II Jij t * t GESCHENK T VA» j * DR. EELCO VERWIJS. ï i 1880. i  overyssejlsche GEDENKSTUKKEN, ZEVENDE STUK, Vervattende een onderzoek en gefchiedverhaai van het Graaffchap Dalen en Heerlykheid Diepenheim; en van het oud Zalland en daaromftreeks gelegen gewesten; en van het Dykrecht van den Bandyk te Goor; alles MET BYLAGEN. Als ook eene verzameling van merkwaardige brieven en ftukken, met aantekeningen. - DOOft Mr. j. w. racer. Te C A M P E. N> Ter Drukkefye van J. A. de CHALMOT, MDCCXCIII.   II! VOORBERICHT. ü T Ien ^en^e ^er Historie van ons VaderiH jf land worden byzonderheden van vroe&=am^,- ger tyd, aangaande de Provincie Overysfel, of eenig verband daar mede hebbende, in dit boekdeel verhandeld. Een zeker Graaffchap Dalen, gelegen in het tegenwoordig Munfterland, in het Ambt Werne^aan de rivier de Lippe, nevens de Heerlykheid Diepenheim in het jaar 1331 door koop aan het Sticht Utrecht verkreegen, waar van ik in de eerfte plaats gewaagen zal, kan, myns dunkens, hier onder geteld worden ; zo om dat het zedert lang niet meer bekend geweest en uit ons gezigc verdweenen was; als ook om dat het al te vruchtbaar is van gedenkftukken, die eenige takken van oudheid op nieuw doen uitfpruiten , dan dat deszelfs geheugen langer in het duister zweeven zou. Ook komen daar by voor verfcheiden ftukken aangaande de Heerlykheid Diepenheim, en goederen, daar onder behoord hebbende, die merkwaardige zaaken behelzen, en, by voorkomende gelegenheid, vaneen nuttig gebruik omtrent het recht kunnen zyn. * a Daar  IV VOORBERICHT. Daar na zal ik, zo veel my dunkt te kunnen dienen tot opheldering van de gefchiedenis van ons Land, melden van het oud Zalland en de daaromftreeks gelegen gewesten, die een groot deel van het tegenwoordig Overysfel uitmaaken. Veele merkwaardigheden en gewigtige in gefchil getrokken ftoffe komen daar te voorfchyn, waar van ik, zonder aanftoot te geeven aan de kundigheld van anderen, hoop te handelen. Dan zal volgen een zeker Dykrecht van den Bandyk te Goor; een ftuk van oudheid in deeze Provincie, 't welk tot nog toe onaangeroerd gebleeven was. De zeldzaame gefteldheid van dit Dykrecht had reeds voor lang de begeerte, om het in deszelfs oorfprong en omftandigheden te kennen, opgewekt, waar aan ik, zo veel ik kan, zal trachten te voldoen. Laatftelyk wordt 'er bygevoegd eene Verza- ITieline van brieven en ftukken, Waar van de keuze is beftlerd door eenig uitzigt, dat ze voor de gefchiedenis, of tot eenig ander einde, van nut zouden kunnen zyn. Ter plaatfen, alwaar ik meende iets tot opheldering te kunnen byvoegen, heb ik aantekeningen by deeze ftukken gemaakt: waaromtrent men my ten goeden houde, zo ik iets in een ander licht befchouwe, dan gemeenlyk is gefchied. OVER-  OVERYSSELSCHE GEDENKSTUKKEN, ZEVENDE STUK, HOOFDDEEL I. Van het graafschap dalen, weleeü gelegen aan .de rievier delippe, IN het tegenwoordig munster. land j en van DE heerlykheid diepenheim in twente, door DEN bisschop van utrecht gekocht IN het JAAR 133^ en van derzelver graaven en HEE. , ., PvEN, als ook VAN de leen. mannen en goederen daar. TOE behoord hebbende. D <$at het geheugen van merkwaardige gebeür. B^SSS tenten, door gebrek van gedenk ftukken * mee er tyd verloeren gaac, wordt door dé bevinding en het moeijelyk onderzoek der genen die eene bykans verlooren kennis van het verieedene trachten op te delven, ons genoeg getoond. Eeü zeldzaam voorbeeld echter daar van ziet men in eed Graaffchap, 't welk in de vyftiende eeuw rog tot befe Sticht van Utrecht heeft behoord; dceh zedert zd VII. Stuk. a uir  % Overysfelfche Gedenkjlukken, VII. Stuk. uit het oog geraakte, dat het een geruimen tyd niet weer gevonden wierd: te weeten het Graaffchap Dalen* van 't welk Frederik van Blankenheim, Bis. fchóp van Utrecht, in de gemelde eeuw, den titel van Graaf voerde; zich noemende van Gods genade Bisfchop van Utrecht, Graaf van Goor en Dalenen Heer van de Landen Zalland , Drente en Twente ("O- Die zederc laDë dit Graaffchap hebben ge. zocht, vonden hec niet, om dat zy onderflelden, dat het binnenlands gevonden zou moeten worden; te meer, om dat Jan van Diest Bisfchop van Utrecht het zelve, nevens de Heerlykheid Diepenbcim, in het jaar 1331 had gekocht (2). Van dit Graaffchap als ook van de Heerlykheid Diepenheim, en van derzelver Graaven en Heeren, had ik voorgenomen hier te melden. Verfcheiden gedenkwaardige zaaken, zowel omtrent de historie van het Bisdom Munfter, als van de Provincie Overysfel , zullen zich, inzonderheid in de oude gedenkitukken, die ik hier zal by voegen, daar by opdoen. Spor. mfcker telt het onder de Graafschappen en Doorluchtiae Huizen in Westfalen (3). Ook maakt hy eewaa van eenen Graaf van Dalen, die in eenenoor. I02 tusfchen de BisfchoppeD van Osnabrug en Paierborn ep den Graaf van. Mark ter eener, en de Hertogen van Saxen, Brunswyk en Louenburg ter andere zyde, in het jaar 1254 zou zyngefneuveld en te Lunen begraaven (4> Van Steinen verhaalt, dat in Westfalen zyn geweest Graaven van Dalen, van welken hy maar één noemt, naamlykdatinn88 heeft geleefd Hendrik Graaf van Dalen. Vervolgens fpreekt hy van een ander geflagt of geflagcen (1) Zie de ftukken hier by gevoegd onder No. 39,40 f? 4*- (2) II. Siuk deezer Gedenkft. bl. 232. (3) Chronica Lunenfts, by J. D. van Steinen Westph. G*> Jeh. Stuck 32. bl. 1408. (4) Aldaar bl. 1420.  Roofdd. I. Vm bet Graaffchap balen. J Van diergelyken naam Cj)- Elders meer Wordt wel van Graaven van Dalen gemeld (6): maar, daar het op aankomt, waar dit Graaffchap Dalen, neven» de Heerlykheid Dieperiheim, door den Bisfchop gekocht, bepaaldelykzy gelegeni bleef eenezaak vari naarder onderzoek. Het oudfte gewag van dit Graaffchap vindt meri gemaakt in eenen brief van Werner Bisfchop Vaö Munfter, van het jaar 1146. Daar wordt gezegd : dac de Hof te Wesheim aan hem betaalde vier ftlidi in tiende; en dat Gerhard Graaf van Dale daar vari twee van hem ter Leen had (7). Vervolgens leesé men van Hendrik Graaf van Dalen in het oorfprongi lyk nog voor handen Register deropkomften van zvne goederen van het jaar 1188 (8). Hy was dezoorj van gemelden Gerhard en Hadwig Gravin van Ravensberg (9). In dit Register wordt in de eerflé plaats gemeld de Hof van Dalen: terwy! te vergoeden is, dat het begonnen zy met goederen terpi aatfe* (5) sfa* thnl t Stuk 4. hl. 1347. Zie ook de aidaa? aangehaalde plaat jen, en Meibom. Rer. Gem. fcript. Torh T pag. 445. Daar was een ander geflagt van Edelen van dieri mam, t welk afftamde uit het Huis van Arkel, in Gelder land, Hollanden Utrecht in vroeger tyd bekend. AuU inent, de vita et reb. gest. domin. de Arkel by Matth. An'aleBTom. F. pag. 205. S. van Leeuwen Batav. illujlr. pae atiEn wederom van een ander Edel geflagt van Dale oor fpronglyk uit Itaüen, is te zien by J. H. van Seelen Men Lubecenf part. II. (6) Zie onder anderen ÏI. Stuk deezèr Ceüénkjl. bh 232-2ö"24 (7) N. ii hier by gevoegd. (8) N. 2. (9) My is van goeder hand bericht, dat van eldersblykc*. dat in plaats van Sophia moet geleezen worden Hadwig Cd'; mttufa de Dalecum filio fuo Heinrico in eenen brief van néé 1 Zg^Cotdipf.p.% GefcMchte det altm Grafeh M Ra*U A ss  4. Ovrysfelftbe Geder.kjlukk.en> VIL SliikV- plaatfe van dit Graaffchap gelegen. De. bewoordïn» van Hof van Dalen geeft ook te kennen, dat deeze Hof is gelegen te Dalen. Even zo worde gezeS Hof van of te Oldenzaal, xOortmarfum &u Ook wordt van geen ander Dalen, welk de plaats van het Graaffchap zou zyn geweest, in dit Register gewag gemaakt. De dan aan naast in het Register peuoemde gcederen . liggen in het fticht Munter in het tegenwoordig Ambt Wcrne. Wvders. m dit Ambt wordt een Dorp of Boerfchap Dalen, in S-t tegenwoordig kerspel Bork, aan de rivier de T iooe op de grenzen van Munfterland, bevonden: alwaar'ik meen het Graaffchap Dalen te ontmoeten. In dit Dalen ziet men nog de Overblyffelsder zeer dikke muuren van een groot Kafteel, die zich boven de oppervlakte van den grond vertoonen. De wiarfchynlykheid dat dit gebouw de Burg van het Graaffchap, en dit Dalen de plaats van het Graaffrhao zelve zy geweest, wordt vermeerderd, ais men let , dat wel van meer Kalleden maar van geen Kasteel n een ander Dalen, veel weitnger m een ander Grarffchap Dalen, in dit Register, wordt gewaagd : daar men rogthans bezwaarlyk zich een Graaffchap zonder Kasteel voordellen kan. Derhalven is dit Dalen, waar in het Kasteel, genaamd Dale °elegen was, voor de plaats van het Graaffchap' Daien te houden; te meer om dat de naam van dit Kalled, zo als gemeenlyk de naam van het Kafteel van eenen Graaf of Heer in zyn Graaffchap. of Heerlvkbeid, overeenkomst heeft met dien van het Graaffchap. Voords, gelyk men doorgaans eenise Borgmannen bevindt van Kabelen der Graaven en Heen n, die zy in derzelver Graaffchappen en Heerlvkheden bezitten: zo ziet men ook in dit Reeister; dat de Hof Burnewik in het KerspelZdhertr, en de Hof Scerddbeke in het Kerspel Reklmghufen. Burgleencn van dit Kafteel Dale (in CastroDaZeïzfa geweest; de een in Munfterland en de ander nKeulschland, doch beide in de nabyheid van dit Kafteel gelegen, uaar de gewoonte van burgleenen,,  Hoofdd. Van het Graaffchap Dalen. ƒ die gemeenlyk niet verder dan twee of drie my'en van hec Kafteel bevonden wierden (icO. Ook komen in dit Kegïster geen goederen voor, die in een ander Dalen gelegen zouden zyn geweest dan in die Dalen: daar intusfehen bezwaarlyk te gelooven is» dat de Graaven van Dalen, die Heeren van dit Graaft fchap en van de Heerlykheid Diepenheim waaren, geen goed in dit Graaffchap gehad zouden hebbengevolglyk behoort die Dalen, waar in men goederen» van de Graaven van Dalen bevindt, voor het Graaf, fchap Dalen te worden aangezien. Hec lydt ook geen twyfel, dat Graaven, hun Kafteel en goederen gehad hebbende ter plaatfe, die den naam van hun Graaffchap.draagt, ook aldaar hun Graaffchap moeien geacht worden te hebben bezeten. Eyzonder dient hier toe mede, dat de Hof te Dalen des zo. mers alle zaturdagen een verfche bocer opbragt; en dat ook deeze hof, en verdere daaromtrent gelegen goederen, volgens het gemelde Register, veele dingen, toe de huishouding noodig, moesten opbrengen. Dit toch bewysc, dat het vcrblyf deezer Graa. ven aldaar in de nabyheid was. Hier komt by, dat men nergens'elders een Graaffchap Dalen ontmoet, waar van met eenige waarfchynlykheid de Graaven van Dalen en Heeren van Diepenheim nog in de veertiende eeuwe als Graaven zouden kunnen voorko. men. Men zou hier by nog kunnen aanmerken , dat in den brief van 1331, waar by Jan van Diest, Bisfchop van Utrecht, dit Graaffchsp Dalenen Heerlykheid Diepenheim door koop verkreeg fir), gezegd worde verkocht te zyn die Grevefcap VAN Dalen mixten haven TE Dalen ende toetmers boecheut. Deeze woorden toch zyn te nauw aan elkandcreri verbonden, dan dat men zou kunnen beweeren, dat deeze (to) J. A. Kopp. de diff. inter Com. et Nob. imwd. tap, 288. a ft* (li) II. Stuk 4vztr Ged. bl. 232. A 3  6 Qverysfelfche Gederljlukker., Vil Stuk, deeze Hof, gelegen te Dalen, in een ander Dalen, dan waar van het Graaffchap hier verkocht is, zou geleden zyn. Ook worden de voorzeide beide Hoven te Dalen en te Oetmarsboekhout (zynde de laatfte insgelyks gelegen in hec Ambt Wernej in den zemelden brief herhaaldelyk voorgefteid als behoofende tot het Graaffchap Dalen. Hec js dus niec waarfchynlyk, dat Dalen, waar in deeze Hot is gelegen, en Dalen, waar van het Graaffchap, toe welk deeze Hof behoorde, wierd verkocht, twee onderfcheiden plaatfen van dien naam geweest zouden zyn. Deeze en diergelyke bewysredenen verichatfen een genoegzaam historisch bewys, dat hei Graarfchap Dalen ter gemelde plaats aan de Lippe bevonden wierd. . , Een meer onmiddelyk bewys is nog voor handen, dat de Hof te Dalen, die nevens het Graaflchap Dalen aan den Bisfchop van ütrechtis verkocht, ter gemelde plaatfe ligt. Want uic Gedcnkitukken blykt, dat het dezelfde Hof te Dalen is, die naderhand door het Adelyk geflagt Munster verkreegen en vervolgens overgegaan is in dat van Reck totKorL EN Heesen; en die eindelyk aan het Adelyk geflagt van Bö^elager is gekomen, waar in dezelve nog werkelyk bezeten wordt. Om dit bewys duidclyk voor te (tellen, dient vooraf het geflagt of opvolging de*- Graaven vau Dalen, gelyk dit toch ook tot mvn gefchiedverhaal vereischt wordt, verder gemeld te worden. Twee dier Graaven naamlyk Gerhard. en Hendrik, den eerften van dien naam ons Bekenden Graaf van Dalen, hebben wy reeds ontmoet. De Gemalin van deezen Graaf Hendrik was Regenwite , erfdochter van Woleertus (12) Heer van de Heerlykheid Diepenheim in Twente (13), ■ 1 : „ rn-r-i / T A \ li f' welke uravin nog in iceveu was m 1^1; zoon (12) Deeze was de zoon van Bernardus, Heer van Diepenheim en Ahuis. Aldaar bl. 246. (13) Aldaar bl. 24S fcff. (ï4) ffi £  Hoofdd. I. Van htt Graaffchap Dalen, ? zoon en opvolger van Hendrik was Otto Graaf van Dalen en Heer van Diepenheim, de eerste van dien naam bekende Graaf van Dalen, gehuwd mee Richardis dochter van den Graaf van Altena. Hy leefde in 1217 en 1255 (15). Op hem volgde zyn zoon Hendrik de tweede, eerst getrouwd metBERta, dochter van Baldewyn Graaf van Bentheim, en daar na mee Alheidis van Boekstelle. Hy leefde nog in 1272 (16), en ftierf korc daar na. Wane zyn zoon Otto de tweede wasreedsin 1273 zyn opvolger. Deeze was uic hec eerlte huwlyk van Hendrik gebooren, en getrouwd met Künigdnde, dochter van den Heer van Brunckhorst. Hy was nog in leeven in 1282f17), en had twee zoons, Willem en Hendrik, welke laacftegeestlyk wierd, als zynde Proost van de Kerk te Deventer geworden; en drie dochters, Barta, Ermgard en Catharina (i8). Zyn zoon Willem en vervolgens ook Hendrik, de derde van dien naam, komen voor als Graaven van Dalen (19): hoewel Willem, getrouwd met Richardis, dochter van dPn Graaf van Arendsberg (20), naliet eene dochter, Kctnigunde genaamd. Die fchync aldus begreepen te kunnen worden , dat Willem en Hendrik de Alodiale Graaffchap Dalen en de Heerlykheid Diepenheim gemeenfchaplyk bezaten; en dat eerst Willem, en, na deszelfs dood, vervolgens Hendrik daar over het v be- (15) ZV. 3 &? 4. en II. Stuk deezer Ged. bl. 250. Het blykt dus, dat de Kronykfchryver zich vergist, a!s hy (lelt dat Otto zou zyn geftorven in 1232. Aldaar bl. 253. (16) Aldaar bl. 256. en hier by ZV. 7. (17) Aldaar bl. 257. en Her by N. 7, 8, 13. (t8) Aid. bl. 257. Rev. Dav. illuftr. pag. 26. DumbarKerkl. en Wereldl. Dev. Deel 1. bl. 322. Deel II. bl. 214. (19) N. 15 24. (20) Ai. bl. 258. A 4  8 Overysfelfihe Gedexkftukkin, Vil Stu\. bewind gevoerd heeft. Hendrik ftjerf in het jaar 1316 (21J. In het daar aan volgend jaar ontmoet men Künicunde, als getrouwd aan Otto Graaf van Tekelenborg (22)', die daarom in brieven van de jaaren 1319, 1320 & 1321 voorkomt ais Graaf van Tekelenborg en Dalen (23). Want volgens het •Saxisch recht, in deeze oudtyds Saxifche gewesten gebruikt (24), bezaten man en vrouw, ge■duurende hun leeven, en niet langer, geen onderscheiden goed (25). Dat by ons en elders de erfgenaamen van den overleeden man of vrouw in het Techtvan gemeenen eigendom opvolgen, fchynt aan eece toepasfing van;het Roomfche recht, omtrent het recht van erffchap, die niet overeenkomftigmet de grondbeginfelen van deeze byzondere foort van gemeenichap van goederen is gemaakt, te moeten toegefchreeven worden. De verhandeling van J. C. Spener (26) heeft over deeze (toffe te veel licht ■verfpreid , dan dat deoorfprong van de by ons en elders gebruikelyke gemeenfenap van goederen tusfehen rnan en vrouw, co van derzelver uitwerking, thans rog als in een put verborgen liggen zou: hoewel A. |vIatthjEüs (27) zich dit anders voorltelde. De Gra- (21) Dümbar, Kerkl. en Wereldl. Dev. Deel I. bl. 322. alwaar uit het doodboek wordt opgegeeven , dat hy zou geftorven zyn den 1 July 1316. Doch hoe ftrookt dit met eenen brief, dien by zelfs nog eenige dagen daar na gaf, anno miilefimo CCC fexto decimo, feria Jexia post beatorum 'Petri et Paulil ald. Deel IJ. bl. 214. (22) Zv~. 26". (23; N. 27. 28, 29, 30. (24) I Stuk deezer Ged. bl. 22 gfr, (25) Saxensp. lib. L crt. 31. in de woorJen: Mm unde. -Wyff bebbet neyn getweyft gudt tho orme lyve, dst is, man en vrouw hebben geen onderfebeiden goed geduurende hun Jeeven. (26) De ufu fruiïu maritalï'in bonts uxoris, ^27) Paroem, 2.  Roofdd. I. Van hst Graaffchap Dalen. 9 Gravin Kunigonde behield derhal ven na doode van haaren Gemaal, Graaf Otto, de Heerlykheid Diepenheim en het Graaffchap Dalen, toen zy trouwde aan Willem van Boekstelle (28), die nevens haar deeze Graaffchap en Heerlykheid in het jaar 1331, aan Jan van Diest, Bisfchop van Utrecht, "verkocht (29). Deeze Gravin Kunigunde had reeds by het leeven van haaren eerden Gemaal Otto Graaf van Tekelenborg, in het iaar 1717. verfcheiden crefchillen met de Ridderen Herman van Monster, den ou-' den, en deszelfs zoon Herman van Monster, den jongen; welke gefchillen naarder bevestigen, dat de Hof, waar van hier vooren is gefproken , genaamd de Hof van Dalen, gelegen te Dalen aan de Lippe, dezelfde is, die, als een toebehoor van het Graaffchap Dalen, met dit Graaffchap in het jaar 1331 aan den Bisfchop van Utrecht is opgedraagen. De perfoonen en het onderwerp, in deeze gefchillen voorkomende, leveren hier van overvloedig bewys. Die gefchillen, aan Graaf Otto en deszelfs Gemalin Kunigunde gemaakt, beftonden hier in: dat Herman van Monster en zyn zoon beweerden , dat de Hof te Dalen aan Herman van Monster, den jongen , van wegen deszelfs Vrouw Elisareth, voor tachtemig mirk verbondea was; dac het verfterf en dewisfjl der hoorigelieden, tot dien hof behoorende, aan den zei ven en zyn vrouw, wegens bruitfchat, erflyk toebehoorden; dat deeze Hof te Dalen aan Herman van Munster, den ouden , wegens den bruitfchat van deszelfs vrouw Ermgardts voor honderd en vyf en twintig mark verbonden was; dat de Ridder Bernardus, toegerjaarnd Droste , in ren zekeren optocht , toen die van Wiedenburg in Oetmarsboekholt roofden, eene fchaade van zestig mark aan zyn paarden had ge- u (28) N. 32 &e. (?9) IT* Stuk deezer Gedenkfi. II. 232 Éfc, A J  lo Overysfelfche Gedenkjlukken, VII Stuk. leden ; en dat deeze Barnard Droste aan Graaf Willem van Dalen vyf en negentig mark te leen verftrekc en daar voor den Hof te Dalen in verband bekomen had. Doch Graaf Otto en zyne Gemalin Kunigunde bragten hier tegen voor, dat de Hot te Dalen niet voor tachtentig mark aan Herman van Monster, den jongen, verbonden was, omdatOTto , Bisfchop van Munfter , die het huwlyk tusfchen Herman (aan wien de titel van Drost wordt gegeven) en Ermgardis van Dalen hadbefchikt» by°uitfpraak zou verftaan hebben, dat de gemelde Craaf niet verpügt zou zyn dit geld te betaalen; dar. het gemelde verfterf en de wisfel niet aan Ermgardis en haare fchoondochrer toebehoorden, om dat de Ridder Bernardüs Droste op het Slot Hesfelvoert den Graave een Kafteel had moeten ftichten > waar toe hy, ter bouwing en graaving, drie honderd mark had moeten befteeden, die aan hem ot zyne erfgenaamen door den Graaf niet weder gegeeven zouden worden, met wyder beding, dat, indien dit Kafteel was gebouwd, als dan de Ridder Bernard cn zyn fchoonzoon Herman het verfterf en den wislel der hoorige lieden van den Hof te Dalen erflyk tot een Burgleen zouden genieten, maar dat het niet was gebouwd, noch de drie honderd mark daar aan befteed, en dat derhalven de Ridder Bernard en zyn fchoonzoon Herman en derzelver erfgenaamen dit verfterf en deezen wisfel niet behoorden te erlangen; dat de Hof te Dalen aan vrouw Ermgardis niet voor honderd en vyf en twintig mark wegens bruidfchat, noch voor vyf en negentig mark, verbonden was , om dat deeze Bernard en zyn fchoonzoon Herman, door een krygspaard van drie en zestig mark, en een paard van dertig mark, zo veel van den Hof te Dalen en zyn toebehoor bekomen hadden, dat dit geld volkomen was betaald niet alleeu, maar ook dat zy daar en boven aan hem en zyn Gemalin nog negentig mark fchuldig waaren eebleeven; dat zy tot geen vergoeding van lchaade vVegens den optocht, toen die van Wiedenburg roof  Hoofdd. I. Van het Graaffchap Dalen, n in Oetmersbucholt pleegden, gehouden waaren, om dac die optocht niet ten behoeve van den Graaf" van Dalen maar van Gerard toegenaamd Kukeneviant , welken die van Wiedenbrugge toen beroofd hadden, was gefchied. Deeze gefchillen wierden door gekooren Scheidsmannen, aan wier uitfpraak men wederzyds beloofde zich te zullen houden, afgedaan. Het is opmerkelyk, dat deeze handeling voorkomt in de form van, een Auftraeg (30) of zekere plegtige afdoening van gefchil, alwaar de Graaf door zyne party wierd aangefproken, waar pp hy met die van zynen raade raadpleegde, en vervolgens andwoordde; en, nevens zyne party, die zelfde perfoonen, met welken hy geraadpleegd had, tot Scheidsmannen verkoos; en, als het hoofd der handeling, den brief daar overalleen oprichtte: dewyl de Hof te Dalen, als het goed in gefchil, onder zynen Rechtsdwang in het Graaffchap Dalen lag. De uitfpraak behelst hoofdzaaklyk, dat Graaf Otto van Tekelenborg, wegens zyne Gemalin Kunigunde, aan Herman van Monster en deszelfs zoon en derzelver vrouwen en erfgenaamen zou betaalen honderd en vyftig mark Munfterfche fchellingen, zodanig dat de Amptman van den Graaf van tyd tot tyd de opkornften van den Hof te Dalen en van den Hof te Oetmersboeckholt en derzelver toebehooren zou inbeuren, te gelde brengen, en aan Herman van Munster en deszelfs zoon uitreiken; doch dat voor het overige Herman van Munster en zyn zoon en hunne vrouwen en erfgenaamen op de goederen Dalen, Oetmersboecholc en derzelvertoebehooren geen recht zouden hebben (31), In de kronyk der Heeren van Diepenheim en Graaven van Dalen komt deeze Ermgardis , vrouw van Herman (30) Uitdragt, dat is, afdoening, vereffening. Dumbar, Rerkl. en Wereldl. Deel II. il. 162, 164., 165. Uitdroegen is afdoen, vereffenen, aldaar bl. 164, 165. Hier van oa9e fpreekwyze tot Uitdragt van zaahen, (30 # 26,  is Overysfelfche Gedenkfiukken, VII. Stuk. man van Monster» voor, als eene dochter, vaa Otto den tweeden Graaf van Dalen (32). Zy zou dus geweest zyn de vaders zuster van Kunigunde, laatfte Gravin van Dalen. Doch in die Kronyk worde' niet gezegd, dat zy getrouwd zy geweest aan Herman van Munster maar aan Herman van Ludinkhusen. Hier in echter zou de Kionykfcbryver, 'c en zy men onderftelle, dat zy tweemaalen getrouwd geweest zy, gedwaald kunnen hebben. De gemel. de Elisabeth, vrouw van Herman van Manster, den jongen , komt voor met den naam van Elfebe (33)., die de zelfde naam is als Elisabeth. Voords, gelyk haar vader Bernard, hier vooren gemeld, toegenaamd was Droste: zo wordt zy elders, volgens 't geen my van goeder hand is bericht, ook EIJtbe van Droszede, of Droste, genaamd. Dit verhaal wyst ons naar den Hof te Dalen , aan Kunigunde Gravin van Dalen hebbende toebehoord., over welks eigendom zy met Herman van Munster in gefchil geweest is. Maar deeze was de Hof, die in Dalen, in het Ambt Werne, aan de Lippe is gejegen: by gevolg, om dat 'er geen ander Hof van deeze Gravin in een ander Dalen was, is deeze Hof te Dalen door haar en haaren tweeden Gemaal Willem, als een toebehoor van het Graaffchap Dalen, met dit Graaffchap aan den Bisfchop van Utrecht opgedraagen. Ook heeft Herman van Munster geen anderen Hof dan deezen vervolgens in bezit gekree. gen. 1 Vermoedelyk hebben nieuwe onderhandelingen over de gemelde uitfpraak aanleiding gegeeven, dat Herman van Munster diefi verkreeg; het zy ■dat die uitfpraak wederom in gefchil getrokken zy geworden , het zy om dat de daar in gemelde te doene betaaling der honderd en vyftjgmarkMunfterfche fchellingen misfehien nog niet gefchied zy geweest, toen Graaf Willem en zyne Gemalin het Graaffchap Dalen aan den Bisfchop van Utrecht opdroegen; van wel- (31) //. Stuk deezer Gedenkji. bU 257. (33; N. 33.  Höofdd. I. Van het Graaffchap Dalen* 13 welke fchuld zy den Hof te Dalen vrymaaken moes. ten: terwyl daar tegen de Bisfchop eene jaarlykfche rente van zekere twee honderd ponden aan den Graaf fchuldig was geworden (34). Althans dat Herman van Munster deezen Hof te Dalen reeds in 133? in eigendom bezeten heeft, blykt uit eenen brief van maagfcheiding, alwaar tusfchen hem, nevens zyne tweede vrouw Elsebe van Limeorg ter eener, en Herman van Munster , den jongen, nevens deszelfs vrouw Elsebe Droste, en derzelver kinderen, ter andere zyde, is vastgefteld, dat hy en deszelfs vrouw erflyk zouden behouden den Hof te Dalen, zo als die gelegen is aan hoven en lieden,aan turf en twyg, en met al zyn oud en nieuw toebehoor (3 5). Wat aangaat de uitgebreidheid van dit Graaffchap Dalen, fchynt, by gebrek van ander naarricht daar voor gehouden te kunnen worden, dat dezelve niet grooter zy geweest dan het tegenwoordig Dalen. Meer voorbeelden worden bevonden van diergelyke 3deine Graaffchappen; het zy dat dezelven van den beginne door de Keizeren niet grooter zyn gefield; ïiet zy dat ze, nog niet erflyk by de Graaven bezeten zynde, door de Keizeren zyn verkleind door een gedeelte daar aan te onttrekken en aan ftichten te vereeren; het zy de Graaven zelfs, toen de Graaffchappen erflyk geworden waaren, een gedeelte daar van hebben vervreemd; het zy dat ze door Familie vcrdeelingen zyn gefplist en de naam van het Graaf, fchap by het hoofdgoed is gebleeven; of door an. dere oorzaaken meer, die thans niet alle na te fpoo. ren zyn. Kappenberg, in de buurt van het Graaffchap Dalen gelegen, was wel eer ook een diergelyk klein Graaffchap, 't welk, volgens J; Hobbe. riNGs, in 1131 ea volgens J. A. Beer, in 1123 door (34) Aldaar, bl. 238 Êfft (35; 38.  14 Overyefelfche Öeierikjïukken, VIL StuL door deszelfs laatfte Graaven Godefriö en Ottcï aan het Sticht Munfter is opgedraagen (36). De naam van dit Graaffchap is mede aan verfcheiden andere elders gelegen kafteelen, plaatfen öf gehuchten gemeen (37): gelyk men dit veeltyds befpeurt in naamen, die oorfpronglyk geen eigennaamen zyn. Dale betekent eene laage geftelcheid van plaats, en beduit genoegzaam het zelfde met het woord Ls, welke benaaming insgelyks aan veele plaatfen tot een eigennaam verftrekt. Verfcheidenlyk wordt de naam van dit Graaffchap geleezeni als iaamlyk Dale, Dalem, Dalen (38). Volgens het aangehaald oud register is Dale de naam van het Kafteel ; doch Dalen de naam van het Graaffchap. Het Graaffchap of Land, naar het Kafteel genoemd, is Dilem of Dalen, beide, by verkorting gezegd van Dalehem. Terwyl bekend is , dat de uitgang der naamen van plaatfen op em, en, oudtyds ook ob$ dezelfde is met heim, hem, hen. Wat de oude Staatsgefteldheid van die weleer aanweezig Graaffchap betreft, blykt niet, dat het uit den boezem van hec land of plaatfen van het wareldjyk gebied der Bisfehoppen van Munfter door de Graa- (36) Üitgegeeven door j. D. van Steinen, R 32. ö» 400. Kleidsorg Deel I. bl. 592 (37) Falke ad Cod. tradit. Corbeien. p. iïï, §. 20. pag. 362. noemt 'er vyftien, waar by men nog anderen zou kunfien voegen. En in eenen brief van 1280 by Matth^us in nol. ad A. Bevergerne chron. Monast. AnaleB. torn. 5. pag. 36. wordt gezegd, dat het Capittel te Munfter heeft gekocht de Officia in Dale et Aldorpe. Het woord Officium betekent Bof', zo als in eenen brief van 1376. Ad Officimi feu curtem Èroickhtifen pertinentes. By N. Kindlinger,.Mwjfier. Beitr. I. band, Urk. bl. 389- en by Matth^us denobilii. lib. 4' cap. 5. pag. 93r. Welk Officium, of Hof in Dale, öngetwyfeld in een ander Dale lag. .. (38) Mr. Jung. Cod. diplom, pro kift. Èenth.p. SS.VvmM, Kerkl. en Wereldl. Dev. Deel II. bl. 214;  Hoofdd. I. Van het Graaffchap Dalen. ij Graaven van Dalen verkreegen zy; moetende ook het tegendeel gefield worden, zo lang het andere niet beweezen is. Gerard Graaf van Dalen, van wien te vooren is gemeld, bezat dit Graaffchap in 1146, toen het wareldlyk gebied van den Bisfchop van Munfter beftond in den wareldlyken Rechtsdwang en 't gene, welk in dien tyd daar toe behoorde, over fommige plaatfen van zyn Kerklyk gebied: gelyk ook het gebied der Graaven en Heeren over andere plaatfen, in des Bisfchops wyd uitgeftrekt kerklyk gebied gelegen, dien Rechtsdwang betrof. Hoewel ook de rechten van aen eenen Bisfchop, Graaf of Heer, over de plaats van zyn gebied, grooter dan van den anderen zouden kunnen zyn geweest: geen een nogthans van allen had het gezag van Landsheer, of, zo als men het anders noemt, Territoriale Superioriteit over dezelve. Alle waaren zy onderworpen aan het Vorstlyk gezag der Hertogen van Saxen, waar onder Munfterland, zo wel als Overysfel, toen behoorde, tot dat eindelyk Hertog Henbrik de Leeuw door Keizer Frederik den Eerften in het jaar 1180 t'onder wierd gebragt. Geen van allen ftond toen onmiddelbaar onder het Ryk maar onder de Hertogen, die ook zedert een geruimen tyd het gezag der Bisfchoppen, Graaven en Heeren meer befnoeid dan den teugel daar aan gevierd hadden (39). Men kan derhalven niet Hellen, dat een Graaf of Heer, die in dien tyd een Graaffchap of Heerlykheid in des Bisfchops kerklyk gebied bezat, het zelve van den Bisfchop zou bekomen hebben; te min. der om dat integendeel de Bisfchoppen, zo wel in Munfterland als hier en elders, vanouds daar op hebben toegelegd, om zodane Graaffchappen en Heerlykheden, zo veel moogelyk, aan hun Sticht te brengen, of dezelven door de Graaven en Heeren aan hun Sticht te doen opdraagen, en wederom ter Leen van het zelve te doen oncvangen (40}. . \ t t o Zelfs (33) H- Stuk deezer Gedenkjl. bl. 33 tjc. (40) Zie, onder anderen , de Munfterfche Kronyk Schry.  16 Qvtrysfelfcbe Qidenkjlukken', PIL Stuk. Zelfs kan van de Bisfchoppen in het gemeen niet" gezegd worden j dat zy eenen wareldlyken Rechtsdwang in de voorzeide eeuw gehad zouden hebben. Met veelen, en onder deezen ook de Bisfchoppen van Munfter, was het anders*gefteld. Want ten tyde van Ludovicos, den drie en twintig/ten Bisfchop, had Otto Graaf van Tekelenborg nog de erflyke voogdy over de plaatfen, waar van de wareldlyke Rechtsdwang toen tot het Sticht Munfier behoorde* Hier van wierd hy door deczen Bisfchop met de wapenen, omtrent het jaar 1126, ontzet (41). Het ambt van Voogdy, hoewel door de Keizeren weleer over Geestlyke Gedichten aan derzelver Advocaaten of Voogden gegeeven, en* zo wel als het ambt der Graaven over wareldlyke Diftridten verleend, toen erflyk geworden zynde, wierd hun echter door Bisfchoppen benomen. Hier toe wierd den Bisfchoppen door de Paufen de hand geleend (42). Dit worüt door fommigen voor onrecht, doch door anderen, als zullende zyn gegrond op het welzyn des volks, voor rechtmaatig gehouden. Tot dus verre had de Bisfchop van Munfter zomin den wareldlyken Rechtsdwang of gezag over het Graaffchap Dalen, als de Graaven van Dalen over plaatfen van des Bisfchops wareldlyken Rechtsdwang. Alleenlyk de gemelde Gerard Graaf van Dalen was een Leenman van den Bisfchop voor jaarlykfche twceJ folidi uit den Hof te Weshem. Want het Graaffchap Dalen en daar toe behoorende goederen waaren niet Leenhocrig aan het Sticht van Munfter: ook zyn Schryvers Bevergerne en Tymfius met de. aantekeningen van A. Matth^us. Analeït. tem. 5. Jung- IJift- Cm. Bentlu p. 203 &c. et in Cod. diplom, p. 56. en II. Stuk deezer Geiciikft. bl. 246 èff. (41) Bevergerne £? Tympius by Matth. Analeil. torn, 5» pag. 22 £rV. 175- (42) Hebtii Comment. vol. 2. torn. 2; de Ortg. etprogt.fpec. Rom. Germ. Imp. return publ. g. n. J. D. von Steimejj, Westph. Gejchichte Thai 3 Stuck 21. pag. 1401 §?f.  Hoofdd. I. Van het Graaffchap Dalen. tj zyn dezelven als Alodiale goederen, in het jaar 133 r aan den Bisfchop van Utrecht verkocht (4oi Hoewel ook vervolgens Bisfchop Hermamwds* Graaf Aan Katzenellebogen, omtrent het einde der twaalfdj eeuwe, van Keizer Frederik den Eerften, na dat Hertog Hendrik de Leeuw van zyn Hertogdom Saxen was ontzet geworden, het recht van Landsheer of Territoriaale Superioriteit verkregen heeft (44): nogthans volgt daar uit niet, dat de pliatslyke uicgeftrektheid van dit aan den Bisfchop van Munfter toen verleend Vorstlyk gezag, hoedanig de Hertogen van Saxen een geruimen tyd over de plaatfen van des Bisfchops wareldlyk gebied, eu over Graaffchappen en Heerlykheden van anderen hadden geoefFend, grooter zou zyn geweest dan de plaatfen van zyn wareldlyk gebied of Rechtsdwang: dat is, dat dit Vorstlyk gezag van Hrtog in Westfalen ook zou betroffen hebben Graaffchappen en Heerlykheden van andere Graaven en Heeren, in des Bisfchops kerklyk gebied gelegen. Zelfs, wanneer men alle de Landftreeken van het kerklyk gebied van den Bisfchop van Munfter nagaat, wordt het tegendeel bevonden. Hoe veel te meer dan moet de gene, die zou willen ftellen, dat de Bisfchop dit gezag over deeze of gene Graaffchap of Heerlykheid, in het Land van zyn kerklyk bewind, aan anderen toebehoorende, zou verkreegen hebben, deeze ftelling bewyzen. Die wordt ten aanzien van een gedeelte van het Hertogdom Engeren en Westfalen, aan den Aardsbis. fchop van Keulen in het jaar 1180 door den Keizer gegeeven, mee bewys bevestigd (45J. Maar dat eenig (43) Stuk deezer Gedenkjl. bl. 232. (44) Bevergerne en Tympius by Mattö. Anale®, torn. 5, pag. 25 &c. 176. (45) Zie den brief, met eenige verfchilleöde leeziögen, by Kleinsorg. Theil 3. Beylage B. VII. Stuk. q  18 Overysfelfche Gedenkflukken, VII Stuk. eenig Keizer aan den Bisfchop van Munfier her gezag van Vorst of Hertog over al het Land, waar over hy een kerklyk gebied had, zou verleend hebben , kan zo min van den Bisfchop van Munfier als van andere Bisfchoppen getoond worden. Het is dan daar voor te houden, dat de Graaffchappen era Heerlykheden in het kerklyk gebied van den Bisfchop van Munfter toen ter tyd by zodanig eene cnmiddelbaarheid zyn gebleeven, als waar in zy, door de verwerping der Hertogen van Saxen, onoer den Keizer en het Rvk geraakten, zo lacg niet blykt, dat san iemand anders een Vorstlyk gezag over dezelven zou opgedraagen zyn. Dat de Bisfchoppen van Munfier het recht van Vryfloel, zynde een zeker lyfflrafFelyk Gericht, anders genaamd Westfaals Heimelyk Gericht, al is het ook op plaatfen van zyn kerklyk gebied, die niet mede onder zyn wareldlyk gebied behoorden, te dier tyd zou verkreegen hebben, is geen bewys van des Bisfchops Vorstlyk gezag over die plaatfen, veel weiniger een bewvs van zulk een gezag over alle plaatfen in de uitge'flrektheid van het Land van zyn kerklyk gebied. De Keizer had het recht om dit Gericht te doen oeffenen: hoewel andere gewoo. ne lyfflrafFelyke Gerichten ter zeiver plaatfen bevonden wierden , en ongeacht de Landsheeren reeds een Vorstlyk gezag over deze plaatfen verkreegen hadden. Hier van is een treffend voorbeeld te zien C46) in Jan van Arkel, Bisfchop van Utrecht, die in het jaar 1361 over zyne Landen Zalland en Twente het recht van Vryftoel van den Keizer verkreeg. Dit fttekte aldaar tot nadeel van de gewoone lyfflroffelyke Gerichten, die de Bisfchop in dit Gericht zocht te verfmeken: doch het welk hem hier te Lande niet gelukt is, fchoon het hier een Burger oorlog heeft veroorzaakt (47). Eindelyk is - (46) IL Stuk deezer Gedsnkft. bl. 37 (47) Aldaar bl. 159 £?c.  Hosfdd. j. Van htt Graaffchap Dalen, ig -dit Gericht wederom door eene wet van Keizer FrebERiK den Derden bepiald geworde tör het <*evalï wanneer by den gewoonea Richter geen recht te bekomeu was (48). Het is bekend , dat in vervolg van tyd veelé Graaffchappen en ■ Heerlykheden, die, na dat Her. tog Hendrik de Leeow zyn Hertogdom Saxen had verlooren, onmiddelbaar onder den Keizer en het Ryk geworden waaren, door de Graaven en Heeren als Alodiaal bezeten zyn (49); en dat ook veele derzei ven i behoudens het voorig recht der Graaven en Heeren over deeze hunne Graaffchappen en Heerlykheden, door Bisfchoppen zyn uitgenomen yan de onmiddelbaarheid aan het Ryk en daar door landzatig onder dezelve Bisfchoppen zyn geworden} doch dat de Graaven en Heeren van onmiddelbaar' gebieeven Graaffchappen en Heerlykheden gemeente heLc.gezag van Landsheeren hebben bereikt f>o); Wat hier van in opzigc van hec Graaffchap Dalen gebeurd zy voor dat het in het jaar 1331 door deri Bisfchop van Utrecht, als Aiodiaal, in bezit verkreegen wierd, zal ik, by gabi-efc van genoegzaamö bewysftukfcen, moeten daar laaten. Ten minften het is niet te vermoeden, dat dit Graaffchap toen Landzatig onder het Sticht Munfter zou zyn gé; weest: om dat het, na dat de Bisfchop van Utrecht hetzelve, nevens de Heerlykheid Diepenheim; van den Graaf en Gravin van Dalen in het voorz. j".af had gekocht, vervolgens mede Onder de titels 4 die) de Bisfchop als Landsheer voerde, geteH wierd* Na dien tyd raakt de oude Staatsgëfleidheid van dit Graaffchap uit ons gezigt. Alleenlyk de plaats van _dn oude Dalen, de Hof en de overblyffels vadhet Kafteel aldaar &c. dienen thans nog tot een bewys dat daar ter plaacfe dit Graaffchap Dalen wel eef (48) Aldaar bl. 39. (49) Aldaar bl. 60. en het aldaar aangehaalde; (50) Aldaar 31, 35. i07 B a  2o Ovtrysfelfche Gedenkftukken, Vil Stuk. eer is geweest; en tot een voorbeeld van afwisfeling der wareldfche dingen. De brief van de Munftericne Landsvereeniging van het jaar 1466 vertoont ons deeze plaats als een gehucht, waar in geen Gradffciap meer bevonden wordt. Dezelve geefc te kennen, dit de eigenaar, die het toen vermoedelyk reeds verwoeste Slot van Dalen, en den Hof te Dalen in bezit had, een der Landsftenden van het Sticht Munfter is geweest; en dat hy geen Rechtsdwang over Dalen had. Hier uit blykt, dat, na dat Frederik van Blankenheim, Bisfchop van Utrecht, die zich, gelyk boven is gezegd, Graaf van Dalen titelde, in het jaar 1423 overleeden was, dit Graaffchap Dalen reeds voor het jaar 1406 verdweenen zy geweest. Want in de gemelde Landsvereeniging van het Sticht Munfter (51) wordt Herman van Monster, die onder de Landsftenden aldaar voorkomt, en wiens Voorouderen den Hof te Dalen in bezit verkreegen hadden, genoemd Herman van Monster to Dale (52), Dit fcnyut niet verdaan te zyn van den Hof te Dalen, welke geen Ridderzttel was; 'c en zy evenwel mogteblyken, dat die van het geflagt van Monster, welken deei zen Hof reeds voor het jaar 1333 bezeten hebben, den titel van Heeren to Dale wegens denzelven gebruikten. Ook is niet te vermoeden, dat iemand van het geflagt van Munster zich zou noemen Heer to Dale, maar veel eer Heer to den Hof to Dalen, indien deeze een Ridderzetel was geworden: om niet te herhaalen, dat Dale eigenlyk was de naam van het Kafteel, doch Dal n de naam van de plaats van het Graiffchap. De Edelen zyn van ouds gewoon geweest om, wegens hunne Ridderzetels of H ivezaaten, die met aeen Heerlykheid van Rechtsdwang waaren voorzien, zich, als eigenaaren van de- (51) HobbeLings Befchreibing des ganzen Stift Munfter, Eidit. van ] Ö. «ou Steinen. bl. 158 fcpc. en Kindlingeb Münfterifche Beitriige I. Stuk. p. 148. (52) Aldaar pag. 149.  Hoofdd. I. Van het Graaffchap Dalen. 21 dezelven, te noemen Heeren to gelyk Herman van Munster hier wordt gezegd 10 Dale en niec Heer van Dale. Want de byvoeging van het woord Heer by van &c. zou een recht van Rechtsdwang aanduiden; of, zonder byvoeging van het woord Heer by van, zou het een geflagtnaam zyn. Doch geen van beiden had hier plaats: en daarom worde hy hier gezegd to Dale. Dit geeft te kennen zyn recht van eigendom en niet van Heerlvkheid (53): Het geeft dus te kennen, dat h> Heei was van het Slot of Riddcrzetel Dale. Ook biykt van elders, dat hy den Rechtsdwang over Dalen niet g had heeft. Ik meen hier uit te kunnen opmaaken het gene ik anders niet bewyzen kan, naimlyk dat de KechtsdwaDg, en wat ook voor een hooger gezag de Graaven van Dalen over dit Graaffchap hebben gehad, in den gemelden tusfehentyd, am het Sticht Munfter zy gekomen, en aan het Richterambt van het Kerfpel Bork ingelyfd; doch dat als toen het Kafteel Dile met den grond of landeryen, daar toe behoord hebbende, door de Familie van Munster, die reeds den Hof had in dit Graaffchap, verkreegen is geworden, en vervolgens met den Hoi te Dalen tot andere Adelyke geilagten , als boven is gemeld, overgegaan is. Van dit Kc;fpel Bork wordt ook gewaagd in het aangehaald Register der goederen van Hendrik den eersten, Graaf van Dalen, van het jaar 1188, in de woorden: Item in parochia Borc una domw, quam tenet Bernardus de Oldenborc. De oorzaak deezer omwenteling in die Graaffchap vind ik nergens verhaald; evenwel fchynt dezelve nagefpoord te kunnen worden. Hier toe is uit het voorverhaalde te herinneren, dat dit Graiffchap van het Sticht Utrecht is afgeraakt onder een van de volgende Bi fchoppen, welken in den tusfehentvd na Fredeuik van Blankenheim tot het jaar 1466 den Bisfchoplvken Stoel bezeten hebben; a's naam» lyk Zweder van Kuilenborg, Rudolf van Diep. holt! (53) Rus dor f in Vindic. Palatin. cap. 23. n. 78. B 3  aa Overysfelfche Gedenkflukken, Vil. Stuk. holt, Gysbert van Bredenrode cn David van Borgpndien. Onder Rüdolf van Diefholt echter worir de meeste gelegenheid en gevolglyic, ook de grootfte waarfchynlykheid daar toe bevonden. Deez ■ begaf zich in eenen Munfterfchen oorlog om Walraaven van Meurs tos Bisffehop van Munfter te bevorderen (54). Dit kan veellicht oorzaak gegceven hebben, dat zyn Kasteel Dale door zyne Vyanden toen voerwoest geworden zv. Terwyl ook? de zwa3re fchulden, waar in hy zich door deezen oorlog, ondanks die van zyn eigenlanden, had gelloken, hem bewoogen kunnen hebben , om de puinhoopen van dit Kasteel en de gronden, daar toe behoorende, aan van Munster, doch zyne Graaflyk» heid over Dalen aan het Sticht Munfter over te laaien. Of men zou kunnen ftellen, dat dit een en ander, doorreent van Oorlog, in den loop gebleeven zy; en dat vervolgens het verwoeste Kasieel en daar toe behoorende gronden door van Monster, verkreegen zyn van het Sticht Munfter. Van de gefteldheid des Graaffchap» Dalen en zyn lotgevallen, noch van het uitgeftorver g flagt der Graaven van Dalen geen verder naricht gevonden hebbende; zal ik aangaande het wapen dezer Graaven nog aanmerken, dat het van tyd tot tyd verfcheidenlyk bevonden wordt. De Heer Jung f55) vertoont het wapen van Hendrik den tweeden, Graaf van Dalen; zynde een ODgewapei;d mm te paard, met een vosel op zyn linker hand, in een zegel van deezen Graaf, aan eenen brief van het jaar 1240. Hier van verfchilt het wapen van dien zclfien Hendrik, hangende aan den reeds geselden brief van 1272, 'c welk beftaat in een geharnascht man te paard, houdende een driekant fchild, 9P 't welk zes klaauwen, wier foort niet duidelyk fchynt, in zyn linkerhand; en een b.ykans boven zyn (54) III. Stuk deezer Gedenkfl bl. 123 &C. en BeTEJOERN» <^n Ï'ympius over deezen Bisfchop. (55) Cod. dipl. pre hut. Bentk Tab. £  Hoofdd. L Van bet Graaffchap Dalen. 23 zyn hoofd opgehaald zwaard in zyn rechterhand, met ditomfchrift: t S. HENR1CI.COMITIS. DE. DALEN. Hec rugzegel is een driekant fchild,waar op zes diergelyke klaauwen zyn. Doch het wapen, aai een overgebleeven ftuk van een vroeger brief, naamlyk van 1217, die waarfchynlyk van inhoud is geweest als de reeds aangehaalde brief van dat jaar» welk wapen, volgens zyn omfchrifc, is van Otto Graaf van Dalen, verfchilt daar van voornaamlyk in zo verre, dat de man te paard een ftandaard onder zyn rechter arm heeft, en met den linker arm een fchild houdt, waarop, zo wel als op het vaandel» eene foort van klaauwen is te zien. Ik weet de gedachtenis deezer Graaven niet te vieren met een verhaal van groote daaden: nogthans zal ik hunne handelingen, zo veel ik die heb opgefpoord, melden, om dat ze verfcheiden merkwaardigheden behelzen. Het uittrekfel uit den brief van Bisfchop Warnherus van het jaar 1146 (56) doec ons zien het belang, welk de Bisfchop in dien tyd daar in ftelde, dat hy zich van de hulp ca getrouwheid van Gerhard Graaf van Dalen verzekerde, door hem met een jaarlyksch geld van twee folidi te beleenen. Het is bekend, dat zulke leenen niet erflyk zyn ; dat men uit de voorwaarden van dezelvcn moet verneemen, waar toe de verpligting van deeza ïbort van Leenmannen was bepaald; en dat deeze Leenen foldatos worden gezegd, om dat gemeenlyk folidi aan deeze Leenmannen gegeeven wierden (57). Van den folidus wordt ook in het aangehaald Register van het jaar 1188, gemeld. Volgens het oude Saxisch recht (58) zou hier verihan worden een gouden (56) AT". 1. Dit als ook de brieven AT. 3. 7. 13. 38. ben ik verfchuldigd aan de vriendelykheid van den Heer Ni- COLAUS KlNDLINGER. (57) Feud. lib. II. til. 10. (58) Zie het Remlsforium oder Register üher den Saxenfpie- B 4 gel ,  24 Qveryefelfche Gedenkjlukken, VIL Stuk. den folidus of gouden gulden. Het is my nog niet gei bleeken, hoe veel Munfterfche dtnarii of fchellingen , waar van ook in het aangehaald Register wordt gewaagd, toen een folidus bedroegen (50). Omtrent d^ beweegreden, waarom de Bisfchop. pen van Munfter zich van zoJane Leenmannen voorzagen, is aan te merken, dit Ludovicüs Bisfchop van Munfter, omtrent het jaar H26, gelyk boven js gem ld, zich van de voogdy der Advocaaten van zyn Sticht had ontdaan; en dat zedert dien tyd de Bisfchoppen van Munfter te meer noodig hadden om Edelen, die onmiidelbaar onder het Ryk behoorden, inzonderheid nabuurigen , aan zich met Leenmanfchap te verbinden; en die hier door, volgens het Leenrecht, den eerden rang van Adel, waar mede zy onmiddelyk ftonden onder het Ryk, niet verlieten; zelfs niet (volgens voorbeelden, die men elders ontmoet) als was het ook dat zodanige Edelen mede ter Landsvergadering van den Bisfchop , uit hoofde van hun belang by het beftierdes Lands, verfcheenen; of ook een byzonder verbond met den Bisfchop en deszelfs Mannen en Dienstmannen van den tweeden rang van Adel en met deszelfs Steden er.z maakten over de verdediging en beflisflng van gefrhillen, die onderling, of met onderzaaten van den Bisfchop, mogten ontftaan. Want dewyl zy des niet te rrin Edelen bleeven van de eerfte orden en dus onmiddelbaare onderzaaten van den Keizer en het Ry1-: zo volgt van zelfs, dat zy geen onderzaaten waaren van den Bisfchop. Terwyl eene byzondere verbintenis van vereeniging niet voor eene opdragt van fouvereiniteit aan het lighaam van die vereeni- ging gel, L'hnrecht und Weiclibïld Edit. van 1551, in de woorden : Schilling. Pfundt, Phenning, & J, Potgiesser de Statuferv lib 2.Cat> 4 n. 31, 32. L tin Kate, Aanl. tot dg iJederd fpraak, Deel 2. Proev. 2 in fchel. (59) Van de waarde van den folidus, of gouden gulden in laate 'tyi, naaftlyk in 1331 &c. Zie bv von Steinen , Wèstyh. gefch. Ti.eil I.Jluck 3. pag. 1072 £fc.  Hoofdd. I. Van het Graaffchap Dalen. 25 ging, noch aan den Vorst, die als hec hoofd van die vereeniging voorkomt, is ce houden: zo dat de Vorst daar door geen Souvereiniteit over de perfoonen eo goederen der onmiddelbaare mee hem vereenigde Edelen verkreeg, die hy zonder die vereeniging niet had. Gemeenlyk worden in Gedenkftukken van dien tyd door Edelen (Nobiles) van Vorften zulke onmiddelbaare Edelen, die op de een of andere wyze aan hun verbonden waaren, verftaan, in onderfcheiding van anderen, die van den tweeden rang waaren en dus onder Vorften ftonden; en die toen eigenlyk geen Edelen genoemd wierden. Gerhard Graaf van Dalen was derhalven een onmiddelbaar Ryks Edelman van den Bisfchop. Doch zyn zoon Hendrik, Graaf van Dalen, wordt onder de Edelen van den Bisfchop van Munfter niet befpeurd maar wel onder die van Otto Graaf van Gelder en Zutfen in eenen brief van het jaar 1190, alwaar Graaf Otto hem, nevens anderen, noemt zyn Edelman, ia tegenftelling van zyne aldaar genoemde Dienstmannen: en met deeze zyne Edelmannen en Dienstmannen bevestigt hy deezen brief, in welken hy het Stadrecht aan de Stad Zutphen heeft gegeeven(6o) , in de woorden : „ met myne Edele Mannen en ,, Dienstmannen. Deeze alle hebben den eed met „ my gedaan. Henricus van Kuk , Henricus „ Graaf van Dalen, de Graaf van Kasfele, Johan- „ nes van AüS, LlIDOLPHUS van stenvorden , ,, Henricus van Burclo, Gerhaudus Graaf van s, Lon , Gysebertus van Bronkhorst , en zyn ,, broeder, Wilhelmus Graaf van Goye en zyn ,, broeder, Wolterus Spyrinck, Otto van Bu. „ ren, RicoltvanUthen, WernerusvanHerc. „ hem, Pelegrim van Kamphelde van Baten„ borch, Thidericits en zyn broeder: en Dienst,, mannen, Stephanus van Smithus &c." Ook worde (60) Bondam Charterb. I. Deel 2. Af deeling bl. 294.  t6 Overysfelfche Gedenkftukken, VU. Stuk. wordt Otto Graaf van Dalen, zoon van Hendrik, niec bevonden onder de Edelen van den Bisfchop van Munfter, maar wel onder de Leenmannen van den Bisfchop van Utrecht in eenen brief van het jaar 12J5 C60: a'waar de Bisfchop hem noemt zyn lieven getrouwen ; ten blyke dat hy een Leenman van deezen Bisfchop was. Doch van een Leenmanfchap van Graaven van Dalen, aan den Bisfchop van Munfter, vind ik geen gewag gemaakt dan van Graaf Gerhard voorgemeld, en van Graaf Willem in het jaar 1303, als Borgman van het Kafteel Botzlere; en van G raaf Hendrik in het jaar 1311, als Borgman van het Kafteel te Vreden, waar van beneden gezegd zal wo den. Ot dcr de Getuigen in den gemelden brief van Bisfchop Wernherüs wordt bevonden Hermannus de Dale, het zy hy van het geflacht deezer Graaven, het zy van een ander geflacht, zy geweest. De naamen van de zetels der Graaven en Heeren ter plaatfe van hunne Graaffchappen en Heerlykheden, als ook de naamen van Ridderzetels, plagten veeltyds tot geflagtnaamen aangenomen te worden, en tevens tot gedenktekenen dat men daar van herkom, ftig is. Dit ook fchynt de reden te zyn van het denkbeeld, dat het woord van, gevoegd by een geflagtnaam, die genomen is van den naam van het Kasteel of zetel van een Graaf of Heer van eene Graaffchap of Heerlykheid, of die ontleend is van den naam van eecigen anderen Ridderzetel, een vermoeden van Adeldom te wege brengen zou. Na deezen brief van Bisfchop Wernerüs van 1146 heb ik niet eerder dan in het jaar 1188 wederom iets van deeze Graaven befpeurd. In dit jaar is een Register van de goederen van Hendrik den eersten, Graaf van Dalen gemaakt (62;. Hetoor- fprong. (61) N. 4. (62) N. 2. Van dit Gedenkftuk, *t welk ik zelf heb ingezien , en van veel anderen, ter Secretarye van de Edele jkog. Heeren Staaten des Lands van Utrecht berustende,  Hoofdd. 1. Van het Graaffchap Uilen. 27 fpronglyk Register, gefchreeven op Pergament, groot vier bladen, twee kolommen op elke bladzyde, met een kleinen letteren veelvuldige verhortin-ï gen, draagt genoegzaame kenmerken van deeze zyne oudheid. Everharq des Graaven Kapellaan te Diepenheim (63;, Infteller van dit merkwaardig ge* denkftuk, die, gelyk hy zelf zegt, veel werk en flaaplooze nachten daar aan heeft hefteed, betuigt*, dat hy daar op heeft gebragt'de vaste inkomften en pachten, als mede de rechten en eigendomlykegoederen , met welken de Graaf, in zyne tegenwoordig-, hcid, deszelfs Dienstmannen en 'Leenmannen had beleend, Hy begint dit zyn werk met dejaarlykfche inkomften. Vervolgens meldt hyde Leengoederen, niet benoeming der verfcheiden kerspelen van verfcheiden Bisdommen, waar in die zyn gelegen. Onder Leengoederen verftaat hy mede Dienstmans goederen: gelyk dezelven met diealgemeenebenaaming daar onder mede begreepen kunnen worden (6.+), als ook de Burgleenen. Hy zegt in de eerfte plaats gewag te zullen maalcen van de Dienscmans goederen; doch laat ons in het onzeker, waar hy daar mede ophoudt, of waar hy met de Leengoederen begint. Van fommigen meldt hydatze Burgleenen zyn. Alleenlyk van het Kafteel en Heerlykheid van Hoel men , gelegen in het Ryk van Nymegen, zegt hy, dat de Ridder Hendhik, Heer van Hoemen, daarmede beleend was jure komagio, dat is, in Mans Jldt, te weeten, in tegenftelling van in Dienstman? ftat; waar door eene beleening met een Dienstmans Lesn te ken- zyn my door Hoogstderzelver Ordinaris Heeren Gedeputeerden by Appoinctement van den 17 Decemb. 1784, aft fchriften gunftiglyk toegeftaan. (63) Zie hem ook in de Krmyk, IL Stuk deezer Gedenk/1, bh' 249 Ê?e. (64) Zo als ook in eenen brief van 1243 by J. D. VOütStei3je51 Westph, Gefch. Th. 4. Stuk 21. #.,1435 &c.  s8 Overysfelfche Gedenkjlukken, VII Stuk. kenneD gegeeven wordt (65). Het fchynt onge» twyfFeld, dat van geere deeztr Leengoederen, van wat foort dezelven ook zyn geweest, iets door den Leenman aan den Graaf zy opgebragt: dewy! zulks anderszins in dit Kegister, waar van het voornaame oogmerk was, om de inkomften van den Graaf te weeten, zou zyn opgegetven. Door de inkomften , die by fommigen van die goederen zyn gemeld, zyn te verftaan die de Leenman daar van trok. De Dienstmannen, in het byzonder zogenaamd, waaren de geringfle foort van Edelen in het Leenmanichap der Vorften, Bisfchoppen, Graaven en Hee. ren , verpligt om alle dagen in de wapenen, en wat 'er meer of anders toe bedongen zy geweest, te dienen; anders dan de Ridders en Knaapen (66). Voords meldt de Infteller van dit Register eenige boeren wooningen en kampen, omtrent Diepenheim gelegen, waaruit tins van wasch en hoenderen betaald wierd, welker naamen, noch ook het gene zy opbragten, hy niet gewaagt: om dat hy, gelyk hy Zegt, iD het onzeker was, wie van de bezitceren deezer goederen overleeden waaren, waar door de naamen waaren veranderd Hier uit blykt, dat deeze goeeeren met geen andere naamen dan die van de bezitteren te boek ftonden. Hy laat daarom de invordering deezer inkomften over aan den Hofmees. ter. Daar na telt hy nog eenige Patronaatfchappen, den Graave geheel toebehoorende, naamlyk iD Oetmersboeckholte, in Swageftorpe en in Diepenheim. Van de kerk, genaamd Lare, hadden de Graaf en de Ridder Joan van Ahus tefamen het Patronaatfchap, waar van in het voorafgaande van dit Register melding wordt bevonden; als ook van het recht vaneen Priefter in de kerk te Epe, om de derde keer, te bei oemen. Ter plaatfe van het Graaffchap Dalen was waarfchynlyk toen ter tyd geene kerk, waar van anderszins het Patronaatfchap aan den Graafkon toebehoord (65) II- Stuk deezer Gedenkft. bl. 115. (66) Aldaar, bl, H7 fcf 118. in not.  Hoofdd. I. Van het Graaffchap Dalen. 29 behoord hebben. Men ontmoet meer voorbeelden van dien tyd en nog laater, dat in niet zeer uitgestrekte Heerlykheden geen kerken waaren. Eindelyk de Kastellany goederen van het Kasteel te Diepenheim zyn op dit Register aangetekend , met welken de Kastellaanen, dat is, Borgmannen van dit Kasteel, waaren beleend. De Borgmannen worden Kastellaanen genoemd, zoals, onder zeer veele andere brieven, in eenen brief van het jaar 1243(67). Anders ook wierd Kastellaan hier te Lande gezegd, die over een Kasteel en daar toe behoorenden Rechtsdwang tot Ambtman gefield was: doch welke betekenis ter deezer phatze niet behoort. Onder deeze goederen wordt hier geteld het Zwaanendrift, van de moolen Vorewech, by Eibergen, af tot aan Westervlier, en van Westervlier, de beekopwaardsnaar de zyde van Lochem (68) en nederwaards naar den kant van Goor, zo verre de marke, tot den Hof Stokkembehoorende, zich uitftrekt. Van dit water fchynt gedeeltlyk gemeld te worden in de Diepenheimfche Kronyk, alwaar wordt verhaald, dat die van Goor het water wilden leiden naar hunnen wil, en dat daar over tusfchen Wolbkrt Heer van Diepenheim en den Graaf van Goor kryg'ontflaan was, die de blyde uitkomst had, dat Wolbert den waterloop, zo als die by Diepenheim vliet, behield en Gy. sela dochter des Graaven van Goor ter Vrouwe kreeg (69). Elders meer komt het Zwaanenvlot voor als een recht, door iemand op rivieren verkreegen: gelyk Johan Graaf van Bentheim in het jaar 1324, onder anderen, als een byzonder recht, het Zwaanenvlot in het Gericht van Emlichem verkocht aan (67) By J. D. von SteineN, JVestph. Gefch. Th. 3. Jluk 21. bl. 14 js &c. (68) Dit laat zich niet bevatten volgens den tegenwoordigen ioop der beeken aldaar. (69) Aldaar bl. 248-  30 Överyifelfcbe Gedenkfiukken, VIL S:uk. aan Godfried van Borkelo (70); en gelyk dé broeders Herman en Simon Polman dit recht, welk zy iD Drente en Zeelweerd bezateD, in het jaar 1405 aar Frederik van Blankenheim, Bifchop van Utrecht, verkochten (71). In dit Register fchynt verftaan te worden een Zwaanenflot van tamme Zwaarren; 't welk ook de woorden pastus cygnorum, dat is, Zwaanendrift, te kennen geeven (72). . De inkomften van den Graaf van Dalen en Heet van Diepenheim, in dit Register opgetekend, befiaan meest in koorn, als ook in klein vee, pluim» gediert , boter, kaas, éyeren, vlas, huisgereedfchappen* en geld. Het koorn wordt aldaar bymolten, molders of mudden begroot, en by fchepelSi, Molt, moldër en mudde zyn, wat het woordlyke betreft, van gelyke betekenis: gelyk ook Kiliaan het woord malder of maker verklaart door mudde, en het woord mudde door modius. In 't byzondcr blykt' ook dat molt -betekent mitdde in eenen brief ran het jaar 124c iD dé woordeD: vyftig moltenvan die maat* welke genoetod wordt fpykermudde (73)» Hierom worden indit Register, gelyk elders meer, de woorden molt, molder en mudde met eikanderen verwisfeldj. vermoedeTyk om dat het in de brieveD, waar uit hetRegister is opgemaakt, zo verfcheidenlyk geleezen wierd. Zo worden ook deeze drie woorden verwisfeld in een oud Register der der inkomften van het Sticht (70) Mr. JüWff. Cod. dipl. fyfii hht. Benth. p. 124 &c. ■ (ft) fn /••.* Ktrtwamrf* f^féhttiven Dherforium van Mfihop FitrnMJX vat» BLAKB U»l SOL, Fol, XXVI. ter Secretarie . van Hun Ed. Altg. de Heerer. SttHttH dts Landt van Utrésht. (72) Zie fffotn het wccTder.boek van Chomel vermeerderd dooi CiuukOT in bet wand Zwaw.. (73") B? Mr. ]tyc. CV. dip. ƒ ra hist. Benth. pag. 52. quinquaginta ndtfi menjttrt, fiic dicitur fplkcrmudde.  Hoofdft. I. Van het Graaffchap Dalen. $t Stichc Herdicke in het Graaffchap Mark f74), volgens welk Register (75) een molt of moldcr aldaar was twaaif fpykerfchepels, die te Dortmont twee molders maakten. Het getal der fchepels op elk molt, molder of mudde, noch ook hec fchepe! zelf, was over al niet even groot; gelyk ook alsnog daaromtrent aanmerkelyk onderfcheid bevonden wordt: hoewel het fpykerichepel over al even groot fchynt geweest te zyn, om dat het voorkomt als eene maat, waar mede men de ongelyke maaten van verfcheiden plaatfen onderling vergeleek, en overal den byzonderen naam van fpykermaat daar aan gaf. Wat de betekenis van hec woord molt of molder aangaat, afgeleid van maaien, komt my voor, dat het ziet op eene hoeveelheid van koorn. die men gewoonlyk, hoewel op verfcheiden plaatfen ongelyk, ter. molen bragt. In Overysfel worde thans gemeenlyk het woord mudde genomen voor eene bepaalde hoeveelheid koorn: en zelden worde het woord molder aldaar in eenen anderen zin gebruikt dan om te kennen te geeven zo veel koorn, als de huislieden op eenmaal, hoewel meer of minder dan een mudde, laaten maaien. In aloude Formulen en de oudfte Gedenkiluk* ken leest men niet molt of malt maar molder (76). Spyker fchepel, eene koornmaac, die in het Register van Herdicke worde begroot op cwaalf bekers, betekent fchepel van de koernfehuur; denkelyk om dac het was de maat, waar mede het koorn in de fchuur ontvangen en aldaar wederom uitgemeeten wierd. En dewyl de pachten ontvangen worden in de fchuur van den Goedsheer: zo zou het kunnen zyn, dac deeze maat pachtmaat zy genoemd in eenen brief van (-74.) j. D. von Steinen Westhp. Cefch. Th. 4 ftuk 23. bl. 79- (75) bl. 87. (76) Maldra quatuor depane: de avena trita & ventilata ai pastum cavallorum maldra tria. inform. antiq. Alfat. form. 21. by Eccakd. ad. leg. Salie. &c. pag. 243 244.  