Ex Legato VERRIJST.  PRIJSVERHANDELINGEN.   Prijsver handelingen, BEKROOND DOOR. HET GENOOTSCHAP TER BEVORDERING OER HEELKUNDE, T E AMSTE RDAM. eerste deel. Te AMS TERD/iM, li) l B. E L W E, m d e c x c i.   VOORBERICHT. ÏJlij het Programma des Genootfchaps van den jaare 1790 , is ter beantwoordinge vóór den eerden Mai van het jaar 1791 , voorgefteld, deeze Prijsvraag: Hoedanig is dé natuur, en welke zijn de of>rzaaken , kcnmerkèn en gevolgen der kropkliergezwellen, aan den hals en elders, zo gemeenzaam in ons Vaderland 9 Welke zijn , onder de reeds befchreyene geneeswijzen deezer gebreken, de besten? Is er buiten deeze, met opzicht tot alle mogelijke gevallen yan dién aart, eenige andere en betere geneeswijze? Zo ja, waarin befiaat dezelve , en door welke bewijzen wordt haar uitfluitend vermogen bevestigd? Van drie Verhandelingen over dit onderwerp, bij het Genootfchap ontvangen, heeft het den gouden Eereprijs toegewezen aan * 3  vi VOORBERICHT. die , welke ter Zinfpreuke voert: Hoi jireeletid is het denkbeeld, aan zijne lijdende natuurgenooten nuttig te kunnen zijn! en waarvan de Schrijver is, de Heer willem leurs, Heelmeefter te 'sGraayenhaage,Chirurgijn Major bij de Gardes du Corps van Zijne Doorluchtige Hoogheid, den Heere Prinfe van orange en nassau,enz.enz.enz.toenmaals, Lid des Genootfchaps, en der Haagfche en Utrechtfche Letterkundige Maatfchappijen, thans ook, van het Bataafsch Genootfchap der proefondervindelijke Wijsbegeerte, te Rotterdam. VER-  VERHANDELING OVER DE KROPKLIERGEZWELLER   VERHANDELING OVER DE KR OPKL IERGEZWELLEN, IN BEANTWOORDING DER P R IJ S - V R A A G E, VOOR DEN JA ARE 1791 , VOORGESTELD DOOR HET GENOOTSCHAP TER BEVORDERING DER HEEL* KUNDE, TE AMSTERDAM; DOOR DEN HEER W. L E U R S» INLEIDING» De kropkHergezwefleti, die aan den hals en elders voorkomen , zijn ongetwijfeld eene dier ziekten, dieniet zelden den ge-oefendften Heelmeefter doet verlegen Maan, den min ervaarett A  2 PRIJSVERHANDELINGEN VAN'HET met misdagen ophoopt, en aan het dwaalend bijgeloof den ruimden teugel viert. Niet zonder reden dierhalven hebben Beftuurderen van het Genootfchap : ter bevordering der heelkunde, te Amderdam, dit onderwerp , als de eerde vrucht hunner poogingen, van dat groote oogmerk , waartoe zij zig wel hebben willen onledig houden, waardig geoordeeld — en het is ook uit dit zelfde beginzel, dat ik op mij nam, deeze dof, hoe gewigtig in zig zelve, te bearbeiden. De fchikking, waarin deeze vraag-doffe, door het Genootfchap zelf, is uitgefchreeven , heb ik mij ten richtfnoer gehouden ; vandaar is het dat deeze verhandeling in vijf Jfdeelingen verdeeld is, als; I. Over de natuur der kropkliergezwellen. II. Derzelver oorzaaken. III. Haare kentekenen. IV. De gevolgen, en V. Derzelver geneezing. In ieder deezer Afdeelingen echter, ben ik meer of minder van den gewoonen leertrant, na mij zulks noodig toefcheen, afgeweken. In alles heb ik de denkwijzen , zoo der Ouden als hedendaagfche Genees- en Heel- kundigen , aan de gezonde reden en proefondervinding getoetst:  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. 3 voor zo ver zij hier aan voldeeden, heb ik hun behouden; daar zij 'er van afweeken, heb ik zulks aangetoond , of ben dezelven met ftilzwijgen voorbijgaan. Het gewigt der ftoffe vorderde allezins eene beredeneerde klaarheid: de welbevatheid nogthans van het gros der Lezeren , voor welken deeze verhandeling merendeels gefchikt is, eene bepaalde kortheid. Aan beiden heb ik trachten te voldoen ; en het is daarom dat ik, in niet genoeg gekende of duiftere gevallen, ruimer, in anderen van minder aanbelang, of meer gekenden, bepaalder gefproken heb. In alles heb ik de verbetering der Heelkunde, en door deeze, Tiet nut mijner lijdende Na* tuurgenomen bedoeld. Ik eerbiedige Hem, die boven mij hierin den lauwer mag weo-draagen 1 A 3  4 prijsverhandelingen van het EERSTE AFDEELING. Over de natuur der kropkliergezwellen. s. i. I Ïippocrates , met recht de Vader der Genees- en Heel-kunst genoemd,heeft reeds in zijn' tijd, eene ziekte aangetekend («) wier voordduuring de fchrijvers aller opvolgende eeuwen erkennen, en welker tegenwoordigheid ook nog de vernielfter van zo veele duizende flervelingen is : ïk meen de , helaas! zo weinig gekende, doch zo algemeene klierziekte, bij ons kropkliergezwellen genaamd. S. 2. Een gebrek aan kennis van den waaren aan deezer ziekte, heeft daarin, van alle tijden, de («) Aphor. Se£l. III. Aph. a6.  AMSTERDAMSCn GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. 5 grootfte misftellingen veroorzaakt , en gelegenheid tot veele duifterheden gegeeven. Vandaar de zoo veelvuldige verwarringen van die gebrek, mee de knoest-, kanker-, beurs- en andere gezwellen, welke men in de fchrifcen der beroemdite Schrijveren , zo algemeen aantreft: zij toch kenden even zo weinig de juifte zitplaats deezer ziekte als de uitwerkzelen die er uit voordvloeiden. % 3- Eene nadere en meer oplettende befchouwing van dezelve, heeft ons doen zien, dat de moschof water-klieren de algemeene zitplaats deezer ziekte was; en veele naauwkeurige Ontleedkundige Proefneemingen hebben zulks wijders bevestigd. S- 4- Deeze mosch- of water-klieren, door anderen bolronde klieren (glandula globata) genaamd, zijn enkelvoudige klieren , en beftaan uit eene zamenwinding van watervaten, door een celswijsweefzel verbonden, en hebben noch holte noch ontlastbuis. Haar gedaante is verfchillend; men vindt er langwerpigen, ronden , eironden , platachtigen, dikken en dunnen : zij zijn van plaats tot plaats met de watervaten zelve verbonden, A3  ö prijsverhandelingen VAN HET welker takken in en door dezelven fchijnen heen te gaan; doch de groote ontleedkenner p. cam« per heeft, door opzetlijk daartoe geno* mene proeven, aangetoond; dat de nam die in de klier ingaat, aan dezelve eenen tak afgeeft, die met veele omkronkelingen , diep in haare zelfftandigheid indringt; en de mede onvermoeide Ontleeder winslow (c) heeft opgemerkt, dat de 1 lam der watervaten, eer dezelve de klier ingaat, zig in verfcheidene takjens verdeelt; en uitgaande, ook met even zo veele takjens voordkomt, die onmiddelijk dan weder te zamen eenen tak vormen <— en, daar door de onvermoeide poogingen van den Heere hewson (óQ en anderen, zo onwederfpreekelijk gebleeken is, dat op en in alle plaatfen onzes lighaams watervaten gevonden worden , zo is het niet minder zeker, dat ook deeze klieren hun allerwegen verzeilen. Wat het gebruik deezer klieren betreft, de beste Ontleedkundigen erkennen zulks niet te weeten. Doch daar de wijze Natuur niets te vergeefsch gevormd heeft, zo zullen ook deeze (£) Vcrh. ever den waar en aart der kankerworditfgi medegedeeld in het Gen. Nat. en IJuis/i. Kabinet i, D, W. 307. (r) Ontlecdk. uitleggingen enz. 4. D. §. 534. (d) Sxftrimtntttl Uiquiries &c>  amsterdamsch genootschap der heelkunde, f dcelen, niet geheel nutloos in de fchakel van ons beftaan geweeven zijn. Mogen wij dierhalven op natuurlijke gevolgtrekkingen gisfen , dan zijn zij merendeels, zo niet geheel, gefchikt, om de, door de watervaten aangebragte lympha, in haaren loop te regelen, te vertraagen , en door haar bijzonder klierig maakzel, te bereiden, ten einde dit vocht, tot de genoegzaame verdunning der chijl, voor de inéénfmelting met den overigen vochthoop, allezins gefchikt te houden. S- 5- Eene min of meer harde, veerkrachtige en onpijnlijke opzwelling van een of meer deezer klielen,§. 4.noemt men bij ons gewoonlijkkrofikliergezwellen, kropzweeren enz. De oude Grieken, hi ppoc ra te s (e), galeNOS (ƒ) en anderen, noemden deeze gebreken 5^o/f£*^£rychoirades ,van %o) en ludwigC^) om van geene anderen meer te fpreeken, noemden de kliergezwellen aan den hals, ftruma , maar wanneer deeze ziekte zig op veele plaatfen te gelijk bevond, of door het geheele ligchaam verfpreid was, fcrofula.. (O Traité des turn. et des uhèr. Tom. II. p. 96. (k) De re med. lib. V. cap. 28. (/) Handl. tot de Chir. i. D. §. 297 en 298. ('«•) Proeve over de voorn, langd. gezw. bl. 14. O) I.c. lib. VII cap. XIII. (0; Comp.prax. p. 264. (ƒ>) No/cl. Method. Tom. III. P. II. p. 407. (f ) Print, lin, anat. pat hol. §. 19. A5  10 prijsverhandelingen van het Wanneer wij echter de natuur deezer gezwellen in aanmerking neemen, zo is het allezins zeker^ dat wij aan dezelve geene onderfcheid betekenende naamen geeven kunnen ; nadien deeze ziekte, het zij dezelve plaatslijk aan den hals , of algemeen verfpreid is, altoos een en dezelfde blijft. Dan, wij oordeelen ook deeze ziekte geen ftruma te moeten noemen; niet tegenftaande nog onlangs de Engelfche Heelmeefter white (r) in naarvolging der oude Latijnfche Schrijveren celsus, scribonius, rlinius en anderen,zulks noodig oordeelde: de betekenis van dit woord, gelijk wij gezien hebben , is te algemeen, en kan aan alle gezwellen zonder onderfcheid gegeeven worden. Wij verkiezen liever, met laatere fchrijvers , in naarvolging der aloude Grieken, deeze gezwellen fcrofula (*) te noemen. (r) Verh. over de Struma of Scrophula enz. vertaald door den Heer t11 dessin k. (*) Ik zeg fciofula in onderfcheiding met fcrophulte. welk laatrte woord met ph gefpeld wordj, en zo het mij met den Heere kortum (Commcnt. de vitio fcrofulofo. P. i. Seft. i. p. 33.) totfchijnt, meer eene Griekfche dan zuivere Latijnfche afleiding he>;ft — en het is onder dit woord fcrofula waarin ik, in de ruimfle betrekking, in het geheele beloop deezer verhandeling, de kropkliergezwelien verftaau zal.  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. 11 Buiten en bebalven deeze Griekfche en Latijnfche naamen, heeft deeze ziekte, luids eenige eeuwen, ook den naam van konings - zeer, of koning* - kwaad gekreegen; af komftig uit het bijgeloof dier tijden, waarin men zig verbeeldde, dat eene" enkele aanraaking der Koningen van Engeland of Frankrijk dezelve geneezen kon. §. 6. • Uit de reeds gelegde gronden, §. 4. ziet men genoegzaam , dat twijl door kropkliergezwellen niet alleen verftaan , die opzwellingen , welke in de klieren der watervaten van den hals, oxelen, liefchen enz. voorkomen, en die door veele Heelkundigen alleen voor deeze ziekte gehouden worden ; maar dat wij de opzetting deezer waterklieren, op en in wat plaatfe ook van het ligchaam, daar onder begrijpen. I 7. Het is eene ziekte, die veel-al onmerkbaar aankomt, langzaam voordgaat, zeer verfchillende uitwerkzelen heeft, en niet zelden in haare gevolgen allertreurigst is. §. 8. De kinderen, vooral tot aan de jaaren hunner huwbaarheid , zijn over het geheel, meest aan  12 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET deeze ziekte onderworpen: dan er zijn ook voorbeelden genoeg, dat volwasfen lieden, zelfs tot in eenen vergevorderden leeftijd, er door zijn aangedaan geworden. En mogen wij , uit de lijst der voorbeelden, voor zo ver een naauwkeurig onderzoek heeft kunnen nagaan, befluiten, dan ziet men dat het manlijke gefhcht, meer dan hetvrouwiijke daar aan onderhevig is geweest. §• 9- Bij de meest bekende volken wordt dezelve , fchoon onder verfchillende gedaanten, aangetroffen. In gemaatigde en koude Londen nogthans, zijn haare gewoone verfchijnzelen meer zichtbaar: en het is daarvan, dat men deeze ziekte zo algemeen in Engeland, Frankrijk en Duitschland waarneemt. En fchoon de aart deezer ziekte niet befnettend zij , zo als wij hierna zullen aantoonen, zo kan men echter volgends de beste, naauwkeurigfte waarneemingen en nog dagelijkfche ondervindin* gen, genoegzaam zeker Hellen , dat er bijna geene familien of huisgezinnen zijn, waarin deeze ziekte , in eenen meer of minderen graad, niet heeft plaats gehad, of nog aanweezig is. Ja men oor-  amsterdamsch genootschap der heelkunde. -i 3 deele over het groot aantal van Lijderen , daar, volgends het getuigenis van dionis (j) in zijn' tijd, jaarlijks, alleen door den Koning van Frankrijk, bij de vier duizend derzelven werden aangeraakt; en dat de Heer white (?) Heelmeeftev te Londen, onder zijne behandeling , in weinig tijds, alleen over de twaalf honderd van dezelven behandeld heeft. De Inwooners van ons Nederland , zijn niet minder dan die van Frankrijk en Engeland aan deeze ziekte onderhevig.' Geene huisgezinnen naauw* lijks zijn er, zo in de fteden als voornaamlijk ten .platten lande v of wij vinden veelal eenige der'zelver kinderen, aan kropkliergezwellen of andere, daar uit voordvloejende gebreken, onderhevig: ja wij verbaazen ons, dat, daar deeze ziekte, ook hier zo algemeen uitgebreid en verwoeltend is , dezelve, over het geheel, door onze Genees- en Heelkundigen, zo weinig gekend wordt. De natuur deezer ziekte zal in het beloop deezer verhandeling, vooral uit derzei ver kentekenen en gevolgen, nader blijken. (s) Chir, oper. bladz. 498. (Ol. c« 'm de voorrede.  14 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET TWEEDE AFDEELING. Over de oorzaaken der kropkliergezwellen, §. iï. * De Nawar heeft een jluier , wij geeven haar een masker , zegt een beroemd Wijsgeer. En, is er eene ziekte , waarop wij deeze waarheid met meer recht mogen toepasfen, dan is het onbetwistbaar de ziekte der water klieren. In de daad , de Natuur is eenvoudig in haare verrichtingen , en in haare afdwaalingen zig zelve veelal gelijk: zo wij haar flechts in haare gewoone werkingen opfpooren , dan ontdekt zig weldra het kennlerk haairer afwijking, en wij vinden de bron van derzelver oorzaak maar, zo wij ons zeiven, in de befchouwing van haaren waaren aart, verliezen; zo wij ons hersfenfehimmige omftandigheden, als oorzaaken haarer afdwaaling mogelijk Hellen , dan raaken wij in eene zee vol verwarring ,_daar wij, in plaatfe  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. 15 van het oogmerk te bereiken , hoe langer hoe meer in wegzinken. §• 12. Slaan wij het oog door zo veele eeuwen terug, dan zien wij met verbaazing, hoe klein de ftap is, die de Genees- en Heel-kunde , tot'de bevorderende kennis deezer ziekte, finds al dien tijd, tot heden toe, hier in gemaakt heeft. §• IS* - De Ouden fchreeven, in naarvolging van hippocrates en galenus, de oorzaak deezer klierziekte, aan dikke flijm . zwarte gal, gistingen , zuure itremming enz. toe , en vergisten zig dikwerf in de uitwerking voor de oorzaak te neemen. Laateren , bij welken men, uit eene naauwkeuriger kennis des kliergeftels, en door de ondervinding van zo veele eeuwen gefchraagd, eene betere en juiftere bepaaling der oorzaaken van dit gebrek natuurlijk zouden verwacht hebben, hebben eensdeels de Ouden gevolgd, en anderdeels tot veele onbeftaanbaare dwaalingen hunnen toevlugt genomen. Eenige weinigen echter zijn de latuur nader» gekomen; en deezen zijn het, aan wie ;yij de  1(5' PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET meerdere volmaaking onzer kundigheden in deeze ziekte meerendeels te danken hebben. (*) Dan ook deezen zijn verfchillcnd a en wij kunnen geen derzelven , om hunne meer of mindere onvolkomenheid , aan onze Landgenooten tot modellen voorftellen. Dit heeft den grond gelegd tot eene nadere 'overweeging , waarin ik allezins de eenvoudige Natuur heb trachten nabij te blijven , en haar alleen opgevolgd in die oorzaaken , welken in ftaat kunr.en zijn , om door haare tegenwoordigheid deeze kliergezwellen voordtebrengen. S. 14* (*) Neêrlands Heelrneefteren hebben voor de meerdere kennis deezer ziekte eene bijzondere verpligting aan den zeer geleerden Haagfchen Geneesheer thuessink , die in den jaare 1787.de verhandeling over de ziekte en ontm aarting der watervaten en klieren, enz. van den ervaaren Engelfchen Heelmeefter white, met een zeer geleerde voorrede en ophelderende Aantekeningen , in het Nederduitsch vertaald uitgaf: als mede aan de poogingen van den onvermoeiden en beroemden van der haar, die niet minder deeze ziekte in een meer helder daglicht heefc gefteld. In waarheid, deeze twee Schrijvers zijn de eenigen, die den Nederlandfchen Heelmeefter, welke niets meer dan zijne moedertaal verftaat. finds ruim drie jaaren, met meer oplettendheid eene ziekte hebben leeren kennen, die reeds zo veele eeuwen , en zo algemeen aanweezig was ; doch waarveïi zelfs de beroemdlte Genees- en Heel- kutidiges zweegen.  amsterdamsch genootschap der heelkunde. I? %. 14. Befchouwen wij vooraf, over het geheel, de clasfe der fcrofuleufe Lijders, dan dunkt mij is het zichtbaar , dat in hun geheel zamenftel een kenmerk heerscht,'t welk hun duidelijk van anderen, voor deeze ziekte minder vatbaar, doet onderfcheiden. Zien wij niet, dat zij, die een bloedrijk en tevens flets en zwak geflel, een dun en teder vel, bloozende wangen, doorfchijnende aderen, blond en zacht hair , blaauwe oogen, en een meer dan gewoon fchrander oordeel hebben, meer dan ande« ren aan deeze ziekte onderhevig zijn? Zo ook hebben veelen , waar onder zelfs de beroemde cuido (uj en severinus (v), opgemerkt, dat kinderen, die een korten hals, een klein voorhoofd , ingedrongene flaapen en eene breede kaak hebben, meest aan deeze ziekte onderworpen zijn bevonden. §• I5* Of deeze, $. 14., voorbefchiktheid echter onder de gelegenheidgeevende oorzaaken der fcrofulziekte behoort, dan of zij veelmaalen een gevolg vaa eene vroeger werkende oorzaak is, is niet get maklijk te bepaalen. (1*) Chir. bladz. 79. i (v) Dt rtand. abfeesf. «at. L. IV. C. VI. pag. iójj. B  ~ïS PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET Dan daar het zeker is, dat deeze voorbefchiktf heid niet altoos bij fcrofuleufe Lijders gevonden wordt, en dat wel eens kinderen, met evengenoemde kenmerken, meermaalen daarvan zijn vrijgebleeven , zo kunnen wij dezelven niet onder de ' oorzaaken zeiven Hellen : maar wij zien deeze verfchijnzelen Hechts aan , als een uitwerkzel eener voorbereidende oorzaak, waardoor, uit dien hoofde , deeze voorwerpen voor de ziekte zelve meer 1 vatbaar worden. $• iC Deeze voorbereidende oorzaaken zijn, of aangeboren of verkregen. ■ | . té ' Over dë voorbereidende aangeboren oorzaaken der fcroful-ziekte van de ouders op de'kinderen is ïang getwist; en voor zo ver wij weeten, door geene genoeg voldoende redenen tegengefproken of erkend geworden. Wanneer wij nogthans de ondervinding, die ons meermaalen op het fpoor der waarheid leidt, raadpleegen, dan zal deeze ten voordeele der laatfte, de erkenning naamlijk, beflisfen. En fchoon wij veelal niet in ftaat zijn, om de Natuur in haare werking te kennen, zo kunnen wij echter nies  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. 10 geheel ongegrond uit het gevolg haarer verrich= tingen oordeelen. | 18'. Ja wij erkennen de fcrofula , van de ouders op hunne kinderen erveiïjk,- en rneenen deeze overerving zo wel in hunne vaste, als in hunne vloeibaare deeleri te mogen ftellen. §• *9- De wijze Schepper heeft iri de Werkingen der Natuur , eene geregelde orde gefield , en niets aan haaren vrijen wil overgelaaten: even gelijk de eerfte zaaden van ons aanzijn gelegd worden,, even zo moet zij ze ontwikkelen, en niets is in deeze over het geheel gewooner, dan dat in deeze ontwikkeling het mechamesch geitel der kinderen, in meer of mindere hoedanigheden, met dat der ouderen overeenkomt. Deeze gelijkenis der kinderen op hunne ouders, die, zo wel in fommige grovere ligchaamsdeelen, als in fijnere wezenstrekken, ja veelal in overéénftemming van zielswerkingen , zo zichtbaar is , toont duidelijk hun gelijkfoortig beftaan der vaste deelen. Wanneer nu het mechaniesch weefzel der ouderen, bij hun, óf weleer, of nog tegenwoordig fcrofula heeft voordgebragt ^zal dit zelfde dan B a  »■> prijs verhandelingen van het ook hunne kinderen, die een en het zelfde weefzel, dat tot de vorming van dergelijke ziekten gefchikt fchijnt, bezitten, niet ook aan dezelfde gebreken onderworpen maaken? Onze reeds in de Heelkunst grijs geworden landen kunst-genoot,j. van der haar(w) getuigt hier van: „meermaalen heb ik opgemerkt dat kin„ deren, die bijzonder naar hunnen vader of moeder geleeken, van derzelver eigenaartige ziek,, tens wierden aangedaan." En iets verder zegt hij: „ Ook heb ik gezien, dat zig dit fomwijlen bij „ de jongens of meisjes alleen en bijzonder be„ paalde, en zelfs tot in het derde geflacht „ voordging." De Hooggeleerde cüllen, heeft even dit zelfde in een meer dan veertig jaarige en uitgebreide praftijk, volgends het getuigenis van den geleerden thuessink (meermaalen waargenomen: zo fchrijft de laatfte: „Leert niet de on„ dervinding, dat, wanneer er verfcheide kinde„ ren ia een huisgezin gevonden worden, waar„ van fommigen naar den vader, anderen naar de „ moeder gelijken, dat die ook aan de ziekte der „ ouderen, waarmede zij de meefre overeenkomst „ hebben, het meest onderworpen zijn? van dit (u>) Proeve over de hersfenen en zenuwen enz. in ie vaam. §. 132. ( x ) Inde voorrede voor white enz, bladz. 18. J  amsterdamsch genootschap der heelkunde. 21 „ gevoelen is ten minden mijn groote Leermee„ der Profesfor cullen, die mij dit als iets, het Welk hij, in eene alleruitgedrektde veertig„ jaarige praclijk, altoos had waargenomen, me- dedeelde, en hier van de aller aanmerkenswaar„ digfte voorbeelden bijbragt." En toetzen wij hierin onze eigene bevindingen, hoe veele kinderen zien wij dan niet dagelijks met dezelfde ziekten hunner ouderen fukkelen? €. 20. > Dat wij ook de overerving van eene bijzondere fmetdof van de ouders op de kinderen niet geheel verwerpen kunnen, leert ons de ondervinding : ja, daar de Heer van gesscher (y) en anderen , proefondervindelijk beweezen hebben, dat de ervelijkheid in het fmer. van den kanker van de ouders tot de kinderen overgaat, waarom willen wij zulks in de fcrofula ontkennen ? Hoe algemeen ziet men kinderen, die van vene* rifche ouders geboren zijn, aan krop-zweerige toevallen onderhevig ! Eene menigte voorbeeld den, wat men hier ook tegen wille inbrengen, beveiligen zulks: plenck (z) onder anderen, zag bij (j ) Heelkundige Mfngelflofen 9. brief, (s) Verh. over ie venusziekte, Ned. Vert. bladz. 90, 162, 163, 188 en i$6. B3  2* PRIJS VERH ANDELIN6EN VAN HET kinderen die uit venerifche ouders geboren wanen, dauwworm, bij anderen zeerhoofdigheid, val? lendeziekte, krop- kliergezwellen, beeneeters enz.; dit zelfde getuigen ook faber («),bloch (b\ en veele anderen : aanmerkelijk is , hetgeen de vermaarde koehler, in het ziekenhuis, hetwelk te Napels, ter geneezinge van zcerhoofdige kinderen gefchikt is, hiervan heeft aangetekend: dat naamlijk onder de 4c© kinderen, die de zeerhoofdigheid ( eene ziekte die zeer verwand is met de fcroful-ziekte) hadden, 283 geboren waren jnit, ouders, die in hetzelfde ziekenhuis, met de Venusziekte geworfteld hadden. Genoeg; wij willen hiervan geene meerdere voorbeelden opnaaien, maar wij "beroepen.ons alleen .opde bevinding van ieder oefenenden Heelmeefter, en meenen dat deeze eene genoegzaame verzekering aan onze gezegden zal opleveren. Het fmet der ouders, van wat aart hetzelve ook zijn moge , dat hunne lympha ontaart, deelt ook gewislijk deeze ontaarting aan hunne kinderen mede; en daar veele fmetftoffen van aart zijn, dat 'zij zonder de gefchikte tegengiften niet kunnen te ondergebragt worden, zo kunnen zij evenwel lang werkeloos blijven, vooral wanneer de ontaarting (0) #e S|?hmücker, Chir. fchriften. 1. B. bl. 166. (b) Medicinijche èemerkungeti. Sshe. 178.  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. 2$ niet groot, het fmet niet zeer fcherp, en de vas-. te deelen gezond zijn. De uitwerking deezer fmetftoffen van de ouders tot de kinderen zal niet altoos dezelfde zijn; de tijd, opvoeding, ligchaamshoedanigheden en meer andere omttandigheden , doen het fomwijlen geheel van aart vervreemden; dit zagen wij reeds bij het overgeërfde venusfmet; en, zegt de Heer van wij (c): » Somtijds hebs, ken de fcrofuleufe gezwellen, die men verkeer„ delijk kanker noemt, veel verwandfchap met,zo „ niet hun eenigen oorfprong van een venerisch „ gift: want veele aangeboren of behalven dien, „ veele' jaaren verborgene en in fcrofuleufe ver„ wandelde venerifche giften, kunnen ongemak„ ken te wege brengen, naar den kanker zeer ge„ lijkende, Dit gift i§ als dan zo oud, koud en „ door het gebruik van artzenijen of iets anders , s, zodanig veranderd en ontaart, dat het niet meer „ in ftaat is eene waare venusziekte voordtebren,, gen enz." En zal ook dit zelfde niet met de fcroful - ziekte der ouderen tot de kinderen geben;« ren? Het zij echter verre, dat wij de overerving der krop-kliergezwellen van de ouders op de kindeer c) Handelingen van het Genootfchap Servandis Qvlpus. 4. D. bladz. 178. &4  54 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET ren, altoos zeker ftellen ; in tegendeel, er moet eene bijzondere zamenloop plaats hebben, om dit üittewerken. Wanneer , bij voorbeeld, de fcroful-ziekte der ouders, noch eene bijzondere ziekte der vochten, noch een mechaniesch gebrek der vaste deelen is, maar dat dezelve bij hen, van toevallige oorzaaken afhangt, voor welke oorzaaken de kinderen bevrijd blijven; dan meenen wij geenzins te mogen vooronderftellen, dat de kinderen aan de ziekten hunner ouderen zullen onderhevig worden; en fchoon deeze ziekte bij de 'ouders, uit een werktuiglijk gebrek hunner deelen al eens voordvloeide, dan nog is de overerving niet zeker; daar wij zien dat de zwakfte, zieklijkfte en roismaaktfte ouders, fomwijlen de fterkft'e, gezondfte en welgemaaktfte kinderen voordbrengen. Alleen hebben wij willen doen zien , dat eene aangeborene en overgeërfde gefchiktheid van de 'ouders tot de kinderen, niet onmogelijk is, met betrekking tot de vorming der voorbereidende oorzaaken deezer ziekte. Door voorbereidende yerkregene oorzaaken, bedoele ik alleen de zodanigen , welke door haare tegenwoordigheid de vaste deelen beledigen , en de lympha ontaarten.  IUWÏTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. 25 Ik meen dezelven, in de eerde plaats, voornaamlijk in de opvoeding en leefregel te mogen plaats geeven. §. M. Van het tijdftip dat wij de baarmoeder verhaten, dringt de Natuur ons tot behoeften, gefchikt om het tedere geitel niet alleen te onderhouden , maar om hetzelve tevens te vermeerderen, te vergrooten. De altoos, en in alles, onbegrijpelijke Voorzienigheid, fchikte tot dit einde twee vruchtbaare vloejende bronnen, ik meen de borlten, waaraan de eerstgeborene , bij het thans misfen van het moederlijke en voedende bloed, zijne behoeften, geëvenredigd naar zijne kracht en aangroei, kan voldaan vinden — en, gelukkige kinderen, wanneer zij door eene verfoejelijke grilzucht hunner ontaarte moeders, hiervan niet verdoken blijven leert niet de ondervinding, dat zo lang het kind met het zog zijner gezonde moeder gevoed wordt, hetzelve geenzins aan zo veele verdrietelijke gebreken zal onderhevig zijn, als waaraan het, hiervan verdoken zijnde , onderhevig is? — het is ten minden eene vrij algemeene op- B 5  *6* prijsverhandelingen van HET >"A snerking, dat zuigende kinderen, en zo lang zij geene andere voedzels nuttigen, zeldzaam aan Ie fcrofui-ziekte onderhevig zijn. Edoch, bleef het in den beginne bij deeze na? tuurlijke, en in't yervolg bij foortgelijke eenvoudige , en met de omftandigheden van het kind, ftrookende voedingswijze ! maar naauwlijks ontluiken er fomwijlen eenige zinlijke en onderfcheidende fmaakvermpgens, of dezelven worden door eene verkeerde liefde en toegeevendheid, op alle mogelijke en fchadelijke wijzen geprikkeld, vooral mét voedzeleh , die voor het teder vaatgeftel deezer wichtjens, geheel ongefchikt en onverteerbaar zijn — wat moet hiervan het gevolg worden? de Natuur is niet in (laat dezelven te berei» den, en tot die dunte te brengen, die de tedere buisjens, waardoor zij moeten omloopen, verëifchen-,ja fomwijlen kunnen zij reeds niet tot de derde wegen, door de klieren van het darmfcheil, ge? bragt worden, of deezen worden er door opgezet j het overige,dat nog met de chijl in het bloed komt, maakt hetzelve dun, en bijgevolg ook de lympha fchraal en raauw. ' Zie des den eerften, den natuurlijkften grond, waaruit de zo veelvuldige klierziekten en foortgelijke "gebreken, bij jonge kinderen voordvloejen — ja de groote en altoos geroemde hippocrates (d) r%a") Dc loc. in Homine pag. 421.  amsterdamsch genootschap der heelkunde. 2/ heeft reeds voor meer dan twee- en- twintig honderd jaaren gezegd : dat indien de krachten van het ligchaam het voedzel overtreffen • dat is, wan? neer het behoorelijk en gemakhjk verteerd wordt , dan geeft het voeding en fierkte; maar ah de. kracht van het voedzel, die des ligchaams over; treft, dan brengt het eene menigte van ongemakken voord. Slaan wij het oog wijders op de opvoeding der kinderen in eenen verderen opklimmenden leeftijd, dan zien wij met aandoening, met welk een ongefchikt voedzel hunne zwakke maagen, over het ■algemeen, worden opgevuld. Daar ons geheel beftaan alleen zijn onderhoud, en voordduuring aan het voedzel dat wij gebruiken , verfchukligd is, zo fpreekt het yan zelf, - dat het gebruik daarvan, yooral in de eerfte jaaren onzer jeugd, waarin, de veêrkracht nog geen genoegzaam vermogen bezit om het fchadelijke te kunnen overwinnen , eenen grooten invloed op het geheele dierlijke geitel hebben moet; de beroemdfte mannen erkennen, en de ondervinding bevestigt zulks. Bgerhaayb («) heeft reeds gezegd : „ Indien onze vochten gemaakt „ uit meelachtige planten, of uit ooftvruchten , „ raauw qf gegist , de krachten van ons leven (e) éiplitr. 60.  ^8 prijsverhandelingen van het overwinnen , verkrij'gen ze in ons dien aart f „ welke aan haar natuur, door warmte gedoofd, „ toebehoort. Zuure fcherpheid en vette flijmigs, heid komen hier meest uit. De eerde komt „ vooral uit gegiste en niet gegiste; de laatde uit, „ meelachtige ooft- of peul-vruchten, niet gegist „ noch gekookt: waartoe ook die dingen behoo„ ren, welke door wrange zamentrekkingen eene „ taaiheid in de vochten maaken" — zo ook zegt zijn groote verklaarder, van swieten (ƒ.): „ Alle meelen met water gekneed, worden taai; „ na de gisting worden ze in geestrijke vochten „ veranderd; eh de gisting lang voordgezet zijn» de, verbasteren ze tot een fcherp zuur" ■— de geleerde hoffman (g) drukt zig dus uit: „Er „ is uit de geheele clasfe van voedzeis, geeft grooter vijand van onze natuur, en niets drijdi„ ger met de derkte en veerkracht van onze maag „ en darmen, dan de zuuren" — de beroemde uitlegger en verklaarder van den grooten linn^eus, m. hoüttuijn (A) zegt: „ Boonen met „ karnemelk, en aardappelen met azijn aan kinde- ren te eeten gegeeven, is het nadcligde voed„ zei, en de bronwel van veele onheilen voor „ hun." (ƒ) Annot. adApher. boerh. §. 63. (#) Opera omniafuppt. P. II. pag. 43, * CA) Aant. op de Chir, van platner. §. 276.  AMSTERDAMS.CH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. 2$) Befchouwen wij nu de opvoeding en het gebruik van fpijzen, bij de meefte kinderen, vooral die der arme lieden, derjooden en der boeren, in ons Vaderland, hoe algemeen vindt men bij hun het gebruik, of liever misbruik, der zo evengenoemde fchadelijke voedzelen! en hoe algemeen ziet men ook bij deezen, de fcroful-ziekte heerfchen! ■ ; ■ De geleerde van der haar (;), dat wij dit hier nog bijvoegen, zegt: „ Eene dikke onge,, rezen meel- of brood-pap, die door de warmte „ ras zuur wordt, in plaats van welbereid vrou„ wen-zog, fchijnt, in de eerfte plaats, noodzaake- lijk de darmfcheils-klieren te verftoppen , te „ vergrooten en te verharden — en dit, in het „ vervolg, door nog minder verteerbaare voed„ zeis bij jonge kinderen , te moeten verè'rge„ ren" —— en iets verder laat deeze fchrandere Heel-Artz, zig dus hooren: „In de Meijerije van „ 'j Hertogenbosch, houden bijna alle boeren hun „ ontbijt, met een pap of brij van roggen-meel „ met de zemelen; en hun overig voedzel beftaat „ meestal in aard-appelen en roggen-brood, zon- der bijna ooit tarwen-brood, verfche groenten „ of versch vleesch te zien — bij deezen, zie ik „ zeer veele menfchen, fchoon zij al vroeg en tot (/) Genees- tn Heel- kundige waarnemingen §. 4,  3'o PRIJSVÊRHANDIMNGEN VAN HET hun heil, zwaar werk doen, niet fcrofuleri —= „ in het tegendeel, in het Maaswaal - kwartier „ (Bommel- en Tielerwaard) daar altoos tarwen- brood , boomvruchten en zeep-aartige planten V worden gebruikt, heerscht die ziekte veel min„ der — in het noorden van Engeland en Schot„- land, heb ik gezien, dat de arme huislieden „ hunnen dorst, met een weinig raauw haver„ meel, in Water gemengd, ftilden, en zig ver„ zadigden met ongerezen brood van havermeel i, en water tot een klomp gemengd, en op eene „ plaat, boven het vuur , gedroogd ; en Ver„ ftond ook, dat de klierziekte aldaar zeer gemeen „ was/' Wij hebben dit zelfde in meer bijzondere deelen deezer Republiek waargenomen ; en hebben bij alten opgemerkt, dat alwaar de kinderen met meelfpijzen en grove aardvruchten gevoed wierden, de fcroful-ziekte in eenen meer of minderen graad, tegenwoordig waS; en moet niet het getuigenis van ieder oplettend Genees- en Heel-kundige dit bevestigen ? Niet minder is ook voor kinderen het gebruik van gegiste en geestrijke dranken fchadelijk: ja, daar menigvuldige voorbeelden hebben doen zien, dat derzelver misbruik, zelfs bij volwasfenen, veelmaalen kliergezwellen van den flokdarm,of der maag en darmen heeft voordgebragt; hoe veel te meer zal  AMSTËRDAMSCHGENOOTSCIUPDER HEELKUNDE, gï deeze uitwerking, op het teder geitel'der kinderen plaats vinden? • Het misbruik heeft niet alleen in het wezen der ongefchikte voedzelen voor kinderen plaats; maar de ongefchikte hoeveelheid van zelfs in zijne fooït gefchikte voedzelen, werkt dit zelfde uit— „ Hoe kan eene behoorlijke fpijsverteering bij kinde4, ren plaats hebben," zegt de geleerde idipa, j, wanneer de werking der maag, door haare ce 5> fterke uitzetting , geftremd, de werkzaamheid „ der verteerings - zappen, in de pias. der genuttigde voedingsmiddelen gefmoord wordt?" Niets is fchadelijker, dan aan de. kinderen te veef en te herhaald voedzel vöorteftellcn; hunne gewoone gulzigheid overfchrijt de maat der behoeften ; de maag is te zwak om de vereischte fpijsverteering te onderhouden , en daardoor blijven deeze voedzelen meer of min onbewerkt^ , en vormen dus dezelfde toevallen , als waarvan wij, in het begin deezer §. gefproken hebben. ' ' ' "pv«*«rwvrj t&movf ÜOO 18233 r.'Jfi Door deeze, $. s.3.,ongefchikte opvoedingen leefregel bij kinderen , wordt in de eerffe plaats eene ongeregelde verteerkracht aangebragt; de fpijzen worden niet bewerkt , gelijk zij vérei« fchen ,en maaken des eene raauwe onbereide chijl j  31 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET v die te meer van haare natuur zal afwijken, naar matte de aanvoer van voedzel, uit zijn' eigen' aart, verdervelijk en fchadelijk is. Deeze chijl, ongefchikt om het bloed de behoorelijke voedende kracht bijtezetten , moet deszelfs beftanddeelen fchraal, dun, en voor zijne verrichtingen min of meer ongefchikt maaken : het vaatgeftel, zal bij gemis van eene behoorelijke, door voeding onderhoudene veerkracht,verfiappen;en de lympha,die van het bloed, allerwegen , om zo te fpreeken , uitwazemt, zal, even als het bloed zelf, meer dun, overvloedig, raauw en onbereid zijn — en zie des de eerfte zaaden der fcrofula aanwezig., §. . ad. Wijders meenen wij verder tot de voorbereidende oorzaaken te mogen brengen, al wat in ftaat is, de vaste deelen te verzwakken, en de lympha te on taarten. Uit een algemeen verzwakt vaatgeftel, vloeit eene algemeen verminderde werking voord , en van daar ook worden de verrichtingen der eerfte wegen, fchoon men zulks aan geene ongefchikte voedzelen kan toekennen, te zwak, om zelfs het beste voedzel behoorelijk te bereiden, en vormt ten dien einde in de vochten dezelfde verfchijnzelen, welken wij bij eene ongefchikte fpijsverteering waarneemen.  AftïSTERDAMSCFI C-HNOOTSCHAPDERHEELKÜNDË. 33 §. 27. Vochtige woonplaatfen, laage en moerasfige knden, komen, ten deezen opzichte, bij kinderen , als eene voorbereidende oorzaak in aanmer* king; en eene genoegzaame ondervinding bevestigt derzelver waarheid. ,, Eene vochtige lucht" zegt de geleerde l. bikker (k) „maakt onsgan„ fche geitel zwak en flap, doet de waterdeelen „ tusfchen de vezel- en zenuw-draaden indringen, „ en belet de uitwazeming.-' En het is hiervan, dat de inwooners van ons Vaderland, 't welk meer dan andere landen , laag, vochtig, en moerasfig is , aan zo veele gebreken , die de kenmerken van een zwak vaatgeftel aanduiden, onderhevig zijn. S- a8. De lympha zelve, kan door veele voorbereiden* de oorzaaken ontaart worden, welker uitwerking, wij maar al te dikwerf zien, dat de fcroful-Ziekte voordbrengti Wij meenen hier toe te moeten brengen, het fmet der kinderpokjens , der mazelen, der venus* ziekte en van den kanker. C-O Vertoog over [de oorzaaken der zenuit - zielttns in ons land, enz, c  jj$ PRIJS-VERHANDELINGBN VAN §• ^ Dat de kindsrpokjem in hunne uitwerking, niet zelden eene gefchiktheid aan de lympha mededeelen, en overlaaten, die in ftaat is de fcroful-ziekte voordtcbrengen, wordt door eene algemeene on C a  £6 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET ja, in één woord, alle kenmerken van eene fcro* ful-ziekte aanduidde. De fcherpe waterachtige ftof, die bij deeze Lijders uit neus en ooren vloeit, de branding in de keel en aanhoudende hoest, toonen duidelijk genoeg, dat zij haare zitplaats in de lympha heeft. Dat het vtnusgift eene voorbereidende oorzaak deezer ziekte kan zijn , hebben wij reeds bij de overërving, §. 20. aangetoond. Het kan ook, na de geboorte aangebragt , de voorbereidende oorzaak eener fcroful-ziekte worden: zo zegt, onder anderen, de geleerde platner(/): „ Als jonge kinderen van moeders of minnen „ gezoogd worden, die venerifche kwaaien on„ der de leden hebben , zo komen daaruit dik„ werf de bekende kliergezwellen, fcrofula, aan „ den hals, en op andere ligchaamsdeelen voort."' Het gift van den kanker, is niet minder dan de voorgaande giften in ftaat, eene gefchiktheid ïn de vochten te veroorzaaken, waaruit de fcroful" ziekte geboren wordt, * (/) ttandh tot de Chirurgie 1. D. §. 276". *.  amsterdamsch genootschap der heelkunde. 37 Wij zullen dit flechts door één voorbeeld op. helderen: de beroemde hj ldanus (m) verhaalt van eene vrouw, welke den kanker in de borst en onder den oxel had; deeze zoogde haai kind; doch naauwlijks wa* het zes maanden oud, of het werd op alle plaatfen van het ligchaam 1 waar zichtbaare klieren gelegen zijn , aan klier©pzwellingen onderhevig. %> 33- Alle deeze (§.24. tot§.32.)opgetelde oorzaaken, die wij voorbereidende genoemd hebben, verzwakken het vaste weefzel, ontaarten de lympha, en vormen dus eene gefchiktheid tot het voordbrengen van die gebreken, welken aan de afdwaaljng deezer deelen eigen is. §• 34- Dan wanneer deeze (§. 33.) eerfte zaaden der fcroful-ziekte gelegd zijn , zo kan het ligchaam nog een geruimen tijd, in denzelfden toeftand blijven, alvoorens eenige zichtbaare kenmerken dier ziekte zig tegenwoordig toonen: ja, niet zelden wordt deeze reeds gelegde gefchiktheid, door andere en opwekkende oorzaaken in werking gebragt. O) Cent, JJ, obf. 78. C3  38 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET §• 35' In een ligchaam,bij voorbeeld, dat alle kenmerken van voorbefchiktheid tot fcroful-ziekté heeft, zal fomwijlen de minfte aandoening de werkende ftof daarvan in beweeging brengen, en de ziekte onmiddelijk daarftellen. Alle hevige gemoedsaandoeningen , en vooral de fchrik en vrees zijn hier bekwaam toe: de fneller beweging der vochten, en meerder zamenknijping der vezelen, zijn beiden werkende oorzaaken tot verftopping: en hoe veel te eer moet dit gebeuren, wanneer de tedere vezel der watervaten, de waterklieren, en de daar doorvloejende lympha , de kracht en hoedanigheid hunner natuurfhat misfen! §• 37- Zo ook heeft eene fpoedige en koude luchtsverandering, eenen weikdaadigen invloed op de vochten en vaten. De voorbeelden van zodanige Lijders , die aan fcrofula onderhevig , des zomers meermaalen geheel daarvan vrij zijn , doch van den aanvang tot het einde des winters daardoor worden aangetast, bevestigen zulks. Anderen, en waarvan ik er tegenwoordig nog onder mijne be-  •iAMSTERDAMSCH GE KOOT SCHAP DER HEELKUNDE. 39 handeling heb, krijgen bij de minite koude luchtsverandering , zelfs in den zomer, opzwellingen der waterklieren, vooral aan den -hals; doch deezen wijken ook weder, zodra eene meerdere warme lucht, plaats grijpt. Eene koude lucht werkt zo wel op de uit- als in-wendige deelen; veelmaalen zien wij de waterklieren van den hals , andermaal ook die van de borften , oxelen , liefchen , enz. er door aangedaan: niet zelden zien wij, dat dc koude, de Jong cn luchtpijp aandoet , derzelver tedere waterIdiertjens verftopt, en daardoor, zo dikwerf, de ongelukkige gevolgen van teering voordbrengt: te gereeder laat zig dit 'laatfte verklaaren, daar ontleedkundige proeven ons aantoonen , dat de mondjens der longwatervaten in de luchtpijp zig openen. Dat ook eene plaatslijke, en op een bijzonder deel van het ligchaam, aangebragte koude, fomwijlen in hetzelfde deel, klierverftoppingen heeft aangebragt, is meermaalen waargenomen : ja wij hebben dit meer dan ééns door eenen enkelen kouden wind of zogenaamde tocht, op de klieren aan den hals, zien ontftaan. J. 3*. De uiterlijke beledigingen, in tot fcrofula gcfchikte ligchaamen , hebben maar al te veel, tot C 4  40 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HBT de vorming van klierverftoppingen, in plaatslijke beledigde deelen,eene inwerking brengende gelegenheid gegeeven. Zo immers zien wij bij veele -kinderen , door het ongcfchikt knellen hunner tedere ligchaamen, met keurslijven en andere druktuigen, fomwijlen de uitwendige klieren der borfcen, en andermaal zelfs die der lever , milt en andere ingewanden verftoppen. Wij hebben bij fommigen, tot fcrofula gefchikte voorwerpen, door te ftcrke beweegingen vau het hoofd , en van de armen of beenen , opzwellingen der hals-öxel- en liesch-klieren gezien; ja zelfs worden bij deezen,zeerligtlijk de klieren der geledingen , door eene uitwendige oorzaak beledigd. S- 39- Zo ook kunnen ccnigc kwaadaardige huidziek' ten, waaronder ik voornaamlijk de hair- en dauwworm , zeerhoofdigheid , den algemeenen kwaadaartigen uitfag {herpes) enz. ftel, de in werking brengende oorzaaken der fcroful-ziekte zijn. Reeds is het aanzijn deezer gerbreken het gewrocht eener fcrofuleufe ongefteldheid; doch bij haare tegenwoordigheid blijven niet zelden de overige lighaamsdeelen van deeze ziekte vrij; en zij zijn des een heilzaam voordbrengzel van eeae nog niet geheel verzwakte natuur.  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. 41 Eene onvoorzichtige opdrooging en indrijving deezer gebrekeH, doet haare icherpte en ziekteftof in de lympha overgaan; en deeze, met dit fchadelijke bezwangerd, zoekt andere wegen, waar dit te ontlasten : zij prikkelt de watervaten en klieren , welken zig daardoor vernaauwen, en het bevatte doen ophoopen en verftoppen. Veeltijds plaatst zig de teruggevoerde ftof in de klieren rondom den hals of oxel; fomwijlen ook in een of ander ingewand der borst of van den buik; ja eene fpoedige indrijving van eene algemeene huidziekte, heeft wel eens eene algemeene klierziekte ten gevolge gehad. Algemeene en genoeg gekende voorbeelden bevestigen zulks. De opflopping van natuurlijke of door kunst gemaakte ontlastingen, waaronder wij voornaamlijk de maandzuiveringen , de aambeien, gewoone en hebbelijke neusbloedingen, verouderde verzweeringen , zogloozingen, etterdragten enz. begrijpen, zijn meermaalen de in werking brengende oorzaaken van fcroful-ziekten geweest. De Natuur, die een meer of min langen tijd gawoon wrs, langs bijzondere en evengemelde afleidingen eene voor haar overtollige of fchadelijke ftof te ontlasten, zig daarin gehinderd vindende, zoekt andere wegen, om zig van het geene haar C 5  42 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET hinderlijk is, te ontdoen; en in dit geval, zijn «iet zelden de reeds verzwakte waterkiieren haare >toevkigc $■ 4i- Eindelijk don ook kunnen tot de in werking fcrengende oorzaaken deezer ziekte, de reeds hier voor §. 28. gemelde fmeiftoffen dienen ; vooral dan , wanneer de ligchaamen reeds door andere oorzaaken tot deeze ziekté voorbereid zijn. Wij zien dit immers meermaalen door de poken mazel-ftof; ja zelfs fomwijlen door fommige koortfen, vooral door de fchaarlakenkoorts gebeuren? De werkende ftof deezer ziekten,, fchijnt over het geheel in de lympha te huisvesten: en hoe ligt zal deeze lympha, wanneer zij reeds door eene voorbereide fcroful-oorzaak beledigd is, meer ontaarten; en wel in zo verre, dat zij, door de bijkomende of overgeblevene fmetoorzaak deezer ziekten, haar teder kjiergeftel moet verltoppen en doen opzwellen ! In de venusziekte is dit boven alles zeer zichtbaar: de geleerde petit («) onder anderen , geeft daarvan onwederfpreekelijke bewijzen op : Eene vrouw," zegt hij, „van twintig jaaren, „ was in eene volmaakte gezondheid, federt tien jaa- ren dat zij was genezen van twee fcrofuleufe ge„ zwellen, een aan den voet, alwaar het been ( n ) Ziektetis der beenderen 2, D, t>L 243. Ked. Vert.  AMSTERDGENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. ,43 van de metatarfus, bijna geheel en al ge-ex,„ Sol tite'i het andere aan den hoek van de „ kaak , daar fommige klieren, door caufüken „ uitgenomen en de ulceratiën volkomen ge„ nezen waren. Tien jaaren na de volkomene geneezing , is zij getrouwd ; haar man, die „ kwalijk behandelde venusziekten had gehad , „ had nog een overblijfzel van een' druipert; hij „ zette haar een gonorrhaa bij; dewelke bij on„ geluk niet behandeld wierd zo als behoorde: „ en wel door iemand van dat foort, die geloo- ven dat de looping van een' druipen opteftop„ pen, dezelve geneezen is <— weinig tijds naar „ deeze valfche geneezing , zwollen de klieren „ van den hals , den oxel en van de liefcheti „ op; de oude wonden braken weder open; en „ de voorvoet, en de hoek van de kaak wier- den exo/ïojis." En wijders heeft nog deeze zelfde Schrijver gezegd : „ Wij zien alle dagen perfoonen van „ fcrofuls aangetast , die daarvan zijn genezen geweest ,• en bij wien zij wederkomen , inge„ volge eene onzuivere bijflaaping" (o). Huber, (^0, heeft de fcrofulen aan den hals, na een opgeftópten druipert zien ontdaan; en wij hebben datzelfde nog onlangs in de mee- C«) Ibid. bl. 239, (ƒ>) De tum.fcrof. maxi!, infer, &c. Ba/tl. 1713.  44 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET • fte klieren der liefchen, door eene venerifche be« fmetting , bij eenen weleer fcrofuieufen Lijder, waargenomen. . §. 42. ' 'r. In dus verre hebben wij de voorbereidende en in werking brengende oorzaaken der fcrofula gezien ; thans moeten wij nog de voordbrengende ofnaajle oorzaak deezer ziekte zelve, onderzoeken. §•43- Zij beftaat in eene verflapping en uitzetting van de mosch- of waterj- klieren, en in eene bijzondere ontaarting en ophooping der daarin bevatte lympha. §• 44; -m , : . In alle vochtgezwellen, zonder onderfcheid, is de naafte oorzaak, en in de vaste en in de vloeibaare deelen te gelijk : door haare naauwe verwantfchap kan de eene buiten de andere niet zondigen ; wannéér de eene lijdt, lijdt ook de andere; en men kan de minfte ziekte der vochten niet kennen, voor dat daardoor de vaten of vaste deelen tevens zijn aangedaan; en zodra het vaste is beledigd,ziet men een gebrek in het vloejende.  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. 45. S- 45- Het komt mij echter het meest waarfchijnelijk voor, dac de vaste deelen, de eerfte oorzaak van de natuurlijke afwijkingen der vochten zijn: immers zo lang deezen gezond, welgefteld, en in eene behoorelijke werking blijven, zo lang zal de menging en voordftuwing, en met één woord, alle verrichtingen der vloeibaare deelen , in eene behoorelijke orde voordgaan; maar zodra de vaste deelen in haare verrichtingen zondigen, even zodra wijken de daarin bevatte vochten van haaren natuurftaat af. In deeze voordduurende veêrkracht der vaste deelen, moeten wij de oorzaak ftellen, waarom eene, door vroeger fmetftof ontanrte lympha, niet eerder de kenmerken haarer ontaarting aanduidt. Klimmen wij nu op tot de uitwerking der voorbereidende oorzaaken op het ligchaam, dan zien wij algemeen, dat haar gewrocht in een te zwak en flets vezelgeftel beftaat. Eene algemeene verminderde veerkracht der vezelen, moet ook de werkdaad der watervaten en klieren verzwakken, en eindelijk haare voordftuwende kracht doen verliezen , waardoor de lympha moet ophoopen — dit is te blijkbaarder, daar menigvuldige voorbeelden bewijzen, dat bij eene vermeerderde levenskracht»,  40 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET niet zelden de fcroful-ziekte, zonder eenige andere middelen, herfteld wordt. §• 4<5. De lympha , die wij' weeten dat merendeels de dunne, vlugge en waterachtige ftoffe van het bloed is, en op, en in alle oppervlakten , zo buiten als binnen het ligchaam, door een onbegrijpelijk aantal van watervaten, wordt opgeflurpt, en door de waterklieren merendeels naar de borstbuis ( * ) wordt overgevoerd; deeze lympha zeg ik , kan uit haar' e;gen' aart geene gezwellen maaken;maar daar de werking der vaste deelen, door de voorbereidende oorzaaken verzwakt, het bloed, door zijn verminderde aanvoer van chijl, krachtloos , en de affcheiding der vochten ongeregeld is, zo moet gevolglijk ook de lympha, dat meerendeeb een gewrocht van het laatfle is, van haar' natuurftaat afwijken; en gepaard met de reeds zwakke vezel haarer vaten en klieren , in dezelven ophoopen. Van welk eene natuur echtér de ontaarting der (*) De watervaten ontlasten zig niet alleen in de borstbuis: eene naauwkeurige Ontleedkunde leert, dat de watervaten der onderfte ledemaaten, zig fomwijlen in de heupaderen (ven* iliaca) openen; die der boventle ledemaaten eindigen in den hoek der onderfleutelbeenfche, en halsaderen, in gemeenfchap van de borstbuis.  ATJISTERDARESCH GENOOTSCHAP" DER HEELKUNDE, 47 fcrofuleufe lympha is, fchijnt tot nog toe niet te hebben kunnen bewezen worden. Wij meenen nogthans, dat zij ingevolge haare voorbereidende oorzaaken, van meer dan éénen onderfcheiden aast is. Wanneer bij voorbeeld, eene algemeene zwakheid van het vaatgeftel, de oorzaak der ontiiarte lympha is, dan zal deeze ontaarting geene der be» fmettende ftoffen bevatten, noch ook door eigero aart daartoe overgaan ; maar zij zaf alleen , door haare eigene hoedanigheid zondigen; dat is, zij zai uit hoofde van eene mindere bereiding > meer fchraal, raauw en waterachtig zijn. En dat dit zo is, blijkt uit de gevolgen ; wanc zodra de natuurkracht, zonder andere hulpmiddelen, bij deeze voorwerpen, alleen vermogen genoeg krijgt, om het vaatgeftel te verfcerken, even zodra zijn deeze Lijders van hunne fcrofulen geneezen ; hetwelk nimmer gebeuren zoude, wanneer de lympha zelve eene beledigende ontaarting bevattede. Dan, niet zelden , gelijk w'j pezien hebben , worden de voorb, reidende oorzaaken der fcrofula, door eene fmetftof in de lympha zelve aangebragt: en in dit geval is de lympha de eerfte uitwerkende oorzaak, die door haar zondigende ftof langzaam de vaten beledigt, en tot de voorbefchikking deezer ziekten bekwaam maakt.  48 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET In dit geval, hetwelk vrij algemeen, en meer dar! wij denken plaats heeft, is de lympha geheel vaü haar' aart vervreemd; en fchoon de natuurkracht poogingen deede, om het vaste weefzel te verfierken, zo zal daardoor echter de verbetering in de lympha niet worden aangebragt; en de ziekte zal, in weerwil van alles, voordduuren. Dan, van welk een natuur de lympha in dit geval is , beken ik niet te weeten. Wij kennen de eigenaartige fcherpte der beledigende fmetftof zelve niet , en hoe zullen wij dan over de daaruit voordvloejende en door duizende omftandigheden veranderde ontiiardngen der lympha, gegrond oordeelen ? De voorbereidende fmetftoffen, welke tot haare ontaarting gediend hebben, verliezen, door eene langwijlige tegenwoordigheid in de vochten, niet zelden haaren eerften aart, en veranderen van gedaante. Uit de proefneemingen op deeze lympha zelve, kunnen wij niets zekers befluiten: alleen vinden wij, dat in dit geval haare ftof wrang, zuurachtig en eenigzins fcherp is: doch is bij overbrenging op andere ligchaamen, zo ver wij hebben kunnen opfpooren, niet befmettelijk. Over het geheel, fchijnt mij de ontaarting der lympha bij fcrofuleufe Lijders, veel overeenkomst met de vencrifche fcherpte te hebben, alleen dat zij  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DIR HEELKUNDE. 49 zij meer zacht, gemaatigd,- en doör overbrenging niet befmettend is haare uitwerking, in zö veele opzichten naar het venerifche zweemende , en de verbetering veelal naar het gefchikt gebruik van vernogende kwikmiddelen, onderfteunen mij in dit gevoelen. §• 47- Dat eindelijk en de verzwakking van het vasté weefzel, en de ontaarting van de lympha, beiden te gelijk , tot eene naafte oorzaak der fcroful-ziekte kunnen medewerken, behoeft geen bewijs: de ontaarting immers van de laatfte, belet de afwijking der eerfte niet, én zij kunnen gelijktijdig, door haare bijzondere voorbereidende oorzaakéa ^ afdwaalen, en deeze gebreken voordbrengen. §. 48. Dus hebben wij in deeze Afdeeling dén loop der oorzaaken welke aan ons toefcheenen in jftaas te zijn deeze gebreken te kunnen voordbrengen ^ zo kort en duidelijk ons mogelijk ware, ieder onder haare eigene gedaante , voorgeftcld. Thajia moeten wij nog doen opmerken, dat, daar eene enkele aanweezigheid van eene der genoemde oor* zaaken , in ftaat is deeze gezwellen te vormen ± een zamenloop derzelven niet minder gelchikc is D  £0 prijsverhandelingen van het dezelven te verwekken : ja veelal vloeit de eene oorzaak uit de andere voord,en er zijn er, welken altoos ten deezen einde gepaard gaan. DERDE AFDEELINa Over de kenmerken der krop -kliergezwellen. $■ 49- J)e vader der Genees- en Heel-kunst, de groote hippocrates, heeft niet te onrecht gezegd: De ziekte wèl gekend, is half geneezen — in waarheid , de kennis der ziekte legt den eerden grond tot haare geneezing; bij haar gemis tast de Geneesof Heel-artz als een blinde in het rond, en hoopt misdag op misdag, waarvan de Lijders gewoonlijk de ongelukkige dagtoifers worden. Hoe duiderer ziekte, hoe meer oplettend men op der zeiver kenmerken moet zijn ; en daar de fcrofula met veele andere gebreken, niet zelden eene veel gelijkende overeenkomst fehijnen te heb*.  AMSTEHDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. ben , zo is het te noodzaakëlijker, deszelfs onder» fcheidende kenmerken , duidelijk aantetdonen. $• 5°. Wij verdeelen deeze kenmerken in algemeene eri in bijzondere. Door de eerften verftaan wij, die algemeene verfchijnzelen, welken bij fcrofuleufe Lijders, merendeels over het geheel, plaats vinden. Onder de laatften bevatten wij voor eerst, de kennis der fcrofula op zig zelve ; ten tweeden, het kenmerk van haare bijzondere oorzaaken; en eindelijk, ten derden, de kenmerken der onderfchei Jenè foorten van fcrofula, en haar onderfcheid met andere, daaraan gelijkende gebreken. % Si- Öe algemeene kenmerken eener fcroful-ziekte j toonen zig in den beginne, merendeels, door eene opzetting der uiterlijke waterklieren , vooral aan den hals; eene zwelling van de opperlip en den neus, een bloozend wezen, een verwijden oogappel, een teder vel , een opgezetten buik, een zwakken pols, eenen onregelmaatigen eetlust, en door buikontlastingen. Dan, fomwijlen zijn alle deezen en andermaal flechts eenige derzelven tegenwoordig : algemeen D a  £1 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET nogthans, neemt men bij fcrofuleufe Lijders een flets,zwak en zeer gevoeliggeftelwaar,doorgaands gepaard met klieropzwellingen aan den hals , nek, of andere plaatfen; en bij veelen wordt die gefchiktheid gezien, waarvan wij reeds ( §. 14.) gefproken hebben* Bij eene meerdere toeneeming deezer ziekte, worden alle deeze kenmerken duidelijker, en tevens, uit de daarbij komende verfchijnzelen, de beledigde deelen meer kenbaar: van welk een en ander, wij onder de volgende §. fpreeken zullen. $• 52. Tot de bijzondere kenmerken bragten wij: 1.) de kennis der fcrofula op zig zelve. De Ontleedkunde leert ons, dat in en op alle plaatfen des ligchaams, waterklieren gelegen zijn; dus, dat ook in alle deelen deeze klieren kunnen opzetten,en gezwellen voordbrengen. De opzwelling der inwendige waterklieren, zijn , buiten eenen bijzonderen zamenloop, waarvan wij flraks fpreeken zullen, niet te kennen. De uitwendige kent men, wanneer op eenige plaats des ligchaams, doch voornaamlijk aan den hals, in den nek, onder den oxel, in de borflen, of in de liefchen, één, of gewoonlijk meerder harde , weêrftrevende , meestal verfchuifbaare , ronde,doch fomwijlen eivormige kRObbeltjens zig  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. 53 opdoen , zonder pijn en zonder verandering van de kleurder huid. De Ouden verdeelden deeze gewoonlijk, in enkelvoudige en zamengeftelde in beweegelijke en vastzittende — in diepliggende en oppervlakkige — in uitwendige en inwendige — in zachte en harde — in aanwasfende en bepaalde — in beflotene en geopende, en algemeen eindelijk in goed- en kwaad-aartige : tot de eerfien deezer bragtenzij, de onpijnlijke, losliggende, bepaalde en zachte; tot de laatften de ontfteekingachtige , pijnlijke, harde en kankerige. Zij bepaalden, volgends deeze afdeelingen , haare bijzondere kenmerken, en welken uit de naamen der verdeelingen zelve/ blijkbaar zijn. Wanneer het kliergezwel enkelvoudig is, dan is het gewoonlijk van eene uitwendige beledigen? de oorzaak af hangelijk, en wordt dan, merendeels, in eene der borden waargenomen; meest, nogthans zijn zij zamengefteld, en als een rist aan malkanderen: ja men heeft voorwerpen gezien, bij welken alle uitwendige waterklieren ontaart en opgehoopt waren. Indien er meer dan e'éne opgezette waterklier is, zo is gewoonlijk de eene grooter dan de ande-» re; zelden overfchrijden zij de grootte van een hoenderei; en vertoonen zig meest, wanneer zij veelvuldig zijn, in gedaante als een duivenei en. D3  PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET kleinder; ten ware in bijzondere gevallen, waarin men ze wel eens als een vuist en grooter gezien heeft. Bij haare opzetting zijn ook fomwijlen de nabijT gelegene watervaten zichtbaar koordachtig gezwollen: ik heb zulks nog, voorkorten tijd, bij een jong Edelman, van omtrent agttien jaaren oud, waargenomen, bij wien met de opzetting van de meefte waterklieren der liesch, deeze watervaten tevens zodanig koordachtig waren opgerpannen , rdat derzelver loop, met het bloote oog, tot onder aan de dije kon gezien worden. In den beginne zijn deeze gezwellen veelal onmerkbaar en onpijnlijk, en worden niet zelden als dan bij toeval ontdekt ; ten ware zij van eenige verplaatfte ziekteftof, of van eene fpoedig veranderde luchtsgefteldheid , haaren oorfprong namen, in welk geval zij haaftiger voordkomen. De lympha in deeze klieren opgehoppt, verliest haare vloeibaarheid, en gaat tot eene witte, taaje , fomwijlen kaasachtige, en bij een verouderd fcrofulgezwel, wel eens tot een kalkaartige ftoffe, over. In dit eerfte tijdftip zijn zij gewoonlijk klein , los en beweegelijk,en fchijnen,hoegenaamd, gee»e belemmering in eenige werkingen van het deel, waarin zij 'geplaatst zijn , aantebrengen in deezen toeftand kunnen ziji lang voordduuren j V  jRMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. en eindigen fomwijlen bij eenen meergevorderden leeftijd, geheel onmerkbaar, door verdwijning. Andermaal gaan zij tot verzweering over ; zij worden dan, daar zij vooraf ongevoelig waren , pijnlijk ; er komt in het midden van het gezwel eene roode vlek; vervolgends verfpreidt zig deeze roodheid, de pijn wordt heviger, en eindelijk ontdekt men gemaklijk eene vochtgolving. In deezen toefiand, vooral bij zwakke perfoonen, blijft het gezwel dikwijls zeer lang eer het openbreekt; en dan nog is de opening naauwlijks grooter dan de fteek van een fpeld; fomtijds zijn er twee of drie zodanige openingen , die een dun weiachtig en fomtijds etterachtig vocht uitloozen, waarin bij wijlen kleine deeltjens zijn, niet ongelijk aan klein gewreevene nootekorrels, behalven dat zij zachter zijn deeze ontlasting kan fomwijlen, in groote menigte , zeer langen tijd, ja zelfs jaaren aanhouden; ten ware dezelve ontaarte, en in eene meer uitgebreide zweer overging. Algemeen vindt men, zo wel bij lateren, als bij de vroegfle Genees- en Heel-kundigen, de fcrofula met knoest- kreeft- en beurs- gezwellen , en met kanker-venus- en fcheurbuikige verzweeringen verward: doch, daar ieder deezer gebreken, zijne eigene en bijzondere kenmerken heeft, zo zijn zij daarvan ligtlijk door een oplettend oog te onderfcheiden; en wij zullen dit, in de afzonde*D4 1  §6 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET lijke be'chouwing deezer ziekte , daar zulks hes meest voegelijk en nodig is, nader aantoonen, §• 53- 2.) Ilci kenmerk van de bjjzondefe oorzaaken, der Jcroful-ziekte, is hoof Jzaakli k gegrond op dat gee.ne, dat deeze ziekte is voorafgegaan; en laat zig reeds uit de verfchijnzelen der oorzaaken zeiven verklaaren. Zo immers zien wij', dat wanneer wij bij een kind, dat uit kwaadfuppige en ongeüelde ouders geboren is, de fcroful- ziekte waarneemen, deeze fcrofula een zeer natuur!ijk gevolg van de ziekte der ouders is ; vooral dan, wanneer er geerie andere kenmerkende oorzaaken tegenwoordig zijn — en omgekeerd, wanneer een zodanig kjnd van gezonde ouders geboren was, doch in de leefregel zondigde, dat deeze leefregel als de oorzaak moet befchouwd worden —en zo ook als kinderen, bij wie noch overerving, noch leefregel kan worden befchuldigd, na' eene voorafgaande kinderziekte of andere befmetting de fcrofula kreegen , dit alsdan een genoeg voldoend kenmerk oplevert, da: de aangebragte fmetftof der vooraf' gegaane ziekte a daarvan, hoofdzaaklijk de oorzaak nïoct zijn. enz, . . Dan dit kenmerk is niet alleen blijklijk uit de.  amsterdamsch genootschap der heelkunde. 75 voorafgegaane oorzaaken, maar ook veelal uit de yerfchijnzelen zeiven. Zo zal, bij voorbeeld, de fcroful - ziekte, wanneer zij alleen uit eene ongefchikte opvoe? ding en leefregel voordfpruit, over het geheel zachter voordgaande, gemaatigder in uitwerking, en algemeen zo vernielend niet zijn, dan zij, die door eenige fmetftof, in de lympha , is aangebragt: de eerfte zien wij meermaalen alleen voor eene vermeerderde natuurkracht wijken, daar de laatfte fomwijlen en de Natuur, en de vermogendfte middelen weêrlland biedt. $> 54- S.)Z)ö kenmerken der onderfcheidene foorten van fcrofula, en haar onderfcheid met andere, daar-, aan gelijkende gebreken, is eene ftoffe zo gewigtig, dat zij alle onze oplettendheid verdient. S. 55- Daar de klierziekte zo wel de in- als uit-wendi« ge deelen aantast , zo moeten haare kenmerken gevolglijk ook in in- en uit-wendige verdeeld worden. En fchoon de behandeling der inwendige ge» breken, een onderwerp der Geneeskunde zij; zo |s echter derzelver befchouwende kennis voor ieder* t»5  58 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET Heelmeefter onontbeerelijk: te meer in deeze ziekte , daar derzelver uitwendige verfchijnzclen, meest altoos een gevolg van die der inwendige fcrofula zijn, in welke de eene buiten de andere, veelmaalen niet genoeg kan gekend, verklaard en nimmer kan geneezen worden. Wij meenen dierhalven, ( fchoon ook het kortzichtig oordeel van fommige Geneesheeren, zulks in eene Heelkundige verhandeling wraaken mogen,) verpligt te zijn, willen wij deeze ziekte in haaren aart leeren kennen , dezelve tot in haare binnenite bronnen te vervolgen, opcefpooren en te verklaaren. \ Kentekenen van inwendige kropkliergezwellen. §■ 56, Alle inwendige deelen van het ligchaam, geene uitgezonderd, zijn voor de opzwelling der waterklieren , vatbaar : meerendeels nogthans worden dezelven in het darmfcheil, de lever, de milt, het Qlvleesch, de long, de luchtpijp , het hart en nartzakjen, den /lokdarm ,de maag, de darmen, het net: de nieren, de waterblaas,de baarmoeder, ja zelfs in de hersfenen gevonden.  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. 59 Sr 57- Over het geheel befluiten wij, tot de kennis deezer aangedaane deelen: 1.) uit de befchouvving van hunne natuurlijke verrichtingen ; 2.) uit hunne plaats 5 en 3.) uit de gevolgen hunner belemmerde werkingen. Wij zullen een en ander, uit de afzonderlijke befchouwing van ieder deezer deelen, op zig zelve, kortlijk ophelderen. S- 58. U-et darmfcheil. Geen deel van ons geheele ligchaam, is meer vatbaar voor verltopping, en opzwelling zijner waterklieren dan het darmfcheil • deszelfs ligging en vereeniging , onmiddelijk met het gedarmte, en de menigvuldigheid zijner watervaten en klieren, geeft hiertoe eene meerdere gefchiktheid; vooral, wanneer wij de oorzaak ia de opvoeding en fpijsverteering ftellen ; eene oorzaak toch , welke het meest, in deeze gebreken , bij kinderen plaats heeft. Eene niet genoeg bereide en te dikke of ongefchikte chijl, die in de melk- of liever gezegd water-vaatjens (*jvan het darmfcheil, overgaat,moet (*) De melkvaatjens van het darmfcheil zijn niet anders dan eene foort van opflurpende watervaatjens; even gelijk  „ zwaarende drukking en fpanning, dan van eene vaste „pijn, veroorzaaken, en wier omtrek, bijzonder in „hét begin, zeer veranderlijk, nu grooter, dan „ kleiner is. Wanneer men deeze hoekige harde „klompen met de hand drukt, fchijnen zij geheel „ beweegehjk ; zo de zieke kort te voren open „lijf gehad of. gebraakt heeft, zijn die gezwellen, „merkelijk kleiner en weeker; en integendeel „grooter en harder,-als hij een' tijd lang ver„ïtopt geweest is. Drukt men fterk op het harde „gezwel, dan befpeurt men onder de hand, de be„ weegingvan lucht, en een duidelijk klokken in het5 „gezwel ; de zieke krijgt fomwijlen, onder het E 3 ; '  70 . j? iujs verhandelingen van het „drukken eene oprisping, of hij loost veele winden „van onderen, en hierdoor wordt het gezwel merke„lijk kleiner. Rondom het gezwel, is het on„derlijf fomtijds ingevallen, en .als geheel le> „dig, fomtijds tot aan de wervelen ingetrokken. „ Langzaamerhand neemen die gezwellen meer de „overhand, zij vermeerderen in getal, grootte en i, hardheid; op het laatst wordt het geheele onderlijf j,als een trommel gefpannen, waarbij dan alle toe„ vallen verërgeren. Het braaken wordt hoe hnger ,,hoe fterker, de benaauwdheid meer en meer aan-„houdende,de verftopping desbuiks hardnekkiger, j, het ligchaam neemt klaarblijkelijk aan vleesch en „ krachten af,eene fleependekoortsftelt zig in,met „een fnellen , zwakken, kleinen pols; altijd korter „adem, droog hoeften, en gezwollene beenen; er „ komen zachter of fterker zenuwtrekkingen, of lig„ te eilingen , of eene aanhoudende verflappende „fluimering, welke den voorboden van een na„derenden dood zijn, die eindelijk fomtijds na ver„ fcheidene weeken of maanden van het begin der „ziekte, den Lijder van zijne elende bevrijdt". De hng. „ In den aanvang deezer ziekte in de „longen" zegt de Heer white (/) ,, zijn de (Ij \. c. p*g. 4<*.  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. 71 volgende toevallen , die dezelve kenmerken-, aanwezig: een fterke drooge hoest met eene „ moeiclijke ademhaling, voornaamlijk wanneer de „ omloop des bloeds , door beweging of andere „ oorzaaken aangezet is; de Lijder zal eene zeke5, re volheid gevoelen, en klaagen dat hij geene „ ruimte heeft om vrij zijnen adem te haaien: fom„ tijds zal hij aan eene ftompe drukkende pijn , i* onder de fchouderbladen, in de zijden, ofon„ der het borstbeen, onderworpen zijn. De pols „ is zeer veranderlijk, zelden zeer fncl en vol. De „ Lijder hoest fferk en dikwijls, doch ontlas: daar '-ij „ niet, dan eene fchuimende flijmftoffe, die uit de .