UNIVERSITEITSBIBLIOTHEEK LEIDEN    WYSGEERIG ONDERZOEK, WEGENS NEERLANDS OPKOMST, BLOEI, EN WELVAARD; HET DAAROP GEVOLGD VERVAL, EN WAT DE NOG OVERGEBLEVENE MIDDELEN VAN HERSTEL ZIJN, ZO IN STAATSBESTUUR, FINANC1E, LANDBOUW, KOOPHANDEL, ZEEVAART, FABRIEKEN EN INDUSTRIE, door COR.NELIS ZILLEZEN, Lid van de HoUandfcbe Maatfchappij der IVeetenfchappcn. te AMSTERDAM, bij JOHANNES AL L ART. MDCCXCVI.   INHOUD VAN DEEZE VERHANDELING. Opdragt aan Neêrlands Volk. . Bladz. i Inleiding ..... 8 EERSTE HOOFDSTUK. Generale Grondbeginzelen tot het Onderder1^'er p deezer Verhandeling . . 61 TWEEDE HOOFDSTUK. Over Neêrlands Opkomst, Bloei en Welvaar d ...... pp DERDE HOOFDSTUK. Over Neêrlands Verval in Koophandel en We haard 138 VIER-  INHOUD. VIERDE HOOFDSTUK. Over de Middelen van Herfiel voor Neêrlands Republiek .... 256 OP-  OPDR AGÏ AAN NEÊRLANDS VOLK» Waarde Medeburgers! "JEjaat het U niet vreemd voorkomen dat ik dit werk aan Vlieden opdraag; wij allen hebben er het uiterfle belang in, Hoe verfchillend wij in zommige opzichten mogen denken, niemand kan immers zo ontaard zijn, dat hij niet wenschthet geluk van zich zeiven en zijn Vaderland; zouden •wij het Land onzer geboorte of inwooning niet beminnen ? De onbefchaafdfle Volken geven noch blijken van Vaderlandsliefde, hoe veel te meer is het dan onze pligt, trouwe aan een Land te bewijzen , dat onze Voorvaderen met zo veel arbeid, en ijver de elementen ontrukt; van poelen en moerasfen tot de aangenaamfle beemden en graazige velden herfchepten. Door hunner handen arbeid vergoedden zij het ongunftigeder natuur .Omringd door Zeeën en Rivieren zogten zij met hun vernuft op waterwooningen, befluurd door de vleugelen van den wind, het pad naa alle gewesten der aarde, en A \yer~  s OPDRAGT aan ■werden zij door Koophandel deelgenooten van al wat natuur en kvnst bij andere Volken opleverde , tot hunnen n oddruft, voor binnen- en buitenlandfchen hande-. Hier door verrijkt bouwden zij Steden, die ten kenteeken dienden van haar-e bloeiende welvaart. Ja ! op deezen grond van Aardfche Gelukzaligheden, was het, dat de in andere Landen om geweetensdwang vervolgden hier fchuilplaats vonden, met open armen ontvangen bragten zij van daar, en beoefenden alhier,. de bloeiendfle Fabrieken. Deezen eertijds onbewoonbaaren grond verkoor de Vrijheid tot haar wooning , bevrijd van alle dwingelandfche banden , welke de geesten boeien, ontwond zich hier de menjchelijke natuur tot een grooter volmaaktheid. Met één woord, door den ijver, vlijt en werkzaamheid onzer Voorvaderen, /leeg dit Land tot een toppunt van geluk, waar van etgeen voorbeeld in de Gefchiedenisfen der Wlereld te vinden is. Blaar helaas! die tijden zijn niet meer , onze waare belangens door het voorig Staatsbeftuur, en Neêrlands burgeren verwaarloosd zijnde, zo hebben wij hier door het verval van onze voorige welvaart verhaast; en offchoon ons de Gulde Vrijheid al vriendelijk toelacht, en wij het volmaakt ft e P^egeeringsbeftuur verkregen dat ooit beftond, zal zulks nog ongenoegzaam zijn om onzen maaien val te voorkomen, zo niet ie-  NEERLANDS VOLK. 3 kder burger in zulke Vaderlandlievende maatregelen treed, die het vervallene kunnen her ft ellen. Eendracht maakt magt4 was onze oude Zinfpreuk, en zonder dezelve is alle herftel hoopeloos. Ons zinkend Vaderland moet gered worden , en hier toe zal een ieder hand aap V werk moeten flaan. Zou hij, de'w aar e Vaderlander zich kleeden met vreemde ftojfe, waar mede hij zijn vijanden verrijkte , en zijne medeburgeren het brood uit den mond nam; of'genoegen fcheppen zijn huis en disch te verderen, met het geene andere Volken hem verhopen? Neen! geen luidkeels fchreeuwen van Vrijheid, Gelijkheid en Broederfchap , zal onze hongerige maagen kunnen vullen, als vreemdelingen ons van geld en goed beroofd in armoede gedompeld hebben. Neêrlands grond is ongenoegzaam voor ons beftaam Koophandel, Handwerken , Fabrieken en indurftrie moeten bij ons vergoeden dat de natuur weigert. Wat kunnen ons de grootfte op een geftapelde rijkdommen baat en, indien wij ons laaten overheerfchen door een bedorven fmaak naa het vreemde? welke vrucht heeft Spanje en Portugal genooten van de Goudmijnen van America? niets, dan voor andere werkzaame natiën het op te zaamelen , en weer daadelijk aan behoeften uit ts geven. Geen geld of fchatten, maar werkzaamheid is de beftendigfte goudmijn van der volken welvaarti, A 2 Waar-  4 OPDRAGT aan Waarde Medeburgers! leest en onderzoekt, wat ik dienaangaande in deeze Verhandeling gefchreven heb: het Vaderland en Uw eigenbelangvordert zulks. Mogen wij thans in een vrije lucht adem haaien , mag de Waarheid ongemaskerd op het Toneel verfchijnen, dan is ook dit tijdvak het gefchiktfte om de oorzaaken van ons diep verval op te [peuren, en aan te wijzen, welke de nog overgeblevene middelen van her fel zijn, te meer daar men beezig is UweConfiitutie te ontwerpen, en alle Wijsgeer en en kundige Vaderlanders aangezogt worden , hunne Ontwerpen ter voorlichting in te leveren. Op zijn plaats in dit werk, zal ik mijn gedagten dienaangaande opgeven. Met grond kunt gijlieden vanUwe Volksvertegenwoordigers verwagten, dat zij gehoor zullen verkenen aan de algemeene roepjlem tot herftel; maar alle hunne ijver en werkzaamheid zal vergeefsch zijn, indien niet ieder burger doordrongen van Vaderlandsliefde medewerkt tot algemeen geluk des Volks. Het Enthufiasmus voor de Vrijheid, dient U zodaanig te bezielen, van in nood het Vaderland met de wapenen bij te flaan, dat gij even als uwe broeders de Franfchen, op den èerflen wenk te wapen vliegt om Uw vrijen grond manmoedig te verdeedigen; de pligt van het recht van gelijkheid vordert zulks. Nog eens, Uw Enthufiasmus voor de rechten der menschheid,moet ge-  NEÊRLANDS VOLK. 5 ■paard gaan met een getrouwe beoeffening der pligten van dien, en vooral wat de grond van Uw Land en de arbeid van vernuft Uwer medeburgers oplevert, zijt gij gehouden tot gebruik voor uw behoefte, boven al wat vreemd is te verkiezen. Dit zijn de eenige wegen die het verder verval onzer welvaart kunnen verhoeden, hier door zult gij duizend behoeftige burgers, die nu uit Uwe armkasfen onderhouden worden, door werkzaamheid brood geven. Geen vreemdelingen zullen zich dan ten kosten Uwer welvaart meer verrijken , en met dit verkregen geld door het zwaard des Oor logs U van goed en bloed berooven , gelijk thands de Engelfche doen. Burgers van Nederland, ik roep U toe! zonder mid* delen van her fel bij de hand te vatten, is ons Vaderland verkoren!! zult gij zorgeloos blijven zitten, en als de Laodiceërs U noch heet noch koud betoonen, in een tijd, als vijanden van buiten, verval en welvaart van binnen, U niet dan rampen voor/pellen. Denkt niet dat het geen ik U zegge, angstvallige droomerijen der Oudheid zijn. Neen ! leest met de noodige bedaardheid, wikt en weegt mijne grondbeginzelen , toetst dezelve aan Mensch- en Gefchiedkunde , en laaten wij alle dan gezaamentlijk treeden in die maatregelen, welke ik bij de middelen van herflel opgeve; dan zal de Vrijheid A 3 (en  6 OPDRAGT aan &c. (en met dien wensch eindige tk) zijn gezegende vruchten geven, en ons Land onder een wijslijk geordend beftuur, welvaart genieten tot in de laatfie naageflachten. C. Z l L L E S E N. I N-  INLEIDING. Begeert men Wijsgeerige naafpooringen te doen omtrent de werkzaamheden dermenfehen, dan is een oppervlakkige befchouwing niet genoegzaam, maar men moet de eerfte drijfveeren der menfchelijke werkzaamheden opfpeuren, en die dan in verband plaatzen met de bedrijven zijner natuurgenoten. Indien deeze orde van het mindere tot het meerdere opklimmende verzuimd word, kunnen wij deGefchiedenisfen der Volken niet grondig beoordeelen, daar nogthans ieder gebeurtenis zo bij menA 4 fchen.,  8 INLEIDING. fchen,als bij burger Maatfchappijen, en Volken onderling, de daar op volgende gebeurtenis ontwind. Het voorledene , tegenswoordige , en toekomende is als geketend aan eikanderen. Oppervlakkig fchijnt dit wel te ftrijden tegen de denkbeelden welke men zich van de menfchelijke vrijheid maakt, maar naauwkeurig onderzoekende, is het evenwel eene onwederfpreekelijke waarheid, want hoe vrij ieder mensch zijne daaden beftuurt volgens zijn oogmerk, voldoet daarom de uitkomst niet altóós aan zijn vervvagting. Waarom ? zijne medemenfchen even vrij hunne daaden beftuurende, zo werken deze bijzondere bedoelingen dikwijls regtftreeks tegen eikanderen, waar door (indien de vermogens der werkkragt gelijk zijn) zij beide hun doelwit misfen:, doch zo twee bijzondere eige belangen niet ftrijden tegen eikanderen, en zij de een den anderen niet hinderen in hunne werkzaamheden , kunnen zy (geen andere hindernisfen ontmoetende) beide hun oogmerk bereiken. De geüjkzoortige belangen zijn het eigenlijk , die bij ontmoeting, botzinge of afwijkinge ondergaan, in evenredigheid van hun meerder of minder vermogen van werkkragt. 1— Maar zijn de belangen van een yerfchillenden aart en natuur, zo dat ze eikanderen niet kunnen hinderen , dan bereikt ieder (zonder na-  INLEIDING. 9 natuurlijke beletzelen) zijn doeleinde. De ganfche wanorde in de Moreele Waereld is oorfpronglijk uit de getijkzoortige belangen. Van daar de woelingen der heerschzugtige Staatkunde, om elkanders aanwas van magt te betwisten. Geen der drie tegenswoordige Overheerfchers van Poolen, zou het hebben kunnen gelukken, met dien buit zich alléén te verrijken, zijne mededingers de twee andere Mogendheden, zouden dat belet, en als de fnoodfle gruweldaad afgefchilderd, tot ccn rechtvaardig voorwendzei van Oorlog genomen hebben, maar ieder hun deel daar van verkrijgende volgens onderling verdrag, zo wierden van ieder kant dehinderpaalen weggenomen , en de grootfte Onrechtvaardigheid omtrent een Volk, datniemand hunner beledigd had, bedreven. Ja! in den tegenswoordigen Oorlog, hebben zich alle de despotieke belangen onderling vereenigd, om de rechten der Menschheid te beftriiden. Hoe tegenftrijdig anders de bijzondere belangen van veele Mogendheden waren, in dit fr.uk fpanden zij te zaamen, om dat hier door hun erfrecht, dedoodfteek, haare Throonen wankelbaar, en met de Zegenpraal van de rechten der menschheid , alle Overheerfchcnd gezag ccn einde ftond te neemen. Over de hedendaagfche befchaafde Staatkunde kan men niet grondig oorA 5 dee-  10 INLEIDING. deelen, zonder de bijzondere belangen te kennen van de Regeerders der Volken, en in welke opzichten zij algemeene of tegenflrijdige belangen hebben, die zij tragten uit te werken naa de vermogens hunner werkkragt. Van daar dat mindere magtige volken hunne vermogens vereenigen, om de heerschzugtige bedoelingen van magtige Mogendheden te verhinderen. In ieder tijdvak is het daarom noodig de menfchelijke werkzaamheden naa te gaan, en in zijn verband te plaatzen, ter ontwikkeling van de daar uit volgende gebeurtenisfen. De Koophandel, door welke de zegenende natuur, haare gaven over het menschdom verfpreid, heeft van gelijke, haare bijzondere en algemeene belangen , die dikwijls eikanderen benadeelen in gelijkzoortige belangen , maar onfchadelijk zijn, indien de belangen zich van eikanderen verwijderen. Bij voorbeeld de bloeiendfte tak van koophandel kan door een te flerke mededinging tot verval komen, daar wederom andere takken van een verfchillenden handel, met een mindere mededinging de algemeene welvaart bevorderen. Bij de. Induftrien heeft het zelfde plaats. Alle menfchelijke werkzaamheden ontmoeten meer of mindere hinderpaalen, van denThroon \oi de Spac, doch die in aart en natuure ver- fchU*  INLEIDING. || fchillen naa den trap van befchaving der Volken. In de tijdvakken toen Landbouw, Veehoederij , Jacht en Vischvangst de voornaamfte tak^ ken der menfchelijke werkzaamheid uitmaakten, en Induftrien, Kunften en Weetenfchappen genoegzaam onbekend waren, vonden de bijzondere eige belangen minder hinderpaalen. De Aarde zo bevolkt niet zijnde als thans, ontbrak het aan geen Landen ter Bebouwing of Veehoederij , gelijk ook niet aan uitgeftrekte gronden tot de Jacht,of Wateren ter Vischvangst. Ja! de omkring der behoeften voor ieder mensch,maar een kleine middellijn uitmaakende, zo vonden de bijzondere eige belangen in het ruime nog onbebouwde veld der menfchelijke werkzaamheden weinig tegenftand : doch zo dra de menfchelijke kennis toenam aan Koophandel, Induftrie, Kunften en Weetenfchap'pen, vergrootte de omtrek en Diameter van een ieders begeerte en daar uit ontftaane werkzaamheid , en welke bijzondere eige belangen even als de natuurlijke lichamen bij ontmoeting tegen eikanderen ftieten of botften. Hier doorvermeerderden de hinderpaalen in de Moreelc Waereld, in evenredigheid dat de bijzondere eige belangen vermenigvuldigden. Van daardat de befchaving ontftaan uit een meerdere alge-  1 i INLEIDING. gemeene werkzaamheid, die heilrijke vruchten voor het menschdom — voor als nog ~ niet heeft opgeleverd als men wel verwagtte. De waardigfte metalen dienen eerst in de fmeltkroes van haare onzuiverheid gelouterd, en de kostbaare diamant van zijne ruwheid geflepen te worden , even zo ook heeft het prijzelijkfte goed zijn daar mede vergezeld gaande kwaad, waar van het dient ontbonden, om tot een meerdere volmaaktheid te komen. Dit zal mogelijk zommigen vreemd in de ooren klinken, die zo roemen op de befchaving onzer Eeuw, en zullen nu veele al denken, dat ik het met Rousseau eens ben, die in een Prijs-Verhandeling beweezen heeft, dat de vermeerdering van Kennis, Kunften en Weetenfchappen meer nadeel dan voordeel aan het Menschdom heeft toegebragt. Neen! men moet het goede niet laaten, om dat door misbruik er het kwaade uit voortkomt, of ftellen dat het goede zijn waarde verliest, om dat het noodig heeft van zijn aankleevend kwaad ontbonden te worden. In die woeste tijdvakken der menfchelijke Kindsheid, leefden de menfchen omtrent als de dieren. Veele Volken vergenoegden zich met het geene de natuur eenvoudig opleverde; leidden een zwervend leven, hadden geen eigendom-  INLEIDING. J3 dommen dan het geringe dat zij mede voerden. Ruw en onbefchaafd zijnde, misten zij alle de aangenaamheden van den gezelligen omgang met hunne medemenfchen. De Jacht maakte hen wreed, zo dat het bloedvergieten zich ook uitflrekte tot hunne natuurgenooten. De Menschheid was nog als in haar bolfter, en ontwond zich eerst toen zij het zwervend leven verliet, vaste wooningen verkoor, de aarde ordelijk bebouwde , Veehoederij , voor de Jacht verwisfelde, en aan de wateren ter Vischvangst, die dikwijls hunne Landen overftroomden, een andere leiding gaven, ter verhoeding van fchade, en tot geregelder bevogtiging haarer akkers of velden. Het Maatfchappelijk leven leide den grond ter befchaving. De menfchelijke geestvermogens ontwikkelden zich bij trappen, in evenredigheid dat hunne kennis aan de voortbrengzelen der natuur den omkring hunner begeerten en nooddruft vermeerderden. Schatten vanAardfche Gelukzaligheden en vergenoegens ontdekt het opgeklaard oog. Het veld der begeerten werd onoverzienbaar, en gaf geboorte aan Induftrie, Kunften en Weetenfchappen. In de befchaving van het menschdom hoe zeer het Goed met Kwaad, en Deugd met Ondeugd als vergezeld gaan, heeft zulks zijn grond niet in de befchaving , maar uit het misbruik dat  ,4 INLEIDING. dat de mensch van het meerdere goed öf de befchaving maakt. In de vruchtb&arfte gronden groeit het onkruid wel het weeligst, doch dé ijverige Landman roeit het zelve zo veel mogelijk uit. Hoe zeer dierhalven de befchaving Van het Menschdom, door misbruik fchadelijk kan Worden , komt nogthans de fom van het goede , dat uit haar geboren word , in geen vergelijking bij den Staat van onbefchaafdheid, daar de woefte mensch in leefde. Zou dat pronkftuk der natuur, die heerfchappij over alle de fchepzelèn en voortbrengzelen der aarde verkregen had , even als de dieren zich enkel voeden met de Kruiden van den grond,geen akker beploegen , zwervend redeloos opzoeken dat de natuur hem aanbood , als de beesten zijn gefiacht vcrmeenigyuldigen, met ftaal, pijl of "boog, dier en mensch verflinden, en met deezó de menschheid ontccrende bedrijven zijn geest uitblazen ? Neen ! door zijn Schepper tot hooger bedoelingen gefchikt, omvat hij het kiem zijner Eeuwige beftemming. De reeks van oneindige begeerten, de ongenoegzaamheid der vervulling, ontwikkelen al reikhalzende dè voorwerpen tot kennis. Natuur bied haareil vruchtbaaren fchoot ter voeding en verdere gebruiken aan, door vernuft en kunst bearbeid, baart dezelve nieuwe voortbrengzelen. De In*  INLEIDING. 