ir  REDEVOERING VAN JOHANNES MULDER, OVER DE REDENEN, WAAROM DE NEDERLANDERS IN HET ALGEMEEN ZEER WEINIG TOT VERBETERING EN UITBREIDING VAN DE HEELEN VERLOSKUNDE HEB/ACAJ)> ben TOEGEBRAGT, LüSMAT.J UITGESPROKEN ^^^.^efp den xvi November cioidccxcvii. in de Kerk van 's Lands Universiteit te franeker, B IJ DE AANVAARDING FAN HET GEWOON HOOGLEERAARS- AMPT IN DE ONTLEED- HEEL- EN VERLOSKUNDE, Tk LEEUWARDEN, B IJ D. van der SLUIS', Academie - Drukker.   REDE.VÖERING OVER DE REDENEN, WAAROM DE NEDERLANDERS IN HET ALGEMEEN ZEER WEINIG TOT VERBETERING EN UITBREIDING VAN DE HEELEN VERLOSKUNDE HEBBEN TOEGEBRAGT. BURGERS UIT HET PROVINCIAAL BESTUUR VAN VRIESLAND EN DESZELFS COMMISSIE VAN GEDEPUTEERDEN WAARNEMENDE DE ZAAKEN VAN HET COLLEGIE AFGEVAARDIGD, OM DEZER PLEGTIGHEID ALLE LUISTER BIJ TE ZETTEN! GEHEIMSCHRIJVERS VAN STAAT! DOOR GELEERDHEID EN KUNSTIJVER ACHTINGWAARDIGE MANNEN, BESCHERMERS VAN DEZE HOOGESCHOOL! A REC-  RECTOR MAGNIFICUS! ZEER BEROEMDE HOOGLEER AARS IN ONDERSCHEIDENE WETENSCHAPPEN! GEHEIMSCHRIJVER VAN DEN SENAAT! AFGEZONDENE UIT VRIESLANDS HOOGST GERECHTSHOF! STADS BESTUURDERS EN GEHEIMSCHRIJVER VAN FRANEKER! EERWAARDE EN DOOR UWE KUNDIGHEDEN UITMUNTENDE LEERAARS VAN DEN GODSDIENST, RECHTSGELEERDHEID, GENEESKUNDE EN WIJSBEGEERTE! ZEER ERVARENE UITOEFFENAARS DER HEELEN VERLOSKUNDE! GIJ ALLE, DIE HIER VERGADERD ZIJT„ HOOG- SCHATTERS EN BEVORDERAARS VAN KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN! VEELGEEERDE TOEHOORDERS! AAN ONZE ZORG VERTROUWDE JONGELINGEN!. BURGERS VAN DEZE ACADEMIE! R £-  REDEVOERING] 3 "\^anneer wij in het algemeen het verval der Studiën hier te Lande nagaan en met fchaamte bevinden, dat wij door de meesten onzer Nabuuren in kunstijver, uitvindingen en beoeffening van velerhande wetenswaardige zaken thans verre overtroffen worden, dan loopt ons ook van zelfs in het oog, dat misfchien op geene Kunst $ op geenè^Wetenfchap, deze droevige waarheid meer toepasfelijk zij, dan op Heel- en Verloskunde. Immers M. T.! (om flegts een enkel voorbeeld op te noemen) zijn niet onder eene groote menigte uitmuntende mannen, welke van tijd tot tijd aan het uitvinden en verbeteren der Steenfnijding gearbeid en verfchillende manieren van deze Kunstbewerking daargefteld hebben A 2 zeer  4 RED E V OER I Na zeer weinige Nederlanders te vinden? (i) . Aan wien hebben wij het te danken dat, daar voorheen aan de Afzetting der Ledematen meer dan de helft van de Lijderen ftierf, thans zeer zeker van twintig, ja meer, geen één, of ten minften niet meer dan één, verloren gaat? aan de vlijt van onze Kunstbroederen in de Franfche Republiek en in Engeland. (2) — En, om hier niet (1) Men ga daaromtrent na van HALLER, Bibliothtca Chirtirgica, en diergelijke werken, tot de algemeene Gefchiedenis der Heelkunde betrekking hebbende; of leze in het bijzonder, SAUCEROTTE, Histoire abregée de la Lithotomk; E.PLATNER, Historia litteraria Chirurgica Litkotomiae mulicrum- F. SNIP, Dis/er tatio dt Lithotomia • M. S. du PUI, over de wijze van Steen jhijdeu, vaa MOREAU, in de Verh. van het Utrechtsch Gen. D. II. p. 313. P. CAMPER, Mengclfiofen 01 er de Steengroeing en derzei'ter Heelwijse; D. v. GESSCHËR, Mengelfojfen ■ Le DRAN, Vergelijkingder verfcheidene wijzen, om de Steen uit de Blaas te haaien, vertaald door E. P. SWAGERMAN; en anderen. (2) Men. vergelijke flegts het geen de zeer ervarene van GESSCHËR en BENJAMIN BELL; de eerstgenoemde in het $de Deel der Hcdendaagjche oejfcneude Heelkunde xv. Hooftd. de laatitc in A Sijstem of Suryerij , Vol. vi Chap. xliii. SecL nï. (de beste algemeene werken over de Heelkunde, welke thans het ligt zien^) Qwtrent de Afzetting der Ledematen gezegd hebben.  REDEVOERING. £ niet meer bij te voegen, is het met de Verloskunde beter gefield ? — Hebben niet ROGERIUS ROONHUISEN en velen zijner navolgeren duizenden getrokken voor het verkoopen van een geheim, hetwelk ontdekt van weinig waarde was, daar men reeds gefchikter werktuigen elders had uitgevonden? (3) — SMELLIE, LEVRET (4) en voornamelijk de onfterfelijke BAUDELOCQUE (5) zijn het, aan A 3 wel* _ C3) Men leze onze Historia litteraria ei critica Forcipum et Fectium obftetricïorum, en de daarin aangehaalde gefchriften, welke hiertoe betrekking hebben. (4) Men zie de Inleiding voor het onfchatbaar werk'v^n den grooten BAUDELOCQUE, over de Verloskunde, van het we]k wij den kundigen SOEK, (reeds aan de kunst'ontrukt!> eene Nedeidu'itfche vertaling te danken hebben. (5) Te regt zegt de Bejoeradd van SOLINGEN in Orat. inaug. de pracflantia recentiorum in arte obfictr/cia virorum; pag. 10. „ Quo vero duce & auétore in falutiferas hasce regiones Recentio„ rum obüetricantiun, agmen adventavit? Duce°immortali atque „ exquifita Go&rrna praedito, BAUDELOCQUIO! qui artcm oh», ftctricandi inflitutis tocupletisftmis unus abj'olvü; qui- pari urn t;a„ turalem unus cognoyit; quiquc reliqua, magis cognita, unus UmQ M [va expolivit."'  $ REDEVOERING. welke wij in de Verloskunde bijna alles te danken hebben: geen van deze mannen intusfchen is op onzen grond geboren. Van waar dit onderfcheid ? — Van waar deze traagheid bij ons in het verbeteren van zaken, welke zoo belangrijk zijn? — Waarom laten wij ons door anderen zoo verre voorbij ftreven? — Zulke en zoortgclijke vragen moeten uit de voorgeftelde waarheden ongetwijffeld voordvloeien en zullen voornamelijk ter bane gebragt worden, wanneer men over eene geheele verbeterde inrïgting zijne gedagten laat gaan. Het zal derhal ven aan niemand Uwer vreemd fchijnen, dat ik op dezen plegtigen dag, waarop wij het feest der herftelling van Vrieslands Hoogefchool vieren, bij het openlijk aanvaarden van het Hoogleeraars ampt in de Ontleed- Heel- en Ver-  REDEVOERING f Verloskunde, eene ftoffe gekozen heb, welke ook hierop betrekking heeft. Verleen mij intusfchen G. T.! bij het verhandelen vai\ dezelve Uwe gunftige aandagt en vriendelijke toegevenheid, omtrent zoodanige gebreken, als van een jong en onbedreven Redenaar, die door verfchillende aandoeningen geflingerd wordt, te wagten zijn. Ik zal dan fpreken over de redenen, waarom dc Nederlanden in het algemeen zeer weinig tot verbetering en uitbreiding van de Heel- en Verloskunde hebben toegebragt. Zal iemand, die tot het uitoeffenen van eene ICunst of Wetenfchap wordt opgeleid, aan het oogmerk voldoen en in zijne betrekking der Maatfchappij. wezenlijk nut aanbrengen, dan is het voHlrekt noodzakelijk, dat hij alle die hoedanigheden  9 REDEVOERING. heden en vereischten bezitte, welke op die Kunst of Wetenfchap onmiddelijk betrekking hebben; verders behoort hij geregeld en grondig onderwezen te worden, zoo wel in de befchouwende kennis van dezelve, als de manier der uitoeffening; en eindelijk, wanneer hij het eerfte bezit en het Iaatfre genoten heeft, moet hij ftaat kunnen maaken op de befcherming der Wet, zoodanig dat hij, boven drieste onwetenheid bevoorregt, met ijver zijne werkzaamheden kan voordzetten. Op grond; van deze ontegenfprekelijke waarheid zullen wij onze tegenwoordige Redevoering in drie deelen verdeelen. I. Zullen wij onderzoeken, of de Nederlanders na hunnen aart gefchikt zijn tot de uiroeffening der Heel- en Verloskunde. II. Zullen wij nagaan of aan dezelve genoeg¬ zame  REDEVOERING. 