32 Overysfelfclie Gedezkjlukken, PIL Stuk* van het jaar 1372 (77). De befchaapen koorntien» den (78)» anders genoemd floptknden, «n tegen, ftellir g van tienden op het land uitteneemen, wierden door den tiendgeever uit zyne fchuur door het flop of luik des koornzolders afgelaaten, en aldaar, naamlyk onder het flop, toegemeeten. Hierom zou de tiendmaat (menfura decimalis) dezelfde kunnen zyn geweest met fpykermaat in een brief van het jaar 1312 (19). Voords, gelyk men zeide fpyker fchepei: zo wierden ook zo veel fpykerfchepels, als een mudde uitmaakten, genoemd fpykermudde in denaangehaalden brief van het jaar 1240 (80). Veele woorden, betreffende het huishöudelyke, zyn uit het Latyn der middeleeuwen overgenomen, by voorbeeld pacht, rente, tins, mudde kelnhof, kelner 6fc. van paEtum, reditus of redditus, modius, cenfus, cella, celiarius è?c zo ook fpyker van Jpicarium , waar van in de wet der Salifche Franken wordt gemeld (81), alwaar Eccard reeds heeft aangetekend, dat Jpicarium by ons is fpyker, afkomftig van het Latynfche fpica of koornair , en dat daar door verftaan wordt eene plaats om het- koorn te bewaaren. Molt of molder, en modis of mudde, waaren echter maaten van berekening en niet om koorn werkelyk daar mede te meeten. De grootfle tot de werkelyke meeting dienende maat wierd in het byzonder genoemd menfura, waar mede de meeting zelve gefchiedde, in onze taaie fchepel, en in de oude Saxifche wetteD fceffila (82). Het woord menfura wordt (77) By Mr. Jung. Cod.dipl.pro liist. Benth. pag. 207. (78) Van de befchapen koorn en geld tienden zie Il.Jluk deezer Ged. bl. 84. 274. (79) By Jung. d. I. p. 105. (80) By Mr. Jung. d. I. p. 52. (81) Paft. leg. fal. tit. 19. n. 7. (82) LexSaxonum, tit. 19. EdiS. Georg. Col. 464.  Hoofdd. I. Van het Graaffchap Daten. 3* wordt in het Herdickfehe Register door fchepel ver. tolkt: terwyl in onze Register hét woord fchepel ge. bruikt wordt. Het fchynt, dat dit woord is afge« leid van fcheppen, als eene maat, waar mede het koorn uit den vollen hoopgefchept wordt (83). Het woord fchepel zou dan eigenlyk zyn een byvoeglyfe naamwoord van den thans in zulke naamwoorden niet meer gebruikelyken uitgang el: en dan zou het zyn fchepelmaat, dat is, eene maat, waar mede men fchept ; geheel anders dan met molt of molder en mudde, alsmaaten, diein het denkbeeldige beftaan , en waar in men de fchepels berekent. Èindelykeen beker koorns was een twaalfde deel van een fcijepel fpykermaat, en een derde deel van een fpiad, Waar van vier op zulk een fchepel gingen. Zo worde ia de Hofrechten van den Keul'fchen Hof Schwelm gewaagd van fcheppel, verdel en becker (84). Dit zy gezegd aangaande het hcofdzaaklyke van dit Register. Meer byzondere aanmerkingen zyn by het Register zelf gemaakt. Van de verrichtingen van Otto den eer3Tew9 Graaf van Dalen eD Heer van Diepenheim, opvol= ger van zyn vader Hendrik den eersten, vindt men, in eenen brief van den Bisfchop van Munfier, van he't jaar 1217 (85), aangetekend, dat hy en zyn moeder, de Gravin Recenwiz, en zyn Gemalin Richarde, een zeker boeren erf, gelegen in Aldenbure, ten behoeve van het broederfchap der kerk van Kappenberg, hadden gefchonken; en, dat hy toegelaaten had, dat dit erf door hem te rug verkreegen wierd by verruiling tegen een zeker bosch j gele» (83) L. ten Kate, Aanl. tot de Nederd.'fpraake, Deel 2. Proeve 'ï. infehasp. (84) J. D. voi» Steinen, tVestph.Qéfch. Tki. 'fiuk II. 1355- (85) N. 3Vil. Stok. C  34 Overysfelfche Gedenkjlukktn, VIL Stuk. gelegen by Cohus, *t welk in de bepaaling der broederen van Kappenberg zou begreepen en door de kerk in bezit verkreégen worden. Dit klooster Kappenberg ligt in de buurt van het Graaffchap Dalen ; *t welk de byzondere reden van dit gefchenk des Graaven kan zyn geweest. Hendrik bisfchop van Utrecht verwisfelde, in het jaar 1225, met hem een Dienstwyf, genaamd Jdtte, vrouw van Herman van Aselo, met derzelver kind, tegen des Graaven Dienstwyf Berta, dochter van den Ridder Johan genaamd Dalfche (86> De Bisfchop van Os. nabrug ontving in het jaar 1266, met toeftemming zvner Dienstmannen, op gelyken wederwisfel, van den Graaf van Dalen, tot Dienstlieden Wendensuide, vrouw van Heeeord van Lutbergen, en haare dochter Alheide, vrouw van Bruno, genaamd Lochen , en haar zoon Machoriüs (87). Zo verruilde ook in het jaar 1268 de Abt van Corvey, by raade zyner Dienstmannen, met den Graaf van L»alen, Sophia dochter van den Ridder Nicolaas, genaamd Sueken, waar voor hy van den Graat ontving de dochter van Godschalk, genaamd van Al- SUHendrik de tweede, Graaf van Dalen, begun. ftiede vervolgens de kerk van Kappenberg, door dat hv een zeker huis met het gene daar toe behoor, de in Aldenbork, in het Kerspel Bork gelegen, als LeenhooriDg door anderen bezeten, die het aan de gemelde kerk verkocht hadden, van de Leenhoerigheid ontfloeg en, als een vrygoed, met toeftemming van zyn erfgenaam Otto, en van de Gravin Alheide, zyne Gemalin, aan deeze icerk fchonk. om dat hy verftaan had, dat ook zyne voorouders die kerk in alles hadden bevorderd, en ook hy dezelve zich ter harten nam, als te zien uit eenen brief (,86) N. 4' (8 7) N. 5. (88) A7. C  Hoofdd. 2. Van het Graaffchap Dalen. 3 ƒ van het jaar 1272 (89). Deeze zyDe genegenhei J en die van zyne voorouderen jegens deeze kerk was een zeer gepast gevolg van derzelver nabvheid van het Graaffchap Dalen, alwaar niet blykt ia dien tvd eene kerk geweest te zyn f 90). *T is opmerkelyL dat Graaf Hendrik zioh in deezen brief titelt Hen drik van Gods genade Graaf van Dale. In dien tvd was deeze titel we! geen bewys van een Vorstlyk ee rag; echter ftrookt dezelve daar mede, dat hy zvn Gnafichap met uit den boezem van bet wareldlvk gebied van den Bisfchop van Munfter, of eenig ander Landsheer, had verkreegen. Van Graaf Otto den tweeden vindt men aangetekend, dat de Bisfchop van Osnabrug, in het j!af 1273, aan hem gaf zynen Dienstman Libor-ius, zoon van Gerhard van Besten, voor des Graaven DieDstman Bro^o, zoon van Herman van Rekampe C9i> ^raaf Otto was de zusters zoon van Otto Graaf van Bentheim. Want deeze was de zoon vaa Baldewyn, Graaf van Bentheim, wieas dochter Berta was getrouwd aan Hendrik Graaf van JJaieu, vader van Otto den tweeden, Graaf van Dalen. Van deezen Graaf van Bentheim is noz esn brief aan gemelden Graaf van Dalen voor handen. Doch het jaartal 1269 fchynt kwaalyk te zyn «fee* fchreeven: om dat wy ftraks uit eenen oorfpronelvfc nog voor handen brief van het jaar 1272 gezien hebben , dat Hendrik de tweede toen nog Graaf van Dalen was. En dewyl Otto Graaf van Bentheim reeds ;n het jaar 1277 het Geestlyk gewaad had aangenomen , zo dat zyn zoon Egbert toen Graaf van Bentheim was geworden (92;c zo zal bet jaar vaa <89) N. 7, deez€ö (9°) Zie meer van de kerk ft Kappenberg by-KtïiNsos* l/eel 1. bl. 592 (91) N. %. (92) Mr. }üng. Cod. 4$. pro hist. Benth pog.Sb € a  3ö Overjs/elfche Gedenk/tukken, VII Stuk, deezen brief gezocht moeten worden tusfchen 1278 en 1277. De brief handelt van eene verwisfehng van des Graaven van Bentheim Dienstwyf Aleida, dochter van Eilard van Weldam, tegens des Graaven van Dalen Dienstwyf Margareta , dochter van den Ridder Johan Dalschen, vrouw van den Kidder Arnoldus Baurus (93)- Meer andere geva len van dien aart zyD, dat de Bisfchop van Utrecht in het jaar 1278 (94) met Graaf Otto van Dalen eene ruiling hield van Margareta en Ghertrud, dochteren van Gerhard, genaamd Man, tegen twee dochteren van Olrik van Damme; en dat BaldewYN Heer van Steinfort in het jaar 1279 (95J im' ta dochter van den Ridder Steffen van Drynen, lan zyn bloedverwant Otto Graaf van Dalen tot een Dienstwyf gaf voor Tütta, dochter van Wolhard van Drynen. De hier gemelde verwantfchap tusfchen deezen Heer van Steinfort en deezen Graaf van Dalen zal veellicht dus beftaan «ebben: dat Totta, Gemalin van Baldkwyn Graaf van Bentheim, geweest zy eene zuster van Ludolf, Heer San'SteMbrt, vader van deezen Baldewyn (96): terwvl Otto Graaf van Dalen wasgeboorenuitBARta. dochter van dien zelfden Baldewyn Graaf van Bt Hendrik de tweede, Graaf van Dalen, had uit zvn eerfte huwlyk, nevens Otto, ook nog verwekt eene dochter Katharina, getrouwd aan den Kdelman Simon van Haarlkm. Deeze had vyftig Bononifche ponden van den Heer van Bronkhorst en van haaren broeder Otto in betaaling ontvangen. Dit wordt door haar zoon Willem van Haarlem, als voogd van zyne broederen, voor beftendig en goed. (93) X. 9. (91) A7 10. (95) # 11. (96) Zie Mr. Jung. Cod. dipl pro h0. Benth. pag. 65.  Hoofdd. I. Van het Graaffchap Dalen. 37 gekeurd in het jaar 1281 ^7). Een deezer broede. ren was Hendrik van Diepenheim (98), die van zyne moeder, van Diepenheim arkomftig, deezen naam had aangenomen. Vermoedelyk ftamde van deezen af Hendrik van Diepenheim , Kanonikvan S. Lebmnus te Deventer (99). Dezelfde Otto Graaf van Dalen verwisfelde in het jaar • 282 m-t toeftemming zyner erfgenaamen, den HofHornho<\ gelegen in het Kerfpel van Greven, in het Ambt Wolbek, en het huis Swinehuis, en het huis Hem. berghe tot dien Hof behoorende, met bosfchen, gronden, kampen, wateren, visfcheryen en weiden, zo als die gelegen zyn, met de lieden tot deeze goede, ren behoorende, en zo als die Hof aan hem In tot de Heerfchap van Dalen behoorde: deezen Hof, zeg ïpa.neJW1Sê'dre*x7 m-et den Bisfchop van Munfter, tegtn den Hof Wermnck en het huis Smittinck meÊ BiSopO)6 beho0ren(loo> -Dit erkende ook de Aan Graaf Willem, opvolger van Otto, wierd in het jaar 1292 door Hendrik Heer van Borkelozegeeven een Dienstwyf genaamd Lutgard, dochter . van Wernerus Morsbeke ("2). En Johan va* -Wissche verwisfelde in het ]ÏJ lz9J A\l 1™ Dienstwyf Eveza, vrouw vanJohan, genaamd Sotmundmk, tegen Aleide, dochter van Wolter van Grussene, dochters dochter van Johan van Drik ler, des Graaven Dienstwyf (3). Vol. (97) N. 12. Zie ook II. Deel deezer Gedenkfl. bl. 256. (98) S. van Leeuwen, Batav. illujlr. bl. ngs. cj99) By Dumsar, Kerk. en Wer. Dev. pag. 260 (j> 312. (100) N. 13. (0 N. i4. (0 N. 15. ' (3) At iö. C 3  5$ Overytfelfehe Cedenkjlukken, Vil Stuk. Volgens eenen brief van 1296 (4) wierd door Hendrik van Metelen aan deezen Willem Graaf van üalen de Hof te Enter, in het Keripel Rysfen, opgedraagen, waar tegen hy van den Graaf verkreeg het huis. Viowenink in het kerfpcl Bilrebeke. In dit jaar ook wierd hem een Waschtin?ige , genaamd Gerhard , zoon van Hendrik van Helborg , afgedaan, waar r^gen hy in het zelfde recht vanwaschtinzigheid gaf Beatrix , dochter van Wolter Bruinink • 5). De Waschtinfisen zyn gemeenlyk eene foort van hoerige lieden, wier cenfus of tins, door hen jaarlyks op te brengen, in wasch beftaat (6). In het jaar 1300 verwisfelde Otto Graaf van Ieke'enborg mn hem zvne Dienstlieden Heilwig, dochter van Johan vanGelinktorpe , toegenaamd Post, en Gerhard, Wibikni, Alheide, Ldtgarde cn Heilwig, Vind;ren van de bovengemelde Heilwig teg. c Grete . dichter van Zweder van Gelinktorpe. pd Gerhard , Johan , Grete, Tutte en Wendelburg , kinderen van de voorz. Grete (7). Hv wierd in het jiar 1303 een Burgman van den Bisfchop van Munfter op het kafteel Botzleere, zo dat hy aldaar zelf of door een ander een perfoonlyk verblyf zou houden, waar voor de Bisfchop hem jaarlyks een inkomst gaf van tien mark; cd met- deeze tien mark hem beleende als een Burgman, op voorwaarde, dat de Bisfchop deeze jaarlykfche tien mark met honderd mark fcbellingen zou "kunnen aflosfen, en dat de Craaf dan daar voor zo veel'aan oubeweeglyke goederen in plaats {tellen en alroos tot een Burgleen bezitten zou (8). By Arn. van Bevergerne (9) wordt dit Kasteel ge- coernei (4-) M 17- (5) N. 18. (6) IT. Stuk deezer Ced. bl. 176. Buchkl. in-not.ai Hrf bam pag. 104. (7) N: 19. (8) N zo. (9) Chron. MonasU by At M'attk. And. vel V' Pg> 3&  Hcofdd. I. Van het Graaffchap Dalen. 39 rjoemd Boesier, en gemeld dat dit door Evert vax Diest, Bisfchop van Munfter, voor de turk vaa Munfter is gekocht. De deer Kindlinger (io) noemt het Boetzlar en verhaak, dar deeze koop zy gefchied in het jaar 1284; en dat het is verkocht door Godfried van Meinhövel, en in het jaar 131V aan Herman van Munster kwam. Hendrik u Derde, Gnaf van Dalen, opvolger van Graaf Willem , verwisfelde in het jaar 1305 ryn Dienstwyf Hildegunde van Recampe en derzelver dochter met Gerhard, zoon van Liborius, genaamd die Biestcn , Dienstman van den Proost van Wildeshuzen (11). Ook verruilde hy in het volgende jaar 1306 de goederen genaamd Vorwerk met derzelver toebehooren, in het kerfpel Oetmersboekholt, tegen de goederen Leminchave in het kerP *kD-Nede' toe0öh°orende aan Bernhard Heer van Ahms, die verklaart, dat hy deeze ruiling met toeftemming zyner zoonen, de Ridderen Johan en Otto heeft verricht (12). Zo komt ook H. comes de Dale voor in eenen brief van het jaar 1310 ("13), als mede in eenen anderen van 1311 (14), alwaar de Burgemeesteren en Schepenen der ftad Vreden verklaaren, dat Hendrik Tagge, en Aleertc-i Conraad zyne broeders, en zusters Mechteld enNvkle en derzelver erfgenaamen, hadden verkocht en opgedraagen aan Hendrik Graaf van Dalen derzelver Burgleen in het nieuwe Kasteel aldaar, beftaande in eene huisftede, gelegen op het boven Kafteel, en den Hof Kagelink» die gelegen is in het Gericht van Diepenheim, met deszelfs rechten en toebehooren en de daar toe behoorende lieden, met wydere belofte om deeze goederen voor den Bisfchop van Man- (10) Münjierifche Beitrage I. band. Urk. bl. 397. (11) N. m . (12) N. 22. (13) N. 23. (14) N. 2*. C4  4» Overysfelfcbe Gedenkjlukktn, PIL Stuh Munfter op te draagen ten tyde wanneer de'Graaf de beleei ing dier goederen van den Bisfchop zou verKrv'gen; ftellende daar voor borgen, die, by gebielc van naarkoming van het beloofde, zich naar de ftad VredeD begeeven zouden, en van daar niet weg gaan voor dar de beloofde opdragt zou zyn gefchied. Deeze Hof Kage link is ongetwyffeld in het jaar 1331, als tot de Heerlykheid Diepenheim behoorende, mede aan den Bisfchop van Utrecht verkocht geworden, en behoort thans nog aan de Provincie Over#sfdh d> echter daar mede niet door den Bisfchop van Munfter beleend wordt. Craaf Hendrik de Derde overleed, zo als reeds gez-gd is, in het jaar iq 16. Hierom is het jaanal 1318 met recht m eetin brief, alwaar hy als getuige voorkomt by gelesenheid dat de Ridder Gerhard van Wederden verklaarde, dat de Ridder Johan, genaamd Sticke, het huister Stoppen, in het kerfpel van Everswinkei, aan den Knaap Lubbert van Beveren ter Leen gegeeven had (15). Otto Graaf v^n Tekelenborg, getrouwd met Kü. Ni gun de, dochter van Willem Graaf van Dalen, gedroeg zich als Graaf van D:.len in den brief van i^i 7 f J6), waar van de inhoud reeds is gemeld. DiEERicK van Keyldunck Knaap erkende in 1310, dat lïy van' hem, ten opzigte van hec Graaffchap DaleD , ter leen ontvangen had en voordaan ter leen houden zou de goederen genaamd op denMarghen, gelyk by 'èn zyn voorzaaten dezelven van ondenkelyken tyd ter leen gehad hadden (17). In eenen brief van het iaar 1319 zegt deeze Graaf Otto, Zich noemende Graaf m Tekelenborg en in Dalen, dat hy Alheide, vrouw van Gerhard Méncing met haare kinderen Gerhard, Jottej Margarete, enMECHtilde, zyne Dienstlieden, heeft gegeeven aan dea herwaarden zynen ia Christus Vader en Heere den (15) ^ ajr. (16) AT. 2& (i?) K 27»  Eeofddi 1% Van bet Graaffchap Balen. 41 Bisfchop van Utrecht, daar tegen wederom van den zeiven, tot Diensteden van de Hecrfchap in Dieper.heim, ontvangen te Margare te vrouw van DeGHEnhard van Serm^ndo, met b%fe kinderen Hindrie, Hadewig, Gertrod en Kertraoe(i8). De bnef, dien Frëderik van Blaskenheim, Bisfchop van Utrecht, hem hier van gaf, is van het jaar 1320 (tg). Otto, Graaf van Tekelenborg en Dalen verpandde den Hof, genaamd Mokerden , aan den Ridder Wolter van Keppel en deszelfs broeder Arnold voor eene fomme gelds ; van welke pandfcmp de laatstgenoemden deezen Hof, als ook de borgen, die voor de deugdelykheid deezer Pandfchap gefteld waaren, in het jaar 1321, ontfloegen, na dat Herman van Utrecht op derzelver last dit geld van Bernhard van Zebelingeo , des Graaven Ambtman te Diepenheim, ter fomme van honderd en vyf en twintig mark en zes gouden guldens van Brabantfche fchellingen, had ontvangen. De Schepenen van Zutphen, ten wier overftaan dit ontflag gefchiedde, verklaarden, datzy, tot een klaar bewys hier van, den bewysfchelling, gemeenlyk orkund genaamd, ontvangen hebbende, hunne zegels aan den brief hebben gehangen (20). Örkmden geeft te kennen vërklaaren of betuigen (21): dus verklaarde Wolter van Keppel door het geeven van dien fchelling, dat hy van het verband van den gemelden Hof afzag; welke verklaaring (orkund) door de Schepenen wierd ontvangen. De verklaaring, die de Richter doet van de waarheid der voor hem verrichte handeling door zyn zegel of ondertekening, wordt ook orkonde ge. zegd: maar de orkonde, die hyontvangt, isdedaad van verklaaring des genen, die de handeling ten o ver- (18) N. 28. (19) N. 29. (20) N. 30. (21) 11. Stuk deezer Gedenkjl. bh 55- in net.  4» Overysfel/cht Gedenkjtukkm, VIL'Stuk. verdaan van hem verricht (22); waar van, tot een zigtbaar teken, in deezen brief, het geeven van een fchelling flrekte. Elders worde nog daar toe ge. bruikt het leggen van een trok door den genen, die zich van zyn recht op eenig goed ontdoet, en het zeive aan een ander overgeeft (23J. By de Franken was wel eer de fchelling een bewysteken van vrylaating van eigenhoorige lieden, wanneer de Vrylaater hun een fchelling uit de hand floeg (24). Omtrent fommige Dienstmans Leengoederen der Graaven van Dalen bekende Bruno van Kortbeke in het jaar 1323 (25), op zyn ziekbed, voor zyn Biechtvader enz. dat zyn wylen broeder eenige akkers, die deeze had gehad, gelegen in het kerfpel van Sant Lambert in Koesveld, verkocht had; als ook dat hy zelf eenige akkers had verkocht, gelegen in het kerfpel Osterwyk in de Marke Kortbeke, alle te famen Dienstmans Leengoederen van de Heerfchap van Dalen; en dat eene jaarlykfche rente van agtien Munfterfche fchellingen uit het huis van Johan, genaamd van des Hundes Ende, in het kerfpel Zepperode, als een Dienstmans Leengoed, tot deeze Heerfchap behoorde. Graaf Otto van Tekelenborg overleeden zynde; huwde deszelfs weduwe Kunigunde, Gravin van Dalen, met Willem Heer van Boekftelle. Aan deezen verfprak Herman van Ludinkhuzen in het jaar 1324 vier tafelmesfen en zeventien fchellingen, jaarlyks aan de Heerfchap te Dalen te verantwoorden, uit den Hof te Beldink, dien hy van den Graaf ontvangen had, en dat hy op deezen Hof alle jaaren twee (22) Zie ook een ander oud voorbeeld by J. D. vont Steinen Westhp. Cefch. Th. 1. Jïuk 6. Anhang. Num. 8. bl. 1705- (23) Landrecht van Brentt. Boek 2. art. 52. (24) J. Pjitgiesser dg Stetu ferv. lib. 4. tap. 3. (25) 2V. 31.  Hoofdji. I. Van het Graaffchap Dalen. 43 twee herbergen, (dat is, tweemaal in het jaar een verblyf) den Graave zou laacen genieten; eene by gras en eene by*ftro(26). Wac Jit by gras en by firo zeggen wü, verdient niarder opgehelderd te worden. De Heer Piofesfor P. Bondam vergelyke deeze fpreekw.ze te rechc oy het Latynfchecam nona en cum herba (27) Dacn K ben met dien Heer niet van ge^oeleD, duc door by (Iro of cumannona zou verilaan worden de tyd, wa< neer het koorn en verdere veldvruchten ingezameld waaren, en dus na den oogst; en door by gras of' cum kerba, voor den oogst, en het maaijèjn van het gras. De brief, door den Heer Bondam aangeha-ild, van Bisfchop Flo. rens, aan die van Overysfel, vanher jaar 1385 (28), beloovende, dat hy twewerf des jaers eens by grafe, ende eens byftoe, Klaaring houden zou, als hem dat evenfte (dat is best gelegen) komt, heeft ook niet tot oogmerk, dat deeze twee Klaaringen zo kort op eikanderen zouden moogen gefchieden; naamlyk, de eene voor dat men begon gras te maaijen, en de andere na den oogst; maar veel eer, dat 'ereen ruimer tyd tusfchen beiden zou verloopen, om de twistende partyen niet langer dan meer of min een half ja3rop te houden. Ook het woord by in by grafe en by firo, en het woord cum, in cum herba en cum annona geeven niet te kennen voor of na, maar ter zelf der tyd. Dus, wanneer men door gras of herba verftaan zoii de hooytyd en oogstyd, dan zou gezegd worden, dat de Klaaring alleenlyk in de hooytyd en in de oogsttyd zou gehouden worden; 't welk nogthans van tegendeel bevonden wordr. De Heer Möser (29) fchynt te onderftellen» dat by gras en firo hec zelfde zya (26) N. 32. (27) Charterboek des Hert. Gèh\ en Graaffch.Zutph. J.Deel, I. AJ'deeling, bl. 90. (28) By Dumbar, Kerkl. en Wer. Bev. bl. 564.. (29) Osnabr. Gefeh. Theil 2. bl. net. s. ^ )  44 Overysfelfcke Gedenkjlukktn» VII. Stuk. zyn zou als in prato et in mesfe, dat is, in het hooijen en in het oogften: welke woorden bevonden worden in eene wet der Franken, gebiedende, dat de vrye lieden den Graaven, noch derzelver Scadhouderen, geen dienst zouden doen in het hooijen noch in het oogften, noch in het ploegen, noch in den wyngaard (30). Doch dit is iets anders. Want dit ziet niet blootelyk op den tyd van het doen der dienften, maar waar toe de dienften zouden gedaan worden, naamlyk tot het hooijen &c. Daar in tegendeel in de woorden by gras en firo alleenlyk op den tyd van het doen der dienften wordt gedoeld: en dan worden deeze woorden verwisfeldmetirygrar en by hooy, en uitgelegd in den xomertyd en in den niniertyd (31). De fpreekwys is ontleend van hec voeder van het vee, welk omtrent een half jaar in dé weide met gras, en het ander half jaar op ftal met hooy, ftro en anderen ingezamelden leeftocht wordt gevoed. Op deezen grascyd, die omtrent zes maanden duurt, fchynt ook Melis Stoke (32) het oog te hebben, wanneer hy deszelfs begin noemt nieuwgras, in de woorden: Tennaestenjaare,tennien grafe, om daar door te betekenenden tyd van'tjaar, toen men begon het vee in de weide te dry ven. Men ontmoet in de fpreekwyze by gras en by ftro eene afdeeling van het jaar in twee deelen, die het belang der landlieden heeft gemaakc, en die zy alnog door des zomers in de weide en des winters op ftal uitdrukken. Deeze Willem Graaf van Dalen was verzwagerd aan Ludolf Edelman en Jonkheer te Steinfort, die in eenen brief van het jaar 1326 verklaart, dac het Nye- (30) ütliberi hamnes nullum obfequium Comitiius faciant, nee Vïeariis, neque in prato, neque in mesfe, neque in aratura aut vinea Cap. 5. ar.n. 803. n. 17. Èdit. Geo&g. col. 674» (31) Zie IV. Stuk deezer Gsienkft. bl. Si. (32) Boek 3. vers. 91.  Haofdd. I. Van het Graaffchap Dalen. 45 Nyehuis, in de Marke Hameren in het Kerfpel Bilrebeke, aan den Ridder Johan des Vrefelers had toe. behoord; en dat deeze het gegeëven heeft aan Wil* lem Graaf van Dalen voor den Bovinkhofin de Marke Stenwede in het Kerfpel Koesveld&c.(33). Hier toe ook behoort een ander brief van het zelfde jaar (34). Dé Hof Mokerden, dien wy boven gezien hebben ontflagen te zyn van eene pandfchap, wierd door Graaf Willem en zyne Gemalin wederom verbonden, door jaarlykfche renten van zestig en van dertig molder rogge aan Everhard Ziberdink daar uit te verkoopen. De voorwaarden, volgens welken deeze renten gelost zouden kunnen worden,zyn gemeld in eenen brief van het jaar 1327 (35). Tusfchen hem en Wynand van Twikkelo Knaap ontftond een gefchil over den Hof, genaamd den 01denhof, gelegen in het Kerfpel Nyede in de Marke Nortwich, en over de lieden tot deezen Hof behoorende, welk gefchil, door den Ridder Wolter , Heer van Keppel, als Zegsman, wierd bygelegdop voorwaarden in eenen brief van het jaar 1329 gemeld C36). Deeze Graaf Willem verwisfelde in het jaar 1330 zynen Dienstman Robert van Haverlo met Lutgarde, dochter van denzelven Robert, Dienstwyf van Bernard Heer van Ahuis (37); toe een bewys, dat de kinderen van Dienstlieden het recht van geboorte der moeder volgden. De verwisfeling van Dienstmannen in het byzonder zo genaamd (want in het gemeen worden ook alle Leenmannen van de orden der Edelen van een Vorst, Graaf of Heer, onder Dienstmannen verftaan)Tchync met derzelver verzwaarde Dienstbaarheid, die van de elfde tot in de veertiende eeuwe wordt befpeurd» begonnen en verdweenen te zyn. Na dien tyd kon1 den- (33) N- 33. (34) N. 34- (35) N. 35- (36) N. 36. "(37) & 37-  4*5 Overysfelfche Gedenkflukken, PU. i'tuh den de Dienstmannen, zo wel als andere Leenman* nen van de orden der Edelen van hunnen Bisfchop, Vorst, Graaf of Heer, deszelfs orden verlaaten. Doorgaans heefr men gemeend, dat die gefteldheid der byzonder zogenaamde Dienstmannen zy toe te fchryven aan eene verbindelykheid uit hoofde van den ftaat van hun perfoon: terwyl integendeel andere Leenmannen uit hoofde van het Leengoed, waar van zy zich konden ontdoen, verbonden zouden zyn geweest (38). Doch hier omtrent is aan te merken, dat het Leer.manfchap der Leenmannen van Bisfchoppen, Vorlten, Graaven en Heeren, niet blootelyk belfond in het werkelyk bezit van Leengoed van den Bisfchop enz. maar in eene orden van Edelen onder den Bisfchop, die, in tegenftelling van andere vrye ingezetenen , een byzonderen ftand van het gemeenebest uitmaakten. Vrye lieden van de tweede orden, dat is, die niet onmiddelyk onder den Keizer en het Ryk behoorden, geraakten in deezen ftand, door Leengoed van den Bisfchop te ontvangen, of anders daar in aangenomen te worden. Niet allëea zy, maar ook hunne kinderera, fchoon geen Leengoed van den Bisfchop bezittende, bleeven in dien ftand zo lang zy zich daar in hielden. Uit hoofde van deezer ftand behoorden zy, als onderzaaten van den Bisfchop, tot het Gericht van hunne orden onden zeiven, en konden Leengoederen, die door anderen , als Leden van de orden der Edelen onder den Bisfchop, waaren bezeten en nagelaaten, erven; en meer andere byzonderheden van dit Leenmanfchap zyn genoegzaame kenmerken, dat het zelve, hoewel van vryer voorwaarden, echter ook, zo wel als dat der byzondere zogenaamde Dienstmannen van den Bisfchop, perfoonlyk was. Dit alles vloeit niet Voort uit het Leenrecht op zich zelf, maar uit de gemelde verkrochtheid van het Leenrecht aan eene orden van perfoonen van byzonder recht en rechtsdwang. (38) FM. Schilter in Comment. ad jus Ftud. Alem.cap. Ej. f.8. ">  Hctfdd. I. Pan het Graaffchap Dalen. 47 dwang. In deeze gedaante heeft het Leenrecht reeds onder de oude Duicfchers zich vertoond, gelyk door Montesqoieü is aangemerkt (39). Dit begrip kan ook te meer dienen tot opheldering, hoe dat Edelen van de eerfte orden, die daarom tot des Keizers Gericht behoorden en onmiddelbaare onderzaaten van den Keizer en het Ryk waaren, behoudens hunne onmidielbaarheid, goederen van den Bisfchop ter Leen konden hebben: naamlyk om dac zy die bezaten buiten de orden van het onder den Bisfchop beftaande Leenmanfchap. De genen toch die van gelyke orden van Adel waaren, konden Leengoederen van eikanderen bezitten zonder hunnen rang of orden van Adel daar door te vernederen (40). Terwyl de Leenheer alsdan geen andere dan Feudale Jurisdictie over hen had. Dehardevoorwaarden, waar aan de Dienstmannen, in het byzonder zo genaamd, van de elfde eeuwe af, zo verfcheidenlyk onderworpen wierden, dat in het algemeen geene befchryving vau derzelver recht te maa. ken zy geweest, kunnen derhalven niet ftrekkentot bewys, dat de overige perfoonen van de orden der Edelen van den Bisfchop, als waaren de Ridders en Knaapen, niet zo wel als de Dienstmannen, in dee. ze orden van Edelen, tot krygsdienst aan den Bisfchop verpligt zouden zyn geweest; fchoon ook nog geen Leengoed van den Bisfchop bezittende. Graaf Willem en zvne Gemalin hebben het Graaffchap Dalen en Heerlykheid Diepenheim enz. in het jaar 1331 aan den B;sfchop van Utrecht verkocht' waar van reeds gezegd is. Ik zal echter noch hier by aanmerken, dat Reinold, Graaf van Gelder en Zutphen, niet alleen beloofde, den Bisfchop iD het gekochte, voor zo verre het in zyD land gelegen was, te zullen houden en fterken, als naar rechtj maar (39) Waar yan is gezegd II. Stuk deezer Gedenkfl. Hoofd. 6. S- 3—9 &ff. 4 (40) Aldaar $. 9. \  4$ Overysfelfcbe Gtdenkjlukken, VIL Stuk. maar ook dat by afzag van alle aanfpraak en recht', welke hy had of hebben mogt op hec huis en Heer» jykhcid Diepenheim en watidaar coe behoort (41). De Heer Bondam vermoedt, dat zulks zou zyn gefchied, om dac moogelyk de Heerlykheid, of zo ais hy hec anders noemt, Comitatus Diepenheim , oudtyds een onderdeel van den grooten Pagus Hameland zou zyn geweest (42). Doch voor eerst is niet waarfchynlyk, dac de Heerlykheid Diepenheim, die ook niet blykc een Graaffchap te zyn geweest, een onderdeel van het Graaffchap Hamel and geweest zon zyn; althans uit haare ligging is veel eer te denken, dat dezelve altoos in den Pagus Twenthe heeft gelegen: en ten anderen uit eene fubdivifie of onderdeeling van een grooter Pagus in verfcheiden Meme. ren, ten tyde toen de Graaffchappen nog met errIvk waaren, dcor de Keizeren gedaan, is niet op te maaken, dat een Graaf of Heer van een der deelen oo die van de anderen eenige aanfpraak of recht zou verkreegen hebben. Dat ook de ganfche aanfpraak «n recht van den Graaf op de Heerlykheid Diepenheim niet betrof den eigendom deezer Heerlykheid, maar eenig genot of voordeel, welk de Graaf daar van had, waar van elders meer voorbeelden bevonden worden; en dat ook zulks van geen groot belane is geweest, is genoegzaam daar uit af te neetnen dat de Graaf voor niets ten behoeve van den Bisfchop daar van afflond; ook zelfs zonder door de Vrkooperen daar toe verzocht te zyn. Wantzy hadden hem alleenlyk verzogt om den Bisfchop in het cekochte gDed, voor zo veel het in des Graaven T and gelegen was, te zullen helpen Herken en bevorderen (43). Na dien tyd ontmoet ik, bykans een geheele eeuw, dit Graaffchap niet m eenige Gedenkftukken. Want niet eerder dan ten ty«te (41) 11. Stuk deezer Gedenkfl. bl. 236. 245. (42) Charterb. I. Deel L Jfd. bl. 118. (43) Adaar bl. 236.  Hoofdd. I. Van het Graaffchap Dalen, 49 Frederik van Blankenheim , Bisfchop van Uo reent, vind ik wederom daar van gewag gemaakt. Deeze Bisfchop noemt zich in eenen hrief, zonder jaar geboekt in zyn zogenaamd Formulare ^44) van Gods genade Bisfchop van Utrecht, Graaf van Goor en Dalen; in welken brief hy den Bisfchop van Osnabrug of den genen, wier. het toebehoort, eenen benoemden Pastor van de Kerk te Swageftorpe voorftelt, om den ze! ven toe te laaten en aan te flellen ; met byvoeging, dat hy dit ledigftaande ambt, waar van hem, als Heer zyner Heerfchappen van Dalen en Diepenheim, door recht van Patronaatfchap, de begeeving toekwam, zuiver en om Godswil betiee. ven had; verzoekende voor en met den benoemden Pastor om denzelven toe te laaten en aan te ftellen. Dit recht van Patronaatfchap hebben wy boven, in het aangehaald Register, aangetroffen. In een ander Formulare, in twee brieven, den laatften van 1417 (45), noemt hy zich van Gods genade Bisfchop van Utrecht, Graaf van Goor en Dalen, en Heer der Landen Zalland, Drente en Twente. Deeze opftapeling van titels gebruikte hy inzonderheid in brieven, die buitenlands gingen. Schoon het Graaffchap Goor, aldus naar het Kafteel te Goor genoemd, in de elfde eeuw ook in 't byzonder den naam van Graaffchap Twente droeg, om dat het beflood uic een gedeelte van het Land van Twente, voor zoo veel dit Land niet aan andere Graaven en Heeren toebehoorde (46): kon hy echter zyne titels mee dien van Heer van Twente vermeerderen, om dac «yne voorzaacen ook nog andere Heerlykheden in Twen- f44') N 39. Getiteld Formulare Frederici de Blankenhem Episc. Traj. (45) N. 40 £? 4i« Getiull Formulare tempore Frederici faitum. (46) II. Stuk deezer Gedenkfl. Hoofdd. 4. VII. Stuk. D V  jo Overysfelfcbe Gedenk/lukken, FII. Stuk. Twente verkreegen hebben (47), die met het Graaffchap Goor onder den naam van Twente begreepen zyn. r Ik heb onder de Stukken, tot de Heerlykheid Diepenheim behoorende, hier by gevoegd (48) een uittrekfel, zo veel de opkomften der Heerlykheid Diepenheim aangaat, uit eene oorfpronglyke rekening van Roelof Bitter, betreffende het Landrentaropt van Twente, van het jaar, welk eindigt met den laatften September 1577, om dac verfcheiden merkwaardige zaaken , die in veel opzigten van belang kunnen zyn, daar in voorkomen. (47) Aldaar. (+8) iV. 42. N. 1.  Hoofdd. L Van het Graaffchap Dalen. j| N. ï. Uittrekfel uit een vorfprenglyken brief vdfi Warnherüs , Bisfchop van Munfter, meldende , dat hy Gerhardus , Graaf van Dalen, beleend heeft met twee Solidi. 1146". In nomine fandle & indivHue Trinitatis. Egö Warnberus Dei mifericordia &c. Curtis eriam Wes« heim quatuor folidos in decima (1) ncbis pcrfolvebat, quorum duos in beneficio habebat Comes Gerhardus de Dale, hos duos folidos ab eo fua mchilo» minus voluntate receptos, prenominate item Ecclefie donavimus, datis quoque eidem Comiti pro illis duobus folidis aliis de prediótorum fratrum boni's.-— Et ut hec omnia rata permaneant, prefentem char« tam figiili nostri impresfione communiri curavimus. Testium autem in his omnibus & Ctericorum & Laicorum non parva fuit Copia. Hinricus prepofitus, Engelbertus prepofitus, Bernardus de Dulmene, Theodoricus frater ejus, Hermannus de Dale. Confirnuta func hec anno Dominice incarnationis M°.C°. X L.VI°. indiclione VIIIK regnante Christianisfi. mo romanorurn rege Cunrado. Hier aan hangt het zegel van den Bisfchop; met dit omfchrift, Wernerus Dei gratict Monaflerienfis Episcopui. N. ö. (1) Solidi in decima zyn, die, volgens beding, in plaats Van de tiende zelve betaald wierden. Indien geen geld maar eene zekere hoeveelheid koorn was bedongen, wierd het floptiende gezegd; waar van is te zien hier vooren bb 32. De oude gewoorte, gelyk doorgaans wordt ook hief voor een recht gehouden. Een voorbeeld hier van zie in een brief van rióo by den Heer Möser Osn. Gefch. Bylage 58. Cum quxdam fratrum curia Burclo Jita fecundum anti' fuam inftitutionem pro decima fua quatuor folidos demrionml D 3, fexcp  52 Overysfelfcbe Gcder.kftukken, PIL Stuk*. N. 2. Register der goederen van Hendrik Graaf van Dalen en Heer van Diepenheim van het jaar 1188. Uit het oorfpronglyke. Notum fit tam prefentibus quam futuris in Christum credentibus, quod egoEverardus presbiter Capellanus nobilis viri Domini Henrici comitis de Dalenfundatoris castri in Depenhem, in eo loco in quo nunc est ficum, & venerabilis matrone comitisfe Regenwite (*) fue collateraüs, ex mandato eorundem, & rogatu fpeciali prefens opusculum confcripfi & fideliter copulavi, in quo multis laboribus no&es transeundo infompnis certos reddicus & pacta, nee non iura proprietates bonorum per que tune tempolis idem comes me prefente fuos inbeneficiavit minifteriales & vafallos confcripfi & inferui. Ut eo facilius heredes & fuccesfores ipfius comitis de DaJen fuos redditus, iura, pacta, bona feodalia, ut diótum eft, infpectione prefentis opusculi perpetue reperirent, ortoque dubio ad prefens opusculum, tanquam ad librum vite (2), & memoriale perpetuum Jexaginta annis £f amplius perfolvisfet, rjf proiïxitas temporis cttulisfet firmum titulum posfesfionis, quidam Menwordus in finodwn nostram veniens jure beneficiali prcediüce curie decimam in manipidis exigit. (*) De eerft-e letter van deezen naam is in het oorfpronglyke bezwaarlyk meer leesbaar. Thans blykt van elders dat deeze leezing de rechte is. (2) Hy noemt het dus, in zo verre als daar in de opkomHen aangetekend bevonden worden. Voor het overige zie de befchryving van Liber vitcs by Lindeborn. Hifi. Episc. T)av. cap. 2. ij. r. p. 168. in de woorden: H aut III. folidos. L. pullos. CCC. ova. X. aucas. leem furche. Prffidia daminica, dominkalia, of indominicata zyn landgoederen, die de Heer tot gebruik van zyn Hof of Curia, aangemerkt als den Hoofdhof, behield. Schitter, in disfert. de Cur. dominic. Zie ook IL Stuk deezer Gedenkfl. bl. 110. not. 8. En devvyl men onderftellen mag, dat zodana goederen gemeenlyk in de nabyheid van den Hoofdhof gelegen waaren: zo fchynt het niet vreemd, dat dezelven in dit opzigt atria, dat is, voorhoven, in bet Latyn van de middel-eeuwen, ën in Duitsch voorwerken, zyn genoemd. Doch ik laat het over aan een naarder onderzoek der liefhebberen van taal en oudheid. ♦ (8) Bracium of, als boven, brafium betekent molt of mout, om bier van te brouwen. Het woord Bracium is van Braxare: en dit Braxare is van brasfen, dat is, mengen, wegens het mengfel van het gemaalen mout in het brouwen wordende gemaakt. In het bovenaangehaalde Herdikfche Register wordt niet alleen van Garften- maar ook van Haver-mout gewaagd. Nergens echier vindt men in dit Register, daj iemand hoppe opbragt: wyl het gebruik van hoppe tot de bierbrouwery eerst eenige eeuwen na den tyd van dit Redster is ingevoerd. Zie den brief van Keizer Karel den IV. by MATTHiEus ad Bekam. Analebt. Tom. 3. pag. 260. Van grutenbier, in tegenftelling van hoppenbier, en dat grute betekende, en hier te Lande alsnog by de huislieden betekent den kluit zuurdezern, die in het gekookte bier wordt gedaan om het te doen gisten, en daar aan eenen zekeren zuurachtigen fmaak te geeven, is gezegd V. Stu\ ds,ezer Ged. bk 302 £pc. in not.  56 Overysfelfcht Gedenkftukken, VII. Stuk. Item Aree fj>) attinenfes videlicet Steranghen. ÏI11. molt ordei. IIII. molt avene. II. molc filiginis. I. molt pife & fabe. IIII. porcos annales. Item Vorwerc ibidem. III. molc triticii. Xll. den. mon isterienfes. XVIII. modios filiginis. VIII. molc bracii. VI. modios pife. VIII. molc avene. V. porcos. X anceres. leem hellekule. II. porcos. IIII. molc filiginis menfure mon iscerieDfis. leem belledinchof. III. mr. X. fol. Item Oldenburch. VII. fol. Item Curia Holtfaten. X. molt filiginis. X molc bracii. X molt avene. XX. porcos annales XX. arietes. VII. urnas butiri (10) comitisfe. VII. fol. LX. pullos. Item Area littorpe. II. moit filiginis. et. I. arie. tem. Item Area hellehus. I. molt filiginis. I. molt bracii. I. arietem. . . Item Area in nortrothem. II. molt Chginis et arietem. .. Item bertlaghe. I. molc filiginis ec anecem. Item (g) Area betekent in dit Register een boeren erf, of boeier hoflKde, beitaande in behuizing en landeryen: gelyk hier gefproken wordt van afzonderlyke boeren erven be« boore'.de on.ler cien Hoofdhof Oermersboekholt. De tot eenen Hoofdhof behqorende boerenplaa zen worden ook Curtes genoemd. Zie II Stuk deezer Ged. bl. 83. en IF. Stuk l>l 172- Verftaande alsdan door Curtis niet een Curtis Dominicalis of Hoofdhof, m iar een boeren erf in den Hoofd, hof behoorende, daar de goederen te ringe en te dinge gaan Zie de Hofrechten by J D. van Steinen, JVesttih. Gefch'. Th. 4- ftuk '3. bl. zog ito. en in eenen brief byN. KrNDI.inger, Munfi- Beitr.I. Band. Urk. bl. 405. 406. Ring betekent het zelfde met Werf, dat is, plaats des Gerichts. IV. Stuk deezer Gedenkfl. bl. 174. Ding betekent een n'eit jn bet Gericht. ö 1 (10) Van den emmer, a's een botermaat, zie ook by Matth2eus AnaleU. Tom. V. pag. 905. en de Gedrukte Deductie der Heerlykheid Atmelo bl. 143. ^52.  Hoofdd. I. Van het Graaffchap Dalen. 57 Item Scotenhufen. I. molt filiginis. I. molt bracii et arietem. Item redeftorpe. I. molt. filiginis. I, molt. bracii. et arietem. Item Dothen. I. molt filiginis. I. molt bracii et arietem. Item alter manfus (11) in dothen. XX. fcepel filiginis. I. molt bracii et arietem. .. Item Sucheren. I. molt filiginis. Item III manfus in batershem. III. molt filiginis. III. molt bracii. III- arietes. Item manfus in Velde. VIII. fcepel filiginis. VIII. fcepel bracii et arietem. . . Item lochzeten. II. molt filiginis et arietem. Item nortdorpe. I. molt filiginis. I, molt bracii et arietem. Item Drochorne. VIII. fcepel filiginis. VIII. fcepel bracii et arietem. Item alter manfus ibidem. I. molt filiginis. I. bracii et arietem. Item tertius manfus ibidem. I. molt filiginis. I. molt bracii et arietem. Item tamchem. XV. fcepel bracii et arietem. . . Item alter manfus tamchem. VII. fcepel filiginis, VII. fcepel bracii et arietem. Item manfus in holtfeten. I. molt filiginis. VIII. fcepel bracii et arietem. . . Item, dickinchus. I. molt filiginis. I. molt bracii et arietem. .. Item befethen. I. molt filiginis. I. molt. bracii et arietem. Item Creninchufen. I. molt filiginis. I. mok bracii et arietem... Item ftrikelo. I. mok filiginis. I. molt bracii et arietem. . . Item mentelage. XXX. feu. tel. (n) Wat het woord manfus betekent, zie by Huydecoper over Melis Stoke, Deel 2. bl. 590. In dit Register, Wordt daar door te kennen gegeeven een boegen erf, dus het zelfde als Area. Dit wordt ook in veel andere oude brieven zo befpeurd.  53 Overysfelfehe Gedenkjlukken, VII Stuk. tellas (12). I. troch. I. mele et. I. molde (13). Item Curtis (14) in nyenkerken. VIII. porcos ec dimidiam mar. ...... ..... Item manfus attinentes XIII. molt filiginis. VUL arietes. .. Item manfus to engetere. II. mok filiginis. et fertonem (15). Item (12) Zie meer gevallen van het opbrengen van fchotelen. IV. Stuk deezer Ged. bl. 326. (13) Wat hier raele en wat molde zy,,blykt my niet. Misfchien is mele eene meelzeef, en molde een melkmout; te mee-r om dat ook andere huishoudelyke werktuigen, als fchotels en troch, hier voorafgaan. (14) Curtis is hier hetzelfde met Curia of Hoofdhof Want dat door Curtis hier moet verdaan worden Curia Dominicalis, blykt uit de verder volgende woorden manfus attinentes, dat is, daar toe behoorende boeren erven. Zj worden ook in een oud Register van goederen, tot de Advocatie Esfen beboerende, de woorden Curia en Curtis voor het zelfde genomen, en de boeren erven, daar onder behoorende, manfi "enoemd by J. D. von Steinf.n, Westph. Gefch. Th. 3. Stuk at. bl. 1421. zodane manfi attinentes zyn te vooren in onze Re'"ist'er ook gezegd area attinentes; tot een blyk dat manfus en^area hier gelyk beduidende woorden zyn. (15) Door ferto wordt ongetwyffeld hier verdaan eenferte, dat is een vierde, te weeten van een molt rogge. MatTHffius' in Anale®. Tom. I. pag. 774- onderdek, dat Ferta het zelfde zou beduiden als Fertella: doch de plaats, waar by hy dit aantekent, ingezien zynde, dunkt my, dat er niet gefproken wordt van Fertella terra, als een maat van land maar van Fertella Terra in tegendelling van terra arahilis'- En dan kan ter bevatting van de betekenis van het woord Fertella dienen, dat de woerden, etiain omnes villas, vicinia fcitellas, domistadia, worden overgezet door oick allen dorpen, gebuerfchappen, hoven, hoeven, in den brief van opdragt van hec Benedeniticht aan Keizer Karei, den vyf den by denzelfden geleerden Schry ver, de Nobüit. lib. 3»  Hoofdd. I. Van het Graaffchap Dalen, Item Decima (16). primo Eslimus de bramker. I. molr filiginis. Item Domus (17) hesfeli damme. I. molt avene. IIII. fc -'pel fabe... Item nova domus in nede.XXVII. fcepel ordei. XVIII. fcepel fili ginis. XII. d. et mi» nu'am decimam... Item menzedebodiker. II.fcepel filiginis de campo tethegerinc. Item Salikinc. IIII. d. XVIII. fcepel ordei. I.molc filiginis et minutam decimam.. . Item domus Hungerinc. VI. fcepel ordei. . . Item Hillewardinc. XVIII. fcepel ordei. I, molt-filiginis, IIII. den. et. mi- cap. 1. pag. 862. vergeleeken met pag. $66. Fertella betekent dus een hof of moestuin, die geduurig vruchten voordbrengt. Misfchien is dit woord gemaakt van het Latynfche fertus vruchtbaar. Fehrten-Acker dicitur alicubi, cujus extrema pars destinata est ad culturam ciborum. Befold. Thef. pratt. tem. 2. in append. pag. 822. f 16) Tot hier toe had de Infteller de pachten opgetekend : nu begint hy met de tienden. De grove tienden, in dit Register, zyn meest gefchapen tienden, dat is, die by overeenkomst in eene bepaalde maat van koorn veranderd en dus tot floptienden zyn gemaakt. De grove tienden, die in nature gebieeven zyn, worden hier gezegd maiiipuli. Zie ook Saxenfpiegel lib. 2. art. 48. en in eenen brief van 1240, ut manipulos, ad ipfum manfum pertinentes, nullus decimatorum attingat, fed contenti fint redemptione. by Kindlinger, Münft. Beitr. Urkunden pag. 10. By verfcheiden goederen, in dit Register, wier grove tiende, als voor. zeid, befchapen tiende of floptienJe is geworden, wordt de fmaile tiende, om dat die in nature was gebieeven, gevoegd; doch by anderen wordt eeriig geld &c. gemeld, om dat de fmaile tiende riaar in was veranderd, of, zo als men zeide, bet'chanen. Zie boven bl. 51. not. 1. (17) De Infteller gebruikt hier en vervolgens menigmaal ook nog een ander woord om eene boerenplaats te kennen te geeven, naamlvk domus: gelyk men als nog de boeren erven pleegt te noemen huis; doorgaans met byvoeging van den naam vin het erf,, zo als b. v. domus Himgerinc, Hw fer\nc huis &c.  .. Item in badberghe. II. domus... Item wes- (20) Ilurlant wordt beneden in dit Register tegengefteld aanbouwLnl, in de woorden: Item in paroehia IVarensvelde VIII in hurlant et XIIII partes terre arabilis; En in bet meer aangehaalde Register van Herdicke: In Hagen ager quidam, quod vocatv.r HURLANT (folvit) VI modios ordei. J. vonStetnen, iVestph. Gefch. Th. 4. ftuk 23. bl. 89. &bl. 83. 93. Te recht wordt aldaar geleezen hürlant, dat is, volgens de uitfpraak onzer taaie, huerlant; als ook in het Register der opkomften van de kerk te Osnabrug, by Möser, Osnabr. Gefch. Bylage 90. bl. 120. gelyk mede in een .gedenkftuk by Corn. Kemp. de Origine, fttu, qual. et quant. Frijis, lib. 2. cap. 11. In Abdincftrangen quatuor gramina^ folventia duo talenta, quod dicitur Huerlant. Daar ftaat niet quatuor PASCUA, maar GRAMINA. En dan meen ik, dat de oude fpraak en derzelver verouderde uitgang er van byvoeglyke naamwoorden ons leert, dat huerlant betekent hooyland. Want van heu heuy of huy, dat is, hooy, is.heuer of huyer, en dus keuerlint huyerlant; en, by eene gepaste verkorting, huerlant. Men werpe niet tegen, dat tegenwoordig gezegd wordt hooyland en niet hooyerland. Iets diergelyks bevindt men ook omtrent den verouderden uitgang el of le van byvoeglyke naamwoorden , in is/legen, dat is, ysgaarders of ysbreekers. Matthjeüs Analeii. torn. 5. in Chron. A. de Bevergerne pag 13. waar voor men nu min verftaanbaar zou zeggen yfetgaarders. Ik meen daarom, dat andere gisfingen, omtrent de betekenis en afleiding van bet woord huerlant, ongegrond zyn.  genftelling van Leen. IV. Stuk deezer Gedenk/I. bl. 173. (25) Zyn nagedacht zou zich genoemd hebben vanRosfent £ zie J. H. Herikg , Levens fchets van Jr. Marten van Rosfem » in 't Aanhangfel tat de Vaderl. Hifi. I. D. I. St. bl. 55. (26) Johannes van Ahuis, die de erfnis van Wecelinus» genaamd Spakebich, met Hendrik , Graaf van Dalen, te deelen had, was een zoon van Lephardus Heer van Ahuis, eri een kleinzoon van Bernardüs van Diepenheim, die de grootvader was van Regenwite, Gemalin van Hendrik Graaf vari Dalen. II. Stuk deezer Ged. bl. 240 &Srj {27) Het komt jny voor, dat by zeggen wil; dat vari ditj' Es «j  68 Ovefysjrifche Gedenkflukken, VIL Stuk. funt hii. Henricus de burglen. florencius de Kovordia. Johannes de mallanden. Heythenricus de lim« minchaven. Wernerus de bielen. Henricus de bernoclo. faóta funt autem hec anno dominice incarnacionis. ut fupr:?. leem in parochia Borcken, curia wefeke. domus Velthus. domus Weceroerinc. . Item domus hsbninchus in wirthe. . . Item in parochia lipperameftorpe. domus prickinchus.. . Item in parochia Coesvelde. domus rederekinchove,.. Item curia boninchof cum aitinenciis. . . Item in parochia Epe. Curtis Suttenrode, ettertia prefentatio ecclefie in Epe. . . Item manfus blominchove. .. Item in parochia Ochmersboeckholt, manfus heterinc. . Item domus hinefticc. .. Item domus Oldenhovele.. Item in parochia ludinchufen , pactum XVIII. den» quod fpectat ad bona Cortbcke que fita funt in parochia Osterwic... Item ibidem domus linthovele. . . Item domus heüeku'e . Item domus penclerpe ec cafa (28). . . Item domus peddenhorst. . . Item in parochia bekehem. decima ia hesleer.. . Item curia to balisbeke cum attineneüs. . . . Item in parochia Olede. IIII. domus apud clauftrum lette.. . Item a- pud in het welneemen, naar waarheid tusfehengevoegd (luk getuigen zyn &c. Eene handeling van fcheiding eener erfnis in een Register van opkomften te voegen kwam den Ir.ftel3er niet al te gevoeglyk voor : daarom verzoekt hy daar over alhier verfchooning door de woorden falva pace. (28) Een kot of kleine boerenplaats. Van zulke boeren plaatfen wordt in de Hofrechten van den Hof te Schapen gezegd: Dar fint noch andere guter auch horende in den Hojf sm Barckhoven, die ligen fur kotten und gelden keine Curmede. JV. Stuk deezer Gedenkfl, bl. 333. Kotten zyn anders ook genoemd kouwen, 't welk het zelfde is met Cafa. I. Stuk deezer Gedenkfl Voorb.n \i.not.\\. en met huttenflat, in tegenflelling van Hoveftat, dat is, area, manfus, hofflede of boeren *rf, in eenen brief by j. D. von Steinen Westph. Gefch. 1h. 1. Stuk 8. bl 63, 64. Anders wordt Cafa ook gebruikt »oor een huU in het gemeen, Eccjud, ad Leg. Salie, pag*  Hsofdi. I. Van bet Graaffchap Dalen. 69 pud Claholte. bona ermercke. . . Item in parochia beele apud warendorpe. Curtis, greninckhof. . , Jtem in parochia Ostenvelde. VI. domus. Item in Dyocefi Paterburnenfi. . in parochia bracwede. III. domus didte ton bedikenlo. .. . Item in parochia Asfcheberge. domus hendtorpe. & cuna nyehof. .. Item. II. domus in hindtorpe.... Lem in parochia Herborne. curia herborne. . . Item in paro. chia Alen. curia echolte. . . Item ibidem domus (Iverdinchufen pro padto. XVIII. fcepel ordei menfure alenfis.. Item domus tige.. . . Item in parochia la. re domus didta tormode. . . . Item in parochia Olden» berghe domus Wolterpe. ... Item in parochia metleve, curia didta adene. Item molendioum in adene. Item domus hukeshol... Item in parochia, Zeihem, domus popenhaslen.. . .Item curia, burnewic cum attinencüs est feodum castrenfe in didto castro Dale.... Item in parochia Rekelinchufen. curia fcerdelbeke cum attinencüs quod est feodum caftreBfs in cistro dale. . . It:m domus kuefternen. . . Item ïn parochia datlen. domus in haghenhem. . Item campus ibidem. . . Item domus hetting, . . Item manfus braken.. . Item domus ostfulfen et ftedingod. . . Item manfus. nethovele cum molendino. , .. Item ia parochia. Suierwic. II. domus. . . Item in parochia bi'rebeke. II. domus in bokincfen. , . Item domus didta ter. a. . . Item in parochia, fendere. domus renflinc. . . Item domus, wedeling. . . Item domusgherlindtorpe apudbuüern.. . .Item in parochia boynen. domus tar brucgen & Castrum cum attinencüs. . . Item domus jn Olden vledreke. . . Item in parochia, drechnen, II. domus in northove. . . Item domus ton knape. .. Item IIII. fol. de hagenberghe. , . Item in parochia. ybbenbueren. domus hartwici in pusleburen. .. Item domus. Overflachtincmole*. . Item domus Weren, fine . . Item in parochia rifenbeke. domus bevermannes to berghere.. . Item in parochia quakenbrucgen. II. domus, ten koten di&e... E 3 Xtea»  |s Qverysfelfche Gedenkjlukken > Vil. Stuk. Item in parochia, Ion prope Vechtam. castrum} loborch & due domus ibidem. . . Item in Espelo, due domus. . . Item in parochia Xacdtis, bona didta Uppedenmofghen, que valenc annis fingulis. C. mr. et amplius. ...Item ibidem castrumronem, ethedellcrweert Cam attinencüs.. . Item una domus in rnónementh. , , Item domus didta Bodhe et nemus quod adiacet. f , Item Xanterweerde et. IIII, domus. leem in parochia Beddeburen. Curia beddebueren cum attinencüs, ad istam curiam pertinent multi vafalli per ïnfeodatum ulterius inpheodandum (29),.., Jtem bpud genepe bona didta todenende. Item in parochia Dodenweerde, curia didta Uterweert,, , hem manfus burch. ... Item fiverdinc* bufen.. . Item manlus bemele... Item manfus hemmen, . . Item horinge. . . Item. IIII. domus in dodenweerde. . . Item. III. manfi in meterne. . . Item infula ibidem... Item manfus bufolde. .. Item decima in jufula godefridi, . . Item Tristrammefweert. . . . Item woltersweerc (30). Item in parochia Althen. decima. . . I>em in parochia bodetike. decima. . . Item in parochia kameEe, villa werne. I. domus ibidem. . . Item domus, northove. . , Item juxta Hamonem curia. berghen cum fuis attinencüs. . . Item itf parochia. pilichem. \t, manfi ibidem. . . Item in parochia Oldendorpe", bona didta to rfleten que dicuntur, hoppengod. . , Item in parochia, goldenfteden. II. domus ibidem... item in parochia Bedeburen, prope Stenwede, curia (29) De Infteller zal hebben willen zeggen inpheodandi, te weeten, de Leenmannen van den Leenman van den Hef Beddeburen, die met goede»en, tot deezen Hof behoorende, als achterlee;;mannen beleend wierden. (30) Deeze gemelde Weerden zyn derzelver benaaming "verfcbuldigd aan bedyking, ter afweering van bet water, yoi;;ens de betekenis van het woord weefd. L. iss Eaté^ i^anhid. Deel 2. proeve 2. in weeri  Hoofdd. I. Van het Graaffchap Dalen. 71 ïii didta, bedeburen. . . Item in parochia langenvo de. . domus vidue in deghendorpe. . . leem domus bosten. .. Iem domus vidue fite in villa, deyndoipe. Item in parochia. HVrevorsc. curia. haghenbeke.. • Item in parochia lo. ptope vechtam domus Rolir'g. domus to henghelo, . Item domus dugendorpe. . . I'em in parochia linge. domus hukeshol... Item curia metieve. .. . Item in parochia hockesber- , gh" ciomus Evfing . . Item decima eiusdem domus. , Item domus hclekenborg. . . Item domus Elen. broeke. . . Item domus Wérning. . . Item in p.irochiaEcberghen, domus Ybekinc. . .Itemdomus Wefcelii g, . . Item quidam manfus apud huppelo, dictus, thocamp.. . Item glandes. X1III. porcorum ia legione burfe. Item in parochia Enfchede. domus Weltherding.... Item domus menfinckoten. . . Item domus Vriling. .. Item domus ton kothen. . . Item. I.cafa didta korctehof. Item glandes XII. porcorum in nemore Enfchede. . . . Item glandes. XII. porcorum in legione didla Oslo. . . Item domus horst. . . domus markincvort. . . domus apud molam. . . domus Waren- veIde- , J f L • T Item in parochia gronlo, domus, fchurng.. .Item domus ludelving- Item glandes. XIIII. porcorum in legione Vrageren. Item in parochia nedhc, domus wicbolding. . . Item domus, Oldehare. . . Item domus weningmole. . . Item domus benfinc. Item domus Rewaerding.. . Item campus apud hornet.. . Item in parochia, borc. ' IIII. domus in Oldenborc. Item in parochia Zelhem prope kappenberghenv in villa haslen. I. domus. . . . Item ibidem unus^1 campus. Item in parochia havekesbeke. III.domus, videlicet Enghelo, holenede et Velerde. Item domus Steneren. item in parochia Wele, domus bomgard. E 4 Itens  y% ,0%)erysfcljtht Gsdtnkftukken. Stuk. ïtem in parochia warensveldc, VIII. in hurlant ei\ 2^1111. parr.es terre arabilis. , . Item in parochia Almen, domus hokhinfing. . » Item in parochia Weshem. I. domus in Aderlo.'. . Item in parochia On. domus Hiilenrandinc in villa llierdorpc., .. Item. in parochia dotinchem, prope Wi&fche, una. domus.. , Item in parochia halderen. I. domus in anrapen.. . Item apud depenhem. domus temmiDg. . . Item domus Elvenyering. . , domus Schelne. . . Item.rawedairu .. domus fpanreyfe. . . Item domus terbernet-.Item, barcbus. . . Item, Venehus, Sunt eciam circa depenhem muite cafe et campï, de quibus annuatim dantur cera etpulli, de quorum nominibus et redditibus, propter incertitudinem de. cedentium et mutacionem nominum in hoe libro nul? Jam facio mentionem. , . fed hec Ciavigero qui pro tempore fuerit relinquo oxtorquenda. Nota eciam quod ius patronatus ecclefiarum in oef,' mersboecholte, in Swageftorpe, et in dyepenhem, ad Comitem de dalen peninet pleno iure. Item. de bnnis Castellanye Castri depenhem no-j jpinatim faciam menlionem, ~ Primo, curia Wernering. .. . Item. domus lutgheritic. ..." Item. prat urn et campus apud depenhem.. .«, Item. curia. inetficchof. .. , Item. jurisdiclio lignorum in benlo, .. ? Item. domus ton merfche.... Item. domus Johanning. ... Item, decemam dimidiam apud ghefterne.... Item. una domus apud Alfiede. . „, Item. domus Wilhelraing. ... I;em. nova domus... . Item. domus apud molam kemaieriac..... Jtem- domus. Ostenvelde. . . . ïtem. medius manfus apud' Enfchede..,. ïtem- |eüfio: domus r^y/arding\. . ^  Hetfdd. I. Fan het Graaffchap Dalen. 75 Item. quidam agri apud Delden. .. . Item. domus, pekedam cum attinencüs. 1.2 Item. campus juxta ortum. ,, „ Item. alia decima ingheilerne. . .. Item pastus cignorum de molendino vorewerch, apud ecberghe, usque Westerule ec Awefterule, afcendendo et defcendendo aquam verfus lochem et gore, quamdiu durat Communicas-, que volgaritet dicitur marka pertinens ad curiam Stochem.... t*. 3- Uittrekfel uit een brief van Otto , Bisfchop van Munjier, aangaande een gefchenk van een boeren erf door Otto Graaf van Dalen aan het Klooster Kappenberg gedaan, en verwisfeling van het zelve met een zeker bosch, van het jaar 1217. Uit een affchrift van de dertiende eeuw. Otto Dei gratia Monafterienfis Ëpiscopus notum facimus uni verfis quod Otto Comes de Dale Manfum quendam in Aldenburen fitnm pro optinenda fraternitate Ecclefie Capenbergenfis, ipfe inquam et mater ejus Comitisfa Regenwiz , et uxor ejus Richardij Comitisfa cum omni ufufructu ex ipforum hereditace liberam ec legitimam refignaverunc posfesfionem . . .... predictum autem manfum Ecclelli Capenbergenfis ad Comitcm de Dale redire permific commutatione quadamfacta, uc pro manfo ei dimisfo filva quedam juxta Cohus terminis fratrum inclufa in per- petuam posfesfionem tranfiret Que donatio feu commutatio ut rata et inconvulfa perrnaneat, pagïnam hanc figiHo nostro munire curavimus. Testes funt Adolphu* Comes de Altcna, Volcwinus Lonke, Ale^aader Miles, Israhel frater ejus de Sendene' £ i He'.  74 Overysfeïfehe Gedenkflukken, Vit Stuk. Haimanrus de'Vorfte, Hecel, Mathias, Bernardus de öramlare, Gerhardus Hagenbeke, Gerhardus Lederfack. hii fuerunr vel de familia (O Comitis de Dale, vel IVÜaiftèrialts ejus. Aderant etiam fratres de Capenberg ét, alü viri honesii. Cnnfirmavimus quoque (Hier volgen andere goederen, die door andere Heeren aan het Godshuis. Kappenberg verkocht iynj en de bevestiging van den Bisfchop Ot-o). Datum Capenberg' Aó.uo Graiie Mo.CG>.X VlK (2). N. 4. Hendrtk, Bisfchop van Utrecht, verwisfeit nu t Otto , Graaf van Dalen, zyn Dienstwyf Jutte, Vrouw van Herman van AsELom derzelver kind, tegen des Graden Dienstwyf Berta, dochter van den Ridder Johan ge. naamd Dalsche , in het jaar 1255. Ex DU verforio primo Frederici de Blancken'iem, Episc. Uitr. fol. CXLVI. verfo. MöCc. Henricus Dei gracia Trajectenfis Ëpiscopus uni- verrit Ik denk dat h;er ter plaatfedoo* Familia verftaan wordt let geflagt van den G.aaf, van 't welk fi.m.i^en deezer ge. m sren eeweest zouden zyn: om dat 'er ftwWL de familia, VFL Minilleriaits- Anders wierden de M«?