„ keel voordkomt door het • geduurig hoeften. „ Wanneer de ziekte voor gaat, eindigt dezelve in verëttering, en veroorzaakt eene longtecrini-; .„ eene ziekte in dit land (Engeland) maarvoor„ al in deeze hoofdftad QLondon') zeer gemeen." De ondervinding van dit gebrek, ook hier in Nederland leert ons dc taal van deezen Engclfchen Heelmeefter eerbiedigen. Hoe veele voorwerpen zien wij niet dagelijks, die, zo het fchijnt, door eene ligre verkoudheid zijn aangedaan, een voordduurenden droogen hoest houden, fpanningen en benaauwdheden in de borst gevoelen , en eindelijk aan de teering of waterzucht in de borst fterven ! Bij de opening hunner lijken, vindt men doorgaands de longen, of geheel E 4  7» prijsverhandelingen van het of gedeeltelijk verhard; bij anderen dezelven reeds met zweeren bezet. „ De klierziekte, en vooral u der long" zegt van der haar («2) „is veelvuldig', hardnekkig en lungduurend, en vor„ dert fteeds clks aandagt." De luchtpijp. Bij de aandöeningen der klieren van de luchtpijp, wordt de Lijder heesch, hoest geweldig, welke hoest veelal droog,doch fomwijlen met fchuim vermengd is; hij gevoelt, langs de geheele luchtpijp, van de keel tot in de borst, eene lastige drooge drukking en fpanning; de ademhaa-' ling is fomwijlen moejelijk, doch de long kan zig ongehinderd uitzetten Bij de voordduuring wordt de heeschheid fterker, de hoest vermeerdert , wordt ftuipachrig, en eindelijk vervalt de Lijder in een phthifis laryngea of tabes} die den dood veelal ten gevolge heeft. De Heer thuessink (n), zag een' man van zeven-en-twintig jaaren, welke pijn in de keel met eene opzetting der klieren, die langs de trachea gelegen zijn, kreeg; hij was heesch, en klaagie over eene onlijdelijke droogte, die zelfs vermeerderde, na het gebruik van alle vocht; hij hoestte (ttij Gen. en Heelk. waarn. §. 16. («) 4»n(. op white enz. bl, 49,  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. 73 hevig, doeh gaf niet dan füjmachtige fluimen op: .zijne longen waren geheel niet aangedaan; hij kon dezelven zeer vrij opzetten en diep iniidemen 5 langzamerhand vermagerende,ftierf hij, als.een geraamte uitgeteerd. % 65. De /lokdarm. Niet minder dan de reeds genoemde ingewanden , is.ook de flokdarm aan deeze verdrietige kwaal onderhevig — de kenmerken daarvan , die wij hier alleen te befchouwen hebben , zijn zeer verfchillende, naar derzelver oomaken , die meermaalen deeze gezwellen, in dit deel, voordbréngen : over het geheel echter , is de min of meer belemmerde doorzwelging , vooral wanneer deeze op fommige plaatfen van de luchtpijp bijzonder kenmerkt, een der meest aanwezendc toeval' len van dit gebrek. Bij de toeneeming der ziekte, wordt de doorzwclging zeer moejelijk, en de flokdarm vernaauwt zig zodanig , dat er veelal geene dan vloeibaare voedzelen kunnen doorgaan;, fomwijlen komen er, bij iedere pooging om te willen'flikken, groote benaauwdheden , die veelal de ingedikte fpijzen, met veel flijm vermengd, wederom doen opgeeven; eindelijk raaken deeze Lijders uitgeput van krachten, zij vermageren, en vervallen tot eene tecring, die hun rampzalig leven eindigt. ■ E 5  74 prijsverhandelingen van het Verfcheidene en aanmerkelijke waarneemingen deezer ziekte, worden ons,door de geleerde bleüland (V) medegedeeld: men zie ook de aantekeningen van den Heere voegen van engelen (p), en die van carrere (q), helian (r), deaze (s) en anderen. * %. 66. Het hart en hartzakjen. Uit de ontleedkundige befchouwing der waterklieren, zien wij,. dat ook déeze deelen, voornaamlijk bet vet, dat de bodem 'van het hart beflaat, daarvan zichtbaar voorzien zijn, en de ondervinding bevestigt wijders derzelver verftopping en verharding. .Somwijlen is het hart, en andermaal het hartzakjen alleen, aangedaan bevonden:de kenmerkende'toevallen echter zijn meestal gelijk, en het is hierom , dat wij dezelve bij elkander neemen. Bij meest allen vondt men geduurige hartkloppingen, benaauwdheden, moejelijke ademhaaling en (o) Spec. Acad. Inaug. de diffïcili aut iwpeditd Alimenlorum depulfione Lugd. Batav. 178c. 00 G n. Nat. en Huisk. kabinet. 2. D. bi. 253. (?) Hifi. et Mem. ie la Soci. Royale de Medee. fan "1776. Tom. II. O) Ibid. - (O Pratüice of'furgerij. vol. 1.  amsterdamsch genootschap der heelkunde. 75 geweldige pijn voor het hart; waar bij dan fleepende koortfen, eene zieklijke ongefteldheid, uitteering, en de dood volgden. De onfterveliike boerhaave (O - ieverc, onder anderen, hiervan verfcheidene voorbeelden op. R.uisch («) vondt bij een perfoon, die lang met eene onophoudelijke pijn voor het har: gehakkeld had, en eindelijk aan eene uicteerende koorts ftierf, het hart geheel knobbelig van i vlakte , en met het hartzakjen vcrecmgd. E t a n 01nus (V), zag bij een' jongeling van vijf-en-twintig jaaren, die aan langduurige zieklijke.-ongefteldhcden geftorven was, het hart tweemaal zo groot als na gewoonte, en in het midden van zijne zelfftandigheid , eene witte klier , zo groot als een duim. Zeker iemand ftierf, na zeer langduurige hartkloppingen; deszelfs lijk geopend zijnde,vondt men het hartzakjen in de rondte aan het hart vereerigd, en geheel verhard en knoestachtig geworden (w): zo dikwijls deeze ongelukkige Lijder, reeds lang vóór zijn dood, had willen ademhaalen, was hij fchrikkelijk benaauwd geweest, en paarsch in zijn aangezicht geworden. Er zijn hiervan vee* ("/) Ziektekundige befchouwing van, het hartin 1736, aan zijne Leerlingen voorgelezen. (») Thefaurus Anatomicus. No. 36". (vj Hildanüs, Cent IV. obf. 50. (w) Nouv, de la Republ. des lettres 1'an 1701. T-.Iï.  76" prijsverhandelingen van het Je voorbeelden voorhanden; dat wij er flechts no), a n- *>RIJ W- Jeanroi (c), en meer anderen beyestigen het zo evengezegde. Vooral is - waardig hier over te leezen de brief van hildanus aan saracenus (d). En fchoon deeze Schrijvers, de verhardingen en opzettingen der maag, meest aan knoestgezwellen (fcirrhi) toefchrijven, zo meenen wij nogthans, pp genoegzaame gronden, als zeker te mogen ftel- (y) Hifi. Morb. Brix. 1741. pag. 17T. . ( z ) Journal de Medic. Tom. V. pag. 431. Zie ook, Tom. t pag. 41S!. (a) Gwtte d'Epidaure No. 34, et 36. ( />") Hifi. et Mem. de la Soc. Royale deMed. Pan. 1776. Tom. I. O) Ibid. (.d) Cent. IV. 05/. 32.  amsterdamsch geoootsciiap der heelkunde. 7j) Ien , dat deeze verhardingen, over het geheel-, geenzins fcirrheus maar fcrofuleus geweest zijn i bij de befchouwing van fcirrhus en fcrofula zullen wij dit nader aantoonen. §. 68. De darmbuis. Bij de verharding der klieren van de darmen, hebben veele verfchijnzelen, met die der maag, overeenkomst: immers de braakingen, de moejelijke en veeial belette ftoelgangén, de kwijning, vermagering en uitteering, zijn dezelfde. Dan er zijn ook kenmerken, die dit gegebrek van het voorgaande onderfcheiden. De meer gemelde waarneemingen van de Heeren macquart, andrij, jeanroi, la louet- te, carré re en anderen, verftrekken ons ook hierin ten richtfnoen . Algemeen vondt men, dat deeze Lijders klaagden , over eene inwendige doove pijn, door den geheelen buik, die fomwijlen met hitte verzcld ging; langzaam vermageren zij, hebben zelden ontlasting, en braaken het grootfte gedeelte van het voedzel weder uit. Hartfterkende en buikzuiverende middelen maaken de kwaal erger; de braakingen worden aanhoudend, en eindelijk worden alle voedzelen , zelfs de vloeibaare , fomwijlen zwart gekleurd weder uitgebraakt. Hier bij ver-  86 prijsverhandelingen van het heffen zig veelmaals pijnen , vooral bij het minfte gebruik van voedzel ; en daardoor wordt dan veelal koorts en flaauwten , aangebragt. De handen en voeten worden meer dan gewoonlijk koud, en de laatfteb zwellen doorgaands aan de enkelen op. Somwijlen kan men eenige verhardingen in den boog van'den kronkeldarm gevoelen. De lijder eindelijk vermagert, teert uit en fcerft. §. 69. Het net. Dc klierverftoppingen van het net, zijn in den beginne geheel onmerkbaar , en bij haaren voordgang zeer duifter. De weinige werkzaamheid die dit deel, over het geheel genomen, in de dierlijke huishouding der ingewanden oefent , maakt zijne belediging nièerendeels onbekend. In eenen vermeerderden trap van voordgang deezer ziekte nogthans vertoont dc buik zig hard en gefpannen, en eene doove pijn vërfpreidt zig •over z'jne gchecle uitgeftrekhcid. Bij eene verdere toenceming worden ook de ondergclegene ingewanden in hunne werking beledigd; de Lijders zijn veelmaalen walgachtig, en braaken fomwijlen, terwijl de eetlust vermindert — eindelijs vermagert het ligchaam , en de Lijder fterft aan eene zachte uitteerlng. 1 Heurnius verhaalt het geval van een kind, bij welk' niet alleen een menigte fcrofuleufe gezwel*  amstërda'msch genootschap der heelkunde. 8l zwellen ar.n den hals-en linker oxel waren; maar v-'- bij tevens bet ree met eene groote menigte danrvan voor ;ien wrs:zo ook beeft gegero (V), duizendo gcjwollene klieren in het net gezien. •'. s- ;;b n^od/wd i §• 7°* ' t, ■ : - . :. . De lieren. De nieren zijn meermaalen verhard en knoestachtig gevonden; en leveren des een bewijs op, dac zij, even als de voorgaande ingewanden, voor eene Fcrofuleufe opzetting vatbaar zijn. Het kenmerk daarvan is: eene zwaarte, en doovc pijn, aan ééhc,of zo zij beiden aangedaan zijn, aan beide zijden der lendenen; de affcheiding der pis wordt langzaam minder ën belemmerd; de pis zelve is veelal zeer dun en bleek-,- en fomwijlen met veel fjijtn bezet. Bij de vermeerdering der fcrofulen worden de toevallen heviger ; er komen verzweeringén, en ontlastingen.van eenen Moedigen etter: veelmaalen ohtftaan er ftuipen, en de lijders fterven fpoedig , of er komen fleepende koortzen en zij teeren ,' na aanhoudende pijnen , ,opftoppingen van water bij tusfehenpoozing, en veele andere, hieruit voordvlöejeride ongefnakkeh, geheel uit. Eenmaal zag ik een kind' van omtrent zes jaa(0 Q? sauvag, Nofol. Method. III. P. II. pag. 311. F  82 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HEf ren, aan langduurige en aanhoudende pijnen in de lenden fukkelen; het water was helder en bleek; langzaam verminderde deszelfs affcheiding, en de pijnen werden meer fteekende en fcherp; de eetlust yerminderde; het kind vermagerde en ftierf omtrent een jaar daarna. Van het begin der ziekte tot aan zijn" dood , waren wij in een zeker vermoeden, dat de fteen der nieren de oorzaak van de gemelde toevallen was; doch bij de ontleeding bleek , dat eene aanmerkelijke vergrooting en verharding der beide nieren , alleen als de oorzaak van alles moest befchouwd worden. De overige deelen van het kind waren gezond. S- 71 • De waterblaas. Bijna het zelfde als in de nieren neemen wij ook in eene verharding der klieren van de waterblaas waar ; alleen met dit onderfcheid, dat de lendenen minder pijnlijk zijn, en de verharding en uitzetting, fomwijlen boven de fchaambeenderen kan gevoeld worden: de pisontlasting, is, bij de toeneeming der kwaal, dikmaals pijnlijk en fteeds weinig ; om dat de verminderde holte der blaas derzelver verzameling belemmert, en, op het laatst fomwijlen géheel belet. Men vindt hiervan verfchcidene aanmerkelijke waar-  AmsTERDAMSCH genootschap dér heelkunde. §3 heemingen bij den méergemelden fabricius HlLD ANUS (ƒ). §• f** De baarmoeder. Dat er verhardingen, knobbelachtige uitzettingen en zogenaamde kankers in de baarmoeder voorkomen, daarvan gewaagen meest alle vroedkundige fchriften; ja men heeft dezelven fomwijlen verbazend groot gevonden (*_). Derzelver kenmerken zijn veelmaals zeer duifter, en niet zelden worden dezelven het eerst bij de verlosfingen en na den dood gevonden. Bij anderen openbaaren zij zig , door eene kennelijke harde opzueliing, waardoor niet zelden de pisloozing moejelijk wordt. De maandzuiveringen zijn bij zulke Lij deresfen, wanneer zij in de jaaren van derzelver vloejing zijn, ongeregeld, en veelmaalen geheel belemmerd;bij eene meerdere toeneeming;, gevoelen zij eene zwaarte, en bij rusfchenpoozing fteekende pijnen in dat deel, waarbij dan eene ilijmachtige , daarna fcherpe bloe- (ƒ) Cent. U Obf. 56. 71. & Cent. 2. obf. 65. (*) Hi ldanus heeft dezelve ter grootte van eell kindshoofd in 't lijk eener vrouwe gezien (Cent. I. obf. 67. Zie ook de 64 en 65. waarn. in d^it zelfde boek) eenmaal vondc hij de baarmoeder zelfs tot eene verbazende grootte verhard, (jdeti/i lil, obf, 57.; F 3  84 prijsverhandelingen van het dige, en fomwijlen zwarte ftoffe uit de fchede1 vloeit, Hoe zeer ook dit gebrek, door meest alle Genees- en Heel- kundigen, voor fcirrheus en kankerachtig gehouden worde , meenen wij echter, met den Heere van der haar te mogen zeker ftellen, dat hetzelve alleen van eene fcrofuleufe oorzaak afhangt, en waarlijk kropzeerig is. „De bijzondere fnotaartige ftof", zegt evengenoemde Schrijver, „ zo zeer naar fcrofulvocht „ gelijkende, welke zig daarbij, zo mij. dunkt, „ ontlast, brengt mij in dit gevoelen (g)." De hersfenen. De waterklieren binnen het bekkeneel bevat, zo die der hersfenvliefen als hersfenen zelve, worden ook fomwijlen opgezet en verhard bevonden; en de ontleding heeft getoond, dat zij,even als de fcrofula,met eene taaje kaasachtige ftoffe gevuld waren. Deeze verharde klieren zijn van onderfcheidene grootte, hardheid en plaats: men vindt van dezelven verfcheidene voorbeelden bij hildanus'(h)* qu es na ij (f) en anderen. (g) Gen. en Heelk. waarn. §. 23.' (ft) Cent. I. obf. 71. (i) Verh. tan de Acad. der Heelk. vert, door xrout 1. St. bl. 380.  am6terdamsch genootschap der heelkunde. 85 De kentekenen deezer ziekte zijn in den beginne zeer duifter, en mogelijk alleen aan eene bepaalde en drukkende pijn merkbaar: meestal echter wordt de fcrofulziekte in de hersfenen gevolgd van eene iiitftorting van water, tusfchen de hersfenen en holte van het bekkeneel bevat, en als dan inwendig waterhoofd {hijdrocephalus internus} genaamd. In deezen -tijd levert dit gebrek eenige duidelijker verfchijnzelen op, en wij zullen dezelven, daar deeze ziekte bij ons niet zeer bekend is, op het voetfpoorvan den geleerden thuessink (/fc), een weinig naauwkeuriger omfchnjven. In den beginne is de lijder lustloos , walgachtig, en braakt fomwijlen; hij gevoelt eene geduurige pijn, boven de oogen, fomtijds meer aan de eene dan aan de andere zijde van het hoofd , dat meer na de pijnlijke zijde overhelt; deeze pijn verwisfeit met buikpijnen , de oogen traanen en willen geen licht verdraagen; er is eene geduurige ilaapeloosheid , en wanneer de flaap overvalt, is dezelve onrustig ; dan hoort men van tijd tot tijd knersfingen der tanden , het kind knijpt geduurig in den neus; de pols is eerst natuurlijk , dan zeer fchielijk. Deeze toevallen worden bij deezen fpoediger , bij geenen langzaaraer , door anderen gevolgd. De braakingea (/Q Voorrede voor white, enz. bl. X, F 3  $6 PRIJSVERHANDELINGEN VAN ÏÏET worden heviger, de pols fneller," de hitte, dorst% benaauwde ademhaling en alle tekenen van koorts vermeerderen; de oogappel wordt verdraaid , en er komt eene foort van ijlhoofdigheid , die meest ftil, doch ook fomtijds zeer hevig is. In deezen toeftand blijft de Lijder gewoonlijk eenige dagen, en dan verandert de ziekte geheel van gedaante ; de pols wordt zeer langzaam ; de hitte blijft, doch de pijn wordt minder; de ijlhoofdigheid gaat in eene volkomene flaapziekte over; de verdraajing van den oogappel vermeerdert, de-; zelve wordt hoe langer hoe meer verwijderd en on-; gevoelig voor de indrukzelen van het licht; einde-; lijk komt er eene volftrekte blindheid;de braakin' gen houden geheel op, het kind neemt alles gretig naar zig; de buik is gewoonlijk opgezet; en het hoofd valt over ééne zijde, of voor of achter over. Eenige dagen vóór den dood, begint de pols we-, derom fnel te worden, doch verzwakt aanmerkelijk; de ademhaling wordt moejelijk, en die foort van fnorking, welke men in beroerten gewaar, wordt, befpeurt men ook nu; de oogen worden rood , het wezen opgezet, het water en de afgang worden onwillig geloosd, en op den agtentwintigften of negenentwintigften dag , na de aankomst deezer toevallen, fterft het kind gewoonlijk aan ftuipen. Uitwendig aan het hoofd kan men van dit gei  amsterdamsch genootschap der heelkunde. 87 brek niets befpeuren, ten zij de uitftorting groot ware, en de naaden vanéén hadde doen wijken , waarvan men onder anderen bij vesalius (/), een voorbeeld van een meisjen van twee jaaren ontmoet, in wier hersfenen hij negen ponden waters vondt; doch dit heeft alléén bij jonge kinderen, wier naaden nog niet zeer vast zijn, plaats. De geleerde Amfterdamfche Heelartz swagerman (ot) , heeft van een en ander verfcheidene voorbeelden medegedeeld. De Heer thuessink meent, dat dit gebrek hier te Lande zeldzaam plaats heeft, en meer in Engeland en Schotland gevonden wordt; doch erkent : dat het in fcrofuleufe ge/lellen voorkomt; verfcheidene kinderen in een huisgezin er door aangedaan worden, en men het onder de familieziekten tellen mag: met dit Iaatfte ftemmen wij gereedlijk in; en met betrekking tot het eerfte gelooven wij, dat wanneer oplettende Artzen , de ziekte waarlijk kennen , zij dezelve ook in ons Vaderland , meer dan zij wenfehen , zullen waarneemen. Deeze ziekte fchijnt allermeest bij kinderen, zelden bij volwasfenen, gezien te worden: m u n- (7) Humani Corp. Fabr. 1. 1. cap. 5. (m) Ontleed, en Heelkundige verhandeling van '/ waUthoofd, enz. bl. 27. en volg. F4  88 prijsverhandelingen van het 1 niks zegt, dat kinderen van zeven. agt, tien, en twaalf jaaren, die gebrek onderworpen zijn geweest. §• 74. Buiten deezen, (§. 56.) zijn ook nog opmenigvuk dig andere inwendige plaatzen, élëeze fcrofuleufe kliergezwellen ontdekt. Zo vond, bij voorbeeld, halli r (ö), dezelve in de kleine hersfeuen van eèn jongen ; zimmerman (/>) en heistkr () A&a Helv. Tom. II. pag. ico. (#) Cowp Anatom. Tom. II. pag. 389. (r) Confult. et Refp. Med. Tom. i. pag. 350. (O 1- c. CO M. N. C. Die. UI. Ann. 5. & 6. obf. 175. p. jofc (u) Rat. Medend. P. lh cap. XI. pag. 149.  AMSTERDAMSCH GBNOOTSCHAP DER HEELKUNDE. 8p niet zelden zelfs worden veelen deezer, eerst naden dood, bij een ontleedkundig onderzoek, ontdekt, S- 75- Algemeen moeten wij ons, ia de befchouwende kennis van alle deeze afzonderlijke cn aange-t daane deelen, gronden, op de meer kennelijke verfchijnzelen eener voorafgaande of nog plaats hebbende fcrofuleufe ongcftcldheid der Lijders: als welke ons niet zelden in de duillerfte gevallen eene genoeg voldoende voorlichting zijn zal. f. 76. Eéne opmerking alleen zullen wij hier nog bijvoegen; zij is deeze : dat fchoon wij hebben gezien , hoe alle de bovengemelde ingewanden , ieder afzonderlijk en op zig zelf, fcrofuleus ontaarten kunnen, het nogthans geen vreemd verfchijnzel is, dat meer zamengeftelde deelen tevens daarvan worden aangetast; ja dat niet zelden, bij eene meerdere toeneeming der ziekte, meest alle de waterklieren zieklijk en ontaart worden bevonden — de voorbeelden hiervan zijn menigvuldig, en in de werken der reeds aangehaalde Schrijveren ge? jsoegzaam voor handen. ^5  $ö PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET Kentekenen van uitwendige kropklietgezwellen. §• 77' Even gelijk de waterklieren der ingewanden, of gedeeltelijk of algemeen kunnen opzwellen en verftoppen, even zo ook zien wij dit zelfde, bij die der uiterlijke deelen des ligchaams gebeuren. : Wij zullen dit onderwerp, fchoon meestal een gevolg van het voorgaande, met alle mogelijke oplettendheid befchouwen; te meer, om dat gemelde gebreken, juist die verfchijnzelen deezer ziekte zijn, welke meerendeels, en over het geheel, alleen aan den Heelmeefter ter behandelinge worden toevertrouwd. Wij zullen ten dien einde, in deeze befchouwing, niet alleen de kenmerken van de klierziekte der onderfcheidene uiterlijke deelen op zig zeiven opgeeven, maar ze tevens met die Heelkundige gebreken, welke daar veelal mede verward worden , vergelijken. $. 78. Voegelijk verdeelen wij deezen in twee foorten : Tot de eerften komen in aanmerking, de zwelling van de klieren van den hals , den oxel, de liefchen en de borjlen.  amsterdamsch genootschap der heelkunde. Qï Onder de tweede foort brengen wij : eenige ge* breken der oogen, van den neus, der oor en, vangen , lippen, d:r tong, van den ruggraat, der teelballen, der gewrichten van de boven [Ie en onderfie ledemaaten, der watervaten, en eindelijk verfchei* dene gebreken der huid en eenige beenziekten* S- 79- Wij verkiezen die verdeeling , voornaamlijk om dat het ons voorkomt, dat, fchoon deeze ge-< breken in hunnen waaren aart, van den anderen niet verfchiiien , zij echter in hun beftaan en hunne uitwerking zeer bijzonder zijn: ook zijn die van de eerfte foort de meer gewoone, en reeds door de öudfte Heelkundigen erkende kropkliergezwellen: zo zegt celsus (v) van deeze gezwellen fpreekende: Zij ent/laan menigvuldigst aan den hals; maar komen ook onder de oxelen , en in de lie* fchen; ook in de borjien der vrouwen; alwaar de Heelmeejler me ges ze het eerst gevonden heeft: en dit zelfde zeggen aetius (wj , aegineta (x) en meest alle opvolgende, zo der oude als laatere Schrijvers : daar die van de tweede foort, over het geheel, minder bekend zijn, en (v) L. V. cap. 28. §. 7. (w) Tetrabibl. IV. Se£t. 3."cap. Jij {*) L.yi. cap. 35.  92 prijsverhandelingen van het akoos eenen meer gevorderden trap deezer ziekte aanduiden. Laaten wij een en ander nader befchouwen. §. 80.' Aan den hals. Niets is gemeener bij fcrofuleufe Lijders , dan dat de waterklieren die in den omtrek van den hals en nek gelegen zijn, opzwellen. Haar kenmerk is vrij duidelijk, vooral zo zij» gelijk meestal is, niet enkelvoudig zijn. In den beginne zijn zij geheel onpijnlijk, en daardoor fomwijlen een langen tijd aanweezig , eer zij } en dan nog veelmaalen toevallig , ontdekt worden. Zij vertoonen zig rondom den hals, inden nek,en achter de ooren, als kleine,ronde, eivormige beweegbaare knobbeltjens, de een grooter dan de andere , en van plaats tot plaats als een rits aan elkander volgende. De huid heeft haare natuurljke kleur, en de zwelling van den hals is onmerkbaar: zo zij nogthans door eenige teruggedrevene ziekteitof, of door eenige uiterlijke koude ontftaan, dan is haar aanwas fpoediger en merkbaarder (*), Bij haare toeneeming en vergrooting , hinderen (*) Bij het gemsen zijn. deeze gezwellen veelal ondes£211 naam van koude klieren bekend,.  amsterdamsch genootschap der heelkunde."93 zij de werking van den hals; doch fchijnen voor •het overige geene wezentlijke ongemakken aan- tebrengen . ■- in die rijdibp kan men ze on- derfcheidenlijk kennen : zij zijn hard , doch veerkrachtig, dat is, zij bieden aan de drukking der vingeren eene zekere maate van tegenftand, even als eene verfche , en door wind lterk op* geipanntn waterblaas. Bij eenen meerderen voordgang, worden zijlfom> wijlen aanmerkelijk groot , en belemmeren den Lijder niet weinig in zijne vrije verrichtingen van den hals ; ja men heeft voorbeelden , van eene zodanige toeneeming, dat zij door haar verbazende grootte en veelheid, de Lijders hebben doen flikken. Hildanus (v) , verhaalt het geval van een' jong Edelman van twintig jaaren, wiens hals door fcrofulen zodanig was opgezwollen , dat deszelfs omtrek vier fpannen dik was, en aan welks gevolg hij fmoorde — meeftendeels nogthans blijven zij tot eene bepaalde grootte , en overtreeden dan zelden den omtrek van een duiven-ei ; in welken Haat zij lang kunnen gedragen worden. Zo zij in deeze tijdperken, noch door de werking der Natuur , noch door aangebragte hulp» middelen verbeteren , dan worden zij veelmaalen pijnlijk en gaan over tot lastige verzweeringen^ (j) Ce$f. III. obf. 85.  94 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HËf die lang gefloten blijven , en eindelijk opens breekende, verdrietige uleeratiën en affchuwelijke lidtekens voordbrengen. Onder ditlaatfte tijdperk echter, moet men ze niet allen begrijpen: wanneer er eene menigte deezer gezwellen aan den hals zijn, zo zullen er flechts weinigen j fomwijlen maar dén, tot verzweering komen ; en naar maate deeze eene veelheid van ftoffe ontlasten en lang op:nblijven, naar maate zien wij ook dikwerf de anderen werkeloos , of wel verminderen en fomwijlen verdwijnen. §. 81. Men moet de fcrofulen aan den hals, wél on* derfcheiden, van de opzwelling der oorklieren , onderkaaksklieren en der fchildklier. Het onderfcheid is kenbaar: i.) uit de plaats deezer klieren; 2.) uit haare oorzaaken; en 3) uit haare eigene kenmerken. $. 82. De oorklieren zijn tweegroote, witte, ongelijke langwerpige klieren, ieder derzelven gelegen onder het oor,tusfchen het mamswijze uitfteekzel des flaapbeens en den hoek der onderkaak. De kaakklieren zijn niet zo groot als, en ronder dan de oorklieren; zij liggen ieder aan de binnenfts  AMstERöAMsaijSENOOTscHAPDÈii heelkunde. t)f oppervlakte van den hoek der onderkaak, digt bij de binnenfle vleugelfpier. Deezen en dc voorgaande behooren tot de foort van opgehoopte klieren (glandula conglomeratie) en febeidea een vocht af, dat van ieder door eene bijzondere ontlastbuis, in dqn mond wordt uitgeftorr. De fchildklier eindelijk , is eene aanzienlijke witachtige klicrklomp , welke een gedeeke der luchtpijp, het ringswijze-en de zijde deelen van het fchildwijze- kraakbeen beflaat; en in haare hoedanigheid veel overeenkomst met de waterklieren heeft. %• 83. De oorzaaken der opzwelling van de oor- en kaak-klieren, befiaan meest in eene ophouding en verftopping van het daarin bevatte vocht; fomwijlen wel eens afhangelijk van ontfteeking : die der fchildklier zijn tot nog toe onbekend of twijfelachtig. % 84. De kenmerken , dat deeze ($. 81.) deelen zijn aangedaan, zijn genoegzaam uit de gegevene(§. 82.) bepaaling blijkbaar: wij kunnen-er nog bijvoegen, dat, wanneer de oorklieren gezwollen zijn, eene harde, fomwijlen fpoedige, andermaal langzaame zwelling, onmiddelijk, achter het mamwijze uit-  C}6 PRIJSVERHANDELINGEN VAN ÜET fteekzel van 't flaapbeen, verzeld met pijn en klopping zig opdoet : veelmaalen is flechts ée'ne, fomtijds zijn beide de oorklieren aangedaan. Zo deeze klier tot verharding overgaat , dat meerraaden gebeurt , dan verminderen dé toevallen van pijn , klopping, enz. cn het gezwel wordt zeer hard , is langwerpig van gedaante, en de huid die hetzelve dekt, heeft eene natuurlijke kleur: het blijft altoos op zig zelve, en er deelen geene meerdere klieren mede , ten zij het van een kanker gevolgd wierd. De onderkaaksklieren , zijn aan dezelfde verfchijnzelen en gevolgen onderworpen ; alleen met uitzondering ^ dat zij meer eivormig van gedaante, en zelden zo groot als de oorklieren worden. De zwelling der fchildklier , wordt algemeen kropgezwel, keelgezwel of keelbreuk (honchocele~) genaamd: het is een meer zachte veerkrachtige 'onpijnlijke zwelling deezer klier, en geplaatst aan het voor- middenfte gedeelte van den hals. Zij is met eene ipekachtige taaje ftoffe opgevuld . en kan verbazend groot worden. Zeldzaam neercen wij deeze ziekte hier te Lande waar* meer gewoon is dezelve in den omtrek van het alpifche gebergte. §• 85.  AMSTÈRDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. 97 §• 85- Wijders moeten de fcrofula van den hals nog bnderfcheiden worden van de zogenaamde beursgezwëÏÏen Qumores t'unicati') die in veele opzichten , zo veel gelijkheid met deeze gebreken hebben; zij zijn echter van geheel andere oorzaaken afhangelijk, en niet verzeld met die verfchijhzelen, welken aan de kropkliergezwellen zo gemeen zijn; ten ware zij tevens met deeze ziekte gepaard gingen. De huidkJieren fchijnen de zitplaats deezer gezwellen te zijn; hunne naafte oorzaak is de ophouding van het afgefcheiden vocht, in de holté deezer kliertjens bevat, en het wélk alsdan tot eene pap of honingachtige ftoffe overgaat; De gewoonde zitplaats derzei ven is het hoofd. Zij zijn meest zeer rond, zachter van wezen dan de fcrofula , en zeldzaam van kwaade gevolgen. §. 86; Onder den oxel. Even gelijk aan den hals, zo zien wij ook, bij veele Lijders de klieren onder den oxel opzwellen; op zig zeiven befchouwd , hebbenze bijna dezelfde kenmerken als die van den hals: alleenlijk neemen wij waar, dat zij over het geheel in haaren voordganghaaftiger zijn,en veelG  9b' PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET tijds eerder dan die van den hals tot verzweering overgaan. Wij meenen de reden hiervan te moeten zoeken in de geduurige beweging van den arm; waardoor zij onophoudelijk gefchuurd, gedrukt en beledigd worden, en daardoor te eer ontfreeken en veretteren. Zelden vinden wij deeze opgezette klieren alleen ; zij zijn meest een gevolg van klieropzwellingen der borften, en hangen veelal in haare gevolgen van den goeden of kwaaden afloop deezer laatften af. Somwijlen worden dezelven aanmerkelijk groot en hard , en drukken dan niet zelden de zenuwen en vaten van den arm; waaruit of verlamming of wel eene verbazende en zuchtige opzwelling in dat deel geboren worde S- 87. In de Uefthen. De liefchen zijn mede eene zeer gewoone zitplaats deezer gezwellen. • Derzelver kenmerken zijn onderfcheiden, in gevolge de oorzaak welke hen voordbrengt; zo zij door eene uitwendige belediging ontftaan, gelijk ik in tot fcrofula gefchikte voorwerpen veelmaalen gezien heb, zijn zij pijnlijk, uit hoofde van de kneuzing en ontfteeking, die er veelal bij deeze oorzaak mede gepaard gaan ; zij worden fpoedidiger groot; doch bij het minderen der toevallen  AMStERDAMSfcH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. 99 bij het aanhouden van eenjgèrust, en bij het gebruik tevens van gefchikte middelen j ziet men hun fomwijk-n rasch weder verminderen en verdwijnen. Bij hunne opzwelling door eenig aangebragt venusgift, or.titaan zij fomtijds zeer fpuedig, eri Wanneer er ontfteeking bij komt , worden ze eindelijk groot en gaan over tot verettering. Enkele kceren wordt in. dit geval ééne.liesch , andermaal weder beide de liefchen , fomwijlen ééné klier, doch veelmaalen meer klieren te gelijk,aangedaan. Wanneer ééne deezer opgezette klieren tot verzweering overgaat, verminderen en ontzwellen veeimaals de anderen van zeiven; doch ik heb in eenige gevallen waargenomen , dat ieder deezer klieren afzonderlijk en op onderfcheidene tijden tot verzweering en verettering overging. Eene bijzonderheid in de opzwelling deezer zelfde klieren, uit eene venerifche oorzaak , is, dat men dezelve meest in de boveiifte lieschklieren Waarneemt, om reden van de gemeenfehapdeezer met de watervaten der teeldeelen. Wanneer zij van andere inwendige en voorbereidende oorzaaken afhangelijk zijn, dan komen zij, met de verfchijnzelen van die van den hals §. 80. veelal overeen, en zijn in haaren voordgang langwijlig* Zij zijn op deeze plaats fomwijlen in een groot G s  I0O PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET' getal aanwezig: ik heb ze van het bovenfle gedeel-' te der liesch, tot meer dan eene hand lengte naar beneden, langs de dijevaten, als bezaaid gevonden. Men heeft deeze gezwellen, vooral wanneer zij enkelvoudig en groot zijn, wel eens voor een Keschbreuk aangezien ; en ze niet zelden, wanneer zij kleiner zijn , met de nog niet doorgezakte ballen (testesJ bij kinderen verward: vanbeiden kan ik bij bevinding fpreeken; en welk geoefend Heelmeefter heefr deezen rftisflög niet met mij gezien? — De kenmerken van beiden zijn zeer verfchillende: eene breuk , bij voorbeeld , wanneer zij niet bekneld is, is zacht, onpijnlijk, niet naar alle kanten verfchuifbaar,enligtlijk terug te brengen; en bekneld zijnde, dan is daarbij pijn, braaking, belette ftoelgang, enz. tegenwoordig —< vindt men in eene of beide de liefchen, ter plaarfe van den buikring, een klein eivormig, beweegelijk en onpijnlijk knobbeltjen ; is het ligchaam daarbij gezond, en het fcrotum nog van geene testes voorzien, dan zijn deeze knobbeltjens, ongetwijfeld, de nog niet doorgezakte teelballen: men herinnere zig alleenlijk hier bij,wat wij van de algemeone kennis der fcrofelen §. 51. gezegd hebben , vergelijke dezelve met de zo evengenoemde verfchijnzelen, en men zal genoegzaam van het kennelijk onderfcheid overtuigd zijn.  ■ amsterdamsch GENOOTSCHAP der heelkunde. iOJ $. 88. In de borften. Niets is gemeener, dan verhardingen in de waterklieren der borften te vinden .: en ach \ kenden onze Heelmeefters, over het ge-: heel, deeze verfchijnzelen meer, dan zouden zo veele ongelukkigen gewisjijk het ftagtoffer eener ■roekelooze wreedheid niet worden.! Celsus^z), maakt reeds gewag van de fcrofuleufe opzwellingen der waterklieren in de borften der vrouwen, en fchrijft de uitvinding daarvan toe aan meges, die onder den Keizer augustus , voor omtrent twee duizend jaaren leefde. Dan, het zijn niet alleen de borften der vrouwen, maar ook dievan het manlijk gedacht, welke er aan onderhevig zijn; fchoon de eerften boven de laatilen hierin verre den voorrang hebben; het welk waarfchijnelijk hij hen, aan eene meerdere werkzaamheid dier deelen, en aan eene meerdere blootligging voor uiterlijke beledigingen is foeteken» nen. Deeze gezwellen ontftaan, of door eene uiterlijke belediging , of door inwendige oorzaaken; in beide gevallen nogthans wordt eene fcrofu, leufe gefchiktheid vereischt. h. V. cap. 28. §, 7. G 3  102 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET Niets is natuurlijker dan dat , wanneer het vaste weefzel deezer klieren, door eenige uitwendige oorzaaken , het zij knellen , drukken, ftooten, als anderzins, gekwetst wordt, in dezelve ophooping en zwelling moet geboren worden. Alle kwetzing verlamt de veerkracht der vezelen, en maakt dezelve tot haare werking onbekwaam : gebeurt dit in eene klier , waarin de aanvoer van vocht voordduurt, en de kracht van voordlluwing ontbreekt, zo moet noodwendig dit vocht in dezelve ophoopen , en een gezwel voordbrengen; cn is het mij gegund te zeggen, dat ik geloove , ja voor mij zeker flelle, dat verhardingen in de borften die het gevolg eener uitwendige oorzaak zijn, meest, zo niet allen, verharde kliergezwellen der watervaten , dat is fcrofulen, en nimmer kankers zijn? De kenmerken, dat door eene uitwendige belediging , deeze kliergezwellen in de borften zijn voordgebragt, zijn: dat wanneer de toevallen der Uiterlijke belediging geweken zijn, zig langzaam ééne of meerder kleine harde knobbelen, diepliggende , in de aangedaane borst vertoonen, die op het eerfte aanraaken, eene ligte gewaarwording van pijn geeven \ doch welke pijn langzaam vermindert, en eindelijk geheel onmeikbaar wordt. Bij eene meerdere vergrooting gevoelt men een bard, omfchreven, glad , rond of eivormig ge-  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. 103 zwel; en wanneer men de voorfte vingers van heide de handen , aan de beide zijden van het gezwel plaatst, en dezelven, beurtlings, drukkende, fterk aanperst, dan wordt men niet onduidelijk de wederftreevende en veerkrachtige verfchijnzeleri -gewaar, welken ik zo even, bij de kenmerken der halsklieren, heb opgegeven. * Wanneer zij uit zig zei ven, door eene inwendige voorbereidende oorzaak, ontftaan, dan zijn haare verfchijnzelen in de meefie opzichten , overéénkomftigmet de bijzondere kenmerken (§.52.) deezer ziekte; zij zijn dan zelden alleen, en meest al voorafgegaan door opgezette halsklieren , of verzeld met opzwellingen van den oxel. Vrij algemeen wordt het fcrofulgezwel met het knoestgezwel in de borften verward. Het is dus van belang eene juifte onderfcheidende kennis deezer twee zo veel na elkander gelijkende gebreken optegeeven. In de fcrofula wordt de opvulling en uitzetting, door de lympha,in de klier bevat, veroorzaakt: in de fcirrhus daar en tegen gefchiedt de uitzetting door eene bijzondere ontaarting van het vaste weefzel der klier zelve. De aangroei van een fcrofula is meer Ipoedig en G4  104 PRIJS VERH ANDELING.EN VAN HET. veelmaalen af hangelijk van eene uitwendige beledi-. ging: de fcirrhus groeit van een klein begin langzaam op , en ontdaat altoos uit eene inwendige oorzaak ( * ). De fcrofula is rond of langwerpig , altoos glad, omfchreven en bij een naauwkeurig gevoel veerkrachtig: ds fcirrhus is veelal onregelmaatig ., eenigzins ongelijk van oppervlakte, en op het doordringendst gevoel, altoos zeer hard. De fcrofula luiftert fomwijlen na oplosfende en gefchikte geneesmiddelen, en is meestal met klier opzettingen op andere plaatfen , en kenbaare verfchijnzelen dier ziekte gepaard: de fcirrhus wederftaat altoos, alle zo in- als uir-wendige hulpmiddelen , beftaat in den beginne op zig zelve, en heeft geene hoegenaamde verfchijnzelen der fcroful-ziekte. De fcrofula is, zo wel in haar begin, als bij haare toeneeming, los en be weegelijk: de fcirrhus, fchoon in den beginne los, hecht zig gewoonlijk bij zijne toeneeming, aan de ondergelegene fpieren vast. Bij de vermeerderde toeneeming der fcrofula, zijn derzelver toevallen veel minder hevig dan die (*) Wij meenen dit met den Heere van gesscher (Heelkundige Menge'ftoffen) te mogen zeker ftellen; imnpers dan vooral, -wanneer het van eenig kankerfmet achtervolgd worde.  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. IOj der fcirrhus; bij de verzweering wordt de eerfte meer zacht, de andere ongelijk en behoudt zijne vastheid: opengebroken zijnde, levert de fcrofula, in den beginne, een goeden etter; de fcirrhus altoos een fcherp en wegknaagend vocht; en eindelijk kan de verzworen fcroful-zweer door gefchikte middelen verbeterd, zo niet genezen worden; daar de fcirrhus, of nu cancer, alle middelen wederftaat, en dagelijks verergert. §. 90. Tusfchen de verzweeringen uit een verzworen fcrofula en geopende cancer in de borst, is ook een zeer duidelijk onderfcheidend kenmerk. De fcrofulen zijn niet uitermaaren hard, vóór zij openbreeken; de borst wordt loodverwig, plat en hard; het vel trekt zig rondom de verharding toe, en maakt rimpels, die uitgehold en als fleuven zijn; fomtijds wordt de borst roozig, en er komt bij het doorbreeken eene goede etterftof voor den dag; doch daarna vallen er meest verfcheidene gaten in de borst, waaruit een dunne zwartachtige ichor vloeit, en waarna de borst fungeus wordt ( ö). Het zijn deeze verfchijnzelen, die zo dikwerf ( a ) Fid. bierchein, Commetit. Lipf. de rebus in Medic. ^c.Jcie/it. natur. geft. Tom. XIX. pag. 11. G5  lo6 prijsverhandelingen van het verkeerdlijk voor een geopenden kanker worden aangezien en behandeld < de Heer thdessin k (#), verhaak van eene dergelijke verzworen fcrofula in de borst eener vrouwe, welke door veele beroemde mannen voor een'kanker verklaard werd, tot dat eindelijk de eenvoudige behandeling met de bekende mixtum, eenen goeden etter en eene daarop volgende genezing aanbragt — en hoe veele gewaande opene kankers zouden wij langs dien weg misfchien niet kunnen geneezen ? De kenmerken van een geopenden kanker zijn in dc fchriften van de meefte Heelkundigen genoeg voorhanden; en eene -naauwkeurige vergelijking daarvan met het geen wij zo even gezegd hebben, zal genoeg zijn, om deeze gebreken vao elkander te onderfcheiden. §• 9i- De klieropzwellingen in der vrouwen borften, uit opgehouden , geftremd, geklonterd, verdikt of verplaatst zog, zijn vrij algemeen, en in haare gevolgen veelmaalen voor waare knoestgezwellen aangezien en behandeld: de voorbeelden daarvan zijn menigvuldig; fabricius h r l d a n u s (V), onder anderen, levert hiervan aanmerkelijke bewij- (#) Aantekening op white enz. bl. 54. £«) Cent. 2. obf. 78, 80. &c. Cent. 6. obf. 22.  amsterdamsch genootschap der heelkunde. lo? zen op; deezen worden nader door den geleerden bikker (d), en veele anderen bevescigd fomwijlen worden daardoor ook andere en nabijgelegene klieren aangedaan ; zo zag, bij voorbeeld, hunteh (Y), de klieren van den oxel, door her opgehouden zog, gezwollen; en astruc (ƒ), de kliergezwellen aan den hals daaruit voordkomen. Deeze gezwellen nogthans zijn niet anders dan goedaartige fcirrhi, en in veele opzichten gelijk met de fcrofula, alleen dat zij de fcrofuleufe gefteldheid van het ligchaam misfen. Zij zijn kenbaar na voorafgaande zoggezwellen van kraamvrouwen; zijn in tijds voor eene oplosfing vatbaar, en ontaarten nimmer in den zo verwocftenden kanker. i 92- . . Somwijlen zijn de klieren van den hals , den oxel, der liefchen en der borften, of gedeeltelijk of allen te gelijk opgezwollen: van gesscheu. (g~) zag bij een' jongeling van dertien jaaren, de on» derkaaksklieren, de lieschklieren, de klieren welken de dijevaten , aan het bovenite gedeelte der dije (d) VerJCvan het zog der vrouwen bl. 158. en volg. (e") Medical. Comm. P. 1. pag. 61. (f) Maladies des Femmes. &c. (g) Vroeve over de voornaamfte langduurige gevxtllcn. bl. 16.  ï®8 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET vergezellen , gelijk ook die klierachtige aaneenfchakehng , welke nevens de halsvaten gelegen is„ te gelijk opgezwollen: en thuessink (A), •heeft eene zo algemeene klierziekte waargenomen, dat meest alle de klieren, die tot het geftel der watervaten behoorden, niet alleen gezwollen en verhard waren, maar zelfs die bijzondere foort van verëttering ondergingen, welke de fcrofuleufe verzweeringen kentekent; dan, het is, bij zodanige Lijders meest altoos gebleken, dat met de kli erop zwellingen der uiterlijke deelen, tevens de inwendige, en vooral het darmfcheil ,waren aangedaan : veelvuldige en genoeg voldoende waarneemingen bevestigen zulks (*). $• 93- Eenige gebreken der oogen. Bij kropzeerige Lijders is het een zeer gewoon verfchijnzel, dat de oogleden, en fomwijlen de oogen zeiven, door die ziekte zijn aangedaan. De eerfte ontdekken zig veelmaalen, door eene hebbelijke roodheid en zwelling van de randen der (ft) Voorrede voor white enz. bl. 5. (*) Men zie hier over de door ons reeds aangehaalde, fchriften van biolanus , güido , ingrassias , scultetus , pareus, DOLiEUS, DE haan, VAN DER HAAR, en meer «1». deren.  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. IÖa> oogleden (*); bij anderen ziet men eene op* zwelling van den binnenften rok des ooglids, wel* ke de oogleden doet buitenwaards keeren (*'). ü De aandoeningen der oogleden, en het traanen „ der oogen",zegt de Heer thuessink „ behooren onder de gevvoonfte toevallen der „ klierziek;e." Deeze aandoeningen der oogen en oogleden , uit eene fcrofuleufe ongefleldheid voordvloejende, kan bij wijlen zo fterk zijn, dae daardoor een gedeelte der oogleden, langzaamerhand als opgeüorpt wordt, en de ballen der oogen meer dan natuurlijk voorwaards komen , terwijl het benedenrte ooglid nederzinkt. Wanneer de ziekte in haare beginzelen is, vertoonen de vaten van de adnata zig zeer opgezet, en er formeerem zig yafa adfcititia op derzelver oppervlakte. Niet minder is bij deeze Lijders de leepoogig* heid (k'ppïtudo) een gemeen verfchijnzel: zij fe eene etterachtige- uitzweeting, uit de randen der oogleden , die, wanneer men dezelve met het ver- (*) De beroemde schmucker (Chir. Wahrnehmun. gen) raadde bij dit verfchijnzel, nimmer het wegneeinera van eenig kankerachtig deel aan; nademaal deeze roodheid bij hem aanduidde, dat het kankerachtig gift (of zo wij meenen de fcrofulftofFe) reeds door het geheele ligchaam verfpreid was. (O Plenck. Verh. over de oogziekten!. Ned. Vert, bl. 33. (k) Aant. op white. bl. 83,  iio prijsverhandelingen van het grootglas befchouwt, uit menigvuldige kleine zweertjens ontftaat. De fcrofuleufe oogontfteeking, is niet minder bij kinderen zeer gemeen, en kenmerkt haar meest uit de verzeilende verfchijnfelcn deezer ziekte 5 zij gaat dikwerf gepaard, met pijnlijke krampachtige fcheuten in de oogen, en eer.e tegenwillige ontlasting van traanen; vooral wanneer men deeze Lijders in het licht brengt: „ Dikwerf," zegt van der Haar (/)■■> '■> volgt hierop eene verduiftering „ van het hoornvlies of eene ongeneeslijke blind» heid." B.ehalven deeze zijn er nog verfcheidenc ziek ten der oogen,welke men opgemerkt heeft, dat meermaalen uit eene fcrofuleufe ongefteldheid beftaan: bij voorbeeld , de traanpijpzweer, de gebreken der traanklier, verfcheidenc oogontfteekingen, verduiftering van het hoornvlies, graauwe en zwarte ftaar, en meer anderen , wier bijzondere kenmerken in de Heelkunde genoeg voorhanden zijn. Men kent die allen voor het gevolg eener kropzeerige ongefteldheid, wanneer zij door geene andere kennelijke oorzaaken ontdaan zijn, voor alle gewoone hulpmiddelen hardnekkig aanhouden , en gevolgd zijn na eene voorafgaande of nog plaats hebbende fcrofuleufe ongefteldheid des Lijders. (/) Gen. en Heelk. waarneemingen. %. %ï.  AMSTERDARISCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. III §• 94* De neus. Veelmaalen deelt ook de neus in de' fcrofulziekte, en als dan vormen er zig in deszelfs holte, kleine jeukende zweertjens; fomwijïen met eene geheele korstachtige bezetting aan de binnen oppervlakte cn randen der neusvleugels : ja, ik heb meermaalen bij deezen,eene witte taaje, en zig over het geheele onderfte binnen- en buitendeel van den neus verfpreidende korst, waargenomen. Men moet van deeze fcrofuleufe aandoening van den neus, wel onderfcheiden de kwaadaartige neuszweer, (ozena), die meerendeels van eenen kankerachtigen of venerifchenaart is,altoos invreetende voordgaat, en veelal van beenbederf vergezeld wordt. S- 95- De ooren. Bij kinderen 'worden niet zelden de ooren door de fcrofulftof aangedaan; vooral wanneer de hair- of dauw-worm, zeerhoofdigheid, of andere ziekten der bekleedzelen van het hoofd, te onvoorzichtig behandeld zijn: veelmaalen beginnen de ooren alsdan eerst optezwellen , rood en jeukerig te worden, waarna weldra eene vuile etterachtige ftoffe uitvloeit, die dikwijls door de langduurige aanhouding, de oppervlakte van het oor, waar langs dezelve afvloeit, doet ontvellen : bij de wederkeering der zo evengemelde huid-  112 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET ziekten, vermindert ook deéze lekking. Niet zelden ontftaat zij, zonder voorafgaande gebrekeri der huid, haare uitvloejing begint dan meer onmerkbaar , is minder in hoeveelheid, zelden zó fcherp dat zij de huid beledigt, en zeef langwijlig in haare voordduuring. De wangen. Aan de zijden van het aangezicht j mecrendeels langs en onder den rand van de onderkaak, neemen wij bij veele jonge fcrofuleufe Lijders, eene harde, bepaalde , onregelmaatige , veelal langwerpige zwelling waar; die haare zitplaats in het weefzel der huid fchijnt te hebben : fomwijlen is de gefpannen huid , meer witachtig, andermaal roodachtig gekleurd. Zij veroorzaakt weinig pijn; en bit de toeneeming breeken zij op verfcheidene pliatfen, met kleine gaatjens open, waaruit dan eene dunne lymphatique fcherpe ftoffe geduurig ritfijpelt; zij blijven in deezen toeftand, zonder merkbaare verandering,zeer lang voordduuren, en geneezen altoos met affchuwelijke lidtekenen. §• 97- ■ De lippen. Wij zagen reeds uit de algemeens kenmerken(§.51.) dat de lippen, vooral de bovenlip i  AMST ERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE- j T den ruggraat, en in de deelen in deszelfs nabij. „ heid, voordbrengt, beftaat flechts in het geen „ men in het algemeen krop zweer (fcrofula) „ noemt, dat is, die zelfde ongefteldheid die de dikke bovenlip , de zo verdrietige en hardnckki„ ge oogontftceking, de verharde klieren van de „ onderkaak en den hals, het verftopte darmfchijl, „ den harden en dróogen hoest, de lijmige zwel- lingen van de vuist en der enkelen, de verdikte banden der geledingen, de uitzetting en het be„ derf der beenderen enz. te wege brengt " cn in dit gevoelen wordt deeze beroemde Heclmeefcer door den geleerden j e b b (r), met gewigtige waarneemingen onderfteund. (p) 1. c. pag. 455. (?) if c. pag. 458. (r) Seleft. cafés of the diforder commonlij termed the faralijfis of the loyter extremities &c. Land. 1782.  f24 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET §. IOO. De lammigheid der onderfte ledemaaten, die uit andere oorzaaken voordvloeit is zeer vcrfehillcnd met die foort van verlamming, welke die (§.99.) gebrek kenmerkt. In de waare lamheid , van welke oorzaak ook af bangelijk, zijn de fpieren van her aangedaane lid, zacht en flap ; zij bieden geen' wederfland, zijn onvermogend om zig zamentetrekken;het been zelfs kan men willekeurig plaatfen, en het alle gedaanten doen aanneemen; indien men het opligt, en dan aan zig zelf overlaat, valt het neder, en het is niet in dc magt des Lijders om deszelfs val of te verhoeden of te vertraagen; de geledingen zijn gemaklijk naar iedere richting te beweegen , en noch de heupen, noch knieën , noch enkelen hebben eenige flijfheid ; in tegendeel, deeze geledingen laaten toe , dat men het deel, op alle wijzen buige. In het bovengenoemde (§. 99.) gebrek, zijn de fpieren wel uitgeteerd en verminderd in omtrek, doch zij zijn ftijf en altoos gefpannen ; hierbij krijgen de knieën en enkels eene flijfheid, welke men niet gemaklijk overwinnen kan; door deeze flijfheid, gepaard met eene foort van kramptrekkingen , zijn de beenen van den Lijder, altijd, of recht uitgeflreja, of zij worden, door de werking  amsterdamsch genootschap der heelkunde. 12$ van de fpieren derwijze kruislings over den anderen gatrokken, dat men eene aanmerkelijke kracht fnoet oefenen om ze van eikanderen te krijgen: wanneer het been recht uitgeftrekt is, werken de uitftrekkende fpieren dermaate , dat men veel kracht in 't werk moet Hellen om de geledingen der knieën te buigen, en wanneer men ze gebogen heeft, trekken de beenen zig onmiddelijk en. heftig op, zo dat de hielen de billen raaken: door de flijfheid der geledingen van den enkel, gepaard met de krampachtige werking der kiiitfpieren , worden de teenen zo puntig nederwaards getrokken, dat het den Lijder onmogelijk wordt, zijne voeten vlak op den grond te zetten, welk laatste, zegt de Heer 'pott, één der beflisfendfte kenmerken deezer ziekte is. §. 101. De teelballen. Het klierachtig weefzel deezer deelen,hunne menigvuldige watervaten,en hunne bijzondere werkzaamheid, maakt gevolglijk dezelven, voor eene fcrofuleufe opzwelling zeer vatbaar; en het is dit gebrek, dat wel eens verkeerdlijk voor eene vleeschbreuk of knoestgezwel der ballen wordt aangezien en behandeld. White (J) meent, dat dit gebrek meermaailen bij jongelingen van 14 tot 18 jaaren voor- (0 1. c. p. 54»  12.6 prijsverhandelingen van het komt: wij hebben het ook in andere levensftan-» den gezien. ; Het. is eene onpijnlijke zwelling van den bal of bijbal , cenigzins wecrfrreevend aan het gevoel, zonder vochtgolving ; fomwijlen in den beginne j door verfcheidene knobbelrjens, als zo veele knoopen, in en langs de omwendingen, vooral van den bijbal, kenbaar: voordgaande worden deezen, als in eene klomp, zamengedrongen, en zijn dan niet onderfcheidenlijk te voelen. Het gezwel wordt langzaam groot, en befiaat dan eens één, dan eens beide de ballen; fomwijlen blijft het langduurig in denzelfden toeftand; doch ontaart wordende, brengt het bijna die verfchijnzelen voord, welken wij bij een geopend kliergezwel , in de borst waarneemen. In deezen tijd, wordt dit gebrek niet zelden, een geopende kanker genoemd, en weêrftaat dikwerf de vermogendlle middelen. Het zogenaamde knoestgezwel deezer deelen, het welk men zo dikwerf aan eene uitwendige oorzaak meent te moeten toefebrijven, komt ons voor in der daad nooit anders dan dit gebrek te zijn1: ^en het is misfehien ook deeze zwelling die door den Heer bertrandi (V), Hydro-farcocele genaamd wordt. (O Msm. de VAcad. Royale de Chir. Tom. VII. p. 382.  amsterdamsch genootschap der, heelkunde. I 07 Sharp(V), fchoon hij ook die zwelling een fcirrhus noeme, . fchijnt deeze gebreken , meer dan anderen, naauwkeurig waargenomen te hebben; immers moeten wij zodanige'.balgezwellen, waarvan hij zegt, „dat ze eene menigte van jaaren, „ in eenen onpijnlijken ftaat blijven, niet zeer in> „ grootte tocneemende , en fomwijlen eindelijk „ verdwijnen", voor geene waare fcirrhi, maar, eer voor fcrofula houden. De beroemde the den (y) heeft dit gebrek zeer onderfcheiden gekend en behandeld; en deelt eene aanmerkelijke waarneeming mede, waaruit de fcrofuleufe aandoening van den bal en bijbal, allezins kenbaar is. §. I02. De gewrichten der boyenfte en onderfte ledemaaten. Het zijn de gewrichten der bovenfte en onderfte ledemaaten , waarin deeze ziekte, zo Wel in Nederland als elders, zo dikwerf eene zitplaats neemt, en bij haaren voordgang, zo veele treurige gevolgen oplevert. Alle geledingen deezer deelen, ja zelfs alle gewrichten des ligchaams, zijn voor die kwaal vat- O) Operatien der Heelkonst. bl. 181. O) Aanm. over de Water-en Vleesch-breuk;ZieGenee:Heel- Artzeny- en Vroedkundig Magazijn. I. d. 5. Sr, bladz. 372.  128 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET' T baar: meest hogthans tast het de grobte geledingen aan, en komt des veelvuldiger in de knie, enkel en elleboog, dan in andere deelen. Somtijds fchijnt dit toeval alleen aanweezig; andermaal zijn andere deelen tevens zieklijk aangedaan; ja ik heb waargenomen, dat bij een kind* de gewrichten van den elleboog en den Voet, te gelijk door deeze zwelling bezet waren. Over het algemeen noemt men dit gebrek, eene witte zwelling der gewrichten ; meermaalen wordt het ook uitwas en [ponsgezwel der gewrichten genoemd. . Het is veelal van denzelfden aart ais dat geene, waar van wij zoo even (§. 99.) met betrekking tót de ruggraat , gefproken hebben; alleenlijk flechts in plaats en uitwerkzelen daarvan vcrfchillende. Wij neemen twee foörten van fcrofuleufe wïtte zwelling der gewrichten waar : de eerste is die; Welke zig in de Waterklieren , die de geleding omringen, opdoet; de andere ontleent haaren 001fprong uit eene fcrofuleufe ontaarting der beenderen , in het gewricht zelf: zij hebben onderfcheidene kenmerken. De eerste kent men uit eene weinig pijnlijke en langzaame opzwelling van den omtrek eens gewrichts, in den beginne verzeld met eene allengs toeneemende ftijfheid, en belette werking, vooral in het buigen der geleding: zo zulks een  amsterdamsch genootschap der heelkunde. 12c> een groot gewricht aantast, dan vinden wij bij een naauwkeurig onderzoek,omtrent de geleding, een of meer kleine gezwellen ^ en wanneer deezen toeneemen , zo worden zij gevoeliger en de werking der geleding moejelijker. Het deel, onder dit beledigde gewricht, teert uit. In den beginne is de huid die het gezwel dekt , onveran* derd van kleur; doch bij de toeneeming van hec gebrek wordt dezelve rood en glanzig , en de pijn is, naar omftandigheden, meer of minder hevig; men ontdekt eene vochtgolving, doch het duurt fomwijlen zeer lang eer het gezwel zig opent: dit gebeurende wordt er gewoonlijk een wit , vuil vocht ontlast, hetwelk fomtijds etterachtig , fomtijds aan de ftoffe , die uit gewoone fcrofuleufe gezwellen komt , gelijk is (V). Er vormen zig veelmaalen rondom en tot bin- * nen in het gewricht holle verzweeringen , die ieder fomwijlen eene bijzondere richting en ontlasting hebben , de Lijder eindelijk teert uit , en fterft ellendig. Van de andere foort van fcrofuleufe witte zwelling der gewrichten, zijn wij de juifte en onderi fcheidende kennis aan den uitmuntenden Engelfchen Heelmeefter b. bell (x) verfchuldigd, Cw~) Zie white 1. c. bl. 59. (je) Treatize on Ukera Sca l  t^Ö P'RIJSVERHANDELIMGEN VAN R-ET' wélke wij om deeze reden hierin meerendeels zullen naarvolgen : wij doen zulks mee ce meer genoegen voor ens zeiven , daar eenige foortgelijke gevallen, ons voorgekomen, de waarheid ■èijner voorftelling bevestigd hebben. Bij die aankomst deezer ziekte , gevoelen de Lijders eene zeer fcherpe pijn, bepaald tot eene zekere plaats ; veeltijds in het midden van het gewricht : in het begin is de zwelling gemeenlijk zeer gering, zo dat men, bij fommige gelegenheden , zelfs dan , wanneer de pijn zeer- geweldig was , bijna geen onderfcheid tusfehen de grootte van het zieklijke, en die van het gezonde gewricht der andere zijde, kon bemerken. Bij de minde beweeging gevoelen zij de hevigfte pijn; zij houden daardoor het gewricht beftendig in eene gebogene richting , waarop eene verftijving der peezen volgt — bij de vermeerdering wordt de pijn geweldiger en de zwelling meer aanmerkelijk, met eene blijkbaare uitzetting van de uiteinden dier beenderen, welken het gewricht zamenftellen ; doch zonder verandering van de kleur der huid — na verloop van eenigen tijd, krijgt deeze een veerkrachtig gevoel ; 'haare vaten worden ipattig, en men wordt verzamelingen van ftoffe, in derzelver verfchillende deelen gewaar ; deeze ontlasten, na dat zij geborften of geopend' zijn, eene aanmerkelijke hoeveelheid van ftoffe,.  AM5TERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. 13* welke fomwijlen etterachtig, doch meest dun en ftinkende is. Wanneer men het tentijzer inbrengt, en met hetzelve tot op den grond van het gebrek komen kan, bevindt men de beenderen bedorven, en er worden dikwerf door de openingen, Hukken van dezelven ontlast —bij de verdere duuring deezer kwaal* wordt de gezondheid ondermijnd, en als de buikloop met het nachtzweet begint , wordt de Lijder van de grootfte lijvigheid, welhaast in een geraamte veranderd. Uit de ontleding deezer, dus aangedaane gewrichten , bleek het, dat de zachte deelen, geduurende de eerfte trap der ongefteldheid, bijna niet waren be'edigd , maar men vondt altoos in allen, eene Uitzetting van het geheele einde der beenderen , of van derzelver uitfteekzelen; dikwerf was alleenlijk één been, doch wederom in anderen de beide beenderen , van her gewricht beledigd — in eenen meergevorderden ftaat, waren gemeenlijk de zachre fponsachtige deelen van zulke b«enderen, en in eene verdere toeneeming , ook de kraakbeenderen , in eene dunne , vloeibaare, Hinkende ftoffe ontbonden— eindelijk, bij den uiter* fteU trap deezer ziekte, vond men altoos de uitwendige omringende zachte deelen ongefteld; de huid op veele plaatfen tioorknaagd, de banden dik gezwollen, en het cel wijs weeffel met eene lijralge lilachtige ftoffe opgevuld. I £  ï»32 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET • §• I03. Uit het bovenilaande §. 102. willen wij echter niet onbepaaldlijk verftaan hebben, dat de witte zwelling der gewrichten altoos van eene fcrofuleufe ontaarting, afhangelijk zoude zijn: de onderVinding heeft fomwijlen het tegendeel geleerd : dan wij meenen over het geheel als zeker te mogen Hellen, dat zij wel eene van de meest gewoone oorzaaken deezer ziekte is ■— doch , ook in dit geval moeten wij de verzeilende omftandigheden in acht neemen; als welken ons, wanneer dit gebrek fcrofuleus is, de genoegzaame fpooren, of nog voor handen zijnde bewijzen dier ziekte opleveren: immers zegt de geleerde bell, die meer dan anderen op den aart deezer gebreken oplettend is geweest: „Men heeft waargenomen, dat deeze foort (fcrofuleufe) van witte gezwellen, ge„ meenlijk vergezeld is geweest met andere klaar- blijkelijke toevallen van kropzweeren ; of dat „ de Lijder voormaals aan deeze onderhevig is „ geweest, enz. O)." §• 104. Er is een gebrek, dat met deeze zwelling der gewrichten, zelfs door beroemde Schrijvers, ver- (ï) 1. c.  AMSYERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNdI. 133 ward wordt, ik meen de waterzucht der gemelde deelen; doch daar derzelver tegenwoordigheid, voor den oplettenden zeer kennelijk is, en minder kundigen daarvan, bij den meergemelden Heere van GESscHERf2),allezins eene genoegzaame opheldering vinden kunnen, oordeelen wij dit, kortheids halven, met ftilzwijgen te mogen voorbqgaan. §. 105. Eene bijzondere foort van fcrofuleufe zweMing; die zig alleenlijk nabij het heupgewricht voordoet, en afhangelijk is van de beledigde watervaten en klieren, in den omtrek van dat deel, verdient ook onze bijzondere aandacht, WmTE(V),is van gedachte,dat dezelve ontftaat door uiterlijke belediging van fcheuring of kneuzing en fomwijlen daarop gevolgde ontfteeking der watervaten; doch ik meen te hebben waargenomen, dat de fcrofuleuie zwelling van het heupgewricht, ook fomwijlen alleen, zonder uitwendige belediging , uit eene algemeene kropzeerige ongefteldheid, haar beftaan ontleende. Kinderen worden het meest door deeze ziekte aangedaan ; doch het duurt fomwijlen vrij lang, (?) Proeve over de voornaam/Ie langduurige gezve/len* W. 185. O) 2. c. bl. 55. l3 j .  134 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET eer wij in ftaat zijn de natuur der ziekte en haa-ï re rechte plaats te kunnen bepaalcn de be- fchrijving die de kinderen van dit hun gebrek geeven,is over het algemeen duifter en onvoldoende; fomtijds kiaagen zij over pijn in en rondom hetheupgewricht , van de knie , den rug en in de liefchen. Wanneer de ziekte in de heup is, moeten wij voornaamlijk letten op de werking dier geleding , dewijl zij alsdan meermaalen over de knie kiaagen —- de pijn is fomtijds , voornaamlijk bij nacht, zeer hevig, fomtijds zijn cr koude rillingen, en hierop volgt eene koorts. De pols verfchilt, naar maate van de hevigheid der pijn en andere omftandigheden. Het eerfte uitwendige kenmerk, is eene uitzetting van het bovenfte gedeelte der dije, hetwelk men ontdekken kan, door het kind op den buik te leggen, en dan de beide heupen met eikanderen te vergelijken. Er is eene zwakheid in het geheele been, het verflapt zeer fchielijk en teert geheel uit. Men kan om de diepe ligging, geene golving ontdekken, aleer het gezwel grooter en het vel gefpannen en glimmend is: eene uitwendige aanraaking met de vingeren, veroorzaakt geen pijn , ten waare het deel bewogen wierd. Het neemt allengskens toe in grootte, en fpreidt zig geduurende een of twee jaaren uit, terwijl de Lijder meer en meer verzwakt en vermagert. Het ge-  4MSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. 135 zwel nu zeer groot zijnde, en zig verfpreidende van boven van de heup naar het midden der dije en knie, wordt eindelijk het vel zeer dun en gevoelig , zo dat men , geduurende verfcheidene weeken, hier of daar eene opening verwacht. Doorgebroken zijnde, vloeit er eene ftoffe uit,, die na het weiachtige gedeelte van bloed of van melk gelijkt, waarin witte flippen , als van gehotte melk drijven >— in andere gevallen is dezelve met etter vermengd,en de hoeveelheid zo groot, dat er van een tot drie pinten ontlasten; waarna er geduurig,zo veel van een dun weiachtig vocht uitloopt, dat de ellendige Lijder hierdoor uitermaaten verzwakt, en meestal, bij gebrek van de grootfte yoorzorg, omkomt. De ziekte zig in het onderfte van den rug geplaatst hebbende , is er nog meer zwaarigheid , om van het aanwezen derzelve behoorelijk verzekerd te zijn. Geduurende een geruimen tijd, kan men uitwendig niets zien of voelen ; maar de Lijder klaagt fomtijds over pijnen , die wegens de ongefteldheid van het ligchaam , fterker zijn dan in andere gevallen ; en wel allermeest wanneer hij voorover bukt , knielt, of iet van den grond wil opneemen. Wanneer het gezwel naar de liesch gelegen is, zijn de toevallen bijna dezelfde;het kind vermijdt, door de langduurigheid der ziekte, en de I 4  I36 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HST aanhoudendheid der pijnen, de fpieren van de aan-a gedaane zijde te doen werken, (hoewel de pij» nen, over het geheel niet zeer hevig zijn); het helt, hierdoor, aan ééne zijde over, en worde eindelijk verdraaid: uitwendig vertoont er zig een wijd uitgeftrekt gezwel, zonder verkleuring van de huid, en zonder eenige pijn, tot dat het vel rood en dun wordt, wanneer het aanraaken pijn veroorzaakt. Alle deeze gevallen, zijn, ten opzichte der toevallen, het vocht 't welk zij bevatten , de uitkomst en de bijkomende koorts, genoegzaam elkander gelijk Ik kan niet voorbij , een bijzonder voorbeeld van dit gebrek, welk ik, voor eenigen tijd, bij een meisjen van elf jaaren heb waargenomen, hier medetedeelen. Dit kind was reeds lang te vooren , aan verfcheidene fcrofuleufe gebreken onderhevig geweest, die vooral onder langs de onderkaak, alwaar verfcheideneopene zweeren zig vertoonden,kenbaar waren ; ook had het op den linker voet eene opene zweer, waaruit, van tijd tot tijd eenige beenfehiifers voordkwamen. Sinds een geruimen tijd, klaagde het over eene (£) Men zie hier over het meergemelde werk vaa das Heer. white, bl* 56, en volgende.  AMSTERD AMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. l%? pijn, in den omtrek van het rechter heupgewricht, er was weinig zwelling te zien, de beweeging werd moejelijk,en het been vermagerde langzaam. Eindelijk begon het heupgewricht zig uittezetten, en naar maate deeze zwelling aanmerkelijk werd, draaide het been meer binnenwaards, en werd als ftijf en beweegeloos. Men zag dit verfchijnzel voor eene ontwrichting der heup aan; te meer, daar het beledigde been veel korter dan het andere was, en met geene mogelijkheid buitenwaards kon gewend worden : ik fchreef nogthans deeze kortheid toe, eensdeels aan de finds lang verminderde of geheel opgehouden groei van dit been, en aan de voordduuring daarvan van het andere ; en anderdeels aan de belediging der gewrichtsbanden, die het hoofd des dijëbeens dieper in zijne holte of pan doen opklimmen,- en de uitkomst bevestigde dit gevoelen na nog eenigen tijd, vormde zig ter zijde van de heup naar de lendenen toe , een zeer groot ettergezwel, dat open gemaakt zijnde, eene verbazende menigte dunne Hinkende etterftpf uitwierp ; de omtrek der heup bleef hard en fpekachtig ; er kwamen van tijd tot tijd in den omtrek van de heup en aan het bovenfte der dije, meer openingen, waaruit fomwijlen eenige beenfplinters zig ontlastten: het kind teerde uit, en ftierf, na drie jaaren dus ei; lendig geleefd te hebben. 15  133 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET Ik opende het heupgewricht (tot welk openen alleen ik, met uitfluiting van andere deelen, vergunning had,) in tegenwoordigheid van een beroemd Hoogleeraar der Geneeskunde; wij vonden verfcheidcneetterboezems, met eene taaje lilachtige etterftof opgevuld, die tusfchen het vet vlies en de fpieren van de dije, fommigen tot op het dijëbeen, hunnen loop hadden; het celwijze weefzel was op de meeste plaatfen ontaart en verdikt; zoo ook de fpieren en banden van het gewricht, die tevens verhard en ftijf waren. Het hoofd des dijëbeens en de holte van het heupgewricht waren onaangedaan,-alleenlijk zat het eerstgenoemde als beklemd onbeweegelijk binnenwaards gedraaid in hetlaatfle. Ter plaatfe van den grooten draajer des dijëbeens, was eene beenbederving; op deeze plaats liepen verfcheidene boezems uit, en het kwam ons voor, dat de lang opgehoudcne ftoffe, die na de fcrofuleufe verzweering, in dit deel , uitgeflort was, zig hier een' weg gebaand, de zachte deelen doorknaagd, en eindelijk het been zelve ontaart heeft. §. 106, De watervaten. Veelmaalen heb ik, bij eenen vermeerderden trap der fcrofulziekte, aanmerkelijke lijmphatieke gezwellen, op onderfcheidene plaatfen van het ligchaam waargenomen ; en ik meen alle reden te hebben, om dezelven voor het grootfte  amsterdamsck genootschap der heelkunde. 139 gedeelte, order deeze ziekte te mogen rangfchikken. De Iijmpha,ïn haaren vrijen loop door de opzwelling der waterklieren belemmerd, moet gevolglijk in derzelver vaten ftremmen , ophoopen en uitzettingen voordbrengen. Deeze opzwelling zal meerendeels gebeuren, in die watervaten, wier Hammen de meeste belemmering in hunne doorvloejing aanbrengt ; en vandaar hangt het onderfcheid der beledigde plaats af. Ik heb deeze gezwellen gezien aan den arm, bij opzetting der oxelklieren; aan de dije en den voet, in kliergezwellen van de liesch; maar vooral in die van het dijgewricht , en aan den rug, bij zieklijke ongefteldheden van de ruggraat en belediging der rugklieren enz., dan ik heb dezelven ook waargenomen bij Lijders, die aan geene uitwendige klierverftoppingen onderhevig waren j maar bij welken mij echter meest altoos, eene inwendige fcrofuleufe ziekte, aanwezig fcheen te zijn. Meest fpreiden zig deeze gezwellen in het celwijze weefzel uit; fomwijlen zitten zij dieper tusfchen de fpieren, en eene enkele keer worden zij wel eens in het beenvlies gevonden. De Heer van gesscher (V) heeft de ken- (c) Proeve over de voorn, latigd. gezwellen bl. 229. Sie ook Oef. Heelk. §. 