorgeflagen. Zo zegt Bynkershoek te regt: Nil probibet, quominus hgati (externorum puta principum) ad Ordines Generales misfi , aut eorurn aliqui, cum fïngulis Provinciis earumve membris fermones babeant de re publica, nam ut fuum fingularum Provinciarum, fic et fuum fingulorum membrorum liberum efi fuffragium, nee nifi de re poteftatis fuae agunt, qui de fuffragio fuo cum legatis agunt. Nolim ut obligent, vel propt er *« «■«» quod int er jocios fervare oportet, fed fi velint, sur non posfint nulla ratio  ( 123 ) ratio eft. Privatim utique Heet colloqui de rebus publicis, et licet ea audire, per quae quis doctior et melior adpublica confiüa accedat, quin et, fi ita videatur; licebit fuffragium fuum addicere, ut in munerum collatione pas firn obtinet, et fine fraude cujusquam eft; baec fi neges , defende fi potes, illud Hollandiae decretum 4 Maj. 1654 (*> Ten derden. Iedere Stad die haare Afgevaardigden zendc om mee de andere Afgevaardigden te handelen ter vergadering eener Provincie , over de algemeene zaaken der ganfche Provincie, heeft even het zelve recht, om over het geen zy met de andere Steden en Leden moet befluiten, te handelen met alzulken, die eenige betrekking hebben tot de zaaken, die verhandeld moeten worden. Verftaa my wel; ik zeg te bandelen, te fpreeken, te overleggen, niet omtrend dat geen, wat door de ganfche vergadering moet gefchieden, maar, -omtrend dat geen, wat dat by zonder lid voor zig zei ven in de vergadering heeft te verrigten. By voorbeeld; geen byzonder Lid mag uit naam der vergadering iemand afzenden aan eenen uitheemfchen gezant, om hem het voorneemen der vergadering bekend te maaken, en zyne gedagten daar (*) Eyhkershoek, 1. 1. p. 213.  C 124 ) daar op af te vorderen; dit is eene zaak die de ganfche vergadering raakt. Maar een byzonder Lid mag iemand afzenden aan eenen uitheemfchen gezant om hem zyn eigen voorneemen voor zig, nopens het geen dit lid voor zig doen zal in de vergadering te communiceeren, en als dan de gedagten van dien gezant hier op afvorde* ren. Het X. Artikel der Unie verbiedt wel, dat geen byzonder Lid eenig verbond mag aangaan met eenig uitheemsch Vorst, zonder toeftemming der medeleden &c; maar welk een oneindig onderfcheid is 'er, tusfehen het daadlyk maaken van een verbond zonder toeltemming der medeleden , en het fpreeken met iemand over zyne eigene zaaken die psteftatis fuae, en niet Ordinum Provincie zyn ? De Refolutie van 28 Septemb, 1662. verbiedt aan de byzondere Leden wel om openlyk audiëntie te vergunnen aan uitheemfche gezanten over zaaken der Gemeenenftaat van den Lande betreffende , en was genoom en by gelegenheid dat Don Gamarra Ambasfadeur vaa Spanjen in de Vroedfchap van Dordrecht was verfcheenen , om te handelen over het aangaan van de defenfive ligue met de Kroon van Spanjen (*) ; dog verbiedt geenzins, dat byzondere I Ste- (*) Rejolutien fan Ccn/ideratie ten tyde van de Wit* p. 643.  ( 125 ) Steden of Afgevaardigden moogen fpreeken met uitheemfche Gezanten, om langs dien weg onderrigt te worden, hoe zy hunne maatregelen moeten neemen, en handelen tot het meeste heil des Vaderlands. En zo is de zaak ook altoos begreepen geworden , blykens de voorflag welke de Ridderfchap van Holland naderhand in het jaar 1Ö83 deedt (*), of men naamlyk ook die fpreeken en handelen, dit verflandhouden (gelyk men zig uitdrukte) met uitheemfche Gezanten aan de byzondere leden niet behoorde te beletten? Waar uit men duidlyk ziet, dat zulks tot dien tyd toe nog niet verboden was geweest; nog ook is het te dier tyd door eene wet verboden geworden; zo dat het nog heden waar is wat Bynkershoek ten dien opzigte zegt: Tempore liberae Reipubli» cae cum legatis principum privatim colloqui ad promovendam boni publici falutem, femper fine fraude fuit, et adbuc eft (f ). Ook heeft de Stad van Amfierdam in het Jaar van 1684. daadlyk gehoor verleend en gefproken met den Zweedfchen Ambasfadeur, die aan haar door den Raadpenfionaris gezonden wierd, om uit haar te vernee. (*) Wagenaab Fad. Hifi. XV. D. p. 161. (t) Bynkershoek Quafl. Jut. Publ. Lib. II. C, IV. p. 216.  ( ia6 ) neemen hoe het Hond met hunne raadpleeging op het ftuk der werving,op dezelve wyze als zy ook nu in het voorhanden zynde geval gefprooken had met den Franfchen Gezant, zonder dat men wegens het eerste geval met den Zweedfchen, hen immer iets te last gelegd heeft (*). Eindelyk ten vierden , fchroom ik niet Myn Heerl daar het hier aankoomt op de naaukeurige bepaaling der rechten van een fiemhebbend lid, er by te voegen, dat, wanneer de omftandigheden zulks volltrekt noodzaaklyk maaken, en men geen *?