GESCHENK VAX DR. EELCO VERWIJS. 1880.  OVÈRYSSELSCHË GEDENKSTUKKEN, VIERDE STUK, AANGAANDE DE DIENSTBAARHEID DER. VRYE EN HOORIGE INGEZETENEN VAN OVERYSSEL, MET TV Y L A A G E N< door Mr. j. w. racer, te C A M PEN, Ter Drukkerye van J. A. öe CHALMÖÏ, MDCCLXXXfc  Bladzyde 25^ fin. 6." ftaat bruehlft}  Pag. i OVERYSSELSCHE GEDENKSTUKKEN, VIERDE STUK, AANGAANDE DE DIENSTBAARHEID DER VRYE fclM HOOKiGE INGEZETENEN VAN OVERVSSEL. INLEIDING. |fc"3fti~gn de voorgaande ftukken is voornaamlyfc li -r I van de vryheid der ingezetenen van het w 1 w vrygevochten Overysfel gemeld : thans gfcafeijl zal ik van derzelver dienstbaarheid , zo veel die plaats had, in het byzonder gewaagen; eerst van de dienstbaarheid der vrye ingezetenen , en dan van die der hoorige lieden. De dienstbaarheid der vrye ingezetenen , waar van hier zal gehandeld worden, beflaat in hunne verplichting tot het doen van werk op bevel der Overheid. . . . bflt Ik zal voornaamlyk trachten op te geeven, tot hoedaanig werk' deeze dienstbaarheid in Overysfel van ouds is bepaald geweest; en daar benevens natefpooren, of zy zich tot een huishoudelyk voor- IV. Stuk. A deel  2 Overysfslfcke Gedenk/lukken, IVde Stuk, deel van den Landsheer zou hebben uitgeftrekt, dan niet. De dienstbaarheid van de ingezetenen, ter bevordering der uitvoering van het Landsbeftuur des Landsheeren of Overheid, ftrekt tot behoud en bloey van den Staat des Lands en tot verdediging der yryheid. Door deeze dienstbaarheid vervullen de ingezetenen een gebrek van natuurlyke krachten van den Landsheer of Overheid, welken tot de uitvoering van dit beftuur vereifcht worden: en door deeze dienstbaarheid wordt de Landsheer of Overheid gediend, ten behoeve van het Land. Onze vaderlandfche oude Rechtsgeleerde Winhof getuigt van deeze dienften, dat de Underfaten van eres Landesförften umde Hier en wegenn, dor die Amptluyde, daar toe opontbooden en gevorderd worden (a); welke dienften hy aldaar gedeeltelyk, volgens aanleiding van den Text , opnoemt, als naamlyk tot bewaaring van het Land te waaken, of te graaven, naar dat het Land zulks noodig heeft; en den uittocht van den vierden man ten oorlog. De reden van benaaming deezer dienften, waarom zy Heerendienften gezegd worden , is derhalven deeze: datze van wegen den Landsheer gevorderd worden. Terwyl de reden , waarom deeze Heerendienften ook Landsdienften zyn genoemd (b), uit het reeds gemelde openbaar is: wyl deeze Heerendienften ten behoeve van het Land gedaan worden. Eene andere dienstbaarheid > in veele gewesten gebruikelyk, welke ftrekt tot huishoudelyk voordeel van den Landsheer of Overheid, is eene volks verflaafdheid; eene verflaafdheid van het gantfche Land of van een gedeelte van het zelve; eene verflaafdheid, die der Publyke vryheid zo veel ontrooft, als zy aan het huishoudelyk belang der Overheid toevoegt. Indien ook maar alleenlyk een zeker fa) Deel II. achter art. ai. in not. (b) Winhof, Deel II. in not. by art. 7 Q» g.  over de dienstbaarheid in Overysfel. 3 ker gedeelte des Lands aan deeze flaaverny onderhevig is; dan wordt nogthans de vryheid van het niet dienstbaare gedeelte daar door befmet: om dat de ingezetenen geen vryheid hebben, in de dienstbaare landftreek goederen te bezitten noch te woonen, zonder insgelyks dienstbaar te worden. Vreemdelingen, ten opzichte van hun bezit van goederen als ingezetenen des Lands aangemerkt, zyn dan ook aan deeze dienstbaarheid verflaafd. De eigenaaren van landgoederen, al is het dat zy die niet bewoonen , dienen dan door hunne boeren: en hunne boeren zyn ondergefchikte dienstbaare menfchen. Het onderfcheid tusfchen hen en hunne boeren beftaat dan flechts in een meerder en minder rang van flaaverny. Vreemde Rechtsgeleerden, die deeze dienstbaarheid zoeken te beweeren, erkennen zelfs, datze eene zekere foort van flaaverny vertoont , die geen vrye menfchen past (c). En in het Roomfche Wetboek wordt het opleggen vaa dienden , door Ambtlieden aan boeren gedaan, by flaaven te doen dienen vergeleeken, en verbooden Niet minder ook is deeze dienstbaarheid in haa» re gevolgen fchaadelyk voor de vryheid. Een neêr. geflaagen denkbeeld des volks aangaande zyne vry. heid, 't welk door deeze laage en vernederende onderwerping wordt verwekt: een hooggevoel vaa den Landsheer, die het volk tot zyn huishoudelyk voordeel kan doen zwoegen: en eene baatzucht dié hier in haar voedzel vindt: ftrekken om het volk verder te verflaaven. Ues Vorften Ambtlieden krygen hier gelegenheid tot kwelling omtrent de uitvoering (c) Operce hajusmodi fpeciem quandam ë? vestigium pree Je ferunt fervitutis, liberis hominibus non Couvenientis. Klock. ds eontrib. cap 2. n. 33. (d) L. 2. C. ne rusticani erf ullum obfeqti.mn denentn: A 2  4 Overysfelfche Gedenkjlukhn, IVde Stuk, voering der dienften ; bygevolg gelegenheid om zich te doen vreezen. Veel eer zullen de huislieden alles verdraagen, en tot alles gewennen, dan, in een vooruitzigt van de onzekere uitkomst hunner klagten, en in vreeze van nog hardere behandeling, zich tegen magtigen verzetten; tegen eenen Vorst, en tegen deszelvs Ambtlieden; die by den Vorst geloofd worden, en hun gedrag, als eene waakzaamheid en zorg voor deszelfs hoog ge. zag en huishoudelyk belang, den Vorst aanpryzen. Op deeze wyze wordt het juk geleerd en Itokflagen zelfS'te ondergaan (e). Wat ook in andere gevallen de huislieden over den Landsheer of deszelfs Ambtlieden mogten te klaagen hebben: de flaaffche vrees zal hen liever zulks doen verdraagen. Zo gevaarlyk, naar het beloop der menfchelyke zaaken, zyn deeze flaafachtige dienften voor de vryheid! zo fmaadelyk voor een vrygevochten volk! Ruim zo vernederend en bezwaarend zou deeze dienstbaarheid zyn, wanneerze door den Landsheer aan zyne Ambtlieden wierd overgelaaten. Men kan op goede gronden niet beweeren , dat een gevoel van eer niet zo wel in huislieden , als in burgers en in Edellieden plaats zou hebben; noch ook dat een Jonker aan het Hof, die laagen dienst aan eeten Landsheer betoont (ƒ) , zich 't onrecht vernederd achten zou, indien de Landsheer hem met dien (é) Zie het aangehaalde by Hertius, Comment. vol. I. torn. 2. de fuperiorit. temt. %. 53. Qiice vero miferia est, tot flagris affici? Sic vapulare ? fi,c ad quemvis aulicém Nutum intremefcere, nee contra audere hifcere? (ƒ) Zie Kilian. in het woord Pagie. Pedisfequus, pier tediffequus, a pedibus, asfecla, asjeüator. vulgo Pagius. Gal. Pdge: Ital. Paggio: Hisp. Page: Hngl. Poge. enMatthjeus AnaleSt. torn. I. p. 20c. £?c Edit. van 1738.  over de dienstbaarheid in Overysfel. 5 dien zelfden dienst tot eenen zyner hooge Ambtenaaren, hoewel boven hem in tang verheven, afzond. Men kan derhalven ook niet flellen, dat een huisman niet zou vernederd worden, indien hy, tegen zynen wil, eenen Ambtman in plaats van den Landsheer dienen zou: 't en zy iemand, uit het Roornfche recht, door eene fchandelyke vergelyking met een zeker werk van vrygemaakte flaaven, 'c welk de Romeinfche Heeren aan anderen konden overdoen, het tegendeel zou willen {taande houden. Het gevaar ook, om hier door dieper in vrees en flaaverny te vervallen, zou dan, door grooter eigenbelang des Ambtmans, vermeerderd worden. De verfmaading . der huislieden , der vrygevochten huislieden , die eenen Ambtman zouden moeten dienen, in plaats van eenen Vorst, wiens juk zy door hun eigen zwaard hebben helpen verbreeken , zou dan nog zo veel te ondraaglyker zyn. De dienst zelf zou ook merkelyk daar door worden verzwaard. Dan zou door deeze dienften voldaan moeten worden aan het huishoudelyk belan0, van veele Ambtlieden, in plaats van éénen Vorst, die alleen tot zyn huishoudelyk voordeel zo veel dienften niet gebruiken kon, als de Ambtlieden , elk in zyn ambt, te famen ; te minder, wanneer de Landsheer daarenboven eene meenigte höorige lieden heeft, die hem huishoudelyke diensten moeten doen ; waar aan het den Landsheeren van Overysfel niet ontbrak. Wederom eene andere foort van dienstbaarheid is, waar mede men, door verbintenis, zich tot den dienst van anderen verplicht. Deeze dienstbaarheid kan in 't gemeen niet ontbeerd worden. Zy vermindert de vryheid des volks niet; en kan zelden daar aan nadeelig zyn. Voor geld, gebruik van goederen, en uit veelerley andere oorzaaken wordt deeze dienstbaarheid niet alleen gelegd op perfoonen, maar ook op goederen, om door den bezitter gepleegd te worden. In de verhandeling A 3 zelve  6 Overysfelfche Gedenkjlukken, IVde Stuk, zelve zullen wy zien, dat ook de Landsheeren van Overysfel veele dienften van deeze laatstgemelde foort, waarfchynlyk uit voorbehouding by overgave van Vorstlyke landgoederen, door hun gedaan , of uit meer andere oorzaaken gefprooten, hebben gehad. Deeze dienstbaarheid behoort niet tot myn onderwerp. Van de reeds gemelde dienstbaarheden is zeer onderfcheiden, die der hoorige lieden deezer Provincie tot huishoudelyk voordeel van hunne Heeren; voordvloeyende uit een recht van gedeeltelyken eigendom op deeze menfchen , wier rechten met eenige aanmerkingen, in de tweede afdeeling van dit ftuk zullen voorgefteld worden. EERSTE  ever de dienstbaarheid in Overysfel. 7 EERSTE AFDEELING, VAN DE DIENSTBAARHEID DER VRYE INGEZETENEN VAN OVERYSSEL. §. I. k heb reeds aangemerkt, dat de vrye ingeU J ^ zetenen van Overysfel in 't gemeen , zo vvel als de honrige lieden, van ouds dienst, baar zyn geweest, in zo verre elk, toe het oogmerk van het Gemeenebest altoos heeft moeten medewerken. Doch huishoudelyke diensten, anders genaamd Hofdienften, door de Ingezetenen in het gemeen, aan den Landsheer te betoonen, of aan Ambtlieden, heb ik van ouds in Overysfel niet aangetroffen. §. II. Om hier van dies te duidelyker bericht te zyn, zal niet ondienflig weezen, dat, voor en aleer wy ons begeeven tot een verhaal van het gene omtrent de dienften van vrye lieden in Overysfel in gedenk» ftukken voorkomt, aangaande de oude gefteldheid van dit Land, zo veel die hier toe van invloed zy, iets gezegd worde. §. III. Overysfel was wel eer een gedeelte van het Land A 4 of  8 Overysfelfche Gedenkjiukken, IVde Stuk, of wyd uitgebreid Gemeenebest der Saxers; over wier gewesten byzondere Landvoogden of Richters, die het recht, en Hertogen, die den kryg beftierden, door hun waren aangefteld (a). Het is waarfchynlyk, dat de Edelen des Lands, aan wie voor het overige, by de oude Saxers, geen Rechtsdwang toegefchreeven wordt , doorgaans die ambten hebben bekleed. Hun Adeldom beftond in eene meerdere aanzienlykheid van geflagt, dan die van anderen; door rykdom, of voortrefFelyke daaden, of hoedaanigheden der voorouderen, verkreegen. Want aan een Leenmanfchap, oudtyds by hen niet te vinden, gelyk ook nu nog by hunne weleer nabuurige Friefen bykans onbekend, heeft men hier niet te den. ken O). De andere Ingezetenen waaren onderfcheiden in vrye lieden, hoorige lieden (c), en flaaven fd). De eerften, van minder aanzien dan de Edelen, oefFenden den landbouw; cWhalven boeren. Doch de tweeden, naamlyk de hoorige lieden, insgelyks boeren,. behoorden, gelyk ook de flaaven, aan byzondere Edelen en vryen, en vermoedelyk ook veelen aan het Gemeenebest der Saxers. De Edelen en vryen dienden den Lande als hun eigen Gemeenebest: doch de hoorigen en flaaven dienden, in deeze hunne hoedaanigheden, aan hunne eigendoms Heeren. Hoewel ook de hoorigen, als niet onbepaaldelyk in eigendom aan hunne Heeren hebbende toebehoord, zeer vermoedelyk reeds van ouds, gelyk nog, ook tot dienften aan het Gemeenebest zyn verplicht geweest. (a) II. Stuk , bl. 9. 15, (è) Zie ook II. Stuk, bl. 16 en 124. (c) Anders genaamd Laaten. (d) Deeze onderfcbeiding der Saxers in Edelen, vryen, hoorigen of Laaten en flaaven,is te zien inlegeSaxonum. Corp. jur. Germ. antiq. Edit. Geohg. col, 453 Zie voordsde plaatfen by Hertius, Commcnt. vol. 2. torn. 1. de Vet. Germ. Pop. fart, 3. cap. 3. §. p. en II, Stuk dee%er Gedenkjl.bl. 43. (fc. $. iv.  over de dienstbaarheid in Overysfel. 9 §. IV. Vervolgens zyn de Saxers ondere zekere voorwaarden, behoudens hunne verdere rechten en vryheden, ten tyde van Iteizer Karel den Grooten, met de Franken tot één vólk vereenigd {». Gevolglyk zyn zy door deeze vereeniging tot geene huishoudelyke dienften aan Frankifche Vorften verplicht geworden; zo min als zy te vooren aan hunne gekooren Hertogenen Landvoogden, of Richters, daar toe verbonden waaren. De Edelen , als ook de vryen , van welke laatften naderhand veel Edelen van de tweede orden wierden (b), bleeven derhalven vry van zulke dienften aan Vorften te betoonen. En de hoorige lieden en flaaven bleeven, na deeze vereeniging met de Franken, dienstfcnuldig aan hunne Heeren, als te vooren. i v. Om deeze redenen vertrouw ik, dat men zeer verkeerd zou handelen, zo men de vereeniging van onze voorouderen, de Saxers, met de Franken, en het gebied, zo veel de Frankifche Koningen of Keizers over dezelven verkreegen hebben; tot eenen grond van bewys zou willen leggen, aangaande huis- hou- (ö) II. Stuk, bl. ii. &c (b) II. Stuk, bl. 117. fcfV- III. Stuk, bl. 42. &c. 11%. &c. Het dunkt my niet waarfchynlyk, dat in de oudfte nog voorhanden Overysfelfche brieven (ƒ/■. Stuk, bl. 123. fcfe.) Edelen der Saxers, als van den eerften rang, voorkomen; maar dat dezelven toen reeds wanren in de Echte of Leenmanfchap van den Bifchop; gevolglyk Edelen van de tweede orden. . De Friefche Edelen, in geen Lcenmanfchap van cenig onderhoorig Heer van het Duitlche Ryk zich begeeven hebbende, zyn derhalven gebleeven Edelen van <1« eerfte orden. A 5  ?o Qverysfelfche Gedenkjlukken, lVde Stuk, houdelyke dienften, door de ingezetenen in 't gemeen aan Landsheeren te doen. Het tegendeel vloeyt veeJ eer uit het voorzeide voord. §. VI. Men ontmoet geen bewys , dat de ingezetenen der landftreeken, waar uit Overysfel te faamen is gefteld, deeze vryheid zouden verlooren hebben. Ook was de Cppermagt niet by den Landsheer alleen (a); veel weiniger bezat hy eene volftrekte Oppermagt, om de ingezetenen te kunnen verflaaven. De Oppermagt was by den Landsheer, Ridderfchap en Steden en het Gemeene Land; doch naderhand by den Landsheer, nevens Ridderfchap en Steden, als Repreiènteerende de Staaten (b). Eindelyk Ridderfchap en Steden , als Reprefenteerende de Staaten, hebben, door de verwerping der Spaanfche dwinglandy, het bewind, zo veel de Landsheeren van ouds wettig bezeten mogten hebben, verkreegen. Zy hebben het derhalven vcrkreegen in naame en van wegen de ingezetenen van Overysfel. Voor den tyd der affchudding van het Spaanfche juk , bezaten Ridderfchap en Steden, als Reprefenteerende de Staaten, dat is, in naame en van wegen de in- ge- (a) III. Stuk, bl. 2. (fc) II. Stuk, bl. 112. Hl. Stuk, bl. 297. &c. in "de woorden, in naam ende van wegen alle die Onder/aten van Overysfel. Dit wordt aldaar herhaald, bl. 298; en in het begin, bl. 294, wordt het met de woorden, Ridderfchap en Steden vurfcr. reprcefentierende de Staaten van Overysfel, verwisfeld. Het gefchrift en bezending aan den Stadhouder, 't welk op voorfz. bl. 296. &c. wordt gezegd door de Staaten in naame en van wegen alle de onderzaaten van Overysfel te zyn gefchied, is te zien by Rev. Dav. illuftr. bl. 315. &c. en geeft te kennen, dat de Heeren Staaten hetzelve in hunne hoedanigheid hebben afgevaardigd,- welke hoedanigheid gevolglyk dezelfde was met in naam ende van wegen alle die Onderfaten van Overysfel.  over de dienstbaarheid in Overysfel. 11 gezetenen van Overysfel, reeds die Oppermagt, mee welke zy het recht van den Landsheer verkreegen. Een wettig gevolg van het Natuur- en algemeene Staatsrecht bragt derhalven mede, dat al het recht van, den Landsheer door de Staaten voor de ingezetenen van Overysfel verkreegen wierd. Ook heeft Koning Filips zyn recht afgeftaan door het beftand van het jaar 1609 , waar by hy deeze Landen voor vrye Landen, gewesten en Staaten, op welken hy niets te eifchen had , heeft verklaard: gelyk zy toen ook door andere Mogendheden van Europa, aan welken zy gezanten zonden , en van dezelven gezanten ontvingen , daar voor zyn erkend geworden (c). Lange jaaren daar na, (want in 1633 is ons nog een voorbeeld daar van voorgekomen (d) ) is, zo het fchynt, kortheidshalven, het woord Reprefenter ende nagelaaten, en in zo verre de Jlilus curice veranderd. Hier zal misfehien iemand aanmerken, dat al zou ook de Landsheer eene dienstbaarheid van huishoudelyke dienften op de ingezetenen in 't gemeen gehad hebben; dan evenwel de bevryding daar van tot het vrygevochten volk wedergekeerd zou zyn: om dat dit ftuk de Publyke vryheid betreft, die door de ingezetenen met lyf en goed verkreegen is, en door hen moet behouden worden. §. VII. Onze Landsheeren hadden verfcheiden deelen van bewind en aanzienlyke rechten of zogenaamde Regalien , onder deezen ook een recht om voorrechten , als onder anderen Stadrecht, te fchenken (a) ; echter niet ten nadeele van den Lande. (e) Wagenaar, Vad. Hifi. Deel X. il. 436 Dssl X. bi 3. (d) III. Stuk, bl. 328. (a) I. Stuk, Voorbericht, n. 5.  12 Overysfelfclie Gedenkjlukken,lVde Stuk, de (Z>). Doch zy hadden geen recht, om de ingezetenen, anders dan ten nutte van het Land, tot dienften te verpligten; derhalven niet om huishoudelyke dienften aan hun te doen; welken tegengeweld worden aan Heeren- of Landsdienften, als ten dieufte beide van den Heer en van den Lande gefchiedende (c). §. VIII. Wat ook fommige Rechtsgeleerden , in dit op« zigt, aan Vorften moogen toefchryven ; nogthans is zeker, dat onze Landsheeren alleen nooit de Oppermagt gehad hebben ; en dat derhalven (zo anders de Oppermagt hier toe misbruikt zou moogen worden) alle grond van recht om de ingezetenen aan zich te verflaaven, hun ontbrak. Doch andere voornaame Duitfche Rechtsgeleerden ontkennen daarom zulk een recht der Vorften, en brengen deeze dienften, voor zoveelblykt, dat ingezetenen daar toe ergens zyn verpligt, tot eene uitdrukkelyke of ftilzwygende inwilliging (a). 't Is echter niet waarfchynlyk, dat die inwilliging doorgaans goedwillig zou zyn gedaan. De voorbeelden, dat het alleen aan de grootheid of geringheid van magt der Vorften zy toe te fcbryven, of hun verzoek een dwang zal zyn of worden, dan niet; zyn te menigvuldig, om in het algemeen zich een gunftig denkbeeld van zodaanige inwilliging te kunnen maaken,. Ook blykt duidelyk, dat, even als omtrent het recht van jagt, de (£) Struv. corp.jur. publ. Germ. cap. 30. §. 26. in fin,&29. Het Land, zich daar over niet bezwaarende, itemde dei halven het gegeeven voorrecht ftilzwygende toe. Voeg hier by Hertius, Comment. vol. 1. tom. 2. de fuperiorit. territ. §. 18. (c) Hertius , Comment. vol. I. tom. 2. de fuperiorit. territ. $• 53- (sj Zie onder anderen Hertius, d. I.  over de dienstbaarheid in Overysfel. 13 de onderdrukking door vleyende uitlegging van het recht, in dit ftuk, wierd aangezet. Gail en anderen, die het recht in deezen kwaalyk hebben geduid, worden door Klock (Z>) daar in berispt. Doch Klock, nevens meer anderen, die, om flaaverny in Duitfchland te verfchoonen, zich insgelyks op het hier ontoepasfelyk Roomfche recht beroepen, vergisfen zich niet minder, wanneer zy ftellen , dat van deeze dienften eenige voetftappen zouden te vinden zyn in L. 7. C. de oper. Publ. en in het gene de Rechtsgeleerden doorgaans aangaande de Angariat en Parangarits der Romeinen hebben aangetekend. Indien iets diergelyks in het Roomfche recht gevonden wierd; dan zou het echter in de Roomfche Monarchie moeten blyven berusten. Doch ook de aangehaalde wet behelst niets, dat naar huishoudelyke dienften gelykt. En wat aangaat de Angarice^ls ook de Parangarim, dat is, vrachtwagens van Keizerlyke inflelling, gevoerd langs de postwegen, als ook naar elders, van de postwegen af: dezelven zyn, nevens de andere door den Keizer verordende wagens en ryd- en lastpaarden in fommige gewesten uit des Vorften fchatkistaangefteld, doch in anderen door de Ingezetenen des Lands opgebragt; en bedoelden het nut van het Gemeenebest: zo dat het gebruik daar van zelden anders wierd toegeflaan (c). De gemelde Angaria- en Parangarice, plauftrorrimque (d) £f navium (e) prcestationes zyn aan Keizer Frederik den eersten, in de twaalfde eeuwe als een Regaal ten (6) De ctmtrib. cap. 2. n. 38. (e) J. Gotofred. ad L. 5. C. Theod. de Curiofis £f adL. r. 4, 15 , 16, 21. C. Theod. de curfu publico. & in paratit. £f pasfim eod. tit. (d) L. 11. C. de facrof. Ecclef. L. 2. C. de quib. mun. vel prcest. nem. Ik. fe excuf. {e) Angariari dicuntur naves, qua onerum vehendomm nemfitate adftringuniur. L. pen. ff. de veteran. Brisson. de terb. fign. in voc. Angaria. . .  14 Overysfelfche Gedenkflukken, IVde Stuk, ten opzigte van Italien toegedaan (ƒ), Ook hadden de Frankifche Koningen, by gelegenheden, die het Gemeenebest betroffen, reeds van ouds gebruik gemaakt van wagens eu paarden der ingezetenen (g). Wyders wordt van een werk van ingezetenen in het Roomfche recht gewaagd; beftaande in het begeleiden van het gene voor den Keizer afgezonden wierd; het zy tot den krygsdienst, of anders tot deszelfs fchatkist behoorende. En fchoon, naar de gefteldheid dier Regeering, een algemeen belang daar in gelegen was; is nogthans in het gemelde recht verbooden, de huislieden met deezen dienst te bezwaaren (Ji). Voor het overige verbiedt het Roomfche recht den Ambtliedendie door hun ambt eene vrees verwekken kunnen, om aan huislieden eenigen dienst op te leggen , en derzelver flaaven of vee zich te nut te maaken (i). En in de wetten der Franken wordt een verbod gevonden, dat vrye Menfchen geenen dienst aan Graaven en andere Ambtlieden zouden doen (k). Zulke dienten toch moeten geacht worden uitvreezete gefchieden. Daar nogthans de ingezetenen niet verder aan' Ambtlieden moeten onderworpen zyn, noch verplicht, om hen te ontzien, dan in de behoorly- ke (f) Feud. lib. II. tit. 57. Zie voords het gene gezegd is I. Stuk, bl. 42. Goldast. conft. Imp. tom. 3-pag. 334-336. (g) Hertius , d. I. & Montesquieü de l' esprit des loix, liv. 30. chap. 13, 18. (/;) J. Gothofred. ad C. Theod. ne opera aCollatoribus exigantiir. Gelyk doorgaans de verkeerde begrippen, aangaande deeze ftorFc , door Gothofred. zyn wederlegd: zo betoont hy zich oö'k voonreffelyk omtrent deeze operce. (i) L. 2. C. de rusticani ad ullum obfequhim devocentur. (fc) Ut liberi homines nullum obfequium Comitibus faciant, nee Vicariis, neque in prato, neque in mesje, neque in aratura aul vinea, ê? conje&um ullum vel refiduum eis Jolvant; excepto Jervitio, quod ad Regem pertinet, £f ad Heribannatores, vel his, qui legationem dutuut. Capit. 5. av.n. 803, n. 17. Edit. Georq. col. 674.  over de dienstbaarheid in Overysfel. 15 Jee oeffening- van derzelver ambten : terwyl eene toelaating van dienften aan Ambtlieden eene onbetaamelyke vrees voor dezelven verwekt. De Frankifche Koningen of Keizers hadden ook geen recht, om aan de ingezetenen zulke dienften op te leggen; noch om wetten te maaken zonder Landsvergade. ring (0« Byzonder moeften onze voorvaders, de Saxers, volgens het gemelde verbond, by hunne vryheden gelaaten worden. §. IX. De zeldzaamheid van zulke huishoudelyke dienften van Landsheeren, in onze Unie, kan ons ook genoegzaam overtuigen, dat die geenszins uit een recht der Landsheeren voordvloeyen. Zelfs de Graaven van Holland genooten maar alleenlyk uit fommige plaatfen diergelyke dienften, die nu jaarlykfch met zekere penningen door die plaatfen, de welken denzelven dienst fcbuldig waaren, worden afgelost, 't welk daar van alsnog Riem- en Zweepgeld, genoemd wordt O). Byzonder in het Sticht Utrecht, zo min in het Benedenfticht of Provincie van Utrecht, als in het Bovenfticht, dat is, Groningerland, Drente en Overysfel, zyn de ingezetenen in 't gemeen nimmer tot zulke dienften verpligt geweest. In de Provincie van Utrecht en in Groningerland vindt men 'er geen fchyn of fchaduw van, zo als ook niet in Drente. Het zou dus te verwonderen zyn, dat eene gewaande Oppermagt der Landsheeren, die over alle deeze vier landen ge- (i) I. Stuk, bl. 8 ÉPc (a~) Bort, Traftaat van de Domeinen van Holland, Deel XIII. n. 1. In de voorgaande §. is te zien, dat de huishoudelyke dienften of anders genaamde hofdienften weezenlylc ver fchillen van Angarice , Parangarice , Plaujlrorumque £f navium prceflationes. Zie ook het woord zweep (ftagellum) voor wagen gebruikt, in Cod. Theod. lib. 6. tit. 29. L. 5. ibiqus J. Gotofrïd,  i6 Overysfelfche Gedenk/lukken, lVde Stuk, genoegzaam dezelfde was, alleenlyk in Overysfel zou hebben gewerkt, om aldaar de ingezetenen te verflaaven. Dat echter, in een of ander Heerlykheid in Overysfel en elders, zulke dienften gevonden worden, kan uit verfcheiden byzondere oorzaaken, en. onder anderen, daar uit zyn ontftaan: dat de Heeren van fommigen deezer Heerlykheden niet Hechts Jurisdictions Heeren zyn, maar ook Grondheeren; zodat de grond der Heerlykheid hun eigendomlyk toebehoort, in zo verre zy dien niet aan anderen mog~ ten afgeftaan hebben. Zulk eene Heerlykheid is die van Almelo en Friefenveen, welker oorfprong zich in de oudheid verliest; zynde een zeer uitgebreid goed of landftreek, aan welker bezitter, naar meer andere bekende voorbeelden (a), door een Frankifch of Duitfch Koning of Keizer, de Vryheid of Rechtsdwang over dezelve is gegeeven. Het is bekend, wat een uitgebreid deel daar van weleer door den Heer deezer Heerlykheid aan die van Friefenveen , ten opgang, zo als men het noemt, is uitgedaan; •waar voor door deeze lieden boter-pacht of fchatting aan den Huize Almelo wordt betaald (2>)> en dat ai de overige grond van het Schoutambt van Friefenveen alsnog in eigendom aan den bezitter der Heerlykheid toebehoort. Deeze ingezetenen van Friefenveen betaalen alle daar voor de gemelde pacht of fchatting, endoen geene dienften. Markengerichten of markenvergaderingen, als van Goedsheeren, over gemeene velden, die 'er niet zyn, kent men 'er in het geheel niet. Ook is in het Schoutambc van Almelo zulk een markengericht Of markenverga, dering van Goedsheeren niet bekend. Doch van goederen, die aldaar aan anderen toebehooren , (want (a) ITl SI uk, bl. 22. (fc) Dumjak , Ai\aUÜ. toin. l. È. 416.  . over de dienstbaarheid in Overysfel. 17 (want van de erven des Huizes en Heerlykheid? Almelo is de dienst eigenlyk een gedeelte van de landhuure) worden dienften gedaan. Eik die dit overweegt, zal, meen ik, ras bevroeden, aan wat oorzaak de huishoudelyke dienften, der ingezetenen van het Schoutambt van Almelo zyn toe te fchryven. Zy vloeyen aldaar voord uit eene erkenning van zodaanig recht van genot, als de bezitters van goederen aldaar van de woefte gronden hebben ; en /trekken tot eene erkentenis , dat alle goederen, door anderen aldaar bezeten, van den Heer van Almelo afkomftig zyn (b). §. XI. Uit het gene tot hier toe gezegd is, vertrouw ik te moeten volgen, dat in deeze Provincie geene huishoudelyke dienften der vrye ingezetenen in 't gemeen onderfteld maar beweezen moeten worden. Want de aloude vryheid gebleeken zynde; zou naderhand iets gebeurd moeten zyn, waar door dezelve zou zyn verlooren ,• anders blyft de vryheid beweezen. Een gefchiedverhaal van het gene men in deeze Provincie, aangaande dienften van vrye ingezetenen, vindt aangetekend, zal ons wyders hier best kunnen voorlichten. Ik zal derhalven opgeeven , wat my daaromtrent in oude gedenkftukkea voorgekomen is. §. XII. In eenen brief van Bifchop Hendrik, van het jaar 1260 (a) , worden de lasten en dienften der ingezetenen , (£) Van dienften voor fchatting zie meer voorbeelden by MATTHjjjus de nobüit. lib. IV. cap. 22. pag. 1067 &c(a) //. Stuk, bl. 191 £fr. IV. Stuk. B  18 Overysfelfche Gedenkflukken, IVde Stuk, tenen, van dien tyd, opgenoemd te zyn bede, zwynen, koppelkoorn (b), uittochten (c), en volging van wapengeroep. Doch van Hofdienften wordt 'er niets gemeld. Want deezen waaren van ouds geen last der vrye ingezetenen in 't gemeen. t XIII. Nog vroeger wordt in den Stadsbrief van Zwolle, van 1233, van dienften' gewaagd, naamlyk Bifchop Willebrand ontfloeg aldaar Jan van OösTeN'döRi" , Jan en Andries van Middelwyk en hunne huizen van alle vordering en dienst, uitgezonderd den dienst» dien zy met de ftedelingen van Zwolle zouden moeten doen (fl); ten blyke dat deeze lieden tot meer andere dienften dan gemeenlyk de ingezetenen gehouden waaren. Gelyk. wy in 't vervolg zullen aantreffen, dat deeze meerder dienften van lommige ingezetenen Hofdienften, dat is, huishoudelyke dienften, waaren. §. XIV. In eenen Stadsbrief van Enfchede, door Bifchop Jan van Diest ih 1325 gegeeven, wordt gezegd, dat de burgers den Heere zullen dienen tot des Heeren (b) d. I. bl. ior. In o.ude aantekeningen vind ik te Giet. hoorn niet alleen koppelkoorn maar ook 53 voer koppelturf, aan den Landsheer hebbende toebehoord. (c) Expeditiones. Ter aangehaalder plaatfe fchynen onder dê woorden, in aliquas expeditiones ire, begreepen te kunnen worden allerley uittochten , waar in men ten dienfte van den Landsheer en den Lande uittrok, byzonder ook krygstochten (a) Mr. vah Hattum, Gefchied. der Stad Zwolle, Deel I. bl. 125.  ever de dienstbaarheid in Overysfel. \g. der Ref. van R. £p S. (c) Bylagm Ptfio. 4to, 510.  28 Oyêrysfelfche Gedenkjlukken, IVde Stuk, ken en graaven (d). En Karel, Hertog van Gelder, bier te Lande meester zynde, gaf in het jaar 1523 vryheid van> fchatting aan verfcheiden Overysfelfche meyeren van het Huis te Dort, op dat zy daar tegen dit Huis van den Heer van Dort, gelegen m Gelderland, aan de grenzen van Overysfel, waar van het onderhoud den Heer van Dort te zwaar viel, zouden helpen onderhouden (e). De Hopman Johan Baptista van Taxis verklaarde in het jaar 1582, dat de boeren van de Heerlykheid Almelo, anderszins buiten deeze Heerlykheid van Pionieren vry, uit vriendfchap , eenen dag, op den Huize Twicklo hem hadden helpen fchanfen (ƒ); en te rechte.' Want alle kasteelen van Edelen, doorgaans ook Leengoederen zynde van de Provincie, of toen van den Landsheer, waaren zogenaamde Open Huizen van den Landsheer, om dezelven, in tyd van nood of oorlog, te gebruiken ig): gelyk de Edelen met lyf en goed den Landsheere moesten dienen. De Heeren Staaten van Overysfel maakten in het jaar 1582 gebruik van dit recht van Openhuis, toen Hun Ed. Mog. eenigen afzonden aan Johan van Rechteren , om hem te kennen te geeven, dat hy het Huis Rechteren in handen van Ridderfchap en Steden leveren zou (h) , zo als ook werkelyk gefchiedde. 't Is ook een blyk van belang des Lands by de Huizen der Edelen , dat op den 19 July 1606 aan Hun Ed. Mog. de Heeren Ordinaris Gedeputeerden wierd bekend gemaakt, dat de Huizen Schulenburg en Raan door den vyand waaren ingenomen (z). Om voorzeide reden was ook niet zeer vreemd, dat Herman van Coeverden tot Wegdam in 1618, by Ridderfchap en Steden eenen dienst 00 Stuk, bl. 66. (e) Bylage N. 3. (ƒ) Deductie der Heerl. Almelo, Bylage P.2do. bl. 201. (g) Struv. corp. jur. publ. Germ. cap. 29. g. 57. {h) Register der R:fol. van R. fcf S. op het jaar 1582. (0 Bejoignes van de Heeren Ordin. Geiep. op deezer, tyd.  over de dienstbaarheid in Overysfel. *9 dienst verzocht van de ingezetenen van Twente en Haxbergen, om bouwftof, tot herftelling van zyn voorhuis op den Huize Wegdam, by een te brengen : waar op, by Refolutie van Hun Ed. Mog, van den 22 Oftober deszelfden jaars (k), wierd Geappoincteerd: de Droste van Twenthe wordt verfogt, den Supplt. fo vele doenlyk , to accommoderen, met dienst van een kerf pel ofte van der Heeren meyeren, na gelegentheid der faicken. Doch de Huizen der Edelen, en vermoedelyk byzonder dit Huis, konden toen niet veel tot befcherming dienen. Ook waaren nieuwe Landslasten ingevoerd, waar door de huislieden reeds genoeg waaren bezwaard Derhalven wierd de Heer Drost, naar de gewoone wyze van bevel van Ridderfchap en Steden aan de Heeren Drosten, verzocht, om, zo veel hem doenlyk zoude zyn, den Heer van Wegdam met dienst van een kerfpel te geryven. Daar wordt gezegd zo veel hem doenlyk» Want het was den Drost niet volftrekt doenlyk. Hun Ed. Mog. wisten, dat het toen eene infchikkelykheid der huislieden en geen dwang meer zyn kon. De Heer van Wegdam ook begeerde het by zyn verzoek niet anders dan, naar het gebruik van bededienften, tegen een gewoonlyk Tra&ement. Of anderszins zou de Drost deezen Heer van Wegdam geryven met den dienst in 't byzonder van Heeren meyeren; als welken niet alleen Heerenof Landsdienften , maar ook Hofdienften moeten doen. De Drost zou derhalven de diensten der Heeren meyeren, aan de Provincie verfchuldigd , indien 'er geene gelegenheid was om den dienst van één kerfpel te bekomen, daar toe gebruiken laaten. §. XVIII. De Heeren meyers zyn veelal hooiig"lieden. Zy zyn die fchotbaare lieden, welken huishoudelyke diens- (k) Regist. der Ref, van R. & 5.  30 Overysfelfche Gedenkflukken, IVde Stuk, diensten fchuldig zyn, en van welken in den Ambtbrief van EverwVn Graaf van Bentheim, Drost van Twente, van het jaar 1433 (a) , gezegd wordt ! Voert fal die Greve onfen Rentmeister aldair helpen myt fchotbaren luden DIE dat fchüldich Jyn te doen dat fy ons dienen ende mennen bynnen den Ambte. Schotbaare lieden , gelyk in de tweede afdeeiing van dit ft.uk naarder zal verklaard worden, zyn tweezins gezegd. Eerst in 't byzonder ten opzigte van eenen eigendoms Heer, aan wien zy uit hoofde van eigendom fchotbaar zyn : en dan worden door fchotbaare lieden alleen hoorige lieden verftaan. Ten anderen in opzigt van den Landsheer, aan wien zy, als ingezetenen dés Lands , fchotbaar zyn. - In deezen uitgebreiden zin worden fchotbaaren, in onze Landbrieven , tegengefteld aan Edellieden. Wy zullen aldaar ook zien, dat het woord Talliabiles in ¥r$H& fyk, op dezelfde wyze tweezins genomen wordt. In den laatstgemelden zin waaren niet alle fchotbaare lieden huishoudelyke diensten aan den Heer fchuldig. Alleenlyk waaren daar toe verpligt des Landsheeren meyers, het zy hoorigen of vryen; en wyders die op een of andere byzondere wyze tot dee. zen dienst aan den Heer verbonden mogten zyn geweest: gelyk dit, ten aanzien der ingezetenen van Zalland; reeds aangemerkt is. De voorzeide woorden , fchotbaren^ luden die dat fchüldich zyn te doen , komen eenigszins anders voor in eenen Ambtbriéf van Johan van Twicklo, Drost van Twente, van het jaar 1500 (b), alwaar geleezen wordt, fchotbate lude ende anders des fchulden (c). De vooraangehaalde Ambtbriéf van 1433 doet ons bevroeden, dat de woorden des fchulden behooren tot al het voorgaande , naamlyk , fchotbaare -lude ende anders; of dat Jchotbare lude hier in opzigt van den eigendoms , (a) II. Stuk, bl. 218. ffc. (6) Gevoegd by het werk van Winhof N. D. bl. 52r. (e) Schulden voor Schuldig komt menigmaal in de oude taaie voor.  over de dienstbaarheid in Overysfel. 31 doms Heer en dus voor hoorige lieden worden ge. nomen. De Inflellers van den Drosten Ambtbriéf van Twente, van 1612(0!), hebben deeze woorden verwisfeld met ende andere die te dhrien fchuldig zyn. Dit kan doorgaan, mids men dan in deezen Ambtbrief van 1612 , door fchotbaare lieden alleenlyk hoorige lieden verftaa, gelyk ook deeze bevatting in vervolg van tyd daar van rè gemaakt. Dit blykt, als men de daar op volgende woorden, ende fo veem ST dair van (te weeten van diensten te doen) in gebreecke fyn, offte bevonden word:n, fal hy diefelve dair van, doir ons ofte onfen dair toe gecommitteert, laten fcheiden, als men, zeg ik, deeze woorden vergelykr. met de insgelyks ep het zelfde onderwerp onmiddc lyk volgende woorden in den Drosten Ambtbriéf van 1710 (e), ende of ONSE HORIGE LUIDEN V~OORS. ons breukig Vielen, zal hy dezelve by ons of onze voorf. Rentmeester laten fcheiden (ƒ), Dit moet ik ondertusfchen herinneren, dat de gebreken van oudheidkunde der Inftelleren, die de voorige Ambtbrieven niet genoegzaam verftonden, en evenwel , in volgende Ambtbrieven, alles verftaanbaar wilden uitdrukken, verfcheiden zyn; en uit eene onderlinge vergelyking van de Ambtbrieven zeiven vernomen kunnen worden. Wy bevinden dus uit de voorzeide Ambtbrieven, dat fchotbaare lieden, die zulks fchuldig waaren, huishoudelyke diensten moesten doen; doch dat 'er niet gezegd wordt, dat fchotbaare lieden, die daar van niet vry waaren, daar toe zouden zyn gehouden. Want de vryheid van deeze diensten is een regel, en geenszins eene uitzondering van eenen regel, die nimmer in Overysfel plaats gevonden heeft. (d) Bylage N. 4. («) Bylage N. s- (ƒ) Zie wyders de nieuwe aantekening bj Winiiof, A* D. bl. 521. &c. §. XIX.  32 Overysfelfche Gedenkftukken, IV'de Stuk, §. XIX. De Overysfelfche oude Landbrieven, als handelende van de rechten der Edelen en ingezetenen van het platte land inliet gemeen, kunnen over de diensten ook veel licht verfpreiden. Dat aldaar van geene huishoudelyke diensten, anders genoemd Hofdiensten , wordt gewaagd; zulks onderftelt , dat deeze diensten geenszins gemeen, maar, door verfcheiden byzondere oorzaaken, een last van fommigen zyn geweest, die met het algemeene Landrecht niets gemeen had. In de oude zo min als in de nieuwe Landrechten van Overysfel wordt niets van deeze diensten gemeld: om datdezelvén niet gemeenen Landrechts waaren. In tegendeel, de Overysfelfche befchreeven Hofrechten fpreeken van dezelven: om datze gemeenen Hofrechts zyn: en deeze rechten zonderen daar van uit zodaane hoorige lieden , als door voorrecht, of beter recht dan dat van de hoorigen in 't gemeen, daar van bevryd zyn. En wederom, de voorzeide Landrechten gewaagen van de Heeren- of Landsdiensten : om dat deeze diensten gemeenen Landrechts zyn; en dat het ftuk van. algemeene diensten aldaar niet voorbygegaan kan worden. Bifchop Jan van Vernenborg, van wiens Landbrief, die eene betuiging van den Bifchop js, en voornaamlyk ook behelst het recht tusfchen hem en het Land, wy aanftonds zullen fpreeken ; meldt van de Heeren- of Landsdiensten ; en zou van zyne huishoudelyke, anders genaamd Hofdiensten, indien hy zulken over de ingezetenen in 't gemeen, bezeten had, zekerlyk ook hebben gefproken. §. XX. Het oudsfte deezer Landrechten, waar in van diensten'is te vinden, is de Landbrief van Bifchop Tan van Vernenborgi in 1365 aan Twente gegee- ven  over de dienstbaarheid in Overysfel. 33 ven (a). De artikels van deezen brief, hier toe betrekkelyk, fchoon door Winhof in zyn famengefteld Landrecht niet in hunnen famenhang opgegee- ven, zyn in myn derde ftuk bl. 66 69 te zien. Daar wordt te kennen aegeeven: dat de Ambtman of Drost toen ter tydhefbeftuur had over de diensten, door de ingezetenen verfchuldigd: dat de Zetelgoederen of Hovezaaten vry waaren vanwaakenen graaven; terwyl voor het overigeniemand, hyzy Edel of fchotbaar, van deeze diensten van waaken en graaven was bevryd,: dat na gedaane aankondiging, iemand, zonder dat 'er onderfcheid tusfchen Edel en fchotbaar wordt gemaakt, verzuimende te waaken en te graaven, breuk aan den Ambtman verbeurde; 't en zy dat hy zonder voordacht of opzet, om van dit waaken en graaven bevryd te zyn, in dienst van zynen Landsheer was: doch dat Heeren dienst een verzuim in het graaven van eene Landweere, te vooren bykerkenfpraak aangekondigd, niet kon verfchoonen; en dat derhalven iemand, fchoon in an-. deren dienst van zynen Landsheer zynde, evenwel zynen dienst aan de Landweere door een ander moest laaten waarneemen, of uit den anderen Heeren diensc zich tot den dienst aan de Landweere begeeven: en dat de Ambtman eenen fchotbaaren man van Twente niet mogt opontbieden om te waaken of te graaven, en tot geenerhande diensten buiten Twente; 't en zy dat, wegens Lands nood of oorlog, de Landsheer of zyn Ambtman zulks buiten Lands te doen had. & XXI. Uit de diensten, hier byzonder opgenoemd, blykt, dat van geen anderen dan Heeren of Landsdiensten , waar van Mr. Schomaker hier vooren de befchryving ons gegeeven heeft, wordt gefproken. Meer ar.- (a) Te zien HL Stuk, bl. 1. ffc. IV. Stuk. C  34- Overysfelfche Gedenkflukken, IVde Stuk, andere zulke Heeren diensten, dan waaken en graaven, zyn, onder anderen, de krygstocht, en het volgen van wapengeroep, om misdaaders te vangen en geweld met geweld te keeren, te vooren in dien zelfden Landbrief aangehaald» (aX Nog anderen zyn opgeteld in een merkwaardig gedenkftuk van het jaar 1580, alwaar de Schout van Raalte verklaart , dat, volgens eenen aan hem vertoonden brief, de lieden van het kerkdorp Raalte verbonden zyn, om op het Gericht te wachten (b), en den Schouten alle Adfiftentie te doen in het vangen en fpannen (c), en alle Crimineele zaaken hem te helpen Executeeren; voords op de kerk te wachten en te waaren (d), en het wapengerucht in vier boerfchappen des kerfpels over te brengen, en om alle bevelen, den kerfpels lieden door de Overheid op» gelegd, bekend te maaken: en dat zy, tegen het alleen waarneemen van deeze Heeren- of Landsdiensten, wederom zodane vryheid hebben, dat dezelven tot Pionieren, wagendiensten, gelden of uittrekken noch tot onkosten niet gelden, dat is, opbrengen (e) enz. Welke laatsgenoemde Heeren- of Landsdienften ten laste der Boerfchappen alleen waaren. Dit wierd door den tydelyken Drost van Zalland in het jaar 1677 met eenen brief niet vergund maar als eene waarheid geftaafd (ƒ). Alle te famen Heeren- of Lands- (a) III. Stuk, bl. 8 10. (è) Wacht te houden tot beveiliging van het Gericht. Vooral had het Gericht eene wacht van nooden, wanneer misdaaders aan het zelve wierden gebragt. Stuk, bl. 33. Ook verftond men door Gericht mede de plaats van uitvoering der lyfitraffen, als mede de uitvoering zelve. («) Boeyen. (d) III. Stuk, bl. 6\. (e) Ik heb hier het affchrift van den brief gevolgd* Doch een goede zin vereifcht, dat geleezen worde tot Pionier- en wagendiensten-gelden, of uittrekken noch tot oncosten niet gelden. (/) Bylage N. 6. Een ander voorbeeld van verdeelde diensten, in het Kerfpel vanQlst, is te verneeinen in het volgend  over de dienstbaarheid in Overysfel. 35 Landsdiensten; geene huishoudelyke of anders genaamde hofdiensten. Al wie in zulke en meer diergely. ke diensten van den Landsheer bezig was, die was vry van breuke wegens nalaating van waaken en graaven. Heerendienst, als eene billyke reden om ook ia Gerichtshandelingen een uitblyven te verfchoonen, is in het Saxifch recht (g) mede begreepen onder Ryksdienst. Aldaar wordt te kennen gegeeven, dat iemand , die in zyns Heeren dienst is, geacht moet worden, in dienst van het Ryk te zyn: wyl de Heer door het Ryk over hem gezet is en bevel heeft van het Ryk. By ons wordt Heerendienst genoemd Heeren gebod Qi)> wegens de opontbieding om den dienst te doen; gelyk in den Landbrief van Bifchop Vernenborg wordt gezegd: boden to waekene to gravene enz. (i). Deeze betekenis van het gend Attest, my van goederhand bezorgd: ƒ* ondergej. attestere en verclare midts de/en voor die geregte wacrhsyt, dat ik t' federt myn bedienonge van 42 jaren herwaerts goede kennisje en vaste memorie hebbe, dat d' ingefetenen van Buyrjchip IVelfem onder 't Carjpel Olst gehorende, in het Drostampt van Salland in de Provincie van Overysjel gelegen, altoos van lasten der wa<*en. diensten Jyn gejryet, waer tegens Jy moeten opmennen die Schepen, foo met eenige militie ofte Bagagie geladen , ende opwaerts an willen, oircondt myn ondertekende hardt en pitf.er. Aüum Olst den 11 juij Jtilo vury 1672. (g) Saxenspiegel , IJb. a. art. 7. cum Glosj". Winhoï gebruikt ook in die zelfde ftoffe het woord Heerendienst. Deel I. kort voor art. 21. waar voor in het nieuwe Landrecht van Overysfel is gelteld Heeren gebod. (J0 Landr. van Overysf. Diel I. tik 12. dn, 9. (») Ut. Stuk, II. 57, rtK C 2 JOAN DANIELS POMEREDE Gtrichtfchryver en enderf. tot Olst.  36 Overysfelfche Gedénkjlukken, IVde Stuk, het woord gebod wordt, onder anderen, in de huwlyks geboden , ter ontbieding van de genen , die een voorgenomen huwlyk zouden willen tegenfpreeken, nog befpeurd. De Bifchop fpreekt onbepaald van ftins heren dienfie, om de in Twente woonende Dienstmannen van vreemde Landsheeren (*;, en alle de genen, die, fchoon in Twente woonende, op eenige andere wyze mede onder eenen vreemden Landsheer behoorden, niet van dit voorrecht van verontfchuldiging uit te fluiten. Tot waaken en graaven en alle andere Heerendienften, door de ingezetenen verfchuldigd, mogt de Bifchop die van Twente niet ontbieden buiten^T wente, 't en zy wegens Landsnood of oorlog. Dit betuigt Bifchop Vernenborg met deeze woorden: Voert fo en mach onfe Amptman ghenenfehotbaerman , die in den lande van Twente wonachtig is, boden towaekene to gravene oft to gheenerhande denfie buten 1 wen. the dat en dede lants noet- oft orloch dar iviis oft onfe Amptlude te doene hadden buten landes (*). De uitzondering op het einde van dit artikel, in het geval van Lands nood of oorlog, toont duidelyk, dat hier verftaan worden dienften tot Lands nood of oorlog; gevolslyk geene huishoudelyke dienften. De tegenftelfirig, in de gemelde uitzondering opgeflooten, is deeze: dat tot 's Lands nood of oorlog allerhande dienften door de ingezetenen van Twente buiten Lands moeften gedaan worden; maar, buiten dit «eval, geenerhande. Van Heerendienften, door de ingezetenen binnen Twente te doen, wordt in dit artikel niet gefproken. Men zou kunnen aanmerken, dat in dit artikel, tot het doen der ingezetenen van allerhande Heerendienften buitenlands, vereifcht wordt Landsnood of oorlog: doch dat in de twee daar voorgaande artikelen (7), alwaar met in t byzonder van buitenlandfche Heerendienften gehandeld wordt, geen vereifch van 'sLands nood of oorlog is eemeld. Terwyl nogthans zeker is, dat ookbm- ° nen- (*) Zie van elders voorbeelden by Heda pag. 187--19C" (*) III. Sak, bl. 67, 68. (t) Aldaar, bl. 66, 67. ,  over dg dienstbaarheid in Overysfel. 37 nenlands geene onnoodige Heerendienften behooren gedaan te worden. Dit geeft Winhof ook te kennen, als hy in 't gemeen aangaande de Heerendienften zegt: datze moeten gedaan worden wanner unde daer na dat idt Landes noet is unde anders nicht (m). Doch, dewyl het gene, welk den ingezetenen van den Lande in het gemeen of veelen derzelven nuttig is, ook noodwendig dient verricht te worden; dunkt my, deeze aanmerking van geen belang te zyn; te minder om dat, het zy Lands nood, het zy alleenlyk Lands nut tot deeze diensten vereifcht worde , in beide gevallen niets gevonden wordt, 't welk eenige gemeenfchap of overeenkomst met huishoudelyke dienften van eenen Landsheer heeft. Van meer belang, om het gemelde artikel te verftaan, is de volgende aanmerking: naamlyk dat het oogmerk van dit artikel is, om een recht van vryheid der fchotbaaren in tegenftelling van de Edellieden, als behoorende deezen onder hetLeenmanfchap van den Bifchop, te bevestigen. In de twee daar voorgaande artikelen is aangaande de Heerendienften, zo wel ten aanzien der Edellieden als der fchotbaare lieden , gehandeld. Omtrent het doen van allerhande Heerendiensten binnen lands is geen onderfcheid gemaakt tusfehen Edelen en fchotbaaren, uitgezonderd alleenlyk dat de bezitters van Zetelgoederen of Havezaaten daar van waaren bevryd. Maar omtrent het doen van diensten buiten lands was ten tyde van Bifchop Jan van Vernenborg het onderfcheid nog zeer groot. Door het Leenftelfel waaren de Edelen gehouden om den Bifchop ook bui- ten- (m) Deel IJ. in not. ad art. 19 21. In den ambtbriéf van Johan van Twickel , Drost van Twente, van 1500 , by Winhof N. D. bl. 519, wordt gezegd: Ende Johan voirf. fall onfe lande doen vestigen ende begraeven nae fynen vermoegen, als dat voer onfen lande beste dienen fal. 's Lands nood en 's Lands best betekenen derhalven hier het zelfde: wyl de behartiging van 's Lands best noodzaaklyk is. c s  38 Overysfelfche Gedenkflukken, IVde Stuk, tenlands te moeten dienen, ook zonder Lands nood of oorlog, dat is, al was het ook dat de nood of oorlog niet het Land maar alleenlyk den Bifchop in 't byzonder betrof. Hier toe waaren de fchotbaaren, als ïiietzyndeindes Bifchops Leenmanfchap, geenszins verpligt. Dit nu is in het gemelde artikel, 't welk alleenlyk van fchotbaaren handelt, naar behooren bevestigd; gelyk ik reeds (V) over dit artikel heb aangetekend; en tevens aangemerkt, dat, ruim een eeuw na deezen Landbrief van Vernenborg , by den Landbrief van Bifchop David van Burgundien , van het jaar 1478 , insgelyks ten aanzien der Edelen en hunne Vafallen is vastgefleld, dat zy niet belast zouden worden met onbehoorlyke dienften buitenlands, in zaaken, die het gemeene Land niet aangaan (0); dus wel in gevallen van Lands nood of Lands oorlog; als welke gevallen het gemeene Land betreffen: en dan was de dienst buiten Lands behoorlyk. In den Landbrief van Bifchop David is zulks "alleenlyk aangaande de Leenmannen of Edelen en hunne mannen tusfchen den Bifchop en de Staaten verdraagen. Want de andere ingezetenen hadden, als reeds gezegd is, dit recht van ouds. §. XXII. Tot deeze Heeren- of Landsdienften behoort ook het bevel, in den laatstgemelden Landbrief van Bifchop David van Bcrgcndien, aan de Ambtlieden gedaan, om de ingezetenen niet tot Landhoede, dat is, Landbewaaring of Landwacht, te ontbieden, dan om kennelyken nood, of om dat de bevordering van («) III. Stuk, bl.67.6S. Zie ook Schilter ad Jus Feud. Jlerr.ann. cap. 7. §. 5. en Me aldaar aangehaalde Rosenthal. èe Feud. cap. 8. concl. 25. (•) III. Stuk, bl. 161.  over de dienstbaarheid in Overysfel. 39 van dc markten der Steden zulks verdichte(a). De bevordering van veiligen toegang en vertrek tot en van de Steden, wanneer aldaar markten gehouden wierden, was voor den Lande van zo veel belang, dat het noodig was, ten dien einde Landwacht te houden. Een byzonder nut van alle of van veele ingezetenen is, gelyk wy boven aanmerkten, in deeze ftoffe van geen minder gewigt als de nood zelf. §. XXIII. Wyders is tot deeze dienften ook betrekkelykhet verbod, in den voorz. Landbrief van Bifchop David, aan de Ambtlieden gedaan, tegen het houden van zitters en het afkoopen van dienften voor jaarlyks zittelgeld, of voor dienften aan hun te doen (a). De baatzucht van Ambtlieden, die men van eeuwen heeft befpeurd, wordt by deeze gelegenheid door Winhof ten toon gefpreid (&); als mede ter gelegenheid van het verbod van allerley beden, by de Nieuwe Reformatie van 1541, aan hun gedaan (c). Dit alles ftrekt tot een genoegzaam bewys, eendeels dat de Ambtlieden van ouds geen recht, om dienften van de ingezetenen voor zich te vorderen of te bidden, hebben gehad. Want anderszins zouden zy niet noodig gehad hebben, zich van zulke ftreeken noch van beden ter bekoming van dienften te bedienen. En ten anderen, daar deeze Landrechten onmiddelyk ftrekken tot behoud van de Publyke vryheid, en door het nieuwe Landrecht van 1630 niet zyn afgefchaft, noch, behoudens de grondwet der Naardere Unie en andere grondftellingen van de nieuwe (a) III. Stuk, bl. 155. (a) III. Stuk, bl. 144. ffc. (£) Winhof, Deel II. in not. op art. 7 &? 8. (cj Winhof, d. I. en III. Stuk , bl. 265. C 4  40 Overysfelfche Gedenkflukken, IVde Stukt nieuwe oprichting deezer Republyk, konden afgefchafc worden, noch eene Publyke dienstbaarheid aan de ingezetenen deezer Provincie of van een gedeelte deezer Provincie, kon worden opgelegd: zo is hier door openbaar, dat een misbruik, geduurende de Spaanfche oorlogs troebelen gepleegd, aan den Staat geen recht kon geeven, om de voorzeide Publyke vryheid door deszelfs Ambtlieden nog meer te doen verkorten. §. XXIV. Het vermoeden tegen het gedrag van Ambtlieden, in deezen: het verbod van de wet van den Lande en van het gemeene befchreeven recht, op billyke reden gegrond: de overtuigendfte blyken van Precairen en wel van verbooden Precairen oorfprong: en de pligt om de algemeene vryheid voorteftaan : billyken het lofwaardig gedrag van de Deventerfche Gezwooren Gemeente, die in het jaar 1611 Ca) daar op aanhield, dat de Drosten fich follen laten genoegen by folcken gevallen als die olde Drosten in voerigen tiden gehatt ende vergunnetfyn, fonder eenich befwaervankerS' pelen ende huysluiden, van gefchenck , gedwongen hae. vedienften op tho leggen voer haer eygen Particulier: waar op Schepenen en Raad andwoordden: dat zy die faeke mit den anderen Steden willen communiciren ende haer beft daer inne doen, tott meesten dienft des Landes ende der Steden. §. XXV. Het gemelde bezwaar door de Gezwooren Gemeente der Stad Deventer, wegens dienften door de Drosten tot derzelver eigen voordeel wordende genooten, in het jaar 1611 ingebragt, en het andwoord (a) Bylege No. 7.  over de dienstbaarheid in Overysfel. 4^ woord door Schepenen en Raad daar op gegeeven, kunnen ons te meer verzekeren van de niet erkende wettigheid deezer dienften, wanneer daar van, in het jaar 1619, in eene Refolutie van Ridderfchap en Steden, van den 18 Maart Ca), worde gewag gemaakt. Gelyk ook deeze Refolutie op zich zelve een bewys van het ongeoorlofd inkruipfel deezer dienften oplevert. Het geval was dus gelegen: De Heer van Ruinen verzocht eene verklaaring van de Heeren Staaten van Overysfel, op eene doorhem voorgeftelde vraag: ivat dienften de ingezetenen van de Droftambten in Overysfel aan de Droften jaarlyks, naar oude gewoonte, gehouden zyn te doen? Daar op wierd door Hun Ed. Mog. geantwoord: Hier op kan niets zekers noorden gedisponeerd. Het was ondoenlyk hier op iets zekers te kunnen Disponeeren, naamlyk wat dienften de ingezetenen, naar oude gewoonte gehouden waaren, aan de Droften te doen: wyl men aangaande de hoedanigheid en hoeveelheid van een niets, niets melden kan. Door de Landbrieven en het gemeene recht was vastgefteld, dat de ingezetenen tot geen dienften aan de Droften gehouden zouden zyn: en het gene hier tegen, geduurende de Spaanfche troebelen, was bedreeven; zulks was op geen gelyken voet gefcheid, dus ongeregeld, zo als pleegt, al wat buiten regel of wet gedaan wordt. Indien 'er eenige verpligting of gehoudenheid tot dienften aan de Droften had plaats gehad; dan moest, tegen het uitdrukkelyk voorgaand verbod, eene naardere wet, voor of geduurende de Spaanfche troebelen, daar over zyn gemaakt: en dan zou zekerlyk ook eene bepaaling van die dienften daar by zyn vastgefteld. Een gebrek van zekerheid, aangaangaande de hoedanigheid en hoeveelheid van zulke dienften, 'had hier tot gevolg een gelyk gebrek van zekerheid, dat de huislieden dienften aan de Droften zouden fchuldig zyn. Indien alleenlyk over de hoedanigheid en hoeveelheid van zulke dienften ten Re- quefte (o) R-gister der Ref. van R. S. C 5  42 Overysfelfche Gedenkflukken, IVde Stuk, quefte was gevraagd: dan zou evenwel uit het andwoord van Hun Ed. Mog., dat Hoogftdezelven niets zekers daar van willen, geenszints kunnen volgen, dat Hun Ed. Mog. iets zekers zouden geweeten hebben aangaande eene verpligting tot eenige dienften, door de ingezetenen aan de Droften te doen; als waar over alsdan geen vraag aan Hun Ed. Mog. in het Request zou zyn gedaan. Maar hier is opmerkelyk, dat ten Requefte niet is gevraagd, wat voor dienften de ingezetenen aan de Droften hadden gedaan ;maar , wat dienften zy naar oude gewoonte gehouden waaren aan dezelven te doen? Dus is het onbepaalde andwoord van Hun Ed. Mog., van niets zekers omtrent die vraag te kunnen Disponeeren, alleenlyk of ten minften insgelyks mede betrekkelyk tot de gehoudenheid zelve van deeze onverfchuldigdeen wederfproken dienften te doen. Hier uit blykt ook dat Hun Ed. Mog. toen van gras noch hooy niet wiften, by welken, ruim honderd jaaren daar na, door Hoogftdezelven twee dienften, als naamlyk één by gras enééaby booy, aan de Droften zyn toegedaan. Die formalia verba, welken anderszintsaan Hun Ed. Mog. tot herinnering hadden kunnen dienen , waaren toen tot deeze dienften nog niet gebooren: en de Gezwooren Gemeente der Stad Deventer maakt ook, by haare gemelde verklaaring tegen deeze dienften in tón, daarvan geen gewag. Ook zou het kunnen zyn, dat deeze verklaaring te wege bragt, dat deeze dienften tot het jaar 1619 en eehigen tyd langer hebben geflaapen. Want dewyl Schepenen en Raad der Stad Deventer aan de Gezwooren Gemeente daar op andwoordden en beloofden, te zullen haer best daer inne doen, tot meeflen dienst des Landes ende der Steden: zo lydt het geen bedenk, dat dit ftuk der dienften by Ridderfchap en Steden toen in overweeging is gebragt; en, wyl het niet wierd afgedaan, in twist is gebleeven. Hierom kon aangaande dit twistig punt geen gepaster andwoord door Ridderfchap en Steden aan den Heer van Ruinen gegeeven worden, dan dat daar op niets zekers kon worden Gedisponeerd. Zelfs deeze  over de dienstbaarheid in Overysfel. 43 deeze twist en het gemelde andwoord van Ridderfchap en Steden baaren een vermoeden, dat het genot der Drosten van deeze dienften niet beltendig maar afgebroken zy geweest; en, gelyk gezegd is , waarfchynlyk in het jaar 1619 reeds jaaren niet meer in gebruik. §. XXVI. De Drosten bleeven echter by hunne flelling volharden en het gefchil bleef onafgedaan tot het jaar 1631, wanneer op den 18 Maart eene Polityke Refolutie door Ridderfchap en Steden wierd genomen, welke doet denken, dat de Drosten toen het gebruik hadden van deeze dienften te genieten By deeze Refolutie is aan de Drosten eene vermeerdering van Tractement toegeftaan , zodaanig dat de Provinciale .kasfe, wegens dit meerder aan de Dros. ten te betaalen Tractement, fchadeloos is gefield door eene verhooging van de verponding der huislieden, tot wier laste deeze dienften zouden zyn geweest; en dat de Drosten daar tegen alle hunne voordeden, die dezelven uit de kerfpelen of Gerichten, het zy voor dienften, Gratuiteiten, vereeringen , of onder wat naam het zou moogen weezen, getrokken en genooten hebben, ten eenenmaalezouden afftaan en verlaaten. Dienften, Gratuiteiten, verèeringen, allen hier gelyk geacht, allen vanPrecairen oorfprong, en niets anders dan beden, fchynen door Hun Ed. Mog. hier te zyn aangemerkt als door het gebruik in zo veel rechten te zyn veranderd. Ik zou echter, onder eerbied, meenen, dat, wat ook anderszins ten aanzien van beden van eenen Landsheer , op eene verpligting der ingezetenen, om, tot ftandhouding van deszelfs Landsbe. ftuur, het hunne toe te brengen, en dus in het Staatsrecht gegrond , mogt plaats hebben ; zulks geenszins behoort tot beden van eenen Ambtman, die door zyn hooger Overheid op bepaalde belooning  44 Overysfelfche Gedenkfiukken, IVde Stuk, ningaangefleld is: wyl tegens deeze beden van eenen .Ambtman niet alleen een verbod van het Landrecht en van het gemeene befchreeven recht plaatsvindt; maar ook deeze beden niet tot het Staatsrecht maar tot het Privaat burgerrecht behooren; en derhalven , ook zonder zodaane verbod, volgens het gene de rechten aangaande een Precarium leeren, met verloop van tyd niet tot een recht kunnen worden» Hierom begreep de Gezwooren Gemeente der Stad Deventer in het jaar 1633, als ook in het jaar 1639, dat deeze onverlchuldigde dienften door de gemelde verhooging van Tractement te onrecht waaren afgemaakt; verklaarende, niet te kunnen verftaan, dat de Drosten kunnen berechtigd zyn, om dienst van yder huisman te genieten. Want dat Ridderfchap en Steden, by de voorzeide Polityke Refolutie van 1631, welke zonder den vermoogenden invloed der Heeren Drosten niet fchynt genomen te zyn geweest, de verhooging van der DrostenTractementen tegen affchaffing der gemelde dienften hadden beraamd, op eene onderftelling der wettigheid deezer dienften; zulks kon geen nadeel aan de waarheid en derzelver gevolgen toebrengen , welke uit de nooit afgefchafte voorgaande wet, en wyders als boven is gemeld, by naarder overweeging, blyken kon. §. XXVII. Aangaande het woordelyke en den flyl van de aangehaalde Refolutie van Ridderfchap en Steden van Ï631, hoewel ook van zelfs duidelyk genoeg, zou kunnen aangemerkt worden , dat in de woorden, voordeden, het zy voor dienften, Gratuiteiten, veree~ ringen, getrokken en genooten, het woord voor niet betekent in plaats van: wyl zo weinig als zulks op 'de woorden, Gratuiteiten, vereeringen, zou fluiten; even zo min ook op het woord dienften, in denzelf-  over de dienstbaarheid in Overysfel. 