9 zame gelegenheid verfchaft worde, om op eene geregelde wijze grondig in deze Wetenfchappen onderwezen te worden. III. Of zij, die in der daad den naam van Heelen Vroedkundigen verdienen, na hunne waarde befchermd en onkundigen op openbaar gezag geweerd worden. "Wat dan het eerfte aangaat. „ Een Heelmeester (zegt CELSUS (6)) bezit- te een onverzaagde moed, zonder eenige week^ „ hartigheid; zijn voornemen zij fteeds bepaald, „ die geene te helpen, wier genezing hij opzig „ genomen heeft, zoo zelfs dat hij door het ge* „ kerm zijner Lijderen niet aangedaan worde en „ daar door zig meer verhaaste, nog minder doe, „ dan noodig is; maar in tegendeel, dat hij alles B „ ver- ('6) Lib. vu. de Medicina, in Praef.  ,o REDEVOERING. „ verrigte als of hij voor het klagen van ande„ ren doof ware." En in de daad M. T.! moed en ftandvastigheid zijn de voornaamfte vereischten van eenen gefchikten uiroefFenaar der Heel- en Verloskunde. Het is niet genoeg, dat hij door een gepast onderwijs zoodanige gronden gelegd hebbe, waar op de noodige bekwaamheden rusten; — het is niet genoeg, dat hij allerhande werkzaamheden b jwoone en op Lijken zig in het verrigten derzelve oeffene; — neen Lighaam en Ziel moeten als het ware geheel daartoe gevormd zijn. De groote van HALLER, wiens uitmuntende verdiensten en kunde niemand in twijffel zal trekken,, beleed zelf, na reeds 17 Jaren het Hoogleeraarsampt in de Heelkunde bekleed en alle ^ zelfs de gewigtigfte, Kunstbewerkingen bij her-  REDEVOERING. :lï herhaling op Lijken getoond te hebben, dat hij nimmer het had durven wagen, om het mes -op eenen levenden te zetten, uit vreeze van te zullen fchaden. (7) Wie Uwer bezeft niet uit dit voorbeeld alleen, hoe noodzakelijk het zij onder het verrigten van eene of andere Kunstbewerking eene gepaste vrijmoedigheid te bezitten? zonder welke de kundigfte Handarts en Vroedmeester de grootfte misflagen zoude kunnen begaan. Aan den anderen kant egter fleept eene uitbundige driestheid niet zelden veel nadeeliger gevolgen na zig. Een Heel-en Vroedmeester, welke uit vreeze van door het doen van eene Kunstbewerking te zullen fchaden; alle middelen aanwendt om op eene voorzigtige wij- • 2 ze, (7) Men zie Bibliotk. Chir. Tom 11. p. 171.  m REDEVOERING. ze, zonder het gebruik van eenige Werktuigen, de Natuurkragten te onderfteunen of te leiden, verdient dikwijls meerder lof, dan Hij>. die door zijne vlugheid onbezonnen geworden, de Natuur vooruit loopt, en daardoor zomtijds meer verrigt, dan noodig is. Hoe vele Vrouwen, hoe veie Einders zijn en worden ongelukkig, voor altoos, ongelukkig, ja gaan geheel verloren, door het misbruik van Vroedkundige werktuigen! Welke anders, op eene gepaste tijd en wijze gebezigd, thans tot zulk een trap van volmaaktheid gebragt zijn* dat door: derzei ver gebruik, de Man meest altoos zijne, lieve Egtvricndin behouden, beide zig in het leven van hun dierbaar Kroost verheugen, en de gantfche Maatfchappij in de vermeerdering van. bate. Leden haar geluk kan vinden. Tc  REDEVOERING; 1-3 Te midden eener voorgewende onmeêdogenheid zij, derhalven de uitoerTenaar der Heel- en Verloskunde medelijdend en zagt. Om intusfchen alles op de fpoedigfte wijze, zonder verhaasting, en dus bedaard, te kunnen verrigten, behoort hij een doordringend oordeel te bezitten, waardoor hij, zonder in twijrTel te ftaan, zijn belluit kan opmaken; want de overtuiging' van wel te doen, geeft dé grootfte gerustftelling bij allerhande verrigtingen; Verders zal het zijn pligt zijn, de Natuur, van welke hij een dienaar is, zoo veel mogelijk in hare werkingen na te volgen; en, daar deze altoos eenvoudig zijn, zal hij ook met eenvoudig* heid zijne handelingen ter uitvoer brengen. In gevallen, bij voorbeeld, in welke droog plukzel alleen aan het oogmerk kan voldoen, zullen gee- U 3 ne-  14 R E D E V O E R I N G. ne kostbare balfems, geene zalven te pas (8) komen, welke dikwijls onder een grootfchen tijtel, om eene vertooning te maaken, gebezigd worden. Nooit egter fla deze eenvoudigheid tot onagtzaamheid over; wanneer de nood zulks voi- dert, (8) Onder onze Nederlandfche Heelmeesteren vinden wij in den onvergelij'kelijken van der HAAR, in dezen zo wel als anderzins, een voorbeeld, hetwelk algemeene naarvolging verdiend. „ Hand,, art zen, zegd hij, die yeele omflagtige, kostbaar e Balfems, Salyen, Plaasters, Wondwaters, Pappen, enz. in gebruik hebben, en daarop hun vertrouwen feilen, tooncn, datze van het genezend I, vermogen der Natuur geen begrip hebben, en tevens ongefchikt „ zijn, om de toevallige hindernisfen der Natuur voor te koomen, „ of, reeds daar zijnde, weg tc neemen." Men zie de loifte waarneming, agter 's Mans werkje over de Ilerfenen en Zenuwen en eenige der zeiver Ziekten. Niet alleen deze plaats intusfehen, maar ijdere bladzijde van zijne uitmuntende gefchriften, op eene langduurige, uitgebreide en nauwkeurige ondervinding gegrond, bewijzen ten vollen, dat cenvouwdigheid in de uitorffening der Heelkunde wijsheid is. Over het gebruik en misbruik van Zalven en Plaasters verdient in het bijzonder nagezien te worden, de verhandeling van onzen alom geroemden Landgenoot PETRUS CAMPER, door de Academie der Heelkunde tc Parijs bekroond en gedrukt in het Jaar 1778. Dezelve verhandeling word ook gevonden in ifte Deel van de verzameling door J. F. M. HERBELL in het ligt gegeven onder den titul F. CAMPERI j'ummi Medici Lisfertationes decem &c. Lingae 1798.  