éTo» of decorum kan obferveeren, zo wegens de willekeurige handelingen , en onbetaamlyken invloed van eenen Stadhouder als Willem III, als van wegen het gevaar waar in men gebragt kan worden door de noodzaaklykheid om volltrekt de eene, of de andere zyde te moeten kiezen, terwyl 'er geen derde, als een middel weg, overig is; dat, zeg ik, als dan het aan ieder Lid vry Haat, zo wel Edelen als Steden, om van nabuurige Mogenheden te vorderen, dat deze zig zullen verbinden om na te koomen, het geen zy aan dat byzonder Lid gezegd hebben, indien het Lid, op die veronderftelling, dat deze Mogenheden hier in getrouw zullen zyn, zyn Item tot een zeker voorftel ter ver- (*) Wagenaab, Vad. Hifi. XV. D. 1. I  ( 127 ) vergadering geeft, of weigert. — Zie daar eene ftelling die niemand voor my gewaagt heeft op het papier te zetten, en die ik, hoe Hout en vremd dezelve ook fchynen mooge, egter durf te onderwerpen aan het naaukeurigst onderzoek van alle myne landgenooten, byzonder van zulken die meerder kunde aangaande den aart en natuur onzer Conftitutie bezitten, dan Myn Heer de Schryver van het Politiek Vertoog, dien ik durf tarten niet in ftaat te zyn , om dezelve aan my te ontleggen, of te toonen dat dezelve flrydig is met het gezag het welk aan die Leden toekomt by welken wy den zetel zoeken moeten van volftrekte Sou' vereiniteit. Het is in de daad niet genoeg flegts woorden neer te pennen en in het wild te fchermen, voor onkundigen eenen zweem van kennis en ervaarenheid te toonen, die eene onweetende meenigte ligt kan overbluften , (en dan maar eene meesterlyke uitfpraak te doen, even of men zat op den drievoet van Apollo), over het bedryf en de verrigtingen van zulken, die niets anders zoe« ken, dan hunne rechten ongekrenkt aan hunne kinders na te laaten, en door het behartigen van het heil des Vaderlands zig te verzetten tegen inkruipende dwinglandy en verwoesting van Vryheid. Neen, Myn Heer! ons verfchil is van dien aart, dat een juiste uitfpraak over hetzelve niet  ( "8 ) niet dan van de grootfle aangelegenheid gefchac kan worden ; allerwenschlykst derhalven was het, dat door hoog gezag naaukeurige bepaalingen omtrend dergelyke zaaken gemaakt wierden, op dat men langs dien weg in ftaat gefteld mogt worden, om met den vinger te konnen aantoonen , wat het recht is der landzaaten, Steden, en Edelen in dergelyke gevallen als wy thands behandelen, II. En herinner ik my nu, na alles wat ik boven aangaande de rechten der ftemhebbende leden gezegd heb, wat 'er eigenlyk door Amfterdam is verrigt geworden , zo blykt het ten allerduidlykften, dat zy wel verre van zig fchuldig te maaken, nog niet eens tot die uiterllen is gekoomen, waar toe zy met het grootfle recht had konnen koomen. Immers wat had zy gedaan? Dit i.) Zy had door hare Gecommitteerden laaten fpreeken met d'Avaux, na dat deze hen eerst hier toe had aangezogt, a.) Zy heeft uit hem willen verftaan wat de intentie van zyn meester zyn zou, indien de werving al of niet doorging. 3. ) Zy heeft uit hem willen weeten waar zyn gegeeven antwoord op fteunde. 4. ) Zy heeft begeerd, dat het geen hy haar ge¬ zegd  C i*9 ) zegd had door hem fchriftefyk aan de vergadering zou worden bekend gemaakt. 5. ) Zy weigert zig aan hem te expliceeren, di¬ rect of indirect, omtrend het geeven of wei* geren van haare item tot de werving. 6. ) Zy Iaat zig door hem berigten, dat hy> het geen hy aan haar gezegd had, ook gecommuniceerd had aan den Raadpenfionaris, de Steden van Holland en eenige Leden van de Generaliteit. 7. ) Zy weigert hem eenige particuliere verzeke¬ ringen te geeven , die hy van haaren kant fcbeen te vorderen. Zie daar eene korte opgave van alles wat 'er gebeurd is, waar uit blykt, dat zy niet eens, (het geen zy had konnen en moogen doen), aan d'Avaux verklaard heeft, wat zy omtrend de werving doen zou; veel min dat zy zo ver gekoomen is (het welk haar al mede vryllond) om van d'Avaux te begeeren, dat deze zig aan haar verbinden zou, tot nakooming van zulke poincten (het vervoeren der Wapenen uit de Nederlanden b. v. en dergelyke), die haar zou konnen in fiaat Hellen, om ten meeste nutte van het Vaderland hare Item tot de werving volltrekt te weigeren. III. Hier uit is het dan volkomen zeker, en zo klaar als de Zon aan den Hemel, dat de Stad I niets  C 130 ) niets gedaan heeft, het welk het rond van haaren pligt, magt, rechten of verbonden, ééne enkele fchreede te buiten ging, maar dat zy zonder zig fchuldig te maaken , nog merklyk verder had konnen gaan dan zy daadlyk heeft gedaan; zo dat het 'er zo ver van af is, dat zy zig aan 't krenken der regten van hare medeleden , of aan de misdaad van gekwetfte Majefteit zou fchuldig gemaakt, en langs dien weg anderen mishandeld hebben , dat zy in tegendeel veeleer zelve op eene verregaande wyze is mishandeld geworden. IV. Dit blykt , voor eerst , uit de valfche befchuldigingen welke men tegen haar inbragt. Ten tweeden, uit het weigeren van gehoor aan hare verdeediging. Ten derden, uit het violeeren der vryheid van hare gecommitteerden ftrydig met 's Lands wetten. Ten vierden, uit het onwettig verzegelen haarer Papieren, zelf die van haren Penftonaris Hop. Alle handelingen, welke niet alleen tegen het ftaatsregt , de vryheid, de gebruiken, de forme van rechtspleeging ten eenemaal ftryden; maar die zelf aanbotzen tegen de rechten der natuur, dewelke