45 zelfdenfamenhang van woorden, toepasfelyk is. Het woord voor ftrekt hier, om te melden, onder wat voor tytels die voordeden door de Drosten genooten waaren (a): fchoon de Drosten deeze dienften ook wel in gelde genooten. Eene Authentyke verklaaring deezer woorden in 1633 en 1639 gegeeven (b) door Schepenen en Raad der Stad Deventer, welken de Redemtie van de Drostendienften, die by deeze Refolutie van Ridd. en Sted. van het jaar 1631 gefchied was, voorftonden, geeft dit ook volmaakt te kennen. En de Gezwooren Gemeente dier Stad, hoewel anderszins omtrent de Redemtie zelve met den Raad niet eens, verftond het in die jaaren insgelyks alzo (c). Ook de Refolutie van 1631 zelve bewyst, dat de verhooging van verponding door welke de, wegens het gemis van dienften enz., toe. geftaane vermeerdering van het Tractement der Drosten aan den Lande zou vergoed worden, alle huislieden betrof: om dat ook de dienften toen door elk huisman aan de Drosten gedaan wierden. §. XXVIII. Gelyk de dienften en andere beden ten behoeve van Drosten tegen uitdrukkelyk verbod waaren in gebruik geraakt; zo kan ook niet vreemd fchynen , datze door een tweede verbod, fchoon met eene drangreden van verhooging van het Tractement der Drosten, nauwlyk zyn weêrhouden. De invloed der Drosten op Ridderfchap en Steden, als waar van zy voornaame Leden zyn, en de vrees der in- geze* (a) Het zal niet noodig zyn, meer voorbeelden by te brengen, alwaar voor geen plaats bekleeding van de eene zaafc voor de andere enz. maar de zaak zelve, die men voor zodanige geniet, acht, befchouwt enz. aanduidt. (6) Bylagt No. 7. (0 d. I.  46 Overysfelfche Gedenkjlukken, IVde Stuk, gezetenen, om den Heeren Drosten te mishaagen, eeven dezelfde oorzaaken van dezelfde uitwerking als te vooren. De Gezwooren Gemeente der Stad Deventer gaf ook in het jaar 1639 dit te kennen, toen dezelve aan Schepenen en Raad, op den 19 Maart, voordroeg, dat der Drosten Tractementenwederom Gereduceerd zouden worden op den ouden voet, en dat voordaan den Drosten niet zou worden toegelaaten, hunne zogenaamde dienften, die deeze Gezwooren Gemeente reeds in 1611 en 1633 had verklaard, den Drosten niet toe te komen, te moo« gen verkoopen of verpachten: en toen deeze Gezwooren Gemeente des daags daar aan volgende nog eens aan Schepenen en Raad deeze Refolutie van der Drosten Traftementen voorftelde; als ook dat mogten Cesfeeren de dienften, die dezelven trokken, zonder dat zy die zouden moogen verkoopen of verpachten O). Deeze herhaalde verklaaring der Gezwooren Gemeente geeft te kennen, dat dezelve onderftelde, dat geen Drosten toen dienften in nature trokken; maar dat fommige Drosten hadden weeten te bewerken, dat zy die trokken in gelde, daar voor uit kerfpelen hun gegeeven. Dit was derhalven, volgens de betuiging der Gezwooren Gemeente, het verkeerd gedrag van fommige Drosten omtrent deeze dienften, die zy op deeze wyze trokken. Dit had de Gezwooren Gemeente alleenlyk tegen te gaan; en daarom had dezelve niet noodig, om van een genot van dienften in nature te gewaagen. Het andwoord door Schepenen en Raad, hier opgegegeeven, fielt ook deeze meening der Gezwooren Gemeente meen helder daglicht; en toont, dat Huri Wel Ed. Hoog Achtb. zeer wel begreepen, dat de Gezwooren Gemeente niet te kennen gaf, dat de Drosten deeze dienften wel in nature zouden moogen omnieten. Deeze Gezwooren Gemeente beweerde derhalven nietalleen, datde afmaaking van de Drostendienften tegens verhooging van derzelver Traftement onbehoorly k was; maar ook dat 'er een of ander Drost ge-  over de dienstbaarheid in Overysfel. 47 ■vonden wierd, welk onderftond, de voorzeide Refolutie deezer afmaaking te overtreeden, door de afgefchafte dienften te laatenRedimeeren of te verpachten. Van deeze overtreeding, indien tyd door Droften gedaan , zal misfchien tegenwoordig nog bewys voorhanden zyn. Schepenen en Raad hebben by hun andwoord op de gemelde voorftellingen der Gezwooren Gemeente deeze overtreeding ooknietontkend; toen Hoogstdezelven hoofdzaaklyk dit daar op ten andwoord gaven: dat indien de inhoud van de Refolutie van 1631 niet wierd nagekomen, maar door den eenen of den anderen Drost daar in Exces begaan, 't welk Hun Wel Ed. Hoog Achtb. niet wisten ; zulks als dan wilden verbeteren en daar in voorzien; en wel zo veel moogelyk. Door dit zo veel mogelyk gaven Schepenen en Raad niet onduifter te kennen, dat de invloed der Heeren Droften, die ten tyde van het Stadhouderfchap van Prins Frederik Hendrik, indien oorlogtyds, te meer groot kan zyn geweest, hun goede voorneemen zou kunnen verydelen. Doch of zulke gebreken, tegen de voorzeide Refolutie van 1631 hier of daar begaan, aan Ridderfchap en Steden, met vertooning van bewys derzelven, voorgedraagen zyn en verbeterd, vind ik niet aangetekend. §. XXIX. Men bleef inmiddels vast ftellen, dat deRefoïutk van 1631 niet moeft overtreeden worden. Dit.wordt ook befpeurd, door dat op den 2? Maart 1644 dooi Ridderfchap en Steden wierd verftaan, dat geen uitzettingen door Schouten, tot vereeringen aan Drosten, anders zouden moogen gefchieden, dan na voorgaande behoorlyke Convocatie en toeftemming van de gemeene erfgenaamen. Het zou dus aan de Heeren Droften niet zyn verbooden, om uit de kerfpelen of marken vereeringen te genieten; indien deeze form daar by in achtgenomen wierd. Dit was eene nieuwe  48 Overysfelfche Gedenkflukken, IVde Stuk, nieuwe inwilliging tegen de onbepaalde Refolutie en volftrekt verbod van het jaar 1631. Door dezelve wierd aan de Heeren Droften, hoewel op eene bepaalde wyze, nieuwe gelegentheid gegeeven, om onverpligte Liberaliteit der ingezetenen, waar toe de zorg voor het behoud der goede Gratie van de Heeren Droften hen beweegen kon, te genieten. Doch dit zou, volgens de laater Inftruclie der Drosten van het jaar 1657 (a), en volgens de Inftruftie van den Drost van Twente van 1710, geen plaats hebben in vereeringen by het aanneemen of verfterf van een Heer Drost. Want in dit geval is aldaar onbepaald gebooden, dat by die gelegenheid niets tot lafte der ingezeten zal worden gebragt (è). Doch het is bekend, hoe min dit vervolgens nagekomen wierd; 't welk tot een verfch voorbeeld kan verftrekken, en tot een verder bewys , dat diergelyke handelingen met Ambtlieden, tot vergrooting van hun voordeel tegen de wet gedaan, op eene nooit verpligtende Liberaliteit beruften; en zelfs gefchieden, fchoon die ook verbooden mogten zyn. §. XXX. By de gemelde Refolutie van 1631 valt wyders aan te merken, datze alleen fpreekt van het gene de Drosten toen genooten uit de kerfpelen of gerichten, dat is, waar aan de gemeene ingezetenen, der kerfpelen of gerichten onderhevig wierden aangezien, en 't gene elk als ingezeten betrof. Dus zyn hier onder niet begreepen de koeflag of koegeld en het ruw voeder of voêrgeld (c) noch de Vas- (s) Reglement op de Regeering van Overysfel, van 1657, Hoofdd. 13. art. 1. (Z>) Zie ook Bylage No. 4. («) Koeflag is eene fchatting van koeyen. Koegeld is het gene  ovtr de dienstbaarheid in Overysfel. «o Vastenavond* hoenders door fommigen, doorgaans hoorige lieden of meyeren van de Provincie, wordende betaald, en weleer onder de opkomften van den Landsheer zynde bevonden. Dit is ook aantemerken omtrent het zittelgeld, van ouds door fommige ingezetenen in Zalland verfchuldigd, waar van reeds gezegd is. In tegendeel de voordeelen, door Drosten genooten, en in deeze Refolutie afgemaakt, waaren diensten, Gratuiteiten, vereeringen of wat naam die zouden moogen hebben, welken door alle huislieden wierden gedaan of gedraagen. De afmaaking deezer Gratuiteiten, vereeringen of hoe anders, het gene de Drosten genooten, zy genaamd geweest, kan even zo min tot bewys verftrekken, da: deeze voordeelen te vooren door hun met recht gevorderd konden worden; als uit deeze afmaaking eenige rechtmaatigheid der Drosten dienften optemaaken is. Gratuiteiten en vereeringen waaren met geen rechtte eifchen; evenwel zyn dezelven mede afgemaakt. Hieruit is nategaan, wacmen van het gene, welk door verhooging van Tradtement by deeze Refolutie afgemaakt is, te denken nebbe. Andere be- naa- -gcne daar voor in plaats betaald wordt.. Deeze belasting is alleenlyk door Kloosteren, Praapftyen, en hoorige lieden-van den Landsheer, aan deezen, of naamens hem aan den Drost betaald. Zie III. Stuk, bl, 58-61. en II. Stuk, bl. 220. Ruwvoeder betekent hooy en ftroo. Daar voor, zo wel als voor den koeflag, is, federt lang , geld betaald , genaamd Voêrgeld. Ruwvoeder is gezegd van wegen deszelfs ruigheid. Hier van een boeren fpreekwoord: ruwvoêr zit en anders wat, uit de gewoonte, die zy houden in het voeden var» hun vee. Ruwvoeder wordt met weide vergeleeken en aangehaald als een last van hoorige lieden in- de woorden : A festivitate S. Andreae usque ad. Purificationem S Marix debet pafcere bovem umtm vel vaccam, vel dare tantum foeni, quê posfit pafci, by Matth. denobilit. Lib. IV. cap. 2%. p. 1076. Die in Twente koegeld fchuldig zyn, betaalen ook voêr. geld; te famen bekend onder den naam van koe-'en voêrgeld. ~ IV Stuk. D  50 Overysfelfche Gedenk/lukken, IVde Stuk, naamingen van het gene de Drosten toen genooten, welken eenig recht zouden te kennen geeven, zyn my niet voorgekomen. Men ontmoet tegenwoordig nog een genot van Drosten uit vericheiden kerfpelen, als naamlyk uitzetting voor verkengeld, Drosten haver, hameien en wat dies meer moge zyn: benaamingen, die geen recht van eifch dier Prseftatien te kennen geeven. Het zou kunnen zyn, dat deeze Praïftatien reeds voor den tyd der voorzeide Refolutie van 1631 door Drosten uit die zelfde kerfpelen zyn genooten.- wyl zulke Prseftatien, reeds voor hetjaar 1631 begonnen, naderhand, in weerwil der gemelde Refolutie van Ridderfchap en Steden, zouden kunnen zyn hervat; gelyk wy dit in de zogenaamde Drostendiensten bevonden hebben. Indien deeze Pr£eftatien naderhand zyn opgekomen, dan is derzelver ftrydigheid tegen het verbod der gemelde Refolutie ook al even groot. Dat wyders ookzonder dit verbod zulke Prajftatien, als de voorgemelden, diê geen oorzaak of recht aanduiden, nooit door verloop van tyd een recht te wege brengen; daar toe is elders een merkwaardig vonnis van de Heeren Staaten van Overysfel bygebragt (b\ Ook is in eenen ouden ambtbriéf van den Drost van Twente, van het Jaar 1500 (c) , uitdrukkelyk verbooden , koeyen, verkens of vaarende have, dat is, allerley beweeg■ lyk goed, .van de ingezetenen te moogen neemen of te doen affchatten, in de woorden: Voert en fall Johan voirf. nyemant in onfen Lande van Twenthe , koe, verkenen, ofte 'varende haue nemen noch doen affJlaen. Terwyl de laater ambtbrieven , omtrent de opkomften en voordeelen der Heeren Drosten, zich gedraagen tot de voorgaanden. Indien dit het eenigfte voorbeeld was van een uitdrukkelyk verbod aan Drosten van het gene ook van zelfs hun niet geoorloofd is; dan zou het vreemd kunnen fchynen : maar de overtreeding als ook de herhaaling van verbod (b) III. Stuk, bl. 150. tjc. (c) Wiiihof N. D. bl. 517 tjc. Zie ook den ambtbriéf van 1433. II. Stuk, bl.ng.  over de dienstbaarheid in Overysfel. 51 bod zyn van ouds af in deeze ftoffe te menigvuldig geweest, dan dat men zich hier over kan verwonderen. Ondertusfchen moet dit verbod in deezen Ambtbriéf niet zo haatelyk worden opgevat; als of de Drosten wel met geweld beweeglyke goederen van de ingezetenen zouden hebben genomen. Want op deeze wyze gefchiedde dit neemen of fchatten niet, maar onder eene gedaante van bede, die echter dwang en vrees mede brengt, en die de ingezetenen niet durven weigeren (d); welke in zo ver. re met eene fchatting ten eenen uitkomt. Daarom wordt in de Nieuwe Reformatie van 1541 00 aan de Ambtlieden in 't gemeen alleenlyk het doen van allerley bede verbooden. De aangehaalde Rechtsleere, dat men aan Prseftatien, welken gelyk de voorgemelden, geen oorzaak behelzen, nimmer eenig rechtkau toe fchryven, is hier te meer van kracht; niet alleen uit aanmerking van het verbod, maar ook van de kwaade gewoonte om het zelve te overtreeden; die het vermoeden tegen zulke Prseftatien verzwaart; en die Winhof bewoog te zeggen: wat helpet vele ludens unde beyerens, daer is niemand die ein oer dar tho leent (ƒ). Van dit ingeworteld kwaad getuigt ook Jacobüs Gothofredüs (g), verwerpende zulke voordeelen, als welken de gierigheid (zegt hy) van Ambtlieden zich pleegt toe te eigenen, of even als verfchuldigd te vorderen. Andere byzondere redenen , om aan zulke Prseftatien door verloop van tyd geen recht te verleenen, heb ik boven reeds gemeld (/»)• Doch dewyl alle zodaane Prestatiën, v ij door (d) Winhof, Deel II. in not. by art. 7 £ƒ 8. (e) III. Stuk, bl. 265. (ƒ) Deel II. in not. achter art. 8- (g) Aangehaald III. Stuk, bl. 154. (/j) 5. XV. omtrent het einde, en §. 26. De aloude rekeningen der Drosten van Twente zouden ook kunnen aanwyzen alle voordeelen, door hun genooten. Zie de aantekening by den Ambtbriéf van den Drost van Twente, Bylage No. 5. D 2  52 Overysfelfche Gedenk/lukken, IV&e Stuk, door eene vermeerdering van der Drosten Traclement, by de Refolutie van het jaar 1631 zyn afgemaakt; is onnoodig, verder daar van hier te fpreeken. §. XXXI. Ook is aangaande de gefteldheid van dienften, ten tyde deezer Refolutie van 1631, nog te letten, dat de ingekroopen Droftendienften den last van huishoudelyke dienften verdubbelden ten aanzien van fchotbaaren, die huishoudelyke dienften weleer aan den Landsheer, en toen aan de Provincie, moeften doen. Yder huisman wierd toen door de Drosten tot dienst gevorderd (a). Deeze fchotbaaren wierden derhalven toen met dubbele huishoudelyke dienften bezwaard. En indien het zo was, dat de ingezetenen, in 't gemeen, huishoudelyke dienften aan den Landsheer verfchuldigd zouden zyn geweest; dan zouden dezelven alle aan dubbele huishoudelyke dienften toen onderhevig geweest zyn. Maar 't blykt niet en 't is onwaar, dat immer huishoudelyke dienften der ingezetenen in 't gemeen hier zouden plaats gehad hebben. Voords indien 'erzulke dienften van den Landsheer, of toen van de Provincie, over de ingezetenen in het gemeen waaren geweest niet alleen maar ook aan de Drosten toegeftaan; dan zou het inkruipfel van Drosten dienften door yder huisman, -'t welk door de Refolutie van 1631 is afgefchaft, geen begin noch gelegenheid gehad hebben. Want dan zouden de Drosten te rykelyk van dienften voorzien geweest zyn , dan dat zy nog daar en boven van eene tweede foort van dienften, van yder huisman, gebruik konden maaken. De weezens op eene ongerymde wyze, en zonder eenig bewys, te vermeenigvuldigen; en de Heeren Drosten met een genot van verdubbelde dienften, daar zelfs hun geen enkelen hebben fci) Bylage No. 7.  over de dienstbaarheid in Overysfel. 53 ben toegekomen, te overlaaden; en die alles om daar mede te willen bewyzen, dat de Drosten tot enkelen berechtigd zouden zyn geweest; zulks zal ik aan anderen overlaaten. Ook zou niet t» begrypen zyn, dat Ridderfchap en Steden, de ingekroopen dienften van yder huisman, by de Refolutie van 1631, door eene verhooging van der Drosten Tractement hebbende afgemaakt; evenwel yder huisman aan Drosten dienften onderworpen zouden gelaaten hebben. Onwettige en ingekroopen dienften zouden zyn afgemaakt; doch anderen, die den Drosten wettig zouden hebben toegekomen, zou men hebben laaten blyven. Voords de Refolutie van 1631, die algemeen en onbepaald van dienften fpreekt, welken de Drosten van yder huisman genooten; zou aldan nog eene andere foort van dienften, die insgelyks van yder huisman door de Drosten zouden genooten worden, aan deeze Drosten hebben voorbehouden; en wel, niet alleen zonder dat daar in een enkel woord van eenige Referve voorkomt, maar zelfs, in weerwil der bygevoegde woorden, 'ook niets moogen ge. nieten enz. welken ten overvloede de algemeenheid van het oogmerk aandringen. Een geloof, 't welk hieraan toeftemming zou kunnen geeven, meen ik niet gevonden te kunnen wórden. Ook zou dit rechtdraads ftryden tegen het verhaal van Schepenen en Raad der Stad Deventer, van het jaar 1633, wanneer Hun Wel Ed.Hoog Achtb. algemeen fpreeken, dat Geredimierd zyn en ophouden die dienften, die een yeeder huyssman den Droste is plichtich. Voeg hier by het gene Hoogstdezelven wyders in het jaar 1639 hier omtrent te kennen gaven (b). Eindelyk dan zouden, de hoorige lieden toen tot drie dubbele huishoudelyke dienften zyn verpligt geweest. Want darr zouden zy ook nog daarenboven huishoudelyke dienften aan de Provincie hebben moeten doen , om dat de Provincie deeze hofdienften altoos heeft gehad en behouden, welken in de verleeden eeuwe, (*) d. L Vede D 3  54 Overysfelfche Gedenkjiukken, lVde Stuk, veele jaaren na 1631 , doorgaans op geld gewaardeerd zyn. Of men zou eene nieuwe onderftelling, die niet blykt en onwaar is, moeten verzinnen, naamlyk dat hieromtrent eene verdeeling tusfchea den Landsheer of Provincie en de Drosten zou zyn ge. maakt. §. XXXII. Men zou 'er nog kunnen byvoegen, dat al waaren onder de algemeene Heeren dienften der huislieden ook huishoudelyke dienften van den Landsheer begreepen geweest, als echter niet; dan evenwel dezelven nooit aan de Heeren Drosten, by de nieuwe oprichting deezer Republyk , zouden zyn toegeftian. De ambtbrieven der Drosten, geduurende de nieuwe oprichting deezer Republyk gegeeven, benoemen geen andere opkomften van Drosten dan die ook in de ambtbrieven , ten tyde der Landsheeren , zyn opgeteld en die van oldes dair toe eejlam ende die vtirige Drosten gehadt ende genoeten hebben (a\ De Heerendienften, beftaande in lyf- en wa<*endienften,, zyn de Rustique lasten, dat is, lasten0 van boerwerk (b), die ten tyde van Winhof onder alle huislieden in elk kerfpel rondgingen en door de huislieden beurtlyk of door allen te gelyk wierden gedaan (c), doch die, ten tyde der nieuwe op- (a) Zie den ambtbriéf van den Drost van Twente van 1612 Bylage No. 4. (6) De Rustique lasten worden in de gedenkftukken onderfcheiden van Fundale lasten, welken niet in boerwerk, maar in geld enz. op te brengen, beftaan. Beide zyn wederom onderfcheiden van Militaire lasten of krygsdienst der ingezetenen, als waaken, veldtochten enz. (c) Winhof, Deel II. in not. by art. 7 6? 8. geeft dit genoegzaam te kennen in de woorden: Sitters fint hier die gee- ■ ne  ever de dienstbaarheid in Overysfel. 55 oprichting deezer Republyk, doorgaans voor geld, door het geheele kerfpel te betaalen, zyn verricht; en van het kerfpel of inwooneren in het gemeen, dus niet van yder inwooner in het byzonder, zyn gevorderd. Het geld, waar voor de dienften, aan het kerfpel opgelegd, zyn uitgevoerd, is door de Schouten of Richteren over de kerfpelen uitgezet, in de form by herhaalde Ordonnantiën van den Lande vastgefteld. Door deeze Ordonnantiën is voorzien, dat de Schouten en Richters hun eigen byzonder voordeel, of het voordeel van andere perfoonen, die zy met dienften, vereeringen enz. zouden willen begunftigen, in het doen van uitzettingen,.'niet kunnen bereiken , door in uitzetting te brengen lasten of dienften , welken niet door het kerfpel behooren betaald te worden; of door onnoodige uitzettingen de doen, ten einde om zo veel te meer Collectegeld en Salaris te genieten; eninmidr dels , tot dat zy rekening doen , gebruik van het geld te maaken. Hun is niet alleen bevolen, zich daar in naar deeze Ordonnantiën te moeten gedraagen , maar ook te zweeren, die niet te buiten te zullen gaan; als te zien is inde Befoignes van Hun Ed. Mog. de Heeren Ordinaris Gedeputeerden van de Staaten van Oyerysfel, van den 6 Febr. 1708, alwaar te gelyk de inhoud dier Ordonnantiën te kennen gegeeven wordt in deeze woorden: " Die Gedeputeerden in „ er. ne, die van den Amptluyden bifchoent, unde fry geholden werden in Heren ofte Landes denjlen unde anderen upbadingen: en in de woorden: fal die Heer unde Landtfchap dienst hebben, fo wort Me van den simpt luiden und Richteren untruwelick underflagen, unde verkoffi. Dit kon geen plaats hebben,, wanneer de Heeren- en Landsdienften voor geld door de huislieden waaren gedaan, en vervolgens het geld over het kerfpel uitgezet,- gelyk ten tyde van de nieuwe oprichting der Republyk doorgaans Is gefchied. Zie ook aangaande de gewoonte, die te vooren plaats had , de rekening van den Drost van Zalland, Bylage No. 8. D d 4  j6 Overysfelfche Gedenhflukken, lVde Stuk, „ ervaeringe coemende ende metter daet bevinden„ .de, dat niet tegenflaende defer Landfchaps Ge„ ëmaneerde Piaccaten, en voele daer op gevolg„ de ferieufe waerfchouwingen, die Schuiten in ,, Zallandt figh evenwell verdriesten met toedoen van fetteren en eenige buiten gefeten Erffge„ naemen, haer faeken favoriferende, allerley uit„ lettingen van penningen over die kerfpelen daj, gelicx te doene, en begerende daer inne tot ,, maintenu van geroerte placcaet en contantement jj van de ingefetenen, fo des behoert te verfien. „ Soo ordonneren en bevelen gemelde Gecommit„ eerden hierinne alnoch wederomme wel ernst„ lyck alle Schuiten, Setteren ende anderen van „ watt quahteit die felve oock zyn mochten, een„ iamentlyck ende eenen jederen van haer Luiden int byionder, van nu voortaen geenerlei uitfet„ tinge van penningen, 'c zy van Ordinaris, Ex„ traordinaris Contributien, gemeene kerfpels las„ ten, off foe die felve anderfins genoemen moe„ gen werden, direöelyck noch indireftelyck te „ doene dan allene by voergaende wettelycke be„ roepinge, ende confent van die gemeenen Erff„ genaemen des Kerfpels, zo well binnen die Ste„ den als daer buyten woenachtigh fynde, aen die „ wekke fy luyden oock geholden fullen wefen, „ op derfelver gefinnen, behoerlycke reeckeninge ,, ende rehqua te doene van alle uitfettinge, con„ trane van defe 't fy tot behoeff van den viand „ ofte anderen particulieren albereits gefcbiet fyn„ de , ende dit alles niet alleéne by, voergaende „ poenen, maar oock dubbelde ftraffe, daer voer „ die Schuiten, Setteren, ende alle andere in 't „ particulier, tegens den inholt van defen doende, angefien , ende fonder wydere waerfchouwiW „ Geëxecuteerd fullen worden. " Voords om dat onder andere Rustique dienften , de wagendienfien' waar op de kerfpels gezet waaren, door de keripels aan de genen, die de dienften deeden , zyn betaald; daarom werdt in eene Refolutie van Rid-„ derfchap'  over de dienstbaarheid in Overysfel. 57 derfchap en Steden van den 17 Octob. 1593 (d) gezegd, dat die van het eiland Ens tot geene wagen, dienften gelden, dat is, betaalen zullen; en in de Befoignes van Hun Ed. Mog. Gedeputeerden, van den 13 November 1601: dat die van Ens vry zullen zyn van ivagendienften en andere Rustique lasten, doch in andere lasten van het ambt van Ysfelmuiden betaalen zouden agt in het honderd. Voords in eenen Gerichtlyken opdragts brief van 1587 O) wordt een goed verkocht vry van aanfpraak der ingezetenen van de marke, wegens fchatting, Leening (ƒ) erY anderen bezwaaren en dienften, die den inwooneren der marke konden of mogten opgelegd worden (g). En in eenen koopbrief van töoi (//) wordt het zelfde goed verkocht fchattingvry, en onbelast van alle Heerendienften, boerfchattmgen, fchulden en Leeningvry. Dit alles onderftelt, dat de dienften s welken opgelegd wierden, van yder kerfpel of marke in het gemeen en niet van yder ingezeten in het byzonder wierden gevorderd, en dat het geheele kerfpel of marke dezelven liet uitvoeren en betaade. Ondertusfchen weet men, dat zulke bedingen niet gelden ten aanzien van het recht der Hoogheid, volgens welk alle ingezetenen hun aandeel in de lasten, (d) Register van Refol. van Ridd. en Steden van Overysfel. {e) Bylage No. 9. (/) Leening betekent hier Contributie tot betaaling van de Leening of bezolding vap krygsvolk. In eene oude uitzetting van 1599 over het Gericht van Oldenzaa! wordt geleezen : wie die oick fynntn, dewtlche bèshero ennige tydt. totter Lenhige ranfyn Mafs. krygsvolk nicht gecontribuert, unnd voer alsnoch daerto nicht contribueren. (g) Zo veel dienften als aan een kerfpel wierden opgelegd, om op eenmaal te doen, worden in de Refolutie van den 22 Oéhob. 1618, boven §. 17. aangehaald, gezegd dienst van een kerfpel. \ (Ji) Bylage No. 10. D d 5  58 Overysfelfche Gedenkftukken, IVde Stuk, lasten, aan de kerfpels opgelegd , draagen moeten, en elk voor zyn aandeel aan de Hoogheid daar toe is verpligt. Daarom wordt in de Belbignes van welgemelde Heeren Gedeputeerden van den 28 Nov. 1608 gezegd, dat niemand fchatbaare landgoederen mag verkoopen vry van Contributien, diedenLandsheere toekomen; en dat derhalven de aldaar gemelde verkochte ftukken land gehouden zyn de Contriiutien van alle Fundale lasten naar Quote te betaalen. Ook heb ik oude Registers van uitzetting aangetroffen, alwaar de wagendienften, of eigenlyk het geld wegens opgelegde en gedaane wagendienften, over de kerfpelen of marken is uitgezet (i). Verder kan ook tot bevestiging van het voorzeide dienen een hier bygevoegd oud ftuk van het jaar 1598 fk), bewyzende, dat elk kerfpel, als 'erGepioneerd wierd, een zeker-getal Pioniers (/) moest leveren; waar van de kosten, gelyk als van de wagendienften gezegd is, over de kerfpelen wierden uitgezet, Johan Mulert van Voorts , Drost van Twente,'deed, in het jaar 1643, de huislieden der Heerlykheid Almelo, welke Heerlykheid van ouds vry van Pionieren was, waarom deeze huislieden niet waaren opgekomen om te Pionieren, p.arsfen unde dwingen tot fekere Exatüie van Pionieren unde Carregelde tot Oldenzaal in die walle maentlich unde alle maent ther fumma van 72 guldens, in vollekomene gelykheid van viaentlykfe ordinaris Contributie (in). Dat het met de be- (0 Bylagen, No. u, 12; 13. (k) Bylage, No. 14. (/) Zie hier van ock III. Stuk, bl. 223. (m) Deduttie der Hcerl. Almelo. Bylage Ptfo. Bl. 203. De verponding en Contributie wierden toen op maandelykfche Termynen-betaald , volgens Placaat van den 14 Maart 1643, te zien in de Generaale en Particuliere Ordonnantiën over de Generaale en Gemeene middelen, gedrukt te Zwolle in 1661 op het einde. Contributien zyn van ouds geweest fchattingen, waar on tik keisfpel \ol eene fekere fom was aan^eflaagen, en welke  ever de dienstbaarheid in Overysfel. 59 behandeling der Rustique dienften op de bovengemelde wyze is gefield, blykt ook uit het Reglement op de Regeering van Overysfel van het jaar 1657, alwaar, Hoofdd. II. art. 17. den Schoutenen Richteren is opgelegd, te zweeren, om buiten Ordonnantiën van de Landfchap geene Impofitien, Exactien, Schattingen, wagendienften. Pionier gelden (n) , noch andere Rustique of Fundale (0) lasten te doen of uit te zetten. Dit wordt alsnog door de Schouten en Richteren bezwooren (ƒ>). Het gewoone boerwerk, tot onderhoud van Heeren wegen, is nogthans van ouds, gelyk ook nu nog, door de ingezetenen, zon- der welke fom vervolgens over de byzondere goederen of perfoonen wierd uitgezet; dus genaamd, om dat door elk tot den geheeten aandag wordt Gecontribueerd. De verponding is eerst in het jaar 1600 ingevoerd, om van yder mudde gezaay betaald te worden 15 Huivers, Register van Refol. van R. £«p S. op het jaar 1600 fol. 190. ,De benaaming van Verponding is ontleend van pond, dat'is, Heeren- of pachtpond, van 15 ft. of 14 ft. Zie Huydecoper over Melis Stoke Deel I. bl. 531 &c. Burman Utr. jaarb. Deel II. bl. 154. not. 2. Brief van Florens van Wevelichoven Bifchop von Utrecht. III. Stuk deezer Gedenkfi. bl. 336. 2.ie ook aldaar bl. 10. (n) In den eed van Schouten en Richteren, gevoegd achter hunne Inftructie van den 11 April 1713, by het Landrecht van Overysfel. N.68. ftaat: Pionier-en dienstgelden. (0) In het gedrukte Reglement is eene drukfout ingefloopen, en wordt geleezen Fundate in plaats van Fundale. Ook Itaat 'er wagen-dienfien, Pionier-gelden. 'T moet zyn Wagendienst- en Pionier-gelden. Doch het laat zich ook zonder deeze verbetering verftaaan, om dat genoegzaam uit den geheelenzin blykt, dat hier op het geld, voor de wagendienften betaald wordende, gedoeld wordt. Want de wagendienften zelfs kunnen eigentlyk niet gezegd worden, te worden uitgezet, maar wel het geld, waar voor ze worden gedaan. Ook kunnen de Schouten en Richters niet gezegd worden de wagendienften te doen, welk woord alleen betrekkelyk is tot de woorden Impofitien, ExaÜien, gelyk het woord uittezetten alleen behoort^tot fchattingen , wagendienst- en Pionier-gelden. ff) Zi» den aangehaalden eed van Schouten en Richteren.  6o Overysfelfche Gedenkfiukken, lVdt Stuk, der het loon daar Van uittezetten, verricht. Nergens is aan de Drosten deezer Provincie eenig recht van genot van Rustique Heeren dienften gegeeven. $. XXXIII. Ik zou ook nog kunnen verhaalen, dat ook zelf* uit der Drosten Ambtbrieven duidelyk blykt, dat de Drosten geene huishoudelyke dienften, aan den Landsheer of naderhand aan de Provincie verfchuldigd, immermeer tot hun eigen voordeel gehad en genooten hebben, door wie ook zulke dienften verfchuldigd geweest mogten zyn. Wy zullen hier toe voor ons neemen den Drosten ambtbriéf van Twente van 1612 (a), om dat deeze het jaar 1631 naarder by komt. Daar wordt geleezen: wert oick geholdm, die fchotbare luiden, ende anderen, die to dienen fchuldigfyn, tct gewoentlicke dienften to holden, ende fo veem fy dair van in gebreecke Jyn, offte bevonden worden, fal hy diefelve dair vandoirons, offte onfen dair toe gecovmhteert, laaten fcheiden. Hier wordt, gelyk ook uit eene vergelyking met ouder ambtbrieven (b) blykt, gefproken van de huishoudelyke dienften van den Landsheer, toen van de Provincie; en wordt den Drost opgelegd, om de dienstfchuldigen tot het doen der dienften te noodzaaken. Bit ftrekt tot een bewys, dat deeze dienften geenszins den Drost betroffen: gelyk ook in ouder ambtbrieven wordt te kennen gegeeven, dat deeze dienften het huishoudelyk beftier des Rentmeefters van den Landsheer aangingen (V). Derhalven zyn de huishoudelyke of anders genaamde hofdienften van den Landsheer, of naderhand van de Provincie, van ouds (a) Bylage No. 4. (b) II. Stuk, tl. 218. '&c. WiNHOf N. D. bl. 521. (c) II. Stuk, d. \. Winhof d. I. voeg 'er by Mattii. ad. men. de reb. ultr. bl. 88.  over de dienstbaarheid in Overysfel. 61 ouds niet onder de opkomften der Drosten, in den voorzeiden en andere ambtbrieven gemeld, begreepen geweest: en by wyder gevolg, had de Drost geen andere dienften, dan de tegens Landrecht ingekroopen dienften van yder huisman, die by de Refolutie van 1631 zyn afgefchaft. Nimmer ook is aangaande de voorz. hofdienften van den Landsheer, of toen van de Provincie, eenig verfchil ontftaan: of dezelven tot der Drosten opkomften zouden be. hooren dan niet. §. XXXIV. Dit blykt ook uit den Drosten ambtbriéf van l7io(a). Daar wordt het zelfde, hoewel met eenige verandering van woorden, die boven reeds is aangemerkt (b), gezegd, als in den voorgemelden ambtbriéf van 1612, en wel al volgt; en verder gehouden wezen die fchotbare luiden en andere, die ons te dienen fchuldig zyn, tot zulke dienften te onderwyzen, zo dik en menigwerf wy des van doen zullen hebben, ende of onze horige luiden voorf. ons breukig vielen, zal hy dezelve by ons of onze voorf. Rentmeefter laten fcheiden. Het was derhalven toen, zo wel als altoos, buiten gefchil, dat de huishoudelyke diensten der Provin. cie, wie ook deeze dienften fchuldig mogten zyn te doen, aan de Staaten of Provincie zouden gedaan worden ; als ook dat de Drost de dienstfchuldigen houden zou om deeze dienften aan de Provincie te doen. Bygevolg was 'er geen vraag, of dezelven aan den Heer Drost zouden moeten gedaan worden. Zo duidelyk als dit is, zo klaar is ook, dat de woorden , op het einde van deezen ambtbrief gevoegd, dat voorts nader zal worden geinqui' reerd, of de refpeStive Drosten voor het jaar-1672 bevoegt zyn geweest de dienften van de ingezetenen te ei- fchen; (a) Bylage No. 5. (fc) J. XVIII.  62 Overysfelfche Gedenkjlukken, IVde Stuk, fchen; dat zulx alzo bevonden wordende , daar over, ftaande dezen Landdag een vaste ordre en Regiemens zal worden beraamd enz., dat, zeg ik, deeze woorden geenszins tot de dienden, waar van te vooren in ' detzen ambtbriéf is gemeld, kunnen behooren, maar tot de dienften, waar over toen gefchil was, en waar over toen onderzoek wierd gedaan, of dezelven den Drosten zouden toebehooren dan niet. Op dit gefchil wordt in de gemelde woorden als met den vinger geweezen. Het was ook niet ver afgelegen, maar een jaar te vooren ter Staatsvergadering geboekt, en reeds voor lang het onderwerp geweest van redeneering en betrachting. Het is geboekt den 22 Maart 1709, als volgt: zynde by de IvflruStie voor de Heeren Drosten fpecialyk gereferveerd, dat de Ridderfchap en Steden zouden doen inquireren, of de rtfpective Heeren Drosten voor den jaere 1672 bevoegd zyn geweest dienften van de ingezetenen te eifchen, en zulks wordende bevonden, dat daar over een vaste ordre en Reglement beraamd zoude worden. Zo zyn daar toe als nu overgebragt diverfe Certificatien, houdende dat de Heeren Drosten voor het jaar 1672 dienften hebben genoten, welke Provifioneel ter Griffie zullen worden gefeponeert, cm van de Leden dezer vergadering aldaar te kunnen worden nagezien, welke aangenomen hebben haar hier over zo ras doenlyk te verklaaren. Men moet derhalven hier uit wederom befluiten, dat de dienften, hier in gefchil, geen anderen waaren dan die by de Kefolutie van 1631 zyn afgefchaft; en dat de Drosten nimmer de huishoudelyke dienften van den Landsheer en vervolgens van de Provincie daar benevens gehad, noch zelfs beweerd hebben die te moogen genieten. Hoe dit gefchil toen by Polityke Refolutie zy gefchikt, en wat daaromtrent merkwaardig voorkomt, zal beneden op zyn plaats verhaald worden: terwyl ik nu den draad der gebeurtenis omtrent de dienften, federt het jaar 1631 , zal vervolgen. §. XXXV.  over de dienstbaarheid in Overysfel. 63 §. XXXV. Aangaande de dienften der Edelen, in het byzonder , heb ik in voorgaande ftukken opgegeeven 't gene my daaromtrent merkwaardig voorgekomen is (a> Van de Heeren- of Landsdienften behoef ik niet verder, dan gefchied is, te melden. Ik zou echter nog kunnen aantekenen, dat in het Tractaac van 1527 te Gorkum, en 1536 in de Graaf gemaakt, het volgende is vastgefteld: Item is oock geaccordeert, getraüeert ende merkelyck onderfproecken, dat die goederen, die die Vaf allen underfaten, ende Dienaers van den eenen Furst liggende hebben in den Lande und Heerlyckheden van den anderen Furst, voorts niet fwaerder belast fullen worden, noch befwaert met eenige beden, fettingen, fchattingen, DIENSTEN, tollen, impofitien ofte andere lasten , hoedanich oft tot wat faeken die felve geconfenteert oft ingeftelt moegen worden, of. te met wat namen datmen diefelve foude noemen dan die goederen van den eygen Vafallen, underfaten ends Dienaeren van den Furst, daer die goederen gele "en fyn, fonder arglist (by, als ook dat by Ordonnantie van Ridderfchap en Steden, van het jaar 1578 is. bepaald, dat de wagendienften niet verder dan van het eene kerfpel op het andere gefchieden zouden (c). Ik zal derhalven my bepaalen by het hoofd-, zaaklyke van het gene my, aangaande de ingekroopen doch in 1631 afgefchafte Drosten dienften, naderhand^ wederom voorgekomen is. (a) II. Stuk, bl. 130. fcrV. III. stuk, bl. 209. &c. 230. (V) Zie Regift. der Refol. van R. S. op het jaar 1581. (c) Aid. op het jaar 1578. §, XX2JVI.  64 Overysfelfche Gedenkftukken, IVde Stuk, §. XXXVI. Hier vooren heb ik aangeroerd, dat de Gezwooren Gemeente der Stad Deventer reeds in het jaar 1639 te kennen gaf, en door Schepenen en Raad als wel moogelyk wierd aangezien , dat een of ander Drost de Refolutie van 1631 overtrad, en de dienften nog niet liet vaaren; als ook dat Schepenen en Raad het niet voor zeer gemaklyk hielden, om tegen zulke overtreedingen te voorzien. Het zal ons daarom ook niet vreemd kunnen voorkomen, dat na dien tyd voorbeelden van zodaane gebreken mogten gevonden worden, waar over ooit geen klaager, by gevolg ook geen Richter, zy geweest. Eene bereidwilligheid of liever vrees , waar door eenige kerfpels goedvonden, om, ongeacht de voorz. Refolutie, Heeren Drosten te begunftigen, benam hun de gelegenheid van klagte , of deed hiin ook niet minder fchroomen om eene klagte te beginnen: terwyl de onwilligheid van anderen, die dit verweigerd mogten hebben, geen gelegenheid tot overtreeding der voorzeide Refolutie, en bygevolg ook niet tot klagte gaf. Ondertusfchen hadden Rid. derfchap en Steden, volgens het verhaal van Schepenen en Raad der Stad Deventer (a), van 1639, wel aangenomen daer inne t' allen tyden naer behooren te willen verfien, wanneer deswegen yeet Jeec. kers voorcomen mogte. Doch men'vindt niet, dat iemand door Ridderfchap en S.teden wierd aangefteld, om daar op onderzoek te doen, en aan Hun Ed. Mog. de bevonden overtreeding in het zekere te doen voorkomen: terwyl een Particulier, of Particulier Lid, den post, om zulks ter vergadering van Ridderfchap en Steden bewyslyk voor te brengen, niet ligt zou willen waarneemen. («) Byhge No. 7. §. XXXVII.  over de dienstbaarheid in Overysfel. 65 §. XXXVII. In het Reglement op de Regeeringvan Overysfel, van den 20 April 1657 , 't welk gewag van dienften maakt, is my niets voorgekomen, waar door eenige verandering aan de gemelde Refolutie van 1631 zou zyn toegebragt. Aldaar in het elfde hoofddeel art. 17> wordt aan Hun Ed. Mog. de Heeren Ordinaris Gedeputeerden opgedraagen, om " alle Schouten „ en Richters daar heen te houden, dat zy hun Ed. „ van wegen de Staaten van Overysfel, boven den gevvoonen eed , dien zy aan hunne Refpeclive „ Landdrosten fchuldig zyn te doen, eed zullen „ doen, hun Ed. houd en getrouw te weezen, bui„ ten Ordonnantiën van de Landfchap geene Impo,, fitien , Exactien , fchattingen, wagendienften , Pioniergelden, noch andere Rustique of Fundale 5, lasten te doen, of uit te fetten; geene Precarien „ te vorderen, geene vryzitters te houden, noch „ ook eenige vryinge van perfoonen of goederen, ,,(van wat qualiteit die ook weèzen mogten, te „ doen, of te geftaaden , een yder onvertoogen Landrecht te Adminiftreeren, en niemand boven „ recht te bezwaaren. " Hier mede komt hoofdzaaklyk overeen de eed van Schouten en Richteren, gevoegd by derzelver Inftruclie, van den 11 April 1713, achter het Landrecht van Overysfel. N. 68. Ik heb §. 32. reeds verhandeld hoe de woorden, buiten Ordonnantiën van de Landfchap geene Impofitien, ExaStien, fchattingen, wagendienften , Pioniergelden, nocb andere Rustique of Fundale lasten te doen, of uit te zetten, te verftaanzyn; en welk de inhoud zy der Ordonnantiën, waar van hier wordt gefproken. Daar uit blykt, dat dit alleen het ambt van Schouten en Richteren betreft, die de Impofitien en Exaótien deeden; en de fchattingen enz. uitzetteden in de form als by de voorfz. Ordonnantiën is voorgefchreeven. Iets diergelyks wordt aangaande de Drosten in dit IV. Stuk. E Regie-  65 Overysfelfche Gedenkflukken, Wie Stuk, Reglement niet gemeld: om dat de Heeren Drosten met de Impofitien , fchattingen en uitzettingen , waar van hier gefproken wordt, niets te doen hadden; en derhalven ook geen gelegenheid konden hebben om hier in te overtreeden Alleenlyk moesten de Drosten, des noods, de fterke hand verkenen. In het geval van de Heerlykheid Almelo (a), alwaar geen Heer noch Richter, wegens beweerde vryheid, de fterke hand leenen wilde, deed de Drost ini643, Executie voor Pionier-en karregeld. Voords ook de woorden, vryzüters (b) te houden, noch eenwe yryinge van perfoonen of goederen (c), van wat Oualiteit die ook weezen mogten, te doen of geftaaden; behooren insgelyks alleenlyk. tot de Schoutenen Richteren, en zyn in geenen deele op de Drosten toepasfelyk. Daarom wordt mets diergelyks aangaande de Drosten in dit Reglement gewaagd. Doch wat het overige betreft, naamlyk geene Precarien :e vorderen, een yder onvertoogen Landrecht te Administreer en en memand boven recht te bezwaaren: zulks is van zelfs op alle Ambtlieden toepasfelyk. Byzonder wat aangaat het vorderen van Precarien, zullen wy beneden zien, dat dit insgelyks zeer ernftig aan de Heeren Drosten in dit zelfde Reglement verbooden is. De rechte bevatting van het voorzeide artikel van dit Reglement. kan eene dwaaling verhoeden: als of iets van *t gene, welk aangaande de Schouten en Richteren hier gezegd wordt, uit eenig ander inzigt zou zyn voorbygegaan in het artikel, daar van de Drosten wordt gefproken. (d) Boven, 5- *32. (h) Zitters zyn hier, die in de uitzetting van Heeren- en snd.ie lasten worden overgeilaagen. (c) Deeze vryinge van psrfoonen of goederen gefchiedt wannneer iemand te laag worót uitgezet, door eenige perfoonen van zyn huisgezin, of fets van zyn bezaayd land paarden, beesten enz. over te flaan. §. XXXVIJX  over de dienstbaarheid in Overysfel. 6'\ §. xxxviii. Iets anders wordt aangaande de Heeren Drosten in het voorzeide Reglement van 1657 Hoofdd. 13. art. 1. gezegd en wel: " dat de Drosten zich ge„ contenteerd zullen moeten houden met hunne Or„ dinaris Tractementen en profyten, zonder de in„ gezetenen van hunne Refpe&ive Drostambten „ met eenigerhande andere lasten te bezwaaren, met wat naamen die ook genoemd moogen worden; „ zonder dat ook, by het aanneemen of byhet ver,, fterf derzelven, iets tot laste der ingezetenen ge,, bragt zal moogen worden ". Wat aangaat der Drosten gewoone Profyten of Emolumenten; daaromtrent bezwaarden de Heeren Drosten zich in het jaar 1630(0); als zullende door het nieuwe Landrecht zeer befnoeyd en afgetrokken zyn. Dit kon van geene dienften, Gratuiteiten, vereeringen enz. verftaan worden ; als waar van in het voorzeide Landrecht geen enkel woord gevonden wordt; en die eerst in het volgende jaar 1631 by de meergemelde Refolutie zyn afgefchaft. Ook kon dit bezwaar der Heeren Drosten niet behooren tot de breuken. De breuken zyn een gedeelte der Emolumenten van de Heeren Droften. Meer andere Emolumenten der Drosten zyn het Gerichtsgeld of opkomften van hun Gericht; hetykgeldvan ellen, maaten engewigten, ten platten Lande; het voordeel van verbysterd goed(è_); en nog anderen in de aangehaalde Drosten Ambtbrieven enz. gemeld. Van de breuken wordt echter in het voorzeide Reglement van 1657 > ia een volgend artikel, ook nog afzonderlyk gewag gemaakt: om dat daaromtrent iets byzondersplaats had, naamlyk (a) Register der Ref. van R. en S. van den 12 Maart 16301 {b) Landr. van Overysfel. Deel II. tit. 15. art.- 3. £ 2  68 Overysfelfche Gedenkf ukken, IVde Stuk, lyk datze, anders dan hunne overige Emolumenten, verrekend moefien worden. Dit wordt daarom afzonderlyk aldaar voorgefchreeven. Tot de breuken, zeg ik, kon hrt voorzeide bezwaar niet behooren, om dat der Drosten breuken eertyds niet meerder maar veel eer minder plagten te zyn; en gedeeltelyk in het nieuwe Landrecht niet bepaald, maar Arbitrair gelaaten waaren. Gevolglyk was het gemelde bezwaar der Drosten betrekkelyk tot derzelver overige Emolumenten. Doorgaans zyn de Emolumenten der Drosten zo veel lasten van ingezetenen; boven welke lasten de Heeren Drosten, volgens dit Reglement, en derzelver Indrudtie, de ingezetenen met geen anderen bezwaaren moogen; by gevolg ook niet met dienden; te minder om datze door de gemelde Refolutie van 1631 zyn afgefchaft. Hoewel waarfchynlyk is, dat menigmaal, voor het Emaneeren van dit Reglement van 1657, daar tegen zy ge- faan ; doch waar over nooit aan Ridderfchap en teden ("want daar van wordt in Hoogstderzelver Registers niets gevonden) is geklaagd, noch de overtreeding ter vergadering van Hun Ed. Mog. met bewys voorgebragt. Hier over was geene bedenkelykheid, die ook onmogelyk kon vallen: wyl een verloop van zes en twintig jaaren, federt het jaar 1631 -vervlooten, het geheugen der affchaffing van de ingekroopen Drostendienden niet kon doen verliezen. En om alle deeze redenen was onnoodig, dat door de Heeren Indelleren van het Reglement van 1657 in het byzonder aangaande de Drostendienden wierd gemeld ; zo min als van andere misbruiken, die daar op uitkwamen, dat de Drosten de ingezetenen met andere lasten zouden bezwaaren. De zaak echter van den anderen kant befchouwd wordende; zal rmn natuurlyk vraagemhoe zo byzonder en zo nadrukkelyk aan Drosten aan zeer aanzienlyke Heeren, voornaame byzondere Leden van Ridderfchap en .Steden, gebooden en ingefcherpt, om zich met hunrp Ordinan's Traktementen en Profyten ce vreede te moeten houdtU? En, als of dit noch niet  over de dienstbaarheid in Overysfel. 09 niet genoeg zou zyn, daar by te voegen " zonderde „ ingezetenen van hunne Refpective Drostambten „ met eenigerhande andere lasten te bezwaaren " ? en wel " met wat naamen die ook genoemd moogen „ worden "? ja zelfs, met gedeeltelyke tenietdoening van de Refolutie van den 25 Maart 1644, deeze volgende woorden van onbepaald verbod 'er by te voegen " zonder dat ook, by het aanneemen of „ by het verfterf derzelven, iets tot laste der ingezetenen gebragt zal moogen worden " ? Dit alles laat zich zeer bezwaar! yk begrypen , indien niétveelerley overtreedingen der meergemelde Refolutie van 1631, fchoon by deeze Refolutie reeds paal en perk aan der Drosten opkomften was gefteld, den Heeren Inftelleren van het Reglement van 1657, op de een of andere wyze, waaren onder het oog gebragt. Terwyl men om verzekerd te zyn, --dat dit ook werkelyk is gefchied, maar eenige jaaren behoeft te rug te treeden tot het bezwaar daar over door de Gezwooren Gemeente van Deventer aa» den Raad in 1639, dus achttien jaaren te vooren, gedaan;en tot het gene door den Raad hier op geandwoord is (b), 't welk alles boven breeder is gemeld. Niemand had zulk een bezwaar van overtreeding, van eea of ander Drost, als daar te kennen gegeeven wordt, aan Ridderfchap en Steden ter vergadering met bewys voorgebragt; zo anders iemand dit zou hebben durven onderftaan. En niemand was door Ridderfchap en Steden aangefteld, om onderzoek daar op te doen, en het aan Hun Ed. Mog. bewyslyk te doen voorkomen. Nogthans kon het niet ontbreeken aan gelegenheid, om, zonderzorg van by eenig Drost zich als een aanbrenger onaangenaam te maaken daar van opening aan de Heeren Inftelleren van dat Reglement te geeven; welken met zo veel ernst en nadruk het gemelde gebod en verbod in de voorzei, de woorden hebben vervat. Niet alleen de voorzeide Refolutie van 1631, maar ook die van den 25 {b) Bylage, No. 7. Maa£C E 3  70 Overysfelfche Gedenkflukken, IVie Stuk, Maart 1644 is onder het oog van deeze Heeren Inftelleren geweest. Want volgens laatstgenoemde Refolutie mogten uitzettingen tot vereeringen aan Drosten gefchieden na voorgaande behoorlyke Convocatie en toeftemming van de gemeene erfgenaa* men; maar hier, in dit Reglement van 1657 enz. wordt zulks onbepaald (verbis in rem conceptis).\erfcooden ten aanzien van zogenaamde Bienvenuen aan Drosten, en ten aanzien van derzelver affcheiddoor den dood, in de woorden: " zonder dat ook , by het aannèemen of by het verftérf derzelven, iets tot laste der ingezetenen gebragt zal worden "; dus ook zelfs niet na voorgaande behoorlyke Convocatie en toeftemming van de gemeene erfgenaamen. Het ftreng bevel, in dit Reglement van 1657 aan de Drosten gegeeven, om niets meer dan hunne ordinaris Traktementen qp Profyten, gelyk de verhooging van Traktement voor de afgemaakte Drostendienften toen reeds voor lang een Ordinaris Tractement geweest was, te vergenoegen; benam hun ook de gelegenheid en recht, om, met verlaating van dit Tractement, tot het genot der dienften te rug te kunnen treeden. Dit kon anderszins, in onderftelling der wettigheid van deeze dienften, in 1631, zo als de Refolutie, van dien tyd, zou kunnen te kennen geeven, eenigen fchyn van reden hebben gehad ten opzigte van toenmaalige Drosten. Maar voor toekomende Drosten, naar believen aangefteld, en die deeze verhooging van Tractement by hunne aanftelling bevonden, was zodaane reden niet aanweezig. §. XXXIX. Dezelfde oorzaak, die den Drosten oudtyds, regens verbod van het "gemeene recht, dienften deed verzoeken, 't welk daaronidoor de Landbrieven nog byzonder daarenboven is verbooden: dezelfde oorzaak ,  ever de dienstbaarheid in Overysfel. 71 zaak, die hen, in weerwil van dit verbod, evenwel geduurende de Spaanfche troebelen dienden deed vorderen, zo datze ten hatden, als ingekroopen , eenen fchyn van recht verkreegen; en, met verhoging van der Drosten Tractement, in io"3t wierden afgelchaften verbooden: dezelfde oorzaak, die hen ook wederom kort daar na tegen dit verbod deed aangaan: aan even die zelfde oorzaak is ook alle overtreeding, die'er bevonden mogte worden, van het vierde verbod , vervat by het gemelde Reglement op de Regeering, van het jaar 1657, toe te fcnryven. Zelfs zou tegen het zo menigmaal beproefd beloop geftreeden hebben, dat, daar niemand van wegen de Landfchap was aangedeld, om in alle Drostambten hier op onderzoek te doen en zyne bevinding met bewys ter kennis van Ridderfchap en Steden op de Landsvergadering te doen komen; dat, zeg ik, daar tegen niet wederom zou zyn gehandeld. Ook blykt, dat de Heeren Drosten, lange jaaren daarna, de dienften wederom als een recht bego-den aan te zien' zo dat zulks in het jaar IÓ95 ter vergadering van Ridderfchap en Steden wierd geopperd, doch door Hun Ed. Mog. met toegedemd. Zelfs is deeze ftelling der Drosten door de Heeren Staaten, in Hoogstderzelver Refolutie van den 22 Maart 1709, err in de daar voorgaande indrnótie voorde Heeren Drosten tot een naarder onderzoek verweezen; om naamlyk onderzocht en gelet te worden, wat aangaande deeze dienften voor het jaar 1672, dat is, voor den Munterfchen oorlog, recht zou zyn geweest. Hier uit blykt:, voor eerst, dat, na dat deeze Provincie, wederom ontruimd was , gefchil ontdaan zy, of de Drosten tot dienden gerechtigd waaren. Want in het recht is men gewoon, den daat des gefchils aftemeeten naar den tyd , toen het gefchil begon; den tyd geduurende de Munderfcheoverheeringniet mede gerekend. En ten anderen toont derhalven dit ook aan, dat deeze dienden door hun Ed. Mog. na het jaar 1672 niet gewettigd waaren geweest: gelyk •ok niet blykt, dat eenig Drost, of iemand anders E 4 zich  72 Overysfelfche Gedenkftukken, IVde Stuk, zich, ter ftaaving van die dienften, op eenige Refolutie van Hun Ed.Mog., veel weiniger op eene van het jaar 1695, zou hebben beroepen. Hier door zal men dies te duidelyker bevatten, wat hieromtrent ter Staatsvergadering in 1695 ZY gebeurd. §. XL. In het gemelde jaar 1695 wordt, in eene Refolutie" van den 8 April, het volgende gezegd: Op het geproponeerde ter vergaderinge gedaen, dat eenige boeren , welke nieuwe aengegravene landen bezitten, zouden verweigeren dezelfde dienften , welke aen de refpeStive Drosten EN ANDERS gedaen moeten worden te presteren , zodaanig als dezelfde door de boeren outhoevige landen bewonende, worden geprasteert. Is goedgevonden te verklaaren , dat, dewyl geene redenen ter waereld zyn, waarom de eene boer zo wel als de andere niet zou •moeten dienen, Ridderfchap en Sleden verftaan, dat zodanige boeren, welke nieuws aengegravene landen bewonen, zich van de ORD1NARIS DIENSTEN niet zullen mogen eximeren, maer dezelve op den zelfden voet, ah die ge enen, welken outhoevige landen bewonen, zullen moeten doen, en dat by ontftentenisfe dezelve daer toe gehouden zullen worden. Wanneer men zich herinnert het gene zo even aangaande het toen zweevend gefchil over de Drostendienften gezegd is; dan loopt de reden van omzigtigheid der Heeren Staaten, om naamlyk aan dit gefchil geen voordeel noch nadeel toe te brengen, aanftonds in het oog. Men weet toch dat de voordellen , aan de Staaten gedaan , woordlyk in Hoogstderzelvcr daar over genomen Refolütien behooren geboekt te worden, en dnt dit ook van ouds gebruiklyk is geweest : gelyk ook niet blykt dat zulks anders, in dit Geproponeerde, denkelyk van Heeren Drosten, zou zyn waargenomen. Ondertusfchen is het voorftel in de woorden, aan de Refpeclive Drosten EN ANDERS gedaan , niet  over de dienstbaarheid in Overysfel. 73 niet alleen tot de Drostendienften, in gefchil, maar ook tot de Heeren- of Landsdienften betrekkelyk. Ridderfchap en Steden derhalven, onaangeroerd laaiende, of den Drosten dienften zouden toekomen, waar over ook' geen vraag in het gemelde yoorftei was, gelieven zich anders in Hoogstderzelver Refolutie, genomen op het voorftel, uitte drukken, en alle boeren tot de Ordinaris dienften verpligt te verklaaren. Hier door bleef, zo als ook moest, de vraag in haar geheel: naamlyk of de Drostendienften daar onder mede begreepen zouden zyn, dan niet. §. XLI. Aangaande de oorzaak van dit ontftaan gefchil over de Drostendienften, fchynt gelet te moeten worden op het gene hier vooren omtrent het gebrek van uitvoering van het gemeene recht, van het verbod des Landbriefs, van de Refolutie van 1631 en van het Reglement van 1657, is gezegd. Daar in fchynt de reden van gefchil natuurlyk gevonden te worden. Toen na 1631 geen klagten met bewys ter Staats vergadering voorkwamen, noch iemand door de Staaten was benoemd, om daar op onderzoek te doen, en ter vergadering daar van bewys voor te brengen; kreegen allengs, zo als te vooren, deeze dienften wederom een fchyn van recht, en wierden by gevolg eene ftoffe van twist; die door gebrek van geheugen en van onderzoek wierd gevoed. Terwyl het gedrukte Reglement van 1657, zonder de Refolutie van 1631 te kennen, het gefchil niet wegneeme kon. Een gebrek van geheugen en van onderzoek, kon de Refolutie van 1631 ligt uit het oog doen verliezen. Gebreken van diergelyken aart worden hier meer bevonden, onder anderen het vergis, in het jaar 1748, aangaande een vermeend wettig Placaat van den Heere Stadhouder Koning WiLUAMGlor.Mem. E 5 over  74 Overysfelfche Gedenkflukken, IVde Stuk, over de jagt in deeze Provincie, 't ïs s zo ik vertrouwe, zedelyker wyze, onmoogelyk, dat deeze Refolutie van 1631 toen zou zyn bekend geweest. Want was die toen aan Hun Ed. 'Mog. voorgekomen, dan had alle bedenkelykheid, om den Drosten al of niet dienften toe te ftaan, eensklaps moeten verdwynen : om dat de dienften , die de Drosten weleer, zoals boven is gemeld, genooten hadden, reeds by Refolutie van onze Hooge Heeren Staaten, in het jaar 1631 door verhooging van derzelver Traktement, waaren afgedaan. De volftrekte onbepaaldheid toch van deeze Refolutie, indien deeze toen aan Hun Ed. Mog. was bekend geweest, zou Hoogstdezelven noodzaaklyk weêrhouden hebben van eenige bedenkelykheid te gedoogen, of deHeeren Drosten nog dienften zouden moogen genieten. Het onbewyslyke, het onwaarfchynlyke , het onwaare en ongerymde ('t welk ook niet blykt by Hun Ed. Mog. in aanmerking te zullen zyn gekomen, noch kon komen) als of de Heeren Drosten, ten tyde van het neemen deezer Reiblutie , van yder huisman Drostenhofdienften en daar benevens ooknog Landsheeren of toen Provinciaale hofdienften van yder huisman zouden gehad hebben, waar van boven is gezegd ,■ kon geen aanleiding tot bedenkelykheid geeven. Terwyl ook, dat dit alles geen oorzaak van bedenkelykheid toen geweest zy, volkomen blykt uit den eigen Drosten ambtbriéf van 1710, waar in het gefchil over de Drostendienften is geopperd: en alwaar tevens als eene onbetwistbaare zaak is vastgefteld, dat de Hofdienften van den Landsheer , toen van de Provincie, wie ook dezelven zouden fchuldig zyn, aan de Provincie zouden gedaan worden: zo zelfs, dat de dienstschuldigen door den Drost zouden gehouden worden, om die dienften aan de Provincie te doen. Dit ook is boven reeds verhandeld. §. XLII.  over de dienstbaarheid in Overysfel. 75 §. XLII. Ik zou deeze aanmerking hier nog kunnen byvoegen: indiende vraag, of bedenkelykheid daar over was gevallen, of de Drosten de hofdienften van den Landsheer, toen van de Provincie, al of niet zouden genieten; alsdan de genen, die deeze hofdienften, volgens waardeering, in gelde aan de Provincie voldeeden,met geen Drostendienften zouden zyn gemoeyd geweest. Daar nogthans volgens het aan Hun Ed. Mog. Geproponeerde in de aangehaalde Refolutie van Ridderfchap en Steden, van den 8 April 1695, de Drostendienften, zo wel als de Heeren- of Landsdienften, alle huislieden betreffen zouden: gelyk dit ook in den meergemelden Drosten ambtbriéf van 1710, op het einde, gefteld wordt. By gevolg viel de bedenkelykheid niet over huishoudelyke of anders genoemde hofdienften van den Landsheer, of toen van de Provincie, maar over anderen, die de Drosten zich hadden toegeëigend en , met verhooging van der Drosten Traktement, in 1631 waaren afgemaakt. En , by wyder gevolg, zou , boven alle verdere redenen, ook nog om deeze reden de gemelbedenkelykheid niet hebben kunnen vallen, indien Hun Ed. Mog. eenige bewustheid van de voorz. Refolutie van 1631 hadden gehad. §. XLIII. In al het tot hier toe verhaalde is geen blyk te vinden, dat tot in de achtiende eeuwe Ridderfchap en Steden Drostendienften, het zy als weleer hofdienften van den Landsheer en naderhand van de Provincie geweest zynde, het zy als byzöndere hofdienften van de Drosten, erkend zouden hebben; maar wel van het tegendeel. Wy  76 Overysfelfche Gedenkflukken, IVde Stuk, Wv zullen voordgaan ter naardere befchouwing van het gene in de achtiende eeuwe aangaande dee• ze Dro^tendienlten gebeurd zy. Het onderzoek, of de Drosten voor het jaar 1672 bevoegd zyn geweest, dienden van de ingezetenen te genieten, moest in 1709, volgens de boven aangehaalde Refolutie van den 22 Maart deszelfden jaars, begonnen worden. Daar toe waaren alstoen, gelyk deeze Refolutie vermeldt, overgebragt verfcheiden Certificaaten, houdende dat de Heeren Drosten voor het jaar 1672 dienften hebben genooten; welke Certificaaten Pronfioneel ter Griffye waaren Gedeponeerd, om van de Leden der vergadering aldaar te kunnen worden ragezien; welken aangenomen hadden, zich hierover, zo ras doenlyk, te verklaaren. De ftukken, die tot dit onderzoek zouden dienen, worden hier befchreeven en bepaald: en het blykt niet dat ook naderhand nog anderen, die daar toe ftrekken zouden, ter vergadering zyn overgegeeven. Ook is niet te onderftellen, dat zulks, zonder eenige melding daar van in de Notulen van Hun Ed. Mog,, zou zyn gefchied. De ftukken dan, die tot het voorz. einde aan Hun Ed. Mog. ter vergadering zyn voorgebragt, worden hier befchreeven en bepaald als Certificaaten, welker inhoud was, dat de Heeren Drosten voor het jaar 1672 dienften hadden genooten. 't Ontbrak in de achtiende eeuwe niet aan Certificaaten, dat de Drosten voor 1672 dienften genooten hadden. Want toen zouden die Certificaaten dienen om den Drosten voordeel te doen: maar voor het jaar 1672 vondt niemand raadzaam om dezelven voor te brengen : wyl ze zouden zyn aangemerkt als Jnftrumenten om de Drosten te overtuigen van overtreeding. Ook blykt het niet, dat 'er toen werk gemaakt zy om zodaane bewyzen te bekomen; fchoon de Gezwooren Gemeente van Deventer rond uit te kennen gaf en ook de Raad als moogelyk onderftelde, dat de Refolutie van 1631 door fommige Drosten overtreeden wierd. Daar in kon toen niets gedaan worden, zo lang niemand  over de dienstbaarheid in Overysfel. 77 mand zulke bewyzen ter vergadering van Hun Ed. Mog voorbragt; 't welk niemand deed, en niemand was door Hun Ed. Mog. daar toe aangefteld Maar in tegendeel, lang na 1672, wierden zulke Certificaaten, aangaande die misbruiken, ten dienfte van de Heeren Drosten bekomen, om door hun zeiven ter vergadering van Ridderfchap en Steden gebruikt te worden. De reden deezer verandering van zaaken, is in een gebrek van kennis omtrent de Refolutie van 1631 ligt te vinden. §. XLIV. Deeze ter vergadering van Ridderfchap en Steden, ten bewyze dat de Drosten voor 1672 tot de dienften gerechtigd zouden zyn geweest, voorgebragte Certificaaten behelsden, volgens het gene de Refolutie van Ridd. en Steden van den aa Maart 1709 getuigt, niets anders dan dat de Heeren Drosten voor het jaar 1672 dienften hebben genooten. Derzelver inhoud gaf niet te kennen, dat de Drosten voor het jaar 1672 tot dienften bevoegd waaren geweest. Zulk een inhoud zou ook zo veel te meer tot bewys van gebrek deezer Certificaaten verftrekt hebben: wyl volgens het bekende recht een getuigenis aangaande het recht van iemand niets deugt. Zv behelsden dus te recht het FACTÜM , niet het JUS. Zy behelsden Facïa, die zo weinig iets Juris hadden, datze integendeel overtreedingen waaren van het Jus; fchoon dit toen verborgen voor de oogen van Hun Ed, Mog. was. Dat de Drosten dienften hadden genooten, was in het gemeen uit die Certificaaten te verneemen. De voorzeide Refolutie getuigt niet, dat deeze Certificaaten zouden hebben behelst, dat alle Drosten gelylce dienften, noch dat elk Drost alle jaaren dezelfde dienften, noch ook dat elk alle jaaren dienften genooten had. Doch ook zelfs de aller eenftemmigfte Certificaaten zouden  78 Overysfelfche Gedenkflukken, IVde Stuk, zouden niets ten voordeele der Heeren Drosten hebben uitgewrocht, indien de Refolutie van 1031 was bekend geweest. Waaren die Certificaaten alsnog ter Griffye berustende gebleeven; en niet, na dat het oogmerk daar mede was bereikt, te rug genomen; dan zou meer daar van hier gezegd hebben kunnen worden. Of eene naardere overweeging aangaande het gene, welk in vervolg van tyd op deeze Certificaaten mogt kunnen aangemerkt worden, dezelven uit de Griffye hebbe doen te rug neemen; kan ik, wegens gebrek van gedenkflukken, niet melden. §. XLV. Volgens de aangehaalde Refolutie van den 22 Maart I7C9, zouden de Leden der vergadering van Ridderfchap en Steden, zich over die Certificaaten zo ras doenlyk verklaaren. Doch de bedenkelykheid tegen deeze bewysflukken, alleen van daade iykheden en niets van het recht fpreekende noch kunnende getuigen, kon, onder anderen, ligtelykoorzaakzyn, dat deeze verklaaringen nog zeer lang vertoefden. Niet eerder dan den 1 April 1717 verklaarden de Heeren van de Ridderfchap ter veigadering , dat aan de Heeren Drosten twee dienften jaarlyks, als eene by hooy en eene by gras Competeeren, met by voeging, als van ouds: terwyl de Heeren van de Steden toen aannamen, om zich daar op ten fpoedigften te verklaaren. Dit deeden de Heeren van Deventer en Campcn op den 31 Maart 1718, te kennen geevende, dat zy twee dienften als vanouds aan de Drosten toeftonden, mids dezelven niet ge? bruikende buiten de Provincie, en ook aan anderen niet overdoende, of daar over Compofeerende. En het leed nog tot den 21 Maart 1725 eer de Heeren van Zwolle zich Conformeerden met het gevoelen van de Heeren van Deventer en Campen. Dit op verfcheiden tyden en vericheidenlyk Gevoteerde der  ever de dienstbaarheid in Overysfel. 