REDEVOERING. ls dert, moeten geene poogingen onbeproefd gelaten, geene kosten gefpaard worden, om het bedoelde oogmerk te bereiken. Eindelijk voege een Heel- en Vroedmeester bij dit alles eene openhartige vriendelijkheid, zonder geveinsdheid; daar door zal hij fleeds het vertrouwen zijner Lijderen verwerven en de fterkfte pijnigingen, welke hij zoms genoodzaakt is, dezelve aan te doen, zullen geduldiger gedragen worden, om dat er geen reden is, dezelve aan ongevoeligheid of wreedheid toe te fchrijven. Zie daar M. T.! eene korte fchets der voornaamfte hoedanigheden, welke in eenen uitoeffenaar der Heel- en Verloskunde vereischt worden; laaten wij nu zien, in hoe verre dezelve bij den Nederlander in het algemeen plaats vinden. Wanneer wij de gefchiedenis van ons Vaderland  £5 REDEVOERING, land nagaan en de geneigdheid van deszelfs inwoonderen nauwkeurig befchouwen, zal ons altoos en overal in het oog loopen, dat zij fteeds, door een zekeren geest van onderneming en doorzetting gedreven, onvermoeid volharden in het geen zij ééns zig hebben voorgeteld; dat zij door geene moeite, door geenen arbeid hoe zwaar ook worden afgefchrikt, maar alle hunne kragten infpannen om tot hun doel te geraken. Bij deze onderneemzugt en lust tot doorzetten voegt de Nederlander meest altoos eene zekere bedaardheid en geduld, wordende meer door redeneringen dan door hartstogtcn bewogen; zoo dat wanneer het voornemen bepaald is, zijn moed ftandvastig blijft. — Een bijzondere aanleg tot geregelde nafporing en diep doordenken geven aanleiding tot deze bedaardheid, welke anders met  REDEVOERING. i7 met eenen doórzettenden geest in rt algemeen niet ftrookt. Uit hetzelfde natuurgeftel van onze Landgenooten vloeit als van zelfs eene zugt tot weldoen voord en gevoelens van medelijden jegens ellendige natuurgenooten. Immers M. T.! hoe kan iemand wreed zijn , die alles wikt en weegt, voor dat hij tot een befluit kan komen, en die gezond verftand en oordeel genoeg bezit, om dat befluit op vaste, billijke, gronden te vestigen. En in de daad verfcheidene nuttige inrigtingen, waarvan het genoeg is die tot redding der Drenkelingen alleen te noemen, geven doorflaandc blijken van onze Menfchenliefde. Met dit alles hebben de Nederlanders eene zekere ftroefheid over zig, welke in den eerften opflag fchijn van onvriendelijkheid heeft. Deze C hoe-  t8 REDEVOERING. hoedanigheid egter vloeit, meer uit eene geneigdheid tot een M leven, dan uit trotschheid voord; meer uit voorzigtigheid, dan barschheid: van hier is het ook, dat hij allen onnoodigen toeftel in vele opzigten zoekt te vermijden en tot het eenvoudige overhelt. (9) Dus vinden wij de voornaamfte vereischten van eenen Heel- en Vroedkundigen in den Nederlander vereenigd. Moed en ftandvastigheid, door een welwikkend oordeel beftuurd; — een vast voornemen, om al het ondernomene ten einde toe door te zetten, gepaard met eenvoudigheid in de uitvoering; — medelijden en zagtheid zonder eenigen zweem van wreedheid. Zijne Itroefheid alleen zoude eenige verhinde* ring Co) Men vergelijke Het ontwerp tot eene trlgemeetie C/iara&erkunJc door W. A. OCKERSE, yle Stuk, behelzende het Nationaal Q/iaracicr der Nederlander en.  REDEVOERING. ,9 ring kunnen te wege brengen, ware het niet, dat hij éénmaal opgewekt om den ongelukkigen zijne hulp te bewijzen, voor denzelven eene ongeveinsde genegenheid opvatte; en zou hij dan bij het Ziek- en Kraambed, met innig mededogen aangedaan, zijne norschheid niet afleggen? In onze ongefchiktheid derhal ven, over het geheel genomen, is geene reden te vinden, waarom wij tot verbetering en uitbreiding der Heel-, en Verloskunde zoo weinig hebben toegebragt. Laten wij nu zien of omtrent dt gelegenheid van een geregeld grondig onderwijs eene zoo gunftige nitfpraak gedaan kan worden. Het werk van eenen Heelmeester is zommige inwendige en alle uitwendige gebreken van den, Menschof met Geneesmiddelen, of met de Hand, of met Werktuigen, te voorkoomen, te verbeteren ef te genezen. C 2 Om  20 REDEVOERT N G. Om dit uitgeftrekte veld op eene allezins veilige wijze te bewandelen en voornamelijk het mes niet ten nadeele zijner Lijderen aan te wenden, is het volftrekt noodzakelijk, dat hij eene genoegzame kennis van dat Lighaam bezitte, waaromtrent zijne handelingen verkeeren, — dat hij het maakzel daar van zoo veel mogelijk doorgronde, de zamenvoeging en werking van alle deszelfs deelen naga, en wete, waar door het zig beweegt, leeft en beftaat; — dat hij dè kragten kenne, welke het werktuigelijke van dat Lighaam bezielen* tegen verderf bewaren, bij verval opbeuren kunnen: — met één woord, dat hij in de Ontleed- en Natuurkunde van den Mensch behoorlijk onderwezen zij. Hier en hier alleen moet de grond van het gantfche gebouw der Heelkunde gezogt worden, het »  REDEVOERING. H het welk zonder deze kundigheden, op eene on* regelmatige ondervinding fteunende, fteeds zal wankelen, en den deerlijk gefolterden Lijder on^ dér zijne puinhoopen niet zelden verpletteren. Met zulk eene nauwkeurige kennis van 's Menfchen Lighaam en van de wijze, waarop alle deszelfs deelen hare werkingen verrigten, voorzien, zal de Leerling'der Heelkunde tot het onderzoek der Ziektekunde moeten overgaan. Hij zal het onderfcheid Ieeren kennen , het welk tusfehen den ziekelijken en gezonden ftaat van den Mensch gevonden word, en zoö veel mogelijk de uitwendige gebreken , welke aan afgeftorvene gevonden worden, Ontleedkundig zoeken na te gaan. Daar door zal hij de oorzaken, uitwerkzels, en verfcheidenheid van allerlei ongemakken zig- altoos weten voor te ft ellen, en geene LieschV C 3 buil  22 REDEVOERING, buil voor eene Breuk aanzien; geene Slagaderbreuk met een Beursgezwel of met een Ettergezwel verwarren; nog de Keizerlijke fneede in het werk ftellen in verbeelding, dat er eene buiten- baarmoeders zwangerheid plaats hebbe , terwijl de uitkomst eene verharde Lever aanbiedt. Hij leere dus alle de teekenen, welke eene ziekte of ongemak kenmerken, met oplettenheid nagaan en uit derzelver verfchillende wijzing de waarfchijnlijke uitkomst opmaken ; om daarna de Geneeswijze in te rigten en zijnen Lijder na den aart der zaak eene volkoomene herftelling te voorfpellen, of denzei ven, op eene gefchikte wijze, tot eene onvermijdelijke ontciering of dreigend gevaar voor te bereiden. Daarna zal de Kwekeling der Heelkunde zig op de leere der Geneesmiddelen toeleggen en, om  REDEVOERING. 