WAARAGTIG VERHAAL VAN DE M U I T E R IJ BINNEN DE STAD ROTTERDAM.   WAARAGTIG VERHAAL VAN DE M U I T E R ÏJ BINNEN DE STAD ROTTERDAM, DIE TEGENS DE REGEERING ONTSTAAN IS ; MITSGADERS VAN HET GEEN OMTRENT DE PERSOONEN VAN EENIGË VOORNAAME REGENTEN ALDAAR VOORGEVALLEN IS, ZEDERT DE MAAND JUNIJ I672 , TOT DE PUBLICATIE VAN HET PLACAAT VAN AMNESTIE VAN DATO DEN 27 SEPTEMBER DAAR AAN VOLGENDE ; Ter goeder Trouw hefchreeven door iemand) die van gemelde Muiterij kennis gehad heeft. MDCCLXXXV,   VOORREDE AAN DEN L E E Z E R. ■ De zaaken , die , zeclert de Maand Junij tot den agtften November 1672, omtrend de Regeering der Stad Rotterdam voorgevallen zijn, hebben haar in de perfoonen van veele Eerlijke Regenten zoodanig vertoont, dat de nakoomelingen met goede redenen meer zullen verwonderen over het gevaar, het geen ter occafie van de Muiterij den voornaamften onder de afgezette Heeren fcheen te drijgen, en egter niet zonder merkelijke direélie van God Almagtig gelukkiglijk van haar is afgekeert, als wel over het werk van de Muiterij zelvs, het geen de eminentfte perfoonen van ons Land tot hoofden had, en doorgaans door de geabandonneerfte inwoonderen van de particuliere Steeden uitgevoert wierd: de Schrijver van dit verhaal heeft van den aanvang der Muiterij, die binnen deze Stad ontftaan is, de curiofiteit gehad, van zig op alles nauwkeurig te informeeren, en, datomA 2 trent  IV VOORREDE trent de Regeering dagelijks gefchiedc, voor* namentlijk aan te merken. Het geen daar buiten voorgevallen is, zijn dikmaals dingen geweest, die haare remarques niet gemeriteert hebben, en voor zo verre in dezelve ietswes opmerkenswaardig was, heeft hij niet nagelaten behoorlijk verhaal te doen; weshalven de lezer zig niet hoeft te verwonderen, indien hem daar eenige perioden in voorkomen , dewelke de zaaken, die verhaald, of de perfoonen, daar van gefproken word, zoodanig befchreeven hebben, als derzelver omftandigheeden noodzaakelijk vereischten. De godloosheid van de Muiterij is zo groot geweest, en de perfoonen, die haare Rollen daar in gefpeeld hebben, met zo veele boofe geesten bezeten , dat alle onpartijdige Menfchen, die maar eenige de minfte kennis daar van hebben gehad, noodzakelijk zullen moeten bekennen, dat daar omtrent geene andere expresfien gebruikt zijn , als die met de waare gefchaapenheid der zaaken, dewelke verhandelt worden, en de ondeugende actiën van die genen, daar van gefproken word, ten eenemaal over een koomen. Het fundament van de zo politique als kerkelijke Muiterij, zoo als de hoofden van die zelvs voorgaaven , is geweest de vreede, die de Staat met den Koning van Groot-Brittanien maa-  AAN DEN LEEZER. V maaken konde op een prefuppoost , dat de Heere Prince van Orange alvorens tot alle de digniteiten , die zijn doorlugtige Voorvaderen voor deeze in het Land bekleed hadden, geavanceert moeste zijn: dat zij in zulk geval de Regeering konden verzekeren van eene goede en beftendige vreede met den Koning van Engeland, die de Wapenen teegens den Staat nergens anders om voerde, als tot herftelling van zijnen Neef, den Heere Prin- ,ce van Orange; dit was een plaufibel prae- text, onder fchijn van het welk men de raafende Gemeente, Cdie door de belhamels van de Muiterij wierden diest gemaakt, dat de Regenten , die de vrijheid van hun Vaderland hidden zoeken voor te ftaan, Verraders waaren) aan het hollen kreeg. Wanneer zij nu het werk zo ver gebragt hadden, dat de Heere Prince van Orange met .het Stadhouderfchap van deze Provintie en andere digniteijten voorzien was, moesten zij, ter contemplatie van den hoog gemelden Koning van Engeland , de Loevenfteijnfche faélie nog uitroeijen; dat is, de Regenten, die tot confervatie van de diergekogte Vrijheid en tot voortzetting van allerlei neeringe en handteeringe in dit Land bij nacht en bij dag (na het exempel van haare eerlijke Voorouderen) gearbeid hadden, niet alleen van het A 3 kus-  VI VOORREDE kusfen ftooten, maar, gelijk zij de mening van den hooggedagten Koning van Engeland naderhand zelfs interpreteerden , de uiterfte voorftanders van zoo eene zagte en paifible Regeering door de moordaadige en godloofe Burgerij van 's Gravenhaage doen vermoorden, en, haar zeiven door geweld in de plaatzen van eerlijke Regenten ingedrongen hebbende, de goede Ingezeetenen van dat Land aan de Dangereufe caprice van eenen Antagonist van onze liberteit zoodanig opofferen, dat de posteriteit daar van geen overblijfzelen zien zal konnen, als die God Almagtig op een genadige en bijzondere wijze zal gelieven 'te verleenen ; maar wat mag ik fpreken van verleenen aan de nakoomelingen van een volk, welkers Voorouders de kostelijke herftelde Vrijheid (waar van zij de gezeegenfte vrugten zedert de dood van den Vader des tegenswoordigen Prince van Orange gefmaakt hebben, -tot dat aan den Zoon, door het toedoen van een deel gedebaucheerde en flaafgezinde Regenten , uit confideratie van hare particuliere intresfen , die zij bij de Stadhouderfche Regeering beoogden-, het Capiteinfcbap Generaal over de Militie van dezen ftaat, en niet lang daar na, het Stadhouderfchap van de Provintie Holland en West Friesland, ontijdig is opgedragen, en overzulks een inftrument in handen  aan den LEEZER. vu den gegeven, waarmede hij de vrijheid na zijn welgevallen na het hart konde fteeken) zoo fchandelijk verwaarloost hebben, en (-od den Heere door haare pub'ique en particuliere gebeeden gelijk als getergt, ten einde hij dat kostelijk juweel, waar van zij de Schitterende ftraalen van dartelheid niet langer verdrar gen konden , haar wilde ontneemen , en in plaats van dat een Illuster Hoofd, dat is, een groten Dwingeland aan zijn Volk geven wilde : de ongehoorde proceduuren, die, zee- dert het avanccment van den Vorst, teegens zoo veele eerlijke Regenten van de Particuliere Steeden en de Provintie van Holland zijn ondernoomen , en inzonderheid tegens die twee Heeren Gebroeders Cornelis en Johan de Witt, (het geen alle fchelm-ftukken, die ter oorzaake van de Muiterij hier te Lande bedreven zijn , verre te boven gaat, en die men zeer ligtelijk, als het ten Hove zqq goed waare bevonden, in haare eerfte beginzelen hadde konnen fmoren ; waar van de circulaire brief van den Heer Prince van Orange, van dato den 8. Julij 1672. gefchreven aan de respe&ive Steden van Holland, tot maintien van haare wettige Regenten, eene evidente preuve is; om dat na de publicatie van dezelve alle de Muitemakers den moed lieten zakken , en niemand van haar de couA 4 ra-  viïi VOORREDE rage zoude gehad hebben, om het werk van Muiterij op nieuws bij de hand te neemen, ten waare het zelve naar een voorgaande berouw en leetweezen over het doen coucheeren van de voorz. Misfive, door wonderlijke resforten uit dien eigen hoek, daar de meergemelde Misfive van daan kwam, was voorgekoomen,) gaven genoeg te kennen, dat het tijdelijk welvaren, ja zelfs het leven van eerlijke Regenten, genoegzaam tot een prooi gegeven wierd aan die geenen, die haar fortuin bij de Muiterij gemaakt hadden, en, tot loon van haare fielte ftukken, in de plaats van eerlijke Regenten, onwettig gefuccedeert zijn. Ik kan mij niet genoeg verwonderen over de onbefchaamdheid van die geenen, die, voor het desposfedeeren van de wettige Regeering, bij de Borgerij haar allezints lieten verluiden' dat er onder de voorverhaalde conditiën eene eerlijke en raifonnable vreede met de Kroon van Engeland was te treffen, daar nogthans daar na ijder een zo lang heeft gezien, dat dat Hof ten eenemaal op ons verderf uit was, en van die hand niet minder te wagten, als het geen de fauteurs van de Orange faétie, het geheele tand door, malitieus gedebiteed hadden. Als de Heer Raad Penfionaris de Witt, in de vergadering van Holland, dikwijls met on- we-  AAN DEN LEE ZE R. IX wederfprekelijke argumenten aanwees, dat de viïendfchap van dien Koning met deze Staat 'niet was te onderhouden, als door de vreeze van een redoutable Zeemagt, en dat de re"doutable vrienden van het Huis van Nasfau, "die , om het avancement van baaren Vorst met meerder magt te pousferen, altijd aan de zijde van dat Rijk tot groot nadeel van haar eigen Vaderland overhelden (het welk de proceduuren van die geenen, die in den jaare 1666. den Staat tot voordeel van haar Meefter zogten te verraden, en dit eerst in den jaare 1672. gelukt is, klaarlijk aanweezen) zelfs moesten bekennen, dat het zeggen van den Raad-Penfionaris waar en waaragtig was, en niet tegengefproken konde worden; hebben zij egter onder de hand die groote arma'tuure ter Zee , van welker noodzakelijkheid tot confervatie van het Vaderland zij in haar gemoed volkoomen geperfuadeert waaren, geduurig zoeken te contramineeren , om onze vijanden , waare het mogelijk geweest, tot voordeel van haar Heer en tot fuppresfie van de vrijheid, te doen praevaleeren : die geene, welke de Regeeringe in dien tijd hebben bijgewoont, en het welk van de blaauwe vlag nog niet ten eenemaal is vergeeten, weeten wel, dat ik de waarheid zegge, en den Leezer met geen verdigte Fabelen zoeke te A 5 on-  X VOORREDE «onderhouden: dit is een Haaltje van het verraad , het welk men dien Patriot heeft zoeken op te digten, en die ongelukkige zoomer, .als wanneer het Chef van onze Militie de viétorieufe Wapenen van Vrankrijk tot een Middel van zijn oogwit gebruikte, en deszelfs Koning , zonder de minfte refiftentie te doen, tot in het hart van het Land liet trekken; — zijn Heer Broeder had mede een groot fchelmftuk begaan , als hij in den jare 1667, onder den zegen van God Almagtig, neevens veele brave Zeehelden de koninglijke Schepen op de riviere van Chattam deede verbranden, en in den jaare 1672. teegens de Engelfche en Franfche Vlooten de Viótorie bevogten hadde. Ik zal zwijgen van de godloofe proceduure, die het Hof van Holland tegen den Heere Ruard van Putten, op het fundament van een valfche delatie, heeft gehouden: de fententie, die bij het zelve Hof dien aangaande is gedaan pronuntieeren, geeft genoeg te kennen, dat die op geen ander fundament gefteunt heeft, als dat die Heer, ten gevalle van die geene, die door de Muiterij, en het breeken van Ediftaale wetten, wel meest zijn intrest heeft bekoomen, van kant moest; want, hadden de Raadsheercn in hem eenige fchuld bevonden, men zoude die niet alleen in de voorz. fen- ten-  AAN DEN LE EZ ER. XI tentie klaarlijk geëxpresfeert hebben, maar door een fcheller klank, als die van Trommen , en Trompetten , op alle hoeken van ftraten laten uitkrijten, ten einde het zelve regt, het geen haar voor het oordeel van God Almagtig, (dien de wraake daar van alleen •toekomt) gedaagt heeft, haare prosfeduuren justificeeren zoude. - Het ongelijk, het geen de wettige Regenten geleeden hebben, is meede zo groot en palpabel, dat de flaafsgezinde factie van de uiterfte Atheïsterij en godloosheid moet weezen, dat zij, teegens haar beeter weeten aan, de Regenten in dier voegen onder het Volk verdagt maakte, dat dezelve met gevaar van haar leeven het geheele Land door voor verraaders aangezien wierden, en vijandelijk, tee•gens haar wil en dank, haare Ambten verlaakten, en voor die Muijtineufe hoop plaats maaken moesten, daar tot nog toe niemand te voorfchijn is gekoomen, die iets tot nadeel van eenigRegent omtrent zijn comportement in die Regeering heeft weten bij te brengen, en hem te befchuldigen over gefingeerde leugenen, waar meede het Volk in de kerken gaande gemaakt wierd! — Indien het genoeg is, eerlijke Regenten , en daar niets op te zeggen •valt, haare Ambten te plunderen, en Minifters, die haar in de Regeering wel gecompor- teert  xii VOORREDE teeit hebben, haare Charges te ontrooven, zo wil ik gaarne bekennen , dat de Leeraars ■van die Leer, en van dat gevoelen, gevoeglijker geplaatst zouden kunnen worden onder de Rovers van Tunis en Algiers, als in het gezelfcbap van Christenen. Dat de eerlijke Regenten in dezen Oorlog het.bewind van de gemene zaaken gehad hebben, is niet alleen bij haare onvermoeide arbeid en ijver tot weiHand van het gemenebest klaarlijk gebleeken, maar de Heer Lt. Admiraal de Ruijter en alle de Zee-Officieren, zouden daar in, des noods zijnde, voor irreprochable getuigen verftrekken konnen ; maar aan de Landzijde , daar het hof het bewind van de zaaken gehad heeft, is de conduite zo malitieus geweest, dat men .de Riviere den Ysfel, teegens de intentie en zonder order van den Staat, ging verlaten, de Steeden van de Provintie Gelderland en Overijsfel met een groot getal krijgsvolk, het geen meestendeel op de repartitie van Holland ftond, dede voorzien, en tot de defenfievan deze geheele Provintie met omtrent 4000. voetknegten , die meestendeel op de repartitie van andere Provintie ftonden, en waar over bij gevolg de Staaten van Holland geen particuliere dispofitien hadden, hol over bol kwam aanloopen. Behalven dat de voorz. 4000. voetknegten nog geaccompagneerd wierden met  AAN DEN LEEZËR. XHÏ met eenige Regimenten Cavallerij, die in dit laage en holle Land niets anders kosten uitregten, als de In- en Opgezeetenen ten platte Lande te ruineeren, en met vrouw en kinderen aan den Dijk te jaagen. Eene grote conduite van zo een confiderabel Chef en Capt. Generaal over de Militie va'n den Staat, dien de flaafsgezinde in een veel jaarigen arbeid, aan de Republiecq^er fas & nefas geobtrudeert hebben, en die naderhand in geene exploiften tegens den vijand zo gereüsfeerd heeft, als hij in den jare 1672. tegens veele eerlijke Regenten van deze Provintie, omtrent het werk van de Muiterij, gedaan heeft. Maar, nademaal ik niet van intentie ben, om mij in het geen buiten deze Stad gefchied is dieper in te laten, maar alleen, het geen daar binnen is voorgevallen, naar mijne beste kennis te verhalen, zo zal de Leezer alvorens gelieven te verftaan, dat dit verhaal niets anders zal behelzen, als het geen binnen deze Stad, zedert den aanvang van de Muiterij tot het renverfement in de Regering, of 't onwettig afzetten van de wettige Regenten enigzints opmerkenswaardig gebeurd is; mitsgaders , hoe de aangeblevene Regenten, omtrent het maken van eene Nominatie in de plaatze van hare gedeporteerde medebroederen, hebben gedragen, en wat zij vervolgens nevens haa-  xiv VOORREDE haare onwettige Confraters, zedert dat zij de vrugten van hare Muiterij gefmaakt, en voet op het kusfen gekregen hebben, tot de publicatie van het bewuste Plakaat van Amneftie in de Regeering hebben uitgerigt. Vaart wel. EED van de BURGERS der stad ROTTERDAM, Ten tijde van de vrije Regeering. Dat zweerd gij, dat gij Burger wezen zult der Stad Rotterdam, dat gij de Staaten van Holland en Westvriesland, als de hoogfte overheid van dezelve Landen, en de Landen en Steeden, die met dezelve geünieerd zullen blijven , en bijzonder deeze Steede , zult weezen gehouw en getrouw, dat gij de Burgemeesteren dezer Stad zult zijn gehoorzaam, dat gij deze Stad ftijven en fterken zult in haare goede rechten en privilegiën, en indien gij vernaamt, dat bij iemand met woorden en werken iet gedaan, geattenteerd, of beraadflaagd wierd, dat tot nadeel van de geünieerde Landen of Steeden van Holland of een derzelve, en bijzonder deeze Steede zoude mogen  aan den LEEZER. XV gen (trekken, het zij van verraad, heimelijk oproer of anderzints , of ook dat gij zaagt, dat die Steeden befchuldigt wierden in haare goede, dat gij alle het zelve terftond de Burgemeesteren te kennen zult geven , dat gij des Lands tol niet bedriegen nog veragteren zult onder dekzel van uw tolteijken, maar dat gij het zelve regtveerdig zult gebruiken: dat gij in tijd van nood met uw geweer komen zult aan de vesten en elders, daar men u ordonneeren zal, en dat gij voorts al doen en laten zult, dat een goed en getrouw Burger van Rotterdam fchuldig is te doen en te laten. Zoo waarlijk moet u God Almagtig helpen! EED van de CAPITEINEN en LUYTENANTEN der stad ROTTERDAM, Ten tijde van de vrije Regeeringe. Dat zweeren en belooven wij, dat wij zullen weezen Capiteinen en Schutters en Burgers dezer Steede: — dat wij de Heeren Staten van Holland en West-Vriesland, zijnde onze hooge en Souveraine overheid, zullen weezen ge-  x vi VOORRED E getrouw en gehouw, dat wij de geregtigheeden deezer Steede en autoriteit van de Magiftraat zullen voorftaan: dat wij alle overlast, geweld, dadelijk zullen weeren en helpen weeren : dat wij de Burgemeesteren deezer Steede zullen obedieeren, en het geene zij ons beveelen zullen: dat wij met onze Officieren en bevelhebberen zullen houden en doen houden goede wagten en ronden vinden zullen om voorzeide wagten te bezoeken, en wel te. doen houden, dat wij met geene Schutters zullen compofeeren of disfimuleeren bij uitkoopinge of anderzints, om hen van de wagt, te abfenteeren , en ordonnantiën op de wagt en Schutterij gemaakt en nog te maken, getrouwelijk zullen onderhouden, de Contraventeurs zonder eenige gunst of disfimulatie afneemen of doen afneemen de poene daar toe gezet, en alles doen en laaten zullen, dat goede Capiteinen fchuldig zijn , en behoren te doen en te laaten. Zoo waarlyk moet ons God Almagtig helpen! Na-  aan den LEEZEË. xvii Na amen van die geene, die in den jare 1672. CuLLONELS , CaPITEINEN en LüTJTENAN- ten der Stad Rotterdam zijn geweest. COLLONELS. JOHAN van IJK, en GERR1T JACOB VISCH, (*) Mr. CAPITEINEN. JAN HEIJDANÜS, Mr. MsTR. JOHAN van der LINDEN, Mr. ABRAHAM KLERESTEIJN, Mr. JACOB VOSMAAR, Mr. BALTEN VERBEEK, Mr. SAMUEL LOIX, Mr. FRANCOIS GESCHIR, Mr. CORNELIS BLONK. IJSBRAND IJSBRANDSZ., Mr. GIJSBERT van der MEER, Mr. GOOZE WOELE, Mr. LUITENANTEN. BALTHAZAR BOS, Mr. PIETER de MEIJ, Mr. JACOB de DUBBELDEN. PIETER BEIJERMAN. GILLES de KNUIT, Mr. JOHAN PROOS, Mr. MOIJZES AUZEEL, Mr. COR- (*) Naaineh , met een Mr. gemerkt , betekenen, dat deeze Muitemakers geweest zijn. B  Xviii VOORREDE CORNELIS van WETERING, Mr. JOHAN MIEROP. HENDRIK HELBURG, Mr. ADRIAAN de VORT. PIETER van der LAANE. Namen van die', genen , die zig in den jaare 1672. onder Eedén aan eikanderen verbonden hebben , de Regenten der Stad Rotterdam , die de Vrijheid van haar Vaderland getragt hadden voor te ft aan , van het kus/en te ftooten en ten dien einde met den Muitemdker Gerbrand Sas , fecrete conferentie, mitsgaders met Johan Kievit door brieven Correspondentie gehouden hebben. BALTEN VERBEEK. DIRK DAANEN. DOM. ROSMAALE. ZEGER van der BRUGGE. PIETER KORFF. PIETER de MEIJ. SERVAAS HANNOT. WILLEM van SOMEREN. JACOB van BELLEN. JOHANNES BORSTIUS. ISAAC TIJKMAKER. AREND WESTERHOFF. Naa-  aan den LEEZER. xix Naamen van die geene, welke in den jaare Ï6j2. burgemeesteren, schepenen, vroedschappen , Pensionaris , en Secretarissen der Stad Rotterdam geweest zijn. BAILLIUW. FRANCOIS VERBOOM, Muitemaker. BURGEMEES TEREN. JOHAN van der MEIJDEN. JOHAN PESSER. JOHAN van EIJK. ADRIAAN VROESEN. SCHEEPENEN. SAMUEL BEIJER, Mr. JAN de MEIJ. GERARD NIJENHOVE. JAN PEDIJ. JACOB GAAL. iEGIDlUS GROENINX. PIETER van der VULT, na wiens dood gefuccedeert is, LEONARD van NAARSEN. VROEDSCHAPPEN, DANIËL HOGENDORP. JOHAN van BERKEL. JAN de REUS. ADRIAAN HARTMAN. WILLEM van der AA. JOHAN TIMMERS, B a JAN  xx VOORREDE aan den LEEZER. JAN van EIJK. JAN de VREES. ADRIAAN PAATS. HARMAN van ZOELEN. JOHAN PESSER. AREND ZONMANS. JACOB VOORBURG. WILLEM BISSCHOP. EWOUT BLANKERT. GERRIT JACOBS VISCH. JACOB KOUWENHOVEN. ADRIAAN VROESEN. GERARD VREDENBURG. PIETER de GROOT. Het Penfionarisfchap wiert, vermits de Heer de GROOT Vroedfchap geworden was, bij den Heer van der AA, provifioneel bekleed. SECRETARISSEN. WILLEM van der AA, Mr. ALLART van KOUWENHOVEN, Mr. WILLEBRORD VROESEN, Mr. SECRETARIS van de Weeskamer, WILLEM BISSCHOP, Mr. SUBSTITUT SECRETARIS. PHILIPS BASTEELS. WAAR-  WAARAGTIG VERHAAL VAN DE M U I T E R IJ DER STAD ROTTERDAM, In den jaare 1672. tegens de Regering aldaar ontftaan en voorgevallen. N a dat de Regering, al in het begin van de Maand van Junij des jaars 1672. door eenige voorname Borgeren , en inzonderheid door Leonard van Naarsfen den Ouden, (die nevens den Hr. Herman van Zoelen, Oud-Burgemeefter van de Stad, even als een Lid van de Regering, dikmaals in de kamer van de Heeren Burgemeefteren verfcheen, om aldaar fundamenten te helpen delgen, op dewelke hij naderhand met zijne complicen de burgerlijke Muiterije binnen deze Stad heeft beginnen te bouwen, en overzulks bekent te maaken, dat de Gemeente, ter occafie van het overgaan der Steeden, Weezei, Rijnberk, Emmerik en Orfoij, en wel voornamelijk door het apparent veroveren van de Stad Utrecht, waar van het Volk door B 3 het  co het vlugten v=)n perfoonen en goederen, hoe langer hoe grooter apprehenfie kreeg, cegens de Regeering alhier zeer begosten te murmureeren, om dat dezelve geen genoegzame zorgen fcheen te draagen over de defenfie van de gemelde Stad teegens den naderende vijand) gansch ernstlijk aangemaand was, ten einde de Regenten alles in het werk geliefden te (lellen, het geen eenigzints tot afweering van de vijanden, in gevalle zij deze Stad kwaamen te naderen, konde dienen^ zo hebben Burgemeefteren derzelver Stad (Alhoewel haare Agtbaare nevens alle verftandige menfchen wel te gemoed zagen, dat 't onmoglijk was , de voorz. Stad binnen zo korte tijd, daar de Koning van Vrankrijk alle uuren voor Utrecht verwagt wierd, en vervolgens die van Woerden en Oudewater van alles tot haare defenfie nodig voorzien zijnde, ftond te vermeesteren, in een bekwaam postuur van defenfie te brengen) egter haare gedagten laten gaan met die geene, die haar des verftonden, hoe en in wat voegen de meergemelde Stad aan de Landzijde (alzo dezelve aan de waterkant, door order van de Regeering, albereits tamelijk was gedaan fortificeeren, en daaglijks nog meerder verfterkt zoude worden) op de fpoedigfte en bekwaamde wijze tegens een overval van de Franfchen zoude worden bevrijd, maar de Heeren van de Regeering hebben door de ondervinding geleerd (gelijk veele in den beginnen al voorzegt hadden) dat de aandringers van die onmogelijke fortificatie, haar teegens de Regenten naderhand zouden opwerpen, als Hoofden van de Mui-  C 3 ) Muiterije, die de verftandigfte Magiftraats perfoonen in een tijd, wanneer de Provintie van Holland ten eenemaale van Militie ontbloot was, wel te gemoed zagen, en waar van de anderen wegens de goede correspondentie, die zij met de aanleggers van dien hadden, genoegzaam verzekert waaren , zulks de uitkomst, na verloop van eenige dagen ons klaarlijk getoont en aangeweezen heeft. En ten einde de fortificatie haaren voortgang ordentlijk mogt hebben , vonden de Burgemeefteren goed, de Leeden van de Vroedfchap daags daar aan te convoceeren, dewelke vergadert zijnde, en nauwlijks eenen aanvang van de befoignes gemaakt hebbende, door Mofes van der Nagel, haar kaamerbewaarder,berigt wierden, dat Leonard van Naarfen zeer fchielijk verbaast op het Stadhuis was koomen loopen , en verzogt hadde , de Heeren van Zoel en Gaal te mogen fpreeken, dewelke bij hem in de vertrekkamer koomende , maakte hij aan haar bekent, dat er grote disorder in de Stad was, onder het Volk, en dat de huizen van eenige Regenten pericul liepen, door het graauw geplundert te worden, het geen door de voorz. van Zoelen en Gaal, aan de Vroedfchap gerapporteerd zijnde, zijn de Leeden daar op confufelijk gefcheiden, en de Burgemeefteren in haare kamer gegaan , om tegens de foule van het opgemaakt Volk order te ftellen , maar nademaal de Heeren , die van het Stadhuis gingen, geene verandering onder de Menfchen veel min eenige disorder konden befpeuren, zoo bleek daar genoegzaam uit, dat de voorz. van Naarfen daar door niet anders beöogB 4 de,  (4) de, als door zulke manieren van doen, eensdeels de Regering te intimideeren , en ten andere te doen gelooven , dat hij de Muiterij (waarmeede hij hoe langer hoe meer zwanger ging) voor zo veel in hem was met vigeur en ijver trachte te fluiten, om in het toekomende zijn rol onder den dekmantel van eene gepretendeerde eerlijkheid des te beter te kunnen uitfpeelen. Het is egter daar zo verre van daan, dat de voorz van Naarfen zijn handel ten reguarde van tumulten, die door zijn, en die van zijne complicen haar toedoen, dagelijks toenamen, bij de eerlijkfte Regenten en Burgeren door het voorverhaalde naderhand heeft kunnen justificeeren, en zijne conduitcn met die van een eerlijk man over een brengen , dat alle dezelve ten volle overtuigt zijn, daar van des noods zijnde, atteftatien zouden kunnen verleenen , dat hij Willem Bastiaans, Dirk Danen, Samuel Beijer, Revixit van Naarfen, en Dominicus Rosmaalen, alle Hoofden van de Muitemaakers, en in die qualiteken Vroedfchappen van deze Stad, in rang niet behoeft te cedeeren, en overzulks in geene deelen van den Muitineufen (lam, daar hij uit gefproten is, ontaard is voorgekomen. Dien zelve voormiddag, als de Vroedfchap bij een was, zag de Heer Jacob Gaal,Schepen dezer Stad, van intentie zijnde, om na het Stadhuis te gaan, voor het huis van Leonard van Naarfen, zijnen buurman, bij elkandere ftaan praaten Reijnier van der WolfF, Johan Weijmans , Capitein Loiz , Jan de Meij, die op de Wolfshoek woont , nevens den voorz. van  (5) van Naarfen , waar bij zig ge voegt hebbende , vraagde hij, of er iets nieuws was: — vraagt gij na wat nieuws, antwoorde , de voorz. van der WolfF, met een gramsteurig gelaat, en bittere manieren van expresfien, zo dient gij voor al te weten, dat men de huizen van eenige Heeren , die gezeit hebben, liever Fransch als Prins te willen wezen, behoorde te plunderen , waar op de voorz. Gaal zeide, dat hij niet konde gelooven, dat er zulke Heeren waaren , en in gevallen de voorz. van der WolfF zulke Heeren kende, dat hij die behoorde aan te wijzen , want dat het niet genoeg was, discoursfen van die natuur, agter de ruggen van eerlijke Lieden te voeren, en dat hij hem overzulks fummeerde in praafentie van alle de omftanders, zig dien aangaande nader te verklaaren, of dat hij bij weigering van dien, hem zouden moeten aanzien voor den Inventeur van zoodanige calumnien, en niet na laaten konde, daar van aan den Officier en Scheepenen kennis te geeven. Hij antwoorde wederom , met een wederwaardig en dreigagtig weezen, dat hem zulks voor als nog niet geleegen kwam, in dier voegen, dat meergemelde Gaal bedugt zijnde , . van mogelijk door hem, indien hij daar langer bleef ftaan praaten , nog, erger gcrencontreert te zullen worden, zijn affcheid nam, en voorts na het Stadhuis ging, alwaar hij den Burgemeefler Gaal, zijnen Broeder ging waarfchouwen, dat er zoodanige discoursfen in de Stad gevoert wierden. Middelerwijle heeft de Regeering om een begin te maken van de voorz. fortificatiën , de BurgeB 5 "je  co rije onder haare respeftive Vaandels, bij tourbeurten , ten overftaan van Fabricqmeefteren en eenige Gecommitteerden uit de Vroedfchap buiten de Oostpoort , aan den Odijk laten werken , de wagten des nagts verdubbeld , en het doen van de ronde , door twee Gecommitteerdens uit de wet laten bijwoonen , waar in de Gemeente (die daar toe bij de aanleggers van de Muiterij gaande gemaakt was, ten einde dezelve het hoofd en de beurfen door het avoceeren van haar dagelijks werk ijdel gemaakt zijnde , des te ligter aan de Muiterij flaan zoude) in het eerst groot contentement fcheen te fcheppen : maar men zag dien grooten ijver, waar meede dit werk ter eerfle inftantie begonnen wierd, na het verloop van leven of agt dagen haast verflauwen, en de discourfen, die tot lof van de Regeering ter dier occafie in den beginne onder het Volk gevoert wierden, zeer fchielijk door de direttie van die geenen, die daar op uit waaren, en heel wat anders, als het fortificeeren van deze Stad voor hadden, veranderen in praat, die na Muiterije fmaakte , en nergens anders toe dienen konde, als om het weinig refpecl: , .het geen de Regenten nog overig hadden, voor ten eenemaal met de voet te treeden. Dus verre hadden de Belhamels van de Muiterij haar oogwit bereikt, de eene om in de Politie, de andere om in het kerkelijke meester te fpeelen, de zaaken dan zo ftaande, en de eerlijke Regenten door dat licentieus fpreeken, en maaken van Pasquillen, die door het niet opnaaien van dezelve  (7 ) ve publiekelijk gean&orifeert wierden , hoe langer hoe meer in haare opinien geconfirmeerc werdende , dat dit werk geen goede uitflag nemen konde , te meer, dewijl doorgaans in de publieque Gereformeerde kerken, de Gemeenteniet alleen niet tot het refpedt, en de gehoorzaamheid die zij de Regering fchuldig waaren, na behoren door de Predikanten aangemaant wierden, (gelijk eerlijke en Godvrugtige kerkedienaaren wel behoorden te doen) neen maar ter contrarie, in haare predicatien en gebeeden niet duisterlijk te kennen gaven , dat het ons Vaderland niet lang wel gaan konde, zoo lang de wettige en Staatsgewijze Regering door het breeken van Edictale wetten, en het removeeren van de eerlijkfle, gequalificeerfte en verftandigtte Regenten van haare Ambten niet kragteloos gemaakt wierden, zo dat de beste van de kerkdienaren, de afgrijsfelijkfte godloosheeden, die daagüjks alhier in zwang gingen , in haare predicatien en gebeeden , of met ftilzwijgen pasfeerden of zeer foberlijk beftraften. om dat zij van opinie waaren, dat haar zeggen, teegens dat van haare medebroederen , bij deze conjuncturen van tijden op de geabandonneerde gemoederen van veele uit haare Gemeente niet eens zoude hegten. Op den 17. Junij vonden zig de Burgcrmeefters Pesferen Vroefen , 's morgens omtrent negen uuren, buiten de Oostpoort, om de werken, die de Burgers aldaar tot befcherming van de Stad op wierpen, te bezigtigen, als wanneer zij geadverteert wierden, dat de Heeren van Zwijndrecht en  (8) en van der Meer, die van wegens de Heeren Gecommitteerde Raden met énig geld afgezonden waaren, om de fortificatie werken tot Gornichem te betalen, door de Burgerwacht, die aan de oude Hooft poort was , met haare Scheepen aangehouden wierden, en door zulks belet te pasferen: waar op gemelde Heeren Burgemeefteren nevens Capt. Pijl, als toen een Comp. Waartgelders leidende , die bij geval bij haar was, zig aanftonds na de Hooftpoort begaven , onderweg op het Haringvliet den Burgemr. van Eijk rencontrerende, uit wien zij verftonden, dat er aireets een groote confluentie van menfehen op het hoofd was, die de Burgerwacht in haare feitelijkheid fecundeerde: waar op zij goed vonden gezamentlijk derwaarts te gaan om door haare autoriteit te beletten , dat gemelde Heeren Gecommitteerde Raaden , in haare reizen niet en wierden verhindert, welke volgende buiten op het Hoofd gekomen zijnde, en aldaar een groot getal oproerige menfche vindende, begaaven zij haar alle drie bij gemelde Heeren Gecommitteerde Raden te Schepen, ordonnerende, dat men de touwen los maken zoude, en de Schepen laaten vaaren, welke onaangezien eenige Burgeren, die op het Hoofd ftonden, de touwen vast hielden, en de anderen met naamen Johannes Hes en Pjeter Bake vielen in de Schepen , om het los maken aldaar te beletten in zulke voegen, dat gemelde Heeren, Burgemeefteren en Gecommitteerde Raden onverrigter zaken weer na land gingen, lastende, dat de Schepen weer binnen de Stad fchieten zouden, en  (9) en aldaar agter de Wisfelbank blijven leggen tot nader order. Gecommitteerde Heeren dan, met den anderen naar het Stadhuis gaande , om te zien wat order zij best tot het pasfeeren van gezeide Schepen ftellen zoude, zo was er iemand van het Volk die op het Hoofd ftond, die al pasferende teegens Burgemeefter Vroefen zeide ,' wilden zij al te maal doen als ik, ik zoude u dadelijk ophangen : — zulke en dierlijke vilainien meer wierden de Heeren al gaande van het Volk na het Hoofd geworpen, tot dat zij eindelijk gezamentlijk op het Stadhuis kwaamen, alwaar zij aanftonds ordonneerden, dat Gapt. Jan van der Linden met zijn onderhebbende Comp. Burgers en den Capt. Pijl met zijne Comp. VVaartgelders op het fpoedigfte in de wapenen komen, en haar omtrend de Beurfe en de Wisfelbank pofteeren zouden, welke order volbragt en nagekomen zijnde, begaaven haar gemelde Gecommitteerde Raaden en Burgemeefters na de Beurfe, alwaar de generaale rendez-vous was, en van daar onder het geleij van gemelde Comp. Burgeren na het oude Hoofd, doende onderwijlen de Schepen mede afzakken, dewelke voorz. Heeren Gecommitterde Raden ingenomen hebbende, gevolglijk afftaaken, en alzoo haare reizen vervorderden. Het geluk wilde, dat geduurende deze disorder een Ritmeefter, die patent hadde, om zig met zijn Comp. paarden na den Haag te begeven , door een Trompetter die hij voor af zond, aan de Burgemeefters permisfie liet verzoeken, om door de Stad te pasfeeren, van welke occafle de Burge- mee-  C 10) tneefters haar dienden , gemelde Ritmeefter verzogten zig in die Stad een weinig te willen arreteeren, om met zijne Ruijteren zig mede na de Beurs te begeven, gelijk hij deede, en aldaar nevens de Waartgelders ftand hield , tot dat gemelde Heeren Gecommitteerde Raden vertrokken zijnde, de Burgemeefteren van het oude Hoofd weder kwamen, en hem licentierende voor de genoome moeite bedankten, als niet weinig tot flisfing van dit Tumult hadden gecontribueerd. De Burgemeefteren op het Stadhuis gekomen zijnde, deeden aanftonds de voorz. Johannes Hes en Pieter Bake, door de gewapende Burgerij bij de kop vatten, en onder het Stadhuis brengen, zij recommandeerden de Scheepenen zeer ernftiglijk, dat aan de gemelde Muitemakers mogt een exempel gefteld worden, maar de Prefident de Beijer, die het gemelde verzoek met een vraag beantwoorde, namentlijk, dat hij de Burgemeefteren wel eens in bedenken geven wilde, of het tegenwoordig wel tijd was, om twee Burgeren te ftraffen, gaf daar mede niet duisterlijk te kennen dat daar niet van vallen zoude, en dierhalve vonden de Burgemeefteren geraadzaam, daar op geene verdere inftantie te doen , zoo dat meer gemelde Burgers , na verloop van drie dagen wederom uit haare detentie gerelaxeert wierden, op eene fimpele belofte, dat zij in het toekomende de Regeering beter gehoorzaam wezen zouden. De Burgemeefters lieten ondertusfchen niet na alles in het werk te ftellen , het geen enigzints tot defenfie van deze Stad na gelegendheid van tijd  (II) tijd konde dienen , ten welke einde op den 24. Juni] de Vroedfchap weer beleid wierde , als wanneer de Heer Arend Sonmans ter occafie , dat bij de Vroedfchap een Commisfie gedecerneerc wierd , om te gaan bezigtigen de post aan Goe Jan Verweller Sluijs, zijnde het quartier van den Grave van Hoorn, verders in fubftantie zeide, dat hij in deze perplexe tijden ten uiterfte bekommert was met den ftaat van ons Vaderland, oordeelende, dat tegenswoordig ietwes anders moest gedaan worden , als tot nog toe gedaan was, of dat hij dugte , dat anders het geheele Vaderland verlooren zoude gaan: dog aangezien dat hij die zaaken aan de eene zijde wel ten uiterfte nodig agte, maar aan de andere zijde, van die gedagten was, dat hij dezelve niet zoude konnen doen helpen, dat hij daarom verzogt, dat dezelve vergadering hem van zijn Eed, en van den dienst als Vroedfchap van de Stad, zoude gelieven te ontflaan en ijmand anders in zijn plaats te ftellen. De Burgemeefter Vroefen vroeg hem, wat zaak hij zo noodzaakelijk oordeelde? hij antwoorde, dat hij, (onder proteftatie, dat hij hier door niet en wilde hebben verftaan eenige propcfitien daar af te doen) ziende de toeftand der zaaken in ons Land, en na des tijds gelegenheid ten hoogfte nodig agte, dat de Heere Prince van Orange aangefteld wierde tot Stadhouder van deze Provintie, welke zaake overmits die was ftrijdende met het Eeuwig Edict. , en zulks ook tegen den Eed op het zelve gedaan, hij oordeelde niet te konnen doen helpen, verzoekende om die redenen, dat  C ) dat hij a!s vooren van zijn Eed en bediening als Vroedfchap mogt ontflagen worden. Hier op wierden bij de Heeren Gaal en Vroefen verfcheidelijk geantwoord, bij de eene dat de voorz. Sonmans in deze difficile tijden niet en behoorde te verzoeken uit de Regeering ontflagen te worden, en bij de andere, wanneer de aanftellinge van een Stadhouder bij de Staaten van Holland en Westvriesland nodig zoude worden geacht en vervolgens de revocatie van het Eeuwig Edicl, dat dan de Ed. Groot Moog. Heeren de Leeden van de refpeftive Vroedfchappen ook zouden kunnen difpenfeeren van haare gedaane Eeden. De voorz. Sonmans antwoorde, dat hij tot nog toe niet konde apprehendeeren, dat de Staaten van Holland hem konden difpenfeeren van de voorz. Eed, en wanneer men hem zulks met reeden konde aanwijzen, dat hij als dan geene zwarigheid maken zoude, in de Regering te continueeren, en te tooncn , dat hem de difficile tijden niet bewoogen, om voorz. verzoek te doen. Waar op bij verfcheide Leeden van de Vroedfchap gezeid wierd, dat men hem van den Eed als Vroedfchap niet konde ontdaan , ten waare hij met ter woon uit de Stad kwam te vertrekken: hij antwoorde dat hem zulks als voor nog niet wel geleegen kwam, met bijvoeginge, nademaal hij de aanftellinge van een Stadhouder als boven in deze tijden voor den dienst der Landen ten uiterfte nodig achte, en dat men hem geen reeden aanwees, dat hij van den Eed op het Eeuwig Edict gedaan, konde worden gedifpenfeert, dat hij zig zelfs van het voorz. ambt  C 13 ) ambt ontflagen hield, en niet van meening was na dezen weder in de Vroedfchap te verfchijnen, ten waare hem redenen wierden te gemoet gevoert, waar door hij in de voorz. difficulteit zoude konnen worden voldaan: daar op dan omvraag gedaan zijnde, wierd geconcludeert, dat de Vroedfchap niet was gequalificeert, om hem uit de Vroedfchap te ontflaan, en dat hij dien volgende zig zeiven van de deliberatien van de Vroedfchap niet konde onthouden , ten waare hij met ter woon uit de Stad moogt komen te vertrekken , dat men daarom al het geen over die zaaken gefprooken was, zoude houden als niet gezegt, en overzulks dat men daar van niets zoude laten notuleeren, maar elk op den Eed gehouden weezen al het voorz. gepasfeerde te fecreteeren. Dien avond wierd voorz. Sonmans door zeker perfoon aangeweezen, dat hij over die zaak kwalijk refonneerde , en dat het in de magt van de Staten van Holland was, de Leeden van de Regeering van den Eed op het Eeuwig Edict te konnen dispenfeeren. Des anderen daags kwam voorz. Sonmans in