718.  I40 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET - merken deezer gebreken zeer naauwkeurig befchreven 5 en het is om de juiste bepaaling daarvan, dat wij dezelve van zijn Ed. bier, meerendeels, overneemen. In de kleur of warmte der bekleedzelen isgeene verandering; zij zijn óver het geheel onpijnlijk, ten zij dezelve in gevoelige deelen geplaatst waren, en door eene bovenmaatige vergrooting, eene intrekking en fpanning dier deelen veroorzaakte, in deeze omftandigheid kunnen de fmercen,welke zij voordbrengen,ondraagelijk zijn (*). In fommige gevallen zijn ze van alle kanten naauwkeurig bepaald en omfchreven : in andere daar en tegen, beflaan zij de geheele uitgeftrektheid van het deel, welk zij inneemen, en doen hetzelve op eene verfchrikkelijke wijze uitzetten. In den beginne zijn ze den eenen dag grooter dan (*) Ik heb zulks bi; een meisjen van tien jaaren waargenomen, die een foortgelijk gezwel in het beenvlies van het fcheenbeen had. Uiterlijk was 'er bijna geene zwelling te zien, en de huid had een natuurlijke kleur, de pijnen warea echter zo geweldig, dat niet alleen daardoor hevige koortien, maar zelfs ftuiptrekkingen veroorzaakt wierden. Ik befloot deeze zoo verbazend gevoelige plaats te doorfnijden : onmiddelijk ontlastte er zig een klein gedeelte weiachtig vocht, en de pijnen , en de daaruit volgende toevallen bedaarden. Het beenvlies had zig ter deezer plaatfe, omtrent een duim tengte, van het been losgemaakt.  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. 141 den anderen (*), en fomwijlen zelfs geheel niet merkbaar, dan uit de pijn, welke de drukking der vingeren daarin veroorzaakt. Altoos is hun meeste dikte in het midden, en zij verminderen allengs naar den omtrek. Schoon ze in het algemeen genomen , niet ten eenenmaale van vastheid en veêrachtig vermogen verftoken zijn , zo zijn ze zulks echter onvergelijkelijk minder dan de knoest- en kreeft-gezwellen: zij zijn daarenboven minder bepaald in omtrek; noch zo rond noch zo verfchuifbaar als de vet- of fpek-gezwellen , en worden , als ze zeer groot zijn Si uitwendig befproeid van verfcheidene verwijde bloedvaten. In deeze laatfte omHandigheid, gefchiedt "er niet zelden, door het verwijden van de huidopeningen, eene zichtbaare ontlasting van een waterachtig vocht, dat echter geen de minfte verandering in de uitgebreidheid des gezwels maakt. Verfcheidene dunne plekken , 1 die zig fomwijlen aan de oppervlakte van het gei zwel voordoen, geeven veelmaalen een bedriegelijk vermoeden van eene aanftaande doorbraak. De (*) Dit fchijnt aftehangen , zegt de Heer quesnay (Mem. de VAcad. Roy. de Chir. torn. ij) om dat in dea i beginne, de loop der lijmpha door deeze uitgezette water' vaten niet _geheel belemmerd is — wanneer deeze doorI vloejing geheel vernietigd is, zal gevolglijk dit gezwel van : dat verfchijnzel vemoken zijn.  Ï4» PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET Lijder fterft eindelijk aan eene vöiftrekte uitree* ring. Deeze gezwellen zijn uit hun eigen aart niet zeer gefchikt tot ontfteekiug, en kunnen lang in denzelfden ftaat voordduuren : fomwijlen neemen ze zeer fpoedig aan in grootte, en vernietigen dan niet zelden de geheele werkdaad van dat deel, Waarin zij geplaatst zijn i openbreekendé, ontlasten zij, in plaats Van etter niet anders dan ontaart vetvlies en eene zeer taaje en lijmige ftof; fomwijlen komt er in dit geval, een zodanige toevloed van lijmpha, dat de Lijders fpoedig uitteeren en fterven. De Heer van gesscher bevestigt het aanzijn deezer gezwellen met aanmerkelijke aangehaalde waarneemingen (W). — "Wij kunnen hier nog bijvoegen, dat ook galenus (e) reeds in zijn* tijd, eene dergelijke en harde zwelling der dije, uit eene teruggedrevene huidziekte bij een kind heeft waargenomen; zo ook heeft de vermaarde Nederlandfche Heelmeester der voorige eeuwe,wouter schouten(ƒ),deuitgebreidfte deezer gezwellen, zo van de dije, de bil als Van den arm waargenomen, en fchreef dezelve toe (<0 i° meergemelde Proeve enz. bl. 233. (O Method. Medend. lib. 2. (ƒ) Verh, van de tegennatuurlijke geswellen* 2* d. bl. 598.  AMSTÊRDAOfSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. Ï43 aan eene opgehoopte taaje, zuure wei- en flijnu ftof; ja in de Ephemerides van Diritschland (g) vindt men een voorbeeld van een lijmphatiek gezwel aan den arm eener vrouwe , weegende omtrent twee honderd ponden. §. 107. Men moet echter deeze 106.) gezwellen niet verwarren met de. zogenaamde boongezwellen Qïupia') die in de flijmbeurfen der gewrichten voorkomen: men vindt deeze gezwellen vooral aan het voorfte gedeelte van het kniegewricht, aan het bovenfte en zijdelijke deel der dije, aan het begin van den voorvoet, aan het bovenfte des fchouders, en aan het uitfteekend gedeelte van den elleboog. De naaste oorzaak daarvan beftaat in de ophooping hunner bevatte natuurlijke (lijm. Zij groejen zeer langzaam aan , en er verloopen fomwijlen jaaren, eer zij tot eenige merkbaare grootte gekomen zijn. De afgelegene oorzaaken zijn meestal af hangelijk van eenige uitwendige belediging. De kenmerken hunner juiste plaats, en de bewustheid hunner oorzaaken, tevens met eene verdere welgefteldheid van het ligchaam des Lijders, Cg") Anti. 1672. Dec. 3. Ohj. 2.  144 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET doen hen genoegzaam van de lymp'hatieke gezwel* len onderfcheiden (#). • . §• • icfe ims r.si m mi Verfcheidene gebreken der huid. Kwaadaartige huidgebreken van verfchillenden aart, zijn misfchien een der gewoonfte verfchijnzelen bij deeze ziekte: men neemt ze in alle levenstijden waar j doch over het geheel meest bij kinderen nu eens fchijnen ze de fcrofulziekte of klieropzwelling voortegaan , dan daarop te volgen; meerendeels gaan ze er echter mede gepaard ; zij zijn nogthans hun beftaan aan eene fcrofuleufe oorzaak verfchuldigd, en fchoon hiervan al eens , bij haar aanzijn , geene andere uiterlijke kenmerken zijn, meenen wij echter dat een oplettend waarneemer, dezelven meest altijd genoegzaam , uit verfcheidene kenmerken, in het ligchaam zal tegenwoordig vinden. De lympha, wier ophooping in de kliervaten, over het algemeen, de naafte oorzaak is van derzelver opzwelling , is ook de naafte oorzaak der voordgebragte huidziekte —- haare ongedaanheid Qh) Men zie, over dit gebrek, de meergemelde Proeve over de voorn, iangd. gtzw. van den Heere d. van gessches. fel. 69.  AMSTERDAM?CHGENOOTSCnAP*DER HEELKUNDE. I45 heid welke de zwelling der klieren veroorzaakt, werkt andermaal op de tedere mondjens der watervaten van de huid, en brengt daar die gebreken voord , welken wij zo aanftonds befchouwen zullen. Het is geene natuurfpeeling, wanneer het zieklijke wei- of water-vocht, dan eens kliergezwellen en dan eens huidgebreken voordbrengt: de Natuur werkt altoos overeenkomftig vaste wetten; en zo haare uitwerkingen voor ons fomwijlen onbegrijpelijk of verbazend fchijnen, is zulks Hechts een kenmerk onzer onkunde. Indien ik niet dwaale,meen ik dat dit uitwerkzel der lympha, op de klieren of op de huid, zo geheel onverklaarbaar niet is: immers uit den geheelen zamenloop, kunnen wij wel eenige gevolgtrekkingen afleiden, welken hier over eenig licht verfpreiden. Het komt óns vóór, dat het verfchil deezer onderfcheidene uitwerking, meestal van eene meerdere of mindere dunheid en fcherpte der lympha afhangt, veroorzaakt voornaamlijk door eenige fcherpe daarin huisvestende fmetftoffe ; zij zal hierdoor de gevoeligezenuwtepeltjensder huidprikkelen,en dus op onderfcheidene plaatfen van dezelve s verfchillende huidgebreken, naar den aart der bevattende fcherpte , veroorzaaken. Hoe meer de lympha verdund en ontbonden is, hoe fcherper en prikkelender haare deeltjens zuilen zijn; gevolglijk zal K  I46 PRIJSVERHANDELINGEN VAN ÜET' 1 eene meer dunne lympha, eerder huidgebreken dan klieropzwellingen voordbrengen, om dat daardoor de mondjens der opflurpende vaatjens, reeds het eerst beledigd worden. En daar de fcheikunde ons doet zien, dat het vloeibaare gedeelte van het bloed, door de warmte meer verdund wordt, zo worden wij te meer bevestigd, dat de gebreken der huid, aan de dunheid der lympha haare oorzaak verfchuldigd zijn, wanneer wij in aanmerking neemen, dat in warme Landen zo zelden klierverftoppingen, en daar en .tegen zo veelvuldige huidgebreken voorkomen; ja dat bij onze fcrofuleufe lijders zelfs, des zomers veelmaalen gebreken der huid, en des winters gezwollen e klieren gezien worden, maakende dus eene verwisfeling, naar maate eener warme of koude luchtsgefteldheid. Dat de terug- of liever in-gedrevene ftoffe deezer huidziekten , op de oogen, ooren , klieren van den hals, luchtpijp, long of andere deelen, fpoedige en niet zelden gevaarlijke toevallen0 veroorzaaken, leert de ondervinding; en zij bewijst hierdoor tevens, dat deeze ingedrevene ftoffe van eenen fcherpen aart is. De gebreken der huid, welken men onder deeze ziekte kan bevatten, zijn: hairworm, dauwworm, ruwheid van het vel, vooral in het aangezicht, jjitflag over het gantfche ligchaam, melaatsheit  tósfERDAMSCH genootschap DER HEELKUNDE, ló f én andere huidgebreken van eene hardnekkige voordduuring: Wij zuilen derzelver befchrijving met ftilzwijgen voorbijgaan: men kan van dezel^ ven, in de meefte fchriften der Heelkundigen, gehoegzaame oplichting vinden. Alleenlijk zij het ons gegund j eene Waarneeming van eenen minder gekenden en bijzonderen uitflag op den rug der handen, door den Heer van der haar (t) Waargenomen, hier plaats te geeven : „ Meermaalen heb ik menfehen gezien,'* zegl nÜ i a' en zag er nog heden een , die over i,iniets wisten te kiaagen, dan alleen over hunne „ handen , die door eene langduurige herpes of „ drooge dauwworm er deerlijk uitzagen, en ze uit fchaamte naauwlijks durfden vertoonen: on„ kundigen zien het dikwijls voor fchurfi aan 4a i, dat dit ongemak mede onder de klierziekten be„ hoort, is bij mij ontwijfelbaar." hildanus (£) verhaalt een voorbeeld van een dauwworm op de hand, waarop de dood volgde. §. 109. Onder de gebreken der huid kan men ook brengen, de meer of minder uitgebreide fcrofuleufe (i) Gen. en Heelk. waarneemingen. j. i£, (<*) Cent, IV. obf, 90. Ka  !4§ PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET verzweeringen van dat deel — zij zijn afhangelijk van een veretterend kliergezwel, of van eene bijzonder geplaatfte fcrofulltof op een of ander uitwendig gedeelte des ligchaams. De eerfte kennen wij uit de bewustheid eener voorafgegaane klicrzwelling, die langzaam is week geworden, eindelijk zig opent, en eene verzweering, tevens van de huid, voordbrengt. De andere wordt meestal bij kinderen gekend, aan de vergezellende verfchijnzelen eener kropzeerige ongefteldheid: bij bejaarden, moet men inzonderheid daarvan oordeelen, uit hetgeen in de jeugd heefc plaats gehad, gevoegd bij de natuur des gezwels, 't welke is voorgegaan. Zo zag de geleerde kórtum (/), bij een' jongeling van i8 jaaren, op verfcheidene plaatfen van het ligchaam fcrofuleufe verzweeringen: op de ribben bevonden zig knobbeltjens, gelijk aan peesknoopen, en welken daarna in verzweeringen overgingen — wij hebben dit zelfde bij zodanige Lijders meermaalen waargenomen. Dan, er is een aanmerkelijk onderfcheid in de foorten van huidverzweeringen; de fcheurbuikige, venerifche en kankerachtige worden vrij aigemeen met de fcrofuleufe verward; het zal dierhalven, ter deezer plaatfe, misfchien geen overtollig werk (/) Comm. de vitio Jcrofulofo. P. L Seót. II. p. 82.  é M'STERD AMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. 149 zijn, derzelver onderfcheidende kenmerken korft lijk voorteftellen. De fcheurbuikige zweeren hebben meest een ■ bruine of loodverwige grond en omtrek ; bloeden ligtlijk op de minfte aanraaking; zijn veelmaalen bezet met een fponsachtig vleesch, dat flap is, en gemaklijk met den vinger verbroken wordt; zij laaten een dun , fcherp, Hinkend en geelkleurig vocht uitvloejen, en gaan doorgaands verzeld van fchietende pijnen , door de gamfche uitgeftrektheid van het aangedaane deel. De venerifche zweeren zijn meest allen fpekachtig, of hebben, als ze zuiver fchijnen, een' grond, die buitengemeen glanzig en effen is : het vocht dat zij uitwerpen, is den meeften tijd, eenigzins geelverwig en flijmig— over't geheel zijn zij niec zeer pijnlijk, ten ware zij op gevoelige deelen geplaatst waren; meest zijn zij verzeld met nachtpijnen in het hoofd en de ledemaaten, beenknobbels, korstachtige huidzweeren, eene hardnekki» ge roosachtige ontfteeking van de keel. enz. De kankerachtige zweeren der huid, bepaalen zig tot dat weefzel alleen, of ftrekken zig tevens uit tot het vetvlies — in het eerfte geval zijn zij meest het gevolg eener wrat of blaauw-rood huidknobbeltjen ; zij verteeren langzaam de huid in eene groote uitgebreidheid — de anderen zijn alïoos met een fponsachtig uitwas bezet, dat uiter^ K3  |50 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET maaten pijnlijk, Hinkend , loodkleurig, en zeer verheven is; zij werpen eene groote hoeveelheid dun vocht uit, en veroorzaaken veelmaalen aanmerkelijke bloedvloeiingen. De kropzeerige zweeren zijn van alle deezen onderfcheiden, uit den aart van de zweer zelve: zij hebben meest altoos omgewelfde loodkleurige kanten, en eenen blaauw-rooden omtrek; de uitvloejende etter is kwalijk gefield, en zij zijn doorgaands verzeld met kleine zweertjens aan de randen der oogleden. Behalyen deeze plaatslijke kenmerken, kan men over het geheel, met nog meer zekerheid uit de verzeilende , of voorafgegaane omfhndigheden , over den waaren aart daarvan befiuiten , daar ieder der hoofdziekten, waarvan deeze gebreken afhangelijk zijn, genoegzaame onderfcheidende kenmerken daarvan opleveren (§. 11 3.) Nimmer nogthans moeten wij deeze gebreken onder eikanderen mengen, gelijk veele oudenen laatere Heelkundigen gedaan hebben , noemende dezelve fcheurbuikige, venerifche- of kankerachtige -kropzweeren enz. Zij bellaan altoos op zig zeiven, en haare hoedanigheidsverandering hangt meest af van de geitellen, waarin zij voorvallen, en van den meer of minderen graad van het gebrek zelf.  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. 151 $. IIO. ■ Beenziekten. Het zamenweefzel der beenderen, van eene zo verbazende menigte watervaten voorzien , is niet minder voor de nederzetting eener fcrofuleufe ftof vatbaar, dan andere deelen. De raauwe fcherpe en ongefchikte lympha, maakt niet zelden in derzelver tedere buisjens, in het beenwezen , verftoppingen , welken even als in de zachte deelen, langzaame opzwelling en eindelijk verettering , of hier liever bederving voordbrengt. Meestal is deeze ziekte afhangelijk van eene, door fmetftof, ontaarte lympha ; en wordt fomwijlen door eene ingedrevene kwaadaartige huidziekte veroorzaakt, Deeze beenziekte bepaalt zig meest tot de kleine fponsachtige beenderen van de voorhand, den voorvoet, der vingeren en toonen, en aan de einden van lange beenderen ; zij wordt onder den algemeenen naam van beenêeter of winddoorn (fpina yentofa) begreepen. Kinderen zijn meest aan dit gebrek onderhevig; volwasfenen ziet men er zelden van aangetast (*): (*) De Hooggeleerde plenck, meent, dat de been. eeter, welken men bij volwasfenen waarneemt, meest altoos venerisch is: men zie zijne Verhandeling over de venusziekte, Ned. Vert. bl. 128. K 4  *52 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET de reden hiervan fchijnt ons toe te zijn, de meer algemeenheid der fcrofuiziekte bij de eerden in tegenfrelling van de laatften ; en mogelijk ook de mindere vastheid hunner beenderen. en het grooter aantal van watervoerende vaten, door dezelven heen verfpreid. De kenmerken van dit gebrek worden gewoonlijk ender drie tijdperken gebragt, a!s begin, Haat en doorbraak. Het eerfte wordt gekend uit eene diepe fcherpe en bepaalde beenpijn, waarbij uiterlijk niets, dan fomwijlen eene kleine roode vlek, zonder zwelling wordt waargenomen. Het tweede kent men uit eene meerdere en pijnlijke zwelling, ter plaatfe der beenpijn; doch welke laatfte vermeerdert, naar maate de eerfte , de zwelling naamlijk, toeneemt. Tot het laatfte kenmerk eindelijk , behoort de doorbraak van het gezwel, met één of meer kleine openingen, welken meestal veel vochts uitwerpen, zonder het gezwel zelf eenigzins te doen verminderen , en zeer genegen zijn tot eene fponsachtige uitgroejing van vleesch : door het tentijzer, fomwijlen door het gezicht alleen, neemt men in den grond der verzweering eene ongelijke oppervlakte van het been waar; en niet zelden ontlasten zig hieruit afgefcheidene beenfplintertjens ; ja ik heb meermaalen de uitgebreidfte been bedervingen, en beenaffcheidingen bij fcrofuleufe Lijders waargenomen.  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. I53 Wij meenen dat deeze beenziekte, aan hoe veele verfchillende oorzaaken men dezelve ook moge toefchrijven , bijna altoos , zo niet geheel, van eene fcrofuleufe oorzaak af hangclijk is: wij zien ons in dit gevoelen, door den ervaaren van der haar gefterkt, daar hij zegt: „De zogenaamde „ beanestcr, (fpina yentofa of' paedarthrocace ,)is „ mede, en wel te regt, eene verdrietige fcrofu» „ leufe ziekte, die altoos de weeke of fponswijze „ beenderen der gewrichten, en vooral de handen „ en voeten der kinderen, of van nog jonge men3, fchen, aantast — maar hoe menigmaal ik dit „ kwaad ook in het eerfte en tweede beentjen der vingeren gezien hebbe, kan ik mij niet herinne„ ren, hetzelve ooit in het laatfte lid of den top „ der vingeren gezien te hebben ( *). Meermaa„ len maakt het na geringe uitwendige kwctzing, „ de knieën en elleboogen van jonge menfchen „ krom en füjf, en wordt dan aan die oorzaak (*) De Heer la louette is van gedachten, dat dit gebrek nimmer in het derde lid der vingeren of toonen voorkomt; men zie Traité des fcrophules, communement tiommées ecrouelles. Par. 1780. Doch ik heb bij een kind, hetwelk met verfcheidene fcrofuleufe gebreken worftelde, waargenomen, dat de voorfte leden der duimen van beide de handen, met deeze ziekte waren aangedaan. Zelden echter heeft dit plaats; het gebrek fchijnt zig altoos meer naar de gewrichten zeiven te richten; dan ook hierin is geen regel zonder uitzondering. K5  154 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET toegcfehreven , zonder om de inwendige te „ denken. De venusziekte tast veeleer het mid,, dm, doch de klierziekte de eindm der beendea, ren aan" — en iet verder laat hij volgen : „ Hoe veele ellendige kinderen rnet dit kwaad uit „ teering-zieke ouderen geteeld, heb ik niet ook „ eindelijk , aan de küerteeririg met waterzucht zien flerven ( m ) ? De verfchijnzelen wanneer dit gebrek de gewrichten der groote beenderen aandoet hebben wij reeds §. 102. onder de bepaaling van witte zwelling der gewrichten , opgegeven , en meenen daarvan ter deezer plaatfe te mogen zwijgen, §. in. Wat de Beenknobbel, door eenigen ook aan eene fcrofuleufe oorzaak toegefchreven, betreft , het is ons nimmer voorgekomen, dat die op de lijst deezer ziekten eene plaats verdient; en zo dezelve niet aargeboren is, of van eenige uiterlijke belediging afhangt , zo meenen wij genoegzaam waargenomen te hebben , dat zij dan meest altoos aan ecnig tegenwoordig venus-fmet moet toegekend worden. Dit gift, gelijk wij zo even §. 110. gezien hebben, tast meest het midden der groote beenderen aan, en is altoos verzeld (») Gen. en Heelk. waar». §. 26.  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. 155 of voorgegaan , van zodanige verfchijnzelen , welke haaren waaren aart duidelijk genoeg kenr merken. §. 112. Of de engelfche ziekte (rachitis) die in haare uit* werking meerendeels eene weekheid der beenderen aanbrengt, aan eene fcrofuleufe oorzaak hiar beftaan verfchuldigd is, wordt door veelen erkend, door anderen tegengefproken. Wanneer wij nogthans op den aart deezer ziekte letten, meenen wij, dat dezelve tot de fcrofulziekte mag en moet betrokken worden; te meer, omdat zij veelal van dezelfde oorzaaken als de fcrofula afkomftig is; dat zij dikwerf bij kinderen, van fcrofuleufe ouders geboren , voorkomt ; en eindelijk , dat men tevens bij deeze voorwerpen meest altoos klieropzwellingen, in onderfcheidene deelen, vooral in het darmfcheil, waarneemt. Zij fchijnt ons toe, in eene verminderde veerkracht en werking der vaste deelen , en niet in eene ontaarte lympha te beftaan. In den beginne deezer ziekte wordt eene algemeene fletsheid en zwakheid bij het kind befpeurd; het vermagert, en verzwakt tegen het gebruik van alle voedzel; het hoofd en den buik vergrooten meer dan natuurlijk, en zo in de tandgroejing als jn de fpraak, is het, bij anderen vergeleken,zeer  S5<5 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET achterlijk; bij eene verdere toeneeming, vermeerdert de zwakheid, en het kind kan niet meer ftaan, • de beenen buigen door, en het wordt op verfcheidene plaatfen wanvormig. Nimmer ontftaan de kenmerken deezer ziekte vóór dat het kind zes maanden oud is, en duurt dezelve zelden langer dan tot tien jaaren; in welken tijd hetzelve, of aan eene uitteering fterft, of door de natuurkracht gered wordt. i U3. Hier mede konden wij deeze afdeeling fluiten, oordeelden wij niet nog een ogenblik onledig te moeten zijn, met die ziekten, welken met de fcrofulziekte zo algemeen, ja niet zelden door de geoefendfte Genees- en Heel-kundigen zeiven, verward worden : ik meen de yenus ■ ziekte, fcheurhuik, en kanker. Wij meenen nogthans, dat ieder deezer ziekten op zig zelve, kenmerken genoeg heeft, waaruit men haar van den anderen kan onderfcheiden:'t is waar, die kenmerken zijn niet altoos plaatslijk of uit het plaatslijk gebrek optemaaken; maar dan moe« ten wij dc voorafgaande en verzeilende omftandigheden in aanmerking neemen, en deezen zullen een oplettend waarneemer zeiden doen mistasten. Dc venas-ziekfe bijvoorbeeld, is altoos afhan»  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. Ï57 gelijk van eenige aangebragte befmetting; heefc meest in eenen meer gevorderden leeftijd, zelden bij kinderen plaats (*). De toevallen zijn in den beginne meeftentijds plaatslijk, in dat deel daar de befmetting is aangebragt ; bij eene verdere toeneeming, en bij de aandoening van andere deelen, daardoor, leveren haare verfchijnzelen doorgaands kenmerken genoeg van haare eerfte oorzaak op f«); en haare gevolgen , zo zij door geene gefchikte middelen worden voorgekomen, zijn meer doordringend en fpoediger verwoeftend. De fcheurbuik, eene ziekte, die minder algemeen is, dan men zig over het geheel wel voorfielt, wordt en is maar al te veel met de fcrofulziekte verward; ja veele verfchijnzelen, welken alleen aan deeze laatfte behooren , heeft men op rekening der eerfte gefteld : men kan ze echter niet geheel van de lijst der ziekten uitwisfchen —• (*) Het is hier de plaats niet, om ons uittelaaten over het, zo het fchijnt, bij fommigen reeds veldwinnend gevoelen van den Heere gietannger, welke geleerde Geneesheer meent, dat kinderen, over het geheel, zonder vleeschüjke befmetting, voor de venusziekte onvatbaar zijn: wij meenen hier Hechts te moeten aanmerken, dat het ons, en uit de befchouwing van het venusgift, en uit veelvuldige voorbeelden voorkomt, dat zij niet altoos beveiligd zijn. («) Men zie onder anderen hier over j. j. plenck» Verh. over de venusziekte, vert. door den Heer nolsx,  Ï5H PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET zij beftaat wezenlijk , en heeft haare bijzonderé kenmerken, die haar van alle andere ziekten genoegzaam onderfcheiden. De voornaamfte daarvan zijn: loomheden, pijnen in armen en beenen , een Hinkende adem , een dik taai en ftinkend fpeekzel , losheid en krachtloosheid in de tanden , een rood cn gezwollen tandvleesch , dat op het minfte aanraaken bloedt, fomwijlen bolachtig opzwelt , andermaal over de tanden heen groeit, veelmaalen bruin en zwart wordt, en met ftukken afvalt , de tanden ontbloot, doet uitvallen en de tandkasfen bederft: fomwijlen vertoonen zig hierbij vlekken over het geheele ligchaam; andermaal alleen aan de beenen; zij zijn of rood, loodkleurig , geel of zwartachtig ; fomwijlen bepaald, fomwijlen zeer uitgebreid ; veelmaalen bloeden ook deeze Lijders uit den neus. De gevolgen deezer ziekte, zijn wel eens uitgeftrekte verzweeringen, verrottingen, aanmerkelijke beenbedervin^en; op weike laatften alsdan meerendeels de dood volgt. Daar de naafte oorzaak der fcrofulziekte veelal in de lympha beftaat, fchijnt het mij daarentegen toe , dat die der fcheurbuik in een te dun, fcherp en ontaart bloed moet gezocht worden: tot de afgelegene of voorbereidende oorzaaken, ko-  AÏW3TERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. 1591 fnen vooral in aanmerking, gebrek aan gefchikte Voedzelen, afmattingen en ellende. Deeze ziekte heeft, over het geheel meer plaats bij volwasfenen dan bij kinderen. Van de kanker hebben wij reeds in t voorbijgaan §.90. gefproken; alleenlijk kunnen wij hier nog bij aanmerken, dat deszelfs gift zelden dan door een voorafgaand knoestgezwel wordt in beweeging gebragt; en fchoon deeze ziekte in haaren voordgang veelmaalen, de klieren der watervaten doet opzwellen (*) , ja in onderfcheidene deelen dezelfde gewrochten voordbrengt als de fcrofula fomwijlen in eenen meer gevorderden trap doen, is het nogthans zeker, dat, en uit de eerfte oorzaak en uit voorafgaande en tegenwoordig zijnde verfchijnzelen, dit gebrek genoegzaam van de fcrofula te onderkennen is: voeg hierbij, dat de kanker zelden jonge lieden aantast, daar zij de meest lijdenden in de fcrofulen zijn. Wij zullen dit niet verder ophaalen ; het gewigt van het onderwerp, noopt ons tot andere befchouwingen. (*) De geleerde de man zag bij een geopenden kanker in de liesch , bijna alle de klieren des buiics gezwollen. Zie de Verhandelingen van de Heil. Maatf, der Wetenfchappen XV. D. bl. 150.  l6o l'Il IJSVER HANDELINGEN VAN HET ' VIERDE AFDEELING. Over de gevolgen der kropkliergezwellen. §. 114. gevolgen der kropkliergezwellen zijn algemeen of bijzonder , dat is s zij behooren of toe de algemeene klierziekte , of tot de onderfcheïdene beledigde deelen. ' §• 115. Ovef het geheel echter zijn zij verfchillend, I°.)naar de derzelver oorzaak; 1naar den trap van belediging; 3 °.) naar haaren aart; 40.) naar de gefteldheid der voorwerpen waarin ze plaats grijpen, cn 5 °.) naar de deelen die er door zijn aangedaan <■ wij zullen dit afzonderlijk ophelderen. $. Ho*. 1®.) Het is een aanmerkelijk verfchil in de geVolgen van welk eenen aart de oorzaak derzelver  AmSTERDAMSCH genootschap der heelkunde. l6l ver is: bij:: voorbeeld, zij die van eenig aangeboren mechaniesch gebrek afhangen, en de inwendige deelen aandoen, zijn niet zelden doodlijk; ten mir.flen altoos van ongunflige gevolgen. Wanneer zij van een algemeen zwak vaatgeftel ontilaan^en uireene ongefchikte levenswij ze voordvloejen, worden zij meermaalen , door de Natuur zelve, en door eenen verbeterden leefregel, gcnc.zcn. ; ;-" ' ; Die.,door eene, van buiten aangebragte ziekte.ftof worden veroorzaakt, zijn minder gevaarlijk dan wanneer dezelven van inwendige beledigende oorzaaken , of eigenaartige fmetftoffen, afhangen; bijdc eerften verdwijnen zij wel eens, of onmiddelijk, of kort na het opruimen der oorzaak, en her. wegneemen of naar buiten afleiden der aangebragte ziekteftoffe ; bij de laatfte zijn zij langduurig , gaan veelal van kwaad tot erger over, en hebben niet zelden de treurigfte uitkomften. | llS* De trappen der belediging, in de fcrofulziekte, zijn haar begin, haar flaat en haar einde. In het begin zijn de gevolgen deezer ziekte twijfelachtig : wanneer ze bij tijds ontdekt , haare oorzaaken gekend, en vermogende middelen ^cr verhinderinge van eenen verdere»  tCi PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET voordgang aangewend kunnen worden , dan kan men fomwijlen veel goeds uitwerken, en zijn haare gevolgen gunftig doch wordt de ziekte niet gekend of niet wèl behandeld, dan zal dezelve toeneemen, verergeren en onderfcheidene gebreken voordbrengen, naar maate van de deelen die aangedaan worden. De ftaat deezer ziekte, is een zodanige gevorderde trap, waarin dezelve tot die rijpheid gekomen is, dat men gemaklij k alle haare kentekenen kan waarneemen ; in deezen blijft ze fomwijlen , zonder merkbaare verandering, lang voordduuren ; en de gevolgen daarvan hangen af van de omftandigheden , die bij den Lijder en in de ziekte zelve , plaats hebben. Het einde is of gunftig of kwaad, naar den aart der ziekte en het geitel van den Lijder. Somwijlen ziet men deeze ziekte, na een geruimen tijd, zonder eenige kennelijke verandering, aanweezig te zijn geweest, langzaam verminderen, en eindelijk geheel verdwijnen andermaal gaat zij over tot verdere verwoeftingen, verzweeringen, en tot die gevolgen, welken over het geheel noodlottig en: meerendeels voor den zieken doodlijk zijni  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. 163 §• ii3. 3W.) De aart der fcrofulziekte is goed of kwaad, en in overeenkomst deezer zijn ook haare gevolgen. De gocdaartige fcrofula blijven of altoos in denzelfden Haat, of verdwijnen eindelijk. De kwaadaartige worden pijnlijk , ontfloken , wankleurig, en gaan tot verettering, en eindelijk tot kwaadaartige verzweeringen over. % np. . 40.) Naar de gefteldheid der Lijderen zijn ook de gevolgen zeer verfchillend ; bij kinderen zijn dezelven over het geheel minder gevaarlijk dan bij volwasfenen: veelmaalen verdwijnen ze bij de eerflen, met de jaaren der huwbaarheid, van zeiven; bij de laatflen zijn zij,: over het geheel, langduurig en hardknekkig, en gaan bij deezen niet zelden over tot de foort der kwaadaartigen. Bij zwakke, zieklijke en anderzins kwaadzappige ligth'amen, zijn zij meest, in haare gevolgen , zeer ongunftig, en vernielen niet zelden de nog overgeblevene levenskrachten : bij anderzins gezonde, fterke en welgeflelde voorwerpen, zien wij ze niet alleen door de natuurkracht verminderen, maar zelfs veelmaalen volkomen opruimen en geneezen. L 2  ïó*4 prijsverhandelingen van HeT ' $. 130. 5°.) Zeer onderfcheiden eindelijk is her.gevolg, haar de bijzondere deelen, welken door deeze ziekte aangedaan zijn. Somwijlen zijn de meefte waterklieren , van het geheele ligchaam, zo' in- als uitwendigen, beledigd; andermaal Hechts één of weinige deelen daarvan aangetast : in het eerfte geval zijn de toevallen meer algemeen en de gevolgen meestal treurig; in het laatfte wordt alleen de Werkdaad van het beledigde deel belemmerd, en de gevolgen zullen verfchillend zijn , naar de werkzaamheid , welke dit deel, in den gezonden ftaat uitoefent. Die der inwendige deelen zijn over het geheel zeer ongunftig; en zo de ziekte niet bij tijds gekend of verbeterd wordt, vervallen deeze Lijders meestal in eene teering; of er ontftaat eene waterzucht van borst en buik: die der uitwendige ligchaamsdeelen, zijn minder fchadelijk; doch ook meerendeels in haare gevolgen afhangelijk van haare meer of mindere uitgebreidheid, van andere meer gunftige of nadeelige oraftandigheden , en van het deel zelf dat beledigd is. Wij zullen hier de gevolgen aan ieder bijzonder in- en uit-wendig deel eigen, niet aanvoeren; zulks is reeds in de befchouwing van derzelver kenmerken gedaan , en meenen den Lezer derwaards te mogen wijzen.  amsybrdamsch genootschap der heelkunde. lé$ §. Ï2I. Een bijzondere zamenloop nogthans van eenige deezer gebreken, vooral die der ingewanden, brengt fomwijlen verfchijnfelen voord , welken in hunne uitwerkingen den onkundigen verbaazen, en den ge> oefendften veelmaalen verlegen maaken. Van dien aart zijn vooral die, welken uit de klierverftoppingen van het darmfcheil, van den lever, milt enz. voordvloejen : het zij ons gegund hiermede nog een oogenblik onledig te [zijn. §• i 22. „ Dat de hypochondria en tnelancholia cum ma„ teria, meest altoos van eene verftopping en „ zwelling van de lymphatique klieren van de in„ gewanden des buik* afhangt, wordt bij meest al„ len erkend," zegt de Heer van der haar (o) ; en in waarheid, zij die de naauwe verwantfchap onzer vochten met de hersfenen kennen , zullen 3 wanneer zij het dunne, fchraale, en weinig kracht bezittend bloed van een fcrofuleufen Lijder, en de gevolgen daaruit op de affche-iding en voordbrenging van het zenuwmerg, in aanmerkinge neemen, geredelijk befluiten, dat ook deeze deelen fo) In meergemelde waarneemingen §. 15.  ï66 prijsverhandelingen van het' daardoor, niet alleen kunnen, maar veelal moeten belerigd worden ; en wie kent de uitwerkzelen der beledigde zenuwen niet ? eene ziekte tegenwoordig zo heerfchend in ons Vaderland ! en wier verfchijnfelen zeker meestal, wanneer zij cenigzins aanmerkelijk en voordduurend zijn, van verftopte klieren der ingewanden afhangen. Bij kinderen zijn ftuipen, vallcndezickten enz. zeer gewoone verfchijnzelen deezer ongefteldheid. De Heer russel (p), onder anderen, verhaalt daarvan verfcheidene Voorbeelden. Ik zelf heb, bij een meisjen van veertien jaaren, de zogenaamde fint yitus dans waargenomen, welke ik alleenlijk aan eene fcrofuleufe aandoening der. ingewanden, uit eene onvoorzichtige ingedrevcne. dauwworm , toefchrcef: bij het andermaal naar. buiten komen deezer huidziekte, werden de ftuiptrekkingen minder,en bij het, in 't vervolg geneezen derzelvc, hielden zij geheel op. ' Niets nogthans is gemeener in de gevolgen der; Jcrofula, dan de waterzucht en de teering. 1 (p~) Disf. de tabe glandulari, &c.  4MSTER2JAMSCH GENOOTSCHAP DEP, HEELKUNDE. l6f §• 125. Bij eene vermeerderde toeneeming der verpopping van de klieren der ingewanden , wordt de werkdaad der opflorpende watervaatjens of ver^ minderd of vernietigd ; het vocht, dat altoos en op alle plaatfen in de holte der borst en buik , van het geduurig aanvlietende bloed uitwaasfemr, wordt of maar gedeeltelijk, of in het geheel niet opgenomen, moet dus gevolglijk ophoopen , en eindelijk de zogenaamde waterzucht yoordbrenjgeh. De voorbeelden hiervan bij fcrofuleufe Lijders zijn menigvuldig: wij zclven zagen in een huisge ■ zin, waarin vier kinderen waren, drie derzelven, die vooraf met onderfcheidene toevallen van fcrofula gcworfteld hadden, op den ouderdom van negen of tien jaaren, aan de waterzucht ftcrven: de laatfte, daaraan insgelijks onderhevig geweest, werd zestien jaaren oud , en ftierf aan dezelfde ziekte. §. 126. Wanneer uit de verftoppingen van het darm* fcheil, de doorgang der chijl tot het bloed belet wordt, moet het ligchaam verzwakken, vermageren , en eindelijk uitteeren; en zijn deezen dus zo veele meest gewoone gevolgen, in den voordduurenden trap deezer ziekte. h 4  x 63 prijsverhandelingen van het Duizenden worden s jaarlijks door eene fcrofuleufe teering weggerukt; ja de Heer th dessins ( ••dfe na uitwijzing der fterflijfien, aan teering (in London) fterven, is verfchrikke„ lijk,en beloopt niet minder dan op vier duizend , 'sjaarlijks. Ik ben volkomen overtuigd," zegt hij verder, „dat het grootfte gedeelte derzelven, uit eene ontaarting der waterklieren ontftaat." §• I2.7- Van elk der gevolgen op de uiterlijke gebreken der fcrofulziekte, hebben wij reeds, in de befchou- (q) Voorrede voor white enz. bl. 5. (/ ) In meergemelde verhandeling enz. b!. 47.  amsterdamsch genootschap der heelkunde, ifSo, wing haarer kenmerken gefproken, en zulks ontflaat ons derhalven om er hiervan melding te maaken. J. 128. Alleenlijk kunnen wij niet voorbij, een bijzonder gebrek , als een gevolg van eene voorgaande ferofulziekte aanteftippen; ik meen, de jeukte aan de teeldeelen, waarvan de Heer van der haar, ons de volgende befchrijving geeft: „Mannen en ,. vrouwen, die in hunne jeugd, met kliergezwel- len, hairworm, dauwworm enz. gekweld zijn „ geweest, worden fomwijlen , bejaard zijnde, van „ eene allerlastigfte en ondraagbaare jeukte, aan , en in de partes. genitales aangedaan — en het „ is nauwlijks te gelooven, hoe veel er in 't ge„ heim aan fukkelen ( s )." Wij hebben dit zelfde gebrek meermaalen waargenomen , doch zonder de waare oorzaak te kennen'—_ finds de voorlichting van opgemelden Heer, zijn wij meer oplettend op de oorzaaken geworden, en daaruit is ons gebleken, dat de opmerking, van deezen waarlijk grootenHeelmeeffer, zeer gegrond is. (s) Genees- en Heelkundigs waarneemingen. $. 24.- h 5  f70 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET VIJFDE AFDEELING. Over de geneezing der kropkliergezwellen* S« 129. TPhans komen wij' tot het groote oogmerk onzer verhandeling , waartoe al het voorgeftelde, Hechts als voorbereidend moet befchouwd worden; ik meen de geneezing deezer ziekte. $• 130. Wij verdeelen dezelve in eene algemeene en in êene bijzondere. Tot de eerfte behoort de behandeling der ziekte , welke daarin over het geheel vereischf wordt; en tot de laatfte, die van ieder der daartoe behoorende bijzondere gebreken,of verfchijnfelen op zig zelf.  4lMSTERDA?.ÏSCH GENOOTSCHAP OER HEELKUNDE. I^I §• 13l- De algemeene geneezing, worde volbragt, of door de Natuur alleen , of door hulpmiddelen , qf door beiden te gelijk. §• W> De Natuur , in waarheid de grootfte Heelmeefteresfe aller eeuwen , toont ook in de fcrofulziekte meermaalen haar voortreffelijk vermogen; ja geneest er misfehien alleen meer, dan alle de uitgezochtfte hulpmiddelen zamen. De Schepper aller wezens heeft in het dierlijk zamenftel, eene zodanig werkende kracht ingefchapen, dat het eene door den onmiddelijken aanftoot van het andere in beweeging en wer* king blijft. Een geregelde voordgang deezer werking is gezondheid; de afdwaaling, ziekte; en de werkende kracht, de Natuur— wanneer dierhalvcn in eenige afdwaaling, deeze werkende kracht nog zo veel vermogen behoudt, om de oorzaak der afdwaaling te overwinnen, zal de ziekte verbeterd en het ligchaam gezond worden. Dit zien wij bij zodanige Lijders , die reeds met de eerfte zaaden deezer ziekte befmet zijn, doch waarin het vaste wecfzel nog zo veel veerkracht bezit, of door toevallige oorzaaken ver-  \JH PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET krijgt (*), dat het de afwijking van het vloeibaare kan overwinnen; maar is deeze werkende kracht te zwak; is het vaste weefzel door de ziekte zelve te veel onderdrukt, dan verliest het zijn vermogen om de afwijking der vochten te herftellen,enzal, door hoe langer hoe meer te verflappen, het vloeibaare tevens meer doen afdwaalen , en eene, door de Natuur alleen onherftelbaare,z/ekte vpordbrengen. (•) Deeze toevallige oorzaaken worden gevonden, in eene zonder oogmerk veranderde levenswijs, verandering van woonplaats, fterke bewegingen, en dergelijken: en zegt de Heer van der haar, „ door eene anderendaag„ fche koorts; door eene aanhoudende koorts van drie wee „ ken; door eene nieuwe bezwangering; door eene land„ reife te paard van tien weeken door Duitschland; door „ den huwbaaren ftaat, enz. heb ik icrqfulen aan den hals „ zien verdwijnen , die voorheen alle bekende in- en uit. „ wendige middelen weêrftaan hadden." Zie Genees- en Heelk. waarn. §. 5. De Natuur echter, geneest de JcrofuU niet op alle tijden, en in nlle omftandigheden, zonder onderfcheid: kinderen beneden de drie of vier jaaren, geneezen zelden, door de Natuur alleen; doch boven de zes en zeven,en nog meer omtrent de twaalf jaaren, gaan de fcrofulen meermaalen van selven weg , vermoedelijk , omdat de Natuur alsdan meer Serkte verkrijgt om de fcherpte te onder te brengen , en $ï vsrftoppingen optelosfen,,  amsterdam3ch genootschap der heelkunde. \J% ■ % 133- In die geval worden er hulpmiddelen vereischr, om ware het mogelijk haare werkkracht optewekken, en het zondigende vocht te verbeteren; en hiertoe heeft het menschlijke vernuft., van alle tijden duizende voorfchriften opgeleverd, .§• -34. ja geene ziekte, in het uitgebreide vak der Gehees- en Heel-kunst, is aan meer en verfchillende'r geneeswijzen onderhevig geweest, dan de ziekte 'der waterklieren: wij verliezen ons in de befchouWing van dezelven! en zullen er flechts eenrgen, van de meest geroemdften, aanftippen. s. 135. De oude Heelkundigen, kenden reeds voor veele eeuwen, de moejelijkheid in het geneezen deezer gebreken; de groote en in de Heelkunst altoos geroemde celsus getuigde reeds, vóór meer dan agttien honderd jaaren, dat zij gewoon waren den Geneesheer nitermaaten te yermeejen: en ook hooren wij dat zelfde nog heden door de ervarenften erkennen. (/) Lib. 5. cap. 28. §. 7.  j^4 prijsverhandelingen van hét Deeze moejelij'kheid ter geneezinge lag njeeriaaa* len den grond, tot veele ongerijmde midd \ erl : celsus meende zelfs, dat veele landlieden genezen werden door het eeten van flangen ; doch prij'st wijders in deeze ziekte,een herhaald gebruik van witte nieswortel aan («). Hoe vreemd het eerfte deezer middelen zij , is echter het laatfte der Geneeskunde niet geheel ontglipt; men heeft meermaalen gemeend, dat de nieswortel in klierverftoppingen, van een bij/.onder vermogen was : ja de geleerde ettmuller (i>), Prijst bet gebruik van zwarte nieswortel met de zoete kyvik, in deeze gebreken, als bijzonder heilzaam, aan. $■ *37- ^Eriüs C"0> heeft het eeten van rivierkreeften , voor verharde kliergezwellen aangeprezen. herkules saxonius enjOANNRS prevo- tius (#)> hebben het elecluarium van haagdisfen, als een onfeilbaar middel voorgefteld: scul- («) Ibid. o) Chirurgia Medica. P, II. cap. 3. art. 2. Tetrab. IV- Serm. IV. cap. 47 : (x)ZieMUNNiss PraSijk der Heelkomt. bl. 124.  amsterdamsch genootschap der heelkunde. 175 tetus (?) getuigt, daarmede eene vrouw?, •die den hals vol kropkliergezwellen had , in een maand te'hebben genezen. & 138. Avicenna (2), prijst de gember, fuiker en turpethum van ieder gelijke deelen, en met maatige giften toegediend: zij zuivert, zegt hij, de fJijm, in de diepfte en afgelegenfte klieren. I32CC 3B3fl ' ' S. 139- Botjle (0) roemt de ParonycTiea cum folio rutaceo op bier getrokken, en bevestigt daarvan het nut door voorbeelden: het verteert, zegt munniks (£), zonder eenige merkbaare oplosfing, het beledigende vocht, het ftilt de pijn, ontbindt de gezwellen, en geneest de Zweeren. !■■' ■ • . aijarl *om rrsicpv ro ., ; ja a • S. 140. - De digitalis parpuraa Linnai , werd door helmont als een bijzonder middel tegen de kropgezwellen aangeprezen ; hij liet den wortel, O) Obf, 31. (s) Lib. IV. Fer. 2- TraB. 2. cap. X. («) Trail. de Util. philos. experim. p. i.fed, 2. ( h) Zie de zo even aangehaalde plaats.  l$6 prijsverhandelingen van het tot poeder gewreven, inneemen. Haller en baijlus gecven aanmerklijke voorbeelden van de nuttigheid deezer plant, zo wel in- als uit-wendig, in ervelijke kropkliergezwellen gebezigd, op ("c); en de Wéener Geneesheer quarin (d)s bevestigt insgelijks derzelver nuttigheid: hij zag het vèrsch geperfté fap uitwendig, en de extract inwendig, ingevallen, daar alle andere middelen vruchtloos waren , met het beste gevolg toedienen : „ Wij begonnen zegt hij, „ met één grein, en zijn daarmede opgeklommen tot „ vijf of zes, en bij fomtriigen tot tien of twaalf iy greinen" — ook heeft de Heer thuessin k (e) opgemerkt, dat de bladen van dit kruid , finds eenigen tijd, bijzonder in de hospitaalen te London, tegen deeze ziekte in gebruik waren. i 141. Tuiller (ƒ) , en veelen met hem, prijzen de bladen der tusfilago, ih alle klietverftoppingen ' aan: (c) Zie hier over de prijsverh. van de Heeren van 9er eem en van leeuwen in het Genootfchap, Servandis civibus. D. X. bl. 457. Qd) Oef.Aantek. over vajcheidene ziekten. Ned.Verts bl. 127. (e) In de voorrede voor white enz. bl. 47. (j) Medicina gijmnaftica. &c.  AMSTERDAMSCtl GENOOTSCHAP OER hk.ELKUNDE. ïff aan; en worden hierin zelfs door den beroemden cüLLÉN onderfteund : ja welke groote Geneesheer dezelve boven alle andere middelen in deeze ziekte rangfchikt: hij dieat het fap van dèeze planr, uitgeperst, en tot twee of drie oneen daags gegeven , toe ; en getuigt, daardoor geneezingen gezien te hebben, in gevallen, waarin alle andere middelen te vergeefsch gebruikt waren (g). §. 142. Russel heeft het zeewater, in deeze ziekte, ten fterkflen aangeprezen : hij laat zijne Lijders , niet alleen dagelijks het zeebad gebruiken, maar doet hun tevens ieder' dag, een pond daarvan drinken — „ Veelmaalen heb ik door dit baden" zegt buchan (z) „en het drinken van zout wa- ter, in die hoeveelheid dat er zagtelijk openlijf „ door gehouden werd, verouderde kropgexwel„ len, die na generleie andere geneesmiddelen lui„ fleren'wilden, zien geneezen"— wanneer men geen zeewater bekomen kan,meent buchan, dat men den Lijder dan in zoet water moet doen baaden, rg) Zis thuessink loc. citat. p. 50. (h~) Disf. de tabe gland. et u/u A[. marina in morb. gland. &c. (/) Huislijke Geneeskunde, NeJ. Vert. bl. 472. M <:~  t?S pr ijs verhandelingen van het en door her, drinken van water met zout, of andere4 zachte buikzuiveringen open lijf moet doen houden. Ook is door anderen het koude bad , en tevens het gebruik van een of ander mineraal water, zeer aangeprezen, S- 143- Burlet , ftelde het inwendig gebruik van het kalkwater voor, en wilde daarvan eene aanmerkelijke hoeveelheid gedronken hebben ; doch men heeft door geene genoegzaam voldoende proeven kunnen ontdekken, dat hetzelve, in deeze ziekte, van veel nut geweest is: Quarin (k) meent dat vermagering en verlies van eetlust, de gevolgen daarvan geweest zijn. In inwendige en verouderde verzweeringen, heefc ollenrot (/) het kalkwater met melk vermengd , zeer nuttig gevonden. %' -44. Eene meer bijzondere en langduurige ophef heeft men gemaakt van dc gebrands fpoftgie:m&\ ziet daarvan onder menigvuldige en verfchillerfde voorfchriften gebruik gemaakt. MünnIks (m) ik) Loc. cit. (/) Zie schmucker's Heelk. mnigelfchriften. Ned. Vert. 2. D. bl. 68. (w) Pratïijk der Heelkonst. bl. I25>  AstoSTÈRDAftlSCH GENOOTSCHAP DtU HEELKUfïDÈ. lf£ en éenigen met hem, wil den ze eenvoudig gebezigd hebben: verfché fpongiën in bier gekookt, en di: afkookzel gedronken; of de fpongie zelvë tot asfche verbrand , én daarvan een half drachma, des morgens en des avonds, ingenomen, meende hij,was genoegzaam:quar i n («),deed Van zes drachmas gebrande fpongie met een half once elaofach, anis. vermengd,tweemaal daags een half drachma gebruiken , en fchrijft hieraan een bijzonder vermogen toe — anderen , gelijk ook de haen, hebben hiertoe de gebrande zwani aangeprezen ( *). ï M5- Het inwendig zo wel als uitwendig gebruik van de dolle kervel (cicuta), in onderfcheidene' bereidingen, door storck.zo bijzonder in verharde kliergezwellen geroemd, heeft verfehillende lotwisfelingen ondergaan, en is misfehien door fommigen te hoog verheven , door anderen te laag veracht geworden — dit is zeker, en door («) Loc. c'it. C*) Gebrande Zwam heeft eensn reuk als gebrande hoornen van dieren , en een loogachtig vluchtig zout en olie irt zig; ook fchijnt de uitgebrande kool eenig vast Zout en eenige ijzerdeeltjens te bevatten: uit dit oogpunt befchouwd ,• Inoet, zo fommigen willen, haar gebruik in deeze gebreken, niet voor geheel werkeloos, verklaard worden. M 3  l8o prijsverhandelingen van het den geleerden van der haar(o), onbetwistbaar betoogd geworden, dat dit middel geheel onvermogend in de waare fcirrhus en cancer is;doch wij' vinden geene reJenen genoeg, om dit zelfde in fommige gevallen van fcrvfulaie Hellen;fchoon wij zeker geene zwaarigheid maaken, om hetzelve, onder eene der meest onvermogendfte middelen , die wij tegenwoordig voor deeze ziekte zien voorfchrijven, te rekenen. $• -4$ De Heer schröder heeft in het jaar.1774> in een brief aan Profesfor baldinGer, een nieuw middel medegedeeld , hetwelk hij zegt , met een allergewenschtgevolg, in verfcheidene fcrofuleufe gevallen gebezigd te hebben: het beftaat ingedroogde engefchilde akcis,welken,behocrelijk gebrand, en met koffij vermengd, voor dagelijkfchen drank moeten gedronken worder. De Heer thuessink (ƒ>) zegt, dat dezelven door den Geneesheer stol te, in het Pesthuis te Amjlerdam, met het beste gevolg, in deeze ziekte zijn gebezigd. (0) Verh. over de klier- knoest- en kreeft-gezwellen. (p~) In meergemelde voorrede, bl. 50.  a?.isterd arisch genootschap der heelkunde. 181 §• H7. In Frankrijk, zegt de zo evengenoemde Geneesheer (q) heeft men, in fcrofula, veel op met het uit- en in-wendig gebruik van het alcali yegetabileof fepotasch: „ En" zege hij verder, „een „ zeer bproemd Geneesheer heeft mij eenige waar- ncemingen medegedeeld, waarin hij, met het bcs„ te gevolg, het fuccus fempsr vivi majoris, of „ 't fap van het gewoone huislook, in fcrofula „ gebruikt had." % 148. La louette (r), welke meende dat de metaalen , door eene mechanifchc en aanftootende kracht, de kleinfte vaatjens konden openen , en dus de klierverftoppingen opruimen, ftelde, ten dien einde , eene bereiding, uit een klein gedeelte goud, fpiesglas en witte zeep voor, onder den naam van favon antimonial folaire ou aurifique: wanneer hij tevens eene verfterking meende noodig te hebben, voegde hij er een favon martial, éc fel martial ammoniacal, waarin de zeep met het ijzer of met het vlugtig loogzout vermen nl is, bij; en beroemde zig hiermede verfcheidene geneezingea aangebragt te hebben, (?) Jbid. bl. 4p. Cr) Traité des fcrofules &c. Tom, II. M 3  ï82 prijsverhandelingen van he"? Onlangs (s) werd het melkachtige fap van de liehella pineti f. acaulis /. in de kropgezwellen zeer aangeprezen ; doch wij hehben niet kunnen opfpooren, of het van eenig nut geweest is. S. 15°» De dranken van pokhout , fasfafras, falfapafilla, kina en zoethout zijn door munniks (t) en Heister (#)* in deeze ziekte bijzonder voordeelig bevonden; en worden nog door hedendaagfche Heelmeeiters,met andere middelen gepaard, aanbevolen : doch de geleerde home (v), meende dat een drachma rad, mejerei, in een pond van het decoctum lignorum , in de vier-en-twintig uuren gebruikt , een meer heilzaame en fpoedige uitweid king in deeze ziekte aanbrengt. §• i5i- Sinds men met de eleclricitcit begonnen is ook Qengeskundige proeven te neemen , (s) Vol. Hifi. des detouvertes faites par divers ja-vans yoyageurs &c. pag. 110. (t) 1. c. pag. 124. («) Gmp. Medic. loc. citat. (y) Medicalf s experiment s &e.  amsteudamsch genootschap der heelkunde. Io*3 heeft men dezelve meermaalen in klierverftoppingen aangeprezen; en zij is mogelijk wel eens, daar een verzwakt vaatgeftel de voornaame oorzaak der ziekte was, van nut geweest: de geleerde whi4 s meent, dat zij dan alleen haare nuttigheid heeft, wanneer door de langduurigheid van tijd, de uitgezette klieren, eenen zekeren graad van hardheid en ongevoeligheid verkregen hebben, en men dezelven daardoor tot werking wil aanzetten: in dit opzicht heeft hij ze fomwijlen met vrucht gebezigd (w). S. IS2- Dan, onder alle de middelen welke tegen deeze ziekte , federt twee of drie eeuwen in gebruik geweest zijn, vindt men er geenen, die eene grooter en algemeener achting verworven hebben, en over het geheel nog bezitten, dan fommige bereidingen van de kwik, het fpiesglas en den koortsbast —- laaten wij dit een weinig nader ophelderen, §• 153- Onder de oudften vinden wij reeds bij theodorus de ma ij er ne (#) aangetekend, dat hij,' met het gelukkigst gevolg, kropzweerige Lijders, (w) Zie meergemeld werk. bl. 76. £*; ?rax,libr. 1. cap. IQ. M 4  184 prijsverhandelingen van het even als de venerifchen, met de kwik, tot er fali. vatie volgde, met nut behandeld heeft: „Want" zegt hij; „het kwikzüver verdunt, doet fmelten, „ en drijft de fhotachtige vochten,door de fpeek„ zelvaten naar buiten: " dit zelfde heeft ojk vviseman vóór hem getuigd. i 154- Door het gebruik van de panacea, van de zoete kwik, van een verteerend opiaat, en door de empl. devigo, zegt dionis (~y) ziet n.cn dagelijks kropgezwellen geneezen. i55. Meister (z) prijst het antimonium crudum met eenige greinen mercurius du/cis : het pulvis millepedum met de merc. dulc. bij uitftek aan. L §. I56. De Heeren fordijce,cullen en ducan, gebruikten den koortsbast, ter geneezinge der kliergezwellen, met eenen gewenschten uitflag. Fothercjll voegt echter de calomelan in kleine -.giften er bij : driemaal daags een drachraa kina ' (y) Chir. oper, p. 494. (2) Gwn;. Medic. toe. cit.  AMSTERDAftïklI genootschap DER HEELKUNDE. i 85 in poeder, wordt ook door de haen en plenck zeer aangeprezen. De geleerde selle (a), prijst, bijzonder in deeze gebreken, het gebruik van de aihiops an* timonialis, uit e'én deel levende kwik en twee deelen ruw fpiesglas beftaande, aan. §• 158. De beroemde clossius heeft eene foort van antimoniaal zeep aangeprezen , waarmede niet alleen hij, maar ook een ander zeer kundig Geneesheer , in deeze ziekte, wonderen verricht heeft (*)• %• 159. De Heer n. van gesscher (b), heeft onder alle middelen, geenen gevonden, die hem bjter voldaan hebben, dan een mengzcl van den (0) Medicina Cliiu'ca. p. 521. ( * j Deeze zeep is alreeds in de aüa moguntina van den jaare 1757. door den Heer jacobi bekend gemaakt, en nader befchreven door den Heer gërike , in zijne dis/, de julphure aurato liquido antimonii ,te Erfurt.in 1776 —■ men vindt eene befchrijving en bereiding van dit middef, in de voorrede van den Heere thuessink voor whits bl. 36. lb) Hedend, algemeene oefenende Heelk.i. D. §• 635. M5  186 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET koortsbast met de gefaalde animoniac zoutbtoe* men, en de firoop van orangefchillen inwendig, en uiterlijk de nedergedrupte wijnjfeenolie , in zulk eene groote veelheid , als immer mogelijk is, vermengd, met de eene of andere der bekende oploïfende pleifters. §. 160. De engelfche Heelmeefter white (c) , die deeze ziekte opzettelijk, en met veel oordeels b3handeld heeft, is daarin,meer dan anderen,voor het gebruik der kwik. De zesmaal overgehaalde zoete kwik (calomclan turqueti) komt hem ten deelen einde, als de beste bereiding voor : hij laat daarvan eene behoorelijke hoeveelheid, met een weinig bloem van tarwenmeel gemengd, des avonds bij het na bed gaan gebruiken : hij verkiest deezen tijd , om dat de kwik dan langer in de ingewanden blijft, en in eene grootere hoeveelheid wordt opgeflorpt, en de Lijder alsdan ook minder voor koude , altoos in het gebruik van dit middel fchadelijk , vatbaar is. Zo het gebruik deezer kwik, de buikbntlastingen niet genoegzaam, en meer dan gewoonlijk, gaande hield, Voegde hij er, om den derden of vierden dag s eenige greinen rhabarber of falpolychrest bij: en Cf) Verhandeling over de ftruma of fcrophula, ens.  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. 187 wanneer hij eenig zuur in de eerfte wegen vermoedde, gaf hij tevens eenige weinige greinen fal fodaa, magnefia of van andere opfiorpende middelen. Langs dien wog zag hij, meest altoos , deeze toevallen in korten tijd verdwijnen ; doch wanneer de uitwendige klieren hard biceven , en haare gedaante behielden , heeft hij met vrucht de damp van ivarm water gebezigd — fomtijds heeft hij uit het deel eletlrifche vonken getrokken, tot dat er een ligte trap van ontftecking teweeg gebragtwas; en na het gebruik van den warmen waterdam, of van de electriciteit, liet hij fomwijlen in het deel eé deszelfs omtrek, een weinig kwikzalf wrijven, of op het gezwel zelf een pleiner uit het emplajlrum fapenaceum, of mercurlale cum ammoniaco leggen, waarmede hij meeftêndeels flaagde. Doch, daar men de kinderen fomwijlen geene hulpmiddelen kon inkrijgen, liet hij, in dit geval, alle avonden, of om den anderen dag, de kwikzalf op den buik, of op andere ledemaaten wel inwrijven % oplettende dat er geene kwijting voordkwame, in welk geval hij tevens een laauw bad van-melk, wei of melkwater zeer aanprijst: „Het „ helpt", zegt hij (d~), „de werking der.kwik en onderhoudt de krachten des Lhders?' (<0 Ibii. bl. 96,  I8S prijsverhandelingen van het - ' . & 161. De fcbrandere Vertaaler van white, de geleerde thüessink, fchijnt op het voetipoor van deezen grooten Iieelmcefter ,mcerendeels, ook zijne geneejy^ijze te richten: immers gebruikte hij, met ha grooifte nut, bij een vergevorderd fcrofuleus kind , de calomcl, flechts om den anderen avond een grein met wat krecfisoogen toegediend; en naderhand , met geen minder goeden uirflag, nog bij veele anderen (V); wanneer hij, te gelijker tijd, verfterkende middelen noodig oordeelde, voegde hij fomwijlen bij de kwik, de limatura firri; en om de kwik, in derzelver werking re onderfleunen , en altoos eene vrije circulatie naar de uitwendige deelen des iigchaams te bevorderen, heeft hij nu en dan bij de kwik, een decoctum lig. norum gevoegd, en zag nimmer dat dit den Lijder, door eene zweeting te veroorzaaken, verzwakte. En op eene andere plaats (f) , fchrijfc deeze Geneesheer, dat hij ook met vrucht van eene anti. moniaal zeep , welke uit de gum. ammoniac. en de fulphur auratum antimonii beftaat, en door het lixivium caufticum alcalinum tot een zeep (O In de voorrede voor white bl. 42. ( ƒ) Aanmerkingen op de leer van kümpf over de onderbuiks verjloppingen enz. bl) 240.  amsterdamsch genootschap der heelkunde» JüLjJ gebragt,gebruik maakt \ „Deeze antimoniaal „ zeep" zege hij (g) „ verdient den voorrang boven de fapo atitimoniijacobi te hebben,, de„ wijl zij meer fulph. aur. antim, in zig heeft, „ doordringender is, (wegens de bijgevoegde gom „ ammoniak,cn) nimmer walging veroorzaakt—. „ ik zelf heb ze tot de twee drachmen daags toe- gediend enz." De ervaaren van ber haar (£) eindelijk,' vondt bij eene langduurige ondervinding, dat eea half grein calomel, met even zo veel kermes mineral, of fulphur aur. antimonii pp. een, twee , drie of meermaalen daags ingegeven, fomwijlen van eene heilzaame uitwerking is geweest — bij een phthifis angina cf asthma fcrofulofum voegde hij hier fomwijlen een grein opium crudum , of vier greinen asfa foetida , met eene goede uitwerking bij — „ Dan, niets mij bekend, werkt fchielijker „ op de gezwollene waterklieren," fchrijft deeze wakkere heelartz, dan een pilletjen van een grein „ turpethum mineral. met ééns zo veel fuccus li„ quirit. om den tweeden of derden avond e'én „ gebruikt; hetwelk den buik tevens zachclijk .(g) Bid. (h) Gen. en Heelk. waarn. §. 8. 9. en 10.  •ïpó PR IJS VERHANDELINGEN VAN IIET U openhoudt (ij" ~ bij zwakke dunbloedigë geitellen, heeft hij ook tevens veel dienst gezien-j van de limaturd martis dr. x. mijrrhce opt. dr. vu dagelijks tot een drachma min of meer gebruikr. En op eette andere plaats ( k ) zegt hij: „ Ortï *, de in- en uit-vvendige fcrofuleufe of klier- huid„ en been-ziekte bij jonge of volwasfène men3, fchen, te herftellen, maak ik, als ik kan, ge„ bruik van de volgende of foortgelijke middelen, j, en vereenig dezelven, naar omftandigheid, met }, andere: l$o. Colomet. Sulph mtr. ciniim. pracip. iel Kermes mineral. aa. gr. xij. vel Tart. emetic. gr. vi. vel viij. Cretcs alb. dr. ij vel iij. Sacchar. alb. dr. i. vel q. pl. M. F. Pulv. N°. xxiv. j, of om, meer eenvoudig, alroos gereed te zijn, „ en waar men pillen kan doen gebruiken: Jy. Colomel. Kermes mineral. vel Sulph. aur. antim. aa. dr. \. Mucilag. gumm. tragacant. q. f. F. Pillula 2V°. cxx. om met on> derfcbeid, en naar de jaaren, dagelijks een, twee 3 (O Ibid. (A) Ibid %. 28,  AMSTÊRDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. 1Q1 „ drie of meer poeders of pillen te gebruiken; eri j, bij een lastigen, droogen , teeringhoest, voor„ al tegen den nacht, en des noods ook door den „ dag , met opium gerust te "Vermengen enz."' En iets verder vervolgt hij: „Dit eerlang aan het oog- merk eenigzins voldoende, geef ik bij vervolg, „ verfterkende middelen , als : kina, mijrrha, ^ mars , tin&ura et yitriolum martis; flor. fal. ammoniac. martiales. enz. ook kan men de „ eerstgemelde met de laatffen vereenigen." §• 163. Genoeg : wij zullen hier bij geene meerdere yoorfchriften aanhaalen, de reeds gemelden zullen genoeg zijn, om te doen zien met welk eene verandering van hulpmiddelen deeze ziekte, van alle tijden is beftreden geworden; ja bijna ieder Schrijver, die over deeze ziekte handelt, heeft eene bijzondere geneeswijze voorgefteld. Ik zvvijge van de bijgeloovige hulpmiddelen, die van alle tijden daarvoor zijn uitgedacht, en waarvan de voornaamflen zijn , de koninglijke aanraaking , die van de hand eens dooden , eens zevenden zoons, het hangen van fchaarlaken om den hals, én foortgelijken meer, waarvan eenigen,  I$2 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET helaas ! in deeze verlichte dagen , bij* fommige menfchen, nog eenen onbcgrijpelijken ingang vinden. §• 165. Dan hoe vermogende fommige der voorgeftelde middelen zijn, zo zijn zij in veele gevallen, tot het gewenschte oogmerk niet toereikende , ten ware zij worden aangewend, met dat oordeel, dat in de beftuuring der ziektekunde, den Genees-en Heel-meelier zo noodzaakelijk is; ik meen de juifte inachmccming der verfchijnfelen, en de keuze der beste hulpmiddelen in ieder derzelve noodig. Wij zullen dit, in deeze afdeeling trachten onder het oog te houden, en langs dien weg aantoonen, op welke eene wijze, en door welke der reeds bekende middelen , het ons voorkomt, dat eene algemeene fcrofulziekte, het zekerst kan en moet behandeld worden. §. 166. Wij moeten ten dien einde, willen wij gelukkig flaagen, ons richten: ie.) naar de oorzaaken , welken deeze ziekte hebben voordgebragt; 2Q.) naar den trap van derzelver belediging;en 3°.) naar de gefteldheid der voorwerpen, waarin zij plaats heeft.  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DERHEELEUNDE. 193 Wanneer de oorzaaken uit eenig aangebragt fmet beftaan, dan zijn alleverfterkende middelen vruchtloos , zo niet eerst de zondigende ftof verbeterd en opgeruimd wordt: en omgekeerd, wat zou het baaten, wanneer wij in deeze Ziekte, zo dezelve alleen uit een te zwak vaargeftel voordvloeide, de beste vochtverbeterende middelen toedienden? de onoplettendheid hierin, heeft fomwijlen de gefchiktile middelen verdacht gemaakt. S. 168. Zo het ons, uit de kenmerken van fcrofula vermoedelijk voorkomt, dat er eene ontaarting in de lympha plaats heeft, waarbij tevens het ligchaam voor het overige tamelijk gezond fchijnt, dan moet onze eerfte zorg zig daar heen ftrekken , om deeze fmetftof, die de eerfte oorzaak der verftopping is, te overwinnen. §• 169. ' Onder alle de reeds gekende hulpmiddelen, kennen wij hiertoe geene krachtiger en meer vermogende bereidingen, dan die, welke uit de kwik en het fpiesglas te gelijk vervaardigd worden; ja, zij  104 prijsverhandelingen van hist werden reeds door den beroemden e-oerhaye (/)? als de beste fpecifiquen, in de vochtsverbastering erkend; en hoe veelvuldigmaalen is derzelver gebruik , in het fmet der venusziekte , ja zelfs in dat der kinderpokjens enz, aangeprezen, en derzelver nut, met menigvuldige voorbeelden bevestigd geworden Qtn~)\ daar reeds de ontaarte lympha, in veele opzichten, zo niet af bangelijk, ten minnen met den aart deezer fmetftoffen eene bijzondere overeenkomst heeft, zo is het genoegzaam te verftaan,dat die middelen, welken op de eerstgenoemde fmetfioffen zo een uitfteekend vermogen hebben, tevens voor de verbetering van de üaatften nuttig zijn zullen ■— de reeds aangehaalde Schrijvers bevestigen zulks volkomen. §•■ 170. Onder alle kwikbereidingen echter, vinden wij: de zesmaal gezuiverde zoete kwik (calomelan turqueti yel panacea) om haare mindere fcherpte, enmeer doordringendheid, boven alle anderen, in deeze gevallen, de beste — van die uit het ipiesgias, fchijnt ons de fulphur auratum antimonït (/) In Aphorism. de cogn. et cur. inorb. §. 1389. («O Men zie omtrent dit laatfte, vooral de geleerde Verh. van den Heere j. j. van den bosch,Proeve over dt voorbehoeding der kinderpokjens, enz.  amsterdamsch genootschap der heelkunde. I95 het meest voldoende , èn wanneer wij deeze zamenvoegen, zal de uitwerking zo veel te fterker zijn. Want daar de kwik op zig zelve een werkend, oplosfend en doordringend vermogen bezit, zo moet deeze werkzaamheid nog aanmerkelijk vermeerderd worden, met de bijvoeging, vooral van de fulphur auratum antimonii, van welk laatfte middel,de groote fcheikundige hoffmann zelf getuigt : „ Het is verwonderlijk, hoe verre de „ kracht van de zuivere en fijne zwavel, uit fpies„ glas gehaald, zelfs in eene kleine hoeveelheid zig „ verfpreidtrzij doorwandelt het. ganfche ligchaam, „ en dringt ook tot de verst afgelegene dee„ len, ja tot de buitenfte omtrek des ligchaams „ door («)." De geleerde g. bicker (o), roemt dit middel zodanig, dat hij zegt: Ik zoude zonder hetzelve geen Geneesheer willen zijn: en iet verder zegt hij:In verftoppingen der klieren ,.fcro,j fulen, huidgebreken van onderfcheidene foort, „ fchurft, zeere hoofden , hairworm enz. is de„ zelve altijd van eene goede uitwerking ge- weest." Dit erkend vermogen, was waarfchijnelijk de re* («) Nc>'. ad Poterium pharmac. /pag. lib. II. cop. XII. Co) Miitetia Medica Pra&ica enz. Zie ook de Ned. * Ven. van ten haaff. bl. 8. N a  I06 prijsverhandelingen van het den, dat de Heer van der haar deeze zwavel met de colomel paarde; ja reeds in de voorige eeuw kende men het vermogen van dit zamengefield geneesmiddel: zo getuigde in dien tijd hennikius (^>), dat door bijvoeging van den regulus antimomi medicitialis bij den mercurius daleis, dezelve meer vermogen verkrijgt tot tien greinen gegeven, dan hij , op zig zeiven , tot veertig greinen gewoon is te hebben. Het is echter noodzaakelijk, dat in de zameirmenging deezer geneesmiddelen , eene vereischte evenredigheid onder het oog worde gehouden : want daar het fulpli. aurat. antirn. in eene gema* tïgde hoeveelheid de kracht der kwik onderfteunt, zo zou even dit zelfde middel, wanneer het de kwik overtrof, door zijn inhebbende zwavel, dezelve verzwakken. De beroemde b u c hneR (q), heeft dit te recht opgemerkt, en voegde daarom maar een half deel fulphur auratum hij den mercurius dulcis, om het mercuriale door het zwavelachtige niet te veel te verzwakken, (ƒ>) Vid. f. hoffmann in disf. de regul. aniim. Medic. Memtr. III. Tom. VI. p. 576. (j) Be Medicam. cum falibus paretorum fulphureque &c. HaU 1754. cap. II. §. 24.  amsterdaivisch genootschap der heelkunde. Ip? en verzachtte tevens het overgeblevene zuur met tweemaal zo veel kreeftsoogen. §. 17a. Op deeze gronden meenen wij; dat de colomelan turqueti gr. xii. fulphur auratum antimonü gr. vi. et pulvis ocul. carter, gr. xxxvi. M. F. Pulv. N°. xviii. een, twee of meermaalen daags, naar de gefteldheid der voorwerpen, een poeder ingegeven , in de meefte gevallen, het vermogendfte middel zijn zal: vooral zo men hetzelve te gelijk , bij tusfehenpozing, paart met eenige verflerkende middelen , om daardoor allezins deszelfs werkzaame kracht te onderfteunen. De pillen, door den Heer van der haar $. 162. voorgefchreven , zijn insgelijks zeer voldoende; alleenlijk dat wij, om de §. 170. en 171. gemelde redenen , liefst de fulph. aurat. antim. in plaats van de kermes mineral, en de eerfte in eene verminderde hoeveelheid, in tegenftelling van de kwik, zouden geeven. §• 173- Tevens met het gebruik deezer (§. of foortgelijke middelen moeten wij , bij eene ontaarte lympha, het gebruik van door de kunst gemaakte afleidende etter dragten, van welke foort ook, en  193 prijsverhandelingen van het geplaatst in de mogelijkfte nabijheid der meest beledigde deelen, in deeze gevallen , als een zeer. vermogend hulpmiddel, ten fterkften aanprijzen. §• I74- Niet zelden, gelijk wij §. 