2J om de kenmerken zoo wel als de hoedanigheden en bereiding van dezelve zig eigen te maken, de Lesfen over de Kruid- Scheid- en Artzenijmengkunde vlijtig bijwoonen. Met deze befchouwende kennis voorzien, zal de Leerling eindelijk tot het beoeffenend gedeelte der Heelkunde kunnen overgaan, en leeren welke Geneesmiddelen in zekere gevallen dicnftig of in het algemeen nadeelig bevonden zijn. Hierin werkzaam zal hij weldra ontwaren, dat het Mes niet zelden gebezigd moet worden, daar de Geneesmiddelen te kort fchieten; en dat door velerhande Heelkundige Kunstbewerkingen een aantal gebreken bedwongen of weggenomen kunnen worden, door de woede van welke anders verfcheidene Lijders ongelukkig zouden zijn, of aan den dood ten prooi gegeven. Er  2*; REDE V O E R I N G. «. Er blijft dus nog óver dat hij alles, wat tot het Leer'ftuk der Heelkundige Kunstbewerkingen betrekking heeft, zig eigen make;; — dat hij het juiste tijdftip leere bepalen, waarop men de Geneesmiddelen behoort agterwegen te laten en tot het gebruik van Werktuigen moet overgaan; — dat hij wete te beoordeelen of de Lijder de ver-. eischte bewerking wegens algemeene Lighaamsgefteldheid of anderzins zal kunnen ondergaan; en daarna, dat hij het maakzel der Werktuigen hebbende leeren leennen, altoos in ftaat zij de meest gefchikfte te verkiezen, en dezelve opdefpoedigfte, gemakkelijkite enveiligfte wijze te gebruiken. Eindelijk, dewijl na het verrigten van iedere Kunstbewerking een zeker Verband vereischt word en ook dikwijls bij de genezing van uitwen-, dige gebreken, zonder Kunstbewerking, een ge- fchikt  REDEVOERING. kf fchikt Verband zeer veel nut kan aanbrengen, ja dikwijls alles afdoen, behoort hij zig de verfchillende manieren, om dezelve te vervaardigen, eigen te maken en derzelver gebruik te weten, om bij voorkomende gelegenheden oogenblikkelijk zijne keuze te kunnen bepalen. Om egter en in het aanleggen van Verbanden, en in het verrigten der Kunstbewerkingen de noodige handigheid tc verkrijgen, zal het niet onnut, ja noodzaakelijk zijn, dat hij zig daarin op Lijken geduurig oerTene. Bus onderwezen, dus onderleid, zal de Jongeling, welke zig fteeds ijverig de Lesfen zijner Leermeesteren heeft ten nutte gemaakt, alle vereischte kundigheden van eenen bekwamen Heelmeester bezitten, en zoowel als die genen, welke zig op de inwendige Geneeskunde behoorlijk heb- D ben  2$ REDEVOERING. ben toegelegd, onder de Geleerden gerangfchikt kunnen worden. (10) Tot nog toe egter heeft hij de kenmerken, teekens en behandeling der uitwendige gebreken, zoo wel als de kragten der Geneesmiddelen, niet dan uit de befchrijving geleerd te kennen, en zig in het doen der Kunstbewerkingen ilegts op Lijken geoeffend. Dan M. T.! wanneer hij in de daad zijnen gebrekkigen Natuurgenoot zal bezoeken, aan dcnzelven de vereischte Middelen toedienen,, en, waar het noodig is, het Mes op eenen levenden zetten; dan zal hij bemerken, dat met kennis fiq) Want, om de woorden van den Zeer erv. van der HAAR te bezigen, „ het fchijnt niet moeijelijk te bepalen, welke van deze heüzaame konsten, die oudtijds met rcgt gelijk Honden, den voor„ rang verdient. Schoon het waar is, dat de Heelkonst, ten aan,,. zien van het befchouwend deel, met de Geneeskoust gelijk ftaat; .„ gaatnogthans de werkdadlge Heelkunde, in oogenblikkelijkenuttig„ heid en onontbeerlijkheid, deze en alle 'andere konsten oneindig „ te boven. —j Een kundig Chirurgijn kan ras een bekwaam Doc„ tor; maar een gewoon gepromoveerd Doctor bezwaarlijk een a, goed Chirurgijn worden»"  REDEVOERING. 27 nis ervarenheid gepaard moet gaan. Om deze reden is het noodzaakelijk, dat de nu reeds Heelkundige , dog tot het uitoefTenen der Kunst nog niet in allen opzigte gefchikte Kwekeling de behandeling der Lijderen van zijne Leermeesteren bijwoone en met opiettenheid naga; dat hij on^ der derzelver opzigt zelf handen aan het werkfla, den aart van het ongemak bepale, de aanwijzing ter genezing opmake, de Middelen bereide, de Kunst» bewerkingen verrigte, de Verbanden aanlegge. Om dit intusfchen op de gefchikfte wijze, ïn 'het kortfte tijdbeftek ter uitvoer te brengen, behoort hij opzettelijk daar toe ingerigte Ziekenhuizen te bezoeken, in welke een groot aantal Lijderen bij een gebragt is. (11) D2 Wan- (11) Er zijn, en onder dezen de beroemde HTJFELAND, welke aan Clinifche inrigtingen, door welke men gelegenheid erlangt om de Lijders aan hunne eigene huizen te bezoeken, de voorkeur geven,  i8 REDEVOERING. Wanneer de Handarts langs dezen weg geleid is, zal men veilig het behouden en herflellen van gekwetfte of verminkte Ledematen, ja het ganr fctie leven van den Mensch, aan zijne zorg vertrouwen kunnen, en hem op openbaar gezag tot het uitoefenen der Heelkunde toelaten. Dc Verloskunde, welke eigenlijk een gedeelte der Heelkunde is, dog veelal op zig zelve word uitgeoefend., heeft ook, gelijk deze, haren eerften geven, boven opzettelijk voor den Leerling der kunst geftigte Zie^ocdetiid/welken de Leerling aan het genieten van Mderwijston- tóngen leplaatfte Lijders niet geheel uit het oog^verUezen, fc*de Leermeester een enkel gefchikt voorwerp, van ujd tot tijdd*«oe SS, en den Leerling de.behandeling van hetzelve, onder zijn opzisrt, aanbevelen. . De gedagtenvanHUFELAND, in ^^S^i^iSS" ^i^opengelegd,kanmen,inh^ vinden agter het Adres en vertoog door den zeer gel Hrn^w mn.de ftat.Krg. overgegeven den s7 ^J>»11796. Bijl. Lett.  REDEVOERING. z9 eerfïen grond in de Ontleed- en Natuurkunde van den Mensch, en wel bepaaldelijk in de kennis der gefteldheid en werking van die deelen, welke tot de baring betrekking hebben, vergeleken met het Kinderlighaam. Want M. T.! komt het gantfche Leerftuk der Vroedkunde op het volgend voorftel uit, om door eene beenige holligheid van eenen bepaalden vorm, van eene ge/lelde rigting en wijdte, overal met zagte deelen bekleed, een buigzaam Lighaam van eene bopaalde lengte en dikte3 door eene zekere kragt gedreven, in deszelfs doortogt te leiden of te helpen • (12) dan fpreqkt D 3 het Ci2) „ Ka alles wel overwogen te hebben", zegt de beroemd» ASTRUC (Tart d' accovchernctit redüit a fés principes) „ bepaalt „ zig de verloskunde tot de volgende werktuigkundige ftehing: eene „ rekbaare holligheid, van eenen zekeren omtrek, vooronderfleld zijn* 9, de, daaruit een buigzaam Lighaam, van eene bepaalde lengte en „ dikte, af te leiden, door eene, tot eenen zekeren graad, verwijde„ fifig toclaatende opening." Deze ftelling zoude, zo als BAUDELOCQUE, in de Inleiding voor. zijn uitmuntend Verloskundig werk met  30 REDEVOERING. het van zelfs, dat men alle de afmetingen, de geheele gedaante dier Holligheid moet kennen; dat men het maakzel van dat Lighaam, 't welk door dezelve gevoerd zal worden, behoort te onderzoeken, en de plaatzen waar, zoo wel als de wijze hoe, hetzelve beweegbaar is weten; — en eindelijk dat men de middelen, waar door de Xragt, welke het Lighaam voorddrijft, werkzaam is, met derzei ver fterkte zal zoeken na te iporen. Dit alles intuslchen zal uit een Ontleed- en Natuurkundig onderzoek kennelijk worden. — Zonder deze kennis zal het den Vroedmeester even min als der Vroedvrouw mogelijk zijn, de ba- rende met regt opmerkt"(Men zie pag. xxvi 11 van de Nederd. veit.) nauwkeuriger zijn geweest, indien derzelver voorfteller gezegd had; midden door eene beenige buis, van eenen bepaalden vorm, van eene gefielde rigting en wijdte, en voor geene foort van verwijdering bekwaam. Door eene kleine bijvoeging egter meenen wij den ganfchen omvang van de Verloskunde'in dit voorftel nog meer opzettelijk bevat te hebben.  