TWEETAL VAN PLEGTÏGË LEERREDENEN, ZIJNDEDE EERSTE. EEN E AFSCHEIDS-REDE over HEB. XIII: 20, 21. VIT GESP R. 00 KEN TE GARD ER EN, DEN \6den FAN ZOMERMAAND. EN DE TWEEDE E E N E IN TREE-REDE over KOL. I: 28, OPGESTELD OM GEDAAN TE WORDEN TE DIE MEN DEN 23 VAN Z 0 ME R MA AND door JOIIANNES SLUITER, PREDIKANT TE GA RDEREN, BEROEPEN TE DIE MEN, DOCH OVERLEDEN TE AMSTERDAM, DEN mfte VAN ZOMERMAAND 1782. 'Vltgegeeven onder opzicht en met een VOORBERICHT, van ft S C H U T T Ey Predikant te Am fier dam. Te AMSTERDAM, Bij JOHANNES WESSING, WillemsS» MDCCJjXXXIII»  Uitgegeevcn na voorgaand onderzoek en goed. keuring van de gecommitteerden der Clasfis van Amfterdam, den ioden February 1783.  VOORBERICHT. Jk heb niet voergenomen, dit kieene Werkjen, door eene levensbefchrijving of lofrede van den Schrijver. te doen uitdijen: maar alleen den Lezer zoo veel in dit beknopte Voorbericht te Zéggen} als noodig was om hem deh Schrijver te doen kennen, en van de betrekking welke ik tot hem had, gelijk cok van de treil, rige aanleiding tot het drukken dezer twee Leerredenen, eenig bericht te geeven. De opfteller daar van, was de Eerwaardige Heer johannes sluiter, zoon van mijne tedergeliefde zuster Juf', agneta schutte j die met mij tot eenen Vader had den IVel Ei. Geftr. Heer ottö schutte, Richter van Diepenheim. Zijn vader was mijn waardige zwager willem sluiter,!» leven geacht heeraar te Rouveen: waar nu met lof het Euangelium verkondigd wordt door deszelfs jcngfteü ZOOn otto rütg. egb, sluiter. OllZS johannes sluiter, was een kleinzoon van zijnen waard'gen grootvader johannes sluiter, in leven Predikant te Stcenwijk, mijnen ouden en beminlijken vriend. Hij was eeü achterkleinzoon van zijnen overgrootvader , dert beroemden zanger in ons -Nederlandsch Jfraêlj * a wil«  iv VOORBERICHT willem sluiter, Predikant in de verteiene eeuw, eerst te Eibergen en naderhand te Rouveen: wiens ftichtelijke dichtkundige werken met het afbeeld/el en H leven van den Dichter, op nieuw zijn uitgegeeven hij den Boekverkooper joh. wessing willemsz. Hij had de beginfelen, zoo van de voorbereidende als van de hoogere wetenfchappen, gelegd onder zijnen geleerden vader; en die voltooid op de Hooge Schooien van Groningen en Utrecht. De aanzdenlijke vorderingen, welke hij daar in gemaakt had, gevoegd bij zijne uitneemende geschiktheid en bekwaamheden tot den Euangeliedimst, lieten hem niet lang onbekend blijven. Hij werd, kort na dat hij onder het getal der Proponenten aangenoomen was, nu ruim vijftien jaaren geleden, beroepen te garderen op de Veluw in Gelderland. Daar ftond hij find dien tijd,niet zonder zegen, en opgewektheid van onflerflijke zielen; die hij Jcfus liefde aanprees, met een hart dat door Jefus liefde geraakt was. Zijn dienst was daar, ook den heiligen aangenaam en nuttig. Hier door werden de gemoederen der Garderfche gemeente aan hem, en het zijne aan die gemeente zoo gehecht: dat dit geen van de minste redenen was, fvelke hem voor meer dan eene beroeping naar  van R. SCHUTTE. v andere gemeenten, hem aangebooden of daadelijk op hem uitgebragt, deeden bedanken. Eindelijk, werd, door een' bijzonderen weg van de Voorzienigheid, tegen alle verwachting, zonder eenig aanzoek van vriend of maag, de beroeping te diemen eenpaarig op hem uitgebragt: en aanjionds van den Wel Ed. Groot Achtb. Ambachtsheer , onzen Amfterdamfchen Burgemeester rendorp, gunstig goedgekeurd. Ik vond mij verpligt, weetende hoe zuiver het in deze beroepinge was toegegaan, mijne gedachten daar over in eenen brief aan hem mede te deelen. Met groot genoegen zag ik, dat dit niet vruchteloos was. Hij antwoordde mij den 4 van Bloeimaand 1782. U IVE ge„ dachten waren mij van veel gewigte; zij „ troffen mij. Ik heb ook, uit overtuiginge van de wettigheid der beroepinge, en mijne „ verpligtinge om deze roepftem op te volgen, uit hoofde van verfcheidene omftandigheden welke mij dringende beweegredenen oplever* „ den, bejlooten, derwaards op te trekken: „ biddende dat de heer mij in Jiaat felle, „ om den dienst aldaar waar te neemen; en 9, mijne geringe pogingen zegene, tot heil van onfterflijke zielen.'''' * o Be  vi VOORBERICHT. De gemeente van Garderen zelve, hoe teder hem in liefde aankleevende, was evenwel overtuigd; dat hij niet uit gebrek van genegenheid haar verliet, maar om dat hij wettig van die plaats afgeroepen wierd. Zij billijkte dus zijne keus, zij erkende zijne verpligting. Hoe aangenaam ons deze gebeurtenis was, kan iemand ligtelijk afwanen: die begrijpt, dat ik omtrent een'' bloedverwant, over men ik als oom fond; en omtrent de bevordering van hm. en door hem van 'f heil eencr gemeente, welke zoo nabij Am ft er dam is, niet onverfchillig kon noch mogt zijn. IVat fchitterende hope, tn welke ftreelende vooruiizigtcn dcedtn zig op: van cene vriende^ lijke en nuttige verkeeringe, tusfehen tenen oom en neef; die elkander oprecht beminden, en in 't zelfde werk des Hecren, in eene en dezelfde Clasfis gefield waren! Dan geheel anders, was het in Gods eeuwü. gen en vrijmagtigen raad befiemd. Hij gC, voelde, in de week toen hij van de Nedcrveluwfche Clasfis losgemaakt wierd, des Donderdags den 13 van Zomermaand, reeds de beginfelen. van de Zinkingkoorts: eene volkziekte, die ge^ tqegzaam ga isch Europa door gewoed, en die. ook  v A N R. SCHUTTE, vu mk mij en mijn huisgezin, doch met veel verfihooninge, (dank zij die ontfermende goedheid!) getroffen heeft, 't Werd met hem, den volgenden Vrijdag en Zaturdag,merkelijk erger. Echter deed Hij, hoewel met zeer veel moeite, zijne Af fcheidsr ede te Garderen den volgenden dag des Heeren, zijnde den 16 van Zomermaand. Zijne tedere zugt, om tot hst laatfte toe, aan zijne lieve Garderfihe gemeente van nut te zijn: deed hem nog dien dag, zelfs tot laat in den avond, met opgewekte, verlegene, bekommerde, en treurige zielen, van welke hij fcheiden zou, tot aanfpooring, bejiiering, opbeuring, en vertroosting, meer dan zijne kragten het toelieten, fpreeken. Des anderen daags, vertrok hij met een ongefteld, en afgetobt lichaam, langs een zondigen weg, en in een'' brandendenden zonnefchijn, die door het zand nog heeter wierd; en kwam 's avonds zeer laat met zijne vrouwe en drie kleine kinderen, te Amfterdam aan 't huis van zijne waarde fchoonmoeder, Juffrouw de Wed. der mout. Hij lei zich daar aanftonds te bedde: en de ziekte, nam Dingsdag Woensdag en Donderdag, dermate toe; dat hij, niet tegengaande 'er zich Donderdag 's avonds nog eene flikkering van hope op. * ^ deed,  vin VOORBERICHT deed, Vrijdag 'y uchtends overleed. Weinigheeft hij op zijn fierfbedde kunnen fprecken: zijnde door de kragt der ziekte overmand, en door ijlhoofdigheid van de koorts welke op de hersfens. riel, daar in belet. Benige oogenblikken echter voor zijnen dood, zei hij tot zijne godvruchtige en hem tederlievende Huisvrouw. „ Ik oa „ heen! Dit is fierven!" Zij daarop met traanende oogen antwoordende; „ Dat dit een n lw'de boodfehap was, voor haar en voor huu „ re drie onnozele kinderen:" toonde hij van Jobs gefteldhcid niet onkundig te zijn; Ziet zoo Hij mij doodde,'zou ik niet hopen? Want hij antwoordde haar, wet zijne fier veilde lippen: „ God zal voor U en de kinderen „ zorgen r Dit was zijn laatfe woord! En dit heeft de getrouwe God, de man der weduwen en vader der weezen; ook aireede in meer dan een opzichte (ik zeg dit tot erkentenis van de godlijke liefde') aan haar willen bevestigen. Ondertusfchen was dit een fiag; welke haar, welke ons alle hartgrievend trof. Wij zagen een' man in den bloei van zijn leven; die geduwende al den tijd van zijnen dienst eenen onaf gebrockenen welft and genooten;die met lusten ijver, in 's heer en wijngaard te Garderen  van R. SCHUTTE. mi gewerkt had; die nu door eene vrij blijkbaare hand der Voorzienigheid naar Diemen was beroepen; die daar van de Gemeente, met de hartelijkfte. liefde en het grootfie verlangen, werd te gemoete gezien, en van wiens komst men zich voor dat Sion heil voorfpelde; die nu al met zijn perfoon en huisgezin te Jmfterdam, en met zijn goed te Diemen gekomen was, om den volgenden dag des Heeren daar bevestigd te worden, en zijne Intrede te doen: wij zagen die entlooken veldbloem, twee dagen voor de bevestiging, door den verzengenden wind eener heete koorts, zoo wechgerukt, dat ze hier niet meer was, en haare plaats haar niet meer kende; zijnde hij te Garderen zijne voorgaande Randplaats geen Predikant meer, en te Diemen zijne toekomstige nog niet ingehuldigd. Zoo werd alle onze hope en verwachting eensJlaags afgefneden, en het wederzijds geflachtkort te vooren zeer verblijd, nu in den diepften rouw gedompeld. Want, het zij ik de overgeblevene Weéuw, met haare drie kinderen , waar yan het oudjle ruim vijf jaar en, het jongfte wat over de zes wecken was; het zij ik derzelver grootmoeders, en vooral mijn lieve zusternu 77 jaar en oud; het zij ik alle de naaste* t Hoed des eeuwigen Testament* , onzen Heere Jefus Christus Wij kunnen dus niet anders zien; ot de woorden door 't bloed des eeuwigen Testaments, behooren bij de onmiddelijk voorgaande dien grooten., Dit Testament is die genaderijke fchikkmg van God, door welke Hij alle die geloven aan 't eeuwig Euangelie, en overeenkomftig derzelver voorfchriften werkzaam zijn , erfgenaamen ftelt der goederen die uit Christus dood vloeien. Dat is, toezegging doet, dat Hij alles wat Hij is voor hun zijn wil in den dood zijns Zoons: zo dat z.j uit zijne volheid alle genade kunnen ontfangen, die hunne arme ziel rijk maakt, die hun kracht geeft A 4 ia  8 AFSCHEID S-RE DE in zwakheid, licht in duifternis, uitredding in rampen, troost in tegen heden , moed in gevaaren, reinheid van de vuiligheden der zonde met welke «ij bezoeteld zijn , en die hen eindelijk zal Hellen erfbezitters van een reinen en zaligen Hemel. Dit is de inhoud van 't Euangelie', 't welk het vooiftel van dit zalig Testament in zich bevat, 't gene Paulus onder hen had gepredikt, cn dat hij hun nu ook opengelegd had in dezen Brief. Dit noemt hij een eeuwig Testament. In de nooitbegorinen eeuwigheid was hier van de grondflag gelegd in 't raadsbefluit van den hoogen God; die in 't ontwerp van cic verheerlijking zijner deugden en volmaaktheden deze erfgoederen den gelovigen beftemd haddc. Ook blijft het eeuwig onveranderlijk hetzelfde, wijl God eeuwig en onveranderlijk is gelijk in zijn wezen, alzo ook in zijne toezeggingen. — En daar de goederen hun toegezegd hemelfche en eeuwigduurende goederen zijn ; wordt te recht het Testament genaamd een eeuwïgduurend Testament : wijl de bezitting dier goederen den mensch eeuwig gelukkig maakt ; en zijne erfgoederen dus i ooit van hun zullen genoomen worden. 't Bloed des eeuwigen Testamcnts, is het bloed dat Jefus gehort heeft, in zijn bitter lijden en Moedigen dood aan 't vervloekte kruishout buiten Jeruzalem: of wel zijn ganfehe lijden en gehoorzaamheid geduurende den loop zijnes levens, het welk met zijnen blocdigen kruisdood geeindigt is. Gij  over HEBREEN XIII: vs. 20, ra, p Gij denkt misfchien waarom heet dat het bloed des eeuwigen Testaments? Daarom, Toehoorers ! dat Jefus door dit bloed die heilgoederen verworven heeft, om dezelve te kunnen uitdeden, en de gelovigen in 't bezit derzelve te Hellen : wijl 'er zonder zulk een bloedig lijden aan den eisch der Wet niet wierd genoeg gedaan , en zonder dit, volgens Gods heiligheid en regtveerdigheiJ , het heil aan een zondaar niet kon worden gefchonken. Het moest voor hun verworven worden door 't bloed des kruifes: het welk was het bloed der verzoeninge, waar door God worden wilde de God des Vredes, om uit vrije liefde aan den zondaar te fchenken alle zijne heilgoederen in het Testament beloofd; het welk Jefus door zijn bloed ftervende bevestigd heeft, toen Hij zeggen konde , het is volbragt! Zo werd Jcfis die groote Herder der Schaapen, door 't bloed des eeuwigen Testaments. Waarlijk een groot Herder, zo van wegens de hoogheid van zijn perfoon, zijnde de Zoon van den hoogen God , Crod zelf, 't affchijnfel van zijns Vaders heerlijkheid, en 't uitgedrukte beeld zijner zelfftanaigheid, die het geenen roof achtte Gode zijnen Vader even gelijk te zijn. Maar ook inzonderheid groot, van wegens het groote werk, dat Hij als de Herder zijnes Volks verricht heeft, en nog verricht. Hij heeft door zijn geftortte bloed den zaligen weg gebaand, om zijne SchaaA 5 Pen  io AFSCHEIDS-REDE pen te vergaderen en tot zich te brengen. Hij heeft ze door zijn bloed vrijgekocht van 't verderf^ en ze voor dien duuren prijs verworven tot zijn eigendom, om ze eeuwig gelukkig te maken. Hij heeft door zijn bloed verworven de flwgc en het recht , om zijne gunstgenootcn te doen fmaaken de blijken van zijne zalige vriendfehap, en de vriendfehap van zijnen Vader, tot wiens kinderen Hij hen gemaakt heeft. Hij leidt hen dus in aangenaame wegen, en verkwikt hen met de bevinding zijner liefde. Hij befchermt hen tegen de vijanden hunner zaligheid, en Hek hen in 't bezit der hemejfche en eeuwigdurende gelukzaligheid. Welk een groot Herder der Schaapen zijner vrijgekogte Kudde , is dan hier onze Heer Jefus Christus ! Uitnemend in glorie ten opzicht van zijn perfoon; allerheerlijkst in zijn werk , dat Hij als Opperherder zijner Schaapen , van wien sllcen alles afhangt, yerrigt; en tot zulk een grooten Herder aangcfteld van zijnen Vader, die ïiet recht en de magt daar toe verkregen heeft door 'c bloed des eeuwigen Testaments. Daar toe ftorf Hij; daar toe is Hij uit den dooden wedergebragt. Hij heeft , uit zuivere liefde tot een zondige wereld, zijn eigen leven niet dierbaar geacht : maar zich zelvcn gewillig overgegeeven , om te lijden al wat het Godlijk recht op den zondaar te eifchen had. Hij wilde, om aan den eisch der Wet  over HEBREEN XIII: vs. 20, 21. n Wet volkomelijk genoeg te doen, zijn leven uit. Horten in den dood , om dat de Wet den dood van den zondaar eischte. Dus florf onze Heer Jefus Christus, de groote Herder der Schaapen; dus ftorf Hij voor de zijnen, om 't leven voor hun te verwerven; dus ftorf Hij in hunne plaats, om hunne fchuld te boeten, en hen te verlosfen uit de magt hunner vijanden ; de goede Herder Helde hier zijn leven voor de Schaapen; Hij gaf zich over in den dood, zijn bloed Hortende, cn den geest geevende aan 't vervloekte kruis. Dan God de Vader, heeft Hem uit den dooden wedergebragt. De Almagt des Vaders wekte deezen voortreffclijken perfoon op, uit den flaap des doods. Hij is geftórven, ja daar in mogen wij ons verblijden : zijne ontfermende liefde tot den zondaar was zo groot, dat Hij geftórven is met bloedftortinge; maar niet geftórven om verderving te zien. Hij werd door zijnen Vader met luifter en heerlijkheid wedergebragt uit den dooden : die deed hem vrolijk weder verfchijncn in 't leven, vrolijk opftaan als verwinnaar van den dood, na eene kortftondige rust in eene heerlijke grafplaats. Hij werd van zijnen Vader wedergebragt uit den dooden , op dat het duidelijk blijken zou, dat de fchuld betaald was, en 'er niets meer ten laste van den fchuldenaar openftond. Hij werd wedergebragt uit de dooden , als die de groote Herder der Schaapen was, door 't bloed de» eeuwigen Tes-  12 AFSCHEID S-R EDE Testaments. God toonde, dat nu de weg ter zaligheid gebaand was , en dat Hij volkomen berustte in 't ópgebragte ranfoen. — Hij Helde dien doorluchtigen perfoon, als den grooten Herder zijner Schaapen, thans in 't bezit van alle de vereischten , die Hij noo.lig had tot heil van zijn volk. Hij fchonk Hem daar door het regt op alle die fchatien, die ter behoudenis en ecuwigduurende gelukzaligheid van zijne Schaapen ftrekken moesten. Hij toonde door zijne opwekking , dat Hij waarlijk was zijn eigen Zoon, en dat Hij zijn werk ten zijnen genoegen verricht, m voor zijne Schaapen den gelukzaligen Hemel verdiend had. Dit is buiten twijftel eene heerlijke befthrijving van den Vader, waar in de hoof dinhoud van 't Euangclie , het welk Paulus hun verkondigd had, begrepen was: ja het welk in zich bevatte den grondflag van het heil, dat hij ten bcfluite van zijne lesfen en vermaaningen hun toebidt. Zij hadden-allen grond, van dit heil te mogen verwachten van den algenoegzaamen, en zondaarslievenden God: die de God des Vredes was, en in 't borgblocd van den grooten Verlosfer de wereld met zich zelvcn verzoend hebben.;c, blijken van zijne bevrediging gegecven had. Die den grooten Herder der Schaapen , als den herfteller van den vrede, den verwerver van het waare heil, uit den dooden had wedergebragt, en den Hem toegezegden loon tot heil van zijn volk had overgegeven: om  over HEBREEN XIII: vs. 20, 21. 