15 ïnduftrie hervormt dezelvcn, Kunften en Wcetenfchappen volmaaken het gebrekkige in deezen. Een nieuwe waereld verrijst uit den nacht van onkunde, de wooningen van nachtuilen en raaven , poelen en moerasfcn, worden door bearbeiding veranderd in grazige velden, waar op het Vee eerst door zijn zuivel, en vervolgens met zijn vet gemaakt vlecsch het menschdom voed. In dit Paradijs van vergenoegen aan de zoete wateren van ftroomcnde Rivieren , die zich met het pekelnat -der zee vereenigen , bouwt de werkzaame mensch wooningen, 'die hem voor het ongunftige der natuur dekken, wooningen daar hij met de dierbaare panden zijner liefde en befchaafde medeburgers zich verlustigt en het goede deczes levens geniet. In een geordende Maatfchappij met zijn evenmenfchen in Steden of op het Land bij een woonende, verruilen of verkoopcn zij eikanderen het ontbreekendc , befchermen de een den ander voor geweld en overlast. Hier beijvert zich elk om natuur, vernuft en kunst te volmaaken. Kennis, deugd en verdienden gaan hier hand aan hand tot den Tempel der aardfche Gelukzaligheid. Niet te vreden met de genietinge van hun eigen grond en ïnduftrie, bouwt de befchaafde mensch waterwooningen, waarmede hij op de vleugelen van den wind , de lengte en breet-  16 INLEIDING. breette der aarde doorkruist, om uit de verzengde , verkleumde en gemaatigde luchtftreeken, op te zoeken wat natuur en kunst oplevert, om door koophandel het gantfche menschdom deelgenooten te doen worden, van de voortbrengzelen van dien. Deeze maar flaauwe omtrekken, komen die nu in vergelijking,bij den bekrompen ftaat van onbeichaafdheid? In den ftaat van befchaafdheid levert eene dag meer fchatten van weezenlijke gelukzaligheden op , dan eeuwen van onkunde. Ja! wat rampen groote vernuften treffen, de waare vergenoegens die de toeneemende kennis hun aanbrengt, zouden zij niet willen verruilen voor de fchatten van een Cresus. Neen! van hunne beftemming overtuigd, is ieder doorn op hun pad, een prikkel en fpoor tot verder onderzoek. Doch om een regt denkbeeld te krijgen van de werkzaamheden der bijzondere eige belangen, is het noodig in de verfchillende tijdvakken die te doorloopen, om bij toepasfingophet tegenswoordigc daar het nuttig gebruik van te maaken , want men kan het wel als een algemeen gebrek aanmerken , dat wij menfchen meest altoos in het oppervlakkige blijven hangen , zonder het verband van oorzaaken en gewrochten te onderzoeken; wijl het nogthansals zee-  INLEIDING» 17 2eeker beweezen kan worden, dat ieder gebeurtenisfe maar een omwinding is van voorige, en dat de tegenswoordige lotgevallen, al weder in zich bevatten wat namaals zal gefchieden. Hoe veele Volken der Oudheid, die van Barbaren tot geregelde Volksbeltuuren, bloei en welvaard zijn gekomen, en eindelijk weder tot hunne voorige barbaarsheid zijn terug gekeerd. Al het ondcrmaanfche heeft zijne wisfelvalligheden, het is als een Vloed en Ebbe , maar van welke, indien wij beftendige verbeeteringe willen zoeken, wij door het toortslicht der reden de oorzaaken moeten opfpeuren. De Gefchiedenisfe der menschheid dient het leerfchool onzer waarneemingen te zijn, en daarom gebied mij het gewigt der ftolfe het noodige daarvan uit de Gefchiedenisfen over te neemen, maar zonder menfchenkennis zijn alle onderzoekingen onnut. De Mensch offchoon hetverheevenftepronkftuk der natuur, word wel geboren met vermogens die zich "kunnen ontwikkelen, maar zeldzaam gefchied zulks uit eigenbeweging. Neen! gelijk zijn dierlijk leven langzaam opgroeit, en zonder ouderlijke hulp bij zijne geboorte ook tefFens zijn graf zou vinden , zo hebben ook bijzonder zijne geestvermogens, hulp, onderwijs en tijd van ontwinding noodig. Een ontwinding die bij den mensch onvolmaakt blijft, B tot  ti INLEIDING. tot aan het graf ; bij Volken worden Eeuwen vereischt, eer dezelve tot eenige volkomenheid geraakt, en bij veele natiën door verbastering van Zeden, zich weder in het Barbaarfche verliest. De zinnelijke voorwerpen , vallen het eerfte ónder het oogpunt van den Mensch. Gedreven door zijne begeertens en bezield met hartstochten en driften, duld hij geen tegenftand, in het geen hij begeert, en hier door is hij in zijn aart ruw,heerschzugtig en vatbaar voor alle indrukzelen van goed en kwaad. De reden is te zwakke leidsvrouw om den onbefchaafden mensch in zijn daaden te beftuuren,eerst moet hij door opvoeding of onderwijs befchaafd worden, van het ruwe dat hem van natuure aankleeft, zal hij gehoor aan de reden geven. De Mensch dus in het afgetrokkene, en buiten zamcnleving befchouwd, is zo een gezellig en redelijk weezen niet, als veele zich verbeelden; door fpraak, omgang met zijn natuurgenooten, en daar uit volgende befchaving, word hij zulks eerst. Leeft, en is hij opgevoed onder woeste volken, hij neemt die levenswijze aan,— en heeft hij integendeel het geluk genooten van een goede opvoeding en onderwijs, zal zulks blijkbaar aan zijne daaden weezen. Hij die met aandagt het kind van zijne geboorte  INLEIDING. te tot zijne jaaren van onderfcheid nagaat, en wat verandering de verfchiilende opvoeding daar in geeft, bevind dar 'smenfchen geestvermogens zich fchikken en wenden, naa de indrukzelen die dezelve van buiten ontvangen. Wat ongerijmde en fabuleuze vertellingen men het kind verhaalt , 't gelooft dezelve , neemt dwaalingen voor waarheid aan,zo lange het onkundig word gehouden van het waare uit het valfche te onderkennen , en van daar alle die vooroordeelen en wanbegrippen. Bij Volken deeze vooroordeelen en wanbegrippen wortelen gefchoten hebbende, geeft zulks geboorte aan geestdrijverij, verbastering van zeden en kwaade gewoontens, die bij overlevering zonder een nadere befchaving als onoverwinnelijk worden. Indiervoegen van den Mensch tot de Huisgezinnen , Maatfchappijen, en onderfeheiden Volken opklimmende, valt het niet moeilijk dc oorzaaken van de verfchiilende nationale Charaóters bij de volken naa te fpeuren. Bijzondere opvoeding, zeden en gewoontens, van geflachten en natiën, leggen den grond tot die meenigvuldige veranderingen, in het gunftig of ongunltig lot der Volksmaatfchappijen. Ja ! bevestigt de ondervinding bij alle Volken niet, dat zonder een goede opvoeding het grootfte gedeelte van het menschdom, een onrijpe,fchaB 2 de\  «O INLEIDING. delijke en befmettelijke vrucht zoude weezen? Ik weet wel, dat die menfchelijke teekening veelen te verneederend voor het menschdom zal voorkomen, maar dezulke dwaalen , in den befchaafdcn mensch tot voorbeeld te neemen. Neen ! het is de natuurlijke en onbefchaafde die hier in aanmerking komt, omdat zelfs bij debefchaafdfte volken,hetden grootften hoop nog aan de noodige kennis en verlichting ontbreekt, en die daarom in de Staatkunde zo gemakkelijk tot goede of kwaade daaden kunnen geleid en befluurd worden,als vatbaar voor zo wel goede als kwaade indrukzelen , indien dezelve maar met hunne belangens overeenkomen. Is het booze en gebrekkige meenigvuldig in vergelijking van het goede , dan is het niet te verwonderen, dat een ongeoeffende geest het valfche voor het waare, en ondeugd voor deugd verkiest, doordien de zinnelijke begeerten en hartstochten meester zijn, zo lang de reden door een opgeklaard oordeel geen Merkte en vastigheid verkregen heeft. Oppervlakkige beoordeelers zullen mogelijk deezebefchrijving der menschheid overtollig reekenen; maar als men de Volksmaatfchappijen naar het leven wil fchilderen , moet men alle de voorwerpen van dien natuurlijk afmaaien, en in haar waare daglicht en contrast plaatzen; zonder dat word men onnatuurlijk, en dwaalt de mensch in zijne oordeelvelling. Op  INLEIDING. . Op die wijze den natuurlijken mensch befchouwd hebbende , is het niet vreemd dat er weinige Volken bij de Oudheid gevonden worden, die over het algemeen uitmunten in eenigen trap van befchaving,- want lees- en fchrijfkunst weinig, en meest bij de Priesters bekend zijnde, zo bleef het grootfte gedeelte dom en onweetend. Het hoofd van een geflacht was gemeenlijk de eigenaar der Landen, en een ieder oogstte maar het gene hij gezaaid had, en nam vervolgens weder een ander ftukLand. De bijzondere eigendommen zijn eerst oorfpronglijk, toen er meer geregelde Volksmaatfchappijen ontftonden. Bij de grootfie en despotiekfte Staaten, vond men in die tijden de meeste welvaard. Godsdienst en Staatkunde werkten daar toe vereenigd, en zonder die vereeniging als toen , zou het menschdom in nog grooter onweetendheid gebleven zijn; de weinige kennis en befchaving vond men alléén onder die van den Godsdienst en Staatkunde, zij waren de ecnige bezitters der Weetenfchappen, behielden die onder zich verborgen, de Godsdienst heiligde dezelve door verdigtzelen van mirakelen en bijgeloof, en het geen daadelijk ingang vond bij de Volken, als te onkundig zijnde om het waare uit het valfche te onderfcheïden. De Menfchelijke kindsheid was maar vatbaar voor het zintuiglijke, dat ontwond de cerfte bolller, even B 3 ge-  i% INLEIDING. gelijk bij de kinderen. De wonderwerken van Linus, Orpheus en Amfion zijn bekend. Bij de Celtifche volken waren hunne Zedefpreuken , Wetten en Gefchiedenisfen in Verfen. Apollo en de Zanggodinnen moesten dus eerst den weg baanen voorMiNERVA. En fchoon al eens onder de Oude Volken, bij voorbeeld de Egyptenaaren, door een wijs Staatsbeftuur met den Godsdienst vereenigd,dat volk tot een grooten ftaat van bloei en welvaard kwam, kon zulks niet beflendig weezen, want zodra een onbekwaam Vorst den Throon beklom , verbasterden de rijkdommen de zeden des Hofs en Volks, en gemeenlijk wierden zij dan door krijgshaftiger nabuuren, die op hunne fchatten aasden, overwonnen. Zekerlijk kan niet ontkend worden, dat de Oudheid ecrfte vernuften van Wijsgeeren en Kunftenaaren heeft opgeleverd, bijzonder in Mathefis, Beeldhouw-, Bouw- en Schilderkunst, en waar van het befchadigde overfchot dat tot ons gekomen is , de fterkfte bewijzen oplevert; maar kan men het wel als mogelijk Hellen , daar het leezen en fchrijven weinig, en de drukkunst geheel onbekend was , dat die weetenfchappen bij hun algemeen beoeffend Wierden? De Wijsgeeren, meest Priesters of Staatsmannen zijnde, maakten van dit alles geheimen , leerden zulks niet dan in hunne fchoo- len,  INLEIDING. 13 len , het overige menschdom was, en bleef dom en onwectend, om dat hun de gelegenheid ontbrak van tot kennis te komen. De woestheid der tijden, het oorlogszwaard, dat meest hier of daar woedde, hield het volk. ruw en onbefchaafd. Afia was het Moederland van Koophandel, Kunften cn Weetenfchappen , van daar verkreeg Africa het zelve, toen Europa, —— cn decze laatfte maakte America deelgenoot daar van. Tyrus en Sidon, Steden der Pheniciërs, verkregen die welvaard dat haare Kooplieden in de gewijde bladen Vorften genaamd worden. De winzucht maakte hen ftout om volgens de Starrekunde de Zee te bevaaren. Carthago in Africa was een Volkplanting der Pheniciërs. De onvruchtbaare grond in Phenicië, maakte voor dat Volk den Koophandel , ïnduftrie, Kunften en Weetenfchappen noodzaakelijk. Maar de rijkdommen daar door verkreegen , verbasterden ook hunne zeden , cn verlokten den heerschzugtigen ALEXANDERom het rijke Tyrus te verwoesten , en deszelfs handel overtebrengen naa Alexandrië een Stad naar zijn naam genoemd. De Gefchiedenisfen van die tijdvakken dienen ten fchandvlekke van de menschheid. De waare befchaving was onbekend: Menfchen, B 4 of  54 INLEIDING. of Volken, welke zich door werkzaamheid verrijkt hadden, wierden hier door het voorwerp van roof en verwoesting voor hunne vijanden. Alle de meefte Heldendaaden dier tijden, kwamen meest uit op bedrijven van moord en roof. Onder alle de Volken der Oudheid, verdienen zeeker de Griekfche Gemeenebesten den voorrang. Van hunne Tyrannen en Overheerfchcrs ontflagen , vormden zij regeerings beftuuren, die tot leering verftrekten voor de navolgende gedachten. Athene fchoon de magtigfte had geen anderen Koophandel dan die van behoeften ; Corïnthe alleen dreef den grootften handel; maar de lees - en fchrijfkunst meer algemeen bij hun bekend zijnde, waren zij daar door in zeden verzagt, en had zulks bij hun den weg tot de Weetenfchappen gebaand. Het Toneel verftrekte hun tot leerfchool van goed en kwaad; wegloopende met het fchitterende,vielen zij telkens in de ftrikken voor hun gefpanjien. Hun Democratisch beftuur {hoe gewaand vrij) was afhanglijk van de RedenaarsenhetToneel, om dat zij misten de waare grondbeginselen der vrijheid. De rijkdommen , eer en aanzien baarde bijzondere belangen , die zich van de algemeene afzonderden. Meerdere behoeften en zorgen ontwikkelden tegenftrijdige belangen, die den grond tot partijfchappen leiden.  INLEIDING. -5 den. De Redenaars fchilderden de Deugd wel met de fchoonde couleuren, maar de bijzondere eigen belangen der vermogende of in aanzien verheven burgers,beduurden heimelijk deStaatsraderen. De Landbouw, die bedendige bron van welvaard, wierd flegt, en alléén door flaven beoeffend. De Krijgsdapperheid werd bij de Grieken als een der grootde deugden befchouwd. Maar mag de Wijsgeer hier niet billijk vragen ? zo zijn nabuuren onrechtvaardig aan te vallen en van leven en goed te berooven een Heldendeugd is, waarom dan een dief of doodflager gedraft? Dat ongeoorloofd bij den Mensch is,behoort zulks ook bij deVolken te zijn! Men diende zich dcrhalven in befchaafder tijdvakken te fchaamen, die de Menschheid onteerende bedrijven toe te juichen ! De Grieken geene buitenlandfche vijanden te bevechten hebbende, dreeden zij onderling tegen eikanderen. Komt dit nu overeen met de grondbeginfelen van waare republicainfche beduuren, daar het algemeen geluk des Volks de eerde Grondwet van Staat moet zijn? Een blijk hoe verre zij nog van de waare deugd verwijderd waren. Hun bloei en welvaard moest dus onbehendig zijn, en wagtte maar naar een Held gelijk Alexander de Groote, die hen overwon, en onder wiens beduur, (om dat de Grieken nog niet rijp voor de vrijheid waren) zij B 5 door  20 INLEIDING. door hunne vcreeniging tot, één Staatslichaam gelukkiger hadden kunnen worden. Doch die Vorst en Overwinnaar der Volken, werd op zijn beurt door de wellusten overwonnen, cn bezweek in de kragt van zijn leven onder Fenusen Bacchus, en zijn uitgebreid Rijk werd onder zijne Veldhceren verdeeld, die vervolgens eikanderen beftreeden en de fterkere de mindere te onder bragten. Een lot gemeenlijk eigen aan Rijken, die op de lijken der overwonnen Volken gebouwd zijn. Hun bloei-ftaat is veel al kortftondig, om dat een Zedeloos bedorven Hof flegte Onderdaanen maakt, die maar wagten en zich gelukkig achten als zij weder van Meefter veranderen. Zo lange de Volken hun glorie ftellen in moorden en plunderen, zullen zij nimmer een bedendige welvaard genieten, als toonende met daaden zeer verre van de waare deugd verwijderd, geen ander lot te verdienen , dan op hunnen tijd door het zwaard overwonnen, beroofd en geplunderd te worden. Keizer Pertinax zeide daarom zeer voortreffelijk : „ indien ooit „ de Staat tot zijn waare volkomenheid zal ge„ raaken, dan zullen de Soldaten overtollig „ zijn." Rome, het krijgshaftigfte Volk, gaf een uiterlijke glimp van deugd aan alle zijne gcweldaadige onderneemingen , door met Ceremoniën  INLEIDING. if nien een diepen eerbied voor de Goden en de Gerechtigheid uittedrukken , waardoor zij zelfs hunne vijanden verbaasden , en eerbied voor hunne onrechtvaardige Overwinnaars inboezemden, even of de Gaden voor hun ftreeden. Het bijgeloof gaf gezag aan deeze dwaalende begrippen,, en hoe o.nteerend. aan de Menschheid, maakte het de Romeinen tot Helden, en het gedugtfteVolk van den Aardbodem; maar naa dat zij alle de fchatten hunner nabuuren , en zelfs van de verré afgelegenfte Volken in hunnen boezem verzaameld hadden, dienden die zelve rijkdommen, tot hun verval; weelde en een reeks van ondeugden daar uitgebooren, maakte de rijken tot onderdrukkers der armen. De partijfchappen hier uit ontftaan, en om het gezag in handen te krijgen, werd een onderwerp van Koophandel, dienstbaar om Burgers, Bondgenooten en Onderdaanen te plunderen en mishandelen. Het gemeene volk kefde van de Omkoopingen der Grooten. Zeden, Orde en Rechtvaardigheid , waren verwisfcld voor de fnoodfte ondeugden van Losbandigheden , Onrecht en Geweld. De Kunften en Weetenfchappen der-Grieken, fchoon met hunne fchatten ih Rome gekomen, vonden daar te onvruchtbaaren grond om op te wasfen, Het deugdzaam Stoicismus was ftrij- dig  ft8 INLEIDING. dig roet den heerfchenden fmaak,die meer overeen kwam met het Epicurismus, dat daarom ook zijn grootfte navolgers had. Veele bewonderen zo de Deugden der Grieken en Romeinen, maar enkelde groote mannen uitgezonderd, zo ontbraken hun over het geheel genomen de zuivere denkbeelden van Godsdienst en waare menfchenliefde. Hunne G odsdienst beftond in de ongerijmdfte bijgeloovigheden, en hunne menschlievendfte daaden hadden ten grond de heerschzugt. Geen gezuiverde reden, waar in' liefde tot het goede , en om het gantfche menschdom gelukkig te maaken, maar de verbeelding en de hartstochten waren de drijfveeren die hen befluurden. Verre het grootfte gedeelte der weerbaare mannen volgde den krijg uit nooddruft, en het deel dat zij van den roof hunner vijanden verkregen, diende voor hun beftaan, in alle de andere takken van nuttige werkzaamheden ontbrak het aan denoodige handen. Zo lange, zulke daaden roem verdienen , zijn de Volken verre van alle waare befchaving. De waare deugd was zeldzaam bij de Oude Volken te vinden, en daarom kon het nietmisfen, of de rijkdommen moesten tot hun bederf ftrekken. De fchijndeugden waren niet beftand om weerftand te bieden aan den wellust, weelde , pragt en werkeloosheid. De Krijgsdap- per-  INLEIDING. 