Burgemeefteren kamer bekent maken, dat driederlei troupen Vrouwsperfonen agter eikanderen hem hadden aan zijn huis weezen vragen, waarom hij dien morgen buiten de Oostpoort aan de Burgeren, werkende aan de traverfen, die op den Dijk gelegd wierden, hadde gezeid, dat het verder werk onnodig en alles te laat was , en dat hij dezelve Vrouwen op ftaandc voet hadde overtuigd en beweezen , dat hij voor haar komfte niet uit zijn C huis  C 14) huis, veel min buiten de Oostpoort geweest was, zoo dat de Muitemakers alle daagen nieuwe praktijken wisten uit re vinden , om de Regenten , daar zij het op gelaaden hadden , onder het Volk te doen fuspeóteeren, en dezelve directelijk, tegen haar beter weeten aan , door gocllooze en vervaarlijke leugenen, .die zij d.aagelijks door de Stad uitflrooiden, bij de gemeente .zwart en odieus te maaken. ■ Dien zeiven voormiddag verzogt Leonard van Naarfen, op het Stadhuis komende,.den Burgemeefter Gaal, die met andere Heeren in Burgemeefterkamer was, in de vertrekkamer alleen te mogen fpreeken , alwaar hij hem te gemoed voerde, redenen te hebben om te gelooven, dat het in de magt van de hooge Regering was, van een redelijke Vreede met den Koning van Engeland te maaken, ja dat hij daar van genoegzaam verzekeren konde , bij aldien zij ten gevallen van den hoog gedagten Koning, den Heere Plfince van Orange avanceeren wilden tot alle die digniteiten, welke zijne loffelijke Voorvaderen voor deezen in dit Land bekleed ha-dden : — dat zijns bedunkens de Regeering bij deze groote ongelegenheid van ons Vaderland, en het murmureerende Volk, dat zeer om den Prince riep, daar toe hoe eerder hoe liever behoorde te refolveeren : — dat hij ten dien einde zijn perfoon en dienst kwam aanbieden, en bereid was om zelfs den Hertog van York daar over op Zee te gaan begroeten, als de voorz. Gaal hem alleenlijk maar een commisfie van deze Stad wist te procureeren ; dat hij den hoogge*- mei-  ( 15 ) melden Hertog aanfpreken, en met reeden van lfl« terest zoodanig onderhouden zou, dat hij zoude genoodzaakt zijn, om met ons in een onderhandeling te treeden, en den Koning tot het maaken van den Vreede te perfuadeereu: — dat wij zekerlijk (ingevalle die middelen bij der hand wierden genoomen) binnen kort een einde van den Oorlog met Engeland hebben zouden, om dat het dien Koning niet anders als om het avancement van zijn Hoogheid te doen was. De Burgemcefter Gaal, die praat niet zonder verwondering aangehoord hebbende, gaf hem tot antwoord , dat die discourfen zeer feditieus en oproerig waaren; dat hij weeten moest, op haar privé niet bevoegt te zijn , zoqdanige commisfien te verleenen ; dat zulks teegens de fundamenten van Regeering ftreed, en crimineel was; dat mede, de voorilag om zig op Zee te addresfeeren aan den Hertog van York niet alleen befpottelijk was, maar ook Capabel om den Koning reeden tot misnoegen te geeven; dat hij hem overzulks raden zoude, die gedagten ten eenemaal van hem te doen, en daar van aan niemand communicatie te geeven , want dat zij bekwaam waaren, om hem bij de Regeering verdagt te maaken; dat hem bij deze geleegenheid zeggen moest , dat hij al zeer in het oog liep bij veele Regenten, en zij in zijne daaglijkfche conduite geen genoegen fchepten , maar daar over zeer misnoegt waaren, en niet zonder fundament geloofden, dat hij van haare perfoonen in disavantageufe termen fprak. C 2 De  ( 16 ) Dé voorz. van Naarfen zig daar over tragtende te excufeeren , verzoekt des niet tegenftaanda aan Gaal zeer ernftelijk, dat hij de Burgemeefteren wilde kennis geeven , van het geen hij gecommuniceerd had, in zulker voegen , dat dooide ferieufe inftantie, en het hart aandringen van meergemelde van Naarfen hij bedugt wierd, dat dit werk van confequentie zijn zoude , en daarom goed vond aan hem te zeggen, dat hij in de vertrekkamer wat vertoeven zoude, terwijl hij de Burgemeefteren daar van kennis gaf: De Burgemeefteren en andere Heeren, die daar bij geval prasfent waaren , hoorden met verwondering na het geen Gaal aldaar kwam raporteeren , en verzogten hem den voorz. van Naarfen van haaren 't wegen te zeggen, dat het Volk niet ongerust behoefde te weezen, als of men de vreede met Engeland niet maken wilde , nademaal de Staat gerefolveert was, ten fpoedigfte eenen Ambasfadeur over dat fubjeót derwaarts te zenden , het welk de voorz. Gaal deed , en daar op hij van Naarfen zijn affcheid genomen hebbende, henen ging- Des Nademiddags kwamen de Leeden van de Vroedfchap weder bij een, alwaar de voorz. Sonmans ook insgelijks compareerde, en de extenfie bij den Heere Hogendorp en Punt van haare commisfie rapport gedaan wierde , hier in beftaande dat de Graaf van Hoorn verhoopte, indien hij nog acht of tien dagen ongeattacqueerd blééf, in postuur van defenfie te zullen wezen, dat hij tot dien einde een groot aantal Boeren van over Maas  Ci7) Maas hadde ontboden , verzoekende aan de Regeering van Rotterdam , dat hem ten fpoedigfte enige krijgs- en andere inftrumenten mogten toegezonden worden. — Het voorz. gerapporteerde door de voorn. Heeren Hogendorp en Punt was al des 's avonds van te voren aan Burgemeefteren bekent gemaakt, dewelke zo aanftonds na alle Dorpen onder haar diftrift reforteerende een expresfe afzonden, ten einde die van den Geregten aldaar op het fpoedigfte zo veel Boeren als zij bij een konden krijgen , derwaarts zenden zouden. Wordende vervolgens bij de Heeren Burgemeefteren aan de Vroedfchap bekent gemaakt, dat door de Capiteinen en Luitenanten van de Burgerij (die zonder goedvinden en buiten kennis van de Regering dagelijks vergaderden en bij een kwamen) mitsgaders een goed aantal Burgeren, dien voormiddag in haar kamer was verzogt, dat alle de Vroedfchappen met folemneele Eeden hoofd voor hoofd beloven zouden , dat zij de Stad tot den laatften droppel bloeds toe zouden helpen defendeeren, en die aan de Franfchen niet overgeven, als met goedvinden van de gantfche Burgerij. Op die propofitie wierd in de advijfen van de Leeden eenige difcrepantie befpeurt: eenige weinigen meenden , dat men het voorz. verzoek zoo als het zelve wierde gedaan, behoorde in te volgen : maar alle anderen, en verre het meerendeel van de prefente Heeren verklaarden, dat zij met vollen ijver en courage de Stad zouden helpen defendeeren, en dat zij van geen de allerminfte geC 3 daS-  C 18 ) dagten waaren, de'Stad over te geeven, of confent daar toe te draagen, maar tegen alle het geweid van buiten tot het uiterften helpen zouden ; dan dat zij egter het doen van een belofte in zulke voegen, als die gevergt wierd , zeer bedenkelijk vonden, niet alleen om dat de Vroedfchap incompleet was , maar inzonderheid om dat de belofte heel generaal zijnde, en de gevallen van den Oorlog ontailijk cn dikmaals zeer onvoorzien, de Regeering ja zelfs de Burgerij zoude konnen brengen in de uiterfte ruine en bloedftortinge; dat men dierhalven de Capiteinen en Luitenanten te gemoed zoude voeren, dat men op het voorz. verzoek op morgen (als wanneer de Gedeputeerden van deze Stad ter vergadering van Holland prefer.t , en de Vroedfchap genoegzaam compleet zoude weezen) nader delibereeren zoude , en ondertusfehen haar met klaare en uitdrukkelijke woorden verzekeren , dat alle de Leeden van de Vroedfchap daar prefent zijnde, hadden verklaard, van die vaste Refolutie te wezen, om de Stad ten uïterfte te helpen defendeeren, en dezelve niet over te geven , dan met kennis en goedvinden van den Krijgsraad, in welker voegen geconcludeert wierd. Geduurende de deh'beratien op het voorz. fubje£r. , kwam de kamerbewaarder zeggen , dat de Capiteinen en Luitenanten verzogten te moogen binnen komen ; een weinig daarna, dat dezelve verzogt hadden den Heere Daniël van Hogendorp, Dijkgraaf van Schieland alleen te mogen fpreeken: die eenigen tijd met de Capiteinen en Luitenanten ia  C 19 ) in de vertrekkamer geweest zijnde, binnen kwam, en kort daar na gevolgt wierd door den kamerbewaarder met berigt, dat het huis vol volk, en de ganfche Stad op de been was. De voorz. concjufie genoomen, en de Capiteinen aangezegt zijnde, naamen daar meede geen contentement, maar deeden door den mond van Mr. Jan van der Linden, Capt. van een Comp. Burgeren zeggen, dat de gemeente niet te {lillen was, ten zij de Vroedfchap in de Vierfchaar van het Stadhuis , met folemneele Eeden beloofde , dat zij de Stad tot het uiterfte toe tegens den vijand befchermen zoude. Zoo ras had de Vroedfchap dit bericht niet bekomen, of Dominicus Rosmaale, geaccompagneert met eenige Burgeren, kwam zijnen dienst prefenteeren om de Regenten tegens de foule van het volk te helpen defendeeren , verzeekerende wijders dezelve, ingevalle zij den voorz. Eed wilden afleggen, van niemand kwalijk zouden gerencontreert worden. Dit was de kunst van de voornaamfte Muitemakers , als zij het grauw op de been geholpen hadden, daar heenen te helpen dirigeeren, dat zij bij de Regeering geëmploijeert wierden , om het zelve wederom tot rust en llilte te brengen , wordende gemeenlijk zoodanige voorflagen gedaan bij die Regenten, dewelke met de Hoofden van de Muiterije in een onderling verftand waaren, en haar zelve met geen fucces oppofeeren konden , alhoewel de cordaatheid van eenige Regenten fomtijds oorzaak was, dat de MuitemaC 4 kers,  ( 20) kers den moet lieten zakken , en om een generaai Placaat van Amneftie aanhielden. De Vroedfchap eindelijk bemerkende, dat geen foort van raifonnementen op de gemoederen van de Muitagtige Capiteinen en Luitenanten (die haare Eed en pligt omtrent de Regeering daaglijks te buiten gingen) hegten konden , wierd eindelijk de gevergde Eed bij de Burgemeefteren en eenige Vroedfchappen in de Vierfchaar van het Raadhuis confufelijk gedaan, dog bij de meeste Leeden onder faveur van die confufie niet afgelegd. De kleinhartigheid van den Burgermeefter Hartman was in die commotie zoodanig, dat hij vermits de groote confluentie van menfchen de trappen van het Stadhuis niet durvende afgaan, eindelijk te rade wierd, beneden door het huis van den Cipier te pasfeeren, alwaar hij in een zeker kamertje, alwaar de Meid van den Cipier gewoon was te flaapen, zig zogt te verbergen, en om dat men hem des te minder vinden zouden , op de bedfteede die aldaar ftond , zig begaf, waar op hij zo lang (til bleef leggen , tot dat hij tegen de voorz. Meid bij occafie op haar (laapkamertje koomende, zeide: Vrijüer ik bidde u , zwijg togftille, zeg aan niemand waar ik ben , ik beloove u een goede vereering te zullen geeven. Kort daar aan kwam het te gebeuren dat de voorz. Dienstmeid door ijmand ten huwelijk verzogt zijnde, eene refolutie nam om te trouwen, als wanneer zij den Burgemeefter Hartman op zijn beloften ging fummeeren, met verzoek, dat hij het effeft van dien geliefde haar te doen er. Ian*  (21) langen: de voorz. Hartman antwoordde, dat hij als toen niet bij den gelde was , vermits ijder een zijn beurs gefloten hield, en van niemand betaalinge krijgen konde , en dit niet tegenftaande veel aan het Land geven moest, maar dat hij bij de eerfte geleegenheid, wanneer hij Burgemeefter wierd, haaren toekomenden Man een officie geven zoude: het geen ik ten dien einde hier heb willen verhaalen, om daar door aan te wijzen dat de daaglijkfche tumulten, die de Hoofden van de Muiterije door de Capiteinen en Luitenanten van de Burgerije en die wederom door het gemeene Volk binnen deze Stad deeden ontdaan, onder fommige Regenten dikmaals eene groote alteratie en vreesagtigheid veroorzaakte. Johan Heijdanus, Capitein van een Comp. Burgeren , zeide naderhand teegens den Burgemeefter Pesfer, dat zeker perfoon, zoo als zijn Ed. de voorz. Eed afgelegt hebbende, uit de Vierfchaar kwam gaan, met een mes geftooken hadde na zijn lijf, het geen den voorz. Pesfer zeker zoude getroffen hebben, ingevalle de gemelde Heijdanus, die anders een van de voornaamfte Roervinken onder de Muitemakers is geweest, dezelve fteek niet hadde afgekeert. De Burgemeefter Pesfer van het Stadhuis gaande , wierd van een deel canalje gevolgt, en met woorden zoodanig geinjurieerd, dat het voor een flegt Burgerman, laat ftaan voor een Regeerend Burgemeefter niet te lijden was, tot dat hij eindelijk den Vader van Thomas Punt ontmoetende, het zelve canalje (door dien de voorzeide Punt zeide, dat Pesfer geen verrader maar C 5 een  ( 22 ) een eerlijk Man was) was getraineerd en opgehouden geworden, het welk egter niet na liet den voorz. Pesfer , tot omtrent Pakkenbrugge agter aan te lopen en roet roepen en fcirreeuwen voor een Landverrader en fchelm uit te fcheldcn, wordende het volk bij de aanicggers van de Muiterij (die zig gemeenlijk op of omtrent het Stadhuis lieten zien en vinden als de Regenten vergadert waaren) tot het doen van zulke en diergelijke a&ies gaande gemaakt, zo dat fommige van haar zig naderhand niet gefchaamd hebben rond uit te zeggen, dat zij door Leonard van Naarfen, Willem Bastiaans, Dirk Danen en anderen opgemaakt waaren. ,, Ja dat meer is , eer men haar ter deege aan het Muiten kreeg, daar toe uit handen van Wil,, lem Bastiaans geld ontfangen hadden, zeggen„ de wijders, dat zij denzelve Willem Bastiaans „ hadden hooren zeggen, dat hij de Heeren van „ het kusfen zoude helpen, of dat zulks aan zijn ,-, magt ontbreeken zoude." Weshalve aanmerkens waardig is , dat niet lang daar na zeker Vrouwsperibon ter occafie , dat zij op het Stadhuis moest weezen , in prafentie van verfcheide omftanders zeide, dat zij in gevolge van de order, die zij luiden (verftaande daar onder Muitende Wijven) van Leonard van Naarfen, Willem Bastiaans, en Dirk Daanen , ontfangen hadden, de afgezette Heeren nog wel anders had konncn traCleeren , en dat het vrij beter voor ons Vaderland zoude zijn geweest, ingevalle zij haar last precifelijk nagevolgt en nagekomen hadden, het geen van  ( *3 ) van iemand door de omflanders aan den Heer Hoofdofficier Verboom ce kennen gegeven zijnde, mee verzoek dit discours eens te komen aanhooren , bij den zelve in de wind geflagen, en geweigerd wierd, zeggende, dat dit discours hem niet raakte, of aanging. Zoo dat ik bij deze gelegenheid moet zeggen, dat de voorz. Officier zig zeer ingenereus omtrent de perfoonen van eerlijke Regenten heeft gedragen, en eindelijk daar toe is vervallen dat hij zig niet gefchaamd heeft, een van de Secretarisambten voor zijn Zoon te ambiëeren , tot zoo verre toe, dat hij onaan&ezien zijn Ambt, het geen hem daar van ten minften had moeten wederhouden, op zekeren tijd na het veranderen van de Regeering te rade geworden is , zig in het gezelfchap van eenige Muitemakers ten huize van de Weduwe van wijlen Jan Ganswijk bij een zijnde, te vervoegen, om dat hij verflaan hadde, dat dezelve in zeekere Requesten het geen zij van voornemens waaren aan de Vroedfchap te prasfenteeren, onder anderen hadden doen influeeren, dat geen Zoon van een Officier dezer Stad het Secretariaat Ambt derzelver Stad zoude mogen bedienen, verzoekende, dat zij het gemelde Articul, als ten eenemale onreedelijk en voor zijn Zoon zeer prcejudiciabel zijnde uit het voorz. Request (ingevalle het albereids daar in was gefield) geliefden te ligten. Maar het flaat inzonderheid aan te merken, dat niet alleen onder het gemeene Volk, maar zelfs van geloofwaardige perfoonen , de geheele Stad door-  ( 24 ) doorgezegd wierd, dat de Heer Daniël van Hogendorp , Dijkgraaf van Schietend , terwijl de Vroedfchap bij een was, ter puije voor van het Stadhuis geroepen hadde, dat er vijf verraders waaren , waar door zodanige commotie onder de Eurgerije veroorzaakt wierd , dat de Capiteinen van de Burgerij te rade wierden eenige Compagnien in de wapenen te doen koomen , en de huijzen van de Heeren Willem van der Aa, Arent Sonmans, Gerard Gaal, Adriaan Vroefen, en Pieter de Groot, die de voorz. vijf verraders waaren, van het plunderen tebevrijden ; het geen de voorz. Dijkgraaf, zo als ik naderhand verdaan hebbe, gedaan heeft, na dat hij van den kamerbewaarder op het verzoek van eenige Capt. en Luitenanten (gelijk hier een weinig te voren verhaald is) uit de vergadering van de Vroedfchap geroepen was, en waar op hij na een kort gefprek met dezelve de voorz. calumnien vijf van zijne medebroederen aanwreef, van welkers opregte intentie nogtans en ijver tot weldand van het gemeenebest en het groote interest, dat zij door het dranden van het algemeene Schip van ons Vaderland lijden zouden, en waar in gemelde Dijkgraaf meer fchulden als goed rifiqueerde , hij in zijn gemoet ten vollen overtuigd was. Een klaar bewijs, dat deze Muiterij geen aanvang heeft genomen, als na voorgaande overleg met eenige Heeren uit de Regeeringe, die haare eerlijke en verdandige medebroederen in officie alzo geerne van haare ambten gedeposfedeert zaagen , als de Hoofden van de Muitemakers na de zei-  ( *5 ) zelve begerig waaren. De voorz. Dijkgraaf na. derhand ziende, dat de gemeene zaaken door de onderhandeling, die er wegens den ftaat met den Koning van Vrankrijk aangefteld was , ligtelijk een heel anderen uitflag zouden neemen, als hij zig voor deeze ingebeeld hadde, en dat het met het intrest van de Muitemakers en bij gevolg van het zijne, gansch niet zou overeenkomen, begon zo het fcheen een knaginge in zijn gemoed en berouw van het kwaad te krijgen, dat hij vijf van zijn confraters door het zeggen, dat zij verraders waren, aangedaan hadde, latende dien aangaande door den Burgemeefter van Zoelen , aan eenige Heeren van de Regeering zijn excuus doen, dewelke zeide, dat de voorz. Dijkgraaf over die leugen van het volk zeer gealtereert en ontfteld was, en dat hij nooit, het geen men hem door de Stad nagaf, gedaan, laat liaan gezegt hadde: — maar het geen ik naderhand uit verfcheide perfonen verftaan hebbe , namelijk dat dezelve Dijkgraaf op zekeren tijd befchonkenzijnde, ten huize vanLena de Oefterverkoopfter, woonende op de groote Markt alhier , met traanen in de oogen gezeid heeft, dat hij een geruineerd Man was, om dat hij onder het volk geroepen hadde, dat- er vijf verraaders waaren, doet mij geloven, dat het voorverhaalde waaragtig is, alhoewel de voorz. Dijkgraaf mijns bedunkens zig daar groflijk in misgreepen heeft , dat hij zijne ruine door het voorz. lasterlijk discours veroorzaakt zou hebben, nademaal hij bij zig zelve niet onbewust konde wezen, dat hem die al een geruimen tijd door zijn  C 26 ) zijn goed cier maaken en andere luiden haar geld te vcrtecren, over het hoofd heeft gehangen, en die al lang uitgeborften zouden zijn, ten waare zijne crediteuren uit confideratie van zijn emploijen , haar geduurcndc zijn leeven niet dwaaslijk weederhouden hadden, om hem op het lijf te vallen , en tot voldoening van haar agterwezen , bij forme van regte te conltringeeren. Dien zeiven avond omtrent zeven uuren, kwamen de Heeren van der Aa en de Groot, nevens de Gedeputeerden, wegens de Stad, ter vergadering van de Staaten van Holland,uit 's Gravenhage. Het graauw , het welk zig in een Groot getal omtrent de Delffche poort liet vinden, en waar onder twee of drie Bootsgezellen de voornaamftp Roervinken waaren, die, zo gezeid wierd, gezwoorcn hadden den Heer van der Aa dien avond te zullen masfacreren, zijnde geasfifleert door verfcheide Vrouwsperfoneri en doldriftige Burgers , viel op de gemelde twee Heeren zeer hevig aan , niettegenftaande eenige Burgers die daar de wagt hadden, het zelve met grooten ijver wilden beletten: - deLijfknegt van den Heer de Groot ftond.voorop de koets, daar zijn Ed. in zat , met een Carbijn op de borst, den welke zij of door vreeze van tegenfland te zullen lijden , /of door dien haar razernij meest teegens den Heere van der Aa gekant was, pasfeeren lieten ; zij geheten haar of zij den voorz. van der Aa gelijkelijk op het lijf vallen wilden, en ten waare deeze verwoedheid door eenige wel geintentioneerde Burgeren niet courageufelijk tegen gegaan was,  C 27 ) was, zouden zij na alle apparentie haar boos voor» neemen voltrokken hebben, waar teegens zeker Burger , genaamt Jan Selker, Brouwer binnen deze Stad, zig dapper in 't geweer (telde, niet zonder gevaar van hier door zelfs aangetast te zullen worden, want na dat hij een kogel op zijn Musquet, het geen wel rijkelijk gelaaden was, gefteld hadde, zeide hij, onder de voet te zullen fchieten, indien zij geen plaats maaken wilden, zoo dat het door deeze en nog eenige andere Burgeren zo ver gebragt wierd, dat de voorz. van der Aa in het midden van de pomp. geraakte, alwaar Capt. van der Linden , en de Luit. de Meij, die dezelve Comp. geleide , bij hem kwaamen , en van daar met hem voor aan de Comp. naar zijn huis marcheerden. Omtrent de Meent, niet verre van zijn huis ko^ mende, wierd hij wederom genoodzaakt zig met den Luit. in het midden van de Comp. te begeven , ter occafie van het aandringen van veele menfehen, die als met een helfche rafernij bezeeten al gaande riepen, flaa dood den hond: tot voor zijn huis komende , fprak hij het volk aan en zeide, vrienden wat rafernij heeft u bevangen , die u tot dit werk aanport, of wat boosaardige menfehen hebben mij zo weten zwart te maken, dat ik bij u voor een fchelm en Landverrader aangezien worde? Ik hebbe immers omtrent alle mijne actiën in de Regering getoond, dat ik een vroom Patriot van mijn Vaderland ben, die nog geneegen is goed en bloed met het zelve op te zetten, het is immers niet apparent, dat  C 28 ) dat ik mij van reenig fchemftuk bewust zoude vinden, en des niet tegenftaande, met zo een vrijmoedigheid weder in de Stad koomen, een kwaad gewisie zoude mij vreesagtig gemaakt hebben, maar een goede conicientie is oorzaak, dat ik de onftuimigheid van uwe gemoederen in de wind geflagen hebbe, al hoewel mij verfcheide maaien in den Haag zijnde, gezeid wierd, dat de animofiteit tegens mijn perfoon zeer groot was, en van die geenen het meest van daan kwam , die zig in mijne prasfentie geheten of zij mijne vrienden waaren: — door welke aanfpraak hij de gemoederen eenigzints van dat opgemaakt volk aan bedaaren kreeg, en zo eindelijk in zijn huis geraakte. Geduurende dit difcours , zeide zeeker Mansperfoon in de ftoep ftaande van een Vleeshouwer , die toen ter tijd regt over de Prinfekerk woonde , is er nu iemand onder de Burgeren, die den ïbhelmfchen verrader een kogel door den kop kan jaagen? Ondertusfchen wierd de toegang van zijn huis afgefneeden , en van alle kanten met Comp. uit de Burgerij bezet, waarvan fommige een gelaade piftool in de hand hadden, tot dat het graauw, het welk met geweld aan het plunderen wilde, haar oogmerk niet kunnende bereiken , eindelijk onvergenoegt heenen ging. Leonard van Naarfen, Willem Bastiaans en Dirk Daanen met haare Compagnons zoo buiten als in de politique en kerkelijke Regeering, wilden door zulke adlien de Regenten , die haar in het oog liepen , en dewelke zij met geweld van het kusfen zogten te ftooten, en zoo doende daar zelfs op  C 29 ) op te raaken, een afkeer van de Regeering te doen hebben en de gemoederen van dezelve allengskens te prapareeren, ten einde zij haare ambten met meerder faciliteit quiteeren zouden, in gevalle zij door de Burgerij (daar het heele werk op aanleide) gewapenderhand gedwongen wierden , weshalven zij dagelijks haar werk maakten, om het volk teegen de Heeren, die zij de voet tragten te ligten , met veele kwaade impresfien en vooröordeelen te imbueeren, mitsgaders die geene, welke, van wegens deze Stad, de vergaderingen van de Staaten van Holland bijwoonden , t'huis koomende, om rapport te doen, door het grauw op het lijf te vallen. Des anderen daags, zijnde Zondag, was de Vroedfchap weer bij een, alwaar de Heer de Groot klaagde over de impertinentiën van het volk, die hem 's avonds te voren in de Stad komende bejegent waaren, zeggende, dat het hem niet langer aanftond den Staat op die voet te dienen , en bij nagt en dag tot redding van het pericliteerende Vaderland met een onvermoeide ijver te arbeiden, als hij tot belooning bij het ondankbaar volk voor een Landverrader aangezien en uitgekreeten wierd; dat de Heeren, die het geluk hadden bij de gemeente beeter te liaan , als hij deede , die commisflen met veel minder gevaar op haar konden neemen, en ten dien einde haar dienst aan den Staat behoorden te prefenteeren; dat zij tot redding van de algemeene zaaken den last behoorden te aanvaarden, dewelke hij, vermits zijne iudifpofitie, met pijn en incomD mo-  ( 30) moditeit, nu ettelijke dagen aan elkander, gedragen hadde. Waar op zijn Ed. met eenparigheid van Hemmen van de Vroedfchap bedankt wierd voor de moeite, die hij tot nog toe genoomen had, met ferieus verzoek en itcrative inftanticn, dat zijn Ed. in de negotiatie met den Koning van Vrankrijk geliefde te continueeren , en in deze hoogdringenden nood het Vaderland zijn dienst niet onttrekken wilde; dat het wel waar was, dat hij door het volk grootlijks verongelijkt wierd , maar dat zij met waarheid zeggen konden, dat haar zulks van harten leed was, en met droefheid dagelijks zagen , dat de gemeente de Regeering fufpecï hield, alhoewel zij haar best deeden, om de verdere progresfen van den vijand te fluiten. Hij antwoordde, dat de Muiterij met courage tegen moest gegaan worden, en twee of drie van de principaalfte Belhamels anderen ten exempel geftraft ; dat haar de lust tot muiten wel haast vergaan zoude ; dog ingevalle de Regering daar toe niet refolveeren wilde, dat de infolentien van het volk hoe langer hoe groter worden zouden, en de Regenten onbequaam gemaakt om zorge te draagen voor die dingen, dewelke in dezen hoogdtingenden nood tot defenfie van het Vaderland noodzaakelijk gerequireerd wierden; dat hij voor deeze maal op het verzoek van de Regering zig wederom in den dienst van den Staat zoude laafen emploijeeren, en den Koning van Vrankrijk tot een eerlijke vreede andermaal tragten te difponeeren, onder conditie, dat deze Regering zorg  C 31 ) sorg zoude dragen, dat zijn huis, Vróuw CU'Kis» deren van het graauw niet wierden gemplefteert, en dat zij hem wijders güaranderen zouden voor de fchaade, die zijn huis en meubilen of eenige anderen goederen, die hij binnen deze Stad had, geduurende zijn abfentie, kwamen te leiden, het welk hem vervolgens toegeftaan en bij alle Regenten beloofd wierd, in zulke voegen, dat eenige van de Leeden, die de Muiterij niet alleen toegedaan waaren , maar zelfs daar toe groote aanleiding gaven , en wel inzonderheid de Heeren van der Meijden en Eijk, als toen Regeerende Burgemeefteren , wel de ijverigfte waaren om den meergem. Heer de Groot de voorz. beloften te doen erlangen, ten einde men haar des te minder aanzien zoude voor fauteurs van de oproerige gemeinte en ijveraars van een werk, daar van liet fucces als dan nog onzeker was. 's Maandags, als de Gedeputeerden na den Haag gingen, was het zeer ftil, maar des anderen daags, omtrent den middag, kwamen de Capiteinen en Luitenanten wederom een ander verzoek doen, het geen daar in beftond, dat de Vroedfchap 's middags mogte geconvoceert worden, zeggende, dat zij daar ietwes van importantie mondeling hadden voor te dragen , zonder dat zij op verzoek van de Burgemeefteren uiten wilde, waar in dat baar verzoek beftaan zoude, het geen dies te onredelijker was, om dat de Burgemeefteren nooit gewoon zijn iemand van buiten ter vergadering van de Vroedfchap ietwes te laten proponeeren, en dat er geene zaaken ter gemelde vergaderinge D 2 ia  C 32) in deliberatie geleid wierden , als die in Burgemeefteren kamer ordentelijk gecommuniceerd zijn. Maar daar hielp geen ordre , daar alles onordentelijk toegaan moest, voornamentlijk ineen kamer, alwaar de Heeren van der Meijden en van Eijk de voorz. disordre fomenteerden, en bij de Burgemeefteren Pesfer en Vroefen met geen fucces teegen gefproken wierden. Dus verre was het refpecf van de Regeering al bereids gekrenkt, door het toedoen van de Muitineufe Regenten, die nergens anders op uit waaren , als om haare medebroederen in officio van het kusfen te ftooten, en een deel onkundige en onervarene menfehen, waar over zij na haar gevoele den baas zouden fpeelen, daar op te helpen. De Vroedfchap 's middags wederom bij een zijnde, verzogten de Capiteinen en Luitenanten van de Burgerij binnen te mogen ftaan: — binnen komende, droegen zij de vergadering voor, hoe zij daaglijks door de gemeente in haare huizen en op de ftraaten zonder ophouden geimportuneert wierden, ten einde zij bij de Leeden van de Regeering om een verder avancement voor zijn Hoogheid aan zouden houden, en in gevalle zij zig daar toe niet wilden laten emploijeeren, dat zij het op haar perfoonen en goederen verhalen zoude, weshalven zij genecesfiteert waaren, haar te addresfeeren aan de voorz. vergadering , en tot derzelver decharge haar deeze zaaken bekent te maaken: — dat de Heeren niet onbewust konden zijn-, dat  C 33 > dat men doorgaans in de Stad wederom bij een begon te rotten: — dat zij voor hun particulier geen promter of beter remedie bedenken konden, om het volk te disfipeeren, en de tumulten, die bij ontftentenisfen van dien na alle apparentien ontftaan zouden, te doen cesfeeren, als dat de gemelde vergadering hoe eerder hoe liever refolveerde uit den haare na de vergadering van haar Ed. Groot Mog. te zenden, met last en ordre, om ter hooggemelde vergadering , uit den naame en van weegen de Stad in de kragtigfle termen te demonftreeren, dat zij op die ferieufe inftantien en kragtig verzoek van haare Burgeren en Ingezeetenen gerefolveert, goedgevonden en verdaan hadden, ia dezen hoog dringenden nood ten dienfte van het Vaderland te zullen ampleófeeren , voor lief ea aangenaam houden , al het geen eenigzints tot dienst en verder promotie van den Heere Prince van Orange (trekken zou; dat zij derhalven haar Ed. Groot Moog, uit naam en van wegens al» boven gansch ernftelijk verzoeken zouden, ten einde dezelve (confidereerende den tegenswoordigen toeftand van ons lieve Vaderland) zoodanige expediënten geliefden te excogiteeren, die de bekwaamde waaren om zijn Hoogheid met de verdere qualiteiten van zijn doorlugtige Vooroude, xen te gratificeeren. Dit was in fubftantie de inhoud van haar verroek , waar zij haar Heeren en Meefters niet alleen, des onverzogt zijnde, raad gaven, maar ook in effeften wetten voorfchreeven , waar na zij haar zouden hebben te reguleeren. D 3 Edoë  Édog Pieter de Meij, Luitenant van een Comp; Burgeren, niet te vreeden zijnde met een generaai difcours , zeide , dat het voorz. geproponeerde niet was fatisfacïoir , maar dat de Leeden van de Vroedfchap, ieder in haar privé, voor alle de omftanders in de Vierfchaar van het Raadhuis belooven moesten (dit woord in fpecie gebruikende) 'dat zij zig in het avancement van zijn Hoogheid aan het bewuste Eeuwig F.dift niet binden zouden ; dat dierhalven zeker boekje in folio , met groene banden in hoorn parkament overtrokken en verguld op fnée zijnde, daar in alle Regenten den Eed op hetEeuwig Edict, bij haar afgeleid, onderteekent hadden, geproduceert moest worden, om dat in hunne praefentie te zien lacereeren en aan ftukken fcheuren : — dit was eigentlijk het geen de andere in bedekte termen te kennen gegeeven had, en waar van de voorz. de Meij, voor zoo veel het voorz. boekje met de voorverhaalde particulariteiten belangt, geen kennis konde hebben, ten zij hij daar van alvorens door iemand uit de Regeering pertinentelijk geinformeert was, en, offchoon de importantie van het voorz. verzoek een ferieus overleg vereischte, lieten zij egter niet na, (zonder aan de Regering tijd van eene ordentelijke en feparate deliberatie te geeven) zeer aan te houden, ten einde de Vroedfchap in haar gedaane verzoek geliefde te confenteeren: — de Regeering dan ziende, dat zij zelfs door de Hoofden yan de Burgerij onder een frivool pretext van de voorverhaalde follicitatie, daar het in der daad haar eigen werk, nevens dat de?  C 35 ) der confiderabelfte Muitemakers was, direcïelijk teegens haar Eed en pligt , die zij de Regenten fchuldig waaren , gedwongen wierden , genoegzaam , het geen zij begeerden, en onder faveur van het opgemaakte canalje kwaamen te eisfchen, toe te ftaan, refolvcerde eindelijk, in haar verzoek te confenteeren, mitsgaders te beloven, dat zij het avancement van den Heere Prince van Orange ter vergadering van de Staten van Holland door alle bedenkelijke middelen zouden helpen favorifeeren, en op het fpoedigfte voort zetten, waar op het bij een gerotte volkfcheide, en ieder zijn 's weegs ging. Niet tegenftaande (gelijk hier vooren verhaalt is) in de Vroedfchap gerefolveert was , dat, al het geen de Heer Arent Sonmans aldaar gezeid hadde, op den Eed zoude worden gefecreteert, zoo was egter 's anderen daags de geheele Stad daar vol van, en een ieder bijna zeggende, dat de voorn. Sonmans zijn Vroedfchaps plaatfe gequiteerd hadde: dit kwam al wederom uit de Kabinets Heeren van de Muiterij, dewelke van dien tijd af geleegenheid zogten om tegens alle regt en reeden haaren medebroeder het Vroedfchaps ambt te ontneemen, en waar in zij na alle apparentie hun oogmerk bereikt zouden hebben , ten zij die zaak door directie van eenige Leeden Uit de Vroedfchap aan de vergadering van Holland gebragt was , gelijk uit de navolgende refolutien en misfiven refpeftive gezien kan worden. D 4 feï-  ( 30 ) Extract uit de Refolutie van ds Vroedfchap der Stad Rotterdam, genomen Op Zaturdag den icv Jdij 1672. In deliberatie genoomen zijnde, is goedgevonden en verdaan, dewijl de Heer Arend Sonmans op Vrijdag voorleeden en veertien daagen tc voren, zijnde geweest den 24. der voorlede maand Junij, in de vergadering van de Vroedfchap heeft verklaard , alzo hij oordeelde, dat teegenswoordig het Land niet was te redden, dan door oblatie van het Stadhouderfchep van deze Provintie aan den Heere Prince van Orange, en zulks niet gevoeglijk kqode geichieden , als door het revoceeren en vernietigen van het bewuste Edict., en door difpenfatie van deEeden, bij die van de Regering daar op gedaan, daar van hij meende, &at niemand, en zelfs niet haar Ed. Groot Moogenden , hem konde difpenfeeren, en mitsdien verzogt van zijn dienst als Vroedfchap ontflaagen te weezen , dat de Leeden van de Vroedfc'han daar op aan den gemelden Heer Sonmans hebben geantwoord, dat zij luiden niet bevoegt waaren, hem van zijn Eed als Vroedfchap te ontdaan , principalijk in zulke difficile tijden , als de teegenswoordige zijn, en dat hij behoorde met zijn raad en daad ter vergadering van de Vroedfchap te blijven adflfteeren, daar op hij Heer Sonmans des niet teegenftaande is blijven perfifteeren bij zijn verzoek, zeggende, dat hij in omnem eventurn  r 3?) turn zig hield voor ontflaagen , dat hij evenwel des anderen daags in de Vroedfchap weder is gecompareert , en bij de deliberatien van dezelve geadfifteert heeft, en dien zelfden avond uit de Stad is vertrokken , zonder dat de Leeden van de Vroedfchap wisten, waar hij zig tegenswoordig is onthoudende, als alleenlijk, dat hij twee diftipéte misfiven , gedateert in den Haag, en te Middelburg refpective, heeft gefchreeven, en aan de Heeren Burgemeefteren geaddresfeert, in dier voegen dezelve misfiven hier na volgende van woord tot woord geinfereert zijn, ACHTEAARE HEEREN! De droefheeden, die mij zedert twee maanden door het overlijden van mijn Huisvrouw, en door de publiecque ongeleegenhceden van den Staat zijn overkoomen , hebben mij verfcheide reizen zeer ontftelt , egter heb ik die tot nog toe met gedult doorgeftaan , overleggende, belangende het eerfte, dat ik mij aan Gods hand moest on? derwerpen, en vertrouwende, nopens het tweede , dat God almagtig ons door zijne ondoorgrondelijke genade, een goede uitkomst zal geven , en door het een of ander middel redden uit alle zwarigheeden: maar geen groter alteratie hebbe ik gehad als gisteren j zijnde Zaturdag namiddag door de publique disordre UEd. bekent, en nog meer, toen mij, uit de Vroedfchap gaande, aangezeid wierd, dat ik de Stad aan de FranD 5 fche»  138) fchen wilde overgeven , en de Burgerij helpen verraaden ; eene zaak die zoo verre buiten mijn gedagten is , als het Oost van het West, zulks UEd. Achtb. uit mijne advijfen eenigen tijd herwaarts-wel hebben kunnen oordeelen; dan nademaal ieder een daar van kennis is hebbende, en ondertusfchen de menfehen verkeerde gedagten konnen voeden , en daar door veele moeijelijkheeden volgen, dat ook de voorz. disordre en uit alle de alteratien daar uit gevolgt mij zeker accident is overkoomen, waar van ik met Gods hulpe zonder uitftel. wel zoude dienen geholpen te worden, of zoude het mij anderzints aan mijne gezondheid ten ukerfte fchadelijk konnen weezen , zo hebbe ik nodig geacht, mij aanftonds herwaards te begeven om raad daar teegens te zoeken, ik bidde dan ootmoediglijk, dat mijne abfentie voor deeze reis mag worden geëxcufeert, en hoope zoo ras mogelijk wederom t'huis te koomen; ondertusfchen verklaare ik voor God almagtig , die een kenner der harten is, dat het geen voorfch. is , mij tot mijn onfchuld word na gegeven , en dat ik dire&elijk of indireftelijk ooit of ooit zulks gedagt of toeleg daar op gemaakt hebbe , dat ik ook niet weete, dat zulks bij iemand van de Vroedfchap is voorgenomen of beraadflaagt, gelijk ik alle mijne goederen en mijn huis hebbe gelaaten, zonder ietwes met mij te neemen, anders als ik gaa en ftaa, zoo bidde ik ernftelijk dat er drie gequalificeerde Burgeren worden gemagtigt, om nevens een of twee van mijne bloed vrinden tot mijnent te Logeeren, en gaa.  gaade te flaan, dat er niet vermindert word, en ook agt te neemen op mijne lieve kinderen : - ik zal niet nalaten God almagtig te bidden voor de welvaard van ons Land , onze Stad, en alle Ingezeetenen , en dat het zijne Goddelijke Majefteit gelieve in deeze bezwaarde tijden UEd. Achtbaaren met wijsheid en courage, de Ingezeetenen met gedult en gehoorzaamheid te begaaven, en blijve Ed. Achtbaars Heeren! UEd. Achtbaare Ootmoedig^ Dienaar 's Hage den 26 Juni] A. Soömans^ 1672. Achtbaare Heeren! Voorleeden Zondag, zijnde geweest den 26. dezer lopende maand , hebbe ik aan UEd. Achtb. gcfchreven , en nademaal ten opzigte van mijne indifpofitie, en om allerlei alteratien te praevenieeren , mij op het allerboogfte is geraaden , mij voor een weinig tijds van allerlei