byzonder hier in verkragt zyn gewor« den, dat men crimineel tegen de Stad procedeerde , hare papieren verzegelde &c. Zonder dat men  C I3i ) fneft een oor aan de duidlykfle en bitiykfle verantwoording leenen wilde ; haar ftraffende iti het violeeren haarer vryheid, eer dat men haar had konnen bewyzen, dat zy zig dier flraf verdiend gemaakt had. Het een en ander agt ik genoeg, om aan dit tweede ftuk zo veel ligt by te zetten als ieder lezer noodig heeft, om de handelingen der Stad vart Amfterdam van allen blaam volkoomen vry te fpreeken; waar door derhalven uwe tweede befchuldiging onder deze Jaaren tegen die Stad ingebragt, even gelyk de eerste ten eenemaal vervalt. Gaarne zou ik het hierby niet laaten blyvenjgaar* ne zou ik voortgaan om door een verhaal der verdere gefchiedenisfen van dien tyd niet alleen té doen blyken, dat de verrigtingen der Stad van Amfterdam vry behooren gefprooken te worden vatl den vuigen laster, welken men haar aantygt, maaf daar en boven met den vinger aan te wyzen hoe zeer het gedrag der Stad te dezer tyd by kundige Vaderlands gezinden haar gedagtenis veredeld, eö haaren roem vereeuwigd heeft; hoe haare wyze" Regeerers aan de nakoomlingfchap een prykend voorbeeld hebben nagelaaten , niet van heerschzugt, niet van onregtvaardigheid , niet van het fchenden van de rechten der Landzaaten, niet van onderdrukking; maar van eerlykheid en deugd in I a hm-  C 132 ) handel en gedrag; van ftandvastigheid in 't midd&n van het bangst gevaar; van zagtmoedigheid in onderdrukking ; en , welk' een' edele deugd ! van traagheid om zig te wreeken, ook van de verregaandfte beleedigingen. Dan, het geen het gevoel der waarheid my zou doen fchryven , zou veelligt worden aangezien voor opzetlyke eenzydigheid en laage vleiery. Ik vergenoeg my derhalven met het bloot weerleggen van het geen door u ter befchuldiging dier brave Stad wordt aangevoerd, en ga derhal ven met ltilzwygen voorby, wat ons het geen 'er vervolgens nog gebeurd is, leert omtrend het Karakter en de oogmerken van Willem III. Alleen zeg ik hier wederom, dat ook alles wat gy onder deze Jaaren tegen Amfterdam hebt ingebragt , geenzins bewyst, dat zy gezondigd heeft tegen het verbond der Unie , en de toenmaaüge wezenlyke belangen van om Gemeenebest; zo dat al het door u aangevoerde, even gelyk dat van voorige Jaaren , niets ten nadeele dezer Stad bewyst, maar flegts voor loutere uitvloeizels van verdoemlyke iasterzugt te houden is. Ik ga dan over tot het Jaar 1688. Het verwondert my zeer, dat gy het gebeurde,  C '33 ) de , by verfcheidene gelegenheden in het jaar 1685 zyt voorbygegaan, daar Amfterdam, al weder even trots als in het voorige jaar, byzonder in dezen tyd wederom haaren ouden gang ging. Het was immers in dit jaar, Myn Heer! dat zy op zig durfde te neemen de Privilegiën der Stad Dordrecht, niet alleen tegen het Hof van Holland, maar zelf tegen den Prins van Oranje, openlyk te maintineeren en handhavenen (*). Het was immers dit zelve jaar , dat zy zig dorst te onderwinden aantedringen op de vermindering der landmagc, en ingevolge het heerlyk onderwys van d'Avaux, op vermeerdering der zeemagt(f). Welk eene opeenftapeling van verregaande misdaaden!!!! Verweet de Ridderfchap dit zelve jaar ter vergadering van Holland niet openlyk aan Amfterdam , dat men in V vermoeden vallen moest dat zy alleen voor zig zelven, en niet voor. het ge meen ei-and dagt te zorgen (§)? Welke voldingende bewyzen derhal ven al weder van haare ftraffchuldigheid,en ontrouw! Maar neen! Gy zyt te edelmoedig geweest om zulk eene opeenhoping van al het wan- (*) Wagenaar , Fad. Hifi. XF. D. p. 2(J8, (f) Idem, ƒ>. 383 fqq. (§; idem, p. n9fq. 1.3  ( 134 ) f wanbedryf der Stad te maaken ; gy gaat liever wat voorby, zo als gy de jaaren van iói 8 en 1674 ook hebt gedaan, en vergenoegt u , met alleen zulke dingen by te brengen, die niet zo zeer de ftraffchuldigheid der Stad onweerlegbaar bewyzen, als wel die maar enkel den heetften twist en jammerlykfte oneenigheid tusfehen het Doorluchtig huis van Oranje en de Stad van Amfterdam op de besc mooglyke wyze bevorderen konnen. — Getrouw aan deze uwe edele principes brengt gy ons by het gebeurde in 1688, om en aan ons,en aan onzen Stadhouder deze Stad in 't haatlykst daglicht te vertoonen.Dan vergun my, Myn Heer! u hier te doen opmerken, dat zelf een vremdeling, die flegts iets van onze gefchiedenisfen weet, zodaanig eene keuze, als de uwe, befchouwen zou als die van iemand, wiens brein en redelyk vermoogen ten eenem aalt verward is en ontrust; daar hy die het geheel onzer gefchiedkunde overziet en de hoofdgebcurtenisfen, welke zig uit desfelfs oppervlakte meer verheffen , flegts oppervlakkig befchouwt, ten eerften merkt, hoe op het eind der 17 Eeuw een Oranjevorst, onderfleund door het Gemeeneland i\JET nE Ystad aan ket hoofd, op den troon van Groot Brittannien word neergezet. Dog wat behoef ik voor u lonter woorden te (pillen, laat ik liever ter zaak koomen. Gy  ( 135) Gy voert het