2,5. gezien hebben, ontdaan de fcrofula, uit gebrek aan eenen goeden, leefregel,en uit eene daaruit voordgevloeide zwakheid van het vaste weefzel des ligchaams; in dit geval kunnen de beste, de vermogendfte vochtverbeterende middelen niets helpen, zo niet tevens of alleen, dc verminderde veerkracht der vaste deelen verbeterd worde: de Heer t hu es sin k (V) zag dit duidelijk bij een kind, hetwelk hij langen tijd amimoniaal en kwikmiddelen had toegediend; doch met geen ander gevolg, dan dat het kind dagelijks magerder werd, en uitteerde: in dit tijdftip. gaf hij het extracl van den koortsbast,en zag,tot zijne verwondering, dat in zeer korten tijd daardoor alle de verfchijnzelen ten goede veranderden en het kind beter werd. Tot dit einde, zijn de reeds (§. 159. en l6a0 aangcpiezene, of foortgelijke verfterkende middelen , met oordeel toegediend, genoegzaam. (r) Aanmerkingen op de leer van ksmpf enz. bl. 242.  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. Ipt) s. 175. Wanneer het ons, uit de verfchijnzelen,bij zodanige Lijders, voorkomt, dat, en eene ontaarte lympha, en een verzwakt vaatgeftel, beiden te gelijk tot de yoordbrenging der fcrofulziekte medewerken , dan ipreekt het van zelf, dat ook deeze . oorzaaken beiden te gelijk moeten opgeruimd worden ; en dit kan gemaklijk gefchieden, door een goed gebruik der zo even aangeprezene hulpmiddelen, bij tusfchenpozing, dat is , het eene eenige uuren na het andere : ik verkies deeze onderfcheiding, om de werkzaamheid der geneesmiddelen door andere bijmengzels, niet te belemmeren of te verzwakken. §• 17& De trap of graad der ziekte maakt in de toediening der hulpmiddelen ook een wezentlijk onderfcheid, en waarfchijnelijk hangt de ongelukkige uitflag niet zelden van eenen te ver gevorderden trap deezer ziekte af. Het weinig hinder en de onmerkbaarheid, die de meefte Lijders , in den beginne van deeze kwaal gevoelen, doen hun fomwijlen niet eerder naar hulpmiddelen omzien, dan wanneer de ziekte veelal in zo verre is toegenomen , dat de verftop- N4  AOO PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET te klieren, of tot eene onoplosbaare verharding, of tot eene reeds beginnende verettering in fommige deelen zijn overgegaan: in dit geval, zouden de zo even aangeprezene oplosfende en verfterkcnde middelen, Hechts de toevallen vermeerderen, en den dood verhaaften ; men wachte zig dierhalven, vooral in het laatstgemelde tijdftip, daarvan gebruik te maaken: zachte en zachtvoedende middelen, als de tusfilago, farfara, de viola tricolor, de lichen islandicus , de warme melk enz. gepaard, naar omftandigheid, met eenig opiaat , kunnen alleen eenige verligting aanbrengen. §. m7 De gefleldheid der voorwerpen, komt voor zo, verre in aanmerking, dat zij zijn, jong of oud, zwak of fterk, buiten de fcrofuke gezond, of tevens aan andere ziekten onderhevig. §.; 178. Bij kinderen wordt in de toediening der hulpmiddelen, uit hoofde van hun meer aandoenlijk vaatgeftel, eene bijzondere oplettendheid vereischt, en dc giften (do/es) vooral der genoemde vochtverbeterende middelen , moeten altoos met  AMSTERDAMSCH GENOOTSCH AP DER HEELKUNDE, sol eene kleine hoeveelheid begonnen worden (*): deeze oplettendheid moet ook bij volwasfenen in het oog worden gehouden. nadien uit eene overtuigende ondervinding gebleken is, dat de een, eene aanmerkelijke hoeveelheid deezer mijnftoffen verdraagen konde, daar een ander bij het minfte gebruik daarvan werd aangedaan. Bij de meefte kinderen is het vooral zeer moejelijk, de geneesmiddelen behoorelijk te doen inneemen: het is bij deezen altoos noodig, zoveel men kan, van zodanigen gebruik te maaken, waarvan zij, na een geruimen tijd, en in flechts weinige hoeveelheid te gelijk, nuttigen moeten: de be» reidingen, door ons zoeven (§. 172.) aangeprezen , zijn hier allezins gefchikt toe. Zo het geheel onmogelijk is, het kind eenig hulpmiddel, door den mond te doen inneemen, en men echter eenevochtverbetering noodig oordeelt, dan meenen wij met den Heere white §. 160. het voorzichtig gebruik eener kwikfmeering, met die oplettendheid, en voorzorg, welke hij daarbij beveelt, te mogen aanraaden: ja wij hebben van (*) Men heeft echter opgemerkt, dat de kinderen eene aanmerkelijke hoeveelheid kwik , ja meer dan volwasfenen verdraagen kunnen ; en dat dezelve zelden bij hun eene falivatie verwekt: zou de veelheid van glanduU et vafa lymphaticts bij deezen, hiervan niet de voornaame oorzaak zijn? N 5  £02 PRIJSVER HANDELINGEN VAN HET zodanige inwrijvingen, gepaard met verfterkende en zacht-voedende fpijzen , de beste gevolgen gezien. Nimmer moet men de kwik zodanig gebruiken, dat er eene kwijling ontftaat; bij de eerfte kenmerken daarvan is het noodig dezelve tegentegaan. S. i?9- Voor hoe ver een zwak of ilerk geftel in aanmerking komt, hebben wij reeds §. 167. aangetoond; wij kunnen er hier nog bijvoegen, dat bij tedere en zwakke lieden , de hulpmiddelen niet de grootfte omzichtigheid gebezigd moeten worden , uit aanmerking van hunne meerdere gevoeligheid der zenuwen, voor welke fterker minder vatbaar zijn. §. 180. Wanneer er tevens bij de fcrofulziekte andere algemeene ziekten tegenwoordig zijn, dan ver« eischt, in de meefte gevallen, de voorzichtigheid, dat men de hulpmiddelen voor fcrofula gefchikt, zo lang weglaate,tot dat de verzeilende ziekte opgeruimd is; ten ware deeze hulpmiddelen aan dezelve geen hinder konde aanbrengen.  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. £03 UI Hf • ^ |jff^jijiftnilfri n7-iriri-f.*! ^ntf-fl I Het is in de behandeling van fcroful-lijders, van het uiterlfe belang een allezins gefchikten leef ■ regel in acht te doen neemen; zonder deezen,zijn de beste middelen krachtloos. Zachte, ligt verteerbaare en tevens voedende fpijzen,naar de omftandigheden van den Lijder,en naar vereisch der toevallen, zijn ten uiterften noodzaakelijk — bij kinderen onder de twee jaaren, zal het zog eener gezonde en fterke minne, boven alles het beste zijn; in eenen verderen leeftijd, zijn verfche groenten , reist, magere foupen, dunne geleien, vooral van hartshoorn , kalfspootcn enz» en warme koejen- geiten- of ezelinnen- melk de beste voedzels. §. 182. De rijnheid , zo van het ligchaam als van de woonplaats moet vooral bezorgd worden: ja daar de geleerde buchan ($) meent, dat eene onoplettendheid op de rijnheid der kinderen , eene oorzaak deezer ziekte kan zijn; hoe veel te meer moet dan de. onreinheid de geneezing daarvan hinderen! De woonplaatfen moeten vooral zuiver, en geduurig met verfche lucht gevuld worden: de nood- Qs) Huislijke Geneeskunde Ned. Vert. bl. 470.  S.Oj. prijsverhandelingen van het zaakelijkheid daarvan is genoegzaam bekend; en niets verzwakt den zamenhang der vaste deelen onges ligchaams meer , dan de uitwerkzelen eener hsdorvene lucht. §• 183. Is de plaats daar deeze voorwerpen zig bevinden jnoerasfig, vochtig, of op eenige andere wijze on-r gezond, dan is het, ter bevorderinge van de geneezing, zo zulks mogelijk is, noodig, dezelven te verplaatfen : en kan de verplaatzing uit de fte* den naar het land, of vooral in de nabijheid der zee gefchieden, dan is dezelve te heilzaamer: de Ouden kenden reeds de goede uitwerking der zeelucht, in foortgelijke gebreken; zo vinden wij dat aret/eus celsus («j , galenus (v.), aurelianus (af), plinius (x) en meer anderen, dezelve den teeringachtigen Lijderen aanpreezen. En de ondervinding doet ons zien, dat de bewöoners van het zeeftrand, minder dan anderen , aan deeze kwaal onderhevig zijn. De verplaatzing uit eene koude naar eene gemaatigder luchrftreek, vooral in den winter, is ter O) Decurai. Phthifis. Lib. I. cap. S. O) De Medicina Lib. III. cap. 22. (v) Method. Medend. Lib. V. cap. 12, (w) Lib. VIL cap. 2. O) Lib. XXVIII, cap. 4.  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. ao£ geneezinge van eenen fcrofuleufen Lijder zeer voor* deelig. §. 184* Wijders moet de geneezing altoos gepaard gaan, zo veel mogelijk, met eene zachte en voordduurende beweeging, zo wel plaatslijk, door wrijvingen der beledigde deelen, als door gemaatigde fchuddingen van het ligchaam, op welk eene wijze ook voordgebragt; vooral dan, wanneer de veêrkracht door een te groot verlies van dezelvé, tot de behoorelijke vooidfluwing onvermogend is. Eindelijk, men moet niet eensklaps met het gebruik der hulpmiddelen ophouden, fchoon het ons toefchijne, dat de Lijder, onder derzelver genot beter geworden is: de kenmerken, dat deeze ziekte geheel is opgeruimd, zijn altoos onzeker; en daar men zulks wel eens vooronderfteld heeft, en de middelen naliet, heeft men meermaalen , door de minfte oorzaak, de voorgaande ziekte zien wederkeeren : het is dus altoos noodig, eenigen tijd langer met de geneeswijze aantehouden, en vóór dezelven natelaaten , de hoeveelheid der hulpmiddelen, dagelijks te verminderen.  2o6 prijsverhandelingen van het §. 186. Onder deeze voorzorgen, gepaard met de vereischte oplettendheid, en onder beftuuring van de aangeprezene hulpmiddelen, vleien wij ons , dat veele deezer Lijderen nog bij tijds kunnen genezen worden. §• 187. Wat de algemeene uitwendige behandeling der fcrofuleufe kliergezwellen betreft j zij is, zonder dc voorgaande, geheel onvermogend: wij zullen niet noodig hebben dit te bewijzen;iederHeelmeefter erkent zulks; en onder alle de menigvuldige middelen, die er voor zijn uitgedacht, is er geen één, dat, op zig zelf genomen, de minfte verandering daarin kan aanbrengen. Uit dit oogpunt befchouwd , moeten wij ons niet verwonderen over den kleinen ftap, die de Heelkunst finds zo veele eeuwen, hierin gemaakt heeft; ja zo ik mij niet bedrieg, dan is zij daarin rtogeven zo ver, als in de tijden van galenus, voor omtrent zestien honderd jaaren: deeze Geneesheer (y) immers prees den damp van warme azijn ' beurtlings met verzachtende middelen, in uitwendige klierverftoppingen , als het vermogendfte middel ter oplosfinge aan ? en even dit zelfde zien wij nog heden ^ (31) De locisef. 6.  amsterdamsch genootschap der. heelkunde. 20? door onzen ervaaren Land- en Kunst-genoot g. ten haaff (z), als het meest voldoende, in deeze gebreken, genoemd. In gemelden langen tusfchentijd echter, zijn menigvuldige voorfchriften, de eene meer, de andere minder uitgebreid, ter geneezinge daarvan voorgefteld; welker mededeeling den Leezer verveelen , en mij nutloos vermoejen zoude ; laaten wij flechts eenige^ weinigen, buiten de reeds gemelden, aanftippen. De meestgeroemde pleifters ten deezen einde, zijn: empl. ran. c. merc. de amoniac., de faponac., yig. melilot, diaphoretic. mijnficht., oxyerofeum, cicuta, fperma ceti, ds cumino, de galbano,de hyofcyamo, refoly. fchmuckeri, en veele anderen. Wijders zijn ook aangeprezen, verfcheidene gommen in azijn opgelost — onderfcheidene zeep en loogzoutige ontbindingen—veele foorten van pappen en ftoovingen , uit de meest weekmaakende planten en kruiden — warme ftoovingen van brandewijn, kamfergeest, en andere geestrijke vochten — dampen van azijn, water en onderfcheidene foorten van verzachtende en verdwijnende kruiden — fmeeringen van de meefte oploslende zalven, oliën en balfems, met of zonder kwik bedeeld — het koude bad, koud water alleen, of (O Inwijdings rtdevtering. bl, 178»  êo8 prijs verhandelingen van het waarin ammoniakzout is opgelost —■ kalkwater -~ de asfche van gebrande wijngaa; dsranken in water ontbonden enz. — eindelijk zelfs verfcheidene vergiften, als: de belladona, cicuta, plumbago europcea, mandragora en meer anderen. In de daad, onder deezen zijn veele middelen , welken een bijzonder ontbindend vermogen hebben , en in klierverftoppingen, van eene uiterlijke oorzaak af hangelijk, en zonder eene fcrofuleufe of andere inwendige ongefteldheid, op zig zelveii; zeer nuttig zijn. Maar wat vermogen zal het beste middel op eenig fcrofulgezwel hebben, zo lang de voordbrengende oorzaak daarvan tegenwoordig is ? zal niet, zo lang deeze blijft werken, het uitwendig gebrek, in weerwil van alle middelen, voordduuren? en worden niet, zo dra de oorzaak, door gefchikte middelen is weggenomen, door de Natuur zelve, alle uitwendige gezwellen, zonder het minfte uiterlijk hulpmiddel, meelten tijds opgeruimd en genezen ? dit zien wij dagelijks ! en moet zulks ons niet het onvermogen van alle uitwendige hulpmiddelen bevestigen? %. 188. Dan, voor hoe onvermogend wij de uitwendige hulpmiddelen,in deeze ziekte, ook erkennen mogen, zo  amsterdamsch genootschap der heelkunde. 20f> zo meenen wij echter het '■ gebruik, van eenigen daarvan , wanneer zij tevens met gefchikte inwendige middelen gepaard gaan, niet geheel te moeten verwerpen , en in dit geval, vinden wij, in eene algemeene klierziekte, onder alle de aangeprezene hulpmiddelen , den warmen waterdamp en de kwikwrijvingen, door den Heer white, §. 160. voorgeiteld, de vermogendlten; vooral kunnen de zachte en dikwerf herhaalde wrijvingen der deelen , om-, dat zij de vochten meer beweegen', en de vezelen verfterken, veel dienst doen.l S- 189. De geneeswijze van ieder der bijzondere deelen , op zig zelf, in deeze ziekte , vordert dezelfde vcrdceling, als wij] ten opzichte van haare kenmerken noodig geoordeeld hebben. Wij onderfchciden derhal ven dezelve, in de behandeling van inwendige, en in die der uiterlijke gebreken. Schoon de kenmerken der beledigde ingewanden veelal zeer onderfcheiden zijn, zo is echter derzelver geneezing in deeze ziekte , zeer weinig van den anderen verfchillende, en zal alleen afhangen van den meer of minderen trap van belediging, en van O  ilö PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET de omftandigheden der voorwerpen waarin dezelve plaats grijpt. De aangeprezene algemeene geneeswijze , zal ook, in de meeffe gevallen,vooral zo dezelve niet reeds te veel verouderd zijn, van nut wee7en: ja wij hebben het voorzichtig gebruik derzelve, in de waterzucht van de borst, van den buik en der hersfenen, welke een gevolg deezer ziekte was , met een heilzaame uitkomst zien bezigen. Doch, daar dit geheel onderwerp alleen den Geneesheer behoorc, zo meen ik hiervan niet verder te moeten fpreeken, dan voor zo ver de hand des Heelmcefters daarin van nut kan zijn. §. IQI. In klierverftoppingen van eenige ingewanden des buiks, is het zeer nuttig den buik zachtlijk, en zo dikwerf mogelijk is, te doen wrijven — ook zijn warme baden en kwikfmeeringen, naar vercisch van omftandigheden aangewend, zeer dienftig;en, wanneer de lympha vermoedelijk ontaart is, zal het gebruik van fontanellen, of andere etterdragten,aan de beenen,niet zeiden van eene goede uitwerking zijn. In de fcrofuleufe aandoeningen van de ingewanden der borst , worden de uitwendige etterdrag» ten, op de borst, in den nek , of op de armen,  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE, 211 als van een bijzonder vermogen aangeprezen, en der» zcïver nut in deeze gebreken, bij hildanus (a)t en anderen door de overmigenufte voorbeelden bevestigd. Wij hebben meermaalen in fcrofuleufe aandoeningen vandc luchtpijp enden flokdarm,eene warme pap van zuurdeeg en wijnruit, om den hals aangelegd ; en naar maate dezelve veele huidzweertjens en ontlasting van ftoffe voordbragt, eene meer of minder aanmerkelijke verligting zien volgen. Bij fterke aandoeningen , prikkelingen en benaauwdheden van de luchtpijp, heb ik meermaalen den damp van warm water, door den mond aangebragte met vrucht gebezigd. §. 192. De geneeswijze dier fcrofuleufe gebreken welken zig uiterlijk, aan het ligchaam opdoen, en waarvan wij in de derde afdeeling de bijzondere kenmerken hebben aangewezen , zijn allen, in den volften zin heelkundig, en verdienen uit dien hoofde, in deeze betrekking, onze bijzondere opiettendheid. (*) Cent III. Obf. 38. & Cent VI. Obf, 21. 24. et 33. O 2  313 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET S- 193. Wij zullen ten dien einde, ook hierin, dezelfdet leiding volgen, als waarvan wij ons, bij hunne kenmerken bediend hebben. Eerst zullen wij fpreeken over de kliergezwellen van den hals, den oxel, der liefchert en der borften ; daarna van de gebreken der oogen, ooren, neus, wangen, lippen, tong, ruggraat, teelballen, watervaten, gewrichten, huid en beenderen. $■ m- Doch om alle noodlooze herhaalingen te vermijden , moeten wij vooraf doen opmerken, dat de uiterlijke behandeling deezer genoemde gebreken, wanneer zij waarlijk fcrofuleus zijn, altoos met de vereischte inwendige middelen, onder opzicht van de daartoe noodige voorzorgen, moeten gepaard gaan zonder dat, ik herhaale hec, zijn alle onze verrichtingen vruchtloos, en de beste hulpmiddelen onwerkzaam. §. 195. De kropkliergezwellen van den hals, den oxtlK der liefchen en der borften , kunnen wij, daar zij vaneen endenzelfden aart zijn, onder ééne afdeeling bevatten; zij vereisfchen in alle opzichten, dex zelfde hulpmiddelen.  amsterdamsch genootschap der heelkunde. 213. Wij hebben reeds §. 187. doen zien, hoe weinig vertrouwen wij op de hulpmiddelen voor deeze gezwellen,uiterlijk aangebragt,ftellcn;ja de besten onvermogend rekenen : er wordt echter, aan den kant van den Heelmeefter, het gebruik van eenige plaatsmiddelen vereischt ; en in dit geval zal hij mogelijk de inwendige geneesmiddelen onderfteuncn, met uiterlijk , wanneer de gezwellen veelvuldig zijn , zachte en dikwerf herhaalde wrijvingen, het zij met de bloote hand, of liever met flenelle lappen te maaken; ééns of tweemaal daags, fmeeringen met het anguentum mercuriale te doen ; den damp van warm water aantebrengen , en voords de beledigde deelen met een zeemlederen lap , voor dc aandoeningen eener koude lucht te bedekken — zijn de gezwellen enkelvoudig, of niet zeer uitgebreid , dan kan men dezelven met een emplaflrum. ranis cum mercurio met of zonder de empl. d$ ummoniaco > aanleggen. $. 196. Zo in weerwil der hulpmiddelen , deeze gezwellen tot verzweering overgaan, wier kenmerken wij §. 5 2. hebben opgegeven, dan is de voordduuring der zo evengemelde (5.195.) behandeling, zo niet fchadelijk, ten minften op haar best genomen nutloos; in dit geval zullen de weekmaakende pappen meer voordeel doen. O 3  ÊI4 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET Het duurt gewoonlijk zeer lang , eer dezelven openbreeken; de meefte Heelkundigen willen, dat men zulks, door de Natuur moet haten verrichten; omdat, zeggen zij, dc etter dc deelen der klier zelve beter zal doen fmelten: dit laat zig verklaaren in die foort van kliergezwellen, welke door ontfleeking tot verettcring komen, maar nimmer in fcrofula, wier bevattende {toffe zeldzaam etter en meest altoos eene taaje lijmige lympha is. Wij oordeclen dierhalvcn, dat de Heelmeefter hierin liever de Natuur moet behulpzaam zijn, en de opening, zo de gezwellen klein zijn, met eene doorfhijding,en groot zijnde,met eenigvermogend brandmiddel moet verrichten; te meer, omdat de openingen, die de Natuur zelve maakt, veelal te ' klein; of dikwerf op min gunftige plaatfen zijn , en ook omdat men fomwijlen ziet, dat wanneer één kliergezwel open is, de anderen veelmaalen van zeiven verdwijnen. §• *97- Bij de geopende kliergezwellen, zullen de eenvoudigfte behandelingen, altoos de meest zekerften zijn; droog plukzel zal in veele, een zacht oqua phagedanica in andere, en het gewoon mixtum, uit atig. bafidcum en rnerc. pracip. ruhr. bereid, in de meefte gevallen, genoeg voldoende zijn ; ja wij hebben gezien , dat dit laatfte middel in ge-  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. 21*; opende kliergezwellen der borden , welke meermaalen voor opene kankers waren aangezien, bijzonder nuttig is geweest (*). §. i93. Wanneer de klieren aan den hals, veelvuldig, pijnlijk, en den Lijder zeer hinderlijk zijn , zal een feton in den nek, de fpoedigfte verh'gting aanbrengen: dit zelfde zullen de etverdragten op den arm, in foortgelijke gevallen der oxelen, en borften. en aan het been, in die van de liefchen doen. §• *99- Meermaalen ziet men één of meer deezer kliergezwellen , niettegenftaande de algemeene klierziekte opgeruimd is, overblijven, aan alle hulpmiddelen hardnekkig weêrftand bieden, en niet zelden tot eenen verbazenden trap van, fomwijlen fteenachtige, verharding overgaan. Zelden heeft men van deeze gezwellen iét kwaads te vreezen ; zij kunnen zelfs levens lang, zonder merkbaare verandering en zonder eeni- gen hinder gedragen worden 1 zijn dezelven enkelvoudig, en zitten zij op eene plaats, daar de (*) Men herinnere zig hier ook het geval, door den Heer THufcssiNK waargenomen, en door ons §. 39. reeds op« getekend. 4  2l6" prijsverhandelingen van het Uitfnijding geen gevaar influit, z>l misfchicn die wegneeming, vooral voor de gerustheid van eenen altoos angstvalligen lijder , niet geheel verwerpelijk zijn; doch dit moet nimmer gefchieden in zodanige footren van fcrofula , waarbij men den minden zweem bcfpcurt eener nog aanwezende fcrofuleufe ongefteldheid : in dit geval, zou de uitfnijding even zo veel uitwerken, als wanneer men een takjen van eenen boom fnoeide, met oogmerk om daardoor deozelven te willen ontwortelen. Ik zwijge van de uitroejing door brandmiddelen ; eene heel wijze, die, vooral in deeze gebreken, ge* heel ongefchikt is, $, 200, De fcrofuleufe ziekten der oogen zijn altoos afhangelijk van eene fcherpe lympha, en worden dus door aderlaatingen , purgeeren , verkoelende en bijtende oogwaters, gelijk dc Heer van der haar te recht aanmerkt, eer verergerd dan verbeterd. Met de voorgemelde (j. 172) inwendigen,moet men uitwendig alleen verzachtenden en afleidenden bezigen. $. 201, Ijl raauwheid of zweertjens aan de randen der oogleden , bedient men zig, vooral des avonds, van het unguentum mercuriale, zachtlijk en duq  amsterdamsch genootschap der hef.lkunde. 2I7 over de beledigde randen geftrekcn: finds lang, ben ik, toe dat zelfde einde, gewoon een3 fmeering uit het oxung. porei. unc. i. but. aniimonii gt. viii. et merc. preccip. rubr. fcrup. ii. wèl onder elkander gemengd, te gebruiken, en bedien er mij altoos, in deeze gevallen,met vrucht van. In pijnlijke aandoeningen der oogen en fcrofuleufe oogontlteekingen, ken ik geen beter voldoend middel, dan het geen door den Heer van der haar (F), in deeze gevallen is voorgefteld, beftaande uit vier oneen water en twee of drie drachma tintt. opii, met brood tot een pap gemengd, of op zig zelve met linnen, daarin genat , warm over de oogen aangelegd : ook doet hij , wanneer de pijn zeer hevig is, vooral tegen den nacht, fyrupus diacodii inneemen . fomwijlen heb ik, daarbij , enkeld wittebrood met zoete melk tot een pip gemaakt, en warm aangelegd, met vrucht zien gebruiken; ook dikwerf met het zelfde nut, warme aanlegzels van melk en water, of eenen warmen waterdamp gebezigd. *) ïn meergemelde waarneemingen enz. §. 21. 0 5  Sl3 PRIJSVERHANDELINGEN VAN II ET S- 203. In fcrofuleufe verduifteringcn en andere gebreken van het hoornvlies, zonder ontfteeking,wordt de inblaazing van een weinig mercurius dulcis , wanneer dezelve lang, met canariczuiker, in een glazen of looden mortier gewreven is, zeer aangeprezen. §. 204. Doch geen middel is er, dat in alle deeze (§. 201, 202 en 003.) gebreken der oogen, een merkelijker voordeel aanbrengt, dan etterdragten in den nek of op de armen aangelegd: ja ik heb, daar alle andere middelen vruchtloos gebruikt waren, de beste uitwerking daarvan gezien. $• 205. In neuszweertjens, zo wel als in geheele komachtige bezettingen van dat deel, heb ik het ung. rofaceum met een weinig roode prtecipitaat vermengd, boven allen, voldoende bevonden. Het ung. mercuriale alleen of vermengd met het ung. alb. camphor. kan ook met vrucht in deeze gebreken gebruikt worden ; verkiest men geene zalven, dan zal het aqua phagedanica zeer gefchikt zijn.  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. 210, §. 206. De kopende ooren bij fcrofuleufe kinderen, moet men altoos als eene heilzaame werkdaad eener zorgende Natuur befchouwen, en dezelve nimmer uitwendig , op welke eene wijze ook, tegengaan: alleenlijk wordt hierin van de oplettendheid desHeelmeefters vereischt, te zorgen , dat het uitvloeiende vocht niet al te fcherp worde, en de deelen, waar langs het heen vloeit, verknaagt. Warme zoetemelk en water, waarin een weinig honig is opgelost, en herhaalde kceren daags, met eene fpons, en fomwijlen met eene zachte infpuiting a^ngebragt, zal, in de meefte gevallen, tot dit oogmerk voldoende, zijn — het zo even (§. 205.) genoemde pracipitaat- zalfjen, in den omtrek van het binnenoor, op eene zachte wijze, eens of tweemaalen daags, aangeftreken, zal niet alleen de raamvwording van de huid voorkomen , maar dezelve reeds daar zijnde, verbeteren. De etterdragten , zo dikwerf aangeprezen, zijn ook in dit geval, bijzonder die van den nek, zeer vermogend; en wanneer de oorzaak der oorvloeiing , van eenige teruggedrevene huidziekte afhangt , boven alles, ter voorkominge van verzweering en doofheid, hoogst noodzaakelijk.  S20 FRIJSVERH AN DELINGEN VAN HET §• 20/. Bij de belediging der wangen door hcc fcrofulfinet, mocc men bijzonder oplettend zijn, om de doorbreeking te verhoeden, ten einde de affchuwelijke lidtekens, die deeze gebrekerj, in dit zichtb;are deel , meest altoos nalaaten, voortekomen. De van tijd tot tijd aangebragte damp van warm water, gepaard met zachte kwikfmeeringen, zullen meest aan dit oogmerk voldoen — zo in weerwil hiervan deeze deelen opengaan, alsdan zullen de fmeeringen met dc prcecipitaat- zalf, de meefte zuivering en fpoedigfte geneezing aanbrengen — altoos vermijde men , in dit geval, pleifters en prikkelende middelen, welken veeleer de doorbraak dan de ver.zacbting cn geneezing bewerken. Wanneer de lippen aangedaan zijn, zullen, zo lang derzelver zwelling gefloten is, de zo evenge* noemde damp en kwikfmeering van nut zijn opengebroken en in zweeren veranderd, wordt daarin uitwendig de meergenoemde (§, 1 yj.^mixtum met vrucht gebezigd; en zo de verzweering tevens de binnenfte deelen van den mond beflaat, zal het gebruik van roozen - honig, met een weinig mirrhe daarin, op de best mogelijke wijze aangebragte de meefte uitwerking doen,  'AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. ÜtS De fcrofuleufe gezwellen van de tong,zo lar>g dezelven gefloten zijn, kunnen wij zeer weinig mee uitwendige hulpmiddelen verbeteren , naardien het zeer moejelijk is, om bij dezelve iet phat.lijk te kunnen aanbrengen. In twee gevallen van deezen aart, meenen wij, met eenige vrucht, gebruik gemaakt te hebben van een af kookzel van de verzachtende kruiden , mef huidookbladen , hetwelk wij herhaalde kecren daags, warm, in den mond lieten houden; wij zagen althans , na verloop van eenige weeken, de verharding der tong verminderen, en eindelijk geheel verdwijnen: zo dit laatfte echter eer als een gevolg van de inwendige geneesmiddelen, (die te^ vens gebruikt werden,) moet befchouwd worden , 2.0 kunnen wij tog verzekeren, dat het gebruik deezer mondfpoeling, aan de tong, altoos eene maate van ontfpanning, en daardoor eene gemaklijker beweeging van dezelve, aanbragt. Wanneer het gebrek aan de tong zig opent, raaden wij deeze zelfde mondfpoeling, nut röozen» honig en een weinig mirrhe vermeerderd, ten ge* bruike aan.  222 prijsverhandelingen van het , §• 2ic>. In den dauwworm?gen uitflag van de tong,heeft de Heer van der haar (e), een uerk decoctvm cort. peruv, met elixir vitrioli- zuur, en met gum, tragacant zachr gemaakt, dikwijls cn lang in den mond gehouden en gedronken, het meest van nut bevonden : om de pijnlijkheid der tong te verzachten, vondt hij niets beter, dan een raauwen eierdojcr alleen, of met ftijfzel vermengd — wij hebben in dit zelfde gebrek, de voorgemelde fj§. 209.) mondfpoeling, met een weinig fyruftus rubi idcei verfrischt, met vrucht gebezigd. §• 211. Over de kenmerken van de fcrofuleufe aandoe» ningen van den rug en ruggraat, en over de daaruit voordgevlocide verlamming, of liever den onbruikbaaren ftaat der onderfte ledemaaten, zijn wij met voordacht (§. 99.) omftandig geweest \ eeritelijk, om het gewigt van het onderwerp, en ten anderen en vooral, omdat hetzelve gebrek nog zo weinig door onze Heelkundigen, in zijnen waaren aart, gekend wordt-.hier zullen wij alleenlijk van deszelfs behandeling fpreeken. Met een woord meldden wij reeds, dat de Heer (O Ibid, §. 22.  amsterdamsch genootschap der heelkunde. 22.$ pott, in de geneezing deezér, voorheen altoos onherftelbaare gebreken, door de Natuur zelve was voorgelicht: deeze voorlichting beftond in hec vormen van een ettergezwel, in de nabijheid der kromming van den ruggraat; hetwelk, naar maate de ötfdastirig van etter daaruit aanhield, den Lijder deed beteren : van dien tijd af, befloot deeze fchrandere Heelmeefter, in foortgelijke gebreken , de Natuur natebootzen , en in de meest mogelijke nabijheid van den krommen ruggraat , één of twee aanzienlijke etterdragten te maafêen ; hij daagde hierin zo gelukkig, dat het in waarheid de opmerking aller Heelkundigen verdient. ' Hij maakte, in de meefte gevallen , aan beide de zijden van de kromming, door een, op eene Heelkundige wijze aangelegd brandmiddel, eene langwerpige of eironde opening , zo groot, dac men in dezelve eene roomfche boon, of bij' kleine kinderen, drie of vier erwten , kon leggen ; en deeze liet hij openhouden, tot een geruimen tijd na de geneezing. Door die eenvoudige behandeling , getuige de Heer pott, de verbazendfte uitwerkingen gezien te hebben; en wordt daarin, door den Heer jebb (^)^met vijftien gevallen onderfteunc". {d) Loc. cit.  £24 prijsverhandelingen vam het" De goede uitflag' deezer handelwijze, ook hier in Nederland, wordt door den fchranderen VertaaIer van pott , de Heer du pui (e) en nog nader door mij (ƒ), met verfcheidene waarneemingen, zo van mij zelvcn , als van den beroemden van den bosch, bevestigd ■ en hoe veel moet die geneeswijze niet bevorderd worden , wanneer wij tevens met deeze etterdragten, eene gefchikte inwendige behandeling paaren ! De geneezing op deeze wijze, gaat nogihans fomwijlen langzaam voort, en cr verloopen niet zelden maanden, alvoorens men de minfte verandering befpeurt; dan dit, moet noch Lijder noch Heelmeefter affchrikken, om dezelve te vervolgen; nadien de fmarten van den eerften , cn de zorgen van den laatften , door eene veelal gelukkige uitkomst, genoegzaam vergoed worden. Onlangs zagen wij , in een Nederlands tijclmet fulph. „ aur. antim. en het decocl. van de tusfilago met „ mezereum en andere middelen, vruchtloos be„ proefd; ik liet dan een e'corce de garou, op den „ arm zetten , met dit gelukkig gevolg, dat in „ minder dan veertien dagen, de geheele uitflag „ verdweenen was."' S. 2I6\ De jeukte der teeldeelen, welke wij mede als. eene huidziekte moeten befchouwen , en af hangelijk is, van eene vroegere fcrofuleufe oorzaak , geeft daardoor de tegenwoordigheid van nog eenige overgeblevene fcherpte te kennen; en kan dierhafven, zonder de gefchikte inwendige middelen voor deeze hoofdkwaal, niet genezen worden — uitwendig heeft de Heer van der haar (q) hier toe een rood praclpitaat- zalfjen, met een weinig azijn vermengd , aangeprezen; en dit zal ook in de meefie gevallen genoeg voldoende zijn. ($0 In meergemejde waarneemingen enz. §. 24.  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE» 23? De fcrofuleufe beenziekten vereisfcheri dezelfde algemeene geneeswijze, welke wij in de fcrofuleufe aandoeningen der gewrichten, ter wegneeming© van dezelven (§.'213.) hebben voorgefteld. Alle de aangeprezene uitwendige hulpmiddelen, ook in deeze gebreken, zonder de inwendige, wij herhaalen dit met een gevoelig leedwezen , zijn vruchtloos. Wanneer de beenverzweering {fpina ventofa) naar buiten geopend is, zal het ung. bafilicum mee de merc. pracip. rubr. gemengd , ter zuivermge van de zweer, en ter plaatslijke verbeteringe van het beenwezen zelf, het meefte nut aanbrengen. $. 218. Onder de beenziekten eindelijk , bragten wij ook de engelfche- ziekte (rachitis); wij merkten, daarbij (§. 1 x i.j) reeds aan ,dat deeze ongefteldheid, niet zo zeer eene ontaarte lympha, als wel eene verminderde veerkracht der vaste deelen was; de voorftelling haarer geneeswijze kan hieruit genoegzaam van zelve opgemaakt worden. Een voedende en gefchikte leefregel, gepaard met de bereidingen van kina, faal enz. alleen, of in vermoedelijke gevallen van fcherpte, tevens mer.  -38 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET die van kwik en fpiesglas, zullen in de meefte gevallen, de beste zijn. Dus verre dachten wij , aan het voorgeftelde oogmerk deezes vraagftuks , voor zo vêr eene Heelkundige bcfehouwing vorderde , votdaan te hebben. Immers begreepen wij, over de bijzondere verfchijnzelen, en uitwerkzelen,welken deeze ziekte voordbrengt, cn die wij uk de kenmerken hebben doen zien, dat zcér menigvuldig zijn, niet te moeten handelen: het is hier, daar de fpreuk der Ouden ,caufa fublatd tolütur efeffus, haare waarheid toont; want bij het opruimen van derzelver oorzaaken, zullen ook deeze verfchijnzL-len, die een onmiddelijk gevolg dier oorzaaken zijn, van zeive vervallen. Wij hebben ook niet gefproken ever eenige voorbehoeding deezer ziekte ; oordeeiende, dat zulks, uit de befchouvving' der aangefh'pce oorzaaken , mer vermijding van dezelven, voor zo ver zij van onzen wil afhangen, genoegzaam optemaaken was; wij hebben ten minden daaruit doen zien ,. dat de verkeerde opvoeding der kinderen, eene dér voornaamfte bronnen is, daar deeze  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. 239 gebreken uit voordvloejen ; en wijzen den Leezer verder,ter verbeteringe daarvan, na die voorfchriften, welken tegenwoordig vrij algemeen in ons Vaderland tegenwoordig zijn , en waaronder de uitmuntend vertaalde verhandeling van den Heere ballexserd geene der minften is. Of wij de uitwerking der fcrofulziekte kunnen voorkomen, wanneer derzelver zaadeh,döör befmetting of overerving gelegd zijn, durf ik niet bepaalen : de'Heer van den öoscH,en veelen met hem, gelooven dit zelfs in de kinderpokjens mogelijk; en op deezen zelfden grond zou zulks misfehien ook in de fcrofula, wanneer wij van de tegenwoordigheid daarvan eenige zekere bewustheid hadden, kunnen plaa:s: hebben; doch deeze kenmerken zouden het beftaan der ziekte zelve werkelijk aanduiden;en'tgeen wij mogten doen zou dus geene voorbehoeding, maar eene opruiming van de eerfte beginzelen der ziekte weezen; en welken grond heeft men , om zonder bepaalde kenmerken , een kind vermoedelijk fcrofuleus te noemen, daar de zieklijkfte ouders fomwijlen de gezondfte kinderenvoordbrengen? — wij zullen ons, over dit onderwerp, niet verder uitlaaten: het is ons genoeg dat wij de ziekte zelve, in vcrfchillende gedaante en onderfcheidene tijdperken, op eenige vaste gronden , hebben leeren kennen ; en dat wij beproefde geneesmiddelen bezitten,  •24° PRIJSVERH. VAN HET AMSTERD. GEN. DER HEEU& om deezenalgemeenenvijand,vooral van het jeugdige gedacht des menschdoms, in de meefte gevallen de krachtdaadigfte afbreuk toetebrengen. Dat mijne poogingen , ten deezen einde aangewend , ook mijne kunstgenooten van vrucht mogen zijn ; dat zij daardoor eene ziekte , die zo algemeen voorkomt, meer mogen leeren kennen, en volgends de beste wijzen trachten te behandelen; opdat ook het lijdend menschdom.de vruchten eener verbeterde Heelkunde fmaake, is mijn gevoeligfte hartewensch. Hoe fireelend is Ui denkbeeld, aan zijne lijdende natuurgenooten nut* tig te kunnen zijn!  PRIJSVERHANDELINGEN.   PRIJSVERHANDELINGEN, BEKROOND DOOR HET GEN OOTSCHAP TER BEVORDERING DER. I-I E ELKUNDE, T E AMSTERDAM. TWEEDE DEEL. Te AMSTERDAM, bij J. 8. E L W E, MDCCXCIII.   VOORBERICHT. Slechts ééne Verhandeling is bij het Genootfchap ontvangen, ter beantwoordinge der Vraage, voor den jaare 1793 uitgefchreven, en inhoudende : Wat is kanker? Door welke kenmerken kan men denzelven van elk ander gebrek , daaraan fchijnbaar gelijk , onderfcheiden , zonder gevaar te hopen van vergisftng? Welke dergelijke verfchijnfelen , inzonderheid, doen hm kennen in den beginne? Moet men denzelven befchouwen ah het gevolg eener plaatslijke ontaarting der vaste, of van eene algemeene verbastering der vloeibaar e deelen? Welke bewijzen pleiten voor het eerfte, welke voor het laatfte gevoelen ; en hoedanig is de kracht derzelve , gefchat , niet zo zeer naar befchouwende , als wel naar ondervindelijke kundigheden? Van hoedanig eenen aart is , in het een of ander geval, deeze ontaarting ? Is eindelijk , blijkens de befchrevenc waarneemingen , naauwkeurig beoordeeld, immer een waare kanker , door welk eene behandeling ook, genezen, zonder dat zij , daaraan onderhevig, vroeger of laater geftorven zijn , aan eenen ter zelfde, of * 3  vi VOORBERICHT. op eene andere plaats herborenen kanker; ofwel aan eene ziekte, indien niet volkomen zeker, voor het minst hoogstwaarfchijnelijk , van eene verplaat fing der kankerftoffe af'bangelijk ? Deeze Verhandeling, ingeleverd onder de 2infpreuk : Al onderzoekende komen wij nader tot de volmaking, is, over het geheel , dermaate voldoende bevonden, dat men gedacht heeft door het toewijzen van den gouden Gedenkpenning, daaraan het zegel zijner goedkeuring te moeten hechten. De Schrijver derzeive is de Heer willem leurs, Chirurgijn Major bij de Gardes dn Corps van Zijne Doorluchtige Hoogheid , den Heere Prinfe van Oranje en Nasfati, enz. enz. enz., Heelmeester in 'sHaage , en Lid, onder anderen, des Genootfchaps. Middelerwijl het Genootfchap het genoegen heeft, deeze Verhandeling gemeen te maaken, vleit het zig met de hoope , dat dezelve insgelijks de goedkeuring van bevoegde Kunstrechters zal wegdraagen; of immers , door deezen niet befchouwd worden, als een ftuk, hunner opmerkinge onwaardig.  VERHANDELING OVER DEN KANKER.    ANCUE SALUTIFERO QÜAM DFXTRAM ARMAVIT IIYGEA, PATRIS AD ARDENTEM TENDIT AV1QUE FOCUM; t>UM LAEVA ARMA, QUIBUS TOLL1T CI1IRURGIA MORBOS, QUAEQUE LEVANT PARTUS, MONSTRAT AMICA MANUJ HINC MCET AMSTELIIS TEKUIS LUX ORTA , PERENNI LUMINE CHIRURGO PUBLICA PANDAT 1TER; SUKGIT ET A SOCIIS QUAE SENS1M LAETA COLUMNA, VITTATUM TRISCO TEMPORE VINCAT OPUS! j. D. b. ÏIYGEA REIKT HAAR SLANG, EN SLAAT EEN OOG VAN GUNST NAAR 't OUTER, AAN APOL EN ESKULAAP GEHEILIGD; EN WYST MET DE ANDERE HAND OP WAPENS VAN DE KUNST, WIER BYSTAND tIJD'REN REDT EN BAARENDE BEVEILIGT. HOE FLAAUW HET LICHT DIES SCHEEN, DAT HEUCHLYK DAACEE AAN 'T X, 'T MOET , DUURZAAM , 't RECHTE SPOOR AAN HEF.?,- EN VROEDKUNST WYZEN§ EN DE ONVOLTOOIDE ZUIL, DOOR VLYT DER MAATSCHAPPIJ, NOG SCHOONER DAN »X GEWROCHT VAN VROEGERE EEUWEN RYZEN! ' Tv    VERHANDELING OVER DEN ... ::r •. t KANKER, IN BEANTWOORDING DER PRIJS-VRAAGE, VOOR DEN J A ARE IJ93, VOORGESTELD, DOOR HET GENOOTSCHAP TER BEVORDERING DER HEELKUNDE, TE AMSTERDAM; 1 DOOR DEN HEER W. L E U R S. INLEIDING. j^immer was er, in het groot aantal van ligchaamsgebreken? eene ziekte, wier tegenwoordigheid , ten allen tijde, den Genees- en Heel meesteren eene meer gewisfe teleurftelling aanbragt, en II, DEEL» A  $ PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET den Lijder zekerder doodde, dan de alles vemie-, Jende kanker. Hoe veele gisfingen omtrent deszelfs oorzaak, hoe veele bspaalihgen van zijne natuur en ver-? fcheidenheid, en hoe veele verfchillende voorftellingen en aanwijzingen van behandelingen en geneezingen, zijn ons, findsden leeftijd van hippocrates, hierover niet nagelaten! en, hoe veel zijn wij, in alles, verder dan deezen voor? treffelijken Leermeester ? In tegendeel, doorbladeren wij dc fchrijvcrs der oudheid ; befchouwen wij die der midden - eeuwen , en vergelijken wij deezen met den tegenwoordigen leertrant, dan flaan wij verbaasd , dat een tijdverloop van meer dan tweeduizend jaaren , hierin geene meerdere vordering gemaakt heeft. Gebrek aan genoegzaame ziektekunde, bij fonv. migen ; onoplettendheid in de zo noodige onderfcheiding van den kanker met andere, daaraan ge? lijkfoortige, gebreken, gelijk ook de hieruit verleidende geneeswijze bij anderen; en de flaaffche naarvolging van vorre-de meesten, heétt, .in bijna alle de fchriften der Leerftellige Heelkunde, over dit onderwerp, verwarringen en dwaalingen voordgebragt, die, niet dan tot fchahde van de kunsr, tot onheil van veele elendigen, en tot fmart van, teder rechtgeaart Heelmeester ftrekken kunnen, fjoe billijk, derhalven, heeft het edel GenooH  Iamsterdamsch genootschap der heelkunde. 3 fchap, ter bevordering der Heelkunde, te Amficrdam , zijn aandacht op die gewigtig onderwerp gevestigd ! en hoe wenschlijk is het, dac hetzelve hierin,moge voldaan worden! Ieder Heelmeester , in wiens hart de eer zijner kunst, een gevoel voor zijnen lijdenden natuurgenoot, en de zucht naar verbetering, gloeit, ken niet onverfchillig zijn, om, zo veel in hem is, tot dit einde medetewerken. Aan deeze overtuiging, voor mijzelven, ten minden , is , ten deezen opzichte , de volgende verhandeling haare geboorte verfchuldigd: ik heb in dezelve gepoogd , overeenkomdig de voorgeftelde vraag, dit gewigtig duk te behandelen : ten dien einde heb ik hetzelve in vier Afdeelingen verdeeld, bevattende: I. Wat is kanker? II. Door welke kenmerken kan men denzelven van elk ander gebrek, daaraan fchijnbaar gelijk, onderfcheiden , zonder gevaar te loopen van vergisfmg? Welke dergelijke verfchijnfelen, inzonderheid, doen hem kennen in den beginne? III. Moet men denzelven bejehouwen als het gevolg eener plaatslijke ontaarting der vaste, cf van eene algemeene verbastering der vloeibaare deelen ? Welke bewijzen pleiten voor het eerfte, welke voor het laatfte gevoelen; en hoedanig is de kracht der zelve, §efchat9 niet zo zeer naar befchoutfende, als wel A 2  £ PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET naar. ondervindelijke- kundigheden? Vqr, hoedanig eenen aart is , in het een of ander geval, deeze ontaarting? en eindelijk: • IV- Zr, blijkens de befchrevene waarneemingen , naauwkeurig beoordeeld, immer een waare kanker, door \yelk eene behandeling ook, genezen , zonder dat zij, daar- aan onderhevig , vroeger of laater geftorven zijn , aan eenen ter zelfde , of op eene andere plaats herborenen kanker; of wel aan eene ziekte, indien niet volkomen, zeker, voor het minst fioogstwaarfchijnelijk, van eene verplaatfing der kankerftoffe af bangelijk ? In de oplosfing van alle deeze vraagftukken, heb ik mij op de ondervinding der getrouwde waarneemeren van alle tijden gegrond : ik heb dezelven allezins aan de gezonde reden getoetst ; en het is uit de verédniging deezer beiden, dat ik het volgende gebouw heb zamengefteld: verfchil ik daarin , in veele opzichten , met de gevoelens der Ouden ; kom ik niet overéén met het leerftelfel van veelen der Hedendaagfchen , men zal mij dit vergeeven ; de verbetering der Heelkunst eischt geene blinde navolging, of onëdele vleizucht haar onderwerp is te. edel, en het gebrek , waarove* wij handelen, voor de menscheid te verfchrikkehjk, om in alles niet naauwkeurig, onzijdig em getrouw te zijn. .  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE § EERSTE AFDEELING;] Wat is kanker 9 $ i> ï)è kanker is waarfchijhelijk bijna zó oud aii het ménschdóm zelf; ten minden in de fchriften der alleroudlte Genees- en Heel - kundigen j vinden wij er , als van een gewoon gebrek \ gewag van gemaakt. Hij vertoont zig altoos, in den beginne, door' een zeer klein , fteen - hard , vast j onpijnlijk èn fdmtijds ongevoelig gezwelletjen , langzaam in grootte toeneemende t veelmaalen een weinig ongelijk van oppervlakte , in een klier' voordkomendé , en behoudende de natuurlijk^ kleur der huid. A g  6 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HE 'E? Tot dus (§. 2.) verre zijn de meeste Ouden gewoondit gebrek,. in navolging der Grit' km, om deszelfs hardheid, fkirrhos, dat een nuk marmer te kennen geefc, te noemen ; en waarvan de Latijnen het den naam van fcirrhus > dat wij door knoestgezwel venaalcn , gegeven hebben. Wij hebben er niet tegen,, om ook in dit geval deezen naam te behouden, voor zo veel naamlijk, als fcirrhus een beginnenden waaren kanker betekent, en als men geenzins, alle verhardingen 3 van eenen anderen aartdaar door verftaan wil. aretjeus (V), die tusfchen hippoc r ates eri celsus geleefd en gefchreven heeft, fchijnt de eerfte te zijn , die aan deeze verharde gezwellen den naam van fcirrhus gegeven heeft: immers wordt dezelve bij hippocrates en gel sus, fchoon zij den kanker uit verharde gezwellen oorfpronglijk rekenen, niet gevonden: galenus (b~), echter, volgt hierin aretaïus, geeft er eene omHandige befchrijving van , en is van bijna alle laatere fchrijvers gevolgd. (a) aretjEUs, demorli. diut. Lib. I. Cap. VIII et Xl% C&) galenus, ad Glaucomm. Lib..II. Cap. V.  AtóSTIRBAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE, f %. 42 .\a^,x\v*w* ivf V.-AV. :..%<; - ■ . ^'Y*-1" Dit knoestgezwel wordt, door veelehj in eeri waar eh onwaar > volkomen en onvolkomen, goedaartig en kwaadaartig j ohtfteken en zuchtig, enz. naar deszelfs oorzaak , zitplaats en verfchijnfelen , ortderfcheiden I dan * het is juist'dëe* ze onderfcheiding, die uit de dwaaling is voordgeteeld : wij tog kennen geen ander krioestgezwel, dan deezen beginnenden kanker, welken wij Voor den waaren fcirrhus houden. Langzaam, of fomtijds meer haastig, heemf. dit knoestgezwel (§. 2.) in grootte toe; de lijders gevoelen in hetzelve eene jeukte, kitteling, tinteling of afwisfelende fteekende pijn i dié fomtijds kloppend , fomtijds doof - gevoelig is j het gezwel verliest zijne fchijnbaare ronde gedaante, en wordt ongelijk, doch blijft zeer hard5 het hecht zig aan de ondergelegene deelen, JdS met verfcheidene verlengfels, vast; de omliggeride aderen zwellen , en vertoonen verfcheidene aderfpatten, met eett zwartachtig bloed gevuld; waarbij fomwijlen eene fcherpe inwendige hiaè komt* - A4  6 prijsverhandelingen van het In deezen toeftand noemt men dit gebrek vrif algemeen, een befoten óf verborgen kanker, of kreeftgezwel, (cancer occultus vel carcinoma.) T?;i< ; r:' • ' j galenus (V) meent,, dat dit (§. 5.) gebrek zijn' naam ontleent, aan de gelijkenis, in deezen tijd, met een kreeft of krabbe— je gin et a (d) leidt dien af van de werking deszelven ; want gelijk.een kreeft vasthoudt, 't geen hij met zijn© fchaaren vat, dat zo ook de kanker het deel niet verlaat, waarin hij plaats gegrepen heeft: andere» wederom noemen het. kreeftgezwel, van wegens den traagen voordgang deezes gebreks. 57. Eerlang neemen alle voorfchrevcne ($. 5.) verfchijnfelen in dit gezwel toe, en het verandert weldra van gedaante: hes middenpunt fchijnt zig üfttezetten; de opperhuid ontvelt zig op die plaats, en zweet of daauwt een fcherp, dun, ftinkencï vocht uit, dat de pijnen doet vermeerderen, en ter zellder plaatfe alles wegknaagt; fomtijds dood© Wouinüs-, Math. Medend. ad glauc.Lib.II, Cap.Xlf* (<0 .«gineta, Lib. IV. Cap, 26.  ARtSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. ■ $ korsten veroorzaakt ; fomwijlen diep uitholt, esï zig afichuwelijk vertoont, met knobbehchtige hooge omgcvvcli'de randen; werpende doorgaands niet anders dan een fcherp , dun , kwalijk gekleurd , bloedwaterig rotvocht uit ; veelal vervaarelijk Hinkende; dan eens verzeld met weelderige vleesch-uitwasfen; dan eens fterk bloedende; bij tusfehenpozing met onlijdelijke fteekende pijn; tot eindelijk de ongelukkige Lijder,of door-bloedftortingen, flaauwten , ongeduurigheid, buik-loop, teering-koortfen, of door andere zwaare toevallen, omkomt. In dit geval, dat is, wanneer het gebrek zig opent, hebben de Grieken het phagadaena , de Latijnen, cancer apertus of exulceratus , en wij geopende, of verzworen kanker, genoemd. 8» De zitplaats Van den kanker wordt, zo wel door vroegere als laacere fchrijvers, even zo verfchillend voorgefteld, als de verwarring daarmede, met andere gebreken , groot is. Hl pp oc rat es (e) , bij voorbeeld, fielt de zitplaats deezer ziekte in de borsten der vrouwen, de lijfmoeder, de keel en den mond: cel- (O HiPPoeiATES, de morh. Mul. Lib. II. A 5  10 prijsverhandelingen van he? sus (ƒ) voornaamlijk in de bovenfte deelen van het ligchaam, als het aangezicht , de neus, de ooren, de lippen en de borsten der vrouwen; doch Galenus (g) betrekt dezelve tot alle plaatfen van het ligchaam , vooral echter tot de borsten der vrouwen , na het ophouden der maandftonden; en is hierin , dan eens meer dan eens minder, van meest alle die na hem gefchreven hebben , gevolgd j tot dat eindelijk de beroemde f. hoffman (A), en daarna de alömgeroemde Nederlander, de groote boerhave (i) de zitplaats deezer ziekte naauwkeuriger omfchreven , en alleen in de klieren ftelde: en fchoon fommigen daarna ook weder hiervan al eens zijn afgeweken ; zo blijkt het echter uit Veele der Heelkundige leerftelfels van onzen tijd, dat men ook nog tegenwoordig alleen deeze, ert geene andere deelen er toe betrekt. En in de daad, wanneer wij alle voorhanden zijnde waarneemingen, waarin ons den waaren kan^ ker gefchetst wordt, inzien , en dezelve vergelijk ken met den aart van dit gebrek zelf, dan is het onbetwistbaar, dat alleen de klieren, de waare en eenige zitplaatfen deezer ziekte zijn. (ƒ) celsus, Lib. V. Cap, XXVIII. (g) galenus, Lib. II. ad Glauconem. Cap. X. (A)hofpmaw, MeL Rat Sijst. Tom. IV. P. V. Cap. VU CO boerhavi, Ajih. f. 495.  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. 1t S- 9- Dan, onder allen komt de oorfpronglijke kanker zelden anders, dan in de borsten, de onderlip, de tong, d» baarmoeder, en de teelballen; niettegenftaande ook fommige andere deelen, bij vervolg, er door kunnen worden aangetast. "$• io- Nimmer zijn de kinderen (*) aan deeze verfchrikkelijke kwaal, vóór de jaaren hunner huwbaarheid onderhevig; en dan nog zelden in-de eerfte jaaren hunner jeugd. § 11. Beide de gedachten zijn er vatbaar voor; doch, volgends de beste waarneemers, en de nog dageBjkfche ondervinding, zien wij de fchoone fexe, vooral ongehuwden boven de veertig jaaren, meer dan de mannen er door aangetast. (*) De meeste fchrijvers zijn in deeze bepaaling zeer angstvallig, fchoon zij meestal met mij hierin overéénftemmen — jk heb reden om hieromtrent ftelliger te zijn; er* dit zal in de derde afdceling blijken.  1.2 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET Bij de vrouwen nogthans, wordt de kanker 9 over her geheel, meer ih de borsten, en bij demannen in de lip en tong waargenomen; niette* gehftaande er ook Voorbeelden van het tegëngeftelde zijn. & is. Zeer waarfchijnelijk wordt deeze ziekte onder alle volken , in alle de deelen der wereld , gevonden: immers de fchriften der Grieken, Ramtjnen , Egyptenaaren, Arabiers , en alle de fchrij• vers der Europifche gewesten , maaken er gewag van. %- 13- Bij de wilde volken nogthans, en in warhië Landen, wordt dezelve minder aangetroffen, dan bij befchaafde natiën, en in koude of gemagtigde luchtftreeken — schouten (k), een beroemd, 3 oplettend, en getrouw Nederlandsch Heelmeester* der voorige eeuwe , zegt: „ Eenige jaaren heb „ ik, in veele Gewesten en Koningrijken van Afia „ doorgebragt , maar nooit in die heete landen (k) schouten, Verh. ovtr detegen-natuurlijkegezwellen. 2. Deel, bladz. 630.  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE, ig „ een kreeftgezwel vernomen:" en dat deeze ervaaren fchrijver dit gebrek zeer wèl, en beter dan veelen na hem, gekend heeft, blijkt uit zijne naauwkeurige befchrijving van hetzelve (f). De natuurlijke oorzaak van deeze , zo wel als van de andere, in deeze afdeeling voorkomende, bijzonderheden, zullen wij in de derde Afdeeling trachten optelosfen en te verklaaren. (i) schouten, Verh.over detegen-natuurlijkegezwtlltnt a. Deel, bladz. 641.  #4 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET TWEEDE AFDEEUNG, Door welke kenmerken kan men den kanker van elk ander gebrek, daaraan' fchijnbaar gelijk, onderfcheiden, zotiJer gevaar te hopen van vergisfing? welke dergelijke verfchijnfelen, inzonderheid, doen hem kennen in den beginne? $ 14. De verwarring van den kanker met veele andere gebreken , heeft, tot hier toe, in deeze ziekte, de grootfte misvattingen doen geboren worden; waaruit gevolglijk , zo in de natuur, oorzaaken, kenmerken, als gevolgen en behandeling derzelve, menigvuldige dwaalingen zijn voordgeteeld; dwaalingen, die, helaas.' nog maar al te veel de fchriften der hedendaagfche Genees- cn Heel - kundiger* vervullen, S- 15. Het is derhalven voor den oefenenden Heelmeester van het grootfte aanbelang, den waarea kan-  AMSTEHDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. 1$ ker, affcheidelijk van alle andere, daaraan fchijn* gelijkende, gebreken, te leeren kennen; ten einde allezins zeker in zijne voorzegging, en gelukkig in zijne behandeling te zijn. $:ii Dan, om dit (§. 15.) gewigtig oogmerk te bereiken , zal het volftrekt nodig zijn , dat wij eene juiste bepaaling der gebreken , welken in alle tijden , door de geachtfte fchrijvers , met den kanker verward, of er zelfs dikwerf voor genomen zijn, voordraagen : hieruit, immers , zullen wij den waaren kanker , zo wel in zijn begin als bij zijnen voordgang, duidelijker leeren kennen ; en tevens zien , dat alle andere gebreken, fchoon in veele opzichten fchijnbaar met het waare knoest- en kreeft - gezwel overeenkomfh'g, in hunnen wezenlijken aart en bijzondere kenmerken , er aanmerkelijk van ver* fchillen. ' Wij zullen deeze (§. 16.) gebreken in twee onderdeelingen bevatten: tot de eerfte brengen wij die geenen , welken algemeen aan onderfcheidene deelen van het ligchaam worden waargeno-.  16 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET men: tot de tweede die, weike aan bijzondere deelen eigen zijn. •01] ItQ yjaS'iSWi •' i ".Ï'X fii ïs;j /: ; ,'f* r'h Algemeene gebreken , welken met den kanker verward worden. §■ 18. . Hierbij komen in aanmerking: de'krop■.kliergezwellen; de lympbatieke gezwellen ; de papgezwel, len ; de vet- en vleesch - gezwellen; en de. goedüartige verhardingen. 1 ***.MUl" * 3*rri-j*xi : a f-.(f;t.irnoov to(is oattoaag De £ro/>- klier'gezwellen-, • . rtooriil , rraabidaj ! De krop -^kliergezwellen, (fcrofula,} van de beroemdlle en naauwkeurigfte Heelkundigen, zo ak gemeen met den waaren fcirrhus en cancer. verward , vereisfehen, ten deezen opzichte . alle onze oplettendheid , ten einde eene zo lang en algemeen heerichende dwaaling, eindelijk te doen ophouden. Wij verdaan door eeu krop - kliergezwel de uit» zetting of vergrooting eener mosch- of water-klier» door de ophouding en verdikking van de daarin bevatte Lympha:. Sta  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP Dl'.R HEELKUNDE. I?' En daar deeze waterklieren, op alle phar-fên, 20 in- als uit-wendig, aan het ligchaam, gevonden : worden, kunnen zij ook , op alle deeze plaatfen, opzwellen, verharden en ontaarten. Dan eens ontdaan deeze gezwellen zeer lang-> zaam , fomwijlen meer fpoedig , en in erikelde gevallen wel eens als eensklaps'; over hen geheel zijn zij onpijnlijk, rond of eivormig van gedaante, glad en veerkrachtig op het annraaken, los onder de huid beweegelijk, en welke huid, zo lang het gezwel tot geene verzweering overgaat, haare natuurlijke kleur behoudt. Zij worden meest bij kinderen en jonge menfchcn, zeldzaamer bij bejaarden, gevonden; verdwijnen fomwijlen op de eene , verfchijnen „dan weder op eene andere plaats; en gaan altoos verzeld met eene zekere zieklijke gefteidheid , die hun van alle andere gebreken doen ondcrfcbe-iden. Deeze tekenen zijn genoeg 1 om hun in 't algemeen van den waaren fcirrhus te onderkennen;, immers zijn vooral de altoos gladde oppervlakte en de veerkrachtigheid, bij het beurdings drukken der vingeren, als genoegzaam onderfcheidende tekenen deezer beide gebreken aantcmerken. §• ao. . De harde en veerkrachtige opzwellingen der H. DEEL. B  l8 PRIJSVERH andei.FNGEN VAN HET' waterklieren van den hals, nek, onderkaak, okfeleii, liefchen en teelballen, zijn meestendeels,, zo niet altoos , van deezen aart ; dus zijn ook veelvuldige verharde gezwellen in de borsten, de lippen , de tong, de baarmoeder en der meeste ingewanden, van de borst en buik , zo dikwerf kanker genoemd , niet anders dan fcro* fitlen:. en fehoon dit reeds door de Heeren VAN DER' HAAR. (ftt) , THUESSINK , en leurs (V), bewezen zij , zal ik echter, ter deezer plaatfe ,; daar ook nog een en ander van aanrtippen- De fcrefukn van den hals, okfelen en liefchen^ gaan meestal verzeld met verftoppingen van het darmfcheil' en andere buiks-ingewanden ,. die de duideiijkfte verfchijnfelen. van eene algemeene ongefteldheid aanbieden. Nooit zijn zij, op deeze plaatfen, enkelvoudig,, maar in meer of minder aantal , van onderfcheide grootte , aanweezig 'r en zo zij al eens alséénig zig vertoonen, ontdekt niet zelden een? naauwkeurig gevoel-, op eenen grooteren of (m) va-n der h&ar, Genees- en Heel-kundigt WaamttUtingen.. (_».) thuessink, Voorreden en Aaiti,. op white's Verhand over de ftruma en fcrofula. ( *■) leurs, Pr'jsfchriften, uitgegeven door het Gen. tm hvtrdcring der Heelkunde, te Amjlerdam, i D. A°. 1.791.  amstèrdamsch genootschap der heelkunde. t$ kleineren afftand, meerdere opzwellingen en vergrootingen der waterklieren: juist het geen tegen een waar knoestgezwel is overgefteld, \ welk altoos en in alle gevallen éénzelvig is. §• ai. Hoe duidelijk derhalven eenkrop-klierggzwel, dat nimmer kanker noch kankerachtig wordt,dooreen oplettend Artz, van een knoestgezwel kan onder* fcheiden worden \ vinden wij nogthans maar al te veel, dat de Heelkundigen dezelven onder* elkander verwarren , en den een voor den ander neemen, waaruit noodwendig zo veel voedzel tot dwaaling in dit gebrek gegeven is. De meeste fchriften der Ouden geeven van deeze dwaaling niet alleen bewijzen , maar zelfs vindt men, bij de beroemdfte mannen deezer eeuwe, die over het knoest- en kreeft - gezwel gefchreven hebben , er de duideiijkfte kenmerken van» boes.have bijvoorbeeld* zegt: „Een ,, knoestgezwel heeft tot oorzaak , alles wat in ,, ftaat is de vochten in de klieren te ftremmen, 9> te verdikken, en te verdroogen" — de oorter Q[) befchrijft, onder het woord fcirrhus, (p) doerhavé, Aph. 484» (jj de gorter, gezuiverde Heelkunst, bladz. 388. 6 ft  fiO prijsverhandelingen VAN het de kropkliergezwellen aan den hals, in de liefchen, onder de okfelen en in het darmfcheil, als mede het boongezwel, de pcesknoop, de pap- en honig-gezwellen , her vetgezwel en de keelbreuk; titsingii f>) zag , door zijne middelen, eene kankerachtige fcirrhus uit de borst van eene vrouw verdwijnen, waarop onmiddelijk eene benaauwde borst, een ftijve hals, een worgend aangezicht, en de dood volgde. Op eene andere plaats (f) verhaalt hij van een' jongeling die fcirrheuze gezwellen aan den hals had, welken door het empl. de fpermat. ran. tot refolutie overgingen; waarna zijn hoofd en hals uitermaaten zwol, zo dat hij den vierden dag flikte : bij een ander jongeling, eindelijk, zag hij een fcirrhus onder den arm , die door het empl. diachyl. refolveerde; hierop volgde eene zwelling en fpanning van de borstfpier en een worgend, paarsch blaauw aangezicht: titsingh fchrijft alle deeze verfchijnfelen toe aan verplaatfie kankerftof, daar het nogthans niet anders dan fcrofulen geweest zijn. heister (V) geeft mede de duideiijkfte blijken zijner verwarring tusfchen het knoest- krop- (">) titsingh, Vcrd. Heelk., bladz. 505. (f) Ibid, bladz. 507. (O heister, Heelk. Onderwijzingen, l D. bladz. 371..  amsterdam (2) weber, Disf. Mtd. Chir. de Tumort Cystico Palpevr^ |. 17, A% 1750.  amsterdamsch genootschap der heelkunde. 47 chart dit gezwel, dac hem toefcheen een verhard fpekgezwel te zijn , door de operatie weg , en bevond zig hierin niet bedrogen: „ Want het uitgenomen gezwel , van zijn bloed gezuiverd „ zijnde , woog vijf oneen , was wit van kleur, „ ongeregeld van gedaante , in geen eigen vlies „ befloten , en deszelfs zelf Handigheid fpekach„ tig, enz.:" deeze operatie is van geene kwaade toevallen gevolgd, en de lijder volkomen genezen. Een ander verhard vetgezwel, bij een' jongeling van 16 jaaren oud, dat onder den oogbal zat, en denzelven uit zijne holte naar boven dreef, werd door den Heer acrel (a) gelukkig uitgefneden. S- 44- De vleeschgezwellen enwratten der oogleden - Deeze gebreken , die meermaalen, vooral de laatften, de oogleden inneemen , hebben ook hier geene andere verfchijnfelen, dan wij reeds (§ 37 en 38.) daarvan, met betrekking tot het aangezicht, hebben opgegeven: zij moeten nimmer tot den rang van kanker betrokken worden. C«) acrxl, Heelk. Waani. 1 Hoofdft., Waarn. XIL  PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET S- 45- Het zogenaamd knoest- en kreeft-gezwel der Oogleden — De meeste leerftellige fchrijvers fpreeken van een knoest- en kreeft-gezwel, 't welk , naar' hunne meening, meestal het bovenfte ooglid inneemt, of ook fomwijlen in den grootcn ooghoek gevonden wordt. Het knoestgezwel noemen zij een hard , ohpijnlijk gezwelletjen , ter deezer plaatfe , en den. kanker ftellen zij daaruit voordkomendej of wel het gevolg van een in kanker ontaart vleeschgezwel, of wrat, te zijn. Doch onderzoeken wij nader den aart deezer gebreken , vergelijken wij dezelven met de door ons hiervan (§.2 en 5.) gegevene bepaalingf dan blijkt het allezins duidelijk , dat daaraan den naam van knoest- en kreeft-gezwel niet mag gegeven worden. Het hier bedoelde knoestgezwel is niet anders dan het reeds. gemelde f §. 41.) garstegraanj pap- (§.42.) of fpek-gezwel (§. 43.): immers de onfchadelijkheid en veilige uitfnijding deezer gezwellen , en de mindere vastheid van hun wezen, bevestigen allezins deeze waarheid: en daar wij geenen kanker , dan uit een waar knoestgezwel voordkomende , erkennen , fpreekc het van zelf, dat ook de ontaarting deezer ge- bre-  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. 49 breken, of de kwaadaartigheid, die op een vleeschgezwel of wrat deezer deelen volgt, geenzins den naam van kanker verdient. i 46. Kanker-uitwas van den groot en ooghoek — Sommige fystematifche Schrijvers, en veele waarneemers, fpreeken van een kankergezwel des grooten ooghoeks, dat zij in den beginne befchrijven als een ukwasjen van dit deel; doch dat door bijkomende omftandigheden hard , loodkleurig, ongelijk en pijnlijk wordt, en in een fchijnbaaren kanker ontaart. Dit gebrek nogthans is niet anders dan een waar vleesch - uitwas van den traanheuvel, 't welk, even als alle vleeschgezwellen , in zijne uitfpattingen veel naar eenen verzworenen en woedenden kanker zweemt; doch nimmer waarlijk kanker is. Het ontleent meestal zijn1 oorfprong uit eene kropzeerige of venerifche ongefteldheid der vochten , en is wel eens het gevolg van beenbe» derf der ondergelegene deelen : na vooraf deeze oorzaaken wegteruimen, wordt het ligtelijk genezen. II. DEEL. D  5<3 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HE? §• 47- Be kanker van den oogbal — De beste Heelkundigen zijn gewoon den kanker van den oogbal te onderfcheiden, in een', die met een fponsachtig vleezig uitwasjen in het hoorn - of bind-vlies van het oog begint, allengs de geheele uitgebreidheid van het oog beflaat, en den ganfchen oogbal in een groot, pijnlijk fponsgezwel doet ont^ aarten; en in een' die de rokken van den oogbat zelvert aantast, beginnende met eene hevige pijn en opzetting der bloedvaten van het oog, die zig vervolgends als vleezige aderfpatten van het bindvlies vertoonen; waarom eindelijk de oogbal zig zeer hard, knoestachtig en als een klomp vleesch voordoet: en in de daad, de meeste gevolgen van dit beklaagelijk toeval geeven den grootften fcbijn om dit gebrek met recht een kanker te noemen. Dan, wanneer wij deeze verfchijnfelen, met de opgegevene bepaaling (§. 2 en 5.) van een' waaren fcirrhus en cancer vergelijken, zal het duidelijk genoeg blijken, dat bok deeze gebreken van den oogbal geenzins op de lijst van den waaren kanker behooren, maar meestal voordbrengfels zijn van eene venerifche of kropzeerige ziekteftoffe,die zig op deeze deelen heeft nedergezet : wanneer deeze ziekteftof in den beginne gekend en opgeruimd wordt , geneest de ongelukkige lijdes?  Amsterdamsch genootschap der heelkunde; $ï dikwijls van zelf van zijnen gewaanden oogkanker ; of, zo de vaste deelen van het óóg daardoor reeds vernietigd zijn, kan hij veilig , wanneer de zo even genoemde oorzaak genoegzaam is weggenomen , door de operatie gered worden — hiervan heeft men veele voorbeelden. flet aanmerkelijk geval Van hi ld anus (F)-3 bnder anderen , door veelen als een bewijs van een', door de operatie genezenen, oogkanker aangevoerd a bevestigt zulks ten duidelijkften: Zeker lijder kreeg, ha1 voorafgaande zwaarè pijn in de rechter zijde van het hoofd s eene hevigé ert pijnlijke oógontfteeking aan die zelfde zijdet die verfcheidene weeken aanhield, eh een' verbazenden toevloed van ftoffe aanbragt, welke het bindvlies doorknaagde ; door afleidende middelen y Vooral doör een fontanel op den arm^ bedaarden de toevallen ; de toegevloeide ftoffen vloeiden langs den laatstgenoemden weg af, het oog viel in eh verdorde: vijftien jaaren bleef het in deezen toeftand , zonder het minfte Ongemak ; dari alleen dat; door het invallen der vliezen van den oogbal, de oogleden gefloten waren ; doch, door onmaatig leëvèn 3 kreeg hij de voorgaande hoofd- en oog-pijn weder; het overgeblevene' (B) hHiDakus, Cent. I. Obf. I: fi 3  #2 prijsverhandelingen van het deel der oogvliezen zwol op , opende de oogleden , kwam buiten dezelven uit, en werd , in korten tijd, door verkeerde geneesmiddelen, zeer boosaartig gemaakt; in welken tijd hildanus geroepen werd : deeze vond het oog hard, blaauw en pijnlijk , en noemde dit gebrek een kanker: „ En dat dit zo is," zegt hij, „ blijkt, „ om dat het hard, onëffen, blaauw en met zwar„ te aderen rondom bezet was, dikwijls verzeld „ met ontfteekinge en fteekende pijn; want deeze „ zijn tekenen, uit welken een kanker moet ge„ kend worden" — hierin bedroog deeze beroemde man zig echter; want, toen hij het oog door de operatie had weggenomen , vond men in hetzelve een ftukjen been, gelijkende een halve boon , 't welke in den kleinen ooghoek, uk de oogkas zelve, door eene vroegere en voorgaande ziekte afgefcheiden was; en hier gewislijk , door het beledigen der oogvliezen , deeze toevallen, zo zeer aan kanker gelijk , had voordgebragt. Het vierjaarig lijdertjen van kamstroem, waarvan de Heer acrel (c) (preekt, welks oog , zo hij zegt, in een kankerachtig gezwel was veranderd , dat door de uitpelling genezen werd, levert mede geen eenig kenmerk van dit (O acrel, Heelk. Waan,, Hoofdft. I. Waarn. XIII.  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDï. 53 verfchrikkelijk gebrek op ; maar wel van eene kropzeerige ongefteldheid , eene ziekte, zo menigwerf kanker genoemd. In de geleerde verhandeling van den Heere louis, (d~) treft men verfcheidene fchrijvers aana die den zogenaamden kankerachtigen oogbal, met een gelukkig gevolg, hebben weggenomen; doch uit welken allen ten duidelijkften blijkt, dat zij zig hierin vergist hebben. De ooren, S- 48. Aan de ooren doet zig geen ongemak op, dat eenige betrekking op het knoest- en kreeft-gezwel heeft, dan misfchien alleen het vleezig uitwas van den gehoorweg , dat in enkelde gevallen, door zijne miskleurigheid, hardheid, pijn, en in 'c vervolg door ontlasting van ftinkvocht , door onoplettenden wel eens voor kanker wordt aangezien : het ontftaat niet zelden uit een plaatslijk beenbederf van dit deel , en behoort geheel tot den rang der vlecschgezwellen (§. 