GESCHENK VAN DR. EELCO VERWIJS. 1880.  OVERYSSELSCHE GEDENKSTUKKEN, DERDE STUK-, VERVATTENDE DE VOORNAAMSTE LANDBRIEVEN EN OUDE LANDRECHTEN VAN OVERYSSEL. MET AANTEKENINGEN. Mr. j. w. racer. Te C A M P E N, !Ter Drukkerye van J. A. de CHALMOT. MDCCLXXXIV. DOOK   •ni INLEIDING. §€&flfb oude befchreeven Landrechten van O| D § verysfel, die ik voorgenomen heb, met £#T$HS eenige uitlegging voor te ftellen, vertoonen ons het Rechtsweezen, de vryheid, en de Staatsgefteldheid van dit gewest voor de Spaanfche troebelen: en veele merkwaardige zaaken, die anderszins duister voorkomen, worden daar door opgehelderd. Aangaande den oorfprong deezer Landrechten is, gelyk van veele anderen , optemerken, dat door ongefteldheid van het Duitfche Ryk, onkunde, gebrek van affchriften, of opzettelyke verdonkering enz. de befchreeven rechten onzer voorvaderen, de Saxers, welken zy zelfs hadden , of van de. Franken hadden aangenomen, in de tiende en eenige volgende eeuwen , in eenen Haat van gewoonten zyn geraakt, en met gewoonten vermeerderd. Onzekere gewoonten wierden in de byzondere Landen bepaald, hoe ze vvaaren of weezen moesten. Graaven en andere Landsheeren betoonden, by gebrek van wetgcevendc magt, hier in hun richterlyk gezag. Zelfs Keizer Otto de eerste, fchoon anders met zyne Vorfteh eene wetgeevende magt geoeifend hebbende, liet door tweegevecht, toen eene gewoone wyze van gerichtelyk het recht uittcvinden, in eene Landsvergadering van West*.2 „ falen,  IV INLEIDING. falen, bcflisfcn (V), dat kinds kinderen tc gelyk met hunne oomen tot de erfnis van hun grootvader gerechtigd waaren (b). Geiyk wel eer hier te lande, h>>pleitzaaken, door oordeel of vonnis van iemand der Gerichtsvergadering, aan wien het om tc vinden was hefteed, het recht tusfehen partyen wiérd bepaald: zo gefchiedde dit ook ter Landsvergadering, zonder pleit, in onzekerheid aangaande het recht,' om pleitzaaken voor te komen. Van zulke Oordeelen* of Vonnisfen , in Landsvergaderingen geveld , is nog een overblyffel voor handen, van den jaare 1323: ook worden nog eenige andere bewyzen gevonden , waar-door de waarheid van dit gezegde wordt bevestigd (Y). Dóch deeze gewoonte fchynt allengs te zyn verdweenen, toen deLandsheeren, in navolging der Ryksvergaderingen van den Keizer en de Staaten van het Ryk, Statuten in den hunnen, met het Volk of deszelfs Reprefentanten beraamden. Het recht, door de Landshcercn hier toe van het Ryk verkreegen of aangemaatigd, ftrekte zich ook verder uit, dan tot eene bepaaling of uitfpraak omtrent onzekere rechten of gewoonten (d). Dat naderhand op deeze wyze de voörnaamfte byzondcre rechten en (a) Nos ex omnium Principum J'.ntentia cognitionem veritatis commif.mus gladiatorio judicia. Goldast. conjlit. imp. Tom. III. P"g. 303. (b) Brunquel, hifi. jur. part. 4. cap. 4. §. 4, 5. - (c) Zie I. Stuk Voorbericht n. 9. Het aangehaalde vonnis van 1323 zie aldaar n. 10. (cl) Hkrttus, vol. I. tem. 2. defuper.territ.§. 25 ? 2(5.Stkü?, cerf. jur. publ. Germ. cap, 30. (j. 12, 13.  INLEIDING. V en gewoonten van den Lande ingefchrift zyn gebrast, kan, nevens de invoering van het Saxenfpie° el en van het Wetboek van Keizer Justini-, aaisThier te Lande, oorzaak zyn geweest, dat zo weini°- van die oude Oordeelen is bewaard. Dit zou ook de reden kunnen zyn, waarom het boven aangehaalde Oordeel van den jaare 1323 betreffende het neemen van tiende door een Tiendheer, ?t welk in geene der oude Landbneven is vervat, als het eenigfte van dien aart, in liet oude gefchreeven Landrecht van Overysfel, k/nde een ongedrukt boek zonder Publyk gezag tè famengefteld, is aangetekend. Dit overblyf. fel zou ook, indien het thans niet in druk was uitfegeeven, met'er tyd het zelfde lot, als alle andere Oordeelen van die foort, hebben kunnen ondergaan; na dat onze Heeren Staaten het zelve in het Landrecht van Overysfel, van 1630, hebben geplaatst (0- t , , '\T De Statuten wierden, naar de wyze der Verel raüen van den Keizer met het Ryk (ƒ), door den Landsheer met de Staaten opgericht of, zoals inde Landbrieven wordt gezegd, wierd daarover door den Landsheer met de Staaten verdraagen of daar in overeengekomen enz.: en meest dezelfde regels aangaande de form in het maaken van Statuten en andere Staatsbeüuiten, worden in de Landsvergaderingen, als in de Ryksvergadenngen, befpeurd (g); echter niet in alle Landen ■ ge- (e) Deel. II. tit. 17. art. i. (ƒ) Zie Struv. Corp. jur. publ. Germ. cap. 23. 5- 31- cum not Eccard. ad leges Franc. ad. verb. in pafto pag. 7(#) Struv. cap. 30. §. 11. 3  VI INLEIDING. gelyk (li). De verfcheiden gefteldheid der Staats Reprefentanten kan aanleiding gegeeven hebben, dat ook de wyze van overftemming, in deeze Landsvergaderingen, niet in alle Landen dezelfde was. Men kan van de wysheid onzer voorvaderen onderftellen, dat dezelven bedoeld hebben, om eene onvolmaaktheid van Hemmende vergaderingen , naamlyk het fteeken der ftemmen (i), zo veel doenlyk, te vermyden. Aan deeze onvolmaaktheid is de eene vergadering meer dan de andere; en dezelfde vergadering, naar de eene wyze van ftemming meer dan naar de andere, natuurlyk blood gefield. Aangaande de gefteldheid der overftemming in onze Overysfelfche tweeledige Landsvergadering van Ridderfchap en Steden is aan te merken , dat de Landsheer in de Landsvergadering zo min, als de Keizer in de Ryksvcrgadering, van ouds eene ftem, in het maaken van Scaatsbefluiten, heeft gehad ,• maar dat, gelyk reeds is gezegd, de onderhandeling tusfchen Hem en de Staaten alleen in een verdrag beftond; gevolglyk niet in eene ftemming nevens de Staaten (k). De ftemming omtrent Staatsbefluiten was derhalven alleen eene handeling van de Staaten: en over het gene de Staaten of derzelver meerderheid had beflooten, wierd met den Landsheer verdraagen. Hier uit (?;) Hertius, Comtnmt. vol. I. lom. 2. de Confult. leg', jud. 5. 10. (i) Pufendorf dojure nat. ef gent. lib. VII. cnp. 2. 5. 17. &C. ' Grotius de jure bell. & pac. lib. II. cap. 5. 17. (k) Vergelyk hier mede het gene van Ryksvergadcringen wordt gemeld door Stkuv, d. cap, 23. 33. in mA,  INLEIDING. VII uit moest in deeze Landsvergaderingen, zo wel als in de Ryksvergaderingen , dit aanmerkelyk geyolg voordvloeyen: dat de Landsheer, door by ééne van de partyen zich te voegen, geen overftemming maaken kon (0- Geheel anders was dit gefteld in de Lands Klaaring, een van onze aloude Gerichten van Appel. De vraag was in dit Gericht niet over het neemen van Staatsbefluiten; veel weiniger aangaande een verdrag tusfchen den Landsheer en de Staaten daar over te treffen. Derhalven, indien de Landsheer eenige inzage daar in hebben zou; dan moest het zyn by wege van ftemming. Dit ziet men ook bevestigd door eenen brief van Florens van Wevelichoven, Bifchop van Utrecht, van den jaare 1385, fpreekende van deeze Klaaring, in de woorden: Voert foe foelen wy mit onzen gezworen Rade die Claringe mede befitten ende onze ftemmen daer mede in hebben (m). Dus had de Bifchop ééne, de Ridderfchap ééne en de Steden ééne ftem in Klaaring. De ftem der Ridderfchap beftond in het gevoelen van de meerderheid haarer byzondere Leden; gelyk de ftem der Steden in het gevoelen der meerderheid van haare afgeichikten naar de Klaaring (n). Indien deeze wyze; (0 Zie dit van Ryksvergaderingen by Struv. d. I, (m)DuWBAR, Kerkl '.en Werüdl. Dev. Boek IV. Hoofdjl. 23, U- 564- (n) Zie de Inftruftie der Gezanten naar den Koning vaa Spanjcn van 155.6 beneden Hoofdd. 8. bi. 301. Voeg hier by i^t aangehaalde door Mr. Gerh. Dumbar , Verhand, over het reek van overflemm. J. li. Het febynt vreemd, dat, volscnahet varhaal van Revius, Dav. itlitftr. op het jaar 1560 S * 4 ' "l  VIII INLEIDING. ze van ftemming insgelyks in het neemen vanbeiluiten ter Landsvergadering zou zyn waargenomen; dan zou de Vergadering, wegens haare tweeledigheid, aan fteelung van ftemmen zeer onderhevig zyn geweest. Daar nogthans eene fteeking van ftemmen, zo veel moogelyk dient te worden voorgekomen. Hierom wierd op de ftem der meerderheid van yder der twee famengeftelde Leden hier niet gezien; maar de byzondcr Leden van het Lid der Edelen , als ook yder Stad in het byzonder, konden de Balans der ftemmen doen doorflaan. Gelyk dit in eene Staatshandeling van den 4 April 1597, in haar verband *n 1561. f. 330. &c. de Ridderfchap, toen met de Steden in gefchil over de meerderheid van ftemmen in de Klaaiing, beweerde , dat de ftemmen der agt nfgefchikten van de Steden aldaar nret zouden kunnen opweegen tegen die van zestig, zeventig of meer Edelen. Want deeze fteliing der Edelen ftrydt tegen de eigen verklaaring van Ridderfchap en Sleden in de aangehaalde Inftruftie, aan drie Edelen en drie uit de Steden, vier jaaren te vooren, gegeeven, in de woorden; dan konden Ridderfchap en Steden door .grote zwarigheid van den Sententiën niet accardieren, en deshahen different weren, welke f.den van Ridderfchap en Steden die Prhce dan byvellig wurt , daar ly ftaat die Sententie enz. Doch , rechtftreeks hier tegen, 2011, naar de voorz. fteliing der Edelen , de ftem van den 1 -andshcer door eene meerderheid van ftemmen vruchteloos geworden zyn, wanneer de Edelen in de Klaaring fteaiden tegen de drie Steden. Ik moet hier nog aanmerken , dat de plaats by Mr. van Hattum, Cefchied. der Stad Zwolle, Deel III. hl. 4. getrokken uit Revius, Dav. illuflr png. 330. zou hunnen fchynen aan te duiden, dat omtrent de ftemming in Staatsbefluiten, wanneer het meeste getal van beide Leden niet eens waaren, het zelfde zou hebben plaats gehad, als in Vonnisfcn ter Klaaring; 't welk echter door Revius, die alleen van de Klaaring fpreekt 3 niet te kennen gegee\ea wordt.  INLEIDING. IX band met kort daar voorgaande handelingen (o), als iets, 't welk niet betwist is, voorkomt, en verhaald wordt in deeze woorden: dat daar die van de Ridderfchap van eene eenpaarigeftemme waaren, ende het gevolch hadden-van eene der Drye Steden voornt. ofte dat defelve drie Steden wefende tzamenderhand van eener mienonge, het gevolch van eene, ofte meer der Ridderfchap bequamen, die faecke, als met die meeste ftemmen gerefolveert, ten behoerlicken effette gebracht moet worden. Uit den aart der zaake vloeyde ook van zeiven voord, dat één Edelman of ééne Stad de fteeking van ftemmen kon beletten. Want dewyl het zeker is, dat die andere wyze van ftemming, volgens welke op de meerderheid van ftemmen van yderftandof famengeftcld Lid alleen gelet zou moeten worden, toen zo min als tegenwoordig, in Staatsbefluiten ter Landsvergadering geen plaats vond; en dat de ftemmen der drie Steden , toen zo wel als nu, gelyk waaren aan de ftemmen van alle Edelen: zo moest van zeiven, geen ander beding hier omtrent gemaakt zynde, volgen, dat, naar het Burgerrecht, als ook naar het algemeene Staatsrecht, ééne Stad, of één Edelman, de ftemmen buiten evenwigt kon ftelien. Dan toch wordt onderfteld, dat yder byzonder Lid, als aan het gevoelen der meerderheid van zyn famengeftcld Lid niet gebonden zynde, zyne ftem by de andere party kan voegen; en dus een ovcrwigt van ftemmen maaken. 'Dit aangaande de Verdragen , tusfehen den Landsheer en de Staaten, zo veel tot myn on< der- (o) Zie deeze en daar voorgaande Refolutien by Mr. G. Duxibar, i,i de aangehaalde Verhandeling, Bylagen A. B, C, D. £. * 5  X INLEIDING. derwerp noodig fcheen, gezegd zynde; zal ik alleenlyk hier nog aanmerken, dat uit het begin van den Landbrief van 1541 en uit het flot van dien van 1546 te verneemen is, dat tot het maaken en veranderen van Landrechten eenpaarigheid van ftemmen hier te Lande is vereifcht. Doch my is noch niet genoeg gebleeken , dat men by ons altyd ftandvastig van begrip zou zyn geweest, dat geene algemeene Landslastcn dan met eenpaarigheid van ftemmen zouden kunnen vastgefteld worden: hoewel uit de aangehaalde en andere Refolutien van den jaare 1597 blykt, dat hier, gelyk elders, over dit- byzonder punt verfcheiden gevoelens zyn geweest. De drangredenen voor de overftemming, in deezen, fchynen wel het zwaarfte te weegen (p): Maar het tegendeel is thans voor lang hier en elders om andere redenen aangenomen. De wyze van befchryving onzer Landrechten is niet altyd dezelfde geweest. Het oude Dykrecht van Zalland van den jaare 1308 was tevooren door Bifchop Guido en zyne Raaden opgefteld, en wierd vervolgens door den Bifchop aan de Edel en en het Gemeene Land, in eeneLandsvergadering op Spoelderberg voorgedraagen, en door de laatstgenoemden gewilkeurd en aangenomen (q). De Landbrief aan Twente, door Bifchop Jan van Vernenborg in den jaare 1365 gegeeven, behelst eene erkenning van de voornaamfte byzondere Rechten en Gewoonten van Twen- (p)Zie de aanhnnlingm hy Hgrtius, Comment. vol, I. torn, 2. ie Conjult. leg. & jud. j, 10. (?) I. Stuk, Voorb, n. 10. Dumbar, AnaleS , Tom. IL ƒ>• 423.  INLEIDING. XI Twente , ongetwyfeld uit het geheugen, oude Oordeelen of andere aantekeningen en brieven opgemaakt. Die van Bifchop Floris van Wevelichoven, in 1387 gegeeven aan het Land van Vollenhove, is mede een opftel van den Bifchop en zyne Raaden, 't welk vervolgens door de ingezetenen des Lands van Vollenhove is gewilkeurd (V). Bifchop Frederik van Blankenheim hield in den jaare 1406 eene fchriftelyke onderhandeling met de Staaten, over verfcheiden punten van de Landrechten, door de Staaten, by wege van bezwaaren , aan hem voorgefteld (s). Voords de Landbrieven der Bifchoppen David en Filips van Burgundien zyn, by verdrag van deeze Bifchoppen met de Staaten, in Landsvergaderingen, gemaakt en op bezegelde brieven van pergament gefchreeven (V). Doch onder de Regeering van Keizer Karel den weden zyn de Verdragen, die anders Nieuwe Reformatien zyn genoemd , ter Landsvergadering geboekt, zonder bezegelde pergamenten brieven daar van opterichten. Onder zyn Opvolger Filips is my bykans van geene Wilkeuren in Landsvergaderingen , maar wel van zyne wilkeurige handelingen, die hy den Heeren Staaten, als wetten wilde voorfchryven, geblceken (u). Men zou hier kunnen gewaagen: in hoe verre deeze Verdragen, van de Landsheeren met de Staaten , hebben moogen verfchillcn van het gemee- ne (r) Dumb. Armled. Tom. II. p. 318. en bensden, U nz. (s) Beneden, bl. 115. &c. (t) Zie aangaande de voorzeide Laadbrieven II, S'i'-k, bl.\%o. 184. (u) Zie beneden, bi. 279 {nn* ter peenöen to fmet bctjoef boen ttomttetj uennnngljc yanmennj boccfej. enöe boec enen K>nnm:ief to üe^e* ggeine $aïmen giijcbeii/ feeg gueöe orïöe g;oetef€oin* ftöe/ enbe öien fenbee ösfe gueöe oelöe gjoeie Co:n« fc.ie/ oft gtjelinen Pap öaec borce/ oec eii ;al ggeen afêanonfe Danbee toefen ge en j|i een g|jeöoerh £Mengt* man öeg ^titfjtg ban ïJtcetiu Windof, Tlcel IJ, art, 2. 3ftem toedü ;aöe bat men gueb of? epen man 'óe;nt* VII. In dit en veel volgende artikels worden eenige regels aangaande de rechtspleeging gemeld. Hier wordt des Bifchops pandgeld , dat is, de kosten van panding , ter uitvoering van vonnisfen , voor hem, dat is, voor de Hooge Banku) geveld, bepaald; als ook het pandgeld van den Pander van dit zelfde Gericht Deeze moest een gebooren Edelman van het Sticht van Utrecht zyn; 't welk ten aanzien der panders van des Bifchops laager Gerichten, nergens in deezen brief gevorderd wordt Van de Panders van het Dvkgericht wordt ook gezegd, dat zy zullen weezen Sunte Hartens Dknstlude (h). VIII, Gelyk uit dit artikel van deezen Landbrief, waar in (<ö Winhof N.D.pag. 150. &c.3670*368. 466 &tf7. (h) Duwbak. AnaleU. torn. 2, p. 243. in fin,  li Övtrysfelfche Gedenkfiukken. lilde Sluh te/ mitOnTrn gljedcgte/ be bie öe?ettnngc ïsithtf enbe acötebe ber nnet/ De bcrloere ö^ie pont Heggen ené/ en* be nnet tiegfien^ ben $auöec/ €nbe men en macfj gïjenen ©lensman oft ©lengt» in de rechten en gewoonten, die toen reeds van een oud gebruik waaren, verhaald worden, de ondenkelyke oudheid onzer Arresten blykt: zo is ook uit het Saxiich Weichbild (o), omtrent het begin van de veertiende eeuwe in gefchrift gebracht (b), op te maaken, dat een Arrefl:, om iemand tot rechtspleeging te noodzaaken op eene andere plaats, dan waar hy anderszins aanf'preekelyk zou zyn, by de Duitfchers van ouds gebruikelyk zy geweest; hoewel de Glos aldaar het Roomfche recht hier op zoekt toe te paslen. IX. Een Edelman of Edele Vrouw mogt niet gearresteerd worden, zonder eerst te zyn verklaagd en vervolgd voor den Bifchop, dat is, voor de Hooge Bank; 't welk de woorden voor om. gelyk ook hier vooren art. 7. en beneden art. 10 &20 te kennen geeven. Van dit alsnog aanhoudend recht der Riddermaatigen is gezegd in de nieuwe aantekening by Winhof (n). In de oude gefchreeven Landrechten van Overysfel wordt hier van wyders het volgende gevonden: Item een Demiman den fyn goet bezet wordt zal fyn goet untzetten laeten, ende zeggen dat hy een D-nstman is ende nyet fculdich en is voer een dagelix recht (0) Art. 60. (V) Brunquel hifi. jur. part, 4. cap. 6. $. 19. (a) N. Dr. bl. 133 cf 134-  Landbrief van J. v. Vernenborg. ig ©iengtüJiif tst§ Jbticjjtl oft ïjott sueö öejetten öta*- nen recht te flaen ende te antworden. Mer wort een De sU man zelve bezet, hy fal hem nyet ontzetten laeten, mer he fal zeggen dat hy een Denstman is ende en is nyet fcuïdich w.er een dagelix recht te Jïaen, ende keren hem omnie ende fal dat yn geen ordel zetten. Ende wil hem ymant fyn Dienstrecht befpreken dat moet hy lyden up zyn recht. Zie daar van een voorbeeld in de nieuwe aantek. by Winhof (b). Winhof noemt de Hooge Bank ook het Hoogfle Gericht , ten opzichte van deszelfs waardigheid, als zynde door den Stadhouder Ridderfchap en Steden bekleed , en het Gericht der Edelen. Meer aangaande dit Gericht is te zien in de nieuwe aantekening by Winhof (c). Ook wierd dit Gericht genaamd des Heeren Rechtdag (d). Hier toe behoort ook het volgende uit de oude gefchreeven Landrechten van Overysfel: Onfe G. Heer van Utrecht is averdraegen my fynen ridderen ende knapen ende Steden fyns landes van Zallant, van Vollenhoe ende van Twente, omme crber ende nutticheyt der lande. Want die rechtdagen vast gekomen ziint ende komen up hilge dage , •ujaeram die rechtdagen ungeholden blyven. Dat fy daer na aver XIIII dagen to rechte willen komen. Ênde des yrften dages daer na clarynge te doen. Ende fo vort tot 'allen XIIII dagen als dit gewontlick is. Ten weer dat •unfe Heer die rethtdage hyr en bynnen off ander recht, dage die daer na komen lyet verfien. Ènde weert dat tot enygen tyt hyr na rechtdaeghe quemen up hilge dagen , dat wer up zondagen off ander die gebaden weren van der hilgen kereken, fo fal altoes wefen die rechtdach, des yrften werckeldages, daer na den hilgen dag, daer dit (b) N. D. bl. 366. (c) N. D. bl, 36(5- -368, #9 Winhof Deel I. art. 18,  f4 Overysfelfche Gedenkjlukken. lilde Stuk. nen |s>ticïjteS unbccboïjjöet enbe tmbetMagSêt boee mi/ Winhof , Deel 1. art. 12. ft Sftem toltiii jafie bat ttoe atëan ftuenben enbe be* Dm* ■dis rechtdage up quemen. Ende daer na die clarynge als dat plecht to gefchyen to Deventer. Int iaer ons Heren duefent' CCCCXXII des vrydages na Symon ende Judas. Hier wordt gefprooken van de Kamerklaaring, in onderfcheiding van de Groote Klaaring (e); welke Kamerklaaring alle veertien da. gen wierd gehouden, en wel des daags na den Recht* dag: doch beneden zullen wy zien, dat deeze Klaa» ring en de Groote Klaaring, by de nieuwe oprichting deezer Republyk, tot ééne Klaaring zyn geworden , die maar eenmaal des jaars gehouden wordt. Het behoud van het oude gebruik, om alleen ten ty» de van de Klaaring de Hooge Bank te fpannen, zou derhalven hier veroorzaaken, dat een Riddermaatige maar alleen op één zekeren tyd in het ganfche jaar gedagvaard zou kunnen worden, indien het nieuwe Landrecht van Overysfel van 1630. Deel 1. tit. 20. art. 1. dus te verftaan zy, dat alleen dan de Hooge Bank zou gefpannen moogen worden , wanneer Stadhouder Ridderfchap en Steden in Klaring vergaderd zyn: daar wel eer een Riddermaatige alle veertien dagen op deezen Rechtdag kon aangefprooken worden. X. Dé Bifchop, die hier meldt van dedingen (a), dat is, («) I. Stuk, Voorbericht n. ia. (a) Anders ook gezegd degedingen, dagedingen. Dit woord be-  Landbrief van J. v. Vernenborg. if öirtgïjuen boet. omj oft boet onfen <Ê>gericï)te / enbe een oecbe! gftebeeït tooecbe/ enbe een anbec JSan bat toeDcrfjneiie / tocitiec be bieg oerbehj beïu'cö tooecbe/ bie berïoere bne uont tiegtjeng ong / enbe nnet toebee ben Panier./ enöe een oeebeï macfj een man toebecfu^ ftert is, pleiten, voor ons of voor onzen Gerichte, verftaat door het eerfte de Hooge Bank, en door het andere zyne laagere Gerichten; zo verre aan hem daar van Geappelleerd kon worden. Volgens het recht derSaxers, 't welk in deezen Landbrief veeltyds doorflraalt, moest, op flaande voet na de uitfpraak , het vonnis wederfproken worden: om dat de Richter, aanftonds na de uitfpraak vrieg: of men het vonnis, door den oordeelwyzer gevonden, goedkeurde ? welke vraag aanHonds moest beantwoord worden (b). Indien men het niet goedkeurde; dan beriep men zich op de meeste ftemmen, waar door het vonnis bevestigd of verworpen wierd: of men befchuldigde het vonnis en trok het naar een ander Richter (c). Dit laatste noemde men oordeel fchelden. De Richter en de oordeelwyzer genooten daar van breuke en boete; indien verdaan wierd kwalyk te zyn gefcholden of geappelleerd (d). De wederfpreeker van het vonnis ftond, betekent in de eerfte plaats eenen dag beftemmen om te pleiten, of onvereffende zaaken af te doen, diem conflituere Bris* son de verb. fign. in voce Conftitutum Saxensp. lib. I. art. 67. lib. II. art. 12. inGlosf. Overdragtelyk wordt bet genomen voor pleiten; en, by overeenkomft of verdrag, vereffenen.Dtdingslieden of dagesvrienden zyn de perfoonen, die wederzyds, ter beflisfing, op den beftemden dag verzocht zyn. (i) Saxenspiegel , UB. II. art. 6. cum Glosf. in fin. 8> Richtfiich, cap. 48. U) Saxensp. lib. II. art. 12. en Saxisch Leenrecht cap. 70. in de Edit. van 1516. art. 69. (d) Sasïksp. en Saxisch Leinx. d. I.  16 Overysfelfche Gedenkjlukken. lilde Stuk. firn boer <$ïjenc!)te a\§ ga grject enbe fteet/ nf ïj!J bat tuit eunen oerbei ta buecn üeffcoaert/ Winhof, Deel IV. art, 20 & Br. Jfitem aïïe toebetfrj?often oeröeïc ;oeïe tou bettïaren / iirit J^annen enbe mit ©iengmiannen enbe mit ^>tz» ueu ftond, wanneer hy het wederfprak; ging zitten in de plaats dés genen, die het geweezen had; enl'prak zelf een ander vonnis, zo als hy begreep dat het behoorde te zyn (ej. Zie wyders over dit artikel by Winhof (ƒ> XL 't Gene elders van de Klaaring is gezegd (a) zal ik niet alles hier herhaalen. Sommige genootfehappen, van byzondere rechten en Rechtsdwang, behoorden niet onder deeze Landsklaaring. Want van ouds, wierd aldaar, over geene Vonnisfen van Steden , Marken en Gerichten der Hofhoorigen geklaard; en volgens het gene uit de evenredigheid zou zyn op te maaken , fchynt het, dat ook vonnisfen van de laage Leengerichten wel eer tot deeze Klaaring niet behoorden; zo min als nu nog van het Hooge Leengericht deezer Provincie naar de Klaaring Geappelleerd wordt. Daarom, wanneer in dit artikel wordt gewaagd van alle wederfproeken oer dele , moet zulks verftaan worden van vonnisfen ten Landrechte, Hofrechte, Markenrechte, en Leenrechte geweezen. Het nog gebruikelyk appel van de Kleine Steden naar (e) Saxensp. en Saxisch Leenü. d, l. Matth. d, jurc Gladii cap. 20. p. (ƒ) N. D. bl. A63- 473. {a) l. Stuk, VmberkU n, \%i  Landbrief van j. v« Verneneoro* it< #rn tan ben ^rcbcn na beg ïanbg JSecfjie ban Ctoen* mi naar eene der Grooten, waar van elders is gefprooken (£), is niet ongelyk aan de oude gewoonte der Saxers, om van de eene Stad naar de andere, volgens zekeren rang, te Appelleeren; 't welk anders wordt gezegd, recht daar van te haaien (O* Men moet echter niet denken, dat dit haaien van recht uit eene andere Stad alleen betrekkelyk zy tot het geval van hooger beroep tusfchen pleitende partyen. In tegendeel behoort dit ook mede tot twist, die de Stad van minder rang omtrent haare rechten ontmoet, welke door de Schepenen der Stad van haar hooger beroep wordt beflist (d). Van het nu niet meer gebruikelyk hooger beroep van Markengerichten in Twente naar het hoogfte Markengericht, 't welk wel eer was in de Marke Lutte, Gerichts 01denzaal, heb ik eenen oorfpronglyken brief, van den jaare 1431, hier by gevoegd (e). De (i>) ln het aangehaalde Voorbericht n. 12. (c) Dumsar Kerkl. en Wereldl. Dev. Boek IV. cap. 10. p. 487. Matth. de jttre Glad. cap.zf.p. 284 &c. Zie ook IL ituk, bylage 45. (óf) Zie de zo even aangehaalde plaatfen. (e) Uit het oorfpronglyke op den Huize Twickel. Ich Gherardus Guetkikt Canoniek en Officiael ia der tyt der kerken van Aldenzale inake kond en konlich allen luden myt defen openen breue dat vor my in den Gherichte twist ende fchelingc is upgheftaen ende ghewefen tusfchen den buren van Wolde van Drynen ende van Udelo (*) an de eyne ayd ende de buren van Zenderen ende van Hasfele an de ander zyd, tokomende van nachtfehotinge (t) up de verkene in den akeren up twyntich pennynge des de buer van Zenderen ende vau Hasfele weigherden ende nyet tolaeten en wol- dea CO Nu Oete. Q) Schuttiag by nachte, incluflo noUurn^ B  1$' Overysfelfche Gedenkjlukken. lilde Stuk. tge / -enbe bat joeïen ton ta boeren cun^gjen laten ban De onbekende tyd der oprichting onzer Klaaring zal, zo ik vermoede zyn geweest die van de invoering van het Wetboek van Keizer Jostiniaan , en van het verval der oude haatelyke wyze van Appel; &o dat onze Klaaring toe te fehryven zy 'aan eene nieuwe inrichting, die zo veel bevat als de Bifchop en de Staaten, by verdrag,- goedgevonden hebben daar aan toe te eigenen: (* vmet bepaaling tevens van dë Leden, die daar in ftem zouden hebben; Het gemeene Land, den daer voele daghe umme gheholden worden ende daer vole konden in der Lutte ende anders in den. ganfen lande nrnme veilbcht ende wtghevraghet worden fo ten lellen dat Jon** Brant van Apeldorn Droste in Tweinne ende. Juhan van Beruorde Droste to Dycpenhem daer mede an ende ouer weren ende hulpen my dat nae der kunde .vynden.' dat den bueren van Zenderen dat recht tegben genck, tnyt den buren van Hasslo was dat recht langhe voer gbewyst ende gefloten So dat defe vorf. burfcape folen malck myt den anderen in den Akeren nachtfcotinge up twintich penninge weder ende voert hebben lyden ende vorderen ghelyc dat men in der Lutte doet ende voert in den lande de oer recht daer foken wanttet dat ouerfte holtgherichte is daer men alduske faken to vraghen ende te halen plecht. Defe dinghe fynt gherichtet ende ghefloten funder wederfprake alfe daer tohoert Ende 'want om me nabeifchap wille in vrentfchapen de cost in defen faken to gudtrlude feggene achferghebleuen is So heb ick funder arghelist ende umme dat aliemalck gheen Latyn en verfteet defen breefF in duetfche gegheuen Ende bebbe des tot eynen rechten tughe myn eghene Seghel myt den Officialiteit<: Seghel an defen breefF doen hangen Gegeuen int yaer ons heren duzent vierhondert eyn ende dertich up Santé Lambertes auend. Aan deezen brief zyn twee francynen ftaarten, van welker eerften het zegel is afgevallen; < doch aan den anderen is een zegel in groen wafch. (*) Zo wierd goedgevonden, om van het Dykgericht niet te Appelleeren. Dumbar, AnaleU. torn. II, p. 244.  Landbrief van J. v. Vernenborg. 19 »an iftciTien to fiernen/ mee tooerbe een oetaeï toebet* fü!OHen boec onfen >ipijectcijte / öitec üt aen een litf BÜenc* Land, fchoon ter Landsvergadering gerechtigd zynde geweest, heeft echter op deeze Klaaring, die het Richterlyke betreft, nimmer zitting gehad; zo min (voor zo veel my tot nog toe is bekend) als de Kleine Steden, behalven weleer Oklenzaal (ƒ), welke Stad toen als geene Kleine Stad zal zyn aangezien. Schoon de Leden van deeze Klaaring dezelfden waaren over de geheele Provincie; wierd echter aan elk naar zyn Landrecht, 't welk toen nog van alle Cuiartieren deezer Provincie niet een en het zelfde was, recht gedaan: gelyk in dit artikel te kennen gegeeven wordt. Door Bifchoppen als ook door Keizers, zyn verfcheiden brieven, waar by iets aangaande het recht deezer Klaaring door hun erkend worde, afgegeeven: als naamlyk door Bifchop Jan van Vernenborg in dit artikel van zynen Landbrief aan Twente: door Bifchop Florens van Wevelichoven aan de drie Hoofdlieden in 1379 fg), en in 1385 (ƒ;;, en in het zelfde jaar aan de Stad Deventer (i) : voords door Keizer Wenselaüs in 1386 aan de Stad Deventer ; als ook door de Keizeren Sigismund in 1417, Rudolf den tweeden, in 1570", en Matthias in 1614 (£). Wy- {ƒ) I. Stufc hl. 1 ro\ (g) Zie den brief van Bifchop Florens van Wevelichoven van den jaare 1379 by Mr. van Hattüm, gejehied. der Stad Zwolle Deel I. bl. 226 en 227. (h) Volgens Mr. van Hattum gejehied. der Stad Zwolle Deel I. bl. 204. 225. (i) Dumb. Kerkl, en Wereldl. Dev. Boek IV. cap. 23. (Je) Dumbar d. I. Zie voords aldaar de brieven van Bili * fchop  20 Oyerysfelfche Gedenk/lukken, lilde Stuk. gtjencge/ enbe baet ejm uuïienbe fcijhn toere/ bat maiï) onfe Sfimotman / boet bien jeïbcn ©fjecktjte bec* Wyders behoort tot de gebeurtenis onzer Klaaring, dat in het jaar 1535 den 24 Nov., door Stadhouder. Ridderfchap en Steden is verflaan, dat ook in de Groote Klaaring zouden moogen gebragt worden zaaken, die anders tot de gewoone of Kamerklaaring behoorden, welke gehouden wierd over zaaken van pacht, maagenaas, verdiend loon en verftorven erfnisfen , en die aan noodzaaken des Lands draagen: en dat deeze Groote Klaaring te Deventer, volgens het voorrecht deezer Stad zou gehouden worden door de Ridderfchap en Gedeputeerden van de drie Steden, die in de andere Klaaring pleegen te zitten (/)• Eindelyk is de gewoone of Kamerklaaring in de Groote Klaaring geheel verfmolten. Uit eenen oorfpronglyken brief, ter Secretarye van Oldenzaal (ra), blykt, dat deeze Stad, die van ouds ter Klaaringe gerechtigd is geweest (72)» nog kort te vooren; te weeten, den 3 Nov. 1535, tot de Kamerklaaring is geroepen. Hoewel het Appel onzer Voorouderen door het Wetboek van Keizer Jostiniaan eene ganfch andere gedaante had aangenomen ; behield men nogthans het oude formulier van oordeelfchelden (0), alsook den naam van boete, hoewel niet meer aan den Richter, noch aan den oordeelwyzer, te betaalen: als welken, in dit nieuwe Appel, geen party zyn, noch beleedigd worden. Wat fchop David van Buegundien en Bifchop Frederik van Blankenheim. (A Dumbar d. I. p. 571 £f 572. (m) Gevoegd I. Stuk onder N. 4. (n) I. Stuk bl. 116. (0) Winhof N. D. bl. 474.  Landbrief van J. v. Verhenïoro. ii. bertïacen/ mït.ll2annen enöe urit ©ien^tinaiimn/ en* 6e nut Dien ïnnDe ban cCtoentge/ na öegt ïanöi recljte. Winhof, Deel 1. art. a». : Wat betreft het hooger beroep in lyfftraffelyke zaaken , waar van wyders in dit artikel wordt gemeld, is aan te merken, dat volgens het Saxifch recht (p) , iemand , om misdaad gevangen , geen oordeel fchelden mogt; doch dit verbod fchynt by dit artikel iets nauwer bepaald, en wel tot het geval, alwaar geen blykende fchyn, dat is, geert handtastelyk blyk van de misdaad des befchuldigden was. Nogthans was het den befchuldigden, in geval van blykenden fchyn, toegelaaten, het vonnis temoogen wederfprceken; 't welk alsdan door den Drost met de Edelen cn het Gemeene Land van Twente, voor het zelfde Gerichte wierd verklaard, daar het vonnis eerst was geveld. Dus gefchiedde deeze wederfpraake, dat is, tegenfpraake, van het vonnis, by wege van beroep op de meerder meening van het zelfde Gerichte (q), met toetrekking van de Pares Citrice van geheel Twente; als waaren alle de Edelen (want deezen hebben, in lyfftrafFelyke zaaken, ia geval van blykenden fchyn , niet onder de Hooge Eank hehoord) en het Gemeene Land. Winhof , in wiens tyd zulks reeds Verouderd was, heeft het gedeelte van dit artikel des Landbriefs van Verneneokg, 't welk hier van meldt, overgeflagen. Thans wordt volgens de nieuwe Overysfelfche Landrechten (r), van Sententien in Crimineele zaaken, mede brengende Corporeele of Capitaale ftraffe (O, niet Geappelleerd. XII. (p) Saxeotp. lib. II. art. 12. in fin. (q) Zie boven by art. 10. (r) Deel I. tit. ïg art. 13. \s) Vergelyk II. Stuk bl. 16 4. B 3  22 Overysfelfche Gedenkfiukken. lilde Stuk. «£nöe toe een lüf toïnnen totï noec aptjentïjte nrit ïue* XII. Winhof verklaart de uitzondering, die in dit artikel wordt gemaakt, naar het Roomfche recht; en onderftelt dus, dat de klagte over doodflag en wonding, hier gemeld, niet ligtvaardig zy (a). Doch dewyl de Bifchop hier geen onderfcheid maakt, of de khgte over doodflag en wonding ligtvaardig zy dan niet; en om dat alsdan zulk een onderfcheid ook in klagten over andere misdaaden hier gemaakt zou zyn: zo geloof ik niet, dat op dc ligtvaardigheid of goede reden der begonnen klagte-. in dit artikel, wordt gedoeld; om den klaager in dit geval, meer dan in het andere., van de ftrarfe der gefyke vergelding te be■vryden. Ik zou veeleer ftellen, dat men, toen ter tyd, hier omtrent zich noch niet van het Roomfche recht bediende. Onze Voorvaders waaren niet zeer gereed, om in wetten onderfcheidingen te maaken , xlie aan de Wilkeur van den vonniswyzer veel overlaaten; welken veeltyds oorzaakgeeven tot dwaaling; en aan partydigheid den teugel vieren. Iemand toch zal eene klagte voor ligtvaardig houden, die een ander, op fchynbaare redenen gegrond te zyn, zal achten; fchoon beide daar in eens zynde, dat de klagte niet doorgaat. Ik wil echter niet beweeren, dat eene klagte over doodflag, of keurbaare wonding, waar toe iemand overtuigd wierd, uit haat en nyd te zyn vervoerd, by onze voorvaderen ongeflrafd 'zou zyn gelaaten. Want zulks gaat veel verder dan ligtvaardigheid. Eene andere reden der gemelde uitzondering in doodflag en wonding is my waarfchynlyker voorgekomen; naamlykdat het algemeene (s) Winhof N. D. bl. 285.  Landbrief van J. v. Vernenborg. 23 Megije/ bic macö &n u-f bjeaec bacrïejen tnerr tja bet dagge beïïiaj / it en toeee / Dat een mm bm boet* ne belang zo veel te meer vorderde, niemand aftefchrikken van te klaagen over doodflag en wonding; maar liever elk daar toe aan te moedigen.* als deeze misdaaden, meer dan anderen , oudtyds wierden bedreeven, en minder geklaagd dan met eigen wraak vervolgd. En nog te meer diende aan dee>ëklagten teugel gevierd te worden, om dat zulke misdaadenwei eer ongeftrafd bleeven, indien de beledigde of zyne maagen niet klaagden ; 't welk vermoedelyk nog ten tyde Van Bifchop Vernenborg in gebruik zal zyn gebleeven; hoewel Keizer Karei, de vierde, op eigen gezag, gepoogd heeft, daartegen te voorzien (/;), ' Doch zulke bevelen van den Keiz'er, buiten Ryksvergaderingen gegeeven- orrt oude rechten eh gewoonten te veranderen, wierden hier niet zeer opgevolgd; waar van wy beneden 'ook nóg iets bevinden zuilen. Somtyds ,. wanneer de klagten menigvuldi^er waaren dan de misdaaden , waar over zc gefchiedden; en wanner het algemeen belang vorderde om die klagten te. beteugelen; wierd de verbeurte van het lyf den Kiaager opgelegd, indien hy in onrecht wierd bevonden. Hier van levert zekere overdragt der Stad Utrecht van den jaare X462 ons een voorbeeld, in de woorden: hem zoe veie den anderen voer, den Raide van ghewelt befpreect, die zeil zyn lyff daer tegens zeiten, mde men zei zy b yde op Sinte Katrine poerte in eyne fió k by malcanderen leegen, ende foe wye dan van hem beyden in onrechte valt, dat zalmen rechten milten zweerde aenzynlyr(c). Iets anders was, het gene in onze oude gefchreeven Land- (&) Brief van t349 by Heda p. 249. Matth. de jur. f-lad. cap. 38. p. 641 &c. Matth. de, crim. lib. 48. tit, 5. cap. 7. n. 14- (c) Mr. Bueman., Utr. jaarb. Deel 11. bl.'429. B4  Ï4 övtrysfelfche Gedenkjlukktn. IHde Stak. ooetfïagfje / of ban tounöen berfflagfjet tooerbe bo? <&§t* rïcQte/ enbe ontgiienege fjn mft rechte/ fa cn fjabbc bfe SCcntlagfjer ggeen luf betïoren/ Winhof, Z)«s; ut. art. 18. Landrechten gevonden wordt, naamtyk den voet tc zetten (te weetcn in den Stok) by den voet van den beklaagden , om beide gepynigd te worden; de klaager over de oprechtheid zyner klagce, en de beklaagde over de misdaad. Het gemelde oude Landrecht luidt aldus: Item off ymant weer, die fich verhoede (d), Jynen voet te zetten by eens anderen mans voet, hem wat aver te zeggen (»), dyffte off anders, dat en weer die 'ghene nyet Jculdich te doene ,. den ment fo averzeggen wolde , dan die ghene die den anderen fo averfechte.. Boeide fich dan die ghene daer to, dentfo averzecht isceer, zynen voet by des averzeggers voet te zetten, daitet Jiem averloege (ƒ), zo moste die averzsgger zynen voet zetten by des ghenen voet, den Ine dat averfecbt hadde. Dan fo foldemen den averzeggèr yrst ter pynen feilen, dat Ine hem fulckes nich aver-zacht en hadde om haet o ff anders, ende dan den anderen (g). Zeker een affchuwelyk middel van bewys; veef erger dan de Gerichtclyke kampvechten, die'oók, om dat daar door het leeven aan het bewys der misdaad wierd gewaagd, gezegd wierden te gaan lyf om. lyf (h). Naar het Saxifch gebruik (i) verloor de Aanlegger, in het lyfftraffelyk Gericht overwonnen, al~ leen breuk aan den Richter en boete aan de party. XIII. (d) Aanbood. (e) Heui van iets te befcbuldigen» (ƒ) Dat hy het hem over loeg. (g) Zie ook het oude Landrecht van Drente by Matth. ad anon. de reb. Uitr. p. 76". • (h) Reinere Vos. Boek 4. cap. 5 èf 7- (»') Saxensp, lib. I art. 63. Si reus- vincitur, condemnattir. Si vero vicerit donata Jïbi ab aüore emenda & iudici multla a&Jolvetur. add. lib. 1. art. 6%. cum Glojf.  Landbrief vaft j. v. Verneneor©. 2> €nbe toe ïïtcjjteg atjeriit / ben en ?nïmen orjecn-3 fiictjte^ toengijfcemf ib en toeet salie bat toj/ oft onfe Stinuunan of die uit üan/ bien man fae'ijcöent tjabJen/ Stmbec accfiÜigt-/ 3|tein toetiit bat ban ung^eïucïien / emi boctflatfj fcfia/ XIII. Die Gericht begeert, dien mogt zulks niet geweigerd worden; het waare niet zaak, dat de Bifchop of zyn Ambtman op zulk een tyd voor dien man, ter goeder trouwe veiligheid hadde. Het recht begrip deezer woorden fchvnt daar van aftehangen, dat het woordjen en. betekenende niet in de woorden id en weer zake te veel is: of dat, gelyk het tot het woord zake mede behoort, het ook alzo tot de volgende woorden zou moeten overgebragt worden: miet zaak, naamlyk dat de Bifchnp of zyn Ambtman enz.: of dat anders deeze woordenontkennenderwyze hadden moeten gefield worden. Wat het zaakelyke van dit artikel betreft, is dit: men mogt geen Gericht begeeren dan op veilige tyd en plaats; en alsdan moest aan de begeerte voldaan worden. Iets diergelyks ontmoet men ook by Mr Bürman (ffi) in de woorden: Ende glieren d'aïr richiinge, dair een y gelick veylüh ende gheleyt wefen fall aen ende aff te comen. XIV. Doodflag, voor zo verre iemand daar over in rechte kon getrokken worden, was by de Saxers drieër- ley: (a) Utrichtfcbe jaarboeken Deel I. p. 389. B 5  25 Overysfelfche Gedenk/tukken. lilde SiuZ. ftjja/ in Den ïanöe/ bie baer mebe toeren/ enöe fcljuït au iey- als naamlyk moord, manflag, en doodflag zonder opzet, hoewel niet zonder fchuld. De eerste gefchiedt, om zich met een andermans goed te verryken (a), of, zo als die anders wordt befchreeven uit eigen beweeging, listig overleg en gierigheid* aan eenen onfchukligen (b). De tweede gefchiedt door drift, om zich over den perfoon te wreeken (c): de derde door ongeluk, hoewel niet-zonder fcbüld. Deeze laatste foort wierd, naar het Saxifch recht' alleen met boete, tot vergoeding aan de Erf"eriaamen van den overleedenen, gebeterd (d). Indien deeze foort van doodflag , te weeten niet zonder fchuld doch zonder opzet begaan, hier wierd bedoeld; dan zou dit artikel dus te bevatten zyn: dat de gene, die fchuld had aan eenen doodflag, welke gezegd wierd door ongeluk te zullen zvn begaan,' met wapengeroep voor het Gericht mogt beklaagd' worden, niet alleen om te onderzoeken, of de beklaagde de daader zy, en of de doodflag zonder opzet, dan opzettelyk door hem zv beciaan; maar ook om den doodflaager, indien hy uitbleef, of indien^ hy in den Gerichte verfcheen, en in de boete aan den klaager veroordeeld wierd, doch de boete nier betaalde vreedeloos te verklaaren. Haar- dit 'komt my zeer bedenkelyk voor. Want niet alleen de woorden die daer mede weren enz. zyn te verdaan van een opzettelyken fchujdig mede weezen: maar pok As famenhang van deezen brief kan nauwlyks dulden, dat hierin het byzonder van eenen ongelukkigen doodflag zou gehandeld worden. Dezelve geeft veel eer te kennen, dat 'er over de rechtspleegmg wegens doodflag in 't gemeen, zo als hier juist behoorde, wordt ge- fproo- 0) Saxensp. WK II. art. 13. cum Glorf. Weichhild, art/. "33. in Glesf. {b) Lindenerog. Glos/ar. in voc.mordridt. (c) Saxensp. en-WEicHs. d. I. (d) Saxensp. d. I. en lib. II. art. 38.  Landbrief van J. v. Vernenborg. êf an tjnbben / bie mocïjten men manen nbezroeueri »nbe nrebeïoe? fessen/ eubeanberp neman/ Winhof, Deel III. art. 7. % ®. €nbe toe bJebeïoe£ gSeïegoet mom mft recfjie / bie if fprooken. Hier by komt, dat, in volgende Landbrieven, insgelyks in 't gemeen voorzien is tegen het klaagen in het Heymaal of lyfftraffelyk Gericht wegens doodflag, over iemand, die daaraan geen fchuld hadde, noch daar by tegenwoordig was geweest, als te zien by Winhof Deel 3. art. 5 & 6. Terwyl deeze artikelen mede niet byzonder van eenen ongelukkigen doodflag verftaan kunnen worden ; op welke artikelen Winhof aldaar art. 7. di: onze artikel van den Landbrief van Bifchop Vernenborg laat volgen. Was niet het oorfpronglyke hier zeer duidelyk; dan zou men denken aan inigijeïk'tifien, dat js, ongelyk, injuria. Doch het gebeurt-fomtyds, dat oude fpreekwyzen niet naar de tegenwoordigen kunnen afgemeeten worden, indien eenige dubbelzinnigheid in de betrekking van een of ander woord gelegen is. Want de woorden ban tingijeïucfien/ epn Önetfïacf) fcïja / dat is , by ongeluk een doodflag gefchiedde, behoeven niet tot de ongelukkige wyze, op welke de doodflag begaan wierd, gebragt te worden ; maar kunnen hunne betrekking hebben tot het ongeluk of ongeval van den doodflag zelve: even als wilde de Bifchop zeggen: " indien het ongeluk ,, of ongeval gebeurde, dat een doodflag gefchiedde. Althans zo leest men in het oude Stadrecht van Deventer: Daer een ongelucke van doetflage gefchuyt tusfchen onfen Borgeren enz. (e). XV. Wie door het Gericht of door rechtsmiddelen, vre- (e) Dumbar, Kerkl. en Wertldl. Dev, bl. 164. col. 1.  5$ Overysfelfrfie Gedenkjlukken. lilde Stuk. f$ unbeHcïj fti'nê libeg/ enöe fêbeïirj sfing gueb-3/ ban tortiiegSe of ban ciagfjebat tounaen / enbe cpnen bje* benden man eu jaeïe toj oft onfe ^mutïnüe / gljeenen faebe/ bOJtoaect oft $oene gïj?ben buten ö?n eïaggeen / bt§$diit§ en $oeïen Die cïagïjere Doen buten oiwj oft onfen ^Cmutïuben / Winhof, Deel III. art. 8. Cnöe meent bat men an ben boetfïagïje men fcuft gh> Vredeloos was gelegd, dat is, verklaard, wegens doodflag of keurbaare wouden; die was onveilg zyns lyfs en veilig zyns goeds. Aangaande de vredeloosheid zie de aantekening van Matth. by den nieuwen druk van Winhof (a). tgjeeöe/ bonuoett oft joene/ dat is, vreede, voorwaarde, naamlyk van befcherming of veiligheid; of zoen. Zo leest men elders: voert zo en zullen wizoene , vorwaerde, vrede, noch beftant gheven noch maken &c. (fc). In de woorden en zoelen, om derzelver zin en famenhang met de voorgaanden dies te beter te bevatten, fchynt opmerkelyk te zyn het, in de oude taaie, gebruikelyk ontkennend woord en, 't welk in het Saxenfpiegel, Edit. van 1516 met ne wordt verwisfeld (V). In onze 't en zy, 't en waare, wordt 'er nog een overblyffel van gevonden. XVI. Hier te vooren in artikel 14 is gezegd, dat men niemand, dan den fchuldigen, wegens doodflag beklaagen en vreedeloos leggen mogt. Vervolgens is de (a) Bl. 2£>2 en 263. (i) Mr. Busman Utr. jaarb. Deel I. bl. 7. (c) Zie ook- II. Stuk bl. 197. mt. e. bl. 242. nut. z.  Landbrief van J. v. Vernenborg. 3j> ggebe/ Die gjeene fcuït cnïjaDDe/ bit enn ©fen Maar dit ook is, wegens het gevaar van meineed over daaden, door welker bedryf iemand in zyn eer gekrenkt wordt, hoe veel te meer ook waar door hy zyne vryheid en leeveu zelfs verliezen zoude, zo veel ik weet, niet meer in ge. bruik; hoewel in het nieuwe Landrecht van Overysfel van 1630 daar van nog melding wordt gemaakt. xvir. Dien men bewyzen kon eenen vreedeloozen man binnen lands, op zyn erf of in zyn huis, te hebben genomen, of hem verweerd: die wierd daar voor, naar inhoud, van dit artikel, gebreukt en geitraft. Zie (h) Winhof N. D. bl. 271. 272. {i) Heda p. 248. (k) -Deel II. tit. 21. art. 4.  3& Overysfelfche Gedenkjlukken. tilde Stuk. totonen nï£ öecjjt meet / .iDeec olt'fi bat oene /emam becujetoe/ bie tocee ggrue b^eoeïoe-? öen amiee?n / Winhof, Lui JJJ, art, ) Vergelyk Saxisch Wkichbild. art. 36 38. cum Glosf. Matth. de crim. lil. 48. tit. 5. cap. 7 n. 14. (c) Zie I. Stuk Voorbericht, n. 8. not. 3. Matth. d. I. (d) Beneden by art. 19,  Landbrief van j. v. Vernenborg. 33 «net JSoeoen in (Ctaemïje/ enbe ïaben nut enen ffoeec* be Met hoedaane plegtigheden deeze dagvaarding met het zwaard zy verzeld geweest, vind ik niet aangetekend. Het komt my niet onwaarfchynlyk Voor, dat, gelyk de eifch of aanfpraak meteen wapengeroep begonnen wierd; ook even zo de dagvaarding met zulk een geroep gefchiedde. Althans de dagvaarding gefchiedde met een zwaard van den Richter, die, door hier toe het zwaard aan den klaager te vergunnen, de dagvaarding toeltond. Ook was het zwaard een teken der Urafoeffenende gerechtigheid , in lyfftrafTelyke zaaken gebrüikelyk (e). Op dit dagvaarden met het zwaard ziet het oude Landrecht van Drente in de woorden: Item ivaer ymant die des fweerdes behoefde , die fal dat verfoeken ende winnen aen den overfier brugghen tot Coeverden om vyf nye Groeningher mare voerf. ende dat filmen hem toe rechte gheven fonder weygheren. Ende waert fake dat heni die Amptman des weygeren woude enz. (ƒ). En uit eene plaats van het Saxenfpiegel (g) beilu.it ik, dat deeze dagvaarding in daadelykheid beftond; zo dat elk, die het wapengeroep des dagvaarders hoorde; volgen moest, en hem helpen om den gedagvaardea aanftonds aan het Gericht te brengen, indien hy niet van zeiven ongevangen en ongebonden volgen wilde. Hier op doelt ook het Saiifch Weichbild art. 36. die rauber dieb oder rfiordbrenner vor gericht fueren, Jollen klagen mit gerueflt. By andere gelegenheid, wierd wel eer in Drente, Van wegens de Heerlykheid, ook met wapengeroep en zwaard het volk om tö volgen geroepen. Zo leest men in het gemelde oude Landrecht: Item fo is Lantrècht, dat die heèrlk- heyt t» II. Stuk bl. 30. Zie ook Matth. AuSt. incerti narrat, hist. n. 20. p. 27. (/) Matth. ad inon. de rel. Utr. p. 79, Zie ook p. 8e. (g) Lib. II. art. 71. III. Stck. C  34 Cverysfelfche Gedenkjlukken. lilde Stuk. De töon ijoafleften recfite/ bat en fg om naetmunt/ ebec ban heyt (h) niet roepen en fal mitten fixeerde, dat en fy fyitiicn landes noet, ende fojal elc man volgen den f weerde enz. (i% De voorzeide dagvaarding met het zwaard gefchiedde wel op richterlyk gezag; want de Richter verleende dit door den klaager het zwaard te vergunnen, om deeze dagvaarding te doen : doch men vindt niet, dat hier toe een Gerichtsdienaar zou zyn gebruikt. Zulks was in dit ftuk niets byzonders. Want ook in burgerlyke aanfpraaken , wierd de dagvaarding door den aanlegger zeiven met Getuigen, op richterlyk gezag, wel eer by de Franken gedaan (£). Dit recht kan door onze Voorouders, de Saxers, uit het recht der Franken, gelyk meer andere ftukken, zyn overgenomen; indien zy het niet van zeiven mogten hebben gehad. In onze oude gefchreeven Landrechten worden deeze overblyffelen daar van befpeurd: hem men fal gien man van Leen verdagen voer zynen Leenheer hy en doe dat van anbegynne myt twe fynre manne zegele ende breve. Ende als men hem den verdagen brief doet, daer fullen iy uuefen twe denstmanne: en het gene van eene dagvaarding naar de Hooge Bank is te zien by Winhof (O- Doch eindelyk is ook in deeze gevallen de oude wyze van dagvaarding afgeichaft. Hoe de misdaadefi , waar over iemand in het Heymaal kon beklaagd worden, gezegd wierden te gaan aan het lyf; en fommigen in het byzonder ook, aan een lid, of aan de hand; en hoe over fommigen in het Heymaal, of anders burgerlyk kon geklaagd worden enz. is te vooren reeds gezegd (m). Aan- ! (7j) In de oude affchriften ftaat heerlicheyt van Coeverden. (i) Matth. adation. de rcb. Utr p. 82. (*) Lex Salica tit. 53. 52. 56". 55- 50". -V. il. ISO. (0 Deel I. art. 18. (ib) II. Stuk bl. 23 32.  Landbrief van J. v. Vernenborg. 35 »an öottfiagjje/ om cïaaJeBaer. toimocii/ om toef/ cbec Aangaande de betekenis van het woord noetmunt, naar den letter te kennen geevende geweldig opzicht of bewind over eene vrouw of maagd, welke daar door aan de befcherming van haaren momber wierd onttrokken, is iets gezegd in de nieuwe aantekening by Winhof (»). Door klaagbaare wonden verftond men keurbaare wonden, waar over in het Heymaal mogt worden geklaagd ; doelende op het formulier van dit Gericht, alwaar de aanlegger dus aanhief: ik klaage Gode van het Hemelryk, den goeden Sunt Marlen, den Keizer van Romen, mynen Heere van Utrecht ende U Heer Schout enz. (0). Van brand zou ik kunnen aanmerken, dat, hoe lang ook de geweldigde vervolging, ter oeffening van eigenwraak, nog mogt hebben ftand gehouden: echter de brandftichting uit hoofde van eigen vyandfchap, of voor een vriend, of bloedverwant, of om wat reden hoegenaamd, reeds door de wet van Keizer Frederik den eersten, van denjaare 1187, op flraffe vanvogelvry, of, indien de misdaader gevangen wierd. van onthalzing, was verbooden (ƒ>). In uet Saxifch recht, van laater famenftelling dan deeze wet van Keizer Frederik Qq), is nogthans onderfcheid gemaakt tusfchen brand en moordbrand, en op den laatflen veel zwaarder doodltraf gefteld dan op den eerften (r). Het woord moord fchynt in des* ■ (u) N. D. bl. 252. (0) Het Heymaal door Profesf. J. de Rhosr in het Gron. gentotfchap. Deel I. bl. 383. (p) Cöjac. de Feud. lib. V. in op. qua de jur. fee. £p edi voluit torn. 3-Paë- WT- 8^- (?) Bronquel. hifi. jur. part. IV. cap. 6. §. 5. (r) Saxensp. lib, II. art. 13. C 3  36 Overysfelfche Gedenkjlukken. lilde Stuk. ebet om fyant/ enbe fcan gemeeïbicIjiitHen tanen bie aetf een tnf süaen/ WlNHOF , Hl. ert, g. 3@oect meti'ft jafie bat een man ben anbecen manen nbec deszelfs voeging met andere zelfftandige woorden , die het middel deezer misdaad aanduiden, het oogmerk te verftaan te geeven ; zo dat men, den brand als het middel aanmerkende, door moordbrand zou kunnen verftaan brand, die ftrektom te moorden; gelyk die, welke gepleegd wordt aan bewoonde gebouwen (s). Doch moord wierd niet gezegd dan van dooding met listig overleg en oogmerk om zich te verryken; in tegenftelling van drift des gerhoëds' en oogmerk alleen om zich te wreeken (t). Dus zou brandftichting, enkel om wraak en-niet om winst te neemen, fchoon ook met oogmerk om te dogden, f;efchied, eigenlyk geen moordbrand zyn geweest, n onze oude gefchreeven Landrechten" worden moordbranders, en die moolens, en het zaad op het veld verbranden, onderfcheidenlyk opgegeeven, in de woorden: Item defe nabefcTireven verboeren oer lyff myt allen rechten Moerdenen , moerlberners, roevers, vrouwen vercrachters , kraemf henders, vredebreckers , een velfcherzynsgoed.es, een meeneeder, die .oeren broedygen heren verderven, die die ymen beroeven, die roe garn nemen, die moeien barnen', die unechte mate hebben, die quaet gewicht hebben, valfche coepers, die dat zaet ynt veldt barnen. XIX. Die over een ander wapen riep voor het Gerichte, (J) Zie ook II. Stuk bl. 142. tfc. en Schrassert ad Reform. Velav. cap. 2. art. 7. n. 6. (t) Zie boven by art. 14. bl. 26.  Landbrief van J. v. Vernenborg. 37 ober. ïSeue boer onfen <0'5ecfc§fe/ boïgijeoe ge ber fifa* gije nnet/ bie berloere biec fciilingljen oannientg boer» ft?, tiegfjen bat ©aetitfjte/ enöe bat i$ ojetjeten enn SSetgt/ te, en zyne klagte niet vervolgde; die verloor vier fchillingen ten voordeele van het Gericht. Die wierd genoemd een Berst, dat is, gebrek In het Saxenfpiegel by andere gelegenheid, worden de woorden geborst en borst insgelyks in de betekenis van gebrek gebezigd en met broek verwisfeld (c). Het wapen geroep voor het Gerichte was het begin der klagte (d); waarom ook, onmiddelyk daar op, gezegd wordt volghede he der klaghe nyet. Dus was dit wapengeroep onderfcheiden van dat, welk by de dagvaarding wierd gepleegd, waar van boven (e) is gemeld. Hoede aanlegger, by den aanvang der klagte, wapen riep, is te zien in het formuiier van het Heymael (ƒ), in de woorden: foe Pullen die Clegers oir fueerde trecken en raven wapen jo wopenjo, dryewerff. Van het zwaard trekken wordt in dit artikel niet gefprooken, maar alleen van het bloot Gerichtelyk wapengeroep, welk de klaager met verlies van vier en, naar het Saxenfpiegel, van drie fchellingen (folidf) kon laaten vaaren (g). Docfï als (0) TenKate, Aanleid. Deelll.proev. 1. M.i^.fcpKiUAN. (6) Edit. van 1516 lib. II. art. 36 c*? 44- (c) Saxisch Leenrecht cap. 69. Edit. van 1516. (d) Saxensp. lib. I. art. 62. (e) Art. 18. (ƒ) Prtfesf. de Rhoer in het Gron. Genootfch. Deel I. hl. 3»r. (g) Saxensp. lib. I. art. 62. Si quis autem injuriamfibi Ulotam clamore judiciario manifestaverit: hanc de jure debet profequi, quia clamor judiciarius inceptio est aBhnis. Si quis in al» •tóriw detrimentum gladiumfuum evagimverit, gladius judici apC 3 f&  gS? Overysfelfche Gedenk/lukken. IUdc Stuk. 23ergt/ fb en toect öat ge ïjem beetce bectotfcojt fjaö* ttj an öen <$rjertc|jte/ Winhof, .o,.?/ UI, art. 154 Stem metut öat jemant öebingFjbe hoer, onfen ) Winhof, N. D. bl. 213. dat eyn Richter fick an fyntn leent und gejatte Jportultn cfft gericlit geit Jal toten gsneegen.  Landbrief van J. v. Vernenborg, 41 gen En fjabbe/ fo toeec tjc an§ naerre mit ttoeii OicnSt* mannen bie DEÏEnpncge an to biEncgEn öanj? ün hem of tt minnen meten. Winhof, Deel I. art. 9, %%%%% igoeet meett oec bat toi öefnjeeften epnen ©iengt* man* is der riddere tzolt (c). Deeze betekenis kan ook zeer wel beftaan met het woord feudum, feodum, fiedum, verfcheiden tongvallen van een en het zelfde woord; 't welk, met wederlegging van een ander doch ongegrond gevoelen, dat dit woord zou zyn te famengefteld uit fe en od, is getoond in de Proeve van oudheid^ taal en dichtkunde door het Utrechtfche Genootfchap Dulces ante omnia mosje. (d). Indien de Bifchop aan iemand het Leen betwistte, om dat hy zou verzuimd hebben, ter rechter tyd, zich daar mede te laaten beleenen; alsdan was de Leenman naarder, dat is, meer berechtigd, om de beleenin.g met twee Edelen te bewyzen, dan de Bifchop was, om hem die af te winnen, dat is, hem daar in te overwinnen, dat 'er geene beleening zy gefchied. Dans is eene verkorting van dan des. XXIII, In het voorgaande artikel is gefproken van het geval, alwaar het Leengoed aan iemand wordt betwist: maar hier wordt gehandeld van het betwisten van het Dienstrecht of Adeldom, die vereifcht wordt, om een Leengoed te bezitten. Tegen den Bifchop moest dit (e) Cap. 2. in Glosf. add. Saxensp. lib. II. art. 41 in Glosf. •wan dat gehort thu lenrechte unde thu ridder folde. (d) Bl. 59 enz.  42 Overysfelfche Gedenk/hikken, lilde Stuk, wanne / oft esmtn ©tenftüJtfje fioec Mengtrccijt / bat 50EÏ* dit beweezen worden met twee Edelen, of met des Bifchops open brieven; doch tegen een ander, met den eed des genen, wien het betwist wierd. Dus was men van begrip, dat deeze twist, met anderen dan den Bifchop voorvallende, kortelyk, op de hier gemelde wyze, moest worden afgedaan. Hier in wordt geen onderfcheid gemaakt, of iemand in bezit was van den Adeldom of niet; om minder in het eene dan in het andere geval te moeten bewyzen. Ook kan men uit onze vaderlandfche rechten geen bezitrecht (in onderfcheiding van het recht van toebehooring of eigendom der zaake zelve) van alle onlighaamlyke zaaken, verder dan van dezulken, waar aan aldaar een bezitrecht toegefchreevenwordt, beweeren. En misfchien heeft hier in, door ongepaste aanhaaling van het Roomfche recht en Rechtsgeleerden, fomtyds vergisfing plaats. In fommige zaaken is het bezitrecht, by ons, niec onderfcheiden van het recht zelve, welk, onder anderen, ook door bezit van een derdedeel van honderd jaaren verkreegen wordt. Hoe aan vrye lieden het Dienstrecht of Adeldom door de Bifchoppen wierd verleend, is te zien uit den volgenden brief, die my is ter hand gefield door en van wegens een Heer van hooge geboorte en aanzien in de Regeering van de Provincie Utrecht; Ge. collationeerd tegen het voor handen zynde ter Secretarye van de Ed. Mog. Heeren Staaten 's Lands van Utrecht, in het aldaar zogenaamde Diversorttjm van David van Burcündien Bifchop van Utrecht (a), luidende als volgt: " Wy David van Bourgondien byder genaeden Goits Bisfcop Tntrecht maken kont allen luden dat wy Johan Huls„ beke Marie fyn echte wyf Johan ende Bertolt „ hoer (a) Fal. CLIX. verfo. MSCt.  Landbrief van J. v, Vernenborg. 43 joeïöen foi talmensen/ nut ttocn ^ien^uwannen / aft mit „ hoer beider echte Kyndere ontfangen hebben en„ de ontfangen tot onfe ende onfs Geflichts üienst- lude alfoe verre als fy vry (b) fyn Ende hebben ,, hem dair op gegeven ende geven mit defen onfen brieve alle Recht vryheit ende vordel te hebben ,, ende te gebruyken als andere onfe ende onfs Ge„ ftichts Dienstlude plegen Behoudeliqk ons onfen ,, Gedichte ende mallick fyns Rechts Hier waren j, over ende aen onsfe lieve getruwe Rade Rolkff ,, van Bevervoerde onfe Hovemeister Derck van ,, Voerst Amptman onfs lants van Sallant onfe ende ,, onfs Geftichts Manne ende Dienstmanne ende an„ ders gueder lude genoch (n oirkonde sbriefs be- legelt mit onfen fegel Gegeven op onfe Slote tot Vollenhoe int jaer onfs Heren Dufent veerhon-. „ dert vierenfeventich opten yerften dach in Mar„ tio. " Somtyds wordt het woord Dienstreckt en Dienstlie* den op hoorige lieden toegepast (c), onder anderen, in eenen brief, door en van wegens den zelfden Heer, gunstig my geworden ; Gecollationeerd tegen het; voor handen zynde ter Secretarye voorgemeld, in het Diversorium sEcüNDtiM van Rmdolf van Die?, holt, Bifchop van Utrecht (d), alwaar van eene verwisfeling van keurmedige lieden van den Bifchop van Utrecht tegen Dientlieden van den Hertog van Gelder wordt gemeld, van deezen inhoud: " Wy „ Rokd. «Sfc. maken kont ende kenlick allen luden „ dat wy gevryet hebben ende vryen mit defen on„ fen tegenwoirdigen brief Aelt Jans Soon ende Sn- (b) Niethoorig, hoewel Schotbaar. Zie II. Stuk bl. 125. (c) 12. Stuk bl. (4) Fol. JX. MS®, 1.  