thands als eene befchuldiging tegen de Stad aan, dat haare hoofden, die vier jaaren te vooren (1684) zo heftiglyk bezveerd hadden dat het hun vry fond met uitheemfche Gezanten te fpreeken, zonder kennis of autborifatie van Hun Ed. Groot Mog. thands zeer fclroomagtig waren om met den Prins in eenige onderhandeling te treeden omtrend zyne voorgenoomenen toeleg ter herftelüng van den plaat van Engeland (*). Hier op dient tot antwoord. Dat het gedrag van Amfterdam zekerlyk zeer inconfequent geweest zou zyn, indien zy,te vooren beweerd hebbende dat zy mogt fpreeken met uitheemfche Ministers, thands aan den Prins had willen beduiden, dat zy niet vermogt met hem te Jpreeken zonder kennis der vergadering van Holland , is buiten allen twyfel. Dog dit heeft zy ook nimmer zoeken te doen. Haare befchroomdheid om met hem in onderhandeling te koomen wierd geenzins geboorcn uit vrees dat zy zig langs dien weg fchuldig maakcn zou aan ongeoorloofden handel; maar dezelve fproor alleen uit het vooruitgezigt der gewigtige gevolgen van zulk eene aangelegene onderneemmg. Den Prins by te ftaan met al het vermoogen der Republiek , het welk ver09 Wagenaar , Vad. Bijl. XVI. D. p. 42, 43. I 4  ( I3<5 ) vereischt wierd om hem den weg te baanen tot den Britfchen Troon, moest noodzaaklyk de kragten en fchatten van het Gemeeneland uitputten, en aan hetzelve naaulyks zo veel overig laaten, als noodig zyn zou om de Republiek zelve en de belangen der invvooneren te befchermen , het welk by de uitkomst ook gebletken is, dewyl onze koopvaarders niet geconvoyeerd konnende worden, vermits de ganfche zeemagt toen nog in Engeland was, de beurs van Amfierdam langs dien weg eene fchade heeft ondergaan van tien Millioenen (*). Maar ten tweeden, de uitflag van zodaanig eene ondernceming was ook nog ten eenemaal onzeker; het bloed van Argyle en Monmouth rookte nog, en wat kon aan Oranje eenen meer gewensten uitflag onfeilbaar verzekeren ? Of zoudt gy ons nu willen diets maaken dat zyn Hoogheid van te vooren had voorzien, dat Lodewyk te dier tyd de wapens tegen den Keizer zou keeren, dat Brandenburg onze Frontieren zcu koomen dekken, en dat zyn Schoonvader j a c o b zo bloohartig het ryk verhaten zou ? Ten derden, zulk eene onderneeming ging zwanger van eenen onvermydelyken oorlog met de Franfche Kroon, dewyl Lodewyk de hals vriend was Wagenaar, Befcbr. van Amft.Vl, St, p. 147,148*  ( 137 ) was van Jacob, en de zo ieverige als redenlooze voorftander van den Roomfchen Godsdienst; het welk ook ras door de uitkomst wierd bevestigd. Ten vierden voorzagen de wyze Regeerers dezer Stad , dat deze oorlog de allcrramp. fpoedigfle zou zyn voor 's Lands goede ingezeetenen, dewyl men hen van te vooren tegen denzelven niet zou konnen waarfchouwen wegens hec geheim waar mede de onderneeming moest behandeld worden; zo dat het te dugten was, dat langs dien weg de onweetende en onfchuldige kooplieden,pilaafen van ons Land,de eerfte flagcoffers zouden zyn der eerzugt van hunnen Stadhouder , gelyk zulks ook terfiond gebleeken is en door eene treurige ervaaring volkoomen bevestigd (_*). Alle deze gevaaren vertoonden zig aan het gezigt dier fchrandere Vaders in het ontwerp van hunnen Stadhouder. Zy waren gewoon de zaaken door te zien in derzelver gevolgen, en wisten al te (*) Vecle Koopvaardyfchepen, zegt Wagenaar , die men ter oorzaake van bet geheim, waar mede de toeleg op Engeland had moeten beleid worden , niet bad konnen waarfchuwen, werden j,n Vrankryk aangehouden. De Oorlogfcbepen van den Staat vertoefden lang in Engeland, waar door de Koopvaarders wagten moesten naar convoy &c. Zie verder Befebr. v. Amfl. VI. St. 1. i I 5  < 138 ) te wel, wanneer deze niet duidlyk ontdekt of ontwyffelbaar voorfpeld konnen worden, dat het dan de pligt is van ons, eindige wezens, om ons oordeel op te fchorten omtrend de goedheid of nadeeligbeid der daaden. Aan den anderen kant waren zy niet onbewust, dat welligt eerlang het tydftip kon gebooren worden, waarin de Godsdienst, dien zy beleeden , in het uitgeftrekt gebied van Groot Brittannien wierd uitgeroeid , het welk zy , als handhavers der hervorming verpligt waren , zo veel mooglyk te keer te gaan. Evenwel zyn zy misfchien, by het voorftel van Prins Willem niet geheel onbewust geweest , hoe dikwerf de Godsdienst aan vorstlyke eerzucht, en eigenlievende ondernee. mingen ten mantel heeft verftrekt, en hoe meenigmaal desfelfs gezag misbruikt geworden is, om de muilezel te zyn van de Koningen der aarde, die hen moest opvoeren tegen zulke fteilten , welke door eenig ander middel voor hen ten eenemaal onbereikbaar waren. Dan laat ik my wagten om myne veder te zengen aan een te heilig vuur ! Eene andere aanmerking zal hier mooglyk beter te ftade koomen; deze naamlyk, dat de Regeerers dier Stad veelligt te recht begreepen, dat de zorg voor de kerk van Jefus Christus, God zelf bleef aanbevoolen, die in zyne  ( 139 ) ne openbaaring zo dikwerf blyken had gegeeven, dat zy het gebyzonderd voorwerp was