28.). (<0 Louis, Mem. de PJcad, Roy. de Chir., Tom. V. Chap. VIII. D 3  £4. PRIJSVERHANDELINGEN VAN H«^ De neus. §• 49- De neus is aan verfcheidene gebreken onderhevig, die niet zelden alle aangewende middelen weêriland bieden , hardnekkig voordgaan, ongeneezelijk fchijnen, en even daarom zo veelmaalen voor kankers worden aangezien: de onbewustheid van de oorzaak der verfchijnfelen, en het verkeerd aanwenden van hulpmiddelen , in deeze gevallen, zijn de bronnen v/aaruit die dwaar ling voordvloeit. De kwaadaartige neuspuist, de kankerachtige neuszweer, en een bijzondere foort van kankerachtige neusprop , komen hier vooral in aan-, merking. Wij zullen kortlijk derzelver verfchijnfelen, ppgeeven, en doen zien, dat zij in geenen deele met het waare knoest-; en kreeft - gezwel overéénkomen. §- 5°- De kwaadaartige neuspuist — „ Onder deezen „ naam," zegt de Heer van gesscher (e), v begrijp ik een fchijnbaar gering puistjen , op : (_»J yaJn gesscher, Ag.Oef.Heelk., 2 D. j, 1840.  amsterdamsch genootschap DER heelkunde. 55 „ den rug van den neus plaats grijpende: deszelfs „ gewoone verfchijnfelen zijn , roodheid , jeuk„ te, ontvelling, en eene opvolgende zweer, „ die , fchoon niet pijnlijk , echter van tijd tot tijd in omtrek toeneemt, van een eenigzins „ hard en verheven randjen omboord wordt, en ,, welks grond, dan eens effen en glanzig, dan „ eens met kleine holen bezet is." • De lijders, welken de Heer van gesscher met dit gebrek zag, waren fchijnbaar gezond en fterk, doch de zweer weêrftreefde alle aangewende hulpmiddelen , tot hij eindelijk, moede van allerleie vruchtlooze proeven ter gcneeiinge, tot eene onverfchillige behandeling befloot, de aanleg naamlijk van het emplastrum defenfivum cartikum; en welk eenvoudig hulpmiddel, in beide de lijders, die hij.gezien heeft, eene even zo fpoedige als beftendige genezing aanbragt: de Heer van gesscher bevestigt dit wijders in een zelfd geval, en met hetzelfde middel, door den mede beroemden Amfterdamfchen Heelmeester , h u ssem, waargenomen. Bewijzen genoeg, dat dit gebrek noch kanker, noch kankerachtig is ; voor welk laatfte ik het onlangs echter, door zeker Geneesheer,' heb hooren verklaaren. D 4  gó PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET De kankerachtige neuszweer — Het woord kankerachtig hebben de Ouden meestal gebruikt, niet zo zeer om het aanwezen van eenen waaren kanker, dan wel om eene verregaande kwaadaartigheid,in haare verfchijnfelen en uirwerkfelen, bijna een' kanker gelijk , aanteduiden: veelen der Heden daagfchen gebruiken dit woord nog in dien zelfden zin; anderen nogthans, zo wel vroegeren als laateren, hebben het woord kankerachtig met dat van kanker zelf verward, en een en het zelfde gebrek , nu eens kanker, dan eens kankerachtig genoemd : hiervan vindt men niet alleen in hunne fchriften alom kenmerken , maar de dagelijkfche verkeering met Genees- en Heelkundigen , die uit deeze onzuivere bronnen geput hebben, leveren er nog, helaas! maar al te veel de duideiijkfte blijken van op. Wij dan hechten aan het woord kankerachtig alleen het denkbeeld van kwaadaarttgheid, en geenzins dat van kanker zelf, welk laatfte een geheel eigenfoortig gebrek is, dat noch in oor. fprong, noch in aart , noch in uitwerking met een eenig ander gebrek gelijk ftaat.  amïterdamsch genootschap der heilkunde, ff. Uit deeze bepaaling (§. 51.) derhalven, blijkt, dat wij de zogenaamde kankerachtige neuszweer, veelal bekend onder den naam van ozena, en die niet alleen fomwijlen de neusvleugelen en het neusmiddenfchot, maar zelfs veelmaalen een gedeelte van het verhemelte-en de omliggende deelen wegknaagt, geenzins kanker , maar in den volften zin kwaadaartig noemen. Waarlijk! flaan wij het oog op de kenmerken, welken daarvan, in de fchriften der Waamcemeren, worden opgegeven, en vergelijken wij deezen met onze eigene bevindingen , alsdan is het ten vollen zeker , dat deeze kwaadaartige neuszweer haaren oorfprong doorgaands aan eene venerifche of kropzeerige ziekteftof verfchuldigd is ; wier onderfcheidende tekenen, door een kundig en oplettend Heelmeester , gemaklijk optemaaken zijn. Van deezen aart waren , onder anderen , de neusverzweeringen , die door brisbane (ƒ), door het drinken van het afkookfel der farfapa* rilla, genezen zijn , en door hem kanker en kankerachtig genoemd worden. Cf) brisbane, SeleU Cases in the praQize of Medicine, Lmi. 1772. D 5  7[8 PR. IJ SVÏ RH AND ELINGEN VAN HET S- 53- De kankerachtige neusprop — Onder de verichillende foorten van neusproppen, (polypi,) is er bijzonder een, welke, om zijne hardheid, loodverwige kleur , bezetting van aderfpatten , pijnlijkheid , en weêrftrevigheid aan allerleie hulpmiddelen, bij meest alle fchrijvers den naam van kanker, of kankerachtigen neusprop , gekregen heeft. Hij is zulks echter in geenen deele , en behoort allezins tot het reeds meergemelde (§. dB.) vleeschgezwel, dar ter deezer plaatfe niet zelden van eene venerifche of kropzeerige ziekteftoffe afhangelijk is, en vooral op beenbederf berust. De lippen. $• 54- J3e lippen, inzonderheid bij mannen, zijn niet zelden een gewoone zetel voor den zo ververflindenden kanker; dan, zij zijn ook gemeene zitplaatfen van andere gebreken, wier verfchijnfelen meermaalen , zelfs door de geoefendHen, verkeerdlijk voor kanker verklaard zijn. Het is derhalven van veel aanbelang , de bijzondere foorten van gebreken ,| welke de lippen  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. aandoen, en voor kanker kunnen genomen worden , naauwkeurig van den anderen te ondert fcheiden, en bij ieder derzelven te doen zien, in hoe verre hunne kenmerken van den wezenlijken kanker waarlijk verfchillen. §• 55- Tot deeze (§. 54. ) gebreken , brengt men, den lipknoop , het hoornachtig uitwas , de lipbarst, de lipkwetfing , het vleeschuitwas , de venerifche lipzweer, de kropzeerige lipzweer, en eindelijk het waare knoest- en kreeft-gezwel der lippen zelf. $• 5& Be lipknoop — Een klein, onpijnlijk , eenig-. zins langwerpig, loodkleurig , blaasgewijs gezwelletjen, aan het binnendeel der onderlip voordgebragt , door de ophooping van een geleiachtig vocht, in een of ander klierbeursjen van dit deel, wordt een lipknoop genaamd. Hetzelve fluit hoegenaamd geen gevaar in; wordt nimmer kwaadaartig, en kan, door uitfnijding, altoos genezen worden. Dat deeze lipknoop door Genees- en Heelkundigen meermaalen voor kanker is aangezien,  6b prijsverhandelingen van het daarvan levert, onder anderen , de beroemde stalpart van der wiel (g) , reeds in zijn' tijd , een aanmerkelijk, bewijs op. $• 57. Het hoornachtig uitwas der lippen — Somwijlen vertoont zig cp de lippen, een hard, onpijnlijk, bruin of zwartachtig puistjen, in de gedaante eener wrat, dat langzaam grooter wordt, en door de beste heelkundige fchrijvers, de hoorn, of het hoornachtig uitwas genoemd wordt. Ik heb dit gebrek meermaalen een kankerwrat hooren noemen, doch verkeerdlijk; daar hetzelve nimmer kanker is of wordt : het wordt op de wijze der vleeschuitwasfen , van wier aart het fchijnt, door den geest van zeezout, of door de uitfnijding, genezen. % 58. De lipbarst — Er ontftaat, bij fommige menfchen , na eene voorafgaande geringe oorzaak, fomwijlen eene fplijting in een of ander deel der h'ppen , welke in den beginne geen ander onge- (g) STALPART VAN DER. WIEL, ObferV. COlt. II., Obferv. 13.  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEEL'IUNDE. 6i mak, dan eene eenigzins belemmerde en pijnlijke beweeging van dat deel aanbrengt, en bij veelen niet zelden door een of ander fmeerfel fpoediger of langzaamer geneest; maar het is deeze zelfde lipbarst , die bij anderen wel eens van pijn , opzwelling, verharding en miskleurigheid van den omtrek, gevolgd wordt ; en in deezen toeftand wordt zij niet zelden kanker en kankerachtig genoemd ; ze is dat echter niet: de tegenwoordigheid deezer verfchijnfelen hangt alleen af van eenige heerfchende ziekteftoffe, welke op dien tijd in het geitel plaats heeft, en is geenzins haare geboorte aan eenig kankergift verfchuldigd: het te onder brengen deezer ziekteftoffe, of door de Natuur, .of door gepaste hulpmiddelen , en het daardoor, als van zelve, opruimen des gebreks, op den eenen tijd; de plaatslij ke verandering en goedaartige verzweering van het gezwel zelf, op een anderen tijd; het luisteren naar, en genezen veelal ?lleen door verzachtende middelen, zijn voords zo veele bewijzen , dat , in deeze gebreken , niets gevonden wordt, dat waarlijk naar kanker gelijkt. Dan, wij ontkennen tevens niet, dat een ontaarte lipbarst, wanneer de oorzaak der ontaarting blijft voordwerken, en als dezelve daarenbo- ven door verkeerde en tergende middelen behandeld wordt, eene kwaadaartigheid kan aan-  $2 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HÊf neeraen , die alles vernielend is , en veelal niet dan met 't verlies van het ingenomen deel, of fomwijlen zelf met dat van het leven , eindigt: dit te ontkennen , zoude aanloopen tegen alle ondervinding; maar wij herhaalen het, en zullen er de bewijzen nader van aantoönen , dat een lipbarst, hoe hardnekkig , hoe kwaadaartig ook in haare gevolgen , nimmer zelve kanker Was: §• 59- De lipkwetjing — Op eene geringe uiterlijke belediging der lippen , ziet men fomwijlen verharding , zwelling, pijn en andere hevige toeVallen volgen , welke door de onkunde vrij gemeenzaam voor kanker aangezien worden; Hiervan zijn menigvuldige bewijzen, zelfs dat het gering aankleeven van een tabakspijp, eene ligte kneuzing $ de kwetfing van een tand* enz., zulks zoude hebben veroorzaakt. Dan, Wij befchoüwen de hevige uitwerkfelen op deeze kwetfingen in fommige ligchaamen volgende , toevallig , en geenzins in ftaat • om immer in dat deel den waaren kanker te kunnen voordbrengen ; immers bewijst de ondervinding zulks dagelijks , daar van de honderd , öp die Wijze gekwetde , menfchen , er haauwlijks één een kwaad gevolg van krijgt; en zo men daa  amstèrdamsch genootschap der heelkunde. 6J nog de oorzaak van dat kwaad gevolg kan vinden , en er rïjds genoeg is om dezelve opteruimen, zien wij deeze gewaande kankers, op de ecnvoudigfie wijze1, geneezen. De Heer spjruit (iï) verhaalt, onder anderen, dat, in den winter van 1757, bij hem eene lijdercs kwam, met een gezwel .aan de linkerzijde van de onderlip, 't welk in vier maanden tet* grootte van een: aker was aangegroeid ; het was hard en pijnlijk, "roodachtig paars van kleur, met donkere blaanwe 1 aderen door het binnenfte van de lip verfpreid: Zes Heelmeesters hadden dit gebrek reeds voor kanker verklaard ; dan , de Heer spa uit, hetzelve nader beziende, vond, in het midden van 't gezwel een klein indruk„ fel , als van een naald, het geen mij, (zegt „ hij i) deed denken of niet wel de bovenfte „ hoektand de oorzaak van het kwaad was; en, „ zulks onderzoekende, bevond ik het zo; heb„ bende de voornoemde tand een fcherpe punt, „ die ik aanftonds wegnam : ik liet de lip van „ binnen frrijken met mei. rofar. unc. \. tinei, ^mirrh. dr. 1.fp. fulph. gtt. xx , appliceerde „, van buiten het empl. ran C. merc. et diachyl. '„ c. gumm. ana p. aq. , en zag het gezwel „ hiermede in vier weeken geheel verdwijnen." (ft) spruit, Kweekfchool der Heelkunde, Waarn. XX,, bladz. 103.  64 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET §. 60. Het vleeschuitwas der lippen — Wij hebben reeds (§. 28.) omftandig van het vleeschgezwel, en van de vleeschuitwasfen (§. 37. ) welken het aangezicht fomwijlen bezetten, gefproken; wat wij ter dier plaatfe daarvan gemeld hebben, is ook hier toepasfelijk, en ontflaat ons derhalven van eene ver vee lende herhaaling. Alleen is het misfchien noodig, hierbij aantemerken, dat de vleesch-uitwasfen ter deezer plaatfe, en die door ligchaams- ongefteldheid, of ver* keerde middelen, wel eens kwaadaartig worden, meestal tot de foort van (§. 38.) behooren. Onlangs bragt men mij een kind van omtrent vier jaaren, dat aan de onderlip, nabij den linker hoek van den mond, een zacht, tepelachtig vleeschgezwel hadt, het welk langzaam grooter werd, en, volgends getuigenis van den bijzijnden Heelmeester, alle hulpmiddelen had wederftaan: de oorzaak daarvan fcheen mij een moedervlek of aangeboren vleeschgezwelletjen te zijn, waaraan het kind , door de lip naar binnen te haaien, geduurig zoog, en langs dien weg de uitgroei vermeerderen deed : onmiddelijk fneed ik dit gezwel weg, en de wond genas in weinige dagen — met ongenoegen verneem ik , dat men ook dit gebrek een kanker genoemd heeft. §• 61.  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. 6$ S. 6n De venerifche lipzweer — Niet zelden openbaart 2ig aan de lippen , vooral aan de bovenlip , na eene voorafgaande venerifche befmetting -3 eene langzaam toeneemende verharding, die dan eens een klein, dan eens een grooter gedeelte van de lip inneemt, nimmer zeer pijnlijk is, en > na verloop van tijd, tot eene in- ert weg - vreetende vuile zweer , met één of meer openingen, doorbreekt. En fchoon de kenmerken van bet venusfmet, die hiermede gewoonlijk verzeld gaan , meestal voldoende zijn om deeze zweeren van alle anderen te onderkennen, levert de ondervinding echter bewijzen genoeg op , dat hierin , door Veele Genees- en Heel-kundigen, misgetast wordt. Nog voor korten tijd zag ik drie deezer voorwerpen , wier boosaartige en altoos toe-« neemende lipzweeren men kankers noemde: ik bedroefde mij over deezen misdag , en liet hutt inwendig de merc. fubl, eorr., en uitwendig eert fmeering van de ungk bafil. , rijklijk met merd prcecip. rubr. bedeeld , gebruiken , en zij gena« zen alle drie vrij fpoedig. Met dit alles kan er fomwijlen in deeze ge* breken eenen zamenlöop van verfchijnfelen zijni II. DEEL, E  66 prijsverhandelingen van het die derzelver juiste kennis uitermaate moejelijk maaken : van dien aart , bij voorbeeld, is het geval, "t welk door onzen beroemden, en thans grijzen land- en kunst - genoot, j. van der haar (*), op eene allezins en altoos prijslijke rondborstige wijze, wordt medegedeeld. „ Ik zelf heb, en ik belijde het gaarne," fchrijft deeze uitmuntende Heelartz, „ bij een '„ gemeenen boer, het voor mij fmartlijk onw geluk gehad, eenen ingebeelden kanker , van „ de geheele onderlip , tot in de kin, wegte„ fnijden, en met drie zilveren naalden te hech„ ten: vóór de operatie had ik den lijder eeni„ ge reizen gepurgeerd, en geduurende de ge„ neezing , met melk en dunne eiëren gevoed: 9> na de geneezing, herhaalde hij rasch de fchade, ',, die hij dacht , onder deeze handelwijs , in „ eeten en drinken, geleden te hebben — hoe „ fraai het lidteken Ook ware ? zag ik, kort „ daarop, dat de zes naaldfteeken weder begonnen te ontvellen, dreigende het nieuwlijks genezene weder te vernietigen: dit bedroef„ de mij bitter; dan, gelukkig! doch te laat, „ ontdekte ik aan zijne vrouw, dat zij beiden „ venerisch waren ; en dat ik, door mijne on- CO van der haar, Gensês■ sn Hsel-kundige Waarnt»«aingen, §. 74-  amsterdamsch genootschap der heelkunde. ëf 9, kunde, een chancre voor een kanker hadt yi weggenomen: „ Thans weet ik," voegt hij er wijders bij, ;, dat de randen der chancres veelal zacht, dë ;, anderen, (van den kanker,) hard zijn: veelen; ;, zelfs Hoogleeraaren, bedriegen zig hierin ;, niet zelden , met mij; ik heb ér fterke be- wijzen van." van wij verhaalt van een' lijder; wiens bovenlip met eené harde, groote en voordknaagende zweer aangetast was , Waarbij tevens dé klieren van de onderkaak verhard waren : deezè lijder ontkende immer door venusgift befmet te zijn geweest; en hierom befioten veele Genees cn Heel-kundigen dat deeze lipzweer kanker was: öndertusfch'en genas de Heer van wij deezeri gewaanden lipkanker t door kwikbereidzels, en toonde daaruit deszelfs venerifche oorfprong. Dé zweer aan de onderlip van den matroos, waatvan dé beroemde ackenside (/) fpjreekt^ welke hij eenen waareri kanker noemt, eri door de merc. fubl. corr. in drie weeken geneeScn werd , was mede niet anders dan een vehuszwcer; immers; de fpoedige wegvreëtihg van tk) Van wij, Serv. Civibüs, D. IV. bladz. at. (/) ackenside, Medical Transa&ions , puplisked bij tU ttikge of Phyftcitms in London &c. 1768. E %  68 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET de lip, de fchietende pijnen in den omtrek , het oneffen aanzien en de groenachtige kleur van den etter , tevens met de geneezing door de kwik, bewijzen zulks volkomen. heister (???) verhaalt van den lipkanker eener jonge dochter, welke uitwendig „ door het wa„ ter van rotte appelen , waaronder een weinig „ mercurius dulcis gemengd was, gepaard met het „ gebruik van inwendige middelen, werdt ge„ nczen." En wat groot aantal' van foortgelijke mistastingen zouden wij, dit aangaande , niet kunnen aanvoeren! § 62. De kropzeerige lipzweer — Eene andere foort van verdrietig , en fomwijlen hardnekkig lip ongemak , met het zo even (§. 61.) genoemde' zeer naauw verwand , is de lipzweer, uit eene fcrofuleuze ontaarting voordkomende. Het is uit de ondervinding blijkbaar , en door veele Schrijvers opgemerkt, dat bij fcrofuleuze lijders veelal eene zwelling der bovenlip plaats heeft, welke zwelling ik (*_) (n) meen, dat aan («O hei stee, Heelk. Onderw., 2 D. bladz. 770. ( * ) In de copij flond, dc Heer leurs. (n) Prijsv. bekroond door het Gen. ter bevtrdiring der Heelkundt, u Amfterdam, 1 D. §. 07.  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. 6$ de opgehoopte lympha, in de watervaten van dat deel, moet toegefchreven worden ; zij is derhalven meestal gepaard met die verfchijnfelen, welken deeze ziekte zo duidelijk kenfchetzen, en waarvan elders genoegzaame aanwijzingen te vinden zijn. In den beginne ondergaat de lip eene tegennatuurlijke vergrooting , zonder merkbaare verharding ; na verloop van tijd fchijnt deeze vergrooting te verminderen, doch de lip toont zig, op ééne of meer plaatfen, verhard; welke verhardingen , bij toeneeming , de eene na de andere, doorbreeken, en even zo veele kleine, diepe, invreetende zweertjens uitroaaken , die allen wijders tot ééne zweer zamenloopen, en , bij verderen voordgang , de geheele lip vernietigen, i Het zijn deeze verfchijnfelen , die meermaalen met venerifche lipzweeren verward zijn , en , in de daad, in haare uitwerking daarmede zeer veel overeenkomst hebben; doch wier oorzaaken, uit de voorafgaande en verzeilende verfchijnfelen, genoegzaam voor een oplettend Artz te kennen zijn : men voege hier bij, dat de kropzeerige lipzweer meest de kinderen, en de venerifche meer de volwasfenen aandoer. E 3  £ö PRIJSVERHANDELINGEN VAN HEÏ ft «3; £>d w<*sy zo het fchijnt, eenig op zig zeiven gevonden; de voorbeelden leveren hiervan bewijzen open deezen zijn dan in hunne onderfchciding met het waare knoestgezwel, voor een minërvarene, moejelijk, fchoon zij door hunne veerkrachtigheid en meer bepaalde gladde omtrek, altoos van een fcirrhus, door een oplettend Artz, kun* nen onderfcheiden worden. De Heer van der haar (F) , onder an> deren , geeft hiervan dit bewijs: „ Een fterk „ man, van bijna 40 jaaren, hadt, finds meer „ dan twee jaaren , een kliergezwel, zonder de „ minfte ontfteeking of pijn , • onder de kaak, ter grootte van een eendcnci , het welk de „ best hekende middelen, al dien tijd, weer„ fiaan had : hoe hard het gezwel ook ware, 5, dacht mij nogthans dat het , in 't gevoel, „ iet veerkrachtigs had , en vogt bevactede; ik „ raadde daarom onzen kloeken Heelmeester, „ j, bolzius, in het bijzijn van den Heere ., Dr. verster en mij, om in hetzelve een ,, zeer fijne troicar te fteeken ; aanftonds daarop „ vertoonde zig, door het canulletjen, een fnot„ aartig vogt, waarop het gezwel geheel ge„ kliefd , en van een lepel vogt ontlast werd; ,, de vinger toen in het gezwel geftoken, ver- (£} van der haar, Genees- en Heel-hWaam., §, 12. F 5  90 prijsverhandelingen VAN HET „ toonde het zig als een hard gekookt ei, „ waaruit de doojer genomen was: door droog linnenftof alleen , of met roode pracipitaat, „ genas hetzelve , doch langzaam — hoe veel van deeze gezwellen , aan de kaak, hals, enz., worden niet voor fcirrhus aangezien , tf en met gevaarlijke bloedftortingen weggeno- men! — heister heeft zelf, over deeze „ zorgelijke operatie, een eigen hoofdftuk — „ intusfehen kan ik oprechtlijk verzekeren , dat „ ik, op de bovengemelde wijze, er veele rasch „ genezen heb, en mij verpligt acht, deeze „ handelwijze vrij algemeen te mogen aan- raaden." Het knoestgezwel, aan den hals van een jongeling , waarvan de Hoogleeraar gaubius (c) fpreekt, dat zig verdeelde, een febris he&ica veroorzaakte , en door een phthifis pulmonalis gevolgd werd, was niet anders dan een fcrofula. S- 81. Eene andere foort van verharde gezwellen, aan de bals en onderkaak , zijn de zogenaamde papgezwellen, van welken wij de befchrijving reeds (§* 23-) gegeven hebben, en derzelver beltaan, (r) Zie a. titsingh, Verdenk, Heelkunst, bladz. 507.  amsterpamsch genootschap des. heelkunde. §1 ^er deezer plaatfe, alleen met een aanmerkelijk voorbeeld zullen bevestigen. De zeer ervaren Haagfche Heelmeester, h. da men (V), zag, in 1769, een1 lijder, met een zeer hard en pijnlijk gezwel, vóór aan den hals, een weinig hellende naar de linker zijde, ter grootte van. een klein kinderhoofd, en van een klein beginfel als een erwt, dusdanig aangegroeid; fchoon dit gezwel zeer hard en ongelijk op het aanraaken ware, ontdekte de Heer damen echter , door een - herhaald en naauwkeurig onderzoek, dat er eene zachte ftoffe in bevat was; hij opende derhalven die gezwel, in 't bijzijn van den Hoogleeraar schwencke, en ontlastte , behalven eene theekom vol bloedige lympha , eenige brokken van een gecoaguleerd graauwachtig vocht ; de dikke vliesachtige zak veretterde, en de wond genas, En hoe veele deezer , die men , uit gebrek van kunde, aan zig zeiven heeft overgelaten, en door veretteringen, verzweeringen, enz., de lijders om het leven gebragt hebben, zijn niet voor kankers verklaard geworden! "De oplettendheid nogthans, op de eerfte beginfelen , en den verderen voordgang deezer ge- O') h. damen, Hcclk. Wwm. Mr de Tumores Cystici, bladz. 38^  02 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET zwellen, in vergelijking met den waaren fcirrhus en cancer , doet ieder derzelver kenmerken dui^ delijk genoeg onderfcheiden ; vooral is het gevoel van eenige veerkrachtigheid, hoe gering ook , altoos een kenmerk van eenige weeke of vlocibaare bevatte ftoffe, en dit wordt nimmer bij een' waaren kanker gevonden. $. 82. De derde. foort van verharde gezwellen aan den hals, zijn de opzwellingen der fpeekzelklieren. Hiertoe komen in aanmerking, de onderkaaksen achteroors-klieren , zijnde de eerften even onder iederen hoek van de kaak, en de laatften achter het mamswijze uitfteekzel van het flaapbeen gelegen. Haare opzwelling is van verfcheidenen aart; dan eens wordt dezelve veroorzaakt door ophouding van het daarin afgefcheiden fpeekzel ; dan eens door eene natuurlijke vergrooting van het ligchaam der klier zelve, en niet zelden is zij het gevolg van eene voorgaande ontfteeking deezer deelen. §• 83. Van de eerfte foort deezer (§. 8a.) zwellingen vindt men , onder anderen, een voorbeeld y  amsterdamsch genootschap der heelkunde. 93 door den Heer van wij (e), aan zig zeiven waargenomen , en aldus befchreven : „ Ik heb „ eens eene bijzondere foor: van kliergezwel aan „ mij zeiven ontdekt, zijnde een verdikte faliva „ in de fpeekzelbuizen der kaaksklieren, ver„ oorzaakt door verftopping van derzelver on„ dertongfche ontlastbuis: ik had, ter oplosfing van de verharde klier , veele middelen vrucht„ loos beproefd ; in een oogenblik, en onver- wachts onder bet eeten , had ik dit gezwel ,, ontdekt: ik vond, na verloop van eenigen tijd, ter plaatfe van den ditcius warthoniamis, een „ zwart ftipjen, het welk, op 't aanraaken, fiak en pijn verwekte ; ik nam hetzelve met een pincet weg, maar kon niet ontdekken wat het „ was, waarfchijnclijk iet, het welk uit de fpijs, „ welke ik op dien dag , dat ik. het gezwel 5, onder den maaltijd befpeurde , gebruikt had, „ in den dutïus geraakt was, en dezelve ver„ ftopt hadde; het fpeekzel, door de kaauwing „ tot ontlasting aangefpoord , geenen uittogt „ vindende, moest de klier aanmerkelijk opzwel„ len , enz. -, althans , zo dra ik de buis geo„ pend had , ontlastte zig een aanmerkelijk gej, deeite faliva, (fpeekzel,) en 't gezwel ver„ dween in eenige dagen door empl. fapon. har- Ce) van wij, Servandis Civibus, Deel IV. bladz. I75«  94 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET „ beit.: indien men deeze verftopping niet had „ weggenomen, zoude het gezwel mogelijk voor „ fcrophel, mogelijk wel voor waaren Jcirrhus „ bij anderen, doorgegaan zijn, daar het on„ dertusfchen nooit in waaren fcirrhus kon ont„ aarten maar waarfchijnelijk , door den tijd, „ even als de fcrophclen , tot verettering zoude „ zijn overgegaan , en , fchoon traag genezen , „ echter nooit in een wezenlijke kanker zoude1 „ ontaart zijn." Een foortgelijk fpeekzelgezwel, in de oorklier van een meer dan vijftigjaarigen lijder, eil 't welk omtrent een mans vuist groot, hard, en in de beweeging van het hoofd, pijnlijk was, heb ik zelf waargenomen \ het ontbrak aan g^ ene lieden , die dit gezwel een kanker noemden: het duidelijk gevoel echter van de ophouding eeniger vochtftoffe in de holte van hetzelve, deeden mij tot de doorfteeking met de troicar befluiten, en onmiddelijk ontlastte ik daardoor een welbereid fpeekfel; ik kliefde vervolgends het gezwel in zijne uitgebreidheid , en genas hetzelve, na verloop van eenige maanden, door verettering. Dan , het is geen vreemd verfchijnfel, dat, na een langduin-ig ophouden van fpeekzel in de onderkaaks- en oor-klieren , hetzelve tot eene gips of kalkftoffe overgaat: hiervan vinden vvSj  amsterdamsch genootschap der heelkunde. 95 verfcheidene waarneemingen; onder anderen, zegt onze altoos beroemde Landgenoot, g. ten haaff (ƒ): Ik heb een voornaam Heer, „ van 30 jaaren oud, behandeld , die van der „ jeugd af eene zeer groote , verharde , glandu„ la parotis had gedragen; dan, bij zekere toe„ vallen van tandpijn , zinkingen , enz. , door „ ontfteeking en pijn in dezelve aangegrepen, „ en toen hierdoor ter verettering gekomen „ zijnde , en geopend wordende , gaf ze eene „ grootte hoeveelheid gips of kalkaarde op, en „ alle deeze ftof ontlast zijnde , is de lijder „ volkomen genezen geworden. „ Soortgelijke ontlastingen," zegt hij verder, „ van gips en kalkftof, heb ik, bij eene jonge Juffrouw , uit de verettering en lang geduurd „ hebbende verharding , in de onderkaaksklier, „ waargenomen." $■ 84v De tweede foort van zwelling deezer (§. 82 ) klieren . is diS, welke langzaam aankomt, en geen hinder in haare werking, of hoegenaamd geene kvaade gevolgen voordbrengt, en, volgens de gedachten van den Heere van ges* Cf) ter haaff, Inwydings Redmtring, bladz. j7*«  o6 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET1 sc her (g) waarfchijnelijk alleen fchijnt aftéham* gen van eene natuurfpeeling, in de voeding van s dit deel: bij eene te verre gaande aangroei, is de wegneeming het eenige hulpmiddel. i *$. De laatfte foort, eindelijk, van zwelling der fpeekzelkiieren is die, welke het gevolg is eener voorgaande ontfteeking, en Hechts als eene goedaartige verharding moet befchouwd worden: verzachtende, oplosfende, of ettermaakende middelen, of het verloop van tijd fomwijlen alleen, zijn veelmaalen in ftaat dezelve weder opteruimen; dan , zo deeze zwelling en verharding afhangehjk is van eenige aarsgebragte ziekteftof, dan zijn kwaadaartige verzweeringen, vooral van de oorklier, niet zelden het gevolg van dezelven; verzweeringen, die, zo lang derzelver oorfprong door geene gefchikte middelen te onder gebragt wordt , niet zullen nalaaten van de' treurigfte gevolgen te zijn ; en zie daar- de reden , waarom men ook deeze gebreken zo dikj werf kanker genoemd heeft. §. 86- Cg) van gesscher, Jlgem. Oefen, Heelk., §< 86^  Amsterdamsgh genootschap der heelkunde» §? % 86. Van de opzwelling' der fchildklier fen het kropgezwel, welken wij ook, enkelde keeren, hier te Lande waarneemen, zal ik niet fpreeken; even zo min zal ik fpreeken van het vet- of fpek - gezwel, dat fomwijlen deeze deelen aangrijpt , en , volgends voorbeelden , daar ter plaatfe, tot eene aanmerkelijke grootte kan aangroejen; want, fchoon deeze allen, door fommigen Wel eens tot de clasfe van knoestgezwcllen gebragt zijn, zal niet ligt een kundig Heelmeester, de eerstgenoemde daar onder betrekken, en vart het laatstgenoemde hebben wij elders (§. .27.) genoegzaam het onderfcheidend kernmerk aangetoond. & 87. Wij zien des* uit deeze, (§ 70 tot 86,) aanwijzingen , dat de oorfprongïijke klieropzwellin-* gen .aan den hals, noch waare knoestgezwellen « noch kankers zijn ; dan , - wij willen hierdoor echter niet verftaan hebben, dat zij daarvoor geheel onvatbaar zouden weezen ; het tegendeel is waar, en menigvuldige voorbeelden leveren de treurigfte bewijzen van kankergezwellen ter deezer plaatfe op j doch de ondervinding leert teil, deel, G  #8 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET vens . dat deeze kankers hier geene oorfpronglijke ziekten waren, maar altoos het gevolg van eenen lip- of tong-kanker geweest zijn; het zij deeze door de operatie waren weggenomen , of wel in eenen hoogen graad woedde: wij zullen van een ^n ander, in de volgende derde Afdeeling, de" oorzaak trachten te verklaaren. In de horsten. $. 88. Geen deel van het geheele ligchaam is meer aan den verfchrikkelijken kanker onderworpen, dan de borsten, vooral die der vrouwlijke fexe; dan , het zijn deeze zelfde deelen , die tevens de zetel van verfcheidene andere gebreken zijn, welken maar al te veel met den kanker verward, en er dikwerf zelfs verkeerdlijk voor erkend worden : het is des hier vooral van belang, deeze in hunnen onderfcheidenen aart en uitwerkfelen te kennen , ten einde den waaren fcirrhus en cancer van dit deel , van alle dezelven , met genoegzaame zekerheid, te kunnen onderfcheiden.  amsterdamsch genootschap der heelkunde. 99 Onder deeze gebreken (§. 88.) komen bijzonderlijk in aanmerking , het papg-zwel, het lymphatiek gezwel, het kropkliergezwel, de venusbuil, het zoggezwel , de goedaartige verharding, de etterzak, het vleeschgezwel , het vetgezwel, de kool, en de waare borstkanker —■ laat ons ieder deezer afzonderlijk ophelderen. % 90. Het papgezwel der borsten — Uit de omfchrijving van dit gezwel hebben wij, (§. <3,) gezien , dat hetzelve gemaakt wordt, door de ophooping van de fmeerftoffe van het een of ander klierbeursjen in de huid . of in het cellewccfzcl: de langzaame toeneeming, de hardheid en onpijnlijkheid van hetzelve , gevoegd bij de zitplaats van het deel , doet zeker een onkundig, of geen genoeg oplettend Artz, ter deezer plaatfe , dikwerf in dit gebrek mistasten ; dan , een oplettend Heelmeester, die de verfchijnfelen deezer gezwellen kent , zal zig zelden hierin bedriegen. De voorbeelden biervan , door den Heer 11. damen ([li) befchrevcn, zijn allezins waardig hier eene plaats gegeven te worden. (h) h. damen, Heelk. Waam over de Tumores Cyjïici, bhdz. 42. G a  I0O PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET In het jaar 1776 zag hij eene lijderes , welke een zeer groot en hard gezwel in haar rechter borst had, zijnde blaauw van kleur, en had uiterlijk veele tekenen van een' bedoren' kanker, die het aanzien had , van binnen kort in eenen openen kanker te zullen overgaan ; immers was dit gebrek, door verfcheidene Heelmeesters, alzo aangezien en verklaard geworden ; doch het kwam dien opletcenden Heelmeester, na een naauwkeurig onderzoek , voor, dat in dit gezwel eene weeke ftof befloten zat: hij opende derhalven hetzelve in zijne geheele uitgeftrektheid , en er vertoonde zig, in deszelfs holte, eene groote hoeveelheid gecoaguleerde , witgraauwachtige ftof, die hij, van tijd tot tijd, uitnam , en ver volgends de wond, door verè'ttering , genas. In 1779, zag deeze ervaren Man, andermaal y eene vrouw, van 49 jaaren oud , welke een gezwel in de linker borst, ter grootte van een mans vuist, had , paarsch van kleur, en rondom op het gevoel zeer hard , bijna in alles gelijk aan het zo even gemelde. Het flrekte zig uit van de zijden van het borstbeen tot aan de tepel ; was bovenop , met. een punt, of verhevenheid, uitpuilende, en men kon duidelijk voelen , dat er eene zachte ftof in befloten was: van haar zeventiende jaar..  amsterdamsch genootschap der heelkunde. lOl had deeze lijderes , ter dier plaatfe , reeds een klein knobbeltjen gevoeld , waarop, zig kort daarna, een helder geel vocht door den tepel ontlastte; eenigen tijd laater veranderde dit vocht in bloed, en vloeide meer uic den tepel, vooral dan , wanneer men tegen de borst drukte; ook was deeze bloeduitvloejing , na het wegblijven der maandzuiveringen , meerder geworden : de meeste Genees- en Heel - kundigen, die over die ongemak geraadpleegd waren , hadden hetzelve voor kanker verklaard ; ook hadden de Bagijntjens van Rees geweigerd haar middel aanteleggen , voorgevende, dat de kanker reeds te verre gevorderd was: dan, de Heer damen, op de verfchijnfelen van eene bevatte ftoffe, zeker gaande, liet ook dit gezwel, door zijnen zoon, den tegenwoordigen beroemden Haagfchen Heelartz, j. c. damen, in zijn geheel, door eene langwerpige fnede over het midden, openen ; geopend zijnde, vloeide er terftond omtrent drie oneen bloederig water uit, waarna zig veele wit graauwachtige brokken , van dezelfde zelfftandigheid als de zo even gemelde, zig ontlastten: het is als de voörige genezen. Het onderfcheidend kenmerk, waarop de Heer damen zig, irt deeze gezwellen, grondde, beftond alleen in het gevoel van eenige zachte en diepzittende ftof; wanneer hij hieraan twijfelde, G 3  102 prijsverhandelingen van het Verpoosde hij nog eenigen tijd, en vondt zig dan, in 't vervolg, in zijne meening niet zelden bevesrigd: foongelijke gezwellen opende hij altoos, en gpnas dezelven door verëttering. En herinneren wij- onze eigene bevinding; raadplegen wij de waarneemingen der beroemdfte Heelkundigen , hoe veele deezer papgezwellen zijn dan niet kanker genoemd, en, of met een gelukkig gevolg uitgefneden, of door verëttering genezen, of tot na den dood in denzelfden toeftand gebleven? §• 91- liet lymphatiek gezwel der borsten — Men heeft zig dikwerf in de borsten, met het waare knoest- en kreeft-gezwel en het lymphatiek gezwel vergist; hiervan zijn verfcheidene waarBeemingen. Zo befchrijft de weleer zo beroemde Amflerdamfche Hcelartz der voorige eeuw , p. v e rduin (f), het geval eener dienstmaagd, van ao jaaren oud, die een hard, pijnloos, met de natuurlijke kleur der huid gedekt, (gezwel , ter groote van een ei, in de linker borst had: terduin, zo wel als de beroemde ruisch (O Zie scoltetus , het vermeerderd Wapenhuis der Heelnee.ners, 2 Deel , bladz. IC09; de druk van 1748.  amsterdarïsch genootschap der heelkunde, IO3 en viGo. erkenden hetzelve een hard knoestgezwel te zijn , en befloten dat de uitfnijding het eenige en veilige middel was: „ Maar," fchrijft de Heer verduin, „ dewijl ik in 't midden „ van 't gezwel eenige weekheid bemerkte , zo „ ftelde ik den ervarenen Profesfor, (ruisch,) ,, en Heelmeester, (vigo,) voor, of het niet „ beter zou zijn, dat men het gezwel, na dat „ men alles tot de afzetting had gereed gemaakt, van te vooren boven met een lancet opende, wanneer er mogelijk eene vloeibaare „ ftoffe mogt in onthouden zijn; zo niet, kon„ de men het knoestgezwel terftond, naar dc ge„ woone wijze , afzetten: dit toegeftemd zijn„ de, maakte ik, den volgenden dag, met het „ voorzeide werktuig, eene opening, waaruit tcrftond een groote menigte van zeer helder en dun vocht, gelijk als water, vloeide; het ge„ zwel zeuede zig neêr, cn de hardigheid ver„ dween ; derhalven bragten wij , over deeze „ nieuwigheid verwonderd ftaande, maar een wiek, met dragtzalve befmeerd , in de won„ de, en verbonden ze: dit eenige dagen gedaan hebbende , deed, zig in de wond nog een dik vlies, van gedaante als een zak, op, .„ hetwelk wij er uithaalden, de wond met vleesch „ en vel overtrokken , en dus de zieke meid» „ in korten tijd, van deeze kwaal bevrijdden. G4  £04 prijsverhandelingen van het paton (F) verhaak van eene vrouw, van 38 jaaren, welke in haar linker borst een hard, pijnlijk, rondom rood, en in het midden uitpuilend gezwel had ; hetzelve was bedekt met een empl, diach. c. gumm. , en werdt van tijd tot tijd zachter; eindelijk vertoonde zig op de uitpuiling eene kleine verzweering, die daarna doorbrak , en waaruit zig in ééns eenen blaasachtigen zak , met zes of zeven oneen helder water gevuld , ontlastte: de verzweering in de borst genas daarna fpoedig. platner (J) fpreekt van eene Dame, van over de 40 jaaren oud, en van een zeer gezond geitel , welke eene fcirrheuze borst had , tweemaal zo groot als natuurlijk , overal zo hard als een fteen, en bezet met zwarte bruine vlekken: men oordeelde hieraan niets te kunnen doen; dan , eensklaps breekt de borst van zelve open, en ontlast een menigte waters; waarna dc hardigheid zacht werd, en de zwelling wegflonk : een fungus, die uit de geopende zweer groeide, werd door een flap aluinwater langzaam ver-* teerd, en de zweer zelve eerlang genezen. „ Mij geheugt," zegt de Heer van der (k) paton. Zie Geneesk. Proeven van een' Gen. in Edeitiurg, 1 D. bladz. 134. (I) elatner, Handl. tot de Chirurgie., 1 D. §. 3©i»  amsterdamsch genootschap der heelkunde. 105 haar (tri), „ dat een groote waterblaas, (hy* datis,) in de borst van eene vrouw, om haare „ weerftreevende hardheid, door de kundigfte „ Amfterdamfehe Artzen, waaronder de beroem„ de Dr. grashuis was, voor eenen waaren „ fcirrhus verklaard, zou worden weggenomen; „ maar toen de beroemde Handartz , a. ver„ duin, met de Bidloïaanfche vork , bij geluk, „ in de waterblaas ftak , liep het water daar bij „ neêr; het harde gezwel verdween, de vork„ fteek genas , en de waterblaas groeide eerlang „ tot zijne voorige grootte" — grashuis («) heeft dit geval , in zijne verhandeling over den fcirrhus en cancer, zelf verhaald. De Heer damen (o), op dat wij dit hier nog bijvoegen , zegt: „ Het is meer dan ééns „ gebeurd, dat mij, in de borsten der vrouwen, gezwellen voorgekomen zijn, die volmaakt alle „ kentekenen hadden, en zig ook bij het gevoel „ opdeeden als waare knobbelachtige knoestge„ zwellen, waarvoor ik dezelven ook aanzag ; „ doch waaromtrent ik,, bij het doen der ope- (7») van der haak, Genees- en Heel-kundige Waar* neemingen, §. 73. O) grashuis, Verh. over het knoest- en kreeft-gezwel, bladz. 168. (e) damen, Heelk. Waarneem, over de Tumores Cyjlici, bladz. 5Sf. GS  tOÓ PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET ,, rat ie , mij bedrogen vond, wanneer ik, den„ kende een vast en hard gezwel te zullen weg„ neemen , na het doorfnijden van de huid en „ membrana ceilulofa , niet anders gewaar werd „ dan eene hydatis, of waterblaas, die onder de „ operatie doorfneden werd, of doorbrak , en „ zig van zijne inhebbende bloedachtige lympha ,, ontlastte , waardoor dan de operarie fpoedig, „ doch gunstig eindigde; de faccus voords door fuppuratie uit de wond fepareerde , en van „ eene voorfpoedige genezing achtervolgd werd" i— een en ander wordt wijders door deezen Heelmeester , met de overtuigendfte bewijzen geftaafd. Hoé moejelijk derhalven het , uit deeze waarneemingen , fchijne, om een lymphatiek gezwel van een waaren fcirrhus in de borst te onderfcheiden , meenen wij echter, dat deeze gebreken , uit hunne eigenaartige kenmerken (§. 22.) verfcheidenheden genoeg opleveren, die hun van een waar knoest- en kreeft-gezwel doen onderkennen ; immers hunne meerdere gladde oppervlakte , veerkrachtigheid bij een naauwkeurig onderzoek , en veelal fpoedige grootwording, alsdan verdoken van die fteekende, fchie ende pijnen, en andere toevallen, die meestal eenen beflorenen kanker kenfehetzen, enz. zijn zo veele bewijzen , die een lymphatiek gé-  amsterdamsch genootschap der. heelkunde. 107 zwel in de borsten van een waaren kanker zodanig onderfcheiden , dat wij ons verwonderen, hoe een kundig en oplettend Heelmeester hierin kan mistasten; §• 92- Het kropklier gezwel der borsten — me ges, een beroemd Heelmeester der oudheid, beefc, volgends het getuigenis van cel sus (p), reeds bet kropklicrgezwel in de borsten der vrouwen waargenomen ; thans weeten wij , dat. hetzelve onder de meest gewoone gezwellen deezer deelen behoort , en misfehien ééne der zodanigen is, welke, ter deezer plaatfe , het meest van ailen voor waare knoest- en kreeft - gezwellen gehouden en behandeld worden. Wij meenen echter het foortelijk kenmerk deezer gebreken, in onderfcheidinge met het waare knoest- en kreeft - gezwel , duidelijk genoeg C§« I9») aangetoond te hebben, en kunnen, om ook hetzelve ter deezer plaatfe kennelijk te maaken, onzes inziens , niet beter doen , dan het gezegde van mij , hierop betrekking CpD celsus, Lib. V. Cap. 28. §. 7. (?) Prijsverh. van het Gen. der Heelkunde, te Amfl. 1 D. J. 89.  Io8 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET hebbende , medetedeelen : „ Vrij algemeen ,, worde het fcrofulgezwel met het knoestgezwel „ in de borsten verward; het is des van be„ lang, eene juiste onderfcheidende kennis dee„ zer twee, zo veel naar elkander gelijkende, „ gebreken, optegeeven: in de fcrofula wordt de „ opvulling en uitzetting door de lympha, in „ de klier bevat, veroorzaakt; in de fcirrhus „ daarentegen gefchiedt de uitzetting door eene „ bijzondere ontaarting van het vaste weefzel „ der klier zelve: de aangroei van een fcrofula „ is meer fpoedig, en veelmaalen afhangelijk van ,, eene uitwendige belediging: de fcirrhus groeit „ van een klein begin langzaam op, en oritftaat „ altoos uit eene inwendige oorzaak: de fcrofula „ is rond of langwerpig, altoos glad, omfchre„ ven, en , bij een naauwkeurig gevoel , veer. „ krachtig : de fcirrhus is veelal onregelmaatig, „ eenigzins ongelijk van oppervlakte, en op het doordringendst gevoel altoos zeer hard: de „ fcrofula luistert fomwijlen naar oplosfende en „ gefchikte geneesmiddelen , en is meestal mee „ klieropzettingen op andere plaatfen , en ken- baare verfchijnfelen dier ziekte, gepaard : de „fcirrhus wederftaat. altoos alle, zo in- als uit„ wendige hulpmiddelen ; beftaat, in den begin „ ne, op zig zelve, en heeft geene verfchijnfe„ len, hoegenaamd, der fcrofulziekte: de fctoful-a  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. I09 „ is, zo wel in haar begin als bij haare toenee„ ming, los en beweegelijk; de fcirrhus, fchocn „ in den beginne los , hecht zig gewoonlijk, „ bij zijne toeneeming, aan de ondergelegene „ fpieren vast; bij de vermeerde toeneeming der „ fcrofula zijn derzelver toevallen veel minder hevig dan die der fcirrhus ; bij de verzwee„ ring wordt de eerfte meer zacht, de andere „ ongelijk, en behoudt zijne vastheid : openge„ broken zijnde , levert de fcrofula , in den be„ ginne , een goeden etter ; de fcirrhus altoos „ een fcherp en wegknaagend vocht, en einde„ lijk kan de verzworene fcrofulzweer, door „ gefchikte middelen, verbeterd, zo niet gene,, zen worden, daar de fcirrhus, of nu cancer, „ alle middelen wederftaat, en dagelijks ver» ergert. „ Tusfchen de verzweeringen uit een verzwo,, ren fcrofula en geopende cancer in de borst, „ is ook een zeer duidelijk onderfcheide-nd ken„ merk: de fcrofulen zijn niet uitermaaten hard, „ vóór zij openbreken ; de borst wordt lood„ verwig, plat en hard ; het vel trekt rond„ om de verharding toe, en maakt rimpels, die „ uitgehold en als fleuven zijn; fomtijds wordt „ de borst roozig, en er komt, bij het door- breeken , eene goede etterftof voor den dag; doch daarna vallen er meest verfcheidene ga-  ïio prijsverhandelingen van het „ ten in de borst , waaruit een dunne , zwart„ achtige ichor vloeit, en waarna de borst fun„ geus wordt (*). „ Het zijn deeze verfchijnfelen , die 10 dik„ werf verkeerdlijk voor een geopenden kanker „ worden aangezien en behandeld: de Heer „ theusink (f) verhaalt van eene dergelijke „ verzworene fcrofula in de borst ccner vrouwe, „ welke door veele beroemde Mannen voor een' „ kanker verklaard werd , tot dat eindelijk de „ eenvoudige behandeling met de bekende mix„ turn een goeden etter, en eene daarop vol- gende genezing aanbragt: en hoe veele ge„ waande opene kankers zouden wij, langs.dien weg, misfchien niet kunnen genezen!" De gevallen, door den Heer quesnaij (f) verhaald, waarin de Heercn de la feyrokie en petit, in de door hun weggenomene gezwellen der vrouwen - borsten , eene verdikte lympha vonden, fchijnen mij toe niet anders dan kropkliergezwellen geweest te zijn. Even zo zag ik, voor eenigen tijd, door een welgeoefend Heelmeester, de borst eener meer C*) Ptd. bierchen, Comment. Lipf. de rebus in Medic. &c- Scient- natur. gest-, Tom. XIX. p. ! i. (t) In de Aantekening op withe, enz. bladz. 54.. (O QUEsmay, Mem. de l'Acai. Rnyal de Chir., Tom.I,  amsterdamsch genootschap d2r heelkunde. ! 11 dan 40 jaarige yrcuvv wegneemen , waarin verfcheidene harde gezwellen waren; doch, op mijn onderzoek , verhaalde mij de lijderes , dat zij deeze gezwellen meermaalen in haare jeugd had gehad, en zelfs dikwerf aan den hals en onder den oxel; dat zij gewoonlijk bij koud weêr, en vooral in den winter , grooter waren ; dan nu, in een jaar twee of drie, daar niet van befpeurd had, din alleen die, welken in de weggenomene borst zaten , en die toen grooter waren geworden dan in de voorige jaaren: de operatie is wèl afgeflopen , en de vrouw genezen : maar wie, die deeze gebreken kent, zal dezelve niet fcrofulen noemen ? zij zijn echrer voor kanker weggenomen — en hoe veele voorbeelden zou men hiervan niet kunnen aanvoeren! Bij de toeneeming eener fcrofuleuze klierzwelling in de borsten , heeft men meermaalen gezien , dat er een weiachtige of bloedige vochtvloejing uit den tepel , van tijd tot tijd, voordkwam ; en is dus dit verfchijnzel mede geenzins een kenmerk van een verzworenen kanker: de ervaren Amlterdamfche Heelmeester , a. titsingh ($) , zegt: „ Ik heb deeze daauwinge „ in dochters van rijpe jaaren , zonder verder; „ gevolg, lang zien draagen, zonder middelen te O) titsinch, Vtrdink. Heelkunde, bladz. 511.  ïia prijsverhandelingen van het 5, neemen als fchoon lijnwaad, en ook bevonden. t, dat zij, getrouwd zijnde , zwanger wordende „ en zogende , ontheft zijn van het dreigende „ kwaad." De kleine goedaartige klieropzwellingen in dé borsten der jonge maagden, kunnen ook tot deeze foort van gezwellen betrokken worden; zij worden niet zelden , door fommigen, mede voor knoestgezwellen en kankers aangezien: ik heb er verfcheidene voorbeelden van: „ En," zegt de Heer van der haar (t), „ ik zie fom« „ wijlen meisjens van pas go jaaren, enz , bij „ welken in de daad de rechter borst , zo als „ veel gebeurt, iet grooter dan de linker is, „ en daarin één of meer zachte kleine knobbe- len , en , zo zij zeiven zeggen , met zwaare „ pijn: deeze vreezen ijdelijk kanker te hebben, of te zullen krijgen, en zijn lastige patiënten.'' $• 93- De venusbuil der borsten — Dij fommige venerifche lijderesfen is het niet vreemd, dat het fmet zig in de klieren der borsten plaatst, en aan onweetenden de verfchriklijkfte verfchijnzelen CO VAN DER haar, Gtntes en Heel-kundige Waarnsemingen, §. 23.  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. il$ len van beginnende en woedende kankers inboezemt-. Hiervan zijn verfcheidene voorbeelden: van wij (u) zag een kankerachtig uirwas, in de bórst eener getrouwde vrouwe , waarvan , het venusfmet de waare oorzaak was— sauvages Cv) heeft ze ter grootte van een kinderhoofd , in de borst eener venerifc' », waargenomen; beiden werden zij door kw* genezen: vogel, (w) verhaalt, dat een fponsachtig uitwas aan den tepel der mam, door een af kookzel van de farfaparilvrortd, verdweenen is: bierchen Cx) heeft deeze gewaande kankers verfcheidene maaien gezien , en door de kwik, zo in - als uit wendig aangebragt, genezen ; en wij hebben meermaalen, bij venerifche ïijderesfen , harde, pijnlijke en zweerende knobbels in de borsten gevonden, en door het opruimen der ziekte, zó door in- als uit-wendige kwikmiddelen, zien .verdwijnen en genezen — en welk geoefend Heelmeester heeft zulks3 met mij, niet gezien? (a) van wij, Serv. Civibus, D. IV. bladz. 150. (v) sauvagbs. Zie plenck , Verh. over de venusziekte, bladz. 154. Of) vogel, Chirurg. Wahrnehmungen, 1 Samml. f. 28. (.x) bierchen, Abhandlung ven den kenzeichen derKrébJchaeden, f. 82. Zie ook Heelk. Boekz., 2. D. 3.S:. bi. 'Spil. DEEL. H  114 prijsverhandelingen van het » Nog jong zijnde," zegt de Heer van der haar (y), n ik meermaalen fcrofuleuze „ of venerifche verzweeringen in der vrouwen „ borsten , enz. , met omgekrulde , blaauwe, j, paarfche randen , voor waare kankers aange- zien , en ook van anderen aldus hooren noe,, men; en ze met ung. hafilicum, rijklijk met roode pracipitaat gemengd, zien genezen, en ik genees ze nog; maar ik zal mij thans wel s, wachten , dezelven , met anderen, kanker te .., noemen." De kenmerken van dit gebrek, in onderfcheid ding van het waare knoest- en kreeft-gezwel, zijn zeer duidelijk ; het begint fpoediger, is zo hard niet als een fcirrhus, doch meer fteekend en pijnlijk, meestal miskleurig en oppervlakkig geplaatst: bij deszelfs voordgang, die meer fnel dan een kanker is , gaat dit gezwel fpoedig tot eene verzweering over, en ontlast dan eene geel groenachtige ltoffe. Somwijlen vertoont het zig als een fponsachtig, fteekend gezwel , en heeft alle de kenmerken van een venerisch vleeschgezwel; fomtijds is de borst bezet met verfcheidene harde knobbelen, die de een na den anderen verzweeren, en dm fstuleuze boezems • maaken ; waaruit eene ( y ) van der haar, Gtnses- en Heel-k. Waant., §. 129.'  AMSTERDAMSCH GENOOT SCHAP DER TtEEDkuNÖË. Hij dunne, bloedige lympha vloeit, met eene roodheid en hardheid in de huid : een zodanig harri ik nog onlangs waar bij eene Min, Waarvan het kind, dat haar gezogen hadt $ aan verfcheidehé zweeren over het geheele ligchaam ellendig Was omgekomen: meermaalen echter begint hetzelve' met een geelachtig rood knobbeltjen, *twelk, binnen korten tijd , in eene zeer diepe, en verftorvene zweer , met een ömgewelfdett , geelachtig-rooden rand overgaat , eeh zeer hevigeri flank, eh niet minder grievende pijn veroorzaakt: plenck (V) noemt deeze foort: het verftorveti venerisch kreeftgezwel der mammen. Dan j bij allé deeze kenmerken is gewoonlijk derzelver venerifche oorfprong^ uit andere 3 met die' ziekte Verzeld gaande , verfchijnfelen 3 gë> hoegzaam optemaakén. §• 94* Het zoggezwel der horsten — Door het zoggezwel willen wij hier niet verdaan hebben, de opzwellingen, klonters, verhardingen en verzweeringen , welken zo dikwerf in de borsten v?n zogende vrouwen plaats hebben , en door de minfte Baker gekend en veelal behandeld worden; maar wij verftaan, ter deezer plaatfe daar- (») plknck, Verh. over do venusziekte, bladz. 155.H a  %\6 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET door, de nageblevene verhardingen, uit voorgaan" de en verouderde zoggezwellen oorfpronglijk, en die zo dikwerf, zelfs door de uitmuntendfte mannen (*) , voor de medeoorzaaken van waare kankers genomen en verklaard zijn: eene dwaaling, die allezins uit de vergelijking met den waaren aart van dit verfchrikkelijk gebrek , ten duidelijkften blijkbaar is. Dit zoggezwel is eene inéén pakking van zog, in de melk- of water-vaatjens, of wel in derzelver kliertjens, waarvan het vloeibaare is opgenomen of uitgeworpen, en het meer vaste, of vezelachtige, is nagebleven , even als bij fommige ontfteekingsgezwellen , in de kleine bloedvaatjens, met het bloed gebeurt. (§. 29.) De beste kenmerken van dit gebrek zijn, .dat hetzelve altoos gevonden wordt bij voorwerpen die gebaard hebben , en bij welken , na eene voorafgaande zogzwelling der borsten, het zij na, of zonder eene verzweering derzelven , één of meer pijnlooze en harde knobbelen achterblijven , zonder verandering van de kleur deihuid, en welken fomwijlen door oplosfing verdwijnen; fomtijds altoos in denzelfden toeftand (*) Men zie hiervan, onder veele anderen, hi ld anus, Cent. IL Obf. 78 en 79. — ettmuller, Chir. Med. Artz. IU. Membr. 3. — boerhaave, ApJior. 485. — van swieten, Aph. cit. enz.  amsterdamsch genootschap der heelkunde. iiJ blijven , of wel eens, door bijkomende omftandigheden, tot ontfteeking en verzweering overgaan, waarna gewoonlijk de verharding verdwijnt en geneest. De Leidfche Hoogleeraar, sandifort (ö), verhaalt een zoggezwel gezien te hebben , dat zo hard als been was; doch hetwelk, na zestien weeken lang, driemaal daags, een pap van havergort en faffraan gebruikt te hebben, zacht werd, en zonder verzweering eindigde: „ het zog werd op nieuw ontbonden, en ontlastte zig fpaarzaam door zogbuisjens van den tepel." §• 95- De goedaartige verharding der horsten — Het geen wij van de verhardingen in het algemeen, ( §• 29 >) gezegd hebben, komt ook, en vooral ter deezer plaatfe, in aanmerking. Zij is niet zelden het geval na eene uiterlijke belediging, kneuzing of ontfteeking der jeugdige boezems van veele onzer tedere fchoonheden: eenmaal zag ik een geval van deezen aart, hetwelk, om eene bijzondere gebeurtenis, daarmede vergezeld gaande , mogelijk ter deezer plaatfe (a) sandifort, in eene Aant. op de Htelk, 1¥aarn> Van acrel, bladz. 167. H 3  ?|S PRIJSVERHANDELINGEN VAN H$T> niet geheel onvoegelijk medegedeeld kan ' wc-r* den. Eene jonge Juffrouw, die een welvoorzienen boezem had, krijgt, tegen de linker borst, eenen hevigen floot; de bors: zwelt, ontfteekt, wordt zeer gelpannen en hard, en gaat, in weerwil van alle middelen, tot verzweering over : de hevige pijn der lijderesfe noodzaakte mij, zo dra ik de vochrgolvïng des etters voelde, eene opening met het lancet te maaken , waarna ook pnmiddelijk eene menigte van die ftoffe ontlast weidt; de borst flonk , en de zweer genas vervolgends ; doch er bleef, in den omtrek van het lidteken, eene merkbaare verharding over, welke ik alleen met het empl. diachyl. c, gumm. bedekte, niet twijfelende, of geduld en tijd zouden zulks wel vereffenen: de lijderes maakte zig echter, over deeze verharding ongerust , en nam deswegen het advis van anderen in : onder deezen was een achtbaar Geneesheer, die , tot mijne verbaazing, deeze verharding een fcirrhus noemde, welke welligt kankerachtig kon worden, en mij tevens ingewikkeld befchuldigde , v an de opening des ettergezwels te fpoedig gemaakt te hebben, waardoor deeze fcirrhus, zo hij meende, pntftaanwas: men befeft ligtlijk , welk een nadeelige indruk eene dergelijke taal, op een jeder en ligt beweegelijk geitel maakte ! ik wend-  amsterdamsch gen0otsckap der heelkunde. i 19 de echter alle vermogens aan om haar gerust te doen zijn, en Hechts eenigen tijd met geduld te doen wachten; dit gelukte, en al wachtende, in de vrees yoor den kanker , verminderde de gewaande fcirrhus , tot hij ten laatften geheel verdween, en mij , op de even zo ongunstige als volftrekt ongegronde voorfpelling van bovengemelden Geneesheer, deed zegepraalen :—■ ik verhaal dit geval te eerder, om den jongen Heelmeester op nablijvende verfchijnzelen, van dien aart, volkomen gerustteftellen als welken nimmer, noch waare fcirrhi, noch kankers worden. % 96. De etterzak der horsten — Voorafgaande kneuzing en ontfteeking kunnen fomwijlen, gelijk wij zo even (§. 95,) gezien hebben, eene harde opzwelling der borsten voordbrengen; en in derzelver middenpunt wel eens eene langzaame verettering maaken, die uit de pijn, zwelling, hardheid , en andere verfchijnfelen, niet altoos duidelijk voelbaar, en derhalven meermaalen voor kanker aangezien en behandeld is — hiervan zijn verfcheidene waarneemingen. De geleerde Geneesheer de man (F) , on- (6) de man, Heil. Maatfchappij der Wetttnfchappen, t{ Haarlem, Deel XV. bladz. 187.  120 prijsverhandelingen van het der anderen, verhaak, ooggetuige geweest te zijn, van dat een beroemd Heelmeester , in verbeelding , eenen waaren fcirrhus, uit de borst van, eene vijftigjaarige lijderes, te zullen uitfnijden, eenen etterzak opende, waaruit, met een vollen ftraal, ten minnen een pond wèl gekookten goeden etter voor den dag iprong: de Heelmeester Haakte zijn werk; de dikke borst flonk, en binnen drie weeken was de lijderes , van haar' gewaandcn kanker, genezen. Somwijlen volgt deeze verettering op voorgaande en lang geduurd hebbende zoggezwellen, of andere goedaartige verhardingen, en is dan veelmaalen , voor onkundigen , een bedriegelijk kenmerk van een zweerenden kanker : de doorbraak en ontlasting van goeden etter, en de daarop volgende genezing , toonen duidelijk genoeg, dat deeze gebreken nimmer kanker waren: dc Rotterdamfche Heelartz van wijck(c), heeft hiervan, in eene vrijster van 17 jaaren, een fpreekend bewijs medegedeeld; van wij (d) heeft het , met nieuwe voorbeelden , bevestigd, en de ondervinding toont zulks nog dagelijks. Uit de voorafgaande oorzaak, gepaard met een (c)vaiv whck, Heel- en Genees-kundy Aanmerkingen, Aanmerk. XXXII. bladz. 316. C<0 van wij, Serv. Civibus, D. IV. bl. I2ps en volg.  amstes.damsch genootschap der heelkunde. Ï2I naauwkeurig gevoel van eene duistere vochtgolving, is het gebrek, voor een' oplettend' Heelmeester, genoegzaam kenbaar. §• 97- Het vleeschgezwel der barsten \ De be- fchrijving die wij, (§. 28,) van dit gebrek gegeven hebben , komt insgelijks ook hier in aanmerking ; alleenlijk voegen wij er bij, hes geen de geleerde grashuis (e), met zo veel oordeels, zegt: „ Zo een vleeschgezwel in „ 't midden van een klierachtig ligchaam ont„• Maat, bij voorbeeld , in een vrouwen borst „ „ is het in 't begin moejelijk van een knoest„ gezwel te onderfcheiden , ten zij alleen door de fchielijke opkomst en haastige aangroejing:" dan, het zij ons gegund, ter meerdere onderfcheidinge van deeze twee , naar elkander zeer gelijkende , gebreken , hierbij aantemerken, dat het knoestgezwel in de borsten , van het vleeschgezwel, door deszelfs diepere ligging en ongelijke Heen-hardheid , die van het laatfte zeer ver overtreffende, veelal genoegzaam te onderkennen is, (e) grashuis, Verh. over het knoest- en kreeft - gezwel, bjadz, u6. H 5  IZ% prijsverhandelingen VAM «ET %> 98. Het vetgezwel der borsten — Dat er, na uiterlijke kneuzingen, enz,, fomwijlen in de borsten vetgezwellen ontffaan , die meermaalen met de fcirrhi verward worden , en er niet zelden voor zijn uitgefneden , is vrij bekend : de ervaren van der haar (ƒ) zelf, erkent hierin zijne vroegere mistasting , daar hij fchrijft; „ Ik „ althans, en ik belijde het gaarne, heb , voor ,, groote 30 jaaren , op het voetfpoor en aan-* „ raaden van anderen, verfcheidene verharde „ Hukken vet uit de borsten gefheden, waarvan „ ik thans volmaakt overtuigd ben, dat het „ geen fcirrhi geweest zijn." De onderfcheidei.de kenmerken van dit gebrek hebben wij reeds , ( §. &7 , ) afzonderlijk behandeld; en hetgeen wij aldaar er van gezegd hebben, komt ook hier in aanmerking. $• 99- Be kool — De kool, (anthrax,) of zogenaamde negenoog, die zig onverfchillig op alle plaatfen van het ligchaam fomwijlen voordoet, (ƒ) van per haar, in eenen Brief, Zie Afdeel. IV. §. 220.  amsterdamsch genootschap der heelkunde. I23 is meermaalen , wanneer 2ij die deelen innam, waarin men gewoon is den kanker te ontmoetten, voor een waaien en zweerenden kanker erkend geworden. De Heer van wij (g) levert hiervan voorbeelden op: zo zag hij eene vrouw van 46 jaaren , die eenige weeken te vooren pijn in haar rechter borst hadt befpeurd; eindelijk een zeer groot en hard gezwel kreeg, met hevige pijn; de klieren van den okfel waren tevens gezwollen; de huid van het gezwel zelf was blaauwachtig rood , en borst eindelijk open ; daarna kwam er een groot gedeelte van het vetvlies voor den dag, en de zweer genas: „ Indien menbefluit de fchrijver, „ geen genoegzaam onderfcheid „ tusfchen dit gezwel en eenen waaren kanker ge„ kend hadde, zoude men ligtlijk hebben kun„ nen misleid worden:" en hiervan geeft deeze ervaren Heelmeester, op eene andere plaats Qi), een duidelijk bewijs, daar hij zegt: „Ik zag,aan „ de onderlip van n... g..., een gezwel, met „ ontvellingen, openbarstingen der huid, blaauwe „ kleur, met één woord, vergezeld met genoeg„ zaam alle tekenen van een waaren wezenlijken „ kanker; ik ftond verbaasd , en wilde welhaast (g) vam wij, Servanim Qvibur, D. IV. bladz. 163. (/O ibid, bladz. 162,  |24 prijsverhandelingen van het „ eene onvoordeelige^rog«0/« doen; doch wélen „ naauwkeurig,onderzoekende, verhaalde de lijde„ res rriij, dar. dit ongemak eerst federt korren tijd „ begonnen was ; dit deed mij terugdenken, en „ befluiten, dat hetzelve onmogelijk kanker zijn „ kon, aangezien den korten tijd, in welken het opgekomen was, en toen erkende ik het voor „ niets anders dan een anthrax te zijn , die s, verfchrikkelijke pijnen, zwelling der onderkaaks„ en oor- klieren , bersting en miskleurigheid „ der huid, enz. , alleen te weeg gebragt had: „ zij is, met verlies van een aanmerkelijk ge? „ dcelte verflikte celluhfa, genezen." Bij bejaarde en flegmatieke lieden gaan de toevallen van dit gebrek fomwijlen vrij traagcr, gelijk wij zien uit een geval, door den meergemelden van wijck (ï) medegedeeld ; zijnde eene vrouw van 50 jaaren , die , finds een geruimen tijd, een hard, eenigzins oneffen en wederftreevend , gezwel in de borst had, het welk eindelijk miskleurig werd, een paarsch getrokken huid kreeg , en met geduurige en fcherp.fchietende pijnen vergrootte: van wijck noemde dit een fcirrhus , die reeds kankerachtig geworden was; het gezwel borst eindelijk open, looste?) van wijck, Vijftig Aanwerk, der Heel- en Geneeskunst, Aanmerk. XL. bladz. 266.  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. 12,$ de weinige , doch fcherpe , bloedige ftof; het inwendig bevatte deel fcheen een verftorvcn brok, dat , na eenigen tijd , geheel uitviel: de zweer vulde op , en de lijderes genas binnen een maand. Uit eene vergelijking deezer waarneemingen, die op de gewoone bevinding van foortgelijke gebreken allezins gegrond is, met het waare knoest- en kreeft-gezwel , ziet rocn duidelijk genoeg, in hoe verre , en hoe aanmerkelijk zij van elkander verfchillen; immers is de aanvang van een anthrax aldjd met meer of minder pijn en meer fpoedige toevallen verzeld ; de voordgang gaat geweldiger, en er verloopen alsdan niet zelden maar weinige dagen, of de huid barst, op eenige plaatfen, open, en vertoont allerwegen een verflikt vetvlies, dat, met meer of min fpoedig te ontlasten, geëvenredigd naar de werkzaamheid van dit deel , eene meer of min fpoedige genezing aanbrengt. $. 100. De waare kanker der horsten — Wij hebben reeds, (§. 8, p en 88,) meermaalen aangetoond , dat de borsten , vooral in de vrouwlijk e fexe, de meesr gewoone zitplaatfen deskankers zijn : dan , wij hebben tevens (§. 89.)  12,6 PRIJSVERHANDELINGEN VA» HET? doen zien, dat ook deeze deelen voor verfcheidene andere gebreken vatbaar zijn, die maar al te dikwerf voor denzelven aangezien eh behandeld worden. De waare kanker is alleen van alle deeze on* derfcheidenlijk kenbaar, door zijne eigenaartige kenmerken , die algemeen genomen, overeenkomen met dat geene , 't welke wij van hef knoest- en kreeft - gezwel (§. 2. tot 7,) gezegd hebben , werwaards wij den Lezer, ter kennis ook van dit gebrek ter deezer plaatfe , wijzen: alleenlijk voegen wij er hier nog bij , dat de kanker hier altoos éénig, dat is op ééne plaats te gelijk, voorkomt; dat alleen de bijgelegene klieren van de borst en okfel dan eerst opzwellen, wanneer deeze kwaal in eene verdere trap van toeneeming is, en dat wijders dan eens een gedeelte, en dan eens de geheele borst, daar* door bezet wordt. De okfelen* %. 101. De verharde gezwellen , welke de okfeleu aandoen, zijn meestal geplaatst in derzelver warerklieren, en niet zelden tot de kropkliergezwellen (§. 19. ) behoorende ; fomtijds echter  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP Ï>ER HEELKUNDE. I 2? zijn zij het gevolg van eene verplaatfte venerifche ftoffe, en allezins tot de venusbuil (§. 93.) betrekkelijk; men heeft 'er ingelijks gezien, welken uit eene verplaatfing van zog oorfpronglijk waren (k). Dan , het gebeurt niet zelden , dat in opzwellingen der borstklieren ook die van den okfel deel neemen ; ja het is bij een eenigzins aanmerkelijk borstkliergezwel een veelal gewoon gevolg, dat ook de okfelklieren verharden en opzwellen: men heeft er gevonden die zo groot waren, dat zij de ondergelegene vaten des arms zodanig drukten , dat de arm nu eens verbazend opzwol, en dan, op een ander tijd, geheel verftorf. Met dit alles is het echter zeker, dat de okfelklieren nimmer den oorfpro^glijken zetel des kankers waren; en hoe dikwerf men ook daarin den waaren kanker meent gevonden te hebben, even zo dikwerf heeft men zig vergist , ten ware dan alleen , wanneer een waare borstkanker , op eene of andere wijze , was weggenomen en zij des, bij verplaatfing van kankerftof, deel namen; of wel dat een waare borstkanker in zo verre aan het woeden was, dat ook de okfelklieren, bij aanraaking en mededeeling, daarin deel kreegen. Cfe) Vid. hünter, Medical. Comm., P. 1. p. 6ï.  128 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET Zo lang derhalven , als wij geene zekere tekenen hebben van eenen gevestigden borstkan^ ker, even zo lang zijn de opzwellingen der okfelklieren geenzins kankers noch kankerachtig; en heeft het eerfte plaats, naamlijk , is er een be vezene borstkanker , en zijn de klieren des okfels tevens daarbij verhard en gezwollen , dan ziin alle onderfcheidings - kenmerken , met b: i-rekking tot de oorzaaken van de zwelling deezer klieren , geheel nutloos: wij zullen ditj in de vólgende Afdeeling , nader ophelderen. Ik zal vin de foortlijke kenmerken van het kropkl ergezwel, ' § .19.^ de venusbuil, (§. 93.) het zogk!iergezwel , (§94-) en de kool, (% 99.) die ook fomwijlen hier plaats grijpen,' niet fpreeken ; wij hebben dit onderwerp elders behandeld, en daar wij hier geen oorfpronglijkeri kanker kennen, vervalt ook deszelfs nadere befchouwing. De liefchen. $. 102, De klieren der liefchen, zo dikwerf voor kropkliergezwellen (§. 9 ) en venusbuilen (§• 93* )> vatbaar, zijn mede, even zo weinig, als  AMsTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE, i2(J als de okfelkliereri , aan eenen öorfpronglijken kanker onderhevigé 'T is waar, de fchrijvers maakén hiët 'zeiden Van kankers der lieschklieren gewag , doch het is even zo waar, dat zij zig in de kennis dér uitwerkzelen bedrogen hebben; getuige , ónder anderen, hiervan is, het hier te Land zo veel geruchtmaakend geval , dat door den Heer de man aan de Hollandfche Maatfchappij der Weetcnfchappen ie Haarlem (l) , is medegedeeld, zijnde eene agt-en-dertigjaarige lijderes, die aan de gevolgen van een lieschgezwel, 't welk deeze beroemde Geneesheer, en veelen met hem , èèfi verzworen kanker noemden , overleed : bij de opening Van het lijk vond men de waterklieren der meeste ingewanden, vooral die van het darmfcheil j zeer gezwollen en verhard; eh dit; gevoegd bij de plaatslijke verfchijnfelen vah het gebrek zelf, toonen duidelijk genoeg, dat dit gezwel geen kanker, maar eene verzworene fifofala geweest is. De knoestgezwellen, die, volgends het bordeel Vah van swieten («f), na eene voorafgaande venerifche befmetting, fomwijlen in de liésch- (O XV. Deel, bladz. 147. Cm) van swietei7, Comment. in -Apb. bdurhaVa jpb. §. 484. II. de e Li t  130 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET Wieren overblijven , behooren nimmer tot den kanker, maar geheel en al tot de ziekte, waaruit zij oorfpronglijk zijn; zij moeten gevolglijk alleen tot de venerifche verhardingen betrokken worden. De roede. §. 