44- Ovtrysfelfike Gedenk/lukken, lilde Stuk. mit onfen ouencn öjfcben/ öefyzeefte fjem e»n enbee man „ Stine fyn Zuster die onfe koermedige (e) lude „ plegen te welen in den Soester engen te gebruyken Dienstrecht als andere Dienstluden ons liefs „ Heren ende neven Hertoge van Gelre jn Veelu„ we gewoenlic fyn te gebruycken daer wederom jn „ hoere Stat ende in onfs Kuermede voirfs fyn ge„ flaen die Dienstlude plegen te wefen ons lieven „ heren ende neven voirfs als Dirck Symons Soon „ ende Alyt fyn dochter foe dat wy of onfe naeco„ melingen Bisfchopen tot Utrecht aen Aeiut en„ de Styn voirfs geen toefeggen noch recht aen „ en heben noch en behouden van der Keur„ meedfeappen voirfs. Gegeven jnt jair ons Heren „ MCCO.XXXVH1 op des HUligen Cruces avont „ Exaltationis. " De Dienstlieden of Edelen wierden niet flechts in tegenftelling van hoorigen, maar ook van fchotbaaren vry of welgebooren gezegd (ƒ); waar toe behoort de volgende brief, die ik van dezelfde genegen hand bekomen hebbe; Gecollationeerd tegen het voorhanden zynde ter gemelde Secretarye in het laatstgemeldeDivEasoRiDM .g), in deeze woorden: " „ Wy Roe. è W(S. ié ■  46 Overysfelfche Gedenkflukken. lilde Stak f-uïoïcn to sccfite te ftaene boer bngïje'iiicg (©rjericftte 1 öacc zekerheid, wat men door de woorden Uykende fchyn in burgerlyke zaaken moet verftaan, heeft eindelyk deeze woorden doen bepaalen tot perfoneele pandbaare zaaken (b). Van blykenden fchyn in lyftfraffelyke zaaken, en van het Gericht der Edelen in dezelven, zal beneden Hoofdd. IV. by art. 31 meer gezegd worden. De algemeene bewoording van dit artikel geeft te kennen, dat een Edelman ook zelfs niet voor het Gericht van de plaats, alwaar hy eene verbintenis heeft ingegaan, kon worden aangefproken. Het Gericht toch van de Hooge Bank ftrekt zich uit over de geheele Provincie, zo verre betreft de Perfoonen en die zaaken, die den Perfoon volgen. By gevolg was de plaats van verbintenis eens Edelmans, binnen da Provincie ingegaan , jn zo verre altoos onder het Gericht van de Hooge Bank. Doch by het nieuwe Landrecht van Overysfel van 1630 (c), is daar in eenige verandering gemaakt ; alwaar in de woorden daer onder fy woonden of gecontraheert hadden, door of verftaan wordt en; o-elyk de aldaar volgende woorden duidelyk te kennen geeven, als ook uit eene vergelyking met tit. 20. art. 2 is op te maaken. Winhof, over dit artikel handelende, zegt, dat men het moet verftaan van Perfoonlyke Actiën en aanfpraaken; nademaal dit voorrecht perfoneel is. Doch dit gevolg is niet wel te bevatten; 't en zy men Winhof, fpreekende van Perfoonlyke Actiën, hier verftaa van alzulke Actiën, waar in men het Gericht van den Perfoon moet volgen, zonder die Actiën aan een ander Gericht te kunnen onderwerpen, 't en zy door middel van arrest. Derhalven zou misfchien duidelyker gezegd hebben kunnen worden, dat dit artikel moet verftaan worden van Actiën, waar in men het Gericht van den Perfoon moet volgen: om dat dit voorrecht Perfoneel is. Reale Actiën over beweeglvk soed behooren mede onder die zaaken, in welJ ö kes (b) Landr.. van Overysf. Deel I. tit, 20. art. 2. {c) Deel I, tit. 4. art. 3.  Landbrief van J. v. Vernenborg. 47 ban ggecn OHlenue fcïjiin en ijl / mee trie falnien faoec ken het Gericht van den Perfoon gevolgd moet worden; en waar in derhalven dc Edelen voor de Hooge Bank moeten worden aangefproken. De reden hier van is: om dat beweeglyke goederen den Perfoon des bezitters volgen, en van ouds by ons voor geen ander Gericht geëifcht hebben kunnen worden dan voor het Gericht, waar onder de Perfoon des bezitters behoort; 't en waare de Jurisdictie door Arrest voor een ander Gericht zy gefundeerd (Vi); doch waar van de Edelen in deeze Provincie van ouds zyn bevryd. Dus zou men uit den aart van het byzonder Gericht, waar onder de perfoonen der Edelen behooren, dit gevolg moogen trekken: dat Reale Acfien tegen Edellieden, over beweeglyk goed, behooren tot de Hooge Bank; en in tegendeel Reale Aéïien, over onbeweeglyk goed, tot het Gericht, waar onder het goed gelegen is, of naar zyne natuur behoort; 't welk den Perfoon des bezitters in deezen niet volgt. In het nieuwe Landrecht van Overysfel van 1^30; Deel I. tit. 20. art. 2, in de woorden : in perjoneele aSlien ende zaken, die na den Landrechte niet pandbaar zyn, van fchuld, fchade, loftenisfe ende der gelyke, fchynt het voorftel van Winhof, zo als veelmaalen, te zyn gevolgd. Doch of dit eigenlyk zo onbepaald de meening onzer Hooge Heeren Staaten zy, kan ik, om voorzeide reden, my niet verzekerd houden. In het geval van inleiding in een erfhuis; al wierden (d) Vid. P. Voet de mob. & immob. natura cap. 23. «. t. in verbis: ut qui perjonce judex est competens, etiam bonorum mobilium judex competens esje judicetur: quod non alio jure hcec spja, quant perfona habeantur. Et in verbis: Quid fi moribut arresto Juerint detenta, etiam ibi ubi transvehuntur? Ibi esje judicabuntur, ubi detinentur, licet posjesjor alibi fuerit &c. Peceius de jure Jijlendi add. n. 12, &c. Peckius de jure Jijlendi cap. 4. n. 25. J. Voet ad tit. ff, de in jus voc. n. 25.  48 Overytfelfche Gedenkftukken. lilde Stuk. fcnte on£ Bmïao/óert enbe bechulgljen al$ mgt Winhof, Deel l. art. ïi» €nbe een ©ïenftman i§ naerre 51'1'c unftïjüït/ bit unggebanjjen enbe unrrijeunnben ij junbec üuHenöe Win/ den ook geen onbeweeglyke goederen in de erfnis gevonden , heeft van ouds de Hooge Bank geen plaats gehad: om dat door onze oude zowel alsnieu* we Statuten is bepaald, dat op die wyze de erfnis moet gevorderd worden met den Gerichte, waar onder het erfhuis is gelegen (e): en derhal ven het Gericht van den Perfoon aldaar niet in aanmerking komt. Winhof befchouvvt het Gericht der Edelen of Hooge Bank, als een bevoorrecht Gericht der E* delen (ƒ): en zo doet men gemeenlyk ook nog. Doch als men de zaak verder inziet, dan zal men bevinden, dat in deeze Provincie het een Gericht niet meer dan het andere by wege van voorrecht heeft beftaan. Alle de verfcheiden Gerichten zyn in het gewoone recht deezer Provincie gegrond; volgens welk de Pares of genooten als naamlykde Edelen, de Stedelingen, de Landzaaten, en voords dö bezitters van Leen-Tins- en Hofhoorige goederen, hunne gewoone onderfcheiden Gerichten van oUds gehad hebben, in zaaken daar toe behoorende, XXV. Een Edelman, die ongevangen en niet gebonden was, buiten handtastelyke daad, had meer recht orrt zyne onfchuld te doen, dat is, zich met eede te zui* ve- 0) Zie de nieuws/ aantekening by Winhof N. t). bl. 34a t?c. (ƒ) N. D. II. 129.  Landbrief van J. v. Vernenborg. 49, fëjffri/ ban aene j'cmant ober te gjane '4/ fa en to:ee bat veren, dan iemand had om hem te overtuigen, 't en zy dat hy, in een gefpannen Heymaal ftaaiide, zich onderworpen had te ondergaan wat recht zy. Een diergelyk recht van een Edelman hebben wy reeds in een ander geval ontmoet , art. 13. En in het geval van klagte over doodflag behoorde dit, recht ook mede tot lieden niet van adel. Zie boven art. 16. Het gebrekkig affchrift van deezen Landbrief, door Winhok gebruikt, verduistert hier den rechten zin, die te kennen geeftdat een Edelman, die op de dagvaarding, gedaan met wapengeroep en zwaard (waar van boven , art. 18 , is gezegd) vrywillig volgde naar het Gericht, en dus niet gevangen noch ge. bonden daar heen gebracht wierd , zich met eede zuiveren kon; indien zyne misdaad niet handtastelyk. was. Zo wordt ook in een geval van niet handtastelyke daad, in de Glos van het Saxifch Weichbild art. 38 op het einde gezegd: kompt der man ungebunden und ungefangen vor Gericht, fo is er neher zu entgehen felb fibend éfc. De pooging om het Gericht to ontvlieden was hier een blyk van fchuld: om dat de vrymoedigheid, van tot het Gericht te naarderen, en aldaar den eed van zuivering afteleggen, vryheid van flraffe medebragt. Anderszins weec men, dat het zeer gevaarlyk is, uit de vlugt van eenen befchuldigden een blyk van deszelfs overtuiging te willen trekken. Aangaande de vraag, wanneer men eenen Edelman vangen mogt, worde hier geen enkel woord gerept. Ook wordt daaromtrent, ten aanzien van misdaaden, die met geen geld konden worden afgemaakt, tusfchen Edellieden en anderen, in deezen Landbrief geen onderfcheid gevonden; maar wel ten opzigte van misdaaden, die, met geld geftraft mogten worden, als beneden by art. 30 naarder zal worden gemeld. Van dit voorrecht der Édelen wordt vervolgens III, Stuk. JD hiet  5o Overysfelfche Gedenkjlukken. lilde Stuk. bat Qe ftonbe m ennm sueüegüeben fiepmaïe/ enöe gein bcctoücmt ïjabbe aig cecijt toece/ Winhof, J. art. 15, 3©bert aï ©fengtmanne gueb mannet bat becfteerft/ bat hier eene uitzondering gemaakt in het geval, wanneer een Edelman ftaat in het Heymaal en zich verwilkeurt, zo als het recht zy: dat is, zich onderwerpt, om niet naar zyn voorrecht, maar naar het gewoone recht behandeld te worden. Want indien het hem niet vryftond, om van zyn gemelde voorrecht te kunnen afzien; dan zou hy fomtyds daar van overlast kunnen hebben: naamlyk wanneer hy belang vond, om de nietigheid van het bewys des klaagers ten toon te fpreiden. XXVI. Een goed, welkeen Edelman in deeze zyne hoedanigheid bezat, dat is een Leengoed, door verfterf vervallende , erfde op het naafte lyf in de orden der Edelen van den Bifchop, daar, dat is, aan die zyde, waar van het goed gekomen is; het zy van de mannelyke of vrouwelyke zyde. Winhof (a) voegt 'er by uthgeflaten die upjtigende linea, und de mansperJon fal gaenvor de frouwesperfon, die neger in den bloede were dan enich mansper jon, die jolde ock die negejle tho den Lene vtejen. Volgens het aloud Saxifch Leenrecht, waar van, zo als gemeenlyk, het Leenrecht onzer voorouderen, insgelyks Saxeren, zeer waarfchynlyk niet veel verfchild zal hebben ; erfde hee Leengoed alleen van Ca) Jiïel I. N. D. bl. 10*  Landbrief van J. v. Vernenborg. 5t öat etfacb tui pat natfte ïüf / öc in öet etïjt (|/ bate öat van den vader op den zoon (&). Dit zelfde had ook plaats in deeze Provincie ten aanzien van dé Mansleenen of Vyfmarksleenen (c), waar van, in de oude gefchreeven Landrechten van Overysfel, het volgende geleezen wordt : Item ein vyffmarek Leen dat verheerwert men met XV golden ryns gulden, ende mogen niet erven, dan op een man fynen foone ends niet jyn dochter, anders valt dat Leen wederomme toe Haeve. Zulke Leeuen, waar in men het oude Saxifch. recht befpeurt, zyn anders genaamd rechte, dat is, eigenlyke , Manieenen. Verbintenisfen van den Leenheer, opdragcen van vrye goederen, om van den Leenheer ter Leen gehouden te worden , toegeeflykheid der Bifchoppen in dit ftuk, toepasling van het Longobardifch Leenrecht , en wat dies meer mogte zyn; fchynen tot meer begunstiging der erfvolging in Leengoederen aanleir ding gegeeven te hebben. Hoe verre men , ten tyde der Spaanfche troebelen , hier mede gevorderd was; en wat 'er vervolgens in het nieuwe Landrecht van Overysfel van 1630 (d) nog is bygedaan, zal ik kortelyk trachten te vernaaien. Hoe ten tyde, toen deeze Landbrief is gefchreeven, het hiermede was gefteld, blykt genoegzaam uit dit artikel , welk van het Longobardifch Leenrecht: en deszelfs Glosfen voornaamlyk hier in verfchilt: dat hier, in de erfopvolging," wordt gezien op de naarderheid van graad tenopzigte van den laatst, overledenen Leenbezitter, en niet op den rang der linyen, waarin men van deneerfren bezitterafftamt; Waaromtrent ook het recht van erfnis der Ryksleenen ver- (6) Saxtsch Leenrecht , cap. 5. in Glosf. Saxensp. lil. 2. art. ji. in Glosf. Sande defeud. 2'raiï. I. tit. 3. cap. %. §. t. (c) Sande de fead. Tratt. I. tit. 3. cap, I. J. 4. * {d) Deel J.I. tit. 25. D 2  ja Over ysfelfche Gedenkflukken. lilde Slak. bat 0ucö ban gTjeromen té/ öat fa stoeect fift af fpiïïra fut. verfchilt van het Longobardifch Leenrecht (e). Terwyl voords dit artikelvoornaamlyk van beide de voorzeide Leenrechten hier in onderfcheiden is: dat ook vrouwen en vrouwelyke maagfchap tot de erfnis van het Leen is toegelaaten (ƒ_). Winhof heeft dit artikel uit het Longobardifch Leenrecht, met aanhaaling van-het zelve, en van Zasius, opgehehderd (g); byzonder omtrent het gene men hier te -verftaan hebbe door de woorden zyde,' daar het Leen afgekomen is (li). Sande verftond, in onze Leenrecht, daar doorniet Hechts de genen, die nevens den laatst overleedenen afftammen van den eersten bezitter, welke het Leen door koop, of anders dan door opvolging ah inteftato, verkreegen heeft, maar ook allen, die door den voorzeiden eerften bezitter aan den laatst overleedenen verwant zyn; fchoon zy niet van den eersten bezitter afftammen. Doch hier tegen is door MaïthjKDs eene aanmerking gemaakt (i). Uit.de fteliing van Winhof, die overT een komt met het Longobardifch Leenrecht (k), 't welk hy aanhaalt, volgt, zo als hy zegt,, dat de opklimmende liny zy uitgeflooten. Want alle perfoonen, die alsdan in de opgaande liny nog in. leeven zouden kunnen zyn, ftammen niet.af van den eersten bezitter, van wien het Leengoed heen gekomen js. Het oude gefchreeven Landrecht, 't welk men ten tyde van Winhof gebruikte, meldt daarom ook niet uitdrukkelyk van eene uitfluiting der opklimmende liny, die zich vau zeiven verftond; maar fpreekt aldus : Stichtfche Leent die verheerweet men mit (e) Sande defeud. treilt. I. tit. 3. cap. 1. J. 6. (ƒ) Sande d. I. 'Tfi Winhof N. D. II. 100. (/;) Winhof, ibid. (i) Paroem. 8. n. 53. (Jt) Tit. de nat, fuccef, feid.  Landbrief van ]. v. Vernenborg. 53 mit eenen Stichtfchen ponde, dat 3 olde Schilden fint, ende erven opten oldejten ende naeften in den bloede van der fyden heercomende, daer dat Leen heergecomen is, dan die man gaet voor de vrouwe, meer weer daer eene vrouwen kunne, die de naefte in den bloede weer dan ee. nich man, foo ervet dat op de vrouwen kunne. Weinige woorden; die echter de erfvolging in Leengoederen, van dien tyd genoegzaam bevatten. De kinderen en verdere afftammeÜngen van den overleedenen, als ook een gedeelte van deszelfs zydmaagen, hebben door één en den zelfden weg hunnen toegang tot de erfnis van het nagelaaten Leengoed: naamlyk daardoor, dat zy den overleedenen beftaan van de zyde des genen, die het Leengoed op eene andere wyze dan door erfvolging hééft verkreegen. Doch die van de opgaande liny, noch die van de zydliny, konden het Leengoed, welk door den overleedenen anders dan door erfvolging verkreegen was, niet eryen: om dat zy uit hem niet gefprooten waaren. Maar het Leen verviel alsdan, volgens het Longobardifch en Ryks Leenrecht, aan den Heer. Ondertusfchen weet men , dat de Leensvernieuwing aan den naasten in den bloede' indien het Leen, door gebrek van Leenserven, den Heer vervallen was, reeds lang hier bekend geweest is (l). Indien men volgens Grotius (m), Sande fV) en anderen meer, door die van de zyde, daar het Leen' afgekomen is, verftaat alle de genen, die, door den eersten bezitter, aan den laatst overleedenen bezit, ter verwant zyn; dan worden onder die van de zyde, daar het Leen afgekomen is, mede begreepen de verwanten van den eersten bezitter, die, hoewel van den eersten bezitter niet afïïarnmende, nogthans door den eersten bezitter aan den laatsto. verleedenen vermaagfchapt zyn; en dan zou, zonder eene uitdrukkelyke uitfluiting der opklimmende liny, CO Aid. Sande de feud. Tratt. I. tit. 3. cap: 1. §. 15. (m) Meid. tot de Holt. Rechtsgel. Boek II. Deel 41. (tj) Defeud. Tracl. I. tit. 3. cap. x. §. 15. cap. 2. fi. 7.  $\ Overysfelfche Gedenkjlukken. lilde Stuk. liny, her Leen in de opklimmende liny vererven kunnen. By voorbeeld: de grootvader van den overleedenen kleinzoon zou, indien hy niet uitdrukkelyk was uitgeflooten, het Leen, door den vader eerst bezeten , erven; en niet de vaders broeder of zuster: om dat de grootvader alsdan naarder is van die zyde, daar het Leen van is gekomen. Uit onze nieuwe Leenrecht (o) blykt wel duidelyk genoeg , dat onze Hooge Heeren Staaten het laatstgemelde begrip der woorden zyde daar bet Leen afgekomen is, hebben gevolgd: doch ik zou echter met geen zekerheid kunnen melden, of Hun Ed. Mog. willen, dat de ouders in de opklimmende liny, fchoon ook van verderen graade dan vader en moeder, geen Defcendenten meer in leeven hebbende, van de opvolging in het Leen zouden zyn uitgeflooten. By voorbeeld: of een grootvader, die geen Defcendenten heeft, zou worden uitgeflooten door zyn broeder of door zyn broeders nakomelingen (p). In de erfvolging in Leengoederen wierd weleer onderfcheid gemaakt: of de Leengoederen beftammed of gefiammed, waaren; dan niet. Door een be. ftammed goed wierd in het ftuk van Hof hoorige goederen (#), en dus waarfchynlyk ook van Leengoederen , (o) Landrecht van Overysfel Deel II. tit. 25. art. 11 £? 14. (p) Versefyk hier mede Gkqtius Inleid, tot de Holl. Rechtsg. Boek II. Deel 41. (q) Volgens deoorfpronglyfce (ongedrukte) Hofrechten der II(;fhoorigen van den Hof te Ootmarfum art. 14. Item foe eyn Iwfhoiych man lant an kof te fal dat lant of ander onbeweechlyk guedt ten erften verjlerve erven up den gemenen hofliorygen iynderen of erfgenamen yn der felver echte ende ten anderen verfterve fal t blyven cyn hofliorych guedt, mer dat mach men dan enen van den Iwflwygsn avergeven ende befyttent als eyn hofhoi.ych guedt ende de befyttet behort als dan altyt yn der echte tbly^en. En volgens die der Hofvryen art. 4. Item •wanneer tyn hofvrye.an Item copet ofte cryget eyn alink gans vrye guedt mbewechlick vis huys erve ofte lont ia% m§ch he wedder vei-  Landtbrief van J. v. Vernenborg. 55 3ftcm manneer egn ©ienétman freetft bfc gueb galt ban deren, verftaan een goed, welk tweemaal was vererfd: dat is, van den eersten, die het goed door koop enz. verkreegen heeft, op den anderen, en van den anderen op den derden. Door deeze herhaalde vererving wierd het goed aan den ftam van den bezitter verknocht geacht; 't welk door het woord beftammed te kennen gegeeven wordt. Iets anders beduidt het woord verfiammen , in het Gelderfch fpreekwoord : Heeren goederen verjtammen niet, dat is, / gaan door erfnis niet uit de maagfchap van den genen, die het goed eerst verkreegen heeft, maar vererven daar in aan iemand, die den laatst overleedenen het naast beftaat; doch zo, dat niet vereifcht wordt, dat deeze van den eersten bezitter van het goed afkomftig zy, maar wel dat hy van den bloede van den eersten bezitter zy (r). Van een geftammed Leengoed wordt in de oude gefchreeven Landrechten van Overysfel gemeld, dat het op een gekocht Dienstman, als niet van Adelyken ftam, nieterven mag; 't welk ook door Sande (Y) even als uit eenen Landbrief van Bifchop Florens van Wevelicho» ven is verhaald. XXVII. De Leenvolger moest het goed van eenen overleedenen verkopen by fynen leven an wen dat hen) belevet dan verflervet he daer inne ende verervet dat als dan van den enen hofvryen tip den anderen hofvryen, ende van den tot den derden in derfelver echte wefende ende blyvende, foe wort dat angekofte guedt voerf. eyn beftammet hofvrye guedt, dat is t verjlane dat t felve befiammede guedt vry blyvet, maar de' befitteren des voerf. goedes behoren altyt hofvryen in den hof Oelmerfen t blyven by verboerte des guedes. f_r) Schrassert, Teriocha juris Dominici. % 17. \s) De feud. traiï. pralim. tap. 2. n. 7. in fin. Zie hier over beneden Hoofdd\ II. § 1. D 4  5*5 Överysfelfche Gedenkftukken. IHde Stuk. ban ong/ bat aueb jaï $iin recfjte ïccnboïsSec ?oficn nn ong binnen jare enöe öagjfje/ na fnnre boet / oft tor fiin binnen &ttctjteg/ rnbe fat niigi gtjeben rifn geéte peeci/ to ïjectoabe bat bee man acfltec ïeeb bo fje ftojf/ Saöbe denen Edelman, die het van den Bifchop ter Leen hield, binnen jaar en dag (a) verzoeken van den Bifchop, indien deeze zich in het Sticht bevond; en hem tot een heergewaad geeven het beste paard, door den Leenman nagelaaten; of, indien hy geen paard had, drie pond, dat is, Heeren pond, waar van in deezen brief gefprooken wordt. Heergewaad betekent het gene behoort ter toerusting van een Leenman tot den heirtoclit. Daar onder was-begreepen zyn beste paard (b). Men kan uit dit artikel befluiten, dat de Leenvolger het Heergewaad genoot nevens het Leengoed: wyl hy anders daar van het beste paard niet tot een Heergewaad kon geeven; 't welk echter dit artikel eifcht. Van dit gebruik, om aan den Leenheer voor de Leenverheffing gemeenlyk iets te geeven van 't gene onder de benaaming van Heergewaad behoort, kan zyn ontflaan, dat al wat wegens eene Leenverheffing , aan den Leenheer wordt opgebragt , zy Heergewaad genoemd. v De benaamingen van zadel leen, pantzer- of panu zier (a) Zie aangaande jaar en dag de nieuwe aantekening by WisHpjr N. D. bl. 59i. (6) Saxensp. lib. I. art. 11. cum Glosf. Zo wordt ook geleezen heerkamer, heerbyle. Mr. Burman Utr. jaarb. Deel II. II. 539. Ik zou Heeren weg, via militaris, ook liever van heer in de bE'ekenis van heir afleiden; te meer om dat in Twcnre en daaromftreeks dit woord alsnog verwisfeld wordt met Helle weg, dat is, Helde weg. Het woord heer voor heir was wel eer vanher eerstegethgr-..buten den heer, dat is, buiten het heir, by Mr. Burman Utr. jaarb. Deel II. bl. 361.  Landbrief van J. v. Vernenborg. 57 ïjabbe ge gijeen ucerfc fa galmen a\i§ gsjcben b?e uont ta Ijecmaie/ enbe öaec mebe jole tui eene beteenen/ Winhof , Deel I. art. 7. zier leen (c), en kodden leen bedoelen niet de foort van Heergewaad, maar de eerste fchynt te betekenen een Kasteel ter Leen gehouden (d). De anderen geeven te kennen de wyze van toerusting, waardin de Leenman geharnast, of met een knots, die aan het dikke einde, voorzien was van yzeren prikkels, anders genaamd kodde, kuize, of kolf', ten ftryde trok Ce}. Van deeze kolveniers leenen wordt in het oude gefchreeven Landrecht van Overysfel gezegd: Item een kodden Leen fal men verfoecken toe Vollenboe op dat Slot voor de y/'eren poorte. Hier van is my geen naarder bericht voorgekomen, 't Is ondertusfehen genoegzaam zeker, dat deeze foort van Leenen voor geen Edellieden zyn gefchikt geweest. XXVIII. (c) Feudum lorica; Matth. de nobilit. lib. IF. cap. jz.p977- (d) Sadel, by verkorting Saai, waar van Saalftede, fchynt bier het zelfde met Sstel, waar van Setelgoed, beneden art. 32, Zie ook Siedel, Scdel, Sadel by Haltaus Glosf. Germ. in Siedel. Sattelhoeffe, prcedia nobilium. J. C. Cuenig , Thef. jur. derer Grafen und Herren des H. Roem. Reichs. Edit. van 1725. bl. 238. Dat Sadelleen zou gezegd zyn van het Heergewaad , welk, byzonder van Sadelleénen, een gezadeld paard zou zyn geweest; of dat die benaaming zou zien op den dienst te paarde, dunkt my niet. Ook is aanme'rkelyk, dat uit de fpreekwyzen, by Sande de Fetid. Gelr. tract. I. tit. 3. cap. 1. 5-3- blykt, dat Sadelleen te kennen geeft Sadelgoeds Leen. Maar dit betekent het zelfde als Setelgoeds Leen. (e) HuYDEcor-er over Melis Stoke Peel III. bl. 82 {j>c.  53 Overysfelche Gedenkjlukken. IHde Stuk. 8oert fa en soïen uri noc§ onfe SCmutïuöe nacg SÖEEU XXVIII. De vryheid van Schatting was een uitftekend recht der Edelen (a). Hunne hoorige lieden genooten ook dit recht ten opzigte van den Bifchop, maar niet ten opzigte van hunnen Heer, aan wienzy Schotbaar waaien; waarvan derzelver jaarlykfche tynfen nog fchynen te zyn overgebleeven (b). De Schotvryheid der Edelen is eindelyk, door onbruik van hunnen krygsdienst, en de nieuwe inrichting der Schatting, waar by deeze, als onmiddelyk «rekkende ten dienite van den ganfchen Lande, wordt aangemerkt, bykans opgehouden. Veele Steden en plaatfen deezer Provincie, die insgelyks, by wege van, voorrecht, geheel of gedeel telyfc daar van vryheid door de Lands • heeren verkreegen hadden, hebben het zelfde lot moeten ondergaan. Het was eene vryheid, die met de vryheid ftreed: want zonder genoegzaame Schatting op te brengen, kan geene vryheid (taande bijven. Evenwel waaren onze Bifchoppen, gelyk oudtyds meer andere Vorften, fomtyds gewoon, om de Schatkist, die zy tot befcherming van den Lande noodig hadden, door het verkenen van Schatvryheid, te benadeelen. De woorden fcatten, koen cfjlaen,'dat is, Schatting van koeijen vorderen (c), en des hoers nyet nemen, dat is, van het hunne niet neemen, zyn hier verfcheiden bewoordingen van iemand te Schatten; te kennen geevende, dat de Bifchop op geenerley wyze, (a) II. Stuk bl. 12 j. (i) Van deeze tynfen is iets gezegd in de nieuwe aantekening by Winhof N. D. bi. 494. (c) II. Stuk, bl. 219.  Landbrief van J. v. Vernenborg. 5$ «neen man ban onfec bjegïjen ïïtöbern ïlnauen jtfytOf ÖJ ncu ze, bv wege van Schatting, iets van de Edellieden neemen zoude, Somtyds komt fchatten en bet zyne nee. men ook voor, in de betekenis van iemand breuken, of om misdaad, of onbehoorlyk aan iemand iets onc neemen (d). De Edelen dus wel eer in deeze Frovincie vry geweest zynde van Schatting; zou het kunnen fchynen. als of de benaaming van Schatbaar, aan de overige ingezetenen gegeeven, in het lecterkundige zou zyn Schatbaar, dat is, die gefchatted kan worden. Hier om bevindt men, dat m ai clintten van oude brieven fomtyds de woorden Schat en Schot zyn verward, zo dat voor Schot is geleezen Schat (e\ Doch Schatten ziet op de begrooting van het Schot ( f\ Schatting is de bcgrooting, vol. gens welke iemand op Schot gefield is,_ en overdragtelyk ook de last zelve: maar Schot is het gene, dat volgens deeze Schatting wierd opgefchooten. Want dat in de afleiding van dit woord de betekenis van fchieten, werpen, alleen in het oog te houden is, blykt uit de betekenis van het woord ConjeSum (g) , in de middeleeuwen gebruikelyk, waar mede Schot, oïgefc'.ot verwisield wordt ( >). Het laatste gedeelte van het woord koeflag komt van (laan over bf op, voor zetten of brengen tot laste J van; (d) Zie onder anderen Mr. Burman Utr. jaarb. Reèl I. b'. ' 213. Deel II. bl. 36a. 361. 363- Saxensp. lib. Hl. art. 43 in Gloif. col. 2. Edit. van 1516 en Schadihafft. brcukvallig, aldaar Uk I. art. 53 in Glosf. col. 3. Zie ook hier beneden art. 39- (e) Heda p. 80. Zie ook II. Stuk bl. 223. (ƒ) Winhoï in de nieuwe aantekening. N. D. bl. 371. (ff) Eccard ad leg. falie p. 174- ad voc- conjeftum faciant. Bignon. in not. ad Marculf. Form. lib. I. tap. 3. ad verb. 'paratas facere. in fin. (ft) Heda p. 45. 63- 82. conjeiïtm quid. ab ipfis geschot wtatw.  tSo Overysfelfclte Gedenk/lukken, lilde Stuk. rien cnöc ©iengtmatmcn oft hoeren ïuöcn in ©trjentlje nnet ■mb; waar van onze h'm te lande nog gebruikelyke fpreekwyze; lasten omflaan over, of op het gemeen, datis, die over het gemeen omzetten; enomflag voor omzetting; en kosten op ietsflaan (i), datis, tot laste of bezwaar van iets brengen Ck}. Twee brieven aangaande den koeflag of koegeld, heb ik aan de goedheid van meergemelden Heer dank te weeten; Gecollationeerd met het gene bevonden wordt ter Secretarye van de Ed. Mog. Heeren Staaten des Lands van Utrecht, de eene in het Diverfo. riumvm Rodolf van Diepholt, Bifchop van Utrecht (/); en de andere in het Diverforiwn prmum van Frederik van Blankenheim, Bifchop van Utrecht (to); alwaar van koeflag of koegeld, door Kloos- te- (0 By BuMisAR, Analeü. torn. II. p. 308. (k) Eene verouderde betekenis vwflaan, voor verdeekn, is te zien by Dumbar d. I. p. 296, alwaar, het Mastebroek Jluan, voor verdeekn: en Jlage voor het gedeelte aan iemand toegeweezen. Dumbar d. I. p. 319: en voer/lach, dat is, een gedeelte lands, aan den Bifchop vooraf, van Novalia of nieuw uit het woeste gemeene veld tot bouwland gemaakte gronden, toegedeeld. Dumb. d. I. 31S. oudtyds, zo hetfchync, een Regaal van den Bifchop. Zie Dumb. d. I. p. 268, en ƒ>. 258* in de woorden : mercke winninge, die geflagencnz. dieook den tienden van zulken nieuwen grond, als een Regaal, genoot. I. Stuk bl. 8: en het by ons alhier nog bekende woord aanjlag, in de betekenis van grond, uit het veld aangemaakt: en eenen merfch bejlaan by Mr. Jung. Cod. dipt. pro hifi. Benth. p. 201, dat is, eenen marfch, door daar van aftegraaven benadeelen, of zich toeëigenen. In allen deezen wordt zo ik meen, gezinfpceld op de flaagen, dat is, gruppen of vooren, waar door de landen, in verdeeling of aangraaving, ge. fcheiden worden. (1) MSCt. Fol. C. Xin) MSCt. Fel. CLXXV verfo.  Landbrief van J. v. Vernenborg. 6t «nrt fcatten oft fiatn ofjïaeti oft anöecj bt§ goerg nnet •riEillEH. teren, Praapftyen en hoon'ge lieden van den Bifchop in Twente betaald, wordt gewaagd (n), als volgt: ,, Rodolph by der genaden Goids Bisfcop Tut„ recht doen condt allen luyden, AUbe onfe gemin„ de in Gode die Abdisfe, nonnen en gemeyne con„ vent onfs Cloesters van Weerfen (o) in onfen „ lande> van Twenthe gelegen ons jairlix fchuldich 3, fyn te betalen den coeflach, gelyc andere cloos„ teren prosften (p) ende onfe hoorige luyde inden ,, felven onfen lande gefeten te geven plegen En- de op dat zy vortan van den coeflach ons te beta„ len ongemoeyt blyven ende weten moegen wat „ zy ons jairlix dar vor geven fullen, zoe hebben ,, zy mit ons zo verre gedadingt (q) ende wy fyn ,, des vor ons ende onfe nacomelingen Bisfcoppen „ mit him overdragen als dat zy ocs van nu vortan „ elx j'ars uitreyken ende betalen fullen off onfen „ Rentmeyfter onfs lands van Twenthe in der tyt, „ die ons voert goedt bewys af doen fall, de fom3, me van achte ende twyntich gouden Arnoldus gul,, den fnlke sis die Hertoge van Gelre vor defe tyt ,, heeft doen flaen in fynre munte, Ende mids ons „ die vorn. fomme geks jarlicx wail betalende, wy ,, willen ende bevelen alle onfen dienres dat zy hem „ ongemoeyt fouder last hinder of fchade van den „ coeflach yet te eysfchen off te manen fitten ende „ blyven laten, Ende geloven vor ons ende onzen ,, nacomelingen Bisfcoppen vorgen. him en hoeren nacomelingen in defen dadinge ende overdracht » te .(n) Zie ook by Mr. Jung. Cod. dipl. & doe. pro liifi.Benth. t- 373. . (o) Weerslo. Want in Twente is geen ander naam van een Klooster, welk hier naar zweemt, bekend, (p") Praapftyen. (2) Verdraaien. Zie boven bl. 14. in not.  62 Overysfelfche Gedenkjlukken. lilde Stuk. „ te houden ende doen ftercken tot allen tyden Ten ,, ware dat onfe lande ende gedichte in openbaren „ veede ende oirloge quarnen, alsdan dien tyt ge., durende Tuilen de vorn: van onfen clooster van ,, VVeeifen ongehouden wefen. ons die gelde van defen overdracht te geven mer lullen ons dan den}, felven tyt van den orlogen ende veeden geduren„ de geven na horen vermogen gelyc anderen pros,j ften en onfe horige luyde geven fullen ende onfe „ lande in rufte gecomen wefende fullen fy desfe „ overdracht navolgen ende gebruyken als boven verclaert ftaet ües toireonde hebben wy defe brieff bezegelt mit onze Zegel hier an gehangen. M Gegeven tot Lage XXVI Auguft. a. L". „ Roedolph by der genaden Goids Bisfcop tot Utrecht maken kont allen luden, gelyc Johan ,, Wygeolding onfe eygen boerachtige man vvonende op onfen erve tot Wygbolding jn der buerfcap van Vledryngen in den kerfpel van Oetmersfen j, welkeer (r) erve toe zwoer (s) voirpachtet was „ wairomme hie ons niet dan halve pacht pleech te s, geven. Zoe fyn wy om nutticheit willen ons lants j, voir ons ende onfe naecomelinge Bisfcope Tut» ,, recht myt hem overcomen gelyck hy ons koea, flach pleecht te geven dat hy offte fyne erffgena,» me ons off onfen naecomelingen voirfs. ghenen koeflach off koegeit meer geven en fullen meer voir den koeflach off koegeit voirfc. foe follen j, by ende fyne erffgename ons ende onfen naecoe,1 melingen voirfs. van den voirfs. erve vuile pacht ,, geven nae uytwyfinge onfes Regifters van onfen kenthen onfes lants van Twenthe. Beholde,, lyc allykewail allen dienst die hy off fyne erff., gename ons . ende onfen naecomelingen voirfs. ,, fchuldich fyn te doene. Jn orkonde sbriefs on- » fe CO Welk. Welker of welkeer is in de landtaale nog gebruïkclyk voor weik. Zie ook dit woord hier vooren art. 19 Hoogd. ft>e(d;cr. (/) Te zwaar.  Landbrief van J. v. Vernenborg. 63 SUiem taaimeer epn nue '^fcou tornt in bat tebön Htcecm fo tg ïje fcuïbftg to ÜStücne tollSarticucr* ojje/ bat tui gljeöaeu ïjebüen/ baer ;at |em 4ilSan enöe tit. 55. l. Jmniter. ö>Saxisch Leenrecht, cap. ?I. „, Saxensp. ito. lil. art, 64. cum Glosf. Edit. van 1516. (c) Mr. van HatTum Gejchisd. der Stad Zwolle Deel 1. bl *i3- 4IS.  Landbrief van J. v. Vernenborg: 09. EDffë oft onfe ^Ctnwtiaöe te öoene j&aböen 'outen 1'an* bes/ r' Winhof , ii. «rft 19» ®oett meeet salie bat enn ^cljot'öacc man oecïaojet moecöe boer. onfen (tëjjee.cgie / enae bat uectounnen moet* Landbrief van Vernenborg, is door den Landbrief van Bifchop David van Burgundien, van den jaare 1478, vastgefteld, dat hy zyne Leenmannen of Achterleenmannen, in het toekomende met zou belasten met onbehoorlvkc diensten te doen of te doen doen, buiten de paaien van zyn Sticht, in zaaken, die het gemeene Land niet aangaan (d). Hier door wierd ten aanzien der Edelen het zelfde ingevoerd, als te vooren'reeds in de Schotbaaren, volgens die artikel des Landsbriefs van Bifchop Jan van Vernenborg , waargenoomen wierd. Het verband van die artikel met de twee vóörgaanden beltaat derhalven daar in, dat in art. 32 & 33 wordt'gehandeld van de diensten van graaven en waaken, zo wel der Edelen als der Schotbaaren: en datwyders, in dit artikel, van deeze en andere diensten, ten opzigte der Schotbaaren , eene bepaaling wordt gemaakt, die toen ter tyd in de Edelen nog geen plaats had, maar naderhand ook voor hun is ingevoerd. Het woord mis is hier en elders meer by verkorting voor * runen ja* moe dacH. cjfc. kb. 1. art. 34 in Glosf. (b) Genomen vóorTnoéijing van iyzen of twyg op de belden of in cateren. Zie Mr. Jong. Cod. dipl. & doel pro hifi. f li- p. 44. i2ö~. 12Ö. Zie ook rtiimweerd. Wikuof N a* tl. 519. (cj Ecl. 9.  Landbrief van J. v. Vernenborg. 73, ftane ban ment gem mete af to tumene/ €nn ©iengt* man met fmec eunretjant/ enn Jbcgaiüaer man/ mit ttoen finen buren/ be recfite SCritoeiuen toeten. 3jtem toeec jenicfj man be fanen ïjuriggenoten bat fntfe neme welpen. Dit woord is gemaakt uit art Qd), dat is, aarde, land, ook natio, en welp. De vernedering der betekenis van dit laatste woord is thans zo laag , dat men door welp of wulp nu alleen veiflaat een jong van een Leeuw, Beer enz. Wat den tyd van verjaaring, in dit artikel gemeld, ende gebeurtenis der verjaaring, in deeze Provincie, betreft; daar van is gezegd in de nieuwe aantekeningen by Winhof (e_). XXXIX. De huisgenooten. waar van hier gemeld wordt, die zich eikanderen voor het Gericht van den Bifchop in rechte vervolgen moeten, zyn de Edelen, welken als Pares Cuvim tot de Hooge Bank behooren , waar van boven. by art. 4 - reeds is gemeld (a). Indien eenig Edelman zynen huisgenooten het zyne afnam, of geweld deed, zonder hen voor den Bi- lchop ■ (d) Saxf.nsp. lib. II, art. 12 £? 25. Edit. van 1516, alwaar de woorden in Saxonimn nationem zyn overgezet bynnen SasJcJier arth, en in Sasfen lant. Iemand van Ridders arth, dat is, van Riddermaatig geflagt. Saxensp- lib. I. art. 20. Zie Voords L. ten Kate, Aanleid. Deel II. Proeve 2. bl. 634- (e) N. D. bl. 450 &><: (a) Zie ook het woord husgenooten, in deeze betekenis, Saïisch Leenrecht, cap. 66. E5  74 Overysfelfche Gedenkflukken. lilde Stut. neme aft agetueeïöe öeöc unberboïgïjet bon onë I enbe boer fïnen gun^fjenaeten öc beeïote onfe tjuïöe/ enöe toeöec fchop, als Richter, en de Edelen, als Parts Curies vooraf te hebben vervolgd, ^die verloor de hulde' dat is , de befcherming (b) van den Bifchop ; en tegen zyne huisgenooten een voedervat wyn; 't welk de Bifchop den huisgenooten zou toe laaten om met panding te moogen vorderen. Een ander voorbeeld, alwaar de Gerichtsgenooten zich met de breuke vrolyk maakten, is te zien in het Saxenipiegel lib. 3. art. 64 in de woorden: dre fcMitingè vor hut unde har (c), dat is der bure gemeyne tho drinkene. 't Is opmerkelyk, dat de Bifchop alleen zegt unvervolghct voer ons, ende voer [men kuysgenoeten; fpreekende dus alleen van de Hooge Bank, die toen alleen dooradert Bifchop en de Edelen, als Hofgenootcn, of Huisgenooten gefpannen wierd: en dat 'erniet is bygevoegd of voor onzen Gerichte, om te kennen te geeven, dat het ook genoeg zou zyn, dat de eene Edelman den anderen voor het dagelykfch Gericht zóu hebben aangeiproken , over zaaken, waar over hy aldaaraanfpreekelyk was. Het gewag, hier alleen van de Hooge Bank, en niet mede van andere Gerichten, in aanfpraaken, van den eenen Edelman op den anderen gemaakt, geeft genoeg te kennen, dat een Edelman zynen Huisgenoot of mede Edelman, in geene zaaken, hoegenaamd, voor een ander Gericht dan voor de Hooge Bank, aanfpreeken kon. Andere overeenkomst van de Echte der Hofhoorige lieden , met de Echte der Edelen , heb ik reeds te vooren aangemerkt (d). En uit dit artikel befluit ik, dat zy ook dit gemeen hadden, dat de Edelen, zo wel als ■ (b) Anders ook holde genaamd. Zie Vervolg van hei I Stvk il. 120. en Winhof N. D. bl. 88. 0?f. (O II. Stuk bl. 28. 00 II- Stuk bl. 114. 115.  Landbrief van J. v. Vernenborg, fs fatbet fïncn ïjunggljenoeten epn bobec ton'ng bat bobec toiinl soïe tut tot laten ucnbcn ten gunfotjcnaten/ f %. ©oert en ga!' oec ngmant «©Qcrfcgte stolen fiuten ïan* beg in enen anbern ^fjecicijte/ :3 en toaec bat men oe* toifen als de Hofhoorigen (Y), eikanderen in alle zaaken voor hun eigen byzonder Gericht, en wel de Edelen voor het Gericht van den Bifchop en hunne huisgenooten, in het recht betrekken moesten. Winhof, die uit den Landbrief van Vernenborg alleen die artikelen in zyn Landrecht heeft overgebragt, welken ten zynen tyde nog in gebruik waaren, heeft ook, onder anderen, dit artikel uitgelaaten. XL. Hier wordt verbooden het zoeken van Gericht buiten lands in een ander Gericht: dat is, in eenig ander buitenlandfch Gericht, het zy Geestelyk of Wareldlyk; of in een ander buitenlandfch Gerichthoegenaamd. üe Heeren opdeüers van het Landrecht van Overysfel, van 1630 (a), hebben ongetwyfeld.g^r jneend, dat de woorden in eenen andern Gericble hier flechts eene verklaaring van het vvoordelyke zouden bedoelen, om naamlyk te kennen te geeven, dat door buiten lands hier verftaan zou worden een ander gebied. Maar zulk eene verklaaring was overtollig ; ea wordt ook in den Landbrief van Bifchop David van Börgundien, fpreekende van deeze doffe,niet gevonden (_b). in tegendeel vindt men daar genen («) Winhof N. D. w, 379. (a) Deel I. tit. 3. art. 1. (fc) Wuïhof Deel IV. m. 3,  76 Overysfelfche Gedenkjlukken. lilde Stuk. farifen mocfj'e öat ïat oft onfe Sdmptmon fittn tccmt§ mepggetöen/ Winhof, Deel U7, art. n tBoett meec epn man öe ggeïa&Et üioeröe/ mft eimerc gtoeecöe tot fïncn gaggeltm recgte/ cnae epn gcpmael ggeijegget moerac/ enae ge gueüie tn fïncn rechten ön* gïje in öat fiepmael/ enöe öe eïagtjee fuien boerfpza&en neme/ enöe cïagljcöe mft öeu smeröe pu ijein/ öe"g;je* ne'öaer men op cïagfiebe/ gucme boec/ in öat öepmai/ üaec öeöïiicgijje öc ene ou öen anöern mit ffnen boec* fpytften/ man öat alfa beet gfiecomen i$ fo en maclj öat utheymfchen rechte, geestlick offte werïtlick. Dit, naamlyk dat men zo min Geestelyk als Wareldlyk Gericht buiten lands mogt zoeken, was, meen ik, de reden van den nadruk, die door de voorfz. woorden in eenen andern Gerichte hier gegeevea wordt. XXI. In het lyfftraflèlyke Gericht niet alleen wierden zwaarden gebruikt (a) ; maar ook de dagvaarding naar het zelve gefchiedde met een zwaard; waar van boven art. 18 is gezegd. Als hec lyfftraffelyk Gericht was bevestigd (Z>), en de gedaagde op den rechten hem beflemden dag in het Gericht gekomen was : en de klaager zynen voorfpraak had genomen; en met het zwaard in de hand op hem had geklaagd: en de beklaagde in het Gericht was voorgekomen: en de een tegen den anderen met zynen voorfpraak had gepleit: dan mogt de (a) II. Stuk bl. 30. (j) Zie over het heegen van 't Gericht de nieuwe aante* kening by Winhof N. D. bh 373 &c*  Landbrief van 'J. V. Vernenborg. 77 öat «Bg^rfcljte bei nnet berden/ bat en fa met mfü'en beg tïatjöerg enbe öég g!)een3 baen men ou clagjêt/ mee eer oen tfben hiacïj bat <öfjecicl)te bt§ naet heeften fb en üj:ec batten Sielffec ban noetfafien aifo beleggen toece/ bat ge ngrer ricflten en mocjjiè/ Winhof, ƒƒƒ. fer/. 13. de Richter de zaak niet uitftellen, zonder het goedvinden van beide partyen (c). Maar voor en aleer de zaak zo verre gevorderd was, mogt hy die niet uitftellen; 'tenwaare dat het den Richter doornoodzaaken zo gelegen was, dat hy niet richten kon. De fpreekwyze van noetfaken beleghen zou ook naar den letter kunnen te kennen geeven, door noodzaaken belegerd (d): of door noodzaaken, als op hem liggende, wederhouden. Doch om het voorgaande datten, dat is, dat den, of dat het den, zal misfchien beleghen al zo goed vertolkt kunnen worden door gelegen: of men moest datten voor het zelfde houden met datte, dat is, dat de. Noodzaaken zal hier, meen ik, zien op zulke wettige verhinderingen, als om het uitblyven te zuiveren, ook genoegzaam zyn: anders gezegd noodzinnen (e): het woord zinnen genomen ia de betekenis van vorderingen (ƒ). De woorden funnia en jutmis , van de middeleeuwen (g), fchynen gevoeglyker hier van afgeleid te kunnen worden dan, volgens fommiger gevoelen, van zuimen. XLIf» (c) Iets dlergelyks komt voor in het Saxisch Leenrecht. cap. 65. De Heer ne mach nene vrist geven na fyme moetwillen ane des klegers wille, unde des up den de klage geit. (d) Kilian. in Belegghen. '(«) Landrecht van Veluwen. cap. 0. art. 5. (ƒ) Saxisch Leenr. cap. 64. em veel andere plaat fen. Ten Kate Aanl. Proeve 1. bl. 550. Zie ook vemoetzimien by DuMa. Analeiï. torn. 2. p. 238. {g) Bigkon. not. ad Marculf. form. lib, I. cap, 37, ai ferb. Nulla funnia nuntiasfet.  78 Overysfelflhe Gedénkjïukken. lilde Stuh ©orrt fo cn barf bat ïnnt g-ïjeene ïube ïjoeben ou lierdjob'ti oft nnbcr«j> toacr bat cn ft bat bacr cn boüe lü-gheu teinerbtcifj fp / of öarn't mpgb'abfgjje ïuïie ;ün / óft bat fi'e onfe oft onfe£ ^ticütc^ branie fan / bie 50* ïen bte ïube ban ben ïnerfpete baec öut inne ggefccen Hf Xhll. Zie over dit artikel de nieuwe aantekening by Winhof (a). De Bifchop erkent hier, dat het Gemeene Land geene lieden als gevangenen behoefde te bewaaren op Kerkhoven noch elders ergens ; 't en zy dat het lichaam van den doodgeflagenen tegenwoordig was, of dat het misdaadige lieden waaren, ofdatzy vyanden waaren van den Bifchop of van zyn Sticht. Wyders verklaart hy, dat de lieden van het Kerfpel, alwaar het gevangen houden gebeurd was, die hier toe verpligt waaren, de gevangenen zouden bewaaren drie dagen en drie-nachten en niet langer (b). Dewyl de Kerkhoven geen gevangen plaatfen waaien; maar in tegendeel plaatfen van toevlugt voorde gevangenen, om aldaar in veiligheid te zyn: zo kan dit gevangen houden op Kerkhoven bekwaamlyk verftaan worden , van eene gevangenhouding aldaar, door bezetting van den Kerkhof, tot dat men onderzocht bad, of de misdaader van daar gehaald behoorde te worden, of niet. Het woord hoeden betekent eigenlyk bewaaren , en hier. bewaaren als gevangen. Wien men zoude moogen vangen wordt hier niet bepaald. Alleen, lyk wordt hier de pligt der lieden van het kerspel in het (a) N. D. ll. 292 296. (b) Vergelyk hier mede gedeeltelyk het oude Landrecht van Drente by Matth. ad anon. de reb. Ultrajeü. p. 77.  Landbrief van J. v. Vernenborg. 79 i§ / bit bat mft cjcijtc boen ;acïen jrjaöcn bit baglje / enöe ö:e nacljt en je nget teenc/ Winhof, Ded III, art. ai. het bewaaren of gevangen behouden , in gevallen hier gemeld, aangeduid. In andere gevallen , waar in iemand kon gevangen worden, had dit geen plaats: by voorbeeld, indien in misdaaden (behalven doodflag, als hier) aan den lyve ftrafbaar, die echter met geld konden worden afgemaakt, iemand geen goed had , noch borge ftelde : of ook indien , in zulke misdaaden, een fchotbaar man met blykenden fchyn was bezwaard, waar van boven , art. 30 is gezegd. Door misdaadige lieden, hier in eenen bepaalden zin genomen, zo dat niet alle misdaaders daar onder worden begreepen; heeft men ongetwyfeld te verftaan, die zich aan zwaare misdaaden hadden fchuldig gemaakt; om dat, zo als gezeidis, dit bewaaren' van gevangenen niet tot alle misdaaders, die gevangen konden worden, behoorde. Zwaare misdaaden wierden ook in het byzonder ondaaden gezegd (c). Moord was hier onder begreepen , maar geen eenvoudige doodflag (d). Door vyanden van den Bifchop of van zyn fticht, worden hier te kennen gegeeven, die, naar de gewoonte van vroeger tyderi (ê), hunne vyandfchap aan den Bifchop of zyn fticht: verklaard hadden, of die vyanden van den Bifchop en zvn Sticht verklaard waaren (f). * XLIIL, (c) Buchel. ad Hed. p, 238. (d) Buchel. d. /. (e) Dumbar Kerkl. en Wereldl. Dev. Boek. I. Hoofdfl. 2. in not. lit. L. p. 10 £? li. Hertius, Comment. vol, I. torn. 2. ds Juperiorit. territ. 5 31- in not. {ƒ) Mr. Burman Utr. jaarb. Deel Hf. p. 287. Inimicis tarnen reverendi in Christo Patris, Domini noftri Episcopi Trajectenfis, ac nostris publice diffidatis, bannitisque £5* profugis, ab eadem civitate nostra Trajetlenfi duntaxat feclufis £f exceptis. add. J>. 190 Deel II, p. 494.  8o Overysfeifche Gedenkjlukken. lilde Stuk. gtcm boert fo ?oeïen mbbzrg enbe ftnanen/ Man* ne enbe ©ienjtraanne/ enbe hoer epgfjen tube toonacütiefl omen Ctoentfle/ oft rjoec gurb g^tnen tollen o\L ben toeber enbe boert binnen onfen tanben / bat en toete batfemant gueb bnecöe/ bie cofte enbe bercoefte ali epn coeaman/ bat gueb joetb men bectoïïen; Winhof , Deel I. art. i60ure ban JMlenljo in bet tilt enbe anberjl jjuebec IujC fade. 3n fcl/ermen unde rustkh tho holden, gewalt unde fpolia tho voeren unde tho fïraffen (m). Tot nog toe heb ik geen voorbeeld aangetroffen, dat de Ambtman toen over Posfesfoire zaaken ten Gerichte heeft gezeten. Dat hy echter Gericht daar over houden kon, blykt uit de zo even aangehaalde plaatfen. Van den anderen kant zyn ook onwederfprcekelyke bevvyzen nog voor handen, dat de huislieden, in wareidlyke zaaken, nergens elders gedagvaard konden worden, dan voor hun gewoon Gericht in het Kerfpel. De oplosfing van deeze fchynftrydigheid is als volgt. Het Gericht, alwaar de Ambtman, zo hy wilde, als Rich. ter zitten kon, was één en het zelfde met het Gericht in het Kerfpel; alwaar de Richter den Richter, ftoel aan den Ambtman moest overlaatcn , indien deeze zelf dien bekleeden wilde. Dit leert het recht der Saxers aangaande de Graaven en derzelver Gograaven of Vicarilen (72). Tcrwyl de Ambtman, als lasthebbende van den Graaf, hier den .Bifchop van Utrecht als Graaf van Twente, is aantemerken. De ïnftruótie of Commisfie der afgezondenen , door de Heeren Staaten van Overysfel, aan den Koning van Spanje, van den 7 Ocfob. 1556, een zeer merkwaardig doch ongedrukt Ruk, welk ik hoop achter dit deel te voegen, zou ook alleen , om te bewyzen , dat de zaaken van Pos fes (ie, gelyk anderen, tot het Gericht in yder kerfpel behoorden, genoeg kunnen zyn. Want daar wordt gezegd: De huyslieden, wanende in \t platte land, hebben, in elke Car [pel of Parochie, oir en ordinarii Rkhter, voir den welken die onderfaten bchoiren na dm Landrechte an der leeger Bancke getoigen enbefproiken te werden, EN ANDERS NERGENS : ende wanneer eenige partje fich bevindt bef weert an (m) Winhof N. D. bl. 404 •(») II. Stuk, bl.is & sg.  Landtbrief van J. v. Vernenborg. 87 gfn oetronöe beg ortefj ocjcsSeït mit onfen Eea/Qeï cn dm leegerBancken van fynen ordinaris Richter, mag appelleeren in Claringe. Alle Gerichten worden in deeze Inftructie opgeteld; doch geen enkel woord is daar of elders van een afzonderlyk Drosten Gericht te vinden. Alleenlyk wordt 'er van de Üroften getuigd, dat zy en de Richters hunne Ambten in pandfchap hebben enz. in de woorden: Die Drosten, Ambtluiden, Schuiten en Richteren in 't Land hebben oire penningen op oire ampten liggen , waar voir de ampten , gerichten ende jurisdictiën an den leegen Banken hen luyden eendeels verpandet fynnen. Dat dan Canizeler ende Raden Jolden jurisditlie hebben over d' onder/aten in elke Carfpel, Jolde hoich befweerlik fyn den felven Amptluiden, Schuitzen ende Richteren, die tot bewaringe derfelver jurisdictiebejlediget ende gefwaeren fyr.nen ende oire penningen op oire ampten liggende lubben, dat Cantzeler ende Raden oire hand daer in flaen> Jurisditlie, bot offt verbot Jolden hebben , oj eenige van oire onder [aten Jolden doen richten uit oir en bevoelenen Amite, daer Jy oir penningen op lig* gen hebben, om te komen voer Cantzeler en Raden, die geene Jurisdicttie na Landrechte hebben. Winhof, die insgelyks de Gerichten in Overysfel optelt en befchryft(o)» gewaagt ook niets van een afzonderlyk Ambtmans of Drosten Gericht. Want dit was van het Landgericht, in yder Kerfpel, niet onderfcheiden. Van de Richters in het byzonder wordt in onzen Landbrief gehandeld art. 35. 36 en 41, welke artikels fpreeken van panding, en van uitftellen van hec Heymaal: ten blyke dat het Heymaal gemeenlyk, hoewel niet altoos , door de Richters gehouden wierd (p\ Het zy dat de Ambtman door den Richter Xo) N.D. bl. 363 381. (ƒ>) Winhof Deel II. art. 10. in de woorden : de; fal die Ambtman ofte Riclrter van eiken Heimael enz. Winhof N, D. bl. 506. li. Stuk. bl. 26. F 4  S8 Overysfelfche Gedenkjlukken. lilde Stuk. • • sBcjjöcbcn ta ©uïïenïjo int j'aec ong ïjeecen bu* fent ter in het Kerfpel dit Gericht liet houden, of het zelve, om dat hy eenen klaager had gefield, door den Richter moest bekleeden laaten; het zy dat hy het zelf hield: het was één en het zelfde Landgericht van het Kerfpel, op bevel van den Ambtman eefpannen ; voor 't welk de ingezetenen te recht gefield wierden, waar van beueden ook nog meer tot bewvs zal worden bygebragt. Eindelyk eene meenigte van nog voor handen voorbeelden (q) van vrywilligen Rechtsdwang, zo wel door de Drosten als door de Richters geoeffend, bevestigen deeze oude betrekking, die de Richters in opzigt van den Ambtman hadden; welke betrekking, naar de grondbeginfelen van het oude Saxifch recht, in een Vicarisfchap beftond. Toen de Rechtsdwang ten platten lande, die te -vooren aan den Landsheer had behoord, by de nieuwe oprichting deezer Republyk, aan de Heeren Staaten was gekomen: is, met verloop van tyd, veel •verandering omtrent de deelen van Rechtsdwang , tot het ambt der Drosten en Richteren behoorende, .gemaakt. Toen zyn de verrichtingen aan yder, elk de zynen, meer afzonderlyk toe geweezen; zo dat het gemelde Vicarisfchap meerendeels verworpen wierd. De beveelen nogthans der Drosten aan de Richters, voor zo veel de Drosten als nog bevoegd zyn, die te geeven ; als ook eenige verrichtingen van Rechtsdwang, die door de Richters zo wel als door de Drosten nu nog gefchieden, zyn overblyffels van dat Vicarifchap deV Richteren ten opzichte van de Drosten. Deeze overblyffels worden befpeurd voornaamlyk in het Rellen van Voogden; het verleenen van toe- Cq) Zie , onder veel anderen , Dumear , Kerkl. en Wereldl. Dev. Boek II.Hcöfdft. 3. bl. 188 en Boek IV. Hoof tlfi. 22. bl. 56a. Mr. van Hattum, gefchied. der Stad Zwelle, Deel V. bl. ojv Wikhoï N. D. bl. 374.  Landbrief van J. v» Vernenborg. 89 fettt ba'e 'fionbert nuf enbe fcfticg bc§ maenbagïjeg in tien Cwcebaajen. op de vouwde ftaat JUSSÖ DOMINI Aan deezen brief hangt het Zegel van den Bifchop, in föod wafck, aan een francynen Jlaart. töefternming tot verkoop van goederen der gener, die onder Voogdy zyn (r) ; de aangeeving van aanvaarding eener erfnis onder Beneficie' van inventaris O); beflisfing van verfchil over verdeeling van gemeene goederen (£), en wat dies meer mogte zyn. De bevatting van de oorfpronglyke gefteldheid der betrekking van de Ambtmannen of Drosten , tot de Richters en tot het platte Land, is van veel belang voor de Rechten der Kleine Steden. Want daar in zyn de grondbeginfels van overtuiging opgefiooten, dat deeze betrekking niet tot de Kleine Steden behoort. Daarom dunkt my, dat hier eene tegenltelling der rechten van het platte Land,, aan die der Kleine Steden, hoofdzaakelyk dient getoond te worden; te meer, om dat tegengeftelde zaaken , by el. kanderen vergeleeken, dies te klaarder opdaagen. De Magiftraaten der Kleine Steden zyn nimmer Vicarifen geweest van de Drosten. De Rechtsdwang van deeze Magiltraaten is het eigendom van derzelver Steden. En, zo verre aan yder Stad de Rechtsdwang toebehoort, is die geheel afgefcheiden van den Rechtsdwang van den Landsheer. Hier uit volgt, dat de Landsheer, te weeten in hoedanigheid van (r) Landr. van Overysf. Deel. II. tit. 4. art. 3. 4. 8. 15. (f) Landr. Deel. II. tit. 7. art. 5. (t) Landr. Deel. II. tit.. 14. art. 1. F 5  $0 Overysfeïfche Gedenkjlukken. lilde Stuk. van Heer van den Rechtsdwang , in zo verre, niets meer daar over had te zeggen. Dit echter belet niet-, dat de Patrimonieele Rechtsdwang der Kleine Ste. den evenwel ann de Hooglte Magt, wel eer den Landsheer met Ridderfchap en Steden, nu Ridderfchap en Steden alleen , onderworpen blyft. Dit iuoet in het oog gehouden worden, om den Rechtsdwang niet te verwarren met de Hooglte Magt; als anderszins, door verkeerde duiding van het Roomfche recht, wel eens is gêfchïed. De Patrimonieele Jurisdictie der Kleine Steden buiten het bereik van den Landsheer zynde gefield,zo kon de Ambtman geen Vicaris daar in van hem zyn, noch de Magiltraaten Vicarifen van den Ambtman. De Ambtman en de Richters waaren van ouds , gelyk ook nu nog (u), verpligt, om de Hoogheid te bewaaren: datis, daar op te paffen, dat niets tegen de rechten van 's Lands Hoogheid ondernomen worde. Daar in zie ik niet, dat de Heeren Drosten de Heeren Richters hebben overtroffen. De Hoogheid te bewaaren en de Hoogheid te Reprefenteeren zyn eigenlyk onderfcheiden zaaken; waar van de laatfle haare bepaaling" heeft in de lastbrieven. Veel weiniger is ooit de Hooglte Magt den Ambtmannen of Drosten en Richteren aanbevoolen. Ook de Landsheer, die weleer de Drosten aanflelde, had zelf de Hoogfte Magt niet. Maar wel is den Heeren Drosten de Rechtsdwang, over het Land van bun Drostambt, volgens de bepaaling van dcrzelver lastbrieven toevertrouwd. De vergelyking tusfchen hen en de Prcefides of PrcjfeSi der Romeinen en Satrapa der Perien, zo als ook doorgaans alles, wat in het Roomfche Wetboek aangaande de magt van Hooger en Laager Richteren en Magillraaten voorkomt, loopt te ongelyk, om 'er gebruik van te kunnen maaken. Zal men hier zeker gaan; dan dient men InJlruBfc voor de ScJnuten en Richten, gedrukt aJiïer het Landrecht van Overysfel, M. 68. art. 14.  Landbrief van J. v. Vernenborg. 91 men zich te vergenoegen met het gene onze eigen Lands Gedenkftukken daar van opgeeven. De Hoffche tytel van Crost, letterlyk overgezet, Dapifer of Spysdraager (v), is een klank der oudheid , die ons geene bevatting geeft van het Ambt der Heeren Drosten. Daar nu de Kleine Steden hunnen Rechtsdwang in eigendom bezitten (w); en haare Magiftraaten voor een Vicarisfchap der Heeren Drosten niet vatbaar zyn , noch ooit Vicarifen der Drosten zyn geweest; en men ook geene vertooning van de Hoogheid, verder dan in derzelver last is bepaald, veel minder eene vertooning der Oppermagt, in de Heeren Drosten heeft te erkennen; fchoon ook anderszins de Oppermagt niemands eigendom vermindert (x): zo dunkt my, het gevolg hier van te zyn, dat de Kleine Steden, niet te verwachten hebben, dat de Heeren Drosten zich eenig deel van haaren Rechtsdwang zouden kunnen toeëigenen, om zo wel als de Magiltraaten aldaar te oeffenen. Dit zou in de Kleine Steden zo ongegrond zyn, als het tegengeftelde, ten platten Lande, uit het gemelde Vicarisfchap der Richteren op te maaken is. Ook vertrouw ik, dat niets in het Landrecht van Overysfel met dit onbetwistbaar recht der Kleine Steden ftrydig wordt gevonden. Het zou ook anders met de welmeening van onze Hooge Heeren Staaten niet overeenkomen. Veel eer zou men moogen aanmerken, dat, zo iemand, behalven onze tjpoge Heeren Staaten, een gedeelte van de Hooglte Magt heeft in de Kleine Steden; alsdan zulks van dee/e Steden zelve gezegd zou kunnen worden; als welke, hoewel afhanglyk van de Heeren Staaten, van ouds Statuten of wilkeuren in den haaren hebben moo- x - gen (v) I.Stuk, Voorbericht, n. 7. not. 2. (w) Zie van zulk eenen eigendom II. Stuk, bl. 20. (x) Montesquieu, de l' ejprit des loix. 'L, 26. c. 15, Ou'il m faut point regler, par les principes au droit politioue lep'cliofes fUi depenisnt des principes du droit civil.  Overysfelfche Gedenkftukken. IHde Stuk. gen oprichten (j). Dit voorrecht is aan haar door de Landsheeren , onwederfproken van de Staaten, volgens het recht der Landsheeren (z), gegeeven: een voorrecht, welk den Rechtsdwang overtreft, om dat deeze naar die Statuten uitgevoerd moet worden. De Kleine zo wel als de Groote Steden deezer Provincie hebben aanvanglyk den Laagen Rechtsdwang, anders ook genaamd Dagelykfch Gericht, gehad; naar de onderfcheiding, zo als die van ouds in het Sticht Utrecht gemaakt is, in Hoogen en Laagen Rechtsdwang of Hoog en Dagelykfch Gericht: verftaande door Hoogen Rechtsdwang den voornaamften lyfftraffclyken Rechtsdwang, dat is, .alleen die betreft ftraffen aan het leeven , of verminking van een hd (a), en breuken, waar voor deeze RrafFen konden worden afgekocht. Alle andere Rechtsdwang was de Dagelykfche of Laage; waar van , naar eene vermeerderde verdeeling van den Rechtsdwang in Hoogen, Middelen en Laagen, alsdan de Middele en Laage Rechtsdwang Hechts onderdeden zyn: welke onderdeden bevatten het gene, in de tweeledige verdéeling van Rechtsdwang in Hoogen en Laagen, onder den Laagen is begreepen. Ook hebben de Kleine Steden naderhand" den Hoogen Rechtsdwang vcrkieegen , om door haare Schepenen , te famen met de Drosten, die, of deszelfs Richter, alsdan de plaats van Schout of Richter bekleet, te worden geoeffend: alwaar, naar het recht van een Gericht van Schout en Schepenen (b), de Schepenen vonnisfen.- Hier van heeft de Stad Olden- zaal (y) I. Stuk, Voorbericht n. 4. Vervolg van hit I. Stuk, bl. 117. (s) I. Stuk, Voorbericht n. 14. (a) II. Stuk bl. 30 32. (b) II. Stuk, bl. 17. Matth. de Nobilit. p. 326, 331,  Landbrief van J. v. Vernenbor g. 93 zaal nog overvloedig bewys voor handen (V). Wyders kan hier over worden nagezien de aangehaalde Initrudtie of Commisfie van den 7 Oótob. 1556; alwaar de Heeren Staaten in 't gemeen verklaareq, dat onfe voerheeren BisJ'choppen van Utrecht en oire Raden nyerwerlt eenige jurisdictie gehad hebben aver den ingeJetenen van den Steden dan fynnen die Burgeren van den Steden altoos justitiabel geweest en alnog fynnen voeroiren Burgermeesteren EN ANDERS NERGENS , daer van het contrarie nyerwerlt gefien, gehoon off eenigt fchriftelyke monumenten ter contrarie bevonden ; waar op vervolgens, in deeze Inftruótie, van de huislieden, in tegenftelling der burgeren, wordt gezegd : die huysluyden in wartlike faken behoiren getoigen en befproiken te werden voir oiren Schuiten als ordinaris Richter, daar onder fy gefeten fynnen en ter irjler iniiantie ANDERS NERGENS. Het vertoog der Heeren Staaten van Overysfel in den jaare 1569, aan den Stadhouder, Graave van Megen(^), fpreekt insgelyks ook van de Crimineele jurisdictie der Steden ; waar by Hun Ed. Mog. tegen de Spaanfche dwingelandy ftandvastig beweeren: dat, wie op het platte land of in de Steden had misdreeven, voor zynen gewoonen Richter (op het Land, de Ambtman of Drost; en, in de Steden, de Burgermeesteren, Schepenen en Raaden) en nergens anders te recht gefteld moest worden. Dit is ook in 't byzonder door Schepenen en Raaden der Stad Deventer, by derzelver verklaaring van den 3 Sept. 1569 Ce), even zo fterk aangedrongen. En dit meen ik ook de reden te zyn, waarom het Landrecht van Overysfel niets van den Lyfftraffelyken Rechtsdwang over de Kleine Steden fpreekt; en de reden, waarom (c) Zie onder anderen I.Stuk, Bylage iq. je, w Winhof N. D. bl. s 16 &c. (d) Revius, Dav. illujir. lib. 11. ad ann. 1569. p. 407 & 408. (e) Revius d. I. p. 410.  