van zyne gunst en befcherming; dat het voor hec overige hunne pligc was om zorg te draagen voor den burgerftand, en de belangen van hun Vaderland, en zig hier in ce gedraagen naar hec voorfchrifc dier reine zedenleer, die hen door hunnen godsdiensc wierd voorgefchreeven (*). Dan hoe die zy , genoeg is hec den lezer te doen opmerken , hoe de tegenovergeftelde belangen van den burger/laat en den Godsdienst, de Amfterdamfche Vaders fchroomagcig maaken moescen , om daadlyk hunne gedagcen aan den Prins te verklaaren, omtrend iets, het welk voor een van beiden zulke jammerlyke gevolgen zou konnen hebben. Hinc itaque illce lachrymae ; maar geenzins uit ongenegenheid voor zyne Hoogheid, of uit eene vrees voor onwettige handelingen , die hun gedrag vier jaaren te vooren gehouden volkoomen zou veroordeelen. Neen! het (*) Ter bevestiging van het gezegde dient het antwoord van Burgemeester Wits en aan den Raadpenfionaris Fagel in byzyn van zyne Hoogheid, zeggende, dat de zaak van Engeland een z tak van Godsdienst zrjnde, door God $elv' wel befeberm zou worden. Wagenaar , Vad. Hifl. XV. D. p. 43Q.  C Ho ) het tegendeel blykt genoeg uit het geen 'er vervolgens gebeurd is. Dan wat konden die wyze Regeerers in den beginne, eer hunne bond- en eigene ambt-genooten nog iets hieromtrend beflooten hadden, beter, voorzigtiger, en te gelyk edelmoediger doen,dan alleen op 's Princenvoorftel in algemeene uitdrukkingen te antwoorden ? iets , het welk gy hen zo kwaalyk duiden wilt(*). Of hadden zy maar terftond aan zyne Hoogheid toezegging moeten doen van hem te zullen helpen , zonder te peinzen, te doorzien de gevolgen van zulke gewigte beloften ? Denkt gy dat zy als menfchen niet ligt konden vallen in het vermoeden van kuipery en list, om eerst hen te willen overhaalen, en dan de overige Leden, die zo veel vermoogen niet hadden om 's Princen toeleg te begunftigen, langs dien weg maar te dwingen tot berusting in het voorneemen en de gedagten van anderen ? Een vermoeden het welk terftond in hen geboren moest worden, zo dra zy zig herinnerden , dat die zelve Prins, die hen in het jaar van 1684 aan de vergadering van Holland had aangeklaagt wegens verftandhoudingen met anderen, buiten kennis van de overige Leden, nu zelf kwam, om (*) Politiek Vertoog, p. 21.  ( Hl ) om hen tot dergelyke handelingen aan te zoeken, en dat nog wel met uitlluiting van eenen hunner ambtgenooten, te weeten Burgemeester Appelman, aan wien geene opening van 's Princen voorneemen gedaan mogt worden, alleen om dat hy in zyne ongenade gevallen was , en daarom mooglyk zyn oogmerk zou verhinderen (*); Een ver- (*) Wagenaar, Befchr, v. Amfl. VI. St. p. 143 verg. Vad. Hifi. XV. D. p. 425 j%. Wits en had van den beginne af aan verzogc aan Burgemeester Appelman ook opening te moogen geeven van 's Prinfen oogmerk, dog zyne Hoogheid had zulks volllrekt geweigerd. ( Vad. Hift. XV. D.p. 431 uit het verhaal &c.~) Maar ik moet hier nog eenen trek van uw ftegt karakter aannaaien; hoe zeer ik my zoek te onthouden van ve.der perfoonlyke haatlykheden tegen u op het papier te zetten, zo kan ik egterniet r.alaa» ten in waarheid te betuigen dat het my fpyt immer de pen tegen u te hebben opgevat, daar ik duim voor duimfteeds dingender bewyzen vind, dat ik niet fchryf tegen iemand die louter uit ambitie, om zig zei ven te bevorderen, gefchreeven heeft, het welk een ieder doen kan behoudens den eisch opeen eerlyk hart en deugdzaame gevoelen; maar tegen iemand die zyne eerlykheid en deugd heeft opgeofferd aan perfoonlyken haat, en het wisfelvallig vooruitgezigt op tyd. lyken voorfpoed; die zig niet alleen niet ontzien heeft om ons met tastbaare leugens telkens op te houden, maar die nog daarenboven het onkundig oordeel van eenen min ervarenen lezer geduurig zoekt te verfchalken. Wier van heb ik immers wederom een fpreekend bewys voor my, hier in  ( 142 ) vermoeden derhalven, het welk zo ras in hen nief gebooren moest zyn, of het moest hen eenen hei* melyken afkeer doen hebben, van eene onderneeming, welker uitvoering begonnen wierd op eene wyze zo ftrydig met het edelmoedig hart en open beltaan van zulke brave Burgervaders, en zo vierkant ingerigt tegen de zuivere zedelesfen van dien zeiin dat gy ons poogt diets te fflaaken.dat Burgemeester Appelman een landverraader en uit dien hoofde verdagt was by zyne Hoogheid. Want na dat gy in den tekst (JPolit. Vert. p. 21) gezegd hebt , dat Appelman by zyn Hoogh. verdagt, en daarom buiten bet geheim was, zo haalt gy in uwe noot {letter x) een plaats uit Wagenaar aan, alwaar deze verhaalt dat Appelman door eenen fchurk befchuldigd is geworden van fnoode verftandhouding met* en opftooking van Lodewyk XIV. tegen Prins Willem, zo dat gy ons wilt doen begrypen ,dat de Prins de grootfle reden had, om dien Burgervader niets van zyn voomeemen te ontdekken. Dog zonder my hieromtrend verder uit te laaten, is het voor den onkundigen lezer genoeg aan te merken dat de zaak met Jan Hol den befchulder van ApFelmaN eerst is voorgevallen in het jaar 1689, zo dat het eene zonderlinge voorzigtigheid van den Prins zou geweest zyn, indien hy Appelman in het jaar iög8 reeds verdagt gehouden had, uit hoofde eener ontdekking of befchuldiging, die een jaar naderhand eerst tot zynen laste opkwam. Dog die ganfche zaak is te frivool om 'er van te reppen. Genoeg dat ik den lezer uwe verfchalking heb aangetoond.  