103. , Zo dikwerf ik, finds eenigen tijd, bij* de Waarfiecmers, van knoest- en kreeft • gezwellen der roede gefproken vond, even zo dikwerf heb ik aan de waarheid daarvan getwijfeld; en ik houde mij thans overtuigend verzekerd , dat dit deel, zelden zo ooit , de zitplaats van dit verfchrikkelijk gebrek is geweest ; fchoon ik daarentegen niet ontkenne, dat venerifche verhardingen , fjankers , wratten en vleeschuitwasfen , niet zelden tot eene zodanige ontaarting geklommen zijn, dat zij het verlies van dit deel , ja den dood, hebben aangebragt. Hiervan zijn verfebeidene voorbeelden, welken alle tegenfpraak beletten : laat ons dit een weinig nader ophelderen.  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. l$ï $. I04. Venerifche verhardingen, of knobbelgezweïïen der 'roede — Na eene voorafgaande venerifche ontfteeking, zweering, na fjankers, of andere gebreken der roede, is het geen vreemd verfchijnfel, dat er zeer harde, weérftrevende, pijnlooze gezwellen, op eene of andere plaats van dat deel overblijven, die, in weêrwil van alles, een geiruimen tijd aanhouden ; doch eindelijk, na een beftendig in- en uit-wendig gebruik van kwikmiddelen, luisteren, verminderen en verdwijnen: dan, het zijn ook deeze venerifche verhardingen, die , wanneer men dezelven verwaarloost, niet kent, of door ongefchikte middelen behandelt, niet zuilen nalaateh zig verder uittebreiden; of, zig openende, kwaadaartige invreetende zweeren, fungeuze uitwasfen, en dé vernieling van het geheele deel, in zo verre zullen ten wege brengen, dat zelfs de afzetting der roede de voordgang daarvan niet fluiten kan («): de Onkunde, of fchaamte noemt deeze gebreken dan kanker; daar nogthans het venusfmet de waare oorzaak is — en hoe veele bewijzen zijn hiervan niet bijtebrengen? (w) Zie , onder anderen, hiervan een voorbeeld door plenck, Verh. over de venusziekte, bladz. 51. aangetekend. I 2  132 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET Een jongman, onder anderen , had de voorhuid, en meer dan de helft van het roedehoofd, zeer verhard, met variceuze bloedvaten over dezelve verfpreid , gelijkende , in alle opzichten, naar den waaren kanker, waarvoor dezelve ook, door een' Heelmeester verklaard was ; dan, de Heer van wij (o) ontdekte, dat deeze verharding uit eene voorgaande vuile bijflaap en venuswratten ter deezer plaatfe, doch die door bijtmiddelen vernietigd waren, ontftaan was: hij genas dezelve, na ruim twee maanden, door de kwik en houtdranken, inwendig , en het empl. ratt. c. merc. uitwendig aangelegd. Sfankers der roede — Vuile invreetende zweeren, die het hoofd der roede, of de binnenfte oppervlakte der voorhuid inneemen, is men gewoon [jankers te noemen. Eene verkeerde en fchadelijke behandeling deezer zweeren, vooral door bijtmiddelen, geeft fomwijlen gelegenheid tot eene geheele verwoesting van dit deel, welke dan, zelfs door ervarenen, doch geheel ten onrechte, kanker genoemd wordt (ƒ>)» (•■) van wij, Ssrvandis Civibus, bladz. 149. T>. IV. (|>) Zie plenck, Ftrh. over dt venussitkte, bladz. 5®>  AMSTER.DAMSCH GENOOTSCHAP DER HEILKUNDE. 133 $. 106. De wratten en vleeschuitwasfen der roede Deezen zijn van tweederleie aart; en behooren tot de tenuswratten, of tot het vleeschgezwel: die der eerden zijn niet zelden het geval ter deezer plaatfe, en worden door eene gefchikte behandeling altoos veilig genezen ; maar gaan door eene verkeerde behandeling, vooral door het gebruik van fcherpe en bijtende middelen, niet zelden, of tot weelderige uitwasfen, of tot boosaartige verzweeringen over, die het geheele deel verwoesten. De wratten van dit deel, welken uit geene venerifche oorzaak voortfpruiten, zijn allezins overéénkomftig met de geenen , waarvan wij reeds (§• 38-) gefproken hebben, en door uitfnijding hcclbaarf Van dien aart was het geval van den Smid bij Lozanne, waarvan hi ld anus Qf) fpreekt, die, van zijne jeugd af aan, een klein wratjen op het hoofd der roede had , ,'t welk, in zijn huwelijk, zodanig toenam, dat het een uitwas maakte , ter grootte van een kinds hoofd , en waarin verfcheidene zweeren plaats hadden: hildanus noemde dit gebrek een kanker; fneed, niettegenftaande dit alles, de geheele roede, nabij den (?) hildamüs, Cm.lll. Obf. 88. I 3  134 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET buik weg, en genas den Smid , zonder kwaade gevolgen. Zq ook beeft plenck (r) , bij een' man van 32 jaaren , een vleeschuitwas , ter grootte van twee vuisten, dat op de roede en de voorhuid .zat, door de afbinding genezen: ,, Bij een „ ander," zegt hij (j), * wiens roede door een „ zenuwachtigen kanker reeds half verteerd was, ,, werd het gantfche deel met het mes afgezet; „ doch daar ontftond een kreeftgezwel in de. „ linker liesch, die den lijder , door eene kan„ kerachtige uitteering deed omkomen:'' het is vrij duidelijk, dat deeze zenuwachtige kanker niet dan een invreetende fjanker is geweest, die. hier weggenomen, het gift reeds aan de lieschklierenhad medegedeeld: immers zegt plenck, op eene andere plaats (f), dat eene , door bijtmiddelen ontaarte, fjanker, in eenen allcrkwaad'uartigfien kanker kan overgaan. De hallen en balzak. t 107. De verhardingen , vergrootingen en verzweeringen der ballen , zijn van verfcheidenen aart,; O) plenck, Verh. over de venusziekte, bladz. '$U CO Ibid' CO Ibid, bladz. 50.  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. l$§ fchoon zij niet zelden, doch veelal ten onrechte, kanker en kankerachtig genoemd worden. §. m Zo ziet men dat, na eene venerifche befmetting, één of heide de ballen, fpoedig, en fomwijlen tot eene aanmerkelijke grootte, opzwellen , en , hoewel door dienstige middelen weder verdwijnende , blijft er echter meermaalen in den bal, of bijbal eene hardheid over, die, zo dezelve door geen aanhoudend gebruik van vermogende middelen wordt opgeruimd, vroeg of laat, in de grootfte woede kan uitbarsten, en met het deel het leven van den lijder vernielen: van dien aart was het geval, 't welk ik, voor eenige maanden zag: een jongman van omtrent 30 jaaren, toonde aan een' ervaren' Heelmeester zijn rechter bal, die zêer hard , en ter grootte van een klein kinderhoofd gezwollen was: veele middelen werden te vergeefsch aangelegd , en men befloot eindelijk dezelve door de operatie wegteneemen: dit gefchiedt, en, bij het binden van den zaadftreng, valt deeze, uit de buiksopening, los in de hand van den medehelper, zonder de minfte bloeding: dit voorfpelde een kwaad einde; dan, alles fcheen zig te fchikken, en de wond floot tot op een klein gedeelte: maar 14  -I36" PRIJSVERHANDELINGEN V A N HBÏ eensklaps verandert, alles ; de wond fpat uit* maakt afgrijsfelijke verzweeringen, en vreet alles tot in den onderbuik weg: men noemde dit gebrek een waare verzworen kanker: in deezen tijd en toeftand werd ik er bij verzocht, en ontdekte weidra , dat het gebrek eenen veneri-. fchen oorfprong. had, en geenzins kanker was; waarin ik wijders door den Geneesheer, die deezen lijder in den tijd zijner eerfte befmettinge behandeld had, bevestigd werd: alle middelen wa-r ren nu echter vruchtloos geworden, en de on-. gelukkige ftierf eenige dagen na mijn bezoek. $. 109. Dan er is een ander gebrek der ballen, of bijballen , tot welks juiste bepaaling de Heelkundigen zig veel moeite gegeven hebben , ik meen de zogenaamde vleesclibreuk , door fommigen een waar knoestgezwel genaamd, en door anderen er mede verward. Ik zal hier niet onderzoeken, in hoe verre het denkbeeld van eene zodanige vleeschbreukgegrond zij; zo ze waarlijk beftaat, dan nog be-* boort ze alleen tot de clasfe der vleeschgezwellen (§. fi^i"), en moet in alle opzichten daaraan gelijkvormig gefield worden. Veeleer komen mij intusfchen de meeste ver-?  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. 137 harde opzwellingen der ballen voor, te beftaan in de opvulling van derzelver watervaten en klieren» zelfs de venerifche zwelling der ballen niet uitgezonderd; immers, de naauwe verwantfchap deezer vaten en klieren, met de in de venusziekte het eerst beledigde deelen, ik meen de opflurpbuisjens, waarmede het befmettende gift wordt aangevoerd, en die niet anders dan fijne watervaatjens zijn, geeven hiertoe eene meer dan fchijnbaare gegrondheid; en dit wordt te duidelijker , wanneer wij de mededeeling uit die zelfde oorzaak, met de watervaten van den pisweg en de klieren der liefchen, in aanmerkinge neemen. Het is des deeze verharding en zwelling der ballen, welke , zo wel uit eene voorgaande plaatslijke belediging, als uit eene fcrofuleuze en venerifche ongefteldheid voordfpruit, die de fchrijvers dan eens eene vleeschbreuk, en dan eens een knoestgezwel genoemd hebben ; fchijnende fommigen alleen het onderfcheid van beiden . te doen afhangen van de plaats, alwaar de verharding en vergrooting begint, noemende het, bij voorbeeld, eene vleeschbreuk, als eerst den bijbal, en vervolgends hier door den omtrek van den bal wordt aangedaan ; maar zo de zwelling en verharding in het ligchaam van den bal zeiven begon, meende men het een knoestgezwel te zijn: I'S  I38 prijsverhandelingen van het wij denken nogthans dat deeze onderfcheidene beginfelen in hun': waaren aart een en dezelfde zijn, en alleen van toevallige oorzaaken afhangen. Deeze gezwellen otitftaan, of zeer fpoedig, of zeer langzaam; in 't eerfte geval zijn zij niet zelden het gevolg van eene uiterlijke belediging, van eene venerifche ontfteeking, en in beide deezen altoos met pijn verzeld: in het laatfte geval zijn zij meestal afhangelijk van eene fcrofuleuze oorzaak; de zwelling is dan meer langzaam, bijna onmerkbaar, en geheel zonder pijn; men voelt flechts aan den bal, of bijbal, eene kleine wcderftreevende hardheid, die veelal met meer kleine knobbelen , vooral tusfchen de omwindingen van den bijbal, verzeld is, welken eindelijk grooter worden, in één dringen, en een vast ligchaam van den bal en bijbal uitmaaken. Het is allezins blijkbaar , dat deeze balsverhardingen , in fommige gevallen, oplosbaar zijn; hiervan zijn dagelijks bewijzen , zelfs in geheel verouderde, zo als de Engelfche Heelmeester sharp fV) te recht aanmerkt, zeggende: „Daar w zijn knoestgezwellen , (in de ballen,) die een „ menigte jaaren in eenen onpijnlijken ftaat „ blijven, niet in grootte toeneemende , noch „ eenig ongemak veroorzaakende; ja, men heeft («) sharp, Operatien der Heelkunst, bladz. 1*1,  amsterdamsch genootschap der heelkunde. I39 „ eenige voorbeelden, dat de zodanigen, door ., langduurigheid van tijd, verdwenen zijn:" 't behoeft geen bewijs, dat dit geen knoestgezwellen, gelijk sharp meent, maar zodanige balgezwellen , waarvan wij zo even gefproken hebben, geweest zijn. Nog binnen kort zagen wij een' lijder, wiens beide ballen, finds lang, zeer verhard, vergroot en bijna gevoelloos waren ; doch, door een ecnigzins aanhoudend gebruik van het empl, refofoens Schmuckeri in hunnen natuurftaat terug keerden. Dan, het is ook zeker, dat deeze gezwellen, bij een meer gevorderden ftaat, of door bijkoming van andere toevallen, ontaarten 3 uitfpattingen en verzweeringen voordbrengen , niet ongelijk aan den kanker \ ja , veelmaalen even zo verwoestende als deeze: en wie kent de uitwerkzelen van een alles vernielend venusgift, en een door fcherpte ontaart fcrofulfmet, niet? $. 110. Geene deezer verhardingen (§. 108 en 109.) der ballen, heeft de hardheid van het waare knoestgezwel, (§. 2.); altoos zijn ze glad, omfchreven, en op een doordringend gevoel, min pf meer veerkrachtig.  Ï40 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HIT Dan, daar is eene andere foort van balsverharding, waarin men het wezen van den bal zelf tot eene kraakbeenige , of zelfs tot eene beenige ftoffe verhard gevonden heeft: hiervan vindt men, bij fommige waarneemers , eenige weinige voorbeelden (*) ; doch , daar deeze balsverhardingen altoos , uit eene voorafgaande fpoedige zwelling, pijn en ontfteeking van den bal, ontftaan zijn, leveren zij des wegen genoegzaame onderfcheidende kenmerken met den waaren fcir. rhus op, en moeten alleen tot die foort van verhardingen, waarvan wij reeds hier voor, (§. 29.} gefproken hebben, gebragc worden. S. na. Nog een ander gezwel der ballen, van de bovenftaande onderfcheiden, is de waterbreuk, vooral die , welke in de fchederok deezer deelen plaats grijpt; de gelijke omtrek der zwelling, derzelver medegeevende veerkrachtigheid op een (*) Men zie, onder anderen, hierover de waarneeming van onzen geleerden Landgenoot c. ten haaff, geplaatst in de Verhandelingen van het Bataafsch Genootfchap der Proefondervindelijke Wijsbegeerte, te Rotterdam, 1 D. bladz. 497; ki welke men hiervan meer voorbeelden vindt aangetekend-  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. IAI naauwkeurig gevoel, en de doorfchijning veelal van een daar achter geplaatst kunstlicht, enz-, zijn zo veele kenmerken, die deeze zwelling, zo wel van de bovengenoemde als van alle anderen , zo zeer doen onderkennen , dat wij nieC nodig oordeelen hierover meerder te zeggen. §• "3- De waare kanker der ballen — Niettegen-* ftaande wij, in de zo even (§. 107 tot 112.) gegevene omfchrijvingen, genoegzaam bewezen .hebben, dat de meeste balsverhardingen, niet tot den kanker , maar tot onderfcheidene andere ziekten j,behooren ; durven wij echter dit gebrek , ook ter deezer plaatfe, niet geheel uitfluiten , en te minder, daar er gevallen bij de waarneemers voorkomen, wier kenmerkende toevallen waarlijk de bewijzen van volftrekte knoest- en kreeft - gezwellen fchijnen opteleveren. Wij voor ons nogthans, erkennen dit gebrek hier nimmer waargenomen te hebben ; maar wel verfcheidene bals verhardingen van bij zonderen aart, die meermaalen , door anderen , kanker genoemd zijn ; doch door ons aan ééne der bovengemelde oorzaaken waren toegefchreven, en waarin de uitkomst mij ook fteeds dit bevestigde.  J42 prijsverhandelingen van het Dan , zö de waare kanker in deeze 'deelen voorkomt, zal hij van alle bovengemelde verhardingen genoegzaam te onderfcheiden < zijn ; door de eigenaartige kenmerken, welken dit gebrek vooral kenfchetzen , en waarvan wij (§. & tot $. 7.) omftandig gefpröken hebben. £ 114. De kanker van den balzak — Dit gebrek Worde door bernstein (v) dus befchreven: „ Aan het onderfte gedeelte van den balzak ver„ toont zig eene vlakke, pijnlijke zweer, met „ harde, uitfteekende randen: de zweer knaagt „ de huid fchielijk door , en tast de bal aan; die opzwelt en hard wordt: vandaar loopt „ zü langs de zaadftreng en den onderbuik, tast de ingewanden aan, en wordt, in korten tijd, „ doodlijk." pott (V), die hetzelve den kanker der fchoor* Jleenvegers noemt, meent dat bet, bij deeze lieden , ontftaat door het roet, dat zig in de ploojen van den balzak vastzet en ophoopt. Schoon wij dit gebrek, zeiven nimmer gezien Cv) bernstein, Heelkundig Wotrdenbotk, 1 D. bladz. 114. Nederd. vert. Cw) pott, ibid, bladz. 115.  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. 143" hebben, twijfelen wij echter niet aan het geene de waarneemers daarvan zeggen; doch zijn verre af, van met hun aan hetzelve deh fchrikwekkenden naam van kanker te geeven: deszelfs oorzaak , die , volgends getuigenis deezer evengenoemde fchrijveren , altoos uitwendig is, met èene invreetende zweer begint en voordgaat, en den altoos gelukkigen afloop , op het bij tijds wegfnijden , zo zij zeggen , van het beledigde deel des balzaks, zijn als zó veele bewijzen, dié tegen deft aart van hetzelve plijten , en op zijn hoogst genomen, niet meer dan eene, door eene fcherp gewordene ftof, aangebragte en invreetende zweer aanduiden. De baarmoeder en fchede. §• »'5' Het is allezins zeker, dat de baarmoeder en fchede, aan onderfcheidene gebreken onderhevig zijn, die zo wel van laatere als vroegere waarneemers veelal, met den algemeenen naam van kanker en kankerachtig beftempeld zijn geworden; doch het is even zo zeker, dat de meeste, in dat deel voorkomende, ziekten, geenzins dien naam verdienen, maar doorgaands, of tot het vleeschuitwas, de venuszweer, of het  144 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET" kropklier gezwel behooren — wij zullen dit nader, en tevens het onderfcheid daarvan met den waaren kanker van dit deel, aantoonem 110. Pleeschuitwas der baarmoeder en fchede — tiê Waarneemingen van alle tijden toonen ons < dat er uit de baarmoeder, of uit derzelver fchedej vleeschuitwasfen zijn voordgekomen* die fomwijlen tot eene verbazende grootte zijn aangegroeid en buiten de lippen der fchaamte uithongen, fomwijlen met veele pijnen, verëtteringen, verrottingen en andere toevallen vergezeld; een enkelde keer met ftukken van zelf afvallende. In den beginne zijn derzelver verfchijnzelen zeer duister, en de meeste lijderesfen kiaagen Hechts over een dof gevoel van z\ e.;te in de baarmoeder en fchede ; dan, meerder aangroejende en doorzakkende , vertoonen zij zig als een worstachtig uithangend ligchaam , met e; n dunnen fteel, of hals, gehecht aan dat deel, vanwaar zij oorfpronglijk zijn. Dan eens zag men deeze gezwellen, klein zijnde, voor wamruchten , dan eens voor kanker uitwasfen, en weder wel eens voor uitgezakte baarmoeders zelve aan ; hiervan zijn. verfcheidene voorbeelden: men zie de waarneemingen van  A»lSTERDAMSCH genoot SCHAP DER HEELKUNDE. 14$ van RüisdH hildAnus' (y) , hoff- MAN (», MANGET (a) , VOLKAMER (0) , JOB VAN MEKEREN (V), le blanc éli veele anderen , en men zal hiervan volkomen overtuigd worden. tulp (~e), op dat wij dit hier hög bijvoegen; izsg in het lijk eener vrouwe; die aan een' kart ■ ker der baarmoeder, zo hij fchfijft, overleden Was , een hoogblaauw en zwart gezwel, rondom överltort met bloed en dün ftinkvocht, ert inet vliezige draaden gehecht aan de baarmoeder: het is duidelijk dat dit een Pleeschuitwas} of pölypus uieri, gewéést is- Het zogenaamde kankergezwel der baarmoé* der, waarvan daunon (f) ons de waarneeming mededeelt, bij eene twfce-en-dertigjaarigé lijderes, eil hetwelk tot in dé fchede gezakt' (x) ruijsch, Obf. VI; O) hildanus, Cent. 11. Obf. 52. èt O) hoffman, Tom. HL p. 300. Edit. 1740. Ca) manget, Biblioth. Medico praffica, Tom. 'If. p. 605/: (fi) volkamer, Ephem. Dec. Jnn.6& 7. Obf. 73. CO'J-vAnmékeren, Heel-en Genees-kundige Aanmerk.i Hoofdlt. 55. (<0 lè blanc, Heelk. OpüratiSn, 2. D. bh 3 en volgt CO tulp, Obf.Med., Lib. III. Obf. ,34. C/)daümon, Joum. de Med. Chir. Pharm. fcfV. pat kt a. roux, Tom. XXI. p; 442. IL DEEL. K  146" prijsverhandelingen van het was , met pijn en ontlasting van eene etterachtige Hinkende ftoffe vergezeld ging; eindelijk door hem gebonden, afgefneden en genezen werd , is nimmer anders dan een vleeschuitwas, of veelvoet, der baarmoeder geweest: even als dekankervijgvzn den hals der baarmoeder, door stalpart van der wiel (g) befchreven , en door afbinding genezen, een waar vleeschuitwas geweest is. De genezing deezer vleeschuitwasfen, dan eens door de Natuur zelve door afvalling , dan eens door uittrekking, of door affnijding; doch meest veiligst door afbinding ; toont duidelijk genoeg, dat deeze gebreken noch kanker , noch kanker* fichtig zijn. Venuszwer der baarmoeder en fchede — Onder het woord venuszweer bepaal ik hier alle die gebreken der baarmoeder en fchede , welken uit een venerisch gift oorfpronglijk zijn, en, ter deezer plaatfe , met den kanker van die deelen zouden kunnen verward worden. Wij hebben reeds (§. 61, 69 en 93.) meermaalen over de uitwerkfelen van het venusfmet, m het voordbrengen van gebreken, die aan knoest- en kreeft-gezwellen gelijk fcheenen, ge- ($) STALPART VAN DER WIBW Obf. 8?>  AMSTEKDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. IA? fproken, en moeten hier alleenlijk herhaalen, dat ook dit zelfde, met betrekking tot de baarmoeder en fchede, niet zelden plaats heeft. Zo ziet men , bij voorbeeld, fomwijlen een of meer harde, knobbelachtige gezwellen in de lippen en den ingang der fchamelheid, die uit eene voorafgaande venerifche ontfteeking, of fjankers, oorfpronglijk zijn: niet lang geleden, werd ik, door braave ouders, over een iöortgelijk hard gezwel aan de rechter lip der fchamelheid van hunne dochter, geraadpleegd, en 't welk men hun gezegd hadt, kanker te zullen worden : ik behandelde haar als een venerifche , en zij genas: fomwijlen worden deeze knobbels hooger in de fchaamte , en zelfs door de geheele fchede , doch alsdan kleiner, verfpreid gevonden; fomtijds is de geheele omtrek der fchaamlippen, en, in een enkeld geval, de mond der baarmoeder tevens , door foortgelijke ontaartingen verhard gevonden. Het is uit de voorafgaande oorzaaken genoeg blijkbaar, dat alle deeze verfchijnfelen eene venerifche befmetting tot oorfprong hebben, $. 118. Even zo zijn de kwaadaartige ïerzweeringènl die veelen kankerachtig noemen, van deezen zelfK a  Ï48 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET den aart : zij zijn meestal het gevolg van de zo even (§. 117.) genoemde verhardingen; doch ontftaan ook zonder deezen , en neemen haar begin, gelijk de fjankers, uit kleine puistjens , of blaasjens , van buiten naar binnen en in den omtrek voordvreetende: zij beflaan niet alleenlijk de lippen der fchamelheid, maar ook de fchede , den mond en de holte der baarmoeder zelve: in het eerfte geval zijn zij door het gezicht kenbaar; maar die dieper in de fchede opgaan , worden uit de meer of minflere pijn ter deezer plaatfe, en de uitvloejing van eenen meer of minder wankleurigen etter , vergezeld fomwijlen van een dun fcherp vocht,- gekend; die der baarmoeder , of van derzelver mond, kent men uit eene geduurige brandende hitte , ter plaatfe van dit deel; uit de geduurige uitvloejing van «enen dunnen, etterachtigen witten vloed, en uit eene brandende pisloozing, waarbij eindelijk lluipkoorts , en eene geheele uiueering van het ligchaam komt —- en , hoe veele vrouwen zijn niet aan deezen gewaanden kanker der baarmoeder , met of zonder haare fchuld , onderhevig? De oplettende levret (A) zelfs, verhaalt, dat e'ene vrouw, door kwijling, van eenen kanker der baarmoeder zoude genezen zijn: wat is (h~) levret, Esfaifur l'abus des Regies Gmmles, &c. y. fff.  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELkuNDE. I49 deeze kanker anders dan een venuszweer geweest ? $. Het kropkHergezwel der baarmoeder en fchede —De algemeene onkunde in de gebreken der waterklieren, heeft, finds de vroegfte tijden, over veele van derzelver uitwerkzelen eene duisterheid verfpreid, die allengs, naar maate deeze ziektekunde op meer zekere gronden gebouwd wordt, opklaart, en ons reeds ten duidelijkften doet zien, dat wij in de befchouwinge der gevolgen, en de daaruit verklaarde oorzaaken , ons te dikwerf vergist hebben. - En deeze vergisfing heeft niet zelden in de baarmoeder, met betrekking tot deeze ziekte, plaats gehad; nadien de meeste Genees- en Heelkundigen vrij gewoon waren , alle verhardingen en knobbelachdge opzwellingen der baarmoeder en fchede, wanneer zij geene venerifche befmetting konden befchuldigen, knoest- en kreeft-gezwellen te noemen; ja zij twijfelden er te minder aan, wanneer deeze gebreken tevens verzeld gingen met eene lijmige, etterachtige ontlasting uit de fchede ; juist het voornaame plaatslijke kenmerk van den kropzeerigen aart deezes gebreks: immers zegt van der ha ah (f): „ De zoge- (i) van der haar , Genees- en Heel-kundige Waat-memingen, §. 23. K 3  150 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET „ naamde fcirrhus en kanker der baarmoeder, „ denk ik mede dat veelal fcrofuleus zijn : de „ bijzondere fnotachtige ftof, zo zeer naar fcro„ fulvocht gelijkende, welke zig daarbij, zo „ mij dunkt, ontlast, brengt mij in dit ge„ voelen." Het is bij veele zwakke vrouwen vrij algemeen , verhardingen en kliergezwellen in de baarmoeder en fchede te vinden, en van daar welligt de zo veelvuldige wicte vloeden, waaraan dezelven alsdan onderhevig zijn , en die, bij eenen langduurigen voordgang, fcherp wordende, veelmaalen de omgelegene deelen verknaagen; zo zelfs, dat er, met de uitgevloeide vochten, eene bloedige fcherpe etterftof zig mengt, die alsdan bij onkundigen het kenmerk van een verholen, doch verzworen kanker oplevert: hiervan heb ik veele bewijzen gezien , en hoor ze nog dagelijks, tot mijne gevoelige fmart, er voor verklaaren. De middelen die de veerkracht aan de verflapte vezelen terug geeven , en op eene zachte wijze de vochten verbeteren , zullen niet nalaaten eene gedeeltelijke of volkomene herftelling te bewerken ; en zie des de grondzuilen van het gebouw deezer fchijnbaare kankers omver geworpen.  Amsterdamsch genootschap der heelkunde. l$l §. 120. De waare kanker der baarmoeder — Ik heb lang getwijfeld , of dit gebrek in de daad beffond ; eene oplettende naleezing, zo der ouden als laatere waarneemeren , belliste hierin, voor mij, niet genoegzaam; daar het mij ten klaarften bleek , dat zij , veelal uit mangel van eene genoegzaame onderfcheiding met andere ziekten, alle verhardingen en verzweeringen van dit deel fcirrhus en cancer noemden. Doch de ondervinding, de beste ieermeesteresfe onzer onkunde, heeft mij ook hierin, finds eenigen tijd, meerder lichts gegeven; ja, ik verbaas mij thands over de juistheid , waarmede nippock.ates, aretajus, en meer anderen der Ouden, dit ftuk reeds behandeld hebben : immers zegt de eerfte (k~): „ Wanneer de baar- moeder in eene vrouwe hard wordt, en bij de „ fchaamdeelen uitpuilt , verhardingen in de lie„ fchen ontftaan, en een brand in de fchaam- deelen gevoeld wordt, zo is er een beginfel van een kreeftgezwel:" en op eene andere plaats zegt hij (/): „ Indien de baarmoeder van een hard gezwel wordt aangetast, alsdan (*) hippocrates, de Merb. Mul. Lib. II. Cap. 41* (O Ibid. K4  152 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET M worden de ftonden opgehouden, en de mond „ derzelven gefloten ; de vrouw wordt niet ,, zwanger „ en fchijnt als iets anders te zijn; „ en wanneer men dien mond aanraakt, fchijnt „ hij zo hard te zijn als een fteen: hij is ruw, „ knobbclachqg, niet gemaklijk om te genaken, noch den ingebragten vinger toelaatende:" en de Jaatfte laat zig dus uit (m): „ De kan-? „ ker der baarmoeder is doodhjk ; want er ,, vloeit verrotting uit de zweer, die zelfs voor „ de lijdende niet te verdraagen is ; ze woedt „ door aanraaking en geneesmiddelen, en wordt „ door allerleie foort van hulpmiddelen ver„ ergerd, ■ In waarheid , het zijn deeze verfchijnfelen, zamengenomen, die mij het aanzijn van den kanker der baarmoeder , bij drie lijderesfen ^ duidelijk maakten: immers, daar konden geene andere oorzaaken befchuldigd worden : reeds lang hadden zij eene zwaarte in de baarmoeder gevoeld, welke, na het ophouden der ftonden, vermeerderde, en met fteekende, fchietende pijnen vergezeld ging; de lieschklieren zwollen, en, werden tevens pijnlijk \ er vloeide uit de fchede eene ichoreufe- ftoffe, die zo ftinkende en, fcherp was, dat men ze naauwlijks verdragen, f«j) a r et /t: u s, di Caufts et Signk Morb. L. II. Cap. IL  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. 15» konde, en die alles, wat ze aanraakte , deed ontvellen : de mond der baarmoeder vertoonde zig hard gezwollen en als naar buiten omge-i kruid, en bij ééne deezer ongelukkigen, als een bloemkool uitgefpreid ; alle waren zij zeer gevoelig op het aanraaken , en ftierven eindelijk, in weerwil van alle pogingen , ellendig: ééne deezer was het mij Hechts gegund te openen: ik vond de baarmoeder zeer vergroot , en als in ééne klomp verhard; doch derzelver holte zodanig uitgeknaagd , dat het eene holle zweer vertoonde, en op verfcheidene plaatfen met fungeufe uitwasfen , op andere met koudvuurige vlekken, bezet; de hals der baarmoeder was doorgaands gezwollen en verhard , en als een goot van binnen weggeknaagd • en raauw ; de mond derzelve was mede ontveld, hier en daar geëxulcereerd, en krulde, met gezwollene lippen, buitenwaards om; alles maakte eene verfchrikkelijke vertooning, en overtuigde mij te levendig van de waarheid deezes kankers. De aarsdarm en aars. §, iai, Eene bijzondere ontaarting van den aars -, oi rechten-darm, (inteflinum rectum,) is fomwi]^ K s  154 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET len van dien aart, dat ze meermaalen tot de kankerzweeren betrokken wordt ; zij is zulks echter geenzins , maar meer eene foortelijke ontaarting van den inwendigen rok deezes deels, door een of ander vreemd ligchaam , dat zig daarin heeft opgehouden, of nog plaats heeft, of een gevolg van verzworene ambijen; van beide foorten heb ik ze waargenomen, en van de laatfte nog tegenwoordig eenen lijder onder mijne behandeling. De verfchijnfelen bij dit gebrek zijn meestal eene ongelijke, zeer pijnlijke, op fommige plaatfen harde, op andere fponswijze uitgroejing van den binnenrok deezes darms , waarbij dan eens bloedvloejingen, en dan eens füjm- en etterontlastingen, vergezeld gaan: veelmaalen blijven deeze uitgroejingen binnen den aars bepaald; doch men heeft ze gezien, die buiten denzelven, op eene aanmerklijke wijze uitpersten, en, door de drukking van den fluitfpier , zig hard, gezwollen, miskleurig, en, zo fommigen deswegen zeggen, kankerachtig vertoonen. Het is nogthans genoegzaam zeker , dat deeze gebreken alleen tot de vleeschuitwasfen (§. 28.) behooren. §. rta. Van eenen anderen aart zijn de vijguitwasfeti en wratten, welke wij in den omtrek van den  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. 155 aars aantreffen, en die meerendeels een gevolg van een voorafgaand venusfmet zijn ; en zo er in een enkeld geval een' genoegzaame grond ware , om deeze oorzaak daarvan niet te moeten befchuldigen , dan nog behoorden zij eenig en alleen tot de vleeschuitwasfen. Bij kinderen heb ik deeze gebreken, vooral de eerften, dikwerf waargenomen, en zelden gemist, wanneer ik ze aan een overgeërfd of medegebragt venusfmet toefchreef: immers werden zij , door uit- en in-wendige kwikmiddelen genezen ; zo men ze bij deezen echter als het gevolg eener kropzeerige ontaarting, gelijk eenige willen, befchouwen moet, ik heb er niet tegen, Wanneer wij dan tevens deeze ontaarting uit eene aangebragte venerifche ftoffe afleiden: eene enkelde keer zijn deeze vijggezwellen, of vleeschuitwasfen het gevolg van moedervlekken (§. 28.) geweest. De fchouders, rug en buik. §. 123. De gewoone gezwellen ter deezer plaatfe, die men wel eens , en verkeerdlijk , voor kankers aanziet , zijn voornaamlijk de papgezwellen (§■ 23«) > bet lymphatiekgezwel (§. 22.) , het  PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET vet- of fpek-gezwel (§. 27,"), de vleeschgezwcllen (§. 2»,), de wratten (§. 3K.), cn derzelver bijzondere verzweeringen , enz. ; van welken wij ieder in bet bijzonder reeds genoeg gezegd hebben , en des , ter deezer plaatfe, geene nadere verklaaringen vereisfehen : alleenlijk voegen wij er bij , dat ook op geene deezer deelen den oorfpronglijken kanker immer voorkomt. De bovenfte en onderfte ledemaaten. $. 124. Schoon wij nimmer eenen waaren fcirrhus noch cancer in de ledemaaten aantreffen , en er bij kundige en naauwkeurige waarneemers geene bewijzen van vinden; zo,zijn echter de bovenfte zo wel als de onderfte ledemaaten, meermaalen aan gebreken onderhevig, die door fommigen wel eens voor knoest - en kreeft - gezwellen aangezien cn verklaard worden. Onder deeze gebreken telt men voornaamlijk, het lymphatiek gezwel, het fpekgezwel, het vleeschgezwel, het boongezwel, de peesknoop , en de gewrichtszwelling. Van de drie eerften hebben wij reeds, (§. 22, 47 en 28.) gefproken; van de anderen moeten  am5terdamsch genootschap der heelkunde. 15/ wij hier her. onderfcheidend kenmerk mee den kanker aantoonen. S 125. Alleenlijk moeten Wij vooraf, met betrekking tot het vleeschgezwel, hier nog bijvoegen, dat hetzelve fomwijlen ontftaat uit eene geringe kwetzing aan den grond of de zijden van de nagelen der vingeren of teenen, en aldaar met zo eene hevigheid woeden kan, dat de afzetting zelf niet in ftaat is hetzelve te beteugelen: hiervan vindt men , onder anderen , een voorbeeld bij van s wie ten betreffende eene vrouw, die door eene onvoorzichtige nagelfnijding aan den grooten teen, het hier geplaatfte zeer zenuwachtige merg gekwetst hadt; waarna eetne weelige klomp vleesch uitgroeide, die men door bijtende middelen trachtte te verteeren; doch tot eenen verfchrikkelijken kanker, zo hij zegt, overging, om welken het geheele deel heeft moeten afgezet worden: zo ook zegt grashuis (o): „ Ik heb, na het afzetten van een' teen van „ den voet, daar eenig kwaadaartig vleesch, ter (n) van .wieten, Cemm in Afher. boerh. , §.495. (ö) gr ai huis, Verh. ever hst kniest- in kreeft -gezwel, bladz. 11 s.  158 prijsverhandelingen van het ,, zij'de van den nagel was uitgegroeid, een „ kwaadaartig kliergezwel in de liesch zien vol* » gen." §. U& Eene andere foort van vkeschuitwasfefi vertoont zig aan de binnenzijde der dijen, of beenen, en die wel eens tot de uiterfte woede uitbarst. de reus die deeze gebreken carcinoma noemt, zegt dezelven dikwerf als het gevolg eener voorgaande fchrocjing door warme ftooven, dan hooger, dan laager in de dije, waargenomen, en dezelve altoos door uitfnijding genezen te hebben; zelfs dan nog, wanneer ze reeds verzworen waren, en aan het woeden raakten ; dan, wanneer de uitfnijding verzuimd was, heeft hij deeze gebreken tot verfchrikkelijke kankers , zo hij ze noemt, zien uitbarsten, waarbij dan tevens de klieren der liesch, en de lippen der fchamelheid werden beledigd, waarna de lijderesfen ellendig omkwamen: fomtijds zegt hij , komt dit ongemak als eene kleine vereeldheid in de epi~ dermis, en vertoont zig niet ongelijk aan ééne of meer in éénloopende wratten ; andere wasfen uit, omtrent als een vrouwen tepel, en zijn, in (?) de reus, Hed. Faderl. Lettertef., III. D. N. 12. Mengelwerk, bhdz, 505.  amstsrdamsch genootschap der heelkunde. Ï59 den beginne, minder hard dan de eerfte foort; zij groejen langzaam aan , en worden dikwerf yeele jaaren, zonder merkelijk ongemak, gedragen ; eindelijk vergroot het gezwel, begint te jeuken, te ontfteeken , wordt pijnlijk, ontvelt, en maakt, van tijd tot tijd, eene kwaadaartige, vuile, voordloopende kankerzweer. van wij (q) verhaalt van eene lijderes, die een foortgclijk vleeschgezwel aan beide de beenen had, en dat , federt jaaren , zonder hinder gedragen was; doch , binnen korten tijd , door fcherpe middelen zodanig ontaarte, dat zij allerellendigst daardoor het leven verloor. titsingh (>), van deeze gezwellen fprekende, noemt ze kankerachtige vijgen , en meent, dat het onderfcheid, waarom de eene vrouw meer dan de andere, hieraan onderhevig is, aan eene eigenfoortige ongefteldheid hapert. Eene naauwkeurige vergelijking deezer gebreken echter , zo in oorfprong, kenmerken, als gevolgen, toont duidelijk genoeg, dat zij alleenlijk tot het waare vleeschgezwel (§. s8.) behooren, §. 1*7,. Het boongezwel — Dit gezwel is ailezins zeer duidelijk van den waaren fcirrhus onderfcheiden, (j) van wij, Serv. Civibus, D. IV. bl. 34. (r) titsingh, Vtrd. Heelk-, bladz. 529,  ioo Prijsverhandelingen van iiet door deszelfs veerkrachtigheid, die, in alle gé* Vallen, zeer blijkbaar is. Het heeft zijne zitplaats in eert fiijmbeürsjen j en komt meest voord in 't voorde gedeelte van het kniegewricht, aan 'c bovenfte en zijdelijke deel der dije , aan 't begin van den voorvoet , aan het bovenfte der fchouderen, en aan het uit* fteekende gedeelte van den elleboog (f). Zij groejen van een klein beginfel langzaam op; zijn niet miskleurig, doch veerkrachtig, on* pijnlijk, en meestal lensvormig of half bolrond van gedaante. De inhouding en ophooping van de daarin natuurlijk bevatte flijmftof, is de naaste oorzaak deezer gezwellen , welke ftoffe , wanneer zij groot worden, een duister gevoel van vochtgolj ving aanbiedt, $. is8. De peesknoop —— Op dert rug der hand en' voet, in de kokers der oprichtende peezen van de vingeren en teenen , komen fomwijlen kien ne, ronde, zeer wederftreevend harde, onpijnüjke? gezwellen, gemaakt door de ophooping van een eiwitachtig taai vocht; zij zijn flechts naar de zij" (j) Zie d, van Gesscher, Proeve over de vooniaan][k longd. gmw,t bladz, 71. Oef. Heelk. §. 651.  a . amsterdamsch genootschap der heelkunde. fj$| feijden vérfchuifbaar ; worden zelden grooter dan jeen duiven-ei, fluiten geen hoegenaamd gevaar in • gaan veelmaalen van zeiven, of door drukking, wég, of worden, tot aan den docd, onpijrilijk gedragen. . dé dos.ter (t) brengt dé peesknoop, zo wel als het boorigezwel (§• 127.), onder den fcirrhus, gelijk wij. hier voor, (§, 21,) reeds aangetoond hebben. t> l a t n e r (u) zegt; dat een peesknoop iri éeneh kaftker was overgegaan, waaraan de lijder ftierf. Hef geval , door hild anus (y) verhaald, waarin eene Edele vrouw, te Bern, door kneuzing i een, hard gezwel , ter grootte van ,een hoender èi aan de voorhand kreeg, waardoor de buiging der vingeren belet werd, eri. döö'r hem met een brandmiddel is genezen, blijkt mij niet anders dan eett peesknoop geweest te zijn ^ immers de taaje, lijmige ftoffe, die daar uitvloeide , én de holte, welke ; na het openen vah het gezwel, op- en neder-waards gevonden Werd,- bevestigen mij in dit gevoelen; rriLtiANus 1 COpe gorter i Gezuiverde Heelkunst, VII. Beek, Hoofdft. 2. » Cu) platner, Handl. tot <]e Chir., 1 D. §. 773, Cv) hildanus, Cent. lil. Obf. 79, II. DEEL. jj  102 prijsverhandelingen van het echter noemt dit een fcirrhus, die veele geleer* den zelfs voor ongeneeslijk verklaard hadden, §. Ï29- De gewrichtszwelling — vesalius (V) fchijnt de eerfte, die de zitplaats van het knoestgezwe! ur de gewrichten van de knieën , enkelen, en andere geledingen gefield heeft; dan, deeze zwelling , die meestal onder den naam van witte zwelling der gewrichten bekend ftaat, hoe boosaartig dezelve zig met vleeschuitwasfen , beenbederf, enz. fomwijlen voordoet, is echter nimmer kanker of kankerachtig; maar dan eens uit eene venerifche fcherpte, dan eens uit eene nederzetting van zinking- of jicht - ftoffe , oorfpronglfjk; doch meestal van een kropzeerigen aart. De beenderen. Veele fchfijvers maaken gewag van den kanker welke de beenderen aangrijpt: dionis f», onder anderen, noemt dien, ter deezer plaatfe, (w) vesalius, Chir. Magn., Lib. V. Cap. XVLO) dionis, Chir. Opir., p. 340-  MrSTERDAnraCH genootschap EER heelkunde. lé§ ten wolf, om dat, zegt hij , zo men hem liet begaaan, hij daarvan hiët eer zou aficheiden, Voor alles verflonderi was; en heister fj} meende , dac dé kankerachtige beenbederving door den reuk te kennen was ; dan, noch het een höch het ander is overeenkómftig de waarachtige natuur van den kanker zeiven, welke in die deelen nimmer öoifpronglijk is: de kanker kan wel, zegt de Heer van wij (Y), bij verVolg, de beenderen aandoen, naamh'jk dan, wanneer de zachte deelen zijn weggevreten; „ doch ,; een wezenlijke kanker der beenderen, op zig „ zei ven , die volkomen aan waaren kanker ge5, lijk isj heefc geene plaats:" wij Hemmen hier volkómen in mët den Heere van wij; en erkennen foortgelijke beleediging of ontaarting der beenderen; alleenlijk uit een ander fmet oörfpronglijk, dat nimmer kanker is of worden kan, en in den ruimden zin alleenlijk een cariës, of fpind yenfoja , met derzelver gevolgen, voordbrengt; I- i3i- Dus hebben wij de gebreken , waaraan hét ligchaam vah dén mensch Onderhevig is; ih zö (y) heister, Inleiding van zijne Heelk., bladz. ï$i O) van wij, Serv. Civibus, D. IV. p. 314 li %  164 PR IJSVERHANDELINdEN VAN HET Verre zij , uit hunne verfchijnfelen öf gevolgen eenige betrekking op den kanker kunnen hebben, afgehandeld: wij meenen daaruit genoegzaam te hebben doen zien, hoe verkeerdlijk dikwerf,'veele gebreken, zelfs door ervarene en beroemde Mannen, voor kankers aangezien, of er mede verward zijn, en hoe zeer inderdaad de waare fcirrhus en cancer van alle deezen verfchillen: wij vleien ons zelfs, dat een eenigzins oplettend oog , uic de voorgedragene regelen, het waare van het valfche genoeg zal kunnen Onderfcheiden.  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. I65 DERDE AFDEELING. Moet men den kanker bejchouwen als het gevolg eener plaatslijke ontaarting der vaste, of van eene verbastering der vloeibaar e deelen? Welke bewijzen pleiten voor het eerfte, welken voor het laatfte gevoelen; en hoedanig is de kracht derzelve, gefchat, niet zo zeer naar befchouwende , als wel naar ondervindelijke kundigheden ? f^atz hoedanig eenen aart is 3 in het een of ander geval, dteze ontaarting ? §. I3i. Wanneer men zig de onderfcheidene gedachten van veele beroemde Mannen, over den waaren aart der kankerwording herinnert, en men zig tevens hierbij den invloed die dit verfchil, op de algemeene behandeling van dit aanmerkelijk gebrek heeft, vertegenwoordigt; dan gevoelt aien gewisfelijk, van hoe veel gewigts eene juiste oplosfing van die belangrijke vraagftuk, voor d§ gefenende Heelkunst is, M  ï$f PRIJSVERHANDELINGEN VAN H?| $• 133- De Ouden fcbreeven, in naarvolging veelal van, Palenus (ö) , de eigen of naaste oorzaak van een beginnend knoestgezwel toe, aan de inpakking van een dik, taai en koud vocht, door de zwarte gal of flijm, of door beiden, veroorzaakt j of ook wel , op het voetfpoor van aretjeu s (h), aan het gevolg eener ontfteeking; wanneer , bij derzelver verdwijning, het dikke en vaste gedeelte des bloeds, in deszelfs vaten opgehoopt blijft. §• 134. Tot dus verre erkenden zij dit gebrek alleenlijk als plaatslijk en goedaartig, en meenden tevens, dat er eene bijzondere ontaarting moest bijkomen, die het tot kanker deed overgaan. HIPPOCRATES , AltETJEUS en CELSUS, de drie eerfte hekende Genees- en Heel-kundige fchrijvers der Oudheid, fpreeken hier echter niet van ; ' maar galenus neemt er de zwarte s,<*l en natuurlijke melancolie, voor; sen- NERTUS, ALBUCASIS, VESALIUS, AQUA- (0) galenus, ad Glauc, Lib. ir. Cap. 5. G) aret^eus, de Morb. dint., Lib. 1, Cap. i3.  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP der heelkunde. 16*7 pendens, pareus en meer anderen, volgen dit zelfde fpoor ; aricenna befchuldigc de verbrande melancolie; oribasius de verhitte gal; tagaultius de moer van 't bloed: dan, wederom anderen en laateren , waaronder h e l- mont, willis, heurnius, DOLjEUS, ETTmuller, munniks, boer have, de gorter, enz., ftellen deeze oorzaak in een wrang, bijtend zuur, of loogzoutige ftoffe te beftaan, die de deelen van het knoestgezwel prikkelt, en hetzelve langzaam tot een' kanker doet veranderen. §. 135. Laatere fehrijvers, en vooral die van deeze eeuw, ontkenden , uit eene naauwkeurige befchouwing van het waare knoest- en kreeft-ge« Zwel, het gevoelen der Ouden, en vonden het onbeftaanbaar met de ondervinding: zij zagen dac de ophoopingen van taaje, dikke flijmftoffe, in de klieren en klierbeursjens, wel kropklier en beurs - gezwellen, en het gevolg eener ontfteekinge, wel goedaartige verhardingen en verzweeringen, maar nimmer een waar knoestgezwel konden voordbrengen. Er moest derhalven iet anders zijn, dat deeze gebreken vormde : fommigen meenden dit te vinden in de verftopping en verharding van hes M  ï68 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET. natuurlijke kliervochc zelf; anderen in de ontaarting van het celleweefzel der klier; anderen in de eigenaartige vergrooting en ontaarting van de kliérvaten; ên wederom anderen in deeze beide oorzaaken te gelijk: gewrochten, die, het zij meer of minder fpoedig , zo fommigen willen, uit hunnen eigen aart, of, gelijk anderen meenen , door bijkomende ziekteftoffe , in den waaren kanker ontaarten. Uit deeze verwarringen zijn de bronnen ontfproten van zo veele dwaalingen der beste Geneesen Heel-kundigen, betrekkelijk dit onderwerp. §. i3 i.) Wanneer de kanker uit eene 'verbastering 'der vochten befonde , en deeze ais zijne eerjie oorzaak moeste aangemerkt worden, dan zoude zijneti 'aanwas meer fpoedig weezen. Dit is zo, wanneer wij dén kanker; gelijk dè Ouden gewoon waren (§. 133.) te'doen, in eene ophooping van vochten in de vaten of buizen der klieren fielden ; maar daar de waarë kankerftof geheel iet anders is, (gelijk wij firaks zullen aantoonen,) en alleen in den beginnej door aandoening van een enkeld ftipjen werkt; zo vervalt dit ftelfel van zelf: en waaruit blijkt ook ; dat eene ontaarting der vochten, op eert enkeld deel werkende, juist een fpoediger voordgang daarin moest hebben, dan wanneer dé Vasté vezeldraad zelve ontaart is? hoé langzaam zien wij, fomwijlen, de fmetziekteri, op plaatslijke deelen werken , niettegenftaande het, uit dé aangebragte oorzaak, bewezen zij, dat het werkend gift daarvan in de vochten fchuiït? het is des.niets beflisfend, óm hieruit, tën voordeelé van de ontaarting' der vaste deelen , boven dé verbastering der vochten, in de kankeroórzaak; te befluiten. II, DüPr, M  ïyS PRIJSVERHANDELINGEN VAN HEÏ 2.) Het knoestgezwel beftaat alleen uit eene vergrooting en inicnpakking der kliervezelen zeiyen , en er worden geene hoegenaamde vochten in gevonden; immers, zo deeze al ontdekt zijn, dan zijn het de lympha en gelijachtige kliervochten deezer deelen zeiven, ten ware eene meerdere ontaarting van den kanker , een gedeelte der vaste deelen reeds vernietigd hadde, en eene ichor voordbragte. 'T is waar, het knoestgezwel beftaat uit eene vergrooting en inéénpakking van zijne eigene vaste vezelen ; maar waarin beftaat de oorzaak van hun beftaan, aangroei en ontaarting? een vezel is, op zig zeiven, een werkeloos wezen, zo dezelve niet door eenen geduurigen invloed van vocht onderhouden en bewerkt wordt; is deeze invloed naar evenredigheid des deels geregeld ; zijn de bevatte vochtdeelen gezond, dan zal er nimmer, door het vaste deel , uit zig zelf, eene eenige afwijking kunnen plaats hebben ; deezen zullen altoos geregeld de wetten zijner orde volgen: maar in tegendeel, zo dra is er in de naar eenig deel gevoerde vochten , niet eenige ziekteftof, van wat aart ook, of het vaste deel, waar zulks inkomt, wordt er door beledigd, wijkt van zijnen natuur-  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. 17 ftaat af, en vormt gebreken, overeenkomftig de Oorzaaken van aandoening: de ondervinding bevestigt dit dagelijks. Dat er in het knoestgezwel geene vochten, immers geene zieklijke vochten, gevonden worden , bewijst niets, om daaruit ten voordeele van de eigenaartige verbastering der vaste deelen te willen befluiten; een onzichtbaar vochtftipjen, Op eene gevoelige vezel werkende, zal reeds eene afwijking en eenen geduurigen voordgang, eene langzaame ontaarting voordbrengen , niettegenftaande de eerfte en bij voordduuring werkende oorzaak , door het fcherpfte oog niet kan ontdekt wol-den ; en wilden wij nu hierom de ontaarting der vaste deelen als de eerfte oorzaak befchuldigen, dan zouden wij het gewrocht Voor de oorzaak neemen. §. 15*. 3.) Hoe dikwerf, ziet men kankers , geboren ha eene uiterlijke belediging van eenig klierachtig deel, zonder eene fchijnbaare oorzaak van eenige vochtverbastering! ja , hoe menigmaalen ziet men de woedendfte uitbarstingen, na eene uitwendige kwetftng aan de lip, tong, enz.! en bewijst dit alles niet , dat wij de eerfte oorzaak van den M 2  ï8o PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET kanker in eene plaatslijke ontaarting der vasts deelen moeten /lellen? Het is een oud, heerfchend gevoelen, dat de kanker ook door uiterlijke beledigingen voordgebragt kan worden; de beste lchrijvers van alle tijden erkennen zulks, en de ondervinding fcheen hunne ftelling te begunstigen; dan, eene meerdere naauwkeurige oplettendheid op den waaren kanker, deszelfs zeldzaamheid, in vergelijkinge van de veelvuldigheid van uiterlijke beledigingen , heeft reeds meermaalen aan deeze ftelling doen twijfelen ; en in de daad , alle uiterlijke beledigingen werken, of door prikkeling, wrijving, drukking, rekking, kneuzing, fcheuring, of verbreeking; en wat zijn de natuurlijke gevolgen, als dit ieder afzonderlijk, of eenige te gelijk, in eene klier plaats heeft? door de prikkeling en wrijving wordt ontfteeking geboren ; door de drukking, rekking en kneuzing eene belemmerde werkdaad der kliervezelen, en des eene ophooping van haar natuurlijk vocht; terwijl door verfcheuring en verbreeking eindelijk eene uitftorting en verzweering wordt voordgebragt; uitwerkingen, van welken allen wij, in de tweede Afdeeling , voldoende genoeg meenen bewezen te hebben , dat zij nimmer in ftaat zijn , een' kanker te kunnen voordbrengen.  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. ï8ï Dan, met dit alles ontkennen wij de voorbeelden niet van kankers, die in eenig deel, na eene voorafgaande uiterlijke belediging , zijn voordgebragt; de waarneemingen biervan zijn te menigvuldig om zulks te willen tegen fpreken; maar wij befchouwen ook in dit geval de uiterlijke beledigingen alleen , als in werking brengende oorzaaken van eene ziekte, die reeds aanwezig, doch nog niet plaatslijk was : wie toch kent niet de uitwerkfelen van eenige ziekteftof op een beledigd en daardoor verzwakt deel? deelt niet zelfs de venusziekte in dit lot? wordt haar gift niet dikwerf, wanneer 't in het ligchaam aanwezig is, naar een deel, dat door eene uiterlijke oorzaak beledigd wordt, bepaald; en zal, in dit geval, wel iemand onkundig genoeg zijn, om deeze venuszweer aan de uiterlijk aangebragte belediging toetekennen? — waarom willen wij dit dan in den kanker doen? Niet minder is de zo dikwerf voorgewende oorzaak van lip- en tong-kanker, eene geringe uiterlijke kwetfing dier deelen naamlijk, met den aart van dat gebrek geheel onbegaanbaar: duizenden van menfehen ontvangen ftooten, kneuzingen, enz. aan de lippen; duizende krijgen, zo door koude als anderzins, lipbarsten; duizende ontvellen het epithelium der lippen , door het aankleeven van een tabakspijp; niet minder zijn M 3  1$3 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET de kwetfingen der rong, door bijten , fcherpe tand s of kies - hoeken , of andere kwetzende ligchaamen, algemeen; en echter genezen deeze allen, na het ophouden of opruimen der oorzaak , of van zeiven, of op eene zeer eenvoudige wijze: één enkelde misfchien alleen ontaart, wederftaat alle aangewende middelen, en vernielt het geheele beledigde deel: met hoe veel grond? nu kunnen wij bij deézen de uiterlijke belediging als de Oorzaak van zijnen kanker befchouwen, daar hun getal misfchien als één tegen duizend ftaat? zo de uiterlijke belediging oorzaak 'ware, waarom gebeurt dit dan niet dagelijks? en waarom wordt eene, in een fchijnbaaren kanker ontaarte lip of tong, wanneer men de oorzaak daarvan opruimt, herfteld? en zou, zo deeze ontaarting in de daad kanker ware, nicttegenftaande men de eerfte in werking brengende oorzaak al wegname , dezelve echter niet voordgaan ? want dat éénmaal kanker is, wordt nimmer veranderd! eh evenwel zien wij dagelijks het tegendeel gebeuren. Uit dit alles derhalven befluitcn wij, dat geen kanker, hoegenaamd, of op wat plaatfe ook, immer door eene uitwendige oorzaak wordt voordgebragt, ten ware reeds het kankergif in dat ligchaam vooraf aanwezig zij.  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. 183 §. 15* 4.) Zo de kanker aan de vochtftroom zijn beftaan verfchuldigd ware, waarom komt dezelve dan niet op meer plaatfen te gelijk voor; terwijl dan toch alle klieren er even vatbaar voor zijn moestent en dit echter fchijnt niet eerder te gefchieden dan na dat alvoorens , door de eigenaartige verbastering der vaste deelen, de inhoudende vochten fcherp worden, en deezen opgenomen, hm gif aan bijgelegene deelen overvoeren:. en bewijst dit alles niet dat de kankerontaarting plaatslijk in de vaste deelen beftaat^. Hoe veel fchijn van gegrondheid dit voorgemelde ook hebben moge , beftaat het echter alleenlijk denkbeeldig , en is op de algemeene onkunde van de kankeroorzaak gebouwd. 'T is waar; de kanker is, bij zijnen aanvang, altoos enkelvoudig ; doch dit bewijst geenzins zijnen oorfprong uit de vaste deelen ; want' met even zo veel gronds kunnen wij vraagen: zo de kanker in de vaste deelen beftaat , waarom blijft hij in den beginne dan altoos enkelvoudig tot één deel bepaald, dewijl toch alle klieren er even vatbaar voor zijn als de eerstbeledigde ? maar er is, juist om deeze redenen, een meerderen grond om hunne oorfprong 'van een bijzonder kankergif afteleiden : de Natuur werkt M 4  184 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET altoos overeenkomftig vaste wetten , en daar zij derhalven éénmaal gewoon is haare fchadelijke. ftof te ontlasten, derwaards blijft zij voordraazen, ten ware eene bijzondere gebeurtenis, die zij niet overwinnen kan, haaren gewoonen loop ftremme; en juist dit zien wij in den kanker gebeuren : eene bijzondere ontaarting vormt het kankergif; de Natuur leidt dit, volgends een en denzelfden weg , in eene klier af; hierin gaat zij geregeld voord, tot zo lang het beledigde deel geenen wederftand meer kan bieden, maar geweldig uitbarst, en zijn befloten gif aan de omgelegene en naastverbondene klieren mededeelt; of dat zij fomwijlen, door het wegneemen van haar uitloosplaats, het zij door de operatie, het zij doo,r eene eigenaartige verderving, verpligt wordt eenen anderen weg te neen: en; in welk geval wij niet zelden de haastigfte en ellendigfte gevolgen zien : de waarneeniingen bewijzen zulks, en de ondervinding bevestigt het nog dagelijks,, §• 153- 5.) Zo de kanker uit den vochtftroom ontftaat, hoe kan dan eene verzweering, nabij en naast een gevestigd kankergebrek , zonder hinder, genezen worden; de ondervinding levert hiervan echter bewijzen op: en moest hierdoor niet, zo de oorzaak  AMSÏERBAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDF T 3 5 in de vochten ware, den kanker zeiven gematigd, of de nieuwe zweer zelve kanker wordend Dit verfchijnfel , hoe befiisfend hetzelve aan fommigen ook fchijnen moge 3 beflist echter niets ten deezen opzichte : men vormt zig fteeds een verkeerd denkbeeld uit de woorden : de kanker is uit de vochten oorfpronglijk ; en men wil daaruit befluiten, dat, zo het waar zij, dat de kanker uit de vochten voordkomt, dan de geheele vochthoop allerwegen moet befuet zijn, en deeze vochten des nimmer op twee plaatfen te gelijk , op de eene een kwaadaartige en op de andere eene goedaartige verzweering zouden kunnen voordbrengen; dan, deeze gevolgtrekking is valsch, en op de onkunde van de waare kankeroorzaak gegrond: onze vochthoop is nimmer zo algemeen met eene vernielende kan-i kerftoffe befmet; zulks ware voor het leven ondraagelijk; maar dit fmet fchijnt zig daaruit, gelijk wij zo even (§. 152.) gezien hebben, tot het punt te vereenigen, werwaards de Natuur het uitwerpt, en alwaar het, door eene verdere bijkomende plaatslijke verbastering , dien graad van ontaarting aanneemt, welken wij bij. zijne uitwerkfelen ondervinden. Uit dit oogpunt befchouwd, en hetwelk uit de ondervinding en Natuur zelve ontleend is_, kan men nu gemaklijk verkiaaren, waarom eene M 5  i8ó PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET verzweering , die door toevallige oorzaaken , in de nabijheid van eenen gevescigden kanker ontdaan is, zuiver worden en genezen kan, zonder dat ze den kanker maatige , of zelve kanker worde, en wel , om dac het kankergif. alleen ziin gewoonen loop houdt, en in de ééns daardoor beledigde klier zig nederzet; des de overige deelen van den vochthoop daarvan zuivert, en het ligchaam , op alle andere plaatfen , van dit doodlijk gif, zo lang mogelijk zij, bevrijdt, en gevolglijk in alle deszelfs natuurlijke verrichtingen ongehinderd laat voortgaan. §• 154. 6.) Leveren de gelukkige proeven van uitgefne' dene kankergezwellen , welke zo algemeen in de -fchriften van de beste Genees- en Heel-kundigen worden aangetroffen, en die men, door de dagelijkfche ondervinding, nog fteeds hoort bevestigen, geene overtuigende bewijzen op , dat ■ de kanker, vooral in den beginne, plaatslijk is % Wij hebben , in de tweede Jjdeciing-, zo ik meen, overtuigende genoeg getoond, hoe dikwerf, zelfs de uitmuntendde Geleerden , zig in de kenmerken van andere gebreken met den waaren kanker verward hebben ; hoe zij het eene voor het andere hebben aangezien en be-  amsterdamsch genootschap der heelkunde. 187 handeld: geen wonder derhalven , dat hunne fchriften opgevuld zijn met gelukkige kankergenezingen , door uitfnijding ; en geen wonder ook, dat de nog heerfchende onkunde dit voetfpoor dagelijks volgt: dan , wij zullen in de volgende vierde Af deeling, waarin wij over dit onderwerp opzettelijk handelen zullen , doen zien, dat het onmogelijk is een waaren kanker, hoe jong, hoe kleen dezelve ook zijn moge, door uitfnijding te genezen, zonder dat hij herboren, of eene andere ziekte er uit voordgeteeld worde ; en dit zal een fpreekend bewijs opleveren, dat de kanker nimmer plaatslijk is, dan alleen voor zo veel zijne blijkbaare verfchijnfelen aanduiden; maar dat hij altoos, en in alle gevallen , aan eene bijzondere ongefteldheid .der vochten zijn beftaan is verfchuldigd. $• -55- 7.) En eindelijk , hebben niet de Heeren ptjrilhe, camper, en anderen, bewezen, dat de kanker altoos plaatslijk was, en alleenlijk door het •verhop van den tijd ontaarttel Het is ontegenfpreekelijk, dat een vroeger of laater tijd den kanker meestal doet ontaarten en uitbarsten; dan, om deeze ontaarting alleenlijk aan het verloop van den tijd, en aan geene vroe-  ï88 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET gere of laatere bijkomende oorzaak toetekennen is niet anders, het zij mij gegund dit te zeggen , dan het gewrocht voor de oorzaak te neemen. Een kanker , altoos door eene inwendige oorzaak aangebragt, doet in den beginne Hechts een ftipjen van het beledigde deel aan ; doch daar deeze eenmaal begonnene oorzaak altoos voordwerkt , moet eerlang het ' geheele aangedaane deel ontaarten ; welke ontaarting meer langzaam of fpoedig zal zijn, naar maate de eerfte en werkende kankeroorzaak, door uit- of in-wendigc verfchillende aandoeningen, in haare werking vertraagd of verfneld wordt: gefchiedt het eerfte, zo kunnen kankerlijders eenen hoogen trap van ouderdom beklimmen, zonder de woede van het kwaad te zien; ja, men heeft voorbeel? den, dat deeze gebreken 30, 40 en meer jaaren ongehinderd gedragen zijn; maar heeft het laatfte plaats , wordt een kankerlijder door eene hevige gemoedsbeweging aangetast, of krijgt de geheele werkende Natuur van het ligchaam eenen fchok, door het veranderen of ophouden van gewoone ontlastingen, enz. hoe fpoedig zien wij dan dit geduchte gebrek veelal uitbarsten a en eene ontembaare woede aanneemen? Het blijkt des ten klaarften, dat niet het verloop van den tijd, (die hier alleenlijk als eene noodzaa*  AMSTERDAMSCH CtENOOTSCHAP DER HEELKUNDF. I 8<) kelijlce vereischce van alle Natuursverrichtingen moet befchouwd worden;) maar de eenmaal begonnene kankeroorzaak zelve , dan eens vroeger , dan eens laater, ingevolge haaren aart en brjöorzaaken, de plaatslijke ontaarting van den kanker voordbrengt. Ja zo het mogelijk ware, dar uit eene gezwolle en verharde klier, door den tijd, zonder andere oorzaak , een kanker konde voordkomen, dan zou zulks bij alle klierverhardingen gebeuren ; en hoe veele derzelven vinden wij nogthans niet, die of verdwijnen of goedaartig verzweeren, of het geheele leven door in denzelfden fiaat blijven? — een kenmerk dat genoegzaam is, om eene waarachtige kankerverbastering; aan iet meer dan aan het verlooop van den tijd, of aan eene plaatslijke ontaarting van eenig vast deel toetefchrijven. $. tsi Uit dit alles befluiten wij dierhalven: dat ds kanker nimmer het gevolg van eene plaatslijke ontaarting der vaste deelen is; maar dat dezelve eenig en alleen aan eene bijzondere verbastering van vloei' baare deelen is toetekennen.  ï$0 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET Thans zullen wij den aart deezer verbastering nader onderzoeken ; en daaruit het zo even (§. 156.) gezegde te meer proefondervindelijk bewijzen. S. 158» Doch, willen wij hierin op geregelde gronden te werk gaan, dan moeten wij ons vooraf den gezonden ftaat van eene klier vertegenwoordigen, en daarna zien wat in ftaat kan zijn daarin eene zodanige verbastering aanterichten, als de kanker gewoon is voordtebrengem S- -59- Eene klier beftaat uit de zaménwinding van eenen fiagader, eenen ader, een watervat, en eene zenuw, met een algemeen vlies omwonden, en met een celleweefzel aan elkander verknocht; Waarbij men tevens in die klieren , welke een vocht affcheiden, eene holte en eene ontlastbuis voegt. §. 160^ En daar wij gezien hebben dat de oorfpronglijke oorzaak van den kanker, niet in de vaste  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. IQI deelen van de klier kan gefteld worden; zo moet' dezelve gewislijk, of door den fiagader , door het watervat, of door de zenuw, daarin worden aangebragt. §. 161. De flapader voert het, tot voeding bereide' bloed, van het hart naar en door alle de deelen des ligchaams, en des ook naar de klier: haare werkdaad is die te voeden , te onderhouden , en zo er eenige affcheiding in dezelve, moest plaats hebben, hiertoe de ftoffe aantevoeren. — Om deeze zelfde reedenen hebben veele_ ouden en laateren gemeend, dat de kankerftof door het bloed zelf werd aangevoerd : en fchoon zij den waaren aart daarvan niet bepaalen konden, noemden zij ze dan eens zwartgallig, dan eens loogzoutig, zuur, wrang, of van eenen fcherpen aart te zijn. Doch het is onbetwistbaar, dat het bloed de aanbrengende oorzaak van de kankerftof, hoedanig men dezelve ook noemen moge, niet zijn kan: de werkdaad, wanneer zig eenige giftige- of ziekte-ftoffe in het bloed bevindt, is te zichtbaar' in haare gewrochten, dan dat zij eenen zo traagen aankomenden kanker kan voordbrengen: daarenboven zou het niet mogelijk zijn , dat het bloed, hetwelk zo fnel en onophoudelijk voordvloeit,  ip* PRIJSVERHANDELINGEN VAN HST de medebrengende oorzaak van den kanker zoudë kunnen weezen ; al ware 't zelfs dat zij" telkens maar een bijna onzichtbaar ftipjen daarvan aanbragt , zo moest nogthans in weinige dagen, reeds een aanzienlijk gezwel geboren zijn , aangemerkt de oorzaak altoos voordwerkt. En te meer nog kan het bloed de aanbrengende oorzaak niet zijn, daar wij zien dat een kanker, reeds bij zijn eerfte aanzijn, eenen zodanigen graad van hardheid heeft aangenomen, dac het voor het bloed onmogelijk is daarin doortedringen. §. ld* Om deeze (§. i6t.) zelfde redenen , hebberi anderen deeze oorzaak in de affcheidende kliervochten van het bloed gezocht; dan, het is uit den aart van het knoestgezwel zelf genoegzaam zichtbaar, dat deeze nimmer de aanleidende of voordbrengende oorzaak daarvan, zijn kunnen (S. 141.) §■ 163. Zouden het dan ook de watervaten zijn die' de fmetftoffen van den kanker aanbrengen ? —« federt het leerftuk der watervaten op meer vasté gronden gebouwd is, federt heeft men over verfcheidene ziekten een helderder licht verfpreidj en  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP Dl R HEELKUNDE; IÖ^ en de eij,enaartigs ziekten dier deelen zelve* beter leeren kennen ; getuigen alleen hiervan zijn de fcrofula, en de daaruic voordgevloeide gebreken ; dan, onder alle oplichtingen, hebbert wij niets ter meerdere verklaaringe van den kanker, daaruit kunnen afleiden: alleenlijk misfehierf dat wij de overvoering van eene kankerftoflè, uit een reeds verzworen kankergezwel , naar andere en bijgelegene klieren , daaruit naauvvkeurigef hebben leeren verklaaren : maar wat helpt dié tot de bronöorzaak van den kanker? Neen, de watervaten, die de lympha en waterachtige vochten omvoeren , kunnen, om dezelfde redenen , als die wij van het bloed (§. 161.) hebben opgegeven, de aanbrengende oorzaak van den kanker niet zijn; en te meer niet , om dat het geene zij aanvoeren de klief wel kan doen uitzetten en met vocht opvullen, maar dezelve nimmer zodanig kan ontaarten, ge* lijk wij ze in den kanker waarneemem %. 164. , Noch het bloed, noch de lympha, derhalven, zijn de aanbrengende oorzaak van den kanker 3 wij moeten dezelve deswegen in de zenuwen zoeken. II. DEEL. N  Ï9+ PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET % I65. Dan, om dit te onderneemen, zoude het weiligt, aan fommigen, kunnen nodig fchijnen, alvoorens te moeten bewijzen, dat de zenuwen buizen of werktuigen zijn, die een vocht of vloeiftoffe aanvoeren — Het zij mij gegund hierop alleenlijk aantemerken , (zonder mij over de wonderdaadige werking deezer deelen te verklaaren,) hoe het reeds genoegzaam bewezen en erkend is, dat de zenuwen zeiven eene verlengde mergftofte der hersfenen zijn, die uit deeze laatstgenoemde deelen, bij eene geduurige en geregelde voordgang, hun beftaan, voedende en uitwerkende kracht ontleenen; en dit alleen is, tot ons oogmerk genoeg. §. 166. Wij weeten dat iedere enkelvoudige klier eene zenuw heeft; en tot wat einde anders, dan om eene geregelde werking en voeding daarin te onderhouden: immers leert de ondervinding, dat eene vernietigende werkdaad van eene zenuw, dat deel, waartoe dezelve behoort, verlamt en vermagert.  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE, 195 De hersfenen, wier mergftofte, uit de aanvoer van eene groote menigte bloeds beftaat, deelen ook niet zelden in die zieklijke hoedanigheden, welke in het bloed aanwezig zijn ; wanneer de zenuwen, de natuurlijke verlengzels of uitbreidzeis der hersfenen, ditzelve overneemen, en die gewaarwordingen , vroeger of laater, voordbrengen, welke aan den bijzonderen aart der onderfcheidene ziekteftoffen eigen zijn: hiervan zijn menigvuldige bewijzen : hoe bijzonder, bij voorbeeld, is de werkdaad der vergiften op de hersfenen en zenuwen! en hoe even bijzonder hunne uitwerkfelen! — zo zien wij dat een mensch, van een' adder geftoken, aanftonds in eeae doodlijke kwijning vervalt, daar in tegendeel de beet van een dol dier, na een bepaald beloop van tijd, eene watervrees en razernij voordbrengt: het bilzenkruid, en het grootfte gedeelte der nachtfchaden, verwekken eene zotheid, die fomtijds vrolijk en fomtijds droevig is; de fteek van de Tarantula brengt eene foort van uitzinnigheid voord, welke door de muzyk en door dansfen bedaart, enz. ; en het is cnwederfpreekelijk dat deeze verrichtingen, door eene bijzondere werking in de hersfenen en zenuwen, onderfcheiden Maar den aart van het gif, worden voordgebragt, N *  lg6 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET §. 168. Het blijkt ook verder uit de ondervinding, dat de aangebragte giften niet altoos het geheele famenftel der zenuwen beledigen; maar dan eens wordt het ééne , en dan weder een ander deel daarvan aangetast, afhangelijk van den aart van het beledigde gif zelf : hiervan zijn de plaatslijke aandoeningen van bijzondere deelen, de verlammingen van eene halve zijde , van een enkeld deel of lid, plaatslijke kramptrekkingen, en op zekere tijden wederkomende pijnen, de hondskramp, enz. genoegzaame bewijzen, §. ify. Even zo werkt ook het gif van den kanker, dat, onderfcheiden van alle giften, alleenlijk door eene daartoe gefchikte zenuw, naar eene bepaalde klier wordt afgevoerd: immers, alle de verfchijnfelen en uitwerkfelen loopen zamen om dit te bevestigen, §. 170. En hoe nieuw ook deeze gedachten fchijnen moge , was zij echter reeds lang aan fommige der beroemdfte Genees- en Heel-kundigen niet  1 amsterdamsch genootschap der heelkunde. IQ? geneel vreemd: schouten Qi) , van swie- ten (/), martin (F), camper (/), m o nro (m) , coopmans (») , gamet (o) , deeze (ƒ>) , en vee'e anderen, befchouwden de zenuwen wel eens als aanvoerende of deelhebbende werktuigen in den kanker, niettegenllaande zij er noch oorzaak noch uitwerkfelen van hebben opgegeven. Wij zullen echter door het eerfte, (de oorzaak ,) meer te verzekeren , het laatfte, (de uitwerkfelen,) duidelijker trachten optelosfen en te verklaaren ; en hieruit zal blijken , dat dit gevoelen, boven alle anderen, welke men immer van den waaren aart des kankers gevormd heeft, het meest overéénkomende met de Natuur; ja, het hoogstwaarfchijnelijke, zo niet het zekere is — laat ons dit aantoonen. 