59 perheid zelfs verviel, en maakte hen door weelde bedorven en lafhartig. Zodra de Volken tot een groote bloei, welvaard en rijkdommen komen, is er meer deugd en wijsheid noodig onder alle de Handen des volks, om tegens de verleiding der ondeugden beftand te blijven. Een waarheid , bevestigd door de Gefchiedenisfen van alle Volken , en die nimmer uit het oog verlooren moet worden. Men dwaalt ook veelal in zijne begrippen, door aan de befchaafde Volken, zo van den ouden als nieuwen tijd, te algemeene deugden, en bekwaamheden toe te fchrijven, daar de bevinding leert, dat het minile gedeelte van dien hier deel aan had of heeft. Het beftuur kan de menfchen wel dwingen tot orde en gehoorzaamheid, maar niet algemeen verlichten , dit is een werk van de verhevenfte Zeden, welken in de oude tijden maar enkelde groote geesten bezaten, en thans noch fchaars te vinden zijn. Zal een natie waarlijk verlicht en vatbaar voor de Deugd worden, dan moet het de Opvoeding doen, gelijk ik op zijn plaats zal aanwijzen, en dit heeft men tot heden toe meest bij alle volken verwaarloosd. Uit geweld en onderdrukking is wel bij veele Volken de Vrijheid gebooren, en zijn zij door dezelve magtig, bloeiend en welvaarend geworden, doch zij zijn nog altoos zeer verre van de  3o INLEIDING. de volmaaktheid der waare befchaving gebleven. Een Volk, zal het genot van de Vrijheid hebben, moet eerstrijp voor dezelve weezen, anders word de Vrijheid voor hun een onding, zo gevaarlijk als het mes in de handen van een kind. In deezen toeftand van algemeen zedenbederf bij alle Volken, ontftond de Christelijke Godsdienst. Een leer die verdomde de beste Zedekunde der befchaafdfte Natiën. Niets leerende dan liefde en zagtmoedigheid, mishaagde zij alle Barbaarfche Volken , en aan de wellusten overgegevene menfehen. Die leer overeenkomftig de gezuiverde reden zijnde, zo vervielen alle de kramerijen en beguichelingen der andere Godsdienften, maar het menschdom was óver het algemeen te bedorven, om fmaak te vinden in eene leer, die zo ftrijdig was met de belangen van den heerfchenden Godsdienst en Staatkunde. Dezelve wierd dierhalve het voorwerp der bitterfte vervolging. Doch dee^ ze Goddelijke leere op waare Deugd gegrond, zegepraalde over haare vijanden, en de magtigfte Vorften onderwierpen zich onder haaren Scepter. Maar het onweetend menschdom onrijp voor die Goddelijke verlich'ting , verviel tot bijgeloovigheden, hun voorgepredikt door een verleidende Priesterfchaar, die in naarvolo-in"- der Priesters van de Heidenfche Godsdienö ö ften,  INLEIDING. 3i ften , naar het oppergezag dongen over alle Politieke en Waereldlijke Magten. Door de onkunde der Volken, en dweepzugtige gevoelens die zij onder alle Handen des Volks hadden weeten in te prenten, gelukte hun doelwit. De beste Godsdienst en volmaaktfre Zedeleer die ooit beftond, wierd verbasterd, en tot de heillooste oogmerken gebruikt. De doemwaardigfte misdaaden werden door geld aan Kerken en Conventen tc fchenkcn afgckogt, en de Hemel als 't ware geopend voor hem die het meeste geld gaf; met één woord, de heiligde Godsdienst werd een onderwerp van koophandel, die het opgeworpen Hoofd der Kerk, en alle deszelfs dienaaren, de fchatten der aarde deed tot zich trekken. Uit deze heilrijke bron vanhetonfchatbaarfte goed ? ontfprong door misbruik wederom een wél van het fnoodfte kwaade. Was de over het algemeen genomen onverlichte Mensch niet, gelijk ik hem hiervoor befchreven heb, vatbaar voor alle indrukzelen van goed en kwaad, die heilrijke leer had meer wenfchelijke vruchten gedragen , maar onrijp voor verbeteringen, die ftrijdig waren tegen zijne zinnelijke begeerten, hartstochten en driften, onderwierp hij zich lijdelijk aan zijne Overheerfchers in Godsdienst en Staatkunde, als meer overeenkomende met zijne barbaarfche denkbeelden. Het  32 INLEIDING. Het is te onteerend voor de Menschheid, als ik hier de zogenaamde ijzeren Eeuwen wilde doorloopen. Gelukkig voor het Menschdom, dat hoe vrii ieder Mensch en Volk op zich zelve werkt, dat de Godheid nogthans het Ver"band van dien beftuurt; was dit zo niet, deMoreele waereld had zich zelve al over lange verwoest. Neen ! de Mensch, dat pronkftuk van zijn Schepper, is tot hooger doeleindens gefchikt. De wanorde en ongeregeldheden in de zedelijke waereld, zijn even zo dienstbaar om den Mensch te verlichten en befchaven, als de ftormen en orkaanen nuttig zijn, ter zuivering van onzen dampkring voor't dierlijk leven, groei en wasdom. De tcgenfpoeden voor Mcnfchen en Volken, leveren daarom, ten goede gebruikt, meer heilzaame artzenijen op, dan de grootfte bloei_en welvaard, om het befmettend vergif dat uit het misbruik van dit laatfte ontftaat. Dit alles zijn bewijzen van die fpreekende waarheden, door de ondervinding bevestigd, maar die zonder de waare verlichting niet opgemerkt worden; want ongelukkig hebben Menfchen en Volken te groote verbeelding van zich zeiven, zij begrijpen niet genoeg, dat hunne fponsachtige natuur, zo wel het kwaade als het goede tot zich trekt, en is het waare goed gegrond op een gezuiverde reden, even als het goud zeldzaam, in te. gen-  INLEID I N G. 33 genftelling van het meenigvuldig kwaade van verleidende driften en hartstochten , dan is de fteeds duurende wanorde der moreele waereld niet vreemd voor de Wijsgeeren. Enkelde Vorften onder de Monarchie der Franken en het nabuurig Engeland, de Christelijke leere omhelsd hebbende, verbeterden wel de Wetten en Zeden, maar de zaamenftelling hunner Heerfchappijen uit Vorftcndommen en magtige Leenmannen bellaande, zo was ieder deezer mindere magten, een groote hinderpaal in alle ontworpen middelen van herftel. De onkunde van den gemeenen man maakte hem den natuurlijken flaaf van den Edelen en den Vrijen. Deeze Edelen en Vrijen, bezield met een ontembaare Eerzucht tot roem in Krijgsdaaden, en om zich onafhanglijk van hunne Leenheeren te maaken , zo werd Europa enkel bcheerscht door kleine Tyrannen, die in zommige gevallen weder van grootere dwingelanden afhingen, het overige menschdom waren loutere Vafallen, die de heerszucht als werktuigen der overheerfching gebruikte. Overleveringen en gewoontens vervingen de plaats der wetten, waarvan zich de fterkeren bedienden ter onderdrukking van den zwakkeren. De gantfche wanftaltige inrigting van het Duitfche Rijk, is gegrond op een mengelmoes C van  34 INLEIDING. van vreemde Grondwetten en Gewoontens. De Volken zuchtten onder flavernij ; de ongeregeldheden in de Steden, ftremden alle burgerlijke welvaard,intusfchen dat door wederzijdfche Vijandlijkheden, de Landbouw verwoestwerd, want de Edellieden waren Onderdrukkers, en Roovers , en de Vorften regeerden meer naar Willekeur dan naar Wetten. Hadden de Heidenfche Priesters zich weeten te bedienen , om door middel .van den Godsdienst over Vorften en Volken te heerfchen; zodra aan de Christenheid een (zich noemende) Stedehouder Gods wierd aangeweezen, bukte alles onder dien geestelijken Scepter. Alle Redeneerkunde en Wijsbegeerte verdomde voor dat gezag,een magt vergeleken bij de Zon,daar die der Koningen werd afgebeeld bij de Maan. Was het, bij de Barbaren de gewoonte , alle misdaaden met geld af te kunnen koopen, de Geestelijken bedienden zich van dit misbruik , de vrootne eigenbaat verkogt vergiffenisfe, voor onverftaanbaare gebeden, ceremoniën en vruchtelooze bedevaarten. . In dien toeftand van het menschdom, daar al wat Edel of Vrij was., de veragtelijkfte denkbeelden hadden van Koophandel of ïnduftrie, en het gemeen onbekwaam en uit hoofde van flavernij lusteloos was, zo konden geene hand- wer-  INLEIDING. 35 werken en beroepen veel toeneemen. De Steden waren gering, arm en zonder bloei of welvaard, om dat de Edelen en Vrijen hunne Burgten op het Land hadden, daar zij zich vermaakten met de Jacht en een ongebonden leven te leiden. K^rk en Staat met eikanderen vereenigd zijnde, zo zuchtte het Menschdom onder de ondragelijkfte flavernij. Waarfchijnlijk zou het Menschdom noch lange in dien rampzaligen toeftand gebleven zijn, zo niet een heerszuchtige Geestelijkheid , tot het dwaas denkbeeld gekomen wasdom het heilige Land te willen overwinnen. De dweepzuchtige Vorften namen deel in die onderneeming, alomme werden deeze heilige Kruistochten gepredikt, vergeving Van de fnoodfte zonden, vrijheid voor onvrijen, en niet minder daü de Hemel wierd aan deezen Kruisvaarders beloofd. Waereldlijke en Geestelijke putten hunne fchatten uit voor de behoefte deezer Kruis* tochten, en die behoefte van noodwendigheden leide den grond tot bloei van koophandel, handwerken en Fabrieken. De ftedelijke vrijheden Wierden vermeenigvuldigd, en het getal der vrij geworden menfehen nam dagelijks toe, Wijl intusfehen bij die Geestelijke Veldtochten, fchrandere vernuften meer kennis aan de veflfehü*  36 INLEIDING. lende onderwerpen der natuur verkrijgende, door koophandel en omgang met vreemde volken zich verrijkten, met bij hun voorheen onbekende kundigheden. Veele Vorften, magtige Grooten en Geestelijken, zich uitgeput en verarmd hebbende, zo wierden zij magteloos, in evenredigheid dat de werkzaame burgerftand zich zeiven verrijkte, en van flaven zich tot vrije menfehen maakte. Ongelukkig was het Menschdom nog niet rijp tot grooter volmaaktheid. De geduurige oneenigheden tüsfchen Groote Leenmannen en Leenheeren, die ieder in den haaren de hulp hunner Vafallen zogten, bragt ook niet weinig toe tot vermeerdering der burgerlijke vrijheden, zo tot het verkiezen hunner eigen Overheden voor de Steden, als om zich te beveiligen tegen onderdrukkingen der Edelen. Voorrechten die wel dikwijls met geld gekogt moesten worden; maar die nogthans dienstbaar werden om de vrijheid te vestigen. Tot omtrent den jaare 1487. bepaalde zich de voornaamfte handel tot Italien, dat het moederland der Vrijheid was, en bij deHanzefteden in Duitschland , die door haar magtig Hanzeverbond zich zelfs tegens voornaame Mogendheden dorften verzetten. Veele Steden begonnen door Koophandel, Welvaard en ïnduftrie te bloeien. Gelds gebrek der Vorften maakte hen  INLEIDING. 37 hen handelbaar, om voor dat blinkende metaal Gunden en Voorrechten te fchenken, waar uit ontilonden in Duitschland, Municipaal Regeeringen, Rijksjïeden en Rijkslanden. Hoe gebrekkig veele deezer inrigtingen waren, binnen . demuuren deezer Steden vond de onderdrukte burger zijn befcherming tegen roofzucht en geweld. In Zwitzerland, een Land omheind door de Natuur voor de aanvallen hunner vijanden, vereenigde zich een Eedgenootfchap van dertien Cantons; welker Staatsregel was zich buiten alle gefchillen hunner nabuuren te houden. Iedere burger een foldaat zijnde, en geen bovenmaatige rijkdommen bezittende, — dat lokaas der Staatkunde, — zo werden zij ontzien van vijanden^n gezogt van vrienden. Doch het was meer Staat- dan Zedenkunde hunne burgers in de Krijgsdienften van andere Volken te geven. Want wettigt volgens alle Goddelijke en Menfchelijke Wetten , de noodweer alleen den doodflag, dan vermag ook geen mensch zich te verhuuren of verkoopen, om voor anderen dan in noodweer zulks te doen. Doch geene deezer Gemeenebesten konden nog roemen op die waare Burgerlijke en Menfchelijke Vrijheid, waar door wijze wetten alle Overheerfchend Gezag beteugeld, een verftanC 3 di-  38 INLEIDING. dige opvoeding ieder burger wijs en deugdzaam maakt, om met vereende kragten het algemeen geluk te helpen bevorderen. Gelukzalig een Staat daar zij die regeeren en geregeerd worden Deugd en verdienden eeren, en veragting betoonen te hebben voor al wat daar tegen ftrijd. Het fchcmerlicht van kennis, dat als een opkomende dageraad het onkundig Menschdom verlichtte, bragt alle voorwerpen onder eenbeccr gezichtpunt, Een gezuiverde reden ontmaskerde het bijgeloof, men ontdekte de misbruiken in den Godsdienst, ondernam verbeteringen voor te (lellen, maar die als ketterijen, ftrijdig tegen de belangen der Geestelijken verdoemd wierden, en de ontwerpers van dien voor de ftrengfte vervolgingen en moorddaadigfte ftraffen bloot fielden, Onder die onweersvlagen, dreigende Orkanen en zwarte wolken van verduistering, werd de edele Drukkunst uitgevonden. De Den! »• beelden der fchrandere vernuften, fchoon wel door dc Schrijfkunst onfterfelijk gemaakt, werden hier mede tot algemeen gebruik aan 't Menschdom medegedeeld, Hier opende zich een onfehatbaare -Goudmijn voor kennis en ver» nuft. Geen Wijsgeeren of Geestelijke Priefter^ fchaar, konde nu langer den voor reden vatbaaren Mensch in de diepfte onkunde houden. Het fpoor  INLEIDING. 59 fpoor tot den Tempel der Waarheid werd ontdekt, door een opgeklaard Oordeel onderfcheidde zich het waare van het valfcbe. De weg tot onderzoek wierd gebaand, Lees- en Spraakkunst verkregen een grootere volmaaktheid, waar door ieder denkbeeld ter toets gebragt kon worden. Zekerlijk kan niet ontkend worden , dat er weder nieuwe misbruiken uit dit goede geboren wierden, maar het zonlicht der reden zegepraalde bij geftreng onderzoek altóós, over de vijanden der waarheid. Het fpraakeloos kind op moeders fchoot wijst eerst het gene hij zoekt, dan begint hij al (lamelende en arm in uitdrukkingen zijne begeerte te kennen te geven. Meerder verrijkt in taal zegt hij zijne nooden, word gezellig en word door een goede opvoeding en onderwijs vervolgens een nuttig Lid der Maatfchappij. Zo eenvoudig ontwikkelen zich de Menfchelijke vermogens, en zo ook die der Maatfchappijen. Die ontwikkelingen der kennis in het kind, komen immers volmaakt over een met de Gebeurtenisfen der Volken in onbefchaafde en meer befchaafde tijden, alleen met dit onderfcheid, dat het geen bij het kind zich in korte jaaren ontwind, bij volken genoegzaam Ecuwen noodig heeft. Kan men niet met grond die Eeuwen der onkunde bij de menfchelijke kindsheid verC 4 ge-  40 INLEIDING. gelijken, en die van een meerdere befchaving bij de opwasfende jeugd? maar toe de mannelijke jaaren van gezond verftand, zou ik niet aanncemen te bewijzen , dat het Menschdom over het geheel genomen voor als nog gekomen is. Kort op deeze uitvinding der Drukkunst, verdreef het zegevierende Mahorpetismus, van de oevers van den Hellespont het rampzaalig overfchot der geleerden, naar de Westelijke Landen, om aldaar brood en befcherming te zoeken. Zaaden van die natuur wiesfen vervolgens zo weelig op, dat dezelve het onkruit der onkunde verflikten. Paus Leo de Tiende, en verfcheiden Vorften van Europa, wierden befchermers en voorftanders der Kunften en Weetenfchappen. Het huis de Medicis verrijkt door Koophandel, betoonde zich voorbeeldig, en vond haare navolgers ter onderfteuning van Kunst en ïnduftrie ; de luistcrijke dagen van Griekenland en het Oude Rome herleefden, maar de akker der menschheid niet gemest met Wijsheid en Deugd, zo groeide in dien vruchtbaaren grond het Zedenbederf aan veele Hoven zo weelig op, dat de fnoodfte ondeugden uit de welvaard en rijkdommen geboren wierden. Doch het licht der kennis brak door de donkerfte wolken van Zeden- be-  INLEIDING. 