REDEVOERING. }| rende met verftand bij te liaan; terwijl zij hierin wel onderwezen, en zig dit onderwijs ten nutte gemaakt hebbende, alle de werkzaamheden, welke aan deze gewigtige bezigheid verknogt zijn, op eene gemakkelijke Wijze zullen weten ter uitvoer te brengen. Na dat de Leerling der Verloskunde de vereischte Ontleed- en Natuurkundige kennis verkregen heeft, zal dezelve ook alle deze deelen in haren Ziekelijken ftaat moeten nagaan, voor zoa verre namelijk de Verlosfing daar door meer of min verhinderd, bezwaarlijk gemaakt, of geheel belet word. In dit alles onderwezen zal men een regt denkbeeld kunnen verkrijgen van de Natuurlijke, Tegennatuurlijke, en Moeijelijke geboorten; dat is die, welke door de kragten der Natuur zelve ?  j2 REDEVOERING. of door de Handen, of doormiddel van Werk* tuigen, beftierd, geholpen of volbragt kunnen v/orden. En eindelijk, is het over het geheel noodzakelijk dat iemand, welke de Heelkunde zal uitoeffenen, onder het opzigt zijner Leermeesteren alle zoodanige werkzaamheden, eerst op lijken, en daarna op levenden verrigte, als tot deze Kunst betrekking hebben; nog meer word dit in de Verloskunde vereischt, daar alle de handgrepen voor het gezigt verborgen zijn, en altoos het leven van twee, ja zomtijds meerder Schepzelen van het wel of kwalijkhandelen afhangt. Ook in dezen opzigte derhalven behoort men zoodanige geftigten te bezoeken, waarin eene menigte zwangere Vrouwen bij een gebragt, dagelijks aan den Leerling der Kunst gelegenhjed ver- fchaffen; 'gap  REDEVOERING. 33 fchafTen, om in tegenwoordigheid van deskundigen het regt gebruik van zijne Handen en Werktuigen te leeren maken, en dus ten laatften, beflagen ten ijs komende, zonder eenigen fchroom het Ampt van Vroedmeester of Vroedvrouw openlijk te aanvaarden. Wie Uwer M. T.! die dit een en ander met mij nagaat, de noodzakelijkheid van een geregeld onderwijs in die zaken, welke het leven van onze medemenfchen gelden, boven alles bezeft, en tiaar bij tevens llegts een vlugtig oog Iaat gaan over de wijze, waarop men hier te Lande de UitoerTenaars der Heel- en Verloskunde vormt, wie, zeg ik, zal (of ik bedrieg mij ten fterkften) dan nog vragen, waarom de Nederlanders zoo weinig tot verbetering en uitbreiding dier edele Kunsten hebben toegebragt? — neen het zal een ieder in E het  34 RED E V O E R I N G. het oog loopen, dat de reden grootendeels in de manier van onderwijs te zoeken zij. Daar de Verbandhuizen met de Scheerwinkels vereenigd zijn, en de Leerling der Heelkunde den meesten tijd in het uitoeffenen van dit, zijns geheel onwaardig, werk verfpillen moet; (13) — daar hij in het algemeen bijna geene befchouwende kennis opdoet, maar alleen gelegenheid heeft, om zom- Ci3) Hier ter plaatze word dit Handwerk door geen Heelmeester pitgeoeffend, en doorgaans in dezen oord niet zo algemeen, als wel elders in ons Vaderland, alwaar zelfs de voornaamfte Handartzen Scheerwinkels houden, en ook die genen, welke alleen dat werk verrigten, in het algemeen Chirurgijns genaamd worden. — Het doet ons leed, dat de Amfterdamfche Commisfie, welke eerft algemeen belloten had de vraag, of het Baardfcheeren van de Heelkunde zal worden ,afgefcheidcn, mat ja te beantwoorden; naderhand onoverkomelijke zwarigheden in de uitvoering gezien heeft, en bijrevifie verklaard, dat men om verfcheidene zwaarwigtige redenen, voor het tegenwoordige, deze zaak moet laat en, zoo als zij is. Men zie Rapporten freakende als bijlagen tot de verzameling van ft ukken, betrekkelijk de aanfelling eener Commisfie van Geneeskundig toeverzigt te Amfterdam. 7de Stuk. 26 Rapport. §. 6. Wij hopen intusfehen met diezelfde Commisfie dat er eens een gunfiger tijd komen zal, waarin deze allezins héilzame fchikking iii werking zal kunnen gebragt worden.  REDEVOERING. 3S zommige Lijders met zijnen Meester te bezoeken, derzelver gebreken oppervlakkig waar te nemen, en zelden of nooit eenige reden hoort geven, waarom de behandeling, zoo en niet anders, worde ingerigt; — daar de Vroedvrouwen het een of ander boek over de Verloskunde, het welk zij in handen krijgen, eenige malen doorlezen, en zig reeds bekwaam genoeg rekenen, wanneer zij hetzelve eindelijk hebben van buiten geleerd; — daar nergens gelegenheid is, om in een kort tijdbeftek reeds verkregene kundigheden door ondervinding te bevestigen en uit te breiden; - daar kan men, over het geheel genomen, weinig bekwaamheid, veel min iets tot verbetering of opluistering verwagten. Aan onze Hoogefcholen wel is waar, worden alle die Wetenfchappen geleerd, welke wij heb- E 2 ben  36 REDEVOER I N G. ben opgemerkt, dat in eenen Heel- en Vroedkundigen vereiseht worden, en ik herinner mij, met openlijke dankbetuiging, de uitmuntende Lesfen:, welke de beroemde Hoogleeraar du PUI over deze onderwerpen te Leijden geeft; ik herinner mij hoe ik onder deszelfs opzigt verfeheidene Vrouwen verlost, allerlei Heelkundige Kunstbewerkingen op Lijken verrigt, en zommige op levenden bijgewoond hebbe, en eindelijk hoe ik, door dén zelfden Hoogleeraar in het vervaardigen en aanleggen van verfchillende verbanden onderwezen , dezelve ook vervaardigd en aangelegd hebbe. Ik erken de groote nuttigheid, welke uit dit alles tot uitbreiding der Heel- en Verloskunde getrokken kan worden, en dat ik zelf daaraan zeet veel verpligt ben. Maar M. T.! ik moet tevens bekennen, dat dit  REDEVOERING. 37 dit onderwijs aan onze Hoogefcholen meer gefchikt is, om, ware het mogelijk, weder eene vereeniging der Heel- en Verloskunde met de inwendige Geneeskunde (14) te bewerken, dan opzettelijk aan de Maatfchappij bekwame Handartzen en Vroedkundigen te bezorgen; terwijl het onderwijs, over het geheel genomen, in deLatijnfche Taal gegeven wordt, welke bijna geen Leerling der Heel- en Verloskunde gewoon is zig eigen te maken. De reden hiervan intusfchen is niet daarin gcE 3: legen, (14) Het is wel waar, het geen van des. HAAR §. 