Z A A K L Y K REGISTER OP DEN :kjltjec mismus VAN HET 6* TAB HO UD ERSCHAP, DER PRINSEN en VORSTEN UIT HET DOORLUGTIG HüIS van ORANJE en NASSAUW, IN DE REPÜHIEK DER VEREEN1GDE NEDERLANDEN. Behelzende een kort voorflel van alles wat in den. Katèchismus behandeld is, met aanwyzing der Bladzyden van dat Werk, benevens een Bladwyzer van de voornaamfte Hoofdzaken in elk Gebrek. TE ROTTERDAM, 3y JOHANNES HOFHOUT, Boekverkoper:  Verbetering van Drukfeilen welke, bet halven de reeds aangewezene, nog in 'c naleezen van den Katechismus zyn voorgekomen. Bladz. Regel. 8°. 3- 92. 1. van ond. 12. ■ iao. 3. 168. 6. • 170. 3. - 175. 20. J78. 8. 231. 6. 257- 3- 260. 9. 378. 9. van ond. 391- 17. 400. 19. 409. itf. 410. 7. 413. 14. van ond 432. 13. > — 10. 448. 7- 49S.5.6. 506. 6. • Staat- Sadhouderfchap 1597 voor gewigfte zes weken 1735 btfcbonveende 26 February Bleiswyk beltand of dewyl dat die onfchutterd Landveraad fteyven . uitflutlng Rebliek 1678 aan veroorzaakt ■ de Lees: « Stadhouderfchap 1579 door gewigtigfte zeven weken 1733 befcbouwends. 28 February van Bleiswyk byfland of fchoon dewyl dien ontfchutterd Landverraad fiyven uitfluiting Republiek 1668 van veroorzaken der In bet Voorwerk, Bladz. XXX Regel 13, fiaat: Ernst Kasimir^i? Tweede, lees: Hendrik Kastmis de Tweede.  4- lil •> VOORBERIGT, 13 te vormen, indien by aan den totalen ondergang van zyn Vaderland niet wil medezverken Tans bieden wy dan zulk een verkort Samenftel onzen Landgenoten aan , onder den Tytel van Zaaklyk Register op den Katechismus van bet Stadhouderschap enz. Hier in is dezelfde order gehouden, welke in den Katechismus in acht genomen wierd. De zaken daar in voorkomende, zyn in dit flukje alle voorgefleld, en de Bladzy.len , ep den kant , aangewezen; volgens welke elk onderwerp ,m 't grotere Werk , uitgebreider te vinden is. Dit Register is, ten genoegen van de Bezitters of Kopers van den Katechismus, op eenderlei jortnaat, met denzehen. gedrukt. De Kleide Katechismus van bet Stadhouderschap, enz. zal binnên weinig dagen in klein O&avo formaat bier op volgen, voor bun die dat flukje begeren, zonder ,t by den groteren te voegen. Vooral is 't laatstgemelde gefcbikt voor de Jeugd, en zulken onzer Landgenoten, wie» de meergenoemde Katechismus te boog in prys of te uitgebreid was, om 'er zich van te voorzien. Die Kleine Katechismus is met dit Zaaklyk Register van gelyken inbond, alleen met dit onderfcbeid, dat in denzelven geen aanwyzing der Bladzyden van den groot er en gefcbiedt. Door de uitgave dezer beide Verkortingen van den Stadhouderlyken Katechismus onze helojtt dien aangaande vervuld hebbende, zyn wy voornemens, (naar een Bericht , waarin 't Ontwerp breeder opengelegd ivordt) 't Vervolg van den zei' ven op te vatten, 't iveik reeds, in de Voorrede van dat Stuk, is aangekondigd. Wy nodigen omtrent bet zelve den voort durenden leeslust uit, van de Begunfligers van onzen letterarbeid; terwyl wy daar mede aanhoudend trachten onze pogingen aan te wenden tot wezenlyk nut voor 'i Vadirland', »n Neêrlands Burgerj, Zaaklyk  ZAAKLYK REGISTER OP DEN KATECHISMUS VAN HET STADHOUDERSCHAP, ENZ. ENZ. ENZ. Het Stadhouderschap in 't algemeen. eerste afdeeling. Verklaring va* bit Stadboudir/tbof im it tftdirtamf» ftbi Refubliit. Vrage. llJewyl het voor elk Nederlander hoog nodig is, een regt begrip te hebben aangaande den aart van bet Stadhouderfchap in ons Vaderland; de Bekleders dier Waardigheid en der zeiver Tegenftrevers; deszelfs Lotgevallen; en boe V zelve ten aanzien van onze ware Nederlandfcbe Vrybeid moet befcbouwd worden; zal het my aangenaam zyn, door uwe Antwoorden op 't geen ik vragen zal, een beknopt voorftel te ontfangen van de hoofdzaken, welke daar toe behoren. Antwoord. Ik ben hier toe zeer genegen. V. Wat is dan het Stadhouderschap ? A. Het is die Waardigheid, welke, door de Hoge Overheid dezer Landen, opgedragen zynde aan de Prinfen uit het doorlugtig Huls van Oranje en Nasfauw, deze Vorsten ftelt aan 't Hoofd van 's Lands Oppermagtige Staatsvergaderingen ; zo dat zy voorzien zyn van veelerlei Rechten en Voorrechten, en het Kapitein-Admiraal-Generaalfchap, of Opperbevel over de Land en Zeemagt van den Staat, bekleden. Deze Waardigheid is federt 1747 ert 1748, in 't Huis van Oranje erflyk verklaard; en daar door bezitten de Prinfen, als Stadhouders , het verelschte gezag tot gepa«en invloed A op KATt- chism. van 't Stadhou- DERICHAP. Bladz, i , 3. Bladz. 3 , 4-  KATECHISMBladz. * Bladz ï. op de zaken van 't Hoog Befluur; van den Godsdienst; en van de uitoeffening van 't Recht: en het zelve dient dus ter bewaring van de Staatsgefteldheid en onafhanklykheid, en van de Burgerlyke en Godsdienstige Vryheid dezer Republiek. In deze betrekking is een ieder aan die Vorsten de vereischte eerbied en hoogachting verfchuldigd. V. Wat verftaat gy door Oppermagt of Souvereiniteit f A. Zulk een volftrekte magt der Regering, waar door de Bekleders van dezelve alleen aan 't Opperwezen rekenfehap verfchuldigd zyn van hunne daden, en welke niet kan, noch mag wederftreefd worden, zo lang dezelve niet inlopen tegen de Goddelyke wetten, noch het recht der natuur en der Volken. V. Waar berust in ons Vaderland zulk een 1 Oppermagt? ui. Voor zo verre het huishoudelyke van elke Provincie betreft, is zy in de Collegien der Heeren Staten van elk Gewest, wanneer die naar de orde van befchryving zyn faamvergaderd. Sommige deelen der uitoeffening zyn by Gerichts Hoven, Jurisdictiën , en den Heere Stadhouder, enz. Andere by de Staten Generaal, die hier door uitwendig de Mogendheid der Republiek vertonen, en de zaken befchikken, welke het algemeene Bondgenootfehap betreffen , uit hoofde van de verbintenis der Zeven Provinciën, door de Unie, tot een Republiek of Gemeenebest. V. Is nu de Stadhouder geplaatst aan 'ê Hoofd van deze Staatsvergaderingen ? A. Buiten allen twyftel; want de Hoofstgebiedende Staten zelve hebben, by de erflykverklaring der Hoge Waardigheden in 1747 en 1748, den Stadhouder befchreven als het Illuster, Eminent, en aanzienlek Hoofd der Republiek, en zyn aandeel in de Regeering als een opperdirectie verklaard. Die refolutien , waar in dit te vinden is, zyn in elke Provincie, wel beredeneerd en overwogen, Staatsgewys en met volkomen eenparigheid van alle de Leden genomen. V. Kan deze Tytel al van vroeger tyd, dan  <: 3 ■> dan van de jaren 1747 en 1748, worden afgevleid ? A. Ja zeker; want in 1584 wierd de befturing van Prins Willem den I, door verfcheidc Provinciën , aangemerkt als zulk een Autboriteit der Regering, welke aan een Hoofd in dezelve moet worden toegekend; en Hollands Staten befchouwden , in 1597 , de Stadhouders als Hoofden In 't beleid der ge- . meene zaken De wettigheid en gepastheid ; van dezen Tytel heeft men eerst.in deze laatfte tyden, ten onrecht, zoeken tegen te fprcken. V. Op welk een grond rust verder dit gevoelen ? A. De aart en natuur der Waardigheid doet zelve zien, dat zy is Ingerlgt om den Stadhouder aan 't Hoofd van deze Republiek te plaatfen. Ook is de tegenwoor* dige Prins Erf-Stadhouder zynen Heer Vader, in die Erflykv^rklaarde Waardigheid , zonder eenige uitzondering opgevolgd. V. Noemt die zaken eens wat onderfcheidenlyker op. yl. Het Stadhouderschap, fchoon in elke ; Provincie van ons Vaderland eenigzins ver- ' fchillend zynde, naar den aart van der zeiver Regeringsvorm, Wetten en Vryheden, dient echter in alle Provinciën' om de Hoogheid en pignitelt van de Republiek te vertonen en te be\raren. — De Stadhouder heeft, als het Hoofd der Hoge Overheid, zitting in de Staats-Vergaderingen; vcrfchynt in die der Staten Generaal; bekomt kennis van de handelingen in de een en andere; en heeft ook zyne betrekking tot de verrigtingen der Ambasfadeurs van den Staat. In verfcheide Provin- ^ cien deelt Hy dire&elyk in de Souvereiniteit; en bezit 'er een uicgefirekt g'zag door de Regerings-reglementen. In de Gerichtshoven prefideert Hy, en verleent pardon van misdaden. Hy is 't eerste Lid van den Raad van State; Richter in de onderlince verfchillen der beaondere Provinciën ; Opperbewindhebber en, Opper-Gouverneur Generaal wegéns de Compagnien van Oost- en West-Indieü; en de BesA 3 fchefs :hisw Bladz: 3. '  I Kate- CHISM. Bladz. 11. Bladz. 12. Bladz, ï3- Blad* 14. chermer en -Handhaver van de belangen der 3ubliek ; Hervormde Kerk. 't Opper - Curatorchap der Hoge Scholen; 't Opperhoutvester-en 3pper-Ja-ermeesterfchap; en de begeving van snderfcneidene Ampten en Bedieningen, is Hem in verfcheide Provinciën vrywillig opgedragen. A*n Hem behoort de verkiezing van Regeeringen en Magistraten; 't veranderen der zelve; 't doen uitoeffenen van het Recht; en 't opzigt over de bewaring van Steden en Sterkten, over deKrygszaken , enz. Dpsleert de aart der Stadhouderlyke Waardigheid duidelyk, dat aan dezelve, met recht, door den Souverein, de Tytels van Illuster, Eminent en aanzienlyk Hoofd der Republiek, gehegt zyn. V. Heeft'er ook eenige bepaling plaats omtrent het groot gezag dier Hoge Charges ? A. Volgens de Commisfien en opdragten is het zelve verbonden aan de Wetten, Vryheden , en Gerechtigheden der Landen en Steden , gelyk zulks is met alle Regeringen in ons Vaderland ; in 't welk geenerlei willekeurige magt heerscht of gebiedt. F. Wat leidt gy af uit die aanmerkelyke aandeelen in de uitoeffening der Souvereiniteit, welke den Stadhouder zyn afgeftaan? u4. Dat zulks, dewyl Hy zelfde Souverein niet is , nog te meer billykt den Tytel van Eminent Hoofd onzer vrye Staats-Regeering; en aan zyn Perfoon een aanzienlyke uitftekendheid geeft boven alle andere Perfonen der Regeringsftanden. V. Wettigt dit dan ook niet den tytel van 't Eminent Hoofd der Republiek , welke Hem door de Staten van Holland is gegeven in derzelver Comniisfie in 1747 ? A. Ontwyffelbaar; dewyl Hy alle deze ultftekendheden , tot één en 't zelfde einde en oogmerk, over de geheele Republiek bezit, zo" als dezelve, door de Unie, uit Zeven Vereenigde Provinciën beftaat. Op zulk een wys is ook de tegenwoordige Heer Erfftadhouder , door de Staten Generaal, voor 't oog van geheel Nederland omfchreven. V. Kan men uit de Waardigheden des Stad- hou-  <■ 5 •> houders ook klaar bemerken, dat Hy aan 't Hoofd van 't algemeen beduur gefteld is ? A. Dit blykt uit veele dingen. De Stadhouder is het eerfte Lid van den Raad van State; welke tot alle de Provinciën een even-' gelyke betrekking heeft. De Algemeene Staten hebben zyne Waardigheden erflyk verklaard op dezelfde wys als zulks in de bezondere Provinciën gefchied is. Hy heeft de Opperdire&ie over al wat het Krygswezen en de Militie van den Staat aangaat; en ontfangt, in dit opzigt, zyn Commlsfie van wegens het geheele Bondgenootfchap. Wyders is Hy in 't hoog bewind van de zaken die tot de geheele Unie betreklyk zyn. V. Zo* die tytel van 't Hoofd der Repu- j bliek niet voegzamer kunnen worden overge-1 bragt op den Heer Prefident van de Algemeene Staats Vergadering? A. Ganschlyk niet, alzo het Prefidentfchap geheel onderfcheiden is van 't Hoofd van eer: Collegie; en zulk een gevoelen dan nog dis waardigheid aan den Stadhouder zou moeten overlaten, dewyl Hy in verfcheide Provinciën , als 't eerfte Lid, beftendig Voorzitter is van Ridderfchap en Edelen, die de eerfts en oudfte Staten dezer Landen zyn. V. Wat telt gy in 't algemeen onder 't Ka- j pitein - Admiraal - Generaalfchap ? * A. Deze Charge, altyd aan 't Stadhouderfchap der voornaamtte Provinciën verbonden geweest zynde, is 'er aan verknogt ter befcherming en verdediging van den Staat, en geeft den Stadhouder 't Opperbevel en de Op ^ perdirecliie over de Land- en Zeemagt der Re i publiek. Zyn Commisfie is,in dit opzigt,van de Staten Generaal, en door dezen post is Hy aan 't Hoofd van den Raad van State, aan welke 't beleid van de defenfi-3 der gehele Unie is toebetrouwd. De Oranje Vorsten hebben altyd het volkomen (te vertrouwen der Bondgenoten gehad; dewelke Hun in oorlog te Land van Gedeputeerden te Velde, als Raadslieden in gevvigtige zaken, voorzien. De Stadhouder heeft, als Kapitein-Generaal, de befchikking omtrent het Krygswezen ; verA 3 leent KATJR- lladz. CS- lladz. 6. lladz, 7- Madz 8,  6 ■> Kate- CHISM Bladz, ij>. Bladz. ÏO. Bladz. 21. Bladz ES. leent de patenten aan de Militie. Dezelve is aan Hem gehoorzaamheid verfchuldigd. Hy vaardigt alleen de Krygsreglementen en Ordonnantiën uit; begeeft verfcheide Militaire posten, en verrigt verder zeer veel zaken die daar toe betrekking hebben. Als Admiraal-Generaal heeft Hy in de Admiraliteits-Collegien , als derzelver Hoofd, de voorzitting; zyn gezag gaat over de Zeemacht, en 't bewind der Admiraliteits Raden; en wordt op de Vloot, door Lieutenant Admiraals, verbeeld. Hy fielt Zeekrygsraden aan ; bekragtigt derzelver vonnisfen, alvorens zy kunnen uitgevoerd worden ; en heefc ook de aanflelling van Scheepsbevelhebbers. V. Hebben alle deze hoge Charges een onderlinge betrekking op elkander? yl. Zy behoren'zodanig tot elkander, dat dezelve elk niet voegzaam kunnen werken , ten zy ze, met elkanJ.er vereenigd, door den zelfden Perfoon bekleed worden, die ze tot een zelfde einde befluurt; cn zouden geheel kragteloos worden, indien zy van elkander afgefcheiden waren. V. Op hoe veel worden de Inkomsten begroot, welke de Stadhouder, wegens deze zyne Waardigheden, van de Zeven Provinciën geniet ? jl. Gemeenlyk fchat men dezelve tusfehen de vier en vyf tonnen Gouds; behalven eenige gewone vrydommen van fchattingen en belastingen, 't Geen alles billyk wordt genoten voor posten, waar aan zulk een uitgebreide moeite, last, en zorg gehegt is, en welke 't Gemeenebest de grootfte nuttigheid toebrengen. V. Is dit inkomen 't voornaamfle deel van »t beflaan der Vorsten van Oranje en Nasfauw ? A. Wel verre van dat; men rekent, dat de eigen Goederen en Domeinen , van den tegenwoordisïen Erf-Stadhouder, nog wel dertien tonnen Gouds Jaarlyks opbrengen. Dus wordt Hy te regt onder de aanzienlykfte en rykfte Vorsten geteld . wiens beflaan , als een magtig Prins, niet van zyne Waardigheden af*  <: 7 > afhankelyk is; en aan ons Vaderland groot voordeel toebrengt, om dat Hy daar in zyn Hofhouding heeft; welke Hy met geon mjnder grootheid in zyn eigene Souvereine Staten zou kunnen voeren, indien zyne Hoge Charges Hem niet aan dit Land en Volk verbonden. V. Wat is 'er aan te merken, omtrent de Erflykverklaring van die uitlïekende Waardigheden ? A. Dat dezelve, in de Jaren 1747 en 1748, geen volftrekte nieuwigheid is geweest. Prins Fredrik was by 't leven van Maurits voorgefchikt tot de zaken der Regering. Prins Willem de Ilde had, nog jong zynde, de Survivance in zyns Vaders plaats. In Willem den lilden wierd zyn Stadhouderfchap erflyk, gelyk ook dat van Vriesland in Hendrik Kasïmir den Ilden; en met Prins Willem don IVden gebeurde zulks over alle de Zeven Provinciën, van welke Hy de eerlte algemeene Stadhouder was. V. Hoedanig is die erflykverklaring ingerigt.^ A. Zodanig, dat het Stadhouderfchap over' de geheele Republiek, altyd in het tegenwoordig Huis van Oranje moet blyven, zo lang de Hemel ons Afftammelingen van het zelve gelieft te verleenen. Het is daarom erflyk verklaard in de Manlvke en Vrouwlyke Linie van Prins Willem den IVden. Waar van de laatfte de eerfte vervangt, by gebrek van Prinfen uit dien Stam, wanneer het, naar een vastgellelde orde, op de Prinfesfen en derzelver Kinderen verflerft. Alleen zyn j hier omtrent door de Heeren Staten, met voorkennis van den laatst overleden Vorst, eenige Voorbehoedfels vastgefteid , aangaande de Huwelyken der Vorstinnen van dit Huis; om te zorgen voor de bewaring van onze Vryheid en Godsdienst. Terwyl de Waar- t digheden, gedurende de minderjarigheid der2 Opvolgers, door de Prinfesfen Moeders, onderden Tytel van Gouvernante, moeten befluurd worden. V. Dus zyn dan die Waardigheden een on-B betwistbaar recht van 't Huis van Oranje ge-2 WïiÉdea ? A 4 A. KATB-' CHISM, Bladz. 2 3. Madz. 4- lladz, •■s- lladz, 5. 'adz^  < 8 •> katb- CHISM. Bladz. 38. Bladt. 29. Het Gewisfelyk; en in dezelve moet een ieder, van wat rang of Haat, 't zy burgerlyke, 't zy militaire, den Prins Erf- Stadhouder, volgens bevel der Staten, eerbiedigen, hoogachten en gehoorzamen, en Hem daar van 't vry genot laten, gelyk ook van alle Voorrechten daar aan behorende. V. Geeft dan deze Waardigheid niet een bezondere luister, magt en aanzien aan den Prinfe Stadhouder , die met dezelve bekleed is ? ji. Zulks volgt van zelf uit den aart en natuur van het Stadhouderfchap; en die uitftekende hoedanigheden blyven in zyn Perfoon berusten, 't zy de Stadhouder in, of buiten de Vergaderingen verkeert. Hierom voegt aan zulk een Illuster Perfonaadje, die ten allen tyde de Hoogheid en Waardigheid van 't Gemeenebest vertoont, ook al die uiterlyke Heerlykheid en plegtigheid, welke Hem vergezelt. V. Hoedanig moet de magt % welke aan den Heer Stadhouder wordt toegekend, befchouwd worden ? A. Als een middelmagt, gefteld tusfchen de Souvereiniteit der Oppermagtige Vergaderingen en het Volk; dewelke voorzien is van de vereischte middelen, om, zonder dwang, den gepasten Invloed te hebben tot een regelmatige famenwerking van alle Leden van den Staat. Op deze wys is het Stadhouderfchap, in volle kragt beftaande, altyd aangemerkt als de grondflagvan het vertrouwen des Volks; de waarborg van deszelfs vryheden , rechten en voorrechten; en de bronader van den voorfpoed, welke uit een geregelde befturing te verwagten is.  ■ <■ 9 > Het Stadhouderschap in 't algemeen. tweede afdeeling. Kotdzakelytheid en Nuttigheid van 't Stadboaderfcbaf. V. \j)m. welke redenen is het Stadhouderfchap , in de Regeeringsvorm van ons Vaderland , als onveranderlyk vastgefleld ? A. Uit hoofde van deszelfs Noodzakelykbeid en Nuttigheid voor 't hoogfte welzyn van den Staat. V. Welk een Regeerlngs-gefteldheid moet als de noodzakelykfte voor een Land aangemerkt worden ? A. Zulk een die ter bevordering van het algemeene welzyn het meest dienstig is. Dewyl dit nu , in veelhoofdige Regeeringen, 't best gefchiedt, wanneer dezelve voorzien zyn van een uitftekend en doorlugti^ Hoofd, is ook daarom, in die van ons Vaderland, het Stadhouderfchap hoogst noodzakelyk en nuttig- V. Waar uit biykt zulks op grond van de beste bevordering van het algemeene welzyn ? A. Uit een overweging van 't geen byna altyd plaats heeft en hebben moet in Veelhoofdige Regeeringen .dewelke niet voorzien zyn van een uitftekend Hoofd. Wanneer zuikeen Lands beftuur het algemeene welzyn zal bevorderen, moet 'er een famenwerking zyn van alle deszelfs Leden tot bereiking van dat oogmerk. Dit wordt dikwyls door de bezondere belangen zo niet onmogelyk, ten minste zeer moeijelyk gemaakt. 'Er blyft geen middel over om tot befluit te komen, dan de overftemming. Deze is de gereedfte weg tot partyfchappen, welke, met verwaarloozing van 't algemeen belang, den Staat tot deszelfs ondergang brengen. Maar integendeel, de invloed van een Hoofd veroorzaakt eensgezindheid en famenwerking van de onderfcheidene Leden. Aj v. Kate- CHISM. van 't Stad- houderschap. Bladz, 30. Bladz, 51- Bladz, 32.  KATE- CHlSM. Bladz. 33. Bladz. 34- Bladz. 3i- <' IO ■> f. Heeft zulk een Hoofd altyd eeng geneigdheid voor 't algemeen welzyn? Ü4. Dit volgt noodzakelyk, dewyl deszelfs eigen en bezonder belang zulks medebrengt. V. Wat is 'er verder, op dien grond, hier omtrent aan te merken ? A. Een veelhoofdige Regeering is langzaam in de behandeling der zaken en 't nemen der beduiten; vooral wanneer dezelve zodanig te faamgefield is als in ons Vaderland. Maar een Hoofd geeft aan dezelve eene werkzaamheid en den vereischten fpocd. — Een Hoofd is ook beter gefchikt om voor te komen , dat de geheimen niet ontydig uitlekken. — Het zelve dient ter bewaring van de wetten en handhaving van het recht, dewelke in veelhoofdige Regeringen , dikwyls aan verfchillende uitlegging onderhevig, niet zelden hindemisfen in de uitoeffeningontmoeten.—Zo is ook een Vergadering beflaande uit veele Leden , die elkander gelyk zyn in vermogen, aan onderlingegefchillen onderhevig. Hier in geen authoriteit ter beflisfing zynde, kunnen dezelve niet worden weggeruimd. Dit maakt een uitftekend Hoofd noodzakelyk, 't welk door zyn invloed de oneeniuheden kan voorkomen, of de opgerezene gefchillen ter neder leggen door onderwerping aan zyn uitfpraak, gegrond op wetten en rechten. — Even eens is 'er vjor het Krygswezen , in de Veelhoofdige Regeringen, nimmer één Perfoon te vinden, die het zelve met het Staatsbelang kan verbinden, zo wel met betrekking tot de orde als tot de verrigtingen. Hierom is daar voor nodig een Hoofd, 't welk, te gelyk aan 't Hoofd der Regering zynde, en de noodwendigheden van 't een naar 't ander afmetende, de Kr>gsmagt, naar vereisch , tot het algemeene welzyn beftuurt. — Eindelyk is het ook voor 't algemeen belang van den Staat noodzakelyk, dat dezelve voorzien zy van uit- en inwendige achtbaarheid, luisteren ontzag. Dit alles wordt door een uitftekend en doorlugtig Hoofd van een beroemden Stam , ten nutte van 't Gemeenebest, op de voegzaamfte en behoorlyklle wys daar aan gegeven.  •C ii •> F. Dewyl dit alles de gefchiktde wegen flyn, om 't algemeen welzyn van een Staat te bevorderen, wat gevolg trekt gy dan hier uit ? _A. Hier uit volgt, dat een uitftekend Hoofd , in een Reg eenng van veele Leden , ten hoogde noodzakelyk is, om langs deze wegen den Staat gelukkig te maken. V. Maar is het niet te vrezen, dat zulk een Opperhoofdig gezag, zeer ligtelyk, deszelfs invloed , tot dwingelandy , zou kunnen misbruiken? A. Zo iets zou kunnen plaats krygen, wanneer deszelfs gezag willekeurig was. Maar het zelve, gelyk het Stadhouderfchap in ons Vaderland, aan wyze regelen verbonden zynde, is zulk een vrees geheel ongegrond. mm Ook heeft de ondervinding geleerd , dat een Veelhoofdige Regering zelf niet lang hare gelykheid van magt en gezag kan behouden. V. Waarom niet? yl. Om dat de verfchillendc hoedanigheden der menfchen den een boven den ander doen uitmunten, en daar door gemaklyk een gezag op de overigen doen verkrygen. Met zich dan een aanhang te maken ,komt 'er, op die wys, in een Vergadering evenwel een Hoofd , 't welk veel magt, vermogen en invloed heeft, al voert het geen tytel. V. Waartoe leidt ons nu deze aanwyzing van de noodzakelykheid van een uitftekend Hoofd, in Regeringen van veele Leden? yl. Tot eene ontwyffelbare erkentenis van de noodzakelykheid van het Stadhouderfchap in onze Republiek. Alles wat in 't algemeen gezegd kan worden, is op onze Staatsgesteldheid toepasfelyk, en daar en boven met gewigtige uitfpraken te ftaven. 'sLands Staten ■hebben dit even eens begrepen. Zy fehreven , in 1674, aan 't gemis van een Stadhouder alle de rampen toe , welke het Gemeenebest fcdert den dood van Prins Willem den II, tot de verheffing van Willem den III, getroffen hebben. By alle de Provinciën wierd in 1747 en 1748 rond uit erkend, dat het Stad. hou- tATECHIStó,Bladz, 36. Bladz. 37. Bladz: 38. Bladz, 39.  <■ I» •> KATECHISM. Bladz, 40. Bladz, 4*. Bladz. 42. houderfchap, voor deze Republiek, onontbeerlyk is , zal dezelve beftaan , en behouden blyven. V. Zyn 'er ook voorbeelden , w*lke dit bevestigen? A. De rampfpoedige ondervinding heeft, in 1672 en 1747, geleerd, dat dit Gemeenebest tot op den oever van deszelfs geheelen ondergang is gekomen , door Stadhouderloze Regering. Integendeel, dat de gebreken weg» geruimd of verbeterd zyn, wanneer 'er weder een Doorluchtig Perfonaadje aan 't hoofd was. Daar nu de ondervinding zelf de leermeesteresfe is, heeft men geen fterker bewyzen nodig. V. Waarom is 't juist nodig, dat zulk een uitftekend Hoofd tevens van een doorlugtige geboorte en aanzienlyken rang is ? A. Om dat de mensen in 't gemeen, en onze Landaart in 't bezonder, geen groot vermogen in zyns gelyken kan dulden; maar wel in den geen die in geboorte en waardigheid boven andere uitmunt. V. Strydt dit niet met de gelykheid, welke de natuur aan alle menfehen fchynt te geven? A. Zulk een gelykheid komt, in een gevestigden Burgerftaat, niet te pas. Het onderfcheid van rang en geboorte behoort on» der de wyze en welgeordende fchikkingen der Voorzienigheid. Hier door worden de gronden gelegd van de opvoeding, die den Vorst meer dan andere bekwaam maken tot de regering en verdediging van zyn Vaderland. Het prikkelend voorbeeld van doorlugtige Voorouders, en zyn rykdom en aanzien, zyn voordeelen voor den Staat, welke uit het bezitten van fommige bekwaamheden niet te verkrygen zyn. Hierom wordt het doorlag' tige, zo wel als het uitftekende, vereischt in 't Hoofd eener Staatsregering. Ook geeft eene zorgvuldige opvoeding den Vorsten gelegenheid ter verkryging van die nodige bekwaamheden , welke nimmer aan de edele Afftammelingen van 't beroemd geflagt van Oranje en Nasfauw hebben ontbroken. V. Is 'er nog meerder reden om te bef]uiten,  <■ 13 > ten, dat bet onmogelyk is, dat deze Republiek , in 't bezonder, zonder een Eminent Hoofd, kan beftaan, of behouden blyven ? yt. Het gezag en de Invloed der Stadhouders'heeft altyd geftrekt tot gereedere toebrenging der middelen, welke dienen tot algemeene verdediging van den Staat; maarhiei aan , buiten het Stadhouderfchap, tragelyk voldaan zynde, heeft zulks dit fondament dei Republiek meermalen doen waggelen. Daarnu by gebrek van dit opbrengen derConfenten , he Vaderland niet in ftaat van tegenweer kan gefield worden, ziet men te meer de noodzakelykheid van een Eminent Hoofd, dewy het Gemeenebest, zonder befcherming, onvermydelyk moet verloren gaan. V. Maar is deze noodzakelykheid ook eer wettige grond voor de erflyk- verklaring diei Waardigheid ? yl. Alzo het Vaderland zonder 't Stadhouderfchap niet kan beftaan of behouden blyven, en de ondervinding geleerd had, hoe men, b] Sterfgevallen, genegen was het zelve af t< fchaffen; was 'er geen ander middel om he Gemeenebest op den duur daar van te voor zien, dan door de erflyk verklaring deze "Waardigheid in 't Huis van Oranje; als zyndi het eenige Huis in ons Land, 't welk daar to< gefchikt is. V. Is die hoge beftemming dier Erfgename] niet gevaarlyk, om dat men niet weet of z de voetftappen hunner Voorvaderen wel zul len volgen ? yi. Debillyke voorrang van dit Huls; d opvoeding van deszelfs Afkotneltngen; de be palingen van 't Stadhouderlyk gezag; de be ftendige verkleefdheid dier Vorsten aan 's Land welzyn, doen zulk een voorgewend gevaa niet alleen verdwynen, maar geven de ge grondfte verwagting ten goede. Ook zou den 'er altyd middelen zyn, om dit denk beeldig gevaar te boven te komen. V. Kan al het goede, 't welk men met re den van 't Huis van Oranje moet verwagten ook insgelyks veronderfteld worde» van au dere Vorsten, welke door Huwelyktn aan Hooi KAT». CHISM. Bladz, 43- Bladz, 44- t r 1 r > Bladz, . 45- i r t a  <• 14 '> KATE- CHISM Bladz. 46. Bladz, 47- 48. • Hoofd der Regering zouden kunnen komen? yt. De noodzakelykheid van 't Stadhouderfchap 'was oorzaak van de erflykverklaring, ook in de Vrouwlyke linie van Prins Willem den IV. Op de zwarigheid, die hier uit wordt getrokken, kan men antwoorden, dat alles , . wat in 't algemeen op de Vorsten toepasfelyk is , aan alle behoort; en 'er by een Huwelyk een voorafgaande keus plaats heeft. Ook zou 'er, by gebrek van manlyke Afkomelingen, iti den nood toch naar een ander doorlugtig Perfoon moeten worden omeezien; dus is 't zelfs veiliger zulk een te bepalen, die door de teder fte banden verknogt is aan 't dierbaar geflagt waar op Nederland zulk een 'naauwe betrekkins; heeft. De Heeren Staten , op alle de mogelyke gevaren gelet hebbende, hebben het wezcnlyk nut van meerder belang gevonden, en de nodige voorzorgen gebruikt. Men kan in alles wat goed is, door te ver getrokkene fchroomagtigheid , nadelige gevolgen gaan opfporen ; maar deze zyn geen voldoende reden om een dadelyk goede zaak te verwerpen. ,' V. Wyst my kortelyk aan de Nutttgbeta van deze hoge Waardigheden in ons Vaderland. yl. Dezelve volgt van zelf uit overweging, dat door het Stadhouderfchap , wanneer het zyn behoorlvke werkzaamheid heeft , al dat nut aan 't Gemeenebest wordt toegebragt , 't welk 't zelve verkrygen moet, wanneer 'er die zaken door worden uitgewerkt , die het noodzakelyk maken , om het welzyn van den Staat te bevorderen. De vereeniging van alle belangen in zulk een Eminent Perfonaadje is van de uitgeftrektfte nuttigheid , aangezien in den Stadhouder het algemeen belang het beginfel Is van zyne werkzaamheid. V. Hoe verftaat gy zulks ? yt. Gelyk ieder Mensch, die zyn waar belang regt begrypt, altyd werkzaam is om 't zelve te bevorderen, zo trekt'er het algemeen te meer nut uit, naar maate zyn bezonder belang meer met het algemeene verbonden is. Het waar belang des Stadhouders is niet anders, dan 't algemeene welzyn van den ganfehen Staat  <■ 15 •> Staat. Wanneer hy derhalven werkzaam is voor zich zelf, is hy 't ook tevens voor de geheele Republiek. Zyn even gelyke betrekking op alle Provinciën en Steden doet Hem zorgen, om die alle te verbinden , en de een niet boven de andere te bevoordeelen. Het algemeen belang is ook daarom de dryfveer zyner daden, om dat de luister en voorfpoed van elk der Provinciën tot de grootfte eer voor den Stadhouder verftrekken. Welk belang aan Hem het best bekend is, alzo Hy toegang heeft tot alle zaken , Vergaderingen, en Raadilagen in elk Gewest; hier in kan niemand metHem in vergelyking gefield worden; en zyn beftuur is door zulk een kennis niet minder nuttig. Even eens is het met de geheimhouding van zaken, welke zulks vorderen , dewelke beter door den Stadhouder , dan door een aantal van Perfonen kan gefchieden. V. Moet zulk een Eminent Perfonaadje ook niet gefield worden, 't meest gefchikt te wezen tot de kennis en behandeling der algemeene zaken? yl. Gewisfelyk, want hy wordt door zyn Opvoeding opgeleid tot de vereischten om zulk een mate van gezag voor 't algemeen welzyn aan te leggen ;'t welk in niemand, buitenHem, kan plaats grypen. Tevens door zyn Waardigheid aan 't Hoofd der Gerichts-Ho-'an zynde, heeft Hy daar door ook de nodige onderrichting van de Voorrechten en Vryheden van alle Landen, Steden en Leden van den Staat; dewelke alle Hem even na zyn , en wier algemeene bewaring Hem is aanbevolen. V. Wat wordt 'er nu vereischt om 't Vaderland deze nuttigheid van 't Stadhouderfchap te doen trekken ? yl. Dat de Stadhouder gebruik kan maken van die middelen, welke tot dat einde aan zyne Waardigheid verknogt zyn. V. Welke zyn die middelen ? yl. 't Gezag en de invloed van die Waardigheid. Want zal dezelve, zonder dwangvermogen daar aan toe te fchryven, voldoen aan 't oogmerk der inftelling , namelyk 't behoud der Republiek , dan moet 'er een vermogen Katb- ;Hisivr, Bladz. V). Bladt, fO. Bladz* Si.  <■ i6 > KATECHISM.£ladz. 52- Bladz. 53- Bladz. 54- eyn , 't welk op de Leden der Souvereinitci* zodanig kan werken , dat derzelver eigenbeang of eigenliefde verbonden wordt aan 't algemeen belang van 't geheele Gemeenebest. V. Waar in beftaan deze middelen ? yl. In de Rechten en Voorrechten van 'tStadlouderfchap ; dewelke in fommige Provinciën, ioor vastgeftelde en bezworen Regeringsreglementen , bepaald zyn ; en in andere den Prinfe Erf-Stadhoiider zyn afgeftaan , door de spdragt zyner Waardigheden , op gefyken voet als dezelve bekleed waren door zyne Voorzaten. Hier door is die Vorst in ftaat gefteld om, door begeving van Ampten, verkiezing van Regenten, Recommandatien enz., de betwaamfte Perfonen ter bevordering van 't algemeen welzyn, aan zich te verbinden. V. Wordt dan hier mede begeerd , dat elk Lid der Regeering in bezondere zaken het geroeien des Stadhouders volge ? yl. Zulks is geenzi' s het oogmerk. Het gevoelen des Stadhouders wordt veronderfteld meest tot het algemeen welzyn te ftrekken , om dat het zelve zyn bezonder eigen belang is. Mist hy hier in, dan is zyn invloed nooit de weg geweest om tot zyn bezonder begrip te dwingen. Maar dewyl verfchillende gevoelens, zeldfaam, alleen door overtuiging, zonder iemands invloed , vereenigd worden; en byna in alle Vergaderingen de befluiten door één of éénige weinige worden geleid: berust het vermogen daar toe het gefchlktfte byzulk een perfoon, wiens eigen belang alleen gelegen is in 't algemeen welzyn ; en wien tevens geen magt gegeven is, om daar tegen te kunnen inwerken. V. Zyn 'er in onze Rcgeeringsvorm geen andere middelen om alle die voorgeftelde eindens te bereiken, dan alleen het Stadhouderfchap ? yl. Men moet uit den aart onzer Conftitutie befluiten, dat'er geen andere zyn, dewyl het meer dan eens op andere wyzen beproefd, maar telkens vruchteloos afgelopen is. DeGoddelyke Voorzienigheid heeft, tot tweemaal toe, illeen baar zegen gelieven te verleenen op de herr  «HE ij •> herftelling der Stadhouderlyke Waardigheid. V. Kan het Stadhouderfchap, naar deszelfs inrigting , door dat gezag en dien invloed, zich niet uitflrekken tot een willekeurige overkeerfching? . yl. Een wyze bepaling en inrigting van 't zelve, maakt dat hier voor geenerlei vrees behoort te wezen. Deszelfs deelgenootschap in de hoge Regeering dezer Landen, is zodanig ingerigt, dat dezelve daar door de Gulde Middelmaat van alle Regeringsvormen bezit. Des - paart het doorlugtig en uitftekend Hoofd der Republiek de Vorftelyke beftuuring met de Adelen Volks-regeering, in ons Gemeenebest; en brengt in het zelve eene gelukkige tempering van die drie , waar door Gezag , Achtbaarheid en Vryheid in ons Land tot heil der Ingezetenen famen werken. V. Dewyl't dus duidelyk blykt, dat de Stadhouderlyke Waardigheid voor ons Vaderland, noodzaaklek en nuttig Is; hoe komt het dan , dat dezelve in den tegenwoordigen tyd van zo weinig vrugt wezen mag ? yl. De behandeling der zaken onder Prins Willem den Vden zal doen zien, dat die Vorst in den aanvang van zyn beftuur beter heeft mogen flagen , dan in de laatfte tyden. Maar federt weinige jaren heeft men zyn gezag en invloed buiten werking waten te brengen , en den naam van Oranje by veelen gehaat te maken. De grond van de ongelukkige gefteldheid der tyden is te zoeken buiten den Stadhouder, en in den toeftand van 's Lands Zaken, welke in de laatfte Stadhouderloze Regeering verre verlopen zynde, niet genoeg waren opgebeurd , toen d'e Oorlog met Engeland uit. barstte, en de verdeeldheid der gemoederen partyfehappen heeft voortgebragt. Hier door, en door de- lasteringen tegen den Prins , is 'i Land in verwarring gebragt, en zyn de nuttigheden zyner Hoge Waardigheid kragteloos gemaakt, B Het kate- CH1S1VE. BladZé 55- Bfadz; 56-  <■ iS ■> Het Stadhouderschap in 't algemeen. derde afdeeling. Onderzoek waarom de Vorsten uit bet Huis van Nasfauw, meest gefcbikt zyn tot deze Waardigheid. kate- chism van 't Stad- hou- der- schap Bladz. 