41 bederf, Ongeloof en Geweetensdwang. Groote mannen omgord met het fchild der waarheid traden in het ftrijdperk, om de Dweepzucht,en valfche grondbeginzelen van den Godsdienst te beltrijden , niet vervaard voor Banblikfems of Vervolgingen , tastten zij de dwaalingen van deeze en voorige Eeuwen ftoutmoedig aan. De zuivere Christelijke Leere , onderfteund door het heldere daglicht der reden, won veld, ten fpijt van de vijanden der waarheid. De ontdekking van Awierica door de Spanjaarden, en de fchatten die zij van daar haalden, vermeerderden het contante geld in Europa, met gevolg dat hier door Koophandel en ïnduftrie bij veele werkzaame Natiën, gelijk de Engelfchë en Nederlanders, van tijd tot tijd toenamen, intusfehen dat de rijkdommen óie Spanje hier door verkreeg, die Natie lui en vadzig maakten. Maar naa dat de Portugeezen in 1487. langs de Kaap de Goede Hoop den weg op de Indien gevonden hadden , verloor halten zijn Oost-Indifchen handel over Alexandr'iê. De ganfche Koophandel verkreeg een anderen loop, doordien Portugal en Spanje meester van den handel op Oost- en Westindien wierden. In dit tijdvak van Dweep - en Vervolgzucht bij veele Volken, ondernamen wij Nederlanders het Zwaard te ontblooten,ter befchermingvoor C 5 on-  4* I N L E I D I N G. onze vertrapte vrijheden , en behaalden naa een tagtigjaarigen Oorlog het voorrecht van vervolgens door de voornaamfte Mogendheden van Europa voor een vrije Republiek verklaard te worden. De Britten , Eilanders, midden in de woeste Zeeën liggende, braken mede ten deelen hunne kluisters , en wierden het beroemdfte volk in Koophandel, Kunften en Weetenfchappen. Doch ongelukkig voor het Menschdom, bezield met de grootfte Oorlogzucht, begeerden zij de Zee-God van alle wateren die hen omringden te weezen. Ja! niet te vreden met die uitgebreide Heerfchappij, wilden zij hun gezag ook op het vaste Land doen gelden, om meer of min alle Volken van hunnen wil afhanglijk te maaken. De Oost- en West-Indifche, gelijk ook alle verdere handel, geraakte in het begin der Zeventiende Eeuw meest in handen der Engelfche, Nederlanders en Franfehen. In Frankrijk veranderde onder Hendrik de IV., en zijn verflandigen Staatsminifler Sully alles ten goede, Koophandel en ïnduftrie nam dagelijks toe, en de vrijheid Van Godsdienstoeffening vermeerderde de werkzaamheid, bloei en welvaard des Volks. Een blijk wat invloed een wijs beftuur op het geluk der Natiën heeft. Bij teriMunfterfchen Vrede verkreeg Duitsch- land  INLEIDING. -43 land vaste Grondwetten van Staat. Keizer Maximiliaan had daar toe den weg gebaand, door hun aan Wetten te onderwerpen. Doch het is er verre van daan, dat het Volk over het geheel genomen hier door vrijer is geworden. Neen! bij veele Rijksvorften is de Mensch niet anders dan een (laaf, zij verkoopen hem ten Oorlog, even alseenflagtdier, om zelfs in andere Waereld-deelen de vrijheid te bevechten, en waarvan de Engelfche gebruik maakten in den Amerikaanfchen Oorlog, even als zij thans tegen de Franfehen om de belangen van den Keizer aangevoerd worden, In Frankrijk veranderde naa den doodvantÏENdrik de IV., onder Lodewyk de XIII. en XIV. alles ten kwaade. Colbert die verftandige Staatsdienaar onder Lodewyk de XIV., werkte wel onvermoeid aan de bevordering van Koophandel en ïnduftrie, en de pragt en praal die deeze Vorst vertoonde , deed alle Kunften en Weetenfchappen bloeien, doch de ondragelijke lasten, en zijne heerszuchtige bedoelingen en Oorlogen daar uit ontftaan, putten zijn Rijk uit. De intrekking van het EdicT: van Nantes , en vervolgingen daaruit ontftaan, ontvolkte zijn Land van kundige en bekwaame burgers, die met hunne ïnduftrie andere Volken gelukkig maakten. Die  44 INLEIDING. Dit tijdvak van Lodewyk de IV. is allermerkwaardigst in de Gefchiedenisfen en Lotgevallen van Europa. Tegen het grootfte gedeelte van Europa oorlogende , was hij genoodzaakt de talrijkfte Armeen te onderhouden, en zijne vijanden waren verpligt hem hier in naa te volgen. Zelfs in Vrede deeze heerszuchtige Vorst groote {taande Legers hebbende, dienden alïe andere Mogendheden zulks mede te doen. De ordinaire inkomflen hier ontoereikende zijnde, vermeerderden bij de meeste Volken van Europa de belastingen. Voorheen zorgden de Vorften voor wel voorziene Schatkisten om uit te kunnen oorlogen, maar naa dat de Staatsfchulden erfelijk wierden verklaard, vermeerderden fteeds dezelve , vooral toen men bij laatere tijden , de door Koophandel en Welvaard rijk geworden burgers, heeft weeten uit te lokken van hun geld aan de Staatkunde tegen een hoogen Intrest op te fchieten. Oppervlakkig zou men immers zeggen, moest de bloei en welvaard bij alle Volken door de vermeerdering van Kennis, aanwas van Koophandel en ïnduftrie zijn toegenomen, te meer daar Kunften en Weetenfchappen, en de Wijsbegeerte zulke reuzen flappen hadden gedaan. Zekerlijk kan niet Ontkend worden dat veele Volken hier aanmerklijk door verrijkt zijn , maar het  INLEIDING. 45 het gene Volken meerder hebben gewonnen, heeft de Staatkunde onnut verteerd. Hoe gelukkig had Frankrijk kunnen worden, indien deszelfs Koningen de maatregelen van een Hendrik de IV. hadden opgevolgd ; een Land het vruchtbaarfte van Europa, en bewoond door het Bcfchaafdfte en Inventieffte Volk. Maar neen ! de welvaard onder dien wijzen Vorst verkregen, werd door zijn opvolgeren geheel verkwist. De onbegrensde Heersch- en Oorlogzucht zijner Koningen,.met een zedcnloos Hof, wangedrag der rijk geworden Geestelijken , Princen van den bloede, en begunftigden van den Troon, aten als Springhaanen dé voortbrengzelen van 't gezegendlte Land des Aardbodems op. Ja! hoe luisterijk zich het xxatfchp Albion vertoom; indien dat Rijkeens al zijne Staatsfchuldén moest betalen, zo. zouden zij het twintigfte gedeelte van dien,met al het in omloop zijnde geld aldaar niet kunnen voldoen, alles veroorzaakt om de heerszuchtige Oorlogen zedert meer dan een Eeuw door die Kroon gevoerd. Over het algemeen genomen heeft Europa nog weinig weezenlijk nu: van zijne meerdere befchaving genoten. Hoe magtiger zommige Mogendheden zijn geworden, des te ongelukkiger de Volken, wijl hunne Staats-Cabinetten broeinesten van de fnoodfte On-  46 INLEIDING. Jndeugden zijn. De woeste Eeuwen der barbaarsheid, hebben zo veel menfchen bloed niet gekost, als er thans opgeofferd word voorde heerszucht. De Krijgstaclrica zo te Land als te Water is uitgeput in vindingen van vernuft, om de fchoonftc Steden in weinige uuren tot puinhoopen, en de uitgelezenfte Legerbenden door het al vernielend Kanon-Vuur te vernielen. Vergelijkt men de Oorlogs- Vlooten van de voorige Eeuw bij de tegenswoordige, dan zijn de Linie Scheepen van voorige tijden , thans maar Fregatten, en het getal van fchepen ten Oorlog is in Engeland thans ruim zesmaal meerder dan over honderd jaaren. Wat zou er eindelijk van het Menschdom hebben moeten worden, zo niet de Franfche hunne Ketenen verbrooken, zich aangegord hadden om het Despotismus te beftrijden, en de Vrijheid te doen zegepralen? Gelukkig dat het Zedenlooze Franfche Hof, en wangedrag der Geestelijken aan de Natie hadden doen zien, de bronnen hunner rampen; de Dweepzucht verloor haar gezag, en een Zedenloos Hof aazende op de verzaamelde fchatten der Geestelijken onttrok zich van hunne voorheen zo fchadelijke vereeniging tot nadeel der Volken, en door die van een fcheiding van Kerk en Staat verzwakten beide partijen en zegepraal-  , INLEIDING. 47 praalde de Vrijheid. Vervolgens hunnen misflag ziende, tragtte de Dweepzucht zulks wel te herftellen, maar de Franfche Natie te verlicht geworden zijnde, verhaastte danhunfpoediger val. Ongelukkig Menschdom! uw lot is te beklagen. Toen Onkunde en Geweetensdwang u beheerschten, hadt gij geene kennis aan de aangenaamheden der befchaving, uwe eenvoudige natuur had weinig behoeften, maar naa dat Koophandel, ïnduftrie, Kunften en Weetenfchappen u verrijkt, en de Aarde tot een Paradijs van al wat Natuur en Kunst voortbrengt gemaakt heeft, komt een Heerszuchtige Staatkunde u van goed en bloed berooven. Daar gij in ieder nabuur uw vriend en broeder zoudt behooren te vinden,om onderling elkander door Koophandel over en weder deelgenoten te maaken, van het gene de Landbouw en ïnduftrie oplevert, wordt gij door uwe Vorften, genoodzaakt als Leeuwen en Tijgers het goed en bloed uwer natuurgenoten te verflinden. Is dat nu dan befchaving, welke de vleiers der Staatkunde zo verhemelen? hoe is 't mogelijk dat het Menschdom zich in diervoegen kan laaten bedriegen! doch tot ongeluk der Volken,, leeft een groot gedeelte hunner van het Despotismus, en de verkwistinge der Hoven. Ruim  4o INLEIDING. Ruim twee Millioenen menfchen kan men rekenen dat er in Vrede alleen in den Landdienst ten kosten van de Volken in Europa onderhouden worden, zijnde gemiddeld door een gereekend de elfde weerbaare man. In Oorlog is het wel het dubbeld van dien; de zwaarfte pest onder de menfchen verflind zo veel niet als de Oorlog, en geloof dat ik het niet te hoog fchatte als men de binnen vier jaaren door den Oorlog omgekomen menfchen zo te Land als ter Zee op een Millioen begroot. — Behalven nog het gene in de voorige bloedige Oorlogen deezer Eeuw is gefncuveld. Zedert het jaar 1740. tot heden is er bijnaa veertig jaaren in de meeste gedeeltens van Europa geoorlogd. Weinige Landen die zich buiten dezelven hebben kunnen houden , en deeze zijn ook aanmerkelijk daar door verrijkt. Oorlogen die aan de Mogendheden driemaal meerder gekost hebben , dan er aan Contant geld in Europa te vinden zou zijn. Oorlogen veel fchadelijker dan die van de Barbaaren, welke maar roof en buit zogten, en waar door de eigendommen enkel veranderden van meester, daar men thans de Steden in brand fchiet, en op het platte Land zich niet ontziet op vijands grond alles te vuur en te zwaard te verwoesten, de vruchten van jaaren vlijts en arbeids worden dikwijls in weinige uuren  INLEIDING. 49 tiuren vernield. Rampen , alle oorfpronglijk uit eene nog overgebleeven barbaarsheid, en^ verblindheid der Volken omtrent hun waar belang. Is het gedrag der meeste Cabinetten van Europa, niet gelijkvormig aan dat der Struikroovers? In 't Politieke zijn zij ftreng, in 't ftraffen der minde dieverijen en doodflagen, en veroorloven zich zeiven Heirlegers van menfchen door het zwaard te doen omkomen ^ hunne onfchuldige natuurgenoten van have en goed te berooven. Ja ! wat meer is , men roemt de Heldendaaden van dezulke die op de onrechtvaardigfte manier hunne nabuuren beoorlogen»— Maar, waar is het recht, dat een Mensch of Volk heeft van anders dan in noodweer te mogen oorlogen? Het ftrijd immers in allen opzichte tegens de Rechten der Menschheid; trouwens zouden Vorften deeze rechten eerbiedigen? Neen! in den Bloedraad te Pilnitz hebben natuurlijke vriend- en zelfs anders vijandlijke Mogendheden, zich onderling verbonden , om die door de Franfche aangenomen en erkende Rechten, met de Wapenen te beftrijden, en alle voorftandérs van dien te onder te brengen, doch de Godheid heeft de Wapenen der Franfehen gezegend, hunne Vijanden van hun grond verdreven, plantende zelfs D de  5° INLEIDING. de Vrijheids Standaart op 's Vijands grond. Geen wonder dat tot heden toe de befchaving van Europa zo weinig weezenlijk nut gedaan heeft. Alle de eigen belangen van den Throon tot den Spaê zijn vermeerderd in getal, diameter en omtrek. De uitgebreider werkzaamheden onder alle ftanden des Volks veroorzaaken ontelbaare tegenftrijdige eigen belangen, die een openbaaren of heimelijken ftrijd tegen elkandcren voeren, en een fteeds duurende wanorde in de Moreele Waereld te weeg brengen. In de Staatkunde is list en bedrog door de befchaving tot die volkomenheid gekomen, dat men aan de fnoodfte wanbedrijven nog een glimp van rechtvaardigheid weet te geven. Wat is er van het leven en de eigendommen der menfchen te wagten, indien zij de handelwijze der Koningen en Vorften naavolgen, die Koningrijken en Volken onder zich verdcelen, dan dat de meerdere even gelijk de Overheerfchers der aarde , het leven zijner minderen ftraffeloos aantast, en zich zijn goed toeëigent? Voorheen wierd geen Oorlog begonnen, zonder Oorlogs-Declaratie, of Vijandlijkhedcn ter Zee gepleegd, dan naa zodaanige bepaalde tijden, dat ieder op onderfcheiden afftanden daar van verwittigd konde weezen, maar thans valt men  INLEIDING. 5i men even als de Struikroovers eikanderen verraderlijk-aan. Schepen van Bondgcnooten , die als vriend in de havent lagen, of onbewust van eenige onlusten daar in kwamen , om dat zij voor de overwinnende Franfche Wapenen hadden moeten bukken, wierden door de Etigelfchen weggenomen en verbeurd verklaard. Wat meer is, de/iö// Ieder Land zijn onbewerkte en bewerkte waa- ■ ren hebbende, (§. 6.) zo kunnen even als Burgers s met Burgers eenbinnenlandfchenhmdel drijven,, . ook Volken met Volken over en weder : hunne onbewerkte en bewerkte waaren tegen el-kanderen verruilen of verkoopen, en die verrui-ling of verkooping word buitenlandfche Koop-handel genaamd. De maat of grootheid van deni handel van een Land, word afgemeeten, naar de', hoeveelheid en waardij der voortbrengzelen, die', men uit zijn eigen Land, buitenlandfche Bezittin--i gen ofColonien, aan andere Landen ter verrui-\ ling of verkoop kan aanbieden; vermeenigvuldigdl met eigen naar/ligheid. §• *■  EERSTE HOOFDSTUK. 63 « $. 8. Het oogmerk van alle menfchelijke werkzaam^ heden,zo in binnen- als buitenlandfchenKoophandel van onbewerkte ën bewerkte waaren, arbeid van vernuft, als beoeffening van Kunften en Weetenfchappen, is winst tot middelen van beftaan, en het mislukken van dien, of totfchade verkoopen is verlies. 5. p4 teder Mensch of Huisgezin heeft zijn bijzondere winningen, en uit de geaddeerde fom van alle die winningen der huisgezinnen, ontftaat de' algemeene winst van een Volk. Die onderfcheiding is noodig, want willende beoordeelen de welvaard vart een huisgezin, behoort zulks tot de bijzondere, maar die van een Volk tot de algemeene winftem $• io» De bijzondere winften kunnen ontftaan, door 1 ■ een naarftige bebouwing der Landen, waardoor d ■het meer dan noodige tot eigen gebruik of be- 2 hoefte rijkdom word: ook kan de mensch door<*i |den arbeid van vernuft zelf, of vereehigd metj ^ zijn Wat Winif is. Wat hij. wtidere art dgemeentvinsc Is. 'e bijzon:re wla;n iöot larrienseh buisge'. 1 meerr datt de  66 EERSTE HOOFDSTUK. nooctruft ; Zijnde geeven rijkdom. Hoe de algeraeenewitifteneer Land verrijken, en lel door binnfnJaiïdfehenhandel. sijn huisgenoten, deeze natuurlijke voortbrengselen van gedaante doen veranderen , en zulk :en overvloed van meer andere noodwendigheden, bezorgen , die een innerlijke waarde verkrijgen, en zijn rijkdom zo in het een als ander opzicht, vermeerderen, en dat alles zon¬ der medehulp van andere buiten zijn huisgezin. Een rijkdom van waardij hebbende'zaaken,. die ftrekken tot voedzel, kleeding, wooning, vermaak , gemak, en met één woord, in alles wat de mensch tot gebruik dient. Rijkdommen alle oorfpronglijk uit de aarde , die vruchtbaare baarmoeder der natuur. Kan ieder huisgezin de winften van §. 10.. genieten, en zich hier mede verrijken ,'• dan ikan op dezelfde manier ook een Land, door de algemeene winften §. 9. die ieder.genretc, rijker en vermogender worden, vooral als zij onderling door een algemeene werkzaamheid hierin elkander behulpzaam zijn, enkel door den binnenland- fcfon., en zonder eenigen buitenlandfchen Koophandel. 1 • $4 12. ■ ' ': • loüb itoi.fi3;n 3- aai iov :biow moftjl[h jiiooH • Maar hoe zodaanig een Land door binnenland- fche  EERSTE HOOFDSTUK. 6? E 2 $. 15. fche werkzaamheid en koophandel zich verrijkt, het kan geen deel hebben aan onbewerkte of bewerkte bukenlandfche waaren, indien het zelve van zijn eigen voortbrengzelen niet bij verruiling , of koop door geld, zich dezelve weet magtig te maaken. «tccwbhb'nr'i«rf 1V3 .[ ttsixfpè'A B4& wr isis •tsv.' e:.' :sb mo |;.