94 Overysfelfche Gedenkftukken. lilde Stuk. om door Ridderfchap en Steden op den 5 Maart 1642 is verftaan, dat alle de gene, welke uit Jaaken van delieten, van de Drosten of van de Steden gebannen worden, gehouden zullen worden, als gebannen uit de geheele Provincie, fonder dat de gebannene uit de Grote of andere Steden, ten platten Lande, ofte die ten platten Lande verbannen fyn, in de Steden of m haare vryheu den sretolereert fullen worden (ƒ )• Boven deeze algemeene bewyzen van den lylltratfelvken Rechtsdwang der Kleine Steden, twyfelik niet of meer Kleine Steden dan Oldenzaal zullen ook byzondere bewysftukken, die de verwoesting der oorlogen, desbrands, en andere verflinding ontkomen zyn, in den haaren vinden. De btad Steenwyk zou eindelyk ook door Hooger Magt met het gebruik van haare Crimineele Jurisdictie hebben opgehouden; indien dezelve, in den jaare 1719 daar in niet was beUifdSfta onder den Rechtsdwang van Kleine Steden begreeoen zvS. Dit wordt ook door Hun Ed Mog. by Plakaat van den 17 April 1648 over de boeten van overfpel en hoerery , uitdrukkelyk erkend , in de woorden : Ontbieden ende Ordonneeren wy voorts alle Officieren ende Magiftraaten dien het Competeert, dit zeU Xe in alle pointen Jïnkteiyk te zullen Executeer en, procedeer ende tegen de Overtreeders, tolte voorfchreeven boe- (f) Achter het Landrecht van Overysfel onder AT. 8. (£) Register van R. 5. van Overysfel, van dmiJug.en* 'Ociob. 17H > en 24 Aug. 1719- (/?) Winhof N. D. bl. 364.  Landbrief van J. v. Vernenborg. 95 ten f onder eenige Cmniventie , ofte aanzien van jemand (b j. Wat ook tegen deezen eigendommelyken Rechtsdwang der Kleine Steden gebeurd vnogte zyn; wyl nogthans de Unie en andere grondftellingen deezer Republyk (z) ftand houden: zo vertrouw ik, dat onze Hooge Heeren Staaten", handhaavers deezer grondfteliingen, daar van behoorlyk bericht bekomende, het zy met eerbied gezegd, niet toelaaten, dat daar tegen iets ten nadeele van de Kleine Steden gefchiede. Indien dit alles nauwkeurig wordt overwoogen , d3n zal men, vertrouw ik, ook niet kunnen bevatten, met wat recht een Heer Drost zich met zaaken van Voogdy en 't gene daar toe behoort, in de Kleine Steden zou kunnen bemoeyen : aldaar beveelen voorfchryven aan de Diaconyen, omtrent het beftier der armen goederen: bevelen laaten afgaan om honden vast te leggen: aan bedelaars verlof geeven, om aldaar aalrnoesfen te verzoeken: zich door burgers laaten verzoeken om voetangels in hunne tuinen, onder het Stadsgebied, te moogen leggen: en met meer andere punten van bewind, de Justitie of goede order betreffende; waar van de Correcfie, en dus ook de boeten , door der Steden Wilkeuren , of door onze Hooge Heeren Staaten, daar op gefield, aan de Magiltraaten -in de Kleine Steden behoort- Want het geeft in deezen geene verandering, of de Stads Wilkeuren, dan onze Hooge Heeren Staaten de boeten bepaalen, noch ook hoe hoog of laag die Civile boeten zyn gefield. Wyders moet het vreemd voorkomen, dat de Heeren Drosten het yken van ellen, maaten en gewigten, in den jaare 1748, in de Kleine Steden hebben begonnen; als ook de Drosten van Twente het aanflellen van Gemeentslieden te Enfchede. Ook wierd toen een Jagt- gerichc (A) Achter het Landrecht van Overysfel onder IV. ij. (i) Zie I. Stuk bl. 97 102. 137—139.  ofj Oyerysfelfche Gedenkjïukken. ïllde Stuk. gericht, in weerwil van den Rechtsdwang der Kleine Steden, door de Heeren Drosten voorgenomen. Veelen zyn reeds in verbeelding geraakt, om als een recht aan te merken, dat de Posfesfoire zaaken, in de Kleine Steden, tot het Gericht der Drosten zouden behooren. Maar wat daar van zy, is by naardere overweeging, uit het volgende af te neemen. Onze Hooge Heeren Staaten naamlyk hebben, by de Reformatie der Landrechten van Overysfel, van den iaare 1600, en vervolgens by het nieuwe Landrecht van 1630, op het ftuk der rechtspleeging ten Posfesfoir, betreffende het platte land, naarder voorzien (Ji). In d'e gemelde Reformatie van 1600, is omtrent de perfoonen der Richteren, die het Gericht over Posiesfoire zaaken zouden houden, zo veel ik weet, niets van het oude afgegaan ; maar in tegendeel het gericht over die zaaken, zo als van ouds, den Drosten of Ambtlieden toegelaaten ; waar van de wyze , op welke ditbeftond, boven is verhaald. Maar byhet Landrecht van 1630 (l) is het woord Ambtlieden uitgelaaten. en dus het Gericht ten Posfesfoir, met uitiluiting der Ambtlieden, aan de Heeren Drosten toevertrouwd. Dit kon door Hun Ed. Mog., zonder verkorting van iemands recht, ten platten lande, aldus worden vastgefteld. Want op wat wyze Hun Ed. Mog. Hoogstderzelver Rechtsdwang, ten platten lande , onder Hunne Ambtenaaren gelieven te verdeelen, en het oude Vicarisfchap der Richteren, in opzigte van de Drosten, geheel of bykans te vernietigen, als ook, behalven nog eenige weinige overblyffels, de Ambten van Drost en Richter tot afzonderlyke verrichtingen te bepaalen; zulks is den ingezetenen , die geen eigendommelyken Rechtsdwang hebben, noch nadeel daar door lyden, onverfchillig. Maar recht en billykheid , door onze Hooge Heeren Staaten in het oog gehouden, konden niet toe'laaten eenig deel van den eigendommelyken Rechtsdwang (k) Landr. van Overysfel, Deel 1. iit. 15. (1) D;el L tit. 15.  Landbrief van J. v. Vernenborg. 97 Atfahg der Kleine Steden aan de Heeren Drosten toe te voegen'. Zelfs hebben Hun Ed. Mog. den Kleinen Sttden niet opgelegd, om, met verlaacmg; haarer byzondere ftatuten, het Landrecht, n het ftuk van Adminiftratïe der justitie,: op te volgen («). wiar in zv zich bezwaard bevindende (»), is Mar Sb Set gevergd. Dit zou echter noch geene geM heid gehad hlbben , met eenig verlies van RechtsEné. Want dat iemand, die een Rechtsdwang hee(t . door het aanneemen van een ander recht , in net ftuk van Adminiftratie van Justitie, zich zeiven -reheel of gedeeltelyk daar door van de Admimltraffejan Justitie verfteeken zoude, of dat zulks omt ent de perfoonen, die de Justitie Admimftreeren verandering zou maaken, is te ongerymd, om beweerd te kunnen worden (o). Hierom vertrouw ik, dat"een Rechtsdwang van Heeren Drosten over zaaken van Posfesfie, in de Kleine Steden, van allen «rond ontbloot is; en dat, hoe meenigmaal ook ver"fcheiden van haare ingezetenen voor het Uencntuer Heeren Drosten over Posfesfoire zaaken aange, fjrookenmogtenzyn, zonder zich daar tegen? van eene Exceptie van Renvoy te bedienen, zulks aan anderen niet fchaaden kan. Dat ook Heeren Drosten zich voorftellen, om, in geval van wraaking van een Stadgericht van een der Kleine Steden, een ander Stadgericht te Surrofeeren, zie ik niet dat hun, by het Reglement van 1719, art. i (/>), zou zyn aanbevolen. De Surroga- (m) li. Stuk, bl. 333. N. 44. (7i) II. Stuk, bl. 334. N. 45. (p) Zie ook II. Stuk, bl. 172. (/>) Achter het Landrecht van Overysfel onder JSf. U III. Stok. G  98 Overysfelfche Gedenkftukken. lilde Stuk. tie van andere Stadgerichten is van ouds af door onze-Hooge Heeren Staaten of Hoogstderzelver Gedeputeerden geoeffend (q~). Ook is my geen reden voorgekomen, waarom de Kleine Steden, daar in, aan de Drosten zouden onderworpen zyn. Dat de Drosten van ouds over ftraffe aan lyf en lid aldaar met de Schepenen Gericht gehouden , of de breuke, 7.0 verre deeze ftraffe, daar mede kon worden afgemaakt , en zo verre de breuke aan de Hooge Heerlykheid toekwam (r), voor het Gericht der Schepenen gevorderd hebben; als ook, in geval van nood, de fterke hand tegen geweld aldaar hebben moeten leenen; is het hoofdzaakelyke, dat ik van der Drosten Officie met betrekking tot de Kleine Steden vinde. Van der Drosten Gericht, over huwlyks zaaken , zal beneden iets gezegd worden, by de Inftruciie voor de afgefchikten van de Staaten van Overysfel aan den Koning van Spanjen van den jaare 1556, alwaar zal worden aangemerkt, dat de zaaken, weleer louter Geestlyk, hier te Lande aan geen Confiftory opgedraagen zyn; maar, a's wareldlyke zaaken , gelaaten voor de Richters en Magiftraaten , aan wie de Judicature in andere wareldlyke zaaken toekomt; en dat nergens de huwlyks zaaken in de Kleine Steden daar van uitgezonderd zyn , maar dat het tegendeel in wetten van den Lande uitdrukkelyk wordt gevonden. Ik ï .(<;) Achter het Landrecht van Overysfel onder N. 64. (r) Zie onder anderen ten aanzien vaji Oldenzaal I. Stuk, Bylagen N. 13, 14. en van Delden , Register van R. £f S. van den 25 April 1667 in de woorden: De Heere Droste van Twente beejjt geproponeert, dat feker perfoon binnen Delden met een greepe een ander hadde gequetst, ende dat de Burgemeesteren van Delden fustineerden, dat de Delinquant met betaalinge van vyf gèligulden aan breuke, des vals, foude kunnen volftaan. Rebben Ridderfchap en Steden defe faaks aan de Ordinaris Gedeputeerden gerenvoyeert, om defelve te examineren, ende daar inne na beviniittge na behooren te doen ende te disponeren.  Landbrief van J. v. Versenéorg. 99 Ik twyfele niet, of onze Hooge Heeren Staaten zullen by naarder onderzoek, genoegzaame beweegi-edenen vinden, om den Kleinen Steden , het gebruik van haare rechten, zo veel het thans geflremd, of dezelven daar uitgezet bevonden mogten worden; wederom te laaten toekoomen: al was het ook, dat Hun Ed. Mog., daaromtrent niet genoeg bericht geweest zynde , iets daar tegen mogten hebben befchikt, of laaten gefchieden. Dit heb ik echter in het Landrecht van Overysfel, van iö~3o, en in der Drollen lastbrieven niet befpeurd. Het komt my voor, dat een voldoend bericht aan Hun Ed. Mog. zou kunnen dienen, om den Kleinen Steden dit gebruik van haare rechten en vryheden te doen genieten. De Naardere Unie toch en alle andere grondftellingen der nieuwe oprichting deezer Republyk vereifchen, dat elk genootfchap zyne rechten behoude. En Hun Ed. Mog., mids aangaande de zaaken, waarover de vraag voorvalt, genoegzaam bericht zynde, handhaaven deeze grondftellingen, en willen niets daar tegen ondernomen hebben. Hoogstderzelver Oppervoogdy wil, dat de Kleine Steden den Rechtsdwang, dien zy voor de Naardere Unie gehad hebben, behouden, en geenszins dat die aari deeze Hooge Oppervoogden en Vaderen des Vaderlands in het minste zou verkreegen worden. Een Voogd, en nog minder een Vader, zal niet (lellen, eenig recht des genen, wiens rechten hy befchermt, te hebben verkreegen; al was het ook, dat hy zeer langen tyd zulk een recht, als voor zich, geoeffend had, of door anderen, op zyn naam, het zelve geoeffend was. Zyne aanhoudende verpligting toch, om de rechten zyner pleegkinderen of zyner kinderen voor te liaan, bevorderen en behouden, maakt de toeëigening van die, aan zich zei ven, tot een aanhoudend gebrek: een gebrek ten minlten zo lang als zyne voogdy duurende; en verhinderende, dat iets van die rechten, by moogelykheid, aan hem kan verkreegen worden. Is dit dan Zo gefield in eenen va*der of voogd, aan wien maar de zorg voor weinigen Ga ca  föö Overysfslfche Gedenkftukken. lilde Stuk. en voor derzelver rechten en vryheden is toevertrouwd. Wat heeft men dan niet in deezen van onze Hooge Heeren Staaten, rechtgeaarte Oppervoogden en getrouwde Vaderen des Vaderlands, te verwachten ? die de voorzeide grondftellingen willen hebben in achtgenomen; en die niet willen, dat iets van het gene gebeurd is, daartegen ftryden zal, noch dat iets' daar tegen gefchicde. Die derhalven ook willen verwerpen al wat , by naarder onderzoek , mogte blyken, daartegen te zyn gefchied. De Kleine Steden zyn een gedeelte van het Lid der Steden van Overysfel (J); iii zodaane onderfchikking aan de G'oote Steden/ten aanzien van ftemming, rechten, verdediging, en wat dies meerzy, als elders (ai) is gezegd. Door vermindering der rechten van de Kleine Steden, zou aan het Lid der Steden onttrokken , doch aan Ridderfchap en Steden toegevoegd worden. Ook zou de byzondere betrekking en aangekleefdheid der Kleine Steden op en aan de Grooten, met al wat hieruit, ten voordeele beide van Groote en Kleine Steden volgen moet, verminderd worden. Hierom zyn de Groote Steden van ouds gewoon geweest, een waakzaam oog te houden , dat de Kleine Steden niet door de Ambtlieden bezwaard wierden (v). De Groote Steden hebben zulks ook uitdrukkelyk aan de Kleinen beloofd ; en de betrekking der Kleine Steden, tot zich , daar door te meer bevestigd (w). Hoe meer men dit ftuk betracht, zo veel te duidelyker zal men bevroeden, . (t) I. Stuk bl. lil, ' (it) I. Smit, Voorb. n. n. en bl. 117 119. II. Stut, Bylagen 44. 45. (v) Verbmdsbrief der Steden Deventer, Campen en Zwolle van 3477 by Mr. van Hattum Gejehied. der Stad Zwolle, Deel II. Stuk l bl. 25. (w) I. Stuk bl. 117 ,ug.  Landbrief van J. v. Vernenborg. ioi den, dat het behoud der rechten cn vryheden van de, Kleine Steden van weezeniyken invloed is op het behoud' der Conftitutie van dit Gemeenebest: en dat de toevoeging van gezag aan Heeren Drosten over de Kleine Steden daar toe niet dient. Dat de Kleine Steden, behalven Hasfelt en Steenwyk . federt langen tyd op geene Landsvergaderingen zyn geroepen, kan haare rechten niet verminderen. Alleenlyk het geheugen van haaren ftaat. haare ^bemoediging tot aangekleefdheid aan de Groote Steden, en haar leevendig denkbeeld, dat zy tot het Lid der Steden, behooren4 kunnen daar door verzwakken en verflaauwen. Ondertusfchen vertrouw ik, dat, op het eerbiedig aanhouden der KI i. ne Steden, ook ten opzichte van dit aloude recht onze Hooge Heeren Staaten bewoogen zullen worden, om, mids dat het verlies van geheugen, door voldoend bericht aan Hun Ed. Mog., worde gebeterd ftaarfhSi gelyks in 't bezit hier van te hcrftellcn. Daar toe zou kunnen (trekken, dat, 'volgens Rcfolutie van den 24 April i óóst.'(»), de Kleine Steden, gelyk tè vooren, over de gewigtige punten , als Advys geevende en niet als (temmende Leden, ten Landdage behooren geroepen te worden. Deeze onderwerping echter van de Kleine Steden is* op dat ik dit in 't voorbygaan herinnere, eigenlyk zo niet aan te merken, als zoude dezelve tot Ridderfchap en Steden beide betrekkelyk zyn. Want door het verbond van 1540 (y) is thans overvloedig beweezen , dat het verlooren ftemrecht der Kleine Steden alleen is toegevallen aan de Groote Steden , die daar tegeri zich verbonden, om de rechten der Kleinen te verdedigen. Trouwens dit fpreekt zich ook van zeiven: om dat de Kleine Steden geen ftemmen buiten het Lid der Steden, op Landsvergaderingen, heb- " (x) Register van Ridd. en Steden van Overysfel en I. SMka Bylage 17. (51) I. Stuk, Vmbericht n. 11. £f bl. 117 "9- G 3  102 Overysfelfche Gedenk/lukken. lilde Stu%. hebben gehad. Eenigen tyd na het jaar 1602 wierd! door de Spaaniche troebelen, hier in Twent en elders, veroorzaakt, dat de Kleine Steden, die het meest aan den overlast der Spanjaarden waaren bloot gefield, niet ter dagvaart geroepen wierden; zodat eindelyk, in den jaare 11548, dit recht der Kleine Steden, behalven dat van Hasfelt en Steenwyk, in vergetelheid begon te komen. Sommige Kleine Steden, als Oldenzaal en Vollenhove, hebben toen, ter gelegenheid van het Munfterfch Vreêverbond, haar recht aan de Staaten herinnerd. Vollenhove deed dit den elfden February 1648 (z)» wanneer ter vergadering van Ridderfchap en Steden '* de Heer Drost van „ galland heeft Geproponeerd , dat de Stad van „ Vollenhove, door haare afgezonden Gecommiti „ teerden heeft doen aangeeven, dat van oude ty9, den dezelve Stad, zo wel als andere Kleine Steden, „ ter vergadering van Ridderfchap en Steden ver3, fchreeven is geweest. Waar op Gedelibereerd en Gerefolveerd; dewyl tegenwoordig de kortheid „ van tyd niet toelaat, dat de befcheiden van we„ geus de Stad van Vollenhove Geprefenteerd, by Ridderfchap en Steden kunnen worden geviü„ teerd : dat die van Vollenhove zülks alles tennaas3, ten Landdage zullen overgeeven, om by Ridder„ fchap en Steden daar op gelet en Gedisponeerd te „ worden, als bevonden zal worden te behooren; 3, bly vende ondertusl'chen die van Vollenhove in het „ recht, dat zy zouden moogen hebben , onverkort ". Oldenzaal verrichtte het zelfde op den negentienden van deeze maand («); als wanneer ter vergadering van Ridderfchap en Steden " isgeleezen „ eene Misfive van de Burgermeesteren Schepenen „ en Raad der Stad Oldenzaal, verzoekende over de „ zaaken van vreedehandel, gelyk als de Steden van Hasfelt en Steenwyk, by Ridderfchap en Steden „ ver- (2) Register van R. en S. van Overysfel. (o) Register van R. en 8. van den 29 April 1648.  Landbrief van J, v, Vernenborg. 103 „ verfchreeven te worden, Sustineerende daar toe „ van ouds mede berechtigd te zyn. Waarop goed„ gevonden , dat die van Oldenzaal allen haaren ,, fchyn en befcheid, dien zy hiervan hebben, zullen ,', overgeeven, het welk Geëxamineerd en daar op naar behooren gelet zal worden. Blyvende on„ dertusfchen de Stad Oldenzaal, in het recht, dat „ zy zoude moogen hebben , onverkortet ". Dezaak bleef echter onafgedaan: niet tegenftaande HunEd. Mog. de bewyzen, naamiyk de aangehaalde Refolutie van 1602, en de Staatshandelingen van de voor-' gaande eeuw, in handen hadden; zonder zich die te hebben kunnen herinneren. Zelfs in de Ordren en Reglementen omtrent de Regeering der Provincie van Oyerysfel, den 20 Aag. 1657 Gearresteerd, cap. I. wordt aan geen andere Kleine Steden, dan Hasfelt en Steenwyk, dit recht, om ter Landsvergadering, over de gewigtige punten geroepen te worden, toegefchreeven. Hier over hebben de Kleine Steden Oldenzaal en Vollenhove by Hun Ed. Mog. Ridderfchap en Steden zich als toen vervoegd, en niet alleen eene bevestiging van haar eigen voorzeide recht, maar ook van het recht van afle Kleine Steden deezer Provincie bekomen, by Refolutie van Ridderfchap en Steden van den 28 April 1658 (b). Want Hun Ed.Mog; beroepen zich in deeze Refolutie op Hoogstderzelver hier vooren gemelde Refolutie van 1502 , en verklaaren, dat die zal worden gevolgd. Ik meen, met eerbied , dat ook het Reglement op de Regeering van Overysfel van den jaare 1675, herhaald in derf jaare 1748, aan dit recht der Kleine Steden zo min nadeelig is, als dat van 1657 daar aan eenig nadeel had toegebragt. Van de rechten der Kleine Steden is niets in handen van een derde geraakt; maar al het gene, waar van zy geacht mogten kunnen worden, thans het gebruik - (/}) II, Stuk, M. 181 in not, en Register van R, en S, van O» verysf. van dien dag, G 4  Ï04 Overysfelfche Gedenkftukken, lilde Stuk. bruik te mis fen, berust in den fchoot en bewaaring van haare getrouwe Oppervoogden en Vaderen des. Vaderlands, die zo magtig als genegen zyn, om aan elk het zyne te laaten toekomen. Een verzuim van beoeffening onzer vaderlandfche oudheden en rechten, die veeltyds in de Hooge Schooien, door netelige vraagen uit het Roomfche Wetboek, en door bevattiDgen , die op onze Gemeenebest doorgaans niet toepasfelykzyn, aangaande denRoomfchen Raad , Burgermees teren van Romen eu van deszelfs Municipaale Steden ; Roomfche Landvoogden enz. wordt verhinderd ; mag eenigen tyd onze Overysfelfche Rechtskundigen hebben" opgehouden, om aan onze Hooge Heeren Staaten een grondig verflag te doen: de waarheid nogthaus, zal cindelyk zegepraalen en dien nevel doen verdwynen. Nu zal ik, ten befluiteder aanmerkingen op den Landbrief van onzen Bifchop. de oudheid nog een weinig bezoeken. De* Ridder of Heer Gheerlich van Leesser, die hier onder de getuigen voorkomt, heeft, zo veel ik weet, geen. geflagt meer oveigelaaten. Ook weet ik zvn Stamhuis nergens anders te plaatfen, dan in de Marke Losfer des Gerichts Oldenzaal; te meer om dat een oud affchrift van eenen brief, die op het einde van dit Hoofddeel volgen zal, aanleiding tot die gedachte geeft. Men noemde zelfs Steden, hoe» veel'te meer'Huizen der Edelen, naar de Marken, waar in zy wierden gefticht (c). Het onderzoek van dit Stamhuis is ons van geen zonderling gewigt. Ook behoeve ik hier niet breeder te melden van de Kruisdagen, dat is, de drie dagen voor Hemelvaarts dag, in welken deeze brief is opgericht, dan KiLiAANdaar van getuigt: dat het bededagen waaren, die, van het omdraageh van Kruifen, deezen naam bekomen hebben. Van mee* belang is de brief van onzen Bifchop Jan van Vehnenborg in hetzelfde jaar, met den hier voorgaanden Landbrief, enmisfchienaokopdenzelf. den i.0 II. Stuk bl. 68.  Landbrief van j. v. Vernenborg. 105. den dag, in tegenwoordigheid van dezelfde Getuigen, gegeeven aan Ridderen, Knaapen, Mannen, en zyne gemeene Borchmannen van zyn Huis te Goor; betreffende hun recht en vryheid boven andere hun. ne rechten, hun als Edellieden toebehoorende. Met deezen brief ben ik door den reeds welgemeldert Heer van hooge geboorte en aanzien in de Regeering van de Provincie Utrecht begunstigd. Dezelve is Gecollationeerd tegen het voor handen zynde ter Sccretarye van de Ed Mog. Heeren Staaten 's Lands van Utrecht, in het aldaar zogenaamde Diverforium primum van Frederik van Blankenheim Bifchop van Utrecht (d); en heeft veel betrekking op den Landbrief van Bifchop Vernenborg. Aangaande de verkryging van het Huis en Graaf. fchap Goor, in 1248, aan het Sticht Utrecht, is elders (e) reeds gezegd. Het Leenmanfchap, tot die Huis en Graaffchap hebbende behoord, en daar nevens door het Sticht verkreegen, was, ten tyde van deezen brief, van de andere Leenmannen van den Bifchop, in Overysfel, nog onderfcheiden. Misfchien zou het nu bezwaarlyk uit de Leenen der Prqviucie, waar onder het vermengd is , worden opgezocht. Aangaande het onderfcheid tusfchen Mannen en Borchmannen (f), welke laatsten niet verder dan op den Burg dienden, is hier vooren iets gewaagd (g). Sommige Leenmannen waaren te gelyk ook Borgmannen, doch van onderfcheiden goederen, waar mede zy tot Rechte Manieenen, en tot RechteBorgmans Leenen beleend wierden (h). De Borgmannen had- (d) Fol. LI MSCt. (e) II. Stuk bl. 81. (ƒ) Milites Castrenfes. Korp. deins. diff. inter S. R. J. Cm. £g> Nob, immed. in fuppt. N. II. & in obs. ad N. IV -XIV Ö> ad XXI XXIV. Mr. Jung. Cod. dipl. (j5 doe. po hist. Benth. p. 97. 102. 106. 146. 147. (g) II. Stuk, bl. 134. (K) Kopï. d. tr. in Jvppl. N XXI -XXIV. Manieën is G 5 ei-  io5 Overysfelfche Gedenkjlukken. lilde StuL hadden hun Gericht van Richter en Borgmannen op den Burg, alwaar zy in het recht betrokken wierden (i). Zonder toelaating mogten zy niet buiten den Burg woonen (k). Zy bezaten huizen, alsBorgmans Leenen, op dVri Burg, of ook goederen buiten den zeiven (1% Sommigen wierden voor geld tot Borgmannen gewonnen, om vervolgens met een goed, 5t welk daar voor gekocht wierd, beleend te worden (jn). Anderen wierden ook met een zeker jaargeld beleend (n), 't welk insgelyks in Manieenen wordt befpeurd. Op den Burg te Goor zyn thans geen huizen als Burgleenen meer bekend; maar wel fommige Hovezaaten in Twente, wier bezitters alsnog Borgmannen van Goor zyn, en aldaar nog eenige rechten genieten. Ik zal den brief zeiven, waar au, gelyk gemeenlyk in oude, hoewel geloofwaardige affchriften, niet zo zeer op de fpelling, als wel op de woorden gelet moet worden, hier volgen laaten : " Wy Joh an van Virnenburgh by de gena„ den Goits Bisfcop Tutrecht maken kont allen lu„ den dat wy Ridderen Knapen Mannen ende unfen „ gemeynen Borchmannen unfs huys van Ghoir ge„ vonden hebben in alfodanen recht ende vrieheit „ tot anders hoeren dienstrechte (o)> als hier nae ge- eigenlyk niet het tegengeftelde van Vrouwen Leen, maar van Borgmafis Leen, cn Dienstmans Leen. Korp. d. I. in obferv.ad XXI XXIV. Zie ook II. Stuk, bl. 134. Indien bedongen wierd, dat zulk een Leen ook op Vrouwen zou vererven, plagt 'er bygcvoegd te worden, dat zy die zouden Vermannen. Kopp. d. l.N. XXIV. Zie ook de Spreekwyze een Leen vermannen en verdienen , dat is , den Leendienst doen ; aldaar. N. XXV. (i) Kopp. d. I. N. XXXVII. (k) Aldaar in Objerv. ad. N. XV XVIII. & ad N. XXI XXIV. (0 Aldaar N. XV XXI en weer daar volgende brieven. (m) Aldaar N. IV VII. (n) Aldaar N. VIII XI en meer andere ftukken aldaar. (0) Tot andere hunne Ditostrechten, dat is, Rechten den v' Adel-  Landbrief van J. v. Vernenborg. xoj gefchreven is. In den ierften weert dat yemant ,, uns ofF unfen Gedichte van Utrecht gewelde deden oft unrecht dat zullen fy uns helpen keren en„ de weeren nae hoerer macht up unfe gewijn ende ,, up unfe verlies, ende des fullen wy hem een guetli ,, Hoeftlieer wefen. Jtem foe fullen fy hoer borch„ leen befitten tot Ghoer bynnen den muren mallie „ up fyn Stede wie des niet en dede den zolden wy „ verbaden laten mit tween borchmans van Ghoer „ ende mit den Kercheer (p) van Ghoer up unfea kost, ende en queme die borchman niet bynnea „ fefs weken ende befete fyn borchleen tot Ghoer „ fo mocht wyt hem bededingen (*_) ende gevenE „ enen anderen gueden Knapen die dat befete. Jtem „ fullen wy hem hoir borchbrugge vermaken laten up unfen cost ende holden hem enen Portier voir „ ende drie Wechters, id en weer dat orloges noic ,, weer, van unfs wegen off des lants , foe folde „ onfe Droste (q) die dan te Ghoir weer all nacht Enen man uit finen brode laten gain , ende die ge„ meyne borchmans Enen, die dien wechters toe „ fpreken (r) Jtem weer enich borchman den men ,, gewalt off unrecht dede den wy niet rechts heli, pen en kunden off die borchmans bynnen fefs we. ken van den dage dat hy fich des beclagede voir ,, uns ende voir den borchmannen die mocht die ge„ walt off unrecht dair off keren Ende den fal men „ de Adeldom betreffende , waar van veelen in den voorgaanderi Landbrief van deezen Bifchop zyn opgeteld. . (p) Door afkondiging van den Priester , in de Kerk te . 380. (c) Aangehaald door Winhof, N. D. bl. i87« (4) Somtyds.  Verhaal van eenige Landhrieven van Overysfel. 115 gen. Gegeven tho Vollenhoe jnt jaer ons heeren „ dufent CCCC ende VI. den XK.cn dach in den » mey. " Deeze brief heeft betrekking tot eenige punten, die by onderlinge fchikking, tusfchen den Bifchop en de Staaten, zyn vereffend. Die punten zal ik uit de oude gefchréeven Landrechten hier overbrengen; niet noodig achtende aanmerkingen daar over hier te maaken: om datze in de volgende Laadbrieven wederom voorkomen. Zy luiden aldus: Deeze naebefs. punten ende Articulen bevheeren Ridderen ende Knapen ende Steden ende dat ghiemiene landt van Overysfel van onfen heeren. „ Item van Doetllaghe off van wondinge, mach„ men niemandtauerroepen off eyfchen jn''t heymael „ anders dan die handtdadighen, Ende wolde hem „ daer ymandt van onfchuldighen die mocht jnthey- mael koemen ende maecken hem des onfchuldich „ alfe landtrecht is Wandt dat alfoe gheclaert is „ van onfen'heren. ,, Item wanneer die Amptman lude vredeloefslecht „ van Doetllaghe off van wonden, daer will hy fyn „ cost aff hebben, des hie niet hebben en fall, want hie richten fall voer die broeke die hem daer aff „ boeren fall, dat men ons des verdrage. ,, Item; Dat men niemandt vangen fall die jn den j, lande gegoedec ende gefeten.is, Hy en worde myt „ blyckende fchyn ghevangen, off hie en weer mvt ,, rechte verwonnen jn den kerfpell ende voer die ,, banck, daer die faecken ghefchiet weeren. Wen ,, niet gegoedet en weer die folde borge fetten te „ rechte te koemen. Ende en hadde die ghïene bcr„ ge to fetten, foe mocht den die Amptman fetten „ in des heeren ftock, jn den kerfpel daer dat. ge„ fchiet weer, ende laten hem daer fyn landtrecht „ onuertaghet wthftaen voer die banck daermen die „ faecken richcet. H 2 item  116 Overysfelfche Gedenkftukken. lilde Stuk. ,, Item weer ymandc die claeghede van faeken die „ an ghewelde oif an dat hoghefté dragen , Ende ,, weert dat die clager veilich worde, dat dan die „ clager verlieten fait dat hie op den anderen gewon,, nen wolde hebben. Item die den anderen pandet, ende hem daer „ pandtweeringe gefchiet, ende daer myt rechte „ ontgenge foe wilmen drie pondt hebben, van den ghenen die ghepandet heuet dat ghien landtrecht ,, en is, dat men ons des verdraghe. „ Item foe en fall men niemant veere (e) te vol„ gen, noch toe dienen bieden dan die pale van Zal„ landt ende Vollenhoe gaen, ten weer dat onfen „ heer myt fyns fulves lyue vorder toege, off dat ,, roeff off brandt jn den lande weer, dat men bly„ kend fchyn volgede. „ Item. jn wat lande dat men denstluyde uth den Stychte van Utrecht, an deefe zyde der Ysfelen „ befedt ende daer tho rechte ftaen moeten, dat men „ die denstlude wth den lande weder jn deefen lan„ de befetten mach ende dat die rechtes plegen ghe„ lyck onfen denstluyden. ,, Item foe en fullen ghiene Richters niemandt in „ oeren kerfpell om enich goet te gheven (f). Item datmen alle ordelen die aen pacht off aen Renthen off aen coetfaecken des landes draghen „ die onfe heeren behoeren te claren jn die camer „ fonder vertoch all ghelyck claren fall. Datmen ,, die lande ende lude late jn oeren olden rechte en„ de ghewoenten, als van oldes gheweest helft en „ landtrecht is , wantmen des niet all befchryven „ kan. Declaratie op desfe voerfcr. punten. Item op dat punte van den doetllaghe is ghera„ met, datmen dat fette jn fulcken fchyn, dat die „ cla- (e) Verder. Zie boven bl. 38. (J) Dit maakt geenen volzin.  V'.rhaal van eenige Landbrieven van Overysfel. i17 „ dagers voer oer claghe, oeren eedt daer tho doen „ dat ly niemandt averroepen off éyïchen fullen jnc „ heymael hie en hebbe ghewest handtdadich offhy „ fy fchuldich rades, dades, weghes of veldes. „ Item wanneer die Amptman om ghebiek des. ,, dagers van des heeren weghen eet!en clagher feth die en fall oeck niemant auerroepen off eyfcherj „ jnt heymael hy fy ghewest handtdadich off hie fy „ fchuldich rades, dades, weghes off veldes. ,, Item van wondinghe en fal die clager off die ,, Amptman niemant auerroepen off eyfchen jnt hey„ mael hie fy gheweest handtdadich oft huiper ghei, west myt fyns fulues lyve. „ Item wolde hem ymandt van den ghenen die „ van Doetllaghe oft van wondinge, auerroepen oft „ geëyfchet worde jnt heymael!ontfchuldighen byn„ nen den Ampte van Zallandt die'mach jnt heymael „ koemen ende ontfchuldigcn hem als landtrecht is.. ö Item op die punte van des Amptmans cost als „ hy ymant vredeloes lecht, fecht myn heer, dat „ hie dat punt laet ftaen op die olde ghewonte van ,, den lande. Item op dat punte dat men niemant die in den „ lande gheguedet ende gheëruet fynt vangen falf ,, &c. fecht myn heer dat die ghene die huysfitten,, de fynt ende die ghene die alfoe gegoedct fyn byn,, nen landes dat men fy myt oeren goede tho rechte „ brengen mach dat men die niet vangen en mach: „ fonder blykende fchyn, fie en fynnen yrst ver„ wonnen, myt rechte, jn den kerfpell ende voer „ die banck daer die faecke ghefchiet weer, Meer „ wie alfoe niet gegoedet en weer die mochte die Amptman antasten ende fetten jn des heeren ftock, „ daer dat gefchiet weer, ende laten hem daer fyjj „ landtrecht wth ftaen onvertaget, Meer beruchce„ de dieue oft" (g) ander ondaet mach die Amptman j> fet- (g) Of van, H3  i;8 Overysfelfche Gedenk/lukken, lilde Stuk. „ fetten in des heeren ftock ende daer mede voert varen niet na i'ynen wille meer nae landtrechte. ,, Item fpreecke ymandc den anderen an van Dieffte off van eniger ander ondaet, dat an lyff droge ., daer fall die clager an verliefen, dat hie wynnen j, wolde, wtghefecht van Doetflag ende van won- „ den. Item foe fecht myn Heer, wie onrechte pan,, dinge off pandtweeringe doet die verliesft eneboete na des Gheftichtes rechte. ,. Item op dat punte van der volgynge buyten lan„ des fecht myn heer dat hie dat lat ftaen op alfulck J5 recht als dat van oldes gheftaen helft. ,, Item op dat punte van der claringe jn mynshee,, ren camer, dat volgt myn heer dat hie die ghe■ lycke wth clare. Item foe wyll myn heer datmen die lande ende lude late in allen oeren olden rechten ende ghe. ,, woenten ende doen hem des men van recht ende van olden ghewoenten fchuldich is te doen wantmen des niet all befchriven kan. ,. Item Desfe voerfchreven punten fynnen eendrachtelick ghefloten ende ghevestiget, doer onfs G. heeren Bisfcop Ffrederick van Blancken,, hem, fyn Ridderen ende Knapen ende Steden &c. Anno Domini Millefimo quadringenteiimo fexto Ende daer ys een apenen brieff aff befe,> geit. §. IV. Dat de oeffening van het recht, ten tyde van deezen Bifchop hier te lande zy verward geweest, is ook af te neemen uit den volgenden, in de history van Overysfel nog niet bygebragten brief van den jaare. 1406; voor welken ik myne erkentenis aan den zelfden Heer, dien ik hier vooren meermaalen heb gemeld, betuige; Gecollationeerd met het voorhan- dea  Verhaal van eenige Landbrieven van Overysfel. i rp den zynde ter Secretarye van de Ed. Mog. Heeren Staaten des Lands van Utrecht, in het Diverforium fecundum van Rddolf van Diepholt, Bifchop van Utrecht (a). Alwaar de Bifchop en eenige Edelen , nevens de Steden Deventer, Campen en Zwolle, tot handhaaving der rechten hunner voorvaderen, zieh verbinden: om dat tot daar aan toe veel overlast onder de lieden des Lands had Geregeerd, en onrecht op onrecht was gehoopt; zo dat ter nauwer nood iemand , inzonderheid de armen, hun recht vervolgen en het onrecht wederlraan konden. Tegen aanvallen en vyandelykheden van buiten had de Kerkvoogd door een verbond met de Steden Utrecht, Amersfoort, Deventer, Campen en Zwolle, in het voorige jaar 1399 voorzien (b): maar binnen lands wierd de rust door het gemelde verbond her'deld, 't welk hier volgt: " Wy Frederick van Blanckenhem ,, bekennen want vele overlastës onder den luden j, onfs landes tot nu toe reguert (c) heeft ende die onrechte myt onrechte verhoopt werden alfoe dat „ nowe yemant ende fonderlinge die armen oer recht ,, vervolgen mogen ende hoer onrechte wederftaen „ in gheenrewys anders dan vermits der hulpe Go» „ des ende geleerden berver (d) manne Hier onime „ ist dat wy Dyenstmanne als her Egshrt toe Al- melo her Boldewyn Hake Ridders Steven van „ den R.uteni3erghe henric van CütTNRE Gise- „ eert van büchorst aleff van groningen [o ■ „ han van Runen Laürens Gejssinü Johan Ra-, ,, DlisG («) MSCt. Fol. XXXV. (6) Dumbar. Kerkl. en JFere'.dl. Dev. Beek 4. Hoofdje. 32, hl. 646. (c) Geregeerd. (jl) Lees bemer, dat is, braaver. Zie Kilian. in voc. Ierne. Quieius, tranquillus, placidus, bonus, probus, ïnodcstus. II 4 I '  120 Overysfelfche Gedenkftukken. lilde Stuk. ding en Arent brueders her Erederic Radings „ kyndere ende onfe Knape naekomeling en erfge9, nat ui mytten borger en der Stede Peventer Swols, le ende Campen ende horen naekomelingen omme te befchermen onfs lyfF en guet Hebben ons te famen verwulkoerc en verbunden Erslick getruwe? lic te fterkert die Rechte en Gefatte onfer voirva„ deren als die geholden fullen werden ende myt eT nen moede tc krencken nae onfen vermoegen die „ wege der onrechtveerdicheit der ghenre die ons boven recht wederftaen Oick hebben wy toefa,s men geloift'dat vier Dyenftmannen van onfs 3, voirfs. ende van eiker Stadt vier van den oldeften „ dair toe gefat ende onfe Heer provest van Devcnter fullen weerderen nae verloep ende vermoegen j, ons EerUkeri Costes ende onraets die wy doen te-, gen die ons hier in tegen fyn ende tot oeren utleggen falmens bliven fondcr enich wederfeggen , hier en tendes hebben wy te famen geloeft, weert ■„ fake yemant van den Dyenstmannen mit een van „ defen drien Steden off Dienstmanne onder fick off „ die Stede onder fick twisten moetwillens (e) omme j, malikanderen to over halen (ƒ) dat fall geheel neder geleecht werden en verfoent overmits defe „ voirfs. XVII perfone fonder enyeh. weder;fpreken „ toe beyden fiden Ende weert fake dat yemant van 5, den Dyenfimanne die voirfs. famloeft (g) en oj, verdrachte jnbreke die fall weten hy vervallen is », in eenen koer van dufent ponden gangachter munten ende fall incomea toe Deventer op verfekerin5, ge ende yiihede (A) dair te liggen hent ons vol- » geCe) Met wille des gemoeds, met voorneemen, met meeping. Zie Hlydecoper ever Melis Stojce, Deel UI. bl. 74, (ƒ) Overmeesteren. (g) Te famen belofte of verbond. ()>) Misfchien zal het moeten zyn verliede, dat ij, bekers nisg.  Verhaal van eenige Landbrieven van Overysfel. iatf* gedaen is van den voirfs. gelde mer weert fake j, dac die Stat van Deventer defe voirfs. famloefce j, jnbreke foe weten fy vervallen in eenre pene van ,, tweedufent ponden ende fullen feuden uit erer Stat fefs Raetsmanne en fefs Scepenen totter Stat. van ,, Zwolle weert dat die van Zwolle ende Campen de-, j, fe felve overdracbte krenckede foe wete een ye„ gelic van defen twen Steden dat fy vervallen fyn „ jn eenre pene van twee dufent ponden Ende ful,, Jen over fenden toe Deventer fefs Raetmanne en J} fes Scepenen uit oerer Stat dair te liggen hent dat ,3 onfs die voirfs. 1'umme betaelt is Oick ist mede 3, gefloten, weert fake dat yemant van onfs anders ,, dede jnder voirfs. pene dan als verdeding (i) is foe mogen wy dat verhalen an lyye ende guede des 3, weldeners (&) die pene dair hy jn vervallen is ende 3, dair en fall nyt jnhinderen enich wederfpreken off ,, verhalen Voirt fo en fullen wy nemant oirlof ge- ven hem te fchaden an hoer lyif off an hoer guëd bynnen onfen lande meer wy lullen fie verdedigen ,, ende befcermen nae onfer macht tegen al die ge,, nen die des toe rechte off toe dage \l) comen wil- len Voert foe fullen wy hem van alle faken die fy ,, voir onfs off voir onfen Amptluden toe doen heb?, ben onvertagen (m) lantrecht doen Toe enen tur ,, ge ende vestenisfe der punte en famlofte voirfs. 3, foe hebben wy Dyenftmannen Ende wy burger* 3> der ning, erkentenis. Aangaande deeze oudtyds gebruikelyke gyr zeling zie het aangehaalde door Mr. Jong. Cod. dipl. pro hist-, Benth. p. 47. (Q Verfprek, overeenkomst. (k) Geweldenaars, tl) Op rechtdagen. (m) Onvertogen, zonder vertrek, onvertoefd.  X22 Overysfelfche Gedenkjlukken. lilde Stuk. der Stede voirfs. dit gewilkoert myt onfen Zege,, len te Harken Jc Steven voirfs. onder myns va„ ders Zegel Ende wy twee brueders onder Zegel „ des heren van Almelo want wyghen Zegel en heb„ ben Gegeven jn denjaer onfs heren dufentCCCC. „ opten Sonnendacb als men finget Oculi. §. IV. Dezelfde Bifchop bevestigde vervolgens ook aan Ridderen, Knaapen, Mannen en Dienstmannen en het Gemeene Land van Twente hunne Landrechten, vryheden en gewoonten, door eenen brief van den ja,are 1411, die gefyker wyze als de voorgaande my ter hand gekomen is, Gecollationeerd met het geboekte in het Diverforium primitm van Frederik van Blankenheim Bifchop van Utrecht (V), ter Secrefarye van de Ed. Mog. Heeren Staaten des Lands van Utrecht, vervat in deeze woorden: " Frederic van Blanckenheym bider genaden Goits Bis„ fchop Tutrecht maken kond allen luden dat wy mit ganf'en berade ende guden voirfynne unsfen „ Ridd'ere Knapen Mannen ende Dienstmannen ende „ unsfen gemeynen lande van Twenthe geconfir„ meert hebben en geftedicht confirmeren ende ftea, digen mit diefen brieff alle oer olde lantrechte „ vryheit ende gewoenten als fy van oldes her ge,-, bracht hebben ende als hem unfe voirvaers Bisj, fcopen Tutrecht gegeven ende befegelt hebben Ende loeven hem vastlic mit diefen brieve voir 3, uns ende voir unfe nacomelingen Bisfchopen Tut,, recht dat vaste ftede en onverbrt kelic te holden fonder eynich vercorten Alle argelist hier uytge'„ fproken jn orkunde des briefs befegelt mit unfen „ Zegel Gegeven tot Deventer jnt jaer ons heren „ dufa) MSCt. Fol. V.  Verhaal van eenige Landbrieven van Overysfel. 123 „ dufent vier hunderc ende Eive des XVI dages in Junio. " §. V. Den Landbrief van Bifchop Rüdolf van Diepholt tegen Evocatie naar buitenlandfche Gerichten en tegen Cesfie van Actie aan vreemden, van den jaare 1450, door Winhof aangehaald (a), heb ik tot noch toe niet ontmoet. Winhof heeft genoeg geacht, alleenlyk den korten inhoud van dien brief te melden; dien men vindt overgebragt in het Nieuwe Landrecht van Overysfel §• vi Hoewel ik hier niet bezig ben met de gefchiedenis onzer Bifchoppen; moet ik echter iets in 'tvoorbygaan melden, wat belang Bifchop Rcdolf van Diepholt in de hulp der Kleine Steden Relde. De Kerkvoogd had zich uit eigen belang, door een verbond met Walraven van Meurs, om deezen tot Bifchop in het bezit van het Sticht van Munfter te Rellen, in oorlog gewikkeld (a). De Steden Deventer, Campen en Zwolle, hier over niet vergenoegd, verbonden zich , om den Bifchop alle hulp en byftand, in deezen oorlog, die hy niet met toeftemming van Ridderfchap en Steden had ondernomen » te verweigeren; en zich tegen alle zwaarigheid , daar fa) In not. op Deel IV. art. 3, N. D. bl. 352 £r*e. (6) Deel I. tit. 3. art. 3. (a) Revius Dav. illuftr. p, 121. Vaderl. Hifi. Boek XIII. tl. 35-  124 överysfelfrfie Gedenkftukken. lilde Stuk. daar uit ontftaande, te befchermen (b). Niet lang voor dit verbond verzocht ook de Bifchop de Stad Oldenzaal, om hem byftand in deezen oorlog te bieden, en gaf haar den volgenden brief, dien de toegenegenheid van meergemelden Heer van hooge geboorte my bezorgd heeft; Gecollationeerd met het gene bevonden wordt in het Diverforium fecundum van Rudolf van Diepholt, Bifchop van Utrecht (c), ter Secretarye van de Ed. Mog. Heeren Staaten des Lands van Utrecht, in deeze woorden: " Wy Ro3, dolph Byder genaden Goids Bisfcop Tutrecht, 3) Alfoe als ons ene Commislie gedaen is van den ^, Eerverdichften vader den Cardinael legaet over 9, duetfche lande, van wegen des Stoels van Ro,, men, die Sloete ende Stede sgeftichts van Munsj, ter te nemen onder onfe befchermingc nae wtwya, finge der Commislie voirfs. ende ons oic vorder van den alreduerluehtichften Vorften den Romefchen Conyng gebaden is ende wy dan jngenomen „ hebben Ahuys ende Ottenlteen myt hoeren toebehoeren fyn wy beducht i als die van Munfter „ myt hoeren toettenderen nu rebeel ende onhoir„ fam wefende den Stoel van Romen ons die floete ,, voirfs. myt hoeren toebehoeren off anders myt machten wedernemen mochten ende willen ons „ die anderen Stede ende Sloete nyet jngeven ende alfoe die Commislie overllaende des wy buten toedoen onfs lants niet wail befchermen off wederftaen en kunnen, hebben dairom gebeden onze Stat van Oldenzail ons dair jn byltendich te willen wefen ende te diende comen als dat geboeren fal, „ defe onlede wt tusfghen ons ende den Munlter- fchen (b) Zie-dm verbondsbrief op Pinkfteravond 1452 opgèricht, byMr. van Hattum, Gejehied. der Stad Zwolle Deel IK bl. 4»3- (c) MSCt. Fol. CXFI. verjo,  Verhaal van eenige Landbrieven van Órerysjeh lif „ fchen tegenwairdich wefende Soe hebben wy ,, der voirfs, onfs Stat van Oldenzail gelovet ende ,, loven myt defen onfen brieve voir ons ende onfe nacomelinge Bisfcoppen Tutrecht wat fchade off 3, verlies fe dairom lyden off doen buten landes dat ,, wy hem dat richten ende hoir hoefher dair aff'we3, fen willen ende dat wy hoer borgeren tallen tyden 3, alle fe ons volgen buten landes leveren willen , 3, defe voirfs. onlede lang durende, ten weer fake ,, dat wy mytten Munfterfchen tot openbair veede quemen, dat folde onfe Stat voirfs. flaen myt ons „ nae cider gewoente ende heercomen. onls. Ge„ ftichts. ■ Oic geloven wy hem mede voir ons enr „ de onfe nacomelingen voirfs, oft fake weer, dat fe „ nu öff hiernaemaels om defer voirfs. onlede wille gemoeyt worden mytten Hemeliken rechte (d) ,3 dat wy hem dat affdoen willen op onfs felfs cosc ,, buten hoeren fchade zonder argelist jn orkonde 3, sbriefs befegelt myt onfen Segele Gegeven itj ,, onfer Spat van Oldenzail jpt jair onfs Heren duj, fent vierhondert twee ende vyftich op den XVI „ dach in Aprill. " In eenen anderen brief, dien ik op voorgemelde wyze bekomen hebbe , Gecollationeerd met het voorhanden zynde ter Secretarye van de Ed. Mog; Heeren Soaaten des Lands van Utrecht, in het Diverforium Je undum van Rudolf van Diepholt , Bifchop van Utrecht (e); welken ik, wegens verband met den voorgaanden, hier by voege, belooft de Bifchop de Borgmannen en Gemeene burgeren van. Ahuis, wier Slot en Stad, nevens Ottenlteyn door hem, indeezen Oorlog, in bezit genomen waaren, te zullen laaten by derzelver oude rechten, vryheden en Privilegiën enz. breeder uit den brief zeiven te (d) Westfaalfch Heimelyk Gericht. 4e) MSCt. Fol. CXVUI. verjo.  lüS Overysfelfche Gedenkjlukken. lilde Stuk. te vereeemen, zo als die volgt: " Wy Roedof.ph „ by der gnaden Goids Bisfcop Tutrecht maken ,, kond, allen luden betugen ende bekennen over„ mits defen openen brieve voir ons ende onfe na„ comelingen Bisfcopen Tutrecht dat wy van den ,, Eerweerdigen jn God Heren Walraven van ,, Moerse Elect ende Confirmaet toeivlunfter ende 3, by confent der Eerberen Domdeken ende Capittel „ derfelver Kercken hebben jngenomen die twee }i Sloete Ahuys ende Ottenlteyn die ons ftaen pandesfche wyfe voir onfe geit ende updracht-der ,, voirgen. Sloete als wy des by onfen vrienden j, overcomen fyn myt den Eerwerdigen Heren ,, Walraven voirfs. gelyck die notulen ende fcryfs, ten dair upgemaect dat wtwyfen ende jnhalden 3, alfoe dat wy die borchmans ende gemeynen bor,, geren ten Ahuys foelen en willen laten by hoeren oelden Rechten vryheyden ende privilegien bynnen ende buiten den Ahuys ende die nu voertmeer te boeiden alfoe die hem van Bis„ fchop Hennric van Munfter Zeliger gedachten ,, ende fynen voervaders van der heerfcap van den Ahuys'bezégelt fynt ende die fie ten Ahuys aldus lange gehat hebben Ende namelyken die ,, twee bolwerke tusfchen dien tween Ryngelgra,, ven voir beyden poer ten ten Ahuys dair en bus, ten die fie oick jn voirtyden gehat hebben die ,, hem wedergegeven ende bezegelt fynt Ende wy ,, en folen noch en willen fie dair aen nyet engen 3, offte hynderen in enigerleicwys mer wy willen hem dair aen behulpelick ende vorderlick wefen ,, fonder argelist jn oirkonde sbriefs onfe Segel hier s, aen gehangen Gegeven Tutrecht jnt jaer onfs heren dufent vier hondert twe ende vyftig up,, ten eenen twintichften daghe jn der maent van Meye. " §• VII,  Verhaal van eeaigé Landbrieven van Overysfel. I27 §• VII. De volgende Land brieven zyn niet bepaald tot byzondere gewesten van het te famengefteld Overysfel , maar (trekken zich uit tot het ganfche platte Land, en, in fommige punten van verbintenis, ook tot de Steden. De eerfle van dien aart (want den Landbrief van Bifchop Rudolf van 14.50 heb ik tot nog toe niet gezien) die óns voorkomt', is de eerfte Landbrief van Bifchop David van Eurgundien van den jaare 1457, waar toe wy ons nu begeeven. HOOFD*  Jf28 Overysfelfche Gedênkftükken. ÏHde Stuk. HOOFDDEEL III. EERSTE LANDBRIEF VAN DAVID VAN BURGUNDIEN, BISCHOP VAN UTRECHT. Uit een der afschriften, in dé oüdfle gèfchreeven Landrechten van Overysfel. % mn ®abib ban ^utgonbien fin ber senaben <&abt$ SSiëfcoB Cutmïjt manen lionöt allen ïuben mpt beefen auenen Mt\se &ae mn fcïjulDitij fnm tc boteren enbe an te fïeri (i) omate / noet enbe ttutticljeit onfer ïanbe rnbe onbttfatcn nnfi? ©ficftW t>an Htcecfit tfnbeong Sueetne baec jn na nïl onfe becmojjrn mmten beften letonfen foïöen Rebben baec omme mnt omen Ribbe* ten enbe ïinauen enbe mat onfen b:ten Jbteben Be* bentec i Deeze Landbrief betreft Overysfel in 't gemeen; als blykt uit deszelfs algemeene inleiding, en uit het begin van het volgende artikel. Aangaande de Lands^ ■vergaderingen of Spoelderberg, door Ridderfchap en Steden en het Gemeene Land te deezer tyd gehouden , is te vooren reeds gezegd (a). Het gemis van den oorfpronelyken brief, dien ik nog met heb aan- ge- (ï) Anders an te fyn, adesfe. li. Stuk bl. 179 £fc  Eerfte Landbrief van David van Bürgündien. 129 bentet Campen enbe Smoïfe/ enbe mntten gjetm'men Innïe nu ^jjceïbecöeriïj ou had) oamm' oe*f ö^ieffê nut goebcn rjQfcüathten enbe rnuen lietabe/. abec-aemen eiï* be berb^gten fun (2) nïfuïtHe mmtten fjtec (3) nae be* fcjcben ftaen tjolberi ende bnïientreCHen ('4) tai erna* gijen Daaijen baec on§ enbe onfé nacoemeimgfjen 2S(L famen Cutceejjt. 3fn ben ntften. Bat niemant jn onfen fanbe oen begfe jnbe bec Hgfelen geen guet abecgeben beccoecen : , £>t getroffen» is van weinig belang: om dat de affchrifv ten , in de oudfte gefchréeven Landrechten van verysfel voorhanden zynde, niet weezenlykverfchiilen, noch ons onzeker laaten. II. De plegtigheid, in Overysfel f» van ouds vereifcht, om het bezit van zyn goed door afïland te kunnen verliezen (b), is, in weerwil van alle wederflree ving, van zo veel gewigt geacht, dat de Bifchop en de Staaten onderling zich hier beloofd hebben, dit artikel malkanderen te zullen helpen uitvoeren. Geen goed zonder Richters brieven te kunnen overgeeven, ver-. koopen of weerloos worden, geeft hier te kennen , het zelve door overgave , verkoop of anders , ni^c zou* (2) Anders ende fynt overdragen. (3) Anders als hyr, (4) Anders to holden ende to vollentrecken, (a) De naam Overysfel ontmoet men reeds in de vyftiende eeuw hy Mr. Burman Utr. jaarb. Deel II. bl. 500. in de woorden: int Overflichte van Utrecht, dat men Overysfel hiet. (b) Zie de oude plegtigheden by de Auéteuren, aangehaald door Buchelius by Heda, p. 102, Ut. i. III. Stuk. J  130 Overysfelfche Gedenkflukken. lilde Stuk. off toeerïoefg toecnen en fall ban mat ük'(jtet§ Ikieku bt§ sijeehl baec bic guebe anbecgeïegen fpn enöe toie §ye uabea öeöe Dat en fal ban ggeence toeetücn toeefeii bat zonder Richters brieven weerloos te kunnen worden, datis , het bezit, veel weiniger den eigendom, daarvan verliezen. Aldus is het uitgelegd in 'de Nieuwe Reformatie van den jaare 1541 (c), in de woorden: up des/en artikel in den Landbreff van Bifchop David van Eurglwdien, dat nemant fyn guedt fal weerloesz werden dan mit Richters breven enz. Van het woord weer , geweer , dat is bezit , is reeds gemeld (d). Door dit artikel» 't welk ook in het nieuwe Landrecht van Overysfel overgenomen is (e) , worden, de Exceptien van koop, ruiling en diergelyke, hoe ook genaamd , daar geen gerichtelyke opdragt van het goed gefchiedis, uitgeflooten; en de grondbeginfelen , waar op die Exceptien berusten , geheel verworpen: zo dat derhalven geene toepasfing van het Roomfche recht dienen kan, om deeze uitdrukkëlyke wet van onze Hooge Heeren Staaten, zoérnftig van ouds bevoelen, en in het nieuwe Landrecht herhaald, tegen te gaan. Het zyn Zeer ftrydigezaaken , geen bezit of eigendom van het goed te hebben verkreegen, noch het zelve aan de wederparty te moogen onthouden (want dit geeft het niet weerloos worden te . kennen) eii evenwel het goed zo lang aan de wederparty te zullen moogen onthouden, tot dat over de verbintenis'en beflendi^heid van die, door den aanlegger ontkend wordende, gevonnist zy. Zulke Exceptien tegen den eifch des aanleggers behooren daar om verworpen, en de middelen daar van aan den verweerder voorbehouden te worden, omby eifch te gebruiken. Want deeze wet , heeft niets gemeen met de vraag aangaande de verbintenis, die gemaakt (c) WrNrror, Deel IV. art. 5. (d) Zie hoven hl. 65. 100. (e) Deel 11. tit. 8. art. 3,  Ëerfte Landbrief van David van Burgundien. 131 öat fuïïeri ma onfe fiibbecen enbe ïinauen enbe onfe Bnz &teben btterfê, eenaaeeïicfitn ritaïftanbereji ijffa #m uKö.aaen, 2i5c)joüiitnen ijnr. inne maet&aene / maeg* maakt zou zyn; welke a! evenwel duchtig zyn kan, om nagekomen te moeten worden. Voords indien dit artikel anders zou worden uitgelegd ; dan zie ik geen onderfcheid , of het aanweozig zy dan niet; 't welk echcer ocgerymd zou zyn. De reden deezer wet is dezelfde met die van alle niet bezwaarlyke, noch op ziftery uitkomende, door de Wetgeevende Magt bevolen, plegtigheden: om naamlyk oorzaak tot twist, en wel hier in 't geval van vervreemding van onbeweeglyke goederen, wier handel dit zeer wel lyden kan, door Gerichtelyke zekerheid wegteneemen; en het gene te. gen het verbod der wet gefchiedt, in zo verre, met vernietiging te ftraffen. Voor het overige begrypc men ligt , dat deeze wet zich tot geen andere perfoonen uitftrekt, dan die het goed, zonder Gerichtelyke opdragt, aan iemand heeft laaten toekomen, en deszelfs recht verkrygers. Al wat boven, dat is, buiten of tegen dit Statuit gefchiedt, wordt hier verklaard te zyn van geener waarde: te weeten met betrekking tot het gene, waar op in dit artikel wordt gedoeld, datis, om het goed daar door weerloos te worden. Moetzoenen, maagfeheiden en huwlyks voorwaarden van vrienden en maagen nogthans worden van deezen regel uitgezonderd. Iemands vrienden, Leenmannen en mangen (ƒ) deelden weleer in zyne verfchillen en ge. wigtige onderhandelingen. Daarom ziet men hen gemeenlyk in oude Hukken als Getuigen in het oprichten van vergelyken, in maagfeheiden, en huwlyks voorwaarden, voorkomen. In moedzoencn, dat (f) Zie deeze drie by Huïdecopir ever Melis Stoke, Deel l, bl. 347. I 2  132 Overysfelfche Gedenkftukken. lilde Stuk. maet$(c§tit I^aïirbocrtarrben ban toenöen enbe ma* njen aen üenüen tjviben ju aece macht te toefen. Winhof, Deel 1F. art. 4. dat ïs , vergelyken van allerley foort (g) , hadden de vrienden en maagen nog zo veel te meer re. den te verlchynen, om dat zy deelgenooten waaren of wierden van den haat en vyandfchap, die 'er was of kon ontflaan; waar in vriend, man en maag de zyde van hunnen vriend, Leenheer of maag moesten kiezen» Deeze loflyke gewoonte, om de afdoening van verfchiilen op deeze wyze te beproeven, is door een tegengefteld belang van fommigen bykans verouderd. De wederzydfche vrienden en maagen aldaar tegenwoordig, ten minffen van yder zyde twee derzelven, plagten de brieven van moetzoën , maagfeheiden huwlyksvoorwaarden te zegelen ofte ondertekenen (h). In het herformde Landrecht van de Veluwe (t) is 'er by gevoegd, dat het meerder deel der wederzydfche vrienden of Dedingslieden de huwlyksvoorwaarden zou moeten ondertekenen of zegelen; 't welk de Heeren Inffellers van het nieuwe Landrecht van Overysfel (k) hebben gevolgd. Uit dit laatfte kan echter twist ontflaan; wylheteen vereifch van plegtigheid is, waar van de waarneeming (g} Saxenspiegel lib. I. art. 8. cum Glosf. Dit blykt' ook uit verfcheiden ongedrukte brieven. Doorgaans wórdt bet eenvoudig zoen genaamd. Want bet voorgevoegde moed maakt hier geene verandering van betekenis, maar drukt alleen de ernftige meening of voorneemen uit; zo als ook in de oud/; betekenis van het woord moetwitlens en moét-wille, dikwerf in oude Hukken gevonden wordende. (h) Zie ook Landr. van-Drente Boek III. art. 5. Stadrecht van Deventer Deel III. tit. 2. art. 1. (i) Cap. 27. art. t. (k) Deel II. tit. 2. art. f.  Eerjle Landbrief van David van Burgondien. 133 asrsf. 20oett meet bat ggeen onüetfate onfeg 0Seftfc5fc$&ati Stcetfit aen aegfe jnbt öec g^feïen off niemant ban ne* re megncn ragt gijenen ultnenm|cljen retijten m'e^ifta off toenhcfi öen anbecen aentaien off berfenïgen fan* 'ba eenre ocenrn b«m bierfjonöert bjancftfcfte fw::ben naïff mt onfec beljcerT enDe ijafff tot fiefioeff bei- söeence bic ban ben anderen aïfoe berboigi tombe €nüe off baec nmanöt naben beöe enöe bie gijene^ bie apan foe bet* boiïljt enbe nengetati't too:be ence Daet fin fcljabe euae ftogt beöe off ïeebe bat faïmen bergnïen oen gnrbr oe£ gïjreng bie bat beebe €noe ijabbe ga gfjien guebt foe faïmen ming of verzuim gemeenlyk uit den brief zelve niet wordt ontdekt. III. Alle buitenlandfche Gerichten en dus ook de buitenlandfche Westfaalfche of Heymelyke (a), en de Geestelyke Gerichten worden door dit artikel uitgeflooten. In het nieuwe Landrecht van Overysfel (0) wordt het, hoewel met eenige verandering, waar van boven is gezegd (c)» herhaald. Eene vergeeffche uitlegging zoekt het woord mach, op het einde van dit artikel voorkomende, tot eene vrywiliige daad in dier voegen te huis te brengen, als of het van de wilkeur des beruchtigden zou afhangen, om zich (a) II. stuk, hl. 37 39. (i) Deel I. tit. 3. art. 1 £? 2. (0 Bl. 75- I 3 1  J34 Overysfel/che Gedenkftukken. Illds Stuk. faïmen öat becfjaïen nen fan ïjiff/ te berftaeu öatmen neut aan jn benrlicnifë lea^i md fp teben lang niet a.mujatec rnöe D£oei te gieben/ iet int toe enbe aifoe ïiUijc öat tja bot aff gljtbuen enöe atjebcetei-t ijaböe / €nöe too.;be nemanöt ü:cac!)tigget öattet ban fpnre toe* oen iïja rjueme/ bie mm rntjjeimfdjen recljte ae'njefpia* hen toatbe öte betucijticijöe macó ijem mot fan en eeöe taöe^/ babei enbe alleg t£ja öcen| ontfcautDicj feg* gen, Wjnhof , Z)«/ 7^. ar?. 2. zich met eede te zuiveren , of, zonder dien eed cc kunnen vrygefproken worden, 'c Is wel zo, dat moogen altoos eene vryheid, om iets te doen of laaten , te kennen geeft. Maar dit doet hier niets af. De vraag is, wat hem overkomt, die, aldus beruchtigd zynde, deezen eed niet verkiest te doen? Zulk een wordt uit hoofde van het geloofwaardig, en geenszins los gerucht, waar van hy verweigerd heeft, zich met zynen eed, 't gene hy had moogen doen, te zuiveren, veroordeeld (d). Deeze beduiding van het woord moogen, in dicrgelyke betrekking voorkomende, wordt ook, by andere gelegenheid, door Winhof verklaard (e). Terwyl voords de reden, waarom juist de zaak op deeze wyze is uitga, drukt, daarin befïaat: dat het als een recht wordt aangemerkt, waar van iemand, zo hy wil, gebruik mag maaken, om de gevolgen der verdenking, die nog zo veel te zwaarder worden, indien hy geen gebruik maakt van dit recht, voor te komen. (d) Zie boven bl. 10. 23 31. (e) Deel III. art. 11 & 12 met de aantekeningen. IV.  Eerjte Landbrief van David van Burgondien. 13$ 38?* ïaoett toanneet een ^ntfigjebe tnnt fan Heemraben robet ou ötng:aïe offte ou foebcn offanbecg/ batons ter toeec ban oeg ianbeg megïjen Sflhjban faï een ©pcïïg.'ebe mnt eenen fönecijt enbe eenen ^cffeïbec mpt bjten neecöen fjeüuen onöcc bat!} enöe nafftt anbetïjaïff Seeren uonöt €nbe baet en öaben gfjiene m§t raeec op tocene- 3ftem mie bie ïonbttoeere (5) ïnecïie fcgnnnenbe (6) offte baec j'nne 'öautoe bie faïl' fan rccfjtec fjanbt g!b> ö:o:aen j&e&orn/ tinne off b«r enigïje beesten nnglie* bonben toojöcn fuiten aen om? enbe onfen naecaeme* ïingen gïjecomen enbe berbaïïen toefen. ©oect raeec önt onfe ilirgter^ jn onfe lanöebanenv nee IV. De ftoffe onzer Dykrechten is te ruim en te zeer met oudheden doorvlochten , om daar van in dit werkjen te handelen. Weinig zou misfehien minder hier voldoen dan niet met al. Een volledig bericht van deezen tak der oudheid zou evenwel zo aangenaam als nuttig zyn. VI. Van pandinge en derzelver vervolg, naamlyk op- ba- (5) Enkelde of dubbelde linyen, in de velden, ter verdediging van den Lande, op verfcheiden plaatfen nu nog kenbaar. (6) Anders fchinnedt of fchennede. I 4  T36 Overyifelfcbe Gedenkftukken. lilde Stuk. net uanbingfje tboen niet meer nemen en furiën fcnn een mengelen mnn<3 €nbe manneee bie Panuer fune jmnbmgtje berboïgen toiil/ ïiïféban fnïï bat ^mtïjo tz ban ben nanotgeit ouöiebinglje enbe engyennnge ntet meet ijeöben ban een ïiaïffijeeten uont enbe tooïbe bie j^anbet fnne nanoen niet ouüïeben rnöe Ijem bading en aaneigening zyn de voornaamfte oudheden gemeld in de nieuwe aantekeningen by Winhof (a). Dat de Richter iemand, die panding heeft gedaan, niet door wilkeuren dwingen zou, om de panding te vervolgen, wil, meen ik, zeggen, dat hy hem niet mag noodzaken, om , tot vervolging der panding , de opbading en aaneigening te doen, of zich te verwilkeuren, dat is, in den Gerichte te verklaaren , dat hy van de de panding afziet: of ook dat hy den Pandeifcher niet mag noodzaaken, om te moeten uitwerken, dat de gepandde zou verklaaren, dat hy bet daar voor hield, als of de panden door opbading en aaneigening verwonnen waaren. Hoewel de Bifchop erkent, deezen Landbrief met Ridderfchap en Steden en het Gemeene Land beraamd te hebben; heeft hy echter dien alleen ge. zegeld; 't welk in de volgende Landbrieven anders wordt befpeurd (b). Doch al was het ook, dat de Kerkvoogd den brief niet flechts alleen gezegeld , maar ook geen gewag van Ridderfchap en bteden en Gemeene Land daar in had gemaakt; dan zou evenwel daar uit geen volledig beilijit kunnen vloeyen, dat hy dien, even, als door een Monarchaal gezag, zou hebben laaten uitgaan. Zelfs kan men dit van de Wetten der Frankifcbe Koningen of Keizerenniet bèwecren, fchoon hun naam alleen daar in gevonden mogte worden (c). Verfa) N. D. bl. 210. 