19 der Staats Leden, is in het Register der Refolutien van Ridderfchap en Steden onderden i April 1717 geboekt. Deeze verfchillende van tyd tot tyd uitgebragte ftemmen, zyn vervolgens als een befluit van Ridderfchap en Steden gehouden ; maar van eenë bekendmaaking van het zelve, aan de ingezetenen, is my niets voorgekomen: hoewel in het jaar 1710 (a) door Ridderfchap en Steden was beflooten , dat toen, ftaande dien Landdag, eene vaste order en Reglement over deeze dienften, indien dezeiven bevonden wierden aan de Drosten toetekomen, zou beraamd worden; en dat geen dienften inmiddels geëifcht zouden worden, voor datzodaane order Geformeerd zou zyn. Doch op de voorzeide ingekomen ftemmen, ftelden de Heeren Drosten zich in het bezit der dienften. §. XLVI. Deeze Polityke Refolutie, als zynde, zonder de party gehoord te hebben, genomen, betrof de Publyke vryheid, Daar door wierd een gedeelte van de Publyke vryheid aangemerkt als een Patrimoneel goed van de Provincie, om daar mede de Heeren Drosten, door Hun Ed. Mog. aangefteld, te voorzien. Zy was genomen op eene onderftelling van iets, dat nietaanweezig was, naamlvk, dat de Heeren Drosten voor het jaar 1672 BEVOEGD tot deeze dienften zouden zyn geweest; en dat deeze dienften, één by hooy en één by gras, aan de Drosten VANOUDS zouden COMPETEEREN (a). Het is bekend, dat diergelyke Refolutien geen vonnisien zvn, en niat in rem Judicatam overgegaan. Deeze Refolutie behelst ook geen verfprek of belofte van de Heeren Staaten aan de Drosten. Ook zou zulk (a) Bylage No. 5. op het einde. t» Register d Sted. van den 2Maart 1709 en 1 April 1717. ' z"  80 Overysfelfche Gedenkflukken, IVde Stuk, eene belofte in allen gevalle zyn, eene belofte van eenen Lastgeever aan zynen Mandataris; die, volgens den aangehaalden lastbrief van 1710, was aangefteld, zo lang het den Heeren Staaten zou believen ; en die ook zynen post eens door den dood verlaaten moest; zo dat de belofte daar mede zou ten einde zvn. Deeze Refolutie is ook geene wet: om datze eéne wet of recht onderdek. Zy is in tegendeel al.' leenlyk eene verklaaring van den wil der Heeren Staaten, waar door niemand recht verkrygt om Hun Ed. Mog voor te (tellen, om altoos zo te moeten willen. En 't is gebleeken, dat ook de voorwaarde van het recht, waar onder deeze Refolutie is genomen, niet aanweezig was. De grondltelling deezer Republyk, volgens welke de Publyke vryheid moet behouden blyven, kan ook de nietigheid deezer Refolutie aandringen en alle tegenkanting verwinnen. De Edelen waaren het eerst gereed, om zich voor de Drostendienften, en wel twee in yder jaar, doch voor het overige "onbepaald, te verklaaren. Of Hoogstderzelver byzondere gekleefdheid aan de Drosten, dan eene geneigdheid tot begunftiging van de opkomften van een ambt, waar van de begeeving, by louter Faculteit, aan Edellieden of aan burgeren oudtyds gefchiedde, doch naderhand door de Edelen als een recht van hunnen ftand is aangemerkt (b), hier toe aanleiding gegeeven hebbe; zyn gistingen, die ik voor anderen zal overlaaten. Doch de Steden kwamen eindelyk voor en na met. derzelver hoewel bepaalde, en, zo het fchynt, met weinig bereidvaardigheid gedaane verklaaring, ter vergadering in. §. XLVII. Inmiddels dat dit in Overysfel omtrent de vrye ingezetenen voorviel ontftond eenige twist tusfchen de Heeren Staaten van Overysfel en den Heer (j) III. Stuk, bl, 82.  over de dienstbaarheid in Overysfel. 8 r Heer Graaf van Bentheim, over dienften door hoolige lieden van deeze Provincie, gezeten in het Graaffchap Bentheim, den Graave te doen. Dit gefchil liep aldus ten einde: dat deeze hoorige lieden gemeenlyk niet meer dan twee dienften zouden doen; eiken dienst van zomen opgang tot zonnen ondergang en langer niet (d); in den zomertyd tot negen of tien uur en met heen en terug reize, van en aan het huis van die den dienst zal moeten Prcesteeren, en in den ■wintertyd zeven of acht uur (b). Dit wordt ook even zo door Hun Ed. Mog., in eene Refolutie van den 23 Maart 1719, te kennen gegeeven , met deeze woorden : volgens Refolutie van Ridderfchap en Steden te prcesteeren jaarlyks twee dienften aan den Graave van Bentheim, als eene by hooy en eene by gras, zo, dat zy des avonds weder met hunne wagens kunnen t' huis komen Qc). De Provincie van Overysfel, wat aangaat haare goederen en daar op woonende hoorige lieden in het Graaffchap Bentheim, ftond derhalven toe, dat volgens het gene doorgaans ook in andere Landen van het tegenwoordigDuitfchland is ingevoerd, huishoudelyke dienften aan den Graave zouden gedaan worden; echter onder bepaaling van deeze dienften by de zon uit en te huis te verrichten. Deeze bepaaling wordt ten opzigte van alle andere huislieden in het voorzeide Graaffchap thans ook waargenomen. §. XLVIII. Het gemelde van het Graaffchap Bentheim kan dienen tot bevestiging, dat de meening van Ridderfchap en Steden in Hoogstderzelver, over de zo- (a) Reg. der Ref. van R. £f S. van den 19 Nov. 1716. (b) Aldaar den 22 July 1717. (f) Aldaar den 23 Maart 1719. IV. Stok. F  8a Overysfelfche Gedenkflukken, IVde Stuk, zogenaamde Drostendienften, den i April 1717, den 31 Maart 17 r8 en den 31 Maart 172^, ter vergadering ingebragte ftemmen en verklaaringen, insgelyks geen andere zy geweest, dan dat yder Drostendienst, met de zon uit en te huis, gedaan zou worden. Was toch toen dit de meening van Ridderfchap en Steden ten aanzien van vreemdelingen, huislieden in het Graaffchap Bentheim, van welker erven de Provincie ilechts het Dominium direkum had, en die met hun Dominium utile zeer gezegend, en welgeftelde huislieden zyn. Hoe veel te meer dan ook was zulks ter zelfder tyd het begrip van Hun Ed, Mog. ten opzigt van Hoogstderzelver ingezetenen des Lands, van wier Publyke vryheid het behoud aan Hun Ed. Mog. was toevertrouwd: ten opzigte van veelal geringe lieden, wier verre afftand van de wooning der Drosten hun tot ongeluk zou verftrekken; zo dat zy of met bederf van zich zeiven en hunne paarden nacht en dag in geftaadige beweeging en arbeid zouden moeten zyn, of twee of drie dagen tot éénen Drostendienst befteeden: ten opzigte van lieden, die met hunnen zuuren arbeid s'Lands fchatkist moeten aanvullen. Dit nog zoveel temeer, om dat zelfs de hofdienften der hoorige huislieden van den Landsheer, thans Ridderfchap en Steden als Reprefenteerende de Staaten van Overysfel, van ouds zyn gedaan bydezon inenuit, waar by nog den huisman eens of tweemaal, naar Proportie van zyne naarftigheid, eeten en drinken moet gegeeven worden, met zyn fpan (a). Ook wordt verhaald, dat tot aan het jaar 1748 de Drostendienften bydezon in en uit wierden gedaan; en voords dat in 't gemeen een gering gebruik deezer dienften, tot daaraan toe, plaats had. (a) Ordre en Redres over 's Lands Domeinen van Twente, van den gAug.1662. cap. 4. Art. 17 £f 18. Gedrukt te Zwolle in 1666. §, LXIX,  eyer de dienstbaarheid in Overysfel, , 23 §. XLIX. In het jaar 1748 en vervolgens wierden de Drostendienften zeer ernftig gevorderd. Ook wierd de heenreis en de terugreis van den huisman, zich begeevende om te dienen, en naar zyn huis wederkeerende, -niet mede onder dien dag geteld , welken gediend moest worden. Dit wierd eene ftandvastige gewoonte, die voor een recht gehouden wierd; te meer om dat toen anders geene bevatting wierd gemaakt van het nut, welk deeze dienften van huislieden, in zulke uitgebreidde landftreeken, den Heeren Drosten zouden doen. Ondertusfchen heeft deeze algemeene dwaaling den grond gelegd ten ondergang van de Drostendienften , beneden te verhaalen. Men dacht toen niet, dat de ongefchiktheid zulker dienften, om allen van nut te kunnen zyn voor Heeren Drosten , die geen vryheid hadden, om dezelven te laaten afkoopen. noch om die aan anderen over te doen, onder anderen, een bewys uitleverde, datze ook voor de Heeren Drosten niet gefchikt waaren. Veel weiniger kwam iemand tot een begrip, wat eigenlyk de Burgervaderen van de drie Hoofdlieden bewoogen had, om Hoogstderzelver ftemmen voor deeze Drostendienften, in 1718 en 1725, ter Landsvergadering niet anders uit te brengen, dan onder voorwaarde, van dezelven niet buiten de Provincie te gebruiken, noch aan anderen over te doen, noch daar over te Compofeeren. Want geen overdoening noch Compofitie deezer dienften geoorlofd zynde ; konden de Heeren Drosten weinig gebruik van deeze by de zon in en uit te doene dienften maaken; en bygevolg was het bezwaar der huislieden dan veel minder. Hoewel ook onbetwistbaar is , dat, indien zonder de heen- en wederreize der huislieden mede te rekenen , den dag gediend zou moeten worden; F 2 dan  84 Overysfelfche Gedenkflukken, IVde Stuk, dan nog de overdoening en Compofitie van deeze dienften den last der huislieden, in het gemeen aanmerkelyk zouden vermeerderenom dat de Dros' ten geen gelegenheid hebben, om zo veel dienften van zo veel ingezetenen zulker uitgebreidde land! Jtreeken ten hunnen nutte te gebruiken. Gevolzlvk was de last der dienften over het algemeen daar door minder, dan wanneer de dienften wierden overgedaan of daar over Gecompofeerd, Want indien de dienften overgedaan wierden, of daar over Gecompoleerd: alsdan zouden, onder fchyn van verligting der verafgezeten huislieden, die gereed zyn om lever den dienst af te koopen, dan f met veel mee™ kosten, fchaade en arbeid, dien te doen; alle huislieden jaarlyks geld of dienften opbrengen. De dienften der naby gezetenen zouden dan alleenlyk m nature worden gedaan. Gevolglyk een grooter algemeene last, die anderszins geringer zoude zy" §. L. Betreffende de Stad Oldenzaal, en misfchien ook meer plaatfen, is opmerkelyk, dat de nabv gezeten huislieden de Heeren- of Landsdienften aan de Stad moeten doen; en daar tegen, volgens voorhanden zynde gedenkflukken, vin ouds "zyn bewyd ge ken, den klokkenflag (a) 0f wapengeroep te volgen, Pioneeren, en van alle verdere dienften, door de andere ingezetenen, in het gemeen, ten nutte van den Lande van ouds gedaan wordende. De in. SCTD der Sie,en ^"/erpligt, om aan hunne Stad, als een gedeelte, veeltyds van gewigt en groot belang voor den Lande, deeze dienften te doen Huisheden, die tot deeze dienften aan eene Stad verphgt zyn, worden in zo verre gelyk als ingeze- tenen O) Zie aangaande dit woord II. Stuk, bl. 77.  over de dienstbaarheid in Overysfel. 85 tenen der Stad gerekend: en hunne Heeren- of Landsdienften zyn naar de Stad verplaatst, of wel aan de Stad, als een gedeelte van den Lande, verbonden. Deeze huislieden zyn door de Drcfeten met <*een dienften gemoeyd. Men zou derhalven daar uit befluiten, dat de Heeren Drosten zich de gemeene Heeren- of Landsdienften hebben willen aanmaati. gen, zo veel die niet aan Steden waaren gehecht; dus geenszins huishoudelyke dienften, anders genaamd hofdienften van den Landsheer, waartoe wy ook gezien hebben dat de huislieden in het gemeen niet verphgt waaren. Ook zou men daar uit opmaaken , dat geen dienften van de ingezetenen der Steden door de Drosten zyn gevorderd: om dat de Heeren of Landsdienften der ingezetenen van de Steden aan de Steden zelve worden gedaan. Doch dit, even zo nietig als eenig ander grondbeginfel van Drosdienften, wordt door de Heeren Drosten ontkend en in tegendeel gefteld, dat de zogenaamde Drostendienften zouden zyn geweest hofdienften van den Landsheer en vervolgens van de Provincie, die door de huislieden in het gemeen verfchuldigd zouden zyn geweest. Wy hebben boven reeds gezien, dat deeze onderftelling ongegrond is, en dat ook nooit zulke noch andere dienften aan Drosten opgedraagen zyn. §. LI. In het jaar 1774 begon, over het Redimeerendér .Drostendienften, door yder huisman in het byzonder, voor bepaald geld, jaarlyks naar believen te doen of anders naar goedvinden te laaten; ter vergadering van Ridderfchap en Steden gehandeld te worden; waar toe een ftandgrypend gebruik, dat deeze dienften den geheelen dag, zonder op den tyd van heen en weêrreize te letten, gedaan wierF 3 den,  86" Overysfelfche Gedenkflukken, IVde Stuk, den, aanleiding gaf. Naar die gebruik, fcheen de Redemtie, door yder huisman in het byzonder te doen, gunftig te zyn. Hoewel om reden,- die ik boven reeds heb aangehaald, de last van deeze dienften, over het algemeen daar door zwaarder worden moest. Toen het fcheen dat dit tot ftand zou komen , ftelden de Heeren van Zwolle zich daartegen, en iloegen eene algemeene Redemtie voor. Doch dit wierd niet gevolgd (a). De Heeren van Zwolle hielden het voor een punt van bezwaar, waar over geen befluit, dan met eenpaarigheid van ftemmen mag genomen worden: en, onder meer andere redenen, wierd ook door Hun Wel Ed. Hoog Achtb. by gebragt de flipte waarneeming, die zy vorderden, van de voorwaarde, op welke en anders niet, in het jaar 1725, door de Stad Zwolle in het bezwaar der Drostendienften was toegeftemd; naamlyk, onder anderen deeze: mids daar over nietCompofeerende. De Heeren van Zwolle hielden het daar voor, dat deeze voorwaarde, van niet teCompofeeren, algemeen was; en dus niet toetiet eene Compofitie, waar van elk huisman, zo hy wilde, gebruik zou kunnen maaken, al was het dat de Heeren Drosten verpligt zouden zyn om die aanteneemen. Het oogmerk der gemelde voorwaarde bragt dit ook mede; 't welk was om alle Redemtie deezer dienften uittefluiten. Terwyl ook in eene onverIchuldigde toelaating, te meer van eene haatelyke en tegen de Publyke vryheid ftrydige zaak, volgens het bekende recht, zo veel moogelyk, op den wil en oogmerk van den fpreeker moet gelet worden. Doch hier tegen wierd by meerderheid van ftemmen een befluit genomen, 't welk de Heeren van Zwolle ter vergadering wederfpraken en daar tegen Protesteerden (b). O) Register der Ref. van R. fc? 5. van den 4 April 1776. (b) Aldaar. §. LIL  ever de dienstbaarheid in Overysfel. 87 §. LIL Onder deeze oneenigheden tusfchen de Heeren Staaten wierd de yver tot onderzoek van de Staatsboeken aangefpoord: en federt dien tyd is men bezig , om de rechten en vryheden, die benadeeld mogten zyn, uit de oudheid op. te haaien. Zulks v wordt doorfommigen voor haatelykenieuwigheden, en wat dies meer is, gehouden; waar aan men niet zou moogen tornen. Doch doorgaans wordt dit anders begreepen , en het gemelde voorgeeven aangezien als uitgedacht, om anderen van het onderzoek der vryheid af te trekken. Ondertusfchen de Heer van der Caeellen tot den Pol, een waardigst Lid der Ridderfchap , ontdekte de Refolutie van Ridderfchap en Steden, van het jaar 1631, van dewelke ik menigmaal heb gemeld; en drong zeer ernftig aan op de geheele affchaffing der zogenaamde Drostendienften, die ookeindelyk door Ridderfchap en Steden voor eeuwig wierd beflooten, en by eene Publicatie, van den 25 February 1783, aan de ingezetenen bekend gemaakt. Sommigen meenen, dat de Heer van der Capellen een te harden beitel op dien noest van Drostendienften gezet zou hebben. Doch anderen beweeren, dat men de gezegden van niemand, veel weiniger van een mede Regent, wilkeurig afbreeken en te famen knoopen, noch tot onbedoelde gevolgen fleepen mooge; en dat het verband der woorden, de meening en oogmerk van den fpreeker, en vooral ook de rechtvaardigheid der zaak, waar op een Regent, voor het algemeen belang, ter afweering van eene Publyke verflaafdheid, tegen veele tegenkantingen, zich grondt, geftaadig moeten in het oog gehouden worden; en dat Voor dien beroemden Staatsman geen andere verdediging noodig zy. In Twente hebben de huislieden eenen brief tot een gedenkteken voor den Heer van der CapelF 4 len  88 Overysfelfche Gedenkflukken, IVde Stuk, LEK opgericht en hem ter hand gefteld, van inhoud als hier nevens is te zien f». Ookis hier bygevS SLtbaarhïJ £P ' ?3i gen0Cg Zyn gaande de dienstbaarheid der vrye ingezetenen van OverVsiel De volgende afdeeling zal de dienstbaarheid der hoorige heden en derzelver rechten vermelden. 00 Sy lage, No. 15. (6) Bylage,No. 16. BYLAA-  over de dienstbaarheid in Overysfel. Byïaagen. 89 BY.LAAGEN. , N-\ 1. Kondfthap der waarheid van Rudolf van Ommen over de Heeren en Lands dienften en jagt van het Huis Arkenftein, van 1574. Uit het oorfpronglyke op den Huize Dort. Voer u den Erentfestenn heren Schultz Erfchynt Peter Qteisen Volmechtiger aenwalt defs Edellen unnde E;entfesten Eggerich Ripperda drost des Landes van Salland, unde heft van weghen der hoecheit tot ewiger gedachtnifs , orab kondtfchap der waerheit doen arreftieren unnde verdaeghen , den Erenthafften ende fromen Rhodolpken van Ommen, met bidt dat hy met Recht, daer hen gehalden werde op enen jederen navolgende pundl oder vraechftuck die rechte waerheit to fegghen, wes jme daer van wittich ende kundich, unnde dat fyne depofition, op enen jederenarticull, infunderheit (a) met vlyth opgefchreuen worde Unnde imfall hy fich daer van die waerheit to fegghen weygerich maeckte, En wolde hy producent van hem nyet Lyden omb hundert goltgulden Jnden ierftenn gemeltengetuech to vraghen, woe alt dat hy fy unnde off hy nyet hier beuoeren, voer fchryuer by Seyno Mülert gewefene drost des lan. des van Sallandt gedient, unnde woe lange dat hy den falighen drosten gedienet hefft Jtem off nyet waer en is, dat by tyden Zalighen Seyno Molert geweefene drost van Sallandth, wanneer die hueslueden van weghenn der hoecheit, om heren fa) Afzonderiyk. F 5  90 Overysfelfche Gedenkflukken, IVde Stuk, heren dienst, ro doen verbadeth worden off dan dorthz meycrs to dyenen gefryet plechten te worden oder nyet Unnde jmfall hy getuech jha antwordenn worde, dath hy dan urfaechen daer by fegghe, Waeromme dat dorthz meyers mher als andere hueslueden gefryet fyn wordenn Unnde off oeck andere daer by wonende huesIuysluyde(*joeck gelich dorthz meyers mede gefryeth pleghen to werdenn, Unde daer hy oeck toe fegghen (b) wurde, dat hy dan beftendighe urfaechen daer by deponiere waeromme Jtem off die voerfs. hueslueden nyet oeck en pleghen, van weghen der hoecheit mede te moeten waecken , gelich andere hueslueden aen den oert daer fy van weghen der hoecheit to wachen geitalt wordenn unnde off hie getuech neen antworden wurde, dath hy dan reeden unnde urfaechen daerby fegge, waeromme dath fy dat nyet endeden, Unnde waer fy dan de wacht hielden unnde uyth wes (c) beuell unnde off fy op dat huyfs to Dorth met geweer to wachen pleghen Jtem letzlich to vraghenn woe wyth unnde feerne 'allermennichlich by dat huyfs unnde omb dat huys ten Arck-jnftein to jaegenn pleghen van deine allen voerfs., fyne rechte wetenheit unnde kundtfchafft der waerheit, puer unnde claer to geuen allet by Verlues fyner fyelen zaücheeit unde pene voerfs Jngebracht op ten XXIIIi>, dach Augufti a°. &c. 74 coram Stadtholder defs gerichts Mr. Johan ter Spille Coernotenn Herman Hessels ende Mr. Wilhem Hüernynck ende Roeleff van Ommen hest hier op fyn bedencken ende tyt genamen vanhueden auer8 daeghen inclufiue te doen wefs hem nae Landtrechte ende rechte geboerth Roeleff van Ommen die vermitz befathe Cd) aen het gerichte gebrocht op zekere interrogatorien em by penen van die volmechtighen defs E- ... j ... dellen (*) Lees huesluyde. (b) Toe fegghen, beTestiee" (c) Wiens. (d) Arrest.  ' over de dienstbaarheid in Overysfel. Bylaagen. 91 dellen unnde Erentfesten Ecgerich Ripperda drost flandesvan Sallandt voergeftalt fecht fich voer erlïen der penen unnde fchaeden onfchuldich unde tueget voerth opten erften artickell fynes alters tfyn ongeueerlich wall tfestichjaer Unnde fy hierbeuoerens, by zalighe gedachtenisfe den drosten van Zallandt , den Edellen unde Erentfesten Seyno Molert in dienfte getreden, fynes enthaldens jn anno negenunddartich unde voertaen by fyn Edell L gedieneth unde fyn Landtfchryuer gewefen ongeueerlich jn dat darthiende jaer unde fy oick by fyn Edell L jn alfulcken dienst verbleuen, wefs Godt der Almechtiger fyn Edell L van defen Eertbodem gehaelt, unde dat hy noch nae afffteruen des zaligen drosten, eyne tytlanck by den Edellen unde Erentfesten Johan van Laer to hoenloe , die dat drostampte doenmaels by prouifie bedyende voertaen by fyn voerighe ampt verbleuen Op ten tweeden artickell fecht getueghe waer tfyn , dath jm aenfangh ongeueerlich doe hy by zalige Seyno Mülerdt in diende gekoemen was, fich toegedraeghen unde begheuen heffth dat die lantfchap van Sallandth mosten unde worden verbadeth aent huefs ten Arckenfteyn te koemen arbeyden, om den wall neder to legghen unnde anders Unde doe het aen dat karspell van Bathman quam , fynt fy oeck gelick andere erfchenen unnde hebben gearbeydeth Uuytgefundert die hueslueden onder dath hues to Dorth gehoerende, diewelcke nyet en comparerden Daerop hy getueghen den Drosten gefacht unnde gevraecht, her droste dat gantfe kerfpell van Bathman is compariert Uytgefundert die hueslueden des huifes to dorth, Woe kompt idt, dat die nyet en koemen, Daerop die Droste geantwordt, Wie idt kompt offte nyet en koempt, dat en weeth ick nyeth, dan fy pleghen hyer nyet te koemen Dan jck hebbe my metten olden hueslueden bevraghet, die geuen my dem bericht, dat fy tot gener tyth, by oeren gedencken gefolleget hebben, daer by heb jck idt oeck gelaten Unde fynt alfoe doemaell nyet erfchenen ,  92 Overysfelfche Gedenk/lukken, U'de Stuk, eeeaeoi,, itiSJ ader w ï„°"gS,dachM worden voergeiacht bericht is ge- Soe voeJI die plaetfe ader waeckfreHe u de, wes (O des geweeien i\ Hni r ^g n" 5' ongeueeriich aen die vyer iaer <*edienr hAh unde alfs hy daerhenne eknTm«n *edient hebbe, mede verwaert Unde oeck in aïen den tvde? & ianghe hy oP dat huys to Dorth gewoentnver'v? nhomen, weet oeck verwaer dat Th ,2 /r" tvden, den huefe Aixkenfreyn ader den iJros^en ^ (0 Waar. den*  over de dienstbaarheid in Overysfel. Bylaagen. 93 den, hebbe jtfigher fyn joncker der Edell unnde Erentfeste Seyno van Dorth tot bewaringe fyn E. L. haus, fyne bauren ende andere jngefetenen des krynges van Doren, wie mans noemer, tot etzelicke ve'rfcheydene maell op weer geftalt unde hebben oeck die hueslueden. tot alle tyt, Latende oerjoncker van Dorth omb gaen enen waeckkluppel, durch den ganfen krynghe foe by daghe als by nachte, met oer geweer op den huefe Dorth die wacht geholden Volgents op die vraghe 'off oeck andere huesluedenn daer by wonende gelick Dorths meyers mede gevryeth wordenn Daer op fecht der depofant dat een huys gênant Loefingh jetzondts toebehoerich Lüeloff Hessels , ftceth op den gronde van den huefe van Dorth inden krynghe van Dörth (foe hy bericht) welcke ftedejs, met gefryet worden, daer men Hessels borghermeister van Deuenter nae vraghen mach die daerop mach refoluieren, Want het fynL toebehoert hest Unde moet die meyerdaer van jaerlix opten huefe tho Dorth een deell hoender ende eyer betaelen, Oeck lecht daer een Erue jetzont toebehoerich Wolff van Jttersüm Nyenhuys gênant eertydes gedeylet van den huefe to Dorth und Blanckena (foe hy bericht) unde deshaluen mede van den huefe to Dorth, alle tyt verdedinght woe voerhenne, ehr dattet van den huefe tho Dorth gedeylt werdth Opten vyerden artickele belangende der jacht fecht hy getueghe, dat in tyden, foe voell fyns obliggende beueelshaluen te doen hadde, dat hefich metter jacht nyet en bemoeyede, kan oeck nyet eygentlick fegghen wat gerechticheit dat huefs ten Arckenfteyn aengaende der jacht hebben, dan hebbe waell tot etlickemaelï van den Drosten za. Mulert gehoert, dat hy fynen knechten befall, Sy folden jaeghen waer jat jm gefiele gantz Sallandt durdh Auerst fy folden toefeyn, dat fy nyemantz (ƒ) to nhae (f) Dus zo min andere Hovezaaten als het Huis Arkenftein,  Q4 Overysfelfche Gedenkflukken, IVde Stuk, nae metter jacht quemen, hebbe oeck waell vernhomen dat die za. Drost nyet geerne en hadde , datmen to nae omb dat huefs ten Arckenfteyn metter jacht quamfg), Dan woe wyth ader woe feren, men die jacht to den Arckenfteyn verdedinget Daerup kan ™mn^?Seitrnyuet feggen> weeth oeck nyet daer van üit feiffde fecht voergemelde getueghe hem in. der quahteit als voerfs. wittich ende kundich te fyn Ende hest dit met Ehede als in forma gebrucklich bekrafftiget opten lesten dach Augufti ao. &c 74 Coram Schoültz. Wilhkm Doeys Coernoten Hermak Hessels ende de L Berndt van Wynsenn maa Extract uyth defs Schoultefen van Deuenter gericht boeck Ende is metten feluen van woerde tot woerde woerde (h) woe ut fupra accordierende befunden by my J. . . van Therynden apenbaeren JNotanus ende gefwoerengericht fcryuer J. V. THERYNDEN Not. Sc. No. 2. Copia. Rekeninge voor de Heer Reinter Schabp toe Winsheim, foo en als fyn Hoogh Ed, Geb. vin de Provincie van Overysfel wegens het Verwalterfchap des Drostampts van Sallanc en daar over geleeden fchade en interesfe is Competeerende Van (g) Zie ook I Stuk, bl. 49. in not, (Ji) Zo ftaat 'er twee maal.  over de dienstbaarheid in Overysfel. Bylaagen. 95 Van deLanderyen in't Heeren Broeck geleegen. compt d'Ao. 1669, 1670, en 1671 jaarlyx203 Car. gl. doende in 3 jaaren . . . ƒ 609 — : : Van de Schoute van Bathmen weegens Landeryen by den Arkenfteen geleegen (a), en fittelgelt resteert de annis 1670, en 1671 jaarlycx 81 Car. Gldenfynde in twee jaaren ...... I6a — ï «— j Staande te noteeren dat de voorfc. Schoute van Bathmen fustineert dat fyn Ed. van wylen de Heer Drost van Sallant in arrest is genoomen , voor kosten van 't welck hy pretendeert de voorfc. penn. in te houden, fulcx dat de Provincie moet ordonneeren waar d' Heer Schaep de betaalinge van defe fumma zal hebben waar te neemen. - Henrick Assinck in Ocken^ broeck heeft wegens het Drostampt van Sallant de Ao, 1669 aen wylen d' Heere Droste van Haerfolte betaelt 42 — :— : We- ƒ 8r3 _ . . (a) In eene Memorie van de Traftementen, welken jaarlyks by de Officianten deezer Provincie zyn getrokken , van laater tyd, lees ik: De Heer Drost van Zalland voor het mis/en van de pachten der verkochte goederen van Arkenftein ƒ 350 - t '-: wordende betaald door den ontvanger van Zalland. Staande te noteeren dat de voorfc. Schoute van Bathmen fustineert dat fyn Ed. van wylen de Heer Drost van Sallant in arrest is genoomen , voor kosten van 't welck hy pretendeert de voorfc. penn. in te houden, fulcx dat de Provincie moet ordonneeren waar d' Heer Schaep de betaalinge van defe fumma zal hebben waar te neemen.  96 Overysfelfche Gedenkflukken, lVde Stuk, Van de andere fyde compt . . 813 • ■ Wegens het fittelgelt van Raelte is mede niet betaald de annis 1669, 1670 en 1671, maar heeft wylen de Heer Drost van Salland het felve almede opgebeurt en fulcx ter goeder reke. ninge pro memoria, alfo geduirende deeze Provinciaale disfentien onder anderen mede beflag is gedaen op fekeren Meyer van d'Heer Schaep, Jacob Gerrits genaemt, dewelke voor het ontflaen van het arrest neffens fyn Huisvrouw is comen te fterven, waer by is geoccafioneert, dat gem. Heer Schaep ten agteren aen den boedel is gekomen par resto een fa. van ..... qjo —. 0 Wegens onkosten aangaande* de Arresten gedaan van den 6 Decemb. 1669 tot den 17 Oótob. 1671, can de Heer Schaep verclaren op het alderminfte gerekent verfchoten te hebben een fumma van 200 — • • Noch compt d'Heer Schaep wegens het vermisfen van zyn pachten, door het voorfc. Arrest gecaufeert, an interesfe van dien, mede op het minfte Sefteld • • • • . . 400 — ; : 2323 — 9 : No. 3.  ever de dienstbaarheid in Overysfel. Bylaagen. 07 No. 3. Ka rel Hertog van Gelderland verklaart eenige goederen vry van fchatting, om het Huis te Dort te helpen onderhouden, in het jaar 1523. Uit het oorfpronglyke op den Huize Dort. Kairle hertoich van Gelre und van Guylich und Greue van Zutphen. Wy doin koindc foe Seyne van dort idt huys to dort myt zwaere kosten'onderhalden moit Bekennen wy hertoich vurfs. dat wy foedane fes eruen as Seyne vurfs. inden kerfpell van Batman inder Buerfchap van dort gelegen geheyten den hoff to dort, pyryck, meylynck, hanyck, Roesfynck und Stegynck, mytten bouwluyden dairop woenende,und diewyntmoelen totten vurfs. huyfe to dort gehoirende, van nu voirtain fchatffry gegeuen hebben und fchatvry geuen mit defen onfen apenen placait. Alfoe dat zy nae defe tyt op gheyne meer fchattinge gefath werden, dan idt huys to dort helpen onderhalden fullen Beuelen dairomme onfen drosfait und Rentmeifter onfs Lantz van Zallant tegenwairdich und toekomende dat zy die vurfs Eruen und bouwluyden mitter wyndtmoelen nae defen tyt der fchattinge verlaithen und fghoene (a) zy op gefath folde werden ons in affkortynge onfer pennyngen van Batman rekenen dair am fall ons genuegen und is alfoe onfe gantze meynonge fonder argelist oirkonde onfs ge- woent- (a) Het pene. , IV. Stuk. G  98 Overysfelfche Gedenkflukken, IVde Stuk, woentlicken hanteyfcens und fecret fegel hvronder fxnio°P XXVIIte"' daCh n°vembns Anno tl N°. 4. Ambtbriéf van Unico Ripperda tot Boekelo, Drost van Twente van 1612. Uit het oorfpronglyke op den Huize Stoevelaar. Wy Ridderfchap ende Steden, Reprafenterende die Staten der Landtfchap van Overysfel doen toe weeten, Alfoo durch afffterven van wilen Ernst van Jtterfum, in fynen leven Droste des Landes van lwenthe, dat zelve officie is erlediget, ende tot vorderonge ende onderholdinge van alle guede Juftitie ende Politie van noeden, eenen gequalifi ceerden, bequamen , ende vertrouwden perfoen , tot het voirf. officie in plaetfe des affgeftorvenen to ftellen, fo ist_dat wy, omme die guide kennisfe, die wy hebben van den Edelen, Manhafften, ende voirfichtigen Unico Ripperda to Boeculo, ende van fyne getrouwicheïdt, kloeckheidt, ende ervarentheidt, denfelven geftelt, geordineert ende gecommitteert hebben, ftellen, ordineeren , ende committeeren mits deefen, tot den ftaedt ende of- ' ficie van Droste des Landes van Twenthe , inde plaetze des voirg. Ernst van Jtterfum onlancks over- leden. CHARLES  over de dienstbaarheid in Overysfel. Bylaagen. po leden. Gevende den voirgen. Unico Ripperda volIencomen macht, auchoriteit ende fondcriingen bevel, dat voirf. Drostampt voirtaen aentoveerden, to exerceeren, ende to bedienen, die onderfaten ende ingefetenen desfelven Landes in goede Juftitie ende Politie to holden , befchutten ende befchermen: die Rechten, Hoicheidt, Heerlickheiden ende Privilegiën des voirg. Landes van Twenthe to vorderen ende bewaren: Recht, wett, ende juftitie to doene , ende t'adminiftreeren allen den genen, die het begeeren, ende aen hem verfoeucken, van faicken tot fyner kennisfe behoirende: Gelavende oick den drien Steden hare borgeren ende ingefetenen to holden ende helpen onderholden fodane privilegiën, vryheyden ende coftuimen, als Biscoppen van Utrecht, Romifche Keyr. Mat. voir, endeConn. Ma., nae, hen vergunt en beftediget hebben; Ende int ftuck van de arresten to onderholden ende to doen onderholden den Reces, by Ridderfchap ende ^Steden den 23-n. Aprilis Anno festien hondert elve genomen, Alle broicken in den voirf. Ampte vallende, metten gewoentlicken koeflach, ende andere prouffyten, ende vervallen, van oldes dair tho behoirt hebbende, intovorderen: Die Bofchen neerftelicken to bewairen , fonder dair eenich holt to laten houwen, Ende voirt alles to doene, dat een goet Drost ende Amptman voirf. fchüldich is ende behoirt to doene, Mith den befcheyde, dat defelve Droste alle jair reeckeninge ende reliqua van den broicken doen fall, Mits dat d' zelve die twie deelerj beholden, und van het derde deel der Landtfchap» van Overysfel refpondeeren fal, Vuitgefondert (a) Ruim- (a) Volgens voorgaande ambtbrieven moesten de Drosten niet alleen de breuken maar ook alle voordeelen van het Drostambt verrekenen, onder de hier gemaakte uitzondering. Zo ftaat in den ambtbriéf van 1500 by Winhof AT. D. bl. 518 £f 519Ende Johah voirj. fall ons van allen broicken, profyten, upcomingen, vervall$ , ende gewoentlyken koeflach van onfen voirf. G a, Ampte  ioo Overysfelfche Gedenkflukken, lVde Stuk, Ruimweers (&), de Aeltoge (c) Vastelavents hoenderen, ende bede van Rouvoeder , d'welke die voir Amptluiden toe hebben plegen , und fyn E. oick.geholden wort to reeckenen. Beholtlick oick dat fich d' zelve niet onderwinden fal, die Eigenhorige Luiden, als fie fich begeeren fullen vry to kopen , anthonemen , dan fal geholden wefen,' die felve aen ons, offte onfen Kentmr. in der tyt to remitteeren (d), Wert oick geholden die fchotbare Luiden , ende andere die to dienen fchüldich fyn, tot gewoenthcke dienften to holden, ende fo veern fy dair van in gebreecke fyn, offce bevonden worden , lal hy dielelve dair van doir ons offte onfen dair toe Èecommitteert, laten fcheiden. Ende gemerckt dat 'nico Ripperda voirf. geholden is, aen den Erfgenamen van zal. Goefen van Raesfelt to rembourfeexen alfulcke duifent golden Overlandtfche Keurvoriler Rinfche guldens, dairmede het felve Ampt bepandet is, ende gemelte van Raesfelt by het anveerden van fyne Commisfie vuitgekeert heeft,* Soe simpte alle jair, ofte als wy hem dat vermanen, guede liefheiden rekeninge en bewyfmge doen, dair aff hy ons dat derdendecll vry wtreiken ende betalen ende hy die tweedeell behouden fall, wtgefacht Ruemweders, die aeltoege, vastenlavonts h'ieme, ende bede van Ruvoeder, die onfe Amptman te hebn ende te genyeten pleegt, dat welcke hy oick in fyne rekenninge rekenen fall, zonder nochtans yet dair aff tot unfs behoyff y/t te reyken ofte te betalen. {b) Rys- of twygweerden. (c) Aalftal, of, volgens anderen, het recht om het net in aalftallen van anderen, in rievieren, op te trekken en de visfchen voor zich daar uit te neemen. (d) In de oude ambtbrieven wordt hier geheel iets anders gevonden, 't welk door verloop van tyd in onbruik is geraakt en vermoedelyk niet meer begreepen. Zie Winhof N. D bl. 520. &c. als mede hier beneden den ambtbrief van het Drostambt van Zalland achter Bylage No. 5 Doch't gene hier gezegd wordt, kan volgens de hofrechten mat anders gefchjedeii,  over de dienstbaarheid in Overysfel. Bylaagen. ioi Soe gelaven wy voir ons ende onfen Nhacomelingen den meergemelten Unico Ripperda van die felve AmpC niet to ontfetten, aleer hem offte fyne Erfgenamen febreek fyner, fodane duifent golden Overiandtfche ^eurvorfter Rinfche guldens betaelt ende wederlacht fullen wefen. Wair op ende van hem int bedienen desfelven amptes wel ende getrouwelick te quiten, die voirnt. Unico Ripperda geholden fal lyn den behoirlicken eedc in onfen handen te doene. Ontbieden ende bevelen dairomme allen Officieren» Wethouderen , Onderfaten ende Ingefetenen _ des voirf. Landes van Twenthe, dat diefelve den voirnt. Ripperda voir hairen Drosfairt fullen holden, kennen, ende alle behoirlicke ehre, refpect., ende gehoirfaamheidt, een jegelicken fo het hem aangaen fal, betoenen ende hem dat felve officie rustelicken ende vredelicken doen, ende laten bedienen , mids» gaders die wedden, ehren, rechten, praeerninentien, nutfehappen, prouffyten, ende vervallen, die van oldes dair toegeftaen, ende die voirige Drosten gehadt ende genoeten hebben, vollenkomentlicken te laten genieten ende gebruicken, fonder hem to doene, offte to laten gefchieden eenich hinder, letfel, offte moijenisfe ter contrarien. In oirkonde hebben wy tegenwoirdige mee onfe zegel ende (ignature van den Greffyr bevestiget. Gegeven op onfe vergaderonge binnen Zwolle, den vyrden February , int jair onfes Heeren een duifenc fes hondert ende twaalffe. Op de voude Jlaat: By die Staaten van Overysfel. Ter ordonnantie van gemelde Ridderfchap en Steden. DOORNBUS. 1612. Aan det zen brief hangt het zegel van de Provincie in rood wasch, aan een francynen jiaart. G 3 No. 5.  io2 Overysfelfche Gedenkflukken, IVde Stuk, N». s. Ambtbriéf van Borchard Amelis van Coeverden, Drost van Twente, van 1710. Uit het oorfpronglyke op den Huize Stoevelaar. Ridderfchap en Steden de Staaten van Overysfel, doen hier mede te weeten, dat wy ons betrouwende op de goede neerftigheid, experientie en vroomheic ons bekent van de Edele zeer voorzigtige Borchard Amelis van Koeverden tot Stuveleren Hengelo, denzei ven gecommitteert, geftelt ende voorzien hebben , committeren , Hellen ende voorzien mitsdezen, met den Haat ende officie van het Drostampt des Lands van Twenthe, uitgezondert onze ampe van Blankenberg en Haaxbergen, in plaats van wylen Unico Ripperda tot Weldam onlangs overleden, gevende den gemelden Borchard Amelis van Koeverden tot Stuveler en Hengelo volkomen magt , authoriteit en fonderlinge bevel, het zelve Drostampt van nu voortaan te holden te exerceren en te bedienen, onze hoogheit en Heerlykheit daar in te bewaaren (a), een ygelyk Landregt te laten wedervaren, regt, wet ende juftitie te doen en adminiftreren allen den genen die zulx begeren zullen, in zaken tot zyner kennisfe behorende, onze bosfchen ueerftelyken te bewaren, zonder daar in enig holt te laten afhouwen, alle breuken in de ampten verfchynende, met den gewooulyken toeflag(£), profyten en vervallen van ouds daar toe behorende, intevorderen, en voorts anderzints alles te doen, dat een goed Drost fchuldig is ende behoort te doen, ten (a) III. Stuk, bl. go. (fc) Het moet zyn koeflag. Misfchien heeft de infteller dii oude woord niet verttaan.  ever de dienstbaarheid in Overysfel. Bylaagen, 103 ten laste van ons jaarlyx rekeninge daar van te doen (c), 't aller tyd, als hy daar toe vermaant zal worden, mits ons een derdendeel daar af üittereiken, en de andere twe delen ten zynen profyte te behouden, uitgezondert (d) Ruemweders, die Aaltoge, vastelavonts hoenderen ende beden van Ruvoeder, die de vorige Drosten plagten te hebben , ende deze ook gehouden wort te verrekenen, zonder nogtans yts daar af tot onzen behoef te betalen, Voorts tot de eren, regten, praseminentien, nutfehappen, profyten en vervallen daar toeftaande en behorende(e), zo lang als ons zulx geheven zal, voorbehoudens nogtans, dat hy zich niet onderwinden zal onzer of onzer Vazallen eigenhorige luiden, als zy begeren zullen zich vry te kopen, zich tebemoeyen, maar dezelven remitteren aan onzen Rentmeester onzes Lands (c) Dus niet alleen van de breuken maar ook van alle Profyten en vervallen, van ouds tot het Drostambt behoorende. Ditkomt overeen met den Drosten ambtbriéf van 1500 hier vooren bl. 99. not. (a). aangehaald. Uit zodaane rekeningen zou derhalven kunnen blyken, wat voor Profyten en vervallen van v ouds tot het Drostambt hebben behoord. Doch op het einde vandeezen brief wordt het doen van rekening alleenlyk totde breuken bepaald. Tot nog toe is my niet gebleeken, wanneer de Heeren Drosten van Twente zyn ontflaagen geworden van het doen van rekening van alle Profyten en vervallen tot hun ambt behoorende. Eene nafpooring der Drosten rekeningen van ouds af zou dit kunnen aanwyzen. Uit den hier voorgaanden ambtbriéf van 1612 blykt, dat toen reeds de breuken alleen verrekend wierden. (d) Deeze uitzondering kan ons te meer overtuigen, dat de boven gemelde bepaaling, op het einde van deezen ambtbrief gedaan, naamlyk dat alleen de breuken voor een derde deel zouden hebben moeten verrekend worden, van Iaater tyd is. (e) Van deeze nutfehappen, Profyten en vervallen is te vooren in den brief reeds gemeld en gezegd, datze dsor den Drost moeten verrekend worden, uitgezonderd Ruemweders «82. G 4  io4 Overysfelfche Gedenkflukken, IFde Stuk, ' Lands van TVenthe, denzelven asfifterende tot bewaringe van onze regten, en desgelyx tot betalinge , onzer renten en domeinen, en verder gehouden wezen die fchotbare luiden en andere, die ons te dienen ichuldig zyn, tot zulke dienften teonderwyzen, zo dik en menigwerf wy des van doen zullen hebben, ende of onze horige luiden voorf. ons breukig vielen, zal hy dezelve by ons of onze voorf. Rentmeester laten fcheiden, waar op ende omme zich in t bedienen deszei ven Drostampts wel en getrouwelyk te quyten, de voorf. Borchard Amelis van Koe. vorden tot Stuveler en Hengelo gehouden is den behoorlyken Eed te do-en en^borgl te ftellen, dat ook dezelve zich zal gecontenteert moeten houden met het Urdinans Tractementen en profyten, zonder de ingefetenen van zyn Drostampt met enigerhande andere lasten te befwaren, hoe die ook °-enaamt zouden mogen worden, en wel fpecialyk, dat niet het alderminfte, het zy in gelde of anderzins directelyk, nog indiredtelyk zal trekken, of genieten voor de tolerantie van de exercitie der Religie van Papisten, zonder dat ook by het aannemen of verfterf deszelfs, yts tot laste der ingezetenen gebragt zal mogen worden. Dat ook van de ingezetenen geneonkoften in Criminele zaken aangewent, mag vorderen. Dat niemant over zaken niet capitaal zynde, mag in detentie houden, die zich zal kunnen verborgen volgens Landregt. Zullende die loop der juftitie voor die dagelyxe Richteren met gene inhioitien, avocatien der zaken , ofte voorIchnften beletten, nog ook de Gedeputeerden van Ridderfchap en Steden, in zaken van executie wegens des Landsmiddelen behinderen, maar ter contrarie die behulpelyke hand daar toe bieden. Dat ook verder gene zaken van de Ordinaris Rechtbanke afgetrokken zullen mogen worden, anders als met bewilliginge van beide partyen , gelyk mede van de Schoute of Richter voor welke dezelve hangt, of uit zyn nature behoort, en in gevalle daar over discrepantie mogte ontftaan, tuslchen een van partyen,  over de dienstbaarheid in Overysfel. Bylaagen. 105 en, en de Scholtis of Richter, de decifie daar van zal worden verbleven aan den Drost, met advys van Rechtsgeleerden, dog tusfchen den Drost eii partyen dispuit vallende, dat Ridderfchap en Steden, of by haar JEd. Mo. abfentie, de Ordinaris Gedeputeerden, na mondeling verhoor, daar in zullen disponeeren zodanig, als na de wetten en Landrecht dezer Provincie zal worden bevonden te behoren. Dat dezelve ook niet *an zyn Gerichtsbanke zal trekken andere zaken, als welke na Landregte daar toe behoren. Voorts dat de Drost zyn Landfchryver met Eéde zal doen beloven, dat hy direótelyk of indirechtelyk niet genieten zal van enige advyspenningen. Dat dezelve ook by abfentie, 'tzy binnen defe vereenigde-Nederlanden of daar buiten, geen Verwalter zal mogen flellen , als met kennisfe en goetvinden van Ridderfchap en Steden, of by abfentie de Ordinaris Gedeputeerden, aan welke zodanen Verwalter den Eed op deze inftruótie zalmoeten afleggen, en zulx voor de tyd van een jaar, wanneer zodanige nominatie en aggreatie wederom van nieuws zal moeten worden gedaan, mits dat gemelde Drost zo wel als de Verwalter zyne refidentie in Twenthe zal moeten houden. Vorders referveren Ridderfchap en Steden zich de faculteit, om na bevindinge van zaken deze inftruótie nader te elucideren, veranderen, ampliereh, of daar aan te derogeren, zodanig als haren goeden Raad gedragen zal, ontbieden en bevelen derhalven onzen Rentmeester onzes Lands van Twenthe, onze Richteren aldaar, en alle andere onze Officieren ende onderzaten, die dit zal mdgen aangaan, dat zy den voorf. Borchard Amelis van Koeverden tot Stuveler en Hengelo voor onzen Droste van Twenthe holden, asfiftentie ende faveur bewyzen, en voorts in alle betamelyke zaken refpectiye gehoorzaam zyn, alles op de conditiën voorz., Ende alzo op dit Drostenampt by tytel van pantfehap verzegeld is een fumma van duizent overlandfche Keurfurfter Rynfche guldens van gewigte voor den jaare 1466 gemunt ende geflagen, zo hebG 5 ben  toe Overysfelfche Gedenk/lukken, IVde Stuk, ben wy hem belooft en toegezegt, beloven en zeggen toe by dezen, dat hy ofte zynen erven van dit JJrostampt niet ontzet zal of zullen worden , ten zy zyn nazate in officio hem of hun wederleveren defe voori. duizent overlandfche Keurfurfter Rynfche' guldens van gewigte en flag als voorf. Vorders hebben Ridderichap en Steden, om alles dezen aangaande wederom in ftaat te brengen als zulcx voor den jaare 1672. is geweest, goetgevonden te arresteren het gene volgt. Dat geen Drost van Twenthe, of enige andere fesfie zal mogen nemen in de vergadennge der Ordinaris Gedeputeerden ofte ook daar in verfchynen, zonder bevorens daar toe door gemelden Gedeputeerden verzogt te zyn. Dat of wel in deze mftruftie hier voor mentie gemaakt wort van het verrekenen der boeten voor een derde part, Ridderfchap en Steden egter verftaan, dat dit derde part met zal worden verrekent, maar blyven ten profyte van den Drost, mits daar voor de kosten van de Criminele juftitie dragende, alles nogtans tot wederzeggen van Ridderfchap en Steden. Dat voorts nader zal worden geinquireert of de refpective Drosten voor den jare 1672. bevoegt zyn geweest de dienften van de ingezetenen te. eifchen , dat zulx alzo bevonden wordende, daarover ftaande dezen JLanddag een yaste ordre en Reglement zal worden beraamt, en dat als dan niemant daar van zal wezen geeximeert, onder wat prsetext zulx ook zoude mogen zyn, dog dat geen Drost enige dienften aan andere zal mogen overdoen, en dat geen dienften inmiddels geéilcht zullen worden, vóór dat zodane ordre geformeert zal zyn. Aldus gedaan in onze vergaderinge binnen Zwolle den i\ Maart 1710. Ter ordonnantie van Ridderfchap en Steden H. ROYER. Aaa  over de dienstbaarheid in Overysfel. Bylaigen. 107 Aan deezen brief hangt het zegel van de Provincie in rood wafch, aan een francynen ftaart. Ik zal hier byvoegen een zeer oud affchrift van eenen ambtbriéf door Frederik van Blankenheim Bifchop van Utrecht in 1412 gegeeven aan Dirk van Dort, Drost van Zalland, gevonden op het Huis te Dort; kunnende dienen tot duidelyker bevatting van fommige uitdrukkingen in de. Drosten ambtbrieven, en eenige gedenkwaardige oudheden bevattende. Wy fredric van Blanckenhem bider genaden goits Bifchop Tutrecht maicken kunt allen luden, dat wy ome orbar , und nutticheit urlfs landes by raede und guetdoncken onfs vriende, und mit willen Henric van Gramsberge, onfe leuen ghetruwen Deric van dorrete onfen Amptman in Zallant gemackt , und hebben hem dat felue amptbeuolen, in dusdane verwarden , als hier nae befchreuen ftaenn, In den irsten, fo fal onsfeghetruwe Deric van dorrete bewaren onfe voirborchte ten Arckenftene, unde fal dair wt dat vorfs. ampt berydenu, regiren, und verwaren, und befchermen nae fyne macht, eynen eygeliken in den ampte ordel und recht nae den lantrechte laten wederuarenn, und nymant dair inne te verkorten, und laten malicke oer (a) in finen rechte, als eyn guit ainpt. fchüldich ys, te done, und dat fallwefennop fins felues kost, und arbeyt, voirt fo en fall9Deric ghene vede (b) maickenn van fins felues wegen die onsfenn lande te onftaede komen mach, ten fy by onfen wille und wetenn, Mer hy fal uns op alle die ghene, die ons ende onfs gedichte viande fint off* hirnaemals worden alfulke hulpe doen als eyn guit Amptaian fvnen here fchüldich is te doen, Vort e- enige (a) Maticke oer betekent elk van' hun, gelyk welk otr welk van hun. Zie boven bl. 20. (b) Oorlog, vyandfehap.  i o8 Overysfelfche Gedenkflukken, IVde Stuk , enige lude in Zallant gefeten, die hem tot em>er fc\ quit coepenn van horen herfchop, ofFdie in zlllï j $™*nm ende hem quit cofFtP hJden, dietZ hem verbeden (e) an unsfen Rentmeister van 7a£ tot onfs behoiff eer/ie hem anders"iStghe^rn moegen und dar fall Deric toe helpen dSt XQ fchee, ende gehalden werde und ftercken unlenrentmeifter off dair gebrec in vele, Vort fo fall Sé eetruwe Denc cnamptman unfe gebade fg) doen und hem (O Hier is uitgelaaten het woord tyd. Zie by Winhof N. D. bl. 520. en II. Stuk deezer Gedenkft., bl. 219. WINHOF (d) Zich aldaar ophielden, zonder aldaar gezeten te zvn • en Z1ch aldaar dus ophoudende zich hadden vry gekocht7 (e) Aanbieden, om de fchatting, op den vrvkoon-Pftpm denLandsheertebetaalen. De %&£c&ebbfl&™ felmg van heden. Van verwisfeling van lieden als ookVan hnd goederen genoot de Landsheer eene zekere fchattim? mngvan wisfel lants ofte lude. dumbar, MaTaZm f ? 258- Waarfchynlyk het zelfde mee handwisfel by Matth dejure Glad. cap. af. pog. 40X. ;n de woorden: LS/ naecoop,Gencht, thns endethienden &c. Koop komt ooHoor' onder w.sfel en wordt gezegd ein msfelgeld umme gudt. SaxBwsp. Lib. 1. art. 9. m glosf. & (f) 'fcaar toe begeeven. fe) Gebod, opontbod tot Heerendienst. Zie boven, bl. (A) De Ambtman zulks noodig oordeelende, deed dit on ontbod, zie boven §. 2r. en Bylaage No r of L I P', van hooger Overheid. Zie boven| 17! ' °P bevel O') Volbrengen: dage leesten is dagen waarneemen 0D beftemde dagen verfchynen. • °P (*) Merk de tegenftelling van bloot aan gewapend; waar van meer te zien in Gebaveri vest. jur. Germ anth Z Tacit. de mor. Germ. V. Mantisfa de nuditate co7porZ mat rtbus nostris temer e officia. 1 1  over de dienstbaarheid in Overysfel. Bylaagen. 109 hem dat weten laten, und dat fall wefenn bynnen den voirg. ampt ope fynenn kost , und buten den ampte op onfe kost , ghewin und verluefs fonder argelist, Voirt fint vorwarde, wert faicke dat Deric unfe amptman vurfs off fine gefellen unfe viande iachden off dair aff gheiaget worden bynnenn ofFt buytenu denn ampte van Zallant, und dann yment geuangen worde, offte perdt verderfde offt verlorenn bleuen, die folde wy beleggen (l) unde in allen faicken hoer hofft heer (m) wefen funder alle argelist, Mer in den ampte te ryden undtusfehen water und ftals .... (n) wêfen up Derex amt gewynne und verlees, Ten were dat wy fwarre last van vianden kregen unnd ander vorwarde van den kost ten Arkenftene ouerdragen, dat doch ann uns ftaenn fall wer wy den kost vermeren offc niet vermerenn en willen, unnd omedat vorborch ten Arckennftene te warene, dat ampt to berydenn unnd die brokenn in te wynnen, fo fall unfe getruwe Deric vorfs. hebben tweedeell van allen broicken opcominge und veruall, oic in wat maniren datte verfcynen oft comen moegenn, die een amptman van Sallant te berichten, upteboren, offt te geneten plecht unde die in den ampte vurfs., und bynnen der tit dat hie unfe amptman is opcomen und verfchynen, und die fall hie vorderenn, ynwynnen , und ons und Henrick van Gramsberge famentlick gude befcheidene rekenynge dair aff doen, wanneer wy hem des vermanen, offt doin vermanen te güdertyt, unde Deric fall van den derdendeell, dat ons dair van boert twintich olde fchilde in beholden die wy hem gheuen te volst (0) onfs (J) Belegeren, te weeten den gevangenen, om hem uit de magt van den vyand te verlosfen. (m) Zie over het woord Hoofdheer III. Stuk , 11. 6. (n) De zin fchynt hier bedorven te zyn. (0) By verkorting voor vallest, van volleesten volbrengen. Zie Kiuan. in dit woord en in leesten. Zie ookby Dumbar, Kerkl. en Wereldh.Dev. boek 4. Hoofdft. 32. pag. Ö45. col. 1. in de wcorden: 2» vollest unfer gefengnisfe.  iio Overysfelfche Gedenkflukken, iVde Stuk, onfs ampt vurfs. te bewaren alfoe lange und der tii toe dat Henrick van Gramsberge van onfs wien™ boirt nefft twe hondert olde We° und we, dan dair en tendes bliuet vann onsfenn derden deïl da? fall Deric vurfs. Henrick van Gramsberge vurfs ouer gheuenn und p) arfcortinge der fommen geïdesd?ê wy Henrick fchüldich fin! nae inholt derbS d e hie van Uns hefft up dat ampt vurfs. thent (a) dat ampt geled.ch wortopfefshondert olde fchi de aÏ argelist uit gefeecht in orkonde sbreues befegeltm onfen fegeil Gcgetien to Deuenter in den fair X heren duient vier hundert und twelleff op den vri dach nae den ionendach üemifcere No. 6. Sneven va» Hendrik Bentink Heere tot Werckeren Borgel, Aenhe, Drost van Zalland; en van £Ïn van TwicKEto Schutte: van Raelte, betreffende de vryheid der ingezetenen van het Kerkdorp Raelte: van eemge Heeren of Landsdienften, tegen bezwaar van andere Heeren of Landsdienften tof hunnen by. zonderen laste De eer le van het jaar i677 en de andere van ij8o. " ™ Zynde her Kleinzegel. Ick Henrick Bentinck Heere toe Werckeren, Bor- 0) Lees onder, dat is, tot afkorting enz. gel (S) Voor ttt heen het, ter tyd toe. CgetO Breda 1677. C O P 1 A.  over de dienstbaarheid*™ Overysfel. Bylaagen. 111 gel, en Aenhe Droste des Landes van Sallandt: doe hiermede te weeten, dat Gerrit Gerrits, Nathanael Aems en Willem Hermssen &c. voor haer en die famentlycke Ingefetenen des Kerkendorps van Raelte my hebben verthoont feeckere Francyne verfegelde Brief de dato den 10 January 1580 geteyekend by Jan van Twickelo doenmalige Schultes van Raelte (als daar toe fpecialyk van Heere Droste Ripperda geauthorifeert) (a), inhoudende vrydom en immuniteit van eenige perfonele Dienften tegens befwaer en in defelve Brief geëxpresfeert, met verfoek van my als Landdrost om in die verhaelte vrydom en immuniteyt henvorder en in het toekomende gecontinueert en gemaintineert te mogen worden, hoedanich verfoek by my in deliberatie gelecht fynde: foo is 't, dat ick Landtdrost bovengemelt na rype examinatie van voorsf. befegelde Brieff het felve hebbe geaccordeert(è), en dienvolgents die famentlycke Ingefetenen des voorfs. Kerkendorps in en by defelve vrydom en immuniteit ten gevolge en in conformiteyt van die verthoonde Brieff hebbe gecontinueert, gelyck ick defelve alfoo continueere en maintenere mits defe. In waerheyts oirkonde heb ick Lantdrost meergem. defe Transfix Brief eigenhandig ondertekent en met myn gewoontlycke Segel bekragtigt. Actum Werckeren den 18 Aug. 1600 feven en feven- (getek.) HERM. BENTINCK. (Iaager ftond) Ter Ordonn. van dezelve (get.) J. ISSEL. Zynde ' (d) De woorden, hier tusfehen twee haakjes, ftaan in het Origineel op de kant met een renvoi. (b) De Drost had ook geen recht om het te weigeren; zo min als hy eenig recht had om de hier gemelde vryheid en Immuniteit te verleenen. Ook blykt uit het volgende ftuk geenszins, dat eenig Drost die vryheid zou verleend hebben.  112 Overysfelfche Gedenkflukken, IVde Stuk, Zynde gezegeld met het wapen vangemelden Heer Landdrost in rooden wasfche aan eenen francynen Haart. (bnderftond) Pro collata Copia (get.) GEORG KOYER Secret. 1783. COPIA. Ick Johan van Twickelloe Schultes tho Raelte van .wegen Con. M". onfen allergenedigften Heren doe kuntt ende beckenne by den Eed daer inne ick fyn M".«verbunden fyn, woe datt my wittich unde kundich is, datt het Kerkdaerp van Raelthe anno vyff unde vifftich, als ick myn Schultampt ahnfangende my eenen lofFwardigen befegelden Bref erthoent hebbenn, inholdende, dat het voerf. Kerckdoerp verbundenn und geholdenn is op dat Gerichte tho wachten en den Schultenn alle asfiftentie t doen in vangenn und fpannen, und alle Criminale faeckenn hem helpenn executeren, voert op den Kaerckenn tho wachten tho waerenn, und datt wapengeruchte in vier Buirfchappenn des Karfpels nach tho brengenn, omme alle Mandaten den Karfpelluiden van der Oevericheit opgelacht den felven tho adverteren. Hier een tegens hefft dat voerf. Kercksdaerp foedanige vryheit dat fie tot pionieren, waegendenfïen, gelden, ofte wthtrecken, noch tot on. costen niet gelden en plegen, dan van Heeren Schattonge van een hondert guildenn eenen guil. den coempt te gelden, denwelcken guildèn thocompt die Buirfchappen Luttenbarch. Lynderthe^, Tyenraede unde Boekele een ieder fyn quota na advenant, gelick fie van een hundert in de Schattonge geldenn , in welckenn gebruick die Edele Eruntfeste Unico Ripperda Droste van Sallandt, den  over de dienstbaarheid in Qverysfel. Bylaagen. 113 den God genaede, my bevalenn fie laeten tho bliven und manuteneren. Edoch nha afflarvenn der voerfs. Drosten is gefchiett datt by tydenn des Edel- vestenn Eggerich Ripperda (a) die echelicke Arfgenaemenn dat voerf, Daerp nochte met eenen guilden mer op dat hundert tho geldenn hebben befwart: des fich dat voerf. Daerp aan den Drosten beklaeget hebben: (&) bevalenn hefft dat voerfr Karckdaerp van Raelte in oere olde vryheit tho laeten bliven, und datt fie nicht meer dan eenen guildenn van 't hundert nha olde gewoente folden gelden, und nicht weder befwaeren. Wordt fc) dat voerf. Karcdaerp met generlei fchattonge offte ander befwaeringe op het Karfpell liggende tho doene hefft dan fie oeck tho genen tydenn voer gemaentt, noch ahngeholden bentt gewest. In wekken voerfr. Vryheiden unde gebruick ik dat voerf. Kaerckdaerp befunden hebbe, und wth fpeciaell bevel! des Edelen Eruntfesten Unico Ripperda Droste voerfr. ende nu noch idtfunt Eggerich Ripperda rustelick hebbe laeten blivenn ende denfelvenn hierinne altits manutenert. In oercontt der waeren waerheit allen punóten wie voerfr. hebbe ick Schultes voerfr. myn Segell beneden ahn desfen bref gehangen, und! myn Christelicke uhaeme, met myn felver handt hir ondergefchreven. A&um in den jaere ons Heren duifent vyff hundert und tachtentich den 10 January. . , (getekend) JOHAN van TWYCKLELLOE Schultes, (Onderftond) Deefe met fyn origineel gecollationeert en daer mede (a) Lees hier voords uit een ander oud affchrift: Droste van Sallandt, ter invullinge van de opene plaats. (b) Vul dit aan uit het zelfde affchrift: den my a's Schultes. (ft Voor -wordt lees uit het zelfde affchrift: want. IV. SïDK. ti  114 Overysfelfche Gedenkflukken, IVde Stuk, medeaccoord bevonden fo verre leesbaer was, hebbende eenige woorden als geheel onleesbaer moeten werden uitgelaten. (getekend) GEORG ROYER Secret. 1783. N°. 7. Extracten Uyt het boek van Concordaten van ~ Schepenen en Raed en Gezwooren Gemeente der Stad Deventer. Anno 1611 den 9 dach der maent Februarii hebben Schepenen ende Raet die Gefwoeren Gemeinte bi malkander gehadt ende diefelve voergegeven (a) (post alia) 2. Dat fulcke gekaren Drosten fich follen laten genoegen by fokken gevallen (b) als die olde Drosten in voerigen tiden gehatt ende vergunnet fyn, fonder eenich befwaer van kerfpelen ende huysluiden, van gefchenck, gedwongen haevedienften op tho leggen ..voer haer eygen Particulier, Dat fi oick den Steden in haer vry ende gerechtigheit in den platten Lande mainteniren ende handthaven, Ende dat fie oick diefelve, die folcken foeken tho verkleyneren, ftrafFen nha beboeren, Dat oick die Dros- (a) Dit woord betekent in de oude taaie voorgejleld. (b) Vervallen, opkomften.  over de dienstbaarheid in Overysfel. Bylaagen. 115 Drosten ghiene Ridtmr. Ampten offte Hopmanfchappen onder fich moegen hebben, fonder'(c) fich alleene mett oere regironge genoegen laeten, Ende watt in voerigen tyden van de voerige Drosten van die ghemiene Kerfpelen offte buyrfchappen hebben ahngegraeven, guetwillich den rechten eigeners wedderom tho Hellen (d), Dat oickd' Erffg. van voerigen Drosten van Sallandtall watt fiefonften van geestlicken ende Cloester goederen ahn fich gebracht , ahngeholden worden tjio reftituiereu. Belangende hett irfte ende twiede inbrengen van die Drosten willen Schepen ende Raedt die faeke mitt den anderen Steden Communiciren ende haer best daer inne doen, tott meeften dienst des Landes ende der Steden. Anno 1633, den 6 Novembr. hebben Schepen en Raedt die G. Gemeente by malkanderen gehadt en diefelve t' kennen gegeven. Dat gifteren alhier ter vergaderinge van Ridderfchap en Steden, by die van de Ridderfchap en beide Steden Campen en Zwolle, tot beneficy van de generale middelen van Confomptie en voorkominge van alle defraudatien gerefolveert, en by Gedeputeerden van Schepen en Raedtt ad rapportandum ifs angenomen feeckere ordre ofte Reglement daer vart die Copye hier by gaett &c. (post multa alia) Die Gezwooren Gemeente volcht S.' en R. in het annemen van het nieuwe Reglement by Ridd. en Steden voorgeflagen, met dezen bedinge nochtans en niet anders: Dat (e) Maar. (4) Toeftellen, herftdlen. H 3  n5 Overjs';[':he Gedenkjlukkm, IV ie Stuk, Da: cie Tracxemerten van de Drosten by deze bedroefde en zware tydcn wederomrne gereduceert worden op haereD ouden voett. (Post multa a/ia.) S. en Raedt verftaen, dat die gedane vermeerderinge van de refpective Drosten Tractementen eer tot voordel dan tot nadeel van de Landtfchap gereycken, vermits daermede geredimiert zyn en ophouden die dier.ften, die een yeeder Huyfsman den Droste ifs plichtich wefende" die vermeerderonge over die refpective kerfpelen tot last der huyfsüeden verdeelt, en draeglicker dan die dienften, fulcx die verminderonge ofte reductie niet dienlick ccc. Anno 1633 den 12 December hebben Schepen en Raedt die Gezwaren Gemeente by maicanderen gehadt en defelve voorgegeeven. (Post multa alia.) Die G. G. verfoeckc verciaringe op die Conditiën over hett Reglementt van den eedt verleeden vergaderbge ingebracht, t'weeten. Op die recuctie van der Drosten tractementen op den Oldea voet alfoe die G. G. niet kanverftaen, ca: die Drosten konren berechtiget wefen tott denielven dienst van yeeder huifsman t' genieten. Die refpective Drosten fyn we! te vreden, dat die vermeerderinge der tractementen cesfeere, mits b'yvende in haer van o'des gehadtt gerechticheytt*van dieraften, welckes Schepen en Raedt oordeelen tot meerder laste van den ingefetenen ten platten Lande te gereycken. Anno 1639 den 19 Marty hebben S. en R. de vrierden van ce G G. overmaels by den anderen geha 'tt en dezelve voorgegeven. Da: S. er. R. ïz 't gerir.gfte riet: haadea verwsz:, ;.: üie -ifrrige» cagcs vergader::: r:e Sc. (Pm  tvcr de ditn: tb aar luid in Overysfel. Byhzgm. 