gewoel te ontdaan, zoo hebbe ik nodig geacht, en voor mijne gezondheid ten uiterfte dienftig , een keer door Braband en Vlaanderen te doen, in hoope in korte in beter difpofitie t'huis te weezen, als ik van daar ben gefcheiden, en ons Land en Stad ia  C40 IR gelukkiger ftaat te vinden. Ondertusfchen blijve ik Achtbaare Heeren! UEd. Achtb. Ootmoedige Middelburg Dienaar den 28. Junij 1672. A. Sonmans. Dat voorts de gemelde Heer Sonmans, zijnde tegenswoordig Thefaurier extraordinair van de Stad, geen order heeft gefield tot de adminiflratien van dezelve funclie, of eenige aóle als Thefaurier zedert zijn vertrek heeft geëxcerceert, ja des vcrzogc zijnde, het zelve heeft geweigert te doen, en dus is goedgevonden de Heeren Gedeputeerden dezer Stad te gelasten het voorz, cafus pro ut jacet met praledtuuren van de voorz. misfives ter vergadering van haar Ed, Mog. voor te dragen , om daar op te verflaan een declaratoir van haar Ed. Groot Mog. of de gemelde Heer Sonmans , door al het gunt voorz, is, van zijn Vroedfchaps Ambt is vervallen, en het zelve vacant is, dan niet, omme het gemelde Ambt verklaard wordende vacant, vervolgens tot fuppletie van dien geprocedeert te worden, als na behoo- Es-  (41 ) Extract uit de Refolutie van de Vroedfchap der Stad Rotten dam, genoomen Op Maandag den 18. Julij 1672. Is ter vergadering gerefereert, hoe dat de Hee* ren Gedeputeerden dezer Stad uit name en van weegen haare vergadering op den 12. dezer lopende maand ter vergadering van haar Ed. Gr. Mog. hebben gedelibereert, en vervolgens voorgeleezen de Refolutie van de Vroedfchap, op den 10. van de voorz. maand genomen, in het reguard van den Heer Sonmans, Raad en Vroedfchap dezer Stad, in dier voegen en manieren, als de gemelde refolutie is leggende, met verzoek om de intentie van haar Ed. Gr. Mog. daar omtrend te mogen verftaan, en dat daar op ter vergadering van haar Ed. Gr. Mog. zijnde gedelibereerd, de finaale Refolutie, dieshalve te neemen, voor als toen was uitgefteld tot nader deliberatie, en tot dat nader informatie zal weezen gekoomen, waar de voorz. Heer Sonmans zig zoude moogen onthouden , en met wat intentie hij zig abfenteert: — waar op zijnde gedelibereert, is goedgevonden en verftaan , dat de opgemelde Refolutie van haar Ed. Groot Mog. , den gemelden Heer Sonmans bij misfive copielijk zal worden toegezonden, omme te ftellen tot deszelfs narigting, met verzoek, dat hij binnen agt daagen bij refcriptie gelieve zijn intentie te verklaren, of hij bij zijn verzoek van den 24. der voorleede maand Junij ter verga-  C 42 ) gadering van de Vroedfchap voorz. gedaan , als nog is perfifteerende, omme van zijn dienst ah Raad en Vroedfchap ontflagen te worden , dan niet, en in cas hij van intentie zoude moogen zijn, in den gemelden dienst als Raad en Vroedfchap te continueeren , of hij in kragte van de generaale difpenfatie, bij haar Ed. Gr. Mog. verleend , en de Leeden van de Regeering van de Eeden bij haar op het bewust Eeuwig Edicï gedaan, zig van den Eed, die hij op het zelve Eeuwig Edict- als Raad en Vroedfchap heeft gedaan, niet hield voor gedifpenfeert en ontflagen , en volkoomelijk approbeerde de aanftellinge van zijn Hoogheid den Heere Prince van Orange als Stadhouder dezer Provintie, die haar Ed. Gr. Mog. hebben believen te doen; dat voorts den gemelden Heer Sonmans zal werden aangefchreeven, dat hij op de adminiftratie van zijn functie als Thefaurier extraordinaris van deze Stad zoodanig zal disponneeren , als dezelve ten meesten diende van de Stad en Finantie van dezelve zal raadzaam vinden. Erntfeste, Wijze, Voorzienige,zeer discreete Heer en Mede-Broeder. Wat haar.Ed. Gr. Mogende in de Vroedfchap dezer Stad op den 10. en- 12. deezer loopende maand, als meede op huijden refpecf ivelijk in UEd. reguard hebben gelieven te refolveeren, zal UEd. uit de Letture en Refolutien van dezelve kunnen verftaan, die wij tot deszelfs einde UEd. copie- lijk  (43 ) lijk tot deszelfs narigting mits deze overzenden, met vriendlijk verzoek , als dezelve den inhoud van dien pro ut jacet gelieve te agtervolgen en na te koomen, waar toe ons verlaatende, Emtfeste, Wijze, Voorzienige, zeer difcreete Heer en Mede-Broeder, zullen wij dezelve in de befcherming des Allerhoogften beveelen. Gefchreeven in Rotterdam den 18. Julij 1672. lager ftond ter Ordonnantie van de Vroedfchap voornoemt en was getekend, W. van der Aa, Extract uit de Refolutie van de Vroedfchap der Stad Rotterdam, genomen Op Maandag den 25. Juli] 1672. Is alhier ter vergadering ontfangen, en vervolgens voorgelezen een misfive van den Heer Arend Sonmans, gefchreven alhier te Rotterdam, op huijden geaddresfeert aan de Heeren Burgemeefteren en Vroedfchappen der voorz. Stad, luidende van woorden ten woorden als volgt: Achtbaare Heeren! Mij is wel ter hand gekomen UEd. Achtb. Refolutie en misfive van dato den 18. dezer, relatif tot de Refolutie van haar Ed. Gr. Mog. van dato den 12. dezer maand, w^ar in geinfereerd is een  C44) een voorafgaande Refolutie van UEd. Achtb. vaö dato den 10., daar bevorens beide daar nevens gaande, omme waar op kortelijk te antwoorden, zal ik zeggen, dat wel waar is, dat ik op Vrijdag, izijnde geweest den 24. der voorleede maand Junij, in UEd. Achtb. vergadering in fubftantie hebbe voorgefteld, het geen in de voorz. Refolutie van <3ato den 10. Junij is aangefteld, en mitsdien verzogt om van mijne bedieningen en Eed als Vroedfchap te mogen ontflaagen worden, maar dat het mede waar is, dat genoegzaam alle de prcefente Leeden van UEd. Achtb. vergadering van eenparig gevoelen waaren, en mij te gemoed voerden, dat ik bij de Vroedfchap niet konde ontflagen wordon, ten waare ik met er woon uit de Stad mogt komen te vertrekken , dat ik mij daar op ten hoogde ongerust vindende, fals oordeelende het aanftellen van den Heere Prince van Orange tot Stadhouder na het beloop van den tijd voor den dienst van het Land noodzakelijk, en egter niet konnende refolveeren tot een actie, zoo wanneer dezelve in propofitie zoude mogen komen, daar ik als toen mede te ftrijden had tegens het dittamen van mijne confeientie, dewijl ik op dien tijd ingenomen was, met die gedagten, dat mij niemand van den Eed op het Eeuwig Edict, gedaan, konde ontflaan) nog dien zeiven dag , over de voorz. zaken mij begeven hebbe in een ferieus en ernftig overleg met iemand, die ik capabel achte, zonder het minfte intrest, mij daar in te konnen advifeeren, door dewelke met folide redenen aangewezen zijnde, dat ik over de voorz. zaa-  (45) zaaken met abufive gronden refonneerde, en dat hec- indifputabel was in de magt van Haar Ed. Gr. Mog. om mij van de voorz. Eed te konnen difpenfeeren , heb ik mij daar in gerust gefield , en des anderen daags , zijnde geweest Zaturdag den 25. Junij , in UEd. Achtb. vergadering op nieuws prefent gevonden, alwaar ik niet wederom zoude hebben verfcheenen, ten waare ik in de voorz. difficulteiten voldaan , en mij zeiven gequalifïceert gevonden had, om de zaaken van het Stadhouderfchap voorkomende, daar in te konnen confenteeren , gelijk ik dan ook met gerustheid dien volgende bij deeze verklaare, dat ik in kragte van de generale difpenfatie bij haar Ed. Gr. Mog. aan de Leden van de Regeering verleent, mij gedifpenfeert houde van den voorz. Eed, bij mij op gemelde Eeuwig Edict gedaan, en dat ik voor zoo veel mij aangaat, volkoomelijk approbeere de aanflellinge van Hooggem. Heere Prince van Orange , tot Stadhouder van deze Provintie, alle het welk, zo dra mijne difpofitie zulks zal konnen toelaaten, ik in UEd. Achtb. vergadering van gedagte ben mondeling breeder te declareeren, en na mijn gering vermogen met raad en daad te adfifteeren. Aangaande de bediening van den Thefaurier extraordinaris , moet ik zeggen , dat ik mij zelve zoo door de afflictie van het overlijden mijner Huisvrouw, als door andere ongemakken, mij zedert overkomen , in mijnen ligchaamelijken toeHand zoodanig geïncommodeert vinde, dat ik dugte, dat ik dezelve functie ten dienfte dezer Stad E niet  (40 niet wel zoude kunnen waarneemen , weshalveo ik UEd. Achtb. niet min vriendlijk als ernftelijk verzoeke , dat het denzelven gelieve (onvermindert en zonder prejudicie van mijn Vroedfchaps ambt) iemand tot de bediening van den voorz. Thefaurier te committeeren , aan welken of aan die geenen, die het UEd. Achtb. zullen gelieven goed te vinden, ik te vreeden ben aanftonds behoorlijke reekening , bewijs en reliqua te doen, waar meede vertrouwende aan UEd. Achtb. intentie te hebben voldaan, zal ik deezen eindigen en blijven Ed. Achtbaare Heeren! UEd. Achtb. Ootmoedige Dienaar ter zijde ftond: in Rotterdam en was getekend den 15. Julij 1672. A. Sonmans. Waar op gedelibereert zijnde, is opgemelte misfive aangenomen voor notificatie, en is de deliberatie op de bediening van den Thefaurier extraordinaris van de gemelde Stad in de voorz. misfive vervat, uitgeftelt tot huiden over agt dagen. Omtrend dien tijd, als men verftond, dat de Heer Pieter de Groot, zonder ietwes met den Koning van Vrankrijk verrigt te hebben, voor de tweede maal weder was gekoomen, ging de Burgemeefter Gaal, op zekeren namiddag met zijn con-  (47) confrater van Zoelen de fortificatiën buiten de Schiedammerpoort bezigtigen, alwaar zij met malkanderen over den toeftand van ons Vaderland difcoureerden , en de voorz. Gaal, onder andere zeide, dat er bij den Koning van Vrankrijk niets te doen was, en dat de Articulen van Vreede, daar op de Hooggèm. Koning met den Staat geprefenteert had, te fluiten, zeer impertinent en onaannemelijk waaren ; waar op de voorz. van Zoelen met een extravagante en vinnige manier van fpreeken uitbarftede, en in prcefentie van alle de omftanders hard uitriep, dat hij wel zien konde, waar het werk heen wilde, maar dat het nog zo niet gaan zoude als meu zig wel inbeelde, dat er maar vijf of zes perfoonen in ons Land waaren , die, om dat zij haar peijs met den Prins van Orange niet maken konden, liever alles verlooren zagen gaan, als ietwes toe te geeven, dog dat men in ons Land, eer men er toe refolveeren zoude, nog vrij wat anders zoude zien gebeuren, en dac deeze Stad eerder in een bloedbad geraaken, en de Ingezeetenen van dezelve tot de horribelfte masfacre, daar ooit van in dewaereld gehoord is, vervallen zouden, dat men eerst de huizen verbranden en de Burgeren dan met geld en gereede goederen weg vlugten zouden, ja dat zij liever zelfs de Stad aan vier hoeken in den brand fteken wilden , en diergelijke extravagante woorden in fubftantie meer, in zulker voegen, dat de voorz. Gaal daar over zeer verfchrikt en bedugt zijnde, (uit vreeze dat dit difcours bij veele Burgeren aan den Dijk werkende, wel zoodanig ingresfie E 2 mog-  ■ ( 48 ) mogte hebben, dat hij daar over in zijn perfoon eehig ongemak mogte lijden) aanftonds reiblveerde met den voorz. van Zoelen na de Stad te gaan, hem onderweegen voor te houden, dat hij geen reden hadde om zoo kwalijk te fpreken , en dat hij zelfs voor dezen zoodanig niet had geoordeeld. Den 27. des voorz. maand Junij , zoo als de Regeering daags te voren ontfangen had een misfive van den Capt. Goofe Woele, gefchreeven in het leger van Goe Jan Verwellersfluijs den 26. der zeiver maand, alwaar hij met zijn Comp. Burgeren gepofteert lag, inhoudende, dat de voorz. Burgeren zeer misnoegt waren , om dat zij tot nog toe niemand van de Leeden uit de Vroedfchap (ingevolgen het geen haar de Burgemeefteren op derzelver vertrek beloofd hadden , en bij onze Voorouderen altijd gebruikelijk was geweest, zoo wanneer de Burgers in tijden van nood uittrokken) hadden vcrnoomen, aldaar te adfifleeren, en zorge te draagen, dat haar niets onreedelijks gevergd wierd, vonden Burgemeefteren goed, ten dien einde provifioneelijk te verzoeken den Burgemeefter Eijk, als Collonel van de Burgerij, ten einde hij de moeite geliefde te neemen van derwaarts te gaan , onder fpeciale beloften , dat hijmet den allereerfte door iemand van de Vroedfchap zoude worden afgelost, maar alzo hij zig excufeerde op zijne indifpofitie, wierd de Heer Gerard Gaal, aldaar prefent zijnde, verzogt een keer derwaarts te doen. Geduurende de deliberatien van het voorz. fub- jeft,  ( 49') jc£fc, kwamen de Heeren, Burgemeefter van Zoelen, en Leonard van Naarfen, aldaar bekent jmaken, dat deze Stad door bet fortificeeren van zeekere fchoordijk, geleegen omtrend het Dorp van Moordrecht, (alwaar van weegens de aanleggende veenputten goede occafie was, om het Land van Schieland door het doorfleeken van den IJsfeldijk voor een groot gcdetlte te doen inundeeren) inaccesfibel gemaakt konde worden , met verzoek , dat hij van Naarfen, tot infpeftie van die importante plaats nevens den Dijkgraaf van Schieland mogte gecommitteerd worden , en al hoe wel dat concept om verfcheidene reedenen in de executie ondoenlijk was , en geoordeelt wierd, uit eenige particuliere inzigten voor te komen , wierd egter (om aan al de waereld te toonen dat de Regeering niet wilde verzuimen , het geen eenigzints tot behoudenis van de Stad, zelfs bij imaginatie van de Muitemakers , nodig geacht wierd) goedgevonden , daar over aanftonds een commisfie te decerneeren, werdende bij die occafie, de Heeren van Eijk en Gaal verzogt, dat zij haar nevens den Dijkgraaf, en de voorz. van Naarfen, daar toe wilden laten emploijeeren. De Burgemeefter Eijk excufeerde zig wederom op zijne indispofitie, tot dat eindelijk de voorz. Gaal, andermaal van de Burgemeefteren verzogt zijnde, omme zig te vervoegen na het quartier van den Graaf van Hoorn , die commisfie op zig nam , na dat hij verfcheide fchrupulen en diffkulteiten, reflexie hebbende op de inobedienfie van de Burgeren , en verkeerde impresfie, die zij geconciE 3 pieerd  (5o) pieerd hadden van de Regenten, die de Vrijheid van haar Vaderland hadden voorgedaan, gemoveerd had. De voorfch. van Eijk, ziende, dat de meergemelde Gaal gerefolveert was na het leger te gaan, en daar eenigen tijd te verblijven, liet zig door den voorz. van Naarfen eerst difponeeren, om bij de infpedtie van den voorz. Dijk en daar na ook verder na het leger te gaan, onder conditie, dat hij aldaar niet zoude vernachten : waar op dan vervolgens commisfie tot het infpeóteeren van den meergemelden Dijk op de voorz. vier Heeren gedecerneerd wierd, met auciorifatie, om, ingevalle het voorg. concept eenigzints practicabel wierd geoordeelt, daar over met Burgemeefteren der Stad Gouda nader te concerteeren : de voorz. Dijk door de opgemelde Gedeputeerden zijnde geinfpe&eeert, moest de voorz. van Naarfen zelfs bekennen, dat zijn concept inpraóticabel was , en is daar meede die zaake, waar van zo hoog opgenomenVas, ten eenemaal in rook verdweenen, en blijven fteeken, waarom zij refolveerden haare reize na de Stad Gouda voord te zetten , en zo voorts na het quartier van den Graave van Hoorn te rijden. Voor aan in het Dorp Moordrecht komende, zaagen zij eenige Rotterdamfche Burgers voor haar koets pasfeeren, dewelke, (na dat men verftaan hadde , dat zij van haare Comp. kwamen aflopen, met intentie om na huis te gaan) van de Gecommitteerdens verfcheide maaien beleefdelijk verzogt wierden, wederom te rügge te keeren, zon-  C 51 ) zonder dat zij egter daar toe rcfolveeren wilden. Wijders vragende , waarom zij haar Comp. verlaten wilden, antwoorden dezelve, dat in de Stad Gouda verftaan hadden , dat de fortificatie werken van den Graaf van Hoorn nog in geen postuur van defenfie gefield waaren, en in gevalle de Franfchen daar op aankwamen , dat zij ons volk opflaan zouden, dat ook in het Leger geen Militie was, en haar geheele Comp. flond wederom te koomen , en dat de Burgeren van de Stad Delft in Gouda waaren blijven leggen, zonder met haare Scheepen hooger den IJsfel op te vaaren : de voorgem. Gecommitteerden zeiden, dat het zeer fchandaleus was, zijn comp. ,te verlaten , en als deferteurs te rugge te keeren, dat de Burgemeefter Gaal expres derwaards ging, om neevens haar op dien post zoo te verblijven, tot dat hij door een ander Vroedfchap afgelost wierd, en dat zij continueel een Heer uit de Regeering bij hun hebben zouden: als zij even halflarig bleeven opiniatreeren , en na geene reedenen luisteren wilden, zeide eindelijk de Burgem. Eijk, dat hij verflond, dat zij zouden wederom gaan, daar zij van daan gekomen waaren, de voorz. Gaal, daar bij voegende , dat zij met reden verpligt waaren , Burgemeefteren ,en haare beveelen te gehoorzamen , zoo dat het fchandaleus was voor de Rotterdamfche Burgerij , op die manier van haar Comp. te loopen, dat zij haar reputatie verliezen , en andere door haar kwaad exempel difcourageeren zouden , dat zij te Rotterdam zijnde, geroepen hadden, over al te gaan als maar iemand . E 4 .uit  ( 5* ) Uit de Vroedfchap haar wilde geleiden , en dat hij tot dien einde zig op reis begeevcn had, dat zij wel konden oordeelen, dat hij zoo veel te verliefen had, als iemand van haar alle,'en wanneer hij geen zwarigheid ftelde om haar voor te gaan, zij dan niet bekommert moesten weezen om hem te volgen , zij lieten haar egter niet permoveeren, 'k laat ftaan van haar voornemen afbrengen, zeggende rond uit dat zij niet wilden wederom keeren. Leonard van Naarfen ziende de opiniatriteit en groote onbeleefdheid , zeide tegens haar, dat zij zeer onbedagt en kwalijk deeden , en in gevalle zij onder het gebied van den Koning van Vrankrijk waaren, zouden moeten hangen, de galg verdient hadden , en niet een duit voor haar leeven geeven wilde; tot dat eindelijk de voorn. Gaal, uit de koets fpringende, zeide, dat het lang genoeg gefmeekt en gebeeden was, dat hij eens zien zoude, of zij de courage zouden hebben van niet te gehoorzaamen, zo wanneer zij van een Burgemeefter gecommandeert wierden, dat zij niet deeden als eerlijke Burgeren en vroome patriotten behoorden te doen, maar haar aanftelden als een deel bloode uijlen, dat zij in de Stad veel gefnoft en gefnorkt hadden van na de Franfchen te willen gaan, en teegens dezelve wilden vegten, ja die te konnen doorloopen als zij maar gecommandeert wierden , en nu het daar op zoude beginnen aan te komen, en de tijd gebooren was om handen uit de mouw te fteeken, en haare courage te laten blijken, dat zij tot een eeuwig verwijt, en on-  ( 53 ) onultwisfelijke fchande voor de Rotterdamfche Burgerije als deferteurs van haar Comp. weg liepen. De voorz. Gaal ziende, dat zij des niet tegenftaande geen de minfte mine van gaan maakten, maar ter contrarie, dat een uit haar met zijn rugge teegens den muur ging aanleenen, heeft hem bij den arm genoomen , en bedugt zijnde voor eenige refiftentie, denzelven nevens nog eenige anderen gedifarmeert, en haare deegens aan de knegts gegeven hebbende , zijn fabel uitgetrokken, en haar zoo wederom gedwongen na de Comp. te gaan, volgende de voorz. Gaal en van Naarfen , (die zig meede uit de koets begeeven hadden) een fluks weegs te voet, en de Burgemeefter van Eijk met den Dijkgraaf met de koets, daar zij niet uit waren geweest, haar agter aan. Omtrent een quartier uurs aan deze zijde der Stad Gouda, rencontreerden zij een waagen, waar in eenige Rotterdamfche Burgeren , die ook weggeloopen waaren, zaaten , de Heeren deeden de wagen arrefteeren , en verzogten de opzittende Burgers, dat zij weder wilde keeren. Waar toe zij zig weigerig toonden, te kennen gevende, dat zij dat niet geerne doen zouden , tot eindelijk de Burgemeefter Gaal tegens haar zeide, ingevalle zij wisten, hoe de andere Burgers, die van de Compagnie afgelopen waaren , gevaaren waren , dat zij mogelijk wel haast wederom zouden gaan, de voorz. van Naarfen, die aan de zeide van de koets zat daar de wagen ftil hield, van zijn plaats oprijzende , en zijn hoofd buiten het portier fteeE 5 ken-  (54) kende, luisterde haar ietwes in het oor, zonder dat men konde hooren wat het eigentlijk was, gevraagt zijnde, wat hij haar hadde gezeid, antwoorde hij, dat haar te kennen had gegeven, dat de Burgeren die voor haar heenen gingen om naar huis tc gaan, met het rappier in de vuist weder te rug gedreven waren, en, in gevalle zij niet ras wederkeeren wilden, buiten twijffel haar beurt ook wezen zoude. Andermaal gevraagd zijnde, om na haar Comp. te gaan, hebben zij de Heeren gehoorzaamd , en gezeit, dat zij dat doen zouden, onder beloften nogtans van den Burgemeefter van Eijk , dat indien iemand van haar noodzakelijk t'huis moeste weezen , hij zulks in het leeger behoorlijk zoude mogen verzoeken. Voor de poorten der Stad Gouda vonden zij een oude troep Rotterdamfche Burgers, die zij gelasten in de Herberg het Harthuis te komen , alwaar zij het middagmaal gingen houden. Middelerwijl wierden die Burgers, daar de voorz. van Naarfen tegens gezeid had , dat zij de galg wel verdient hadden , door de andere zeer geallarmeert en bang gemaakt, tot zo verre dat Jacob van Bellen, die om zijne verminktheid aan het eene been , door de wandeling genaamt wierd, de kreupele van Bellen, die onder de Burgers op den Dijk niet geweest was, maar eerst haar wedervaren uit anderen venlaan had, den gemelden van Naarfen zeer impertinent bejeegende en kwalijk toefprak, zeggende dat het hem niet en paste zulke taal tegens de Burgers te voeren, welk zeggen over en weer zo hoog liep, dat zij eikanderen met het rap-  (55) rappier uitdaagden , wordende egter de queftie door het tusfchenfpreeken van den Burgemeefter Gaal , geaccordeert en bij geleid, alhoewel de voorz. van Bellen zo als hij weg ging, tegens de voorz. van Naarfen al knorrende zeide, wij weeten wel wat voor een Man gij zijt, en wie uw Vader geweest is, en diergelijke woorden in fubftantie meer , zenier dat van de actie, die de voorz. Gaal aan de Burgeren tot Moordrecht gepleegt had, ietwes gezeit wierd, maar hij integendeel 's anderen daags in het leeger komende, van de Capiteinen en andere Officieren en Burgeren beleefdelijk bedankt en wel ontfangen zijnde,- over de gedaane adiie gepreezen wierd, en van de bloode weggeloopen Burgers zeer kwalijk gefproken, en daar en boven verzogt, dat zij daar over in eene pecunieele boete gecondemneert mogten worden , en andere ten exempel geftraft. Des Woensdags morgens vroeg, zijnde den 19. Junij, kwam de Comp. Burgeren van den Gapt. Ysbrand Ysbrandz op haar tourbeurte aan de traversfen , die buiten de Schiedamfche poort op den Dijk gemaakt wierden, met haare fchoppen en fpaden werken , onder welke eenigen Burgeren al arbeidende, zeer begonden te murmureeren: fommige uit haar preezen het geen de Burgerij daags te voren in de Stad Schiedam gedaan had, het geen daar in beftond, dat zij verfcheide Heeren, zo als dezelve uit de Vroedfchap kwaamen , op ftraat aangerand en bij den mantel gevat hadden, zeggende, dat zij wilden weeten, wat dien  C 56) dien dag in de Vroedfchap gepasfecrt en verhandelt was, en daar niet mede te vrede zijnde, hadden zij aan den Heer Willem Nieupoort verfcheide infolentien en feitelijkbeeden gepleegd: anderen wederom zeiden., dat het fchelmen waaren die zulks gedaan hadden, tot dat eindelijk de mist, die toen ter tijd aan de lugthing, een weinig opgeklaart zijnde , bij eenige van het werk afgezien wierd, dat de Prince vlagge van den tporn te Schiedam afwaaide, het welk door het zeggen van eenige Belhaamels, dat zulks hier meede behoorde te gefchieden, zoodanige commotie onder het volk veroorzaakte, dat de Luitenant van de voorz. Comp. genoodzaakt was, met zijn volk na huis te marcheeren , om daar door haare t'zamenrottingen en dangereufe difcourfen (zo hij voor gaf) te beletten : 's morgens als de groote kerk uitging, waaren alle de ftraaten omtrent de groote markt, en de voorz. kerk door de Compagnie van den Capt. Vosmaar bezet, een ieder die daar door wilde pasfeeren , wierd van het volk gevraagd, wat ben je? Staats of Prins? waar op dan alle de pasfanten (ziende hoe de vork in de Heel ftond) zeiden, dat zij Prince luiden waaren, en vivat Orange riepen : omtrent de klokke negen uuren , begonden de Burgeren zoo hier en daar door de Stad bij een te rotten , wordende aangemoedigt van die geenen, die het veranderen van de Regeering voor hadden, welke bfjeenrotting (door het toedoen van zeekere Jan Adriaan van Schriek , begraafnis bidder , die uit naam van de hoofden der Muiterij de Muitineufe Bur- ge-  ( 57 ) geren, de geheele Stad door, ging verzoeken, ten einde zij haar aanftonds met haar zijdgeweer op de groote markt begeeven zouden, voor het huis van den Boekverkooper Johannes Borftius, die haar zeggen zoude, wat zij doen moesten) hand over hand derwijze begon toe te neemen , dat zij in minder dan een uur een confiderabel aantal van menfehen uitmaakte , die eindelijk haar cours, op nader ordre van Borftius, na de nieuwe haave voortzette, en voor het huis van Johan van Lit, Rijnfche Wijnkoper, daar de Krijgsraad vergadert was, bleven ftaan, alwaar zij een kring floegen, die door den grooten toeloop van het volk zoodanig begon te accresfeeren, dat zij eindelijk genoodzaakt wierden, eenige rottingen, kleer en raagftokken voor die groote menigte heen te houden , om daar door een opening te maaken, voor die geenen, die uit de gemeente tot haar fpreken zoude, en is daar op voorz: Borftius te voorfchijn gekomen, waar van de Lezer alvorens zal gelieven te verftaan, dat hij een Zoon was van Jacobus Borftius, Predikant alhier, die nevens zijn Collega Urfinus wel de voornaamfte onder de Predikanten is geweest, die dikwijls in zijne predikatiën en gebeeden , de gemeente tegens de wettige overheeden zoodanig ophitste, dat zij in plaats van geftigt uit de kerk te komen , en de oordeelen van God , die over ons lieve Vaderland uitgeftort wierden, door eene bekeering van haare boofe werken, en betering van leeven, af te bidden, als raafende en dolle menfehen de geheele Stad door gingen verfpreiden, het  C 58 ) het geene zij op ftoel van den Predikant gehoord hadden, zoo dat de predikatiën van dien Man, en zijn Collega Urfinus, groote aanleiding gegeeven hebben tot de feitelijkheeden, die het onkundig en domme volk (da.t gemeenelijk door haare Leeraars bij de neus geleid word, daar heenen zij het hebben willen) omtrend het geweldig en onwettig deposfederen van verfcbeide Regenten gepleegt heeft , in zulker voegen , dat de voorz. kerkendienaaren ook haare handen niet onbefmet konden houden van het onnozel bloed, dat door eenige boosaardige en godvergeeten menfehen (die alhoewel zij haare tijdelijke ftraffen door het toedoen van die genen, die het zoo graag zaagen , hier op aarde ontvlooden zijn, egter hier namaals het eeuwige niet ontgaan zullen kunnen) ter occafie van haare predikatiën en gebeeden, en van veele van haare medebroederen zo binnen als buiten deeze Stad, tot een eeuwige fchande voor de Hollandfche natie op den XX Augufti 1672. binnen 's Gravenhaage uitgeftort en vergooten is. En om de ondeugd van Johannis Borfti us nog klaarder ten toon te ftellen, zoo heb ik goedgevonden, hier naderhand tusfehen te voegen, dat hij in den jaare 1677. door eenige Vaders van het Weeshuis dezer fteede, daar hij mede Vader van was, befchuldigt is, dat hij het voorz. Weeshuis beftoolen hadde, waar over van den Officier in zijn perfoon gedagvaart zijnde, heeft hij nooit durven compareeren., maar zoo lang gedelaieerd, tot dat hij door intercesfie van rijne vrien-  (59) vrienden, en inzonderheid door die van zijn Oom Willem Bastiaanz , en zijnen Neef Dirk Danen (die zo 'c fchijnt profesfie maaken van de ondeugt te patrocineeren en de deugt te lasteren) zoo ten reguarde van de crimineele proceduuren, als het geperpetreerde delict, een ongehoorde en befpottelijke fententie bekomen had, die ik goed gedacht heb hier na van woord tot woord te infereeren om den Lezer te doen zien , hoe treffelijk de Juftitie na het renverfement van de Regeering alhier ter fteede befteld geweest zij ; maar vermits daar van nog in het publique nog in het fecreete register van de crimineele proceduuren geene extenfie gedaan is, zoo zal ik daar van alleenlijk de fubftantie verhaalen, zo als mij die van goederhand bekend is: Terwijl de zaak van de voorn. Borftius ettelijke maanden getraineerd was , door Dus. Borftius zijnen Vader en andere predikanten en Muitemaakers, en inzonderheid zijn Vader, die den Bailluw en Schepenen niet ongeinportuneert liet, om het diefftal van zijnen Zoon zoo veel doenlijk was te verfchoonen, en op zeekeren tijd in bijweezen van Cornelis van Houten , en Henricus Groeneweegen Predikanten te Delfshaaven, defaak van zijn Zoon willende defendeeren, onder andere zeide ,, dat „ onze Zaligmaker van de Jooden niet onregt,, vaardiglijker gehandelt was, dan zijn Zoon, „ althans van den Bailluw en Scheepenen ge„ daan was," zoo wierd egter daar zo verre in geavanceert , dat de Scheepenen te raade wierden, alvoorens over de zaak finaalijk te advifee- ren,  ( ) ren , het advis van eenige beroemde Advocaten in te neemen, even als of het geld van arme weezen te fteelen geen crimen was, waar van de ftraf bij de wetten van het Land niet duidelijk gedetermineert, en ter nedergeftelt was. Na dat zij het voorz. advis bekomen hadden, en de Weesvaders op alles gehoord waren, refolveerden zij, den voorz. Borftius te doen aanzeggen, dat nademaal het klaarlijk confteerde, dat hij het armen Weeshuis beftoolen hadde, en dat eenig geld, het welk zijn Confraters op fufpicie met een teiken gemerkt hadden, in de tas van zijn rok gevonden was, hij ten behoeve van 't voorz. Weeshuis zoude hebben op te leggen en te betaalen eene fomme van 500 caroli guldens, en nog daar booven een jaar in zijn huis te verblijven, zonder zig middelerwijl in zijn winkel of op ftraat te vertoonen , op pcene van zwaarder ftraffen; dit geld wierd kort daar na van zijn Vader op het Stadhuis gebragt en kwam daar op de voorz. Borftius van den Briel , alwaar hij zig eenigen tijd onthouden hadde, weder t'huis. Het beftelmeefterfchap van brieven op Dordrecht, hetgeen hij van de Burgemeefters, om dat hij een groote Muitemaker was, bekoomen had, bleef hij behouden, en des niet teegenftaande, als een Weesdief gecondemneert, het geen twee zaaken zoo incompatibel zijn , dat ik mij niet genoeg verwonderen kan, over de onbefchaamdheid der geenen , die eenig part of deel aan de voorz. fententie gehad hebben, ten waare men zeggen wilde , dat het de Muitemakers van het jaar 1672. vrij  vrij ftonde, allerlei extravagance, en ónrechtvaa?» digheid aan te rechten. Na dat de meergem. Borftius de omftanders, het geen het meestendeel uitfchot van het volk was , en doorgaans met den naam van gemeente of Burgerij beftempeld wierd , met de hand te kennen gegeven had,, ten einde zij zwijgen zouden, vraagde haar in fubftantie, wat zegt de gemeente , wil ze niet hebben, dat men den Prins van Orange Stadhouder van deze Provintie zal maaken? Waar op met een confus geroep ja geantwoord wierd , hij vraagde verder ,, zal men ,, dan zijn Hoogheid niet ontflaan van den Eed, „ die dezelve op het aanvaarden van het Capitein ,, Generaalfchap aan den Staat gedaan heeft," hier op wierd als voorens geantwoord; hij vraagde wijders, of men het Eeuwig Edict, dat de Staaten van Holland tegens den Prins gemaakt hadden, niet vernietigen en intrekken zoude? Zij gaaven het zelve antwoord, en laatftelijk, of men de Heeren Burgemeefteren dienaangaande, de intentie , en de begeerte der Burgerij niet bekent zoude maaken ? Waar op met een grooter gefchreeuw als ooit ja, ja werd geantwoord: dit was in fubftantie , het geen hij dit bijeen gerot volk voorhield, het welk vervolgens begeerde, dat men, tot het afleggen van de voorz. commisfie aan de Regering, verzoeken zoude Leonard van Naarfen den ouden , als eenen van haare aanzien rij kfte en bekwaamfte Hoofden , dewelke op haar verzoek aldaar gekomen zijnde , zig tot afleggen van de voorz. boodfchap niet ongaarne liet gebruiken, F om  c4)) ,de Burgerij anders disponeeren, ah dat die geejj .confufie veroorzaken , maar haar begeerte in ge. fchrift, vervatten zoude om aan de Regeering or dentelijk.geprefenteerd te worden, dat zij luidej: .het zelve gedaan zijnde, bij de Burgerij gecomjnitteerd waaren , die Ichriftelijke articukn aar gemand van de Jieeren Burgemeefteren ter hand tc •ftellen , mitsgaders zeekere verkiaari,nge van Mr, Reeve Engelsen Koopman alhier , .ten welke einde zij zig aan den Burgemeefter Vroefen kwamen ad.dresfeeren , met verzoek dat daar op aanftonds-, de Vroedfchap mogte worden beleid , luidende die fchriftelijke articulen en verklaringen als volgt, Wel wij se Heeren! Het ootmoedig verzoek der Burgeren is (alzo de meerder ledige Vroedfchappen dezer Stad zijn gevallen onder kwade fufpicie-der .Burgeren) dat de refpective Capiteinen der Burgerij dezer Stad rvan der Burgeren weegen gelieve voor te ftellen,, dat provifioneel de Gecommitteerden jegenswoordig haar zitplaats hebbende van weegen deze Stad jn de vergadering van haar 'Ed. Gr. Moog. (als de •Heeren van der Aa, Bisfchop, en meer anderen) ipiogten te rug geroepen worden , en niet meer wegens deze Stad aldaar befpigneeren even als de -Burgeren van Schiedam, die haare eenigen fufpecten Heer Nieupoort, van wegens haar Stad zijn zitplaats hebben opgezegt. II.  < ia? ) I U Verder is nog het inftantelijk verzoek der Bargeren, dac de Leeden der Vroedfchap, gevallen zijnde onder fcwaade fufpifie der Burgeren voorz. mogten gepurgeert worden , of een zeeker getal der Burgeren tot het getal der ordinaire Raden en Vroedfchappen mogten werden toegedaan, omme •te mogen kennis neemen van alle zaaken, volgens het exempel van de Loffelijke Burgers en Regeer? ders der Stad Vlisfingen, op dat daar door moogcn verkwikt worden de gemoederen van zodanige Goede Heeren, die continueel ter haarer droefheid cn zugte worden overftemt van de zoodanige, die 'fufpeft zijn geworden. VERKLAARING E. Mr. Reeve heeft op Dingsdag laatftleede na de middag met den Hartog van Buckingham, Harlington, en William Zoone gegeeten, en gedronken hebbende verklaard, dit navolgende, en van haar verftaan te hebben, het welk zij ook zeiden dat wel mogte zijn bekend gemaakt aan de voof•naamfte Heeren en Burgeren dezer Stad, namentlijk dit navolgende, dat zij (te weeten de Hoog•gemelde Engelfche Ambasfadeurs) onder conditie bij haar berustende , magt en last hadden, om vreede te maken, met dezen ftaat , zonder zijn Meefter zijn Majefteit van Engeland daar meerder over te behoeven te fpreeken; verklaarden wijders dat onze Ambasfadeurs gezonden aan zijn Majefteit  C 108 ) fteit van Engeland, geene de minfte conditiën hadden aangebooden om tot een vreede te komen, maar enkelijk dat zij Ambasfadeurs zijn Hooggemelde Majefteit hadden gevraagt, wat dat zij beliefden te hebben, en verders den defolaaten ftand van dezen (laat hadden bekent gemaakt, verzogten daar op aan zijn Majefteit, dat hij met ons geliefde meedeleiden te hebben, en zijne hulp .t'onswaarts te wenden , waar op zijn Majefteit geantwoord heeft, of men den zot met hem kwam houden, indien zijn rijk in zoo grooten nood was gekomen, als ons land nu gekomen is, en hulpe van doen hadde van die geene, met welke men nog in Oorlog ftond , ten minften en vooreerst eenige prrefentatien zoude laaten aanbieden, om een vreede met de zoodanige te bekomen, verders verklaarde hij , dat gemelde Ambasfadeurs van Engeland als toen in den Haag hadden gefproken met twee Heeren , zijnde Leeden van deezen ftaat. Maar dat van dezelve niets anders was vernomen of verftaan, als het voorgaande; verklaarde nog, dat een meerder getal Engelfche Oorlogfcheepen, dan de laatfte voorgaande Vloot -is geweest, was aan het uitkomen, zo dat binnen vijf of zes dagen (indien het niet voorgekomen wierd door eene vroegtijdige vreede) een bloedige Zeeflag ftond te gefchieden; zeide de voorn. Reeve nog, dat hij pra^fenteerde zijn perfoon tea dienfte van de goede Ingezeetenen en Regeerders dezer fteede , om de meer hooggem. Ambasfadeurs van Engeland te rug te verzoeken, op dat met deselve van vreede mogte gehandelt worden, waar  C i°9 > v/aar toe de voorz. Reve met zijn ganscb hart tot welftand van de kerk in dit Land geneegen en geinciineert was. De Burgemeefter Vroefen deze articulen gelezen hebbende , zeide dat het bedroefd was , dat de goede Burgerij zoo wierd misleid, dat diergelijk doen de vijanden van dezen ftaat meer avantage gaaven, als alle haare wapenen, aireede zo veel fucces hadden gehad: — dat hij niet zien konde , dat er iets in alle de articulen was , dat de Regeering met reede van de Burgerij konde worden gevergt; dat egter, nademaal hij zag, dat die iever niet konde geftuit worden, hij daarom die articulen wel wilde overneemen, en dezelve aan zijne Confraters gecommuniceert zijnde, daar op teegens 's anderen daags de Vroedfchap doen vergaaderen, maar dat het zelve dien avond te laat was ; waar meede voorz. Gecommitteerden contentement naamen, mits dat de Vroedfchap 'sanderen daags 's morgens tegens acht uuren beleid wierd, het welk haar bij den Burgemeefter toegeftaan zijnde, zijn zij luiden met haar gevolg omtrent tien uuren , weder na den doelen vertrokken, om haare principaalen rapport te doen, en dezelve te vreede ieder na zijn huis te doen vertrekken. De Burgemeefter Vroefen zond daar op aanftonds zijn knegt aan den Burgemeefter Pesfer zijn Confrater in officio met fummier berigt van het geen hem wedervaaren was, en verzoek; dat het den zeiven wel gevallen mogte, dat tegen des anderen daags 's morgens te acht uuren de Vroed fchap beleid wierd, waar toe bij zijn Ed. nog dien I avond  ( «O) avond de noodige ordre gefield wierd: de Vroedfchap dan des anderen daags vergadert zijnde, zijn na een kort verhaal van het geen daags te voore gepasfeert was-, de voorz. Articulen met d'annexe verklaaring door den Secretaris Vroefen voorgeleezen , en is na gehouden deliberatie daar op genoomen de volgende Refolutie. VERGADERING. Vrijdag den 8. Julij 1672. Pesfer, Vroefen, van Berkel, de Reus, Hartman, Timmers, de Vries, G. J. Visch, Punt, Gaal, Kouwenhoven en de Secretaris. De Heeren Burgemeefters hebben alhier ter vergadering bekent gemaakt, hoe dat op gisteren eenige Gedeputeerdens uit den Krijgsraad nevens eenige gequalificeerde Burgers dezer Stad, haar uit den naame en van wegens de Burgerij dezer Stad geremonftreerd hebben, dat dezelve Burgerij verftaan hebbende uit het rapport van eenen Mr. Reve Engelsch koopman alhier (die met den Hertog Bukkingham, en den Grave van Harlington, Commisfarisfen van den Koning van GrootBrittanien aan den Koning van Vrankrijk gefprooken hadden) dat de gemelde Heeren Commisfarisfen plein pouvoir hadden om met deze Landen een vreede te maaken, op zeekere conditiën onder haar berustende, alhoewel daar toe door onze Minifters in Engeland, den hooggem. Koning geen de allerminfte aanleiding of verzoek gedaan wierd, zoo ongerust geworden was over de finceriteic van de  ( III ) de Onderhandeling, die van wegens deze Stad met den Koning van Groot Brittanien word aangeftelt, dat zij oordeelden, dat men in deze particuliere conjunciure van tijden en zaaken aan de Burgerij eenige opening van dezelve onderhandeling , als mede met die van den Koning van Vrankrijk behoorde te geeven: — dat ook de Burgerij itl dezen toeftand van zaaken haar allenthalven niet verlaatende op de teegenswoordige Regeering, ver» zogt dat de bij haar fufpe&e Leeden van de Vroedfchap worden gepurgeert, ofte anderzints eenige gequalificeerde Burgeren bij de Regeering verkooren, omme de deliberatien van dezelven met haare prrefentie te adfifteeren, en kennis te neemen van zaaken, die het maaken van de vreede met den Koning van Engeland concerneeren; als mede, dat men de tegenswoordige Gedeputeerdens van deze Stad ter vergadering van Haar Ed, Gr. Moog» als de Burgerij in het oog loopende, behoorde te revoceeren, en anderen in derzelver plaats te cömmitteeren , die de Burgerij aangenaam mogten zijn, en laatftelijk dat de Burgeren verzogten te weeten de verklaring van de Regeering, of, onder het Stadhouderfchap van deze Provincie, dat aan den Heere Prince van Orange is gedefereert, met alle de digniteiten, waarmede zijn loffelijke Voorvaders het zelve hebben bezeeten , ook begreepen is het verkiezen van de Magiftraat in de respeótive Steeden dezer Provincie. Waar op zijnde gedelibereert is goedgevonden en verftaan, nademaal het geen voorz. is, niet ftaat in de abfoluute magt van deze Vergadering of I 2 wel  ( "O wel is van die importantie, dat daarin in abfentie van eenige Leeden uit het midden van dezelve te committeeren, kennis te geeven aan de Ed. Gr. Mog. Heeren Staaten van Holland en West-Vriesland, mitsgaders aan den Heere Prince van Orange als Stadhouder derzelver Provintie, en bij dezelve alle mogelijke devoiren aan te wenden, omme de Burgerij dezer Stad contentement te geeven, en door alle behoorlijke en dienstlijke middelen te appaifeeren, en fpeciaalijk bij hoog gemelde Hoogheid op het ferieufte te verzoeken, dat dezelve ten dien einde op het fpoedigfte een keer herwaarts gelieve te doen , waar toe verzogt en gecommitteert zijn, gelijk daar toe mits dezen gecommitteert worden, de Heeren van der Meiden, Vroefen, de Reus, Punt. De Vroedfchap wezende gefcheiden , is , terwijl de Heeren, bij de voorz. refolutie gecommitteert, zig vaardig maakten om na den Haag te vertrekken, een groote confluentie van menfehen gekoomen omtrend het Stadhuis, waar van deeze en geene uit de Burgerij de Heeren aan haar huizen hebben gaan verwittigen , verzoekende dezelve dog aanftonds op het Stadhuis weder te willen koomen, om de oproerige gemeente te ftillen, dat er zonder dat niet als een groote disorder te wagten was; de Burgemeefter Vroefen dit uit de mond van Willem Baftiaans en den Secretaris Kouwenhoven verftaan hebbende , dewelke ten dien einde wel expresfelijk aan zijn huis gekomen waaren, heeft zig aanftonds weeder na het Stadhuis begeeven, en daar omtrent zo veele menfehen gevonden, en de  ( H3 ) de trappen van die zoo bezet, dat daar naauwlijks door te koomen was, onder dewelke veeleVrouwspersonen waaren , die al 's morgens goed tijts aan veele huizen in de Stad veel geld op hadden weezen haaien , om daar voor een Prince Vlagge te koopen , daar toe zij ten huize van Willem Baftiaans, zoo zij van haar gaaven, eene zilveren Ducaton ontfangen hadden, en van den zeiven tegens de klokke agt uuren , aan het Stadhuis befcheiden waaren : de Burgemeefter Vroefen het Volk wat hebbende doen opftaan, is daar door na booven gegaan, hoorende van iemand uit den hoop agter zijn rugge zeggen , deeze woorden, dat is een ftoute Verrader. Boven gekoomen zijnde vond zijn Ed. de Zaal van het Stadhuis vol volks, en de Baljuw en Scheepen, met eenige Heeren van de Vroedfchap in Scheepens Kamer. In haar gezeldfchap waaren verfcheide perfoonen, zoo uit de Burgerij als Krijgsraad, namentlijk Leonard van Naarfen den Ouden , Willem Baftiaanz, Dirk Danen, Marten Jacobs Naning, Bartel Verweij , de Captein Klereftein, van der Linden, Loir , Verbeek, de Lieutenant Proons, de Meij , en meer andere, die af en aan gingen, en bij haar Ed. Achtb. gebruikt wierden, om het volk ter neder te ftellen: de Burgemeefter Vroefen las de refolutie van de Vroedfchap die dien morgen genoomen was publiekelijk voor, die zij allen bekennen moeften fatisfadtoir te weezen, zeggende ingevalle zij luiden daar ietwes van geweeten hadden, dat zij de voorz. disordre, wel zouden hebben konnen voorkoomen. Ondertusfchen I 3 kwam  ( ii4 ) kwam de Burgemeefter Pesfer, die door den Secretaris Kouwenhoven insgelijks uit zijn huis gehaald was , oncier beloften van hem daar binnen een uur of anderhalf onbefchadigt te zullen leeveren , met nog verfcheide Heeren van de Vroedfchap op het Stadhuis. De Wijven, welke zij onderweeg rencontreerden, fchaamden zig niet overluid te roepen, zo Willem Baftiaanz dat gaat wel, zoo Willem Baftiaanz gij zijt onze Vader. Men emploijeerde alle bedenkelijke middelen , om die luiden te appaifceren, de Heeren van de Regering die daar bij den andere waaren , gingen alle in Corps geadfifteert met de voorz. Leeden uit den Krijgsraad en andere Burgeren publicq in de Vierfchaar , alwaar de Burgemeefter Pesfer een aanfpraak aan het Volk deed , zeggende : ,, Dat de „ Vroedfchap op haare ingeleverde articulen had „ gerefolveerd eenige Heeren na den Haag te ,, committeren, om haar alle doenlijk contente„ ment te doen erlangen , dat die Heeren nu reis„ vaardig ftonden om te vertrekken, ja dat zij al „ wederom zouden zijn geweest, zoo zij luiden „ door haar niet opgehouden waaren , dat men „ met diergelijke tumulten den Vijand van deezen „ Staat niet konde ftuiten, maar dat men met een„ dragt, en zamengevoegde kragten die moest teegenftaan , dat onze Voorouders zoodanige „ diffidentie van haare Regenten niet hadden ge„ had, toen zij het jok van Spanjen afwierpen en „ dat zo zij luiden daar in wilden continueeren, „ wij zekerlijk in een andere flavernij vervallen s, zouden," maar alles te vergeefs. De  C ii5 ) De Heeren uit de Vierfchaar weder na binnen gaande , moest de Burgemeefter Pesfer van het volk hooren, dat hij uit de Scad was geloopen, toen men het Eeuwig Edict afzweeren zoude, en Burgemeefter Vroefen, dat hij gezegt hadde, dat die geenen, die de Regeering daar toe hadden gedwongen, haare ftraf nog niet ontwasfen waaren, maar dat zij luiden nu geen van beiden van het Stadhuis afkomen zouden : Ja dat meer is, de Burgemeefter Pesfer zoude van iemand , die uit den hoop op hem aandrong met een mes gegrieft zijn geweest, ten waare dat een ander, die daar tusfchen fchoot, het niet hadde voorgekomen. In de kamer gekoomen zijnde, was een ieder verwondert over de animofiteit van het volk, en men .wist geen middel te vinden om het te appaifeeren , tot dat eindelijk Leonard van Naarfen binnen koomende , zeide , dat de Burgerij met het gerefolveerde van de Vroedfchap wel contentement neemen zoude, maar dat onder de Heeren Gecommitteerdens naden Haag. haar eenigen niet behaagden , en als men in plaats van Burgemeefter Gaal, iemand anders committeeren wilden, en de Gecommitteerdens eenige Leeden uit de Burgerij en Krijgsraad committeeren en adjungeeren wilden ,' dat dan het volk te vreeden zoude zijn. De Burgemeefter Gaal niet alleen, maar ook alle andere Gecommitteerdens waaren overboodig dit in te willigen, maar men meende, dat als het Burgemeefter Gaal alleenig deede, dat het dan genoeg was, tot dat Dirk Daanen in de kamer kwam I 4 ' zeS"  ( H6) zeggen, dat, zoo de Burgemeefter Vroefen zijn Broeder was (dit waaren zijnen woorden) hij hem raaden zouden, zig van die commisfie mede te excufeeren. Waar op de geheele commisfie wierd verandert, en in plaats van de Gecommitteerdens in de voor Refolutie gemeld, na den Haag te gaan, de Heeren Hogendorp, en Hartman, neevens den Burgemeefter van der Meiden die aldaar bereids was, denwelken uit den Krijgsraad geadjungeert wierden, Capitein Klerefteijn, en den Luitenant Pieter de Meij , en uit de Burgerij Leonard van Naarfen, en Willem Bastiaans; nu meende men, dat alles geappaifeert was, en ftonden de Heeren zo gereed om af te gaan, maar Willem Bastiaans zeide , dat het volk bezig was , nog iets in gefchrift te ftellen, waar op zij de difpofitie van de Regeering voor haar vertrek verzogten. Weinig tijds daar na wierden eenige fchriftelijke articulen ingeleevert, die bij den Burgemeefter Vroefen afgeleezen wierden, en door Engelbert en Catharinus Hennekijn, nevens Zeger van den Brugge Notaris ingefteld waaren, luidende als volgt: VERZOEK. Gedaan aan de Ed. Achtb. Heeren Burgemeefteren en Vroedfchappen der Stad Rotterdam , door de gemeene Burgerij derzelver Steede op den 8. Julij 1672. en aan haar ter zeiver tijd toegeftaan en als toen ook gepubliceert. I.  ( H7 ) I. Dat alle die althans wegens deze Stad ter vergadering van Holland zijn gedeputeert, aanftonds t'huis zullen worden ontbooden en anderen in haare plaatfen gedeputeerd , die de Burgerij niet fufpedt maar aangenaam zijn , als namelijk den Heeren Dijkgraaf, van der Meijden, van IJck, Punt, de Reus, Hartman. II. Dat dezelve op nieuws te deputeeren Heeren, beneevens de genoemde perfoonen uit de Burgerij en Krijgsraad, zullen infpe&ie neemen van al het geen tot nog toe zo met Vrankrijk als Engeland is gehandelt, en wel fpeciaalijk, dat een goede vreede met Engeland op het fpoedigst gefloten word, waar toe zij Ambasfadeurs uit Engeland binnen deze Landen bevinden'. HF. Dat aanftonds Gedeputeerdens uit de Burgerij zullen worden gezonden na zijn Hoogheid, met een dubbel of tripel getal , na voorgaande gewoonte, om in plaatze van Sonmans, die zigabfenteert, een ander tot Vroedfchap te eligeeren, tot een tripel getal van het welk de Burgeren bij deeze norriineeren Leonard van Naarfen den ouden , Willem Bastiaans en Samuel Beijer Scheepen. I 5 IV.  ( n8 ) IV. Dat de Burgemeefteren en Vroedfchappen door de voorz. Gedeputeerden aan zijn Hoogheid zullen verzoeken, ten einde het zijn Hoogheid wel gevallen mag op het fpoedigst binnen deze Stad te !komen, en als dan de Magiftraat en Vroedfchap dezer Stad zoodanig te veranderen, als het zijn Hoogheid zal wel gevallen , welk welgevallen, Burgemeefteren en Vroedfchappen haar mits dezen zullen gelieven en hebben te onderwerpen. V. Dat de Burgemeefters en Vroedfchappen zullen gelieven te verklaaren , dat door de woorden in de refolutie geinflueert , qualiteiten , eeren, en digniteiten bij hen luiden worden verftaan, dat zijn Hoogheid in alles zoodanige magt, en abfoluit vermogen is, en gegeeven word, zo ten opzigte van den Eed, het ftellen en verzetten van de Vroedfchappen, het uit deelen van patenten, en alles anders niets ter waereld uitgezondert, als zijn loffelijke Voorvaders ooit ofte ooit hebben gehad of gebruikt. VI. De Burgeren verftaan abfolutelijk, dat provifioneelijk in verzeekering zullen worden gefteld en gehouden, de Heeren Pesfer, Vroefen, Gaal, beide de Heeren Visfer, Bisfchop, van der Aa, de Groot  ■ C 119) Groot en Paats, namelijk de abfenten die genaamd zouden moogen zijn, zoo dra dezelve na citatie en indaginge , met klokke geflag , aanftonds te doen , zig binnen deze Stad te zullen bevinden , in zulker voegen, dat niemand van de voorz. Heeren, nog haare nazaaten, tot in het vierde lit in Regeering zullen worden genomen. VII. Dat het voorverhaalde alles zal werden gedaan onwederroepelijk en zonder eenig verwijt. Alle de voorz. articulen worden bij de Heeren Burgemeefteren en Vroedfchappen dezer Stad toegeilaan, op het goedvinden van zijn Hoogheid, die op het fpoedigfte zal verzogt worden hier te koomen. Adtum den 18. Julij 1672. Ter ordonnantie van dezelve A. COOWENHOVEN. De Burgeren verzoeken nog booven het geene alreeds is in gegeven , als dat alle de digniteiten enz. zoo zij op zijn Hoogheid den Heere Prince Willem van Orange enz. begeeren, bij zijne Hoogheids affterven zullen komen en vervallen op zijne nazaaten, zo daar zouden mogen zijn, en dat onder de Heeren , die zij bij provifie in bewaaring begeeren gehouden te hebben, meede zal begree- pen  ( 120 ) pen zijn den Heer Voorburg, wordende de voorz. articulen als voren bij de Heeren Burgemeefteren en Vroedfchappen toegeftaan, Actum den 8. Julij 1672. in kennisfe van mij A. COUWENHOOVEN. De voorz. articulen geleezen zijnde, was een ieder over derzelver inpertinentie vrij wat gefurpreneert, en zeide onder anderen Leonard van Naarfen , dat hij liever neevens de Heeren daar op de plaats dood wilde blijven, als zien, dat zij zoodanige het volk inwilligen zouden. Van de welkers detentie daar in verzogt wierd , en die wel meest verongelijkt wierden, waaren prafent Pesfer, Vroefen, Gaal, G. J. Visch, dewelke meenden dat het na de conftitutie van tijden, en zaaken voorzigtig was, wat toe te geeven, en te vreeden zijnde om daar bij provifie in verzeekering te blijven , wierden de voorz. articulen op approbatie van zijn Hoogheid aan het volk geapprobeerd, gelijk meede het post fchriptum, waar meede dezelve naderhand geëmploijeert wierden, alles op het fundament dat zijn Hoogheid de voorz. exorbitantie bij haar zelve proce- duure zekerlijk zoude moeten improbeeren: Dat zoo gepasfeert zijnde, vertrokken de laatstgem. Gecommitteerdens na den Haag , zo om de bewuste refolutie van de Vroedfchap aan de Gede- pu-  puteerden ter dagvaart te communiceeren, en door dezelven in de vergadering van Holland zo veel doenlijk was uit te werken , dat de Burgerij op haare gravamina contentement wierde gegeeven , als om zijn Hoogheid, zoo dezelve in den Haag mogte zijn, te procureeren, de ontfla-. ginge van de gedetineerde Heeren. De Heeren Hartman en van Zoelen en Dirk Danen vertrokken ten zeiven einde , na het Leger te Bodegraaven , om geen tijd te verliezen indien zijn Hoogheid daar geweest was. Middelerwijlen wierden de gedetineerde Heeren op het Stadhuis in Scheepens kamer bewaart, door de Capt. iEgidius Groeninx, IJsbrand IJsbrandz, en den Luit. Johannes Proons, die continueelijk bij dezelven in de kamer waaren en een Corporaalfchap Burgers met gelaaden Musquetten, en brandende Lonten, die voor de deur van dezelve kamer gepofteert was: de ijver was zo groot, dat de Burgers agter op de huidebruggen ook wagt houden willen uit vreeze, dat de Heeren haar zelve aldaar door de glaaze raamen van boven nederlaateu, en alzo echapeeren zouden, maar zulks wierd door de Officieren verhindert. De Heeren waaren goedsmoeds , en lieten haar van den Cipier wel traóteejren , zij wierden veeltijds over taafel vergezelfchapt door de Heeren Officier en Scheepen Beijer en eenige Officieren van de Burgerij , en verfcheide van haare vrienden kwamen haar Ed. bezoeken, en niemand, die zij begeerden bij haar te hebben, wierd de vrije toegang geweigert, tot dat des nademiddags Schepen Beijer af-  (til) afgaande aan de Burgerwagt zeide, dat men zo al de waereld aan de gevange Heeren geen acces behoorde te geven , waar op de knegt van de Burgemeefter Vroefen die zijn heers nagtgoed kwam brengen, wierd gearreteert, maar eindelijk door gelaaten , na dat de gedetineerde Heeren zulks vernomen hebbende, aan de Burgeren dede vragen wie haar zulks geordonneert had. Ondertusfchen arriveerde hier zeeker perfoon, die met eenige brieven fecreetelijk afgezonden was, en onder anderen een brief aan Burgemeefter Trompert en aan Burgemeefter Vroefen hadde, men verfpreide aanftonds dat Burgemeefter Vroefen niet te vergeefs als een verrader vastgehouden wierd , dat er zoo aanftonds een brief van den vijand aan hem was gekomen , die men in handen had : dat gerugt wierd door den Burgemeefter van Eijk gevoed, dewelke in plaats van dien brief aan zijn Confrater Vroefen te behandigen, die hij ligtelijk gedifponeerd zoude hebben om dezelve in prsefentie van de Burgerij re openen, denzelven op het Stadhuisin de Vroedfchaps kamer in prefentie van de voorfchreeve Burgeren, die hem den brief gebragt hadden, open brak, zonder daar van eenige kennisfe aan hem Vroefen, die in Schepens kamer gedetineerd wierd, te geeven: de brief gelezen zijnde, en niet daar in gevonden, dat na eenige de minfte correfpondentie, laat ftaan verraad fmaakte, vond men zig wat verleegen, op wat wijze men dezelve aan den' Burgemeefter Vroefen behandigen zoude, eindelijk vond men goed die wederom toe te fluiten zoo men  ( 123 ) men best konde, en door Capitein IJsbrand Ijsbrandz zijn Ed. ter hand te ftellen, dewelke om een plas dankje bij zijn Ed. te behaalen, zijn Ed. een ogenblik van te vooren, van het openen der voorz. brief hadde verwittigd : de Burgemeefter Vroefen den brief ontfangen hebbende, weigerde die te openen of te leezen als in prefentie van Notaris en Getuigen, die daar van behoorlijke afte van openinge met infertie van den brief pasfeeren en onderteikenen zouden, waar toe de Notaris de Roij die onder het Stadhuis de wagt hebbende, bij de hand was, wierd geëmploijeert, nevens eenige andere Burgers , die hem als getuigen adfifteerden , luidende dezelve acte van opening van woord tot woord als volgt. Op huiden den 8. Julij 1672. compareerde voor mij Ifaacq de Roij Notaris enz. De Heer en Mr. Adriaan Vroefen Burgemeefter der Stad Rotterdam, dewelke door zeeker perfoon wierd behandigt zeekere misfive die hij Heer comparant in prEefentie van mij Notaris, Capt. Johan van der Linden, Capt. IJsbrandz Groeninx en nog andere Officieren heeft geopend. Luidende dezelve als volgt, en hier na geinfereert. NEEF VROESEN. Alzoo mijn Dogter in deze ongelegenheid van hier heb doen vertrekken, met eenige van mijn waardigfte goederen tot Gouda, en dewijl ik hoe langer hoe meer te gemoed zie het perieul , dat ik binnen Gouda meerder achte, als binnen de Stad  C "4 ) Stad Rotterdam , zo is mijn ernftig verzoek in deze mijne droefheid, of UEd. mijn Dogter met haar bij hebbende koffers zoude gelieven in uwe befcherming en toezigt te willen ontfangen : Ik neeme de vrijheid UEd. dit verzoek te doen, ter gedagtenis der groote vriendfchap, die ik met UEd. Vader en Moeder zo lange jaaren als na bloedvrienden gehad hebbe , gelieft door brenger dezer UEd. meening op dit mijn droevig verzoek te willen laten toekoomen, waarover ik mij mijn leeven lang zal geobligeert houden, na groetenis UEd. en alle goede vrinden in Gods H. protectie in deze bedroefde tijd beveelcnde. Onderflond UEd. Dienstwillige Neef was geteikent Oudewater den 6. Julij w. P. Tromper. 1672. Tot welke einde na de voorz. openinge en voorleezinge van de voorz. misfive de Heer Burgemeefter, nevens de andere preefenten hebben geteikent binnen Rotterdam, op dato voorz. was geteikent A. Vroefen, IJ. IJsbrandz, Johan van der Linden, iEgidius Groeninx, Pieter Kroff, Johannes Proons, Gerard de Sufie, Gerard Zelen, J. de Roij Notaris Publ. De voorz. acte gepasfeert zijnde, liet de Burgemeefter Vroefen dezelve nevens de gemelde misfive drukken, en publicq te koop hangen, tot on- . der-  ( 125 ) dsrrigting van de gemeente, die met de voorz4 gerugten tot zijn nadeel ingenomen was. Middelerwijl was het avond geworden, en tijd om wat te eeten , dat de gedetineerde Heeren decden in Scheepens kamer , vergefelfchapt van die geenen, die met haar het middagmaal gehouden hadden: — de nagt wierd bij haar in de Vroedfchaps kamer gepasfeert, alwaar eenige van haar op kusfens op den vloer en op bekleede banken nederlagen : dien zeiven dag des voordemiddags wierd het huis van den Hr. Arend Sonmans door het graauw met geweld opengebroken, de glaazen uitgefméeten , en daar in groot moedwil gepleegt, het riep i zij wilden den verrader hebben, hoewel zij alle wel wisten, dat hij al voor veertien dagen uit de Stad was vertrokken, en zedert daar niet ingekomen , zij braaken des niet tegengaande, op het fimpel zeggen van iemand uit den hoop , dat hij hem 's avonds van te vooren in de Stad gezien had, de voordeur op, en gingen het geheele huis tot boven op de kleerzolders doorfnuffelen, om te zien of hij zig niet ergens verfteeken hadde, beneeden in de provifie kelder komende, vonden zij daar een oxhoofd met wijn leggen, en toogen lustig aan hetdrinkeH, totdat een van de Onderfchouten dat ziende, den bodem uit het oxhoofd fmeet, en de wijn door de kelder liet loopen, uit vreeze, dat zij dronken geworden zijnde, nog hoe langer hoe grooter infolentien zouden aangerecht hebben ; toen naamec zij de boter met heele handen vol uit de ton» Imeeten die malkanderen na het lijf, en teegens K den  ( 126 ) den vloer aan, anderen befmeerden daar en cecgen de kieederen van den voorz. Sonmans daar meede, die in zijn flaapkamer hingen, tot dat zij aan het plunderen eindelijk willende gaan , en alles weg dragen , dat er in huis was , daar van door Jan Andriesfen van Schriek, hier boven gemeld, die hoofd dezer bende was, wederhouden wierden, om dat hij haar aldus aanfprak: Mannen, ik bidde UEd. laat dog alles in weezen blijven , want het goed dat hier in huis is, hoort den verrader Sonmans, die nu al bankroet op het pad is, niet toe, zijne crediteuren, die zeer groote vrinden van den Prince van Orange zijn, zouden daar door veel fchaade kunnen lijden, het geen zij immers aan UEd. niet hebben verdient, zij zeiden dan-: noemt ons de crediteuren, op dat wij weeten mogen of gij de waarheid fpreekt, hij antwoorde, Pieter Jans Blankert, den Brouwer Dix, Captein van der Linden en Willem Kantier, die eerlijke Mannen , zijn wel de voornaamfte onder dezelven, waarop zij uit riepen, komt het goed die Luiden toe, zo willen wij het niet hebben , en liepen aanftonds de deur uit. De hoop nam door haar roepen en tieren langs de ftraten geweldig toe, die voor het Stadhuis komende , door de Hoofdwagt, die aldaar Captein van der Linden hadde, niet eens gedisfipeert wierden, het welk ligtelijk, om dat men toen met geheele Compagnien waakte, konde gefchieden. Omtrent den middag begaaven zij haar bij troupen naar het huis van den Heer van der Aa, door eenige jongens, wijven, en bootsgezellen verzeld, daar zij  ( 12.7 ) zij de ftraat op braaken, en daar meede de glaazen uit fmeeten; de wijven trokken ondertusfchen met de Orange vaandels door de Stad, zeggende teegens het grauw, dat haar ontmoetede, dat zij haar na het huis van den Heer van der Aa, op de booterfloot begeven moesten, om dat onder den voet te helpen haaien ; zij volgden zelfs kort daar Op, en annimeerden het volk zo veel zij konden tot plunderen , waar öp het dan met hamers en ander gereedfchap begon te fmijten, maar zij daar niet konnende door raken, braaken met een wijn. kopers ftopmes, een ijzere hanger van een van de venfters, en dreven dezelve met een hamer dwars door de deur, anderen hakten daar met bijlen op, en niet tegenftaande dat geweld aanftonds door de Hoofdwagt geftuit kon worden , kwam nogtans niet voor de klokke een uur de Comp. van Capt» Gefchier tot defenfie van het zelve huis aan marcheeren, daar onder verfcheide Burgers waaren, die teegens malkanderen zeiden, wij komen nog al wat te vroeg , het huis heeft nog niet heel veel feest geleeden: — Capt. Vosmaar volgde met zijn Comp. niet lang daar na, die zig aan de overzijde van de Boterfloot pofteerde, fommige van zijn Volk dat ziende, zeide, dat zij niet in de wapenen gekomen waaren om huizen van fchelmen en Landverraders te helpen defendeeren. De wijven fcheenen daar over zeer gemiscontenteerd te Weezen, en zeiden teegens de Burgers, dat men haar belooft had , dat zij zo vroeg niet in de wapenen zouden koomen , ègter wierden zij hier door in haar desfein grootelijks verhindert, K 2 ea  ( "8 ) en gingen de plunderaars onvergenoegd een voof een heenen druipen: — in den nagt wierd wederom ?.o nu en dan een fteen door de glaazen gefmeeten, waar door die geenen die van binnen in huis waaren continueel geallarmeerd wierden. De Burgerij kwam fomtijds langs de booterfloot de ronde doen en zien, of daar omtrent eenig volk bij een ftond, en, die zij onderweeg rencontreerden, belasten zij na huis te gaan. In deeze toeftand vonden de Staaten van Holland, tot ftuiting van de Muiterij goed, den Heere Prince van Orange, te verzoeken, ten einde zijn Hoogheid de moeite geliefde te nemen , Om over dat fubjedt een brief in de allerkragtigfte termen te fchrijven, aan de Leeden van de refpe&ive Steeden van Holland en Westfriesland, teneinde daar door voorgekoomen mogte worden de feditieufe menees, die dagelijks teegens eenige particuliere Regenten ondernoomen wierden, en zorge gedraagen, dat de faüteurs van dezelve tot een exempel van anderen op het rigoureufte zouden worden geflraft. Het fcheen dat toen ter tijd de desfeinen van het hof nog niet geavanceerd waren tot die maturiteit, dat voorz. zijn Hoogheid dat verzoek durfde declineeren , maar in teegendeeï aannam, om tot voldoening van de goede intentie van den Staat, de navolgende misfive te fchrijven, luidende aldus. Mis-  ( 129 ) Misfive bij zijn Hoogheid den Heere Prince van Orange gefcbreven aan de E. E. Heeren Burgemeefteren en Regeerders der Stad Haarlem. ErntfEste, Eerzaame, zeer discreete, bijzondere goede vrienden! Na dat de Heeren Staaten van Holland en Westvriesland, ons door een aanzienlijke ftaatsgewijze deputatie hebben doen bekent maaken , dat haar Ed. Groot Moog. ons hadden believen aan te ftellen en te eligeeren tot Stadhouder van de Provintie van Holland en Westvriesland , mitsgaders tot Capt. en Admiraal Generaal over de Militie van de voorz. Provintie te Water en te Land, met alle zoodanige digniteiten en waardigheeden als dezelven voor dezen bij de Princen onze Voorvaderen bekleed zijn geweest , hebben wij gemeent van onze eerfte en voornaamfte zorgen te zijn, onze gedagten te laaten gaan, hoe en in wat voegen het refpect van de Regering en de ruste van de goede Ingezeetenen van het Land door bekwaame middelen herfteld en behoorlijk gemaintineerd zal kunnen worden, en als wij die zaaken in den grond wel hebben ingezien en bevonden , dat de ongelukken, dewelke het God den Heere beliefd heeft aan den ftaat van het lieve Vaderland te doen overkomen, door de progresfen, dewelke den Koning van Vrankrijk met zijne wapenen onverwagt gedaan heeft, tot in het harte van K 3 het  (m) het Land , voor een groot gedeelte veroorzaakt door de trouwloosheid en laciteit van zoodanige bevelhebberen, Officieren en Soldaaten, denwelke de eerfte en principaalfte posten op de frontieren voor het Land waaren aanbevoolen, daardoor een groote ontftenisfe en vervolgens eene generaale impresfie op de gemoederen van de Menfehen hebben veroorzaakt, als of de goede Regenten van de Provintie van Holland , en van de Steeden van dien de zaaken van het gemeen niet hadden doen hanthaaven met zo veel ernst en trouwe als het behoorde, en dat die verkeerde impresfien aanleidinge hebben gegeeven tot verfcheide commotien en beweegingen van het volk in eenige Steeden van Holland, daar door het refpect en de gehoorzaamheid , dewelke de onderdaanen aan haare hooge en wettige overheeden fchuldig zijn, vervallen en gevilipendeert is ; zoo hebben wij tot bereikinge van onze falutaire intentie geöordeelt, zeer dienftig en ook noodzakelijk te zullen zijn, dat wij vooreerst die zorge op ons neemen , om ca verdienften en met rigeur te doen ftraffen, alle die geenen , dewelke fchuldig zullen bevonden worden aan de voorz. laciteit en trouwloosheid, en om aan een ander te dienen tot exempel voor het toekoomende, dat wij ook aan de waereld betuigen , dat wij geen kennis ter waereld of zelfs geen opinie hebben , dat er eenige Regenten van de Provintie van Holland of van de Steeden derzelver zouden zijn, dewelke teegens eer en Eed haar zelve zouden hebben vergeeten, om door verraad, correfpondentie met vijanden van den Staat of met  C 131 ) met eenige andere onbehoorlijke middelen iet te hebben gedaan of ondernoomen, het welk tegens de pligt zoude zijn van een trouw en eerlijk Regent, en dat bij gevolge moeten verklaaren, dat wij niet alleen niet kunnen toeftaan, maar abfolutelijk disavoueeren alle de licentieufe menées, dewelke in verfcheide Steeden nog teegenswoordig ondernoomen worden , en dat wij de aanleiden en fauteurs van dezelve ftrafbaar houden in den hoogden graad, als perturbateurs van de gemeene rust, maar evenwel gelijk ons oogmerk is, de autoriteit en magt, dewelke UEd. competeert aan de eene zijde, zoo veel in ons is te herftellen en te maintineeren, en aan de andere zijde, de rust en welftand van de gemeente te bevorderen, het welk beide in dezelve perplexe conftitutie van tijden en zaaken ten uiterfte fchijnt gerequireerd te zijn , zo zouden wij wel meenen , dat door rigoureufe Placaaten voor het toekoomende tegens alle zoodanige moedwilligheeden, ongehoorzaamheeden, tumulten op nieuws zouden behooren voorzien te worden , met zwaare pecunieele en corporeele ftraffen tegens de contraventeurs en mogen UEd. Achtb. verzeekeren, dat wij de hand daar aan zullen houden, tot dat dezelve met alle ernst en promptitude worden gemaintineerd, en ter executie gefield, en dat wij in der daad daar toe zullen gebruiken de autoriteit en magt, dewelke de Heeren Staaten van Holland en Westvriesland op ons jn de voorz qualiteiten hebben gelieven te confereeren, daar door dan onder Godes zeegen, de troubelen geweert, endegehoor- K 4. smn*  C 132 ) zaaraheid herfteld en de onderdaanen weder gebragt worden tot het betaalen van ordinaire en extraordinaire lasten , dewelke tot verval van de excesfive onkosten van den Oorlog al bereits uitgcfcüreeven zijn, en nog van tijd tot tijd zullen moeten uitgefchreeven worden, met een volkoo. wen eendragt en mannelijke courage de verdere gedreigde invafien van den vijand geweert, en het heve Vaderland onder Godes zeegen tot zijnen voongen flonfanten ftaat herfteld moogen worden, daar toe wij alles zullen bij brengen, wat in onze kragt en vermogens is. Wij bcveelen hier meede Erntfeste, Eekzaame, wijze discreets, bij. zondere goede vrienden. • In de befcherming van God almagtig UEd. goedwillige vriend G. H. Prince van Orange. In 't L-pger bij Bodegraven den 8. Julij 1672, Het fchijnt,a!s of dezelve extenfie van deze misfive met een groote finceriteic gedaan waare en een voorneemen om de Muiterij met vigeur en ijver tegen te gaan, maar die de opgevolgde conduite van het hof zouden tragten te compareeren met den inhoud van de voorz. misfive, en de influeptie, die de Muitemakers zedert ten hove 6*.  ( 133) gehad hebben , overeenbrengen met een eerlijken en opregten handel, zouden mijns bedunkens . gevoeglijk geplaatst konnen worden onder die geenen, die nieskruid van nooden hebben, om van haar zotheid geneezen te worden. Den 8.,-Julij 's morgens goedtijds arriveerden alhier drie Commisfarisfen met een jagt uit 's Gravenhage: — zo ras zagen de Burgeren van de Comp. van Capt. Klerefteijn, die aan de Delffche poort de wagt hadden, het jagt niet aankomen, of zij zeiden teegens malkanderen, daar zijn verraders in, en toogen met alle man daarna toe, de eene fprong op de andere in het jagt, en vraagde, waar de Heeren na toe wilden, zij zeiden, dat zij Commisfarisfen van de Staaten Generaal waaren , en ordre hadden op het fpoedigfte zig na 's Lands Vloot te begeeven, en een misfive van haar Hoog Moog. aan den Admiraal de Ruijter te behandigen hadden : de Burgers begeerden den brief op te breeken, en te zien wat er in ftond, zeggende, dat zij te water niet wilden verraden weezen, gelijk men haar te Land gedaan hadde; de Heeren antwoorden , dat aan de fecretesfe van dien zeer veel geleegen was, en dat zij aan niemand vermogten den brief over te leveren, als aan de Admiraal de Ruijter zelfs , dat zij anders bij den Staat ten hoogften ftrafbaar zouden zijn ; zij bleven egter opiniatreeren en zeiden , ingevalle de Heeren haar dien niet vrijwillig wilden laten leezen , dat zij haar denzelven met geweld ontnemen zouden. De Heeren ziende de animofiteit van het volk, en dat zij geen reeden wilden defereeren , hielden K 5 baar  ( 134 ) haar andermaal voor, hoe noodzakelijk, en dienftig hec waare voor het Vaderland, dat de inhoud van de voorz. misfive wierde gefecreteert, en dat zij niet konden of mogten refolveeren, om haar denzelve voor te houden , dat zij wederom koomende luiden des doods zouden zijn: dat zij egter om haar alle kwade fufpicie te beneemen, nog zo veel doen zouden, dat zij een perfoon , dien zij daar toe onder haar wilden uit maaken, denzelve zouden voorleezen , mits dat hij alvorens met folemneele Eede verklaarde, dat hij dien inhoud aan niemand communiceeren zoude , waar meede zij contentement naamen, en de Heeren uic het jacht in het huis van den Portier van de Delffche poort gegaan zijnde, en vervolgens den brief iemand uit de wagt, die daar toe van de Burgers gezonden wierd, voorlazen: zooras waaren de Heeren niet vertrokken , of al het volk dat omtrend de voorz. poort ftond, wist, het geen de gemelde misfive behelsde, wordende het zelve de geheele Stad door gedebiteerd, zoo dat bij na ieder een wist wat de Staat aan den Admiraal de Ruijter gefchreeven had; de inhoud was, dat de Admiraal met de Vloot niet als defenfif zoude gaan, en bij deze onderhandelingen, die met den Koning van Vrankrijk en Engeland door Ambasfa, deurs aangefteld waaren, tegens den vijand geen adte van hostiliteit toonen, zoo datdeLeezer kan oordeelen , of aan de fecretesfe van dien , hetVaderland niet ten hoogften geleegen was. Des anderen daags 's morgens vroeg, vonden de Gedeputeerden Heeren goed, dat de Burge- rnec-  ( 135) meefter Pesfer en Vroefen, uit aller naam, een brief aan den Heer Beverning, die bij zijn Hoogheid, in het Leeger te Bodegraven, Gedeputeerde te velde was, fchrijvcn zoude, behelzende een kort verhaal, van de violentien, die zij van het oproerig volk hadden geleeden , en hoe zij van het zelve wierden gedetineerd met verzoek, dat zijn Ed. alle devoiren bij gemelde zijn Hoogheid wilde doen, om haar eene prompte ontflaaging te procureeren , welke misfive , gedepecheert , en door een expresfe afgezonden , van zeer goede operatie was. Edele Achtbaare PIeeren! Ik was door den Heer Bisfchop al gisteren avond geinformeert van UEd. ongeleegenheeden, en hadde daar op geconcipieerd, de misfive, welke de Heer Prince van Orange des nagts met een expresfe heeft laten afgaan en wil wenfchen , de gewenste effecten daar op zullen gevolgd zijn, egter nog deze morgen nog hebbende ontfangen UEd. misfive van gisteren, heb ik die, mits noodzaakelijk perfoneel belet, door den Heer van Beuningen zijn Hoogheid doen ter hand ftellen en gelijk de vier Mannen , die den Pleere Bisfchop vergezelfchapt hebben , den zeiven ook tot in het quartier van zijn Hoogheid gevolgt waaren, zo heeft de Heer Prince haar wat hartig bejegen* en dezelve aanftonds doen na Rotterdam vertrekken, met de afte, daar van copie hier nevens gaat, bij zijn Hoogheid" geteikent en gecachetteerd, daar  C 136) daar ik onfeilbaar de ruste van de Stad en fecu. riteit van Uw perfoon en buizen op te gemoed zie, indien egter onverhoopt nog iet op nieuws mogte voorvallen, en indien UEd. meenen dat ik bekwaam ben tot verderen dienst, ik zal met hartelijke geneegenheid en onbefchroomt toonen, dat ik ben Edele Achtbaare Heeren! UEd. Achtb. geheel toegenegene Dienaar A. van Beverning. In het quartier van Bodegraven den 10. Julij 1672. Edele Gestr. Heer! UEd. misfive van den 10. dezer aan den Heer Vroefen en mij geaddresfeert, met de bijgevoegde copie van de acte bij zijn Hoogheid aan de vier Ingezeetenen van Rotterdam, den Heer Bisfchop tot Bodegraven zijnde gevolgt, mede gegeeven, is mij dien zeiven avond als de Heer Vroefen van hier na Bodegraven was vertrokken, om met UEd. nopens de bekommerlijke toeftand der zaaken binnen deze Stad te aboucheeren , wel geworden: Ik vinde mij ten hoogde verpligt om .UEd. te bedanken voor de prompte en efficacieufe voorzorge , die UEd. heeft gelieven te draagen tot redding van mij en mijne Confraters uit de ongelegenheden, daar inne de dolle en domme  me driften van het gemeene graauw, aangehitsS van fommige, dien het minst betaamt, ons hadden ingewikkelt, zoude ik niet hebben gemanqueert, om deze mijne fchuldige dankbaarheid al voor eenige dagen af te leggen , ten waare de zwaare ziekten en het daar op gevolgd drcevjg overlijden van mijn Schoonvader (zal. ged. zo ik vertrouwe) meest door een zwaare alteratie van de burgerlijke beweegingen, alhier mij geen merkelijke verhinderinge hadden toegebragt. De misfive bij UEd. geconcipieerd en door den Prince van Orange met een expresfe herwaarts afgezonden, hebben wij met fchuldige eerbiedigheid ontfangen en groote blijdfehap geleezen, als oordeelende overvloedige ftoffen in^begreepen te zijn, om deze Stad in rust en onze perfoonen en huizen in fecuriteit te konnen ftellen, edog hebben buiten vermoeden en tot ons leedwezen bevonden , dat ten zelve dage als de voorz. misfive van het Raadhuis dezer Stad voor het volk was afgeleezen , fommige haar niet hebben ontzien eenige van de Vroedfchappen feitelijk te refifteeren , en haar de vrijheid van na haare huizen te gaan' te difputeeren, en ging de boosheid van veeIe menfehen zoo verre, dat zij het geen zij hoorden en zagen niet wilden gelooven, dat de trompetter van zijn Hoogheid bij den een gepraftifeerd, en van de Regeering gefingeerd was , en ten waare de afte hier boven gemeld en de circulaire brief van zijn Hoogheid kort daar aan gevolgt , de gemoederen niet wat had doen bedaaren, wij zouden niet dan eene droevige tragcedie en  ( 13» > en veele onheilen te gemoed hebben konnen ziem Nu zijn de zaaken, God zij lof! wat in beter Hand, alhoewel niet in die