398. 409. 411. 418. 422 440. (b) II. Stuk, bl. 180. (c) I. Stuk, bl. II,  Eerjle Landbrief van David van Bcrgundïen. 137 gem baec oen epgïjenen laten/ 3Cipan faï een ïïicï}? tec ben j^anüec oaec niet tgn btuun jijen bie nanöen te becboigen nipt betmifhaennge off anöer£ €nbe notïjtangi fait een öicgtec nietnonbe öie oanöinge öe* ggtert eeng $anber£ toengijecen 3n ótcfinnbt 0e£ öjieffë betegelt mot onfen jegele ©egïjeben jn on* fee Verfchillen echter uit eene zegeling van den Landbrief , door den Bifchop alleen gedaan , kunnen veelligt oorzaak gegeeven hebben, dat de tweede Landbrief van deezen Bifchop mede door Gedeputeerden uit de Ridderfchap en Steden gezegeld is. Het volgende komt my als een voorbeeld van zulk een verfchil zeer waarfchynlyk voor. De Bifchop naamlyk had in zynen gemelden eerften Landbrief art. 3 eene overeenkomst tegen het zoeken van buitenlandfch Gericht verhaald; zonder van eenige tegenkanting van Twente te melden; die nogthansniet onduifter uit den hier na volgenden tweeden Landbrief van Bifchop David art. 32, op te maaken is. Want daar wordt verhaald, dat de Ridderfchap en de Steden van Twente goedgevonden hebben, dat die van Twente mede houden en achtervolgen zullen het gene aangaande de Uitheemfche en Heimelyke Gerichten, op Spoedelberg, was overeengekomen. Wat de reden zy geweest, waarom die van Twente zich hieromtrent aan hun oude recht, naamlyk den Landbrief van Bifchop Vernenborg, art. 40 (d), wilden houden, zal moogelyk uit het onderfcheid van dit artikel van den Landbrief van Vernenborg, en dat van deezen eerften Landbrief van Bifchop David, kunnen opgemaakt worden. Of de zwaare ftraf, in den laatstgemelden Landbrief, daar tegen vastgefleld , dan de uitlaating van eene gewigtige uitzondering, naamlyk indien men bewyzen kon, dat de Bifchop, of zyne Ambtlieden, Gericht of £d) Zie boven bl. 75. I S  138 Overysfelfcht G-edetikftukken. IHde Stuh fer l&ta&t ^mcïfe jnt jaer on$ geren ©uufent Wt* fjunücrr foeben en baffücS ny functe Wutaê narij beé gmisen <ü£uangeï$t. Winhof, Deel 11. art. 14. of recht verweigerden, aan de Twenters reden gaf, om met het voorzeide artikel van Bifchop Davids eerften Landbrief niet vergenoegd te zyn, zal ik, in het onzeker, niet verder onderzoeken. Liever is hier met een woord aar temerken, dat daar uit duidelyk opdaagt, dat de Kleine Steden als toen haare befluitende ftemmen nog niet ten gevalle der Groote Steden, om daar tegen in haare rechten en vryheden door dezeiven verdedigd te worden , hadden opgeofferd; 't welk getoond is, niet eerder dan in den jaare 1540 te zyn gefchied (e). Van deezen Landbrief wordt ook nog op eene andere plaats, in den tweeden hier na volgenden Landbrief van deezen Bifchop, melding gemaakt (ƒ), alwaar de punten, in den eerften Landbrief vervat, worden voorbehouden en dus bevestigd. (e) I. Stuk, §. 39. (f) Art. 41, HOOFD-  Tweede Landbrief van DAvxx) van Eurgundien. 139 HOOFDDEEL IV. TWEEDE LANDBRIEF VAN BISCHOP DAVID VAN BURGUNDIEN VAN DEN JAARE MCCCCLXXVIIL Volgens het oorfpronglyke op den Huize Almelo. % 35abiö bon 'SSourgonien fin bee genaeben <&ait$ %i§* fcou Cuttetgt allen ben gijeneu Die befen onfen bneff fullen fien oft hoeren tefen faïuat. jj^ant tan fotiDeeïinge geneiget fnn nae onfen bermae* gen onfe onöetfaten fn rtcgïe enbe ret^bieibtcfieft teon* ötrijotben enbe geöjcficn ban beu te bcfeficn be tot on* gebofttj (1) onfec onberfatcn enbe ïa^ten onfer landen cemenbe raoegen toecöen €nbe ahj ban ötbbte enbe Irtna- I. Toen Bisfchop David van Bcjrgundien eindelyk bevond, dat zyn toeleg, om de rechtsplceging naar zyn heerfchzuchtig begrip te buigen, was mislukt; waar in hy te minder te verfchoonen was, om dat hy te veel met vreemdelingen op had, en zich van hunnen raad bediende: toen wilde hy het verderf, welk federt eenen geruimen tyd in de rechtspleeging had plaats gehad, en de gebreken der Ambtlieden wel tegen gaan, en het vervallene herftellen. Dit geeft (1) Ongevoeglykhcid.  Ï4.0 Ovtrysfelfchs Gedenkftukken. lilde Stuk. Knapen onfen ïanben ban ^aïfant Ctoentge enbe ©oï* lenljoe enbe onfe'fioeft &teöe ban ^aïlant al£ ©ebemec Campen enbe ^molïe on§ aengeö>cgt jjebbeu fummige pumtjen ba bie bjeiHe fn mïenben bie ïamcecijten onfet ïanben te co« geftijiebe enbe oit enige bie betec fa nut* ftgnp onfec ïanben beranöeït (2) maren/ fan tog mit cnfen Bibberen ifïnapen enbe J>>teöen boicfê. obecb;agea olie aïfuï&e jumitfjeu enbe atiicuïen Jjaec naeboïgeuae. 31.31. ' gat eetfte foe fnlïen onfe SCmmïube enbe jSfó&ter$ in onfen ïanben boirfê. mefen geöoecen ïantfaie ontleg ^eftichig enöe metgeguebct in ben ïanben ofte an« tieren Die ba onfi enbe onfen ^tebeu ©ebentec <£am* pen geeft de history van Overysfel (a), zo wel als de inleiding van deezen Landbrief genoeg te kennen. Ook is het uit den verderen inhoud overvloedig te verneemen. De oorfprongiyke Landbrief is niec in artikels afgedeeld, anders dan hier, ter onderfcheid ding van de hoofdzaaken, is gefchied. II. Het verkeerd gedrag van Bifchop Davids begunftigde vreemdelingen en in den lande niet gegoedde lieden is de waarfchynlyke reden, dat dezulken niet tot Ambtlieden en Richters door hem mogten worden aangefteld, dan met goedvinden der Steden Deventer, Campen en Zwolle. De Staatkundige reden, waarom zulke Ambtenaarcn behooren wel gegoed te zyn, is, onder anderen, volgens Winhof» dat" (a) Lees veranderd. (a) Mr. Gerh. Dumbar, Hed. hifi. van Overysf. Deel I. Stuk I. bl. 139 enz.  Twe&dt Landbrief van David vak Bürgundien. 141 urn enbe ^tuoïïe uoirfê. nutte cfibe fiemiaeme br£ fie* Heft enbe geöant ïeaecen. • Winhof, Deel 11, art, i. Cnbe Die en fuïïen ggene ojbeïe öeftaben aen fioe* ren dat zy fruechtet («) oc£ weniger , die gewalt und geldt hebben, unde dencket ick gha tho huys eten (b). De ambten, althans die, waar van hier gefproken wordt, zyn niet ten gevalle van de perfoonen, die ze bedienen , ingericht; maar die de ambten waarneemea zyn tot dien last gefchapen. Hier uit volgt, dat een ambt, aan iemand opgedraagen, alleen om deszelfs behoeftigheid te voldoen, tegen de goede order is hefteed, als ook dat de opkomften daarvan gemaatigd behooren te zyn ; te meer om dat alsdan de ambten door geen anderen zullen begeerd worden» dan die in ftaat zyn om ze zelfs waar te neemen. III. De zaak, in het Gericht voldongen zynde, wierd, om daar in te vonnisfen, aan iemand der omftanders door den Richter befteed, die zich daar over beried en het vonnis aan den Richter bezorgde, om uitgefproken te worden (a). Het zelfde gevaar, welk onze voorouders daar in ftelden, dat een Richter, als afhanglyk van den Landsheer, zelf zoude vonnisfen, wordt ook in zyne dienaeren befpeurd; die ook daar benevens van den Richter afhanglyk zyn. Wyders het vertrouwen , welk men in land- zaa- (s) Vreezen. (/;) Winhof, Deel II. art. 3. in not. («) Wijshop, N. D. bl. 370 373. II. Stuk, bl. 16. 17-  142 Overysfelfche Gedenkftukken. lilde Stuk. ren inenten ban oïïene nen guebc fiefcftesoen mart* ne oniftanuer^ öcg ®eiiti}t§ tic ïamfaten fpn. Winhof, )» Ondertusfchen lydt dit, volgens dit artikel, geen uitbreiding tot andere zaaken, veel weiniger tot misdaaden. Men had hier van ouds geene geloofwaardige aanbrengers. Wat omtrent het geloof van aan» brengers is aantemerken, is by de Rechtsgeleerden te zien Cc). VII. (a) Saxensp. lib. I. art. 8. lib: II. art. 22. (/)) Onder anderen Menoch. de arbitr. jud. lib. II. caf. 112. Ant. Matth. de judic. disp. 7. n. g. (O Bsisson. de verb.fignifh. citra Hëinec. ft YOc. Dclaioj,  144 Overysfelfche Gedenk/lukken. lilde Stuk. ®% Sfitra bie SCmotmnnne enbe ïï!tgter£ fuïïen tot betfoecti bec uactijnen/ op begoku'üen tnöen toe rechte gaen ftiten ence en fuïïen ban ben (aten (i) opeen geïbt nemen €nbe bie ricgtec en faï bat ©ecicfite nnet fhtm Dan oh Blommen bec fonnen enöe op mee* fteïoage/ ban mtfjeemfefte ïube enbe oie ïanDfate bie fn ben <©erit§te nnet gefeten en fan mogen bie fonne te baten nemen (2) <£nöe toeett faBe öat Die reent» öacfi öen patmen geïetgt (3) geboecöe op enen gein* gen bacg öan foïae men öat cetfjt ïjolben omen mee» fieïbaen öatc nae^te boïgenbe. Winhof, Dcd II.art, 9. €nbe bie SCmptïube ofte §3fcgter| en fuïïen. ggene fit* VIL Hier worde den Ambtlieden verbooden , zich de Heeren en Landsdienften niet te nutte te moogen maaken , door het houden van Zitters, die zy tot hun eigen behoef lieten dienen , of zittelgeld daar voor van hun naamen ; terwyl zy hen daar tegen vrylieten van de Heeren en Landsdiensten, die tot de Regalia Majora behooren (a). Zitters wierden in 't gemeen gezegd in tegenftelling van de genen, die dienen moesten : gelyk in eenen brief van Hertog Karei, van Gelderland, van den jaare IJ28 (1) Zittingen van het Gericht. (2) Ten voordeele neemen, dat is, den dag te baat neeinen. Voords by ééner fonne, is op èènen dag. (3) Gefteld. (a) Hertius, Comment. vol. i. torn, 2. Dis fen. de [uperioris %rrit S. 53. j . r  Tweede Landbrief van David van Burcundien. 145 fïïterj ïjeoöeh nctij jeinent laten aftopen jafrfijc fkttte Qtit te rjebcn óft biemjt baic bolt te bom. Winhof; Deel IK nrt. r. mm-- 1528 (b), Zitters worden tegengefteld aan die, welken den Hertog ter jagt dienen moesten. In Zal» Jand is een zeker zittelgéld bekend, welk aldaar door fommigen, naar gedachten, wegens byzondere afgekochte diensten, wordt betaald; 't welk hen daarom ook niet verfchoonde, om de Heeren en Landsdiensten op het Slot Arkenftein en elders, gelyk andere ingezetenen, te moeten doen (c). Deezen waaren geoor* *(&) By Mattiijeus de nohilit. lib. IV. p. 1068. (c) Hier toe behoort eene oude kondfehap, die ik volgens het oorfpronglyke, op den Huize Stoevelaar, mededeele: " „ lek Szweer Hulsinck in der tydt van wegenn Con. Mar. ,, van Hispanien etc. als Hertoge van Brabant Grave van Ho'landt und Erfheer der Landfchap vann Overysfel rayns al„ regen. Heren, Schulte to Bathinann, doe kundt certifice„ rendë vermyts delTen openen befegeldenn placcaets fchynii „ dat vör my und myne gerichtsluedenn hir na befchrevenn dair ick myne gerichtsftoel becledet hadde als ick myt reciï„ te folde, erfchenen is Derick Wylleminck alt wefende rusj, fehen tfestich und tfeventich jairen gebairen in den KerfpcH „ van Bathmann die vermyts des rechten dwanck durch bei, faite ter inftantien unnd ten verfuecke van jden Erentves„ tenn Untcko Ripparda Drost's Lants van Zallant ahn dènri ,, gerichte gebracht omme een kuntfehap der wairheit by ene „ pene van 25 Olde Schilden unnd fchaiden myt rechte atigefproiken heft der opgemclte Derick fych der pene ontij lediget unnd vermyts fynen gedanen Eedt getuiget.in fornia „ wie volget dat hem wal hoeget drie enn vyftig jairen tinn'd ,, heft ongefierlich int gerichte van Collumfchattegewoentvierenviertich jairen tmndtueget d.tt dat heren geldt, datnueiit,, telgeldt genoemd wordt all up den erven unnd guedcreri ,, ftoindt die datvurf. Sittel geldt ader Herengeldt, nue fiocn ,, jairlicx geven, foe veie als hemgedenckec und oick nietarii, ders gehoirt heft, dan die vurf. pennyngeh ahn handen vari III. Stukj & ,i dea  146 Overysfelfche Gedenkjlukken. IUde Stuk. oorloofde Zitters. Maar hier wordt gefprooken van ver- „ den Dros'en vann Zaüandt ofte fyne bevelhebberen allo tydt betailt plegenn to wordenn vermyts die Droste vurge„ rort alle jairen na Sanft Marthen Kerckenfpraieke plecht Jai„ ten to gefebiepn dat een yder dat zyttel geldt (als vurf.) be„ tailenn folde omme fynen fchaiclenn to fchutten , voirder „ tueget die vurs. Derck dat de hueslueden die dat fittelgeldt „ geven foe wail moethen ten Arckenftein dienst doen unnd „ anders, als andere huisiueden die den Drostenn geen fittel„ geldt en gevenn volgens tuegen ten verfoickeals ba ven Hen„ rick Gkltinck Gert Kuyt, Henrick Bouynck Wer„ ner Essinck ende Wylhem Boynck, die vermyts dach„ leggen des rechten dwanck an den gerichte-gebracht op „ feckev vrageftuckenn hem vorgeftalt, deponeert Henrick „ Getinck dat hem gedencket dat Hans van Ballinge by „ den Haickenn boem woirdt gerichtet unnd is gebairen in den Kerfpell van Bathman , und dat allé jair die tydt fynes „ gedenckens die Droste van Zallandt nae fanét Marthen plecht „ kereken fpraicke te laten doen, dat ytlick fynn fyttelgeldt „ folde betailen, omme fynen fchaiden to vermydenn, dan „ die huisiueden die dat heren geldt geven dat nue genoempt „ wordt fittelgeldt moithen alevenwal tho den Arkenftein „ deinst doen und fus anders dienen gelick andere hueslue„ denn die geen fittelgeldt en geven, Gert Kuyt heft hoi„ chenisfe dat Hans van Bullingen gerichtet woirdt unnd „ is gebairen in den Kerfpell van Bathman op een erve ge„ noempt Broichues, unnd tueget voirder dat men die tydt „ fyns gedenckens dat heern geldt oft dat fittelgeldt genoempt „ alle tydt gegeven heft unnd die Droste laith jairlicx Kereken fpraicke doen na fanél Marthen in den wynter, dat een y„ der dat fittelgeldt betailen fall omme fynen fchaiden to ver„ mydenn unnd die dit vurf. fittelgeldt geven, die moithen „ foe wal dienen tho den Arkenfieen oft anders, gelick an„ dere hueslueden die den Heren ofte den Drosten geen fit„ tèlgèidt geven unnd Gert vurf. plecht te geven als hie up „ denn Bioic'iues woende thien ftufer Brab. unnd gift nue op „ ten hof to Loe jairlicx twynüch ftufer Brab., die men in „ olden tyden irrydt vifthien Carolo ltuvers plecht to betailen, „ Henrick Bouynck tueget dat hie gebairen up dat erve „ Bouynck in den Kerfpell van Bathmann und heft gehoiche- „ nisfe  Tweede Landbrief van David van Eürgtjndien. 147 verbooden Zitters der Ambtlieden. Winhof betoogt „ nisfe ongefierlick van . . . jairen unnd die tydt fyns gedencj, kens dat Herengeldt genoempt fittelgeldt alle jair beraiit „ woirdt unnde alle jair nae fancl: Marthen in den wynter ,, kereken-fpraicken gefchuet, dat een yder fyn fittelgeldt be,, tailen fall omme fynen fchaiden to vermyden unnd die dat „ fittelgeldt geveiï moiten alevenwall to den Arckenfteen die,, nen unnd anders als andere hueslueden die den Drosten dat jt fittelgeldt niet en geven unnd Henrick vurf. gift jairlicx ,, twintich ftufer Brab. als een voell erve. Warner Essinck „ tueget dat hem gehoiget dat die Hertoch vann Gelder Ol,, denfc.ll jnnaem unnd is gebairen int Kerfpell van Bathmrin „ op een erve genoempt Broichues unnd die tydt fyner ge„ denckenilfe heft men alle jair dat fittelgeld betailt unnd die ,, Droste laith alle jair nae Sanct Marthen in denn wynter kerc,, kenfpraicke doen dat een yder fynen fittelgeldt betaile om„ me fynen fchaiden to vermydenn unnd Warner voirf. tue„ get, die dat fittelgeldt geven moithen foe wall ten Arcken,, fteen dienen unnd anders, alfe andere hueslueden die den ,, Drosten geen fittelgeldt geven unnd Warner vurf. heft „ ongefierlich up die Esfinck gewoent by de veertich jairen, „ unnd heft die vurf. tydt jairlicx und alle jairen to fittel,, geldt betaiit oft woe men dat noemet twintich ftufer Brab. „ unnd men placht dyt fittelgeldt to betailen mydt vifthien(Ca,, rolo ftufers. „ Wylhelm Boynck tueget in der qualiteit als boven, dat -,, hem gedencket dat die Hertoch van Gelder Oldcnfell in- nam unnd fecht dat in die tydt fyner gehoichenisfe alle jai,, ren die fittelgelde fynnen betailt unnd dat die Drost jairlicx unnd alle jairen laith kerkenfpraicke gefchien, dat een ydtr „ fyn fittelgeldt betailde, omme fynen fchaiden to vermyden ,, unnd Wylhelm vurf. is gebairen int Kerfpel van Bathman „ op dat guedt Boynck unnd fynes tydes jairlicx to fittelgeldt ,, betailt twyntich ftufer Brab. Tuegen unnd feggen voerder „ Gert Kuit, Henrick Bouynck, Wbrner Essinck unnd j, Wylhem Boynck fa tript und lllick befunder dat wanneer s, die fittelgelde nae diegedaener kereken fpraicke in tydt Vürfi 5, neet betailt en woirden, dat als dan. die Drosten den felven die nicht betailt en hadden durch fynen diener ader den „ gennen die dair to van den Drosten verordneert w8ö dis Ka v fit*  148 Overysfelfche Gedenkftukken. lilde Stuk. te SET!* ©ie en fuïïen onfe onoerfaten oft DUBgïube nnet ftjMÏ» toont zich, niet 't - onrecht, ovet dit gedrag der Ambtlieden, en in 't gemeen over allerhande beden van dezelven, die, by herhaaling, door de Nieuwe Reformatie van 1541 verbooden waaren, zeer gevoelig (ld). Naderhand zyn de zogenaamde Drostendienllen een en andermaal wederom opgekomen, tot dat eindelyk die flaverny voor altoos is afgefchaft, waar van de roemruchtige gebeurtenis allen is be* kend. Vtil. Ten tyde van Bifchop David lieten de huislieden zich nog niet door de Ambtlieden tot diensten bidden; „ fittelgelde ader Herengelde imbomaneh unnd uptoboiren „ plecht laiten to penden ünnd nemen vor pantgeldt-vali e„ nen yder die gepandet wordt een half Heren punt unnd „ dyt heft een yder mydt fyn Eedt befwoiren allent alfe nae „ rechte behoirt. Sunder argelyst dair dyt gefchiede weren „ mydt my Richter vurf. ahnn ünnd aver alfe Coernoeten en gerichtslueden Jacob Dëderinck unnd Drbck Barve» „ linck gegevenn des ter oirkunde under mynen eigen ' „ unnd gewoeneliche hanteicken mydt mynen opgedrueck- ten fegell in placcate op den vierden dach Juny anno 1500 drie en de tfestich. (d) Winhof Deel II. art. 7 (f Ö, en aldaar in de aanteke. tiing.  Tweed? Landbrief van David van Burgundien. 149 ftfiuloicS noch yeSfjolben toefen; in eniger, tonfe ben blenden ; maar fommigen kochten vryheid van Heeren- en Landsdienften van de Ambtlieden, of deeden hun daar voor dienften, tot grooter be/waarvan anderen; die dus zo veel te meer Heeren- en Landsdienften moeiten doen. De dienaars van de Ambtlieden haalden garven of zaad van de huislieden. En zo wist elk, die maar iets te gebieden had, zich op kosten van netzuure zweet des huismans te verryken. Het houden van Zitters of neemen van zittelgeld kon, wegens dit verbod van Bifchop D avids tweeden Landbrief, vervolgens niet zo meer in zwang gaan. Doch de beden der Ambtlieden, die te vooren het werk der Gerichtsdienaaren waaren, deeden toen dezelfde uitwerking. Want het komt ten eenen uit. of de Ambtlieden fommigen van de Heeren-en Landsdjensr ten tot hun byzonder voordeel bevryden, zo dat de overigen dies te meer Heeren-: en Landsdiensten moeten doen ; dan of zy van alle ingezetenen diensten bidden. In beide gevallen toch komen de diensten , die zy genieten , ten laste van het geheele Kcxr fpel of Gericht. Maar deeze beden, als ook in het gemeen alle beden der Ambtlieden , hoegenaamd, wierden nevens die van de Priesters, Onderrichters, Kosters, en van wien het ook mogte zyn, door de Nieuwe Reformatie , van den jaare 1541 (a), verbooden. Van de affchaffing der Drosten dienden is reeds gezegd. Doch ten aanzien der andere beden of giften is nog aantemerken , dat derzelver mis? bruik, zowel als de beden der dienften, na het voorzeide jaar 1541 wederom post gevat hebbende, nevens de zogenaamde Drosten dienften, door eene uitdrukkelyke Staats Refolutie van den 18 Maart 1631 zyn verbooden, door de Heeren Drosten te genieten. Doch zulke giften zyn evenswei vervolgens weder- Qna f» Winhof Deel II. art. 8. K.1  150 Qverysfelfche Gedenkftukken. lilde Stuk. bkmt ban onfen SCmiïiïaöén enbe Kicgiecen enige gae* om gedaan. Ook hebben fommige Richters, federt lang, jaarlyks iets uit de Kerfpels of Gerichten gehooten. Over deeze ftoffe was voor eenige jaaren 'verfchil tusfchen den Heer Richter van Enfchede eh de Boermannen van de marken Lonneker, Efchrriarke, Usfelo en Dryne deszelfden Gerichts; waar in door Hun Ed. Mog. de Heeren Staaten deezer Provincie, op een Advys van wylèn den Heer en Mr, Herman Hubert Gemeentsman der Stad Zwolle, en van den Heer en Mr.. D. Thomas a ThetjsiN'k, die thans het Burgermeefterambt te Zwolle waardigst bekleedt, gevonnisd'is geworden: en de Heer Klaagerin zyn verzoeken Conclufie, metCompenfatie.der kosten, niet ontvanglyk verklaard. Het voornaamfte, aangaande het récht, in dat Advys voorkomende1, zal ik hier mélden, in deeze woorden: Terwyl de andere reden,, die het ftuk alleen Decideert, daarin beftaat, datze ftechls Attefieeren, zelfs de Heer Cramer , die voormaals Richter van Enfchede is geweest, dat haar dit of dergelyk geld betaald is. Daar toch niet flechts dit, maar daar en boven, dat het jure , of in kracht van verpligting genoeten wordt, beweezen moest zyn, eer het als een Permanent jaarlykfch inkomen, Emolument, praflatio annua of reditus annuus {evenveel hoe men het. inkomen, of-reditus noemt, juxta Ror en. de ann. redit. lib. I. q. i.n. 12 14. Christ. ad LL. Mechlin. tit. 12. are 1. n. 5. apud Schras* serï ad Reform. Vel. pag. 373 n. 3) ingevorderdmag warden. Ncque enim, ut rectisfime Bcsiüs nostras jn tgregio de 'reditibus annuis Commentario, lib. I. cap. 17. n. 3. docct, attenditur, an PRiESTITUM antfe'a luerit, fed an JUSTE vel INJUSTE. all. text. & Gl. in cap quia cognovimus, in pr, 10 quajft. 3, Bekend zynde de jure omtrent d'ergelyke praïftationes afinuse , het zy dah in gelde of andere zaaken, by voorbeeld, par gallinarum, anferum, anatum, agnorum fucii>  Tweede Landbrief van David van Borgundien. 151 oarben ofie faet te geben mant ton gemoente ban ben fuculorum. leem pulli, afini, cujuscunque generis aves & pifces, uti loquicur Busios d. tr. lib. I. cap. 2 n. s. (incas fubjeSt een verken, zeer gelet moet worden of 'er bewys voor handenis van de certa cauia, 0} reden; zo al niet de caufa remota, ten minjlen. juxta Bos. d. tr. lib, I- cap. 15. n. iy. p. L. htibus 10. U de agric. lib. X. tit, 47. van de caufa proxima, dat is, in 't Generaal van de verplig'-ing , fchoon: juist met eeblykt uit wat byzonderen hoofde, fpeciale handeling, ofContraa die verpligting voordgekomen is , om die Pmllatien te doen, dan of daar van niets gehyke. Om dat de Dispofitie van recht oneindig in beide gevallen v.in elkanderen verfchilt. Want kan 'er bewys worden Geproduceerd, 't zy door den brief van Conftitutie, of oude liggers, of op een andere Valabele wyze, waar van hier boven is gefproken, dat Tiriüs, of deeze of gene boerfchap 6?c. zich heef verpligt.verklaard, om iaarlyks dit of dat te prmjleeren aan M*vios; by voorbeeld! wederom: 'er ftaat in oude liggers van jaarIvkfch Tins, inkomen; of'er zyn getuigen, die verklaar en, dat Tituïs, wegens Tins, is verpligtjaarhks een verken, een hamel, of iets dergeljks te geeven, m dat die Pmdatie ook Succesjivelyk geblykt te zyn gedaan, zo Produceert dit bewys een Engagement, om by Continuatie te motten betaalen. Si enim juxta. Bos. d. tr. lib. I. cap. 15 n. 16. prsftatio longo tempore refpeftu obligationis certaj fafta probetur, in pos terum'quoque eandem continuandam esfe obtmuit. hn in dit opïigt vindt het Brocardium, quod prms est voluntatisT poftea fit necesfitatis, plaats, om de Irafcriptie, ^inantiquis, juxta M. de AffectDec. iVn. *W al veel bekendelyk vermag, dat de Lreallegeerde caufa proxima wel uit een goede caufa remota lx fimplicitate fcribentium Geomüteerd, of per vetustatem &c. verhoren, zal oorfpronglyk ^^Klïa.Ir daar en tegen het zelfde Brocardicum, by denKlaager ,  fi% Overysfelfche Gedenkftukken. lilde Stuk: ben ou onfe tmbwfaten sueöen nnet seïcc&t en Men geöücn. ' \Vinhof. Deel 11. art. 7. ter Belangens 5 aangehaald, ten eenenmaate InappHcalel is, in geval van zulke caufa, in voegen voorfchreeven, niet Confteert, en 'er alleen blyk of bewys van de, lloote gedaane betaaling van zeer langen, zelfs van lminemorialen tyd voor handen is. Om dat dan de wet, in dubio & obfcuro, de echte Origine, juxta L. 20. ff.de LL. by Klaagers Bel. fol. 3. en uit wat hoofde de betaaling gefchied is, niet weelende, Prcejumeert dezelve niet uit voorgaande verpligting; gelyk de Heer Klaager by Belang, fol. 2. verfo, gaarn had, maar heel zeer ter Contrarie ex mera 'Hberalitate te zullen zyn gedaan ende gegeeven; onverpligt verklaart, om in het toekomende iets verder te Prcefteeren, zo hy niet wil. Gelyk dit óns wederom leert dezelfde Bosius d> 1. wanneer hy n. 17 zegt: Requiritur ut probetur , obligationem certaï fufficientis refpecfu caufie esfe fa&am ut recfe asferuerunt Gl. Bart. & Ang. multique alii ibidem allegati. Hujus- rei ratio (pergit ibid.) manifesta est primo. Quia fi folius préftationis probatio fufficeret: jam fequretur, tempus esfe modum introducendaj öbligationis, contra d. I. iï certis annis cum firn. C. de pac. Confer. Cms. Rdsill. in add. ad. d. M. de Afflict. decif. 13. n i. Secundo quia prasflatio & quivis acfus tantum modo probent, quantum infertur ex eo necesfario, riec quicquam amplius. perLL. Praftatio autem fimplex potest esfe faéfa ex mera liheralitate, vel caufa etiam öbligationis pro tempore duratura. Proinde, fi ea fola probetur; caufa? autem refpeclus probatio omittatur, decem anni minime fiiffecerint ad continuationem öbligationis in futurum,. Het welk hy in het volgende 16,/e Kapittel, alwaar: hy over het Acquneeren van Prasitationes annuae, by PrceicripHe van 30 jaar en handelt, ook op die foorte van verjaaring overbrengt, hifce verbis, n. o\ Requiritur  Tweede Landbrief van David van Borgondien. i53 ritur ad hanc praueriptionem, Primo, ut prsftatio ex certa redituum caufa fit facta; perinde mmirum ut in prseftatione decennali, de cujus titulo perfpicue conftare non potest, ad prefumtionem illam ïntroducendam, idem requiri diximus, cap. prasced. Quod fi id probari nequeat, nee prsfenptio ad redituui tn Dosterum petendum efticax erit, quia mera potius hbe-_ ralitate, animo fe non obligandi in futurum, quam oua alia caufa prseltatio fafta prasfumitur. In dubio enim fequimur quod minus est. jux. vuig. & nemo fuum jactare intelligitur. L. fi non fortem 26. §. 2. ff de cond. indeb. Mitsgaders in het 17* kapittel daar eii boven tot immemoriale Pmfcriptie Extendeert; en, ibid n. 7. 8. 't onderfcheid aantoont, waarom wel een fervitus realis door het bloot gebruik van dien langen tyd • doch geen reditus annuus wordt Qeacquireerd, zonder byvoeging van een certa caufa. Waaromtrent hvibid.n. 2. zich dus declareert: Ego in hac qusftione arbitror verum esfe, ne tanto quidem tempore, cuius initii memoria non extat, fola nudaque redituum praeftatione , jus eos in posterum percipiendi comparari; nifi (addit. n. 7) ea julte refpeftu caufie fafta probetur. hhxreerende daar toe de redenen . die we zo even over de Decennale en Tricennals Prmfcriptis hebben overgefchreeven. En dezelve nog naarder aanfchroevende n. 5. 6. 7- in dier voegen: Non folo tem, nore redituum jus conftitui potest, nee prattatione fola nee utroque fimul, ergo eisdem nulla ratione illud fieri potest. Neque enim tempus per fe est modus conltituendas öbligationis, uti jam aliquoties, repetitum est. d. 1. Si certis annis C de pact. quia tempus natura fua non est caufa aut origo juris ulhus fed concurfus quidam cum caufa ipfa, cap, abbate de re jud in 6r0 neque etiam praftatio fola hoe potest, quia ea fit ad folvendum non etiam ad oblieandum Perinde nee utroque fimul id effici potest, ouia neutrum eo tendit, ut jus vel obligatio lis conftimatur. Per DD. (POST ALIA) Na de leere van meergedachten Busius d. fr. lib. I. cap. 17. n. 11. Recfe K j 3  154 Overysfelfche Gedenkftukken. lilde Stuk. a nonnullis conclufum fuic, fi vafallus, emphyteuta, colonus liberaliter fingulis annis etiam fucceslive altero post alterum (per tempus etiam immemoriale mi n. 10. in fin. Verf. manet ergo &c.) par gallinarum anferum, perdicum (hier eenig geld voor een verken) pnEftaïe confuevit, & de obligatione ejus prsftatiou nis non conftet, eum in futurum obligatum cenferi minime. all. Gl. Bart. & Bald. Gelyk ook te rechte met Relatie tot Ambtlieden en Richters dergelyke Xenia ofte Prcefenten wel verre van inder derzelver falarien, leenen, gelykze Wtnhof p. i. art. 8. in fine. wedden ofte honoraria, gelykze de Heer Klaager, by Belawens 'circa finem, Titaleert, te Admitteeren, Jacoeus Gothofredus in zyn TraSlaat de falario cap. 1. §. 9. oper. min. pag. 215. daar van ten eenenmaale fubmoveert en niet ongepast onder die compendia & lucella wegwerpt, qua; in -offcio vel munefe publico conftitutorumavaritia vindicare, vel quafi debita exigere folet, die te Romen jux. L. 6. § 3. ff. de ofïic. Proc. onder zekere Modificatie nog algeleden, doch waar van iteezes Lands Regenten van ouds her, met Oeconomique dienften, eene to groote AVerfie hebben gehad, datze dezelve ly wege van Precarien te eifchen , of te verzoeken, zowel voor als na de oprichting deezer Republyk, by poene verbooden en daar tegen -by derzelver Injlruétien en eeds formulieren hebben voorzien, als te- verneemen by Winhof d l. gevoegd met de Refolutien van Ridderfchap en Steden van den 9 July en den i-S Ociob. 1513, die der Heeren Gedeputeerden-van den 11 April 17*13 cnicr de nadere Reglementen achter 't Landrecht fub k. 68. pag. 137. ibi in den eed, OF IETS ANDERS. Waarom men daar mede, als odiofa, ook niemand vermag te bezwaaren, ten waare duideiyk geblyke. dat de ingezetenen zich daar toe uit hoofde van erkentelykheid by remtnerat e of alia justa caufa, in voegen hier boven gefield, hebben verpligt. (POST ALIA) Daar toch geeven of niet geeven onder de aóh'ones humana? behoort, die vicn mera; facultatis noemt, en zonder tusfchenkomst van eenige andere daad, of Hoog Gebod, by voor*  Tweede Landbrief van David van Eurgundien. 155 31 f. tëic en fuïïen onfe SCmptïuebe onfe onbecfaten npt ter. ïant goede (1) boen tifeben ban aïg bat ïtenïirie noet faï toefen oft auS onfe &tat ban '©ebentet bat m bojbe* rtnge (2) ban goecen niarcten (3) enbe oic anaergonfê lm§ (4) boen betboïgen (5). Winhof , Deel II. art. 18, % €nbe men faï bie ïanttoecen (O fo onfen ïanbe ban Ctoentne floïben ter ftgoutoe enbe fiernben (2) aïg in 5>aïtant Cnbe in eïaen ïierfpeï faï men bie aïïe jaeren fcïioutoen mit ttoie ban bec JSiöbecfcïjan enbe ttoie ban ben ^cenenen tot ben &teben f3) enbe benftitgtecg in ben ïrtecfpeï baic bat nnbec geïegen i§ op futbe ome* hen (4) aïg in ^alïant baic op ftaen €nbe afê baic urneuen baïïet aï§ men fcgoutoet faï men bie ftogten op bie tnt ban ben b?oeïien nemen enbe baïïen baic gnene v tf bcoe* voorbeeld de Ordonnantie der Liberale gifte, door geen tyd, hoe lang ook, immer verwylen, of eenig gevolg van verpligting by zich draagen, quo de Toülueu disfert. 3. §• 14 & !5- ^nI< (1) Landbewaaring, landwacht, (2) Bevordering. (3) Naamlyk ter beveiliging van de Kooplieden en derzek ver goederen, naar en van de markten, (4) Andere Steden onzes Lands., (5) Eifchen. (1} Zie boven bl. 135. (2) Naamlyk om die te fchouwen, (3-) Te weeten die in de Kerfpels zyn gelegen; zo als aanftonds ook van de Richters wordt gezegd. (4) Breuken,  156" Overysfelfche Gedenkftukken. lilde Stuk. gorten foe faï een ,'fie!ifie ou fan* ftffê cogt fcDQ«, $% ©(e en fuïïen bie SCmctmanne ofte Sicfiteré hrm «nee ,„(eibmSe ofte ban eenre teleiWnS npn iiS tencc Meiainst a $ een oft meec yetfonen M (n tina « S ff"re 9an »IE «nbe boir ene totïn'Wnac ? t, ,"fIrE Tr *,ecfonm tot £e"CE rafien enbe bermitl Winhof, Deel U. art. 16.* Fr??nT»%c e/k bcc?ftff serc8fct rO fat faïmen foehen int ecffgur^ boir bat berftetff geftfiiet U enbe nu. bee ben «©eticme bait bat erfffjiij oeïegen i? winhof, Deel iy, art. 3. * atem bfe befït Beeft renë 8ü># fcnt fiieem fair feS toefen aibebMe fcnge beieren Beeft öair rn fa filfi een anocr nnet m laten ïciben bie bate ou mceiibe geboet] te XIII, Van de inleiding, waar van in dit en het voorgaande artikel worat gefprooken, is de oorfprong en hoe zeer die tegenwoordig in Overysfel van gedaante is veranderd, m de nieuwe aantekeningen op het herdrukte werk van Wmnpr, over deeze artikelen, ge- (1) Uit dezelfde oorzaav O) Erfnis vale.  Tweede Landbrief van David van Bdrgundien. 157 ie fmetien ban bie Sflmotman ofte Sicfitee (1) Tal bert nactftpen bage ban tecgte ïeg jen (2) enbe en gtiame aan bi? j&tfïttet nuet baic bat ©ericijte aïgban mncumen 09 fuïcfi guet inïeibinge enbe üiilèibinge boen alfoe bat ge* ÖOlCCnma£Ö' SV^, Deel IK art 7. %tva en faï nnetnent fiefbjecft oft fiejate Cf) of can* bfnge boen 00 enieg e-be ofte guet be? Bbo§t enbe fcgabe gecicgteïtlie baic nu gebaen. 2öegoïbelifle bat bie bie olfte centgen ofte ö\?iebe fiebfien ban ben fcgoeff iecfte bernoeget fuïïen toecben in ben bie bat mebe berboïae* ben. Winhof, Deel IV, art, 10* . Sftem fuïïen ton aïïe orbeïe bie ban nacfit roeren CO oft ban rentgen oft bie aen noetfaïien bt§ ïannj tya* gen (2) en ong in onfe camee befloeren te cïaren (3) fiinöec bertorg ggeïncu tuteïaren €nbe gabben bie nar* ignen bie fuffie ojbeïcn aenbjagen (4) in onfe cïarin* ge ffttenbe babec bjoebcc bmebec oft fuftec nmiberen nfte foe nae $toager£ bie fuïïen ban (5) bic fafie tot bec cïacinge gaen. Winhof, Deel 1. art. 23* (2) Gewas op het land. (3) Vervolgen. (1) Losfen. (1) Die pacht betreffen. f2) Betreffen. (3) Zie boven bl. 10. en 1. Stuk, Voorbericht n, ii, (4) Betreffen. (5) Aangaande.  Tweede Landbrief van David van Bdrgundien. 150 grtem in toat ïanben onfê <Ê5eftfc8tf batl Eïtcerflt ^)ien^tïuebe (1) aen oefe fnöe bec ggfeien üefaiet ofte 5'btoongen teééoen aen öat <$eritöie te tomen mit goe* ren gucuen in Urn ïanben (2) gelegen enbe baic me rente ftaen moten fatmen ©lengtïube bec (3) ïanben ftnec metier oefenen ofc luit gnecen gueben in befen ïanben toefenbc rccfjrê boen uïegen geïuca on|e Bienfa ïube in ben ïanSen boen moten. winhof, Deel 1. art. ij. gttem boirt foe gunnen mn enbe beïieben bat onfe SCeenmanne enbe jfflSangaianne int becfoeeft ban ïjoe* ren XIX. Dit en het volgende artikel komen genoegzaam woordelyk overeen met twee artikels van het verdrag, van Bifchop David met de Staaten van het Benedenfticht, van den jaare 1477 (a). Doch tusfchen beiden is aldaar geplaatst het artikel der affchaffing van de Schyve, een Gericht van hooger beroep, door deezen Bifchop wederrechtelyk ingevoerd(&); in welk artikel hy. voor zich en zyne nakomelingen, verklaart, dit Gericht geheel en al ten eeuwen dage af te ftellen. Hier in is de reden op°eflooten , waarom in deezen Landbrief van den iaare 1478 niets van deeze Schyve wordt gemeld. Want dit Gericht was reeds het jaar te vooren (1) Edellieden. (2) Die landen. (3) Dier. (a) Mr. Burman Utr. jaarb. Deel HtibU 180. (b) J. Stuk, Voorbericht, n. 12. not. 8.  i5o Overysfeifche Gedenkftukken. lilde Stuk. ren ïenen geetgebiiibe.gcben enbe öetafïrrt fuïïen geïne bie op tpen Sferen frebcir ban 25fomfienjjefra Sa* öóïofiJ ren ganfchelyk vernietigd en kon derhalven nergens meer iets uitvoeren. Het heergewaad der achter Leenmannen van den Bifchop, in het verzoeken van beleening, f'chynt van ouds doorgaans te zyn geweest als dat der Leenmannen. Volgens het Saxischrecht (c) waaren deeze achter Leenmannen , of, zo als ze hier genoemd worden, Mans Mannen, van den zesden oflaagften rang van Adel. Doch tot noch toe is my niet voorgekomen, dat aan hun in deeze Provincie ooit eenig Adeldom, of, anders genoemd, Dienstrecht, is toegefchreeven; 't welk alleen behoord heeft tot dié in de Echte of Leenmanfchap der Dienstmannen van den Bifchop waaren (d). Eene zwaarigheid, die iemand hier tegen mogte opperen, aangaande Edelen, die Leenmannen van andere Édelen , van des Bifchops Leenmanfchap waaren ; dient hier met een woord te worden opgelost. Hier toe moet men zich uit het voorgaande herinneren , dat, om een Leenman van den Bifchop, dat is, in des Bifchops Leenmanfchap of Echte te zyn, niet vcreifcht wierd, een Leengoed van hem te bezitten fe); als ook dat een Leenman Leengoed van zyns gelyken bezitten kon , zonder daar door zynen rang van Adel te verminderen, dat is, uit de Echte van het Leenmanfchap des Bifchops zich in de Echte van het Leenmanfchap van zyns gelyken te begeeven (ƒ). Dus kon het met eikanderen beltaan, dat een Edelman was een Mans-s rnan, hoewel buiten de Echte van den Man als Leenheer , en dat evenwel ook , ter zelfder tyd, anderen, geen Edelen, maar burgers en boeren, Mans. man- (c) Saxknsp. lib. i. art. 3. (d) II. Stuk. bl. 108. 129 ÖVj (e) d. 1. (ƒ) Aldaar bl. 138. fcfc-  Tweede Landbrief van Davïd van Bprcondiën. itTf boïnïrê ban fèfeugoït 2&$fcoüe €ütttc1}t onfe baitbabe* ren fatigec gebargten te berfoetien enöe te berjeergenuu* ben «legen enöe buict nae be albe gemoeiue. Winhof, Deel I, art. 8. SJtem (i) bat ton fn toecomcnben tuben onfe lEeftt* manne ofte Jfêanömann? nnet belaften en fulien mit onbegot'clifien Dienften te boen ojt boen baen buten ben pïen onfê #efticrjtg in fatten bie onfen gemenen Ïanben nnet aen en gaen. Winhof, Deel L art. i?. 3|tein foe toie toa^iefttene ban on| nemen mfï bfe faï a\§ gie bat ierfte nnmut öat in onfe tSegigtet laten tei<* fieiien obec bleetten bage tsait nat faï gie bat anbeebe ne* mannen konden zyn. De Bifchop zelf had ook eene zekere foort van Leenmannen, die knotfen tot hun geweer droegen; waar van boven (g) aangemerkt is, dat dezulken niet tot het Leenmanfchap der Dienst- i mannen van den Bifchop maar tot eene byzondere 9 Echte hebben behoord. XXL Aangaande dit överblyffel der oude wyze van dagvaarding, en hoe zulks is verdweenen, is te vooren ïeeds gezegd (ja). De open brief, waar mede dee. Ze (i) 2ie over dit artikel het aangetekende by den Landbrief Van Bifchop Vernenborg art, 34. hier vooren bl. 67. &c, (g) Bl. 57, 160, 161. 00 Bh 34. III. Stuk. L  162 Overysfelfche Gedenkftukken. lilde Stuk. nemen enbe bat beggeincr. laten teiïienen in onfe jSettté* trc enbe ober biertlui Ouegèn bair nae fa; hie bat Zn te urmen entte tic tcmemn laten m enfe Sejiftec enbe bie bie toagiesHeiie ten berbenmaei b^encr in bat auei ( i) bair u mefen fullen faï baic bp nemen tmee &tx&u mai ne mee bie itoie ierfle macg gie aïïene brengen enöe bie. toa|trtaenen Benoemen enac getyacijt at| bbftf. fuïïen bei öe prigaen my aen öefe fnbe öer göieien tocfenbebciron? op ten ferftrn cecfiiöacg/ balenöe nae bec iae:fter b.:engmge ban ben beröen toagitcföene te reeft* te comen anf&afirnöe (a) anttooirbe enijf bofrt boJberinge (3) ben recijte gebmritïic (4) boenbe Cnbe toe aujban aïöatc nnet en coemt ben faïmen bet- lieg ze dagvaarding gefchiedde, heeft tot beden toe den ouden naam van wasteken behouden; wegens het in wa/ch daaropgedrukte zegel. Ten gevalle der oudneid zon hier kunnen aangemerkt worden, dat lommige open brieven, met een opgedrukt zegel, gezegd wierden voorzien te zyn met'een oDgedrukt zeselm pla:cate (b). Dit mes-nik. moet niet van aIle'op»n brieven, op wier Spatium of open plaats het ze<*el was gedrukt, verftaan worden: te minder om dat als dan de voorzeide Ipreekwvze te overvloedig zoude zyn; maar byzonder van dezulken, alwaar het wafch met een papieren ruite, op het wafch geplakt} is bedekt, en vervolgens het zegel opgedrukt. Althans dit is zo gefenied in eeren brief van den jaare 15Ö3, alwaar gewaagd wordt van een opdrukt ze. gel m placcate (c). Iets anders was een plackers- brief cgaföatt man "bat aen ïuff (2) bjaget mit tmaeïff boïgecg enbe ban eence tooubinge (3) pit tmien bolgecg. w Winhof, Deel III, art, 3Item bie ficg int gepmaeï ontfcguïbigen tofïïen ben en faï bie ^Cmytman ggene becftinge boen ten toaic ban gebobe ban ong ofte ban noetfafien bat gie aï£ ban ben gge» wooncn Rechtdag lydende, Noodgecichten (h) genaamd. XXVI. De Ambtman mogt geen uitftel aan iemand opleggen, die zich met zynen eed in het Heymaal wilde ontfchuldigen; 't en zy door gebod van den Bifchop of (1) Te weeten, van den Richter daar enz. (2) Anders , hals, of leeven. (3) De ftraffe van wonding betrof niet het lyf, maar een lid, byzonder de hand. (6) Winhof in not. achter Deel III. art. 4. N. D, bl, 254. en |/i nat, achter art. 17. N. D. bl. 270.  172 Ove ysfelfche GedenkJIukken. lilde Stuk. gfirnen bat aenbjagpiiüe bier barje tc boeren fefffteïfffc fat ia;en toeten onöer fenen fegd bebe beSOmu a bel a loenm foe fat öte gijme b.e ficfl omfcfiuSStoo? be/ ban bec anf&aeöe gum toefen. WlNHOF, ƒƒ/. ^ j4> €nbe ofte bie getoonbebe HEJan int 'gammel mebe ge* rouen enbe geengfeïjet toatc bie gfjene toonbtnge toeö* bet* of uit noodzaakc; 't welk by als dan aan de genen,, die het betrof, vier dagen te vooren, door eenen bezegelden brief moest laaten weeten. Anderszins was de gene, die zich met eede omfchuldigen wilde, van de aanfpraak vry. Dit uitftel flrekte derhalven niet ten voordeele maar ten nadeele van den beklaagden, naamlyk om hem van den eed uit te fluiten, indien inmiddels iets ontdekt mogt worden, waarom hyzou behooj^a-^eroordeeld, en niet tot den eed van zuivering toegelaaten ce worden. XXVII. In 't geval, alwaar de Klaager van den Ambtman aanfpraak deed, kon het gebeuren, dat ook de gewondde zeifin het Heymaal geroepen wierd: te weeten wanneer de gene, die de wonding had gedaan, zich daar op beriep, dat de gewondde zelf oorzaak tot de wonding zou gegeeven hebben. Zodanig een gewondde, indien hy den anderen niet wederom gewond had, mogt zich daar van met eede ontfchuldigen. Hier mede was hy vry van de bréuke der wonding, die hy anderszins zou hebben moeten betaalen : wyl het hier van ouds een recht geweest is, dat de breuk moet betaald worden door den genen, die oorzaak tot het gevecht gegeeven heeft. Het verftaat zich van zeiven, dat dit "artikel behoort tot hee  Tweede Landbrief van David van Bürgundien. 173 beromme gebaen en gabbe rtatlj ijzm int gepmaeï ont* fcüuïbtgen a\§ cecfit ij onbeïa£tet ban fance manöinge. (1) 3[tem ban öeitanbe toonbmgc faï bie SCmutman ofte bie rïagec npement int ijepmael conni/ ban bic Sfimutinan faï ben ban öabige enbe ben gijenen b;e mit fnnö feit'? ïpbe (2) baic toe gulp gemee^t gabbe/ int (Dericgte bacg ïeggen enbe feugen gein bat ip ninnen ben naeften biettien bagen ban on? onfe geetïitijett fut* ïen het geval, alwaar niet volkomen blykt,wie van beiden oorzaak tot de wonding heeft gegeeven. Wanc anders zou geene ontfchuldiging, door ontkenning met eede, van den gewondden kunnen plaats hebben. Daarom fchynt dit artikel te verfchillen van het nieuwe Landrecht van Overysfel (a), gebiedende; als 't niet bewyslyk is, wie eerst oorzake tot het flaen, frnyten of tot de wondinge gegeven heeft, fal de hoete half en half betaalt worden. Het oude Landrecht of Landbrief komt overeen met het gene Mr. J. Schrassert hier omtrent gevoelt (b). Wyders is aan te merken, dat zich dit bepaalt tot dien, die door den anderen gewond is, zonder deezen wederom gewond te hebben; waar door, by tegenftelling, niet onduifter te kennen gegeeven wordt, dat, ingeval van wederzydfche wonding, elk de boete van zyne gedaane wonding betaalen moet, indien liiet duidelyk blykt, wie oorzaak gegeeven heeft; en dat aan geen van beiden de eed tot zyne ontlasting alsdan te baat kan komen. XXIX. (1) Zie over dit artikel hier vooren bl. 163, 164. en de nieuwe aantekening by Winhof N. D. bl. 277, 278. (2) In tegenftelling van rades, dat is, met raad. Zie bo* Ten, art. 23. (a) Deel II. art. 23. (I) Ad Reform. Velav. cap. 5. art. 4. n. 6.  174- Overysfelfche Gedenkftukken. lilde Stufa ïen moten fcgciben ofte fn fuïïen nae ben hfctiien bagetf bJeöeïoeg beg ïanb£ toefen. Winhof , Deel IU, art. i€i Sftem toair jement anbetf oerucïjtiget mft bec man* binge ban bie be toonbmge oeftant gabbe ben macg bie SCmptmon ofte iJicgtec becboïgen nae ben üantcecfttg enbe bie faï bate boic toe cecgte ftaen enbe anbeté ge* Boirïtfie bate boic boïboen aï*i lEantcecijt ï§ €nbe toaic oic jement bie ene toonbmge ou ficg name cnbe bie gie nnet gebaan en gabbe omme ben fcguïbigen baic XXIX. Dewyl de breuke voor eene wonding naar de om« Handigheid des perfoons, die ze heeft begaan, grooter of minder zyn kan; en daar aan gelegen ligt, dat perfoonen, die anderen wonden, bekend worden, om niet achter onfchuldigen, die zy tot bekenning van Wondingen, door hun zeiven gedaan, mogten hebben omgekocht, te kunnen fchuilen: zo is door die artikel tegen zulk een bedrog voorzien. De fchuldige zou alevenwel voor die wonding te rechte moeten flaan, dat is, in het recht betrokken kunnen worden, en wyders daar voor, met behoorlyke breuke, als naar Landrecht, moeten voldoen. Voords die alzo, om den daader vry te dingen, eene wonding had bekend en dus op zich genomen, welke hy niet gedaan had, rnoest, tot ftraffe van zyn bedrog, nog eens gedwongen doen het gene hy eenmaal vrywillig had gedaan: dat is, hy moest nog eens wederom de breuke betaalen, boven d3t hy ?ulks reeds gedaan had. 'T gene hier wordt gezegd, dat de Ambtman ofte Richter iemand, die berucht was eene wonding gedaan te hebben, welke een ander had bekend, zou vervolgen naar het Landrecht ; is te verftaan van den pligt des Richters, zo wel als yüu den Ambtman, om  Tweede Landbrief van David van Borgundien. 17 f bair ban tc omhingen enb? bat in tit-. maecgfit ba't nae bebonden rjwbe ben faï bie SCmutman of;e ïïicrjtec oa bat nne mogen cocrigiecen boben bat boir be toonbinge een^ boïdaen mate. winhof, Deel IJl. art. 17. 3Item foe en faïmen naement banrten bfe foe gasfit* tenbe fnn enbe bie oe gegueb fan bannen ïantg bat men fp mit goecen gucben te cecgte bjengen ma^ïj baic g jeen om de breuken in te maanen (a). Doch als de fchuldige daar voor ce rechte geffceld moest worden; dan liet de Ambtman zulks verrichten door eenen geltelden klaager, voor het Gericht van den Richter; waar van gezegd is art. 24. XXX. In dit artikel wordt gefproken van gevangen nee* ming door den Ambtman, in lyfïlrafFelyke zaaken ; het zy dat die met breuke en boete konden worden afgedaan, dan niet. Alleenlyk wordt hier ond: rfcheid gemaakt, of'er blykende fchyn, datis, of de misdaad des befchuldigden handtastelyk en Notoir zy dan niet: en zo al dezelve niet handtastelyk mogte zyn; of die dan zy openbaare ondaad (a), dan niet» In handtastelyke misdaad kon de gegoedheid of borgtocht niemand van gevangenis bevryden; als ookniet in openbaare ondaad. Anderszins was, volgens deezen Landbrief, eene genoegzaame bezitting of borgtocht, om den befchuldigden daar mede te rechte te brengen, dat is, om hem voor het Gericht te doen komen , genoeg. Hier van zyn nog voorbeelden voorhanden ; en daar toe dient ook de Inftrucfie van 1571* (a) Zie boven bl. 84, 85. (0) Zie boven bl 32, 79.  175 Overysfelfche Gedenkjlukken. Itlde Stuk. cïnHenoc fcgpti en 1$ ten fn nat fn mitten ©erttgte in* fte butr bic banen bermotmen fnn aig rcctjt i£ / mee bie flifoe nnet geguebi en i£ bie faï oojge fetten toe eecnte te tomen enöe cn geeft gie ggene ömge foe macg bie Stemman ben eernamen enbe fetien m öe£ fieten ftocfi in ben licciyet bair öat gefegiet taaie enbe faï gem ban bannen b:et bage fetfte ban* nae^t boigenöe toe cecgte fteitea enbe tattn gem fan ïantcéegt cnbertogen bokt m.ftaen boic ö;e öancti enbe in ben ïtecfneï bottf. Ce bec* 1571, die by het volgende artikel zal worden aangehaald. Het oogmerk waarom men de Ambtmannen van den Bitchop , wier buitenfpoorigheid ten tyde van Bifc:iop David meermaalen ondervonden was, in dit fluk nauw bepaalde; was , volgens Winhof, om den hoogmoed van Heeren, en den hoogmoed, wreedheid en gierigheid van Ambtlieden tegen te gaan. Wante, zegt hy, die menfche is alfo gejtelt, wanneer hie macht heft, dat hie geringe, van der rechter banenn to Tyrannie unnde gewalt kampt, alfo dat hie ock doer gefeiie und ordinancie nicht lichtlich, 110 eyn ungetomet pert, tho holden («_). Door deeze bepaaling zocht men voor te komen, dat de hoogachting en eerbied, die men aan de Ambtmannen van den Bifchop fchuldig was, in een diep ontzag, alleen voor de Oppermagt bewaard, zou veranderd worden; en de onderwerping van het volk aan de Ambtmannen, en gevolglyk aan den Bifchop, aan wien de Ambtmannen meest verkleefd waaren, zou worden vergroot; en dus een zeker gewigt van het Staatsbcftier tot den Bifchop overgebragt. Een burgerlyk Arrest, aan den Ambtman geoorloofd , tot dat over de gevangenis gevonnisd zy, was, meen ik, hier onder niet begreepen. Dew-yl (a) Winhof Deel. UI. achter art. 23. in pr. N. D. bl. 297.  Tweede Landbrief van David van Buroundien. 17? betftaen ban falien bie be Amptman ban bec gcecïic'tjeit toeaen op jemet mocgte te fessen geöuen npet öiasenbe . y aen apenöaec biebecge ofte anbece onbaoen. . Mn öetucgtebe ïupbe ban biebccnen ofte anbece on* ba* Dewyl de Ambtman en de befchuldigde, in het ftuk van gevangen neeming, partyen zyn; moesc het Gericht van het Kerfpel beflisfen, of de befchuldigde, voor dat hy in rechte vervolgd en verwonnen was , in gevangenis gelteld zou worden (b). Dit artikel is overgenomen in het nieuwe Landrecht van Overysfel (c), uitgezonderd het gene van blykenden fchyn-hier wordt gezegd; als ook uitgezonderd, dat thans niemand, door zyn goed of borgtocht, van gevangenis bevryd is, wegens misdaan den, die niet met geld geftraft kunnen worden. XXXI. 1 In lyfftraffelyke zaaken , alwaar blykende fchynwas van de daad des befchuldigden , dat is, alwaar deszelfs daad Notoir was; wierd hy om zyn goed, noch doör borgtocht, niet van gevangenis bevryd (a). Het Gericht wierd alsdan aanflonds gehouden en de zaak fpoedig afgedaan. Ook wierd dan, (b) Zie daar van voorbeelden by Winhof N. D. bl. 512-510. volgens de oorfpronglyken op den Huize Stoevelaar. (c) Deel II. tit. 19. art. 2, 3. (a) Add. Saxensp. lib. II. art. in Glosf. Saxisch WeichjiLD, art. UI. 113, U4> in GW' iïl. Stuk. M,  i78 Overysfelfche Gedenkftukken. lilde Stuk. önöEti üaït ban Dat gerucftte fat auenuaec inaer bat bat toaec ïanbtmacc ftcatenmaec enDe moïemiiaec ofte bat bie dan geen Klaager vereifcht (b~). En de Ambtman of Drost, fchoon de beleedigde of zyne maagen niet klaagden, mogt alsdan zelf den Richterftoel bekleeden. Hier uit is op te maaken, dat wanneer de om. ftanders des Gerichts, die het vonnis gaven, de zaak niet Notoir bevonden; alsdan tot de gewoone wyze van pleit, voor den Richter van den Ambtman in het zelfde Kerfpel, door des Ambtmans Klaager moest getreeden worden: gelyk omtrent andere ge» vallen, alwaar een pleit, evenals over eene baar. blykezaak, te vergeefs begonnen was, iets diergelyïcs elders (c) aangemerkt is. Daar geen blykende fchyn was, en de Ambtman klaagen liet, moest het Gericht gehouden worden door den gewoonen Richter van het Kerfpel,- zelfs ook over ondaaden, dat is, zwaare misdaaden, met welken iemand openbaar betigt wierd. Dit geval wordt hiertegen gefield aan dat van blykenden fchyn, waar van in het voorgaande artikel is gefproken; als wanneer, zonder onderfcheid van zwaare of mindere lyfftraffelyke misdaaden, de befchuldigde in hechtenis gezet wierd. De Ambtman mogt- eenen openbaar befprooken misdaader, onvervolgd, dat is, zonder voorgaand pleit of vonnis, aantasten en daar mede voordvaaren, naar vonnis der gener, die daar over, naar Landrecht, vonnisfen moeten. Daar toe wierd, volgens dit artikel, zulk een openbaar gerucht vereifcht , als in rechte genoegzaam is, om daar op iemand in gevangenis te zetten; welk gerucht van zelfs) Saxensp. en Wetchb. d. I. en Saxensp. lib. I. art. 66. in Glojf. Zie ook de Allegatien by Barb. Thef. loc. comm. lib. XII. cap, 25. n. 8. &c> Gail. de pace publ. lib. I. cap. 3. n. 20. &c. (c) In de nieuwe aantekening by WiNHor, A7. D. bl. 277,  Twééde Landbrief van DAviö van Burcündïèn. 179 Die SCmptiwan mft bjie ofte bier ciHebe4aSannemöéti-fe> ben ïterfuei' gefetcn bat ba aiacyte/ raacg bie ïiUipt* tnari zeiven openbaar moest zyn; óf met drie of vier goede Mannen, in het Kerfpel gezeten, daar de misdaad gefchied is, door den Ambtman, of zynen Klaager, in dit Gericht wórden bygebragt. Ook was hier geen ander Gericht, alwaar de Ambtman dit bewys kon Voorbrengen. Zonder vonnis van dit Gericht mogt de Ambtman tegen den gevangenen, mee hem te pynigen enz., niets uitvoeren. Hier uit moeit volgen, dat, indien het gerucht niet alzó openbaarbevonden wierd; alsdan de onvervolgd aangetastte wederom moeft worden losgelaaten, om met hem te worden gehandeld volgens het voorgaande 30,10 artikel: te weeten dat hy, niet genoeg gegoeded zynde, om door middel van zyn goed genoodzaakt te kunnen worden, aan het Gericht te komen; moest borg ftellén, óf in gevangenis gezet worden. Die alles wierd bellist in het Heymaal, alwaar de Richter van het Kerfpel, als Richter zat, indien des Ambtmans Klaager Aanlegger was; waar van te zien is hier vooren art. 24 enz. (d). Aangaande de voorzeide behandeling omtrent lyfflraffelyke zaaken wordt gewaagd in dé ongedrukte InHruclie, van den 7 Mey 1571 (e), der Gecommitteerden van Ridderfchap en Steden, de Staaten van Overysfel aan den Hertog van Alva, tégen de Crimineele Ordonnantie van Koning Filips, in deeze woorden: Ende mede op den 30 artkul geven die voergemelte Staten onderdaniglyk te kennen, eizde fastiheeren, dat van oldes her, in den Lande van Overysfel die Amptluyden van voegen des Heeren in alle Criminée. Ie faken, daer van blykende fchyn is * dié hosge juftitiè P* (d) Én by WiNric-f N. D. bl. 565; &c. Dumbaü; Andefti torn. £. pag. 381. (è) Gevoegd by de Deduüie der Groote Stéden onder Ó ide'j M 2  i8o Overysfelfche Gedenkftukken. lilde Stuk. man a^ban btn acntaisten onberboïaet Enbe bair mebe boirtbacen mit fynen miiïen nyet meec ai§ aCantrecrjt alleene hebben, averst in faken die niet notoire, ofte daer geen bly kende fchyn is, alfoe dat men hem met fynen goe. de in 't Gerichte brengen ofte hy zich verborgen kan toe rechte te komen, dat in den cafibus, als voorgemelt is, alle Crimineele faken, giene, zy fynnen Geprivilegiert ofte niet geprivilegiert, uutgefondert; to verftaan, foe die Crimineel perfoene een Riddermaatige is, in prima inftantia ter hoger banken, ende volgens in Claronge yoer den Heere van den Lande fampt Ridderfchap ende Steden ; ende foe die Crimineel perfoene gien Riddermatige maer ein gemein ingefetm des landes is, voer denordinaris Richter ter plaatfen , ende by Appellatie in Claronge des Heeren van dtn Lande, fampt Ridderfchap en Sted'.n Justitiabel finnen. In 't voorbygaan is, in deeze woorden , optemerken ; voor eerst eene verklaaring van de woorden blykenden fchyn; als wordende hier gezegd van Notoire zaaken: ten anderen, dat in zaaken, die niet Notoir zyn, iemand niet mogt gevangen worden, die met zyn goed aan het Gericht kon worden gebragt, of die borg ftellen kon: enten derden, dat de onderhoorigheid der Riddermaatigen, in lyfftraffelyke zaaken, aan het Gericht van den Ambtman, alleen betrekkelyk was tot Notoire of baarblykelyke daaden: doch dat, de daad van een Riddermaatige niet Notoir zynde ; alsdan de aanfpraak gefchiedde voor de Hooge Bank. De reden, waarom hier in, by het Nieuwe Landrecht van Overysfel (ƒ), volgens welkeen Riddermaatige, wegens lyfftraffelyke zaaken niet voor de Hooge Bank mag worden aangefproken; verandering zy gemaakt, is my niet genoeg bekend. De verhandeling van Winhof kan hier toe aanleiding gegeeven hebben; die, gewaagende van Perfoneele Adfien, misfehien zal zyn uitgelegd, als of hy geene lyfftraffelyke aan* fpraa- (ƒ) Deel I. tit. 20. art. 2.  Tweede Landbrief van David van Bürgundien. 181 i£ nae Snnfïnjje bec gïieence bie baic obec mft recijte mafen fuiien. CCe becftaeu bat bie SCrantman buten Üet* fpraaken daar onder mede zou begreepen hebben (g). Indien men volgens de gemelde Inftruótie, vergeleekeii met de reeds boven aangehaalde rechten, en het gene beneden verder zal worden bygebragt; door blykenden fchyn niet verftaat de kennelykheid van de daad in het afgetrokken, maar mede met betrekking tot den perfoon, die ze heeft bedreeven ; dan laat zich zeer wel begrypen het gene in den Landbrief van Bifchop Verneneorg, art. 24 (h), is gefteld, dat, alwaar geen blykende fchyn is, een Edelman voor de Hooge Bank moeft worden aangefproken; zo wel tot lyfftraffelyke als tot andere zaaken behoort. En zo is ook uit eene andere plaats van dien zelfden Landbrief (i), alwaar gefproken wordt van het Appel in lyfftraffelyke zaaken, en geen eigenlyk Appel in dezelve, als 'er blykende fchyn is, toegelaaten ; openbaar, dat de woorden bly. kende fchyn _ aldaar niet in het afgetrokken van den perfoon, die de daad begaan heeft, moeten opgevat, maar volgens het gemeene recht verftaan wor, den; naar 't welk, in Notoire zaaken, geen Appel plaats heeft (k). Blykende fchyn is hier het zelfde als cvidentia facli (/). Dit en meer andere punten , hier vooren reeds verhandeld , kunnen ook verder opgehelderd worden door het bericht der Stad Campen aan den Hertog van Alva, aangaande den lyfftraffelyken Rechtsdwang, in den jaare 1569 ge, gee-, (g) Winhof, AT. L>. bl. 130, (h) Boven, bl. 45, (i) Boven, bl. 20. (k) GfciL. de pace publ. lib. f. cap. 3,, n. 20. &cl (1) gttos nowiurn indult. Gail. I. olf, 16. n. 7. M 3  f«2 Qverysfsjpiè Gedenkftukken. IHde Stuk. ïtccfnetë bic in fmic gebengpnjfe tex uanen Heften macg' uïj barneten ban tfute orf b?^n guebe 4l3anne ons? be# geeven (ni), in de woorden: rfaf volgens van allen olden tyden binnen Campen fteets gebruykelik is geweest, ende alnoch is, dat wanneer Burgemeester en, Schepenen ende Raed (dien die apprehenfie der delinqucmten competeert) durch gemeene geruchp, aenbrengen, aenfehryven, ofte ander lint s , in ervaringe gekomen fynnen , dat fich eenige misdadigers in der Stad ofte der Stads vryheid van Campen begeven, ofte erholden folden, pioetvoilie oder onmanierlyke onftuir aengerichtet hebben, ende dan by rade gedenoteert voort, fodane perfonen an toe vangen, fo bevelen de Burgemeester en fn der tyd (ter ordonnantie des famenden Raedes) hoir er gefworen dienaers defelve delinquanten ofte gefufpeEleerde luyden te foéhen en te apprehendieren ; 't welk ook die Burgemees'teren in der tyd allene by zich laet gefchien, wanneer de misdaet notoir, ende de misdaader voerhanden fynde hy langer vertoch foude ontkomen mogen: d'welck perfoonsn alfo aangetast et fynde worden eerftelik voer Schepenen ende Raed gebracht en nae de gelegenheid desFeyts 'vel fcherpeliken ondervraegt, ende indien die fchynbare daei voer oogen ware, ofte dat men hen luiden in twifpaldige beliongt bevonde, oder fus eenige merkelyke prcefiüRtien tegen haer hadden, alfoe dat by den Rade beflo'ten worde die perfoon gevankelik toe bewaeren, foe bevelen die Burgemeester en in der tyd enz. En wyders aldaar Dit alles wort alfoe (woe voerfcr.) geobferviert 'ende geholden tegens den vreemden oder dm uitheemfchen Delinquanten, dan wanneer die fufpicie eens misbruiks püe dencis valt op een burger ofte inwoonder der Stad (lampen ende de daad niet notoirliken alnoch bly 'kt , in fuiken geval is aldaer een gehruikelyken Stadtrecht, dat de Raad, na genomen informatie, den burger of inwoonder 'bodt fchikt, die welke alsdan meet borge fiellen ten al- (k, \ Gevoegd by de UsduBie der Steden Deventer, Campen en fyvofle, onder de letter I. ongedrukt. Vergelyk hier mede §4" jfcjscH WfiïfS?! 