11 7 (Post multa alia.) Antwoorder van de G. G. De G. G. perfifteert als noch by oire vorige Refolutien , en connen in de drie voorgeftelde middelen niett inwilligen, alfoe zy gisteren andere bequamere en lyderlicker middelen int lange hebben voorgeftelt', gelyck zy alsnoch doen by defen, en wyfen aen als volcht éïc. (Post alia.) Dat die tractementen der Drosten moegen gere* duceert worden opten olden voett, en dat \oortaen niet werde toegelaten haer dienften t' verkoopen ofte 't verpachten. (Pest alia.) Antwoort van Schepen ende Raedt. (Post,alia.) Die verbeteronge van der Drosten Tractementen ifs met voorgaende rype deliberatie door den fes Leeden dei er Provintie eenpaeriick geaccordeertt, midts dat daermede folden comen t'cesleren alle uvttfettingen, toegiften van kerfpelen en alle andere beneficiën van dienften en anders, foe die Drosten plaegen t' genieten. T" welck indien alfoe niett naegecomea maer door den eenen ofte den adderen Droste daer inne excefs begaen mochte wor Jen » welckes Schepen en Raedtt met en weeten, willen Schepen ende Raedtt fulckes remediëren , en daar irme doen verken voor foe veele mogelick. Anno 1639 den 10 Marty hebben S. en R. den vrienden van de G. G. wederomme doen voceeren, erade defelve voorgegeven. H 3 Datt  118 Overysfelfche Gedenkflukken, IVde Stuk, Dat op gisteren weynich tytts nae die fcheydonge van Raedtt ende Gemeente, Ridd. en Sted wederom by den anderen binnen gewest, alwaar gefumeert die befoignes opt ftuck van de middelen tott vervallinge van de Lasten defer Provintie voor den loopenden jaehre 1639. (Post alia.) Belangende die twie andere, datt infsgelycken elte. Heeren Gecommitteerden fich daertoe niett «elastet vonden, maer wel in mandatis hadden andere middelen voor te flaen, diemen daer voor hielde , datt Ridd. en Steden eenparichlicken ordeelen endefelfs bekennen fouden moeten bequaemer, dienllelicker en draechlicker te welen, als dat yder last turffs, foe wel in defe Provintie verblyvende ende aldaer wordende geconfumeert, als uyttgaende, indifferenter ende fonder onderfcheytt mett vier ryders per last mogte worden bezwaertt, daer uytt •een groots zoude vervallen, alfoe die 14 ft. daer •op tegenwoordichftaende, festhien duyfent gl. jaerlix fouden konnen opbrengen, daer beneffens timmer eti brandttholt uytt die Provintie elders vervüirtt wordende. Voorts datt die tractementen van de Drosten muegen worden gereduceert opten olden voett, ende datt mogten cesferen die dienften foe defelve trecken, fonder datt fie diefelve fouden muegen vercoopen, ofte verpachten. Alsmede affchaffiginge van paeyen en onnodige tractementen, Ende datt vande Haerlemer Bieren tusfchen Campen ende defe Stadt geene lastbreeckinge gedaen, oock geene bierfteeckers ten platten lande getolereert ofte geleeden mogten werden. Waer op .... . voor antwoordtt gegeven &c. (Post multa alia.) Die dienften foe die Drosten respeftive trecken , ver-  over de dienstbaarheid in Overysfel. Bylaagin. 119 verkopen ofte verpachter) fouden, dienaengaende ifs by die famptelicke leeden verklaeringe gedaen, datt fy niett en weeten, datt fuicks voortaen, oock federt d' augmentatie van derfelver tractementen , welckes daeromme alleen gedaen. gefchiett folden zyn, maer henvorder t' eenemael cesferen, nemende Ridderfchap en Steden, aen, daerinne t' allen tyden naer behooren te willen verfien, wanneer deswegen yeet feeckers voorcomen mogte. N \ 8. Uit het oarfpronglyke op den Huize Stoevelaar. Rekeninge Eggerich Ripperda van Drostampt van Zallant van boiten unnd broicken by hem untfangen zedert den XXVI junü anno LXVI totten X Septembris anno LXX beide die dagen inclues maeckt een tyt unnd termyn van HU jaeren II maenden II wecken unnd 1 dach (Post alia) <= Ander ontfanck van dat Erve tho Batmen dar van die helffte Con. Mat. thokompt unde die ander helffte Seine Mulert nhasfon, Anno LXVI ifs van dat Erve gecomen unnd gedorfchet VII. mudde roggen het mudde verkofft vur XL. ft. b. O) facit Con. Mat. deel - - VII. k. g. (b) Noch (d) Betekent ftuivers Brabants. (fc) Keizers of Kareis guldens. H 4  i2o Overysfelfche Gedenkflukken, IVde Stuks Noch UIL mud boekweiten hiervan ('on, Mat. die helffte het mudde verkofft vur XXVIII. ft. b facit - II. k. g. IX. ft. b. Noch die pacht die Con. Mat. toekompt facit - - I. k. g. VIII. ft. b. Noch twee hoenderen t ftuck 1. ft. facit - - II. ft. b. Item kompt Con. Mat. umb in Boier marke tho meien - - - - I. k. g. Die dorfcher die Con. Matt. faet gedorfchet hefft gevaciert viff dage, des dages verdient ene witte facit V. ft. b. V. placken. (c) Jtem hefft dat Erve fchattonge gegolden II. gg. HU. ft. b. ifs Con. Mat. deel tho korten van die helffte van den derden penninck - VIII. ft. b. II.placken. Za XII. ^ XI. fc. VI. gr. VII. pi. (Post alia) Uthgeven van diverfche Ba9 deloen unnd reyfen. (Post alia) Anno LXVII. (Post alia) Die Droste den XVIII Novemb. hefft durch bevel heren Zciger van Groisbecke (e) Uit dit gertofc arbeidsloon en uit den laagen prys van het toom, i ie nogthans aluoen, in vergelyking mee andeukken, hoog fchynt tt.- Zyn geweest, is de groots waarde van het geld in dien tyd afteneemen.  over de dienstbaarheid in Overysfel. Bylaagen. 121 becke &c. ahn alle Schuiten iü Zalland gefchreven omme hoire bueren een ider in fyn Kerfpell oir rostonge unnd geweer dar op fy geftalt geriede hebben omme gemonftert te worden unde fo noet tfelve to gebruicken den baden gegeven - - - l.k. g. X. ft. bb. Worup die Droste den VIII Decemb. durch dat felvige bevel na Nierbruggen gereist omme aldair die huesluiden uth den kerfpelen van Herdenborrich , Ommen, Dalfffen unde Hellendorn tho monfteren unde up geweer to fetten aldo gevaciertmet reifenunde wedderkieren IHI dage facit - VIII. k. g. Noch den XI Decemb. die kerfpelen van Colmenfchate , Raelthe, Heyne, Batmen unde Holthen tho monfteren unde up ruftonge gefath gevaciert met reifen unde wedderkeeren drie dage facit - - - VI. k. g. Noch den XIII December die kerfpelen van Whye unnd Olst gemonftert aldo gevaciert twie dage facit - IIII. k. g. Noch den XIII Decemb. dat kerfpell ader huesluiden van Zwolle in dem gerichte aldar gemonftert gevaciert met reifen unde wedderkieren III dage facit - - VI. k.g. Jtem den baden die an alle Schuiten in Zallandt getagen ifs omme Kerkenfpraeck te laten gefchien dat een ider huesman met iien geweer up die vurf. H 5 tyt  122 Overys/sljche Gedenk/lukken, IV'de Stuk, tyt omme te monfteren kommen lolden gegeven - - - I. k. g. X. ft, bb, (Post alia) Anno LXVIII. (Post alia) Die Droste ifs den VIII july durch verfchriuonge der Stat van Deventer den X july binnen Deventer erfchenen aldair gevaceert II dage facit IIII. k, g. unde heffe voert up gefinnent des hertogen van Alua onsfers Gnedigen heren sfon der heer Gramprior eenen baden gefant ahn alle Schuiten in Zallant und bevalhen fy met wagen und perden Con. Matt. leger victualie und prouiande natefoeren den gegeven - - II. k. g. Noch enen baden gefant ahn den Schuiten van Zwolle omme proui' ande vander Stadt Zwolle den Leger na tobeftellen den baden gegeuen - - - - ~ - XVI. ft. bb. Die Droste den XIII July binnen Deventer erfchenen up des Commisfaris Charre fchrivent dat franciscus divarra an den Commisfario gefchreven hadde (d) die Drosthe duifent pignieren te wege brengen folde gevaciert eenen dach facit - - - - - II. k. g. (O unde hefft vort up des Commisfaris brieff ahn alle Schuiten gefchreven pignieren optebrengen den baden gegeven - - - - I. k. gl. X ft. bb. Die (d) Hier ftaat op de kant: Zoe die Drosfaet hem beheert volgende den bevelen des Hertogen te vuegen in fjtt nae den Leger. Dus dezelve vacatiën hier dutrflagen. (e) Deeze en de negen volgende posten zyn me: itre;ke» Geroyeerd.  dt ditmtbiarhzid Én OrerjsfeL Bylaagnu 123 Dis Drosche den XV July binnen Devecrer erfchenen up verfchrivonge Remer van Dottm. chems Schnkefs tho Deventer last hebbende van die proviandt wagens urnb ordinantie darm to maken geuaciert II dagen facit - - ML k. g. (ƒ) D;e Drostheden XVI july hefft an den Schuiten van Raeithe Ommen unde Hardenborrich unde oick ahn die Stedekens Ommen unie Ha:denb:.-::cr. gefchreven ca: ::e fich tot wvn haver hoy unde witbroet fretten follen fo daer feker getal van Jtalianef onde hoer perde hen pasferen folde vermogen apene patenten mins G. H. van Arrenborrich ende Adolff van Twickelloe gegeven den baden - - I. k.g. X ft. bb. Noch ahn alle Schuiten gefchreven vermitz die pignieren untlopen waren dat men diefelven by lifFs ftraffe den XVII ten Herienborrich verbaden fo'.de, vermitz kortheit des tydes dat men volle baden mosre hebben und niet tobekommen waren gekostet - - - If. k. g. VIIIfLbb. Noch met etzliche van der Ridderfchap die der Droste dar:o verar. raaide me: eer C:-.r.m:s, fario und den Raidt der Stadt van Deventer geraetflaget fo dat Ampt van Zalhnt umbgedient und giene wagene meer vuerhanden dat die Twenthe oick met wagene upgebadet worde gevaciert enen dach facit - - II. k. g. unde (f) Hier fla~t op de kant: Zsf tgtrrrr:; Lzrs Ét kfcóft te dr^tn. Oüpsj ie zeln redenen imtflégtm ende is ii misji- re gïrtjïitueert.  12 \ Overysfelfche Gedenkflukken, IVde Stuk, unde die van der Ridderfchap tho verfchriven gekosr.ec - - XII. ft. bb. Noch uth Deventer eene tho peerde gefant an den Drosten van Twenthe umb den XXV met etz- liche van der Ridderfchap uth Twenthe to holthen tebejegenen umb ordinantie van die wagene tho maken fo Zallant niet meer dienen fconde gekostet ~ - . _ I.k.g.IIII.ft.bb. Demna die Drosthe tho holthen erfchenen unnd gevaciert II dagen facit ~ •i -- HIT. k. g. Noch hefft die Drosthe fyn dienar met een peert daer viff dage binnen Deventer gefant unde vor bleven om te befehen offt die huesluiden met die wagene comparierden unde wat wagene gebreck den Drosten antebrengen gekostet - LUI. k. g. Noch hefft die Droste durch verfchrivonge des Schuiten van Deventer als last unde Commisfie hebbende van den Hertoch um proviande up Uifft te voeren an den Schuiten van Dalfffen unde hellendorn gefchreven den baden gegeven ~ ~ _ _ f# fc g> mii ft# bb Die Droste den XVII July ten Hardenborrich erfchenen umb die pignieren te monfteren unde nha dem leger tho fenden gevaciert IIII dagen is — — — vm. g. (s) unde die Droste den 17 July noch twee dienar tho peerde indem Leger gehat umb to wetten wormen (g) Hier (Iaat op de kant: Men .',-> Her voer defe resfe die vacatiën van den Brosten ende voer den Diemurs elcx fefs XII, ft.  over de dienstbaarheid in Overysfel. Bylaagen. 125 men die pignieren heitellen folde der ener darmet gewest acht dage der ander X1III dage ftiet ther er- kentenils myner heren vander Re- _ ken — — — — XIII. *C. IIII. ft. Die Drosthe den XX july binnen Deventer verfchreven van den Commisfario Quarre umb ordinantie tho ftellen up die proviant wagen gevaciert II dagen facit - k. g. unde heffe vort die Drosthe die Schuiten van Colmenfchaet, Whye, Olst, Batmen, holthen, heliendorn, Raelthe unde ther heyne gefchreven umb een jderupfynfekeren angefatten dach fekere getall van wagene tho béftellen umb proviande nha dat leger to vaeren den baden gegeven — — — !• k. g. X ft. bb. Jtem den XXVII July die Drosthe up des Borgemeisters Willem hurnings brieff in platze des Commisfaris an hem gefchreven een dienar tho peerde ahn die Schuiten gefant umb proviant wagens to béftellen gekostet — — !♦ k. g. Noch desnachtes tho twee uhren fchrifften van den Commisfario untfangen umb noch etlicke wagene fo volle als mogelick uptobrengen ilentz ahn alle Schuiten gefchreuen gekostet — — X. k. g. X ft. bb. (post alia) Die Droste hefft den XX Decemb. uth bevel des heren von Groisbecks up die anllage fo enige up Con. Mat. officiers vorgenaman, oick der X venelin knechte fo  \ I • 126 Overysfelfche Gedenkflukken, Wde Stuk, fotot herenberch affgedancketdiefelbige giene moetwille bedrievea folden die kerfpelen Raelthe, Colmenfchate unde Batmen gemonftert unde den vierden man up harnafch gefath aldo gevaciert twee dagen facit —- — IIII, k. g. Jngelicken den XXIII Decemb. dat kerfpell van Zwolle gemonftert unde umb orfaken vurfs. ordinantie vanden vierden man gemackt aldar gevaciert drie dagen facit — VL k. g. (post alia) Aldus gehoert ende genooten ten ... . in der Kamere vander rekeninge inden Hagc den XVIden. novemb. 1570. Mn Pr RATTALLER. De bewysflukken, tot deeze rekening behoorende , zyn op den kant der rekening aangetekend; doch welke aantekening onnoodig fcheen, om hier by gevoegd te worden. No. 9. Opdragts brief van een goed, verkocht vry van fchatting, Leening en andere bezwaaren en dienflen, welken den inwooneren der marke konden of mogten opgelegd worden, van het jaar 1587. By my berustende. Ick Bernardt Bonkamp van wegen haere dorchluchtige hoocheiden Alberti Ertzhertogen van Ois- tcn-  over de dienstbaarheid in Overysfel. Bylaagen. 127 tenreich, hertogen van Brabant, en als Erffheer der Landen van Óuerysfel &c. mynes aller genedichften heeren ein geftalter Richter tot Oetmerfum, Doe cunt, ende Certificere vermitz dusfen voer die gerechte waerheit ten verfoecke des Er. Joannus van Deuenter Amptmans der Prauestien bynnen Oldenzael &c. Dat jck in mynes antecesfeurs Richters Matthyfs van den hulfen Zaliger Protocollo befunden hebbe, fecker tranfport ofte vuithganck up dagh unde datum neddenbefchreuen, dorchden Gedeputeerden der femptlichen gemeenen Buiren unnd jnwonneren der marcken Giesteren , manre, unnd vasfe, inbehoeif, derks ten Busfe unnd iinen ErfFgenamen van ein ftucke heydtfeldes gelegen up den Breden broicke &c. ym jaer Een duifent vyff hundert feuen ende tachtentich den vyften January gedaen luidende defelue vuithganck van woerde tot worde als volget. Een noetgerichte geholden am vyften january Anno &c. 87. Richter Matthyas van den hulfen, Coernoten Henricus Martens, Schotte van Dulman, Erfchennen to Gerichte Johan ter Naeremolle toe Giesteren, Johan Wolberinck, Johan Bruinink, und Arent Ribberdinck toe Manre, Berent Fryli'nck Johan Gerdinck unnd Johan Menfinck to Vasfe, voor haer, und mede van wegen der femptlicken gemeenen Buren unnd jnwonneren der drei-, fchichtigen marcken als Geisteren , Manre unnd, Vasfe voerg. Bekenden voor haer unnd haeren Erffgenamen, dat zy met goeden rypen vorbedacbt^n beraede unnd fryen willen hadden verkoft, unndverkoften alnoch hirmede, Steden, vasten unnd onwedderroeplichen Erffkoeps, Derck ten Busfe unnd finen Erffgenamen eenen ftucke heydtfeldes gelegen up den Bredenbroicke tusfchen Robers nye mathe , unnd Bredenbroicks mathe genieten dat groete Laer, alsfe dat nu rhede vuithgepaelt, unndaffgegrauenys met den vuitdrucklichen befcheide, dat men dat felue heydtuelt fal mogen toe Lande maecken, daerop meyen, een huis daerop timmeren, unnd wonnen, unnd fall berechtiget fyn toe heyde toe weyde toe wae-  128 Overysfelfche Gedenkflukken, IVde Stuk, waetere, toe torue unnd voor vuitdreft, gelick dat by anderen kaetteren , ofte byfitteren gebruicklich is, unbefpecrt van jemande., voorbeholden ghiene fchaepedriftt' mogen genieten, van fchattinge unnd Leninge und van anderen befweernisfen unnd dienften foe diesfer drien Marcke vorg. jnwonneren konde eder mochten operlecht werden , van fie drier Marcken jnwonneren unbefordert fry toe fyn unde blyuen, unnd fo hirinne ennigh befweer oder befperiiige voerfallen worde, woe oder welcher geftalt fich fulchs to dragen mochté, daeruoer willen fich alsdan diesfe dreifchichtige Marcken, interponeren, unnde jnne treden , op haer nemende allen hinder unnd fchaeden foe hier vuith fpruiten unnd erryfen folde moghen, unnd fo Derck ten Busfche koper vorgemelt ditfeluige Landt feluer nicht t'gebruicken oder tbewonnen wurde, begeren, mach hy dat feluige eenen anderen met allen gerechticheide wie obg. wedderumb verkoepen, ende auerlaetben, unnd Jfs dit obg. Landt in mathen voorg. dem gemelten Dercke ten Busfche unnd finen ErfFgen. verkoft voer eine fumma van penningen, t'wetten voer tachtentich daleren, dauan ider daler tott dertigh ftuueren, Jder ftuuer tot vyftien placken gereckent, diewelcke tachtentich daler voirgemelt fall Derck obg1. auer eine maendt na dato dusfes, diesfer driefchichtigen Marcken, jnwonneren auertellen, unnd betaelen, Gefchiede defe nicht fullen fie fodanich geit op fchaden mogen nemen, woer fi des ahm besten werde bekommen konnen, unnd die last oft jaerlixe penfioen , fall Derck koper vorg. oder fyne Erffg. dragen, unnd betalen, unndfo daer ock mangel, hinder, ofte gebreck inder betalinge voorfal]en worde, fettet desfals Derck vorg. dat felue Lr-ndt toe eenen underpande daeran fich verkoepere voirg. tho allen tyden fullen moegen verhaelen, des fall koeper voorg. dat feluige Landt van ftunden an moegen antasten unnd tho fynnen willen als voerg. gebruickeh. Deden derwegen vertichnisfe, unnd uplatinge na Landtrechte, jn meliori forma, unnd want  over de dienstbaarheid in Overysfel. Bylaagen. 129 want men dan der waerheit getuichnisfe to gcuen jnfunderheit des verfocht finde fchüldich, unnd Jck foe daenen uthganck met deme voorfs. Prothocollo gants gerechtfunderargwan woe bauen gelickluiden) Dulre - XC1IIU gl. 1 Boning - LXVü g. Losfer - - _ LX Ui g. Dorningen - LX tl I g. Hasfele - - iXUlg. Vaelthe - - > — LXl g - I oirt. Rosfum - - XL II g Leemfele - - XL l Gammiackloe «. - "XL I Berchhuisfen - - XXVI —I oirt. Drynen - - - X: ■ gl — [ oirt.' ijWH? . A ' :,J*" } c inaecket to faemen - - VTÏ uudig X fts. woeruan die hasfeler yn behoef? ores, voer etïic hen jaeren geleddenen fchadens » va.i wegh»n des geheelen Geriehtes hem dorch Öapitein i borhafs Ryb bertyrt unde Albert van Thyl &c tho Delden hg. gende tho gefoget vermoge des Rychters Ho-*u :1$ atteftatie die fummi van - - Il[c rU|j So hem jungstuenopenen jaere van den Gue L ren belaeut Tot bethalinge d^ wachthöltes verfch ff! ig'e dorch dem wachtmeifter dytt vergangen jaer gefchien è _ rt— XIX car. r. voer die wagendienften.-— XXXUI g. -4 Toe 0) Betéken* 126 Car. ;  136 Overysfelfche Gedenkjlukken, IVde Stuk, Tott ein verehringe des heeren Dros- c ten - - - L g. voer Lutter Luichen fo einenwulfF ge- fchotten - - - - X gl Thomas ten Busfche voerman - XV voerden Secretaris « - VII g-II fis. votr die Dieners - - V-g Dat fuperplus voer den Ontfanger No. 12. Uitzetting van wagendinstgeld enz» Uit het oorfpronglyke ter Secretarye der Stad Oldenzaal. Anno Sec. 1603 ahm eerften Augusti Subdiuifie by den ahnwefenden Erffg. unnd Guedtheeren gemaecket van-3215-daI. waerup datt Gerichte van Oldenzal voer dytt lopende jaer 1603 yn die verpundinge ys ahngeflagen, funder exemptie van emandts, alleene dat men die belmunidige ende notoire kentlicke armen alfe oick die pastorien Landen die tot underholdt der prsedicanten gelacht, ende die van oldes niet plegen te contribueeeren , daerynne niet medde fal ahnflaen , nha uthwyfinge des heren Landtdrosten Ernst van Jttersfum fchryvens des datum Zwolle den 24 July 1603 c dal. — fluuss — oirde Lutte - - V.LXXXVII-XI o Duider - - HUI o . o Boeninge - - III.VIII^XXI — o Losfer  over de dienstbaarheid in Overysfel. Bylaagen. 137 ''* ' "*! c 'v ri'jo JLosfer II.XCIJI — XX — I hasfeloe U.XCI .. XX — I Dorninge rl.XCi — XX — I Vaelthe 1I.LXXXI - XX o • ..t\) \7L ' ... • -., f. . **C^r i Si'; ;.. 5'.' 'Ui .1 Leemfeloe — JI ■ ■ ■ ■ o • o Gamminckloe 1.XCI1 —XHII 0 Rosfum I.XCII —XIIII o Berchhuisfen ■ I.XX VIIII o Drynen LVI —- IIII o hier an fall bethalinge ftrecken t' gene dytt Gerichte offte een jder ynt particulier tot die verpundinge van dyt lopende jaer albereets heefft opgebracht Alfoe die Rychter Laurens Pynninck "ennige uthfettinge, heerkommende van feckere wagendienlten unnd andere kosten up dagh vorf van die fumma van. verthoent, js hem diefelue voer dyttmael vandea ahnwefenden Erffg. gepasfeert mett uthdruklicken befcheide datt fulx yn gieu confequentie getogen fal' worden. Aldus gedaen up den Raedthuisfe alhier bynnen Oldenzaell anno et die qaibus fupra N°. 13. Uitzetting van wagendienstgeld. Uit het oorfpronglyke ter Secretarye der Stad Oldenzaai. Anno 1605 ahm dage Pontiani by den ahnweefen1 5 dea  138 Overysfelfcht Gedenkflukken, IVde Stuk, den Ërffg. verdeelinge offte uthfettinge auer het gerichte Oldenzsel gemaeckt , van die fusnma vier hundert dalers jderen daler tho dertich Ituuers cur. rent gereckent, waeruan eynes jderen marckcen quota belopt als folgett Lutte 75 dal o Duider J7 dal. — 18fa, Boeninge . ■ 39 o Losfer ■ 37 o Hasfeloe —!— 36 20 fa Dorninge 36 20 fa Vaelthe 35 20 ft. Leemsfeloe 5 \ dal. hiruan voer dytmaell uth gunsten tho guide gelaeten thyen dal. 20 ft. dan fall yn giene confequentie getogen weerden , unnd nha dusfer Cydt nicht wedder gefchien , Ergo — 13 dal. — 10 ft. fo die vorfs Le<. msfeler lallen bethalen Gamminckloe 24 dal. — o Kosfum 24 dal. — 20 ft. Berchuifen 13 dal. — 11 ft. Drynen 7 o facit die fumma 400 dal. nett, als bauen dewelche employert follen werden als folget Erstlich thott bethalinge van twie geheele jaeren wachtholtes bynnen Oldenzasl ende funst tott vor- uallinge van andere noethwendige lastenn 437 car gl. Jtem tott ein verehringe up die hochtyd(a) edder Bruydtloff Gerhardts vander Marck Rychters tho Enfchede 50 car gl. Den geweldigen Beeck 8 gl. Deme Secretario voer fynn falaris — 6 dal. dena (a) Naar den letter, tyd van. vreugde. Zie-KiLuw. xnhegh, fcughe. Delectatio. Hoogtyd anders feestdag: hooge avond, de dag voor eenen feestdag. Hutdecoper over Melis Stoxz, Desi II. bl. 28a.  over de dienstbaarheid in Overysfel. Bylaagen. 139 denn twen Stadfs dienaeren — 4. dal. Des zalig Rychters Laurentz Pynninges kynderen van resten wagendienften ■ 16 gulden Jtem Jacob berendtfs orotfanger voer fyn vordienst vant ynforderen van dufs und andere twee voerga.-n- de fubdiuiflen 50 car. gl. Waermedde hie tho freeden befs up ditum dusles. Jtem voer wyn up dusfen dagh gedruncken 6 dal. Ende alfo die van duider hier beforens yn f.ckere fabdiuifie tho hoge ahngeflagenn fynnen hem daernoer wedder tho geiaCht ï j Car. gl. facit to famen die fumme als bauen No. 14. Brief van Gecömmieteerden van de Staaten van Overysfel, aangaande de vryheid der kleine Steden van Pioneeren, van 159S. uit de Autentyke Copy ter Secretarye der Stad Enfchede. Copia Eerfame Voerfichtige guide Vrunden, die Ingefetenenn der ftedekenn Enfchede hebben alhier doenn, remonftreren, dat fy luiden alnoch tfedert die nye repartitie vannt Pionerenn gemaecket, ennde U. E. tenn handen geftelt, met viff mannenn omme binnen Oldenfaell toe arbeidenn bezwaart, ende geholden worden, fuftineerende dat zy luiden vann aliulcke dienften, gelick die andere ftedekenns overfienn behoerenn toe worden. Ende alfoe in denn nyennoverftaenn vant'Pionerenn gemaecket, geenen'ftedekens angeflaegen finn , Verftaenn wy, dat üluijenn tot het vuirs. Pioneren niet gefordert konnenn worden. Waromme wv begeren ü. E. die vuirs vann ■ . En-  140 Overysfelfche Gedenkflukken, IVde Stuk, Enfchede daer ennbaeven niet fullen befwaeren. Doende U. E. hiermede in fchutzdes Almoegendena b velen. Datum Deventer den Villen. Septembris 1598. O. Roech vt. underftundt gefchreven. fic habet in dorfo U. E. goede Vranden Erentvestenn Vromen Die Gecommitteerden ende Vorflchtigenjohan vann Ridderfchap ende .de baecke Wachtnr. Steden der Landtfchap tot üldenzael , ende van Overysfel. Laurentz Pinninck Richter daer felfst , fambc ende befunders Oldenzeell Prcefentem copiam fuo originali verhotenus con. cordare aitestor Ego Albertus de Laer Secretarius civitatis Enfthedce hoe meo authographo. Jcripfit et fubs. N°. 15. Ter eeuwige en onfterflyke Gedachtenis van den Edelmoedigften Ridder Johan Derk Baron van dek Capellen, Heer van den Pol, Appeltern, Aithorst, Hagen &c. Befchreeven in de Ridderfchap van Overysfel &c. &c. &c. Die, in navolging der aloude waare Ridderen, den  over de dienstbaarheid in Overysfel. Bylsagen. iit den onderdrukten byftand biedende; door wys beleid, onvermoeiden vlye, ftandvaftige verduuring, verachting en overwinning veeier wederwaardigheden, zonder dat zyn Groote Geest bezweek, de vryheid van den vryea Landman in Overysfel , tegen het flaaffche juk van Droftendienften, mee Gods hulp, heeft verdedigd. Die ook door de rechtvaardige uitfpraak der Ed. Mog. Heeren Staaten deezer Provincie, Befchermers van Recht en Vryheid, het wit zyner loflyke poogiugen, in.de geheele uitroeying van die harde en verachtelyke dienftbaarheid, heeft bereikt. Voor deezen rechtgeaarten Ridder, den roem onzer Edelen, hebben wy huislieden van Twente, met algemeene toejuiching, deezen brief, als een gedenkteken onzer dankbaarheid voor zulke voortreffelyke daaden, opgericht. Zyne Edelmoedigheid , die onze voorgenomen dubbel verfchuldigde koftbaarer vereering heeft afgeflaagen, kan ons niet weigeren, dat wy Hem hier by tevens een recht van altoos duurend verblyf ia onze dankbaare harten opofferen ; eene dienftbaarheid, die wyaan braave Regenten, welken alle flaaffche dienften van een Vrygevochten Volk verfoeyen, toekennen. Wy wenfehen, dat dit gedenkteken by zyn laater nageflagt, eeuw uit eeuw in, gezien en onze erkentenis daar door vereeuwigd worde. Wy hebben deezen door de Boerrichters uit elke boerfchap doen ondertekenen, en, om dat wy geen zegel gebruiken, een gouden gedenkpenning, mee dit opfchrift: • De nyvre landman juicht zyn vryheid is herfteld! Capellen zegepraalt op baatzucht & geweld! 1 aan een keten van het zelfde metaal hier aan doen hangen. Aldus gedaan in Twente, in het jaar onzesHeeren MDCCLXXXIII. op den 23 Septemb. 01-  142 Overysfelfche Gèdenkjlukken, lVdcStuk, Oldenzaal Jan Boerrigter van Lemfel. JB. Hofffte borrygter van Rosfum. •Jan Sc holten als borrigter van Duider. B. Kolker boerrigter van Losfer uit verzoek gefchre* ven. A Maguël. Jan Wenynynk borygter van Valthe. G. Aufty Boerigter van Boninge. G. Groothuis boerrigter van Gammelke uit verzoek gefchreven. A Maguël. H VVennynk boerrigter van Doernynge h. Pruyns Boerrigter van klein Driene. E. Nyhuis, Boerrigter van Hasfelo uit verzoek gefchreven. A, Maguël. Geeryt Boerrygter van Lutte Wyllem Rikkert borigter van Berghuifen. Enfchede Gerlig Gerik als boerigter van Lbnker. Gerrit Zeggelt als Boerrigter van de Ees Markte. Hermen Heege Boerrigter van de Broek Heurne. Gradus de Rutbek als Borrigter van de Rudbek. Jan Nyhuis namens en uit verzoek van B. Haüinkal» Boerrigter van Boekei. Berent Snuverink als boorrigter in de helmink Ziet, uit verfoek gefchreven Jan Nyhuis. Jan Nyhuis boorrigter in de Gerdink Zyt. Herman Strootman boerrigter van Twickelo. Albert Warbeeke als borrigter van Driene. Ootmarfam. namens reutnm ik badde. namens Geesteren J. H. Boeynck. namens vasfe bererjt hofftig. Gerrit Wygerink namens Ageloo. Tan Denvnck als borrvgter namens mander. J J Berent  tver de dienstbaarheid in Overysjel. Bylaagen. 14 3 Eerent Groothuis Boerrigter van Tubbergen uit verfoek gefchreeven A V. van Beverforde. Gerrit J ü Altman als Borrigter van Nordoringen. Jan Sonderhos.als Boerrigter van Denekamp. Jan Hendrik Steggink Borrigter van Nutter en oldea Oetmerfen, door 't verfoek gefchreven J. Steggink. Juryen Scholten van Brekelenkamp. Hermen Arniuk boerrigter van tilgte. Gerryt hynva'rt namens Alebergen. Jan l)rost Boerrigter van Hefinge, uit verfoek gefchreenen B. Cramer. 6 Delden. Hyndrik Nyhof? Setter van Hengelo. Hendk Bruyns Boerrigter van Wooïde. Jan Wesfels Boerrigter van Hengevelde. Hendrik Hiddink Boerrigter üele. Gerrit Annink Boerrigter van Bekkum. Jan ter Hagreyfe Boerrigter van Wedenhoen. Hermen ter list boerrigter van Delderbroek Jan Hendk. Brasfe Boerrigter van Bentelo. Jan Ortenhof als Boerrigter van den Ëfch Egbert Dubbelink Boerrigter van Asfelo.' Borne. Jan ten Cate a's Setter van Dorp Borne. Johans Jacobs als Sstter van 't Dorp Borne. Gradus Misdorp kerspelsman van Hertem. Yannes Nyhof Xerfpelsman van Zenderen. Yohannes Bruyl van het Borner broek. Op de voorzyde van den gouden penning, hier aan hangende, ziet met het borstbeeld van den Ridder met dit omfchnjt: JOH. DERK van der CAPELLEN tot den POL BESCH. IN DE RlDD. van GvERYSSEL. Op  144- O-.fv.'. 'tl\e GiiiïC'-*'-'-*» IKe 0} de ugenjde, nier het gemelde yers, leest ment d. i 1782. al- vsmeer de zogenaamde Dmter.dienjlen zyn af geƒ heft. B:ven zie: mtn betvftpéu rak hei Aietjk ge. vax rex drziz^s. =.1 :r:r ef.igi b:* 954- als °°k den brief, op pag. 961 aangehaald, van Hendrikden Vierden by Lindenbrog.pag. 164. £? CakoliMag. Ni leges art. 83. Edit. Gforis. col. 1155.  over de dienstbaarheid in Overysfel. 2de Afd, iyr Heeren en der hoorige lieden zou niet verbindelyt en derhalven geene bepaaling van zulk een wederzyds recht zyn; indien dezelve van de wilkeur der hleeren afhing. Gevolglyk moet de oude gewoonte die uitwerking omtrent de bepaaling van deeze verphgting hebben, welke het recht aan oude eewoonten toekent, ° $. III. Volgens het verhaal van Tacitus (a) hielden de JJuitichers , in zynen tyd, geene flaaven in hunne huizen, maar op het land in afzonderlyke wooningen: endeeden eene zekere hoeveelheid van koorn, vee of ltoffe door hun, even als door huurlieden, opbrengen. De gewoonte der Duitfchers zou derhalven, ten tyde der Frankifche Regeering, wanneer ook huisflaaven (b) by hen bevonden wierden veranderd zvn. Echter is waarfchynlyk, dat de flaaven der Duitfchers, ten tyde van Tacitos, het vee van hunne Heeren met het hunne te famen weidden ■ waar roe gebragt zou kunnen worden het verhaal van deezen Schryver (c): dat de Heeren niet teêrer wierden opgevoed dan de flaaven, maar met hun tusfchen het vee, op den zelfden grond lagen, tot dat zy zich, met de jaaren, van hun afzonderden. IV. O) De mw. Germ, cap. 25, Catteris fervis non In nosinmi morem defcriptis per familiam miniftenis, utuntur, faam quisque jedem, fios penates regit. Frumenti modum dominus aut pecoris aut vestis, ut colono injungit: £? fervus haclenus pq~ tet. Latera domus officia uxor ac liberi exequuntur. (b) Gafmdi, Bignon ad Marculf. form. Lib. 1. cap. 23. Ut). 2. cap. 36. Hier van onze woord huisgezin; yan zinnen, willen, vorderen, lil. Stuk, bl, 77. * i (c\ D.3 mor' Germ- caP- *°- Dominum ac fervum nullis e, Micatioms deliciis dignofcas. Inter eadem pecora, in eadem hv, W aegunt, donec cetas feparet ingenuos, virtus agmfiet, L 2  ir2 Overysfelfche Gedenkftukken, IVde Stuk, §. IV. Van de vrygemaakten der oude Duirfchers getuigt Tacitus ' a), dac dezelven weinig meer van aanzien waaren dan tk-fla ven; zelden in het huis van hun Patroon en nooit in den burgeritaat v:m eenig belang; uitgezonde! d by die volken, welken onder de Heerichappy van eenen Koning Honden, en dat zy d.ar zeifs boven vrvgeooorenen en Edelen verheven konden worden : doch dat by de overigen de vrygemaakten, minder van aanzien dan de vrygebo renen en Edelen, een bewys der vryheid van het volk waaren (fc). Sommigen hebben gemeend, dat Tacitus zou te kennen geeven, dat de vrygelaatenen der oude Duitfchers niet geheel utden eigendom ontflaagen zouden zvn geweest en dat hunne vryheid Hechts eene ichaduwvan vryheid zy geweest; en cat daarom ook hunne nakomelingen voor niet veel meer dan eigen lieden zouden zyn geacht. Ik meen - dat hier in het oog moet gehouden worden, dat een onvolmaakt burgerr; cht van iemand iets anders is dan deszelfs Vryheid; het woord yryhpd tegengelteld zynde aan ei endom Iemand kan vry van eigendom zyn, zonder nogthans het bur gerrecht van den Lande te genieten: en de vryheid, die het burgerrecht van den Lande geeft, kan aan iemand benomen worden , zonder hem geheel of zelfs gedeeltelyk onder eigendom te brengen (-ok kan het recht der burgeren aan een eigen ■ mer.fch gedeeltelyk verleend worden, zonder daar door, altnans niet verder dan insgei- ks ge- (a) De mor Germ. cap. 25. L'.berti r.on ir-ultum fupra fervos fint; raro aliquU MWtH U\ domo, nur,qam in critate. exce duntgx» iis g'ntibus, quee regii-.ntur. Tbi enim ff Ju* ■per wgttmes & jurer Nobiles adfeendunt, A^ud ce.eros imlares riertini ultrtatis argumentum funt. (V, O^ei het recht begrip der woorden var Tacitus zie G. C. G'Bfiv'Bi vestigia juris Gtrm. ant'q. in Co?y. Tacit. GV.7ï. Disjert. II. §. 6. en ds aaritkenu.g van Ebkesti.  iver de dienstbaarheid in Ov;rysf-L 2de Afd. 1 -3 gedeeltelyk, uit den eigendom ontflaages te zvn. Tacitoj bedoelt hier niet den eigendom ma-r bet gering aanzien der vrygemaakten in den burgeritaat. VermoeJelyk heeft hy het oog op de gewoonte van verfcbeiden Duitfche volken, naderhmd ond r d-n naam van Fra ken be end, wier vrygemaakten een onvolmaakt burgerrecht deelachtig wierden. du ma naKomeiingen in den eerden graad verkreegen eerst het recht om getuigenis der waareeid tegen vrvgeboorenen te geeve- (c,. en te erven van liu ie verwanten (d): ook ftonden zv en alle hunne nakomelingen onder het momberfchap of verdedi -ing van hunne Patroonen, van den Koiing, ofvdndeKerk e^ By de Ba.uariers, Anglen en Werincn bevindt mèn, dat de boete, aan vrygeiaatenen te betaalen, minder was dan die vrygeboorenen betrof (ƒ Kn het fchynt dat de gewoonten der oude Duitfchers, gë]>k in meerandere zaakerj. ook hier in niet van allen gelyk te achten zyn. Wat aangaat de Saxers, onze voorvaders, is my niet voorgekomen, dat vryj- laatenen in het geeven van getuigenis der waar êid in het algemeen , minder dan andere lar.dzaaten zouden zyn gewe st. Om te kunnen erven wierd bv hert evenboortigheid of geivkheid van geöoorte' vereifcht; zo dat al wie niet trva:ebooren was, van e-n vrygebooren niet kon erven (g> Van een momoer- (c) Capit. lib 6 capit. 352. E'.it. Georg. col. 158$ v (d) Capit. anni 803. C-eol. Magni de leg. Rip. Cn~ a W 9. Eiit. Georg. col. 67.. u fyjf* **pwr. tU- 58. art. 1, 12, 13. Aangaande de vericheidenheid van wyze, oo welke di vry'aating by de Franken gefchiedde , zie Bignon in not. ai Marclxf fom Sfi' caP-22- ad vlrb3: r-r^eptum deraria.: £? lib. 2 cap 32. O noppend, fom. Kt. incerti autt. cai>. 13, 56. fif vet. f.nm Jee. leg. Rom. cap. 12. (f) Lex Bajuar. Ut. % cap. i.jwict. tb. 4. cap. 1. Edit Georg. col. 273. 279. L.x At. ;5r> g, Weriv.orum, cap. o.' £.au. Georg. col 450. 1 (g) S-M»f. Lib. i; art. 17. 51. fa Giosf. La:in. I <5  154 Overysfelfche Gedenkflukken, lVde Stuk, fchap of verdediging (/;) van vrygelaatenen en alle hunne nakomelingen, volgens recht zullende plaats gehad hebben, is, zo veel ik weet, in gedenkflukken, die de Saxers betreffen, een diep ftilzwygen. Van deeze geiieei' vrygelaatenen zyn onderfcheiden die» welken, behoudens den eigendom, van betere gefteldheid wierden gemaakt ;"of, zo als men het anders zou kunnen uitdrukken, die gedeeltelyk uit den eigendom ontflaagen wierden. Zo wordt in de wetten der Ripuarifche Franken gewag gemaakt ■van flaaven, die door hunne Heeren Schotbaar of tot Laaten wierden gemaakt (a). De Glos van het Saxenfpiegel (b), fpreekende van de Laaten, zegu Weme men vry let, dy is vry. Deme aver alfus under desfen befcheit be/ialt, dyne let men nicht vry. In de Wetten der Longebarden worden deeze gedeeltelyk vrygemaakten daarom Aldii of Aldionez, van halden, houden, genaamd, en onderfcheiden vaafervi als ook Van Libèrti (c). Van hun wordt getuigd, dat zy zulk een recht genooten als de Laaten in Frank* ryk (d). Ook wordt in de wetten der Franken on« derfcheidenlyk gehandeld van de vrymaaking van een {li) Zie over dit recht Lindgnerog, Glosfar. in voc. Mundeburde. Bignon. in not. ad Marculf. form. lib. i. cap. i\. Brieven by Heda, pag. 45, 99, 119. en de boven aangehaalde Lex Ripüar. tit. 58. art. i, 12, 13. Lex Saxonum, tit. 17. Liber homo, qui fub tutela nobilis cujuslibet erat Edit. Georg. col. 4(53. (a) Si quis fervum tributarium aut Uturn fecerit. cap. 62. (b) Lib. 3. art. 44. (c) Rotharis leges, art. 225 227. Edit. Georg. col. (d) CaroU Magni leges art. 83. Edit. Georg. col. 1155. Aidionts vel aldice ea lege vivant in Italia in fervitute domU r.wtmt futrum, qua Fiscalini vel Liti vivunt in Francia.  over de dienstbaarheid in Overysfel. 2de Afd. 155 een Laat, en van een flaaf (e). Dat di eze gedeeltelyk vrygemaakten mancipia of hoorige lieden bleeven , blykt ook uit eene Coiiftitutie van Keizer Otto oen derden (ƒ> Wy zullen déeze gedeeltelyk uit den eigendom ontflaagen of gedeeltelyk vrygelaaten hoorige lieden beneden ontmoeten in de onderfcheiding der Duitfchers in Edelen, vryen, Laaten en flaaven of geheel en al eigen lieden. Hier bedoel ik alleenlyk aantemerken, dat Taciitis vaa zulke gedeeltelyk vrygemaakten niet gewaagt, of dat hy dezelven onder het woord fervi mede heeft begreepen. Het zou ook kunnen zyn, dat zy 'er toen met zyn geweest. Ook zyn de Romeinfche wetten, ipreekende van Adfariptitii, welken in veelen niet ongelyk aan deeze Laaten zvn, lang na den tyd vaa Tacitus uitgegaan Qg). §• VI. Het is aanmerkelyk, dat de Romeinen in Gallien of Frankryk, reeds overheerd zynde, ook in opzigt der Adfcriptitii het Roomfche recht nog gebruikten: gelyk ten aanzien van het Ryk der Burgundiers in Frankryk blykt uit het boek van Papi- 0) Si quis lidum altentent extra conjïlium domini fui ante Regent per denarium ingenuum dimiferit. Lex Salie. tit. 30. art. 1. Si quis fervum alienum ante Regem per denarium ingenuum dimiferit d. I. art. 3. (ƒ) De mancipiorum proprietate, apud Goldast. conjl. imp. tom. 3. pag. 311. in verbis: Mancipia, Uturn videlicet cum filiis ejus & filiabus omnique progenie. (g) Zie j. Gotofr. in cod. Theod. Lib. 5. tit. 3. L. 1. tit. 9. per tit. £f tit. 10, ii. Lib. 7. tit. 20. L, 12. Lib. ii. Ut. 24. L. 6. Et in cod. Juftin. L. 1, 2. in quib. cauf. L. 23. §. 1. de agric. £f cenf. L. 5. de agric. & manip. ammtc. L. 20. C. de Episc. Geeaveri vestig, jur. Germ. ««tiq. in Corn. ïac. Germ, Disjert. ï0. pag. 411 fcjV. L 4  156 Overysfelfche Gedenkflukken, lVde Stuk, pianüs (a). Daarom is niet onwaarfchynlyk, dat, naar het voorbeeld van andere gevallen , "ook in deezen vt el uit het Roomfche recht in het recht der Duitfchers zy gevloeyd. De wetten der Longobarden fchynen hier van ook een blyk te geeven (ü). Toen eindelyk het Wetboek van Keizer Jcstiniaan in het Duitfche Ryk is gebruikt geworden, is dit recht te meer in veelen op deeze gedet-ltelyk eigen lieden toegepast. Ook wordt in het Saxenfpiegel en deszelfs Glos, waar van men zich, in deeze gewesten, weleer bediende (c\ op verfcheiden plaatfen, in deeze ftoffe, tot het Roomfche recht betrekking gemaakt (d): hoewel in dit Saxifch recht en Glos eenige verdichtfelen zyn gemengd: als, onder anderen, het gene aldaar van" de vryheid der Latini en Deditüii verkeerd is bygebragt. ' De hoorige lieden of Laaten, waarvan wy fpreeken, welken naar de Roomfche Adfcriptiti- gelyken ; blyven in gedeeltelyken eigendom van hunne Heeren. Daar in tegendeel door eene vrylaating, door welke de vrygelaaten een Libertus Latmus of Liberius Dedisitius wierd, de Heer den eigendom verloor; doch een recht van Patronaatfchap in plaats verkreeg. En gelyk de Latina en Dedititia libertas niet behoort tot lieden, die, als onze hoorigen, gedeeltelyk eigen zyn c (3) Liber refptmfomm tit. T5. in verbis: lVec fervur, nee colonus peculium fuum distrahere potest. Infuper emtor furti aetiotie tcneiur, fecundum conflitutionem Hermogeniani fub tit. de eorum cor.traclibus, qai aiieno juri fubjeSi funt , fif Tli~odoJiar.i legem lib. V. fub tit ne colonus irfcio domino fuo alienet pecvlum, vei V-tem mferat ei civilem, ad Nebridium Vic. AJta, {_? ut Gregoriani conflitutionibus , lib XII. fub tit. de fponforilus , tenttur infertum. Schlltikg, Jurisprud. Antejufl. p. 837. Zie ook het verhaal van Jacob. Gothofred. aldaar p. 827. (fr) Rotharis leges, art. 239. Edit. Georg. col. 990. (e) I. Stuk, bl. 22, 23. (d] L'r. r. art. 21. Lib. 2. art. 59. Lib. 3. art. 44, 45 -% Leenrecht, cap. 68.  tvtr de dienstbaarheid in Overysjel. ide Afd. 157 zyn: zo heeft ook de affchafing deezer Latina en Deditüia libertas van vrygemaakten , door Keizer Jcsiim^an, geene verandering toegebragt aan het recht der Adfcripiaii of hoorige lieden, welken ook vervolgens, in nieuwe wetten van deezen Keizer, aan vrye lieden worden tegengefteld (e). §. VII. De Adfcriptii, dus genaamd van wegen de cenfus of fchatting , tot de welke zy waaren opgefchreeven, om in de fchatkist van den Keizer op te brengen (a), betaalden daarenboven aan hunne Heeren op gezette tyden eenige opkomften, gemeenlyk een zéker deel der vruchten , als voor den grond verfchuldigd (è> Doch het gene de hoorige lieden der Duitfchers, onder de Frankifche Regeering en ver. volgens, in verfcheiden foorten van opkomften, aan hunne Heeren betaalden, is cenfus genaamd (V), als koorn, garven, vee en geld. Thans bv ons wordt eene zekere foort van geldpacht van véele hoorige lieden in het byzonder Cen us, eins of tins geheeten, welke op zékeren dag, onder b paalde verbeurte ingeval van nalaatigheid, moec betaald worden. In eer.e oude rekening van het Rentambt van Twente is ook byzonder gemeld van Koegeid of Koeflag, door de hoorigen te betaalen. Deeze Koeflag was, volgens eenen brief van 1450, eene belasting a'leea van Kloosters en hoorige lieden (d). Eene andere foort (e) Nivtlla 162. add. Nov. 22. cap. 17. 0»; J. Gothofhedcs in cod. The>d. lib. 5. tit. 9. in paratit. \irf. cwJra iidera cum colonis. {b) Gothofred. d. L verf. Dminis etiam ipfis. add. verf prxeéd. (0 Heda , pag. 248. (d) Btvtn, bl. 48, 49. in nat. L 5  158 Overysfelfche Gedenkflukken, lVde Stuk, foort van betaaling , welke de Heeren van hunne hoorige lieden konden vorderen , is bvzouder onder den naam van Coppele (e) of Koppelkoorn bekend; en nog eene andere andere onder dien van Bede, die zy aar. hunne Heeren betaalen moesten , wanneer deezen hun dt zelve opleiden (/_), naar redelykheid.. Deeze Beden beftonden in Twente, volgens de gemelde oude rekening, in zwynen en geld, reeds 'ten tyde dier rekening van bepaalde hoeveelheid geworden ; zo als uit de zelve rekening blykt: hoewel my niet is voorgekomen, wanneer en hoe die bepaaling eerst zy gemaakt. Prestatiën zedert ondenkelyken tyd bepaaldelyk gefchied, fchoon in den beginne onbepaald zynde geweest, maaken in deeze floffe eene onderltelling , dat de bepaaling op eene verbintenis berust. De hoorige lieden zyn, omdat zy door hunne Heeren gefchat wierden, in Frankryk genaamd TalLabiles tg), by ons fchotbaar, en wegens de betaaling van verderf, Manus mortuce (h). Ook wordt in Frankryk, zo wel als hier te Lande, het Roomfche recht, betreffende de Adfcriptitü, zo veel het toepasfelyk is, op hen overgebragt (z) §. VIII. (e) Zie boven, bl. 18. (ƒ) Brief van 1336, by Dumbar Anale®., tem. 2. pag. 259. in de woorden: ende olie beede, die ons ende onfe nakomelingen op onfe horige luden fetten willen. (g) 2Ae over het woord Taille III. Stuk, bl. 321. not. 0. F. Regueau des droits Royeaux & Seigneureaux, in de woorden Taille, Mortaille, qui fe leve fur les hommes de corps £f de fervile condition par le Seigneur: a fcavoir la taille par ihacun an a un terme ou plufisurs a plaifir ou volonté raifonnable uit par compofition abbonage a cenaine fomme du vivant du fubjett. Et quant d la mortaille au decez feulement des gens de fei ve condition fur tont ou partie des biens , qu' ils delatsfent. (/;) Vergelyk III. Stuk, bl. 255 &c. Zie F. Ragueau d. I, (i) j. Gothofred. in cod. Theod. Lib. 5. tit. 9. in Paraat, verf. Tandem tensndum &c.  ever de dienstbaarheid in Overysfel. . De overige ingezetenen, als gemeenlyk daar aan onderhevig, zyn Schotbaaren (ra) genaamd; terwyl de hoorige lieden daarenboven cap. j. gedrukt achter kt Saxisch Weichbild en Leenrecht. Edit. van 1551. (k) II Stuk, bl. 117. Schilter ad jus Feud. Alemann. cap. 8. 5- 14. In laater tyd zyn door Liberi, in opzigt der Edelen , verdaan Ridders en Knaapen in onderfcheiding van de byzonder zogenaamde Dienstmannen. II. Stuk, bl. 123. en eenen brief by Matth^ius ad anon. de reb. UltrajeSt. pag. 179. (I) Volgens het verhaal van Ragueau zou de algemeene fchatting in Frankryk onder Koning Karel den vyfden, dus inde veertiende eeuwe, zyn ingevoerd. Des droits Rdaus & Seigneuriaux, in het woord taille. De Geestlyken en Edelen aldaar waaren daar van bevryd: en de genen, die daar aan onderhevig waaren, worden aldaar taillables gezegdd. I. Zie nok in de woorden tailles , taillon , aides , subsides Men moet derhalven deeze Taillables niet verwarren met die, welken waaren gens de main motte of hoorige lieden. Zy moeten op dezelfde wyze , als beneden van de Schotbaarer. zal worden gezegd, daar van onderfcheiden worden. Dat in de dertiende eeuwe reeds algemeene fchatting aan onze Büchoppen is betaald, blykt uit eenen brief vam iifio, te zien 11 Stuk, bl. 190. (m III. Stuk, bl. 58. (n) Aangaande de betekenis van dit woord , overeenkomende met Bergeluen of RugHden, zie de nieuwe aantekent g by Winhof, N. D. II. 371. Zie ook den brief van Keizej Hendrik den tweeden van het jaar 1017, by D. Leuckfüld. Append. 3, ad antiiuit. Poeldens. pag. 251.  162 Overysfelfche Gedenkflukken, IVde Stuk, boven fchotbaar waaren aan hunne Heeren. Dus zyn alle hoorige lieden ook fchotbaaren; maar niet alle fchotbaaren zyn hoorige lieden. Men moet derhalven niet aanftonds befluiten, dat van hoorige lieden zou gefproken worden , wanneer van fchotbaaren wordt gewag gemaakt, noch met fommigen ftellen, dat in de onderfcheiding van de Saxers , en van meer andere Duitfche volken, in Edelen, vryen, Laaten en flaaven , de vryen geen anderen zouden zyn dan te tegenwoordige Edelen van de tweede orden: als of de overige vrye menfchen, die met van Adel zyn, zouden gefprooten zyn van Laaten eniiaaven: en dat hunne fchotbaarheid een overblyffel zou zyn van hunner voorouderen hoorigheid Tot ftaaving van zulk eene onderft Hing kunnen niet ftrekken de voorbeelden, die over het algemeen niet bewyzen, welken van groote troepen flaaven, en van gewesten daar mede opgevuld , uit de middeleeuwen worden by gebragt, en ook door fommigen, op onbeweezenonderftellingen, vermeerderd. Ook is het gevoelen van verfcheiden Schryveren niet alleen van bewys , maar ook van waarfchynlykheid ontbloot: naamlyk dat de fchotbaarheid der lieden, welken niet hoorigzyn, en de huishoudelyke dienften der huislieden, doorgaans in het tegenwoordig Duitschland aan den Landsheer of Heerlykheids Heer gedaan moetende worden, zouden gefprooten zyn uit een recht van Patronaatfchap over de nakomelingen van vrygelaatenen. Want al zou dit, het welk my echter niet gebleeken is, by de Duitfchers ïn 't gemeen en byzonder ook by de Saxers hebben plaats gehad; dan zou nogthans zulks alleenlvk betreffen de genen, die nakomelingen van vrygelaatenen zyn: en geen andere nakomelingen van vrygelaatenen zouden dan aan den Landsheer of den Heer der Heerlykheid in fchatting en zodaane dienften onderworpen zyn, dan de zulken, wier voorouders vrvgelaaten zyn door den Landsheer of den Heer dér Heerlykheid zeiven. Indien het onderfcheid tusfchen minder burgerlyke vryheid, en eigendom van per-  over de dienstbaarheid in Overysfel, 2de AJd. 163 perfoonen niet genoegzaam in het oog gehouden wordt; dan zal men in de middeleeuwen meer hoorige lieden aantre'ffen , dan men anders vinden zal. Sommigen houden veele lasten, waar mede goederen zyn bezwaard , voor overblyffels der hoorigheid van perfoonen ; doch anderen merken die aan als oorfpronglyke inftellingen: fchoon het waar is, dat verfcheiden voorbeelden van vrylaating gevonden worden, waar by de lasten op de goederen zyn gelegd of gebleeven. Ver vreemd i gen van rechten op perfoonen, welken niet hoorigzyn, maar van wegen het goed of anderszins verbonden, worden door fommigen befchouwd als vervreemdingen van die perfoonen zeiven; om dat de fpreekwyzen in gedenkflukken dit zouden kunnen fchynen aanteduiden: terwyl anderen met meêr recht op de meening zien. §. IX. Het Saxenfpiegel, een der gewigtigfte gedenkflukken, reeds voor het midden van de dertiende eeuwe, volgens het oude recht der Saxers, opgefield (a), leert ons de verfcheiden foorten van vrye lieden» welken voorkomen onder den naam van Vryen, in de oude onderfcheiciing der Saxers in Edelen, vryen, Laaten en flaaven. Dit Saxisch recht onderfcheidt wyders deeze vryen, alleenlyk ten opzigte van het bezit van goederen, in Schepenbaar vryen, die goed bezaten, uit hoofde van welk zy Schepenen konden worden ; bezitteren van goederen , waar van Cyns door hun betaald wierd; en ingezetenen des lands, die geen eigendom van vaste goederen hadden (t). Aan de Schepenbaar vryen , Leenmannen der Edelen en Dienstmannen wordt aldaar een Heerfchild, dat is, een rang van Adel, fchoon zy oudtyds niet Edelen maar Achtbaaren wierCo) Schilteri paf at. ad jus Feud. Alemarm. (V) Zie II. Stuk, bl. 43 QV.  164 Overysfelfche Gdenkf:ukken, IVde Stuk, wierden genoemd, tregefchreeven (e\ Men heefc hen voor Edelen van de cweede orden gehouden. Gevolglyk wordt geen reden gevonden, om aan deezen nieuwen Adeidom, die uit de vryen of tweede orden der Saxers gefprooten is, toeteichryven, dac alle de overige vryen federt verlaagd, en ais afkomftig van hoorige lieden aan te merken zouden zyn. In tegendeel de Landsheeren, wier recht thans in Overysfel door onze Heeren Staaten wordt geoeffend , het recht hebbende , om zuike Edeien te maaken (d), verleenden deezen rang, zeifsookvoor geld, aan vryen, naar hun believen (e). Terwyl de Edelen , die reeds waaren, fchoon hunne magt in de Landsvergaderingen daar door meer verdeeld wierd geen re' ht hadden, om zulks tegen te gaan. De vryen, ook zelfs die, weikeu van de laaglte vryheid waaren, zyn derhalven vanouds geweest: de genen, waar van veelen tot Edelen van deeze tweede orden en daar eoor mee dienstbaar zyn gemaakt (ƒ). Zy zyn dus tooit geweest zulke laage personen , als onkunde of vleyery hen vocrilelien mooge, om ons eene verfhafdh'eid dt-r huislieden, in t gemeen, aan V orsten en Edelen, in het tegenwoordig ' uirschland, te beduiden. De geringachting van het Sax- enfpie- (c) Saxessp. lib. r. art. 3. ram gif. De Dienstmannen' heSben den zalfden Heerfchild cf rara van A«fel met de Schepenbaar vryen, dat is, den vyfden Heerfchild. Sunsr. Lib. 3. art. 19. in Gl.sf. (d) Hertius, comment. vol, 1. tom. 2. fuperiorit. territ. 5 ry. Struv. corp. jur. pull. Germ. cap. 12. §. 13. cap. 30 $. 30. Dago3ert, Koning der Franken , fchonk aan den A-t > n het Convent te Wisfenbuig dit recht, Heda, faT. 17 cui Albato omnitusque ei fucce.ientitus h.c jpecicl; etnttdmui ptivilegium dignitatis, ut in ordmem ff jus pcsjit promovere Mimste* rialium, quct:i cwr.qm de familia tali h<~-ore digrvum judi :■; ril. Omnes e'iam Miirterialisejwdem Eccltfiae ex dono Aeiatis accipiant ieneficium, foliqm Albsti fervia'it. (e) III S:uk, Li. 42. 55. 319. (ƒ) Boven, bl. 37. 38.  tr/er de dien ^baarheid in Overysfel. sde Afd. 16$ enfpiegel, waar in de gefleldheid en vryheid van de huislieden duidelyk gezien wordt, is aan dezelven uadeelig geweest. Het meldt ons, dat de hoorige lieden, door hunne Heeren vrygelaaten, geraakten in de orden der vrye lieden van de geringde vryheid, dat is, zy wierden vrye Landzaaten; en dat insgelyks een Edel Dienstman, door den Landsheer vrygelaaten, tot die zelfde geringde foort van vrvheid kwam, naamlyk die der vrye Landzaaten (g). Trouwens uit de vrye Landzaaten zyn Dienstmannen geworden (A). Een vrygelaaten Dienstman wierd door de vrylaatiag niet bevorderd tot de vryheid der Schepenbaaren, zonder eerst zo veel vast goed verkreegen te hebben, als tot de Schepenbaare vryheid wierd vereifcht (i). §. X. By de Saxers, Friefen en meer andere Duitfche volken, weiken de menfchen onderfcheidden in Edeien, Vryen, Laaten en Slaaven of geheel eigen lieden-, zyn de gedeeltelyk eigen lieden Liti oïLzsji genaamd en tegengefteld aan flaaven of geheel eigen menfchen (a). Dit onderfcheid word: ook in het Sax- (g) Saxenspiegel, Lib. 3. «rt. 80. in de ■morder.t Let de Koningk edder er. ander Here fynen denstman oder fynen eygenen man vry de behalt vryer lavfcten recht. De Latyniche" Text heeft: ƒ nx aut alius dominus minisferiaiem au: Jervum fuwn niniaraferit, ille liberorum inquilirMrum jura obtinebit. Zie ook Lib. 1. art. 16.cn II. Stuk inzer Gedei.kflukkm , bl. up. \~an vrye lieden en deeze Edeie Dienstmannen. Zie Saxeüs?. Lib. 3. art. Sr. (A) Vergeiyk II. Stuk, bl. 125 gr. (i) Saxenspiegel, Lib. 3. art. 80. (a) Lex Saxon. tit. 2, 4, tt, capitul. Reg. Franc, ét fa-:. Saxon. n. 15. Lex Frifionvm, tit. 1,3,15. Lex Ripuar. csr. 61. Lex Salie. tit. 30. art. i, 3. C»p. Magxi leg-.s. at. 83. E- IV. STCK. M da.  165 Overysfelfche Gedenkflukken, IVde Stuk, Saxenfpiege! gemaakt, te kennen geevende, dat fommigen door vrylaating geheel vry wierden, en het recht van vrye Landzaaten verkreegen ; doch dat anderen door vrylaating Laaten geworden waaren; en fommigen van deezen, door verbeuring van hun beter recht, Dagewrechten, dat is, dagwerkers, welken onbepaald dienen moesten (b). Het recht der Laaten, om van het goed, door hun bezeten, niet door den Heer verdreeven te kuunen worden, fchynt in het Saxenfpiegel te worden onderfteld(c): en daaromtrent is my hier te Lande geene bedenke- lyk- dit. Georg. cal. 1155. Lex Alemann. tit. 95. Capitul. addit, ad Leg. Aem. n. 27. Zie ook L. tem Kat», Aard. Deil 2 proeve 1. in het woord Laet. en j. G. Eccard. ad Leg. Salie. tit. 11. art. 4, Aangaande de Lati i.< het volgende kortelyk in het G-o.farium nonricum van den Codex Theod. aangetekend; 't welk ock in het Lexicon van Bris'son. de verb. ftgn. isovergebragt: Laïti , h. 10, 12. de vetei an:s, Lib. 7. tit. 22 bnrbari funt, qui fpo te in Ro-nanorum fotum tranfiere. Hi terras colendas acci jïbant, qua Laticce terra idto audiunt. L. 9 decenf.torib. Lib. 13. tit. uit. Dixi de iis in comment. ad dim. Ug. 12. Confule etiam Valesiuïï in Ammiakum, Lib 16 cap. 11. lib. 20. cap. 9. Tillevont dans l'histoire des Emptrcurs, liv. 4,. part. 1. art 1. Du Fresne in Glosfar. Latin. T:m. 4. Edit. nova. Neque a'.horret a vero conjeSura Mih.ei , qui in net. ad D'pU-mai. B-.ig. p*g 548. tritium colonorum in Germmia pasfim obvierum , quus vueant Lasfen , Sixor.es La'er. Eeig.s Lieten, hie quarit. Distinguit tarnen Latuf, Lasfcs £? Li.os L:-:'iftr.us VViCHTEFis in GlosfarU», Tem. 1. pag. 008, 930, 9-1 De onderfcheiding by Wachter tus.-chsn"L<ïfi', Lasfi, en Liti fchynt eigen.yk i ier niet te bcbOOrta: om dat hier gcfp:oken wordt van de drie ordens des veiks. Edelen, Vryen en L-taten, en als .in door Laaten, Lasfen en Liti veritaan warden gedeereiyK eigen lieden, gelykenoe naar de Adfcriititii eer Romeinen. Eenig ander gebruik deezer woorden, 'tw'eik elders kan plaats hebben, komt hier in zo verre niet in aanmerking. f6) Saxenspiegel, Lib. 3, art. 44, 45, g0. Cum Glesfl Lib 1. a t. 16. cum Glosf. (c) Lib. 2. «rt. 59. cum Glosf. Lib. 1. art. 54. tn Glosf.  over de dienstbaarheid in Overysfel. ide Afi. i6"7 iykheid voorgekomen. De geheel en al eigen menfchen (fervi) zyn by de Duitfchers, gelyk als byde Romeinen, voor dood in rechten gehouden; kunnende zich zelfs in het Gericht niet verweeren, noch getuigenis der waarheid geeven: en om da: zy geen orden order het volk hadden, wierden zy daar onder ook niet geteld (d). De onderfcheiding des volks was derhalven eigenlyk maar drieërley , te weeten in Edelen , vryen en Laaten. Dit geeft ook Witichindos (e) te kennen, als hyzegt, dat het volk der Saxers, behalven de flaaven of geheel eigen lieden, van drieërley foort en recht was. HucBALDfs (ƒ) en Nithardos (g) fpreeken daarom ook alleenlyk van drieërley onderfcheiding van dit volk, in Edelen, Vryen en Laaten. En in het ftuk van boeten , door de Saxers te betaalen, wordt gemeenlyk ook alleen van Edelen , Vryen en Laaten gewag gemaakt (/«): om dat de Heeren zelfs moesten afdoen de boete door bedryf hunner flaaven verbeurd (i). Doch Eginhardus (k) betrekt de flaaven- (d) Saxensp. Lib. 3. art. 32, 45. cum Glosf. en Saxisch Leenrecht, cap. 68 in Glosf. omtrent het einde. (e) /. annal. Saxonica gens usque Itodie triformi gemre ac lege, prater conditionem fervilem, dividitur. (ƒ) In vita Lebuini : erat gens Saxonun, ficut nunc usque fttbfijlit, ordine tripartito divifa: funt enim ibi, qui eorum litigua Adelingi; funt qui Frilligi, funt qui Lasji vocantur. Ouoi Latinafonat lingua: Nobiles, ingenui, ferviles. - (g) Hifi. Franc. Lib. 4. Gens Saxoium omnis in tribus ordinibus divifa confflit: funt enim inter ülos Edlingi, funt mi Frilingi, funt qui Lazzi illorum lingua dlctmur. Latina vtra lingua hoe funt: Nobiles, ingenui ferviles. (h) Capi'.ulare. Saxo ium, art 3, 5. Edit. Georg. col. 509, 600. Lex. Saxonum, Ut. 4. art. 8. Edit. Geohg. col. 458. Capit. de paitibus Saxon. art. 19— 21. Edit. Georg. col. 582. (i) Lex Saxon. tit. 11. art. 2. &c. Edit. Georg. col. 401. (t) By Adamus Bremensis , Lib. 1. hifi. ecclef. cap. 4 M 2 ga*  i68 Overysfelfche Gedenkflukken, lVde Stuk, ven mede in deeze onderfcheiding, en fielt vrygemaakten, in plaats van Laaten, dus Edelen, vryen, vrygelaatenen en flaaven. Hy zou hier verfchillen van de meenigte der boven (i)aangehaalde bewysftukken, welkende derde foort van menfchen, in deeze onderfcheiding , niet Liberti of vrygemaakten, maar Liti, Lasfi of Laaten noemen; indien hy Liberti of vrygemaakte. hier niet had genomen voor Liti of Lasfi. Het woord Liberti is meermaalen zo gebruikt, onder anderen in eene plaats, door Buchelius ffra) aangehaald, in de woorden: Nullus fervus vel liberlus Cerocens. vel Curmedalis in Eccïefia nostra pote:t esfe Canonicus. De Laaten, aangemerkt als gedeeltelyk vrygemaakten, kunnen in zo verre Liberti en Manümisfi (n) gezegd worden. Het gene ook Eginhardus vervolgen* meldt, aangaande de ftraffe van ongelyke huwlyken , behoort niet tot vrygemaakten, trouwende met vrygebooren vrouwen : wyl de vrygelaatenen door de vrylaating het recht van vrye Landzaaten by de Saxers verkreegen (o); maar het behoort tot zulke Liberti, als hy hier verftaat, naamlyk Laaten. En hoewel de vrygelaatenen en hunne nakomelingen niet voor den derden Ojiatuor differentiis gens illa confiftit, nobilium fc. £p liberoiiberorum , libenorumque & fervorum. Et id legibus finnatum, ut nuüa pars in computandis conjungiis propxia fortis terminos transfernt, fed nobilis ntbilem ducat uxorem , liber liberam , libeitus conjungatur libertce £? fervus-ancillx. Si vero quisquam horitm fibi non congruentem ü? genere prceftantiorem duxerit uxorem, cmnvitae fua damno componat. (/) Not. 'a) bl. 165. (m) Ad Hedam, p. 256. (») Brief by Heda van 1248 peg. 208- Cajlrum quod vocatur Nnviomagium cum omni dominio , quod eidem cajlro dignofcitur adhcerere, cum hominibus nabililus oppidanis, fervis, manumisfis, agris, nemoribus, pratis, aquis , pafcuis, piscationibus cum pertinentiis 6fc. univerfis Dominii &c. (0) Zin de hoven, §, IX. Not, (g) aangehaalde plaatfen uit lik Saxenspiegel.  ever de dienstbaarheid in Overysfel. ide Afd. lijeden graad, by de Franken, getuigenis der waarheid tegen vrygeboorenen geeven konden, noch van hunne maagfehap erven; en nevens alle hunne nakomelingen onder een mombaarichap of verdediging Honden; en by lommige andere volken hunne boete minder dan die van vrygeboorenen was, waar van boven reeds gezegd is: vind ik echter zulks niet van de vrygelaatenen der Saxers aangetekend. Ook zie ik niet, dat dit eene genoegzaame reden zou kunnen zyn, om de vrygelaatenen niet onder de vryen te tellen. Geheel en al eigen lieden of (Laven worden, zo veel men uit de tegenwoordige Praktyk kan opmaaken, hier te Lande niet meer gevonden; fchoon uit de Hofrechten van den Hof te Ootmarfen van het jaar 1546 blykt, dat toen nog verfcheM den geheel en al eigen lieden onder het Huis te Lage behoorden Dus heeft men hier voor weinig eeuwen nog den ouden Saxer in de onderfcheiding van vryen, Laaten en flaaven befpeurd: doch toen bevond men hier geen Edellieden, te weeten in de oude beduiding van dit woord. De Edelen van dien tyd, gelyk ook nog, waaren van de tweede orden, en, in de gemelde aloude onderfcheiding, eene foort van vryen , in het Leenmanfchap van den Landsheer (ƒ)). De gedeeltelyk eigen lieden, in deeze onderfcheiding der Saxers, begreepen onder den naam van Laaten, gebruiken elders ook verfcheiden andere naamen, waar van fommigen niets byzonders, doch anderen verfcheiden foorten van Laaten te kennen geeven (q). (p) II. Stuk, hoofdd. 6- 5. 