/Z«n'atoof D.enstmannen ook gez.gd van de Familie van den Heer, dat is, huissenooten of Pares Curiesvan hem te zyn; waar vanisgépieW TL Stuk deezer Gedenkfl. bl. 118. not. 5. ttl Stuk, bl. T, 74. fal Een ftuk van een oorfpronglyken brief van het zelfde taai waar op niets meer bevonden wordt dan het jaartal, Lécbet zegei van Otto, Graaf van Dalen, daar aan hancUft, als zynde het overige van den brief verbrand , .snog l ö r handen. Vermoedelyk was deeze de brief, dien Graaf Ofero, aangaande deeze handeling, aan den Bishop of dis Klooster gaf.  Hoofdd. I. Van het Graaffchap Balen- ?J verfis prefencia vifuris notum facimus. quod nos Juttam cum eius infante uxorem Hermanni Je Afelo nostre ecclefie minifteriaiem. delecto fidelinostro viro nobili O. Comici de Dale dedimus in minifteriaiem. Recipientes in concambio pro eadem Bertam filiam ]'o. militis dieft Dalfche que erae minifterialis jpfius Comitis in nostram minifteriaiem ec nostre ecclefie traje&erifiS preféncium eescimonio literarum. Datum Vollenho. Anno domini Mo.CCLquintoferia auarta post dominicam Reminiscere. >• —■'1 ' * N. 5. De Bisfchop van Osnabrug ontvangt, met toe* ftemming zyner Dienstmannen , op gelyken wederwisfel, van den Graaf van Dalen, tot DiensU wyven Wendensuide, vrouw van Herbord van" Lutbergen, en haare dochter Alheide, vrouw van Bruno, genaamd Lochen en haar x&on Machqrius , in hot jaar I265i Ex diÉto Diverforio, fol. CXLVI. verfo. Wi. Dei gracia Osnaburgenfis Ecclefie eieótus Cojniti de Dale. omnibus ad quos prefens lcriprum pervenerit. falutem in domino. Notum facimus quod nos de confenfu minifterialium Wendenfuidim uxorem herbordi de Lutbergen et filiam ejus Alheydim uxorem brunonis dicli lochen et puerumejus macho, ïium minifteriaiem predicfi Comitis in minifte-iales ecclefie noftre pari concambio pro eadem. Datum Anno Domini Mo.CCo.LXVI. in die divifionis Apostolorum. isr. 6.  76" Overysfelfcbe Gedenkjlukken, VIL Stuh N. 6. De Abt van Corvey, by raade zyner Dienstmannen, verruilt met den Graaf van Dalen Sophia dochter van den Ridder Ni col aas , genaamd Siteken, tegen de dochter vm Godschalk, genaamdvAN Alsuede , inliet jaar 1268, Lx difto Diverforio, iol.CXLVil. ThimoDeigracia. Abb.is eccbfie Corbeyerfis uni. verfis adquos litere prefentes pepvenérirjt. Salutemin domino, notum esfe volumusomribtistam prefentibus quamfu uris. q.ioJ nosaahibitomiriftenaliumecclefia Corbeyeifis confïlio. Sophiam filiam Nicholai militis dicli Suenken & nofhe ecclefie minifteriaiem contra, dimus nobili viro Comui de Dilen Recipientes tarnen pro eadem in concambio ffiam Gotfcalci di£H de Alfue ie. In cuius facti evidetciam prefens fcnp. turn figilli nostri munimiue duximus robonndum. Daturn in monte martisAnno Domini M .CCLXVIil. N. 7. Hendrik Graaf van Dalen fchenkt deLeenpligt of dominium directum van een goed in Q% denbork, in het kerfpel Bork, aan de kerkv tn Kappenberg, in het jaar 1272. Uit het oorfprovglyke. Nos Heinricus Dei G acia Comes de Dale univerfls Christi fidelibus prefentibus et fu uris hoe fcripturn intuentibus declaramus quod Herimar-nus et Ro« therus Germani Fratres cu n ex parte uxnrum fuarum Greth. & Gostic de manu 1 ostra domum quandamin Aldenborc ia Parochia, JBoic fiianj jure feodi rectp-  Heejdd. I. Van hit Graaffchap Balen. if tam ha&enus posfedisfent, candem domum Ecclefia Cappenbergenii accepta furriTia fexaginca duanirr» marCirmn .Vlo' N. 10. Johan, Bisfchop van^ Utrecht, verwisfeit zyne Dienstwyven Margareta en Geértrtjid, dochters van Gerhard, genaamd Man, met Geértrtjid en Aleide, dochteren van Olrik van Damme , Dienstwyven van Otto Graaf van Dalen, in het jaar 127 8. Ex dieto Diverforio, fol. CXLVII. verfo. Nos Johannes Dei gracia Trajectenfis eleclus notum (r) Dat in het jaartal hier een fchryffout bevonden wordt, zie boven bl. 35>  8ö - Overysfelfche Geienkflukken, Vil. Stuk. tum esfe Cupimus univerfis prefencia vifuris quod nos cum diledto confanguineo nostro vir0 uobili Ottone Comité de Dalen, de quibusdam nostris mini* fterialibus mutuam fecimus donationem. dedimus enim ei Margaretam ec Ghertrudem düas filias Gerhardi qui dicitur man. duas filias Olrici de Damme. videlicet Ghertrudem et Alheidirri ab eo in nostras miniilerïalis recipientes prefencium testimonio literarum. Datum Anno Domini M°CC°LXXVIII dominica ante festum nicholai. N. ir. BaldewVn Heer van Steinfort verwisfeit zyn Dienstwyf Jotta , dochter van den Ridder Steffen van Drynen met Jutta , dochter van Wolhard van Drynen, Dienstwyf van Otto Graaf van Dalen, in liet jaar 1279, Ex dicto Diverforio, fol. CXLVI. verfo. Boldewinus nobilis Dominus de Stenvordia omnibus prefencia vifuris vel audituris. Salutem in do-; mino. noverint univerfi quod nos Juttam filiam Stephani militis de Drynen. dilecto confanguineo nostro viro nobili domino Ottoni Comiti de Dalen damus in ministerialem. Recipientes ab ipfo Juttam filiam Wolthardi de Drinen.pari concambio ita quod jn jure ministeriali nobis perpetuo fit annexa prefencium testimonio literarum. Datum Anno Domini MCCLXX nono in Vigilia beati Viti. K. ia,  Hoofdd. h Fan hit Graaffchap Dalen. gf n. 12, Willem van Haarlem, ah voogd van zyn$ broederen, keurt goed eene betaaling, gedaan, door den Heer van Bronkhorst e?2 Otto Graaf van Dalen, in het jaar 1281. Ex diclo Di« verforio, fol. CXLVIII. VI \-n. : • B i ti ;' Ti.;, j N ;,.tx, , Viris nobilib.us & honestis Domino de BronchursC & Ottonj de Dale. Wilhelmus de Harlem Salutem quam fibi. Nobilitati vestre proteftamur prefentibus. quod dbmina Dostra Katherina bone memorie. quon» dam uxor patri? nostri Domini S. de Harlem bonè ïecordacionis fueric protefrata. quod ïpil quinquaginta liberaè bononienfium perfolvisfetis & nos easdem perfolutas ex parte püerorum fuorum & fratnsrrt meorum quorum tutor fumus ratum & gratum habesnus prefencium testimonio literarum nostri figilli muhimine fignatarum. Datum Anno Domini MCCLXXX primo ferja fexta ante nativitatem beate marie; Otto Graaf van Dalen verwisfeït den Hof Hóni hof en liet huis Swineliüis en het huis Hemberg ge, tot dien Hof behoorende, tegen den Hof Wernincii en het huis Smittinch van den Bis* fchop va?i Munfier, in het jaar 1282. Vit een affchrift van' de veertiende 'eeuwe, 3 Nos Otto Comes de Dale omnibus prefentibus vjT" füfis cupimus notum esfe, quod Nos de confenfu & ■voluntate heredum nostrorurn proprietatem Curie Honhof fite in Parochia Greven, Item proprietateni Domus Swinebüs & Domus Hembergh'e eidern Curie ïttineneium cum Nemoribusi cespitibus* frondibusi vu. stusj^ f tm  3B Overysfelftht Gedenkjlukkent VIL Stuk. term, Carnpis, aquis, piscariis etpafcuis, ficuti eadim bona fua furie, cum hominibus ad eadem bona pemnentibus in omnibus et fingulis didlorum Bonorum Atucentus ficut ad nos et Dominium Dale oertinebanc, Damus five conferimus Domino Episcono et Ecclefie fue Monasterienfi perpetuo plenomre recipientes ab eodem Domino Episcopo et Ecclefiafua titulo juste et legabs permutationis pfoprietatem Curie W ernincb et Domus Smittinch cum omnibus ec fingulis eorundem bonorum attinentiis vice verfa In cujus rei testimonium ec firmitatem prefensfcriptum figillo nostro duximus roborandum. Datum a. pud Depenhem Arno Domini M".CC°.LXXX fecundo ipfo die Acnuntiationis B. M. V. * N 14. Eveehard, Bisfchop van Munfier, verklaart het zelfde in deezen brief als Otto , Graaf van L'alen, in den voor gaanden brief, in het jaar J282 Ex dicfo Diverforio, fol. CXLV. Fos Everbardus Dei Gracia ecclefie monasterienfis Ëpiscopus omnibus prefencia vifuris cupimus notum esie. quod nos proprietatem curie Winuc (*) et uomus Smitbirc. cum metnoribus, ccfpitibus, frondibus, terris, Qrrpis, gquis et pafcuis, ficuti, eadem bona fita funt, nee non cum hominibus ad eadem bona pertinentibus in omnibus fuis attinencüs, ficut ad nos et ecclefiam nostram monasterienfem pertinebat, nomine ejusdem ecclefie nostre contulinrus et corft rimus. Domino Octoni Comiti in Dalen et fuis directis (ij heredibus perpetuo pleno iure re- ci- (*) In den voorgannden brief Werninch. (1) Dat is, re&is, rechte. Dintium facere is rechtdoen by Marcuu Lib. /. ir'orm. Cap. 21.  Haefdd. f. Van bet Graaffchap Dalen. 8-3 cipientes ab eodem domino Comité proprietatem curie Honhgff et proprietatem duorum manforum ad candem curiam pertinencium, fcilicec domus Swinchus (?) et domus Hencberg (jj cum omnibus eorumJcm bonorum attinencüs, verfa vice, in cujus rei testimonium et munimen prefens fcriptum figillo nostro fecimus figiliari. Datum Anno .Domini MCC. Ó&ogefim'j fecundo ipfo die Annunciationis beate marie Virginis. ; ^ N. 15.' ' r Hendrik, Heer van Borkelo, geeft aan Willem, Graaf van Dalen, een Dienstwyf gerftWiid Lutgard , dochter van Werneros Murseeke, in het jaar 1292. Ex dicto Diverforio, fol. CXLVII. verfo. Nos Henricus Dominus de Borklo univerfls pre« fens fcriptum vifuris et audituris falutem. NoverinE tam preientes quam futuri quod nos ex maturo confilio habito Lutgardim filiam Werneri Mursbekenostram minifteriaiem liberam a nobis dimittimus in ufus Wilhelmi Domini de Dyepenhem ut fiat ejus miais. terialis. In cujus rei testimonium prefens fcriptum eidem concesfimus meo proprio figillo roboratum. Datum et actum Anno Domini MCCLXXXXII in o&avis Pafche. (*) In den voorgaanden brief Swinelms. (f) In den voorgaanden brief Hembtrght. F % tf. 15.  «4- ÖverysJetfcJi! Gedenk fokken, VIL Stuk, N, 16. ' Johan van Wissche verwisfeit met Willem, Graaf van 'Dalen, zyn Dïèhstw'yf Eve'za , vrouw van Johan genaamd Rotmundink, tegen des Graaven Dienstwyf Aleide , dochter * v "van Wolter van GrussEne",'dochters dochter van JoHANVANDRiKLER,'üft7:eiyarzj-r2Q'j. Ex dicto Diverforio fol. CXLVI. verfo. Nos Johannes de Wisfche proteftamur, quod nos concedimus Evezam uxorem Johannis dicfi Rotmundinc liberam a nobis quo fuit nostra minifteriahs in ufüs' Wilhelmi de Dyepenem Comitis de Dalen in -vero concambio et,recipimus Aledim filiam Wolteri de Grusfene que fuit minillerialis fua filiam fllie Johannis de Driclar : Huic concambio interfuerunt. Henricus de Lang.belo. ,WTplterus, de Kure. Rutgherus de Wegfete. Johannes Ybekint. Stephanus Scène et Wernerus Durcop. et quam plures alii. fide digni. In cujus rei testimonium prefens fcriptum duximus nostro proprio figillo roborandum. Datum et aqt'un? Anno Domini millefimo ducentefimo nonagefimo tercio in festo beati Nicholai. . 1 1 | • ' N. 17. Hendrik van Metelen vert/isfelt met Willem Graaf van Dalen den Hof te Enter in het kerfpel Ryfen tegen het huis Viowenink in het kerfpel Bülenheke', in het jaar 1296. Ex dicto Diverforio, fol. CXLV. verfo. Univerfis Christi fidelibus prefentes Iiteras-vifuris et audituris. Ego Henricus de Metelen notum facio publice proteftando. quod ggo cum confenfu ec voT lan-  HetfdL I. Van het Grdaffcbap Balen, 8j lunrate Ecberti filii mei et aliorum heredum et amicorum raeorum confilio proptiecatem curtis ditletentere (i) fite in Parochia Risnen pro justo ec amicabili concambio dedi ec contuli nobiü viro Wilhelmo. Comiti de Dalen pro proprictate domus Vioweninc fite in Parochia Billenbike quiete etpacificeDosfidendum. In cujus rei cestimonium quum figillum pro. prium non habeo figillum nobilis viri B. domini de Stenvoerde apponi prefencibus inpecivi. Ec nos Bal. dewinus nobilis vir dominus de Stenvorde recognofcimus hec vera esfe ad pecicionem predictam Henrici de Metelen nostri Cascellani figillum nostrumprefentibus duximus apponendum. Datum Anno Domini MCG nonagefimo fexco in die tiburni ec Vale. riani marcirum. . , N. 18. De Koster van de kerk te Aalten houdt verwisfeling van. Waschtinzige lieden met Willem, Graaf van Dalen, in het jaar 1296. Ex dicco Diverforio, fol. CXLVI. verfo. Univerfis Christi fidelibus prefentem carcam in* 'fpecturis. Cuscos nomine Riswindis Secularis ecclefie Alcinenfis, Salucem cum noticia veritatis. Noveritis quod nos Gerhardum filium Henrici didli de Heiborg nobis iure cerocenfuali attinentem. Nobili domino Wilhelmo Comiti de Dalen manu--ittimus. Recipientes Beatricem filiam Wól't'eri dicti Brunink in iure cerocenfuali prelibato, in'testimonium premis- fo- (1) Dat is, te Entere, hier voaren bl. 65. curia Entheren flet' ecrfïë'is récht: want dé" Marke ' waar in deeze Hof gelegen was, is genaamd Enter. Men moet derbalven op de hatstgemelde plaats door curia Entheren, verdaan den Hof van Enter; gelyk ook op die zelfde bladz. door nermre Enp„ there, het bosch van Enter. F 3  85 Ovirysfelfehe Gedenkftükken, PIL Stuk. fr>rum prefentem paginam figillo nostro duximus ro» borandam. Datum Anno Domini millefimo ducentcfimo nonagefiü.o fexco. In die beatorum martirum ét Apostolorüm Petri et Pauli. N. 19. Otto, Graaf van Tekelenborg verwisfeit zyr.e fiienstiieden Heilwig, dochter van Johan van Gelinktorpe , toegenaamd Posr, en Gerhard , Wibeikni , Aleide , Lutgarde en Heilwig kindercnvanbovengemeldeïiEiLwig, legen Grete, dochter var. Swedfr van G.Ei.iNxT(.r.rE, en Gerhard , Johan , Grete , JÜtte en Wendeletjrg, kinderen van voorzeide Grete , Dienstlieden van den Graaf van Da:en, in het jaar f300. Ex dicto Diverforio, fol. CXLVIII. Nos Otto Comes de Thekencborg. Uni verfis prefencia vifuris. notum facimus publice procetlances, quod los Heilewigim filiam Johannis de Gelindcórpe diöi pose, ac Gerhardum filium ec Wibbikni Alheidim Lutgardim ec Heilewigim filias fupra dicfe Heilewigis dedimus ec damus in minifteriales, nobiliviro Comiti de Dalem. Recipientes ab ipfo Gretam filiam Suederi de Gelinctorpe ac Gerhardum ec Johan» nem filios, nee non Gretam. Iuttam et Wendelburjgim filias fupra dicto Grete in nostros minifteriales paris permutacionis titulo pro eisdem» In cuiusfacti fidem et testimonium prefens fcriptum nostro figillo fecimus communiri. DatumThekcncborg Anno Domini MCCC. In Cra'ftino beate lucie Virginis. N. 20.  Hoofdd, I. Van hit Graaffchap Dalen. 87 N. 20. Willem, Graaf van Dalen, wordt Bur^mm van den Bisfchop van Munfier op het Kafteel Botzlere, in liet jaar 1303. Ex difto Diverforio, fol. CxLIIII. Otto Dei Gracia mopafterienfis ecclefie Ëpiscopus. Univerfis prefencia vifuris et audituris Salutera cum notitia veritatis. Noveritis quod nos .Nobiien» vjfura confanguineum nolfrum dilectum Wilhelmum C^mitem de Dalen in Caftrenfem nostrum apud Boulere recepimus et recipimus ubi per fe vel perabum vuoneum refidenciam faciet perfonalem pro eo ipfi decem marcarum redditus fingulis annis asfigna^iinus et asfignamus. ipfum de dittis decem marcarum redditibus nomine Caftrenfis feodi infeodando tali condicione adie&a quod diCtos decem marcarum red litus cum centum marcis denariorum legalium redimere poterimus & licebit. quocunqne nobis velnoflris fuccesforibus vifum fueric expedire. quas centum mar» cas idem Comes in bona hereditaria conve.-tet et ea a nobis et a noftris fuccesforibus in caftrenfe feodum tenebit, et in perpetuum posfidebit. In cuius reirestimonium figillum nostrum prefentibus esr appenfum. Datum Anno Domini MCCCIII°. vigilia Ka« therine. F 4 N. 41,  ft pverpj'ilfche GedênkJIÜkk&ni VII Styft. N. ar. Hendrik , Graaf van Dalen , verwüfelt zyr* ■ Dienstwyf Hildegunde van Recampe en derzelver dochter met Gerhard , zoon varaLieorius, genaamd die Biesten, Dienstman van den Proost van Wildeshufen, in het jaar 1305, Ex dicto Diverforio, fol. CXLVL In nomine domini Amen. Datum per copiam. Mauyicius Dei Gracia Prepofitus Wildëshufënfis. Omnibus prefencia vifuris Salutem Nofcanr tam prefentes qunm futuri. quod ros Gerardum filium Liborii dicff dye Bieften nobis ha&enus minifterialieer obligatum damus et'dimittimus viro nobili confanguineo nostro Henrico Gomiti ditto de Dalen et fur$ heredibus èo iure quo nobis ac prepofiture nostre hucu'que aftriclus erat quietaüter obtinendum. Recipientes ab eisdem tituló permutationis feu concambii Hit» degundim diclam de Recampé et filiam fuim cum om'üi iure quo minifterialiter cencbaritur Comiti ante diftö et hoe prefencium testimonio duximus protestandum. Datum in fesfo beati matriniani. Anno Domini IvlCCC. quinto, litera autem figillata fuerat figillo in quo fuperfcriptio erat ut prima facie apparebat Sigillum Mauricii Canonici ecc.'efie "Bremenfis. Sculptura vero fuerat ymago beate virginis habens puerum in finu fuperficies quafi turris. Subtus ymaginera ftabat rnanuflexus habens ante et retro clipeos duos.' Actum et copiatum in Quakenbruge Anno Domini MCCCXIIII indidtione duodecima vicefim^ feeunda die menfis july. Prtfentibus viris discretis. bïunone difto loyt. milite. liboriodye bieften et Wetzelo de penyate et pluribus aliis fide dignis. Et ego Wilhelmus de juliaco publicus auótoritare imperiali ï>ïotarius fupra fcriptam literam prefentibus testibus fupra fcripüs vidi et propria manu fideliter copiav| etpublicavi fignoe|ue meo fignavi rogatus. N,. 22.  Hoofdd. L Fan hel Graaffchap' Dalen, N. 22. Hendrik, Graaf van Dalen, verruilt de goe'' deren, genaamd Vorwerk, in het kerfpel Oetmersboekhoit, tegen de goederen Leminchave, in het kerfpel van Neds,, . toebehoorende aaji Bernard , Heer van Ahuis, met toeflemming van de Ridderen Johan en Otto, zoons van deezen, in het jaar 1306. Ex diclo Diverforio, fol. CXLV. verfo. TJoiverfis prefencia vifuris vel audituris notum esfe volumus quod nos Bernhardus dominus de Ahus cum confenfu et unanimi voluntate heredum nostro. rum Johannis videlicet et Gttonis miiitum fecimus permmacionem proprietatis bonorum nostrorum Leminchave fitorum in parochia Nede cum nobili viro Comité Hinrico de Dale Recipientes ab.eodem bona dicla Vorwerck. fita in parochia Otmersbocholte pari concambio cum attinencüs fuis univerfis quod tenore prefencium publice protescantes. Datum Anno Domini MCCC. fexto dominica quando cantatur letare jherufalem. ■ - __ ! - . ; | , , N. 23. Gewag van H. Graaf van Dalen m eenen brief ' 'van 'het jaar 13 ï o. Ex difto Diverfor-io, fol, CXLHII. verfo. H. Comes de Dale. Nos H. miles de Daverenborg. notum facimus univerfis prefens fcriptum'vifuris et audituris. quod Jordanus de Heynchdorpe ac uxor fua Elifabeth et fui. pueri. Henric. Bate. Keriliue. Alheit. Elifabeth. talia bona que fica funt in F 5 bene-  90 Overysfelfche Gedenkjlukken, VII. Stuk; henótorpe Adolfo de Stenhorfte voluntarie dederunt et obporrexerunc heredirarie coram me ac caftrenfibus io Daverenborg moraotibus ficut ordo iuris exiftat. ut hec rata maneat figillo Droprio feci corroboïari. Datum Anno Domini MCCCX. N. 24. Hendrik , Graaf van Dalen, verkrygt een ' Burgleen in het nieuwe kajieel te Vreden, beJlaande in eene huisflede aldaar, en den Hof Kaeelink, in het jaar mi. Ex dicto Diverforio, fol. CXLVIII. Univerfis prefencia vifuris et audituris. Nos confules etfcabini Opidi in Vredene notum facimus pre« ientibus prottftando, quod conflituti coram nobis Henricus diclus Tagge. Albertus et Conradus fratres ipfius. Mecbteldis et Nycle (1) forores eorundem tot. ercdes recogno verunt fe vendidisfe de unanimi confenfu nobiü viro domino Henrico Comiti de Dale ec fuis heredibus veris pro quadamfumma pecunieinter jpibs concordara et eisdem asfignata Castrenfe feodum, quod ipfis hucusque competiit feu competere potuerit in novo castro. primo videlicet locum live aream (2) fitam in fuperiori castro prediclo. curi- am (1) Nycle is eene vrouwen naam, van den mans naam NU daas gemaakt. (2) Men verftond door aria, zo wel in de ftad als op het land, eene plaats met de behuizing op dezelve. Ten aanzien van het land hebben wy dit reeds hier voorenontmoet: en ren aanzien van de ftad blykt, dat het gene, welk opeeae plaats wordt genoemd denarius domorum, op eene andere wcrdt gezegd denarius of cenfus arearum. Dümbab Kerkl. en Wereidl. Vev. Deel I. Boek 4. Hoofdjl. 2. bl. 446. N. KiKB; Likger Müvfler. Beitr. I. Band. Urk. bl. 401.  Hoofdd. I. Van het Graaffchap Dalen. 9t am diftam Kageldinc cum omnibus fuis iuribus et attinencüs ec cum hominibus ad dicca bona pertinenti. bus ubicunque locorum dic~ta bona ec b^nf.nesfuerinc confb'tuti, que univerfa ac fingula fratres ec forores predifti dicto Comiti ec fuis heredibus refignaverunt, libere coram nobis recogr.overunt preterea dicti coheredes quod quidcm maïffi (3) et ditcus locus üve area caftrenfis ad predictum cattrenfe feodum pertinentes, esfent diverfïs perfonis pro diverfis pecume fummis infra fcripcis de ioibre.m confenfu titulopignoris obligati. Primo vi3elicet, ipfe locus üve area in novo casrro prediclo obligaca esc domino matneo rfliliti ibidem Cascellano pro IX. m, den. mon. ec H. moltiis figilinis.' Item curtis (4,) Kageldinc domme trude reiiÖ» quondae,» Johannis Bekedic pro L.M. Item domus (5) befcinc domino Rodolpho de Beverforde pro IX. M. Item domus ludinc heynoni dicto Elneviar Dro XII. M. Item domus engezinc Adojpho ec Henrico diöo bickvan. pro XXXII.M. Item quatuor manfi feu cafe (6) Henrico de Hopingen pro XXVI. Item th. de Silchede domus twenhufen pro VIII.M. Item theoderico debufeimpetentidomum brumlere nichil recognoverunt. leem Gerardo de Ramesberghe recognoverunc fe vendidisfe domum wos- (3) Dat is, erven onder den voorz. Hof Kageldink, nu Kagelink, behoorende. (4) Curtis en Curia is derhalven hier wederom het ze!f_ de, en is te verftaan van de Curia Dominicalis of Hoofdhof Kagelink. (5) Domus en manfus wordt hier voor het zelfde genomen; beide betekenende boerenerven onder den Hof Kagelink. Hst te vooren aangetekende hier mede vergeleeken zynde; zo blykt, dat Domus, area en manfus, op het land, woorden van gelyke beduiding zyn. (6) Hier fchynen de woorden feu Cafe te zyn bygevoegd om te kennen te geeven, dat de vier gemelde manfi of boerenplaatfen voor kotten wierden gehouden.  Qoerysfelfthe Gidenkliukhea,• Vil Stuk. wostinc noa refignasfe. Item Rotchero de tuiclo recognoverunt vendicionem et refignacionem domus wagelere. in hiis pecunie fummis prefati coheredes recognoverunt fe cuilibet predidtorum teneri et didta bona nulli predidtorum vel alicui alteri fore amplius obligata. Obligantes fe debere et veile premisfa ve. rificare iuramentis fuis quandocunque predidius dominus Comes et fui id requifiverint aut opus habuerint vel necesfe. ceterum fepedidti coheredes iuraverunt et promiferunt bona fide coram nobis quod fe, pedidtum castrenfe feodum et curiam cum fuis attinencüs coram Reverendo domino, . Episcopo momafterienfi ad manus predicti Comitis et fuorum heredum refignare velint et debeant. omni fraude et dolo exclufis. quandocunque fepedictus Comes et fui heredes infeodacionem didtorum bonorum ab eodem. . Episcopo poterunt obcinere. Conftituerune fiichilominus ièpe fati coheredes domino Comiti et uis heredibus predictis. fideiusfores. Gerhardum de Ramesberghe et mauricium didtum Giereghel pro didta relignatione ficut expresfum est fuperius facienda, qui fideiusfores li refignacio huiusmodi fadta ad requificionem didtorum Comitis et heredum fuo. rum non fuerit, promiferunt coniundlis manibus bona fide quod opidum Vredene predidlum intrare ve¬ lint non exituri i^7j mu derectus relignacionis predidte integraiiter fijppleatur. In cuius rei testimonium ad peticionem parvum figillum nostrum duximus prefentibus apponendum. Datum Anno Domini M°.CCC».X1. feria quinta post invencionem fandtc Crucis. (7) Deeze wyze van BorgtTelling wierd leesting en oh. ftagium genoemd. Zie V Stuk deezer Gedenkfl. bl. 278. N. 25.  Hoofdd. ïi Fan het Graaffchap Daleni 93 N. 25. Hendrik, Graaf van Dalen is getuige, dat de ' Ridder Gerhard van Wederden verklaard ' heeft, dat de Ridder Johan , genaamd Stic" ke, het Huis ter Stoppen, in het kerfpel van ■ Everswinkel aan den Knaap Lvèbvrt van Beveren ter Leen gegeeven had, Ex dicto Diverforio, fol. CXLVI. verfo. Univerfis prefencia vifuris. nos Gerardus de Widerden miles cupimus esfe notum. quod Johannes dictus Sticke miles de voluntate et confenfu Arnoldi fijii fui famuli contulit Luberto de Beveren famulo domum tor floppen fita'm in parochia Everswinkele iure homagii quod nos figillo nostro appenfo prefentibus proteflamur. Acta funt hec prefentibtis nobili viroHinrico Comité de Dale Fredrico et Gerardo de Wederden. Alberto de Dodorpe militibus. th. de Gronlo et aliis quam pluribus fide dignis. Datum Anno Domini MCCC.XVIII in crattino beati Sevejrini Episcopi. N. 26. Afdragt tusfchen Otto , Graaf van Tekelenborg en deszelfs Gemalin Kunigunde , Gravin van Dalen, ter eener, en den Ridder Herman van Munster nevens deszelfs zoon Herman, ter andere zyde; betreffende den Hof te Dalen &c in het jaar 1317. Ex dicto Diverforio, fol. CXLIIII. verfo. Otto Comes de ïhekenenborgh. Univerfis tam prefentibus, quam futuris. Salutem et infra fcrip. to»  54 Overysfelfcbe Gedenkjlukken, VIL Stuk. torum noticiam veritatis. Conftitutus in nosrra pre» fencia Hertmnnus de Monasterio miles. una cum Hermanno fuo fiüo. nos ec Cunegundem de Dalen nostram coEcboralem inpeciic fuper diverfis arcicuiis qui fequencer. In primis enim asferebac quod curtis de Dalen Hermanno fuo filio ex paree Elifabec fibi defponfate ab antiquo in odtuaginca marcis forec obligaca, item dicebat quod heredicaces ec permucaeiones hominum ad didtam curcem pertinencium ratione dotalicii ad ipfum Hermannum ec eius uxorem here. ditarie pertinerenc. leem dicebac quod didta curüs de Dalen ratione dotalicii Ermegardis fue uxoris in centum et viginci quinque marcis fibi esfec obligaca. Item propofuic quod Bernhardus miles didtus dapifer in quadam féquela quando Widenburgenfes in Oecmersbocholc i'polium commifisfenc. dampnum recepisfec in equis fexaginca marcarum. leem propofuic. quod didtus dominus Bernhardus Dapifer domino Willelmo Comiti de Dalen mutuo prelticisfec nonaginea quinque rrarcas ec pro hiis fimilieer didta curd's de Dalen esfec obligaca. Nos igitur fuper istis habito confilio Ludolphi didli Hake. Johannis de Langhen. Alexandri de Langhen. Hugonis de Hornen. Suederi de monafterio. Hermanni de Braemesfche militum. Ludolphi plebani intheken: Item Rutbgeri de Twiclo. militis. Alberti plebani in Dyepenhem. Henrici didti Weldam et Johannis de Redam. fuper didtis articulis finaliter inftrucci refpondimus in bunc modum. Inprimis dicimus quod cureis de Dalen, in octuaginta marcis eidem non obligatur. exeo quia Otto manafterienfis ëpiscopus qui nuptias inter Hermannum Dapiferum etErmegardim de Dalen ordinavic in fua pronunciacione quod diceus Comes ad folutionem dicce pecunie minime teneretur pronunciavic. leem refpondeeur adfecundumarciculumquod petmutaeiones et hereditates dicte domine Ermegardi et ejus filie non pertinent ex eo. quod dominus Ëernardus miles Dapifer in castro dicto Hesfelsvoerc debuisfec conftruxisfe domino Comiti de Dalen castrum in qua fttuctura ec fosfura debuisfec expendisfe tre-  Raefdd. tl Van het'Graaffchap Dalen. 9J trecenras marcas qtias tarnen drdt-us comes de Dalen. dicto Domino Bernardo et ejus heredibus nol debuisfec rettituisfe. ec fi didtum Castrurn .fuisfet Conit -u ft urn. tune didtus Bernardus miles. Hermannum ejus filius didtas permutaciones et hereditates homicum Curcis de üaleu pro cascrenfi feodo debuisfent heredicarie habuisfe. Sed quia Castrum! non esc Condrudtum. ec creeeute marce noa funt expofite. didtus Bernardus miles ec Hermannus eju» filius ec eorum heredes permucaciones ec heredicates didte Curtis. non habebunc. item diciaius quod Curtis de Dalen Domine Ermegardi in centum viginti quinque marcis ratione dotalicii et in 'nonaginta quinque marcis non obligatur. quia didtus Dominus Bernardus. Hermannus ejus tilius cum dexcrario (O- Sexaginta trium marcarum. ec equo crigincai marcarum tantum receperunc ec extorferunc de die* ca Curte de Dalen, ec fuis atcinenciis. quod didta pecunia cocaliter esc foluca. ec ulcra nobis ec noscra Conchorali in nongentis marcis remanenc obligaci. icem ad folutionem dampni quod fustinuerunc in féquela (2) quum Widenburgenies in. Ötmersbucholc commilerunc fpolium. non cenentur. quia didta i'equela non fuic fadta propcer Comicem de Dalem fed propter Gerardum didtum Cukenevianc. quem Wider.burgenfes cunc temporis Spobarunt. Hys igitur fic requifitis a Domino Hermanno de monasterio et ejus fiüo. ec per nos ad omnia ec fingula premisfa fic responfis placuit. milinbus ec famu.is ec plebanis fuperius expresfis uc omnia ec fingula premisla per modum compoficionis fopireacur. Nos vero ex: par-> (1) Dextrarius een reizig paard, dac is, een rydpaard, tot den Veldtocht, reife genaaml, bekwaam. Zie III. Stuk deezer Ged. U. 210. en Matth^us de nobilit. lib. 4. Cap. 20. pag. 1046 £rV. ' (2) Optocht om geweld te keeren, aldus genaamd van wegen het volgen van het wapengeroep of klokkenfiag, die alsdan gefchiedde. I. Stuk deezer Ged. in het Vervolg bl 119. //. Stuk, bl. 77. 192. III. Stuk, bl. 9.10.  dÖ Gvtrysfelfcbe Gedenkjtukken * VIL Stuk. parte nostra et costfe conchoralis. ditlus vero Her» mannus de rnonaiterio miles pro fe et Errriegarde fua uxore et pro Hermanno ejus filio et Elifabeth fua uxore in LudöïphUm dictum Haken. Johanneni de Langhen. Hugonem de Hörne. Ludolphum plebanum in Thekenenborg. Suederüm de monasterid milites et in oriinës milites plebanos et famulos fupra diflos ad concordandum nos per viam Compofitionis compromifimus promittentes ex utraqueparte fide prestita corporali. quod eorum ordinatiöni debeamus finalitef* obedire. quo facfo. dicli milites plebani et famili omnia requifita et refponfa premisfa casfaverunt irritaverunt, casfataet irrita nunciaverunt. dicto Hermanno ejus uxóri et Herfflannojuniori et ejus uXori et eorum heredibus. nobisque et Cunegundi nostre conthorali et nostris heredibus perpetuum filentium imponendo condempnaveruut Nichilominus nos et Cunegundem predictam et nostros heredes in centum quinquaginta marcis denariorum monasterienfium. dicto domino Hermanno éc ejus filio et eorum uxoribus et heredibus perfolvendis. in 'hunc modum. quod Conradus dicfus herte noster Officiatus et famulus de tempore in tempus colliget frucïus et obvenciones curtus de Dalen ec curtis de Otmersbucholt et eorum attinencium ipfosque fru&es ec obvenciones in pecuniam rediget. diótö domino Heimanno feu eju? filio fic colle&a miniicrabif. ec coram nobis conthorale nostra ec nostris heredibus compucabic quofqüe ad bónam compucacionem per didtum Conradum vel per aliumOfficiacum per nobis fubftnfitum didte. centum et quin» quaginta marce fuerunt dicto domino Hermanno feu ejus heredibus integraliter perfolute et fic omnia petita et refponfa premisfa func penïtus annullata. Ita quod didtus Hermannus de monasterip miles. Hermannus eitis filius eö'rum uxorës et heredes in bonis Dalen Oetmersbucholt et eorum attinencüs fibi NU shil iuris de cetero poceruht verdicare nee habere. Sed nos. conthoralis. et heredes nostri ab omni impeticione premisforum quici erirnus. in cuius rei ces» timo-  Hoofdd. 1. Van het Graaffchap Dalen. sty timonium Sigilhim nostrum prefentibus est appera. fum. Adtum in prefencia militum plebanorum et famulorum predidtorum et aliorum quam plurium ia villa Smithufen. ipfo die beate Agnetis Virginis ec martiris. Anno Domini MCCCXVII. N. 27. Diederik van Reyldunck, Knaap, erkent, dat hy van Otto Graaf van Tekelenborg, tenopzigte van het Graaffchap Dalen ter Leen ontvangen had de goederen genaamd op den Marsen, in het jaar 1319» Ex didlo Diverforio, fol. CXLV. Nobili viro Occoni Comiti de Thekeaenborgh et de Dalen. Theodericus de Keyldunck famu'us eius fidelis, obfequiofam in omnibus voluncacem. Noveritus quod ego alias a vobis ratione Comecie vestre de Dalen recepi in pheodo bona didta op den Marghen ec ea a vobis hereditarie cenebo, iure pheodali (1) proutprogenicores mei a vobis ec a vestris pro. genitoribus a cempore quo non exftac memoria cenuerunt. Huic recognicioni incerfuerunt Wolcerus miles dominus de Keppele. Hugo de Hoerne. Lu dolphus didtus Hake. Johinnes de Kappelen. Bernhardus de Zebelinghen- Wernerus de Graez milites Ludolphus plebanus in Tbekenenborgh. Albertus p!e- • ' banus in Dyepenem. Otto de Bramhoerne ec Barnardus (1) Jure Feodali, dat is, in mansfiat of als een Leenman; m niet ;'«»■« Minijleriali, dat is, in Dienstmans fiat, of als een Dienstman, in het byzonder zo genaamd. Want Theodoïtus van Keyi.dunck was geen Dienstman maar Kna ip van den Graaf; gelyk by te vooren zich zelven Famulus fidelis of getrouwen Knaap van den Graaf noemde, i VII. Stok. G  p8 Overysftlfcbe Gedenkflukken, VIL Stuh, dus de Roderlo famuii et alii quam plures fide digrii, in cuius rei testimonium, quum figillo proprio carco ad petitionem meam figillum didti Wolteri de Kcppele preientibus est apptcfum. Et nos Wolterus domiuus de Keppele miles iam didtus ad petitionem Theoderici de KevlJunck nostri nepotis recogrjofciirurem meum, petivi uxore mea ér GerarJo van Dul-nene clerico et Egberto van Ënfcede et Henr. Sidering et uxore fua et aliis fide dignis prefennbus hunilirer c devorte. ut ea que infra ponuntur in aperto er fub figillo autentico conferiberet et omnibus quorum in. terest et precipue legiumis dominii van Oden heredibus prefentibus indica'-et vi.ielicet quod frater meus bone memorie habuisfet quosdam agros fitos in parochia fancti Lambeni in Cosfelt capientes in feraine unum molt ordei (1). dominio van Dalen iure ministeriali attinentes. quos quiiem agros vendiderat Ludolpho van Enfcede et fuis. heredibus et ego post mortem fratris mei fuccesfbr legitimus eisdem agris infeodavi Ecberium filium Ludolphi van Enfcede predicti pro herwadio fi abquem contingeret a dicfis emptoribus tres folid, monast. denar. legalium re- (1) Men bepaalde niet alleen de hoeveelheid van koorn •by molt of mojders; maar ook de grootte van het zaailand wierd naar de hoeveelheid van molden of molders, waar mede het bezaaid wordt, opgegeeven; 't welk tegenwoordig ook nog gefchiedt. Zo wordt ook van maldrum agrorum, en fcepelfnum agrorum, of mudde en fchepel lanJs, gemeld in eenen brief van 1470 by J. D.vonStbiWjn^w^/;. Gefch. Th. 2. Stuk 12. bl. 959. G3  IQ3 Overysfelfiht Gidenkjlukken, VIL Stuk. rrcepturi. ItemquoJ ego Bruno vendide<"im Conrado "dicto van Sconlo quosdam acros ncto rmlt cuius. libet feminis in cu'tura capientes fi'^s in parroc^ia Ostrrwik in concivio (2) Cortbeke, qui ibpiik mjnistcrioii iure dependent a dotiinio van Dalem iupra d'dt>. Icl'uper confcribi postulavi XVIll mnnasc. c'enar. redditus fingulis annis dmdos ex domo Johnor'iis" dicli van des hundes ende fit 1 in parrochia Zeppc ode iure quo didtum est a i dominum fepedidtum pertinentes. Et ego Hermannus Capellanus ecckfie fandti Lamberti in Cosfelt predidte.et cqnfesfor licet minus vdomus Bruronis prenotati fue iuste reticionis effedtum ut d-. bui codcnpfi et ad ejv.u!eD£i,tf% omnium' prefens fcriptum munitavi et in premislorum testimonium figillo domini plebani in Cosfelt fe. pedicti banc literam firmius roboravi. Datum in Cosfelt. Anno Domini MCCCXX1II in crastmo^ Lémbcrti Episc. N. 3 a. Herman van Ludinckhusen de jonge, ver' fpreekt aan Wileew van Bockstetle, Graaf van Dalen, en deszelfs Gemalin Kunigunde, Gravin van Dalen, vier tafelmesfin en zeventien fchellingen, jaarlyks der Heerfchap Dalen te verantwoorden uit den Hof ts_ Btldink, die hy 'fan den Graaf ontvangen had, en twee herbergen, eene by gras en eene by ft,ro, in het jaar 1324. Ex didto Diverforio, fol. CXLV, verfo. kb Her Herman van Ludinchufen de junghe do kun- (2) Inre^etenen van Steden niet alleen maar ook van Dorpen of Marken wierden Burgers genoemd, li Stuk deezer Gedenkjl.bl 188. Cencivium is hier de Marke ofd-rp, aldus gezegd van wegen het burgergenootfchap in dezelve.  Hoofdd. U Van het Graaffchap Bahn. Ioj kundicb allen den de diefen .href feht und hoirt, dat ich bekenne und befcantnüsfe do in difen breve, dat die Grave van Dale ein herre zo Bokftele und Gravinne Kunegunt fin echte Vrouwe und ir rechten erven, fulen hebben alle hr utedem hove zo beldinch, den ich van dem Graven enfangh.-n hebbe , veir tafelmesfe, und feveniien fchillinghe, de m?n antworden fal der Hertfcaft zo Dale oier einern irerj vogede, des naesten daghes funte M^rcins. werouch dat alfo, dat men vorfumede, dat mea ier ooden nach fende, den boden falmen twelf penning ie gheven zo lone. Vortmer bikenne icb, dat dife vornomde hof zo be'ldinch fal don zwe herberghe ( O iodes iares der vornonvien Graven, eine by grafe, und eine by ftro. jn eine bekantnusfe difer dinghelst dife bref befigelt mie rninen figelle, dife bref wart gefcreven do unfe Herre Got alt was drutzenhundert iar. in den veir und twiotigeften iare zo funte Lucien avonde. (i) Van zulk eene herberge wordt gewaasd by den Auctor incenus de rib. Uitraj. uitgegeeven door A. Mattileus, Cap i8- daar verhaald wordt, dat de Dienstmannen van de Kerk van Utrecht in Zalland als een te groot bezwaar voorbrasten, dat de paarden van den Bisfchop op hunne goederend weemaal in het jaar 't onrecht wierden geherbergd; »t welk nogthans naar oud recht en gewoonte nooit aan eenig Bisfchop geweigerd was. Anders was dit recht van herberge ook genaamd Manfionaticum. Besold. Thef. paft. lil. A. G 4 N. 33.  ICH Overysfelfche Gedenkjlukken, Vil. Stuk. N.-33- Ludolk , Edelman en Jonkheer te Steinftr*, verklaart, het Nyehuis , in de boerfchap te Hameren in het kerfpel te Bilrebeke, te hebben toebehoord aan den Ridder Johan des Vreselers, en dat deeze liefheeft gegeeven aan Willem Giaaf van Dalen, des voorzeiden Ji.nkheeren zwager, voor den Bovinkhof in de boerfchap te Stenwede in het kerfpel te Koesveld ÊPc.j in het jaar 1326. Ex dicïo Diverforio, fol. CXLV. verfo. Wi Ludolf eyn edele man yuncheir tho Stenvorde doen kundich allen den ghenen de defen breyf feyn ofte horen folen lefen, dat de eghendem van den Nyenhus dat gheleghen is in der burfcop cho Hameren in den kerfpele tho biliebeke Heren Johannes des Vrefelers eyns ridders ist unde anders nyman nyt anneheoeth unde dat he den gheghyven heveth eynen edellen manne Heren Willame den Greven van Dalen unfen lieven mager (i)umme den egendom des bovinckhoves de gnelegen ist in der burfehop tho Stenwede (2) in een kerfpele thoCosvelde unde wi dat mkter warheit vervaren hebbet dat de (1) Zwager betekende weleer Schoonvader ën Schoonzoon Huydf.coper over Melis Stoke, Deel 3. bl. 233. Zie ook Mr. Jung. Hifi. Comit. Benth. p. 316. (2) In den Latynfchen brief, door Joh. des Vreselers afgegeeven, die hier aan volgt, wordt de Marke of Boerfchap, waar in dit goed lag, genoemd Vlameshem, in de woorden: in Burchapio Vlameshem. Burfchap, (Buurfchap) is ttó«rilyk het van ouds gebruikelyk woord, te kennen geevende buurt der ingezetenen eener Marke. Tegenwoordig wordt het by ons en elders Boerfchap gezegd; ziende op de Communiteit of Genootfchap der Boeren van dezelfdeMarke.  Hoofdd. I. Van hit Graaffchap Balen. ioj de eyne eghendom alfo gud ist alfe de andere. Ier orkunde dusfes breyves fo hebbe wi unfe inghefegel (3) hir tho ghehangen. In den jare alfe men fcriveth van Godes ghebort dufenc drie hunderth unde fesfe unde twrotich iar. des dinxdaghes na funcce Bartholomeus daghe. N. 34. Brief van verwisfeling der goederen, in den naast voer gaanden brief gemeld, van het jaar 1326. Ex dicto Diverforio, fol. CXLV. Univerfis orefentes literas vifuris et audituris. no» ]ohannes didtus Vrefelere miles volumus fore notum per easdem publice protestando, quod nos unanimi confenfu et plenaria voluntate Alheidis uxoris nostre Theoderici et Johannis heredum ac omnium nostro-rum coheredum proprietatem domus didte Nyehus fite in parrochia Biirebeke in burchapio Hameren hadtenus ad nos pleno iure fpectancem nobili viro domino Wilhelmo de Bucftelle Comiti de Dalen, ac fuis veris heredibus hereditarie posfidendsm refignavimus dedimus. asfignavimus et prefentibus asfignamus in concambium recipientes ab eodem et fuis heredibus proprietatem curtis dicte Bovinchof fite ia parrochia fancti Jacobi Costveldenfis in burchapio Vla- (3) Inghefegel is een zegel door indrukking in wasch gemaakt; waarfchynlyk in tegenftelling van een zegel in prent op het papier gedrukt. D!t fchynt door het voorgevoegde in te kennen gegeeven te worden. Het voorzetfel ge van ghefegel is insgelyks reeds voor lang in onze taaie verworpen. Het gebruik heeft voor fommige woorden ge gevoegd, oaar het te vooren geen plaats had; en van anderen, daar het te vooren wierd gebruikt, afgelaaten. G 5  165 Overysfelfshe Gedenk/lukken, VU Stuk. Vlameshem fimïlïter per nos ec noscros heredes perpetuo ec hereuitarie posfiJendam. justo ffermittatj 16nis et concambii titulo procedendo. In p-emisforum omnium tescimomum ec firmitatem figillum rosn-urn prefentibus duximus apporendum. Datum er *.6turn. Anno Domini MCCC. vicefimo fexm feria quiotaproxima pose festum beati Barnabe Aposcoli. N. 35- uwvRttó *\ ,.'.••> -:-' yj\«tj«r K&vVnö. Willem. Graaf van Dalen, en zyne Gemalin Kunigunde verbinden den Hof Mokerden, door jaarlykfche renten daar uit te yerjchry* ven aan Everhard Ziberdink, in. het jaar 1327. Ex dicto Diverforio, fol. CXL blij icnïncri' zot ïVotTp tc>' louq msi c> :2a Nos Everardus de Ulft, dapifer ec fcultetus fp'ecftbilis viri domini Reynaldi Comi is Ghelrenlis per terram Zutphanioenfem. Christi.irus deputeoetLambertus Mathie fcabini Zutphanienf s. notum facimus univerfis prefentibus firmiter protestantss, quod conftituti coram nobis. dominus Wilhelmus Comes de Dalen dominus de Buecfh lle domina Konegundis, eius conthoralis ct Everardus Ziberdinck. recogno. verunt fe infra fcriptas condiciones inter eos fecisfe et Ordinasfe fuper redemcione feu quittacioce reddituum fexaginca maldrorum filiginis. et triginta maldrorum filiginis. quos idem Comes de Dalen et eius conthoralis prediüa cx curti feu integris bonis die tis Mokerden in parochia Almen. Everardo Ziberdinck vendiderunt. Ita videlicet quod ydem Comes diclaque eius conthoralis diöos LX. maldrorum filiginis redditus cum trecentis libris puriorum denariorum currentis monete proximo festo beati Petri ad Cathedram. vel ultra unum annum ab eodem festo Petri proximo venturo computandum, eodem festo. Reliquos vero triginta maldrorum filiginis redditus  Hoofdd. I. Van het Graaffchap Balen, tojt ubn unurn annum a proximo festo beati Petri preclióto computandum cum ducentis libris didte monete poterunt auc eorum heres pocerit acquitare: quod fi non fecerint extunc didti rejditus omues didtoEverardo et fuis heredibus hereditarie et perpetuo permanebuQ;. Sed (i prefatos LX. maldrorum reddims quiiaverint. rehquos vero non, ex unc didti trigin a maürorum red iuus non quit iti didto tfiverardo et fuis heredibus. didfi cermino dapfo hereditarie remanebunt. Si vero eosJe n triginta maldrorum redditus prefato fuo termino qtrtaverint, alias autem, Don didti LX m iblmrum red utus didto Êverardo fimiliter remanebunt. Preterea fi omnes redditus predicti transaftis terminis ipfi Everardo manferint ooa quitati t-xtunc erit feu (tabit in opcione feu delibur cione Comitis et Comitisfe de Dalen predictorum; aut eorum veri heredes per quindenam postultimurrt festum beati petri predittum (i) utrum ipfi dictam. integnm c.umm feu bona in Mokerden predidta, predictis omnibus redditibus relinquere voiuerint perpetuo et hereditarie aut ipfo. redditus dare et folvere voluerint didto E verardo et fuis heredibus hereditarie ex bonis fupra didtis, In quorum omnium testimonium figilla nostra prefentibus funt appsnfa. Datum anno Domini M'-.CCC. vicefimo feptimo feri* quarta post fervacii Episcopi. (r) Dat is. op den vyftieqden dag na bet laatfte St. pötersfeest, welk acht dagen duurde. A. Matth^us Fundat. Ecclef. pag. 470. N. 36»  to8 Overysfelfche Gedenkjlukken, VII Stuk. N. 35. Gefchil tusfchen Willem, Graaf van Dalen en Wynand van Twickelo Knaap, over den Oldenhof in het kerfpel Nyede in de marke Nortwich, en de lieden tot deezen Hof behoorende , bygelegd door den Ridder Wolter , Heer van Keppel, in het jaar 1329, Ex didto Diverforio, fol. CXLVL Nos Wolterus dominus de Keppel miles prefentibus proceltamur quod coniikuti coram nobis Nobilis vir dominus Wilhelmus dominus de Buckflello miles ex una et Wynandus de Twickelo famulus ex parte altera pro curte didta dy Oldehof fita in parrochia Nyede in legione didta Nortwich et hominibus eiusdem curtis discordantes promiferunt fide preftita corporali ratum habituri. quicquid vel quomodo ordinaverimus feu dixerimus in compofitionem discordie fupra didte. Super quo in forma compoficionis prefentibus dicimus et ordinamus in huoc modum, quod dominus Wilhelmus predidtus predidlam curtem cum hominibus et pertinentibus eiusdem hereditarie obtinebit. Ita videlicet quod pro hiis. puta curte hcmioibus et pertinentibus predidtis dabit WyDando fupradidto et fuis heredibus in festo Pafche nunc proximo venturo centum marcas denariorumtalium quorum quatuor equivaleant uni grosfo regali turonenfi aut rquivalens pagamentum. Super quo idem dominus Wilhelmus Wynandoet fuis heredibus antedidtis fideiusfores fecundum estimacionem domini Frederici de Hekere militis Theodorici de Kep. pel famuli fratris nostri aut uni eorum fi alter fuperesfe non poterit ad folucionem didte pecunie fide digros a data prefenciüm literarum ad diem nativitatis beate marie Virginis proximo nunc futuram interim conftituet ad certitudinem didte pecunie in festo P«fche predidto fupradidtis Wynando et fuis heredibus folveude, promittentes in omni forma ficuti eisdem  Heofdd. ï. Fan het Graaffchap Dalen. ioy dem domino Frederico ec Theoderico prediftis aut uni eorum confonum ec convenabile videatur. Tali tarnen condicione mediante quod fi infra cerminum premisfum, ipfe dominus Wilhelmus huiusmodi fi. deiusfores non conftitueric extunc Wynandus et fui heredes prefcripci per quacuor annos a daca prefenctunKimmediate fubfequences curcem prediótam cum hominibus ec univerfis accinenciis fruccibus ec pro. vencibus eiusdem ad ipforum proprios ufus posfidebunc. Ica tarnen quod ipfe dominus Wilhelmus vel fui heredes infra quatuor annos fupradiccos quolibet die fancti Pecri ad cathedram redimere pocesc vel posfunc pro pecunia prenocata curcem ec hornines fupra diccos. Alioquin fepedicci Wynandus ec fui he. redes curcem prediccam cum hominibus ec univerfis attinencüs ec provencibus eiusdem ciculo perpecue heredkacis hereditarie obtinebunt. Nee dominus Wilhelmus ec lui heredes predicti extunc ammodo fibi in fupradictis curte hominibus et attinencüs eiusdem quicquam iuris poterunc vel debeanc vendicare fed facienc proteftantes Wynando et fuis heredibus predictis extunc dictorum hommum curtis *c atrenenciarum firmam ec iustam warandiam et certicudinem tantam, quod ipfam nullus ordine i«. ris poceric violare. In quorum omnium fidem et testimonium figillo nostro prefencia fecimus robo. rari. Datum Anno Domini MCCC. vicefimo nono in crastino fancti Jacobi Apostoli.  tiu Oiserysfelfcbe Gidenkjtukkm, FI/. Stuk. N. 37- Wiixem, Graaf van Dalen, verwis feit zynen Dienstman Robert van Havèrlo metLwT-. gArdè ! dochter van den zeiven R< bert, Dienstwyf van Bernard. Heer van Ahuis, in het jaar 1330. Ex dicto Diverforio, fol. CXLVII. Nos Bernhardus dominus de Anus univerfis prefencia vifuris vel audituris cupimus fore notum liquide protestantes quod ros Lotgardim fiüam legitimam Roberti de Haverlo nobis huc usque iure miDisterialitatis annexam damus iu ministerialem nobill viro domino Wilhelmo Comiti de Dalen et domino de Boecftelle. Recipientes ab ipfo Robertum de Haverlo pari permutacionis titulo in concambium pro predicta. In cuius testimnrium nc-trum figillum-pre. fèntibus est appenfum. Datum Anno Domini MCCC XXX. in die fancti Viti. N. 38. XJittrekfel uit de maagfcheiding tusfchen denRidder Herman van Munster en zyn Vrouw Elsebe van Limèorch, ter eener; en zyn zoon Herman van Munstfr en deeze zyne Vrouw Elseee, en kmdei enHERMAN, Grete en Hinrike, ter andere zyde: alwaar bedongen is, dat Herman van Munstfri de oude, en zyn Vrouw, zouden behouden den Hof te Dalen &c., in het jaar 1333. Uit het oorfpronglyke. Wv Her Herman van Munfter Ridder und Elfebe L van  Botfdi. I. Van btt Graaffchap Dalen. m van Lymborch unfe echte Vrouwe dot kundich al?' len de desfen breffeet ofte horet lefea, dac wi na rade uofcr maghe und unfer vrende fint erflicke verfceden van Hermanne van Munftere, de ünfes Hern Hermans fone is van Munfter, und van Elfeben finer echten Vrouwen, van Hermanne j van Gr.-ten und van Hinrike er twier kindere und eren rechten anervent in allen ftucken unde in al den reden als hir na ftet gefcreven in desfen entgegenwordighen breve, dat wi Her Herman van Munftere unde Elfebe van Lymborch unfe echte Vrouwe unde unfer twier recht anervent, ofte wi ervent krigen, behaldenfolen erflike den hof to Dale, alfo de ghelegen is art hoven unde an luiden, an torf unde an twighën &c. Unde mit aller fire older tobehoringe. Vortmer wa» wi Her Herman van Munftere liggene ht bbet in deme have tor Capellen &c, Desfe breve de wart gefcreven unde ghegeven uppe funte Mathyasdach eynes Aposteles na derr Burt Heren Ghodes do man talde dufent jar driehundert jar unde drie unde dertigh jar. Hier aan hangen vier zegels, als naamlyk van Herman van Munfter, van Dicderik Graaf van Limborg, van Everhard van Limborg en van Heidenryk van Ludinchufen. '?' N. 39- Frederik van Blankenheim , van Gods ge nade Bisfchop van Utrecht, Graaf van Goor en Dalen, biedt aan den Bisfchop van Osnabrug eenen benoemden Pastor van de kerk te te Swageftorpe. Ex MSCto Formulare Frederici de Blankenhem, Episc. Traj. fol. 92, verfo. Fredericus de Blanckenhem Dei Gracia Episcopu* Tra-  112 Ovtrysjelfche Gejenkflukken, VIL Stuk, Traiedtenfis Comes de Goer et de Dalen. Reverendo in Chrisco domino Episcopo Osnabrugenfi feu eius vicario in fpiritualibus ac üli vel ilüs ad quem vel ad quos perfone prefencate ad ecclefiam parochialem de Swagheftorppe Osnabrugenfis diocefis ad. misfio et inftitucio pertinet coniunctim aut divifim falutem et finceram in domino caritacem. Ad dictam ecclefiam de Swagheftorppe ad prefens vacantem per mortem feu liberam refignacionem quondam domini Alberti Langhals ultimi rectorum eiusdem cuius collatio feu prefentatio ad nos de iure patronatus ratione dominiorum nostrorum de Dalen et deDiepenhero dinofcitur pertinere Discretum virum ...... clericum cui eandem ecclefiam pure et fimpliciter propter Deum contulimus et conferimus vobis ia Dei nomine tenore prefentium prefentamus. Sup. plicantes pro et cum eodem clerico quatenus eundem ad didtam ecclefiam admictcre et in eandem inftituere digncroini et velit» euro folempnitatibus debitis ct confuetia. N. 40. Brief ver. Frederik vanBeankenheim, vort Gods getuide Bisfchop van Utrecht, Graaf van Geer en Dalen, en Heer van de Landen Zal. land, Drenteen Twente; alwaar hy Johan Vetkoper, Vicaris in de Kerk te Utrecht, tot zyn Kapellaan aanflelt. ExlibroMSCto, qui inferibitur Formulare tempore Frederici factum. Vol. IR fol. XLII. Fredericus Dei gracia Ëpiscopus Trajedtenfis Comes Gorenfis et de Dalem nee non Zallandie, Drenthie et Twenthie terrarum dominus Dilecto nobis ia Christo Johanni Vetcoper vicario in Ecclefia nostra traiedtenfi Salucem in domino fempiternam grata fami-  Èoofdd. I. Fan het Graaffchap Daleitï miliaritatis fervitia que nobis et ecclefie nostre hac tenus impendisti etimpendere non defistis nos indiicunt ut tibi reddamur ad graciam liberales volentes igitur te favore profequi generoib tuorum intuitü meritorum premisforum te in Capellanum nostrum recipimus per prefehtcs tibique indulgemus et concedimus ut omnibus et fingulis privilegiislibemtibus quibus haclenus Capellani nostri gaudere confueverunt uti valeas et gaudere Supplicantes univerfis et fingulis archiepiscopis Episcopis ducibus Comtibus baronibus ac orficialibus eorundem aut eorum loca tenentium quatenus eundem Johannem Cappellanuni nostrum per terras diftridtus castra et loca eorum li» bere cum quatuor perfonis ac omnibus et fingulis rebus fuis aösque aliqua exadlione pedagii vel gabel. Ie ire et redire fecure permittant ipfumque generofe übi ad eorum loca pervenerit pertraclent fic quod eis ec omnibus eorum teneamur ad fimilia et reddamür' ad graciarum atciones Noscrarum testimonio literarum. üatüm Anno &c. N, 4i, Pelgrims brief door Frederik van Beankenheim , van Gods genade Bifchop van Utrechti Graaf van Goor en Dalen , en Heer van de Landen Zalland, Drente en Twente, van hei jaar 1417. Ex didto Formulare; Fredericus Dei gracia Ëpiscopus Trajectenfis Co* mes Gorenfis ét de Dalem nee nonTwenthieZallandie et Drenthie terrarum Dominus Univerfis et fin. gulis Christi fidelibus prefentes literas ihfpecturis falucem in domino ec bonis femper operibus babuü. dare Tanto perpenfins nos admonent eldquia ad asfis. tendum benevolentibus quanto eos in bonis propofi. ti» reperimus promtiores. Sane pro parte pauli pe. VII. Stok. H re»  114 Overysfelfche Gedenkjiukksn, WIL Stuk. regrini magravjatus prusfie nobis oblata petitio continebat eum fervore üevotionis accer.fum Saróti Jacobi et nonnuliorum aiiorum faDÖomm limina veile vifltire. Quam ram falubre fuum prcpoütum fine Christi fier. Hum fuffragio elemofinisque s*)poteric adimplere Quare jdem Paulus humiliter rob'siüpplicavu uc literas nostras ad vos et veftrum quemlibet concedere dignaremur Nos vero paupertatem didti pauli confiderances et perfone fimplicitate m Vos univerfos et lingulos attente in domino exhortamur ut contempiatione nostrorum precaminum vobis placeat eidem paulo esfe fubventionis auxi'um llbique elemofinam vestram impertiri Tenentes indubie ab eo qui unum centuplo remunerat premium recepturi. Datum Traiect. fuh nostro figillo impendeDte. Anno Domini MCCCCXVilo. Vil die May. N. 42. Uittrekzel, zo veel betreft de opkomsten der Heerlykheid Diepenheim, uit eene oorfpt 01 glyke rekening van Roelof Bitter, betreffende het Landrentambt vari Twente , van het jaar, welk eindigt met den laatften September 1577. Ander ontfanck van jnnecomen vanden Huysfen en de Heerlickheyt toe Diepenhem van eenen jaren Diepenhem Eerst Die water wyndt oly ende Rosfmolens toe Diepenhem met hoeren toebehoren toe weeten diehoff. mae. ("9 Hier is non uitgelaaten.  Hoofdd. L Van het Graaffchap Dalen, ri| maete met eenen gaerden geleegen actiter Johan Hemdekens huis fynnen van nieus verpachtet eenen gcheeten Johan Moelenaer toe Diepenhem den tit van zes jaren daer van Natiuitatis Johannis Babtisti Anno XVc. LXXV. dat eerfte jaer verfchenen was jaerlix voor XCIII mudde Roggen VIII mudde Molt XX golde Guldens een pont Peppers en.ie een pont Gembers breeder blyckende by de eerde Register van Over* ysfel daeromme hier II. VI. jaer pacht verfcheenen is op natiuitatis Johannis tide dee. fer Reeckeninge yeder mudde Roggen tot XXXII ftuuers foe hem tzelue by myn G. Heere van de Reeckencaemer in HollandC vergundt is geweest blyckeude by de copie vande adte alhier inder caemeren ouergeleeüert dan alfoe defelue moellens nu inden jaere XVc. LXXV den ien Odtober aen eener Harman Boegeholt verpandet is blyckende byde opeue breeuen van fyner Mat. Ter losfe hem daer van gegeuen de geregiftriert ftaen "f^?10* int fwarte caele Registre (i) van belastinge van Domeynen folio IX. verfo. Dus hier mim nyet Elcker mudde molts als weefen anderhant vergaert licht ftaet tot XXII fts. tmudde die welcke oock den voorn. Bogeholt verpandt zynen dus hier niet —■ Nyet. Die Twyntich golde Guldens tot XX VIII fts. tftuck fynnen oeck den voorn. Bogeholt verpandt dus hier niet — Nyet T pondt geynber ende een pont pepers plachmen jeder pont laeten losfenmetXIIII fts. brabandts fynnen oock den voorn. Boege- (i) Dit Register zal denkelyk zwarte hol Regit' ter zyn genaamd , om dat men hec als ongelukkig «anzag, atro oarltfne tiotandum.  115 Overysjelfche Gedenkflukken, VIL Stuk. geholt verpacdet dus hier niet — Nyet Die Tollen ende wechgelden van Diepenhem worden byden Burgenern aldaer ontfat.gen met wat recht ofte titule is decfen Rentmeester nyet bekent anders dat fy fustineeren van oudts daer toe gerechticht te zyn niet temin heeft wylen Johan van Ree. de Droste alhier ter caufe van den zeluen tollen en wechgelt den proces gefustineert teegens defelue burgenern voord Gerichte van Diepenhem achteruolgende die Ordipanne van myn Heeren van de Reeckeninge Zynbyad- in welcke proces den Drost jndcn naem van u,ie van de Co. Mat. gefuccumbbecrc heefc Ende is van oos''inde tentje met condemnatie van oncostendorp ten &c. den Burgemeesteren geadjugeert Advucaet. breeder blyckende by die copie alder ftucken gereduceert jnden voorsf. proces inde voorgaende Reeckeninge ouergeleuert van welcke fententie die Drost van weegen fyne Mat. heeft geappelleert inde Camerclaringe van myn G. Heeren Stadtholder fampt Rid. derfchap ende Steden van Ouerysfel daer de' faecke noch als ongedecideert is hangende Ergo hier niet — Nyet Item den accyfen toe Diepenhem fyn by tiden üisfehops Frederix inden jaer duylen vierhondert ende feeuen den naesten faeter. dach nae St. fViartens daege verfettet ende ic pandtfehap gegeuen Bartolt van Beckerweerden op die tit amptman toe Diepenhem voorde fomme van hondert negen endeviertich guldens XX placken fes brabandts ende noch feuen hoendert vyfF-ende zeuentich guldens Philips met conditiën dat foc wanneer die Bisfchop inder tit zynde den zeluen ofte zyn ErfFgenaemen oplachte ende ber^baer taelden 't eenemael gelycke fomme fy alsals inden dan gehouden fullen weesfen affïtandt te test ft. doene vanden feluen accyfen, blyckende by co-  Hoofdd. I. Van het Graaffchap Dalen. 117 copie van de brieuen geregifïriert in den Re- zyde de giscer van Ouerysfel ende Drenthe fo. CXX ^enu^Jn* bynnen deezer Gameren Ruste. Welcke geroert gevoorsf. Accifen aldus opgebuert worden by uiüteen Merten Bencker Burgemeester toe Deuen» dè'losfin ter. Ergo hier niet — Nyet gedeiibe!0 reen let- Ontfanck van Lantpachcen die meesten- apCmne1'* deel voor de demolitie van den Huyfen op geiicke by den Drosten voor Emolumenten p-nhyen plaegen gebruickt te worden ende ouer- dc'^vi Re mits dat affbreecken van de huysfen in keninge e" ontfange gebracht worden ende alhyer J'hans geftelt welcke landen eensdeels verfet ^"xVc" ende beeleent fyn ende de onbeleende lii%'o.c* nu by myn Heern Louys Rattaller als LXIU. Commisfaris an°. LXXI op nieuwes den tit van fes jaeren verpachtet fynuen daer van nu Vide. ende leste jaer pachts verfchenen is. lest vide Item die Daesmeede heft gepach^t ende ^aer" geemeynt Schulte GitTeloo voor X gulde guldens tftuck tot XXX ft. fit ■ . XV L. C2) Dat vierendeel plach jaerlix ter pacht tdoene XV carolus guldens dan is beleent by eenen geheeten hans van Warmeloo Hopman ter losfe nae aduenant den pen Ter loste.