9rS.' ih 1H- fW Gitöjt  Tweede Landbrief van Davit» van Burcundien. 183 tferucijtebe "aCanbfate bie fnne biener£ nnet en fan enbe afêban ïaten gefcijicn nae bec uetiantenfgfe enbe mïgbaet 55e* allen tyden op gefmne des Rades toe rechte te komen ende inden hy geen borge bekomen hmde, moet hy zelfs box ge blyven, wie men dat noemt, offt den Raed laet ook denfelven wel gevankelik voert anholden, na dat men bevindt de faeke gelegen te fyn, Ende indien alfulke geroepene of gefufpecleerde perfoon ontweke ofte ontkwame, fo wort tegens denfelven geprocedeert mitten ban ofte mitten naefchryvinge of anders na bevindinge der fake. Daer avers die apenbare daet eens burgers ofte inwoonders voer handen ende enorm is, als van doodflag, moord, dieverye of dergelyken, fo voort bet metten felv-.n als mettenvremden in apprehenfie geholden wie hier voeren aengetogen. De pyniging, die van ouds by ons niet dan by gebrek van bewys is gebruikt(n), moest de Ambtman in de gevangenis doen uitvoeren , in byweezen van twee onberuchte landzaaten, niet zynde zyne dienaaren. Het was dus zo verre daar van daan, dat de Ambtman, de misdaaders door zynen Klaager vervolgende, het ambt van Richter hier te lande kon bekleeden; dat ook zelfs zyne dienaars niet eens goede Getuigen konden zyn, van het gene de misdaader door pyniging beleed. Daar nogthans volgens het bekende recht en de leere van Winhof (V), umme eyn geringes woert eyn Richter gewraket, ende eyn kleiner fake dryfft hem van fynen Richt ampt, dan enen getuygen van fner getuychmsfe. Hoewel het oude onderfcheid van behandeling , betreffende het pleit zelve, omtrent lyflfraffelyke zaaken, tusfchen het geval van blykenden fchyn; en van geen blykenden fchyn, in het nieuwe Landrecht van Overysfel is voorbygegaan; en dus inheide gevallen op dezelfde gewoone wyze gepleit moet war* Nieuwe aantekening by Winhof , N. 23. bl. 309. (0) Deel II. art. 6. N. D. bl. 196, M 4  f84 Överysfelfchc Gedenkftukken. lilde Sluk. 2Segoïb?utte foe in onfe ïanöe ban Ctoente nnet getooentiifie i§ geujcegt stat öefec tnt toe in allen tófoeïen ben* worden; als ook de gegoedheid of anders borgtocht ? in misdaaden, die niet met geld kunnen worden afgedaan, niet meer van gevangenis bevrydt (ƒ>): is my echter, voor het overige, tot nog toe geene aanmerkelyke verandering, in deeze ftoffe, omtrent misdaaden, waar voor lyfltralfe wordt gevorderd, in het nieuwe Landrecht voorgekoomen; maar wel in tegendeel wordt het oude Landrecht by herhaaling aldaar geltaafd (q). Uit eene zekere plaats van het gemelde Landrecht kan zulke eene verandering , gelyk ik vertrouwe, niet beweerd worden, alwaar men leest: De Drosten fullen, in cas van oppofitie, gene groote noch kleine breuken invorderen of executeeren, ■dan by ordre en manier e van procedure, voor des Delin. quants ordinaris Gerichte , of daer hy de misdaat fal hebben mogen begaen enz. (V). Want ik meen, dat niet getoond zal kunnen worden, dat dit iets anders zou bedoelen , dan dat de Drosten, verpligt zynde, om misdaaders, die, met breuke te bècaaien, kunnen volftaan, voor zich te dagvaarden of te ontbieden, om de breuk af te maaken; niet zouden vermoogen, hen , in cas van oppofitie, die zy op deeze ontbieding deeden, in breuke te Haan, en die te Excuteeren(*).' Zulk een gebruik, om eenige breuken door Parate Executie te vorderen , is ten opzichte van andere Magiltraaten, Richters enz., in fommige geyallen, nogniet yerdweeoen: en dan wordt, ingeval vantegenlland tegen de Executie, over de wettigheid of Onwettigheid van den gedaanen tegenltand gepleit. Dus bevroede ik niet. hoe uit dit aangehaalde Landrecht eene gevolgtrekking zoude vloeyen; dat de Hee- (/>) Landr. van Overy.fel, Deel II. tit. 19. art. 1, 2. &c. (q) Deel II. tit. 10. art. 2 4, tit. 21. art. 5. (r) Landr. Deel II. tit. 23. art. 5. (*) Zie Mr. J. Schaasseet! ad Reforin. Vel. cap, a. §, 10, |4atth. in not. ad Amn. de r$b. IJltr. p. 82.  Tweede Landbrief van David van BurgundieN. 18$ èengem'gfen te toefen enbe gehangene te jjoïben bat onfe anbecfaten aïbaft fcijuïöicg enöe gegalben fuït'en toe* fen bie gebnngene te toaeten enöe te toacljtea in alten ma* Heeren Drosten, vooreen Gericht, alwaar zy zelfs den Richtertloel bekleeden, de lyfftraffen door hun? ne gefielde Klaagers of Fiscaals zonden moogen vorderen. Uit eene andere plaats van het zelfde Landrecht kan dit ook niet, maar veel eer het tegendeel worden opgemaakt, als 'er ftaat: foo ook over een dood* flach, wondinge, of ook over eenige andere misdaat, geen Klager voorhanden was, of Partyen onder haar mochten hebben verdraagen: fal de DROST EEN KLAGER STELLEN, om na genomen behoorlyke informatie ende citatie VOOR 'T GERICHTE, fodqnigen Misdadi. ger te beklagen, ende fyn recht te laten uitftaan (x). Voords om gezegd te kunnen worden, deezen buitengewoonen lymraffelyken Rechtsdwang te oeffenen , is van ouds by ons genoeg geweest, dat iemand de lyfftraffe, of de breuk voor dezelve, als Overheid mogt vorderen (t); maar daar toe wierd niet vereifcht, dat hy het Gericht daar over houden mogt. Den Heeren Drosten is van ouds aanbevolen geweest, orh, by gebrek van eenen Klaager, de misdaaders buitengewoon, dat is, zonder Klaager, te moogen vervolgen; doch als dan niet als Richters maar als Klaagers. Hec recht van Richterftoel is als dan van ouds geweest by den Richter in het Kerfpel. In Kleine Steden echter heeft van ouds de Drost met de Schepenen ook in dit geval het Gericht gezeten. Doch dan was het een Gericht van Schout en Schepenen; en dus geheel wat anders. Eene Helling, als of de Heeren Drosten even als Perfoonen, in rechte onderfcheiden van hunne gefielde Klaagers (ƒ) Landrecht Deel II. tit. 21. art. 5, (t) II. Stuk, bl. 158. &c. M 5  1S6 Overysfelfche Gedenkftukken. lilde Stuk. manieren bat in onfen ïanbe bnn |>aïïanbt aetuoetit* line enbe jjebotriifte ij. Winhof, Deel UI. erf.si. CO €nbe oic ïjebBen onfe Öibberfcljon enbe «gtebe tnfgl ïantg ban (Ctoentïjc abecgjeacben eiiüe belieft bat onfe onbecfaten in onfen ïanbe ban (Ctoentge mebe goï* gers of Fiscaals, zouden kunnen aangezien worden, iirookt ook niet met het Advys der Stad Deventer, waar mede de Steden Campen en Zwol zich hebben vereenigd, te zien in het Register van onze Hooge Heeren Staaten van den 28 Febr. 1783: naamlyk, dat de Fiscaals niet kunnen geconfidereerd worden ah Aniptenaaren van de Provincie, maar wel als Bedienden van de Heeren Drosten, wier bediening van het leeven, of zelfs van het goedvindtn van die Heeren afhanglyk is. Hoe lang de Ingezetenen van Zalland, ten tyde van Bifchop David van Burgundien, de gevangenen bewaaren moesten, is my niet gebleeken. Aangaande die van Twente is te zien in den Landbrief van Bifchop Jan van Vernenborg (u), die in dit punt door den Landbrief van Bifchop David van Bürcündien is veranderd. Naderhand is door de Nieuwe Reformatie van den jaare 1541 vastgelteld, dat de huislieden des Heeren gevangenen niet langer zouden bewaaren dan eenen dag en nacht (v). Doch by het nieuwe Landrecht van Overysfel is het wederom bepaald tot aan den derden dag (x). xxxnr, (1) Van dit artikel is gezegd hier vooren, Hoofdd. z. bl 137. 138. (u) Hier vooren, bl. 78. 79. (v) Winhof , Deel UI. art. 23. t is toetefchryven. Want de Ambtman of Droit 18 niet, uit hoofde van zyne bediening, die veel eer hem zulks verbiedt, genoodzaakt, ligtvaardige klagten door zynen geftelden Klaager of Fiscaal te beginnen. Een gebrek van voorgaand genoegzaam bericht, welk de Fiscaal zou hebben kunnen bekomen, en hem door den befchuldigden ook niet geweigerd is, fchynt een vergis van opvatting des Fiscaals onverfchoonlyk te ftellen. Eene onredelyke beV gun- (2) Die my nog niet zyn voorgekomen. fa) Hier vooren bl. 22. &V. Van -t gene aldaar gezegd is van fteliing in gevangenis, zie ook Matth. de jure glad. cap. sg. n. 4. p. 326. (6) %ie boven b\. ?<58, ïG9»  188 Overysfelfche Gedenk/lukken. lilde Stuk. gcfecfjt ban boitfïage cnbe toonbingen cnbe öe'go'tMü ne onfe ïjeerïtcgeit ïjoir£ recgtg/ te toeten Dat bie Ma* get ban onfet geeeïtegept toegen nnet berïiefen fal öat jfjie toi'nnen tooïöc. Winhof, Deel UI.art. ig, Stem fae en fuïïen bïe SCmutïube oft ïSicljtee \\n*.* ment bcïa&ten boic enen ottcecgten aenbancii ban bat gge» gunftiging van den Fiscaal zou hier tot gevolg kunnen hebben, dat zelfs onfchuldigen liever de gevorderde boete zouden willen betaalen, of daar over met den Heer Drost verdraagen, dan pleit voeren. In tegendeel het hier gemelde voorrecht des Klaagers van de Hooge Heerlykheid, om geene gelyke lyfftrafFe, als hy gevorderd heeft, by verlies zyner zaake, te moeten ondergaan, vloeyt uit iets anders voord: naamlyk om dat de ftraffe van gelyke vergelding op de Hooge Heerlykheid, die hy, in de oeffening van deezen buitengewoonen lyfftraffelyken Rechtsdwang, Reprefenteert, niet toepasfelyk is. Omtrent het punt van kosten eh beledigingen zie ik tusfchen deezen en een yder ander Klaager, geen reden van onderfcheid, die in 't geheel, veel minder in eene vrye Republyk zou kunnen dienen. Onbillyke voorrechten van het Fiscaalfchap ftrekken tot flaaffche onderwerping, en worden in goede Regeeringen verworpen. XXXIV. De Ambtlieden of Richters mogten niemand befchuldigen over eene onrechte aanvaarding van 't gene, dat iemand had aangetast of aanvaard, 't welk niemand anders in zyn bezit had; indien hy daarvan, te weeten, dat hy die aanvaarding had gedaan, in tyds bekend was, ten blyke dat hy die niet zocht te ver-  Tweede Landbrief van David van Burgundien. 189 ggene bat jement paböe nengetafïet oft aengebfeebiget bat ngement anbêrj fn fnn betjoït en gabbe/ De£ gie toe rjueöec tnt beaam taaie/ enöe itofen frmen naefien nae* buren oft Den gerichte bat bannen b2ien Daegen menen* nen gabe Dat gie Dat gaet aengebeérbiget gabbe énöe bate verbergen; en dezelve aanvaarding aan twee van zyne naaste nabuuren, ofaan het gericht binnen drie dagen te kennen gaf, en daarover wilde recht pleegen ten aanzien van den genen, die daar op aanfpraak had (a). Ook zou niemand zyn goed als verbysterd, dat is, waar van de eigenaar niet bekend is, doornalaatigheid verliezen; 't en zy dat de Ambtman of Richter daar over eerst drie kerkenfpraaken, op drie zondagen , in de drie kerfpelen , daar naast gelegen, na Sant Marten in den winter, had gedaan. Hoewel het achter houden van gevonden goed eigenlyk diefflal is; wierd nogthans door onze voorouderen, inzonderheid ten opzigte der lyfftraffe, zulks voor geene dievery gehouden, maar burgerlyk met breuke geftrafe. Waarom in dit artikel, aan deeze misdaad de byzondere naam van onrechten aanvang is gegeeven, en de zachter uitdrukking, v,an belasten, daar by gevoegd. Dit komt ook overeen met het Saxifch'recht (b). De lyfftraffe fcheen op dit geval van aanvaarding van gevonden goed, 'c welk niemand wordt ontnomen, om dat niemand het bezat, fchoon de aanvaarder het zocht te verbergen, niet toepasfelyk te zyn. Meer andere gevallen, die in het Roomfche recht als dieveryen zyn befchouwd, doch min haatelyk zyn, worden byons daar voor niet gehouden (O* Om van onrechte aanvaarding ontlast te blyven , moest de aanvaarder, binnen drie dagen het geval aan (a) Vergelyk Saxensp. lib. II. art. 36. lib. III. art. Bff. (b) Saxensp. lib. I. art. 37. in Glosf. (t) J. Voet. ad. lib. XLVll, tit. U, ff, n, 15. ,  ioo Overysfelfche Gedenkftukken. lilde Stuk. bair ban tornde tecgtgpïegen ban ben g'öenen bie bt§ ari» fujaïïe fjabbe. €noe nnement en faï fan guet boic beiv bakert guet berfuemen ten toair bat Die Stawman ofie ïticgtec batt ban iecfte b?te itiecmienfujaïien ou bzien . fan* aan twee zyner naasté nabuuren, öf aan het Gericht, te kennen geeven; 't welk Winhof in zyne aantekekening over dit artikel uitdrukt met deeze woorden : offte dat men dat an dat Gerichte brenget, als hier verordent. Deeze Rechtsgeleerde zou dit kwaalyk hebben gefield; indien hy, door de woorden an dat Gerichté brenget, iets anders had verftaan, dan dat Gerichte anbrenget, datis, te kennen geeft: zo dat het goed zelfnietinhet Gerichte wierd gebragt(d). Dit is door de Heeren inftelleren van het Landrecht van Overysfel, van 1630 (e), anders begreepen, in de woorden: in drie dagen daar na brengt aen 't Gerichte. Het verlies van eigendom van vermiste goederen na verloop van zekeren tyd, hier drie Kerkenfpraaken enz. na Sant Martens dag in den winter, is ten voordeele van den Landsheer tot een Regaal geworden (ƒ). De billykheid van dit Statuit is gelegen in het gebod des Richters, dat de eigenaar zich zou hebben aan te geeven; en in de nalaatigheid van dee£en, om zulks te doen. Waar uit ik meen te vobgen, dat de eigenaar zyn recht van eigendom niet verliest, indien hy door wettige reden verhinderd is geworden, om zich in tyds bekend te maaken. Hier, als ook in het Saxenfpiegel, lib. II. art. 37. wordt alleen gefprooken van goederen, die als nog onderfteld worden eenen eigenaar te hebben; anders (i) Vergelyk Cqler. de procesf. torn. 2. ad cap, de quarta n, 85- P- 84- (e) Deel II. tit, 15. art. 1. add. Groènew. de LL. abrog. ad §. 39. lnft. de rer. div. n. 3. (ƒ) Wihhof over dit artikel op het einde. Saxensp. en CoUtK. d. I. Landr. van Overysfel Deel II. tit. 15. art. i-——3.  Tweede Landbrief van David van Bürgündien. 194 foimen bogen in brn bnen Uïetfuelen baic naegt grienen nae Jjant JScrterïgi Daege in ben üwnter gebaen gabbe» Winhof, Deel II. art. ai. %tem foe faï men moerbenerg moectöecneci fietS* ftfjanerjt fyonmen bctfyectjiergi ftratenfcguner£ fyebe* bgeeo ders dan verborgen fchatten (g), waar van elders, in het gemelde Saxifch Wetboek (b), een geheel ander recht wordt opgegeeven, 't welk in de Glos aldaar naar het Roomfche recht is geduid (i). En geen ander recht daaromtrent is my in Overysfel bekend, XXXV. Moordenaars , moordbranders , Kerkfchenders , vrouwen verkrachters, vreedebreekers, dieven, die eens van de ftraffe van diefftal zyn vrygekocht, en doodflagers met opzet, en met voorgelegde laagen, ' mogt men niec laaten vrykoopen, maar moest hun recht doen naar hunne misdaad. Aangaande het onderfcheid tusfchen moordenaars en doodllaagers met opzet, of ook met laagen legging, is boven reeds gemeld f»; als ookvanmoordbranders (b). Door vreedebreekers worden hier verftaan, die den Land- of Gemeepen vreede, door de wet- (3) L. 31. j. i.ff. de acq. rer. dom. (//) Lib. I. art. 35. CO Zïê ook Hertius, Comment. vol. I. torn. 2. de fuperiorit. territ. g. 45. not. 1. en De «telt utmö 9tee&t«fi»Sc&t/ ürtm f«l> Mfotytw ©c&fypm unD Q5ertcfrt«flfit«n t« otu l io ttm &tsM* «*tc« unnD utmitge itiimfr/ enz. in het Saxisch Weichbild, fol. 161. verf. Edit. van 1551. (a) Bl. 26. (&) Bl. 35. 36. Zie ook Mr. Schrassert ad Reform. Vtlvf' tap. 2. art. 7. n. 6.  jr$2 Overysfelfche Gedenkftukken. lilde Stuk. ü2Eccaetó biebcn bie een» dcgte faï Hn bjeigei toeben enoe goloen tat onfen ficrjoiff enbe ben nnet (oegïaten ecc den tpöcn gie btc# bo:gci gabbe fuïjc af ie üeene oft te beteten €abe bie van Diepholt, Bifchop van Utrecht, in den jaare I435, ingelteld,- 't welk in de oudfte gefchréeven Landrechten van Overysfel aldus geleezen wordt: Int jaer ons Heren due'ent CCCCXXXV des vrydages nae Vitloris voert averdragen to Deventer up en/es Heren reehtdach, by unfen Heren, Ridderfchap enAe Steden Deventer Campen ende Zwolle. Weert zake dat wie weer die dreygede ymant yn den Lande off Stede wonende , hyr (a) to untzeggen , to barnen , to fchedygen (b), tof aen offtovaen (c), die gene die alfo ghedreyget worde, mochte die dat bewyfen myt twe goede unverzegede knapen, fo moiht die dat brengen an een van den dren Steden, ende die mochten den ghenen die alfo dreygede antastm, buten Gerichte, ende den dan jluten ende beholden to hehoff ons Heren offt ghenes, die alfo gedreyget weer, Evde dit fal jtaen tot wederzeggen ms Heren. Ik heb niet .vernomen, dat deeze vergunning, aan de drie Steden gedaan, door den Bifchop wederom zy opgezegd. Het zelfde is in die artikel van deezen Landbrief, aan alle Gerichten toegeflaan en gelast. De billykheid van deeze wee was gegrond in een volledig en buiten alle bedenkelykheid gefield bewys des klaagers; zo dat aanllonds door het zittende Gericht daar over kon gevonnisd worden: om dat men aanftonds weeten moest, of de beklaagde in het geval van dit artikel was dan niet: wyl hy, niet in het geval zynde, niet gevangen kon gehouden worden. Daar in voornaamlyk verfchile dit zeer van een Arrest; alwaar de Gearresteerde,' zon-- (a) Lees hem. (b) Befchaadigen. (c) Vangen.  Tweede Landbrief van David van Bcrgundïen. 197 tit aïfat gebmmet tnair enöe teeftant eten bat «Se* titjjte npt camen en aonbe/ 01: macg bie man aen* taaien enbe Brengen gem aen öat 33etichie animé te gefcgten afcj boicf. i§ Cnbe bie feïbe aïfoe Bebonben bat zonder onderfcheid, tot uitdragt van de zaak, als hy geen behooriyke Cautie ftelt , blyft aangehouden: om dat een'Arrest niet onder voorwaarde van volkomen bewys der fchuld, maar alleenlyk tot de uitkomst van het pleit wordt toegedaan. Om diergelyke reden moest ook de ban, waarom een Richter wierd gewraakt, aanftonds in den Gerichte beweezen, en daar over uitfpraak gedaan worden (d): wyl, indien hy in den ban was, niets meer doorhem als Richter gedaan kon worden. Uit het voorzeide fchynt derhalven te moeten worden opgemaakt, dat wanneer de befchuldigde zo veel voorbragt, dat geen uitfpraak, zittende het Gericht, ter zyner veroordeeling kon gefchieden, als dan dezelve inmiddels moest worden losgelaaten: om dat niet bleek, dat de voorwaarde aanweezig was, zonder welke hier niet is toegelaaten, hem te toeven ende holden, du is, vast te zetten. Hy mogt echter door den Richter of door den gedreigden zeiven met fterke hand worden aangetast, om hem aan het Gericht te bren een; even als in lyfftraffelyke zaaken gebruikelyk was f e). Want de ftraffe des dreigers was eene lyfftraffe, naamlyk eene gevangenis; die echter door borgftelling kon worden afgedaan, in het nieuwe Landrecht van Overysfel (ƒ) is hieromtrent vastgefteld, dat de dreiger, als het bewyslyk is, dat hy gedreigd heeft, door den Richter, of, by deszelfs ffweezigheid, door den gedreigden zei ven, en die hem willen helpen, mag aangetast en voords dnor den (i) Zie boven, art. 4. bl. 142. (e) Boven, bl. 33. 4-8, 49(ƒ) Deel 11. tit. 21. art. 7. N 3  ro8 Overysfelfche Gedenkftukken. lilde Stuk. Dat Rie Qtbieim rjaööe faï tat onfe fienoiff betümt nc'ö* ven bgfftfcg ofte fctïöe. Winhof, Deel lil.art. 25. mm%% den Drost in hechtnis gezet worden, tot dat hy de bedreiging afdoet en verborgt, boven de breuke van vyftig oude fchilden. Het aantasten door deu Gerichte of door den gedreigden zeiven en die hem zouden willen helpen ; en voords het in hechtnis zetten door den Drost, worden daar in eenen adem, beide onder voorwaarde der bewyslykheid der bedreiging, te faamen gevoegd: doch van een vonnis wordt daar niet gefprooken ; veel weiniger gezegd, dat de aangetaste zou bewaard worden door het Gericht; noch hoe die bewaaring zou gefchieden, tot dat het vonnis zou zyn uitgefprooken. Dit doet my denken, dat de oude wyze van uitvoering, toen beter dan nu bekend , door de Heeren Inftelleren üilzwygende is in het oog gehouden. Ik meen, dat de uitoefFening van dit artikel, tegen deszelfs waare meening, wel eens verkeerd is te werk gefield; en dat, om thans daar aan te voldoen, het zittende Gericht met een Rechtsgepromovcerde zou moeten zyn voorzien, om den befchuldigden, zittende het Gericht, te vt roordeelen , of hem door vryfpraak aanftonds los te laaten: als ook, in geval van noodig bevonden wyder onderzoek, hem aanftonds los te laaten tot de uitkomst van het pleit. Daar door zou de Practyk van dit artikel ook niet zo zeer, als anders wel, van het gemeene recht verwyderen (&>• (g) Gail. de pace publ. lib. I. cap. 2. n. J——p. Cabpz. éf.for, part. 4. conft. J5, def. 5. 9. XXXVIII.  Tweede Landbrief van David van Burgundien. 109 Stem afê fetnent onttopcfiet ofte boftMucgtfcQ most tot onfen ïimben enöe toon mant öe£ anbeccn/ bie o* beröaöicn ié bcr fcgeïinjje bairomme bie anbec fan bf* ant toaic/ bp Bft§ ofte onfen Öicgtec/ baic onbec ijie toaic gefeten/ tecgtg te "legen enbe fan bram bes met boen en tooïbe foe en foto bie nummermeer toebec in on» XXXVIII. Het dreigen van iemands vyand te zullen worden, was verbooden. Hoe veel te meer was de verklaaring zelve van vvandfchap, door onze Landswetten reeds voor den tyd des Landvreedes, onder Keizer Maximiliaan, in 1495, in het Duitfche Ryk.vasegefield, ongeoorloofd. De Landbrief van Bilchop Jan van Vernenborg (a), als ook de onderftelling in deezen Landbrief van Bifchop David vAn Burgundien, kunnen ons daar van genoegzaam overtuigen. Derhalven was geen veilig verblyf te vinden, iin den Lande vqor den genen, die, ra weerwil van deeze Landswetten, iemand vyandelykheid aankondigde. Daarom moest hy, om niet gevangen te worden, uit het Land vlugten, en dan de vyandfchap aan dien verklaaren, op wien hy zich zocht te wreeken. Van zulk eenen wordt in dit artikel gezegd: dat hy nooit wederom in des Bifchops Landen woonen zoude, en dat de Bifchop het zou verhaaien op zyn goed, in de Landen bevonden wordende; en zyn wyf en kinderen mede uit deszeils Landen zou doen 'verbannen, indien zy hem hulps of byftand daar toe deeden, of hem in huis of op hun erf ontvingen: wanneer degene, wiens vyand hv was geworden, bereidvaardig was, om over het : ver- (0) Boven ,11. 6, 7. N 4  200 Overysfelfche Gedenkftukken. lilde Stuk. fe ïanben mcmen enbe ton foïben bai botrt boen goïben aen fpn guet in onfen ïanben toefen je/ fnn topff enöe fimöere mebe tot onfen ïanben boen leggen möieii fn gem huïne ofte önftaat bate tce öeb«:n gem otc flufe* oen ofte fjoheben, Winhof , Deel 111. art. 26; STtem ofte jement bedonderengun| anbfetbicnbe(0 Ofte in fnn g;m^ gaarne on.me gem ofte ferj gupggefun* ne te ffaen te fteöen ofte baieïagebe enbe aentocgte / toeg vetfchil, by den Land?heer of deszelfs Richter, te pleiten, en zyn vyand zulks niet wilde doen. Ineen oud affchrift van eenen Landbrief van het Landfchap Drente, in den jaare 1447» op Sant Urbanus dag, onder Bifchop Rudqlf van Diepholt, opgericht, gevonden wordende in oude gefchréeven Landrechten van Overysfel, is hieromtrent het volgende gemeld: Item voaer ymant, die up ienen l.ntman to zeggen hadde ï ende de lant man oen rechtes wolde plegen, ende daer en haven bueten landes toe ge, ende untegede weder (b) ynt landt te roeven, to barnen, off anders enyge undaet toedoen yn den lande , fo fal die lantman fich rechtes ve byden (<) an den amptman to Coverden yn der tyt , end- die etien , ten negeften lottynge den untzegeden (d) man to doen dat hy oen van rechtes fchuldich ys to doer.e Ende weert dat die untzegede (e) man dat nyet doen en -vooldè, fo fal hy vredeloes wefen dus landes van Drenthe ende vort des gemenen Stychtes van Utrecht. XL. (i) Het zy. Of. (f) Verbyden, aanbieden. II. Stuk bl. 219. (d) Lees ontzegenden, ontzeggenden. {e) Untzegenden. (1) Aanvaardde, aanrandde.  Tweede Landbrief van David van Bürgdndien. 2or toeê bie bait toibet en tegen bebe ïjem te toeren bat faï ban oen gijenen aïfoe te buig bezorgt (i, ofte boirla* net boic ong n:oefie(oe^ toefen C-nüe bie ben anberen te ï>uné fochie cnbe oic bie güene bie ben anbereun toon* bebe m bie boirïa je faï fnn ïyff becbjafirn ijeöben €n* be bie oen anberen boirtageöe 'onbec toonbmge ofte net onaeöoirïifie acn ïjem ïiiecöe (3) enbe Deg bertoonnen toaic afê recgt üj/ faï becöoecen tien oïbe fciïbe. Winhof , Deel 111, art, 27. Stem toanneec bie ene nu ten anberen becboïdjt enbe reclitboJbecinae boet nae ben ïantcecjjte baic ou en faï men XL. Hoewel onze voorvaders zeer ter harten namen , dat elk voor zyn gewoon Gericht in het recht betrokken wierd; wasechter dit zo niette verftaan, als of men alle kennisneeming en beflisfïug van den Landsheer wilde uitfluiten. Want iets anders is, de Justitie naar bepaalde regels, doorbehoorlyke Richters en Magiltraaten, te laaten oeifcnen: en geheel wat anders, daar aan de hnnd te houden , dat het Justitie weezen, door de Officieren en Magiltraaten, als ook door partyen, niet benadeeld worde, maar zyneu behoorlyken gang houde, en in acht genomen worde. Het blykt genoegzaam, dat dit laatfte, in deeze Provintie, door den Landsheer alleen of met de Staaten is gefchied Daar door wordt de grondftelling, dat elk voor zynen behoorlyken Richter moet in het recht getrokken worden, niet benadeeld maar bevorderd. Som- (2) Zocht. (3) Toebragt. N 1  "fioü Overysfelfche Gedenkftukken. lilde Stuk. men njjene 'ójieben ofte few ff ten metben fuffic cecfit af ie ftelien/ ban men fat bat atbaic mt becbolsen enbe epn* Sommige punten, hier toe betrekkelyk, wierden door den Stadhouder van den Landsheer, als het .Hoofd der Juftitie, beilist. En wel verre, dat de Staaten de kennisneeming en beflisfing daar van aan den Landsheer of zynen Stadhouder zouden hebben betwist: is in tegendeel een merkwaardig voorftel van Hun Ed. Mog. aan den Stadhouder Georg Lalaing, Graave van Rennenberg, van den 18 Maart 1579, daar toe betrekkelyk, nog voor handen, als volgt .-alfo int Apostilleren (a) van fupplicatien altomets diverfiteit valt, ende fyn Gen. die Landtr echten onkundich eenigermaeten, ende Ridd. en Steden ongeerne fien folden, dat parthyen tegens Landtrechte befwaert ofte vercortet folden worden, hebben op believen van fyn Gen, voer goet eingefien dat eenige van de Landfchap ende Steden folden gecommitteert worden, die fyn Gen. in voervallende faeken van parthyen off anders alfe Landtraeden folden asfiJlentie doen ende op die fupplicatien adviferen ten einde als vooren Ende daar van met fyn Gen. gefproecken die dat Jelve oock goet gevonden ende daer in belieft heeft alfo dat hier toe ge committeert fyn die Landt Drosten van Zallandt, Twente, Vollenhove ende Isfelmuyden, insgelicx die Rentmr. van Zallandt ende die Gedeput. van de Steden metten Griffier van Overysfel, die op kosten yan de Landtfchap alle maent binnen Winfum oft daer fyn Gen. fyn fal, fullen vergaderen. Ende doen als voerf flaet (Z>). Hier toe behooren- de bevelfchriften in dit artikel gemeld; waar van de uitlegging, door (a) .Apostüle, literee dtmiifpriè', apostoli, & annotatie margh nalis, Kilian. Voor annotatio marginalis, zie ook appontamenturn, by Mr. Burman Utr. jaarb. Deel III. bl. 134. (b) Zie ook de Jlukken by Dumeaii AaaleB. torn. 3. p. 503. 51Ó.  Tweede Landbrief van David van Burgundien. 203 ennbea baic bat begonnen i§/ te b^rftaen ban fa* ben bie gefioiclme nae ben lantcecgte aibaic bejtjoe* ren. Winhof, Deel IV. art. 25» Jfltetn taant men bofct aïïe ountgen nnet cïaicïifie jrjefcwben en ftan/ foe i§ omj toiite enbe meninge bat nnfe ïanbe enbe tube boirf. bï.men fuïïen in atïen goeceu anbecen oïben cecgten enbe gemoenten enöe ctgnien ban olbee gemoenten fdmïbicg i$ te öoene. nae ben ïantrecgte fcnöer emgecfjanDe inne'baïïen cnbe begoibeïibe aïïe uuntgen üu on| onfrn Bib'jecen iïna* pen enbe b:ien Jbtebeu boirf. ou ;§>oaiie^eitïj baec befe mt oberömgen iu ïjoece balie macijten te bïflben fonbec otgeïi|t. Cnbe mant ton bit in bojbecinge enbe be'guïu ban rectjte enbe cec'gtbiccjifbei't onfec onbecfaten tot etoi* gen bagen buren toilïen/ geboen ton bed tot oiclüon* be door Winhof daar op gemaakt, hoofdzaaklyk behelst: dat de Landsheer of zyn Stadhouder geen andere rechthangige zaaken afïtellen mogt , dan die begonnen waaren voor een Gericht, daar ze niet behoorden (c): en dat hy ook bevelfchriften mogt geeven, die ftrekken, om fpoedige afdoening van zaaken by de Gerichten te bekomen. HOOFD. (c) Herhaald in het Nieuwe Landrecht van OverysfsL Heel I. tit. 16. art. 1.  «04 Overysfelfche Gedenkftukken. lilde Stuk. be boic ong enöe onfen nacomeïingen bigfcopen Cut* recgt onfe fegeï aen öefen'ö^ieff öoen gangen enbe jjegeben o» onfen £>im tot fèoïiengoe enbe au bat bit tot etoigen bagen buten enöe bie meecce ftebi»» tgeit gebben faï / gebben top geboeget gebeuutiecbe bec jSiööecfcgau onfec tanöen boicf. abj tot &aïlant fêecc afêiïïem ban SSubgojët iSibbec enbe Jfjebetitft ban i|acen/ tot Ctoentge Slogan ban Ctoicïoe enöe «Pecpt ban JPeïbeïbe enbe tot onfen ïanbe ban $oïïen^oe Baeïoff ban ben €foe£tet enbe Slogan ban bec «Efe enae anfe goeftftebe ban ^alïanbt abj ©ebentec Campen enbe Jttooïïe bit mitjnd te befegeïen €n. be top dPebeputiecbe ban bec iSiböecfcgap bec ïanben tnbe fïebc boicf. aenmercfienbe gueben toiïïen onfjS <Ö$eneb. fifecen enbe nmfcgap bec ïanben enbe onbec* faten/ gebben top ban bec Ktböecfcap onfe fegeïe enbe top fïebe onfe ftcbt fegeïett meöe aen bcfen ba'eff genanjen int jaic onfê ÏJecen bufent biec gonbeet ecflt enbe tfcbenticfi op ten feiten bacg in junii. HOOFD»  HOOFDDEEL V. LANDBRIEF VAN FILIPS VAN BURGUNDIEN, BISCHOP VAN UTRECHT, VAN DEN JAARE MDXVIIL Naar het oorfpronglyke op den Huize Almelo. 3©a pïjiïfng ban SSourganfgnen baber genaben QBaöd 55i^|cg'on Cuttecgt maften conbt allen ïunoen bat tan tin guetbunrfien nnfec gemenec Sibbecfcgan en* be ^teben onfec ïanben ban «©becpgfeïe tot oecbaec nutticgeit enbe toaïbaect becjeïbec enbe nmme te bec* fie» I. De gebreken, waar door het Land te vooren veel nadeel had geleeden, zyn uit de voorziening , die tot derzelver verbetering, indeezen Landbrief is gedaan , te verneemen. Zy betroffen ten eerften het krygsweezen; ten anderen het gebruik van Re? presfalien ; ten derden den tol op den uitvoer van turf, hout en kooien; ten vierden de verweigering der Schouten, om panding te vergunnen voor binnen jaarfche pacht; ten vyfden het gehuurd krygsvolk; ten zesden het recht van plaatsvulling der kindskinderen ; eri ten laasten de Yerkrygiflg van vaste goederen door Kloosteren. Dren.  2o6 Overysfelfche Gedenkftukken. lilde Stuk. fïen tot ;efiecen geb2efien / baec boicg onfe ^Eantfrjjaü* nen gier inborend in gjoten teeten enbe fcijaeben ge* tomen p/ fetiece uuntén enbe artimïenberöjagen enbe gefloten ijeböen/ in bet butgen enbe maniecen gjecnae boïgenbe. 3|n ben nerften oft gebnecben bat onfe boerfci. üan* tien mee naemaeid obermjen ïüopen/omme nïsl ban ben ftüèr enöe toeöcrftanr te boen fuüen onfe ïanben ban ^aïïanr Ctoen'tje J9oïïrn?joe enöe ©jentjeinfuïc* öen gefaïïe ben bierben man bupt eïcfiec SiJuer^fcïjau: bupt Drente, een der Landen van het Bovenfticht komt wel in deezen brief voor, als zullende met Zalland, Twente en Vollenhove zyn vereenigd: doch wat hier van zy geweest, en dat de ^taaten- van het Landfchap Drente in deezen Landbrief niet hebhen bewilligd, Boch den brief bezegeld , is te vooren reeds gezegd (a). Ik hebbe deezen Landbrief, om de zelfde reden als. de voorgaanden, in artikelen moetea afdeelen. ft Indien het gebeurde dat de Landen Zalland , Twente, Vollenhove en Drente, door vyandelyké benden pf te faamen gerot volk wierden afgeloopen; dan zouden deeze Landen, om verftooring of verhindering en tegenftand te doen, den vierden man, uit yder boerfchap, om op te trekken, uitmaaken. Dit volk zou altyd , als het opontbooden wierd, geïeed zyn, en derwaaras trekken, daar men het, om iets te doen, noodig had., fn bevoolen zou worden. Pe te huis blyvendèn zouden daar voor, naar maate vaa ' (a) II. Stuk bl. 185.  Landbrief van Filips van Burgündien. 207- hunt te treeften buptmafien/ bie nïtoeg toanntet men 23 berbnbet reebe toefen enbe treeften fuïïen baec mem boet ie bcene beft / enbe ficm beboïen faïï toajben. énbe bfê $p aïbu£ berbabet toerben enbe bupt treeften: faïï eïeft ban fjem flebn beè bageg bne ftnbec *2&abant£ fiie beurten fuïïen bie gjjeene bie fftupg bïpbcn eltft nae nbben.uit fpn^ guetg. Cnbe toanneee bie boerg. aïfae becbabet tobben bupt treeften/ fuïïen anfe Jbcgoïten in van hun goed, de bepaalde vergoeding aan de uit» trekkenden doen. Yder Schout zou by die, welken, uit zyn Gericht uittrokken, zyn en blyven. Indien iemand opontboden wierd, om uit te trekken, wanneer het Gemeene Land niet wierd oponcbooden, en als dan aan zyn lyf fcha'ade leed; dien fchaade zou betaalen de gemeene buurfchap, voor dewelke hy was uit geweest, élk haar maate van Zyne goederen. Die om uittetrekken aangefteld wierden, zouden hebben' en houden een rondom het lyf gaand, harnafch, armharnafchen en ringkraag, en daar toe: Zülk geweer, als hun opgelegd zou zyn, Ook zout men eenigen befchikken, die hen ten minften tweemaal des'jaars zouden monfteren. Door een omgaande mych, in tegenftelling van een? geheel harnafch tuych, waar van in het volgende artikel is te zien, fchynt verftaan te moeten worden een harnafch, welk alleen de borst, buik en rug; bedekte. Een ringkraag, dat is, een kraag van te famen gevoegde-ringjes-, behoorde'tot zülk een harnafch, om den hals tot aan dit harnafch te bewaaren» anders genaamd halsberg (a). De armen waaren voor-, zien met armfcheenen, dat is, afmharnasfehen. By deeze wapenen der voetknechten wordt, in de op* fchryving der nagelaatene goederen van deezen Bifchop Filips, ook nog gevonden een backeneel, dat is, eene zekere foeït van yzeren muts, ter bevei- ligiflg (a) Matth. de néilit, Ub, IV. cap, n, £."#70,  2o8 Overysfelfche Gedenkjiukken. lilde Stuk. in ben boerfQ. onfen 3Eanben baec fin toefen enöe öïp* ten etciï op bie $pne. £-nbe toecrt fa&e bat pemant bupt je treeften berbaüet toere/ &i§ onfe gemeene SCanbt nnet buut bccbabet toojbt enbe ban HL'pff fcgube tebe ben frljaöen fait betairn oie gemeene buetfegaa/ baec Sn boer bupt 8Etoee£t lalt ürbuen/ eten nae jpnen gue* ben iaer. toe te gebene/ «Cnbe tote bupt te tteciien ge* fatfi toojoen fuïten ijefiuen enbe goiöen een omgaen* be tunctj armicrjènen enbe K.ncfiiag.-n «Enbe baec toe fultHe getoete baec ?p ougefatg futten toefen €-nbe 1 men liging van het bekkeneel, in de woorden een knechts harnarch rmt armjehenen ende een barkeneel (b). Geweer wordt hier, alsmede in het volgende artikel , onderfcheiden van tuych, 't welk eigentlyk betekent het gene aangetogen wordt, als harnafch, armfcheenen enz. De grondbetekenis van geweer fchynt te zyn gelegen in bewaaren, befchermen. Hier van teweer voor bewaaring, bezit (c); en byvoeglyk voor gereed tot verdediging; als ook voor het middel om zich te verweeren , gelyk hier (d). Daar van is ook weere voor vesting, fterkte (e); en Landtweere zekere vesting, om het Land te verded gen (ƒ):,anders betekent Lantwere ook de verdediging zelve van het Land (g> Wy hebben elders reeds gezien, dat de loflyke inltelling der burger Landmilitie, zowel voor, als geduurende en na de Spaanfche troebelen, hier heeft Hand gegreepen, en dat dezelve ook by de Naardere Unie is onderlteld (7z> Zy was van ouds het (b) Matth. Amleü. tem. I. pag. 228. (c) Boven, bl. 65. (d,-) Zie ook Huydecoper over Melis Stoke , Deel III. bl. 91. &e. (e) Melis Stoke, Deel III. bl. 403. (ƒ) Boven, bl. 135. x " (e) MELrs Stoke , Deel III. bl. 93. (Ji) Vernlg van het I.Stuk bl.90, 91.  Landbrief van Filips van Burgundien. 209 men faï enfge baec toe fcgicften bfe bie felbe £jaec| ten minften ttocc maeï monftecen. 313131. Stem foe faï eïcfte ®i'en£tman fn onfen boerfr.2. Xanöe bie ;nn£ btengtcecijte*! geneten mil/ gem cu-ï* neg enbe ten ratnften een cenfïcg peerbt jjoluen bat 59 het gepaste middel om het Vaderland, Overheden,, dierbaar huisgezin en vryheid te verdedigen. Daarom hebben de Bifchop en de Staaten op het ftukder burger Landmilitie, in dit artikel', van nieuws order gefield, toen daarin, tot nadeel van den Lande, gebrek bevonden wierd» III. Een Edelman, die de voorrechten van zynen fland genieten wilde, kon niet volflaan met de ligte wapenrusting van eenen voetknecht, waar van in het voorgaande artikel is gefproken ; maar moest zva uitgerust als een Ridder. Ten minilen moest hyééa paard, bekwaam tot den heirtocht, houden; en daar mede bereid zyn, met een harnafchtuych, te weeten, van het hoofd tot de voeten (a), en met eene fpies of lans, of ander geweer . als hy daar toe verfchreeven en geëifcht wierd Dit wordt ook hier beneden, art. 9, verder uitgelegd, in de woorden : oft hier namaels in onzen landen enigen toch gefchiedt ofte andersfins nae noode ende gelegentheit fullen o fe Ridderfchap altyt tot onfegefinnen bereit wefen ons te dienen mit lyf en guet. De (fi) Matth. de Nobilit. lib. IV. cap. ai. p. 1058 & 1050. III. Stuk. O  .2io Overysfelfche Gedenkftukken. IIMe Stuk. ;n tian fifenrjt ofte ïSutmc enbe toefen baer mebe ofcft iiereit nut garnafcg mncg fpefe ofte anbece gctoeec afê baec toe becfcjeben enbe geëigfcget toojbt. Stem foe fuïïen aïïe onfe cïetme ^tebeïïeng 138. (d) I. Stuk, By laage N. 6. O 2  212 Overysfelfche Gedenkftukken. lilde Stuk. fegttttnspn/ faïmen naecieijrjen toe^ ;n öaen imïïeti nae gekjjengejt De| tpig. den aan de Kleinen, aangaande den inhoud van die overeenkomst, is gefchied op eene vergadering der Groote en Kleine Steden, in het Bergklooster by Zwolle, op den ro Febr. 1540; en vervolgens, op Saterdag post Mathie, in het zelfde jaar, de voorgeïtelde artikelen, op eene vergadering te Oldenzaal,. in by weezen en mettoeftemming van de Ridderfchap van Twente door de Twentfche Kleine Steden zyn ingegaan. De Brief luidt als volgt: „ Anno XL den XlX^n february findt erfchynen „ in barch Cloester die gefchickten der drie Stede „ Deventer Campen ende Swoll. als nemenptücken „ Meifter Gheert Zwaefken, Jan vanDotfkom, „ Geert Loese, Henrick Khynreturff, Thomas j, Knoppert, Jan van der Marsche, Ende hebj, ben aldaer den Gedeputierden van den Cleynen „ Steden der drier landen Sallant, Twenthe ende „ Vollenhoe, desfen nabefchreven articulen nae „ vruntlicker erbiedinge tot confervatie eensyderen „ fynen previlegien , ufancie ende gerechticheit, 3, voergegeven, mit begeeren dat die eene den an„ deren daer inne geloeflicken willen helpen hants, holden ende befchermen als dat behoerc, In den „ yrften Alfoe onf. gen. heer Stadtholder nu leyder (e) in Godt verdorven is, ende by ordinan„ cie van Key. Ma^. onfen alregenedichften lieven „ Heren desfen lande ende Steden myt enen nyen Stadtholder providiert endeverfien fallen worden, „ Dat fich nymant van den cleynen Steden myc y,, mant wolde verplichten noch verbynden, offt an„ ders bewyfen, daer durch dat defelve Groete en„ de Cleyne Steden een ygelick int fyne vercort, „ oif verachtert mochten worden, dan fullen mei- „ cau« (e) Helaas.  Landhrief van Filips van Bdrgdndien. 213 canderen byplichten (ƒ) tot welvaert der geme„ ne lande, ,, Ten anderen Alfo dagelicx by den Amptluyden ende Sculten in den lande ende c!eyne Steden die „ drie Stede borgere mytonbehoerlicke befaetecon„ trary derfelver privilegiën anc Rechte gedrongen „ worden, dat diecleyneSteden daer ghenen behulp „ to doen fullen, dan defelve fo voele mogelicke „ doen Remittieren by den genen fie mogende ende ,, machtich fyn an hoer behoerlicke Richter, „ Ten derden, offt tot eniger tydt geboerden, die groete mytten clevnen Steden in lantfaecken „ by onfen gen. heren Stadtholder den wy crygen „ worden ende gemene Ridderfchap verfchreven „ worden. Dat in fulcken gevalle die cleyne Steden „ den drien groeten Steden niet affgaen dan byften„ dich wefen fullen, ailent tot derfelver Steden en„ de gemene landfeaps welvaeren ende beste, Ten vierden dat'een yder cleyne Stadt, fynap,, pellacie haelen ende fuecken fall, an den drien „ groeten Steden daer fy van oldes behoeren ende gewoentlicken is toe gefchien, fonder daer en te, 3, gens onder hem felven enige ftatuten offt wille„ coeren daer van to makken , ter contrarye, ,, Ten vyfften Alzo onfe falige heere Stadtholder „ thoift van der juftitic defer lantfcap in Stadt Key . Mar. afflivich geworden is, dat men alle faekên ,, die by fyn G. ende die gemene Staten van Ridders, fcap ende Steden op gemene lanrïtdagen ende par„ ticulaer bycompst erkant ende befloeten fyndt, „ vollencomelicken ende onverbreclicken geholden „ ende achtervolget mogen worden , gelicx fulcr si den XHIIden february by R. ende N. bynen der „ Stadt Swoll vergadert, eendrachtelicken overcoe„ men ende befloeten is». Laager (ƒ) Pligt betoonen. O 3  214 Overysfelfche Gedenkftukken. lilde Stuk, Langer ftaat met eene andere oude hand. „ Der dryer groten Steden artikellen verleden „ tyden bynnen Berch Cloester by Swolle den kle,, neri Steden int Landt van Vullenhq Sallant unde ,, Twenthe voergehoiden unde binnen Oldenzallby» ,, wefens der Rydderfcappe van den lande van Twen„ the de Kleine Stedekens van Twenthe leyffliken unde ffruntliken ingegaen uuthgenomen up den j, artikell, alfs van oer borger beiathe daer up ter ,, antwordt gegeven; foe veer oer borger myt oe,, ren privilegiën kunnen verdedinget worden • ,, Item ende de derde artikell, fo veer de folifte ilch nycht anftrechet tegen unfen eet ende tegen Ridderfcappes ende Lantfcappes beste „ Adtum up Saterdach post Mathie anno „ &c. XL. Dat de vorenftaande copy overeenkoomt met het in feer cude fchrift berustende ter Secretary der Stad EnJchede, zulks Certificere H. PENNINK T. F. Secretaris. In den Brief van uitfchryving der gemelde vergadering in het Bergklooster; welke brief oorfpronglyk tèr Secretarye van Oldenzaal nog voorhanden is 0?), wordt gezegd, dat deeze vergadering der Groote en Kleine Steden zou ftrekken, omme defe Lant'-cba1) ende Sleden met gueder eendracht toe verbinden ende malkanderen elck in 't f\ne ende tot befcherm erer privilegiën ende gerecht:cht te helpen hanthaeven, ende omme voert toe averlegn alle andere noettrufftige unfer Steden handelinge ende ivalvaert. Hier uit blykt, dat de Kleine Steden toen zo wel als de Grooten op de Landsvergaderingen, die zy by woonden, ftem- ge- (g) Te zien l. Stuk, By laage 5,  Landbrief van Filips van Bdrgdndiïw. 21$ gerechtigd zyn geweest; 't welk ook uit den aangehaalden Landbrief van Bifchop David van Burgundien (h), op te maakea is; als ook uit eenen brief van uitfchryving eener Landsvergadering door de Stad Deventer, van Kersavond 1542, bevonden wordende in eenen -ouden ligger van copyen ter Se« cretarye der Stad Oldenzaal; waar by de Kleine Steden , zo wel als de Grooten ea de Ridderfchap verfchreevep zyn, om op de Landsvergadering te verfchynen, by verbeurte van haare Remmen. Want de Kleine Steden beloofd hebbende, den drie Grooten Steden niet te zullen afgaan, als zulks niet ftreed tegen haaren eed en pligt, volgens welken yder lid het welvaaren en beste van het andere en van het geheele Landfchap moet bevorderen ,■ behoorden derhalven verfchreeven te worden, en moesten, buiten de voorzeide gewigtige redenen , zo ftemmen als de drie Groote Steden. Deeze briefis geboekt als volgt: „ Eerfame ende voorfichtige goede vrundten „ Wy hebben ontfangen dat antwoort op die Stil„ faet(t) van deRaeden des furften van Cleve, dan ver. „ mits fyn furstl. Gena. eenige veranderinge gedaen „ heeft in den articulen op den Stilfaet begreepen „ niet in als gelyck, als onfe genadichfte Vrouwe „ de Coninginnc , die vergunt hadde, om daer op „ vorder te raedtflagen mede om te beiluiten op e„ nige penningen die wy Dree Steeden,'den geme„ nen lande verlecht hebben, daer op lestmael bin„ nen onfe Stadt beftooten is, datt wy tot gelegener „ tyt, die gemene Ridderfchap end Steeden, groot „ ende cleyn verfchryven follen by verlies haerer ftemmen om dan alfoo nae te gaen ende te raedt- 1 „ fla- IV) Z« beven, bl. 137. 138. cjf Hoofdd. IV. art. 33. (i) Quies, cesfatio. Kiuan. 04  216 Overysfelfche Gedenkjlukken. lilde Stuk. „ flagen op die Stilfaet ende betalonge van defelve ,, pennongen, hebben wy verfchreven die gemeene „ Ridderfchap ende Steden van Overisfel groot ende „ cleyn elck by verbeurtenisfe van fynre ftemme „ omme te comen in onfere Stadt op woensdach nae „ nye Jaersdach negeskomende, des avonts in der „ Herberge om des anderen dages te fluyten op die „ twie puncten voorgefchreeven daermede onfe „ landtfchap in goede lb'Ifaet buyten rooffen brandt s, bewaert mochten worden, daer wy geen arbeyt „ aen fparen willen tot welvaert des gemeenen lann des, begeerende, datt ghy enige van uwer Stadt t, wegen by verlies van uwer ftemmen ter felver tyt „ binnen onfe Stadt fchicken willen om te doen, s, als voorf., daer wy ons alfoo toe veriaeten aen s, U Erf. die Godt Almachtich falich ende gefondt „ bewaeren will, gefchreven op Kersavondt Anno >, &c. XLII. Goede vrunde al is 't datte Landtfchap van O3, verisfel nogh in goede ftilfaett is, begeerennoch„ tans dat U. Erf. een neerftigh toeverfichtmit fterc„ kinge van uwer waght ende anders, woe wy oock 3, doen, draghen willen „ Burgemeesteren Schepen ende Raedt der Stadt Deventer D'opfchrift was. ,, DenEerfamen, wyfen,, voorfichtigen Borger„ meesteren Schepen ende Raedt der Stadt Alden. „ zael, onfen befonderen goede vrunde. (Onderftondt) Docb:  Landbrief van Fihïs van Bdrgundien. 21 f Doch de Kleine Steden zyn vervolgens gemeenlyk Biet alle ter Landsvergadering verlcheenen. Op de Landsvergadering, begonnen den 16 Oclpb. 1,541, zyn geen afgefchikten van andere f\leine -Steden, dan van Oldenzaal, Hasfelt en Steenwyk geweest (k). En op eene Landsvergadering van den 10 Juny 154? worden de afgefchikten van Oldenzaal, Ootmariüm» Enfchede, Vollenhove, Hasfelt en Steenwyk opgeteld (0- In de handeling van de Landsvergadering van Juny 1545 wordt gezegd: fyn de Lantdrosten ende andere Amptlude ende Officiers der Keyfi. Ma1, ende de Gedeputeerde der drie Steden op. verfchriven des Welgeboren Heeren Maximiliaen . Graven-, toe Buren ende Statholder Generael, door bevel van de Ma', van de Coiiinginne erfchenen by fyn E. binnen der Stadt Deventer ende opten Vllen. datli junii fynde gemene Ridderfchap tnde Gedeputeerden van den Kleynen Steden dopr verfchryien der Landtdrosten , uy: bevel myns Heeren Stadtholders voirf. vermits corticheyt der tyt, erfchenen tinnen derfelver Stadt t'favents inder herbergen om des andern dages te holden eenen gemenen Lantdach fcfc, Hier worden de Kleine Steden, in het geméén, gezegd te zyn verfchreeven; doch Hasfelt, Oldenzaal en Steenwyk zyn yer'fchecnen (m). De daar aan volgende Landsvergaderingen niet noodig achtende alle in het Register der Refolutien van onze Hooge Heeren Staaten te onderzoeken, zal ik eenige brieven van ujtfchryving, daar van nog voor handen, hier laaten volgen: Uit het oorfpronglyke ter Secretarye van Oldenzaal. Johan van Ligne Graef tot Arenberg Vrylieer tot Brabanfon, Heer tot Bruysliere &c. Roo. (k) Register van R. & S. van Overysf (0 Md. \m) Ibid. o r  fr8 OverysfelTche Gedenkftukken. lilde Stuk. Roo. Keyr. Mat. Stadthouder ende Capiteyn Generael van Vriesland Overisfel Gronnigen ende den Omlanden &c. „ Eerfame wyfe ende voerfichtige lieve befundeM re, Alzoe wy gedelibereert fyn (mieter hulpe Gods) faterdach naestcommenden nementlick den 4, XXVillen van defer jegenwoirdiger maent te koa, men binnen der Stadt Deventer, Gefinnenwy, j, dat ghy u gedeputeerde daer febicket, dat fy 33 tfondaghe daer nae in der herbergen, tfavons ers, fchynen, om fmaendaegs fmorgens te anhoiren „ tgene ons van onfen Genedigen L. Heeren Roo. „ Key. Mat. bevolen is worden, ende wy den fa„ mentlicken Staten die wy oycït daer tegens ver„ fcreven hebben, verclaren ende voer geven ful,, len, Twelk wy U nyet en hebben willen verhal„ den, datt ghy u ten besten daer nae 'moegen we„ ten te reguleren, hier met den almechtigen bevo„ len, Datum Grave up XXII™ September anno „ 1549. JAN DE LIGNE. Opfchrift. „ Den Eerfamen wyfen ende voerfichtigen onfen 3, lieven befunderen Burgermeesteren Schepenen ens, de Raedt der Stadt Oidenfeel. Uit eenen euden ligger ter Secretarye van Oldenzaal» „ Eer-  Landbrief van Filips van Burgundien. 2i£ „ Eerfame wyfe ende voorfichtige byfondere gunftige vrunden. 3, Onfen genadigen Heere Stadtholder die Graevö van Arenbergh, heeft op dinxdach lestleden bin9J nen Vollenhoej voor die drie Drosten, van Sal,, lant, Twenthe ende Vollenhoe, ende voor den Gedeputeerden van den drie Sceden voorgegeven» „ dat fyn Gen. heeft commisiie. om Ridderfchap, „ Steden ende Onderfaten van Overysfel, quyt te „ fchelden alfoo danige hulde ende Eedt, als fyn „ Romf. Keyf. Mair. als oiren erf heeren gedaen „ hebben, ende wederom hult ende Eedt refpedti* „ velyck te doen ende ontfangen van wegen Con. „ Mait. tot Engelandt &c. om dat felve naer te co„ men ende te vermanen tyt en plaatfe daer fulx ge,, fcheen zal ende meede te bewaren defer Landt,, fchap ende Steden gerechticheyt privilegiën ufan,, tien ende conlluymen, mit dat daer aen cleven mach, is befloten eene gemeene bycompfte van Ridderfchap ende Steeden groot en cleyn ter Ny„ erbruggen t'holden , dinxdach naestcoemende, „ den 18 dagh defer oestmaent, des morgens te negen uren, begeeren daeromme datt U. Er. oire „ Gedep. Raetsvrunde ter Nyerbrugge op tyt voorf. „ fenden willen omme te doene ais voorf., dit doen,, de verfchulden wy wedder om ftedts geerne, aen „ U. Er. die Godt Almachtig falich ende gefondt „ bewaeren wil, Gegeven den 13 dach Augufti AnM no 50. „ Onderft: nt. Borgermeesteren Schepen ende Raedt der „ Stadt Deventer, ,, D'opfchrift was. ,, Den Eerba-en, wyfen en voorfichtigen Bor,, gemeesteren Schepen ende Raedt der Stadt Ol- den-  «50 Overysftlfche Gedenkftukken. lilde Sr.uk. „ denzael unferen befonderen gunftigea onde guy. 93 den vrunden. 3 Uit het oorfpronglyke ter Secretarye van Oldenzaal. „ Johan van Ligne Grave to Arenberch Vry» £eer to Barbanfou &c. Ror. Keye. Mat. Stadt" ^a]der ende Capitein Generael over Vrieslant „ Uverysiel Groningen ende Lyngen. ,, Eerfamewyfe voorfichtige lieve befondere, AU „ ioe ons Ro'. Keye. Mat. onfer aldergen. Heer dieM updracht cesfie ende transport der Landtfchap van »' Y^P*1^ r,ot behoeif zyner Mat. geliefften Zoen ,, denkuninckvanSpaengnen Engelane &c. to doen, „ JJie gemeyne Ridderfchap ende Steden der voirf. „ Landtichap , als reprefenterende die Staeten der „ leiver van den eedt, daer mit fy zvner Keye. Ma-. „ als piren erf heer ende Landfurst'bis anher ver,, plicht fyn geweest, to ontflaen , und daer nae „ Hoicn. Ku. Mat. zoedaene overghift ende trans„ port van fyne Ku. Mat. wegen antonemen, die „ meerg. Landtfchap weder to anveerden , ende „ volgentz den voirf. eedt refpecfivelyck to doen „ ende to ontfangen , gecommiteert ende gedepu- teert hebben, als't felve vuyt oirer beider Ma en. „ commisfien ende volmachten , die wy to fyner tyt „ voerbringen ende openbaer lefen Iaeten willen , „ wyder to vernemen is, ende wy den inholt der „ iel ver upt furderhcxt naetocomen gemeynt zyn, ■ „ Demaaoh gelanght an U in Stadt ende vaü we», gen hoigstg. Keye. Mat. onfe ernstlicke bevel dat » ghy  Landbrief van Filips van Burgundien. aar „ ghy ofte uwe Gedeputeerde up den XV™. dach „ van Decembri naestcommende binnen Deventer ,, (aldaer wy insgelycx alsdan oick ancomen zul- len) des avonts in der herbergen erfchynen om „ mit die andere Ridderfchap ende Steden van O„ verysfel, die wy ten voirf. daege , aldaer oick 3i verfcreven, ons des anderen daeges totten vol„ bringen onfer voirf. commisfien, mit alle tghene 33 desfer aencleeft ende hier voeren int lange ver- haelt is to fien verftaen ende procedeeren, hier ,, inne gefchie Ror. Keye. Mac. ende onfe in Stadt „ der felver ernstlicke meinonge God bevolen Da- turn Swol den VNovembris 1556. JAN VAN LIGNE. Opfchrift. „ DemErfamen, wyfen, voerfichtigen onfen Iiev „ ven befonderen, Burgemeesteren Schepenen ende „ Raedt der Stadt Oldenzeel. Uit eenen ouden ligger ter Secretarie van OJ- denzaal. ,, Ecrfame, wyfe voorfichtige gunftige goede ,, vrunden, het heeft der Edelen und welgeboorner „ myns genadighften heere die Grave van Aren„ bergh Romf. Keyf. Mai^. Stadtholder &c. my be„ folen, die Ridderfchap und cleyne Steden, my- nes bevaelen ampts toe verfchryven om op ne„ gest compftigenden XV itfiger maent Decemb. des Avonts binnen der Stadt Deventer in der her„ berge aen te couimen undt volgeudes dages mit ,, die  222 Overysfelfche Gedenkftukksn. IHdt Stuk* die andere Ridderfchap ende Steden van Overys. ., fel die fyn Gen. ten felvegen dage oock aldaer „ verfchreven te helpen volbrengen t geene fyner „ Gen. van Romf. Keyf. Maf. ons aller Genedich„ ften Heere ende fyner Mai. geliefde Soone den Coninck van Spangnien Engelandt &c. bevoolen „ is, demnagh is Amptshalven myn gefinnet undt begeer U. E. op voorf. tyt und plaetze eygener perfoonen aencommen willen , und doen wy „ vuyrf. und des in geen gebreck te fyn vertrouwe ,, ick my gantfchelyck den Almechtigen bevolen, „ Datum Twickeloe am 9 Decembris Anno 1556. „ Onderftondt. 8, Goesen van Raesfelt Drost 's Landts ,, Twente GOE. RAESFELT. „ D'opfchrift was ,, Den Eerfamen wyfen und vuirfigthigen Bor9, germeesteren Schepen und Raedt der Madt 01« „ denzael, mynen gunftigen guiten vrunden. Op de Landsvergadering van den 17 April 1578 Waaren ook verfchrecven de Kleine Steden, die haare afgefchikten aldaar hebben gehad, als Hasfelt, Steenwyk, Oldenzaal, Ootmarfum en Enfchede (ra). In de handeling van den Landdag in Ocfob. 1578 wordt gezegd, goed te zyn gevonden, dat de Stadhouder Renneneerg eenèn Landdag over de Generaale middelen binnen Zwolle den 7 dier maand , des avonds in de herberge, by verlies van ftemmen en vryheid, daar toe ftaande . zou uitfchryven, en dat zulks ook werkelyk gefchied was; alwaar in de uitfchryving wordt gezegd, dat beftooten was, de Klei- {rï) Dumbak, Anakiï, torn. 3. p. 51a»  Landbrief van Filips van Burgundien. 223 Kleine Stedekens ook op dien Landdag te verfchry» ven, die alle aldaar worden opgeteld (0), als naamlyk, Vollenhove, Steenwyk, Hasfelt, Ommen, Hardenberg, Gramsbergen , Genemuiden , Grafhorst, Wilfum, Enfchede, Delden, Goor, Olden* zaal, Ootmarfum, Rysfen. In het gehandelde van dien Landdag, op den 11 Octob. des voorz. jaars , wordt gezegd: defen dach finnen Gedeputeerden van de Kleyne Steden ingevordert, ende hem voorgeholden de fwaricheden van de Generale middelen , Pioniers ende anders, oock is hem dat Exemplaer behandett om 't felve toe vifiteren enae oire goede menonge daer op te f eggen, die fich vernemen hebben laten datt oire verfchryvinge geene oir faecken vermelde», ende dairomme niet connen refolveren voir ende aleer dat fn oire principalen daer van rapport gedaen, ende alfoe ten mesten Lantdach uytgeflelt (p). In de handeling van den Landdag, op den 31 Aug. 1579 worde gezegd: Hier nae finnen Gedeputeerden van die cleyne Stedekens ingefordert ende hem die oorfaecke waeromme defelve op defen jegenwoordigen Landtdach verfchreven, ontdeckt, volgens den finnen hem die articulen van den vreede handel binnen Collen begrepen, metten fchrifften, daer op dienende, voergelefen , daer op fie oir beraedt ende rugge fpraecke aen oiren met copie derfelve articulen hebben begeert, omme ten mesten Landtdage oire refolutien daer op in te brengen, datt vuelck hem is toegelaten ( worde gefteld , dat naamlyk de Kleine Steden op de Landdagen. over gewigtige punten in 'haare Deiiberatien en zwarigheden gehoord, en daar op, in 't Formeeren van deezer Landfchaps Refolutien, gelet wierd naar behooren. Want geen ander Richter was gelteld, om te oordeelen, of de eed en pligt der Kleine Steden haare tegenfpraak vereifchten. Bygevolg moest door Ridderfchap en Steden daar over geoordeeld worden : onderfteld zynde, dat het voorzeide verbond door de Ridderfchap zy toe-geftemd; als ten aanzien der Ridderfchap van Twente uit dat verbond blykt; en van de overige Ridderfchap, door gelykheid van reden en van gevolgen, waarfchynlyk is.- Anderszins zou de voorzeide belofte der Kleine Steden, indien zy haar woord niet hielden, op de Landsvergaderingen niets hebben uitgewerkt. De Ridderfchap had geen belang, dat «le Kleine Steden over de gewigtige punten geen volftrekt ftemrecht zouden hebben : om dat niet blykt, noch waarfchynlyk is, dat ooit, zo lang de Staaten door twee Leden, naamlyk Ridderfchap en Steden zyn Gereprefenteerd , iets anders waargenomen zy, dan dat het Lid der Ridderfchap de eene en dat der Steden de andere halffcheid der ftemmen heeft gehad; zo nogthans, dat geen van beide geheele Leden Curiatim maar de bezondere Leden van yder geheel Lid in 't byzonder, op de Lands vergade- CO I. Stuk, bylaage N, 17,  Landbrief van Filips van Bürgündien. £25 deringen, ftemden (£)• Volgens het gene in het voorz. Verbond der Groote en Kleine Steden, op het ciude, wordt gemeld, deed men het zelve door de Ridderfchap toeftemmen: om dat het anders, gelyk reeds gezegd is , niet in alles van uitwerking, iri. zonderheid niet met betrekking tot de onderwerping der ftemmen van de Kleine Steden aan de Grooten» in de Landsvergaderingen, zou zyn geweest. Hoewel de voorzeide onderwerping in het gemelde verbond zou kunnen fchynen,zich te bepaalen tot Landsvergaderingen onder éénen Stadhouder, dien men krygen zou; is echter geen reden te vinden, om zulks alleen tot den eerstvolgenden Stadhouder te bepaalen. Veeleer zynde woorden, den wy krygen worden, bygevoegd, om dat men toen, door (f) Hier van wordt in het Placaat van Hun HoogM. de Heeren Staaten Generaal van den 22 January 1610 het volgends gemeld: wefende kennelick dat den Staet ende Regeeringe der Landtfchap van Overysfel alleene bejiaet in twee Leden, namelick die van de Ridderfchap, ende die drie Hooftjleden Deventer, Campen ende Zwol, ende dat het Lidt van der Ridderfchap, volgende het recht ende gebruyek, van allen ouden tyden beftaét uyt dis Édelen van Sallandt, Twente ende Vollenhove promiscue, dat de felve alfo op Lantsdagen in faecken van State ende Polieiet ende op ghemeene Landes Garingen tot de adminiftratie van de hooge Juflitie promiscue verfchreven zyn, dat de felve hare tdvyfen niet quartierfche wyfe maer perfoonelyck, als Ridderfcliap ende Edelluyden van Sallandt, Twente ende Vollenhove inbrengen, fonder dat die Twentfche, die Sallantfche ofte Vollenhoefche eenigénjtaét apart reprefenteren ofte maecken; dat die van de Twente met die van Sallandt ende Vollenhoeve een Landtrecht hebben, ende i'famen in Appel rcforteren in Claringe onder de Ridderfchap ende drie Steden voorfz. ende die cleyne Stedekens van die Tweri■te, f elfs mede die van Oldenzeel, onder die Stadt van Deventer, Dat alle Beden, Ommeflaghen ende Contributien over de Landtfchap van Overysfel alleene ingewilliget ende geconfenteert werden by die van de Ridderfchap ende den dryen Steden coNjurrc • tim ende niet separatim &c. Zie Caü én Schelt es Grot» Phccaatbotk, Deel II. bl. 1171. Hl. Stuk* F  225 Overysfelfche Gedenkftukken. lilde Stuk. SJtem mam faïie batmen'nü boertaen enige onfeg <#eftic'gteg Jnnegefetcne/ onrecgt ofte cjetoalt bebe bup* ten ïanbe? bangbe ofte tguece (ij aff'genbtcg óiaitae fuïïen bfe feme be£ perften aen an£ bectïagen enbe con* nen ton ban bie nnet bectjeïuen tot goten cecïjte bannen fefé toebrn/ fuïïen ton ben afêban beegunnen bie gege* ne men bupten ïanbe baec gem fuïcfte nnvecgt ofte ge* toaït gefrgiet toeec in onfen ïanben ^teben ^ïecfien en^e §>ïaien te moegen befetten enbe toeben (2) foe ïange fuit;e affijebaen enbe 'gem ïjoere fcïjabe gereltitu* eer: rtibr 5a baec ban becnuecgt (3) fuïïen toefen. %e* gohïfrfen óen lantltóeben onfer bier ïamien in goecce torerben / Cnbe bit faïï toefen ban ben a/benen bfe giec ncemflpïë gefanaen enbe befcgnbirJU moegen too:ben/ ban aï