5. &è. (?) Deeze naamen komen voor onder degenen, die gevonden worden by Potgiesser de Jlatu fervorum, Lib. r. cap. 4. Zie ook Matthjeus de Nobilit. lib. 4. cap. 9, pag. 951. Ciff. 955, 957- eap. 21. pag. 1073 é?4"- m 3 §• xr.  170 OverysfelfcJie Gedenkfiukken, IVde Stuk, §. XI. . De Laaten hebben by ons van ouds het recht van aanipr^ak en verdediging in het Gericht gehad. Ook was'aan de Adfcriptaii d^r Romeinen alleenlyk verbooden, hunne Heeren, uitgezonderd in zekere bepaalde gevallen, in het recht te trekken (o). Ons recht komt hier in over een met het Saxenfpiegel, volgens welk, gelyk boven reeds aangemerkt is, alleen de geheel en al eigen lieden van de gerichteiyke zelfverdediging waaren uitgeflooten. in de Gerichten der Saxers, welken met het Landvolk gehouden wierden, konden ook de Laaten, als tot het Landvolk behoorende, zowel als anderen, vonnis geeven en getuigen (fr). De aloude bedenkelykneid, of de Laaten zo wel ten voordeele van hunne Heeren ais van anderen getuigenis zouden kunnen geeven (c), onderdek ook, dat de Laaten in het gemeen, althans federt veele eeuwen, hier van niet waaren uitgeflooten. In de oude Landbrieven van Overysfei, in myn III. Stuk voorgefteld, alwaar deeze' hoorige lieden mede begrcepen zyn onder de fchotbaaren, is hun getuigenis nergens uitgeflooten (dj. Elders komt het echter ais een voorrecht van (a) ]. Gothofred. In Cod. Th'-od. Lib. 5. fit. 9. in Paratit verf. Litem dominis fuis cfr. Zie ook aldaar tit. 10. en Papi.iki Rejponf. tit. 15. by Schülting, Jurisprui. Antejust. pag. 837- en Lib. 11. tit. 49. Cod. Justin, in quibus caufis color.i cenfiii dominos accufare posjint. (&) Saxenspiegel , Lib. 3. art. ;o. add. art. 65. Lib. 1. •rt. 6 6f 63. en Lib. 3. art. 19. cm Glosf. (c) Zie de aanhaalingen by Farinacius de testibus, Tom, 2. Queej}. 61. inJpeS. 4. n. 214 gfa pag. 48. (d) Men leest in de oude Statuten van Deventer by Dlmbar, K'-rkl. en Wereldl. Dev. Boek I. Hoofdft. 14 bl. i;o. Oicit en jalmen ghiene Borger arertuygen myt eyglienen luyim. Dit Statuit zou kunnen verltaan worden van geheel en al  «ver de dienstbaarheid in Overysfel. 2de Afd. 17c van vrye iieden voor, om niet, cp bet getuigenis van anderen dan van vrye lieden , tot betaaüng van boete aan de Overheid veroordeeld te worden (e). Uit de aangehaalde plaatfen van het Saxenfpiege! is ook niet onduifter op te maaken, dat volgens het Saxifch recht, in kiagten gaande a3n het lyf of lid of aan de eer, op de evenboortiglieid of gelykheid van geboorte des aanleggers en zyne getuigen met de geboorte van den verweerder gemeenlyk weleer gezien wierd; 't welk uit de gebeurtenis der Gerichtelyke tweegevechten fchynt opgehelderd te kunnen worden (ƒ_). §. XII. De magt der Romeinfche Heeren over hunne Adfcriptitii, om hen maatig te ftrafren, en hun daadelyk af te neemen het gene zy aan hunne Heeren moesten opbrengen, en hen door dwang, zonder het Gericht, te houden tot hunnen pügt ; vloeyt voord uit een recht van eigendom op den perfoon én het goed van den Ad 'cripiitius. Deeze magt kan vergeleeken worden by eene verdediging van eigendom en bezitting maar niet by eene [urisdiéiie of Rechtsdwang. Want de Rechtsdwang daa't neder van de Oppermagt. Tegen een misbruik van deeze magt is in het Roomfche recht voorzien, toelaatende aan de Adfcriptitii, om hunne Heeren daar over voor het Gericht te beklaagen (a). Deeze magt der Hee. al eigen of hoorige lieden, welken aldaar onderfcheiden worden van lieden, die in eene echte behooren, en dus Hofrechten genieten. Zie dit echter anders in Gelderland, by Sghrassert, Stukk. tot den Cod. Gelr. bl.i99&c. n. 6, 7,12. (e) By Matth. de nobilit. Lib. 4. cap. 9. peg. 957. (ƒ) Zie ook Saxenspiegel, Lib. 1. an. 63 Lib. 2. art. 12. Conflitutie van Keizer Fredebik de pacetenenda, Feud. Lib. 2. tit. 27. 3. (a) Zie boven, §. u. not.(a). M 4  172 O verysfelfche Gedenk/lukken, lVde Stuk, Heeren over hunne hoorige lieden heeft ook vaa ouus by de Duitfchers plaats gehad; waar van veellicht nog overblyffels in deeze Provincie gevonden wordeu, ° §. XIII. In dit gewest zyn thans weinig andere hoorige lieden bekend, dan die ftaan onder den bepaalden Patrimonialen Rechtsdwang van hunnen Heer; welke Rechtsdwang, zo wel als alle andere, uit de Oppermagt is voordgevloeyd (a). Zulk ,een Rechtsdwang is ook in meer andere Landen in gebruik. Het Gericht, met weik deeze Rechtsdwang wordt geoeffend, is gehecht aan den Hoofdhof, onder welken de andere hoven of erven der hoorige lieden behooren , op diergelyke wyze als Leengoederen onder den Leenhof, aan weiken het Leengericht is verknocht. Wegens deeze onderhoorigheïd aan den Hoofdhof zyn de hoorige lieden der andere hoven genaamd hofhoorigen, en hunne hoven hofhoorige goederen (2>). Het woord hof in de middeleeuwen Curtis (c) betekent een huis met zyn erf en weere: en wanneer het genomen wordt vóór den Hoofdhof i geeft (c) II. Stuk, bl. 35, 42 ffe. VO Curtis principalis cum omnilus appenditiis. In Chron. M.S; de dor.atione Dagobkrti Regis £P conjungü faBa Ecclefia Atgentintr.fi, apud Schilter. in Comment. ad jus Feud. Alenumn. cap. 89. %. 8. Der Selehof, da diss gut und die Huher inhörent £fV. Schilter. de cur. dom. §. 19. in fin. Ju~ ravit mancipia fua feu hemines ad curias Juas pertinenter, qui communiter Hoflude dicuntur fcjV. Heda pag. 125. (0 Zie over dit woord Schilter. de Curtis dominkalHus §. r- l.occENius leidt het af van Gard, in Explic. peregrin. nliqtiot diBionum Feudalium, gevoegd by Briïson. de vcrb.fignific.Edit.van 1743. Dit opvolgende, zou ik wyders het'daar voor houden , dat Curtis gemaakt zy van Garthuis. Zie III. Stuk, bl. icg. Guartliuis, Gurthuis, Curtis.  ever de dienstbaarheid in Overysjeï. ide Afd. 173 geeft het overdragtelyk ook een Gericht te kennen, om dat het Gericht aldaar gehouden wordt: en dan wordt dit woord met het woord Curia verwisfeld. De voornaamfte Hof, waar onder de andere hoven behooren, wordt mede by uitftek gezegd Zaal- of Zadelhof (d); en het Hofboek van zulk eenen Hof Liher lalicus en falbuch (e); en deszelfs grond of land Terra falica of hofgrond (ƒ). Onder deeze Hoven van Heeren behoorden niet alleen hoorige li' den met hunne hoven, maar ook vrye lieden met hunne Cyns of Tinsgoederen (g); waar van nog voorbeelden hier te Lande voor handen zyn : zo blykt ook uit de hier vooren, §. 7. aangehaalde oude rekening , dat eertyds zo wel vrye Tinslieden als hoorige lieden onder den Hof te Ootmerfum hebben be- (rf) Zie aangaande de woorden faalflede, fiedel, fedel, fadel, fattelhoeffe, fadelleen en Jetelgoed, III. Stuk, bl. 57. (e) Schilter. d. I. Eccard. ad Leg. Salie. tit. 62. n. 6. (ƒ) Eccard, op de aangehaalde plaats, bcwyst dit met veele voorbeelden. Doch waarom terra salica ook genomen zy voor terra aiodialis, paterna, aviatica (Lex falie. tit. 62 n. 6. ibique Ecgard) dunkt my naarder verklaard te kunnen worden. Sal,fala offait is by verkorting van fadel, fatel of fadle, fatle, welke verkoiting insgelyks befpeurd wordt in falehof, felehof, anders fadelhof, fedethf, afkomftig van zitten. Deéze aloude Syncope is ook door KiLrAic. aangemerkt, in het woord fidele, per fyncopen, fele. fedile. Zo dat terra falica betekent terra posfesfa, in tegenftelling van Leengoed, oudtyds niet als eigen bezeten, maar alleenlyk by vergunning genooten. Montesquieu de l' Esprit. d:s Loix Liv. 30. chap. 16. BiGNON in not. ad Marcui.f. form. Lib. 1. cap. 2. Tot bevestiging hier van kan ook dienen, dat alleen een bezitter van Alodiaal goed oiadtyds den naam van Posfesfor droeg Lex falica, tit. 44. n. 15. fi quis Romanus homo posfesfor , id est, qui res in pago ubi remanet, proprias posfidet &c. alwaar Eccard het woord Posfesfor te recht verklaart door Proprietarius, qui posfesfiones five pradia habet £jV. (g) Heda, pag; 141. M 5  174 Overysfelfche Gedenkflukken, IVde Stuk, behoord. Zelfs ontmoet men elders, dat drieërley foort van lieden, naamlyk Edele Dienstmannen , vrye Tinslieden en hoorige lieden onder dezelfde Hoven bevonden wierden (//). §. XIV. Dewyl het Hofgericht behoort tot den Hoofdhof ; daarom komt dezelve ook voor onder den naam van Werf hof (a), dat is, Gerichtshof (6). De Heer, of iemand zynent wege, thans voor lang gemeenlyk de Hofmeyer (c), als bezitter van den Hoofdhof, bekleedt dit Hofgericht met de Pares Curies of hofgenooten, dat is, de hoorige lieden . zelfs. (/i) Schilter. ad jus Feud, Alemann. cap. 89. g. 8. in fin. (a) Brief van 1363 , gevoegd by de DeduQie van de ReerlykUid Almelo onder Hido. Werf betekent, onder anderen , Gericht ,• waarfchynlyk doelende op den ronden opgeworpen heuvel, alwaai het Gericht gehouden wierd. Zie de aantekeningen op de oude Friefche Wetten, bl. 40 & J97. an. ders Malberg genaamd. II. Stuk, bl. 84. in het Saxenspiegel, Lib. 1. art. 63. wordt het met Circulus verwisfeld; en in het Atemannifch Leenrecht, cap. 117, Ring genaamd: und furet der Herre yêmand anders uff den tag und in den ring der Man wurt wol uber das er inne do niit Lehsnrecht tut die wil fii in dem ringe Jlont. (b) Sommige Hoven worden gezegd Kelnhoven, van Cella, om naamlyk de Cella of voorraadplaats der Kloosteren daar Hit te voorzien. Zie over bet woord Cella Matthjeus de noiilit. lib. 2. cap. 25. pag. 452 (fc. Hertius leidt het af van keel, Gula. Comment. vol. 2. tom. 2. pag. 176. doch, zo ik meen, t" onrecht. Men vindt ook elders gewaagd van Mantelhof, dat is, zo ik vermoede, bemuurdeHof, welke ais een kasteel met eene muur bemanteld is. Zie over het woord mantel Eccard ad leg. fal. tit. 58. art. 4. (c) Villicus, qui vulgo Major vocatur. Mir^us, Notit. Ecclefi Belg. cap. 151. aangehaald by Matth. de Nobilit, £g\b. 4. cap. 23. pag. 1073.  over de dienstbaarheid in Overysfel. ide Afd. 175 zelfs- Zo veel de Hofmeyers in Twente dit ambt van Richcer bekleeden, bezicten zy het erflyk (d). Aan de Pares Curie of hofgenooten is van ouds het vonnis in dit Gericht, om te wyzen, belïeed geworden, ook zelfs in verfchillen met den Heer (e). Door dit oudtyds ook in andere Gerichten gewoon recht kunnen de hofgenooten niet alleen eikanderen maar ook den Heer tot nakoming van hunne rechten en.gewoonten houden. Zelfs zyn dc verfchillen niet voor den Landsheer en de Heeren Staaten, nu de Heeren Staaten en den Heer Prins Ërfftadhouder, maat van de laager Hofgerichten tot de hoogeren door Appel gebragt (r). Daarom worden de laager Hoven gezegd, het recht van de hoogeren te haaien, Op deeze wyze wordt van de andere Hoven in Twente Geappelleerd naar den Hof te Ootmarfum, en van daar naar den Hof te Kolmfchate, zonder hooger beroep. Nogthans wordt hier door niet uitgefiooten een beroep of klagte aan de Hoogfte Overheid, waar onder de hoorige ingezetenen behooren, over verongelykingen door misbruik van den hofhoorigen Rechtsdwang. Anderszins zou de Hofheer onafhanglyk zyn van de Oppermagt van het Land, alwaar de hoorige lieden woonen. Niet alleen Honden de twistzaaken, in deeze Hofgerichten, van ouds ter beflisfing van de Hofhoorigen; maar zy hebben ook via ouds hunne rechten zelfs (d) Zie voords Winhof, N. D. hl. 378. en Landrecht van Overysfel, Deel 2. tit. 26. art. I. O) Dumsar, Analeü. tom. 2. bl.' 258, 259. en oude oordeelen van den Hof te Ootmerfum, beneden, hoof ad. 3. (ƒ) ƒ. Stuk, Voorbericht, n. 12. III. Stuk , bl. 16. Dit lydt echter eenige uitzondering in de Sant Martens Hofhoorige lieden, te zien beneden, hoofdd. 2, en aldaar in de oordeelen by not, 76. en de aldaar volgende Hofrechten deezer Sant Martens hoorige lieden art. 20 -23. met de aantekeningen  176 Overysfelfche Gienkftukken, IVde Stuk, zelfs opgegeeven en verklaard. En het blyfctuit voorhanden Hukken (g), dat zelfs de Heer, in een gefpannen Hofgericht, zyne hoorige lieden een vonnis vraagen moest, hoedanig zyn recht in eenig punt, waar over bedenkelykheid viel', tegen de hofhoorigen was; en dat hy, met deeze, in de form van vonnis, gegeeven verklaaring der hofhoorigen zich niet vernoegende, dezelve alsdan naaiden hoogeren Hof beriep. De verklaaring der Hofrechten of oude gewoonten bleef derhalven by de hofhoorigen zeiven. Eene vryheid zo veel te aanmerkelyker, om dat ze in hoorige lieden doorftraalt. Ook heeft de Wetgeevende Magt van den Lande geen recht, om de rechten van de hofhoorigen onderling , noch hun recht tegen den Heer te verminderen De rechten der hoorige lieden zyn op de befchreeven Hofrechten of oude gewoonte gegrond, en betreffen het recht, 't welk den Heere en den hoorigen lieden toekomt, en door het Privaat burgerrecht behouden wordt. Ook zyn de Hofrechten der hoorige lieden in Twente jaarlykfch, ten tyde wanneer zy ten Hove verfchynen moeten, hun door den Hofmeyer voorgeleezen. Men ontmoet in het tegenwoordig Duitlchland verfcheiden zogenaamde Eigendoms Ordeningen door Landsheeren uitgegeeven. Daar van kan ik een denkbeeld maaken, in zo verre die Ordeningen zich alleen bemoeyen met punten , welken de goede order alleen betreffen , of niets anders dan het oude recht vermelden. Dat onze Heeren Staaten in de zeventiende eeuwe begonnen hebben , Hoogstderzeiver Refolutien in deeze ftoffe verder uit te ftrekken, is toe te fchryven aan onkundige berichten, aan Hun Ed. Mog. gegeeven. De vergisfingen der berichtgeeveren zullen beneden in myne aantekeningen verhaald worden. Het nadeel, door gebrek van kennis, aangaan. (g) Onder anderen de oude Oordeelen van den Hof te Ootmarfum, beneden, hoofd, 3.  over de dienstbaarheid in Overysfel. ide Afd. 177 gaande het oude, toegebracht, is, gelyk in meer andere gevallen, hier ook zigbaar. §. XV. Deeze Hoven zyn meest in Twente gelegen. In Zalland is de Hof te Kolmfchate nog bekend ; waar heen van de Twentfche Hoven Geappelleerd wordt. Ook liggen aldaar de Hof te Oxe (aj, de Praepftyen Hof te Deventer (&) en de Hof te Ommen. Van de hofhoorigen der Kerk van Esfen, is te zien by Dumbar (c); en van de Sant Martens hof hoorige lieden meldt het Landrecht van Overysfel (_d). §. XVI. De Rechtsdwang der Hofgerichten, over hoorige perfoonen en derzelver goederen, is gedeeltelyk als die van het Hofgericht over vrye Tinslieden en derzelver Tinsgoederen. Alle Hofgerichten over hoorige lieden en derzelver goederen zyn ook Tinshofgerichten, maar niet alle Tinshofgerichten zyn Hofgerichten over hoorige perfoonen en derzelver goederen. De laatstgemelde Gerichten bevatten meer dan de eerften. Naar het voorbeeld van Leengerichten zyn by de Duitfchers Tinsleengerichten bekend, over Tinsgoéderen, dat is, erfpachtsgoederen en zaaken, die tot de Tinspligtigheid behooren, en dus in zo verre ook over de perfoonen der Tinslieden. Deeze Gerichten worden door den Tins. hof heer met de Tinsgenooten, als Pares Curice. bekleed: (d) j. Schrassert , ftukken, behoorende tot den Codex Gelrits Zz z lo.bladz. 276, 279.' (£>) Dumbar, Kerkl. en Wereldl. Deventer bl. 316. (c) Anale®, tom. 2. bladz. 249. (d~) Deel 2. tit. 26. art. 7 fcrV.  178 Overysfelfche Gedenkflukken, IVieStuk, kleed: gelyk een Leenheer het Leengericht houdt met zyne Leenmannen over de Leengoederen en zaaken van het Leenrecht. By eene verandering van Erfpachtsheer, of vanTinsgenooten, is gemeenlyk geene beleening gedaan. En door de Tinslieden wordt jaarlyks niets anders opgebragt dan bedoDgen is; als naamlyk geld, kooren enz.,ook we! verfcheiden foorten te gelyk, op zodanige verbeurte, by gebrek van betaaling, ais verfchcidenlyk bedongea is, of zo als het recht van den Tinshof mede brengt, of ook zonder verbeurte. Indien , om gebrek van betaaling van denTins, het Tinsgoed door den Tmsman ten voordeele van den Tinsheer wordt verbeurt; dan zou het een Pradium Emphyleuthum óf erfpachts goed zyn na r het Roomfche recht; maar anderszins eene opkomst uit het goed vaneen ander. Doch niet tegenltaande de Duitfchers ook Tinfen, die anders genaamd zyn jaarlykiche renten, losbaaren en onlosbaaren , vanouds hebben gekend, zonder dat de Tinsheffer of Rentheffer zy Dominus Direclus of rechte eigenaar van het Tinspligtig goed: zo is het nogthans anders gelegen met 1 insgoederen, onder Tinshofgerichten behoorende, waar van het Dominium Directum of rechte eigeedom aan den Tinsheer behoort; al is het ook dat geen verbeurte des goeds door gebrek van betaaling plaats mogt hebben. Daarom worden Leen- Tin*;- en Hofhoorige goederen, in onze oude en nieuwe Landrechten, tegengefteld aan eigelyke, dat is, Alodiaaie goederen , en waarfchynlyk mede daarom Heeriyke goederen genaamd. Deeze Tinsgoederen zyn oneigenlyke Leengoederen. De betaaling van Tins bekleedt aldaar de plaats van Dienst. Ook heeft de Tinsheer over detze goederen, zowel als een Leenheer over Leengoederen, eene Heerlykheid, Van dee/egoederen wordt geen Laudemium of Confentge'd, wanneer een Tinsman het goed vervreemt, betaald: 't en zy uit kracht van b' ?onder Statuit, gewoonte of beding. En fchoon door dit Gericht aan den Rechtsdwang van den gewoonen Richter iets wordt onttrok-  ever de dienstbaarheid in Overysfel. ide Afd. 179 trokken ; liet echter weleer de Duitfche vryheid toe, om Tinsgerichten inteftellen (V). Het blykt nogthans niet, dat zulks in alle Landen van het Duitfche Ryk, buiten byzondere toeftemming der Overheid, mogt gefchieden. Want de gemelde toelaating wordt alleen in het Alemannifch Leenrecht gevonden. Tinshofgerichten van vrye lieden worden in deeze Provincie weinig meer gevonden Cbj. Doch de Hofgerichten over hoorige lieden en derzelver goederen zyn, als reeds gezegd is, ook Tinshofgerichten. De lasten, waar aan vrye eigenaaren vaa Tinsgoederen, ondtr een Tinshofgerichtbehoorende, onderhevig kunnen zyn, kunnen ook in deeze hoorige lieden plaats vinden. Daarenboven moeten de meeste hofhoorigen deezer Provincie het goed, by deszelfs verkryging, winnen van den Hof heer; 't welk erfwinning wordt genaamd, en by eene beleening kan vergeleeken worden. Van meer andere lasten als opvaart, verflerf enz., welken de hoorige lieden met vrye Tinslieden niet gemeen hebben, zal in de aantekening byde Hofrechten gemeld worden. De algemeenheid van het woord cenfuales of Tinslieden moet ons derhalven herinneren, om niet overal aan hoorige Tinslieden te denken, daar men deeze benaaming ontmoet; zelfs niet overal, daar van Wafchtinzige lieden (CerocenJ-uales) , welker tin* in wasch beftaat, gefproken wordt: wyl de foort, waar (a) Zie aangaande het voorgemelde, Jus Feud. Alemann. cap. 110 tf 124. en aldaar Schilter. Saxifch Leenrecht cap. 6B. en de Disfrtatien van Schilter de Curiis Dominicalibus en de bonts Laudemialibus, gedrukt achter deszelfs commat, ad jus Feud. Alemann. Aangaande het dominium diretlwn vaa Urn-goederen, fchoon aan geene Caduciteit onderhevig, zie de voorz Disfeit. de lot. Laudem, g. 35. en, aangaande de teaeuftelling tusTchen tinsgoeJereti en ei^elyke goederen, zie IIƒ, Stuk, bl 237. en 230 232. Winhof, N. D. II. 491. Landr. vai Overysfel. Deel 2. 'tit. 6. art. g. (fc) Zie een aanmerkelyk advys over tinsgoederen, III. Stuk, bl. 332.  180 Overysfelfche Gedenkflukken, IVde Stuk, waar in Tins betaald wordt, geen verband heeft met de hoorigheid of vryheid der Tinslieden. §. XVII. Omtrent de goederen der hoorige lieden is ook opmerkelyk , dat vrye lieden , zonder toeftemming van den Hofheeer, tot derzelver bezit, behoudens hunne vryheid, niet worden toegelaaten. Want offchoon, door vrye lieden toe te laaten tot het bezit deezer goederen vooreenen altoos duurenden Tins, anders pacht genaamd, de nature deezer goederen voor het overige niet veranderd worde; kan echter de verwisfeling van een vry Tinsman, in de plaats van een hoorig Tinsman, tot nadeel van den Hof heer ftrekken. §. XVIII. De Hofgerichten der hoorige lieden, kunnen niet alleen bevatten al wat ook in Tinshofgerichten van vrye lieden plaats kan hebben; maar ftrekken uit hunnen aart zich ook verder uit, dan de Tinshofgerichten van vrye lieden. Want in hoorige lieden komt ook nog in aanmerking hunne byzondere perfoonlyke gefteldheid, volgens welke zy in gedeeltelyken eigendom aan hunne Heeren toebehooren. Deeze perfoonlyke gefteldheid, en wat daar uit voordvloey t, is een byzonder punt van hunne Hofrechten, en van het genootfchap, welk de Hof heer met dezelve lieden heeft. Sommige rechten van deeze Gerichten zyn voor toevallige uitbreiding van dezelven te houden : by1 voorbeeld, indien de vrye Tinslieden , als ook de hoorige lieden, hunne genooten over allezaaken, het zy tot de byzondere rechten van hun genootfchap betrekkelyk of niet, voor het Tinshof gericht, of Hofgericht der hoorigen, zouden moeten aanfpreeken: of d^t ook anderen, fchoon derzelver ongenootenzynde, hen voor geenaudere ge- nch-  bVer de dienstbaarheid in Overysfel. 2de Afd, i3i richten zouden moogen trekken; en wat dies meer mogte zyn, niet tot het weezen deezer Gerichten behoorende. Hoewel in het aangehaalde Alemannisch Leenrecht; eene oprichting van Tinsgerichten door de wet zelve zy toegelaaten; ontmoet men echter zulks niet in vroeger wetten van de middeleeuwen. Ook is waarfchynlyk, dat het begin van dit gebruik zy toe te fchryven aan laater eeuwen; toen aan byzondere genootichappen een Rechtsdwang, overzaaken, die de rechten deezer genootichappen byzonder betroffen, Wierd verleend. De Rechtsdwang der Tinsgerichten, in het aangehaalde Alemannifch Leenrecht gemeld, en aldaar by dien van Leengerichten ver geleeken, ftrekte zich ook niet verder mt. Daarom vermoed' ik', dat de oorfprong der Hofgerichten van hoorige lieden, in deêze Provincie, niet iri zulk een gebruik, als in het Alemannifch Leenrecht * aangaande Tinshofgerichten°is gemeld, gelegen ?y ■ al was het ook dat dit gebruik wel eer hier te Lan de zou hebben plaats gehad. Want de meer Uitgebreide Rechtsdwang over hoorige iieden, hier ed elders weleer of nog bekend, volgt niet uit dit gebruik. Ook is genoegzaam bewys voor handen,, dat1 de Frankifche Koningen of Keizeren den. Rechts dwang aan Bifchoppen van Ütrecht over dcfz'eiveiJ hoe zeer ook in verfcheiden gewesten verftrooydó goederen en lieden, zo wel vryen (dar is , vrye" Tinslieden en die, welken, behoudens hunne vryheid onder een zeker momberfebap der Kerk behoorden) als hoorigen, tegénwoordigen en toekomenden hebben gefchonken; en dat deeze Rccht*dwang door herhaalde brieven van Keizeren.. zelfs nóg doör eenen brief van Keizer Sicismtsd in het. IV. Stuk. N ]Mf §. XIX.  i8i O verysfetfcto Gedenkjlukktn, /r) aangemerkt, dat de Rechtsdwang over de hoorige lieden deezer Provincie, hoewel gedeeltelyk in het Graaffchap Bentheim gezeten, een overb èl daar van is; en dat men op andere plaatfen ? 1 vee! ruimer overblyffels daar van ontmoet. SonuoKé Kerken en Kloosters hebben weleer ook eenen Rechtsdwang. over hunne goederen ea lieden , van Koningen en Keizeren verkreegen (c); als ook door de müdaadigheid van Bifchoppen, die eenigen van hunne Tinshoven, van vrye of hoorige ;ed^ , aan Kerken en Kloosters* overgaven. Voorbeelden van zodane Hoven van Kerken en K'oosters worden in deeze Provincie gevonden. De Hof te Espelo in het Gericht van Enfchede wierd nog voor weinig jaaren door de Kerk van Sant Pieter te Utrecht bezeten! en onder de Praepfty te Gldenzaal behoort nog een Hof van hoorige lieden, alwaar het Hofgericht door den Ambtman wordt gehouden. §. XX. De hoorige lieden zyn hier te lande onderfcheiden in Hofvryen, Kamerlingen of Keurmedigen, en Hofnoorigen, in het byzonder zo genaamd, anders ook Hofeigenen gezegd. De Hofvryen hebben deezen naam verkreegen, om dat zy het minst van allen met*hoorigheid, zvn bezwaard. en de meeste vryheid genieten (a). De Kamerlirgen zyn naast hen'de vryften, wier benaaming vermoedelyk ziet op Camera of plaats, alwaar O) II. St k, H. 45. (*) Aldaar, W. 42 47. (c) Schilter. ad pit feud. Aatrmru in mnüisfa pilt «:.•- fth. de Curi s Dminlcalibus. -(2) Zie ttk II. Stuk, bl. 114.  ever de dienstbaarheid in Öyerjsfth zde Afd. 183 waar de voorraad, door deeze hoorige heden aan tevoeren , in het huis van den Hofheer gebra^; wierd (b\ Ook wordt de voorraad, waar mede deeze Kamer noodwendig voorzien moest worden, genaamd Kamergewani (c). Deeze Kamerlingen zvri ook Keurmedigen geheeten, van wegen het éene' beste, tot keur van den Heer, na hun overlvden, uit hunne natelasten beweeglyke goederen", aari dén zeiven te geeven ; anders" ook genaamd dinde hand; waar van elders Iets gezegd is (d). Het woord 'mede of miede betekent iets, dat tot ver" gelding gegeeven word: (e); gelvk de keurmede aan den Heer voor de befchutting, voorftand of hulde wordt opgebragt. Hoewel door deeze hoorige lieden keurmede wordt betaald; zo is nogthans de keurmede op zich zelve geen pewvs van eigendom der perfoonen: wyl van ouds op" veele plaatfen , gelyk elders nog , keurmede aan den Landsheer iasgelyks door lieden, aan niemanu iri e:-- (6) Hotomaxni tmntènt. d; vtrb.feud. achter Brisso^. c'; ferb.figi. in het yrojrd Cavena. Edit. van 1743. (c) Brief by Dumbas , Anale®, tom. ï. bi. 259. indiv.trden: cftfy onfe anjer Kaeomelingen Camergereant, hoy, tvff. beminge, ende ander dingen niet en veerden, ojf anderen diêaf; tns niet en deden , die fy fclztidich vtatrtn te dutr,;, (. ifiiS. N 4 Dee-  i'8'8 Overysfelfche Gedenkflukken, IVde Stuk, Deeze (tukken zullen de ftoffe van het tweede hoofd<■'■!-eJ zyn; waar by ik eenige aantekeningen tot opn -'dering heb gemaakt. In het derde' hoofddeel zal vervatten de Hofrechten van den Hof te Ootmarfliro, nevens eenige oude oordeelen van deezen Hj>f, en de Ordre en Redres over s Landts Domainen Twente, in het jaar 1662, door Gedeputeerden ya;i Ridderfchap en Steden opgefïeld. Eindelyk zal j': ip het vierde hoofddeel eenige merkwaardigheden pielden, welken in de voorgaande hoofddeelen niet pev^eglyk geplaatst jonden worden. HOOFD,  over de dienstbaarheid in Overysfel. zde Afd. 189 HOOFDDEEL II. CONSTITUTIE VAN KEIZER ALBERT AANGAANDE DE HOORIGE LIEDEN. OUDE OORDEELEN BY HET HOUDEN VAN EENEN ERFDAG, VOLGENS RECHT DER HOFHOORIGEN. EENIGE RECHTEN EN OORDEELEN VAN DEN HOF TE LOEN. RECHTEN VAN DE SANT MARTENS LIEDEN; ALLES VOLGENS EEN OUD AFSCHRIFT OP DEN HUIZE HEEMSE: EN NOG EEN ANDER SAMENSTELSEL VAN DE RECHTEN DEEZER SANT MARTENS LIEDEN , NAAR BEKENDE AFSCHRIFTEN. Dyt nabefcreuen finnen eygendoms Rechten ind priuilegien hoe de Heeren myt oer eygen lueden ind guederen leuen ind om gaen fullen (1) Wy Albrecht (2) van gaitz gnaden Roemfche Keyfer tot allen tyden mererer des hilligen Roem- fchen (1) Dit famenftelfel van Hofrechten is, volgens het kenmerk van deszelfs fchrift, een affchrift van de zestiende eeuwe. Ik heb hier van gebruik gemaakt, om dat het oudfte my voorgekomen affchrift van de zogenaamde Conftitutie van Keizer Albert daar in bevonden wordt. De bygevoegde ftukken, behelzende eenige oudheden in de zaaken der hoorige lieden, heb ik geacht daar by te moeten laaten, zo als ik die vond: wyl dezelven tot opheldering van andere gedenkflukken kunnen dienen. (2) Keizer Alberi wordt hier ingevoerd als gebruikende N 5 een  Kjj Overysfelfche Gedenkflukken, lVde Stuk, fchen Rycks, Hertuch van Beyren &c. ontbieden allen ind yt'icken den weerdigen ind Hocgebaren onferen ind des Hilügen Roemfchen Rycx Koirfurften, Furften , Geystlick ind Wertlick, Greuen, Vryen Heren, Dienstluyden, Ritteren ind knech. ten Borcb greuen myt den Hurgermcyileren Schuiten Baeden Richteren, Amptluyden i'ud gemeynten allen ind ytrlyken Steden, marckten, dorperen ind allen anderen, in welcker weerde, ftait offte wefens dat fie fyn, onfe gnlie ind alle guedt, Zynt (3) ten maill wy van der gnade des almechtigen gaitz onverdient, tot der weerde Roemyfcher Keyferlyck Maieftait gewailt erhoght ind gefat fyn Soe beduncke.t ons waill billick dat wy ons bemerckelick, alfo bewyfen dair m'de men inden hilligen Rycke, vrede ind gemack zellichlich oiffen Wande wy nw wal gehoert ind gemerekt hebben, fo dat wy na onfer Keyferlicke kroenen eygentlick ind mennichfpldelick onderwéfen fyn ind vernoemen hebben dat in den hilügen Roemsfchen Ryek in aiie defen duytfcben landen voille onraits geweltelick ind ontcmelick gefchuet van allen den léluen ffurften ' een Monarchaal gezag, om, buiten Ryksvergadering, eene algemeene Conftitutie te doen uitgaan. Ik .meen echter, dat zulk ecu Monarchaal gezag van Duitfcbe Keizeren in dit ge- .west, fchoon onder het Duitfche Ryk behoord hebbende, net is erkend. Het Iangdraadig-hoofd deezer Conftitutie komt ganfeh' niet over een met den ftyl van deezen Keizer in eene Conftitutie , gevoegd achter het Saxifch i Weichbild en Leenrecht.Edit, van 1551 in de woorden: Wir ■ Alsrkcht von Gottes gnaden Keijcr zu Rom, zu allen gezeiten • mehrerdes heiligen Reichs, fetzen und gebieten bei unferer Ma- •jejht,'und bey unferer Keiferlicheg gewalt, und fetzen mit der v/itzigJlen und andetn des heiligen Reichs getrewen rhat. Welclier fmi feinen vatter enz. Van deezen ftyl, taal en uitgeleezen beknoptheid, verfchilt onze Conftitutie ten enenmaale. (3) Keizer Albert was, volgens het aangehaalde voor-' ■ beeld, niet gewoon, inleidingen, zo opgetocyd als deeze, .te gebruik en.  over de dienstbaarheid m Overysfel. ide Afd. ipr ind heeren vurfs ind oneens ind onverdrechtich leuen ind omgaen, auermitz ind heerkoemen yttlick van zynen eygenen horigen hoffgudren ind luyden Oick van oiren heeren die felue eygen, koirmedigen, wastynfigen hoffhoerigen lueden, woedie vurfs ons thobehoeren, mitten feluen guederen ind luyde leuen ind ombgain fullen ind oick ytlick die vurfs luede nae oiren ftait (4) oren heren dienen ind doem lullen vttiich nae zynder hoericheic Jtem ind eerften Van de eygen hoerigen hofgudern ind anderen Soe is dat Recht fulcker guder haluen ind fal voert an ft.ant achtich wefen , dat fy man off wyff die die eygen ind hoffhoerige gueden, der heren geystlich off wertlick tho■ beboerende, hebben wil, Sullen wefen hoerich ind boedich (5), eygen ind hoffhoerich na den gudren ind fullen die gueder be? woenen ind (6) den heren op den gudren to wyn- . nen ind weruen guet ind bloit ind den heren oren Tafel dienst dair van to doen (4) Ondertusfchen is in deeze ganfche Conftitutie niets van de verpligting van elke foort deezer hoorige lieden in het byzonder opgegeeyen. (5) Lees loedig, dat is, Gequalifkeerd, of gefield. II. Stuk, bl. 228. (6) Lees om: of verwerp het aanftonds tweemaal volgend to. De hoorige lieden verwerven al zo zeer voor zich zeiven 1 als voor den Heer goed en bloed op hunne goederen. Het . volgende woord Tafeldienst heb ik tot nog toe niet meer ontmoet. De infteller zal daar mede hebben willen te kennen geeven Hofdienst: of hy heeft alle de opkomften deezer goederen onder den naam van dienst begreepen. .En dan bevindt men dikwerf, dat de Domeingoederen overdragtelyk Tafelgoederen gezegd zyn, als tot de Tafel, of het onderhoud van den Landsheer gefchikt. Menfa pro fubflantia. Matth. de nobilit. Lib. 2. cap, 25. pas. itf, Mpiscopi menfa territmm, liEDA, pag. 250.  192 Overysfeljdie Gedenk/lukken, IVde Stuk, Wie der eygen luyden erffg. zyn Ind (7) tot wat tyden die eygen off hoerige man :ind wyff dair op vvoenende by den anderen ftoruen, fo verfterfft dat allen erffgenamen ind kompt op fynen heren beide Eruen ind Riede guet Dan des mans ind wyffs erffg. moegen dat Erffacbtige guet wal weder winnen binnen jair ind dach myt enen ge- ■ woentlyken penninck Wat belofte totter Erffwiminge ind guede hy. den erue hliuen Zall Ind moethen als dan geloeuen den hoff ind dat ■ gueth in zynen Rechten to halden ind dat nagelaeten riede guet behoirt tho bliuen an den heer Be holtlyken den haue fyn vordell, tho weten vander leuendiger haeue die beste ffude moeder (8) Dat (7) Andere affchriften zoeken dit artikel te verbeeteren' doch zo, dat het evenwel gebrekkig blyft. De infteller heeft aan het wöórd verfterft hier eene betekenis gegeeven , die niet ftrookt, wanneer van goederen wordt gezegd, dat zy verderven. Verderven betekent dan aantierven en niet a/Jlerven; anders dan het hier zal te kennen geeven. 'T is ook zo niet, dat ten tyde van Keizer Albert cn daar na, het recht der hoorige lieden zou -zyn geweest' dat al hun gereed of beweeglyk goed, na hunnen dood, aan hunnen Heer zou vervallen zyn. De infteller fpreekt ook zich zei ven tegen, wanneer hy beneden zegt: dat, ingeval van belmundigheid der hoorige lieden, de Heer bun ioed met derzelver erfgenaamen deelt. De ftiaffe van belmundigheid zou zyn, dat de erfgenaamen het goed half zouden moeten ontberen. Maar zonder belmundigheid zou de Heer het altemaal trekken. Dit fluit niet. Ondertusfchen is te letten d3t, wanneer men door hoorige lieden verftaat dezulken, die geheel en al eigen zyn, als dan van hun kan gezegd worden dat zy niemand erven dan hnnnen Heere. Zie Dumbar Kerkl. en Wereldl. Dev. bl. 170. Zodane hoorige lieden worden aldaar onderfcheiden van dezulken, die in eene echte behooren, dat is, die naar hofrechten, leeven; van welke lieden in deeze Conftitutie gehandeld wordt. (8) Dat is, het beste voedende of vrucht voordbrengende beest.  over de dienstbaarheid in Overysfel. ide Afd. 193 Dat de eygen oer hoff guet niet fult moegen fplyten deelen vercopen bezwaeren fonder conjent oers heren &c. Voert foe en fal die hoerige man off wyff dat eygen ind hoff hoerige guet niet fplyten, deylen,noch verkoepen, veranderzaiten (9) noch bezwaeren myt hylicx voerwerden, maich gefcheyden, belenynge (10) noch enich fynt belasten, dan by tho doen ind confent des heren, den die eygen off hoffhoerige gude toe behoeren. Dat de hoff hoer igen de hoerige goeder niet yerergeren fullen ende oick glieen. eyken holt vm den flamme houwen öV. Ind die hoffhoerigc man off wyff en mogen die hoffhoerige gueder niet verargeren, noch dat timmer van den haeue breken, noch eyken holt van den ftamme houwen (11) dan myt oerloff ind confenc des heren ind zoe en zal die eygen man off wyff die ey- beest. Dit zon een voordeel voor den hof of erf zyn: maar de Heer zou al het overige na zich neemen. (9) Veranderen, verwisfelen: eigenlyk en naar den letter van zetting of Helling veranderen. (10) Dat is, geldleening op het goed, met overgave van het goed in pandfchap. (11) Dit is in het algemeen zo niet. De hoorige lieden hebben van ouds den nuttigen eigendom van bet goed gehad, waar toe zekerlyk het eiken zo wel als ander hout, indien van geen. uitzondering blykt, behoort. Z o dan e uitzondering is jiiet algemeen , maar by elk afzonderlyk in de oude gewoonte te zoeken. De Hofrechten, die omtrent het eiken hout uitzondering maaken, fpreeken ook niet allen onbepaald aangaande eiken hout zonder bewilliging van den Heer niet te bouwen. Zie voorbeelden by Mr. J. Schrassert in de Jlukkentot den cod. Celr. Zutph. behoorende, zzz. 20. B. zzz. go. B. n. _-; OiXburdcE O 9  aoo Overysfelfche Gedenkflukken, lVdeSiuk, wyfc ind voertbrenge foe daene guedt dair die man offte vrouwe inne verftoruen is, ind als hie hadde doe hie ghinck ind flont (35; t molie t marcke ind tho ltrathen Daer cp geantwort aldus Soe daene guedt hebben zie in weren, und willen dat oigen (37) toghen (38) ind benoemen woe iae myt rechte follen Een ordell Her Richter jck vrage V eens rechten ordelswoe lie dat waeren (39) fullen ende twelcker tyt Wort gewyfet Dat fullen fie doen mytter vorder handt (40) op den hilligen (41) by fittende gerichte Soe nympt de heere een achte (42) Her Richter wil ghy hoeren myns heeren beraet foe biddet he ind ick van zynre weghen dat ghv die weere dair tho bieden, dat'fe oge toge wyfe md benoeme alfoe daene guet dat dusfe faligë man offte vtou- (30 Want ra dien tyd nogt hy volgens zodane Hofrechten ais in deeze Oordeelec onderfteid worden, niets weggeeven. Zie beneden by de woorden vier pak. mtt. 45. (37) Onder 't oog brengen, wyzen. (38) Eigeniyk Thkkm , hier vcorbrtngen, ter. vxrfchm irsngen. (39) Daar voor inltaan, Guarandeeren. v (40) Rechter hand, als voomaamer dan de linker. Zie ook SizzsiPizgzl Lib. 1. arr. 18. (41) Met de rechterhand op de Heiligen , dat is , net eede , leggende de rechterhand op overb'vffelen van Heiligen. (42) Oordeel, vonnis; van aclier. oordeelen. Vervolgens wordt het woord acktt byzonder genomen voor veroorrfeelirg om vreedeloos of vogelvry te zyn. Andere afleiding van het woord acke, in de laatscgeiceide betekenis, zie by Wic-n-a GhsC. Ctb.  «ytr de dienstbazr'neid in Ov;ry:fiL rde Afd, 201 v reu we hidie , doe die wis ~ecr.::c'-. zy~:z: :o liegen ind to ffratea ghenck to molen ind to mercke3e, dit fy in gelde, golde, fiber, gernuntz orrxe ongerauntet, dat fy binnen ofte buyten der eerden, in haeuen, koyen, peerden, fch'apen, ymmen, fwynen, in fchynge (43)» in fchulden, in cledeten . in cleaoirgen, in koerne gedorsfchet off ongedorsfcbet, gefeyet, offte oagefeyet, voert alle der d:a~e da;r fyck een kerften (44) menfche myt goede (45) ind myt eer en mach van generen Hyer op Iet de were antworden aldus Sie hebbe foedane guet in weren, als die faüge n hadde eer hie in fyne vier pale quam (46) ind doe hie genck ftont ind mechtich was, ind wil'dat ogen r-_ .ad eezieraea Een OrdeD Woe die weer dat weeren fal dat mvnen heeren n reek: gefchiede, ind eer weer gheen "onrecht Wort ' :~\ Sciynen of bewyzen, te weeten brieven van ia- fchaid. (44.) Christen. (45} Gode. Spreekwyze met G»i en kt. term. (iSj Eer by in zyne bedftede kwam, dat is, eer hy reende ttzs. Da: door zyne rier pait hier ter phatfe zrz h..i zzz werden rs-'zsir.. 'ïz'zjzt he: v<:z:i susm r:e: t:e:e zr.ez: wyl ia zyn k.:: k:*n. en g::-.dt t: lianitzvn. Zit- :e;e~:e :e te—er. -5=75- .• lix; ?; )z k:-rtn'sr. ff—«V enfiaande zyn. Vereeiyk de Loonfcbe Hofrechten by &Ha4.«t.--.?i>«. ixien Cxi. C-:>. :.. 36a. art. 43. .»-. H:f. h—rigrecht in Vahrwarck, aldaar bL 314. an. 27. De woor-~z*-. \zzjze-. nie: a:r :eze :'ds wtzs verftsaa te kunnen worde-, maar verfcheidenlyk genomen te zyn toot pbatfen van verfcheiden foort, binnen vier paaien begreepen. Dezelfde fpreekwyze koot beneden nog eens voor, in de woorden: nae der tyt dat ou Jolige a. in fine -rur palen faam. Zie voords Grm. Genmtjch. Deel t. Beéra»**■■ nrtr het j«,'rr«r Landrecht. OS  202 Overysfelfche Gedenkflukken, IFde Stuk, Wort gewyfet ht faicfce dat die man offte vrouwe vry is Soe mach hie dat doen mytter vorder handt ouer den hilügen. Sonder ist een eygen man offte vrouwe foe lullen fie dat doen felfs derde, eyn nabuer boeuen und beneden (47) Die weer Iaet een ordell dair tegens vragen Off zie der nabueren nicht bekoemen konden off* zie dan den eenen Eedt nicht voir muchte dhoen, ind den anderen nae, tot den derden wth. Dair op wort gewyfet Jae dat moege fe doen Een ordell ' Offt n myn heer enich guedt vonde offt vereysichede dat hyer in desfen erffdaige by fittenen ge-' richte niet geoget getoeget noch benoempt en worde, weer (48) da: den erffheeren niet alleene vervallen fy, off wes dair recht om fy Dair op gewyfet recht Jae dat fy den Erffhere alleene verfchenen Een Ordell Off men alfulck guedt vunde off vereysfchede, woe men dat maenen fall, dat mynen heeren n recht gefchie. :nd dem wederdeel gheen onrecht Dair (47) Dat is, met twee zyner nabuuren; een boven, dat is, woonende aan bet boveneinde van zyn huis; de andere beneden, dat is, aan het beneden einde van het zelve. De gewoonte der boeren , hunne huizen onderfcheidende in boven einde , alwaar zy hunnen haart en verblyf hebben , en beneden einde, naamlyk hunne dorfchvloer en ftalling, moet bier tot opheldering dienen. Op dit laager einde van het hms fchynt ook gedoeld te worden in onze woord deele, dat as, dorfchvloer. (43) By verkorting voor weder, of. Zie voords Ht-TDE' pom over iJsLis Stoke, Deel 1. bl, 24, 25.  tyer de ditn-tbaarhtid in Overysfel. 2ie Afi. 203 Dair op wort gewyfet Myt allen gerichte geestlick: off wertlick tot des erffheeren koer Een Ordell Off dair enich guet van der were (49) weer gevloichen (50) off gedreuen, nae der tyt dat die falige n'in fine vier palen quam, By wat tyden men dat dair weder inbrengen lolde Dair wyst men op Dat fal men doen by der fonnen (51) Een ordell Off den heere dair niet een broicke an gefcheea fy ind woe groet die fy, woe men den maenen lolde Da r op wyst men He hebbe vyff fchiiiingen gebrocken foe vaeke de lönne op ind daeie gheeth, ind den broicke mach. hie maenen myt rechte, geestlick off werltlick toe fyuen koer Een Ordell j^aedenmaell hyer een Erffdach gekondigz is op die weere, nae fede ind gewoenthe desfes landes zoe recht is bauen ind beneden (52) offce dan iemants naeden geholden gerichte queme die dat guec befpraekede off myn Heer n oick fchüldich fy voir dat guet to ancworden Dair op wort gewyfet Neen ten fy dan faike, dat hie in rechter noith weer dat is in ftocken, in blucken, in hachten, buy- (49) Van het erf. f50) Gevloogen. (51) By dag. (52) Voor het boven en beneden einde op de weere, èti is, op het eif. Z.e boven, not. 47. O 4  ïC4 Overysfelfche Gedenkflukken, IVie Stuk, buyten landes pelgrimacie, off in heren geboeden disufte (53) Een Ordell Woe voele men enen menfchen die eygen is fchüldich volgen te laethen tot fyner groefft (54) Wort gewyst Achtyn penningen ind drie hellinge Een Ordell Wat guede men wt den Erffhuefe folie volgen ieeten ö Dair op wyst men Nuth guet (55), Padenghaue (56) huyshuer ind verdient loen van enen haluen jaere Een Ordell ' Off jemandt dair en boeuen queme ind vermethe Gek enich guet uten huefe tho thene (57) , ind dedingede des niet in (58) nae Erffhuefes rechte off hie den Erffheeren niet enen broicke hadde gedain, c.r wes dair recht om fy Wort gewyfet Jae he hebbe den Erffheeren dair an gebrocken vyff marcken Een Ordell Offte defe voerbenoempten ede ind onfchult ge. (53) Zie boven bl. 35, 35. vrys(54 Groeve, hier genomen voor begraavenis. '55) Tuchtgoed, waar van de overleeden Hechts het nut ' gebruik of tucht heefc gehad. ' (56) Wat Padenghave zy, is my niet bekend. Ditwoord is ook te zien in de Loonfche Hofrechten by Schrassest, f:ukk. tot den Cod. Gelr. bl, 357, n. 10. (57) Trekken : tyen, tyene, ttnefin onze Landtaal nog :n gebruik. In de onvolmaakte verleeden tyd tuit. Van tyen is ook vertyen, vertygen, vertichnisfe, III. Stuk, bl. 2S6'. (58j En won het door pleit niet in. Zie III. Stuk, bl, 14. nx, a. ,  meT de dienni dorheid in Ovtrysfel. ide Afd, so vrystet (59) worden, myt willen defs gerichts, ind Erffheeren, offt men die' dair nae niet nemen machte da: die gelycke ftede ind bondich zyn iaden Rechten in alIerL maethen off indea fittene gerichte gelcaeen weeren off wes dair recht om fy Wort gewyst Wanneer dat myt enen ordel verwaerth (6a) fy fo is dat gelyck ftede ind bundich Een Ordell G ~:e hier enyge ordele gewyfet worden niet nae EriFhnefes rechte, offte men die niet fcheiden off wederfprekea moege Wort gewyst Jae men maege die fcheiden inde wede fp rek en befs an den naestea bodiage (61) Dat aiemant fonder prinilegien zyn guet aae confer: zvas ae-e~. -■veraeaea mach Soe laeth fich die Erffheer Richten in dat gaet ind ist noedich moith hem die Richter gheuen des een fchv?. J:em ia den jaere LXSVIII op dea KVJa dach in aouember dede myn G. H. eyne claringe myt fynea R:r.-::ea ?.~.i~:r. eade Steden Da: gaeeae eygene noch hoff hoerige luyde, oer gnedt buyten oeren aeersfchaa vergeuen ende vermaeken moegen Tr.er. :v zieke da: zie dat bewyfen moegen, rr.y: «riuileg'laa off gewoeaten (62) hem tao gelaeten offte (55) Ar.de-sg-fvfi-jïft, ultgefield. ' (60) Bewaard door een vonnis, voor af daar over te vraa^en. - — - - . (£1) Bod-clag, gebooden ding, een door opontbiedi-g iir.ztr.i.i Gsrichi Z.e III. S:uk, :,. 17a (62) Van deeze sewoonte konügtelyk ui: de oude oordee:.- en G-z..z-:-T.zr.zs -.zz-. 'f/tz-' De Bifchop en £s S:ziten 1 onnisfen bier niet over de gewoo^-?-,- Zulks behoort daa: .z 'zzzz.z::. re.ds: :e -nracn o 1  m 0:>rjsjelfchi GedenkfrAken, IVde Stai, W:"enet a;s "cht is Dit gefchiede tho D- an.pt uede van Eron.khorst ind Derck tho W uelt ind zyns wyfc e-fgenaemen. fi* rfc-n gereckkheyden der heren ouer d^r : ^Mrzaten garend* in den hoff r.Vi Loen, Van verfterf du mans ende vrouwen des hoeves r..!t-en? dIeJra*? ™d niet de vrouw in den g ",d ^elt êaeEde dis a,I'Dge helffte* 1HfDHl°!nnidreud3n °?ceD h3e"e off vanden hae! ue ind den hoff fchulten inden vuns hoff als Sofa E--T k»S*« hechte gewoentück is, Jn geiycken heffe men^ van der vrouwe inden rWÏ-r fan°--:r noerende als -*= Üerffe Soe veer dan c.et ene or.jeruc.ntede eder ongehilickte ^oed" guedt fonder die iSffi" - Jtem meh plecht oick dat ileel reert (6^ ind ;;;;^:-cy - faoeuethela?then,C6dannet S-?; ve by den guede blyfft . T:-:V ='dv1e löene blvft bv den gnedè iad . " . - = :"i fusteren een ariSher:-: :^r::V^:^- «-« byguycduncke'niid Jtem ; :15.et-'-S8 ::: "o:d;ee::r- wordt gehouden; zo - VG-== :e ver -v-fcen; van ?«/ ^:V-: -" " -Z:I^^TV «■4'9J4ao.  over de dimstbaarheid in Ov'rysfel. idt Afd. 207 Jtem findt dair giene foene foe blyffc die oldefte dochter by dea guede ind doet den anderen eyn afffcheyt woe vurfs Woe voele eyken holt de vurfs hoffltoerigen houwen moegen Jtem fie en rnoeghen gheen eyken holt houwen, dan zie tot heeren noitbouwe anden hueferen ind tot vollest(Ö4.) tot fait ind botter inden hueferen gebruken allent dat die Amptman hem wyfet offte wyfen lett van wegen zyns heren Item fie en moegen niet hilicktn c?£. Jtem fie en moegen niet hilicken uiter echte buiten confent des Heeren Als een hoffhoerighe lant koept Jtem off een hoffman off wyff wes van landt off fandt (65) anworuen ind dat jaer ind dach by den hoerigen guede in gebruyek gehatt, blyffc dat felue by den gude Van de vurfs guederen Renten aff te koepen Jtem off een hoffman off hoff wyff op ten hoerigen guederen off van den guederen enige jairlixfche renthen ankofften ais fie lteruen kompt die heifte van dea breuen den heeren die ander helft blyffc by den guede ind naest Eruen Elzelickt ordelen des er gsmelten hoeues toe Loen Een (04.) Zie over het woord volhsi, boven, bl. 109. Het gene wyders van zout en boter en vaa aanwyzing van het hout hier is bygevoegd, komt niet overeen met de aloude Hofrechten van den Hof te Loon, volgens welken de Hofhoorigen hout tct noodig gebruik moogen bouwen, zo om te tim-aeren als om te branden en heiningen daar van te maaken, zor.der voorweeien of bewilliging van den Heer ofzyren Ambtman, naar oude gewoonte." Mr. J. Schrassest, (luiken ttt der, Cod. Celr. Zutph.Aaan 4:3. art. 41, 53, 91, pa, 93- (65) Land en zand betekenen hier hetzelfde; gelyk ook yi de 'bretkwyze: g-tn /.iai mek zand ktbbtv.,  eo8 Overysfelfche Gedenkflukken, IVdeStuk, Een Ordell Offt oick een hoffman, een hoff guedt moege verfplitteren, verhouwen, verwoesten, verpanden, offte in jemants ffromde handen brengen dat fy dan myt confent des Erffheeren off des Amptes Dair op wyst men Een hoffman moege gheen hoffgueth verfplitteren, verhouwen, verpanden, verwoesten nochin jemandes fromde hande brengen dat fy dan myt confent des Erffheeren offt ampts Een Ordell Offte een hoffman were, die een hoffguet alfoe ■vurfs, verhouwe, verfplittere, verarchte, verpande , vei woestede , off in jemants ffromde hande brachte ane Confent ind niet myt wetent dees Erffheeren off ampts, wes die hoffman den erffneeren dair an gebroickt hadde Dair op wyst men Die man en fy nicht weerdich zoedaene hoffguet tho gebrueken ind hebbe dat hoffguet dair an verbrocket Een Ordell Off een hoffman were die een hoffguedt foe woe vurfs verbrocket hedde; woe die wedere to dem hoffguede to gebruken komen folde Dair op wyst men Dat folde hie doen off hie konde myt genaden dces Erffheeren Een Ordell Off een hoffman were die een hoffguedt verbrocket hadde jnd opten hoffguede bleue fitten tot weder willen des Erffheren, ind des gudes nicht wolde rumen myt weens behulp die Erffhere den ongehoerfamen hoffman van den hoffgude krygen fall Dair op wyst men Dat folde die Erffheere dhoen myt behulpe des '.antfurften fynre genaden ind ampt fchulten Een  over de dienstbaarheid in Overysfel. ide Afd. 209 Een Ordell Offte een hoffman weere die op enen hoffguede fethe, ind ene onhoerige perfone toe fick op dat hoffguet haelde niet myt confent des Erffheeren offt ampts, wes die hoffman dair an gebrocket hadde Dair op wyst men Die hoffman hebbe verbrocket zyn hoffrecht ind dat guedt, ind folie dat weder winnen myt confent ind genade des Erffheren Een Ordell Off een hoffhoerich man eder vrouwe in vollen hoffrechten verftoruen weren wes dén hoffheren eder Erffheren dair an vervallen weere tot fyner gerechticheit nae haues rechte fchaues tot Loen Hier op gewyfet voir recht Dat den hoffheeren dair an veruallen is alle vier voetede guet halff, ind den Schuiten dat heer gewaeth ind van verfterff der vrouwen geboerth den Erffheeren oick alle viervoetede guet halff ind oer aewaede Then weer zaike dat die vrouwe nae liethe echte rechte hoffhöerige dochter een off rneher, die tot gueden geruchte offte fame ftonden, Alfoe dat men die feluen hoeren mochte dorch een eykene wandt, die fulue megede ofte doichteren, niuchten befchudden dat alinghe naegelaethen guede hoerer moeder Een Ordell Off hoffhöerige knechte eder megede van oeren olderen buyten Lants vertoegen weren inu dair na verftoruen, wes den Erffheren van oeren verfterff dair an veruallen weere Dair op gewyfet Jndem foedaenige hoffhöerige kinder, een jair ind dach van oeren olderen vertoeghen ind buyten woenden ind dair ouer verftoruen, foe is die Erffheer an dat nagelathen guet gerechtich Een  aio Overysfelfche Gedenkflukken, IVde Stuk, Een OrdeJI d^lda^niVT11116 °ffte doc-'teren, myt verftoruen Z Z y'dla woen--htich weren ind SS ï v^fey1^* W£S dem E^ren Dair op gewyfet iZT^i t^S £%g> vft** ^ Een Ordell mamaas* Dair op gewyfet Weert zaike dat fodanige kinder mvf ,u„ u ren op ten guede woenende verftorSn ind ,1"" ïyket weeren, foe weer rten Prffhi j d gehyilaethen guet verualS Erff»---a dat naege- Een Ordell Hier op gewyfet nic^t utTen Kul?Vell^rf 1* ^ Confent v^toFriS^^™™" en fal aDe zaeke dat fus emantVrL if iirffh1eren et were daa huefes rechte 3t b^ toeSne a|s nae Erff- fonder aSyStnd SeWoente s haues vurfs behoeït * Dyt  över de dienstbaarheid in Overysfel. i&e Afd. 211 Z)yt finnen de Rechten der Bueren van Gheethoren opt lant van Vollenhoe gelegen wekken ongeerne eygen dan Santte mertyns luyden lieuest genoempt willen zyn Jtem dat die Buere van Gheethoeren fullen wroegen (66) tott tween tyden des jaers by hoeren ede alle Duyfflaghe (67) ind van yttlyken is verboert ene Vleemfche placke mynen gnedighen heren. Jtem alle bloetrys (68) , Ende een bloetrys is achte halue Vleemfche placke, Ende zoe wie den" anderen wondet dat die priester mitth hilüghen facramenten tot finen bedde kompt , die wondinge is dan tott myns heren gnade te corrigyeren Dan van dootflaige en deruen die Bueren ghene wroege doen, dan die zal die here veruolgen nae den gewoentlycken Landtrechte Jtem zoe wie des anderen hoff, ftainde voer offc achter den huefe, anvechtet, die verbreecket foeuen olde fchilden Jtem zoe wie den anderen indt water werpt offte frotet in toernigen moede zoe dat hy merckelyke nat wort die verbreecket foeuen olde fchilde Van in des anderen hues gewaliï tdoen Jtem zoe wie in des anderen hues queme tegen wille des gheens die t huys behoerde ende floeghe den weert offte weertinne in hoers feluers huefe die dede gewalt offt hy oick houwede enyge kannen off fchottelen, van archeyt, an tween, offte houwe (66) Aanbrengen, befchuldigen. Dit moet niet als eene byzondere verflaafdheid der hoorige lieden worden aangemerkt. In de Landgerichten moesten oudtyds de ingezetenen de misdaaden zelfs aanbrengen. In Drente is dit nog in gebruik. Landr. van Drente, boek 1. art. 2,3. (67) Anders dueffflag II. Stuk, bl. 198. en dufjlag. Landr. van Drente, boek 4. art. 21. wordt tegengefteld aan bloedryzen, aldaar art. 21 £f 22. (6S) Zie II. Stuk, bl. 18S.  212 Overysfelfche Gedenkflukken, IVde Stuk, houwe offc breke kyscen off doeren offce venfreren oft dergelycken, die verbreekt mvn gDaden heren foeuen olde fchilde nochtans folde hy den weert, offte weertinne, offce des gheens dyne verdomen weere weder oprichten (69) ind bethaelen En zoe wye die bruecke niec en heffe tho bethaelen fal men firaffen an zynen liue Off de Bueren den broecke de Jlrate ende molle. meer weer verzwegen Jtem die Buere offc hoerige luden enighe broecke ongewroeget liechen, die mollen meer ind flraec meer weeren Alzoe dat die wall tot hoere kennisfe gekoemen muchte wefen, ende men hem dat myt gueden lueden auergaen ind bewyfen kunde .ende mochce, Oick niet van hoire echte wefen (70) dat bewyfs gedaen Soe follen zie dair off tot Correxie ind penen ftaen, als dat van olts van quaden wroeghe plecht toe wefen ind te gefchien, te verfïaene elck man foeuen olde fchilde verbreuckc thebben Fan erfutinge der hoeriger lueden vurfs. Jtem zoe fal men myns genedigen heeren offte zynre gnade Amptluyde tot fynre genadigen behoeff, by hoerigen luyden erffutinghe doen, dair off zynre genaden erfftaell behoert, van all alfulcke guede die hoerige luede in oeren bewinde hebben ende niet verboedemt (71) ende in anderen handen off plaetzen geitalt en fynt als fie die fieckte bevanget dair an fy fteruen, neet tegenftaende offte die guede offce enich van hem by hoeren, leuen ind oick gefondt wefen verkoffc ind bewynkopt (72) waeren fonder verboedemc, weeren all van gheen- re (69) Herftellen. Zievoords III. Stuk, tl. 9. (70) Van hun in de echte zyn, da: is, te zyn in het genootfehap der hofhoorigen, het bewys enz. (71) Van den bodem of g:ond van het erf afaebragt. (72) Op den koop, zoals in keep en verkoop van belang thans nog fomryds gefchied:, wyn gedronkes.  svgr de dienstbaarheid in Overysfel. zde Afd. iï$ r'e weerden, Then weere dat fie by confent van dea Ampcman oft Rentmeyster gefchiede Woe de hoerige lueden by verfuem gueder vtrwerc. ken moe rhen Jtem then anderen offte die hoerige luyde enyhe verftoruene gueden onvercoft (73) liethen by verfuem die fullen die alheell, die twee deel offt derdendeell, offte zoe voele zie dair an hebben, raynen gnedigen heren alsdan verbuert weefen, Meer weert zie die verfloelen hadden ind heymehck mvc opfate en wech ftalden, die zolden totter verbuer- nisa dJr &uede noctl dair tho tot gnade myns heren geftraffet ende gecorrigiert weerden Van faemwinninghe c_fc. Jtem then derden alle die ghene van den hoerï^e-i lueden mvns gnedigen heren die in famwin£n ghe (74; zitten fullen des ghene quyt fcheldintch:doen dan voer Amptman offte Rentmeister mvnxl gnadigen heren in tegenwoerdicheit ind bv der gheenredair mede fy in famwinninge zytten &n' de oick die quytfcheldinge dair off in hvlicken eucte hylicx voerwerden zullen die brudegom ind bru^c moegen doen mitten gheenen dair mede zy in Uiv.winninge zyn ende fitten By alfoe fy den amptm.ïo offt Rentmeyster binnen achte dagen'nae dat die gefchiet is anbrengen fullen hem bethaelende fulcke rechten als achte halue Vleemfche plack Zy des neet foe fal die ende alle quytfcheldinge dan vurfs is vaa gheenre weerden wefen Hoe voele hyen de Rentmeister tot allen Recht daegen verhoeden zall. » Jtem zoe fal die Rentmeister van wegen myns genedigen heren toe allen rechtdaigen 'in den older- hoff, (73) Het zal moeten zyn onvertoont of iets diergelyks. (74) Gerreenfchap van winst, waar van veel in de voitende Hofrechten der Sant Maitens lisden worct gemeli. IV. Stik P  214 Overysfelfche Gedenkflukken,, IVde Stuk, boff, van zaiken dair behoercn by hem verhoeden twelff hyen (75) offc meer tott vierentwintich toe tot koer der perthyen die myt hem by hoeren Eede dair tho ghefatt van den Rentmeister lullen worden, wyfen ordele ind recht tusfchen den pertyen Ende zoe van den pertyen vermoede hem die ordele te nae gewezen worden mach dat ordell beroepen an mynen gnedigen heeren ende zynre gnaden Raide (76) dairmen die wedderfpraeken ordell ten eynde wt claren fall, Ende als die hyen in den olden hoff wei-den verfchreuen omme Recht the wyfen zoe betaelt die Rentmeyster hoer verteerde cost, JSnde die partye diec ordell te na wort gewefen is ichuldich den Rentmeyster dubbelt geit weder tbethaelen offt die Rentmeyster mach die costen dubbelt wt panden Dat die Bueren de erffnisfe bieden fullen Jtem die Euere fullen hoer erffnisfe beeden den Rentmeyster binnen viertyn daigen nae doode des gheens dair die erffnisfe van verftoruen is an mynen gnedighen heren Ende dair nae zall die Rentmeyster die erffnisfe ontfangen in manieren vurfs binnen viertyn daigen foe dat van olts gewoentlick is fonder die Iuede langher tho verthoeuen Ende die oldefle man in den huefe in famwinninge fetten (77) xnitten iongen in den feluen huefe woenende vryet, den jongen van enige voirder vererffenisfe mynen gnedighen t doene tot der tyt (78) Van verflerff in famwynninge des enigen mans, Jtem als een man flerfft ende gheen mansperfoen achter (75) Zie over dit woord I. Stuk, Vcorb. n. 0. in not. 4. (76) Dus niet aan den Landsheer, Ridderfchap en Steden. (77) Lees fittende. (78) Op dien tyd: anders tot dier tyt. III. S'tuk, bl. 240. Het woord der is hier geen Artikel of Voorlid, ni3ar een Voornaam woord, gelyk ook in de fpreekwyze Burger?Mtssteren in DER tyd, dat U, op dien tyd.  êver de dienstbaarheid in Overysfel. &de Afd. ai< achter en laet, off myt gheen mansperfoen in famwynninge fidt, zoe beboeren des doode mans cleder. harnasch, waepen, timmertouwe (79) ende dergelyke mynen gnedigen heren, Ende all euen wall vereruet die doede mynen genedigen heren zyn beeste dat derdendeel dair (80) Ende die vrouwe ende oick anderen mitten doeden man in famwynningne fitten, Des gelycken flerffc eene vrouwe en Jaet gheen dochter achter offce een ander vrouwe daer die doode mede in iamwynninghe gefeten was . bfy,°eren der dooden vrouwen cleder een cbeste bedde kiste ende all dat totter vrouwen lyue mynen gnedigen heeren, ende dair tho dat derde deell van den beesten fy ind emants myt hoer in famwin* mnge fittende achter laet Als die man dat wyff aff fierft we dan oer mom. per is Jtem als een wyff hoer man off fterft foe is die Kentmeister hoer momber foe mach die Rentmeyster hoer een momber fetten, die dair tho bequpin^ is Ende dat wyff en kan gheen guedt weerlos!" wer • den, noch enyghe auergifften doen buten den Rentmeyster offce den gefecten momber dac bon dich is Ene weduwe fittet mit oer hinder in famwimin* ghe Jtem ene weduwe fittet myt hoeren kinde oftes kinderen, in famwinnighe die hoer mm off geftornen is Ende gebruyckt dat guet gelvcke die kindeie Ende mach oick gheuen een redelick testament (81) ofte fy weduwe fforue Dan als die we- dewö (79) Timmergereedrchap, Kiuan. in touwt, ghtouwe. (80; Voeg 'er by tho, zo als beneden, , D"gtig of beftaanbaar Testament, Testdmentum vatic mm. Mr. Schrassert ad Reform. Velav, cap. 33. art. 6. Hier echter (chynt gezien te worden op eene dtmtigheid ten aanzien Van de hoeveelheid van het gene by Testament gegeeven wordt, t welk, gelyk in de Hofrechten van den Hof teQtfr twrlum wordt gezegd, manierlyk of maatig moet «yfl, P 1  216* Overysfelfche Gedenkflukken, IVde Stuk,' dewe fich veranderzaetet (82) an enen anderen man foe en kan fy der kinderen guet niet meer gebruicken , dan die Rentmeister fettec den onmondigen kynderen mombers, die der kinders guedt rigieren ende dair jaerlix rekenfchap van doen voer den Rentmeyster ter tyt tho die kinderen mundich fynt Als een dochter van den Erue uitgehylickt is van faemwinninghe Jtem een dochter als fy van der weere dair fy geboeren is van vaeder ende moeder oft van eine van hem ofte oick van hoeren broeders wt gehylyket is mit hoeren man wt hoeren olders huefe woenende is, die en blyfft nit met vaider, moeder offte enich van hem in faemwynninghe noch met hoeren broeders oick ofte fusters Dat nimant buyten den Rentmeister in faemwin, ninge koemen kan Jtem als een man offte vrouwe mit niemant in iaemwinninge fittet eer hie in faemwinm'nge koemen kan mit enen anderen Die faemwinninge moet die Rentmeister eerst belieuen Hoe ene weduwe wt des Rentmeisters momberfchap koemen kan Jtem ene beftoruene vrouwe ofte weduwe die en kan nietkoemen wtdes Rentmeisters momberfchap, then fy myt hilicken beholtlyken den Rentmeis. ter (83). Het overige ontbreekt. (82) Zie boven, bl. 193. In het Landrecht van Overvsfel wordt dit woord in?gelyks voor hertrouwen gebruikt. Deel II. tit. j. art. 18 & tit. 2. art. 6. (8%) Het gene hier ontbreekt, wordt door de volgende volledige opgave der rechten van deeze Sant Martens lieden, vervuld. Extraft  •ver de dienstbaarheid in Overysfel. ide Afd. 217 Extract (l) uyt feecker Boeckien getituleert Sr. martens rechten voor die van Giethoorn Onna Oostwyck en JVestwyck Wy Johan vak Zyrick (2) Bisfchop te Utrecht maecken condt allen luyden , ende alle die geene die defe onfe Brieft fullen fien offt hoorenlefen, dat wy voor ons ende onfe naecomelingen Bisfchoppen t' Utrecht, gepunt ende gegeven hebben, gunnen ende geven onfe ingefetenen van Giethoorn (3) uyt fon. (1) Dit Gedenkftuk wordt naar verfcheiden genoegzaam eeiKirëmmige affchriften hier voorgefteld. De oude fpelling en verdere letterkunde zyn in deeze affchriften zeer verwaarloosd ; waar over ik wyders geen aanmerkingen maaken zal. Ook worden fommige zinftoorende fouten daar in bevonden , die ik in de aantekeningen z?.