57- Bladz. Bladz. )9- f. W elke Perfonen zyn in ons Vaderland, het meest gewettigd tot de bekleding der uitftekende Waardigheden van het Stadhouderfchap en Kapitein-Admiraal Generaalfchap ? A. De Vorsten en Aframmelingen van het doorluchtig Huis van Nasfauw. Dit voorrecht is aan dezelve , al in 1597, uitdruklyk toegekend doorde Staten van Holland , welker begrip toen reeds was , dat die Voj sten tot de Regering dezer Landen vereischt wierden , als Heeren en Hoofden van Oua/tteit. By een latere gelegenheid, te weien in 1672, verklaarde een der Amfterdamfche Regenten , rondelyk , dat 'er niemand buiten den Prins van Oranje, tot het bekleden dier Waardigheden in aanmerking kwam. Ook ontbreekt 'er niets aan dat roemryk Geflagt om 't zelve zulk een voorrang toe te fchryven. V. Wat is'er in't algemeen van dezen doorlugtigen Stamaan te merken? A. Dat dezelve, alle vereischten bezittende, die gevorderd kunnen worden in Heeren en Hoofden van Oualiteit, uitmunt in Oudheid, Edelheid, Deftigheid, Aanzienlykheid, Dapperheid , Godsdienstigheid en Rykdom. In de zevende Eeuw was reeds een Graaf Walraven van Nasfauw in Duitschland bekend. Onder desz.'lfs Nakomelingen worden een Keizer, Hertogen, Prinfen, Graven, enz. geteld, die wederom, doorHuwelyken , verbonden zyn aan de aanzienlykfte Mogendheden van Europa ; terwyl de Rykdom van dit Huis die van veele andere Vorsten overtreft. Dus ftrekt het tot eer voor ons Vaderland, dat uit het zelve de Grondleggers en Befchermcis van dezen Staat zyn voortgefproten. V. Hoe  'V. Hoe zyn deze Vorsten, van Duitfchen afkomst, tot zulk een verheven rang, in dil Gemeenebest gekomen ? yl. Door Huwelyken en daar uit afdalende Ërfrechten op heerlyke Goederen in de ze Gewesten. Zy waren in ioöi tot 1339 in 't hoog beduur van Gelderland. Prins Willem de Ijle, had langs dien weg zeer veel( bezittingen, en was daar door ook in de Rid derfchap en Edelen dezer Landen. Voor hen hadden andere Vorsten reeds het Stadhouder ichap in deze Provinciën bekleed; hy zelf bezat die Waardigheid, en was aan de zaak dei Nederlanders op 't naauwfle verknogt. Du; 'zyn, al federt langen tyd , die Vorsten, afdammende uit het Geflagt van Nasfauw, natuurlyke Ingezetenen van ons Vaderland. V. Van wien zyn de Vorsten, die hei Stadhouderfchap bekleed hebben in de onderfcheidene Provinciën der Republiek, afkomstig? yl. Alle van een en denzelfden Stamvader Graaf Joan. Twee zyner Zonen , te weten Prins Willem de IJte en Graaf Joan de Oude. hebben dit doorluchtig Geflagt voortgeplant De linie van Prins Willem den Ijlen, die dooi erfFenis 't Prinsdom Oranje bekwam , heef geduurd tot op Willem den lilden, die Koning van Engeland geworden en Kinderloos gedorven is. Van Graaf Joan den Oudenis de andere tak afdammende; aan welke de Republiek een even duure verpligting heeft; welke erfgenaam geworden is van den tytel van Oranje, en altyd de deugden van'tNasfauwer Huis bezeten heeft; en uit welke de tegenwoordige Heer Erf-Stadhouder, Prins Willem deVde, zyn afkomst rekent. V. Wat is 'er verder omtrent het Naflauwer Huis op te merken ? yl. Het zelve bekwam, in 1654, den Vorftelyken ftand; in 1732 verkreeg Prins Willem de IFde 't gerust bezit van den tytel van Prins van Oran je. Dit Prinsdom , 't welk 't oudde Siuvereine Vordendbm van Europa is , geeft deszelfs Vorften 't recht om de Kroon te dragen. Men ziet dus, dat in de Heeren Stadij 2 lïotf- CHISM) Bladz, 60. Blad», 6i> B'r.di, 6i,  <• 20 ■> KATE- CHIS.M, Bladz. Bladz «4. Blad 5- louders alle de hoedanigheden zyn , vin Heeren en Hoofden van Onaliteit. F. Zyn 'er nog mëer redenen voor den voorrang van dit doorluchtig Huis? A. De du ure verpligting van deze Republiek aan 't zelve (telkens als een reden van voorrang in de Staats-Refolutien herhaald) dewelke wel eens ter zyde gefield is, maar nimmermeer kan uitgewischt of vergeten worden. Ook de roem , welke de Helden van dit Huis verworven hebben in de uitwerking van de behoudenis van alles wat in ons Vaderland dierbaar is. Waar benevens ook het natuurlyk beloop der zaken , en de aaneenfchakeling der Waereldfche voorvallen , als van zelve tot de erkentenis van dien voorrang opleiden. V. Hoedanig verklaart gy dit iaatlte nader ? A. Uit de blykbare goedkeuring, welke de 'Godlyke Voorzienigheid , in een gelukkige uitkomst, verleend heeft op de verrigtigingen dier Vorsten. Want fchoon God zelfde eerde oorfpronk is van alle heil , heeft het Hem altyd behaagd , in den natuurlyken loop der zaken , geen geluk te verleenen , dan door 't gebruik van de beste middelen om een pryslyk oogwit te bereiken. Door middel van deA7asfauiver Helden is ons Vaderland gered ; en dat verband , tot zulk een einde, tusfchen de middeloorzaken en de uirwerkfels , geeft hun dus ook den voorrang tot die Hoge posten. V. Op welk een wys is zulks uit de omdandigheden zelf af te leiden. A. Wanneer men nagaat, hoe ten tyde toen de Spaanfche Overheerschzucht zich begon te ontdekken . elk in vrees was voor 't verlies van zyn leven , goederen , voorrechten en vryheid van geweten in den Godsdienst; hoe 't geweld den tegendand noodzakelyk maakte, en 't verlangen naar verlosilng voortbragt; hoe duister het"'er uitzag; en hoe de redding uit den nood meer door een Wonderwerk, '•' dan door een gewoon voorval fcheen te moe■ ten gefehieden : dan ziet men,dat'er een bezondere geestgefteldheid . en ook een gevestigd vertrouwen op den Godlyken bydand nodig was om alle deze gevaren tc boven te komen. De  <• 21 > De Voorzienigheid zelve verwekt in diergelyk gevallen buitengewone helpers, om als de al gemeene Beweegoorzaak van alle bedryven t< zyn ; en dezulke verdienen, naast God, onzi beftendige dankbaarheid en hoogachting. V. Kan men klaarlyk zulk een Medehelpe in Prins Willem den Iften ontdekken ? yl. Aan dien Vorst ontbreekt niets om Hen als zodanig , en tevens als den Grondlegge van onzen Staar, te befchouwen. Zyn belanj by onze verlosfing; zyn deelneeming in om lot; verheven geestgesteldheid; en uitdeken de rang, bragten Hem ongevoelig aan 't hoofc der Nederlandfche zaken. Dit alles zyn in Hem natuurlyke oorzaken van den voorrang tot het Stadhouderfchap; terwyl zyne verrigtingen de liefde en het vertrouwen der Natie op Hem vestigden. En die geneigdheid vooi Hem wortelde nog dieper, toen Hy, om zyn diensten aan 't Vaderland , door den haat van deszelfs Vyanden , vermoord wierd, V. Hoedanig bleef het Huis van Oranje in die hoogachting ? yl. Men zag op het beftuur van Leicester, die na Hem, eenigen tyd, aan 't bewind kwam , dien zegen niet. Maar deze've , op de bedryven van Maurits , Fredrik Hendrik , Willem den Hden* en de andere Helden uit het Nasfauwer Huis, nog overvloediger nederdalende, wierd hier door 't vertrouwen op die Vorsten des te onwankelbaarder. In dit vertrouwen is dan wederom een gewigtige reden voor den voorrang van dat doorluchtig Geflagt, en tevens ook in de welgelukte poging n tot 's Lands heil, een gegronde oorzaak van de verkleefde liefde der Natie voor 't Huis van Oranje en Nassauw. V. Waar uit blykt de gegrondheid van dat vertrouwen ? yl. Daaruit, dat'er altyd, wanneer 's Lmds zaken in verval waren, de toevlugt tot ditHuis genomen is ; en dat zulks , onder 's Hemels gunstige befiiering , tot een middel van uitredding heeft mogen dienen. Hier in hebben de Prinfen van Oranje en Nassauw nog 't .meeste toegebragt tot den roem van hunnen B 3 Snain. r i i K/VTSCHISM.Bladz. 66. Bladz. 67.  KATE. CHISM Bladz. éS. Jilad. ft. <■ 22 ■> Stam Hun billykc yver, om die eer, welke zy uit 's Lands welzyn verworven hebben , te bewaren , moet zich altyd uitfirekken , om het beste van 't Vaderland te behartigen. Alle deze diugen lopen in Hun te famen ; en doen Hen in aanmerking komen als de eenigite die eefchikr zyn tot de Stadhouderlyke Waardigheid in ons Gemeenebest, aan 't welk hun belang op 't naauwst verbonden is. V. Omtrent welke zaken ftrekt dit wederzyds'ch verband zich het meest uit? u4 In 't algemeen is de welvaart van 't Vaderland ook die van 't Oranje- Huis. In 't bezonder kan zulks tot deze hoofdzaken georagt worden: _ , De Prins Erf - Stadhouder heeft grote Goederen in dit Vaderland , 't welk ook het zyne is. 's Lands hoog belang is 't onderhouden der Unie, en zyn Perfoon zou by deszelfs verbreking" 't meest te verliezen hebben 't Beftaan der Souvereiniteit van's Lands Staten is voor 't welzyn van elk Gewest, voor 't gèzag der Regering en de klem der Wetten hoogst nodig; en tevens bevestigt dit den Stadhouder in zyn Waardigheid. De ware Vryheid der Ingezetenen voor te flaan , dokt Nederland bloeijen , en trekt op Hem de liefde des Volks. De Hervormde Godsdienst te befchermen is 't behoud van den Staat; en tot dit belang van Nederland wordt de Stadhouder van zelve geroepen , door zyn Lidmaatfchap van dien Godsdienst e'n zyn Christen pligt. Het gevoel van 't gewigt dier verpligtingen " heeft de Prinfen Stadhouders fteeds bezield. Hiër door hebben zy de blakende toegenegenheid des Volks verworven , en die toegenegenheid zelve is een gewigtige reden om Hun den voorrang toe te kennen , tot de bekleding der Hotte Waardigheden. V Is het den Vorsten uit het NasfauwerHuis geoorloofd geweest in Stadhouderloze tyden te Staan naar 't bezit dier Waardigheden ? A Ongetwyffeld, alzo 't ieder Mensch vry ftaat' lan<.'s gepaste en geoorloofde wegen , naar hoger rang en fiaat te flreven , en de eer  <: «3 ■> van zyn Geflagt te behouden en te bewaren, wanneer hy 't welzyn der geheele Maatfchappy daar mede ten doel heeft. De rang en geboorte dier Vorsten; het nut hunner Waardigheden ; de luister van hun Huis ; 't voordeel door hun Voorouders aan de Republiek toegebragt; hun plicht als Ingezetenen , om 't Vaderland den meesten dienst te willen doen, zyn alle dan de gronden, waar op 't hun geoorloofd was. Het Stadhouderfchap als een belooning befchouwd wordende, is de begeerte naar het zelve niet minder wettig. Het welk ook beftendig dus is aangemerkt door de Heeren Staten , wanneer zy die Waardigheden telkens hebben opgedragen, uit erkentenis van vorige weldaden, van dit Vorstelyk Huis genoten, en in verwagting van nieuwe diensten , voor het Vaderland , van 't zelve te zullen ontfangen. B 4 Het K.ATE- CHISM. Bladz, 70.  «C 24 >> Het Stadhouderschap in 't algemeen. tierde afdeel11m g. Bedenkingen aangaande het Stadhouderfchap. Kate- chism. ] van 't , StadHOU- ' der- 1 schap. Bladz. ' 71. 1 1 JSladz. ?2. Bladz. ?3> 9. ISfiet tegenflaande de kenbare noodza:elykheid van het Stadhouderfchap in ons Geneenebest, vindt men eenige menfchen, die rerfcheide zwarigheden tegen hetzelve meeten te ontdekken. Zy wenden voor, dat, 50 veel gezags aan een Hoofd afgedaan, hetzelve de magt in handen geeft, om zich meeser van de Souvereiniteit te maken , en die Vaardigheid zelve hier toe ftrekken kan. Wat noet men hier van denken? yl. Dat zulks uitvindingen zyn, om het stadhouderfchap, en de Stadhouders verdagt e maken. Want zo verre het de Perfonen 3er Vorsten betreft, hebben dezelve nooit diergelyke oogmerken doen blyken , maar in :egendcel dé aanbiedingen der Oppermagt afzewezen ; en omtrent de Waardigheid zelve syn de zwarigheden ook gemaklyk weg te ruimen. _ V. Is het groot gezag dier Waardigheid in zich zelve, geen reden om voor zulk een gevaar te vrezen? yl. Die zelfde vrees zou kunnen plaatshebben voor alle gezag, wanneer 'er geen acht gegeven wordt op goede trouw en bepalingen. De Prinfen Stadhouders, door hun rang, de begeerlykheid der baatzugt te bo.ven zyn^ de, is 'er geen reden Hun van kwade trouw te verdenken ; en Hun gezag is niet willekeurig. Hetzelve is bepaald door Wetten, Rechten, Vrydommen, en plechtige eeden. Nooit zogten zy een onbehoorlyke uitbreiding van hun gezag; en als dit, tegen alle verwagting, gebeurde, zouden 'er altyd middelen zym om 't zelve binnen zyne palen te houden. Dit alles ziet men over 't hoofd, met het maken van diergelyke bedenkingen; welke allejnlyk voort-  <• 25 ■> voortrpruit.cn uit de befchouwing, dat 't beJang van bezondere perfonen, door 't Stadhouderfchap eenigzlns wordt bepaald; en zonder te letten, dat deze bepaling zeer nuttig is voor de algemeene rust en welvaart. V. Waarom is die bepaling hier toe nuttig? yl. Om dat de eer, of 't voordeel van de gedeeltens dier Hoge posten, in Stadhouderloze tyden, in handen van verfeheidene zyn. E i dan is de begeerte om 't genot hier van te hebben , de oorzaak van meest alle de partyfchappen, die voor den Staat zo verderflyk zyn. De ondervinding en de Reden leren , dat deze gevaarlyker zyn, om de Souvereinitcit eener Republiek, door één Perfoon te doen overweldigen, dan 't welgeregeld gezag van een uitftekend Hoofd. V. Hoe blykt dit gevaar der inwendige verdeeldheden ? yt. Uit den aart der partyfehappen. In dezelve werkt men om zyn bezondere meening door te dringen, en daar toe aanhang te maken om kragtte verkrygen. De zwakfte party moet voor de fterkfte bukken , en wordt overheersebt. Die bovendryvende party, dikwyls, door één perfoon, aangeblazen, doet alles om zich ftaande te houden. Dezelve geraakt in 't algemeen beftuur van aiie bel!uiten , en bezit dus inderdaad de Oppermagt. V. Is 'er een Voorbeeld van, dat een bezonder Perfoon zich zulk een magt, door de verdeeldheden van den Staat, heeft weten aan te matigen ? yl. Het zelve is zesr doorflarinde te vinden in den tyd toen Kromwel zich, in Engeland, als Proteóter heeft opgeworpen. Welk voorbeeld genoegzaam kan doen zien, wat de verdeeldheid kan uitwerken. V. Zou het veronderfteldc gevaar wegens het Stadhouderfchap, door deszelfs vernietiging, wel geheel, in ons Gemeenebest, worden weggenomen ? yl. Wanneer 'er waarlyk zulk een vrees, voor een groot Gezag en invloed moest plaats hebben, dan zou die vrees, in zulk een geval, ook moeten ftand grypea aangaande de B 5 Pro Kate- chism , Bladz. 74- Bladz. 75.  •C' 26 •> ; KATE. CHISM. Bladz. 76. Bladz. 77- Bladz 78. 'rovincie Holland. Want deze bezit dooi ïaar vermogen , in Stadhouderlozen tyd, byna illes wat den Stadhouder een bezonderen invloed geeft op 't Bondgenootfchap. Maar het zou onbeftaanbaar wezen , daar uit af te leiden, dat Holland niet tot het lichhaam der Unie moest behoren ; want het onderling verband en de middelen, die 'er zyn , nemen de vrees voor zulk een gevaar geheel weg. Zoodanig is 't ook omtrent het gezag van den Stadhouder. V. Heeft men dan evenwel geen reden om bedugt te zyn voor 't misbruik, 't welk van zulk een groot gezag zou kunnen gemaakt worden? yl. Voor zulk een vooruitzigt is geen grond te vinden in 't bekend Vaderland-lievend karakter der Vorsten van denNasfauwer Stam.— Maar 't inboezemen van een diergelyke zorgvuldigheid gefchiedt voornaamlyk om die Prinfen , van ter zyde, van heerschzugtige oogmerken verdagt te maaken. V. Wat moet 'er dan op worden aangemerkt? . yl. Dat die befchuldiging, reeds zo oud zynde als de faclien tegen de Stadhouders, levendig gehouden wordt door een verkeerde uitlegging van fommige bedryven dier Prinfen. 'Er zyn geen redenen om de oprechtheid hunner oogmerken in twyffel te trekken; en dat wel in weerwil van hun eigene betuigingen en verklaringen. Want het ontbreekt aan bondige bewyzen , dat zy ooit naar de Oppermagt geilaan hebben. Ook is aan die Vorsten het volfte vertrouwen gegeven in de hachlykfte tyden , welke hun nogtans het meest tot zulke voornemens dienflig geweest zouden zyn, indien die toeleg ooit by hun geweest was. F. Om wat reden wordt die befchuldiging tegen de Prinfen het meest opgeworpen, in tyden van verdeeldheid? yl. Om door 't leggen van verdenking op de overledene Vorsten, een argwaan omtrent den levenden Prins te voeden. Zy zyn zeker al'e aan menschlyke gebreken onderhevig; maar hebben nooit misflagen begaan , die hun roem bezwalken. V. Zo*  <• 27 •> V. Zou het niet grotelyks tot gerustflelüng dienen, indien het Stadhouderfchap, en 't Kapitein-Generaalfchap door onderfcheidene Perfoonen wierdt bekleed ? yl. De famenvoeging dezer Charges is gegrond in den aart der Hoge Waardigheden van den Stadhouder. Prins WiLLE'<* de lilde kon 't heil van 't Vaderland niet bewerken, voor dat Hem zo wel 't een als ander was opgedragen. Ook hebben wy gezien , dat het noodzakelykls , dat de belangen van Staats-ea, Krygszaken onder één Hoofd vercenigd zyn , zal't zelve bekwaam zyn om 's Lands welvaart te bevorderen. V. Wat moet men gevoelen van de begeerte om den Prins Erfstadhouder een kleinen uitgekipten Raad toe te voegen ? yl. Het gewigt van zyn Post maakt het noodzakelyk, dat Hy zich bediene van Riadslieden. Ook is het voor 't Vaderland nuttig, dat Hy als Stadhouder bevoegd is, om den raad van bekwame Mannen in te nemen. Maai dewyl op zulk een Raad het meest geflaan wordt door die geenen, welke Hem bedillen, mag men billyk vermoeden , dat dezelve wordi aangeprezen, om 't Gezag van den Prins te beperken; Hem aan de gevoelens van andere te onderwerpen ; en de vereischte vryheid zyner handelingen te bepalen. V. Hebben onze Hoge Overheden 't regi gehad om 't Stadhouderfchap erflyk te verklaren ? yl. Zy hebben zelf dit recht ten duidelykfh verklaard, wanneer zy ons wyzen op de on wederfprekelyke ondervinding, dat de Repu bliek zonder Stadhouder niet kan beflsan o behouden blyven. 's Lands welzyn aan hut toebetrouwd zynde, hebben zy het Stadhou derfchap aan Prins Willem den IVden en alli zyne Nakomelingen opgedragen, om zo vee naar den mensen mogelyk was , voor te ko men , dat het Land niet weder op den ranc des verderfs werd gebragt. Dit vordert du: onze hoogde dankbaarheid. V. Door welke middelen wordt dan di recht der Hoge Overheid verdagt gemaakt? A. Al katbchism.Bladz. 79- Bladz. 80. f l i 1 ■ Bladz 81,  <■ 28 •> KATE- CHISM Bladz. 82. Bladz 83. Bladi 84. 'yt. Alleen door 't inboezemen van verkeerde begrippen , omtrent het geen de Overheid vermag. Volgens welke begrippen men zelfs in ftaat zou zyn om onze Verbonden met andere Mogendheden, onze Wetten, Rechten en Vryneden, onze Staatsregering, en ook de Unie , waar door de Zeven Provinciën tot één Gemeenebest verbonden zyn, te vernietigen en te verbreken. V. Is het billyk den Prins Erf-Stadhouder den Eerften Minister der Republiek of voornaamen Staatsdienaar te noemen? yt. In 't minde niet. Want 's Lands Staten hebben nooit dien Vorst als zodanig befchreven, noch Hem behandeld op een wys, om diergelyk denkbeeld van Hem te vormen. V. Blykt het ook duidelyk, dat zyn Waardigheid boven zulk een vernedering is? yl. Dit kan opgemaakt worden uit zyn aanmerkelyk aandeel in de uitoeffening der Souvereiniteit, 't welk aan Hem is opgedragen. Eigenlyk is de Raadpenfionaris de Eerde Minister in de Provinciën , waar dit Ampt in gebruik is. De Stadhouder moet niet boven den Souverein verheven, maar ook niet beneden zyn rang behandeld worden; Hy is, gelyk wy gezien hebben, 't Eminent Hoofd van dezen Staat. V. Is hy alleen het Hoofd der uitvoerende Magt-? ' yl. 'sLands Staten hebben Hem duidelyk het Eminent Hoofd der Republiek genoemd. Dus is het maar een uitvinding van fommigemenfehen , dat Hy flegts een uitvoerder der Hoge bevelen zou wezen. De aart zyner "Waardigheid, die een algemeeneninvloed heeft op't Hoog beduur, brengt zo iets geenzins mede. Die tytel van Hoofd der uitvoerende Magt, zou dezelfde zyn als die van eerden Staats-dienaar. Hierom kan deze benoeming niet toegeftaan worden. V. Zoudt gy dan dien Tytel in 't geheel afseuren ? yl. Men zou dien kunnen gebruiken , wanneer men onze Regeerings-vorm, en het gezag des Stadhouders in onze Republiek, zo be-  «C 29 befchouwt als het waarlyk daar mede gelegen is. De uitoeffening der Souvereiniteit of Oppermagt is verdeeld in de Wetgevende, Richterlyke en Uitvoerende magt. De wetgevende magt berust by ons in 't geheele lichhaam der Souvereiniteit, waar van de Stadhouder een Medelid is. En de richterlyke en uitvoerende magt is opgedragen aan bezondere Collegien, om uit naam der Hoge Overheid werkzaam te zyn. In alle die is de Stadhouder aan 't hoofd geplaatst, en de bewaring, en 't voorflaan der Rechten , Voorrechten en Vryheden van Overheid en Ingezetenen is hem aanbevolen en toevertrouwd. Wil men hem dan in dezen zin 't Hoofd der uitvoerende Magt noemen , zulks zal Hem geen oneer aan doen. V. Moet 'er toegedaan worden, dat het weder inroepen van een Stadhouder, tot tweemaal toe, alleen aan de woelingen vaneen opgeruid Gemeen is toe te fchryven? yl. Het is 'er zo ver van daan , dat het integendeel alleen gefchied is, om dat het Vaderland op geen andere wys voor zyn geheelen ondergang , en elndelyk verderf te behoeden was. De Stem des Volks heeft zeker om dit middel van uitredding, 't welktegelyk een wederoprigting van 's Lands oorfpronkelyke Regerings-vorm was , geroepen , toen de Regenten eens met duuren eede zich verbonden hadden , om 't nooit weder aan te nemen , en 't zelve de tweede maal by hun vergeten fcheen. Maar , dat 's Lands droevige toefland de ware oorzaak was, en geenzir.s de woelingen van een opgeruid Gemeen , dat de Stadhouder weder wierd aangenomen , blykt uit het onwederfpreeklyk getuigenis der Staten zelve. Gemeenlyk hebben 'er by gistingen onder 't Volk wel eenige onbehoorlykheden plaats, en zulke voorvallen zyn 'er ook by deze gelegenheden te vinden, maar daar aan kan of mag de herflelling van 't Stadhouderfchap niet toegefchreven worden. V. Mag men, om dievoorvalIen.de Rechten van den Prins Erf. Stadhouder dan beknibbelen ? yl. Geenzins. Die voorvallen zyn de bron nlei FCateshism.Bladz. 85. Bladz. s6. Bladz, 87-  <■ 3° •> 1 4 < ] 1 I ( 1 ] kateCHlSM.Bladz. 88. liet van de Opdragt dier Rechten er. Voorechten 't Stadhouderfchap met alles wat laar toe behoort, is een erfgoed by wettige Itaats-Refolutien afgeiïaan. Het zelve is op »rins Willem den Vden gekomen, zo als het ,v zvn Heer Vader was bezeten , en na deszelfs overlyden , door de Heeren Staten zelf ls zyne Voogden is beftuurd geworden. AUe Ie voorrechten daar van komen uit dien hoot|e aan Hem toe. Het kan ons geen meerder /ryheid geven, wanneer wy tragten deze vo e bekorten, want het is bekend, dat de Rejubliek en derzelver Burgers nooit minder ,ry geweest zyn , dan buiten het Stadhoujer- 'ChF'Zyn de Staatsrefolutien ten voordeele iran 't Stadhouderfchap niet eenigermate te verJenken, om dat zy altyd zyn genomen, by eclegenheid, dat de Vrienden van 't Huis van Oranje 't meeste gezag in den Staat hadden; en 'er andere zyn, welke minder gunftig voor 't zelve bevonden worden ? A Die min gunstige Refolutien zyn genomen'in tyden, toen de Tegen ftrevers van 't Stadhouderfchap den meesten invloed op het bewind hadden. Dus ls 'er evenveel reden om ook deze te verdenken. Doch 't geen Hen voorrang geven moet aan die, welke ten voordeele van 't Huis van Oranje zyn is dit volgende: dat dezelve fteeds met volkomen eenparigheid genomen zyn ; de geruste toeftemming der Ingezetenen blykbaar ten gevolge gehad hebben; uitdringenden nood zyn voortgefproten ; met de herftelling van 'sLands diep vervallen zaken, en een ter nederleggmg van Inlandfche verdeeldheden, partyfehappen en beroerten, zyn bekroond geworden; en geen afwyking, maar een wederaanneming in lich behelsden van die oorfpronkelyke Regeringsvorm, waar by het Land fteeds Welvaart en Voorfpoed had genoten. Welke gelukkige hoedanigheden altyd , aan de affchaffingen van het Stadhouderfchap, hebben ontbroken. <•&> * Be-  < 31 ■> Beschouwing van de bezondere Stadhouders en van derzelver Tegenstrevers. vtfde afdeeling. Prins willem de Eer/Ie. Graaf joan de Oude, Prins Maurits. Graaf Willem Lodewïk. v. Wie zyn de Vorsten uit het Doorluch- ï tigStam-Huis van Nasfauw, dewelke het Stad- < houderfchap in de Vereenigde Nederlanden be- ] kleed hebben ? \ ^/.Hetzyn PrinsWiLLEM ^öZ^r/fe.GraafJoAN ' de Oude. Prins Maurits. Graaf WillemLode ] wyk. Prins Fredrik Hendrik. Graaf Ernst Ka g 'simir. Graaf Hendrir Kasimir. Prins Willem de Tweede. Prins Willem Fredrik. Prins "Willem de Derde. Prins Hendrik Kasimir de Tweede. Prins Joan Willem Friso. Prins j Willem de Vierde. Prins Willem de Vyfde. s Van deze zyn Prins Willem de Ilïe en deszelfs Afftammelingen .Maurits , Fredrik Hendrik, Willem de Ilde, en Willem de lilde Stadhouders over Holland, Zeeland en eenige andere Provinciën geweest, en ook Kapitein, Admiraal Generaal "der Unie. Graaf Willem Lodewyk bekleedde 't Stadhouderfchap van Vriesland , en de overige Vorsten (alle zo wel als Hy voortgpfproten uit Graaf Joan den Ouden, Stadhouder van Gelderland) zyn Hem in Vriesland opgevolgd. Met Willem den IVden, mede uit dien tak afkomflig, is het Stadhouderfchap over alle de Zeven Provinciën erflyk geworden. De daden van deze Helden , die zo roemryk in alle onze Vaderlandfche Gefchiedfchriften geboekt zyn , en derzelver uitmuntende Karakters hebben op elk Nederlander een onuitwischbare verpligting geiegd, door de diensten, welke zy aan 't Vaderland bewezen hebben. V. Wat is 'er op te merken van Prins Wil- j lem den Eer/ten? yj. Die ! 'a Tams m. an '£ iTAD- [oo- IER- CHAP. lladz. 9- ttadz. o. Vadz. n.  <' 32 '> KATE- CHISM Bladz. 92. Bladz. 93- yl. Die Vorst, geboren den 15 April 1533 ivierd in zyn eerde jeugd, in de Leer der Hervormde Kerk, aan 't Hof zyns Vaders, opgevoed. Keizer Karel nam Hem, toen Hy omtrent elf jaaren was, onder zyn opzigt, en liet Hem opbrengen naar de gronden der Roomfclie Religie. Hy bleef in 's Keizers dienst, en voerde gewigtigc zaken uit. Zyne verdere Opvoeding ais een Nederlander, en zyne grote goederen in deze Gewesten , hebben Hem die derke geneigdheid voor 't welzyn van dit Land en Volk ingeboezemd, welke in geen Inboorling in hoger trap zou kunnen wezen. . V. Wanneer kwam Hy tot het Stadhouderfchap in ons Vaderland? yl. Hetzelve wierd Hem, in 1559, opgedragen door Koning Philips den lilden ; aan wien Hy, door deszelfs Vader, als de beste Raadsman was aanbevolen. Doch deze verwierp den raad vail Oranje. De Prins, in 's Lands beduur en onüer de verbondene Edelen zynde, kweet zich van zyn plicht; en kwam vervolgens aan 't hoofd der onderdrukte Nederlanders, toen 'sLands Vryheid niet anders, dan door de Wapens te verdeedigen was. Hy worf, tot onze hulp, Legers in Dui'tschland. op zyn eigen kosten , en verpandde zyn Prinsdom Oranje, en andere van zyne goederen. Yverig arbeidde Hy aan de grondlegging van dezen Staat; en bezette den Brie/ in 1572, 't welk de eerde dap was tot verkryging van onze Vryheid en onafhankelykheid. Hy beveiligde verfcheide andere Stedc*n: en deed dus 't Spaanfche Krygsvolk deze linden ruimen. Hier na heeft Hy de Unie tasfehen de Zeven Provinciën bewerkt; welke, den 26 January 1579 gallaten, de vaste grondllag van dezen Staat is. Hy heelt dit onverbeterlykMeesterdukzyn volkomen beilagdoen krygen.-en is rie Grondlegger van onze Vryheid. Deze Unie wierd ook op 3 Mey ic79i door den Prins zelf ondertekend. Nu ging Hy voort met het vast dellen der zaken van den Staat en van den Hervormden Godsdienst, zander welker publieke oefening hy  33 ■> zeer wel begreep , dat bet Land geen drie dagen kon beflaan. Deze beginfelen der fondamenten van den Staat wierden volmaakt, door zyn regtmatig voorftel, in 1581 , om geheel van den Koning van Spanje af te fcheiden; die daar op ook wierd afgezworen. Holland en Zeeland wierden te rade^ om Hem, tot beter bevestiging en befcherming van Vryheid en Voorrechten de Souvereiniteit en Graaflyken tytel op te dragen. Maar Hy wierd op den 10 Jul' 1784, door den Moordenaar Balthazar Gerards, tot die gruweldaad door Spaanfche beloningen uitgelokt zynde, te Delft verradelyk doorfchoten. V. Is die opdragt der Graaflykheid te wettigen ? ^. Volkomen, dewyl dezelve in dien tyd wierd aangezien als't beste middel tot 's Lands behoud. , Maar 't is verfoeilyk over des Prinfen dood, gelyk zulks gedaan wordt, verheugd te zyn, om dat men; door vooroordeel tegen 't eenhoofdig gezag, zich zelve geluk wenscht , dat dit ontwerp daar door te niet liep. Dewyl de Regeringsvorm nog niet was vaftgefleld, en allerwege wierd uitgezien naar een anderen Landheer, zyn 'er verfcheide redenen, die de keus der Staten en 't aannemen van den Prins ten hoogde bilIy— ken. Te meer nog daar alles door wyze fchikkingen in een goede orde bepaald was. Door zyn Dood fcheen alles hopeloos. De Regering was in dien tyd drie dagen zonder zin oJ(■wit, en geheel radeloos. Het is dus alleen aan de Goedertierenheid van God te danken , dat;de zaken nog te regt gekoomen zyn, en dat Hy, toen reeds Nederland met dit oordeel bezoekende, aan 't zelve Affiammelingen van dien dierbaaren Prins liet behouden om 't Vaderland, door'moed en beleid, verder te redden. V. Hoedanig was 't Karakter van deezen Vorst? A. Zyn bedryven en deugden verdienen het Praalgraf voor Hem door 's Lands Staaten opgerigt, en den naam van Vader des Vaderlands, welke Hem reeds by zyn leven gegeC verf katï- :hism, Bladz, ?4- Bladz, ij. S/aifei 6. Bladz. 9V  <: 34 > i i i KATECHISM.Bladz. 98.. Bladz. 99- Bladi 100. en wierd. Hy was Grootmoedig; Standvasi„.in ftaatom geheimen te bewaaren; dapper; 5ek'waarnam door zyne redenen, zynwelmeelende pevoele s te doen aannemen; en gaf jyn goed en bloed ten beste voor 't Vaderaiid Hy bezat achting voor ware vcrdiens■en-' liefde voorden Hervormden Godsdienst, ?on,!er geweetensdwang; eene oprechte Godsjienfti^heid; en een vol vertrouwen op den byftand des Almagtigen. In dit vertrouwen ftWif Hy ; toen Hv zich doodlyk getrofTen voelende uitriep : Heer ontferm u myner en dit arme Volk. De Staten van Holland hebben in 1654 toen 'er gewerkt wierd, om zyne AfkOtnèÜngen te weren van de Hoge Waardigheden van dezen Staat, nog getuigd, dat door H wys beleid en de zorg van dezen Prins Willem den IJlen, de Fondamenten onzer Vryheid gelegd zyn ; en de Staat van Hem luister en aanzien verworf, zonder dat Hy 'er beloningen voor kon trekken. V. Welke zyn de voornaamfte zaken aangaande Graaf Joan den Ouden? A. Die Vorst was de Broeder van Prins Willem'den Iften, en is de Stamvader van 't Geflagt van den tegenwoordigen Heer Erf - Stadhouder. Hy wierd geboren den 21 November 1535, en bezorgde in 1568, door verpanding zyner Goederen aan zyn Broeder , het meeste Geld, 't welk deze nodig had tot het lieten der Legers , om de Nederlanden te hulp te komen. Naderhand wierd hy Stadhouder van Gelderland; alwaar Hy de zaken van den Staat en van den Hervormden Godsd cnst merkelyk bevorderde. Hy is het die de Unie der Vereenigde Gewesten ten fterkfte beeft helpen doorzetten; die Gelderland en voorts ook aedere Provintiendaar toe bewoog .-en dat Verbond het eerste heeft geteekend. Ook was die Vorst rykelvk bedeeld van de Gaven die het Nasfauwer Huis roemryk maken , dewelke Hy een eruimentyd, benevens zvn Broeder tot redding van ons Vaderland befteedde ; waar na Hv den 8 Oaober 1606, in rust, in zyne Duitfche Staaten zyne Dagen eindigde. V. Wie volgt 'er tans in den rei dier Vorsten naar uwe optelling ? Mas-  < 35 > yl. Maurits , de groote Zoon en Opvolger van den Vader des Vaderlands, Prins Willem den Kien. Hy is den 13 November 1567 gebooren , en was eerst bekend onder den Tytel van Graaf Maurits van Nasfauw, tot Hy, in 1618, door 't kinderloos Overlyden van zyn oudften Broeder Pbilip Willem, ook Prins van Oranje wierd ; by zyne voorige waardigheden was ook in 1Ó13 de Ridder-Orde van den Koufeband gevoegd. Deze Vorst Maurits wierd in 1584 aan 't Hoofd van den Raad van State gefteld, en bekwam, in 1585, hst Stadhouderfchap over Holland en Zeeland. V. Welke zyn de voornaamste zyner uitmuntende bedryven? yl. Kort na zyn aanftelling kwam de Graaf van Leicester, als Algemeen Gouverneur, hier te Lande, van de Engelfche Koningin Elifabeth, benevens eenige hulptroupen, gezonden zynde. Maar de Staat- en Heerschzugt van Leicester dompelde dit Gemeenebest in veele verwarringen en verdeeldheden, welke gepaard gingen met verlies van verfcheide Steden en fterkten. Nogtans zyne oogmerken niet hebbende kunnen bereiken leideHy, door de Koningin weder te rug geroepen , in 1587, zyn Gouvernement af. De jonge Maurits , die deze twee jaren aan hem was onderfchikt geweest, had In dezelve niet veel kunnen verrigten. Het eerste dat Hem na des Graven vertrek te doen ftond, was de factiën te helpen dempen, waar in hy gelukkig flaagde. In 1588 nam de loop zyner roemruchtige Krygsbedryven een aanvang , door welke het Vaderland, jaar op jaar, meer en meer van 't Spaanfche juk verlost wierd, en tot zyn volkomen Vryheid begon te naderen. Hy won verfchei- ■ de Steden en fterkten ; verydelde des Vyands 1 aanllagen; zag Hem in 't open Veld onder de oogen en keerde als Verwinnaar weder. De zegen by Nieuwpoort, in 1600 behaald , verftrekt Hem toteeuwigen roem zo om zyn moed en beleid , waar door Hy, meteen veel kleinder magt, het Spaanfche Leger vetfloeg, als om dat van dien Veldllag al het Heil van 't < Vaderland afhing. De afgematte vyand wierd i C 2 door 1 Kate;hism.Bladz, 4 [01. 3lad2* :o2. j Vadz. 03. . lladz. 04 , 05.  <€■ 36 •> Bladz. 106. Blad 107. ioor Hem genoodzaakt om , in 1600, metdesen Staat een Beuand voor 12 Jaren te fluiten., Maurits vreezende voor 's Vyands listen, was meer genegen tot het voortzetten van den Oorloif, dan tot het maken van Vrede. Hy had daar mede 's Lands welzvn en Vryheid tot oogmerk. Die. zaak wierd nogtans gefchtkt en 't Befland getroffen , waar by Spanje ons Vaderland voofvry en onafhankelyk verklaarde. /^.Watviel'ervoorHem indezentyd tedoen? yl. Het Land was inwendig verdeeld, door de woelingen der Remonflranten; dewelke de zaken van de Regering en van de Kerk geheel beroerden. Zou het Vaderland nletgatischlyk verdorven worden, en eindelyk weder in's Vyands handen geraaken, zo moesten die zaken noodzaakelyk te regt gebragt worden. Maurits , wiens invloed een geruimen tyd krachteloos gemaakt was, bewerkte hier toe eindelyk, na veel zorgen tegenftand, het Synode te Dordrecht, in 1618 en 1619 , gehouden. Op hetzelve is duidelyk aangetoond, hoe de gevoelens der Remonflranten afweken van de eenparig aangenome leer d^r Hervormde Kerk. Met het beflisfen dier Gefetyillen, en 't aanwenden der noodzakelyke middelen geraakte de Staat eerlang weder in rust. Het befland eindiade in 1621. De Prins, nog vier jaren den loop zyner zegenryke oorlogsdaden, voor den Staat, vervolgd hebbende, leide op den 23 Mey 1625, zyn'roemryk leven af. V. Is Nederland aan dezen Vorst ook niet by uitnemendheid verpligt? yl. Gewisfelyk. Want men rekent, datHy 40 Steden, en een nog veel groter getal van Forten, behalven de Veldflagen, voor dit Gemeenebest gewonnen heeft. Daar en boven aanvaarde Hy , in zyn tedete jaren , 't befluur van Staat en Oorlog, toen de Republiek nog • als reddeloos heen en weder dobberde. Hy bragt dezelve zo in- als uitwendig tot een hogen trap van luister; bevorderde de welvaart van 't Land, en de belangen van den Godsdienst, door 's Hemels byftand, zodanig dat 'er geen vrees meer overbleef van ooit voor  < V > de Spaanfche Geweldenary te zullen moeten bukken. Zyn leven was meer dan eens in gevaar , niet alleen in den Kryg, maar ook door aanflagen die 'er op gemaakt wierden, welke nogtans gelukkig verydeld zyn. Een van deze wierd beraamd , in 1623, door de Remonflranten , onder aanvoering van de Zonen van Oldenbarneveld , die , door vooroordeel tegen hem , huns Vaders dood zogten te wreken. V. Moet deze aanflag op rekening der Remonflranten in 't algemeen gefield worden ? yl. Het was ten minde het oogmerk, om daar door hunne zaken, hier te Lande, weder op een goeden voet te brengen; en de hoofden dier Gezindte hadden'er deel in. Al zyn zy 'er dan niet alle hoofd voor hoofd fchuldig aan geweest, biyft het echter , om verfcheide redenen, voor rekening van 't Genoodfchap , by 't welk eene Correspondentie was opgerigt, om, zo de moord gelukt was, met geweld.de omkering der zaken door te zetten. V. Welke zyn dé voornaamde trekken van't Karakter van Vorst Maurits? yl. Hy muntte uit in liefde voor Vaderland, Godsdienst en Vryheid ; in dapperheid en Oorlogs beleid. Hy bezat een volmaakte kennis van de Krygs en Vestingbouw-kunde dier tyden. Hywasby uitdekendheid Godsdienflig en matig. Vriendelykheid en minzaamheid veriierden zyn omgang ; maar tevens wist Hy zyn gezag zeer wel te bewaren. Dus deelende in de deugden van het Nasfauwer Huis, betoonde Hy zich ook een rechtfchapen Telg van dien edelen Stam. V. Wat is 'er aan te merken van Graaf Willem Lodewyk ? yl. Deze Vorst,geboren den 13 Maart 1560, was een Zoon vari Joan den Ouden, en de ] trouwe Raadsman van Maurits , met wiens Zuster Hy gehuwd was. Hy deelde doorgaans in alle deszelfs Krygsbedryven. Reeds in 1580 diende Hy den Staat. In Vriesland , tot Lieutenant van Prins Willem den Iden, in 1583, aangedeld zynde, wierd Hy,na des- 1 zelfs dood , in 1584, Stadhouder van dat Ge- 1 C 3 west, ' Kate- chism, Bladz. 10s. Bladz, 109. Bladz. 10. Uadz. 11.  KATECH1SMBladz. 112. Bladz. U3. Bladz. JL4- B E- <• 38 '> west, 't welk een bezondere verpHgting aan Hem heeft. Hy richtte aldaar, in 1585, de hoge School te Franeker op; veroverde verfcheide fterkten tot beveiliging dier Provincie; ' hielp in 1594 de Stad Groningen en de Ommelanden herwinnen , en wierd 'er Stadhouder; en bedwong, in 1600, op last der Algemeene Staten, die Stad, om voortekomen, dat dezelve niet van de Unie afweek. In dat zelfde jaar, en ook in 1610, ftilde Hy, meer door wys beleid, dan met geweld, de hevige onlusten die Vriesland beroerden, en aldaar een fcheuring dreigden. Ook bevorderde Hy ten hoogfte de belangen der Kerk, in den tyd der Remonftrantfche oneenigheden, welker inkruipingen Hy had weten te weren, in de Provinciën onder zyn beftuur ftaande; Hy hielp die verderffenisfen uit de andere Provinciën verdry ven, en 't Land in rust brengen. Na zo veele diensten aan 't algemeene Vaderland bewezen te hebben , ftierf hy , op den 31 Mey 1620, zonder Kinderen na te laten. Meer dan eens is deze Vorst, door zyn wonden in den ftryd bekomen, in Levensgevaar geweest; en nooit fchatte Hy zyn bloed te dierbaar voor de zaak des Vaderlands , daarin gelyk zynde aan alle de Helden van zyn Doorlugtigen Stam. V Moet men deze vier Helden, niet, als een voortreflyk geluk , voor den opkomenden Staat, befchouwen ? yl OngetwyfTeld; en wy hebben nog dagelyks reden den Hemel te danken, dat Hy ons deze Verlosfers , en Befchermers van onze Vryheid en Godsdienst heeft gelieven te fchenken.  <■ 39 ■> Beschouwing der bezondere Stadhouders en van derzelver Tegenstrevers. zesde afdeeling. Prins Fredrik Hendrik. Graaf Ernst kasimir. Graaf Hendrik kasimir. Wie volgt 'er tans in den rei der Nederlandfche Stadhouders? a. Prins Fredrik Hendrik, te Delft geboren op den 29 January 1584, een Zoon van Willem den Eerften, en de opvolger van Maurits. Een Vorst van wiens tedere jeugd, Koning Hendrik de Groote reeds veel goeds voorfpelde; 't welk door de uitkomst bewaarheid is. Hy volgde al vroeg den Kryg, onder Maurits, en gedroeg zich in 't jaar 1600, toen Hy nog geen 16 jaren bereikt had, heldhaftig in 't Gevegt by Niemvpoort. Insgelyks in 1605, by Wezel, alwaar hy lang, aan 't hoofd van den voortogt des Legers , den Vy3nd tegen hield. By het aftterven van zyn Broeder Maurits , in 1624, wanneer Hy met het Staatfche Leger te Velde was, bleef Hy erfgenaam van alle de groote goederen van 't Huis van Oranje; nadat Hy kort te voren met de Gravin Emilia van Solms in den echt getreden was. De Staten van Holland en Zeeland droegen Hem 't Stadhouderfchap op. en Hy wierd ook als Hoofd der Krygsmagt verkoren. v. Wat deed die Prins toen tot verdere verlosfing van ons Vaderland? a. Fredrik Hendrik, genegen zynde, om hetzelve door de wapens in 't gerust bezit der Vryheid te (tellen, zette den Kryg voort met geen minder geluk voor den Staat dan zyn Broeder, 'sHertogenbosch en Wezel bukten, in 1627, byna tegelyk voor zyn moed en wys beleid, waar door 'sLands grenzen aan twee kanten wierden uitgezet. Men won verfcheiC 4 de Kate- CHISM. van 't Stao- houderschap. Bladz. lij. Bladz, nó. Bladz. 117. Bladz, 118.  4£ 40 '> KATE- CHISM. Bladz. 119. Bladz. 120. Bladz. 121. Bladz 122. de plaatfen in de West Indien ; ook vermeesterde Hy Maastricht, Roermond, Vento en eenige andere fterkten aan dien kant. De Vyand afgemat wordende, haakte in 1632 weder naar Vrede; doch de handeling liep vrugteloos af, om dat deSpaanfche voorwaarden niet voordeelig genoeg voor den Staat waren, 's Hemels zegen bleef zyne Wapens vergezellen , en zyn aanzien vermeerderde ook niet alleen door zyn Krygsroem, maar tevens door den tytel van Hoogheid , met welken Hy door den Koning van Vrankryk, in 1637 , befchonken wierd. Eindelyk wierd de handeling over Vrede, waar toe deze Prins om gewigtige redenen nu flerk overhelde, in 1646 met ernst te Munjler begonnen. Hy had den Vyand zo verre gebragt, dat dezelve het niet langer kon uithouden ; maar Hy heeft bet fluiten van den Vrede niet mogen beleven, overlydende den 14 Maart 1647. Dus heeft deze Vorst byna de laatfte hand gelegd aan de voltooijing van den Staat, welken Hy, met opzigt tot de inwendige gefteldheid, heeftmogen beftieren , in die rust, waar in zyn Broeder Maurits denzelven, door het dempen der ■faftien, had gebragt. Zyn gezag was groot, zonder dat Hy begeerde, om 't verder uit te breiden, dan met het nut van 'tLand, en met de Vryheid beftaanbaar was. Hy befchermde den Godsdienst, en ftond , gelyk alle zyne Voorzaten , de burgerlyke verdraagzaamheid voor- tevens zorgende , dat daar door de publyke' Kerk geen nadeel kon toegebragt worden. Zyn leven en daden getuigen van zyn Godsvrugt, voorzichtigheid, oordeel en Staatkunde, Heldenmoed en Oorlogsbeleid. Welke gaven Hy zodanig, tot welzyn van 't Vaderland , heeft aangelegd, dat hetzelve door zyne Vyanden gevreesd, en door zyne Vrienden treëerd en aangezogt wierd. 2^."Laat ons nu overgaan tot Graaf Ernst Kasimir. A. Deze Vorst, een Zoon van Graaf Joan den Ouden, is geboren op 3 Augusms 1573 , en de tweede der Vriefche Stadhouders. Al vroeg was Hy in dienst van dezen Staat; doch, door v -y » ge-  'gebrek aan goede gelegenheid of genoegzaams magt, niet zeer gelukkig. Het Vaderland trok echter voordeel uit zyne daden, welke Hy met dapperheid bedierde. Graaf .Ernst trad in 1607 in'den echt met Slnna Sopbia , dochter van Hertog Julius van Brunswyk, uit. welk Huwelyk twee Zoonen. zyn geboren, Hendriken Willem Fredrik, na-ierhand zyné opvolgers. Hy was in dien tyd Veidmarfchalk van den Staat, en waakte voor 't behoud van Gelderland. In 1609 wierd Hy Gouverneur der Stad Utrecht en flilde, met den Raad van State, de beroerten aldaar ontdaan. Na het overlyden van zyn Broeder Willem Lodewyk. in 1620, volgde Hy denzelven op. in 't Stadhouderfchap van Friesland. Het Bcdand met Spanje geëindigd zynde,voerde Hy verfcheide gelukkige oorlogsdaden uit. waarvan Vriesland, Groningen en Gelderland, in 't bezonder, veel voordeels trokken. In 't beleg van Roermondverloor Hy op den 2 Juny 1632, het leven , door een kogel uit die Stad , welke Hem trof toen Hy de Wallen bezlgtigde. Hy wierd in moed,beleid énKrygskunde gefchat, naast Fredrik Hendrik , met wien Hy famenwerkte tot bevordering der Staatsbelangen van Nederland ; en is algemeen betreurd om zyne minzaamheid, wysheid en gematigdheid. V. Door wien werdt Graaf Ernst Kasimir opgevolgd? IA. Door zyn oudden Zoon Hendrik Kasimir, die in 't jaar 1611 geboren was. Deeze bevond zich, in 1632, wanneer zyn Vader overleed, in 't Leger van Prins Fredrik Hendrik, voor Maastricht. Verfcheide blyken van zyn Helden aart heeft hy gegeven, by Rynberk, Tbienen, Breda, in Gelder land en Braband, onder 't Opperbevel des Prinfen van Oranje. Op zyn laatden togt tastte Hy 't Wagthuis by St.. Jans Steen aan, en wierd door een Kogel getroffen, aan welke wonde Hy.op 13 July 1640, overleed. De Burger en Soldaat had aan Hem een dapper Overde, Vader, en Voorganger; en de Staat een getrouwen Raadsman, die een der pylaren was , waar op 't Gebouw der RepuCs bliek Kate- CHlsM. Bladz. 123. Bladz. [24. Bladz. 12$. Bladz. 126. Bladz, 127.  <« 42 '> Bladz, bliek ruste. Hy bezat, by zyne Godsvrugt lï8. en minzaamheid, een uitftekende liefde voor de geleerdheid, en de Krygskundige Wetenfchappen. Deze Vorst niet gehuwd geweest zynde, liet geen Afftammelingen na; en is door zyn Broeder Willem Fredrik als Stadhouder der Vriefen opgevolgd. Be-  <• 43 > Beschouwing der bezon* dere Stadhouders en van derzelver tegenstrevers. ZEVENDE ylFD EELING. prins Willem de Tweede. Prins Willem Fredrik. V. JL ot welke Vorsten moeten wy tans overgaan ? yl. Tot de Prinfen Willem den Tweeden, en Willem Fredrik, wederom eikanders Tyd genoten. Van welken de laatfte, zynde in Vriesland Stadhouder, in 1654, den tytel van Prins van Nasfauw bekwam. V. Wat is 'er van den eerften dier Vorsten op te merken ? yl. Prins Willem de Ilde, was de Zoon van Fredrik Hendrik en ylmelia van Solms, geboren den 23 Mey 1626, en zyns Vaders Opvolger. Die Opvolging wierd, in 1631, reeds door s'Lands Staten vastgefteld. Hy trad, in 1641, in ondertrouw met de Princes Maria dochter van den Koning van Engeland, van welk Huwelyk de voltrekking, om beider jonkheid, tot in 1644 wierd uitgefteld. Ondertusfchen gafHy, in 1643, blyken vantzyn moed en Krygskunde in een Slag tegen Cantelmo , op wien Hy , met veel beleid en dapperheid , zegepraalde. By het affterven zyns Vaders, in 1647, was de Staat in onderhandeling tot Vrede te Munfter, en Hy kondenzelven daar door niet verder met ue Wapens dienen. Onder zyn beftuur wierd in 'c volgende jaar 1048, die Vrede gefloten en de Vryheid en Onafhankelykheid van 't Vaderland, na 80 jaren Krygs, bevestigd. Deze Prins wierd nu ingewikkeld in de verwarringen diei tyden. V. Waar uit zyn dezelve ontftaan ? yl. Het ontwerp van den Vrede was niet even zeer naar 't genoegen van alle de Pro- KATE- chism. van 't Stad- houder- schap. Bladz. 129. Bladz, 130. Bladz, 131.  44 ■> kate- CHISM, Bladz. 132. Bladz. 133. Bladz. 134- vlncien ; dit bragt gefchillen voort. Na 't fluiten van den Vrede ontftonden 'er nieuwe over de afdanking van 't Krygsvolk. Zes Provinciën, benevens den Prins, waren van gevoelen , dat 'er groter getal troepen in dienst moest gehouden worden, dan Holland begeerde. Dit Gewest tragte zyn mening door te zetten, de andere begrepen , dat de Handeling van Holland ftrydig'was met het verbond der Unie, en gaven den Prins last en magt om 't zelve te handhaven. V. Wat deed Hy daar toe? yl. Alle middelen van overreding vruchteloos te werk gefield hebbende, liet Hy zes Gedeputeerden van Hollandfche Steden in bewaring nemen en naar Lottveftein brengen, en eenig Krygsvolk in ftilte op ylmflerdam aanvoeren, om langs dien weg de eensgezindheid te herftelien, cn't Bondgenootfchap voor fcheuring te behoeden , alzo het begrip van eenige weinige Heeren alleen oorzaak was, dat Holland zo ftcrk tegen de meening der overige Provinciën gekant was. De aantogt o\> ylmflerdam wierd ontdekt, en daarna met die Stad een vergelyk getroffen; de verdere gefchillen wierden bygeiegd, de gevangen Heeren ontflagen ; en Holland tot eenftemmigheid gebragt zynde, kwam men de gevreesde fcheuring voor. De Prins is door vyf Provinciën plegtig bedankt voor deze zyne zorg. Hy vertrok hierop naar Gelderland, alwaar Hy eenige onlusten tusfchen den Adel en de Steden vereffende. Op het Lusthuis Dieren zyn verblyf genomen hebbende, om zich eenigen tyd met de Jagt te verlustigen , wierd Hy onpasfelyk, en keerde weder te rug naar'j Gravenbage. Hier openbaarde zig de Kinderziekte, waar aan deze Prins, in den ouderdom van byna 25 Jaren, overleed op den 6 November 1650. Zyn Gemalin verloste 8 dagen na zyn dood van een Prins, die naderhand onder den naam van Willem den IHden zo veel groote daden voor Nederland heeft verrigt. V. Welke gevolgen hebben zyne verrigtingen, tot bewaring der Unie, gehad? yl. Zyn  <■ 45 > A. Zyn nagedagtenis, die om zyn moed, wysheid , en uitftekende gaven een beter lot verdiende , is beklad met alles wat de laster heeft kunnen uitvinden, om Hem te honen. Ongelukkig heeft Hy niet lang genoeg mogen leven om te doen zien, dat Hy die verfmadingen zo min verdiende als zyne doorlugtige Voorzaten. Behalven dat heeft hy nog veele tegenheden ondervonden, zo door 't ongelukkig lot van z' n Schoonvader Koning Karel den Iften, als door den flegten (laat van zyn geldmiddelen, welke door het deelnemen zyner Voorouders in den Oorlog met Spanje, en door de kwade betaling van dat Ryk, zeer veel geleden hadden; en waar omtrent Hy naauwlyks onderftand in Holland vinden kón. , , V. Geef my nu ook eene fchets aangaande Prins Willem Fredrik. yl. Die Vorst is wederom een Nakomeling van Graaf Joan den Ouden. Hy was de jongfle Zoon van Ernst Kasimir, op den 7 Augustus 1613 geboren, en wierd in 1640, Stadhouder van Vriesland. Gednurende den Oorlog heeft Hy in Krygsbedryven uitgemunt; en inzonderheid, door 't winnen van Sas van Gend en Hulst, de Provincie Zeeland merklyk verfterkt. Hy voerde in 1650, het bevel over de troepen, die naar ylmflerdam gezonden wierden , en bekwam , na den dood van Prins Willem den Ilden, ook '1 Stadhouderfchap van Groningen en Ommelanden. In 1652 , trouwde Hy met sllbertina ylgnes, tweede Dochter van Prins Fredrik Hendrik, uit welk hu wlyk Hendrik Kasimir, de tweede van dien naam, geboren is. V. Wat is 'er van dit Huwelyk aan te mer ken? . yl. Dat door hetzelve de beide Huizen vai Oranje en Nasfauw weder naauwer veree nigd; en de tegenwoordige Oranje- Vorstet van 's Moeders zyde Afkomelingen zyn vai Prins Willem den Iften, Grondlegger de Vryheid. V. Wat is 'er vervolgens met Willei Fredrik gebeurd? yi. DCZ K-ATEr CHISM. Bladz. 135. Bladz, 136. I l ' Bladz. 117' e  <■ 4Ö ■> Kate chism Bladz. 138., Deze Prins wierd nu, door de pogingen in Holland, om den jongen Prins Willem uit het Stadhouderfchap te weren, ook buiten 't algemeen bewind gehouden. In 1664 deed zich echter een gelegenheid voor Hem op om den Staat in den Oorlog, tegen den Munfterfchen Bisfchop, te dienen. Maar kort na dat Hy deszelfs troupen had doen wyken , raakte Hy, onder 't bezigtigen van zyn eigen pistool, 't welk losbrandde, gekwetst, en flierf aan die wonde op den 31 OÊtober deszei ven jaars 1664. V. Hoe ftond het toen met dit doorlugtig Geflagt? A. 'Er waren nu alleen twee jonge Vorsten overig: Prins Willem de Zoon van Willem den liden , uitgefloten van zyn Vaderlyke Waardigheden,en Hendrik Kasimir pas zeven jaren oud, wien wel de furvivance van zyns ■Vaders Hoge Charges was opgedragen, doch 1 die in kort als vergeten fcheen. Zulke omftandigheden veroorzaakten groote droefheid , te meer, daar Prins Willem Fredrik ook een Vorst was, die in deugden, en voortreffelyke gaven uitmuntte.  <■ 47 > Beschouwing der bezondere Stadhouders en van derzelver tegenstrevers. 'a gtste afdeel ing. Print WILLEM de Derde. Prins HENDRIK KASIMI* de Tweede. v. IHIoedanigwas de algemeene gefteldheid : der zaken , in ons Vaderland, na den dood \ van Prins Willem den Ilden ? A. Het duurde nu twee en twintig jaren , : eer'er weder tot de aanftelling van een Stad- ] houder en Kapitein-Admiraal Generaal wierd ' overgegaan. In dien tyd wierden'er alle pogin- j gen aangewend om 't Stadhouderfchap voor altyd te verbannen. De Republiek wierd vernederd door den Oorlog met Engeland; getart dooiden Bisfchop van Munster; en door de Franfche Wapenen gedeeltelyk overwonnen. Inwendig was zy door partyfehappen verdeeld, en onder de magt van eenige weinige, die de zaken der Regering naar hun zin fchikten, tot dat zy door Prins Willem den lilden , in en na 't jaar 1672 , weder wierd herfteld. V. Wat viel 'er met betrekking tot zyn Perfoon voor, eer Hy de Stadhouderlyke Waardigheid bekwam ? A. Kort na zyn geboorte, welke op den 14 November 1050 inviel, deed Holland het gevoelen boven dryven, dat de aanftelling van een Kapitein-Generaal niet nodig was. In 1654 is Hy, door de Acte van Sec tufte, van de Hoge Waardigheden uitgefloten. Aan zyn opvoeding wierd de hand niet gehouden , zoo als zulks voegde aan zyn geboorte en rang. Holland vernietigde, in 1667 , by het Eeuwig EdiEt, het Stadhouderfchap voor altyd, op een wys waardoor die Prins ook van die Waardigheid, in de andere Provinciën , of van 't Kapitein - Generaalfchap der Unie moest afzien. Zettend, Friesland en Gelder/and UTE- :hism. '3.n 't s'i'ad- IOU- )er- chap. Madz. 39- Bladz. [40. Bladz, 141. Bladz. 142.  KATECHISM.Bladz. 143. Bladz *44- Bladz. 14S. Bladz. 146- waren nogtans op zyn bevordering uit, Cn dè Burgeryeu behielden voor Hem alom de oude liefde. Hy wierd dan ook *t eerst in Zeeland bevorderd; alwaar Hy, in 1668 , tot eerden Edelen verkozen, zitting ter Staats Vergadering .kreeg. Holland bewilligde, in 1670, dat Hy plaats nam in den Raad van State. Na veel verfchillen wierd Hy eindelyk, in 1672, onder naauwe bepalingen, b"iioemd tor Kapitein-Generaal; maar met een Eed op 't Eeuwig Editl om geen Stadhouderfchap te aanvaarden. Het Vaderland was nu gewikkeld in den Oorlog tegen Vrankryk, Engeland, Keulen eh Munster, en alle middelen van verdediging te Land waren in de i flegtften toeftand. V. Wat deed de Prins nu? y]_ Alles, wat men in deze omdandigheid kan wagten van een Afdam meling van 't Nasfauwer Huis. Doe- zyn gezag was te bepaald en zyn Krypsmagt te gering om iets metvrugt te w'ege t- brengen. Gelderland, Overysfel en Utrecht bukten voor de Vyanden. Groningen wierd door hun benaauwd. fn Holland zelfs drongen zy door. Prins Willem dekte zo veel My kon de Grenzen, en verhinderde den Vyand om di per in die Provincie in te vallen. De daat des Lands fcheen hopeloos; echter was by Hem de moed niet verloren, en 't is aan zyn voorbeeld , goeden raad, en hartelyke taal en aanbiedingen grootelyks te danken, dat'er geen fchandelyk verdrag met de wanden gefloten wierd. Zyn moed kon echter 't Lard niet redden, zo lang zyn gezag niet even uitgebreid was , als dat zyner Voorvaderen. De ongelukkige loop der zaken bragt onder de Burgeryen een vermoeden van verraad, en zy begeerden den Prins tot Stadhouder , waar in die van Dordrecht, op 29 Tunv 1672, voorging. V. Wierd Hy hier op algemeen aangedeld ? A. Ja; de Prins wierd van den Eed op 't Eeuwig Editl ontflagen , en door de Staten van Holland en Zeeland, op den 3den en 4den lulv, als Stadhouder aangenomen. Willem de lilde dus met het nodige gezag bekleed zynde, namen de zaken een beter keer; met ' dat  4 49 ■> (fit gevolg, dat door zyn genomen maatregelen , de Republiek hulp van andere Mogendheden kreeg, en de Franfchen , in 1673, de Stad en Provincie Utrecht ruimden, welk 'Gewest Hem 't Stadhouderfchap opdroeg. Zy verlieten vervolgens Gelderlanden Overysfel; de Vrede wierd met Engeland, in 1674, gefloten ; hierop volgde die met Keulen en Murifter; de zeven Provinciën wierden dooi zyn beleid weder vereenigd , en hadden zich nu maar alleen tegen Vrankryk te v'erdedi' gen. In dat zelfde jaar viel de vermaarde Veldflag van Senef voor, in welken Prins Willem de lilde een üitftekenden roem behaalde. Ook herwón Hy de Stad Grave, de laatfte, welke de Vyand, binnen de Vereenigde Provinciën , nog in bezit had. Hollana en Zeeland droegen Hem , in begin van '1 zelfde jaar 1674, 't Stadhouderfchap erflyk op, voor zyne Manlyke Nakomelingen. Gelderland bood Hem , in 1675, de Hertogelyke Waardigheid aan; doch Hy weigerde dit te aanvaarden. Hy kon echter den hevigen lastei niet ontgaan, als of Hy ftond naar de Souvereiniteit dezer Landen. Doch de Staten van Holland, hier van beter bewust zynde, fnuikten , meteen ernftig placcaat, die lasterlyke befchuldiging. Die Vorst trad in 1677, ir den echt met de Engelfche Prinfes Maria Stuart, Nicht van Koning Karel den Ilden, en Dochter van deszelfs Broeder Jacobus, By deze gelegenheid poogde die Koning der Vrede tusfehen Vrankryk en den Staat te bewerken; maar de Voorwaarden niet aanneemIvk zynde, verklaarde de Prins ronduit, dai Hy zyn eer voor geen Vrouw wilde verkopen Die Vrede wierd dan eerst, in 1678, op betei voet getroffen, en Nederland, door den moet en 't beleid van Willem den lilden, behod' den, verlost, en weder geheel in bezit var alle deszelfs eigendommen herfteld. V. Bleef deze Vrede lang duren ? yl. De oogmerken van Koning Lodewykdei XlVden Hoorden die rust binnen weinige jaren. Die Monarch ontnam den Prins 'i Prinsdom Oranje, en de HeerlykhedenVyanD den KATB. chism Blaas.' 147. Bladz, 148. Blad*;. 148. Bladz,  <■ 5° > < KATB- chism < : i 1 i ] j j Bladz. ZS2. Bladz. 153- Bladz. XJ4- len en St. Vyt; en deed werken, om Hem >ver te halen tot het volgen van de verdere nzigten van't Franfche Hof; doch dit was vruchteloos omtrent zulk een edelmoedig /orst als Willem de lilde, wien 't belang /na ons Vaderland zo na ter harte ging. Zulks iuurdeeenigen tyd , in welken men op toebe■eidfelen van Oorlog bedagt moest zyn. Oniertusfchen wierd 'er met Vrankryk, in 1685, :en Befland gefloten, waar by de Staat voor leszelfs aanflagen beveiligd wierd. 't Voornenen van Lodewyk den XlVden, om, ware het nogelyk, de Proteflanten uit te roeijen , was renoeg bekend. Hier toe fpande Hy famen net Jacob den Ilden, die tans, in plaats van honing Karei, dewelke in 1686, overleden vas , den Engelfchen troon betrad , en in dat lyk openlyk de Roomfche Kerkleer invoerde. ■iy poogde door den Prins en de Prinfes van Dranje zyne maatregelen te doen goedkeuen; maar deze gaven , in 1087, in openbaen druk, te kennen, dat zy daar in nietflemien. 't Verbond en de Krygs - toerustingen Ier Koningen van Vrankryk en Engeland, was oorzaak, dat de Staten zich ook Wapenien. De bewaring van de Vryheid, de Rege•ingsvorm en den Godsdienst van Engeland, ivas van 't uiterfte gewigt voor de Veiligheid van ons Vaderland en van alle Proteflanten in Europa. Om dit alles te bewerken , voorzagen de Staten den Prins van Oorlogsmagr, met welke Hy, in 1688, naar Engeland overflak. Aldaar aangeland zynde , nam Koning Jacob de vlucht, en in 't volgende jaar 1689, wierden de Prins en zyn Gemalin gekroond als Koning en Koningin van Groot Brittannie. V, Redde die Vorst nu ook deze Landen uit het gevaar? A. Zulks gelukte Hem zo wel als omtrent ons Vaderland, 't welk, tot behoud van zyn eigen Vryheid, zich met deze zaak moest in laten. Koning Willem ftreed nu In Engeland, dan in de Nederlanden, tot dat eindelyk, in 1697, de algemeene Vrede te Ryswyk gefloten cn Hy, daarby, voor wettig Koning van Enge-  <• 5i ■> geland erkend wierd. Die Vorsthad dus zyns Ryken van dwingelandy verlost; Nederland bewaard; en geheel Europa beveiligd, om niet ten prooi te worden van de heersch- en vervolgzugt, welke Lodewyk den XlVden geftadig aanprikkelde tot het hervatten van den Oorlog; 't geen in kort ook al weder 't voornemen Van dien Monarch was. V. Wat verrigtte Koning Willem om Hem tegen te gaan ? yl. Deze verre vooruitziende Vorst ontwierp daar toe een welberaden plan , en gaf 't zelve aan zyn Parlement over. Dit plan is, na zyn dood, door 't Engelfche Ryk en ons Vaderland, met roem, gevolgd. Want de Koning heeft zelfde hand niet kunnen leggen aan de uitvoering; alzo Hy, den 19 Maart 1702, te Kenfington , ftierf, eer de Oorlog, dien Hy voorzien had, op nieuws begon. Uit zyn Huwelyk geen Kinderen voortgefproten zynde, overleed in Hem de laatfte Telg uit de Manlyke linie van Prins Willem dcnlflen; en Hy had geen Opvolger in zyn Erffladhouderfchap. Door dit gebrek aan Afftammelingen liet Hy, by testament, zyn heerlyke goederen en eigendommen na, aan zyn Neef Joan Willem Friso. Het overlyden van Koning Willem, die ons Vaderland en Engeland zo uitneemenden zonderling gered, verlost en befchermd, en daar en boven geheel Europa aan zich verpligt had, veroorzaakte grote droefheid. Hy bezat uitmuntende deugden, een diepe Staatkunde , dappere kloekmoedigheid; en een aantal van gaven, die Hem, niettegenftaande de weinige zorg die voor zyn opvoeding gedragen was, luisterryk verfierden. V. Tot wien van de Nasfauwer Vorsten moeten wy tans overgaan? yi. Tot Prins Hendrik Kasimir den Ilden, geboren den 18 January 1657 5 een Zoon van Willem Fredrik en yllbertina ylgnes Dochter van Fredrik Hendrik ; en dus een volle Neef van Koning Willem. Deze Prins Hendrik Kasimir is de Overgrootvader van onzen tegenwoordigen Heer Erf-Stadhouder; en D z wa* Kate- CHISKf. Bladz. IJS. Bladz, IJS.. Bladz, 157. Blad*, ijs,  KATE- CHISS Bladz 159- Blad: 16o. was van zyiis Vaders zyde afdammende vati Graaf Joan den Ouden, en van die zyner Moeder van Prins Willem den Iften ; welkê beide Vorsten, gelyk reeds opgemerkt is, Willem den Ouden tot hunnen Vader hadden. V. Wat is 'er op te merken van Prins Hendrik Kasimir den II Jen ? yl. De furvivance van 't Stadhouderfchap in Vriesland was Hem In 1659, by zyns Vaders leven , opgedragen , en die Waardigheid wierd, na deszelfs dood, gedurende zyn minderjarigheid, betïuurd door zyne Vrouw Moeder. Maar de nieuwe maatregelen in Holland, ter vernietiging van 't Stadhouderfchap genomen, hadden ook hier invloed, en veroorzaakten dat deze post in Vriesland in weinig aanmert king kwam, tot dat deze Prins, in 1672, daar 'in bevestigd, en in 1673 zyn gezag, door een nieuw Regeringsreglement, meer uitgebreid wierd. Door de inftelling van dit Reglement wierd de beroerte en 't wantrouwen der Burgeryeh aldaar weggenomen, en de eensgezindheid in die Provincie weder gebragt. Deze Vorst gedroeg zich by verfcheide gelegenheden , waar in Hy Prins Willem den lilden vergezelde, als een kloekmoedig Held. Hy bekwam in 1675, ook 't Stadhouderfchap van Groningen, als mede dat van Drenth-, én in dat zelfde jaar verklaarden Vrieslands Staten zyn Waardigheden in hunne Provincie ook erflyk in zyne Mannelyke Nakomelingen. Uit zyn Huwelyk, in 1683 aangegaan met de Prinfes ylmelia van ylnbalt, is, behalven da Prinfesfen , een Zoon overgebleven, die Hem ;- ook opvolgde. In verfche.iden Krygsbedryven uitgemunt hebbende, wierd Hy voor de roem en eer van onze Krygsmagt erkend, zynde iii 1689, tot Veldmarfchalk der legers van den Staat verkozen. Koning Willem droeg Henl een uitfiekende hoogachting toe; gelyk Hy ook algemeen bemind wierd als een ervaren , verftandig, deugdzaam, minlyk en Godsdienstig Vorst. Hy ftierfopden25 Maart 1695, na dus verre te hebben mede gewerkt aan de wederoprichting van den Staat uit het verval, waar in dezelve door de Stadhouderloze Regering was gekomen. B b-  <■ 53 '> Beschouwing van de bezondere Stadhouders en van derzelver Tegenstrevers. negende afdeel in g. Prins Johan Willem Friso. Prins Wille» Karel Hbndrik Friso. v. Wy moeten nu onze befchouwing van de Prinfen Stadhouders alleen vervolgen , met de Nakomelingen van Graaf Joan den Ouden , alzo in Willem den lilden, de manlyke linie van Prins Willem den Iften is uitgeftorven. Wat ls 'er aan te merken van- Prins Joan Willem Friso? A. Die Prins, op den 4 Augustus IÓ87 geboren , en maar ruim agt jaren oui, toen Hy zyn Vader Hendrik, Kasimir verloor, was nog tot zyn 15 jaren onder de Voogdy van Koning Willem. Deze had Hem tot opvolger in zyn Waardigheden , hier te Lande, voorgeflagen, maar daar tpe by 's Lands Staten geen genegenheid gevonden; dus was Hy aU leen Erf-Stadhouder van Vriesland; en Erfgenaam van 's Konings eigendommen en goederen. Over't bezitnemen dier nalatenfchap rees een gefchll met den Koning van Pruisfen , 't welk by't leven van dezen Prins niet is afgedaan. De tytel van Oranje kwam nu aan zyn geflaet, en door deze erffenis zyn 't wederom de Prinfen van Oranje, die in 't bewind onzer Vaderlandfche zaken gekomen zyn. V. Wanneer kwam Hy in 't beduur van \ Stadhouderfchap in Vriesland? A. In 1707. en 't volgende jaar wierd Hem dat van Groningen opgedragen. De Staten, geraakten benevens hunne Bondgenoten, in 1702, weder in oorlog tegen Vrankryk, en, Friso gaf daar in verfcheide blyken van zyn, heldenmoed. Men had Hem gaarne tot Kapb ïein - Generaal van den Staat bevorderd geajen; doch Hy kreeg, in 1704, alleen! yk ee;> D 3 Ge. K4TECHISM.van 'ei Stad-'1 houderschap» Bladz, lót. Bladz, Bladz, 163. '  < 54 > katechism. Bladz. 164. Bladz. X6J. Bladz. 166. Bladz. »7<5. Bladz. i67. Bladz. 168. Generaalsplaats in 't Leger, en wierd , fchoon Stadhouder van Vriesland zynde, door Holland uit den Raad van State geweerd. Op den 18 April 1708 , ondertrouwde Hy met Maria Louifa, Dochter van den Landgrave van Hes/en Kas/el, en voltrok in 't volgende jaar zyn Huwelyk. Ondertusfchen behaalde Hy veel eer en roem in den (lag by Oudenaarden en 't beleg van Rysfel. Ook niet minderin 1709, door't winnen van St. Amant sn Montagne; by Malplacquet\ en in 't beleg van Bergen in Henegouwen, welke Stad Hy vermeesterde. Hy won ook, in 1710, de flerke Stad Douay en eenige Forten; en voegde zich in 1711, wederom by 't leger der ïondgenoten. Maar nu wierd zyn tegenwoordigheid in 's Gravenhage vereischt; 't zy om fchikkingen over de erffenis van Willem ien lilden, of over zyn zitting, als Stadhouder, in den Raad van Staate, te maken; 'tzy over die beide zaken. Hy vertrok derwaarts, maar , by 't overvaren derMaasaan den Moerdyk, floeg het Vaartuig om, waar in Hy Zich bevond; en deze Prins verdronk aldaar, eindigende zo ongelukkig zyn leven, op den 14 July 1711. Hy ftierf in den bloei z\ner jaren, die van Hem de grootfte hoop en verwagting gaf, alzo alle de deugden van 't Nasrauwer Huis, als om ftryd, in Hem uitblonken. V. Bleef die Oorlog nog voortduren ? A. Ja; tot in 1713, wanneer te Utrecht de Vrede wierd gefloten. Hier op volgde in 1715 een Tractaat met den Keizer, waar by eenige Steden in de Oostenrykfche Nederlanden tot een Barrière voor den Staat, en als een voormuur tegen de Franfche ondernemingen, be. paald wierden. V. Welke Kinderen heeft Prins Johan Willem Friso na gelaten ? A. Eene Prinfes, en een Prins, van welken Prins zyn Gemalin nog zwanger was, toen Hy overleed. Die Prins, dewelke Willem Karel Hendrik Friso was, di« naderhand onder dén naam van Willem den IVden 't Stadhouderfchap over de goheele Republiek be-  55 ■> bekleed heeft, wierd op den i September 1711 zeven weken na zyns Vaders dood geboren. * Zyne Moeder befteedde, benevens den Landgraaf van Resfen Kasfel, hare zorg aan zyn opvoeding. Hy was Erf-Stadhouder van Vriesland en wierd in 1718 door Groningen, ook tot de Waardigheid zyns Vaders benoemd. Drentb en Gelderland verkooren Hem ook in 1732. De andere Gewesten bleven nog Stadhouderloos. 'Er wierden, in 1723, pogingen aangewend om 't Markgraaffchap van Vliskngen en Vere te vernietigen , en zyn Hoogheid te ontnemen, 't welk toen , door 't Advys van Vere,, is tegengehouden. De Prins bekwam in 1729 de inhuldiging in 't Stadhouderfchap van Groningen en Gelderland, en twee jaren later in dat van Vriesland. ,. V Wat viel 'er nog voor, eer die Vorst aan 't algemeen bewind der geheele Republiek ge- raakte ^ ge(.cW1 Detrerfende de nalatenfchar van Koning Willem den lilden, wierd ir 172.2 tusfchen den Prins en zyn Pruisfifche Majesteit, by minlyk verdrag, geëindigd; erj zvn Hoogheid kreeg hier door t gerust bezn van den Prinsfelyken tytel van Oranje en den ei"»ndom van verfcheiden Heerlyke Goederen ö Onder de laatfte was ook Vlisjingen en Vere Hem ten deel gevallen. Nu gingen de Staten van Zeeland over ter vernietiging van zyn recht, als Marquis en Heer, op die beide Steden; en boden den Prins daar vooi een vergoeding in geld aan. Doch Zyn Hoogheid protesteerde tegen die handeling, er weigerde, op goeden grond, het aanbod Prins Friso deed in 1733 .deEngelfche Kroon Prinfes Annatan Huwlyk verzoeken; twelt Hem door den Koning, met alle genoegen en met uitnemende blyken van goedkeu™ der geheele Natie, toegedaan zynde (lak H' over naar Engeland, en voltrok aldaar zy. Echt met deze Vorstin den 25 Maart 1734 Deze gebeurtenis ftr«kte den Nederlanderei tot geen minder vreugde. V. Bleef het ondertusfchen Vrede? D 4 I KATECH1SM.Bladz, Ié9< Bladz. 170. ■ Bladz. 171. I I  <' 56 •> katbchism,Bladz. 172. iitadz. Bladz. 274. Bladz. Hf.. yl. In 1740 wierd de voorzorg tot wape-i ring nodig. Het leed tot in 1742, eer des? Prins een Lieutenant - Generaalsplaats by den Staat wierd aangeboden ; maar Hy weigerde hetzelve als beneden zyn rang, en om dat Hy daar door buiten flaat gefield wierd om 't Vaderland genoegzamen dienst te bewyzen. Hy moest zich dus alleen bepalen, om in Vriesland en de andere Gewesten, waar Hy 't Stadhouderfchap bekleedde, zo veel Hem, buiten 't algemeen bewind, mogelyk was, voor derzelver Staats en Kerklyke belangen te waken. V. Wierd zyn vermogen en aanzien in dezen tyd nog vermeerderd? yl. Ja; door de erflyke en wettige verkryging der Vorstendommen Dillenburg en Siegen; bezeten geweest, door Vorsten uit den Stam van Nasfauw, die taiis overleden, zonder andere Erfgenamen' dan dezen Prins Friso na te laten. V. Hoe ftond het ondertusfchen met ons Vaderland ? ; yl. Vrankryk , de Barrière Steden overweldigd hebbende, deed in 1747 een inval in Staats-Vlaanderen. De Republiek waste Land even onvoorzien, als in 1672, en had daar en boven ook gebrek aan Zeemagt. De geldmiö? delen waren uitgeput, de Raadzalen verdeeld ; 't Land beroerd, en de ingezetenen in vrees en wantrouwen. In die gefteldheid en nood dagt de Burgery van l ere, op den 25 April, 't eerst aan Oranje, die aldaar en vervolgens door de Staten van Zeeland eenparig tot Stadhouder wierd verklaard. Zulks gefchiedde ook in Holland op den 3den Mey; en eerlang volgden Utrecht en Overysfel, alle met fcelyke eensgezindheid der Staatsleden. Deze Prins was dus in kort de eerfte algemeene Stadhouder der geheele Republiek, en redde dezelve, toen zy andermaal, door Stadhouderloze Re7 gering, op den oever van haar totalen ondergang gebragt was. V. Wat verrichtte Prins Willem de IVö? daar toe ? yl. Het ontbrak dienVout, somin ajs zyne I '. Voor»  •<£' 57 •> Voorzaten, rjiet aan moed en liefde tot hot Vaderland, gelyk bleek uit zyn aanbieding van Goed en Bloed aan de Staien van Zeeland , in zyn brief uit Leeuwaarden, op den zelfden dag, dat zyn verheffing in die Provincie, buiten zyn weten, gefchiedde. Ook niet aan Krygskunde , alzo Hy een ongemeene kennis van dezelve bezat. Maar de gefieldheid der zaken deed Hem den Vreede, voor 't Land, nuttiger vinden, dan den Oorlog. Echter herleefde de moed by zyne aanflelling, en men nam maatregelen om Vrankryk zyn onwettigen aanval betaald te zetten. Ook kwam het vertrouwen, die rust, en eensgezindheid weder; en 's Lands geldmiddelen geraakten in beier toeltand. Onder zyn beleid wierd dan de Vrede, te Aken , getroffen op 18 October 1748, en de Staat daar door weder in alle zyne bezittingen gefield. V. Wat gebeurde 'er vervolgens? yl. Den Prins het Erf- S;adhouderfchap in a,lle de Provinciën, en ook van de Landen der Generaliteit, voor zyn Manlyke en Vrou.welyke Nakomelingen opgedragen zynde voor 't eindigen van 1749 , wierd Hem ook de Opperdirectie en 't Gouverneurfchap van de Oosten West-Indien aangeboden. De Staten van Zeeland erkenden Hem weder in zyn goed rechtop Vlisfingen en Vere, in welke Steden Hy in 1751 wierd ingehuldigd. Maar 't mogt Nederland niet lang gebeuren dezen Vorst te bezitten. Hy overleed, zich zeiven in den dienst van 't Vaderland als verteerd hebbende, op dén 22 October 1751, na dat Hy deszelfs Redder en Behouder was geweest; maar ook nog veele uitflekende ontwerpen tot herflel van bloei en welvaart onuitgevoerd moest laten. Die Prins muntte uit in alle de Vorstelyke hoedanigheden van zyn Doorlugtig Geflagt, waardoor zyn verlies, door elk rechtgeaart Nederlander, op het diepfte wierd betreurd. Uit zyn Huwelyk niet de Koninklyke Prinfes ylnna zyn twee Vorstelyke Telgen overgebleven: Prinfes Karolina geboren den 28 February 1743, en Prins Willem de Vde geboren den 8 Maart D.? 1748,, KATEr' CHISW Bladz* 17& Blada. 177. Bladz, 178.  <• 58 ■> katechism.Bladz. 179. Bladz, 180. Br- 1748, In welken de dierbare naam van Oranjb is bewaard gebleven. V. Welke gelykheid,-in eenige omftandigïeeden , kan men opmerken , tuifcheo de beide Prinfen Willem den lilden en Willem den IVden? u4. Dat die beide Vorsten na den dood hunner Vaders geboren zyn; tot het Stadhouderfchap zyn gekomen, toen die Waardigheid lang ter zyde was gefteld; de Republiek , door Vrankryk, overrompeld gevonden hebben; de Herftellers en Redders van den Staat geweest zyn; en ook dat om beide door de Stem der in druk gedompelde Burgery geroepen is, toen men in de St;ats Vergaderingen niet meer om de weldaden van 't Huis van Oranje fcheen te denken. Diergelyke zonderlinge, doch natuurlyke overeenkomsten, zyn 'er verfcheide in onze Vaderlandfche Gefchiedenisfen , van achteren , op te fpeuren , om 'er ftof tot befpiegelingen in te vinden over de merkwaardige wegen, door de Godlyke Voorzienigheid, met ons Vaderland gehouden.  Beschouwing van de bezondere Stadhouders en van derzelver Tegenstrevers. tiende afdeel ing. trios WlLIEM de Vyfde, tot deszelfs Inhuldiging als Erf - Stadhouder der Republiek. v. TTot welken Vorst, uit het Doorlugtig en aan ons Vaderland zo dierbaar Geflagt van Nasfauw, moeten wy tans overgaan? yl. Tot Prins Willem den Vyfden, onzen tegenwoordigen Erf-Stadhouder, die in liefde tot Vaderland, Godsdienst en Vryheid zyn roemryke Voorzaten evenaart; maar door de ongelukkige gefleldheid der tyden , en de verkeerde uitlegging zyner daden , geheel onverdiend, het voorwerp geworden is van de aanvallen der overgegevenfte Lasterzugt van fommige kwaadaartige onder onze Landgenoten. Het zal dus dienstig zyn, om de ongegrondheid dier lssteringen te doen blyken, wat omftandiger de Levensgevallen van dezen Vorst te behandelen. Want het ls ook grotelyks aan gebrek van kennis en doorzigt toe te fchryven , dat de misleidingen, met opzigt tot dien Prins te werk gefield, zo gereedlyk, by eenige verdoolde en ligtgelovige Nederlanders, ingang gevonden hebben. Die Vorst is door'sLands Staten , meer dan eens, den Volke voorgefleld, als het waardigst' voorwerp van deszelfs liefde; en als zodanig door Overheid en Ingezetenen den Hemel op het vurigst opgedragen ,* gelyk Hy ook met het hartelykst verlangen van God is afgefmeekt eei Hy nog geboren was. Hy verdient nog dezelfde plaats in onze gebeden en in ons hart, dewyl Hy, in zyn geheel beduur, niets heefi verrigt, dan 't geen Hem onze hoogachting waardig maakt. V. Laat ons dan, tot (laving hier van, de za- KATE- CHISM. van 't Stad- houd erschap.Bladz. l8l. Bladz. 183. Bladz. I83. Bladz. 184.  <' ÓQ ■>> Xate- chism. Bladz. J8J. Bladz. 186. Bladz. 187- Bladz. 