- ning. XX Ergo hier niet — Nyet Tibben gaerden heeft gepachtet Heynrick Boumeister voor fes jaren jngaende ende expireerende als voorsf. jaerlix voor —— XX fch. f3) Die (2) Dat is, ponden van twintig Cuivers, of fchellingen, elk ftuiver of fchelling van twee grooten. Zie IV. Stuk deazer Ged. bl. 325 in not. (3) Eigenlyk wordt hier het oude gewoon fchryfkarakter H 3 vaa  H8 Overysfelfshe Gedenktlukken, Vil Stuk. Die Dyckemaet heeft opgepacht Gys. beert Dries voor geelycke zes jaer ende getier daer voer jaerlix XI. L. Dat Volckerinck flach wort by eenen Geert Geruelinck gebruick die jaerlix op Martyni daer aif geeft anderhaluen golden Erffihyns guldeü toc XXVIII fts. t ftuck leggende tzelue een teycken van thyns ende geenen pacht tbetaien ende heft tot verificatie van dien an den Droste ende Rentmeester ouergegeuen copie autenticque van eenen befegelden brieuen die vanden Droste op den voorn. Rekenigen de ao. Ouergeleuert heeft dus hier II L. II fch. Dat Spilbroeck heeft gepacht Scholte Giffel voor drie golde guldens iftuck tot XXX fts. fit IIII. L. X fch. Dat onlandt wordt oeck gebruickt ende heeft du gepachtet Teefelihck ende fal daer vooren geeuen bouen fyn pacht — V L. Dat halue Roefekampken heeft gepacht Aelbert ter Baerudt voor —— II L. X fch. Den grooten haegen plach jaerlix te doeCe XXIX. L ende de maete by den haegen Terlosfe Plach jaerbx te doene XIIII L deeze twee partyen ftaen pandes hans van Warmeloo Hopman voor de fomme van XVc ende vyf. tich carolus guldens Ter losfe dus hier niet Nyet Item den kbynen haegen plach jaerlix te doeneXVIII L. dan ftaet nu pandes an bruyn van Laer Richter toe Dienenhem met vier gaerdens voor den huyfe genoempt die Valckens gaerden is die gaerden by fiincte Antonis huisken ende den hoff gaerden welc ke gaerdens jaerlix tzamen piaegen te doene. V van een fchelling bevonden, 't welk hier en in het vervolg is gedrukt met Jch.  Hoofdd. I. Van het Graaffchap Bilen. il£ V L XVI fch. js ter losfe den penning XX dus Nyet Somma van de Landen voorfch. . XLI L. II fch. Ontfanck" van Coegelt (4) verfchynen op Mychaelis Eersc in de heerfchappie van Diepenhem. Item Nyehoff Geefinck Luefinck Varenbrinck Caegelinck Bornne Blockhorsc Rey- StMnde nHinck Reelicker Alinckhorsc ende Uamp- Renten huis en deefe elue eruen fyn elcx jaerlix fchuldich XII olde braspenningen daermen voer ontfangt drie oert goldts toe weeten een uude II cwincich van elcke Meyer nt. XI L. XI fch. Hachuys meede plach meede geereeckent te worden onder die voorfcr. Hofftteede ende moet oeck drie oort goMts geeuen ende is nu verpandt an Beerndt Wynckens Lrgo Ter josft hier niet Nyet ningXX. Peckedan een oert goldtSj__ - VII fch. Toe Borckeloo Item Rengerinck ende Gisfel elcks drie oert goldts fic. II L. II fch. Werninckhoff vyir oert golts fit. I L. XV fch. Olc hoff ende ElfshotT elcx twee oert golcs ta- cit te famen V L. V fch. Ryfene ende buerfchap Elfene Item Odinck SwaetTerdinck ende Lentgerinck elcx drie oert goldts fit . _■ III L. III ich. Marcloo Die Scholte inden Hoff toe Stockum I- tem (4) Anders genaamd koeilag. Zie II. Stuk deezer Ged. Ui £20. III. Stuk, bl. 62. IV. Stuk, bl. 48. 49. H 4  fso Overys/elfche Gedenkjlukken, Vil Stuk. tem Dyckinck ende Renfinck elcx drie oort goldts — Menfinck Luynck ende Nyehuys elcx twee oert goldts tzamen V L. XII fch. Delden Gdinck drie oort goldts XXI fch. Somma van Coegelc voorfcr. XXVI L. XIX fch. Ontfanck van Schaepgclt verfchynende op Mychaelis ' ftwe* Item Nyehoif is fchuldich vyff fchapen Koiie vercoft voor v*L. vTmJ0-' Boeram is fchuldich vier fchapen vercoft genomen. VOOr UII L. II fch. Van Erffthyns verfchynende op Martyni Vuyt Boyrckinck vyif toorns Dyckinck «Is in .t0e ne,Ckem %V}f? h;'Iuen tO0rns * Lo°dinck voorgaan. toe ueicrum VIII toorns elcken toorps gede Reec- nomen ende daer voor onrfangen duer beuel keninge van Myn Heeren van deReeckenin vier fts fifl II L. XIIII fch. »ls by de Item vuyt den bremercamp twee vette Connï' Sandtfen vercoft voor VII fts fit XIIII fch. Ander erffchynnen verfchynende op Kersauont sis in Elshof twse toorn Reelicker twee toorns deRefce"" E,ockhoi'st twee toorns Varenbrinck vier nin2e toorns Dyckinck drie toorns Caegelinck een toorns ende Meylinck een toorns eick rooms gereeckent tot vier ftuuers fic — IIIL. Noch thyns op Jacobi verfchynende vooK S^nrick ten Wshaue vuyt breemercamp Gontre vyifcich holten Schottelen vercoft voor *Me- — IX fch. Iten?  Hoofdd. I. Van het Graaffchap Dalen, tii Item vuyt braescamppe hondert holte fchottelen vercoft voor XVIII fch. t Randtfoen van de voorf. fchapen Ganfen ende fchottelen genomen als vooren. facit XI fch. III". (5) Somma van den fchaepgelden ende thyns voorfcr. — XVII L. X fch. 111». Ontfanck van dienften die die Meyeren van elcken houen naer befchreeuen Jaerlix fchuldich finnen toe weeten eens by graesfe (6) thyn molder roggen ofte ander diergelycke vracht toe Deuencer toe voeren ende wanneer fy den Dienst niet en doen foe betalen fy elcx daer voren een hoorns gulden, Item NyehofF Blockhorst Renfink Nye-aisin huis Cagelinck Luynck Scholte Int HofF to ™e°^' Stockum Leufinck Reymelinck Dyckinck ninge Camphuis Reelycker Varenbrinck Borumzynvan Menfinck Geefinck ende Wolbertinck tza-«icefe gee. men zeuentbyn hoouen die welcke dit jaer ^"chueren dienst niet gedaen en hebben Ergo t00s ver- hver ■ X L. IIII fch. antwoort J zo wan- Ander Ontfanck van Dienften die die^zd? Meyeren van elcken hoouen naebe- f\en en fchreuen fchuldich fynnen t doene toe doen. ' weeten eens by graesfe thyn molder Roggen ofte andere deergelycke vracht toe Deuenter te voeren ende foe wanneer fy den deenst niet en doen foe betaelen fy elcx daer voor XV ftuuers brabandts. Item (5) Hier (laat eigenlyk het oude gewoone fchryfkjrakfer van een Groot, zo als ook in het vervolg overal, waar grooten na de fchellingen volgen. (6) Zie boven bl. 43. £? 44- tot een nieuw bewys, dat door by eraefe wordt verftaan des zomers. H5  laa Overysfelfcbe Gedenkjlukken, FII. Stuk. Item Olthoff Teefelinck GifFeloo Werninckboff Rcngerinck Temminck ende Fruirck commen tzarnm feuen Hou n die wdcke dit jaer hueren dienst niet gedaerj en hebben dus hier V L. V fch, Somma van Deuenter vooren voorfch. XV L. IX fch. Wasfen pacht verfchynen op Martini Als by de item Menfinck een pondt Bromelaer een R°óïfeevoo- P°ndt Peckedam derdehalf!" pont Bolsberrenfo. vo. gercamp toe Marcloo twee pondt Greeuinck ouergeno- derdehalf pondt compt zamen negen pondt raeD- vercoft voor V fch. IX". fit II L. XI fch. IXen. Peckedam vuyt potter fteegen gaerden een pondt wasses verfchynende op Lichtmisfe vercofc voor V fch. IXen. Ende als van Caerdus campken van geënt een pont wasfes gefiaelc daer van en kan men den Daeme niet vinden Ergo hier —— Nyet Ander Wasfen pacht verfchynende op Paesfchen. Vuyt Bolthaues maet een pondt wasfes Dyckinck twee pondt wasfes Menfinck drie pondt vuyt Hulsbusfches gaerden twee pondt Alinckhorst twee pondt des quaden gaerden anderhalf pont vuyt Piggen gaerden ofte landt twee pondt Item Renfinck VII pont Roeloff te boerunnen twee pont ende johan inde Willigen twee pont Compt tzamen XXVI ponden ende een half pondt wasfes jegelyck pondt vercofc voor V fch. Vlen. , VII L. V fch. X*", Ende is van Huyfencamp toe Haexbargen geftalt op een pont vuyc Vosfen gaerden derdehalue pondc wasfes lanc twee pondc mareken huifieden twee pondt deefen en worden tien  Hoofdd. I. Van het Graaffchap Dalen. 123 niet ontfangen noch en connen nyet beuinden alfo die naemen verftoruen ende verbysterc zynnen dat men fy niet beuraegen en kan Behaluen den eeDen man voorfch, genoempt Vosfen gaerden wort hier vooren in Ontfanck van wasfen pacht vërfchynen op Martini genoempt Greeuinck ende geeft derdehalf pondc dan van den voorfch, anderen en is niet ontfangen Ergo hier niet—• Nyet T Randtfoen van de voorfch. wasfen pacht genomen als voren fit ■ IX fch. Xen. Somma van wasfen pachten voorfch. X L XIII fch. It. Van fpeceryen verfchynende op Martini Vuyt dat Hagelaer een pondt gembers en« Btycktby de Ontleding toe Eybargen een pont Pee- ^""fo. pers 1 pondt gembers vercoft voor XXII fch. y10 Vo. 0.' ende tpondt peepers vercofc voor XVillfch. uergenocompt tzamen I L. XV fch. men- Ende als menfinck geftalt op anderhalf loot muescaetea tzelue is verfchreuen ende A,s in ... . „ . voorgaen. wordt inde voorgaend & jn ontfange geno- de Reec. men mee Pepper Ergo hier niec — Nyec keninge. Oncfanck van Aeckeren die deefe naebefchreeuen Meyer,'u Jaerlix becalen toe weecen zoo Wanneer daer aeckeren gewas is foe moeten fy vette verekens Leeueren anders foe leeueren fy maegere verekens ende alfoe tide deeze Reeckeningë inde felue mareken weynich aeckeren is geweefen foe fynnen die Zwynen jnt openbaer vercoft tftuck voor ■' III L. Item Odinck toe Delden twee verekens Borum vyffue Nyehoff zesfe Gecfinck twee ende Gagelinck zesfe compt tzamen een ende twintich Veerckens O-  i24 Overysfelfche Gedenk/lukken, VII. Stuk. ffi' tr 0clincK we Delden geeft fyne Mat. twee vooren fo. verekens t ftuck vercofc voor III L. fit V ouerge- VIL nomen. Nyehoffgeeft fyne Mat. jaerlix zes Verekens ftuck: vercofc een pryfe als vooren fic XVIII L. Boerum geeft fyne Mat. jaerlix vyff Verckens cftuck vercofc als vooren fic - XV L. Geefinck geefc fyne Mat. jaerlix twee verekens tftuck als vooren fit VI L. Caegelinck geeft fyne Mat. jaerlix fes Verekens diewelcke oock vercoft fynnen als vooren fic XVIII L. Van Botter op Hemeluaerts auent verfchynende Peckedam IX pondc Varenbrinck XII pondc compt tefamen XXI ponden c pondc vercofc voor —— II fch. Uien. fjt II L. VII fch. Uien. Van Eyeren Egbert ten borum honderfte halue eye vercofc voor ■ X fch. TRancfoen van de Speceryen Verekens botter ende eyeren den gulden genomen als vooren III L. VII fch. Vllen. Somma van Speceryen verkens botter ende Eyeren tzamen ■ ;— LXX L. XIX fch. Xen. Van dienften die deefe nabefchreeuen Meyeren jaerlix fchuldich fyn te doen te weeten elckx tgrauen thyn voorden torif ende te brengen op thuys toe Diepenhem Nyehoff Geefinck Camphuis Varenbrinck Blockhorst boorum Luefinck Cagelinck Rey. melinck ende Relicker elck thyn voeder torff nomen.  Hoofdd. I. Van hit Graafjcbap Dalen. 125 torffeode al foe thuis toe Diepenhem du gedemolieert ende afgebroocken is foe eenige Als in,de doen defe voorfch. hoouen fu cke dienften »™ nu niet dan fy geeuen voer alle haer dien-ninge. ften die fi op den huifen plaegen tdoen elcx een hoorns gulden XII fch. voor den gulden ter tit ende foe lange dat daer een huis wceder getimmert werc ende alsdan fullen fy vande voorgaende pennyngen verlaten zyn ende den huyfe wederomme verphchc fyn metten dienst Compt tzamen thyn hoorns gulden maeckt in deefer munte — VI Li Item die meyer Hachuys is verplicht alle te vervueren watmen bynnen der keuckenen behoeft auermits huis te Diepenhem nu is eedemolieert foe is deefen meyer in plaetfe vand-n feluen dienst jaerlix belast met VI ler 10SUI Carolus guldens daer aff in alle voorgaende Reeckeninge verandtwoorc dan ftaet nu pan« des Brandt Wyntkens borger toe Diepenhem Ergo hier —— Nyet Ontfanck van dienften die deefe nabefchreeuen perfoonen jaerlix fchuldich fynnen te betaelen toe weeten van jfen inde graffce omme thuys toe Diepenhem ende eenen dach gras te maeyen ende foe wanneer fy des niet en doen betaelen fy elcx daer voer vier GosfeIers elck gosfeler doen VIII placken ende die vyftyn eenen ftuuer brabandts Henrick Alinck is doet ende ginck deefen van fynen liue Geert jolinck jnsgelyck Geert jnt hoff jdem Roeloff Odinck Telfeene deefen dienst gaet vuyt den den erue NyhofF toe Stockum jdem Wdlbertinck jdem Menfinck jdem V Geen  I2<5 Overysfelfthe Gedenkjïukken, VIL Stuk. Geert Berninck ginck deefen dienst van fynen Lyue ende is dood Dyckinck toe Stockum deefen dienst gaet vuyt den Erue Grooce Renllnk jdem % Hoff toe Stockum jdem Johin Alinck gaet deefen dienst van fy. nen Lvue tnde woont in de heerfchappie van bronckhorst foe dat hy fich daer mede onfchuldiget Eeuert Schryuer ginck deefen dienst vaa fynen Lyue ende is doot Sweer keurlinck gaet deefen dienst van fynen liue s Johan brucking jdem Harman Smeedincg jdem Lambert Teefelinck jdem Lambert ten ellenbrocke jdem Johan vaji Langeuelt jdem dan men en weet niet ofte leuendich ofte doot is Geefe ten Giffel plach te deenen met S heuren üue dan is doot Sasfem mollen Werner horflinck Steeuen horftinck Roeloff ten Nyenhuys Henrick ten belfinckhauen Geert Onii ck Johan Asfincg ende Johan van Stecnuargen deeze woonen toe Haexbergen ende dienen met. ten Lyue Aelbert Lubbertinck woonen in den kerfpel van Delden plach metten lyue toe dienen dan men en weet niet ofte hy lecuet ofte doet is. Egbert van Brinckatte woonende voor Delden dient meuen lyue Johan Speckenbrinck alias fnaecke is voor Neede woonachtih ende plach mecten lyue te dienen dan is doot. Cleyne Renönck deefen dienst gaet vanden Erue Lent.  Hoofdd. I. Fan het Graaffchap Dalen. 127 Lentgerick toe Elfeti jdem Johan Bonckinck toe marcloo plachte deenen metten liue ende is doot Arendt Wilminck plach te deenen metten lyue dan is niet toe vinden Dierck ende Herman Roetmeulle plaegen byde metten lyue toe deenen dan fynnen niet te vinden Henrick Marckerinck wooent by Neede toe noertwyck ende dient metten lyue Geefe wamunck plach metten lyue toe deenen ende is geftoruen Harman Schuerinck is onuintbaer Johan ende Geert van Enfchede deefe behooren metten lyue toe dyenen dan men en weet niet waer die woonen Fenne Marckerinck dient metten lyue ende woont voor Neede int noortwyck Roeloff ten Peckedam dient metten lyue Eeuert Warnerinck is voorngenoempt Eeuert Schriver plachte te deenen metten lyue ende is doot Johan Elekinck is voorn genoempt Johan Allinck ende gaet den dienst van fynen liue Barndt Volckerinck jdem dan en is niet vereisfehen waer hy fich ondeholt ofte hy leeuendich ofte doot is Ecken Volckerinck deefe deenst gaet van fynen liue ende woont toe loechuyfen int kerfpel van Neede Lambert ten Ellenbroecke is vooren genoempt ende is doot Beerndt ten Ellenbroecke woont bynnen Deuenter ende behoort metten Liue toe deenen, Beelooïpende alle die voorfch. partyen tot twe ende vyfftich perfoonen als in voorgaande Reeckeninge Dit voorfchreeuen wort voer eenen ont- fanck  ia8 Overysfelfcbe Gedenkjlukken, VII. Stufo zyn ter fanck verclaert dan ten is geenen ontfanck gelegener by de fomrnjge van de voorfchr. perioonen wanneer die feggen dat die gelderien Drosten by DiedRengerihck mits fyn vorfuim ende non Roeleit I Comperatie onder langeü Eleue [ tyt halseygen ende bel- Johan j mundich geweefen by den Geert V huysgenoten, Johan ln . . Deelen 1 Anna f Rengennck Herman | GoefienJ Aelbert J-Effinck j Hendrick T w Elfe I Johan J. A.en ,Wer- johan j Engele 5 ™ckhaue }ac"0D EeJleIdnck Peeter *i Johan Dyckinekgebooreft Anna kö-h„;,_.„. ™n Wolbertinck Alyt f Schmrmans Grjete £en Camphuis wo, Herman J nende toe Goer Johan voor den broecke Johan 7 Ebbele 1 Odinck toe Griete ƒTen Camphüii Jóhan ƒ Delden johan ten Broil wonéntjé JE' 1 Odinck toe «eg°er.. Wilhelm ƒ Geefte™ Marie ■» Alyt Nyehuys johan VTen Varenbrinck Johan Boumeifter Aleyc i Wesfel Wolbertinck Lubbert Eggèrinck Syerinck int Hoff Elsken ■) Griete Thiemans Beerte SLeufinck Alyt i johan J Fenne VCleine Renfinck bierick Coops wederwikf SwenneJ felen Herman ter Maet" Henneken 7Cleyne Ren- Egbert n Lambert f finck Catrina l ~, ^ Henrick Menfinck. is daer Johan (1 oe üoerum vuvt gewisfek ende is voor Elsken ê VIL Stuk. j jfafc  Ï30 Overys/elfcbe Gedenkjlükken, VII. Stuk. Harman ten Brinckhaue Johan 1 Aelbcrt 7 Reymelinck Wobbe Johan j 3 L° a I TenNv- Marie ten Haegen is we- Gtert ~. r cDhaue dcrwisfel voor Lubbe Johan Dircxen I Reymelinck J°!'arl J Johan Wytbroeck griete J Johan Gerritfen Johan *) Aeleyt Tegger Deele J Aleydt ten Botterhuys Geert )-Ten Nyenhaue Beerte ■) Aeleyt I Lummine i-Ten Elshaue ThoemsJ Johan j Mette ten haegen is wisfe- Johan is hals eygen geweelen geworden voor Els- fen overmits zyn non ken ten Boerum Comparatie Anna 1 Albert ï Lubbe j Fenne >Werninck Johan J Jenne j Ge- fee > Ten Reelycker Grieta -) S'^fn I IT VTenDyckhuys Harman | Erken f 33 Deele j Geefe J -r^uan \ Hendek Temminck geba- fr'L f Ten Hachhuys ren van Werninck jt;haQn 1 Aeleyt Wolterdinck Hffle 1 Harman 7 Ten Water- Johan > Geefinck Gcefe ƒ huis Henrick I Gryetien"] Catbrina J Johan j F-ghert 1 Aelbert 5.Cagelinck Aeleyt Harman f * Beerte Woher Wobbe >- HeinrickJ Henrick 1 Johan -i Lubbe 1 Harmen STer Maet Gryete 1 Fenne J J Grye.  Hoofdd. 1. Van het Graaffchap Daltn. 132 Mecte 1 Elsken iTenNyenhuy» Lambert J Eeuert ten Blochorst ij daer vuyt gewisfeit ende fyne wederwisfelen is Chatrina op die Landtweer Van hoffliorige luien in den Hoff 't Stockum dié Jich fchuldig fynnen 't prefenteeren op doch yifitationis Marie Virginis by defelve pene ali in de voorgaende art. wyders verhaelt ende en moogen ook niet heilicken zonder den Heeren een halff vat botter en tbetalen ende buiten der echte niet fonder Canfent, Wesfel"] lLuyn<* Jutte J |gr® Geefc » Egbert C Menfinck Ghysbrecht J Geertjen 1 Grieta | Aleyt I Anna >• Dyckinck Fenne 1 Mette I Geefe j I * L'i«H  .32 Overysjelfche Gedenk fokken, VIL Stuk, Johan Dyckinck LuSLlin den Hoff toe Johan Geefe Paesfchen Boumeifter Geert Wolbertinck Johan ter Haer ende Beerndt ten Nyenhuys f hebben by tiden van Beerndt van Haeck- | voort haere gerechticheit niet bewaert ende Is fynren mitz dien halseygen geeworden maer I die Drost en kan deefe niet vinden. Deefe nabefchreuen finnen fchuldich yfen ende grasmeyen twelck fy verfchulden r wanneer fy den dienst niet en doenelck I met vier gosfelers. Ende angaende dae 3 jfen en willen fy niet doen ofte iet wes I daer aff te geeuen feggende dattet huys ji affgebroocken is ende die grauen toe t gcdelft zyn ende daeromme genen dien- I fte fchuldich te weefen dus en willen fy I geen voorder fwaericheitopgelacht heb- - ben dan die twee gosfelers maeckende S eenen ftuuer brabandts ende enen pen- • nicck deynRent. Andries ter Huisfteede is doot Johan op I niTeftcr11" groote Renfinck Wesfel Luynckcleine Ren- > naerder finck Hoff toe Stockum Odinck te Elfene I geinfor- Lentgerinck Wolbertinck Dyckinck Men- ■ ^nature finck Nyehuis Bouckinck is doot Sweeder ' van deefe ende Tohan Brenckinck fynnen lange doot diui"ftdien £ewest compt nu r-zatnen thyn perfoncnen- • test2M fy- de verfchuldet fich met twee gosfelers foe ner Reke- voorfch. inden text gementioneert dus hier ninse ?aet X. fch. IXen. y naegefoii- deea. Sweeder Brenckinck woordt hier voorn inden ontfange getaegen inden art, van grafs- mey-  Hoofdd. 1. Van hit Graaffchap Dalen. 133* meyerj jtem Lambert Teefelinck Geert Swers ende Johan Elekinek Henriet Elekinck foe dan alle deefe voorfch. perfoenen ünnt fyn en wort hier geen Ontfanck gemaeckt dus geereeckent niec ■ Nyet Somma van alle de voorfch. dienften VI. L. X fch. IX". Van pachthoenderen op Martini verfchynende Roeloff toe Boerum vuyt die weezele aIs !n III paer voorgaan- Die Kercke toe Diepenhem vuyt St. An- de Rek«. tonis camp III paer lunsc Johan Humelkens vuyt kettelaers camp V hoenderen Frans Humelkens vuyt den quaeden gaerden —— I hoen Johan Eluerdinck vuyt Eluerdinck II paer Willem Caphouwer vuyt voorcamp III hoenderen Item vuyt Bremerhoff — II hoenderen Toems Driefes VI paer Vuyten breemercamp I paer Johan bloet vuyt eenen gaerden geleegen by beuckens Lant — II pa£r Item vuyt eenen gaerden tusfehen Johan van Warmeloo en de heeren johans gaerden geeleegen I paer RoelolT Wesfels vuyt bincklaecken twee paer daer voor publiceert hy aller ouer die kereken inde faecken de de Drost ende Rentmeester van weegen die Mat. te dosne hebben dus hier niet Nyet Bouen Johan vuyt fchulden gaerden II paer Vuyt eenen gaerden geleegen achter naest I 3 dea  X34 Overysfelfcbe Gedenkjtukken, VIL Stuk. den gaerden des huifes byder Coppelen I paer Johan ende deert Schoentnaecker vuyt Bentincks landt geleegen achter die hagen XII paer Aelbert Wolters vuyt bouencamp III hoenderen Item vuyt bruytcamp — III hoenderen Bruyn van Lingen vuyt eenen gaerden geeleegen achter die coppelen ■ r I paer Johan bloet vuyt Calcxcamp . IX hoenderen f Wyntken vuyt Collens II paer Item vuyt Wenerkamp I paer Geert ten Daefche vuyt ftubhencampe VII hoenderen Vi yt Geert corten gaerden . I hoen Lyie Mulaerts ut Lunnen gaerden 1 : I hoen Cleyne Renfinck H paer Olthoif vuyt die coegeld ■ I paer Grtuinck - . \ paer Wernfinck n paer Metten Campen - V hoenderen Henryck busfers vuyt hueren Camp II paer Egbert Guerts vuyt Cooren Campe _ ,. , " II paer Cagehnck vuyt den kinckhoorn II paer Item vuyt Urdinck ofte Schoppen gaer- den II paer Peckedam VII hoenderen Groote Renfinck — n paer Johan inde Willigen vuyt dammes campe — III paer Vuyt Relicker XX paer H^chhuis placht te doene vier paer hoende-  Hoofdd. I. Van het Graaffchap Dalen. 13J deren dan ftaen nu pandes Beerndt Wynkens toe Diepenhem Ergo hier niet Nyec Blockhorst *—-J&£ Pa" Vuyt de Schelluwe J paer Dries Wyntkens van aldes landt ———- lil pscr Item vuyt bergers campe — Hl hoenderen Item vuyt fyn woneftede ' 1 noen Jacob beyen vuyt Wyntkens camp^ Egbert ter maet vuyt twee gaerdens ge- leegen by der coppelen 111 VfJ RoeioïF ten Peckedam 1 Pa« Item vuyt Ramsbarch ;— 1 Paer lohan beeuelinck vuyt elekinck maete J — 1 paer Roeloffterhaer —^ruVU^Z Heer Arendt hesfels V hoenderen Wolter Splinter vuyt Sgrauen hagen r . II paer Breemer'Tevbargen III hoenderen Luicken Wesfcls vuyt den Roolencamp — III hoenderen Beernt Wesfels vuyt Octenfteins camp ■ III paer Dyckinck V hoenderen Wesfel Leuerdinck vuycVolkennck gaerden 1 Paer Compt tzamen IIIc. XLV pacht hoenderen jder hoen getauxcert tot eenen itr. brabants heeft inpandefchap hopman ^ ^ hans van Warmelo ter losfe den pen- den pen. ning XX dus hier — Nyet rtp« XX, Van Vastenauents hoenderen Scholte Cagelinck Odinck toe Elfene Pekcedam Driester Hofffteede ten kinck Henrick bisfehopinek die Schokte  fgó" Omysfelfthe Gedenkflukken, VU. Stuk. Marckuelde Wesfe] Luynek Johan int Hof? toe Stockum Nyehoff Cleine Renfinck Dyckinck Luefinck Reymelinck Wolbertinck ( ' Teefehnck.MenfinckCamphuisGrooteRen. linck Boorum Henrick ten Elshaue Johan ende Sweer Bruckinck elcx een hoen compt tzamen XXV hoenderen fyn oock verpandt an Warmeloo Niet Hachhuis een hoen ftaet pandes Berndt Wyntkens Borger toe Diepenhem ter losfe dus hier Nyet Deefe nabefchreeuen geeuen feeckeren Roggen pacht ende is toe weeten dat i vyer fpint maecken een fcbeppel ende vier fcheppel een mudde Luefinck -In mudde ! Camphuis - j\ mudde Roggen 1^1 mudde boonen ! Odinck toe Delden — IIII mudderoggen Johan Menfinck . i mudde I « hny?Qk, III mudde Renfinck . m mudde Werninck toe Haexbergen t- VI mudde Reymelinck —:—- I mudde II fchepel roggen Nvehuis _ m mudde Lambertinck toe Ursloo int kerfpel toe Enfchede . II mudde Johan ter Westervlyet II mudde ittfti Geert int Westervliet II mudde Compt de voorfch. pacht Roggep toe XXXIII mudde II fchepel daer is innegeRivrkf hvreeck:eD,: 'c mudde boonen welke voorfch. de contre r°gge int openbaer is opgeflaegen en 't mudRoiie hier de vercoft voor U. L. XVII fch. breeder vooren fo-blyckende by de contre rolle hierouerge. {^•.°- leeueft fit XCV L. IX fch. VI". b ' men, TRaa»  Hoofdd. ƒ» Van het Graaffchap Dalen. 137 T RaDfoen van de voorfch. Rogge van den gulden genomen eenen ft. als voorfch. fit ö IIII. L. XV. fch. Vlen. Somma — C. L. V fch. Pacht gerfte des huyfes Diepen, hem Fockinck plach jaerlix ter pacht te doe- ais in ne vier muade garfteD dan ftaet nu pandes Hans van Warmeloo dus hier — Nyet ninge Camphuis I mudde Menfinck: I mudde Ter ,Mft Reymelinck ■ ~ I mudde II fchepel Lambertinck II mudde Compt V mudde II fchepel pacht gaerllen welcke garfte oock int openbaer vercofc is 't mudde voor II. L. VIII fch. fit XIIII. L, IIII fch. T Rantfoen van den voorfch. garfte is XIII fch. Hen. Somma -r- XIII. L. XVII fch. Hen. Pacht hauer des Huifes Diepenhem Fockinck plach jaerlix te doene IIII mud- Terlosfe de haveren dan is verpandet aen Hans van ■hta Warmeloo ter losfe dus hier Nyet d° R^cn; Lambertinck ' I mudde keningo Werninck HU mudde Compt tzamen V mudde haueren welcke hauer int openbaer verkoft is tmudde voor XXI fch. blyckende by de contre rolle hier ter kameren ouergeftelt dus — V. L. Vfch. T Rantfoen van de voorfch hauer genomen ten pryfe alsvooren fit — V fch.IIIen. Somma V.L.Xfch.III". I 5 Ao*  138 Overysfelfthe Gedenklukken, VII Stuk. Ander ontfanck van erffwynninge geit dat deefe nabefchreeuen Meyeren betalen moeten ende hoewel deefe nauolgende partyen van eruen byden Auditeur Loys Rattaller als Commisfaris int openbaer voer den tyt van zes jaeren verpachtet fynnen voer eer feecker geit pacht daer hier naer foüo verandwoort wort is noghtans Co. Mar. die jaerlixe erffwinningesgelt gereferuiert by den den Meyeren bouen heuren pachten jaerlix t moeten betalen op martini gelyck als in de andere pachten Ordinarls Teefelinck drie golde guldens tot XXX / fts. fit IIII. L. X fch. Temminck twee golde guldens — III. L. Olthoff III golde gulden III. L XV. fch. Giffel III g. guldens — IIII. L. X fch. Fruynck II g. gulden III. L. Broeckhuys een golde gulden / I. L. X fch. Somma van erffwinninghe gelde voorfch. beloopt XX. L. V fch. Deefe nabefchreeuen eruen plaegen jaerlix te doene fulcke garuen als naeder garuen by jaeren wasfen mochten als breder by den art. inde voorgaende Reeckeninge van Rogge garde boeckweyte ende hauer verhaelt dan fyn de. felue eruen ofte hooffen aldus by den Auditoer Loys Raualler als Commisfaris voor den tit van zes jaeren op geflaegen ende voor feecker geit verpachtet geweest daer van martini Anno XVc. LXXVI dat VIe. leste jaer pachtes verfchenen is ende fynnen verpachtet by golde guldens tot XXX ft*, tftuck als hyer naer volchc. Eerst  Hoofdd. I. Van het Graaffchap Dalen. 159 Eerst van Vryen geerfferuen ^ Teefelinck ter 111^. garuen boouen drie Leste Vie solde guldens fses voor erffwynninghe oock jaer voor beholden tbalue aecKeren ende an iere lasten daer vuyt gaende heeft gepacht Dierck Teefelinck tot XX golde guldens tot XXX fts. den gulden fic XXX. L. Tetnminck ter III^. garue bauen twee golde guldens ter erffwynninghe fjaers heeft gepacht Johan ende Henrick Temmmck, voor XXI golde guJdens^ Olthoff ter Hief, garuen bouen derden halue golde gulden ter erffwinninghe ijaers heeft gepacht Johan ten Oldenhaue voor XXXIilI golde gulden fic LI- Giffil ter IIIer. garuen bouen golden gulden ter erffwinninghe fjaers heeft gepacht Goesfen ten Giffel voor LXII golden gul- den fic XCI1I. L. Fruynck ter HIer. garue bouen twee golde guldens ter erffwinninghe fjaers heeft gepacht Bartolt Fruynck voor XXXIII golde guldens fit XLIX. L. X fch. Broeckhuis ter IIIer. garue bouen eenen golden gulden ter erffwinninghe fjaers heeft gepachc Johan een Broekhuis voor XII golden gulden fic XVIII. L. Hoorige eruen WerninckhoiT hoff hoerich jnden hoff Cageïinck eer IIIer. garuen heeft gepachc Dierck toe Werninckhaue voor XLI golden gulden ten pryfe als vooren fit - Rengerinck hoerich als vooren ter IIIer. garuen heefc gepachtec Aerenc Rengerinck voor XLIH golden gulden als voorfch. ftaet fit LXiX. L. „ Nye-  240 Overysfelfcke Gedenïjlukken, VII. Stuk: Nyehoff hoerich als vooren ter IIIer «ar uen om yry fuyver geks boouen alle lasten naemphck die twee mudde Roggen die int Kentampt van Twenthebetaelt worden heeft f^TiT va"Laer de Jonge voor .XXXIII golden gulden fit . LIL L. Cagelinck hoerich als vooren ter Uier. garue heeft gepacht Scholte johan ter Ca. gehnck voor XXXVI golde guldens LIIII. L. Boerum hoerich als vooren ter IIIer. gar. vr hfeft gepacht Laer Johan te Goer voor ALH golde guldens fit ' LXHI' L' Hoff toe Stockum hoerich als vooren ree JU«. garue heeft gepacht den meyer van G0er voor XXXII golde guldens fit XLVIII. L. Wolbertinck hoerich als vooren ter IIP* garue heeft gepacht Lubbert Wolbertinck voor XII golden gulden XVIII. L. Somma van geltpachten der voorfch. houen VIc. XXXVI. L. XV fch. Ander Ontfanck van Wederwisfelen Vrycoopen Verfterff ende anders ende is toe weeten, dat alle de meyers ende •hoouen liggende inde Herlickheyt van IJiepenhem hoffhoorich fyn die ouer alle niet meer en geeuen dan als een man ende wyff verfteruen die helfte van vieruoetige beesten ende alsfybeyde fteruen alle dee vieruoetige beesten die fy niet naer haues reebt vergeeuen hebben (7^. Eerst f7) ZtelFStuk deezer Ged. II. 254 fifft  Hoofdd. I* Van bet Graaffchap Dalen, itf Eerst van Wederwisfelen ende Vry- B*fa b» COOpen ere vooren Item en is tidedeefer Reeckeninghegheen ft, cxmi Vrvcoopen onder die Heerlickheyt van Diei nenhem eefcbyet dus hier niet — Nyet derthand- r1"1"-" * fchiifcvau Van Verfteruen |^e. Item en is tyde deefer Reeckeninghegeen yers Verteruen vervallen dus hier niet - ^f0°^sayJ Van Houwelix Botter inde plaetfe™?cZ' van erffwinninghe teCaegeItem en is tide deefer Reeckeninghe geenUnckhouwelix gefchyen daaromme hier — Nyet Van Omgewayde boomen in Stockummer marckt Item vuyt chrachte erffholtgerichte heeft die Coe. Mat. die gereechticheyt inden voorfch. Stockummer marckt dat wanneet eenich holtvall van holt gebuert dat defelue kompt fyne Mat. jnder qualiteyt voorfch. alleene fonder jemants anders jeet daer art tgeeuen ende heeft Zal. Johan van Reede Droste ende Rentmeester tot Verificatie vandien omme eene ewige gedechtenisfe oock tot conferuatie van fyne Mat. geerechticheyt geproduciert fommighe getuygen als blvckt byde certificatie die op de Reekemnee van woorde te woorden geinfereert is ende fyn tide deefer Reeckeninge geen bomen ommegewaeyt dus hier met — Nyet Van holtbruecken onder Diepenhem Item en is tide deefer Reeckeninge gheen holcbrucken gevallen dus hier met — Nyet Van Aeckeren Item Coc Mat. als Heere des hufes Die- pen-  Ï4* Overys/elfche Gedenkjlukken, Vil Stuk. penhem competeert dat erffholtgerichteinder marcke van Stockum ende daer toe behoert een waer inder feluer marck op welc" ■Blyckt by ke fyne Mat. als daer aeckeren is alfoe veel RoiteCerwy"eDr™ach,dryuen «Is den hoff Stockum *«ifb.Vo.18 dlc >elue by den Commisfaris vercoft ouergeno- VOOr III. L. III fch. Item Con. Mac. Competeert thalue aeckeren ouer dat erue Teefelinck geleegen in de heerlickheyt van Borckeloe ende is tzelue insgelycke;i by den Commisfaris Pyl vercoft voor III. %i blyckende als vooren fit III. L. Item TRanfoen van t aeckeren voorfch. fit VI fch. Ie. Somma VI. L. IX. fch. Ie- Somma van den Innecommen van Grosfa Diepenhem voorfch. IXc. LXXII. L. V fch. VIen4 HOOFD-  Hoofdd. lh Van hn oud Zalland &e* *43 HOOFDDEEL II. Van het oud Land van Zalland; het Land vest Deventer; de Marken aan de Vecht; den Pagus Isloi; het Graaffchap in Zalland-weleer door den Graaf van Gelderland bezeten; de Heerlykheid van de Heeren van Voorst; de Voogdy over de Zallandfche goederen tn lieden van het Sticht Esfen; de Heerlykheid Zallik enz. In het tweede Stuk deezer Gedenkftukken (O handelde ik van de oude Landftreeken, waar uit hec tegenwoordig Zalland beftaac. De aanmerkingen , dJor den Heer Profesfor Bondam op myn aldaar gezegde gemaakt (2), deeden my deeze ftofte naar. der! in eene Proeve (3), voorteftellen, byzonder met betrekking tot de bepaaling van het oud 7alland en het Graaffchap in Ameland , waar in neventer is gelegen. Hier op wederom zag ik my ?ereerd met hef gevoelen van den Heer Bondam te moogen weeten, voornaamlyk omtrent de oude uitgeftrektheid van Zalland; en waar ter plaatfe men de landDaamen Salahom, Salon, Islegouwe, en Isloi te huis zou moeten brengen (4;. Het belang der hiftorie van Overysfel by een recht begrip, aangaande het oud Zalland, en de andere ge. wèstên delzer Provincie, heeft my aangefpoord om rfp zaak nog naarder te onderzoeken. . Ik zal de gefteldheid deezer gewesten m de dertiende eeuwe, om dat ik daar de klaarfte berichten aantref, beginnen te befchouwen;en vervolgens de vroeger en laaler gedenkftukken daar mede vergelyken; 't weljan (1) Hoofdd. 3. f, (2) Charterb. I. Deel I. Af deeling ly den brief N. 78. (3) VI Stuk deezer Ged. bl. 375- (4) Charterb. I. Deel II. Af deeling bl 34* ' ***  i44 Överysfelfche Gedenkftukken, VU. Stuk. deezen de beste weg fchynt te zyn om de waarheid té on dekken De Landftreeken van het tegenwooroï! Zalland, die men in het begin van dederfiendeceul ontmoet zo yeel hier voornaamlyk in aanmerking kZ toen, zyn het Land van Deventer ƒ het oud Zalland, de Marken aan de Vecht, een Graaffchap, 't welkdl h "ij3,?-Gdd,f hDud in Zal,and bez" • ende Hwrlyk! heid Zallik. Van het Land van Deventer en het oud Zalland wordt gewaagd in eenen brief vaï Kefzer Frederik den II, vanden4January im3) in de tvoorden : de mannen van Deventer en Zalland (?) In eenen anderen brief van deezen Keizer, van den xo derzelfde maandI , wordt dit verwisfeld met de ZT7nnL7PAyn Kas-teel van Deventer en Land van Zalland (6); en in eenen brief van Cohraad, Bisfchop van Porto, van den 27 January 122?, met het Land van Deventer ea Land van Zalland?,-) Boot Deventer wordt hier niet verftaan de Marke van Deventer, die geen byzonder Graaffchap is Je! °CtÓe SA3d Deve°'er met haar Schêpfn. dom (8> Maar Deventer komt hier voor aï dé zetel met het Land, daar toe behoorende, of zo als gemeen yk wordt gezegd , het Kafteel met zvn Territoir, welk,,n den laatstgemelden briefwo/d? genoemd het Land van Deventer. Dat ook de onbe- noem- (5) Homines de Daventria tt Sallandia. Aldaar bl. 327. , (6) Castri fui Daventre et terra fua Sallandia. Aldaar bl 329. Deeze fpreekWyze is nog lang in gebruik gebieeven 20 als blykt uit eenen brief van den Bisfchop van het laar 1336, alwaar door het Huis toe Voüenh» wordt verftaan het Kasteel met het Land van Vollenhove. Du.mear Analecl torn. 2. pag. 254. ' (7) Terra Daventria et terra Sallandia. Aid. bl. 355. (8) ik ftel echter, dat Deventer reeds eeuwen voordeezen tyd eene Stad en zelfs eeae Stad met een Kasteel zveeweest. Doch of deeze Stad eerder dan in het begin van de deruende eeuw de 20 genaamde Stads gerechtigheid, zo ais toen vervolgens ook veel andere Steden deezer Provincie zou verkreegen hebben, is my niet gebleeken.  Hoofdd. U. Van hét oud Zalland {fe. 145- noemde Schryver, van dien tyd, verhaalt van den Gelderichen oorlog, naamlyk dat de Bisfchop een leger op de been bragt, by 't welk zyn broeder en de Bisfchop van Munfter zich met fchoon krygsvolk in Deventer vereenigden, en waar mede hy van daar in Zalland viel (9), is niet van de Stad maar van het Land van Deventer te verftaan. Hy verhaalt aldaar wyders, dat de Bisfchop, het volk van het Land van Zalland overwonnen hebbende, de drie vaste Kasteelen van dat Land, naamlyk de beide Kasteelen Voorst en bet Kasteel Bukhorst innam en verwoestte. En op andere plaatfen fpreekc hy vaa de Ridderen of Dienstmannen van Deventer, ea van Zalland, en van de Vecht, als ook van de Ridderen en Dienstmannen van Twente, van Deventer, van Zalland en van de Vecht (to); zekerlyk alwe* derom geen Stad of Schependom, maar een Land van Deventer verftaande. Dit Land van Deventer» aldus naar het Kasteel genoemd, was het gedeelte van Ameland, door Keizer Hendrik den tweeden» in het jaar 1046, dat is, honderd en in de zeventig jaaren vroeger dan deeze brieven, aan Bisfchop Bernold gefchonken (11). Tot deszelfs verandering van naam fchynt inzonderheid oorzaak gegee* ven te hebben, dat de naam van Graaffchap in Ameland, waar in meer Graaffchappen waren, alleen niet genoegzaam was, om dit Graaffchap aan te duiden, of dat het anderszins met te veel woorden, zo als voorheen verfcheidenlyk was gefchied, moesfi omfchrceven morden. Eind&lyk is de naam van A* meiand» door de byzonuere naamen der daar in gelegen Graaffchappen geheel in onbruik geraakt, ik meen derhalven nu bewys te ontmoeten, dat die Graaffchap onder den naam van Deventer bekend ge* (9) Matthjèus de reb. Ultrajeiï. cap. i8*« (10) Aldaar cap. 29 en 40. (11) Zie het II. Stuk deezer GedenkJIi bl. 61 6fa VII. Stuk. K  146 Overysfelfcbe Gedenkftukken, VIL Stuk. geweest is. In eenen brief van Koning Zoentibold yan hec jaar 896 wordt gefproken van Daventria Villa; in eenen anderen, van Keizer Conraad van hec jaar 1028, wordt gewaagd van de cienden van Deventer en van drie boerenplaacfen, eene inDavantre, de.andere in Eleste en de derde in Vollepefi?.); en in den aangehaalden brief van hec jaar 1046» wordt gemeld van de plaats Devencer met het Graaffchap in Ameland gelegen; en in eenen brief van Koning Otto den L van hec jaar 954 (13) leest men-van land, gelegen in de plaats'Devencer en order de Stad en buieen in hec Land, welk wordt genaamd Hameland, in het Graaffchap van Wichman; en in eenen brief van het jaar 956 (14) wordt gemeld van dertig huizen in de Stad Deventer en van elf maaten lands by de Stad in het Graaffchap van Graaf Wichman. Doch uit geen van alle deeze brieven is optemaaken, dat dit Graaffchap in Ameland toen reeds Deventer of Land van Deventer zou gezegd zyn, maar veel eer van tegendeel; zoo dac aldaar door Deventer verftaan wordt de Stad of ook de Marke van Devencer. Naderhand in de dertiende eeuw, toen de ou^e wyze van omfchryving der onderfcheiden Graaffchappen niet zo zeer meer in gebruik was, bevindt men het Land naar het Kasteel van Deventer genoemd. Doch wat ook van deeze be- (12) Men zie deeze gemelde brieven by Dumbar Kerkl. en Wereldi. Dev Deel I Boek 2. Hoofdft. 5. bl. 224. en Hoofdft. 8. bl. 234. Zie ook Deventer Marcke in eenen brief yan den Bisfchop van het jaar 1401, by Dumbar, Hoe meer deeze brief tot de oudheid te rug treedt, zoo veel te duidelyker befpeurt men daar uit, dat het Gericht van Raalte lag in het oud Land van Zalland. En dan blyft, myns dunkens, ook geen twyfel overig, dat het Land, gelegen tusfchen het Gericht van Raalte en den Ysfel, tegenwoordig de Schoutambten van Olst en Wyhe, insgelyks tot het oud Zalland heeft behoord: zoals dit Zalland, *t welk, naar het oud gevoelen , het zelfde Land met Islegouwe was, fteeds by den Ysfel heeft gelegen tot aan de Zuiderzee, die een aanzienlyk deel van het oud Zalland ter linker zyde van den Ysfel, of tusfchen deszelfs verdeelde ftrangen, ten minften tot aan Urk, veiilonden heeft. Het meer aan de rechter zyde van den Ysfel aldaar vergaan land heeft tot het land van * In het II. Stuk dezer Gedenkfl. II. 70. lin. 23. lees 1170 in plaats van 1040. (17) Omnem novam Decimam in pago Sallant nuncupato, qua. tunque fcilicet inter aggerem novi Fosfati et inter palustria loca vulgo Vosterbruc provenire poterit. Lindeborn cap. 1. §. i. pag. 70. In eene andere uitgave van deezen Brief by den Heer Dumbar Kerkl. en Wer. Dev. II Deel hl. 213. wordt het genoemd Voerflerbroek; en in eenen aldaar volgenden brief van het jaar 1178, Vorfterbroec, in de woorden: dedi iotam decimam per omnem agriculturam paludis, quce vulgo vatatur Vorstereroec, qua ultra parochiam Swolle ftta est. (18) Dit toont de Heer Bondam. Ik had derhalven ia myn II. Stuk bl. 71. in not. 5. moeten uitlaaten de woorden: aergelyk dm brief onder No. 3.  Hoofdd. II. Van het oud Zalland &c. 140 van Vollenhove behoord. Die neem ik daar uit af, om dat Ysfelmuiden, gelyk uit een nog oirfpronglyk voorhanden brief duidelyk blykt, tot het Land van Vollenhove heeft behoord, en fommige Marken van dit Land geheel vermist worden; waar van ik beneden beter gelegenheid zal ontmoeten om te fpreeken. Nog meer bewys „ dat Olst en Wyhe tot dit Zalland en niet tot het Graaffchap in. Ameland of Land van Deventer behoord hebben, ligt in den aangehaalden brief van Bisfchop Otto van het jaar 1240, alwaar de Bisfchop, om geene bedenkelykheid te laaten, waar het Land Zalland zyn begin nam, zegt: van Randerziel nederwaards door alle Marken en door de geheeie jwisdiEtie van Zalland. Hier uit blykt, dat de Marken en jurisdictie van Zalland begonnen by Randerziel, gelegen op de grensfeheiding van het ambt Colmefchate, zo dat al wat beneden Randerziel ligt, Zalland was; en dat dus het Ambt Colmefchate tot het Land van Deventer behoorde. Ook de Bisfchop van Utrecht, in eenen brief van het jaar 1364 (19) zich tot den brief van het jaar 1240 gedraagende, verklaart deefen brief insgelyks alzo, in de woorden: nieuwe tienden binnen de Marken en grenzen van „ Zal- (19) Dumbar Kerkl. en Wereldl. Dev. I. Deel bl. 538. In het jaar 1230 had Bisfchop Wilbrand aan de Kerk van Deventer gefchonken tien folidi jaarlyks van de tiende in het veen (in veno) by Deventer en Colmfchae gelegen. Aldaar, II. Deel bl. 216, 217- Dit veen wordt ook gemeld in eenen brief van het jaar 1206, in de woorden; in mftrali parte paludis, qua vulgari vocabulo Vene nuncupatur. Lindebom*, cap. 2. (j. 1. pag. 90. De naam van deeze plaats is derhalven niet geweest Loveen of Diepenveen, ander» dan de Heer Bondam meent. Charterb, 1. Deel, I. afd, b}. 121. Wat den naam yan het Klooster Diepenveen betreft; heeft eerst zyn begin genomen na het jaar 1400, wanneer dit Klooster is gedicht, en vervolgens, naar het dicht daar by gelegen diepe veen, aldus genoemd. Dumbar Kerkl. e/» Wereldl. Dev. II. Deel, bl. 1. K 3  ï5o Overyrfelfch* Gedenkftukken, VU. Stuk. „ Zalland," Het blykt derhalven, dat alle Marken, van Randerziel nederwaards , volgens den brief van 1240, in dit Zalland waren : en gevolglyk zyn de Gerichter, vin Ofst ec Wyhe., zo wel als het Gericht van Raalte, ia dit oud Zalland. Benedenwaards in dit Zallccd worden Bukhorst en Camperveen, in hec begin en vervolg van de dertiende eeuw, gezegd te zyn gelegen. Van Bukhorst is dit reeds hier te vooren uic den onbenoemden Schryver van dien tyd geblec-ken: en van Camperveen blykt zulks uit eenen brief van Bisfchop Gdido van hec jaar 12C0, vervat in eepen brief van hec jaar 1309 , m welken brief van 1260 Bisfchop Gdido ce ken Den geefc, dac zekere arme Friefen weieer een tyde van Bisfchop Wilbrand, op hec Veen, dac is, Camperveen , gelegen in eene zekere Marke van Zalland, om ce woonen, met toeftemming van den Landsheer en Edelen van Zalland , zich hadden neergezet. Derhalven komt Camperveen hier voor, als ten cyde van Bisfchop Wilbrand , en vervolgens, onder Zalland hebbende behoord. De gemelde brief van het jaar 1309 bewyst ook, dac "Camperveen in die jaar onder hec bewind van Gyssert van Bokhorst was (20), aan wiens voorzaaten reeds in het jaar 1213 het Laag Gericht over de Kerfpelen van Wiifem en Zaliik en het Veen, als onder Zaliik toen behoorende, door Bisfchop Otto pis eersteü was aanbevolen (21). Wanneer men ook tot nog ouder gewag Van het Lacd, genaamd Zal. (20) II. Stuk diezer Gedenkfl. 11. ifo &C. Camperveen wierd in dien tyd genoemd het Veen by Campen, zo als verder is te zien in eenen brief van het jaar 1226 by Lindeborn. cap. 6. 5. i. pag. £67. alwaar gefproken wordt van acht hoeven op het Veen by Campen. Zie ook den brief van 1549, by Dumbar, AnaleQ. torn. 2. pag. 483. 7 (21) Aldaar, bl. 187. Men vergelyke hier mede den biief tpn -277 aldaar bl. 194, Camperveen was toen nog geen Kerfpel, en Wilfem en Zaliik" maakten'volgens den biief van 1213 toen maar één Kerfpel.  BoefiÜ. II. Van het oud Zal-a-d (?c. 151 Zalland, opklimt; dan ontmoet men eenen Drief vaa bec jaar 104c, waar in Bisfchop Bersold aan net Capitte! van Deventer fcheckt eene zekere Kerk in Zwolle, in het Land Zailand genaamd (22); rha honderd en dertig jaren vroeger dan den aangehad!den brief van 1170, die tooac, dat hec Gericht van Raalte toen onder dit Zalland behoorde; en nog geen hoGderd en zestig jaaren vroeger cao eecera brief omtrent het jaar 1156, alwaar gefproken wordt van hec Graaffchap, 't welk de Gr3af van Gelderland in Zalland had (23); en nog geen twee eeuwen vroeger dan hec gemeld bewys da: Z.fandonderfcheiden was van hec Land van Deventer; en twee eeuwen vroeger dan het bewys, dat Zailand zich tot aan Randerziel uitftrekce. Hec blykt ondenusfchen niet, dat in die verloop van die cwee of minder eeuwen omcrenc hec oui Zalland iets zou zyn gebeurd, 't welk waarfchynlyï aanleiding toe plaatsverandering van den naam Zalland geeven kon. AHeenlyk een gedeelte van bet oud Zal'and is, zo als gezegd is, door de Zuiderzee verflonden (24). Indien men niet aan gisüng te veel ral toe. (2:) Lindzsobn* Rut. Ep. Div. tflh 7- f< l-j«* 204. in de woorden: qmninn EccUfzvn in Z»w, pogo Ziliand narn:.-:z::. (23) Bondam Chirtfrb. I. DetL II. 4d. ll. 264. . ! (24> Dit zcu gebeu-d kunnen zyn ia het jaar 117a Zie Wagekaar Vod. Hist. Deel II. pag. 263 Brumahos ftek dit-oofop de esne piaafe; dcch c? de anderemseacfhy dat het zou gebeurd zyn door den vloed van bet jaar 1222. Dumsae , Anaiiit torn. 1. pag. 75 i$c. 205 êfc. Doch hei fchynt niet te vsrmoeden, dat, in dit laatite geval, vari de geiyktydige onbenoemde Schryver by Matte- ds reb. Uün~>.3. dit'voorby gegaan zou zyn. Het' zo 1 te lang va.lsn, hier te melden , wat hieromtrent uit het Dykrecht van ZalHmd va- het :-r 1308, en uit eenen brief van he: jaar 1133. dien wy beueden zuiien aaatreffea, zou zyn opte-, sstaken. £ 4 "* •  152 Overysfelfclie Gedenkftukken, VIL Stuk. toegeeven; moet hec hier, gelyk doorgaans zo lang geeu geloofwaardig tigenbewys bevonden wordt, daar voor gehouden woiden, dat de naam Zalhacd in dien tusfchenryd geen ander plaats heefc jngeDonec; cn dac hec hieromtrent by hec oude is gebieeven. Hec oud Zalland wierd weleer ook Salahom of Salon genoemd : hoewel de Heer Bondam beweert , dac Salaiiern of Salon een afzonderlyk Land zou zyu geweesc, gededtelyk door de Zuidzee verzwolgen. Doch men zal, by naarder onderzoek, bevinden, dac deeze benaamingen volkomen hec zelfde becekenen mee den naam Zalland. Terwyl hec dan niec voegen zou, dac Landen, die aan elkacdeten grenzen, door naamen van dezelfde beduiding onoerfcheiden zouden zyn geweesc. De naam Salon, die in eenen gifcebrief van Keizer Otto den L van hec jaar 968 worde bevonden, in de woorden, in de Marke Urk in het Land Salon (25), en in eenen brief van Keizer Otto den JI. van hec jaar 973, in de woorden van de Visfchery in het Land Salon in de rivier den Tsfel (26), fchync al reeds in de volgende eeuw niec zo zeer meer in gebruik te zyn geweest als de naam Salland; fchoon in een volgenden Keizerlyken brief van bevestiging, van het jaar 113+ (27), de naam Salon, in navolging van de voorgaande brieven, nogzycagefchreeven. Ook wierd in vroeger tyd, dan alle deeze brieven, die Land genaamd Salahom. De Heer Bon- (25) In territoria Urch in pago Salo. Bondam, Charttrb. L afd. bl 63. (26) De piscatione inpago Salon in f.urio Ifola. Aldaar bl. 7c en in eenen bevestigings brief van het jaar 99Ö. Aldaar ïh 78. in de woorden de piscatione in pago Salon et in flumine IJ'j'.a. « (-7) Aldaar II. afd. bl. 183 in d: woorden: de piscatione ijl Pago Salat in ir.fiuvio Ish. Zie nog meer fpeilingen van den'naam des Ysfe.'s, by Dombak' Kerkl. eh\ IVereldl. Dsr. Veel I. Boek 4. m. \. bk 445. in not. S.  Hoofdd. II. Van het oud Zalland cfc. 153 Bondam heeft te recht, met verandering van deszelfs voorig gevoelen, aangemerkt, dac door Salahom het zelfde Land verftaan worde als Salon om. trenc de jaaren 814 en 815 in de giften aan het Klooster van Lauresheim of Lörsch, in de woorden, en een deel in dat Veen, in Salahom, alwaar de rivier de Tsfel vloeyt in de Zee (28) ; wanc daar worde duidelyk ce kennen gegeeven de plaats der confluencie of invloeijing van den Ysfel in de Zee. Deeze naamen, zoals ik begon te zeggen, betekenen hec zelfde als Zalland. Salahom en Salon is op dezelfde wyze gezegd, als Dalehem of Daelhem en Dalen, en geeft dezelfde plaacs te kennen; zynde hec laatfte alleenlyk eene verkorting van het eerftes, De uitgang der eigen naamen van plaatfen op hom, hem QfThon, hen, betekent heim, dat is land: gelyk ook alsnog het Hoogduisch heim hec zelfde is met ons oude hen, nu heen. De verfmelcing van den naam Salahom in Salon, zo wel als de reden van dezelve, is derhalven zigebaar; gelyk ook dezelfde becekenis van beide deeze woorden mee hec woord Zalland duidelyk genoeg is. Eigenlyk zou hec zyn Zalalani, 'c w'elk, by verkorcing, is Zalland (29). Dac Salon en Zalland geen onderfcheiden Landen waren; daar roe zou ook kunnen aangemerkc wor« den, dac hy fielt, dat Bukhorst en Camperveen gelegen zouden zyn geweest in een van Zalland onderfcheiden en meerendeels door de Zuiderzee verflonden land Salon: hoewel wy gezien hebben, dat deze plaatfen va het begin en vervolg van de dertiende (28) Et portionem de Ma Vinna in Salahom, uhi Hislaflumenconfluit in mare. .Bondam Charterb. L afd. bl. 13. voeg 'er by afd. bl. 349. Vinna is, volgens eene bekende vocaalsverwisfelüag, hetzelfde met Venna, Venne, of Veen. (29) Dit doet my niet meer denken, dat Zalland zou kunnen zyn van Zandland; anders dan ik voor deezen giste. II. Stuk deezer Gedenkfl. bl. 5. alwaar M. 5 en 187 is getoond (Lit Sallik, by verkorting, is gezegd voor Santiike,  154 Overysfelfche ■Gedinkjlukten t VIL Stuk, de eeuw voorkomen als gelegen in Zalland: 't welk men niet kan ftellen, toen iets nieuws maar wel van Vroeger tyd te zyn geweest. En dewyl de Heer Bondam het daar voor houdt, dat Zaliik zou geweest zyn het Graaffchap, 't welk de Graaf van Gelderland in Zalland had, zullende in een overgebleeven deel van Salon, en niet in Zalland, gelegen syn geweest, waar van beneden zal gezegd worden: zoo wordt, naar deszelfs ftelling, dit Salon in een boven aangehaalden brief van het laatst van de twaalfde eeuw, reeds Sallant genoemd, waar in dit Graaffchap, in dien brief, wordt gezegd te zyn geleg'.n, toen voor ruim zestig jaaren, in den aangehaalden brief van bevestiging, van het jaar 1134, nog wierd gemeld van de visfchery in het Land SaZon in de rivier den Ysfel. Daar nu geen bewys bevonden wordt, dat een aanzieniyk overgebleeven deel van een ander gewest Salon, in het begin en vervolg van de dertiende eeuw, den naam van een aangrenzend Zalland, zou hebben aangecomen; en daar Salon en Zalland woorden van dezelfde betekenis zyn; en daar ook niet beweezen wordt, dat *er een ander Salon buiten Zalland zou zyn geweest: to moet Salon en Zalland voor het zelfde gehouden worden. Dit Zalland had oudtyds, volgens de gemeene meening, ook nog den naam van Graaffchap Islegouwe, onder welken naam het in het jaar ic86 door KeL zer Hendrik den III aan het Sticht Utrecht is gefchonken (30). Doch ook dit gevoelen wordt door den Heer Bondam niet goedgekeurd. Tegen de bedenkelykheid, dat dit Land ter zelfder tyd zo wierd genaamd, toen het ook den naam van Zalland droeg, heeft de Heer Dumbar aangemerkt, dat Ifalland het zelfde betekent met Islegouwe, en dat door aflaating van den letter I. het woord Zalland zou zyn veroorzaakt (31). Dus zou ook Salahom het (30) Dumbar Kerkl. en Wereldl. Dev. Boek 4. Hoofdd. 1. (31) Kerkl. en Wereldl. Dtv. I. Diel, 4' Boek l. Hoofdd.  Hoofdd. 11. Fan het oud Zalland &e. 15$ het zelfde zyn met Jfalahom. Zulk eene aflaating in het begin van bet woord zou wel kuncen zyn gebeurd. Doeh ook buiten dien dunkt my genoeg te zyn, dat de naam Islegouwe, dat is, Land aan den Ysfel, ziet op de ligging van het Land: te weeten door deezen naam wordt die Land, als zynde aan 'den Ysfel gelegen, tegengefteld aan het Land ot Marken aan de Vecht, die van Zalland onderlcheiden wierden. Hier komt by, dat nergens elders voor die Islegouwe eene plaats met waarlchynlyKheid te vinden is. De Heer Bondam echter meent een ander bv*onder Land voor den naam Islegouwe ontdekt te heuben, te weeten dat de naam Islegouwe dezelfde zou zyn met Hisloae, Isloi, of lslo, gelyK deeze benaaming dus verfcheidenlyk voorkomt in brieven van de jaaren 795. 797, 799 en 838. (3*J en in het Register van den Abt Saracho (33), tusfchen de jaaren 1053 en 1071 gefchreeven. Uit deeze aangehaalde Stukken is alleenlyk optemaaken, dat twee onderfchei jen omtrent den Ysfel gelegen Landftreeken deezen naam gehad hebben; waar van de eene , buiten Overysfei gelegen , gevoeglyk wordt genoemd Isloi fuperior, of boven gelegen Is. loi, en de andere Isloi iriferür of beneden gelegen hloi. Van de laatite fpreek: Saracho, in de woorden, Afchendorpe in pago Isloi ea Wesderewalde m paso hloi; zynde deeze plaatfen Afchendorpe en Wesderewalde gelegen by Zwolle. Maar de Heer Bondam maakt eene onderftelling, dat Islegouwe en Isloi benaamingen van gelyke beduiding zouden zyn: zo dat omtrent den zelfden tyd, toen de Abt Saracho fchreef van Pagus Isloi, deeze Pagus ook, m het j.ar 1086, zou zyn gezegd Islegouwe. Doch dit fcheelt te veel, zo wel in het eerfte als in net laatile deel der woorden Isloi en Islegouwe. Ook is hier niet toepasfelyk, dat het woord gouwe, gauwe^ (32) Bond Am Charterb. I Deel. I. afd. bl. 7. 9- 19» (33) 5- 644 É? 645> 37- docr den Heer Boödam aangehaald, I. Deel. I. afdM'-i20.  t$6 Overys/elfche Gedenkftukken, VIL Stuk. of geuwe, meermaalen weggelaaten en dus van zelfs verltaan, of bygevoegd, of ook verkort wordt zon« der verandering van de betekende Landftreekt. HisLoae j hloi of Islo, is niet dezelfde naam met die van de rivier Isle, Isla of Hislr. (34.). Dus, hoewel ik weet, dat riviemaamen fomtyds ook aan het bygelegen Land, zonder byvoeging van het woord gouwe, zyn gegeeven, waar van ik elders voorbedden heb bygebragt (35); zie ik echter niet, hoe, door eene ingekorte byvoeging van het woord gouwe of gouwe by Isle of Isla, zou ontftaan Hisloae, hloi of Islo. Integendeel de twee laatstgemelde benaatnirgen Isloi en Islo zyn te famengefteld uit ys en lo: gelyk dit woord lo (of, om de langer uitfpraak, Ui cf loe') dat is3 laag, mee verïtaac 'er onder land, met allerley voorvoegfeis, om eigen naamen van Landen te Kennen te geevens wordt gebruikt; zo als, Gtoenlo, Venlo of Veenlo &c. en dus ook Islo, jto genaamd van de gewoone meenigte van ys in die lo. En wat betreft de eerstgemelde en oudite benaaming Hiskae of Ishae deeze bevestigt myn ge. zegde, om dat ze te famengelleld is uit ys en lo en at, en betekent Isloland. Daar integendeel lslegou•we is hjelland. Indien Islo beduidde hleg.uwe of Isfelland; daD zou het byvoegfel ae niet te pas komen; 't welk, echter hier gansch niet te vergeefs ï6. Het geeft, hoewe! by verkorting, niets anders te kennen dan gauwe, of aut, zynde meer verkort ae: uelyk ik aanmerkte, dat onder lo anderszins van zelfs land of aue verdaan wordt; maar dit is in het woord Hislnae daar bygevoegd. Indien dan in het woord Islo of Isloi het woord gouwe reeds eenmaal verfmoken zou zyn; dan zou zulks door het bygevoegde nog andermaal zyn gefchied: 'twelk'niet ge- (34) Waar van de naams afleiding, naar myne meening, is te zien II. Stuk deezer Gedenkfl. bl 6. Eene andere is gemaakt ccor P- Scriverics, by Matth. Analeü. Tom, I. pag. 363. te weecen van Ya en Sala. (55) II. SM deezsr Gsénkg. bl. 7.  Hoofdd. II. Van het oud Zalland éfc. Ij? gefield kan worden. Bygevolg is Islo niet het zelfde met Islegouwe. Meer naamen, waar in lo voorkom', zyn opwaards by den Ysfel in de Marken Herkelo, en Wengelo in het Gericht van Wyhe, en Hoento in het Gericht van Olst. Van dit Wen* celo moet ik in het voorbygaan aantekenen dat de Heer Bondam daar van gebruik maakt om te bevestigen, dat de Pagus in Ameland, aan den Bisfchop in het jaar 1046 gefchonken, zich beneden Wengelo zou hebben uitgeftrekt: om dat dit Wengelo, naar de meening van Falke (35), dien de Heer Bondam hier in is gevolgd (37), zou zyn de Villa Wagardofe in pago Hamalando, welke voorkomt in de liften, omtrent'het jaar 892, aan de Abdy van Laureshem of Lörsch (38). Doch dat geen vermoeden uit eene vergelyking van deeze twee, m derzelver deelen van famenflelling verfchillende, benaamingen te haaien is, als of Wengelo het zelfde zou zyn met dit Waganlofe (39), behoeft zo min breedvoerig gezegd te worden, als het noodig zou zyn met meer voorbeelden te toonen, dat Falke ook veele andere diergelyke ongegronde gisfinsen omtrent de naamen van plaatfen opgeeft. Byzonder ook, wat de Marke Wengelo aangaat, is nog aantemerken, dat deeze naamsverandering, waar voor echter geen reden van vermoeden worde bevonden, zou voorgevallen zyn tusfcher het jaar 892 en 1040, zynde honderd acht en veertig jaaren. Want in den reeds aangehaalder; brief ^an het jaar 1040, alwaar eene Kerk ce Zwolie aan hec Kapittel (36) Comm. ai tradit. Corbej.pag, 418. (37) Charterb. I. Deel I. afd. bl. 121. (38) Door den Heer Bondam geplaatst aldatr Bl. 43. (39) Het eerfte gedeelte van deezen naam is ook aantemerken in Waganwega en Waganleifero, by den Heer Bonbak Cltarterb. I. Deel, I. afd. bl. 20 & 43-  tj8 Overysfelfcht Gedenkjïukken, VII. Stuk. te Deventer door Bisfchop Bernoldus gefchonkeu is, wordt het genoemd Wengeloe (40). De P.igus hloi zou, naar de meening van den Heer Bondam 5 niet in het oud Zalland gelegen zyn geweest, om dat in onderfcheiden Gedenkftukken, die hier te vooren reeds zyn aangehaald van omtrent den zelfden tyd in de elf Je eeuw, Zwolle wordt gezegd gelegen te zyn in pago Zalf and; en dé daar by gelegen plaatfen Afchendorpe en Wesderewall de in den Pagus Isloi, Doch hier uit kan geen ger volg getrokken worden, dat de Pagus Isloi niet iö Zalland was gelegen : dewyl genoegzeame voorbeelden ons leeren, dat kleiner Graaffchappen, als deelen van een eertyds grooter Pagus of Graaffchap, gezegd zyn te liggen in een benoemden grooter Pa gus, dat is, in de ukgeftrektheid des Lands, diece vooren een grooter Pagus was. Zelfs ook kan deeze Pagus Isloi een minder Graaffchap in Zalland zyn geweest, 't welk in het ftuk van Hooge Heer» lykheid onder den Graaf van Zalland behoorde. Zulk een Graaffchap van den Graaf van Gelderland in Zalland zullen wy beneden, nog geen anderhalf eeuw na den tyd van het Register van den Abt Saracho , ontmoeten, 't welk ik houde voor het zelfde met dezen Pagus Isloi. Dat ondertusfehen, alwaar van de ligging van een goed of Marke in den kleinder Pagus gefproken wordt, het zelve goed of Marke alsdan naarder en dus beter wordt bepaald als gelegen in dien kleiner Pagus, is zo oogenfchynlyk, als het ook zeker is, dat daar mede geenszins ftrydt, dat deze kleiner Pagus op die wyze, als voorgemeld, in een grooter Pagus lag. Hec door den Heer Bondam gemaakt gevolg gaat der halven niet door. Wat meer byzonder betreft de lig- (40) Lindeborn. Hist. Episc. Dav. cap. 7. 1. p. 294. in de woorden: Prapojïtus vero decimam in Vüla Wengheloe, quam prius in mam fua lenuit, fupraditlis fratrihus fua fponte iedit.  