0)schoüten, Verh. over dc tegennatuurlijke gezwellen, 2. deel, bladz. 587. (O v. s wie ten, Comm. m Aph. Boerhavii, §. 495. martin, Tal. onc. Nerven &c. p. 41. (<) camper, Dem. Anat. Path. L. I. Cap. 2. (w) monro, Verh. over de Zenuwen, bladz. 109. (n) coopmans, aant. op de Verh, van monro, bladz. 109. en Ui. <.«) gamet, Theory nouvelle fur les Maladies Cancereufes &c. Par. 1772. C?) deeze, London Meihal Journal, Vol. V. N. II. f. 172. N 3  1^8 prijsverhandelingen van het Het kankergif wordt in het ligchaam zelf geteeld , of door overerving daarin voorbereid: het eerfte gefchiedt niet voor de j'aaren der huwbaarheid; dit is reeds door hippocrates (j) aangerekend, en door allen, die den waaren kanker recht gekend hebben, bevestigd (*). En vertegenwoordigen wij ons hierbij tevens de voorwerpen , die meest aan den kanker onderhevig zijn , dan zal het niet vreemd fchijnen dat wij eene bijzondere werkdaad der teeldeckn, welligt als de eerfte bronöorzaak van dit kwaad kunnen befchuldigen. Immers zien wij, dat een uit nooddwang ongehuwd leven , het ophouden of ongeregeld vloejen der maandftonden, onvruchtbaarheid, enz. meestal bij die voorwerpen wordt waargenomen, bij welken men den kanker aantreft. Hebben niet reeds de beroemde vesali- Cq) hippocrates, de Morb. Mul. L. II. (*) Nog onlangs fchreef de Heer van der haar mij: „ Zo oud als ik ben, kan ik mij niet herinneren, ooit een kind of jong mensch, met een waaren fcirrhus of „ kanker gezien te hebben."  amsterdamsch genootschap der heelkunde. us (r) en forestus(j) aangetoond, dat Nonnen en Klopjens, meer dan anderen, aan den kanker onderhevig zijn? en heeft dionis (f) ons niet ten Heiligden verzekerd, dat hij, in de reis die hij, met de Koninglijke Prinfen Van Frankrijk, in den jaare 1700, door dat Rijk deed, in bijna alle de deden die hij doortrok, geestlijke dochters aantrof, die den kanker hadden? „ De lijderesfen," zegt hij, „ waren allen ,, bij de vijftig jaaren oud; of, indien zij jonger „ waren , haperde het aan haare menjlrua:" en levert de ondervinding ons nog niet dagelijks de meeste waare kankerlijderesfen op , in bejaarde vrijsters of weduwen , of wel in zulken wier maanddonden geheel ophouden of ongeregeld vloejen? is dit alles geene reden genoeg om onze oplettenheid tot deeze bronoorzaak te bepaalen? S- »73- Het is bekend , dat met de jaaren der huwbaarheid, bij de jongens, in de ballen een teelvocht wordt afgefcheiden, 't welk , op bijzondere tijden wordt uitgeworpen ; of, niet uitge- Cr) vesalius, Chir. Magn. L. V. Cap. XVI. (j)forestus, Lib. XVIII. Obf. 27. (f) dionis, Chir. Oper. p. 342. Ni  aOO PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET worpen zijnde, weder in het bloed terug keert; het is tevens bekend, dat met dit zelfde tijdftip, ook bij de meisjens, een foorrgelijk vocht wordt voordgebragt, 't welk zig in de bijflaap ontlast, en, niet ontlast wordende, insgelijks wordt op* genomen, en in het bloed terug gaat, (*) (*) Dat cr bij de vrouwiijke texe, ten tijde der huwbaarheid, een teelvocht wordt afgefcheiden, is bij fommigen in twijfel getrokken; door anderen geheel ontkend: plan, vyij wijzen den Lcezcr, om hiervan zeker te zijn, naar de uitmuntende Geneeskundige Inwijdings Verhandeling, van den Heers j. p. mi cue l l , over het wonderbaar zam&igevoel, dat tusfihm het hoofd en de deelen tot de voordteeling gefchikt, plaats heeft: me'degedeeld in het GeneesNatuux- en Huishoudkundig Kabinet, door den Ileere j, voegen van engelen, III. D. N. N. IV. p. 339. en vervolg. Hoe naauw het teelvocht met de hersfenen en zenuwen vermaagfehapt is , leeren ons de ervaarenfie Mannen aller eeuwen : hippocrates, bij voorbeeld , galenos en demokritus noemden het z;;ad, het cdelfte, fijnfte vocht dat van den gcheelen omtrek van het ligchaam, door vaten en zenuwen, naar de teeldeelen wordt aangevoerd: alkmeöJN en plato fielden hetzelve afkomltig van de hersfenen cn het rugm?rg te zijn : dan, de groote Natuurkenner lfnnjEUs ging verder, en fchreef de oorzaak van het manlijk teelvocht aan de bastachtige en dat der vrouwe, aan de mergachtige fubftantie der hersfenen toe, en is in dit gevoelen door den Zweedfchen Hoogleeraar roland, martin onderlteund geworden: de groote hof fman cas, 402. p. 293. laat er zig dus over uït^\  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. 201 S- 174- Niet minder is de werkdaad der nu veranderde Natuur bij deeze beide voorwerpen zichtbaar : bij den jongeling bot de baard uit ,• zijne ,, Men begrijpt ligtelijk, dat tusfehen de hersfenen en „ teelballen eene naauwe betrekking plaats heeft, aange- zien deeze beide werktuigen, de fijnfle en keurigfte lympha, verordend om aan de deelen kracht en bewee,, ging te geeven, en zelfs om tot de werkoefeningen „ der ziele te dienen, affcheiden," en op eene andere plaats ze^t hij: ,, Het zaadvocht verfpreidt zig, overeen- komflig met de dierlijke geesten, die de berslènen af5, klijnzen, door alle de zenuwen des ligchaams:" en van dit zelfde gevoelen was ook de gorter Vid. de perfpiratione infenfibili, Cap. 17. §. 5. p. 219. — tissot, Verh. over het onanismus Art. II. Afd. VI. zegt: „ Het zaad, in de teelballen afgeklijnst, begeeft zig !? van daar naar de zaadblaadjens ; het wordt door de op,, flurpende vaten geduurig te rug gevoerd, en dringt al „ nader erj nader in de gantfche masfa der vochten: veele „ proeven bevestigen hiervan de waarheid." haller, Prim. Lin. Phyf. §• 790. eindelijk, na alvoorens aangetoond te hebben, dat het teelvocht in de zaadbiaasjens bewaard wordt, tot dat er gebruik van wordt gemaakt, of door nachtuitvloejingen verloren gaat , zegt: ,, Maar de grootfte, de viugvaardigfte, de reukdoordrin„ gendfte en krachtdaadigfte hoeveelheid van dit zaad, wordt in het bloed terug gevoerd , alwaar het intreedende I, verbazende veranderingen , baard , hairen , hoornen ?! voordbrengt : zij verwisfeit de .flem en houdingen ; N5  202 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET fpraakdeelen ontvangen eene meerdere fterkce en vormen eene zwaardere Hem; daar in tegendeel bij de maagden deeze uitwerking zig meer tot de borsten fchijnt te bepaalen , en haaren boezem doet zwellen. En dat deeze Natuursveranderingen aan de voordbrenging of tegenwoordigheid van het teelvocht s haar beftaan verfchuldigd zijn, blijkt, daar eene genoegzaame ondervinding bevestigd heeft, dat het vroegtijdig wegneemen der ballen, bij jongens, hen baardloos houdt, en hunne ftem dezelfde doet blijven (*) ; en dat het wegneemen der eiërnersten bij de meisjens of vrouwen, de borsten onwerkzaam houdt of doet verwelken men zie hiervan een voorbeeld, door p. pott (u) aangetekend, van eene jonge doch- „ want de toeneemends ouderdom is in de dieren de „ bron niet deezer veranderingen; het zaad alleen werkt „ ze uit; en men befpeurt ze nooit in zulken die ont„ mand zijn." (*) Bij de dieren is deeze uitwerking mede zeer zicht, baar: een jonge haan, b. v. Hechts maar éénen bal weggenomen zijnde, zal zijne (tem maar half zo zwaar worden, en zijne kam en fpooren veel kleiner blijven, dan bij anderen van zijn ras, bij welken deeze operatie niet verricht is: één mijner kennisfen doet die operatie dikwerf; en het uitwerkzel daarvan is zeer aartig. (u) p. pott, zie camper, over den waaren aart der Jtankerwordkg in het Gen. Nat. en Huish. Kabinet, 1 D. feladz. ipg. alwaar hij dit geval aanhaalt.  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. 203 ter, wier ovarice beiden door de ringen der onderbuiksfpieren gefchoten, en eene dubbelde breuk maakende , ter genezinge werden weggefneden, met dat gevolg, dat haare mammen dagelijks uitceerden, en, na verloop van eenige maanden, geheel als weggedroogd waren. Zo lang nu deeze affcheiding (§. 173.), uitwerping en opneeming, of, in één woord, de werkdaad der teeldeelen, in eene goede orde voordgaat; zo lang hebben wij geen kwaad daarvan te duchten; maar is het tegendeel waar, is de affcheiding ongeregeld , de uitwerping te overvloedig of te weinig, de opneeming gebreklijk of zieklijk , dan zien wij een aantal ziekten of toevallen geboren worden, waarvan, ieder naar haaren aart, haare bijzondere uitwerkfelen voordbrengt. De voorbeelden hiervan zijn overvloedig, en zo wel door oude als laatere fchrijvers, met een groot aantal waarneemingen bevestigd (*). (*) Men zie hier over , onder anderen , alleen de zo even genoemde Inwijding! Verhandeling over het wonderbaar zamengevoel, dat tusjchen het hoofd en de deelen tot de voordteeling gefchikt, plaats heeft, van den zeer geleer-  i04 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET §. 176. Eene eigenfoortige ontaarting derhalven van die teelvocht, aan de hersfenen, of wel aan bijzondere zenuwen derzelven, overgebragt, fchijnt des ook de eerfte oorzaak eens kankers te zijn. $• 177- Immers kunnen wij hier (§. 176.) uit de zo zeer tot verbaazing geftrekt hebbende geheimen verklaaren: 1.) waarom^ kinderen en zeer jonge menfehen van den kanker bevrijd zijn; a.) waarom dezelve zig bij de vrouwen meest zn de borsten, en bij de mannen in de tong en lip bepaalt ; 3.) waarom dezelve meer in koude dan in warme landen plaats heeft; 4.) waarom er befchaafde volken meer dan wilden van aangetast worden; 5.) waarom hij meest de ongehuwden aantast; 6.) waarom hij veelal een medgezel van onvruchtbaarheid is; 7.) waarom hartstochtlijke en droefgeestige menfehen er meer dan anderen vatbaar voor zijn; 8.) waarom het geheele geitel zo eene zichtbaare verden Geneesheer j. p, michell; die hier van veel vuldige voorbeelden, zo uit oude als laatere fchrijveren aanvoerd.  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. 205 andering aanneemt; 9.) en eindelijk , waarom dezelve bij geene dieren voorkomt — Dat wij dit alles met een enkeld woord ophelderen. $. 178. 1. ) De kinderen en zeer jonge menfehen zijn niet aan den kanker onderhevig, om dat zij de eerfte oorzaak van dit kwaad , ik meen het bijzonder verbasterd teelvocht, niet bezitten. $• l79> 2. ) De kanker komt meest bij de vrouwlijke fexe in de borsten , en bij de manlijke in de tong en onderlip, om het bijzonder zamengevoel der zenuwen, dat tusfehen de teeldeelen van beide de gedachten (§. 174.) met de zo evengenoemde deelen plaats heeft (*); ik zeg ( *) De derde tak van het vijfde paar zenuwen, die zig voornaamlijk in de tong en onderkaik verfpreidt, fchijnt den kanker tot de tong en onderlip te bepaalen: ook ontvangen de fpeekzelklieren van deeze zenuw hunne takken : en van daar de oorzaak, zegt de geleerde coopmans (in eene aantekening op de Verhandeling over de zenuwen, enz. van a. monro, p. 100.) waarom de kanker van de tong, de onderkaaks- en ondertongs - klieren, die van den mond en fomtijds de onderlip aandoet; en waarom de  206 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET meest, om dat er enkelde voorbeelden zijn, dat er mannen met den kanker in de mam, en kanker van de onderlip wederom de onderkaaksklieren befmet. De tweede rugzenuw wordt eene ribbezenuw, die tusichen de tweede en derde rib , uit de borst te voorfchijn komt, en geeft takken aan de mam en klieren van den okzel: hieruit begrijpt men mede, zegt de evengenoemde fchrijver (p. 173.) waarom de borst, dooreen kreeftgezwel aangedaan, de nabijgelegene klieren in den okzel, fomwijlen mede lijden. Dat de meeste aandoeningen, bij de mannen, op deeze derde tak van het vijde paar zenuwen, en bij de vrouwen op de mamzenuwen , haare uitwerking hebben, is allerzichtbaarst: eene onverwachte fchrik, ontfteltenis, of iet van dien aart, b. v. geeft bij beiden hiervan de duideiijkfte blijken, daar wij niet zelden bij de eerften, de tong en onderkaak, bij foortgelijke en onverwachte gebeurtenisfen, in eene tegenwillige werking zien; en bij de laatfte daarentegen, eene buitengewoons werking in den boezem ontwaaren; en van waar deeze verfchillende uitwerkzelen anders, dan door den bijzonderen invloed deezer onderfcheidene zenuwen ? Bij de hondsdolheid fchijnt het gif uit de hersfenen naar de tong en fpeekzelklieren, mede door de derde tak van het vijfde paar zenuwen aangevoerd te worden: immers zijn de befmettingen, door het fpeekzel aangebragt, en de bijzondere uitwerkzelen in deeze deelen, ten tijde der watervrees, hiervan, onzes inziens, fchijnbaare bewijzen. Zoude de verfchijnzelen en uitwerkzelen in de Jpasmus tynicus, ook hieruit niet kunnen verklaard worden ?  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. 20|7 vrouwen met denzelven in de lip en tong gevonden zijn ; doch dit vermindert onze Helling niet; naardien wij in den natuurftaat ook voorbeêlden vinden dat de borsten bij jongelingen zwellen , en de item bij maagden manlijk wordt; dan, deeze voorbeelden wijzen Hechts eene fpeeling in de Natuur aan, even als het in derx kanker is, denzelven dusdanig, of ook wel eene enkele keer, in andere deelen te vinden. §. 180. 3. ) Dat de koude Landen meer dan warmert den' kanker voordbrengen, verklaart zig uit den invloed welke het klimaat op derzelver bewoo-1 ners heeft : immers is het uit de ondervinding bekend , dat de algemeene voordbrengende teellust ftroever, traager, en, mag ik zeggen, over het 'geheel, in de Landen onder eene koude luchtftreek gelegen, werkeloozer gevonden wordt, dan men dezelve in warme Landen waarneemt, alwaar eene meer fterke en fpoediger zaadaf* fcheiding, en des ook eene grooter aandrift tot voordteeling plaats heeft. §. 181. 4. ) En om deeze zelfde redenen (%% 180.)  2©8 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET eensdeels , worden befchaafde volken meer dan wilden door den kanker aangetast; doch ook anderdeels , om dat bij" de laatften , over het geheel, eene meerdere vrijheid in de uitoefening hunner teeldriften plaats heeft. §. 182. 5. ) En dit (§. 181.) blijkt te meer, daar wij zien , dat ongehuwden , vooral dezulken welke het uit nooddwang blijven, meer dan anderen aan den kanker onderhevig zijn. De werkeloosheid der teeldeelen vormt gewislijk een niet genoeg bereid of ontaart teelvocht ; en vandaar de ophouding of niet geregelden vloed der maandftonden bij de vrouwen: ja van daar eindelijk de kanker-verbastering en de kanker zeiven, die men zo algemeen bij deeze voorwerpen waarneemt. §• 183. 6. ) Om deeze zelfde reden (§. 182.), is de kanker ook veelal, een medgezel van onvruchtbaarheid, want een, op welk eene wijze ook, ontaart teelvocht, moet onvruchtbaarheid voordbrengen.  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP OER HEELKUNDE, .*X)$ 7. ) En daar niets , gelijk uit de dagelijkfche ondervinding blijkt, een'grooter invloed •jfeeeft op de dierlijke huishouding, en vooral op'dè geregelde bereiding en affcheiding wan het teelvocht, dan eene aanhoudende droefheid; verklaart het zig zelf, dat-zeer gevoelige en droefgeestige menfehen, meer dan anderen, den kanker ondérhevig zijn. 8. ) En het is ook hieruit, dat wij de opbsfing kunnen vinden, waarom de kankerzodnt hij zig . maar vertoont, het geheele ge/lel op eene bijzondere wijze, gelijk sharp (y) zig wèi uitdrukt, benadeelt, en wel, om dat ons geheele famenftel, door de medelijdendheid der zenuwen, zichtbaar bewogen wordt. §. i8ÓV: : / 9. ) De dieren eindelijk , die over het gehéél fcene geregelde, en even als de .wilden ($. 18*.) eene meer vrije teeldrift hebben, zijn minder onderworpen aan die ziekten, welke het .moer: O) sharp, Oordeelk. Amm bladz. 363, iï. DEEL. O  alO PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET befchaafde menschdom zo algemeen folteren: en het fchijnt deeze reden alleen, die hun van den kanker bevrijdt: niettegenftaande zij, wanneer zij in de uitoefening van hunne teeldrift belet of belemmerd worden, zelfe tot razernij kunnen overflaan (*). 5. 187. Dit alles (§. 17-7—186.) indedaad, fchijnt ons (*) schmucker (Heeft. Waarn. 2 D. bl. 286. Ned. Vert.) deelt het uittrekfel van eenen brief mede, welke aan Hem, van een aanzienlijk landman, en een groot kenner van de jagt, over de dolheid der honden, was toegezonden, uit welke brief niet weinig blijkt, dat het bedorven of terug gevoerd teelvocht, bij deeze dieren de voornaamfte, zo niet de eenige oorzaak van de oorfpronglijke honds-dolheid is — deeze landman naamlijk had van zijne jeugd af, altoos honden gehouden; in de eerfte jaaren werden 'er, van zes of agt, altoos twee dol, vooral trof dat de teeven, wanneer men ze, als zij voor de eerstemaal loops waren, van de reuen afhield — maar toen hij de teeven voor de eerstemaal liet dekken; en de reuen jaarlijks ééns bij de teeven liet, werden 'er binnen zes jaaren, van het bovengenoemde getal, maar twee dol; en deeze dolheid was van veel minder hevigheid; want fchoon deeze alle de andere honden beeten, werd 'er van de gebetenen geer een dol; *t geen nogthans altoos van :e vooren gefchied was — „En,"voegt 'er deeze Landman bij,., veele „ herders van onze landftreek lasten hunne honden cajlret„ ren, en men heeft geen een voorbeeld, dat zulk een  AmstèrdAMsch genootschap der Heelkunde, üii te bevestigen > dat de kanker uit eert ontaart of bedorven teelvocht zijnen oorfprong neëmu t. 188. *f is waar^ de overerving des kankers; van dé ouders öp hunne kinderen, reeds door hi p poer ateS geleeraard j door de meeste volgende Genees- en Heel-kündigen erkend ; én door de ondervinding zo dikwerf bevestigd, zou, in het oppervlakkige befchouwd, als eene tegenstrijdigheid in ons gevoelen kunnen voorkomen : dan^ ook deeze oorzaak; die wij niét ontkennen kunnen j ziert wij echter nimmer dan in dé jaarén der huwbaarheid , en op dezeifde wijze s als de in het ligchaam zelf geteelde kankers , werken ; en fchoon de gefchiktheid welligt in hét mechanisch geftël der teeldeelen van de ouders is overgeërfd^ wordt echter de kankerftof, uit die zelfde oorzaak , waarvan Wij zo even gefproken hebben, geboren; en de Overerving kan niet anders > in dit geval, dan als voorbereidend befehouwcj j, hond dol geworden is, hoe nauwkeurig ik öok daarna „ vernomen hebbe." Wij zouden ditzelfde, ware het nodig, niet veele andere voorbeelden van denzelfden aart, kunnen bevestigen — dahj genoeg is het,ook hier uit, de bijzondere werking van hef teelvocht j op de hersfenen en zenuwen te ziens 0 %  41Ü PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET worden — op deeze zelfde wijze, zouden wij alle ziekeen, die uit een werktuiglijk gebrek voordkomen, en aan welke de ouders ook onderheving zijn geweest, overervend kunnen noemen. §. 189. Van welk een aart het zieklijk teelvocht, dat in ftaat is den kanker voordtebrengen, zij, beken ik echter niet te weeten: redeneeringen of proeven kunnen hierover, mijns oordeels , niets zekers beflisfen: de uitkomst alleen toont het bijzonder foortlijk beftaan; en de gevolgen, de hevigheid en onwederftaanbaarheid van deszelfs woede. Dit is zeker, dat deeze ziekteftof aan de hersfenen wordt overgevoerd; vandaar in bijzondere zenuwen overgaat ; en gewislijk door deeze werktuigen zeiven, in de vrouwlij ke fexe, om de gemelde redenen (§. 174.), meestal naar de mammen, en bij die der mannen, gemeenlijk naar de lip of tong gevoerd wordt : en wel dat deeze aanvoering gefchiedt door een bijzonder zenuwtakjen, naar of in de eene of andere klier, deezer deelen.  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE, lij §. I90. Dit bijna onzichtbaar zenuwtakjen (§.189.) dat met alle de kleine kliervaarjens in een naauw verband ftaat, door eene bijzondere ziekteftof beledigd , deelt gewislijk dit fmet aan het geheele wezen van de klier mede, en ontaart daarin langzaam , alle deszelfs bevatte vezeldraaden — zie daar des den kanker in zijne geboorte! En. door de geduurige doch langzaame aanvoering van nieuwe mergftoffe, ontvangt dit deel, bij voordduuring zijn gif, en te gelijk de oorzaak zijner voortgaande ontaarting. : % I9f . , Op deeze wijze f§. l91-) vergroot het gezwel allengs, tot zo lang deeze, door inner- of uiterlijke oorzaaken opgewekte en plaatslijke ontaarting, in een open en alles verknaagende zweer verbastert; welke doorgaands met het leven van den lijder eindigt. §. i3£- Uit dit (§. 190 en 191.J geftelde, kunnen wij andermaal verklaaren: 1.) waarom de kanker met O 3  SI4 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET zulk een klein beginzel in eene klier aanvangt? %.} waarorn dezelve zq langzaam voordgaat; 3.) waarom hij in zijnen loop kan verhield of vertraagd worden; 4.) waarom hij zo hard van wezen is ; 5. ) waarom hij onregelmaatig groeit ; 6. ) waarom de kanker, een' gerui» men tijd, meestal onpijnlijk is; en vanwaar, ver^ volgends, de fchietende en fteekende pijnen voord-, komen ; 7.) waarom alle fcherpe en broejende plaatsmiddelen fchaaden ; 8.) waarom fterke gemoedsbeweegingen nadeelig zijn; 9.) waarom de kanker te eerder woedt wanneer de maandzuiveringen ophouden; ic.} waarom hij niet kan opgelost worden11.) waarom hij , wanneer hij aitgefneden wordt, op dezelfde plaats, of in ander re klieren wederkeert; of wel, waarom 'er fomwijlen eene andere ziekte uit voordvloeit; 12.) waarom fomtijds het geheele beledigde deel verfferft en afvalt; 13. ) waarom pijnftillende en verdoovende middelen , boven alle anderen, het. minst fchadelijk zijn; 14) en eindelijk , vanwaar de zogenaamde kanker-takken of wortels hunnen porfprong hebben ""~ l.aat ons $t nader ophel-. deren» 1^) JDe kanker neemt in eene. klier, met een iklein beginzel zijnen aanvang — Wanneer fe^  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. 21$ eene ziekteftof irf de vochtomvoerende buizen mede omloopt, zal deeze ziekteftof gewislijk van alle deelen het eerst eene klier aandoen, eensdeels om de fijnheid en bijzonder famenftel van derzelver maak fel; en anderdeels om dat de klier een eindpaal van die vaatjens is, waaruit zij is famengefteld; en daar het traag voordvloejende zenuwmerg de kankeroorzaak fchijnt te bevatten, die eerst een enkeld zenuwtakjen aandoet; zo blijkt daaruit de oorzaak van zijn gering of klein beginfel. S- 194. a.) De kanker groeit langzaam aan — Dit verklaart zig uit het zo even (§. 193.) gezegde; vooral uit de traage aanvoer dier ftoffe welke de kankeroorzaak bevat; en uit de niet minder traage werking, welke hierdoor in het wezen Van alle kliervaten zeiven moet gebeuren. % *95- 3.) Hij kan echter in zijnen aangroei verfoeid of vertraagd worden — Alles wat de werk» daad der zenuwen vermeerdert of vermindert, doet natuurlijk den kanker fpoediger of langzaamer in zijnen aangroei voordgaan; en dit zien 04  %l6 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET wij.duidelijk in de vermeerdering of bedaaring van hartstochten, als'mede aan het gevolg van fcherpe, prikkelende of opwekkende, en zachte, ontfpannende of ftillende hulpmiddelen — bij bet gebruik der eersten wordt de kanker fpoedig in zijnen aangroei en plaatslijke ontaarting voordgezet ; daar hij in tegendeel, door de laatften, meer bepaald, en, als 't ware, eenen geruimen tijd werkeloos gehouden wordt. § 196. 4. ) De kanker is meer dan alle andere gezwellen hard , en vast van wezen Wij hebben (§. Jya.) doen zien , dat door de" aangevoerde kankeroorzaak,- de vaste deelen der klier zelve, jn hun eigen wezen vermeerderen en vergrooten: en daar dit langzaam, zonder ophooping van vochten, en van, rondsomme door het omfiuitende kliervlies gefchiede, zo is het genoegzaam duidelijk, dat dit deel altoos hard op het gevoel, sn vast inééngedrongen van wezen moet zijn. §• 197. 5. ) Hij is meestal onregelmaatig op het gevoel — Alle vochtsophoopingen , van welk eenen aart ook, die in eene klier voorvallen, doen der-;  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. 217 zeiver geheelen omtrek evenredig zwellen , en eene gladde, ronde , eivormige of andere gedaante, naar den aart van de klier zelve, aanneemen; blijken hiervan zijn de kropkliergezwellen, de fpeekzelgezwellen , de lieschbuilen, en meer anderen ; dan , daar de kankeroorzaak in geene ophooping van vochten,. maar in eene wezenlijke , door fmetftoffe aangebragte , ontaarting, in de vaste kliervezelen zelve beftaat, en deeze niet altoos gelijktijdig doet vergrooten en uitgroejen, zo moest dit, in de meeste gevallen, noodwendig eene meer of mindere duidelijke ongelijkheid aan het uiterlijk gevoel daarvan opleveren. §• 198. 6.) De kanker is , vooral in den beginne, meestal eenen geruimen 1 tijd onpijnlijk • daarna is hij met fchietende en fteekende pijnen verzeld — Eene zachtlijk vermeerderde aanvoer of ophouding van het zenuwmerg in de klier, en de evenredige langzaame aangroei van derzelver vezelen, tevens met de klompachtige inéénpakking daarvan , kan geenzins eene merkbaare gevoeligheid , of bet denkbeeld van. eenige pijn, veroorzaaken ; in tegendeel zelfs, fchijnt, in den beginne , door deeze inéénpakking en drukking der kliervezelen, wel eens bij, fommiO 5  5ï8 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET gen eene geheele verdooving of ftompgevoeligheid in de beledigde klier te zijn: bij vervolg van tijd echter, en wel wanneer door de vaste inéénpakking der kliervezelen, de geduurige aangevoerde kankerftoffe in het zenuwmerg , niet zo geregeld meer aan de overige klierdeelen kan medegedeeld worden , zo worden de zenuwvezeltjens zeiven daardoor meer beledigd, en verwekken derhalven , van tijd tot tijd, die fteekende, fchietende en gevoelige pijnen, welken men alsdan in de ontaarte klier en in derzelver omtrek waarneemt, en gewislijk meestal voorboden van eene ophanden zijnde verdere en openbaare verwoesting zijn; want, hierdoor eensdeels den toevoer vermeerderd wordende, en anderdeels de overbrenging daarvan , in de zo zeer ontaarte klierdeelen , door hunne al te vaste inéénpakking verminderende, zo moeten weldra de pijnen vermeerderen , en de vaste klomp zelve tot eene langzaame, zig zelve vernietigende, zweer overgaan, S. 199- 7.) Alle fcherpe en bros jende plaatsmiddelen, op den kanker aangelegd, zijn fchadelijk— Alles wat fcherp en prikkelend is, zet de werking der zenuwen aan, en vergroot des, door eenen vermeerderden toevloed van giftftoffe, de kanker-  AMSTEBDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. SI^ oorzaak; terwijl, aan den anderen kant, de nog werkzaame vezelen van de klier zelve zig vernaauwen, en derhalven te eerder de ontaarting voordbrengen , gelijk wij zo even (§. !95 ) hebben aangetoond; en dat broejende middelen, op eene door kanker ontaarte klier, eene fpoedrger verwoesting, zo als de ondervinding van alle tijden heeft aangetoond, voordbrengen, verklaart zig duidelijk, om dat naamlijk alles, wat in ftaat is de werkdaad te vermeerderen, de oorzaak fpoediger werkende maakt, en gevolglijk het gebrek verergert; en wat is hier gefchikter toe, dan warme en broejende aanleg?els? §. 200. 8.) Sterke gemoedsbeweegingen zijn in den kanker nadeelig — Welk een nadeeligen invloed eene hevige gemoedsbeweeging op eenen nog rustenden kanker heeft, is door menigvuldige voorbeelden bevestigd ; en niet minder is het bewezen, dat de gemoedsdriften op en in de zenuwen werken; gevolglijk moet iedere aandoening, of geweldige hartstocht, door de vermeerderde werking die daardoor in de zenuwen wordt veroorzaakt, op den kanker hoogstfchadelijk zijn , en denzelven te eerder doen woe-  *20 prijsverhandelingen van het den — De Heer van gesscher (w) onder anderen, leverde hiervan onlangs nog een aanmerkelijk, bewijs op : „ Eene weduwe," zegt hij, ,, had een knoestgezwel , zonder eenig het ,, minfte ongemak , bijna elf jaaren , in haare „ linker borst gedragen, 't welk in kanker ont,, aarte, zodra het verlies van haaren man, en „ den flechten ftaat zijns boedels, waarvan zij j, geen de minfte kennis had, haar in eene droefgeestigheid ftortten, die weinig verfchil„ de van wanhoop." §. 201. 9.) De kanker woedt te eerder, wanneer de maandzuiveringen ophouden — Hoe zeer ook de geleerde camper fV) heeft trachten te bewijzen, dat het ophouden der maandzuiveringen bij de vrouwen., geenen invloed op haaren kanker kon hebben; is echter, van hippocrates fjj) af tot heden toe, door de ervarenffe mannen , beftendig aangetekend , dat deeze ophouding juist eene van de voornaamfte oorzaaken (w) Heelk, Mengelstoffen, bl. 324. camper, Verh. over den waaren aart der kankerwofiing, in her Gen. Nat. en Huish. Kabinet, D. r. (y) hippotcrates, de Morb. Mul., L. IJ. Cap. 20.  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. 221 eener fpoediger kankerontaarting is; en de ondervinding heeft die allezins bewaarheid : dan, camper , die het oog op de algemeene dwaaling vestigde , waarin men leerde , dac bij het ophouden der maandftonden, eene vermeerdering van bloed naar de kankerdeelen gevoerd werd, had het grootfte recht om er aan te twijfelen, en dit billijkte zijne tegenfpraak; doch dit zelfde had deezen grooten Natuurkenner moeten opleiden , om even om die > reden eene andere oorzaak te zoeken, en niet, nu hem de voorgeftelde redenen krachtloos voorkwamen., de geheele werkdaad te ontkennen. Wij, in tegendeel, fchoon wij de vermeende aanvoer van bloed naar eenig kankerdeel, uit de ophouding der maandzuiveringen . ..als. geene oorzaak van eene haastiger voordgang hefchuldigen; zo meenen wij echter, op de door ons gelegde gronden, duidelijk den invloed van deeze ophouding op den kanker te kunnen bewijzen-, en wel , om dat die ophouding reeds een hawijs van eene meerdere ontaarting of verminderde affcheiding van teelvocht is: een vocht welks werkzaamheid wij weeten dat merendeels de maandzuiveringen voordbrengt; en uit welkers verminderde werkzaamheid omtrent de teeldeelen, natuurlijk die ftoffe, in eene vermeerdering feaar een reeds daardoor beledigd deel wordt ge-  2^2 PRlJSVÈRH AND ELINGEN VAM HET voerd; waardoor gevolglijk de oorzaak vermeer* derd, en de uitwerking verhaast wordt* $. 202. 10.J De kanker kan niet opgelost worden —• Om dat dezelve uit eene vermeerdering van Vaste ftoffe beftaat. %> 10%. il*) De kanker uitgejneden * keert altoos, of óp dezelfde , of op eene bijgelegene plaats weder; of brengt eene andere ziekte voord — Om dat zijne oorzaak, met de wegfnijding niet wordt weggenomen, maar de ziekte - aanvoerende zenuw ^ altoos, als in de voorige zwelling blijft voord* Werken; blijkens het opwellen uit de diepte der zweer, van eerst een klein wit, daarna blaauwachtig of aschgraauw ftipjen, dat eindelijk in een alles vernielende fungus of Wegvreetende zweer uitbarst (*) — of de bijgelegene klieren zwéllen en brengen op nieuw een' kanker voord; om dac welligt het aanvoerende zenuw - takjen , geheel (*) Men vindt onder anderen hier van voorbeelden bij schouten, Verft* over de tegennatuurlijke gezwellen, 2 Dw 655. en bij van swieten, Comment. in Aph, Boeïh, §• 505.  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. ÖSJ vernietigd zijnde, de kankerftof in het naast aangrenzende wordt aangevoerd , waardoor gewislijk de klieren, die uit den ftam van een en dezelfde zenuw hunne takken ontvangen , beledigd worden ; en dit juist zien wij ('§. 17<)*J gebeuren — of wel, 'er wordt eene andere ziekte geboren , waaraan de leider omkomt; om dac de kankerftof, die na het wegneemen van de beledigde klier, een open wond vindt, waarin de ze« nuw haar altoos aanvoerende kanker-fmet nederwerpt, en natuurlijk door de opftorpende watervaten wordt opgenomen, onder bet bloed gebragt en elders uitgeworpen of nedergezet; waaruit eene geweldige loop, hevige kramppijnen, benaauwdheden, worging , en den dood wordï voordgebragt — wij zullen dit in de vierde of laatfte af deeling nader ophelderen. §. 304. L2.) Somwijlen verft erft het 'geheele kankergezwel en valt in ééns weg — Om dat fomwijlen door de vastheid van den geheelen kankerklomp, de invloed niet alleen van bloed, maar zelfs ook van het zenuwmerg belet worde , waaruit eene gewisfe verfterving en afvalling van het deel voordkomt. — dan, in dit geval fpat de kanker altoos, door het aanhouden van de oorzaak, we-  224 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HËT der op nieuw uit; of deszelfs ftof neemt eene verplaatzing naar andere deelen ; van welke wij onlangs in eene bejaarde dienstmaagd nog een voorbeeld zagen; wier verbazende,groote kankerborst, door verrotting in ééns afviel ; en de Natuur fcheen door eene-zuivere woud, de herftelliüg te bevorderen; dan, weinige dagen daarna kreeg zij eene fpanning in de keel, en ftierf kort daarop aan eene verflikkende worging. Uit deeze zelfde oorzaak- ziet men ook fomwijlen uit geopende kankers, geheele vcrftorven klompen wegvallen; welke pkar.zen evenwel nim« mer naiaaten weder op nieuw üittefpatten. S* a°5- 13.) ï/erdoovende en.pijnftillende middelen zijnt boven alle anderen, in den kanker het minst fchadelijk — Van alle middelen, welke het vernuft, de roemzucht , of het eigenbelang tegen deeze verfchrikkelijke kwaal heeft uitgedacht, zijn er geene , die minder eenig kwaad aangebragt hebben , dan misfchien alleen de verdoovende cn pijnftillende; en de reden daarvan is blijkbaar; naamlijk , om dat de zenuwen in den geheeleij kanker de hoofdrol fpeelen. §• 20&  AMSTERDARlSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. StêJ §. 20f5i 14.) Bij een eenigzins verouderden kankèr vinalt tnen veelal zogenaamde takken of wortels —■ Reeds lang heeft men opgemerkt, dac de kanker , als rnet bandachtige koorden , aan binhen en bijgelegene deelen verbonden is, uit welke koorden , wanneer men den kanker had weggenomen, meermaalen op nieuw hetzelfde gebrek Weder voordfproot ; deswegett gaf men dee* Zen den naam van kankerwortels, vermids forti* migen, om deeze reden, meenden,dat zij zelvea liit den kanker voordfproocen (*); p.jRilhe(*) echter dacht, dat deeze koorden flechts de inééngedroogde rokken van zodanige bloedvaten waren, die, door den belemmerden doorvloed van bloed in het kankergebrek , werkeloos waren geworden , en, even als de ttavelvaten bij eert kind na de geboorte, als 't ware, tot banden vervormd werden; dan, hoch het een noch het ander is overeenkomftig de waarheid: de kanker? fchiet geenen Wortel ; hoe önregelmaatig zijnen klomp ook groeje , komen er nimmer derge- (*) Men zie, onder anderen, gf.ndron, Èecïiercesfut teCancer. boerhaave, Aph. §. 409. va# «wiéten* ibid, enz. Ca)ptjRitHfe, trijsverh. over den kanker, §. XLVltf» II. deel. P  *2Ö PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET lijke bandachtige taklpreidingen uit voord: dk ftrijdt geheel tegen den aart des kankers : even zo weinig kunnen deeze koorden gedroogde bloedvaten zijn; daar juist het tegendeel bij den kanker plaats heeft, en alle bloedvaten in den omtrek van denzelven, altoos verwijd en meer met bloed opgevuld gevonden worden; maar ook, hoe zoude men eene nieuwe kankeroorzaak uit een werkeloos en gedroogd bloedvat verklaaren kurmen? eri evenwel leert de ondervinding, dat de kanker meermaalen uit deeze nageblevene zogenaamde wortels op nieuw voordfpruit; ja., vandaar bet vcorfchrift van zo veele beroemde Mannen , om in de operatie van den kanker, denzelven met flam en wortels uitteroejen. Dan, het. zijn de door ons gelegde gronden, waaruit men het waare aanzijn deezer' kankerwortelen , en de nieuwe , daaruit fpruitende, ontaarting, verklaaren kan: immers befchouwen wij dezelven niet anders dan ontaarte zenuwtakken, door welken de kankerftof reeds in de kiier is aangevoerd ; doch welke, bij de toeneemende hardheid en ontaarting van het klierdeel , meer in haare voordftuwende werkdaad belemmerd worden, in haar eigen wezen ophoopen, en ontaartingen voordbrengen; en welke, fchoon de plaatslijke kanker weggenomen zij, niet zullen nalaaten nieuwe "uitfpattïngen té veroorzaaken, om dat zij  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE» 22? reeds met hetzelfde kankergif bezwangerd zijn; en waarom die echter niet altoos gebeurt, hangt af, eensdeels van den aart van den kanker zei ven, waardoor niet altoos deeze ontaarte zenuwtakken worden voordgebragt; maar ook, anderdeels, daarvan, dat fomwijlen bij het wegneemen van dezelven, tevens deeze zenuwtakken worden uitgefneden , en des de kankerftof op andere deelen zig alsdan zodanig verplaatfen kan, gelijk wij (§. 203.) hebben aangetoond. $• 207. Uit deeze (§. 158 — 206.) geheele voofdragt , die op de Natuur zelve gebouwd , ert door de ondervinding gefchraagd is, meenen wij de gegrondheid onzer voorftelling genoegzaam, bewezen te hebben; thans zullen wij nog een oogenblik onledig zijn, om de natuur der plaatslijke ontaarting van den kanker zeiven, een wei-, nig nader optefpooren, en, zo veel mogelijk, te, verklaaren. §. 208. 'ia w&'s» 4fh Zo lang de kanker cnpljfJijk blijft, en door geene bijzondere aandoeningen in zijne werking wordt voordgezet, even zo lang hebben wij geen kwaad te vreezen; maar heeft het tegenga-, P 2  *08 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET Helde plaats, komen er fteekende pijnen, breidt zig het gezwel uit, drukt het de om- en bij-gelegene deelen , dan is voor eene verzweering te vreezen, die eerst verborgen , en daarna zig van buiten opent, alles wegknaagt. §. aop» De Ouden, die, veelal wit gebrek van genoegzaame natuurkennis, het gewrocht voor de oorzaak namen , noemden dit fcherp , alles vernielend vocht , het waare kankervocht; en fchreven er onderfcheidene eigenfchappen aan toe: anderen wederom meenden, dat deeze fcherpe ftoffe in het gezwel zelve geboren en voordgebragt werdt, zonder eene vroegere of bijgemengde oorzaak nodig te hebben. Dan, het is zeker dat zij beiden gedwaald hebben , en dat de fcherpe ftoffe in de kankerzweer geen oorfpronglijk kankervocht , noch het bloote uitwerkzel van eene plaatslijke verbastering is: ware het kankergif in zijnen aart zo fcherp, zo allesvernielend , hoe ware het dan mogelijk, dat dit kwaad, zonder toevallen te veroorzaaken, in eene klier kon bepaald blijven ? en omgekeerd zo eene ontaarte en zweerende klier, uit zijn eigen wezen, een zodanig vocht voordbragt, waarom dan gefchiedt zulks niet bij alle verou-  amsterdamsch genootschap der heelkunde. 210, derde gezwellen , verrottingen , of klierverzweedngen ? neen, onze geleerde Landgenoot, d. van gesscher (o), dacht hieromtrent reeds beter, daar hij zege: „ Dat de fcherpe ichor, „ uit een verzworen kreeftgezwel vloejende, „ fchoon ze gedeeltelijk afhange van de rotte „ ontbinding der deelen van het gezwel , in het wezenlijke oorfpronglijk is, uit eene ontaarting „ der vochten, welks natuur ons onbekend is, „ maar die dezelve als voorbereidt, om, in de „ zweer- zelve gebragt zijnde , door de aldaar bijkomende plaatslijke verrotting, dien graad „ van fcherpte aanteneemen, welke alleen aan „ haar eigen is , en die van alle andere rotftof- fen te boven gaat." Ja , het is uit de natuur van het gebrek zelf genoegzaam blijkbaar, dac de plaatslijke rotting, gepaard met het altoos aangevoerde kankergif, dien graad van fcherpte aanneemt, welke, boven alle verzweeringen , in den kanker zo kenbaar is: eene fcherpte, waarvan jetius (b) reeds getuigde, dat zij erger is dan al het venijn van wilde beesten : van swieten Cc), en veelen met hem, fielden ze aan fterk water (a) Heelk. Mengeljloffen, bl. 335. O) m tius, Tetrabibl. IV. Serm. IV. Cap. 43. (O van swieten, Comm.inJph. boerh,, §. 499. P 3  53O PRIJSVERHANDELINGEN VAN~ HET gelijk , en zag er het linnen door verteeren; tulp (jf) zegt , dat hem de keel dikwerf verzworen is, door het naauwkeurig bezien van een Hinkenden kanker; ledran (è) zag de kleur van zijn kleed verbijten, door het aanraken van denzelven; platner (ƒ) gewaagt van een' Heelmeester, die, door het proeven van de kankerftoffe , nimmer den kwaaden indruk daarvan van zijne tong kon krijgen , en aan eene uitteerende koorts overleed; en harris (g), eindelijk , om van geene anderen meer te fpreeken, meldt, dat een Geneesheer , wiens vrouw aan den kanker geftorven was, den kwaaden reuk, die hij in haare ziekte had moeten verdraagen, niet weder had kunnen kwij?raaken, zo dat hij zelf, door eene uitceerende ziekte , het leven verloor: bewijzen genoeg , hoe verbazend fcherp niet alleen de uitvloejende Itoffe, maar zelfs de indruk haarer uitwaasfeminge is. §. 210. Wijders heeft men, op alle mogelijke wijze, de natuur deezer (§. 209.) uitvloejende ftoffe zelve fd~) tulp, Lib. IV. Cap. VIII. (e) ledran, Operatiën der Heelkunst, bladz. 375. (ƒ) platner, Handl. tot de Chir., §. 285. harris, Phslos, Transalt. disf. X. p« 168..  amsterdamsch genootschap der heelkunde. «23! onderzocht; doch alle de proeven daarop genomen, fchijnen, tot nog toe, vruchtloos te zijn geweest: „ Ja, alle twist," zegt de gorter (7?), ,, of het kankervocht een acidum of alcali zij, „ is te vergeefsch aangericht; want het wijkt ,, voor geen van beiden foort van medicijnen." Niettegenltaande dit , hebben echter reeds heurnius (/_), hild anus ettmuller (l) , de he ij de ( 7» ) , van der blook Cö)> en anderen, meenen te betoogen, dat het kanker-vocht ten deele van eene fcherp knaagende, en ten deele van eene rottige eigenfchap is; en, in waarheid, het blijkt allezins, uit de genomene proeven, dat deeze opmerking zeer veel waarfchijnelijkheids heeft: beiden, en rottende aanzettende, en prikkelende middelen doen ■kwaad,- daar ook beiden, en rotting tegenftaande, en fcherpte maatigende, in den kanker voordeelig zijn (*). de gorter, gezuiverde Heelkunst, bladz. 402. (i) heurnius, vld. Hild. Cent. III. Obf. 87. ( fe) h il D anus, ibid. (/) ettmuller, Chir. Med. Art. Membr. IV. (_m~) de h'eijde: zie van- der voorde, Fakkel der Heelkunde , bladz. 423. ; (n) van der blook, Joum. de Med. Chir. & Fevr., 1761. O Wij hebben gemeend niet te moeten fpreeken van het gevoelen van fommige Ouden , welken geloofden , dat P4  $3» PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET §. SM. Dan , laaten wij ons op de natuur van het gebrek zelf gronden, en wij zullen nader tot de waarheid geraaken. een verzworen kanker niet anders dan uit eene ongeloovelijke menigte van wormtjens beftond, die al hec vleesch van het lijdend deel allengskens verflinden en wegeeten: „ Dit gevoelen," zegt reeds dionis, (Chir. Of er. p. 343.) „ is hieruit ontftaan , dat men door het „ vergrootglas fomtijds zulke beestjens in den kanker ge„ zien heeft:" een verfchijnzel, dat men niet zelden bij alle foorten van rottige zweeren waarneemt, en zijn' oorfprong heeft uit infeften , die tusfchen het verband inkruipen; of, door het aan de lucht blootgeeven van de zweer daarin geraaken, en dikwerf aanmerkelijk en fpoedig kunnen voordteelen. Dit eenvoudig en natuurlijk verfchijnfel in fommige kankerzweeren , heeft welligt den grond gelegd , dat de Heer justamond, Heelmeester van het Westmunfler Gasthuis te honden, voor weinige jaaren , in eene Verhandeling over den kanker, (An Account of the Methode furfued in the trtatment of caneereus and fcirrhous disorders and other indurations, Ltnd. 1780 — Zie ook, Sammlung austrlezener Abhtmdlungen, zum gebrauche praÜifchir AerZte, XII. B. II. St. i. 399. AQ. 1788.) een gevoelen voordbragt, waarin hij meende te bewijzen, dat de kankar zijnen eenigen oorfprong uit infeften en derzelver eieren had, die uit de lucht, door de opflorpende watervaten, waren opgenomen, en naar de beledigde deelen gevoerd; en hier» bh meende hij te kunnen bewijzen , waarom de borsten  Amsterdamsch genootschap der heelkunde. 433 De ontaarting en ontbinding van eenen vleesch» klomp , (en zodanig moeten wij een knoestgezwel befchouwen, ) waarin de aanvoer van gezonde vochten ontbreekt, moet eindelijk noodwendig tot eene meer of mindere langzaame rotting overgaan: deeze rotting, gemengd met het reeds lang verbasterde zenuwmerg, 'c welk onophoudelijk door nieuwe ziekteftoffe onderfteund worde, neemt eene gedaante aan, geheel onderfcheiden van alle ziekteftoffen , en alleen aan den kanker eigen. der vrouwen , de baarmoeder, de tong , de lippen, de neus en het aangezicht, meer dan andere deelen, aan den kanker onderhevig zijn; naamlijk, om dat juist deeze deeien , meer dan anderen , aan de vrije werking der lucht zijn blootgefteld. Zoude ik den Nederlandfehe Genees, en Heel-kundige Lezeren niet te kort doen, wanneer ik hun het ongerijmde van een flelfel, zo wandrochtelijk als dit, wilde aantoonen? Even zo min, dat wij dit hier ook bijvoegen , erkennen wij de kankeroorzaafc mogelijk, door overbrenging zijner fcherpe, uitvloejende ftoffe, aan welke fommigen denzelven wel eens willen toefchrijven: eensdeels ftrijdt zulks geheel tegen de, door ons aangewezene, bronöorzaak des kankers; maar ook, ten anderen, hebben wij, onder menigvuldige kankerwaarneemingen , die wij, bij deeze gelegenheid , doorbladerd hebben , geen een éénig fchijnbaar bewijs hiervoor aangetroffen; en dit is ook voornaamlijk de reden, dat wij er in den tixt zei ven niet va» gefproken hebben. P5  234 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET Hoedanig nu de onderfcheiden aart van deeze zamengemengde kankerftoffe is , beken ik niet te weeten; en ik twijfel, of zulks wel ligtlijk zal kunnen ontdekt worden : immers, zo lang wij de eigenaartige gefteldheid der zieke vochten op hun zeiven, niet genoegzaam kennen, even zo lang zal men , met geene genoegzaame zekerheid, over den zamengeltelden aart daarvan kunnen oordeelen. $. 112. Het is deeze fcherpe, rottige, dunne, geele, ftinkend ruikende ichor , die uit eene kankerzweer voordkomt, uitvloeit, en naar andere en bijgelegene deelen gevoerd wordt: en alhoewel veele uitmuntende Mannen , waaronder zelfs MONRO () coopmans, aant. *p monro's Verh., enz. bladz. 109, 143» 173. Qq) camper, Dem. Anat. Pathol., Lib. i. Cap. 2 camper heeft echter daarna deeze zijre dwaaling herroepen, en de verfchijnzelen dier overbrenging alleenlijk aan de watervaten toegekend: men zie het Genees-, Natuur- en Huishou-kundig Kabinet, uitgegeven door den Heere j. voe- CEN VAN engelen, i D, bladZ. 205, $• J3-  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. 235 andere bepaalde en bijgelegene klieren, door middel van de zenuwen gefchiedde ; zo is het echter, uit den nader ontdekten loop der watervaten, allezins blijkbaar, dat deeze laatstgenoemde alleen, de werktuigen der opflorpinge en overbrenginge van deeze bereide kankerftoffe zijn; en dit bewijst teven*, waarom bijgelegene klieren zelden eerder worden aangedaan, dan voor dat in den kanker zelve deeze kankerftoffe is voordgebragt, ten ware het kankergezwel in ééns, zonder verzweering, ware uitgeroeid, en de kankeroorzaak, door een naastgrenzend zenuwtakjen ( §. 203.) in eene bijgelegene en daaraan verbondene klier zelf wierd medegedeeld; van welke wij in de volgende Afckeling eenige voorbeelden zullen aanvoeren.  *$6 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET VIERDE AFDEELING. Is, blijkens de befchrevene waarneemingen, naauwkeurig beoordeeld, immer een waar kankergezwel', door welk eene behandeling ook, genezen, zonder dat zij, daaraan onderhevig, vroeger of laater gejlorven zijn , aan eenen ter zelfde , of op eene andere plaats herhorenen kanker; of wel, aan eene ziekte, indien niet volkomen zeker, voor *t minst hoogstwaarfchijnelijk, van eene verplaatfing der kankerftoffe afhangelijk ? H cc heeft, van de vroegfte tijden der Geneesen Heel-kunste tot op dit oogenblik, niet ontbroken aan lieden, die voorgaven den kanker te kunnen genezen: ja, de beroemdite Mannen van alle eeuwen, maaken er, in hunne fchriften gewag van; doch, niet minder heeft het, van alle tijden, aan geene beroemde tegenfprekeren gehaperd, welken meenden, dat de dwaaling,bedriegerij en roemzucht, hierin, ieder op hunne beurt, den hoofdrol fpeelden: vandaar zijn de verwar-  amsterdamsch genootschap der heelkunde. ^7 ringen geboren, die nog heden , zo niet het geleerde publiek over het geheel, echter het grootfte deel van het menschdom bezielen. $. 214. Het is derhalven van belang , dat wij op meer zekere gronden, dan men tot hiertoe gedaan heeft , trachten te doen zien, dat er nimmer eenen waaren kanker , op welk eene wijze ook, genezen is : het getuigenis der beste en ervarende fchrijveren zal ons voorlichten; de ondervinding zal hunne gezegden bevestigen; en de naruur van het gebrek zelf zal er de waarheid van bezegelen. S- 215- hippocrates (rj, het licht der Oudheid, fchreef reeds, dat het best ware, aan verborgene of ongeopende kankers, niets te doen; want dat alle hulpmiddelen, ter genezinge aangewend, dezelve te eerder deeden woeden. albücasis(j), de roem der middeneeuwen, zegt: „ Ik heb niemand van een kreeftgezwel Cr) hippocrates, Apk.Sett.Vl. Aph. 38, (*) al.uaflïis, Lib. II, Cap. 53.  038 prijsverhandelingen van het „ kunnen genezen ; en ik heb ook niet gezien, „ dac iemand , vóór mij , zulks heeft gedaan: 1 dit zelfde werdt nog op het laatst der voorgaande eeuw, door den uitmuntendften fchrijver over deeze ziekte , ik meen de beroemde gend r o n (f) 3 bevestigd. Niet minder hebben de ervarenfte Mannen deezer eeuvve, die zelfde waarheid toegeffemd en bekrachtigd: boeriiaave fV) en van swieten (v) zclven, fchoon zij den kanker wel eens met andera gebreken verward hebben, keuren echter alle middelen in dat gebrek , waaronder zij alleen den waaren kanker befchrijven, als volftrekt onwerkzaam ter genezinge, af: ja, de laatstgenoemde laat zig dus hooren: De kan„ ker is de allerelendigfte ziekte , waarmede het menschlijke ligchaam wordt aangetast, en welke, tot nog toe, nooit door in- of uit-wen„ dige geneesmiddelen, gebleken is genezen „ te zijn." van der haar (V) fchreef reeds voor omtrent 30 jaaren: „ Ja , ik kan het niet ont- (t) gendron. Recherchesfur la Nature & la guer. des tancers. (m) boerhaave, Aph. %. 503. (v) van swieten, Comm. in Aph boerh., f. 492. (w) van der haar, Verh, yan de kliif- knoest- en tanker-gezwellen, bladz. 19,  amsterd arisch genootschap der heelkunde. 235? ■9f veinzen, ik acht het zo onmogelijk een '„ waar knoest- en kanker-gezwel, door in- of „ uit-wendige middelen te kunnen veranderen, „ en tot den voorgaanden gezonden toeftand te „ brengen, als om de ftijve en bijna kraak,, beenige vezelen van een hoogbejaard man, a, vliesachtig, flap, buigzaam en jong te kunnen „ maaken." De Leijdfche Heelartz, balthazaar (x)^ drukte zig dus uit: „ Nimmer heeft iemand „ een waar knoestgezwel tot oplosfinge gebragt; „ en geen wonder ! dewijl de verharding en „ ontaarting der klier dezelve even onmogelijk „ maakt , als de fmelting en verandering der vaste deelen in eene vloeiftoffe;" en iet verder zegt hij: ., en alle middelen , die men tot „ nog toe heeft opgegeven om het kankergif te onder te brengen, fteunen alleen op loute9> re gisfingen en valfche ondervindingen." Niet minder eigenaartig liet de ervaren Haarlemmer Heelmeester tekelenburg (y) , onlangs, zig dus hooren: „ Zo weinig als het „ tot heden toe in de Natuur mogelijk is ge„ weest, de huid van eenen Ethiopiër in eene J>) balthazar, Heelk. Ziektekunde, 1D.j. LXXXIU. (3Ü tekelenbüsg, Waam. van eenkankergebrek, ena •latte. 1. A'. 1791.  §4» PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET? „ blanke te doen veranderen, zo onmogelijk ii „ het, tot op onze dagen, (1791,) voor de ,, Genees - en Heel - kunde geweeit, de woede „ of voordgang van eenen waaren kankef te „ bepaalen, of volkomen te genezen." En dat de uitmuntendfte Amfterdamfche Heelkundigen, even als deeze Mannen, over de kankermiddelen gedacht hebben, en hoogstwaarfchijnelijk nog denken, blijkt, onder anderen, uit verfcheidene advertentiën (yS), bij gelegenheid dat er een zogenaamd onfijlbaar kankermiddel, doof de openbaare nieuwspapieren werd aangekondigd, en bij welke advertentien zij eerst vijftig, en daarna honderd ducaaten, beloofden, aan hem, die flechts door een enkeld geval bewijzen konde, eenen waaren kanker te kunnen genezen: doch hierin vonden deeze Heelkundigen, blijkens eene nadere advertentie (ai), door den Heer van Gesscher ondertekend, zig re leuf gefield: een fprekend bewijs, hoe volftrekt onvermogend alle bekende hulpmiddelen t ook nog in deeze dagen , door de ervarenfte Heelkundigen gehouden worden. §. 216% (2) Zie Jmft. Courant, van ag Maart , 23 April cn I Auguitus, 1789. (o) Amji. Omrent, van den 93 julij, tfpu  amsterdamsch genootschap der heelkunde. ttift. §. 2IfJj Ën liaan wij nü een oplettend oog ovër de befchrevene waarneemingen van alle eeuwen, waarin men op efgenfoortige middelen tegen den kanker geroemd heeft, dan bedroeven wij óns over de dwaaling van zo veele beroemde Mannen, met betrekking tot den waaren kanker, naardien alle hunne waarneemingen, waarin zij den kanker door hunne middelen genezen verklaaren, de duideiijkfte kenmerken opleveren, dat zij andere gebreken voor kanker hebben aangezien en behandeld. Zullen wij, om dit te bevestigen, het onvermogen van de 'betiadona, bij galenos reeds tegen den kanker aangeprezen, eh door zo veele proeven der volgende eeuwen geroemd, door voorbeelden bewijzen; zullen wij de krachtloosheid van het folanum , de fchadelijkheid Van het arfenicum, en de hietsbeduidende kracht van het zo veel geruchtsmaakende geheim der Bagijnen van Rees, van dat van den in den kanker onkundigen jacques raijnaud, van den Compagnie - Chirurgijn beïjer, van den Charlo/jlhen Heelmeester r e l ij k , eti van alle andere foortgelijke fpeicifica tegen den kankef., verklaaren? ja, zullen wij de menigvuldige proeven met de cieuta, door storck en anderen zd II* deel. Q  2/fS PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET geroemd , en met zo veele voorbeelden, huns inziens, bevestigd, wederleggen, en aantoonen, dat hunne gewaande genezene kankers nimmer waarlijk kanker waren? dan zouden wij een vermoejend, vruchtloos werk doen, en niet meer zeggen , dan reeds zo veele ervarene Heelkundigen, met zo veel gronds, gezegd en bewezen hebben; ook zal ieder gewaande kankergenezing, wanneer men de opgegevene verfchijnfelen daarvan met dé hiervpor, in de tweede Af deeling, gemelde bepaaling dier gebreken , welke men verkeerdlijk voor kanker heeft aangezien en behandeld , vergelijkt, genoegzaame duidelijke blijken opleveren, dat zij tot ééne of andere foort van deezen, en nimmer tot den waaren kanker, behoorden: in de voorgaande Af deeling hebben wij dit reeds door veele voorbeelden bevestigd. Dan, de natuur van den kanker zelve bewijst daarenboven , het onvermogen van alle in - en uit-wendige middelen, ter genezinge van dit gebrek voorgemeld, allerduidelijkst. De kanker, naamlijk, die wij gezien hebben dat van zijne eerfte geboorte af aan, een eigenfóortig gebrek is, 't welk het weefzel van eene klier vergroot, ontaart, en tot eenen vaste»  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. S43 klomp vormt, is derhalven volftrekt ter verbetéfinge , noch voor in- noch voor uit - wendige middelen vatbaar: immers, wanneer de Natuur' eenmaal, in of aan bet ligchaam, een vast wezen gevormd heeft, dan zijn geene artzenijeh vermogend hetzelve te verbeteren of uitteroejen: zij kunnen het eenmaal gewrochte in de vaste deelen niet veranderen : niet minder zijn alle uiterlijke middelen ter genezinge, in dit gebrek, onvermogend, ja zelfs meestal fchadelijk: allé deeze middelen immers, beoogen of de oplósfing , of de verëttering, of de vernietiging; eri allen zijn in den kanker onmogelijit; ja , iedere poging daartoe fchadelijk; want , daar de kanker in eene waare vermeerdering en inéénpakking van vaste deelen beftaat , moet ook 'iederë pooging, om daarin eenige oplosfing te bewerken , de oorzaak der ontaartinge vermeerderen % om dat vaste deelen , omvatbaar voor alle oplosfing zijnde, gevolglijk door alles wat daartoe wordt aangewend, geprikkeld worden , en meer ontaarten: het oogmerk der verëttering is hief even zo fcrijdig en fchadelijk als dat der oplösfinge: er kan geene verëttering komen, zondef verbreeking van vaten en uicftorting van ingepakte vochten ; en dit beiden kan nimmer irt den kanker, daar geene ophooping van vochteri is, plaats hebben ; gevolglijk moet iedere po5* Q »  344 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET ging daartoe het gebrek vermeerderen, en eene aanhouding daarvan, door eenen vermeerderden graad van broejing, flechts eene rotting en eene fpoediger ontaarting voordbrengen : en wat de vernietiging doorbijt- of brand-middelen betreft, fchoon deezen fomwijlen op eene geweldige wijze het geheele gebrek doen verfterven en afvallen , moet echter uit de zweer, of op eene andere plaatfe , eenen nieuwen kanker voordkomen, om dat , niettegenftaande de opruiming van het plaatslijke gebrek, de oorzaak blijft voordwerken, en nimmer zal nalaaten geweldiger uittebarsten, §. 218, Alle middelen derhalven, zo wel in- als uitwendig , bij den kanker tot deszelfs genezing aangewend , zijn vruchtloos, zo niet fchadelijk, bevonden. $• 219. Dit erkende , dit bewezen onvermogen, om den kanker , door eenigerleie in - of uit - wendige geneesmiddelen te* herftellen, deed reeds van de vroegfte tijden uitzien, om denzelven, het zij door branding, het zij door uitfnijding, geheel te vernietigen: en fchoon het eerfte , de aanleg van het daadlijk of vermogend brandmiddel, reeds  amsterdamsch genootschap der heelkunde. 445 door de Ouden als onvermogend en fchadelijk verklaard zij; is echter het laatfte , de uitfnijding naamlijk, door alle eeuwen , tot heden toe , van meest alle Genees- en ,Heel-kundigen, als het eenige waare kankermiddel , aangeprezen en uitgeoefend. Doch ook dit middel, ik zeg het met de gevoeligfte aandoening, heeft nimmer iemand van een waaren kanker kunnen genezen: de ervarenfte onder de Ouden, zij , die den kanker in zijnen waaren aart gekend hebben , getuigen dit reeds, en de beproefdfte Heelkundigen van alle volgende tijdvakken, bevestigen deeze bedroefde waarheid. §. 220. hippocrates CF), bij voorbeeld , waarfchouwde ons, gelijk wij (§. 215.) gezien hebben , niets bij lijders , aan den kanker onderhevig, te onderneemen: „ Want," zegt hij, „ als „ deezen onder de genezing, (op welk eene „ wijze ook,) gebragt worden, fterven ze haas„ tig; maar wanneer ze niet worden aangetast, „ kunnen zij het nog een langen tijd uithouden." Nog aanmerkelijker zijn de woorden van den in de Heelkunst zo uitmuntenden cel sus (c)} (b) hippocrates, Aph. Seü. VI. Aph. 38. Cc) celsus, Lib. V. Cap. 28. Q 3  346 prijsverhandelingen van het daar hij zegt: „Sommigen hebben ze," (den kan» ker naamlijk,) ,, met een ijzer uitgebrand; an?, deren met het mes uitgefneden ; maar geene a, van die geneeswijzen heeft eenig voordeel „ aangebragt ; want , die gebrand waren zijn ,, terftcnd weder opgekomen en aangegroeid, „ tot ze den dood aanbragten ; die uitgefneden ,, waven zijn ook , na dat er een lidteken over „ gegroeid was , wedergekomen , en oorzaak „ van den dood geweest; daar ondertusfehen an„ deren, bij weh\en geen geweld werdt gebruikt „ om het kwaad wegtenemen , maar alleenlijk „ zachte middelen opgelegd zijn, om hetzelve „ als te ftreelen , niet verhinderd werden tot „ den hoogften ouderdom te komen." gal en u s echter, de eerfte meestgeroemdfte fchrijver na celsus, die, gelijk, wij (§. 8.) gezien hebben , bijna alle verharde gezwellen, op wat piaatfe van het ligchaam ook gelegen, knoestgezwellen noemde, waaruit hij den kanker oorfpror.giijk rekende, moest gewislijk, daar hij, federt verfcheidene eeuwen , het meestgeroemdst orakel der Genees- en Heel-kunst is, een wanbegrip over dit gewigtig gebrek doen geboren worden ; en welk wanbegrip, helaas! nog tot in deeze dagen is doorgedrongen. Het is des aan deeze dwaaling te wijten, dat wij galenus en zijne navolgers, dan eens den kan-.  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. 247 feer door^geneesmiddelen, dein eens door branding, en dan eens weder door uitfnijding hebben hooren genezen: genezingen , die nogthans de duideiijkfte kenmerken opleveren, dat zij nimmer tot den waaren kanker zeiven moeten betrokken worden; maar eenig en alleen tot die gebreken behooren, wier onderfcheid met den kanker wij in de tweede Afdeeting hebben aangetoond: immers erkennen zelfs veele der beroemdfie Genees- en Heel - kundigen, van alle tijden, fchoon het Galenifche leerflelfel toegedaan , dat hun de beste middelen, ja de branding en uitfnijding zelven, veelmaalen in den kanker mislukt zijn, en des den goeden uitflag daarvan meer aan een wisfelvallig geluk, dan aan het vermogen der middelen te moeten tcefchrijven: doch, wanneer wij de waarneemingen hunner kankers, en den al of niet voordeeligen afloop daarvan , met elkander vergelijken, is het allezins blijkbaar, dat de kankers, die zij verklaaren genezen te hebben , nimmer kankers waren , maar alleen tot die clasfe van gebreken behoorden , die de dwaaling kanker genoemd heeft, en de onkunde er nog dagelijks voor aanziet, en zegt te genezen. Laat ons dit andermaal met bet getuigenis van vier der ervarenfte Heelkundigen, welke Nederland, federt ruim eene eeuw , heeft opgeleQ4  S48 prijsverhandelingen van het verd, bevestigen ; en men zal de waarheid van ons gezegde te [duidelijker gevoelen. wouter schouten Cd) , een Haarkmsck Heelmeester, van de grootfte geleerdheid en uitgebreidfte ondervinding , fchreef reeds op heteinde der voorige eeuw: „ Een verftandig Heel5, meester zal best doen , dat hij den kanker „ naar de kunst onderhoude, en nooit bij deeze ,, ellendige menfehen de geweldige hand ge„ bruike : hij moet den lijder de voortreffelijk„ heid , de veiligheid en noodzaakelijkheid van het eerfte, en de verfchrikkelijke gevolgen, als deeze kwaal de handgreep uitlagcht, vertoo„ nen; en zig op de fchriften van alle wel in „ de kunst geoefende fchrijvers , op. de veel„ vuldige voorbeelden , en op de reden zelfs, vast en onwrikbaar komen te grondvesten" — en op eene andere plaats (e) zegt deeze uitmuntende Heelartz, na alvoorens eene ongelukkig afgelopene operatie des kankers verhaald te hebben: „ Wij moeten niet ligtvaardig een hand„ greep , zo onnodig, als pijnlijk en rampzalig voor den ellendigen, komen toeteftemmen of „ aantevangen ; de voor- en om - zichtigheid, Cd) w. schouten, Verh. over de tegennatuurlijke gezwellen , 2 Deel, bladz. 604. (e) Ibid, hlsdz, <58o.  amsterdamsch genootschap der heelkunde. 249 I, raedelijdendheid , kunst , raad, wijsheid en ,5 christelijke befcheidenheid moeten onze ge5, zeilinnen zijn; maar nooit de wreedheid, fnij„ lust, noch bedachtige onbarmhartigheid, ons „ doen uitmunten als dappere mannen," ulhoorn (ƒ), wiens ervarenheid en kunde, boven mijnen lof, bij onze Nederlanders bekend is, drukt zig dus uit: „ Indien wij verzekerd „ zijn een' waaren kanker te behandelen , zo ,, moet men aan geen uitfnijding denken ; wijl „ door geen handgreep de reeds bedorven fap„ pen kunnen verbeterd worden; maar in tegen* „ deel wordt de kwaal daardoor getergd" — en dit wordt door hem wijders bevestigd; daar hij zegt (g) : dat het ongeloof aan hippocrates de jammerlijkfte gevolgen in het uitfnijden van den waaren kanker, door onbezonnene en roekelooze Heelmeesters heefc voordgebragt; „ want dat door de voorgaande terging van bijt„ fnij- of brand - middelen, het gebrek op nieuw boozer wordt, en ten laatften een fmartlijker dood medebrengt; waarvan ik, in den tijd van „ mijne oefeningen in de Heelkunst , onnoeme- lijke en onverantwoordelijke gevallen gezien „ heb." (ƒ) ulhoorn, Aant. op de Heelk, Onderw. van l, heis* ter, 1 D. bladz. 387. (£) Ibid, 2 Deel, bladz. 876.  ®£o PRIJSVERHANDELINGEN van het De zeer geleerde en ervaren Amfterdamfche Heelartz , d. van gesscher, gaf reeds voor 14 jaaren eenige Brieven over de nutloosheid der kunstbewerking in de knoest- en kreeft - gezwellen (h)s in 't licht, in den aanvang van welken wij reeds deezen uitmuntenden Heelmeester hooren zeggen : „ Het kreeftgezwel, door welke eene oor„ zaak ook, voordgebragt, in welk een geftel „ het plaats grijpe, en onder welke eene gedaante „ het zig vertoone , ftel ik volftrekt onheelbaar „ door eenigerleie kunstbewerking, indien niec „ een wonderdaadig vermogen, een onbegrijpelijk „ iet, onafh.mgelijk van de Heelkunde, het ge„ ftel van den lijder eene verandering indrukke, „ welke ons verftand te boven gaat : gij ver5, wondert u misfchien over deeze uitdrukkin„ gen! zij zijn zeer fterk ; ik beken het, maar ,, niet minder overeenkomrtig met de waarheid, „ en gegrond op de ondervinding, zo van mij, „ als van mijne bekwaamfte Genees- en Heel- kundige vrienden (if — wijders bevestigt de Heer van. gesscher, in zijnen tienden brief, de gegiandheid zijner gezegden , met daarin elf gevallen optegeeven, van door de hand» (ft) Hcellundigt Mingelftoffen, Amfi. 1778. bladz. 207 en verv. (O Unit bladz. 297.  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. 2$I kunst weggcnomene kankers, die allen van eenen doodlijken uitflag zijn geweest; en fluit dien brief met deeze woorden (kj: „ Zie daar,. „ Mijnheer! een aantal van ongelukkig geflaag„ de kunstbewerkingen, groot genoeg om ons te „ overtuigen van derzelver nutloosheid: gij zult „ mij dit te eerder toeftaan ; of, laat ik liever „ zeggen , gij zult niet twijfelen aan mijne leer„ ftelling, als gij aanmerkt dat dit geenzins de „ eenigen zijn , maar dat van een getal van een „ en-twinting kreeftgezwellen, die, of op zig „ zei ven, of met het aangedaane deel , ftaande „ een tijdperk van 18 jaaren, in deeze ftad, „ (Amfterdam,') of derzelver nabijheid, wegge„ nomen, en ter mijner kennisfe gekomen zijn, „ niet dén enkele heeft nagelaten zig te her„ nieuwen , of ziekten voordtebrengen , even „ zo doodlijk als zij zeiven." En dit zelfde gevoelen zien wij, door deezen zelfden Handartz, in een veel laater ftuk (l), andermaal, en met veel krachts, voorgedragen, als zeggende daarin: dat hij nooit een waaren kan-. ker,door wien en hoedanig ook, heeft zien genezen ; dat hij er nimmer zelfs op gééne der van O) Heelkundige Mengelftoffen, Amfi, 1778. bladz. 342CO Amt. op de Heelkunde van hippocrates, I Deel} 3 St. bladz. 365. Amft. 1791-  9$2 prijsverhandelingen van het tijd tot tijd aangeprezen* handelwijzen genezen heeft; dat hij veelmaalen gebreken gezien heeft, door Mannen van uitfteekende verdiensten in de Genees- of Heel-kunde, als kanker befchouwd, doch welke zulks in geenen deelen waren; en dat hij eindelijk allen, van welken hij verzekerd was dat kanker hadden , en zig, in weerwil zijner raadgevinge, onder de behandeling begaven derzulken , welken genezing beloofden, of allerellendigst geltorven zijn, of alsnog een jammerlijk leven leiden. De Heer j van der haar eindelijk, een Heelartz van de grootfte verdiensten , en in de kunstoefening grijs geworden , fchoon . in zijne vroegere jaaren een medevoorftander der handkunste in den kanker , herroept thans openlijk zijne vroegere dwaaling, en toont des ook hierin het kenmerk van eene groote ziel! deeze zelfde Heelartz naamlijk, fchreef mij onlangs (*) : ,, Voor eenigen tijd kwam hier, (in 'sHerio„ genbosch,) een Operateur, die , tegen mijn -, advis, drie, misfchien nog lang kunnende „ flaapen, fcirrhi wegnam; twee zijn, vóór dat (*) De Heer van deb haar heeft mij, ééns voor altoos, vrijheid gegeven , van zijne brieven een zodanig gebruik te mogen maaken, als ik, ten a'gemeenen nutte, zal nodig oordeelen : ik meende d!t hier te moesen melden.  AMSÏERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. 