13 om zijne Schaapen tot zich te kunnen brengen, en te doen dcelen in de beste zegeningen, volgens den inhoud van het Tescament der Genade, het welk in zijnen dood en bloedftorcinge gevestigd was. 2 deel. Die God des vredes, is zijne bede, volmaake u in allen goeden werkt, om zijnen wille te doen; werkende in u dat hem welbehagelijk is, door Christus Jefus. f. 21. De verhevene Prediker van 't Euangelie had hetzelve onder de Hebreen verkondigd : zo ten opzichte van de hooge verborgenheden die 'er in vervat waren , hun openleggende de Goddelijke fchikkingen, om den zondaar te zaligen, ter uitbreiding van den roem zijner deugden , en bewerking van 't heil zijner redelijke fchepfelen; als inzonderheid ook ten opzichte van de verhevene zcdeleer die 't Euangelie voorfchreef, en uit de hooge befchikking van den weg ter zaligheid voor den zondaar van zelve vloeide. Dit was 't werk geweest van Paulus, 't Euangelie predikende, op allerlei wijze vermaanende en beftraffende : ten einde hij hen volmaaken , en hun eeuwig heil bevorderen mogt. Dit Euangelie hadden ook deeze Hebreen aangenomen , hunne prediking was onder hen niet iedcl geweest. Het had die uitwerking gehad ep hunne gemoederen , dat zij, inzien hebbende in  14 AFS C H È IDS-REDE in deeze waarheid, cn hunne voorigc begrippen van Godsdienst verlaatende ; overtuigd waren gewor* den , dat het heil alleen in 't zoenbloed van Jefus gevonden wierd. Dit getuigenis ha iden zij met blijdfehap omhelsd , en zich aan Jefus en zijnen dienst gewillig opgedraagen en toegewijd. Het had dien indruk gemaakt op hunne gemoederen, dat zij van hunne fnoode zonden, en de boosheden , in welke zij voormaals leefden, afftaande, de zedeleer van 't Christendom goedkeurden , cn zich naar derzclver voorfchriftcn zochten te fchikken , om te wandelen weerdiglijk hunne roeping. — Doch 'er was echter bij hen nog veel gebrek; 'er waren menigvuldige ftruikelingen en zonden, overtredingen der Goddelijke voorfchriften, misfiagen en fouten , ook in hunne zedelijke gefteldhcid: dingen, die met den aart van 't Christendom niet overeen kwamen, en die den geest van Jefus niet ademden, waar door zij den liefderijken God onteerden, en op eene wijze, die met zijne heilige wil niet overeenkomftig was , en zijne goedkeuring niet wegdraagen konde , dikwijls leefden en wandelden.— Dit fmertte Paulus, als een' rechtgeaarten Dienaar van Christus , bezield met denzelfden geest van zijnen Meester, wien Gods eer, en het waare welzijn der Gemeente ter harte ging, wier heil hij vuuriglijk wenschte. Daarom deed hem zijne liefde deezen leerzaamen en voortreffelijken Brief fluiten met deeze hartelijke be-  over HEBREEN XIII: vs. 20, ai. 15 bede : De God des Vredes voïmaake u in allen goeden werke, op dat gij zijnen wille moogt doen. Hunne vordering in 'c beoeffenen der Christelijke deugd cn der waare Godvrucht , was des Apostels vuurige wensch : op dat de zonde en de kragt der verdorvenheid meer cn meer mogt worden t'ondergebragt, en zij als Christenen het beeld van hunnen grooten Meester meer mogten uitdrukken in allen hunnen wandel; uit het zuivere beginfel van waare liefde tot God en den Heere Jefus zich werkzaam betoonende in 't betrachten van de zedeplichten, die zij, als Jefus Afgezanten en Dienaars van den God des Vredes, hun hadden voorgefchreven. Zij moesten uitblinken als lichten, in 't midden van een krom en verdraaid geflachte : ten einde de luifter van Jefus Koningijk mogt worden vergroot, en zij zijnen wille doen, zijne bevelen gehoorzaamen, die van hun afeischten heiligheid en deugd; gelijk hen Christus daar toe verlost en vriigekogt hadde, dat zij, herfteld tot een beter leven, aan de oogmerken hunner fcheppinge zouden kunnen beantwoorden. Het was hun plicht, hier naar te ftaan met eenen wezenlijken ernst, en alle middelen die gefchikt waren, om zich zeiven en eikanderen aan te moedigen, op te bouwen, en in ftaat te ftellen, tot de beoeffening van een waare Godvrucht, vlijtig te gebruiken. Zij moesten zich nauwkeurig wachten vooral wat hun hinderlijk was in de loopbaan der Godzaligheid; malkanderen opwekken, en de een  16 AFSCHEIDS-REDE een den anderen voorgaan in 't beoeffenen der blinkende deugden van 'c Christendom : gelijk zijne ernftige en vaderlijke aanmaning in deezen Brief, hen daar toe ten duurden verplichtte. Doch Paulus wist zeer wel, dat het beocffencn van die pligten moest voortvloeijen uit de bewerkinge van God zelve, 't Euangelie , dat de Apostel verkondigd had , fieldde hun den weg des levens zo voor: dat God het beginfel , de voortgang , en 't einde van alles , niet alleen de daarheller was der heilgoederen door 't bloed der verzoeninge, geftort van den grooten Herder der Schaapen ; maar dat Hij ook dien uitmuntenden perfoon uit den dooden wedergebragt , en den herderftaf in zijn alvermogende hand gegecven had , om de zijnen , die van zich zelve niets vermogen , cn voor de kragt der verdorvenheid zouden moeten bukken , te bellieren, te leiden, cn te befchermen ; en alzo door de almachtige kragt van zijnen Geest hunne poogingen voorspoedig te maaken, ter bereiking van 't gewenschte einde. Tot dien God des Vredes, die zulk een zalig en Gode heerlijk ontwerp van des zondaars heil gemaakt heeft, wendt het de Apostel: vuuriglijk fmeekende, dat Hijzelf, door den rechterarm zijner fterkte,hen in hunne zwakke poogingen wilde onderlteunen, om te volmaaken het gene aan hun geloof en godvrucht ontbrak, op dat zij eene eer van Christus mogten zijn, en zijn beeld hoe lan-  o'vEü HEBREEN XIII: vs. 20, 21. langer hoe meer vertoonen in allen goeden werke ; om zijnen wil te doen , werkende in hun het gene Hem welbehaaglijk is, door Jefus Christus. De God des vredes moest door zijnen Geest in hun werken; hunne zielen bij aanvang en voortgang toebereiden, om zijnen wille te doen, en Hem alzo welbehagelijk te zijn : die daar in lust heeft, dat zijn redelijk fchepfel Hem diene, en zijne levens voorfchriften ter harte neeme, trachtendc Hem gelijkvormig te worden , cn zich voortebereiden tot den Hemch Zulk een leven is 't leven der heiligen , in welken al des Heeren welbehagen is God heeft den hoogften afkeer van de zonde, zij is met zijne vlekkelooze heiligheid ftrijdig. Hij heeft zijne redelijke fchepfelen met dat oogmerk voortgebragt; dat zij Hem zouden verheerlijken, door zo te willen gelijk God wil. Het is 't groote einde van den weg der verzocninge , in den zondigen fterveling dat leven te herftcllen uit den dood. Hij wilde den verdoolden mensch te recht brengen, en hem bekwaam maaken : om den wille Gods te doen ; Gods bevelen zijne vermaakingen te noemen; en in zijne zedelijke volmaaktheden Gode welbehaaglijk te zijn , die daar in zijn' lust heeft, dat de-redelijke mensch zijnen Maaker hoe langer hoe meer gelijkvormig worde. Daar toe wenscht hij , dat de God des vredes hen bewerke, dat Gods Geest hen opwekke, aanmoedige, in ftaat ftelle: door te zegenen alle hunne B po-  18 A F S C H E I D S-R E Ü Ë pogingen, en hun fteeds nabij te zijn, om hun te toonen, dat Hij voor hun is een bevredigd God; die hen door zijnen Zoon, den grooten Herder der Schaapen, tot zich wilde brengen , ten einde hen te doen declen in een eindeloos geluk-, en bekwaam te maaken om voor Hem welbehaaglijk te zijn in en door Jefus Christus. Geen mensch kan Code behaagen, dan in Christus. Al wat Gods kinderen verrichten in 't betrachten der bevelen van 't Euangelie , is Gode aangenaam in Christus Jefus. Om dat Hij hen bc fchouwt als met Jefus vcreenigd door 't geloof, en dus als Gods gunftelingen : zo worden zij volmaakt gerekend in Hem. Jefus verlosten, zijn ook door zijnen Geest uit den dood der zonde opgewekt, en naar alle de deelen van den nieuwen mensch , aanvanglijk in ftaat gefield ; om voor God te wandelen , tot zijn eer , gelijk Jefus tot heerlijkheid van zijnen Vader gewandeld heeft. Schoon zij dan gebrekkig zijn,en vol van misflagen, fchoon 'er aan hunne gehoorzaamheid veel' ontbreekt : hunne raisflagen worden om Jefus volmaakte gehoorzaamheid met een vaderlijk oog voorbij gezien ; en het gene aan hunne werken ontbreekt , worde met Jefus volkomen heiligheid bedekt. Das in Hem gerekend zijnde als leden van zijn lichaam, zijn hunne werkzaamheden den Heere welbehaaglijk. Zo wenscht Paulus , cat de God des Vredes, de  ovèr HEBREEN XIII: vs. 20, at. tj> de verzoende Vader , die het waare heil uit zuivere liefde voor den zondaar bereid hadde, Hem welke de groote Herder der Schaapen door 't bloed des eeuwigen Testaments heet, wedergebragt hebbende uit den dooden; en die dus machtig en gewillig was, alles aan hun toe te deelen wat tot de voltooijing van hunnen gelukftaat véreischt wierd : hea volmaaken mogt in allen goeden werke, om zijnen wil te doen , enz. De Apostel gebruikt hier een woord dat betekent bekwaam maaken ter uitvoering van zaaken en vordering in dezelve; en dit is ook de waare zin welken de Apostel'eraan hecht. De ftaat van eene vleklooze volmaaktheid in God te dienen, en zijnen wil te doen, wordt voor de eeuwigheid bewaard. Wij zijn ondertusfehen verplicht teieveren om voortgang te maaken j en alzo fteeds volmaakter te worden: wijl het in dit leven altoos gebrekkig is, en 'er nog zeer veele onvolmaaktheden overig blijven. Paulus wenschte dat God hen wilde bekwaam maaken, om daar in fteeds te vorderen en toe te neemen: op dat de Gemeente bloeijen, haar gelukftaat vermeerderd, en de eer en kiifter van Jefus Koningrijk vergroot mogte worden. Ten einde Jefus zijn groote Mees» ter, de Opperherder der Kerk, van de zijnen, ja van al het redelijk fchcpfel in hemel en op aarde in den tijd en de eindclooze eeuwigheid verheerlijkt worde: fluit hij met eene hartelijke zugt voor de eere zijnes Heeren deeze bede; wien zij de heerlijkheid tot in alle eeuwigheid. Amen. Ba VWe$  2ó AFSCHEID S-R EDE Welk een gewigtige bede van Paulus; die het bei! der Gemeente, en de heerlijkheid van Jefus, en zijnen Vader zuiver bedoelde ! Weetende, dat de God des Vredes, de eenige oorfprong en bronader van dit heil was, en dat God van Jefus onderdaanen niet recht verheerlijkt kan worden, ten zij Hij zelf 'er hen toe in ftaat ftelle : imeekt hij voor hun bij den troon van den bevredigden Vader, dat hun dit uit zijne vaderlijke liefde gefchonken worde ; dat de God des Vredes hun genade geeve, om zijnen wille te doen, en hunne pogingen zegene , om Hem welbchageKjk te zijn in Christus Jefus. — Hij Haat ook in dat gelovig vertrouwen, dat de Heere dit heil aan bun niet weigeren zoude: eindigende daarom met een wenfehend, ja vertrouwend amen; dat zijne bede zoude worden verhoord. Wij zien hier in deezen grooten Apostel, de rechte gelteldheid van een' Prediker van 't Euangelie : wien niets meer ter harte gaat , dan \ welzijn van de Gemeente , aan welker eeuwige belangens hij gewerkt had of nog werkte. Hij had hun met veel icver, en met blijdfehap, als Jefus afgezant, het Euangelie verkondigd; en hun aangewezen den weg tot hunne gelukzaligheid , in Hem die de groote Herder door hec- bloed des eeuwigen Testaments was, wien God had wedergebragt uit den dooden. Hij had een vuurige liefde tot hen , die hem met de ftcrkfle aandoening deed bidden, dat de God  over HEBREEN XIII: v?. 20, 21. 21 God des Vredes hen mogt volmaaken in allen goeden werke. Hij had geen grooter blijdfehap, dan dat het der Gemeente mogt wel gaan,en dat Jefus en zijn Vader verheerlijkt wierden. En gemerkt deeze twee dingen daar door uitgewerkt wierden, dat zij den Heere welbehagelijk wandelden in allen goeden werke: zo fmeekt de liefderijke Apostel dit voor 't laatst, dat God zelf , van wiens zegenenden invloed zij in alles afhingen, die genade aan hun mogt te koste leggen , dat zij bekwaam gemaakt wierden in allen goeden werke, dat Gods Geest in hun werken mogt het gene Hem welbehagelijk is. — Daar had hij toe gearbeid, daar toe dienden alle zijne vermaaningen, welke hij hun telkens, welke hij hun ook nog in deezen Brief gegecven had. Die wenscht , die vertrouwt hij, dat niet vruchteloos zijn zouden; maar gezegend zouden worden ter bevordering van hun wezenlijk heil. Terwijl hij niet zou ophouden voor hun te bidden, en het heil te fmeeken van Hem , die het alleen fchenken konde. Aan dien God geeft hij ook alleen de eer van het goede, dat door zijne godvruchtige pogingen was te wege gebragt. TOEPASSING. Geliefde Gemeente! de wijze en goedertierene God , de Opperherder der Schaapen, onze Heer Jefus Christus, heeft mij zijnen geringen Dienaar B 3 voor  Si AFSCHEIDSREDE voor ruim vijfden jaaren toe ulieden gebragt; om onder u te verrichten het voortreffelijk werk, waar in de groote Paulus zich bezig hield. Jfc v.icrd geroepen, en ben op uwe roepfremme ook tot u gekomen : om u te verkondigen het Euangelie der genade , den weg der verzoeninge en des vredes, door 't bloed des kruifes; en om u cp te wekken door vermaaningen. Ik heb nu zo veele jaaren onder u verkeerd J Ge.'enkt zij Gods eeuwige goedheid , die mij, alles or.wcerdigen zondaar , het leven tot hier toe van 't verderf verfchoond heeft; en naar 'e uitwendige mij aan deeze plaats zo veel voorrechten heeft verleend, . Ik heb genooten een onafgebroken welftand : geene ziekte, geduurende alle die jaaren , heeft mij getroffen, zo dat ik 'er door aan de Icgcrftede gebonden wierd. Gods goedheid heeft mii, en de mijnen bewaard: ook in 't midden der gevaaren , dekte ons zijne hand. Ik ben iiauwlijks door eenige ongcdeldheid , in nl dien tijd , in 't waarneemen van mijne bedieninge verhinderd. Welk een zegen, dien ik nooit genoeg met dankbaarheid erkennen kan! Ik heb veele aangenaamheden genoten; en in veel opzichten eenen blijden voorfpeed. In een groot aantal van de lotgevallen mijnes levens aan ceeze plaats, moet ik erkennen: de Heere gaf mij de begeerten mijres harten. Dan ik ben , geduurende dien tijd , onder u geween, niet alleen als uw medemersch, uw mede.^  over HEBREEN XIII: vs. 20, tt. 23 de-burger: maar ik heb de treffelijke bediening van ecncn Evangeliedienaar onder u bekleed. Ik was dus verbonden , niet alleen tot de plichten van 't gezellig leven ; om vriendelijk , vreedzaam , zachtmoedig , barmhartig , eerlijk , oprecht, en gedientiig te zijn : maar ook tot de gewigtige pügten , welke onze groote zender de Heer Jefus eischt van zijne dienstknechten ; die het werk van huisverzorgers in zijne Gemeente verrichten zullen. Uwe onflerflijke zielen waren mijne zorge aanbevolen; op dat ik dezelve zou leiden, naar 't voorfchrift van 't Euangelie , op den weg naar den Hemel. Wanneer ik aan de uitgebreidheid mijner vcrpligtingen gedenk, en aan mijne te kortkomingen , durf ik nauwlijks hier van melding maaken. Ik dank echter de Goddelijke goedheid ; die mij gegeeven heeft , mijn dienstwerk (fchoon met veel zwakheid en gebreken) zo veele jaaren onder u waar te neemen in vrede , in welltand, en dikwijls met veel lust en opgewektheid. Ik heb dus onder u gepredikt dat Euangelie, 't welk ook Paulus gepredikt heeft. Den weg ten leven voor een' in zich zelf verloren' zondaar heb ik u voorgelteld, ovcreenkomftig mijn licht. Ik heb altoos getracht mijne leeringen te ftaaven met het onfeilbaar woord van God; op dat uw geloof niet menschlijk zijn zou, maar fteunen op hetGodlijk getuigenis. Wat ik ooit u voordroeg, Geliefde Toch. , ik heb uwe toeftemming niet B 4  54 AFSCHEIDS-REDE gewild, om dat wij u zo leerden, overcenkomftig onze overtuiging van de waarheid : maar beproeving gevorderd, cn u aangefpoord, om de Schriften te onderzoeken, of deeze dingen alzo waren. Ik heb , overcenkomftig mijnen last, niet alleen u zoeken te doen vorderingen' maaken in de kennis dier Godlijke waarheden, welker kunde u tot uw ecuwig welzijn noodzaakelijk is: maar inzonderheid op de beocffening dier pligten aangedrongen , welke het Euangelie vordert van alle, die zalig zullen worden. Ik heb u geduurig toegeroepen, bekeert u, en gelooft het Euangelie. Dit is meestal, de inhoud mijner Leerredenen geweest. Menfchelijke wetenfehappen, taalkunde , of geleerde vcrklaaringen van düiftëre en moeilijke plaatfcn; hebt gij uit mij van dcezen Predikltoel, of niet, of weinig gehoord. Ik heb u gelladig, zo duidelijk mij mogelijk was, zoeken voor te Hellen de waarheden ; die u noodig en nuttig waren, en 't meeste naar uwe vatbaarheid gefchikt , naar mijne gedachten , om dat ik u wenschte nuttig te zijn. Ik heb dikmaals met veel lust" en opgewektheid, daar ik mijne grooten Zender hartelijk voor danke, het Euangelie onder u verkondigd: den Heer Jefus in al zijn fchoonheid u voorgefteld, cn u met traanen vermaand en zoeken optewekken, om Hem te kiezen tot uw eeuwig deel. Ik heb den zorgeloozen cn hardnekkigen zondaar gewaarichouwd voor liet verderf, dat hem  over HEBREÉN XIII: vs. 20, kf. 25 Inwacht: hem zoeken optewekken uit zijnen zon. denflaap, om tot Christus te komen, en 'r, leven uit zijne hand tc ontfangen; die zondaaren ontfangen wil , ook de boostcn en godloosten, indien zij, tot Hem vluchtende , het heil van zijne hand ootmoedig zoeken. Ik heb door dat Euangelie bekommerden zoeken te troosten ; en hun den rechtftreekfchen weg'tót hunne behoudenis gewezen door 't geloof aan 't Euangelie: hen opbeurende met de groote toezeggingen den vermoeiden , den belasten gedaan ;° wanneer zij volgens de vcrpligting, die bet Euangelie op hen legt, het tot Jelus wenden, om uitkomst bij Hem te vinden. Ik heb heilbcgeerigen uitgelokt door dat Euangelie ; cn met de Üerkfte drangredenen , die 'c Euangelie mij opgaf, aangemoedigd:-om Jefus te kiezen tot hun deel; cn met afzien van alles, wat buiten Hem is , met afzien van al 't eigen, Hem allen , die zich zo welmeencnd aanbiedt, aan te necmen door 't geloof. Ik heb hen , die waarlijk God vreesden , door dat Euangelie zoeken te troosten in verfcheidenerlci omftandigheden deezesleevens. Ik hebben, naar mijn licht, zoeken te bellieren op den weg naar den Hemel, volgens het voorfchrift van dat getrouwe woord, het gene de grootfte aanmoediging geeft voor den Christen, om in alle zwaarigheden de gevaaren te trotfeeren, en de drukkende pmpen lijdzaam en kloekmoedig te verduuren; dat de B 5 bQ*  26- AFSCHEID S-R EDE beftendïge onderftcuningen blïjdfchap geeft in alle de afwisfelingen van dit Iceven, cn den wezenlijken troost en fterkte in de uurc des doods • dat den Christen leert, hoe hij zich zal voorbereiden tot cenen zaligen ftaat in de eeuwigheid, door zich fteeds ce reinigen van de befmectingen des vleeschs cn des geests ; om Jefus voortreffelijk voorbeeld te volgen, cn heilig te zijn, gelijk Hij heilig is. Ik heb allen, ik heb inzonderheid Jefus gunftelingen gewaarfchouwd tegen de zonde : cn hen met allen ernst opgefpoord tot de waare deugd. Ik heb de pligten van den Christen in dcrzelver betaamlijkheid en noodzaaklijkheid u allen geduurig voorgedraagen: en u tot derzelver beoeffening in uwe onderfcheidene betrekkingen door de fterkfte beweegmiddelen opgewekt. Ik heb de Eondzegelen aan u cn onder'u bediend, en getracht u te leeren dezelve te richten tot die einden , waar toe de zondaarslievende God, cn dc vriendelijke Zaligmaker, die onze zwakheden kent, dezelve verordend heeft - op dat gij 'er den Heere Jefus nader door zoudt leeren kennen als 't eenige heil der aarde, en opgewekt worden , om Hem door een levendig geloof te omhelzen, Hem aantekleeven, en uw vertrouwen te zetten op dien rotsfteender eeuwigheid. Ik heb u geleerd dat gij u in waarheid en oprechtheid aan Hem zoudt verbinden vooral in 't H. Avond! maal, Hem hulde doende en trouwe zweerende Ik heb u fteeds geleerd cn daarop aangedrongen, om  over HEBREEN XIII: vs. 20, 21. 