138. zaken aaneengefebakeld befehouwen; ei^ tans 's Prinfen jeugd en opvoeding doorlopen? Deze Vorstelyke Telg, op den 8ften Maart 1748 geboren zynde, wierd op den 11 April met veel plegtigheid gedoopt, en Hem den naam van Willem gegeven. De Staten Generaal, die van Hollanden Zeeland en verrcheide Steden (tonden over Hem als Doopgetuigen. Hy verloor zyn liefderyken Vad?,r, toen Hy nog maar den ouderdom van ruim drie jaren bad bereikt. De zorg zyner opvoeding bleef nu aan zyne tederharüge Moeder, die, gedurende haar leven , zyne erflyk? Waardigheden, onder den Tytel van Gouver7 name, beüuurde. Die Prinfes kweet zich in het een en ander loflyk. De jonge Vorst wierd benoemd tot Voorzitter van de Hollandfche Ridderfchap, en Hem in 1752 de Engels fehe Ridderorde van den Koufeband opgedragen. Hy (lelde zich in 1753, al voor de tweede maal aan 't hoofd der Haagfehe Schuttery by derzelver gewone trekking. Dit baarde veel genoegen, en wierd met algemeene liefde en toejuiching befchouwd. By deze gelegenheid onding die Schuttery een gedenkteken, 't welk 's Prinfen Vader wel eer voor dezelve had doen vervaardigen. Zo rolden de Kindfche jaren en Jongelingfchap van dien Prins voort, onder 't ongeveinsd genoegen van Neêrlands Ingezetenen ; 't welk zy ber toonden met allerlei Vreugde- en Eerbewyzen. Zyne Vrouw Moeder deed in 1754 voor Hem aankoop van verfcheide Heerlykheden in Holland. De Haagfehe Confrérie vaa St. Joris verkoos Kern tot Lid, en Haarlems Maatfchappy der Wetenfchappen tot haren Medeftuurder en Befchermcr. In 't volgende jaar beftemden s' Lands Hoge Magten fchikkingen over de Voogdy van dezen Vorst ea zyne Zuster de Prinfes Karolina, iDdiea hunne Vrouw Moeder mogt komen te overlyden; dewelke blyfcen opleveren van 't be» lang, 't welk de Staat (telt in 't Huis vaa Oranje. De jonge Prins zag zyn arbeidzaan^heid om zich met de kennis van nuttige, zaken  <• 6ï > té voorzien, allerwege bekroond met d'3 blyde toejuiching van geheel Nederland, 't welk op Hem zyne hoop mogt vestigen. Maar deze loop van genoeglykheden wierd eerlang < door een fmertelyktoevalvoorde beide Oranje- ■ Telgen, en ook voor 't geheele Vaderland, afgebroken. V. Waar in beflond dit? ld. In 't afflerven van derzelver Vrouw Moeder, de Koninklyke en zeer voortreifelyke Prinfes Anna, die op den 12 January 1759 overleed. De Vorstelyke kinderen kwamen nu onder de Voogdy van den Koning van Groot Britta:'je hun Grootvader, en vandePrinfesfe Maria Loüifa Weduwe vanjohan tViltem Frijb, hunne Grootmoeder, en de zorg hunner opvoeding was aan den Hertog Lodewyk van Brunswyk, Veldmarfchalk der Staten, en aan eenige Hoge Standsperfonen aanbevolen. De Heeren Staten zelve befluurden als Voogden de Hoge Waardigheden van den Prins, en bewaarden dezelve voor Hem, op gelyken voet als zyn Heer Vader die bezeten had. Het lykder Prinfes wierd op den 25 February te Delft begraven, by welke Rouwftatie zich ook de Prins bevond. By deze plechtigheid deed de Heer Hertog een aüertreffendfte aanfpraak aan den jongen Vorst; die, leerzaam en buigzaam van aart, door Hem, naar gronden van Godsdienst en zedekunde, gewezen wierd op de loflyke voorbeelden der Helden, die aldaar in de Graf-tombe rustten. Mevrouw de Prinfes Karolina trad in 't jaar 1760, den sden Maart, in den echt met den Prins van Nasfauw Weilburg, uit welk Huwlyk twee Prinfen en vyf Prinfesfen voortgefproten zyn, welke met opzicht tot het Stadhouderfchap ook in aanmerking komen, alzo 't in de Manlyke en Vrouwelyke linie Van Prins Willem den IVden is erflyk ge- IH33Kta V. Wat gebeurde 'er verder omtrent den joniren Prins? J. Zyn Hoogheid, den 8!ten Maart 1763, den ouderdom van vyftien jaren bereikt hebbende, nam, volgens gemaakte fchikkingen, plechtig zit CATËr JHISM. Vadz. [89. Wad*. t90t Bladt, 191. Bladf, 192. Bladz. 193-  <' 62 ■> KATECHISM.Bladz. 194- Bladz. 195- Bladz. 196. Bladz. Ï97- zitting in den Raad van State; en wierd aldaar, in den Stadhouderlyken Stoel geplaatst, met de liefderykile aanfpraken begroet; gepaard met welgegronde loffprakcn over 't beleid des Hertogs'in zyn opvoeding, en hartelyke zegenwenfchen over zyn Doorluchtiger! Perfoon, die eerlang 't Hoofd van een vry Volk dond te worden. Dit zelfde jaar tastte Hem de Kinderziekte aan , waar van Hy tot blydfchap van geheel Nederland gelukkig herdelde , zelf zyn hoogde dankbaarheid aan God, voor deze bewaring, betonende. Gelderland gedagt hier aan plec'itig op eenen Dankdag, en Vrieslandhad Hem ook den toegang tot de Hoge Vergaderingen verleend. Nu wierd de Prins op den 16 April 1764, na het afleggen zyner belydenis , tot medelidmaat der Publyke Hervormde Kerk aangenomen. Hier gaf Hy niet oordeel, kennis en Godsvrugt rekenfchap van zyne Godsdienftige gevoelens; voldeed een ieder daar mede, en genoot vervolgens s'Heeren Heilig Avondmaal, met de Gemeente. V. Welke plechtigheid volgde tans? yl. Na dat het kwartier Zeven-Wolden in Vriesland, in 1765 , den Prins reeds gaarne aan 't beduur dier Provincie had gezien, 't welk nochtans zyn goedkeuring niet wegdroeg, verfcheen, op den 8 Maart 1766, da lans gewenschte dag, waar op Nederland, onder• 't ongefloord genot van Vrede, burgerlyke en Godsdienstige rechten en voorrecb. ten, de dierbare Oranje - Spruit , opgeleid door een groot en Vaderlyk Leidsman, bezit zag nemen van de Hoge bedieningen van 't Erf-Stadhouderfchap. Op dien Gedenkdag, voor een vry en gelukkig Volk, wierd Prins Willem de Vyfde, de Eerde Geboren Erf- Stadhouder van geheel Nederland , aan 't Hoofd dezer Republiek geplaatst, en deze dag wierd in Holland, alwaar toen de Inftallatie gefchiedde, met alle pligtmatige vreugde gevierd. Zulks gebeurde ook vervolgens in de andere Provinciën, wanneer zyn Hoogheid daar verfcheen, om 'er insgelyks zyne Inhuldiging te ontfangen.  <■ 63 ■> V. In welke Hoge Charges wierd de Prins op dien dag geindalleerd ? yl. Hy ontfing zyne Commisfien van alle de bezondere Provinciën (behalven Hollana") door Afgevaardigen. De Staten Generaal Heiden Hem dadelyk aan als Erf-Kapitein - Admiraal Generaal der Unie, en Erf-StadhouderGouverneur en Kapitein-Generaal der Generaliteits Landen. Zy bedankten den Heere Hertog van Brunswyk plechtig voor zyn diensten aan 't Vaderland; voor zyn zorgen in de Opvoeding van den Prins; en beloofden Hem hunne altyddurende erkentenis. Ondertusfchen wierd de Prins als Hoofd van den Raad van State ingehuldigd. Hier op volgde zyn aanflelling als Erf-Stadhouder, Erf-Gouverneur, en Erf- Kapitein en Admiraal Generaal van Holland in de Vergadering van Hun Ed. Gr. Mog.; als Opper Houtvester en Opperjagermeester dier Provincie; en als het Hoofd der Hoge Gerichtshoven, in welke Collegien Hy zitting nam. Hier by wierden nog verfcheide vrywillige ojfdragten gevoegd. Ook befloot Holland tot dankbetuiging aan den Hertog, en voegde daar by een gefchenk van twee maal Honderd Duizend Guldens aan dien Vorst, voor zyne zorg en diensten. Alles wierd bedoren met een plegtige Maaltyd, welk de Prins gaf aan de Hoge Regeeringsperfonen. V. Wat (laat ons nu nog op te merken ? yl. Dat de Staten Generaal, zo wel als die van Holland, zo volmondig aan den Heer Hertog de loflykfle getuigenisfen gaven , met verzoek om in zyn goede diensten voor 't Vaderland te blyven volharden ; waartoe zy dan ook, op 's Prinfen voordel, by den Keizer deeden voordaan, hoe zy wenschten den Hertog nog lang in dienst van 't Vaderland te behouden. Men kan hier als een gevolg van die hoogachting der Staten voor den Hertog, in aanmerking nemen, dat de Prins zeer gegrond dien Vorsl als zyn besten Vriend en Raadsman befchouwde, en daarom met Hem op den 3 Mey 176c een verdrag (loot, waar mede de Heer Hertog, door zyn Hoogheid aan zyn Perfoon en Huis, er KATE- CHISM, Bladz. I»8. Blaat, 199. Bladz, 200, Bladz, 201. Bladz. 202.  4 Kate- chism. Bladz. 2ü3. Bladz. 204. Bladz. 305. Bladz. 206. Én tevens aan 't Vaderland wierd verbonden f welk verdrag het zelfde is , dat onder den naam van Afte van Confulentfchap naderhand zo veel gerucht gemaakt heefr. V. Wat volgde 'erop deze Inhuldiging by 3e S'aten Generaal en die van Holland ? A. Zyn Hoogheid Wierd nu in April 't Ópper-Bewindhebber- en Gouverneurfchap der Indien opgedragen. Hier na vertrok de Prins naar eenige der andere Provinciën, en wierd aldaar ook in Perfoon geinftalleerd .• als in Zeeland op den 23 Mey, in Utrecht den 8 Juni, in Geiler land den 13 Augustus, en den 28 dier maand in Overysfel; overal vergezeld net de gulhartige vreugdeblyken der verheug3e Ingezetenen, op hogen last ongefloord beloond. Zo liep dit Gedenkjaar ten einde, :erwyl wy nu Zyn Hoogheid moeten gaan befchoüwen in zyn betrekkingen tot de publieke zaken , voor al ook tot de algemeene defenfie en 't Krygswezen der Republiek , waar toe svy jaarlyks de Petitiën van den Raad van Staare, met zyn Hoogheid aan 't Hoofd, als de echtfie flukken zullen volgen. V. Welk is de post van den Raad van State, met betrekking tot de defenfie en 't Krygswezen ? A. Deszelfs post is, om het geen tot deze zaken behoort, zowel met opzigt tot de noodwendigheden als tot de penningen, aan de Staten Generaal voorteftellen; wanneer de Provinciën dan Confent tot het nodige gegeven hebben, en de penningen daar toe vereischt door dezelve zyn opgebragt, draagt de Raad zorg, dat 'er in alles wat 'er ontbreekt voorzien wordt, zoras deze het daar toe benodigd onderfland in handen heeft. V. Hoedanig flond het met het Krygs- en defenfie wezen der Republiek, toen zyn Hoogheid aan 't Bewind kwam ? yl. Uit de Petitie van 1765 blykt, dat alles wat 'er toe behoorde in zwakken en vervallen ftaat was. Men had gebrek aan Zeemagt. Sommige Próvincien waren agterftallig in 't opbrengen der Penningen. De Frontieren behoorden verfterkt, en de Magazynen van Oof- logs  '< 65 & ïogsvoofraad voorzien te worden. De Raad^ die al dikwyls vergeeffche pogingen had aangewend, hoopte dat nu eerlang, wanneer Zyn Hoogheid in 't dadelyk beiluur was, de zorg tot vervulling dier gebreken met een gelukkiger uitflag bekroond mogt worden. Dit voorïtel, waar in deze befchryving, van den Haat van 's,Lands Krygsmagt,, te vinden is, gefchiedde omtrent twee maanden voorde Meerderjaarigheid van Prins Willem den Vyf'dsn. E Be»  <: 66 y Beschouwing der bezon* pere Stadhouders en van derzelver tegenstrevers. elfde afdeel ing. Kati- chism. van 't Stad. Hou- der3chap.Bladz. 207. Bladz. ao8. Bladz. 309. Print Willem de Vyfde. Sedert deszelft Inhuldiging als Erffladhouder. v. vv^at wierd 'er nu verrigt omtrent de» ioefiand der Krygszaken? A Prins Willem de Vyfde, nu in 't bewind zynde, ftelde de Raad van State, dien Vorst aan 't hoofd hebbende, by den aanvang van 't jaar 1767, 's Lands belangen en noodwendigheden nadruklyk en uitvoerig voor,om van de Bondgenoten te verkrygen, dat 'eraan de verbetering van Land- en Zeemagt der Republiek ernstig gewerkt, en dezelve in een weerbaren ftaat gebragt mogt worden. In Vriesland hadden al, in 1766, eenige fchikkingen plaats omtrent verfchillen, waar in de Prins tot fcheidsman was gekozen; en Hy gaf voor de Regering der Stad Leeuwaarden , op derzelver verzoek, een verandering van 't Reglement, waar op zy zich op nieuws met eede verbonden , tot handhaving der tegenwoordige Regeringsvorm, en van 't Provinciaal Reglement in 1748 ingevoerd. Zyn Hoogheid hield de Magiftraten der Steden Harlingenen Sneck ftaande by hare Rechten , en eindigde dus de oneenigheden geheel, welke in die Provincie ontflaan waren Op's Prinfen verzoek, wierden, dit jaar 1767, in Overysfef eenige Uitbreidingen afgekondigd in 't ftük van de Jagt, om den Wildbaan aldaar beter te bewaren. Ondertusfchen had men, op den_eersten Mey en volgende dagen , op Batavia en andere hoofdplaatfen van Nederlands Indië. ook den Prins, in zyne betrekking tot die Gewesten „ pleg-  67 •> pïegtlg ingehuldigd , en aan Hem den eed van ' getrouwheid gedaan. Hier op volgde, ln dit' jaar 1767, onder de heuglyke gebeurtenisfen voor Nederland , 't Huwelyk van den Prins met de Prinfes'fe Fredrika Sophia Wilhelmina van Pruis/en, Nicht van Koning Fredrik den Groten en Zuster van den Kroonprins Fredp.ik Wilhelmus. V. Meld my iets nader van de aloude famïiie-betrekking dezer twee Vorstelyke Perfon'en. A. Zo wel de Pruisfifche Prinfes als onze Vorst zyn , van de zyde hunner Over Grootmoeders, afkomstig uit het bloed van Prins Willem den Eersten. Fredrik Willem, Keurvorst van Brandenburg, Over Grootvader der Prinfes, is gehuwd geweest met Louifa Henrietta; en Willem Fredrik, 's Prinfen Over Grootvader , met Albertina slgnes, welke beide Prinfesfen zusters zyn geweest, en dochters van Fredrik Hendrik, Prins van Oranje. Die band van vereeniging van deze beide Huizen, wierd nu weder naauwer toegeflrikt, door dit Huwelyk, van 't welk de Prins aan Hun Hoog Mog. op den fi July kennis gaf. Het zelve droeg de goedkeuring weg van Hoogstdezeive, en zy rekenden het ten hoogfte overeenkomftig met het belang der wederzydfche Landen; niet minder was 't ook met genoegen van zyn Pruisfifche Majefieit, dat deze Huwelyks-verbintenis wierd aangegaan. De Ingezetenen van den Staat en de Onderdanen : des Koninzs gaven daar over insgelyks hunne blydfchap met welmeenende vreugdeblyken te kennen. V. Wanneer wierd deze Hoge Huwelyks- < vereeniging voltrokken? A. De Prins , tot dat einde, naar Berlin op reis gegaan zynde, gefchiedde de Echtverbintenis aldaar den 4den October. De Hofprediker Sack, die dezelve inzegende, maalde in de treffendde uitdrukkingen het lofiyk Karaéter af van den doorluchtigen Prins en de Koninklyke Prinfes , welke Hy faamvereenigde. Het Bruiloftsfeest, te Berlin. agt da- j gen gevierd zynde , geduurende welke Zyn s E 2 Hoog. IAT2;hisn[,Bladz. 119. BlaiXi au. B!adz% \u, VadZt IS< 14.  <■ 63 ■> KATJU CHISM Bladz. ais. Bladz 316. Blad: «la, 11%. Hoogheid, door den Koning, met uitwekend» achting behandeld was , nam het Vorstelyk paar de reis aan naar ons Vaderland, en kwam den 12 November in 's Gravenbage. Hier deeden Hunne Hoogheden een plegtige Intrede; zynde ook in de plaatfen, door welke zy getrokken waren, met onderfcheide eerbewyzen ontfangen en begroet. V. Welke zorgen wierden 'er nu , onder 'sPrinfen beltuur, weder betoond voor de verdediging van *t Vaderland? si. Zyn Hoogheid zich van den ftaat der geldmiddelen , in de onderfcheide Provinciën , hebbende doen onderrigten, vond den zeiven zodanig, dat 'er, by de voorftelüng van den Raad op den 5 January 1768, geen nieuwe bezwaren konden worden ingebragt. Zelfs vorderde de toefland van Zeeland, dat aan deze Provincie, op voordel van den Prins, een aanmerkelyke kwytrcheldinggedaan wierd. Door deze ontbering van de nodige middelen, kon 't Krygswezen dus nog niet verbeterd worden. De Vrede ondertusfchen bragt overvloed en genoegen onder de Ingezetenen van onze Gewesten. De Prins aan de Haagfche Regering en Schuttery Medailles, ter gedagtenis van zyn Huwelyk, prefent gedaan hebbende, ging vervolgens met zyne Gemalin een reisje door Holland doen, en hunne Hoogheden wierden te sfmflerdam, met koninklyke pragt en luister, door de Regering ont:, haald. Zy vertrokken van daar naar 't Loo in Gelderland, alwaar Zy een bezoek van zyn Majefteit de.n Koning van Pruisfen omringen ; en hadden dit jaar verfcheide plaatfen met hunne tegenwoordigheid vereerd. V. Bleef de Prins intusfchen aan 't onontbeeriyk herfiel der Krygszaken denken? A. Men vergist zich maar al te veel, wanneer men den Geest der Vorsten befchouwt, als alleen gebonden aan de uitfpanning, terwyl zy zich in geoorloofde vermaken verlustigen. Zulks blykt ook hier, alzo Zyn Hoogheid zich ondertusfchen met veel ernftiger te. zaken had opgehouden. Hy formeerde dit jaar een plan ter verbetering van 's Lands Zée- magt,  *C' 69 > raagt; waar op door den Raad van State den. 39 December wierd aangehouden, om den naam der Republiek onder de Zee-Mogendheden te bewaren, en des noods den Koophandel te kunnen befchermen. Ook wierd 'er aangewezen , hoe noodzaaklyk het was in de vermeerdering der Landmagt te treden, met vurige wenfchen van Zyn Hoogheid en den Raad, dat Dimmer het daadlyk gevaar zou noodzaken, daar aan de hand te leggen, zonder op den toeftand der Geldmiddelen meer te kunnen letten. Doch deze pogingen hebben nooit het gewenscht gevolg gehad. V. Welke merkwaardigheden behoren 'er tot het jaar 1769? A. In dit jaar fchikte de Prins zyn uitdeeling van de West-Indifcne Compagnie voor zyn Reprefentant, om door deze toege l vendheid de gefchillen te eindigen , die over ' een toeleg aan den zeiven ontftaan waren. . Hare Koninklyke Hoogheid verloste den 24 Maart van een doodgeboren Prins ; eene fmert door Nederland , die echter weder verzagt wierd door de gelukkige herftelling der Vorstin. Zyn Hoogheid belliste eenige gefchillen over de Rechten van Magiflraat en Vroedfchap van 's Gravenbage; en wierd door koop en overdragt Heer en eigenaar van de Heerlykheid Montfoort, een goed uit de nalatenfchap van Koning Willem den III, 't welk den Koning van Pruisfen tot hier toe had toebehoord. Nog deed de Prins uitfpraak over eenige i Huishoudelyke oneenigheden in Gelderland, s tot genoegen van de Staten dier Provincie. Nu vernieuwde zyn Hoogheid benevens de Raad van State, op den 28 December, hunne yverige pogingen tot verbetering van 'tdefenfie-wezen; met ernflige waarfchouwirfg, dat'er een tyd zou kunnen komen, waar in al de fchatten niet zouden kunnen baten , tot herftel van 't verzuim. De Raad gaf een lof- j lyk getuigenis van 's Prinfen arbeidzaamheid ! omtrent de goede orde in 't Militaire wezen; en ftelde het gewigt der oude fpreuk; Waakt, op God vertrouwende, ernfligvoor, r» D.us viierd van wegens den Voist alles aan* E 3 „ Jath- . :msiM» Wad*, Ü9. Vadz, 30. 'Jadx,  <■ 70 i> I \ 1 i ] 4 KATE- chism. ' Bladz. »2i. 1 1 ] Bladz, ] aas., j i i j i Bladz. *Ï4. Bladt. ewend, wat Hy vermogt, om de eer en wclaart van het Vaderland te bewaren. V. Ga dus voort met de optelling der zaken an de volgende jaren. yf. De Hoge Overheid beval, in 1770, openyk dankzegging, in alle Kerken van Nederland, e doen, voor de gelukkige herftelling der 'rinfesfe, die op den 10 der Wintermaand les voorleden jaan*, door de Kinderziekte vas aangetast; en wekte ook 'sLands Ingezetenen op tot bartelyke gebeden voor den velbeminden Prins en Vader des Vaderlands; :erwyl de Vorst zyn zorg over alle de deeen van zyn Hoog beduur liet gaan. Dit jaar jeviel Hare Koninklyke Hoogheid den 28 November gelukkig van de Prinfes Fredrika L.ouisa W ilhelmina, 't welkeen algeneene blydfchap te wege bragt. Wederom ïerhaalde de Prins aan 't Hoofd des Raads ;n met den zeiven, op 28 December,de aannaningen om niet te wagten met de wapeling tot de Vyand voor de Poorten ivas. Zy redroegen zich fiegts aan de meermaals voortitelde klagten en drangredenen, hopende, lat zy niet, wanneer 't te Iaat was , zich zouten behoeven te verontfcbuldigen met beroeping op de waarfcbouwmgen . welke zynu en nog in tyds deeden. — In 't volgende jaar 1771 gaven 's Lands Hoge Magten by vernieuwing openlyk getuigenis van Hunne liefde voor 't Oranje-Huis, en van des zelfs noodzakelykheid voor den Staat , met de Ingezetenen aan te fporen tot ernftige gebeden voor deszelfs bewaring. Daar nu de Prins aanhoudend werkzaam bleef in 't aanwenden zyner pogingen, ten beste van 't Vaderland , wierd 'er by fommige Provinciën gerefolveerd de hand te leggen aan de verbetering van Land- en Zeemagt, en daar toe fcheen tans eenige hoop. Zyn Hoogheid en de Raad ooderlleunden dit ernstig,op 31 December;beweerden denoodzaaklykheid, om op die wys de geheele Republiek in ftaat van tegenweer te (lellen ; en verrigtten alles wat pligt en liefde tot het Vaderland van Hun vorderde. Gedenkwaardig voor Nederland was het volgende jaar 1772,  <■ 71 > alzo daar in het tweede Eeuwgetyde verfchee van de grondlegging onzer Vryheid, onde Prins Willem den Ilïen , met het inneeme van de Stad Brtelle, in 1572, begonnen Oo was het nu Hon.ierd jaar geleden , dat de Re publiek zich, voor 't eerst, op den rand vai haar ondergang zag, waar van zy behouae, wierd door haren dierbaren Herfleller Prin Willem den lilden. In dit Gedenkjaar 1772 wierd Zyn Hoogheids oudfte Zoon, de LH Prins Willem Fredrik geboren, juist in de morgen van den St. Barth .lomeus-dag, dei 24 Augustus, zo berugt wegens de Paryfch Bmilofts-moord van 1572- Eene algemeene e ongeveinsde blydfchap bezie de de Ingezetene over deze gelukkige bevalling van Hare Kc ninklyke Hoogheid, waar door aan Nederland door 'sHemels gunst, een manlyke Spruit als Opvolger In 't Erf-Stadhouderfchap, ge fchonken wierd. De Prins maakte tans een ge fchikkingen in de Kerkenorde, de Pol cie. Financie, en Justitie in zyn Vrye e Orafhankelyke Heerhkheid Ameland. Me zag ook, voor 't eindigen van dit jaar, nc een aanmerkelyke gebeurtenis voorvallen. V. Welke was die ? A Het overlyden van den Heer Raadpei liona'ris Stein, op 5 November, na dat H omtrent 25 jaren zyn gewigtigen post, m ?oem bekleed had. Hier op volgde,op gun, tige aanbeveling van den Prins, de verkiezir van den Heer van Ble.swyk, die op den ee ften December trad in de bediening van d ampt als Hollands eer.llen Staats - Ministe Hy deed, overeenkomstig de plegtige aanvaa ding van zyn post, een voortrerTelyke Red vöerioK aan 's Lands Staten en Zyn Hoogheu en befchreef in deze We '.Pnnfen loflyk K rakter en zyn betrekking op den Vorst. D Heer befloot, na betuiging van zyn duure ve bintenis, en die des Vaderlands aan t Oranj HÜ s, metdedierbaarne Zegenwenfchen ov 't zelve. De taal van dien aanzienlyken en u ftekenden Man ademde niets,dan liefde vo Vaderland, Vryheid en Oranje , en mag tot e duurzaam voorbeeld van navolging verftrekke E 4. 1 r 1 c 1 KAT!» , CH1SM. ' Bladz. 5 22Ó, 1 1 1 Bladz, ! 227. ♦ » - Bladz, [. 228. n n t I- Bladz, y 229. it r- it r. r- Bladz, 230. i; i- ie r- Bladz, 2r 831. it- or 3H n. sor  <■ 72 ■> RATE- CHISM. Bladz, 832. Bladz. K33' Stad*. «34- Bktdz. m-- Bladz, 136, tfladz. Voor het eindigen van dit jaar,op2o December, hernieuwden Zyn Hoogheid en de Raad wede'* hunne aanmaningen tot een middelmatige ver* fterkingder Landmagt, en 't behoorlyk in flaat brengen derZeemagt. Het uitflel om 't een erf ander ten uitvoer te brengen, wierd veroorzaakt door gebrek aan eenftemmigheid onder de Provinciën. Holland fcheen tans minder genegen tot het in fiaat ftellen der Landmagt, en fommige andere Gewesten omtrent dat der Zeezaken. De Prins werkte ondertusfchen om ze tot eensgezindheid te brengen. Zulks gelukte Hem in 1773 zo verre , dat Hy vyf der andere Provinciën overhaalde om met Holland de aanbouw van 24 Schepen te bewilligen. Ook confenteerdcn dezelve in een Plan , door Hem , tot vermeerdering omtrent de Troepen, opengelegd. Doch nieuwe zwarigheden, by Holland, tot verwondering der Bondgenoten, opgekomen, verhinderden al weder den voortgang dezer zaken. Gelukkiger gevolgen hadden de pogingen van Zyn Hoogheid ter bemiddeling van de Verfchillende gevoelens der Staat- en Kerkvergaderingen om 't nuttig werk van de verbetering der berymde Pfalmen, ten gebruike der Publieke Kerk, tot een gelukkig einde te brengen. Dit gewigtig werk wierd In dit jaar begonnen en volvoerd. Het voorzigtig Staatsbeleid der Hoge Overheden en 't heilzame der Stadhouderlyke Regeering ftraalde, by deze gelegenheid, alle Verftandige Christenen, op 't helderst, in de oogeh. Maar deed de Prins, hier mede, zyn Godvrugtigen yver blyken voor't nut en den luister der Kerke; Hy betoonde zich niet minder een Befchermer van derzelver rechten en voorftander van de zuiverheid haarer leere, met zyn gedrag, in 't geval van den Hoogleeraar van der Mark, die te Groningen vw zyn ampt verlaten wierd, om zyne gevoelens , welke bevonden wierden met de formulieren van'eenigheid te flryden. Terwyl de Prinfes, dit-jaar 1773 , naar Berlin was , deed Zyn Hoogheid een reis door Vriesland, Groningen en 't Landfchap Uf-entó , en wierd aldaar plechtig ingehuL» . di_rd;  <■ 73 > «igd; zitting nemende in.de Hoge Collegien, Dit verrigt zynde, begaf de Vorst zich nas het Loo , en reed van daar zyn Gemalin,'di< vmBer/in terugkwam, te gemoet, waar ni 't Vorflelyk paar naar 's Gravenbage keerde. V. Wat wierd 'er nu , by 't eindigen van 1773, verricht omtrent de Krygszaken ? A. Zyn Hoogheid en de Raad van Stats deeden alles wat hun pligt vorderde, met onophoudelyk by de Bondgenoten aan te dringen, op hét herflel der Zeezaken; alzo 't nu reeds gebleeken was, dat de Republiek haar ontzag by de Barbarifche Rovers niet meer kon bewaren. Met grond van reden hielden zy ook aan op de Landmagt. 't Ontbrak by de Bondgenoten fteeds aan't befluiten tot ernflige maatregelen; en dewyl de Prins en de Raad 't vervallene nietkunnen verbeteren,ten zy dezelve in ftaatgefield worden, door toereikende middelen,ziet men hoe verkeerd op zyn Hoogheid deweerloosheid van den Staat geweten is. Op den 15 February 1774, mogt Nederland zich Weder verblyden met de gelukkige bevalling Harer Hoogheid, van een tweede manlyke telg van het vorftelyk Huis, Willem George Fredrik genoemd. In den loop van dit Jaar hield de Vorft zich bezig met de verflerking der Militie in de Colonie Surinamen, om dezelve tegen den opftand der Negers aldaar te beveiligen. Europa bleef nog in Vrede , maar 't fchynt, dat de Prins, den loop der zaken voorziende , de kalmte begon te wantrouwen. Althans Hy verdubbelde, benevens den Raad van State, by 't eindigen dezes jaars de yverige pogingen, om de Bondgenoten te bepalen by de bekende noodzaaklykheid om Land-en Zeemagt en Frontieren in behoorlyken ftaat te brengen; en waarfchouwde ernftig tegen de droevige gevolgen van langer verzuim. Doch de aanhoudende klagten over al 't gebrek doen klaarlyk zien , dat zy geringe uitwerking hadden, en dat 'er federt 's Prinfen komst tot het beiluur nog weinig of liever gëen kragtdadige verbetering in 't Krygswezen had kunnen komen. B | BsïcHO'j* r l KATB. CHISM, Bladz. 33s. Bladz. 339° Bladz, 340.  <■ 74 •> Beschouwing der bezondere Stadhouders en van derzelver Tegenstrevers. twaalfde afdeel1ng. Print WILLEM de Vyfde. Vervals va» de voorgaande. kath- chism van 't s.tadhou»er- SCHAE Bladz. 341. Bladz. s42- Bladz, 343. v. ^V^at viel 'er voor, In 't Jaar 1775? a. In 't zelve zag men het beginfel vaa grote gebeurtenisfen , waar door eindelyk bevestigd is, het geen door den Prins en de Raad van State, over de noodzakelykheid van in ' tyds te wapenen , was voorgefteld. De Keizer van Marokko brak , door 't weinig ontzag voor de Nederlandiche Vlag, den Vrede met dezen Staat. Hier in wierd naar vermogen voorzien. Maar ook wierden «ie onluflentusfchen Engeland en deszelfs Koloniën ernfli'ger. De Republiek begon 'er reeds eenige betrekking op te krygen, door 't afzenden van 't Krygstulg, 't welk derzelver Ingezetenen aldaar aanbragten. De Ambasfadeur van Engeland verzogt aan de Staten Generaal, dien to/evoer van Oorlogsbehoeften uit de Republiek derwaarts te verbieden. Dit verbod gefchiedde in Maart, voor zes Maanden; en't wierd in Auguftus weder, vooreen jaar verlengd. Dit jaar viel de viering in van 't tweeeeuwgetyde der oprigting van Leidens Hogefchool, na dat die Stad onder 'twys beleid van Prins Willem den Iflen van 'tSpaansch beleg ontzet was; welkfeestde Prins bywoonde. Zyn Hoogheid, altyd een Voorftander van Rechten Gerechtigheid, ontfloeg tans twee Burgers uit de Militie, dieom den Burgerlyken Richter te ontwyken, zich als Caders in Dient} begeven hadden ; willende de Vorst niet, dat de Mlitaire Jurisdiaie tot een fchuilplaats tegen  <■ 75 ■> wettige Rechtsvorderingen zou ftrekken. Zo zeer als dit is goedgekeurd , zo algemeen was het genoegen en de vreugd der Burgery in Zut pben over een Pardon.'t welk de Prins,eenigen tyd later aan een Soldaat verleende. De Vorst, die reeds verfcheide verbeteringen omtrent de orde, in 't Militaire wezen gemaakt had, zorgde nu weder op nieuws daar voor met een Inltruótie voor de Zee - Officieren. De Leidfche Maatfchappy der Nederlandfche Letterkunde verkoos Hem tot befchermer; en verkreeg , door 's Prinfen invloeden voorfpraak, by 's Lands Staten een OQrooi en eenige voorrechten van dezelve. By 't eindigen des jaars wendden Zyn Hoogheid en de Raad weder alles aan om eens voortgang te verkrygen in 't verbeteren der Krygszaken, waar van de veiligheid der Republiek zo onmiddelyk afhing. Zy raadden de Provinciën tot eensgezindheid in dit gewigtig ftuk; en fpoorden die, welke agterlyk bleven , aan .tothetopbrengender penningen, om dus een eind te zien van de billyke klagten, Doch de vervulling' van 't een en ander bleef weder fteken. De Prins, altyd oplettend omtrent het geen tot welzyn van't Va derland kan dienen , beloonde , met een gouder Medaille, de drie Burgers van Delftshaven, wier uitflekende wakkerheid de Sluis aidaar, by den geweldigen watersnood van ^November 1775, bewaard had; en door wier zorf geheel Holland voor overflromlng behoec was. V. Welke bezonderheden zyn 'er nu, ir 1776 op te merken, met betrekking tot he publiek befluur van zyn Hoogheid? j4. Onze gewenschteErffladhouder genoot in dit jaar.by verfcheide gelegenheden, wede aanhoudende en algemeene bewyzen van Eer Liefde en Hoogachting. In October wierd he verbod van Hun Hoog Mogende tegen dei handel van Krygsbehoeften naar Noord - Ame rika, op verzoek van den Engelfchen Afge zant, weder vierlengd. De gefteldheid de zaken in de Kolonie Surinamen hadden d; jaar den Prins Erffladhouder verfcheide bezig lieden verfchaft met het doen van voorzienin gen kate- chism. Bladz. 244. Bladz, 24S. Bladz. 246. i L , Bladz. . 247. > t 1 r Bladz, t 248. s  <■ 7<5 •> Katb- CHISM. Bladz. •4S>' Bladz. Bladz. 351. Bladz. 252. Bladz, as 3. I gen; en zyne fchikkingen wierden by de Staten Generaal goedgekeurd. By 't aflopen des jaars deed de Raad van State, met den Prins aan't Hoofd, alweder verilag van 't geen 'er vereischt wierd tot de bezorging der algemeene belangen. Zy toonden onwederfpreeklyk de noodzaakelykheid om de hand te leggen aan 't herftel der Krygszaken. De Bondgenoten keurden de maatregelen wel goed, die meer dan eens door den Prins zyn opgegeven; maar gebrek aan overeenftemming onder' de Provinciën verhinderde de uitvoering. V. Mag dan de Prins befchuldigd worden als oorzaak van de weerloosheid des Lands by 't uitbarflen van den Engelfchen Oorlog? yl. Volftrekt niet, dewyl Hy niets heeft nagelaten , om 't zelve, had Hy de opvolging zyner waarfehouwingen mogen zien, in flaat te Hellen ter afkeering van een Vyand. De klagten van 't Engelfche Hof over den handel op Amerika, wierden in 1777 weder vernieuwd ; deszelfs toenemend ongenoegen beveiligde de noodzakelykheid van de Wapening. De Prins kwam in dit jaar, door aankoop , in 't bezit van Borke/o een der aanzienlykfle Heerlykheden in Gelderland. Hoe 't verval onzer Zeemagt oorzaak was van't verlopen der Zeelieden, bleek in dit jaar uit een Publicatie van Hun Hoog Mog. Zyn Hoogheid, benevens da Vorfteiyke Familie, Vriesland, Groningen, zn Drentb een bezoek gegeven hebbende , gingHy ook naar Helvoet/luis en ylmjlerdam] om in perfoon 't oog over de Zeezaken aldaar te laten gaan. 'Er wierden eenige beginfelen van opbeuring befpeurd, doch tot heden had het Land flegts 23 Schepen en Fregatten in dienft. Dit gering getal was geenzints toereikend om de nodige convoyen , ter kragtladige befcherming aan onzen koophandel Ie /erleenen. Middelerwyl kwam 'er in G&ober weder een herhaling, door Hun Hoog Mog. >mtrent het verbod van toevoer van Oorlogsjehoeften aan de Noord - Amerikanen. V. Waarom is het nodig deze gefieldheld 3er publieke zaken in acht te nemen ? yi. Qm daar uit af te mqten, hoe billyk. ei»  <■ t7 •> gegrond de ernftige aandrang was, van zyn Hoogheid en den Raad van State, ten einde de Republiek eens in een behoorlyken ftaatvan tegenweer gefield mogt worden. Tans liepen in November de vyf jaren ten einde voor welke de Heer van Bleiswyk, naar gewoonte , tot Raadpenfionaris van Holland was aangefteld, en die Heer wierd in zyn poft op nieuw beveiligd. Hy had nu de uitftekende talenten en erondbeginfels van den Prins nog meer van naby leren kennen; en gai' 'er, in zyn aanfpraak, een getuigenis van gegrond op een uitgebreider ondervinding, 't welk niet minder loflvk was, dan dat van 1772; gepaard met betuiging van zyn duurzame dankerkentenis aan den Vorst. De Staatsregisters van Holland dragen dit dubbel getuigenis nog , tot onverwelkbaren roem voor den Prins, wiens zorgen voor't Vaderland Hem de grootfte lietde en eerbied waardig maken. Zyn Hoogheid en de Raad van State , by 't einde van 1777, de Staten Generaal onder 't oog brengende, dat de tyden hoe langer hoe critiquer en zeer gevaarlyk begonnen te worden, poogden 's Lands Hoge Magten werkzaam te maken om zich te hoeden voor eene totale overheerfching van derzelver Naburen , dewelke door den Prins en den Raad gevreesd wierd, datuitden toeftand der Republiek t' eenigen tyd ontdaan zou. V. Wat volgde 'er nu in 1778? yl. In dat jaar brak het Oorlogsvuur uittusfchen Vrankryk en Engeland, en terftonc bleek het nadeel van de weerloosheid van on zen Staat; want het deelnemen inden Oorlog waartoe men ons van weerskanten drong , me ons belang ftrydende, bezaten wy ook geei macht genoeg om volmaakt onzydig te kun ren blyven. Het gelukte den Prins om ii deze gedeldheid der zaken de Provinciën to aanbouw van 24 Schepen wel te doen bedui ten; m-ar de zaak zelf nochtans kwam al weder niet tot uitvoering. Echter had 'erb fommige leden der Regering een gevoele plaats om Engeland 't nadeel, 't welk onz Negotie op Zee leed door deszelfs Kapers betaald te zetten; waar tegen de Prins, fchoo he KATB- CHISM. Bladz, 254' BlaSn.\ 355. BUtdZt] 256. , Bladz. 257. I I t r 1 , Bladz, 1 258. n  <■ 78 KATE- CHISM. Bladz. 259. Bladz. 260. Bladz. 201. Bladz. 26t. hem de gegronde klagten troffen, zich vef klaarde , om dat het Hem ontbrak aan de nodige Scheepsmagt Nu meende men, dat 'er, op een nieuw ontwerp ter verbetering van 't Zeewezen , een vrugtbaar befJuit zou komen , doch zulks bleef alweder fteeken. V. Van waar kwam het, dat dit telkens, op zulk een wys, te niet liep? yt. Om dat het fteeds ontbrak aan eensgezindheid onder de Leden der Regering of aan 't opbrengen der nodige penningen om Zyn Hoogheiden den Raad in ftaat te ftellen tot het uitvoeren der zaken. Hierom wierden de Bondgenoten door Hun, by de Petitie van 1778 , alweder tot het een en ander aangemaand, om langs dien weg den Staat, te Land en ter Zee te kunnen verdedigen. Zy wezen daar by, ter meerder aandrang, de gevaren aan, waar in de Republiek in vorige tyden, door zulk een verzuim , gekomen was. In het jaar 1779 volgde het tweede Eeuwgetyde van de Unie te Utrecht door de Zeven Provinciën gefloten. Welke Vereeniging te Utrecht, plegtig herdagt wierd. 't Mag op dezen tyd aan elk Nederlander wel herinnerd worden, dat, in de bewaring van dit Verbond, door de onvermoeide zorg van Prins Willem den Iften tot (land gebragt, 't heil van dezen Staat gelegen is ; waarom door dien Vorst en alle zyne Opvolgers fteeds daar op is aangedrongen. Hier toe hebben inzonderheid ook de pogingen van Prins Willem den Vden geflrekt.dte tans aanhoudend bleef voortgaan , met ter be» fcherming van den Koophandel, gebruik te maken van de weinige middelen , welke Hy, daar toe, by de hand had. Engeland begon in dit jaar 1779 onze Koopvaart, voor al met opzigt tot het vervoeren van Scheeps-Timmerhout, meer en meer te belemmeren. Vrankryk noodzaakte, door 't 'eggen van belastingen op den invoer der goederen van fommige Steden van Holland, die Leden van deze Provincie, om tot onbepaalde convoyen te befluiten. Dit, en de behandeling, welke de Amerikafche Kaper Paul jfones ontmoette, kreeg al meer invloed op de publieke zaken. De  <= 79 > De Prins en de grootfte meerderheid van den. gantfchen Staat, was voor de toegevendheid, niet om Engeland iets ten gevalle te doen, maar alleen om dat de Republiek te zwak was om in een Vredebreuk met Engeland te komen; welke zy vreesden, het onvermydelyk gevolg van deze maatregelen te zullen wezen. De uitkom ft heeft deze vrees beveiligd, en den Koophandel de gevoeligfte Dagen toegebragt. Zyn Hoogheid bleef met den Raad van State aandringen op voorziening omtrent de Land-en Zeemagt. Fortificatiën en Magazynen, op dat de Republiek, tot welzyn der Negotie, onzydig kon blyven ; en door de een of andere Mogendheid niet gedwongen zou worden tot flappen die flrydig zyn met hare wezenlyke belangen. Intusfchen een convoy onder den Grave van Byland, voor Houtfchepen, verleend zynde, 't welk uitgelopen was, wierd hetzelve, door den Engelfchen Commandeur Fielding, opgebragt. Hierop gingen alle de Provinciën, uitgezonderd Zeeland, in 1780, over tot befluit om voortaan onbepaalde convoyen te verleenen. De nodige Petitie wierd tot dat einde geformeerd. Maar behalven den tyd, die 'er vereischt wierd, bleef ook 't opbrengen der penningeu hier toe alweder in gebreke. Daar op volgden de raadplegingen om toe te treden tothet verbond van gewapende Neutraliteit door Rus/and ontworpen. Hierdoor vermeerderden de redenen van 't ongenoegen door Engeland tegen ons opgevat; terwyl wy billyk over deszelfs behandelingen klaagden. Veele zwaarigheden deden die toetreding uitftellen, tot dat 'er eindelyk op den 20 November door dezen Staat, by de meerderheid ter Generaliteit, te weter Holland, Friesland, Overysfelen Groningen, deel in dat verbond genomen wierd. Engelane nam dit zeer euvel op. De Prins volhardde ondertusfchen in 't gevoelen, dat dit Ryk behoorde gevierd te worden, tot wy in flaa waren om regtmatige wraak over deszelfs han delwyzen te nemen. Zulk een gevoelen , geen zins voortkomende uit ongeoorloofde Engels gezindheid, gelyk Zyn Hoogheid lafterlyk i KATJCCHISiVf, Bladz. ü<52< 264. Bladz, 2 6j. \ Bladz, 266. C S  <■ 86 > KATR. CHISW Bladz. • 67. Bladz. 