\ trachten te verbeteren. Dat de hooi ige lieden, van welken in deeze rechten gehandeld wordt, vreemdelingen waaren, van de Sefte der zelfgecsfelaars, draagende voor en achter kruifen op hunne kleeden, en in bet jaar 1213 hier gekomen zouden zyn, zie Lindeborn, Hifi. epifc. Daventr. cap. 5. g. 7. en Dombak, Analeü. tom. 2. pag. 248. De laatstgenoemde Schryver heeft de dwaaling der Overysfelfche Kronyk en dus ook die van Lindeborn, als of deeze vreemdelingen eeist in 1312 hier beland zouden zyn, aangetekend. (2) Veertigfïe Bifchop van Utrecht, Verkooren in het jaar 1288; in het jaar 1296 verplaatst, en geworden Bifchop van Toul. Heda pag. 222 225. (3) Volgens een zeker oud verhaal zou deeze naam 'afgeleid worden van wilde geiten, daar ter plaats, we! eer een bosch , bevonden, Het woord hoorn wordt in deeze famenftelling genomen voor hoek, als blykt uit meer voor-beelden by Eccard, de origine Germanorum, lib. 1. §. 46. n. 87. Ook worden in Twente de verfcheiden hoeken vati fommige marken hoerenen genaamd. Uit de gunst door den Bifchop aan t'eeze lieden van Giethoorn enz. (plaatfen, die weleer tct hu bosch Vollenhove, 't welk aan de Kerk van P 3 Uf  213 Overysfelfche Gedenkflukken, IVde Stuk, '.onderlinge gunst vermits haeren vlyt ende neerfticheit die i'y tot ons hebben meer dan fommige anderen (&) defe naevolgende rechten i. art. Soo dat menfe niet veronrechten (V) fal in onfe alinge gcftichte noch voor rechten (6j Hellen fullen. (7) voor eenScholte, als voor haer Scholte binnen haer dorp noch metten (8) Geestelycken rechte Hellen fullen, dan voor onfe kasteleyn te Vollenhove, op off in den olden hoff. Ende watmen daer wyfet, fal gewefen blyven. Dan den deecken mach volgen fyn recht nae den Sendtbrieff (9) ende vorder niet s, art, Voort foo fullen fy onder henfelven alle haer Utrecht was gefebonken, II. Stuk, bl. 64. hebben behoord) door deeze rechten beweezen, is genoegzaam af tr neemen , dat dezelven voor heen meer verflaafd geweest zyn. (4) Dat is, meer dan fommige andere hoorige lieden van qen Bifchop. (5) Beleedigen. De Bifchop neemt dezelven door deeze belofte in zyne hulde, befcherming of momberfchap, (6) Lees voor recht en, dat is, voor het Gericht niet. Want en is hier het tweede ontkennend woord, en raecAhet eerste Baar de oudtyds gebrüikelyke dubbele ontkenning. (7) Lees fal, zo als boven, gelyk ook fal voor fullen verper beneden. (8) Lees nit ten, dat is, niet ten. Want hier is wederohi oe dubbele ontkenning aan te merken. Over Geestlyke zaaken zouden 2y niet voor het Geestlyk Gericht te 'récht gefteld worden maar vbor den Kastelein* te Vollenhove; uitgezonderd in Geestlyke zaaken, welken de Deken, volgens den brief aangaande het Sendgericht, vervolgen moest. Voords over zaaken van pand weering, en die tot her lyfftraffelyk Gericht behoorden, hield de Overfchout of Drost het Gericht; doch over zaaken van erfnis de Rentmeester, 4-ïc beneden art. 20—,—25. (9) Z?e III. Stuk) bl. 309. en het aldaar aangehaalde ia  over de diensthaarheid in Ovtrysfel. 2de Ajd. 219 haer breucken ons ende onfer heerlyckheyt (onder hen gefchiet) felve ons roe richten (10) op haeren eedc op Giethoorn, ende op 2 tyden int jaer, als op mey avont , ende alle Godes hilügen avont, voor haer Schoite ende elcke Clufcre (n) tot viere toe, ('uilen daa voor haer wroegen hebben8 Vleem* fche placken van ons, dat fal den Schulte nemen van de breucke die ons verfchynen ende vervallen 3. art. Jtem haer breucke fal wefen onder hen een vuystflach die niet en bloot een Vleemfche plack ende alst bloot 8 Vleemfche placken elcke Vleemfche placke is anderhalve ftuyver en 1 doyts (12), als een gewonde foo'kranck is, dat de Priester metten hilligen Sacrament tot fynen bedde comt, tot des heeren genaede 4. art. Jtem die eenen anderen in eenen floot ftoot offt iaecht, willens offte quaet rnoets, breeckt 7 olde fph'flden , Jtem die een hoff vreede breeckt 7 olde fchilden, ende een huysvrede 14 olde fchilden (rs) 5 art. Jtem een doodlach fal men boeten nae den Saliandcfchen rechten (14), ende dit recht fal ■niemant genieten dan onfe goede Sc Martens luy- den (10) Zie boven 11. 175. (11) Zy waaren derhalven verdeeld in kluften", tribus. Zie «ver dit woord ten Kate, Aanleid. Deel 2. bl. 236. en Ktuan. (12) De woorden elke vleemfche placke enz. zyn zekerlyk eene Glos van laater tyd. (13) Hier wordt onderfcheid gemaakt tusfehen het breeken van huisvreede en dien van iemands hof en weere. Zie ook III. Stuk, bl. 200, anders dan in het nieuwe Landrecht van Overysfel. Deel 2. tit. 21. art. 9, 10. (14) Van deeze oude Zallandfche rechten heb ik geen af« fchrift aangetroffen. C4  220 Overysfelfche Gedenkflukken, IVde Stuk, den (15), ingefetenen van Giethoorn, ende .fullen geheefcèn wefen bunte martens luyden , om haer fonderlinge privilegiën ende rechten, die wy hen gegeven hebben, ende om dat fy Sr. martens goet beötter! ende bewoonen, ende voor (16) van wilderni'sfén t'landt gemaeckt hebben, ende oock niemant bewoonen off behylicken fal dan onder hen felven te hylycken, daer omme dattet in den rechten van S . martens blyven fal, in vorwerden hier naèbefchreven.. 6. arr. Jtem foo en fal een St. martens man geen vrye vrouwe nemen, die vry blyven fal , hy fal des jaers daer van geven 8 Vleemfche placken, ende fy mach St. martens goet niet genieten noch haer kind'er niet, want een vrye vrouw off moeder voedet vrye kinder (17) 7. art. Jtem neemt een vry man off knecht een Sc martens vrouwe dat by dat weet, foo vro als hy by haer te bedde is, foo is hy S'. mertens (18J, ende en wist hy dat niet dat fy Sc. martens was, foo mach hy daer aff gaen, fonder meer te bekennen, ende nemen een ander wyff (19) 8. art. (15) Dat is, geen hoorige lieden zullen dit recht genieten dan onze goede Sanft Martens lieden. Sanét Marten, Patroon van'de Kerk van Utrecht, aan wien deeze lieden waaren toegewyd, wierd vereerd met den bynaam van goed, UT. Stuk, bl. 35 'T zou echter kunnen zyn, dat hier wordt gefproken van goede lieden, (16) Te vooren, voor deezen. (17) Naar de Conftitutie van Keizer Frederik den Eersten 'volgen de kinderen den vryen of hoorigen ftaat van hünne moeder» Goldast. eonjiü. imper.tom. 3 p. 331- overeenkomstig het Roomfche recht. Cujac. 3. obf. 28. CiS 1 Zie Leg. Salie. tit. 14. en capitul. tertium de interpret. Leg. Saik. c. 3, Edit. Georg. col. 848. Matth. de nobilit. fag. 86 {v)) Volgens het Kanonyke recht. Decret. fecund. part.  ever de dienstbaarheid in Overysfel. 2de Ajd. 221 8. art. kern als defe (20) Sc martens luyden de oltfte ftcrfft, daer fal de heere dat darde beest (21) van hebben, dac over t' jaer olt is, mier dat binnen s' iaers is, offc dat de moeder itiyclit, daer en fal de heere niet van hebben, Ende die dat geven fullen, die fullen dat bieden te geven oinnen 1 j. dagen, nae dat de doode geltorven is, by verlies des goedes, dat by fchüldich was te geven, ende allycke wel vol te doen o art Ttem men fal geen goet vercoopen noch verwapenen (22), als de fiecke fyn kerekenreche heeffc; by verlies des goedes, ende allyoke vyel vol te doen, ende men fal dat bieden te geven binnen 14 daegen, naediendat de doodeter eerde gebracht is, by verlies des arfs. dat is dat darde beest, ende fait bieden aen fynen S'cholte in der tyt 10 art. Jtem als dat arve, dac is dat darde beest gecomen (23) is, foo fahuent den geenen die dat fifft weder gunnen te codpen voor eenen anderen ,'ende men fal goedertieren wefea op daegen te bc- eauf. 29. Qiuefl. 2. Zie pak'S»xensp. lib. 3. art. 27. in Glosf. Sax. Weichbild, «rt. 3. in Giqsj. in fin. (20) Lees defer, of van defs. (21) Dit wordt in deeze Sant Mmens rechten beneden genaamd arve, dat is erf tal of verfterf, aan den Heer toekomende. f22) Dit is hier vooren bladz. 212. gezegd verbodemen, of in andere handen of plaatfen fielten. Aangaande de oude betekenis van het woord wapenen dat isuitkeeren met den bezem en verdry ven, waarop in het woord verwapenen over' drag'telyk fchynt gezien te worden, zie ten KaTe, Aanleid. Deel 2. M. 745. Het is aaWierkelyk, dit insgelyks onze woord ■uitkeeren voor vaagen met den bezem, en voor iets in andere handen ftellen gebezigd wordt. (2?,) Lees genomen.  222 Overysfelfche Gedenkflukken s IVde Stuk, betaelen (24), offce de heere fal by den Scholte van ftonden aen hen nemen (25) uyt der geene kost die dat geven, omme daer geen oncosten meer van te hebben, ende fullen onbedwongen wefen den dienaer van den Kentmr. wat te geven, offte eenige beescen ce holden offte weyden. 11. art. Jtem alle die in faemwinninge fitten (26) roet malcanderen, die fyn arve fchüldich te geven ecde te bicden , by verlies des goecs ende faemwinninge 12. art. Jtem een maecht die uytgehylyekt wort, die is uyt haer faemwinninge (27) ten waer in de Jiouwelycx vorwaerden bedinget (28) , ende dat ialmen laeten teickenen by de Bruyt luyden (20), ende by den Scholte fchriffc van maecken, offce de .Rentm:-. aenbrengen binnen 14 dagen. 13. art. Jtem als een knecht wort uytgehylykt die blyffc mee fyn olders Broeders ende Susters in faemwinninge, offt hy doe hem (30) quytfcheldinge (24) Dat is, men zal zo goedertieren weezen dat men den ^ooper de kooppenningen op daar toe vast te (lellen tyden doe betaalen. Zie ook de fpreekwyze verhopen op dag. Landr. yan Overysfel, Deel 2. tit. 8. art. 1. (25) Hen nemen , weg neemen, teweeten het derde beest. (26) Die in faemwinninge, dat is, in gemeenfebap van winst en verlies zitten, zyn in het ftuk van verfterf, aaa den Heer te geeven, aangemerkt als eenen boedel te bezitten. (27) Anderszins volgt zy de famenwinning van de genen, met welken haar man in famenwinning is. (28) Lees anders bedinget. \ (29) Dcdingslieden of getuigen. (30) Te wectcn aan zyne 'ouders, broeders en zusters. 'T is bekend dat weleer wierd gezegd hem en niet hen of hun, fchoea zulks in dit affcaüft niet overal zy waargeno-  ever cle dienstbaarheid in Overysfel. ide 'Afd. 223 ge in hylycK vorwaerden, ende maecken daer van fchrift ais voorfs. 14. art. Jtem die foo verftorven is man offc vrouwe, knecht offt maecht (31) dat fy nieraant en hebben mede in faemwinninge te fitten, foo mogen fy hylycken ende nemen een wyff, offc die vrouwe een man, ende maecken in 'die hylycx vorwaerden, wien fy neemt, tot een arff kindt C32), ende in faemwinninge van fyn goet, ende befchryven dat als voorfs., anders (33) als een maecht off vrouwe hylyekt, ende haer goet geloovet wort van haer vader offc Broeder, met dat goet haer mede geloovet wort, als voorfs., is uyt haer faemwinninge, ten worde in hylycx vorwaerden anders verdedinget 15. art. Jtem man offc wyff knecht off maecht die hylyekt op arve offc goet' dac heeten opgevoerde luyden ende die geene die dan fiorven, de dat arve off befit fyne waer ende daer kinder van wae'ren, die te levende lyve bleven, die dan opgevoeret waeren ende weder hylicken wolden, die moet (34) affvaeren mee het geene fy daer op gebracht hebben , ten fy datter morgen gaeven off hylicx vorwerden (35) anders bcwyslyck verdedinget waeren, dat machmen genieten, 16. art. (31) Dat is, zoon of.dochter. (32) Erfgenaam. De zin 'fchynt te zyn, dat de man als dan de vrouw, die hy neemt, en zo ook de vrouw den man ' by huwlyks voorwaarden erfgenaam mag maaken. De fpreekwyze tot een erfkind maaken komt over een met adoptare in hereditatém. in Lege Ripuar. tit. 48. De Glos van het SaxiNri'. lib. 2. ait. 30. vér'gelykt zulks by de adoptia der Romeinen. (33) Deeze woorden anders als een maecht enz. fchynen eene Glos te zyn, en eene herhaaling van art,. 12. die hier niet fluit. (3+) Voor moeten, Os) Morgengave en, huwlyks voorwaarden worden hier tegen  224 Overysfelfche Gedenkflukken, lVde Stuk, 16. art. Jtem een opgevoerde vrouwe, die mach blyven fitten int geene daer in fy gehvlickt is, met haere kinderen op haere weduwen ilóel, maer wil fy weder hylicken foo moet fy met haêre afvaeren 17. art. Jtem foo en fullen geene vrye luyden, bewoonen off behyiicken Sanöe martens grondt maer Sanöe martens luyden mogen we! coopen ende befitten fonder iemants feggen vrye goederen, ende mogen dat nye goec wel arven op haer kinderen, by een vry wyff gewonnen (36; 18. art. Jtem foo eenich van Sinte martens luyden weeck uyt omen Lande, in een ander offt Stede die fal fyn gehoorfaemheit, ende alle thyns vol comen fchuldigh wefen, ende betaelde hv dat niet foo falmen hem da: dubbelt vervolgen,' ende affnemen 19. art. Jtem foo iemant van Sinte Martens luv, ^eu Su-yck' cff Priester wolde worden die fal verloff hebben van den heere, deede hv daer en boven dat waer een breucke to: des heeren genaede, ende tegen over elkan deren gefield. Huwlyks voorwaarden z7n vanouds voorce voltrekking van het huwiyk cpoerichf dc'ch morgengave, zyr^e een gefcherk van den man aan zyne neuw getrouwde vrouw voor he: gene hydes nachts genooten had, wierd des morge::s na het voltrokken huwiyk gedaan. Saxexsp. Lib. 1. ar:. 2Q. De invoering van het Roomfche recht, verbiedende gefcbenken, door man en vrouw aan elirar.deren te doen, heeft veroorzaakt, dat naderhand de morgengaaven by voorraad in de huwiyks voorwaaruen zyn gedaan. Men be^rypt ook by ons, datze anders niet kunnen gelden: hoewel J. Sichardcs verhaalt dat by, het zo verllaance, wierdt befpot. In Cod. ad tit de donat. ante nuyias , ad rubric. n. 12. (36) In tegendeel is by het Landrecht van Overysfel, Deel 2. ut. 26. art. 7. gefield, dat zodace gceJeren niet'door Trye lieden in tiger.dom beheerd moogtr. w;:dea.  tvtr de dienstdaarh-id in Overysfel. ide Afd. 225 ende dat fy oock te Clooster gingen , foo foldet erven op de heeren (37), van dat geene fy daer ia brochten , ende dat Convent folde ftaen in een breucke van des heeren genaede, daeromme dat fy buyten des heeren oorloff fyne luyden aenneme'n, ende daer vol voor toe doene 20. art. Jtem (38) haer Scholte fal berichten all haer fchelinge behalven pantweringe, ende dat aent hoochfte draecht (39) fal hy leggen (40) te Vollenhove voor fyn overfte Scholte (41) 21. art. Jtem wat van arffnisfe toecomt (42) fal de Scholte leggen te Vollenhove in den Olden hoff" voor de Rentmr., ende men fal dat den Rentm,-. te kennen geven 32. art. Jtem foo fal de Rentm-. verboden (4*5) die (37) Lees dm Heere, te weeten den Bifchop. (38) Zie dit artikel Landr. van Overysfel, Deel 7.. tit. 16. art. 8. Het gene hier van pandweering wordt gezegd, ziet op het geval, wanneer iemand altyd pandkeering tegen eene panding te name t»e had gedaan, 't welk hem ftond op zyn lyf. Winhof JV. D. bl. 422 &c. en aldaar de nieuwe aantekeningen, en Landr. van Overysfel Deel i. tit. 6. art. 4. (39) Tot het Heymaal of lyfftraffelyk Gericht behoort. JJL Stuk, bl. 32. f40) Daar over zal hy het Gericht bepaalen, of voorfcbryven: gelyk ook dcgleggen is een dag bepaalen. (41) Nu Drost genaamd. Zie III Stuk, bl. $6.&c. Anderszins zou de Overfte Schout het Gericht hier over in het kerfpel hebben moeten houden. Dewyl ócs-.e ondergefchikcheid van den Schout aan den Overften Schout niet meer in alles, als van ouds, in het jaar 1Ö30 pfcacs hadj zo is in het nieuwe Landrecht van Overysfel, Deet-%. tit. 26. art.9. voor de woorden fal hy leggen gezegd zal gtiigd morden. Q42) Wat van erfnis gebeurt , voor vair j of anders, wét iemand wegens erfnis toekomt, toebchojrt, moot vo»r den Rentmeester beQist worden. (43) Ontbieden.  225 Overysfelfche Gedenk/lukken, IVde Stuk, die dat recht met hem fullen fitten, 12 van Sr.martens luyden onpartydich der faecken, 8 Van Giethccrn, 4 van Onna en Westw\ck, die fullen die fcJteiüjge wyfen ende claeren (44;, tusfchen Anipraec.-ce ende antwoort die voor hun gefchien, en» cc eene ven hun wort dat ordel aenbefledet teontfangen (45) 23. art. Jtem de Rentnr, fal de costen uytleegen ende nemer.t dubbelt weder als dat recht gefleten (46) is, van den geenen die met recht wort onderwelen (47) 24. art. Jtem wort daer iemant gededinget C48) met Geestelycke breve (49), dat de Seendtdeec- • keu (44) Zy zouden het gefchil wyzen en klaaren niet in de tweede ïnftantie of Appél, maar in de eerfte Inftantieen vervolgens mogt Geappelleerd worden naar' den Landsheer en zyne Raaden. Zie boven bl. 214. Het woord Klaaren betekent in het algemeen yoünisfan. UL Stuk, bl zin. Byzonder wordt het genomen voor vonnisfen in geval van hooger bercep ; doch welke betekenii hier niet behoort. In het nieuwe Landrecht van Overysfel, Deel II tit. 26. art 8 en 9. is in fommige punten geheel iets anders gelteld, dan wy in de oude Sc Martens rechten ontmoeten. (45) Het ordel wierd niet aanbefteed om te ontvangen maar cm te vinden ofte wyzen. 111. Stuk, bl. 141. Ik vermoe. de, caarom dat het woord linden hier gebruikt zv se weest. 3 8 (46} Afgedaan door vonnis. Wixhof, Deel 4. art. 6, 0. (47) Onder geweezen, ondergeklaard, die het pleit verliest. r f48) Gedagvaard. Zie III. Stuk, bl. 14. net. a. (49) Zie boven art. j. Tegen zodane brieven gaf ook Bifchop David va» BtrtGUXDixfc den volgenden brief ten voordeele zyner hoorige lieden in Twente. Ex Diverforio Davfdis de Burgundia Epifc. Troj. fd, LIL Msa.  over de diensthaarrheid in Overysfel. ide Afd. z%i ten het niet gebeurt te berichten, die brieven fullen haer Pastoor ende Scholte opholden onvervolcht fynen (50) breucke, ende des fal de Rentm. van Vollenhove hem een befchermer wefen 25. art. Jtem (51) falfe nergens daegen dan voor onfe Rentnr, te Vollenhove, gefchiede hem daer cn Dattd &c Zaten weten ende gebeden by gehoirfam ende pene des bannes Allen cureyten vicecureyten priesteren ende Clercken onder ons gefeten in onfen Lande van Twentht oft anders wair, dat gy gene dagebrieve manebrieve oft procesfen wtgefant van onfen officiael tot Utrecht en brengea exequiren toelaten off vorderen van yemants wegen op ofc tegens enigen van onfen meyeren ofc volfculdigen horigen oft hof eygeneB luden Camerlingen oft vryen bynnen onfen lande van Twenthe gefeten van wat faken dattet weer, dair fie van te rechte ftaen willen ende rechts plegen voir onfen lieven getruwen Raet Hovemeisttr eude Rentmeister onfs lants van Twenthe Roloff van Bevervoirde die wy bevolen hebben enen yegelyken guet Recht dair aff te doen follen doen ende laten wedervaeren, wtgefeecht faken geestlike perfonen Kercken oft Cloesteren aendragende, Aenge£en grote armoede derfelven, onfs lude ende om verbudet te werden meerre ende fwaren coste ende arbeyt, durende vier jair lang naestcomende onde nyet langer, Des tot oirkonde heben wy onfe fegel aen defen brieff doen hangen Gegeven op onfen Slote tot Vollenhoe jnt jair onfs heren dufent vierhondert ende tfestich den festen dach jn Noven> few Accordeert mei voorfz. Dlverforium, herus' tende ter Secretarye van de El. M», Heeren Stcaten V Lords van Utrecht. In kennisfe van my C. A. VOS (50) Een goede zin fchynt te vorderen , dat geleezea worde funder in plaats van fynen. (51) Dit geheele artikel f;hynt eene Glos te zyn aangaande het Gericht der Saucc Martens lieden in Geestlyke zaakte, volgens art, 1, en 24.  238 Overysfelfche Gedenkflukken,. IVde Stuk, en boven, foo fullen de Pastoor en Scholte de bre-3 ven opholden, ende niet vervolgen fonder breucke aen ons ' 1 2 5. art. Jtem die van Giethoorn fullen voor hun hebben dat meer ende niemant anders , ende bevonden fy daer ièmant met touwen (52) om te visfchen dat meugen fv nemen fonder breucke van ons , ende wat daer van comt fal wefen tot behoeff haerer kereke i-j art. Jtem haer jaerlix tvns fullen fy betaelen op haer dach als haer dat gefet is, als coorn, haever, fchaepen, fwynen ende hoender (53), coorn ende haever, als fy op haeren acker verbouwen, ende dat coorn halff Garfte, ende halff haever de fwynen als fy die felffs opvoeden ende die fchaepen fullen wefen omtrent een jaer olt, ende de hoender volwasfen, hier fy vol mede fullen doen, endemen falfe hier en boven niet befwaeren 28. art. Jtem breken St. martens luyden op ander plaetfen offt Steden, fo fullen fy beteren ter plaecfen daer fy breken 29. art. Jtem off de deecken haer vervolchde met faecken die hem beurde te berichten daer en fal men niet veerder van appelleren, dan voor onfe Offitiael te Vollenhove off te Steenwyck voor onfe Offitiael # 30 art. Jtem man ende wyff die kinderen te famen hebben, ende dan de Ólders ftorven die ar/ven op haere kinderen die met fitten in faemwinninge (54) 31. art. (52) Gereedfchappen. Kilian in touw ghetouws. 31. art. Jcem die kinder die dan fyn ende onbe. raeden ende foo in haer Olders goet fittea in faemwinninge, de arven op malcanderen. 32. art. Jtem de .oldfle foon blyfft weer vast fj-öj» ende mach alle fyn Broeders ende Susters uyt boelen, by vrende raet, daer fullen fy mede lyden ende te vreden wefen Jtem een foone die uytgehylickt wort, ende dat hem beloofft wort in hylycx vorwaerden, daer moet hy mede quyt fcheiden, offt in faemwinninge blyven met fyn broeders ende fusters 34. art. Jtem fterfft fan die beraeden Broeder ènde laet kinder achter, dat fyn fyn arffgenaemen., ende de broeders ende fusters niet, hoewel dat fy met hem in faemwinninge faeten, ende daeromme mogen die ooms ende onberaeden moeyen des broeders kinderen van haer olde vaders ende olde moeders goet niet mede ter arffnisfe te gaen, nae finte martens recht 35. art. Jtem alle die te faemen in faemwinnirige fitten, fullen arve geven van alle t'geene fy hebben, daer fy mede in faemwinninge fictehi by verlies haer arffenisfe ende faemwinninge 3<ï. are, {55) Die niet uitgéboêld zyn, worden gezêgJ te zy'n onberaaden : om dat de uitboeling gefchiedde met vrienden raad; gelyk in het vólgende artikel 32 en Landr. van Dren* te, boek 3. art. 21. Saxisch Wetchbild art. .57. in Chf. Wen heeft deeze uitboeling in eenen zekeren zin by de ,Emancipatio der Romeimen vergeleeken. Zie Saxensp. If'ji 1. art. 5 , 13.Ub. 2. art. 19. Meer'aangaande het récht van! opvolging ingeval van, uitboeling zie Saxisch Weichdi-lc d. I. en Landrecht van Drente, boek 3: art. 21—-—27. (56) ,Vast of gerechtigd tot bezitting.' Wetrl geiïéèrj Ui-'., zit. UI. Stuk, bliós. iV. STüè. Q  S30 Overysfelfche Gedenkflukken, IVde Stuk, 36. art. Jtem van defe arffnisfe ende faemwinninge machmen nae Sinte martens recht veele vorwerden maecken, met malcanderen in faemwinninge te blyven, offt de faemwinninge te veriaeten, indien dat befchreven wort , ende dat den Rentmr. angebracht, als dat voor in haeren rechte ftaec, ende gefchiet dat alfoo niet, foo is haer arffnisfe niet, ende fyn geheel uytter faemwinninge, ende dat aenbrengen fullen fy doen de Bruitluyden aen beyden t'fyden daer toe gefet , ende befchreven by der Scholten als voorfs. binnen 14 daegen nae dat fy dat gededingt hebben ende laeten teeckenen, doen fy dat foo niet, foo fyn alle vorwcrden niet, ende van geender weerden , ende de Rentm''. fait oock teeckenen voor 8 Vleemfche placken ,; de Schryver 2 Vleemfche placken 37. art. Jtem fynder kinder die hebben eenen St, martens vader, ende een vrye moeder, die mogen een van haer kinder laeten geven in St. maftens recht, ende laeten dat teeckenen den Rentm1"., die fal daer niet van hebben, dan als voorfs. te weeten 8 Vleemfche placken, ende de Schryver 2 Vleemfche placken 38. art. Jtem een maeget, die hylicket buyten vrende raet, ende niet en krycht van haer Olders goet, die blyfft in faemwinninge, maer krycht fy klein of groot, fo is fy vander faemwinninge (57) ende van Sinte martens goet, maer niet vant vrye goet 39. art. Jtem by tyden Bisfchop Roeloff van Diepholt ende in der tyt dat ThyeKlinge Rentm -. was te Vollenhove, is gevonden (j8_) by mynen geCs?) Verfiaa hier by verjleoken. (58) Te vooren heb ik reeds aangemerkt, darde Hofrechten niet wilkeurig door den Heer veranderd rnoogen worden, maar dat eene verandering daaromtrent door den Heer en de hoorige lieden wordt gewilkeurd.  ever de dienstbaarheid in ÖverysfeL ide Afd. 231 genaedigen hccre met fyne goede mannen met die van Giethoorn ende den Sinte martens luyden in onfen ampte van Vollenhove gefeten, dat "fy hem nae des hoves rechte dat wy ende onfe voorvaders hen gegunt ende gegeven hebben, daer niet van te veranderen dan hen gegunt is, by verlies haers rechts, ende in dit punt ende art. hier naebefchreven 40. art. Jtem als vader ende moeder ftarven van onfe Sinte martens luyden die beraeden kinderen hebben, ende van haeren goede uytgehylyekt; mogen (59) blyven fitten met de onberaeden kinderen in de anwinninge off fy willen, ende doen nae Sinte martens rechte met verftarff ende arve te geven, ende inbrengen dat fy van haer Olders hebben gehadt, ende niet meer: te verftaen dat fy niet meer genieten fullen, ter deelinge te gaen, dan daer was doe haer olders ftorven, ende die int arffhuys fitten hebben die bewyslyck wat aengenomen (60) fullen fy voor uyt holden 41. art. Nae des Olders doot Broeders (6i~) uvttet mande goet (62) beraden worden (63), die'fal Off hy wil met fyn Broeders ende Sustcrs in voller faemwinninge fitten blyven , nae Sinte martens rechte, maer als de Broeder flarffc, ende laer. kinder achter, foo fyn de kinder van haer Olde Vader ende Olde moeders goet onterfft, want de fo^n bnt- , (59) Te weeten ; dezelve beraaden van bet goed afgetrouwde kinderen. (60) Aangewonnen, (61) Lees broeder. (62) Menne, mende, mande goet; geméén goed'. Een an. der voorbeeld van verandering der verdubbelde n in nd js in tllenmgellendig, en fchennen, Jchenden. UI. Stuk, M; i3S. 26J' NZ,e ook Ten Kate Aenleid. prtevs 2: bi. dii, (£3) Lees. wordende: ■ Q i  a32 Overysfelfche Gedenkflukken, iVde Stuk, ontfangt fyn Olders goet ende fettet te rugge des Soons kinderen (64), maer fy mogen, of fy willen, blyven in faemwinninge, daeromme int eynde (65) vermits verfterf (66) in een off te faemen te hove comen, ende dat ons hier nae anders aenquame (67), fullen fy hier naemaels m haere rechten merckelyken gemindert worden, ende bevelen onfe Rentmr. in geene wyfe anders over te fetten (68), noch den Olden hoff te gunnen , overcomen te Vollenhove op onfen Sloote int jaer ons heeren 1428 den 4 dach Juny Het voorfs. St. martens recht naderhandt noch eeapprobeert by Davidt van Boorgondien Bisfchop t'Utrecht by openen brieve opt Slot Duerftede int jaer ons heeren 1463 den 9 dach Octob., ende volcht nae het bovenftaende S'. martens recht Dit fyn olde gebruycken van St. martens luyden, en is gecopieert uyt een olt register dat Luytgen Hanninck met fyn eygen handt gefchreven hadde ende volcht nae de voorfs. Brieff van Davidt van BORGONDIEN. Alfoo man ende wyff te faemen in echte gaen fitten, foo is de Vrouwe uytter aenwinninge van Vader ende moeder van Broeder ende Sustcr, ende gaet met den man fyn vrenden in aenwinninge, nochtans fal fy eens uytgeboelt fyn van haer olders goet by vrende raet (61) Naderhand is het recht van plaatsvulling ingevoerd in AHodiaale maar niet in Leen- en hofhooriee goederen. UI. Stuk, bl. 230. Winhof N. D. bl. 490. fff. (65) By overlyden. (66) Wegens veifterf aan den Heer te geeven, (67) Voorkwam, bekend wierd. fófO Lees fitten, dat is, over hun het Gericht te zitten, gericht te hoüden. Dit blykt ook uit de volgende woorden i ,mh den Olienhoff (die de Gericbts plaats was; te gunnen.  wer de dienstbaarheid ia Overysfel. ide Afd. 233 Offc nu een vrouwe tot een man in fyn goet hylyckte ende fy hadden kinder te faemen gevoec, ende de man ftorve, foo meugen de kinder de moeder weder afffetten met alfoodanich goet als fy aen de man gebracht hadde, ende heeffc fy geen goet aen de man gebracht, foo mach fy gaen fonder goet, maer litten fy te faemen op lyffcocht (69), foo moegen fy de lyffcocht gebruycken , maer fy mogen daer niet weder op hylycken , of fy fullen de lyfftocht niet genieten, dit voorfs. arcyckel is foo wel van de man als van de vrouwe Offt er nu een vrouwe waer die op een arve faete ende een man quam ende nam haer te echte, ende cregen fy kinderen te faemen, ende de man ftorve, ende fy nam een man weder, ende daer oock kinder by, ende die man ftorve oock, ende fy nam noch den darden man, ende voede daer oock kinder by, ende de man ftorve oock ende de vrouwe ftorve oock, foo fyn de leste kinder, arffgenaem van vader ende moeder ende de voorkinder hebben van der moeders goet niet, ende offc de vrouwe met den lesten man, fonder kinder geftorven waer, ende de man geen erffgenaem hadde, foo waer dat, goet all te faemen aen die heeren (70) yerftorven, want fy en hadden met haer voorkinderen geen anwinninge (71) Offcer nu een man waer die oock 1 of 3 wyven hadde ende kinder daer by hadde, ende de moeders ftorven ende de kinder naelieten, fo nemen de (60) Naamlyk wanneer zy zich eikanderen belyftuchtigd hebben. (70) Lees heere^ (71) Om dat de vrouw byelk huwiyk overging in fatnenwinningmet haar man, zonder haare voorkinderen; daarom heeft zy geen famenwianing met haare voorkinderen,  234 Overysfelfche Gedenkflukken, IFdeStuk, de kinder elck fyns moeders goet, ende blyven mitten Vader in anwinninge Offcer nu een vader ende moeder waeren die kinder beraeden hadden, ende die beraeden Soone ftorve, ende de vader ende moeder leeffden beyde» foo (72) en waer dac bedde niet gefcheurt, foo en dorff(73) de Vader den Soon niec vefarven (74)5 maer de Vrouwe mosce haeren man verarven Offcer nu waeren 8 off 10 Broeders ende Susters die beftorven waeren (75) , ende fy alle ftorven èn de olfte bleeff te lyve, foo fal de plfte de jongr ftc niec verarven maer ftervec de olfte van boven daele aff (76) nae malcanderen, foo fullen de jongiten den olften alcoos verarven Offcer nu een verfterff gefchiede foo fullen de, arffgen. dac arve binnen 14 daegen bieden aen haexen\Scholte, ende daer nae te dingen (77) nae order gewoonte Alle beesten, peerden, kalveren, fchaepen, varcken, behalven vullens diedemoer fuygen, ende calyer die melck drincken, feugen die foegen fuygen machméh niet te verarven Jtem wat Beesten eens verarvet fyn, ende off daer een verfterff quaeme binnen jaers, die verhit! • ■ 1 din- (72) Dan. Deeze betekenis heeft ook het volgende foo. (73) Anders doerfte behoefde. Winhof N. D. bl. 103, J;3f*. (74) Verfterf wege ns hem aan den Heer geeven, (75) Wier ouders overleeden waarer. (76) By afdaaling van boven: zo is nog eene fpreekwy2e : van boven daal af. (77) En daar na is daar over Gericht of erfdag te houden,  over de dienstbaarheid in Overysfel. ide Afd. 235 dingede beesten behoeren (78) binnen jaers niet weder te verarven. (78) Lees beboert men: Ik voeg hier by eenen brief van Rudolf van Diephot.t, Bifchop van Utrecht., van het jaar 1444, gegeeven aan het Kerfpel van Giethoorn, die van wegen een Heer van hooge geboorte en aanzien in de Provincie van Utrecht my is bezorgd, Gecollationeerd tegen het geboekte ter Secretarye der Ed. Mog. Heeren Staaten des Lands van Utrecht, in het zogenaamde tweede Diversorium van den voorzeiden Bifchop; als ook nog eenen vrybrief van David van Buroundien, Bifchop van Utrecht van het jaar 149.5. Ex Diverforio fecundo Rudolhii de Diefholt. Epifc, Traj. fal. XXIII. MSCt, Wy Roedolph by dergnaden goits Bisfcop Tutrecht doen kont allen luden dat wy confent ende oerloff dair toe gegheven hebben ende geven mie defen onfen brieve voir ons ende voir onfe nacoraelinghe Bisfcopen Tuttecht onfen kerfpellude tho Giethoem dat fy alle wege fetten moeghen die mate van den veyle bier by onfen Rentmeister van Vollenhove, mit horen kerekvogoden ende mit tween gueden knapen die fy dair tokyefen ende in redeliken punten ende manieren als men tughen mach an beyden fyden Ende ah men boven ende beneden doet in andere Steden ende Dorpen Ende wert fake dat hier Emant boven of teghen dede. Alfo vake als hy dat dede zoe verbreke by enen olden fchtlc an onfer Heerlicheit ende vier pont wasfes tot behoef der lcercken to Giethoern Ende defe vorsf. broke moeghen onfe rentmeyster ende die kerekvogede vorfs. jn der tyc alia weghen uyt panden ende inwynnen een yegelyk by hein felven fonder ymants wederfeggen En wy verclaren ende willen voir ons ende onfe nacoraelinghe Bisfchopen Tutrecht ende bevelen onfen Schulte toe Giethoern die nu is ende namels wefen fal! dat fie dat buerrechte alle weghen (*) holden fullen toe Giethoern voer den kerekhove daer ment van ol- (*} Altyd; zo als ook dit wcord een en andermaal in deeze beJck.cp.is boven voorkomt.  236 Overysfilfcke Gedenkflukken, IFde Stuk, oldes plach to holden Ende doen aldaer enen yegeliken ende laten wedervaren dat recht is. Jn orkunde sbriefs. befegelt mit onfen fegele. Gegeven tot Voiienhoe jnt jair ons heren Dufent vier hondert vier ende viertich op fans fervaes da^he. Ex Diverforio Da virus de Burgundia, Epbc. Traj. fol. cccc. MSCt. Wy David van Eourgoendien by der genaden goits Bisfcop Tutrecht maken kont allen luden dat wy Henrick Schuringen die welcke ons volfchuldich eygen ende hoJich was quytgefcholden ende vry gelaten beben en fcheiden hem quyt mit defen onfen brieve voir ons ende onfen nacomelingen Bisfcopen Tutrecht van allen fulcken echte inde eigendom dair die felve Henrick onfen gedichte ende .ons jnne verbonden was ende toegehoert heeft tot defen dage toe Ende heben wederom jn enen rechten aenwisfel ontfangen ende aengenomen Johan Goeykens zoon die vry ende in geenre echten en was ende hem mie fynen vryeri moitwillen aen ons ende onfen gedichte gegeven heeft jn diefelve echte dair Henrick voirfs. ons ende onfen geftichte plach jnne toe te behoren ende johan voirfs. js inné gegaen ende Henrick voirfs. weder uit voir onfen lieven getrüwen Raid! CssteKeyn onfes floers, Schulte ende Rentmeifteronfes hnts van Vollenhoe Harman Krufe ende voif die gene hier nae befchreven rtaen alfe recht was ende zy fchüldich waren te doen By' alfoe dat Henrick voirfs. van ons nide onfen nacomelingen Bisfcopen tutrecht van voirgem. eygendom nimmermeer tot genen tyden aengefproken fall worden. Hyr waren aen ende over, dair dit gefchiede als keurnoten Herman van Ysfelmuiden ende Johan Wyt hers ende als Hyen jn onfen Olden HofF tot Vóllenhoe johan Wolrers Goeyken Hermans zoon eh anders gueder hiden genoich Jn oirkont sbriefs befegelt mit unfen Sepèlf. Gegeven op unfen Slote tot Duerftede jnt jair onfee heren Dufent vier hondert fefs ende tnegentich up ffceq twyntichien dach iq Januario. ? HOOFD?  wer de dienstbaarheid in Ovtrysfel. zde Afd. 237 HOOFDDEEL IIL HOFRECHTEN VAN DEN HOF TE OOT, MARSUM, EN ANDERE DAAR ONDER BEHOORENDE HOVEN IN TWENTE, NEVENS EENIGE OUDE OORDEELEN, NAAR HET OORSPRONGLYKE: EN ORDRE EN REDRES OVER 'S LANDS DOMEINEN VAN TWENTE VAN HET JAAR 1662, NAAR HET GEDRUKTE IN 1668. Jnt jaer ons Heren Christen dufent vyfhundert fes ende vertich den feventyenden Martii fynt vergaddert gewest alle dye hofmeijeren S Landesvan Twenthe met den o.ïdeften Hofgenoten anders, genoempt Huysgenoten hyr na befcreven om weder toe vergadderen ende nae beveell van myn Heren Treforier Gnall. ende der Heren van der rekenynge in Hollant 't brengen ende 't reduceren de Hofrechten in eyn Cqheer, ofte boeck (1). Ende (1) Keizer Karel de vyfde, die, als Landsheer, bezieter was van de Domeingoederen van Overysfel, gedroeg zich naar het recht der hofhoorigen, welken zelfs verklaaring van hunne rechten en gewoonten doen; waar van boven is gezegd, bl. 175 cjfs. Ook heeft hy deeze Hofrechten niet wederfproken. Voor dat dezelven in een boek waaren overgebragt, wierd het geheugen daar van door dagelykfch gebruik en Oordeelen, in Hofprotocollen geboekt, bewaard; van welke oude Oordeelen nog eenige overblyffels heneden zullen bygebragt worden. De Hofgenooten zyn anders ook genaamd Huisgenooten, om dat zy tot dezelfde Of ia behooren. Stuk, bl. 7 ,.74. Deeze HofQ 5; rech-  S33 Overysfelfche Gedenkflukken, IVde Stuk, Ende de namen van dye vorfr. Hofmeyeren ende, huisgenoten fynt defen. Jtem ynt eyrtte Oetmerfum, Johannes Huesken Hofmeyer toe Oetmerfum met Berent Splinterynge, Esken ten Eechove, Luiken Aerning Suter, Gofen Wulbyng, Johan Coning 't Ulfen, Gert Jonker ende Johan de Vos to Hokelykam, Lubbert iiodyng toe Olden Oetmerfen ende Gerd Lambertyng 't Lemfelo Hofgenoten of husgenoten s Ho, ves Oetmerfen. Jtem Coert ten Tye hofmeyer t Oldenfael met Lubbert Eysfcheryng 't Gammelke, Luken wergeryng, Berent Hesielyng ende Werenfe Werenfyng 't Duider, Luken Loelyng t Losfer Wvgbolt Bernyng, Hermen ten Thye, Joh. Speelmyng, Gert Siemeryng, Johan ten .Meckelholst, Gert Soedenberch , Joh. Clyveryk, Johan ten Wevelkate ende Joh. Syemeryng 't Berchufen Husgenoten of Hofgenoten s Haves Oldenfael. Jtem Suir den Hofmeyer t Boerne myt Egbert Wysfyng Gert ten Wele ende Johann ten Worlyker hofgenoten ofte husgenoten s Haves Borne. Jtem Herman Hofmeyer toe Delden myt Lambert ten Myddesdarp , Arent Rotting, Henryk ten Semmyngroet ende Jorden Jmming, Hofgenoten Haves Delden. , Jtem Johan Hofmeyer t Wedehoen met Wolter ter Welborch ende Berent ten Stockentreef hofgenoten s' Hov. s Wedehoen. Jtem Evert Hofmeyer toe Goer met Gert Aveis 'acker, Alberc ten Duescotte, Rolef ten Merherh Hogenoten of huisgenoten s hoves Goer. Jtem dusfe hofmeyeren ende hofgenoten ofte husgenoten voeirf. hebt overcomen ende concludert de pryrxepaeifte articulen ofte hovet ftucken der Hofrechten als hyr naevolget Beholtelyk nochtans dat alle articulen ende punten der hofrechten de hyr nyet gementionert ofte gefpecificert en fynt dat de follen blyven ende geholden worden als fe van oldes gewesc fynt, want doch nvet wael mo- ge-  py$r. de dienstbaarheid in OverysJeJ. ide Afd. 239 ó-elvc'c 'ys atfe articulen 't mogen fpecificeren ofte dairiykca belcryven. Dat eerde Capittell. Jtem foe wat husgenoten ofte hofgenoten wyl vercopen enych hofhorych erve ofte guet de lal geholden fyn dac c vercopen fynen naesten bloede vn der felver horycheyt wefenue van den enen lede ófte grade tot den anderen, van den anderdea toe den derden graet (2). Ende wert fake dac enych kync onmundich ende nyet vuljarych were van den felven geflegte ofce blode yn tyt des voercoopes dac fal fyn rechtygheyc beholden des voercopes voerf. tot dat he twyntych jaren ole fy. Ende desgelyken ok dye butenlandes fynt folt oer recht des voerfz. voercopes nyet verlefen bynnen eynen jaere daer nae als hem dat 't kennennysfe gekomen ys (3). Ende ys t verrechten zyn, in nieuwer taaie, gedeeltelyk achter het Landrecht van Overysfel gedrukt. (2) Wanneer het recht van naderkoop in deeze Provincie plaats heeft, dan houdt het op met den derden Graad ingeflooten, indien geen ander beding gemaakt is, Landr. van Overysf. Deel 2. tit. 8. art. 18. wordende de Graaden gerekend naar het Roomfche recht. Zie ook Munnos de Escobar, variar. Comput. cap. 23. ■ (3) Hier uit, en uit de Sant Martens rechten, boven bl. 224. art. 18. , nevens andere plaatfen der Hofrechten, blykt, dat de hofhoorigen deezer Provincie, indien zygeen hofhoorig goed bezitten , behoudens hun Hofrecht, van ouds elders hebben moogen wonen. Dit wordt ook onderfteld in het Reglement op de Regeering van Overysfel van het jaar 1657- cup. 14- art- 9- alwaar gelast wordt, dat de Rentmeester zal doen optekenen die uyt den Hove hoorich gebooren ende gkefproten. zyn, elck naer zyn conditie, ende echte, mcr fy wonen, inde vraer mede fy fich gheneeren. Zié  ;S40 Overysfeifiht Qedenkjiukken, IVde Stuk, vcrftane dqt de vercoper fal geholden fyn toe pra?. fcnteren den coep fynen naesten blode yn de echte (4) den enen bloetsverwanten voer den auderen pae tot ynt derde Iyt ofte gradt als voerfz. Ende ioe dat nemant van den blode copen wolde, foe mach dye vercoper dat vercopen enen vremeden yn der i'elver echte ofte horycheyt wefende voerbeholden den onmundygheu ofte buten landyfehen ats voerfz, Ten Ifen,- Jtem nyemant fal mogen enych hofguedt ver% copen ofte vervremden buten der echte funder confent des Heren by verborte des gudes (53 tot: behoef des Heren. Ten Uien, Jtem nyemant mach enych hofguedt befytten of hebben de nae de nature des guedes niet geloedet (6} dat ys gequalificert ys ; Ende werr fake dar ye-mans befete of gebrukede langer dac eyn jaer fonder confent des Heren (7) de fal t guedt verbeurt hebben (8). Ten Zie ook aangaande de Talliabeles in Frankryk Jacob. Go. TorüüD. in cod. Theod. lib. 5. tit. 9. in paratit. pag. 452. (4) Genootfcbap van het zelfde recht, II. Stuk, bl. 14h 130- IIL Stuk, bl. 51. (5) De verbeurte des goed? moet onderfcheiden worden van de belmundigheid, waar van beneden zal gezegd worden. (ó) Zie aangaande dit woord II. Stuk, bi 288. '(3} Ilier wordt onderlteld, dat iemand bet goed met Confent  over de dienstbaarheid in Overysfel. idé Afd. 241 Ten lillen. Jtem nemant van den hofhorygcn luden mach Vry worden ofte uth der echte ofte horyeheyc komen eer dan he van den fiere gecoft wefende felven perfoenlyk yn den hof voer fynen hofmeyer yn eyn hofgerychte uth gegaen ys brengende aldar eyne gelyke wedderweslele yn fyn plaetfe (9). Ende foe dat nyet eu ichet blyfe he hof. ho- fent van den Heer verkreegen heeft: anderszins was het reeds verbeurd door de vervreemding volgens art. 1. Vergelyk Landr. van Overysfel, Deel 2. tit. 25- n)t. 22. By tegemtelliug kan uit dit artikel opgemaakt worden, dateenbofhoorig goed langer dan een jaar en dus ook voor altoos met Confent van den Heer, behoudens de nature van het goed, buiten de echte kan bezeten worden, ook zonder Huider, dat is, hofhoorig perfoon door den bezitter in zyne plaats gefield. (8) Hier uit blykt, dat niemand hofhoorig wordt door bezit van een hofhoorig goed, noch dat de lucht hier te Lande iemand eigen maakt. Zelfs een vry perfoon, trouwende met een hofhoorigen bezitter van een erf, wordt door bewooning van het hofhoorig erf niet hofhoorig; maardehofhoorige bezitter wordt belmundig, indien hy den vryen perfoon niet laat hofhoorig worden , of niet verkrygt het Cotifent van den Heer om den zeiven perfoon buiten hoihoorigheid te moogen houden. (9) De vrykoop of vrylaating gefchiedde weleer by ver, wisfeling. Iets diergelyks leest men in eene vrylaating door Koning Zuentibold gedaan, by HEDAp.70. in deeze woon den: Eylbolsus EpiscopUs aures pittatis nofires adiit, fo. tniliter depofcens, ut mam e familia jtiris Ecclefia S. Martini in Elfie, Odburg videlicet, liberam^ ac ingemmn fecisfemus. Nos quoque petitioni ejus acquiefcentes, datis postea in commutatiimem , ut lex Saliea dieet, duobtis mancipiis prmfatE Ecclefue propriis. Et postea fecundum legem Francorum OeitariUrn ejns. excutientes, & fie eam fervitutis vinctth liheravimtts &? ineenuitatis ei confirmatitnem kibuMus, Bn eas oud & v voor?  242 Overysfelfche Gedenkflukken, lVdt Stuki horych t fy man ofte vrouwe yn den he fyn hof: recht voorfchrift van Koningiyke vrylaating, ten tyde van Ka-' bel den Dikkjn, van een flaaf van een klooster, gewaagt van twee flaaven aafi het zelve klooster daar voor in plaats gegeeven. Eccard ad Leg. Salie, in form. Af at. 4. Hier uit is op te maaken, dat in Koningiyke' Wylaatingen van flaaven of hoorige lieden van Geestlyke gfefijtfj/en , naar de Wet der Franken , twee in eigendom voor één vrygelaaten aan de kerk of klooster gegeeven wierden. Voor het overige is my geen algemeen gebruik van vrylaating, door verwisfeiing, by de Franken voorgekomen. Het fchynt dat de oorfprong van deeze wyze van vrylaating in het recht der Saxers is te vinden. Dit recht gebiedt, dat geen ei^en onbeweeglyk goed, noch eigen lieden, zonder toeftemming der opvolgeren, vervreemd moogen worden; nogthans aan Edelen van de eerfte orden toelaatende, om hunne Dienstmannen vry te laaten, mids dat de wederwisfel beweezen worde. Saxensp. lib. 1. art. 52. Hierom vermoede ik, dat de vrylaating meteen wisfel, anders genaamd wederwisfel, is in gebruik gekomen, om op deeze wyze de vrylaating van eigen of hoorige lieden, die anderszins zonder bewilliging der opvolgeren ongeoorloofd was, toe bevordering van de maatlchappy, toetelaaten. liet gebruik van vrylaating der hoorige lieden voor geld en wisfel is in de verleeden eeuwe in deeze Provincie verdweenen; en de vrylaa ting toen voor geld zonder wisfel gedaan. In het Regie" ment op de Regeering van Overysfel van 1657. cap. 14. art i._ wordt nog met veel nauwkeurigheid aangaande deezen wisfel, als eene zaak van groot belune, en van het geld daar nevens te betaalen , gehandeld. Doch in de Order en Redres over 's Lands Domeinen van Twente, van het jaar 1662, die wy beneden zullen zien, aldaar cap. 4. art. 15. wordt gezegd : Den -wisfel en wederwisfel • alfo niet veel t'c beduyden, wort gehouden in bedenken, ende aen de Hofmeyeren by provifie gelaten, om aen de Provh.tie te verantwoorden Indien men onderftelt, dat de Heeren Gedeputeerden welken deeze Order en Redres hebben opgefleki > een fecht begrip van den wisfel of wederwisfel hebben gehad; dan zieik niet, waarom dezelven hebben geir.eend, dat die n;et veel te beduiden zou hebben; daar nog lort te vooren in het  over de dienstbaarheid in Overysfel. ide Afd. 243 recht verwaert heft, anders belmundych dat ys egen nae der doet (ioj. Ende de hofmeyer (gefyen hebbende eyrst t confent des vrycopes vaa den Renthemester) behöert eene gelyke wedderwesfele 't ontfangen gerychtelyken myt twen hofgenoten Cornoten des folven hofgeryelues nae older gewonten tekende aldaer yn dtc hofboeck de namen van . den genen de vuyt ende yn den hof gaen. Ten Ven. Jtem alle de up des Heren ofte key.- Mat'. erVen ende guederen wonnen de behoren yn de echte t fyn als voerfz. by verboerte des gudes ende blyven ock yn der echte foe lange fe fyck van den heren quytkopen ende vo"r den hofmeyer uth der echte myt eerlyker wedderwesfele gaen als voerfz. Ende desgeïyken ock ore kynder biyven hofhorig woer fye ock vertrekken ende de van den hofhorygen dochteren ofte vrowen perfonen we- het aangehaalde Reglement het tegendeel bevestigd was. Het blykt my niet hoedane verantwoording van dèn wisfel of wederwisfel door de Hofmeyeren aan dc Provincie zou gefchieden. Ook is federt van geen wisfel, noch van eene verandwoording van dien, te vernoemen. do) Die zyn hofrecht niet heeft verwaerd, dat is, niet bewaard, wordt gezegd belmundig te zyn. De letterlyko betekenis van dit woord is in het gemelde reeds opgefiooten. Want belmundig geeft te kennen iemand , die op eene kwaade wyze bewaart, befchermt, verdedigt. Van munten, munden is mundig, op diergejyke wyze als van vallaten, zuimen, legeeren, willen enz. nalnatig, zuimig, begeeria;, willig- Zie ook balmonden by Kii.ian. De uilwerking der belmundigheid, en niet de betekenis van het woorl, is, dat een belmundige wordt gehouden voor geheel eigen xa zyn dood, en dat hy alle zyne gerechtheid vei beun,  244 Overysfelfche Gedenkflukken, IVde Stuk, weder gebaren worden de blyven alle hofhorych waer fye ock wonnen foe lange (u) als fe fyek -dar uth kopen ende uth gaen als voerfz. Ten Vlen. Jtem alle de up key. Mats. erven wonnen ende tuderen, fynt den heren denst fcbuldych na oler gewonten (12) ende oer pacht te brengen waer den heren belevet bynnen den lande van Twenthe^ ïen Vlle". Jtem alle hofhoryge luden moten alle jaer up oren die hy heeftin de Hofrechten. Zie voords beneden, art. 8. De veroordeeling tot belmundigheid gefchiedt in het Hofgericht door vonnis der hofhoorige lieden, gelyk in alle ftraffen, die den Heere toekomen, plaats heeft. Zo wordt ook in eene rekening van het Rentambt van Lage,Twente, Diepenheim en Haaxbergen, van het jaar 1577, gemeld: Jacob Borchorst is vermits fyn verfuim ende nón comparitie onder langen tit lialseigen ende ïclmundkh geweefen by den huysgewten. (11) Dat is, tot zo lang; (12) Indien de diensten der hofhoorigen van de Hoven in Twente, op erven en goederen van den lieer woonende, onbepaald of van eiken hofhoorigen gelyk bepaald waaren; dan dunkt my dat de verpligting tot diensten hier niet begroot zou zyn door alleenlyk betrekking te maaken tot de Oude gewoonte. Dat de dienden der hofhoorigen, niet onbepaald zyn, blykt ook uit het gene E.ehter ait. 22. in 't byzonder gemeld wordt aangaande geheel en al eigen lieden Onder het Huis te Lage, mogende der Hof echten niet geneten ende finnen Key. Mat. denst fchüldich foe voele fyn Mat. bek>vet met wagens ende perdens. Dit tvprdt ook te kennen ge- geé~'  $yet de dienstbaarheid in Overysfel. tde A/d. 24 ƒ oren hofdaeh (13) komen yn den hof toekennen oer geeven in de aangehaalde Örder en Redres, cap. 4. art. 19. tS 20. en in het Rapport, geboekt in het Register van Ridderfchap en Steden, den 12 April 1678. In eenen Drosten, ambtbriéf van 1433, II. Stuk, bl. 218 £rV. wordt wel gezegd, dat de Drost den Rentmeester zoti helpen met deeze lieden, als ook des Bifchops Renten in te krygen, zo dikwyls als de Bifchop en de zynen zulks behoefden: doch dit ziet op den plicht van den Drost, 20 dikwyls te betoonen j fels de Bifchop en de zynen dien noodig hadden; dus niet op eene onbepaaldheid van dienften. Gelyk de Drost den Rentmeester hielp, zo dikwyis als de Bifchop en de zynen zulks behoefden, om zo veel renthen in te krygen, als 'er verfchuldigd waaren; even zo is dit ook te verdaan van de dienften, naamlyk zo veelen de hoorige lieden verpligt waaien te doen. De volgende ambtbrieven , fchoon in hef woordelyk iets verfchillende , kan ik ook niet anders opvatten. Zie boven bl. 100, 104. en Winhof N. D. bl. 521, 522* Vergelykden brief by Dumbar, Analett. tom. 2. bl. 259, 2öo; In de bovengemelde rekening van het Rentambt van Lage, Twente, Diepenhelm en Haaxbergen, van het jaar 1577, wordt van de dienften der Hofhoorigen ónder den Huize en Heerlykheid Diepenbeim het volgende gewaagd: Otffanck van dienften , die de meyeren van eiken houven naer befchreeven jaerlix fchuldig finnen, toe weeten eens hy graesfe thyn molder roggen ofte ander diergelycke vrucht toe Deventer toé vaeren , tnde wanneer fy den dienst niet en doen foe betalen fy elcx dtë? voorn een Hoorns gulden. By anderen, die den zelfden dienst moesten doen, is aldaar aangetekend: wanneer Jy den dienst niet en doen foe betalen fy elcx daer Voor r5 ftuuers BrabatidtSi Volgens dezelfde rekening moesten fommigen e'k tien voe-ren turf naar het Huis te Diepenheim brengen ; anderen moesten het ysbreeken in de gracht om het Hui* te Diepenheim en éénen dag gras maayen. De hofhoofge lieden ifj Twente, op hofhoorige erven van de Provincie woanefide4 betaalen thans jaarlyks geld voor de vryheid van deeze dien* ften. Aangaande de benaaming deezer dienden, fnondütéi fien, dat is, Heeren dienften. Zie boven, bl. %i, en fyn* siesser, de Statu ferv, lib. 1. cap. 4. $. 42. (13) De gewoon* iaarlykfche Hofvaatt af Dagvaart der IV. Sim E hM<  «46 Overysfelfche Gedenkflukken, IVde Stuk, oer hofhorychheyt, ende we dat nyet en doet de breekt ynt erfte jaer fyn gewontelyke broeke ofte . boete ynt anderde jaer dubbelt, int derde jaer kornet he dan nyet foe woert he belmundych (14) foe wal man als wyf, beholtelyk dat de gene de van fynen hove foe veer woent, dat he nyet mach komen van fynen hus tot den hove ende weder van den hove t hus by eynre fonnen de mach eyn jaer langer uthblyven fonder broke ende dan voort gelyk voerfz. beholtlvk ok allen denstknegten en denstmageden oer vryheyt des uthblyvens foe lange als fye denen. Ten Villen. Jtem we fyn hofrecht verfumet (15) als voorfz. ofte daer tegens doet als nae volget dye wort belmundych dat ys tverftane dat dye felvyge he fy dan man ofte vrouwe perfoen verboert fyne gerechtycheyt de he heft yn den hofrechten (16) ende woert hoorige lieden. Vergelyk //. Stuk, hl. 138. not. 6. Op deezen Hofdag wordt ook het geheugen deezer Hofrechten door voorleezing vernieuwd. (14.) Van de oorzaaken, waarom eenhofhoorigebelmundig wordt, is de eerfte, indien hy verzuimt de Hofdagen waar te neemen, gelyk hier wordt gemeld. Dat alleen de dienstknechten en dienstmaagden moogen uitblyven , zo lang zy dienen; daar uit volgt, voor eerst, dat zy van de erven moogen vertrekken zonder vrygelaaten te worden; en ten anderen, dat alle overigen, die niet in dienst zyn, fchoon zy elders dan op erven en goederen van den Heer woonen, de Hofdagen moeten waarneemen. Ook wordt in dit Artikel geen onderfcheid gemaakt, of de hofhoorige lieden op erven en goederen van den Heer woonen dan elders. (is) Door verzuim van te verfchynen op de Hofdagen verliest, als voorgemeld. (16") Daarom ook kan een belmundige niet erven van eenen  tver de dienstbaarheid in Overysfel. zde Afd.- 247 woert nae fyne leven egen, ende dan nempt Key. Mat. alle fyne naelatende guderen bewechlyk ende unbewechlyk, beholtelyk nochtans dat he noch alle tyt bynnen fynen leven de belmundycheyt mach afcopen van den Rentemeylter van wegen Key. Mat. Ten nen hofhoorigen. Zie beneden art. n. De belmundige mag echter het hofhoorig goed geduurende zyn leeven behouden. Zo lang hy leeft, vertoeft hy in vryheid: maar na zyn dood is hy geheel eigen, zo dat de Heer als dan neemt al deszelfs nagelaaten goed, beweeglyk en onbeweeglyk. Hy is gelyk de liberti Latini, van welken gezegd wordt, dat zy leefden als vrye menfchen, maar ftierven als flaaven. Schulting. Jurisprud. Antejust. Cati Infth. lib. I tit. i. j. 4. not. 36, 37. Waarfcbynlyk is de ftrafFe van belmundigheid uit den Codex Theodojianus overgenomen, lib. 2. tit. 22. L. 3. In deeze wet en derzelver Gotifche uitlegging wordt gefproken van een vrygemaakten tot de beste vryheid , naamlyk waar door hy het Roomfche burgerrecht had verkreegen; doch die wegens wanbedryf vernederd was geworden tot een lihertus Latmus. Van hem wordt gezegd, dat zyne kinderen deszelfs erfnis niet ontvangen, maar dat de Heer deszelfs nagelaaten goed jure peculii, dat is, gelyk het ..oed van zyn flaaf, 't welk reeds by het leeven van den flaaf aan den Heer heeft toebehoord, nadert, indien de vrygelaaten niet in zyn voorigen ftaat was herileld geworden. Dit zelfde wordt in onze Hofrechten van een belmundigen gemeld. En deeze aanmerking kan dienen ter bevatting van het begrip onzer voorouderen , aangaande het nagelaaten goed van hoorige lieden, naamlyk dat het nageUaten goed van een belmundigen geen erfnis zy, maar, na doode van den belmundigen, door den Heer wordt aanpeta?t als een feculium van zyn flaaf: doch dat in tegendeel, het nagelaten goed van een hofhoorigen, die niet beimundiL; is, vooren ne etfnis te houden zy, welke op zyn naaste bloed vervalt: gevolglyk dat al wat daar van door de erfgenanmen aan den Heer moet worden uitgereikt, niet jure-peculii door . 250. wordt, aangaande het gene wegens verfterf moet uitgereikt worden, het volgeude gezegd: Voert weert dat die Hoevener geene giftunge en dede, alfo voerfprqécken is, wat hy achter liete, velt. vliegende ende veldgaewe, dat ervede aen den Heeren: mer die ervende des Hoveners mach winnen die koer , wat hy kiefen wil van goede, datmen eten mach, mit twee fcillingen cleene. Yoertmeer, fo fal men uiten des Hoeveners overjlen rock, eene eenvolden hoicke, fyn broeck, gordel en twee haf en fonder voerbote: dat is, zo het fchynt, koufen, of, gelyk de Landtaal het jioemt, ftrumpen zonder voetelingen voor aan dezelven. Kilian noemt bate een boeren feboeyfe!, Calceus rusticus e. ctudo corio Van de hofhoorigen onder het Huis en Heerlykheid Diepenheim wordt in de aangehaalde rekening van het Rentambt van Lage, Twente, Diepenheim en Haaxbergen, van het jaar 1577, geleezen : js toe weeten dat alle die meyers ende hoven,, liggende in de Heerlickheid van Diepen'hem hojfr.oorichfyn, die over alle niet meer en geven dan alsem maxi, mie wy f ver/}erven die helfte van viervoetige beesten ende als fy beydejlervcti alle de viervoetige beesten die fy niet naer Haves recht vergeeven hebben. Volgens de Loonfche Hofrechten vprvair ook het Heergewaat, dat is, zo het my voorkomt, kleedereo enz. in den heirtocht gebruikt wordende, vaneenen hofhoorigen man aan den Hoffchout, bovenbl. 209. Dit teken ik aan als een blyk, dat ook de hoorige lieden of Laafenkrygs lienst deeden. Zie ook boven bl. 215. Het gene weggas verfterf van hofhoorigen uit derzelver nalaatenfchap door hunne erfgenaamen aan den Heer moet uitgekeerd worden het zy een gedeelte van al het goed, of van zekere goederen, of het eene beste van alle foorten van goederen; merk ik aan als eene fchatting, welke ook omtrent eene nalaatenfchap van geheel vrye menfchen plaats kan hebben, enoudsyds veel in gebruik is geweest. III. Stuk, bl. 256. in not. f en hip- vooren, Imfdd. 1.5. 20. Hierdoor wordt bevestigd, dat de He?r dit niet verkreeg jure peculii; waar van) fjier vooren bl. 247. is gemeld, Aangaande de verfcheiden fee-  over de dienstbaarheid in Overysfel. ide Afd. 255 vurfz. alle fal den Ilere half vervallen van den hofhorygen man ende nyet van den vrouwen yn den dat fe nyet belmundych fyn dan fo vervallen den Here alle nalaten guder foe wel van den vrouwen als van den mannen , Ende dyt ys t verftane foe ver de hofhoryge ende nyet belmundyge man fyn guedt nyet vergeven en heft voerden hofmeyer als nae volget (25), beholtelyk dat Key. Mat. nyec heft van den hofhorygen kynderen fo lange als fe by horen olderen yn den hufe blyven ende nyet buten oren olderen hufen wonuen (36). Ende ok voer» be» benaamingen van deeze fchatting zie Potgiesser de Jlatu fervorum, lib. 2. cap. II. f. 4- 15.«« 111< Stuk . Jtem wanner eyn hofhorych man dre of veer ofte mer kynderheft, uthgehylykec hebbende fvnen fonne (33) Een hofhoorige moet het hofhoorig goed, indien het niet vry van erwinning is, winnen van den Heer, en erfwinnings geld betaalen: gelyk een Leenman den nuttigen etgendom van het Leengoed verkrygt door belccnin^ , en. Heergewaad moet geeven. Nadrul.kelyk wordt in dit Artikel, by herhaaling, te kennen gegeven, dat de verdorven hofhoorige lieden het hofhoorig erf of goed moeten gewonnen hebben van den Heer, zal het op hun naaste bloed in de echte vererven. Het doen of nalsaten van erhvinning kan derhalven een aanmerkelyk onderfcheid 41 het recht vaa opvolging te wege brengen. By voorbeeld een grootvader, die het goed gewonnen had, overleeden zynde; heeft deszelfs zoon verzuimd het goed van den Heer te winnen, i lier op komt de zoon, kinderen nalaatende, te overlyden. Dan zal niet de kleinzoon, maar de tweede of verdere zoon of dochter van den grootvader, als de naaste in den bloede tot den genen, die het erfgewonnan heeft, het zelve door ejfc» winning verkrygen. Het recht, om het erve, hy opvolging, door erfwinning te verkrygen, verzuimd zynde, g«at in deeze itofle niet over tot het naaste bloed van die het verwaarloosd heeft.  ajS Overysfelfche Gedenkflukken, IVde Stuk, fonne de naesren oldeften were en dar nae dan dye oldefte, welk crfvolger folde gewest hebben ftorve fonder echte ly ves erven, foe fal dat erve ofte guedt vervallen na des hofhorygen mans dode up den naesten broder ofte fuster de dan noch ungehylyket ys. Ten XVIIen. Jtem als eyn hofhorych man den eyn hofhorych erve verledyget ys, dar eyn wyfup nemet yn der folver echte met Confent des Rentmeysters (•34) ende dar na, gene kynder hebbende by den fel ven wyve, ftorve foe fal dat wyf an den felven erve ofte gude verervet blyven in den dar gene hylix vorworden ter contrarie gemaket fynt, Ende wert layck (35) dat enych erfiynck ofte oldeste fon- ne (34) Hier vooren art. 9. is gehandeld van het verkrygen van Confent des Heeren door een hofhoorig man of wyf die buiten de echte huwt, om den anderen, buiten de echte te moogen houden : maar bier wordt gefproken van een Con. Jent des Heeren, of des Rentmeesters, om de vrouw op het holhoorig eif te moogen voeren of brengen, zo dat dezelve een zeker recht aan het erve verkryge. Het gene, welk na°amd betaa'd W°rdt' 'S daal'°m Opvaart ge- (35) In het begin van dit artikel is gefproken van een eeval, alwaar een hofhoorig man, wien bet erf verledigd is eene vrouw by zich op het erf neemt: maar hier wordt gehandeld van het geval, dat een man, wien het erf verledigd Jtaat te worden, getrouwd is. Indien zulk een aanffaande opvolger zonder toeftemming zyner ouderen huwt en vervolgens met by het leeven zyner ouderen bruidlyk', dat is. by beding of verbintenis, in het huis op het erf is gebragt en dan m dien ftaat komt te frerven, voor dat het erf door ^v0,0 ben ook reeds federt lang begonnen, de fchrj'f.elvke pleitt'e- IV. Stuk. IS ' dinjn,  ©6a Overysfelfche Gedenkflukken, Wde Stuk, lyck (39) yn fynen hof, Ende alle hove des Landes van Twenthe hebbet oer appellatien an den hof Oetmerfen ende van den hof Oetmerfen ys de appellatie tot den hof Colmfcot. Ten XXIen, Jtem des gelykes ock als eyn hofhorych man ofte wyf noet hebben foe mogen fe verfetten ofte vercopen (40) uth den hofhorygen gude ende uth ore ploges deel des gudes (41) wat renthen den tyt van fes jaren (42) elk voer fynen hofmeyer de dar nae older gewonten pleget over t zegelen. Ten dingen, om daar in te vonnisfen, aan Rechtsgeleerden te verzenden: hoewel in het nieuwe Landrecht van Overysfel van 1630 nog by de oude wyze van beftceding van het vonnis aan een der hofgenooten is verbleeven. Landr, Deel 2. tit. 26. art, 1. (39) E'kj boven bl, 256. (40) Zie III. Stuk, bl. 256 £rV- (41) Uit het deel des hofhoorigen goeds, welk de hof. hoorigen onder den ploeg hebben of bouwen; dus niet uit andere gedeelten van het goed. (42) Vergelyk het Leenrecht van Overysfel, Landr. Deel 2. tit. 25. art. 24. in de woorden: Aengejïen ook in de, verzegelingen van renten uit Leengoederen, gemeenlyk den tyd van fes jaren geftelt ende geoüroyeert wort, Ende dan noch dikwyIs gebeurt, dat de Rentgever, na ommegank ofte expiratie derfelver jaren, geen nieuw Confent ofte nadere approbatie verjoekt, dan des door malitie ofte verfuimenisfe in gebreeke Wyfi■ f° f. Jtem als eyn vrouwe twe kynder heft op ener dracht heer verkryget. Ik meen ook ihsgelyks, dat de nalaatigheid van den fchuldenaar, het verzoek van verlenging der verzettingen van hofhoorige goederen verzuimende, aan den . fchuldeifcher niet nadeelig zyn kan. Verfcheiden oude verzettingen, nog voorhanden, van hofhoorige goederen, in het Hofgericht van den Hof te Kolmfcbate gedaan, geeven dit ook te kennen. De oudfte, die ik gezien heb, is van den 10 Febr. 1497, alwaar ftaat: bynnen fes jairen 'veder vryen ende losfenfail by eyne pene van twyntich oldefchylde. In eene andere van Sanc Agaten dach 1499 leest men: hymen fes jairen nae datum sbrieves naestkosmende wede*qwytkoepen ende losfenfail by eyne peyne van thien olde j'childe ende den Rentmeyster fyn fegel weder tho leviren. in eene van dingsdag na Santé Katbarinen dag 1509 wordt gezegd: desfe voirfc. loefe thoe gefcheytn bynnen fes jairen nae datum des bryeves als by eyne pene van acht golden Ryns gulden. Ende nochtans fullen fye geholden wefen dye'tho losfen. in eene van den 7 Octob: 1534: bynnen fes jairen nae 'daim van desfen wederen yn thoe losfen by der peenen van thien olde Frankryckfche fchilt, ende den Rentmeyster fyn Je, s,! ■weder thoe leveren^ En in eene van den 14 Decemb. 