27 u zelvcn voor te bereiden, cn zo te naderen, dat gij met grond des Heeren zegen bidden en inwagten mogt: en u gewaarfchouwd tegen zulk een gcfteldhetd, in welke gij u zei ven , naar Paulus leer , een oordeel zoudet eeten en drinken. Ik heb getracht, u van deeze , zo gewigtige als zalige waarheden te onderrichten. Ik heb door Catechetisch onderwijs, geduurende mijn verblijf onder u , u zoeken nuttig te zijn: op dat gij de voornaamfte waarheden onzer geloofsleer mogtet leeren kennen, en gronden hebben voor uw geloof. Ik heb u fteeds zoeken te onderwijzen , te recht te helpen , te leeren gebruik maaken van de middelen , die tot uwe vordering dienen kunnen, ïk heb 'er u bij allerlei gelegenheden toe opgefpoord, en mij zelve daar aan met blijdfchap dienstbaar gemaakt. Ik heb in 't openbaar, en in 't verborgen met u en voor u gebeden ; voor uw aller tijdlijk en eeuwig welzijn. Ik heb geduurig, zonder ophouden , gebeden om de medewerking van Gods Geest : zonder welke mijne zwakke pogingen gewislijk zonder eenige gewenschte uitwerking zijn zouden. De nooden, die u in 't gemeen, of fommigen uwer in 't bijzonder drukten , uitwendig of inwendig , welke mij bekend waren ; heb ik den Heere voorgedraagen, en menigwerf des Heeren aangezigt voor u gezogt met heete traanen. Ik  23 AFSCHEID S-REDE Ik heb mij altoos (zo ver ik weet) gereed getoond tot uwe hulpe. Hij die lust had om met mij te fprecken , is mij fteeds aangenaam geweest; en wien ik van dienst kon zijn , die heeft mij dienst gedaan, dat hij mij daar toe in ftaat ftelde, en gelegenheid gaf. Waar ik geroepen ben bij zieken of ellendigen , die mijne tegenwoordigheid als Leeraar of voorbidder begeerden, heb ik nooit geweigerd te komen. Ik heb u , mijne Gemeente , bezocht, zo in de gewoone zogenoemde huisbezoeken , als anderszins. Ik ben altoos met blijdfehap tot u gekomen, met genegenheid en verfchuldigdc achting ontfangen. Ik heb u dus zoeken te ftichtcn, cn te onderwijzen in 't openbaar , en in uwe huizen : door flichtelijkc ocffeningen , om 'er veclen nuttig te zijn; cn nuttige famenfpreekingen, tot onze onderlinge onderrichting, aanmoediging, en vertroosting. Dit werk heb ik, als Euangelie. Dienaar, onder u verricht. Maar, ach! hoe menigvuldige gebreken , pligtverzuimen , en misdagen , die ik mij zeiven al te wel bewust ben , maaken mij befchaamd. Wanneer ik dit nadenk, kan ik niet anders dan betreuren zo veel verlies van tijd en gelegenheid, om u nuttig te kunnen zijn; cn bidden, dat de Heere over 't mclaatfche, welk mij aankleefde, genadig verzoening doe door 't bloed des eeuwigen Testament?. Hos  over HEBREEN Xiïï: vs. 20, 21. 29 Hoe dikwijls was ik zelf lusteloos , en ontbrak het mij aan den iever, dien ik had behooren te hebben , om uwen lust. en iever te ontftceken' Hoe dikwerf was ik lauw en koud; en weinig in itaat u op te wekken, tot de regtc uitoeffening uwer Godsdienstpligten l Ik heb u menigmaalen vermaand , en uwe verkeerdheden u zoeken onder 't oog te brengen : doch dikwerf ook voorbij gezien, met een befchuldigend geweten, de misdagen die 'er in mij plaatshadden, Wat vind ik veel redenen mij zeiven te befchuldigen; dat ik mijne verkeering onder u met nuttiger gemaakt heb! Wat ben ik dikwijls, met een goed voorneemen, tot u gekomen ; en dat ik , zonder eenig nut te doen , den tijd bij u hebbe doorgebragt! Hoe menigmaal heeft lusteloosheid en eene verkeerde bevreesdheid, mij-belet,- gelegenheid te zoeken of aan te grijpen, om u te onderwijzen en te ftichtenï En hoe memg een misflag was 'er ; daar ik een voorbeeld deiKudde zijn moest! Hoe menig oogenblik , ja hoe menig een dag heb ik doorgebragt, op welken ik ten uwen voordeele had kunnen werken: doch die voorbij zijn gegleden zonder nut ! Ja wie zou hier de afdwaalingen verftaan ? Reinig mij, o God , ook van mijne verborgene afdwaalingen! ■n» rw.prhprHpr' ziiner fchaapen doe verzoe¬ ning over mijne misflagen en gebreken: en doe  So AFSCHEID S-R EDE mijne zwakke pogingen ftrekken ter bevordering van uw wezenlijk heil. Ik heb het genoegen gehad , dat veelen van mijnen dienst vlijcig gebruik gemaakt hebben: die de Godsdienstoefeningen ieverig bijwoonden, en met aandacht en opmerking luisterden naar 't woord des levens , het welk wij U verkoncigd hebben. Ik heb het voorrecht gehad, dat ook mijne prediking dikwijls niet ongezegend was aan fommigen uwer. God gaf mij meermaaïen een woord te fpreeken, dat het gemoed trof cp eene zeer gevoelige wijze. Meermaaïen mogt ik fpreeken tot opwekking, aanmoediging , en beltierin^. Mijne prediking was ook, zo ik vertrouw, voor de waare Schaapen van den grooten Herder dikwerf nuttig en aangenaam. De levendige gemoedsaandoeningen , uit het gelaat zelve duidelijk te kezen, zijn mij geduurig tot opwekking en bemoediging geweest : de liefde tot Jefus hoort toch graag van Jefus liefde melding maaken, die ik zo dikwerf u voorgecraagen heb; en het verkwikt een' Lceraar, ais hij zien mag dat hij nog op geen rocsfteenen ploegt, maar het woord de gemoederen treft, zo dat zijn arbeid met vruchteloos is. Ik heb veelen uwer bewoogen om onderzoek der waarheid te doen , en aangefpoord toe het bijwooren van 't Katechetisch onderwijs. Ook heb ik het genoegen gehad, dat 'er, althans ia "t midden  over HEBREEN XIII: vs. 20, 21. 3* den van den winter, veelen zijn faamgekomen, '■■-'-'=-' ccierwezea te «orden in de gewigtigfte waarheden , die a ter bevordering van uw waar welzijn noodig waren. Het vermaak , dat fommigen merkelijke vordering rr.izs-.i- iz de !-:er.-:s der waarheid: hucce i:=rke begeerte om kurcig te worden : en bet gebruik maaken van mijn perfoon, in *t openbaar, en in 'c bijzonder, tot zulk een oogmerk: was mij altoos zeer aangenaam ; en hun gezelfchap en bezoek mij zeer ten genoegen. Alle deeze genoegens, alle deeze aangenaamheden , maakten mijne ziel aan u in liefde verkleefd. Dit deed mij met veel vermaak mijnen ;c_:V..i cc ie: u c:c:r:erge2 : er. he: is z.:c,% _.' err:-:.;-2 b?z::::e gewee;: i:t :k u ncrte nuttig zijn. Ik heb daarom niet alleen mijnbuis opengezet voor een iegelijk: maar zo ik meen ook op t frerkfte aangezogt, om toe mij te komen; wie lust hadden om met mij te . r.'ir. r.-.'.p 0: bellier bege-er^r. Doch 'er waren ook Toen. in 't midden uwer veele traags, lustelooze en onachtzaame menfchen; die geleefd hebben , en nog blijven leeven in een fcliandelijk , onverantwoordelijk, en voor hun zeiven rampzalig verzuim van de phgten, die de Godsdienst van bun afvordert. Die nooit geweeten hebben wat Godsdienst is; die alle openbaare en bijzondere Gc hetl  32 AFSCHEIDS.REDE heel niet, of zeer zelden, ter kerke gi-gen; die van de hun aangebodene gelegenheden weinig of geen gebruikmaakten; die na alle deaanmaaningen en de vriendelijkfle uitnodigingen niet begeerden te luüteren , maar alles moedwillig lieten voorbij glijden , zonder 'er ecnig voordeel mede te doen. Menfchen , die de fchoonfte tijd en gelegenheid hadden om te vorderen ; en aan wien ik telkens aangeboden heb , alles , wat ik meen dat men met eenig recht, van mij zou kunnen vorderen : maar die altoos afkeerig gebleven zijn , of die een begin gemaakt hebben, maar het terfton J wederom hebben opgegeeven; die geen de minfte moeite hebben gedaan om hunne zielen te verleren met de kennis der zaligmaakendc waarheden. 'Er zijn ook zeer veele menfchen geweest, die nog al den openbaaren Godsdienst bijwoonden, maar die 'er niet verfcheenen met de behoorlijke aandacht cn opmerkinge. Menfchen die niet wisten wat zij 'er verrichteden , en op 't woord dat 'er gefproken wierd geen acht floegen. Deze wendden hier hun oog op 't gene 'er voorviel ; gene waren geduurig flaapende hoorders: 'er ontbrak opmerkzaamheid , en 'er was een onverfchilligheid en lusteloosheid , zo dat het woord niet eens aan de ooren kwam. Hoe veelen hebben de namiddag Predikatiën fteeds verzuimd, en zijn telkens wedergekeerd, ca  over HEBREEN XHH vfl 20, 21. 33 na dat zij eenmaal den Godsdienst hadden bijgewoond; ik heb 'er dikmaals tegen gewaarfchuwd, maar die gewoonte bij veelen niet kunnen verbeteren. Wat heeft men in 'l gemeen weinig met het gehoorde woord gewerkt ; om 'er van achteren nut en voordeel uit te trekken? Het was bij zeer veelen, zo ras gehoord , zo ras vergeten; men bepaalde zijne aandachc terftond weder tot andere zaaken ; en daar 'er fomwijien nog een treffend woord gehoord wierd, het was ftraks vervloogen. Wat zijn , over 't algemeen , de bijeenkomften weinig nuttig geweest? Wat werd 'er weinig gehandeld van Jefus , en de dingen die zijn Koningrif c aangaan? Wat werd het gemoed , in veelen geheel verwilderd? Wat hebben kwaade famenfpraaken veele goede zeden bedorven? - Mijr.e gebreken, Toeh. en veelvuldige te kortkomingen in het waarneemen mijner bedieninge; en uwe gebreken, in "t gebruik maaken van mijn perfoon en dienst, en de gelegenheden, die ik u aangeboden en daar gefield heb, om aan de belangens uwer zielen te werken; zijn de middelijke oorzaak , dat mijne prediking en dienstwerk onder u niet geweest is van de gewenschte vrucht: en dat, fchoon ik niet zonder zegen onder u gearbeid heb, en ik Gods goedheid hartelijk dank, dat Hij mijnen geringen arbeid, zo ik vertrouw , voor deezen en dien' nog deed ftrekken tot bevordering van de eeuwige belangens C hua?  34 AFSCHEID S. RÉDE hunner onfterflijke zielen , ik echter dikwijls reden vond van klaagen , dat mijne lesfen , mijne vermaaningen, mijne waarfchuwingen, zo weinig kragt deeden ter wezenlijke verbetering ; dat ik zo weinig afbreuk deed aan 't rijk van den vorst der duisternis ; dat 'er zo weinigen zich lieten waarfchuwen en opfpooren , om aan de dood en de eeuwigheid te denken , en zich tegen den dag der verhuizinge voor te bereiden; ja dat 'er dikwijls een onverfchoonelijke achteloosheid en wereldliefde gevonden wierd bij hen , die (zo ik vertrouw) een beter goed in 't oog hadden gekregen, zo dat zij laauw waren, en verachterden in de genade. Daar dan uwe gefteldhcid alzo is , hoe veele redenen heb ik dicswegens , wijl ik zo veele gebreken , zo veele onvolmaaktheid in u moet overlaaten, welke door mijnen dienst niet verbeterd hebben mogen worden ; als uw leeraar, die u hartelijk lief heb, voor 't laatst u optewekken: om de genade, die aan u te koste gelegd wordt, toch getrouw aanteleggen ter bevordering van uw wezenlijk heil ; op dat gij te famen moogt opwasfen in de kennis van den Heer Jefus Christus ; en dat gij, de zalige voorlehriften van 't Euangelie volgende, van dag tot dag moogt verbeterd worden , om wandelende in aile goede werken, den Heere welbehagelijk te zijn. Ach zorgelooze zondaar ! ftaa op uit uwe zorgeloosheid. Denk dat aan deeze flip de eeuwigheid  öVer HEBREEN XIII: vs. 20, si; 35 heid hangt; Verfmaad geene genademiddelen, die u aangeboden worden: neem dezelve vlijtig in acht; deuk dat alle verzuim ter uwer verantwoording ftaat. Bidt vuuriglijk om den invloed van Gods Geest; op dat gij uwe zaligheid moogt uitwerken , eer het eeuwig te laat is. Zo veelen gij befcffen hebt van 't gewigte der eeuwigheid , en meermaaïen ontrust zijt geworden , maar telkens ook weder u zeiven in flaap hebt gewiegd: wekt u geduurig op, om toch uw eeuwig heil niet te verwaarlozen; Denkt, wat het te zeggen zal weezen, zijn hart tegen God te verharden , en met den God des Vredes » dïe den vrede aanbood, geen vrede te willen maaken i maar te blijven volharden in de zonde. Zo zijt gij walgelijk in 't oog van God, en hebt de blijken van zijn ongenoegen voor eeuwig te wachten : zoekt nu nog vrede, ja vrede met God te maaken; Zijt niet wanhopend, bekommerde zielen! God maakt zich aan u bekend als een' God des Vff* des; die, door den grooten Herder zijner fchaaped , u wil volmaaken , om Hem welbehagelijk te zijn. Houdt geduurig aan in ootmoedige gebe» den om zijn licht , zijne kragt, zijne genade » die u geevcn wil alles wat u ontbreekt. Ja, heilbcgeerige zielen ! zoekt gelovig té vertrouwen , dat de God des Vredes , die den weg der verzoeninge gebaand heeft door 't bloed des eeuwigen Testaments, voor u zijn wil een verG 2 zoend  36 AFSCHËIDS.RÊDE zoend Vader , om u eeuwig gelukkig in zijnen dienst te doen leeven. Klaagt Hem uwe gebreken , uwe fnoode zonden , uwe verfoeilijke gefieldheid: en bidt om geloofskragt, ten einde het Euangelie te omhelzen, en overeenkomdig hetzelve werkzaam te zijn in allen goeden werke, om den heiligen God te behaagen. Legt het daar op inzonderheid toe , gij godvruchtigen ! Zoekt uittcblinken als iichtcn, in 't midden van een krom en verdraaid gedachte. Zoekt uwen heiligen Meester na te volgen , en zijne voetftappen te drukken; laat het uwe voornaame zorg zijn, hoe gij den Heere welbehagelijk wandelen zult in allen goeden werke vrucht draagendc. Laat de zonde hoe langer hoe meer haatelijk worden in uw oog; hebt'er een'heiligen afkeer van. Toont in allen uwen wandel, dat gij Christenen zijt, die de verheerlijking van God tot uw groot doelwit delt. Leeft eensgezind, leeft in vrede: zoekt alzo tot elkanders dichting, tot elkanders opbouw te werken , cn naar den daat der volmaaktheid te dreeven. Jefus , die u heeft vrijgemaakt , leeft. Hij is uw groote Herder, uw leidsman, cn befchermer. Begeeft u in alles onder zijn opzicht : daar alleen zijt gij veilig.; gij hebt alles van Hem te wagten , die altoos bij u blijft ; die magtig is u op te bouwen , en u een erfdeel te geeven onder de geheiligden. Wel aan, waarde Gemeente .' ontfang nog dee-  over HEBREEN XIII: vs. 20, at. 37 deeze mijne lesfen : 't zijn de laatfte die ik u als uw Herder en Opziender gecven zal; mijn werk is onder u afgedaan, en ik zal mijnen herderftaf hier overgeeven aan een' ander'. Ik ben, geliefde Garderfche Gemeente! van u geroepen: en ik heb, gelijk gij weet, mij in gemoede verplicht gevonden die rocpftem optcvolgen. De redenen die mij daar toe bewoogen , die mij daar toe verplicht hebben; acht ik niet noodig u open te leggen. Gij, mijne beminde Gemeente ! weet, dat ik uit geen ongenegenheid te uwaards u verlaat. Gij gelooft dat ik u lief heb; en dat ik, met zeer veel genoegen, zo veele jaaren bij u gebleven ben. Gij weet dat ik van mijnen post aan deeze plaats niet loop, maar wettig afgeroepen wordt: gij weet, dit is de voornaame reien, waarom ik mij thans verplicht acht, hoe hartelijk ik.u bemin, u echter te moeten verlaaten; en gij zelve billijkt mijne keus , en erkent mijne verpüchting. Ik word dus r.u genoodzaakt te fcheiden ; en op deezen dag, den laattten dat ik als uw Leeraar ftaa aan deeze plaats, u vaarwel te zeggen. Ik kan echter niet van u fcheiden, ten zij ik een vriendelijk affcheid van u neeme; en op deezen dag als uw heilwenfehende Leeraar, met Paulus, mijn dienstwerk zegenende eindige. Mijne verplichting vordert, dat ik thans in de eerfte plaats mijne hartelijke dankzegging bctuige %an de Hoog Welgeb. Heeren Ambtsjonkers, voor C 3 al-  P AFSCHEIDS-RE DE alle blijken van achtlnge en genegenheid» welke ik geduurende mijn verblijf heb mogen genieten. Hun Hoog Welgeb., ik erken het met verfchuldigdc dankbaarheid , hebben , zo veel mogelijk, getracht , mij het verblijf alhier te veraangcnaamen. Wat ik immer verzocht heb, mijn verzoek is nooit afgeflagen , maar altoos toegeftemd met zrcr veel vriendelijkheid, Hun Hoog Welgeb. hebben den toegang tot zich , fteeds voor mij open gezet: zo dikwijls ik de eer had hen te bezoeken , ben ik altoos met achting ontfangen , en met de grootfte beleefdheden behandeld. Ik heb m de verkcering, die, van wegens het ■afgelegene van mijn plaats, weinig geweest is; cchtcï'alroos gevonden nedrigheid , gemeenzaamheid, vriendebjkhcid, cn een groote toegevendheid: waar door hun Hoog Welgeb. mijne gebreken zijn te gemoete gekomen , cn mijne veelvuldige misflagen en zwakheden edelmoedig hebben gelieven over te zien, Dit heeft altoos, en tot op dit oogeffblik , mijn hart vervuld met eerbied voor hunne aanzienlijke perfoonen, cn met dankbaarheid voor al de achting en vriendfehap mij bewezen. Nooit zal ik dezelve vergectcn , nooit zullen de indrukfelen, die zij gemaakt hebben op mijn gemoed, worden uirgewischt. De tegenwoordige omftandigheid des tijds verplicht mij , openlijk , op': pene plechtige wijze, en ncdrig, te betuigen de dankbaarheid , die in mijn hart woont , en 'er' altÖÖ? plaats in houden zal, Dankbaar te zijn is de  over HEBREEN XIII: vs. 20, ai. 39 de eenige vergelding voorde beleefdheden, die ik Hun Hoog Welgeb. toebrengen kan: dankbaar wensch ik altoos te blijven, en dit in alle gelegenheden te toonen. Mijn hartelijke wensch is, dat het Hun Hoog Welgeb. lang welgae ; de kroon der grijzigheid ruste op hunne hoofden! Dat zij lang ten nutte mogen zijn en fieraad, in ons Vaderland! 