121 zegt; dat een Artz of'Doctor, die geene kennis altoos van de Heelkunde, of een Handartz (Chirurgijn,) die geene kennis van de Geneeskunde heeft, beide, hoe zeer zij ook in aanzien ft aan en in gewigtige gevallen overeenftemmen, maar weinig vertrouwen verdienen; aan den anderen kant egter is het ook zeker dat beide deze kunften.en de Verloskunde te uitgebreid zijn, om door éen perfoon, in den tijd, welken men. doorgaans aan de Hoogefchool pleegt door te brengen, naar den eisch beiludeerd te worden: behalven dat' het genoegzaam onmogelijk is, het een en ander tevens, in zijnen gcheckn omvang, Qj>r eene behoorlijke wijze uit te oeffenen.  38 REDEVOERING, legen, dat de Latijnfche Taal voor denzelven onnut zij, in geenen deele; (15) maar fpruit uit eene zoort van veragting'voort, waarin deze nuttige Kunften door derzei ver verval geraakt zijn, welke aanleiding gaf, dat niet dan minvermogenden daartoe wierden opgeleid, [wier Ouders niet in ftaat zijn aan den onderwijzer van vreemde talen iets uit te rellen. Tot zoo lang derhalven, dat de Heel- en Verloskunde wederom geheel het hoofd beginne op te fteken, is ten minften het onderwijs, in alle deszelfs deelen, in onze Moedertaal noodzakelijk, en dit vindt men hier te Lande nergens. Men (15J) Behalven de Latijnfche Taal kan den Leerling der Heel- en Verloskunde ook de kennis van deFranfche, Engelfche en Hoogduitfche Talen van eenen uitmuntenden dienst zijn; dog daar wij flegts dat gene in dit Deel van onze Redevoering. hebben aangeftipt , hetwelk een volftrekt vereischte uitmaakt, hebben wij van de Taalkunde , en andere voorbereidende Wetenfchappen, geen opzettelijk gewag gemaakt.  Menheeft, weliswaar, op openbaar gezag aangebelde Leeraars, welke hier en elders de Ontleedkunde bij, voorbeeld, in het Nederduitsch voordragen, die ook verpligtzijn de uiroefFenende Heel-en Verloskunde te onderwijzen; maar nergens is eene volledige Kweekfchool opgerigt, waar in onze eigene Taal alles, wat wij getoond hebben op dezelve betrekkelijk te zijn, geregeld word opengelegd. — Nog minder M. T.! word in opzettelijk daartoe gefligte Ziek- en Kraamhuizen een genoegzaam getal Lijders en Zwangere Vrouwen bij een gebragt (16) om, onder behoorlijk toeverzigt, met befchouwende kennis ervarenheid te huwen, (16) Thandsisin Leijden, ondereet tocvcrzigt van immena«mW walgen Leermeester du PUI, eeneinrigting dSïgeSeÏÏ^ShS Nojocomium chnuum in een opzettelijk daartoe fefchik huis ver plaatst ook:een praBicaal hiftituut voor Heel- „ V%eXldeZCn. den. Een bengt hieromtrent vindt men in de Nieuwe alfFeuL Bode. i799. d. 16 Aug. N. 2^4. pag. 50. b U:  4d R;Ë D E V O E R I N G. •wen, waarvan men in Engeland, Duitschland en het Fransch Gemeenebest benijdenswaardige voorbeelden aantreft, van welke ik mij het een geluk reken geene der minsten bezogt te hebben. Het blijft derhalven ontegenzeggelijk waar, dat het onderwijs der Heel- en Verloskunde bij ons allezins gebrekkig is, en dat, offchoon er een aantal Handartzen, Vroedmeesters en Vroedvrouwen in Nederland gevonden word, welke allen lof verdienen en voor geene vreemdelingen behoeven te wijken, derzei ver getal egter over het geheel door dat van onkundigen overtroffen word. En dus komen wij tot het laatste gedeelte van onze Verhandeling, of namelijk zij, die in de daad den naam van Heel- en Vroedkundigen verdienen, na hunne waarde hefchermd, en onkundigen op openbaar gezag geweerd worden. Als  REDEVOERING. 41 Als bevolking, en wel gezonde bevolking voor eene der beste bronnen van het welvaren eenes ftaats gehouden kan worden, en op deze zuil een voornaam gedeelte van deszelfs grootheid, rijkdom, en magt gevestigd is; — als Geneeskunde in alle hare deelen de bevolking ten doel heeft, dezelve vermeerdert, of bevestigt, en in het behouden van ieder Lid der Maatfchappij aan het ganfche Lighaam zoekt nuttig te zijn; — dan lijdt het geene tegenfpraak of bekwame Geneesheeren, voorzigtige Wondheelers, gefchikte Vroedmeesters en Vroedvrouwen zijn een zegen voor het Land hunner inwoning, en in tegendeel onkundige kwakzalvers, onvoorzigtige ledezetters, en zij, die, zonder eenige bekwaamheid, de hand aan eene barende durven flaan, een vloek te agten. F Om  \t REDEVOERING. Om deze reden is het de onvermijdelijke pligt der Beftuurderen van een Land, willen zij zig den naam van Vaderen des Vaderlands waardig gedragen, onder andere middelen tot bevordering der bloei en welvaart van het algemeen, zorg te dragen, dat zelfs niet de geringfte hunner Medeburgeren, door eenig uit- of inwendig ongemak aangetast, ligtvaardig in de waagfchaal gefield, en de nieuwe wereldling, zoo veel mogelijk, ongefchonden hervoord gebragt worde. Hoe zal dit intusfchen op de gefchikfte wijze ten uitvoer gebragt worden? Welk middel kunnen de Wetgevers aanwenden, om een Land van weetnieten te zuiveren, en den nijveren Kunstkenner, den vlijtigen Beoeffenaar van Wetenfchappen naar waarde te loonen? — Door te befluiten, dat niemand tot de uitoeffening van dezelve wor-  REDEVOERING. 45 worde toegelaten, dan die genen, welke, bij een geregeld en nauwkeurig onderzoek, doorilaande blijken van bekwaamheid gegeven hebben; en hierbij toe te zien, dat dit befluit flrengelijk gehandhaafd worde. Hoe ellendig M. T.! ziet het in dezen opzigte met de Heel- en Verloskunde in Nederland uit! Er is, wel is waar, op verfcheidene plaatfen, er is ook in Vriesland eene Wet, dat niemand deze Kunsten mag uitoeffenen, dan die een behoorlijk onderzoek heeft doorgeftaan. Deze Wet egter wordt niet overal in kragt gefteld. (17) — Zeer F 2 velen (17) De hoop op eene in het oog loopende algemeene verbetering in dezen is, naliet uitfpreken van deze Redevoering, opgewakkerd en blijft bij ons. fteeds levendig, zedert de door het Wetgevend Lighaam gearrefleerde Injhuciic voor den Agent van Nationale Opvoeding, in welke hetzelve op eene allezins 'lofwaardige wijze'getoond heeft, volgens het ózj/e Art. van de Burgerlijke en Staatkundige grondbeginzelen voor de A&e van Staatsregeling, te willen zorgen „ voor „ alles, wat in het algemeen.de gezondheid der Ingezetenen kan „ bevorderen, met wegruiming, zo veel mogelijk, van alle belem- .,, mering."  