-I3.:... ïooij Alle vaste eigendommen , onbewerkte cn werkte Waaren, gelijk ook de arbeid dien de mensch aan de zelve doet, heeft een zeekere innerlijke waarde, geëvenredigd naar de begeerte of behoefte van den yraager, en bezitter van dien. §. 14. ï:Loli?v;j 206211: nu:n • : -o;:. bh'1 iniri - Is dit alles van §. 13. overvloedig te bekomen , en heeft.het weinig naaryraag, .dan vermindert deszelfs innerlijke waarde, inevenre-, dighcid van den overvloed, en mindere naar-\ vraag, - maar deeze innerlijke waarde vermeerdert, in evenredigheid van den geringeren overvloed, zeldzaamheid ter verkrijging, en meerdere naaryraag van dien. Alle rijzing, en daaling in Koopwaaren , laaten zich door deezen grondregel verklaaren. Hoe een Land deel verkrijgt aan buiteh1 ;ndfche prodiuftan. Grond der Waa. doering. Naarvraag. lezeekerte grondegel ter >rijs waarleering.  <5S EERSTE HOOFDSTUK. Naar Geld gefchied lie Prijswaardeering. Geld als Metaal, en Munt befchonwt Deeze innerlijke waarde van het opgenoemde bij §. 13. en 14., word bij koop en verkoop gewaardeerd, naar een zeekere hoeveelheid geld, ingevolge §. 14. Geld is het weezenlijke, of de ziel van den Koophandel, en het middel waardoor men denzelven doet; maar om dat de werking of omloop van het geld, van zoveel gewigt is, dat zonder een klaar begrip daar van te hebben, men over geen opkomst, bloei, of verval van Koophandel en ïnduftrie kan oordeelen, zo zal ik het noodige hier van. aanftippen. Het Geld moet men altóós tweeledig befchouwen, Goud, Zilver of Koper, is als Me,taal, een onderwerp van Koophandel, behoo' rende onder het articul der onbewerkte Koopbaren. Maar als geld is hetzelve een Munt of bewerkte waar, beftempeld door het gezag van den Wetgever, en gangbaar tot gerief des Koophandels, in het Land alwaar het gemunt is, ter waarde door den Souverain daarop gefteld. Maar in opzicht van uitlandfchen Koophandel met Volken onder eene andere Souverainiteit behoorende, en daar de betaaling over en we-  EERSTE HOOFDSTUK. 69 Weder per Wisfel gefchied, geeft men alleenig acht op de innerlijke waarde der wederzijdfche Munten, maar niet op de waarde welke de Souverainen in ieder Land daarop gefteld hebben. S- «7- In de vergelijking van waaren tegen geld, hegt men de (zogenaamde) zeekere waar- de aan de goederen, en de onzeekere aan het geld, om dat de koopwaaren iets wee- zenlijks, en het geld maar het teeken van vergelijking is, ter waardeering der goederen of koopwaaren; even als in den Wisfelhandel tusfchen twee bijzondere Landen, alwaar men de zeekere bekende Munt vergelijkt meteen onzeekere of niet beftaande, maar verbeelde Munt, en van welk laatfte zoort is de Ponden Sterl., Ponden Vlaamsch, Livre enz. - § 18. Naa de Ontdekking van America, is het geld in Europa wel (volgens het gevoelen van zommige) vermeenigvuldigd, als 34 tot 1, en van het ingekomene Goud en Zilver in Europa, zedert dat tijdvak tot heden, (zijnde nog gemiddeld volgens de laatfte jaaren, omtrent soMillioenen jaarlijks) afgetrokken het verwerkte, en naar de E 3 In-' De Goederen hebben de zeekere en bet Gei'd de onzeekere waarde. Begrooting der boeveeltieids geld» ia Europa.  70 EERSTE HOOFDSTUK. VoorbeelAe-i van vergelijking der n loddruft tegen geld. Hier uit ziet men de waarheid van den grondregel §. 14., dat door de vermeerdering van geld, het zelve minder waardig wierd. Het geld als een bewerkte waar, veranderde nènóoifuMo^ ïnonmo f nsiaei sfijcsl 90 *^"-*tó'ë- O) Eifais fur la Nature du Cimmefce, Llb. 2. Chap. 3. Indien verzondene Munten,zal er om de ftreeks /an' io,QcoMillioen Hollandfche guldens, in ftaven Goud en Zilver, of rouleerende Muntfpecien, in Europa in omloop zijn overgebleven; waarvan een gedeelte in VorftelijkeKasfen, Kerkelijke Geftigten, bij rijke Ingezetenen opgeflóten, en het verdere van dien in den Koophandel in omloop is. Ja! men oordeelt dat het in omloop zijnde geld, in alle de Staaten van Europa , gelijk ftaat met de helft, of op zijn hoogst twee derde van de voortbrengzelen der aarde Ca). . .. — • Voor de ontdekking van America, was dó prijs van alle Eetwaaren, en andere noodwendigheden in Frankrijk, als volgt: Voor 't jaar 1499 vergeleken tegen 1740 als 1 tó'. 40 1508 1735 — 1. - ta 1519 1 1735 - 1 - 15 159,0 -1735 — i — 8  EERSTE HOOFDSTUK. 7f mede in prijs cours', als volgt. Voor 't jaar 1508 vergeleken tegen 1735 als 1 tot 5f i5,p _ i735 -1-4 1580 1735 - 1 - 3 Het fijn Zilver is gereezen van't jaar 1336 tot 1686, van 4 Fl. 3! Sols,tot 25 Fl. 1 Sol., het Goud van 42 Fl. 10 Sols, tot 372 Fl. 15 Sols het mark. In 1393, was de evenredigheid tusfchen Goud en Zilver, als 1 tot ioTfj,en in i686als 1 tot 14/5 Dat de evenredigheid van het Goud tegen het Zilver zo veranderd is, komt door de vermindering van het Goud, en de rijzing deezer Metalen door de meerdere Confumptie van dien in de Luxe, en haar vermindering in de Mijnen, het geene jaarlijks wel 20 Millioenen verfchilt, tegen ruim een Eeuw. Ook kan de evenredigheid veranderen door een meerder gebruik, en naarvraag van het eene metaal boven het andere. Op pag. 131. vind men hoe de Munten van 1498. tot 1646. zijn verhoogd, en op pag. 105. hoe de daggelden zijn gereezen zedert 1482. tot 1/75- Een (£) Recherches fin* le Commerce, Tom. I.pur Or Tab. N. I. pag. 53. en Tab. 2. p 53. E 4  fa EERSTE HOOFDSTUK, Papier alj plaatsvervanger yap feltj. / Een blijk dat bij begrooting der rijkdommen, het geld niet moet gereekend worden naa des* zelfs tellende hoeveelheid, maar naa de waarde van dien tegen koopwaaren en behoeften §, 17. $, W, Het geld word dikwijls vervangen door pa= pier, beftaande in Wisfels, Asfignarien,en Koop* handel op credit. Door Wisfels en Asflgnatien, worden de wederzijdfche fchulden van Landen, Steden en Burgers onderling bij overwijzing verreekend. Hier door word vermijd het trans* port van Geldfpecien, kosten en gevaaren daar aan verknogt, en houd ieder Land zo veel ma* gelijk zijn eigen geld in omloop. Alle handel met papier fteunt enkel op Credit, zijnde hier in onderfcheiden van geld, dat geld een innerlij-. ke, maar credit een denkbeeldige waarde heeft, fteunende op een vertrouwen van op zijn tijd in geld of geldswaarde betaald te zullen wor* den, of dat men elkanders fchulden hier over en weder mede verreekenen kan. Geld en pa-: pier zijn dus de onontbeerlijkfte noodwendig-» heden voor den Koophandel, Geld is het weezenlijk beftaande , en papier het reprefen-i fative vap dien j maar beide diepen zij een even* lêdighiid te houden, met 4e waardij 4er voorn tong*  EERSTE HOOFDSTUK. 73 brengzelen, bij voorbeeld meerdere voortbrenzelen te hebben, dan geld en het reprefentative van dien ( het geen ik in deeze §. als één befchouw) dan kan men in de vergelijking van koopwaaren tegen geld, . voor mindergeld meerder voortbrengzelen koopen, en om¬ gekeerd, meerder geld dan voortbrengzelen be* zittende , vermindert door dit overtollige de waarde van het geld. Volgens de gewoon© fpreekwijze in de zaamenleving, zegt men in het eerfte geval, de levensmiddelen zijn goed-» koop, en in het tweede, zij zijn duur. Hoezeer de eigenlijke rijkdom beftaat in waardij hebbende goederen of bezittingen, zo zijn dezelve in vergelijking tegen geld, aan verfchiilende waarde onderworpen, al naa datdeomftandigheden in de vergelijking aan de een of andere zijde ten voor- of nadeele veranderen, en dat zich bij §. 2p-? 3°- en 31, nader zal laateq verklap ren, S' 21. Behalven het Credit, waar aan het papier als Credfc plaatsvervanger van geld onderhevig is §. 20., beftaat er nog een Credit in den Koophandel, dat is wanneer de Verkooper op goed vertrouwen zonder betaaling, aan den Kooper het gekogte ter hand ftelt, om met hetzelve als eigenaar te handelen naa goedvinden, Door dit E 5 b*»  74 EERSTE HOOFDSTUK. Geld op Vastigheden. bepaald of onbepaald Credit, verkrijgt de Koophandel een oneindig uitgebreider omtrek, zo dat al dikwijls de goederen twee, drie cn mecrmaalen van eigenaar veranderd zijn, eer de eerfte Verkooper betaald is. Dit Credit vermeerdert of vermindert in evenredigheid, dat de Kooper gegoed, vertrouwd, of verdagtvoorkomt. Zonder vergrooting kan men wel over het algemeen als zeeker ftellen, dat onder vertrouwde Kooplieden het Credit in geldswaarde gercekend tien maal meerder is dan het bezittende geld. Maarbehalven het geld reprefentcerend papier op §. 20. omfchreven, en dat geen andere vastigheid dan Credit of Vertrouwen heeft, is er nog een ander rentegevend reprefentcerend papier, waar fpeciaal, of generaal, eenige of alle de goederen der geldleeners onderverbonden zijn. De waarde van het in deeze reprefentative hangt af, van de waarde van het daar voor verbondene, en handhaving des rechts van het politiek beftuur daar in. De Mogendheden geld Negotieerende, verzeekeren ook wel hunne Inkomften hier voor , maar dat verband beduid niet veel, hangt maar af van hun meer of minder Nationaal Credit, en of zij altoos getrouw de  •EERSTE HOOFDSTUK. 75 de vastgefïelde Intresfen hebben betaald.' Dal geld rcprefentccrcnd papier is dus van een meerdere waarde dan van $. 20. Maar hoedaanig men de waarde van dien mag bercekenen, het reprefentative van §. 20. en 22. duld nimmer eenige bepaaling in prijs cours , om dat het vermengd met Credit een denkbeeldig belïaan heeft. Geen denkbeeldige begrippen van onzen geest, maar de daadzaaken die Wij uitocffenen, kunnen alléén onder eenig politiek bedwan'g gebragt worden. Tegen dit grondbeginzel zondigende, overtreden wij de^Rechten der Menschheid. ^ Koophandel, en geld dus in zijn werking gezien hebbende wat over en weder is, zo blijkt uit S- 10. en 11. dat ccn Volk door binnenlandfchen handel zich wel kan verrijken, maar geen Metaalen hebbende om geld van te flaan, zo kan. er geen andere handel dan in ruiling plaats hebben { en fchoon zij zich zelve alle noodige behoeftens kunnen bezorgen , zou het moeilijk zijn hunnen rijkdom optcmaaken; een dernoodwendigheden, kooren of iets anders zou dc maar der vergelijking moeten worden. Maar ftel eens dat dit zelve Land een Millioen gelds in omloop Zonder feld de koophandel moeiijk.  •75 EERSTE HOOFDSTUK, randel; Zijn rijkdom be«reezea. loop had, hier door zou deeze binnenlandfche handel regulierder gaan , maar geen buitenlandfchen handel doende, zou de masfa van geld dezelfde blijven, hoe zeer de weezenlijke rijkdom toenam. Doch dit Land nu eens buitenlandfchen handel doende, zullen wij de aanwasfendewelvaard naagaan, en wel eerst in bewerkte waaren. Stel dat de Fabriceur gebruikt ~) voor onbewerkte ftoffe . . f 40 I AlgeDe bearbeiding van dien kost . 30 >-meene Verdere binnenlandfche kosten j winst, en's Lands Rechten , . . aoj ƒ 90 TDeeze buiten's Lands voor 100 Gh.gelds verkogt, dan komt er 100 Gis. binnen 's Lands meerder in omloop, waar van de bijzondere winst voor den Fabriceur is 10; en 90 Gis. de algemeene winst der andere Burgers die de onbewerkte Waar geleverd , hun arbeid daar aan hefteed, en het Land welke zijne Rechten daar van getrokken heeft, Deeze bijzondere en algemeene winst is nu alleen betaald door den vreemdeling, en het Landƒ100 verrijkt. On-  EERSTE HOOFDSTUK. ff bewerkte Waaren aan buitenlanders verkoopen de, geeft volgens dit voorbeeld maar 40 Gis. en dus 60 Gis. minder winst, boven en behal ven dat de buitenlandfche bewerking onze bin nenlandfche bewerking benadeelt. Alle deez< voordeel gevende handel, noemt men Jclief en hier toe behoort ook al het geen buitenlandfche Bezittingen en Colonien opleveren §. 7. §• aSStel nu wederom het voorbeeld als vooren; maar dat in plaats van geld , de Vreemdeling voor 100 Gis. aan onbewerkte Waaren in betaaling geeft, daar de Fabriceur voor zijn bijzondere winst 10, en de algemeene winst 50 Gis. van bedraagt. ■ Deeze nu wederom aan een ander Volk verkoopende verrijkt het Land 60 Gis., (om dat de onbewerkte buitenlandfche Waar die Weder uitlandig gaat 40 Gis. bedraagt) en blijft de Koophandel aiïief. §. 26. Maar volgens het zelfde voorbeeld de betaaling van §. 24., gedaan wordende in bewerkte Waaren die binnen 's Lands geconfumeerd wor- \ den , zo ontftaan hier uit twee verfchiilendei ge- Het zelfJe voorbeeld met verandering. let zelfde /oorbeeld net veranlering, en tlwaar de  -78 EERSTE--HOOFDSTUK. Koophin- del pasfief word. •as:»! Het zelfc voorbeeli met vera dering. gevallen ■ 'het' binnen lands .bewerkte, moet zo veel verminderen , als dit ingevoerde van buiten bedraagt;, of zo dit geen plaats heeft, word er zo veel meerder van het een en ander gebruikt, waar door de uitgave der behoefte vermeerdert, intusfehen dat de Winningen over het geheel genoomen, dezelfde blijven. Doch hoe onfehadejijk deeze handel, in dit geval van trokkcering mag weczen; verergt zulks geheel en al, indien men die ingevoerde bewerkte buitenlandfche Waaren, geheel met geld moet betalen. : Het.is waar, men zal zeggen, die Koopman die deeze bewerkte buitenlandfche Waaren ter binnenlandfche Confumptie verkoopt, wint hier aan voor zich zeiven of aan pakhuishuur en fchipvragt enz. ftel eens 20p.Cc,- maar al was die winst nog meer , wat is dit voor winst? de ïóo Gis. inkoop gaatbuiten's Lands, en de 20 p. Ct. wint hij van zijn Medeburgers, die daar door zo veel verarmen, als hij verrijkt. Deezen nadeeligen halidel noemt men Pasfief. a7- e Doch het zelfde voorbeeld van §. 26. behou-. 1 dende, en Hellende dat de buitenlandfche herwerkte ingevoerde Waaren, wederom naar ccn an  EERSTE HOOFDSTUK. 79 ander Land met 20 p. Ct. voordeel verkog worden, dan verrijkt zulks het Land zo in-bif zonderen als algemeenen winst 20 p. Ct., \ wan; behalven de Winst van den Koopman, zijn ei altoos. Werklieden, Schippers of andere die daa] geld aan verdienen. Een blijk dat de buitenlandfche Koophandel in bewerkte Waaren tci eigen Confumptie fehadelijk , maar bij tranfiti zeer voordeelig is, en waar door hetpasfiveweder aïïief word.: sr> J-Ta 9Ü J A -i ■ :ov a: v/!3S3& • ;-' Wi) & a3.' •scf'ïooü ovfesof} -nu (hui.-AiSJJ Zühïar,- -ii Dit een en ander, zal nog meer licht verkrijgen , indien ik..eens een Land fchets , in zijn opkomst, bloei en verval. ■•$ftvtinrA onas-moglfi n«*3 1 .miiuua in i*tnm (tefii99 nyb rriibbOJ. a^moifi ffafa Lïo;,;) . ^ >iÓ}«iviK'-:t;;:(:;jw fcbtoibuovrrao ttz\' - Bij de opkomst-van een Volk is de eerde ontwikkeling van het denkvermogen de verheel-' dingskragt. Deeze geeft geboorte aan uitgebreider begeertens, die begeertens worden verlevendigd door het vuur der hartstochten, cn de verkrijging,dier begeertens-, zet hun aan tot werkzaamheid. Hier uit ontfbaat een vermeerdering van behoeften. De Levenswijze" bepaalt zich niet meer tot het noodwendige, gelijk toen zij c Opkomsr '3 a een -Md.  gó EERSTE HOOFDSTUK. zij in den eenvoudigen ftaat der Natuur leefden cn Weinig behoeften hadden, maar zij zoeken Uitgebreider genietingen. Menfchen, bijzondere Huisgezinnen, elk breidt naar den kring van zijn vermogen zijn behoefte verder uit. Diameter en Omtrek van werkzaamheid vergroot. Het Aardrijk opent door een beetere bebouwing haaren vruchtbaaren fchoot. De voortbrengzelen van andere Landen wekken de begeertens op, om door Koophandel deel aan dezelve te verkrijgen. Niet te vreden met de eenvoudige voortbrengzelen der Natuur, maakt de vernuftige Werkman uit dezelve door bewerking nieuwe gemakken, en aanlokkende behoeftens van Kunst en Smaak. Ieder onderfcheiden ftand des Volks tragt zijn ftaat volkomener te maaken. Een algemeene ïnduftrie verfpreid zich alomme. Geld in den eerftert ftaat van eenvoudigheid van weinig naarvraag, word een noodzaakelijk voorwerp van begeerten, om dat de ruiling te moeilijk valt. Doch nu komt men tot de vraag, hoe dat geld te verkrijgen, vooral indien zodaanig Land ontbloot is van Goud- en Zilvermijnen ? Het antwoord is geen geheim, — V is werkzaamheid. Door een meerdere bearbeiding levert een vruchtbaare grond meer dan het binnen lands benoodigde ter verkoop aan nabuurige Volken. Koophari* del,  EERSTE HOOFDSTUK. 81 del, Handwerken en Fabrieken zodaanigvoortgezet en volmaakt, dat Uitlanders dezelve begeeren en zoeken. Zeevaart en Visfcherijen, (zo de Landen er toe gelegen zijn) uitgebreid, en de balans van wederzijdfchen Koophandel met Uitlanders allezints aclief of voordeelig maakende, en houdende, zijn de voornaamlte wegen waardoor er geld in het Land komt. Ieder Land moet men befchouwen als een groot huisgezin, meerder te winnen dan te verteeren, maakt het welvaarend en rijk , en het omgekeerde van dien arm, §. 