's Heeren zegen vtoeije mildelijk op hen: en doe hunne eer en ïuifter, hunne rijkdommen en voordeden , tot wezenlijk voordeel voor Land en Kerke, toeneemen! Hij doe hen en hun geflacht bekleeden, de zitplaatfen hunner vaderen onder de hoofden onzes volks! De Heer vervulk: hen met waare vaderlands liefde, inzonderheid met liefde tot God en zijnen zaligen dienst! De zugt voor 't welzijn van Land en Kerk, beftiere hunne daaden en neigingen! Zij genieten, geeft God mijn wensch , de kragtdaadige inwerking der godlijke genade; en worden hoe langer hoe meer volmaakt in allen goeden werke! Zij vertoonen dus in hunnen aanzienlijken Haat, dat zij 't hun grootfte voorrecht achten uit God gebooren tc zijn, om Hem te behaagen in Christus Jefus: op dat zij hunne aardfche Ïuifter en heerlijkheid, met eene hemelfche gelukzaligheid inden ftaat der volmaaktheid mogen afwisfelen! Den Wel Edelen Geftrcngen Heere Schout van dit Ambt-, zeg ik hartelijk dank , voor alle de blijken van vriendfehap, voor de veelvuldige beleefdheden , bij alle gelegenheden , aan C 4  40 A F S C II È I D S-R E D E mij bewezen. Ik erken roet dankzegginge, dat U Wel Ed. altoos heeft getoond achting te heb, ben voor de Dienaaren van *t Euangelie : dat U Wel Ed. altoos gereed zijt geweest mede "te wer, ken ter bevordering van 't welzijn der Gemeente, in zo ver het van 0 Wel Ed. Geftr. afhing; en u nooit onttrokken hebt, waarU Wel Ed. in ftaat was ons van dienst te zijn. In tegendeel, ik heb veele blijken van vriendfehap, achting, cn genegenheid van U WelEd. genooten. jk zal dèzelve altcos gedenken, en, waar ik in ftaat moge zijn, dezelve zoeken te beantwoorden. De vriendfehap, fchoon wij in die betrekkinge, als tot nog toe, tot eikanderen niet blijven, wensch ik hvendig te houden. Ik bic mijne vriendfehap welmecncnd aan; cn beveel mij cn de mijnen in de uwe. - Mijne genegenheid tot U Wel Ed. Geftrengc gebiedt mij , bij mijn fcheiden van deeze plaatfe; des Heeren dierbaaren zegen te fmecken óver U Wel Ed. Geftr. en de genen die u dierbaar zijn. De God des Vredes , van wien alle wezenlijk heil afvloeit, zij uw God.' Hij rekke den draad uwes levens tot eenen hoogen cn gezegenden ouderdom ! Uw leven zij gelukkig! uwe pogingen in alle opzichten tot Sions heil voorfpoedig! Hij Vcrvulle fteeds alle de bctaamelijke begeerten uwes harten.'Hijmaake u bekwaam tot allen góeden werke, om den Heere welbehagelijk te zijfi! de liefde tot God , cn devreeze zijnes naams,zij u grondbeginsel.'  over HEBREEN XIII: vs. 20, kt. $t fel! de Wet van God het richtfnoev uwer neigingen en daaden ! God verwaardige U met de blijken zijner liefde! en doe U fmaaken dien vrede Cïods, welke het waare heil der ziel is! Verblijd u hier in de zaligheden, die de Godvrucht haare beminnaaren fchenkt, op dat gij in den Haat der vol. rnaaktheid bekroond wordt met eeuwige ecre! Mijne waarde Medebroeders , met welken ik de eer gehad heb in eene broederlijke liefde te verkecren, wier gulle vriendelijkheid ik zo dikwerf ondervond ; u Wel Eerw. zeg ik allen hartelijk dank, voor al de vriendfehap die gij mij bewezen hebt. De mecstcn mijner nabuuren hebben mij geduurig dienst gedaan, met de grootfle bereidwilligheid. Wanneer ik uwe huipe noodig had, heeft uwe vriendfehap mij die, bij mogelijkheid, nooit geweigerd. Zo dikmaals ik u bezocht heb, ben ik met de grootfte genegenheid ontfangen : en gij hebt getoond , Waarde Broeders! dat gij, mijne gebreken voorbij ziende , mij uwe achting , uwe vriendfehap, uwe verkecring niet hebt willen weigeren. Ik zeg u voor dit alles hartelijk dank. Zullen wij nu fcheiden : denkt echter aan uwen Vriend en Medebroeder; verwaardigt mij met het aan, houdende uwer vriendfehap , en bidt voor mij, ]k zal uwer in liefde blijven gedenken ; en met en voor u, om uw welzijn vuurig. bidden. De God der genade zegene uwe pogingen, tot heil der onftervelijke zielen! Ach! dat Gij Wej C 5 v Eerw,  42 AFSCHEIDS-REDE Eerw. Heeren veele Schaapen mogtet toebrengen tot den grooten Herder , en werken tot volmaakii g der heiligen , en opbouwing van Christus lichaam! Het gae Uwe Eerw. we! ' het gae de Uwen wel! het gae uwe Gemeente wel tot een lengte van dagen! Werkt met blijdfehap het werk des Heeren; en geniet den genadeloon van Jefus getrouwe Dienaaren! Veel geliefde Ouderlingen en Diakonen! hoé zou ik van u fcheiden kunnen, zonder u het goede toe te wenfehen ! Wij hebben altoos in liefde en vriendfehap met eikanderen verkeerd : cn gij zult mij. denk ik, ook het getuigenis niet weigeren , dat ik altoos getoond heb een' man des vredes te zijn. Ik ben een vijand van verdeeldheid en twist : ik heb alles wat ik konde gedaan om de eensgezindheid te bewaaren in 't midden van ons ; op dat wij te famen mogten werken als opzienders tot heil van deeze Gemeente. Gij, mijne Broeders! hebt mij ook altoos behandeld , met de behoorlijke achtingc. Gij hebt mij gegeeven veele blijken van uwe vriendfehap en genegenheid. Ik heb met veel aangenaamheid met u mogen verkceren , met den ecnen meerder , met den anderen minder: ik heb met u menig uur met ftichtinge voor ons zeiven doorgebragt. Waar gij mij tot hulpe zijn kondet, hebt gij mij die niet geweigerd, Bij mijn fcheiden van u, zeg ik u voor dat alles vriendelijk dank: en verzeker u dat ik uwe liefde cn tocge-  over HEBREEN XIII: vs. 20, aw 43 pegeaheM nooit vergeetea ul; maar, waar ik 'er gelegenheid toe vind, altoos zal zoeken te. tooncn dat ik u lief heb , cn uwe liefde gaarne wil beantwoorden. Ik moet u thans veriaaten, en kan zonder, treffende aandoening niet van u fcheiden! Als ik hier aan denk, dat bet thans de laatftcmaal is dat ik„ als uw mede-Ouderling aan deeze plaats, tot u fpreefc; worden mijne hartstochten gaande, en ik moct u' met traanen Vaarwel! zeggen.... Mijne hartelijke bede is , waarde Broeders, dat de God des vredes met u zij cn biijve; geniet lang het goede vooruweperfoonen cn huisgezinnen! Het zal mij altoos verblijdenden uiterften verblijden; dat het elk uwer wclgae. Leeft lang gezond cn geze, gend! Alles waar aan gij uwe hand (laat gelukke! Verblijdt u in den voorfpoed , terwijl 's levens aangenaamheden u te beurt vallen! Maar dat vooral uwe zielen fmaaken de liefde Gods in Christus, de goederen des eeuwigen Testaments , verworven door 't bloed van den grooten Herder, worden u uit vrije liefde toebedeeld! Hij kenne u als zijne verlosten! Hij leide u op den weg der godvrucht! Hij voimaake u in allen goede werke; op dat gij hem welbehagelijk moogt zijn! Ik fchei nu van u, en deeze mijne Gemeente, die ik zo hartelijk het goede wensch. Ik beveel dus dezelve op *t errrftigfté aan uw opzicht 5 draagt 'er eene tedere zorg vooiv Neemt, zo veel ju ö is, de belangens der Gemeente ter harte. Daa« zijt  44 AF SCHEIDS-REDE zijt gij toe verplicht, mijne Broeders! daar moet gij rekenfchap van geevcn. Laat eensgezindheid, vrede en broederlijke liefde toch onder u woorifen. Gij zijt in uwe bedieningen dienstknechten van den God des vredes : en gij moet immers allen hebben dezelfde bedoeling, de bevordering van 't welzijn der Gemeente ; waar twist is en tweedragt, daar is verwarring en alle boozc handel. Ik twijffel niet, Broeders! of gij zult alle hier in op dezelfde wijze gevoelen. Wel aan dan , laat de gulden eendracht bij u woonen. V\ eidet in mijn afwezen de Kudde die ik u overlaat, en uwe zorge aanbeveel ; niet als heerfchappij voerende over het erfdeel des Heeren, maar als voorbeelden der Kudde. Zoekt altoos te toonen, dat gij haar welzijn beoogt. Tracht haar ecnen Leeraar te bezorgen in mijne plaatfe; die het werk des Heeren hier getrouwelijk verrichte , en voor de belangens der Gemeente waake. Bidt veel om 't weizijn der Gemeente , en om 't godlijk beilier van u zeiven in deezen gewichtigen post der beroepinge. God gecve den nieuwen Leeraar te maaijen het gene hier gezaaid is ; hij volvocre het gene ik gebrekkig overlaatc , hij volbrengc met kragt , daar ik mijne zwakke pogingen toe aanwendde, maar dat ik niet kon uitvoeren. Het Euangelie worde onder U zuiver gepredikt, cn het doe in deeze Gemeen;e gewenschte vrucht. De Opperherder zij uw leidsman ! Zoekt Hem getrouw te zijn elk in zijne bcdieningc; op dat  over HEBREEN XIII: vs. 20, 21. 45 dat gij deelen moogt in den loon zijner getrouwe knechten. Ook kan ik u niet vergeeten , Schoolmeesteren Voorzanger deezcr Gemeente Het was mij aangenaam , daar de Gemeente zonder leering en onderwijs der jeugd , het opkomend geflachc in geen bloei zijn kan ; dat de Gemeen te van dit voorrecht niet is beroofd , maar gelegenheid heeft om onderwezen te worden in de eerftc en nuttigde kunftcn. Dit heeft ons een blijde hope gegeeven ; dat uwe bekwaamheden , vlijt en naarftigheid, het opkomend gedacht tot eenen zegen zijn zou. De Heer fpaare u cn de gene die u dierbaar zijn , lang in weldand ! Zijn zegen vcrzelle u, op alle uwe wegen! Geniet het goede van dit leven! Wees nuttig voor deeze Gemeente ; zoek te werken tot haar en haarer kinderen welzijn ; verblijd u in 't gelukken uwer erndige pogingen ; leef voor den Heere; zijt een voorbeeld der jeugd. De God des vredes werke in u het gene hem welbehaagelijk is in Christus Jefus; op dat het u hier, op dat het u eeuwig wclgae! Voorts, mijne geliefde Gemeente van Garderen ! die ik nu voor 't laatst als de mijne belchouwen mag: ik moet u verlaaten, en vertrekken naar de mij roepende Gemeente van Diemen, om ook aldaar te verkondigen het Euangelie, dat ik onder u verkondigd heb. Ik heb, geduurende mijn verblijf, van u veele aangenaam- he-  i.6 AT SC li EIDS-REDE heden genooten; gij hebt mij fteeds getoond veelvuldige bewijzen van uwe liefde en genegenheid tot mij en de mijnen ; in velerlei opzichten hebben zeer veelen uwer, daar 't u mogelijk was , getrachr mij 't leven te Mra» . unMi ; gij hebt mij geene bitterheden willes aandoen , ik heb ten dien opzichte geen reden van klagtcm Ik- heb in eenvoudigheid , met teel genoegen , onder u verkeerd. Uwe vriendfehap heb ik hoog gefchat: cn dezelve is (zo ver ik weet) beftendig onder ons gebleven , of immers , zo 'er door misvatting ccnig ongenoegen bij deeze of die plaats greep ; het was flegts voor een zeer korten tijd, en heeft nooit de banden onzer vriendfehap verbroken. Wij hebben zonder twisten als vrienden onderling geleefd; ik heb fteeds blijken van achting cn genegenheid vnn u te famen ontfangen . waar voor ik u op eene plechtige wijze openlijk dankzegge. Gedenkt gij mijner in liefde, en vergeeft en vergeet de gebreken die gij in mij befpeurdet. Heb Ht onweetende iemand beledigd , of reden gegeeven van ongenoegen; rekent het mij niet toe, maar ziet het in liefde voorbij. Gelijk ik alle de misdagen, die 'er van iemand uwer jegens mijn perfoon hebben piaats gehad, van ganfeher harte vergeef cn vergeet: betuigende dat mij niets aanger.aamer zijn zal , dan te hooren dat het elk uwer wel gae , en in itaat te zijn iemand uwer dienst te doen. Gij  over HEBREEN XIII: vs. 20, 21. 47 Gij zult mij nu als uwea Leeraar niet meer zien, Mogt mijn arbeid ónder u , van achteren nog tot een' zegen zijn ; mogt gij nog aan mij gedenken door de ondervinding van de kragt van 't Euangelie dat ik onder u gepredikt heb: mogten wij nog eikanderen met blijdfchap eens weder zien , en van onze vordering op den weg naar den Hemel verflag kunnen doen. Ik mag niet twijffelcn , of mijn heengaan ftrektc ook veelen uwer tot fmerte: ik zou, zoo ik daar aan twijffelde, uwe oprechtheid te kort doen. En hoe zou het anders zijn? De betrekking van Leeraar en Gemeente is voor de genen die van den Godsdienst een regt befef hebben , te nauw: dan dat'er bij eensgezinde gemoederen geen verkleefdheid zijn zou, en fterke begeerte om bij elkandercn te blijven; en voorts eikanderen tot troost, tot hulp, "tot blijdfchap te zijn. Dan, Geliefden ! hoe zeer ik u lief heb , en tot uw nut en voordeel wenschte te werken ; mijn werk was zeer gebrekkig. Schoon gij van mij beroofd wordt , gij zult in mijne plaatfe een' Leeraar weder ontfangen, die het werk, dat ik zo onvolmaakt moet achterlaatcn, wederom opvat , en, zo ik hope, bij mijn vertrek niet verliezen. Ik wensch u een' Leeraar in mijne plaatfe , die mij in het goede overt:-effe ; en die van mijne gebreken bevrijd , met meerder kragt en lust het werk der bedieninge uitvoere. Zoekt het niet elk te willen hebben naar zijn' zin, en  43 AF SCHEIDS.REDE cn genoegen , ten zij gij allen eensgezind zijg mogt. Bidt veel , dat de Heer zelf ti eencn man fchenke naar zijn hart, en dat zijne bediening u tot eenen zegen zij. Scheiden wij nu van cikanderen naar het lichaam, baten wij vereenigd blijven in de liefde, vereenigd in den geest; en de God des Vrezij en blijve met ons! Hij geleide mij en de mij. > en ter plaats daar ik geroepen worde ; en doe ook bij mij wc', cn maake mijn werk vooripoedïg! O! vereerrigt ook daar toe met mij, uwe zuchtingen. Hij geeve u cenen Herder in mijne plaatfe die de Kudde weide met wetenfehap en verltand. Ontfangt hem , dieu toegezoiv en wordt, met liefde; cn gehoorzaamt zijne lesfen, die u, volgens 't Euangelie , worden voorgefchrevcn. Zoekt voor God te leeven, en Christenen te zijn, die tooncn dat zij hunnen grooten Herder volgen willen ; wanneer het ocg des Opzienders 'er niet gevonden woreit: gedenkende dat gij leeft voor 'c alziend oog van den grooten Herder zijner fchaapen ; en zoekt dus altoos hem welbehaagelijk te .zijn. Ee Heer bcwaaie uwe perfoonen , en de gene die u dierbaar zijn, voor eenen ontijdigen dood! het leven en de gezondheid bloeije! uwe inkomften zijn gezegend! alle ee betamelijke begeerten van uw harte vervulle de Heer! Inzonderheid wensch ik, dat de God des Vredes, die den yerzcenirgsweg door 't bloed \an Jefus gebaand heeft,  over HEBREËN XUI: vs. 20, 5K heeft, u , als zijne bondgenoo;en , dce beërveri dat beftendig is , en u in de heilgoederen , doör 't kruisbloeJ verworven , te famen doe deelen: Hij werke in u ellen, ouden en jongen, dienstknechtenen vrijen, het gene hem welbehaagelijk is in Christus Jefus: op dat gij moogt opwasfen in 't geloove, en dat gij de waare godvrucht lief hebbende, een eer van Christus moogt zijn, en voorbereid worden voor den Hemel ; om uwen Heere voorgefteld te worden als eene Gemeente die geen vlek of rimpel heeft , en te deelen in de erve der heiligen in 't licht! Ja de Heer gunne ons, daar wij nu naar 't lichaam fcheiden, eikanderen met blijdfchap in den Hemel te verwelkomen , daar nooit fcheiding weder zal plaats hebben! Eindelijk, dat deeze laatfte dienst, welken ik hier als Leeraar deezer Gemeente doe, gezegend mogte zijn aan allen die hier thans vergaderd zijn; is mijn hartelijke wensch. Och dat het niemand berouwe, dat hij 'er tegenwoordig was. Och dat gij alle leeven mogtet tot eere van den Heer Jefus ! Dat gij bekwaam gemaakt mogt worden, om te kunnen ingaan in den Hemel! en dus bewaard blijven voor eene rampzalige eeuwigheid ! Och dat gij, in deezen wclaangenaamen tijd den dag der zaligheid, uwe zaligheid mogtet uitwerken ; op dat het u hier en hier namaals wel gae. Vaart dan allen te famen wel; vaart inzonderheid wel, mijne lieve Gemeente! Gedenk gij mijner, gelijk D ik  5<: aFSCHEIDS-REDE over HEBR. XIII: 20, 21. ik uwer gedenken zal. Hopende dat wij elkanders aangezichten hier bereden in wellland nog mogen wederzien ; fluit ik met mijnen Tcxt : De God'nu des vredes, die den grooten Herder dei Jchapen door het bloed des eeuwigen Testaments , uit den dooden heeft wedergebragt, \ namelijk] onzen Heer Jefus Chiistus. Die vohnaake u in dien goeden werke, op dat gij zijnen wille moogt doen, werkende in u 't gene voor Hem welbehagelijk is, door Jefus Christus : den welken zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen. IN.  