Hoofdd. IL Van het oud Zalland &c. 155 lieging van den Pagus Isloi, dunkt my dat het «eer bezwaarlyk zou zyn, de Marke Zwolle buiten deezen. Paeus te kunnen houden, indien, naar het gevoelen van den Heer Bondam, door Wesderewalde zou verftaan worden de Havezate Westervelt. Wanc dan zou Zwolle aan de eene zyde gehad hebben Asfendorp en aan de andere zyde de Havezate Westervelt, beide in den Pagus Isloi zullende gelegen zyn* terwyl evenwel Zwolle zelve buiten deezea Pagus gelegen was: en dan zou men om deeze zwaarigheid wat te verligten het zwarte water van plaats moeten doen veranderd zyn. Maar die moeyte is niet noodig. Asfendorp is eene Marke geweest, gelegen boven Zwolle: en de Marken Diefe en vervolgens Langenholte zyn aan de tegenovergeftelde zyde beneden Zwolle gelegen. Doch de Havezate Westervelt is geene Marke maar gelegen in de Marke Langenholte, aan de Westzyde van dezelve, 't welk misfchien de reden van den naam is. Het is ook eene, naar de gewoonte van Falke, gemaakte vergelyking of afleiding, dat Westervelt het zelfde zou zyn met Wesderewalde. Daar nogthans het tweede deel van famenftelling van dit woord geheel van veld verfchilt. Want walde betekent Bosch, of, zo als men het insgelyks noemde, holt%ï holte, dus niet veld; welk woord niet voor Bosch gebruikt is, en alsnog daarvoor niet gebruikt wordt. Wesderewalde, in deefen Pagus Isloi gelegen, is eene Marke, en, zo min als Asfendorp, eene Havezate; 't is de Marke Westenholte, die omtrent Zwolle ligt; betekenende het woord Westenholte, volkomen het zelfde als Wesderewalde. De bepaaling van deezen Pagus Isloi naar de zyde van Zwolle (41)» en boven ö Zwol- (41) Met de ftelling van den Heer Bondam komt ook niét overeen het gene de Heer B. J. van Hattum zegt: Nergens vint men aangetekent, welk gedeelte van de Stad het Dorp Zwolle befloeg. Dit kan men echter uit „ oude berichten nagaan, dat de grond, welke aan de Suide. v» hke  f6ö Overytfelfche Gedenkjlukken, VII. Stuk. Zwolle naar den kant van Zuithem, door den Heef Bondam laatftelyk opgegeeven, fchynt te berusten op deszelfs onderftelling omtrent de bepaaling van het Graaffchap in Ameland, door Keizer Henbrik aan den Bisfchop van Utrecht gefchonken» waar van ik meen het tegendeel hier te vooren en in myne aangehaalde Proeve te hebben aangeduid. Ik zie derhalven geen reden, om van het oud gevoelen aftegaan, dat Zalland onder de benaaming van Graaffchap Islegouwe, in het jaar 1086, door den Keizer aan den Bisfchop gefchonken is; noch om te önderftellen, dat Zalland reeds voorheen aan den Bisfchop zou behoord hebben, toen de Markgraaf Egbert het bewind over Islegouwe, als van Zalland onderfcheiden zullende zyn geweest, nog gehad zou hebben. Eene onderftelling van verlies van Gedenkftukken, waar uit dit van tegendeel zou kunnen blyken, kan zonder reden van een vermoeden, dat ooit zulke Gedenkftukken aanwezig zouden moeten zyn geweest, niet in aanmerking komen om de historie daar naar te fchikken; te minder wanneer, boven het gebrek van dit vermoeden, ook nog reden daar tegen bevonden wordt. De Heer Bondam meent, dat van eldere blyken zou, dat het oud Zalland, en den Pagus Isloi, dien hy daar van onderfcheidt, reeds daar te vooren aan den Bisfchop zouden opgedraagen zyn. Om die te toonen heeft hy in de tweede afdeeling van zyn eerfte Deel (42) bygebragt eenen brief van bevestiging , door Keizer Otto in het jaar 949 aan den Bis- lyke en Suidoostelyke fyde van de Aa is, zo verre al* „ dezelfde voor deezen door d'oude Stads muren begree„ pen was, door dat Dorp bevat wierdt, als elders breder te zien is. GefcJiied. der Stad Zwolle I. Deel I. Stuk bl. 39 " Volgens dit bericht grensde de Pagus Isloi niet tot aan de Aa; en daar door wordt de Havezate Westerveld nog zö veel te meer van den Pagus Isloi verwyderd, (42) Bl. 349.  Hoofdd: II. Van het oud Zalland t$c. i6t Bisfchop van Utrecht verleend (43), waaruit dit, in opzigt van den Pdgus Salon, dien ik voor denZelfden met Zalland houde, blyken zou. Indeezen britf wordt het récht van Immuniteit (dat is, ontheffing Van den gewoonen Rechtsdwang &c.) der goederen van den Bisfchop én het Sticht, gelegen op alle de aldaar genoemde plaatfen, onder dewelken Zalland of Salon méde zou verftaan worden, bevestigd; van welke Immuniteit ik, nevens ande ren, elders heb gemeld (44). Maar aldaar wordt öiet gezegd, dat een wareldlyk gebied over die plaatfee zelve toen aan den Bisfchop en het Sticht zou hebben toebehoord. Terwyl in tegendeel onze vraag is, of de Bisfchop het wateldiyk gebied of Rechtsdwang, over het oud Graaffchap Salon of Zallard zelf, eerder zou verkreegen hebben, dan door den aangehaalden brief van Keizer Hendrik van het jaar I08Ö. Keizer Otto, die by een vroeger brief, van het jaar 938, de Immuniteit van alle toen tegenwoordige en toekomende goederen van den Bi.«fchop en het Sticht, in alle Graaffchappen en Rechtsgebiedeb van het Ryk der voorgaande Koningen en Keizeren, naar derzelver voorbeeld had bevestigd (45), heeft vervolgens deezen brief ge. geeven, waar in hy zich tot de brieven zyner voorzaateo gedraagt; en voords iets naarder in het byzonder meldt en verklaart. Het in deezen brief gemaakt gewag der aldaar byzonder genoemde plaatfen zou (43) Heda pag. 85, in de woorden: Res etiam in villa, qua quondamDorftadt, nunc autem Wyck nominsta: et in catcris omnibus locis a praiiüa villa usque ad mare et in 'infulis, eaurisque mari contiguis provincüs ab Jmpp. vel Regibus tradita prafcripta TrajetïenJÏ Ecclefia hoe immunitatis nostra pracepto fkmavimus. (44) II- Stuk deezer Gedenkfl. Hoofd. 2. J. r. (45) In quibuslibet pagis vel territoriis intra dilionèm Rtgni eorum. Heda pag. 82. VII. Stuk. L \  l6z Overysfelfcbe Gedenk/tukken, VIL Stuk. zou mede betreffen den Pagus bf Provincia ("want deeze woorden komen hier ten eenen uit (46)) Sa* Ion of Zailand, die aan de zee raakte, alwaar toen de Ysfel in de zee liep. Doch dewyl in deezen brief alleenlyk wordt gemeld van het gene de Bisfchop in die Landen of plaatfen bezat, zo als ook de Heer Bondam zelf fchynt te ftellen; en aldaar niet gezegd wordt, dat de Bisfchop over die Landen of plaatfen zelve eenen wareldlyken Rechtsdwang toen gehad zou hebben: zo is daaruit geen befluit optemaaken, over wat voor Landen of plaatfen zelve de Bbfchop al of niet het wareldlyk gebied toen reeds zou verkreegen hebben. Integendeel in deezen brief kunnen geen aan zee grenzende Provinciën , waar over het wareldlyk gebied toen door oen Bisfchop zou bezeten en geoeffead zyn, verftaan worden: om dat hy geen Immuniteit omtrent zyne goederen in Provinciën, waar van hy als Heer het bewind had, verder behoefde te verkryger> ; als zynde daar door zekerlyk van anderen Rech sdwang ontheft. Indien rm Zalland, 'twelk, van Colmfchate af, zich met den Ysfel tot aan de zee uitftrekte, onder deeze Provinciën, alhier mede te ve (13% dat atn d* g-mtlde Kerk, in dien zelfden Pagcs, en binmn aï,e de grenzen van dién, tot aan de overige omgrenzende gewesten het Forstrec'it ■sordt heliouden- De verder in cien brief volgen Je woorden: g.'.yk azr.or.s en (cf liever in) de onzen (54), zyn ook tegen ae meening van der. Heer Bondam. Hier komt by, dat 'het zy men ftelle, dat door dien Pzz'^s zeheel Drente zou verftaan worden, ber zy eer Pagus, die in den grooter Pag:i> Drente lag') naar dfe uitlegging de zin niet "goed zou zyn. Want zoo men wil, dac door dien Pagus geheel Drente te verdaan zou zyn; dan is te letten, dat fommige aangrerzende gewesten van Drente geen gewesten van de Kerk van Utrecht zyn geworden, ec dat anderen althans toen nog geen gewesten van deeze Kerk waren. Tot de eerlteD kan gebragt worden Munfterland en het Graaffchap Bentheim; en tot de laatften Friesland en het Graaffchap Umbalaha, dat is de Omlanden van Vollenhove (55^, zo wel als hec o'üi Za'.hcd: zo dac 'cf dan (S") Heda pag. 78. in de wociden, dit in dt volgendt tjrjfkf.i^g zyn uitgejcmtevtn. (54) Ut r,ocis et ncnris. in vervcvg-rs ge?ee'"»n brieven van oevestiging word: geleezen, w.-.-.e :cbi; ic r,,rtris, cf Vtp'te nobis ic wrrix debitum, of utpste nabis in nostris. HTn\ pag. tiit. Matth^vs de reb. V-.trajid pag. 71. Terwyl Heda het dus ui.Jruiit: Et at prtfaue Eecitfis in eiiem pago et in wurerfis frübus ejus adusqui adjacentes aeteras regiones jut t'tf.y.ur F:ruwvt, Jicut mptratan fuis. pag. 73. " (S5) II Stuk i.".z:r G'.iexkft. bl. 65 cf*.  Hoofdd. II. Van het oud Zalland &c. 1S7 dan geen reden zou zyn om te zeggen, dat de Kerk van Utrecht dit recht zou hebben over geheel Orente tot aan de overige aangrenzende gewesten van de Kerk van Utrecht, in plaats van eenvoudig, tot aan de overige aangrenzende gewesten: om dac van alle greczen van dien Pagus en van dat Bosch gefproken wordt. Of, zo deeze Pagus forestenfii niet geheel Drente zou zyn geweest, 'c welk mv , wegens andere laater giftebrieven, d;e Drente be* treffen (56), aanneemelyker voorkomt; dan behoorden ook" de bygelegen overige gewescen van Drente toerfniet aan de Kork van Utrecht; en dan zou op de gemelde uitlegging deezer woorden wederom bet zelfde aantemerken zyn, naamlyk dat niet gezegd had moeten worden, tot aan de overige amde Schryver, die in het begin van de deftiepde eeuw geleefd heeft, vooraf ondeifcheidenjyk hebbende gefproken van Deventer, Zalland en de Marken aan de Vecht, noemt dit Graaffchap een groot Graaffchap in Zalland (58). Ook komt het voor in brieven van het jaar 1225 &c als door den Heer van Bukhorst ter ÉeèïJ bezeten van den Graaf van Gelderland (59,'. Maar de vraag is, waar dit Graaffchap' in Zalland lag ? De H-er Bondam Helt, dat ik zou te kennen gegeeven he'bben, dat het zou liggen ter linker zyde van den Ysfel; even als of ik de Heerlykheid Zaliik daar door verftaan zou hebben. Doch (58) MATTHiEUs de reb. UitrajeS. cap. 21. alwaar voor Jiollandia moet geleez'en worden Sallandia. ais 'er Kaar: 'Quod in Hollandia, comes Gelrim mcg'.um habuit cemitatum, dmtem Ahocatiotn fuper bona et lituaes ecclejia Esnenfis. (59) Mei zie deeze br ieven by den Heer Bondam Charterb. I. Deel. II. afd. bl. 341. 346. Ik heb in het II. Stuk deezer Gedenkfl, bl. 73, 75 fcf 76. omtrent het getal van den dd-.der maand van deeze en meerandere brijen my eep dag' vergist: daar' het zo moest zyn, als de Heer Bondam bet opgegeevcn heeft.  Hoofdd. U. Van het oud Zalland &a. 169 Doch dit heb ik niet gezegd; maar wel, dat het ligt in de buurt of nabyheid van Bukhorst, en aldaar: vind ik het ter rechter yyde van den Ysfei. Ik kon zelfs de Heerlykheid Zaliik door dit Graaffchap niet verftaan, om dat de Havezate Bukhorsc, die ook, zo als beneden naarder zal gezegd worden, nimmer het Castrum of Kasteel van deeze Heerlykheid is geweest, met in de buurt van deeze Heerlykheid maar in deeze Heerlykheid zelve gelegen is; door welke Heerlykheid Z'ltik, als gelegen ten Wederzydeo vm'den Ysfel, deeze rivier loopt. DeHeer Bondam, in navolging'van de Kronyk van Willem Nagge, die de Historie van Pontanus hier in is gevolgd, houdt dit Graaffchap in Zalland voor de Heerlykheid Zaliik. Maar dit gevoelen, 't welk Pontanus ook niet bewyst, kan niet beftaan. Hier toe is aactemerken, dat in het jaar 1213 door Otto den Eersten, Bisfchop van Utrecht, het Laag Gerichc over het 'Kerfpel van Wilfem en Zaliik i onder welk toen ook Camperveen behoorde, aan Dirk (60) en Hendrik van Bokhorst is öpgedraagen, en aan aldaar gemelde lieden op Camperveen door den Bisfchop is verleend dezelfde vryheid, die aan de ingezetenen van Zaliik en van Zwolle (toen nog geen Stad zynde) en aan andere Dorpen en Steden, die daar omgelegen zyn, door zyne voorzaaten verleend was, volgens twee gelykluidende vertaalingen van den brief daar over opgericht, en, zo het fchynt, gefchreeven in de vyftiende eeuw (61), die ik in het Archyf deezer Heerlykheid op het Huis Bukhorst bevonden heb. Deeze in dit Archyf vereeuwde ftukken, zullen zekerlyk boven eene bloote gisflng van Pontanus, wien (60) Die ook voorkomt onder de getuigen in eenen brief van den Bisfchop van Utrecht. By den Heer Bondam, Charterb. I. Deel. H. afd. bl. 311- (61) Te zien in het// Stuk deezerGedenk.fi. bl, 187. Voeg fer by de aldaar twee volgende brieven.  l7o Overysfelfche Gedenkftukken, VIL Stuk. wien de plaats vaa dit Graaffchap, *t welk de Hertog vaa Gelderland in Zalland bezat, onbekend was, voorrang moeten hebben. Zo ongetwyfTeld dan als hier uit blykt, dat de Bisfchop den Rechtsdwang over her Kerfpel Wilfem en Zaliik zich toeëigende, cn den Laagen Rechtsdwang over het zelve aan Dirk en Hendrik van Bokhorst in het jaatir2i3 beval, en toen reeds door de Bisfchoppen aan de ingezetenen van Zaliik de voorz. vryheid was gegeeven: zo zeker is ook, uit een vroeger verdrag tusfchen den Bisfchop van Utrecht en den Graaf van Gelderia d van omtrent her jaar 1196 (62) te verneemen, dat hy het Graaffchap in Zalland zich niet toeëiger de; en dus ook den Laagen Rechtsdwang over het zelve niet aan Heeren van Bukhorst bevolen heeft. In het gemelde verdrag is aangaande dit Graaffchap in Zalland vastgefteld: dat met betrekking tot hei land van Zalland, indien de Graaf beweert, een Graaf/chip aldaar te hetiben met grooter bewind, dan de Bisf'hop hem toekent; de Bisfchop met zyn hand, o«dtr aanOatittg van het Heilig Eunngely, zweeren zal, hoedanig recht zyne Kerk in dat Land rechmaatig bezitu; en daar van zal hy voor al'oos het gerust bezit P'nieien 63 )■ Derhalven wierd door den Bisfchop erkend, dat de Graaf een Graaffchap in Zalland bad. Maar dit kan ten aanzien van de Heerlykheid ' ik niet erkend zyn, om dat het Laag Gericht het Kerfpel van Zillik en Wilfem in het jaar 1213 aan de Heeren van Bukhorst door den Bisfchop is uitgedaan geworden. By gevolg was het gemelde Kerfpel niet dit Graaffchap in Zalland. En geüvk, voor dat de Bisfchop het Laag Gericht over (62) Bondam Charterb. I. Deel, II. afd. bl. 263. ».n de woorden aldaar: Videlicet de terra Sallandiit, in qua fi comes dixerit, fe habere comitatum cum majore districtione, quam Episcr.pus ei reccgnaverit, Ëpiscopus propria manu, taün facrofanSiS Euangeliis, jurabit, quale jus in terra illa osfideat Ecc'efiafua, et illius juris quieta in ptrpttuutngaudebit posjesfione.  Hoofdd. 11. Van het oud Zalland &?c 171 Wilfem en Zaliik beval aan de Heeren van Bukhorst, het Graaffchap in Zalland zelf door den Bisfchop niet aan den Graaf van Gelderland betwist wierd: zo is ook daar na uit de boven aangehaalde brieven van hec jaar 1225 niet anders opcemaaken, dan daf alstoen dit Graaffchap zelf door den Bisfchop aatT den Graaf wierd toegekend; doch dac hec gefchil' becrof de beleening naamlyk of de Graaf, geiyk hy beweerde, hec van den Hertog van Lotteringen rechcelyk eer Leen bezac. De Bisfchop fchynt, geheel anders dan de Graaf, gewild ce hehoen, dat hec niec toe hec Leen van de Veluwe behoorde, die de Graaf van Gelderland ter Leen had van den Hertog van Lotceringen; en dat het, als gelegen in het Land, oudtyds met den naam van Zailand bekend, aan zyne Landshoogheid, of ook aamzynen Hoogen Rechtsdwang onderworpen was. De aangehaalde woorden van het gemeld verdrag van omtrent 1196* fchynen aanleiding te geeven om te denken , dat dit de meening van den Bisfchop was: wanneer aldaar onderfteld wordt, dat het wel zou kunnen gebeuren , dat de Graaf zich in Zalland een Graaffchap met een grooteren Rechtsdwang zou aanmaatigen, dan de Bisfchop hem toekende. Want de woorden, comitatum cum majori distrittione, kunnen, myns dunkens, niet verftaan worden van de grootte van het Graaffchap zelf, als of 'er ftond, majorem comitatum, maar van de grootheid van recht, dat is, van Rechtsdwang, met het bezit van dit Graaffchap' gepaard. En gelyk omtrent eene bewoording, tomitatus cum omni distriStione, niet bedenkelyk is, dat dezelve betekent een Graaffchap met allen Rechtsdwang: zo moet hier ook verftaan worden een Graaffchap met een grooteren Rechtsdwang. Dit komt ook best overeen met de verder volgende woorden, alwaar gezegd wordt, dat de Bisfchop dan zweerenzou Jioedanig recht, te weeten van Districlie of Rechtsdwang, zyne Kerk in het Land van Zaliand bezitce. Wanneer de Bisfchop dit verklaarde; dan moest Volgen ^ dat voor den Graaf. ia deszelfs Graaffchap zo-  172 Ovtrisjètfitt GeJsnkflukkin, VIL Stik. zodanig recht zou overig blyven, als de Bisfchop hem toekende. Dit Graaffchap, zo wel als het geichil omtrent het zelve, was derhalven van eenen geheel anderen aart, dan her Graaffchap Veluwe, en 't gene daaromtrent in gefchil was; waar van de uitfpraak van den Keizer, van het jaar iig6, tusfchen den Bisfchop en den Hertog van Locterm. geo (64) meldt, op welke dit verdrag gevolgd is. Deeze uitfpraak handelt van hzt GraaffcnaD V-Ju-we, door den Hertog van Lotteringen (van wien de Graaf van Gelderland hei ter Leeo bezat) ter Leen te bezitten van den Bisfchop van Utrecht, en maakt geen melding van dit Gradffchap in Zal'aGd. Hoe het ook zy, dit was, volgers het gemald verdrag, buiten gefchil, dat het Graaffchap iü Zaiiand, wa^r mede de Heer V. van Bokhorst vervolgens door den. Graaf van Gelderland beleend wierd, aan den Graaf van Gelderland toebehoorde. Dit Graaffchap was zo als getoond is, niet de Heerlykheid ZalhK, d;e ook geenszins een groot Graaffchap door den ouden onbenoemden Schryver van dien tyd gezegd kon worden. Was ook de Heerlykheid Zanik dn Graaffchap in Zalland geweesr , dan zou men moe:en ttellen, d3t V. Heer van Bukhorst (65), zich daar mede door den Graaf van Gelderland zou hebben beleecen laaten , niet tegeefbande, volgers den aangehaalden briefin 1213, net Laag Gericht aan zyne voorzaaten Dirk en Hendrik van Btkhorst door den Bisfchop, die het Hoog Gericht zie 1 voorbehield, d3ar over bevolen was. Hy zou Jan Zaliik, even als een Graaffchap, van den Graaf van Gelderland ter Leen ontvangen hebben: daar nogthars de gemelde brief zegt, dat het Laag Gericht niet ever eeüg Graaffchap of Heerlykheid, die 'er reeds zou zyn geweest, maar over hec Land des Kcrfpels Wilfem en Zalük, aan zyn voorzaaten door dea (64) Aldaar, 11 225. (65) Ik onderftel, dat zo moet eeleezen worden, cn dat Dn ca H2Si>sj.ï toen rteds overleeJen wjren.  Ektfök II. Van het oud Zalland 6ff. 173 den B-'sfchop bevolen was. Of de voorzeide Heer V. van Bokhorst, die het Graaffchap in ZaKand ter Leen had van dec Graaf van Gelderland, vervolgens, na da: dit Graaffchap dcor den Hertog van Lott.ringen en den Graaf van Gelderland aan den Bisfchop was afgeftaao (66), wederom, uit hoofde van zyn recht van Achter.'eenman dcor den Bisfchop daar mede zy beleend geworden, is eigenlyk uic geen gedenkltuKken te verceemen, maar echter vasttefteüen, om dat dit uic het Leenrecht voordvloeyr. Ondertusfchen bevestigt die, dac hec Gra.ffchap in Zalland, na den gemelden afftand, als een Leengoed van hec Sticht Utrecht in weezeu bleef; doch hoe lang, zal ik ftraks beneden onderzoeken. Want hier bedoel ik alieenlyk, dac dit Graaffchap niet de Heerlykheid Zaliik is geweestDe Heer Bondam is te meer door den Kronykfchryver Willem Nagge, omtrenc die Graaffchap, in een ander denkbeeld gebragr, om dat deeze zegt, dat, volgens hec gemelde verdrag van hec jaar 1225, de Graaf van Gelder alle Leengerechcigheid, üie hy had over hee Territori: m van BukJiorst en over des B sfehops onderzaacen in Zalland, zon verlaacec. Nagge volgde hier in Pontanus (67). Van een Territoir van Bukhorsc kon in geen brief gewaagd zyc, om cac het nooic aanweezig is geweesc. Bukhorsc was van ouds en is rog geen Territoir maar een byzonder in de Heerlykheid Zalük gelegen Kasteelen Havezate, die eerst den 14 Maart 1640 door derzelver Heer aan de Provincie Overysfel Leenhoorig gemaakt is. Terwyl in cegendeel de Heerlykheid des Kerfpels Wilfem en Zaliik, en, 10 als gezegd is, hec coen daar onder mede behoorend Camperveen, reeds in het jaar 1213 aan de Heeren van Bukhorst door den Bisfchop is uitge. daan; en althans de Heerlykheid Zsllik reeds eeuwen voor hec jaar 1640 Leenhoorig aan hec Scichc Ut- (66) Dumear Anaha. Tom. II. pag. 22f. (67) Hiji. Qdr. lib. 6. pag. 128.  174 Overysfetfche Gedetikjlukken, VII. Stuk. Utrecht of Overysfel is geweest. Deeze Heerlykheid , niec door den Graaf van Gelderland bezeten »ynde geweesc, is derhalven ook niet door hem verlaaten. Dac Camperveen nog een geruimen tyd daar na onder de Heerlykheid Zaliik is gebieeven» en eersc in hec jaar 1442 daar van isafgeraakc, blykc uic brieven van de jaaren 1277, 1309 en 1442 (68). Doch (68) tt- Stuk deezer Gedenkfl. bl. 100 £? 194. De brief van het jaar 1442. volgens het Diverforium fecundum Rudolphi de Diepholt Episc. Traj. fol. XXFI. MSCt. luidt aldus: Dyt wtfeggen gefchiede toe Zwol des dynxdages post conceptionem beate Marie Anno ts'c. XLII. Dyt is feggen myns Heren van Utrecht tuiTchen Zwenne van Bochorst en de erffgenaemen van Camperveen foe beyde partyen hoere fcheünge aen ons gebleven fyn jn vrientfcappen Jntem foelen wy geven Zwenne voerfT Ilc.j-ynfche gulden voer tgericht dat fe heeft ende hoer voervaderen gehadt heben op Camperveen Jtem foe foelen die erffgenaemen van Camperveen voerfT Zwenne v oei ff gheven VHc rynfche gulden voer alfulken Tyns ende rechticheit als fe heeft ende hoere voervaderen gehadt heben op Camperveen Soe dat noch fe noch nyemanc van hoere wegen enyge aenfprake off toefeggen daer op heben off beholden fuilen Jtem foelen die voerff erffgenaemen van Camperveen Zwenne voetff noch gheven hondert ende LXIII rynfche gulden voer vyff jaer verleden Tyns Jtem foelen die erffgenaemen voerff die hoeren Tyns nyet betaelt en heben voer der fchelinge tuffchen Zwenne ende den erffgenaemen voerff, Zwenne gheven XXVI. rynfche gulden, Te vevtlaen die meefte fchuldich ende verfuymet heben dat die meefts betalen, ende off yemant van defen erffgenaemen nyet mede in defen dedingen wefen wolden die mach ftaen op fyn recht Ende die ftat van Campen en fal fich der nyet onderwynden Jtem foe en foelen die erffgenaemen van Camperveen tot defer fummen voerff nyet meer betalen dan van eiken acker XXVI. vleaifche grote off payement hoere weerde Jtem  Hoofdd. ïïé Van het oud Zalland 8*c. 17J Doch tot nog toe is my niet gebleeken, wanneer en hoe Wilfem daar aan zy onttrokken; noch wanneer de Heeren van Bukhorst het eerfte maal alleenlyk met de Heerlykheid van Zalliker Kerfpel zyn beleend geworden. Het gene Pontanus, in navolging van anderen, en Nagge na hem, melden van een verlaaten van alle Leengerechtigheid, over des Bisfchops onderzaaten in Zalland, door den Graaf van Gelderland; daar mede is het eigenlyk zoo gelegen, dat de Graaf, benevens het Graaffchap in Zalland, 't welk by van den Hertog van Lotteringen ter Leen hield, en wederom ter Leen aan den Heer van Bukhorst had uitgedaan, en vervolgens aan de Kerk van Utrecht, door den Hertog en den Graaf is afgellaan , ook alleenlyk nog bezat de Voogdy niet in het algemeen over des Bisfchops onderzaaten in Zalland, maar over de lieden en goederen van de Kerk van Esfen in Zalland; en dat hy van deeze Voogdy, door hem van den Heer van Bukhorst gekocht en Leenhoorig aan het Duitfche Ryk, insgelyks teD behoeve van den Bisfchop heeft afgezien. De oude onbenoemde gelyktydige Schryver verhaalt dit korter aldus: dat de Graaf al, wat hy in Zalland had, aan de Kerk van Utrecht over. gegeeven heeft (69). Uit deeze bewysredenen blykt dan, dat het gemelde Graaffchap in Zalland niet geweest is de Heerlykheid Zaliik; dat het evenwel in Zalland was; en dat geen fchyn bevonden wordt, dat nog meer Graaffchappen, veel min groote Graaffchappen, in het Jtem van den vyff jaeren afterftediges tyns foelen die voerff erffgenaemen betalen van den enen jaer van eiken acker I. vlemfche plack, ende van den anderen vier jaeren elkes jaers van eiken acker I. vlemfche groten Jtem dat die erffgenaemen voeiff nyet meer betalen en foelen dan voerff is daer voer foelen iaven Pftf.r Lubberts foen Lambert van Yrte Evert van WïTmen BsftNT Jacobs foen. (69) Mattiüe us ds rel. Ultrajeü. cap. 21.  176 Overysfelfcht Gedenkjlukktn, VIL Stuk. het oud Zalland gelegen, en in zo verre van het overig oud Zalland onderfchéiden aanweezig zouden zyn geweest: en eindelyk blykt, dat dit Graaf, fchap na den G.Iderfchen Oorlog, die in het jaar 1225 eindigde, aanweezig bleef. Laat ons nu zien. welk Graaffchap dit oudtyds in Zaliand was. Ik twyfel niet dat het is geweest de oude Pagui hloi, riet Hechts om dat dit Graaffchap lag in het oud Zallar.d, volgens de uicgeftrekrheid, die ik van het oud Zalland hier re vooren heb beweerd; maar ook om dat dit Graaffchap of Pagus Isloi met den Ysfel grensde aan de Veluwe: Terwyl geen ander Graaf • fchap, 't welk aan de Veluwe grenzen zou, gelyk het moet, dan de Pagus hloi, in Zalland uitredenken is, noch over blyft, om voor dit Graaffchap gehouden te kunnen worden: nu blykt, dat het de Heerlykheid Zalbk niet is geweest. Hier uit vloeyc ook (want het fchynt al te merkwaardig om niet in het voorbygaan gezegd te worden) nog een naarder bewys, dat de Pagus Lloi niet geweest is het Graaffchap Islegouwe, in het jaar 1086 door den Keizer aan den Bisfchop van Utrecht gefchonkan, toen het zelve aan den Saxifchen Markgraaf Egbert was ontzegd, 't welk, zo min als de Heerlykheid Zaliik, door den Graaf var- Gelderland bezeten is geweest. In tegendeel het bezit van dit Graaffchap in Zalland is aan den Graaf van Gelderland met de Veluwe gekomen, ongetwyffeld eerder dan het Graaffchap Islegouwe of Zalland door den Keizer aan den Bisfchop was gefchonken. Moogelyk was het door iemand der voorzaaten van Markgraaf Egbert aan den Bisfchop (onderfteld zynde dat deeze de Veluwe eerst heeft bezeten en vervolgens wederom ter Leen uitgegeeven) of aan een der andere oude Graaven van Veluwe onder zekere bepaaling, of voorbehoud van het aanzienlykst gedeelte van Rechtsdwang of gezag, en dus in zo verre onderfchikt aan Islegouwe of Zalland, behoorlyk afgedaan. In dit denkbeeld word ik verfierkt door dat uit de onderfchéiden handelingen omtrent de Veluwe en omtrent dit  gufdi. 2L Vin het ea* ZuUni (S'. fj dit Gr^ffcHap ia Zaihnd, hier te vooren daideiyk is gebieekeo, dat dit Graaf fchap van eece acdere geitelirei i dan de Veluwe w,s; eo dat de Bisfchop eer. hooger gezag, dan ce Graaf »as Gel-erlanci, d»3r over bid. Maar wie heeft vervolgens ca disa Gdderfchen Oorlog c;> Graaffchap bezeten; ea hoe liep bet einde'yk daar mede £t"? I* raera gei noegzaam te karnen toocen, da: het vervolge** door Htercn vin Voorst als eene Heerlykheid is Uaaer, die ook bet byiosder recht, dat c!e Bksfchorpen van Utrecht hadien op de Zailandfche beden en eoederc.3 vsn het Sticht Esfen, hebben i>eftferd- Men beriraer zich, dat hie» :e vooren ii aarjeeme-ïT, i escderewalde en Afchendorpe, dat is, Westenholte en Asfendorp, lagen in deeze Heerlykheid: Ter'wyl in de eerstgenoemde Marke het huis of vast Kasteel Voorst bevonden wierd; en deeze beide Marken gelegen waaren in den Pagus fr/or;. By gevolg was de Heerlykheid van den Heer van Voorst ter plaacs- van den Pagus Isici. De Heeren van Voorst hebben ook het bewind gehad, waar van ik reeds begonnen heb te zeggen, van net byzonder recht, 't welk de Bisfchop van Ut- ƒ81) Ejus (Voorfhni) per Sallandiam plerosque judicis con» ftituere, jusque ex tatr:se corfuttudine legibuique dicere, ab anl-.quo fuerat. BsoMftïrös apud Dumb. AnaUH torn. II. pag. 126. Da; deeze Scbry er in zyn verhaal van eenen B:abanncben Oorlog, ;e elke ten tyde van Bisfchop Herbert, die in her midden van de twaalfde eeu.v overleed, zou zyn voor,eva"en, bi. 73 ?egt, dat d^ Heer vAs Voorst toen wyd uBgeftrekl in Zalhed heerschte, zal hy denkclyk van zyue Dv.gt en invked hebben verdaan; of d-n hy Advocaat', Schout of Drost van ZJIand wegens den Bisfchop zy geweer. Het blykt met dit de Heer vax W orst andersz m in Zalland teen étnhe Heerlykheid gehad zuu hebben; v 2 d;- by bet Kasteel Voois: nevens andere goederea W h: fcr.tp ter Leen had, zo ais reeds se^egd is. MATxjytus dc rel. VitrajeÜ. cap. 21,  Ecrfid.11. Van het tud ZaHarJ &c. 18$ Utrecht had op de Zallandfche lieden en goederen" van bet Sticht Esfec, toen dit Sticht reeds niet meer aan de oiee Voogdy onderwotpen was. Of deze Heeren dit bewind verkreegen hebben.-kort ra dat de Hertog van Ge;-: a:.i ce Voogdy aan den Bisfchop had 2fgeftaan; en cf toen ook tet zelfder tyd het Graaffchap in Zalland zy geworden de Heerlykheid der Heeren van Voorst; is my onbekend, ec doet ook niet vee! ter zaaice. Maar wat aangaat de «oor het Sticht Esfen verkreegen vryheid van deeze oude Voogdy; dit moetik voor de historie vaa dit Sticht, Tets hooger opnaaien. In het beaio en vervolg van de dertiende eeuw wierd voornaamlyk door de Geestelykneid toegelegd om de Acvöcacïen of Voogdyeu over de Geftiebten te vernietiger (£3). Met dit oograerkook, als mede cm zyn g?»sg "van Landsheer uittebre*den, fchynt de Bisfchop, dcor verdrag met deö Graaf van Gddrriaod, ia hc: ju: 1225 ■> de Vorigdy over deeze lieden en go^c'erep verkreegen te hebben, toen de Heer va» BrsHORST, die~ze aa» den Graaf had verkocht, daar nede door den Keizer was beleend. Deeze Voogdy, door den Heer vas Bcshorst ter Leen gehouden van denK»izeV, en dus onmiddelbaar benoorecde'onder het Duitfche Ryk, was derhalven baitec het bereik van des Bisfchops Vorstlyk gezag. Doch na dat hy dezelve had verkreegen, en daar mede door den Keizer was beleerd geworden; is he: bewind, 't welk de Voogd, over deeze lieden en goederen in Zalland, te vooren had geceffend, door den Bisfchop, voorbeboudens hem ce OppervDogdy, aan het Sticht van Esfen Zr:We overgelaaten. Tot nog toe heb ik geen brieven van de onderhandeling gezien, die hier over is gebonden. Doch dat de zaak zo is, "blykt uit eene brief van he: jaar 1324 (83} Zielcyn 11. i& M 4  ï84 Orery s/elfche Gedenkjiukken, VU. Stuk. Ï3HC8*)» alwaar de Bisfchop, als Qverfte Voogd deezer lieden, derzelver rechten bevestigt, en het bewind van het Sticht Esfen zelf, zonder andere Voogdy, klaarjvk onderdek, zo als her tegenwoordig nog bevonden worde Het byzonder recht nogthans, 't welk de Bisfchop toe- op de lieden en goederen van Esfen in Zalland had, 'was, volgens de aangehaalde uitfpraak van Arend van Arkel, onder iiec beftier van dei, Öeei van Voorst. Dit bewind, als ook het Graaffchap in Zalland, 't welk ik voor het zelfde hoyde rpeC den Pa^us Isloi en met de Heerlykheid van den Heer van Voorst', is naderhand uit het Huis van Voorst vervallen, toen de invoering van het Westfaalsch Heimelyk Gericht, door den Bisfchop Jan van arkel, op Keizeriyk gezag, in Zalland en Twente ondernomen, hier te lande eenen burger Oorlog verwekte, waar in Zwkder van Voorst door de Bisfchoppelyke Party wjerd gevangen, en zyn fterk Kasteel Voorst (85) ingenomen en verwoest. Want de zoenbrief kort daar op, na zvn dood, door den Bisfchop met deszelfs zoons Roderik en Wolter van Voorst in iet jaar 1363 opgericht (8ó), gedraagt zich wel tot (84) Dumbar AnaleEt. torn. II pag. 249. Een ander diergelyk vooi beeld van verkryging van Voogdy door den Bisfchop, die hy weder overliet, is te zien byden Heer Bokdam Charterb. I. Deel. II. afd bl. 219, f85) By Heda in Otto 1 en II. p. i02. fpreekende van den Gelderfchen Oorlog van het jaar 1225 wordt geleezerj duo castra fisnm five Voerst deflnixit et Buclmst, five cimm fagerum incendit. Büchelius tekent daar by aan, dat aldus in de aftcoriften van Heda bevonden wordt, en dat hy niet weet wziSisnam za! betekenen. Ik gis, dat hut by eene lig»ÊPbeuriyke fchryffout is ver:chreeven in plaats vitïSilvam. W-nt Voerst of Vorst betekent Forest of Silva. stivï. Bushort feetekenc clivus fagorum. . (tf) Aldaar, bl. 29J.  Hoofdd. U. Van het oud Zalland fcfc, r8j yot de gemelde uitfpraak van 1349» voor zo veel die fpreekt van Mastebroek te deelen, en van den koop der Esfenfche lieden en goederen, en wat dies meer zyn mooge; maar voor het overige behelst dezelve een nieuw verdrag, waar in de punten der voorgaande uitfpraak gedeeltlyk voorbygegaan en gedeeltelyk met eenige verandering van nieuws geplaatst zyn. Aldaar wordt, geneel anders dan in de gemelde uitfpraak van 1349,, opder anderen, niet meer gefproken van eenig Gericht der Heeren van Voorst, noch van eene handhaaving, door de Heeren van Voorst r.e dr>en vaa des Bisfchops recht op de Zallandfehe lieden .en goederen van het Klooster Esfen, die voorneea tot het bewind der Heeren van Voorst behoorde. De aangehaalde bevestiging van het recht rier zogeraamde heilige lieden en goederen der Ksrk vaa Esfen van het jaar 1324, en de uitfpraak van het jaar 1349, en zoenbrief van het jaar 136.3» zytr ook daarom merkwaardig, datze dienen tot ophelderingvan den ouden onbenoemden Schryver (87), wanneer hy, van den Oorlog door den Graaf van Gelderland, nevens de Dienstmannen van de Kerk van Utrecht, met den Bisfchop, in het jaar 1225 gevoerd, zegt* „ in Zalland had de Graaf van Gel,, derland een groot Graaffchap, eene ryke Anvo,, catie over de goederen en lieden van de Kerk ,, van Esfen. En hoewel hy die goederen aan de „ Vafailen deezer Kerk had beleend , nogthans ,, verdroot hem, dat die door de Richceren van „ den Heer Bisfchop en door deszelfs harde en „■ ondraaglyke oeffening van Rechtsdwang geheel ,, tot verval wierden gebragt. En, om de waar- heid te zeggen, dit was de oorzaak, waarom ,, de Graaf zich by de Klaagende Dienstmannen van den Lande voegde (88)". Terwyl de klag- (87) MattïleüJ de reb. UltrajeS. cap. 21. f88) In Uollandia (lees Zallandia) tomet Celria magnum M 5  185 Overytfilfeh* Gednkfijkkm, VU. StiA. ■te deezer Dienstmannen van de Kerk van Utrecht in Zalland en by de Vecht in eeT ander afzon■derlyk bezwaar beftond, naamlyk daar in, „ dac *> de paarden van den Bisfchop tweemaal in het » jaar onbenoorlyk op de'zelver goederen geltaïd m wierden (89)". De boven aangehaalde brieven hier mede vergeleeken wordende; blykt, dac de Zallandfche heilige lieden 'Va^p de Kr-rk van Esfen toen Tinslieden en Hofhoonge lieden waren, die de insgelyks zogenaamde heiiige goederen volgens Tinsrechc of Hofrecht bezaten mee zulk een recht van eigendom, als zodane lieden, hoewel verfcheidenlyk, de goederen bezitten, en even als Vafallen, met die goederen, als ftuda anomala of ourogelmaatige Leengoederen, beleend worden (90). Men habuit cemitatum, divitem Advocatiam fupir bona et lhor.es Ecclefie Esnerfis. Et quamvis ista fuis raja'.lis infeodasfet, timen doluit, quod ista per ViUicos Domini Episcapi, et per fuos curas et irstoltrabüts jurisdiSiones omnino dtpaupcrabantur. Et, ut verum dkatur, hac fust caufa. quare minfierialibus iliius :err«B auerulmtibus comes fe odjunxerit. (89.) jtdaar cap. r8. Comes amickiam fimulans minifieria'.et Kclefie in Sallant tt prope Vechtam occuitis fuggestion.bus P.c te fiarnmarit, ut ipfi cum omni populo in Sallar.t corfpirarent en con' tra fuum Domimrn adto crudeliter conjurare-a et turn et fuos VUt iicos a fe rejicerent, nrmium gravamen pro fe ailegantzs, Jgificct quod equi Episcopi in bonis ipj'orum indebite in anno bis hospita, rem ur. (90) Van de fceleesirrg toet Esfenfche Ticsg'ederen meldt de brief van de Abdis Elisas-th van het jaar 1374,. d:e, volgens de afichriften in oude gefchreeven Landrech:en, dus luidt: „ Wy Elisabeth van der genaden Gadcs Ab„ dysfe ende Gemene Capitie! der Werdicker kereken vaa „ Esfende doen kondt ai.en luden endi apenbaren in defen „ Tjreve, dat wy myt rade, ende van nu'te unfes Capittels „ HKsnucoif van Essende , unfen an-puntn yn ZsJtant, mechtig gemaket hebben, ende maken mechtig myt defen „ breve, al unfes Landes, gelegen yn den Mastenbroeck, 1» gellafien ende gewyfet, up unfe cMavige lanc hoeren in- • de  Hoofdd. II. Van hts oud Zalland &c 187 Men moet derhalven deeze heilige Zalianclfche n de goedsn, gelegen yn ZaHant yn den Srycbte van Utrecht, dat huldich ry. er. .'er. hi'gsn rjsc.en rtzrf :s. " '* dusaacigen vorwarden, da: rnen ons erS.csen en^-e swe' Heken ■ ta a.len marcen :mdes geven en oeta en fid- at e üer twee olde ko-ynctiche tomscs, 01 die werdetn? dte „ hoec.-.tyt van pynstertn edei achte dage daar ra onoe„ grep-n, unbevarKen, unverrecset» ïedtch' e=-e locs? ende unbscosaert , bynnen der Sdwt van Cunpen, ja dat oe.-tbnys, dat Pzlgbïm Mos«*5 tobehoert, tnde dasr „ met: ons dieHo'iandfchen van tanen erven yn bedelt byn„ nen Campen, of yn een ander huys ecer Stede, bynnen „ der Stadt voeifll, daer wy ofte unfe Amp „ des nass:ea d:ges daer na lo fuilèh fy den ryns daer na „ dubbelt beulen. Vort meer, wetr: uke, ca: d;e een „ iier pacht die ander vervrfchie nhbetaeldt, dat dat ant „ voerff., daer nyet van betaelt en worde die pacht voerff, „ fo fal dat lant myf a! fyn befcoeringe etde bete-ytge, te,, d:ch cr.de loei.'i-r.der een • gerha-de wederfprase der „ befi.ter des lacdescf oer erven, fy fp a ei 'yck cf wert„ lick, an ons ende an ènfen C-'pittel ervai'en, ende mos„ gen daer mede doen al ucfen noe: ende wilia. Vort „ meer, weert zake, dat die gcr-e, den dat lant aeves. get worde van Rftjtifcos unfes Atnptmar.s vre:eb uslcnen nyt „ ende fnni Maitens dage, vereoepen of verzenen wo .oe, ^.da: folde unfe Amptman ya der tyt rayt ladfget hant h^n ,» vesten, funder «jderfpra^e, na unfes gefheh es van Ks„ fende recht Beholuicien ons ende u'ifcs geftjentes ces erfcyEscb, als twe oldi grote voet ff, v.n e'ken raargea „ landes voerff. AUe arglist ende nye vonde ntge cuey- ■ ., den. In oerkunde sbreves zo heb ie. Eltsa;:th A^m., tisfa, ende dat Capitte , tfafè segcl.an defen brief genaa„ gen. Geaeven in den jaer ons Hsren, dufent dr:s hon„ dert'vier ende tfoex enden des nafsten da^cs na farr:» „ Panthaleonis martelers". Een Hollandfche wai et achtfte dee! van een oudé groot, *an welke grooten echt gtngaa op eer: èoodsnldèU Dci^as EtrtL en Wxeldl. Dtv. Bwk 4* Bufi. S. bi. 4ê3 cf 4<59 «  t-88 Overysfelfckt Gidenkjtukken, VII. Stuk, üeden van de Kerk van Elfen niet verwarren met de klaagende Dienstmannen. Want deezen waaren geen Dienstmannen van de Kerk van E'fen; gelyk ook de lieden van deeze Kerk niet onder den naam van Dienstmannen voorkomen. Maar ae klaa- fende Dienstmannen waaren die van den Lande of [erkin Zalland en by de Vecht, wier bezwaar niet, gelyk dat yan de lieden van de Kerk van Esfen, daar jn beftondy dat de goederen door ondraaglyke oeffening van Rechtsdwang der Richteren van den Bisfchop wierden uitgemergeld; miar daar in, J t dé «aarden van den Bisfchop tweemaal in het jaar, y gelegenheid van dé jagt of reizen van eten Bisfchop en zyne bedienden, op derzelver goederen geftald wierden (91); en welken niet voorkomen, als Dienstmannen van de Kerk van Esfen maar als Dienstmannen van den Lande en van de Kerk ("wordende door Diensxmannen van de Kerk verftaan Dienstmannen van de Kerk van Utrecht) (9?) in Zalland. Ook zou niet te begrypen zyn, dat ecgige bezwaaren, alleenlyk aan de Esfe* fche lieden in Zalland toegebragt, eene genoegzame beweegoorzaak zouden'zyn geweest, dat al het Volk van Zalland zich met hun tegen den Bisfchop zou ver^ec «n deszelfs Richteren verworpen hebben. Deeze brieven kunnen ook dienen om den. zin van het verdrag van den 17 Oöober 1*25 (93)» waar door de gemelde oorlog een einde nam, te beter te verftaan. Aldaar bekent de Graaf met jtot 3 • den (91) Klock. decontrib. cap. I. n. 190. in de woorden: ut fcüket posfint das gejagd dafetbst tin logiren. auch /ie und die ihtige, im durchzkhen, auszfpannen, et fi qua fimitia onera existttnt. (92) Zo als ook by den Heer Bondam Charterb. I. Deel II. afd. bl. 262. anders ook genaamd funte Martens Diensthide. Dumbar Analeü. torn. II. p. 243. (93) Bondam Charterb. I.Dcel II. afd. bl. 341. Pontaw. JWj. Gelr. in omifis pag. 955. Buchel. in not. ad HedaK5» pag. 199' Matth«ö» dt rei. Ultraj, in nifc pag. 150.  Émfdd> U. Van het end Zalland He. fleb Bisfchop overeengekomen te «yn, dat hy de ganfche Kaak tegen hem „ over het Graaffchap yan het Land van Zalland, volgens het gefchil dies'2 wagens aaoweezig, eo over het recht, 't welk ** geraeenlyk Koregerechte wordt genaamd en over !! dat, w.lk malegud wordt gezegd, als mede over de nieuwe tienden en erfuisfen, aan den Heer " Bisfchop en de Kerken en Dienstmannen van de " YLcA behoorende &c, aan fcheidsmannen heeft " begeeven (Sm)v- De Heiïr Bondam, den oorftirohglyken brief ingezien hebbende, heefc my verlicht dat geleezett moet worden niet Cometia Eccle* fiè Sallandit, maar Cometia terre Sallandie; en niet Kort eer echte maar Koregerechte: zo dat de aanmerkingen, die ik, in onderftelling van eene andere leezins , voorheen heb gemaakt (95)» geen plaats vinden. Nog eene andere aanmerking van den Heer Bondam, over deezen brief, toont, dat men in de tvdbeoaaling der op elkandeten volgende brieven, betreffende de afdoening der gemelde gefchillen, zich niet bediend heeft van het burgerlyk jaar, beeinnende met January, maar Van het kerklyke, 'twelk begon met Paafchen: waar door meermaa- len j (öa) Convenimus fcilicet quod toiam iaufam, quam haln-mus & habuimus contra ipfum Episcopum fuper cometia terre Sallandie fecundum qwestionem inter nos hattenus inde habitam, & Tuber Ulo jure, quod vulgariter Koregerechte appellatur, fuper eo/quod malegud dicitur, fimiUter fuper decimisnovis ff? h'reditatlbus ad dominum Episcopum CS t-cclejias fer rap-. mfteriales Ecclefie fpcQantibus tfc.compromifimus in arbitros. (oO 11 Stuk deezer Gedenkfl. bl. 76. Ik zie echter niet.' dat ik, gelyk de Heer Bondam d. I. bl. 348- meent, my zeiven zou tegengefproken hebben. Ik onderftelde met Struvius, dat in den brief van den 17 Oktober «Mi» anders dan in dien van den 27 JanuaiT va» het ze,fde kerk* ]vk jaar gefproken wierd van de Advocatie en niet van het Graaffchap: daar nogthans in den brief van den 27 Tanuary van belden wordt gewaagd: derhalven had it a09>, dig om onderzotó naar dit Graaffchap t« doen.  rpo Overysfelfche Gedenkftukken, PU. S:uk. :le~,-gelyk ook hier, de orde van gebeurtenisfen ia •een-beter licht g-.ttcld wordt (96). i Van het Graaffchap in Zaliand, en -van het ge. fcb'! daar over, Is hier te vooren reeds'gemeld, als waar in geen vraag was, of dit Graaffchap ;an dén Gi i dj "an Gelderland en den Heer va» Sckhoest, d:en m Graaf daarmede had beleend, toe >elaoorde, tnaa: hoedanig het r,-,.,es: bezaten werden, ins•g-ehks was over de Voo/.iy.zelve van de Zallandicae Hofhoorige lieden en goederen van deKerkvan Êsfen geen gefchil, roch ook over eenige hofdien» ften deezer heden , veel weiniger is zuïks aan fcheidsmanoen begeeven: maar de twist was over bet recht, dat de Bisfchop, deszelfs Kerken, en -Dienstmannen der Kerk van Utrecht, op ceeze Hofhoorige lieien en goederen hadden, te weererj. op derzelver Koregerechte, dat is, Keurmeden (97), en mutegud, dat is, pacht of tb-^oed, en tienden van nieuwe lanüen, -en erfnisfen (98;. In hoe verre de -Bhnchop, deszelfs Kerken en Dienstmannen, deeze rechten , welken de Bisfchop door ondraagiykerechts» ociffniDg te ver. kan getrokken hebben, op die lieden tn goederen .hadden, wordt hier niet gemeld. Doch de aangeh ra'de brieven van de jaaren 1 -49 en «363 doen ors genoegzaam zien, dat van ouds ten mini' a i jmmigen van die pacht of tins goederen door Dienstmannen van den Bisfchop bezeten waaren; (96) Zie o-der anderen, Petav. Ration. ttmp. part. II. Kb. I. cap. 6- lib. IV. cap. 10. Nog een ander begin van het jaar, ab annunciaiione quo fcilicet in utero virginis carnem (Dominus) as'umpfit. Menc. Chron. apud Mitth^lm Ana* leS. torn. II. pag. 169, (97) Anders geraamd eene het beste, of beste pand. Zie de Esfenfche Hofrechten by Dumsie, AnaleQ torn. II. p. 250, 551. !93) In de woorden der Esfenfche Hofrechten: Va'rt Weert, dat die Hoereer geene giftinge en dede, afo voergefpraecken ts, wat hy achter Hete, veltvliegende er.it vltgaen e, aai trveds oen mi Hsir:n £fr. Duubar aldaar p 25».  1 Beef ld. II. Vsn het end ZalliPtd £ƒ?.. 191 ren; en dat ook van fomrnigen dier lieden en goederen de pacht, tic», keurmeden en eifuL'fen, door den Heer van Voorst, van wegen den Bisfchop, of vervolgens door den B:sfchop zei ven, gecroksen wierdec, zo dat eik daar van de helle gesleten zoa tot dat hec Mastebroek gedeeld wierd. Dit van het Graaffccap, 'i welk in Zalland raast de Veluwe aan de rechter zyde van een Ysiei lag, en van de Voogdy over de Zallandlcne beden en goederen van hec Sticht Esfen, en vast de Heerlykheid Zalbk aangetekend hebbende; moet ik tunog lp re ei eo vaa de uk brei ding van den naam ZaL) Cfiü, ArAtü, ïk3. II. 254. ?J .  :r$2. G'mysfeïfche Gedenkflukhn, Vil. Stuk. voer dat huys tot Gore ende den Schoutambacht van Twente te verwaeren 300 pont ende den Peynder aldaar 8 pont. De reden, waarom het eerst hec Land vaa Deventer onder den naam van Zalland isbegreepen, fchynt geaoegzaam te blyken» als men zich herinnerc, dar het Land van Devencer in het begin van de deniónde eeuw nog voorkomt als een Kasteel met desielfi Territoir, en dac gevolglyk het zelve, naar de gewoonte van dien tyd, onder het bewind van • een KAtellaan geweest zy. Dit zo zynde; dan is, ra *ë vernietiging dezer Kastelany, het ambt van den Drost, of, zo als deeze Ambtenaar toen ook anders wierd genaamd, Schout of Advocaat, van Zalland, daar mede vermeerderd. Dat het Land der Marken aan de Vecht reeds in het Begin yan de dertiende eeuw onder het bewind van dén Drost van Zalland heeft geftaan, zoa daar uit te vermoeden zyn» dat Wenemaros in het jaar 1230 voorkomt als Schout, die by Hardenbersr Gericht geoeffend heeft; terwyl hy in den Stads brief van Zwolle van het jaar 1433 word genoemd Advocaat van Zalland (100). Een Drostambt met verfcheiden bygevoegde Landen te vergroocen, zo dat daarom die Landen medé onder den naam van het Drostambt begreepea worden, hef welk hier is gebeurd, is niets zonderlings; zo min als een tweede Drostambt in een Land opterichten en een byzondéren naam daar aan te geeven, hoewel het onder den gemeenen Landnaam , dien ook het andere Drostambt byzonder hetft behouden, begreepen blyft: gelyk wy dit bevinden van het Drostambt Ysfelmuiden in Zailand. Op deeze wyze laat zich derhalven bevroe' den, (too) IMatthJEUS de reb. UltrajeS. cap. 34 in fin. Van Hattum, Gefchied. der Stad Zwolle, Deel I. Stuk I. bl. 12 6. Voor den tyd van Wenemarus ontmoet men Otto Drost van Zalland, indien zo moet geleezen worden, in eenen brief van het jaar 1205. Bondam Charterb, I. Deel. II. afd, »*.34i» ...  ' Bvofdd. 11. Van het m Zailand &« itjj "den, hoe de Landen Deventer en Marken aan dé vecht mede aan den naam van Zalland deel genomen en eindelyk hun eigen naamen geheel daar hy ingefchdoten hebben; als ook hoe het Dröstamhc van Ysfelmuiden niet door aanneeming maar oorfpronglyk onder den naam van Zalland behoort 5 eti door den Quartiers naam Zalland onder deezen naam behouden blyft. Dit herinnert my om ook iets van dee/en Ojiartiers naam en van deszelfs oudheid ent oorfprong te moeten melden. Te öcfecht zou men denzelven vaa het begin van de dertiende eeuw of vroeger ophaalen; als of Zalland * Twente , Vollenhove en Drente, de vier Quartieren der Landen van den Bisfchop over den Yifel in dien tyd zouden zyn geweest. Daaif nogthans het tegenwoordig Zalland, volgens den gelyktydigen onbenoernden Schryver, toen drie afzonderlyke Quartieren waaren, als naamlyk de Landen van Deventer, Zalland en de Vecht, die nevens Twente, Vollenhove ea Drente, door den zelfden Schryver Tranfifulania fchynen te zyn gezegd (1). Ook.de hier te vooren ïn het begin aangehaalde brieven gewaagen afzonderlyk, in dien tyd* van de Landen van Deventer, Zalland en de Vecht. In laater tyd Worden alleenlyk vier Quartieren of gewesten, naamlyk Zalland, Twente, Vollenhove en Drente, als Landen van den Bisfchop over den Ysfel Opgenoemd: en eindelyk zyn Zalland, Twente*n Vollenhove", onder den naam vab Overysfelj tót één Gemeenebest vereenigd. Uit dit alles is afteneémen, dat eene voeging van de Landen van Deven» ter en Mar^en aan de Vecht by het Drostambt van Zalland (terwyl Ysfelmuiden van zelfs onder hec Laüd (1) Mattiueus de reb. UltrajeQ. cap. 18, 29 eh 40 in pHé Het woord Trunjifulania wordt aldaar gebruikt cap. 20 en 36". Doch het woord Overysfel heb ik tot nog toe niet vroeger dan in de zestiende eeuw aangetroffen. Zie 11, Stuk dsm^r üedenkfi. bl. 186. VII. Stokj ff  ïP4 Overysfelfcht Gedenkftukken, VII. Stuk. Land van Zalland behoorde) vermoedelyk aanleiding heefc gegeeven om alle deeze gewesten tot één Quartier te flellen: 't welk betrekkin?? heeft tot de ftaacsgefteldheid der gemelde tot één Gemeenebest vereenigde drie Quartieren. Door gejnis van naarricht blyft het onbekeDd, wanneer eigenlyk het tegenwoordig Zalland één Quartier geworden zy, om, naar het oogmerk deezer inrichting, nevens de Quartieren Twente en Vollenhove, elk in verfcheiden punten, betrekkelyk tot den ftaat van Overysfel, als naamlyk in lusten cn lasten van Regeering, in fchattingen, en wat dies meer zy, eene zekere bepaalde afzonderlyke zaak te hebben. Ik heb dit, zoo ik meen, ten dienfte van de historie van Overysfel, iets breeder verhaald: hoewel om te toonen, dat het gemeld Graaffchap in Zalland en het huis Bukhorst in het oud Zalland lagen, eigenlyk minder omflag •vereischt wordt. Want men ftelle zelfs eens, dat de gemelde drie Quartieren reeds in het begin van de dertiende eeuw zouden geweest zyn; en dat ook toen de naam Zalland, by uitbreiding, mede van de Landen van Deventer en de Marken aan de Vecht, zou gebezigd zyn: dan zou men nogthans niet kunnen gelooven , dat een Historyfchryyer van dien tyd, ter zelfder plaats onderfcheidenlyk fpreekende van drie onderfcheiden Landen, Zalland, Deventer en de Marken aan de Vecht, en felmuiden, die monden van den Tsfel betekent, geeft geen aanleiding om dit te vermoeden. De redenen, die ik heb gemeld, waarom de Pagus hloi moet geacht worden te zyn geweest ter plaatfe van het meer gemeld Graaffchap in Zalland 3 en dus met den Ysfel gelegen aan de Veluwe, zyn ook tegen dit vermoeden. Was het ook anders; dan zou nogthans daar uit N a sits  195 Oyerysfelfche Gedenkftukken t VII. Stuk. niet volgen , dac deeze Pagus Isloi niec zó we! in hec oud Zaüand gelegen zou zyn geweesc, als een Graaffcrnp van den Graaf van Gelderland in de twaalfde eeuw gezegd worde in Zaliandce zyn. En wat betreft, dat een overgebleeven deel van een Pagus Salon by den Pagus Isloi zou zyn gevoegd en ffi^t deezen Pagus hec cegenwooraig Drostambc van Ysfelmuiden uicmaaken zou: dit berust op de reeds hier ce vooren verhandelde Helling van den Heer Bondam, dac Salon een ander Pagus dan Zsïland zou geweesc zyn; en dac Camperveen en Bukhorsc (beide plaatfen, die, naar de meening van den Heer Bondam, in een overgebleeven deel van een afzonderlyk Pagus Salon zouden zyn geweest) in hec begin en vervolg van de dertiende eeuw gezegd worden in Zalland gelegen te zyn, zulks zou zyn te verftaan van den Quarciersn.ara Zalland. Zelfs fchync hec, dac de Heer Bonbam de geboorce van deezen Quartiersnaam ten min« ften toe de twaalfie eeuw te rug Heit: om dac het Graaffchap in Zalland, door den G^aaf van Gelderland bezecen , 'c welk de Heer Bondam aanziet voor de Heerlykheid Zaliik, reeds op hec einde van die eeuw wierd gezegd een Graaffchap in Zalland ce zyn (2). Ik oncmoec ook nog een naarder bewys, dac Y»fe!muiden niec lag in den Pagus Isloi} en dac de Pagus Isloi zich tot daar aan coe nier heefc uicgeftrekt; noch dac hec Droscambc van Ysfelmuiden var dien Pagus is gemaakr. Hier toe dienc, dat, volgens een oorfprorglyke nog voorhanden brief van Bisfchop Andreas, mee veele getuigen, waar van zelfs fommigen uit de buurt van hec Land van Vollenhove, gegeeven in het jaar 1133, de Marken Ositrgo, Mcthre , Wy*» Surhegoe, Leneiht en hlemw.hin toen gelegen waaren in hec Land van Vollenhove (3;. Ik weet niet of iecs van de vyf (2) BovnAM Charterb. I. Deel II. afi. II. 264. (3) //. Stek dtesir Geder^l. bl. 2co. Zynde een gifte- biisi  Hoofdd. II. Ven het oud ZaV.z'.d tgc. 19" vyf eerst geroemde Marken aldaar nog te vinden zy s dan of dezeiven alle na di^n tyd in de Zii« derzee gefpoeldzyn. A!tha~« Ysfelmuiden, gelegen aan c-n mond van den Ysfel, dat is, omcent daar de Ysfel in ve^fcaeiden rivieren of (ha; gen begint gedeeld te worden, is van deeze zes genoemde Marken overgebleeven. H.er door fchynt de bepaaling van het Land van Vollenhove, in dien tyd, eenigermaate aangeduid te worden : naamlvk dat Vollenhove aan de,sze!fs z-idoosc zvde bepaald zou k::ncen zyn geweest van Z^arteü-is tot aan den Ysfel boven Ysfdmuiden. Ik meen hier uit te kunnen oprnaaken, dat deeze dcor de Zuiderzee van het overig Land van Vollenhove afgefcheurde ftreek Lands, door den Bisfchop, a'.s eigenaar van derzelver Recntsdwang, die cofc het tegen hem opgeltaan Land van Vollenhove onder had gebrag: (4), tevens andere b\gelegen plaatfen, tot een D osraTibc is gemaakt, bertaacde uit de Schoutambten Ysfelmuiden, Genemuiden, Wilfum, Camper veen en het eiiandjen Sciok-. land of En* in de Zuiderzee. Vermoedelyk is dit eebeurd, toen bet bewind der Heeren van El"sh;rst over Wilfum en Camper veen heeft op- ge- brief van H.ei>oL?a Heer vaa Steinfbt, alwaar by al zyn" vry of Alodiaal goed, *t welk hy had in Volenbove, fc-;r.k: nr. -.e: K ::e* te L- e- I" he: -nr iz~. v;'e«-i jaar 1131 fchonk by al zyn overig aldaar geieasn goed aan Geesrelyken van de-Augustioer Or-en: zo als te zien is ia eet en brief van Keizer LoTRAarcs van dk jaar, alwaar -s'-r-ai.-il; -ïzï: .: rz-^:;:t,; yji l\..nh« j.: --. .: -. . ~. SZTHE Zie den brief, die aargehaaid is door Kleibsoacsn, Kirckengefch ven ii'z2 T'-.r.., :r.;;> '■:.:;;:< ::3i, *c i; a>-ii\tr,ingi* -,:EU: yan 1780. Bn ESen ik een bewys te octnaoetea, d.t de Zuiderzee toer: ook den naam aan Zn droes;, e- ::: V: izzz:s _ :.- . . i::'z hoe, weet :s f.iet. . 14) Mattsbcs de rei. UiiTajefLttQ* 18 £f 2$^ N 3  j-$8 Qvtrysfe\fche Gedenkjlukien» Vil. Stuk. gehouden. Ik denk, dat dit reden genoeg is, waarom niet van een Land van Ysfelmuiden kon gefproken worden, toen van de Landen van Zal* land, Deventer en van de Marken aan de Vecht gewaagd wierd i en waarom de Pagus Isloi niet in het L)rostambt van Ysfelmuiden kan geweest zyn , maar dat die ter zyden en boven Zwolle lag. Dit dient derhalven mede tot bevestiging, dat voor het Graaffchap, 't welk de Graaf van Gelderland in Zalland naast de Veluwe heeft gehad, geen ander plaats met eenige waarfchynlykheid overblyft dan de Pagus Isloi. Men kan, dunkt my, dit ook berekenen, als men van het tegenwoordig Zalland aftrekt het Drostambt van Ysfelmuiden, en 'c gene vérder beneden Campen en Camperveen gelegen was, ep de Marken aan de Vecht, welk een noch ander de Pagus Isloi geweest is; als ook daar van aftrekt een groot Graaffchap, welk de Graaf van Gelderland in Zalland en wel naast de Veluwe heeft gehad; en eindelyk mede daar van aftrekt het Land van Deventer of Graaffchap in Ameland, welk Laad geen Pagus Isloi geweest is: dan zou geen plaats voor een Pagus Isloi, waar in Asfendorp en Wesderevaldt geleegen waaren, meer overblyven; zo men niet fielt, dat het groot Graaffchap, welk de Graaf van Gelderland in Zalland naast de Veluwe heeft gehad, zou zyn voor rekening van den Pagus Isloü Men trekke dan dit groot Graaffchap af van deezen Pagus Isloi, dien de Heer Bondam fielt (gelyk my dit, in zo verre, ook zeer waarfchynlyk voorkomt) zich langs den Ysfel tot aan het Graaffchap in Ameland te hebben uitgeftrekc: dan zie ik niet, dac de Pagus Isloi iets overhoudt om te kunnen beftaanj by gevolg is 'er reden voor, dat men dit groot Graaffchap in Zalland voor het zelfde houde met den Pagus hloi, die ook hierom zo veel te meer blykt niet te zyn geweest het Graaffchap Islegouwe van den Markgraaf Egbert, 't welk in het jaar 1086 door den Keizer aan den Bisfchop gefchonken is. Men rekene nog wyders, en dan zal hec, meen ik,  Hoofdd. U. Van het oud Zalland fcfc. «o uitkomen, dat door Islegouwe het geheel oud Zalland ce verftaan is. Want als men het eens anders ftelc; en dan deezen Pagus Isloi of Graaflchap in Zalland, nevens al het gene boven is gemrd, aftrekt van hec tegenwoordig Zalland: dan zooien nog overblyven de Richterambten Raalte, Hellendoorn en het een of ander meer, wier famenfteliel den Ysfel niec zou raaken noch eenig denkbeeld van een Graaffchap Islegouwe geeven. .Pus is men, na dit alles overwoogen te hebben, eindelyk genoodzaakt om by hec oud gevoelen en de oude overleevering, dac Islegouwe het geheel oud Zalland was, te verblyveB. , , . . _ Voor dat ik myn verhaal van de oudtyds onderfcheiden Landen van het tegenwoordig Zalland ilui» te, moet ik nog iets fpreeken van de betrekkirg » die de bepaaling van het oud Zalland heeft op dier van het oud Land van Deventer of Graaffchap ia Ameland, 't welk in den brief van het jaar 1040 (O, door den Keizer aan den Bisfchop van Utrecht is gefchonken, en waar van ook in vroeger brieven melding wordt gemaakt (<5). Ik heb hier te vooren getoond, dat het oud Lrand van Zalland zich zuidwaards uitftrekte tot aan Randerziel, dat is, tot aan het Ambt Colmefchate; en dat derhalven het Land van Deventer of G^afichap in Ameland aldaar begon ; hebbende beftaan in de tegenwoordige Ambten van Colmefchate, Batmen en Holten: zo dat het Land van Deventer zich noordwaards uitftrekte aan de grenzen van het Ambt Colmefchate. Hier door wordt naarder bevestigd het gene ik m de Proeve, in myn zesde ftuk, meen gecoond te hebben, naamIvk dat de bepaaling van die Graaffchap m Ameland, in deezen brief, bykans alleenlyk naar de zyde yan het overig Ameland is gemaakt. Want dewyl blyfct, dat de grensfeheiding van het oud Zalland^zuid- (5) Bondam, Charterb. I. Deel, I. afd. bl. 115 &c. ((^Aldaar, bl. 61 & 62. ™ 4  ■ fcQQ Qverysfelfshf Qsdenkjlukkets,, VU. StuU waards ging tot aan het Ambt Colmefchate; en met geen fchyn eenegtensfcheiding van dit Graaffchap in Ameland uit den brief optetnaaken is, die bylangs het Ambt Colmefchate gegaan zqu hebben: zo mag daarom dies te meer gefield worden, dat geen bepaaling van het gefchonken Graaffchap in Ameland, naar dien kant, in den brief, isgefchied, maar wel bykan§ alleenlyk naar de zyde van het overig Ameland s om dat van de andere zyde de bepaaling van dit Graaffchap tot aan de hygeiegen gewesten van zelfs; bekend genoeg was. Naar de zyde van hec overig Ameland kan oper, ca c'a:ze niet langs de Heerlykheid Diepenheim kon gaan, maar vericheider Marker , tor: Ts.::e behoorende, cie gedeeltlyk zyn gelegen tosfehen ceeze Heeriykheia en het bepaalde Ame« hzz, mees: onewyken. Deeze Marken zyn Stoatkum, Boesbergen' Markel, Herrike, Elfen er Enter. Die doe: my te neer geloover, ca: ik ce Hofftede Agsstaldaburg, inden brief gemeld, te recht boude vcor de Havezate Oldenhof. He: is oprrerkelyk, dat men ook hier wederom de oudheid inde tegenwoordige grensfcheidingvanTwentein zo verre ontmoet, ca: het onderfcheid alleenlyk in den gerrelden ftreek vroesten grond beftaac Hec Bo^ch, waai cco: de grensfcheiding raar Stavere* gelegen :r ce Marke Er:er, worac oogegeeven, heb ik naarder on:dekt in hec Register van deinkomften ce: Heeren van Dieperheim er Graaven vaa Daler var hel jaar 11 Se ; dus honderd er :wee en veertig jaaren ;'or ger dar den giftebrief var dit gedeelte van hec Graaffchap Ameland van hec ;::r lo.::; ia welk Register nie: alleen gewaagd wo'rcc van eere waare in het Bosch var Er:er (8), maar ook var meer andere goederen, aar der Heer van DiepeDheim hebbende toebehoord, geleder bniten deeze Heerlykheid in het Kerfpel var Rysfen, ia ce hfarke Er:er; en in hec Kerfpel vaa Markel, Herritte er Stokkom (o^. Dit Bosch ce Er:er worde derhalven door deeze grensfcheiding, die op Stavere aanliep, doodheeden. Doch ha: ors na overgaan naar den linker kar: var der Ysfel. Hoe de (2) I:m urj W.iriKdia ii nrnre tnthtre. Zie boven bl 65. (■j) litm in parochia Biaen. Curia enthsren... Itsm domus Sjfue... lam émmt Sv/idirine... lam in Êtinhi» nusrcla. domus Fruwine... hm XIIII. porcorum glandes apud Stoeten... Item tn hiitrke u~a domus... I:rm Winmn'vnc et rammescamp... Zie boven, bL 65. als ook in de woordes: I:im r*ria Stvj dha asnipuks... Zie boven, bl, 62*  $o4 Qvetysfelfthe Gedenkftukken, VIL Stuk, de Keizer in den gemelden brief de grenzen van difi deel van Ameland, ter linker zyde van den Ysfel, bepaalt, naamlyk van Lovenen, dat is, de Laenenfche veenen * niet ver van het Dorp Loenen, in de Veluwe, op Eerbeek; en vandaar op Empe; en van daar, wederom aan de rechter zyde van den Ysfel, op Efchede by GoriëJ; en gevolgtyk van daar op Rattink, alwaar hy. eerst, begonnen bad; hiervan heb ik in de aangehaalde Proeve gemeld. Naar de ilellingvap denrieer Bondam» die ook aan al het overig Land van dit Graaffchap in Ameland eene byzóndere gedaante van ligging coefchryft, zou de fcheid]yn zyn getrokken van Deventer op Efctiede. Hier door zou de kaart van dit Graaffchap nog meer zeldi zaam worden. Want dan zou, zo het my voorkomt, een fmaile ftreek Lands van Deventer af, byla: gsi den Ysfel tot aan Efchede, daar toe behoord heb- beïk zou, indien ik hoop had van een voldoend Andwoord, nog wel willen vraagen: hoe de laatstgemelde fmaile ft eek Lands, of, zo als ik, in navolging van den Heer Dumbar, ftelle, de hoek Lands, van Efchede tot aan oe Dortfche beek tegen over Rattink; en van daar byiangs deeze beek, tot aan den Ysfel; en van daar, den Ysfel op waards, wederom tot aan Efchede; van dit Graaffchap in Ameland en het tegenwoordig Overysfel zy afgeraakt en by het Graaffchap Zutphen gevoegd? als ook hoe de hoek Lands, ter linker zyde van den Ysfel van tegen over Efchede af, over Ennpe en Eerbeek tot de Loenenfche veenen op de Veluwe toe* en van daar tot aan het Land, 't welk aan de. linker zyde van den Ysfel tegenwoordig nog tot Overysfel behoort; ed van daar, den Ysfel opwaards, wederom tot tegen over Efchede; van het tegenwoordig Overysfel zy vervreemd? Dat deeze bHde hoeken Lands, of, zo men dezelve nevens den Ysfel aan eikanderen verbindt, deeze aanmerkelvke Landftreek. reeds voor veele eeuwen niet meer tot Overysfel heeft behoord, is genoegzaam diar  .'Hoofdd. II. Van het oud Zailand &c. bö§ daar uit afteceemen, dat in de ïnftruöie van Gecommitteerden dei Heeren Staaten van Overysfel aan Keizer Karel den vykden, van het jaar 1531, niet meer daar aan gedacht it, maar wel aan dett Dfeventerfchen Matsch, Ysfelftroomj en Lynpad^ aan de Gelderfche zyde, die de plaatfen zyn, toe waar aan toe ik de bepaaling van den laatstgemelden wk Lands befchreeven heb; en welke plaatfen i«'deeze Inftructie door de Heeren Staaten voor de Stad Deventer verdeedigd zyn geworden. Hier is zeer opmerketyk, dat men zich in deeze verdeediaing beriep op de toen voor veel honderd jaaren aan de Kerk van Utrecht gedaane Keizerlykc •eifte (10) Deeze voor meer dan derdehalf eeuw ledaane uitlegging van den Keizerlyken brief van het iaar 1046, die hec begrip omtrent de bepaaling van het gefchonken Graaffchap m Ameland, hier te vooren verhandeld, zeer bevestigt, heefe ook de overhand gehóuden: hoewd in het verdrae tusfchen Keizer Karfx den vyfden en den Hertog van Gelderland van het jaar 1536 omtrent dit gefchil nog eenig gewag is gemaakt (11)5 »twelké volgens het gene daar van in oude gefchreeven Landrechten, van Overysfel wordt bevonden , dus zou luiden: AUe angehevene uchtfor* deringe op die Marfcken van Deventer. Vennenoett, Herkêloerweeru enae alle andere weerden, fullen af ge-, fielt worden: Alle gegeven fententien rul ende toe met gedaen: foe dat elck fal blyven vanelick tn fyn befiu (10) tl. Stuk deezer Gedenkfl. bl. 30+. Axn. Heymricius; die eeleefd heefc ten tyde van David van Burgundien, Bisfchop van Utrecht, maakt hier van ook eemg gewag m ?vnen brief aan Lud. de Venna van het jaar 1476,al'waar hy, de Stad Deventer befchryvende, zegt: Hmus lidi tota longitude dexteri lateris Ifule fiuvioadjacet, jw « ZteDucatumGelrenfem ab opido dujmg*, filvo tarnen trans famen quodam f patio, quod opido competere asferunt. By Du*. j3AR Analeü. Tom. I. pag. 111 (11) Poktan» Hifi. Gelr. lib. ILpag. 