44 REDEVOERING, velen, welke Heel- en Vroedkundige werkzaamheden verrigten, kunnen geene bewijzen van hunne bekwaamheid vertoonen, en hij die zijne onkunde het best met onbefchaamdheid weet te bedekken, wordt door den ligtgeloovigen Lijder niet zelden het hoogst gefchat. Het fpreekt dus van zelfs, dat, daar geen nauwkeurig toeverzigt op het onderzoek der kun- dig- mering." — Men leze in het algemeen daaromtrent de gezegde Inftruétie van Art. 31 tot 43. dog ten opzigte van het geen, waarover wij hier ter plaatze fpreken, inzonderheid Art. 33. N. 4. alwaar het is; „ Op alles, wat de openbare uitoeffening en praétijk. der Genees- Heel- Verlos- en Artzenijmengkunde, zo in de Steden, " als op het Platte Land, betreft, zal hij moeten agt geven, ten " einde deze voor den Staat zo belangrijke wetenfchap door deskun11 digen geoefend, en alle fchadelijke gevolgen der onkunde en kwakw zalverij geweerd worde." —■ Met het uiterst verlangen zien wijde noodige maatregels te gemoet, welke na net nauwkeurig opj'poren van alle plaats hebbende gebreken en misbruiken (volgens Art. 31O door den Agent van NationaleOpvoeding aan: het Uitvoerend Bewind, zo dra mogelijk, zullen voorgedragen worden, om daarna op eene wettige wijze in werking gebragt te worden. — Niet alleen intusfchen is die hoop bij ons levendig; wij durven ons zelfs vleijen, dat het oogenblik tot zodanig eeue voordragt niet ver meer ef is~  REDEVOERING. 45 dighedcn plaats heeft, men ook geene moeitedoet, om onkundigen op openbaar gezag te weeren. En dit heeft ten gevolge, dat de ijver van die genen, welke alle moeite aangewend en geene kosten gefpaard hebben, om de noodige bekwaamheden te verkrijgen, en , dezelve verkregen hebbende, daarvan wezenlijke blijken kunnen vertoonen, allengskens begint te verflauwen; waar door de: Heel- en Verloskunde, in ftede van bevorderdr onderdrukt wordt. Zie daar G. H.! onze voorgeflelde taak afgewerkt! — Zie daar hoe DE NEDERLANDERS, bij uïtnemenheid tot het uit oejfenen der Heel- en Verloskunde gefthikt, door gebrek aan een geregeld onderwijs, en aan nauwkeurig toeverzigt op de vereischte bekwaamheid, VERHINDERD WORDEN, OM AAN DE VERF 1 BE-  46 REDEVOERING. BETERING EN UITBREIDING DIER ALLERNUTTIGSTE KUNSTEN TE ARBEIDEN! Hier zouden wij derhaiven, op eene gepaste wijze, onze Redevoering kunnen befluiten, zoo wij ons niet verpligt rekenden de gevoelens, welke deze plegtige gelegenheid verwekt, nog kortelijk open te leggen. Ik wend mij dan in de eerfte plaats tot UL. BURGERS! AFGEVAARDIGD UIT HET PROVINCIAAL BESTUUR VAN VRIESLAND, en door UI. tot het ganfche Lighaam der HOOGST GECONSTITUEERDE MAGT van dit Gewest. — Was het iets groots voor onze Voorvaders, te midden onder het gedruis der  R E D E VJ 0 E R I N G. 47 der wapenen, én de verfchrikkelijkfte bedreigingen van eenen buitenlandfchen vijand, deze Hock gefchoo! re ffigten; GIJ, die onder geene betere onhandigheden, onder gedurige tegenwerking, aan deszelfs herftelling, welke thands zoo noodzakelijk geworden was, werkzaam zijt, verdient ook onzen lof en eerbewijzing. De bevordering van allerlei nuttige Kunsten en Wetenfchappen moet een der voornaamfte grondflagen uitmaken, waarop het ganfche Staatsgebouw zal rusten; — de bloei der Wetenfchappen kan het geheele Land gelukkig maken; — hieruit moet eene meer algemeene verligting voortvloeien, en uit deze verligting befchaafdheid van zeden, met een verbeterde Volksfmaak. — Elk regtgeaard Nederlander zal daarom deze UWE poogingen zegenen, en ieder Vaderlandminnende Vries deswegens UWEN lof verbreiden. Vaart  48 R E D E V O E R I N G. Vaart voort, BURGERS VOLKSVERTEGENWOORDIGERS ! met dien zelfden ijver, waarmede GIJL. begonnen zijt, om deze Hoogefchool tot haren ouden luister op te heffen, en onderfteunt de nu aangeftelde BEZORGERS in alles, wat zij tot derzelver heil nog dienftig zullen oordeelen — Neemt de HOOGLEERAARS in het algemeen in UWE bijzondere befcherming. — Laten hunne LEERLINGEN aangemoedigd worden door het vooruitzigt, dat zij ééns tot nuttige Leden van eene geregelde Maatfchappij gevormd, met geene onkundige gelukzoekers gelijk gefield, nog door dezen in hun beftaan ondermijnd mogen worden. Draagt onder anderen zorg, dat dit ten opzigte der Heel- en Verloskunde geene plaats meergrijpe, welke wij gezien hebben, dat in hare verbetering en op luis-  REDEVOERING. 49 luistering daar door zoo aanmerkelijk nadeel lijden. Hebt GIJL. befloten, dat men alles, wat in eenen uitoefenaar van deze Kunsten volftrekt vereischt wordt, in de Neder duitfche taal zal onderwijzen, en dus reeds bewerkt, dat een voorname hinderpaal in derzelver uitbreiding weggenomen wierd, (,*) Iaat dit werk nu niet ten halven fteken, maar zoekt middelen om het in allen opzigte te voltooien. (19) G Met ,Jv^ °ndfr hetTTfteeds toenemend getal Studerende Jongelingen aan deze Hoogefchool tot de Geneeskundige Faculteit^ den Sf re-edsnü' a s. een gevolg van deze inrigting, verfcheidene, welke zig opzettelijk, langs eenen geregelden weg, tot de kennis der Heelkunde laten opleiden. ë' Tip; Het voornaamfte gebrek beftaat zekerlijk in het niet aanwezen van een Ziek- en Kraamhuis. Men denke egter niet, dat Soof 5 FRTfF#FRWegenS de,3?inheif ^ P^ts, bij de Hoogeicnooi te JjKANEKLR onmogelijk zoude kunnen tot ftand sq- t7LZdZ\ZTZ7^ f genen' Wdke *andS hieromtrent het bewind m handen hebben, daar toe besluiten, zal men na ons mzien, eenen weg kunnen vinden, om op eene voor den Lande met zeer kostbare, wijze, dit allezins heilzaam bogn^r&Serefen! Eenig-  So REDEVOÈRI' N G. Met één woord, maakt eens eindelijk, in den volftenzin, op deze Hoogefchooltoepasfelijk, het geen bij derzelver ftigting door onze Voorvaders beoogd wierd, toen zij zeiden; Vriezen! Gij zult niet meer noodig hebben eene vreemde voorligting op te zoeken, Gij zult gelegenheid erlangen, om door Uwe eigene Hoogleer aars, aan Uwe eigene Hoogefchool, onderwezen en bevorderd te worden. (20) En GIJ, BURGERS! UITMAKENDE DE COM. Eenigzins intusfchen wordt dit gebrek vergoed door de verpligtmg, welke op mij ligt , om alle Heel- en Vroedkundige Operatien aan onderhoud genietende Armen, door geheel het voormalig Vriesland, in het bijzijn van mijne Leerlingen, gratis te verrigten. (10) In het Programma, bij de ftigting van de Höogefchool te Franeker 1585 uitgegeven, waarop wij hier het oog hebben, fpreekt de toenmalige Regering woordelijk dus; " Haec prima curricula Nostratibus funto, primaqüe in quibus Rcipublicae militent castra, volumus cupimusque: Nee erit, ut ad Ext er os, quodNovitatis vitio partim, paftim necesfitate, ha&enus fa&itatum est, in Patriae quae produxit, pareu turn qui legarunt, ipforum^ue qui Pair lam praepropere, moribus inculti fugiunt, praefens dedecus & opprobrium, abi- re cogamini. Qiiin domi potius eformati, Honores ACADET MfCÓS-j qui ftudiis abfolutis convenerint, Aa&oribus vestris debet e.  