volle gerustheid, daar in wij die wel gaarne zouden zien, ten einde wij des te bequamer zouden zijn om die aireede geconfenteerde middelen tot verval van den Oorlog promtelijk te konnen fourneeren, en den Staat in de dangereufe tijden te helpen onderfchraagen: wij willen God den Heere ijveriglijk bidden, dat hij de gemoederen der Ingezeetenen dezer Landen meer en meer wil vereenigen en nieuwe kragten infpireeren , om de algemeene vijanden zoodanig te konnen refifteeren, dat alle verdere gedreigde onheilen geweert, en de ftaat dezer Landen onder het hoog wijs beleid van zijn Hoogheid in zijpen voorigen florifanten ftaat mag worden herheid , daartoe ik ook na mijn gering vermogen niet zal nalaten al het mijne te contribueeren. Indien in het toekoomende (dat God verhoede) wederom eenige onlusten alhier mogten komen te ontftaan , zal ik de Vrijheid neemen om UEd. het zelve nogmaals met een lettertje bekent te maaken, ondertusfchen zal mijn ernftig verzoek zijn, deze mijne importuniteit te gelieven ten goede te houden , en te continueeren in die trouwhartige dog onverdiende genegenheid, waar meede UEd. mij al lang heeft gelieven te begunftigen , waar voor ik nu en altoos zal blijven, die ben Edele Gestr. Heer! UEd. Geftr. ootmoed, en zeer Rotterdam verpligte Dienaar dezen 22. Julij 1672, Johan Pessir. Te-  C 139) Tegens den middag kwam de Heer Bisfchop, die in commisfie van den Staat tot Schoonhoven was, en het volk begeerd hadde, dat men t'huis ontbieden zoude, in de Stad: - aanftonds vergaderde een goed aantal volks omtrent zijn huis, die begeerden dat zijn Ed. mede bij de andere Heeren in detentie zoude gaan, of dat zij hem anderfirits uit zijn huis zouden haaien, en zo na boven brengen ; waar tegens hij zeide in commisfie van den Staat te zijn , die hem obligeerde om dien avond nog bij zijn Hoogheid in het Leegef te weezen , maar konde egter na veel moeitens niet weeder uit de Stad geraaken, als vergezelfchapt met Johan Proons en Emanuel van Wilzenes, beide Officieren van de Burgerij, en nog twee bootsgezellen , waar van de eene in de wandeling Duijvelfch Joosje genaamd wierd : omtrend dien avond wierd een brief door de Stad gefpargeert, gefchreven van den Heer Johan Kievit den 9. Juli] 1672. in het jacht van de Staaten van Zeeland, leggende op ftroom voor Delfshaaven, die door den Boekverkooper Johannes Borftius gedrukt en door den Krijgsraad beantwoord was, luidende als volgt. Brief van den Heer Johan Kievit, Ridder, OudBurgemeefter der Stad Rotterdam en bewindhebber van de O. I. Compagnie, mitsgaders voor dezen Gecommitteerde Raad van Holland, aan alle genereufe liefhebbers, trouwe Burgers en vroome voorftanders des Vaderlands en van zijn Hoogheid den Heere Prince van Orange tot Rotterdam. Ernt-  C 140 ) Erntfeste wijze voorzienige zeer discreete Heeren! God almagtig hebbende gelieven UEd. op te wekken om den Prince van Orange uit zijne verdrukkingen loflijk na deszelfs menten te helpen herftellen tot befcherminge en apparente behoudenis des Vaderlands, die zelve God hoope dat UEd. harten van gelijke zal opwekken, om mij UEd. Burgemeefter en Mede-Regent dezer Stad Rotterdam, die zo veel geleeden heb voor de geneegenheid van zijn Hoogheid, en over de Regtvaardige en natuurlijke affectie en voorfpraak van mijn Zwager den jongen Heer Admiraal Tromp en boven al over de confervatie van mijn lieve Vaderland , en vreede met den Koning van Engeland, da3r over tegenswoordig mijn perfoon, en mijne geregtige zaak voor God en alle eerlijke menfehen zult alle gerefolveert zijn te maintineeren, in deze mijne voorgaande Requeften en remonftrantie, nevens de brieven van den Koning van Engeland gelezen hebbende tot UEd. onderrigting, mij daar op UEd. geneegenheid gelieven bekent te maaken, waar na mij zal reguleeren, om in mijne vaderlijke en eigentlijke geboorte Stad te koomen, of na zijn Hoogheid den Heere Prince van Orange mij te begceven, welk afwagtende en van UEd. verzoekende , beveele ondertusfchen UEd. alle in de protectie Godes en blijve UEd. aller getrouwe en zeer geaffeclioneerde Dienaar en Vriend Johan Kievit. Ge-  C 141 ) Gefchreeven den 9- Julij 1672. in het jacht \én de Staaten van Zeeland voor Delfshaven met hec zelve zoo gearriveert. Dominicus van Rosrrtaale en Révixit van Naarfen waaren zoo ras van zijn arrivement niet verwittigd, of zij gingen in het voorz. jagt hém wellekom bieten en verzoeken , dat hij hoe eerder hoe liever in de Stad wilde koomen, zeggende, dat de Burgerij nu ten eenemaal aan het hollen was, die door zijn komfte tegens de Regenten, die haar in het oog liepen, nog meerder geanimeerd zoude worden , dat de Regeering op ftelte ree en de klem quijt was, dat er vier Heeren op het Stadhuis gevangen zaaten , waar onder twee regeerende Burgemeefters waaren, zo dat hij voor zijn perfoon niet hadde te vreezen. Revixit van Naarfen verzogt hem, dat hij zijn Logement ten zijnent geliefde te neemen, en zeide , dat hij tot nog meerder fecuriteit van zijn perfoon zorg draagen zoude, dat zijn huis bij nagt door eenige wel geintentioneerde Burgers bewaart zoude worden, waar op dan de voorz. Kievit het anker deede ligten, en omtrent de klokke zeven uuren met het voorz. jacht voor de Stad aan het nieuwe Hoofd arriveerde, hij liet verfcheide maaien het kanon rondom los branden, en wierd telkens met een contra falut van Musquetten door de Burgers, die aan de Hoofdpoort de wagt hadden beantwoord, de voorz. Kievit riep haar dikwijls , de hoed over het hoofd zwaaijende , uit het jagt toe: vive Orange, daar tegens het volk dezelL . v«  C 142 ) ve woorden , onder het zwaaijen haarer hoeden hem toekaatften, uit het jacht koomende, wierd hij van veele jongens, bootsgezellen, en raafende wijven vcrwellekomt, waar meede hij de Stad , in trok en na dat hij met de fchouwe overgevaaren was, langs de Boompjes pasfeerde, en zo voorts na het huis van den voorz. van Naarfen , alwaar hij zijn logement nam, en bij veelen van de Muitemakers nog dien zeiven avond verwellekomd wierd. Jan Andriesfen van Schrick en nog eenige andere gingen over al debiteeren, dat zij den voorz. Kievit hadden hooren zeggen, dat hij de verraders van het Land aan den dag zou brengen, en dat hij de vreede met Engeland in zijn zak hadde. Het fcheen dat nu de tijd voor alle fchelmen en nelten gebooren was , om weder met veiligheid in het Land te komen, en dat zelfs moordenaars en banditen, onder het faveur van de Muiterij haar niet ontzagen de juftitie publicq te eludeeren , en in het aangezigt te fpuwen. De voorz. Jan Andriesfen van Schrick was zeedert het arrivement van den voorz. Kievit continueelijk in het huis van Revixit van Naarfen, alwaar met Mr. Gijsbrand Sas en de andere Muitemakers gedelibereerd wierd , hoe men de Regeering best forceeren zoude , en om den Lezer te doen zien, hoe heerlijk de gemelde Jan Andriesfen zig in het werk van de Muiterij gefignaleerd heeft, zo zal ik hier van woord tot woord doen influeeren zeekere misfive, die hij aan zijn Neef over dat fubjeót gefchreeven heeft, waar van de authentique brief gecoucheert met zijn ei-  C 143 ) eigen hand, onder mij is berustende, luidende als volgt: FLORIS NEEF. De groetenisfe aan Uen UEd. Huisvrouw, wat aangaat ik zoude wel geneegen weezen, om in den Haag te komen, zo ik konde de eer hebben om zijn Hoogheid te fpreeken , om te koomen aan een recommandatie voor mij aan de Heeren van Rotterdam, alzo daar. eenige beneficiën en officien zullen te vergeeven zijn, te weeten Major van de Burgerij, het welk ik ook wel zoude begeeren te hebben, alzoo ik op dien woensdag mij zeer heerlijk gekweeten hebbe over het indringen van zijn Hoogheid den Heere Prince van Orange tot Stadhouder van Holland en Westvriesland en zal het verhaalen, hoe het gefchied is : te weeten op woensdag, den dato mij ontfchooten zijnde,en ook daar van geen notitie gehouden hebbende, zo is het zulks op den voorz. dag, dat daar eenige Compagnien gecommandeert waren in de wapenen te komen , zo was mijn Capt. Jacob Vosmaar zijn post te bewaren bij de Arminiaanfche Kerk en onze Lieut. op de groote markt tot de groote Kerk toe , alzo ik Jan Andries geftelt was van mijn Lieut. Pieter Beijerman aan de hoek van de Kerkftraat, zoo komt de Heer Oud-Burgemeefter Adriaan Hartman en Burgemeefter Johan de Reus, om in de Kerk te gaan, zoo vroeg ik haar af, wat zijn waaren of Prins of niet, zij zeiden te zijn Prins, daar op antwoorde ik, dat de prinsL 2 fe  ( 144 3 fe vlaggen wel van de kerk en Stadhuis woeijen } maar daar hadde ik geen contentement meede, maiif daar en wierd niet op geantwoord, toe zette ik Jan Andries van Schrick mijn piek daar neder, en ging na mijn Lieut. toe en vraagde , waar voor dat hij ftonde, wat last hij hadde, zo gaf mijn Lieut. tot antwoord, hij wist het niet, zo hebbe ik gezeid teegens mijn Lieut. gij flaat om den Heer Prins van Orange klein te houden, en de Witten" groot te maken, en mijn Zoon dat hoorende, die in dezelve Comp. was , wierd gram, en ik nam mijn geweer, van ftonds aan vertrok onze Comp. een ieder na zijn huis : toen iei ik mijn geweer af, en ging door Rotterdam alle quartieren van de Stad, en alle de Burgeren bekend maaken , om met haar zijdgewecr te komen op de groote markt als Burgers, en daar zijnde zoude ik ze brengen bij de Capt. daar zij vergadert waren, dien ik door andere verzogt hadde te vergaderen , maar waar het zoude zijn, daar zoude ik op de markt befcheid van krijgen, als ik deede, en de Burgeren bekend maakte, de zaaken, waarom zij zouden koomen teegen 's agteren middags ten vier uuren, zo zijn daarveele Burgeren gekomen, maar zoo veel niet als ik hadde vertrouwt, zo komt op de markt Lieut. Jan Proons , en zeide daar op, de markt om te gaan tot van Lit en drinken een glas Rhijnfche Wijn, daar ik Jan Andriesfen Schrick op antwoorde, is daar goede Wijn, wij koomen ook, zoo ftond ik met dat volk op de markt, en verfcheide fraaije koopluiden , liefhebberen van den Heere Prince van Orange, toen zag ik, dat de groo-  C 145 ) groote zaak voor mij zoude zijn, voor zulk eea braave Comp. voor uit te trekken, doch dagt mij geraden, dat ik die eer aan luiden van grooter qualiteit zoude laaten blijven, maar zij weigerden het mij, en verzogten mij daar toe, alzoo ik de Comp. geworven hadde , zo zeide ik dan fiat, fiaat mij tromvlijk bij en God de Heer zal ons redden, liever aan de galg te fterven alsFransch; Orange boven en Wit uit, en nam mijn rotting en flingerdeze over het hoofd en zeide, dat gaat u voor, en«gebragt hebbende tot den voorn, van Lit, voor de deur, ftelde ik haar in ordre , ingaande, vraagde ik de Juffrouw, of de Capt. en Lieut. van de Burgerij daar waaren, zo zeide zij ja, zoo verzogt ik haar te mogen fpreeken, daar op is afgekomen een vigelant Man, een groot liefhebber, vraagende wat mijn begeeren was, ik gaf hem tot antwoord, dat wij alle te zamen begeerden, dat men moest mortificeeren het fchelmfche Eeuwig Edict, en dat de Heere, den Heere Prince van Orange moesten ontflaan van den Eed, die zijn Hoogheid gedaan had over de inftructie van het Capt. Generaalfchap provifionecl, en wilden en begeerden, dat de Heeren hem moesten maken Stadhouder van Holland en Westvriesland, als dat ook de Capt. en Lieut. moesten doen vergaderen de Vroedfchappen van dien avond, en niet verflonden, dat zij geen van alle daar zouden van daan gaan, maar ik zou haar bij befchikken den Heer Leonard van Naarfen, en denHeerMr. SamuelBeijer, en mijn volk groeide hart aan , zoo ben ik uitgegaan na den Heer van Naarfen en heb een ander geftuurt na den L 3 Heer  (®&) Heer de Beijer, na lang zoeken vond ik den Heer van Naarfen , op hec nieuwe hoofd bij den Heer Dijkgraaf van Hogendorp en den Heer Oud-Burgemeefter Hermanus van Zoelen , en fprak haar reverentie, en vraagde of de Heer van Naarfen geliefde mede te gaan, na de nieuwe haave, alzoo ik daar hadde ftaan een duizend man of twee, hoe wat is dat te zeggen, mijn Heeren? om den Heer Prince van Orange groot te maaken, wel zeide van Naarfen die liefhebber, ik durve daar niet gaan, want de Pleeren zouden zeggen dat ik een revoltemaker was, ik antwoorde, als gij dan niet meede gaat , zo vreeze ik , dat daar niet een huis blijft ftaan , ik koome daar ook niet , en toen fpraken de Heeren: van Naarfen, gaat henen, en wij zullen de Vroedfchap doen beleggen, en zeide: Jan Andriesfen draagt wel zorg, dat de Heer van Naarfen geen ongemak krijgt, neen mijn Heeren wij zullen roepen : viva Orange en Orange moet boven , dat wil ik zweeren , van dien avond of avond half elf gepubliceerd en haar met kragt daar toe gedwongen, ik'kan niet al zeggen, wat ik tot lof van zijn Hoogheid al hebbe uitgevoert, ik hadde van doen een dag fchrijvens , ik hope dat dit genoeg zal zijn te verftaan. Middelerwijl quaamen de Gedeputeerden ter dagvaart nevens die geene , die daags te vooren 'vertrokken waaren, om de ontflaging van de gedetineerde Heer te procureeren, uit den Haag t'huis, waar van de Burgemeefter van der Meijden, Leonard van Naarfen, Capt. Klerefteijn en de Heer Pieter de Meij de gedetineerde Heer rappor-  C 147 ) porteeren kwamen, dat zijn Hoogheid de violentien aan haare perfoonen gepleegt zeer kwalijk hadde genoomen, en aanftonds een ordregeftelt, dat er een misfive werd gedepecheert, die 's anderen daags met een Trompetter volgen zoude, waar inne zijn welgem. Hoogheid de Magiftraten in haare ambten gemaintineerd, en van het volk gehoorzaamd wilde hebben , maar dat zij de gedetineerde Heeren raaden zouden, nog zo lange daar te blijven, tot dat de voorz. misfive zoude gekomen zijn. ' De Heer van der Aa, die met het voorz. gezelfchap uit den Haag gekomen was, wierd door Willem Baftiaanz, den Lieut. de Meij, en beide fubftitut Schouten nevens eenige Burgers na huis toe geleid, het volk dat in groote meenigte kortom zijn lijf fchoot en onder anderen door eenen Klaas van der Hoeven een Verwer, woonende binnen deze Stad, zoo veel doenlijk was, van eenigefeitelijkheeden weederhouden wierd , meende , dat zijn Ed. door de Lombiiardfttaat gevanglijk zoude geleid worden , maar ziende dat de meent over na huis ging, quaamen uit haar vijf bootsgezellen , ieder met een bloot mes op hem aanvallen, Willem Baftiaanz trok daar op aanftonds zijn fabel uit, en zette die een bootsgezelle op de borst, het geen bij de Lieut. de Meij en fubftitut Schouten ook aaa de andere gedaan wierd, des niet teegenftaande, fchooten de bootsgezellen daar hevig op in, en quaamen met zo een hevige animofiteit aan dringen, dat de Lieut. de Meij de Burgers commandeerde in poftuur te ftelL 4 ^n,  C 148 ) Jen , en daar onder te fchicten , waar door zij eindelijk gedwongen wierden af te wijken, en den IJeere van der Aa, onbefchadigt nahuis te laaten gaan. 's Anderen daags arriveerde goedtijds een Trompetter met de voorz. misfive, die hij aan de Burgemeefter Pesfer behandigde, dezelve wierd 's middags in Burgemeefters kaamer in pleno collegio in prefentie van Leonard van Naarfen , en Willem Baftiaanz geopent, en vervolgens van het raadhuis gepubliceert, luidende de voorz. misfive van woord tot woord als volgt. INSINUATIE. Alzoo Burgemeefteren en Regeerders der Stad door zijn Hoogheid den Heere Prince van Orange is toegekoomen zeekere misfive, luidende van woord tot woord als hier na volgt. Erntfeste, voorzienige, zeer discreete, pijzondere goede vrienden. Alzoo wij tot onze groote verwondering in ervaaring komen, dat niet tegenftaande de eenpaarige delatie, dewelke de Heeren Staaten van Holland en Westvriesland op ons gedaan hebben van bet Stadhouderfchap van naare prov;ntje5 tot prejudicie van de magt en autoriteit, dewelke ons daar bij is opgedraagen , eenige onrustige menfehen  ( 149 ) fchen binnen UEd. Stad hadden ondernomen haar te bemoeijen met zaaken, dewelke tot onze voorzorge fpetteeren, en de handen te Haan aan het werk der Regeering en aan de perfoonen van eenige Regenten aldaar, daar toe zij in geene deelen bevoegd zijn , en die wij bij continuatie zullen moeten aanzien als verftoorders van de gemeene rust van UEd. Stad; zo hebben wij tot voorkooming van alle onheilen en maintenue. van het wettelijk gezag, het welk ons in de voorz. qualiteit gedefereert is, goed gevonden , UEd. bij deze ernftelijk te vermaanen, ten einde bij UEd. ordre tegens zoodanige excesfen worden geilek, dat de Regenten, dewelke met eenige arresten van haare perfoonen of met eenige ongemakken , omtrend haare huizen en goederen gedreigt, of in der daad geincommodeert zijn , mogen worden geilek en gehouden buiten alle ongelegenheden, en bekommeringen , om met volkoomen liberteit te mogen exercceren die refpeclive funftien, daar toe zij geroepen zijn, en ten einde alle quaade impresfien en prafumptien uit de gemoederen van die gemeente mogten worden geweert, het zij van eenige correfpondentien met de vijanden van den Staat, het zij van quaad en ontrouw beleid omtrent de onderhandelingen , dewelke met de Kroonen van Vrankrijk en Engeland worden ondernomen, zoo verklaarcn wij bij deezen tot gerustheid van een ieder , die het eenigzints concerneeren mag, dat wij niet weeten of gelooven , dat er iemand van de Regeering van UEd. Stad zij, op dewelke, met eenig fundament fufpicie zoude mogen vallen, en L 5 dat  C 150) dat haar Ed. Gr. Moog. ons ook bijzonderlijk hebben toevertrouwd de directie van zoodanige negotiatie, als bij de hand zoude moogen genoomen worden, om den ftaat van het lieve Vaderland te redden uit de groote ongelegenheid , daar in dezelve is ingewikkeld , wij met alle iever en circumfpectie ook met volkoomen kennisfe van zaaken her, gemeenebest zullen helpen bevorderen ; en hebben derhalven u wel naarftig willen vermaanen, dat aan een ieder, wie het zij, kennis wilt geeven, van deze onze opregte verklaaring, en van deeze goede meening, ten einde een iegentlijk hem houde binnen: de limiten van zijnen fchuldigen pligt, en ingevalle iets particuliers of fpeciaalijk daar omtrent mogte te confidereeren zijn , dat het zelve aan ons worde voorgefteld , niet met confufie of turbulente menées maar met een ordentelijk beleid , en zullen wij geerne tot de gemeene rust en het beste van uwe Stad en Burgeren helpen contribueeren , wat ons moogelijk zal zijn, UEd. ondertusfchen erntfeste, voorzienige, zeer discreete, bijzondere goede vrienden, Beveelende in de Protectie van God almagtig. UEd. goedwillige vriend Prince van Orange. In 't Leeger bij Bodegrave Den 9. Julij 1672. Voor  ( 151 ) Voor Addres in dorfo ERNTFESTE, VOORZIENIGE, ZEER DISCREETE, BIJZONDERE GOEDE VRIENDEN. Burgemeefters en Regeerders der Stad Rotterdam. Zoo is 't dat Schout, Burgemeefters en Scheepenen der Stad Rotterdam , goed en geraade gevonden hebben, deze aan de Burgeren dadelijk te notifkeeren en te doen publiceeren, ten einde niemand eenige ignorantie daar van zoude moogen pratexeeren, maar hem punctelijk naden inhoud van dien reguleeren, op poene als perturbateurs van de gemeene rust geftraft te worden, belasten wijders alle Ingezeetenen van deze Stad al het geen zij zouden mogen weeten tot laste van iemand van de Regeering of wie het ook zoude moogen weezen, het zelve aan zijn Hoogheid of aan den Heer Bailluw dezer Steede zullen hebben bekent te maaken ten einde teegens die geene, die fchuldig zouden mogen zijn, zoodanig mag worden geprocedeert, als na gelegenheid van zaaken bevonden zal worden te behooren , en dat van gelijke die geene, die iemand valfchelijk van verraad of anderzints zoude komen te befchuldigen, insgelijks als perturbateurs van de gemeene rust geftraft zullen worden. Aldus gedaan en gearrefteert den 10. Julij 1672. prafent Bailluw, van der Meijden , Pesfer, Vroefen, Burgem.; Beijer, de Meij, Nieuwenhoven en Groeninx, Scheepenen. in kennisfe van mij A. COOWERHOVEST. De  C m) De Heer de Groot was dien voormiddag oader het geleide van een Trompetter van zijn Hoogheid in de Stad , en vervolgens op het Stadhuis gekomen , om te adfifteeren in de Vergaderinge van de Vroedfchap , die teegens dien tijd beleid was ; de Vroedfchap des nademiddags omtrent twee uuren fcheidende , zouden de gedetineerde Heeren , door ordre van zijn Hoogheid , gelijk gezeid is, nu ontflagen zijnde, ijder na haare huizen vertrekken , maar Vroefen met den Heer de Groot, bij geval de trappen van het Stadhuis eerst afgaande , wierden dezelve beneeden aan des gemelde Fleer de Groots koets koomende,door eenig weinig Canalje in het gezigt der Burgers, die de wagt onder het Stadhuis hadden, gerepousfeert, en zouden na alle apparentie met een mes gegrieft zijn geweest, ten waare zij door de knegts gewaarfehouwd zijnde, zig weder na booven geretireerd hadden , alwaar zij zeer expoftuleerende over die rencontre, wilden daar in de faclo ordre gefteld hebben. De Bailliuw, die daar prrefent was, zond aanftonds den fubftituit Schout Koning met twee af drie dienaars van de Juftitie na beneden, om die geene, die het mes tegens de gemelde Heeren getrokken hadden, waare het moogelijk, bij de kop te vatten, en te verzeekeren, gelijk hij aanftonds deede, men hoopte dat daar door de fchrik onder het volk zoude gebragt worden, en dat de Heeren nu met gemoede zoude kunnen vertrekken, niemand als de Burgemeefter van der Meiden maakte daar eenige zwarigheid in, die tot verfcheide rei- zeg  ( 153 ) gen vraagde zeer foigneus, of de Heeren ook wel verzekert waaren, den regten te hebben, waarop zij antwoorden wel in gerust te zijn , en gingen gevoeglijk met den Heer Officier en den Heer Burgemeefter Gaal na beneeden en zo voorts de Heer de Groot, (daar het wel het meest fcheen op gemunt te zijn) onder het convoif van eenige gewapende Burgers na zijn huis, van waar zig ijder aanftonds na het zijne retireerde. Onderweegs omtrent de vischmarkt waren zij den Burgemeefter van der Meiden gepasfeert, die haar ziende aankomen, zig ten eenemaal omkeerde, misfchien om haar in het gezigt van de gemeente niet te groeten , zo ras waaien de Heeren niet thuis gekoomen , of eenige van de Burgerwagt kwaamen den Heer Vroefen adverteeren dat er een groote quantiteit volks omtrend het Stadhuis vergaderde, en dat zij het dreigde onder de voet te haaien, zoo men den gefaifeerden perfoon niet wilde relaxeeren; zijn Ed. Vraagde, of zij meteen halve Compagnie, onder het Stadhuis waakende, dien toeloop in tijts niet zouden konnen fluiten, waar op zij antwoorde neen, en dat men zeide, dat de gevangen onfchuldig was, de Burgemeefter Vroefen wel ziende, met wat volk hij gefcheept was, zeide, dat als hij onfchuldig was, dat men hem ontdaan zoude , tegens den avond kwaamen de Heeren Vroefen , Gaal en Vredenburg , den Heer de Groot bezoeken, en wierd aldaar onder andere discourfen omtrent het gepasfeerde geoordeeld , dat de ingekoome Misfive van zijn Hoogheid ernst was, dat de Regenten voor dien tijd om  C 154) om. haar in de Regeering te maintineeren , niet beter doen konden, als zorg tedraagen, dat zijn Hoogheid in dat humeur, waar in de zelve zig nu toonde te weezen, wierde gehouden, dat daartoe twee zaaken wierden vereischt, eerftelijk te beletten , dat zijn Hoogheid door eenige van zijn favoriten , die vreezen mogten bij de teegenswoordige Regenten haar interest niet te zullen vinden, en ten anderen denzelve door eenige Heeren in Perfoon te doen bedanken voor de prompte ordre, die hij tot derzelver ontflaging gefield hadde, met verzeekering van alle erkentenis die gemelde Hoogheid van eenige Leeden der Regeering zoude kunnen pretendeeren , waar op dan onder haar luiden goedgevonden wierd, vooreerst den Heer Kievit onder de hand te doen zeggen,' dat het faveur het geen hij van zijn Hoogheid hoopte, niet door de teegenswoordige Regenten zoude worden gecontrarieerd, en ten anderen, dat de Heeren Vroefen, Gaal, cn Vredenburg des anderen daags een keertje na het Leeger te Bodegraven zouden doen , om de voorgem. acte van beleefdheid aan zijn Hoogheid af te leggen, en met een om eenige Ruiterij tot maintien van de Regenten in de Stad te bekomen, die de Burgerij door gem. misfive geintimideert nu ligtelijk geadmiteerd zoude hebben, zoo de voorz. Heeren ten huize van de gem. Heer de Groot, dien middag nog door Captein Groeninx en eenige Officieren van zijne Compagnie waaren verzeekert, gemelde Captein zoude dien nagt de wagt hebben, die dan verzogt wierd , eenige Burgeren in het huis van deu  ( 155 ) den Heer de Groot te zenden; om des nagts teegens alle foulen te befchermen, en den voorz. Heer de Groot, met den Heere van der Aa, die na 's Hage vertrekken moeiten, nevens de voorz. Heeren, die voor hadden na Bodegraven te gaan, 's anderen daags 's morgens vroeg uit de Stad te laten, gelijk hij deede. De voorz. Heeren vertrokken zijnde , arriveerden de laatfte goed tijts voormiddag tot Bodegraven, alwaar zij haar Ed. aan den Heer Beverning addresfeerden, den welke zij bedankt hebbende voor zijn goede devoiren , in het depecheeren van de meergem. misfive van zijn Hoogheid , fummarie de effecten van het Stadhuis wedervaaren was, alsmeede de impertinente maniere van haare detentie en hoe Kievit onder het faveur van dezelve te Rotterdam gekomen is, en aldaar een feditieufe misfive had doen drukken, gemelde Heer verwonderde zig zeer over die manier van doen, en fpecialijk over de ftoutheid van Kievits komfte, zeggende, dat hii zijn Hooheid voor dezen over de zaake van Kievit en Buat wel had hooren fpreeken, in termen die hem te kennen gaaven, dat na zijn opinie haar het grootfte ougelijk niet gefchied was, maar evenwel dat zijn Hoogheid nu een ander caracter gekregen hadde, en dat het dezelve , nu Stadhouder geworden zijnde, niet pasfen zoude iemand teegens de Juftitie te maintineeren daar hij zelfs het hoofd van was; dat hij ook niet vertrouwen konde, dat zijn Hoogheid zig door een deel Canalje (taande zoude willen houden, en eerlijke luiden voor het hoofd ftooten , immers dat hij den zelve zulks nooit raaden zoude : na welke dis-  C 156 ) discoursfen de voorz. Gecommitteerdens zijn Ed. vraagden , of er geen apparentie was, om eenige Ruiterij voor de Stad Rotterdam te bekoomen, en gelegendheid, zijn Hoogheid dien dag daar over te begroeten, waar op hij antwoorde, dat-hij aan het eerfte twijfelde, maar wat het laatfte aanging dat daar voor dien dag geene apparentie weezen zoude, nademaal zijn Hoogheid des nademiddags een befoigne aangeleid hadde, en verfcheide perfonen (onder anderen de Gedeputeerden van de Stad Gouda , die al eenige daagen om audiëntie aangehouden hadden) befcheiden , dat dierhalve zijn Ed. haar raade voor dien dag weder na ter Gouw te vertrekken, en des anderen daags,'smorgens vroeg weder alhier te koomen, gelijk zij deeden; des anderen daags wedergekoomen, vonden zij den Heer Beverning vrij wat flaauwer dan des daagsie vooren , zig egter in alles aan zijn Hoogheid refereerende , die zijn Ed. zeide gereed te zijn, om na Schoonhoven te vertrekken , en dat hij daarom vreesde, dat gemelde Gedeputeerde geen occafie zouden hebben, om met zijn Hoogheid te aboucheeren , ten waare zij refolveerden zig zo aanftonds in het quartier te begeven , op hoope van zijn Hoogheid nog voor zijn vertrek aan te treffen , den welke zij onderweeg op den Rhijndijk te paard zittende rencontrcerden, gearreteert zijnde door drie Predikanten , die denzelve congratuleerden over zijn promotie tot het Stadhouderfchap. Nadat de Predikanten met alle beleefdheid van zijn Hoogheid gerencontreerd, affcheid genomen hadden, voegden de Gedeputeerden zig op de zijde  C 15?) zijde van deszelfs paard en fpraaken denzelven door den mond van den Burgemeefter Vroefen, die het woord deede, aan in deeze termen: DöORLUGTIGE HOOGGEBOORE FORST. Wij vertrouwen, dat Uw Hoogheid een misfi« ve van Burgemeefters en Regeerders der Stad Rotterdam zal zijn ter hand gekomen, die dezelve uw Hoogheid door zijn Trompetter toegezonden hebben, tot dankbaarheid van de promte ordre, die zij geftelt heeft tot relatie van de Regenten, dis aldaar door de infolentie van het gemeene volk waaren gedetineerd, en nademaal wij van die geenen zijn, die daar van de eerfte vrugten genooten hebben, hebben wij van ons devoir geacht, zoo voor ons zelfs als onze medebroederen in officio (dewelke het zelve ongelijk nevens ons geleeden hebben , door haare publique occupatien belet zijnde uit de Stad te gaan) UEd. Hoogheid voor den dienst particulierlijk koomen bedanken, dezelve verzeekerende , dat wij daar voor altijd zo veel reconnoisfance betoonen zullen, als wij van eerlijke Regenten zouden kunnen verwagten, maar wij moeten Uw Hoogheid tot ons leedwezen van wegens de Regeering te gemoed voeren, dat de misfive , die dezelve tot onze ontilaging heeft gelieven te depecheeren allenthalve van dat effect, niet is geweest, dat wij daar van hadden gehoopt , alzo de Heer de Groot nevens mij van het Stadhuis gaande, wij beiden door eenige infolente menfehen met bloote mesfeu geattacqueert M zijn*  C 15S ) zijn, en zo geobligeert weder te rug te keeren: wij zien te gemoet Doorlugtige Hoog Geboore Vorst, dat de disordre niet ten eenemaal zal worden uit den weg geleid, zonder Uw Hoogheids perfoneele komfte in de Stad Rotterdam, waar toe wij van de Regering gelast zijn Uw Hoogheid ernftelijk te verzoeken, als mede om tot maintien van de Regeering binnen de voorz. Stad te patenteeren twee of meerder Comp. Ruiters, na dat Uw Hoogheid zonder interest van de defenfie van het lieve Vaderland zal moogen misfen. Deze aanfpraak nauwlijks gedaan zijnde, gaf zijn Hoogheid zijn paard de fpooren, en riep de voorz. Gedeputeerden over de fchouders toe, ik heb UEd. zo dikmaals laaten zeggen, dat ik niet koomen kan , ik kan niet koomen. Het is notabel dat gedurende de voorz. aanfpraak zijn Hoogheid met gedekte hoofde te paard bleef zitten, zo met het paard dribbelende, dat het de Gedeputeerdens naauwlijks op de zijde van het zelve konden houden , daar hij pas te vooren voor de predikanten ongedekt geweest was: ondertusfchen waaren die geene, die den Heer Bisfchop opzijn vertrek na Bodegrave met geweld hadden willen vergezelfchappen, weder te rug gekoomen, welke de navolgende afte van zijn Hoogheid,die kort daar na door een tweede verfterkt wierde, mede bragten, beide hier van woord tot woord geiafereert. ZIJ-  ( 159 ^ ZIJNE HOOGHEID. Alzo de Heeren Staaten van Holland en Westvriesland bij verfcheide refolutien hebben gecommitteerd den Heere Willem Bisfchop van een waaiend oog te helpen houden, over het inlaten van wateren en inundatien van landen tot de gemeene defenfie van den Staat gerequireerd, en dat werk niet tegenftaande de ernftige en goede devoiren bij welgemelde Heer daartoe geadhibeert, nog niet is gebragt tot zijn perfectie, zo verzoeken en begeeren wij bij deze, dat dezelve zig weder begeeven na het quartier van Schoonhoven, bij den Heer de Louoignies en zig aldaar blijven ophouden tot onze nadere ordre, en verzoeken van gelijken de Heeren Burgemeefteren en Regeerders der Stad Rotterdam, dat zij zoodanige ordre in haar Stad ftellen en doen ftellen , dat de gemelde Heer Bisfchop geduurende zijn abfentie generhande ongemakken in zijn perfoon, huis of goederen werden toegebragt, lasten en beveelen voorts een ieder, wie het ook zij zig na deeze onze ordre te reguleeren, op poene van onze hoogfte indignatie. Actum uit het Quartier van Bodegrave den 10. Julij 1672. en was geteikent G. H. Prince van Orange. M a Zijn  ( 16°) Zijn Hoogheid last aan de vier ingezeetenen van Rotterdam den Heeren Bisfchop zijnde gevolgt, aanftonds na de voorz. Stad te rug te keeren, injungeert haar en haare medeftanders, haaren Magiftraat te gehoorzamen en te refpedteeren en zijn Hoogheid te laten geworden met het geene de rust en welftand van dezelve Stad betreft, zonder ia zijn ampt te treeden op poene van indignatie. Gedaan in het Leger bij Bodegrave den io. Julij 1672. en was geteikend G. H. Prince van Orange. Lager ftond ter Ordonnantie van zijn Ploogheid, en was geteikent G. HüYGEN*. Plaatze van het Zegel van zijn hoog gemelde Hoogheid gedrukt in een rode Ouwel overdekt met een vierkante Papiere Ruite. Het geen zo veel te weeg bragt, dat de wakende Burgers weinig dagen daar na de wagt zelfs aan de poorten quiteerden , die zij door 't uitftrooijen van de voornaamfte Muitemakers, dat zommige Heeren de Franfchen in de Stad laaten wilden, al knorrende en morrende wederom gingen waarneemen; na dat eenige daagen met tamelijke rust  C 161 ) rust en ftilte fcheenen doorgebragt te zijn, wierd het volk wederom wakker gemaakt zoo door het fpargeeren, dat de Westpoort aan het oude Hoofd en de Oostpoort aan het nieuwe Hoofd, twee agter een volgende nagten niet geflooten waaren geweest, als wel inzonderheid door het navolgende pasquil, het geen op de Visehmarkt en elders geplakt was, zijnde van dezen inhoud: Edele Heeren en Burgeren der Stad Rotterdam. UEd. word bekend gemaakt , als dat gij met vertrouwen zult opwaaken , op dat u Stad Rotterdam niet koomt in vijands hand te geraken, En dat in korten tijd Of gij zijt u Stad Rotterdam kwijt. Want gij hebt u in flaap laten wiegen , En in korten tijd zullen zij u bedriegen. Die gij weer hebt gezet op haar ouden ftee Die zijn den Franschman mee. En zeggen liever Fransch als Prins of Engelsch gij zijt gewaarfchouwt van een goed vriend, verhoopende op God en zijn kerk en trouw voor het Land. Foeij, foeij, Arminiaanen en Sociniaanen: Deeze nieuwe ontfteltenis wierd kort daar na gevoed ter occafie, dat zeker Schoenmaker genaamd M 3 de  ( 162 ) de jonge Held, woonende omtrend de groote kerk, aangenoomen had voor de Burgemeefters van Oudewater ettelijke fchoenen te maaken, die haar van de Franfchen, die doen ter tijd meefter waren van Oudewater, onder anderen tot een randfoen waaren opgeleid: het graauw dat te weeten gekomen zijnde, wilde de fr'ioenen, die voor een groot gedeelte op gemaakt waaren, gaan plunderen , de Schoenmaker addresfeerde zig daar over aan dë Burgemeefter aan wien hij de zaak te kennen gaf en hoe het aanbefteeden van de fchoenen zig toegedraagen hadde, de Burgemeefter zeide, dat hij bij deze tijds geleegenheid zeer ohvoorzigtig gedaan had , zoodanig een werk bij de hand te neemen , dat het volk althans zeer kitteloorig was, en niet anders als na prretexen V3n Muiterij zogt, hij antwoorde, dat hij de zaak zo diep niet ingezien hadde , verzoekende derhal ven, dat de Heeren dog promte ordre geliefden te ftellen, tot verhoeding van zijne fchaade. De Burgemeefters vonden goed de voorz. fchoenen door den Officier Verboom in de kerk te doen brengen en die bij provifie in de bewaaring van de diaconie te geeven en wijders, dat hij het volk van "wegens de Regering zoude verzeekeren , dat die voorz. fchoenen, niet na den vijand worden vervoerd. Den 8. Auguftus de Vroedfchap bij een zijnde, wierden na gehouden deliberatien genoomen de volgende refolutien. Vergadering, gehouden Maandag den 8. Augustus 1672. in prefentie van der Meiden, Pesfer, Van Eijk, Vroefen, Hogendorp, van Berkel, de Reus,  C 163 ) Reus, Hartman, van der Aa, Timmers, de Vries, van Zoelen, Bisfchop, Blankert, G. Jacob Visch, Punt, Gaal, Vredenburg, en de Secretaris, ontfangen een Misfive van Pieter de Groot, Raad en Vroedfchap dezer Stad, gefchreven tot Antwerpen den 1. dezer loopende maand, geaddresfeerd aan de Burgemeefteren en Vroedfchappen dezer Stad, inhoudende, dat alhoewel zijn wederkomfte in het Vaderland niet zo tijdelijk is geweest, als hij wel hadde gewenscht, dat hij even wel tijds genoeg gehad heeft om te zien, dat de disorders, die alhier eenige weeken herwaarts zijn geweest, uit geene goede oorzaak kwamen, en dat de goede Regenten zeer kwaalijk wierden bejeegent, dat hij egter fchoon in zijn gemoed nevens veele andere wel bewust zijnde, dat zijn comportementen, die volkoome uit zijne advifen kunnen worden gejuftificeert, daar toe geen de minfte fubjeét. hadden gegeeven , zig gaarne getroost de violentien, die aan zijn huis, familie en perfoon zijn aangedaan geweest, ten refpefte van het gemeen Uit te ftaan , zoo lang als de periculen gemeen zijn geweest, maar dat hij bevonden heeft, dat men het gevaar heeft willen diftingueeren, en zijn perfoon tot een viftime van de ontftelde gemeente heeft willen geeven, dat hij heeft geoordeelt, dat het tijd was, dat hij zijne veiligheid door zijne retraite vastftelde , zijne onnoozele kinderen, die zorge niet te ontrekken, die hij haar fchuldig is, als om des te bequamer te zijn, zijn reputatie die zonder twijffel niet minder als zijn leven zal worden geirnputeert, voor de ganfche waereld M 4 tc  ■ C 164 ) te veideedigen, dat weinig moeite zal in hebben, als zijne conduiten gecompasfeert met de orders van den Staat bij onpartijdige gemoederen zullen worden geëxamineert, dat hij provifioneel zig heeft geretireerd in de Spaanfche Nederlanden , om geene de minfte misduidenisfen aan zijne vijanden te geeven, met intentie om zijnen fchuldigen dienst weder te komen waarneemen, zo ras als hij verZekert zij, dat haar Ed Achtb. in genegenheid zullen zijn om hem die veiligheid te prtefteeren, die zij aan alle haare Ingezeetenen en fpecialijk aan de Regenten fchuldig zijn, waar op zijnde gedelibereert , is gemelde misfive aangenomen voor notificatie. In deliberatie geleid zijnde, is goed gevonden en verftaan, dat aan zijn Hoogheid den Heer Prince van Orange, zal werden gefchreeven de misfive hier na volgende. DoORLUGTIGE HoOGGEB. FüRST! Ons is van wegens Johan Kievit te kennen gegeeven , hoe dat haare Hoogheid Mevrouwe de Princesfe Douariere van Orange, op Vrijdag jongftleede, hebbende haar Edelman gezonden aan het huis van deszelfs Schoonmoeder Mevrouwe Tromp, omme aan zijn huisvrouw en vrienden bekent te maken , dat uwe Hoogheid hadde gelieven ganfcheüjk te refolveeren , om aan gemelde Kievit te verleenen abfolutie van de bewuste fententie tegens hem geleezen ; edog dat omme ordentelijks willen uw Hoogheid gaarne zien zoude, dat wij  ( i65 ) wij zouden moogen goed vinden aan uw Hoog' heid bij misfive te notificeeren, dat de geneegenheid, intentie en difpofitie van U Hoogheid om de gemelde Kievit te verleenen opene brieve van abolitie ons aangenaam zijn zal , met geneegenheid omme UEd. Hoogheids intentie in deze op de beste forme