36S. Bladz. aangewreven, had geen anderen oorfpronF,' dan het vooruitzicht van 't nadeel, 't welk, meer dan waarfchynlyk, het Vaderland, deszêlfs buitenlandfche bezittingen , en deKoophandel, uit een Vredebreuk met Engeland,te wagten hadden. Des niet tegenflaande bleef Zyn Hoogheid aan't hoofd der Krygszaken alles verrigten , wat hy kon Uitvoeren met de geringe magt, wslke 'er voor handen was Nu ontdekte 't Engelfche Hof een ontwerp van een commercie traetaat tusfchen deszelfs Amerikafche Koloniën en dezen Staat; het welk opgefteld was door een Koopman van Amfterdam op laft en inflrucrde van den Penlionaris dierStad. Hetzelve wierdgevon den by den Heer Laurens Prefident van 't Congres der Amerikanen . die in de handen der Engelfchen gevallen Was De Ambasfadeur Pbrckgaf 't aan den Prins over, die 'rter Staats Vergadering van Holland inleverde ;alwaar deze zaakmet geen goedkeuring wierd opgenomen. Over dit voorval wierd Engeland nog meer gebelgd; deszelfs Ambasfadeur vertrok den 23lten December uit 'sGravenbage , na dat op den 2oflen , door dat Ryk , de Oorlog aan ons was verklaard; en Nederland ondervond de ramfpoedige uitkomst der voorfpellingen, welke meermalen, door zyn Hoogheid en den Raad van State, omtrent deszelfs weerloosheid gedaan waren. V. Wat wierd 'er nu voorgefleld by de Petitie op 't einde van dit jaar 1780? yl. Zyn Hoogheid en de Raad , dezelve inleverende op 28 December, eer de tyding der Vredebreuk hier nog was aangekomen , fpoorden vooral de Bondgenoten aan tot alles, wat kon dienen ter opbeuring van de vervallen zaak van den Staat. Zy vreesden nu, dat'er haasteen einde aan den Vrede zou zyn; betuigden hun leedwezen over den weinigen invloed hunner getrouwe pogingen , en gaverï onbewimpeld te kennen , hoe de Republiek in beter Raat van defenfie zou wezen , zo 'er aan hun herhaalde voordragten gehoor verleend was. Zy wekten de Bondgenoten op tot de verflerking der Landmagt, Fortificatiën en Magazynen; en het opbrengen der penningen*  <• 8i -> gen, die nog verre ten agteren waren. Schoon | zy'erkenden, dat 'er eenige beginfelen van | verbetering in de Zeemagtplaats hadden, von- 2 den zy echter dezelve nog te zwak om 't hoofd te bieden, en al wat van aangelegenheid was te befchermen. Ernst, yver, en een voornemen'om kragtdadig té beginnen en voort te gaan, waren de middelen, welke zy de Bondgenoten moesten aanbevelen tot behoud van 't geheele Vaderland en deszelfs dierbare panden. ■ V. Hoe fterk was in dezen tyd de Zeemagt l van den Staat en ook die van Engeland? _ 3 A. De Zeemagt der Republiek beftond in 't geheel uit 27 Schepen, meest van 50 (lukken , 35 Fregatten, en 1 Snauwen ; waar onder nog 6 oude Schepen waren, van weinig of geen dienst. — Engeland had 126 Schepen van Linie, behalven een groot aantal Fregatten en andere Vaartuigen; welke (lerk bemand waren , met geóeffendehbevaren Volk, en wel bezeild; en dus ook nog deze voordeden boven de onze bezaten, 't Is gevolglyk verkeerd, dat een gedeelte der Natie gewild heeft, dat de Prins met die zwakke en liegt uitgerufle Vloot, meer zou hebben konneri verrigten , dan 'er in de vorige Eeuw zelfs met talryke, en welbemande Vloten heeft kunnen gedaan worden. Hy had jaren , lang .aangetoond , hoe (legt het ftaan zou,1 indien de Republiek in zulk een weerlozen toeRand eens wierd aangevallen; en tydig genoeg vermaand om dezelve ter Zee en te Land te verfterken. Maar de Stadhouder geen magt bezittende om over's Lands penningen te befchikken, heeft Hy niets .meer kunnen verrigten, dan alleen ernftig op die verbetering aandringen , blyvende hetconfenteren en fourneren (tocftemmen en opbrengen) vaii den Wil en de Magt der Bondgenoten ashangen. F B e s c 110 «- AT** HlSUf, '.i.iz. lladg, 7i. Vadx, 72'.  <• 82 > BÉSC houwing van de bezondere Stadhouders en van derzelver Tegenstrevers. DERTIENDE AFDEEL1NG Kate- CHISM. van 'c Stadhouderschap.Bladz. 27.3. Bladz. 274. Bladz. »'*ƒ. Bladz. 376. Prins WlLlEM dg Vilde. Vervolg van de voorgaande. V. jTot hier toe hebben wy Prins Willem' denVyfden, gedurig werkzaam gezien in voorzorgen om 't welzyn van ons Vaderland te bevorderen, en 't zelve in een behoorlyken (Iaat van weerbaarheid te brengen , indien 't Hem had mogen gelukken, voor 't uitbreken van den Oorlog, zyn goeden raad met een gewenschten uitflag bekroond te zien. Dewyl hier uit de ongegrondheid der lafleringen tegen Hen*, als ware Hy de oorzaak van 's Lands weerloosheid, bereids blykt, laat ons dan voortgaan met de befcbouwing der verdere verrigtingen van dien Vorft. Hoedanig waren Zyne gevoelens, toen in 1781 de tyding ontfaiigen wierd van de Vredebreuk met Engeland. A. Zyn Hoogheid aangedaan over die tyding, verlangde, zo zeer als iemand, om 't Vaderland te wreken; maar gevoelde ook levendig de rampen die 't zelve Honden te treffen. Dit gevoel wierd in Hem verwekt door die oprechte Vaderlands - liefde,- welke altyd het algemeene heil van alle Burgeren in 't oog heeft, en Hem deed vooruitzien op de nadeelen , welke de Koophandel, Bezittingen, en Geldmiddelen der Republiek nu zouden ondergaan, in een toeftand, waar in 't Hun Hoog Mog. ontbrak aan toereikende middelen tot verdediging of befcherming. Het verflrek*e dea Prins, dis z«lf zo veel belang by Neder-  <• *S ■> derlands welzyn heeft, nog tot eenigen troost, dat Hy noch met raad, noch met daad tot dien Oorlog eenige aanleiding had gegeven ,• maar In tegendeel altyd getragt had denzelven te doen voorkomen. , ,.. V. Wat verrigtte de Vorst in die ongelukkikige'omftandigheden ? . i A Door gebrek aan Zeemagt, als Admiraal Généraal, geen beftellingen kunnende uitgeven deed Hy, zo veel mogelyk was, de Schepen in Zee en de buitenlandfche bezittingen verwittigen van de Vredebreuk; onze Zeekusten dekken; en de gewesten die t meest voor landingen bloot lagen, van Militie voor- , V; Van welke uitwerkfels was nu 't verbond van gewapends Neutraliteit? A Van geenerlei nut; want de Noordicne Mogendheden boden geen byftand. Rusland floeg wel een bemiddeling voor; maar dezelve wierd door En Keiand vande hand gewezen. Ondertusfchen onftond.'er, onder de Burgeryen , zonder aan te zien tot welk een laag. te de Zeezaken vervallen waren , groot ongenoegen , als of 'er alleen. door werkloosheid en yverloosheid zo veel fchade geleden wierd: en men begon, door 't fmeden van zydelmgfche befchuldigingen, Zyn Hoogheid, die zo lang op herftelhad aangehouden, in verdenking te brengen. De Regenten van Amfler dam fcheenen verwonderd over de weerloosheid van den Staat; en fchreven, in een Memorie, welke den 8 Juny, den Prins wierd overhandigd . de oorzaak daar van toe aan den invloed, welken de Hertog (die voorheen zoo hoos geroemd was) op Zyn Hoogheid had. Zy fjoegen voor dien Vorst van 's Pnnlen Perfoon te verwyderen , en tevens om den Prins als Stadhouder, een kleinen uitgekipten Kaan toe te voegen. Zyn Hoogheid, ingevolge de Vryheid, wetke Hem -daten was, h>er van kennis aan den Heer Hertog gegeven nebbende. adresfeerde deze Vorst zich, tot afwering: van den hoon, aan Hun Hoog Mog. De PrKis Erf-Stadhouder deed zulks iosKeljks, op den 38 luny, met verzoek, dat 'er wegens «vn Cate- Bladz, 177- BladS, a7«- Btadz, 379. Bladz. 289. Bladi, 381.  <• 84 •> KATR- CHISM Bladz. 282. Bladz. 28j. Bladz aS4. bcftüur by de Admiraliteiten onderzoek gedaati zbu worden;'t geen opgevolgd wierd. Tevens beriep Hy zich op de duidejyke bewustheid der Algemeene Staten omtrent zyn aangewende pogingen in.tyds te werk gëftcld. tót verbetering der Zee-Magt. Hun Hoog Mog. die zulks moesten toeftemmen, bedankten den Prins voor die Lands"-Vaderlyke zorgen, en gaven te gelyk te kennen, hoe zy wenschten dat dezelve haar uitwerkfel hadden mogen verkrygen. Dit billyk genoegen van Hun Hoog Mog. kreeg nog nader zyn bevestiging uit de Berichten der Admiraliteiten , die duidelyk deden zien, dat het haar fteeds aan penningen had ontbroken. Dewyl 'er tans ; door 't vrugteloos aflopen van een onderhandeling om gewapende Schepen van de Noordfche Mogendheden over te nemen , geen toovlugt overbleef, dan tot het aanbouwen, deed de Prins, door de Admiraliteit op de Maas, twee premien , elk van ioö Dukaten uitlove» voor de opgaaf van de beste middelen om 't Zeewezen te verbeteren ; welke premien Hy naderhand tot iooo Dukaten hééft verhoogd ; indien die Middelen voldoende wierden opgegeven. Onder.alle deze pogingen om 't Vaderland dienstig te wezen , zag men veele lasterfchriften tegen den Hertog te voorfchyn komen; waarin de Prins van ter zyde wierd aangevallen. Dit vergif wierd by «en menigte ligtgelovigen zo gretig ingezwolgen , als of 't een heilzaam genees-middel was; én langs dien weg wierden veeier harten afgetrokken van den Prins. Nogtans toonde zyn gedrag omtrent den Slag op Doggersbank den 5 Auguftus 1781, zo overvloedig, als al zyn voorige handelingen , hoe wéinig Hy de verdenkingen verdiende. V. Welke zyn daar van de omftandigheden ? yt. Het is bekend , dat de dappere Zoutman aldaar de eer der Nederlandfche Vlag bewaarde. De Prins , die veel moeite gedaan had om 't Convoy, 'twelk die Schout-by-Nagt geleidde , te doen uitlopen, was zodanig verheugd over den zege, dat Hy den Graaf vim  < 85 ■> fTeldersn , die Hem de tyding bragt, me een Diamanten Ring befchonk. Hy beloonde de dapperheid met verfcheide bevorderingen bedankte, friet een brief, al't Volk ; had zyr fchatten veil om , des noods, de onkosten var eerbeloningen te dragen ; en nadat, op zyr voordragt en onderfteuning , door Hun Huoj Mog. eenige eere-tekenen gefchonken wa ren, voegde Hy zelf'er nog een Medaille ter zynen koste by ; alles ter opwekking var den yver tot den Zeedienst. Het Scheeps Volk deed hy, op zyn kosten, een Onthaal en de Gekwetften een Gefchenk in geld ge ven. Maar dit alles kon de kwaadwilligheic zyner Vyanden niet betomen. Want in de volgende Maand October wierd het fameus Li' bel: Aan 't Volk van Nederland, by nag' geftrooid , om door de hevigfte lasteringen , en verfoeilykfle leugentaal, 't Volk tot omkering van onze wettige Staats- en Stadhouder, lyke Regering op te ruijen , en aan te zetter om den Prins en zyne Vrienden te vermoor den. Dit Schandfchrift wierd wel fcherpelyk door de Hoge Overheid verboden ; maar kon naderhand kwam de Post van den Neder-Rbyt voor den dag. Een Gefchrift, 't welk dezelf de Grondbeginfels bevat; enfedert, door uitbreiding van 'tgeen 't vorige inhield, gedienc heeft om 't zald van tweedragt en beroerte door 't ganfche Land te zaaljen. Door zulke middelen heeft men getrapt Zyn Hoogheid de liefde der Ingezetenen te onttrekken, fchoor men geen bezondere befchuldigiimen , maa niets dan algemeene, en dat nog zonder ge gronde reden of bewys, tegen Hem heeft we ten op te werpen. V. Wat, wierd by 't eindigen van 178 r, li de Petitie voorgefteld ? A. De Vorst hield aan in zyn yverige po gingen om de Werkzaamheid onder de Bond genoten op te wekken. Hy toonde zioh, be nevens den Raad,, wel voldaan over eenigi beginfels van yver tot herftel der Kxygszaken maar de Prins en Raad van State bleven no al in de noodzakelykheid om aan te fporei tot het gereeder opbrengen der penninger F 3 Tan E KATE. CHISM. Bladz.' 28J. I L Bladz. 286. Bladz, 2S7. 1 ; Bladz, . t,8t>. I I  <■ ?<5 •> Kati- CHISM liiadz. Jitadz 3J30. Tans wierd op liet bevorderen der Zaken van de Zeemagt het meest aangedrongen. Doch de Keizer de Vestingen der Barrière geflegt hebbende, wierd , om de vooruitzigten hier van, ook de ftaat der Landmagt onder't oog gebragt, en voorgefteld hoe nodig't was, dat de Provinciën ernstig famenwerkten tot behoud van 't lieve Vaderland , zo wel als ter . verkrvging van een eerlyken Vrede. Terwyl Zyn Hoogheid yverig voortging om zyne zorgen ten beste van 't Vaderland aan te wenden, lieten echter zyne Vyanden niet na Hem meer en meer in 't openbaar te lasteren. Dei ze befchuldigden dan eens den Prins meer rechtftreeks, en dan wederom zyne Raadslieden. Nochtans is het zeker, dat Hy zich van bevoegde en kundige Perfoonen heeft bediend, en met de Scheepsbevelhebbers , den Lieuténant-Admiraal, en den Raad-Penfionariszw? Bkyswyk , de Krygsverrigtingen ter Zee regelde , dewelke Hy dusjst&. -derzelver overleg en raad deed uitvoerend Behalv>n verfcheide losbandige Couranten, verfcheen *er ook een profaan Gefchrift, getyteld de Oranje Boomen, waar in d*e eer en naam der vorige Prinfen van . Oranje, zo wel als van dezen Vorst met oproerige lastertaal gefchonden wierd. 't Hof van Holland klaagde over 't een en ander op den 2o February 1782. aan de Staten , en achtte een kragtdadige beteugeling van die ongebondenheid toen reeds hoogst nodig. V. Wat wierd 'er in dit Jaar met onze Schepen in Zee verrigt? sf. De Prins was gelukkig genoeg om zyn maatregelen tot dekking van onze Kusten met een goeden uitflag bekroond te zien , alzo daar door de vyandelyke voorneemens tot het doen van Landingen verydeld wierden. Maar op , Zee kon 'er door de overmagt des Vyands, ," tegenwinden, ongereedheid der Schepen, Ziektens op dezelve, en zwakheid der Zeemagt, niets van belang ondernomen worden. Zyn Hoogheid , die tevens moest zorgen de geringe Zeemagt niet in de waagfchaal te Hellen , deed in Mey vyf Pinkjes uitlopen om onze Schepen te v/aarfchouwcn van de nadering van S> ■-. .1 v •» ■ e <• ... :> • der»  4: 87 ■> dertien t»rote en zeven kleine Engelfche Scheven waar tegen onze geheele Zeemagt, welL in de Noord-Zee gebragt kon worden niet beftand was. 't Gelukte den Prins onze Schepen hier door, voor 't oogfchynlyk gevaar te behoeden. Hy gaf vervolgens orders om de Vloot weder Zee te doen kiezen, en dezelve ! lieD in Tuny uit. Tans ontweken de Engel- : fchen deze Vloot; en dezelve kwam eerlang weder binnen. Zyn Hoogheid gaf nieuwe bevelen om werkzaam te blyven , en alle zyne gemaakte fchikkingen wierden, na gedane opening door Hun HoogMog. ten volle goedgekeurd' met verzoek om de Schepen weder fpoedig: te doen uitlopen. In opvolging hier van Jf Hy de nodige bevelen; doch de uitvoering wierd , door de ftormen in Augustus, in veelerlei opzigten verhinderd. De Vorst, bewust, dat by Hem geenerlei verzmm plaats had? gevoelig zynde over den aanhoudenden laster tegen zyn beduur, gaf in d.e maand in 't Befoigne zyn voornemen te kennen , om de bondgenoten opening te geven van zyne verrigtingen als Admiraal-Generaal, die by t Hot van Vrankryk volkomen goedgekeurd waren. Een noodwendge geheimhouding hal Hem tot hiertoe verhinderd dit voornemen werkftellig te maken. Zeeland, 't welk in de verfatertagen van 'I Krygswezen voorheen nooit had kunnen demmen , fcheen nu 't fterkst te k agen , en had zich over de v rmeende werkloosheid by Misfive aan den Vorst vervoegd; ? welk ook van andere Prövincien verwagt wierd Des zag Hy zich ook van dien kant voldrekt genoodzaakt tot het geven d.er onde r gting. Nu kwam 'er den 21 September een v aal van 't Franfche Hof, met het welk cemeenzamerhand, in den Oorh g ter Zee ^ werk gegaan wierd, om 10 Schepen naar gr^ aftezenden. Die voorfhg door den Ambasfadeur van Vrankrvk aan Zyn Hoogheid gr. aaan zvnde gaf de PrMi 'er kennis yan aan de AlSmeene Staten. By dezelve wierd beflottnShet afzenden dier Schepen, mits dat ezelve Cdoor.tegenwind oUen.g onvoorzie, toevdl niet verhinderd wordende) den 8 Oc 1 4 KATB- :hism . Bladz, !?2. Bladz, !93< Bladz, 294- Bladz, 295.  «f- ^8 > KATECHlSM.ISlattz. i ] ; : Bladz. Bladz. iober gereed konden zyn om in Zee te gaan. De Prins had al vooraf op den 30 September, Drders gegeven om die Schepen gereed te houden ; en vaardigde op 't eerde verzoek de Bevelen af, tot het uitlopen , met lastowJliptelyk de Refolutie der Staten Generaal op te volgen. Doch ongelukkig heeft deze expeditie naar Brest niet volvoerd kunnen worden. V. Was was de reden , dat die expeditie jeen voortgang heeft gehad ? ui. Alzo dezelve onvérwagt opkwam , in een Jaarfaizoen , dat men nooit .gewoon geweest is 'sLands Schepen in Zee te zenden, waren dezelve niet van al't nodige voorzien; en uit dien hoofde konden zy niet vertrek-, een. De Kapiteinen hadden wel terdond om t geen 'er ontbrak gefchreeven; maar 't zelve ton niet fpoedig genoeg bezorgd worden. Zy noesten dus befluiten dat het onuitvoerlyk was. laar Brest te willen zeilen. Hun Hoog Mog. lier van kennis bekomende, bekielden aan zich Dm 't gewigt der redenen van de Scheeps be» yelhebbers te onderzoeken. Terwyl 'er nu inder gebruik van de Zeemagt gemaakt wierd, (vaarin om 't ver verlopen Jaarfaifoen ook al veel zwarigheden te boven te komen waren , jn door 's Prinfen arbeidzame zorg .overwonnen wierden, had het mislukken der gemelic expeditie naar Brest veele onaangename {evolgen voor zyn Hoogheid. Vriesland en Groningen, als mede de Commisfarisfen van Hollands Staten, dewelke zich deswegens by den Vorst vervoegden , befchouwden het zeive als een zeker bewys van werkloosheid. Hy beantwoorde dit behoorlyk met voordelling van den waren aart der zaken; gelyk Hy ook vervolgens heeft aangetoond, dat de ongereedheid der Schepen, uit den natuurlykeq toedand der omdandigheden , en den gewonen loop der zaken, als van zelve moest voortvlocijen. Wyders zyn uit dit voorval door de Hedendaagfche Nieuwsfchryvers by herhaling de fnoodde lasteringen tegen den Prins en zyn beduur getrokken. V. Wat gebeurde 'er nu verders? A. Gedurende den loop der aangehaald^ voor-  iC 89 •> voorvallen, fchreef het Hof van Holland, ders 5o September, op nieuws aan Hun El. Groot Mog. ten einde eene beteugeling te verwerven van die fchandfchriften, welke niet alleen op den Prins en zyne handelingen aanvielen, maar ook deHoge Regering dezer Landen fchonr den , om, door die heillooze bedryven, tweedragt en verwarringen te zaaijen, en ,t onberjlelbaar bed-rf vandit Gemeenebest Xe veroorzaken. De Prins de lasteringen en verdenkingen moede , gaf op den 7 October zyn onderrigtende Memorie ter Algemeene Staatsvergadering over, waar in Hy opening deed van zyn veelvuldige werkzaamheden, als Admiraal Generaal dezer Landen, federt zyne meerderjarigheid; zo omtrent zyne Pogingen tot herftel der diep vervallen Zeemagt, als aan-: gaande zyne onophoudelyke .zorgen gedurende dezen Oorlog. Dit merkwaardig fluk gefiaafd met ontegenzeggelyke bewyzen, heeft veele de oogen geopend, en doen te rug keeren van derzelver vooroordeelen tegen "den Prins. Niemand heeft het tot nog toe kunnen wederleggen, fchoon 't niet ontbroken heeft aan Schotfchryvers, die 'er, volgens hunne gewoonte, redenloos op aangevallen zyn. Maar ook 's Lands Hoge Magten zyn in deze gegevene opening blyven berusten, zonder 'er eenige infpraak op te doen. 3"ieze Memo rie, als mede het uittrekfel, 't welk 'er van ge maakt is, kwam, door den druk gemeen geworden zynde, in ieders handen , en 't verftrekte de oprechte beminnaars van 't Vaderland , de gevestigde Conftitutie en 't Vorstelyk Huis tot vreugd, da" de Prins in (laat was zyn gedrag openlyk dusdanig te verweren. Zyn Hoogheid benoemde, om den haglyken tp.eflahd des tyds eenige Heeren Vice Admi- , Taais en Fiscaals der Admiraliteiten tot zyne Zee-Raden ; dewelke Hy echter niet dan met moeite overhaalde tot het aanvaarden van die zorg, uithoofde van derzelver vrees om ook ten prooi te worden van de Lasterfchryvers, die alles firafloos aanrandden , wat zich niet blindelings voegt naar 't belang der party .welke door hen gediend wordt. F'5 V. Wierd, Kate. CHISM. Bladz. 300. Bladz. |OJ. Bladz, 302. Bladz. J03. Bladz. 30,}.  *c' 9fl ■> KATB- CHTSM Bladz. goj. éo6. 7^. Wierd, door dien hevigen laster, de liefde der Natie voor den Prins uitgedoofd ? yl. Gansch niet, want hoe fpoorloos de lasteraars in hunne woede voortgingen, zag mén echter alom, en zeer algemeen, onder's Lands Ingezetenen, de blyken der aloude erkentenis Van onze dure verpligting aan 't Huis van Qranje. Eenige meenden aan den Prins, met een Dank-Adres over zyn aangewende zorgen, die erkentenis te kennen te geven ; doch dit had geen voortgang. Maar door eenige Collegien van Regering in Holland wierden in dit jaar aan den Prins, deRecommandatien, welke Hy gewoon was , tot fommige posten, te doen, opgezegd. Men meende tans dat zyn gezag hier door te uitgeftrekt was, alhoewel, 't geven van die Recommandatien voorheen aaii Hem vrywillig is opgedragen , om zyn gepasten invloed te meerder kragt en werkzaamheid,tot 's Lands welzyn,by te zetten. — Onder de Lasterfchriften, die van tyd tot tyd by meenigte verfchenen , kwam ook tans voor den dag een zogenaamde Brief, over de -ware oorzaak van 'j Lands ongeval, gevonden tusJcben Utrecht en yf;nersfoort. Hier in wierd de Koninklyke Gemalin van den Prins Erf-Stadhouder, fchandelyk gehoond ; 't welk den Koning van Pruisfen aanleiding gaf om zich op den 17 December, door zyn Afgezant, by Hun Hoog Mog. over dat Libel, te beklagen. Het zelve wierd eerlang door de Algemeene Staten, en die der bezondere Provinciën ftreng verboden , met uitloving van een premie op de ontdekking van den Autheur. Door zulke voorzieningen , ziet men van welke verachtelyke middelen zich de Vyanden van den Prins bediend hebben. V. Hoe flond het tans met de Noord-Amerikanen ? yt. Deze al voorheen door Vrankryk voor vry en onafhankelyk verklaard , wierden, in 't laatst van dit jaar 1782, door Hun Hoog Mog. ook als zodanig erkend; en de Staten (loten '■• met r>ic Volken een Verbond van Vriendfchap en Koophandel. Over deze Gebeurtenis was by fommi^en hier te Land veel vreugd ; maar men  ?C 91 > men heeft tot nog toe niet gezien, dat d?t voorval, door 'tverlangde voordeel voor ónze Negotie gevolgd is. V. Wat wierd 'er by 't eindigen van dit jaar 1782 by de Petitie voorgefleld? yl. Zyn Hoogheid en.de Raad bragten , de gezamenlyke Provinciën , (van wien de bezorging dezer zaken afhangt) onder 't oog, hoe gevaarlyk de toefland der Republiek was; des tyds zonder yllliantien , zonder genoegzame Militie, zonder behoor)yke Frontieren en zonder Vloot,' die iterk genoeg was om den Vyand te wederilaan of befcherming aan Vaderland en Koophandel te veileenen. De noodzakelykheid van de voorziening in 't een en andere wierd aangedrongen ; en vooral met opzigt tot de Zeemagt, federt het begin dezer Eeuw zodanig in verval geraakt, dat'er zelfs verfcheide jaren tot herflel nodig waren. Maar tevens maanden Zyn Hoogheid en de Raad de Provinciën, die nog al agterlyk ble ven , aan tot het opbrengen der toegedane gelden, op dat het werk behoorlyk zou kunnen bevorderd worden , en de Republiek weder een naam onder de Zee-Mogendheden vërkrygen. Dus ziet men , dat Prins Willem de Vyfde niet heeft afgelaten om op allerlei wys zyn zorgen, totbehoud van't Vader, land,te belleden, en niet meer voor deszelfs welzyn heeft kunnen verrigten. Want men weet, dat het bybrengen van de middelen,tot herflel der Krygszaken, niet afhangt van den Stadhouder, maar van de Bondgenoten zelf; wier onvermogen in dezen, aan den ftaat van derzelver Geldmiddelen, moet worden toegefchreven, en niet aan den Prins , die de beflelling daar over niet in handen heeft. B Eseiiot/. katï- CH1SM. Bladz. 5°7' Bladz, 3=1.  <- 92 ■> Beschouwing van de bezondere Stadhouders en van derzelver Tegenstrevers. fe er tiende afde eling. Prins Willem de Vyfde. Vervolg van de voorgaande. KATÏCHISM.v*n 't Stad- HOUDERSCHAP. Bladz. 303. Bladz. 31°. Bladz. til. e gewigtige gebetirtenis(en, be« treffende den Prins Erfftadhouder, heeft het jaar 1783 opgeleverd? A. De lasteringen tegen dien Vorst, hand overhand toenemende, wierden, door 't misbruik van de Vryheid der Drukpers, alom verfpreid. Ook bleek het door de uitgaaf van menigvuldige advyzen .rapporten en propofitien van Regeringsperfonen, dat de verdeeldheid in begrippen aangaande de Rechten en "Waardigheden van Zyn Hoogheid, zo wel in de Regerings Collegien als onder de Burgeryen'plaats hadden. De Koning van Pruisfen meende , als naauwe Bloedverwant van 't Huis van Oranje en naaste nabuur der Republiek, de ongelukkige gisting in ons Vaderland niet onverfchillig te kunnen aanfchouwen. Waarom zyn Majefteitop den 20january 17&3, door zyn Gezant, een Memorie daar over, aan de Algemeene Staten , deed inleveren. Het oogmerk diep Memorie was om de Staten op te wekken tot demping der bewegingen en ter hérftelling van 'tvoriggezag des Prinfen; wien men (naar't geen de Gezant te kennen gaf) van de voornaamfle voorrechten van zyn Kapitein-Admiraal-Generaalfchap trachtte te ontzetten. Tans waren de Staten in onderhandeling om te deelen in den algemeenen vrede die op ?t tapyt was ; maar de Republiek ■wierd alleenlyk in den getroffen Wapenftililand begrepen. In dezen tyd vertrok de Graaf van  <■ 9l ■> tan Heyden van Reynefiein naar Vrankryk meteen Commisfie van zyn Hoogheid. Hier uit nam een der nieuwsfchryvers en Eerrovende Courantiers, fchoon geheel onkundig van den inhoud dier Commisfie, gelegenheid tot lasteringen tegen Zyn Hoogheid. De Graaf noodzaakte den fchender die vcrmetenheid te herroepen; maar zo verre gaat de trotsheid dier Schotfchryvers , dat deze aan de afgeperste herroeping zelf weder een valfchen draai gaf, om niet te doen zien dat zulks hem door den Bailluw zyner plaats geboden was. De hoon die den Vorst wierd aangedaan, nu dagelyks toenemende, gaf Hy nieuwe blyken zyner onfchuld in 't vervolg zyner Memorie, 't welk Hy op den-13 February ter Algemeene Staats-Vergadering overleverde.-Dit (tukbehelst een opening van zyn verder gedrag als Admiraal Generaal, en betreft ook voornamelyk de mislukte Expeditie naar Brest; over wel ke Zyn Hoogheid op de verregaandfte wysdoor de bende Schotfchryvers is aangevallen en befchuldigd. Maar dewyl door de Commisfie, die tot 't onderzoek van die zaken is aangefteld , geen befchuldiging tegen den Vorst is opgemaakt, en by de Heeren Staten zyne verrigtingen als Admiraal-Generaal nooit zyn afgekeurd, zyn 'er de gewigtigfle redenen om in zyn gehouden directie te blyven berusten ; 't welk ook als een ingewikkelde goedkeuring bv 's Lands Ingezetenen befchouwd is. Men zag, op den 8ften Maart van dit Jaar 1783, 's Vorften verjaardag met veel vreugde vieren, en Hy wierd als by vernieuwing erkend voor de dierbaare Spruit van dat Geflagt, waar aan de Republiek een önuitwischbare vérpligting Iveft, en die nu ir 't openleggen van al zyn zorgen en werkzaamheden , uit zuivere Vaderlandsliefde voort gefproten , klaariyk getoond had, dat Hy ir geenerlei wys de aloude dankbaarheid der Na tie had verbeurd. V. Wat verrigtte Zyn Hoogheid, dewy 't nu (iilfiand van Wapenen was, met betrek king tot de Krygszaken ? Jf. De Prins deed aau Hun Hoog Mog. b- M Kate- CHlk*. Bladz. Blaaz. 313- Bladz. 3-4- :  <■ 9 4 i Xatb- CHISM. Bladz. 315' Bladz. 316. Bladz. 1 317. Bladz. 3r8. Bladz. 319. Üiflive van den 4 Mey, ter befparing vata s Lands Geldmiddelen, een voordel, ftrekkenie tot vermyding van eenige buitengewone uitgaven, welke de Oorlog had gevorderd, ;n onderdeunde, opden23den, ernstlglykde Memorie , door Gecommitteerden ingeleverd sver de noodwendige verbetering vandeLegplaatfen van 's Lands Schepen te Vlisfingen en. In Texel. De onderhandelingen over Vrede met Engeland gingen langzaam voort, en dat Ryk bleef daan op harde voorwaarden de Oostindien betreffende. Vrankryk en de andere Oorlogende partyen flooten het Vreeverbond jfzonderlyk en buiten ons; echter zonder dat iitaan eenig ongenoegen over de zaak van Brest nag worden toegefchreven. Tans zag men in de /ergadering van Holland eenige propofnien en jefluiten nopens de Militaire ampten; en ook een roorflag vat) Schiedam om de Burger ampten. 'oortaan alleen aan Inboorlingen te begeven. De Prins , die dit laatfte niet afkeurde, voegde 'er by een voordel, om daar mede alleen de Ledematen van den Hervormden Godsdiend te begiftigen, Middelerwyl getaakte de innerlyke toeitatiddes Vaderlands al meer in beroering. De elendige gedeldheid der middelen van verdediging oorzaak geweed zynde, dat wy geenerlei verovering op de Engelfchen behaald hadden , bleef de Vredens onderhandeling nog al (lepsnde, De, fchuld van die ongelukken wierd, tegen alle billykheid , den Prins geweten , en onder de Burgery van verfcheide Steden en Gewesten begon een hevige gisting meer en meer uit te breken. Men fprak in dit Jaar 1783, van 't wederom eisfchen van verloren rechten, verbeteren van ingeflopen abuizen ; zag Requesten voor den dag komen, enbefpeurde openlyk de beginfels van inwendige oneenlghedcn, dewelke veelezaaken betroffen die altyd gehouden waren tot de erflyke Waardigheid des Stadhouders te behoren. De verfchillende begrippen verdeelden ook de Hoge en mindere Regeringen. In Utrecht begonnen de pogingen tot verandering van 't Regeringsreglement van 1674. De Prins Erfftadhou'derkwam in de noodzakelykheid om door 'tinleveren van verfcheide  <• 95 > de Gefchriftea in die Collegien, zyn wettige aanfpraak op de betwiste rechten van 't Stadhouderfchap te ifoven. Er wierden Vry-Corpfen opgerigt, die op eigen authorlteitden Wapenhandel ter hand namen , en welker Leden niet buiten verdenking konden blyven,van door bitteren haat tegen de Waardigheid des Stadhouders voor in genomen te zyn. V. Met welke zorgen door Zyn Hoogheid, aan 't Hoofd van den Raad van State , vooi de eer en 't welzyn van 't Vaderland, wierd dit jaar 1783 gefloten ? yl. Met den zelfden yver voor deszelfs behoud, die Hem fteeds bezielde. By de Petitie van 29 December wierd weder, overeenkomftig de gefteldheid der tyden, aangedrongen op de voorzieningen nopens de ylCliantien, Militie, Frontieren en Vloot, en in 't algemeen aangehouden op de opbrenging der pen. ningen, die 'er vereischt wierden om de Republiek , aan de Landzyde.in behoorlyk postuui te Itellen; terwyl zomtnige Provinciën in 'i byzonder aan gemaand moesten worden ter vol doening van 't geen zy fchuldig waren op de Zeezaken. Zyn Hoogheid en de Raad verzuimden dus niet, al was de Vrede op handen , voor de Zeemagt te zorgen; en 't hac tevens zyn dringende reden, dat zy op d< verbetering van 't Defenfiewezen te Lam even fterk aanhielden als te voren. Want mei begon de beginfels van ongenoegens met det Keizer tans reeds te befpeuren , welke naderhand nieuwe moellykheden voor ons Vader land hebben opgeleverd. Alle deze aanhou dende zorgen tonen, hoe eerloos men den Prin, gelasterd heeft, die zonder ophouden ziel heeft gekweten van alle de plichten zyne zwaarwigtige poften. Tans gaan wy overto het merkwaardig jaar 1784. V. Waarom noemt gy 't zelve zo bezonde een merkwaardig jaar ? yl. Om dat in het zelve de Vyanden va den Prins hunne oogmerken onbewimpeld heb ben bloot gelegd, en ons doen zien, dat z rtiet hunne Lasteringen niets minder bedoei den, dan de geheele omkeering van onze.ge zt RATB- CHIS.VE, JSlaJe. 3Za. BlaJz, 32£. Blatfs. 1 I p I * I  <• 9& •> EATEGHISM.Bladz. 323. Bladz. 324. Bladz. 325. Bladz. 326. Bladz. Z27. ^ zegende Conftitutie. Een gedeelte der Ingezetenen in den waan brengende, door't verfpreiden van Staatkundige dwalingen en dwe-. peryen , als of de beftelling van 'sLands zaken aan'tzelve ftond.en de Souvereiniteit niet by de Staten, maar by 't Volk beruste, .beloofden zy zich zelf en anderen inditjaar1784.de vernietiging van alles, wat in 1748,tot zo vee! heil voor 't Vaderland, was vaftgefteld. Dus. Nederland in rep en roer helpende, hebben zy de heillooste middelen aangewend om tot hunne oogmerken te geraken , en.ware'thun mogelyk geweest, den Prins in een algemeene verachting te brengen. V. Welke zaken, die betrekking tot Zyn. Hoogheid hebben , zyn 'er verders, in 1784, op te merken ? yl. In 't begin van dit Jaar wierd, by Refolutie van Hun .Hoog Mog. de Hoge Krygsraad, van welk Gerichtshof de Stadhouder 't Hoofd was, vernietigd. In de Stad Utrecht beilootdeVroedfchap, by meerderheid.en tegen 't geen 't geheele. Collegie nog kortgeleden eenparigvastgefteld had, den Prins , wien zulks., echter volgens'tRegeringsreglementtoekwam „ geen verkiezing te laten doen van tusfcheii tyds openvallende Raadplaatfen. Zyn Hoog-' beid beklaagde zich hier over, met een Brief van ?4 February , aan de Staten dier Provin-, cie. Hy had ook op 28 January aan, die van Holland zyn advys gezonden over f>mmige zaken het Militaire.betreffende ; en bragt by die gelegenheid Hun Ed. GrootMog. onder 't oog,, hoe 'er, in 't voorleden jaar, befluiten buiten zyn kennis of advvs genomen waren omtrent het Militaire, welker onderwerpen tot zyn poft als Kapitein-Generaal een zeer naauwe betrekking hadden. De verfchillen tusfchenden Keizer en deze Republiek vast toenemende , gaf Zyn Hoouheid, op 20 February, tot voorkoming van alle misnoegen, een ernftig bevel aan de Militaire Officieren van den Staat, om zich niet op 't Grondgebied van Zyn KeizerlykeMajefleit, In de Oostenrykfche Neder, landen,tebegeven. Ondertusfchen was erin de Vergadering van Bolland een onderzoek  << 97 > aangelegd over de aanflelling der Vlag- Officieren onder de Admiraliteiten dier Provincie , "t welk tot de voorrechten van 't AdmiraalGeneraalfchap behoorde. De Prins wierd verzogt, hangende de raadplegingen, dieaanftel" lingen niet meer te doen , 't welk Hy zich liet welgevallen; doch tevens met bekendmaking van zyn gevoelen , dat by 't eindigen van 't onderzoek wel zou blyken , dat Hem dit recht toekwam. Ook is zulks by de gevraagde berigten der Admiraliteiten , als wel en wettig aan Zyn Hoogheid toegekend. Tans floeg de Prins voor ditmaal beleefdelyk het bezoek af, 't _ welk Hy, op zyn verjaardag, gewoon Was door een Commisfie van de Staten Generaal te ontfangen. Op den 31. Maart kwam'er ter Vergadering van Hun Hoog Mog. een Brief in van den Koning van Pruisfjn. Zyn Majefteit weide hier in breed uit ever de onlusten in deze Republiek, en gaf zyn gevoelens op, omtrent het verkorten der Rechten en Voorrechten van den Prins Erf-Stadhouder door eenige Collegien van Steden of Landfchappen. Hy bragt by tot wat heil en nut't Huis van Oranje aan den Staat verftrekt had, en bood zyne bemiddeling aan in de zwevende onlusten. Zyn Gezant, de Heer Tbulemeyer, vervoegde zich ook hier over aan de Regering van Amflerdam, van welke Hy een beleefd antwoord omfin-r, fchoon dezelve zich over den inhoud des briefs niet kon uitlaten. De, Stad Goes deed in dezen tyd by de Staten van ' Zeeland ook een voorilag, om tot demping der verfchillen over te gaan. V. Stelde de Prins ook geen middelen te werk om 't Land weder in rust te brengen? Jl. Zvn Hoogheid zond, op den 26 April, een Misfive aan de Staten der bezondere Géwesten ,overde onlusten en de begeerte om Hem zvn Rechten en Voorrechten te betwisten. Hy verklaarde, dat Hy, te vrede met zyn gezag, nooit getragt had het zelve onwettig uit te breiden; en bood zyne medewerking aan om de goede harmonie en eensgezindheid weder te herflellen, V. Wat uitwerking had dit fchryven ? S A. Ga KATB- :hism. Bladz. )28r Bladz» 129' Bladz, fjo,  <• 98 > KATE- CHlSNf. Bladz. 33t- Bladz. 33-- Bladz. 