REDEVOERING. yi COMMISSIE VAN GEDEPUTEERDEN , WAARNEMENDE DE ZAKEN VAN HET COLLEGIE, die met zoo veel oplettenden ijver het befluit van ons PROVINCIAAL BESTUUR, tot herflel van deze Hoogefchool, hebt uitgevoerd, ontvangt ook onze hartelijke dankbetuiging. Door UWE roeping zie ik mij in mijne Geboorteftad terug gebragt, alwaar mijn waardfle Vader, en meer andere Bloedverwanten, alwaar verfcheidene mijner opregtfle Vrienden nog aanwezig zijn; door UWE keus vind ik mij indenzelfden rang gefteld met die Beroemde Mannen, onder welker leiding ik geleerd heb. wijsheid tc zoeken; — en hier door zal ik gelegenheid vin* den, om mij geheel aan het onderzoek dier Wetenfchappen over te geven, waartoe ik van der jeugd af meest geneigd was. G z Wel-  $z REDEVOERING. Welke genoegens aan den eenen, en welk een zwaarwigtige last aan den anderen kant, voor eenen jongeling, die, nog geen vier jaaren geleden, aan deze plaats tot Leeraar in de Geneeskunde bevorderd wierd! Eene nauwkeurige pligtsbetragting intusfehen zal het beste blijk van erkentenis voor genotene weldaden zijn, en daarom beloof ik UL. plegtig, dat ik fteeds zal tragten aan UWE verwagting te voldoen; dat ik alle kragten zal infpannen, om tot bevordering der bloei van deze Hoogefchool het mijne toe te brengen, en aan de zoo noodige opluistering der Heel- en Verloskunde, na mijn vermogen, in Nederland te arbeiden. En wat het zwaarwigtige der Amptsbezigheid oetreft, dit zal aanmerkelijk verligt worden door $ene gedurige overtuiging, dat het den BESTUUR-  REDEVOERING. 53 STUURDEREN van ons Land fteeds ernst blijvc om, het koste wat het wil\ Geleerdheid en Kunstijver aan re moedigen, en daar door te bewerken, dat geene Engelfchen, geene Duitfchers, geene Franfchen in dezen opzigte den Nederlander voorbij ftreven, den Nederlander, die weleer voor geheel Europa het ijs der Letterkunde gebroken heeft, en door Minerva reeds met eer en lof bekroond werd, toen andere Volken nauwlijks den dorpel van haren Tempel waren opgetreden. Dan zal het mij nimmer berouwen, eene meer. voordeelige uitoeffening der Geneeskunde, met het werkdadige der Heel- en Verloskunde vereenigd, tegen het Hoogleeraars- Ampt verwisfeld , en Leeuwardens Inwooneren, welke mij zeer vele genegenheid toedroegen, vaarwel gezegd te hebben. G 3 Troui-  54 REDEVOERING. Trouwens ik durf eene goede uitkomst hopen, daar ik onder UL. nieuw aangeftelde BEZORGERS VAN DEZE HOOGESCHOOL! eene uitgebreide Geleerdheid en onbepaalden Kunstijver aantreffe. — Ik verheug mij ten fterkften aan UW hoofd eenen der voornaamfte Geneesheeren van Europa te zien, den waardigen grijsaard, GEORGIUS COOPMANS ; aan wien ik, in verfchillende opzigten, zeer vele verpligting hebbe : — ik verheug mij te meer, daar nog onlangs eene hevige Ziekte dat dierbaar Leven bedreigde. — lk verblijd mij onder UL. aan tc treffen, welke met dc fprekendfte daden getoond hebben, hoe zeer hun de bloei der Wetenfchappen, in dit Gewest, ter harte gaat. Onder UWE zorg zij dan de Vriefche Pallas veilig! — Onder UW opzigt worde haar Tempel,  REDEVOERING. 5-5 pel, van welken men had begonnen af te breken, zonder te herftellen, geheel voltooid. . En eindelijk, wanneer alle twist en tweedragt uit dezen oord zal zijn verdreven, en het Oorlogs-zwaard voor den Vreede-olijf plaats maken, worde eens weder de mogelijkheid daargefteld van het geen, na waarheid, in de voorgaande eeuw gezegd wierd, dat, al waren alle Kunsten, Wetenfchappen en Geleerdheid uit de geheele Chris* ten- Wereld verbannen , FRANEKER behouden blijvende, deze alleen toereikende zoude zijn, alles overal te herftellen l. (21) Daar intusfchen de bloei der Kunften en Wetenfchappen op geene wijze beter bevorderd kan worden, dan door eene nauwe verbintenis van der- (21) Men zie den beroemden van der WAI JEN in Orat. FuneK i» obium Viri Clar. NICOLAI GURTLERI. pag. 41.  S6 REDEVOERING. derzelver Beoeffenaars en openbare Leeraars-, beveel ik mij, HOOGGELEERDE MANNEN! welke ik thands met den vereerenden naam van Amptgenooten begroete, ten fterkften in UWE dierbaare vriendfchap. — Ontvangt eenen jongeling, die het genoegen heeft nog twee zijner achtingwaardige Leermeesteren (22) onder UL. te aanfchouwen, met minzaamheid in UWEN kring! — Moet hij voor de meesten UWER in uitgebreidheid van grondige kennis onderdoen, denkt, dat hij in ijver niemand zal zoeken voor ' uit te geven, en dat hij, anderen onderwijzende, zelf ook meerdere kundigheden zal tragten op te doen; om dus, zoo hem het leven gefchonken wordt, rijper in jaaren UWE voet- De Hoogleeraars EV. WASSENBERGH en ANT. CHAU- DOIR.  REDEVOERING. S7 voetftappen, zoo veel mogelijk te drukkea Keurt hem dan UWE genegenheid niet geheel onwaardig, en zijt verzekerd, dat hij UL. fleeds ongeveinsd zal achten! Dat dit ook in het bijzonder aan U gezegd zij, Hoogleeraar ALLARDI! geeft gelijkheid van bediening klem aan onderlinge vriendfdiap, overeenkomst van ftudien zet haar nog meerder kragten bij. Dat dan, terwijl wij met vereende poogingen aan de uitbreiding der Geneeskunde, in alle hare deelen, werkzaam zijn, onze vriendfehap meer en meer bevestigd worde, en dat wij, als om ftrijd, elkander de doorilaandite blijken van de opregtheid onzer gevoelens open leggen! JONGELINGEN! die in het algemeen uitbreiding van kennis, en in het bijzonder een gepast H on_  j$ REDEVOERING. onderwijs in de Genees- Heel- en Verloskunde zoekt; ziet hier eenen UWER Leidslieden! — Wanneer GIJL. met lust en ijver U in alles, wat tot uitoefening van nuttige Kunsten en Wetenfchappen vereischt word, wilt voorbereiden; indien het UL. wezenlijk ernst is, om in dezelve ervaren te worden; dan zult GIJ geenen geftrengen Leermeester in mij vinden : neen dan zullen wij, als Vrienden , onzen weg bewandelen, en, als getrouwe Metgezellen, onderzoeken wat nuttig zij! — Dus doende zullen wij het best ons oogmerk bereiken kunnen, en UWE vorderingen zullen ons tot genoegen, UWE Ouders tot blijdfchap, en het Vaderland ten dienfte zijn! L Dit geve de onuitputtelijke BRON VAN WIJS-  REDEVOERING. # WIJSHEID, en HIJ gebiede ZIJNEN zegen over alles, wat tot heil van 't algemeen vertrekken kan! IK HEB GEZEGD.