2^3 j, ze genezen waren, geftorven ; maar de derde j, beeft thans een alleraffchuwelijkften open' kan,, ker, en welke, dat fchielijk is, binnen één „ maand na de operatie is gevolgd : deeze man „ fhijdc meer harde gezwellen weg , dan alle „ Handartzen in Nederland; en van alle, die ik ,, voor waare fcirrhi heb verklaard, is er geen één of zijn in den waaren kanker, of in eene andere ziekte, die binnen 2 of 3 jaaren den „ dood aanbragt, overgegaan: dit, gepaard met „ mijne jongelingsondervinding, heeft mij, finds 30 jaaren, vreesachtig gemaakt: ik bidde God ,, zo ik dwaale mij te verfchoonen, en, zo de ,, waarheid aan mijne zijde is, mijne kunstbroé* „ ders voorzichtig te maaken , en zig door den trotfchen naam van Operateur toch niet te „ bedriegen." „ Men zal misfchien vraagen, of er dart „ geene fcirrhi door de operatie genezen wor„ den? ik antwoorde: waarfchijnelijk ja; maar de vraag is wederom , of alles , wat voor fcir„ rhus worde weggenomen, waarlijk fcirrhus zij? „ ik althans, en ik belijde het gaarne, heb „ voor groote 30 jaaren, op het voetfpoor en aanraaden van anderen , verfcheidene verharde „ ftukken vet uit de borsten gefneden, waarvan „ ik thans volmaakt overtuigd ben, dat het „ geene fcirrhi geweest zijn , en , zonder eene  2^4 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET „ nieuwe bijkomende kankerftof, nooit fcirrhi „ zouden geworden zijn , enz. (ni)" — en in eenen anderen brtef fchrijft deeze Heelartz: Met fmarte denk ik dikwijls aan verfcheidene „ menfehen, die ik herhaalde rijzen den kanker „ heb uit de tong gefneden , en er tog , mis* „ fchien vroeger, aan geltorven zijn." §. 221. Dit getuigenis, door Mannen van beproefde trouw en kunde gegeven , zou zeker genoeg zijn , om iederen Heelmeester den ongelukkigen uitflag der operatie in den kanker te doen erkennen ; dan , wij zullen, om aan het gewigt van dit onderwerp alle mogelijke nadruk bijtezetten, ons nog een oogenblik onledig houden met het aantoonen der onvermijdelijke gevolgen, die uit dit volftrekt fchadelijk middel voordvloejen: de ondervinding zal ons hierin tot voorlichtfter verftrekken , en de reden zelve zal de uitkomst daarvan wettigen. (m) Men zie dit wijders bevestigd in de Genees- en Heel-kundige Waarneemingen van deezen zelfden fchrijver, aden druk , §.23. bladz, 44.  amsterdam3ch genootschap der heelkunde. 25$ §. 222. De ondervinding leert dan, dat een weggefneden kanker altoos, 'of op dezelfde, of op eene andere plaats, herboren.worde, of wel eene andere en doodlijke ziektè voordbrengt — laat ons dit met voorbeelden bewijzen. §• 223. Uit de zo even (§. 220.) aangevoerde gevallen van den Heere van gesscher, blijkt reeds dat vijf lipkankers, op dezelfde plaats herboren zijn; dat één derzelven, geweldige buikpijnen, teering en,' na tien maanden, den dood aanbragt'; dat drie borstkankers , op dezelfde plaats weder geweldig uitborsten ; en dat twee lijders , bij wie de ballen, door kanker aangedaan , waren weggenomen , na de vierde of vijfde week aan verfcheidene toevallen ftierven. Zo ook zagen wij, uit den zo even gemeldeh brief des Heeren van der haar, dat van drie ongelukkigen, bij wien den kanker, tegen het advis van deezen Heelmeester, door een roekelozen, zogenaamden, Operateur, weggefneden was; twee, vóór dat ze genezen waren, ( waarfchijnelijk door abforbüe der kankerftoffe,) ftierven; en de derde reeds worftelde met eenen, op dezelf-  Z§6 prijsverhandelingen VAN HET de plaats herborenen, woedenden kanker; en , voegE er deeze uitmuntende Heelartz bij* , van alle ver* harde gezwellen , die ik voor waare fcirrhi heb verklaard, en door de operatie werden weggenomen, is er geen één, of zijn in den waaren kanker, of in eene andere ziekte, die binnen twee of drie jaaren den dood aanbragt, overgegaan. „ Eenige jaarert geleden," fchrijft mij deeze zelfde Heelartz, „ vroeg mij , bij misfive , dö „ beroemde Middelburgfche Doftor en Steenfnij„ der, wijlen p. de wind, of ik een voor- beeld wist, dat eene zwangere vrouw de borst, met eenig fucces, afgezet was? dat zijne huis,, vrouw zig in dat geval bevond: ik antwoordde, „ neen! — deeze ftoute Operateur heeft die ope,, ratie zelf verricht, maar de patiënte is rasch „ daarna geftorven. ,, Ten tijde dac de Erfprins eehe hoofdwon„ de gekregen had, werd de oude Heer d a„men, in 'sHaage, door Proffr. camper, verzocht, zijne huisvrouw de borst wegténé„ men: de Heer damen verfchoonde zïg, uit „ hoofde van den zo evengemelden lijder , dien „ hij behandelde ; waarop de Heer m. schou„ ten,te Rotterdam,gevraagd zijnde,deeze ope„ ratie verrichtte — toen heden 14 dagen Proffr, (*) De brief is van den 2Q Febr. 1791.  émstkrdamsch genootschap Hm heelkunde- j»!£7. „ Proffr, coopmans den avond bij mij. pas-„ feerde, zeide mij die fchrandere Man , als ,, getuige, dat Mevrouw camper, omtrent „ één en een half jaar na de operatie , overle>, dert was — de doodeliike uitdagen' wordin „ maar al te beklaagelijk verzwegen." De geleerde Hdagfchè Geneesheer , th'ö ë s • s i n k , fchreef mij onlangs: „ Ik kan niet ü ,, getuigen , nooit zag ik fcirrhus wegnecmen 3 ■„ of de cancer kwam , met meer woede , te» rug: vóór twee jaaren werd een fcirrhuS^mi dfl »,, main, bij eene vröuW van 30 jaaren, geno„ men; hij kwam weerom, en de lijderes werd j, ellendig; een zekere geheime pleister deed 4, eehter eene goede verëttering komen , en zij j, geraakte weder zo verre , dat ze uitging: wef j, rasch kwamen pijnen doör de fchoü.'crs , in de borst, en éindelijk in het been ; er oht,, ftond eene febris hectica; de wond werdc j, droog, eindelijk zwart, en zij ftierf ellen ig; f, pijnlijk en uitgeteerd (*)< (*) Dat dë reeds gerriaaktë kankerftcifé , Uit het Beledigde , vërzworënè en uitwendig geopende' deel, doof dö vafa abforbentid wordt opgenomen, elders beëilgevoefd j en bijzondere uitwerkzelen, riaar den aart Vah het deel dat ef doof beledigd wordt, voordbrengt, is een algemeen beki'nrt Verfchijnfet i dóch , dat deèzs Zelfde kankerftof uit öëfiefl 1 reeds zweerenden verborgenen kanker, zonder eene uitwen» II. deel, R  458 fr. ijs verhand elingen van het De beroemde Haagfche, Heelartz , h. damen (ji) , nam , in 1775 , de kankerlip van den Schiedam/dim Doctor rijk, weg : de lijder Cn) h. damen, Heelk. Waarn. ), dat er , na dat men uit de mam eenen kanker „ hadt weggenomen , en i dat de wonde geheeld ,, was, ;eene• onlijdelijke fpanning voor het hart „ en de bórst,ontftondt, zodanig zelfs, da: de fp) v o, ge ij CfoV. Wahmehmungen, Lub. 1778. (?) th eden, Neue Bemerkmgen und Erfahrutigen, &c. Berlin 1771. (O peijrilhe, Prijsverh. over den kanker, hladj. 69, R 3  ü6.2 prijsverhandelingen van het lijderes klaagde , dat ze als met eenen ijzeren „ band gekneld werd ,• en den twaalfden d3g , na het opkomen deezer zwaare toevallen, aan ge- weldige ftmptrekkingen overleed." j. acrel een beroemd Zwcedsch Hoogleeraar der Heelkunde, verhaalt: dat in 1754 een kanker uit de onderlip van een' Boer werdc gefneden : toen, na den zestienden dag , de wond genezen was, begon de onderkaaksklier te zwellen, en werd, binnen vier-enrtwintig uuren, zo groot als een muscaatnoot , hij begaf zig vervolgends - naar zijne geboorteplaats : doch „ waarfchijnelijkzegt de Heer acrel, „zal „ het kwaad zig, op eene flimmere wijze, onder de kin weder- geopenbaard hebben." (/) Bij een'anderen Boer fneed acrel, in 1756, eenen kanker uit den hoek van den mond ; met de wond fchikte het zig redelijk ; doch de klieren onder dë kin en den mond begonnen „ zo fchielijk , en zo geweldig optezetten , dat zo wel de ademhaling als de vrije loop van 3S het bloed, naar en van het hoofd, langzaa„ merhand belet werden, tot dat hij , in de 3J vierde week na de operatie, ftierf." (u) (j) acrel, Heelkundige Waarneemingen, Ned. Vert. "sHaage 1781. (t) Ibid, p. 32, Cu). Ibid,, p. 35'-  AMSTEXDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. Sog Eene vrouw werd, in 1753, een foorrgelijk ongemak uit de onderfte lip weggenomen: „ de „ wond werd binnen drie weeken genezen; ,, maar in de vierde week begonnen de klieren, „ onder de tong en kaak, fchielijk te zwellen, „ en zodanig in grootte toeteneemen , dat zij, „ binnen negen weeken na de operatie, haar als „ verdikten , en haar leven eindigden." (y) In 1747, werd een knoestgezwel , Hechts ter grootte van een muscaatnoot , uit de rechter borst van eene vier-en-dertigjaarige lijderesfe gefheden : in de derde week kwamen er twee „ kleine knobbeltjens in het vet, onder de huid, „ tusfchen de borsten, op het borstbeen; deeze „ werden aanftonds weggenomen : eenige dagen „ daarna vertoonden zig drie foortgelijke knob„ bekjcns, twee op het borstbeen, en één aan „ den binnenkant van de linker borst: het laat„ fte groeide dagelijks aan, zo dat het, binnen agt dagen , zo groot was als een okernoot: „ de klieren onder den linker okfel begonnen „ insgelijks te zwellen , en hard te worden — haar ongemak heeft zig vervolgends geopen- baard door opene kankerverzweeringen, wel- O) acrel , Heelkundige Waarnemingen, Ned. Vert. 'sH&age 1781. pag. 36". R 4  £f>4 prijsverhandelingen van het ,, ken, na verloop van eenige maanden, haaren droevigen toefhmd eindigden." (w) Voords heeft deeze beroemde Heelkundige, uit het dagregister van het Koningh'jk Hospitaal re Stokho'Im , eenige weinige waarneemingen opgetekend van zogeyp.amde weggenomene kankers, bij de lijders van welken eene gelukkige genezing gevolgd is ; doch toont vooraf zijne twijfeling, of Sëeze verharde gezwellen wel immer kanker waven; dewijl mijne dagelijkfche ondervinding, 'i cn öok die van anderen," zegt hij, „ ge'„ toon;! heeft, dat, als zulke klonters vaneenen •,, i.ankerachtrgen aart waren , zij dan op dezelf-. n dc. of op eene andere plaats, vroeg of laat, ,} wederkwamen."' (x~) De Franfche Heelmeester le dran (j), ver» heiit van een* mén . wien den eenen bal, om eere groote kankerverharding, was weggenomen, en die , na drie maanden verloop , een fcirrhus ifi de klieren van den hals kreeg, welke hem verflikte. Op eene andere plaats (3) verhaalt deeze: . (ti?) acrel, Heelkundige V 'uorneemingen, Ned. VertA \Haage 1781. bladz. 168. Lx ). Ibid, bl. 162. (51) ledran , Mem, de VAM, de Chir., Tom. HL ^3) Ibid, Heelk. Waam. , Waarn. 9 en 10.  amsterdamsch genootschap der heelkunde. 2 6*5 zelfde fchrijver van twee onderfte lipkankers, die beiden weggenomen werden, en waarvan de lijders fpoedig genazen ; doch eenigen tijd daarna onder de kin weder voordkwamen, woedend uitborsten , en den dood aanbragten. p e t i t ( prijsverhandelingen van het ders, veele dergelijke gevallen medetedeelen , zo was het mogelijk, een geheel register dee,, zer droevige gevallen te maaken" — en iet verder: ,, De Profesfor bidloo, van wien ik, „ in mijne jonge jaaren, onderwijzingen ont„ ving, heeft mij verfcheidene dergelijke operatiën doen bijwonen?; en mijn waarde Vader, toenmaals in de uitmuntende kunstoefeningen „ binnen de ftad Leijden deel hebbende, behandelde , voor het grootfte gedeelte, die „ lijderen, aan welken de Heer bidloo de „ operatiën volbragt; maar dewijl ^ door dien j, grooten Man almede, op de zo even ge„ noemde zwaarigheden, (van waare of onwaare „ kanker,) zo onderfcheidenlijk niet gelet werd, „ zagen wij weinige gelukkige uitdagen van „ zijnen arbeid," van swieten (c) verhaalt, dat boerhaave dit volgende geval heeft bijgewoond: In eene aanzienlijke Dame , werd eenen , nog niet verzworenen, kanker, uit de rechter bont gefneden ; na verloop van één jaar werd dergelijk öngemak, uit de hnker borst, insgelijks weg. genomen ; maar de lijderes kwijnde naderhand, had alle tekens van kanker in de baarmoeder, «n ftierf eindelijk , door zeer hevige pijnen afr CO van slieten , Connn. in Aph ioe&h., f.493-  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. 267 gemarteld. Op eene andere plaats (d) zegt hij: Eene kankerachtige mam werd, door een „ zeer kundig Heelmeester, afgezet, en dit „ gedaan zijnde, zag men in 't midden der wonde „ een aschgraauw vlekjen: de genezing der wonde „ ging gelukkig voord , en de oppervlakte was „ reeds bijna met een lidteken bedekt: toen „ begon die vlekjen opterijzen , in grootte toe„ teneemen, en tot eene welige klomp uitgebreid „ te worden, welke met groote kwaadaartigheid ,, woedde, en alle nabijliggende deelen verteerde, „ tot de ellendige lijderes ftierf" — een ander Heelmeester , zegt hij verder , had den kanker uic de borst weggenomen, en toen alles zeer gelukkiglijk fcheen uittevallen, kwam er, op den veertienden dag, een fpasmus cynicus, daarna een tetanus, en eindelijk de dood. §. 224, Genoeg — waar zoude ik eindigen , wilde ik alle de ongelukkige gevolgen, welken het uitfnijden van den kanker , ten allen tijden, heeft opgeleverd, aanftippen? — gevolgen, die onvermijdelijk uit den waaren kanker altoos moeten yoordvloejen: dit behoeft geene nadere ophelde- (d) van s wisten, Comm. in Aph. boerh., j. 505,  2f>8 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET ring : daar wij reeds elders den kanker uit inwendige vochtoorzaaken oorfpronglijk verklaard hebben, daar hebben wij tevens (§.203.) de reden deezer verfchijnfelen betoogd , en voegen er hier Hechts bij: hoe zoude het mogelijk weezen , dat wij den kanker door de handkunst konden uitroejen, zo lang zijne werkende oorzaak aanwezig blijft? en daar het tot heden gebleken is, dat nog niets vermogend is bevonden, om deeze voordbrengen de oorzaak opteruimen of te vernietigen*, hoe zouden wij zulks dan van een middel , dat Hechts het gewrocht voor een korten üijd opruimt, Verwachten kunnen? : . §. 225. 1199 bifSH') tttt*iW£ V: \v\\ fl99' , SÉfc" tV^TMivtSVl Neen , ieder Heelmeester , in wiens hart het minfte gevoel van menschheid is, moet, door de zo even (§. 223.) aangeftipte ongelukkige voorbeelden , die met een verbazend aantal zouden kunnen ' vermeerderd worden , en wier gevolgen altoos uit het wegnemen van eenen waken kanker zullen voordvloejen, voor altoos van deeze operatie worden afgefchrikt: eene operatie, nog eens , • die de ellende deezer ongelukkigen, op eene even zo wreede als' roèkelooze wijze, verhaast en vermeerdert.  amsterdamsch genootschap der heelkunde. 2.6$ %. 2,26. 'T is waar, er worden eene menigte kankergenezingen , door uitfnijdingen, zo door oude als laatera fchrijvers, opgegeven; dit kunnen wij niet ontkennen; dan, het is even zo waar, dan geene deezer, het zij met eerbied voor veele van derzelver waarnee meren gezegd , immer waarlijk kanker waren; of, zo zij het al eens waren, dan heeft men, door fluiting der wonde, den kanker te voorbaarig genezen verklaard; terwijl de ongelukkige afloop daarvan weldra bet tegendeel bevestigde: het zij ons gegund , dit een en ander met eenige •voorbeelden, uit de meestgeroemdfie waarneemeren , hierover zei ven genomen, te bevestigen, §• 227. Onder de Ouden zijn de nageblevene Heelkundige waarneemingen van hildanus en scultetus, met recht, van de meestgeroemdften: beide deeze ervarene Mannen geeven voorbeelden van uitgefnedene en genezene kankers op ; doch ook beiden toonen hierin hunne misvatting. Zo zien wij, bij voorbeeld, dat hildanus (e) CO hildanus-, Cent- Ui Obf. 78 & 79.  270 prijsverhandelingen van het uit de rechter borst eener vrouwe^ éeh aanrherkelijken grooten kanker, en tevens drie verhardingen ondet deh okfel wegfneed, met gevolg eeher gelukkige genezing: dan , die groote Heelmeester erkent zelf, dat dit gebrek bij deeze vrouw ontftaan was, uit eene ontfteeking' der rechter horst, en daarop volgende zogkloniering; en, fchoon veele dit voorbeeld als eene waare kankergenezing , door de operatie , aanmerken $ hebben wij echter ( §. 94.) getoond, dat foort* gelijke gebreken nimmer kanker waren ; en dit blijkt nog duidelijker uit eene andere waarnee-ming (ƒ) , van deezen zelfden fchrijver, daaf hij twee déezer beginnende eii gewaande kan* kers, bij twee andere vroüwen , door verdeö* lende middelen , genezen heeft. Zijne andere kankergenezingen, door uitfnijding, zo van het oog van lustrIacus (g")s van het opper-achterhoofd van de vrouw te Ldzanne (F) , van de roede eens fmids (f) j uit de wang eener weduwe te Keulen (Jt), eli anderen $ hebben Wij, in onze tweede Af deeling, getoond, dat nimmer tot den waaren kanker behoorden* (f) h 1 l b a Nüs , Cent. II. ObJ. 80. (g) Ibid. Cent. I. Obf. ï. (A) Ibid, Cent. fit Obf. 87^ CO Ibid. Cent- UI. Obf. 88. CO Ibid, Cent.V. Obf. s«.  amstbrdamsch genootschap der heelkunde, 2?i De borstkarker van de Abdisfe van Urfpring, door scultetus (l) met het mes weggenomen en genezen, fchijnt, oppervlakkig befchouwd , zeer veel van den waaren kanker te hebben ; dan , de dauwwormige uitflag , na de genezing der wonde , aan den onderkant van de borst gevolgd , en de opruiming hiervan door twee etterdragten, één aan het been, en één op den arm geplaatst, doen mij vermoeden, dat dit borstgebrek van eenen kropzeerigen aart is geweest; en te meer word ik in dit vermoeden bevestigd, daar scultetus blijken geeft, van den waaren kanker van andere, daaraan gelijkende, gebreken , niet juist te hebben onderfcheiden; immers zegt hij, in zijne vijf-en-vijftigfte Waarneeming, een verborgen kanker in de borst eener boerinne, door het gebruik van medicamenten, cn etterdragten, in drie maanden te hebb.a doen verdwijnen: noch de een, noch de ander, was des waarlijk kanker. %. 2 28. Niet minder zijn veele der ervarenffe Heefkundigen deezer eeuwe, uit gebrek aan eene genoegzaame juiste onderfcheiding , hierin her CO scutTETt/s, Arm. Chir. Obf. LIL  fefa prijsverhandelingen van het fpoor bijster — Frankrijk, het in de Heelkunst zo geroemd en verlicht Frankrijk l levert hiervan de fterkfte bewijzen op. saviard (m), een beroemd Fransch Heelmeester , bij voorbeeld, verhaalt van eene vrouw, die een vreeslijk gezwel in de borst had, in 't welk eene kleine opening was, waaruit eene groote menigte fcherp vocht, vermengd met kleine korrel-. tjens als van gierst, vloeide: saviard, zo wel als veele Heelkundigen van zijnen tijd , hielden dit gebrek voor eenen waaren kanker, en oor«. deelden de uitfnijding noodig: bij de opening van het gezwel, ontlastte er zig bijna een kom vol van bovengemelde korrelachtige- ftoffe, en in drie maanden was de wond gefloten , en de lijderes genezen — „ Eene leering voor alle „ Heelmeesters," zegt saviard, „dat men „ niet altijd blindelings het gevoelen van hip„ pocrates en cklsus moet toeftcmmen, „ die beweeren , dat men kankerachtige gezwel» „ len , welken in de borsten komen, niet anders „ dan met onderhoudende middelen behandelen „ moet:" dan , hoe duidelijk blijkt hier de onkunde van saviard en zijne kunstbroeders f en hoe onbillijk is hier de befchuldiging tegen den onftefvelijken hippocrates en celsus, daar. die (f») SAVIARD, Obf. 53- v j-j,  amsterdamsch genootschap der heelkunde. 2.?% dit zijn geval flechts een verzworen papgezwel, en geenzins kanker geweest is: men zie 't geene wij over foortgelijke gevallen reeds (§. 90.) hebben opgetekend. ledran (n) meldt van een' boer, dien hij een' lipkanker uitfneed, en daarvan volmaakt genas: het gezwel, zegt hij, was bijna zo groot als een meloen , en nam zijn' oorfprong uit de bovenfte lip , en 't bovenfte deel van het tandvleesch, en hing over den mond , tot op het borstbeen , wegende omtrent twee ponden —\ wij zullen niet noodig hebben hier te verklaaren , dat dit gezwel, uit hoofde van gemelde verfchijnfelen, zekerlijk geen kanker, maar juist een vleesch- of vet-gezwel geweest is. lecat (0) verhaalt ons het geval van eene vijf- en - zestigjaarige Dame , die eenige jaaren te vooren een hard gezwel, op eene kneuzing gevolgd, in de borst gekregen had, waardoor zij, alle middelen vruchtloos hebbende aangewend, eindelijk door de bijtmiddelen van een' kwakzalver, in eenen ijsfelijken toeftand werd gebragt, zo dat, toen lecat er bij kwam, hij een fungus, van gedaante als een bloemkool, uit («) ledran, Heelk. Waarn., Waarn. XL (0) lecat, Journ. de Mei. fcf Chir., Tom. XI7. p. 257- A°. 1761. V. deel. S  flf4 prijsverhandelingen van HET eene ronde zweer, met omgekrulde en vereelte randen, in de borst voorkomende, vond : niettegenftaande deeze verfchijnfelen , vondt die ftoute Heelmeester de operatie uivoerbaar; om dat, zegt hij, het gezwel niet vast zat, en er maar kleine bosjens klieren onder den okfel waren: op den 29 Julij 1760, volbragt hij deeze operatie , en fneed in ééns de klieren van den okfel en van de beledigde borst weg : op den zeventienden dag na de operatie, vertoonde zig een wit vlekjen in het midden van de wonde, dat met merc. prcecip. rttbr. werd verbeten: de korst hiervan afvallende, kwam den twintigften dag een zwart vlekjen op de rib, die tevens door cariës aangedaan bevonden werd , te voorfchijn: lecat nam het bedorven ftuk been weg, en bedekte het bloot liggende met plukzel, in een mengzel van ol. guajaci en tinB ahes et mirrhe gedoopt : omtrent zes weeken na de operatie , was de rib met goed vleesch bedekt; en omtrent den tagtigften dag de geheele wond gefloten. Dit geval, dat door lecat zelf een verzworene fungeufe kanker wordt genoemd, is en wordt nog door veele Genees- en Heel-kundigen, als een krachtdaadig bewijs van den goeden uitflag eens weggefnedenen kankers aangevoerd; dan, wij moeten erkennen, dat wij in  amsterdamsch genootschap der heelkunde. Sf $ hetzelve , geen het minfte fpoor Van eenen waaren kanker aantreffen ; maar wel, dat wij het plaatslijk beenbederf van de rib, hoogstwaarfchijnelijk door de aangebragte kneuzing veroorzaakt , eenig( en alleen als het uitwerkzel van alle verfchijnfelen, in dit gebrek, aanmerken: immers , zo lang het beenbederf aanwezig bleef, hielden alle toevallen aan ; maar zo dra was dit niet opgeruimd , of alles fchikte zig tot de ge» nezing — een gewoon verfchijnfel bij beensontaartingen ; doch nimmer in den waaren kanker» 5» 229. Niet minder dan in Frankrijk, vinden wij deeze misvattingen ook in Duitschland heerfchen: ïaaten wij dit, uit de waarneemingen van twee hunner beroemdfte Heelkundigen, bevestigen. schmucker (p) deelt een groot aantal waarneemingen mede, van knoest- en kreeftgezwellen in de borsten der vrouwen , wejken, door hem uitgefneden , meest allen gelukkig genezen zijn: dan , wanneer wij vooraf inzien, dat deeze waarlijk groote Heelmeester het knoestgezwel uk eene uiterlijke belediging, drukking of (p) schmucker, Heelk. Waarnemingen, a D.» van Waarn. 4 tot ia. s %  07<5 PRIJSVERHANDELINGEN VAH HET kneuzing van een keurslijf, uit voorgaande ontfteeking en zogklontering, uit ophooping van taaje vochten, enz. (#) afleidt; dan hebben wij niets meer noodig om te geloven, dat hij den waaren kanker niet genoegzaam onderfcheidenlijk gekend heeft, en dat zijne gelukkige genezingen deswegen , waarlijk nimmer kankergenezingen geweest zijn: laaten wij eenige zijner gevallen een weinig nader onderzoeken, en wij zullen de waarheid van dit gezegde bevestigd zien. . In 1768 nam hij een knoestgezwel weg uit de linker borst eener twee - en - twintigjaarige lijderesfe , en zij genas gelukkig: „ Het gezwel was „ alleen ontdaan van een keurslijf naar de mode, „ hetwelk zij in haar zeventiende jaar had be„ ginnen te draagen ; dit hadt haar altoos aan „ de linker zijde zo gekneld, dat zij dikwijls, „ om de pijn te verminderen, eenen lederen hand„ fchoen tusfchen hetzelve en de borst geftoken had," enz. (r) „ In dit zelfde jaar," zegt hij verder (s), „ heb ik nog uit de borst van twee jonge „ vrouwsperfoonen, van welken de ééne 16, en „ de andere 19 jaaren oud was, knoestgezwellen (?) schmucker, Heclkund. Waarneemingen, 2 Deel, Waarn. 4. ■ (r) Ibids'z. Deel, Waarn. 4, bladz. ZS( O Ibid, a Deel, bladz. 38.  AMSTERDAM3CH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. 277 „ genomen: hij beiden was die ongemak ontdaan „ door drukking van het keurslijf." In 1771, nam hij de linker borst weg van eene vrouw van 36 jaaren; deeze borst was geheel verhard, en de oorzaak daarvan was eene kneuzing , drie jaaren te vooren, door de klink eener kamerdeur ontvangen, waarop eene zwelling en ontfteeking volgden , die, fchoon door verdeelende middelen opgelost, echter eene verharding nalieten, welke dagelijks grooter werd , en toen bijna de geheele borst befloeg. f7) In 1772, nam hij eene verharding weg, uit de borst van eene jonge en fchoone vrouw van aanzien, 27 jaaren oud , en reeds moeder van verfcheidene kinderen: deeze verharding was ontfiaan door een' ftoot, twee jaaren vroeger ontvangen, en waarbij toenmaals, door de pijn, ontfteeking kwam ; ter verdwijninge van welke men van uitwendige , drooge , verdeelende middelen gebruik maakte, met het gevolg, dat bovengemelde verharding nableef: de afloop deezer operatie was nogthans zo gelukkig niet; op den dertienden dag kreeg de lijderes eene Hondskramp, waaraan zij ftierf. (u) (f) schmucker., Heelkund. Waarnetmingm, 2 Dqel, Waarn. 5. (w) Ibid, 2 Dael Waarn. 6, S 3  PRIJSVERHANDELINGEN VAN HEf In 1769, fneed hij een hard gezwel, ter grootte van een hoenderei, uit de linker borst eenef negentienjaarige lijderesfe ; zij had tevens eene doorgaande oogontfteeking, gepaard mee eene etterachtige uitvloejing; de neus en bovenlip waren dikwerf gezwollen; de lijderes genas; doch de bijzijnde toevallen bleeven aanhouden, of vermeerderden, tot eindelijk alles, door eene etterdragt op den arm , werd opgeruimd. (V) Van denzelfden aart was bijna het geval van de Poo/fchs Dame (V) , die hij, in 1763 , de geheele verharde borst wegnam: immers waren de oogleden , en vooral de randen van dezelven , altoos rood, ontdoken en opgezwollen; schmucker, meldt van dit noch van het naastvoorgaande geval geene oorzaak ; doch zij draagen allezins blijken , dat zij van eenen kropzeerigen aart zijn geweest. Meer voorbeelden van zogenaamde gelukkige, kankergenezingen , door de operatie, van deezen Heelmeester, zullen wij niet opgeeven ; zij tog drcagen alle kenmerken van denzelfden ftempel; en hiervan zal men te meer overtuigd zijn, wanneer wij deezen fchrijver, na het vernaaien van zijne eerfte, in 1742 , ongelukkig uitgevallene O) schmucker, Heeïktmd. Waarneemingtn, aDeel,,, Waarn. 7. (tf) Md, 2 Deel, Waarn. ?.  amsterdamsch genootschap der heelkunde. 279 operatiën, op den kanker, hooren zeggen: „Nu „ werd ik voorzichtiger, en verrichtte nooit we„ der de operatie, wanneer de oogleden tevens „ ontftoken waren ; of, wanneer ik meende, dat het toeval uit eene inwendige oorzaak „ ontftaan was:" (#) — en inderdaad, onder deeze voorzorgen moesten zijne operatiën , op verharde gezwellen , meestal gelukkig alloopen; en het waarom is duidelijk ; om dat zij naamlijk nooit waarlijk kanker waren. lu d wig, zegt de Heer ka pp (f) , heeft den kanker uit de lip van een' man van 70 jaaren, en uit de borst eener zestigjaarige vrouwe, met vrucht doen uitfnijden ; dan, hoe moeten wij deeze kankers beoordeelen? daar van deezen ludwig , op eene andere plaats (z) , door deezen zelfden fchrijver, gezegd wordt, dac hij, door het extracl van de ckuta en het em■plastrum galbanum, zamen tot een plaaster gemengd , een' kanker aan den hoek van de kaak van een dertigjaarigen lijder , heeft doen ver* dwijnen. kapp geeft voords door zijne geheele ver-f O) schmucker, Heelkund. Waarnemingen, 2 Deel, Waarn. 11, bladz. 91. (y) kapp, Disfett. de Exterpatione Tumerum in Mamma!, lipf. 1768. O) Ibid, p. 13. S 4  S80 prijsverhandelingen van het handeling, waarin hij over het afzetten der borften fpreekt, de fprekendfte bewijzen , van den waaren kanker niet onderfcheidenlijk gekend te hebbem §■ 230. Engeland, in 't welk de Heelkunde, in deeze eeuw, aanmerkelijke vorderingen gemaakt heeft, geeft, over het geheel , hieromtrent meer blijken van oplettendheid en onderfcheiding , dan, niettegenstaande dit, zijn eenige van deszelfs meestgeroemdite Heelkundigen , vooral in het kunstkweekend Edinburg, ook nog heden, ten deezen opzichte, in het dwaalfpoor ; en fnijden een aantal verhardingen weg, welken nimmer kanker waren noch worden konden, en echter er door hen voor worden aangezien en behandeld. monro, de zo kundige als oplettende monro, moeten wij hiervan zelfs niet uitzonderen; deeze zag van zestig kankers , welke hij uitgefneden heeft, maar vier lijders genezen, en zesen-vijftig ellendiger worden en fterven: dan, deeze genezing van flechts vier van de zestig, beflist niets ten voordeele van de operatie: ja, het is bijna onbegrijpelijk, dat onder de zestig voorgegcvene kankerlijders , maar vier zijn gevonden, welken na de operatie genezen zijn ge-  amsterdamsch genootschap der heelkunde. 281 worden, daar men zo algemeen deeze ziekte met andere gebreken verwart, en vrij gemaklijk van dit getal, de helft had kunnen herflellen, zonder in deeze genezenen een eenigen kankerlijder te bevatten ; doch hieruit blijkt de kunde en oplettendheid van den beroemden monro te zichtbaarder, naardien hij zig hierin zo weinig fchijnt vergist te hebben. Veel gelukkiger heeten de kankergenezingen van den Heere hill (a), welke het zo evengemelde van den Heere monro verhaalt: deeze Heelmeester naamlijk, zegt agt-en-tagtig kankers, uit verfcheidene deelen van het ligchaam te hebben uitgefneden, waarvan er agt-en-zeventig genezen, en flechts tien terug gekomen zijn; doch dit buitengewoon fchijnbaar geluk, doet den fchrijver geene eer aan ; dewijl hij hierdoor zijne onkunde m den waaren kanker verraadt; en hoe ongunstig waarlijk , moeten wij van deeze zijne kankergenezingen niet denken , daar wij zien dat hij een wrat, een hoorn, een invreetenden uitflag, eene bij herhaaling afvallende korst, waar achter eindelijk eene zweer komt, enz. allen als beginfelen van den kanker aanziet? Onvergeevelijk is het, dat andere beroemde Heelkundigen , waaronder zelfs de zo zeer erva* («) hill, Cafés in Surgerij, &c. Edinb, 1772. S 5  i8<2 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET ren bell (F) is, deeze waarneemingen van den Heere hill, als voorbeelden van het geluk der kankeroperatie, aan anderen voordraagen. Met het levendigst genoegen echter, wensch ik onzen Nederlanderen geluk, dat de bloem der Heelkundige fchrijveren , finds ruim eene eeuw, gelijk wij zo even (§. 220.) hebben doen zien , deeze operatie in haar waar daglicht hebben ten toon gefpreid, en het waarachtig onvermogen daarvan ten duidelijkften betoogd: dan, niettegenftaande dit, hebben echter éenigen , van tijd tot tijd , gepoogd, dezelven gunstiger te doen voorkomen , en gebruikten daartoe voorbeelden, die , gepaard met hunnen roem , den minder oplettenden , den grootften fchijn van gegrondheid gaven; doch de toets van een naauwkeurig onderzoek nimmer konden doorftaan: laaten wij hiervan ilechts uit twee onzer, in dit nuk geëerbiedigde, Nederlandfche fchrijveren , een proef geeven , en de waarheid van het zo even gezegde zal te duidelijker voorkomen , (&) bell, A Treatift en the thetry and Management Ulctrs, fjfr. Hint. 1778.  amstërdamsch genootschap der heelkunde. $83 camper (c)* onder anderen, verhaalt twee gevallen van dien aart, welken hij reeds verzworene kankers noemt, door hem met het mes zijn uitgefneden, en, zo hij zegt , genezen zijn; dus fchrijft hij: Het heugt mij, in den j, jaare 1753, te Harlingen, eene geheele mam, ,, zonder vreeze, weggenomen te hebben, om dat ik dezelve, zo wel als andere Geneesen Heel-meesters, voor fcirrhus of een knoestgezwel bield ; terwijl het onderzoek, na de wegneeming, deed zien, dat er reeds aan den achterkant, door de ichor , ■ een groot abfees, „ of etterbuil, gemaakt was, en het gevoel ons „ allen misleid had;" (in zo verre naamlijk, wil camper zeggen, dat hij hier een verzworenen kanker, in plaats van een knoestgezwel, wegnam.) „ Onlangsvervolgt hij, „ nam ik nog de „ geheele borst weg van eene Juffrouw van 50 i, jaaren, die, offchoon zij van buiten geen teken van kanker gave, door mij echter verzekerd werd, reeds een abfees te zullen bevat,,, ten, gelijk na de wegneeming bleek; wanneer 4, ik , bij het onderzoek , den zak en ichor aan verfcheidene zèer kundige kunstgenooten toon„ de; in dit geval nogthans was zulks ligter (c) camper , over den waaren aart der kankerwording: i|e Qtntes- Natuur - enHuishoud-kund. Kabinet, iD. bl.ip8.  384 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET „ te vermoeden, om dat zig uit den tepel, nu ,, en dan, eenig vocht ontlast hadde." Dan, wie, die in het eerfte geval het voorgeftelde van den Heere camper, met de verfchijnfelen van den waaren kanker zeiven vergelijkt, ziet dan niet, dat deeze uitmuntende Geleerde zig, ten deezen opzichte, vergist heeft; en dat dit geval merendeels gelijk ftaat met dat geene , waarvan den Nymeegfchen Geneesheer, de man (d), ons de waarneeming heeft medegedeeld, en door ons reeds (§. 96.), onder den naam van etterzak der borsten , befchre» ven is? In het tweede geval, dat onwederfpreekelijk meer kenmerken van den waaren kanker oplevert , is de fchrijver, gelijk bij veelen maar al te dikwerf gefchied is , te voorbaarig in zijn befluit geweest; naardien bij deeze lijderes wel de wond, door de operatie gemaakt, maar niet de kanker genezen is: de Heer van der haar, die mij dit zelfde geval en deszelfs afloop heeft medegedeeld, fchrijft er dus van: „ Eene ongehuwde Juffrouw, van 50 jaaren, „ alhier, (in 'sHertogenbosch,') had, meer dan „ 20 jaaren, eene platte knobbel boven den (d) de man, Holl. Maatfch. der WeetenJch.,teEaatlm, D. XV. bladz. 187.  amsterdamsch genootschap der heelkunde. 285 „ tepel in de borst, met uitvloejing van een „ bloedrig vocht, (ichor,) uit den tepel,'twelk, „ gedroogd zijnde , als gomlak er uitzag , en „ des een inwendig zweerenden kanker : zij be„ geerde door de operatie geholpen te worden; „ dan, .ik weigerde dezelve , uit vreeze voor „ 't gevolg; doch de Heer camper, zig juist „ op dien tijd hier bevindende , oordeelde ze noodig; deed, op mijne aanhoudende wei„ gering , de operatie , in 't bijzijn van Proffr. j. bon en mij zeiven , en nam de geheele „ borst weg: dezelve aan mijn huis, in te„ genwoordigheid van de Heeren hopman „en verster, geopend hebbende, vonden „ wij de fcirrhus van binnen geulcereerd: de „ wond genas ; maar de lijderes werd weldra „ eenigzins dik van buik , met gaande en ko- mende krampaartige pijnen, op de hoogte van „ de milt, gevolgd van hardlijvigheid, ja, vol,, komene opftopping, (tympanitus,) en den dood „ — ik kan niet ontveinzen," vervolgt deeze Heelartz, „ te geloven, dat het kankerkwaad, „ bij deeze lijderes , zig in den buik verplaatst „ hadt." Gemelde lijderes overleed, even na dat de Heer camper haar geval in zijne evengemelde Verhandeling had medegedeeld ; zeer waarfchijnelijk had anderszins deeze beroemde fchrijver den aft  fi86 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET loop daarvan minder gunstig voorgefteld; ten> minlten ware hij voorgekomen , dat men dit geval , als een* door de operatie genezenen kanker, zoude verklaard hebben — en hoe veele fchijngenezingen, van deezen aart, levert de ondervinding nog niet dagelijks op! De Heer van wij eindelijk , deelde , voor weinige jaaren, in de Algemeene Vdderlandfche Letteroefeningen (O» en daarna in zijne Heelkun* dige Mengelfloffen (f) , de gelukkige afzetting eener vrouwenborst, welke, zo hij zegt, met eenen waaren kanker bezet was, mede. Deeze vrouw, 42 jaaren oud, kreeg, na dat zij negen maaien gekinderd had, een* ftoot tegen de rechter borst, en , in gevolge hiervan eene kleine verharding, welke, van tijd tot tijd, grooter wordende, eindelijk in drie jaaren de geheele borstfchijf innam: de Heer van wij vondt op deezen tijd de gantfche borst hard , pijnlijk en knobbelachtig ; uit den tepel ontlastte zig eene bruine en fomwijlen bloederige, fcherpe ftoffe; buiten dit plaatslijk ongemak, was de lijderes zeer gezond: de Heer van wij oordeelde echter de afzetting nodig; en fchoon hij, op het (e) Mengelw., VI. D. N. 3. bladz. 100. C/) van wij , Htelk. Mengelftoffen, 1 D. bladz. 34r, Arnft. 1784.  amsterdamsch genootschap OESMEELKUNDB. a8f tijdftip der operatie , nog eene verharde klier onder den arm ontdekte , fneed hij deeze , te gelijk met de geheele borst, op den 4 Augustus 1783, weg : de genezing vorderde, fchoon langzaam , tot aan den 19 October , vrij wèl; van dien tijd, tot den 6 November, ging dezelve traager, en toen vertoonden er zig, in het lidteken , twee zwarte ftipjens , of verftorvene plekjens, die reeds den volgenden dag in twee opene gaten, ieder ter grootte van een Hollandfchen ftuiver, veranderd waren, en waaruit een fcherp vocht vloeide: in dit ongunstig vooruitzicht, plaatfte de fchrijver , op den 7 November, op den arm, aan de beledigde zijde, het ecorce de garou , en had het genoegen , toen deeze etterdragt, drie of vier dagen daarna , eene ruime hoeveelheid ichor geloosd had, agt dagen laater, de heeling der wonde voltrokken te zien. Wij ontveinzen niet verwonderd te zijn , hoe de Heer van wij heeft kunnen befluiten, dit gebrek , dat door eene uitwendige kneuzing was aangebragt , eenen waaren kanker te noemen ; daar hij zelf, en te recht, in zijne Prijsverhandeling (g), flechts vier of vijf jaaren vroeger gefchreven, op het voetfpoor van den Leijd' fchen Heelartz balthazaar (A), zig das liet ({■) Serv. Civibus, D. IV. p. 16. (h) BALTHAZAAR) Hselk, Ziektekunde, §• DLXXYl.  fiS8 PRIJSVB-BïHANDELINGEN VAN HET hooren: ,, Daar is reden om te denken , dat „ een kneuzing van een klier nimmer een waar „ knoestgezwel en kanker zal voordbrengen, maar wel andere goedaartige verhardingen, „ die door refolutie of verettering eindigen, ten „ zij in onderwerpen , in welker vochten het „ zaad des kankers verborgen is." En dat deeze vrouw geen de minste kankerongefteldheid in de vochten fchijnt gehad te hebben , blijkt, eensdeels uit de gelukkige afloop der operatie , maar ook anderdeels uit haar geitel zelf; zij immers was gezond, had negen maaien gekraamd, en haare gewoone ontlastingen bleeven behendig en geregeld, na de operatie, aanhouden; verfchijnfelen die zamen den waaren kanker nimmer vergezellen; gevolglijk was de uiterlijke kneuzing alleen oorzaak van het gebrek deezer vrouwe, en des, volgends het eigen ftelfel van den Heere van wij , flechts eene goedaartige verharding. De bloederige vochtuitvloejing uit den tepel is nimmer een bewezen kenmerk van den kanker; in tegendeel, wij hebben (§. oo en 92.) aangetoond , dat dit een meer gewoon verfchijnfel bij andere gebreken der borsten is. En hoedanig wij het weder openbreken , en genezen van het lidteken deezer wonde, als eene kankeroorzaak begrijpen moeten, verklaar ik niet te  amst2rdamsch genootschap der heelkunde. 889 re weeten : den 6 November , bij voorbeeld , vertoonde zig, in het losgebroken lidteken, twee kleine zwarte fhpjens , of verftorvene huidplekjens; den j , waren deeze reeds in twee gaten, ieder ter grootte van een Hollandfchen fiuiver, veranderd, op deezen zelfden dag was de Heer van wij bedacht om de ecorce de garou op den arm aanteleggen, en den 11, ontlastte de ontvelling , door deeze bast gemaakt, reeds eens aanmerkelijke hoeveelheid ichor , en wel met dat gevolg, dat de zweer in de borst aanftonds zuiver werd, en den 18 reeds genezen was : een genoegzaam bewijs derhalven, dat ook deeze nieuwe opbreking van geenen kankeraart ware; immers dan had dezelve zo fpoedig na geene ecorce de garou geluisterd; maar ware, in weêrwil van deeze , gelijk alle andere voorbeelden van dien aart, waarin men zelfs de fterkfte afleidende etterdragten beproefd heeft, gewislijk in meer woede uitgeborsten. Uit dit alles derhalven, blijkt het, dat deeze genezing geenzins den naam van kankergenezing verdient; maar fchijnt ons veeleer toe , in veele opzichten overeentekomen, met die foorc van verharde borstgezwellen , van welken de Heer damen ons zulke aanmerkelijke Voorbeelden, CS* 9°0 heeft opgeleverd, en door deezen er- II. deel, T  s^o prijsverhandelingen van het varenen Heelmeester, door openfnijding en verëttering , genezen zijn. Voor weinige dagen vertoonde men mij eene jonge dochter, van 20 jaaren, in Gouda woonachtig ; deeze kreeg, op haar vijftiende jaar, een hevigen ftoot tegen de linker borst; kort daarna vertoonde er zig eene hardheid, die eindelijk in deeze vijf volgende jaaren zodanig was toegenomen, dat ze niet alleen de geheele borst befloeg , maar dezelve tot de grootte van de bol van een mans hoed had uitgebreid: de borst was hard, ongelijk , met roode paarfche vlekken en opgevulde aderen op derzelver geheele oppervlakte voorzien ; daar benevens was zij zeer gezond, en had de gewoone ontlastingen geregeld: vrij algemeen had men dit gebrek voor kanker aangezien ; ja, een oud en zeer geroemd Heelartz dier ftede , had deswegen geraaden, hieraan niets te onderneemen: men vondt echter goed, elders, andere Heelkundigen te raadplegen, en bij die gelegenheid werd ook mij dit geval vertoond; weldra kwam mij dit gezwel voor, gëen kanker te zijn , maar van die foort van papgezwellen, wier inhoudende ftoffe van eene meer vaste zelfftandigheid is, en wel van dien aart , daar wij zo even van meldden, dat door de Heer damen is waarge-  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE. 201 nomen en befchreven: de meer evenredige en gelijke omtrek van de borst 5 de fchijnbaare gezondheid van het voorwerp , en vooral hec dof gevoel, op eene lievige drukking der vingeren, van eene meêgeevende ftoffe, bevestigde mi| volkomen in dit gevoelen ; en ik had tevens het genoegen, dat andere ervaren Heelkündigen, die ten zelfden tijde dit gebrek zagen , hierover met mij volmaakt eenftemmig dachten : wij raadden derhalven, ter genezinge van die gebrek, de openfnijding en verëttering , of liever de geheele wegfnijding aan 5 en twijfelen bijna niet, of zulks zal van eenen goeden uitflag zijn hoe veel overeenkomst heefc dit geval niet, mee dat van den Heere vam wij! < §• 232. Het is des niet alleen uit het getuigenis der beste Genees- en Heel-kundigen, maar ook uit de ondervinding van alle tijden, en uit den aarc van het gebrek zelve overtuigend blijkbaar, dat de waare kanker nimmer, door wie en op welk eène wijze ook, genezen is; maar dac de aangewende pogingen daartoe altoos nadeelig zijn geweest ; ja dat die, welke door de handkunst zijn. weggenomen, en waarlijk kanker waren, altoos, op dezelfde, of op eene andere plaats, zijn te« T *  PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET* rug gekomen , of wel* ziekten hebben opgeleverd , die uit eene verplaatfing der kankerftoffe voordfpruitende, eindelijk den dood aan» bragten. S- 233- Dus hebben wij, in het beloop deezer verhandeling, doen zien, dat de kanker een geheel eigenfoortig gebrek is; dat hij van alle andere gebreken, daaraan fchijnbaar gelijk, door ieder van derzelver bijzondere en eigenaartige kenmerken, genoegzaam kan onderfcheiden worden ; dat hij altoos uit eene inwendige vochtoorzaak voordfpruit; nimmer vóór de jaaren der huwbaarheid verfchijnt, en hoogstwaarfchijnelijk uit een ontaart; teelvocht, door de zenuwen in de klier aangevoerd , wordt voordgebragt \ en eindelijk, dat dezelve nimmer, door welke behandeling ook, genezen is ; maar dat zij, daaraan onderhevig, vroeger of laater geftorven zijn, aan eenen, ter' zelfder , of op eene andere plaats , herborenen kanker; of wel aan eene ziekte, die hoogstwaarfchijnelijk van eene verplaatfing der kankerftoffe afhangelijk was — en hiermede meenen wij aan het oogmerk van deeze gewigtige vraag voldaaia te hebben.  amsyerdamsch genootschap der heelkunde. *93 B IJ VOEGSEL. 5- ->34- Schoon wij in het géheele beloop deezer verhandeling, en vooral in derzelver vierde of laatfte Afdeeling, hebben doen zien , dat alle Geneesmiddelen, zo in-als uit-wendig, in den kanker aangebragt, tot deszelfs genezing nutloos, zo niet fchadelijk zijn; willen wij echter daardoor niet verftaan hebben, dat wij den ongelukkigen kankerlijder geheel aan zijn noodlot willen overgeeven — dit zij verre J wij hebben alleenlijk trachten te doen zien , dat de kanker, op welk eene wijze ook , volflrekt ongeneezelijk is. En fchoon de weelderige verbeeldingskracht . eens Geneeskundigen (0 * m-j °°k deswegen moge befchuldigen, dat ik hierin den Dichter ovidius (k) nazinge, en , tot fchande van de kunst, den kanker ongeneezelijk verklaare ; meen ik nogthans, uit aanmerking van onze gelegde gronden, genoegzaam betoogd te hebben, CO Zie Senandis Civibus, D. IV. p. 322. CO oviorus, Metam. II. vs. 3. T 3  2P4 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET dat deeze ftelling noch aan kunstwaan, noch aan onkunde, zo als die fchrij'ver zig uitdrukt, maar aan eene waarachtige, en op proeven bevestigde waarheid, haare geboorte verfchuldigd is. In tegendeel , wij gevoelen ons allerdiepst getroffen over het lot dier ellendelingen , en hebben onze pogingen verdubbeld , om het fpoediger verderf, dat kunstwaan en onkunde hun mogt aanbrengen, afteweeren, en gave God, dat onze' Genees- en Heel-kundigen , over het algemeen , minder hunne kunstwaan en onkunde, onder het bedriegelijk masker van fchijngenezingen , aan deeze en foortgelijke ongelukkigen ten toon fpreidden! $• -»35. Daar wij dan het gebrek dier ongelukkigen niet kunnen genezen, daar eischt het onze pligt, dat wij het lot derzelven, zo veel mogelijk is, verzachten; en, niettegenftaande het Genootfchap des wegen een diep ftilzwijgen gebruikt, zo heb ik het echter, als een volftrekt vereischte tot de voltoojing van dit onderwerp, nodig geoordeeld, daarvan, in dit Bijweg fel, kortlijk een en ander aantefiippen.  AMSTERDAMSCH GENOOTSCHAP DER HEELKUNDE, 295 §• 236. Wanneer wij een beginnend knoestgezwei foefpeuren, zal het de pligt van den Heelmeefter, (des noods onderfteund met een kundig Geneesheer,) zijn, om, zo veel mogelijk is, te zorgen , dat alle natuurlijke werkingen in dat ligchaam, in eene zo veel mogelijk geregelde orde gehouden of gebragt worden ; dat de leefregel gefchikt, en de diëet in alle opzichten gemaatigd zij; dat de daarbij vergezeld gaande ongefieldheden verminderd, of opgeruimd, de zieklijke vochten, zo veel mogelijk , verbeterd , de affcheidingen geregeld, en, in één woord, dat men alle deeze voorwerpen zo na aan eene volmaakte gezondheid brenge en onderhoude, als de ligchamen en orriflandigheden zulks eenigzins toelaaten: boven alles is het zeer noodig, dat de zielswerkingen ongeftoord blijven, en de treurige droefgeestige luimen, zo veel mogelijk, worden voorgekomen , tegengegaan , of opgeruimd; want niets is er, dat de zenuwen meer beledigt, dan hartstochten ; en niets is fchadeüjker, in den kanker, dan deezen: om die zelfde reden moet men vermijden, den lijder zijn ongemak te doen kennen ; of 't hem, mee de levendigfte kleuren , aftefchilderen : de Haaf gevoelt geene flavernij, wanneer hij zijne T 4  SO.6 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET kluisters niet kent! en zo ook treft een gebrek den lijder zo veel niet, wanneer hem den doodlijken uitflag onbewust blijft: echter is het nodig het hem niet te ligt te doen achten, op dat er geene roekeloosheid uit ontfta. Uiterlijk worde het knoestgezwel, in den beginne , Hechts voor beledigingen befchermd ; en het is verre het veiligfte, in dit tijdftip, er verder niets aan te doen. §• 238. Onder deeze voorzorgen kan een knoestgezwel , veele jaaren, in eenen bijna werkeloozen ftaat gehouden worden; ja, er zijn voorbeelden, dat veele lijders daarmede tot hoogen ouderdom zijn geklommen. §• -39. Wanneer zig in het knoestgezwel tusfehenpozende jeuking, tintelingen afwisfelende fteekende pijnen opdoen, dan moet de oplettendheid verdubbeld worden, met alles afteweeren naamlijk, wat de minste werking in het knoestgezwel kan  amsterdamsch genootschap der heelkunde. 20 7 aanzetten : deeze afweerende middelen moeten naar de omftandigheden van de geitellen ingericht zijn: in bloedrijken, bij voorbeeld, komen aderlatingen; bij galachtigen en verftopten, zachte laxeermiddelen, en bij kwaadfappige vochtverbeterende en etterdragten, te pas; uiterlijk behoeft in dit tijdftip niets meer dan in het voorige aangewend te worden , ten ware de jeuking bij tusfchenpozing hevig , en het deel zelfs fomwijlen een weinig roosachtig ontdoken wierd, wanneer men, met vrucht, het water van g o u l a r d , of het unguentum nutritum , bij tusfchenpozing , kan bezigen. §• 240. Worden de pijnen van het knoestgezwel hevig, en meer en meer aanhoudend; zet het zig meer uit; verliest het zijne voorige gedaante en wordt aderfpattig; dan diene men, bij tusfchenpozing , vooral des avonds, één of meer greinen van het heulfap toe , en belegge het uiterlijk gebrek met den loodpleister. In dit tijdftip zijn vooral zachte en verkoelende voedzelen zeer nuttig ; en voor dagelijkfchen drank, het garstenwater met room van wijnfteen, of falpeter, gemengd, alleraanprijzelijkst. T5  Sp8 PRIJSVERHANDELINGEN VAN HET §• 24*. Bij eenen opengebrokenen kanker fchikt men zijne behandeling overeenkomstig de verfchijnfelen : meest altoos is bij denzelven eenen uitvloed van dunne, fcherpe, ichor; en het is zeer vermoedelijk, dat ook hiervan, door de altoos inzuigende vaatjens, onder het bloed worde overgebragt: de koortsbast alleen , fchijnt de kwaade gevolgen daarvan het best te voorkomen ; zij verbetert de vochten , en onderfteunt tevens de veerkracht van het vaste vaatgeftel, zo nodig bij deeze lijderen : zij moet derhalven, in dit tijd* ftip , rijklijk , en op eene wijze die den lijder het minst hinderlijk is, gegeven worden : uiterlijk is droog, fchoon en zacht plukzel, of dunnetjes met het ung. nutritum befmeerd , wanneer de zweer zuiver, en de ftank niet hevig is, het meest voldoende middel; of, wanneer er eenige rotting of onzuiverheid plaats heeft, is veelal een zacht aqua pbagadenica , of alaminoza genoegzaam. §. 242. £Sij eene fponsachtige uitgroejing van den kanker, , heb ik , op het voetfpoor van den Heere VAN gesscher (f), raauwe aluin en lood- CO Msilkundigs Mengcljlojfeit, bladz. 313.  amsterdamsch genootschap der heelkunde. 299 fuiker, in weegbré - water opgelost, en twee of meermaalen daags met plukzel aangebragt, fteeds van den meesten dienst gevonden. $ 243. In hevige pijnen, is eene ontbinding van het faulfap, uiterlijk aangebragt, van veel vruchts, §• 244. Bij eene zeer rottige kankerzweer, is een afkookzel van koortsbast, met rozenhonig en een weinig mirrhe, en, naar omftandigheden, met de ontbinding van het heulfap voorzien, één der beste plaatslijke hulpmiddelen. (*) (*) Van de fpir. Jol. amm. c. c. viva, door martin et zo bijzonder in den open kanker gewemd , en door anderen daarin aangeprezen , hebben wij geene melding gemaakt ; eensdeels, om dat wij er zeiven, bij geene onzer kankerlijders, de minfte vrucht van gezien hebben ; en anderdeels, dat aan ons, door veele onzer ervarene Heelkundige vrienden, dit zelfde bericht is: even zo weinig hebben wij van veelvuldige andere aangeprezene middelen willen gewag maaken, om dat de ondervinding getoond heeft, dat de meesten in dit gebrek, over het geheel, meer kwaad dan goed deeden , en vooral hier de lpreuk van'den onilervelijken buekhaave, Jimflex veri ftgillum, te pas komt.  3O0 PRIJSVERHANDELINGEN VAM MET S. 245. Bij diep invreetende kankerzweeren komen dikwerf geweldige bloedftortingen: men vermijde zig hierbij van alle fcherpe , bloedftempende middelen , om dat zij de kwaal verërgeren: droog, vooral Haarlemsch, plukzel, eene zachte ipons, bovist of zwam, zijn, in de meest mogelijke ftempbaare gevallen, fteeds de beste en veiligfte middelen. §. 246. Voords is het noodig dat men de kankerlijderen, twee of meermaalen in de vier-en-twintig uuren , naar maate de uitvloejing van ftoffe en derzelver ftank groot is, verbinde: nimmer moet men met het gebruik van zuiver lihnen bij deezen te fchaars zijn. $• H7- De omtrek der zweer , die dikwerf door de uitvloejende ichor wordt verbeten , en fchrijning en pijn veroorzaakt, wordt meestal het zekerst door een fmeerfel uit het unguentum rofaceum ca nutritum befchermd en verzacht  AMSTERDAIWICH GENOOTSCHAP DER HEELKUNBE. $0$ Bij de kankers van de tong en baarmoeder, moeten verkoelende en zuiverende mondfpoeKngen en infpuitingen gebezigd worden; welken men, zo dikwerf mogelijk is , doet aanwenden, en, naar omftandigheden van zaaken, verandert. §• 249. Zwakke , teeringachtige kankerlijders, moereis zachte, doch vooral voedende fpijzen, veel rijst, gort en moeskruiden nuttigen; en, kan het zijn, dan is een dagelijks gebruik van verfche, warme ezelinnemelk, of, bij gebrek van deeze, warme geiten - of koe- melk , zeer voordeelig. $• 250. Op deeze en foortgelijke wijze kunnen wij het lot deezer ongelukkigen aanmerkelijk verzachten , en draagelijker maaken: en , mogen wij ze niet genezen, wij kunnen ze echter, langs dien weg, nuttig zijn — wie weet, wan-: neer wij meer en nader van de , door ons aangewezene, bronoorzaak van dit gebrek overtuigd zullen worden, of er dan misfchien nog geene  3©2 PR IJ SVER HANDELINGEN. hulpmiddelen zullen gevonden worden, om dit kwaad in den beginne te fluiten, opteruimen, en te vernietigen; want Al onderzoekende komen wij nader tot de volmaking.  INHOUD, Volgends aanwijzing der paragrapTien. EERSTE AFDEELING. Wat is kanker? De kanker is waarfchijnelijk bijna zo oud als het menschdom. . • • §. i» Begint met een knoestgezwel. . §.2. Van waar dit woord is afgeleid. . §. 3. Deszelfs gebruiklijke verdeelingen. . §. 4. Overgang van een knoestgezwel in een' befloten" kanker. §• 5- Van waar het woord kanker oorfpronglijk is, §. 6. Overgang van een' befloten' in eenen geopenden kanker. . . • §-7» Verfchijnfelen en gevolgen van een' geopenden kanker. . . . Zitplaats van den kanker. . §. 8 en 9.' Kinderen zijn aan geen' kanker onderhevig, % 1O3  So4 INHOUD. Doch wordt bij beide geflachcen waargenomen, $. II. Alle volken zijn aan den kanker onderhevig, • • • §• ia. Bij Wilden, en in warme Landen, wordt dezelve minder, dan bij befchaafde volken en in koude Landen gevonden. . §.13. TWEEDE AFDEELING. Onderfcheid van den kanker met andere gebreken. Van alle tijden heeft men den kanker met andere gebreken verward. . §.14. Zijn juiste onderfcheid is des noodzaakelijk, • • • §• 15 en 16. Hetzelve is algemeen of bijzonder. . §.17. Onderfcheid van den kanker met algemeene gebreken 18. Onder deezen behooren: De kropkliergezwellen. . §. 19, 20 en 21. — lymphatieke gezwellen. . . a2, — papgezwellen. . §. 23, 24, 25 en 26. — vetgezwellen. . . a7> — vleeschgezwellen. . . |. 28. — goedaartige verhardingen, . §. 29. Tot  INHOUD. 305 Toe de bijzondere brengt men die gebreken, welke plaatslijk aan bijzondere deelen, eigen zijn. i . 301 Ónder die van het gehairdè deel des hoofds^ Het mol- óf fchild-pad-gezwel. . §; 31: Het vet- of fpek-gezwel. . : §. 32: KWaadaartige verzweeringert. . $. 33; In het aangezicht. Papgezwellen. : . i §. 35; Knobbelgezwellem . . §. 36* Vleescbgezwellen. ; . i 5. 37; Wratten. . ; §• 38i Aan de oogen. Kwaadaartige zweertjens aan de randen der oogleden. ; ; . %. 40. Het garstegraan. . * i §- 4ü — papgezwel. \ : . %. 424 — vet- of fpek-gezwel. . 4 43; De vleeschgèzwellèn én wratten. . §. 44. Het zogenaamd knoest- en kreeft-gezwel. §. 45; Het kankeruitwas van den grooten ooghoek* § 46. De kanker van den oogbal. ; §; 47; Behoort niet tot den kanker. . ; ih: Aan de ooren. Het vieeschuitwas van den geljoorweg. §. 48,! II. d E £ li. V  so6 I N H O U D. Aan den neus. De neus is aan verfcheidene gebreken onderhevig. S. 49* Doch nimmer aan kanker. . . ib. De kwaadaartige neuspuist. . . §. 50. — ktnkerachtige neuszweer. ; §.51. Wat wij door kankerachtig verftaan. . ih. Wat ozena is. . . . §. 52. De kankerachtige neusprop. . §. 53. Aan de lippen. De lipknoop. ..".§. 56V Het hoornachtig uitwas. . . §. 57. De lipbarst. §. 58. — lipkwetzing. . . . §. 59. Het vleeschuitwas. §. 60. De venerifche lipzweer. . . §. 61. — kropzeerige lipzweer. . . §. 62. — waare kanker der lippen. . §, 63. De deelen binnen den mond. Het vleeschuitwas van het tandvleesch . §, 65. — vorschgezwel. . . §. 66. De mondzweer. . . . §, 67. — waterkanker. . . , §. 68. — zweeren van de keel en het verhemelte. §. 69 en 70. — ontaarting der lel. . * §. 71.  INHOUD. 307 De zwelling der amandelen-, ■. §. 72. — gebreken der tong. •« §. 73, Tongkwetfing. » ■. » §. 74, Venerifche tonggebrekem . •. §. 75^ Kropkliergezwellen der tong. * j$f 76* Bijzonder tepeluitwas der tóng. » §. 771 De waare tongkanker. . ■. §. 75}. ^öf« Sa/ft De kropkliergezwellen. . » . §-. 80." papgezwellen. . •. . §. 8r. — IpeekzelgezwelleUi . §. 8a — 85. — z-.velling dur fchildklier. -. 86. Het kropgezwel. . * . «— vet- en fpek-gezwel. . . ibi De oorfpronglijke kanker komt niet aan den hals. . . §. 87i Maar wel bij deelnéeming. . -. ib. ïn de borsten* Bepaaling; -. * • §, 88." Welke gebreken er in voorkomen. i §. 89. Het papgezwéj. . . . \. 90»' tim lymphatiek gezwel. • t §.91* «mm kropkliergezwel. ■. §. 92. De venusbuil, » i i §. 93, Het zoggezwel. . . §. 94* De goedaartige verharding. , §. 95* V ft  go8 I N H O U D. De etterzak. §. 96. Het vleeschgezwel. . . i §. 97J — vetgezwel. . . . . §. 98. De kool. S« 99' — waare kanker der borsten. . §. 100. De okzelen. Waartoe derzelver gezwellen behooren, §. ioi* Zijn nimmer oorfpronglijke kanker. . ib. De liefchen. Welke verharde gezwellen daarin voorkomen. §. 102. Behooren mede nimmer tot den oorfpronglijken kanker. . . ih. De roede. Welke gebreken daaraan voorkomen. . §.103. Venerifche verhardingen. . . §. 104. Sjankers. ..'.§. 105. Wratten en vleeschuitwasfen. . §. 106. De hallen en balzak. Derzelver gebreken zijn van onderfcheidenen aart. . §. 107. De venerifche zwelling. . . §. 108. — vleeschbreuk. . . §. 109. — kropklierzwelling. . . . tb. Het waare onderfcheidend kenmerk van deezen met den kanker. . . §. 110.'  INHOUD. 309 De bal -beenwording^ . . §. UI. — waterbreuk. . • • §• 112. — kanker der ballen. . . §• 113* kanker van den balzak. . . §• IH- Is geen kanker. • • • De 'baarmoeder en fchede. Zijn aan verfchillende gebreken onderhevig. §.115. Het vleeschuitwas. ^ . . §.116". De venuszweer. . . §. 117 en 118. — kropkliergezwellen. . . §• H9« — kanker der baarmoeder. . . §. 120. De aarsdarm en aars. Aan welke gebreken onderhevig. . S. 121. Zijn geen kanker. . . . ib. Vijg - uitwasfen en wratten. . . §. 122. De fchouders, rug en buik. Welke gebreken daaraan voorkomen. . §, 123. Zijn nimmer ooripronglijke kanker. . ib. De bovenfte en onderfte ledemaaten. Aan welke gebreken onderhevig, . §• i*4» Het lymphatiek gezwel. . . ib. ■— fpekgezwel. . . . ib. ■— vleeschgezwel. . §. 125 en 12t>. •r* boongezweL . . §» l*F* V 3  3iQ INHOUD. De peesknoop, , , , §. ia8. — de ge wrichrsz welling. , u §. 129^ De beenderen. Zijn geen kanker onderhevig. , .§, 130, Befluit van dit Hoofditiik. , , §. I3I, DERDE AFDEELING. Waarin onderzocht wordt 3 of men den kanker ak e.ene plaatslijke ontaarting ya/! $ vaste, of' als eene verbastering aer vkeibaare deelen befchomven moet; en van welk eenen aart, ip een of anaer geval, dezelve is. Gewigc van dk onderzoek. , . §. iga, Waaraan de Ouden de naaste kankeroorzaak toefchreven, . . fc 133 en 134. Wat er laatere fchrijvers vah gedacht hebben. Noodzaakeiijkheid van ^ene juistere bepaaling. §. 136. Hoe tot dezelve re geraaken. , ^7,. De fcirrhus, in zijn' natuurftaac befchouwd a is een vast wezen . . §.138. Hieruit verklaart reen de dwaaling der Ouden. • • . §. 139, Van laateren. , §. 140, 141, 142 en 143.. En van veelen der. hedendaagichen, . §. 144.  inhoud; 311 Het knoestgezwel verder in zijn' voordgang befchouwd. . • §• 145- Overgang tot een nader onderzoek van den aart des kankers. . . §• »4^' Gronden, waarop menden kanker als eene plaatslijke ontaarting der vaste deelen erkent. §• NP Worden onbeftaanbaar gevonden. . §. 14& En allen opgelost. . . §. H9—155' Uit het welke blijkt, dat de eerfte oorzaak des kankers in eene verbastering der vloeibaare deelen beftaat. . . §.156- Den aart deezer verbastering nader onderzocht. ....§• 5 57. Men moet met de klier beginnen. . §. *&& Waaruit eene klier beftaat. . §. 159. Onderzoek, door welk deel der klier het kankerfmet wordt aangebragt. . §. 160. Dit kan niet door den flagader gefchieden. §. 161. Noch in de afgefcheidene vochten van de klier beftaan. S- 162. Ook niet door de watervaten aangebragt worden. . . . §. 163. Moet derhalven in de zenuwen beftaan. §. 164. Onderzoek wat de zenuwen zijn, . §. 16$. Ieder klier heeft eene zenuw, en waartoe. §. 166, De zenuwen ontvangen de ziekten der vochten. §« v 4  3ia I N H o u n. En de bewijzen daarvan zijn in haare uitwerking, ib. Eene aangebragte ziekteftof in de zenuwen beleï digt niet altoos het geheele geftel. §. 168. Maar werkt fomwijlen op één enkeld flip. . ib. Even zodanig werkc het kankergif in de zenuw, $• i°> Deeze gedachten is niet geheel nieuw. §. 170. Maar reeds door veele beroemde mannen ger leeraard. . , , ib. Het kankergif wordt in 'c ligchaam zelve geteeld. % §• 171, En fchijnt zijn oorfprong uit de teeldeelen te hebben. . . . , §. 172. Bewijzen biervan. . . ., * , ib. Uitwerkzelen van het teelvocht op beide de fexen. . . §. 173 — 176, Verband tusfchen het. teelvocht en de zenuwen. ... §. 173, in de noot. Op deeze gronden kunnen wij veele duisterheden in den kanker verklaaren. . §. 177, En wel: Waarom kinderen geen' kanker krijgen. §. 178,. ——;— dezelve bij vrouwen meest in de borsten, en bij mannen in de tong en lip komt. §. 179. "-111 ■ koude Landen , meer dan warme , den kanker voordbrengen. . §. 180. . ■ ■ befchaafde volken, meer dan wilden, den kanker krijgen. . . 181.  INHOUD. 313 Waarom ongehuwden , meer dan anderen , den kanker onderhevig . zijn. . §. 18a. r de kanker een medgezel van onvruchtbaarheid is. . . §. 183, ■ . 1 1 ■ hartstochtlijke en droefgeestige menfehen, meer dan anderen , den kanker onderhen vig zijn. . . . §. 184. -r—— het geheele geitel eens kankerlijders zo eene zichtbaare verandering aanneemt. " • ' , §. 185. —pp— dezelve bij geene dieren voorkomt. §. 186. En dit alles bevestigt het bovengeitelde gevoelen. §. 187. Ook ftrijdt de overerving van den kanker hier niet tegen. . . §. 188. Wat men hierdoor verftaat. . . ib. De waare eigenfehap van het zieklijk kankervocht. , . . 5. 189. Is "Onbekend. . . . ib. Hoe hetzelve echter op een klier werkt. §. 190. En daarin den kanker voordbrengt. . §. 191. En hieruit kunnen wij andermaal verklaaren. §. 192, Waarom de kanker, met zulk een klein beginfel, in eene klier begint. . . §. 193. :— dezelve zo langzaam voordgaat. §. 194. v, hij in zijnen loop kan verfneld of vertraagd worden. . . §, 195. ■_, , ■ ' hij zo hard van wezen is. . . 196. Y 5  314 INHOUD, Waarom dezelve onregelmaatig groeit. . 197-, — de kanker een geruimen tijd meestal onpijnlijk is. . . . §. 19S. Vanwaar vervolgends de fchietende en fteekende pijnen voordkomen. . . ib. Waarom alle fcherpe en broejende plaacsmiddelen fchaden. . §. 199. - inwendige gemoedsbeweegingen nadeelig zijn. 200. —— de kanker te eerder woedt, wanneer de maandzuiveringen ophouden. . §. 201. hij niet kan opgelost worden. §. soq. Waarom hij, wanneer hij uitgefneden wordt, op dezelfde plaats, of in andere klieren wederkomt ; of wel, waarom er fomwijlen eene andere ziekte uit voordkomt. . §. 203. Waarom fomwijlen het geheele beledigde deel verfterft en afvalt. . . § 204. —— pijnftillende en verdovende middelen, boven alle anderen, in den kanker het minst fchadelijk zijn . . §. 205. Van waar de zogenaamde kankertakken of wortels ontftaan. . . §. 206'. En uit dit alles blijkt andermaal de gegrondheid der opgegevene ftelling. . §. 207. Waarin verder de natuur van den kanker beftaat. 4 " , §. so8 — au.  INHOUD 315 De overgang van het kankervocht naar andere deelen gefchiedt door de watervaten. §. 212. VIERDE AFDEELING. Onderzoek of den kanker , op welk eene wijze ook, immer genezen is,. Van alle tijden heeft men den kanker geneeslijk verklaard. . . §. 213, Dan zulks is ook, van alle tijden , tegengesproken. . . . ib. Een bewijs van de waarheid hierin, op meer zekere gronden, is des noodzaakiijk. §. 214, Dan , daaruit zal blijken, dat een waaren kanker, door in- of uic-wendige geneesmiddelen, nimmer genezen is. . . ib. Dit wordt bevestigd door het getuigenis van de beroemdfte Heelkundigen van alle eeuwen» S. 215. Door de ondervinding. . . §.216. En uit de natuur van den kanker zelve. §, 217. Gevolgtrekking uit dit alles. . . §. 218. Men heeft derhalven de branding en uitfnijding, als een vermogend kankermiddel, voorgefteld. . . . §. 219, Doch het eerfte is algemeen afgekeurd, . ib. Dit wordt bevestigd door het getuigenis van de ervarenfte Mannen van alle tijden. . 220.  3i6 I N H O U D. Ook door de ondervinding. . §. aai. Welke toont, dat een' uitgefneden* kanker, op dezelfde, of op eene andere plaats , terug komt,- of eene andere ziekte voordbrengt. §. as*. Dit door veele voorbeelden bevestigd. §. 223. En uit den aart van het gebrek andermaal geftaafd. . . . §. 224. Een reebtfehapen Heelmeester zal des geen' kanker uitfnijden. . . §- 225. De voorbeelden van zogenaamde kankergenezingen waren nimmer zeiven kanker. §. 226. Dit wordt bevestigd uit de waarneemingen der Ouden. §. 227. Ook uit die der tegenwoordigen. .. §. asB. En wel uit Fratifche. Uit Duitfche. . §. 229. — Engelfche. . . . §. 330. En uit Nederlandfche waarneemers. . $. 231. De kanker is des nimmer , op welk eene wijze ook, waarlijk genezen. , §. 232. Befluit van dit alles. . , 233. B IJ VOEGSEL, Over de behandeling van den kanker, Schoon de kanker ongenezelijk zij, moet echter de lijder niet hulploos blijven. §. 234.  INHOUD. 317 Men moet trachten het lot deezer ellendigen te verzachten. . . §. 235; Hoe In den beginne met een knoestgezwel te handelen . §. 236, 237 en 238. — wanneer zig in hetzelve jeuking, tinteling en pijnen opdoen. . §. 239. — zo de pijnen meer hevig, en het gezwel aderipattig wordt. . §. 240. Op welk eene wijze men den geopenden kanker zal behandelen . §. 241. Hoe eene Sponsachtige kankerzweer. §. 242. Wat in hevige pijnen te doen. . §. 243. ■ bij eene zeer rottige kankerzweer. §. 244. bij kanker - bloedftortingen.. . ?. 245'. Hoe dikwerf eene kankerzweer te verbinden. • , . §. 246. Hoe den omtrek van de kankerzweer te verzachten, en voor invreting te verzekeren. §. 247. de kanker van de tong en baarmoeder te behandelen. -. . §. 248. Welke voedzelen den kankerlijder het voordee- ligst zijn. . . §. 249. Befluit van dit alles. . . §. «50,  fiij den uitgeever deezes, wordt ook afgeleverd , en is alom verzonden. De Nederduitfche Vehaling van t. ie blanc's Heelkundige Operatiën> volgends de nieuwlïe en bede wijze, naar de Hoogduitfche Uitgave van Profr. c. F. LUDwiGi met veele Aantekeningen vermeerderd door Willem leurs, Chirurgijn Major bij de Garde du Corps van Z* D. H., enzi enz. enz., Heelmeester in'sGraavenhaage, Lid van het Genooifchap, Ter bevordeiïng der Heelkunde, te Aniïerdam> en van de Hazgfche en Leidfche Letterkundige Maatl'chappijen, aan welken ervarenen Heelmeester de Am lerdamfchc MaaTchappij de gouden Medaille, nu onlangs beeft toegewezen; 2 Deelen ■, in gr. 8vo. Het eer/ie Deel handelt over de vereen-'gïng van de Wonden der Peezen, der Tong; de Operatie der Hazemonden, het wegneemen der Beurs - Knoest - en Kankerachtige • gezwellen; het openen der Ettergezwellen; de Caftraiie, de Operatie derPhimofis, Paraphimofis, de Doorbooring, de Fiftels aan den Aars, de Wijze om de fonde ih de Blaas te brengen, doorbooring de Blaas, de Steenfbede aan manset) vrouwen , de Keizerlijke fnede, de Operatie der Etterborst, de Trepaneering, de Strotfnede, de Operatie der Slagader-gezwellen, de afzetting der Vingers, des Voor-, arms, van het Been en der Dye. Het tweede Deel, befchrijft de Operatie der Polypen , dé uitzakking der Baarmoeder bijzondere verplaatzing der* zelve, merkelijke verlenging, wnaraan de hals der Baarmoeder fomwijlen biootgefteld is; nieuwe manier om dö Baarmoeder-Polypen, de Polypen der Keel, en de NeusPolypen afiebinden; de Operatie van de Cai ara dia , voleends durand, jantn en grand-jf.a n; van de plaatfen waar men de Fontanellen kan zetten, wijze om zulks te doen , gebruik der Bloedzuigers en Kopglazen „ Operatiën der Breuken, enz. enz. — de prijs is 4 Gl*