133. Bladz, 324. Bladz, 33S. «o-34 Gelderland beantwoordde dezen Brief des Prinfen, in 't begin van Mey, voldoende en met de hartelykfte genegenheid voor den Vorst. De Ridderfchap van Holland advifeefde om zyn Hoogheid een loflyk getuigenis te geven omtrent alle zyne pogingen tot nut van 't Vaderland, en toe te treden tot de middelen ter hertelling van de rust; maar door 't gevoelen der meeste Steden over die middelen, bleef de Misfive onbeantwoord. Vriesland\ den inhoud des Briefs befchouwende als alleen betrekkelyk tot die Provincie , weerde van zich af alles , wat 'er ingefteld was nopens de oneenigheden. Zeeland, reeds overtuigd van 't verderflyke der hedendaagfche partyfchappen , deed zelfs aan Hun Hoog Mog. een voordel, om , ter voorkoming van de algemeene verwarring, over te gaan tot een bezondere Byeenkomst der Gewesten, tot het' vinden van middelen ter wegruiming van de gefchillen. Maar het heilzaam oogmerk van Zyn Hoogheid liep weder geheel te niet;terwyl de laster tegen Hem vermeerderde. De Pruisfifche Gezant moeft zich tans ook, op last des Konings beklagen over de losbandige taal van den Poft van den Neder • Ryn , Politieken Kruyer, en eenige Courantiers tegen den Brief van Zyn Majefteit; doch kon de begeerde voldoening niet verkrygen, Onder deze Sehryvers had de Poft van den Neder- Ryn al vroeg zich 't recht aangematigd om alles wat hem voorkwam aan te tasten, en voor al zich op te werpen tegen den Prins. In dat Weel»" blad was, onder andere, een valsch berigt gegeven van de y}Be (daar in met den naam van A&evan Confulentfcbap, beftempeld) welke Zyn Hoogheid, op 6 Mey 1766, met den Hertog van Brunswyk had gefloten; en door dit berigt had een gedeelte onzer Landgenoten '•zich op 't hevigfte laten innemen tegen den Hertog en tevens tegen den Prins Erfftadhouder. V. Wat volgde 'er, na het bekendmaken dier onderhandeling tusfchen deze beide Vorsten? Dezelve wierd in Mey van dit jaar een  99 ■> voorwerp der raadplegingen van de Staten van Holland en van andere Gewesten. Ten laatfte befloten Holland, Vriesland, Utrecht en Zeeland tot de vernietiging van die A6te, en tot de demisfievan den Hertog van zyn Veldmaarfchalks - Ampt en andere posten, en daar by om zyn Perfoon 't verblyfop 't Grondgebied der Republiek te ontzeggen. Zyn Hoogheid had tot zulke befluiten niet kunnen inftemmen , en beweerde niet alleen de geoorloofdheid van 't fluiten dier yi&e, maar ook, dat de handelingen omtrent den Hertog, onbeftaanbaar waren met de rechten van de Ingezetenen dezer Landen. DeHeerHertog, wien voorheen by Staatsrefolutien de duurzaamfte erkentenis was toegezegd, had alles aangewend om in zyn verdediging gehoord te worden, doch nu den toeftand der zaken ziende, nam Hy zelf, op den 14 Oótober, met een brief aan Hun Hoog Mog., zyn demisfie, e:n vertrok uit de Republiek. Er was voorgegeven, dat zyn tegenwoordigheid zeer hinderlyk was voor 't herftel der harmonie; maar echter heeft dit vertrek de eendragt nog niet ten gevolge gehad. V. Laat ons nu wederkeren tot hetgeen verders uw verhaal betreft. yl. Terwyl die zaken, rakende dezeyt&e, dus begonnen en afliepen, gaf de Prins op 24 Mey de Staten van Holland, op derzelver aanvraag, en ook aan de Algemeene Staten inligting van de redenen, waar om IIy had ui;gefteld, ingevolge een refolutie, troepen naar den kant der Oostenrykfche Grenzen te zenden. Schoon Hy zich ongehouden oordeelde om nopens zyn post als Kapitein-Generaal aan een bezondere Provincie opening te geven, wilde Hy nochtans hier mede we! aan 't verlangen van Holland voldoen. De onbepaalde termen der Refolu- £ tte alleen waren oorzaak geweeft van het uit. 3 Rel, en de Prins wierd huiverig voor verrigttngen, waar op de laster gereedlyk zou kunnen aanvallen, hoe Hy ook dezelve ten uitvoer bragt. Hy toonde hier by te gelyk, dat dit geenzins aan een veerkeerden G 3 In» 5MWj Bladz. !4I. laett.  I00 > 1 1 Katü- ] CHISM. < Bladz. ' 343- j i Bladz. 344. Bladz. 345. Bladz, 346. Blad347« Blad 848. nvloed des Hertogs was toe te fchryven. )ndertusfchen namen de onlusten met den ieizer toe; maar de Vrede met Engeland, vierd op den 20 Mey te Parys gefloten. »Ju gaven de Staten Generaal op den 30 Aurustus een antwoord aan Zyn Majefteit den Conin°- van Pruisfen, 't welk in algemeene jewoordtngen beftond , en alleen de Waariigheden des Prinfen betrof, voor zo verre dezelve eenlvolftrekte betrekking hebben tot de Generaliteit; Hun Hoog Mog. zich niet inlatende met 't huishoudelyke der bezondere Provinciën. Zyn Hoogheid ontmoette in September nieuwe moeilykheden met de Staten van Vriesland en Groningen, alzo dezelve goedvonden geen toeftemming te geven tot het vertrek van daar. van troepen , welke aan den kant der Oostenrykfche Nederlanden vereischt werden. yl Hoe ging bet tans in Utrecht? V. De toeleg aldaar tot verandering in 't Regeringsreglement begon al meer openlyk te worden. De Burgery aan't woelen geholpen, bragt bezwaren in. Een Staats-Commisfie ontworp een nieuw Concept-Reglement. De Prins wierd in de uitvoering zyner Rechten verhinderd; en fchreef 'er in September over aan de Staten der Provincie. In al zulke moe Ivkheden wierd de Vorft aldaar voor zyn Perfoon en erflyke Waardigheden ingewikkeld terwyl de Logenfmeders in Holland Hem' door hunne verdichtfels op nieuw in haat zogten te brengen. V. Van welke middelen bedienden zy zich hier toe ? , yl Zy ftrooiden valschlyk uit. als of zyn Hoogheid door een geheimen laft den Graaf van Eyland orders gegeven had om,in weerwil der Staats-Refolutie, niet naar Brefl_te : zeilen. Hier oP, volgens verzoek van Zyn Hoogheid, onderzoek gedaan zynde verviel de leugen terftond, tot fchande van deszelfs kwaadaartige en eerrovende verdigters. r. Niet minder gerucht is 'er in dezen tyd gemaakt wegens het geval van den ongelukkigen Leidfchen Burger Trago. Deze man als 0 mis-  ■«£ ioi ■> misdadig in eenige bewegingen aldaar voorgevallen befchuldigd; en door de Regters zyner Stad gevat en gevonnisd zynde , leverden deszelfs nabelbanden by den Prins een fmeekfchrift Inoni voor hem Pardon te verwerven; waar op zyn Hoogheid, naar gewoonte, om de zaak te kunnen onderzoeken , opfchorting van de draf verleende. Ju weerwil hier van deed de Hoofd - Officier van der Marck te Leiden, de uitvoering van 't vonnis voortgaan en beweerde, onderfteunddoor de Vroedfchap dier Stad, dat Hy daar toe gerechtigd was. De lasterende Schotfchryvers trokken uit dit voorval de verfoeilykfte befchimpingen en j haatlykfle verdenkingen tegen denPrins;terw\I echter de Prefident en Raden van 't Hof, op 8 December, by 't gevraagde Baricht aan de Staten, in dehandelwys der Leidfche Richters gevonden hebben een verfmadingvan de Hoogfte Jultitie: en de Ptocureur Generaal, die de zaak en 't recht van zyn Hoogheid ten volle verdedigde, befchouwde het gedrag van den Hoofd Officier als zonder voo,beeld, wederrrchtelykenbuitenfporig; en een onherftelbaar grief toebrengende aan 't groot Burger Privilegie derlnleveraars van 't Smeekfchrift. Onder deze inwendige beroerten vermeerderden de zorgen van den Prins nog, door 't geen 5t Va Ierland van buiten te wagten flond , dewyl 't toenemen der onlusten met den Keiler over de Schelde en Grensfcheidingen, een naby zynden Oorlog deed vr'Zen. V. Wat leverde dit jaar 1784. al verder op ?J yj. Behalven het ontllag van den .Prins van Nasfauw Weilburg den Gemaal der Prinfesfe Caro/ina, uit den dienst van dezen Staat, Hem op zyn verzoek gegeven, wierd ook de Raad van Staten, uit hoofde.van een onderzoek nopens de Frontieren gedaan, befchuldigd van plichtverzuim in derzelverbehoorlyke verzorging. Maar de Raad gaf aan Hun Hoog Mog. een Memorie over, behelzende overwegingen en inligtingen dien aangaande , en verdedigde zich wyders ook in de Petitie van 24 December dezes jaars 1784. F. Wat wierd 'er in deze Petitie, aan de G 3 Hee- fCATÏ- :his*& Hmix. 149- Vadt. IJO. Bladg, li», j  102 '> KATR. CHISM. Bladz. #Jacte, BIsdz 3S4' Heeren Staten der Zeven Vereenigde Provinciën, voorgedragen? ' ui. De verwarringen der tyden oorzaak zynde, dat Zyn Hoogheid en de Raad alle andere onderwerpen lieten rusten, namen zy de vier gewigtigfte hoofdpunten wederom alleen tot voorwerpen van overweging; te weten: da Alliantien, de Landmagt, de Frontieren en Magazynen.en de y/oot.De pogingen welke tans te werk geileldwierden, om een Ailianttexe fluiten, deeden zien, dat Hun Hoog Mog. goedkeurden 't geen voorheen wegensderzelver noodzaaklykheid was voorgedragen. By 't geen tans ter verbetering van de Landmagt wierd aangewend, hadden Zyn Hoogheid en de Raad nog aan te houden op de vergroting der Armée in den haglyken toeftand, waar m zich 't Vaderland bevond; op een prompte inwilliging hier van ; en tevens op een gerede opbrenging van 't geld , 't welk tot de lasten van den Oorlog vereischt wierd. Wegens de Frontieren gedroeg de Raad zien aan de zo even gemelde xMemorie , waar in dezelve een breed verfiag gegeven had van 't geen de gefteldheid dier zaken betrof. De befchuldiging van plicht verzuim, tegenwoordig op den Raad geworpen, Was oorzaak, dat dezelve aanwees, hoe 't meermaal en zelfs nog in 1745, tot 1747, gebeurd was, dat dit het noodlot van den Raad is geweest ; dewelke toen geheel van dierge]yk een netigting gezuiverd wierd. Terwyl de Raad deszelfs aanmerking, in die tyden reeds gemaakt .herinnerde, namelyk, dat men niet zelden ziet, als de Gemeene zaak niet voor uit gaat, dat dan de fchuld gelegd wordt op de Befluurders, zonder te overwegen, dat het verwyt toepasfelyk is op die geene, die, fchoon dikwyls aangemaand, nalatig zyn de penningen,'waar van de uitvoering afhangt, by t^ brengen. Des gaven Zyn Hoogheid en de Raad deze zaak gerustelyk over aan 'tgrondig onderzoek der Hoge Bondgenoten , aan welken zy tegelyk onder 't oog bragten , dat de Frontieren over 't algemeen , en niet tegenftaande 't geen 'er door onvermogen nog aan oatbrak, zich in een veel beter flaat bevon. ; , /, dsn  <• 103 ■> den, dan in de tyden van den vorigen Oor. log, te weten toen Zyn Hoogheid, Prins Willem de IV, tot het beltuur der algemeene zaken wierd geroepen. Wyders droegen eenige verbeteringen in de Zeezaken hunne goedkeuring weg, en tans hadden zy alleen nodig daaromtrent aan te manen, dat 'er voorzien wierd in 't gebrek aan geld, waar over de Admiraliteiten bleven klagen. —— Dus liep hetonrustig jaar 1784, ten einde, waarin zich zeer veele openlyk verklaard hebben als partyen van Prins Willem den Fyfden; van zyne waardigheden, en van zyne oprechte Vrienden. Daar 't gedrag en 't uitmuntend karakter van dien Vorst aan elk onbevooroordeeld mensch moeten doen zien, dat de laster, die tegen Hem is uitgefpogen, niet verdient, dan met verachting en verontwaardiging befchouwd te worden; terwyl elk regtgeaart Nederlander Hem beftendig'moet blyven achten. G 4 Vi e s c H 0 o * KATK- CHISM« Bladz. 355. Bladz, 356.  <• 104 > Beschouwing van de bezondere Stadhouders en van derzelver Tegenstrevers. V TFT I EN DE slFDEEUNG Prins WlLlEM de Vyfde. Laatjle vervolg van de voorgaande, en 't karakter van dien V»'ft K4TKchism.van 't Stad- HOUDER6chap. Blaaz. 357- Bladz. 358. gladz 359. V. ^^at is 'er van het Jaar 1785, nog met betrekking tot ons onderwerp, te melden? A. Dit jaar levert een menigte van zaken op, welker behandeling ons te ver zou doen uitweiden. Onder deze kan men tellen: 't geen voorgevallen is by de Wapening ten platten Lande , ln eenige Provinciën geordonneerd, en over de Oranje verfierlels , welke in tegen overileiling van de Onderfcheidingstekenen der Vrycorpfen gedragen wierden, met de gevolgen hiervan : De toenemende gefchillen met den Keizer, en de befchuldigingen omtrei.t de weerloosheid der Republiek te Lande, tegen den Prins, die zo veel zorgen tot verbetering had aangewend, nu weder opgeworpen : Hei gefchreeu w van een klein getal Ingezetenen, die zich de Rem des Volks noemen, en derzelver handèlwy. met elk die zyn gegronde genegenheid voor den Prins heeft durven betonen : Wyders 't toenemen der verdeeldheden , en 't uitharden van dezelve tot daadlysheden; zo wel als de naluurlyke afkerigheid alle rechtgeaarte Nederlanders van 't omkeren der Staats - Stadbouderlyke Regering en 't invoeren eener zogenaamde Volksregeering, met al derzelver Landverwoestenden nafleep. De herinnering dezer voorvallen is echter nodigtot de befcliouwing van 'enige voorname hoofdzaken Prins Willem dsfi ^'y/a?»betreffende- Op den 17 January, ZüUd  zend zyn Hoogheid een brief af aan de Algemeene Staten, waarin Hy eenige overwegingen opgaf over zo.nmige punten tot verdediging van 't Vaderland, tevens de ware gevoelens van zyn hart openleggende. Tans deed de Vorst hier mede i.iet minder klaar en bondig zien , dat Hy even weinig oorzaak was van den flegten (laat der verdeediging te Lande , als (gelyk hy voorheen getoond had} 't gebrek aan Zeemagt Hem te wyten is geweest; maar"j ook, dat de gefteldheid der Landzaken beter : zou wezen , indien zyn raad en aanfporingen in tyds waren opgevolgd. Welkebefpotti igen en lasteringen de Vorst onderging, bood ny niet te min zyn gjed en leven kloekmoedig aan voor 't behoud van Vaderland, Godsdienst en Vryheid; en leide een plan open, om, ter verdediging van den Staat, e.i ter vervulling van 't gebrek aan Militie, een nuttig gebruik te maken van de hceifchende zugt der Ingezetenen tot den Wapenhandel. Dees Brief des Prinfen, die byde Provinciën wierd overgenomen , verheugde het beue deel van Nederlands Ingezetenen, over de waakzaamheid en liefde voor 't Vaderland, welke de Vorst daar in deed blyken. V. Waar aan moet het toegefchreven worden , dat alle deze middelen tot verlichting der Natie,over 't algemeen,van weinig uitwerking op 'sPrinfen Tegenftrevers geweest zyn ? yl. Aan derzelver hoofdgebrek van meer acht te geven op de vindingen van 't losbandig vernuft, dan op de eenvoudige redeneringen van 't gezond verfiand. De Binnclandfche woelingen ondertusfchen vermeerderende , wierden de befchuldigingen tegen den Vorst ook heviger en men bleef voorwenden, dac Hy ftond naar de SouvereiniteitdezerLanden, en heimelyk de woelingen onderfteunde. Zyn Hoogheid leverde daarom op den 31 January ter Vergadering van Holland een Publicatie over, met verzoek van dezelve te doen afkondigen, ingerigt om die vooroordeelen tegen te gaan; en aan temanen tot verlating der jpartyfehappen. Hier in betuigde de Vorstzyn G s hart-. KATE- CHISM V.adz. [6o. Bladz, «Se. Iladz, 36». Bladz, 3 63,  KATE- CHÏSM Bladz. 364,- Bladz 36j. 366. Blad 867• Jiartzeer, dat men 't dragen van Oranje, als een leus van oproer, deed voorkomen, daar Hy 'er nooit, met genoegen, iemand mede had zien pronken, dan dezulke die betoonden oprechte Vaderlands-liefde te bezitten. Tevens verklaarde Hy zyn vergenoegdheid met zyn wettig gezag, zonder iets meer te begeren , en vermaande de Ingezetenen tot rust, eensgezindheid en gehoorzaamheid aan hunne Overheden. Maar Hun Ed, Gr. Mog. , niet ' goedvindende deze Publicatie te doen afkondigen , refolveerden op den 23 February tot eene andere van hunnen wege, tegen partyfcttappen, famenrottingen en oproerige bewegingen ; waarby ook 't dragen van Oranje en andere Leuzen tot een teken van onderfcheiding fcherpelyk wierd verboden. Een diergelyke hadden ook de Staten van Utrecht op den 9 dier Maand gedaan. Middelerwyl was men in die Provincie yverig werkzaam tot vernietiging van 't Regerings - Reglement. De woelgeesten onder de Burgery der Stad JVyk hadden 'er zich eigenwillig van ontflagen. In Amersfoort nam de Regeering op den 12 Augustus Militie in, om zulk bedryf voor te komen. De Commisfie benoemd tot het onderzoek over de zaak van Brest deed in dezen Zomer verllag van 't geen zy verno' men had uit de antwoorden der Scheepsbevelhebbers ; en dewyl uit dat Raport de Prins als Admiraal Generaal met geen reden kan befchuldigd worden als oorzaak van 't niet voortgaan dier Expeditie, is het nodig dit hier op te merken, om te dienen tegen de ydele losbandigheid der vermetele Lasterfchriften , die zulks by herhaling den Prins durven aanwryven. Zyn Hoogheid op den 8 Augustus een brief aan de Staten van Utrecht gefchreven hebbende over de duidlyk blykbare (lappen ter vernietiging van 't RegeringsReglement in dat Gewest , om Hem aldaar van zyn erflyke Waardigheden te ontzetten, was zulks ter Staats-Vergadering van eenig uitwcrkfel. Want de Prins zyn wettig recht t. bondig en met kragt van reden bewerende, onder protest tegen de verkeerde handelingen ,  <■ io7 ■> gen , en met aanbod om , al wat met dat iecht beflaanbaar was, voor de Burger'y in tè fchikken, is 'er door de Staten belloten tot het benoemen van een Commisfie om met Zyn Hoogheid de gefchillen in die Provincie uit den weg te ruimen. 1 V. Welke zaken gebeurden 'er al verder in dit jaar? Jf. Wy zullen de Befchouwing van Prins Willem den Vyfden eindigen met de opgave dier gewigtigeGebeurienis, welke in derzelver voortgang.de langduurige en buitengewone afwezigheid van 'tStadhouderlyk Hof uit 'sGra venbage ten gevolge heeft genad. Opden4Sep temberontftonden 'er aldaarop de Parade-plaats der Militie eenigebewegingen ; welke, opdeu Sflen , de Staten van Holland deedcn be!]uiren , óm de Gecommitteerde Raden te belasten met eenige befchikkingen over 't Garnizoen , waar door Zyn Hoogheid ontzet wierd van 't Kommando dier Hofplaats, 't welk altyd onder 't Kapitein-Generaalfchap der Heeren Stadhouders was begrepen, en ook. als zodanig door Zyn Hoogheid wierd uitgcöcffend. De Prins tragtte wel met voortellingen by Heeren Gecommitteerde Raden cn ter Staats-Vergadering van Holland , dit befluit te doen intrekken : doch Hun Ed. Groot Mog. vonden goed by den gegeven last te volharden , cn den zeiven nog «rnstieer aan te dringen. Men zag in dien tyd al terflond , in 't publiek, eene opgaaf verfchynen van de gronden waar op zulk een Refolutie vastgefleld was. Waar tegen wierd aangetoond , dat men zich beriep op een befluit, genomen in een tyd toen Prins Willem de Derde flegts met een zeer bepaalde Inllructie tot Kapitein-Generaal w;:s aangefteld, eer Hy nog Stadhouder was , cn flaande het Eetnvig Edict; maar, dat het zelve naderhand met fchaamte vernietigd is , cn alles veranderd wat 'er betrekking toe had , zo dat nu een bepaling van dien tyd niet kon ingeroepen worden em den Stadhouder te beletten in de uitöeffening van zyn gezag over de Miüiie. Zyn Hoogheid echter van 't Kommando verdoken zynde , braef nog tot den 15 September in 's Graven-; v' >o hage, ;hisac. Bladz: 168. Bladz. 3-69. • Bladz, 37°- Bladz. 371. ■  <■ io8 ■> KAT!- CHISM lllaaz. 372373' Bladz 374- hage, wanneer Hy zich naar zyn Baronnie va» Breda begaf, en de Prinfes met de Vorstelyke Kinderen vertrokken dien dag naar Vriesland. De Vorstelyke Familie was door de Staten van die Provincie genodigd, om 't tweede Eeuw- Feest, van de oprigting der Hoge School te Franeker, by te wonen. Zyn Hoogheid nam , op den 3 October, ook de reis van Breda derwaarts aan , en vertoefde eenigcn tyd , benevens Hare Hoopheid en Hunne Doorluchtige Spruiten in dat Gewest, alwaar zy alle eer en achting genoten. V. Wat gebeurde'er ondertusfchen, met opzicht tot het voorgevallene wegens 't Haagfche Kommando ? Jl. Die zaak, welke ook door de Inlandfehe 1 Nieuwsfchryvers alom verbreid was, kwam ter kennis van Zyn Pruisfifche Majesteit, die 'er, op den 18 September, over fchreef aan de Algemeene Staten cn aan die van Holland. De Koning verzogt dien aangaande de bemiddeling der Staten van de andere Gewesten , en maande die van Holland aan om de rust in hunne Provincie, en tevens den Prins in 't bezit zyner rechten en voorrechten te herftellen. DeVorstelyke Familie vertrok middelerwyl in begin van November over Groningen en Drentb naar 'tLoo in Gelderland , en kort na derzelver aankomst aldaar vernam men, dat Hunne Hoogheden op dat Lusthuis den Winter zouden doorbrengen. V. Welke gevolgen had het fchryven des Konings van Pruisfen ? ui. Hun Ed. Groot Mog. de Staten van Holland beantwoorden het zelve op den 5 November, en deeden zien, dat zy ongenegen waren den Prins het Kommando te rug te geven. Zy betuigden geen indragt te willen doen op de trf-Siadhouderlyke rechten.; doch befchouwdcn de zaak van dien aart, dat de Souvereiniteit der Vergadering, by de teruggave, te kort gedaan zou worden. De Ridderfchap echter voegde hier een Verklaring by, dat zy, tot die zaak niet mede geftemd hebbende het beantwoorden liet voor de Staats - Leden , welke de Refolutie genomen had:  hadden. De Koning, niet te vrede met het ï geen Zyn Majesteit gemeld wierd, deed, op c den 9 December, een Memorie ter Algemee- 3 ne Staats-Vergadering inleveren. Hierin wierden, op last des Konings, de redenen opgelost , met welke de Staten van Holland de wettigheid hunner handelwys aangaande 't kommando beweerden; en nog ernstiger aangedrongen op de teruggave. Ondertusfchen 1 had de'Prins op den 4den dier Maand aan 3 Hun Ed. Groot Mogende een Misfive en Memorie doen toekomen , waar in Hy aantoonde , hoe 't gemelde kommando behoorde tot zyn Kapitein-Generaalfchap ; cn te gelyk welk een groot onderfcheid 'er is tusfehen zulk een Oppergezag over de Militie als 'er aan dien post verknogt is , en 't bezit van de Souvereiniteit, welk laatfte Hy nooit gepoogd had te verkrygen. Insgelyks zond Hy aan de Hemmende Steden een brief, behel- . zende een verzoek om op de gemelde Me- ; morie acht te geven ; waar in Zyn Hoogheid de tegenwoordige misvattingen toefchreef aan 't gebrek van behoorJyke onderfcheiding en bepaling. Tans kan hier by gevoegd worden , dat deze zaak op voorltel van Amflerdam in nader overweging genomen is; maar dat het laatfte befluit , den 27 July 1786, met 10 tegen 9, en dus met de meerderheid van ééne ftem, genomen , geweest is , om den Prins 't kommando niet weder te geven , en Zyn Hoogheid zich alzo nog buiten 's Gravenhage onthoudt. V. Welke gewigtige voorvallen hebben 'er nog in 't jaar 1785 , plaats gehad ? y). 'Er wierd vrede met den Keizer gema:.kt; een verbond met Vrankryk gefloten, zo men meent buiten 's Prinfen Advys ; een andere Mogendheid fcheen over 't laatfte Tractaat niet zeer vergenoegd; en ons Nederland bevond zich nog geheel beroerd en verre van de inwendige rust, die wy wenfehen mogen dat door 's Hemels gunst eenmaal en fpoedig tot behoud van 't dierbaar Vaderland herfteld mag worden ; tcrwyl wy met dien wensch onze ATB- «sm. Madx. rj. \lad* 76. ilaiz. 177- 378.  <■ 110 ■> ' KATECHISM. Bladz. 379' Bladz. S8u. Bladz. Sfcr. Biadz, 38a. «vee Befchouwing over Prins Willem'^» Vy'fden eindigen. Meld my nu iets van de Hoofdtrekken van 't Karakter van dezen Vorst. yl. Niet tegenftaande al den laster , waar mede Zyn Hoogheid daaglyks bezwalkt wordt, verdient Hy onzen eerbied om zyn oprechte Vaderlands liefde , en onze verwondering over zyn geduld en aanhoudenden yver voor 's Lands welzyn. Zyn uitmuntend Karakter is verre verheven boven de lage en brutale befchryvingen, welke zyn gezworen Vyanden daaglyks van Hem verfpreiden. Hy is een oprecht belyder, . aanklever en Voorftander van den Godsdienst; goedaartig, liefdadig en milddadig. Een tedere zucht voor 's Lands hei! en beredeneerde kloekmoedigheid bezield Hem, in de rampen van dit Gemeenebest, en van zyn Huis, dewelkeHymet een grootmoedige ftandvastigheid zoekt te boven te komen. Onze Vorst bezit een gezond en vaardig oordeel en toont, dat Hy niet mistast in de keus zyner Raadslieden ; even min ontbreekt hem de kennis der Regeer- en Krygs-, kunde. Hy is een Voorflancer van nutte VVetenfehappen ; ecu liefhebber van de ware Vaderlandfche Vryheid ; en aller Burgeren voorbeeld in zich te gedragen a;ir. de uitfpraken cn beiluiten der Hoge Vergaderingen , waar van Hy zelf een lid is , in al zulke gevallen waar in 't zonder fchending zyner rechten kan gefchieden ; en mag dus gerust onder de beste der Vorsten geteld worden. Hier by rainzf.am , menschlievend, beleefden kundig in verfcheide Wetenfchappen , is Hy ook arbeidzaam en geftadig bezig. Zo prysbaar als zyn openbaar gedrag is , zodanig is ook zyn huisfelyk beflaan ; zo wel als de zorg van den Prins en zyne Gemalinne, Pruisfens edelile kleinnood, voor hunne Telgen, die de hoop en lust van Nederland uitmaken. De tegenwoordige rampen, die hetVorstelykHuis en tevens Nederland treffen mogen wy befchouwen als den gewonen weg , welke de wyze Voorzienigheid, heeft gelieven te houden met de Vorsten van Oranje, die zy zo wel  wel als ons Vaderland meermalen in verdrukking heeft laten komen om dezelve te zichtbaarder, als alleen door hare hand , te verhogen en te redden. 'Er is reden om dit wederom te hopen , dewyl de Vorst en alle die zyn Zaak aankleven , niet afwyken van de rechtvaardigheid, daar zy eed cn pligt betrag- 1 ten met zich te houden aan de oorfpronklyke ' en vastgeflelde Conftitutie van hun Vaderland, j Zo heeft Prins Willem de Vyfde zich altyd kunnen verdedigen, en rekenfchap van alle zyne bedryven geven ; en in 't midden van alle zyne wederwaardigheden ziet men de \ waarheid en 't gewigt van de Spreuk van Sa- ; lomo: De lankmoedige is beter dan de flerke: en die beerscbt over zynen geest, dan die een Stad inneemt. Door Godsdiensten reden beftuurd wordende, is Hy noch tot opvliegende drift vervoerd , noch tot wanhopende moedeloosheid vervallen. En Hy mag met opzigt tot de diensten, welke 'tVaderland van zyn verheven geestgefteldheid geniet, gelyk gefield worden aan alle de vorige Helden van zyn beroemd Geflagt. Zyn lankmoedigheid in de tegenwoordige tydsomffandigheden moet zelfs'gerekend worden nuttiger te zyn dan Krygsoverwinningen; waar toe ook behalven dat de gelegenheid aan dezen Vorst ontbroken heeft. Dus verdient Prins Willem de Vyfde, even ais zyn beroemde Voorzaten , de dankbare liefde van elk welmenend Nederlander, als een Vorst die door zyn bedaard en edelmoedig gedrag 't Vaderland behoudt van niet door Burgerdwang te worden omgekeerd , of door hevigheid in 't voorfiaan zyner rechten de prooi van andere Mogenheden te worden. Op deze wys befchermt Hy in de daad het Staatsgebouw der Republiek. B e s c h o v- Cate- . :hism. SWz. ;S3. Vaié. 84. BlaJs. (8s • Btsds. 387.  *c' 112 ■> Beschouwing der bezon'" dere Stadhouders en van derzelver tegenstrevers. zestiende afdeeling. Tegenftrevers van de Stadhouders en van derzelver [Vaardigheid, kateCïnsMvan 't Stadhou- DER- schap, Bladz, 887. Bladz. 388. v. e zyn de PetTonen , die zich't meest, tegen de Stadhouders en derzelver Waardigheid , hebben aangekant ? A. 'Er zyn in tyden van verdeeldheden in ons Vaderland verfcheide aanzienlyke Mannen geweest, die zich als zulke Tegenftrevers vertoond hebben. Maar de voornaamfte derzelve zyn de Staatsmannen Barneveld en de Wit, die te regt kunnen aangemerkt worden als de' Hoofden der partyfehappen tegen 't Stadhouderfchap. Alle de latere Tegenftrevers hebben de voetftappen van deze beide gevolgd. De befchouwing van die twee Voorgangers zal genoeg zyn , om een denkbeeldvan "hunne Navolgers te kunnen maken, en te zien of het waarlyk, zo als 'er voorgewend wordt, liefde voor Vaderland en Vryheid , dan zelfbelang is, 't welk hen in beweging brenst, en 't gewoel veroorzaakt, 't geen Barneveld en de Wit, in hunne kwaliteit van Advokaat of Raadpetiiionaris van Holland , begonnen hebben. ■ v. Waa<- in beftaat de post van Raadpenlionaris van Holland ? A. Het is 't gewigtigfle Staats-Ampt van die Provincie. De'zelfs Bekleder wierd voor 't jaar 1631, Advokaat en federt Raadpenfionaris van Holland genoemd. Hy is de eerfte Minister der Staten van Holland; wordt door dezelve aangefteld voor een bepaalden tyd , en doet eed in hunne handen op de Infiructie , welke hem door Hun Ed. Groot Mog,  <- ii3 > Mog. wordt gegeven. De meeste Raadpenfionarisfen zyn tot het einde van hun leven in hun bediening gebleven. Hun Ampt vor- : dert, dat zy altyd de Vergadering der Staten van Holland by wonen , in die der Staten-Generaal, by de Afgevaardigden der Provincie „ tegenwoordig zyn , en zo veel mogelyk is in ?t Collegie van Gecommitteerde Raden verfchynen. De Raadpenfionaris is veTplicht te zorgen voor de goede orde der Vergadering, Remming, Refolutien , en om van raad te dienen , wanneer zulks gevorderd wordt; om de hoogheid en aanzienlykheid der Vergadering te bewaren, en kennis te geven van 't geen het belang van den Staat vordert; benevens tot verfcheide ander'; verrigtingen , welke aan zyn gewigtige bediening verknogt zyn. Om hier in zich geheel op 's Lands dienst toe te leggen, is Hy verbonden altyd in 's Gravenlage te wonen en geen ander Ampt of Officie te bekleden, ten zy zulks door de Staten , hem wordt toegedaan , dan dien post ; ook van niemand , hoe genaamd, eenigerlei gefchenken aan te nemen. Wyders is aan zyn Ampt gehegt, dat hy daaglyks aan den Heer Erf-Stadhouder, 't zy dezelve zich in of buiten 's Gravenhage bevindt, kennis moet geven van 't geen in de Vergadering voorvalt; en insgelyks om zich in allerlei opzigtetoete leggen op de bewaringder tegenwoordige Regeringsvorm, en te waken voor de in ftandhouding der Refolutie van Hun Ëd. Groot Mog, nopens het Erf-Stadhouderfchap. Alle die zaken zyn breder in de InnruÊtie van den Raadpenfionaris vermeld. V. Wat is 'er nu, vaagde Heeren Barneveld en de Wit, te verhandelen ? ; Jl. De eerde de2er Staatsmannen Joan van Olden-Barneveld, opi4Sept. 1554-, te Amersfoort, uit een oud adelyk gellagt geboren, was, door Prins Willem den Iften, reeds aan 'C bewind gebragt; en wierd door de Staten van Holland, in 1586, tot 's Lands Advokaat aangedeld. Hy bezat groote bekwaamheden, en heeft, in den eerden tyd, het Land veele iienften beweszen, N'ietweinigtsyverde'fTy ' M zich KAT2» CHIStó Biacfx. 189. 3!adi, !9»- Ilait, '91.  <■ ri*4 •> katb- CHlSM, bladz, êo2. Bladz. 393. Bladz. Bladz. 395- Bladz. 396, ziek om den jongen Prins Maurits, na zyné Vaders dood, de opvolging in 't Stadhouderfchap over Holland en Zeeland te doen opdragen; tot welken yver voor dien Vorst de hachlyke toeiland van 't Land niet weinigtoebragt. Barneveld, by den jongen Maurits in de grootile achting zynde, bediende zich van den invloed der Stadhouderlyke Waardigheid om zyn eigen gezag, zo wel als de zaken van den Staat, in aanzien te brengen; en 't zou gelukkig gewee-st zyn indien dit altyd in een gewenfehte famenwerking had mogen blyven. V. Waar door wierd deze eendragt geftoord ? ui. De Advokaat fmaak gekregen hebbende in-de nieuwe gevoelens, welke in de publieke Gereformeerde Kerk wierden ingedrongen, en afweken van de algemeen aangenomen Geloofs-belydenis; en daar door ook overhellende om verandering in de Regering te beVverken; gebruikte al zyn veikregen invloed omde zaken van den Staat naar zyn bezondere meening te beheren. In de Stedelyke Regeeringen ; in de Vergadering van Holland; en in die der Algemeene Staaten, wist hy zyne begrippen te doen boven dryven, om zo de omkering in Kerk en Burgerftaat, welke hy voorhad, te bewerken. Zyn geneigdheid tot het voorflaan van die nieuwigheden had hy reeds iR '597. doen blyken. Prins Maurits hield zich aan de oude vastgeflelde leer der Hervormde Kerk. Hier uit omlijnd verdeeldheid van belangen , en Barneveld kantte zich tegen den Prins. Sedert het winnen van den (lag by Nieuwpoort, in 1600, wendde hy voor, alhoewel zonder grond , bevreesd te zyn, dat Maurits naar de oppermagt ftond; noemende vervolgens, tot uitbreiding van zyn eigen gezag, maatregelen, als of'er waarlyk reden voor dat los vermoeden geweest was. V. Van welke middelen bediende Barneveld zich verder, om die nieuwigheden in te dringen? ui. Van 't doordryven en invoeren van willekeurige maatregelen, niet voortvloeiende uit den aart onzer Wetten en Regering. Hier mede  4 115'> mede tragtte hy openlyk, de afwykende gevoelens d^r Remonflranten (aldus genoemd naar de Remonflrantie, welke zy in 1610, door den Advokaat aan de Staten van Holland deeden overgeven) als leerflukken van de Hervormde Kerk, in dezelve te handhaven , en derzelver Belyders te noodzaken tot een zogenaamde verdraagzaamheid, onderwelk voorwendfel de Remonflranten zich een onverdraaglyke heerfchappy in de Kerk aanmatigden. f)e Advokaat onderfleunde dit door de Refolutien, welke hy inde Staats-Vergadering bewerkte , en wederhield het houden vaneen Nationale Synode. Hy nam eindelyk zelfs het geweld te baat en deed den Godsdienstdienen tot een dekmantel van zyn Staatzugt, dewyl deze hem meerder tot de onderfleuning van het gewoel aanfpoorde, dan de Godsdienst zelve ; alzo hy het daar voor hield, dat niets te weten bet zekerste of veiligf/e Geloof is ; 't welk genoeg deed zien, dat het hem niet om de waarheid van deze ofgeene leerftellingen kon te doen zyn. V. Waar in befiond dit geweld? ui. 'Er wierd door v!er Provinciën, envier Steden van Holland ernllig aangedrongen , om door 't by een roepen van een Nationaal Synode de gefchillen, te doen eindigen. Maar de Remonflranten hier mede voor hunne zaak, en Barneveld voor zyn gezag vrezende, deedhy in de Vergadering van Holland een Refolutie nemen, op 4 Augustus 1617, dewelke verfcheide inbreuken op de Rechten enVryheden der Ingezetenen behelsde , en om deszelfsinhou 1 de feberpe genoemd wierd. By deze Refolutie'wierd, (ten einde de gevoelens der Remonflranten flaande te houden) beüoten, om de Hoven van justitie en de competente Regters buiten werking te (lellen; in de Steden een onbekend willekeurig gezag over de Burgeryen in te voeren ; krygsvolk buiten eed van de Staten, de Generaliteit en den Kapitein Generaal aan tc neemen ; en de gewone Militie te onttrekken van de bevelen , waar ot'i- , der dezelve naar eed en pligt behoorde. Ingcvelge hier van wierden in verfcheide SteH - den KATIf- CHISM, Bladz. 397- Bladz, 398. Blada, 399. Bladz* .0».  d b 0 g c ■\ c < 1 kate. 1 CHISM. Bladz. 401. Bladz. 422. 403. en de klagende Burgers afgewezen; vanfcon irgerregt beroofd ;Waardgelders aangenomen ; n in den Brie/een aanvang gemaakt met de lilitie te (lellen buiten de orders van de Alemeene Staten en den Prins. Alles aanlopene tegen de rechten van Holland en tegen t erbond der Unie; terwyl ondertusfchen elk, ie zich tegen dezegrondregels van Barnevetct lurfde verzetten , by Refolutien en Plakkaten , ,edreigd wierd als een verhoorder der aleeneene rust geftraft te zuilen worden. Het Land geraakte meer en meer in verdeeldheid »n onrust, door deze en andere handelwyzeti /an Barneveld, waar uit niet anders dan de volkomenfte onderdrukking der HervomHe Kerk of een inlandfche Oorlog te wagteiï was.'De Advokaat, in Holland, de zaken zo verre gebragt hebbende, vertrok naar Utrecht, en geduurende zyn verblyfaldaar, wierden 'er ook Waardgelders In dienst genomen. De Staten van dat Gewest waren volkomen in zyne maatregelen getreden , en befchermden openlyk de Remonflranten met uitfiumng van de Gereformeerden. V. Hoedanig wierden deza verwarringen ■weder te regt gebragt? . J. De Staten Generaal befloten , m dezebuiten gewone kwaal, tot bet gebruik van buitengewone geneesmiddelen, ter handhaving van de gemeene Unie. Zv hadden, metde Stemmen van vyf Provinciën, het houden van een Nationaal Synode vastgesteld; en gaven nu Prins Maurits en eenige Gecommitteerden last, om de zaken derRegeering in derzelver vorige orde te brengen ; 't welk deze eerft in Utrecht en toen in Hollandverngttcn. Ook wierden by Plakkaat van de Algemeene Staten de Waardgelders ontwapend. Middelerwyl hadden Barneveld en zyne Medeftanders nog eenige pogingen te werk gefield , doch dezelve liepen vrugtloos af. V. Wat volgde 'er op deeze voorvallen ? yl. De Staaten Generaal deeden , op 2g Augustus 1618, Barneveld en eenige van zyn voornaamfte Medehelpers gevangen neemen. •m du zy misdaan hadden tegen de geheele V"i«  <■ H7 •> Ünie en de Hoge Mogendheid der Republiek , an iieiden Rechters aan om derzelver zaak te onderzoeken. Het vonnis wierd opgemaakt, en Barneveld, op zyn eigen bekentenis fchuldig bevonden zynde, is veroordeeld om onthoofd te worden. Welke draf den 19 Mey 1619 aan hem is uitgevoerd. Dus ftierf deeze'. Man, in den ouderdom van 72 jaaren, na Holland ruim 33 jaren a!s Advokaat gediend te hebben. Hy had, indien tyd, het Vaderland ■wel vele en gewigtige diensten bewezen; maar wierd in 't eind door Staat- en Heerschzugt zo verre vervoerd , dat hy de Republiek in gevaar bragt, van inwendige omkering en ondergang door de verdeeldheden , welke hy veroorzaakte en onderfieunde. Hy verdient zeker medelyden ; doch by 't zelve moet altyd onder 'toog gehouden worden,cathyten hoogden j fcfanldig was door zyne pogingen om den Her- * vormden Godsdienst te vernietigen, en de Burgerlyke Vryheid te onderdrukken. V. Zou hét niet zeer tot eer van Prins Maurits vertrekt hebben , indien die Vorst, niet tegenflaande het misdryf des Advokaats, de uitvoering van het Vonnis over hem had doen ophouden? sl. liet is uit meer dan eene omdaidigheid op te maken, dat de Vorst hier toe zeer genegen was; maar tevens ook, dat noch Barneveld, noch de zyne zich hebben willen ver- l nederen om zulks te verzoeken. Dok hield hy 4 ten einde toe zyn onfchuld ftaande , alles wat hy verricht had toefchryvende aan zyn voorwending van V Lands Gerechtigheid voor te ftaan , en aan een Patriottismus; welk een en ander geenzins in zyn handelwys gelegen ■was, die waarfchynlyk voortkwam uit zyn verkeerde begrippen omtrent deze zaken. Die verkeerde begrippen hem aangezethebbende tot gevaarlyke misdaden, is het blykbaar, £ dit hy niet is gedorven als een Martelaar van 4 Staat, en even min uit partydigheid is veroordeeld. Want zyn vonnis is gegrond op zulke daden , welke noch door hern zelf, noch door zyne aanhangers ooit ontkend zyn; maar die zv alleen eer, Schonen glirnjj trapten te geH 3 via IHISM. Bladz. }04. sladt, joj. Made, 06. hdz. 3?< la  kateCJIISM. Bladz. 409. ■ Bladz. 