C 143 ) zeiven Godsdienst, voor den welken men thands het zwaard aan zyne heupe gorden wilde. Wyze voorzigtigheid deeden hen dan aan den Prins antwoorden, dat men bet werk den tyd moest aanheveelen en ten minjlen tot bet nadrend voorjaar wagten (*). Vervolgens moet het al mede als een bezwaar tegen de Stad dienen , en te gelyk haare firaffchuldigheid vergrooten , dat de Burgemeesters Geelvink en Witsen den avondmaaltyd houdende met den Grave van Portland, Heer van Rhoon, niet bebben willen drinken (of ten minsten zig hier van onthouden hebben) op den goeden uitflag der onderneeming (f). Ik beken dat zy dit van goeder harte hadden konnen doen , dewyl het woord goed flegts eene betreklyke beteekenis heeft. Zy hadden konnen wenfchen dat 's Princen voorneemen beflierd mogt worden door 's Hemels goede voorzorg ten nutte van de Kerk en van hun dierbaar Vaderland; de Graaf van Portland kon by ■ zynen teug die gedagten , voeden, die hem aangenaam waren. Dan het was in de daad geen tyd van maaltyden of vrolykheid, daar (*) Wagenaar, Vad. Hifi. XV. D. p. 427; (f) Ibidem p. 428.  C 144 ) daar men bezig was het geluk der ganfche Republiek op te hangen aan den onzekeren uitflag van eene zo trotfche als onzekeren onderneeming. Ik verbeel my, hoe beklemd het hart dier Burgervadren is geweest , in zo veel wisfelvalligheden ; hunne ziel, bykans bczvvykcnd onder den last die hunne fchouders drukte , had welligt eenen afkeer van de begeerlykfte fpyze; en , vestigt gy in deze omftandigheden onzen aandagt op drink en maaltyden,zo zal ik veelliever mynen lezer wyzen naar het bidvertrek van Vader VVitsen, op dat hy leere, hoe onze Vaders zig gedraagen hebben in zulke benaaude tyden. Daar zie ik , hoe de oude vader, wel ver van met haat en kwaadwillgheid vervuld te zyn, op zyne kniën valt, terwyl zyne traanen langs zyne wangen biggelen, en hy niet weetende wat hy volgens zynen pligt thans moest verrigten , aan God om wysheid bid. — Maar dit wordt veelligt by u voor dwepery en laagheid van geest aangezien- Het cupere non disfolutum videri in tanxis Reipublicae difcriminibus wilt gy liever te kennen geven met een lagchend aangezigt en eenen beker wyn in uwe hand; dog zo dagten onze vaders niet. — Het gedrag van W i t s e n leert my ondertusfchen , dat hy alle zyne handelingen heeft zoeken in te rigten naar den eisch der  ( 145 ) der Zedelyke , der Godlyke wetten, en dat het 'er oneindig ver van daan is, dat hy uit beginzels van eigenbaat , heerschzugt, of haat tegen zyne Hoogheid, zo als gy ons beduiden wilt, zig zo fchroomachtig toonde, om rond uit's Prineen voorneemen goed te keuren, en met zyn gezag te onderlteunen. Het wordt ondertusfchen tyd, dat ik u wederom op een doorflaande wyze, van kwade trouw overtuige. Gy zegt ons dat gy, om kwantswys uwe onpartydigheid en de deugdzaamheid van uwe zaak te toonen , aangaande het gebeurde in dit jaar enkel het verhaal van Wasenaar woordelyk zult uitfehryven (*). Maar, Myn Heer! wat is de reden, dat gy dit verhaal hebt uitgefchreeven uit zyne Befchry- ving van Amfterdam? Waarom hebt gy zyn Vaderlandfche Historie niet voor u gelegd ? — In het eerstgenoemde werk geeft hy immers geen verhaal van alles Wat 'er gebeurd is, maar daar wyst hy ons naar het laatsgenoemde (f). — Het is dan zyne Vaderlandfche Historie die wy te hulp moeten neemen, om te konnen oordeelen over het geheel der handelingen en het gedrag (*) Politiek Vertoog p. ar. (t) Wagenaar, Bejcb. i>. Amfl. VI. Sc. 147^ K  C h6 ) drag van Amfierdam; in dit werk zegt Wagenaar zelve (maar niet in zyne Befchryving van Amfierdam ,a.\waar by dit alles is voorby gegaan), „ Ik ben in flaat gefield, om van Ée heimlyke „ handeling, met die van Amfierdam , naau„ keuriger verflag te doen, dan tot hier toe heeft konnen gefchieden, uit de eigenhandige aante„ keningen, van Burgemeester Witfen zelve, die alles wat hem voorgekoomen was, toen V hem „ nog versch in 't geheugen lag, op 't papier ge„ bragt heeft, zo volkoomen naar waarheid, als ,, of hy 't , gelyk hy verklaart , met eede zou „ moeten bevestigen (*)." Indien men dit werk van pag. 425 fqq. aandagtig leest, en dan onpartydig zyn oordeel laat gaan over den ganfehen toedragt der zaaken , dan moet een onzydig lezer het volgende befluiten. Dat de Stad van Amfterdam nooit de eerfle aanlegflcr is geweest, van het ontwerp, om den hervormden Godsdienst te handhavenen en te verdcedigen, door Willem III. te plaatfen op den troon van Engeland; dat het veel eer fchynt dat de ' Regeerers dezer Stad, indien de ganfche zaak van hun beleid alleen had afgehangen , die groote onderneeming , den tyd zouden hebben aanbevoolen, dewyl (*) Wagenaab, Vad. Hifi. XV. D. p. 425.  ( 147 ) wyl zy geenzins konden voorzien,datde omwentelingen der tyden; — het verkeerd begrip van Lodewyé XIV- die Keizer Leopold den-oorlog aankondigde; — de geneigheid van den Keurvorst van Brandenburg om ons Gemeenebest te befchermen; — en daar en boven de gejaagde vreesagtigheid vanKoning Jacob ; te gelyk zouden medewerken, om de vleiende vooruitgezigten van hunnen Stadhouder te begunstigen- ]— Dat zy, (ten derden,) toen zyne Hoogheid haar de eer aandeed, om, (uit bewustheid hoe zeer hy de hulp dier magtige Stad zou noodig hebben, om de Britfe Kroon op zyn hoofd te doen nederzetten,) aan haar de eerfle opening te geeven van dit zyn grootsch ontwerp; zy zig niet terftond vol vaardig heeft getoond, om den uitftee. kenden luister van zyn Doorluchtig Huis op eene zo aanmerklyke wyze te vergrooten. Dan, dat deze haare traagheid in dit opzigt geenzins voortvloeide uit wraakzugt wegens voorige beleedigingen, of uit ongenegenheid tot den perfoon van Willem III., maar alleen uit de befchouwing yan een viervouvvig gevaar, door my boven opgegeeven, het welk haar Vaderland langs zulk eenen weg, onvermydelyk zou moeten dreigen. — Dat zy derbalven , de voorzigtigheid tot haren trouwen gids genomen' heeft, en in den beginne die groote onderneeming niet aangedrongen, maar K 2 eg-  ( 148 ) egrer ook geenzins tegengehouden heeft. — Dat zy, als eene trouwe moeder haarer burgeren, intusfehen het belang van den Koophandel niet geheel uit het oog verlooren heeft, maar dat dit haar met meerder fpoed heeft doen befluiten tot dingen , die zy anderzins zo fchielyk niet zou hebben ingewilligd (*). — Dat zy, toen zy bemerkte dat veele Provinciën en Steden genoegen naamen in 's Princen' voorneemen, dat groote werk ook geenzins heeft willen vertraagen , maar haaren Stadhouder, God zou dan voor de uitkoomst zorgen! ook al die hulp toebrengen, die in haar vermoogen was. —- Dat zy in gevolge van dien, (hoe veel tegenftands geldleeningen anderzins by haar ook vinden), terftond heeft geconfenteerd in eene leening van 40 Tonnen Gouds ten behoeve van zyne Hoogheid (f). Dat de Amfterdamfche Kooplieden zelf in het geheim hunne fcheepen verhuurd hebben om 's Princen oogmerk te begunstigen (§) enz. Uit het een en ander, Myn Heer ! blykt derhalven ten allerduidelykften, dat de Stad in alle deze omftandigbeden geenzins gehandeld heeft , over- (•) Wagenaar ; Vad. Hifi. XV. D. p. 452d) Idam. p. 467. - C§) Idem. v>. a°,7.  ( «49 ) overeenkoomftig het karakter, het welk gy door uw ganfche gefchrift heen, aan haar gelieft toe te kennen, van afgunftigen en benyders van het Huis van Oranje. Bezat zy zodaanig eenen inborst, dan had zy middelen in het werk moeten,en konnen ftellen , om de koninglyke waardigheid aan haaren Stadhouder volkoomen te ontzeggen. —fy Wierd zy beftierd door zulk eenen drift tegen dit Doorl. Huis, daa had zy nu te werk moeten gaan volgens de befchuldigingen welke gy onder het jaar 1684. tegen haar hebt aangevoerd, en door ongeoorloofde verltandhouding met den Graaf d'Avaux , aan de Franfche Kroon rondborftige opening gegeeven hebben van 's Princen toeleg in 't geheim aan haar betrouwd. — Was het waar, Myn Heer! wat gy elders (byzonder in de Geest) aan ons hebt tragten diets te maaken, dat d'Avaux een party onder de natie gemaakt, en de Stad van Amfterdam aan de Franfche Kroon verbonden had, dan had zy de onderneeming van Lodewyk s mededinger in een ongunftig daglicht aan hem moeten voorhouden , en dien grootmoedigen Vorst zoeken op te rokkenen om de inzigten van Willem III. te dwarsboomen , door hem tot het neemen van zulke maatregelen aan te zetten, die het voor de Republiek ondoenlyk zouden hebben gemaakt, om haare beste manfchap en geheele vloot aan K 3 zyr  ( J5o D zyne Hoogheid te leenen ter bereiking van zyn oogmerk. Maar de Stad was 'er wel verre van daan, om zo onheusch te handelen,en hare brave regeerers Helden 'er oneindig meer belang in om hec vertrouwen , om de files Batava , onge. fchonden te bewaren, dan om zig in hunne daaden te doen voorlichten door den fakkel der wraakzugt en wedervelgelding. En zo veel acht ik genoeg te zyn , om het haatlyk denkbeeld , het welk gy by deze gelegenheid ons omtrend de Stad van Amfterdam met betrekking tot haar gedrag jegens het Huis van Oranje hebt zoeken in te boezemen, te keer te gaan. Uit uw verhaal envoordragt van zaaken blykt het, dat gy niet kont veelen dat men zegt, dat Engegeland eenige verpligting heeft am Amfterdam uit hoofde der expeditie, in dit jaar door de Republiek tot handhaving der Britfche Vryheid, Conftitutie, en Godsdienst ondernoomen. Hierom is het, cat gy dan ook vervolgens den fchryver van her. Politiek Syfthema by deze gelegenheid met zo veel verachting en verontwaardiging behandeld hebt; dog hier omtrend zal ik thands niet meer zeggen, dewyl zulks reeds op eene andere plaats door my gefchied is (*), alwaar ik heb aangetoond (*j Derde Misfive p, 67 fq. onder aan.  