te helpen bevorderen en accomplisfeeren , welke voorz. zaake, bij ons zijnde overwoogen, zo is het dat wij uwe Hoogheid mits dezen wel willen bekent maaken, dat de voorz. abolitie aan ons, voor zoo veel ons aangaat, niet onaangenaam zal wezen , en dat wij geneegen zijn , om uw Hoogheids intentie in deeze op de beste forme te helpen bevorderen en accomplisfeeren, en zullen wij hier meede &c. DOORLUGTIGE HoOGGEBOOREN FlIRST &C. &C. Den 20. Augustus 's avonds omtrent 9 uuren, verftond men hier de droevige masfacre van de twee Heeren de Wit, waar van de Dijkgraaf Hogendorp in het gemeen Landshuis van Schieland, waar hij met eenige Heeren het middagmaal gehouden had, en nog vrolijk was, door Catharinus Hennekijn , die uit den Haag kwam, en buiten twijffel het zijne daar toe gedaan had, pertinentlijk onderrigt wierde, de Dijkgraaf weder bij de Heeren binnen komende, zeide met een vroolijk gelaat de Witten leggen er al toe, en ging van die tijd af de kamer over en weder, en had bij zig zelfs een zeer ferieus overleg van zaaken. De tijding van het avancement van zijn Hoogheid, waarvan M 5 hier  Iiier vooren gefprooken is, alomme door het Land zijnde gefpargeert, fcheen wat contentement aan het volk te geeven, zo lang dat die van Rotterdam meenden , dat het tijd geworden was, om een pas verder te treeden en de verandering van de Magiftraat te onderneemen , het welk haar voor de eerfte maal (als zij verfcheide Heeren op het Stadhuis gearrefteert hadden, die door de misfive van zijn Hoogheid ontflaagen waaren) mislukt zijnde, voor de tweede maal aldus vervatten, en op haar exempel bij de Burgerij van de andere Steeden nagevolgt wierd. Na dat eenige daagen de gerugten door de Stad geloopen hadden, dat men de Magiftraat veranderen zoude , wierden door eenige Capiteinen op Maandag zijnde den 22. Augustus 1672. haare Comp. Burgers zonder ordre van de Regeering in de vvaapenen gebragt , anderen die wat flimmer wilden weezen, kwaamen daar toe permisfie van de Burgemeefter vraagen, gelijk Balten Verbeek aan het huis van den Burgemeefter Vroefen deed, geaccompagneert met een goed partijtje canalje, die in cas van weigering des Burgemeefters huis dreigde te plunderen, ondertusfchen, waren twaalf perfoonen in de Herberg van de fleutels op de grote markt vergadert, welkers naamen immediatelijk voor den aanvang van dit verhaal geëxpresfeert ftaan, die bij pluraliteit van ftemmen concludeeren, wie men uit de vier en twintig Vroedfchappen afzetten zoude, de Heeren Burgemeefters op haare ordinairen tijd vergadert zijnde, kwamen op het Stadhuis eenige perfoonen uit de voorz. twaalf, die  ( 167 ) die haar gedeputeerden van de Burgerij noemden, en verzogten om voor Burgemeefteren binnen te ftaan, onder deezen waaren Servaas Hennot, Willem van Someren, Arend Wefterhoff en anderen, dewelke binnen geftaan zijnde, verzogten uit naam van de Burgerij, dat de Heeren Burgemeefters teegens de middag de Vroedfchap convoceeren wilden , dewijl zij iets van wegens de Burgerij te proponeeren hadden, Burgemeefteren zeiden, dat zij niet gewent waaren Vroedfchap te beleggen , als op zaken , die haar bekent waaren , en dat zij dierhalven uit haar alvoorens Wel wilden verftaan, wat zij de Vroedfchap voor te draagen hadden, zij antwoorden , daar toe van haare principalen geën ordre te hebben, maar dat zij het haar wel wilden gaan vraagen, of zij eenige openinge aan Burgemeefteren zouden mogen geeven, waar op zij afgingen, en na een weinig tijds wedergekomen zijnde, zeiden zij wel te weeten, dat de Heeren Burgemeefteren niet gewoon waaren de Vroedfchap te beleggen, als op zaaken die haar bekent waren, maar dat dit een extraordinair geval was , waar in de Burgerij niet goed vond, Burgemeefteren van haare intentie preliminaire kennis te geven, maar alleen verzogten, dat de Vroedfchap kort na den middag mogte worden geconvoceert. Burgemeefteren ziende, hoe het werkgeleegen ftond, en dat niec veel keurs hadden, deeden ttog dien eigen dag tegens nanoens de Vroedfchap beleggen, en gingen voorts van het Stadhuis, ieder na zijn huis, als wanneer de Burgemeefteren Pesfer  (16*8) fer en Vroefen langs de Hoogftraat gaande, midden door de gewapende Burgers van de Comp. van Capt. Gefchier, die de ftraat aan wederzijde bezet hadden , pasfeeren moesten, nademiddag Burgemeefteren weder boven gekomen, en de Vroedfchap vergadert zijnde, lieten zig aldaar vinden de Heeren van der Meiden, Pesfer, Eijk, Vroefen, Hogendorp, van Berkel, de Reus, Hartman , Timmers , de Vries, van Zoelen, Voorburg, Punt, G. Willemfe, Visch, Couwenhoven , Vreedenburg en de Secretaris Vroefen, aan de welke door de Capiteinen en Lieutenanten en andere Officieren van de Burgerij, als mede de verfcheidene Burgers namentlijk Ifaacq Tijkmaaker, Willem van Someren, Daniël Koppenol en Johannes Borftius een Request geprefenteerd wierd, bij Servaas Hannot ingefteld, dog bij niemand onderteikent, luidende van woord tot woord als volgt: Aan de Heeren Burgemeefteren en Vroedfchappen der Stad Rotterdam. Geeven zeer eerbiediglijk te kennen , de gemeene Burgeren en Inwoonderen dezer Stad Rotterdam , hoe dat zij Supplianten bij deze calamitieufe tijden, haar geenfints kunnen geeven het minfte contentement, dat de zaaken daar heenen worden gedirigeert, dat UEd. Achtbaare, of veeIe uit dezelve ons van onze teegenswoordige twee magtige vijanden zoeken met alle plicht en iever  ( 169 ) gelijk het behoorlijk is, te befchermen, maar '% teegendeel , dat daar in word geprocedeert, iu alle fchijn of het teegenswoordig nog te laat was, om den Franschman te repousfeeren, gelijk wel voor heen, en in het begin van deszelfs geconfpireerde progresfie bijna van een ieder van UEd, Achtb. van ons is gehoort, daar dezelve Supplianten zulks zo difperaat niet konnen percipieeren , veel min, dat met den Koning van Vrankrijk ten dien aanzien als onze aller hatelijkfte vijand, wegens onze Vrijheid, privilegiën en Religie , eenige de minfte capitulatie zoude kunnen werden gemaakt, door dien zij Supplianten niet kunnen imagineeren nog vastftellen, ten refpefte van onze Regeering, dat zelfs onze overheeden, een der voorz. zaaken aan onze vijanden willende overgeeven, dat de voorz. overheeden haares bedunkens niet bevoegt zijn, daar over ietwes zonder het zelve prealabel met haare hoofden uit de Burgerij te beraadilaagen, daar de gemoederen van fommige onder UEd. Achtb. wel zouden fchijnen te willen hellen, of geene zwarigheid formeeren tot dezelve capitulatie, en alzo zij dienaangaande, ten eenen maal buiten fupcon behoorden te worden gefield, mitsgaders in alle tranquiliteit en fecuriteit daar nogthans geen van- de Supplianten zulks kunnen afwagten, ten zij eenige onder UEd. Achtb. haar van de Regeering en VroedfchapsAmbten gelieven te exonereeren, gelijk zij vertrouwen , dat niemand van UEd. Achtb. (wetende dat daar meede de begeerte der Burgeren zal werden voldaan, en de daaglijkfche commotie en pe-  I ( i7° ) p'erïculen geëviteert) of zuileu volkoomelijk daar •heenen inclineeren, dezelve haar Vroedfchaps. plaats vrijlijk te quitteeren, als meerder amateurs bevouden zullen zijn van rust en vreede, als jegens de gemoederen van haare Burgers te willen blijven regeeren; dierhalven zoo keeren Supplianten haar aan UEd. Achtb. om alle dezelve zwaare en jegenswoordige dangereufe onlusten voor te komen, dat de prafente Heeren, als daar zijn •Burgemeefters Pesfer en Vroefen, mitsgaders van der Aa, de Vries, Gerard Jacobs Visch, Gerard Willems Visch, Bisfchop, Kouwenhoven, Voorburg , Gaal , Sonmans, Vredenburg onder haare gewoonlijke fignatuure gelieven te teikenen, volgens het project, hier annex en bij den Heer Secretaris Kouwenhoven ten dien einde in het refolutieboek der Vroedfchappen te ftellen , gelieven te verklaren conform dezelve acte van haare refpeftive Vroedfchps-Ambten te defifteeren, en voor zo veel de Heer Paats aanbelangt, dat daar toe bij de Commisfarisfen uit de blijvende en toekomende Vroedfchappen op het fpoedigfte zal werden gearbeid, ten einde om in de vergadering van haar Ed. Gr. Mog. in te brengen, dat de Hr. Paats weegcns zijne extraordinaire Ambasfade aan het :Hof van Spanje bij de Generaliteit zonder delaij mag werden t'huis ontbooden, en ten reguarde van den vlugtenden de Groot, dat hij alomme bij affectie van biljetten zal worden ingedaagt, om binnen den tijd van de veertien eestkomende daagen alhier te moeten compareeren, of dat anderzints bij contumatie bij UEd. Achtb. tot een no- mi-  ( 171) mineeren van een tripel getal tot fupplement vafl deszelfs Vroedfchaps-plaats zal worden geprocedeert, waar meede deeze Landen, Stad en Burgerij rust en vreede zal worden toegebragt: dit doende enz. zijnde het voorz. Request geaccompagneert met de navolgende a&e, die zij begeren, dat dé Heeren in het voorz. Request genomineert, onderteikenen zouden, luidende als volgt. Wij ondergefchrevene alle jegenswoordige zoo Regeerende Burgemeefters en Vroedfchappen, mitsgaders Secretarisfen der Stad Rotterdam, op huijden geëxamineerd hebbende de Requesten aan ons wegens onze Burgeren overgelevert, en gelet op den inhoud derzelven, waar bij zij geene fatisfactie in deze perplexe tijden met de Regeering van onze perfoonen fchijnen te neemen, en op dat blijken zoude, dat wij veel liever de rust en vrijheid amplefteeren zouden, als gefupponeert te worden van eenige quaade intelligentie, of misduidingen , zoo hebben wij om alle het zelve klaarlijk te toonen, met het voorz. verzoek van de Burgeren geaccordeert, en derhalve van een ieder onzer ambten gerenuncieert, gelijk wij bij deezen renuntieeren, met overgevinge, dat de faclo en met er daat bij de blijvende Leeden van dezelve Vroedfchap tot het nomineeren van andere perfoonen in onze plaatze geprocedeert worde; verzoekende mits deezen zijn Hoogheid, den Heere Prince van Orange, als onzen Stadhouder, uit de aantebiedende nominatie, anderen in onze plaatzen te willen furrogeeren, belovende van nu aan en in het toekomende het zelve te houden voor ge-  Cm) geratificeerd, het geen zijn voorz. Hoogheid in de voorz. qualiteit zal komen te doen, en niet daar tegens te zullen machineeren in regten nog daar buiten, op poene van ons te zullen maken ftrafbaar als crimen begaan hebbende tegens de rust en vreede van het gemeene Land. Zoo waarlijk moet ons God Almagtig helpen. Actum den 22. Augufti 1572, Welk Requeft in alle deelen geleezen zijnde in de Vroedfchap, en de inhoud van het zelve indeliberatie geleid , zeide de Burgemeefter van der Meiden, die voor advifeeren moest, dat dit een zaak was, die de Heeren in de voorz. Request alleen raakte, en dat hij daar op niet zeggen konde, welk advies van alle de andere Leeden van de Vroedfchap, die in het Requeste niet waaren genomineerd gevolgt wierd, de Burgemeefter Pesfer die na den Heere van der Meijden , advifeeren moest, en een van die geenen was, die de Burgeren geremoveert wilden hebben, zeide, dat alhoewel hij zig van niets bewust was, het geen hem en de andere Leeden van de vergadering bij de Burgeren in voorz. Requeste wierde te lasten geleid, waar meede zij gecalumnieerd wierden, hij egter ziende, dat tegenswoordig de reede voor geweld wijken moest, en dat het geen tijd was de Burgeren met reeden te disabufeeren, geen zwaarigheid maakte, om de begeerte van de Burgerij te onttrekken , die hij nooit als tot haar welvaaren had geambieerd, en gevolglijk dezelve afte wilde oa-  C 173 ) onderteikenen 5 met welk advis de andere Leeden, die de Burgerij onaangenaam zijnde , aldaar prëfent waaren, haar geconfirmeert hebbende, wierd de voorz. acte bij hem onderteikent. Terwijl men hier mede bezig was, meenden fommige , die voor de zaal ftonden, dat de Heerfen over het verzoek der Burgeren, al te lang delibereerden , en zeiden, dat het niet gaan konde, voor en aleer zij meede neufen en ooren kwaamen haaien, gelijk Zaturdags te vooren de Burgers in den Haag gedaan hadden, de vöorz. acle onderteikent zijnde, wierden de Officieren van de Burgerij en andere Burgeren, die het voorz. Requeste en acté overgelevert hadden , door den kamerbewaarder verzogt binnen te komen, en door den Burgemeefter Pesfer dus aangefprooken. Mijn Heeren ! de Heeren van de Vroedfchap gelezen hebbende de Requesten en afte bij UEd uit den naam van de Burgerij aan haar overgelevert, hebben niet zonder groote verwondering gezien, de quade gedagten en verkeerde impresfien, waar meede de Burgeren teegens het meerendeel dezer vergadering ingenoomen zijn, zij weeten niet, dat zij ooit iemand reedenen gegeeven hebben, om zoodanige dingen ten haaren lasten te denken, ik laat ftaan te zeggen, als waar meede zij zien, dat zij bij UEd. verdagt zijn; voor mijn particulier kan ik de Heeren verzeekeren, en ook voor alle die geenen, welkers dienst gij betuigt hebt UEd» onaangenaam te zijn, dat wij nooit beoogt hebben , als het welvaaren van ons lieve Vaderland in het gemeen, en dat van deze Stad in het bij* IN zon-  C 174 ) zonder, voor zo veel het met het gemeen te compasfeeren is: wij weeten niet beter , of wij hebben alle vigoureufe rcfolutien helpen neemen tot voorftand van de diergekogte Vrijheid en tot befcherming van de Ingezeetenen van deze Stad tegens haare vijanden: dat die van geen meer vrugt geweest zijn en dat de vijand in zo weinig tijd in het hart van het Land is doorgebrookeni, is ons van harten leed, wij leiden daar door niet min in onze tijdelijke goederen, als iemand van u lieden, maar lopen met UEd. een en het zelve gevaar, het is onze post niet geweest hem te fluiten en voor zo veel wij aan de deliberatien van flaat, geparticipieerd hebben, die daar toe nodig waaren, zal niemand zeggen konnen , dat wij niet alles hebben gecontribueerd, wat in ons vermoogen was, om die kragtig en fpoedig te neemen en zijn dan voorzeker uwe en onze vijanden, die u lieden van ons zoo kwaaüjk hebben geinformeert, om dat het haar niet genoeg is, den Staat door dezelve van buiten te benauwen, eri in zoo een groot gevaar gebragt te hebben, maar dat zij voor hebben denzelven door inlandfche oneenigheeden daar en boven geheel te ruineeren: wij weeten wel, dat gij met zoo groote vooroordeelen ingenoomen zijt, dat het ons onmogelijk is van UEd. tegenswoordig van de waarheid te perfuadeeren, ook is dat ons voorneemen niet, de tijd zal u die we! leeren als het misfehien te laat is, alleen hebben wij ons devoir geacht met dit weinige van onze onfchuld voor u lieden te protefleeren en vervolgens te zeg* gen, dat wij de begeerte der'Burgerij hebben voldaan,  C t?-sO daan, met onze ambten af te ftaan, en de geprefenteerde acte ten dien einde onderteikent, gelijk wij die nu overieeveren: wij quiteeren onze bedieningen met geen minder genoegen, als wij die ooit aangenoomen hebben, niet om dat'wij blijde zijn, gelegenheid gekreegen te hebben, om ons zelve in deeze zwaare tijden den dienst van ons Jieve Vaderland te ontrekken , maar om dat wij door uwe wederfpannigheid onbequaarh gemaakt zijnde, om den Staat langer dienst te doen, hoopcn, dat in onze plaatzcn perfoonen fuccedeeren zullen , die u lieden aangenaam zijnde, in ftaat zullen zijn om u en ons algemeen welvaaren te behartigen, onder welker Regeering wij meerder voorfpoed- wënfchen als wij dezen' zomer gehad hebben onder de onze. Deeze aanfpraak geëindigt zijnde, gingen de- afgezette Heeren ieder na haar huis, en wierd voorts bij de aanblijvende Heeren goed gevonden en verftaan, dat des anderen daags tot een nieuwe nominatie om de voorz. vacante plaatzen te fuppleeren zoude getreeden worden , in voldoening van welke refolutie de aangebleevene Regenten, die zig omtrent het afzetten van haare Broederen zeer genereus gedraagen hadden , ën immers zoo oneerlijk als veele van de Muitemaakers, en om.geene andere reden in de Regeering gecontinueerd wierden, als om dat de Hoofden van de Muiterij volkoomentlijk gerust waaren, dat zij met haar een en dezelve weg in ilaan zouden, des anderen daags, zijnde Dingsdag den 23. Augustus bij een kwamen, om een tripel getal in plaatze van haare geN 2 da-  C 176 ) depofeerde Confraters te maaken, en dezelve aan zijn Hoogheid als Stadhouder van deze Provintie door eenige gedeputeerden vervolgens ter hand te ftellen, werdende alvoorens door den Secretaris Vroefen geleezen twee diftindte Requeften, die door de Capiteinen Jacob Loiz en Gijsbert van der Meer, mitsgaders den Lieut. Proons aan den kamerbewaarder, en weder door dien aan de voorz. Vroefen behandigt wierden, luidende voorz. Requefte als volgt; het Requeft was gefchreeven met de eige hand van Zeger van der Bruggen Notaris* Aan de Ed. Achtb. Heeren Burgemeefteren en Vroedfchappen der Stad Rotterdam. Vertoonen met alle behoorlijke reverentie, de Burgeren en Inwoonderen der Stad Rotterdam, hoe dat de Supplianten in het zekerberigtzijn, dat eenige Leeden van de Burgemeefteren en Vroedfchappen op haar verzoek van derzelver Burgemeefters en Vroedfchaps-ambten hebben gelieven te renuncieeren , en alzo bij dezen tijd op het fpoedigfte tot het nomineeren van anderen in haar lieder plaats wel dient te worden getreeden, zoo keeren zij haar aan UEd. Achtb. ootmoediglijk verzoe'ende, dat dezelve ilico bij UEd. Achtb. mag worden ter hand genomen, en zal de Supplianten niet onfmakelijk zijn, dat haar dit ondervolgende getal wel geheten gevallen, dog alles onder zoodanige equiteit als UEd. Achtb. zullen bevinden te behooren, en dat voorz. Commisfaris- fen  C 177 ) fen bij UEd. Achtb. uit deszelfs collegie en uit de refpeftive Capiteinen en Burgeren mogen worden verkooren , om dezelve nominatie op het allerfpoedigfte over te brengen aan zijn Hoogheid als Stadhouder , ten einde daar uit bij dezelve zijn Hoogheid de ele&ie mag werden gemaakt, het welk doende enz. enz. Lager ftond, na Johan Kievit word bij deeze gehouden voor geëligeert, agtervolgens de abolitie van de fententie bij zijn Hoogheid gedaan. Samuel Beijer. Jan de Meij. Leonard van Naarfen, den oude. Willem Baftiaanz. De Brauw Hr. van Ketel. De Hr. van der Velden. Franco du Boiz. Allard van Couwenhoven. Pieter Bos. Ifaacq Elzevier. Marten Jacobs Naning. Huijbert van Bellen. Captein IJsbrands. Abraham de Kets. Captein Klerefteijn. Adriaan Sourij. Captein Heidanus. Jacobus de Colonia. Wouter Korff. De Hr. Masfeijs. Hendrik Michiels Dullard. N 3 JaD  C 178 ) Jan Hennckin. Pieter de Meij. Captein Gefchier. Captein Balten Verbeek. Bartel Verweij. Arnoud Vapour. Van Harsfel den ouden. Captein Roosterman. Captein üïgidius Groeninx. Reijnier van der WolfF. Joban van der Koot. Captein van der Meer. Reijnier Bouwens. Jacob van Bellen. Mr. Willem Verboom. Dirk Daanen. Francois Poppen. Cornelis van ter Lingen. Gillis de Knuit. Willem van Zon. Daniël Koppenolle. Goofe Woelen. • Jacob van Heel. Cornelis Blonk. Hendrik Gevers. Jacobus Sismus. Cornelis Slingeland. Aan  ( i?9 ) Aan de Heeren Burgemeefteren en Vroedfchappen der Stad Rotterdam. Vertoonen met alle behoorlijke onderdaanighied, de Burgeren en Inwoonderen der Stad Rotterdam , hoe dat zij Supplianten, bij haar eerfte Requeft op gisteren aan ÜEd. Achtb. geprefenteerd, hadden verzogt, dat ter generaliteit daar heenen zoude moogen werden gearbeid, dat de Heer Paats van zijne Ambasfade op het fpoedigfte zoude moogen t'huis ontbooden worden , zoo is althans haare beede, als wanneer zulks zal worden geëffeftueert en hij alhier gerepatrieerd, dat hem de redenen van dezelve Requefte mag werden voor gehouden, ten einde hij hem conform dezelve afte daar geinfereert van zijn Vroedfchaps-ambt gelieve te excufeeren, en met zijne gewoonelijke fignatuure onderteikenen, gelijk reeds het zelve bij de andere Leden van dezelve is gefchied, het gunt gelijke tranquiliteit zal veroorzaaken, en haare genegenheid ten hoogfte zal voldoen , en alzoo veel van de droevige tijden ons althans daar heenen drukken , door dien men de voorz. Supplianten privilegiën heeft gefecreteert, daar inne nogthans haares bedunkens de vastigheid van ons Land van alle oude tijden heeft gerefideert, dat haar over zulks of wel eenige uit dezelve daar toe te committeeren, ouverturen mag worden gegeeven, mede dat er geene van UEd. Achtb zullen mogen weezen, Vroedfchap en Secretaris dezer Stad te N 4 ge-  C 180 ) gelijk als meede dat in het toekomende geene Vroedfchappen van dezelve Stad zullen mogen zijn Bewindhebberen van de O. I, Compagnie, en laatftelijk, dat bij de Heeren Burgemeefteren geen officien, beneficiën of ambten zullen worden vergee ven aan eenige Ingezetenen van deeze Stad, ten zij hij ten mnfte als Burger binnen deze Stad vijf jaaren zal hebben gewoont, dat meede de Heer Secretaris W. Vroefen en deSubftituit Secretaris Philips Barteels mag worden voorgehouden , en bij acte te teikenen, dat zij dififteeren van haare voorz. ambten alle welke zij Supplianten zeer eerbiediglijk verzoeken , dat die aan hun heden mag werden geaccordeert en inviolablijk bij UEd. Achtb. geobferveert dit doende enz. Alvoorens te treeden tot het nomineeren van eenige perfoonen tot Raden en Vroedfchappen dezer Stad uit het voorz. voorfiag bij forme van een nominatie door den Krijgsraad en eenige Muitineufe Burgeren, daags gedaan te maaken, verzogt de Heer Herman van Zoelen, dat zijn Zwager Adriaan Sourij uit het voorz. getal mogt geroijeert worden , welk bij den voorz. van Zoelen, (zoo als ik naderhand zelfs uit zijne difcoursfen verftaan heb) gedaan wierde, om dat hij zig niet konde verbeelden, dat de Heer Priuce van Orange, violentien en onregtmatige proceduuren approbeeren zoude: eenige Leeden oordeelden, dat de Heer Pieter du Bois in plaatze van zijn Broeder Franco, als zijnde de oudfte in jaaren, behoorde gefield te worden, maar de Burgemeefter van der Mei-  C 181 ) Meiden gaf daar op tot antwoord, dat dit bij de Gemeence zeer qualijk zoude genoomen worden, om dat hij eene Arminiaanfche Vrouw, en Jan Pedij tot zijn Zwager hadde. De Dijkgraaf van Schieland die zeer hard aan hield, teneinde Jan Hennekijn bij de Leeden tot Raad en Vroedfchap wierde genomineert, wierd door den Burgemeefter van der Meiden te gemoed gevoert, dat zijn Hoogheid niemand eligeeren zoude, als die de waare Gereformeerde Religie toegedaan was. Maar voor niemand wierd er met grooter iever gefprooken als voor Jan van Berkel de Jonge, die bij zijnen Grootvader van Berkel, Oom Timmers, en Zwager Punt, aan de Leeden zeer importun gerecommandeert wierd, en daar door gelijk hier na zal worden verhaalt, de Nominatie bekwam, niemand ontzag zig voor de zijnen opentiijk te folliciteeren» en zelfs onder het nomineeren te zeggen, fchrijf die , ik zal die fcbrijven, een ander wederom, gij fchrijft kwalijk, gij moest zoo gefchreeven hebben , zo dat een ieder, die dat werk bijgewoont heeft, zig moet fchaamen , wanneer hij daar aan komt te gedenken; eindelijk wierden bij de aangeblevene Regenten de voorgemelde Perfoonen op een Papier apart gefteld , die ik goedgevonden hebben ieder met haare ftemmen den Leezer in het bijzonder voor te ftellen. Stemmen. Jacob Kievit. . . 10 Samuel Beijer. . . 10 Leonard van Naarfen. . 10 N 5 Jan  1182) Stemmen. Jan de Meij. . . !o Willem Baftiaanz. . . 10 Jacob Brauw. . . 4 B. van de Velde. . . 10 Franco du Boiz. . . 10 Allard van Couwenhoven. . 1 Ifaacq Elzevier. . . 9 Bieter Bosch. . . 7 Marten Jacobs Naning. . 5 IJsbrand IJsbrandz. . . 8 Abraham de Ketz. . . 7 Captein Klerefteijn. . — iEgiedius Groeninx. . .10 Reinier van de Wolff. . . — Johan van der Kloot. . . 8 Gijsbert van der Meer. . . 9 Reinier Bouwensz. . . — Jacob van Belle. . . 8 Mr. Willem Verboom. . . 7 DirkDaanen. . . 6 Francois Poppen. . . 9 Cornelis van Tijlingen. . . 1 Jacob Heijdanus. . . 10 Jacob de Colonia. . . — Wouter Korf. . . 4 Adriaan Sourij. . . — Masfijs. . — Hendk Michi Dulhart. . . 11 Jan Hennekin. . . 1 Pieter de Meij. . . — Francois Gefchier. . . — Bal-  ( i«3 ) Stemmen. * Balten Verbeek. . . 10 Huibert van Bellen. . . — Barth. Verweij. . . 2 Arnoud Vapour. . . 6 Jacob van Harzelen. . • 10 Rud. Roofterman. . . 3 Gillis de Knuit. . . — Willem van Zon. . . 3 Daniël Koppenol. . . — Gooze Waelen. . . 9 Jacob van Heel. •. . — Cornelis Blonk. . . 6 Hendrik Gevers. . . 4 Jacobus Sismus. . . 5 Cornelis Slingeland. — Deze navolgende Perfonen zijn door de aangeblevene Regenten de voorz. nominatie geadjungeert. Stemmen. Dominicus Rosmaalen. . . 6 Jan van Berkel de Jonge. . 7 IJsbrand van der Walle. . 2 Cornelis van Couwenhoven. , 9 Uit welk getal bij de Vroedfchap genomineert en vervolgens aan zijn Hoogheid als Stadhouder van deze Provintie door den Heer van der Meiden en Punt, als Gecommitteerdens van de Vroedfchap door de Captein Klerefteijn en Rosmaale met den Lieutenant Mofes Oufeel als Gecommit- teer-  ( i84 ) teerdens van den Krijgsraad, mitsgaders Servaas Hannot, en Johannes Borftius als Gecommitteerdens uit de Burgerij bij Misfive overgebragt wierden de navolgende Perfoonen, luidende de voorz. Nominatie en Misfive aldus: DOORLUGTIGE HOOG GEBOORE VORST. Wij zenden Uwe Hoogheid bij deeze over een Nominatie van een tripel getal der gequalificeerde Perfoonen tot Raaden en Vroedfchappen dezer Stad in plaatfe van Mr. Willem van der Aa, Mr. Johan de Vries, Mr. Johan Pesfer, Jacob Voorburg , Mr. Gerard Gaal , Mr, Gerard Willem Visch , Jacob van Couwenhoven , Mr. Adriaan Vroefen en Mr. Gerard van Vredenburg, die alle bij onderteekening op zeekere Acte van de voorz. haare bedieningen hebben gedefifteert , verzoekende zeer gedienftig dat Uwe Hoogheid als Stadhouder van deze Provincie, een enkel getal daar uit gelieven te Eligeeren , om tot voorz. bediening geëmploijeerd te worden, eh zullen wij hier meede DOORLUGNIGE HOOG GEBOORE VORST. God Almagtig vieriglijk bidden, Uwe Hoogheids Princelijke Familie en waarde Perfoon tot de deftruftie van alle aanflaagen der vijanden in een Jangduurige en voorfpoedige gezondheid te confervceren. Gefchreven in Rotterdam, den 23 Auguft. 1672. Mr.  ( 185 ) Mr. Johan Kievit. Mr. Samuel de Beijer. Jan de Meij. Leonard van Naarfen. Willem Baftiaanz. Bart. van de Velde. Franco Du Boiz. Ifaac Elzevier. Pieter Bos. IJsbrand IJsbrandz. Abraham de Kets. Johan Heijdanus. Balten Verbeek. Arend Vapour. iEgidius Groeninx. Jacob van Harzelen. Johan van der Kloot. Gijsbert van der Meer. Jacob van Bellen. Mr. Willem Verboom. Dirk Daanen. Francois Poppen. Goofe Woelen. Cornelis Blonk. Dominicus Rosmaale. Johan van Berkel de Jonge. Cornelis van Couwenhoven. Des nademiddags omtrent de klokke drie uuren, zijn.de voorz. Gecommitteerdens met de Nominatie na 's Gravenhage vertrokken, om die aan zijn Hoogheid te behandigen en deszelfs dispolitie daar op  ( ISO op af te wagten: ondertusfchen lieten die geene, die de Commisfie hadden, om de Heeren die meede afgezet waaren , en vermits haare abfentie de voorz. Acte van affiand niet hadden konnen onderteikenen, niet na haaren last, dan bij den eenen, dan bij den anderen zorgelijk te volvoeren, 's avonds omtrent tusfehen agt en negen uuren , kwamen zij aan het huis van den Heer Arend Sonmans, om zijn Ed. de voorz. Acte meede te doen onderteikenen. Haar wierd door zijn Broer gezeid, dat hij niet t'huis was, zij antwoorden wij zullen na de Herberg van de Sleutels gaan , zo ras hij t'huis zal gekoomen zijn, Iaat het ons aldaar weeten, want wij moeten hem nog deezen avond noodzakelijk fpreeken, omtrent tien uuren kwamen zij ongehaaid wederom; oordeelende, dat hij nu al in zijn huis was, als haar egter gezeid wierd, dat hij nog niet gekomen was, wilde het grauw, dat in groot getal voor de deur ftond, het zeggen geen geloof geeven , maar riepen vervolgens , indien hij niet teekenen wil, dat zij hem doodbruijen zouden, en het huis onder de voet haaien, het geen grotelijks perieul geloopen zoude hebben , indien de Burgerwagt het zelve niet hadde belet; 's anderen daags vond men verfcheide Biljetten aangeplakt, zoo op de Vischmarkt, als aan verfcheide Bruggen en onder andere een van deze inhoud : • De Burgeren worden verzogt, dat zij den V, Secretaris Lodeftijn afzetten , want die fteelt „ de Matroozen mee haare Vrouwen en Kinde„ ren het brood uit haar buik, en hij gebruikt „ de  C 187 ) „ de Staaten Oorlogsfcheepen ter Koopvaardij, „ zoo dat hij jaarlijks over de honderd duizend ,, baggert. Poppen niet te vergeeten , fcheurt „ niet af, zeg het voort." Den 25. derzelver Maand, ontfing de Fleer en Mr. Francois Verboom, Balliuw en Schout deezer Steede, een Misfive van den Heere Prince van Orange, gedateert als voore, bij welke zijn Hoogheid, uit de voorz. Nominatie geëligeert, en tot Raaden en Vroedfchappen dezer Stad verkooren hadde: Mr. Johan Kievit. Mr. Samuel de Beijer. Leonard van Naarfen. Willem Baftiaansz. Balten Verbeek. Arend Vapour. Jacob van Herzeelen. Dirk Daanen. Dominicus Rosmaalen. En de gemelde Balliuw gelast de voorz. geëligeerde Perfoonen, na ftaavinge van den behoorlijken Eed, in hunne refpedlive bedieningen, na ouder gewoonte te inftalleeren, dewelke des anderen daags, van wegens den Heer Balliuw voorn, ter kamere van de Heeren Burgemeefteren ontbooden , en aldaar verfcheenen zijnde, om den gewoonlijken Eed tot de voorz. bedieninge ftaande te prefteeren en af te leggen, zo heeft de Heer en Mr. Johan Kievit, op de aanmaning van den Heer Bailliuw voornoemt, ernftelijk geperfifteert bi] den  ( i88 ) den Eed, die hij als Raad en Vroedfchap dezer Stad op den 20. Auguft. 1659. gedaan heeft, en wijders gezwoeren onder Eeden , hem bij den Heer Bailliuw geftaaft en aangenomen , dat hij zijn Hoogheid den Heer Prince van Orange als Stadhouder van Holland en West-Vriesland zoude weezen gehouw en getrouw ; gelijk voorts alle de voorz. Perfoonen , uitgezonden Palten Verbeek, die toen ter tijduit de Stad en abfent zijnde, eerst des anderen daags als Raad en Vroedfchap gedaan heeft, den gewoonlijken Eed, met de Ampliatie van dien, nu tot de voorz. bedieningen ftaande, aan handen van den meergemelden Balliuw in prrefentie van Johan van Eijk Burgemeefter, gcprefteert en afgeleid hebben. Het is aanmerkenswaardig het geen Captein Lois , terwijl Gecommitteerdens met de voorz. Nominatie in den Haag waaren, den Burgemeefter van Berkel ten zijnen huize kwam aandienen, het welk hier in beftond , dat hij zig verpligt vond, den Burgemeefter van Berkel te komen waarfchouwen, ten einde hij zorge zoude gelieven te dragen, dat zijn Neef Jan van Berkel, die de Nominatie tot Vroedfchap had, tot het voorz. Emploij bij zijn Hoogheid niet geëligeert wierde, zeggende dat de Burgers vermits het kwaad comportement van zijn Neef niet zouden gedoogen, dat hij als een Regent de trappen van het Stadhuis betreeden zoude, maar dat zij hem eerder met de beenen af haaien zouden , als het zelve toeftaan, de Burgemeefter van Berkel , die over dat discours, niet zonder groote reeden, wat gefurpre- neert  (189) üeert was, gaf tot antwoord, dat hij zig aanftonds na 's Hage zoude vervoegen , om zijnen Neef Punt, die een van de Gecommitteerdens was, daar over tefpreeken, werdende door de voorz. Loiz andermaal ernftig gerecommandeert, dat hij daar inne niet wilde verzuimen, want bij onftentenisfe van dien, de Burgeren dien aangaande zeer groot misnoegen zouden hebben , en niet lijden , dat zijn Neef over haar Regent zoude zijn. De Burgemeefter van Berkel in den Haag komende, verhaalde aan zijn Neef Punt, hetgeen Captein Loiz hem dien voormiddag gezeid had, waar over voorz. Punt , niet minder als zijn Grootvader verwondert zijnde, vonden zij gezamentlijk goed, niet alleen de begonne follicitatie voor Jan van Berkel te laten vaaren, maar zelfs alle devoiren ten hove aan te wenden, dat hij als Vroedfchap de Electie niet mogte bekoomen. Ik. hebbe naderhand van goeder hand, en zelfs van de vrienden van voorz. van Berkel verftaan, dat de Heer Prince van Orange haar Neef reeds geëligeert hadde, maar dat zijn Hoogheid (apparentelijk om de voorverhaalde reeden) naderhand had goedgevonden , in plaats van den meergem. van Berkel , Dominicus Rosmaalen als Raad en Vroedfchap deezer Stad te eligeeren. Vrijdags daar aan had de Burgemeefter van der Meiden van zijn Hoogheid in den Haag ordre gekreegen, om zeker Schip , dat in de Put ten anker lag te gaan vifiteeren, op het te kennen geeven, dat daar zeekere groote fomme gelds in gebragt zoude zijn, om die buiten lands te vervoeren, O te-  ( 19° ) tegens den avond in de Stad koomende , ging zijn Ed. nevens eenige Burgeren en Bootsgezellen op dat Exploict uit, men wist niet waar het op gemunt was, en de discoursfen liepen daar omtrend zeer verfcheide, de Burgers en Bootsgezellen des anderen daags weder t'huis gekoomen zijnde, zeiden, dat zij geen Schip met Geld gelaaden in de Put hadden gevonden, maar dat de Burgemeefter van der Meiden niet had willen toelaten, het O. I. Schip dat daar omtrent ten anker lag, en daar zeer groote fufpicie op viel te vifiteeren, maar dat hij in tegendeel het Smakfchip met volk , dat zijn cours daar na toe zette , met geweld van boord had doen afhouden, en haar gedreigt, dat hij er in zoude laaten fchieten, ingevallen zij met haar Schip naderden , waartoe de ftukken al bereids' vaardig gemaakt waaren, het volk riep , dat zij van den Prince van Orange ordre hadden , om aan boord te koomen, en het Schip te vifiteeren , zij antwoorden dat zij geen vifite fubject waaren , en den brui van den Prince van Orange hadden , deeze Maats nu t'huis gekomen zijnde fpraaken zeer kwaalijk van den Burgemeefter van der Meijden, het geen een groote disordre in de Stad veroorzaakte, zij maakten het graauw gaande en wilden met geweld het huis van den Burgemeefter gaan plunderen , om dat hij de ordre van zijn Hoogheid niet agtervolgt hadde, en bij gevolg een verrader was. De Heer Herman van Zoelen, die het op den Burgemeefter van der Meiden zeer gelaaden had, om dat hij hem de voet had zoeken te ligten, fpeel-  ( I9i ) fpeelde daar geweldig onder, en maakte zijn Ed. bij die occafie zoo verdagt, als bij konde, anderen die haar oogmerk niet hadden bereikt, zogten onder dat pretext nog grooter verandering te maken , en wilden met geweld de aangeblevene Regenten insgelijks afzetten , om dat zij zo wel als de andere het Eeuwig Edict bezwooren hadden, het geen zij zeiden Crimineel en ten hoogfte ftrafbaar te wezen. Mr. Johan Kievit en Gerbrand Sas arbeiden ook zeer daar op, om haare perfonagien nog zoo veel te beeter te 'konnen fpeelen , maar het fchijnt dat de Capiteinen dat voor de tweedemaal, om de oneenigheid, die er onder de Krijgsraad was, niet dorften te waagen. De Burgemeefter van der Meiden, die uit den Haag t'huis koomende , daar van ten eerfte de fnuif in de neus kreeg , deede 's maandags daar aan de Bootsgezellen , zijnde den 29. der zelve maand door een Stadsboode boven ontbieden, en getuigenis der waarheid van 't gepasfeerde geeven , op het Stadhuis koomende, ftak men haar in plaatfe van getuignis der waarheid te geeven , ieder een filvcre Ducaton uit Stadspenningen in de hand, die zij in Krooswijk met malkanderen, gingen verteeren, en daar meede zij te vreede gefield waaren. De Vroedfchap was dien dag vergadert, om een tijd te beraamen , op welke zij de Ampten , die de afgezette Regenten buiten het Vroedfchaps Ampt, als daar aan dependent zijnde , bekleed hadden , met den eerfte begeeven zoude, mitsgaders een gequalificeerd en bekwaam perfoon te verkiezen tot Penfionaris dezer Stad O 2 in  ( 192 ) in plaats van de Heer en Mr. Pieter de Groot, die daar van ten tijde als zijn Ed. tot Vroedfchap verkooren wierd, vrijwillig afftand gedaan hadde, waar toe bij de Leeden een tijd van acht daagen gefield wierd , werden op het verzoek van den Heer en Mr. Johan Kievit als toen mede geleezen, zeer grote Requeften bij den zelve Kievit aan zijn Hoogheid geprefenteerd en hier na van woorde tot woorde geinfereert. Aan zijn Hoogheid. Vertoonde ootmoediglijk Johan Kievit, hoe dat hem in den jaare 1666 grote ongelukken zijn overkomen , zo dat hij in zijn Perfoon , Ampten en Goederen heeft moeten leiden , en alhoewel de Suppliant vertrouwd en bij zijn zelve verzeekerd is, niet fchuldig te weezen aan eenig delict, dat de Suppliant niet te min , voor zoo veel eenige van zijn Actie hier bevoorens zoude moogen zijn of nog zoude moogen anders werden opgenoomen en aangezien , of voor zo veel de Sententie van den hove van Plolland , op het Fundament van Contumatie teegens den Suppliant geweezen, eenigzints hinderlijk zoude konnen of moogen zijn tegens des Suppliants redelijk en behoorlijk retablisfement, zoo verzoekt mits deze de Suppliant ootmoediglijk, dat Uwe Hoogheid goede geliefte mogten zijn hem Suppliant te verleenen opene brieven van abolitie , het welk doende &c. &c. in Margine ftond geapoflilleert : zijn Hoogheid hebbende gezien den inhoud dezer Requefle, en daar  C 193 ) daar op gehad het advijs 'van den Prasfident-van den Hove van Holland en West-Vriesland, heeft om goede confideratie , denzelve daartoe moveerende en op ernftige recommandatie van Burgemeefteren en Regeerders der Stad Rotterdam, ten dien einde gedaan aan den Suppliant verleent volkoome abolitie van alle het gene , waar over hij bij Contumaciele Sententie van den voorz. Hove is Gecomdemneert, ontflaande hem van alle ftraffen en poenen, welke de voorz. Sententie is meede brengende, en lastende alle en een iegelijk die het zelve zoude aangaan , zig na deze te Reguleeren , en den Suppliant van deze zijn Hoogheids gunfte rustelijk en vreedelijk te laten genieten, gedaan in 's Gravenhaage den 24 Auguft. 