cgtu enbe guet been geïfte to: nufec bcijoeff enbe banbcc rjeï.Tfe Mff tot begaeteben / aï£ nemeutiicïieu 33ehen* tcc Campen gtooii'e #aëfeït «éenemuoben enbe anae* ttn ^tiditf-'fe èteben enbe iSïetfien faïï jjfeQöïbea toe* fen ou ten 'Cournier baer |p' becbn baren faï een ?ea* ïirn te öjcngen ban bec „Stabt ofte S^reiien toegen oaêc B| ben gliei'nacgt ïjeft op fuïrJïe he^ieutte aï$ bocert SSp aïfae fiiftfe teafien fitm npet gefeb^tf en faï toosbért tec tnt me fnicSe fefjffi ofte pot in'bf ^oe-'t? ^tibt af* te ©i'eefte omïaben (f enbe ïar§ gemiect en e onfen ori* brcfaren nftaer berfiöft enbe aetrte^ 'fW vn «ftitte bit tenten faunen ine'irn fn b?n §>reb-n ertje i©ïetben boecftj. fonbec pet baec ban te nemen. gitetn op tgene bat onfe &tgoïten in onfen ïanben/ gaene :; - Vin. Volgens den tweeden Landbrief van Bifchop Da- .2«s .114, .15 .ü .Vi ïohwiW v'> ww - ■■ VJP (t) Kooien, r ^ v vaaren. .. 3 , P 3  128 Oyerysfelfche Gedinkjlukken. lltde Stuk. gjcne jjanblnge en gebben brillen gunnen ofte batn boet bunnen jaerfetjen «acljt gebben ban onfen €^o£* ten vid van Borgdndièn (a) mogt voor onverjaarde pacht, dat'is, nog geen jaar maar binnen 's jaars verfcheenen pacht, panding gefchieden. Het middel van panding was weleer de körtfte weg, om, in pandbaare zaaken, Voldoening te bekomen O), doch den Schouten niet zo voordeelig als een gewoon Proces. Tegen het kwaad gebruik , dat de Schouten panding weigerden Voor binnenjaarfchc pacht, is in dit artikel voorzien, door den Drosten te gelasten, dat zy de Schouten daar toe houden en onderrichten zouden, om te doen en te laaten gefchieden als volgens de Landrechten gewoonlyk is, en behoort te geleideden. Te vooren hebben wy reeds gezien , dat de Schouten en Richters van ouds hebben geftaan onder bevel van de Ambtmannen of Drosten (c). Dit wordt ook als nog in de Inftrucfie en eed der Schouten en Richteren bevonden in de woorden: mitsgaders die aan hem tóe te zenden orders, zo van Ridderfchap en -Steden, als van de Ordinaris Gedeputeerden, en Drost, getrouwelyk executeeren ende nakomen (4). De ondergeschiktheid der Richteren aan de Drosten is als die van laager aan hooger Bevelhebberen. Dezelve heeft niet tot gevolg', dat de Drosten zouden moogen richten over gebreken van de Richteren, zelfs ook in het niet opvolgen der beveelen van de Drosten begaan. Niet eerder is my iets hier tegen voorgekomen , dan in de Publicatie van Ridderfchap en Steden van den 15 July 1737, waar door aan de Drosten is verleend, om over te veel aan Schouten, Rich- - <(a) Art. 14. boven, tl. 15 7« ; e (b) Zie daar van by Winhof N. D. bl. 422. enz. (c) Bl. 86. enz. (d) Achter het Landrecht van Overysfel onder JV. 68. art. 14.  Landbrief van Filips van Burgundien. 22* ten oebeeï gebnen / 59 onfe uoeefa £>t'öouen baec toe uolben enbe onbrrcicijten Dat 511 boen enbe ge* ftgicn Richteren, Magiltraaten en Secretarifen betaald Gerichtsgcld, te moogen vonnisfen. . Van dereden, waarom de Magiltraaten der Kleine Steden, omtrent den hun toebehoorenden Rechtsdwang en haare verdere rechten en gerechtigheden, geene bevelen van de Heeren Drosten verwachten, is hier vooren reeds gezegd (e). Ik heb niet gevonden , dat daar tegen iets buiten gewoon den Heeren Drosten aanbevoolen is geweest eerder dan by de Refolutie van Ridderfchap en Steden van den 15.Juny 1724, met betrekking tot bruggen en wegen, door de Kleine Steden te onderhouden; en by de aangehaalde Publicatie van den 15 July 1737, «iet alleen betreffende te veel betaald Gerichtsgeld, als reeds gezegd is; maar ook aangaande het verleenen van uitftel in de afdoening van Defölaa.te boedels, het Protocolleeren van Gerichtshandelingen en daar van affchriften aan de wederparty te verleenen. De Kleine Steden hebben nagelaaten , haare bezwaaren hieromtrent aan onze Heeren Staaten-voor ee ftellen. Die onderwerping der Kleine Steden aan de Drosten ftrekt tot nadeel van haar recht van onmiddelbaarheid onder Ridderfchap en Steden en Hoogstderzelver Gedeputeerden ; en is fchaadfcly.% aan het behoud haarer rechten. Een verkeerd denkbeeld van onderwerping der Kleine Steden, omtrent den haar toebehoorenden Rechtsdwang , en haare verdere rechten en gerechtigheden, aan de Drosten kan aanleiding geeven tot misbruiken. Voor zulk een misbruik mag men ook houden, dat eens eene zekere Kleine Stad in Twente eenen Secretaris in den haaren, op goedkeuring vau den Drost, heeft aangefteld, en (e) Bl. 89. enz. P 3  230 Overysfelfche Gedenk/lukken, lilde Stuk. ft.jien ïaten afê nae ben Xanbcecgten gebjoentïic'fien ~1i enbe begoert te gefeïjien. SIfem bfe ggene bie ton tot befjoeff nnfeg üanbeg ge» tujtzi goïoen aï§ biefelbe fn onfeji Xanbeg bieiigt mn/ foe fetten Diefeïbe onje Xanben jne becaïegen. Stem nft girrnamaelji in onfen tanben enigen tocg gefcgiebe ofte anriergftmji nae noobe enbe getegengeit fuïten onfe ÜiibDecfrgaa nïtnt tot onfen gefïnnen beren toefen an§ te dienen mit ipff enbe guet beggeïpefien oieft onfe ijte* ben aïïet nae oïoet gemoenten, Sfitem bat ban nn boett aen manneet babec enbe moebec fteebcn fuïïen acijtertatenbe ftpnberen enbe bpn* bers bpnoeren fuïïen bie fipnbeg bpnberen in goer? oïbéren ftebe ftaen/ enbe mit eenbee ganb inne ta£° ten / geïntft goer oïöecen geboen foïben gebben in ei> jjelicïie guebe aïïeeniicb enbe tn reeïjtee nebecgaenbec ïinie dat ook de Heer Drost, door die vleyery misleid, zich aannam, die goedkeuring te doen. IX. Benevens de toegeruste Edelen en de burger land» militie waaren eenige gehuurde krygsbenden van den Bifchop, om daar mede "s Lands wèlzyn te bevorderen , waar van reeds is gezegd (a). Doch als het Land overvallen wierd, of anderszins een heirtocht gefchiedde, moestEdel en onedel dien verzeilen(b). (a) II. Stuk, bl. 135, 13Ö. ) Zie boven art. a 4, .  Landbrief van Filips van Burgundien. 231 linie foe berce afê öat batten tan/ enöe naet in fptbalïe. €nüt Dit faïï alleene ftebe tjcüoeti in onfen .Canüen ban ^aïïanbt/ (Ctocuttje eaoe tëolleiujoe / Söetjoitlicfieti foe toaec onfen onoecfaten oefen acunei nnet toegelaten noctj aeholöen en toojbe Datmen ben letben actiaei baec oicü nnet genieten en faïï. Winhof, Deel lV.art. 27* 3Jtem ggene €ïoo£tecen bannen ofte bupten 3Ean* beg toaec bie gelegen moegen toefen en fmïea in ou* feu (Sefticfite nae öcfen öage gtjene ïiggenbe ecffmgie 3f een engen ïJentgen ofte anbece gueoen tooe bfe otctj geftalt mocgcn toefen aencouen ofte in eenigec top» acntoerben beccmgen ofte ecffeïicben öeyoïben moegeu fp uuemen ban baec an mit gniffunge mit becftecff/ ofte tooe ?p baec an bomen mocljten / önbe tocecr. ia* fie entctj SCmptman (O JStcljtec ofte &cgoïte nae be* fen bage baec en boben (2) enige bneben baer ban fiefegeïoe bie bjieben faï men ban ggeente toecaen jol* Winhof, Deel IV. arti 28, %%% Stem toaect fafie bat enicö ïeen ofte ïfeecïicfi guet pc* X. XI. XII. Het gene tot bevatting van deeze artikelen merkwaardig fchynt, is, op deeze plaatfen, gezegd in de nieuwe aantekeningen by Winhof. De artikels, in (i) Dat de Ambtmannen of Drosten toen ook handelingen van vrywilli^tn Rechtsdwang ten hunnen overöaan lieten uitvoeren, is te vooren reeds gezegd, bl. 88. (a) Daar en tegen. P4  23* Overysfelfche Gedenkftukken. lilde Stuk. pemanbe jn een Cïoo^ter ggce^teïicH toefenbe (*) an* frojbe fultae STeen ofte HJeerltcn guet en fatï nnet eeuen notg tomen op Oen ggeefteïfeuen pecfonen noctj fn bat Cïoogtec baat gp inne i$/ ban fat fonbec mibbeïf fi) e^en enbe comeh op bat naegte uïoet meeïieft (2) toe* fenbe nae Xeenrecgte enbe natuce bec guebere ®an meert fafie/ bat enfgen ggeejitelfcften pecfonen epgelita gut ofte iSemgen acnftoJben/ bat foibe op gem moe* gen ecben ahn begoect/ enbe bie pecfoen ofte bat «Tloog* tec baec bie inne mere foibe bat motgen oicbeccn (3) enbe gebmpcfien foe ïange bie g'gee^teïfcfi pecfoen bat angeftojben toece ïeffbe f4) enbe npet ïangec in manie* te ban Xpfftuncgtócecgte/ Cnbe tenben^ f5) beg ggreèteïftlien bnobe/ toeber bupt ecben op gotec pecfonen meciicften naegten ecffgenamen foe guet afët aen ben ggeeëtehtben getomen enbe fip ofte ;pe ofte gote Cïoaétec bat ontfangen gabben/ baermen guebe bojgen baic Tteüen faïï ec (6) men fiem bie «tëuebcn enbe ïïentgett boïgen faïï laten, \Vinhof, DiclIV. art. 28, f9!9t% 5n het nieuwe Landrecht van Overysfel, hier toe betrekkelyk, zyn Deel 2. tit. 6. art. r. 6—n. tit. 25. art. 21. tit. 26". art. 3. Van de verbooden verkryging van vaste goederen door Kloosteren, zie by Hertris (a). Aangaande het recht van plaatsvulling in de zydb'ny was ook reeds door onze Heeren Staaten voorzien by Publicatie van den 17 February 1603. (*) Matth. param. 8. n. 27. (1) OnmiddelyK. (1) Wareldlyk, (3} Nuttigen, genieten. (4) Leefde. (5) T'eindes. (6) Eer. (a) CommsiR. vol. I. tmn. 2. 4e ffpir. terrii. J, jj.  Landbrief van Filips van Burgundien. 233 Sin oicconbe beogenen gier boet geftJeben fïaet geÖ> ben uw onfen fegeü giec aen boen gangen gegeben op onfen J>tote ©oïlengoe ben negeaften üacg ban 5fiugu|* 10 mt jaec on£ üjecen bupfent bpff gonbect enöe acg» tgien/ Cnbe om meecDec begtenigfe enöe feaecgetb ban ben puntgen giec ooben gecoect gebben top Sgepgee ban aSecgtecen/ enöe 3Iogan ban 25ucgo$t ban ^ucbecgen in ben name enbe ban toegen bec gemenec ïïiboeeftgap &ïant$ ban ^aïïanöt / mg Siönaen ban öebe enbe Slogan ban Ctoicfteloe ban megen bec Ktbbeefcgap &lantj ban Cboentge/ top ïjenncu £fagen / en «Jee* iuan ban gsifeïmunben in name enbe ban toegen bec Sfbbecfcfiau'&ïantg ban ©oïïengoe/ Cnbe top VStoy rgact ban jte>egtecrjoït enbe öcpnalt ban ben Cïoo^tec ban tocgen bec gemenec ïïibbecfegap&ïannj banden* uje onfe fegeten / Cnbe top 25ojgecmepëteccn ^tge* penen enbe JSaibt bec ^teöen ©ebentec Campen enöe ^tooïie/ obec (1) ong enbe onfen bo&ecen onfec ^.tèben Regelen mit onfen boecfrj. gtnebigen fjecen giec aen gefjangen ten bage enbe jace a\§ boben. 't Is aanmerkelyk, dat ter plaatfe, alwaar aan deezen brief de zegels der Edelen van Drente, daar in vermeld, zouden moeten hangen, geene francynen Jlaarten worden gevonden. Voords zyn van meest alle de Jlaarten de zegels reeds afgevallen. (O Voor. P j HOOFD  334 Overysfelfche Qedenkjlukken. lilde Stuk. HOOFDDEEL VI. NIEUWE REFORMATIE OP DE LANDBRIEVEN VAN DAVID VAN BURGUNDIEN, BISCHOP VAN UTRECHT, BEGONNEN TEN TYDE VAN DEN STADHOUDER GEORG SCHENCK, EN VOLTROKKEN TEN TYDE VAN DEN STADHOUDER MAXIMILIAAN VAN EGMOND, IN DEN JAARE 1541. Uit het oorfpronglyke op den Huize Bukhorst. % Woe fifct bebotem? boer ïoffïtrJiee memorien i^mn Ceojggen ^cgench in finrn ïeben föigeren to <£auten* burcg enöe ^rabtgaiber genecaet bec óe«r. Jtëat. ban ben innbrn ban jfneêïant enöe <©bccn£feï enbe fcoec gemeene jgibberfcgau enbe ,§>teöe bec feïbec ïanben ban «£bern$feï aliecïen rïacyten gecomen fin bat guec lant* cergt ï. Wetten, die geene uitlegging vereifchen , zyn, ten aanzien van haare klaarheid , de volmaakften. Maar veeltyds ontbreekt het hier aan nauwkeurigheid ; voornaamlyk, om dat de inlTellers te veel overlieten aan hec gene in hunnen tyd te kennelyk was,  Nieuwe Reformatie van Max. van Eghond. 235 rectjt (lüjcïriïc gem ba goicggeöacgtec $q$t. Ma*-, in ben (Cj.icmet tu|ftfien guec «Slat, enöe öe baerf. ïant* fcyan enoe fteben uugectcgt gecon/mueea oefteöiget enöe . befcgtoocen i§) Duec öe ^uftictecen iïicijterf ^cgoïten enöe boecfujaetbrn in faneu oegoecucnen hGertganrö enöe otüec getoopnten anöer£ gebmncfit 111* te muteert enöe giufeert i$ ino:oen/ ban naeolöeïoff* ïitfte gcmoente enoe ufantie ban lantrecgt begoecbe / tenbecenöe enbe commenbe int acluecbent enbe becljnn* bermge bajiDec SJuftme enoe Dec otuec ïuiflicfiec ge* maeme enöe ufantien ban Den iantcergt ende tot fcga* be boeten enöe beftgma mge ban ben onoerfaten enae eenen jcgeiicb öe boec iüetgt te boen ijaöbe / megüjaï* ben be noiMutfft enSe gemeene tpaïfaect befec lant* ftgan enbe fteöen geenfcïjt jjefft giec mne te be-fnn enoe remcateren (Cm meictien eunoe giec behoren^ nu gemeene ïambagen buorn boerf. gecen ^tatgaïbec mit gemeene Hemmen ban öiböerfcgan enöe fteben fe* bece gebeauteecöen geo:öonneect enbe gecammince:t fin gpffleejSt om be acdtheien ban Den fantcecgte baec inne be boecf. mn^ömjicfi gefcgieöe te bifiteren enbe coïïigeren/ enbe Den boerf. üjecen ^tatgalaer fanmt ïïiböecfcgau enöe fteöen öaec ban rauumj enbe infoi* matie tc boen mit gueren aübnfr/ Cnbe toant öe bo?f. gcc »i3eojgen ^cljencii ^tathaïöer feöec enbe tmbbefec tot befec meceït obecïebeu i§/ Cnbe aSibbecfcgaa enbe <§tebe was, dan dat zy noodig achtten, zulks te melden. Doch die kennis gaat allengs door nieuwe redeneeringen verlooren. Dit was omtrent den eerften en tweeden Landbrief van Bifchop David gebeurd, toen deeze nieuwe Reformatie daar over wierd gemaakt. Het gebruik, om de wetten van den Lande in Landbrieven te vervatten, fchynt te dier tyd niet meer gepleegd te zyn. Want deeze nieuwe Reformatie is de handeling zelve van dc Landsvergadering, die op den iöüctob. 1541 begonnen was. Aan het hoofd van deeze Nieuwe Reformatie wordt in het Register van Hun Ed. Mog. Ridderfchap en Ste-  536 Overysfelfche Gedenkftukken. lilde Stuk. §>tzbt om in befen gefyebcn enöe bifficuïtept mit an* letttnge cnbe publicatie etn$ gemeene ïambagcg gere* mebieect tc merben npe becbclcg gcbaen geboen aen ben Cbeïen toaelgeöoren gecen ÜSacimüiaen ban <ög* mcnbt C^aben to 2öucen cnbe Xeecbam lieren to q|« fcïftenn to tatgaïbec ©eneraeï bec ïanben ban $negtanbt Oberngffeï bec ftabt ©mnpngen enbe bec (©mïanben/ §>az i£t bat up&en gemecnen ïanbtbage bp finec <& baec up becaempt enbe mit fiibbecfcfiap enbe fteben inben maent ban nobembec ban befen jaece bpn* nen bec Jitabt ©ebentec geïjoïbcn up rappeen banben boecf. gebeuuteecben in tcgentooecoicgept ban fpnet <& tot bo?tgancft bec juftfefe enbe gemeene maïfaert befec ïantfïftap rnbe fteben ban tèberpgfel enbe tot bo?bec enbe beter bectïaringe betïacatie enbe buecfjbeïfebe be* ïjoirïic gebmefi oïbe gemoute enbe onbecfjoïbmge ban* ben ïantrecgt bp eenbJatgtelir» becaet beïibecatie re* folutie enbe ftemmen ban onfen grnabigen gecen J>tat* jioïbec ben <0taben ban 2öuren bo;.f. mitgaberg Bib* becfrfjan enbe fteben geoJbonnecct geacto^beect enbe befegtoeten fin be actitfieïen enbe punten giecna be* fcjeben/ boecbegoïben enbe meibeeftaenbe bat be otbe lantouebe fa guec boïïec marljt enbe tueecben fuïïen Steden geleezen als volgt: Up den 16 '. dach van October anno XVc. eenen viertich hefft die waelgeboren He. ren Maximiliaen van Egmondt Grave to Buren endt Leerdam Heere to Tsfeljleyn to Cranendonk fente Mertensdick fcpe. Stadlhalder Generael der Keyf. Ma', van den Landen van Vrieslandt Overysfel der Stadt Groningen ende der Omlanden in Stat ende van wegen hoich- ftnanter Keyfr. Ma', met Ridderfchap ende Steden der .antfehap van Overysfel geholden eenen gemenen Lantdach bynnen der Stad van Deventer aengaende de nyere Reformatie van den Landtrechte ende fc hulden van der Lantfchap ende anderen faken hier na verclaert is. Prefentibus defe nagefchrcve?.en; waar onder ook de Ge- de-  Nieuwe Reformatie van Mas. van Egmond. 23? filnben fleïncfi befeïbe befec ïamffgap enbe fteben fin goicgaebacgtce iiiejK. JBat. 'fiefteöiget enbe gecoufir* meect fun. 3[nt eècfte ubten arutieï fn ben ïantuJieben ban ftljou ©abtb ban 25o#gonbien öat nnenïant fin goet fglï toccrïoe^ toecben ban mft ötcgtecg mieben baec onbec 'be guebec gelegen jan/ ig te becftaen Dat fuljc gefcljetett fal na nature be£ goetg Ce toeten eycftlicfte guebec boec ben Sdmptman offt Stcgtec baec onbec be guebec gelegen fnn Xeengueöec boec ben lecnljeren gocfge gue» bec mnggnebec enöe becgeïnr/Hen eïcc boec oen geenen baec fuifje naeguccp fiobe£ cetgt Beboert/ €nbe off ee* nfgge uuömtgt ban ben ïanben ecben offt centen onbew ban deputeerden van Oldeozaal, Hasfelt en Steenwyk zyn opgeteld. De artikels van deeze Nieuwe Reformatie heb ik, om dezelfde reden als die van voorgaande Landbrie. ven, door cyffertal onderfcheidcu. II. Aangaande het hier aangehaalde artikel van Bifchop Davids eerften Landbrief is boven reeds gezegd(a); en ook aangemerkt, dat gerichtelyke opdragten van ■goederen zo wel voor den Drost als voor den Richter gefchiedden (fc). In dit artikel is wyders vastgeftèld, dat opdragten van vaste góederen, gedaan voor een ander gericht, dan waaronder dezelven behooren , als ook opdragten, gedaan ingevolge van eenen koop, waar by de verkooper de renten, te voo- fa) Bl. 120. (b) Bl. 81.  £3$ Overysfelfche Gedenkftukken. lilde Stuk. ban boerben gijenen baec fulcr, öïg boecf. té begoetbe geftgirt toere offte gefcgteben/ off bat eenicfj beccopec bie remen öie to bocen? tot Den onjerpanöen berfertet toaren offte be nature bef guebeé metenbe becfcguiege öifte nncectjt aenbembe/ fullen aïfuïcfie gegel enbe mie* be ban onmeetben gênant too^ben/ enbe bie beccopec oft fnn €cffgenamen faï gegoloen fin ben copee fin geit enbe alle oncoften enbe fcïjaben toebct te gg?ben offt fal gem Daer boer bannen ja'ec enbe öacfj mïcjfé bettoiffinge enbe fehecöeit Doen/ Daer ba arnoecgfmn an gegolben fin marg aïïe tot toïïïe offt'boec be£ co* per£ alfoe bat bie copec aïmt onheöwggen enbe on* becïio:ter fpn faïï/ CmDe baec toé faï bt'r beccopec aen ben geren ggeumfien gebben bterficlj ^erim uonöt / SSeïjoltïtriien bat notljtatrê crn nebcc. boec ft>m enbe fanen erffgenacmen geljoïben faï Wen fine jegeïe en* öe fi2iebc enbe gantfcgnfften tb atgfecfoïgen enbe to' bot* vooren in het goed gevestigd , of de nature des goeds weetens verzweeg of onrecht benoemde (c); van geene waarde gehouden zouden worden. Het gene 'er is bygevocgd , fchvnt alleen te behooren tot het geval van verzwyging df onrechte benoeming: naamlyk, dat alsdan de verkooper of zyn erfgenaam , tot keur van den kooper, verpligt zou zyn, den verkooper de kooppenningen met alle kosten enfchaade weder te geeven , of binnen den tvd •van jaar en dag verwisfing en zekerheid (woorden van gelyke beduiding) voor die. wedergave te Hellen, waar door hy genoegzaam zy verbonden; boven verbeurte Van veertig Heeren pohd ten voordeele van de Hoogheid. Voords wordt hier aan den kooper voorbehouden zyne perfoneele Actie tegen den verkooper, om het koops Contracf te moeten nakomen» tot zo lang de kooper of zvn erfgenaam, naar Leenrecht of naar Landrecht bewaarden verzere) By Winhof ftaat bier verkeerd; offt unrecht befirnden.  Nieuwe Reformatie van Max. van Ëgmond. 239 bolboen / Cer rot enbe foe lange bat be copee offt fine ecfrgenaenrn nfle lecnrecijt enbe lantcecgt üftoaert enöe beefeïiect fan offt fullen toefen al» boerf. iï/ «Jnbe om te eb tecen enöe ftgouajen aiïe biiTfculteaten enne om» becftanöt be In ofte baec eenige obecöMt^t offte becfe* geïmgge mocgte ballen/ faï oe Sfimutman oiTte iSicgret boec toeïcben fuïtfte oberömegt geftgfet oen fiicijteta* bneff betegelen enbe baec neffen£ mat frme rngen ganbt frgmfft onbertenbenen / €nöe caec toe'fait'öe bectonee ben feïben 0tc.itcc?üueff mnt fjm $egeï foe bern ga een befft oeefi mebe befegeten o rte ba Bemant anoec£ naem» jjaffbgen fegel boen befegelen. Winhof, Deel IP./tït. g. . m% zekerd zal weezen, als boven gemeld. Het woord bewaard, om dat 'er is bygevoegd naar Leenrecht óf naar Landrecht, kan hier zien op het doen van op*' dragt voor het Gericht., waar onder het goed be* hoort,waar.van in den beginne wa? gezegd, en waar. op dit inzonderheid toepasfelyk fchvnt om dat daar 'door de kooper in het geweer, dat is , bezit van het goed wordt gefield; waar van de fpreekwyze, in bewaarder of verwaar der hand gefield zyn. Het andere. na mlyk verzekerd , kan byzonder doelen op de verzweegen renten en verkeerde benoeming, in het koops contract. Omtrent dit artikel is eenige verandering in het nieuwe Landrecht van Overysfel (d), aldaar te zien , gemaakt. De Ambtman of Richter moest den opdragts brief zelf tekenen en zegelen; ook moest die verzegeld worden door den verkooper, of door iemand anders namens hem, die in den brief naamachtig möesc gemaakt worden i[e). ». (rf) Deel IT. tit. 8. art. 6. (e) Vergelyk Landr. van Overysf. Deel IJ, tit, 8. art. 7. hoewel hier van cenigszins verfchillende.  24ó Oyerysfelfche Gedenkjlukken. lilde Stuk. 3» ïlpten ardcfiet ottrefrcnbe 6e ïanttoeec (n faï tsefti* 6c ïanttoeec boectaen onbccfioïben toecben ofê be lant» bn'eff becmacfi (2) ^efioïtïitfien bat be becïiene ban be fcfiuttinge fyn fuïïen fnn. • 1 n 3^. iJatén actfïteï ban panbinge upbiebingè enbe epcfté* ninge etc. (O i§ to berfïaen bat De gfietié oe peniant gefft ïaten penben faïï gefioïben toefen/ Die upbiebfngë bpnnen =1313913! bagcn Daec nae^t bnïgenbe toe ïatert gefcïpen enbe ban bie panben bpnnen f 331313! bageu nae bie epcfieninge to fïpten (2)/ offte banbec «finbiri* ge tot bier tpt (3) becfteïien fin/ boel] aïtpt bnec nae jtoebecom foe beec afét ïantcetfjt becaiacfj to mogen pan* ben SSefjoïtïicfien be upbiebfnge rtpet eec Dan upten becben batg nae bec panbinge te moegen boen. Winhof , Deel 11. art. 15. ; • • <©ecfi foe fuïïen aïïen bpnnenjaecfcfie enbe naegtca* men* V. Zie de nieuwe aantekening by Winhof op dit artikel. • ■ ' Pacht- , .(1) Zie boven, bl. 135, (2) Gebiedt, wil. (1) Zie boven, bl. 135. (2) Verkooper*', (3) Op dien tyd.  Nieuws Reformatie van Max. van Egmond, 241 inettbe uacgen cnbe renten boe^gaen enbè bie tzut f/n/ fcoec nae anbece fcjmuen offte bjoecfien tooe ofe gelagen nioegen toef:n aï tuaecen bie fetbe oeeiï boec.jen oem n* eet offte gecicgteïirlïen ban eenen anderen befniafien / ütfgefcgenbcn ban ^eben enbe tenten be totten oneïien fioofben fitafioen fnïen fïufen enbe mojgengeïsé' heiv öonben fin / tan üieïcfien goebm cnbe renten be öic.i* gmrbc goofftmetétec offte onöeze getominittee be inb?;n eïitfanc.i banben uacïjten enbe centen tottec "ojtie Pnbe tamme a'fë s$ faïcfie goeben enbe cênteö tec tiiufz ban re* p ten / baecmen / guet betoog offt begoeeïiefte fegeï enbe bjebe offt pogfepfte ban gefft/ boect magenae^ (3) cnbe betbtent toen/ bar betoiiëliefie offt beftant i§/ baec faïmen geene panttoecinge teqenS gunnen of/ft geftaben/ €nbe bie oïfoe gepanbet enbe betmannen \$ / faïï öe feïbe panbe noch' ben anïeggec nnet moegen beconnnecen offte beletten/ eec Qn eecgt tec nuegïje betaeïtenbe toe* öemmme in fan getoaerfum C4) geboemen fp. <£nbe bir te beeftaen enbe te goï5en ban ben SÜngefetenen enbe ingenmffdjen bejec üanbtfcfjao enbe J»ieben/ ban be totgcumffege faï een igeïidi öe baec op to fp?elïen gab» be moegen oefenen enbe acceffecen in guèc pecfoen toeïcae geaceeïeecben öe öefate fuïïen gegoibcn fin te beebmgen offt feïffê bujge moeten bïuben afé nae oïbec gebeenten beboert. Winhof;, Deel W. art. 13, (1) Verweigering. (1) Zie de Nieuwe aantekening by Winhof op dit artiteel. (2) Binnen een jaar herwaards verfcheenen. (3) K°st, fpyze.. (4) Wooning. Zie boven bl. 109. Q 2  14\ Overysfelfche Gedenkftukken. lilde Stuk. (0 3*em aïïe bpnnen faer#ge (2) Senten cnbe f acgt baec men goebe betopff offt begoeufcHe fegeï enbe bjiebe offt pogfepfie ban fieffi boo.'t ma:enaergobe enbe betingen <:,t pamtoe* ringe/ baec faï bie ggene bie :;antbrrmse geb?cn gefft boe- be onberjaecbe 16) natyt betalfnge Doen ofp be* tomen bp ftitenoe gericgte / boec bie cmegec meae ta bjesen \$ (i)/ €nbe bebe bp te§ nnet foe fait bieïïicg* tec ben Cïagec anöecüierff een ©onbec gunnen/ enbe bel geltrr. faïuien bccörto eff (8) oecfi boen cnt«e g:ec en boben (°) faïmen öbeene o,2beïe laten buigen / én* be ten bperbemaeï marg bie Cïasee panben tec namen (10) to / enf-.e Dan faï bie ïStcgrer ben jPanbec flert* j&en I bit gp pnnbe cepgen €nbe bie berboïgen afê tecRiö/ tnbe tie panbinge boet tec name toe / bie faï «wegen itoeemaeï panben op eenen boeg offt (u) bp toiiï/ (1) Zie de nieuwe Aantekening «p <3it artikel by Winhof. (2) Binnen een jaar herwaards verfebeenen. (3) Kost, fpyze. (4) Over. • (5) Schynt hier te zyn de derde naamval van het eenvoa. dig getal. (6) Noch geen jaar herwaards verfcheenen. (7) Te vreede behoort te zyn. (8) Te weetin alles aanftonds en zonder tusfehenkomendenieuwe dagvaarding. (9) Hier tegen. Zie boven bl. 105. in not. te weeten tegen de tweede en derde pandingen. (10) Ter neeming van panden. (11) Indien.  Nieuwe Reformatie van Max. van Egmond, 245 toiiï/ raet moegen nemen £3fJ31iï baseirenbe nnetlangec tri» De Hooge Bank of Rechtdag , door Stadhouder Ridderfchap en Steden gefpannen of gehouden, komt veeltyds in het byzonder voor , als het gewoone Gericht van den ftand der Edelen ; anders ook als een Gericht van den Stadhouder en de Staacen, niec bepaald tot de perfoonen der Edelen. Tot nog toe ontbreeken my eenige berichten der oudheid, om in het zekere te kunnen melden alle de zaaken, die tot dit Gericht, in "den laatsgemelden zin , behoorden. In deezen zin wordt, na de nieuwe oprichting deezer Republykgeen Hooge Bank hier meer gebruikt, maar diergelyke zaaken worden gemeenlyk voor Ridderfchap en Steden , zonder form van. Hooge Bank, op de gewoone Landdagen gebragt. Van de Hooge Bank, als het gewoone Gericht der Edelen, van 't welk aanvanglyk geen anderen dan Edelen Pares Curice of leden waaren , meen ik verftaan te moeten worden het gene Revius ons verhaalt (e), naam Jyk dat de Stadhouder Schenk en de Ridderfchap in den jaare 1533 de Steden verzocht zouden hebben , om met l\un op de Rechtdagen der Hooge Bank te verfchynen; en dat zulks door de Steden is aangenomen, onder beding, dat geene oordeelen aan haar zouden worden belteed om op te maaken , maar wel dat zy daar in raad zouden geeven. Jammer is het , dat deeze Schryver de onderhandeling., daar over gehouden , in derzelver oorfpronglyke taaie, en in het breede, ons niet heeft mede gedeeld. Den brief van die onderhandeling heb ik tot nog toe niet aangetroffen. Dat een oordeelwyzer niets voor zyne maèVtè mogt • (e) Dav. üluftr. p. 251. Q4  ■C4S Overysfilfche Gedenk/lukken, lilde Stuk. tnac ener g?en gcït meec ban nemen/ ban ijp mit fmi cpru rjeyaiben üj;ï/ 33 om bier fa-en toiïïe enae anbërS npet becttcrt gefft. Winhof, art 21 Deel iy. cn. ifi. %em bat omme een s$nnr$nfêfe bec ujaergei't te gebcn nprmanbt ban mat ouaïitcit gp fn eemcij be* geUi offte ejcceutte ban Dfru|irecgt ('0 offt bnegèe* eetfjt mógt genieten, maar flechts wat hy om die zaak verteerd had, cifchen mogt; daar in befpeurt men de oude Duitfche eenvoudigheid. Men zou toen, zo min als veel eeuwen te vooren , zich hier niet hebben kunnen verdraagen met Qointilius Varos, die den Romeinfchcn omflag van diepe geleerdheid of fpitsvindigheid by de Duitfchers wilde invoeren Doch dewyl men reeds ten tyde van deeze Nieuwe Reformatie gebruik maakte van het Roomfche recht; hield de oude eenvoudige kortheid op den duur, geen fland. Over de naderhand in pintgedingen gebruikte groote geleerdheid ftond het volk, daar in niet geoeffend, verbaasd. En de kennis van het recht begon toen aangemerkt te worden als iets, 't welk voor den gemeenen man niet meer te bekomen was ; die daar door langs hoe meer onkundig en wantrouwende aan zyne bevatting omtrent zyn recht geworden is; en aan een kostbaar gebied der Rechtsgeleerdheid zich heeft moeten onderwerpen. Dit heeft de invoering van het Roomfche recht te wege gebragt. Die nu een vonnis hier zal opmaaken , dient ruim zo diep geleerd te zyn, als de genen, die het ftuk, waar over hy zal oordeelen , door wydloopige geleerdheid , twyfelachtig hebben gemaakt. En debevindiog leert, dat dit thans geld kost. (i) Adeldom. xi,  Nieuwe Reformatie van Max. van Egmoxo 245 ttffit 00 gebitten faï/ ban boer toat gewöjt uemant ovu fu.cVie gmintïjentsife bcefocat enöe ■ aiigefpjoaen too t / faï bcfriüe■ fcgutöiclfj enoe gegobeu fin üe ge* 3ftem fa faïï be ©anbec bie aïtecebefte guebecen be gn betamen ban be* grenen bie uttoeegetïaect i?/ ebecïebercn ben gcn.-n biet togrcïaert ip / Cnbe toaect faecöe baec fa b:ie gueip npet en urne/ al| ücfcijuït be* XI. ' f '•■ toi Winhof heeft dit artikel in zyn famengéfleld Landrecht zo geplaatst, dat iemand zou kunnen denken als of deeze Rechtsgeleerde zich zou hebben voorgefteld, dat het byzonder tot vonnisfen in de Klaaring, dat is, het Gericht van hooger beroep, behooren zou. Daar nogthans hier van alle vonnis? fen gefproken wordt; zo als de famenhang met de voorgaande en volgende - Artikelen oo!< te kennen geeft. KUiaren is by ons zo wel, met betrekking tot de duifterheid van het gefchil zelve voor vonnisfen, als, met betrekking tot een reeds gegeeven vonnis, voor het zelve in Appel te verbeteren gezegd. In den laatstgemelden zin is het Gericht van hooger beroep by ons Klaaring genaamd: doch in de andere betekenis ontmoet men het, onder andéren, in de oude niet gedrukte Sant Martens rechten, art. 22, in de woorden, die fchelinge'wyfen ende claeren; 't welk in het Landrecht van Overysfel (a) is gevolgd. Toeklaaren is toekennen. Iemand onderklciaren betekent, hem bet pleit by vonnis doen verliezen. ' • De ...Hu M ,i\#f, .\\ .i. 4*>«av«u (2) 't Welk an'ders geen Arrest zou toelaaten, als naamlyk (Jat van de drie Hoofdleden deezer Provincie. «) Deel II. tit. 26. art. 8- Q 5 ai» As.*»* li  250 Overysfelfche Gedenkftukken. lilde Stuk. :beïeep/ foe foibe bie gïiene bie onnergecïaett ip fcïmh bicg toefen ban #©3OT penningen een ben anïeggcc in renten boerfegtïen nae natuet bep guebep op een toebetïopfe baec bie anïeggec raebe befeaect ip. Winhof, Deel l. art. 26. CO *?tetn bat men noitturfftige Sopten ban tgermge enöe anberp foe toet tojceren faïï/ Den ggenen bie in ben oncechte bcbonben tocuöt aiS <©ecicgtiicae oncopten té toeten een .gcgotbaer man feïbëp anbecöe mat eenen boerfp^aecfie/ oie eïcjc fnlfen gebben goet maeltnbt enbe een baene bierp €cn ©fenpunan (2) feïffé oëroe en* be eenen boectoaecfie bie eïcjc buoMt foe bècïe gebben fuïïen €en Sibbecmaticg Jgobeman (3) feïffp foeben nipt een bpecfpgaecfi bie temecïiciic (4) topfe futten tee» ren moegen te toeten boer ren igeïirfi ban be foeben pecfonen enbe ben boerfp^etb be een Jüfbbermaiicg man mit gem fyenggen toict to..itoaeïff ftubec mabamp jgbaetgp ?£an toep (5) an ïnff eece enbe bïoet gaet/ macij De zorg onzer voorouderen omtrent het behoud van vaste goederen gaf aan den veroordeelden een recht, om, wanneer zyne gereede goederen ongenoegzaam voor de fchuld bevonden wierden, te kim nen volftaan met eene jaarlykfche Iosbaare rente , van achtien penningen één, den Schuldeifcher Gerichtelyk uit vafle goederen, waar door deeze ver. zekerd zyn kon, te ftellen; 't welk in het nieuwe Landrecht niet gevolgd is (b). XIITe (1) Zie over dit artikel II. Stuk, bl. 132 &c. endenieu» we aantekening by Winhof alhier. (2) Boven, bl. 4. IJ. Stuk, bl. 118. (3) Boven, bl. 4. II. Stuk, bl. 133. not'. 3. (4) Betaamefyker. (5) Wat. (b) Deel I. tit. 21. art. 5.  Nieuws Reformatie van Max. vak Egmond. 251 macg een nbet foe boete bmnöen begeren nipt gein bebciit. Winhof, Deel II\ art. 23. 3jtem bat men aïïe gan(fcg$f[ten fegeï enbe ö-;ebe ban XIII. Van de verjaaring van een derdedeel van honderd jaaren is gehandeld in de nieuwe aantekening by • Winhof fa). By het nieuwe Statuit, in dit artikel, worden daar van uitgezonderd alle handfchriften., zegels en brieven van fchulden, tegen de Inheemfchen in tien, en tegen de Uitheemfcheri in twintig jaaren verjaarende. Door handfchriften worden hier, gelyk overal, verftaan fchriftelyke bekentenissen, door den bekenner getekent; welken hier van zegels en brieven» dat is, verzegelde brieven, in zo verre onderfcheiden worden, dat deezen door den bekenner gezegeld fchoon niet getekend waaren. Zelden wierden de tekening en zegeling van den bekenner te gelyk gebruikt. Het nieuwe Landrecht van Overysfel vervat ze beide onder den naam van handfchriften, in de woorden: handfchriften za v/el bezegeld als ondertekend (b); alwaar tot het oude Landrecht uitdrukkelyk betrekking wordt gemaakt. Hier wordt derhalven gefproken vaa Private fchuldbrieven. Zo is ook te vooren art, 2 gezegd: fine zegele ende brieve ende hantfchryfften to achtervolgen ende to voldoen. Gerichtelyke als ook, Notariale Schuldbrieven, behoorlyk gemaakt, zyn derhalven, volgens de eigen letter van dit Statuit, aan deeze verjaaring niet onderhevig; als welken onder den mam van handfchriften niet begreepen zyn. Zy' vereifchen ook geene ondertekening of zegeling van den SchuldCo) N. D. bl. 450 —452, en hier vooren, bl. 72. 73, (b) Landr. Deel II. tit. 10, art. 2.  052 Overysfelfche Gedenkftukken. lilde Stuk. mn fcgulöen nu boertaen rjoïbtren faï mat SerJjte/ aie Schuldbekenner. Doch derzelver ondertekening gefchiedt door den Richter of Notaris uit hoofde van hun ambt en niet namens den Schuldbekenner. Ook zyn het Publyke Inllrumenten; op welken de reden van dit nieuwe Statuit niet toepasfelyk is; die, zo ik meen, beïlaat in de bezwaarlykheid van bewys der echtheid of der valsheid, die in gevalle van ontkenning van Private InlTrumenten van Schuldbekentenis, uit een lang verloop van tyd, zo als een derde deel van honderd jaaren , ligtelyk, tot vermeerdering van pleitgedingen , kan ontltaan. Te minder mag dit Statuit door uitlegging worden uitgebreid, om dat het eene uitzondering van het aloude Vaderderlandfche recht bevat. Voords ook behooren niet tot dit Statuit huwlyksvoorwaarden, maagfcheidingen, en moetzoenen of Tranfactien , in de vereifchte form opgericht, om datze met Publyke, en zelfs met Gerichtelyke Inllrumenten, by ons gelyk gefield zyn. In het nieuwe Landrecht van Overysfel (Y) is deeze verjaaring van tien of twintig jaaren ook gelegd op Schulden , die met Getuigen beweezen worden; gevolglyk niet op fchulden, die Gerichtelyk zyn bekend: fchoon de voorrechten van panding en van voortocht niet langer dan twee jaaren, na dat de dag van betaaling gekomen zy, aan bloote Gerichtelyke fchuklbekentenisfen gegeeven zyn (d). Gerichtelyk bekende handfchriften, welken met Gerichtelyk bekende fchulden zyn gelyk gefteld fe), en in rechte daarvoor gehouden worden, zyn derhalven, na dat ze Gerichtelyk zyn bekend , voor het toekomende, aan deeze korter verjaaring insgelyks niet onderworpen. Eindelyk wordt in het Nieuwe (c) ' Landr. Deel II. tit. 10. art. 2. (d) Aldaar Deel I. tit. 6. art. 3. tit. 21, art. 15. ft) Aldaar Deel I. tit. 6. art. 3,  Nieuwe Reformatie van Max. van Egmond. 253 öie tëgfènffcïjè Öaririeri tQfen jaeceji/ ö;c fwtjfjejtmfcBe ban? we Landrecht (ƒ) ook nog van deeze verjaaring uitgezonderd het geval; indien de Gerichtelyk aangefprooken fchuldenaar het handichrift zelf ondertekend heeft; in tegenltelling van eenen overleedenen, van wien de fchuld , van dooder hand hem aangekomen is. Want dat hier gedoeld zou worden op eene tegenltelling , wanneer de aangefprooken fchuldenaar aan een ander last gegeeven heeft, om het gefchrift uit zynen naame te ondertekenen; kan met derechtelyke uitlegging, dat men geacht wordtzelf te doen ,het gene men door een ander doet, niet beflaan (g) ; noch ook met de goede trouwe, die Hun Ed, Mog. in deeze uitzondering in het oog hebben. By een vonnis van het Landgericht van Oldenzaal, van den 27 January 1773, wierd echter deeze verjaaring van tien of twintig jaaren op eene Notariale acte van fchuldbekenning, in Munfterland uitgegaan, toegepast: om redenen, dat Notariale Aften by ons geen voorrechten zouden hebben, en gerekend zouden moeten worden als gefchriften, die iemand door een ander heeft doen ondertekenen. Doch de eerfte deezer redenen doet hier niet ter zaake: om dat hier de vraag niet is omtrent het toeiMgenen van eenig voorrecht aan Notariale Aften; maar of derzelver recht verkort zou zyn, door een Statuit, welk zo min van Notariale als van Gerichtelyke Acten, maar van handfchriften fpreekt: als ook om dat Gerichtelyke fchuldbekenningen na verloop van twee jaaren, na dat de dag van betaaling gekomen is, bv ons van geen meer uitwerking zyn dan Notariale fchuldbekenningen; en evenwel deeze verjaaring in geene Gerichtelyke fchuldbekenningen plaats heeft: en eindelyk om dat Notariale Aften, in de vereifchte form opgericht, mids blyke, dat de Per- (ƒ) Landr. Deel II. tit. 10. art. 2. fg) Aid. Paulados. rer. quot. lib. II. cap, fn. prima parte, J. 5- »• S.  254 Overysfelfche Gedenkftukken. lilde Stuk. finnuen %% jatten <£n&e iuaect fa&e Bemant öaec in* ne Perfoon een wettig Notaris zy geweest, zo wel als Gerichtelyke Aden, Publyke" Inftrumenten zyn, en ('t welk ook in het voorzeide vonnis zelve wordt beweerd) dus het voorrecht van geloofwaardigheid» of volkomen bewys, boven Private geichriften nebben, en in deeze Provincie behouden; Schoon hier reeds voor lang de Notarifen zyn afgefchaft (//), en ook in fommige by het Landrecht uitgezonderde gevallen, als naamlyk Acten van Volmagt , en van kondfchap van Getuigen, geene Notariale Acten, elders opgericht, in deeze Provincie aan de form voldoen. De tweede der voorzeide redenen is eene vergisfing: omdat, zo het waar was, dat Notariale Acten van fchuldbekenning of Obligatien zouden moeten geacht worden als gefchriften, die iemand door een ander, uit zyn naam, doet ondertekenen ; als dan ook Gerichtelyke Acten van fchuldbekenning of Obligatien, door den Richter ondertekend, ilechts handfchriften van den fchuldbeker.ner zouden zyn. Daar nogthans een Richter, als ook een Notaris, uit hoofde van hun Ambt, en Publyke geloofwaardigheid , en niet uit naame en last des fchuldbekenners , de Aften ondertekenen. Daarom ook wordt geen handbekenning des Schuldenaars daar in vereifcht; geheel anders dan wanneer iemand door last van den Schuldenaar het geSchrift voor denzelven ondertekent (i). En met één woord: alle handfchriften van fchuldbekenning zyn Obligatien; en dus worden onder Obligatien ook handfchriften begreepen. Maar niet alle Obligatien zyn (h) Or.der eene geloofwaardige handeling van den 19 Decemb. 1622, dooreen Notaris deezer ProvincieGevidimeerd, leest men: Pro Copüt collata. W. ten Zwege impetiaH aathoritate Piblicus & ab Ordinibus Tranpjalanie aènisfits Notarivs: ten blyke, dat nog na dien tyd Notarifen hier gebruikt ■zyn. (J) Parlador. d. I. n. 6.  Nieuwe Reformatie van Max. van Egmond. 255 ne berfutnicïj toare bie foibe banbet anfuraben heeftenen toefen/ Winhof , hiel IP art. 16. SJtem aïïe bie ggene bie ben anberen toiïi anfuielfien mit bïoote feggetooo?öen ban fcguïoen bie ben bcrfeeer» ber oncommen ban bec boobergant/ toanneer bie bee* toeeraer bn finen enbt feggen toiïl/ bat fi» nnet fefiet en toeet zyn handfchriften; althans niet die, welken voor Notaris en Getuigen in behoorlyke form, of ook voor het Gericht, fchoon zonder Hypothecatie, zyn uitgegaan. Gerichtelyke Obligatien of fchuldbekentenisfen , door welken eenig goed byzonder ten onderpand is verbonden, hebben naderhand een» recht van voortocht, als dat van verzegelingen of rentverfchry vingen, by ons verkreegen (,k). Ook worden Obligatien of fchuldbekenningen, in het Landrecht van Overysfel, onderfcheiden van handfchriften; en beide aan Gerichtelyk verzegelde renten of rentverfchryvingen tegengefteld (Z). XIV. Schulden, die van eenen overleedenen aankomen, behoeven niet bekend noch ontkend te worden: maar de Verweerder kan volilaan met eene verklaaring als hier gemeld is. De betekenis der woorden dooie hand voor eenen cverle enen is bekend. Meer hier van is te zien by Matthjeös O). Verder overdragtelyk wordt door deeze woorden te kennen gegeeven eene zekere be- las- (*) By.Rsfol. van R. £? S. van 1Ö84 fcp 168S, achterliet Landrecht vaa OverysJ onder N. 32 £p 33, (/) D'.el IJ. tit. li. art. 15. (a) Param. 5. n. 2. 3.  25^ Overysfelfche Gedenkflukken. llldt Stuk. ineet offt bie fcguït tuncraffticrj i§ I faïï bie anïejgec ftguïöit-g toefen bie fcijoïbcn to betonfen enbe toaec ta tnaefien oft fat anüecp bate ban beefteaen btuben/ Winhof, Dsttiv.art. 17, Stem bat menagene iSentenbetfettcn faïï/ ban oa cc* lasting, die wegens eenen overleedenen wordt betaald; op diergelyke wyze als ook het woord verJlerf genomen wordt voor het gene wegens iemands verfterf vvórdt opgebragt; welk woord, ten aanzien van het verfterf der hoorige lieden, by ons, ook in dezelfde betekenis als doode hand gebruikt wordt. Hierom fchvnt te meer, verdicht te zyn 't gene elders (b) wordt verhaald, dat de rechter hand des overleedenen, van wiens overlyden de doode hand of het verfterf betaald moest worden, afgefneeden en den Heere gebragt zou hebben moeten worden, indien de overieedene niets naliet (c). Een ganfeh ander geval was de afkoop der hand van eenen doodgeflaagenen , wiens hand anderszins wierd afgehouwen » om daar mede in den Gerichte te klaagen (d). Dit kan, door gelykheid van woorden, tót het voorzei, de verdichtfel gelegenheid gegeeven hebben. XV. Het recht van jaarlykfche rente, uit een onbeweeglyk goed gerichtelyk verfchreeven, wordt als een gedeelte van den eigendom des goeds aangemerkt (b) Jn Magno Chrtm. Belg. aangehaald dtor Matth. de nubiUt. lib 4. cap, 9. ..(O Zie meer van Keurmede, doode hand of verfterf by Matth. d. I. p. 841. de jure glad. p. 325. 414. Dumbar, KerH. en Wereldl. Dev. p. 22. (d) H. de Groot,Inl. Boek3.Deel 32.  Nieuwe Reformatie van Max. van Egmond. af? tenen ïogfe enine bie logfe fetten inaen Defegclijcn ü:ieff Daec merkt (a). Ook is het geheele goed voor d.' iaarlykfche rente ten onderpand verbonden (6). Hierom wierden derenten gezegd, uit het goed verzet te worden; welk woord met verkoopen wordt verwisseld in de oorfpronglyke Hofrechten der hoorige lieden van den Hof te Ootmarfum, in deeze woorden : Item des gelykes oek als eyn hofhorych man ofte uoyf noet hebben foe mogen fe ver feiten ofte vercopen ut ft den hofhorygen gude ende uth ore ploges deel des gudes wat renthen den tyt van fes jaren elk voer fynen hofmeyer de dar nae older gewonten pleget over tzegelen Cc)i Sommige renten wierden door koop verkreegen: anderen door middel van eenigen anderen titel van verkryging van eigendom. Deeze laatstgemelden zyn onlosbaar: doch de anderen zyn gebruikt in plaats van geldleening op woeker (d)of gewin door het Kanonyke recht verbooden; en kunnen volgens het Kanonyke recht altoos door den rentgeever gelost worden (*). Dit wierd in deeze Provincie zo verre getrok- O) Zie de nieuwe aantekening by Winkop bl. 38+. (/>) Extrav. Cumm. lib. III. tit. 5. de emt. vend. (c) Zie ook Hofhoorig recht achter het Landrecht van Overysfel, art. 21. (d) Van óók , ook en eik, augere. Ten Kate , Aanleid, Deel 11. Proeve 2. bl. 675. (e) Ëxtrav. Comm. d. I. Hoe ten tyde van Keizer Karhl ben vyfden het gewin van geleend geld, alsinteresfe, geoor* loofd was, zie Gudelin. de jure novisf, lib. III, cap. 3. Ook: wordt in oude nukken melding gevonden van handfchriften waar van Rente wordt betaald. Hier toe behoort ook, dat in de Hofrechten van den Hof te Ootmarfum van 1546, art. 12. gedrukt achter het Landrecht van Overysfel, wordt gefproken van weddefchat, dat is geld, dat die Hofhorige heeft gedaen andere op gewin ofte op rente, daer bezegelde brieven af hebbende. De kennis neeming over geld op gewin of woeker  •25* Overysfelfhe Gedenkjiukken. IHde Stuk. baec ban cïcb gr'goïbrn faï toefen al$ ment begeert topte üec b^ïeben tc jjyeüeu/ .1.0 J. trokken, dat ook een verkoop van vaste goederen wierd geachc te zyn gefchied in plaats van geldleening op gewin, en de losling aan den Verkooper ftilzwygende te zyn voorbehouden ; indien de fomme der kooppenningen in de brieven was benoemd. Het genot van het goed verftrekte dan tot gewin van het geld t en door zulk eenen koop en verkoop wierd een Antichrefis, die, zowel als ander gewin van geleend geld, door het .\anony ke recht verbooden is, verhoed. Hiervan is een voorbeeld te zien in een opftel van eenen koopbrief over de Heerlykheid Lage, door Koning Filips (ƒ), in de woorden: Desgelycken hebben wy oock bewilligt, de weil in onfen Landen Overysfel gebruyeklyck is, daer in den koopen eine Jekere fumma van penningen benoempt, dat alsdan dat felve niet fur een erf koop, [onder fiir een loefe folte geachtet werden : Dat wy, oder unfere erven , ende nakomlingen folekes vermenten gebruyeks niet willen genieten , f onder dit felvige fur eenen fleden vasten erf koop iwllen holden ende waeren. De wyd'oopige bewoordingen, in oude koopbrieven met zeer veel zorgvuldigheid gebruikt, om daar mede te bevestigen, dat het verkochte nimmer zou kunnen ingelost worden , zou men aan dit begrip kunnen toefchry- ven; bleef nog ten tyde van Winhof aan het Geestelyke Gericht. Winhof Deel IV. achter art. 3. rubr. Van Geystliken Gerichte. In het oude Stadrecht van Deventer van 1486 wordt gezegd: Weer inniclt van onfen Borgeren offt Inwoeners, die op den andeien the f eggen hadde van woeker ofte wedderfekatte, die fal dat brengen an onfe Scepenen. Dumbar Kerkl. en Wereldl. Dev. bl. 1 c3 7, Hier uit fchynt, dat woeker of gewin van geleend geld hier niet volftrekt ongeoorloofd is geweest. Aangaande de betekenis van het woord wedderfchat, zie de nieuwe aantekening by Winhof N. D. bl. 384. (f) Gevoegd by de gedrukte Deductie detzir HeerlykMd ander de letter P.  Nieuw? Reformalie van Max. van Ecmonp. 259 ven,- als ook, dat onze Heeren Staaten, in hetnieuwe Landrecht hebben gebooden, dat (_'t welk om voorzeide reden gemeenlyk wierd nagelaaten) in 't vervolg de prys der verkochte goederen duidelyk in de brieven zou uitgedrukt worden., of dat daar in, zonder begrooting der fomme, zouden worden gemeld dee/.e of diergelyke woorden: voor eene fomme van penningen den koper ter noege of te danke ontrichiet endebetaelt(h); welke woorden men van ouds, om het voorzeide begrip van losfing weg te neemen, in de brieven plagt te gebruiken. Winhof heeft dit Artikel, fpreekende van rentverkooping uit zeker goed, in zyn famengefteld Landrecht niet gemeld; ten bewyze, zo als ftraks ook naarder blyken zal, dat het in zynen tyd, niet in gebruik was : hoewel my niet is voorgekomen , hoe het buiten gebruik geraakt zy. Volgens dit Artikel moesten , overeenkomftig met het Kanonyke recht, de rentverkoopingen op voorwaarde van los» fing gefchieden, en de fom der lospenningen in de brieven uitgedrukt worden fi). Dit is naderhand niet onderhouden ; maar wierden ook rentverkoopingen zonder recht van Iosling gedaan; zo dat onlosbaare renten toen van tweederley foort waaren» Want fommige door koop verkreegen renten waaren toen onlesbaar, naatnlyk die, welken als onlosbaar waaren belegd. De overige onlosbaare renten waaren die, welken door middel van eenigen anderen titel (g) Deel II. tit. g. art. 2. (li) Add. Gaill. 2. obf. 13. (i) Et femper in ipfis contraÜibus expresfe ipfis vtnditwibur data f uit facultas atque gratia, quod it>fum annuum cenfum in toto vel in parte pro eadem fumma denariorum, qnam ab ipfis emtoribus receperunt, quandocunque vellent, libere, absqtie. alicujtis rcquifitione, contrudiüione vel asfenfu posjetit extinguere, er" reditnere, ac fe ab ipfms cenfus folutione penitus liberare. Sedadhnc hujusmodi cenfus venditores inviti nequaquam per emtores arSari vel adflringi valereni. Extrav. comm. d. I. i R 2  26o Qverysjelfche Gedenkjlnkken. lilde Stuk. titel waaren gefield. Deeze aanmerking k^n dienen tot opheldering van het nieuwe Landrecht van Overysfel, Deel 11 tit. 11. alwaar van tweederley onlosbaare renten wordt gewaagd; en op onlösbaare renten , die door koop of met geld verkreegen zyn , de Ordonnantie van den jaare 15 75, by herhaaling, toegepast. Deeze Ordonnantie is na den tyd van het werk van Winhof uitgegaan en door dezelve is alle ingevoerde onlosbaarheid van renten, die door koop of met penningen waaren belegd, afgefchaft (*). Na veel aangewendde moeyte heb ik van deeze Ordonnantie alleenlyk bekomen een gebrekkig affchrift J van de verleeden eeuw , achter een affchrift van oude Landbrieven van Overysfel geboekt, zo als hier, met verbetering echter van kenbaare fouten, volgt: „ Als die Ridderfchap und Steden Deventer Cam„ pen ende Zwol! in Averysfel reprefentierende die „ Staten desfelven Landes herbevorens ontfangen hebbende fekereCon. Maj . oerer allergnedichften „ Heeren Placaet belangende die afidefioge van bot3J ter ende dergelichen renten, by dachelyckfche s, erfaringe befinden, dat in den Lande van Aver„ ysfel partien, willende botter ofte koorn renten, fo „ voer dato (k) desfelven Placace onlosbaer we- ren (/). afloefen, in groeter irrunge twyfel ende „ rechtsforderunge foo van wegen der liquidation der dryer jaeren, voer und nha der beleggungh ,i alfulcker renthen, als anderfins geraeden, ende beforchlichen meer unlustes daer wth erryfen fol- demoegen, oeren genedigen Heeren Stadtholder ,, den Ed. und welgeboren Heem Heern Gillis van ,, Barlamont Vry und Banner Heer van Hirges, vertoent und demonftiert hebbende tot vermidun„ ge alfulcher proceduiren und twisten van wegen der voerfr. liquidation s und wth meer anderen rc,, den und confideratien hoch nodich tho wefen, ,, dat na gelegenheit des vurgl. Landes up die af„ losfunge botter und koren renten vurgl. nae die ,, meis- (k) In het affchrift leest men dat. (I) In het affchrift werden. (*) Rafio fic conftituendi fuit, quia pvïbVa interest prtcdia ii' bra posfideri &pc. Güdel. de jur, nov. lib. UI, (eip 3.  Nieuwe Reformatie van Max. van Egmond. 261 meisten billicheit een gemeene Ordenunge, daer ü nha een jeder nu voertan alle die onlosbare renten losién-folde moegen, verraeint und ftatueert wor,, de. Is 't dat welgemelte fyn Gen fampt Ridder,>• ichap und Steden die vurgl'"-'. fake rypelik- und „ fonderlik nagelegenheit derredelicheitgemes (m), „ averlecht hebbende een middel, daer mit beide ,, gruntheer als rentenier an weinichlten befwaert ,, muchten worden . voer ene gemene Ordenunge ,, in den Lande van Averisfel ftede ende vaste on- derholden te worden, dat van nu voertan een vat „ botteren jaerlikfcher unloesbaer renten zal moe,,■ gen (n) mit 300ggl. hovet penningen denggulden ,, tot 28 Huivers brb. gerekent, die halve, vieren* „ delen, achtendelen nae advenant. „ Voerts 5 mudden roggen unloesbare renten mit „ 100 Ggl. die derdehalf mudden roggen unloesba- re renten mit 50 Ggl. und foe wes onder die der* „ dehalf of baven die 5 mudden nae advenant. ,, Item 4 mudde witte weite ook onloesbaer ren- ten mit 100 Ggl. „ Item 6 mudde garste mit 100 Ggl. ,, Ende een last torves mit 80 Ggl. alles den gul„ den tot 28 Huivers gerekent. 3 ,, Wanneer.die loefe den Renteniers een half jaer ,, te bevorens upgefecht wert (0) zyn. Des fal die fchuldenér die bes heer fulche renten jaerlix in ,-, fpecie heft moeten betalen, van nu voertan die ,, botter, koren ende dergelike renten als vurfr. jaerlix moegen betaelen mit gelde, gevende van ,, feftyn penningen hovet penningen eenen , ofte j, van 100 Ggl. 6 Ggl. der fel ver weerden en eenen ,, oert geldes jaerlix; ende.foe voert na advenant, „ wes lp) baven ofte onder die 100 Ggls. hoeft- fura- (m) In het affchrift ftaat gewest, en in plaats van de woorden der redelicheit leest men. daar d.. enelïcheit. (>;) Hier is uiigel.iaren afgelost worden. ■ (0) In het af chrift ftaat werent.. GO In het affchrift leest men weert. R 3  srja Overysfelfche GedenkJIukken. lilde Stuk. „ fumme zal zyn; hen ter tyt dat die hovet pennin„ gen mit alle die achterftedige verfchenen ende onbetaelde renten in gelde als voerfr. afgeloeiéc ,, ende betaelt werden zyn. bat men ook nu voertan alle unloesbacre pen» s, nink renten afloefen zal moegen , gevende voer „ yder golden guld. 2 ƒ hoeft penningen, den Ggl. ad 28 ft, als vorfr. gerekent, mit alle die achter,, /ledige ende onbetaelde renten, wen die loefeeea jaer thoe bevoerens upgefecht zal zyn. Welverftaende dan noch dat daer in den rente„ brieven die fumme ende fpecificatie van pennin„ gen, waer mede die renten belacht zyn, fpecifi. „ ciert bevonden werden, dat men in fulcken ge„ falie geholden fall wefen te loefen mit fulchen „ penningen ende fmnmen in fpecie, als die te„ noer (q) des-briefs met brenget. „ Voertt dat derwegen alle aengevangen endeloe„ pende proceduren van wegen liquidatie enige der „ vurgemelte partien van renten hier mede casfieret „ zyn, ende ieder mannichlichen nae diefer ordi,, nantie foe in die aflolinge als der jaerlikfcher be„ caünge voertan na datum unverweicherlichen (r) „ riohten ende conformieren C^) zal. Voerbeholden „ dat hier inne niet begrepen zyn fullen heerhche „ renten, tynfen, grunttynfen, erfpachten, ren„ ten van olde fundatiën tot den dienst Gades, hos„ pitalen. gasthuifen ofte tot profyt van der Ker- ken ende den armen by die fundatoren ofte tes- tameiumakeren originaliken befat, legatiert of „ conltituiert zyn. Noch die renten komende uit „ faecken-van erffcheidinge tuifchen (t) ofte erfge„ namen. Item in hylyxvorwarden originalikenme„ degegeven ofte aengebracht zyn. Noch die ren„ ten foe durch anderen middelen als by koep ofte „ pen» (q) In het affchrift ftaat toener. (r) Hier is uitgelaaten hem of zich. (s) In het affchrift confirmieren. (f) Hier fchynt uitgebleeven kinderen.  Nieuwe Reformatie van Max. van Egmosd. 263 „ pennongen belacht fynnen, dewelke voerberuert „ uitbenamene renten unloesbaer und by oer eyge„ ne kracht nae uitwyfen der zegel ende breven „ blyven follen, al weert oek dat die renten aen „ anderen avergegeven ende transportiert waeren._ „ Ordinerende vorders dat men van nu voertan in „ den Lande van Averysfel gien botter , koeren, torf ofte dergelichen andere renten in fpecie anders dan in géide, ende voer die hondert niet meer ,, als 6 Ggl. jaerlix beleggen noch nemen fal moe- " ,, Ende dat gien Richter in den Lande aver ander „ belegginge ende hoegeren jaerrenten dan als van ,, die 100 Ggls. hoevet penningen 6 Ggls. jaerlicx „ fegelen zal mogen. „ Ende dat foe hier inne en tegens enige Richters „ deden, die veriégelinge an fich krachteloes, en,, de van giener weerden wefen, ende giene execu,, de gefchien zal. „ Gedaen bynnen der Stadt Zwolle den 5 Decem>, ber 1575- „ onderftont gefchreven aldus GILLIS van BARLAMONT. Aangaande de verfcheiden foorten van onlosbaare renten, die uit eene andere oorzaak dan van rentverkooping fpruiten, zie de nieuwe aantekeningen by Winhof Deel IV. art. 5. not. 97. 1$ art. 27. not. 13. bl. 493. &c. en II. Stuk bl. 44. 84. 274.. Tegenwoordig wordt de naam van cenfus, cyns oftyns (v) gemeenlyk alleen aan onlosbaare renten, andersdan wel eer, toegeëigend. (v) Eene bekende'verwisfeling van c met f. XXVIL R 4  e<54 Gverysfelfche Gedenkftukken. IUde Stuk. Ci) Stem een pbet faï tegtamenfs' getopfe (2) cnbe anaerp n.irtfm €rbe offte öenten rabègen becgeben enbe, Roeinané ifelbe fnn (eben ïancfi orgoloen 2öegoït* b'ur;! bat fuïcr. seftyten faï ahj nae n.miec brc sueöe* r u djoert enbe rg.ienj mrbeümbect ccbs guebo-ên bie ine i gullen fal mogen up ttoeetuiicfjtacrotge ïunben 3) 43eeftcïicften uerrcitg\-r Costec'offt uemnnté anlerö/ fait tot eb bec tnt becbnect ijcbJtn ttoce oibe tcgpen foe toeï bie g'tjeuet al§ bie nemer/ nïïet (2) tot begoeff beenöe uwenfymt öaer een abec tooenacfi» %S3L tnbhm 0?,inen Ellöe öen gfiet en öte totgeemfrg enbe bupten ïantg toncnacgtig fm ban (1) Boven, bi. 158. (1) Boven, bi. 161. (2) Zyn Getuigenis. (3,1 Edellieden. ' ' (1) Hovezaat.  Nieuwe Reformatie van Max. van Egmond. 267 mebe faïraem golben aïfi in ^ffcjjop ©abibg bneff be» 3!tem op ten articfieï om fttö to ontfcgoïbefgen ban öoottïogen mit ttoau.ï baljengfjc tO té becriaenbat öe gjb>ne oe baec mebs öekgtti to et faï fpnen euenat» gen (Yj e?öt manen genieten/ foe becre ga ggeene bof* Sec? tt&gen bonbe/ " Winhof, D«?< art. 12. S'cm foe bie gimgïuobe be£ gecen gefangen moeten toasten enbe bjatreti (0/ té bertiaect bat bie gunf* limoen ben gefangen naet langer fuiten toaecen ban ee» n blieft enöe foïutte baec tegeng gecefecbeect/ enbe bat fin XXX. Van deeze korte pleitwyze is men thans hier veel verwyderd. Een te lang^.aame voordgang der pleit, gedingen is even zo zeer flrydig met de vryheid , als te veel verhaasting. Door te langzaam pleiten wordt veroorzaakt, dat de Proceskosten en verdriet, gemeenlyk het pleit verzeilende, niet evenredig zyn aan het gene men daar mede, veeltyds ook op onzekere uitkomst, zoekt te winnen. Dus wordt de vryheid, die men hepft om zyn recht te bevorderen, daardoor, zo wel als door overyling, afgefchrikt en belemmerd. Misfchien zou een middelweg te vinden zyn. indien het Libel of eifch voor af aan de party wierd ter hand gefield ; en verwisfeling van bewysftukken, waar van elke party zich zou willen bedienen, gedaan; en vervolgens de zaak in den Gerichte, voorzien van voornaame Rechtsgeleerde  Nieuwe Reformatie van Max. van Ecmond. q?{ fin fntenbe ©eritgte ten maete öat i'tmant ban ben nar* tgnen langer bertocij ban cenlicecen oir bumiceren ba öcn gencgte mt cebeuche oecfahe beegunt uiope/ enöe fullen öepoe uartien tenbeg be bojig. JSeubca enoe bit* uitrit in guec geetacuben geöonöeu fin. m % Stem aïïe fententien enbe cïacingen bp man geren ;g>tabtgolöet mit Sibbecfcgaa enbe &teben geeïaect en» be leerde Byzitteren, op eenmaal, zo doenlyk, afgepleit. De woorden, in huer geeworden gebonden fin, geeven te kennen, in hun doen of handelen, naamlyk omtrent het Proces, gebonden zyn; zo als het woord geworden, hoewel met eenige verandering vanfpmkwyze, tegenwoordig nog, onder anderen, deeze betekenis heeft. In fommige min befchaafde afïchriften van deezen brief leest men hoere woerden, dat is hunne woorden, in plaats van huer geworden. Winhof, die zulk een affchrift fchynt te hebban gebruikt, en die dit artikel uit zyn famengefteld Landrecht heeftuitgelaaten, heeft dit, met het gene daar toebehoort, inde Nieuwe Reformatie van den jaare 1546 overgebragt (a); 't welk anders in geen der affchriften, die ik gezien heb, gevonden wordt(b). Voords indien voor geeworden geleezen zou moeten worden woerden; dan zou 'er niet moeten voorgevoegd zyn huer maar huere. XXXI. DeGeneraale Ordonnantie, van den 28 Juny 1531, waar op dit artikel zich beroept, luidt als volgt: j, Alfoe mynen g. heeren Stadtholder Ridderfchap ende («) Deel IV. art. 15. (b) Zie dit artikel in hei volgende Hoofddeel art. 4.  6? 2 Overysfel/'he Gedenkftukken. lilde Stuk. öe bjtorefpioften fuiïen ban aïïcn 55iiujj;run.len Sicöfereri ^Cijolteu enDe Danoecg öe oeg be--i.otjt mucn nat (té toefini ban fleu ct'aringe enbe tofgeipiimeil lentetttten vat üSeaieerecuue rjefteu eiiöe tnli panbtage u,j öe nhöec* geciaecae enöe gecanbenipiieeeor p ictgue prtffl|jij| pjav ben te bjeten bat be pan jen o,i bon üei öen oacjj oprte« boöen eube baec nae in bie nen bakten nae'jen '.iant* recgte beccofft enbe gefïeten fuiïen ton<;ben/ ö;!er tegeng npetiiant ban iaat conoitien pfft gtiatoett gp fp -«iSeeét* lijft uj " s, ende Steden voele ende mennegerlev dachten „ vuergekoemen fyn dat op die executie vin' d.