INTREEREDE GESCHIKT OM UITGESPROKEN TE WORDEN VOOR DE GEMEENTE T E DIEMEN, OVER K O L O S S. I: vs. 2S. Welken [Christus de hope der heerlijkheid'] wij verkondigen ; vermannende een iegelijk mensch , en leerende een iegelijk mensch in alle wijsheid : op dat wij zouden een iegelijk mensch, volmaakt ftellen in Christus Jefus. T>e Apostel Paulus , van God gefteld tot een uitverkoren vat , om zijnen naam te draagen; was , federt zijne wonderbaare roeping toü de verkondiging van 't Euangelie, geweest een ijverig voorftander en uitbreider van de leer, welke hij te voorcn afkeurde en verwoestede. Hij was D 2 bc-  IN TREE-REDE bezield met eene ernftige begeerte; om Jefus ccr te verbreiden, en onfterflijke zielen gelukkig te maaken. Hij verblijdde zich zeer over den gelukkigen voortgang van 't Euangelie: en kon niet nalaaten, al wat in zijn vermogen was, toe te brengen, ter bevordering van 't welzijn der Ccmeente van Christus, onder Jooden en Heidenen. De prediking van 't Euangelie was zeer voorfpoedig geweest , inzonderheid onder de Heidenen. Jefus afgezanten hadden alomme in de aanzienlijkfte fteden , den Heiland Gemeenten gedicht : onder andere ook te Kolosfe , wel ccr eene vermaarde ltad in Phrygië. Bij deeze Gemeente, was de Apostel zelf niet tegenwoordig geweest; hij had onder haar in perfoon niet gepredikt: want zij hadden zijn aangezicht in het vleesch niet gezien. Maar zij was waarfchijnlijk gedicht, althans onder haar was inzonderheid gearbeid, door eenen van Paulus mededienstknechten in de verkor.diginge van 't Euangelie , Epaphras ; welke aan den Apostel van de tegenwoordige gefteldheid ceezer Gemeente bericht gegeeven had. Zij waren dan, door 't geloof, onderdaanen van Jefus geworden: doch nog zwak in 't geloof, vraren ze blootgedeld voor veele verleidingen , inzonderheid van de Joodfche Leeraaren, en andere dwaalgeesten, die hen door eene ijdele wijsgeerte van de eenvouwigheid var. 't Euangelie zochten af te trekken. Ia  over K O L O S S. I: vs. 28. 53 In perfoon kon deeze groote Leeraar der Heidenen niet tot hen komen; zich, van wegens het Euangelie, bevindende in banden en gevangenis te Rome. Zijne liefde echter tot de Gemeente te Kolosfc, deed hem aanhaar deezen Brief fchrijven : om haar te verfterken in 't geloove, en aantcfpooren tot eene waare godvrucht; om haar te verzekeren , dat de leer, die Epaphras haar verkondigd had , het zelfde Euangelie was , *t gene ook hij en zijne Medeapostelen predikten ; en dat hunïieder liefde tot haar , uitneemend groot was, die te famen het uitcrfte belang Helden in de bevorderinge van haar wezenlijk heil. Hier van doet de Apostel eene hartelijke beiuiging, in 't begin van deezen Brief; haar voorHellende de heerlijkheid van 't hoofd der Gemeente Jefus Christus : in welken zij de verlosfing hadden door zijn bloed, het bloed des kruifes ; door 't welk hij voor den weêrfpannigen zondaar vrede gemaakt, en de verzoening met denzelven had te wege gebragt. In dit heil mogten zij , die eertijds van God vervreemd waren , blinde Heidenen , nu opk deelen. 't Eeuwig heil zou hun gewisfelijk te beurt vallen: indien zij bleeven in't geloof, gegrond op dat Euangelie , het gene onder hen gepredikt was. Van dit Euangelie der vervullinge; had Paulus de eer en het voorrecht, een' Dienaar te zijn. Hij verkondigde de zegeningen van 't Euangelieaan de Heidenen : na dat de toezeggingen van God, aan de D 3 j00-  54 INTREE.RE DE Jooden gedaan, vervuld waren. »t Euangelie dat te vooren verborgen was geweest, vooralle geflachten der Heidenen ; dien rijkdom der heerlijkheid dcezer verborgenheid, waarvan Christus het middenpunt was: had God nu ook aan de Heider en cn onderhen aan die te Kolosfe, mlhn bekend maaken, Deeze Christus, de groödflag van de hope der" heerlijkheid, was de hoofdinhoud hunner predikinge: zoekende zij den mensch optefpooren om naar de voorfchrift.cn van 't Euangelie te wandelen; op dat zij in het heil, door Jefus ver. worvcn , mogten deelen. Dus luidt Paulus taal in mijne afgeleezene woorden: Den welken [Chrislus naameJijk de hope der heerlijkheid] wij ver', kondigen; vermannende een iegelijk mensch, en kerende een iegelijk mensch, in alle wijsheid : op dat' wij zouden een iegelijk mensch, volmaakt Jlellen in Chri tus Jefus. Woorden, op welker inhoud wij onze aandacht zouden vestigen in deezen dag; op welken ik voor de eerftemaal als uw Leeraar, geliefde Gemeerite van Diemen ! van deeze hooge plaatfe, tot u fpreeken zal : op dat wij den aart ónzer bedieninge overweegen, onze verplichting overdenken, en het oogmerk, waar toe ik tot u kopie, ernltig opmerker, Gave God, dat ik, met den vollen zegen van 't Euangelie, mogt tot u komen : en dat mijn arbeid onder u niet ijdel zijn mogt; maar dat ik werken mogte, om u volpiaakt te ftellen in Christus Jefus! Amen! Twee  over KOLOSS. I: vs. éfi. 55 I. • ' • •* I Twee Rukken zullen wij, in 't verhandelen deezer woorden , ovcrweegen. 1. Het werk van Dicnaarcn des.Euaugcliums. 2. liet oog meuk van hunne bedicninge. i deel. Wat het ee-ïlte betreft. De Apostel doet verflag van het werk, dat hij als een Dienaar van het Euangelie , nevens anderen , die tot dat zelfde werk geroepen waren, te verrichten had, zeggende: Wij verkondigen Christus, de hope der heerlijkheid; vermaanende een iegelijk mensch, en kerende een iegelijk mensch, in alle wijsheid. Paulus verklaart naar't verband, dat hem en zijnen medegenooten de voortreffelijke bediening van dc predikinge eener Godlijke lecre te beurt was gevallen : zij allen , zo Paulus, als Timotheus ,Epaphras, en anderen, verkondigden Christus, de hope der heerlijkheid. De hoofdinhoud der leer, die Jefus Apostelen en hunne Medearbeiders in 't werk des Pleeren , in de wereld bekend maakten , en met zo veel vrugt alom verbreidden, was christus. Welk een luifterrijk perfoon! christus ! de opperfle Wijsheid des Vaders, Gods Zoon, de Heer der Heerlijkheid: uit den Hemel nedergedaald in eene aangenomeneheilige menschheid ; verfcheenen hier op aarde, in eenen verachten ftaat; onfchuldig geftórven, door de handen der onrechtvaardigen, D 4 aan  $6 TREE-REDE aan een vervloekt kruishout op Golgotr*. Dit was de voornaame inhoud hunner prediking : waar van deeze Apostel den Korintheren betuigde dat ^'J niet voornemens was, iets onder hen te weeten dan Jefus Christus, cn dien gekruist. Zij verkondigden Christus, als baanende den we- der verzoeninge tusfehen God en den zondaar. God zei h td mededogend nedergezien , op in zich zeiven vcrloorene menfchen: en , om met den afgevallen*! zondaar vrede te maaken , van eeuwigheid den weg ter weder vereeniging gelegd in de Opperfte W^heul , die daarom het beginfel van Gods weg heet. Jefus Christus, had voor des zondaars fchuld geboet. Hy was, volgens den eisch van de Wet der Oppermajefteit, geftórven voor de zonde den vervloekten kruisdood. En de hoogfte Godheid ha. haaren heiligen afkeer van de zonde , en 't onveranderlijke van haare afgekondigde Wet getoord ; door de ftraffen op de zonde gedreigd int te voeren, aan der zondaaren plaatsbekleder Jefus Christus. Ee inhoud hunner prediking was Christus, de hope der he e r l ij k h e i n. Deze was 'r af. fchijnfcl van Gods heerlijkheid, door zijnen Vador Mdere.niging onzer zonden, opgewekt uit den dooecn; als een eeuwig en Iuifterrijk Koning ten Hemel opgevaaren; en gezet ter rechterhand van Gods Majefleit: om als een vERHEERLIJKT Hoofd der Cemeente, verheven zijnde boven alle «agt, en kragt, en Jieerfchappij, en allen naam, che genaamd wordt, het rijksbeftier te oeffenen over  over KOLOS?. I: vs. 28. 57 OVCT zijn volk; cn hen eindelijk met zich te doen deelen in een eindeloos geluk. God zelf had dien Zoon zijner liefde, die, ter verheerlijking van zijnen vader op aarde, als Godmensen heilig en onfchuldig , zich had overgegeeven , en 't werk voleindigd dat Hij Hem gegeevcn had te doen, nu ook verheerlijkt bij zich zelven met de heerlijkheid, die Hij bij Hem had, eer de wereld was. Hij had Hem, als zijn' eigen' zoon, met de hoogde eer en heerlijkheid bekroond: Hem verheffende tot een Vorst en Zaügmaaker , om te geeven bekeering en vergeving der zonden; alle de fchatten , door zijnen dood verworven, in zijne hand ftellende, om ze uit te deelen aan de zijnen, cn hen door zijne almagt uit den grootden rampftaat te brengen tot het toppunt van glorie en geluk. Zij verT kondigden alzo Christus de hope der Heerlijkheid. Zij verkondigden Christus , als den gezalfden des Vaders. Als den grooten Hoogepriester, en eenige Offerande ; in wiens zoenbloed vergeving van zonden was, daar naar Gods vrije goedheid de vloekwaardige zondaar om zijn dood geregtvaardigd wierd: die de groote voorbidder, en de eeuwige liefde zelf was, die lust had om den zondaar, ook den grootden zondaar, de verworvene heilgoederen toe te pasfen, en hem in 't bezit dcrzelve te dellen. Als den hoogden Profeet en godlijken Leeraar; die zoo leerde dat het hart in 't binnende ontbrandde. Als den almachtigen Koning, die, over de gemoederen der menfchen D 5 neer"  53 I N T R E E-R EDE heerfchapoij voerende, wederhoorigen zelve bij zich wilde doen woonen. Die ook zijne onderdaanen, welker Heer en Hoofd hij was, zou beftieren , bevoorrechten , en befchermen : om hen eeuwig te doen woonen in 'c rijkspaleis van zijnen Vader. Zij zullen, gelijkerwijs Hij, eens allen uit den ffeap des doods worden opgewekt in 's werelds jongften dag: op welken zij Hem ars Godmensch uit den Hemel weder verwachten; gemerkt Hij gefield werd van zijnen Vader tot een' Rechter van leevenden cn dooden , cn verfchijnen zal met de wolken des hemels, om de zijnen glorierijk in de heerlijkheid te leiden. Zij verkondigden Christus, als in wien alle de volheid woonde f. 19. De fchatten van eene eeuwigealgenocgzaamheid, waar door des zondaars vervallen ftaat gered, cn hij van alle rampen voor tijd en eeuwigheid ontheven ; waar uit des zondaars ledigheid vervuld , en zijne armoede met den grootften rijkdom \erwisfeld wordt; ja waar door een nietige aardworm geplaatst wordt, in den rang der Engelen. Zij verkondigden nu onder 't N. T. Christus, als het eeeld des o.nzienlijken' gods. .v'. Ifi ÓOOt wien God al'cs tot zich zelven verzoexd had. f.20. Zij predikten öe Goddelijke wijsheid, magt, cn eeuwige liefde; die thans uitblonken, daar men God den Vader befchouwde in 't aangezicht van Jefus Christus. Zij verkondigden, dat God de Kolosiers, die eertijds vervreemd en vijanden waren.  over KOLOSS.I: vs. 28. 59 ren, nu verzoend had. f: 21. Zij verkondigden nu een' weg van verzoeninge mee God voor den zondaar door Christus dood j;. n ; daalde zaligheid gefchonken wordt, om niet, uit vrije genade. Zij maakten nu bekend, den rijkdom der heerlijkheid van de verborgenheid van 't Euangelie der vervulling: hoe Gods wijsheid wist; famen te paaren geregtighejd , en barmhartigheid, en beide op de luiftemj$té wijze te verheerlijken. Want God was in Christus de wereld met zich zeiven verzoenende, haare zonden haar niet toerekenende, Hij gaf zijnen Zoon over, tot bewoning zijner regtvaardigheid in dezen tegenwoordigen tijd, door 't ftraffen der overtredingc zijner wetten, tot verzoening der zonden van den fchuldenaar; op dat God regtvaardig zij, cn regevaardigende den genen die uit het geloovc van Jefus is. Dit woord der verzoeninge was de boodfchap, die hun Meester hun bevolen had in de wereld te brengen. Dit was de heuglijke nieuwstijding welke zij thans der wereld mededeelden; zij verkondigden Christus, cn het woord der verzoeninge door Hem. Zij waren dus dienaars van God: om, in zijnen naam, op zijnen last , overeenkomftig zijne genaderijke fchikking, den menfchen deeztverborgenheid voor te Hellen ; Christus alommc te prediken, als den Heiland ook van Heidenen. Dit was, buiten (wijffel, eene allervoortreffehjkftc leer: de goddelijke wijsheid, had in de eeuwigheid dit ontwerp gemaakt. Over welks uit- voe«  6o IN TREE-REDE voering , geduurende den afloop der eeuwen, jfl hemel en op aarde, God verheerlijkt wordt van engelen en van menfchen : ja daar de wijsheid, regtvaardigheid , liefde , en almagt , die 'er zo klaar in uitblinken , de eeuwige dof van roem en blijdfchap zullen oplevcrcr, Eene leer, voor den mensch van het uitcrde gewigt , van het hoogde belang: wijl ze hun den weg opende, om, als redelijke fchepfelen, in eene zalige onsterflijkheid , te leeven ; cn te fmaakcn de vncndfehap van den hoogen God, den algenoegzaamerj en liefderijken Vader. Paulus, en zijne Medearbeiders, vervuld met eene vuurige zucht toe het welzijn hunner medemenfchen; en met eene lterkc begeerte, om u;c iiefde te hunwaards alles toe te brengen, dat tot bevordering van hunnen welftand dienen konde: hadden een brandende lust en opgewektheid, om dit werk hunnes Heeren uitttyocren; en betoonden ook aizo eenen wezenlijken ernst in de volbrenginge van deeze zo voortreffelijke en gewigtige bedieninge. Zij verkondigden Christus, Vfr. mannende een iegelijk mensch , en leerende een ie. gelijk mensch. Zij vermaarden en leerden een iegelijk mensch , in alle wijsheid. Door de wijsheid, waar van Paulus hier fpreekt dunkt ons, dat wij gevoeglijk verdaan, de waare verhevene en wijze leer; die zij nu, na de komst van Christus, verkondigden. Dc verborgenheid, die  oviü KO L Ö S S. I: vs. afc. « die van de tijden der eeuwen bij de geflachten der wereld bedekt was ; onbekend bij de Heidencn , en in wier duidelijke kennis ook de Jooden niet waren ingeleid : maar die God nu openlei; op dat zijne heiligen, die aan zijnen dienst zich wijdden, dezelve zouden verftaan, als ze in die goddelijke wijsheid regt onderwezen wierden. Dit komt in den famenhang zeer gevoeglijk, en fremt juist in met onzen Apostel in den iften Brief aan de Korinth. II. Hoofdft. f. 6-7. Wij fpreeken de wijsheid Gods onder de volmaakten, eene wijsheid Gods beftaande in verborgenheid: die bedekt was, welke God te vooren verordineerd heeft, eer de wereld was, tot zijner heerlijkheid. Schoon nu de leer van 't Euangelie in Paulus tijd , den Jooden eene ergernis was , en den Grieken eene dwaasheid: de geleerde, en welgeoeffende Leeraar der Heidenen, had mededoogen met hunne dwaasheid. Hij, van God onderweczen zijnde, zag in die leer, de kragt van God en de wijsheid van God. 't Was een leerftelfel, waar in de hoogfte wijsheid van God gezien wierd. Jefus Apostelen ontdekten aan de wereld den weg, om eenen zondaar, zonder krenking van Gods deugden, ja tot opluiftering van zijne volmaaktheden , wederom tot een' ft'aat van heerlijkheid te brengen. Eene wijsheid, in welke de wereld met alle haare geleerdheid, God niet gekend had. Zij ontdekten eenen geopenden weg naar den Hemel : God voorftellende als eenen verzoenden God, aan wien de  (>2 I N T R E E-R EDE de Godmcnsch Jefus Christus dei ranzoenprijs voor den zondaar opgewogen had ; door een onvcrpligc en gewillig lijdeq van de draf deizonden, volgens den eisen van Gods afgekondigde Wet, verwervende een prijs van eene zalige ondeiflijkheid. 't Was eene leer, die haare bctrachteren de waare wijsheid fchonk. Zij werden, volgens het voorfchrifc deezer leer , geleid op het pad naar den Hemel, en bekwaam gemaakt voor die reine woondede. Zij vervatte in zich eene zedelecr, die allervoortreffelijkst was: daar de betaamelijkde pligten, uit de zuiverde grondbeginfelen wierden afgeleid, cn van Jefus ondcrdaanen gecischt; om God daar door te verheerlijken , en aan het hooge einde hunner fcheppinge en bevoorrechtinge te beantwoorden; om zich zeiven nuttig cn aangenaam te maaken in dit leven ; en om zich voor te bereiden tot eene zalige heerlijkheid, die Christus verworven had, en hun fchenken zou in de huishoudinge der eeuwigheid. Zij nu leerden en vermaanden een iegelijk mensch in alle wijsheid, volgens het voorfchrifc van 't Euangelie : dat is volgens Christus voorfchrift, waar in zich ontdekte alle de wijsheid van Godgelijk Hij zelf de opperde wijsheid was. Zij leerden hen, volgens dat rigtfnoer, als den regel van alle waare wijsheid, deeze hooge verborgenheid recht te verstaan ; de wijze fchikkingen Gods te bevatten, waar van Christus, als de hope der heerlijkheid, het middelpunt was: en ■  over K O L O S S. I: vs. s8. 63 cn van dien Christus gebruik tc maaken , hun aanwijzende de wegen , die zij naar Gods wijze voorfchrjften te bewandelen hadden, om die wijsheid te vinden, welke hen deed wandelen op het pad des g doofs, het Ipoor der waare godvrugt, en hen alzo bezitters maakte van een eeuwigduurend geluk. Zij leerden den verdoolden mensch weder te keer en tot God, de bron van zijn leven en heil ; zich af te keeren van de paden der zonden, en der ondeugd, die hem gewisfelijk zouden doen nederflorten in een onherftclbaar verderf ; zich op te draagen aan eenen almachtigen Verlosfer, zich te onderwerpen aan zijnen Godlijken fcepter , en zich toe te wijen aan zijnen zaligen dienst; zich met blijdfchap in denzelven bezig te houden , en het voortreffelijk voorbeeld te volgen van Hem, die vlekloos heilig was. In dit Euangelie, was alle wijsheid te vinden. Alle wijsheid der wereld , fchoon die den mensch geacht, nuttig, en dikwerf in dit leven gelukkig maakt; is hier bij als niets, als dwaasheid te achten. Daar niets zo heerlijk, zo kennenswaardig voor den mensch gevonden wordt , als het volmaakt wijs ontwerp der Godheid over des zondaars behoudenis, in 't Euangelie ontdekt: daar de Engelen des Hemels zelve begeerig naar waren, om het in te zien ; ja daar gcene wetenfehap voor menfchen, van zulk een gewigte was als deeze. Die wijsheid maakte hen wijs tot zaligheid : daar zij  f4 I N T REE-REDE zij de zaügmaakende Evangelieleer volgden, had» den zij alle waare wijsheid, eene wijsheid, die haare bezitteren het leven geeft. Dus leerden zij , als predikers van het Euangelie, als dienaars van Christus; en zij vermaanden een iegelijk mensch. De Apostel gebruikt een woord, van veel kragt en nadruk Het betcekent eigenlijk, iemand iets op 't gemoed drukken: waar van het zegt, yarmaanen, heftraffen; met de fferkfte drangredenen , met den grootften ernst. - Zij zochten hun dan, deeze leer op 't gemoed te drukken : hen door hunne ijverige prediking ; door hun nuttig bijzonder onderwijs ; door hunne gtduurige opwekkingen ; door hun woord en voorbeeld terwijl zij tegenwoordig, door hunne brieven terwijl zij afwezig waren , afcntnaanende ; om dat Euangelie des zaligen Gods gehoorzaam te zijn. — Zij zochten hen, met de alIerfterJffte drangredenen , die het Euangelie opleverde , die eenen Euangelie-dienaar pasten, te bewecgen : om dit groot getuigenis met een levendig geloof te omheizen; om, volkomen van deszelfs waarheid cn zekerheid overtuigd, zich als arme zondaaren te laaten zaligen; eindelijk om 't geftorte bloed van den grooten Borg, dien zij verkondigden , die zich door hen , als zijne afgezanten , met alle zijne verworvene heilgoederen liet voordellen , te omarmen , en in zijne liefde te deelen. Zij vermaanden hen, dit heerlijk aanbod niet van de hand te wij-  over K O L O S S. i: vs. 28. 