78^  Soö Overysfelfcbe Gedenkflukkm, VIL Stut Dan indien die Heere van Gelre rechte! wil preuk% deren toe die jurisdictie derzelver, fal hy fulx tegen Key. Mat. moegen vervolgen voer enen onpartielyken naeber Furften» Hier uit blykt , dat toen geen aanfpraak op het overig Land, 't welk den Ysfel op. waards is gelegen, door de Staaten van Overysfel gemaakt wierd. Volgens het verhaal van een gelyktydig gefchiedfchryver, hebben de Bisfchoppen van Utrecht en Hertog van Gelderland* zich tegen eikanderen tot den ftryd gereed houdende, in het jaar 1225, hunne legers ten wederzyden van de beek Hunepa of fchipbeek geplaatst (12). IMaar daar uit is met geen zekerheid optemaaken, of en in hoe verre het Land ten zuiden van deeze» beek, indien tyd, reeds van Overysfel vervreemd zou zyn geweest. Hoewel, door gebrek van aantekening, de tyd van dit verlies bezwaarlyk in zo veel eeuwen zal kunnen ontdekt worden: zo is nogthans zeker, dat daar toe menigmaal gelegenheid voor handen is geweest* Zelfs wierd, gelyfc zo even is getoond, nog in het begin van de zestiende eeuw gedacht, om het aan den linker oever van den Ysfel gelegen overblyffel van dit Graaffchap in Ameland ganfchelyk aan Overysfel te ont» trekken. (12) Mattiübus de reb, UltrajeS. cap. 19* HOOFD-  207 HOOFDDEEL III. Fan het recht van den Bandyk te Goor. Onder de byzonderheden in Overysfel ontmoet men een zeke/Dykrecht van den Bandyk te Goor* S Twente, waar van de aart en oorfprong iedere Jan j: 5?? uit' hec oog verlooren. Ik zal trachten het ppheueen hier van te vernieuwen. - . g De Sm Bandyk, byzonder aan deezen Dyk gegeeven, fluit zeer wel met deszelfs eigenfehap, faamlyk dat, ter uitvoering van het recht omtrent denSven, een zeker Rechtsdwang is verleend gelorden. Op diergelyke wyze is ook Banwoud gezegd van wegen den Rechtsdwang,. m*™*^ bewaaring van het woud is voorzien fi). Doch dit! in zo verre, behelst niets, waar door deeze Dyk zou kunnen onderfcheiden worden van anderen die insgelyks door een Dykgencht naar zekere SJkrecSS worden geregeerd, aan welken daarïm ook de naam van Bandyk toegefchreeveni zou ?unnen worden, gelyk dit ook werkelyk elders is SeoSdedrtusfc'hen, zo min als deeze Dyk gefchikt is om bygelegen landen tegen overftrooming te beveiligen; zo min ook heeft men hier aan een Dvkaericht en Dykrechten, daar toe dienende, te denken. Integendeel deeze Dyk ftrekt alleenlyk om den weg door Goor te gebruiken. Daarom is SS iets bvzonders, dat daar aan een zeker Dykgericht en Dykrecht zyn toegeëigend: dewyl anderszins de algemeene wegen van ouds af m deeze ProSnde, eëlvk ook elders, indien daaromtrent niet rderVin hït"byzonder is vastgefteld, op bevel Van den Landsheer, door middel ™**XJ?Ac?r, v\l Landsdienften, zyn gemaakt en onderhouden. Van (i) I.'Stuk deezer,Gedenkfl. bl. 14 Êf^ £»J Mr.'DÏF. 'J. van Halsema in de Verhandeling doet het Genootfchap te Groningen. Deel II. bl. 51, &c.  2DÏ5 Overysfelfche Gedenkftukken, VII. Stuk. de beicHikking door deri Landsheer omtrent heè maaken van Heeren wegen wordt, onder andereni een voorbeeld bevonden in eenen brief van het jaar 1405 (3)» behelzende eene overeenkomst tusfcheri den Bisfchop van Utrecht en den Heet van Almelo omtrent den Daarler weg, alwaar gezegd wordt: Int yrfte, dat myn genedige Here van Utrecht uor>/creven ende fyne naecaemelingen, Bisfcöpe't Uytrecht+ den wech vorfchreven fal doen maeken yan den Hamtne tot an die middelhaer e toe Daerle, myt eenre brug' gen aver die beke, dair nuw Daer Ier vunder legget: Alfoe dat men wynters ende fomers dair hen wal vaeren ende koemenmach, myt waegen, mytkaeren, ende getouwen. De Heeren en Landsdienften tot het maaken en onderhouden van Heeren wegen en daar toe behoorende bruggen, met arbeid en daar toe noodig geld, door de ingezetenen te doen, zyn, zo veel van geen ander byzonder recht Omtrent het onderhoud van een weg of brug blykt, lasten op de goederen ter plaatfen, alwaar die wegen en bruggen zyn* Doch het bezwaar op zekere plaats te groot, in vergelyk van andere plaatfen, bevonden wordende; is gemeenlyk eene billyke vergoeding door denSouverain aan de alteneer bezwaarden toegedaan, door een tol of weggeld hun daar voor te laaten genieten. Dit ook fchynt de reden te zyn , dat zulk een tol óf weggeld niet kan vergeleeken worden by Regale tollen van den Landsheer. Dit verhaal, waar in ik zou kunnen fchynen uitteweiden, zal ons veellicht op het rechte fpoor van dit Bandyksrecht kunnen brengen. De tyd, wanneer het zy vastgëlteld, is my nog niet gebleeken. Waarfchynlyk is dit gebeurd nti het jaar 1390. Want in dit jaar vindt men nog gewaagd van diepe wegen en veele bruggen by de Stad Goor, die, nevens de Poorten en Vestingwerken der Stad, door derzelver inwooneren moesten onderhouden worden: tot verlichting van welk bezwaar zy het recht van eenen Stads tol of weg» (3) Dumbar, Analeü. tam. II. bl. 37|«  Hoofdd. UI. Bandyk te Goot, fiö? weggeld verkreegen hadden (4), De Dyk, diëal. daar is aangelegd, wordt, met de daar behooredde bruggen, gedeeltelyk gemaalct en onderhouden door die van Goor, en gedeeltelyk door die van andere Marken, zoo als het hier bygevoegd Register te kennen geelt. Die van andefe Marken, welken hun aandeel in het maaken en Onderhouden van dezen Dyk hebben, zyn daar vodr van dezen tol of weg. geld bevryd. Om dit gemeld fecht van maaken en onderhouden van deezen Dyk, en de daar voor te genieten vryheid van tol of weggeld, te doen ftafidhouden, is derhalven, zoo ik meen, dit Dykrechfr over deezen Bandyk vastgefteld, 'c welk zekerlyk niet zonder hoog gezag van den Landsheer kon bevestigd worden. Deeze Bandyk wordt jaarlyks op den eerften bondag na fant Lamberts dag door den Richter van Kedingen, als Dykgraaf, nevens de Burgemeesteren van Goor, als Heimraaden, gerichtlyk gefchouwd; als ook wederom op den veertienden en op den vierweekfchen dag daar na; én vervolgens van degenen, die in gebreke zyn gebieeven hun aandeel van den Dyk in behoorlyken flaat te onderhouden, de boete door den Dykgraaf voor het Gericht der Heimraaden gevorderd. De plechtigheid by deeze gerichtlyke fchouwe van Dykgraaf en Heimraaden, over deezen Bandyk, beftaat hoofdzaaklyk daarin, dat de oude wetten van denzelven vooraf bevestigd worden door vraagen en oirdeel, dat is, door vraagen van den Dykgraaf en door het oirdeel, dat is, het vonnis of antwoord van den Boerrichter der groote Lutte, die hier als de voomaamfte der Dingpligtigen voorkomt: gelyk wel eer de Marke Lutte, in het Gericht van Oldenzaal, de hoogde Marke in Twente was, van welke de andere Marken derzelver recht plachten te vraagen en te haaien (5). Daar op (4) t. Stuk deezer Gedenkfl. Ih 2 80. (5) III. Stuk deezer Gedenkfl. bl. 18. VIL Stuk. O  aio Overys/elfche Gedenkfivkken, Vil. Stuk. op wordt, voor dat men tot de fchouwe zel»e overgaat, een zakj-en nooten, die door kinderen om ftryd worden opgeraapt, door den Boerrichter van de Lutte uicjefchud. Of dit alleeniyk gefcfiiedt om de plegcigheid van den dag door een kinderfpel te vermeerderen dan of de fomwylen diepzinnige oudheid hier mede nog iecs anders bedoeld hebbe, laat ik aan zyn plaats; zoo wel als de overlevering, dac alwaar ceeze Dyk is aangelegd, oud'.vds veel nooten zouden zyn gewasfen, welker verlies aanleiding zou gegeeven hebben om daar voor aan de jeugd deeze opoffering te doen. Die Bandyks rechc, 'ewelk, mee eenige ftukken, daïr toe behoorende, hier volgt, luie aldus: Bandyck zedule van de Stadt Goor, dewelcke alle jaer op den eerjlen Sondach nae Lamberti dnr den Richter des Atnpts Kedingen ad. junSt de Borgemeesteren van Goor tot driemall van 14 dage tot 14 dage gefchouwdt voordt in manieren als volgt. Eerfïe vraege. De Buerrichter in de groote Lutte off fynen genoechfaemen gequalificeerden Volmacht een oordeel off te vraegen? Hoe den man moet geftelt fyn die huyden ten daege den Bandyck verftaen (1) fall. Andtwoordt des Buerrichters. Het fall fyn uyt elcker Buyrfchap twee mans is daer geen man te huys foo fall het doen (1) Op den Bandyk ftaaa.  H:,fdd. tit Bandy. te Gior. lil doen de oltfte foone, is daer geen foone die daer nae geilek is, loc mach dat aoca de gebroedede (2) knecr.c. Vraege. OrT fich dan defelve verfuemde ende den ban» dyck niec en verftonde, wac defeiue fal vetbreuckc hebben. Antwoordc. Die fehie fa! verbreuckc hebben 20 witte perr. (3), ende dac by fonnen opganck ende ondergancfc ee dubbeiieren. Vraege. Hoe fall den dyck geftelcfya dat hy voer goet fal raoogen erkecc wordea. Antwoordt". Hv fall foo hooch fyn wan hec tracés opt hoochfte is dac hec felve daer niec cover kan gaerj, ende foo breedc fyn, dac myn Keer teiffi derde (4) daer oover kan ryden, en dac oock cwie waegecs tegeni den anderen weil wyeken konnen. Vraege. OiT eu den dyck dooorilachcich (5) offce ÜöCu (2) lu den broode zynde. (3) Eik witte penning van vyf ftuivers," (4J De Landsheer met neg twee tot hem. (5) Doorgeflagen van de- rytuigen, zo dat daar door diepe wager.fpooren ayn veroorzaakt-: ia-welken ain Uier te O 2 Lm?  21a Ovtrysfelfc-he Gedenkftukken, VU. Stuk. doch (6) ge vroege: (7) worde, wac defelven dis den dyck toekomt fa] gebreuck.ec hebben. Antwoordc. Dat ftaedc cot kencecisfe van de geheyme raeden (8J. Hier nae volght de verdeylonge. Defe caevolgende behooren tot den Bandyck. Uyt Hercke, Lovick . 32,, voet Ny. Lande als nog gezegd wordt met een vsgtn tjfc. door eenen •weg flian. Dit woord komt ook voor in eenen brief van uitfpraak over gefcbillea tusfchen de Stad Ootrrarfum en het Huis te Ootma'fum van het jaar 1438 in de woorden : ende winner de He.lewegen " ende Jiraaten, gelegen voor de Stad van Ootmarfum. quaet en-doorfieclstig fint. Ook zou het kunnen betekenen doorriotijig, zo dat bet water, door.holligheden, in den dyk bevonden wordende, loopt of fypert. In eene overdragtelyke betekenis komt dit zelfde woord dikwyls voor in oude koopbrieven, fpreekende van eenig goed, 't weik dcorjlagtig vrj, dat is, door en door of geteel vry, verkocht wordt. . (<5) Wat hier doch te kennen geeve, komt my eenieszins du:ster voor. In het voorafgaande i= gewasgd van de hoogte en breedte van den dyk en van deszelfs gebrek van doorfligtigheid. Insge'yks zou een gebrek zyn , da ook andere "holligheid in de oppervlakte van den dyk bevonden wierd, die b>er doch, dac is, duk of duiking, zou kunnen zyn gezegd. , (7) Dat is, gewroeget, befcbuldigd, gekeurd: te wee. ten in bet doen der fchouwe. (8) Dit kan, by vergis, afdefchreeven zyn in plaats van  Hoef dl. UI. Bandyk te Goor. 213 Nyhuvs _ . , a . 16,, voedc Lammertiack . . .16,, voedc E Dooringen • . . -0j, O 3 Groo  «14 Qverysfelfche Gedenkftukken, VU. Stuk. Groöte Lutte • . • • ÏO°» Lutke Lutte ■ • • • • 7°)» Leernfel ' . * • • 38» > Rosfum . • • IO°" Sendèren . • • * 8z'» Afele " . . . • a8»> Groote Buyïen van Delden . • 9$,» Weddenhoen • .».»• 4°» Gamelke . 6°j» Hasfele .... 3°>» Hardtmunde . . • JO>* . WooJder l • . i8„ voedt Duider . • • • • • l2°»> voedt Oele • . . • . • • • 32» voedt üsfele . . ' • 64,, voedt Hengefelde . . . 34» voedt Bentele . . • •* 29», voedt Eppenfolder l . • , • ' . 14» voedt bvchumer - . c • • 1G>» voedt Stepele . • • • • ' J4» voedt De van Enfchede . - . no„ voedt Holthuyien . - . - . ' • 26» voet Haxbergen . • 36» voet Buyrfe . . 48» voet Broeckeloe . . 32» voet Losfer . . . J«»» voeJ Loonicker .... 58»» voedt Twickeloe . . . . 45» voet Onder ftont Aldus uyt het olde Register geëxtrahiert, Beteycktnt B. J. Raetrinck Sr. Pro vera Copid J. Getef. Biper. Copia  Hoofdd. 111. Bandyk te Goor, &T-5 ©Copia. WÊ'mSi ROELINCK. In faecken voor die Heeren Borgemeysteren der Stadt Goor ongedecideerd hangende tusfchen die Ed. Johan Coenders Richter tot Kedingen, als Dyckgreve des Bandycks tot Goor, Clegere op en tegens die fempclycke Ingezetenen der Buurfchap Oele beklaegde waarinne wordt gepofeert, wat geftalt hy Comparant als Dyckgrevene met die Heeren Heymraeden laastleden den aa Septembris 1635 naest geholdene Gerichte, ende daer op ergangea oordee! den Bandyck tot Goor hebben gevifiteert ende gefchouwt voorts alle Perfoonen daar toe gehorende, tot drie reyfen doen inroepen, waer op dan noch doenmaals, als oock die twee volgende vierden dagen, daernae niemant van die Ingefetenen der Boerfchap Oele, nae ineyfinghe gecompareert fyn, niettegenstaande diefelvige eenen dyck van 3a voeten lanck te maecken, ende te onderholden, in register fyn verobligeert, ende alfoo op foodaanige moetwillige verfuymenis die Bandycks rechten waeren ftatuerende, eene pcsne van 20 witpenninck, ai 5 ft. te verdubbelen by fonnen onder-en opganck, welcke penningen bereets t' federt den 20 Septembris waere verfteygert ter fumma van 10240 Carol. guld. dede Cleger Concludieren, dat Beklaegde nae dyckrechte behoorde Gecondemneert te wordeB, in gelibellierde breucke van 10240 Carol. guld. ende die kosten dezer Proceduire. Ghefien aanfpraecke, neffens die Clagers Intendit en daar bygevoegde acten en documenten vermoge Inventaris van den 30 Januarii 1636 ende eerftelyck overwoogen, dat op des Claegers Intendit fob Num. 4. j. 6. genoegfaem O 4 *S  3i6 Overysftlfcke Gedenkftukken, Vil. Stuk. fy gebleecken, dat Beklaegden op wettelycke Cita. tien uitblyvende, eerst van alle dilatoiie en declinatoireExceptien, ende daar nae van haereperemtoire defenfieverfteeken ende die proceduire in Contumacir am reorum behoorlyck fv gefloten, Lantr. part. i. tit. 12. : eenere, ' ènde die van die Lantfchap Drenthe -er ander fyde; be" langende het huys ende Vlecke van Coeverden ende mett  Verzameling van merkw. Brieven 8V. 227 tem in domino Sempiternam. Ad evitanda (*) que fuboriri folet in gestis hominum calumpniam ec ut ve- „ rypè deliberatie vari Raede overwoegen hebbende alla „ 't gene ter matery dienende was, ende heeft mogen mo•„ veren; Verklaren haer Ho. mo. dat fy die gedecerneerde „ fequestratie afdoen tott proiïts vgn die Lantfchap Drenr „ the, tott dat anders definitiyelyck fal fyn geordonneertt, •„ verklaerende voérts, dat het voorf. proces niett en wortt befonden in jlate omne eihdelyck getermineertt te mogen „ worden. Ordonneerende partyen van Dingsdagh naest,, coemende in fes weken te compareren voor twe Commis* ,, farifen van den hoogenraedt yan Hojlandt daer tho gede,, puteertt, die hen horen ende vereenigen füllen, istdoen■„ lyk, indien niett, oepenen feekere pointen van officie, s, ende.difficulteiten, in den procasfe hefonden, haere ge« „ befoneerde Hellen by .gefchrifte ende hen Informeren, ,, is 't noott, omme derfelver rapportt gehoerdt, in die s, fake gedisponeertt te worden nae behoren, ReCerverea ',, die costen .van den procesfe ten uyteynde tho van die ,, fake. Aldus gedaen ende gepronuncieertt, ter Vergade* ,, r:ng6 van die Hoogh gemelde Heeren Staeten Generae\l „ der Verenigden Nederlanden den Achtentwintigften dagh „ dar maendt van Novembris, in 't jaer XVfc ende Negen. „ Was geparapheert fan van Qldenbarneveld. Onderftondt „ ter ordonnantie van die hoogh gemelte Heeren Staeten ., Generael, ende getekendt Aersfens, fynde de Originala „ gefchreven in francyn Sec." Men heeft geen reden om te twyfelen dat de Heerlykheid ■Coeverden onder de Keizerlyke gefchenken van Drente .aan den Bisfchop van Utrecht gedaan, waar van boven bit 167 is gemeld, begreepen zy geweest. Doch wanneer te .Coeverden een Kasteel geftcht en dus een Castrum met by4zonder Territorium of Heerlykheid geworden zy, is my niet -.gebleeken. Ten minden was het reeds in de twia fde eeu. we gefticht, tpen Bisfchop Hfrbert aldaar een verblyf had; Auiï. anon. by Matth de reb. Uttrajeü. cap. i. Dat ook deeze Heerlykheid veele eeuwen nair de Wetten en ye« .woonten van Drente geregeerd jgeworden »y, fchynt daar Bil ,.(*). £vft**&«. P «  228 Overysfelfche Gedenkftukken, VIL Slük. veritas elucescat. Notum'facimus univerfis et tenore prefeccium protestamur expresie. quod cum Ke- Uit opgemaakt te kunnen worden, dat nog in bet'jaar 1402, vo gens den bier te vooren aangehaa'den bref, Rhbolo van Coeverden met zyne voornaamfte vrienden en maa een bv ftok'eesine, afftand deed van de Heerlykheid CosferdenVoor het G^Vicht van den D o?t ten overaaan, ,„ de Schepenen &c. aldaar: welke plestigheidyan ftokUsgging te dier tyd, zo min als nu, in Overysfe, w erdvereischt. Toen Bisfci-op Frederik van Blankei^heim deeze Heerlykheid ftnnd intelosfen , hebben alleenlyk. doeD aiie aer tusfchen fant ^eïDdai TdgC^ridram ende paesfchen daer llll iJ^^chz^ bcndert ponc payments i Jn\rf is Voirt fo hebben wy hem gegeven als SJ^h«den?ond deventers geks, die wy hen, ?^n1dich fvn ende hy oec wtgeleget hevet mor- van Eslen W ^ ^ht ofiwonnen, fo folden wy'off"nfe Wemelingen Bisfcopen to Vu «chfhSi cff finen erfgenamen betalen defe *yff wfert Dond byrnen aers na defen dage dat hem booüert pui-<- u/ ■ & r ___ fv jm een ghoit, f g?rT^eet vanRecteï isfS & voirff. goetis, ^ ^frït dat wv off onfe nacomelingen B». to Ctrec? Teren Frederic voirff. of fine* Smel ngen dL voirff. vyffhonden pont betaeld hébben den lesten penning nnt ten yerften. Vom 5eDD i:rjP wv. noch orfe racomelinge l»s- fjnt vorWE^fc^ Jci, ° oirff. -geit tot Ytterfim r?cn\ Poelet,. Mer Frederic voitff. rrw n^^ng«^len ons ende orfen naco- C^Hr?eSSrto betalen alfullrereehte Renten als wy oelmgen jain^ö Torwerden Invln r O wy vastelic in defenbrieveftedetehol4el rr^ldoen fonder enigerhande argehst. Jn óeï*V*A~ Ss befegeltmitonfeD fegel jn den Ö^^tó*«lri* tfeftich eDd8 Se op fante Walbnrgnes d*ch. ^ , s * heiliee eoederen van het Sticht Esfen wier- •RS U. ivo. (5) Bejoovea.   i4o Onrjsfttfchf Gedenkftuk\;n, VIL Siuk. Ve-drag tujcken Florens van Wevelinkhove Bifjchcp van Utrecht en üe Stad Cam* fen over den Ysfeldyk tn -waterlticing in Manebreek, van het jaar 1381. Ex Diverforio primo Frederici de Blanckeoheim Eipisc. Traj. fol. XLVIII. Mscc tn comice domini Amen Anno naüvitatis eusdem milkfimoTrecentefimo oöuagefimo primojodictione aurta mer.iïs May die feptima hora pnmarum vel auafi Por t ficatus far.üisGmi in Christo parus ac oom-ni nostri comini Urbani divina providencia paoe fexti anno quarto ir, mei Notarii publici testiumoue fubfcriptorum prefencia propter hoe perfona.iter cönftituti Reverecdus in Christo pater ac domibus Dominus Floreccius de Wevelkaven dei gracia Ep.scopus Trajeöenfis ex una parte necnon hocorabiies viri VVilhélmas morre Goesfwicus lu-esens foen Everhardus bofe Hermannus de junne Henricus xack J.cobus diciUS Coep feynen foen Theodencus diaus lydero.de CUes foen Goesfwirus Hirt N> co'aus van der A Hermannus budel johannes die bianre Johannes voein.Rodolphus die Witte Hennen» de Wilfem ludekirus Hermans foen Christianus colle fohannes Du'men ac nonnulli alii eorum confones fcabiri et cot filiarij opidi de Campen1 ra.eetenCs Dioceüs rro fe et aliis opidams joco.is et univeifi ate eiusdem opidi ut asferuerunt, parte ex altera inter alia per et inter diöas partes et tune facta convecta et ordinata conveneruDt expresfe et fpecialitcr ditte partes quod prefati opidani jccole et uuiveifitas opidi de Campen comunaim vel diviflm ner ie alium feu alios ex nunc in aDtea aggerem yfeie ötuatum in oppolito diöi opidi, nuncupatum vu'lEariter ce Yfekhck nullatenus aperient feu apelire prcfument iD al qua. parte dicti aggens, Cufam -ut u-luro intus vel extra aqueduöum faciecdo leu alias confervacionem.integntstis ciSi aggens quo-  Virïamilinz van merkv. Brieven fjfc. 241 aolibet miDuendo, niü premisfa riant de expresfo confenfu et vo;uncate dicti Reverendi patris aut fuorum fuccesforam Bpiscoporom Trai.cVD.uum nee oon maioris parcis iliorum qui booa predia feu herecitates posfidenc vel opemene in loco didto Mast» broeck. nuncupati dit viarcksevoten pecitis et obtentis Promiferu:tque di^ii (bubM et co.S'iarij orenominati pro fe ec aüis opidaois jncoiis et uriverficace predictis eidem R?verendo patri prefr-ti ec hocperfo-iaiirer acc^ptaDti ad manus fuas bora fide fu> caucione fi nkitts --ibligacioais folempnirer ftipalanti premisf■ iedfêo aggere nul!atënu!« a'iterquampremisfo moJo apenendo oec eius incegri.a:ero al quali-r ter ieierdo convenca fe et alios eorum coopidmoi jncolas ec univerfi atem predictos ac fuccesfore? eorum coniunctirri et divifiTi ra-a grata et frmi ha'^ituros pe-petuo ei non contravecire per fe alium vel a ios ut prefertu- diredte vel indirecte publice vel occulte. Infuper ce aq i?ductu "-0 ninato inter opida de Campen et de Hasf k, Der medium 'oei dn Mastbroek fadto, promiferunt at fup-a üöi fcaoirïiU et confiliarij pro fe et aüis fuis coofortibui faisqoe fuccesfonbus quod cum pro pare Jiflj Ret-erendt p-tris aut fuo-ui fjcce'fo'u n BpisCoporam TraieccecGum r^qu.fici fuerint medio fuo juramentq deponendo et afErmando verificabuac et cerebu-11 quoi didtus locus fub ea condicione preconceptus et pubiicatus et divjfus es itic, qjod talis aquedudtus ibidem fieri posfec ec deberec tante laticudinis, quod una Da via alceri obvian 10 iaxta i lam lateralicer cotimode cra^Gre posfit, una cum uinire per cerraraconciguo eidem latiru JiDi« qu)d una navis a'.teri obvianquatuor vir^atarum terre, niQ prefacus Reverendus p=cer aut fui fuccesforea aliis acoheredibusec posfesfonbus didti loei fe forfan opponere volen. tibus (*) Deezejroorden, zy.i u-.s -.:•*!: liter; cfrhiio, 773, met eene 1'nieiédertrokkfcn, vsrmoedelyk om da; dit ovs:» tol.'ig zvn bevonden. VII. Stcje, q  242 Owysfelfche Gedenkjlulken, VIL Stuk. tibus expresfum quod didti squeduQus fi-mitaterrj Iiosfinc-obtinere coDfeDfum, dolo et fraude qu'busibec exclufls fuper quibus omnibus didtus Reveren» dus pater peciit a me not3rio predicto fieri pub'icum inftrumentum. Adia funt hec in opido de Campen predicco in camera cubiculari domus dotalis Ecclefie Earochialis ibidem Anno jndictione Menfe die ec ora ac ponttficatu quibus fupra Prefentibus ibidem nobili dno Godfrido de Wevelkaven canonico ec capellario Ecclefie colonienfis acltrenuo echonorabili viro domino Theoderico de Monement milite Jaco« ba van der A ec Henrico de Krikenbeke armigeris tescibus fi je dignis ad premisfa vocatis pecicis ec rogatis. Ec ego Johannes bick Clericus Monasterienfis Diocefis publicus jmperiali auctoritace nocarius pre. misfis convencioDi promisfloni acceptatio"'" & aüis prenarratis cum dictis cescibus irterfui et hoe prefens publicum inftrumentum inde fscipublicavi icripfi ec meis figno ec nomine folicis fignavi requificusm testimonium veritacis. Verklaaring van die van Stellingwerf en Scho. tervcerf ma die van hfelham wegens de E. tinge in hun erve, van het jaar 1384. Ex diverforio fecundo Roe» dolphi de Diepholc Episc Traj. fok XLII. verfo. Mscc. Wy GrietmaDS on gemene Richters van Stellyncweerf ende Schoterweerf doen kont ende kenlic allen luden die dezen brieff fyen off hoeren liefen ende bekennen in defen openen brieve, dat die van Isfelham» als by noerder kerke, alle die in den veenbuusch hoeren, Ecynge (1) ce hebben, jn on- feu (i) Ook ettinge en attixge genaamd, dat is, weide.  Verzameling yan msrhr. Brieven £fc. 243 fén Erve dat wy ende onfe gemene buere hebben in den kerfpel Ifelham, alle op ten brocke ende jn den holliken myc aüe fvnen toebehoeren , jnt ycrsc van den jaer toe XIIII. nacht voer fjnce Philips ende Jacobs dach ende dan uyt te dryven ende uyt te hoeden hoer guet totter tyc toe dat dac hoy vaD den velde js ende die zeyfen gaen heefc ende foe fullen fy na der zeyfen die etynge hebben erfflic, ewelic ende ommermeer onbefproken van ons ende onfea erfgenaemen. Ja aldusdaaniger manieren wertfake dac fy hoer guec nyec en hoeden noch en dreven van onfer voorfchrevene alfe XIIII nachc voer fuate Philips ende Jacobs dach als voirff. is, heyn: tot der zeynden toe, alfe voeriT. is daer en bynnen mogen wy fchntten, elx dages ellic hovec voer III pont ende foe mogen wy dat voeiiT. guec holden ende vuerenc myc ons cotcer tyt toe , dac dac van ons ge'.ofenc is. Alle defe voirff. vorwerden laven wy gemene Scellyncweerf ende Schoterweerf ftede en-j de vast ce holden erfflic, ewelic ende ommermeer jn allen mapieren als voerff. js, fonder enigerhande argelisc jn oirkonde der waerheic foe hebben wy Steliyngweerf ende Schocerweerf onss Lande fegele an dezen brieff gehangen Gegeven jnc j3er ons heren Dufenc Drie honderc vier ende achtentich des manendages nae onfer vrouwen dach nacivitatis. Florens van Wevelinkhove , Bisfchop van Utrecht verklaart een Ruiminge te hebben gehouden in de Marken Ane en Anewe. de in het Kerfpel van Nyenftede, nu Hardenbergy in hu jaar 1385. Uit het oirfpronglyke op den Huize Heemfe. Florens bider genaden goeds Bisfchop Tutrecht maken kond allen luden dye nu fyn ende namaels comen foelen, dat wy om twist ftoet ende fcheQ a lin-  244 Overysfslfche Gedenkflukken, VIL Stuk. lirjghe en wech te leggen ende eendrechtich te m*i ken tusfchen onfen onderfaten den erfgenamen der marken van Ane ende van Anewede in den Kerfpel van nyenfteden, Een ruymynge (i) hebben doen gaen in den vorlT. marken. Ende hebben bi confent ende wille der ghemeynre erfgenamen Egbert van Gramsberge daer of gegeuen eynen openen brief den hi van ons verworuen ende aangenomen heft in fuiken vorwarden alfe die felve brief heft begrepen dye hier nae volcht van worde toe worden befcreueD. Ende want wy willen, dat daer g^een fcbelinghe meer vn en ualle, ende dat wy ende onfe nacomeÜDge Bisfcope tutrecht ende dye erfgenamen der vorg. marken van den gefcheide ende vorwarden een eweüke memorie ende gehoegecisfe hebben foelen, foe hebben wy den felveh erfg. om oere beden wille onder onfen fegel overgegeevtn befchreuen den vorg. briefF dye aldus fprect. Florens bider genaeden goeds Bisfcop tutrec' t, maken kond allen luden dat wy overdraegen fjn bi rade confent ende wille der ghemeynre erfg. (i) Ruiminge betekent een pleit of Gericht over een goed aan den aanlegger interuimen. III. Stuk deezer Gedenkfl. bU 72. aie ook den brief van het jaar 1250 by Heda pag. 216. en nog eenen anderen by Bondam Charterb. 2. afd. pag. 264. De Ruiminge, waar var deeze brief handelt, ftrekt tot verdee.frg van gemeenen grond der Marken Ane en Anewede en is gehouden door den Bisfchop als Landsheer, die in deeze hoedanigheid Overfte Richter in alle Marken was. Dee> ze Ruiminge is verricht by wege van wilkeur met de Erfgenaamen, dat is, de Goedsheeren van deeze Marken Ane en Anewede, Een ander voorbeeld van wfkeur van den Bisfch p met de Goe'sheeren over het houden van verdeeling van gemeenen Marken grond, en wat daaromtrent v.yders in de Mirke voor recht zou gehouden worden, is te zien in den brief by Dumbar, AnaleQ. torn. II pag. 318. Alwaar dezelfde Bisfchop Florens van WfiVELiNKHCVErde gemeene landen in het kerfpel van Vollenhove gedeeld heeft in het ja^r 1387, welke brief tJt opheldering van dsd enzen dienen kan.  Verzameling van tnerkw. Brieven 245 erfg. van Ane ende van Anewede. Alfe Johan hundenberch, deric van den rutenberghe, Herman Stael, RoelofF van Aneweden Rolof Alcgering Engelberc Vierling. Euert van der heurnen, heyn ranen Elys van der werderbosch, ludolphus des vorss Elys foen, ludeken hoberc Johan van den water, Aelbert fchoneer, herman rucke, herman dye koster. Lyfe rotterdams' Ende fenne van Aneweden , Een ruminge hebben ,doen gaen in den marken van Ane ende van Aneweden, Ende hebben Egbertvan Gramsberge gegeuen bi rade der erfg. vorg. vor fyn waerdeyl ende fyn aendeyl dat lant dat op dye fyt des waters leecht daer dye Gramsberch ynne leechtj dat dor reyghers ftal (2) neder loept dor dac (2) Hec woord ftal, als ook fchutlhl, betekent hier, zoo het fchynt, een vischftal, dat is, zekere fchutting in da rivier de Vecht of in eenen uitloop van dezelve gefield. Zie ook Tegenwoordige Jlaat van alle Volkeren byzonder van Overysfel, I. Deel, i. Stuk, bl. 3, alwaar van netten enftallen der Overysfelfche Visfchers wordt gewaagd. Van zulke ftallen wordt gemeld in den volgenden brief, die ook buiten dien merkwaardig is. „ Ik Johan van Ittersum in der tyt 3, Richter tenHardenberge bekenne ende betuge myt desfen \ apenen brieve dat voer my quam in gerichte daer ics fat „ to gerichte myt mynen koernoten naebefcr alss ick mit „ rechte folde Hermen Leemgraven -nde fprack an Egsert „ Remmeldinck umene rechte konde tuch en waerheit toe feggen wes hem wyttich kondich ende yngedechüch ys als „, heerkomende van den ftalle ftaende in der vechte yn der „ broeck meer yn myns genedigen heren van Utrecht fvnre „ gnaden vryen firome den hem doe ter tyt die edslle hetr „ van buren up dede trecken ende destmweren tot f\ nen wylten des Hermanne feer krode;icken was ende mysha- gede ende feer beklaegendc was En voir onsfen genedi„ gen Heren gebracht waert foe <^uam aldaer die eerbal e „ felge JunKer Zeyger van Rechter doe ter tyt Droste van Zallant van wegen myns genedigen he en voirff. En „ Gherhardus ten Hahme Rich'r. to Oldenzael van we3J gen des eerbaten Rol-ofs van bsruoroe remhemeysier Q^3 „ van  246 Ovsrysfelfcbe Gedenkjlukken, VII, Stuk. dat fchutte ftal tusfchen 'den grooten weert ende den lutken weert ende dye heringmade als dye gelegen ys bi des wilden Wade» vytgefechc eynen wech deydor dye made gaen fal, daer elc marckgenoet fyn aandeyl tegen heft nae beloep fynre waer» tael, ende wy ons vorllach (3), la fulcker vorwarden, '„ van twente ende Droste to Laghe die daer ter tyt toe ge- „ deputeert gerat ende ghefchicket weren myt voele ander ,, gueden mans daer by an ende over weren ende hebben Hermanne voirff. ene Ander flede gewyfet daer hie fy„ nen ftall flaen ende fetten folde Des alfo ghefcheen ys „ foe fynt fye hem den voirff. ftal myt anderen ftallen ander 1, werue derde werue upgebroken alfo hefft Hermen voirff. neder gevolget met den ft'ome ten negesten lande daer o men palen ende ftallen fetten mochte ende hefft daer ta » hant fynen ftall gefat ende geflagen Ende dit hefft Eg» bert voirf. ouermyts penen van twyntich oslde fchilden » myt rechte daer toe gebracht van Hermanne voirff. lyff»> liken ten hügen gefwoeren myt upgerichten vyngeren en» d» geflauedes eedes dat hem wittich kondich ende all wal » jngedechtich ys dat dit ailent aldus gbefcheet yï als voirff. » ftaet funder argelist daer mede an ende ouer weren alfe j, koernoten en Gerichtslude BruenReynerssen enBeernt 5, Johanssen Okkunde der waerheit foe heb ick Johan „ Ittersum Richter voirff. myn fegell beneden an desfen „ breff gehangen, ghegeven jn 't jaer ons heren dufent „ vyffhondert ende achte up functe Johans Auent decolla„ tio." „ Aan het op Francyn gefchreven Origineel hing aan "„ eenen Francynen Staart het zegel van Johan van It-, „ te&sum, volgens het Randfchrift, in groen wasch. „ Pro vera Copia. „ J. van Riemsdyk, Secret. I70r; (3) Tegen het deel, welk de Bisfchop verklaart san Egbert vam Gramssergen toegedeeld te zyn, had el i markengenoot zyn aandeel bekomen naar beloop van yders getal der wa3ren in deeze Marken, en waar tegen de Bisfchop zynen voorflag had, Van het woord veorfag of, zo als   248 Overysfelfcht Gedenkftukken, VU. Stuk. Ende oec fal Egbert vorlT. ende fyne nacoroelinge dat water boueD ende bededen rutnen endeonhtflagen (6) laten, ende foe wes oobffligen blyft van der marcke daer lal Egbert voilT erde dye gheDteyne erfgen. oer aendeyl aeD beholden elkerlyc na-r fynre watrtael, behohelyc ons ende orfen gelucht a fulcker bryeue als wy \an fynen Olderenende van hem hebbeD in oere macht te bliuen. Hier waeren Ouer ende aen (7) Her Willam heer van den berge ende van byland, frederic van Weuelinchouén onfe üeue neuen , Her Goeden van Rosfem ridder, Henric van Eryckenbeke, Henric dye fure orfe Rade Rolof van Itterfem onze rentmeiscer yn fallanc, fcepen enue Rade onzer Stede van Denenter van Campen ende vaa Swolie alfe Jacob van A eldoren Arent Upper heest, Jonan dye hoycr en henric theil 1. pag. 1547 en theil 2. pag. 177. £?f. en theil 3. pag. 690 öPc Deeze vrye goederen of Rykshoven zyn echter naderhand door de Keizeren aan Bisfchoppen, Graaven en Heeren ve leend, waar van een voorbeeld is ta zien by vón Steinen theil 1. pag, ijc6. Ik heb aldaar pag 1561. aangetroffen de zogenaamde Conftitutie van Keizer Albertus, die ik hier te vooren IV. Stuk bl. 189. doch in veelen verfchiilende van deeze van von Steinen heb uitgegeeven. Aldaar wordt dezeive opgegeeven als een b> zonder Hofrecht door den Keizer aan den Rykshof Westhoven verleend. (6) Dat is, onafgefcheiden van het gemeene veld. Zie III. Stuk deezer Ged. bl. 90. in not. (7) Het zy de Heeren, die h'er na in den brief gemeld zyn over en aon zyn gefeest by de verrichting van de verdeeling ze've, hot zy a'leen'yk by het kond doen van die ver. richting door deefen ' rief; een over en a-m weezen geeft in ney en en andere br;even al'eenlyk e h;rrer *; rri: r?;; - ; " cr-ez ziz.tz. Et is w zi- zzzz ;-, z-z *z \.:ïzzz-:-:z ezzs k: :f t£- A:ewed;, wart w: ::e re".: zt: w; ?err; :e- errzz. yc: T. ende ocs tHe defe vorg. roetten code vorwarrJes. kandsch fyat, foe hebben wy om dk raeene Tr?:sakfe onfe fegeien mie fegéte oou 5e& geaedï. Zft:tz vi= ".recr: 7 :. , ft2e- 5^, hargrr in eea getnych der waerheic Gegetiëo to — ;:: ; : « r,-.-e: :.;. : ; «11 ende taebteacich des njit^u mefaace Au dries dach Apostels, Hia aeboeo ener erde aen jeweest oei lieae aeae frederic vaa ~~i rilsai Imam her var Covrrrer r zztr. -ierraar ï .z Cayare, Egbert kafce van dea raceaberge Geryt via Beverforde, eade anders veel goider Iade- Ja'orkzcz; z;; z~iz's rr rzr : rr : : r~ . Z pt jfer oas hoest dsdesst dry* hoeden festea estée :::: ::::: zes fever szzs :~-;z::;z::ïz zizzzïiï --z zzïïzzï fiz rcv=—r-::. Per ne iz'zzz (O? * afip. M . ïkacsra va_v Blaxkkshxiic Bis/citf ym» yg<^t ***ttf**t eaa «te taai P—ju mi itnttrtx reci: ca rrjheü ia A« jaar 1349. £x Diverforio pritao Frederici de Blsckecheta Jipisc. Traj. faL CIX. Mscr." Frezer:': vu Zjtzlizrrri e:c. rziicz izz: Q J Lisa  *je Overyfiljche GidehkJhkJM, VU. StaL ladea eade ghemenen borea die woeaacbtich fvn 03 Caruperveen al aKulck recht ende vryheide a.s ff 733 oefen vorvaderen BisfccrpenTucrecat geworven hergebracht eade befegelt nebben confinaieren Stedi•ren er ie laven in dezen brieve vastende fredete Bolden in allen manieren ende vorwarden als die brieve (1) icholden die hem dair 0? gegeeven fyn zonder argelist in orkonde des brieift befegeit mie onfen fegel gegeven co voüenhoe jnt jair ons beren MCCC vier ende taegertica de» derden dage» ia Meye, FaEcarr vas EianïesHijim Biïfchop '« Utrecht beverast 11 tttcktiag eener Kapeüamie of altoos Altarende Vicaris :n oe kerk te Haahcergent in ka jaar 130S. Ex Diverforio Davidis dé Bourgandia Episc Tra]. foL iio verfo Msct. F*eceric3« Dei grrcia Eriscorus Tra;ectenfis nni- veriïs rre ertibus et fu:ur:s faJutemindonrnnofempi—■ Cnm ex orHrio nosrro debito Domini cal tam teoeamur augtnexrare, tieiefque ad pia operaarreocins invitare ad honorem ig^tur Dei omniporenrii, beate marie virgicis et faic:; Georgi: raartyris, neenon ad r-eces domiceili Lzdo'phi ce Ahnes nccnoa Johannis Nyefedc, alias cicras Gckelaxt, corari parochialis ecclefie in Haexberge no;tre Diocens, iaclinatns, in ecclefia de Haexberge caandaa capeJlariam ï*e peroetusm vicariara per dras domicellum Ladolphnm et Joh^nrera cnratam ibidem, ob faintem ariraaram fuarara proget::aruracue fuorum cotatam et fan dar ?m ex bonis eorum , fcilicet fex maldra (2} figiliris, fex maldra orcei et fex maldra havere niaiïfüjraruin Da verroer aam acaaarim ex boos (0 Z!e II. Stuk ieexer Gtdevkjt Ü.190&C. (2) Z.s bever ; . 2'   sj2 Qverysfelfche Gedenkftukken, VU. Stuk. tridaam faerit abfens, tune prefatas vicarius ecclefie de Haexberge providebit. Item de confesfioni'bas aat aliis officiis ecclefiafticis', in ecclefia feu parochia Haexbergenfi faciend.s, fine liceficia corati jbidemfe nullateous intermittef, Addicimus nichilominus quod vicarius predictus, faccesfive inftitaen. das, ipfi curato debitam reverenciam et obedienciam faciet et iurabic ad facra dei ewangelia prefatas condiciones pro posfe et nosfe firmiter obfervare. Preterea fi caracas in Haexberge alicui vicario predicte capellanie feu vicarie de fpeciali favore fingalarem et ampliorem graciam in predictis articafis fea condicionibas obfervandis facere valeat, eandem graciam fibi de nostro confenfu prefentibus indulgemus. In quoram omnium teflimonium nos Fredericus de Blanckenhem Ëpiscopus Trajectenfls predictus figillum noftrum, qao utimar ad caafas, una cum figillo Johannis Nyeftadt predicti curati in Haexberge fecimus appenfione commaniri. Datam anno domini millefimofrecentefimononagefimo OcftYofab. paio prius letare. Freperik van Blankenheim Bisfchop van Utrecht bevestigt aan de Stad Coeverden haare vryheid, recht en Privilegiën, in het jaar 1408. Uit het oorfpronglyke op het Stadhuis te Coeverden. Frederic van Blanckenheim bider genaden goits Bisfcop to Utrecht maken kond ailen luden dat ons mit fekere konden aangecomen ende bygebracht is van onfen vrienden ende van onfen lieven borgeren jende onderfacen onfer Stat van Coevordeh dat die felve onfe borgere ende onderfaten bynnen onfer Stat van Coevordeu van older alfulke vryheid recht ende Ptivelegyen gehad hebben als hier na befcreven ftaen. daer fii hoere brieve die fy daer op ge" . faadc  Verzameling van merhv. Brieven &c. 253 hadt hebben verloren hebben (1). In den ierftea wie den anderen bynnen onfer Stat van Coevorderi doit fleyt. dat is lyfF omme lyffoffdes Heren genade (2). Item wie den anderen daer bynnen wondec ledes diep. dat is die hant daer dat mede gedaen is off" des Heeren genade (3). Item wie den anderen daer (1) Zes jaaren voor deefen brief deed Reinold' van Coeverden afftjnd van de Hee.lykheid Coeverden aan den Bisfchop van Utrecht, waar van boven is gemeld W. 226. De Bisfchop meldt niet, dat deeze ver'ooren brieven van Vryheden, Rechten en Privilegiën der Stad Coeverden door zyne voorvaderen, Bisfchoppen van Utrecht, gegeeven zouden zyn. Want het konden brieven zyn geweest, die door Heeren van Coeverden gegeeven waaren voor dat de Heerlykheid Coeverden hun ontnomen of na dat dezelve wederom door hen bekomen was. Men zie W.225. Dé rechten, in deezen brief gemeld, zyn, die een Heer, welke den Hoogen en Lagen Rechtsdwang over zyne Heerlykheid h3d, met zyne ingezetenen door Statuten naarder kon bepaalen, eri aan hun eenen brief daar van geeven, zonder dat men aan eene wetgeevende magt van den Heer bebbe te denken. II. Stuk dezer Gedenkfl. bi 111. 147. De Vryheden en Privilegiën, in deezen brief gemeld, kunnen ook door een' Hesr van eene Heerlykheid tot vermindering van zynen Rechtsdwang aan zyne ingezetenen afgedaan worden: waar aan de oorfprong van Steden in Heerlykheden is toetefchryven. V. Stuk deezer Gedenkfl. bl. 187. &fc. 291. Men zie' ook een voorbeeld by Matthsüs jure gladii cap. 24 p. (2) De genade van den Heer wierd in geval vandoodflag Veeltyds verworven door, in plaats van lyfftraf te ondergaan, breuke aan hem te betaalen. Zulke doodlhgen echter, als voor moord gehouden wierden, konden niet"met breuke afgedaan worden. II. Stuk deezer Gedenkfl. bl. 24 &V. (3) In dit en andere gevallen meer kon eisch gedaan worden Crimineel, dat is, tot ffraffe aan den (yve, of Civiel dat is, tot breuke of geld ftrafFe. Winhof Deel 3. achter art', j 7. De breuken zyn dan in plaats van lyfftraffen, en worden daar^ ett)  *54 Overysfelfchi Gedsnkjlukken, VII. Stuk. daer bynnen wondet dat gheens Iedes diep en is dat is drie pond. deze voerff. drie punten ende broeken fal die Drosfate berichten van onfer wegen(4). Item off yemant den anderen floege myt ftaeken off mit anderen dingen ende niet en wonde, dat waer twe pont. tot onfer voerff. Stat behoeff. Item off yemant den anderen üoege mit vuysten. off een mesfe toese offte lochende. die breke een pont der Stat. Item off yemant daer bynnen wapen gerucht makede die breke vyff pont der Stat. Item wie fchelde woirde hedde breke een pont der Stat. Voert fo fullen die Scepene die waeke befetten (5) by des Amptmans r rade om tegenwoordig nog Crimineele breuken genoemd; die dan in opzigt van den Crimincelen Rechtsdwang aan den Heer toebehooren. Dit kan van verfcheiden andere breuken die een Landsheer of Heer eener Heerlykheid geniet', niet gezegd worden. Want gemeenlyk ook zyn verfcheiden Oiie breuken, dat is, dte niet in plaats van lyfftraffe gekomen zyn, by de Heeren verbleeven, omdat die onder het gene zy van den Laagen Rechtsdwang hebben afgeftaan, van ouds niet mede begteepenzyn geweest. (V) Over de punten van doodflag, van wonden Iedes diepte, dat is keurbaare wonden ter diepte van het eerfte lid van den middelden vinger, en van niet keurbaare wonden zou de Dros: het Gericht tot lyfftrafFe of tot breuke houden. Dit onderftelt, dat de Drost geen deel aan de breuken had maar dat dezelven geheel aan den Bisfchop a>s Landsheer behoorden. Op deeze wyze moogen, gelyk b=kend is, zelfs Heeren van Heerlykheden het Gericht ovér hunne breuken, door hunne aangeftelde Richters, die, om dat zy geen deel aan de breuken hebben, hier iu als onzydig worden aangezien, laaten bekleeden. (5) Dit woord komt beneden nog twee maaien voor, in de woorden broitwage ende byennate befetten en marcke befetten. Ik meen dat men hier de verouderde betekenis van het woord befetten moet in het oog houden, te kennen geevende in order houden of befchikken; dus dat de Schepenen de befchikkipg zouden hebben over het houden der wacht, over  FerzsmeliKg -;m merlr. Brieven gc. a$y noe (6). na dien dit dat gelegen is. ende die bro. ken aaer Tan mede. mer die broeken loeien weien te: Stat behoef I:em fo moegen die Scepene die broi'wage ende bvermate b-fetten by des Dros:a -izï. ende z:. zro-ïez foe'.e: wri'e:: ter S:a; b=-oef I:em fr mo sera die Scepene die narcie b :n :r des DroüV.er rade ende dis broeken te: S:=t behoef wefen. Wanneer ca: cis borgers gser tenen meyren (7) wereke. die boeten fat die Stat rerichter. Veert eriahe redelyke bode '8> die die Sc^pen boden by der~Drosfaren. rade by"eene boette 0.5e breecket. die fal die Stat berichten. Item weert da: o;s Scepene in defen faken eenig drvfacn::g lieten ence n:e: ea berichten (y_) byecen ach. M ter erariet vin her bro-cd et ~u:t nz ze*. u:e? en over ce y.izis'viz C:ïTe:: = t: vs-.uarrcs Izz: ;'ds- ï=-~ lyie oitgeftrektbeid van de Heerlykheid Coeverden die -,.-s Mirse re":;::: t; ds :e - ï'-'^'-T-r cseze Harte fcet bewind in zaaien, cis cea vo-r'Marken z;;.;ed h.e.d. " C- Ei Ambtraan wr.rd: in deezen Brief h~-aaide'7kcr> de: ";-.e der. v=- ce- Dros:. Her:- : - :~'-z:-u zzzz. hier r:;ïizz u werden ce Serges', d;e"var oadi be-.ive-.; de- Drcs:, :e Creëer.;- izi^a.' In ee--a ande-e- brief betesen: A-y.zzsz de- Drc:: 7ïz Czëri*~-~a en Drecre zei ven, by D.ïüï ArjU3, ;t^. ƒ/. ^ Wa: tot be: Arrb: ra: de- ïcd.ires :e Ccevv: -'ea* tji -e-:orde, .:- vero:>ede.yï ui: is aigenastns eswooia van dies tyd afteceeraeo, volgens welke de R:cb:er5*cf --' --="- ■■-■'---■z~, r-.-e-di.;-.£:s R.'cb:sr« — 5'-"Zie IL Sn.è ittssr GewrjÉt. Ui»* Is, m ///. saA «. g£ (-; Gereener, (8) Ontbieding der fngeretentc. (0; De zin deezer woorden is, indien ds Scieoïoe ie; -«oa_, ce in ceeze zasssn, vaar via de ::cn-ï: a- ": :e„;;re-i. cver.resr:. i'sren dryreaca: is, ver- wtir-  256 Overysfelfche Gedenkjïukken, VIL Stuk. te a>een daer na dat hem die Aroptman des ver. tnaende. fo folde dat tot der tyt oüfe Dtosfate be- T1CEnde want wv Frederik Bifcop tb Utrecht voerg. aapoefjen heb^n ende aenfienmtnigen truwen dienst den ui s oofe lieve getruwen borgers endeonderfaten hvnnen onfer Stat van Coevorden gedaen hebben ende off got wil her namails meer doen fullen. ende mede aerfbo fv/are last ende arbeid den onfe borsers ende onderfaten van Coevorden voerff. hebben, die wege die daer toe geen to maken fo hebben wy voer ons ende voer o. fe oacomelingen Bisfcopen to "Utrecht defe voerff. punten voer een recht ende voer hoer P kilegyen ende vryheit derfelver onfer Stat van Coevorden gegeven gevest ende connrmert seven vesten ende confirmeren tot ewehken dagen foe vast ende ftede te blyven. beholdelic deofelveonfen borgeren van Coevorde off fy enige ander olde Ptivilegven ende vry heiden van ons ende van onfen aefticht bedden die in defen brieff niet begrepen ftaen dat die mit defen brieve niet gekrencket mer seve'stieet fullen wefen in hore volcomenre macht ewelic te blvven fonder argelist ende hebben des tot Pn-n orkonde vur üns ende voer onfe nacomelirgen Bisfcopen to Utrecht onfe fegele mit onfer rechter wetecheid doen hangen Gegeven tot Vollenbo daer over ende an waeren onfe vriende ende lieve getru. wen van onfen rade die eerbaren Her Willem van Renen proist onfer kereken rot Embnc onfe VicariiVs Her Godert'Deken onfer kereken fent Johan m' Utrecht Rutger van Doerric onfe Hoiffmeyster Tohan van Buchorst onfe Dmsfate onfer lande van Coevorden ende van Drenthe Steven van Keur waarloosden het Gericht over hem te houden. Het is bekend dat de Schepenen in de Steden van ouds het Gericht cehoüden hebben over breuken aan hunne Steden toebehoorende. Doch dit heeft zedert lang in de kleine Steden van Overysfel geen plaats gehad, alwaar de breuken door 4S Schepenen zeiven genooten worden,  Verzameling ven taerkw. Brieven £fc. 257 onfe Maerfcalc. Herman Stail Coenman van furbach Gyssbert van Loe onfe kokemeyfter Wilhelm van Wye onfe Secretarius ende andera goeder Iude genoech Gegeven int jaer ons Heren dufent vier. hondert ende acht op lente fylvesters avont, Scriptum per me Wilhelm de Wye Secretarium dia. trajeSten. de ipfius mandato fpeciali. Hier aan hangt het zegel van den Bisfchop aan een francynen ftaart» Fredrik van Hekeren geheetenvAm Reciteren ontjlaat het Gericht van Haaksbergen Hoog en Laag met deszelfs renten, tin» Jen, verval en alle toebehoor voor acht en veertig ponden 's jaars, in het jaar 1423. Ex diverforio primo Frederici de Blaockenhem Episc. Traj. fol. CXIIII. vfo. Mscu Ik Frederic van Hekeren geheten van Rechteren niake kont allen luden ende bekenne dat rc voer my ende voer myne erifgenaemen den Eerwerdigen Vader in Gode ende Heer Heren Frederik van Blanckenhem Bisfcöp to Utrecht mynea genedigen Herea ende linen nacomelingen Bisfcopen to Utrecht overgegeven ende te goede gefcholden hebbe, overgheve ende te goede fchelde mit defen brieve dat Gerichte van den kerfpel van Hakesberge Hoge end« Lege als dat geleeen is mit fynen renten s cyfe» vervalle ende allen fnen toebehoeren, fo my datangecomen is van myaen voirvaderen ende hem ende andere gude verfat fyn ende weren voer een fumme gelts van den Eerwerdigen Heren Johan Bisfcop toe Utrecht feliger gedachten, na inheit des brieffs VII. Stok. ö R die  'aj8 Overysfelfche Gedenkftukken, VIL Stuh die dair off is CO Beholdelic my ende mynen erfgenaemen anders alle punten in den felven brieve begrepen. Uitgenomen dat Gerichte voirff.voe,- acht Inde veertien ponde des jaers, epen olden fchilc voer drie ponde gerekent, foemen laerhx van pacht Tn SallantPbetaeTt} die jc ende myne *fff™™» gebreke myns, jaerlix boeren foelen wt fynre geSn RenL lyna l.n« van Twenthe, j 1,, of. f«t Peters dage ad Cathedram of bynnen X1IH dagen él na onbegrepen, Ende defeboeringe fal ingaen op fant Peters dage voirff. ^estcornende na mholt des brieffs den ic daer van hebbe Oick fo betemie ic voer my ende voer myne erffgenamen voirff., ïar myne^enedige Here voirff. offflnenBCometajen ttisfrooen to Utrecht, wanneer fy willen op allen fan Peters dage voirfl. of bynnen XIIII dagen dait na^onbegrepen milten pacht, die dan verfchenen ïeerTdS acht ende veertich ponde voirff lofenmo. gen tê famen ende geheel ellic pond om achtien pon. de payment voirff. Ende wanneer myn Here off iioe nacomelinge voirff. Jte rade werden datfe die von ff. acht ende veertich ponden lofen mit eenre fummen als voirff. is fo bekenne ie mede ende gelove voir my ende voir myne erffgenamen voirff. dat ic dan ende myne erffgenamen mynen genedigen Heren of finen wemelingen voi.ff die fumme geks der lo. f nge voirff. van den XLVIII ponden afcortenfoe. K alingen fummen daer voer my dat Gericht voi.ff endl andere gude angecomen fyn van vetfettinge, na inhoU des brieft voirff. Des tot enen orkonde fo heb ic Frederic van Hekeren voirff voir my ende voir myne erffgenamen myn fegel an defen brieff gehangen Gegeven jnt jair ocff Beren dufens: vierhondert drie ende twintich des festen dages in junio. (i) Zie denzeven hier voor 11. 237. Ros-  Verzameling van merkw. Brieven £fc 259 RoEdolf van Diepholt Bisfchop van Utrecht geeft aan Borchabt Stecke van Luttekenhave eene ganfche Jtede vaste zoene, in het jaar 1441. Ex Diverforio fecundo Roedolphi de Diepholc Episc. Traj. fol. III. Msct. Wy Roedolph etc. maken kont allen luden dat ■wy voer ons voer onfe onderfaeten ftat ende lieden onsf lants van Utrecht aen beyden zyden der Ifelen Ende voer onfe hulpere ende hulperen hulpern gegeven hebben ende geven myt defen oefen brieve Borchart Stecke (t) van Luttekenhave (2) voer hem ende fynen hulpe ene gantze ftede vaste zoene fonder argelist jngaende.op dach datum onsf briefs Des tot oirkunde foe hebben wy oofe fegel opt fpacium des briefs doen drucken gegeven tot Utrecht jn jair onss Heren dufent vierhondert enen Veertich des donredages nae alre heyligen dage, Roedoif van DiEfHOLT Bisfchop van Ut» recht geeft aan Johan van Beloe eene goede ganfche zoene, in het jaar 1442. Ex Diverforio fecundo Roe. dolphi de Diephol Episci Traj. fol. XXVII. Msct. 'Wy Roedolph etc. doen kont allen luden dat wy voer ons, voer onfe Stat van Utrecht ende voer allen (1) Stecke was weleer een magtig geflagt in het Hertogdom Kleef en Graaffchap Mark, j. van der Berswordï Wetph. Ad. Jlambuch, (2) Eene Havezate ia Keulsland weinig uuren van Ra. klinkhufen gelegen. R 2  26b Overysfelfche Gedenkftukken, VII. Stuk. lerj anderen onfen Steden landen luden ende gemenen or-derfaten onsf geftichts van Utrecht aen beyden fyden der Ifele gegeven heben ende gheven mit defsn onfen tegenwaerdigen brieve Johan van Beloe een goede ganze zwoene Ingaende op dach datum sbriefs fonder argelist Des tot orkunde heben wy onfe fegele beneden op tfpacium defes briefs doen drucken jnt jaer onfs heren MCCCCXLII des faturdages op fante Mathys dage Apostoli. Verdrag door den Bisfchop van Utrecht en yrienden van de drie Steden Deventer, Campen en Zwolle gemaakt tusfchen Egbert van Almelo en Zweder van Voerst, van het jaar 1442. Ex Diverforio fecundo Roedolphi de Diepholt. Episc. Traj. fol. VII. Msct. Item waert verdingt (1) toe Vollenhoe by myns heren gnaden van Utrecht Ende by vrienden van den drien Steden Deventer Campen ende Zwolle9 Tusfchen Egbert van Almeloe ende Zweder van Voerst Ai foe dat diefelve Zweder belenen fall Egberts voerff husvrouwen myt fuiken lene als dat jnbolt ende be>oerwaert is jn enen hylix briefs, den Egbprt voerff daer van toende Beholdelic Zweder voerff. ende elkermallic fyns Rechtes Ende myt ramen beholdelic denfelven Zweder fullix rechtes als hem aen den voerff. leen vervallen ende aengekomen mach wefen by verfumenysfe dat leen te verfoeken ende toe ontfanghen Ende oec beholdelic hem fullix rechts totten felven leen als hem aengecomen mach wefen van eenre verwylkoringe daer he fi) Betekent bet zelfde als gededingd, dat is, dooT tusfchenfpraak vereffend. De voorzei 'e woorden worden met e kanderen verwisfeM in eenen brief van het jaar 1442 by BuMBAR, Kerkt, en Wereldl. Dev. Deel II. bl. 135.  Verzameling van merkw. Brieven S?c. 2fr he hem breve varj vermat te hebben. G?tevkenc up des heyligen cruis dach jnvencionis Anno «cc. Uitfpraak van Roedotf van Diepholt Bisfchop van Utrecht tusfchen de Stad Cam. pen en de Stad Utrecht over eenen eisch van zeven duizend, Beyerfthe guldens door ae Stad Campen gevorderd, van het jaar 1442. Ex diverforio fecundo Roe« dolphi de Diepholt Episc. Trsj. fol, XI. verfo Msct. Wy Roedolph etc. doen kont alJen luden alfoewy om ruste ende vrede ende enicheit te hebben ende te holden jn onfen lande aen ons genoemen hebben een gefcheit te maken ende wtfprake te doen tusfchen onfer ftat van Campen op die een zyde, enae oifer flat van Utrecht op die ander zyde, roerende van fchelinge ende gebreke van feven dufent Beijerfche gulden, die onfe ftat van Campen noch, vermirs den leger geweest in der Eeme jn den jair ons Heren dufent vierhondert ende acht ende twynnch, aen onfer ftat van Utrecht hoer vermeten heeft te hebben, ende dairomme die van Campen deel der borgeren onfer ftat van Utrecht ende hoer gueden doen bekommeren hadden ende befetten bynnen onfer ftat van Campen voirff. dewelke borger»o woe wail fe overboedich ende bereyt waeren alda*r rechts to te plegen, die van Campen nochtant dac nyet en hebben aennemen willen, mer wevgerinee dair ynne gedaen, Dairomme hebben wy, doerfiende die faken voirff. gefeecht ende wtgefproken. leggen ende wtfpreken myt defen onfen brieve on. fe ftat van Utrecht voirff. hoere borgeren ende invvoenres claerlike ende altemale vry ende quyt van den bedachten ende gebreken onfer ftat van Campen voirff. ende van allen dat daer aff roeren mach R3 jn  h6"2 Overysfelfcbe Gedenk/lukken, VII. Stuk. jn eniger manieren Ende hier mede follen (ie voer» taen op beyde zyden guede vriende wefen ende claerlike gefcneiden van den fchelingen ende gebreken voirff, ende allee dac dair afF roert tot ewrgen dageD fonder argelist, ende op dat defe onfe wtfprake, feggen ende gefcheyt vaste ende onverbroeken blyve, foe heben wy onfe zegel aen defen brief doen hangen, ende def r brieve fyn twe alleens fprekende Gegeven jntjair ons heren dufunt CCCCXLII des manendages nae fant Odulphus dage. Roedolf van Diepholt Bisfchop van Utrecht fcheldt kwyt aan Johan Schinkel de breuke, die hy verbeurd heeft of verbeurd mogt hebben, om dat hy een verklaarde Vy and van Deken en Capittel te Deventer was geworden £fV. in het jaar 1443- Ex Diverforio fecundo RoedolDhi de Diepholt Episc. Traj. fol. XI. Msct. Wy Roedolph etc. doen kont allen luden dat wy Johan Schinckel verlaten hebben fulker btökeals he ons verbroeckt heeft ofr heben mach overmits dat he Deken ende Capittel onfer Kereken tot Deventer ontfeechde Viant was geworden ende fchelden hem van die broecken qwyt myt defen onfen brieve ende believen fulke foene als die felve Deken ende Capittel ende Jan voiriTdaer van gemaekt ende malkaoderen gegeven hebben ende gunnen Johan voitiT. onfer lande dair ijnne te coemen ende te we?en van der wegen ende van wegen onfer hogen Heerlicheit Des tot oirkonde heben wy onfe fegel beneden opt fpacium des briefs doen drucken 3Di jair ons H>ren M.CCCCXLIII des fonnendages nae fant Urbaens dage. Roe.  Verzameling van merlw. Brieven tfc. zo-3 Roedolf van Diepholt Bisfchop van Utrecht geeft eenen vreede aan Johan van Eroeckhuizen Heer tot Loe en tot Geesteren, veertien dagen lang na dat dezelve van de een of andere zyde zou zyn opgezegd, in hst jaar I443* Ex Diverforio fecundo Rodolphi de Diepholt Episc. Traj. fol. VIII. Msct. Wy Roedolph etc. doen kond allen luden dat wy voir ons voir onfe lande lude ende onderfaten ende hulperen éndé hulpere hulpers gegeven hebben ende geven myt defen onfen brieve Johan van Broechufen here tot Loe ende tot Gheesteren eenen gantzen Steden Vrede jngaende op dach datum sbriefs durende viertyn dage lang nae den dage dat wv hem of he ons den vrede opfeggen myt onlen brieven ende die opfegginge wy te doen aan fyn huis tot Geesteren ende hie aen onfe tegewoirdigheit waer wy dan fyn zonder argehst Des tot mrkonde foe hebben wy onfe fegel beneden opt fpacium sbriefs doen drucken gegeven tot Utrecht jnt jair onff heren dufent 111*9. XLIIK des woensdages nae onfer liever vrouwen dage asfumpcioms. R 4  364 Qvtryjèlfchê Gedenkftukken, VIL Stuk. Ex Diverforio fecundo Roedolphi de . Diepholt Episc. Traj. fol. XXL Msct, Ah myn Here overgegeven heefc den Capittel van Deventer geen reche te hebbeD aan den tynde jn den kerfpell van Raelte Helendorn ende voert nederweert jn den Ham ende Dam, 1444. Wy Roedolph bider gnadeo garts Bisfcop tot Utrecht maken kont allen luden (I), want ons aengecomen was, dat wy end? orfe gedichte van Utrecht recht folden heben tot Tienden van alfulken nyr btekla.