2., 3. Het is de aclive handel alleen, welke door een voordeelige balans het geld in het Land brengt. Alle Landen die in hun opkomst zijn, hebben dit algemeen voordeel , dat of fchoon het geld door een voordeelige balans met Uitlanders vermeerdert, de noodzaakelijke levensbehoeftens daarom niet daadelijk in evenredigheid rijzen, v/ant door werkzaamheid vermeerderen de Producten in een gelijke rede met die van de naarvraag. Werkzaamheden en begeertens tot meerdere geldwinninge, doen de menfchen op niets anders denken dan op overwinften; en door die werkzaamheid, gepaard met een gewoone fobere levenswijze , ontbreekt hun de fmaak tot een fchadelijke weelde. Daggelden, arbeidsloonen, en wat daar toe behoort, verhoogen F lang-  82 EERSTE HOOFDSTUK. langzaam, naar maate dat de weezenlijke of ingebeelde behoeften vermeerderen , en er vervolgens werkende handen te kort komen ; dan en niet eer ziet men de gevolgen van §. 14., en van daar dat die natiën (zo lang de nooddruft noch niet aanmerkelijk hooger is) op de algemeene Markt der Volken , tot minder prijzen hunne bewerkte cn onbewerkte Koopwaaren kunnen verkoopen. Het is opmerkelijk dat men veele Landen, zo in de oude als nieuwe Gefchiedenisfen vindt, die tot een grooten trap van rijkdom gekomen zijn , zonder nogthans een vruchtbaarcn grond te bewoonen; doch wel ingezien wierd dit meesten tijd vergoed door een voordeelige ligging aan Zee of Rivieren, meerdere vrijheid, cn een grooteren trap van werkzaamheid. Nooddruft was bij die Volken een fterke drijfveer tot arbeid, en het geen gepaard met gelukkig tusfehen beide komende omftandigheden hunne welvaard bevorderde. Daar en tegen vind men wederom andere Landen, die groote rijkdommen uit hunne binnen- en buitenlandfche Goud- en Zilvermijnen haaien, en daar nogthans met dat al weinig geld in den algemeenen omloop is, om reden dat kloekheid en werkzaamheid aldaar ontbreeken, het geld onder weinige menfchen berust, en andere Volken zich bedienen om die Natiën allerhande zoor-  EERSTE HOOFDSTUK, 8.3 soorten van bewerkte waaren te leveren; blijkens aan Spanje en Portugal. §• 3°- Tot dus verre de opkomst van een Volk be-; fchouwd hebbende, zal ik nu vervolgens zijn bloeiflaat met de gevolgen van dien fchetzen. Dien bloeiftaat befchrijf ik te zijn , den ftaat eenes Volks daar de aanwas of opkomst zijne volkomenheid gekregen heeft, en alle panden eener Natie, in een ruime maate, de noodige middelen van beftaan genieten, door goede winften en een geregelden omloop des gelds. Dit voldoende beftaan, onder ieder Stand des Volks, breid den kring der begeertens tot meerdere genietingen al meer en meer uit. Binnen - en buitenlandfche Koophandel worden voortgezet, zo verre als met eenig mogelijk voordeel kan gefchieden, waar door Scheepvaart en al wat daar toe behoort bloeit. De Landbouw, die baarmoeder der rijkdommen, word tot de grootfte volkomenheid gebragt. Aan Zeeën en Rivieren liggende, leveren de Wateren ter Vischvangst overvloedig voedzel, ter confumptie en vertier buiten 's Lands, en geven aan duizende Inwoonderen een ruim beftaan. ïnduftrie, Handwerken en Fabrieken bloeiën door de binnenlandF a fche 31oei ftaat.  84 EERSTE HOOFDSTUK. fche Welvaard, en den buitenlandfchen Koophandel. Alle onbewerkte binnenlandfche , en zelfs onbewerkte buitenlandfche Produ&en worden binnen - 's Lands bewerkt, en in Koophandel met voordeel verzonden. De bevolking neemt toe, door de ruime middelen van beftaan voor de Huwelijken, en dat een meenigte werkzaame Vreemdelingen , zich in een zodaanig Land neerzetten , om deelgenooten van dien bloei en welvaard te worden. Een zodaanig Land word de Markt of Stapelplaats van andere Landen, daar buitenlanders hunne Waaren ter verkoop zenden, en wederom andere goederen komen koopen,of van daar ontbieden. De goede trouw vermeerdert hun Credit, overvloed van Contant Geld, doet tot minder prijzen inkoopen , en opflaan om meerder te winnen. Ja! met één woord, in een zodaanig Land ontbreekt het aan geen Schepen ter vervoering, Pakhuizen ter plaatzing der Goederen, betaaling per Wisfel, en Asfurantie voor Zeefchade. De overwinsten uit dit een en ander, worden aangelegd tot vercieringe der Wooningen, zo van de Steden als het Platte land; Kunften en Weetenfchappen, Eer en Belooning vindende, lokken de fchrandere vernuften uit om eikanderen hierin voorbij te ftreven. De daar toe ppgerigte Maatfchappijen en uitgeloofde Pre- mien  EERSTE HOOFDSTUK. 85 mien verftrekkcn tot prikkels ter aanmoediging. Door Lees - en Onderzoeklust, rijpen de menfchelijke vermogens tot een lteedstoeneemende befchaving en kennis. Schooien en Academiën polijften de Menfchelijke kundigheden, de reden treed op het Toneel, haar bekoorlijk en inneemd gezag verbeetert de zinnelijke denkbeelden , en verbeeldingskragt. Bijgeloof, dwaalingen en vooroordeelen vlieden voor de waarheid, en onderwerpen zich aan haar gezag. Maar, gelijk er geen goed is dat niet zijn aankleevend kwaad of misbruik beeft, zo ontftaan uit dit een en ander aanmerkelijke gevolgen, die de onbeftendigheid van al het ondermaan- fche aanwijzen. Overvloed van geld in alle ftanden, vergroot den omkring der behoeften van ieder huisgezin. De eertijds zobere disch word verwisfeld voor lekkerder fpijzen en dranken, de eenvoudige kleeding voornetter, pragtiger en kostbaarder dragt, gevormd naa den heerfchenden fmaak of mode; Wooningen, Thuinen, Buitenplaatzen, Huisraad,Meubelen en wat hier verder toebehoort, is daaraan gelijkvormig. Pracht en Weelde verfchijnen op het Toneel, de trek tot naavolging, ieder mensch van natuure aangebooren, doet als ongevoelig de Rijken, Middelftand en Gemeen te zeer tot eikanderen naderen in meerdere verteeringe. F 3 Dit  86 EERSTE HOOFDSTUK. Dit een en ander ftrekt wel tot bloei van binnenlandfchen Koophandel , ïnduftrie , Handwerken en Fabrieken, maar ieder Huisgezin verteert ook meer dan te vooren. Eindelijk het gewonnen geld verkrijgt een mindere waardij, met gevolg dat men voor een zelfde hoeveelheid gelds veel minder behoefte kan krijgen. Zo lange nu nog winninge en verteeringe in evenredigheid blijven, en er overfchot is van winst, vermeerdert het vermogen , maar alles nadert ongevoelig tot eikanderen, blijkens aan §. 19. alwaar 1 Livre in 1580. zo waardig was, als 8 Livres in 1735., en het jaar 1519. vergeleken tegen 1735. was de Livre bijna tweemaal zo veel waardig. Ja! (de duurtens door den Oorlog niet gereekend) de levensmiddelen in het begin deezer Eeuw of thans, zullen wel ruim driemaal duurder zijn geworden, zo dat men veilig kan ftellen, dat iemand toen met 300 Gis. zo veel konde doen in zyne verteringe, als nu met 900 Gis. Indien nu zodanig Land geen buitenlanfche mededinging van andere Volken in Koophandel, ïnduftrie en Fabrieken heeft, betaalen de Vreemdelingen de pryzender Koopwaaren ook duurder; maar komen er andere Landen in mededinging , dan baart zulks minder Vertier, óm dat de bewerkte ftoffen door de hooger arbeidsloonen , duurder zijn ge-  EERSTE HOOFDSTUK. 87 geworden, vooral indien andere Landen, (daalde daggelden en arbeidsloonen laager zijn) door mededinging die bewerkte doffen even deugdzaam , en tot mindere prijzen kunnen leveren. Is door den bloei en welvaard de verteeringe van ieder Huisgezin vermeerderd, de uitgave van den Staat, (al waren er nooit ecnige buitenlandfche Oorlogen geweest) moeten van gelijke toeneemen, traélementen van Amptenaaren, onderhoud van Militie , Zeemagt en Vestingwerken , dit alles verhoogt, blijkens aan Engeland, waar ipoo man Militie meer kost dan het drie dubbeld van dien in Duitschland. Ja ! in Oorlog kost de Engelfche Vloot alléén meer geld, dan alle de Romeinfche Legioenen gekost hebben, waar mede zij de meeste Volken overwinnen. Voor alle deeze meerdere uitgaven moeten dan de belastingen verhoogd of weder nieuwe gevonden worden,'t welk de uitgave van ieder huisgezin vermeerderd , alles tot nadeel der ïnduftrie en Fabrieken in het buitenlandsch Vertier. De rijkdommen door deezen bloei en welvaard verkregen, hebben verder ten gevolge, (van Zedenverbastering zal ik nietfpreeken als tot het verval behoorende), dat deeze en gene vermogende Ingezetenen, ter genietinge van meerdere vermaakelijke uitfpanningen en rust, hun beroep verhaten en Renteniers worF 4 den;  $8 EERSTE HOOFDSTUK. i Verval van een Land. ten; hun geld op Intrest uitzettende. Gelukkig, indien zij zulks plaatzen binnen 's Lands, ?p Landerijen, Huizen, Schepen, of aan ante re huizen van Negotie opfchieten ; maar ioor den algemeenen bloei en welvaard er weilig gelds gebrek zynde, en zomwyle meer dan in den Koophandel geplaatst kan worden , zo veroorzaakt de geringe naarvraag §. 14. een iaagen Intrest, waardoor er al een zeer groot Kapitaal nodig zou zyn om van die geringe Intrest te leven ; en dat doet hen befluiten by andere Volken die een veel hooger Intrest daar voor belooven, hun geld uittezetten. De Intrest welke buitenlanders betaalen, geeft zeker zyne voordeden, maar ook geen minder nadeelen, gelyk by het Verval zal blyken. $i Si- Eindelyk kom ik nu aan den ftaat van Verval, die noodwendig op den bloei ftaatmoetvolgen. Dit laatfte zal veelen vreemd voorkomen , maar is doch waarachtig. Ja! was dit anders, dan zouden de verkreegene Rykdommen van zommige Geflagten en Volken, beftendig hun deel blyven en zy de eenigebegunftigden deezer Zegeningen fchynen te weezen. Neen! de groote Opperheer van al het gefchapene, en die niet anders dan het  EERSTE HOOFDSTUK. 89 het algemeen geluk van het gantlche Menschdom bedoelt, heeft oorzaaken en gewrochten zodanig in verband gefield, dat het een zich als uit het ander ontwind. Geld, fchoon een hard lichaam, is in zijn gebruik en werking, even als de Vloeiftoffe, — zodra het door deeze of geene oorzaaken, tot een aanmerkelijke hoogte opgehoopt is, vloeit het met des te grooter fnelheid naar de laagte, en naadert het waterpas; en om van die waarheid overtuigd te zijn, heeft men maar §. 19. in te zien, waaruit blijkt, dat hoe meer het geld vermeenigvuldigde, deszelfs waarde in vergelijking van dezeekere waardeder goederen §. 17. verminderde. Ja! hetgeld laat zich zelfs door een aanhoudende werkzaamheid, even als door gegraven Kunst-Kanaalen aftappen. De rijkdommen onverzaadelijk zijnde, zo verwijdert het veld der begeertens, en men hongert naar meerdere genietingen; werkzaame vernuften maaken hier hun gebruik van, met telkens nieuwe voorwerpen hunnen vermogende Burgers voor het oog te brengen , die indien dezelve voorwerpen in de gunst der Mode vallen , de beurfen der rijken ledigen. Bij de Volken heeft het zelfde plaats, zodra de werkzaamheid over en weder algemeen word. Het is daarom onmogelijk, dat eenig Volk zich volkomen meester kan maaken van de fchatten en F 5 han-  qo EERSTE HOOFDSTUK. handel zijner nabuuren, zo lange maar zijne nabuuren even veel naarftige en bekwaame handen gebruiken, die willen en met overleg kunnen werken ; en van daar, dat de fchatten der ' .... jaarden en Portugeezen uhA/ïa en America gehaald , door andere meer werkzaame natien zijn tot zich getrokken. De voordeelige Handel, bijzonder der Engëlfchen en Hollanders, op Spanje en Portugal , waren de gegraven Kunst-Kanaalen, welke maakten, dat de opgehoopte rijkdommen deezer twee Natiën niet boven derzelver waterpas konden rijzen ; en de oorzaaken van dien zijn niet verre te zoeken. De gelddorst naa rijkdommen gaat altóós verzeld met een honger .naa meerdere behoeften, en daar uit volgen de grootere verteeringen voor ieder huisgezin. Geld, hoe zeer het hoogst begeerlijke tot volmaaking van 's menfchen geluk, beantwoord niet altoos aan dit oogmerk; het heeft een vergift bij zich van Zedenbederf en Werkeloosheid. Even als het Goud zijne zuivering noodig heeft, ter ontbinding van het onzuivere, hebben de rijkdommen ook noodig dat de Verkrijgers van dien zich wagten voor het befmettend vergift der rijkdommen. — De Spanjaarden en Portugeezen geraakten in eens in het bezit van de onnoemelijke Rijkdommen van Afia en America, maar de middelen waardoor  EERSTE HOOFDSTUK, 9i door zij die verkregen, onteeren de menschheid, en zijn in hunne gevolgen voor hun ailerfchadelijkst geweest. Alexander de Groote verkreeg genoegzaam alle de fchatten der bekende waereld, en verfmoorde door Wellusten ook in dezelve. De Romeinen hadden naa meest alle Volken overwonnen te hebben, binnen Rome de rijkdommen deezer Volken verkregen ; maar zulks bedierf hunne Zeden, gelijk bij de andere Volken, en leide den grond tot hun Verval, Alle Volken der Oudheid tot wat bloei en welvaard zij gekomen waren, geraakten vervolgens weder tot Verval, om dat zij zich niet wagtten voor de fchadelijke gevolgen, welke uit de door welvaard verkregen rijkdommen voortkwaamen; en men kan wel als zeeker vast* ftellen , dat geen Volk tot wat welvaard het moge opklimmen, zonder deugdzaam en werkzaam te blijven, een beftendige welvaard kan genieten ; en tot heden is de befchaving der Volken tot dien trap van volmaaktheid nog niet gekomen, en ik zal daarom het Verval van een Volk moeten befchrijven, zo als de bevinding zulks leert. Het hedendaagsch Verval bij de Volken heeft in- en uitwendige oorzaaken, die :te zaamen vereenigd het Verval bewerken (van lOotlogen zal ik hier ter plaatze niet fpreeken). 'Weinige Landen vind men thans in Europa, daar het  92 EERSTE HOOFDSTUK. het Staatsbeftuur niet medewerkt om Koophandel, ïnduftrie, en alle Menfchelijke werkzaamheden te begunüigen; niet zo zeer tot geluk van het Menschdom, dan wel om naa een kort genot van welvaart, door belastingen, het Volk als een fpons uittedrukken , ter onderfteuning van een heerschzugtige Staatkunde. De Volken zijn dus elkanders mededingers in werkzaamheid. Uit den befchreven bloeiftaat §. 30., en het gene ik bij §. 19. omtrent de vermindering der Geldswaarde heb aangeweezen, blijkt, dat een zelfde inkomen, gelijk onze voorvaderen in het begin deezer Eeuw hadden, waarvan ik hier voor gefteld heb, dat één Gis. van dien tijd, zo waardig was als nu drie Gis., thans ongenoegzaam is om van te leven, daggelden , werkloonen en al wat van die natuur is, moest dierhalven noodwendig verhoogd worden, en waar door alle bewerkte Waaren zo veel duurder wierden. Andere Landen die zulks tot mindere prijzen konden bewerken, moesten hierdoor de voorkeur verkrijgen, tot aanmerkelijk nadeel van den buitenlandfchen handel dier Landen , welke te vooren de ftapel deezer Waaren hadden. Hier door verlegt zich de Stapel of Markt van het zelve, en verkrijgen de mededingers daar door gelegenheid in verruiling of verkooping ook deel aan andere Takken van  EERSTE HOOFDSTUK. 93 van Koophandel te krijgen. Het een volgt al dikwijls als een fchakel het andere. Maar dat dit kwaad nog verergert is, dat de rijk geworden Burger niet te vreden is met de voortbrengzelen van zijn eigen Land, en ook reikhalst naar het vreemde, vooral als die vreemde bewerkte Waaren den fmaak of gunst der Mode hebben verworven, dan trekt men de neus op voor het binnenlandfche, al was zulks zelfs deugdzaamer. De Mode is zeeker de grootfte tyran der waereld, haar Wetten zijn van zo een Overheerfchend gezag, dat die haar niet zonder tegenfpraak hulde bewijst en na'avolgt, befpot, verguist, of met minachting behandeld zou worden. Tot wat voor een geluk¬ kigen bloeiftaat nu een Land gekomen is, kan men volgens §. 