65 wijzen , hen leerende , op wat wijs zij 'er deel» genooten van gefteld wierden. —■ Zij vermaanden met den grootften ijver, en eene hartelijke genegenheid en zucht tot hun welzijn : om toch den weg der zonden te verlaatcn , en te betreeden het fpóor van eene blinkende godvrucht; Dit was de eisch van 't Euangelie, dat zij verkondigden. Zij zochten den mensch zijne duure verpligting daar toe, op het gemoed te drukken. Zij hielden daar op aan met de liefderijkfte vermaaningen. Zij toonden de betaamclijkheid van deezen pligt, voortvloeiende uit de betrekking, welke zij tot God in Christus hadden: die had hen zo uitneemend lief gehad , cn alles gedaan ter hunner redding; die eischte Wederliefde en dankbaarheid. — Zij drongen aan op derzelver noodzaakclijkheid : hun eeuwig belang was 'er op 't nauwfte mede verbonden , het was dc eénige weg, om eeuwig gelukkig te worden ; zij werden alzo herlteld tot de heerlijkheid , in welke de reine mensch zich bevonden had , en droegen het beeld van den vlekloos heiligen God. De zonde was zo affchuwlijk , zo Verderfelijk, en Jefus riep hen tot heerlijkheid en deugd, — Zij leerden en vermaanden hen ook met traanen, en vuurige gebeden: dat God zelf hen wilde bekwaam maaken , om deel te hebben in de erve der heiligen in 't licht. Met deeze bediening, om het Euangelie te Verkondigen , leerende en vermaanende in alle E wijs--  66 IN TREE-REDE wijsheid , volgens 't voorfchrifc van die voortreffelijke wijsheid Gods ; waren zij , Paulus 3 Epaphras, en wie meer in de Gemeente gearbeid hadden, gezonden naar de bedeeling van God : en zij zochten eok hunne bediening jegens een iegelijk mensch heerlijk te maaken. De voorwerpen , die zij ontmoeteden , waren zeer verfchillcnd. Zij vonden Jooden, en Heidenen; aanzienlijken en geringen; rij'en, en armen; geleerden, en ongeleerden; kundigen, en onkundigen; fchranderen, en onvatbaaren; godloozen, en braave godsdienftige menfchen; graage toehoorders, die een geopend oor leenden , en wederbarffige vijanden; bedaarde overwegers, en onbezonnen fpotters ; gemaatigde toegeevende menfchen, en ftugge wederftrevige gemoederen; verdraagzaamen , en vervolgzieken. Allerlei ftand, allerlei geaartheid van menfchen; werd 'er alom in de wereld gevonden. Deeze alle waren de voorwerpen , tot welke hunne bediening zich uitflrekte. Hunne onderwijzingen en vermaaningen 5 waren gericht tot een iegelijk mensch: gemerkt hun last , dien zij ontfangen hadden , was het Euangelie tc prediken aan al 't fchepfel. Zij moesten een iegelijk mensch, zonder eenig onderscheid , Christus verkondigen , en een iegelijk, zonder onderfcheid, vermaanen , om het Euangelie gehoorzaam te zijn , en zich te fchikken naar deszelfs zalige lesfen. God zette nu voor een iegelijk mensch den weg der verzoeninge open; e»  over K O L O S S. H vs. 28. 6? én floot niemand meer uit van de toezeggingen van het vredeverbond. Het bloed des kruifes had den vrede te wege gebragt voor een iegelijk mensch, die deezen weg des vredeS bewandelde : en hun hartelijke wensch was , dat niemand dit aanbod des heils mogte verfmaaden , óf weigeren die roepftem gehoorzaam te zijn. Zij werkten dus alle te fameni om in de Gemeente, aan alle plaatfen Christus te verkondigen : een iegelijk den inhoud van 't Euangelie te leeren verftaan , een iegelijk met de Iterkfte beweegredenen dit op 't gemoed te drukken; dat zij de wijsheid Gods leerden kennen , hun onderwijs ter harte1 namen, en elk naar zijn toeftand, omftandigheden, en betrekkingen leeren mogten te volgen het richtfnoer van 't Euangelie. ° Üm dit levendig te bevatten , en diep in te denken; herhaalt hij een iegelijk mensch, tot drie reizen toe. Ja waarlijk dit was 't werk , dat de groote Paulus, dat zijne Medearbeiders verrichteden , als afgezanten van Jefus , cn dienaars van 't Euangelie. Om dit Euangelie te verkondigen , reisden zij van de eene ftad naar de andere, ook in verafgelegcne gewesten. Zij zochten dit richtfnoer te doen uitgaan, tot aan de einden der aarde. Om aan hunnen last te voldoen , ontzagen zij'moeite noch gevaaren: zij achteden zich banden en gevangenisfen tot eene eer; en waren aan dies verlochend , zo dit Euangelie maar zijnen E- » 1,00P'  63 I N T R E E-R EDE loop hadde. Zij werkten aan de belangens van 'c Euangelie alomme in de wereld, en hadden alle eenerlei bedoeling. Zij verblijdden zich over den zegen , dien iemand genoot ter uitbreiding van 't Koningrijk van den Zoon van Gods liefde. Zij werkten, afwezig zijnde, ook zelfs in banden en gevangenisfeo, ter bevordering van 't welzijn van Christus lichaam ; leerende en vermaanende een iegelijk mensch door brieven: in welke het heilzaamst onderwijs , en de tederbartigfte vermaaningen, om elk , naar zijn ftaac en omftandigheden, in alle wijsheid volgens 't Euangelie te wandelen, overal worden gevonden. De Handelingen der Apostelen, en de van hun overig zijnde brieven , inzonderheid ook deeze aan de Kolosfers, leveren ons hier van onwraakbaare bewijzen. 2 DEEL. Dus arbeidden zij als Dienaars van 't Euangelie, verkondigende Christus, vermannende een iegelijk mensch , en leerende een iegelijk mensch, volgens den regel van alle wijsheid: en hun groote oogmerk was , op dat zij zouden een iegelijk mensch volmaakt Jlellen in Christus Jefus. Hunne gcheele bediening, was tot heil van 's menschdom gefchikt. Zij bedoelden in hunne prediking, in hun onderwijs , in hunne vermaaningen, in hunne ernftige beftraffingen, niets anders;  over K O L O S S. I: vs. 28. 60 o duidelijk fchreef; „ dat hij hun verkondigde de verborgenheid die verborgen was 'n geweest van alle eeuwen, en van alle geflach, ten , maar nu geopenbaard was aan zijne hm' hgen : aan wien God had willen bekend maa'* ken , welke de rijkdom was der heerlijkheid ' dezer verborgenheid onder de Heide" nen. Die leerden zij , om hun tot volmaakten " te ftellen of in te wijen in Christus Jefus." "Doch gij zegt misfchien, hoe kunnen die volmaakten genoemd worden ; daar 'er niemand op aarde volmaakt is ? En zo zij ook volmaakt zijn, dan hadden Jefus afgezanten geen reden, om te arbeiden om hun volmaakt te ftellen? 'Er is in hun eene zedelijke volmaaktheid, ten opzicht van een volkomen harte en ernftige pogogen", een oprechte zucht naar zedelijke volmaaktheid. En zij doen ook deeze hunne gemoedsgeftcldheid kennen in de uitoeffemnge der waare deugd , in hooger of minder trap en maate Eene volmaaktheid die hier begint , en na dit leven voltooid wordt. - Dan , fchoon zij aflegden den ouden mensch, de zonden en fnoode begeerlijkheden, die niet meer in hun heerfchen ; blijft 'er echter altoos, zo lang zij in E 4 dli  V- IN TREE-RE DE dit leven zijn , iets in hun over, om te rolmaa, ken. Hoe groote vorderingen zij maaken in deugd en heiligheid: zij ftruikclcn echter geduurig op 't pad der godvrucht: en het blijft «koot eene Gemeente, in welke de Euangelie-dienaaren binnen cn moeten arbeL.cn , om een iegelijk hunner volmaakt te Hellen ; wijl toch de ftaat van veikomene volmaaktheid voor de eeuwig heid wordt benaard. Faulus dan en zijne Mededienaars arbeidden met allen ijver en getrouwheid: om, door hunne prediking van 'c Euangelie, door hunne leering, door hunne vermaaning , een iegelijk mensch , het Euangelie in al dcawlft uitgebreidheid op 't gemoed te drukken ; op dat zij aan deszelfs zalige voorfchriften gehoor mogten geeven, en zij de kragt van hetzelve aan huDne zielen mogten ondervinden. Zij vermaanden een iegebjk mensch : om , als arme zondaaren, tot Christus , de hope der heerhjkheid, te vluchten, en dien Goddclijkcn Borg te begeeren tot hunnen befchutshecr; Hem erkennende alseien volmaakten betaalsman van büene fchulden, die voor hun leed, en ftorf den bitteren kruis! dood op Golgocha : om Hem te omarmen in zuivere liefde; zich aan Hem opdraagende, en overgevende, ten einde eeuwig zijn eigendom te zijn, en voor Hem te leeven. Zij zochten alzo een iegelijk mensch te bewcegen tot het geloof, op dat  over K O L O S S. I: vs, 28. 73 dat zij langs dien weg volmaakt wierden in Christus Jefus. Zij trachteden een iegelijk mensch volmaakt te ftellen, in de beoeffeninge van eene waare god. vrucht; en hen langs dien weg, tot den ftaat der volmaaktheid , die zij door Christus jefus cn in de gemeenfchap met Hem deelachtig wierden , voor te bereiden. Zij zochten de zonde uic hun weg te werken , en de waare deugd en heiligheid in hunne ziel te planten : op dat zij, opwasfende in de kennis en genade van Jen Heere Jefus Christus , van tijd tot tijd veranderd, vernieuwd en verbeterd mogten worden, va,i heerlijkheid tot heerlijkheid. Zij hadden ten doel, dat zij 't voortreffelijk beeld van den heiligen Heere Jefus mogten vertoonen in allen hunnen wande}: die hun een voorbeeld gegeeven heeft, op dat zij zijne voetltappen zouden drukken-, en, zich zeiven reinigende van alle befmettingen des vleeschs en des gecsts, hunne heiligmaaking zouden voleindigen in de vre^ze Gods. Ten einde, eenmaal het lichaam der zonde afleggende , zelve, gelijkerwijs hun Heer en Hoofd, op te liaan: cn met een verheerlijkt lichaam en zuivere ziel, God volmaakt te dienen in een' ftaat van onverwelkclijke glorie, als eene Gemeente , die geen vlek of rimpel heeft. Dit was 't oogmerk hunner predikinge, hunner pr.derv,ijzinge, vermaaninge, cn beftralri.ige, jegens een iegelijk mensch. S j Gij  n INTREE-REDE Gij vraagt misfchien , was 't het werk der Euangelie-dienaaren wel, dit uit te voeren? God zelf immers moet hen volmaaken in allen goeden werke, om den Heere welbehagelijk te zijn? Ja Geliefden! het is zekerlijk Gods werk; die bereidt den mensch voor den ftaat van eene gelukzalige eeuwigheid : doch zijne wijsheid gebruik, te de Dienaars van 't Euangelie als zijne medearbeiders; en zegende hunne pogingen, ter bereiking van die gewenschte einden. Dit Euangelie was, in de hand des Geests, daar toe het juist gefehikt middel, dat den weg ter verkrijging van dit heil duidelijk voorftclde ; cn de fterkftc drangredenen opgaf, die de Apostel en zijne ' Mcdcarbeideren gebruikten : om het een iegelijk mensch op 't gemoed te drukken, op dat door de medewerking des Geests alzo een iegelijk mensch mogte tot Christus gebragt worden , en bewoogen om voor God te loeven, — Zij dan, als gezanten van Christus wege, baden een icgegelijk mensch in den naam des Heeren , als of God door hen bade, laat u met God verzoenen. Zij bcvcelden een iegelijk lid der Gemeente op te wasfen in de kennis, en genade van den Heere Jefus Christus: vuurig biddende om de medewerking des Geests; die door zijne kracht deeze hier toe gefehikte middelen zegende, aan de genen, die het der Godheid behaagde, overcenkomftig haare wijze fchikkingen, tot zich te brengen, en te deen deelen in de beste zegeningen. Ziet  over KOL O SS. I:vs. 28. 75 Ziet daar, Toeh., Paulus verklaaring van den aart zijner bedieninge, en den grooten inhoud z.jner leere , benevens het hooge oogmerk, dat hij bedoelde. Hij fchrijfc hier den Kolosfcrcn, dat zijne leer met die van Epaphras volkomen mltemde : .emerkt zij allen daar in overeen kwamen, dat zij ec wrsheid Gods verkondigden , vervat m het Euangelie, 't gene zij van Epaphras gehoord, en aangenomen hadden. Zij moesten dus bij dit .oord in dit geloof vast ftaan; en zich doo geen wind van leere , door geene fabelen, door geene bijgelovige plechtigheden laaten vervoeren, ft Euangelie, de wijsheid Gods; en een ge, moedsgcfteldheid, werkzaamheid, en wandel volRens dat voorfchrift: was de eenige weg tot h** ne volmaaktheid. 1T. Uit dit vooiftel van den Apostel blijkt dan. Voor eer si, dat het werk van een' Dienaar van het Euangelie, en Opzier er in Jefus Gemeente, geen* zirS is heerfchappij te voeren in de wereld over hunne medeburgcren , of den burgeritaat te bc ftierer en voor de uitwendige voorrechten zorg te draagen. Dit is het werk der burger Overheid: daar zif als onderdaanen aan de machten over hun «fteld onderworpen zijn, cn dezelve hebben te eerbiedigen. Zij zijn Leeraars en Opzicuders. van 't gerootfehap der zichtbaare Kerk , en het werk dat zij te verrichten hebben, is te leeren.  76 INTREE-REDE te onderwijzen, te vermaanen, en te beftraffen. Niet het lichaam en de goederen, maar de zielen der menfchen ; zijn hun als Euangelie dienaaren aanbevolen : over deeze gaat hunne zorge en waakzaame ijver. Hun plicht is , volgens Jefus leer, die zij verkondigen, een iegelijk mensch te brengen tot de rechte zelfkennis ; om zijne verkeerde gefteldheid, en het rampzalige van zijn natuurftaat te zien : daar hij een afwijker is van zijnen plicht, een overtreder van de billijke voorfchriften van zijnen God , en onafhangelijken Opperheer; die, volgens zijn heilig recht, zijn ongenoegen , dat Hij in de zonde heeft , gewisfelijk zal-tonnen , door den zondaar uit te' fluiten uit zijne, vriendfehap, waar door hij eeuwig ongelukkig wordt. Hun ambt is 't onderwijs van een iegelijk mensch, in of buiten de gemeenfchap der zichtbaare Kerk: om hen te doen kennen de wegen der zaligheid, predikers te zijn van 't Euangelie ; ten einde den verdoemeniswaardigen zondaar den weg ten leven aan te wijzen, en hem te beweegen het aanbod van vrede, dat 'er van Gods kant gefchiedt, met blijdfchap gelovig aan te neemen. - Dit zoeken ze een iegelijk mensch op 't gemoed te drukken, door ernltige vermaaningen; om menfchen te bekeeren van de dwaalinge hunnes wegs. Hun ambt is , de leden van 't genootfehap te vermaanen , te bellieren, te bettrafFcn , te vertroosten : en, volgens de zedeleer van 't Christendom, hen te beweegen, om,  over K O L O S S. Ii vs. 28. 77 om de paden der godvrucht te bewandelen, hen te verbeteren, en voor te bereiden tot eene zalige eeuwigheid. Ten tweeden, leeren wij hier uit, dat hunne bediening voortreffelijk en gewigtig is. De eeuwige Wijsheid heeft het noodzaakelijk gekeurd: dat 'er, ten beste van 't menschdom, en ten nutte van Jefus Kerk, zijn en blijven moesten, verkondigers van 't Euangelie, Leeraas en beftierders van 't genootfchap der zichtbaarc Kerk ; om aan de belangcns van . onfterfiijke zielen te arbeiden, en dezelve voor te bereiden tot den ftaat der volmaaktheid. En, fchoon de bediening van een Leeraar of Ouderling in de Christen Kerk, buiten twijffel, zeer veel verfchilt van die van een Apostel, een onmiddelijk geroepen zendeling, die fprak met een onfeilbaar en onwederfprekelijk gezag: is echter hunne bediening voortreffelijk. Daar doch elk Christen Leeraar geroepen is, om zich bezig te houden in 't zelfde werk, dat Jefus zijne Apostelen bevoolen heeft; de verkondiging van 't eeuwig Euangelie, den weg der verzoeninge voor een zondaar met den beledigden God : om de wereld te redden uit de duilternis, en haar voor te ftellen de waare wijsheid, die ten leven is, om den verdoolden zondaar te doen kennen het pad naar den zaligen Hemel. Welk eene voortreffelijke bediening , gefchikt om onfterflijke zielen te doen deelen in een einde-  78 tNT REE-REDE deloos geluk! Welk een eer f Welk een voorrecht ! gefteld te zijn tot een Dienaar van Christus: om, volgens Gods wijze fchikkingen, hun> ne medemenfchcn tot leidslieden te ftrekkcn , in het komen tot Christus, en door Hem tot den Vader; ten einde te deelen in zijne eeuwige liefde! Welk eene gewigtige bediening! De voorwerpen, waaromtrent hunne bediening verkeert,zijn onfterflijke zielen : daar zij, in 't middelij. ke, als Gods Dienaars, gefchikc zijn, om derzelver belangens te bevorderen in dit leven , cn in den toekomftigen ftaat der eeuwigheid, 't Eeuwig heil der redelijke fchepfelen ; is "t werk, waar aan zij arbeiden. Hunne verplichtingen zijn dus zeer gcwigtig; en het werk, dat zij overeenkoraftig hunne bedieninge verrichten , is het edelst, dat 'er verricht kan worden. Ten derden, blijkt hier uit , dat het groot oogmerk van een Euangelie - dienaar , waarom hij deeze bediening aanvaart , waarom hij tot eene Gemeente komt ; voornaamelijk moet zijn , om hunne wezenlijke belangens bevorderlijk te zijn : om een iegelijk mensch, dat is elk lid zijner Gemeente , wijl hij tot haar' dienst geroepen is, op te fpooren tot het geloof, te bevestigen in 't zelve, en hun te hulp te komen met de vertoostinge van 't Euangelie, elk naar zijnen onderfcheidenen toeftand. Doch zonder aanzien des perfoons in een ander opzicht. De zielen van allen moeten hun dierbaar zijn: wij!  over K O L O S S. I: vs. a8. 