-vje, alfe gevallen fyn, off ge vallen mogf n jn ot fen kerfpelen van Raelte van Helendoern ende voert nederwaert jn den Ham, endeden Dam, welker f lenden fich oec onderwonden onfe Capittel van Deventer feggende dat die voerff. Tienden hem toebehoerden, ende hoer kerke weer daer op fundiert, ende hedden der jn befitte geweest over menich hondert jaeren Ende onfe Stat van Deventer verboet daer op dat felve Capittel te rechte voer onfe vyff gaitshuife tot Utrecht op welke twyste en fchelinge ende verboet voet ff. wy onfe beraet nemen, ende hebben by onfen geleerden en wyfen vrienden van onfen Raet geestelic ende Weertlic Ende by onzer Ecclefie van Utrecht onfl* Capittels van Deventer hoere brieve ende privilegiën doen examineeren ende doerfien, ende daer op die konde vervaeren jn onfen lande van Zallant alfoe dat wy daer wt claerlik bevonden heben Ende bekennen voer ons, en onfe nacomelingen Bisfcopen tot Utrecht, dat wy geen recht en heben aan (1) Deeze brief is door den Bisfchop gegeeven volgens # uitfpraak by Dumbar S^tU. tn mr. Dev. Deel 2. bl. 137.  Verzameling van merkw. Brieven &fc. a6/ aan den Tien voerff Ende jn anders alfulken Tienden nae inholt hoere privilegiën, willende daer* omtne, dat datfelve onfe Capittel nu ende voertaen die voerff Tienden rustelicke fall, ende mach gebruken , fonder wederfeggen krot. off hynder, van ons, onfe nacomelingen voerff, off yemanc anders, fonder argelist, jn orkonde des, foe hebben Roedolph Bisfcop voerff., voer ors, ende voer onfe naecomeüngen onfen fegel aen defen bri< ff doen hangen Gegeven jnt jaer onss heren Dufmt vierhondert vier ende veertich des vyff ende twynftichften dages in die maent van mey, Roedolf van Diepholt Bisfchop van Iftrecht bevestigt aan hei Kapittel van Deventer de Novale Tiende van geheel ZM~nd en de Mat ken aan de Vecht, in het jaar 1444» Ex diverforio fecundo Rodolphi de Diepholt Episc. Traj fol. XX. verfo. Msct. In nomine Domini amen. Rodolphus de Diepholt Dei gracia Ëpiscopus Trajectenfis ad univerforum noticiam deducjmus per prefentes, quod nos vifis et diligenter examinatis privilegiis ecclefie nostre fancti Lebuini Daventrienlis noftre diocefi* ipfi ecclefie et ipfius ecclefie Decano et Capitulo a reverendis patribus bone memorie dominis Theoderico et Ottone necnon Johanne de Arkel et Johanne de Verneborch Episcopis Traiecrenfibus predecesforibus noftris fuper decimis Novalibus obvenienti» bus pro tempore infra terminos et limites parcium> et tocius jurisdiöionis Zallandie a Randerzyll inferius (1) in et fub quibus parrochie noftre et loca Raelte Hellendoern Ham et Dam funt ficuate (2) et ; (1) Zie bpven II. 147 ö* i49-~ (a) De Bisfchop noejnt hier byzonder de f arochien en JR. T P-aat-  ■566 Overysfelfche Gedenkftukken, VIL Stuk. et per terminos Vechte juxta et fecundum diccorum privilegiorum formam et tenorem daris et concesfis necnon fedis apostolice dictorum predecesfo. rum et nostrarum ecclefiurum Traiectenfium con» fenfu et confirmacionibus fubfecutis, confiderantes huiusmodi donaciones jn augmentum divini cultus et ad emendaciocem ftipecdiorum prebendaiium Decani et Canonicorum eiusdem ecclefie noftre Daventrienfis predicte iufte et rationabiliter procesfisfe, prefatorum noftrorum predecesforum vestigiis inherentes eadem privliegia. et donaciones huiusmodi ex certa fciencia approbamus ratificamus et prefentis fcripti patrocinio confirmamus fub harum noftrarum teftimonio literarum noftri figilli munimine roboratarum. Datum et actum Daventrie Anno MCCCCXLIIII. die mercurii yicefima feptima menfis Maji. Uitfpraak van Roedolf van Diepholt Bis. fchop van Utrecht tuifchen die van de Kerk van Tsfelham en die van de Kerk van Blankenham, van het jaar 1444. Ex Diverforio fecundo Roedolphi de Diepholt Episc. Traj. fol. XXIX. Msct. Wy Roedolph etc. maken kont allen luden dat voir ons gecomen weren kerckvoechde ende ander kerfpelbuere van wegen onfer kereken van Yfelliamme aen die een fyde ende kerckvoechde ende an- plaatfen Raalte, Hellendoorn, Ham en Dam als binnen de grenzen van Zalland gelegen, om dat uit den voorgaanden Srief enden brief by Dumbar, dien ik daar heb aangehaald, blykt, dat het jaar te vooren nog verfebil was of de Novale Tiende over geheel Zalland mede begreep de tiende van de hier gemelde p!aa> fen, en niet flechts van Randerziel nedetwaaids de kerfpelen aan den Ysfel,  Verzameling van merkw. Brieven £fc 267 anders kerfpelbuere van wegen onfer kereken van Blanckenham aen die ander fyde Ende aldair loe becroenden fich die van Yfelhamme voir onfen Vicaris ende anderen van onfen reden dat die van Blanckenhamme nyet gheven ende te hulpe comen en wolden alfe den derdendeel te ghelden tot luiken boegen ende ornamenten als in der kereken van Y-.felhamrne dair die kereke van Blanckenhamme een dochter van js ende onss gefcheyden ende gefnledt behoeff weer dac fy doch alle wege tot hier toe fonder wederfegen gedaen hadden dair die van Blanckenham up anfwoirden nieynede'n dat iy dat nvec fculdich en weren te doen want huere ieparacie ende gefcheyts briefFdair dat kerfpel van Blanckenham ynne gefplk ende gefcheiden is van der kerfpelkercken van Yfelham ynne hielde dat He ghelden folden totter tymmeringen derfelver kereken van Yfelhamme ende dair en ftonde nyet ynne wrgefproken ende byfonderea gernert van boeken offte van ornamenten Ende all hadden fyt aldus lange thent hier toe gedaen, weer gefchiet van duechden ende goedertierenheit ende nyet aUoe dat ly fculdich geweest hadden Ende om den twist ende fceiinge nu wefende ende die naemals dair oft comen ende vallen mochte afF te wefen foe heb. ben wy aengefien redene an beyden zyden dair tusfchen doen fpreken declarieren ende verklaren foe fy die fceiinge an onss fchoten, dat die van BUnckenhamme ghelden follen totter fabriken ende tymmeringe der kereken van Ysfelhamme eDen derden deel als de feperacie brieif dat inholdt Te weten dat fye die felve kereke an heure vier wenden ende dake, dien toerne, die muere omme den kerekhof ende die wedeme die nare gewoenr dess lants der kereken volghet fullen helpen tymmeren ende holden als gewoenlick is geweest ende behoeft is van noede en totter kereken oirnamenten ende anders in derzelver kereken van Ysfelhamme behoeff die nu beftadet fyn te maken dair fullen die vaa Bianckerihamme toe ghelden tho defer tyt huer  a6S Overysfelfche Gedenkjlukken, VU. Stuk. paerdt ende deel als fy gedaen hebben tot heer toe ende vo?rtan nae dat fy nu to defer tyt dair toe ee. gulden hebben als voirff. is en fuMen fy nyet meer gooiden totter kerciten offte oirnamenten die nyet exprymefrt off mit namen benoemt en finen jn de feparacie en gefcheyts brieff voir'ff Ende off nae. rmels enich gefchille off gebreck h.er ynne tusfchen den voiril. kerfpelluden geviele foide ftaen tot onfer dec aracie ende verklarynge fonder argelist jn oirJtonde sbriefs befegelt mit onfen fegele Gegeven toe Vollenhoe jndt iair ons Heren MCCCCXUIII. des vridages nae pynlterdages. Roedolf van Diepholt Bisfchop van Ut. recht belooft Dirk van Enghuisen Land. commandeur ten Huize en ter Balie van Ut. recht te zullen verdedigen, en Sweder Kobbing en Sweder van Diepenbroeck uit zyn Land te houden en het Huis te Oomar. Jum aan de veorz. Balie te blyven, in het jaar 1444. Ex Registro fecundo Officiato. rum Roedolphi de Diepholt Episc. Traj. Msct. fol. IX. verfo. Wy Roedolph bider gnaden goits Bisfcop tot Utrecht kennen jn defen apenen brieve, dat wy om lieffcen ende gunften wille, die wy hebben tot der duyfcher oerden, ende mit namen ten huyfe, ende ter Ballen van Utrecht Duytfches oerdens gelaeft heben ende laven, den Erbern onfen lieven getrouwen heren Deric van Enghuyfen nu ter tyt Lantcomptur d (4) Vermomde perfoonen. Zie Kiltan. in netboeve. Nebulo, fcurra, histrio. perfonatus, larvatus: etganeo, q. d-, 'nebulo reticulatus, ftve reticulo tellus ne agnoscatur. Fide in èaajchu  Verzameling van merkw. Brieven 287 de» als voergefchreven fteet, foen fal hy die Heer j nochclager, noch miente gien broecke, noch beteringe vorder daer van hebbem Item weert zai ke, dat die doetfleger untlypej, éhde bueten landes qweme ende weder ynt landt wolde veden an des doeden maegen, off an anders ymant yn den lande, die fal ewelick vredelois wefen des landes;, Ende wanneer, off waer men hem krygen kan, fal snen hem richten, als Voergefchreven fteet. Item waer ymant j die openen lantman to zegi gen hadde, ende die landtman oen rechtes wolde plegen, ende daër en baven bueten landes toege* «nde untzegede Weder ynt landt to rouen, to barnen, off anders enyghe undaet to doen yn den lande, fo fal die lantman fich rechtes verbyden an den amptman to Couerden yn der tyt, ende die etten, ten negesten lottynge den untzegeden man te doen, dat hy oen van rechtes fchuldich ys te doene, Ende weert dat die untzegede man, dye nyet doen en wolde, fo fal hy vredelois wefen des landes van Drenthe ende voert des gemenenStychtes van Utrecht. Item wie enen hantvrede ghegeven heffe, ende den breket myt doetflaege, wondynge, off anders flagen, die fal fyn lyff gebraken hebben, ende den falmen richten, als een vredelois men fchuldich is to richten. Item off ymant belast worde yn fyns felves huyfe wes weer hie dede van noedes wegen yn zynen huyfe fyn lyff to befcudden, dat fal broekelois wefen, beholtlick anders den huysvrede yn fynre volre macht tblyven* Vort wat fchulde, die bericht is, off fynt, off die richters gychten, als recht is4 myc twee bueren, off felver bekent, daer en falmen gien pantwerynge, op doen, ende daer up fal die richter die pande nemen. Ende wie des weygerde van den bueren fal brecken XV nye Gronynger marek nae iithwyfinge des lantbreues. Item weert oeck zake, dat den richter yn der pan-  «88 Overysfelfcbe Gedenkftukken, VII. Stuk. anaynge geweiüt geicnyede van den ghenen, dïe ie die Dande netnen wolde. ende hem nvcr r>an_ den en wolde laten, die fal brecken twye XV Gronynger marck voergefchreven. Ende wes die lichter myt den ghenen, die dat gerichte zoecken daer omme doen, dat fal broeckelois wefen tegen den Heren. Item vort alle andere punten, yn des landes breuen begrepen, fullen blyven ende ftaen an oeren vollenkomen machten, uthgenamen desfen voirgefchreven punten, yn defen tegenwotdygen breve begrepen, funder argelist. Ende wy Roloff van Dypholt, by der genaden Gades Bysfcop tutrecht die uthfprake belyvet hebben» ende belyven voer ons, ende unfen nacomelyngen Bysfcopen tutrecht, desfe voergefchreven punten to ewygen dagen to duren, ende oer recht tblyven, fo hebben wy voer ons ende unfe nacomelingen unfe zegel an defen bryff gehangen. Ende wy jBorgermeysteren, Schepenen ende raet der Steden Deuenter Campen ende Zwolle bekennen, dat unfe rades vrende van unfer bevelynge ende confent desfe uthfprake voergefchreven gedaen ende gededynget hebben, fo hebben wy unfer Stede zegelen an desfen brieff mede gehangen. Gegeeven in den iaer ons Heren, dufent CCCCXLVII. op funt Urbanus dach. De Kloosterlingen van het Klooster te Vronepe buiten Campen verkoopen aan die van het Klooster op fant Agnieten Berg by Zwolle vyf en twintig Heeren pond uit dertig mor' gen land in Mastebroek, in het jaar 1447. Ex Diverforio fecundo Roedolphi de Diepholt Episc» Traj. fol. LVI. verfo Msct. Wy Priorinne ende gemene Convent des Cloesters der Regularisfen van fant Augustinus orde toe Vro*  VlTzamsling van merkm Brieven &V agjrj tVrönepe buten Campen doèn köndidh allen iaden mie defen open brieve* dat wy vercofc heben ftedeë -erifcops erfflike den Eerbaren Religiofen luden ön;fen brüederen den Prior ende Conventè des Cloes:ters in fante Agnieten berge by Swolle ênde oereri naecomelyngen om eene fumme gelts die onès Vol! ende all betailt is, vyff ende twindch Heren ponde Wc dercich morgen lants die gelike wtgaen mit vyff .ende fevéntich Hèrén ponde erfflike ende die vóeriï .hondert Heren ponden fullen die ierfte pacht wefen ende een edel eygen commervry gelegen tegens Hasfelc over jn mascebrpek dair die becerfcop vari rtoehehoerc Johan Vulvaet ende zelige Atnoldus Van JNeels wedue ende oer kinderen, dair aen die ene zyc gelanc is des noerfchen landt ende ander ander zyde joncfrou Johan Johan Bentynx Huysfrouwe, alfoe al die in Voircyden den Prior ende Convent: des Cloestcrs van Thabor in Vrieslant die gekofc heben van Egbert Mulert iende ffye fyn,echte wyff nae in hole eens prinpaels coepbrieves die dair van is jairlix ce'becalen die helffte toe fant Marten ja den winter ende die ander helfte toe fant Peter ad Cachedram Ende wy Priorinne ende Convents van Vronepe voiriT. dragen defe voirff. vyff ende cwintich Heren ponde deo Prior ende Conventè jh fante Agnieten berge voiriT. op ende vertyen dair van eade bekennen dat wy an den voirff. vyff ende twyntich Heren ponden geen recht en heben beholden noch toefeggecs ende loven hem die te wieren vóic een edel eygen, woe dac mep een edel eygeö.nuc . rechte fchuldig jg te waeren fonder argeli^t Ènüè want wy willen dat alle defe punten voirff. vast ende ftede bliyen fullen foe heben wy onsConventi Zegel aen defen brieff gehangen jnt jair öbss Herent Dufent vierhondert ende feven ende viertich optun Heiligen pycxter avenb Vil. Stuk. T tiii.  25)0 Ovsrysfelfchs Gedenkftukken, VU. Stuk. Uitfpraak van Roedoif van DiepholT, Bisfchop van Utrecht, tusfchen het Klooster Zibkelo en Frederik van der Eze , over het goed en Testament, 't welk Hendrik van GramsBergen in voorigen tyde aatt dit Klooster gegeeven ongemaakt had, van het jaar 1447- Ex Diverforio fecundo Roedolphi de Diepholt Episc. Traj. fol. LXXIX. Mscr. Wy Roedolph van Diepholt by der genaden -Goits Bisfcop Tutrecht bekennen ende betughen myt defen openen brieve dat wy mincentlicken gefcheden heben die eerfame religiofe bruederen Priof ende Convent des Cloesters van Zibekeloe an die ene zyde en Frederic van der Eze ende fyne erfgename an die ander zyde, als van guede ende testamente, dat Henrick van Gramsberghe (i) in voir tyden gegeven ende gemaect hadde dien Cloester voirff. in manieren hier naebefcreven jnt yerfte foe fullen bueren die Prior en Convent voeiff. feventien jair lanck, jngaende van Honden aen nae doede Henrix Voirff. alle jaer hondert overlandfche rynfche gulden wt den tienden toe wederden die denfelven Prior ende Conventè gevestiget fyn myt onfen confent, als myt des leenheren hant ende wille Endewes an defer voirff. fumme gebreke, dat die tiende jaerlix foe guet nyet en is als die honderf ryn- (i) Zyri waperi aan een brief van het jaar 1440 is te zien by Jung Cod. dipl. pro hifi. Benth. pag. 129. tab. 7- n. 12. Hy komt ook voor in eenen brief van het jaar 1442 by Dumbar Kerkl. en Wereldl. Dev. Deel 2. bl. 135- en.IV. Stuk dezer Gedenkfl. bl. 107. Van de voorise Heeren van Grarxisbergen ontmoet men Egbert van Gr'amsberoen in een brief van het jaar 1402 by Dusjbar, Analeü. torn. 2. pag. 37°. en in een brief van het jaar 1404 by Jung d. Cod, pag, 301. boven, bl. 244,  Vlizéiveling van mèrkv. Brieven S*c. êfc. iycifche gulden .voirïT. dat mach dié Prior ende Con» Vent voirff. bueren eude manen wt den hoff toe wegerden ende wt den twen erven, geleghen in der buerfcap van Berghencen, daer dieeen affgenoempc is waifmelding ende die ander moelynck, endeyoerC wt fynen tween gueden» dat een gelegen iH,den kerfpel van Ommen ende in der buerfcap vénjunnei dat ander in den kerfpel van Vellen, in der btlerfcap van Wilfem, alle jaer tot fant Merten jo den wyn^ ter te betalen, myt vorwaerden dat Frederic voirff. noch fyne erffgename geen faet, noch guet wt de* fen voitff. tienden hoff énde erven buren* nochi darfchen en fall laten, trien fy dat Prior èn,ConyenÊ jaerlix van den hondert gulden voirff. voll endë alt veroo'-'crir fyn. Oeck foe fyn voirwerderi ^weerÊ dat fake du den Prior ende Conventè voirsf,, defe hondert gulden op den termyn voirsf. jaerlix nyet betaalt en woerde, foe moegen fy defe voirsf furn* ine geks myt enen dagelixen richter wtpandeH Wc: den tienden hoff en erven voirsf. Ende rnoegen die pande bynnen viertien dagen daer na yercopen fonder eenige pantweringe van enigen rechte,- 'c fy dienstrecht, leenrecht, geestelyck of weerjyck recht, off eenige ander behelpinge woedanlcti dac die fy, vorder van te lyden, en voeren mytten panden voirt, als off fy myt allen rechten verwonnen?, weren , fonder Frederix ende fynre erfgename, off yemants anders, myt rechte off buten rechte, wederfpreken. Oeck foe fynt voirwerde, weert,fake dat defe voirsf. tyende bynnen defen feventien jaeren van die van A'.meloe geloefet wordën| alsdati foe en fal Frederick noch fyne erffgènameói ^geno' oplatynge daer vans doen,\ noch geit daer vÜti óntfangen ende buereiij he en. htbbe den Prior èndé Conventè op anderen gelegenSteden foe voêlc gueté weder gevestet ende verwysfec, offce, na'c groet" heit der fumme verntiecht. Oeck foe fynt yorwer» den, dat men defe jaerlixeu renchen voirsf» alle jaer opleggen fall jn des Convent! kysten ëndè tot feilen vier jaeren,' wes daer van gèboèrc h fteder  fcoft Overysfelfcbe Gedenkftukken, VIL Stuk. aen erfflike reöthen tot ewighen memorien Henrix voerff. ende fyne Oldcren, die van der heerfcop van Gramsberghe gecomen ende geftorven fyn(2), ende desgelyx voer Frederix Olderen van der Eze voiriT. Ende want wy Roloff Bisfcop voirff. defe voirff. punten jn tegenwöerdicheit onfer mannen als Johan van Buchorst Symen van derSchulenborch Evert van Wytmen ende Henrick Bruyns gededingt hebben ende vast ende ftede geholden willen heb« ben Soe hebben wy omme bede wille des Priors ende Convents ende Frederix voirff. onfe fegel aen defen brieff doen hangen ende want ick Frederick voirff. defe voirff. punten van myns Heren genade voirff. gededingt, ftede ende vaste holden wyl ende love te holden voir my ende mynen erffgenamem Söe hebbe ick omme die merre vestenisfe myn fe* gel mede beneden aen defen brieve gehangen Ge. geven in den jare onss heren dufent vierhondert fe. ven ende viertich des woendages nae Vineula Pe« tri. (a) Hier uit blykt, dat Gramsbergeh toen reeds eene ou* 'de Heerfchap of Heerlykheid was: en dat in dezelve ook een ftedeken door de Heeren van Gramsbergen was gemaakt, is te zien in den boven aartgehaalden brief van het jaar 1442. Oudtyds wierd de plaats deezer Heerlykheid Bergene genaamd. Matth«us de reb. Üitrajeü. cap. 25. Ze-dert lang is de Rechtsdwang over deeze Heerlykheid geoefrend door den Drost van Zalland en den Schout van Hardenberg: hoewel het gefchil hier over met de Provincie Overysfel, zo veel ik weet, nog niet beflisd is.  Verzameling van merkw. Brieven £fc. 203 Roedolf van Diepholt , Bisfchop van Utrecht, verpacht de Kuener hoven, in het Kerfpel van Wye, Marke Tungeren, aan Evert Kryt, jaarlyks voor honderd en tien Heeren pond; en met beding van het huis en berg, daar op fiaande, dakdicht en vianddicht weder te zullen overleveren, in het jaar 1447. Ex Diverforio fecundo Roedolphi de Diepholt Episc. Traj. fol. LIL verfo Msct. Wy Roedolph by der genaden Goids Bisfcop itutrecht bekennen voir ons ende onfe nacomelingen iBisfcopen tutrecht mit defen openen brieve dat wy verpacht ende wtgedaen heben verpachten ende wildoen mit defen onfen brieve Evert kryc ende fynen :erfTgenamen twee hoive lants mit den tienden groff ende fmal dair over, die geheiten fyn die Kuenre Hoven, myt rade myt onrade ende myt allen hoeren toebehoer, als die gelegen fln jn den Kerfpel van Wye jnder buerfcap van Tungeren voir honIdert tien heren pont des jaers, alle jaer toe betaeden to fant Marten jn den wynter oiF bynnen achte dagen dair nae onbegrepen bynnen Deventer an ihandt ons Rentmeisters van Sallant off finen gewaerden bode Ende wert fake dat die voirsf. betailinge nyet gefchiede op den voirsf. dach foe mach dan onfe Rentmeifter in der tyt ofT fyn gewaerdo bode die voirsf, pacht panden off doen panden mie onfen dageliken richter ende mit alfulken kerynge (1) ende cost, alsmen dairom doet, wt allen Everts goede off fynre erffgenamen hoe ende wair hie die bevynden kan ende dair en fall onfen Rentmeifter van onfer wegen genen komer (2) aen hin- , s r ^ . derb9d$.r,- I?» tgb^.;^)^7d.*»legeninghem, nu Penekamp; en uit het erve en goed het HoW by den Hardenberg&c. in hetjuar 1448. Ex Diverforio fecundo Roedolphi de Diepholt, Episc.Traj-, fol. XCIX. Msct. Ich Sweder Cobbing Statholder des Balyen to T 4 Wess-  Qmysfelfchê Gedetikftukke*, VILSt'ai. Westphalen ende Comptur to fucte jurgene bynnen rnunfter, duyfches Ordens Doé kondt ende bekenne " apenbaer jn desfen brieve voir my ende voir myne naecbrnelinge Compturs des voirgen, Buyfes van üntë jurgene bynnen munfter voiriT. Dat jcb hebbé gegeven und geve overmits desfen brieve voir my ende voir myne naekomelinge voiriT. Roeleve Hon•denberge den Olden und finen erffgenamen die maclu unde gnade dat fe van my Broder Sweder ■Stathplder voirff. der wyle dat jch leve of van myné «nakomelingen Compturs voirgen. voirtan alle jaer •onverjaert na data desfes brieves tot allen funte Peters dage ad vincula vier dage voir off nae onbegrepen wanneer ze ons dat yrften eyn vierdel jaers daer «oé voeren hebt kentliken kundich gedaen und de Jbeze Up gefacht moegen vryg quyt ledich und lossfcópen myt vierhondert enckeden overlenfchen koriorften Rynfche guldene guet van golde unde recht yan gewichte geflagen und gemuatet uptén Ryhe voir data desfes brieffs unde myt der renthe dan verfchennen linde" verïëceri de Twyntich overlenfche körvoyfteie Rynfche guldene jaerlyker erfrenthe de Boeloff Hondenberch voirgen. unde fyne erffgenatocn my Broder Sweder Stathelder voirgen. unde fnyneu nakomelingen Compturs in maten vorgeroert EtfRiken verkofft hebt tot behoeff des voirgen. huyfes "van funte jurgene wt fyneö erven und guedeq geheten die Zyngraven und wt der mollen Renthen tynfen und wt allen veryalle belegen in den kerfpele toe Degenynghem ucd wt fynen erve ende guede geheten dat holt belegen by den Hardenberge unde wt fvnen slinge erven unde gueden die he nu ter tyt heeffc und hier naels Vrygen mach na wtwyfinge de$ priö'cipaels koepbrieffs daer op geroaket und hefegelt "Ende defe voirgen. fumme guldene unde lozinge foüen Roleff voirgen. und fyne erffgenamen doen usrda betalen, bynnen Munfter jn funte jurgens kercJee jh zeker beholt der vóirgenoemeden compturs. Oirkonde der wairheir al desier voirgen. punte und. articule Soe heb ich Broder Sweder Statheider üni Comp-  Verzameling van merkw. Brieven ÖV. 297 Comptür voirgen. des landcompturs Ampr.es und des hufes van funte jurgene voirgen. jngezegelc voir my und voir myne naekomelinge Compturs und voir dac hues van funce jurgene voirgen. an desfen brieff gehangen Voirt foe heb ich Broder Sweder Cobbingh Statheldcr und Comptur voirgen. gebeden Dem Eerwerdigen mynen genedigen lieven Heren heren Roelove Bisfcop tutrecht desfen wedercoepes brieff myc my toe befegelene wanc he den Erffoneff hier aff mede believet unde bezegelt heeffc omme bede willen Roeleff Hondenberges voirgen. foe heb» ben wy Roeleff Bisfcop tutrecht voirgen. onzen zegel oick mede an desfen brieff gehangen ter mdrer fekeringe Omme beden willen heren Sweders voirgen. Datum anno melefimo quadringentefimo quadragefimo Octavo in profesto'martini episcopi. ;. ■ 1 '••*)'' h : 1 " . • ; - : :' ■ 1 ; Roedolf van Diepholt, Bisfchop van Ut-, recht, omflaat alle huizen, hoffteden en weeren, gelegen in een bepaald begrip te Vollenhove, van alle pacht, tins of renten, en van gemeene fchastting, die over de Landen van Zalland ,. Twente en Vollenhove mogt worden toegeftaan : om dat de Stad Vollenhove hem opgedrongen had een kamp offluk lands, genaamd Campfatynger Jlag, in het jaar 1449. Ex Diverforio fecundo Roedolphi de Diepholt Episc. Traj. fol. LXXI. Msct. Wy Roedolph van Diepholt by der genaden -Godes bisfcop tot Utrecht maken kondt allen luden dat wy by rade ende guedtdunken onfer vriende van onfen raade myt onfer Stadt van Vollenhoe in een gedraegen ende overcomen fyn alfoe dat fie ons tot onfer Kereken onfer ende onfe nacomelingen bisfeopen tot Utrecht behoeff, opgedragen overT * ge-  è0 Overysfel/che Gedenkftukken ^ PH, Stvlu gegeven ende toe guede gefcholden hebben erflieké ende ewelicke enen kamp ofte ftucke lands gehietea Gampfatinger flach gelegen op lewyt weyde jn doebroock myt Dycke myt Damme myt ;wege ende weteringe myt allerflachter not nae-bewj-finge hore breide die wy dair off hebben Ende dair voir foe hebben wy voir ons ende voir onfe nacomelingen bishopen tot Utrecht-alle huyfe hoffftede ende weren i gelegen iat begryp ftreckende breetvlakes van onfen huife van Vollenhoe thent an der oeftenwoldingher hot bynnen derfelver onfer Stadt, foe wye foe breet,, ais dat fel ve begryp nu begraven enda beplanckec is, gevryet quyt ledich ende loss gelaten /van alle alfulcke pachte tyns ofte renthen die onfe. fdigen voervaderen bisfeopen tot Utrecht voir ende wy nae wt allen ofte enigen den voirff, huyfem hofffteden ofte weren tot defen dnge toe gehadc mogen hebben, Ende fchelden hem die claerlicke ertde ganschlycke alle to goede ende vryea fie dair aff myt defen onfen tegenwoerdigen breve van nu voertan tot ewigen dagen toe, Ende alfoe dat wy ofces onfe nacomelinge voirff. ofte onfe ofte hoerer rencmeyfter amptlude ofte dienre fie dairomme nyet to fpreKen eyfehen ofte manen fullen jn eniger wyss, Ende dair to foe hebben wy gegeven ende gegont, geven ende gannen myt defen fel ven onfen breve alss wanneer dat.by onfer ofte by eniger onfer nacomelingen voirff. tyden enyge gemene fchattinge tot onfer ende derzelver onfer nacomelingen behoeff overgegeven wart-ïn onfen lande van Sallant Twenthe ënde Vollenhoe, dat diefelve onfe alinge ftat van Vollen hoe voirff. foe wyt ende foe breet alss die ru is myt Oestenwoldingher lant dan vry ende ontladen dair van fitten ende wefen fall alfoe dac wy ende onfe nacomelingen hem dan verdragen ecde verlaten fullea enyge fchattvnge to geven Beholdelic ons onfe'broke endë cyfe fonder argelist Ende want dyt vast ende ftede wefen ende blyven fall toe ewygen dagen angefien dat alss wy in der wairheic w:getredeu vervaren ende bevonden hebben onfe 5 en4&  FérxameUng va»' merkwi Brieven &c, ■ ende onfes geftichts, tafelgude ende renthen hyr mede verbetert ende vermeert fyn ende fonderlinse onfe imvs van Vollenhoe mede beholpen foe hebben onfe fegel by onfen fonderlinge bevele . ende van' onfer rechter wetenheit an defen brieff doen hangen voir ons ende onfe nacomelingen voirff. Ende hebben gebeden de eerbaren onfe lieve getrouwep-eod&'vfieüde Prelaten ende Capittelen or'fer v.jff goedshuyfe tot Utrecht alss the Doem Toudemonfter'-Tfant Peter Tfant Johan Tfant Marien dat die' hoeren confent ende volbert hyer geven endeidefen breeff myc ons bdegeten ende vestigen willen-Ende wy.firelaten enoe Ca, pjctelen van den vyff-goeds httyfen. voirsf. anftea die groete viyticheit die onfe genedige here.van Utrecht voirsf. hevet fyn renthen.er.de tafelgueden the verbeteren ende- te~vermer§0 Spe.- hebban wjf Ofife confent ,ende wille dair to gegeven, ende ger ven myt defen fel ven breve Ende-hebben d§s tot. oirkonde myt onfer vyff geeds huyfe fegele delen, bteef myt onfen genedigen heren voirst. belegen? aegeven int jair ons heren Dufent vierhondert neT gen ende viertich des Dontedages nae fant Grego* ï^as dagf*des hiïligen paewes lurbï Imo a«lo7 aan 3$ ■' • (Onder Jlond) Cplratipnatft.eJi aufchultafa eft prefens copia pep me Arnoldum Hamynch notarium publicum etconcordat cum fuo vero originali per me vifum de i-erbo ad verbum quod attestor manu propria. * ^<»;• f i'ov? ifif] r.:;*j3blurltrt mit zommigen anderen onderfaten flands van Gleve, Vermits onfen fchulte aldair tot Deventer omme der gefchicht wille van Jan van loe, Amptman jn Lymerfch, gekiert aen deels koeplude wten geftichte Van Munfter endefoic deels onfer onderfaten jn onfen lande, by den Arkefteyn (r)/Bekennen wy dat wy den' voïrfT. Gerardum quyt gefchulden hebben ende fchelBen hém qüyc myt defen onfen brieve van der befate voirsf. ende loffcen he dair afF gedaen mach hebben aen handen des voirsf. onss fchulten. Des tot oirkondd onfe zegele beneden op fpacium sbriefs gedruckt gegeven tot Utrecht int jair onss Heren MCCCCXLIX op ten lesten dach. vanmeerte. eb th'A'iv '9tM " - f~hó : z:.ticf (I) Zie tot opheldering den hier naastvolgendea brief. 1 Roe.  Verzameling van merkw. Brieven 15 c. 301 Roedolf van Diepholt, Bisfchop van Uirecht, verklaart op begeerte der Stad Deventer , waarom hy in het jaar 1448 aldaar had doen bezetten kooplieden van Wefel en andere onderzaaten des Lands van Kleeft hoe zulks toegegaan zy £fc, in het jaar i449. Éi Diverforio fecundo Roedolphi de Diepholt Episc* Traj. fol. XCI1I. Msct. , Wy Roedolph byder genaden Goits Bisfcop tot Utrecht doen kont ende kenlic jn desfen openen brieve dat onfe Stat van Deventer van ons begeert heeffc een wairafftich fchyn ende betoen te geven * woe ende wairomme wy jn den jaer doe men fcreefF dufent vierhpndert XLVIII laest verleden jn fente Ègidius marcket jn onfe Stat voiiff. deden befetten coeplude van Wefel ende anderen onderfaten des landes van Cleve ende woe dat toegegaen js, omme die wairheit geopenbairt te werden ende die onwairheit te ftraffen , datfe folden moegen toeren , daef hem des te doen were Voir een wairafcich betoen, want dit dan een redelike bede js des tvy mogeliken nyet te weigeren en hebben, foe doen wy wairaftich hier op witlickevastlikenopen* balr tugende, Alfoe die Cleefffche jn oeren oirloge fy hadden tegen die Colfche ende hoeren hulperen uit oeren kosten ende lande van Cleve ende dair weder jnj onfe ftrate, nyet veer van onfer Stat Deventer voiriT, ontfryt hadden myt doetflage, myt fcheyndinge» myt vangenfchap ende name an onfen Stichtfehen ende oick uitheemfchen luden, die Deventer maerekt verfocht wolden hebben ende deels verfocht hadden jn den jaer ende marcket voirff, dat ons onfe Stat Deventer voiriT, foe fy dat mogeliken fchuldich weren te done, anbrachten ende wy oick dat wairaftich vernomen, daer ons oick mogeliken op gebuerde te deacken, die  §02 Overysfelfche .Gedenkftukken, VIL Stuk. •dis gevangen quit te werden-ende Gericht, dat ori anfe (baten voirff. gefchint gerocft genamen ende Onfe ftrate voirff, ontfryt .wart, want dan onfe .Voirvaderen ende wy over hondert jaeren ende langer heerwerts alfoe lange als kunne van menfchen gedencken mach van onfer kereken van Utrecht jheerlicheit wegen Scholte en Gerichte jn onfer Stac Van Deventer voirff. jn merekeden ende buten mercJceden gehad hebeh ende noch hebben op vreemde lude foe deden wy myt onfen Gerichte toe Deventer om der faken wille voirff. befetten coeplude van Wefel en anderen onderfaten der lande van Cleve, fo fie myt hoeren heren een oirlog hadden ende als onderfaten oers heren ende oirlogcs voirsf. mogeliken genyeten ende ontgelden mosten Soe dat dié! coeplude van Wefel ende andere Onderfaten van Cleve voirsf. myt öeren vryen willen ongeftocket ongepyht fich guetlicker van ons verleken hebben ± dair die van Deventer doch geen genot, p'ar, noch deel daer aff gekregen en heben. Sonder argelist jn tuychnisfe ende oirkonde der wairheit aller voirsf. punten heben wy Roedolph Bisfcop vdirsf. onfe iè» !;el an defen brieff doen hangen gegeven tot Zwol. e jnt jaer ons heren dufent vierhondert XLIX. op fant fymon en juden dach. Roedolf van Diepholt, Bisfchop yan Utj recht, verpacht? aan Jan van Bokhorst1 ttet Moniken goed in het Kerfpel van Zal' i lik, voorbehoudens hem zytïe Visfcheryej in het jaar 1450; 1 Ex Divèrion'o fecundo Roe- dolphi de Diepholt Episc. Traj. Mscto. fol. LXXXVI.U Wy Roedolph by dér gnaden Goits Bisfcop tutrecht maken condt ende bekennen voir ons ende onfen nacomelingen Bisfcopen van Utrecht Dat wy  Trerzaviding \'an merhv. Brkiiti 0c. 36 3 verpacht hebben ende mit defen brieve verpachten onfen getruwen Jan van Buchorst zyn leven lang ■ende niet langer onfe bouwinge geheten der moniken goet liggende in den kerfpel van Zallic oiftwairjs van der Kerken tot Zallic ftreckende in die Ysfel ende tot beyden zyden aen jans lant voirsf. beholdelic ons onss Visfcherye. (1} of die wederqueme , ; g . :.;,4 1301 ta • veir (1) Tot deeze Visfchery behoort ook het volgende , , i rdsi .01 r) >»b 09] l-l . : .„ Extratï uit het; Refter-Jet ju/lt„ ciele Notulen van Overysfel. , Op. den 22 Augustus 1493 heeft mynen gensdigéti Heeren mit fynre genaeden Rade Ende van der Ridder- " fchap naebefchreven geclaert in faeken van fynre genaden tafel goeden hoerigen Ende Eygen'Luyden aen- „ dragende (Port. alia) pag. i/>x. „ Alfoo Van der Visfcheryen töt Sallick fchelinge is tusVchen den Rentmr. van weegen onfen genedigen Heeren , van Utrecht aen die eene, Ende Heer Willem van Buc*, horst Ridder aen die andere fyden geweest is, js over', coómen dat Heer Willem "voorfcr. de Visfcherye bevis' fchen fal tusfchen dit ende middewinter naèstcomcndé *' alleen tot fynen proufyte ende fdhaede, Ende dan voortaen fal men die Visfcherye tot Salck gebruiken ha'f ende half, alfoo dat myn gened. Heerefi ende Heer Wil'em " voorfchr. den fchade ende baete daer afF gelycke doen ", ende hebben fullen, ende offte de Visfcherye compt te» gensmyns genad. Heeren Lande, offte tegens Heer Willems Lande ahyt des niet tegenftaande fullen fie aliyt /, hal ff ende hal ff hebben ende gebruicken- ais voorC is geit fchreven. A". 92. Bartholomei aldus ondeiftont ick WIU \\ lem van Buchorst Ridder." Vervo'gens is deeze halve Visfchery dooï de Heereiü Staaten vah Overysfel aan den Heer varuBtikhOTSJ in erfpacht gedaan, naar luid van dit ■ ■ •  304 Överysfelfche Gedenkftukken, Vtt. Stuk Voir vyff ende twintich heren pondsc des jairs, le jair te betalen op fante Peters dach ad Gathe. dram off bynnen viertien dagben dair na onbegrepen Ende wairt fake dat Jan voirsf. daer Wes op potede van holte off op tymnierde off tymmeren ende poten dede fuilen wy off onfe nacomeünge jans erffgenamen affgelden off zy.mogen dat affbreken fonder becroet van ons zonder argelist in oirconden des hebben wy onfen zegel aen defen brieff doen Jhangen Gegeven in;onss Stede van Zwolle up ten XVillen dach in februario jnt jair van gratiën onss Heren duyfent IIIIc. ende vyfftich* RoèdölfvAn Diepholt, Bisfchop van Ut. recht, verklaart, dat ReInold van Coe* verden deszelfs Leengoederen, ah naamlyk het Ruis te Goor met zyn toebehoren &c. heeft opgedraagen ten behoeve van deszelfs broeder Alef van Coevrden, in het jaar, 1450. Ex Diverforio fecundo Roe* dolphi de Diepholt EpisCi Traj. fol. XCI. Msct. Roedolph etc. Doen condt allen luyden* dat voir óns 0 ExtraB uit het Register der refo■ M tutien van Ridderfchap en Steden de Staaten van Overysfel. , '„ Deventer den %i Maart 1639. "„ Öp te reqte. van Lambert Bernhardt van Oir ter Bu'cR„ horst, verfoeckende in Erff-pagt te mogen becomen de halve Visfcherye tot Sallick, verpagt voor thyn goftgl, „ waer van fyn Ed. de wederhelfte toebehoort. „ Word den Suppt. defe Visfcherye in Erff-pagt g'ac, „ cordeert voor acht Car. gl. jaerlicx. die in den Rent- „ ampte van Sallant betaelt fullen worden»''  Verzameling van merkw. Brieven cfc. 305 ons ende onfen mannen van leen hier na befcreven gecomen is Reynolt van Coeverden onfe man (r) droech ons op, gaff over, makede ende fcalt quyte tot behoeif Alephs van Coeverden fyns broeders, defe navolgende goede, die hy ende fyn Voi; vaders tot defen dage toe van ons onfen Voirvaderen bis. fcoperi ende onfen géftichte te leen gehouden hebben, te weten, Eerst dat Huis to Goer mit fynen toebehoeren, dat erve tot Spaekelrieff, dat erve tot Vrovingrieff, dat erve tot Senkeldam, dat erve tot Damningvunden, dat erve tot Wegdam , dac Stegecamp, ende de Windmolen nikten winde ende berge van Goer al tfamen gelegen in den kerfpel ende gerechte van Goer. Jtem dat erve tot Nye fing, dat erve tot Cuerding ende dat erve ten Sende mit hoeren toebehoeren, gelegen in den kerfpei van Riefen ende buerfcap van Elfen jtem dat erve ten Dycke mit den kate, dat dair by gelegen is. Dat erve ten Riene ende dat erve cot Overbeke to bokele mit hoeren toebehoeren, gelegen in den kerfpel van Delden, jn fulkerwys, dat wy onfen wille dair mede voirt doen mogen als onfe "mannen wysden dat Recht was. Dit gedaen wefende. v/anc wy den vorn. Reynolt van Coeverden voir ons ende onfen nacomelingen Bisfcoppen tucrecht gegunc hebben fyn losiinge an alle defe voirn. goeden Huis ende erven tusfchen dit ende fant Peters dage ad Cathedram jn den jare duyfent CCCC een ende vyftich naestcommende om onfe man dair aft* weder te worden ende voirt te bliven gelyc hy tot nu toa geweeft is, fo bekennen wy vojr ons ende onfenj nacomelingen bisfcoppen voirff. alle defe voirbefcreven goeden ende erven ledich jn onfe handen ende jn onfer bewairnisfe te behouden, zonder dair jn yemande te beleencn tusiehen dit ende den voito. fant (1) Het jaar te Vooren had hy een gefchil met de Stad Goor, te zien by DutaAR, Kerkl. en Wereldl. Dtv. Deel 2. bl. 14^. VII. Stuk, V  30-5 Overysfelfche Gedenkftukken, VIL Stuk. •■••ters dach ad Cathedram Mair wairt fake dat d< vdirh. Reynolt binneu der tyt voiiff. die boven; • o - mde goeden niet en loslede, fo mach ende fall Aleph van Coeverden Reynolts broeder , ge« houden wefen terftont binnen viertien dagen naden voirn. fante Peters dage ad Cathedram jn den jare van een ende vyfFtich naestcommende geleden, ende ons te commen, om die voirff, goeden an ons te vtrfoeken te ontfangen ende fulke huldinge dair aff te doen als gewoenlic is ende dair toe behoeren fall, die welke wy hem alsdan verlyen ende beleenen fullen, zo dat hy ende fyn nacomelingen dair vast fyn fall, behoudelic voirt ons ende eenen yegelyken fyns Rechts Dair dit gefchiede waeren by, over ende an als onfe mannen voiriT. Melys van Aemften van Mynden Steven van Zuylen van Nye. velt Willems fone ende Evert Friefe van Steewyc ende meer andere goede lude geioech, jn oirconce defen breve, bezegelt mit onzen Zegel, hyer an hangende gegeven jn onfer ftat van Utrecht upten tweeden dach jn Mairte jnt jair van gracie onss heren MCCCC ende vyftich. Coep de Meyer van Lage voor hem en zyn Vouw en Kinderen, Riddereigen dan den Bisfihop, ftaat den Hof te Lage, tegen jaarlyks genot van vyf tien mudd,n rogge, af aan den Bisfchop; met ontftag van de. zeiven uit de Riddereigenfchap en overgang in de Hofeigenfchap des Hofs Öotmarfam, in het jaar 1450. Ex Diverforio fecundo Roedolphi de Diepholt Episc. Traj. fol. XCV1. verfo Msct. Roedolph by der genaeden Goits Bisfcop tot Ut. recht maken kont allen luden ende bekennen foe als Cocp die Meyer van Lage voer bem fyn Wyff fi- vesfe  Verzameling van merkw. Brieven £?c» 507 vesfe hoere beyder kindere ende eriFgename fyren hofF geheyten die hoff tot Lage gelegen by onfen hufe toe lage mit allen fynen toebehoeren , zoe als hie dien tot heer toe befeten ende gebtuycc heeft overgegeven ende te guede gefculdcn tot behoeff onss ende Onss geftichts mie namen onss Huys tot lage Soe hebben wy voer ons ende voer onfe naecomeiingen bisfeopen tot ütrecht Coep ende fynen voirgem. Wyve dair voir weder gevea tot horen lyve vyfftien mudde Roggen fulker mate als alhier tot lage gangachtig js fie beyde ende wjp van hun beyden langefte in levende lyve js jairlix te hebben uten felven onfen hoeve alinge boü> winge Recthen ende hoeren toebehoeren onss huuss tot lage ende wt onfen erven ende goeden geheK ten heyshinc in der buerfcap van Graesdorpe den Eyckhove wt onfen erve tot aernyag tot Tylénoa ende wt onfen erve tot eylerdiog tot rnanre beydé gelegen in den kerfpele tot Oitmerfem ende voirt wt alle onfen Rentampte van Tweenthe en die. felve vyfftien mudde Roggen fullen wy ende onfen naecomelinge by onfen Caftellein van lage off Rent» meyster onss lands van twenthe jn der tydt hem doen betalen ende vryleveren alle jair op fante Martins dach jn deti wynteroff bynnen veertien dagen dairna onbegrepen jn hoere woninge off hufe bynnen den kerfpele van Oitmerfem off ülfen dair fy off 't laetfte lyff van hem dan woenaftich fyn fo lange als fie leven ende nae hoer» beyder doet noch een jair renthe tot hoere kinderen ende erffgenamen behoeff ende off hem enVch gebrec dak jn geviele foe mogen fie die voirff. vyfftien mudde Roggen off wes hem dair an gebreke doen panden ende nemen myt eenen dagelixen Richter off fyne boede wt onfen voirff. hoeve bouwingc tenthen erven en goeden dair hem genuecht mitter eenre hnnt en 'mitter andere hant die pinde te vercopen gelyc off die pande myt allen Rechte weren verwonnen en dair mede omme te gaen als rriert mit panden voir heren pacht pleecht te doen endö Va dair  go8 Overysfelfcbe Gedenkftukken, VIL Stuk. dair en fullen wy noch onfe amptlude geene weer. re tegen doer noch doen doen jn eniger wys, Voirt als die voirff. Coep fyn wyf ende kindere onSs Riddereygen fyn (i) zoe hebben wy fie van der Riddereygenfchap ende echte ontbonden ende maken fie ons ende ons geftichts hofeygene jn onfen hoff tot Oitmerfem des hofeygen Rechts te gebruken ende te hebben gelyc anderen onfen hofeyghen luyden aldair Sonder argelist ende want wy willen dat dit wiss vaste ende orverbreckelic geholden fall werden foe hebben wy des tot oirkonde voir ons ende onfe naecomelinge voirff. onfe Zegel aen defen onfen brieff doen hangen gegeven tot lage jnt jair ons heren duyfent vierhondert ende vyfftich des fonnendages na fant marcus dage des heyligen ewangelisten. Roedolf van Diepholt, Bisfthop van Utrecht, Lage hebbende ingelost, verklaart, dat hy in de zaaken van zynen Ambtman Roelof van Beverforde en Hondeberces en des Graaven van Benthem doen zal, zo als zyne vrienden van Raude het gefchikt hadden tusfchen hem, Alef en Johan van Coeverden, inhetjaar I4J2. Ex Diverforio fecundo Roedolphi de Diepholt Episc. Traj. fol. CXIX. Msct. Wy Roedolph van Diepholt Bisfcop Tutrecht doen kond ende bekennen foe wy laghe geloest hebben ende nu dat geit dair van betaelt ende vercueget hebben ende die befegelde brieve dair van fpre- ken- (1) Door Riddereigen fchynen te zyn verifaan de byzonder zogenaamde Dienstmannen van verzwaarde dienstbaarheid, waar van is te zien hier te vooren bl. 45 tfc van dewe i en in deezen brief nogeenoverbiyffel fchynt befpeurd te worden.  Verzameling van merlw. Brieven &c. 309 kende over hebben, dat wy voirt doin fullen ende willen jnder faken van onsfen Amptman Roelorr van Bevervuerden ende Hondenberghes ende des ureven van Benthem (1). fo ende woe onsfe vrende van Raide hier naebefcreven dat vernmet ende verdedingt hebben tusfchen onss Aleph ende J°^n yan Coverden, To weten den eerfamen heren Willem van Heekelen Abbet van funte Pauwel tutrecht, Heren Evert van Wilp Ridder Frederick van Rutenbergh und Reynolt van Coverden Ende dit alles funder argelist Oirkonde sbriefs myt onlen £egele 'bezegelt gegeven tot Deventer jnt jair onss heren dufent vierhondert twee ende vyfFtich des donredages nae belaeken paefehen, Ex Diverforio Davidis de Burgundia Episc. Traj. Msct. fol. CCXXXVI. Verklaring van Bisfcop David tusfchen den Cloester ende Stat Aldenzaell. 1487. Wy David &c. maken kont allen luden dat voir ons gecomen fyn die gedeputierde van den Borgermeiffern Scepen Rak ende gemeente onss ftat Aldenzaell aen die ene ende die bychter van wegen onfes Cloesters der fusteren van der derder oerden fant franciscus aldair aen die aender zyde op fekre fchelinge hiir nae befchreven, fie onder malcanderen hadden opten brieff der overdracht jn voirtyden gemaict tusfchen den parthyeo voirfcreven bc. (1) Wat zaaken dit geweest zyn, is my niet geb'eeken. ' Ik heb intusfchen deezen brief geplaatst, om aan he» gene hieromtrent nog mogt gevonden wo-den, licht te kunnen peeven. Van gefchillen tusfchen den Bffchop wegens de Heerlykheid Lage en den Graaf van Benthem, zie den brief van het jaar 1447 in het II. Stuk deezer Ged. bl. 224- V3 .  gio Overysfelfche Gedenkjlukken, Vil. Stuk. fegelt mit onss ftat fegell voiriT. (i). Jn den yei> ften beclaechden fich die gedeputeerden onss ftat woe die brieff der overdracht voirff, jnneholc dat die fuateren voirff. gene fusteren jn onfen Cloester voiriT. jnnemen of ontfangen folden then were by confent ende goitduncken der twyer Scepenen die onfe Cloester voirff. jairlix behoirt te nemen vut den Scepenen bynnen XIIII. dagen nae dien die pye Scepene gecoren zyn , twelcke die fusteren nyet onderholden mer voelé fusteren buten weten ende coefent der Scepenen ontfangen hadden, wair op die bychter van onss Cloesters wegen antwoirde, Dat die fusteren mochten jn hoeren Cloester onu fangen tot vyftich perfonen toe, fonder ymants confent dair toe te verfoeken, mer wolden fy bo, ven die L perfonen jemant ontfangen dat folden zy doin hy goetduncken van den tween Scepenen voirff. twelke fy alfoe onderholden hadden want fy op defen dach nyet en hadden boven LVI perfonen, van welcken die helfft wall ontfangen was by confent van den tweeo Scepenen voirff. Ten anderen n"'a!c beclageden fich die gedeputeerde onss ftat voiiff. hoe die brieff der overdracht voirff. onder anderen jnneholt dat tvoirff. convent bynnen berchuyfermareke gene erffnisfe aencopen folde buten confent der twyer Scepenen voirff., twelk dat convent Dyet geholden hadde, want zy fekere guede bynnen der marke voiriT. van anderen Inden jn erffpacht off tot fekere lude leven jn pachtinge genomen hadden oic fekere guede ja die felve marcke mjt testamente fich hadden laten geven Ende andere guede in der voirff. marcke tot onderpande genomen hadden voir fekere gelde die den conventè mit fekeren fusteren als ?ye jn den Cloester vpirff. gebracht worden» geloeft ende gegeven wa- (0 Deeze brief, behelzende de voorwaarden, op welke de Stad O denzaal dit Klooster heeft toegelaaten, wordt niet gevondtn. Qndertusfchen b'yk't hier üjt, dat het in het wareldlyke &oni cfld§r het geaag yan den ftjagiftraat.  Verzameling van merkw. Brieven cfc. 311 waren twelcke fye fegeden al!e tegens den bri«ff der overdrachten voirff. te wefen , wair op d e bychïS ÏÏ voirff. antworde, dat na j^oltdesbnds vohff en folden die fusteren gene erffen.sfe mogen copen fa der marcice voiiff.', mer zy en Waren nyet JerCnaen jn den voirff. brieff dat zy jnder vonff m/rke aene lande pachten of dat men hem jn teste. ment afdair gene lande geven mochte ofte oic.dac zgeneland!?a derzelver marcke voir enyge geldS men den Conventè gave of anders fchuldich warp 'c onderoande nemen mochten, Ten derdenmale beclaechden fich die gedeputeeronfer ftat voirff. dat vele erffnisfe vermits ver. ü^^lnZhao^rc voirff ende oick jn anderen Cloesteren onfes lanrs van twenthe, we.cke erffnisfe nyet weder wten Cloesteren verftorye, des ffbègeerden enen voirvanck (*) te gefchien om twysxgte verhuiden die dair jn den lande omme co men mochte Dair op die bychter sla vo,-ff anxworde dat jn den brieff der overdracht voi.fl. le£re voirwairde tusfchen onss Stad ende den Cloester voirff. gemaict ware van der erffnisle die onfeCoestervoiiff. verfterven- mochte , welke voirwairde dat Cloester onderholden hadde, ende noch bereyt w^ SaSoTdcn all ware onfe Cloester overmits de overdracht boven rechten belwaerc. Ten vyïdenmale heeft fich die bychter van wegen onss Cloester voirff. beclaget, hoe wal die brieff dS overdrachte voirff. jnne holdende js, die bychter ende meyfterfche onss Cloesters voirff alle jare twee Scepene kyfen fullen wt den Scepenen onfes sTat voirff. bynnen XIIII dagen na dien die Scepene a d k gecoren zyn dair zy moegen hebben vryen toeganck, Rak ende hulpe van te begeren off hem fa) Voorziening , vooroordeel. Deeze voorzienig is eindelyk gefchied in den Landbrief van Filips van Blroünd'L, Bisfchop van .Utrecht. Zie UI. Stuk deezer ^ed.  gi2 Overysfelfche Gcdenkjlukken, VII. "tuk. ja enigen faicken des noit ware, foe worden d?e twee Scepene die zy nae jnceholt des briefs voiriT. jairiix kiefende worden verbonden by den Scepenen onss ftat voniT. tiat zy nyet doin en ftillen jn des Cloesters faicken voiriT. ten fy by weten ende confent van den gemeynen Scepenen ende Rak, by wekken verbonde zy jn ho rs Cloesters faken feer veractuert worden tegens den brieff voirff., wair pp die Gedeputeerde onss ftat voirff. antwoerden dat die twee Scepene by den bychter ende meyfterfche jairiix gecoren fonderlinge nyet verbonden mer; wal gebeden worden van den anderen Scepenen , dat fy jndes Cloesters faicken nyet doen willen buten weten ende cotfent der andere Scepene. Op welcke clachte ende gebreke voirff. de brieff der overdrachte voirff. by onss gehocrt ende wail doerfien wefendq hebben wy by guetduncken onfer Raden verclaert ordineert ende gewefen als hyer naevolcht Op die eerfte clachte, Dat die fusteren onss Cloesters voirff. hok fusteren, die fy nu hebben fullen laten verfterven tot L perfonen toe, welke L perfonen fy by hem felven aennemen moegen ende dan boven tgecjll van vyfftigeu nyet meer fusteren in hoire geieifchap ontfangen dan nae jnrjehok sbriefs voirff Op die andere clachte dat die fusteren voiriT. gene erffnisfe copen fullen bynnen herchufer marcke pae joDehok sbrieffs voirff. Mer want zy jn den felven brieff nyet overgegeven hebben, gene lande toepachren of in erffpacht, off jn giften off toe onderpande voir fqhulde te ontfangen foe mogen fye lande jn der berchufer marck voirff. pachten ende jn erffpachte, in gifte mit testament oft anders ende iqe onderpande voir hoir fchulde ontfangen. Op die derde fchelinge van der verfterffenisfe fullen die Justeren eo'e onfe Stat voirff. fich holden nae jone. holt des hrieffs der overdracht voiiff. Ende op die vierde clacfue fullen die bychter ende rneysterfcbe onfes Cloesters voirff jairlicx twee Scepenen kiefen wt den Scepenen onss ftat voirff; na jnneholc des brieffs voirff. eade die en fulien die andere "' "' *» , . *; Sce-  / Verzamding van merkw. Brieven £Pc. 313 Scepenen nyet verbynden myt enigen lofFten, mer lullen die laten in hoeren vryen willen om den fusteren jn hoiren faicken ten bescen heipen raden als hem des van node wefen fall Ende want wy defe dachten der parthyen voiriT. aldus verclairt hebben, fo hebben wy des toe oirkonde defen brieff doen befegelen mit onfen fegel gegeven op onfen flote toe Vollenhoe jnt jair onfes Heren MIIIlcLXXXVH op ten XXIIIen dach jn augusto. Benevens dit klooster was te Oldenzaal een Kapittel van de kerk van S. Plecheim, door Baldericus Bisfchop van Utrecht in het jaar 954 gedicht (3). Hier uit blykt, dat deeze kerk in dien tyd rvk moet zyn geweest. Want de Prebenden der Kanoniken zyn van ouds geweest een gedeelte van de inkomften der goederen van de kerk, waarvan in vroeger tyd, onder het beftier der Bisfchoppen, vier deelen wierden gemaakt; als een voor den Bisfchop , een voor de kerkbedienden tot derzelver onderhoud, een tot onderhoud van het gebouw der kerk met het gene daar toebehoort, en een voor de armen ; doch naderhand wierden zekere bepaalde gedeelten deezer kerklyke inkomften , als Beneficiën of Prebenden, aan de kerkbedienden en dus ook aan de Kanoniken van dit Kapittel toegedeeld f4). Een oud voorbeeld van befteeding deezer Prebenden tot herftel der kerk, die echter aan de Kanoniken door den Bisfchop eenigszins wierd vergoed, is te zien by Lindeborn (5;. Over de goe- dè- (3) Lindeborn.' Episc. Dav. cap. 3. j. r. Het is bekend, dat de Kanoniken van het Kapittel geen Canonici Regulares maar bedienden van de kerk Waaren. (4) Gudelinus de jure novisf. lib. 6. cap. 5 £? 8. Het woord Kapittel is afgeleid-van het vooraf leezèn vaneen Kapittel in.de vergadering der Kanoniken, MatthJ!us AnaleU. torn. 5. pag. 378. (5) Episc. Dav. cap. 2. j. r. n. 5. add. Cabfz. jurispr. Cür; fut. lib- 2. tit, 22. def. 339. V5  314. Overysfelfche Gedenkftukken, Vil. Stuk. «teren van dit klooster en Kapktel (6) is in de verleeden eeuwe veel getwist: terwyl de Stad Oldenzaal beweerde daar toe gerechtigd te zyn. In het volgend ftuk, 'c welk ik in het Archyf des Huizes Almelo heb ontmoet, wordt ook iets betrekkelyk tot deeze ftofte bevonden. Extracl uit het Boeck van Refolutien off reces/en van Ridderfchap ende Steden der Landtfchap van Overysfel in Anno 1583 den 15 May op denLandtdach binnen Deuenter •vergadert. Inftruttie voor den Edelen Erentfesten Hoochgeleerden Gerard van War. melo ende Joan Dorró der rechten Dr. Raetsverwanten der Stadt Deventer , omme uitten naeme ende van wegen Ridderfchap ende Steden des Landts van Overysfel reprefenterende die Staten desfelven Landts den Gedeputeerden van de Geünieerde Proviatien aen de oost fyde van de maefe gelegen, binnen Utrecht vergaedert aen te dienen ende te vermelden t'geene hier nae volght (7). „ Nae behoorlyke gebiedenisfe falut, den Gede. puteerden van de Geünieerde Pro vin tien aen de v oost (6) Kapitte's goederen zyn goederen van de Kerk, anders dan die van Canonici Regulares, wier goederen met Kloostergoederen gelyk gefteld worden. Zie Huber de jure cpvit. lib. i.fttl. 4- cap. 3. n. 34—51- alwaar veel merkwaardigs omtrent deeze ftoffe gemeld wordt. (7) Dit ftuk behoort tot de raadpleeging over het vermeerderen of veranderen der voorwaarden van de Naarder "Unie. Zie Mr. N. Bondt, Hift. van de Unie van Utrecht by Mr. P. Paulus, Verkl. der Unie van Utrecht, Deel 1. bl. 54» en f. Paulus zelf over at%, ij deezer Unie §. 4»  Verzameling van merkw. Brieven «ij oost fyde van de maefe binnen Utrecht vergadert aen meiden dac Ridderfchap ende Steden voorff. foo vuyt hec mondelyck rapport van haere Gedeputeerden , als uyc het reces (8) by den feluen auergebracht met allen ftucken daer toe gehorende geooechfaam jngenomen ende verftaen hebben wac die Gedeputeerden van de Geünieerde Provinciën voorff. binnen Utrecht den si April lescleden cocten % May incluis ftylo antiquo gehandelc die Gedeputeerden voor haer moeytce ende getrouwe affection totte welvaert vant gemeene Vaderlandt foo vuyc den reces vootff. ende fonsten Ridderfchap ende Steeden genoechfaem gebleecken ten hoochuen bedankende; und fullen demnae vermelden dat Ridderfchap ende Steden opt voorff. reces van articul tot articul in deliberatie gelecht, und dienftelyck averflaende den i. 2 ende 3 articulen als narratyff fynde bebben op den 4 ende volgenden articulen totten 17 incluis die articulen van de naerdere Unie verlefen aengehoort, daer op eenpaerlyck gerefol» ueert by de Verclaringe van defer Landtfchap Gedeputeerdens in den 4 articul vant reces vermeldep te perfifteren, wiliigh fynde tot vuytvoeringe des aengeuangen cryges ende befchermenisfe van het gelicffte Vaderlandt tegen die Hifpanier und haeren aenhanck, volgende die articulen ende conditiën van defe Landtfchaps asfociation ende.die verclaringe binnen Campen ten ouerftaen van fyn Excellentie daer op gevolght (9) by de nabuyr geünieerde Provintien lyff ende goed op te fetten ende in derfeluer goede nabuyrfchap gemeenfchap ende vriendfchap totten laetften Bloecdruppel te willen yerblyven fonder fich omme eeniger oirfake willen van de felve te fepareren off fcneyden te laten und in- fon- (8) Dit Reces was een Concept of Project door deeze Gedeputeerden ontworpen, en geene Staatswyze door de Provinciën genomen Refolutie P. Paulus d. I. Ook blykt dit uit het gene hier verder volgt. (9) Zie I. Stuk deezer Gedeukjl. bl. 98. ïoi. in r.6t. in he% aldaar aangehaalde.  SI6 Overysfdfehe Gedertkjlukksn, FII. Stuk. fonderheyt met alle middelen eode manieren des mogelyk fynde te helpen handthavenen ende voor te ftaen die eere van Godt Almachtich eode die gefonde Leere des Heyligen Euangely fulcx als de. felue tot noch toe in de Kerken ende gemeenten van defe Landen openbaer gepredickt ende geleert is worden fonder dat fy gedogen willen, die pausfeïycke wederdopifche off andere als die Gereformeerde ware religion op eenigen orden off plaetfen heymelyck off in openbaer gejeerc off geëxerceert te worden — mit den befcheyde dan noch dat niemant in zyne confcieptie und geweten befwaert dan veele meer een jeder fyn religion vry gelaten fal worden, fonder dat men jemant oirfake van fyn gelooue off religie fal mogen achterhalen onderfoecken off eenige moeyenisfe aen jemants perfoonen off goederen aendoen. Welvertlaende dat een jeder Provintie oock Steeden ende Leeden van dien ouer dieGeestelyke perfoonen (foo men diecoempt) ende ouer Kereken, off Geestelycke goederen onder een jeder Provintie oock Steeden off leeden jfio) van dien intbefonder reforteerende und totteo Coüegien, Cloosteren off Kereken van de Provintien off particulieren Steeden off leeden van dien eehoorende al waeren fy oock buyten die Limiten und gtebiedt van de felve Provinciën off Sceeden gelegen, fullen moogen disponeeren, fulcks als fy bevinden fullen tot meeste ruste und vreede baerer Provintien off Steeden te behoiren und dienlyck te zyn." Tot deeze ftoffe behoort ook de Inftructie voor het Collegie der Ordinaris Gedeputeerden , gearrefteerd den 27 Juny 1303, art. 15. by Mr. G. Dumbar , Hed. Bijl of Tegenw. Jlaat van alle Volk. byzonder van Overy(felt 1. Deel II. Stuk bl. 445. luidende als volgt: 11 In ventarien ende ftaat te maaken van de Clooster- goe- 1 (10) Dus, zo het fchynt, Steden, die Integreerende Leden van Staat zyn.  Verzameling van merkw. Brieven ÖV< 31 $ goederen, als Sippekelo, Albergen, ft. Joannis Camp, Wynfem, Clarenwater, Commanderie van Ootmarfum, ter Honnepe, Weerfel, Clarenberg, voort» van alle Pastoryen, Vicaryen, Praebenden, Precarien van oldes daar toe behorende, ende van allen giestlicken goederen, daar van die Corpora in den Lande und buyten den Steden ende der dry Steden Carfpelen (11) liggen, om dfelve te doen adminiftreeren ende imployeeren by advys van Ridderfchap ende Steden &c." Doch op den 19 Novemb. 1663 wierd door de Heeren van de Ridderfchap dezer Provincie en de Steden Deventer, Campen en Zwolle eene verdeeling van de Geestlyke goederen in deze Provincie ge* houden, waar by, onder anderen, de goederen van het Klooster te Oldenzaal, als mede de kerklyke goederen van de kerk aldaar, voor deezen door het Kapittel genooten, nevens de Vicaryen van deeze kerk, aan de Heeren van de Ridderfchap, tot hun byzonder nut en privative abfolute Dispofitie, erflyk en eigendomlyk, zoo voor hun als voor hunne nakomelingen, zyn toegedeeld geworden, met beding nogthands, dat de Heeren van de Ridderfchap tot hunnen laste zouden neemen de 250 caroli guldens jaarlyks, die de Heeren Staaten van Overysfel zedert eenige jaaren herwaards hadden doen betaalen tot fuplement van hetTractement van den tweeden Predikant te Oldenzaal, door den Kerkenraad benoemd en aangefteld; als ook met beding dat het Ordinaris onderhoud van de kerk te Oldenzaal by de Heeren van de Ridderfchap zou worden verzorgd, voor zoo veel het Kapittel van ouds daar toe gehouden is geweest (iï) Want de kerfpelen der drie Steden behoorden toea reeds voor lang onder het hoog gezag deezer Steden; geheel anders dan de kerfpelen der andere Steden. Hierom fchynt hier onderfcheidenlyk gewaagd te zyn van de Steden ende der dry Steden kerfpelen- Dat de Kleine Steden deezer Pro-incie, zo we! als de Grooteri, van ouds zyn geweest Integreerende Leden van den Staat deezer Provincie, is genoeg bekend.  