1672. En was geteekent G. H. Prince van Orange. Lager ftond Ter ordonnantie van zijn Hoogheid En was geteekent G. Htjygens; Hebbende ondergedrukt het zegel van zijn Hoogheid in een roode Ouwel met een vierkante papieren Ruite. O 3 Uit  rUit kragte van welke abolitie van zijn Hoogheid in margine van de gedaane Requefte, doen ftellen bij den voorn.' Kievit ter vergadering gefuftineërd wierd, dat hij in alle zijne voorige Ampten en 'digniteiten wederom geriftitueerd en herfteld was, en dat hem- bij gevolge de ordinaris zitplaatfe van wegens deze Stad in de Vergadering van de Gecommitteerde Raaden van de Ed. Gr. Mog. Heeren Staten van Holland en West-Vriesland door de Sententie van den Hove van Holland tegens hem op den 11 December 1666. gedecernëert, vacant gevallen jure fute abolitionis competeerde , waar óp' gedelibereerd zijnde , wierd goedgevonden en verftaan , zonder met den voorz. Heer Kievit dien aangaande in eenige conteftatie te treeden, dien zeiven buiten prejudicie van de voorz. Afte van' abolitie van wegens deze Stad de novo te Committeeren in het Collegie van de Heeren Gecommitteerde Raaden voornoemt, om aldaar in plaatfe van de Heer Verburg door de vrijwillige afftand van zijn Vroedfchaps Ampt vacant gevallen tot den 1 Maij 1673. te bekleeden. Ondertusfchen Vonden de Staaten van Holland goed, na ingenoomen advijs van de Heeren, haar Ed. Gr. Moog. Gecommitteerde Raaden te verlenen , op den Perfoon van den Heer Prince van Orange zekere aucthorifatie , die ik goed gedagt heb hier van woord tot woord te infereeren, om den Lezer te doen zien , dat zijn Hoogheid tot het disponneeren van de Regenten dezer Stad geen andere last van nooden hadde, als die hij .zig zelfs aanmatigde , nademaal de voorz. afzettinge eeni-  C 195 ) eenige daagen voor het verleenen van dezelve alhier gefchied zijnde, de Enorme proceduuren van dien handel klaarlijk vertoont, luidende de voorz. aufthorifatie als volgt: Extract uit de Refolutie van de Heeren Staaten van Holland, en West-Vriesland in haar Ed. Gr. Moog. Vergadering , genoomen Op Vrijdag den 26 Augufti 1672. De Raad Penfionaris heeft ter Vergadering gerapporteerd , dat de Heeren haar Ed. Gr. Moog. Gecommitteerde Raaden hebbende in gevolge en tot voldoening van derzelver Refolutie Commisforiaal van den 26. dezer , overleid en overwoogen, wat bij de jegenswoordige perplexe Conftitutie van tijden en zaaken behoorde gedaan en ter hand genoomen te worden , omtrent de disfidentie en murmuratie van de Burgeren en Ingezeetenen vau verfcheide Steeden dezer Provintie , die zig tegens de Heeren Burgemeefteren en Regeerders van dien, of ten minfte eenige van dezelve openbaart, mitsgadets omtrent het voorkomen en weeren van alle confufie en disordre, die daar uit al bereids was, en na dat de zaak zig liet aanzien verder ontftaan zoude moogen , van advife zouden zijn , dat de Heeren Prince van Orange als Stadhouder dezer Provincie zoude behooren te worden verzogt en geauóthorifeert, om in zodaaO 4 uige  ( 196) nige Steeden in dewelke de voorz. disfidentie en murmuratie al bereids was ontdaan, aanftonds en zonder afwagten, dat de zaaken aldaar tot eenig tumult , disordre of confufie kwaamen uit te berden op het verzoek van de Heeren Burgemeefters en Regeerders of van de Burgeren en Ingezeetene van dien, of ook anderzints uit eige beweegingen te informeeren, op de reedenen en oorzaken, die tot de voorz. disfidentie en murmuratie occafie en aanleiding hadde gegeven te laboreeren , om de voorz. disfidentie en murmuratie op de bekwaamde en discreetde maniere weg te neemen en te doen cesfeeren, en de gemoederen van de Heeren Burgemeederen en Regeerders voornoemt met de voorz. Burgeren te confolideren en te verheelen, de voorz. Burgerij en Ingezetenen aan te wijzen en te demonftreeren de ongefundeertheid van de voorz. haare disfidentie en murmuratie en te exorteeren tot het refpedt , dat zij haar Overheid fchuldig zijn, en ingevalle de voorz. disfidentie en murmuratie, daar door niet zoude kunnen weggenoomen worden , en de gemoederen van de Heeren Burgemeeders en Regeerders , mitsgaders van de Burgeren en Ingezeetenen der voorz. Steede, met den andere geconfolideert, dat zijn Hoogheid verder zoude behooren te worden geauftho* rifeerd , om in zulk onverhoopt 'geval zodanige Regenten , tegens de welke de voorz. disfidentie en murmuratie meest zoude mogen weezen ontdaan op de discreetde en bekwaamde wijzen te perfuadeeren , difponneeren, en des noods obligeeren om haar van haare bediening en Magiftra- tuu>  ( 197 ) tuuren, ofte dienst van dezelve Steeden en functie bij haar uit den hoofde van dien in de Regeering van den lande bekleed wordende, te ontflaan, en andere in haare plaatfen aan te ftellen; zo nogtans dat het zelve zoude gefchieden alleen voor deeze reeden, tot wegneeming van de voorz. disfidentie en murmuratie , en zulks zonder eenige prejudicie of confequentie voor het toekoomende , ten aanzien van de Privilegiën en vrije Geregtigheeden der voórz. Steeden in het gemeen of in het particulier competeerende, des dat de vóorz. Regenten daar door geenzints zouden worden gequetst of benadeelt in haare goeden naam en faam, veel min dat dezelve daar uit zouden mogen worden geangueert en gefufpicieerd haar in de Regeering van de landen niet na behoren te hebben gedragen en dat zijn Hoogheid zoude worden verzogt de voorz. Regenten, die de Regeering in de voorz. manieren verhaald, zouden mogen komen te vernaaien , mitsgaders haare familie en goederen te neemen in zijn Hoogheids fpeciaale protectie en Sauve Guarde , en wel met fcherpe interdictie , op verbeurte van lijf en goed, de voorz. Regenten haare familie of goederen of eenige gedeelte van dien eenigzints te molefteeren, befchadigen of incommodeeren , en dat zijn Hoogheid voorts generaalijk zoude behooren te worden geaucthorifeert, om in de voorz. Steeden zoo tert aanzien van de voorz. Regenten , als ten aanzien van de voorz. Burgeren en Ingezeetenen zoodanige ordre te ftellen , als zijn Hoogheid ten meefte rufte en dienfte van den Lande in het gemeen en O 5 van  C .198 ) van de voorz. Steeden in het bijzonder zouden oordeelen te behooren, en dat de voorz. aucthorifatie zoude behooren te worden geconcludeert op infchrijven zodanig , dat de Steeden , de welke zouden goed vinden haar van de voorz. aucthorifatie bedienen , het Effect van dezelve aanftonds zouden mogen genieten , en dat de Steden, die zouden moogen oordeelen de voorz. aucthorifatie in de haare onnodig, of niet dienftig te weezen, en zulks haar confent, daar in binnen den tijd van acht daagen kwaamen af te fchrijven, met dezelve aucthorifatie niet zouden moogen worden gechargeert,blijvende niet te min de voorz. aucthorifatie in haare volle kragt en waarde, ten aanzien van die Steeden, dewelke geen affchrijvinge binnen de voorz. tijd van acht daagen zouden hebben gedaan, waar op gelibereert zijnde is goed gevonden en verftaan , dat de Heeren van Maasdam uit de ordre van de Ridderfchap , van Slingeland , Meerman, Schaap , van der Tocht , en van der Graaf, uit de Steeden Dordrecht, Leyden, Amfterdam, Gouda en Alkmaar met den Raad Penfionaris zullen worden verzogt en gelast mits dezen, omme van het voorz. advijs van de gem. Maar Ed. Groot Moog. Gecommitteerde Raaden Communicatie te geeven aan den Hooggem. Heer Prince van Orange , om daar op in te nemen zijn Hoogheids hooge wijze Coniideratie en advijs , en daar van alhier ter Vergadering rapport te doen , lager ftond : accordeert met de voorz. Refolutie; en was geteikent Herbert Beaumont: tegens welke Refolutie van weegen deze Stad gene infchrijvinge gedaan wierd,  C 199 ) gelijk ook bij geene andere Steeden, als bij die' van Enkhuizen. De Vroedfchap , die met geweld de plaatzen wilde vervullen van de Heeren, die vermits haare abfentie zo uit de Stad als buiten 's Lands de gemelde acte van afftand niet hadden konnen teikenen, als namentlijk de Heeren Paats, Bifchop en de Groot, wist niet, wat zij in het werk zoude ftellen om tot haar oogmerk te komen , zij refolveerde eindelijk, op het voorgeeven, dat het de intentie van de gemeente was,, (met welke dekmantel zij alle haare fchelmftukken van het begin van de Muiterij af tot het uiteinde bekleed hadde,) de navolgende Misfive aan zijn Hoogheid te doen fchrijven, luidende aldus : DOORLUGTIGE HOOGGEBOORE VORST. Alzoo ons niets zoo zeer ter harte gaat, als de rust en ftilte van de Burgerij dezer Stad , daar van wij al bereids eenige daagen de goede Effecten van gezien hebben , en dat het ons ten hoogfte leed zoude weezen , dat de continuatie van dien zelfs door eenige fchijn van reedenen, welke in de gemoederen van de ontftelde gemeente nog zoude moogen refideeren , geftuit of verhindert wierde , zoo hebben wij goed gevonden Uw Hoogheid bij deeze te laaten toekoomen, de nevensgaande Requefte uit den Naam en van wegens de Burgerij dezer Stad, aan ons geaddresfeert, waar uit Uw Hoogheid zal kunnen verftaan het  ( 200 ) het ferieus en inftantelijk verzoek der voorz. Supplianten, ten einden eenige Heeren, welkers naamen in de voorz. Requeften geëxpresfeert ftaan, bij deze tegenswoordige conjun&ure van tijden vrijwillig van haar Vroedfchapsampten zouden willen dififteeren, en nademaal de abfentie van de Heeren Paats , Sonmans , Bifchop, Visch, de Groot, oorzaken heeft gegeeven, dat het verzoek van de gemelde Burgeren ten haare reguarde tot nogtoe niet heeft kunnen worden voldaan , uitgenomen dat de Heeren Sonmans en Visch geconiïrmeert hebben , zoo heeft ons goed gedagt Uw Hoogheid bij deeze zeer ferieus en gedienftig te verzoeken ten einde Uw Hoogheids goede gelieft te zijn , ingevolgen van de aucthorifatie bij de Refolutie van haar Ed. Groot Moog. op den 26 dezer loopende Maand op infchrijving geconcludeert, op Uw Hoogheid verleent, zoodaanige expedientien in het werk te ftellen, dewelke fufficient zijn, om het verzoek van de Burgerenten refpecte van de Heeren Paats, Bifchop en de Groot, hoe eerder hoe liever, te voldoen, waar door deeze Stad groote rust, de Burgeren dienst, en ons vriendfchap zal gefchieden, dewelke wij in alle voorvallende occafie tegens Uw Hoogheid dan klaarlijk zullen tragten te verfchuldigen, en blijven wij hier meede Doorlugtige Hooggeb. Vorst God Almagtig vieriglijk biddende , Uwe Hoogheids Princelijke en waarde Perfoon tot diftructie van alle aanflagen der vijanden, in eene langduurige gezondheid te conferveeren. Gefchreeven in Rotterdam den 31. Auguftus 1672. De-  ( 201 ) Dewelke 's anderen daags daar aan in de Vroedfchap gerefumeerc zijnde, zeide Leonard van Naarfen , na dat hij verzegt had dezelve te leezen en aan de Heer Beijer gecommuniceert had, op zijn toerbeurt advifeerende , dat de extenfie van dien conform zijn intentie was, uitgenomen dat bij de woorden van haare refpedtive Vroedfchaps Arnpcen gevoegd werd, die zij van wegen deze Stad bekleeden, het geen wederom in omvrage gebragt zijnde , bij alle Leeden geapprobeerd en in diervoegen geconcludeert wierd, wordende de voorz. Misfive door den Heere van der Meiden, Hogendorp en Kievit als daar toe fpeciaalijk gecommitteerd zijnde , aan den Heere Prince van Orange overgebragt, tot antwoord van welke Mifive zijn Hoogheid den 4 September daar aan volgende aldus refchribeerde. De Prince van Orange. Ernstpeste, Voorsienige , Wijze, zeer discreete, bijzondere goede vrinden. Wij hebben gezien , het geen UEd. ons te gemoed voerende, aangaande de fuppletie, welke de Heeren Paats, Bifchop, Visch, de Groot, bekleed hebben in de Vroedfchap der Steede Rotterdam, en om daartoe te konnen procedeeren met behoorlijke ordre, zullen wij te gemoed zien, dat UEd. ons laaten toekoomen , eene Nominatie, daarop wij vervolgens moogen difponneeren, zodaanig wij voor de welltand van U Ed. Stad nut en  ( 202 ) en nodig agten, in verwagting van dezelve zullen wij UEd. . Erntfeste , Voorzienige , Wijze zeer dis. creete, bijzondere goede vrienden , in de Protectie, vau God Almagtig beveelen. In het Leger van Bodegrave den 4. September 1672. Lager ftonü UEd. goedwillige Vriend, en was geteikent G. H. Prince van Orange. De negende derzelver Maand wierd daar op bij de Vroedfchap een Nominatie van vijftien perfonen gemaakt tot fuppletie van de plaats van de Heeren Paats , Bifchop , Sonmans , G. J. Visch en de Groot, daar van de Heeren Paats, Bifchop en de Groot, vermits haare abfentie uit de Stad, de hier bovengemelde Acte van afftand niet onderteikent hadden , zijnde de genomineerde Perfoonen. Jacob Brauw. Cornelis Couwenhoven. Jan de Meij. Barth.  0°3 ) Baren, van de Velde. Adaiaan Sourry. Francois Poppen. Samuel Loix. Mart. Jac. Naning. Heijman Dullart. Abraham Klereftein. Johan Heijdanus. Johan Beijer. Pieter de Meij. Ifaac Korff. Revixit van Naarfen. Met welke Nominatie aan zijn Hoogheid uit de Vroedfchap gecommitteerd wierden , de Heeren van der Meiden en Hogendorp , uit de Burgerij Abraham Klerefteijn, Johannes Proons; Balthazar Bosch en Jacob van Bellen. Saturdags daar aan rees er op de Wagt onder het Stadhuis tusfehen de Burgers groot verfchil over het veranderen van de Regeering , het geen zo verre uitbarfte, dat zekere Cornelis van der Kemp Schoolmeefter, door eenen Kopmans, met wien hij over het onwettig afzetten der Heeren in woorden geraakt was, zeer deerlijk afgeflaagen wierd. 's Maandags daar aan was men in de Vroedfchap beezig, om een Penfionaris van de Stad te maaken , waartoe na twee gehoudene deliberatien voor den tijd van vijf agtereenvolgende jaaren verkooren wierd , de Heer en Mr. Johan Kievit, voor welken dienst hij 's jaarlijks genieten zoude een fom-  C 204 > fbmma van 2000 Caroli Guldens , de huishuur daar inne begrepen , zodanig nogtans, dat de voorz. Kievit door aanvaarden van het voorz. Emploij verftaan zoude worden , ilico van zijn Vroedfchaps Ampt vervallen te zijn, in zulker voegen, dat het zelve wederom op een ander perfoon zoude worde geconfereert, mits dat hij Kievit ingevalle hij middelerwijle te raade wierde, te voorz. charge te quiteeren , in de plaats vaa die geene, die na het nederleggen-van het voorz. Emploij uit de Vroedfchap dezer waareld eerst zouden komen te overlijden , niet alleen fuccedeeren , maar ook onder de Vroedfchappen op die plaats Sesfie hebben , even als of hij nooit uit de Vroedfchap geweest waare. In die Sesfie wierd mede geprocedeert tot het begeeven van verfcheide Emploijen, die de wettige Regenten buiten haar Vroedfchaps Ampten bekleed hadden. Gelijk meede toen ter tijd na het trekken van de witte en zwarte Boonenin de plaats van de Heeren, en Mr. Adriaan Vroezen genomineert wierden, de Heeren van Berkel, en de Reus. Donderdag daar aan ontfing de Heer en Mr. Verboom , Balliuw dezer Steede een Misfive van den Heer Prince van Orange gedateert als voren, waar bij zijn Hoogheid uit de voorz. nominatie tot Burgemeefter in de plaats van de Heer en Mr. Adriaan Vroezen, verkooren hadde, de Heer Johan de Reus, mitsgaders uit de eerst bovengemelde nominatie tot Raade en Vroedfchappen dezer Stad, geëligeert Jacob Brauw, Adriaan Sourijj Jan de Mei, Revixit van Naarfen. Vrij-  ( 2ó5 ) Vrijdags 's morgens ftaaken fommige Muitema* kers de hoofden t'faamen,om dat nademiddag eenige Capiteinen en Lieutenanten bij een komen zouden , alwaar Jacob de Colonia, Willem van Someren, Jacob van Bellen, Johan Borftius en Zeger van der Bruggen van wegen degemeeneMuitemakers insgelijks verfcheenen, en aldaar zeekere articulen , om na voorgaande overleg aan de Vroedfchap geëxhibeerd te worden, ingefchrift, overleeverden, luidende aldus: REQUEST. Van de Burgerij der Stad Rotterdam geprefenteerd aan de Ed. Gr. Achtb. Heeren Burgemeefteren en Vroedfchappen der Stad Rotterdam. Vertoonen met alle eerbiedigheid Capiteinen en Lieutenanten en Burgeren der Stad Rotterdam, hoe dat zij ter harten nemende de profperiteit van deeze Staat en Stad en haare reflexie neemende over de middelen, waar door dezelve zoude kunnen worden geavanceert, zo hebben de Supplianten zeer dienftig en noodzakelijk gevonden , dat bij UEd. Achtb. deze navolgende poinften inviolabelijk zouden mogen worden gearrefteerd en vastgefteld. I. Dat de aan te koomen Heeren Vroedfchappen, P al-  ( 206 ) alvorens moeten zijn Ledemaaten van de Gereformeerde reiigie, daar van profesfie doende, en hebben den behoorlijken ouderdom van Jaaren, en dat bij het maken van de nominatie of tripel getal, na dat de Heeren daar over eens zullen zijn, het zelve getal zal worden in een Misfive gefiooten , en vervolgens aan zijn Hoogheid gezonden om een electie te doen, des dat voor het opftaan of fcheiden van de Heeren, dezelve allen met folemneele Eeden zullen 'zweeren, dat zij denominatie of tripel getal nog. te iemand van dien aan iemand ter waereld, van wat ftaat of qualiteit hij zij, zullen openbaaren, of daar van eenige kennis geeven, nog ook iemand ter waereld voordraagen of recommandeeren , direftelijk of indireótelijk, mede (dat immers gedurende deezen Oorlog, of bekommerde tijden) de Heeren die eenig emploij zullen hebben 't zij van Thefaurier ordinairis of extraordinaris, ontfangers van 2ocftepenning,Commisfarisfen van de wisfel en leenbank als anderszints hoedanig het emploij zoude moogen weezen, deswegen van de Stad geen traclement zullen gelieven te genieten, maar dat dezelve de traktementen zullen gelieven te laaten aan de Stad, ten behoeve van die, of van de gemeene zaaken, en dat van gelijke moeten zijn ledematen van de Gereformeerde religie daar van profesfie doende, Balliuw, Dijkgraaf, Penfionarisfen, en Secretarisfen en dat de drie eerfte Secretarisfen zullen mdfeten zijn Rechtsgeleerden, zoodanig begoed, dat die van hunne eige middelen konnen beftaan. n.  II. Dat in het toekomende niet zullen worden geadmitteerd, Vader en Zoon, Grootvader en Neef, Oom of Neef of.Coufins Germains beftaande in den bloede. rt^r, , .1 I h : t b . locb OT Dat in het toekomende geen Vroedfchap zal mogen wezen te gelijk Balliuw, Dijkgraaf, Ontfanger, Penüonaris nog Secretaris. jiammi mbisw jföfc^wU ,r as listiqCD tab Dat voortaan geen Vroedfchap Bewindhebber zal mogen worden van de een of ander Compagnie, ten zij alvorens de helft van; de Bewindhebberen zig uit de Vroedfchap en de', helft uit de Burgerij en zoo voorts altoos blijven. ia f ■ ■ ! . V. ,; •<•■ -*?' ri^riiri Dat voortaan niemand tot Penfionaris of Secretaris zal mogen worden verkooren , die Vader, Grootvader, Broeder, Oom of Coufins Germains heeft in het Collegie van de Vroedfchap, nog ook niemand in dier voegen voorz. beftaande of bevriend zijnde aan den Pleer Officier dezer Stad in der tijd, voor zo veel rakende de Schepenskamer. P 2 VI.  ( 208 ) V I. Dat alle de Privilegiën, keuren, en ordonnantien dezer Stad Gildens, en andere Burgeren Rechten van dien zullen worden herfteld, en gemainteneerd , en tot dien einde aan hun geparticipieerdt en door den druk gemeen gemaakt. V I I. Dat op het fpoedigfte twee uit de Vroedfchap of Magiftratuuren nevens twee uit het Collegie der Capiteinen en Lieutenanten werden gecommitteerd om alle de boeken zo van de Leen als Wisfelbank te vifiteeren , waar alle de gelden zedert eenigen tijd herwaarts zijn gebleeven, als mede de reekening van die geenen, die eenige adminiftratien van ontfangst hebben gehad, daar onder meede begreepen de Rentmeefters van de Godshuizen , en dat 's jaarlijks alle diergelijke reekeningen door de gecommitteerden uit de Heeren Vroedfchappen , Capiteinen en Lieutenants zullen worden pertinentelijk nagezien: dat voorts de Vroedfchap gelieve te bezorgen , dat ten eerfte het quohier van de 200 penning worde geredresfeert, op dat daar in goede egaliteit mag koomen. VIII. Dat geene andere Staatszaken aan zijn Hoogheid in de vergadering van Holland, nog in eenige andere Collegien, werden gebragt, als die te voo-  C 209 ) vooren in de volle vergaderingen van Vroedfchappen zijn geweest en van het gebefoigneerde aan de Vroedfchap trouwelijk worde rapport gedaan: I X. Dat voortaan bij een ieder van de Leeden der Vroedfchappen vrijelijk zal werden ingebragt alle zoodanige zaaken , die tot de voorz. vergadering behooren, en zal de prasfident of die dezelve prasfenteert behoorlijk omvraagen moeten doen, den tijd zulks lijdende, of anderzints de naaste reizen. X. Dat de zoo teegenswoordige, als toekoomende Heeren Vroedfchappen ter liefde van de Stad en ten dienfte van dezelve zullen doen gieten ieder een ftuk metaal gefchut, fchietende ten minfte ieder 12 pond ijzer, daar op ftaande des gevers wapenen , voorzien met beflagen affuiten en zijn toebehooren. X I. Dat van nu af niemand als twee officien of beneficiën de Stad rakende zal mogen bedienen of hebben , wanneer een van die meer rendeert als 5 of 600 guldens 's jaarlijks in tradtement en emolumenten. X I I. Dat geenerlei perfoonen met eenige beneficiën p 3 of  C 210 ) of officien hoedanig die zouden mogen zijn, hetzij hoog of laag, zullen worden begunstigt, ten zij een ingebore Burger, hebbende het Burger recht, of anderiints, dat hij vijf jaaren aan den andere in deze Stad heeft gewoont en gedurende dien tijd tocht en wagt heeft gedaan, en dat die geenen die gebenificeerd word, aftueelijk en perfoneelijk het zelve zal moeten bed enen , dan nademaal het zoude konnen gebeuren, dat tot Penfionaris geen ingeboore Burgers ofte in voegen voorz. hier gewoont hebbende perfoon genoegzaam bequaam gevonden werd, dat in zulke gevallen een bekwaam Rechtsgeleerde van buiten deze Stad zal mogen worden verkooren. XIII. Dat de voorz. beneficiën , excedeerende de fomme van 300 guldens jaarlijks niet zullen moogen worden vergeeven , dan bij alle Burgemeefteren Collegialiter vergadert, zonder eenige derzelvé bij iemand apart te vergeven het zij bij beurten of anders, op dat het wort vergunt aan bequaame perfoonen , en dat daarom booven de vaste traktementen zoodanig zullen werden vermindert als eenigzints mogelijk is, en het zelve zal kunnen lijden als met falaris der Secretarisfen , en Subftitut Staats Secretarisfen, en dat de geenen, die met eenige beneficiën worden voorzien daar van betalen zal zeekere fomme van penningen na proportie van de waarde of inkomst van het befkie op het aanvaarden van het ambt, ten behoeven  ( 211 ) ven van de gemeene zaaken der Stad, met dien verftande , of het geviel dat iemand een beneficie bekoomende, binnen de eerfte vijf jaaren daar aan kwame te overlijden, bij de geenen, die als dan in des overleedene plaatze zal komen te fuccedeeren meede als voore zal worden betaalt, daar van de helft zal werden bekeert, aan de weduwe of erfgename van den overleedene, en de wederhelft van dien tot de gemeene zaaken der Stad, ten aanzien van alles op het fpoedigfte een tax of reglement zal worden geformeert , door de gecommitteerden uit Vroedfchap, Capiteinen en Lieutenanten. X I V. Dat met het verdere behoorlijk en gantsch nodig fortificeeren der Stad op het fpoedigfte mag werden voortgevaaren, daar toe de kosten zullen en kunnen worden gevonden uit de profijten en inkomften hier vooren in verfcheide articulen aangewezen. X V. Dat voortaan niemand uit de Vroedfchap of Magiftratuure fesfie zal mogen neemen in de vergadering van den Krijgsraad en dat de Collonellen mitsgaders Capiteinen en Lieutenanten zullen moeten zijn uit de Burgerij en geen uit de Vroedfchap of Magiftratuure. * P 4 XVI.  C ) XVI. Dat voortaan in de kerkelijke vergaderinge geen Commisfarisfen politiecq fesfie zullen hebben. XVII. Dat voortaan in het beroepen der Predikanten gehouden zal worden de oude order, de genomineerde door de gedeputeerden te gaan hooren, het tripel getal aan de Heeren van de Wet geprefenteert, om bij haar Edele geapprobeert zijnde de Electie te doen bij den kerkenraad als voorheen. XVIII. Dat in de Latijnfche Schooien dezer Stad van nu of niet zullen zijn Rector, Conrector en Preceptooren, dan die van de Gereformeerde Religie zijn profesfie doende. X I X. Dat alle Rentmeefters van de refpedtive Godshuizen , Leproos- en Tuchthuis dezer Stad zullen moeten zonder loon dienen. X X. Dat het geld, het welk de Gildens 's jaarlijks betalen voor het Tuchthuis zal ophouden. XXI.  C 213 ) XXI. Dat alle perfoonen LX jaaren oud en niet boven de zes duizend gulden gegoed zijnde, vrij zullen zijn van Tocht en Wacht en geen maandgeld betaalen. XXII. Bij aldien het quam te gebeuren , dat een of meer Leeden van de Heeren Vroedfchappen tegens dezen in het geheel of ten deele zig quaamen te ftellen of daar teegen te doen, dat het in zulke gevallen aan een ieder in het bijzonder van de Heeren Vroedfchappen zal vrij ftaan om zonder reproche en allerminfte tegenftand het zelve aan de Burgeren bekent en openbaar te maaken, en was onderteikend Capteinen, Lieutenanten en een groot en aanzienelijk getal Burgeren, waar van de naamen zijn berustende onder haar Ed. Gr. Achtb. De Capiteinen Groeninx en Klereftein, mitsgaders de Lieutenanten Heiburg en de Wit, werden gecommitteerd om dezelve nader te examineeren, en 's woensdags daar aan, de Krijgsraad dien aangaande te dienen van een omftandig berigt. Des anderen daags zijnde den 17. der voorz. maand wierd al het geen daags te voren in de Krijgsraad gepasfeert was, onder het volk rugtbaar gemaakt , waar over veele eerlijke Burgeren groot misnoegen toonden om dat haar naam bij die geenen misbruikt wierden, die zij nog last nog ordre daar toe gegeeven hadden, nademiddag waaP 5 ren  C 214 ) ren de Commisfarisfen in de St. Joris Doelen vergadert, maar alzo een of twee van dezelve abfent waaren, fcheiden zij onverrigter zaaken. Des avonds omtrend tusfchen 5 of 6 uuren is Ifaacq Neranus Boekverkoper alhier door den Officier Verboom onder het Raadhuis dezer Stad in zekerheid gebragt, zijn Zuster Anna en Joachim Frans Oudaan wierden nog dien zeiven avond boven ontbooden, de Bode die groote infolentie in het doen van de dagvaardinge deede, kreeg tot antwoord dat hij niet t'huis was , dog nademaal de oorzaak van de voorz. Neranus en inzonderheid de opgevolgde proccduuren tegen de perfoon wel meriteeren geweeten te worden, zo zal ik dezelve niet tegenftaande verfcheide andere zaaken tusfchen gekoomen zijn, ordentlijk agter een gaan vernaaien. De Heeren Jan Pedij en Jacob Gaal als toen Scheepenen dezer Stad, dewelke dien geheele nademiddag met malkanderen buiten de Stad hadden wezen wandelen, koomende aan het huis van den Heer Mr. Willem van der Aa, hoorden door een van deszelfs domeftiquen, dat Ifaacq Neranus vast gezet was , waar op aanftonds refolveerden aan het huis van den Cipier, de waarheid daar van te gaan onderftaan, aan deszelfs huis koomende, wierd haar gezeid, dat men in Schepenskamer bezig was met den voorz. Neranus te examineeren, de Heer Pedij ging daar op aanftonds na booven, die niet lang daar na door den voorz. Gaal gevolgt wierd, zij vonden aldaar zitten den Fleer Officier Verboom met de Heeren van der Meijden, Beijer,  jer, en van Naarfen, die over haar komfte vrij wat fcheenen gefurpreneert te zijn. Een geruimen tijd aan de tafel van Scheepenen zonder fpreken gezeten zijnde; vraagden zij eindelijk, wat de oorzaak was, die de Heeren zo laat buiten tijds hadden doen vergaderen? waar op bij den Heer Officier gezeid wierd, dat de Heer Gaal daar wel kennisfe van hadde, om dat zijn Neeve Antonie van Berkel, toen ter tijd als Neranus bij hem uit den huize gehaald wierd , aldaar op de winkel zat, daar niet zonder groote alteratie bij voegende , dat hij geloofde , dat zijn Ed. daar van aanftonds door den voorz. van Berkel verwittigt zijnde uit die confidentie zoo ras was boven gekoomen , hij antwoorde, dat zulks onwaaragtig was , en het zelve bij geval op ftraat gehoord had, waar op bij den Officier en Schepen Beijer gezcgt zijnde, dat hij zulks niet konde geloven , is de voorz. Officier buiten de kamer gegaan , blijvende de andere Heeren, zonder fpreeken malkanderen aanzien. De Officier wederkoomende , vraagde de Heer Beijer, of zijn Ed. nog iets te examineeren of te onderzoeken hadde, de welke daar op eerst ftil zweeg, maar naderhand zeide, dat hij in praefentie van de voorz. Heeren dat zo niet zeggen konde, waar tegens de Heer de Beijer zeide, dat de Heeren Pedij en Gaal, Leeden van het Collegie van Scheepenen zijnde in de kaamer wel geleeden konden worden, of dat hij anders de voorz. Heeren fufpe&eeren moefte, de Officier daar op niets anders antwoordende, als dat hij dat niet zeggen en  ( 216 ) en evenwel met zijn werk niet voortgaan konde, zijn de voorz. Heeren daar op nog alle' blijven zitten, zij zeiden eindelijk, dat zeekere refolutie bij Schepenen in Faveur van de Burgerij genoomen , den Officier wel uitdrukkelijk verbieden, een Burger op zijn eige houtje , (gelijk men zeid) te examineeren, veel min in perfoon te dagvaarden en denzelve te faifeeren, zonder daartoe alvoorens confent van Scheepenen gekreegen te hebben , de Officier antwoorde op het voorz. discours , ik weet wel, wat ik doen moet, en met wat magt ik voorzien ben, en ben niet gehouden, U daar reekenfchap van te geeven , en ik zal dat wel verantwoorden: de Burgemeefter van derMeijden, ook iets binnens monds moffelende, wierd bij de voorz. Pedij en Gaal te gemoed gevoerd, dat deze befoignes hem niet raakten , en buiten hem waaren, die het haar vreemd fcheen , dat hij zig tot zulke affaires liet gebruiken, waar over hij niet wel te vreede zijnde , de mine maakten van op te ftaan , dog nademaal de Heeren Pedij en Gaal zaagen, dat zij daar niets uitregten, veel min vraat doen konden , maar in teegendeel, dat de gemoederen door haar prasfentie hoe langer hoe meerder geallarmeert en ontfteld wierden , ftonden zij eindelijk op, en uit de kamer gaande, lieten zij Beijer van Naarfen met den Officier daar alleen binnen , alzoo de Burgemeefter van der Meiden met haar te gelijk de kamer uitging. 's Maandags daar aan vernaamen de Heeren Pedij en Gaal, dat de voorz. Neranus op het Stadhuis was vast gezet, en eenige dienaars van de Juftitie in  C 217 ) in deszelfs huis , om door dat middel zo het fcheen, het gemeene volk te doen gelooven, dat hij aan het een of ander Feit fchuldig was, op het Stadhuis koomende , zeiden zij tegens den Heer Beijer en van Naarfen, dat zij verzekert waaren, dat Neranus gefaisfeert was, en albereits eenige dienaaren van de Juflitie in zijn huis hadden, daar op bij dezelven geantwoord wierd , dat zulks buiten haar kennis was, en dat zij daar zo weinig als iemand van wisten, zij zeiden, dat die manier van doen extravagant was , en ftrijdig teegens de bovengemelde Refolutie, en dat men uit kragt van dezelve, Neranus weder in zijn geheel behoorde te ftellen, en in gevalle de Officier iet tot zijn last had, dat hij daar van behoorlijke informatie nemen konde, om na gedaane examinatie daar op bij Scheepenen zodanig gedifponeert te worden , als zij in regten en reeden bevinden zouden te behooren, de voorz. Beijer zeide, dat nergens van wiste, en al het geen omtrent de detentie van de voorz. Neranus gedaan was, buiten hem gefchied was, dat de Officier dat verantwoorden moest, en zijn ampt wel waarneemen: de voorz. Pedij en Gaal zeiden daar tegen , dat de Officier zoo hij iets, hadde tot lasten van den voorz. Neranus, hem dan in alle gevalle behoorde te regte te ftellen , en door het delaijeeren den voorz. Neranus als hij onfchuldig bevonden wierd geen groter onheil te infligeeren , de Officier zeide, dat het nog geen tijd was , en de zaaken daar niet toe geprepareert, om dat zijne documenten en bewijzen in 's Graveahage waaren : de voorz.  ( 218 ) voorz. Heeren vonden goed daar niet verder voor dien tijd op t'infteeren , om dat zij zaagen, dat het verboren arbeid was, en dat de Officier zo binnen a!s buiten de kamer door anderen, die daar onder fpcelden , geftijft wierd, eenige daagen daar na verzogten de vrinden van de voorz. Neranus de Heeren Scheepenen te moogen fpreeken, welke binnen gekomen zijnde, baden dat de voorz. Neranus onder cautie de Judicie fifti bij proviefie mogte worden ontflaagen, waar op gedelibereert zijnde , wierd haar verzoek bij de Heeren de Meij, Beijer , Groeninx en van Naarfen bij gegevolge de pluraliteit afgeflagen , de Heeren Pedij en Gaal vraagden, op wat voor'fundament of bewijzen of door wat magt de voorz. Neranus geapprehendeert was, daar op haar zo van ter zijde gezeid wierd , dat de Officier een Brief van den Advocaat Fiscaal gekregen had, zij antwoorden, dat zij denzelven wel eens dienden te zien, of anderzints gelooven moeiten , dat zulks een onwaaragtig en gefungeerd voorgeeven was, en dat de voorz. Neranus alleen op den naam van den Officier was gedaan faisfeeren, des niet teegenftaande , wierd haar nog de voorz. Misfive, nog ordre van Burgemeefteren, nog informatien', nog eenige de miufte confesfie van den voorz. Neranus geëxhibeert , waaromme zij van advijs waaren , dat de meergemelde Neranus ontflaagen behoorde te worden, ten minften onder beneficie van de voorz. prafentatie. Ondertusfchen bleef de voorz. Neranus, zonder verhoord te worden of geëxamineert, buiten acces  ( ai9 ) ces van zijne vrienden eenige daagen zitten , na het beloop van langen tijd zeide de Officier, dat de (tukken en informatien, die hij tot lasten van Neranus in genoomen hadde, met de voorz. misfive uit den Haag gekomen waaren: zijne vrienden verzogten andermaal, dat hij onder cautie ontflaagen mogte worden, het geen bij de voorz. Heeren vervolgens afgeflaagen wierd, zij quaamen haar verzoek na verloop van eenige tijd met den Procureur Groesbeek wederom vernieuwen, maar na dat zij de billijkheid door de voorz. Groesbeek hadden laten deduceeren, kreegen zij alweer het zelfde antwoord , het gebeurde eindelijk dat de Scheepenen met malkanderen over de zaaken van Ifaacq Neranus difcoureerenden, den Heere Pedij en Gaal over de informatie en harde proceduuren, die men tot nog toe tegen den perfoon van Neranus gehouden hadde, opentlijk protefteerden, zeggende, dat zij daar nog part nog deel aan wilden hebben , bij welke occafie de voorz. Beijer zeide, dat de proceduuren bij die geene, die men in het reguard van zijn Vader zalig, gehouden hadde niet eens te vergelijken waaren, daar bij voegende, dat de Burgemeefter van Berkel in den oppert daar oorzaak van geweest was. De Officier zeide tusfchen beide, dat hij de Hukken uit den Haag gekreegen hadde, nevens de misfive van het -Hof van Holland geaddresfeert aan het Collegie van Scheepenen dezer Stad, dewelken bij den Praefident geopent zijnde , vernaamen daar in een net narré, hoe het Hof van Holland den Fiscaal gelast hadde, Mr. Theopilis Ne- ra-  ( 220 ) ranus en Samuel Neranus beide woonende in 's Gravenhaage voor hec gemelde Hof ter zaake, dat zij in hec maaken of divulgeeren van zeker blauw boekje genaamt: Hollandsch Venezoen in Engeland gebakken en in Holland geopent voor de Liefhebbers van het Vaderland. getrempeert hadden, te doen ciceeren mee verzoek , de Scheepenen alhier zouden gelieven Ifaac Neranus aanftonds te doen apprehendeeren en te houden buiten alle acces en aanfpraak van menfehen, ten einde Theophilus Neranus op de citatie van het Hof wezende gecompareert, tegens den voorz. Ifaacq Neranus geconfronteerd mogten worden, waar op gedelibereert zijnde, verftond de pluraliteit van Scheepenen, dat men het Hof van Holland haar verzoek zo het leide, moeite inwilligen, niet tegenftaande daar over verfcheide difficulteiten en zwaarigheeden bij den Heer Pedij en Gaal gemoveerc wierden, de vrienden van den voorz. Ifaacq Neranus het voorz. verzoek te weeten gekoomen zijnde , quaamen eindelijk na dat zij verfcheide maaien verzogt hadden binnen te moogen ftaan, en onder het een of ander pretext afgezet waaren, in Scheepenkamer , die over de onredelijkheid van het verzoek van het Plof vrij wat gefurpreneert zijnde, verzogten aan Scheepenen, dat de zaak tusfchen den Officier en Ifaacq Neranus hier mogte afgedaan worden, of dat hij onder cautie de judia  ( 221 ) dïcio Sifti , en beloften van niets 't geen in zijn zaak voorgevallen was te ontdekken, uit zijne detentie mogte worden gerelaxeert , het geen haar als voor deeze afgellaagen wierd. Weinige daagen daar na, kwam de Zufter van den voorz. Neranus permisfie vraagen om haar Broeder in het bijweezen van die geenen , die Scheepenen daar toe zouden gelieven te committeeren , eens te moogen fpreeken en hem na eenig Bord-Papier, het geen hij gewoon was aan het Collegie van de Admiraliteit te leeveren te vraagen, maar wierd daar toe bij Scheepenen niet geadmitteerd. Na het verloop van zoo veel tijd en meenigvuldige difputen, daarinne de animofiteit, dien men toen tegen de eerlijkfte en gequalificeêrfte Regenten van het land hadde , klaarlijk uitftak, wierd eindelijk gerefolveert , een Misfive aan het Hof van Holland over dezelve zaak van den voorz. Neranus door den Secretaris Vroefen te doen fchrijven, luidende van woord tot woord als volgt. Ëdele Moog. Heeren. Wij hebben ontfangen UEd. Misfive gefchreeven in 's Gravenhaage den 29. der voorleedene Maand , daar op wij UEd. Moog. al eerder antwoord zouden hebben laaten toekoomen in gevallen wij gedagt hadden , dat Mr. Theophilus en Samuel Neranus bij UEd. Moog. (zulks wij uit de Leétuure van dezelve Misfive verftaan hebben) in perfoon gedagvaart zijnde, eenige de minfte fchru- Q Puu*  C 222 ) puulen zouden gemaakt hebben, omme voor den Hove van Holland te Compareeren, edog nademaa! dezelve tot nogtoe niet zijn te voorfchijn gekoomen, en dat overzulks die zaaken na de gewoonlijke manier van procedeeren van meerder lom'ueur zal wezen, als wij ons zelve ter eerfter inftantie wel geimagineerd hadden, zo hebben wij Amptshaiven niet konnen nalaaten, UEd. Moog. bij deze ferieufelijk te gemoet te voeren, dat het du al bereids drie weeken geleeden is, dat Ifaacq Neranus Boekverkooper alhier, ter zake, dat hij bij den Officier geaccufeert word, dat hij het bewust fchandeleus Pasquil , geintituleert Hollands venefoen in Engeland gebakken , gefchreeven in zijn huis gehad heeft, onder het Raadhuis dezer Steede, zonder dat de gemelde Officier hem voor Scheepenen deezer Stad nog te regt gefield heeft, gedetineerd is , eene zaak , die wij met ons gemoed, zonder daar over ten uiterflen misnoegen te toonen, niet wel zouden konnen compasfeeren, ten waare wij nevens UEd. Moog. wel konden oordeelen , dat er in deeze teegenswoordige bekommerlijke en dangereufe tijden de rust van de Republicq ten hoogflen aangeleegen is , dat de Auchurs van zulke en diergelijge fchandeleufe en faamrovende h'bellen bekend gemaakt zijnde , anderen dewelke haar met zoodanige vuiligheeden tragten te bemoeijen, tot een Exempel geftraft wierden. Edog, al hoewel wij om de voorz. welgegronde reeden bij deze tegenswoordige conjuncluuren van tijden ons bedunkens niet kwaalijk gedaan hebben ,  ( 223 ) ben, dat de voorz, Neranns, zijnde een Burger dezer Scad, die zig met zijne bandteeringe alzoo ons niet anders bewust is, altijd eerlijk geneert heeft, onder hec