16. gemakkelijk bereekenen; indien de fmaak naar vreemde bewerkte Waaren in een Land de overhand neemt, moeten daardoor haare rijkdommen verminderen, in evenredigheid dat de Natiën die dat invoeren, zich daardoor verrijken; waarmede de eertijds bloeiende ei&ive handel , die de Landen verrijkt, verandert in eenpasfiven, die dezelve verarmt, met gevolg dat de voorheen gevoerde eigen Koophandel dan veeltijds in een Commisfie handel verandert, die door Contant Geld word gaande gehouden, even als Speculatie handel. Ja! in- tus-'  94 EERSTE HOOFDSTUK. tusfchen dat men duizenden vreemde monden, met een Koophandel in vreemde bewerkte Waaren voed, neemt men daar door het brood uit zijner Medeburgéren mond. Binnen- en buitenlandfche aftrek van bewerkte binnenlandfche Waaren, in veragting en als tot niet komende, zo kunnen de Fabriceurs hun Volk geen meer werk geven, en vervallen dezelve dan als noodlijdende tot laste van den armen , of moeten eiders heen een beftaan gaan zoeken. Daar onder den bloeiftaat de huwelijken vermeerderden, doordien het aan geen middelen van beftaan ontbrak, en een meenigte Vreemdelingen zich aldaar nederzetteden, zo worden bij Verval de huwelijken, en daar uit volgende populatie minder en het getal der uitwijkelingen fteeds grooter' De bloeiendfte Fabriek - Steden geraaken indiervoegen ras ontvolkt, en komen tot den grootften ftaat van armoede. De pracht en praal der Grootcn werd gediend door een meenigte dienstbodens, welke gefchikte voorwerpen tot het huwelijk zouden weezen , maar die worden hierdoor aan de Maatfchappij onttrokken, om de bloem van hunnen leeftijd in veeltijds flaaffche dienstbaarheid, zo niet verzeld met ontucht doortebrengen. De werkzaameBurgerftand, die fteunpliaaren van den Staat, verarmen, en tecren zodaanig uit, door de duurte van levens-  EERSTE HOOFDSTUK. 95 middelen, en gebrek aan middelen van beftaan, dat er op het laatst in een tot verval komend Land geene dan rijke of arme Burgers overfchieten; want daar in een Land bij opkomst gelijk wij bij §. 29. gezien hebben, de levensmiddelen met de vermeerdering van Geld niet daadelijk, maar zeer langzaam rijzen, zo heeft bij Verval het zelfde plaats, de levensmiddelen daalen niet daadelijk met het Verval en vermindering van geld ; Neen! de bezitters der rijkdommen geen gebrek kennende, blijven de vastgeftelde prijzen nog zo lange betaalen, totdat eindelijk de Verkoopers door de mindere naarvraag, veroorzaakt door een fteeds toeneemende armoede, als genoodzaakt worden de verkoopprijzen te verhagen. Zijn , gelijk ik bij §. 30. heb aangeweezen, de belastingen door den bloeiftaat vermeerderd, dezelve blijven en kunnen niet verminderd worden bij Verval, vooral indien er om gevoerde Oorlogen zwaare Staatsfchulden zijn gemaakt; de Intresfen van dien verteeren de Inkomften! Dit nadeel blijkt nog nader, als men volgens een aangenomen Staatkundigen regel vastftelt, dat de belastingen vooral niet hooger mogen loopen, dan één vierde van het in omloop zijnde Contante Geld. Een Land door zijn pasftven handel, den omloop van Geld jaarlijks verminderende, en zijne las-  96 EERSTE HOOFDSTUK. lasten dezelve blijvende, ja! zelfs toeneemende, doet zulks een dubbeld nadeel, doordien het Contante Geld voor den Koophandel vermindert, en de nog overgeblevene Commisfie en Speculatie handel hierdoor geheel vervallen moet. Ik weet wel , deskundigen zullen mij mogelijk tegenwerpen het voorbeeld van Engeland, alwaar de belastingen die jaarlijks opgebragt worden, bijnaa zo veel zijn als al het in omloop zijnde Contante Geld, maar dit word vergoed door Banknooten , die in omloop de plaats van Geld vervangen; 't Credit dat de Natie daar aan geeft, houd dezelve Maande, maar wilde een ieder voor dezelve daadelijk geld hebben, dan was het Nationaal bankeroet onvermijdelijk. Hoe zeer Engeland thans het bloeiendfte Rijk van Europa, in deszelfs Koophandel en ïnduftrie is, en over het geheel genomen een ABiven handel voert, verkwist het Minifterie nogthans die gantfche welvaard ; Engeland ruim het één zesde gedeelte van den gantfehen Europifchenhzndel in bezit hebbende, moest dierhalve aldaar de omloop van Geld jaarlijks toeneemen , om dat zij dan in die zelfde evenredigheid van de 50 Millioenen Gis. die er jaarlijks uit de andere waerelddeelen in Europa worden ingevoerd, haar portie verkreeg; maar neen! de omloop van Geld vermindert eer dan dat  EERSTË HOOFDSTUK. 97 dat dezelve vermeerdert, óm dat hoeveel zij van andere Naden per (lot van dien Acliven handel Ontvangt, de kostbaare Oorlog, gevoerd in andere Landen, de behoefcens voor haarVlootenen Staatsuitgave naa buiten'sLands, meer dan de overwinften confumeeren, en van daar hun gebrek aan geld, en dat zij met al hun bloeiende welvaard even als andere Volken tot verval zullen moeten komen. Ja! heb ik hier voorin den bloeiftaat aangeweezen het gedrag der Renteniers, om hun geld orh de hooger Intrest buiten 's Lands uittezetten, zulks heeft zijn allerrampzaaligfte gevolgen voor een alree tot verVal komend Land; want dit geld bij die Vreemdelingen, aldaar in omloop komende, worden ! zij daar doör in ftaat gefteld hunnen Koophan-* i del, ïnduftrie en Fabrieken, al meer en meef • uittebreiden \ levensmiddelen , dag- en werk! Ioonen minder zijnde, is de mededinging zulker j Landen des te fchadelijker. Is geld, en te recht, ide ziel van den Koophandel, zo reikt men aan .andere Volken de wapenen toe, om allen eigen Koophandel en ïnduftrie den doodfteek te geven, Zelfs de Intrest die in den bloeiftaat laag was, om den overvloed van geld en geringe naarvraag, verhoogt in evenredigheid der fchaarsheid en naarvraag naa hetzelve §» 14. Waarheden die eikanderen gefchakeld volgen* O 5. 3a,  $8 EERSTE HOOFDSTUK. §• 32- Al wat ik van de opkomst, bloei en verval der Landen gefchetst heb, is bewaarheid door de Gefchiednisfcn van alle Volken. Zonder op die manier de zaaken in zijn verband te befchouwen, behoud men verwarde denkbeelden. Eens een Volk welvaard genietende, is het niet zeeker dat zij dezelve zullen behouden. De Volken zijn in 't groot, dat de huisgezinnen in het klein zijn, zommige geflachten verrijzen als uit het ftof en komen tot eer, aanzien en rijkdommen, en dat dikwijls met weinig werkzaamheid, maar door gelukkige tusichen beide komende omftandighcden, daar weer andere hunne rijkdommen, eer en aanzien verliezen, en tot de geringfte (landen terug keeren. Wat Volken der Oudheid zijn er meer aanweezig, die niet door andere Natiën overwonnen, of onder een vermengd zijn geraakt ? Ja ! wat Volken van den nieuwen tijd zijn 'er, die als uit een niet opgekomen, en tot magt en aanzien zijn verhaven geworden, gelijk ik in het volgende Hoofdftuk omtrent ons Land zal aanwijzen. TWEE-  TWEEDE HOOFDSTUK. Over Neêrlands Opkomst, Bloei en WehaarS. S- 33- N aa de gelegde Grondbeginzelen bij hec eerfte Hoofdftuk, zal het vervolgens niet moeilijk vallen, Neêrlands Opkomst, Bloei en Welvaard aantewijzen. Hoe zeer de bijzondere werkzaamheid onzer Voorvaderen allen roem verdiene, moet men (mijns oordeels) onze Opkomst, Bloei en Welvaard nogthans meer toefchrijven aan gelukkig tusfehen beide komende binnenen buitenlandfche Staatsbelangens, gepaard mee werkeloosheid bij andere Naden, dan wel aan hunne voorbeeldelooze aftiviteit. Het is met de Volken als met de Huisgezinnen, de bekwaamheden en werkzaamheden zijn wel de gefchikte middelen tot bevordering, maar zonder medehulp van buiten , geld of vrienden, kan de werkzaamfte mensch gebrek, en de minder kundige van geld of vrienden voorzien als een Arend naa de hoogte vliegen. Oorzaaken 'an onze Opkomst.  ioo TWEEDE HOOFDSTUK. Het Staatsbeftuurdoei veel tot de opkomst van «en Land. Gelukkige IL'tJi e vaii ons Land. 0 $• 34- Dat het geluk of ongeluk der Natiën, meest al afhangt van het Regeeringsbeduur, is eene waarheid bevestigd door de Gefchiedenisfen van alle Volken; maar vooral in Landen daar Koophandel cn ïnduftrie de voornaamfte middelen van beftaan uitmaaken , aldaar kan het Staatsbeftuur het meeste toebrengen tot de opkomst , en langs verkeerde Grondbeginzelen van Staatkunde werkende, legt zij ingewikkeld den grond tot verval, gelijk ik omtrent ons Vaderland op zijn plaats bewijzen zal. S- 35- Alle Landen zijn niet even gefchikt voor den Koophandel, ten minden niet voor den buitenlandfchen. Zonder aan Zeeën of vaarbaare Rivieren te liggen, valt de vervoering van goederen (zelfs langs de best aangelegde wegen) per As te kostbaar, in vergelijking van het vervoer met Schepen. Tyrus, Sidon, Carthago en Alexandrie , de voornaamde Koopdeden der Oudheid, lagen aan Zee, en hadden zelfs een onvruchtbaaren grond ; maar deeze gelukkige ligging vergoedde daardoor het ongundige der Natuur. En aan deeze natuurlijke gelegenheid van  TWEEDE HOOFDSTUK. 101 van ons Land, geplaatst tusfchen het Zuideren Noorderdeel van Europa, gegraven Vaarten tot binnenlandfchen Handel, Visfcherijen die bekvvaame Schippers en Matrozen tot de Zeevaart geeven, moet men veelal onze opkomst toefchrijven. Want ons Land op ómftreeks 52 Graden Noorderbreedte liggende, en ten Noorden den Handel zich niet boven den 70, en ten Zuiden niet veel verder dan den 35 Graad 'm Europa uitftrekkende, zoo is onze ligging bijnaa in het middelpunt der Handeldrijvende Natiën van dit Waerelddeel, als hebbende ten Westen Groot-Brittanje, en ten Oosten Duitschland. De Moerasfige gebrooken gronden, begunftigden alhier de wijkplaatze voor die genen, welke de Oorlogen der Barbaaren die Europa verwoestten ontvlugtten. Een onvruchtbaaren grond bewoonende , dwong onze Voorvaderen de nooddruft, zodaanige handteeringen of beroepen te oeffenen, waardoor zij bij verruiling die ontbreekende behoeftens konden verkrijgen; De Batavieren , de eerde bewoondèrs deezer Landen, om hunne dapperheid met de Romeinen in Bondgenootschap ftaande , zo zetteden ■zich ten tijde van Civilis, toen hij de Britten overwon, al Kooplieden in dit Land, welke de Legers den noodigen toevoer leverden; zelfs had men al openbaare markten. In de vijfde G 3 Eeuw,  ïoa TWEEDE HOOFDSTUK. B-ttuur onder de Graven, Eeuw , waaren de Friefen al beroemd , door bunnen Koophandel, in Lakenweverijen en Wollefabrieken , Paarden en Linnen -Stoffen, zo dat Karel de Groote aan zijne Onderbevelhebbers Friefche kleederen opPafchafchonk, en aan veele vreemde Vorften veelverw'igei'WVfche mantels zond. Thiel, JFyk te Duurflede en PFitlam bloeide ten dien tijde al door den Koophandel In de zevende Eeuw was er te Utrecht al een Tolhuis, en in de agtfte Eeuw werd er met Engeland een Commercie Trafiaat geflooten, en een groote Graanhandel gedreven. Cl nsjsob iia? fiJ % 36. In het einde der negende of in het begin der tiende Eeuw, kwamen deeze Landen eerst onder een meer geregeld beftuur van Hertogen, Graven , of Heeren , maar Utrecht had een Bisfchoppelijk beftuur. Gelderland, Holland, Utrecht en Friesland waaren Leenen van den huize van Lotharingen. De Landvoogden van Gelderland maatigden zich een èrfelijke waardigheid aan, met den tijtel van Hertog. Hoh land was een Graaffchap , en Friesland-een Heerlijkheid. De invallen der Noormannen, en Oorlogen tusfehen de Graven van Holland en Bisfchoppen van Utrecht, waren zeer fchade» lijk  TWEEDE HOOFDSTUK. 103 lijk voor deeze Landen. De begonnen heilige Kruistochten in de elfde Eeuw, gaven aan veele Lijfeigenen in deeze Landen de Vrijheid, er de Edelen die de bezitters der rijkdommen waren , vonden zich genoodzaakt aan de vlijtige Inwoonders veele wijd uitgeftrekte Landen te verkoopen, wijl intusfehen de Koophandel in de Zee-Steden door de uitrusting der Vlooten grootelijks vermeerderde. Onder Floris de III. belemmerde de opgerigte Geervlietfche tol de Vlamingers in hun Koophandel , waar uit zelfs een Oorlog ontftond met den Graaf van Vlaanderen, en bragten ter diertijd de Graafelijke Tollen veel geld op. §• 37- Maar om een des te klaarder begrip van de opkomst onzes Lands door den Koophandel te hebben, dient men voor af te weeten, dateer de vaart langs de Kaap de Goede Hoop door de Portugeezen in 1487. gevonden was, zich delndifche handel alleen tot Alexandrië bepaalde, en tot dat tijdvak hadden de Italiaanen enDuitfchers den voornaamften Koophandel. Over Vlaanderen verzonden de Italiaanen de meeste hunner Goederen naa de Hanze-Steden in Duitschland, en verkreegen langs dien weg da G 4 Goe- Verdeeling van de tijdperken des Koophandels.  financieren het middelpunt van Koophandel. 104 TWEEDE HOOFDSTUK. Goederen van het Noorden ; Steden die met malkanderen iq een onderling Verbond van befcherming Honden tegen de Zeeroverijen van andere Volken. De meefte Afiatifche, AfrU caanfche en Levantfche Handel was in handen van Venetien en Genua. Gevoeglijk kan men de Nieuwe, Hiftorie van den Europifchen Koophandel in drie tijdvakken verdeelen, Het eerfte tot 't jaar 1487. Het tweede van 1487, tot 1602,, en het derde van 1602. tot heden. Naa het jaar 1487. kwam de Stapel der IndifcheWaa* ren te Portugal, Spanjen in 149a. America ontdekt hebbende , zo werden Cadix en Sevi* Hen de Stapelplaatzen van Goud, Zilver en Ar mericaanfche Waaren. Maar naa het jaar 1602, toen de Hollanders de Indien veroverden, verkreeg de Koophandel weder een gantsch ande» ren loop, gelijk op zijn-plaats zal blijken, ] .% 38,. . De Vlamingers verkregen door het hier boven opgenoemde gunftige tranfito, de gelegenheid zich op Koophandel en Fabrieken toe te kunnen leggen. In navolging der Italiaanen * bewerkten zij de Wolle en Vlas,en overtroffen vervolgens in hunne Handwerken dezelve. Verflandige Graven begunftigden hen met bijzon- d«-  TWEEDE HOOFDSTUK. 105 dere Voorrechten en Aanmoedigingen, het ge ne bij de Italiaanen verwaarloosd wierd. Na het tijdvak der Longobardifche Koningen, zi zich vervolgens meer op de Zijdeteelt toeleg gende ; zo wierd Vlaanderen het middelpun van Koophandel. Aldaar wierden de Keur-Hal fep , onder voorwendzel van bedrog , verval fching of namaaking van Laken, Saay of ande re Fabrieken uitgevonden. Hallen ten dien tij de door de Regeering ten voordeele van he binnen 'sLands bewerkte aangelegd, maar die bi vervolg van tijd ten ukerfte fchadelijk zijn bevonden , en gelegenheid tot de grootfle oproeren gaven , welke tem gevolge hadden , dal veele Fabriceurs met hun Volk van daar naa Braband vlugtten; 'doch aldaar mede fierk onderdrukt wordende , naamen de belhamels de wijk naa Engeland, daar zij vóór het eerst die Fabrieken overbragten, gelijk ook in Leiden en Dordrecht, en meer andere plaatzen. De Fa-< brieken vervielen hier door in Vlaanderen,mwt zij getroostten zich zulks, om de voordeden die zij behielden van den buitenlandfchen Koop» handel,' S- 39- De voornaamfie Handel der Hollanders, was ïqn dien tijde op Engeland, Duitschland, Bra« G 5 band, 1 i i Koopban. tel dertftf/anders,  io6 TWEEDE HOOFDSTUK. meest op l Engeland, j Duitscbland, Bra-1 band, ( Vlaanderen en de i Qostzce. ] i and, Vlaanderen en de Oostzee, alwaar zij met mnne eigen Schepen voeren. De onderdruk:ingen der Edelen, bewerkten zodaanig een haat )nder het Volk, dat in het jaar 1258. de Renteniers , Westfriejen en Waterlanders hen geïeel wilden verdrijven , en een Volks-bewind nvoeren. De Hollandfchè Graven onderlteunlen altoos het Volk, als bedugt voor de magt Ier Edelen. Zij begiftigden tot dat einde de Steden met verfcheiden Voorrechten, en waar ran de Oudfte zijn van Koning Willem. Uit Engeland haaide men de Wolle voor de Weverijen, en het Goud en Zilver om geld van te flaan. De Hoekfche en Kabeljümvfche tvveefpalt, diende zelfs meest tot nadeel der Edelen, die naa den dood van Graaf Floris de V., onder eikanderen verdeeld geraakten, en fchoon veele Voorrechten door de Steden gekogt wierden', onder de vreemde Graaflijke huizen, zo vermeerderden nogthans daardoor haare Burgerlijke Vrijheden. Ieder Stad zorgde maar voor zich alleen , en ftond als op zich zelve, waaruit dikwijls jaloufie, en de grootfte afgunst ontftond. Onder het Beijerfche huis begon men al te ontdekken , hoe gevaarlijk het is onder magtige vreemde huizen te komen; doch met dit alles, verminderde de Burgerlijke welvaard niet, als meest afhanglijk van de Stedelijke beftuuren. In het  TWEEDE HOOFDSTUK. 