*n claringen ende fententien by fyn genaden fampt Si Ridderfchap ende Steden wtghefprocken ende „ gedecerniert, veel ende diuerfe gebrecken, be„ lettingen ende inpedimenten vallen ende gefchien, „ vermidts wekken die parthyen, tot wekker vur„ dell alfukke fententien gheweefen fyn, tot be3, hoerlicke executie van den feluen niet en koenen „ gheraken, tot hoer merckelicken hynder fcha„ den ende kosten. Twekke alles kompt ende „ reyckt tot belettinge verachtynghen ende weeder „ weerdicheit van rechten ende juftitie Ten waere „ dat by myn g. heeren fampt Ridderfchap ende ,, Steden hyr iune verfien ende geremedieert wur„ de Is by fyn genaden fampt Ridderfchap ende „ Steden eendrachtelicken auerkoemen gheclaerten„ de eyntlick befloten dat aüe Sententien ende cla« „ ringen by fyn G„ fampt Ridderfchap ende Steden „ wthghefprocVen ende wtbgegaen nu voertaen tot allen tyden fullen van allen Amptluyden Richteren „ Schuiten ende Panderen die des verfocht werden „ nae fefs weken van der claringen ende gegeuen „ Sentencie ter reale executie geftelt ende myt pan„ dinge op die ondergeclaerde ende gecöndempnier„ de parthie veruokht worden. Ie weten op den „ derdén dach die pande op te baden ende daer nae j, in vierthvndagen nae den landtrechte die felue te verkoepen ende te flyten fonder dat yemant wie » hy  Nieuwe Reformatie van Max. van Egmond. 273 ïi'dii torerïicïi €ticï offt onebeï eenige ponnxieciiige offt fajeDerfcanbt faïmoegen öoen offt laten boen/ up öe pene ban getoaït bec aften1-. mac. becfatïen te ?pn enöe aig ge* toelbigec enöe toebecftcebec bec juftttien fonbec genaöe geftrafft te bxnben/ enbe fuïïen aïïe SfiaiptlupbenlSicij» teeg ^c^oïten enbe j^anberg beg becfoctjt toefenbe gee» ne üjepgertnge boen op berïuefg tjuecg ^iniptg enbe öec penningen be fp op ten feïben Émpte liggen gebben / naboïgenbe be genecaete O2bonnantie bp ^tabffoïbec Öibbecfctjap enbe fteben ben ïï^SBO'*-'"- bacïj j'tinp unno %BC. eenenbebatticg bpnnen &aïlen!jo befloten/ Wikhof, Deel I. art. 24. 3Jtem ïnbien eenige pactguen boec ben gogen 43e* titijt ,, hy fy ghiestlick off werlrlick eedel off oneedel „ daer regens enighe pandtweeringe offte weder,, ftant fal moegen doen ofte laten doen by die pee„ ne van gheweldt der Keyr. mayt. veruallen te fya „ ende als een gheweldigher offte wederftreuer der „ jufticie fonder ghenade gheftrafft te werden. En. ,, de fullen die Amptluyde Richters Schuiten ende Panders des verfocht weefende ghiene weygerin- ge doen by verlies hoers Ampts ende der pennyn„ gen die fy op ten Ampten liggende hebben, Hyr inne voerbeholden der Keyr. Mat. Hoecheit, Ac ,, tum tho Vollenhoe den XXVIII Juny Anno XXXI. Van de penningen, waar voor de ampten in pand» fchapplagten gegeeven te worden, is te vooren reeds gezegd (e). . T , • De inhoud van dit artikel, in het nieuwe Landrecht van Overysfel overgenomen, is te zien Deel 1. tit. 21. art. 2. èfc. XXXII. De hier gemelde Generaale Ordonnantie van deri ar (O U. Stuk, bl. 266. N. 26. Bl. 272. N. 30. III. Stuk. S  274 Overysfelfche Gedenkftukken. lilde Stuk. (öericïjt öuer continuatie offte bnutiben betmannen tour* ben uiten be pactpen be lüttfien becann geö.icn offte bercjeaen baooen ou be bertoonncn partQien uiOü'en panben/ toaec au oe bertoonnen pawjien fuiïen mo= gen panttoeringe boen enbe ten naeften ïantbage fn pre» foenen offte baec ijnee bomtrtgtigen tomen boec mpnen geren ^tabijotber Siaberfcijep enöe fteben enbe guec nnfcgoït enbe ejernfatie mïcber romuuntte offte totült» beng bercïaeren enbe bpujengm enbe foe bern öe on» fcjjnli enbe errufite bp nmn becen &taö..fiotaec JSibbec* fcgffj? en^e ^t?ben aïgban reïjeïrrb MUtn enbe oen eed)* ten genotcófatii befónuen enöe eeftant toncöe/ fuiïen be pacujpen ten oenbrn fpben guec aenfpjaccfi enbe ant» tooett nut aïïen befegepbe enbe betopfg baec toe Menen» be 21 Aug. 1532 is van deezen inhoud; " Alfo upten „ XXVI f juny anno XXXI up een gemeinen lantda,, ge tó Vollen ho, by mynen G. heren, Stadthol„ der Rydderfchap ende Steden een generael or„ donnancie gemaéCkt ende beflaten is op die exesi cutie Van den Semeneien ende Claryngen, by fyn ,, G. fampt Rydderfchap ende Steden utgefpraiken. „ Jn wekker ghien mencie noch vermanynge ge,, maeckt noch gedaen fcn wort van den wyfinge enj, de ordelen, die voer den hoegen gerichte ghewefen , ende yn die claringe nvet beroepen en werden, weshatven van noeden is, tot vorde„ ringe van der jusricie ende der parten , van weki, ker vordel die voerf ordele ghewefen fyn, teordinyren ende to verfyn, dat die felve ordele nyet verhyndert, dan tot behoirlicke executien moe. „ gen gefteldt worden , S0 is by mynen G- heren „ Stadtholder Rydderfchap ende Steden voerf. nae „ riplick beraet eendrachtlick auerkomen - verdra„ gen ende beflaten,! dat yn den envgen partyen „ voer den hoegen gerichte dorch contumacie off uthblyven verwonnen worden', foflen die party»'»"en, die fukken verwyn gedaen hadden, op die ,, verwounen partye moegeu peuden, wair op die „ iel-  Nieuwe Reformatie van Max. van Ecmond. 275 be boet mtm geren Jrfabfgoïber ïïibbecfi'tjap en>$ J>te* ben üjeöee aenieggen enbe tat ojbei enbe tecijt DeoiU* gen / geïucb off De bermeecbec mat toagteniien ten • .un* be becfofcïjt enbe betbacgfacbt mece/ Doet ou m in tóeü ^)tabtgolber«inft ïSibDecfcfjap enbe fteben baect fen» tentie enbe cïacinge fuïïen ïaten gaen in aliec manieren nfft De faecïïe baec gen tec cïacinge beroepen mece ge» toeegt/ enöe inbien bconfcgoït enbe ejccnfatie Dcc bec* toonnen pactgien op guec contumatie enbe uitóttbcn on« reöeïicü enbe ben recgte nyet genoicgfam befonbcn enbe écfiant toucbe/ faïmen mat ejcecutie enbe panbinge boectfacen a'fé inben naegtboecfsl acticbeï banbec ge* necaeïe ojbonhantie ban bec ececutie beccïaect enbe ïat* gebmcbt téV €nbe fuïïen aïfuïciïe betmannen pacfg:cn boec felue verwonnen partyen follen moegen pandtwe- ringe doen, ende ten naesten lantdage, jn per. „ foene, off doer hoer volmechtigen komen voer ,, myn G. Heer Stadtholder , Rydderfchap ende „ Steden, ende hoer unfehuldt ende excufacie der „ contumacie offt uthblyuens verclaren, ende by„ brengen. Ende fo veer hoer unfchuldt ende ex„ cufacie dan by fyn G. fampt Rydderfchap ende „ Steden redelick, billick, ende den rechten ge- noichzam bevonden ende erkant worde, follen die ,, partyen an beyden zyden hoir anfpraeck ende antwort, myt allen befcheyde ende bewys daer ,, todynende, voer fyn G. fampt Rydderfchap en„ de Steden wederom leggen tot ordel ende recht „ bydinge, gelyck off fy myt wasteyken, ten eyn,, de veruolcht, ende verdachffaert weren. Wacr „ op fyn G. fampt Rydderfchap ende Steden vore „ fentencie ende clarynge fullen laeten gaen, in alle „ manyren off die zake voer hen ter clarynge beroe* „ pen weer gheweest. Ende yn den die unfchuldt „ off excufacie. der verwonnen partyen up per con„ tumacie ende uthblyuen unredelick ende den rech„ ten nyet genoechzam bevonden ende erkant wor„ de, filmen mytter executien ende pandynge vor'« S 2 „ va.  2-6 Overysfelfche Gedenk/lukken. lilde Stuk. boer. be onmïjte pantmermge berfaïïen fiin i'n be ue* ne bon tipen oïbe fcbfïbe tot oeïjoe;? ücc Jften1. mm enbe ber mebecpact guec begoecïicbe fiolen tot taxatie ban man gecen &:aötijolber iSibbecfcgap enöe fteben opleggen cn bie öetaeïen/ naboïgenbe b? gemwfe 02* bonnanue ban bec contumatie uu ten &3»n bacn ^li* rjiigtt anno W?. tmeenbebacticg bpnnen bec J>tabt tttS!} ^ ^taötfiolöE,: KföDerfcöntï enbe fteben Winhof, Deel I. art. 25. Stem mebe i§ becclnect bat men banbcn oJbeïen bie banbec ïeggec bancb tot bie googfje bantb (r) bwben beroepen ggiene omogen nocö pene faï nemen tertut toe bie 02öeie gectaert font/ enbe mie ban onbergerïacet toojt faï eenen oïöen ftgiït tot beiioeff öe£ ggenrn be baec toe gerecgtiget i§ (2) gebjoeiien gebben na oibec gemoenten / Winhof, Deel lF.nrt.22. „ varen alst behoert, na ynholdt der generaell or. „ dinancie by fyn G. fampt Rydderfchap ende Ste- den anno XXXI als bau.n gefchreven is, gema3, ket, Ende follen alfulcke verwonnen partyen voer „ die unrechte pantweringen veruallen fyn in die „ pene, van tyn olde feilde, tho behoeff der Keyr. Mat. ende den anderen parten hoer behoerlicke „ kosten, tot taxacien van fyn G. fampt Rydder„ fghap ende Steden uthleggen ende betalen. Ac„ turn to Deuenter, dén XXften dach Augustianno „ XXXII ". Zie ook hier van in het nieuwe Landrecht van Overysfel, Deel I. tit. 21. art. 7. (1) Door Hooge Bank wordt hier, 't gene zeldzaam fchynt, de Klaaring verftaan. Daarom heeft Winhof in zyn famengetleld Landrecht hier de woorden, van der legher lanck tot die hooghe banck, uitgelaaten. (2) Zit boven, bl. 20.  Nieuwe Reformatie van Max. van Egmond. 277 ®an nen boetfpKtecHen. Stem foe toanneec eenige partgien an Den èecgte te boen gebben/ enöe eenen ijoerfpjarciic mit ft'ci) ten bage (1) futen tnfïïen fo faïï bie boeefinaecfie ban bec jtartgpen nnet meec nemen mo* gijen ban ben bmen fiogt tot enöe toeöec in fnn getoaec» fum (2)/ enöe öaec toe eïcbeg öageg een gaïff geren uonöt boec fin acöent / ban afë bie pacrijpen eene boec» fpjaecfie int genepte offt an tgericgte bonbe get fp in reiiigec ^tatoïTt in batïierfpeï baccmen gembegoefft/ faï Die boecijnafie gegoïben enbe becbonben fin bie par* ttjpen to bienen enbe guec tooett te buecen enbe faïï baec ban npet meec gebben ban teüïeng een ouacte topng tot* befunDert boec bie boegge öancfi op iantbagen eubc tïacingen faï bp gebben ban eïcbe pactgie ben gn bient een 02t goïbeg/ enbetoaect faecfie bat eenieft boetfp^aeeft be£ tbengecinge bebe/ offte öec pacüjpen ïjicc cn öoben brfmacen tooïöe/ bie en faïï nae biec tpt ggeen moect boec eemrtj «öerieijte meec buecen / €nbe boeïj fuiïen aïle panlfie biet (3) begeccn enbe ïjem becmeten goec tooert feïbeé buecèn moeggen ou boec ban enbe boe» te (4) baec inne ïjem bie ïïiebtee ggeene boermepge» ringe ban aïle beflulp boen faïï/ Winhof, Deel IV. art. 24. IDeïcbe bojfê. actic'fielen in bcefen ïanben enbe^te» ben (1) Op den Rechtdag. (2) Wooning. Zie boven bl. 109. en hier vooren art. 7. (3) Die het. (4) Op hun gevaar. Ban is boete of breuke aan de Overheid verbeurd. I. Stuk, bl. 15, 16. Boete is eigenlyk het gene tot vergoeding aan de party wordt betaald; anders ook weergeld genaamd. Saxensp. lib. III. art. 32. in fin. Ban en boete zyn anders gezegd gewedde en boete. Saxensp. d. I. £ƒ art. 37 Ê? 5°- S 3  278 Overysfelfclte Gedenkjlukken. IHde Stuk. beu futen geim'JÏiceett enbe becFiunbiget enbe ban nu boertaen bp aïïe Engten SCniutïupben Hugiicsecen óf* fineren iSicijteren ,§cijaïten onbecfcgotten enbe ingt* fetenen €öeï onebeï oecb ben bngepmfcgen be in beien ïanben in becfolcg ban tecgt offt tonnacten te Doen ijebben bagt ftebe onberbjutgïiti) gegoïben obferbeert geöjuiirftt enbe acötecfoïcgt tnerben in aïïec tnaeten en* be manieren ah» bie gier beboren befcgjeben berciaert enbe befloten fin (©ebaen bpnnen bec Ü>tabt ban ©e» bemec og eenen gemeenrn "lEanrbagïje gegoïben bp onfen g. geren j&tautïjoïbec genecaeï iSibbecfcfjag en* be fteben opten febenben bacö ban Jgobemöec int jaec ong gecen üufent bpffgonoect eenenbebiecticg/ llfèp tegenbjojbicg HOOFD-  279 HOOFDDEEL VII. NIEUWE REFORMATIE OP DE ADMINISTRATIE VAN DE LANDRECHTEN, TEN TYDE VAN DEN STADHOUDER MAXIMILIAAN VAN EGMOND, IN DEN JAARE 1546. Uit de oudfte gefchréeven Landrechten van Overysfel. % SCïfae 002CÓ ben Cbeïen enbe taalgenoten ï?eten/ mttm JSajcimiïiaen ban «gmonbt ^abe tóa buecen cnbe lEeecbam/ ÏJeece to igfeiftenn anct mazttnè bucftfïc. Öoem irteg'. Mw- unien nïce geneöicnften ©eren in fcgrêlanat enbe ^ueengief Cauitegn enöe &tabtgnïüec <ï5enecaeï/ enbe Dn becg je* menec jSnbbecfcfian bec b^ec ïanben ^aïïanbt Cmen* tije I. Door deeze Nieuwe Reformatie zyn eenige gebreken verbeterd , waar tegen in de voorgaande niet genoegzaam was voorzien. Zyis, zo veel ik weet , de laatfte Lands ordening , die door een Landsheer en de Staaten van Overysfel is gemaakt. De dwinglandy zou de Wetgcevende magt der Staaten vervolgens hebben overweldigt; was niet eindelyk dit monster, met de verwerping van Filips, ge. veld. Iu het jaar 1553 ondernam de Landsheer S 4 Kei«  2So Overysfelfche Gedenkftukken. lilde Stuk. tbc cnlc Boïïenijoe enbe tin ben btfen fteben ©»beirter «Campen rnbe £tanïïe/ in Dec SBbmfoïftcatferi ban benïanbtcecöten/ beïe enbe öïberfe mngojuerïienrtaZ henen bebunben tooien / bie gaecgnoebtch ftjtmm / eenfbeefê ^fföertaït enbe anberbeefej beranbert 7nh^ berbeterttetoerben/ baee up hjbeëfe nnebo!wnnE 5£ fnmiatfe ggefegpet enbe be/tebiget aï§ naebefegjeben/ 3J3f. Keizer Karel, in weerwil der Staaten, een Gerichts. hof van Kanceler en Raaden in Overysfel in te voeren (a). En in het zelfde jaar liet hy, zonder toeitemming van de Staaten, een nadeelig PJacaat uitgaan tegen de dalers, die hy zelf niet had doen haan (b). Ook deed hy in het jaar i tjo verbieden , dat niemand zich zou onderwinden eenige Reen, Haazen, Korhoenders of ander wild te vangen of te fchieten (V). En Filips liet in 1558 den Huislieden en anderen, daar toe niet gerechtigt, verbieden eemg wild te vangen of te fchieten. Hy liet ook daar na een Placaat over de jagt, zonder de Staaten gemaakt, afkondigen (d). En in ino 0002de hv zyne Cnmineele Ordonnantie hier te lande te doen gelden (e;. Een gezag, 't welk deeze Landsheeren , in de voorzeide ftoffen , zich aanmaatigden onder lchyn van Regalien, hoedanigen geen Landsheer ooit hier had bezeten. VIII. f>) Revius,Dav, illuftr. lib. III. ad ann. 1553. p. 274 £fV. (b~) Revius, d. I. p. 275 &c. (c) Vervolg van het I. Stuk in het Voorbericht, bl. VI. &c. (d) Aldaar, bl. VII &c. Volgens eene Copy, van dit Placaat, onlangs gevonden , zou het zyn van den 12 Scptr. 1563. Doch dat'dit Placaat niet geteld zy geweest, zou ik daar uit opmaaken: om dat, in het kort daar op gevolgde proces over de jagt tegen de Stad Oldenzaal, door geen van beide partyen daar van is gewag gemaakt. Zie een gedeelte van dit proces, I. Stuk, bylage N. 12. (e) Revius, Dav. illuflr. p. 420.  ]ST. Ref- °P & Adminiftr. van de Landrechten fcfc, 281 SJn ben Beften bebunben bat bfe anïeggerg enbe bec* toececg/ bie boec üie ïegec offte gaeger bancben tec peftee inftantien bie eene ben anberen mat cecgte be* fp:aecfien gebben/ offte üefujaecben fnnnen/ enbe ai* baec oece fententie ontfangen gebbenbe/ bie felbe/ aif toecen fo oertï mritter fententien nicgt oeftoect / ban ftonöt een beroenénbc in Ciarnnje om aïfoe bie utgge* fpmecben enbe g'etoefen fententien mnttec gangenbe %o* peïïatien te fugoenbiecen/ bat bie fetbe tot gtjeenre ef* fectuaeï executie göeftaïbt en ban toecben / eec bie boï* genbe Ctatpnae/ bie maf menmegmaeï bectoegen (1) too:bt/ baec abet gegaen ig/ boec toeïcben mtgómeeft bie~pactïjneii/ bie aïfae aprjcïïierbm enbe in bec Cta* rongen onbec geeïaert toerben neg tjnr to/ nictjt meec ban bie toeecbe ban eenen ofben jFmncrictiictjrn fctpïöe beebzoecbet ïjebben / toaec uttj g:octe menntcrjboïaicgett ban Hlppeïïatie in bec Cïarnngen gljeboïget ig tot gjoe* ten fiolen ban ben grenen bie in bie Cïarnnge fitten enbe ticüten/ oecft tnt groeten naebeeï beg gfjencn bie in gtieben reeïpen bebtmben too?bt/ umme fuïcb mugbmeeft aff to ftcïïen / enbe besfe faeefte ban Sfippeïïatie ta becbeteren/ 3Ug ön unfen <öen. I^ecren ^tabtfiaïber/ in §>taöt Koemr. ïteti'. Map. unfeg ïanbtffucften famut Snbbecfcgap enbe fteben gmabinfect enbe ge* ftatuiect "boec een buecaffticïj ïanbtrecïjt bat bie pac* tï)tie / bie ennnge fententie / in bec ïegec bancben of ïjoHcc bancben ggetoefen/ beroepen befft in Cïarnnge mbe ban in bec €ïacpnge conbempniert enbe beïïicg ttn*fiant toojbt/ boec pergt ben oïben fcnjïbt tot be* baeff enbe nae oïbec gïjetoaenten beebmediet faï ïjeböen. '«>nd: of rTng was P ' We'ke Ó° rentSeever erkende, te ge- iJ&Fi Z°U oda^0m "iet nood,'ë zvn' dat de renteeever Jet Capitaal tot aflosfing der rente in het Gerichte e de om daar door te doen ophouden den loop der rente, dieba*ende het pleit voordliep en betaald moest worden. g (1) Kwaalyk. (2) Door.  IV. Ref. op de Mminiflr, v.irt de Landrechten Sfc. 285 ban eene cooie ggeben / nemenbe baec ban anbecijaïbcn ftubec bjab'antg baiuuct (3)/ €nbe fait baec up die bectoecec up ten biectgpnben dacg baec negeft boïgenbe / foe bcec bat een toeccïïeïbacö té/ fpn anttoo:bt bojcg firnen boecfpjaeclïcn tnuntïtcBen boen / offte teibegt fchnfftiiciten inbrengen/ ^elciie ^nttooibt die ïïtegtee inaetneften fat tenfienen om ceden boecf. €nbe faï bte nnicgaectecfiontmuntiiciïen/ offt fcgafftïKfieti mocgen rcuiicïecen / enbe bie bertocecbec ingtjcïpcBcn muntbc* ben offt ftgrffftïicaen moegen bupïiciecen / ba finten* ben (jBnecictjte. (Ceu toeece bat pemant ban den pac* timen ïangec bectocg ban ceuïiciecen offt bupïiciecen bit ben (föneciente utg cebeiicfien oetfaetfien becmoege bec tënec iSefoanatten (4) betgunt too?be. €nbe toojde mïuïr betgunt/ ende bie anïeggec fcgaffteïiehen ce* niiciecbe / faï bie ïïtegtet die cejjïpcfi tencHcnen alt. boecf €n die öicgtfcömbec ben bertoecec gijeben co* me ban ben cepïn'fi/ om bie bectoecec baec up feïjuft* ïicfien to bupïiciecen / baec ban nemenbe nïg boecf. <£nde fuïïen benbe pawfipen boec tfïuiten ban ben p?o* refê aïï occ Betopfê" unberfnemot moegen inbrengen / €nbe mnt inöiengen ban reoïpclft enbe bupïnrit enbe aïï beton'fê baec bp/ bat benden pactgnen beïnbet tn to bjengen / faï bie contïufie enbe fïot ban ben pjoceil 0^nbTom^battet pjocefê ojbehtïfcfi enbe fojmeïicB faï mocaben gefcfreben / betegelt enbe inbec Ciarqnge a* beroete beet toerben / foe faï bie fiicgtec aenfp2.aecb enbe reuïutft mat aïï Betopfê beë aenïrggec-p bp een Bnn* brn'baét 00 fcgribenbe/ bat fpnnen bie ftucben ban brn npnïeaoec.' Cnbe ingeïgcfien bp een bnnben SCnttoo?bt tnbe ©upïbcB nipt aïï betopfê ban oen bertoerbec baec •un f-'i'nbenbe/ bnt fnnnen bie ftucben ban ben bertoec* bec / en ban aïïe' ftucben ban benben tfpben tenctienen mnt ^ 515. €. Ofc. mnt eenen jnbentacpS ban aïien ftuc* ben bie boec gem ten'öepben tfpben abecg'gerteben fan* nen/ €nbe bebe bie ftiüjtec aïfa nicgt/ faï baec nen (3) Valeur, waarde. (4) Boven, bl. 271.  286 Overysfelfche Gedenkjlukken. lilde Stuk. het'froecfiet geüüen eenen olöen (cgübt/ tot befaerT aï3 boecf. ' * VfjtKBOttZietliy.airttist B. Cgcrt biecöen Sïïfoe bebunben bwbt toncg affftea. ben offte nntfetiingpe ban eenden Öicgtecen bat bie ggecicgte boeefie/ baec uien nu bcectacn bie fententien cnbe g_?beïrn inne rcgiftnccen- faï boec aegoecTicft ïoen m§ boecf. nae afffèesbtnge off ontfeuunge betfeècijt / becbueftert/ enbe nicgt ten boccfcrjiine en bommen / tot Sloete giejubi'cie btin gartijneu/ enbe üefmacfin.ae' oec jufticieu/ ©aec eg n$ ggeojbiniest cnbe ggeftatuïèct al| boecf. bat aïïe aürijtecg enbe ^cijoücn/ bie nu faunen/ tugfcgen bot enbe funt a&ncgaeïf negeft Hcuumenbe aen oecen. Xnnbttoagten cïcft ggenaecïjiam fuiïen bec* boegen/ WUy oecen boebe/ ojTte oece antpfttfn* ge/ cere ggericïjte boecïie ungecanceïUert (2) unge* fcgoett/ enbe maf bemaect bunnen biermn boegen ge* ïebect t'fuïien mojben in gnnben tsan oecen Eaabïb^oö* ten om ben boïgenben Kirgteren bon abecgrïebect tioec* ben. Cnbe fuïïen boa meec gïjene aicgteeen tot acnu* mficatie ban nrcen Stapte to g'ürïaten 'teecben/ eec fn aïfuïcfie botcgtucgt boecf. nrguïcEen gmoergfam gge* baen fuïïen gebben boec oecen 3Eanbtb;c#en aië boecf. Winhof, Deel II, art. 25. (STgen bnfften i$ gheoJbiniect enbe ggeftatuiect bat egen" ïxicgiec eenigr i'nïeabrmtTc off utgienönnge/ mft* .gancfi/ eplamnge (i)/ bectirgnigfe (*>/ gfcjptftg.e£ ainge/ gumnneien/ offte anbec jubiciaeï acten boen (1) T'eindes. D^ ; (2) Winhof, N. D. tl. 240. (1) Uitgang uit het goed en overlaating of opdragt van het zelve aan een ander. (2) Affiand.  N. Ref. op de Adminijlr. van de Landrechten &c. 287 offt ontfangen faï/ bnn in bptoefen ban ttoen fioecno* ttn entte (3) ©encijtfiuntien/ soefctjege fuïcc nictit/ faï ban ontoecben toefen. ■ Winhof, Deel SI. art. 24. .03 Stenen feiten Sïïme bie ojbeïtonferg onïant fn g;oe* ten mngömecB g'tjebomen fnnen/ boecnemenbe ban ben nattönen/ eet fB tonfen toiïïen/ bergueb/mge to neb? ben ban oere becftiemenfêfe/ bie fp feggen in öeïer>mge Sïjebaen to b/dben moe anoerg (Je. ©aec ou ig g/ije* mbmiert enbe ftatutect/ bat bie öic'ftte^ grienen ojbeï* tonfet gnefraben (t) faï g ieïbt to nemen ban ben asoct cnbe fententie ta tonfen/ bie oibeïtonfer en tjeobe »-gt tijen nüïigcn (2) gSeftoaeren/ bat itju foe boeïe gelöeg aïê bn tnfrïjet in bec beïeectnge ban bec faecbe aïieen beweert enbe utgtjegeben ïjefft/ enbe anberg nictjt. mm®- Cfien ïaetften fiebtmben/ bat eemige ^nmtïurbett boecnemen foe toanneec eenigen botfi) ongetuca ten boe* VIII. De artikels van de Crimineele Conftitutie van Keizer Karel den vyfden, uitgegaan in den jaare ffnlil !532 (3") Of. Keumooten en Gerichtslieden betekend het zelfde. Zie I. Stuk. Voorb. n. 3. not. i. Ci) Toeftaan. <2) h lege Ripuar. Capit. ann. 803. Corp. jur. Germ. ant. edit. Georg. col. 672. Omne Sacramentum in Ecclela ant fntira teliquias juretur. Ét quod in Ecclefia jurandum est, vel cum feptem elèttis, vel fi duodecim esfe debent, quales. fotuerit irtveniref. Si ülum Deus adjuvet fi? SanUi, quorum isue rs 'dquice Jm ut veritatem dicat.  288 Overysfelfche Gedenkfiukken. lilde Stuk. boe5e Hammen/ al§ mm berbnncfien/ ban een nufé ta baïïen/ boem/ nerbe/ toagfiën baec off anberg boet eren ggeffléfflffi o t amoeben fgtnfcWi onaec be»joer> Hcü oergggetöt/ at? tn anaëren tienf. Man . ïanben gge* hoop , of andere aandoening, waar door het verftand beroerd . bedwelmd en van welberaadenheid vervreemd wordt : en dan zou wyders in het oog gehouden moeren worden , dat, in het onzekere , niet onderfleld mag worden , dat zulk een Perfoon aan gruwelyke gevoelens zou zyn toegedaan geweest; maar veel eer, dat hy , op het ongelukkig tyditip , zyns verïlands niet magtig geweest zy (h). Voor eene toelaating, om het doode lighaam van den zelfmoorder plegtig te moogen begraaven, mag niets aan de Overheid betaald worden. Nergens toch is zulks door onze Landrechten aan eenig Drost, of ander Richter, of Magiftraat toegeftaan: terwv! het van zeiven een ongeoorloofd gewin der O-verbeid 'nu ?yn. Want zal de ftraf van verweigering eener pleejt ge begra >venis dienen, om affchrïk van deeze misdaad by anderen te verwekken: dan zou ze ïinar oogmerk verliezen, wanneer de zelfmoorder weet, dat het maa te doen is om een gedeelte zyner nala.uenfchap Of zou ook de geheele nalaatenfchap daarom verfpild worden ? 'T kau hem, die geen (h) D' ailleurs, la refolution, qu'il faut pour Je donner la mort a foi meme, n'est pas factie h prendre, è moins qu'elle ne foit aidée par quelque acces de noire melanchdie , ou par de grends retnords d' uu cTïine* Ls dentist" pvincipe est cxclus par ce que j'ai pofé. E: pour l'autre, il met le fait hors de la questiou: car il s 'agit ici de gens, qui peuvent fe determiner avec choix fcf jugement. J. Barseyr.'.c by Püfendorf , Droit de la nature des pens Tom. T. liv. i. chap. 4. f 19. not. 3. Zie ook MicHAër.is, Mofcïfch Recht. Deel 6. $ 272. bl. 6. wieas verh*adeling om'den zelfmoord zeer merkwaardig is.  N. Ref. op de Adminijlr. van de Landrechten &c. 29V gïjeïjoibrn tooJbt. ©an meec pmanbt bic fgttt feïben bccoeoe entie ban ben feben rijen bae.be ójjetjte/ bat oe* to^ieiicfi meec/ fal in öegfen ftatupt nicgi bejjepenfpn. Winhof-, heel li,.art, is. • Cnbe aïïe begfe boecf. punten enbe articuïen fuïïeu ban nu boertoen ftautaffrtcg enbe buecaffticg iauöirecgt fn ben ïanbe ban Eaïlanat/ Coienrge enbe ©oïien* gue gbeuubticieict enbe ggeïjaïöcn oaecoen ggeDue:e.-;ae tec tut toe bp ben Ccfföeten ban <®becpgfef offte fn* nee geen liefde voor zich zeiven noch vermaak in hec genot van goederen heeft, niet fcheelen, dat ook zyne erfgenaamen daar van niets genieten. Ten minften hy, die alles wat dierbaar is met voeten treedt, zal voor zulk eene zwaarigheid niet blyven ftaan. De ftraf van zelfmoord zou alsdan eene zekere Caduciteit of verval van erfgoed aan de Hoogheid zyn; ftrydig met de wet en met het oogmerk van de ftraffe. Indien het verftand van den ongelukkigen, gelyk gemeenlyk, ontfteld geweest zy; dan is zo veel te meer verfoeyelyk, dat voor zyne plegtige begraavenis iecs aan de Overheid zou wor- ■ den betaald (0, Inv&ii fi in üb n ^00 a\)\ :.; .i-h IX. Dat in het ïlot van deeze Nieuwe Reformatie alles voorenftaande artikelen bevestigd worden, ter cyi toe, dat door den Landsheer of zyneaStadhouder, en Ridderfchap en Steden van Overysfel ESN- PAAR- (i) Zie voords van Leeuwen, Cens.for. part. r. lib V. cap. 2. n. 14. Groenew. ad. L. 1. 2. C. de bon. eor. qui. mort. fib. confe. Bort van Crim. zaaken, tit. 10. n, 58, 59. HollandJclie Conf. Deel Q.conf. 264. T a  2^2 Overysfslfche Gedenkftukken. lilde Stuk. nee ©en. ^taotgnïbec in bec tut enbe ö» bie rjljeniene Öib.eci'cgan enöe fteben ban «öbecnéfeï tengaecïitlien Hn ecg ggc mne aMeapintect (ai toerben. üfl'uug ftatmert eg ben ©beien enbe toaïg^eoaeccn t)eie.i Ma» rinuiiaen ban Ccjaionat ©jabe tu iöuecen enbe &eer* baai/ ï?eer ta §gfeiftenn sCjanmbuncii fanct ■tóSacteng* bnft (ït JSoeui'. Steg1'. 4lfêa'. ia fêuegiana enbe €»bec* plfeï Cagttegn enbe ^tabtsjniaec ©enecaeü €nöe bec agemener önbberfrgaa enoe J>:eaen ban ©berng* feï ogmien bec .©tabt ©ebentec berfanteïbr/ ug eenen gtjemenen ïanötüage enbe Cïarnnge/ in ben jaec on| J|eccen ©uufrnt bpiTjonoect feg enoe biecneg urnen acgten bneg in 3Junio. P'VARLYK anders zou zyn befchikt; zulks herinnert ons , dat de Landswecten niet zonder eenpaarig goedvinden van de Staaten veranderd, vermeerderd of verminderd moogen worden. De reden hier van is, dat volgens de grondftelling van dit Gemeenebest elk by zyn Landrecht en andere rechten en vryheden moet gelaaten worden (a); mids nogthans dat daardoor de hoogiie wet, naamlyk het behoud van het Gemeenebest, als waar door de Landrechten en andere rechten en vryheden behouden worden, niet worde gefchonden. Voords is de oude grondwet der maatfehappy deezer vrygevochten Kepublyk door de Naardere Unie enz. (b) bevestigd. Ik zou ook meenen , dat geen eenpaarigheid van ftemmen vereifcht wordt, om eene wet, waar door iemand, in zyn byzonder recht, zich verkort acht te zyn, op deszelfs'aanhouden, naar bevinding, in zo vei re te veranderen: wyl zulks tot het Judiciéele behoort. (a) IJ. Stuk, bl. 180 ^ i8l. (6) Aldaar, bl. 181. HOOFD-  293 H O O F D D E E~L VIII. LASTBRIEF DOOR DE HEEREN STAATEN VAN OVERYSSEL GEGEEVEN AAN GEZANTEN NAAR DEN KONING VAN SPANJEN, OVER HET GERICHT VAN KANCELER EN RAADEN, VAN DEN VII OCTOB. MDLVI. Gecollationeerd met het gene berust in het Archyf der Stad Zwolle. gtofteuctte cn Corarafgfïe (O bic be ©emefne ftib* ^ becfcijau (i) Deeze lastbrief der Gezanten van de Staaten , aan Koning Filips, ilrekt tegen een zeker Gericht, van Kanceler en Raaden; zynde een Collegie van Regeering, by veeien ook een Gericht, Struv. corp. jur. publ. Imp.cap. 33. §. 17. doch te vooien by ons onbekend. Zyn vader Keizer Karel had dit hier begonnen in te voeren. De rechten van de Ridderfchap en Steden in 't gemeen; en die van de Ridderfchap, als ook van de Groote en Kleine Steden, cn van het platte Land, yier in 't byzonder , wlerden daar door aangetast en ten höbgften verkort. Was dit Gericht bevestigd geworden; dan zouden alle andere Gerichten zyn verzwakt of in verval geraakt; en deeze Landsheeren, dooreen onbepaald Richterlyk gezag, aan hunne hcerl'ching dies te meer den teugel heoben kunnen vieren. Daarom wierden de Staaten door het belander vryheid aangefpoord, om met al hun vermoogen zich te.'en dit Gericht te kanten ; terwyl de magt des Konings hen dwong, cm het verkropte ongeiyk onder een gtftreel van woorden voortcftcllen. Dit gelchiedt in deezen lastbrief; X 3 waar  *M Overysfelfche Gedènkftukken. Ulde Stuk. öerfcgap en ö;ie ^ebcn pan ©berpgfeï/ ©ebentec/ Campen tn Stootte gegeben gebben aiee ©efanten en -©ebeputiecben an) 3aoau öengeej uit .^afianb fceec ^ecenj ban 23ebet/ itüinpt'jeuc im ©limecfum ut CtoCi.t^-/ en üotbrtopn Jfaegen utSoiïemjoe' <©ec titg ban 3Jrtg;7 ban foé&tri bec Slab öebemec / bente Can;;tec motu proprio en ongeboden / ban bec tocfiomcnöec lutibtnge/ bie men fpn Man. Map. teif* lieg ig te boen/ ben hurfci. &tattn bm ©be-psfeï toe» gefcijitit gefft een Cctcnct ban fpnee Commigfrè nis 011* fe nicegeneöigfte ^eec ï5o. fteif. Map. ïjem gegeben jfjcfft miioiöenhe uttömbaeiictïen/ bat fjn maat beft/ min/ toetï)/ en béfcïjHbt eenen pegeïicfien beê bege* renbe te boen/ en t'aömmiftreren. ©ie btirfc fiitiberfrfmn cn Segeerberi ban ben jgitebenbrb'naenöe bat (jet ié öirecteïarien contrarie ben C:artaat / tusfrijrn onfen al'regn"» %eren Som. ïtdf. Map. cnbe ïjem ïupöen uniïerfrljtet / nirïi npet ge* mees (7) metten tab/ '2?ren en ©nt&. reebten/ Cnnstccfiten/ ^ofcecrjtcn/ Math en Jffoft* grn'rjjr cn oiïm oiren anberen pribiTegfen / gereebtfg* fietsen/ noifcgfien f roftumen en ufantien. Rebben jStbbccftrjau en fteben in naam enbe ban megen aï* ïe Onder deeze brieven wordt ook eene zekere Inftruftie en Ordonnantie, op de Holt- of Markengerichten van Twente, nog voorhanden, gevonden, die insgelyks een aangematigd wetgecvend gezag te kennen geeft,- en nevens alle wetten van die Landsheeren , zonder de Staaten gemaakt, verworpen ligt. Zie boven Hoofdd. VII. art. 1. (5) Of. f6) Anders Mepsche. Mr. van Hattum, Gejehied. der Stad Zwolle, Deel III. bl. 13. (7) Overeenkomftig.  Lastbrief voor der Gez. van den 7 Ott. 1556. 297 \t bie onberfatcn ban <©bera?feï (8) fin gefdjuften tnbc mit beftinbmgc ottmoeocüchen geüeben oen €•» öeïen enbe =l]©aïgeöncten S|eecen/ heeren JBotjan ban 3Eigne ©?abe ban &renbecgïj oecen beco^oemen ,§>tabt* fiotöer/ om oefe tjooge enbe ongemoomïtöe beftoeec* nigfé afgebaan of baar inne betficn to toecben tot ton* fecbatte ban niren rekten oogfcfften cofluimen enbe öïöen ufantien/ boir ben toebomenben ïjuïöinge fo tg §Kon. Map. toe ^uangirn en €ngelanb oiren an*benen ©rfrjeeren toiïïict) finnen ie boen. jj^aac na bie burf. ©2abe ban Siceriberge / ben boicf. Staten ïjcft boen böojlefen tmee auene oneben/ b' een onbec 't fegei ban onfen ©en. ï^eecen Con. Map. to &#aniefl enbe Cngeïanbt CJc. bie anbece met fnnere ©en. ^egeï befegeït/ ongebecïicfj (9) ban tenen effect/ nï§ bat ïlteif. en iHon. Map. meinonge niet en is/ bat <£-mt;ter en fiaben/ ietgtoeó fuïïen moegen boen/ bat tegene Xanbcecïjt / J^tabtcectjt / 3Ceenrec'fjt/ ©u'Htecïjt/ Cnngcecfjt/ ïfofrecgt/ ^ob> ret'ftt/ of JËJaraentecïjt of oicen anbccen nubtïegien/ rtoêfeff .*n/ cofinmen en ufantien/ bent berfegeït ton* firmiei-t en mit finïb; rn €cbt öeftebfget/ mefen faï/ boïc'ieboïbfn fpnc ïton- Mip. en fbnce May. J»ta&* fioïbec ïjoïtbeit cn r^aeeminentie ( 10) ©ie buc|. ^ta* ten (bie noc!) nu notö nummermeec anaec? gemeint fnn of miïïen fnn / onn ffiidm Map. getmume en ge* noo'fame te foirt ba: mboïben ber burf. frieben ban wobfden met atitc bemoebicïujett Beoenbenbe fiomirn aïö nocïj baar uit niet anbec? ecïoegen/ oice? betftan* be?/ (8> Hier is op te merken dé juiste uitlegging der woorden: Riddsrfchap en Steden Reprefenteer ende de Staaten van Overysfel, Zie voords Stuk il. 111 en 112. (9) Omtrent, byna. (ia) Zie, hoe men de Heeren Staaten, boven het reed* "eleedcn ongelyk, nog verder zocht om den tuin te leiden, ?h plaats van Hun voldoening te geeven. T 5  2o8* Qverysfelfche GedenkJIukken. lilde Stuk. ise§/ ban bat bie biitfo. Camper ïufbt fgne? aberge», fannje comratéfie atuacg macgt en auctonteit foiöeu g: üsn fi <®be-u?|Vï en abee jen onbecfarea ban 0» benjsfeï cecij" / ba t en ut ü.ie te abniiniftttcen / &fm bat gn en oie fiaaen tn ber <5ccrtitte en abiiiiniftratte ban juffatfe niet feïaen mn/ bat tegen? '&mmc!}i/ ^.aöritgt fjc. baeien f.u (if)/ bat todfte fo getand mee? bie meinonje aïro meer/ tooe (12, bie J>taten ban ©bergvet nummer en berijden bat ast fgnre ï$ou. Map gmnttfcbe memonüe aïfa baeien fat, €nbe btoben berijaïben bie getncme Ktaberffljap en fteben tn naam enbe ban megen bte femjiiicijec anbe&p beniger en guettoiïïigec nnberfaten ban ©bergjfeï (13) burcö oeren ©ebenuderben burfc?. oat onfen <®enlle ëfrer Conlnï. aföa'J'-. faï toiïten begnebigen beffen na* boigenbe jegenberitftt geneöirjfjïicft baar ban te becne» men / ten efnbe bat «Camper en ïSaben nu nge? berot* bent tn guaïiteit abj fn norb fynnen ober ben anberfas len ban <0bern?;'eï geene jurisbtctie begtoren te fieböen, ©enraeiuuuaneert/ bat ben ban <©berg$feï gegaïben ■fa Cn) Verfbeyelyke draayery! Even als of niets tegen het Landrecht, Stadrecht Ötc. door Kanceler en Raaden zou worden gepleegd; zo mqar door hun naar deeze rechten de Justitie wierde Geadminiflreerd: terwyl ondentisfchen de Lgndïiehters, Magifti aaien &c. aan wie de Adrnjniftratie der Justirie, naar Landrecht, Stadrecht &c. toekomt, van de Adminiftratie der juftitie zouden verftooken zyn. (12) Zulks. De meening van een magtig Tiran moet, als men genoodzaakt is hem te paayen, onderfcheiden worden in zyre meening, en zyne grondige meening: dat is, men moet hein dan, zo onredelyk als hy is, tot bedaaren brengen, 't Is by hem genoeg, dat hy merkt, dat men zynen hoogmoed niet wil beleedigen. Zyne verwaandheid kreunt 'er zich niet aan, dat onder zulk eene taal de woede in de harten der gener, die zich daar van tegen hem bedienen, verborgen ligt; die, by de eerfte goede gelegenheid, tegen hem moet uitberften. ' (13) Zie boven, not. s.  Lastbrief voor der Gez. ÖV. van den 7 Ocl. 155S. 199 fal too?ben / 'I geene ïjem in ben tcactaat en anöecja gaeoeticft aeluoft 1?. <§o ia t baa«jc uat ban aiku oio Den gerftjnvnbeu «poen bec boicyeecn ^i?;cgougen ban Éttexljt uien ban jaac 27 00e oie ban iDherp'iifeï ftci) üjiu'ie.jiicB aeiubmiiieect ge,oen onoec Saai. afttpf. Map. oicen Cerften €cfgeere ongebeeciirtkn 30 jdcen nu gdejen en toe? tai be? en guioigen oag toe Die Sa* ben be? j©2:nce ban ben "iCauae geene jun?jtaie uot ofte barbot* in oen ^Canbe enbe abee ben ouDetiateit ban ioet tonden ban ben JSiajïenn bie ban oioen toaï oerje* bm^ten tuben getoe?i funnen / bie uoe tec tpb tn caia bes tcatiaatg toeren en uo^g finnen en fi.teaen in 't oictiecen ban oe fententie acwbecen/ fa na-n oie fententie ba fitbbrcfcöag en steden alleen ge* toeefen/ in tegentooojoigrjeib ban ben $?mce in rem iudicatam, ban fiouaen öibberfegag en ^t'-ben boaj g ootr fmarigtjciO ban ben f^ocegien m 't Dictiecen ban oen fententien niet actOJbeetcn / en begtjaïben Oiffecent toe-en / toefftec ftben ban KtDDerfcijag en stebeu Die ©jinte ban bnbellig tourt baac ba ftaat oie fentcn* tte (t8V en batig afo Xanöcetfjt/ aibe toaï ft>gc* bJagte getooente/ po. feffte rn coftuime bec Xanafcpji eii !>teben bettebtger/ enDe met befen act. gebben bie Cbeïmang in <©b?cpgfeï en oire ïfnngb:. niren 02bi< na-ig é'tótec baar onbec fn fugtittaoet fgnnen/ en anbetg necgeng/ becmoc-gen beg CjactaafJ en oïüec jjoafeffian. „ 3p>ie burgeren torn ben b,:ten fteben bucf. fnnnni gefeten en jugtttiabeï onbec oecen ^öttrgemeiftecen/ennebben geene anbece ojainaciS Wegteren / begooren J oicB Jurisdictie , hier gemeld , zouden moogen hebben. Het fchynt, dat, ten tyde van deezen lastbrief, de wooning der Ridderfchap op het platte Land alleen hier toe genoeg geweest zy; en dat geen bezit van Havezaat hier toe vereifcht wierd; te minder om dat beneden in 't algemeen aan de Edelmannen dit Gericht wordt toegeëigend. (17) In de Latynfche overzetting van Revius Div. iU lup. p- S34-, is hier een vergis begaan. Zy hebben zich derhalven ook vergist, die hier Revius hebben aangehaald. (18) Een gefchii, naderhand hier over voorgevallen , is by eene handeling van den 28 Tanuary 1562. afgedaan j te zien by Mr. van Hattum, Gefchied. der Stad Zwolle, Deel III bl. 8. Zie voords over dit gefchii het Register van R. & S- van Overysf. in Nó* er. Dec. 1700. Zie ook kier vooren in de Inleid, bl. VIL &c.  3Ö2 Overysfelfche Gedenkftukken. lilde Stuk. m'tfi baac alleen/ en necgeng anber| befpsafien tc tooj. ben. ©ie SSucgemeifteten baa be kleine fteben/ man» neec fa oice bamnsfen uitgefpmhen gebben mort bit öeftoeecbe pactpe appelleren an üen baen gooftfteoen bucfc. baac fp ban oiaeö gebaeuntlpii fpn te agp:tlecen enmegrjaïben aïfa bp ben bncn burf. gemefen baa:bt/ gaet in rem judicatam, en öeöerft (10) geenen aime* ren fiicgr.ec/ beijoirt oictï boo? geenen anöccen tSicg* lecen getoegen te toerbcn. ©ie gupgïutöen toon cnbe in 't platte ïanb gebben in tïbe Cacfpeï of $acni gie/ oiren ojbinarté eir.t>r / boir ben melften bie o:;berfat?n begaifen na ben 'SDanb* redpean bec Sïeegec Smtfitm ge» eigen en üeipitnben te baerben en anberg nergen? en toanneet eenige par» tpe ffcïj bebinbt beftoeect in bec Xeege: ^antóen/ 'bm fpnen ojbinaci^ ïïicgtec/ mag «pgefïeerxn m Cbrran* ge. €nbe me| aïoaac bp ben f*gnce/ Sibacr.fr jan en fteben gemefen toect in manieceii / baben gef begntrt baar te bipben/ enbe anberg necgcng getogen te mer* ben. ©e ©eegteïpfte onbecfaten ban Siaïïanb fiinnrn ge* (eten onbec oicen nzbinari? Kfcgter ben j&taè >t en Stc* tbibiaben ban ©ebentet/ bie ban bec Cbaemge onbec ben $2aegt en SCrxbtbiafien ban ©fben;eeï / bie ban i^ollenfjoe meeëtenbeeïs' onoec ben J^aegt en ^ctgibie» aften ban USacien te Utrecftt/ baar onbec fp re* fpetttbe fugtictabeï fpnnen tec eerfter inftantie. ' ^een?aaben en leenmannen gebben oicen 02bino* ti$ aSicrjter al? een iebec fpn X:een geeren & Pares Curise, inigeïpft? ban ïf ofgerfegten en J£ofrecgten tit ban ®gpn? geeren en Cgnns* aenoeten (20) inp"« geïpft ban iifoïtgecicijten en Jfêacfiencecgten (21) beft eïeft (to) Behoeft, zie de nieuwe aantekening by Winhof, ■N. D. bl. 103. (9.0) Zie de nieuwe aantekening by Winhof, JV. D. bl. 378 38i. 493 495- (ai) Holtgerichten en Markengerichten zyn dezelfde Ge- ricfc  Lastbrief voor der Gez. 6fc van den 7 Ocï. 1556. 333 rt'cft in t fnne eïft fnn onmatig KicS/er/ baat fn be* goiren bennigfe ban faaen ta bojbercn en tn bettoacij* ten/ en anaerg nergens. 3©aac uit genoeg,aam Bfofit bat geene nerfonen of» te richten, I. Stuk bl. 80. Winhof fpreekt ook maar alleen van Markengericht, IV. D. bl. 377. Dat men tegenwoordig aan de Markengerichten de Judicature en Eirecutie over markenzaaken, die zy naar ouder gewoonte gehad hebben, zou zoeken te betwisten, fchynt onrecht; te meer, om dat nog in her. Landrecht van Overysfel van 1630, Deel II. tit. 27. de Markengerichten zyn bevestigd. Aldaar wordt niet gefproken van het maaken van wilkeuren door de Erfgenaamen van ds marke, maar van het houden van Gericht, over markenzaaken volgens de wilkeuren van de marke. Dit echter onderHielt, dat de marken bevoegd zyn , om wilkeuren in den haaren te maaken: gelyk ook de bevinding zulks leert. Het recht der marken, om wilkeuren in den haaren te moogen maaken , is een gedeelte van der marken Rechtsdwang, uit de Oppermagt van den Lande op haar neêtgevloeid. Vreemden buiten de marke zyn aan deeze wilkeuren niet gehouden, dan voor zo verre zy gebruik maaken van de marke. Dit ftute is breedvoerig verhandeld door Mr. J. SchoStaker, Deel V. Conf. 19 Twee oude merkwaardige vonnisfen van Stadhouder, Ridderfchap en Steden van Overysfel, die aangaande hetTeche der Kotters (a), in de marken, eenig bericht geeven; dunkt my hier te moeten worden geplaatst, als volgt: " In der faecken „ tusfchen den Erfgenamen en de ingefetenen van Holtberfl „ ter eener ende den junfFeren ErfFgename van minfrou'we „ van 13uiren ende Gramsberghe ter ander zyden, aengaende „ den twist ende fcbellingen van Holthemer mareke, -ende (a) AndersKouencrs, I. Stuk, Pborb. fi. 12. not. n. zyn ongewaarde bewooners van boeren plaatfen, door de Erfgenaamen, datis, eigenaaren dererven, in de marke toegelaaten, waar van fommigen berechtigd zyn te heide en weide tot hua nooddruft enz. gelyk in het volgende vonnis breeder is vermeld. De Erfgenaamen in tegendeel zyn eigenaaren Vin-dc «arken gronden I. Stuk Bl. 6. ÖV.  304 Overysjeljche Gedenkftukken. lilde Stuk. onbecfaten/ oicb geene faeHen of u;.o:e|fen in £>bn> ngfeï funnen of baïïen nonnen/ fa en hzwzn ai t' famen oicen orbmacia' beirjaiciaii fiicgtcc/ bon* oen toef* „ die waertallen (6) ende Kotters in derfclvcn uiarcken ge„ legen, geilen ende gehoert alle tgene dat van beiden zy„ den geallegert ende "by^ebracht is worden, is by myn Ge„ nadighe Heer Stadholder , Ridderlchap ende Steden ge„ kant, erclaert, dat niemant in der voergefchreven mareke „ enich fordel (c) hebben fal, dan dat een jegelick fyn ware ,, fal mogen beflaen (d) waer waers gelyck na fyn waertal, en„ de wes yemant van den gewaerden an hem felfs van bees,, ten neit en hadde, fal in dengefalle mogen annemen nabe„ loep fyns waertal met beesten bellaen , ende daer baven neit „ meer, ende die Kotters die by den Erfgenamen tho gela„ ten zyn, follen heide ende weide mogen gebruicken fovoel „ als die felvige Kotters tot hoere bouwinge noetdruftich wc„ fen fal, mit den beesten die fie des winters voederen kon„ nen, hem felfs tho behorende, dan vermits diefelve Kot„ ters neit gewaert en fyn, follen fie, neit mogen annem„ men , ende indien emantz van die in posfesfie beuun„ den worden, vermeent verkort ende overfurdelt te) tho „ zyn, mogen diefelve die ene tegens den andere mit den ,, Landrechte procederen voer den Gerichte daer die mareke „ onder gelegen is. Aftum Voilenhoe ten X juli! Anno 151:33. „ Stondt onder gefchreven: gecollafionert tegen het judici„ al Register der Landfchap van Overysfel geholden by ty„ den Ioflicker memorien Heren Georgien Schenck Stadt„ holder ende daer mit fol. C. lix accorderende bevunden „ in afwefen van Grephyr by my ondergefchreven Notarius. >> ^ J Oelen mit fin ftreckeler baven gefchreven Joannes „ Andeeas Custos per copiam fcripfit & fubferipfit. Judiciaal register van Rid. en Sted. van Overysf. fol. 116. vsrfo. den 2 Juny 1546. „ In de faeke tusfchen Johan ten Worckeler anleg- „ ger, (S) Getal der waaren: dat is, deelen in de gemeene gronden der marke. . (c) Deel voor of boven een ander. (d) In bezit neemeh, gebruiken. (») Overvoordeeld, benadeeld.  Lastbrief voor de Gez. £fc. van den 7 Oei. 1556. 305 toeïfien fp begoiren befpjoiften/ in reeïjt getoigen en gebentiïeect tt metoen ra nergeng anbec? / ig oaacont nbetbïoebig en niet nacbicij bun ijoicg beftaeecii'Mï en niet ïtöebtft eenige npe jue$btöe op te öcgten off ee<= nige nne ongeuiontiicjie öicgteten an te nemen om er* benen na befcijjtben. „ anlegger, en de gemeene erfgenaemen ende buren van „ Senderen verweerderen aangaende een beflach (ƒ) dat de „ verweerders gedaen ende beflaegen hebben up (g) des an,, leggers tuyn , fonder fynen wille, als mede aan defelve „ mareke ende gronde gewaert we fen de , daer up de ver- weeiders geantwort hebben , dat fy den anlegger tottei* „ mareken niet vorder en kennen gewaert (li) te fyn dan tot heyde ende weyde ende niet te holt ende gronde, endö ,, daaromme dat beflach des ftucke landes dat totten gemee„ nen beste gecomen is niet en fal mogen bchinderen , blict kende wider by den proces in defen Gerichte voertge„ bracht, Is by mynen Gen. Heren Stadthalder famt Ridder„ fchap ende Steden geclaert. Alfoe in defen Gerichte niet bygebracht noch gebleken en is dat de coep van dat beflach „ des voerf. ftucke lants by den Marckenrichfer of Holtrich„, ter mitten gemeenen fame^licken Erfgeraemen ende marek„ genoeten (i) gefchiet is a'st behoert, Dat daer omme de „ felve koep van onweerden ende onbundich, ende dat be» ,, (lach van dat ftucke landts afgedaen ende in fynen eersten „ ftaet geftelt fal fyn, den coeper fyne actie van fyne wtge„ lachte penningen tegens de vercoepers voerbebolden ende ,1 gereferveert. Actum ut fupra. (ƒ) Aangraaving. fe) By. (0 Zie dit woord by Linderorn Hifi. Epifc. Dav. cap. 12. f. 1. pag. ST4 1 ' -522. Poktan. Hifi. Gelr. lib. Vt. p. 132, De toeftemming van allen wordt by ons vereifcht,- en eene meerderheid van ftemmen is niet genoeg. Zv vergisfen zich , dieftellen, dat de gemeene grond der markt aan allen zou behooren, tanquam ad univerfos en niet tanqui madJingulos. Zie ook Busrus ad L. %, ff. Qiiod cuj. univ. n. 5. III. Stok V  305 Overysfelfche Gedenkftukken. lilde Stuk. guïben Cantseïet En Uabrn in -©becpgfcï eenige toectdbe jufcigbittfe fjcliucn ar crercecen/ öfc feibe moeg* ten fs ufto-percn cn cr.i.cceecn abee bit ten om aSibber* fenap abec'brtt burgeren ban ben^eoeu/ aft aber ben'tjupslugben in t pïatte ICanb / mam in ©becpg* feï geen anbece toeceïtïprte anbecfaten tonnen. Wanneer fp tooïöcu ufucpeccn jurigbictie/ bot oft becDot abee bie ban be ïïibberfegap/ bat toeectegeng" bat Eanbcecfit / toant bie pecfonen ban ben ïïioöec* fcgop/ finnen jugrinnbeï boir ben £nnte/ fiibbeefcfjanen fteben ronfunctim aï? bobrn gefD. toefenbe oice bepoiclicbe ojbinacig ïSitgtecm en anbetg necgeng jug* ticiabei. ©ie finguïait pecfonen ban ben fiibbecfegap/ toan* netc fp tot matuke aïbecbom / bernuft / guebe bigcretie en auebe erbarentijeib gebo'.ncii fan (22) gebben feïfg orraangeboren furigbt'ctie/ bie bie j^Jince/ fp cn bie &tebcn atè ojirinacië iiicijtercn nbec bie SÜtmaten en ffncniïairen perfonrri ban Dra Sibberfcgag conjunctim Rebben en beguiren bec finauiaic pecfonen ban ben jSEibbecfcfjaiJ f^) boic geenen anberen iSicïperen in «fèbecpgfeï "na WahitmK albe ufantien en na ben Cwctaat getogen te tóo.'beu. ' - ' ^aïbEn oteft Can^dcc en fiaeben bie gene ommatig Étc'grerèn fpnncn / na ben $ anbrerïjten ban ©beepg* feï toiïïen nebben ernfg'e ftrigbttie obec ben SEitgma* ten ban bec ÖiDöècrcfjop/ fo mogten bie ban befiib* becfenaw oïce ahcteboreïie gragrnctie brrïaien cn ficg nnber £ant$rïer en ïlnbra bie «eene ozbinncifj ÏÜcgteren na brn ^nnbrergtcn aï nocïi fpnnen / fubmittie* ren/ bat gem ïutben goirg beftoeecïttb en niet boenïicït • (22) Dan konden zy deeze jurisdictie zelfs mede oeffenen. Hiertoe febynt in deezen Lastbriefgeen bezit van Havezaat vereifcht te worden. {23) E>e woorden, Conjuvttim hebben en behoiren der fingrt Mr p'erfonen van den Ridderfchap , worden in het Zwolfche Manufcript niet geleezen, Ik heb die uit een ander affchrift ingevuld.  Lastbrief voor de Gez. &c. van den 7 Ofï, 1556. 307 i? ban Oïte eigene anngeSoome jutfêöi'etiè/ bmgeib en gcrecgtiageid af te tceden tot prejudicie ban gem oicer Crben en naftorneïingen. Wanneer ooti Cantseïec en Kaden maïöen eccect'e^ ren jurisdictie nbec ftnguïaic aEitgmaten ban Den üïtb* becfcgap/ fo beden fp den tyeen fteben bncf. tnó?otciï nft mfjocti'e ra oicc juci?dictie die die jjn'nce öio'dcc* ffcljap en J^e&en conjunctan gebben tn manieren bucfc:. obec bie fïngiiïair pecfonen ban bec fitdbecfcgap. dooiden oïcti Cantseïee cn ïïaaen ftcfj aan 'meten/ tifurpieren / of ccecciecen jurisdictie abee ben ÏÏSucgc* ren en gjn jefetencn ban ben éteben bat moste bimee* ïpfi gefcgien teaen? J>taacecgt/ en tegens beu bttefcr. act. ban ben tsactaat en tegen? aïïe oïbe en baaïtjecge* b2arïjte getooenfgeden / r? oiü baaac dat onfe boei-jee* ren 2ö;?fctjoppen ban JHtcccgt en oicecaden / tmerinertt eenige jiici^bïctte geijab ïjeaben of begert gebben nbec ben Sfnge^etenen ban beurteden ban fgnnen die 25uc* geren ban ben Rieden altoos justitiabel gemee?t/ cn al noc'g funnen boo2 oicen 23ncgecm. en anders nee* gen?/ baac ban jfjet cont:arie npecmecït gefienV ge* goost off eenige fcgufteïpse monumenten tec contcacie bebonben / toeïb» oïae meï gergefyagte juctgbictie bert regiecber? ban Den Steden ban oïbecen tot oïdecen an* getiomen en bie oire boic oïbecen boic en fp na / bje£ tot bc?ïen guibigen bage tïjae rusteïteft en b2edeïtdï fan» bec eenig infeggen ofte befpietïnge ban oicen 2Eanfj JFucften geufterteu gebmibr rjeóbenbe/ niet in meinon» ge funnen iet;toe? baac ban na te geben / baac mebe oire oïbe taaHfjecgeatacgte jurisdictie in enigen beïe faï* ben magen beftotdit toojden. 3©oïben ooft Camper en Haben ufucpiecen off ttercierrn eenige jurisdictie nbec ben gunéumben in 't platte Üanb/ miHiitrt tegen? bat iranbcéc'bt / tegm? beu burfej. (Daanat/ en tegens aïïe oïbe: toafijecgemagte gemoengeiben / baant bie fjitp?ïinöen in Éarïtïfbe fafteu (24) begotcen getoigen en uefpjoiftcn tc teer* (24) In tegenltelling van Geestlykc zaaken, die, neven* V a alle  308 Overysfelfche Gedenkftukken. lilde Stuk. mzzhm boic aften ^cijuiten aï$ bner airea urgaa?* alle Geestlyke perfoonen met. hunne goederen, uitgezonderd Leengoederen, behoorden onder het Gericht der Oiiiciaalen. De Geestlyke zaaken, die in 'i byzonder onder die Gericht behoorden , waaren die van huwlyk , ttóüwhpioiw , echtbreuk, hoerery, kerkfehending, kettery, funony , meineed, tovery(a), zaaken van woeker, van het .Sendgcricht, datis, Synodaal Gericht, van den kerklyken ban, van tienden, van Patronaatfchap, van Testamenten uit te voeren; en zaaken, betreffende weduwen, weezen en armen, die overvallen wierden. Ook waaneer de vmteldlyké Richter uitltelde of verzuimde recht te doen, enz. (b). Keizer Karel de Vyfde, het wareldiyk gebied van den Bifchop van Utrecht verkreegen hebbende., verdroeg met de Geestlykheid van het Beneden S:icht over den Geesiiyken Rechtsdwang (c) : dat die van de Geest tykhcid. kennis zouden hebben van alle Geestlyke zaaken; zo wel tusfchen warelulylyke als Geestlyke Perfoonen; en van alle andere zaak-en tusfchen Priestercn en Geèstlyke Perfoonen; mitsgaders ook, by PiEcventie, van zaaken mixtifori; cn van aüe zaaken, raakende coederen , aan de Kerk of Kloostexen of. andeie Geestlyke plaatfen, voor de opdragt van liet waieljiyk gebied van Utrecht, verkreegen; zo wel aangaaridc den eigendom van die goederen, en de las'en, daar op ftaande, als het gebruik van die, met het gene 'er aankleeft: doch dat de daade'lyke Exe- (d) By Winhof, in de oudeen nieuwe Editien, wordt verkeerd geleezen roverie. (b) Wikhof, Deel IV. echter art. 3. Rubr. van Geistliken Gerukte. Ma'ith. de pre Glad. cap. 30. n. 1 en cap. 31. p.8. in de woorden: dat d Gfficialen van den Bisjchop ende Arclndu acmien van ouds ende boven alle menfehen geheugenisje hoven die cognitio caufarum mere fpiritualium, ut pote beneficia 1 urn, decim-irum, matrimoniorum, natalium, ufurarum êtfimilium, oie keimüfe pieren te vemen van enz. Ook waaren 'er zaaken, die zo wei aan het Geestlyk als warektlyk Gericht gebiagt Vonden worden. Matth. de nobilit. lib. II. cap. 21. pag. 375. (0 B-j Matth. ie nobilit. lib. II. cap. 21. p. 387-  Lastbrief voor de Gez. &c. van den 7 Ocl. i55r>. 309 Henen üicntet/ baac onbec fn gefeten fnnnen en tec icitec Executie zou gefebieden door den wareldlyken Richter, daar toe gevorderd zynde. 't Is niette vermoeden, dat Keizer Karhl een uitgeftrekter Rechtsdwang aan de Geestlykheid 111 het Boven Sricht of' O verysfel dan in het Beneden Sticht zal hebben toegekend. By een verdrag, door den Drost van Twente van wegens Koning Filips in den jaare 1576, niet den Bifchop van Deventer gehouden , over de ftrafoeffening in Geestlyke zaaken (s1), Jjrjerd vastgefleld, dat de Drost den Ofïiciaal te Oldenzaal, in de oeffening van Geestlyke Justitie, gewoonen Send te houden, en Rebellen teftraffen, hulp bewyzen zou,- en alk zwaare misdaaden, te weeten, indien een vader met zyne dochter, een broeder met zyne zuster , of een ftiefvader thet zyrc ftiefdochter vleefchlyk had verkeerd; en indien iemand, in den Send, tegen zynen eed eenige misdaad, die hy wist, niet had ontdekt (e); te gelyk met den Officiaal zou nrafren ,■ en boete daar van neemen; en, 't gerfe daar van kwam, behouden, zonder den Koning daar van rekening te doen. Doch dat alle andere misdaaden van bloedfchande, overfpel, byflaap buiten het huwlyk, vergryping aan Geestfyké Perfoonen, en diergelyken; door den Officiaal alleen geftraft zouden worden, als van ouds gcbruikelyk: voorbe'houdens nogthans aan den Koning zyn recht; indien kon befreezen worden, dat des Koning Officieren in bezit van die te ftraffen zouden zyn geweest: als ook voorbehoudens aan den Koning, dat, indien iemand, wareldlyk zynde, eenen Geestlyken wondde of voorlangde, zulks zou ftaan tot Corie&ie van den Drost; behoudens aan den Bifchop zyne gerechtigheid. Of dc Steden in den haafe-n eenig verdrag, ovër ftrafvordcrirsg in Geestlyke zaaken, met den Bifchop hebben aangegaan, is my niet gebleeken. De Bifchop, die 'den Geestlyken, zo wel als wareldlyken Rechtsdwang bezat, kon, onder de vryheid, die hy aan de Steden heeft verleend , . (d) WïiSrko*, N. D. bl. 530. : (V> Misdaaden tot den Geestlyken Rcchtsdwan? bchooréndc moesten aan het Send Gericht worden aangebragt. Ii •ffarer tyd péfehieddè dit door Priesters en Kerkvoogden. 7-R Mr vak II&lsema, Cron. C-.nuofh. Deel 11. bl. 461- V 3  310 Overysfelfche Gedenkjl ukken, lilde Stuk. teftcx aiftantfe anber| nettjeng / ban renirje juactae bt* leend, zo wel vryheid van zynen Geestlyken, als van zynen wareldlyken Rechtsdwang geeven. Ten aanzien van Deventer; voor welke Stad geen andere in deeze Provincie wordt bevonden Stadrecht verkreegen te hebben; en welker Stadrecht insgelyks aan andere Steden is gegeeven (f); blykt, dat deeze Stad veel deel aan den Geestlyken Rechtsdwang van ouds heeft gehad (g). Ook wordt in deezen Lastbrief, alleen ten aanzien van de huislieden, de judicature der Schouten'tot wareldlyke zaaken bepaald; anders dan, ten aanzien, der burgeren, de judicature van de Burgermeesteren. By de verandering van den heerfchenden Godsdienst is de üidicature over zaaken van den Geestlyken, anders genaamd "kerklyken, Rechtsdwang door Ridderfchap en Steden aan geen Confistory opgedraagen, maar voor de gewoone Magiftraaten en Richteren gelaaten. Terwyl het verder beftier in de Herformde Kerk aan den Kerkenraad, Clasfis „en Synoden is bevolen. De Drosten, als hebbende geen afzonderlyk Gericht over burgcrlyke twistzaaken gehad, verkreegen derhalven geene Judicature over de burgcrlyke zaaken, die wel eer tot den Kerklyken Rechtsdwang benoorden; doch over lyfftraffciyke zaaken, waarin eene ftraf aan het leeven of eene verminking van een lid plaats had, verkreegen zy de Judicature niet verder dan hier vooren (//) in 't gemeen over de Judicature der Drosten in lyfftraffelyke zaaken is gemeld. Ik meen, dat het verkeerd is, dat men federt lang , in weerwil van het recht der Kleine Steden, en van derzelver recht van Appel naar de Grooten, eene verbeelding heeft gevoed, d^it zaaken van huwlyk en trouwbeloften tor. het Gericht der Drosten, en niet der Magiftraaten van de Kleine Steden, in den hunnen, behooren zouden: als of de Rechtsdwang over Geestlyke zaaken aan s'Lands Hoogheid, die door de Heeren Drosten zou worden vertoond , zou vervallen zyn. Ik vertrouwe dat zulks met de waarheid ftrydt: vooreerst, om dat de Drosten zulke Reprefentanten ' ' van (ƒ) I. Stuk, Voorbericht, n. 6". (g) Dumbar, Kerkl. en Wereldl. Dev. bl. 156. sol. 2. II. IU «ffe itiSfep y .4 ét  31* Overysfelfche Gedenkftukken. lilde Stuk. toaar ban bie jubicature Caaiuetkrt ben J^ttn? / Sta* bec* cm op aV/V volgende fandagen in der kerken of daer men gewoontlyk is Gerichtelyke Pruclamatien te laten gefchicden, afgeroepen te worden. Ende daar geene wettelyke verhind-ringe voorquame, volgens na uytwyfent der ordonnantie, die daar inne gebruikt word, getrouwet ende in haaren huwlyken flaat bevestigd worden, daar van, een yder. in 't zyne, behoorlyke annotatie holden fal. En art. 8. Ende in geval, die ouders in die ondettrouwe der kinderen, vier en twintig jaaren ende daar en boy en old, verweigerden te confenteren, fal insgelyks, na i'-rvindinge der faken, den ouderen alle fchuldige gehwrfaamheid, mitsgaders den kinderen haar competierend recht, by erkentènisfe van die MAGISTRAAT OFTE OFFICIER (/;, -voorbeelden worden. En art. 10. Insgelyx die gene, fo drie Procla matten, fonder wederroeping; gehad, ende fich voorts daer nae niet en laaten beftedigen, fal yder perfone van d' eene ofte andere foorte, onwillig bevonden, voor de eerfle maant tien gold. gulden, ende in de tweede maant vyf en twintig gold guldens, hy den OFFICIER OFTE MAGISTRAAT, SULX COMPF.TIERENDE (m), half tut profyte derfelven ende d'and er lelfie voor den elendigen armen, verbeurt hebben. En art. ir. Weiverjlaande nochtans, dat die gene, fo voor defen als echte perfonen, den tyi van tien jaren, by den anderen geJeten. hebben, ende daar voor gekolden zyn geweest, doende daar vfim verklaaringe voor den MAGISTRAAT OFTE OFFICIER, tot Proclamatie niet en fullen wufen ge'holden - En art. 12. wordt aangaande de ftraffe van ontydifj bërttouwen geiegd; op pceni van by den OFTICIER OFTE MAGISTRAAT (s), na getegenthcid gecorrigeert te worden'; En art. -*4- (0 In het aaBgefeaardè Landrecht van Overysfel^ d. t. art. 5. ftaat: tot erkentènisfe des Dtosten, Officiers of Magiflraats. (m) In het geroeide Landrecht van Overysf. d. t. art. 8. Jecst men; half ut profyt van den Officier, ende de anders ielfts voor den armen. - (fi) Dit 'artikel is in het Landr. uitgelaaten. fo- In het aangehaalde Landr. van Overysf, d. t. art. o. tahf Xeen en ©nfiredjien/ Cijpng en tjofcccijten/ boictin nüen anbecg/ boic angetoegenen bmgeiben/ pubiïegi* en/ ejcemtfen/ poêfeguen/ cogmnnen en ufantien fpn* nen bie boic oïoerên ban ben Öibberfcijap en aiie on* becfaien ban (©berpgïel geboicrn/ baac tune opgetoagfen en beg her toe aboe bJebelnben gebmifit/ <©nfe ai* regn üeec Boomg itnf. Map. ïjcft be'setbe onbccfaien in becfélbec aengebocenen bjarjetö aengenomen en om* fangen/ en aelacft niet alleen fp baac im te laten ban baac ba te onöergolben/ gelieft fpn ïteif. ,H9\ijr. be3 fiec toe'bieonberbemge onbecfaten ban ©beepgfeï baac bp gelaten en onbecftuDen rjeft. itëaar ban bie gemeine ötbaerfegap en fteben fpne Öam. Iteif. Map. goicrjatb beöanben/ bibbenbe bat onfe <£>en. ëfeec lüon. Map. to .ftpanicn en €n^eïanb onfe ©cf'geec ben feiben ban ©becpsfeï in bee;ec oirec nitmoebiger beeöe geneöig eefcijinen en Die becmeintè iuriSbitüe bot en berbot ban €ant;eiec en ïïaöen bat nieuüJicPeib té/ genebelirfien afooen/ enbe ene Xanben étebcn en Xupaen ban ©brcagfeï fn oicen an* geborenen bmfjcib en oïben pnsfejfïen en cogtumen pencbd'fi laten bipben en ganbgabén / tooe bp Som. 'èieif. Map. ben feïben onöerfaten beloeft ig, ^eneffenS aïlet geene burin, torut ben ban <$bec* néfcl eene npe ijoge deftoeernigfe opgeïatgt to toeten / olie  318 Overysfelfche Gedenkftukken. lilde Stuk. aïle tonnen/ trie ban Cocïn ben Wael en ben öïiun afbocraen/ ou ©ontrijt en ban baac boect ou 5£m* ftecoam en ban ïimftecoam oiftentoect gefcgeuet en nefaut toecben/ bie fnnnen fyae ban ben Sinmoi't/ ban aïle tonnen Die Sg!"eie beneffeng ©cbentec en JfJamgen afbomenbe/ moeten to SCmftecoam/ aï eer fn oigttoect gefret maegen toecben/ ben 3fmuogt betalen ban elffi aam £ fles. b:ab. en ban bat boe* bec tonng so ftrs mali. toefenoe ben fteben ban ©* berpgfci 'in' oicen tonen een g;ote befmeecticne afbjot* fie/ en contrarie oiren alben injfieéoen/ Ufantien en Cngtuimen ïjeu bn ï5a. ifteifr. May. beftebsget/ bib« bEnoe/ bat oie tonnen / bie bncrij ©bergpfeï tot Sta* fterbaiu aanboemen en tec Seetoaart gefcljeuet toec* ben/ suilen moeg-n beböen bie feibe bmtjeio ai§ bie topnen gebben bie be 3£aeï en fiijmi og ©o^ecijt aenboemen/ en boirt na SCmftecbaai en aigttoecm ge* fcgeget toecben toet bertroutoenae fgn Üion. May. fiirc recbjeïicnen infomuert toefenbe niet faï toilten bic ban ©berngfcl in öe^fen gcinct meec barf fbnec May. anbece onöerfaten béftoeert fttïieu tooaben/ cn fjiec ban een gnebige nnttooict ban fmie Öon. May. bie <#obt SCïmecïgtg in goegen regtmente fatig en gefonb betoarrn toiït €nbe bat bfe gemeine fiibberfcgag en fteben ban (©beniëfeï ben bucfcs oicen «jgebryutiecDeu in bebeïï gebaan Ijebben/ bat aïïe mit bat baac aan bieeft fgn ïton. May: te terfilaterf/ cn obmoebebn :e bibben/ teè tot oirfiom* tjeb tb gagem b-m Xaat/ ban toegen bec getnem? fiiö'ierfc'fiai) ban f^aïfanb / Ctoentije en tgoïiengne be<5fe fetjefljStotoïbfge rommtèfïe tot onfrc aï* ïer begeerte/ mft immm frgei befrgeït/ rn ton 2öur* germeffferen fjcnegmcn rn ïïoabt bec &iab ©ebcnter fiebbcn toeam bec fteben bon ©beri.isfel rn tot oicen begeerte cnfcn fegrl og 't fuatium ban besfen mebe gebmbt/ gegeben og ten bag ©ctob. 1536. Byvoegfel  3'9 Byvoegfel van eenige Brieven enz. tot verder opheldering van fommige plaatfen, in dit ftuk, kunnende dienen. No. t. Jan van Arckel, Bifchop van Utrecht, geeft het recht van Adeldom aan eene dochter en dochters dochter van den "Meyer van Dort, in 1346". Uit het oorfpronglyke op den Huize Dort. Wj johan bi der ghenade goeds bisfcop tot Utrecht., doen cont allen luden de defen biief zullen fien ofte horen lefen , dat wi.. fyen gherds dochter des meyers van dorrete.. CO ende fyen hore dochter hebben ontfanghen, tott. onfen ende onfes ghefticbtes dyenstluden , ende hebben hem ghegheuen, onfer dyenstlude recht (2), Hier ouer ende aen waren Aernt van dure., ende didderic meyboem onfe manne. jn orconde des briefs bezeghelt mit onfen zeghele.. Ghegheuen tor deventer jnt jaer ons heren., dufent.. driehondert.. fes ende viertich. up zente Ambrofius dach.. Hier aan hangt het zegel van den Bifchop in rood wasch aan een francynen ftaart. N. 2. (1) Nu Dort. (2) Een ander voorbeeld van gegeeven recht van Adeldom van veel laafer tyd, zie boven bl. 42 &c. Dat dit recht van Adeldom geineenlyk voor geld gegeeven wierd, kan de * oorzaak der benaaming van gekochte Dienstmannen zyn geweest Zie boven, bl. 55. cc 112.  