3i8 Overysfelfcbe Gedenkftukken, VIL Stuk. •veest (ia). Wordende dus door de Heeren van de Ridderfchap en de drie Hoofdlieden onderfteld, dat de Kapittels goederen niet onbepaald voor het onderhoud van de kerk verbonden zouden zyn geweest. Eindelyk wordt een handeling van den 6 Aug. 1679 bevocaen tusfchefl de Heeren Drosten van Zalland Twente en Vollenhove, als Gecommitteerden van de Heeren van de Ridderfchap, ter eener, en Gecommitteerde Goedsheeren des Gerechts Oldenzaal ter andere zyde, zullende zyn ingegaan. Terwyl de Goedsheeren zvn de genen, die den last van het gemeld onderhoud zouden moeten draagen, voor zoo veel het uit de kerkelyke goederen niet kan gevonden worden. Daar wordt gezegd, dat zy Heeren Drosten waaren gepermo«eerd geworden toe te ftaan, onder anderen, dat de Rentmeester van 't Kapittel aan de Kerkmeesteren jaarlyks zou uitkeeren, pro fabrica van de groote kerfpels kerk, honderd vyf en twintig guldens, mids dat de Ridderfchap den eerften Kerkmeester zou aanftellen, gelyk daar toe aengefteld wierden de Heeren Clooster tot Everlo en Rentmeester Borgerinck. Schoon dit ftuk voorkomt als eene handeling van deeze Heeren Drosten en Gecommitterde Goedsheeren, en aldaar op het einde word gezegd: Wy oniergefchr. Gecommitteerde goedtheeren des Gerichts en Borgemeesteren der Stad Oldenzaal nemen dit bovengefthrêven refpetlive dantkbaarlyck aen: is het echter alleenlyk door voorfz. Heeren Clooster en Borgerinck, en den Magiftraac der Stad Oldenzaal, die in andere opzigten in deeze handeling betrokken was, ondertekend. Hec luidt in zyb geheel als volgt: „ Ingevolge refolutie den 6 July tot Raelte by Gecommitteerden van Ridderfchap genomen op de Heeren Drosten van Salland, Twente en Vollenhove, hebben dezelve fich binnen Oldenzaal den 4 Au- (12) Men zie deeze verdeeling by Matth/ëus jinakS. .tom. 5. p. 845. .en by Mr. B. j. van Hattum Gefchied. det\ Stad Zwolle III. Deel, bl. 393-  Verzameling van merkw. Brieven &fc, 319 Augusty 1679 vervoegt, de Burgertnren. van Oldenzaal by haar ontboden, en met defelve tn befpreck getfeden, over haere prastenfien en petitiën iterativelyck en fuccesfivelyckop de meeste vergaderinge van Ridd. en Steden uit génerael, by de Ridd. apart, ofF der feluerCommitteerden gedaan, dieli volgens fynde nagelien t'geene Ao. i663den 19 Novembr. binnen Zwolle tusfchen Ridd. en Steden, angaende de deiJonge der Geestelycke goederen, was geconvenieert, aan een fyde; De Committeerde Goetheeren des Gerichts Oldenfael over t' onderhoudt van de Rector, en Schoolmeesters, van de Organist, Costers, als breeder fal volgen, circumtlantelyck verhoert, an de andere fyde, waar over hinc inde veeIe en wytlopige debatten gevallen fynde, oock gebleecken dat de Ridd. uyt cracht van accoort, tusfchen dié Ridd. en Steden op verre nae foo veele niet gehouden waeren als gepretendeert wierde, nochtans, om eenmael van dit facieufe aenlopen aff te weefen en groote oncosten te vermyden, die de Stadt niet kan dragen en voornamentlyk uyt confideratien van de redelyckheit, inpios ufus te bevorderen, foo waeren glte. Heeren Drosten gepermoveert geworden, doch op behach van Ridd. en Steden an d'eéne en de andere toe te ftaen, als: EeriTelVck fal de Rentmr. van 't Capittel aen de Kerckmeefteren jaerlycks uyt keeren profahrica van de groote kerfpels kereke een fomma van een hondert vyff en twintich Car. gulden, mits en op conditie, dat de Ridderfchap den eerften Kerckmeefter fullen ftellen, waar toe by defen geftelt worden de Heeren Cloeser toe Everloe en Rentmr. Borgerinck. Ten tweeden tot het Orgel en Organist gelycke hondert gulden jaarlycks , met expresfe conditie van de beste plaetfe in de Kereke, toe keur van de Ridderfchap off derfelver Committeerden. Ten derden fal continueeren de beralinge van den tweeden Prasdicant in de gewoonlycke fumme van 250 guld. Ten  ga© Overysfelfcbe Gedenkftukken, VIL Stuk. Ten vierden fal an de Rector uytgevolgt worden de halve opcornpften van de i8Clooi>ters losfe campen, als mede de halfee van de 35 gaerdens, dicht om de Stadt gelegen, de fchattinge afgetrocken. De Conrector fal genieten foodaane vyffuen mudde rogge als het Clooster aan de armen plach uyt te deelen, boven de vier mudde rogge, hem als me. dicus pro tempore tocgelecht, Aen de derde meester uyt het Capittel vyff mudde rogge, behalven en boven de vicarien van St. Stephan. St. Joes. en bêata? marias Virginis, edoch fonder de prasfentie off divifle fceduls uyt het Capittel , De Cosrer vier mudd. rogge uyt het Capittel en vyfftich guld. uyt de Vicarie van St. Anne door die Renten, te betalen, eDde dewyle de Heeren van de JRidd. tot alle defe bedieningen, cff het meeste of alle het traftement geven, foo referveren oock glee. Heeren D;osten voor haar Ed. Mog. het halve gefach cn aispofitie int aen en afftellen van alle glte. bedienójg'n en fcholargie, en in cas, van discrepantie omtrent de verkiefinge als dan daar over te Lottec. Sich wyders referverende om communicative met de Magc. jeders portie in defe tractementen en incoomen t' verminderen en vermeerderen nae jeders meriten en comportementen, Noch fal de rentm. uytkeeren aan de pastoryen drie fchepel rogge, en an de kerkmr. 1 gl. 2 ft. uyt het Capittel en uyt het Clooster aen de toornwachters 16 ft. aen Catarinen Armer. 1 gl. 10 ft. aen de duytfche fchoole uyt de decanie 1 gl. 8 ft. en uyt St. Anth. Vicarie 1 gl. 8 ft. en aen de armen een mudde roggen, als van outs. Op de vordere pretet fie van de Burgermeefteren, als hebbende moeten repareren een ander huys vant Clooster voor de woonioge van de Conreftor en van een nieuwe putte te Hellen, dewyle hy Conrector hadde moeten delogeeren uyt het Clooster huys, welcke nochtans als mede de putte by de Borger- mecs.  Verzameling van rtterkw. Brieven (Sc. 3 31 meesteren met kennisfe en confent van de Ridd. te vooren waaren gerepareert, en tot een woninge g'approprieert weid? verfoeck in billickheit beftaende, is defelve daer voor toegelecht die fumma van. drie hondert Car.guld. op may 168a te betaelen; . En vorder voor de achterftandjge pneceniie van de overledene Organist Mr. Casper is (boven de twee hondert gl. bereets betaelc) noch eens voor all fonder meer daar voor toe gelecht een fomma van twee hondert Car. guld. Angaënde de pr-etenfie van de gepasfeefdé fabrica, daer tegens dient (boven andere contra^pretenfien) dat voorfeide Borgemeesteren de opcompften van St; Anne Vicarie (tegens t'accoort van 'c jaar 1649 den 19 Septemb. met de Heeren Drosten op fericht, en tegens t'éccoört tusfchen de Ridd. en teden gemaakt de ,19 Nov, 1663) foo lange jaeren hebbende genoten, daarom het eene tegens ander en tegens malkanderen houden gecompenfeert edoch met expresfe verdere conditie dat dié van Oldenfael een pertinente Lyste fullen overgeven van de opcompften derzelver Vicarie om by de Rentmr. vant Capittel aenftaende Martini ter dispoficie van de Heeren van de Riddi opgebeurt te wordem Waar mede dan alle actiën prsetenfien en petitiën van nu aff an eh voor altoos wat naem offnatuir defelve oock fouden mogen hebben, fullen fyn en blyven affgedaen, AQumOidenzael den 6aüg. 1679. (was gef.) Henr. Bentinck. A. H. v. Raesfelt. HENR. BENTINCRi . (Laeger flondt) Wy ondergefchr. Gecommitteerde Goedtheeren des Gerichts en Borgermeisteren der Stadt* Oldenfael nemen dit bovengefchreven refpecrdve danck» baarlyck aen. Aftum ut fupra. Rodolp van Clooster.' H. Borgerinck als Rentm. ftr Ördont van de van 't Capitt. en Clooster. Magiftr. Steph. Ketwich Secrst. Collata SxEPHANi Ketwich Secret. Vlï. Stok. X Da^  3*2 Overysfelfche Gedenkftukken, VIL Stuk. David van Burcondien, Bifthopvan 17.. techt, verpacht aan Johan van Twicloe, Heer van den Huhe ten R'itenberge in het kerfpel van Dalffen, onvrer.t honderd vyf en twintig morgen lands wilden grond, negentig jaaren, jaarlyks voor elf oude Frankifche fchilden, in het jaar 14S9. Ex Difrerforio Davidis de Burgundia Episc. Traj. Msct. lol. CCXLIIII. Verpachting van 125 morgen wild Land aan Joh. van Twicloé bezitter van den Huize Rucenberg, voor den tyd van 00 jaren. Wy David &c. maken kont allen luden dat wy voir nutte oerber ende profyt, onfe ende onfer kerken tafelguden ende Renthen te vermeeren ende te verbeteren verpachtet hebben ecde verpachten mie defen onfen brieve voir ons ende onfe nacomelingen Bisfcopen tutrecht tnegentich jaren lang naistkomende durende johan van twiclöe ende enen van fynen erffgenamen ende na volgeren, gebrake fynre, befitter wefende van den Huyfe ten Rutenberghe gelegen in den Kerfpell van Dalffen, een deel wildes landes, onbruyebair liggende, wefende om trynt hondert vyfferjtwyntich margen lapts, gelegen by der Rute aen die oestzyde van der grafte ftreckende mit die ene fyde langs die graft ende aen die andere zyde aen lande des van Voerst ende aen den Hoeyflagen , roerende mitter oesteynde aen lant fredericx van Rechteren ende mitten anderen eynde aen lande dat geweest is meester Johannis van Jtterfum iairlix omme elfF olde Vranckrixfche feilde, drie poode als wy doen ontfangen van onfe Renthe ende pach'e in Sallant voir eiken olden Vranckrixfchen fchild gerekent, te betalen alle iaer gelieck onfen pacht ende Renthe in Sallant op fant Pe-  VtrzawUng van merk*. Btteven &è. 3«i Peters dach ad Cathedram aen handen onfeS Rëüc. ineifters in Sdlant in der tyt dair af die yrfie termyn der betalinge wefen fal op fant Peters dach ad Cathedram naistcomende, ende foe voert iairlii öüreride die tnegentich jaren lang öaistcöraende, mit foLcken voüvairden nochtointz tot wat tyden binnen defe voiï 1T. tyt van tnegentich iarën Öai&tcömende defé verp^chtinge mit fterfFte ofte ander.* vererven ende veranderen fall, dat dan die gene ene van den erffgenamen ende navolgeren Vaü JöHan Voirff. bezitter van dén Huyfe ten Rute*nberge, dié defe pachtinge beheert aen te tasten,. die dan. binnen iaers aen ons ofre onfe naeomelinge bisfcop<* tutrecht foe dicke endè menichwerff dat geboren mach verfoeken ende ontfangen fall des brieve van bos ófte onfen nacomelingen nemende, Met die Tnegentich jaren voirff. omme gecómen wefende, foe fall dat voirff. lant vry weder aen ons oefe kereke ende onfe nacorrielingen comen ebde wefen fonder aenfprake van johan voirff. ofte fyne erffsenaiïien ende nacomelingen, als voirff. fondef ar* solist Des tot oirkonde der wairheit hebben wy deFtia brieff mit onfen fegel ddin bezegelen ende gegeven in onfer ftat van Utrecht ende omme die nVerre vestenisfe wille hebben wy gebeden die Eerbare Prelaten Dtkene ende Capittele onfer vyff Goidshufen, a'S ten Doem tót Oudemonilef tfant Peter, tfant Johan ende tfant marien kereken tüt~ recht, hoeren confent hyer toe te doen, ehdëdefen brieff mede mit onss te befegelen, Ende- wanc wy Prelaten Dekene eDde Capittele der vyff Gditshuyfen voirff. bevynden onfe geneden heren des fyne ende fyner genaden kereken, Renthe ende tafelguedë verbeterende is die tot Vorder profyt itellendei hebben wy ónfen confeht daer tbë gés daen ende doen den dair mit defen brieve3 bëholdelick dat onfe ende oiffer kereken perfonéh éndé guede overmits Onfen confent ende Onfer fegelinge bnbelast ende onvercortet wefen j ende blyveti lüllen fonder argeliste Ende hebben dairommë tde  3*4 Overysfelfche Gedenkftukken, VU. Stuk. begeerte onfes genedigen Heren voMT. defen brieff mede mit onsfe vyff Goitshufen fegele doen befe. gelen, gegeven jnt jair onss Heren dufent CCCC. LXXXIX. op ten XXen. dach in julio. Frederik van Baden, Bisfchop van Ut. recht, beleent Jacob van UterwyCk mn tien Borgvrede ter Venebrugge, in het Ge richt van Rardenberg, tot een open Huis van het Sticht Utrecht, in het f aar 1500. Wy Frederich van Gotts genaden Bifchop Tutrecht geboeren Marckgraue van Baden Maken kunc allen luden Dat wy clairliken onderricht fyn, oick in fchriften wairlike bevunden woe dat unfe borchvrede (1) ter Venebrugghe fwairlyken tho onderholden, ende alle jaer meher kosten dan profyten dair affkoemen bi tvden onss voervaedereaen Tymmeringe dair op gegaen fyn foe dat by tyden onfes voirvaeders Bifcop David faliger gedachtenisfe jn bywefën nnfer Ritterfchap an defe fyde der Yfelen eDde Steden Deventer Campen ende Zwolle fulx mede guet ende geraedenduncken Dat vurff.Borchvrede myt allen fynen thobehoeren bevoelen wert Ja- (1) Zie Besoldus Thef. praiï. in voc. Burgfried. Volgens de woordelyke betekenis fchynt men daar door verftaan te hebben een Burgt om den vreede of rust tegen aanvallen ta bergen, bewaaren, befchermen. Hier voor U. 275. heb. ben wy norr een ander Borgvrede op de grenzen des Lands ontmoet. Tot het zelfde einde ftrekten ook de beneden gemelde Landweeren en Boom. Wat Landweeren hier te Lande zyn, is meermaaien gezegd, naamlyk van aarde opgeworpen Linien, die op veele plaatfen nog zigtbaar zyn. De Boom anders ook genaamd Renneboom, waar door de weg afge'. ilooten wierd, flrekte om den aanva! der rennende Ruite. ren tegen re ftaau. Zo wordt ook van Burchfrede, Rennebohm und Landweren geme!d in' eenen brief van 1410 by T P. von Srsrms IVestph. Gefch. Th. 3. U, 599.  Verzameling van merkw. Brieven &?c. 32J Jacob van Vterwyck te heben te bedienen ende te bewaeren nae jnneholt fekerer- vorwarden mitten felven Jacob gemaekt, Dair aff men hem binnen eyne fekere tydt fegele ende brieve aff gegeuefl folde heben, myt unss voirvaders voirff. ende vyff Gottshuifeu fegele die dat mede bewilligt ende confentiert hadden befcgelt Lude eenre certificatien unfes voervaéders vurff. ons dair van getoent op 't welcke die vurfT. Jacob wt bevele ende ontheit onfes voirvaeders vurff. aff gedaen unde betaelt hefft an handen RoelofFs van Sconekamp wiU neer bewairer van den borchvrede vurff. fulcke penninge als defelue Roeloff dair op ftaende hadde Te weten hondert dre ende tfoeuentich gulden elfr vleemfche grothe ende ene placke voir elck gulden gerekent ende dair toe elff gulden die onfe voirvaeder Bifcop Rodolph faliger gedachtnisfe binnen onfer ftadt Deventer heft doin munten Ende tfestich Rynfche gulden dair mede die vurff. onfe Casteleynfchap befwaert is gewest van tyden onss voirvaederen faligher gedachten, ende twe ende twintich rynfche gulden die Cfaes van Villieren dair an vertimmert heffe, ende naederhanr. oick feluest nocch mercke!ykc fomme van penningen aan noitbouwe des vurff. borchvredes vertymmert heft Eode want dan onfe vocrv3eder voirff. in midlen tyden ende eer die breve geëxpedierth worden afflivich geworden ys, heft ons die voirff. Jacob oetmoedelyck aengeroepen hem te willen beleencn ende gheuen fulcke breue als hy daer aver gehadt folde heben, wy dan aenmerekende fyne begheerte behoirlyken ende den reden gelyck te wefen, eade tgene by onss voervader, vyffgoitshuyfen Ritterfchap ende Steden voirff. voer orber ende profyt onss kereken ouer koemen belieft ende geconfentiert is oick nicth onbondich ofte machteloes kennen meher van weerden holden Willende heben wy nae wtwyfinge der vurff. voerwerden ende auerdracht, dat voergemelte unfe borchurede myt allen fynen thobehperen gemaickt tot enen onverfteröyX 3 ^en  g2g Overysfelfcbe Gedenkflu,kken, T'ii. Stuk. ken Leenguede ende rechte voirth dair mede verr liet ende beleent verlien ende belenen myt defen onfen breve Jacob van Vterwyck vurff. te holden he ende fyne erfgenamen van ons, onfen naekoemer Jingen Bisfcopen ende geftkhtevan ütrechc» jn maBieren ende voirwarden hier naebefchr. Jn den yerften dac, dat vut ff. borchurede unfe unfen naeiqemeünge ende geftichts apenhuis altydt wefen ende bliuen fal jtem dat dat vurff. borchurede myt fynen thobehoer nu onfe Leengueth wefende, nae Jacob doot erven ende koemen fall, op fyns mansKeboqrte de olfte voir de jongefte jndien hy die iieche ofte vrouwen gebuerte jndien hy die Liece, oick ds olfte voer de jongefte jndien an onfes geftichts geboeren ' onderfaten hilickten , ende die felven binnen onfen geftichte woenachtich bliven Ende jndien fy tfaemen aenwtheymfchenhilickten, ofte dat Jacob vurff. oick gene mans ofte vrouwen gebuerte achter en'Hete, foe fal alsdan dac vurff. onss Leengueth voert aen altyt erven ende koemen op fyn naeste bloet unfes geftichts geboeren onderfaete wefende, ende dair en binnen woenachtich bliuende die mans voer die vrouwen ende de olfte voer de juogfte nae onfen geftichefchen Leenrechte Te verhergoaden akyc alsc ledich wordt myc ennen paer nyer wyeter handfehoen Oick behoklyk ons ende onfen naekoemelingen Bisfcopen Tutrecht alle jare wten voirff. Leenguede vyf golden Rynfche gulden te betaelen an handen eyns Rentmeysters in der tyt onss Lants van Sallant op fant Martens dach ih den winter die wy jaerlix voir ons ende onfe na. koemelinge dair wt behalden heben, Oick findt voirwarden dac defe voirff. facob ende fyn leen volger dat Borchurede myc fynen tymmer, vestinge ende thobehoer nyet vervallen ofte vergaen fal laethen meher akyc „verbetteren ende die Landtweefen mytten boem onderholden fluyten ende ontfluyten ende andere dienfte doen falie gelyck fyne voervaederen van olst te doen ghehalden gewest fint Pair dye ghefebyede weren by auer ende an johan van  Verzameling ven merkw. Brieven &c. ■ S27 van twickloe Geryt Mulert Herman Krufcn Heg man van Yfelmuden Me yftei'Herman Lipton. ter van Mondwyck Henrick van den Vte e ong Leenmanne ende anders gueder Luedgenot:h Ues tot oerkunde heben wy onfen fegel an delen beeft doen hargen Ende omme meerre vesiren sle J ^ heben wy gebeeden der eerbaerer^f^ £'k°' ende Capittuls onfer vyf Gottshufen Alfe Qot .,, Toude munfter, tfant Peter, tfant Johan .en tftj Marrien Kerken Tutrecht hoeren confent ende wn le hier tho to willen ghenen Ende want wy P.^ae ten Dekene ende Capittuls van den. Doen oud? munfter tfant Peter tfant Johan »^*tfX£frS£ ken Tutrecht Anfiende dat fulx als vurff. « ^owty den by ons omme nutticheit ende profyt sgeftK hw van Utrecht mede belieuet ys &™**Jn°* Jf". wy onfs wille ende confent dair tho gedaen ende geuen die daer tho mits desfen m aller "a^ren als voirff. ys Behoudelyken dat onfe ende: onfer k«r« perfonen ende gueüeren hyer mede onbcl. s;et we fen ende bliuen fullen Ende heben des tot oer.unde Sfen breeff myt onfen gnedigen Heren vu, 1T, doen hefepelen Gheeh'even n onfen Sfoete Vo.iecnoe ^?giie?^8Heren-duifent vyf hondert op ten derden dach in Aprili. Dat deze Copie met het Manufcript van woord tot w'oord accordeerd certificere rk onderge. ' fchr. Secretaris der Stad Hardenbergh. Actum den 13 Juny 1784* J. VAN RlEMSDYK. Beraaming van te houden Landfcheiding tusfchen Zalland tn Twente en het Graaffchap Bentheim in het jaar 1533* Alfoe etliche fchelingenn ende diffrentien fich onfhalden tusfchen Ro. Keyssr. Mat. ende derLan. S «Se Steden van Overysfel, fiunpt den Erfgenj-  ga3 Overys/elfche Gedenkftukken, VU. Stuk. men tfelve betreffende ter eenre Ende den Walgeboeren heeren Arent Grave to Benthem ende Steinforden heren to Wevelinckhoeven ende fynre edel. heiden onderfaten ter ander fyden Aogaende die fcheidinge eride bepalinge der' landen van Sallant ende Twente, en fyere E. Graaffchap van Bentem, naemelick van den marckep, tusfchen de Kerfpelen van hokheim ende iaerewoek, ender vorder tusfchen den buerfcapeti van der lutte, bonyngen, denychem, ende den kerfpel van losfer, ende den jngéfeten dess Kerfpels van gildehuyss jn welcken faeken verfcheiden, ende tweerley bepalinge ende fcheidinge, ende derfelver posfesfle ende belit van fceyder fyden fterckèlikeb vöergenoemen ende geaN legeert is worden Welcke vurfcr. differentied deesfe revfe vermyts gebreck van genoichfam bewife ende becondinge nyet en hebben kunnen gefcheiden nog gefchlicht worden, Alfo dat die gelegentheit ende noitrrufc effordert, fulcke becondinge ende bewyss beiden fydts te beléiden ende by te brengen , als tot bèweringe deefer faeken beboert jss fusfchen beiden vurfpr. paerthen deesfe reyfe verdragen ende overcoemen, dat men an beider fyden vorder getugen ende kontfcup voer geestliken ende wartlicken gerichten, als die noittrufteyfchen wert, beléiden fal, tot welcker beleidinge ende getuichenisfe elck paert die ander verwittigen ende roepen fal, om te koemen fulcken getuichen te fïen ende te hoeren fchweren Twelcke géfcheet wefende fall myn genediger heer Statholder van'VreeslantendeÖeuerysfel Ende die Grave van Benthem ende Stenforden , beide in perfonen myt den Gedeputeerden, die huer E. beide daer to eyfchen worden, fampt den erfgenamen, deesfer faeken beyder'fydts, to weder dagen ence gelegener tydt weder vergaderen up platze ende tyt, als beide heeren malckanderen anfcrjven fullen, omb alsdan fulcke getuichnisfe ende becqndinge te verhoeren te overleggen ende vorder dair jnoe te doen als nae reeden ende billicheiè ïjefonden fal warden te behoerren. Behoklicken dat  Verzameling van merkw. Brieven £?c. 34$ dat der Keyr. mat. onderfaeten midler tyt in hoer belle onbefchediget ende óngemolefteert, Doch dat ingetreeden lant ende togeflagen, fo fullen liggen büven Den vurfcr. Graven ende fynre edelheiden onderfaten, hoer recht ende exceptie up dat posfesforium jn deesfer faeken onverkurt ende gereferveert Oerkonde der waerheit, fyn defes recess twg dobbele geëxpedieert van beiden vurfcr. heeren geteikent, ende elcker paert een ouerleuert Gedaen to Oldenzeel up den XXIXten. dach augusti ano XVc. dre ende dertich. Ondertekent Tautenburch Arndt Collationeert tegen fyn princi* poel ende concordeert By my Barthold Colon. Accordeert met de Copie, J. van Riemsdyk, Secret, Verdrag ever de grensfcheiding &?c. tusfchen Keizer Karel den vyfdbn en den Graaf van Bentheim van het jaar 1548. Uit affchriften. Alfo over lange jaren herwerts merkelyke tuiste ende differentie geweest is tusfchen den Bisfchopen van Utrecht ende federt der tyt tusfchen der Keyf. mayt. als Erfheeren der Landen Erfgenamen ende Jngezeten ter eenre ende den Wolgeboren Heeren Arnt Grave toe Benthem ende Stenford ende Heeren toe Wevelinchoven ende fynerün! Graefffchap van Bentbem ende derfelver Erfgenamen ende Jngezetenen ter anderen fyden aen^aende die i'- X $ 14*  ggo Qverysfeifcha Gedenkftukken, VIL Stuk. Limiten bepalinge ende Landfcheydinge der voorf, •Landen van Overysfel ende Graeffchap van Benthem ende vordere andere meer fchelinge ende gebreken als h>er na in defen proces verbael vorder verhaelt ral worden Weshalven hoogst genoemde Keyferiyke majefteyt tot verfoek ende begeerendes Voorf. Graven van Benthem feker bykomst ende dagvaert aengefet heeft tot Oetrnerfum in fycer Mayts. Lande van Twente op den festienden dag van April van defen tegenwoordigen jaer eode daer toe gecommitteerd meesteren Philiberc de Bruxe!les fyner Keyf. mayts. Raed Ordinaris in den Groten Rade Geerlich Doys ook Raet ende Bartholo. meus van Caeien Griffier van fyne Mayts. Landen van Overysfel om de voorf. differentien ende fchelirsge tèn beydpn fyden te verhoren ende daer van tö traflteren overkomen ende decideren als breeder blykt. by fyner mayts, opene breve van commisfie daer vaa de tepoer van woorde toe woorde hier na volgt. * „ Caerle by der Graden Gods Roomsch Keyfer alr.yd vermeerder Sryks Koning van Germanien vaa CaMillien van Leon Grenade van Arragon van Navarre van Napels van Sicilien van Maillorque van Sardenie van den Eylanden Indien ende vaster Eerden der Zee Oceane Eerts Hertoge van Ofteryk Hertoge van Bourgoingien van Lotryk van Brabant van Lemborch van Luxemborch ende van Gelre Grave van Vlaenderen van Artois van Bourgoingien Palsgrave van Henegouwen van Holland van Zeeland van Verrette van Hagenault van Namen ende va». Zutphen Prince van Zwave Markgrave des Hc-yl. Ryks Here van Vriesland van Salins van MeChelen van der Stad Steden ende Landen van Utrecht Overysfel ende Gróningen ende Dominateu* in Afie ende in AfFrique. Allen den genen die dee, aen tegenwoordigen fien fullen faluit Alfo ten verfoeke van den Edlen Wolgeboren Arndt Grave van Benthem fekere bykomfte ende dagfart eot Oetrnerfum in onfen Lande van Twente op maendag den  Verzamelirg van merkw* Brieven &c. 33r festienden van April caestkomende aeogefet ende* #eaccordeert zy om aldaer te commur.iceeren handU Ien ende overkomen op fekere misbruik van eenen tol by denfelven Grave toe Esfenbrugge by Coverden tot befwatinge onfer onderfaten ingeftelt ende op andere gebreken van onfe Hoffhorigen luiden in der voorf. Graeffchap gefeten mitsgaders andere differentien van de Limiten ende bepalingen tusfchen onze Landen van Overysfel ende Gekeende der voorf. Graeffchap ende mitsdien van node zyn enige goede getrouwe Geëxperimenteerde Perfonagien van onfpn wegen derwaerts te fchikken om de voorf. differentien ende gefchillen grundelyk teverftaen ende defelve indien 't doenlyk zy in de rede» lykheid ende equiteyt te decideren Doen te weten dat wy ons ten vollen vertrouwende der wyshcid getrouwigheid discretie ende experientie van oefen lieven ende getrouwen meesteren PhilibertdeBrux» ellis Raed in onfen groten Raede Gerard Doys ook Raed ende Bartholomeus van Coelen Griffier onser voorf. Landfchap van Overysfel hebben defelve voorf. de drie ofte twee van hem luiden de daer toe best verftaen ende vaceeren fullen mogen gecommitteert ende gedeputeert committeeren ende deputeeren hem gevende volkomen magt au&orkeyt ende fonderlinge bevel by deezen ter plaetfe ende dage voorf. mit de gefchikte ende Gedeputeerde van den voorf. Grave van Benthem op de gefchillen ende differentien boven gementioneert te communiceeren overkomen handlen ende Appointeren fo fy luyden na rechte ende billykheid ende tot conferva. tie ende onderhoudenisfe van onfe hochheid ende gerechtigheden bevinden follen ende voorts in de voorf. faken met desfen ancleef te befoigneeren ende doen alle 't gene dat goede ende getrouwe Volmechtigde ende Gedeputeerde fchuldig zyn ende behoren te doene belovende in Keyf. woorde te holden voor goed vast ende van waerden ten eeuwigen dage alle 't geene dat by onfen voorn, volmectitigden epde Gedeputeerden ofte de twee van  $3* Overysfelfche Gedenkftukken, VIL Stuk. hun Luiden gedaen getraeteert ende gebefoigneert; fal weezen ende indien noet fy 't felve ratificeeren confirmeeren ende Approbeeren alles fonder argelisc des oirconde fo hebben wy onfen zegel hier an doen hangen gegeeven in onfer Stad van Brusfele den fevenentwintigften dag van marte in 't jaer onfes Heeren Duyfent vyfhondert feven vierden voor fafchen van onfen Keyferryke 't XXIX ende van onfen Ryke van Caftilien ende anderen 't XXXII onder up de plyke ftond gefchreeyen by den Keyf. ende getekend Vekreyken So is 't dat de voorf. Gecommitteerden ter voorf. tyd ende plaetfen erfchenen zyn ende des anderen dages den voorf. Grave haer commisfie ende bevel mondelyken voorgeholden ende fyner genaden mondelyken andwoord daer op verftaen hebben daer op ten beyden fyden voor bequaem ende best aengefien ende verdragen is van delen faken te procederen by gefchrifte van artickel tot artickel als hier na verclaert is. In 't Eerfte hebben de Gecommitteerde achtervolgende haer Inirru&ie den voorf. Grave voorge* holden de befwaring van Keyf. mayts. Hoffhorige Erve Snoynck ende van meer anderen van fyne mayts. hofhorigen luiden in der Graeffchap van Benthem gefeten welke hofïhoorigen luyden byden felven Grave folden geboden zyn geweest hem te vryen ende quiten uyt de Echte ende horigheid der Keyf. mayt. ende hem te geven in de Echte ende horigheid des voorf. Graven waer op na allerley disputatie ten beyden fyden gevallen overkomen ende beflooten is dat de voorf. Grave den hoffhorigen meyer ende dat Erve Snoynck ende alle andere dergelyck hofThorige Erven ende luiden der Keyf. mayt. in der Graeffchap van Benthem gelegen ende gefeten fal laten blyven in fulke Echte ende ge. bruike als fy van Oldes geweest zyn dergelyke desfelven Graven hofhorigen Erven ende luiden in der Keyf. mayts. Landen gelegen ende gefeten ook orderbolden fullen werden epde blyven voorbeholden esde eerefervaert der Vicarye van Trium Regum 1 ia  Verzameling van merk*. Brieven 33$ ia de kereke tot Nyenhuis weefende een Filia van, de Parochie kereke tot Velthuifen de gemortiflceerde pacht ende rente daer mede dezelve Vicarie hier bevorens anno millefimo quadrlngentefimo quinqua. gefimo tertio uit dat voorf. Erve Snoynck by den Grave van Bsotbem gedoteert is Ende aengaende 'c voorf. gebott by den Grave gepubliceert heeft fyn Gen. verklaert tot genen anderen meninge gefchiet te fyn dan omme te verhoeden voor te komen ende te beletten de onredelyke fucccsfie herkomende eflde gebeurende vermits dat fomtyds fulke hoff. horige luide hylicken bniten haer Echte ende-hörigi heid ende dat kinder holden ende volgen de nature van de moeder ende niet en mógen fnccedeeren den vader wefende van andere Echte ende horigheid dan verervet des vaders goed op dat vorder naestebloet wefende van defelve Echte ende horigheid daer van de vader geweest is uyt oórfake van welke privatie ende oritervinge der vaderlyke goeden diverfe fwarigheden ende jnconvenientien van mort bernen doerfchlagen ende ander onraed verreien ende gekomen fyn Niet te min want de Keyf. mayt. fulke quitinge uit fyner mayts. Echte ende horigheid niet toelaeten eti wil is verdragen ende befloten dat hec voorfeyde gebott affgedaen fal werden ende is nog» thans voor goed ende bequaem aengelien ende overlacht dat op de Voorf. onredelyke fucCesfie veriien ende remedieert mogte werden om de voorf. perikel ende jnconvenientien te verhoeden ende eviteren. Aengaende de questie van dat holtgerichte van Jtterbecke ende Geteloe is by de Gecommitteerde bevonden dat van deeze questie by Johan van Reede als Droste toe Lage ende Rentmr. des Lands vau Twente ende Holtrichter der voorf. Marcken van wegen der Keyf. mayt. feeker verdrag gemaekt is blykende by den Reces in dato den feventienden dag vaa October 1547 daer mede de voorf. Grave van Benthem te vreden is ende dat de Keyf. mayt< blyve in '$ befic ende gebruik vaa 't felve holtge- rich-  U34 Owrysfelfche Gidenkjlukksn, Vil. Spk. lichte voorbeholden dat daer niet meer ingetogen en werde dan als na holtgerichte. ende Marcken rechten behoort van welken voorf. recess dé tenoer van woorde toe woorde hier na volgt Anno Dnidüyient vyfhondert fevenviertich den feventieoden Octobris heeft Johan van Rheede Droste toe Lage Diepenheim ende Haexberge een holtgerichte aeneefat ende geholden van we£en, Rooms. Keyr. MayCs tot Jtterbeek ende Geteloe Erfholtnchter der voorf. Marken dorch fynen conftituanc Arndr. van Holtingen ende Coernoteh Berndt van Goer Evert Katwyk fynde de famptlyken Erfgenamen mit den holtrichter voorf. eendregtlyken overkomen1 ende beiloten dat fich de Buy ren van Geteloe endfe Ttterbeek fullen nu voortan richten ende reguleeren ï,a uitwyfinge allen olden willekoer ende Marcken Cedulen eertydes van den holtrichter ende Erfgena.. men ingegaen befloten ende believet bett, op ded negst folgenden eerften holtink up weder bycomsc der famptlyken Erfgenamen voorf. Hierinne uitgercheiden is den Heren van Vrenswegen dorch bede etlyken vrinden ende ut bede haer felvest vergunc van den holtrichter voorfchreven ende den Erfgenamen eenen tamelyken hoep fchape te holden ende te mogen dry ven gelyck de voorf. buyren ende up de plaetfe daer de buyren dryven ende niet in den holte vier jaren lanct ecde fullen dat fchapefchot die van Vrenswegen voorf. in den holte gelat hebben opbreeken ende fetten dat felvige op dat veld daer de anderen fchaepsfehotten der Voorf. buyren ftaen ende zulten zich alsdan na vergangen jaren richten ende reguleren na den olden wilkóeréèrtyds opgerichtet ende gemaekt by tyden Jacob van Jtterfum Casteleyn Rentmeifter des Huiles toe Lage ende de Erfgenamen in de recesfe ende wilkoer begrepen Hier hebben aen ende over gewest die Erentfeste Johan van Reede holtrichter voorf. die Eerweerdige Erentfeste Heeren Heer Berend vin Schedelich Landt Cumtuir ende die Erentfeste ende1 Vromme Schotte de Bever Droste toe Bentbjm  Perzameiing van mrkv. Brieven £?c. Joarjnes Palthe die Erentfeste Hinrich van Beestea ende Geerlich van Beesten de Kélner ende Ampc man van Sipkelo Bernardus Faftlie met fynen mis. hern van wegen den van Vrenswegen ende meer a»dere Erfgenamen allent fonder argdist actttm aS fupra. • Up dié questie van de vryheid ende Exemptip van contributie ende fchattingen van den fingraven toebehorende den Grave van Benthem by fyneu Go. gepretendiert ende klagte der jngefeten van Denichem (de fulke contributie voor de Meyerls van den Singraven feggeB betaeld te hebben} ende dt'shaiven aan mynen Genadigeö Heeren Stadcholder ende Ridderfchap ende Steden gefüppliceerc ende daerop een appoinctement van fynen G. verworben hebben welke materie de Commisfarisfen gecommuniceert hebben mit Schok Evert toe Den'chem ende Laken Buyrrichter als volmechtigeu der buyrfchap van Derichera ende daer na den Grave van Benthem geprefenteert dat de drie Meyers vermits betalende in de contributie van fchattingen ende uitfectingen up de voorf. buyrfchap genieten fullen buyrrecht gelyk andere Jngefeten van de Marcke der voorf. büyfchap van Denichem' ende dat op behagen van de Keyf. Mayt* wel verdoende dac dezelve Meyers in de Ichattirrge gebeuriyk gafet ende getaxceerd fuilen werden ais anderen van haer gelyken. Betreffende den nieuwen toll by den Grave van Benthem upgericht ende ingefteld toe Esfchenbrugge by dac Capelleken daer men reyst naCovorden hebben de Gecommitteerden verfocht dat de Grave fuiken ongewoentlyken Toll afdoen folde- datsr up de Grave geantwoord heefc dat hem veiworrt. derde hier afgedacht te fyn vermits dac defelve col aldaer opgerichtec was eensdeels ter begertea. vnn etlyke Ampthiiden der Keyf. Mayt. ende dat toe profyt ende welfaeren der gemeenen Erfgenamen 's Landts van Twence om by fulke provifie ce beletten dac overvloedige, verhouwen vernielen ftelea en-  «jjjo" Overysfelfche Gedenkftukken, VIL Stuk. ende vervoren van dat holt ende eycken boomen uit de gemeene Marcken buiten weten ende confent van de gemeene Erfgenamen Des niet te min is hier op verdragen ende bellenen dat de voorf. Grave den Voorf. Tol afdoen ende verlaten fal fo veel als dat aangaet ende beroert de onderfaten van de Keyf. Mayt. . Rorende de gebreken ende fchelinge tusfchen de Keyf. Mayts. hofhoorige luyde in de Buyrfchap ende Marcke van Scheerhoorn in den gerichte vaü Emblichem ter eenere ende den Erfgenamen ende jngezeten der Buyrfchap ende Marcke van Esfche in den gerichte van Velthuifen beide onder den Grave var Benthem gefeten aengaende een ftuk groen lands 't welk de voorf. hofhorige luide met haeren beesten plegen te bedryven ende beweyden ook rys ende tüyn holt daer uit plegen te houwen om haer land te befreden in welke posfesfie fie by die van Esfche geperturbeert ende gehindert waren geweest, ende deshalven tegen malkanderen in proces gekomen zyn Ende want de Grave van Benthem voor den gecommitteerden gefustinëerd heefc dat dit voorf. groenland hem fel ven eygen toebehoort gehoorende in fyner Gn. goed ten Ofterwolde ende Tinholte by fyner Gn. voorvadere vercoft ende weder ingelost ende niemand van beyde voorf. parthen daer toe gerechtiget te fyn noch gebruikt te hebben dan uit gracie ende genade tonende tot verificatie ende bewaringe van dien eenen koopbrief met zeven fegelen bevestet in dato Xnic.XXIIII. ende daer neffen fekere certificatien ende getuygnisfen welke ftukken met fampt de certificatien ende getuignisfen de voorf. van Scheerhoorn famentlyk gefien ende gehoort ende daer na met allen voorf. parthen gereist ter twistige ende contentieufe plaetfe ende alle gelegenbeiden ende feftalt wel ende ryplyk befigtiget ende verhoert o is by den Committeerden bevonden dat hier voortyds fekere recess ontworpen ende geconcipyrc is g weest daer by de voorf. Grave prefenieerde te bly-  Verzameling van merkiv. Brieven ÖV. 337 blyven op conditie dat de voorf. beide buyrfchap. pen van Scheerhoorn ende Esfche fyner Gn.'daer van een dankbaerheid toeftellen follen ofte mogte lyden dat elk fyn fake myt recht folde mogen verfolgen waerop beyde parthen haer beraed genomen hebben ende daer na eyndelyk aangenomen ende geaccepteerd te willen blyven by dac voorf. recess ende aaer ber.effens den Grave voor een dankbaerheid fchenkea elke voorf. Buyrfchap viertigh ryder gulden van welken reces de tenoer van woorde toe woorde hier na volgt. Toe weten na dem fich Etlyke Twydragt ende gebrecke erholden tufichen den femptlyken buyren van Scheerhoorn ter eioer unde den buyren van Esfche ter.anderen fyden oerer twyer beesten drift unde boeden (1 > in den Osterwolde betreffende unde ook mede belangende van den boeden die den van Scheerhoorn fommigen buyren van Esfche omme gehouwen unde nedergeworpen hebben daeromme dan de Drosc Berndt van Benthem de beyde parthen op huiden dato van defen voor fich befcheiden hadde aenfpraeke ende ancwoord van beyden delen toe verhoeren als gefcheden So is ten laesten na veel aengewanten vlyte moyenisfe ende arbeid desfe fake van den Drosten verdragen und daerup een uitfprake gedaen die ook van beiden delen verwitliget ende aengenommen werden toe vollentrekken unde coe achcerfolgen woe hier na volgt. Nemptlyk, alfo dat nu voort meer de buyren van Esfche unde oir nacomelingen oere beeste uyt der Esfcher Marcke fo veer fy op oerer Marcke unde grunde blyven unde de Scheerhoorner Marke nicht en rören den rechten olden gewoentlyken driefwege woe oer voerolderen te voren unde fie na over mannigen jaeren gedaen hebben hen uyt nae unde in den Osterwolde dryven uude nae older gewoonten daer in gaen laten mogen unverhinderc unde unbe» fpierc van den buyren van Scheerhoorn unde oeren nae. (1) Hutten, domunculcs, cafce. Kilian. in Boede. VII. Stok. Y  338 Overysfelfche Gedeukjiukktn, VII. Stuk. naecoemlingen unde oftet geboren mogte dat der van Esfche beeste fonder heerden ofte dryver daer acht; r wefende utt fich felfs op de Scheerhoorner Marcke komen unde oir weyde foeken werden dat fal den van Esfche onferfenklyk zyn unde fullen de yan Scheerhoorn in fuiken val unde geftalt der van Esfche Becste vry unde ungefchuttet over unde weder over gaen. laten als tusfchen paelbuirengewoondlyk unde gebruykelyk is üiewyle ook de buyren van Scheerhoorn onerkants rechten uyt oeren eigenen voornemen den van Esfche etlyke boeden ncdergr.houwen ende omgeworpen (daer zy mynen G. H. Graven toe Benthem noeg voer doen unde by fyn G. ein afdragt van maeken folden) unde fie aver nog fulfs etlyke boeden beholden unde ftaende hebben des fich de van Esfche den de fcliaede gefchien was nicht weemg befweeren unde beklagten dat en toe kort daer an gefchegen dat der van Scheerhoorn boeden meer dan de oere daer felfs folden ftaene blyven So ist befproken unde overkomen dat die van Scheerhoorn nu voort terftond unde eerftes dages fodanige oere boeden gelyk der van Esfche boeden nederbreken unde wegruimen ook daer felfs gyne boeden in toekomende tyden wederfetten fullen fonder confent mynes G. L. H, unde junckeren Ten fy dat fy toe enigen tyd konnen by brengen oder béwyzen der reden gelykmetich wefende dat fie daer felfst mitten boeden berechtigt fint des mogen fie dan genieten unde hier toe hebben die buyren van ^che^rhoern begert hem tyt te geven aen mynen Gn. Heeren als oeren Lands Heeren toe bidden unde toe verfoeken ofte fyn genaden en fo genadig fyn wolde in den aenftaenden fommer toe bequaemen tyt derhalven eenen rechtlyken oftevrundlyken dag toe de faeke aen te fetten dat een yder boer van Scheerhoorn fynen heerfchap daer moge by krygen na noitdrufc by toe brengen unde toe bewyfen wo wyd fich de Marcke van Scheerhoorn eritrekken folie doch allen voorbeholden mynen Gn. H. van Benthem unde fyner genaden Erven mit desfen handel  Verzameling van inerkw. Brieven £fc« 339 del fyner genaden gerechtigheid unde vryheid des Ofterwoldes unverkortet toe wefen unde toe blyven So is ook mede overkomen off in toekomende tyden jenige vremden beesten in den Ofterwolde bevonden werden et fyn peerden osfen koyen fchmale Runder fwyne ofte anders die nicht toe fcheerhooren ofce toe Esfche toe huis gehoren dac dan beide dele dat felve voert onvertochtlyk toe Nienhuis den Rentmeifier aenbrengen zullen de fal dan fodanige beeste terftond vermids mynes genadigen Heren dienaeren faten uphalen unde fchutten daer af to nemen wes fich behoert op dac beyde delen mogen onbedachc blyven als of fy edder ymants van era heymelyker wyfe jenige vreemde beeste dermaten in de Marke ingenommen hebben To den fo fullen; fich ook voortaen de buyren van Scheerhoorn mie oeren beesten fonderlings mit oeren fchape ontholden in de Esfcher marke te dryven ofce ce noden anders dan van oldes gewoenlyk is Dan ofte defeiven beeste by fich felfs werden overlopen fal men 'c daer mede holden als naeber unde Paelbuyren mie een ander plegen ce doene. alles fonder argelisc adtum Nienhuys donnerdages na den Sondage Quafi modo genie. Anno Dni. XVc. XL. Betreffende feckeren coeflag by de gemeene jogefecen buyren van Brekioghem ia 'c Gerichte van Oetmarfum by vocen ende confent der Erfgenamen ende Goetheren derfelver buyrfchap tot fubfidie ende vollest des Brandfchats van de verleden Oerloge hier bevorens gemaekc ende by de gemene jngefecen der Buyrfchap van Graesdorp in der Graeffchap van Benthem gelegen weder in te treden fyn de Committeerde gereyst ter plaetfcn van deofelven coeflag ende hebben de gelegentheid aldaer in bywefen des Graven van Benthem ende beyde parthen allegatie gehoort ende verftaen Ende want den Commicteerden niec gebleken en is van eeaig proces ofte verwin by de van Brekinghem voor den officiael van Oldenfeel hier bevorens van defe quettie aeagelacht ofce verkregen maer by den Gra-  34° Overysjelfche Gedenkftukken, VIL Stuk. ve van Benthem ter contrarie getoont ende bygebïa'gt is So is overkomen ende verdragen dat de voorf, foeflag alfo ingetreden fal blyven liggen en» d> aar de Paelbuyren der voorf. beyder Buyrfchapp?n f f n beyden fyden zullen mogen heyden ende weyden fonder eenige toeflage aan beyden fyden to maken gelyk 't felve hier bevorens verdragen is g*< weest voorbeholden fo verre de voorf. Erfge. namen ende jngefeten vaa Brekinghem tot eeniger tyergebente kraffc diefes, und umb fernere llreitigkeiten £u vermeiden » follen die Lan- (S) Qnfteden. (6) Dinckelftroom. (7) Bauerwinckels. (8) Zo wordt ook in eenen brief van Koning Fiurs vaft het jaar 1591 , gevoegd by de gedrukte' Deductie van Lage onder D. gezegd: die voorf. Heerlykheyt Lage, liggende by de Twente, Lant van Overysfel, in de Graeffchap van Bintheim. '".'.• (9) KnfelFs. (10) Dïrrekef.  Verzameling van merhv. Brieven Sc 359 Laoder in ym fo in diefem diftriOen begriffea ftvDtV die feiten dem Contract- de Anno fechzehenhundert ain und funffrig gemesfen femt, aus den mess oder Landtfcücheren ausgethaen werden, wie Tuch die Landereyen da die gramzen Jurchgehen. Ferners dieweil da noch ein merklichi nichftandt wegen der verkauffcen freyen Ra.-sfeldufc'ien Tornfchln eütter (u) und anderer unnchtigkcicen, SctJn der vorgemelten Hernn ^™*ea™ tiren, welche in einen aparten Contract, uit ein w ederlöfung, uff dato diefes mie gereguliret und rèaccordiret worden, fo feint aus dieier, urfachea Sfolgende puntten vorged Hem von Raesfeldt desfelbeni Erben und rechrntffllgen fucceforen erblich und vor alle zeit zu befiuen, und unwiederlosflich zu bet alter veraccordirt und verghchen uod vesteeftelt; . . Das der Hallerfischteich desfen particulier fifcheÏV bleiben fall, vorbeholten das Plaggenmeyen und die wevde vor die intresfirten. Jtem die privaiwe ia2d in Hardinger marek und Ackerhausfe, vorbe'halien das das Hauss Bentheimbs zweymahl des ahrs aldaer jagen möge; und follen die Herren von La" die verbrech in fagten und Fifchereyen in diefer°Graotz umbfteckung verfolgen, anhalten in Ü LhTÈrfercers die unumbfchiaakte jagt in der unter Grafffchafft und Bauerfchafften von Bünolten (li) und Frenstrop (die Hovefaath des dotters auffaenommen) haben und bebaltcn foll, Item foll Er haben und behalten die marek gericht von Harding und Wilfum, auch von zoll frey fevn, und bleiben, zu watfer und zu Landt, durch die gantze Grafffchafft Bentheimb, vor Perfoh- (n~) Aangaande deeze goederen zie de brieven by Mr. Jung. in Cod. dipl. pro hifi. Benth. N". 51. M 72, N. 132. N. 133- N. 134■ (12) Bimolten. K J Z.4 '  3<5o Overysfelfcbe Gedenkftukken, VU. Stuk. ren, wagen, fchiff, Pferdten bagagie, eignes ge. höltz und gekaufte ftein zu eigenen gebrauch und mesnages, und vor alle andere eigen zugehörige fachen, nichts aussgenommen. Das auch eine fchleüsfe foll gelegc worden zwifchen Lage und Newenhauss, zu den aufkotnmen der fifchen lauc contracts de Anno fechzehenhundert ain und funffzig. Endhch ist bedungen, das das jene, fo nun in diefem accord ist nicht gcandert, bey vorigen von den jahr fechzehenhundert ain und funffzig verbleiben folie, under der verbuntnus darinnen gemelder, öie in diefen mit vollig follen applicabele verbleiben. Die Grantz fteine follen vollens der Grantz befchreibucg hierinnen gemeldet, innerhalb fechs wochen auff gerichtet werden , worzu an feithen des Herrn Grafen van Bentheimb gecommictirc fein, die refpective Rathe Dres. Balke und Riccius, und die Richter von Ylfen (13) und Feldthaufen. ahn feithen des Herrn van Lage, die Richtere von Othmarfen und Lage, und Woman unvermuthlich von emer feithen in mora bleiben würde, foll es dem andern theil frey ftehen, die marckfteine zu fetzen und zu richten. Zu urkundt der warheide fe?n hier von zwey gleich lautende Contracten auffgericht und zu beyden feithen vor die herren Contrahenten und ihre Erben unverbrlichlich zu halten, wisfenthch gezeichnet und verflegelt worden. Bentheimb den ain und zwanzigften May fechzehen* hundert und achtzig Ernst Wilheemb Adolph Henr. von Graf zu Bentheimb Raesfei.t. (13) Ulfen. Zu-  Verzameling van merkw. Brieven ffp, 351 Zufolge gegenwartigen vergleichs , und desfen volleuziehung haben wir refpect. Committirten die marek fteine befchriebener masfen, heute dato in unfern beyfein auffgerichtet, urkundtlich unferer handen unterfchrifft. So gefchehen Lage den vier» ten july taufent fechshundert und achtzig. ahn feythen Jhrer Hoch- ahn feithen von den graffl. Excell. zu Ben. herrn von Lage. theimb Fr. Storck Richter zu Gustav George Balc« Othmarfen. ke Dr. Albert Groll Richter Fkantz AtBERT Riccips zu Lage, Dr. Herman von Gesseler Theodorus Keyser Dr. Und uns nun darauff fo wohl eingangs ernanter Graff Ernst Wilhelmb zu Bentheimb als auch im Nahmen Jacobs von Wasfenauer (14) als fchwieg föhns und erbs obbemelten von Raesfeldt, auch jetzigen inhabers des guts zur Lage der damahls an unfern Kayf. Hoff von denen vereinigten Niderlanden anwefend geweste Deputirte Hamel Bruninx und aus fpecial befelch feiner Principalen in unterthenigkeit angeruffen und gebetten, Wir folch vorgefchriebenen vergleich in allen feinen wortten, inhalt, main, und begriffungen zu confirmieren, zu bekrafftigen undzu beflattigen gnadigst geruheten, haben wir hierauff zo vorderist der notturft zu fein erachtet folche der Supplicanten anbringen der Crais ausfchreibenden Ftlrften in Westphalen liebden liebden liebden umb ihren umbftandigen bericht und gutachten unterm dato den fechszehenden Decembris eingangs gedachten fechzehenhundert drey und achtzigften jahrs ein zu fchliesfen, und diefelbe fothanen bericht und gutachten zu befcheinigen den neunzehenden Decembris des verwichenen Jechze- hen» (14) Wasfenaer. Z 5  56*2 Overysfelfche Gedenkjlukken, VIL Stuk, henhundert funff und achtzigften jahrs gnadiglich ermahnec, welcher dan auch uns von mehrgedachten Grafen zu Bentheimb unterm prajfto den fieben nnd zwantzigften diefes gehorfambst eingericht, und fo forth weiters ttberlegt, und alfo nach reiffer der fachen erwegung in folch der confirmation hal. ber gethanes billiches begheren heut daco dahin gewilligt worden, das wir ob ein verleibten vergleich mit wohlbedachten muth, gutem rath und rechten wisfen als jetz regierender Römifcher Kaifer gcadigst confirmirt und beftattiget haben. Thun das, confirmiren, bekrafftigen, und beflattigen denfeiben auch alfo hiemit aus Rom. Kay. macht vollkommenheitt wisfentlich in kraffc diefes Brieffs, was wir daran von Rechts und billichkeit wegen zu confirmiren und zu beflattigen haben follen und möjen. Und mainen, fetzen und wollen, das vor ein verliebter vergleich in allen feinen wortten , puntten, claufuln, inhalt, main und begreiffungen, fteet vest und unverbrüchlich gehalten und vollzogen werde, von jedcrmünniglich ungehindert, doch uns, dem Heiligen Römifchen Reich und fonst macniclich an feinen rechten und gerechtigkeiten unpranudicirlich und unfchadlich. Und gebiethen darauff allen und jeden Churfurften, Furften, Geiftlichen und Weltlichen Prelaten, Graffen, Freyen Herrn, Rittern, Knechten, Landtvögten, Haubtleuthen Vitzdohmen, Vögten, Pflegern , Verweefern . Amtleuthen , Landtrichtern , Schultheisfen , Burgermeiftern , Richcern, Rathen, Eurgern, gemainden und fonst allen andern unfern und des Reichs unterthanen und ge. treuen, was wurden, ftands oder weefens die feint, ernst und vestiglich mit diefem Brieff und wollen, das fie obbemelten Graff Ernst Wilhelmb zu Bentheimb und Jacob van Wasfenaner (15) dem erben und nachkommen an vor inferirten vergleich und diefer unfer ihren darüber ertheilten Kaiferlich confirmation nicht irren, hindern oder anfechten, fon detn (15) Wasfenaer.  Verzameling van merkw. Brieven fcfc. 363 dern fy desfeD , wie obftehet, ruhiglicb und unpenurbirt frewen, gebrauchen und geniesfen lasten, infonderheic aber befehlen wir ihnen beeden vergliehenen theilen, das fy auch ihrer feiths fothanen vergleioh fo weit derfelbe einen jeden bindet, ftraks nachkommen und geleben, dar wider rsichts thun , handlen oder fümehmen, in keine weis noch weeg, als Heb einem jeden feye unfer und des Reichs fchwahre ungnad und ftrafF, und dazu eine poen von zehen marek löttigen goits zu vermeiden , die ein jeder fo offc er freventlich hier wieder tbette, uns halb in unfer und des Reichs Cammer und den andern halben theil raerhbemelten vergliehenen partheyen oder dem beleidigten theil, dern erben und nachkommen unnachlaslich zu bezahlen verfallen fein folie, j Mie urkund dies Brieffs befïegelt mit unfern Kaiferlichen anhangenden Infiegel, der geben ist auf uoferm Köoiglichen Schloss zu Prespurg den ain und dreysfigften monathstag Odtobris nach Christi unfers lieben Herrn und Seeligmachers gnadenreichen Geburth im fechzehenhundert fieben und achtzigften unferer Reiche des Römifchen im dreysfigften, des Hungarifchen im drey und dreysfigften, und des Boheimifchen im zwey und dreysfigften jahre. Leopold Vt. Leqpold Wilhelm Graff zu Königfegg Ad mandatum face. Cafce, Majeftatis proprium Frantz Martin v. Menszhengen. En hangt hier aan het zegel van den Keizer in rood wasch aan een geel zyden ftaart.  364 Overysfelfcbe Gedenkflukhn, VIL Stuk. Ik herinner my dac de brief van hec jaar 1134, hier voor bl. "197 in not. aangehaald, van Keizer Lotharius aangaande de gifce van Rudolpf Heer vaa Steinfort aan Geestelyken van den Augustiner Orden, of wel aan hec Klooscer te Claholc, voor alle anderen geplaacsc had moecen worden. Ik vertrouw, dac men liever zal verfchoonen, dac ik hec tegendeel doe," dan dat een oud affchrifc yan dien brief, 't welk ik op hec Huis Rechceren heb oncmoec, voorby gegaan wierd. De bezitceren van die Huis hadden, wegens hun rechc in Vollenhove, van het Klooscer Claholc verkreegen, belang by een nauwkeurig affchrift van denzei ven, 'c welk, by de opdracht van dit recht, oudtyds aan iemand van het geflagt van Rechceren, door hec gemeld Klooscer gedaan , vermoedelyk is overgegeeven. Van die affchrifc verfchilt in veelen het affchrift by den Heer Jung. Cod. Dipl. p. 359. Ik leeze hec Rechterenfche affchrift als volgc: „ In nomine fancte et individue TrinitatisLotha. rius Romanorum Imperator Augustus, Notum fieri volumus omnibus fidelibus Christi, tam prefentibus ?uamfucuris, Nobilem quendam terre nostre Rodulfiim fcilicet deSteinforth, bb fui patrumque fuorum eternam menoriam, quicquid dei gratia, heredicariö jure habuit in Lette, Claholte, Macchenberge, Vilmerigtorpe,Ruplo,Ochtorpe, Cauerwich,Elsne,et in locomaritimo, qui Vullenho dicitur usque ad aquam quam Sethe vopant(i), cum omnibus utenfilibus, man- (1) Uit een brief van WerNherus Bisfchop van Munfier, van het zelfde jair, die in het Rechterenfche affchrift op deezen brief onmiddelyk volgt, blykt waar in dit goed in Vollenhove beftord; wanneer daar wordt gezegd: et in loco'maritimo, qui Vullenho dicitur, viginti feptem portiones, euas Warfchap vocant. Doch daar wordt niet uitgedrukt, in welke Marke of Marken dezelve aldaar geleegen waaren; anders dan gefebied is in eenen anderen Giftebrief van den zeefden Heer van Steinfort van het jaar 1133, te zien II. Stuk deezer Ged. bl. 200.  Verzameling van merkw. Brieven tjc. 36$ mancipiis , agris culcis et iccultis, filvis, aquis, pascuis, fratrum et heredum fuorum Ludolphi videlicet et Udonis confenfu ad ufus deo fecundum beati Auguscini regulam fervientium, libere cradidisfe, in loco pretoriali Hachemareslo, prefidente prefide Godefcalco fuscipience Advocato Hermanno de Avenftrot, nostro Imperio, justo iuditio patere. Quia ergo nostri offitii, nostreque falutis esfe certum habemus, deo fervientes ipfius adjutorio promovere, volumus et precipimus ut nullus in eodem predio, iniusta pocestate, aliquid, aut calümpnia prefumat exercere, nifi iuftra commutatione acqui. fierit. Advocatus ibi nullus fit, nifi quem ipfi f ratres unanimiter elegerint et de manuEpiscopi accipiat, qui fl incommodus vel iuutilis fucrit, fi femel bis vel tertio ammonitus non emendaveric, alium eligendi liberam habeant facultatem, Et uc hec traditionis nostre aucloritas rata et inconvulfa nunc et imposterum permaneat, figilli nostri im. presfione roborari iusfimus, fubferipcis idoneis ces. tibus, Werneru| Ëpiscopus Monaa^rienfis, Siwardus Ëpiscopus Mindenfis, Thicchardus Osnaburgenfis Ëpiscopus , «Gerhardus Cardinalis , Ancelmus Havelburgenfis Ëpiscopus, Hii autem funt principes, qui interfuerunt, Otto Comes de Rineche, Albertus Comes de Ballenftat, Fridericus Palatinus de Sumerisfchenburch-, Hermannus Comes de Calvenlage, Adolphus Comes de Berge, Gerhardus Comes de Honftat, cum ceteris nobilibus Wichboide et filio fuo Bernhardo, Hermanno de Bofenhagen cum quatuor filiis fuis Gerhardo Thietmanno Theo. dorico Henrico, Hermanno de Lippa cum compluribus aliis prefencia (2) hoe factum est, fignum do- mini (2) Ik vermoede, dat in het oorfpronglyke ftond pre/entibus, of cum ccnlplurium aliorum prefentia. Wat van dea letter « in plaats van ce, in dit affchrift en elders meer voorkomende, te denken zy; zou ik niet durven vast ftellen, dat ook in het oorfpronglyke dus zou geleezen zyn geworden \  3S6 Overysfelfihe Gedenkjlukktn, VU. Stuk. jniniLotharii tertii dei gratia Romanorum imperatoris. Dato per manum Roberti Archi Cmcellarii ec Macbdeburgenfis Archipiscopi. Actum Dominicé incarnationis Anno millefimo centefimo tricéfimo quarto Indictione duodecima, Regnante Pio jmperatore Augusto Lothario, Anno tegni ejus Octavo jmperii vero primo. den: dewyl men in de tv7aalfde eeuw, en zelfs nog eeuwen daar na de letter a van e onderfcheiden aantreft door een haakjen, als een c, gevoegd beneden aan de e. Men zie, onder anderen, Terentius met de Noten van Donatls gedrukt in Helvetiorum urbe Argentina- Anna 1503. Op deets wyze wordt ook de letter ce bevonden in den boven aangehaalden brief van 1134- IL Stuk (5oj> (Vr, Ban- Advocatia'. 62. dyks brief. 2j0. Merk- Aflaat. 239. waardig Vonnis over de Afruimen. 247. verbeurde breuk of boete. Agri. 65- 21S &c- AM. 24.7. Beker koorns. 33. Aratrum, 54. Beleening in mans Hst ; iu ^rea. 56. Area: attinentes. Dienstmans ftat. 27 &c. 97. 58. Area fita incastro. 90. Byzóndere voorwaarden Atrium. 55. ■ van beieening met een en- Auca. 53, fterflyk Leen. 325 &c. Auflraeg. li. Bentheim. ZieLandfcneiding. Lage. Hoorige Lieden. Bergvrede. 27^,294. 325. Befetten. 254 &c Bivang. 66. Blankenheim (Bisfchop Fhederik vahO noemt zich 3. Graal van' Dalen. 2. 4,9,. 112. Boeden. 337. Borgman. 4. 29. Battynges penningen. 283. SwcA van Enter. 63 71; .Band)* te Goor. Betekenis Bracium. 55 van het woord. Deszelfs Breuke. Wanneer doodflag byzonder oogmerk en Dyk- daar mede kon afgedaan recht. Wanneer dit D"k- worden. Wanneer dezeïrecht zy gemaakt. 207 Sc. ve is in plaats van lyflhaf,  368 BLADWYZER van de VOORNAAMSTE en daarom Crimineele breuke. 253 &c. Brief van bevestiging van Keizer Otto van het jaar 949 uitgelegd. 161. &c. Als ook de brief van Keizer Otto van het jaar 943 opgehelderd 164 &c. Bukhorst, Kasteel. 145. Gelegen in het oud Zalland. 150. Deszelfs eigenaaren Heeren van Zaliik en wel eer ook van Wilfem en Camper veen. 150. Is niet het Kasteel der Heerlykheid zaliik. 169. Wanneer een Leen van Overysfel geworden. 173. •Burchapium. 104. Burgers. 102. Burgken. 4 &c, 29. 38. 39» 87. 90. 23 2t Caldarium. 53.' Campen. Verfchü met de Slat Utrecht beflisd. 261. Camperveen, gelegen in het oud Zalland; Weleer on. der het bewind der Heeien van Bukhorst. 150. Wanneer van de Heerlykheid Zaliik afgeraakt. 174. Bevestiging van deszelfs . recht en vryheid, 2so. Campi. 65. Cafa. Ó8. 91. Coegelt. 119. Coevorden , Heerlykheid. Hoofdzaaklyke gebeurtenis daaromtrent zedert de twaalfde eeuwe, Hoe het het gefchil daar over tusfchen Overysfel en Drente zy beflisd door Hun Hoog Mogenden by von. nis van den 22N0V. iCcq. 225 &c. Oude Statuten van Coeverden; en door wie gegeeven of gemaakt. 252 &c. Burggraaffchap wel eer aldaar geweest. 230. Colmfchate behoorende tor het Land van Deventer. 149. Comprehenfio. 66. Concivium. 102. Curia. 58. 91. Curtis. 56. Curtis dominica* lis. s<5. 58. 91. D. Dalen (Graaffchap) door Jas van Diest , Bisfchop vaa Utrecht, in het jaar i33t gekocht nevens de Heerlykheid Diepenheim. 2. 9. Verfcheiden geflagten van dien naam 2 & 3. waar gele-  ZAAKEN èh WOORDEN. 369 legen 3—13. Reg'sterder Gra'ven van Da en. 6 tot 9. ü tgebreidheid van dit Graaffchap. 13 Deszelfs naam aan veel andere plaatfen gemeen; en betekenis. 14 'eszelfs oude Staatsgeile'dbe d en oorfprong. 14 &c Desze fs Graaven in een ander opzigt, dan het G-aaffchap. Leenmannen van den Bisfchop van Munfter. Vin den Bisfchop van Utrecht en van den Graaf van Gelder en Zutfen. i