Stadhuis, zonder dat iemand tot dezelve acces heeft mogen hebben , bij ons tot nog toe gedetineerd is, zo moeten wij Ed. Moog, egcer klaarlijk betuigen, dat ingevalle de Heer Officier dezer Stad nog langer in gebreeken zoude willen blfj/'en om den voorz. Neranus voor ons te regt te fleiJen en tegens den zelve behoorlijk te procedeeren , dat wij tot voldoening van ons eigen gemoed en handhaving van de Juftitie op de iterative inftantie van de naafte vrienden van den voorz. Neranus , geobligeert zullen worden, zodanige Expedientien te exciteeren, dewelke fufflcient zijn, om de Juftitie haar voortgang te doen erlangen, en hebben wij ten dien einde den voorz. Officier aangezeid, dat uiterlijk binnen den tijd van drie a vier daagen zijn Actie teegens den meergemelden Neranus zal hebben te Inftitueeren, of dat wij bij onftentenisfe van die, nopende de incarceratie van den voorz. Neranus zodaanig zouden difponeeren als wij in goede confcientie bevinden zullen te behooren, waar van wij goed gedagt hebben UEd. Moog. bij Misfive te adverteeren, en zullen wij hier meede U , Edele Moog. Heeren , in de protectie van God Almagtig beveelen. Gefchreeven in Rotterdam den 8. Oktober 1672» UEd. Moog. dienflw. Scheepenen en die van den Geregte der Stad Rotterdam. T^r ordonnantie van dezelve en was geteikent W. Vroêsen. Q 2 Waar  C 224 ) Waar op het Hof in fubftantie refchribeerue, dat haare intentie nooit geweest was die Actie, die de Officier Verboom ter zaake van het Pasquil tegens Ifaacq Neranus vermeende te hebben, de Judicatuure van Scheepenen dezer Stad te ontrekken of die ongedecideert te houden, maar dat zij wel mogte lijden, dat op den eisch van den voorz. Officier op en tegens den meergemelde Neranus genoomen bij die van den geregte alhie-zoodanig gedifponneert wierde, als zij na geleer;ëndheid van zaaken zouden bevinden te behooren, als maar de voorz. Neranus deszelfs zaak , als weezende gedetermineerd , ten uiteinde van de proceduuren tegen Mr. Theophilis bij den Fiscus geëntameerd, wierde gedetineerd buiten alle aanfpraak van menfehen, waarop zoo door het ernftig verzoek van Vrinden als de gedeclareerde wille van het voorz. Hof na veele difputen over en weer eindelijk vast gefteld wierd , den Officier Verboom aan te zeg-gen , dat hij den voorz. Neranus op Zaturdag eerstkoomende, voor Scheepenen te regte ftellen zoude, of dat hij bij ontftentenisfe van die genoodzaakt zoude zijn op het verzoek van deszelfs vrinden te disponneeren. De Heeren Pedij en Gaal maakten op de geprefigneerde tijd in Scheepenen Kamer te weezen, alwaar zij niemand als haar Confrater Groeninx vonden , met den welken zij een geruimen tijd over de Kamer gewandelt hebbende, kwam er nog niemand te voorfchijn , de Officier wiens plicht het was, als aanklager, de eerfte, ten minften op het uur boven te zijn, was niet te vinden, na lang wag-  ( 225 ) wagtens wierd haar geboodfchapt} dat de Officier aan kwam gaan, en digt bij het Stadhuis was, die zij tot verwondering evenwel in een half uur nog niet vernamen,' waar van zij de reeden niet bedenken konnen, ten laatften is de Heer Pedij na de Charters gegaan , met intentie om den Heer Secretaris Vroefen te vinden, alwaar hij bij een zag ftaan den Officier en Schepen Beijer, met malkander zeer ieverig discoureerende, de voorz. Beijer door die cafualiteit in zijn praat geftoort zijnde, kwam weinig tijds daar na met vrij wat alteratie , zoo men uit zijn wezen konde afneemen, in Scheepens Kamer, wordende kort daar aan door den Officier en Scheepen de Meij gevolgt , als wanneer Scheepenen haar plaats begonnen te neemen, en haar te prepareeren tot de Befoignes. Na dat Neranus op het goedvinden van Scheepenen in de Kamer gekoomen was, en aldaar een oogenblik geweest, wierd er aan de deur geklopt, dewelke gelast zijnde te openen', kwam de Kamerbewaarder zeggen dat de Vrienden van de voorz. Neranus daar waaren , en verzogten de Heeren iets voor te draagen, het geen haar vervolgens geaccordeert zijnde , kwamen zij vergezeld met den Procureur Groesbeek, verzoekende dat de voorz. Groesbeek den voorz. Neranus in de defenfie van zijn zaak adfifteeren mogt, wederom buiten geftaan zijnde, berfte de voorz.de Beijer (alhoewel hij wel uit de contenance en woorden van alle de Scheepenen konde afneemen dat haar het voorz. verzoek niet wel geviel) met groote ontfteltenisfe van weezen in deeze waarop 3 den  ( 226 ) den uit , ik zie wel, waar toe men de zaaken zoekt te dirigeeren , ik heb daar meê den brui van: wat Duivel! Laat de zaak met alle de odieufe circumftantien publiekelijk op de rolle beplijt worden, en laat daar toe een groot getal Menfehen van de eene en andere zijde worden geccnvoceert, en laaten die malkanderen eens bij de kop vatten, die dan de blankfle billen heeft, zal boven leggen , zeggende op het laatst, ik waage daar vijf of zes honderd Menfehen aan, en is alzo met eene groote onftuimigheid , niet tegenftaande de Heer Pedij. zeide , dat niemand van Scheepenen eenige gedagten had, het voorz. verzoek toe te (laan. Maar dat die manier van zeggen vol feditie was , en dat de Muitemakers tegens de oude Regenten haar gal genoeg hadden uitgebraakt, dat men het volk door zulke manieren van doen niet meerder behoefde gaande te maken en eerlijke Lieden op het lijf te jaagen) uit de Kamer geloopen , meenende daar door na alle apparentie de zaak van de voorz. Neranus te traineeren tot de komfte van Leonard van Naarfen, die zig meenigmaa! had laaten verluiden , dat hij Neranus beklaagde , en van zijnentwegen wenschte, dat die zaak nooit voorgevallen was, daar bij voegende, dat ingevalle de voorz. Neranus niet konde aanwijzen , wie hem het voorz. venezoen hadde ter hand gcflelt, hij voor de Man gehouden zoude worden. Evenwel hebben de vier andere Scheepenen den Officier gelast, zijne informatien te produceeren , die bevonden wierden te beftaan in een gefchrift, dat genaamt was exa-  C 227 ) examinatie gehouden den 17. September 167a. ten overftaan van de Heeren van der Meiden , Burgemeefter Beijer en van Naarfen Scheepenen , hebbende tot adjunct Emanuel Wilfenes, Klerk ter Secretarij alhier, die de Notulen gehouden had, welke examinatie den voorz. Neranus voorgeleezen zijnde, is bij hem op vier voornaame articulen in dezelve gedaan ftellen gezegt, dat hij daar op zoodanig had geantwoord, maar dat hij daar ook eenige notable circumftantien hadde bij gevoegt, die hij zeide ter kwade daarinne verzweegen te zijn , hem wierd gezegt , dat hij zijn antwoord, daar meede amplieeren zoude, het geen hij zodanig deede, dat daar door de voorz. extenfie al het geen de Officier daar uit tot zijn laste vermeende te hebben voor een groot gedeeite geënerveert en kragteloos gemaakt wierd , het welk de Officier beginnende te merken, rukte het papier, daar de Secretaris Vroezen de voorz. extenfie op gecoucheert hadde, uit deszelfs handen, zeggende, dat die bewijzen niemand als hem concerneerden, zoo dat Scheepenen daar door belet wierden, dezelven andermaal Neranus voor te houden, en te vraagen, of hij daar bij bleef perfifteeren, het geen dan de de geheele zaak in confufie bragt , en oorzaak was , dat het begonnen werk daar bij bleef fteeken, ondertusfchen bragt men Neramus weer op de plaats , daar men hem van daan hadde gehaalt, alwaar hij eenen geruimen tijd zonder nader verhoort of iemand van zijne Vrienden te fpreeken, bleef zitten. De Officier bragt hem weer eindelijk voor O d Schee-  C 2^8 ) Scheepenen, en concludeerde, dat hij tot fcherper examen zoude gebragt worden ; buiten geftaan zijnde, refolveerde Scheepenen, vermits het laat op den Middag was , af te gaan, en de zaak van Neranus tot nader geleegenheid uit te ftellen. Korts daar aan kwamen de vrinden van de voorz. Neranus , haar oud verzoek wederom vernieuwen , de Heeren Beijer en van Naarfen, zeiden bij die occafie , dat zij verftaan hadden, dat de iever , die het Hof van Holland teegens Theophilus Neranus in het eerfte hadde getoont, om den Audteur van het voorz. pasquil te ontdekken, vrij wat verflapt was, en dat zij daarom voor haar Particulier niet zien konden , waarom Ifaacq Neranus , die op 't verzoek van 't voorz. Hof was geapprehendeert langer fleepende zoude gehouden worden, dat zij dierhalven gereed waaren , om aanftonds op het verzoek bij de Vrinden van denzelVe Neranus tot meermalen gedaan te disponeeren , en waar toe de andere Scheepenen insgelijks verklaarden vaardig te weezen. De zaak bij den Praafident in omvraag gebragt zijnde, wierd geconcludeert, dat Ifaacq Neranus, uit beflooten hegtenisfe gaan zoude, mits (tellendeborge voor een fommi van twee duizend guldens ten zulke Effecten, dat daar aan zoude kunnen worden verhaalt zodaanige fomma van penningen , als waar in Ifaacq Neranus bier namaals bij Scheepenen, mogte ge. condemneert worden. Den 19 September was de Vroedfchap over het fubjedt van de Secretaris Ampten bij een, waaromtrent de advijfen verfcheide liepen , zommige wil-  ( 229 ) wilden met het afleggen van dien dag tot het begeeven van de voorz. Ampten voortgaan, zonder alvorens Secretarisfen daar op tehooren, andere meenden, dat men haar de intentie van de Regeering behoorde bekent te maaken, en een Proef te nemen , of zij geneegen waaren vrijwillig van haare Ampten te defifteeren. De Burgemeefter van Zoelen was van gevoelen, dat de Secretaris Vroefen daar in geen difficulteit maaken zoude , vermits alle zijne Vrinden van haare Ampten ontzet waaren, het is waar, dat de voorz. Vroefen geen grote inclinatie had, om dat Ampt bij deeze vergadering langer te bedienen, maar nademaal hij wel wist, dat de Vroedfchap gerefolveert was hem den voet te ligten , wierd hij geraaden, haar die pas meede te laaten doen, om aan een ieder te toonen , dat het de nieuwe Regenten niet als om het roven en plunderen zoo voor haar zelve als voor de haare te doen was, men liet hem door den Penfionaris Kievit aandienen, dat ingevalle hij van zijn Ampt vrijwillig afftaan wilde, de Vroedfchap gerefolveert was , hem in verwisfeling Secretaris van de Weeskamer te maaken , dat immers dat Ampt zo loculent was als het zijne, dat de Regeering wel tegens zijn Perfoon niet hadde, maar dat zij hem van alle deliberatien van Staat uitfluiten wilden. Waar op de voorz. Vroefen antwoordde , dat de Vroedfchap haare inique proceduuren daar meede niet baptizeeren konde, maar dat hij als Secretaris Scheepens Kamer waarneemen moefte , alwaar niet als zaaken van Juftitie verrigt wierden, die roetdepoliQ 5 tie  ( £3» ) tie geen geuieenfchap hadden, en voor zo veel de deliberatie van de wet aanging, dat die maar privatelijk de Stad concerneerde, alhoewel het voorz. changement , voor zo veel zijn beurs belangde, hem niet fchadelijk konde zijn , maar in tegendeel voordeelig , zo was hij van gevoelen, dat hij de pligt van een eerlijk Man te buiten gaan zoude , ingevalle hij de voorz. prrefentatie aannam, om dat de Juftitie in het begeeven van het Secretaris Ampt van de Wees-kamer in de perfoon van den Heer en Mr. Willem Bifchop even zo groot was als in de zijne, en dat hij zig wel wagten zoude, van aan eerlijke luiden regtvaardige reedenen te geeven , om van hem kwaalijk te fpreeken , dat hij God Lof van zig zelve fubfifteeren konde, zonder dat hij daar toe het Emploi van een eerlijk man van nooden hadde : na dat aan de Vroedfchap door den gemelde Kievit rapport was gedaan, kwam Mofes van der Nagel haar Kamerbewaarder den voorz. Vroefen en Philip Bafteels Subfh'tut Secretaris dezer Stad aandienen, dat zij in de Vroedfchapskamer binnen komen moesten , binnen koomende, wierd haar wëegens' dezelve door den voorz. Kievit als Penfionaris voorgehouden, dat de Vroedfchap op verzoek van de Burgerij (welke naam malitieufelijk en tegens de waarheid gebruikt wierd) tegenswoordig bij een gekomen was, om haare Ampten bij deeze conjun&ure van tijden, vacant en impetrabel te ftellen, en nademaal het de Vroedfchap ten hoogfte aangenaam zijn zoude, in geval zij daar van vrijwillig kwaamen te defifteeren, en het Exempel van de oude Regenten, die  ( 23i ) die op het verzoek van de gemeente daar omtrent geene difficulteit hadden gemaakt, navolgden, zoo verzogten zij dien aangaande eene prompte verklaaring om haar daar na te kunnen reguleeren: waar op voorz. Vroefen en Bafteels, in Burgemeefters Kamer gegaan zijnde, wierden zij te raade om wederom in de Vroedfchap te gaan en die Vergaaderinge voor te houden , dat deze propofitie van de Vroedfchap haar zeer vreemt voorkwam, niet zo zeer, om dat zij ooit gedagt hadden, beter als haare meefters getraóteert te worden; als wel om dat zij haar geenzints konden imagineeren , dat de Burgerij van deeze Stad van haare conduiten, die zij in de Exercitiën van haare ambten geduurende den tijd van haare bedieninge gebruikt hadden en waar in zij vermeenden het interest van deeze Stad naar haare beste vermoogen te hebben waargenomen, zodanig gedegouteert was, dat daar over haare perfonen bij de Burgerij onaangenaam zouden zijn, dat zij dierhalven de inclinatie van de Burgerij in deze niet anders konden confidereeren, als voor een opgemaakt pretext, onder het faveur van dewelken men haar jegenswoordig nevens alle eerlijke Regenten, de voorz. emploijen trachte te beneemen , dat zij echter niet nalaten konden te zeggen, dat men hun geweld aan deed, en dat de Stad aan de voorz. Basteels door een particulier contract, verbonden was, het geen hij van zijn kant geadimpleert had, en dat bij gevolge de Vroedfchap hem zijn ambt niet ontneemen konde als met de uiterfte onrechtvaardigheid, hier lieten zij aan de gemelde Vroedfchap haare vrije  C 232 ) vrije deliberatien, en gingen ondertusfchen in Burgemeefterskamer, alwaar zij omtrent een quartier uurs geweest zijnde, weder binnen gehaald wierden, en tot antwoord kregen, dat de Vroedfchap wel hadde verhoopt, dat zij haare charges op het verzoek van de Regeering gequiteerd zouden hebben, maar het gunt haar van dezelve beleefdelijk was voorgehouden, meerder gedefereert, maar nademaal dezelve uit haar difcours gehoord hadden, dat zij daar toe gansch niet gedifponeert waaren, zo hadde gemelde vergadering na voorgaande deliberatie goedgevonden en verftaan, haare refpective charges vacant en impetrabel te verklaaren, zonder iets verders of anders daar bij te ftellen, van welke refolutie na gedaan verzoek haar lieden de Copie geweigert wierd, maar zij hebben daar na van goeder hand verftaan, dat de Vroedfchap niet gewilt heeft, dat van het voorz. gerefolveerde eenige notulen gehouden zouden worden. Ik keer wederom tot de hier booven gemelde articulen bij de muitineufe Burgeren gedaan op ftellen , dewelke den 26. der voorleede maand voltrokken zijnde , en door de voornaamfte oproermakers geteikent, kwam het te gebeuren, dat de Lieutenant Ouzeel ter dier tijd de hoofdwagt hebbende en bij geval op het Stadhuis zijnde, van zijn volk verzogt wierd beneeden in het Corps de Guardes te koomen , alwaar hij Lieutenant aanftonds verfcheen en van de Maats gedwongen wierd de voorz. articulen te produceeren, of dat zij bij weigering van dien, hem den hals zouden breeken , dewelke bij haar geleezen zijnde, gaf hij  C 233 ) hij haar tot antwoord , dat zij hem liever detl kop klooven konden als dat hij zoodanige dingen teikenen wilde, zo dat de Burgerwagt ter dier oorzaake in disordre raakte, de Capiteinen lieten on* dertusfchen niet na ieder in haare wijken de Bur> gers te difponneejen, ten einde zij de voorz. articulen onderteikenen zouden, het geen bij eenige Muitemakers gedaan en bij andere nagelaaten wierd, niet zoo zeer om dat zij minder malitieus waaren , als wel om dat de intresten omtrent hec dresfeeren van de voorz. articulen verfcheiden zijnde , die geene, die voor haar zelve of voor haar vrienden daar niets voordeeligs in zagen, niet ligt tot het onderteikenen refolveeren konden. Des anderen daags, zijn de voorz. articulen in de Vroedfchap geleezen, maar nademaal in dezelve veele dingen wierden terneder geilek, die bij de aangebleevene en nieuwe Regenten onfmaakelijk waaren, vond men goed, dezelve te feponeeren, zonder dat dien aangaande in de refolutien van de Vroedfchap eenig gewag gemaakt is. In dien toeftand van zaaken waaren de nieuwe Regenten, die wel wisten wat zij gedaan hadden, en dat zij de oude Heeren niet alleen van haare ambten ontzet, maar bij weigering van dezelve vrijwillig te verlaaten, ook na het leeven geftaan hadden, bezig met het excogiteeren van middelen, waar door zij haare perfoonen en ambten fecureeren zouden, meinende, dat over zulks de tijd gebooren was om ter vergadering van Holland daar heenen te dirigeeren , ten einde haar Ed. Gr. Mog. aan alle Ingezeetenen van deze Provintie een ge- ,ne-  ( 234 ) nerale amneftie verleenen zouden, om onder het faveur van dezelve alle Muit- en Oproermaakers, waar van zij de Hoofden waaren, impuniteit van h3are gedaane fchelmftukken te doen erlangen, de Leeden van de voorz. vergadering waaren daar toe niet alleen geneegen, maar wierden ook bij zijn Hoogheid ernftig aangemaant, dat zij met dat werk niet wagten zouden , maar daar meede op het fpoedigfte voortgaan, zo dat het fcheen, dat deze tragasdie nu uitgefpeeld was, en de mannen haaren zin hadden, en alhoewel de voorz. amnestie op den 27. September dezes jaars bij de Staaten van Holland is gearrefteert, zo heeft men egter goed gevonden met de publicatie van dien te fuperfedeeren tot den 8. November daar aan volgende, om middelerwijl door de muitineufe Burgerij nog eenige verandering te onderneemen, die de Hoofden der Muitemakers voorneemens waaren te doen. Den 4. Oftober quam hier tijding, dat de Engelfche Vloot beftaande in 70 a 80 Scheepen, die eene goede quantiteit Land militie op hadde, in Zee geloopen was, waar op bij die van Rotterdam de Capteins Klerefteijn, Gefchier, en van der Meer, met haar bijhebbende Compagnien Burgers na den Briel gezonden wierden, om in cas van Landing van den vijand, waar voor toenmaals zeer wierd gevreest, die Stad te helpen defendeeren, ten welken einde des anderen daags omtrent duizend Ruiters binnen deeze Stad kwaamen, om na het Land van Voorn te gaan, die daar bij troepen haar Logement door de Stad moesten gaan zoeken, om dat  ( 235 ) dat op het Herbergen van dezelve bij de Regeering geen order gefteld was, waar van 5 of 6 Ruiters op deri Schiedamfche Dijk komende,door de buurwijven van den Heer de Groot zijn Ed. ftal aangeweezen wierd, zeggende, daar kunt gij lieden bequamelijk logeeren, want konden zij voor deeze Franfchen logëeren, zij kunnen nu ook wel Ruiters van onzen Prins logeeren, waarop de voorz. Ruiters op de deur van de ftal zeer klopten en tierden , de buuren liepen voor aan de deur zeggen, dat zij de ftal open doen zouden , of dat zij de deur op de vloer loopen zouden, de ftal wierd geopent en de Ruiters raakten daar binnen, maar het bleef daar niet bij, zij liepen na haare makkers en riepen, hebt gij hooij of haver van nooden , koomt haalt het bij ons, wij hebben het in overvloed, waar in de andere niet lui zijnde, aanftonds met haar meede gingen, tegens den avond begeerden zij ook te eeten te hebben, het geen Mevrouw de Groot voor 18 of 20 perfoonen beitelde, nevens een half vat bier, waar meede zij dien nagt door bragten, en des anderen daags goeds tijds, na dat zij haare paarden wel gevoerd hadden, en zo veel kort voer als zij laaden konden mede genoomen hadden, vertrokken. Woensdags daar aan, zijnde biddag, vond men in de groote kerk veele ftoelen met pik en teer befmeert, dat de contra Remonftranten teegens de Catolijken en de remonftranten , daar op zij het meest geladen hadden, in heevige woorden deed uitbarsten , zeggende, dat men de Papisten en Arminiaanfche Duijvels het gat uit bruijen moeste, eer  C 236 ) eer het in het Land wel gaan zoude, en diergelijke invectiven in fubftantie meer, waar op des anderen daags bij die van de Wet gepubliceert wierd , dat zo iemand wist aan te brengen , den of die geene, die in de prince kerk de ftoelen aan ftukken gefneeden hebben, of tusfchen dingsdag en woensdag laatstleeden in de St. Laurenskerk de geftoeltens en ftoelen met teer befmeert, een vereering van 200 guldens genieten zouden. Den 10. derzei ver maand was de Vroedfchap vergadert om een dag tot het begeeven van de Secretaris-ambten, mitsgaders dat van de Weeskamer te beleggen, uit genoomen , dat van Mr. Allard van Couwenhooven , die de goede gratie van de muitende Vroedfchappen, door zijn meede muiten, zoo wel had weeten tecapteeren, dat hij voor een bequaam inftrument aangezien wierd om haar te kunnen dienen, en de fchelmftukken die zij naderhand in overvloed gepleegt hebben, te helpen, handhaven, maar vermits zij malkanderen daar niet wel verftaan konden, wierd het zelve uitgefteld tot eene nadere deliberatie, in welke Sesfie mede bij de Burgemeefters in propofitie gebragt wierden zeekere 22. articulen, die voor deeze op de naam van de Burgerij bij forme van Request aan de Vroedfchap waaren geprefenteert, waar omtrent verfcheidene confideratien vielen, •dog eindelijk geconcludeert, dat men de Burgerij tot Commisfarisfen zoude toevoegen, de Heeren van der Meijden , van Eijk, de Reus, Rosmaalen , en Biauw , om haar omftandiglijk op alles geinformeert hebbende, de vergadering te dienen van  C 237 ) van een omftandig berigt; de geenen, die van wee* gens de Burgerij op het Stadhuis kwamen, waaren de Captein Loiz, de Lieutenants Proons en Ouzeel, mitsgaders Johannis Borftius, de kreupele van Bellen, en Jacob de Colonia, alle uitgeleezene Muitemakers en die van feditieufe gedagten vol waaren. Daags daar aan 's middags omtrent drie uuven quaamen de voorz. Gedeputeerdens wegens de Burgerij boven , die in de Weeskamer gingen , en weinig daar na in die van de Burgemeefteren, daar de gemelde Commisfarisfen bij een waaren, ont-. booden wierden. Eenige wel geintentioneerde Burgers, die van al het gepasfeerde een afkeer hadden, en het werk van de Muiterij ten uiterfte verfoeid hadden, hadden zig meede ter. dier tijd op het Stadhuis vervoegt , en willende nevens de andere de kamer van Burgemeefteren intreeden , werden zij door Mofes van Nagel, kamerbewaarder, wederhouden , zeggen-de, dat hij geen ordre had haar in te laaten, des niet teegenftaande moest hij op haar verzoek kloppen , maar alzo bij Burgemeefters niet gewild wierd, klopte hij een weinig daar na wederom , binnen koomende, wierd hem gelaat de buitenftaande Burgeren aan te zeggen zo zij binnen wilden komen , dat zij konden» waar op aanftonds 40 in getal in de kamer traden. De Burgemeefter van der Mei jden , die het woord deede , vraagde , wat zij te zeggen hadden, hij kreeg tot antwoord, hoe zij hadden verftaan, dat R zee-  ( 238 ) teeker Request, beftaande in - 22. articulen, die zij voor de haare niet erkenden, maar ten eenemaal disavoueerden , aan de Vroedfchap op de naam van de Burgerij was geprefenteerd , waar op de gemelde Vroedfchap alvorens te disponeeren, goed gevonden had, eenige uit de haare te committeeren , om met de Burgeren dien aangaande in gefprek te koomen, en haare confideratien dien aangaande te hooren ; zij zeiden, dat zij tot dat einde eenige Burgeren ontbooden hadden , om dat zij met.alle niet fpreeken konden; zij antwoorden, dat men haar zo wel behoorde te hooren fpreeken als de anderen, niet alleen om dat zij als Burgers even veel regts hadden, maar wel inzonderheid, om dat zij tot confervatie van het Vaderland, immers zoo veel, ja ongelijk meer contribueerden , en nademaal de Heeren daar op voornamentlijk reflexie behoorden te neemen, dat zij een dag twee of drie verzogten , binnen welke zij aannamen een ander Request aan de Vroedfchap te prrefenteeren , het geen niet alleen in getal van de Burgeren die het onderteikenen zouden, het eerfte verre zoude furpasfeeren, maar dat bij de aller gequalificeerfte van de Stad , en die in het quohier van den 200fte penning de hoogfte gequotifeerd waaren , onderteikend zoude worden. De Heeren antwoorden , dat zij het advis van de Burgeren niet van nooden hadden, dat zij wel wisten wat zij te doen hadden , en wijs genoeg waren om zelfs te regeeren, maar de andere zeiden, dat zij altoos van dat verftand geweest waaren, en over zulks  ( m) xulks verwondert, dat men de oude Heeren met de Regeering niet had laaten geworden, maar met muiten niet eerder had opgehouden, tot dat men dezelve tegens alle regt en reede, violentlijk gedwongen had , haare ambten te verlaaten, warr op zij ilmpelijk gelast wierden heenen te gaan > zonder daar op eenig nader antwoord te ontfangen. Middelerwijl quam de Burgemeefter van Zoelen in de kamer van de Burgemeefteren, alwaar tusfchen zijn Ed. en den lieer van der Meiden hevige woorden vielen, ter occafie dat van die geenen , die haar dienst prefenteerden tot de Secretaris ambten dezer Stad gefproken wierd, de Burgemeefter van der Meiden, die de voorz. van Zoelen onder faveur van de Muiterij de voet had zoeken te ligten, wierd bij die geleegenheid van hem van Zoelen te gcmoec gevoert, dat hij zijn ftem aan iemand van de genoemde pretendenten had verkogt, de Burgemeefter van der Meiden borfle daar op in colere uit, en zeide dat hij een leugenaar was , en zulks in der eeuwigheid niet bewijzen zopde, hij antwoorde daar op dat Carolus van Aller, die een van de voorz. ambten pretendeerde, dien morgen aan zijn huis geweest zijnde, om het faveur van zijn ftem te verzoeken , en onder anderen fpreekende van die Heeren , welke hem geneegen waaren, in fpecie gezeid hadde, dat hij aan den Burgemeefter van der Meiden, alvorens hij zig aan hem engageeren wilde, uitdrukkelijk had moeten belooven, dat hij van Aller als Curateür van den boedel en goedeR 2 ren  C 240 ) ren van Nicolaas de Vogel, voor zo veel in hem was , zoude doen hebben zoodanige iomme van penningen als hij uit kragt van zeekere actie was prauendeerende, en dat in gevalle de voorz. Aller in zijne follicitatie quam te reusfeeren en het Secretariaat van Scheepenen bequam , met alle ernst bij Scheepenen zoude daar heenen dirigeeren . dat hij in de procesfen , dewelke tusfchen de crediteuren van den voorz. Vogel en hem van der Meijden voor de gemelde Scheepenen litis pendant waaren, triumpheeren zoude, de voorz. van der Meijden ontkende het zelve zeer hevig tn zeide, dat hij een corruptibele fielt was, tot bewijs van het welk hij den voorz. van Zoelen in facie aanzeide, dat hij van zeker koopman' genaamt Jan Slegt, hondert Ducatons genooten hadde voor dat hij bij het Collegie ter Admiraliteit alhier hadde te weeg gebragt, dat de voorn. Jan Slegt toegclaaten wierd zeekere partije Wijnroemeren in te brengen, dat hij ook terwijl hij Burgemeefter geweest was, en het begeeven van de fmalle ambten gehad hadde, verfcheidene van dezelve om geld hadde verkragr, door welk zeggen over en weder tusfchen haar beiden zodanige animofiteit ontftak, dat zij buiten de kamer op de zaal van het Stadhuis komende in prrefentie van verfcheidene Burgeren , zig niet alleen voor fchelmen en leugenaars uitfcholden , maar ook bij den mouw greepen , en bijna hand gemeen wierden. De Vroedfchap was nu en dan vergadert, om een dag tot de vacant gefielde Secretaris ambten * ' - te  ( 241 ) te beleggen, maar het fcheen , dat de Leeden daar in van geen eenpaarig fentiment waren, want dan wilden fommige de oude Secretarisfen houden, om dat zij kennis van Stads zaaken hadden, dan refolveerden zij eens na het exempel van andere Steeden die te ftellen ter dispofitie van zijn Hoogheid den Heere Prince van Orange, het geen op de refumptie wederom door een andere refolutie gerenverfeerd zijnde, wierd er eindelijk op den 16. Oktober goed gevonden en verftaan, de voorz. ambten op den 25. derzelver maand tebegeeven, als wanneer in de plaats van de Heeren Mrs. Willem van der Aa , en Willebrord Vroefen tot Secretarisfen dezer Stad geëügeert en verkoren zijn Mr. Carolus van Aller , en Mr. Jacob Muis de Brafur, en in plaats van de Heer en Mr. Willem Bisfchop tot Secretaris van de Weeskamer Mr. Gerbrand de Reus, mitsgaders in die van Philips Basteels Subftitut Secretaris derzelver Stad Emanuel van Welfenes, toen der tijd beëdigt Klerk der Secretarij alhier, die de refolutie en misfive van de Regeering gefchreeven aan de Staaten van Holland en zijn Hoogheid refpeftive tot ftuitinge der Muiterij (vermits dezelve om in het net gecopieerd te worden door zijne handen pasfeeren moeste) aan de voornaamfte Muitemakers communiceerde, en over zulks tot een premie van zijn trouwloosheid het voorz. emploij bequam, gelijk mede Servaas Hannot, die zig dapper in het muiten geweert hadde, tot loon van zijne arbeid ter zei ver tijd verkreeg om onderden titel vanSubftit. Secret. de Weeskamer waar te neemen. R 3 Ik  ( ) Ik kan niet nalaten te zeggen, dat Mr. Johaü van der Linden, aleer de voorz. Secretaris-ambten vacant geftelt waaren, zig niet fchaamde het Secretaris ambt van de Weeskamer te ambieeren, en om zijn follicitatie ingresfie te doen vinden» prsefenteerde hij het voorz. ambt voor de emolumenten alleen te bedienen , en bij gevolg de Stad van het jaarlijks traktement van 400. guldens het geen daar toe ftaat, te fubleveeren, zo als ik uit den mond van den Heer Jacob Timmers, als toen Vroedfchap dezer Stad, bij wien hij op dien voet had weezen folliciteeren, zelfs verftaan hebbe , het geen dies te minder in te fchikken was, behalve dat die actie bij zig zelve zeer ingenereus en oneerlijk was , om dat de Heer Willem Bisfchop , die het voorz. ambt bekleedde uit hoofde van de meergem. van der Lindens huisvrouwe van zijn naaste vrienden was. Den 6. November daar aan volgende, wierd de Regeering het bewust Placaat van Amneftie toegezonden, met last en ordre om het zelve op den 8. der voorz. maand te publiceeren, het geen de Staaten van Holland insgelijks aan alle de Steeden bij misfive bekent maakten, om aan de Muitemakers van deze Provintie, en inzonderheid aan de nieuwe Regenten van de particuliere Steeden, uit eene vaderlijke geneegentheid en voorzorge, op een en dezelve tijd impuniteit van haare fchelmftukken te doen erlangen, en nademaal de voorz. Amneftie een evidentelijke preuve is van de feitelijkheeden , die de nieuwe Regenten en andere Mujtemakers teegens de wettige Regeering onder-  C H3 ) dernoomen hebben, om dat die uit confidentie is gedaan emaneeren en op haar alleen met die van haare cabale applicabel is, zoo hebbe ik niet konnen nalaaten dezelve hier van woorde tot woorde te doen influeeren, ten einde de leezer zien mag, hoe diep de boosheid in de gemoederen van de feditieufe humeuren is te wortelen. De Staaten van Holland en Westvriesland alle de geene die deeze zullen zien of hooren leezen, doen te weeten, dat wij hebben bevonden, dat zedert eenigen tijd herwaarts in verfcheide Steeden en plaatzen dezer Landen zijn ontdaan geweest veele diffidentien en murmuratien teegens de Ingezeetenen van dezelve Steeden en plaatzen , onder andere , en wel voornamentHjk teegens de Overheeden , en Magiftraten aldaar , en dat die voorz. diffidentien en murmuratien aanleiding en oorzaak hebben gegeeven tot grootere disorders en confufie in dezelve Steeden en plaatzen, en nademaal de voortgang van die niet anders kan caufeeren dan het verderf van deeze Landen, dat die buiten alle forme van Regeering gefield en tot haare defenfie, mitsgaders afweeringe der vijanden onnut en onbequaam gemaakt worden, en dat dien volgende nodig is, dat het zelve tijdelijk op het kragtigft werde voorgekoomen, zonderling dewijl de Heer Prince van Orange volgens de aucthorifatie bij ons aan zijn Hoogheid den 27. van de maand Augustus laatstleede gegeeven, tot wegneming van de voorz. diffidentie , murmuratie en confufie, onR 4 ver-  C 244 ) vermindert de goede naam en faam van de Regenten zodanige order gefield heeft als zijn Hoogheid voor den meeste dienst van den Landen in het gemeen en van de Steeden en plaatzen in 't bijzonder geoordeelt heeft te behoren, zo is het dat wij uit eene vaderlijke genegenheid en voorzorge, op alles dat tot rust en welfland van de voorz. Landen en de goede Ingezeetenen van dien kan dienen, willende voorzien, met rijpe deliberatien van reeden na voorgaande advijs van den Hooggem. Prince van Orange en op zijn Hoogheids ernflige recommandatie en begeerte, geordonneert en geflatueerd hebben, ordonneeren en ftatueeren bij deezen, dat alle het gunt ter zaake der voorz. diffidentien en murmuratien, mitsgaders in de voorz. disordres en confufie tot nog toe niet is gepasfeert en voorgevallen van wat natuur en qualiteit, en bij wie het ook begaan zoude moogen weezen, zal zijn en blijven vergeeten en vergeeven , zoo als wij het zelve uit onze wetenfchap en Souveraine magt alle het zelve aboleeren, te niete te doen en vergeeven, bij deeze interdiceeren dienvolgens wel expresfelijk aan alle jufliticieren en Officieren dezer Landen, daar op nu of namaals tegens iemand eenig onderzoek , calange of vervolg te doen , hebben wijders mede na voorgaande advijs en op ernflige recommandatie en begeerte van hooggem. zijn Hoogheid wel expresfelijk geordonneert en gefiatueert, ordonneeren en flatueeren mits deze, dat voortaan niemand van wat fhat of conditie hij ook goude moogen weezen, zo wel binnen deze Stee, den  ( ) den als ten platte Landen, met woorden eenig* zints te beleedigen of in de auctoriteit en refpeór. haar competeerende te verkleinen , veel minder daar toe eenige oorzaake of aanleiding te geeven , of te maken, maar ter contrarie van haar alle fchuldige eer en gehoorzaamheid te bewijzen, op peere dat die geenen, die bevonden zullen worden contrarie te hebben gedaan, daar over zullen worden geftraft zoodanig , na exigentie van zaaken, volgens de difpofitie van de befchrevene regten en Placaten van den Lande bevonden zal worden te behoren , dat ook niemand van wat ftaat of conditie hij zoude moogen weezen , zig zal bevorderen de voorz. Overheid, Magiftraat, Officieren en Jufticieren, Scheepenen, Gerechten, en andere in wat dienst of emploij die ook zouden moogen weezen, zoo wel binnen deze Stad als ten platten Lande, of ook iemand van de andere goede Ingezeetenen van dezen ftaat onder wat praetext fchijn of voorgeeven het ook zoude kunnen zijn, zoo wel ten aanzien van haare perfoonen als goederen , bij wegen van feiten of met geweld in eenigerhande maniere te beledigen , te befchuldigen , of dezelve tot het een of ander te forceeren, dat alle die geenen, dewelke bevonden zullen worden daar aan handdadig te zijn geweest, niet alleen de hoofden maar ook de anderen, niet alleen de Mannen maar ook de Vrouwsperfoonen, die haar daar toe zullen laaten gebruiken, zonder eenige conniventie of disfimulatie, met de dood zullen worden geftraft, en dat van gelijke zonder eenige conniventie of disiimulatie na exigentie van zaa-  C 246 ) zaaken zelfs met de dood ook zullen geftraft worden alle die geenen, welke bevonden zullen moogen worden, met woorden of werken oorzaak of aanleiding te hebben gegeven, ten einde de voorz. Overheid , Magiftraat, Officieren , Jufticieren , Scheepenen en anderen, in wat dienst en emploij die ook zouden moogen zijn, of de goede Ingezeetenen van den Lande bij wegen van feiten of met gew.eld.i.n haar perfonen of goederen eenigzints beleedigt, béfchadigt of tot iets geforceert of gedwongen zullen mogen worden, fchoon de zelve de voorz. actie zelfs met haar perfonen niet zouden moogen hebben geadfifteert of bij gewoont, ordonneeren en ftatueeren meede, dat alle de goede Ingezeetenen van denzelven 'Lande en die buiten alle vermoeden eenige wegen van feiten, zo wel tegens de voorz. Overheid, Magiftraaten, Jufticieren , Scheepenen en Gerechte en andere in wat dienst of emploij die ook zouden moogen weezen, als teegens eenige van de goede Ingezeetenen zouden moogen ter hand worden genoomen, dezelve wegen van feiten zoo veel in haar is ook zelve, dog op aucthorifatie of ordre van dezelve Overheid, Magiftraat, Officieren, Jufticieeren., Scheepenen en Gerechte onder haare Capiteinen en andere Officieren gewapender hand te verhinderen en te beletten, de aucteuren niet alleen , maar die geenen, die haar daar toe zullen hebben laten gebruiken, ook zelfs des noods zijnde met de wapenen aan te tasten, aan te grijpen, levendig of dood dezelve te bemagtigen, zonder aanzien, te doen in gebreeken blijven, op poene van zelf  ( 247 ) zelf daar over geftraft te worden, zoo als na dispofitie van Regten en exigentie van zaaken bevonden zal worden te behooren, hebben wij nog voorts mede na voorgaande advis en op ernstige recommandatie, en begeerte van hooggemelde zijn Hoogheid geflatueert en geordonneert, ftatueeren en ordonneeren bij deezen , dat alle de voornoemde Ingezeetenen van den Lande, van wat ftaat of conditie, die ook zoude moogen weezen, zullen hebben te betalen de gemeene Lands fcbattingen en lasten, die bij ons tot nodige defenfie , albereits zijn of ook nog ingewilligt zouden moogen werden en de Ontfangers, Commiefen, Deurwaarders, en andere 's gemeene Lands middelen vorderende, de behulpzame hand te bieden , zonder dezelve met woorden of werken in eeniger manier te befchaadigen, beleedigen of in het voorz. invorderen eenige de minfte verhindering toe te brengen op posne dat die geene, dewelke bevonden zullen worden haar met eenige feitelijkheeden bejegent, aangegreepen, aangetast of befchadigt te hebben, met de dood zonder eenige conniventie of disfimulatie geftraft zullen worden , want wij niet meerder dan de rust en befcherming van den Lande en van de goede Ingezeetenen van dien ter harten hebbende, het gunt voorz. is, alzoo bevonden te behooren; gedaan in 's Hagc onder onzen grooten Zeegel, den 27. Septembe. 1672. onderftont ter ordonnantie van den Staat en was geteikent Hekbert van Beaumont. Waar  ( *48 ) Waar meede ik dit verhaal eindige, en deeze Stad met haare nieuwe Regenten veel geluk en voorfpoed wenfehen zal. D'oppermagt in het aangezigt fpoegen, Heeren Moorden* en bewroegen , Oproer ftichten fielt men vrij; Maar wat wonder, vrij te praaten Van een Dienaar van de Staaten Dat hiet Land verraderij Dat en mag men niet vergeeven, Daar zou Stad en Kerk van beeven Heer wat fchoonder Amnellij. E Y N D E,  1