410. glad: ■«ti- ven in 'toog van mentenen , die dezelve zonder de eigenlyke kennis van onze ware Vryheid befchouwen. V. Hoe moet dan Barneveld aangemerkt worden? _ _. . „ ^ Als het Hoofd van eene FaRie die het Land' beroerde en in onrust bragt; en een Tegenftrever van den Stadhouder en deszelfs Waardigheid. Welke Waardigheid Barneveld cn de zyne in den weg was , om hunne Heerschzugtige oogmerken te bereiken. Men ziet van zelf, welk een groot onderfcheid er is tusfchen zyne daden en die der Stadhouders, alzo door de laatfte altyd het wezenlyk nut en de rust van het Vaderland is bevorderd en bewaard. Barneveld mag derhalven zo min de Vader, des Vaderlands genoemd •worden, als hy de dweepagtige eerbewyzen verdient, welke hem , na zyn dood, gegeven worden om Maurits fchande aan te doen; en dewyl hy de Vergaderingen volkomen naar zyn begeerte beftuuide en leidde, is 'er geenerlet onbillykheid In , dat de oorfpronk en de fchuld van alle de onlusten van dien tyd volkomen aan hem wordt toegekend. V. Zyn, door zyn ftraf en die van zyne Medehelpers.de verdeeldheden geheel te met gedaan ? yl. Dezelve wierden wel gedempt, maar niet ganfchlyk uitgeroeid. Zy verhieven zich weder onder de'Regering van Prins Willem den Ilden ; en kort na deszelfs dood kregen de lieden , die de Staatsregels van Barneveld volgden , en zich op zyn voetfpoor tegen 't gezag van het Siadhoudertehap verzetteden, andermaal een Hoofd en voorganger in den Raadpenfionaris de Wit. '■• V. Waar uit ontftonden deeze onlusten? yl. Uit de gefleldheid der gemoederen van fommige Regenten in Holland, tegen welke Prins Willem de Mde, op last der Algemeene Staten, in 1650 ernftige maatregelen had moeten gebruiken om eene fcheuring der Unte voor te komen. De Heeren toen uit de Regering geraakt zynde, kwamen 'er weder in na '«Vorsten dood, en 'er wierden, onder voor,-  veorwendfel van de Regering op een nieuwen en vasten voet te hervormen, verfcheide veranderingen gemaakt. Onder die Heeren was ook Jakob de Wit een Burgemeester van Dordrecnt, en de Vader van den Heer Jan de Wit, geweest. De laatstgemelde wj^cd, in 1653, Raadpenfionaris van Holland , en gedroeg zich gedurende zyn geheel beduur, overeenkomftig den wrok. tegen 't huis van Oranje, welke hem, gelyk verhaald wordt,, door zyn Vader, uit wraakzugt was ingeboezemd, zodanig, dat hy aan dien haat het belang van't ganfche Vaderland, blykbaar heeft opgeofferd. V. Kan zulks.uit zyne daden ontdekt wor« den? ui. Zeer gegrond is het daar uit af te leiden. De Wit had zich eerst, nog Peniionaris van Dordrecht zynde, inde gelegenheden waar in Hy gebruikt wierd, zeer yverig.betoond om de aanftelling van een Kapitein Generaal te weren. Hy kwam, voornamelykom dien yver, aan 't bewind der zaken van het Vaderland. Het eerfte gewigtig voorval onder zyn befchik- _ king was het maken van een Vrede met E:t . geland in 1653; maar tot fchade en fchande van den Staat. Want de Raa ipenfionaris deed aan Kromwel, die toen Engeland onder zyne dwingelandy gebragt had , alle eisfchen inwilligen; en liet door een Aèle van Seclufie, waar by Holland verbonden wierd den Prins van Oranje uit te fluiten van zyn Vaderlyke Waardigheden, de geheele Republiek de wet Rellen f zelfs zonder dat hy eenige pogingen aanwendde om daar voor vernietiging te bekomen van een Eugelfche Acle van 165.1, waar door onze Koophandel en Scheepvaart zeer veel nadeel leed. De Wit, die SttJe van Se- l clufie gretig aangenomen hehbende, fteldede-4 zelve fpoedig op, deed ze door de meerderheid by Holland goedkeuren, en befchikte alles , zelfs't grootde deelderVredehandeling, buiten kennis der Staten Generaal. Toen de andere Provinciën 'er naderhand kennis van bekwamen , leverden zy 'er bondige redenen tégen'lu. Doch Holland wist middel om de ^ H & hzn- EATBZHISM 1 I ] I 1 KATBWISM. Bladz. "41*3. 41U Blad; 418. andehvys te doen gelden , en leverde ee» Verdedig-fchrift In , 't welk wel meest op oh>eftaanbare gronden rustte , maar echter den iaadpenfionaris, die 'er grotelyks de hand in rehadhad, veel lof deed toezwaayen, door de iedön van zyne begrippen. V. Wat deed de Raadpenfionaris verder? yl. Hy zorgde , dat de Regeringen der Ste* 3en naar zyn genoegen gekozen wierden uit Heeren, die 't Huis van Oranje niet waren toegedaan. Holland drong zich In de huislyke zaken der andere Gewesten. De Raadpenhênaris befchikte, door zyn invloed ter Generaliteit, dat het Ampt van Veldmaarfchalk van den Staat, door 't overlyden van den Heer van Brederode open gevallen, niet vervuld werd, om dat de Prins hier toe in aanmerking kwam; en was daar door oorzaak, dat het krygswezen al verder in verval kwam. Voorts hield hy, terwyl 't tans Vrede was, zich bezig met de inwendige zaken , alom naar zyn beerippen en inzigten , te verplooijen. "V. Ging in dit alles het beftuur van den Heer de Wit zo gerustelyk voort naar zyne neiging ? , , , yl. Ja; zo lang de gefleldheid der buitenlandfche zaken dezelfde bleef; maar in 1660 kwam Koning Karei de Ilde tot den Engelfchen Troon. Die Vorst, die de Oom was van den jongen Prins Willem , cischte en verkreeg de vernietiging der ylcte van Seclufie, cn drong aan op de bevordering van zyn Neef. Maar de maatregelen van de Witteen 't Huis van Oranje en 't misnoegen van Koning Ka* rel daar over, gaven aanleiding tot een Oorlog met Engeland, die in 1665 ontftond. Tans had de Raadpenfionaris met de bevordering des Prinfen den Vrede kunnen bewerken , zo wel ï. als te voren met deszelfs ukfluiting. Maar het was meer te doen om de toen ingevoerde Regeringsvorm ftaande te houden , dan om '$ Lands algemeen welzyn te betragten , of de Ingezetenen , die ganfchlyk niet vergenoegd waren over zyn beftuur , te vrede te ftcllen. Om dan zyn oogwit te bereiken , floot Hy «en Verbond met Vrankryk , fchoon Hy 'er* l .... - "?  <' 121 ■> ?n tyd van nood, weinig; hulp van te wagten had, en ook niet verkreeg. De Vrede met 1 Karei den Ilden ondertusfchen getroffen zyn- j tie, zag men wel, dat 'er veel reden van vrees 4 was voor den Franfchcil Koning Lodewjk den XlVden; doch de Wit kon niet befluiten tot Verbonden met Engeland of andere Mogendhe? den, dewelke op vermeerdering van de Landmagt, en gevolglyk ook 'sPrinfen verheffing zouden hebben uitgelopen. Koning Lodewy'k l wierd door zyn beleid hooglyk gevierd ; en al- 4 zo 'tdeszelfs toeleg was om zich meester van de Spaanfche Nederlanden te maken , had die Monarch 'er zeer vee! belang by, dat deze Republiek door de inwendige verdeeldheid ziek Zelf verzwakte._ De haat van de Wit tegen 't Huis van Oranje was hier toe dienstig , en daarom onderfteunde de Koning het gezag van den Raadpenfionaris, diezyn invloed gebruikte , niet alleen om aan zyn heerschzugt te voldoen , maar ook zyn Geflagt in luister en aanzien te brengen. Van dit laatfte is een doorflaandeblyk te vinden in de-eer en de gefchenken in den Engelfchen Ooilog , door zyn Broeder den Ruwaard Korrtelis de Wit, genoten, E na deszelfs wederkomst uit den togt naar Chat- *> tam Op de Rivier van Londen. Die Oorlogstogt had echter 't Vaderland geen wezendlyk voordeel toegebragt. V. Hoe ging het verder met het Staatsbeftuur van den Raadpenfionaris? yl. De Wit zag in 1667, by gelegenheid van een inval der Franfehen in de Spaanfche Nederlanden, dat hy niet altyd de bevordering des Prinfen van Oranje zou kunnen tegenhouden. Hierom fmeedde hy in dit jaar het berugte Eeuwig Edict, waar by het Stadhouderfchap der andere Provinciën en Kapitein -Generaalfchap der Unie zodanig van elkander wierd gefcheiden, dat het een en ander nooit door een Perfoon kon bekleed worden; terwyl in Holland de nanfteliing van een Stadhouder voor eeuwig wierd afgezworen. /, Dit ontwerp wierd, den 5Augustus 1667, in 4 Holland, onder tegenkanting der andere Provinciën en tegen'tgenoeeen der Ingezetenen, H s tot :ats- Hrsi^. ladz.19- 'ladz, iO. ladz. lll'Z, 22.  <■ 122 .> KATE- CHISM. Bladz. 4a3- Bladz 4*4- rot (land gebragt, en deRaadpenfio'naris meesde zig nu genoeg gedekt om zyn gezag , ten allen tyde, boven dat van den Prins te doen ■relden. Ondertusfchen was 't hem altyd te doen om allen Oorlog te Land te vermyden , om dus te ontgaan , dat de Prins werkelyk bevorderd wierd. Hy floot twee Verbonden met Engeland in 1668 , en deed dezelve naderhand ter Generaliteit goedkeuren. Het eene was deTriple Aliantie, waar in datRyk , en Zweeden zich met de Republiek vereenigden om den Vrede tusfchen Vrankryk en Spanje te behouden. Maar dat Verbond deed, toen't tyd was, geenerlei nut. De IVifaad zulks kunnen vooruitzien , want Engeland was, om zyn gedrag, op den Staat gebeten t en Zweden moest met geld tot hulp gekogt worden. De Raadpenfionaris wierd echter door de Leden van Holland met buitengemeene gefchenken beloond, terwyl 't Land hoe langer hoe meer in onrust en verdeeldheid geraakte. Vrankryk en Engeland hadden zich in 1670 tegen dit Gemeenebest verbonden. Men bragt den tyd door met nuttelooze twisten , (welke uit het Eeuwig Edict voortfprcten ) over de aanftelling van een Kapitein-Generaal. Hier door wierd de werving cn andere voorzorgen verwaarloosd ; en Prins Willem de IJlde eerst in 1672 tot die Charge benoemd. Toen was het Land verdeeld , beroerd , weerloos e» overrompeld , cn alles in een clendigen tocftand. V. Hoe gedroeg zich tans de Heer de IVit ? yl. Hy had de Konst des Oorlogs niet geleerd , en kende de onvermydelyke noodzaaklykheid niet om , tot behoud van't Vaderland, den Kryg boven den Vrede te verkiezen. Des nam Hy met zyne Vrienden de toevlugt tot handelingen over Vrede , die 't Vaderland en deszelfs ware Vryheid duur zou gedaan hebben. Uit haat tegen hem, wien men befchouwde als de oorzaak van alle rampen, wierd hy, op den 21 Juny 1672, aangevallen en zwaar gewond. Gedurende den tyd die met zyn herftelling verliep, bleef echter zyn invloed  ïo de Vergadering aanhouden, cn daar heerschte nu vrees en moedeloosheid. Dit zelfde had ook in hem plaats , daar by den Prins en deszelfs Vrienden moed en bekwaamheid was om den Staat 'te redden. De Raadpenfionaris, ziende den afkeer tegen zich, leide op den 4 Augustus zyn bediening neder ; in dewelke by als een uitftekend Hoofd der Tegenftrevers van het Stadhouderfchap had uitgeblonken , en verfcheide onverfchoonlyke misdagen, uit haat tegen 'tHuis van Oranje , heeft bedreven , die allengskens den Staat aan 't zinken bragten , zonder, dat hy middel wist om denzelven te herftellen , of de Republiek voor derzelver onvermydölyk verderf te behoeden. Zyn broeder, de Ruwaard Kornelis de Wit, was betigt van een toeleg om den Prins te vermoorden , cn was tot een bannisfement veröordeeld; gelyk uit dit Vonnis is op te maken , had hy zich niet genoeg kunnen zuiveren van die befchuldiging. Dit voorval , zo wel als de elendige ftaat van 't Vaderland , was de oorzaak , dat deze beide Broeders door de Haagfche Burgery, den 15 Augustus elendig om 't leven gebragt wierden. Welke daad (niet om dezelve te verfchonen, maar alleen om derzelver beweegreden aan te wyzen) volftrekt en alleen aan eene hooggaande verbittering tegen de de Witten moet worden toegefchreven. V. Wat moet men opmaken uit deze Be-, fchouwing van den Heer de Wit? yl. Dat voor de Republiek het beftuur en de invloed van een Eminent en Illuster Hoofd , volgens de uitfpraak der Heeren Staten, hoogst noodzakelyk is , dewyl in 't bewind van dien Staatsman duidelyk te zien is , hoe by gebrek van zulk een Hoofd het Vaderland op den Oever van deszelfs geheelen «sndergang gebragt is. 1 B ES CII O 17? KATEchism,Madz, 425. Bladz, 426.  Beschouwing der bezondere Stadhouders en van derzelver tegenstrevers. zeventiende afdeel ing. dlgemeene Aanmerkingen over de Lattre Tegenjireiiers» kateCHISMvan 't stadij ou- ber- schap Bladz. V. Waar aan moet men 't toefchryven, dat het Stadhouderfchap, van welks erkende noodzaaklykheid men , reeds door ondervinding, overtuigd was, in dien tyd, weder ter zyde gefield wierd ? j4. Men kan hier de menfchelyke neigingen in aanmerking nemen, metbetrekking tot zulke, die 't beftuur der zaken in handen hebben;bezonder tot hen , die , federt Maurits tyd, gemeend hebben, in hunne Perfoneele-Familie- of Religie belangen, door-de Stadhouders < verongelykt te zyn. Een voortgeplante af- ■ keerigheid daar uit ontftaan, gevoegd by een ^ verkeerde opvatting van de woorden Vryheid , Patriot, Vaderlandsliefde enz., doet fommige de Stadhouderloze Regering ten kragtigfte voorftaan? V. Wanneer wordt de Zin dier woorden verkeerd begrepen? ui. Als men niet opmerkt, of het denkbeeld, het welk men zich door die woorden vormt wel en waarlyk beftaanbaar is met de vastgeftelde orde en wetten; met het ware welzyn ; en met het algemeen behoud dier geheele Maatfchappy , waar in men leeft. Zy zyn ondertusfchen altyd de leus geweestvan elk, die naar verandering ftaat. Barneveld en de Wit hebben 'er zich ook vanbediend, en hunne Navolgers beroemen zich niet minder beter Voorflanders van de Vry beid , egt er en zuiverder Patriotten, belangeloser beminnaars van 't Vaderland te zyn , dan de zodanige die hun gevoelen , wegens de noodzakelykheid van 't Stadhouderfchap, gron. den ^ondervinding, getuigenisfen en reden. Nochtans heeft de uitkomst altyd doen zien, dat de eerstgemelde met hunne voorwendfels 's Lands heil niet hebben kunnen bevorderen. Onder de Gemeente zyn 'er telkens eenige geweest, die, door verblinding of op hoop van voordeel, die begrippen tegen 'tStadhou-derfchap gevolgd zyn. Men heeft dus in ons Vaderland altyd lieden gevonden, en zy zyn 'er nog, die tegen 't Stadhouderfchap voor in genomen waren. — Met eenigen febyn van reden grepen die gevoelens fland, toen, door 't Sate- ihism. 'Jladz. 30.  katb- CHIStV Bladz. 4»'- Bladz. 4Ï3- Bladz 434- Bladz 43J» Bladz *36. <• 125 ■> 't kiilderloosaïïlerven van Willem den lilden , • 't Stadhouderfchap in Holland open bleef. Maar zedert de erflyk verklaring van 't zelve in Prins Willem den IV, is 't ongeoorloofd en tevens nie: vry van misdadige misleiding, van die oude vooroordeelen gebruik te maken ; alzo men daar mede' tragt de beste en vastgeftelde Regeringsvorm van ons Vaderland om te keren; en, in weerwil van 't geroep van belangelozenjyzw. fteeds alleen uit zelfbelang te werk gaat. 't Welk , uit de overweging van 't geen in onze dagen is voorgevallen , niet ongemaklyk is af te leiden. V. Hoe kan men zulks dan gewaar wor- de" ? TT Z yl. De zogenaamde belangeloze l/rybeietyveraars of Patriotten van onzen tyd zyn rweederlei; namelyk : Regenten of Burgers. De Regenten, zich onder dien naam (gelyk in Utrecht duidelyk gebleken is) aankantende tegen 't Stadhouderfchap . begeren de rechten tn voorrechten dier Waardigheid van dezelve te onttrekken , en aan zich zelf over te brengen. Dit is ganschlyk niet zonder zelfbelang ; en tevens wordt daar door vooiby gezien , dat in die rechten het eerdragt verwekkend gezag des Stadhouders gelegen is, zonder 't welk de verdeeldheden influipen , en den Staat verderven. Zulk een gedrag, met allen fchyn van belangeloosheid omkleed zynde, wordt daar door de Burger getrokken en genoopt om die Perfonen te onderfieunen, wier oogmerken hem niet bekend zyn; en waar van hy de baatzugt niet ontdekt. V. Hoe befchouivt gy de Burgers, die zich in zulk een zaak mengen? A. Hun woeling , niet minder uit zelfbelang voortfpruitende, is, uit eigen beweging, misleiding , of navolging, ontdaan. Zy zoeken zich,. door 't wederkrygen van zogenaamde Vryheden en Voorrechten te bevoordeelen; • en, of niet tot den vastgeftelden Godsdienst behorende , of daaromtrent onverfchiïlig zynde, de voorrechten van de publieke Kerk tot andere Gezindten over te brerigen. Sommige zyn in hun belangen ondergefcliikt aan andere»  <' 127 > re , en volgen dezelve uit vrees voor nadeel in hunne middelen van beftaan. Andere,geen vastgeftelde begrippen hebbende , zyn llgtelyk weg te (Iepen geweest door fchoonfchynende Nieuwigheden. Veele vinden hun voordeel by 't vleijen van de Voorftanders van veranderingen , en misleiden daar door andere. Deze, wederom vervoerd door 'c gefchreeuw van Vaderland en Vryheid, en niet beftand tegen den invloed der leugen- en laster-zugt, volgen blindelings , en vermeerderen den hoop der hedendaagfche Tegenftrevers van 't Stadhouderfchap. V. Welke middelen zyn bekwaam om uit deze doling te geraken ? yl. Het onderzoek van de ware gefteIJheiJ. der zaken , welke- betrekking hebben tot het Stadhouderfchap, en tot die duidelyke ondervinding, welke meer dan eens geleerd heeft, dat de Republiek zonder die Waardigheid en baaren gepasten invloed , te gronde gaat, .en dat de uitftrooifels , ten laste der Oranje-Vorsten, leugenagtig zyn bevonden. V. Zou 'er in dit geval een volmaakte onzydigheid te houden zyn ? A. Dit kan niet gefc'hieden , indien men belang fielt in 't welzyn van het Vaderland ; doch bier omtrent gevoelig te zyn is verre af van partydigheid. Men volgt de waarheid het naast, wanneer men , zich voor zekere gevoelens verklarende , niet enkel op 't hart en deszelfs driften tragt te werken ; want zulks gefchiedt gemcenlyk met een oogmerk om te misleideu. De Tegenftrevers van 't Stadhouderfchap zyn met allerlei Nieuwigheden opgekomen; de Voorftanders der gevestigde Conllitutie hebben niet getragt veranderingen in te voeren. 'Er is geen reden om de oogmerken der laatfte te verdenken , alzo zy fteeds hebben aangedrongen op de onderhouding van alles, wat doorGodlyke en menfchelyke Wetten geëischt en bevolen wordt. Zulk een regel van onzen plicht is ons duidelyk en verftaanbaar voorgefchreven door Salomo, wanneer hy in zyne Spreuken zegt: Vreest den Heere en den Koning , en vermengt u niet met hen die naar ver- KATZ- ch1sm. Bladz. 437' Bladz, 438. Mtadz. f39.  <■ 128 > Ka?e- chism. Bladz. 440. Bladz. 441. Bladz. 442. Bladz. 443' verandering flaan.... Want bun verderj zal baastelyk komen , en wie weet bun ondergang. Het blykt dan van zelf, wélk een party men te kiezen heeft, om zich niet te laten verleiden door die Schryvers, welke, met het Stadhouderfchap als hatelyk ai te malen, gebruikt zyn als de werktuigen om, ware 't mogelyk , een omkeering in onze Rsgeeringsvorm , en dadelyk veelerleije beroerten , te veroorzaken. , V. Door welke middelen hebben zy dit be» gonnen en voortgezet? A Dié Schryvers, welke zich als dusdanige'Werktuigen hebben laten gebruiken , en de Heeren Staten , den Stadhouder , en de Stads Regeringen op 't honendst hebben aangerand , maakten met de uitvoering van hun Plan een aanvang met het begin van den Ln-, celfchen Oorlog. Beftendig was hun bezigheid om 't hart des Volks te verbitteren en te ontroeren Zy wisten fommige een onverzoenlykheid tegen den Vyand in te boezemen, en in den waan te brengen dat onze weerloosheid ter Zee aan werkeloosheid moest worden toegtfch'reven. Den Prins Erf-Stadhouder verda»t gemaakt hebbende als oorzaak van die vermeende werkeloosheid , deeden zy op Hem den haat keren van alle die aan hun buitenfporige taal geloof gaven. Zy wierven dus veele onder hunnen aanhang, en vielen toen eerst meer bedekt , daar na openlyk aan op tbrtStadhouderfchap. Eindelyk ook op de Souvereiniteit der Staten , met dat gedeelte van het Volk, 't welk zulk een Nieuwcrwetsch Stelzel was toegedaan , wys te maken , dat by 't zelve , en niet by 's Lands Staten , 't Oppergezag berustte. Dus de hartstogten en begeerlykheden gaande gemaakt hebbende , beloofden zy veel voordeels uit het volgen van hunne begrippen , enbragten vee e Tegenftrevers van het Stadhouderichap voort. Maar in geene van hunne aangewende pogingen is een beredeneerde overtuiging van t Verftand te vinden , die nochtans de eenige geoorloofde oorfpronk van esn Wettige verandering zou moeten wezen. ^  '4 tzs •> De Lotgevallen van het? Stadhouderschap. AGTTIENDE slFD EEL ING. Tafereel dier Lotgevallen , tot bet Noodjaar 1672» chism. van 't Stad- IIOUDERSCHAP. Bladz. 447. Bladz. 448. Bladz. 449- V. Alzo het uit de Befchouwing der Prinfen Stadhouders en die van derzelver Tegenftrevers reeds gebleken is , dat het Stadhouderfchap merkwaardige Lotgevallen heeft ondergaan , verwagt ik die verwisfelingen tans in een kort aaneengefchakeld voorftel. A. Alles wat tot die voorvallen behoort, is verknogt aan de Gebeurtenisfen der Republiek. De Gefchiedenisfen van ons Vaderland leren ons, dat het zelve altyd geluk, eer en aanzien heeft genoten, wanneer deze Waardigheid in hoogachting was. Integenderel dat Land en Kerk fteeds door rampen , beroerten en oneenigheden gefchud en gefchokt zyn , wanneer 't Stadhouderfchap niet op zyn regte waarde gefchat wierd. Tans zullen wy deszelfs Lotgevallen voordellen voor de Erflykverklaring , om vervolgens over te gaan tot die , welke deze Charge heeft ondervonden , na dat dezelve 't eerst erflyk in 't Huis vaa Oranje gemaakt was. V. Hebben de Heeren Stadhouders een volkomen recht om, ten allen tyde , den Hervormden Godsdienst voor te ftaan , boven alle Gezindten buiten denzelven ? A. Ongetwyffeld; want niet alleen genieten alle andere Gezindten in ons Land een betaamlyke en billyke Vryheid, maar de Hervormde Godsdienst is Staatsgewys en meer dan eens alom als die van de openbare Kerk vastgefteld; dezelve is alleen in de publieke befcherming genomen; en de Stadhouders zyn op last der Staten verpligt voor derzelver handhaving te waken. V. Wanneer is het Stadhouderfchap, In 't  beftuur dezer Landen, in gebruik gefcomïri ' A. Men vindt daar van reeds gewag omtrent het midden der dertiende Eeuw, onder de Regering van Graaf Willem den Ilden. Sedert dien tyd en Vooral onder 't beftuur van 't Huis van Bourgondien, wordt 'er verfcheidemaal van geiproken. De Stadhouders beheerden de zaken der Regering in naam van den Souverein. 's Lands Staten (welke het Lichhaam der Ingezetenen reprefenteerden, gelykerwys een Voogd den Onmondigen representeert) droegen zorg voor de behoudenis van de rechten en voorrechten des Volksv De(l Landheer bezwoer dezelve te zullen bewa- j ren, 't welk ook door de Stadhouders werd 4 gedaan, dewelke in zyn naam 't Oppergezag bekleedden eh ook 't Opperbevel bezaten over de Militie en Militaire zaken. Op zulk een wys was nu ook Prins Willem de Eerjle Stadhouder van wegens Philips deri Ilden, Koning vah Spanje en Opperheer over dez» Landen,. V. Gaf zulks aan dien Prins niet een wettig recht om zich te verzetten tegen de inbreuken, welke die Koning maakte op onze Vryheden en Previlegien ? A. Hy was daar toe verpligt, om dat Hy t derzelver bewaring met eede bezworen had. 4 Ên dewyl Hy door den Koning aan 't hoofd der Regering gefield was, hebben wy aan Zyn Stadhouderfchap Onze Vryheid te danken , alzo 'er zonder het zelve geen wettig Hoofd geweest zou zyn, om zich m6t onze zakan te kunnen bemoeijen. V. Onderging het Stadhouderfchap, by den opftand tegen Spanje , al terftond die verandering , welke federt de vastftelling van 't Staatsbefluur daar in gekomen is ? Sl. Neen , 't bleef nog een gerulmen tyd op den ouden vOet, doordien men in den beginne nog alles deed op 's Konings naam, als «en eenigen wettigen Opperheer. In 1572 namén Holland en Zeeland den Prins aan voor Gouverneur-Generaal, in tegen overftelling van A/ba , die door den Koning gezonden p. was. Zy benoemden den Prins, in 1576, tot I 3 Hoofd " HISU, 'laax, J». Iddï, jï. Hg  <€' Ï32 •> ] ] 1 KATE- CHISM. lltaJZ. 453- Bladz 454' Blad 45 »■ loofd en Hoofre Overheid , gcduürende den. Lrve Hy ftond naar tyds gelegenheid voor ie'welvaart dezer Landen van zyn vorig gerae zelfs af, en men mag zeggen , dat deStaen van Hem die magt verkregen hebben, wair door onze gelukkige Conftitutie is voortzebragr. Zo dat door Hem in allen opzigte de fondamenten van dezen Staat gelegd zyn, dewelke, in vervolg van tyd , onder 't beftuur van een Eminent Hoofd , derzelver volkomen bevestiging verkregen hebben. y Bleef Prins Willem Oranje te ontdekken, 't Stadhouderfchap moes nu met meerder zorgbewaard worden, dewy de Tegenftrevers zich meer openlyk begonnei te vertooneh. Ondertusfchen bewerkte H1 's Lands heil , met de Utrechtfche Unie ii J579; waar na de Koning van Spanje in 158] wierd afgezworen. Maar de Prins \ door dei gruwelykften Moord in 1584 van 't leven be ïoofd zynde, waren 's Lands za;en , door dii onverwagt geval, in veel verwarring, 't geen te begrypen is. als men nagaat, in welke omHandigheden Hy de grondllagen van Vryheid en Godsdienst gelegd heeft. V. Wat overkwam het Stadhouderfchap, na het verlies van dezen Vader des Vaderlands? ui. Na een kortftondig Giuvernement van den Graaf van 'Leicester, ging het gezag van Prins Willem den Eerften over aan zynZnon Maurits; doch met eenige naauwere bepiimgen. Deze Vorst was de eerfte Stadhouder, die in Holland en Zeeland , op naam der Staten , is aangefleld en op die wys ook naderhand over eenige andere Provinciën. Willem Lodewyk bekleedde die Waardigh 'd in Vriesland , en vervolgens ook over Groningen. Onder 't beftuur dezer Vorsten verkreeg de Staats - Regering hare vastigheid en de Republiek haar aanzien. De Engelfcbe Gouverneur Leicester, misnoegd over de bevordering van Maurits , ftookte factiën aan , zo gevairlyk voor de wettige Souvereiniteit der Staten als voor't gezag van den Stadhouder. Dezelve wierden gedempt; doch daar na vertoonde zich een andere in 1590, waar van Care/ Roorda., een Vriesch Edelman , zich aan 't hoofd (lelde. Zyn gewoel,'uit tomeloze begrippen van Vryheid voortkomende , wierd , tot 'zyn fchande , in 15.97, geluld, en had voor eerst geen verdere gevolgen. Hier na óntllonden de Re*monflrantfche bewegingen. Wat door, dezelve het Stadhouderfchap is overgekomen , is byde befchouwing van Barneveld voorgefteld, benevens derzelver invloed op de zaken van Land en Kerk. Tans wierd ook de inftelling van een Raad van State, den Stadhouder aan 't Hoofd, hebbende , 'tegengehouden , dewelke 't 3 in- t l 1 1 1 Kath. CHisirf. Bla ii. 45(3. B/aïz. 45/-'. nla iz. »8 . *  <• 134 ■> JtATE- CHISM. Bladz. giadz, po." JSta-f krengt geweest zou zyn om 't Stadhoude?chap van de hoogfte nuttigheid voor de geheele Republiek te doen worden. Deze verdeeldheid ter neder gelegd en Land en Kerk voor derzelver ondergang beveiligd zynde , ftak dezelve in lange 't hoofd niet weder op ; fchoon de wrok, daar uit ontdaan , in t hart van fcheurzieke Menfchen bleef zitten. Men zag uit den fchimp en lastergeest, by 't aifterven van Prins Maijrits in 1625, het bewys van dit laatfte. , V. Hoedanig verkreeg die factie haar vermogen weder? Jk Prins Fredrik Hendrik , zyns Broeders Opvolger, de Waardigheid , in geruster tyden , aanvaardende, maakte gebruik van de toegevendheid , die altyd dan Oranje-Vorsten, en ook aan Maurits, eigen is geweest. Hier doorgeraakten eenige Regenten , die , hoewel tot de publieke Kerk behorende , echter de Barneveldfche Staatsbegrippen toegedaan waren, weder op 't Kusfen. 't ls waarfchynlyk dat Hy getragt heeft de verwydenngen door deze infchiklykheid geheel te doen ophouden , 'om dat onder die Perfonen veele anderzins zeer bekwame Mannen waren. Dit caf allengskens kragt om 't doordryven hunner gevoelens te ftyven. Niet te min bieei 't Stadhouderfchap, welks gezag Hy uitnemend wist te handhaven , onder 't beftuur van dezen Vorst in grote achting. Zulks blykt zelf? uit de vastftelling der opvolging van zyn Zoon Prins Willem den Ilden , reeds by 't leven van Fredrik Hendrik gefchied. y. Van waar kwam dan die omwenteling van zaken na den dood van Prins Willem éen HJen? A. Men moet dit toefchryven aan 't herier yen 'van den invloed der Barneveldfche Staatsbegrippen , die altyd op een onbeftaanbare onbepaalde Vryheid voor zommige weinige uit'. lopen dewelke bygevolg een oyerheerfching van andere iniluiten. Eenige weinige leden in Holland hielden,na den Vrede in 1649, tegen 't gevoelen van Willem den Ilden, en zes Provinciën, hunne mening flaande we' ? ■ ■ gens  é% 135 •> gens 't afdanken der Troepen. Die Vorstgcbruikte, op last van zes Provinciën, dwangmiddelen om Holland tor eenftemmingheid te brengen. En dit voorval kreeg de gewigtigfte gevolgen voor de Lotgevallen van 't Stadhouderfchap. Want hoewel de gefchillenbygelegd wierden, en de beflisfing van diergelyke oneenigheeden, op 18 Augustus 1650, geheel en uitdruklyk aan de Stadhouders gelaten wierd , is 'er in deze zaak een reden gezogt, om, na den dood van dezen Vorst, overtegaan tot de affchafïing van de Stadhouderlyke Waardigheid Prins Willem Fredrik 1 bleef dezelve wel in Vriesland bekleede.i;'< doch zonder invloed op 't algemeen beftuur; ' alzo het Kapitein Admiraalfchap - Generaal der Hole zedert 1650 onvervuld gelaten is. V. Hoe ging het thans met het bewind van een Staat ? yl. 'Er wierd een geheel nieuwe Regee- 1 ringsvorm ingevoerd, met ter zyde ftelling « van die , waar door 't de Republiek tagtig jaren lang was wel gegaan. De aanhoudende zugt voor het Huis van Oranje; de aloude Conftitutie ; en 't Stadhouderfchap vi'ierddoor geftrenge maatregelen ten onder gehouden. Ondertusfchen ging men by en na 't houden der grote Vergadering in 1651 Q.Via uit buitengewone Afgevaardigden der Zeven Provinciën beftond) trapsgewys in Holland overtelde ge- ; heele vernietiging der Stadhouderlyfce Char- 4 ges. Tot welk einde, in die Provincie., gebruik gemaakt wierd van alle voorvallen en middelen , welke men daar toe maar dienftig oordeelde. De Raadpenfionaris de Wit had het geheele bewind der Republiek in handen, en beftuurde alles naar zyne begrippen, door middel van dezulke, welke hy van hem afhankelyk had weten te maken. Zyn handel wys ; de slcte van Seclufie; 't Eeuwig 1 Edict, waar by 't Stadhouderfchap was afge- 4d zworen ; en al wathy verrigtte, wierd met den fchonen naam van Vryheid en liefde voor dezelve beftempeld. Ondertusfchen was de Regering in handen van eenige weinige overgeSragt en de ware Vryheid verre te zoeken. I 4 0 y.'s Catü:hism,4- Usdz,  kate chism Bladz. 466. Da Onze buitenlandfche Bezittingen raakten verloren De Staat voerde bloedige en nadeelige Oorlogen met Engeland, 't Vaderland wierd In een weerlozen Maat overrompeld; en was • inwendig gefcheurd en verdeeld. De Voor■ zienigheid dèed zien, dat zy alleen haar zegen hegtte aan 't gebruik der regte middelen; en men ondervond in 1672 ten volle , welk een reden 'er was 'om den Stadhouderlozen tyd van 22 jaaren te betreuren. V. Wat wierd'er nu verrigt? A. De ftem des Volks van allerlei rangriep om een Stadhouder ter redding van het bedorven Vaderland ; en ter herllelling van deszelfs oorfpronkelyke Regeeringsvorm. 'Er was geen ander middel overig om dien te verkrygen, alzo de Regenten zich by eede verbonden hadden 't Stadhouderfchap niet weder in te voeren. Prins Willem de lilde wierd aangefteld , en de kwalyk gedane eed vernietigd; waar door de Republiek weder haar Vryheid , onafnankelykheid.en vorigen luister bekwam.Dit was het eerfle tastbaar bewys voor de nood-, zakelykheid van 't Stadhouderfchap, op ee» uitgeflrekte ondervinding gegrond.  <■ 137 '> De Lotgevallen van het 'Stadhouderschap* negentiende afdeel1ng Tafereel der Lotgevallen van bet Erf-Stadliouderfcbap. V. Jr\an men in den tyd van Prins Willem den lilden het Stadhouderfchap 'reeds als een' erflyke Waardigheid gaan befchouwen ? Ü4. Met volkomen recht; alzo de hoge Charges van dien Prins, en van VorstHENDRiK Kasimir, weinige jaren na de herftelling van 't Stadhouderfchap , hun voor demanlyke linie als een erfgoed zyn opgedragen. De gemelde herftelling der oorfpronkelyke Regeringsvorm van den Staat, had nu eenige veranderingen ten gevolge. De Partyfchappen, ontftaan onder 't verkeerde beftuur van den Raadpenfionaris de Wit, een wantrouwen op de Regeering voortgebragt hebbende , waren oorzaak, dat'er eenige onder de Regenton buiten bediening gefield wierden. By welke gelegenheid 'er verfcheide vrienden van 't Huis van Oranje , die voorheen voorby gegaan waren, weder in 't bewind' raakten. Dit is als een natuurlyk gevolg der verandering aan te merken; dewyl de Prins zich niet anders kon bedienen, dan van dezulken, die ter liefde van 't Vaderland, Hem toegedaan waren.om met hun de vervallen zaken van den Staat weder op te beüren. Het Stadhouderfchap , in Holland en Zeeland in 1672 Weder herfteld zynde, wierd ook door Utrecht in 1673 en door Gelderland en Overysfel in 1674, na dat die Provineien door de Franfchen ontruimd waren, aan Willem den lilden opgedragen. Hy bragt die Gewesten, na veel tegenftand der andere, weder by de Unie, en herftelde de gebroken band der vereeniging van deZei 5 vea KATE- CHISM. van 't Stad- HOU- der- schap. Bladz. 467. Bladz, 46s. Bladz.  138 ■> kate. chism Bladz. 470. Bladz 471- Blad: 472. ven Provinciën. Ook wierden in dien tyd de Regeringsreglementen in die drie Provinciën, met volkomen toeflemming des Volks, ingevoerd, en als Grondwetten , door de Staten en den Stadhouder, plechtig beëedlgd. V. Door welke Provinciën wierden nu de Waardigheden erflyk gemaakt? yt. Zulks had plaats, in 1674, en 1675,by Holland, Zeeland, Utrecht, Gelderland en Overysfel voor de manlyke nakomelingen van Prins Willem den IJlden. Insgelyksby Vriesland voor die van Prins Hendrik Kasimir. Deze Vorst was ook Stadhouder van Groningen en 't Landfchap Drentb; maar aldaar bleef de Waardigheid, zonder erflyk verklaring, op den ouden voet. Deze gelukkige ommekeer in de zaken der Regering was zo wel het Volk als de Overheden ten hoogfie aangenaam. V. Wat kan men als de grond-oorzaak van die erflyk verklaring aanmerken ? yl. De overreding van 's Lands Staten ,niet alleen van de nuttigheid, maar ook van de hoge noodzakelykheid, van 't Stadhonderfchap, Waar van de tastbare ondervinding elk had overtuigd. Die waardigheid wierd dus erflyk verklaard om 't Gemeenebest tebehoeden voor 't droeviglot, 'twelk, doordegeheelevernietiging van 't Stadhouderfchap , het Vaderland ge. troffen had; en tevensom zulk een handelwys voor altyd voor te komen. Men kanookonderde mede oorzaken tellen een welgeplaatftedankbaarheid over de weldaden weder op nieuws door de Huizen van Oranje en Nasfauw genoten, in de verlosfingdes geheelen Vaderlands van de Franfehe overheerfching en tieranny. Zulk een verzekering om de Staats - Stadhouderlyke Regering te behouden was nu, meer dan in vroeger tyden, nodig; dewyl men ondervonden had tot welk een uiterfle de Tegenfirevers van 't Stadhouderfchap kenden overflaan. V. Bleef nu alles in rust, met opzicht tot de hoge Waardigheden, gedurende den tyd van Willem den HIden» yl. Men kan eenige bewegingen, die 'er Voorvielen, als overblyfzels der vorige verwar-  <• 13*3 > svsrringeu opmerken. Onder deze waren d.« .valfche betigtingen in 1675 , dat die Prins ftond naar de Souvereiniteit dezer Landen; de lasteringen van zekeren Jan Rotbe, die als een dwaas opgefloten; en andere voorvallen in Holland , Vriesland en'elders, by welke de Prins het gezag zyner Waardigheden moest voorflaan. Ook ontltond 'er, na dat die Vorst, in 1Ó89, j Koning van Engeland was geworden , eenig < gefchil met de Stad Amfierdam over de verkiezing der Schepenen, 't welk gefchikt wierd. Maar alle deze zaken hadden geen gevolg,en de Vorst bleef geacht en bemind als 's Lands Verlosfer en Weldoender. V. Dus hebben 'er dan altyd, hoe hoog 't Stadhouderfchap in achting was, onaangenaamheden plaat* gehad. yf. Dit is vaak het lot (zo ras 'er zich bezondere gevoelens opdoen) van alle Regeringen, waar in een vryheid van de zaken te begrypen en te behandelen fland grypt. —- Nu ftierf Prins Hbndrik Kasimir in 1696 , en wierd in Vriesland opgevolgd door zyn Zoon Johan Willem Friso. Maar de Koningin Maria, Gemalin van Willem den lilden , in 1695 ook geftorven zynde, zonder dat 'er uit dit Huwelyk nakomelingen waren, fcheen *t Erffladhouderfchap over de andere Provinciën van zelf te zullen vervallen. Dit bewoog den Koning om vervolgens zynen Neef Friso,als opvolger in zyne Waardigheden in dit Gemeenebest voor, te Rellen. Doch hiertoe geen geneigdheid vindende, verklaarde Hy , dat men dan tot na zyn dood moest wagten om tot een befluit, zo heilzaam voor deze Landen, te komen. Hy overleed in 1702; dat befluit wierd niet genomen; en de meeste Gewesten bleven andermaal Stadhouderloos. Gedurende zyn bewind was de Republiek heriteld en bewaard by haare Godsdienst Vryheid en Qnafhankelykheid enby alles wat haar dierbaar was; gelyk ook de Algemeene Staten 'sKonings dood beklaagden, als een verlies van den fterkften band der Unie. Maar al het heil en nut, haar zedert 1672 toegebragt, begon weder te vervallen in de volgende Stadhouderloze Regering, fr, fgqf iATE» KtSSI- 'ilaO%. 173- B'.adz. 174- fff/**. 475.  «C I4P ■> ?ATECHISM.Bladz. 47Ó. Bladz, 477. Bladz. 