3*° Byvoegsel van eenige Brieven enz» No. 2. Frederik van Baden, Bifchop van Utrecht, vordert zynen Leenman, Seino van Dort, tot Krygs. dienst, tegen Roelof van Mcnster, in 1512. Uit het oorfpronglyke op den Huize Dort. Van goidts ghenaden. Frederich. Bisfchop Tutrycht geboren Ivjarckgraue van Baden. Lieue getruwe ghy hebt ungetwyuelt wal ge. hoert, woe unfroralicken unredelicken ende uneerlicken Roelof van Muns er die unfe Amptman trio Couorden te wefen plach Ende van uns nae vermoeghen fyn re . .. (1) ende anders wy hem enichts weges tdoene waenen (2). meer dan volcomeückén vernoecht ende tho vreden g^ftaelt. Soe dat hy van dier noch enigen anderen faeken kleyn noich groet Reden ofte Actie meer tot uns gehadt.' ende mit fynen vrien wille, guetlicken van den voerf unfen huyfe Couorden gefcheyden was ' Noich hier en boeuen unlangs dair nae In der nacht fonder bewaringhe fyner Eren (3) gekomen is mit een deel knech- (ij Het zat misfchien moeten zyn renten. ■ (2) Meenen. (3) Dat is, zonder voorgaande Diffedatie of afzending van eer.en Vedebrief, waar mede, als met eene voorgaande verklaaring van oorlog, de eer wierd bewaard, om voor geen roover of -diergelyk misdaider gehouden te kunnen worden. Het formulier der Vedehiteven behelsde, onder anderen, deeze woorden: wy ontzeggen u mit desfen brieve unn wy unn o>iie knecht e w\lpn hyr mede onfe eer tegh«n 11 wal Uwtert hébhen. Zie hier van een voorbeeld, II. Stuk, èylage No. 13. bl. 216.  Byvoegsel van eenige Brieven enz. 3at knechten, ende heeft dat felue unfe huys Couorden heymelicken weder affghelopen (4 )• die unfen die dair op waeren. ensdeeis doitgeflaghen. die anderen hardt gewondet. geuanghen. gheftocket (5) ende nae zynen wille gnefchattet (6). Ende noich voerder in unfe lande ghetastet. eymge dorpen omme eheilaghen (7). voert andere unfe underia en XebrantfcW (8% ende sdeels in dingtaell ghebracht (9\ Ende fick noich dagehx meer ftercket omme unfe lande ende underfaten voerder the ouérUallen the befchedigen ende the belasten Welckcti seweldkhen. ende unredelicken voernemen tne wederftaen? ende dat felue unfe huys Couorden *c dlrommê fn unfen ende unfer kereken van Utrvchc handen thebrenghen Vermanen wyU. als unfen leenman by uwen plichten loefften ende Eeden ghy uns ïhedaan hebben, dat ghy up SanOe Katherynen dach naesckomende. geruftet (10) alhier bynnen unfer (a) Mr Gerh. Duübar , Hedend. kist. byzonder van Overi ysfel'Ijle'Deel Ijle Stuk, bl. 162. (5) In den ftok of gevangenis gezet. (6) Hen op geld, door hun optebrengen, gezet. (7) Op fehatting, by omflagover de ingezetenen dier Dorpen, gefield. (8) Onder bedreiging van brand gefchattet. (6) Dingtaelbetekent hier eene zekere foort van fchatritïg. 7ie ook deeze betekenis van dit woord, II. Stuk, M.294, ,0* Üï. Misfchien moet hier in het oog gehouden worden taillen taelien, fchatten; en talia fehatting. Zie deeze woorden by Huydecoper over Melis Stoke, Deel I. bl. 435. en jZdllen en morgentalen by Wagenaar Vad. Ihjl. Boek Ut. bl. 134. (10) Gewapend, tpeger.ust. Zie boven W. 20?. III. Stuk. X  322 Byvoegsel van eenige Brieven enz. Scadc Swolle by uns fyt gheitalt. uns thelpen da£ voirs. unfe huys Couorden weder in unie ende unfer kereken voirs. handen the brenghen. D,an indien ghy hier inne aeüerhorich (iij weren, ende fulckes niet en deden. Gedechten wy als dan te. ghens u ende uwen leenguede voerder the vervol, ghen. als fick dat tegen ungehoerfame leenmans. fonder yemant des tho verdragen, behoeren folde (12). hyer nae ghy u genfeücken moeghen weten te richten. Godt fy mit U. Gegheuen in unfer Stadt Swolle den twelfften dach in Novembri Anno &c. Duodecimo. HOSS. Opfchrift. Unfen lieuen getruwen Leenman Seyn van Dorthe. No. 3. Monflering van de ingezetenen der Heerlykheid Dort, in Gelderland en in Overysfel, in 158r. Uit een norfprónglyken monfter cedel op den Hui' ze Dort, beginnende voor 1572 (t). Monfterong der dortfehen onderthanen jrftlichen der (11) Wederhoorig, ongehoorzaam. Het voorgevoegde woord aver doet meermaal het tegengcftelde van zyn by^evoegd woord aanduiden. Hier toe behoort ook aver-af over. fuuleltial is, benadeeld, boven, bl. 304. en onze averrechts, dat is, verkeerd. Zie voords Kilian. in aver. f12) Deeze brief vertoont ons het formulier, naar 't welk de Landsheer den krygsdienft van zyne Leenmannen vorderde • en kan vergeleeken worden met den Landbrief van Jan van Vernenborg, boven, bl. 5 &c. en van David van Burgundien, bl. 209, 230. (1) Hier uit blykt, dat zo wel de Gelderfche als Over- ys-  Byyoegsel van eenige Brieven enz. 323 der meyeren und catheren im kringe van dorth ahi dye Zutphenfche fyedt gefeeten Meyers ' Hendrick dye Bouwmeifter eyne lange Busfe und t. kaetsbalger Sluisman eyn lange busfe und eyn kaetsbalger Hietbrinck eyn lange busfe und eyn kaetsbalger Kolenkolck eyn lange busfe und eyn kaetsbalger Marckfordft eyn lange busfe und eyn kaetsbalger Hietkamp eyn flelen Bagen und eyn kaetsbalger Werner in die Schoeltt eyn bagen uud 1 kaetsbalger Henrick in dye Schoeltt eyn Ruer und eyn kaets* balger Lubbert in dye Riett eyn Ruei? Katers Henpeler eyn kaetsbalger mett eyn hantbyle Tanckeler eyn kaetsbalger mett eyn handtbyle Smalenwater r kaetsbalger met eyn hand:byle Hendrick op hillen hofFftaedtt eyn kaetsbalger metê eyn byle Lambertt int Scholtbroeks hoffïlaedt eyn Ruer Willem Koeger 1 Ruer Wolter ten Vennehofs 1 kaetsbalger met eyn handtbyle i Wil. ysfelfche ingezetenen Gemonfterd en op geweer gefield wierden. Boven de geweeren , hier gemeld, worden in voorgaande monitcr cedels opgenoemd een fpiet, een vederfpietj een knevelftok, een lankroer, eene kufe, een fchavelyn, een hellebaerdt, een vcderftaf, een deggen* een beflagcrl kufe, eene lange fpies, en eene buffe. Vergelyk dit en de twee volgende Hukken met het gene gezegd'en aangehaald is boven , bl. ao8. X i  3*4- Byvoegsel van eenige Brieven enz. Willem dye Scheper i kaetsbalger met eyn handt- Henfen Tonnis i kaetsbalger mett eyn handtbyle folgen meyers und cathers im kringe van dorth ahn dye Sthichtfche fytt gefeten Meyers Die meyer van dorth eyn Ruer mett noch eyn lc 3.61S t) cl 1 g c r Hanninck eyn bagen und eyn kaetsbalger Roesfinck eyn bagen und eyn kaetsbalger Schuerinck een Ruer Mtdlinck eyn Ruer und eyn kaetsbalger Nienhuis eyn Lange fpiefs mett eyne byell Luesfinck e'vn Ruer Stes;inck ewi bagen mett eyn kaetsbalger Langenberch eyn bagen mett eyn kaetsbalger Katers Gofen Muller eyn Ruer Lambert Ronneboem eyn Ruer Hugo de Schraer eyn Ruer Tonnis Peterfen eyn kaetsbalger und eyn handt- bile « - Hendrick Lambertfen eyn Fuer Johan hermanfen eyn kaetsbalger mett eyn haht. bile Jacob ten hetkamp op willem lomans hofF eyn ' Keur , , , Tonnis packebiers hofFftaett eyn kaetsbalger und eyne handbvele Driesfen hofFftaett eyn kaetsbalger und eyne handbyle Lange wyllems hofFftaett 'eyn kaetsbalger und eyn hantbyle Korte wyllems hofFftaett eyn Ruer Geert  Byvoegsel van eenige Brieven enz. 325 Geert Derckfens hofFftaett nhu boneke eyn Ruer Hendrick in dy Huerne eyn kaetsbalger und eyn byle Jacob ten. nienhuis hofFftaett eyn Ruer des olde molners hofFftaett eyn kaetsbalger mett eyne byle die hofFftaet by den . . . bergh eyn kaetsbalger mett eyne byle kremers hofFftaett eyn kaetsbalger mett eyne byle die lange horst eyn kaetsbalger mett eyne byle die horst eyn Ruer kransfen hofFftaett eyn Ruer hermen ahn Langenberchskamp eyn kaetsbalger. No. 4. Wapening der ingezetenen der Heerlykheid Dort, in Gelderland en in Overysfel, in 1638. Vit het oorfpronglyke op den Huize Dort. Alfo den Stathalder ende Raden in namen van die heren Staten des Vorftendoms Gelder ende Graeffchap Zutphen, ter inftantie ende op goedvinden van die hoogmogende heren Staten General der geunierde Prouincien , placaten aen verfcheydcn plafen doen pubbliceren ende affigeeren, omme die inwonnere ende ingefetene van defelue vortaen te b.evrien tegens allen gewelt fchattingen ende extoriien van haeren vianden, vvaer toe van noeden is,, datt wachten aengeordcnt ende een jeder op waepen ende geweer geftelt worde, fo hefFc fyn Genaden den GraefF tho FlodroiF als here tho Dorth. a'Ie ingefetene, alle meyeren ende koecere der heerlickheit Dorth, tegenwordigh doen by malkanderen koomen omme naer vorleiinghe der vorfchreuene placaten aen alle ende een jeder int beX 3 fon-  $zG Byvoegsel van eenige Brieven cuz. fonder ernstlick te belasten gelick fyn Genaden op die boete van tien olde fchilden by den verbreker bouen die in die placaten gementioneerde ftrafT, te verbeurenj hiermede ifs belastende die voorfchre. uenë placaten in alle haere punten iuerich ende met neerftigheit t'achteruolgen ende datt fie fich tott die gemeyne ende haerè felfs eygene defenfle niet goede bequaeme wapenen waer op een jeder van haer vordeefen geftelt ifs fonder eenighe exceptie ofn vuytftel, verfien ende dar met die behor» licke wacht doen fulllen gelick die respedtiue Rotmeesters deefer heerlicheitt in Gellerland ende Ouerisfell by fyne Genaden aen geftelt diefelue ordeneren ende aen wifen fullen, alles ter tytt ende wile tho dstt die vorfchreuene hochgemelte heeren Staaten General, Stathouder Raden in Gellerland anders hier in fullen gelieuen te disponeren: Ende fyn tott Rottmeesters angefteit ende een jeder op geweer gefac als volgt. Jn Gellerlandt Rotmeester jan janfen meyer vor het huys dorth een Roere ende Sprinck ftock, Court janfen een Roer ende Sprinck ftock, Kolenkolck een Roer ende Sprinck ftock, Heetbrink een Roer ende Sprinck ftock Hindrik op de Haar een Roer ende Sprinck ftock Gerrit op de langhe haar een Roer ende Sprinck- ftock, Thonis Shlousman een Roer ende Sprinckftock, Hendrink op de haar een Roer ende Sprinckfiock, iMeifter Seuerin Schmit een Roer ende Sprinkftock, Hermen op den Kleynen diller een Roer ende Sprinkftock, Altmarhvortt een Roer ende Sprinkftock, Ooiden heettkamp een Roer ende Sprinkftock, Niewen heettkamp een Sprinkftock, Gerrit in die Schoeit een Roer ende Sprinkftock, Derrick op de Kiedtecn Roer ende Sprinkftock, Wolt-  Byvoegsel van eenige Brieven enz. 327 Woltter in die Schoeit een Roer, Gerrit in den Blomendal een Roer ende Sprinkftock, Tonis Couets een Sprinkftock, Gerrit Scheper aent huyfs dorth eenen Sprink. die Schmalerie enen Sprinkftock, Jn Ouerisfeli. Rottmeifter Willem meyer op den hoff tho dorth een Roer ende Sprinkftock, . Perter op hanninck een Roer ende SpnnkltocK, Schurink een Roer ende Sprinkftock, Meylink een Roer ende Sprinkftock:, Langenbeeg een Roer ende Sprinkttock, modovacat. Roufink een Roer ende Sprinkftock, Jan Niewenhuys een Roer ende Sprinkftock, Stegink een Roer ende Sprinkftock, Lubbert Bredenort een Sprinkftock, Hendrick Wesfenberg een Sprinkftock, Lulot op Renneboons Stee een Sprinkftock, Euert op Bomken Stee een Sprinkftock, Jan Horstman een Sprinkftock, mölemans Stee daer jan Hoekens op gewont heffe een Sprinkftock, modo vacat, Ende op datt niemant ignorantie pretender ottc fich moghe hebben 't entfchuldigen van onweetenheett fo worden alle defe vorfs hiermet gewaerfchout datt een jeder mever fo well als koetere in perfoen haare wachten nerftigh fullen verfien, fonder datt jemant (ten waer by notoire., fchwaekheet) bey die bouen verhaelde peen daer van exempt fal fyn vuytgefondert die Rottmeesters die welcke in plats van ordinaris wacht te doen, fullen gehouden wefen, by nacht ende ontiden onuerfines ende on«ewaerfchoudt die wachtten fomtycs te vifiteren ende fonder coniuentie van jemanden die overtredere aen thuys dorth antebrenghen, gelick oickdiejeuighe wachten fo enighe parden offc vagabonden enX 4 de  323 Byvoegsel van eenige Brieven enz. de andere fufpecle perfonen mochten betrapppen diefelue daetlick aent huys dorth fullen brenghen. Ende indien fielyden bydagh offt nacht van andere naebuyrighe wachten oft vant huys dorth eenig gerucht van Roepen fchieten klockken offt trommefchlag hoerden fullen fie fich promptlick gelicker handt mett haer geweer, ende met kruyt ende loot wel verfynby haere refpeótiue Rottmeesters in Gellerlandt ende Ouerisfell begeuen om aldaer naer oder te verwachten Aldus vorgelefen den 24 Juny 1638. No. 5. Placaat van de Ed. Mog. Heeren Staaten van Overyefel, over de wapening &c. der ingezetenen, van den 2 Aug. 1633. Uit het gedrukte op den Huize Dort. Ridderfchap ende Steden, reprefenterende deStaten van Overysfel, doen te weten:. Allbo Godt den Heere belieft heeft de wapenen van defe Landen fulcks te fegenen, dat daer deur die Stadt Rhynberck mette aenhoorige Forten, ghebracht is in de macht van defen Staet, ende den vyandt alfoo benoomen de gheleghentheydt van defe Provintie ende andere Landen, ende leden van de Unie, aen defe zyde des Rhyns te infefieren, waer over by de Ho; Mo: Heeren Staten Generael der Vereenigde Nederlanden, goet gevonden is, dat in defelve Landen ende plaetfen, ende fonderlinge mede in defe Provintie den vyant de Contributicn ontfeyt ende gheweygert, het Quartier verbroocken, d'ïnghefetenen op wachte ende wapenen gheftelt, ende met Kryghsvolck geasiifleert fullen worden, om onfen vyant met alle moghelycke macht ende middelen  Byvoegsel van eenige Brieven enz. 320 len buyten te keeren. Soo ist dat wy noodigh hebben gheachtet, dit felve by defen onfen Placcate alomme kont te doen, ende te notificeren, Ten eynde onfe Ingefetenen, oock alle ende een yeder dien het aengaet, haerdaer naer fulien weten tere- gUEnde op dat den vyant des te beter gekeerc ende buyten gehouden , ende die goede Ingefetenen in de beste fekerheit (foo vele doenlyck) gheftelt moghen worden, foo bevelen wy, dat de Ingefetenen ten platten Lande haer fullen hebben te verfien, met goede ende bequame^wapenen, houdende goede wachten, volgens d'ordre, die daer op is , ende naemaels fal worden geftelt, Ende foo fy eenighe partien van den vyant , groot ofte kleen, ofte andere komende in vyantlycken fchvn, ontdecken ofte gewaer fullen moshen worden; fullen fy defelve ghewapender-handc met Kloeken ende Trommel-flach vervolgen, vanghen ofte doot-ilaen. Soo wanneer eenige van den vyant, ofte andere in haer fchyn door d'Ingefetenen ofte Soldaten, alfo achter-haelt, doodt ofte levendigh in handen van de naeste Officieren gelevert fullen worden, fal voor yeder perfoon die alfo gelevert wort, vans'Lant% weghen betaelt worden hondert Carl. gul. Ende foo het Landt-fatenzyn, voor yeder perfoon twee hondert Carl. gul. ' Soo oock vemandt van s'vyants partie , anders van den vyandt alfo levendigh ofte doot in handen leverde, fal defelve t'voorfz. premium mede ghenieten, neffens pardon ende remisfie van de fauten ofte delicten, al waren fy oock Capitael, die hy te vooren foude moghen hebben begaen. Alle die alzo ghevangen levendigh in handen ghe. raecken, fullen wel verwaert ghebracht ende overpheleve<-t worden, aen de refpective Drosten, Ende fullen fonder eenighe gratie by openbare execu. tie aen den lyve gheftraftet worden, X 5 Ghe-  53o Byvoegsel van eenige Brieven enz. Ghelyckoockmetxe Galghe gheftraftet fullen worden alle die ghene, die de Soldaten ende partien van den vyandt, ofte andere komende in vyantlvcken fchyn, huyfen, herberghen ofte verberghen, ofte niet ontdecken, als fy die fullen hebben gheweten. Ende op dat de Ingefetenen niet traegh ende naelatigh mochten wefen, in het houden van goede wachten , wort wel expresfelyck gheordonneert, dat yeder Kerfpel gehouden fal welen, te dragen den fchade, die door brant, pionderinge ofte gevanckenisfe, int felfde Kerfpel fal mogen vallen , fo wel in regard van de Ingefetenen, als van de Pasfanten die aldaer ghevanghen ofte befchadight fullen moghen worden. Ende op dat niemandt van 't gene voorfz. eenige onwetenheydt en hebbe te pretendeeren, foo ontbieden ende ordonneren wy alle Officieren ende Magiftraten, defen Piaccace, alomme te doen verkondigen, uytroepen , publiceren ende affigeren, in alle plaetfen defer Provintie, daer men ghewoon is dusdanighe uytroepinghe , publicatie ende affixtie te doen. Ten eynde den inhout van defe fal worden -achtervolght. Aldus gedaen in onfe vergaderinge •ot VVinshem den 2. Auguft. Anno 1633. onderftont Ter Ordonnantie van Ridderfchap ende Steden voorfz. Gheteyckent ROELINCK. No.  Byvoegsel van eenige Brieven tnz. 331 N°. 6. Verjchryving ter Landsvergadering over een Placaat van Koning Filips, aangaande onlosbaare renten, in 1575. Uit het oorfpronglyke op den Huize Dort. Edler Ehrnuester viel gunftiger Vedder. Alfo die gedeputierden van der Alinger Ridderfchaffc unnd Steden van Ouerysfel den 11 den und ui den defer maent Nouembris int Cloester tho Winsfum vergadert gewefen, und aldaer feckere moderation op Con. Matts. onfes alregenedichilen Heeren Placcaet (1), belangende die onlofsbare Corenund Botter Repthen, gemaeckt, ys by den feluigen voer gueth angefehen, die Alinge Landtfchafft daer op tho verfchryuen, Amptshaluen frundtlich begerende V. Ed. L. op den XV den itziger maencs Novembris defs morgens tusfchen negen und tyn uhrentev Nyerbruggen erfchinen willen, omme die vereifte moderatie der onlosbarer Coren und Botter renthen, an tho hoeren, und daer van thott nutt und waluaert des gemienen Landes mitten anderen tho communiceren. Mitt Gottlicher empfelhong. Datum , (i) Aangaande het wederrechtelyk gebruik van Koning Filips, om Placaaten, in deeze Provincie, zonder toeftemming van de Sfaaten, te laaten uitgaan, is gezegd hier vooren , bl. 279 &c. 296. en dat de Staaten moeite hebben gehad , om dit Placaat van Filips door een ander en wettig Placaat te doen maatigen, blykt uit het Placaat zelve, kort na deezen brief, den 5 Decefflb, 1575 gemaakt, te zienhies vooren, bl. 460  33* Byvoegsel van eenige Brieven enz, tum Buxberge den nu den Nouembris Ao. &c. LXXY. V. Ed. L. gunftiger Vedder Eggerich Rypperda Drosth des Lands van Sallandt Rypperda Qpfchrift. Den Edlen unnd Ehrnvestenn Seyne van Dorth, tho Dorth, mynen infonders gunftigen Vedder. No. 7. Advys van den Rechtsgeleerden Bernard van WYnssen, over het recht van Jurisdictie, over verkoop en naarkoop van tinsgoederen, en over losfing van rente ; ajgegeeven voor dat het Placaat, van den 3 Decemb. IJ7J, over de loifing van rente was uitgegaan. Uit het oorjpronglyke op den Huize Dort. Up die voirgeftalte frage, welker geftalt und woe vere men fall mocgen in den kringe van Verwolde procediren, up die dair by den baden des heren van Veiwo'de angefangene pandinge Stehet tho confidejeren dat voir irsten die beleninge, offt oick die gerechticheid der Jurisdictaon behoeret infpicyrit tho worden om dair uth tho beuinden van watt natuer diefeluige fy, und woe vere die feluige by origioael giftunge beleninge oder anders fich extendirt, und v.aer van dattrnen in posfesüe is, und die feluige ge. bruicket wordt. So  Byvogsel van eenige Brieven enz. 333 *o veren averst die Jurisdictie niett conftituire dan énni-'er maeten vermits lancksviligen gebruick prefcribirt were, moet diefeluige in iisdem terminis Jine aliqua extenfione tot anderen vallen , als die is gebruiker, obferüirt worden. Tantum enim prtsfcriptum , óuantum posfetpum . Quod doctores extendunt, ut quz irvfcripfit jus decnpitandi homicidam non intelligitur prcefiripfisfe jus Juspendendi furem Nam istifunt cafus % aualitates ex quibus mutatur fubftantia fa£ti Derhaluen fo die Jurisdiöio dair van gefraeget wordt by maniere van prefcriptie verkregen is moec men feer gueth regart nemen , datmen hier inne voirder niet procedire, dan, alsmen van oldes geWoentlicken is, wairdurch men desfals metten here van den Lande in giene disputatie en geraede (i) &c In fachen Meruelt contra Meruelt am Kay. Cammergericht hangendt, weill ufF des gegen anwalts ïngegebene fchriiFtliche handelung , die allein fu uffhaltung der fachen ingeftalt per pura generalia beflosfen, welchs fu gefchehen jeder feit dem aduocato zugefchriben und in gegenwortiger fachen Recredentie nitt anders geburt, is dair inne anders kfigen feit nichts fu thun dan das men die feit der erkeiAiiufs (wairom ieder feit gebetten und foe hare cetrongen) foll und mufs abwarten Dat concept tusfchen den Edlen und Ernuesten Seine van Dort &c eins und Henrich Alinck und fyner huisfroüwen anderdeels, mach dermaeten fo dat verfaetet wall beftaen, und woe wóll jek my erkundiget fo en weet jek my nicht tho bedenckea, hebbe oick by anderen den jch dair nha gefraegec nichs konnen vernemen dat hier inne andere forme behoret obferuierr tho worden dan in gemienen al* iodialen guederen gebruicklich is , uthgenhaemen van wegen der Tynfsgerechticheid fall und moef der Aft und die bewilliginge gefchehen voirden Thinfsheren oder hoffrichter, und Tynfsgenoeten nha Tynfsrechte welchs vomemlich in tegenwor- digep rj) Geraake.  334 Byvoegsel van eenige Brieven ent. diger fachen behoeret obferuirt tho worden (2). Want nha rechte die Tynfsheer dat Tynfsguet voir den pryfs dair voir dat feluige verkorte, is mach beholden, dair tho hie fyn beraidt heefft van tween maenden offt hem tfuluige guit voir den prife dair voir dat verkoefFt is, dienet oder niett &c. Welchs oick by den Tynfsheren onderwilen voirgenhaemen wordt in desfen Lande &c. (3). BetrefFendt die 12 mudde roggen ftedicheit Ao. 1428 up dach Bonefacii angekoefft (4) nhadem die conftituirt und verkregen fynnen mitt gelde, und diefumma niett gefpecifïcirt is wa'rmede die angekofft fynnen, moet und behoeft die reductie up.den penninek 16 gefchehen uth dem dat den Richter bliken fal dat alsdoen doe die rente angekofft nenï]ich Ao. 1428 die rogge van fulker maeten drie jaeren voir dat jaer 28 und drie jaeren daer nha ordinat.' liken und geimenliken gegolden hebben, dat wejeke tot coste van den fchuldenar die die rente betaelt gèilichtet und geüquidirt fall worden . Die welke hangende die Liquidatie die roggen rente in fpé,c;ie fall moeten 'betalen up borchtall die die Crediteur - in ai on't- (2) Zie boven bl. 237. Nieuwe Landrecht van Overysfel van 1630. Deel II. tit. ,26. art. 10. (3") Het nieuwe Landrecht van Overysfel van 1630. Deel II. tit. 8. art. ,18. Stelt alleen het recht van naarkoop, als het bedongen is. Dat bier door de naarkoop van tinsgoederen zou zyn afgefchaft, is sny niet duidelyk voorgekomen. (4) Uit het gene hier na volgt, vergeleeken met het ge. zegde, bl. 260. &c. is genoegzaam te b'efluiten , dat dit Advys na den. tyd van het opgedrongen Placaat van Koning Filips en voor. dat het Placaat van den 5 Decemb. 1575 was uitgegaan, is afgegeeven. Inzonderheid kan dit Advys dienen tegen eéne duisterheid van het laatsgcmelde Placaat in de woorden: foo van 'wegen der liquidation der dry er jaeren, voer und nha der beleggwigh alfukker renthen, boven bl. 260. Dit wordt in bet vervolg van dit Advys duidelyk uitgelegd.  Byvoegsel van eenige Brieven enz, 33 J1 ontfangende den roggen Hellen fall om tho remmeren dat gene hie tho volle fall ontfangen hebben, ter tydt tho dat die liquidatie gedaen is Welcke Liquidatie und weerdiringe mitten irften fall moeten gefchehen, in desfer faeken nhadem die penninge dair inne niet fpecificirt fynnen Jngelieken fall moeten und behoeren tho gefchehen in die rente der drier mudde roggen Ao. 1448 angekoefft nhadem die fuluige originaliken mitt gelde angekoefft und verfet is. Waer tegens niett en hindert dat in den breefF ftehet jaerliken pacht und renten (5), Want die drei mudde roggen gien pacht dan rente fynnen , conflituirt wefende uth des verkoepers fpecificirden Landen und erfFenisfen voir penningen mitt eënen erfFkoefF und gelofFtenisfe tho jachten und tho waeren &c. Welchs my in angefeigten vellen under Correctie alfo beduncket tho behoereu Bernhardt van Wynsfen Lic. Sc» No. 8. Brief van Florens van Weveltchoven Bifchop van Utrecht, zo als die in oude gefchree* ven Landrechten van Overysfel, zonder jaartal enflot, bevonden wordt; aangehaald bl. 112. Florens by der genaden Gades bysfcop tutrecht maken kondt allen lueden, dat wy myt unfen ridderen ende knapen van Zallant, ende myt unfen dren (s) Dit plagt ïn oude brieven meermaal aldus uitgedrukt te worden. Zie de nieuwe aantekening van Winhof, JY. D. bl. 410. &c. Doch het woord pacht in eenen nauweren zin genomen zynde, gelyk de Advifeur hier doet; dan is rente geen pacht.  33Ö Byvoegsel van eenige Brieven enz. dren Steden, als Deventer Campen ende Zwolle, averdragen fynt als van payment in unfen landen van Zallant. Dat men nu vort meer myt olden fchilden offt die werde daer voer an anderen payment betalen fal die pacht ponde, alfo dat eiker malck, die den anderen pacht ponde fchuldich fynt, als dat in Zallant genge is, dat men hem daer voer betalen fal fulck payment, als beloep der ponde, als wer elck dree pont enen franfchen fchildt, ofF die werde daer voer yn anderen paymente, beholtlick elcker malck, die den anderen pacht, ofF gulden fculden is yn Zallant, dat nyet an ponden en fteet, noch gerekent en is, dat men den fulck payment gheven lal als oer breven holden, off als men myt rechte hem fculdich wefen mach. Ende defe voirg. averdracht fal dueren ende ftantaffrich blyven, hent wy ende unfe nacomelingen bysfcopen tutrecht myt ün>fen gemenen ridderen ende knapen, ende ileden van .Zallant eenre averdracht eenpaerh'ck averdragen ende eens worden van payment voerg. BLAD-  337 BLADWYZER VAN Dl VOORNAAMSTE ZAAKEN, EN VAN EENIGE MERKWAARDIGE WOORDEN. A. Aanbrengers. Derzelver geloof. 142. Aanjlag, land uit het veld aangemaakt. 60. Aanvechten. 200 &c. Achterrichter , onderrichter. 10. Ader, of. 296. Ambten wierden in pandfchap uitgedaan. 87. 316" &c. Derzelver befteeding en opkomsten. 141. Ambtlieden. 85. Bepaalingcn omtrent derzelver aanftelling. 140 &c. Aan wien de vonnisfen befteeden moesten. 141 &c moogen geene Zitters hebben &c. 144 &c. 265. Merkwaardig vonnis over giften aan Ambtlieden door Kerfpels of Gerichten lange jaaren gedaan. 150 &c. moogen geen garven , hoy, vlas &.£. bidden 265. Ambtman. 83. Zyn Gericht was het zelfde met het Gericht in het Kerfpel. 86 &c. Ambtman kon zelfs g«n Gericht houden , als z) n Fiscaal klaager was. 88.192. By de nieuwe oprichting deezer Republyk is verandering omtrent de Ambten van Ambtman en Richter gemaakt. 88 &c. Rechte be* vattinge van het ambt der Ambtmannen van veel balang voor het recht der Kleine Steden. 89 &c. Ambtman en Richter verpligt de Hoogheid te bewaaren. 90. Vergelyking van den Ambrman by de Praefi, des der Romeinen, en Satrapa; der Perfen, te vergeefs. 90 &c. Ambtman. Zyn buiten ge-: woon officie in het vervoiT gen van misdaaders. 168 &c. ftelde, by gebrek van. een ander klaager, eenen klaager van wegen de Heerlykhöid, die den misdaades f ypQr  338 BLADWYZER van de VOORNAAMSTE voor het Gericht van het Kerfpe! vervolgde. iö8 &c. 178 &c. 183. Dit is door het nieuws Landrecht, niet veranderd. 184. &c. 'Anderen dages, onlangs. 245 &C Antichrefis door het Kanony- ke recht verbooden. 258. jillykewail. Alevenwel. 62. Avostille. 202. Aht>el, A^elleeren. Zin Oordeel en Kiaaring. Appontnmentum. 202. Armfchiev.en. 207 &c. Arrest om Jurisdictie te Fundeeren.12. Wat Arrest zy? Gefchiedde we! eer ook op goederen, voor het Gericht der woonplaats van den Verweerder, 71. Voor toekomende pacht. 157. tegen een uitheemfchen Aanlegger in zyn perfoon. 243. 'Art, land, gellagt. 73. Artwelp, inboorling. 72 &c. Averhorich, wederhoorig 322. Backeneel. 207 &c. Ban en boete, 277. Bededingen, betwisten. ïO?« Bederven, behoeven. 302. Beker/ren. 164. Bekommeren, verhinderen, be- zwaaren door Arrest enz. 243- Beleening „ïriet lediger hand. 64- Bemer, braaf. it9. Berst, gebrek. 37. Beruchtigde lieden van dievery of andere ondaad; hoé daar mede voord te vaaren. 177 &c. Beflaan. <5o. 304. Beflach, aangraaving. 305. Befprek. Ziö Arrest. Bejlammed goed. 54 &c. Befleden het oordeel. 245. Beveljchrift verwerven in hangende pleitzaaken. 201 &c. Bezate. Zie Arrest. Bezending wegens gedaane fcheldwoorden. 269. Bezetten, Arresteeren. 243. Bezit van jaar en dag. 65,156. van drie en dertig jaaren, zes weeken, en drie dagen. 72. Rechtsdwang over het bezit zo wel aan den Ambtman als aan de Richters toegefchreeven. 85 &c. Zaaken van bezitrecht behoorden tot het Gericht in het Kerfpel. 86 &c. Die bezit heeft van een erve of goed mag befprek of bezate doen &c. 157. Niemand in het bezit te Turbeeren. 282 &c. Bezitrecht, aanmerking daaromtrent. 42. Blykende fchyn. 20 &c. 45 &c. 48. 176. Gericht ovt;r misdaad in geval van blykenden fchyrl. 177 &c. Verklaaring van de woorden  WOORDEN EN ZAAKEN. 330 den blykende fchyn. 180 &c. Onderfcheid van pleit, in lyfftraffelyke zaaken tus. fchen blykenden fchyn en geen blykenden fchyn, in het nieuwe Landrecht voorbygegaan. 183 &c. Bodding. 170. Borchmannen. 105. Borchmans Leen. 105 &c. Borgftelling om van gevangenis bevryd te worden. 176. Bevrydde niet van gevangenis , als 'er blykende fchyn was. 1^7 &c. Verandering hieromtrent. 184. Brand. 35. Boven, buitèn,behalven. 165. Breuke wierd fomtyds aan dë Gerichtsgenooten toegeftaan om te verteeren. 74. Breuke en boete wierden burgerlyk gevorderd. 164. Breuke van keurbaare wonding. 167. In cas van Oppofitie de breuke met proces te vorderen. 184 &c. Burgerrecht. Exceptie van Burgerrecht. 24.8. Burgers. Hun Gericht. 301 &c. 307 &c. C. Campen. Bericht der Stad Campen aan den Hertog vau Al va, aangaande den LyfftrafTelykcu Rechtsdwang. 181 &c. Costumen te benoude:]. 295 &c. 299, 317. Cyns. 263. Crimineele Ordonnantie van Koning Fflips. Infiriiftie voor de Gecommitteerden van de Staaten tegen dezelve. 179. Crimineele Conftitutie van Keizer Karel DEN VYFDEN. 287 &C. Croenen. 39. È. Daglegging. 137. Dagvaard. Landdag. 226". Dagvaarding gefchiedde we! eer door den Aanleggef zeiven. 31. Dans voor dan des. 41. Dedingen. 14, 38, 61, 76*. Dienaaren der Ambtlieden. Aan hun geene garven of zaad te geeven. 148 &c. Dienften. Heeren en Landsdiensten tot de Regalia Maiora behoorehde. 144. Zogenaamde Drostendienften voor al'oos afgefchaft. 148. Gebeurtenis der dienften aan Ambtlieden &c. 148 &c. Dienstlieden dat is , Edelen.' 43. Genomen voor hoovige_ lieden. 43. In fege'rïfteiling van Scbotbaarei} z/n Y 2 vry  34P BLADWYZER. van de VOORNAAMSTE vry ofwelgebooren gezegd. 44. Niet verpligt te rechte te ftaan voor dagelyks Gericht. 45, j8i. Wel eer ook niet daar zy gecontracteerdhadden. 46. Dit recht heeft plaats in zaaken, waar in het Gericht van den perfoon gevolgd wordt. 46 &c. Hunne vryheid van fehatting. 58. ZJe Dienstman, Riddermaatig, Edelen en Leenmannen, Dienstman. 4. Die ongevangen en ongebonden was , buiten handtastelykc daad, kon zich met eede zuiveren. 48 &c- Gekocht Dienstman. 55. Wanneer niet te vangen. 64 Sic. Hunne toerusting ten ftryde, die vereifcht wierd om hun Dienstrecht te gebruiken. 209 &c Verteering van pen Dienstman op de Rechtdagen. 250. Dienstrechtder hoorige lieden 43 &c. Exr ceptie van Dienstrecht of Adeldom. 248. Dknstrecht of Adeldom befpreeken 41 &c. Hoe het Dienstrecht of Adeldom verleend wierd 42 &c, 319. Diepenheim. Borgmannen aldaar. Brief aan Borgmannen en Dienstmannen van Diepenheim door Bifchop Fr ederik van Blankenheim. iii. Dieven. Somtyds vandedood- IfrafTe vrygekocht. 192. Dievery. By ons niet altoos naar het Roomfche rep h befebouwd. 189. Ding. Gebooden en ontboo. den ding. 170. Divgtael. Zekere fehatting. 321. Doode hand. 255 ccc. Afkoop van doode hand. Met de doode hand klaagen. 256. Doodflag. By de Saxersdrieerley. 25. Van ongeluk, 27, jp8. Eed des Klaagers over doodiiag. 168. Doodflagers met opzet en voorlage. 191 &c. Doodftraf. Afkoop van dezelve. 192. Dreigen te ontzeggen, te branden of te vangen. 195 &c. Drente. Landbrief van Drente van Bifchop Frederik van Elankenhkim. 82. Drente komt in den Landbrief van Bifchop Filips voor als met Zalland, Twente en Vollenhove vereenigd &c. 206, 233. Drost of een Edelman moet zyn. 82 &c. Deeze benaar ming is een titel van het Hef, en geeft geene bevatting van het ambt van Drost. 91. Drosten zyn ip rechte geen perfoonen onderfcheidan van hunne ge? fteldc Klaagers of Fiscaals. Advys der drie Hoofdlieden daaromtrent. 185 &c. Dyken hoofden enz. Goed en rente daar toe verbonden, 241. Dyk  WOORDEN EN ZAAKEN. 341 Dykgraaf rydende, op dingtale of op leven Of anders. Ï35- E. Echt. 51. Êtfelen, Hunne gewoonte , om zich zeiven recht te veifchaffen, beteugeld. 5. Derzelver hulp aan den Bifchop. 5. Hulp van den Bifchop aan hun. 6. Geen recht geeven of neemen willende. 7. Hun recht indien de Bifchop hun de bank van rechte floot. 7. Hunne vryheid van Arrest. 12, 159. Waaren niet vry van waaken en graaven. 66. Ook wel eer niet van diensten buiten Lands. 68. 't Welk naderhand is bepaald; 69, 161. Een Edelman den anderen het zyne neemende. 73 &c. De een Edelman kon wel eer den anderen voor geen ander Gericht dan voor de Hooge Bank aanfpreeken. 74. Óveréenkomst van hun recht met dat derHoorige lieden. 74 &c Hunne toivryheid. 80. Mogten wel eer geen Kooplieden zyri. 80. Huizen der Edelen, als ook Stéden naar de marken, waar in zy geftichd zyh, genoemd. 104. Zie Dienstlieden , Dienstman, Leenmannen, Riddermaatig. Eed. Lyflyken eed. iö. Eed van ontfchuldiging. Volge eed. 29 &c. 134. Ontfchuldiging met eede van iemand , die in het Heymaal over doodflag of onbekende wonding geroepen was. 171 &c. 267. Ontfchuldiging met eede van een gewondde , die geen wonding Wederom gedaan heeft. 172 &c. Ontkenning met eede in panding. 245. Ellendigen eed. 267. Eer bewaaren. 320. Er/gerechtigheden. 282. Erfgoederen. 282. Erfhuis. 156. Executie van Sententiën , in Klaaring geweezen.271 &c. Van Sententien, in de Hooge Bank, door uitblyveri' gevallen. 273 &c. F. Fiscaal. 169. Ligtvaardige klagten van den Fiscaal, en onredelyke begunftiging van den zeiven. 187 &c. Fordel, deel boven dat van een ander. 304. V 3 Gé  .342 BLADWYZER van de VOORNAAMSTE G. Garthuis. Wooning. roo. Geestlyken. Hun Gericht. 302. 308. Geestlyk Gericht. Zaaken, die "wel eer tot het Gecstlyk Gericht hebben behoord. Zaaken van huwlyk en trouwbeloften, zyn na de nieuwe oprichting deezer Republyk aan de Ordinaris Gerichten vervallen. 308 &c. Alwaar meer van Geestlyke Gerichten en Geestlyke zaaken. Gegoed, om van gevrngenis bevryd te zyn. 175 '&c. Gegoed te zyn bevrydde niet van gevangenis, als'er blykende fchyn was. 177. verandering hier omtrent. 184. Gemeene Land. Deszelfs hulp aan den Bifchop, en wapenhandel. 9. Hulp van den Bifchop aan het zelve. 9- Gericht. Hoogde Gericht. 32, 76. Gericht zoeken buiten Lands in een ander Gericht- 75 &*- 133- Gerichten in yder Kerfpel ftonden onder den Ambtman of Drost. 84 &c. Tyd van Gelicht te houden. Van het Gericht te zitten geen geld te ncemen. T44. Die in den Geiichte, dat is, Gerichts gebied, niet gezeten zyn, hebben de zon te baat. «55. Gerichts boeken te bewaaren. 286. Mark ongericht. 29Ö, 302. Gericht der burgeren. 301 &c. Der Geestlyken. 302. Gericht over Leenzaaken en van Leenmannen. 302. Gerichtelyke handelingen niet zonder twee Keurnooten te gefchieden. 286 &c. Gerichtsdienaar wordt gezegd te richten, Zyn getuigenis. 142. Gerucht. Openbaar gerucht. 178 &c. Gejchattet, op fehatting gezet. 321. Geflagen, op fehatting gefield. 321. Geftaden, toe Haan. 287. Geftocket, in den ilok gezet. 321. • Getuigenis der waarheid te 'geeven cn geene exceptie van Dienstrecht of Burgerrecht 'daar tegen te genie' ten. 248. Gevangenen bewaaren. 78 &c. 184 &c. 186, 267. Gewarfam, Gewarfam. Wooning. 109, 243. Ge-wondde, die den anderen niet wederom gewond heeft, wanneer niet blykt wie oorzaak tot de wonding heeft gegeeven, hoe zich dan te ontfchuldigen. 172 &c. Gewoonten. Land en lieden te blyven in hunne oude rechten en gewoonten. 2 &c. 82. 114. 11S. 118. 122. 205. 212. 214. 219;. Ge-  WOORDEtf EN ZAAKEN. 343 Geworden , doen , handelen. 27[- ÓteweeK 65, 208. Gfcht draagen. 266. Gieken en richten. 142 &c. Goed. Achterhouding van gevonden goed. 189 &c. Goed tot dyken , hoofden enz. verbonden. 241. Zorg onzer voorouderen voor het behoud van vast goed. 250. Gjed van iemand, die door ongeluk is omgekomen, niet aan de Ambtlieden te vervallen. 287 &c. Goor. Brief van Bifchop Jan van Vernenborg aan Ridderen. .„Knaapen, Mannen en Boogmannen van Goor. tos. Grwte Steden. Brief van de Groote Steden aan de Kleinen, om zich eikanderen in haare rechten te helpen handhaaven. 214. II. Halsberg. 207. Hand, voor eed. 73. Handhafte daad. 99. Handfchriften. 251. waar van ien e wordt bcaald. 257. Hükdiriede. 192. Hand, zaaken g;anie aan de hand. 3 j.. In te.waar.ier of verwaai der hand gefteld zyn. 239. Harnafch van het voetvolk. 207 &c. Harnafch tuig. 207, 210. Heeren Rechtdag. 13. Heergewaad, 50 &c. 160. Heymael verften. 76. Wierd gemeenlyk door den Richter van het Kerfpel gehouden. 87 &c. Over wat zaaken iemand in het Heymaal te dagvaarden. 163 &c. De huislieden niet by breuke te gebieden om het Heymaal te houden. 170 &c. Heymaal uit vervolg der partyen. 194 &c. Hoevetguet. Hoevetpeimyngen, hoofdfom, 283. Holtgericht. 296, 302. Hooge Bank. 13. Is geen Gericht in inleiding in een erfhuis. Is eigenlyk geen bevoorrecht Gericht. 48, Wordt verfcheideniyk geduid. 247. Genoomen voor Klaaring. 276. Hoogheid bewaaren. 90. Hovethere.. 6. Huis. Iemands huis aanranden. 200 &c. Huisgenooten , pares Curise. 7. 74- Hulde, befcherming. 74. Huislieden. Derzelver Gerichten.. 301 &c. 307 &c. Hulding der'Landsheeren van Overysfel. C3. van Koning Filips. 294 &c, Huwlyks voorwaarden. 131 &c. % 4 %  344 BLAD WYZER van de VOORNAAMSTE Jagt. Verbod door Keizer Karel den vyfden en Koning Filips daaromtrent. 280 Placaat van KoningFi. lips daar over. 280. Ingezetenen des Geftichts bui. ten Lands geweld lydende. 226. Inleiden. Zich niet te laaten inleiden in een goed, 't welk een ander jaar en dag ', bezeten heeft. 156. inleiding. Gebeurtenis van dezelve. 156. Interes Je. 257. Jurisditlie. Oud Advys over" Jurisdictie. 332 &c. K. Aaneiler en Raadén in Overysfel. 280, 293. Kerkhoven. Lieden daar op hoeden. 78. K'rkjclienders. 191. Keüifntdtgèn. 44. K ürnooten. 287'. Keuren, breuken. 164. Klingen, Dat de beledigde i f ?.yrie maagen moogen Klaagen , wordt in hetnieuftö Landrecht van Overysfel gemeld. 169. Klaaren, vonnisfen. 249. Klaaring. Kamerklaaring. 14. Groote Klaaring. 14. Van welke Gerichten naar de Klaaring beroepen wierd. i<5. Appel van de Kleine Steden. 17. Appel van de' Marken Gerichten. 17. Derzelver oprichting. 18. Leden der Klaaring. Verfcbeiden brieven aangaande het recht der Klaaring. 19. De Kamerklaaring in de Groote Klaaring gefmolten. 20. Zaaken tot de Kamerklaaring beboerende. 158. Sententien in Klaaring te' beroepen, of Appelleeren in Klaaring. Breuke van F.waalyk Appelleeren. 281. Van de waarde der zaak orii daar van te Appe.'lee. ren. 282. Kleine Steden. Haar Appel rraar eene Groote Stad; en haar haaien van recht van haare Appellations Stad, in verfchillcn omtrent haare rechten. 17. 302. Rechte kennis van het ambt der Drosten is voor haar van veel belang. Haaren Rechtsdwang is haaren eigendom. Gevolgen daar van 89 &c Haar recht van Wilkeuren in den haaren te maaken. 91 &c. Hebben aanvanglyk den laagen Rechtsdwang gehad. Wat daar onder begreepen zy. 92. Hebben naderhand ook in den Hoogen Rechtsdwang deel gekrecgên. 92 &c, Posfesfoire  WOORDEN EN ZAAKEN. 345 te zaaken hebben van ouds tot den Rechtsdwang deiKleine Steden behoord. P4,96 &c. Boeten van echtbreuk , hoerery , &c. 94. Het gene tegen, haaren Rechtsdwang mogt zyn ondernomen kan haar volgens de grondftelling der Unie &c. niet nadeelig zyn. 95. Correctie aan de Magiftraaten van de Kleine Steden toekomende wegens punten van bewind , die de Justitie of goede order betreffen. 95. Zyn niet genoodzaakt het Landrecht aan te noemen. 97. Surrogatie van Siadgerichten der Kleine Steden dopr wien te doen? 97 &c. Officie der Drosten met betrekking tot de Kleine Steden. 98. Judicature over huwlykszaaken in de Kleine Steden. p8. Redenen voor het behoud der rechten van de Kleine Steden. 99 &c. 103 &c. Haar recht van geroepen te worden op Landsvergaderingen. 101 &c. Belang, welk Bifchop Rueolfvan Diepholt in de hulp der Kleine Steden ftelde. 123 Haare benuttende flcm op de Landsvergaderingen ten tyde van Bifchop David van Bürcl'ndien. 138. Kleine Steden , die den vierden man tot .den krygsdienst moesten uitmaaken. 210 &c. Ontvestede Kleine Steden. Haare ontvesting benadeelt haar recht niet. 210 &c. Haar verbond met de Groote Steden. 211 &c. Haare itemgerechtigheid tet Landsvergaderingen. 214 &c. , Eenige voorbeelden van verfchryving en verfchyning der Kleine Steden op Landsvergaderingen. 217 &c. Gevolg van het voorzeide verbond der Groote en Kleine Steden ; en het daar uit ontftaane recht in de Refolutie Van R. & S. van den 14 April 1602 gemeld. 224. &c. De Magiftraaten der Kleine Steden hebben geene bevelen van de Drosten , omtrent hunnen Rechtsdwang en gerechtigheden , te verwachten. 229. Kloosters geen vaste goederen te verkrygen. 231 &c. . Knaapen. 4. Koegeld. 60 &c. Koen ofjlaen , Koeyen affchatten 58 &c. Koopbrief. Overvloed varf woorden daar in gebruikt* 258. Kooppeninge-i. Benoeming van dezelven in den brief. 258 &c. Kosten van . verteering en Gerichtskosten. 50. Van beroepen, vonnisfen. 276. Kotters in de marken. 303 &c. Koueners. Kotter. 303. y 5 t.  S4<5 BLADWY2ER van de VOORNAAMSTE, L. laden. Zie Zwaard. pandbrief, van Twente door Bifchop Jan van Vernenserg. i &c. Waar in van «ie andere Landbrieven verfchilt. 2. Betreft de Ste-den van Twente niet. 4. Landbrief van Bifchop FloItlS van Wevelichoven betreffende het Land van Vollenhove. j12. Ongegronde meening omtrent eenen anderen Landbrief Van deezen Bifchop. 112 &c. Landbrief van Bifchop Frederik van Blankenheim aangaande bet Land van Vollenhove. 11-5. en het Land varr Zalland. 114 &c. Landbrief van Bifchop Rudolf van Diepholt. 123. Eerfte Landbrief van David van Burgundien. 128 &c. door den Bifchop alleen gezegeld: en aanjuei kingen daaromtrent. 136 &c. Tweede Landbrief van Bifchop David van Burgundien. Aanleiding tot den zeiven. 139 &c. Landbrief van Bifchop Filips van Burgundien'; • 205. J^cndlioede. 155. Landmilitie. Burger Landmilitie. ,208 &c. 322 &c. Gehuurde Landmilitie. 230. La'ulxaaden den Stadhouder van den Landsheer toege^ voegd. 202. Landrechten, konden door den Landsheer zonder de Staaten niet gemaakt worden. 2. Oude gefchréeven Landrechten van Overysfel. 113. Oorfprong onzer Landrechten , Inleid. III fcfc ■ Wyze van befchryving der _ Landrechten. Aldaar X &c. In hoe verre hebben moogen verfchillen van het Gemeene recht van ; het Duitfche Ryk. Aldaar, XI &c. Behandeling van Winhof omtrent de Landrechten. Aid. XII fcpc. Nuttigheid van het onderzoek der oude Landrechten. Aid. XIII tfc. Landsheer , deszelfs magt. 2. en belofte om de ingezetenen te zullen houden 'by hunne- rechten en vryheden. 81. Deszelfs magt in het geeven van bevelfchriften in' "hangende zaaken. 201 &c. Had geen ftem in Staatsbefluiten, maar handelde met de Staaten by ver' drag. Had eene ftem in de Klaaring, Hl. VI -IX. Lands Horigheid. 3. Landsvergadering van Ridderen, Knaapen en het Gemeene Land op Spoelder» berg. 128. Landweer breeken &c. 135V Beryden, Schouwen. Door wie zulks ge-fcbiedde. 155. Verfchèidëne betekenisfen van  WOORDEN EN ZAAKEN. 347 van dit woord. 208. Landweer ondeihouden. 240. f.andzoen. 194 &c. Lastbrief'van de Staaten voor de Gezanten naar den Koning van Spanjen over Kanceler en Raaden. 293. Leen. Het Leen aan iemand uit hoofde van verzuim befpreeken. 40. Betekenis van het woord. 4 &c. Beftammed Leen. 54. Zadel Leen, Pantzer Leen,Kodden Leen. 56 &c. Leenmannen (achter). 160. Gericht der Leenmannen. 302. Hoe de Landsheer zyne Leenmannen tot krygsdienst vorderde. 320., Leenrecht wel eer een 'recht der Edelen. 40. Verhandeling van het Leenrecht deezer Provincie, in hetit.uk van erfopvolging. 50 etc. Dienften volgens Leenrecht te doen. 68. Leenvolger moet binnen jaar en dag zich laaten beleenen. 56. Le-nzanken. Derzelver Gericht 302. LU. Zaaken gaande aan een lid. 34- Lotting. 170. 'Lovede, belofte , borgtocht. . 64 . LyJ\ Zaaken aan het lyf gaande. 32, 34. 250. Aan ie_. inand iets ftaan op zyn lyf. '245- Lyfihafe. Vrykoopmg van dc/.elve. 192. L'jfjhajfelyke zaaken. Welke verandering by het nieuwe Landrecht omtrent de behandeling van lyfftraffelyke zaaken zy gemaakt. 183 etc. M. Maagenaas. 243, 244.. Maagfeheiden. 1^31 etc. Malke, elk. 63'. Manieën. 105 etc. Mannen. 4. Mans Mannen. 160 etc. Marken. Derzelver wilkeu-. ren. Vreemden buiten d$ marke in hoe verre aan deeze wilkeuren gehouden zyn. 303. Recht der Kotters in de marken. 303 etc. Markeberge. 8, 63. Markengericht. 16. Hoogfie Markengericht in Twente. 17 etc. Judicature cn Executie der Markengerichten, 3°3- Markengenooten. • 305. Markengnnden aan wie en hoe toebehooren. 'J'ot derzelver aaugraaving wordt de toeftemming van allen vereifcht. 305. Markten van Deventer. 155. Misdaaden. . Hoe over dezelven in het Heymaal of Bur^erlyk geklaagd wordt. 34- Mar  J4S BLADWYZER van de VOORNAAMSTE Mareke winninge. 60. Misdaadige lieden. 79. Moetzoenen. 131 etc. Moogen. 133 etc. Moord. 25. Zelfmoord , en ftraffe van dien. 288 etc. Moordbrand. 35 etc. Moordbranders. 191» Moordenaars. 191. Nachtfchotinge. 17. Naerre, naarder. 38, 7» Name, neeming. 244. Afren zeggen, ontkennen. 245. Nieuwe Reformatie in den jaare 1541 uitgegaan. 234 etc. Die van den jaare 1546. 270, Noodgerkht. 171, Noetmunt. 35. Noetfafon, van noetfaekenbelegen. 77. Noodzinnen. 77. Notarifen. Verjaaring van fchuldbrieven voor Notaris en Getuigen opgericht. Aften voor Notaris en Getuigen gemaakt. 251 etc. Notarifen hier Voor lang afgefchaft. Uitgezonderde gevallen waar in Notariale Aften,, elders opgericht, Obligatie 254 etc. Oldenzaal wel eer ter Landsklaaring geroepen. 20. Des. zelfs lyfftraffelyke Rechtsdwang. 92 etc. Door Bifchop Rudolf van Diepholt om byftand verzocht. .124. Omflaan. 6ö. Ondaaden, 32, 79'. Onderklaaren. 249. Onderrichter moet zyn vier eii twintig jaaren oud. 265. Ongericht. 32. Onrechten aanvang. 188 etc. Ontzeggen, vyandfehap verklaaren 195. Ontzetting of ontflag uit het Arrest. 71, 282.- Oordeel wederfpreeken, fchelden.. 15, 20. Wanneer in lyfftraffelyke zaaken het oordeel mogt gefcholden worden. 20 etc. 181 etc. Oordeelwyzers binnen welken tyd de oordeelen moesten wyzen? Hun neemen van beraad ,• en hun oordeelgeld. 245, 287. Oorlog , zonder bewilliging van de Staatèn door den Lands- in deeze Provincie niet voldoen. 254. o.  WOORDEN EN ZAAKEN. 349 Landheer niet te voeren. 68. Opbieding en aaneigening &c. na gedaane panding wanneer te doen. 240. Opdragtsbrief hoe te tekenen en zegelen. 239. Oplaat ing. 286. Oppermagt, by den Landsheer en het Volk te famen. 2. Ordonnantie van 1532, over de Pra;ferentie van Dykgelden enz. 241. Over de losfing van renten , van 1575. 260. Over de uitvoering van «Sententien in Klaaring geweezen , van 1531. 271. Over uitvoering van Sententien ter Hooge Bank geveld, van J532. 274. Crimineele Ordonnantie van Koning Filips van 1570. 280. Van Kanceler en Raaden. 296. Huwlyks Ordonnantie van 1603. 311 &c- Overbodig , bereidvaardig. 199. Qverfurdelt, benadeeld. 304. P. Paard. Reyfig paard. 209 etc. Pacht, onverjaarde , toekomende. 157. Binncnjaar- fche en naastkomende. 241', 243, 244. Pacht en rente. 335- Pachtpanden. ip, 112, 335. Pander. 10. welk Pander een gebooren Dienstman zyn moest. 11. Panding of iets anders tegcns Landrecht verweigerende. 242 &c. Hoe zich zal gedraagen in het doen van Executie. 249. Zal moeten zyn vier en twintig jaaren oud. 265. Panding. 70. Wanneer daar voor geen Gerichtsgelcwierd betaald ? 70. Wanneer door panding zekerheid kan worden gevorderd ? 71. Voornaainfte oudheden van panding, opbading en aanei? gening. 136. Panding voor onverjaarde pacht. 157, Panding aan den fchoef; aan het erve of goed. 158. Hoe te vervolgen met opbieding en aaneigening etc. 140. Voor welke fchulden te doen; en hoe in panding wierd geprocedeerd. 244, etc. Pandweering wanneer niet to? te flaan. 243.. Niet tegert Sententien, in Klaaring uitgefprooken , te doen. 273. Plaatsvulling in de nedergaande liny. 230 etc. Indezydliny. 232. Placaat fan Keizer Karel des vyfden over de dalers 280. Van Koning Filips over de jagt. 280. Over onlosbaare renten. 331. Placcate. 162.  350 BLADVVYZER van de V00RNAAMSTË Plakkers brief. 162 etc. Pleiten by aanfpraak , andwoord etc.Langdraaligheid in het pleiten zo wel als overhaasting ftrydig met de vryheid. 270. Uitflel in het pleiten om redelyke 001 zaak te vergunnen. 271. Wyze van pleiten. 284 etc. Fosfesfien te behouden. 29S etc. 299, 317. Principaal. 282- Privilegiën te behouden. 296 etc. 299, 317. Pyniging in Overysfel alleenlyk by gebrek van bewys gebruikt* 183. Raaden van den Landsheer. 299. Inleid. VII. Recht (volkomen). 283. 'Rechten. Korte fchets onzer rechten. 8r etc. Land en lieden te laaten blyven by hunne oude rechten en gewoonten. 2 etc. 82. 114. 116. 118. 122. 203. 212. 214. 219. Derzelver kennis hoeden ingezetenen benomen. 248. Land- StadLeen- Dyk- Tins- en Hofrechten. 296". 302. kechtdag van Ridderfchap en Steden. 247* Rechtsdwang met de Hoogfle Magt niet te verwarren. 90. Om den Lyi'ftrafFelyken Rechtsdwang buitengewoon te ceiFenen , wordt niet vereifcht dat de Overheid , die den Lyfftraüelyken Rechtsdwang heeft, daar over Gericht houde. 185 etc. Reyfe, veldtocht. 210. Reyfig paard. 209 etc. Renten uit een erve of goedj Oudfle renten of brieven. 158. Binnenjaarfche en naastkomende pachten en renten. 241. 243. Renten tot Dyken, hoofden enz. verbonden. 241. 243. 244. Recht van jaarlykfche rente aangemerkt als een gedeelte van den eigendom. 256. Renten op eene losiing te verzetten, verkoopen. Het geheele goed daar voor verbonden. Losbaare en onlosbaare renten. 257 etc. 331. Ordonnantie Van 1575 daaromtrent. 26o. Verfcheiden foorten van onlosbaare renten 263. Oud Advys over de losfing van renten. 334 etc. Richten. 143. Richters. Mandatarifefi vari den Bifchop. 10. Zonder Richteisbrieven geen goed weerloos te worden. 129 etc. Hoe veel voor panding, opbieding en aaneigening genieten. 136. Moogen niemand divingen de' randen te fervolgen. 137. In  WOORDEN EN ZAAKEN. 35i In den ban zynde mogten niet richten of getuigen. 142. Panding of iets anders verweigerende of verzuimende. 242 &c. Moeten kunnen leezen enfchryven. 204. Zullen moeten weezen oud vier en twintigjaaren. 265. Zullen aan den aanfpreeker geen weete zenden. 269. Hoe veel voor yder weete zullen genieten. Hoe veel voor eenen Richtersbrief van land of rente. 270. Elk heeft in Overysfel zyn ordinaris Richter. 299 &c. 302. Ridderen. 4. Riddermaatig: 4. Over misdaaden, daar geen blykende fchyn was , niet aanfpreekelyk voor dagelykfch Gericht. 180. Verandering hier omtrent. 180 &c. Verteering van een Riddermaatig man op Rechtdagen. 250. Ridderfchap en Steden, hebben naderhand het gantfche volk Gereprefenteerd. 2. De Ridderfchap moest den Landsheer dienen met lyf en goed. 209. Ridderfchap en Steden in naame en van wegen alle de onderzaaten van Overysfel. 297. Ridderfchap woonende buiten de Steden in het platte Land. 300 etc. Jurisdiftie der byzondere perfoonen van de Ridderfchap. 306. Ringkraag. 207 etc. Ruimweerd, rys- of tw.yg- weerd. 72. Rumincge of Rwninge , ver- fcheiden betekenis fen van dit woord. 72. S. Sadel. 57. Samloeft, overeenkomst. 120, Schat. Verborgen fchat; eti recht daaromtrent 190 etc. Schatten, voor breuken. Scheldwoorden daar men niet by blyven wil. Derzelver herroeping. Voor 's hoofds of achterbaks gedaan. Oude en nieuwe wyze van pleit wegens fcheldwoorden. 268 etc Sc hoef. 158, 266". Schot. 59. Schotbaar. 58 etc. Schotbaaren in Twente niet te ontbieden tot dienften buiten Twente. 67. Waaren minder dienst fchuldig dan de Edelen. 68. Verteering van een Schotbaarman op Recht" dagen. 250. Schout. 83. Onder bevel van den Ambtman. 86 etc. 228» Trokken ten ftryde met het volk van hun Gericht. 207 etc. Geen panding willende gunnen of doen gunnen voor  352 BLADWYZER van de VOORNAAMSTE voor binnenjaarfche pacht. 227 etc. Zal aan den aanfpreeker geen weete zenden. 269. Hoeveel voor elke weete zal genieten. Hoe veel voor Richters brief van land of rente. 270. fchuldbekenning. 254 etc. Schulden van doode hand aankomende. 255 etc. Schuldbrieven. Gerichtelyke en Notariale Schuldbrieven. Verjaaring van "Notariale Schuldbrieven. 251 etc. Schuldig rades , dades, weges ofte veldes. 168. Schyve. Waarom van derzelver affchaffing niet in onze Landbrieven is gemeld. 159. etc, Slaan. 59 etc. Souvereiniteit, was niet byden Landsheer. 2. Spillen zyd. 52. Spaelderberg. 128 etc. 203. Steenwyk. Deszelfs lyfftraffelyke Rechtsdwang. 94. Steden, derzelver byzondere rechten, en vermopgen om wilkeuren te maaken. 4. Stemmen. Wanneer eenpaarigheid van ftemmen in de Landsvergadering vereifcht worde. 291 etc. Inleid. X. Reden van verfcbeiden wyze van ftemming. De Landsheer had geen ftem in Staatsbefluiten, en maakte aldaar ook geen overftemming. Onderfcheid tusfchen ftemjning in Staatsbefluiten en. in vonnisfen van Appel. Inleid. VI IX. Wyze van ftemming in zaaken van Appel, en gefchii daar over. 301 etc. Stemming van Ridd. en Steden op de Landsvergaderingen; 224 etc. Straffe van gelyke vergelding des Klaager die de misdaad niet bewees. 22, 187. Straaten fchenders. 191.' T. Taliën, fehatten. 321. Territoriale Juperioriteit. 3. Testament! wyze vaste goederen en beweeglyke goederen vergeeven. 264. Tins. 263, Tinsheeren, tinsgenooten. 302. Tins goed. Oud Advys omtrent het recht van naarkoop van een Tinsheer; en opdragt van tinsgoed. 333 etc. Toeklaaren, 249. Toeven iemand. 195, 226. Tol van wynen. 318. Tueges veermeten. 38. Tuich. 207 etc. Turf, hout, kooien met Schepen vervoerd wordende. 227. Twente. Oude Landrechten, vif-  WOORDEN EN ZAAKEN. 3j3 vryheid cn gewoonten , door eenen brief van Bifchop Frederik vanBlankf.nheim, aan Twente bevestigd. 122. Weigering 'van die van Twente omtrent het eeilte artikel van Bifchop Davids eerften Landbrief aangaande het zoeken van buitenlandfch Gericht. Stemmen naderhand daar in toe. 137 &c. 186. Ü. Uitgang. 2 86. Ukheemfchen &c. hebben de zonne te baat. 144. Uitleiding. . Gebeurtenis van dezelve. 156. Ufantien te behouden; 296 &c. 299- 31 7UP> by. 305. . V. Vangen. Wie men zal möogcn vangen. 175 &c. 180. Veere, ver e,r. n,3. 116. Veilich. 1Ö2 KcV Verbyien, aanbieden. 200. Vcrbysterd goéd. 188 &c. aan het Gericht te brengen. 189 &c. Hoe de eigenaar zyn recht daar aan verliest. 19b. Verdeding. 121. Verbond van eenige Edelen en der Groote Steden tot handhaaving der rechten. 119. Verjaaring van drie en dertig jaaren zes weeken en drié dagen. 72 &c. van een derdendeel van hónderd jaaren ; van tien en twintig jaaren. 251 &c. Verkooper de renten uit hét goed of de nature des goeds verzwygende , of onrecht benoemende. 238 &c. Verliede. 120. Verjlammcn , onderfcheiden. van beflamtnen. 55. Verfterf. 156 256. Vertichnisfe. 285. Vervolgen, eifchen. 155. Verwilkeuren. 50. Voet by voet zetten. 24, 268 etc. Voetknechten. Hunne wapenrusting. 207. etc. Vonnis befteeden. 141. Voorlagen. 200 etc. Voorflag. 60. Voorfpraaken (van de). 477. Yoarvluchtig worden uit den Lande- 199 etc. Vórraet. 66 Vorsten fomtyds door hunne Raadslieden misleid 81. Vreede. Verfcheide fooiten van vreede. 191 etc. Vreedebreekers. t 9r. Z Pit.  354 BLADWYZER van de VOORNAAMSTE Vredeloos leggen. 27. 164.. Eenen vreedelooien niet te neemen op zyn erf, of in zyn huis, noen hem te veru'eeren. 31. Vredeloos verklaaren wegens beken Je wonding. 173 etc. Vreede-' loos u t vervolg Van de party. Vredeloos van des Heeren wegen. 191 &c. Vredeloosneid Verzwaaring der vreedeloosheid : en onderfcheid tusfchen vreedeloosheid en den Geestelyken ban. 193. Vreemdelingen. Bepaaling omtier.t derzelver aanftelling tot Ambtlieden. 140 &c. Vnuwen verkrachters. 191. Vryheden. Elk by zyne vryr-eden tc houden. 317. Vymd van den Bifchop of het Sticht.' 79. Iemands vyand worden. 199 &c. Waaren. 64. Waartal, getal van waaren, 3°4- Watnen., meenen. 320. Walfche tongen. 81. Wapenen, verfcheidenfoorten vau wapenen. 323 &c.. Wapengeroep aan den Gerichte te kennen geeven, ea het Gericht volgen. 9. 10. Wapen qverroepen. 27. 32. Iemand over een ander geroepen hebbendeen de klagte niet vervolgende. 36 &c. verfcheiden gevallen, waar in wapen wierd geroepen. 40 &c. Wasteken. 161 &c. 266. Weddefchat, Wedderfchat. 257 &c. Wedemen. 110. Weder ende voert. 80. Wier. 109. Weerloos worden zyn goed, 129 &C. 23- &C. Welgebooren. 44. Welkeer. 62. Wiis voor -■■• «>S y >.'§3S .car.oriaoslfj rij Bl. 16. lin. a. befwacrt, bcwaert. BI. J35. achter lin. 7. Iëe.%j©. BI. 137. lin. 2. ven, den. Bl. 204. op het einde", voeg: De voorgemelde Zegels zyn gedeeltelyk befenaadigd' en verbroken. Bl. 226. lin. 2r. van, dan. BI. 299. lin. 32. ten, en. In de Aantekeningen. Bl. 25. lin. 17. 18. y gelick ygelick. BI. 30. in not. lin. r* clanriere, claudere. Bl. 43. lin. 25. Dientlieden, Dienstlieden. in not. c. 125. moet zyn 115. Bl. 44. lin. 18. Schotbaaren vry, Schotbaaren, vry. Bl. 49. lin. 5 ftaat 13, lees 23. Bl. 57. in not. d. lin. 4. Cuenig, lees Luenig. Bl. 63. lin. 13. verrichtten door, verrichtten die door. Bl. 123. lin. 19. die, dien. Bl. i29- 'm not. a. De naam, Den naam. BI. 137. lin. 18. Spoedelberg, Spoelderberg. Bl. 144. lin. 2. niet te, te. BI. 166. lin. 18. en in not. k. Judicaal, Judiciaal. BI. I9i. in not. i. uteil, urteil. Bl. 200 in not. e. untzegenden, untzegende. Bl. 2or.in not. 2.zocht, Gezocht. Bl. 217. lin. 33. Bruysfiere, Buisfiere. Bl. 258. in rot lin. 4. innich, ennich. Bl. 279. lin. 3. de, bykans de. BI. 2?o- in not. d, lin. 3. niet, by de Staaten niet. Bl. 293 303. boven aan, ftaat: voor der Gez. lees voor 4e G«.