1541-1 • lynnen fefs jaeren nae datum sbrieves wederen losfen ende qwyten ende den Rentmeyster Jyn fegelt wederen t leveren by de pene van thien olde Frankrkkfche fchilt. Im de, vooi e>ï aangehaalde Hofrechten van den Sadelhof te Schapen wordt art. 15. aangaande dit verzetten gezegd ; Und dit a.les mit folchen furworden und unterfcheid, das die Havesman bfft Havesfraw binnen zehn jahren nachfolgcndê diefe off. Jpalt und befchwerung follen frey machen, und an ihr ïhvesgut unbefchwert wider brengen, by verlies feines guts Jk meen dat men de woorden van het Twentfche fdofrecht niet zo kan opvatten, dat de Obligatie of verband van het onderpand niet langer dah zes jaaren zouduuren, zo dat het verband met zes jaaren Van zelfs zou ophouden; maar dat het za is te yerftaan , dat de hofhoorige het goed binnen zes jaaren wederom van het verband moet Vryen, en dat de Heer h»i niet langer dan zes jaaren behoeft verbonden te laaten Want ds aanfpraak voor de hoofdfomj waar vOör helled S 2 Vu_.  z6\ Overysfelfche Gedenkflukken, IVde Stuk, dracht ende tyt foe fal dat yungefte.dar van vry fyn fonder enych horycheyt. Dyt voergefz. ys believet unde averdragen (43) up tyt ende dach voerf. by verbonden is, kan niet eerder dan na verloop der zes jaaren gefchieden, indien de RenthefFer, gebtuik maakende, gelyk hy mag, van het Confent van verband geduurende zes jaaren, de hoofdfom zes jaaren op het onderpand laat ftaan. Dit geval is derhalven zeer ongelyk aan een ander, (zie Vinnius Jeletï. qutejl lib. 2. quwfl. 41.) alwaar een borg of onderpand voor eenen bepaalden tyd verbonden is, en de meenir.g of gefteldheid der zaake niet is, dat'de Schuldeifcher het verfchuldigde geld, geduurende dien ganfchen bepaalden tyd, niet zou kunnen nog behoeven in te vorderen. Dewyl nu blykt, dat de Obligatie van het onderpand in onze geval langer duurt dan zes jaaren , hoewel de losfing uiterlyk op den laatften dag der zes jaaren behoort te gefchieden: zo ontftaat hier eene ganfch andere vraag , door Vinnius d. I. quceft. 42. verhandeld: naamlyk of een uitftel van betaaling, aan den Principaaleri fchuldenaar gegeeven, den borg of het onderpand, 't welk een derde verbonden heeft, ontflaat. Deeze bedenkelyke vraag is in het Landrecht van Overysfel beflist, Deel 2. tit. 12. art. 7.'in deeze woorden: Wanneer ook een Crediteur fynen Debiteur den termyn van betaaling verlangt, of nieuwe hmdfchriften ofte voorwaerden met hem opricht, fonder fpeciale ende expresfe bewiliiginge van de Borge, fo is defelve daar mede van fyn aengenomen borgtocht ontjlagen. In een merkwaardig Advys van Mr. Willem Nilant in zaake van Berent Sm.interink tegen de weduwe Mucate cum fuis, uiigefproken door het" Drosten Gericht van Twente den 14 May 1685, is dit Landrecht naar den letter uitgeleed, dat het niet te verdaan zy van een geval, wanneer de tyd van betaaling alleenlyk voorbyloopt, en dus de fchuldenaar, door te blyven in gebreke, den tyd van betaaling verlergt; maar wanneer de fchuldeifcher, by overeenkomst met den fchuldenaar , aan deezen uitftel van betaaling verleent. Zie ook het'Stadrecht van Deventer, Deel 3. tit. 13. art. 5. p (.*■) Aanmerkelyke woorden, die ons den aart deezer rechten leeren kennen. Zie boven, bl. 150, 175, U6-  ever de dienstbaarheid in Overysfel. ide Afd. 265 by den gemenen hofmeyeren ende husgenoten voerf. dac bekeune wy myt desfer unfer egener hant underkent. (was getekent) Jck Johannes Huesken hofmeyer t Oetmerfen bekenne dit voerf. Coert van Tye Hofmeyer des Haves Oldesfelle. Jk Suir de Meyer toe Baernen. Jk Evert Ketwych bekenne dorch myn egen hant dat Heiman de Meyer van Deüden dit vorf. heft bekent recht t wefen' ende my gebeden foe he niet fcriven en kan ik voer hem die undercekenen. Jk Octo Meylynck bekenne dorch myn egen hant dac Johan dye Meyer van Weddehoden die vorf. hefc bekent rechc t wefen ende my gebeden foe nycht fcryven en kan , foer hem te undercekenen. Jtem hyr en boven heft Key. Mat. noch fes erven ofte goederen dat ene gelegen in Twenthe, de ander in der Graeffcop van Benthem behorende under tHuys tLage de alle egen fyn ende de lude daer up wonende ende daer van geboren fyn Key. Mat. heel ende al eghen mogende der hofrechten niet geneten (44) ende finnen Key. Mat. denst fchüldich foe voele fyn Mat belevet met wagens ende peerdens ende fyn defe nabefcreven. Item de hof t Lage. Jtem t Herdinge ontleding, t Bregnikam de maet. t Graestorpe Hefing ende Bucht t Afele in Delden Wilming. Als de egen lude van den fes hoven voerf. fterven fo nempt de Renthemeister of Droste t Lage al oer nagelaten guedt toe behoef Key. Mat. fowel van mannen als van vrouwen. Jtem - (44-) Ik heb boven, bl. 170. in nat. d. aangemerkt, dat hojiiie lieden, tusfehen welken en hunnen Heer geene rechten plaats hebben, geheel en al eigen zyn. s 3  266 Overysfelfche Gedenkflukken, tP'de Stuk, Jtem anno dufent vyf hondert XLVI. ftilo communidenXXien, Martii heft Johannes Huesken hofmeyer sHoves Oetmerfen verdaget (45) ende by eyn gerppen de vryen (jó)cndekemmeriinge (47) sHoves Oetmerfen in den Hof om oer hofrechten to ordineren ende eyndrechtclycken tconciudeeren (48) gelyckfe de van oldes (49) plegen t holden. Alfoe hebt de gemene vryen int eyrste geordineert eyn part van oren oldeflen Hofvryen met den Hofmeyer voerf de principaelfle articulen orer Hofrechten tbefcriven gelyck de hofgenoten anders gcnamt hofegenen als voerf. is, gedaen hebben. Ende fyn geweest defe nabefcr. hofvryen. jtem Johan Schulte t Manre van den vryen van Oetmerfen. jtem Gerd Wenemarinck ende Luken Boing van den vryen van Tubberge. Item HinrickRichtering, GerdScade, Johan ten Fade ende Berent Wolterinck van wegen der vryen vcm Ulfen ende hebt concludeert eyndrechtelyck als nayolgct (50). Ten (45) Gedagvaard. (46) Hofvryen, van wegen derzelver meerdere vryheid, loven bl. 182. Anders worden dezelve tcgengefteld aan vrye menfchen, ais beneden in de Qordeelen van den Hof te Ootmarium 'No. 14. (47) Zie boven , hl. J82 (fc. (48) Want de Heer heeft geen magt om hun wetten voor êe fchryven. Zelfs geene Wetgevende Magt behoort hunne byzondere rechten te benadcelen, boven bl. 150, 151, 175, 176:. ""' '\-'V'' .m;nu> Ende is t weten dat de hofmeyer t Oetmerfen heft jurisdictie over aile hofvrye en kemmerlynge gueder ende erven ende voer:s van allen hofegencn goederen de under Oetmerfen ende undcr thuis t Lage hoeren, foe wel in der Graeffcop van Ben-hem ais in Key, Mac--. Lande (56). Ende of jemanc van den. hofvryen voerf. ofte kemmerlingen ofte anderen hofgenoten reDe'i(57) were tegens den hofrechte, den mach de Ren- . (55") Aldaar, bl. 2.6c. (56) Op dezelfde wyze als een Leenheer Jurisdictie heeft, zo verre betreft Leen-goederen en zaaken, zo wel over buitenlandfche als binnenlandfche Leengoederen en Leenmannen. Aangaande de onderwerping van den Patrimonialen Rechtsdwang, over Leen- en hofhoorige goederen en zaaken, aan de Wetgeevende Magt alleenlyk van elk Land, waar in de goederen geleg-m zyn, zonder onderfcheid tot welk Land de Leenkamer of Hof behoore, zie Schrassert, manip, Jicilim. feud. cap. 9. j. g. Dat de Hofheer niet bevoegd is, om de Hofrechten te veranderen, noch dezelven verbintelyk uit te leggen , verdient geen verder aanmerking: en dat de Hoogfte Magt van het Land„ alwaar de goederen gelegen zyn, geen recht heeft om het jus Privatum of byzonder recht van den Leen- of Hofheer noch 'van de Leenmannen of hofhoorigen door Wetgeevende Magt te verminderen, is boven aangeroerd, bl. 150&c. 175 0»'. (57) Hier wordt van geen ander Rebelly, dan die byzonder tegen de Hofrechten begaan is, gefproken. Ook kan geen ander Rebelly of wederftreeving hier in aanmerking komen: wyl alle andere den Hofheer in zyne hoedanigheid niet betreft. Niemand wordt in het recht voor Rebel gehouden dan na dat hy door vonnis Rebel verklaard zy. Gail. 1. obf. 17. n. 9. Hier over, gelyk over alle misdaaden tegen het Hofrecht, moet door het Hofgericht gevonnist worden: wyl geen uitzondering in het ftuk van Rebel-verklaaring wordt gemaakt; en ook geen reden voor zulk eene uitzondering zou te vinden zyn. Dat het Hofgericht over mis- S 5 daa-  ê70 Overysfelfche Gedenkflukken, IVde Stuk, Renthemeister of Droste tLage van wegen Key. IViat. laten apprehendeeren ende gevangen halen, Oeck vuyt der Graeffcop van Benthem ende brengen tLage ofte waer hem belevet, corrigerende den rebellen in fynen guede ende niet an tlyf, want de Grave van benthem ende Droste van Twenthe hebt de jurisdictie daer van in criminael faecken ende oeck in civy] faecken als ander luede de niet hofho* rich fyn met den lueden e doene hebt. Ten VI [en. Jtem (58) als enich man ofte wyf vry wefende fonder echte gaet in de hofvrye echte niet wefende wedderwesfeie in plaetfe van jemant anders daer vuytgacnde als voerf de mach eyn vrye kynt wedder hebben in fyn plaetfe in den he dat befceidet als he daer in gaet. Ten Villen. Jtem (59) weert faecke dat enige hofvrye vnnw we baerdc twe of drie kinder tot ener tyt, fo fal dat eyrfte geboren van den voerf. alleyne hofvrye blyven de andere folt vry wefen fonder enich echte s hoefs ofte horicheit. dasden der hofhoorigen van ouds heeft gevonnist, blykt insgeiySts uit eenep brief van het jaar 1336 by Dumbar, AnaUQ. tem. 2. /cj, 258, 259. Ook geeven de Sant Martens Heli echten dit te kennen, boven bl. 218 QV. Hy is niet ReLel tegen de Hofrechten, die bereid is, om zyne onbeilistp zaak aan het Hofgericht te onderwerpen, en dus Hofrecht te geeven cn te neemen ; gelyk by andere gelegenheid wordt gezegd. JIJ. Stuk, bl. 7. (58) Zie boven, bl. 249. (59) Aldaar, bl. 263 fcfe. Ten  over is dienstbaarheid in Overysfel. ide Afd. 27T TenVIIIIe». Jtem noch is verclaert dat alle faecken in den vryen hove rorende den erven ende goederen t weten woe de van den enen vryen op den anderen erven ende de tbefitten t gebruken over tgeven t verlaten t vercopen ofte daer negedendeel ofte lyftucht af t beholden, jtem de follen geholden worden gelyck by de hofhorigen anders genamt hofegenende geholden worden , beholtelick den artikel van der huyswynninge (60) tweeën dat de vryen de van oldes plegen vry t fyn van der huyswynninge dat d' felve daer noch vry af blyven. In margine defes articuls Jlond met defelve hand gefchreven. Jtem de articulen in den hofegen rechten van landen , Jtem en 1, 2. 3. 14. 18. 19. articulen roren den vryen ende kemmerlingen oeck. Ten X<-'». Jtem is t weten de erven ende goederen behorende in den vryen hof t Oetmerfen gelegen in der Graeffcop van Benthem fyn alle tfamen Key. Mat. denst fchüldich ende den Drosten t Lage alle jaer elck eyn hoen tegens vastel avent ende fyn defe nabef. Jtem int eyrfte in de parochie van Ulfen fint ende eyrst tUlfèn Róberting , Vegering ende Ernfting dan defe twe doen genen denst. Jtem t Wilfum Tiging, Daming, Remberting, Lewvenhuys ofte Velmannink ende Camphuys. t Godelicham Rading, Breding, Snoying ende Corning. t Herdinghufen Masfeling. tHavenicham Woltering ende Grubbenhuys. |Hib (60) Erfwinning, zie boven bl. 257, en beneden in het recht der Kamerlingen, art, 10,  37» Overysfelfche Gedenkflukken, IVde Stuk; tHilten Cloester ofte Scadding. tKerdinge Hilgering. tJ/iochelicham YVerenfink. tGetelo des Vryenhuys. tEmnicham in Laerwoit, Nyemanshuys. tEmnicham de yVesfele, dele doei geen denst. tSceerhoern ende t Berthorn Engefiag, des Quadenhuys, Ccep Hinrichs, Hereking ofte Schiphouwer. . Jtem noch fyn eyn part hofvrye goeder in Twenthe maer de doen geen denst als in de Parochie van Oetmerfen des Sculten hof t manre, Veremolle t Geesteren. Everding tAIberge. ■ tDoruinge Grashof. Ende int kerfpel van Weerde Vryling. Ende de befitters van allen defen hofvryen goederen behoren hofvryen tfyn by verboerteder goederen. Van t Recht der Kemmerlingen anders genoempt koermedifchen (6"i). Jtem noch int jaer ende dach voerf. de kemmerlinge s hoves Oetmerfen hebt vercoren ende verordent om oer Carner'récht gelyk den hofvryen in fcriftcn over t geven defe nabefcre. Jtem int cyrïte van Oetmerfen Wolbert tenHulscotte ende Gtrd Nyehof. Van Tubbcrge Lubbert ter Braek ende Luken Goercotte. Van Ulfen IJinrick Scomaker, Egbert Stipel, Johan Siolting, Gerd Bomer ende Sceper. Van üenykam Gerd Wicmanning ende Luken ten Loehus concluderende als navolget. (61) Aangaande de benaamingen van Kamerlingen en Keutmed.gen is gezegd hoofdd. i. J. 20. Ten  ever de dienstbaarheid in Overysfel. 2de Afd. 273 Ten eyrften. Jtem alle kemmerlinge s Landes van Twenthe ende in der Graeffcop van Benthem under t huys t Lage horende de beboeren alle in den hof Oetmerfen, En .'e de kemmerlinge en fyn niec fculdich oer Camerechte t verwaren , dat is, in den hof Oetmerfen tcomen eer dan fe gehilikec ofte coc oerfelves vryheic (62) gecomen fyn, Ende d.10 fo fyn fe fculdich tcomen in den hof Oetmerfen up Sancfe Bonifacius dach t bekennen aldaer oer eente endë dat gedaen wefende fo mogen fe vuyt blyven eyn jaer onverboerc, dan dac jaer daer na fo moten fe comen in den fe by der fonnen vuyt ende t huys comen mogen, anders mogen fe eyn jaer langer vuyt blyven ende we dan niec comec de breket den hove eyn emmer biers ende eyn buckes huyt bynnen den jare tbetalen , doet he d ic niet fo wort'he belmundich (63), welke belmundigbeit men mach afcopen van den Here bynnen den levende, ende, foe de belmundicheit niet af'gecofc worc, dan vervallet Key. Mat. na den dode alle nagelaten goedt. Ten He". Jtem de kemmerlinge mogen wel hiliken an enen vryen ofte an enen anderen kemmerling, jnaer niet an enen Egenen , ende we dat doet de* wort belmundich. , Ten Uien. Jtem wanneer eyn kemmerlinck ftervet fo verervet fyn guedt bewechlick ende onbewechüek op fyn naeste bloet in der echte wefende, behplteljck dat (62) Zich niet meer in het ouderlyke huis of orde 1 et gezag van broodheeren, als dienstbaar, bevinden'. OS3) Zie bovpn, bl. 243 gV.  854 Overysfelfche Gedenkflukken, IVdeStuk, dat Key. Mat daer van heft eynt beste pandt rorende 64), tiy peert ofte koei fcaep, ketel pot ■ ÏS Ciefc. fo weA van vrouwen als van mannen, Unde dit is tverftane, in den fe oer hofrecht ver- TyTcósT CDde ^ DieC beImundich g^orden Ten lillen. Jtem (66) is t weten dat alle belmundige fo wel van den hofvryen ende kemmerlingenais hoVhorieen ofte hofegenen mogen oer belmuudicheic int leven afcopen ende foe ie dat niet afcopen dan worden fe m oer fterven egen ende all oer nagelaten guedt ver. vallet an Key. Mat. fa Ten vyften. Jtem als eyn Cammerling geftorven is foe behoTen de erfgenamen t kennen t geven den Renthemeister ofte in den hof Oetmerfen den fterfdach bynnen dre dagen de bynnen den lande van Twenthe ofte in der Graeffcop van Benthem wonnen ende de daer buten ende veerre wonnen bynnen XIIII dagen by verboerte des helen nagelaten guedes. ö u (64) 't Beste ftuk van dc beweeglyke goederen 't welk wegens deszelfs voortreffelykheid boven anderen pand et' naamd wordt: gelyk dierbaar pand. ë iTn(fhSP)PrD5ezen kUnn£n' ti0°r 3¥amcnt te ma^», den Hofheer daar van niet'onthouden; Doch de Hofnoorieert moogen door Tesfcment belette:,, dat de lieer niet bel ome he gene hem indien geen Testament zy gemaakt, £ tol gelegd. Zie boven bl. 253; ' ?■ ' loer (66) Zie boven bh 247= Tefj  over de dienstbaarheid in Overysfel. zde Afd, 275 Ten VI». Jtem (67) als eyn vry menfehe fo wel man als wyf gaet voer den hofmeyer in de kemmerlingjs echte niet wefende wesfele in de plaetfe van enen anderen daer vuytgaende de felve mach eyn kync (van fynen kynderen nae der tyt geboren) wedder vry hebben in fyn plaetfe in den he dat befccidet ia ■den inganck. Ten VIIm. Jtem (68) alle de kynderen de van kemmerlmgen vrouwen geboren worden de fyn oeck kemmerlinge ende blyven oeck kemmerlinge waer fe oeck wonen ofte vertrecken fo wel buten Landes als bynnen Landes, beholtelick wanneer eene vrouwe heft twe kynder tot ener dracht, dac als dan t jungefte van den vry is fonder enige echte. Ten VIIIm. Jtem (69) geen kemmerlinck mach vry worden fonder hem eyrst van den Here quyt t copen ende brengende ene gelike perfone in fyn plaetfe voer ene wesfele felves perfoenlick voer den Hofmeyer t Oetmerfen vuytgaet gelyck voerf. is in den anderen echten ende horicheiden. Ten IXen. jtem (70) alle kemmerlinge fo wel in c Graeffcop van Benthem als in t>Sticht van Utrecht behoren in den hof Oetmerfen ende de hofmeyer niet den anderen kemmerlingen heft jurisdictie over dat ksn> (67) Zie boven bl. 249. (68) Aldaar bl. 243 £?r. (69) Aldaar bl. 241 èjfV. (70) Aldaar bl. 260 f?V.  276 Overysfelfche Gedenkflukken, IVde Stuk, kemmerlinck guedt ende niemant anders. Ende als de ene kemmerlinck tegens enen anderen kemrher. linck ofte tegens enen hofvryen ofte hofhorigen enige civile acfie heft, den moet he verdagen ende t rechte trecken voer den hofmeyer t Oetmerfen by verboerte van enen olden Francfchen fchilde ende dat ander recht af doen, meer als fe met andere luden tdone hebben de niet hofhorich f\ n, foftaen fe t rechte elckvoer den Richter daer fe under gefeten fyn. Ten Xen. Jtem noch hebben de voerf. kemmerlinge concludeert dat alle articulen rorénde den erven ende goederen ende beftammede (7 r) landen t vercopen te vererven, te belitten, t gebruiken in der echte ende niet buten der echte ende de over t geven, negedendeel ofte lyftucht (72) daer van thebben fal men holden gelick men in der hofegenen ende hofvryen hoven doet als voerf. is, vuytgefceiden dat de kemmerlinge blyvet by den artikel der huyswynninge ofte érfwyhningë 'gelyck de vryen als voerf. is, t weten dat de daer van .oldes plegen vry van tfyn dat de in oer olde vryheit blyven. Ten Xlen; Jtem alle Camergude under tffuvs tLage horende fyn Key. Mat. denst fculdich ende njet de andere (73) , ende geven oeck jaerli'x den Drosten van (71) Zie boven hl. 256, 268-. (72) Aldaar bl. 259, 263. (73) In fommige affchrifien van deeze Hofrechten, ftrydig met het oorfpronglyke, wordt seléêzen den anderen. De Gecommitteerden van Hun Edel Mog. Ridderfchap en Steden, in het jaar 1678, hier door misleid, zyn op de gedachte*} gekomen, of niisfchicn met de woorden den anderenz< u kun-  «ver de dienstbaarheid m ÖverysfeLzde Afd. Offt van Lage eyn hoen tot eyn bekentrisfe ende fyn defe nabefcre. T Oetmerfen Eylarding. T Ulfen Stolting, Stipélshuys, Scepershuys en> de Bomershuys. T Godelicbam Enyng. T Halle Clift. T Doreninge in Degnikam Loehuys. T Enfchede in Usfele tYofing. T Wiclo Baerding, Gerding ende Hademaring- Jn Emnicham twolfele Groscamp. Jtem Bentele de Hofftede ende Dam. Jtem tDelden, de Horst. T Beckum Vrilinc. Jtem desfe _ nabefcr. geven meydenfte an dea hofmeyer en is t weten dac alle de eyn verken geven Key. Mat. moten meyen (74) eyn dach eade de twe verken a dage ende de geen verkei geven fynt geen meydenst fculdich. Jtem Conync to Ulfen 2 dage. Epman to Lemcke 2 dage. Wi- JRunnen zyn gedoeld op den perfoon, wien zy dienst fchuldig waaren, ais naamlyk den Keizer en geenen anderen; meenende tot bewys van dienstfchuldigheid van alle Kamerlingen, zo veel zy geen vryheid konden bewyzen , te kunnen verflrekken , dat Geusendam , die echter in de oorfpronglyke Hofrechten niet onder de Kamerlingen geteld wordt, wel eer met de diensten door den Heer zou zyn verpand geweest, en dat ook verfcheiden andere Kamerlingen toen, naamlyk in 1678, zonder tegenfpraak diensten deeden. Die Heeren gebruikten de oorfprongivke Hofrechte* niet; 't welk bljOkt uit het gene zy vervolgens melden, dat de erven Slachekke en Dam in eenige Copyen der Hofrechten zyn uitgelaaten, maar in anderen mede bevonden worden. In de oorfpronglyke Hofrechten vindt men die niet. Zie het aangehaalde Register van Ridderfchap en Steden des ia April 1678. f74) Maayen» IV. Stok* T  «78 Ovtrysfelfche GedenkJIukkm, IVit Stuk, Wicherman cLemcke 2 dage. Werenfinc t Halle a dage. Hesfelinc t Ulfen 1 dach. Wulbinc 1 dach. Leftinc 1 dach. Colde 1 dach. Vos to Hokelkam 1 dach. Eskinc 1 dach. Epman tBonynge 2 dage. Lambertinc tLemfelo 1 dach. Vrilinc to Weerden 1 dach. Jtem Gerdin.c t Alberg 2 dage. Wigbolt tFlèringe 1 dach. Jtem t Oetmerfen meyen. jpjuncke z dage. Ricterinc to Roetman 2 dage. Kuckus 2 dage. Elfferinck 1 xlach. Jtem Winckel, Wichman, Poppe, Bode toe Roetman VVisfinc, Rengerinc, Egbertinc, Steginc, Engelbertinc> Mebecke, Lippinck, Eppinck, Werninck 1 dag. Pro vera copia, en dat de hofregten hier in vermeld, jaarlyks op den Hofdag aan de hofhorigen ofte hofeigenen , hofvryen ende kamerlingen (te weten aan yder de haare) door my worden voorge. lefen, hier van Certificaat verfogt zynde , hebbe zulks ampshalven niet kunnen verweigeren. Act urn Ootmersfen den 14 Oöob, 1765. HERMw van BEVERFORDE Hofrigter shove* Ootm. JÊsctrdt  over de dienstbaarheid in Overysfel. 2de Afd. 279, Eenige oude oordeelen van den Hof te Octr marfum. Extract uyt het Prothocol Ah Haves Ootmarsfen. Jtem eodem die Cornoten Evert Buchorst Gerd ten Lahuys. 1. Jtem de kemmerlinge hebt gewyfet dorch Lubbert ter Braeck t weert fake dat eyn kemmerlinc wyll verkopen eyn Cammerguet fo follen de vrunde van den bloede de yn der echte fynt de naesten fyn en weert fake de vrunde dat nyet betalen con den fo folt fe den coepbeeden den Rentmeyster yn Stadt des Heeren eer men dat yn eyn vreemde ha'nc breDgen fall. (Post alia) Jtem Anno &c. 35 Cornoten Albert ten Hulscotte Gerd Nyehoff. 2. Jtem Gerd Wichmannync heft gewyfet voer recht ist fake dat iemant wyl vercopen eyn Camerguet de fal dat beden den naesten blode yn der echte en wylt de naeste nyet hebben fo fall 'de naeste daer na dat geboden worden en fo voert den vrenden fuccesfive na den bloede tot ynt negende lyt toe voer enen pennync den dat wal weert ys en wylt dan nyemant hebben van den vrenden fo fall men dat den Heren beden ende Luken Oerdefshefe dyt beropen yn den hoff to Colmenfcoc. 3. Jtem Gerd Wichmannynck heft gewyfet op eva ordell dat de Rentmester Jo. Dop vragede van wegen des H. off eyn kemmcrlycc vercofte eyn T a Ca>  &So Ovêrysfelfche Gedenkfiukken, IVde Stut, Camerguydt buten den blode ende fonder confent des Heren (C&era defunt) Jtem Anno 35 alt. fecunda ,0.... 4. Jtem Jo. Dop van wegen des rentamps heft angefproken Middendarp to Bergehtfiern Hulsbnfch to Heemfe Volckrync Brynck to Heemfe Amfynck to Brucht Grimerync co Hokhaim desle vurfz. voer oer ponde welckfeiaerlixsplegen tbetalen den Heren in den hof Oetmersfen int renc■ampt van Twenthe gelyck de andere de yn dén rencampte van Twenthe ponde geven , ende alfoe hebt de hoffgenoten gewyfet dorch Bronichus ordeivvyfer dat de vurfz. follen betalen oer Donde ge. lyck men de overall yntrentamptvanTw'enthe betaelt ten fy fake dat fe bewys konnen tegen brengen dat fe na den Sallandesfchen (75) ren tamp te betalen mogen (Post alia ejusdem annï) Jtem aka. andree Cnrnnf-Pn AIbert Hulscotte cornoten H}nr< Pelfer> 5. Jtem Jo. Dop van wegen des rentamps heft angefproken Middendarp to Bergenthem Hulsbus to Hemfe Volckrync Amfynck ende Grymerync voer de bede welck fe betalen Key. Mai. den hoff Oetmersfen dat fe de betalen fok de bede vurfz. na coftume s hoves Otmersfen gelyck andere de daer ynne horen ofte datfe contrarie bewyfen folden Alfoe heft de bode to Roetman gcwvfet voer recht. Jst fake dat de Rentemeyfter alshe fecht de (75) UI Stuk, IL lo, 335, 33<3.  ever de dienstbaarheid in Overysfel. 2ie A'fd. 281 de ponde óp 20 flemefcen in de rekencamer in dea hagen voer hem betalt heft fo folt fe den Rentemeyfter dat affdoen ende betalen hem hy na lude des rentamptes regifter, ten fy fake dat fe vaa Twenthe (ccstera fere defunt.) (Post alia) Anno 37. (Post alia.) Jtem guden maendacia f^„„^a„ Hinric Richterinc Cornoten Jo< ten Grotenhu8. 6. Jtemjo. Egberts heft gewifet vor recht dat wanneer eyn hoffrye man ofte wyff verftorve , dat alsdan fyn nagelaten guedt fal erven op dat naeste bloet in der echten en nyet buten der echten ende wederom dat oeck eyn hoffryen menfche geen guedt an erven mach van enygen luden de nyet ia der hoffryen echte fynt. (Post alia) Anno 39 Sexta may r»««,J^ Berent Eppinc Cornoten Arcnt WerenfiDc. 7. Jtem Jan Dop fprack an de huysgenoten om cwyfen van Weddefcat foe heft Leweric gewyfet datj renthe daer zegel en breve over fynt dat de geen weddefcat fynt ende de Renthemester heft dyt beropen ende fecht dat alle renthe fy weddelcatde losber fy. 8. Jtem Bronichus heft gewifet dat eyn hoffegen eynlopen knecht de buten woent ofte sewoent heft en ftervet daer van fal deHere fynerffe. ter helfte ende de vrende van dat. halve guet vaa a^rbewechlick ende onbewechück. •' •^Ü T 3 (Pest  282 Overysfelfche Gedenkflukken, lVde Stuk, (Post alia.) Jtem Anno 40 alcera conceptionis rv. * Gerd van Scade Cornoten Hinric Cückus> O. Jtem Jo. van Grone van wegen des Maerichalcks fprak an Anna Roléns to Nyenhuys ende Fennen Wergerinc alfe hofvrye vrouwen s hoves voer den broecke dat fe hebt den boden befpraket vor enen unbetamelyken richter als to Ulfen ende Berent Beckinck wyfet vor recht dat fe gebroken hebt den Heren eyn olde fchild ende dat gerichte aif to done met allen fcaderj. (Post alia.) Jtem guden maendach anno 42. 10 Jo. Lovelinc heft gewyfet dat jungefte kynt Van ener gehorte fal vry fyn fonder echte. (Post alia.) Jtem anno 44 guden maendacb II. Jtem Gerd Herspinc wyfet vor recht dat afc eyn vrye Hervet he fy man oft wyf fo fal erven alle fyn nalaten guedt up dac naeste bloet in der echte ende an nyemant buten der echte (Post alia.) Jtem anno 45 donred, post andree ia. Jtem Jo. JSfyehus borger 't Gronynge heft at» ge-  over de dienstbaarheid in Overysfel. ide Afd. 283 gefproken dorch Berent Seckelhoren fynen voerfprake ende evn ordel gevraget fo enefe KaleVinc to Ringe fy gewest eertides horich in den hof Oetmerfen gelick daer eyn hantfcryft af fy van Gerhard up tloe ertydes hofmeier tOetmerfen of dan defelve enesfe niet fal blyven in denhof fo lange dat bewifet wort dat fe met confent-des Heren uth den hof gegaen fy hyr up heft Jo. Egbers gewifet met confent der gemenen vryen dat enesie vurfz. fal in den hof vry blyven gelyk fee was ter tyd fe ofte iemant anders bewifet dat fe daer uth den hof gegaen fy met confent des heren van den hof Oetmerfen ende ingelikes fo folt de kinder ende kyndes kynder oeck blyven in der vryen hof. echte gelick enefe vurfz. fo lange dat oer uthganc bewefen wort. (Post alia.') Anno 45 Mauritii 1<ï. Jtem de gemenen fryen wyfen dorch Jo. Nefièhof dat de fryen en mogen niet comen uth den hoff eer fe hehbet voer den hofmeyer oren utharanc gedaen hebt, gequytet wefende van den Heren ende hebben ene wesfele weder gebracht in oer ftede voer den hofmeyer ende dede daer iemans tegen gevende fick under enen anderen heren eer he fich met ener wesfele als vurf. gequitet hadde foe fal he belmundich fyn en de Keyfer fal fyn nalatene guedt mogen erfdelen. Trem Cornoten des Olde Berent Hermelinc Gerigts vurfz. Hinric Pelfer. (Post alia.) Anno 46 in vigilia Margarete „ Herman ten Cloester Cornoten j0. Colenync. Jtem Wibele Calevync van Oldenfal dorch Ah. J T 4 *»wt  $84 Ovevyfelfehe Gedenk/luiken, -IVde Stuk%^ bert ten Pade oren gecoren mumbar en.de voerfpraeke heft den gemenen vryen gevraget eyn or,del of eyn, hoifrye shoves mag erfnisfe ontfangen Van anderen vryen de nyet hoifrye fynt. Jtem dfi vrye wyfet dorch Berent Sechelhoreo dar Ie nietfehuidich fynt daer over to wyfen fo de Knleggcr ende anfpreker niet hofhorich fy. (Post alia.) Anno 46. 9 Septembris ,, Berent ten Pol. Cornoten Arepc teQ Laerh,JS> 45. Jtem de kemmerlynge hebt gewifet dorch Gerd Wichmanning Jo. Hadeverinc fo hem fyn Qlders eertydes in de echte gegeven hebt in dat erve Hadeverinc beholtelick dat he fynen broder fal geven eyn affone fyns kyndes deel na hoves rechte enqe wifet Johanne int beflt de er- •ve'S. '• Jtem anno 16 Sabbato post nat. marie. >V . To. Lolef Comoten ^ HilgcdQe. lö. Jccm Hwrlc Pdfer voerfprake van Jo. Wesfelinc Hinvic Herfpinc ende Volker Wesfeling vrnget den gemenen vryen eyn ordell fo enefe herten up den kerkhoves dochter vry gekant is ende eyn hofvrye geboren is ende geholden off dan oer vuile Suster Wobbe V/esfelinc niet fal t>eck hofvrye fyn en blyven geilek oer fuster Berte vurfz. na den dat men niet bevyndet dat Wobbe voerfz. vuyt den hof gegaen fyende hebt oeck bewifet mer Gerde Herscopinc int hofrecht dat fe eertydes in den hof verdrunken fy (76) ende heft -daer oeck ertydes oereu broecke van betaelt.1 Jtem • (70') Daü.'eeityds op, de breuk, die zy aan den Hof verbeurd hadden, gedronken zy. Vcrgelyk III, Stuk, J/, 7$  ever de dienstbaarheid in Overysfel. ide Afd. 285 . Jtem hier up hefcHinric Sftoeyinck dorch heetcn ende wylen der gemene vryen gewifet m den dat Berten up'den Kerkhoves dochter fy vry giTcanr! fo lal de ander fuster nemplick Wobbe Wesïelinc oeck vry fyn, ten were fake dat iemant bewifenkonde dat daer enich vuytganck vanWobben voerf. gefceet were. Noch heft Minnek Pelfer voerf. gevraeget eyn ordel foe als Wobbe voerfz. vry gecant is of dan niet oer kynder oeck vry fyn fo!t "gelyck orer laster Beerten kynder Hier up hebt de vryen gewyfet dorch Hinric Snoync , voerfz. dat'Wobbeh voerfz. kynder folt vry fyn gelyck oer raoder is (Post alia.) Anno 48 margrete „ , Berent Eppinc Cornoten Herman Geerdinc. 17. Jtem de appelleerde fake van den Hofmeyer t Oldenfal tuslchen Lubbert Anfynck appellans en Fenne Anfync t Lemfelo verwererfchen ter anderen fyden is beftadet t wyfen an Esken ten Eechoven (de fecht daer up dat de huysgenoten nyet fchüldich fynt inne twifen dan menbehoert fe t boden als recht is en wilt dan wifen dat recht is. (Post alia.) Jtem die jovis alta. Jacobi anno 48 Cornoten J°; wiTman junge. 18. Jtem Eeckhof Esken wifet voer recht tasfchen Lubbert Anfinc t Lemfelo ter eynre ende Fenne Anfync met Coep oren kynde by Arende Rorync up Anfync gewunnen ter anderen fyden in de beropene fake van den hof Oldenfal tot hyr &c. Jtem wyfet dat de upgevoerde man ofte wyf up den erve' met willen "der Heren en der T $ vrén.  «rSG Overysfelfche Gedenkflukken t IVdé Stuk, vrcnde fok verervet fyn up den erve gelyck dea de daer op geboren weer, gelyck oeck dat hofboeck vermeldet ende wifen de wifioge des hove» -Oldenfal daer mede in weerden, (Post alia.) Anno 50. 18 Juny ^ To. Steginc Cornoten jQ> Wichman junge> rp. Jtem de appellerde faecke tusfchen der Monekinchovefter in der Lutten ende den Buyrrichter na de voergelefen aclen ende procesfe gefcheen voerden hofmeyer t Oldenfal fisbeftadetan Eppeman tLemke en den Conync t Ulfen daerop de Conync heft gewifet voer recht) dat des Buerrichters wyf als unberadene van den*erve (fal an dat buyrrichters huys verervet fyn) ende de moninchavorter als beradene fal an dat buyrrichters huvs geen recht hebben om dat fe uthberaden was en Monckynchof heft dit ordel beropen in den hof tColmefcot na hoves rechte ende ScuIteSpIinterinc is borge voer Monekinchof ende Jo. Wisfinc t Heberge oorg'e voer den burrichter. (Post alia.) Anno 54 den nen Juny .» Hinde Wenemarinc Cornoten Lambert Sray^ SO. Jtem de gemene vrye hebt eyndrachteück overcomen (loe fe vake gejaget worden om cleyn faken up cleyn rechte geit) dat nue voert an alledinckinder vryen fprake fal fyn gedubbek ende de vryCn fok hebben de eyrlte reyfe 1 tuhne bs, de andere reyfeu I tunne bs. ende voer enen gulden cost. Hu* Jtcin dè hofvryen dorch Hinric Nyemans wy-  ever de dienstbaarheid in Overysfel. zde Afd. 287 wyfen voer recht in der faken van Cornync breef tusichen Lierick Scutte ende junge Jo. Cornync dat Jo. Cornync fal den breef voerf. brengen hyr int Gerichte nadenmaell he bekent dat he den van Jo. Lovelinc ontfangen heft. (Post alia.) Anno 57. I3a- May Lambert Smyt Cornoten jjinrïc Wennermarinc. 22. Jtem in faken Menfinck Hilbinc ende Fenneö Scomakers fynne Steefmoder is beftadet dat ordel up de gemene vryen badynge (daer Gerd Tyginc en Johan Lolef ordelwifers gewifet hebt, dat de machfeeydinge de Menfe Hilbinc met fyn Steefmoder geholden heft fal in weerden ende bundich fyn ende Menfe heeft dit ordel beropen en heft Jo. ter Wedame t borge gefat en Coert Sluter borge vor den appellatien Pro- vero ettraBu. fi. van BEVERFORDE Hofrigter. HOF*  *SS Cverys/tlfcfa Gedenkjïukken, IVdt Stuk; HOFHOORIGE RECHTEN r sr T W E N T E> MITSGADERS DE AMPLIATIËN ENDE ELUCIDATIEN DAER OP BY DE STATEN VAN OVERYSSEL GEMAECKT." Te Zwolle gcdrucl t by Gehrit Tydemaw Or dinar* Drticker van de Edele Mogeade Hee ren Staten van Overysfel. 1668 (77) (Post alia.) (78) ORDRE EN REDRES OVER 'S LANDS DOMAINEN VAN TWENTHE. Ao. 1662 den $ Augusti. Hebben de Heeren Gedeputeerden, (19), inge. volge (77) Zo het fchynt, hólt fiuk door een Parr.Vnï.w ,„> gegeeven, en niet door Hun Ed. Mogï ï™""* uit- «r(k^tWen!e^nf dt ™Sc"aa,mde CoBfti'tntieVan Keizer albert, cu het recht der Hofhoorigen van den Hof te Ootinarfwn en daar onder behoorende-Hoven? (79) Dat die Heeren Gedeputeerden in dee7P ■ . O-nd. uit de gro ^SinVele", ££ f„'de^gSeToo^ ÏÏLA 0V UCe2e 0ldrc cn Redres i gegrond ver" Hier  ster de dienstbaarheid in Övery fil. nde Afd. %t9 volge refolutie ende welmeyninge van Ridderfchap ende Steden de Staten van Overysfel, ook volgens fchuldige plicht, haere gedachten laten gaen, om des Laiïdts Domainen van Twente, ende onder defen Rentampte gehorigh, ten meesten dienste defer Provincie aen d'eene fyde, ende meeste redelycke biüickhevt voor die meyeren aan d' andefyde, te benertceren, verpachten, ende te taxeren ; . _ Sodanigh dat op der erven groote, qnauceit, ü'tuatie, befwaeT van reële uytgangh, na adveaant dat veel ofte weynigh pacht geven, cenighflnts op haere vermogentheyt, oock op de natuyre der goederen, behoorlyk reguard genomen is. Over welke natuyre, uyt oude Hofrechten, Liggeren, Statucen, en Obfervantien,- tot allerfyts meeste gerustheyt, genomen hebben behoorlycke en fo veel doenlycke informatie (83), defelve bevonden als volghef EERSTE CAPITTEL. Narkhtinge aangaende de Natuyre aUer defefi goederen. Articul I. Defe voorfz. goederen fyn gelegen het m^sce gedeelte in Twente, veele in 't Graeffchap Uïnthem, eenige in de Heerlyckheyt Borculo, eenige ia Hier valt geen vraag van meesten dienst der Vto*'\fV&9, noch van redelyke billykheid voor do meyeren: mxn é'&x zo wel de Heer, nu de Provincie, als de meyeren roiJKH gelaaten worden by hun oude recht; kunnende niec d «a door wederzyds overeenkomst verandering daa* ia g«m*ïltt worden. (80) Die echter gebrekkig blykc. te zyn, gewsastw  2S>o Overysfelfche Gedenkflukken, IVde Stuk, HefleS Herdenbergh, Holten, ende 2. De meyeren fyn onder feven refpcólive hofmev«e"'ref Hf«veB (81) verdeelt, als Ootmarfurï, fflng&iSr*Borneï Deiden- weddeh°^ hnX°h0rÏLdHnOlder die ge,?fren HuvfeD JBlankentebfen. HaxberSen eo Diepenheim geforteert e- Hier/vjnd£r ,fyn drie H°fmeyers, als Ootmarfum, Oldenfael ende Goor (82). wo«nar- 3- Eenige van defe fyn Garfgoederen, daer van 4e C8i) 't Moet zyn Hoven van Hof, niet van few. ri/r^f™" al,C de/Y00rzeid<: Hoven zyn Hofmeyers: maar de Hofmeyers van Ootmarfum, Oldenzaal en Goor bezitten ech^V" tlt0C fcehowend™ Rechtsdwang buhen de OM^LJÏ • °. i13?8 20nder hl,!den In bet Siadrccht van Oldenzaal vind ik bet rolgcnde aangaande den Hofmever aldaar aangetekend: js op avont Petri defes jaers^oTcï!r. 7etZtl7T' ^"^ganfclA/ge^ Skklt% aejeive^üe) anders met verflaen wordt,als #afËgbert Ktp als hulder va» Evert Crop hffmeyer, van derEksTlskgt jlraes met fal worden geëxcludccrd, te meer al fo hy anbelooft heeft datt indien eenige Jlrydicheyt tusfhcn akefè StldtZde te ran Berghuyfenmuchten ontffaen, datt in fuleken vallen hy dl partye van der Stadt, alm dewelcke hy den eedt fall hebben gedoen ende niet die vmBèrMnJal Mden, offte ten minlfen &vL JTZ7, £G K°f K3êelink is Secn onderhoo/y Hof van den Hof te Ootmarfum, maar heeft van ouds behoord onder het Huis en Heerlykheid Diepenheim gelyk «è d^fne^anJf.ehaa,de rekening'van het RemaSvan £ « Hoxbwiw, vanh8(;aarIJ77  9yer de dienstbaarheid in Overysfel. ide Afd. 291 de garve (83) kan worden aangevoert ofte verpacht. Eenige geven {ledige pacht, doch niet eguael, beide Iele foorten fyn fchuldigh, verfterf, erf. winninge, opvaert, vrykoop, wisfel ende wederwisfel f84) met die dienden, fo als die Grave 7an Benïhem. Drost van Twente, ende Befitter des Huvfes Ootmarfum, doenmaek Duytien Urdens Commandeur, haere relpective Meyeren dienen moeten (85) , breeder by de oude: pandbrieven (86) van voonge Landt Heereh Bisfchop- pen, (83) Zeker gedeelte van het koorn, wanneer het op het Tand getnaayd in garven ftaau (84) Wisfel en wederwisfel zgp het zelfde. «O Van welk eenen tyd hier gefproken worde , blykt inv niet Het zou kunnen zyn, dat hier gedoeld wierd op den tyd van Graaf Everwïn vaï, Bbntheim, die, in het iaar 1433 tot Drost van Twente is aangefteld. II. Stuk, til. '218 Rc. Ondertusfchen kunnen de hoorige lieden van den Heer Graaf van Bentheim, noch die van het Huis Ootmarfum, welken in geene echte zyn, niet vergeleeken worden bv de hoorige lieden van de voorzeide zeven Hoven welken eene echte of genootfclwp van recht en Rechtsdwang; onderling en met den Heer hebben. f 86") Deeze zyn geen ontwyfelbaare bewysftuHen. Wanineer de Heer of deszelfs Ambtlieden het recht Tan den Heer verpanden, dan worden de hoorige lieden niet geroepen om den pandbrief te ondertekenen. De ondervinding, van oude tyden af, heeft geleerd, Wat baatzucht van Landsheeren en derzelver Ambtlieden vermag. Het komt er op aan, of de hoorige lieden zich naar zodane pandbrieven gedraagen hebben. Men gaat derhalven bier veei zekerer, wanneer men fielt, zo als de Hofrechten zeggen , dat d» hoorige lieden diensten fchft'dig zyn m tMtT-ëeiyrueu, boven 4L 244 &e.  api CverysfelfiheGedenkJlukkea, lVde Stuk, pen, Kcyfer ende Koninck gegeven, te erfieir, ter griffie berustende. ' 5> De Booden fyn onder de refpeétive Hoeven verdeelt: Insgelycx de Erf winningen, verfterven &c. «effens andere bofhorigen fchuldigh, maer doen geen andere diensten, als wat fy dry ven of dragen konnen van den eenen Bode tot den anderen, fo dikmaels als de Heere believen fal. 6. a Di«vJnrden h?f 9*Selindc> ende eenige onder den Hof Goör, fouden konnen met en half vat boter haere erfwinninge betalen, genoemt Houwlycx boter. Maer verfterven in alle het halve goet, man ende vrouw t dekens fonder Testament te konnen or mogen maken, ende in de rest gelyck. 7- w n Came/liDgen gehoorende alleen onder dei bof Octmarfum fustineeren exemptie van erfwinmnge ende opvaert, verfterven in eene het beste roerende pant, man ende vrouw. In de diensten fustineren minder fervil, ende die rest gelyck. Onder defe Camerlimren fyn fommi ge, tot elf in 't getal, van beter conditie en beTy. fen uyt een oude Ligger dat Keyferlycke Majefteit & diens" niCt h£C do™ini™ <^£ri en- Ende dat die daer van oudts plegen vry van te fyn, dat die in haer oude vrybeyt blyven. ('A jyek.6 gC P3Cht derfelver kamerlingen is onge- *■ & ..., _ Van  «ver de dienstbaarheid in Overysfel. ide Afd. io-3 . Van defe Camerlingen is eene verpandet, alsGoe. fendam by Goor, ende dac met den dienst, verfterf en erfwinninge, daer uyc te concluderen, dac dienften te doen Q>) fyn fchaldigh geweest met verfterf ende erfwinninge. 8. De hofvryen alleene onder den Hof OotmarfunS fyn noch van beter conditie als de Camerlingen, konnen niet belmundigh worden (87), doch bebalven dat fy haere hofdagen als andere moeten ver. waren, fyn aen het Landt fchuldigh vrvkoop, wiafel ende wederwisfel. 9. De erven onder de gewefene huyfen Blanckenborgh tot Haxbergen, met eenige Gaerdens ende ftuck Landeryen, en van Diepenhem, konnen alle worden verpacht, als vry allodiaal particulier goet, behalven dat de meyeren van de erven fustineren eenige ponden golts gegeven te hebben, darom fy van de erven niet fouden konnen worden verdreven. Jo. Staet te noteren, dat meest alle de erven Thieu.de of uytganck fubjecï fyn. ii. Eynlyck mede dat verfcheyden parcelen van defe Domainen, fonder dat men weet hoe, vervreemt fyn; dat oock veele erven by andere, als huysluyv deu, . De rogge, het Schepel , , 1 — 10 — o garste J — o —- o g*ve,r o— i2 — o Boeckweyt© . . . , 1 0 . , 0 V 2 Een  2$c> Overysfelfche Gedenkflukken, lVde Stul, .Een Coppele, beftaende in een mudde Coppelfaet van garste en ha¬ ver, a hoenderen, 4 Vleemfchen $ •— o — o Een pacht Swyn . . . 6 — o — o Bede Swyn - . . 3 —■ o — o Een Hoen . . . . o —-4 — o Een magere Garis o —- 6 — o Een vecte Gans . . .1 — o —• o Een Penninck « . . . o -— o — 8 Een Vleemfche . . . o — 1 —8 Een Tornfe . » . . o — 4 — o Een pont boter ... o — 5 — o Een pont was . o — 15 -—• o 3- Ende by aldien noch meerder fpecien als vooren. genoemt bevonden mochten worden , fal naebillickheyt in Caroli Gl. en ftuyv. gereguleert worden. 4- Die verfterven, erfwinningen, opvaerden, vrykoop, Wisfel en Wederwisfelen , waer over de Meyeren, als defelve komen te vervallen, moeten accorderen en redimeren, fyn te famen geftelt op een jaerlycx tantum, elck na billicheyt en natuyre des goedes. De Erfwinningen ende den Diensten van navolgende fyn noch niet getaxeert, als Die in de Graeffchap Benthem. Die in Sallandt, Kerfpelen Hardenbergh, Hel. lendoorn, ende Eppinck tot Holten. Die Oppofanten, ende waer by eenige remarques ftaen. De verwilderde. I 5-  over di dienstbaarheid in Overysfel. ide Afd. 297 5- Ingelycx de dienften , als by de nevensgaende taxatie der refpe&ive Hoeven, in twee Colummen fpecifice te lien. 6. AengaendedeBelmundigheyt, ten reguarde Van 's Lands recht, laet men onder die taxatie pasferen. Behalven op het holthouwen (00), vide volgende reglement, art. 9 en 10. 7- Het aangeraede, en aengemaeckte nieuwe Landt, is getaxeert het mudde by provifie op vyf gulden. CAPITTEL III. Ordre ende Reglement in 't toekomende te obferveren. 1. Na welckc refpedtive taxatiën en verpachtingen, de Rentmeester van nu af fyne rekeninge fal dresferen, en alfoo verantwoorden ,' wel te verftaen, foo wel van 't gene in de fpecifique taxatiën is begrepen, als van andere opkomften, uytgangen, ftedigheden, en andere, uyt vreemde goederen, ia den Rentampte betalende, vast blyvende generalyk de expresfe meyninge, dat geen koorn_, toepacht, penningen, of wat het fy, anders als in Caroli gl. of (90) Indien de Hofhoorigen wederrechtelyk hout houwen , zulks wordt niet met belmundigheid geftraft. V 3  «98 Overysfelfche Gedenkftukkett, IVde Stuk, of ftuyvers gereeckent worden fal, ende nae die waerdye als vooren gereguleert. 2. Soo yemants, nae proportie van andere, tehoogh frevonden mochte worden getaxeert te fyn, 't felve fal worden geredresfeerc; mits dac den Clager een of meer van denfelven hof, na advenant van gelycke nacuyre cn proportie, fal aenwyfen , tegens welcke hy te veel mochte wefen befwaerc, om 't felve over een of meer Meyeren, buyten 's Lands praejudicie, te verdeylen , fonder welcke aenwyfinge den Clager niet fal worden verlicht, maer contrarie na exigentie van faecken gecorrigeert, om alle ongefundeerde klachten daer door te ontgaen ende af te fnyden, 3- By aldien die Meyeren in 'tgenerael, of particulier, gemelte taxatie weygerden aen te nemen, 't fy in die erfwinningen, 't fy in die dienften, fullen die felve in conformiteyt van volgende conditien in 't 4 Capittel publycq aen de meestbiedende worden verpacht, 4 Daer by gercfolveert dat mits defen wordende geauthorifeert, om tegens de onwillige te procederen, wegens excesfen van holthouwen,uytraedenvanBosfchen en andere belmundigheyt by haer begacn (91), foo als nae haeves en Landtrechte behoort. Ende die Meyeren daer op verftaen fynde, dienvolgents gedisponeert te worden als nae rechte ende fpi) Volgens de Hofrechten is Exces van houthoawen ene, .geene belmundigheid,  over de dienstbaarheid in Overysfel. zde Afd. 299 de dienfte van den Lande fal bevonden worden te bebooren. Met defe expres femey moge, datdieproceduyren daer over foo nodigh te houden, ten langhften binnen den tyt van fes maenden afgedaen ende gedetermineert fullen worden. 5- In fpecie (92) tegens die onwillige opponerend* Camerlingen, ende defelve de faSio doen reftitueren, de onkosten ofte waerdye der nieuwe huyfen uyt het Lands holt gemaeckt, en waef aen het Landt niet en was gehouden, te meerder wegens de kleyne ftedige pachten, die veele in honderden van jaeren fodanige nieuwe huyfen niet fouden konnen egaleren of vergoeden. 6. Alfoo de Meyeren doorgaens met het maeckea vrn fchulden haer bouwrecht veel befwaren, waer door fy nalatigh jae onmachtigh worden, om het Lands recht, hoewel dct prsferentie (93) heeft, te voldoen. Sul- (92) Het hout op de goederen der hofhoorigen is van ouds gebruikt geworden tot onderhoud en vernieuwing der hutzen op dezelven. De Hofhoorige lieden behooren by hun recht aangaande het hout, ais van ouds, gelaaten te worden. Zie voords beneden not. 95. De kleine ftedige pacht, door de Kamerlingen verfchuldigd , is een bewys van hun zo veel te grooter dominium utile of nuttigen eigendom van het goed. Eene redeneering als deeze , welke hier voorkomt, zou ook een Leenman, Tinsman, en erfpachter in derzelver recht kunnen benadeelen. (93) Te weeten wegens binnenjaarfche en naastkomende pachten in den derden graad, en wegens de verderen in den vierden, Landr. van Overysfel, Deel I. tit. 21. art. 15. V 4  Soo Overysfelfche Gedenkflukken, IFdëStuk, Sullen fy de vierde garve van 't goet verhuyƒ en voor de pacht. Ofte de famentlyckeCrediteuren fullen ordreHellen voor de pacht, dat die werde voldaen. 0) Of met de Crediteuren te handelen om* de fchult doot te bouwen, vermits, het Landt daer in niet is gehouden, en veele geen confent hebben, immers haer niet langer kan duyren als voor fes jaren. Ofte daer van foo veele Lands te verhuyre'n, als ter concurrcnter fomme de pacht en taxatie is belopende , fullende de Rentmeester dit hebben te effectueeren. Alle Erfwinningen gedaen by Survivance, of eer dat de winner ofte erfvolger, in 't befit van de bouwinge des erves gekomen is , fullen voor nul ende als niet gedaen gehouden worden. Niemant fal mogen eenigh bofchgrondt te lande maecken, maer het felve laten in voorige natuyr, by verbeurte als op het holthouwen wort geftelt. Om die grondt weder te beplanten, fal yeder huysman een telgen kamp maecken, van groote als yeder by defen wort opgelecht. Te weten, die heele erven, een Schepel Landt. Drielingen, drie Spint. Malven) twee Spint. Vicrdeels en Caters , een Spint. Defelve wel mesten ende onderhouden, ten eynde die telgen wel aen het wasfen geraecken, by nalatigbcyt van dien fal yeder Meyer thien Car. GL jaerlycks verbeuren, half tot profyte van 't Landt,* half voor den Aenbrenger. "00 ^e de !-efoignes van c!cn a<5 Tcbr, 1667, 5.  over de dienstbaarheid in Overysfel. tde Afd. 301 o- (a) Niemant fal eenigh eyken of beuken holt hou. wen (94), by verbeurte van haere erfgereghtigheyt, fonder dispenfatie, ende niet als voor defeu afgekort worden. Een vreemde of een ander holt houwende fal daer over als diefftal geftraft worden. Den Meyer fal gehouden fyn fodaene dader naemhaftigh te maecken, ofte fyne ignorantie met eede bevestigen, by ontflantenisfe voor den dader felfs gehouden worden. Den aenbrenger van 't holthouwen , fal fyn leventlanck de helfte van des Meyers bouwrecht genieten, d' ander helfte het Landt, doch van de vreemde houwers hondert gulden, ende fynen name gefecreteert blyven, om alle voorige abuyfea ende excesfen des te beter in te binden. 10. Voorts (95) om alle pretexten van 's Lands holt hou* (a) NB. Ao. 1492 is geclaert dat een delict van holtbomven, begaan by die Bouren: moeten die Bouren wylen wie des fchuldigh is, ofte fy fyn alle vellich. (94.) Indien dit niet te verdaan zou zyn onder bepaaling, zo verre de hofhoorigen, zy zyn dan hofhoorigen in het byzonder, of Kamerlingen, of hofvryen, niet van ouds eiken en beuken hout hebben gehouwen; dan zou hier een vergis plaats hebben. Het hier by aangetekende NB. betreft niet byzonder de hofhoorigen, maar alle boeren in de marke. Van het aanbrengen van mtsdaaden door de irigezetenen is hier vooren iets gezegd, bl. 21 r. (95) Zie het aangetekende, boven by art. 5. Exemplen van eigen en hofnoorige lieden in het Sticht Munfter en elders, van welken hier wordt onderfteld , dat dezelven geen hout tot het maaken en onderhouden van hunne hui«sn zouden genieten, kunnen geen verandering toe brenV S gen  301 O verysfelfche Gedenkflukken, IFde Stuk , houwen wech te nemen, tot de meefte confervatie van dien, fal yeder Meyer fyn eygen huyfen maecken, ende onderhouden, dat fyn reden heeft, wanc den huysman is aen het huys'gelegen, de Provincie ter contrarie dat er geen huys fy, 't is oock volgens het exempel van eygen ende hofhorige luyden , in het ftift van Munftèr ende elders, foo haer eygen huyfen maecken en onderhouden. i.eholtelyck de Garfgoederen , aen dewelcke , nae voorgaende verfoeck , by nootfaecklyckheyt van nieuwe timineringe ofte reparatie, met eenige remisiie van dat tegenwoordige ende volgende jaer pacht, foonodigh, goetgevonden fal worden. Zonder nochtans hart holt te mogen houwen, ten cynde onder dien fchyn geen nieuwe abuyfen wederom inkruypen. Waer mede dan die Meyeren van alle vordere last en befwaer, verteringe, toepachten, ja wat naeme het oock hebben mochte, te lullen fyn en blyven bevryc (alleen exempt 't gene de Heeren ichattingen belangt, ende wat de Drosten en juftitie gen aan de oude gewoonte der hofhoorigen van den Hof te Ootmarfum en onderhoorige Hoven, welke oude gewoonte hier het recht maakt. Zie de voorrede van het recht der hofhoorigen hier vooren bl. 238. In het Sticht Muniler, om van andere plaatfen niet te gewaagen, worden de huizen cn verdere gebouwen door de hoorige lieden gemaakt en onderhouden uit hout van het erf. Zie i'urstlichc Munjlerfrhe E:gmthums-Ordnung, theil 2. tit. 3. Hoe verre het recht der hofhoorige lieden, het zy hofhoorigen in het byzonder, Kamerlingen, en hofvryen van deeze Hoven, tot het hout zich van ouds hebbe uitgeftrekt, vind ik niet aangetekend: derhalven moet hier over rnet de' oude gewoonte geraadpleegd worden. De hofhoorigen hebben van ouds het genot der boomen gehad, zo verre niet byzonder van fommigen bevonden worde, dat de Heer dit genot met hun zou deelen. In dit genot moogen zy, volgens het recht, door geen ontydig hout houwen benadeeld worden. Daaromtrent is ook in de voorz. Munflerfche ordening uitdrukkelyk voorzien-, 4. I.  tver Ae dienstbaarheid in Overysfel. zde Afd. 303 tie (96) van ouds te doen plegen, gehouden fyn) contrarie onverhopentlyck gefchiedende , fal aen den Clager vier dubbelt, foo als hy dat felfs fal weten te begrootcn, aenftonts vergoedec en gereltitueert worden. 12. Waer over dan oock den tegenwoordigen Rentmeester, niet fyn Succesfeurs , ten reguarde van defe veranderinge, boven fyn ordinaris trafiteraent, fal genieten 't famen de fumme van De Pander insgelycx de fumme van Des fal hy voor de eerfte aenmaninge der pachten jaerlycx niet mogen vorderen. 13- De marcken Gerichten (97)» nu weder inne gelost, fullen door den Rentmeester ten overftaen van den Drost ofte Gedeputeerde in loco bekleet worden. Dat van Senderen wort by provifie, om confide*atien, aen die Heere Drost Raesfelt gelaten. 14. Voorts goetgevonden, dat alle des Landts ervea ende Landeryen fullen worden gemeten, ende fullen (jO Fii* de refolutie van den 23 April 1559 en 26 April 1667. (gS) Dienften, in de uitvoering van den lyffiraffelyken Rechtsdwang, aan de Drosten te betooncn, tegenwoordig nog in gebruik. Zie boven, bl. 22, 34. f97) Zie aangaande de Markengerichten, /. Stuk, in het Voorb. n. 12. in fin. en bl. 80, 81» II. Stuk, bl. 19. III. $tuk, bl. 16, 17 üfc 303.  3^4 Overysfelfche Gedenkflukken, IVde Stuk; len die huysluyden gehouden fyn diefelve alle aen te wyfen, fonder eenige te verfwygen, by pcene dat anders bevonden wordende van haer recht de fado fullen fyn verfteecken. i5- De refpeótive hofmeyeren fullen alle in haer recht vollenkomen verblyven, over en ten reguar;de van haere huysgenoten. De hofmeyeren foo ftedige pacht geven, als üotmarlum, Uldenlael, Goor, fyn niet verder getaxeert als het koorn, de rest word gehouden ongeprejudiceert, maer tot de annotatie van de recherchic en die beibignes gerenvoyeert en gereferveert. CAPITTEL IIII. Voorwaarden ende conditiën van publicque verpachtinge. Eerftelyck aengaende de Garfgoederen, werden alluer geene conditiën geftelt, alfoo diefelve het getaxeerde hebben aengenomen. De andere lbo ftedige pacht geven, noch niet Derhalven volgende conditiën daer over fvn bejraemt. 1 Raeckende die Hofhoorigen. U Die erfwinningen fullen als den 50 penninck verpacht worden, te weten, al wat vervalt van Martini i662 tot Martini 1663, fal den trecker genieten, oock van dato defes tot MartiHi toe. 2.  over de dienstbaarheid in Overysfel. ide Afd. 005 2. Tot wekken eynde jaerlycx die tyt en plaetfe van verpachtinge, die namen der Meyeren onder de refpeclive Hoeven, met defignatie van yeder natuyre van hofhoorige Boden, Cameriingen» Hofvryen, Gericht en Buyrfchap waer diepgelegen, met defe conditiën, by druck fal worden bekent gemaeckt, op dat yeder examineren moge wat in dit jaer van yeder natuyre fy gevallen , 't welck by uytgaende registers geëxtraheerc kan worden, 3- De erfwinninge fal moeten gedaen worden, wanneer vader ende moeder komen te ltcrven, of anders als het erve overgegeven wordt. ' . . . . 4- . r. . ,... De Pachter ofte Trecker fal van. yeder Heerea. mudde Landts, daer geen Thiende afgaet, mogen nemen 24 Car. gl. ende daer Thiende af gaet 16 Car. gl. yder mudde ü 375 roeden Rhynlandts genomen. 5- Van een koeweyde of daghwerek groen Landt 12 Car. gl. heydegrondt ongerekent, het daghwerk ad 400 gelycke roeden. 6, Des fal den Huysman yeder nae fyn natuyre moeten gebruyeken. 7> Voorts fal dea Meyer met den.Tachter of er' dit getal  $05 Overysfelfche Gedenkflukken, IV&e Stuk, getal moeten accorderen, of op kosten van onge» lyck tot keur van beyden gemeten worden. 8. De verfterven fullen van gelycken verpacht worden. p. De hofhorige , volgens Hofrecht, als defelv* fterven, fo heeft de Heer al het goed half, uytgefondert het beste peert en koe, gek op gewin, of op rente gedaen, daer hy geen bezegelde brieven van heeft. Dit is te verftaen, wanneer hy by Testament niet heeft gedisponeert. IC. fV) Welcke dispofkie alfoo moet gefchieden, dat hy in fyn fieckte foo fterck moet wefen, dat hy met een byle ofte mes kan houwen in een post ofte boom, buyten 't huys figh felve kan kleeden (98) in fyn beste kleet, ten overftaen van den Hofmeyer en twe Huysgenotcn, by ontftantenisfe voor twe getuygen, kennende nochtans den Heer ytlick na die groote of kleynheyt des goedes. 11. De opvaerdt van man ende vrouw, 't welck is als een man ofte vrouw, met trouwen op een erve komt, fal betaelt worden tegens een vierde part van CO PMe den 12 en 13 art. van de Hofrechten. (98) Niet buiten het huis zich zeiven kleeden, maar in het huis. Hofrecht der hof hoor. art. 73. boven hl. 254. alWaar cuideiyk te kennen gegeeven wordt, dat by zich moet kleet en, een mes of byl in zyn hand neemen, en dan tut zyn huis gaan enz.  over de dienstbaarheid in Overyfel. ide Afd. 307 van die erfwinninge , ende genomen worden van den dagh der eerfter proclamatie. 12. (a) Die vrykopen, is als de jonger kinderen van 'terve trecken, die figh fullen moeten vrykopen» overmits de groote fraude die daer inne kan gegefchieden, van die tyt dat die kinder haer olderlycke plaetfe verlaten (99). 13- Ende fal yeder kint betalen 20 gulden, ofhetvyf»* te (O Vïie den 12 articul van de Hofrechten d'Ao, 154(1 den 17 Martii, (09) Dit is een vergis, 't welk met de Hofrechten en oude gewoonte niet beftaanbaar is. In het Reglement op de Regeering van Overysfel van 1657. cap. 14. art. 9. hier vooren, by art. i. der rechten van de hofhoorigen, aangehaald, was reeds behoorlyk voorzien tegen Fraude, welke gefchieden kon van den tyd af dat de kinderen hunne ouderlyke plaats verlaaten. Andere Heeren Gecommitteerden van Ridderfchap en Steden , dit naderhand bemerkende, hebben vervolgens in het jaar 1678 het ongelyk, den hofhoorigen hier door aangedaan, erkend in deeze woorden: Wymeinen, dat niemant behore te worden gedwongen fich vry te kopen, maar dat fulx moet worden gelaten an haar vrye wille: om dat zy ouders daar door geraakende uitte echte, in cas van verfterf des erfvolgers in de fuccesfie groote Prejudicie zouden kunnen kernen te lyden. Maar om voor te komen de fravden, die hier in ht frejudicie zyn gepleegt, meinen wy, dat by het vertrekken der jongere kinderen, den erfvolger zal zyn gehouden bekend t: maaken beide aan den Rentmeester en den Hofmeyer, werwaarris diezelve zyn vertrokken, gelyk mede jaarlyks op den tyd van den Hofdag an den Hofmeyer, en binnen acht dagen an den Rentm-waar die haar ophouden, en of en met wie die getrouwd zyn, en zulx by een pmne van twee olde Schilden, alle jaaren tc ',eibeuren. Te zien in het Register van Ridd. en Stcd, van 9verysfel, den 12 April 1678.  308 Overysfelfcke Gedenkflukken, IVde Stuk, te part van een opvaert desfelven, ofte desgelyeken erve. 14. Waer voor den erfvolgcr fal mogen worden aeagefproken (100). 15. Den Wisfel ende Wederwisfele (101), alfo niet veel re beduyden, word gehouden in bedencken, ende aen de Hofmeyeren by proviüe gelaten om aen de Provincie te verantwoorden. 16. > De dienften fullen van gelycken worden verpacht bv drie jaren, ende fal het eerfte jaer verfchyneo Martuii 1063, ende den dienst Martini 1662 beginnen. 17; Den Pachter fal den huysman eens of twemael', na proportie van fyn neerftigheyt, eeten en drinc» ken" geven met fyn fpan. 18. Den Huysman fal moeten dienen by de fonne, in. ende uyt, by verbeurte dac den dienst foo van dien dagh als niét gedaan gereeckent fal worden. I9.„ (100) De erfvolger, dat is, de erfling of opvolger in het erf, moet zyne jonger broeders en zusiers afboelen. Daar mede kan hy, volgens de Hofrechten, volftaan. Dus heeft hy met dei zeiver vrykoops penningen niets te doen. (101) Aangaande deeze vergisfing is hier vooren gezegd, by de Rechten der hofhoorigen, art. 4. I  »yer de dienstbaarheid in Overysfel. ide Afd. 309 19. Doch den Pachter fal vry ftaen den dienst buvten het landt van Twente te gebruycken, mits afkortende die dagen die hy uyt is, tegens die ordinaris dienstdagen, mits dan oock met fyn fpan gedefroyeert. De Booden. 20. De Booden, aengaende de verfterven en erfwinningen &c. fullen als andere hofhorige gereeckent worden , doch ingevalle die mochten fwarigheyt maecken, om het getaxeerde aen te nemen, ten reguarde van de dienften', fal haer recht na derfelver natuyre verpachtet worden, om te dryven en dragen fo veel uyren als haer ganck placht te wenden, fo dickmaéis ende wanneer het den Pachter goet dunken fal. Die onder den Hof Cagelinch' 21. Ende by aldien die onder den Hof Cagelinck ia defe verpachtinge anders pretenderen, als voorgemelte Hofhorige, fullen volgens haer Hofrecht worden gereguleert. Ende in plaets van yfen (102) ende andere dienften, aen den Huyfe Diepenheim voor defen fchuldigh, fullen nu de andere dienften in plaets doen moeten. (1021 Het ys in de grachten van het Kasteel te Diepenheim in ftukken (laan, of wegruimen. IV. Stuk. X 32,  3io Overysfelfche Gedenkflukken, IVde.Stuk, 22. De erfwinninge op dagh te verfchynen als voorfz., fullen daer voor betalen en half vat boter, met fchryfgelt ende wynkoop, te famen vyftigh gulden. 