C 151 ) toond dat die Rechtsgeleerde niets gezegd heeft, het welk niet ten vollen met de waarheid, befcheidenheid, en hec karakter van een eerlyk man, uvercenkoomltig is. Een geheel ander getuigenis, dan ik van u moet geeven , wegens het geene gy de onbefchaamdheid hebt gehad in de Geest (*) aangaande uw verhaal in het Politiek Vertoog, dit jaar betreffende, te zeggen, alwaar gy naamïyk van uzelven fpreekende , dus voortgaat: „ Ik moet niet vergeet en, dat de Scbryver van bet Politiek Vertoog onder anderen zeer dugtig bewyst dat de Stad van Amfierdam, wel verre van met Willem III. eene geheime onderhandeling over zynen togt naar Engeland in 1688 te hebben aangegaan , niet eens het oor heeft willen leenen aan de opening, die de Prins goedvond daar van aan haar te doen; zo dat zy niet alleen weigerde om bm eenigen onderfland te belooven , maar dat zy zelf de uitvoering van deze roemrugtige onderneeming zou hebben geftremd, indien de bef uiten der overige Steden en Provinciën haar niet genood' zaakt hadden om daar in to bewilligen? Dit is immers eene opeenftapeling van leugens en kwaadwilligheid. Heeft zy den Prins geen oor willen verkenen, hoe kon zy hem dan antwoorden (*) Be Geest. p. 13. K 4  C 152 ) den pp zyn voorftel ? hoe kon zy hem dan te vooren eenen eed van geheimhouding doen, om alles wat zy uit hem zou hooren, getrouw te zullen verzwygen? • 7en tweeden , vmx blykt het, dat iemand der geenen, aan wien hy goedvond eenige opening van zaaken te geeven, hem den begeerden onderftand immer heeft geweigerd ? Of is iets niet volkoomen te belooven, het zelve met iets vol ft rekt te weigeren ? In een woord , ik herhaal nogmaals met den geachten Schryver van het Politiek Syftbema, dat, indien Amfterdam gbweigërd had, den overtogt van zyne Hoogheid te begunftigen , de tegenwoordige Koning van Engeland volgens alle redenen van waar perfoonen, omme daar uit by onzen Stadhouder, „ ofte in zyn absentie. by die van onzen ra- „ de in Holland , zeven tot Schepenen der ,t voorsz. ftede gecreëerd te worden." Gy ziet uit het een en ander, Myn Heer! al zyn die Charters nog zo oud, wat dezelve inhouden. Nu is het flegts voor u te bejammeren dat de Unie van Utrecht zo uitdruklyk bepaalt, dat men allede Steden by den inhoud dier oude Charters, zonder derzelver ouderdom of de menigte der wurmgaten te onderzoeken , ftrengelyk zou houden ; zo dat de zaak van dit jaar wederom zeer ligt tusfehen ons gedecideerd is; en het daar en boven zeer (*) Ibidem 1. 1. p. 108, col. ï. (|) Ibidem g. 9. p. no.  (Itfl) zeer gereedlyk blykt, dat alles wat gy thands ten nadeele der Stad hebt by gebragc, ter kwaader trouw en met verzwyging der Privilegiën gefchied is, alleen om onkundigen volgens uwe gewoonte te bedriegen en te misleiden. Ook vergeet gy 'er by te voegen , dat Amfierdam flegts oogluikend vervolgens gedoogd heeft, dat de eleélie door zyne Hoogh., of wel door zyne Maj., gefchiedde, dog dat zy de nooit de nominatie direct aan hem gezonden heeft, maar dezelve overgegeeven aan het Hof, die dezelve geduurende het leven van den Koning jaarlyks naar Engeland heeft overgezonden, het welk Amfierdam uit loutere toegevenheid ftilzwygend heeft toegelaaten (*). Gy gaat vervolgens over tot eene heerlyke harangue over onze Conflitutie, over de pligten van Burgers en Regeerers, en wat dies meer is. Dit onderwerp is van die aangelegenheid, dat ik in eene Volgende Misfive hetzelve opzettelyk zal behandelen, om aan te toonen, dat zy, die zulke gedag*, ten voeden, als gy, omtrend de rechten der regeerers en ingezeetenen van Neerlands Republiek, niet waardig zyn, dat men hen éénen voet lands vergunne op Bato's vryen grond. Langs dien weg zal ik in het gemoed van myne geliefde Landge- noo- (*) Wagenaar , Befchr. v. Amft, VI. St. p. 169. L  nooten den \ erkeerden. indruk zoeken uïttewisfen, die uwe üemeenebest verdervende gezegden weiligt in hetzelve hebben konnen maaken. En dit zal ik doen,niet in het karakter van uwen tegenfchryver, die eer zyt gy reeds lang onwaardig geweest, maar in het karakter van eenen Batavier, wiens bloed niet rust in zyne aders, voor dat hy de eer, de vryheid, de rechten zyner Landgenooten, waar aaneenfchelm verraderlyk heeft willen knaagen, volkoomen gewroken, en met de daad herfteld heeft. Verbiedt Natuur en Schikking my, om op dit oogenblik myne borst te harden' tegen het ft'aal des oorlogs, ten nutte van myn Vaderland; mag ik thands, trots myn verlangen, het zwaard aan myne heup niet gorden, om myne vuist ontzaglyk te toonen aan den openlyken onderdrukker myner Landgenooten, zo zal ik egter zo lang ik nederzit op Neerlands vryen grond, den verraaderlyker ftooker van verwoestende tweedragt en ontzettende burgerkryg, met myn bataavfe pen het hart doorbooren; en iederen Heroltraat der burgerlyke vryheid, zo lang myne veder my geen inkt zal weigeren, opofferen, aan de brandende vlammen , van myn' ontlïooken' iever, en getergde vryheidsliefde! Candidus.