79 Wijl zij Jefus dierbaar zijn ; die rijken en armen , aanzienlijken en geringen , zonder aanneming des perfoons , begenadigen wil mee zijne heilgoederen. — Zijn oogmerk moet zijn , om te werken tot hunne wezenlijke verbetering: niet flechts om hunne zeden te befchaven ; maar vooral, om hen op eene redelijke wijze, volgens de grondbeginfelen van den zuiveren Christelijker! Godsdienst , te bcweegen , tot het afftand doen van zonden , en ijdele dwaasheden; en om de waare "deugd hun beminlijk te maaken; inzonderheid om hen tot eene zalige eeuwigheid, tot den ftaat der volmaaktheid, voor te bereiden. Dit groot oogmerk, moet elk Euangelie-dienaar hebben , en in zich gevoelen eene ernftige begeerte, om dit te bereiken : zo dat dit de drijfveer zij van alle zijne pogingen en verrichtingen, op dat hij daar door in ftaat gefteld worde, om in zijne bediening getrouw te zijn, en aan dit groot oogwit alles te onderfchikken. Want, fchoon het zeker is , dat een Leeraar In een Christen Gemeente, geene uitwendige voordeden, en aangenaamheden te verachten heeft, en hij daaromtrent niet onverfchillig behoeft te zijn, of moet zijn , maar hij hetzelve op eene betaamelijke wijze zoeken mag , cn dankbaar heeft te erkennen wanneer hij het geniet: zo is het teffens zeker, dat zijn hoofdoogmerk in alles zijn moet zielen te zoeken, om ze eeuwig gelukkig te maaken. Ten vierde» volgt hieruit van zelve, dat 'er zeer veel  INTREEREDE veel verebcbt worde in een Leeraar der Gemeen* te, om zijne bediening wel en getrouwelijk uit te voeren. Welk een kunde en bedrevenheid heeft hij noodig in de wijsheid Gods, die hij verkondigen moet ; om 't woord Gods recht te verhaan , duidelijk voor te (tellen , wc! te verdedigen, en met de rechte drangredenen op 't gemoed van een iegelijk te drtdeken? Welke ot» derfcheidere voorwerpen , die hij moet behandelen, hoe zeer vcrfehiliend in onderfcheiden opzichten ? Welk een oplettendheid, menschkunde, voorzichtigheid, bedrevenheid, overwegingen rechte beoordeeling van veelerlei omftan'digheden , wordt 'er in hem vereischt; zal hij zich kwijten van zijnen plicht, en de paaien zij. ner bcdicninge niet overtreeden? Welk eene vuurige liefde tot zijne Gemeente , eene onvermoeide ijver, een taaije lijdzaamheid, eene betamelijke vrijmoedigheid , eene vriendelijke bescheidenheid , eene oprechte voorzichtigheid wordt in hem gevorderd j indien hij grond zal hebben van godvruchtig uit tc zien naar den Godlijken zegen, cn te betrouwen op zijne hulpe?— Alen vraagt met reden, wie is die volmaakte man, die in ftaat zal zijn om zoo te werken? om den mensch vohmakt te ftellen in Christus Jefus? Ja, Tceh. de menigvuldige misflagen en gebreken , de veelvuldige verkeerdheden, die 'er ook bij de Dienaaren van het Euangelie plaats hebben, en zich zo dikwerf zien laaten, leeren ons . " dni-  over KOLOS S. I: vs. 23. g> duidelijk genoeg: dat men in 't gemeen tot zulk een' trap van volmaaktheid, als ce rechte uitvoering hunner bediening vereischte , om dezelve heerlijk te maaken , niet gekomen is. Zij zullen allen gaarne met mij, fchoon den minffen hunner , deeze bekentenis doen , ,, wij ftruikelen ,, ook hier allen in veelen;" en uitroepen, ,, wie }, is tot deeze dingen bekwaam" ? TOEPASSING. Tot de bekleeding van ceezc zo gewigtige be-diening, ben ik, ik geringe fterveling! aan deeze plaatfe geroepen. Ik kom tot u als een vreemdeling ; cn zal u van mijne afkomst, levensloop, en verrichtingen, dus zeer kort berichten. Ik ben gebooren uit braave ouderen , en godsdienftig opgevoed. Ik heb lust in mij gevonden, om de bediening van een' Leeraar der Gemeente te bekleeden; en mij alzo bezig te houden in 't zelfde werk, waar in mijn Vader en Voorvaders, federd meer dan eene eeuw , zich bezig hielden. Van jongs af heb ik getracht, mij daar toe bekwaam te maaken: en ten dien einde den tijd van vijf jaaren te Groningen , en twee jaaren te Utrecht op cc Hooge School doorgebragt. Van de mij aangebodene gelegenheden , om vorderingen te maaken in die wctenfehappen , welke mij ter waarneming der bediening, waar toe ik mij zocht voor te bereiden, F noo-  m IN TREE-REDE noodig en nuttig waren ; heb ft raarfti* zoeken gebruik te maaker. En "t is reeds meer dan vijftien jaaren, dat mij deeze voortreflijke bediening is opgedraagen. Ik ben ceritond , na dat ik de Hooge School verliet, als een Euangelie-dienaar geplaatst in cc Gemeente van Garderen: en heb, geduurende zo veele jaaren, het woord van den levenden Goj aldaar verkondigd. Ik heb met veel genoegen aldaar verkeerd : ik heb , fchoon met veel zwakheden en gebreken , echcer met veel lust mijn dienstwerk verricht. God gaf mij een' onafgebroken welftand; zo dat geen ziekte of oqgcmal in al dien tijd het waarreemen mijner bedieninge mij heeft belet. De Heer gaf mij doorgaans lust en kragt , om in mijn werk bezig te zijn: en heeft ook mijne zwakke pogingen aldaar niet ongezegend gelaaten; ik heb'er niet geheel zonder vrucht gearbeid. Ik genoot aldaar, veel liefde en genegenheid van mijne Gemeente. Ik heb over geene bitterheden mij aangedaan te klaagen; zij hebben mij geene redenen gegeeven, om mijn werk zuchtend te verrichten. Zeer veelen waren in liefde aan mij verkleefd: gelijk ik ook hen hartelijk Hef had ; en niet dan met eene treffende aandoening, hun konde vaarwel zeggen. Hunne liefde, maakte mij aan hun gehecht : zo dat ik meermaaïen , daar ik gelegenheid vond , om elders het Euangelie te verkondigen , op hun vriendelijk aanzoek , bij hen gebleven ben. i ' - Thans  over K O L O S S. I: Mi Ub 8$ Thans echter ben ik van deeze Gemeente, op eene weuige wijs, zonder eenig aanzoek van mij of de mijnen (zo ver mij bewust k_); m?t cenpairige Hemmen, van de Opzienderen der Gemeente; met voikomen goeikeuringe van den Wel Ed. Gr. Achtb. Ambachtsheer ; en , zo ik verzekerd worde , ten genoegen der Gemeente, door ce hooge beftieriog der Voorzienigheid, ge-» roepen aan deeze plaats. Verfcheiiene redenen hebben mij bewogen , de vriendelijke roepfrem van eene grooter en aanzienlïjker Gemeente dan de mijne, gehoor te geeven; en mijn geliefd Garderen vcrlaatende, tot u over te komen: om ook onder u Christus te verkondigen , de hope der heerlijkheid; u te onderwijzen, en te vermaanen* ten einde een iegelijk mecsch volmaakt te ftellen in Hem. En dus ftaa ik thans als uw Leeraar < geliefde Gemeente van Diemen 1 aan deeze plaats ; en beklim in des Heeren mogendheden voor de eerftemaal deezen Predikitoel. Dan, wanneer ik indenk het gewigt van 't werk aan deeze.plaats , en mijne geringe bekwaamheden , mijne zwakheden en gebreken, daar ik niet dan al te wel van tewust ben, bevangt mij de vrees: of ik ook , in 't sanvsarden der bedieninge onder u, een' last op mij heb genomen, waar toe ik geheel onbekwaam ben om dien ie draagen. Ik zal hier Christus moeten verkondigen, vermaanende een iegelijk mensch, en leerende een iegelijk mensch in alle wijsheid. Het F % Euan-  S4 I N T R E E-R EDE Euangelie, waar van Christus het middenpunt is, zal de groote inhoud moeten zijn van mijne leerredenen cn onderwijs. Dat Euangelie, het welk een iegelijk, die gelooft, het waar, het eeuwig heil der ziele belooft; uit vrije gunst, om de verdienden van Christus: heb ik een iegelijk mensch met veel lust dikwerf gepredikt; en dat wensch ik ook hier te doen. Ik hope niemand van mijne Gemeente, hier van onkundig te laaten: maar een iegelijk mensch , rijk of arm , aanzienlijk of gering , deugdzaam of godloos , nuttig te zijn als hun Leeraar cn Opziener. Ik zal u allen prediken het zelfde Euangelie, cn u niet befiieren naar 't voorfchrift van 't verbond der Vv et: ik zal uwe zaligheid zoeken te bevorderen , die gij, volgens den cisch der Wet , niet verkrijgen kunt. Vind ik onder u , godloozc ihoode zondaaren, die hun hart verharden , en moedwillig blijven leeven in hunne godloosheden ; terwijl ze najaagen de begeerlijkheden der wereld , verachtende cn verfmaadende den dienst van God: ik zal het van mijnen plicht achten , hen te onderrichten van 't verfoeilijke en het dwaaze hunner handelingen, dat zij , om een oogenblik ijdel vleeschlijk genoegen , het waare genoegen in dit leven , en eene zalige eeuwigheid verwaarloozen; of ik hen als redelijke menfchen overtuigen mogt, om flil te Haan, en met geen hollende drift zich zeifin 't verderf te Horten. Ik moet hun 't verderf, dat de  over K O L O S S. I: vs. 28. 85 de ongelovigen en godloozen inwagt, zoeken voor oogen te ftellen : of ik hen door den fchrik des Heeren beweegcn mogt tot het geloof; of ik hen redden mogt van 't verderf ; cn leeren als de grootfte zondaaren tot.Christus te vluchten, om door Hem gezaligd te worden. Zorgeloozcn zal ik moeten aanfpooren , en zoeken optewekken; om aan de eeuwigheid te denken , en zich voor de eeuwigheid voor te bereiden : dat zij toch den dag van des Heeren bezoekinge , die door zijne vriendelijke roepftem elk zondaar noodigt om tot Hem te komen , niet vruchteloos laaten voorbij gaan; maar werken aan hunne zaligheid, eer het eeuwig te laaf. is. Bekommerden , elk naar hunnen onderfcheidenen haat cn verfchillende zwaarigheden, die hen ten deeze opzichte meest drukken: zal ik moeten onderrichten van den weg ter hunner behoudenis; hunne zwaarigheden zo veel mogelijk verlig, ten, en 'er hen op de rechte wijze van zoeken te ontheffen; hen aanmoedigen om het naar Jefus te wenden, en het bij Hem te houden, daar het alleen veilig is. Allen en een iegelijk, die reeds heilbegeerig naar God in Christus uitzien en tot Hem den toevlugt necmen , moet ik verzekeren van Gods gunst en genegenheid te hunwaards; en hun prediken een' verzoenden God door 't bloed des kruifes : om hen aantefpooren tot een levendig geloof aan de toezeggingen van 't Euangelie; ten einde' F 3 daar  U INTREEREDE daar door vertroost te worden, en veiiig te leeren rusten cp 't woord van God , dat niet lias gen kan. Ik zal gelov igen, die met ruimte van zich zeiven denken kunnen , dat ze den Heere Jefus in waarheid hebben lief gekregen, (en och of ik zo veelen onder u vinden mogte!) eik naar zijnen onderfcheicenen toefiand verftandig moeten leiden met de grootfte voorzichtigheid: treurigen onder hen zoeken te troosten; moedeloozen, poogen op te beuren; traagen en flaaperigen, op tc wekken; afwijkenden, te regt te brengen ; hoog, moedigen, te vernederen; dwaalenden, op te zoeken; zwakken, te fterken; cn allen aan te moedigen , tot ftandvastigheid , in 't geloof en waare godvrucht. Dus zal ik als BW Leeraar, een iegelijk mensch 't Euangelie verkondigen, en een iegelijk naar zijne zedelijke en geestelijke gefteLheid, zonder ondeifchcid, zonder uitfluiting van iemand, die als een lid tot ons genootfehap behoort : moeten vermaanen en leeren, naar dat zalig richtfnoer; waarfchuwen tegen de verleidingen, die hen zouden doen wankelen, en aftrekken van de leer des zaligen Euangeüums; of ook hen bederven m de zeden, Ik zal u door ieering, vermaaning, en beftraffing, zotken te vormen tot regtfehapene Christenen: c=e , elk in uwe betrekkingen, naar de voortreffelijke zedcieer van Christus, behoort ÉC war.delen in alle wijsheid, de voctftappen van den  ovn KOLOS?. I: vs. 28. R den Heere Jefas tc diukken, en Hem te volgeö in heiligheid en deugd. Die zal ik moeten doen met allen ernst, ijver, liefde, en getrouwheid: toonende, dat ik weet, wat het te zeggen is , een voorganger te zijn, die voor de zielen waakt , als die rekenfehap daar van zal moeten geeven aan den Heer der Gemeente, wiens dienaar ik ben; en dat uwe zielen mij dierbaar zijn, zo dat ik gaarne wensch te werken ter bevordering van uw eeuwig heil, om u volmaakt te ftellen in Christus Jefus. Ter bereiking van dat groote oogmerk, zal ik, door openbaare prediking onderwijzen moeten en ftichten: en mijne leerredenen, zo veel mogelijk, fchikken naar de vatbaarheid van een iegelijk mensch, en naar den onderfcheidecen toeftand van een iegelijk ; om een iegelijk mensch nuttig te zijn, en naar den regel van 't Euangelie te beftieren. Maar ik zal inzonderheid ook moeten zoeken , een iegelijk nuttig te zijn, door een meer bijzonder Katechetisch onderwijs: om u de waarheden van onzen Godsdienst te leeren kennen, en de gronden, waar op gij gelooft: op dat gij dezelve , tot uwe bevordering op den weg naar de eeuwigheid, gebruiken moogt. Ik zal, deels in de gewoone zogenoemde huisbezoeken , deels in onze burgerlijke verkeerirg^, moeten trachten te werken aan de zaligheid uwer or.fterfelijke zielen. Ik zal geen bekwaame gelegenheid mogen laaien voorbij gaan, zonder u m F 4 'c  *S I N T R E E-R E D E 't oog te hebben , of ze tot uv.e bevordering kunnen worden aangelegd, voor u alle in 't ^ S 6f dcezen «* dien in t bijzonder. Inzonderheid zullen ook de kranken en ellendigen , de voorwerpen moeten zijn mijner zorge en waakzaamheU; en hun, daar het mij mogelijk is, en tt er toe geroepen word , mijne hulp niet laaten ontbreeken. Ik zal ook de Bondzegelen, in Christus naam, onder u moeten bedienen ; en u leeren 'er het rechte gebruik van te maaken , op dat zij uwen geestelijken wdftand bevorderen mo-en. Ik zal inzonderheid vuurig, met en voor u , moeten bidden; uwen lichaaml.jken uitwenden en inzonderheid uwen geestelijken weütand WnU kende van den grooten God, en onzen gezegenden Zaligmaker, door zijnen Geest. Ziet Toeh. hoe groot, hoe gewigtig , hoe moernjk de pilgier, zijn van een' Dienaar van "t Euangehe, die in zijnen post getrouw zijn zal. Wat wordt 'er al toe vereischt , om dit wel uit te voeren? Die vereischt zekerlijk, den geheelcn menschJ En wie is er recht toe bekwaam? Hoe ver ik het brengen zal, in 'c uitoeffenen van deeze piigten; kan ik niet zeggen. Maar dit kan ik u zeggen , dat ik uit liefde te uwaards tot u kom , met het ernftig voornemen, om mij zeijen aan u dienstbaar te maaken, en mijne onttangene vermogens aan. te leggen ter uwer en mgner bevordering : met eene vuurige «acht en be.  over K O L O S S. t: vs. 28. 89 bede , dat mijne pogingen van mij-.en grooten Zender mogen worden gezegend, op dat wij te famen mogen opwasfen in de kennis , en genade van onzen Heere Jefus Christus ; dat wij te famen eensgezind mogen zijn , den Heer in onverderflijkheid lief hebbende ; op dat ik u toebereiden moge als eene bruid voor haaren bruidegom j en ik u als mijne geliefde Broeders en Zusters , als mijne blijdfchap en kroon, in 't einde der dagen aanfehouwen moge voor den troon van het Lam. Bij het plegtïg aanvaarden mijner bedieninge in deeze Gemeente, eischt mijne verplichting dat ik mij in 't bijzonder tot u wende, Wel Edele Groot Achtb. Heer! op welken ik, als Ambachts Heer deezer plaats, eene bijzondere betrekking gekreegen heb. Nederig zeg ik U Wel Ed. Gr. Achtb. dank , voor de zo vriendelijke als fpocdige goedkeuring mijner beroepinge: waar inU Wel Ed. Gr. Achtb. eene gunftige gedachte , en blijk van mij niet ongenegen te zijn, heeft gelieven te toonen. Het was mij ten uiterftcn aangenaam, en aanfpoorend, om de beroeping aan te neemen: fchoon ik vrees , dat ik aan de gunftige verwachting van U WTel Ed. Gr. Achtb. niet zal kunnen voldoen. Dit blijft mij ook onzeker. Doch wetende, dat geen edfelmoedig mensch iets vergt boven vermogen : kom ik tot deeze Gemeente met het: ernftig voornemen , om, zo veel in mij is, naar F 5 * mijne  90 INTREE-REDE mijne vermogens en lichaamskragten, te doen het gene mijne bediening van mij afeischt , en ren besten van deeze Gemeente (trekken kan; verwachtende dat U Wel Ed. Gr. Achtb. mijne zwakheden cn gebreken met den mantel der liefde bedekken zal. Ik verblij mij , en acht het een uitneemend voorrecht , als burger mij gefield te zien, onder eene verftandige gunftige en liefderijke Overheid, die, in 't geeven cn handhaven der wetten , hunner onderdaanen gelukzaligheid beoogt; en als Leeraar eener Christen Gemeente, onder eene O verheid, die den Godsdienst hoog acht, cn denzelven wil handhaven cn luister bijzetten. Ik zal 't mij eene eer achten, dat ik in 't mijne blijvende , altoos mijn eerbied en hoogachting toone jegens mijne wettige Overheden: ik zal die een iegelijk zoeken in te boezemen, wijl ik van derzelver plichtmaatigheid en noodzaakclijkhcid volkomen overtuigd ben; en het mij een groot geluk, fehattcn , als ik verwerven mag die achting , welke mijne bediening vordert. Zo ik met vrugt werken zal, zo mijne lesfen ingang zullen vinden; moet ik door zo veel in mij is mijne bediening getrouw waar te neemen, daar r,aar ftaan : ootmoedig verzoekende U Wel Ed. Gr. Achtb. hooge befcherming, gunftige genegenheid, en veel vermogende hulp. - Ik neem de vrijheid mij zeiven, inzonderheid in de betrekkinge waar in ik ftaa, gelijk ook de mijnen , en mijne waarde Diemer Gemeente, U Wc! Ed. Gr. Achtb. gene- gen, ■  over K O L O S S. I: vs. 28. 