23- De verfterven, op tyt verfchynende, te verpachten, man ende vrouw haer halve goet, fonder daer over Testament temogen maecken ofyets verbrengen. Die Camerlingen. 24. Die Camerlingen, als geen erfwinningen, noch opvaert fchuldigh, fullen darom niet worden verpacht , maer wel op manieren als vooren die verfterven te verpachten, doch van man ende vrouw alleen het beste roerende pant. 25. Vrykoop, yder kint dertigh gulden , op conditie als hier vooren by de Hofhorigen gementioneert (103). 20. (103) Dewyl de Kamerlingen veel naarder aan de volkomen vryheid zyn dan de byzonder zogenaamde hofhoorigen, en minder vry dan de hofvryen; zo zie ik geen grondbeginfelen in het Hofrecht, volgens welken den Kamerlingen dertig en vervolgens art. 27 den hofhoorigen vyf en twintig gulden, wegens vrykoop, zouden worden opgelegd. Hoe naarder iemand aan de volkomen vryheid is, zo veel te minder waard is zyne dienstbaarheid; en zo veel te onbillyker is, dat hy gedwongen zou kunnen worden om zyn recht van erfnis, onder fchyn van vrykoop, te verwerpen en nog geld toe te geeven.  ever de dienstbaarheid in Overysfel. 2de Afd. 311 26. (a) Dienften, als vooren te verpachten, fynde den Heere dienften fchuldigh als het van noden is (104). Die Hofvryen. 27- De hofvryen , wegens den vrykoop, fullen insgelycx verpachtet worden, yeder kint vyf entwintigh gulden. Op conditiën als vooren by de Hofhorige gefecht. 28. Jtem, mede die dienften fullen dienen met het fpan , doch niet wyder als in de Parochie van Ootmarfum, in manieren als in de 18 articul. 29. Hoe dickmaels avest in 't jaer die andere Meyeren (van de weigerachtige Hoeven in de taxatie van 't dienstgelt aen te nemen) dienen fullen, is by aparte Lyste yeder te laste gebracht. Doch fo yemandt daer over met reden befwaer moveerde, fal den 2 arde. van 't Reglement gevolght worden, welcke Lyste van dienften, voor de publycque verpachtinge, insgelycx by den druck bekent gemaeckt fal worden. 30. fjO Vide de Hofrechten van den 17 Maitii 1545 der Crmn-Jingen. (104) Aangaande de aantekening, hier op den kant geplaatst, is hier vooren, bl. 276 &c.aangemerkt, dat de Hee*ren door verkeerde affchriften der Hofrechten zyn misleid geworden, X 2  312 Overysfelfche Gedenkflukken, IVde Stuk, 3°- Aengaende de Belmundigheyt in den 4. 8. ende 9 articul der Hofrechten gementioneert, laet men hier pasferen, alfoo defelve op de vrykoop, wisfel ende opvaert reflecteren (105). Maer die tot drie jaer na malkanderen haer hofrecht verfuymen, daer door belmundigh wordende , volgens het 7. articul der voorfz. Hofrechten, daer (105) Hier is een vergis. In de aangehaalde art. 4 H 8. wordt gezegd, dat iemand, die zyn Hofrecht verwaarloost, of daar tegen doet, belmundig wordt: te weeten volgens art. 7. door de Hofdagen te verzuimen en, volgens art. 0. door de trouwen buiten de echte, en alsdan den anderen binnen het jaar niet in de echte te brengen, of niet te verkrygen des Heeren Confent dat de andere buiten de echte mooge blyven. De eerfle der gemelde twee oorzaaken van belmundigheid heeft geene betrekking tot den vrykoop en wisfel: om dat de bezitteren der erven, aan welken by deeze Order en Redres niet is opgelegd .om zich vry te moeten koopen, als nog op llrafle van belmundigheid de Hofdagen moeten waarneemen. De tweede oorzaak van belmundigheid raakt den opvaart niet. Want een opgevoerd vry man of vrouw kan zich in het Hofgericht begeeven in de echte der Hofhoorige lieden; en evenwel nalaaten opvaart by den Heer of Rentmeester te doen, om een recht aan het erf te verkrygen. En wederom, indien een opgevoerd vry man of vrouw opvaart doet by den Rentmeester, zonder dat de hofhoorige echtgenoot hem of haar in het Hofgericht in de echte der hofhoorigen doet begeeven, of niet verkrygt des Heeren Confent, om hem of haar buiten de echte te moogen laaten verblyven; dan zou de hofhoorige echtgenoot, ongeacht de gedaane opvaart van den anderen, evenwel belmundig moeten worden. Hier wordt, by vergisfing, onderftcld, dat het doen van opvaart en zich te begeeven in de echte een en het zelfde zou zyn. De be-' geeving in de echte gefchiedt Gerichtlyk voor den Hofmeyer. De Rentmeester heeft daar mede niets te doen. Doch de opvaart en erfwinning, als zynde geene Gerichtlyke handelingen, raaken alleen den Rentmeester en niet den Hofmeyer.  over de dienstbaarheid in Overysfel. ide Afd. 313 daer van fal den Pachter mogen nemen feventigh car. Gl. ende in gevalle dit niet konde worden verpacht, fal den Aenbrenger hier van tot een premium de helfte genieten, d' ander helfte voor 't Landt. 31- De questien fo hier over mochten voorvallen, blyven tot interpretatie der Heeren Gedeputeerden voorbehouden (106). Extract uyt de befoignes van de Gedeputeerden van de Staten van Overysfel over de Domainen van Twente , gehouden tot Borne, den 26 February 1667. ten overjlaen van den Drost en Rentmeester van Twente. Wederom voorbefcheyden de refpeffive Hofmeyeren, en defelve afgevraeght, of en waer in fy luyden, neffens haer huysgenooten in de nieuwe veranderinge en Taxatiefigh vonden befwaert (107). Welken volgens voorgehouden fynde de Lyste en Taxatie van 't koorn en andere fpecien, te gelde gefet, als uyt het 2 Capittel der taxatie art 2. fpe- (io6j Verfchillen over de Hofrechten hebben van ouds behoord tot het Hofgericht en niet tot de Heeren Gedeputeerden. f107) De Hofmeyers zyn geen Geflualificeerde perfoonen, om wegens de huisgenooten of hofhoorigen eenige onderhandeling met den Heer te houden. Of dezelven tot deeze onderhandeling door de huisgenooten gevolmagtigd zouden zyn geweest, dan niet, wordt hier niec gemeld. i x3  314 Overysfelfche Gedenkflukken, lVde Stuk, fpecifice is geftelt, hebben defelve voor billick aengenomen, alleen dolerende ende verfoeckende dat den Taxt van de Swynen ad 6 gl. ende die bede Swynen ad 3 gl. mochten by 't oude verblyven, ten minfteu werden vermindert: Waer op geantwoort, dat het niet alleen de naem van Pacht-fwyn hebbende, in natura most worden gelevert, na believen des Heeren, maer dat fulx by vorige Rentmeefters cffective was gedaen: dat ook, alsfer mast was, het Swyn vet most gelevert worden , felfs van 't Golendam by Goor, als Cameilinck, alfoo verpandet: dat het alfoo facultatis was daar voor geit te vorderen, ofte die pacht verken: niet doende ter contrarie dat defelve eenige tyt herwaerts met een g.gl. waren betaelt, want eenmael een g.gl. foo wel het equivalent aparent van een verken was geweest, als van een mudde roggen, doen het geit foo duir was : behalven als fulcks plaets fouw hebben, konde maer 19 ftuyv. ende 3 penn. van 't pacht fwyn werden gevordert, ende van een beede fwyn 12 ftuyv. 12 penn. alfoo de Rentmeester in fyn reeckeninge die niet hooger verandwoordet: derhalven en wilden de Heeren Gedeputeerden daerinnegeene veranderinge maken, oock wasferde Taxatie by refpeclive Hoeven ende Meyeren aengenomen, ende hadden daer voor borge geftelt. Ten tweeden , maeckten difhcultek de taxatie der aengeraede Landeryen aen te nemen, pra:fenterende defelve wederom te bepaten, het welk met redenen wederleyt fynde, en fpecialyck geallegueert de onredelyckheyt, dat het Lant niet alleen quame te misfen het holt voor defen op het felve Landt geftaen: nner oock het gewas van 't holt in 't toekomende; Derhalven ten eenemaal billick dat daer van jaerlicx werde genoten; Waer omtrent evenwel niet konnende eens worden, is goedgevonden, by ontftentenisfe van tytlycke en aennemelycke verklaringe, defelve aengerade ende nieuwe Landen opentlyck te verpachten voor de derde Garve, ende foo de Meyer dat niet mochte be-  over de dienstbaarheid in Overysfel. 2de Afd. 3IJ befayen, dat het alsdan den Pachter vryftaen fal. Doch in cas eenigh nieuw Landt uyt de Marcke mogte wezen aengekoft, fullen die Renthe van de bewysfelycke betalinge aen de jaerlicxe pacht korten, fyn leven lanck, ende niet langer, alfoo het daar na aen 't erve verderft. Ten derden, hebben over de taxatie van Dienften eenige minderinge verfocht. Oock ten vierden over de Garfgoederen taxatie. Doch met reden fynde bejegent, hebben daer by geacquiefceert. Ten vyfden, befwaerden ilgh over de taxt, over 't verfterf, Erfwinninge ótc. geftelt; Doch na duydelycke aenwyfinge, dat nü daer omtrent van veele betere conditie waren als te voren, hebben felfs beginnen voor te flaen den felven taxt eens vooral af te kopen. Het welcke na voorgaende rype deliberatie, haer luyden geftelt wordt in capitael op drie ten hondert, om den taxt daer op yeder ftaet, daer mede af te kopen, met confent, om op haer erve (of eenige ftucken. daer van de groote ende fituatie aengeteeckent fal worden) om die vervreemdmge te beletten, die penningen te mogen opnemen, ende voor een tydt van jaren doot bouwen. Des hebben de Gedeputeerden daer by aengenomen , in cas men met de voorfz. Meyeren quame te accorderen, over het genoemde tantum, devoirlyck te willen fyn, om den taxt van Pacht ende Beede Swyn eenigermaten te verminderen, alles op approbatie van Ridderfchap ende Steden. Ende fal het dubbeldt van defen den Hofmeyer van Ootmarfum worden ter handt geftelt, om die andere Hofmeyers te communiceren. Waer op derzelver refolutie binnen den tydt van vier weecken aen den Heer Itterfum, of die Rentmeester Sloot fonder foute over te geven, tenlanghften wort verwacht; om die publycque verpachtingen, of nae te laten, of hoe eer hoe beeter de nodige voortganck te doen gewinnen, ende in 't werek te ftellen. „ 4 X 4 Extract  gtó Overysfelfche Gedenkflukken, IVde Stuk, Extratl uyt het Register der Refolutien van de Staten van Overysfel. Deventer den 26 April 1667. Gelefen de Reglementen , voorwaerden ende taxatiën aengaende de Domainen van Twenthe ende die befoigne den 26 February tot Borne daer over gevallen, perfifteren Ridderfchap en Steden by 't gene foo daer van is ter neder geftelt (108). Met ernftige aenmaninge, dat de Gedeputeerden die noch onafgedane faecke, daer inne vermeit, fonder conniventie ende met alle ernst ende y ver ten effecte fullen brengen, fpecialyck die verpachtinge over de verfterven, erfwinninge x opvaert ende vrykoop, die in den jaere 1662 volgens doenmaels gedruckte publicque Notirlcatien, hadde behooren te gefchieden, ende nu tot Martiny r666 incluis, ende in den jare 1668 't gene tusfchen Martiny 166S ende 1667 komt te vervallen, en foo voorts conform die voorwaerden in 't reglement geftatueert; Waer tegens aen die meyeren behoorlyck Renvers van niet hooger befwaert te fullen worden, tot haer meeste gerustheyt, fal worden uytgelevert; " . En die gene fo onverhopentlyck in die voorgemelte Taxatie niet en wilden continueren, fullen fulcx (108) Men heeft zich niet voor te ftellen, dat onze Heeren Staaten de berichten der Heeren Gedeputeerden zouden hebben goedgekeurd, in zo verre vergisfing in die berichten worde ontdekt; maar wel in onderftelling dat aan Hun Ede! Mogenden te recht zou zyn bericht. Het recht en de rechtvaardigheid, door Hun Edel Mogenden in diergelyke gevallen betoond, verbieden ons om anders te moogen den. ken.  wer de dienstbaarheid in Overysfel. ide Afd. 317 fulcx een jaer te bevorens opfeggen> om tegens defelve de publicque verkopinge van 's Landts recht te introduceren. Aengaende de Camerlingen ende Hofvryen, alfoo defelve verweygert hebben, de Taxatie aen te nemen, fal de Provincie haer recht verhuyren; Na wekken alle, de Rentmeester fynen Ontfanck fal Hellen, beginnende als in de befoigne der Gedeputeerden den 26 February laetsleden binnen Borne geftatueert is. Accordeert met het voorz. Register. D. ROELINCK. X 5, HOOFD,  3? 8 Overysfelfche Gedenkflukken, IVde Stuk, HOOFDDEEL IV. BEZITTING VAN HOFHOORIGE GOEDEREN DOOR EEN HULDER. BELEENING VAN HOFHOORIGE GOEDEREN. VOLSCHULDIGE , EN VOLSCHULDIGE VRYE GOEDEREN. OUDE GELDSPECIËN. HOFRECHT VAN DEN SADELHOF TE SCHAPEN. — M ■ §• I., $S,A^j[}e niet hofhoorig is, mag geen hofhoorig 138oed bezitten dan met bewilliging van den Heer. De wyze van een hofhoorig goed met bewilliging van den Heer buiten de echte te bezitten beltaat zonder af met een Huider. Het éen is zo min als het ander volgens de natuur van het goed, dat is, volgens het recht, omcrent het goed ftand grypende, maar daar door wordt gedeeltelyk daar van afgeweeken : terwyl nogthans voor het overige, zo verre van de natuur des goeds niet is afgegaan, dezelve overblyft en in acht ge.nomen wordt. Van een bezit van hofhoorige goederen, buiten de echte door een Huider, vind ik eerst in gedenkflukken van Iaater tyd gewaagd. Eene genoegzaame befchryving van dit Hulderfchap is te zien in eene verklaaring aangaande Volfchul- dige  ever de dienstbaarheid in Overysfel. ide Afd. 319 dige éigen lieden (t), in deeze woorden: Men kan oock wel, doch alles met wil des Heeren woe voorfz. een wisfel van een perfoon in fyn Jlede doen, die foo gequahficeert is dat die Heer daer mede te vreden is, en die moet fich dan gerichtehck voor fynen Amptman in der Servituyt overgeven. Een Huider is derhalven een perfoon, die, in plaats van een bezitter van een hofhoorig goed, wegens het zelve goed hoorig is. Tot dit Hulderfchap wordt niet vereifcht, dat de Huider het goed bewoone of gebruike, en dus het zelve bezitte op naam van den bezitter. Ik meen daarom, dat de woorden van het Landrecht van Overysfel, fpreekende van hofhoorige goederen , die buiten de echte door een Huider worden geposfideerd en hefeten (2), niet te verdaan zyn van het middel, door welk de bezitter het hofhoorig goed, even als door een ander perfoon, zou bezitten , maar van de wyze , op welke hy het door zich zeiven bezit. Ook blykc dit genoegzaam , als men aanmerkt, dat dit Hulderfchap uit het Leenrecht overgenomen is. Daar betekent Huider een per- > foon, welken de bezitter in zyne plaatfe delt, om te verrichten het gene waar toe hy zelf naar het Leenrecht niet Gequalifïceerd is, en welke de Hulde of eed van getrouwheid aan den Leenheer, wegens het Leengoed, aflegt. Zo ook hier een vry bezitter van een hofhoorig goed delt eenen hoorigen, dus eenen naar het goed Gequalificeerden perfoon, in zyne plaatfe. Maar wat het zy, welk deeze zou verrichten, 't welk de bezitter zelf niet zou kunnen uitvoeren , vind ik niet aangetekend. Ter plaatfen nogthans , alwaar de erfwinning by plegtige beleening gefchiedt , moet wegens hofhoorige goederen, buiten de echte onder Hulderfchap bezeten, de Huider Hulde doen. Ik verneem, (1) Schrassert, Stukken tot den Cod.Gelr. Zutpli. Aaa a 10. pag. 328. art. 2. (2) Deel II. tit. 26, art. 3.  32o Overysfelfche Gedenkflukken, IVde Stuk, neem, dac die Hulderfchap by ons van weinig beJang zy, gelyk ook de hoorigheid of Servkuic , waar ih de Huider zich begeeft. Hec hangc echter af van de overeenkomst tusfeheh den Heer en den bezitter, in hoe verre de Mulder aan de rechten der hofhoorigheid zal onderworpen zyn , of niet. Met dit Hulderfchap, onder welk een hofhoorig goed , uit hoofde dat de bezitter niec naar hec goed Gequalificeerd is, buiten de echte bezeten wordt, moet niet vergeleeken worden een Hulderfchap van eenen anderen aart , 'c welk elders worde vereifchc wanneer een hofhoorig goed mee bewilliging van den Heer door verfcheiden perfoonen onverdeeld of verdeeld in de echce worde bezeten; en waardoor één derzelven voor allen aanfpreekelyk wordt gefteld, om voor allen onverdeeld a3n den Heer te voldoen het gene zy verpligt zyn. Ast. Matth.kus noemt dcnzelvcn Huider (3) en Joan Peïr. Li'of.wig noemc hem Procüracor (4). De erfvolging in hofhoorige goederen, buiten de echte door een Huider bezeten, is volgens het Landrecht van Overysfel (5) gelyk in de Alodiale goederen. Het zelfde kan ook, om geen minder reden, in hofhoorige goederen, buiten de echtezonder Huider bezeten, geacht worden recht te zyn. §. II. Hofhoorige goederen hebben eenige gelykheid met Leengoederen: als naamlyk, onder anderen, ten opzigte van derzelver rechten en nuttigen eigendom , en dat zy behooren onder het Hofgericht van den Heer en der hofhoorigen, gelyk Leengoederen onder het Leengericht van den Leenheer en der (3) Paroem. 2. n. 48. (4) De jure Client el. Gtrm.fett. 3. cap. 6. §. 12., (5) Deel II. tit. 26. art. 3.  ever de dienstbaarheid in Overyfel. idt Ajd. 32 r der Leenmannen. Ook zyn de hofhoorigen aan den Heer. als Cliënten aan hunne Patrooneu, getrouwheid fchuldig* Een oud voorbeeld van dert eed deezer getrouwheid is ce zien by Heda (6). De erfwinning der opvolgeren in hofhoorige goe« deren, waar toe de hofhoorigen, zo veelen geen voorrecht van vryheid van deezen last genieten, verph'gt zyn, is niet ongelyk aan eene Leenverhefiïng of beleening. De beleeningen van hofhoorige goederen, elders in gebruik, zyn derhalven niec tegen de nature deezer goederen. Daarom kunnen hofhoorige goederen, waar mede de bezitteren beleend worden, niet meer dan andere hofhoorige goederen voor Leengoederen gehouden worden. Allen zyn zy feuda anomala of onregelmaatige Leengoederen; als waar van geen krygsdienst, maar iets anders aan den Heer wordt gedaan of opgebragt. En dewyl de plegtigheid van eene beleening hier geen weezenlyk onderfcheid te wege brengt ; zo kan ook niet gefield worden, dat eene beleening van hofhoorige goederen alleenlyk zou plaats hebben , indien dezelven buiten de echte onder Hulderfchap bezeten worden (7) ; noch dat tot een bezit van hofhoorige goederen, buiten de echte, met of zonder een Hulderfchap, bezeten wordende , eene beleening zou vereifcht worden. De hofhoorige goederen van de Hoven te Kolmfchate en te Ommen zyn federt lang, anders dan oudtyds, by plegtige beleening, onder Hulderfchap bezeetén, waar uit volgt , dat eene nieuwe beleening vereifcht wordt, wanneer de bezitter als ook wanneer de Huider geftorven is. Ik verneem, dat in de rekening van den Ambtman van Kolmfchate wordt gewaagd van eenen Ontvang der keuren en verJlerf van hofhorigen; fchoon niec meer gevonden wor- (6) Bl. 141. aldaar in eenen brief van 1108. (7) Zie, onder anderen, een voorbeeld van het tegendeel by Mr. j. Schrassert, Jtukken behmen-ie tat d:n Qol. Gelr. Vvv. 24.  322 Overysfelfche Gedenkflukken, IVde Stuk, worde, dac dezelven zyn genooten» De keuren en het verfterf van hofhoorigen zyn van zelfs niettoepasielyk op vrye bezitceren van hofhoorige goederen: en in derzelver Hulders, gelyk boven aangemerkcis, worde nauwlyks meer de uicwerking van hofhoorigheld by ons befpeurd. §. III. Hofhoorige goederen van den Hof te Kolmfcha te worden in oude gedenkflukken genaamd volfchuldige erven en goederen; en die van den Hof te Ommen volfchuldige vrye erven en goederen; en derzelver bezitteren vryen van den Hof te Ommen, en 't evens ook hofhoorige lieden van den Hof te Ommen. Ik meen daarom dat men door het woord volfchuldig in deeze ftoffe niet moet verftaan eene hoerigheid van hooger of van den hoogften trap. Want dan zou volfchuldig vry eene tegenftrydige uitdrukking zyn. Volfchuldig betekent derhalven hofhoorig in 't gemeen: gelyk ook hofhoorig allerley foort van hofhoorige goederen cn perfoonen te kennen geeft. Sommige hofhoorige goederen en perfoonen worden hofhoorige vryen of hofvryen gezegd, wegens derzelver meerder vryheid dan die van andere hofhoorige goederen en perfoonen : zo ook volfchuldige vrye goederen en perfoonen zyn hoorige goederen en perfoonen van meerder vryheid (8). Het woord volfchuldig kan dus hier betekenen veel fchuldig van völ, völle, in de oude taal en nog in onze landtaal veel, veele betekenende. De hofhoorige goederen en perfoonen zyn veel fchuldig in tegenftelling van andere Schotbaare goederen en perfoonen, dieniet hofhoorig zyn. Aangaande de vryen van den Hof' te Ommen is in een gefchreeyen boek ter Griffye van onze Heeren Staaten, getiteld Juditial van Bifchop David van Sourgoignen en Fre,- (8) Zie ook //: Stuk, U. J14. en boven W. 182.  ever de dienstbaarheid in Overysfel. ide Afd. 323 Fredrik van Baden beginnende met Ao. 1640 ende eindigende Ao. 15x3 iets aangetekend, 't welk totderzelveroude geftèldheid behoort. Daar wordt, blad 11, geleezen: Claronge van Tafelgoederen Item den yfjlsn. dach in Decemb. Anno LXÏIII fat myn Gen. Heere met XII fyner mannen en dienstmannen ter Claronge tot Vollenhoe op fynen Sloete van defen oordelen naebefchreven, roerende van fynen Vryen goederen, als die mannen, mit naemen Rc. Hier op volgt, blad 12. In der faecken tusfehen den Rentm''. van Sallant Voerst van 'Wytmen, ende den Vryen des Haves van Ommen, roerende van verbaedinge op den Hojf (9) voorfz. heefft myn Gen. Heere mit fynen mannen en dienstmannen voorfz. geclaert, dat de Vrye die verbaedetfyn, met brieven by hoeren Vryen goeden (10) op den uytgaenden dach (11), dat fy dan gebroocken fullen hebben mynen Gen. Heeren hoer Vrye goet, die dan niet en comen opten voorfz. dach, ten weer dat fe een beeter bewys bybrachten dat fe hoer goet niet gebroocken en hadden, off niet fchüldich en weeren te doen, nae des hoves rechte (12). (9) Naamlyk om Hofgericht te houden. Zie boven, bl. 205. Aangaande het ontbieden der Gerichtsgcnooten tot het houden van Gericht zie III. Stuk, bl. 170. (10) Dat is, by verbeurte van hunne Vrye goederente weeten hunne hofhoorige goederen , Vrye goederen- genaamd , als boven is gemeld. (11) Op den eindelyken dag of Termyn, welk laatstgemelde woord letterlyk het zelfde met einddag betekent. Zie voords III. Stuk, bl. 163. en Vervolg van het I. Stuk, bl. 114. (12) Zie, aangaande een diergelyk bewys, een ander geval, boven bl, 205. §. IV.  324 Overysfelfche Gedenkflukken, IVde Stuk, §. IV. Van de waarde der oude geldfpecien en de grootte der koornmaat wordt ter gelegenheid van deeze ftoffe in gedeiikilukken veeltyds gewag gemaakt. Daar toe zal ik eenige gedenkwaardige uittrekfels hier by voegen, genomen uit eene oude Reeckeninghe Rodolffs Bitter van den Rentampte van de domeyneh van Twenthe Laege Diepenhem Haexbargen ofte Blonckenboroh (13) daer thoe hy gecommitteert is by cpene breeven van den Coninck als Erffheer der Landen van Overjsfel van date den Xllen. january anno XV.LXIX die geregiftrierdt ftaen int Register van Overysfel gehouden in de Rekenkamer inden Hage zeedert anno XV .XXX folio .... ende zine Infiruétie ftaen geregiftriert int felve Register folio . . . et ultra toi wedden van drie hondert ponden van XLgrooten^ióf) ende (13) Deeze en meer diergelyke uitdrukkingen, in oude gedenkflukken voorkomende, deeden my Hellen, dat Haexbergen en Blankenborg het zelfde zouden zyn. II. Scuk,bl. 101. Doch door de gunftige toelaating der Edel MogendeHeeren Gedeputeerden van de Staaten des Lands van Utrecht, om eenige oude gefchreeven boeken ter Secretarye van Hun Edel Mogeuden intezien, ben ik beter onderricht geworden. Daar wordt in het Diverforium Davidis de Burgundia Episc. TrojeB. fel. 223, een opdragts brief gevonden, van den 16 Septemb. 1449, waar in Reynart van Deb Roer Ridder, Godert, Elzeke ende Gryte zyne echte kinderen, Agnes van den Ahuus Vrouwe tot Notlo, Johanna van den Ahuus Heren Reynarts moeder, bekennen verkocht te hebben aan Bifchop Rudolf van Diepholt, Bifchcp van Utrecht, hun Huis ende alir.ge Hoffledeter Blanckenborch gelegen in den Sticht van Utrecht in eten kerfpel van Haexbergen mit hoeren alingen tolehoren ende wes dair af fteit te pandt of op wederceep overmits Irieve of konde. Deezen brief, nevens veel andere merkwaardige gedenkflukken, hoop ik, by naardere gelegenheid, gemeente maaken. (14) Tot deeze ponden^ in welken deeze rekening is ge- da m,  ei/er de dienstbaarheid in Overysfel. ichelhng genaamd , én doorgaans met het gewoon fchryf karakter van een fchelling aangeduid: dikwyls ook wordt dé; wS ï l lVCu f W e" do,or fti bete!cend- Hier door Wordt de bedenkelykheid, of fchelling en ftuiver toen het zelfde zouden zyn geweest, te meer weggenomen. ZieMr, Bubman, Utrechtfche jaarb. Ded II. bl, 82. Schellingen en Penningen van andere waarde worden in deeze rekeninè tot ponden, fthellingefi en penningen Brabants ©vergebragf IV. Stdiï. t  32f> 'Overysfelfche Gedenkflukken, IVde Stuk, Fol. 28. Elcke fchellinck gereeckent tot drie olde witte (lujuvers, ende elclien Jluver tot eenen braspenninck. Fol. 29. verfo & 30. Voer den fchellinck gereckent drie olde witten ftuvers ende voor denJluver vyff oort Brabants. Fol. 38. Voor den fchellinck gereckent eenen oeldei\ Vlems ende elck Vlems voer XVII penningen Hollandts. Fol. 39- verfo. Den fch. gereckent tot drie groten Vlaems. Fol. 42. Den fchellinck tot XVII™. Hollandts. Fol. 46". Eenen goldengulden daer voer men buert XXVIII fch. Fol. 49. verfo. Voor den olden fchilt gereckent anderhalven Andries gulden, voor den Andries gulden ontfanckt men XXIX Jluver Brabants. Fol. 50. Golde guldens tot XXVIII ft. Brabants den gulden. Fol. 53. verfo. Dall. ad XXX ft. tftuck. Fol. 69. verfo. Golde guldens tot XXX ft. gereckent. Fol. 117. Ryders tot XXIIII ft. tftuck. Fol. 128. verfo. Deefe elve erven fyn elcx jaerlix fchüldich XII olde braspenningen daer men voer ontfangt drie oert goldts toe weeten een unde twintich (15) van elcke meyer fit. XI. J^^ XI fch, Fol. 128. verfo. Peckedan een oert goldes Vil fch. Fol. 130. Noch thyns op jacobi verfchynende. Henrick ten belshave vuyt breemercamp vyftich holten fchottelen (16) vercoft voor » IX fch. Jtem vuyt braescamppe hondert holte fchottelen vercoft voor XVIII fch. Fol. 134. Een hoorns gulden XII ft. voor den gulden. Thyn (15) Te weeten fch, 't welk is uitgelaaten. (16) Ik heb dit voorbeeld bygevoegd tot een Wyl, dat men oudtyds houten fchotels gebruikte.  ever de dienstbaarheid in Overysfel. zde Afd. 327 Thyn hoorns gulden maeckt in deefer munte . . Fol. 134. verfo. Elck gosfeler doen VIII placken ende die vyftien eenen Jluver Brabandts. Fol. 145. verfo. Twee gosfelers maeckende eenen Jtuver Brabandts ende enen penninck. Fol. 160. Twee fchellingen Munfters C17) dat is omtrent drie ft. Fol. 161. verfo. II placke, doende de XV eenen Jt. tot XX Jf lftukÏÜ' twintich keiïers £ulden v!£1;,rIr73% Tn'ee Aernoldus guldens - . XXVIII fch. Fol. 175. verfo. Ses hondert vyffende tzestich ponden vierthien fchellingen acht penningen van XL groten Vis (18) tpondt. b «— lxv ^xim fch. Wm. Fol. 178. Dus maecken die Hfr.LXII Jf* Sal- landts (rp) VI fch. VI™. in deefer munte —I UcLIH XUIIfch. VI™. ^l.j^. verro.Eiffdaelder ende XXVII ft. VI * 1ot XXX ft. den Dalier (20). $• V. (17) Zie II. Stuk, U. 26a. (18) Dat is, vlaams. (jo) Een pond Zallands was 14 ft. Brabants; en drieponden Za lands maakten een ouden fchild, dat is 42 ft. ƒƒƒ. Stuk, bl. 336. (20) Zie meer van de waarde der oudtyds hier en in de nabuungc plaatfen gebruikelykc geldfpecien by Matth. AmleH tom. 3. pag. 467 Rc. Edit. van i738. Brief I» Mt van Hattüm gefchied. dn Stad Zwolle, Deel II. bl W Rt'. Z« Burgundia Episc. Traject, fol. 298, ter Secretarye der EdcJ Mogende Heeren Staaten des Lands van Utrecht, wordt gemeld : twee butkens voor eiken Jluver gerekent.  over de dienstbaarheid in Overysfel. 2de Afd. 329 gefesfen, nach gemeken StifFcs und Hoves Barcfchoven rechten gewohnheiten und Gerechtigkeiten gehalten und gelasfen worden follen, und danheut dato fur uns Hoves Richter, Hoves gefchworen, und flovesfrouen vorgefetzt, in ein voImechtiV Ee' heget Gerichte, da wy ftede und ftoel als fich nach Hoves-Genchte geburt, bekleyt hadden,, etliche ^°.I"iec?"fi1p ,in und abgefandten Hoveslude des Stiffts Wehrdeu Sadelhoves Schapen in Ampt und herrlichkeit Lmgen belegen, einer von des Stiffts Sadelhoven und diefen Overhoff Hoff-Barckhaven unterworfren, genugfamer volmacht und wie fich zu rechte gebuhrt, kommen und erfchienen fint, und uns femptlichen Hoves-Richter, und Hoves^elchwornen des Hoves vorgefz. Gerichlichen furgegeben, und gebetten, in eine Kundtfchafft der older Privilegiën, Gerechtigkeiten und gewohnheiten des Hoves vorgefz. umb allerley Ihrtumb, mangel und misverftandt, itzo und kunfftiger zeit zu verhuten, inmasfen dan mehrmalen gefchien , fo viel jhnen nothig, wie fie angegeben, gunstigüch mittheilen wollen, in anfehung voorgefz. jbres Hoves Schapen Privilegiën, Gerechtigkeiten und Hoves Gericht, durch volhardung grosfes brandts und funstzugeftandenen Kriegsleufften verkommen und untergangen, auch die olde Hoveslude, welchen folches kundig und bewust, zu mehrentheil veritorben. Dem allen nach in erwegung alfulche gerichtliche anfprache und bidt der Haveslude des unterhoves Schapen vorgefz. und dan ein ieder zeugmfs der warheit zu geben fchüldich, haben wir Richter, Hovesgefchworen, und Hovesfrohnen unfer olden Rechten heerkumpften, Freybeiten, Oerechtigkeit und gute gewonheiten, iampt verfterff, gewyn, Curmude, dienften, fchulden und funst, darzu wir fampt unferen Vorolderen van olderen und unerdencklichen Jahren heer, und bis noch yerpfïicht gewezen und auch noch, und folches alles von unferen Vorolderen bis auff uns komY3 men,  I 330 Overysfelfche Gedenkflukken, IVde Stuk, men, und gerusclich und gerewlich fonder einige infpierung gebracht worden , bestes trewes fleis erinnert. Neben den auch unfers Hoves Gerichts und Privilegien-Buch, fo in den grosfen Munfter S. Ludgers alhie zu Wehrden in einen befonderen ftock oder kiste, fo mitdreyen verfcheideneSchlosferen und Schlusfelen verfchlosfen, fleisfig befichtigt und verlefen , lagen demnach und bekennen Wir obgemelte Hoves-Richter, Hovesgefcbworen und Hovesfrohnen alle famptlich, und ein jeder befonder bey unferen Eyden und pflichte, damic Wir den H. Bifchoff S. Ludger berurten Stiffts unferen Herren den Abt und diefen oberen Hovethoff Barckhoff urfpruncklich zugethan und verwandt feind. 1. Articul. Erstlich das wir uns fur ingehorige Hovesleuthe des Hoves Barckhoven desfelbigen Bifchoffs S. Ludger und des Stiffts Wehrden erkennen, halten derhalben einen Abt zur zeit fur unferen grundt Hoves und Pachtherren und author gemein. 2. Articul. Zum anderen kennen wir unferen Herren Abten alfolchen Zinfen, Renten und Pachten von den Ho. vesgutern darauff wir gefesfen, feinen Erwurden und dem Scifft jahrlichs zu geven fchuldig. 3. Articul. Auch wanneer ein Haufsman und Haufsfraw auff den Hovesguteren verfterven, fo ifts den Herren Abten und dem Stifft ein Curmuide yerfallen, das ist das befte und gerade, ein peert, ein kohe, Kesfel oder Kleidt, welches jhr Erwurde, vermuge des olden Beweisthumbs oder Sentens, auch inhalt gedachtes unfers Privilegiën und Gerichts- buch,  over de dienstbaarheid in Overysfel. ide Afd. 331 buch, nach gelegenheit der leut und Guteren zu jedertzeit hefft zu vorderen. 4. Articul. Item fo fol man die verftorven Licke auff den Wagen oder kahr laden, als die vor den Kirchhoff komt, da mag dan unfer Ehrwurdigen Herr den Abt feinen diener fenden, oder Er mag fie nachlasfen gahn auff das Gut, und aldan fol der diener hinder ruck zu kommen zu de Pferden oder Viehe, und haben einen weisfen ftock in der hand, damit fol und kan genante Herren diener mit ruhren der Pferde oder Xuh einer das ist dan unfers Ehrwurdigen Herren Cuermuet und alsdan fol fich der Herr, fur das verfterff begnugen lasfen, und von wegen der Curmuede nichts weicers furderen. 5. Articul. Und dieweil ein ittlicher Havesgut, fo in desfen unferen Hovethoff, wie auch in anderen unter Sadelhoven gehorig , an und zu zwen henden nach Hoves-Rechten ftehenfol, nemblichan einer Manfshandt und einer Frawen handt, fo fol der Man oder Fraw alfothane verfallene Curmuede bevorab bezahlen, und alsdan kommen binnen Jahre unde tag mit zween Haveslude, welcher die gelegenheit des verftorbenen Guts kundig und gefinnen eine andere handt alfulch Gut bey den Herren auff genade auffs newe wider zu gewinnen. 6. Articul. Und fo es fich zutruge, fie darinnen verfaumlich befunden wurden, und binnen Jahr und tag nicht verfolgten, fo fol und kan unfer Herr die befenden mit die Hovesfrohnen und gebieten lasfen, eins, ander, und derde Werff, umb ein ander hand zu Y 4 gewin-  33» Overysfelfche Gedenkflukken, IFde Stuk, fewinnen und bey zu brengen, und der Herr Abe au van ittlichen Gebott feine Bruche nehmen. 7. Articul. Vnd ob hie dan volgens darinnen verfaumlica. wehre, fo mugen jhr Ehrwurde, fo dicke und va, ke van ittlichen gebade, als dasfelbige verfinaetj pehmen die Hovesbruchten, 8. Articul. Wehre auch ftehen , die Fraw oder der Man , rjach den dreyen Gebaderen als gefchiet, demnach viantlich und ungehorfamb aufsbleiben, und umb die andere hand, fich mit unlérem Herren Abten nicht vertroge oder vertragen konnen, fo fol unfer Herr der Abt auff das vorgefz. Gut lasfen kun, digen und behegen ein Hovesgerichte, und die Fraw oder Man, dafur lasfen befcheiden, und alsdan mit dem Gericht lasfen befuchen , wie man nach Hoves-Rechten des Hoves zu Barekhaven dar vorder mit umbgehen folie, das den reden gemeefs wehre, und die Erben des Guts auch boven Recht nicht befchwert werde, darauff dan der Hoff fich weifslichen fol bedencken., 9. Articul, Vnd in dem die Fraw oder Man dan noch keih endlich Vertrag an dem gehegeten Gericht erlangen kunten, fo fol der femptliche Hoff einen ge, wisfen gelegen Tag auff dasfelbige Gudt kommen und das mit fleifs durchfehen und uberlegen, und dan nach gelegenheit und vermuge des gutes bey jhren Eyden fur fothane hand unferen Herren Abbaten nach Hoves-Rechten zu weifen einen muglichen und traglichen pfenning, damit dap unfer Herr und wir beyde mugen feyn.  mr dl dienstbaarheid in Overysfel. zde Aft. 333 10. Articul. Dis alles vorgefchrebene zu verftehen von den Gutern die Curmuthig fint. 11. Articul. Dar fint noch andere Guter auch horende in den HofF zu Barckhoven die ligen fur Kotten und gelten keine Curmuede, welche Guter oder Kotten auch ftehen follen zu zween henden. 12. Articul. Vnd wanneer die erfte hand verfterfFt, fo fol die lebendige hand unter dreyen dwernachten, das ist» binnen fechs wochen und dreyen tagen ein ander hand wider winnen und beybringen, und off fie dan mit dem Herren nicht eins werden konten, fol man alsdan darmit umbgehen gleieh alsdan mit den Cur» muedigen Guteren, wie vorgefehrieben ftehet. 13. Articul. Vnd von Havesguteren wie vorf>;emelt, fol nie. mant Hovesmanoder Havesfrawerfflich afflieht thun noch die erfflich verkauffen buthen wecenfchaffc und confent des Herren Abts. 14. Articul. Doch mit fothanigen unterfcheit, off ein Hovesman umb mifsgewachs , hagelfchlag, brand off fuhr , gefangen off gebunden off der gleichen befchwert worden, fo mag hie umb feinen fchaden zu verlichten von feines Haves grunde einen Morgen offt zween, buthen bruche des Herren verfetten, und den derden Morgen auff genade des Her. ren,  334- Overysfelfche Gedenkflukken, lVde Stuk, .15. Articul. Vnd dit alles mit folchen furworden und unterfcheid, das die vorgefchr. Havesman offt Havesfraw binnen zehn Jahren nachfoigende diefe affipalt und befchwerung follen frey machen, und an jhr Havesgut unbeichwcrt widerbrengen, bey verliefs feines Guts. 16". Articul. Auch difs mit fothanigen unterfcheid, das die Kotten diefes Haves vorgefchr. welcher zu der wiederumb zu winnen fint umb vorgefchr. fachen auch mógen befchwert werden, in vorgefchr. weife zu der helfft allein. 17. Articul. Vnd wie hier en tegen dede, de wehren unfern Herren verfallen mit der hogefte Bruche; das weifen wir achthalben Schilling. 18. Articul. Vnd uber difs alles fol oder kan unfer Ehrwurdiger Herr Abt als Hoves- und Grundherr nu und in zukunfftigen Zeiten, wie auch bifs anheer nie furgenohmen noch befchien, uns oder unfer Erben fo in diefen Hoff Barckhoven gehorig, noch éinige andere Hoves-Gericht fchuldigen in den Unterfadelhoven weitern Erben mit geiner erffteilung der Pacht verfteigerung noch einige lif oder Gudeigenfchafft anmasfen oder bel'chweren, fonder als freye , und fo man auff Latein nennet (Asfcriptitios glebffi) Romeinifche und Hofffchuldige leuthe und nicht weiters bey alfolcher angezogener alte welheergebrachten ungeirrten Gerechtigkeiten und Privilegiën geruhen und bleiben lasfen. 19.  tver de dienstbaarheid in Overysfel. zde Afd. 33$ 19. Articul. Item off einer Havesman fol oder muste einig Gudt in den Hoff Barckhoven gehorig, verkauffen, fo fol derfelbige gehen zu den jenigen die nach feinem Todt die nechfte volger und Erbe ist undmeinete zu wefen, und beyden jenen den Kauff, an welche dan des nicht kauffen noch kauffen konte, fo fol hie einen anderen den Kauff gunnen, beheblich in feinen Rechten. 20. Articul. Vnd daran dan der Verkauffer alsdan das Gude verkauffc heffe, den fol lie fur unfers Herren Hoves-Gericht brengen, und fol jhne von dem Kauff gerichtlichen aufftragen, und darvon thun und ge. ben, nach des vorgefchr. Hoff-Rechten. 31. Articul. Item von ittlicher behandung, die fur dem HofFgerichte mit einem. Hovesgudt oder anders behandel wirt, fol man dem Richter drey Alb. geben. 22. Articul. Item defsgleichen fol dem Richter auch von dem Sigel drey Alb. gegeben werden. 23. Articul. Ferner fo bekennen wir auch das Jahrlichs dem Herren Abten etliche dienften oder mattage neben dem gemeinen Stiffts oder Landtdienften, fo in unleren Herren Bucher und Register befunden , bey Sonnen aufs und innen zu leiften, fchuldig. 24.  33<* Ovefysjèl/che Gedenk/lukken, IVdeStuk, 24. Articul. Item wan 'ein Hovesgudt lofs und ledig verftorbën wehre, fo das dar keine handen wehren, und die leute darauff bleiben fltzen, fonder willen des grund-Herren, fo fol unfer Herr der Abt mit des Hovesfrohnen den leuten lasfen gebjeten, das fie jhren grund volgen, wan fie das nicht en thun, fo fol unfer Herr jhme lasfen penden vor das vorgcfchr, Hoff bruche. 25. Articul. Difs Geboet fol unfer Herr der Abt wie oben gemelt, eins : ander Werff, und derde Werïf lasfen thun, und wanneer dan dem Gebott nicht gefolgec wurde, fo fol unfer Herr fo offtermahlen folches gefchehen die vorgefchr. Bruche nehmen auff den grundt. 2 des dingsdags na -Palmdag , te zien in Registro fecundo Ojficiatorum Roedolphi de Diepholt Episc.'TrajeSt.fol. IV. verfo. MSCto. ter Secretarye van de Ed. Mog. Heeren 'Staaten des Lands van Utrecht. In deezen brief zegt de Bifchop: ende ([tc weeten wy) fullen hem twee of drie peer den of RuyneH voederen mit Ruvoeder ende geven hem alle jair derlich mudde liaveren tot volft» fyn%e haver voederinge. El. 109. not. n. Het gene hier gebrekkig is, moet aangevuld worden uit andere ambtbrieven van dit Drostambt in Officiatorio Davidis Burgundi, fol. 24. verfo e? fol. 116. verfo MSCto, ter Secretarye van deEd. Mog.Heeren S;aatendes Lands van Utrecht, al-  over de dienstbaarheid in Overysfel. ide Afd. 349 alwaar geleczen wordt: meer in den ampte te ryden ende tusfchen water ende flalle, die fullen fiaan ende wefen op heren Derex (Camferbeke) voirf. anxt gewyn ende verkies &c. De woorden tusfchen water en flalle yerftaa ik in tegenftelling van in water en falie ; zo dat de zin deeze zy: dat de kosten en verlies, veroorzaakt door het ryden in het Drostambt, eia wel buiten rivieren en waterfchuttingen, niet aan den Drost vergoed zouden worden. Aangaande de betekenis van het woord flalle is gezegd II. Stuk, jM.-7. en water voor rivier zie in hetSAxENSP. lib. 2. art. 36 , alwaar fchiprike water in den Latynlchen Text gezegd wordt fluvius havigdbilis : en navalis aqua in de Conftitutie van Keizer Karei, den Derden de expeditione Romana, en in het aldaar aangetekende door Marq. Freherus, DRUKFEILEN. Bl. 26, lin. 11. ftaat 16. Lees 15. Bl. 73. lin. 29. wegneeine, wegneemen. Bl. 95. lin. 27, we, van. BI. 10» lin. 32. mdgen, mogen. Bl. 109. not. I. Belegeren &c. Te weten die kost: derhalven wordt het woord BELEGGEN hier in de betekenis van VERGOEDEN gebruikt, als meermaalm. Bl. 136. lin. 17. belmunidige, belmundige. BI. 187. lin. 34. van de De, van de. Bl. 193. in not. lin. 11. Keiferlicheg, Kciferliches. Bl. 240. not. 7. iemaud, iemw ' Bl. 328. lin. 24, Hovert, Tcwfr. Z 5 BLAD-  350 BLAD VYZER VAN DE VOORNAAMSTE ZAAKEN EN VAN EENIGE MERKWAARDIGE WOORDEN. Ai " Jleltege. ico. Acht:. 200. Adeldom der Saxers. f. Adoptare in hereditatein. 223. Adoptie. 223. Adjcriptitii. 155. Van derzelver recht is veel in het recht der Duitfchers gevloeyd. 156. Waarom zo genaamd ? en wat zy aan hunne Heeren opbragten? 157. Hun recht op onze hoorige lieden toegepast; als ook in Frankryk. 158. Hun recht van aanfpraak en verdediging in het Gericht. 170. Magt der Heeren over dezelven was geen rechtsdwang. 171. Aldü, Aldiones. 154. Alterna negativg, 248. Ambtbriéf van Unico Ripperda , Drost van Twente. 98. Van Boe chard Ameus van CoETtBDEN, Drost van Twente. 102. Van Dirk van Dort, Drost van Zalland. 107. Ambtlieden. Aan dezelven volgens het Roomfche recht en volgens het recht der Franken geene dienften te doen. 14, 21. &c. Beftuur van den Ambtman of Drost over de Heeren- en Landsdienften. 33. Verbod aan dezelven tegen het afkcopen van dienften, houden van Zitters, en dienften aan hun, en beden door hun te doen , en gedrag der Ambtlieden hieromtrent. 39 &c. Andries gulden. 323. Angarim. 13 &.C. 15. Anvalle. 199. 4rf. 221. Arfkind. 223. Arkenftein. Dienften der iugezetenen op dit Slot en elders. 24. Jagt van dit Slot. 25. Landeryen vaa den Arkenftein door de Dr»s-  ZAAKEN EN WOORDEN. ; 351 Drosten van Zalland genooten. 95. JtrnoULs gulden, 327. B. Beboefemen., J99. Bede. 158. Aaninerkelyk on* dei fcheid tusfchen bede van eenen Landsheer en van deszelfs Ambtlieden. 43 tic. Beliening. 193. Beleggen. 109. Belmundig. igj , 243, 246 &c. 248 &c. 268, 273, 274, 204. Beraden. 229, 231, 234, 286. Bergelden. 161. Beftammed goed. 26S> 276, M2. Bejïorven. 234. Bieden. 199. Birgelden. 161. ' Blankenborg. 324. filoetrys. 211. Bloot, in tegenftelling van gewapend. 108. Bodding, 205, 287. Boerwerk. 54. BovSn en beneden. 202, 203. Braspenning. 326. Brief van de huislieden in Twente aan den Heer J. D. van der Capellen. 140. Brief in and woord van den j leer J. D. van der Capellen aan de huislieden in, 'f wente. 144. Brief van Bifchop David van Büroundien ten voordeele der hoorige lieden in Twente. 116. Brief van Bifchop Rudolf van Diepholt aan het kerfpel van Giethoorn. 235. Vrybriefvan Bifchop David van Burgundien. 236» Bruid. 259. Bruytluiden. 222, 230. Bruidlyk. 258 Rc. Butken, 328. Buurrechte te Giethoorn voor den Kerkhof. 235. C. Camera. 183. Cenfus. 157, 159. Conftitutie van Keizer Albert van 1322, over de hoorige lieden, verdacht te houden. 184 &c. verfcheiden maal in druk uitgegeeven. 187. voorgefteld met aantekeningen. 189. &c. Contributie. 58. &c. Cep-  352 BLADWYZER van de VOORNAAMSTE Coppele. 18, 158. Curia. 173. Cartis. 172, D. Dag. Op dagen betaalen, 221. Dogewrechten, 166. Dednigen. 204, 226, 230. Deele. 202. Der. 114. Deventer. Gezwooren Gemeente van Deventer verzet zich tegen de Drosten dieniten. 40, 42, 44, 45. 46. Extracten uit het boek van Concoi daten van Schepenen en Raaden der Gezwooren Gemeente der Stad Deventer. 114. Dienstbaarheid der vrye ingezetenen 1 &.c. op goederen gelegd. 5. Dierjlen. Heeren dienften. 2- Huishoudelyke Heeren dieniten. 2 &c. De laatstgenoemden in Overysfel van ouds niet bekend. 7. Frankifche Koningen of Keizeren hadden geen recht, om huishoudelyke dienften aan de ingezetenen op te leggen. 15. Zeldzaamheid deezer huishoudelyke dienften van ingezetenen in 't gemeen in deeze Unie. 15. Oorzaak van huishoudelyke dienften aan Heeren van Heerlykheden. 16 &c. Verhaal van de gebeurtenis der dienften van Vrye ingezetenen van Overysfel. 17 &c. Aart der Heeren en Landsdienften. 21 &c. Gevallen daar toe behoorende. 27 &c. 33, 34, 38, 39Wat licht hier omtrent uit de oude Landbrieven te bekomen zy 32 &c. Heeren dienst wanneer iemand verfchoonde 35. Wanneer buitenlands te doen. De Edelen waaren oudtyds meer dan de Schotbaaren tot buitenlandfche dienften gehouden. 36 &c. Relolutie van Ridderfchap en Steden van 1631 aangaande huishoudelyke Heeren dienften, en andere voordeelen meer, aan Drosten niet meer te doen, tegen verhooging van derzelver Trr.ctetnent. 43 &c. Verklaaring deezer Refolutie door Raad en Meente deiStad Deventer. 45 , 53. Wat onder deeze Refolutie niet begreepen zy. 48 &c. Bewysredenen dat ten tyde deezer Refolutie geene Drosten dienften noch huishoudelyke Heeren dienften gewettigd waaien. 52 &c. Heeren en Landsdienften hoe ten tyde van Winhof en vervolgens gefebied-.' -54 60. Meer bewys te-  ZAAKEN EN WOORDEN. 353 fegefc de wettigheid der Drosten dienften 60 &c. 74, 75- Gefchil over de Drosten dienften in 1709. 61 &c. Onderzoek door Ridd. en Steden beraamd, of de Drosten voor 1672 tot dienften gerechtigd waaren geweest. 62. Dienften der Edelen. 63. Traftaat van 1529 te Gorkum, en van 1536) in de Graaf gemaakt, over de Heerenen Landsdienften. 63. Overtreeding der Refolutie van 1631 aangaande de Drosten dienften. 64, (58 &c. Door het Reglement op de Regeering van Overysfel geen verandering in de voorz. Refolutie van 1031 gemaakt. 65 &c. Overtreeding van dit Reglement door Drosten. Na verloop van jaaren begonnen zy die dienften wederom als een recht aan te zien. Gefchil daar over ontftaan. 71. De Drosten dienften door de Refolutie van 1695 nietgewettigd. 72. Oorzaak van het gefchil over de Drosten dienften. 73. De Refolutie van 1631 omtrent de Drosten dienften toen onbekend. 74. Onderzoek aangaande de wettigheid der Drosten dienften in 1709. 76 &c. Verklaaring van Ridderfchap en Steden hier over, in 1717, 1718 en 1725. 78 &c. Twist 'tusfchen de Staaten van 0- verysfel en den Graaf van Bentheim over dienften van hoorige lieden deezer Provincie, aan den Heere Graaf te doen. Sr. Gevolgen hier uitgetrokken. 82. Gebeurtenis der Drosten dienften na 1748, die den grond tot derzelver affchafi fing heeft gelegd. 83 &c. Heeren of Landsdienften door nabygezeten huislieden aan de Stad Oldenzaal te doen. 84 &c. Handeling ter Staatsvergadering over de Redemtie der Drosten dienften. 85 &c. Affchaffing der Drosten dienften. Dankbaarheid der huislieden in TWente hier door aan den Heer van der Capellen betoond. 87 &c. Huishoudelyke dienften van huiilièden, aan Landsheeren , niet gefprooten uit een recht Tan Patronaat, fchap. 162. Dienften der hofhoorigen. 244 &c. Van die van den Hof te Schapen. 344. Dienstluiden. 196. Zie Dienst-* mannen. Dienstmannen. Aan dezelven een rang van Adel toegefchrecven. 163. Dienstmannen vrygelaateu wierden Landzaaten, 165. Drosten. Genot van Drosten uit verfcheiden Kerfpelen, als naamlyk uitzetting voor verkengeld, haver, hameien &c, 50 &c. Verbod aan Drosten om de ingezetenen niet  354 BLADWYZER van de VOORNAAMSTE niet met lasten tc bezwaaren. Der Drosten gewoone Profyten en Emolumenten, en hun voorgefteld bezwaar daaromtrent. 67 &c. Rekening der Drosten van de voordeelen van hun ambt. 99, 103. Zie wyders dienften en Refolutie. Bufjlag. a«. Ptvernachten. 333, 336. recht. 167, 196. Verfcheiden benaamingen van gedeeltelyk eigen lieden. 109. Hals eigen. 24.9, 294. Enwr.cipatio. 229. Engeen. 253. Enfchede. Stadsbrief van En* fchedc. 18. Erf dag houden. 199 &c. Erflink. 259. Erfopvolging in hofhoorig goed. 250 &c. 257 &c. Erf winning. 257 , 276. Evenhoortigheid. 153. in het ftuk van erfopvolging waargenomen. 250* E, Echte."'195, 240. Edelen. Friefche Edelen 9." Edelen van de tweede Orden. Of deezen alleen de vryen waaren? 162. Waar ïiit gefprooten, en hoe gemaakt. 9, 164- Hier te Lande 169- Zie voords dienften. Eigen. Gedeeltelyk eigen lieden. 150. Derzelver oorzaaken en bepaaling. 150, 151. Gebruik der eigen lieden by de Duitfchers ten tyde van Tacitus', en ten tyde der Frankifche Regeering, 151. Geheel eigen lieden. 167, 169, 265. Pezelven zyn dood in heï Froondienflen. 22, 245. Fundale lanen. 54, 59. G. Garfgoederen. 290, 23;-.• Gsldfpecien. 324 &c. Ge  ZAAKEft EN WOORDEN. 355 Geleedit. 240. Gericht heegen- 199. Gejleten recht. 226. Giethoorn. 217. God. Met God en met ee- reni 201. Grafhorst. Stadsbrief van Grafhorst. 19. Groeft. 204. Groeten. 324. Gosfeler. 327. Haaksberg»». 3241 Handwisfel. 108. ilardenberg. Stadsbrief van Hardenberg. 20. ilavczaaten waaren openhuizen van den Landsheer. a8 Heeren gebod. 35, 36, 108, 204. Heergewaat van hoorige lisden. 252. Heerfchild. 163. Hen nemen. 242. / Hochtyd. 138. Hof. 172. De laager Hoven haaien hun recht van de hoogeren.'175. Hoven m Overysfel. 177. Hof KageJink. 249, Hof te Stokkum. 249. Hofdienjltn aan Officieren in het Graaffchap Zutpben. VI. Hofeigenen. 184. Verfchillen over de Hofrechten waar behooren? 313. Hofgericht, door wien bekleed. 174. Wyze van Vonnisfen in dezelven, ook in zaaken tegen den Heer. App-i van dezelven. 175. Xlagten van hoorige inge-' zetenen aan hunne Hoogfte Overheid. 175. Toevallige uitbreiding deezer Hofgerichten. 180. Derzei-ver oorfprong. 181. Ontbieding der hofhoorigen ora Hofgericht te houden. 205, 3*3- Hofhoorig. 172. Hunne opgaave en verklaaring van hunne rechten; en hunne vonnisfen in zaaken tusfchen den Heer en hen. 150, 175 &c. 219. 237, S64, 265. Hofhoorige goederen door hofhoorigen te bezitten. 180. Verkooping van hofhoorige goe. deren. 239. Dezelven niet te bezitten zonder naar het goed Gequalifïcecrd te zya. 240. Derzelver bezit door «en huider. 318 &c. Erf. volging in dit geval. 320. Derzelver vergeiyking met Leengoed eren. 320 &c. Hofhoorige goederen van de Hoven te Ommen en Kolmfchate hoe zedert lang bezeten? 321 &c. Onderfcheiding der hofhoorigen ia  356" BLADWYZER van de VOORNAAMSTE in hofvryen, kamerlingen en hofeigenen. 182* Of hun goed vérgeeven en vermaaken moogen ? 205, 240. Derzelver recht van houthouwen. 207, 299, 301, 302. Hunne kinderen volgen den Itaat der moeder. 220, 243 &c. Moogen elders gaan woonen. 209, 224, 239 &c'246. Niemand wordt hier hofhoorig door bezit van een hofhoorig goed. 241. Dienfteir^der hofhoorigen. 244. Hofhoorigen moeten alle jaar op den Hofdag verfchynen. 244&c. Hun trouwen buiten de echte. 248 , 312. Erven niet van vrye lieden. 250. Hunne maaking van uiterften wil. 254 &c. Land door hun aangekocht. 250. Derzelver overgave van het goed. 260. Waar eikanderen in het recht moeten aanfpreeken. 260. Verzetting van hun ploegsdeel, door hun te doen. 262 &c. Hofhoorige Vrouw tweelingen baarende. 263. Hunne begeeving in de echte. 312. Hun bewys van niet fchuldig te zyn om te doen naar Hofrecht. 323. Hof lude. 172. Hofmeyer. 174. Rechtsdwang van den Hofmeyer te Ootmarfum. 269 De Hofmey. ers van Ootmarfum, Oldenzaal en Goor bezitten de Hoven buiten de echte. 290. Is geen Reprefentant van de Hofhoorigen. 313. Hofrechten jaarlyks voorgeleezen -en niet zonder weder, zjrds bewilliging te veranderen. 176, 230. Van den Hof te Ootmarfum. 184, 237. Van deEsfcnfche hoorige lieden. 185. Van de Sant Martens hoorige lieden. 185 , ju, 217. Van den Hof te Loon. 20S. • Hofrecht verzuimen. 246. Hofrecht bewaaren. 250." Hofrecht doen. 255. Hofrechten der Hofvryen. 266 &c- Hofrechten van den Hof te Schapen. 328. Hofvreede. 219. Hofvryen. 182. Hunne rech' ten. 266 &C. Hunne verfchyning op de Hofdagen. 267. Vererving van hun goed. Hun huwen. Hue aankoop van vry goed. 267, 281. Hun vrykoop, en geval, ^aar in zy belmundig worden. 268. Moogen elkanderen alleenlyk voor hun Hofgericht aanfpreeken. 2687 Iemand, die vry is, zich hpfvry begeevende. 270. Hofvrye Vrouw te gelyk twee of meer kinderen baarende. 270. Welke artikelen der rechten der hofhoorigen hen cok betreffen. 271. Wie van hun dienst fchuldig zyn. 271 &c. Hoofdhof. 172. Onder den zeiven behoorden ook vrye Tinslieden. 173. En  ZAAKÊN EN WOORDEN* 353 elders ook Edele Dienstmannen. 174. Hoogfle. Aan hethoogfte draa* gen. 225. Hoorige lieden. Wat dezelve» aan hunne Heere opbragten. 157. Hoorn. 217. Hoorns gulden. 325. Hout houwen door hoorige lieden» 193, 299, 301 , 344 &c. Hun genot van het hout. 302, 344. Houten Schotelen. 326. Huishoudelyke of Hofdienften, aan Landsheeren, niet gefprooten uit een recht over vrygelaatenen. 162. Huishoudelyke dienften der Heeren meyeren. 29 etc. Huisvreede. 219. Huiswinning. 271, 276. Mulder. 241, 290, 318 etc. Huwiyk, Strafte van ongelyke huwlyken weleer by de Saxers. 168. Huwlyks fcheiding tusfchen een vryen en hoorigen perfoon. 220. Hyen. 214, 236. ïnginuus. iófc - 1 Kagelmk (Hef te) 290. Die van deezen Hof moogen geen Testament maaken. Hun verfteif en erfwinning. 310. Kamerg'wand. 183. Kamerlingen-. 182 &c. Derzelver rechten. 272. Moeten in den Hof te Ootmarfum komen op Sant Bonifacius dag. 273. Hun huwen. 273. Vererving hunner goederen. 273. Wat de Heer Wegens verfterf van hun geniet. 274, Afkoop van hunne belmundigheid. 274. Moeten dert fterfdag te kennen geeven. 274. Kunnen bet verfterf den Heere door Testament niet verhinderen. 274. Vrye menfchen zich begeevende in de echte der Kamerlingen. 275 Kinderen , van Kamerlinge Vrouwen gebooren, blyven Kamerlingen , waar zy ook; woonen. 27?. Kamerlinge Vrouwen twee kinderen'te gelyk baarende. 275. Huö Vrykoop. 275. Behooren in den Hof te Ootmarfum. 275. Aan Wiens Rechtsdwang onderworpen. 275, &e. Artikelen der hófhoo-' Aa ïU  358 BLADWYZER van dï VOORNAAMSTE rigen, die de Kamerlingen mede betreffen. 276. Wie van hun dienstfchuidig zyn, en wat zy jaarlyks geeven. 276 &c. 311. Geen erfwinning noch opvaart fchuldig. 310. Karei Hertog van Gelderland verklaart eenige goederen vry van Schatting, om het Huis te Dort te heipen onderhouden. 97. Kelnhof. 174. Keurmede. 183. Keurmeaigen. 183. Klaaren. 226. Koegeld. 48 &c. 49, 157- Koejlag. 48 &c. 49, 157. Kenifchap der waarheid over de Heeren en Landsdienften en jagt van het Huis Arkenftein. 89 Koopbrief van een goed, verkocht vry van fchatting , lasten, alle Heerendienften , boerfchattingen , fchulden en Leening. 129. Koppelkoorn. Koppelturf. 18, 158, 296. L. Laatm. 154. Laaten, vryge¬ laaten zynde, wierden vrye Landzaaten. Zyn ook Liti of Lasfi genaamd. 165. Hun recht van aanfpraak en verdediging in het Gericht, ■ en van getuigenis. 170. Land of Zand. 207. Landsheer van Overysfel had alleen de Oppermagt niet. io- Recht der Landsheeren om Stadrecht te fchenken. li. Hadden geen recht om den ingezetenen huishoudelyke Heereft Dienst op1 te leggen. 12 écc. Leening. 57. Leenmannen der Edelen. Aan dezelven een rang van A* del toegefchreeven. 163. Leesten. 108. Leggen. Dagleggen. 225, Liber voor Ridder. i6r. Liberti voor Laaten. IÖ8. Loedig. 191. Lyftucht. 260. M. Maat van Oldenzaal, Goor, Delden , Diepenheim en Haaksbergen. 325. Malicks eer. 107. Manilt  ZAAKEN EN WOORDEN. 359 Mande goed. 231. Mantelhof. 174. Mams mortua. 158. Mede, of miede. 183. Middelvry. 160. Moetfoeninge. 131, Movftering. 25. Morgengave. 223. Mortaille. 158. Nabuur boven en beneden. 202. Naderloop. 239. Negendeel. 259, 26©. O. Ogen. 200, 2ci. O/'/e Vlaams. 305. Olde'witte ftuiver. 326. Oldenzaalfche maat. 325. Onberaeden. 229. Onderweftn- 227. Oordeelenvm den Hof teLoon. 207. Van den Hof te Ootmarfum. 279 etc. OorJ Brabants. 326. Oort gouds. 326. Opdragts brief van een goed , verkocht vry van Schatting, en andere bezwaaren, en dienften. 126. Opgevoerde luyden, 223. Opvaart, 258, 312. Ordre era Redm over 's Lands Domeinen van Twente. 288 ex. In hoe verre geacht moét worden dezelve door Ridd. en Steden te zyn goedgekeurd. 316. Overfte Scholte. 225. , Overysfel. Deszelvs oude gefteldheid. 7 etc. By wie a'daar de Oppcrmapt is geweest ten tyde der Landsheei en. 10. P. Paaien Vier paaien. 201. Padcngavc. 204. Pagie. 4. Pand. 274. Paw'.weringe. 225. Parangariai. 13 etc. 15. Patroidiatfchap over nakomelingen van vrygelaatenen. 153, 'Ö2- Pen;üng:n. Penningen Hollands. ?,25. Pionier dienften. 58. Brief van Aa 2 de  3<5o BLADWYZER. v/.s de VOORNAAMSTE de Gecommitteerden v"n de Staaten van Qveryïfil, aangaande de Vryheid der Kleine Steden van Pionieren. 139. Plaatsvulling (rechtvan). «32. Plakken. 327. Plo-gsdeel. 262. Pmnen. 324. Zallands. 227. 1. Raelte, Brief aangaande de vryheid van dit Kerkdorp, van eenige Heeren of Landsdienften. 110. Rebelly tegen de Hofrechten; en hoe te ftraff'en. 269&c. Rechten der bueren van Ghiet-. horen <&c. 211. Rechterhand. Dat tot de rechter hand behoort. 254. Rechtsdwang pver hoorige lieden. 172, 177 &c 270, 276. Deszelfs oorfprong en uitgebreidheid. 181 etc. 260 etc. Van den Hofmeyer te Ootmarfum. 269. Rechtsdwang o', er Leen- en hofhoorige goéderen en jtaaken, is onderworpen ann de Hoogfte Magt van den Lande, alwaar de goederen gelegen zyn. 260. Rekening yan den Rentmees¬ ter Rudolf Bitter. 324 Van Reinier Schaep. 94 Van Eggerich Ripperda 119. Refolutie van Ridd. en Stcder van den 22 Octcb. 1618, aangaande dienst asn he Huis Wegdam te doen. 29 Refolutie van den 18 Maan 1631, over de Redemtie der Drosten dienften etc. 43 etc. Refolutie van dei 25 Maart 1644, over verkeringen aan Drosten. 4; ere. Waar in dezelve ver' eeringen volgens Inilructi* der Drosten van 1657 cl 1710 geen plaats zoudei hebben? 48, 67, 69. Re lblutie of Ordonnantie ovei de uitzettingen wegero1 dienften etc. 55 etc. Refolutie van den 17 Oélob. Ï593- over de wagendienften van die van het eiland Ens. 57. Refolutie van den 22 Maart 1709 over de Drosten dienften. 62. Refolutie van 1578 over de wagendienften. 63. Refolutie van den 8 Apiii 1(595 over de Ordinaris dienften. 72. Ridderfchap en Steden Reprefenteerende de Staaten, dat is, de Onderzaaten van Overysfel. 10. Hebben het recht van den Landsheer verkreegen voor de ingezetenen van Overysfel. n ïuimweers, 100. tuinen. De Heer van Ruines verzoekt eene yerklaaring MM  ZAAKEN EN WOORDEN. sSl 4*2 W. aangaande de Drosten dienften. Verklaaring van Ridderfchap en Steden op dit verzoek. 41 etc. Rustique lasten. 54. Ruwvoeder. 48 cte, 348. Ryder. 326". Saemwiminge. 213. Sadellwf. i73. te' Schapen. . 328. r Salbuch. 173. Salica. Terra Saiica. 173. Sant Martens rechten. 2Y1 217. ' ; Saxers. Hunne vryheid van • Schatting. 159. hoe onder- : fcheiden. 163 , 165 etc. 'j Schatting. Invoering van ^e- j meene Schatting.. 161. b 1 Schellingen. 324 etc. Mun- 1 fters. 327. 2 Schepenbaar vry. Een Heer- 1 fchiid aan hun toegefchree- 1 ' ven. 163 etc. 7 Schatbaar. 30, ifo ■ i(j2 7 t: Schotbaarheid niet gefprooten uit een recht over vry T gelaatenen. 162. Schyngg. 201. Selehof. 172. Sempervry. 160. $em]erlute. 16©. SM hangende in de wedden. 251. Stadrecht doen. 255. Stalle. Tusfchen water end» Staile. 349. Steden. Dienften der Steden. 18 etc. Steelpeert. 206. Stuiver. 325 Susterigen, 253. \ T Tafelgoed. i9r. Taille. 158. Talliabiles. 158, io"r. restament (redelyk) 215, rhene. 204. T&mfi 110. "immertouwe, 215. "im. 157, 228. Insgoederen. 178 etc. ms hofgedichten. 30, 177 eta 'inslieden. 178 etc. ógfora. 200, 201. ooms. 325. 3«w7j. 228. voor vtrarufmordtn. 23S. fff». 204.  362 BLAPWYZER van de VOORNAAMSTE u. Uitboeling. 229, 251. Uitgaande dag. 323. Uitzetting van wagendienstgeld. 134, 136, 137. r. Van boven daele af. 234. Vastenavonds hoenderen, 40. Veranderzaaten. 193, 216. .Verbeurte des goeds onderfcheiden van belmundigheid. 240. Verbodemen. 21a. Vereering aan Drosten , zie dienften en Refolutie. Verponding. 59. Verfterf der hofhoorigen, of jure peculii aan den Heer toekomt? 247, 252. Wat den Heer wegens verfterf geniet. 251 &c. Verfterven van eene erfnis. 186, 192- , . Verftooring van den derden voet eens Leengoeds. 251. Vertyen. 204. Verwapenen. 221. Voerbote. 252. Veergeld. 48 &c. Voor. Byzondere betekenis van dit woord. 45. Voorfpraake bidden. 199. Volfchuldige goederen. Vol- fchuldige vrye goederen. 322. Vorder hand. 200, 202. Volst, vollest. 109. Vry: Gedeeltelyk vrye lieden. 150. Edelen van de eerfte orden. 160. Vryen, in tegenftelling van Laaten, waaren onderfcheiden van Edelen van de tweede orden. 8 , 162, iC4- Onderfcheiding der Saxers in Edelen, Vryen, Laaten en Slaaven.8, 163- De Vryen hoe by hen wederom onderfcheiden. 163. Vrye lieden ifi tegenftelling van Dienstlieden of Edelen. 196. Vry kind in plaats van die zich hofhoorig geeft. 249. Viyen van den Hof te Ommen, en aangetekende in het j'udiciaal Register omtrent dezelven. 322 &c. Vrye goederen. 322 &c. Abtvryen. 342. Vrygemaakten der oude Duitfcheis. 152, 153. derzelver momberfchap, getuigenis der waarheid. 153, 154. Vryheer. 16c. Vryheid hoé onderfcheiden van een onvolmaakt burgerrecht. 152. der Latini en Dedititii. 156, iS7Min-  WOORDEN EN ZAAKEN. 36$ Mindere burgerlyke vryheid te onderfcheiden van eigendom van perfoonen. 162. Tot zyn zelfs vryheid komen. 373. Vrykoop van hofhoorigen hoe gefchiedde. 241. Verkeerd begrip omtrent den Vrykoop. 307, 310. Vrylaating. Verfcheiden wyze van dezelve by de Franken. 153. Gedeeltelyke vrylaating. 154, 155, 166. Vry'ënge van perfoonen of goederen. 66". Vryzitters, 66. W. Waarheid. 199. Waeren. 200. Water. Tusfchen water end» flalle. 349. Weer. 202. Weervast. 229. Weddefchat. 251 &c. 281. Wederwisfel. Zie Wisfel. Weduwen Stoel. 224. Were. 100, 201, 20?." Werkhof. 174. ' Werk der ingezetenen, in het Roomfche recht gemeld. 14. Wilkoer. 20. Wisfel lants ofte lude. 168. In den vrykoop van hoorige lieden. 241 &c. Witte Stuiver. 325. r. Tfen. 309. Ttlyck. 256. Zadelhof, of Zaalhof. 173. Zelfgeesfelaars. 217. Zittelgeld in Zalland. 24 etc, Zwolle. Stadsbrief van Zwolle. 18, 29.