478. K Hoe wierd nu de Regeringsvorm gefchikt? Alles wierd ingerigt om den Staat andermaal zonder Eminent Hooid te befturen; echter gefchiedde 'er nergens eenige vernietiging van de hoge Waardigheid des Stadhouders, Men befpeurde al ras den invloed dier verandering in de aanftelling van voormaals afgezette Regenten ; en door beroertens in fommige Gewesten. De Stadhouder van Vriesland, die 't ook in Groningen geworden was, wierd uit den Raad van State geweerd. Overysfel befloot in 1707, voor zich zelf niet wedertot het aanflellen van een Stadhouderovertegaan, en had dit ook gaarne van de andere Gewesten gezien. In 1711 viel 't ongelukkig overlyden van Prins Johan Willem Friso voor, na wiens dood zyn Zoon Willem Karel Hendrik Friso, geboren wierd, die Hem alsErfftadhouder van Vriesland opvolgde. V. De Staat voerde nochtans gelukkiger Oorlogen dan in den vorigen Stadhouderlozen tyd. ' ' yl. Zo lang 't Plan door Koning Willem beraamd zyn uitwerking had, wierd de Kryg met een goed gevolg uitgehouden ; doch de grootste eer deroverwinningen, waarin Prins Johan Willem Friso zo veel deel had , en waar toe de Republiek zo veel toebragt, ging by gebrek van een Eminent Hoofd, meest aan vreemde Krygsbevelhebbers over. Intusfchen reezen 'er verfcheide inwendige gefchillen op; tot welker beflisfing in 1716 tot een buitengewoone Vergadering wierd overgegaan ; doch die tot geen vrugtbare afdoening van dezelve kon komen. V. Wierd'er, in deze geiieldheid van zaken, niet om de herftelling van 't Stadhouderfchap gedagt? yl. Groningen droeg, in 1718, die Waardigheid op aan Prins Willem Karel Hendrik Friso. 't Landfchap Drenth volgde in 1722 dit voorbeeld , gelyk ook Gelderland; doch in de 'aatfte Provincie op een zeer bepaalde Inftriictie. Nochtans kan 'er uit de omliandighcden afgemeten worden , dat 'er in Holland geen neiging toe was. De Staten van dat Ge-  Gewest wendden zelfs fterke pogingen aan om 't in Gelderland tegen te houden. Maar 'er wierd aldaar met die aanftelling voortgegaan , , om dat de toestand van Gelderland zulks vorderde ; zelfs begonnen de zaken der geheele Republiek meer en meer agter uit te gaan , en de Staten dier Provincie zagen toen reeds, welke rampen de Stadhouderloze Regering moest Uitwerken. In Holland wierden onder- . tusfchen ter onderfteuning van den bezwaar- • den Schatkist verfcheiden van 's Lands Domeinen verkogt. In 1729 gefchiedde in Gelderland en Groningen , en in 1731 in Vriesland de inhuldiging des Prinfen in zyne Waardigheden. Maar in de Stadhouderloze Gewesten bleven de Hoge Vargaderingen geheel in 't begrip om geen Eminent Hoofd aan teftellen, zelfs hield dit gevoelen nog een geruimentyd ftand, geduurende den Oorlog in 1744 ontftaan. V. Moet men dien Oorlog befchouwen, als alleen begonnen, om langs dien weg den Prins te bevorderen? ui. Ganfchelyk niet; dewyl zulk een oogmerk niet kan veronderfteld worden by Vrankryk, 't welk ons in den oorlog inwikkelde om zyn bezittingen uit te breiden ; en ook niet by onze Republiek, die 'er deel in nemen moest om onze Tra&aten met het Huis van Oostenryk. De rampen waar in die kryg het Vaderland in 1747 ftortte, toen het door gebrek van een Eminent Hoofd, ten tweede maal, en gelyk in 1672, op den oever van deszelfs geheelen ondergang kwam, warende oorzaak, en tevens 't middel, in de hand der Voorzienigheid , tot de algemeene weder invoering van 't Stadhouderfchap ; alzo de Staat door geen anderen weg kon behouden of gered worden. V. Moet deze omwenteling dan- ook niet toegefchreven worden aan 't geweld van het Gemeen ? ui. Even min. Eenige ongeregeldheden , welke in 1747 , en 1748 hebben plaats gehad verdienen afgekeurd te worden. Maar ooi worden dezelve breder uitgemeten , dan zy ii d< KATjR- :hism. Hladz. 79. Vadt, Vadz. 481. Bladz. 482. BladZ. 483. 1  I k.ATÉ- eihsM. ito,'*. 4S* ' ] i ] i ! I 1 Itadx. *>*• 1 ] I i 1 i | Je daad geweest zyn; 'eris by die gelegenheid reen druppel bloeds geflort; en de gisting der remoedereo kwam alleen voort uit's Lands veeren toeftand. Maar de herftelling van 't Stadïouderfchap is niet gefchied om die bewegingen» Dezelve was dë begeerte van alle welmeeïende Ingezetenen, van allerlei ftaat en rang,ie Regenten zelfs niet uitgefloten; en heeft ioor het Hoogste vergenoegen de blyken van ilgemeenegoedkeuring, over dé wederinvoering van 'sLandS' oorfpronkelyke Conftitutie weggedragen. Door de algemeene' eenpariglei'd dier begeerte was dezelve buiten tegen'praak de Jïem des volks, onder 't welk de' ninaanzienlyke zo wel behoort als de vermorendfte, om dat de geringe Burger by 't bcïoud van 't Vaderland en by deszelfs welzyn' zo veel belang heeft als de aanzienlyke. Ook moeten alle de beroértens van die jaren niet' setrekkelvk gemaakt worden tot den tyd der vederherftelling van 't Stadhouderfchap, geyk fomtyds verkeerdelyk gefchiedt; alzo 'er reële, over de pagteryen , wantrouwen op Rerenten enz. ontftaan zyn, na datPiUNS Willem je IVde reeds overal als Stadhouder was aangenomen. V. Wat moet'er, na de laatfte wederinvoering van 't Stadhouderfchap, voornaamlyk in' lanmerking genomen worden ? A. Dat tans die Waardigheid in alle de z'eiren Provinciën voor 't eerft doör een en den zelfden Vorst bekleed Wierd, die de laatfte Manlyke telg was van 't Doorlugtig Geflagt van Nasfauw, waar aan ons Vaderland alles verpligt is, wat óns daar in lief en waardig s; welke herftelling van 's Lands aloude en aorfpronkelyke Regeringsvorm door 's Hemels Zegen met een gelukkigen uitflag bekroond ivierd. Men maakte in de Hoge Vergaderingen met's Prinfen aanftelling, in 't laatst van ipril 1747 in Zeeland begonnen, zulk een irerwonderlyken voortgang, dat dezelve voor t eind vanjuly, in de vier Stadhouderloze Gewesten reeds gefchied was; en 't gezag ran 't Stadhouderfchap wierd, by de erflyk verruwing in de Manlyke en Vrouwlyke linie  <■ M3 ■> van Prins Willem den IVden,die nu volgde, tot 's Lands nut cn heil nog meerder uitgebreid. V. Wanneer gebeurde dit? ui. Die erflyk verklaaring wierd Staatsgewys en met volkome eenpaarigheid vastgefleld in Utrecht op 26 July; Holland op 16 November; Zeeland op 30 November; Overysfel op 23 December 1747; Gelderland 12 January ; Vriesland 19 Augustus 1748, en Groningen op 2 December 1749. Deredenen, welke de Staten van elk der Provinciën daarvoor geeven, zyngewigtig; en komen alle op 't zelfde einde uit, namelyk de onhcrroepelyke vastftelling der Conditutie, cn 'sLands welzyn en hoogde belang by't behoud van 't Huis van Oranje aan 't hoofd der Hoge Regering van elke Provincie in 't bezonder, en van de Republiek in 't algemeen. V. Wat volgde 'er nu? ui. 't Stadhouderfchap behield zyn gezag, eer en aanzien tot den dood van Prins Willem den IVden , die in 1751 tot algemeene droefheid van elk Ingezeten overleedr Het zelve bleef in hoogachting onder de Regering derVrouwe Gouvernante, die tot haren dood in 1759 de Waardigheden van haren minderjarigen Zoon Prins Willem den Vden beftuurde. Het zelfde aeuglyk lot hebben die hoge Charges ook ontmoet gedurende de Voogdy der Heeren Staten tot in 1766, wanneer deze Prins dezelve daadlyk aanvaardde, en zulks is ongeftoord blyven voortduuren tot in 1781. 'Erdeed zich niemand op, die eenige van de rechten of voorrechten van 't Stadhouderfchap betwistte , of Zyn Hoogheid in de uitoeffening van zyn wettig gezag poogde te belemmeren. Maar federt is de Vorst het voorwerp van den verfoellykden laster geworden, en dezelve heeft verfcheide Lotgevallen van het Stadhouderfchap te wege gebragt, welke meerendecls en tot het laatst van 1785 zyn aangeroerd by de Befchouwing van Prins Willem den Vden. V. Wat moet 'er, uit dit Tafreelder Lotgevallen van 't Stadhouderfchap, worden opgemaakt ? ui. Dat het geheel verkeerd is; wanneer men kat3ch1sm.Bladz. 486. Bladz, 487. Bladz, 488. Bladz, 4510.  men zich , by gebrek van een goed begrip vari vryheid, aankant tegen 't zelve , alzo de Geichiedenisfen onlochenbaare bewyzen opleveren , dat de Republiek buiten 't zelve niet kan beflaan of behouden blyven. Hier by leertde egte kennis van 't geen waarlyk vryheid is , In en onzen Burgerftaat tot dezelve behoort, ons overtuigend , dat de Stadhouderlyke Waardigheden daar aan niet hinderlyk zyn, maar die Vryheid bewaren en aan elk Ingezetenen , van wat rang of ftaat hy is, het behoorlyk en rechtmatig genot daar van bezorgen. Hst  4f£ 145 3» Het Stadhouderschap Met betrekking tot de Vryheid. twintigste afdeeling. D'Ffybeié det Iniezetenen van de Republiek der Verenigde Nederlanden; en derzelver bewaring door Set Stadhouderfchap der Prinfen van Oranje en Nasfaww. V• jTot wélk een ondèrzoek moet 'er tans overgegaan worden om ten volle overreed te zyn, van de billykheid der verkleefdheid van den welmeenenden Nederlander aan 't Stad houderfchap? A. Tot eene befchouwing van die Waardigheid met bétrekking tot onze Vryheid, en Of dezelve daar mede beftaanbaar is. De reden van dit onderzoek is niet om dat het befluit hier omtrent eenigzins twyffelagtig ismaar om dat men zulks telkens , als 'er woelingen tegen 't Stadhouderfchap in ons Vaderland ontdaan, ontkent, en daar door aan de goede Burgery een afkeer tegen die Waardigheid , zo als dezelve altyd door de Prinfen van Oranje en Nasfauw is bekleed , zoekt in te boezemen. V. Waar uit ontflsat deze dwaling ? A. Uit een verkeerd bcrip van 't geen . tVaarlyk Vryheid fs ; en zonder regelmatig bezef hier van kan men niet beoordeelen , t geen 'er betrekking toe heeft. Het is derbalven noodzakelyk vooraf een goed denkbeeld te hebben , zo van de Vryheid in 't algemeen, als van de Natuur/yke , Burgerjyke en Godsdienstige Vryheid in 't bez >nder. Hier by in aanmerking genomen Wordende , hoe nuttig en noodzakelyk 't Stadhouderfchap voor ons Vaderland is , gefyk wy gezien hebben , zal 't van zelf btyken , dat het zelve niet nadelig, maar in tegendeel van grootbelang en voordeel voor die Vryheid is. V. Waar in beftaat de Vryheid in 't algemeen ? K A. Das KATK, chisn', van 't Stadhouder- . schaf, Blaai. 491. Bladz. frsf. lilaSé, 493?- r  K.VTKCHISM. Btadz. 494. Bladz. 495- Bladz 495. Da"ar in , dat elk Mensch, van hogen of lagen flaat , onverhinderd alles doen kan en mag, wat de Godlyke en menschlyke Rechten hem bevelen of' toelaten. De Godlyke Wetten zyn de vastgeftelde regels van ons leven ; en de menschlyke dienen tot de bewaring en welvaart van een welgeordend Volk of M:;aü'chappy, en doen elk de voordeden ecner Burgerlyke Samenleving genieten. Daar nu op - cze regels altyd acht gegeven moet worden, is het blykbaar, dat de waare Vryheid niet gelegen is in ailes naar willekeur te doen, zonder acht te geven op de plichten die wy aan G:>d, en onzen evenmensen verfchuldigd zyn. / . Wat is 'er nu van de Natuurlyke Vryheid? yl. Men befchouwt , om er een denkbeeld van te vormen , de Menfchen in dezelve , als alle in een evengeJykcn flaat, zonder Regeering of onder ia ikheid , en in een toefland waar in elk voor zyn eigen beftuur en veiligheid moet zorgen. In zulk een toefland oordeelt men, dat ieder Mensch vryheid heeftoni alles te doen, wat door de Godlyke Wetten en de gezonde reden wordt toegelaten; welker voorfchriften hy dan ook zodanig uit zich zeiven behoort te kennen en te volgen, dat het niet nodig is, dat'er iemand zy, die hem binnen derzelver palen houdt; binnen dewelke hy echter blyven moet, zal hy de vryheid van zyn evenmensch niet fchenden. Doch dit alles is flechts een blote befchouwing die enkel tot een grondflag van redenering over deBurgerlyke Vryheid verftrekken mag, en kan nooit daadlyk, in een famenwoning van Menfchen, plaats grypen, en veel minder Rand houden. Want 't natuurlyk beloop der Waereldfche zaken brengt van zelf gezag en ondergefchiktheid mede; en de evengemelde flaat kan alleen begrepen worden hier namaals onder de gezaligden te zullen plaats hebben , alwaar geen tusfehenkomst van menschlyke fchikkingen zal nodig zyn ; dewyl daar elk eerst onmiddelyk aan de Godlyke Wetten zal kunnen verbonden wezen. Maar terwyl alle menfchen zedelyk bedorven zyn, kan 'er geen Volk of Maat*  Maatfchappy zonder Wetten en Overheid, en dus ook niet zonder gezag en gehoorzaamheid beftaan. V. Maar wordt door zulke fchikkingan 't oorfpronkelyk recht van den Mensch niet vernietigd of weggenomen ? yl. Ganschlyk niet ; indien een Maatfchappy flechts naar behoorlyke regelen of wetten is ingerigt, dan behoudt ieder mensch , naar zyne betrekking, zo veel van dat oorfpronklyk recht als hem, voor 't algemeen nut en welzyn der Samenwoning, kantoegeftaan worden, en elk ftaat alleen af't geen hem ter bevordering van 't algemeen belang toch van geen dienst zou wezen. Hier door geniet hy de voordeden en aangenaamheden der Samenleving, welke buiten een Maatfchappy niet te vinden zyn. Onze keus zou ons tot zulk een afftand bepalen; 't natuurlyk beloop der zaken doet ons dezelve met genoegen volgen ; en de famenwoning derMenfchen in zekere Gemeenebesten is een onaffcheidbaar gevolg van onZe ver'meenigvuldiging in deWaereld , en vloeit voort uit de verplichting om elkanders welzyn te betragten. God zelf heeft doen zien, dat zulks zyn wil geweest is, in 't voorbeeld , 't welk hy gegeven heeft met zelf den Burgerfiaat van Israël op te rigten. Zelfs vordert het welzyn van een Burgerflaat, dat de inftellingen gegrond zyn op de Godlyke Wetten en 't recht der Natuur; en uit het verwaarlozen hier van komen de urootfte wanordes en 't geheel verval van 't Gemeenebest voort. Een welbeftierde Maatfchappy kan dus nooit reden van klagen geven over verlies van oorfprönkelyke vryheid of rechten , alzo daar in door elk, naar zyn onderfcheiden rang, alleen wordt , afgeftaan 't geen hem tot zyn welzyn niets zou 1 kunnen toebrengen. Onder deze behoren voornamelyk, dat men aan andere overlaat, de zorg voor zyne beveiliging, de handhaving van 't recht, en zelf de hand niet heelt in 't bewind der algemeene zaken. Maar zulks is ook van de uiterfte noodzakelykheid om voor te komen, dat 't uitgeftrekt beftuur der Maatfchappy nier in verwarViag raakt, en dezelve aWe K a do*r KAT». bladz, m- BladS, ?lad\ 193.  i KATE- CHISM. Bladz. 500. Blad* JOI. Bladz 302. ioor te gronde gaat; wanneer elk lid van deselve in dit algemeen verderf, uit gebrek va'ri jrde en ondcrgèfchiktheid , zou moeten deeen , in plaats van 't voordeel der Samenwoning te genieten. V. Waar in beftaat dan de Burger lyke Vryheid ? yl. Hoofdzakelyk is dezelve hier in gelegen , dat men in zulk een welgeregelde Maatfchappy , in een vrywillige ondergefchiktheid aan Ttgtmatige Bürgerwetten, een gerust, beveiligd en Godsdienstig leven leidt; en zowel met genoegen en voordeel voor zich zeiven , als tot bewaring of bevordering van 't algemeen belang en welzyn kan en mag leven, en werken. V. Is 'ernu, iu de Regeeringsvorm van onze Republiek der VereenigdeNederlanden, zulk een Burger lyke Vry béid te vinden ? yl. Ontegënzeggelyk, wanneer alle de onderfcheide deelen, waar uit dezelve is famengefteld.in derzelver behoorlyke medewerking tot het algemeen bewind , maar ongeilrema gelaten worden. Ons Gemeenebest, gebouwd en vercenigd op gronden van billykheid en recht, bekomt zyn vastigheid en welvaart uit de handhaving en bewaring van 't geen den Godsdienst zo wel als 't recht der natuur betreft. 'Er kunnen geen willekeurige wetten , tot nadeel van de ware Vryheid, gemaakt of . uitgevoerd worden. De Regeerders , die zelf aan de Wetten zo wel als aan de belastingen, welke zy opleggen, onderworpen zyn, moeten volgens dezelve te werk gaan. Het heilig recht is voor ieder by zyn eigen , daaglykfchen, gewonen en bevoegden Rechter verkrygbaar, zonder dat aan den vermogenden eenig voorrecht boven den minaanzienlyken toekomt. Elk befchikt vry over zyn goederen en kinderen ; 'er heeft geen presfing tot denKrygsdienstplaats; en dit alles wordt onder 't gezag van eigen Wetten en 't beftuur van eigen Overheden genoten. Dusdanig vloeit . in den hoogden graad de Burgerlyke Vrybeid voort uit de Conftitutie van ons Vaderland; en niémand heeft reden om meerder te wenfchen of  << 145 > of tebegeren, dan 't geen elk, in ons Neder land, in zyn kring wel en wettig mag genieten. Dit alles fteunt op zulke bekende waarheden , dat deze zaken, zonder omkering van alle orde en welvoeglykheid, niet kunnen tegengefproken worden. V. Is het Stadhouderfchap voor deze Vryheid in den Burger/laat niet nadeellg , of kan ?t zelve daar aan niet hinderlyk zyn ? A. Die Waardigheid is 'er niet hinderlyk aan, en kan 't ook niet worden zo lang de Stadhouder geen willekeurige magt kan noch wil uitoeffenen; en zulks kan , door de wyze orde, die in ons Gemeenebest plaats heeft, nimmermeer gebeuren. HetStadhouderfcliap, zo wel als elke andere Regeeringsorde, aan billyke verordeningen verbonden , heeft zyn rechten , gezag en invloed om aan 't einde zyner inftelling te kunnen beantwoorden. Uit de befchouwing van deszelfs noodzakelykheid en nuttigheid is gebleken , dat zulks verftrekt om 't algemeen welzyn van den S;aat te bevorderen; • de verdeeldheden voor te komen ; —— vaardigheid aan de befluiten te verzorgen ; • de geheimen te bewaren; de wetten en 't recht te handhaven ; deEendragt te doen bellaan ; de orde inJt Krygswezen te behouden; — den Staat luister en achtbaarheid by te zetten; —— en alle deze dingen hebben een onaffcheidelyke betrekking op de onafhanklykheid der Republiek en de Vryheid van derzelver Ingezetenen. Dewyl deze heilzame uitwerkfels nu uit den aart en de natuur van 't Stadhouderfchap voortkomen, en de bevordering daar van 't hoogde belang des Stadhouders zyn , kan zyne Waardigheid voor de Burgerlyke Vryheid nooit nadeelig worden. Integendeel is dezelve daar voor een zeker en kragtig bewaarmiddel. V. Blykt zulks ook nog verder uit het oogmerk der inflelling en der herftelling van die Waardigheid ? A. Dit is af te meten uit de plichten , waar toe de Stadhouders zich met eede , by de aanvaarding hunner hoge Charge; K 3 ver, KATECH SU, Bladz. 503. Bladz, J&4."  TCATÏ Pladz, herbinden , waar onder ook 't voorlïaan van ■onze voorrechten en de handhaving van 't heilig recht, 't fterkfte fteunzel der Vryheid, behoren. Hier toe is mede 't Stadhouderfchap tot tweemaal toe herfteld en erflyk gemaakt; en men zou een onbehoorlyke verdenking en lasterlyke befchuldiging, tegen 's Lands Hoge Overheid , fmeden , indien men durfde vermoeden , dat zy een verkeerd middel tot een einde van zo veel gewigt zou verkozen hebben. V. Maar dewyl dit zo is , blyft de vraag nu , of dan de Stadhouders door misbruik van hun gezag, even gelyk voorheen de Sou» vereine Landheeren , die Vryheid niet benadeelen ? yl. Indien zy dit immermeer hadden willen doen , zouden zy, uit den aart van hun wettig vermogen zelf, en de inrigting van onze Staatsvorm , zeer ras tegenfland en ftremming in zulk een misbruik ontmoet hebben ; doch iets van dien aart is nooit door Hun gezogt. Het vermogen der Prinfen Stadhouders en de magt der vorige Souvereine Landheeren is ,. in veelen opzigte , al te verfchillend , om hunne perfonen of bedryven hier in wettige vergelykihg te brengen. Indien wyders zulk een verdenking met cenigen fchyn van reden zou worden flaande gehouden , behoorde men gegrond te kunnen aantonen , dat de Stadhouders het ooit zoudeji hebben toegelegd: om de onaf■ hankelykheid van den Staat ten onder te brengen : —— iemand van zyn bezittingen te beroven : —— de Wetgevende magt aan zich te trekken : •—— de Ingezetenen door fchattingen te drukken : — de uitoeffening van 't recht te ftremmen : •— den Burger van eyn bevoegden Rechter naar een onbevoegcen te roepen : «*— en diergelyke daden, ■waarom den aloudcn Landheer de gehoorzaamheid is opgezegd. Buiten dit blyven , Volgens het regelmatig begrip onzer Bur;ger$ke Vrybeid , de opgeraapte verwytinjien tegen de Stadhouders van allen grond Vacblcot W -zyn niets -anders dan verdraai-  de uitleggingen van hunne daden , die ia alle algemaene en bezondere gevallen (welke laatfte fteeds op bezonderen last der Staten geweest zyn) altyd geftrekt hebben tot. bewaring der algemeene BurgerIyka Vry* *"'v. Hoedanig is nu onze Godsdienstige Vry-£ Leid' l • yl. Zodanig , dat elk vry en onbelemmerd . den Godsdienst , en wel den Criristelyken, mag belyden , beleven , en in byeeukomsten leren en waarnemen , zo als die naar zyn gevoelen in den Bybel begrepen is en voorgefchreven wordt. — Volgens den plicht van Christelyke Overheden , en de regels van gezonde Staatkunde , zyn de wanbegrippen van Atheïsten , Deïsten , en Socinianen hier van uitgefloten , als dwalingen , die niet alleen den Godsdienst onteeren, maar ook de goede orde en heilzame fchik.kingen der Burgerlyke Maatfchappy hinder]yk zyn. Buiten deze hebben de Christen . Gezindten in ons Vaderland alle zo veel en meer vryheid dan ergens , en in 't vry genot der wezenlyke Burgerlyke voorrechten zulk een groot aandeel , als zy, naar den aart onzer'Conflitutie , met reden kunnen beperen. Zy genieten dus die zelfae vryheid, tot welker verkryging , door onze Voorouders , de wapens wierden opgevat. Door den famenloop der omftandigheden is in den weg der Voorzienigheid de Hervormde kerk de eenige publieke geworden , om dat Overheid en Ingezetenen , by de Grondlegging onzer Republiek , derzelver leer voor de eenige ware Christelyke Religie aannamen ; : cn 't is billyk ,dat zy als zodanig bewaard en gehandhaafd worde , en daar toe eenige voorrechten boven andere geniet ; a zo die voorrechten geen nadeel aan de algcineere Vryheid van anlere toebrengen. Nief alleen erkennen alle onpartydige Menfchen van andere Gezindten , dat zy een behoorlyke Vryheid genieten ; maar ook blykt het van zelf, dat het niet geoorloofd zou zyn, dat andere , hl een gegrondvesten haat_„ K 4 ZJ^L :ate. KISM. Ilodx, >7« Vadz. cS. 'Jltiiiz. L  152 ■> RATBCHiSM.Bladz/ iio. Bladz. fit. iïladz. jiz. 1 ] 3 zich zouden tragten meester te maken van de voorrechten van den Publieken Godsdienst ; dewyl daar door de grenzen der Godsdienftige Vryheid te buiten gegaan en de droevigite beroerten in een Land veroorzaakt zouden worden. V. Doet nu ook 't Stadhouderfchap aan deze Vryheid geen nadeel? yl. Even min als aan de Burgerlyke, waar onder deze, in ons Vaderland,behoort. De Staten hebben, by alle gelegenheden , hun uitflekende en publieke zorg voor den Hervormden Godsdienst betoond. De Stadhouder bezweert deszelfs befcherming en handhaving. En daar door de Staten aan andere Gezindten een behoorlyke Vryheid gegeven wordt, waakt en zorgt de Stadhouder even hartelyk voor 't behoud daar van. Dit is zo, en wordt by die Gezindten zelf zo begrepen, gelyk blykt uit de plegtige verzoeken tot befcherming van deeze hunne Vryheid, welke meer dan eens door hun, by bezondere omftan iigheden , gedaan zyn aan de Prinfen Stadhouders , die daar en boven altyd even grote voorftanders van Gewetens Vryheid als van den Publieken Godsdienst geweest zyn. V. Van waar komt dan het vooroprdeel als of het Stadhouderfchap onze Vryheid benaleelde ? yl. Alleen uit verkeerde begrippen van de Vryheid en van die Waardigheid zelve. Wanneer dan hier een vergelyking gemaakt wordt tusfehen den toefland van ons Vaderland ondef de Stadhouders en de Republiek der tsraëliten onder 't beftuur der Richters ; en laar by acht gegeven op de Godlyke goed» ceuring over die Règeeringsvorm, is 'er veeerlei overeenkomst in die van dat Gemeenebest en van 't onze te vinden. Ook za! men dan zien, dat Jakobs Nazaten niet onder een 'énhoofdig eezag zyn gekomen door misbruik, t welk de Richters van hunne magt maakten; naar door de zugt naar verandering, welke >y dat Volk zelve plaats had. Dit alles kan A'orden toegepast op de ongegronde begrip. >en , welke men aangaande de Stadhouderly:e Regering verfpreidt. V. Mo-  <■ ï53 > V. Mogen de gedaante van een Monarchie pn de gebreken van een éénhoofdige Regering wel, met recht, op het Stadhouderfchap toegepast worden ? yl. Het blykt uit alles , wat tot hier toe van die Waardigheid gezegd is, dat zulks geheel verkeerd is. Even eens Ls het, wanneer de Regenten, die de bezworen Cunflitutie zyn toegedaan, afgemaald worden als voorftanders van een nadeelige ylrifloer atie. Maar 't een en ander gefchied: meest door de dryvers van eene Democratie of Volksregeering, die van de billyke Voorrechten der Regenten,' zo wel als van de Waardigheid des Staihou ders, afkerig zyn,'om hun eigen belang, en Zonder de nadeelige gevolgen van nun gevoelen in te zien. V. Als men dan, gelyk naar billykheid gedaan moet worden, toeftemt, dat in onze gezegende Conftitutie de volkomenfte Vryheid gelegen is, kan men dan onze Voorouders, voor de grondlegging der Republiek, wel vry noemen ? yl. Gewislyk, zo lang zy hunne voorrechten, en Previlegien ongeftoord genieten mogten; hierom hebben zy de Wapens opgevat, niet tot verkryging maar tot behoud der vryheid. Maar de ondervinding heelt doen zien, dat die Voorouders zo veel gerustheid en vas- J tigheid daar omtrent niet bezaten, als wy : door de tegenwoordige Conftitutie genieten kunnen. Uithunie Previlegien is onze Vryheid afkomftig. Zy hebben die van de aloude Landheeren verkregen ,• fomtyds is het eene Voorrecht in plaats van 't andere gekomen , en hierom kunnen niet alle de verkregen Previlegien gelyktydig beftaan en werken. Ook loopt de Vryheid geen gevaar wanneer oude voorrechten, dewelke door andere reeds zyn afgewisfeld, niet meer in aanmerking komen; want zulks fteunt op goede gronden; en 't is onblllyk door een averegts begrip dien ■ aangaande de goede Burgery misnoegen in te : boezemen. Na dat dan onze tegenwoordige Conftitutie, tot behoud der Vryheid, door de goedertierene beftiering der Voorzienigheid , K 5 is KATE- ;hisn. Bladz,. m. lla.dz: ;i4. Bladz. ij-  < 154 ■> Kate- flHlSM, 516. Jiteis. 517. Bldd Hf. Ss vastgeftcSd, en de Staats-Regering van derzeiver oorfpronk en aanvang af, en als een Wezenlyk vsereischte van dezelve is voorgezien geweest van een Doorlugtig Hoofd in den Stadhouder en Kapitein-Admiraal Generaal, hebben wy alle reden den Hemel tedanken voor 't genot van de uitfcekendfte Burgerlyke en Godsdienftige Voorrechten en Vrylieden; en te wenfchen, dat die Siaatsgefteldheid, die om de gewigtigfte redenen weder is ingeroepen en herfieki, onveranderd altyd dezelfde mag blyven. V. Behoort het Stadhouderfchap, als een we.ezenlyk deel, byonze Staats- Regering? yl. Zulks is op te maken uit de oprichting en grondlegging der geheeleRepubliek onder 't Sta ihouderlyk beftuur van Prins Willem den lllen. De hoge Bondgenoten hebben 't nok aldus begreepen by 't maken der Unie. Onze Hoge Overheden zelf hebben ons verklaard, dat zodanig de oorfpronkelyke en aanvankelyke Regeringsvorm van den Staat is; cn zy hebben dezelve gevestigd en vastgeReld, met het Stadhouderfchap erflyk te 'verklaren in 't Huis van Oranje, op dat er nooit weder van die oorfpronkelykc Regeringsvorm zou worden afgegaan. V. Waar voor moeten dan de woelingen onder fchyn van yver voor de vryheid, en tegen 't Stadhouderfchap, gehouden worden? V/. Voor bewegingen, welke nooit ter bevordering der ware en wezenlyke Burgerlyke Vry beid kunnen dienen, maar dewelke daar voor hoogst gevaarlek, en tevens in zich zelve ongeoorloofd zyn. ——- Een Monarcbale of Eenhoofdige Regering kan gemaklyk tot dwingjandy ovetflaan, de volftrekte Aristocratie of Adelheerfching heeft zelden 't beJang des Volks in 't oog, de loutere Demc* cratie of Volksregering is losbandig en vol partyfehappen. Deze beide laatfte veroorzaken pemecntyk een Oligarchie of Regering waar in de Oppermagt door een klein getal perfonen overweldigd wordt , of een vol, komen Monarchie. Zy zyn alle in haar eigen ;;ari cn in haare gevolgen gevaarlyk voor de Vry-  <■ 155 ■> Vryheid. Maar 't Stadhouderfchap geeft en behoudt in ons Gemeenebest een getemperde Regeering, en de gebreken van alle ande» re, zo veel mogclyk is, daar door ontweken wordende , blykt het van zelf, dat deze Waardigheid 'er eigenlyk in Is ter bewaring van die vry beid. Men ziet dus hoe gevaarlyk het voor die Vryheid zelf is, zioh daartegen aan te kanten en pogingen te doen om onze Confiitutie om te keren ; en tevens, welke nadeelige gevolgen de wegneming of verzwakking van die Waardigheid na zig flerpen moet. — Even eens is dit ongeoorloo fd. Want elk Burger is verpligt zich te vrede' te houden met den tegenwooruigen (laat wan hei Gemeenebest, en geen omwenteling in deszelfs Conftitutie te zoeken , of te helpen veroorzaken. Uit die Conftitutie komt het gezag der Hoge Overheid, en de kragt van alle verbintenisien voort. De zugt tot verandering, tegen 't Stadhouderfchap ingerigt zvn,te, bedoelt een vernietiging van wettige SraatsRcfolutien, een verbreking van heilige en plegtige eeden , een fchending van de rechten van 't Huis van Oranje, O welk op zich zelf reeds 't voornaamllc van alle Ingezetenen is,) loopt vol fire'ktelyk aan tegen den wil en de bevelen der Hoogst en Wettig gebiedende Overheid, waar aan iederBurgergehoorzaamheid verfchuldigd is, en zoekt de gronden van de Staatsvorm om te keren, tot welker handhaving elk Regent en Staatsman zich met duuren eede voor Gods oog verpligt cn verbonden heeft. V. Zo blykt het dan ,• dat niemand Vrymf.iden Staats gezind kan wezen , zonder tevens Stadhoudersgezind te zyn, en dar dit te famen vereischt wordt in een goed Patriot , die de dankbaarheid, gehoorzaamheid en verplichting, welke hy verfchuldigd is, in alle zyne daden onder 't oog moet houden. ai. Dusdanig op den voorgang myner Hoge Overheden de zaken befchouwende, ben ik niet geen anderedan die hzigten en om geene ■andere reden Stadhoudersgezind. Terwyl ik 'Ltartelyk Wenden, dat het de» Hemelbehagen KATECHISM,Bladz. 520. Bladz. SU.  KATE. CHISM, Bladz. 3 ZO. BLAD- <• I5Ö ■> zal darzelver Regering voor Vaderland en Kerk fteeds gelukkig te doen zyn; verlangende, in navolging van den Raad van State, by deszelfs Petitie van 1766,dat eens de namen van Staats- (of, zo ajs't anders genoemd wordt, Vryheids-) en Prinsgezind dezelfde betekenis krygen of liever geheel verbannen worden; waar toe dan ook (naar de bede van dien zelfden Raad) „ God Almagtigzyne „ Hoogheid (Prins Willem den Vden) onder„ fieune in zyn publiek karakter! Hy zegene „ Hem met al dat voor een Prins wenfchelyk „ is in zyn privaat leven! Hy doe Hem, in „ een hogen en allezins gelukkigen ouderdom „ ondervinden, het wezenlyk genoegen, van „ aan een vry en dankbaar .Volk te hebben „ welgedaan 1  BLADWYZER DER VOORNAAMSTE ONDERWERPEN, BEHANDELD IN ELK & JE & JP M JE JK van den Katechismus vAn 't Stadhouderschap-, benevens de aanwyzing van de Bladzyden alwaar iedere Afdeeling begint in die zaaklyk Register. I. Het Stadhouderschap in 't algemeen. i. Verklaring en Befchryvïng van 't zelve in onze Republiek (.BI. 3.). 1 De Stadhouder is aan 't Hoofd der Staatsvergaderingen (BI. 4.). ■ Aart van zyne Waardigheid (BI. 9.). Hy is 't Eminent Hoofd der Republiek (BI. 13.)' 't Kapitein - Generaalfchap (BI. 17.)- 't Admiraal-Generaalfchap (BI IQ.). Grootheid der Vorsten van Oranje en Nasfauw, geeft de Republiek eer en voordeel (BI. 21.) ——Erflykheid hunner Waardigheden (BI. 23.). Gezag en Magt der Prinfen Stadhouders (BI. 27.~). Gesprek I. Zaakl. Reg. BI. 1. 1. Noodzakelykheid van 't Stadhouderfchap (BI. 31.). Getuigenisfen en ondervinding daarvan (BI. 58 ). Een doorlugtig Perfonaadje wordt 'er tot die Waardigheid vereischt, die 'er 't erflyk bezit van heeft (BI. 41). ■ Nuttigheid voor 'sLauds algemeen Belang (BI. 47.) Gesprek II. Z.R. BI. 9. 3. De  <■ II •> g.De Vorsten van 't Nasfauwcr Huis zyn meest gefchikt tot het bezit dezer Hoge Charges (Bl.57.). Om hun afkomst en hoedanigheden (BI. 58). Om de verplichting van 't Vaderland aan dezelve (BI. 62.)- Om 't vertrouwen der Natie op dien Stam (BI. 63.)- Hun grootst belang is 's Lands algemeen welzyn (BI. 07.). 't Is Hun geoorloofd geweest naar die Waardigheid te ftaati (BI. 69.). Gesprek III. . . . Z. R. BI. 18. 4.'Er is geen reden om, voor't misbruik van Gezag door die Prinfen , te vrezen (BI. 71.) —— Ook niet om bedugt te zyn wegens het vermogen aan hun Waardigheid verknogt (BI. 73.)- Zulk een vrees is zeer fcwalyfe geplaatst (BI. 76.). — 't Stadhouder- en Kapitein- cn Admiraal - Generaalfchap behoren niet van een gefcheiden te worden (Bl. 78.)- Een Medcbefluurende Raad voorden Stadhouder uit te kippen, heeft groote zwarigheden (BL 79.). 't Erfrecht is niet gevaarlyk, noch onrechtmatig (Bl. 80.). De Stadhouder is niet de Eerfte Staats - Miniiler, maar't Hoofd der Republiek (Bl. 82.). Opmerking aangaande den tytel van Hoofd der uitvoerende Magt (Bl. 83.). De Waardigheid is haar herflel niet aan een opgeruid Gemeen verfchuldigd (Bl. 85.). Gewigt der Staats Refolutien ten voordeele van 't Stadhouderfchap (Bl. 87). Gesprek IV. ... Z. R. Bl. 24. II. Befchouwing van de bezondere Stadhouders en van derzelver Tegenftrevers. I. Stadhouders naar de orde van hun leeftyd.^en hunne daden tot heil van Land en Kerk. Te weten: Prins Willem de Eerfle (Bl 91.). Graaf Joan de Oude (Bl. 99.). Prins Maurits (Bl. ico.). Graaf Willem. Lodewyk (Bl. 110.). Gesprek V. Z. R. Bl. 31. Prins Fredrik Hendrik (Bl. 115.). GraafERKsr Kasimir (Bl. 122.). Graaf Hendrik Kasimir (Bl. 126.) Gssprek VI. . , Z.R.VL39. Prins  *C> ni > Prins Willem de Tweede (El. 129Pr'*m lem Fredrik (Bl. 135.). Gesprek VII.-ZT. R. Bl. 43. Prins Willem de Derde (Bl. 139.)- Prins Hendrik Kasimir de Tweede (Bl. 157O- Gesprek VIII, Z. R. Bl. 47. Prins Joan Willem Friso (Bl i<5t.) Prins Willem Hendrik Friso. (5/i68.).Gesprek ix. Z. R. Bl. 53, Pr*V« Willem de Vyfde, geduurende zyn Minderjariglieid tot het einue van 1766. (Bl. 181.) Gesprek. X. • B'- 59- Verrig;ingen van dien Vorst, en pogingen om de Republiek in een weerbaren (bat te brengen , ieders , zyn Inhuldiging als Erf Stadhouder der Republiek, tot het einde van 1774. (Bl. 207.). Gesprek Xi, Z.R. Bl. 66. — Tot het uitbarsten van don Engel» fehen Oorlog, met het einde van 1780. (.5/241.).. Gesprek XII. Z. li. Bl. 74. — Gedurende dien Oorlog tot het einde van 1782 (Bl. 273.). Gesprf.;c XIII.Z. R. Bl. 82.- Onder de toenemende onlusten., aangeflookt teL'en Hem en zyne Waardigheden . tot het einde van' 1784 (Bl. 3C9.). Gesprek XIV, Z.R.92. —— Tot het ontnemen van 't Komando van 's HageCÖ/. 357.) Vertrek der Vorftelyke Familie uit die Hofplaatsen/. 369 ). Karakter van den Prins (5/378.). Gesprek XV. . . Z. R. Bl. 104. 2.Tegenftrevers van't Stadhouderfchap , en 's Lands verderf door hen veroorzaakt. Hoofden en Stichters der hft\s(Bl. 387)- — Arnptvan den Raadpenfionaris (Bl. 3S8.). - Jocmvim Olden-Barneveld (Bl. 391.)- Joban de Wit (Bl. 412.) Hunne daden bevesti'gen de nopoV zaaklykheid van een Eminent en Jllufler Hoojd (Bl. 426.). Gesprek XVI. . . Z. R. Bl. 112. Algemeene aanmerkingen over de latere Tegenilre. vers (Bl. 427.). Na den dood van Willem de.ü HIden tot de verheffing van Willem IV. (Bl. 428^.).—. Sedert de woelingen tegen Willem V. (5/432.), Onder de Regenten (Bl. 433.). Onder de Burgery ( Bl. 435.). —>—- 't Stadhouderfchap voor te flaan is geen partydigheid ( Bl. 43?,) Begeertes:  <' IV .> naar verandering afgeraden (Bl. 439.). Middeteri en wegen der Volksverleiders (Bl. 440.). Uitftekendheid der Stadhouders boven hunne Tegenftrevers (Bl. 443). Gesprek XVII. Z. R. Bl. 124. III. Lotgevallen van bet Stadhouderschap, ge- fcbetst in twee Tafereelen: ï. Sedert de oprichting der Republiek tot het Noodjaar 1672 (Bl. 447.). GesprekXVIII.^.^.BI. 130. 2. Van de eerfte Wederherftelling en Erflykverklaring dier Waardigheid tot op onze dagen (Bl. 467). Gesprek XIX. . . z. R. BL 137. IV. Het Stadhouderschap met betrekking tot de Vryheid. 1. Vryheid (Bl. 491.). De Vryheid in V algemeen (Bl. 493.). —- Natuurh'ke Vryheid (Bl. "494 ). De Menschlyke Maatfchappyen (Bl 496.). Derzelver oprichting en oorfprong (Bl. 498.). . Burgerlyke Vryheid (Bl. 499.). Ware Nederlandfcbe Vryheid (Bl. 500.). Derzelver bewaringen behouding door 't Stadbouaerfchap, als het beste en zekerde middel (Bl. 502.). . Godsdienfli- ge Vryheid, welke de Burgerlyke Verdraagzaamheid influit (Bl. 507.). Nuttigheid van 't Stad. bouderfcbap voor de rechten der Publieke Kerk . en de voorrechten derandere Gezindten (Bl. 510.). 2. Verkeerde begrippen omtrentde Vrybeiden Conflitutie , zyn oorzaak van de woelingen tegen 't Stadhouderfchap (Bl. 511.). Vergeïyking tusfchen de Aloude en Republikainfche Fryheidin de Nederlanden (Bl 513). V Stadhouderfchap behoort tot de primitive en gevestigde Conftitutie der Republiek (Bl. 516.). De onlusten tegen deze Waardigheid zyn gevaarlyk voor Vryheid en Vaderland (Bl 517 ); en tevens ongeoorloofd (Bl. 519.). Een goed Patriot is verpligt zo wel Stadhoudersgezind, als Staats- en Vrybeidsgezind te wezen (Bl. 520). Befluit van dezen Katechismus (waar op, Bladz. 520, een Vervolg wordt toegezegd) met den aanmerklyken zegenwensch van den Raad van State in 1766 (Bl. 521.). Gesprek XX. Z. R. Bl. 145,