91 genheid en zorge aan te beveelen. Gelijk wij niet twijffeleh, of onze welvaart zal U Wel Ed. Gr. Achtb. aangenaam zijn : hebben wij het voorrecht dat wij niet alleen verzoeken, maar ongetwijffeld verwachten mogen , dat U Wel Ed. Gr. Achtb. edelmoedige genegenheid gaarne onzen gelukftand zal helpen bevorderen. Mijn hartelijke wensch is , dat God , onzer Vaderen God, ö Wel Ed. Gr. Achtb. en 't aanzienlijk Geflacht, ten goede gedachtig zij! Langheid van dagen, en jaaren van leven cn vrede worden u vermeerderd! Geen ontijdige dood, be* kümme uwe venfteren! Gezondheid, voorfpoed, cn tijdelijk welvaaren blocije! Vrede en'alle wezenlijk vergenoegen , blijve in uwe wooninge ! God bevestige, uwe heerlijkheid en luilter ! Hij vermeerdere dezelve; cn fchenke u de betaamelijke begeerte van uw hart! — De Ailerhoogfte bouwe uw huis ! en geeve dat U Wel Ed. Gr. Achtb. Geflacht, de aanzienlijke zitplaatfen onder "s Lands Vaderen bekleede! — Hij doe U Wel Ed. Gr. Achtb. lange zijn, een liefderijk voorftander van 's Lands vrijheid en voorrechten! Een braaf befchermer, van Onzen edelen Godsdienst! Die bezieïe alle uwe handelingen ; op dat uwe / edelmoedige en welmeencndc pogingen, met den godlijken zegen mogen worden bekroond! Hij geeve u, WTel Ed. Gr. Achtb. Heer! de zaligheden van den Godsdienst te fmaaken ! Hij fchenke u door genade de ondervinding van Gods hef»  92 IN TREE-REDE liefde , die in Christus heilgoederen wil aanbieden, welke oneindig in aangenaamheid en gewigt dc goederen deczes levens overtreffen ! De Opperde Wijsheid , doe U Wel Ed. Gr. Achtb. beërven dat beftendig is; cn vervulle daar mede alle uwe fchatkameren! Leef, als een gezegende des Heeren, hier op aarde : en treè , bij 't fcheiden uit dit leven , in de luifterrijke wooningen der eeuwigheid; om uwen aardfehen Ïuifter met de heerlijkheid der zalige Engelen te verwisfelen. Voorts wend ik mij tot u, Wel Edele Geftrenge Heer Bailluw van Amftelland! 't Aanzienlijk ambt,het welk U Wel Ed. Geur. bekleedt,en de betrekking, die ik als Leeraar deezer Gemeente tot U Wel Ed. Geftr. verkrijg , als aan wien in 't burgerlijke, de handhaving van 't heilig recht, is toevertrouwd : verpligt mij, bij 't aanvaarden mijner bediening, mij Uwer Wel Ed. Geftr. vriendfehap op 't eerbiedigst aan te beveelen. Mijne hoogachting , en verfchuldigde eerbied voor U Wel Ed. Geftr. perfoon , en aanzienlijke bediening ; zal ik altoos zelf zoeken te toonen en anderen in te boezemen : nederig verzoekende U V\ el Ed. Geftr. veelvermogende hulp, tot weering van de ondeugd en godloosheid ;. inteugeling van heerfchende zonden en ongeregeldheden , welke 'er mogten plaats hebben; verbetering van de zeden ; en opluiftering van onzen edelen Godsdierst , waar bij de burgerftaat zo veel belang heeft. Ik mag niet twijfelen, aan U Wel EcL Geltr.  over K O L O S S. h v$. li. 52 Geftr. bereidwilligheid hier toe: terwijl ik, in 't waarneemen mijner bedieninge , zoeke te werken tot uitbreiding van Jefus Koningrijk; en largs dien weg ook ten nutte der menschlijke nJ::cr.:rr-;2,d32r een goed Christen immers een goed buTger moet weezen. — Niets zal mij aangenaamer zijn ; dan dat mijne pogingen tot welziin der Gemeente, onder U Wel Ed. Geftr. gezaghebbende medewerking , zijn mogen van eene gewenschte vrugt. - De Allerhoogste nrnke uwe regeering gelukkig! Hij zegene U Wel Ed. Geftr. en U Wel Ed. aanzienlijk Geflagt! Uw leven zij lang en voorfpoedig! Geniet al, wat uwe wezenlijke gelukzaligheid volmaaken kan! De Heer zelf, zij uw doel en deel; Hij vervulle u, met de goederen zijner rechter- en (linkerhand! Hij doe u hier genieten , de voorfmaaken eener zalige eeuwigheid! en gunne u namaals, als Christus gunfteling , met Hem te regeeren in den luifterrijken hemel! Edele Achtbaare Heeren, Schout, Schepenen, Buurmeesteren, en allen die in hoogheid , eer, aanzien, en regeering over ons en bijgelegenen Gerechte, gefteld zijn! Gij ontfangt mij als eenen vreemdeling in *t midden uwer, om te verkondigen het Euangelie der genade; het te verkondigen een iegelijk mensch, zonder onderfcheid: gemerkt in Christus alle onderfcheid thans is weggenomen , daar aanzienlijken en geringen in dit heil mogen deelen. Moge  W ' I N T R E E-R ED; Mogt het mij gegund worden in mijne predikingc j en de overige deelen mijns dienlies, bij ü Ed# aangenaam te zijn, en tot eenen zegen ook voor de aanzienlijken des volks: dit zou mij hartelijk verblijden. Mogt ik werken, mijne Heeren! om ook u volmaakt te ftellen ie Christus : ik zou den God mijner goedertierenheden vro-'ijk danken ; die de aanzienlijken des volks deed deelen in *t heil van Jakobs God, cie mij ook bij U Ed. Achtb. deed bereiken het groote oogmerk mijner bedieninge. Vergunt mij , Edele Achtbaare Heeren! dat ik ook mij en de mijnen, uwer vriendfehap en toegenegenheid nederig aanbeveele. Ik zal met al mijn vermogen trachten te toor:cn , dat ik uwe hoogheid eerbiedig; en aan mijnen meerderen de achting , die ik hun verfchuldigd ben, nooit wil weigeren. Ik zal zoeken langs dien weg, ook U Ed. Achtb. genegenheid en achting te winnen : caar ik immers cok in mijne bedieci. ge aanfpraak op mag maaken , bij alle dc genen, die met ons een' en denzelfden Meester belijden.— lfc «eet, dat 'er bij mij veele zwakheden en gebreken zijn : uwe edelmoedigheid verfchoone dezelve, zo veel mogelijk. Oprechtheid , en een zugt om anderen nuttig te zijn , *ult gij bij mij vinden. Word ik in .ftaat gefield cm U Ed. Achtb. nuttig ie zijn, of blijken vaB oprechte vriendfehap te geeven ; dat zal mij altoos tot blijifchap, en tot eene wezenlijke eer zijn. Mag ik blijken van uwe vriendfehap óntfangeo; ik  over K O L O S S. f: vs. 48. 95 ik zal trachcen te toonen, dat ik dankbaar ben. Niets zal mij aangcnaamer zijn , dan dat U Ed. Achtb. gebruik maaken van mijnen dienst, en d^p aan onze plegtige Godsdienstoeffer.ingen, door uwe tegenwoordigheid luider worde bijgezet: ten einde dus ü Ed. Achtb. door uwe uitfteckende voorbeelden, de minderen, ter navolging in de uitoeffeninge van deeze gewigtige pligten, mogen opfpooren. De God der genade fchenke U Ei. Achtb. elk in zijne bedieninge en betrekkinge, het gene u nuttig en zalig is! Hij rekke uwen levensdraad! Bewaare u in welftand ! Zegene uwe onderneemingen! Maakeuwe regeering voorfpoedig! en fteile u tot Ïuifter in 't Vaderland, en tot heil van dit volk! Bekleedt de eereftoelen, tot in 't laate nageflagt! en aanfehouwt met vreugde 's Lands bloei ca welvaart! Leeft gelukkig en voorfpoedig! De vrees des Heeren, zij uw beginfel ! De wet van God, uw richtfnoer! Laat waare godvrucht, bij Lf Ed. Achtb. hoog gefchat worden! en leeft alzo voor den Heere! — Hebt den Heer Jefus lief, en acht het uw voorrecht Hem te dienen : op dat gij ten genen dage, behoorende onder de gene die den Heer Jefus in onverderflijkheid hebben lief gehad , ingaan moogt in de hemelfche woonftede van licht en vrede! Tot wien wend ik mij nader, dan tot u, Wel Eerw. zeer Geleerde Heer ! veel geachte Medebroeder ! die het werk der bevestiginge hebt gelieven te verrichten, en mij in mijne bedieninge aan  96 I N T R E E-R EDE aan deeze plaats in te zegenen. Ik zeg U Wei Eerw, hartelijk dank, voor deeze genomene moeite. Ik zal in uwen arbeid ingaan; en in des Heeren vreeze opneemen den Herderftaf over deeze Gemeente , die U Wel Eerw. heeft nedergeiegd. De verplichtingen door U Wc! Eerw. mij opgelegd, zijn allergewigtigsr. Ik ken mijn onvermogen , om dezelve te vervullen. Ik zal altoos trachten mij dezelve voor oogen te ftellen , hulpe en kragt affmeekende van den Opperherder zijner fchaapen, om dezelve te volbrengen : op dat ik hoe langer hoe meer, getrouw bevonden worde. Gave God, dat mijn arbeid gezegend mogt zijn: dat U Wel Eerw. ook nog met blijdfchap mogt zien, dat ik maaijen mogt, het gene ü Wel Eerw. gezaaid heeft; en dat de Gemeente, dieü Wel Eerw. niet dan dierbaar zijn kan , verder mogt bloeijen , en geduurig toencemen in kennis en godvrucht! Blijf daarom met mij,vuurig bidden voor den troon. Ik verzoek om uwe viiendfchap; op dat wij elkandcren ten nutte en vcraangenaaminge zijn mogen. Ik beveel mij in uwe genegenheid, om mij met raad en onderrichting te hulp te komen : wijl uwe ervarenheid in 't beltieren van deeze Gemeente, mij in mijne onbedrevenheid van 't werk , en de gefteldheid van deeze Gemeente, van 't hoogde aanbelang is. — Het zal mij eene eer en tot genoegen zijn, in uwe vriendfehap te daan ; en ik kan U Wel Eerw. van mijne oprechte vriendfehap verzekeren, Alle mij-  over K O L O S S. I: vs. 28. 97 mijne pogingen hope ik aan te leggen teri nutte van deeze Gemeente. Door onvermoeiden vlijt, zal ik mij hoe langer hoe meer trachten nuttig te maaken: zelf te vorderen, en anderen wijzer en beter te doen worden, zo de Heer mijnen geringen arbeid gelieft te zegenen. Hartelijk zeg ik ü Wel Eerw. dank, voor dé uitgeboezemde zegenwenfchen. De Heer vervul]e uwe en mijne bede! Mijn oprechte wensch is, dat Ü Wel Eerw. geniete eene aargenaame, eene gezegende rust van het dienstwerk aan deze plaatfe ! De Heer geeve U Wel Eerw.en de Uwen in zijne gunst te fmaaken de aangenaamheden van dit leven! Hij verlenge uwe dagen i Geeve U Wel Eerw. kragt in zwakheid! gezondheid en blijden voorfpoed! Dat alle uwe ondernemingen gelukken', naar uwen wensch! Smaak vooral, de zaligheden van 't Euangelie! De Heer Jefus zij , cn b'ijve altoos uw vriend ! Hij vertterke, hij vertrooste, hij bemoedige u! Hij doe u nog , tot in een' hoogen ouderdom werken , tot heil van u zeiven en de uwen, tot nut van jefus Kerk; en hier namaals deelen in den loon van zijne getrouwe knechten: op dat ook noch deeze uwe gemeente, die thans de mijne geworden is, uv e blijdfchap en kroon zij, in den dag van des Horen toekomste! Eerwaardige Broeders, Ouderlingen, en Diakenen'. U zeg ik hartelijk dank, voor de blijken uwer genegenheid; waar door gij met zoo veel G een-  93 INTREE-REDE eenpaarigheid de beroeping aan mij hebt opgo draagen, en getoond, dat gij mij tot uwen Leeraar begeerdet, en met veel liefde ontfangen zoudet. Op uwe roepftem, geliefde Broeders! ben ik tot u gekomen: ontfangt mij als uwen medeouderling met die liefde en toegenegenheid, met welke ik u verzekeren kan, dat ik tot u kom, om met u te verrichten het heilig opzienerswerk aan deeze plaats. Gij zult, hope ik, mijne zwakheden in liefde draagen , gij zult aan mij vinden een' man des vredes, een' vijand van twist en tweedragr. Ik kom tor u in liefde; en met eene hartelijke zucht voor uw welzijn, en 't welzijn van deeze Gemeente. God maake ons te famen , eik in onze be Jeningen , hoe langer hoe meer getrouw! Laaten wij als Opzienders, die voor de Gemeente zorg draagen, haaren aanwas in kennis en godvrucht zoeken te bevorderen. Weest met mij fteeds bezig, in 't onderwijzen van onkundigen , in 't vertroosten van kleinmoedigen , in 'e onderfteunen van zwakken, in 't verblijden van'e volk des Heeren.Draagt zorg, gij bijzonder Broeders Diakenen, voorde belangen derarmen en ellendiger Wilt barmhartig zijn omtrent noodlijdenden, en hunne behoeften naar uw vermogen vervullen : met blijmoedigheid en meêdogen , wel doende aan hun, die uwe hulpe noodig hebben. Zijt voorftandersin 't werk des Heeren, ijverige voorgangers in den Godsdienst: op dat gij voorbeelden der kudde zijn moogt;en gij anderen opwekkende zeggen kuist  over K O L O S S. I: vs. 28. 99 kunt met Gicieon, Ziet naar mij, 'en doet alzo. Bewaart dus, mijne Broeders! de geboden des Heeren, en vergeet nooit de voorfchriften van uwen plicht: want dat is de weg, langs welken alle wezenlijke zegening, naar lichaam en geest, ons moet toevloeijen. God geeve,dat wij te famen eenerlci hart mogen hebben: om de waare Godvrucht te beminnen , en voorteftaan, en in eensgezinde broederlijke liefde te werken tot ftichting en opbouw van de Gemeente, en uitbreiding en bevestiging van 't koningrijk van Jefus; ten einde Jefus te volgen en hem als zijne dienstknechten getrouw te zijn! — Op dat wij te famen van onze talenten, eens met blijdfchap mogen verantwoording doen; en dezelve met woeker kunnen wederbrengen tot onzen Heer; en hooren dat troostelijke woord: wel gij goede en getrouwe dienstknechten! over weinigen zijt gij getrouw geweest, over veelen zal ik u zetten; gaat in, in de vreugde uwes Heeren! Mijne waarde en veel geliefde Gemeente van Diemen! — Uwe genegenheid die gij betuigt, om mij als uwen Leeraar te mogen ontfangen, en de naam, dien gij hebt, dat gij Lecraarslievende zijt; heeft mij bewogen, en aangemoedigd, om tot u te komen. God geeft ons ook 't voorrecht , Öatik u, en uwe oogen mij, in zoo veel welftand mcJgen zien. Gedankt zij Gods goedheid; die mijnen weg tot hier toe voorfpoedig gemaakt G 2 beeft  ico I N T R E E-R E D E heeft! Ik kom tot u met die oprechte zucht; dat ik hier werken moge, ter bevordering van iiv.cn eeuwigen weilland. Uwe uitwendige aangenaamheden, en 't vermakelijke van uwe plaatfe, is mij zeer naar genoegen: doch mag ik wezenlijk voordcel aan uwe zielen deen, het zal mij nog oneindig meer verblijden. \\ aar ik u immer van dienst kan zijn, in 't gere mijne bediening betreft, of waar de pligtcn van 't gezellig leven mij toe roepen; da.rtoe zal ik mij zoo, veel in mij is,'bereidwillig toonen. Ik bied mijn' perfoon daar toj, een' iegelijk uwer aan, den geringfien even als den aanzienhjkflen ; ik ben, ten dien opzichte, toch allen een frhuldenaar; daarom zal ik den vrijen toegang tot mij openzette.i voor een iegelijk lid mijner Gemeente, die op een behoorlijke tijd en wijze van mij begeert onderwezen, of gedicht te worden. Ja v.ie lust heeft om met mij te fpreeken, en mijne hulp raad of beftier begeert,zal mij altoos aangenaam zijn, wanneer hij tot mij komt: het zal mijn gTootfte genoegen zijn, zo ik denzeken nuttig moge wcezen. Mijn voornemen is in de burgerlijke famenleving onder u teverkeeren in oprechte vriendelijkheid. Ik hope , dat de crflele plichten van 't gezellig leve |op. ons zoo veel kragt zullen hebben ; dat wij in 't bcoeffenen der zelve, elkardercn het leven veraangenaamen. Ik bemin vrede, vriendfehap, befche.dcnheid, en oprechte liefde on^er elkan-  over K O L O S S. I: ts. 28. rot iMB. Zonder dit wordt, voor mijne gefteldheid, het leven uit bet leven wechgenoomen. Ontfarg mij dan nu, geliefde Gemeente! als uwen Leeraar; en toon, dat niemand uwer mij weigeren wil die achting en liefde, welke gij als eene Christen Gemeente aan uwen Opziender verfchuldigd zijt. Ik begeer van u geen achting, dan die m»j:e bediening vereert; geen eer dan die, zonder welke mijn arbeid onder u niet nuttig zijn zou. Wilt ijverig gebmik maaken van mijnen dienst: verzuimt geene Godsdienst - ceffeninger ; zijt naarstig in 't onderzoek; en maakt van mijn onderwijs fteeds gebruik. Uwe vorderingen zul, len mij verblijden en opwekken; en u zelven 'c meeste voordeel aanbrengen. Zijt geen verkeerde bedillersy maar graage Toehoorders, om zielenvoedfel te trekken uit het woord. Laaien wij ons van weerzijden wachten, van te veilen een ongegrond oordeel tot elkanders benadeeling. Wij hebben alle onze gebreken, ik ben mij ook der mijne zeer wel bewust: laatcn wij dezelve omtrent elkander. in liefde voorbij zien, en werken tot elkanders verbetering. — Zoekt u naar de lesfea en vermaar.ingen van 't Euangelie, dat ik voornemens ben order u te verkondigen, nauwkeurig te fchikken. Zijt niet ftug en weerftrevig; kant u niet aan tegen de beftraffingen: gelooft dat» zo ik beftraf, ik het uit liefde 't uwaarts doe, cm 0 aftetrekken van de wegen des verderfs. Breekt ce heerfchende zonden toch af, aaa G 3 «<Ü- .  io2 I N T R E E-R EDE welke gij u mogtet gewent hebben: zoekt toch zorg te draagen, dat daar gij u dienaars van Christus noemt,gij geene flaaven zijn wilt van de zonden en de ijdelheden; 'er is jmmers geen famenftemming tusfehen Christus en Belial. • Bekeert u grondig, onbekeerde zondaaren, een iegelijk van zijnen zondenweg: cn luistert naar de item van 't Euangelie, dat ik onder u ho. pc te verkondigen, tot inwinning uwer onfterflijke zielen. Mogten wij, Codvruchtigen, in den geest vercenigd, famen wandelen op de paden der Godvrucht! mogt het Euangelie onze vertroosting zijn op allen onzen weg! - Bidt daar toe vuurig voor mij, gelijk ik niet ophouden zal voor u te bidden. De Heer gunne u, jn 't blij genot van allerlei uitwendige zegeningen , fteeds te leeven naar den regel van onzen Godsdienst! Hij geeve u een brandende lust, om te zoeken wetenfehap en verftand. Hij fchenke ijver om te leeren , en geleerd te worden. Ten einde wijsheid te zoeken, en dezelve na te fpeuren als verborgene fchatten: dewijl de wijsheid boven allen rijkdom te achten is, als die haren bezitteren het leven geeft! Hij ftorte over u uit, eene ruime maate van zijnen Geest! Hij doe denzelven als eenen vruchtbaaren regen nedervloeijen: op dat het .zaad des woords wortelen fchiete, opwasfe, en vruchten voortbrenge; en dat onze arbeid niet ij del moge zijn in den Heere! De  övër K O L O S S. jVvs* 28. i03 De Heer doe u leeven als in zijne tegenwoordigheid ! Wordet te famen opgebouwd in 't allerheiligfte geloof, in de kennis, cn vrecze des Heeren. God zelf woone luisterrijk in uwe zielen! verlichte die door zijnen geest! vertrooste die door zijne genade! Dat een iegelijk uwer, naar zijnen toeltand,en betrekking, ondervinde dat de Heer goed is! Eindelijk is mijn wensch, dat de Heer vooreen iegelijk uwer, zoo veel gij hier thans vergaderd zijt, opene de fontein zijner liefde in Christus Jefus! Die groote Heer Jefus fchenke élk uwer den blijden vrede uit de verzoeninge met God! Hij doe wateren vloeijen ter verkwikking van elke dorstige ziele: op dat gij dronken moogt worden van de vettigheden van des Heeren huis, en gedrenkt uit zijne wellustbeeken. Gaat zo te famen heenen in vrede: en de God der liefde en des vredes, zij en blijve altoos met u! Amen. VER-  VERBETERINGEN. Bladz. 20. tusfehen Reg. 17 en iS in ce vollen I L 1 25. re;. 20. allen kes alleen.