107 het begin der vijftiende Eeuw, verkregen Leiden , Haarlem , Utrecht, Amersfoort en meer andere Steden verfcheiden Laken- en Wolleweverijen uit Braband, door de oproeren aldaar voorgevallen. De Haring-Visfcherij door het uitvinden van het Kaaken en Zouten, geraakte tot een aanmerkelijken bloei. In hetjaar 1413. traden onze Steden Dordrecht, Amferdam , Rotterdam , Br iel, Nieuwmegen , Zutphen , Harderwijk, Elburg, Middelburg, Zierikzee* Arnemuiden, Utrecht, Stavoren, Campen, Deventer , Zwolle , Hasfelt en Groningen in het Hanze • Verbond , en waarbij zich verfcheiden Steden van Frankrijk , Engeland, Spanje en Italien vervoegden, wordende de meeste buitenlandfche handel van Europa, door die Steden gedreven. In het jaar 1440. werd de Drukkunst te Haarlem uitgevonden. Onder het Graaflijk huis van Bourgondïen , wierden de Landzaaten mede in uitheemfche Oorlogen gewikkeld , die haar veel nadeel toebragten. Karels dood in 1477., was gelukkig voor het Land, door het groot Privilegie dat de Landzaaten van zijne Dogter, Vrouw Maria wisten te verwerven. Maximiliaan gehuuwd met Vrouw Maria, en vervolgens Keizer geworden, en oneens raakende met den Graaf van Vlaan* deren, over de Voogdij van zijn Zoon, zo werd de  ■io8 TWEEDE HOOFDSTUK. < .t 4 1 i i i i i j i i Prtderhet beltuur van Kakel de V. Ie Zeehaven van Sluis , door medehulp der iteden Antwerpen en Atnflerdam bekommerd, n daardoor de geheele handel van Brugge en Uuis, onder die Steden verdeeld. Antwerpen lad ten dien tijde door haare verbintenisfe met Ie Italiaanen , Portugeefche , Spaanfche , en Ingelfche-, de Stapel van den meesten Handel ot zich weeten te trekken, en werd door haare \ roede Wetten enRegeeringsbeituur,de beroemdte Koopftad van Europa. Gelegen aan de vaar$arfte Rivier van de Noordzee, konden de zwaar • dadenfte Zeefchepen daar aan - en afvaaren; loch vervolgens werd Am/Ier dam, door de ver- j vijding van de Zeegaten , tot de Zuiderzee , laare grootfte mededingfter, in den Koophan- j lel, en de daarop gevolgde beroertens om den \ Godsdienst hebben eindelijk het geheel verval /m Antwerpen bewerkt, i ■ $• 40- Karel de V. de grootlle en heerschzugtigfte v'ors.t van Europa, bekwam door Koop of Erfenisje alle deeze Landen. Een zeer Staatkunlig en bekwaam Vorst zijnde, begeerde hij zijje wijd uitgeftrekte heerfchappijen nóg al verier uittebreiden , doch dit bewerkte hem ook /erfcheiden Oorlogen met Frankrijk en andere Vor-  TWEEDE HOOFDSTUK. 109 Vorften. Ten zijnen tijde de hervorming van den Godsdienst in Duitschland doorgebroken zijnde, wilde hij te Vuur en te Zwaard dezelve te onderbrengen, en voerde de bij alle Volken gevloekte Inquifitie in, die vervolgens door haare brandftapels en werktuigen van moord, zo veele duizende van flachtoffers maakte. Doch zou Hij, de God van Hemel en Aarde, dulden dat zijne vrij gefchapene weezens, in den dienst aan het Oppcrweezen verpligt, .zich onderwierpen aan de bevelen van een Aardsch Vorst, of Voorfchriften eener (zogenaamde) hcerfchende Kerk? Neen! hier door wierd het heilige recht Gods gefchonden; de Geloofs begrippen van den Godsdienst, behooren rot geene Staatkunde. De God van het groot Heelal, wil van zijne redelijke Schepzelen gediend worden, in Geest en in Waarheid. Geen denkvermogens van onzen geest, ftaan onder eenig Politiek bewind, maar de daaden die betrekking op het Maatfchappelijk leven hebben, deeze alleen zijn het, welke zich aan de openbaare Wetten moeten onderwerpen. Hier zijn de waare grenspaalen tusfchen de volftrekte Vrijheid van onzen geest, en het Politiek beftuur. Geen wonder, datKArel en zijn Opvolger, de Dwingeland Philips de II., hun doelwit misten. Hunne vervolgingen hadden een verkeerd uitwerkzel, de Refor- ma=  xio TWEEDE HOOFDSTUK. matie zegenpraalde over de Onderdrukking. Van zulk een Goddelijk gezag, is het licht der reden! beeft daarom gij alle, die thans noch den Triumph der Vrijheid wilt betwisten, ziet naar den vinger Gods, die het Verband der menfchelijke Gebeurtenisfen beftuurt, en onderwerpt u aan denzelven , verandert van maatregelen, wordt redelijke weezens, die niets anders zoekt dan het geluk uwer Natuurgenooten. §• 4i. Neêrlands Lasten wierden onder het beftuur van deezen Vorst, van tijd tot tijd verhoogd, de Oorlogen dien hij voerde putten telkens zijne Schatkisten uit. En evenwel losten 's Lands Staaten nog heimelijk oude fchulden af. Een blijk van 's Lands aanwasfend vermogen. — ■■ -Van Keizer Karel de V. zijn nog veele wijze Wetten, Keuren en Ordonnantiën in gebruik, bijzonder tegen de Monopoliën, cn bedriegelijke Banqueroeticrs. Dweep- en Heerschzugt waren Karels hoofdkwaaien; gelukkig voor den Lande, dat altoos de Staaten, beftaande uit Edelen en Steden, voor de belangen des Volks zorgden, en bij de minfte inbreuken op hunne Rechten, of invoering van voor den Koophandel Neêr lands ftant onder K.a- KtL DE V.  TWEEDE HOOFDSTUK- iu del fchadelijke belastingen, zulks wisten teherftellen of aftekoopen, en tot welk laatfte Karel handzaam was, om dat hij meest gelds gebrek had. De meeste Oorlogen op eenigen afftand van ons Land gevoerd wordende, zo waren dezelve meest al voor den Koophandel vati dit Land meer voor- dan nadeelig, en waardoor het Land verrijkte, offehoon de Staaten nooit anders deeden dan klaagen,en zich behoeftig betoonden, ter vermindering der geëischte bedens. De Oorlog in het Noorden herfteld, en Amfterdam boven alle Steden met bijzondere Privilegiën, door de Deenen begunstigd zijnde, zo werd die Stad de Koornfchuur van Europa. Spanje en Portugal verkreeg van dit Land Lakenen, Oosterfche en andere Waaren, en onze Schepen bragten van daar Wolle en andere noodwendigheden. $• 42. Onder het beftuur van Philips de II., werden alle de ftrenge bloedplacaten tegen de Hervormden vernieuwd, en naa zijn vertrek uit deeze Landen wierd Margareet Hertoginne van Parma Landvoogdesfe over deeze Landen, met last zich alleen te bedienen van den agterraad, | beftaande in den Bisfchop vznAtrecht, Barlai- mont 's Lanég lotgevallen onder Philips ce II.  Ui TWEEDE HOOFDSTUK. mom enViglius, en om haar kragt bij te zetten^ bleven er 3 a 4000 Spanjaarden in het LancL De voorige Staatsregeering had dus niets te zeggen. Ik zal mij (als zulks tot mijn onderwerp niet behoorende) niet inlaaten omtrent de lotgevallen van ons Vaderland, voor en al eer Zij deezen hunnen Dwingeland afzwoeren. De vervolgingen waren ondragelijk en de vlugt algemeen , zo dat veele Wollewevers die zich uit Vlaanderen hier neergezet hadden, de wijk naai' Duitschland en Engeland namen , alwaar zij deeze hunne bloeiende handwerken overbragten. Genoeg dat onze Voorvaderen een ftap ondernamen die hunnen naam onfterfelijk heeft gemaakt, naamenlijk de afzweering van Philips bewind. Maar nooit had ons Land buiten heimelijke medehulp van Engeland en Frankrijk, zich kunnen ontdoen van het Spaanfche Juk. Twee jaaren naa de vestiging der Unie van en een groote onevenredige reprefentatie, waren de hoofdgebreken van deeze door zommigen zo hoog geroemde Unie van Utrecht. Een Unie op dien tijd nooit geflooten om voor een Conflitutie te dienen. Neen! kort naa dien tijd heeft zich de Republiek in kommerlijke omftandigheden nog aan Engeland en Frankrijk aangeboden; en. H 5 zou, Neêrlands 3 egeeingsbeuiur met sijr.e geweken*  122 TWEEDE HOOFDSTUK. zou, indien Prins Willem de I. niet ontijdig gelïorven was, aan hem de Souverainiteit opgedragen hebben; maar vervolgens het geluk der wapenen dienende, verftoutten zij zich hetSouverain beftuur te aanvaarden, volgens die gebrekkige inrigting. In dit tijdvak had Neerland de bckwaamftc Staatsmannen aan het Roer van Regeering, die telkens alle de listige aanflagen van Leicester heimelijk wisten tegen te gaan, en de waare belangens van het Land behartigden. Eendragtig den Oorlog tegen Spanje begonnen hebbende, droegen zij ook geduldig de lasten van dien. Ja ! Willem de I. kan niet ontkend worden een groot Staatsman te zijn geweest, en die de Republiek groote dienften gedaan heeft. Als Graaflijk Stadhouder, was hij bekleed met een grooter magt dan zijne opvolgers , doch zou die dienften , indien hij niet moorddaadig dood gefchootcn was , zich met het Souverain Opperbewind hebben laaten betaalen. De heldhaftige Krijgsbedrijven van zijne Zoonen Mauritz cn Frederik Hendrik verdienen ook allen roem. In Staats en Stedelijke beftuuren, getrouwe en bekwaame mannen; aan het hoofd der Legers bedrevene Veldheeren; en op 's Lands Vlooten en Oorlogsfchepen groote helden hebbende ; zo liep alles te Zaamen om dit Land tot een aanzien te verheffen,  TWEEDE HOOFDSTUK. 123 fen, waarvan geen voorbeeld in de Gefchiedenisfen te vinden is. * 45- Engeland en Frankrijk ziende Neêrlands aanwasfend vermogen, raadden daarom, toen Spanje een beftand aanbood , zulks aanteneemen, en Frankrijk en de Republiek flooten een onderling Verbond van befcherming, doch dat naa den Vrede eerst plaats zou hebben, gelijk ook daar naa een diergelijk Verbond met Engeland geflooten wierd. Neêrlands verftartdige Staatsmannen bcgreepen ook wel en te recht, 'dat hunne nieuwe Republiek ook zo groot en magtig niet moest worden , dat zulks tot jaloufie verftrekte aan de Mogendheden. Eehe Republiek welke geen andere grootheid zogt dan die van Koophandel en ïnduftrie, was 't haar belang niet den Oorlog voort te zetten, haar handel op Spanje en Portugal kon grooter winften geven, dan dé grootfte Zegepraal met de Wapenen over haare Vijanden; doch Prins Mauritz dagt hier geheel anders over, als te veel voordeden genietende van den buit die te Land en ter Zee op den Vijand behaald wierd; hij was tot het beftand niet over te haaien, voor en aleer men zijne Jaarwedde, gelijk ook die van Defhnd.  124 TWEEDE HOOFDSTUK. Bloei ori' der het beftand. van zijn Familie zodaanig verhoogde, dat hij zich daardoor fchadeloos gefield vond ; trouwens een jong Held, en die ongetwijfeld met de ontwerpen van zijn Vader zwanger ging,zag daardoor alle zijne vooruitzichten verijdeld; geen wonder dat hij een Oldenbarneveld, de Groot en meer andere groote Staatsmannen heimelijk hierom haatte, en maar wagtte naaide gelegenheid om hun zulks betaald te zetten. è 47- Geduurende het twaalfjaarig betond breidden de Hollanders hunnen Koophandel door de geheele waereld uit; van de Biscaajers leerden zij het harpoenieren tot den Walvischvangst, die zij op Straat Davids, Groenland, Spitsbergen, en V Beer en Eiland fterk voortzetteden. De Haringsvangst nam ook merkelijk toe. Maar ongelukkig moest dit ons Neerland door Godsdienftige gefchillen in dat tijdvak ontftaan, even als meer andere Volken , zijne Gefchiedenis fchandvlekken. Zij, dat Volk die om den geweetensdwang hun Zwaard tegen hunne Onderdrukkers hadden uitgetrokken, vervolgden Crimineel hunne Medegeloofsgenooten, om dat zij in eenige puncten niet (zogenaamd) Orthodox dagten naar de Leerwijze van het Dordfche Sy- no-  TWEEDE HOOFDSTUK. 125 node ; trouwens de Godsdienst was maar de Jeus, en moest dienstbaar weezen, om den braaven Oldenbarneveld, den boezemvriend van Willem de I. , en den befchermer van Mauritz tegen Leicester, met de Groot en meer andere groote Staatsmannen van het kusfen te krijgen, als wel bewust dat zij de grootfte wederftrevers waren tegens de geheime oogmerken van een Mauritz. Hij die Grijze Staatsman, welke als een rots onder alle Staatsorkaanen onbezweeken pal gedaan had, moest trouweloos van verraad befchuldigd , en veroordeeld van een aangeftelden bloedraad, tot loon van alle zijne gedaane dienften aan dfen Lande beweezen, zijn leven op een Moordfchavoteindigen , en zijne goederen verbeurd verklaard worden. Rampzalige bloedvlek in deGefchiedenis van een Volk, die zo veel roem verworven hadden. Geen wonder, dat een wroegend geweeten de beul van een Mauritz wierd, die hem in de kragt van zijn leven naa het duifter graf zond. De andere Staatsmannen kwamen er met bannisfemeuten af, en Mauritz bereikte zijn oogmerk om zijne gunftelingen op het kusfen te krijgen. Deeze Stadhouder heeft het eerfte voorbeeld gegeven ter verandering van de Stedelijke Regeeringen, om door dien weg zijne aanhangelingen tot de Regeering te bevorderen, en  is6 TWEEDE HOOFDSTUK. Oprigting der WestindifcheComp. en door deeze, van zijnen wil afhangende, Regenten alle Staatsraderen te beftuuren. i 48. Naa het eindigen van het beftand in het jaar 1Ó21. werd de Westindifche Maatfchappij opgerigt, die onzen Vijanden geweldige nadeelen toebragt. De inleg van Kapitaal was 8'071135 Gis. Zij veroverde een gedeelte van Brafilie van de Portugeezen, en Pieter Pieterszoon Hein bemagtigde in 1628. de Spaanfche Zilver Vloot ter waarde van 7'2ooooo aan Zilver, 3'6ooooo Gis. aan Koopwaaren, en 4 Mill. aan Scheepsen Oorlogsbehoeften. Waar door de Westindifche Maatfchappij in ftaat gefield wierd van 50 p. Ct. uittedeelen. Curacao in de West, en meer andere bezittingen in de Oost werden genomen. Doch Portugal Spanje afgezwooren hebbende, fchonden de Portugeezen, het in 1645. gemaakt beftand, en hernamen Brafilien, het geen de Westindifche Compagnie een onherftelbaar verlies toebragt. Een blijk, dat hoe zeer Compagnien gefchikt mogen weezen om Koophandel te drijven, haar beftuur niet beftand is, ter verdeediging tegens een Staatsbewind. Enkel door winzucht bezield , verwraarloozen zij gemeenlijk dat gene wat tot haar defenfie noo-  TWEEDE HOOFDSTUK. i27 noodig is, en van daar dat het rijke Brafilie haar zo gemakkelijk ontnomen wierd. Doch de Indifche handel bloeide intusfchen te fterker. Het aanzien deezer Maatfchappij fteeg tot die hoogte, dat zij van de Indiaanfche Vorften ontzien en gevreesd wierd, en geene derEuropifche Oostindifche Maatfchappijen in magt tegens haar aan konden. De genoegzaam eenige bezitters van den Specerij handel zijnde, leverden zij aan Europa ten duurfte deeze kostbaare voortbrengzelen. §• 49- Buiten den Westindifchen handel die meest van een laater tijdvak is, zo dreven Neêrlands« Kielen een voordeeligen Koophandel op allebe-d kende Aardklootsdeelen. In 't jaar 1624. werd een Levantfche Kamer van agt Directeuren te Amferdam opgerigt, welke jaarlijks uit deaanzienlijkfte Kooplieden verkooren werden. Een Koophandel welke in dien tijd zeer groot en voordeelig was, maar die door de mededinging der Engelfchen en Franfehen vervolgens zeer veel is verminderd. Maar gelukkiger was de handel der Hollanders op de Oostzee , die ze genoegzaam geheel in kregen, wijl zij door hunnen Indifchen, Americaanfchen en Levant-, fchen Neêrlands itgebreie handel.  ia8 TWEEDE HOOFDSTUK. fchen Koophandel, de Noordfche Volken van die Waaren konden voorzien tot de laagfte prijzen. Schoon voorheen de Hanze-Steden dien handel meest in bezit hadden, geraakten zijdaar uit, door de mededinging der Hollanders, van wien zij de meeste Waaren zelve moeiten koopen. intusfehen verzuimden de in 't jaar 1597. opgerigte vijf Admiralitcits Collegien, te Rotterdam , Amjlerdam , Noordholland , Zeeland cn Friesland, nooit om.de noodige befcherming aan Neêrlands uitgebrciden Koophandel en Zeevaart te geven. Ik zal omtrent dit tijdvak overneemen het geene ik in mijn III. Deel , over onze Opkomst bl. 258. gezegd heb. „ Ja! het „ Verval der Spaanfche Zeemagt deed de Heer„ fchappij ter Zee tot de Hollanders overgaan. De Handwerken en Fabrieken,namen " ook met den uitgebrciden Koophandel mer„ kelijktoe, de vlugt dtx Puriteinen uit Enge", land, die zich in Leiden, Jmfterdam, Rot„ ter dam en elders neerzetteden, deed de Laa„ kenweeverij bloeien, wijl zij die en meer an„ dere Fabrieken van daar medebragten. „ Uit de Oost- en Westindifche Vaart, fproot „ het maaken vanLootwit, Vermiljoen, Loot„ fchuim , en de Walvischvangst gaf aanlei„ ding tot dc Fabrieken, om Olij en Traan uit „ het Spek der Walvisfchen te kooken. Ja! ge- „ noeg-  TWEEDE HOOFDSTUK. 129 „ noegzaam alle Fabrieken bij andere Natiën „ bekend , werden bij de hand genomen , en „ namen op. In Linnen-bleeken overtrof men „ alle Volken. Men vond ook hier te Lande „ uit, veele Weverijen , het Rafineeren van „ Zinker, Campher en Borax. De Konften en „ Weetenfchappen namen ook hand over hand „ toe. Schilderkunst, Boekdrukkunst, Let„ tergietcn , Plaasfnijdcn , Plaatdrukken, Pa„ pier-maaken en Boekhandel, bloeiden hier „ meer dan elders. Uit de Lijst der In-enUit„ gaande Rechten van 1625. blijkt, dat er be„ halven de Laaken-Fabrieken ook gemaakc „ werd, Damastwerk, Cajanten, Bombazij„ nen, Carfaaijcn, Kousfen, Geflagen-Wand, „ of Kabels, verfchiilende zoorten van Grijnen, van Gaarens, van Zijde Stoffen, Fluweelen, ?» Trijpen, Saijen, en andere Gewerkte Stof„ fen meer, welke in meenigte buiten 'sLands „ vertierd wierden» —— De Hollanders wa„ ren ook de bekwaamde Scheepsbouwers, en „ oeffenden dit niet alleen voor hun zeiven , „ maar ook voor andere Volken. HetDiamant„ kloven en flijpen , gelijk ook het klooven „ en fnijden van Baleinen, daarin wa? Amfler- „ dam de voornaamde Stad. ■ De Handel „ op Engeland, Frankrijk, Spanje, Portugal „ en Duitschland, nam ook vooral bij den I „ Mua-  i3o TWEEDE HOOFDSTUK. jj Munftërfchen vreede nog merkelijk toe, en „ gaf een voordeelige balans aan de zijde der Hollanders en Zeeuwen, te meer omdat voor„ al in Spanje, de Landbouw en Handwerken „ fterk vervielen, en fchoon zij naa het eindigen „ van het beftand niet regtftreeks op dat rijk „ mogten handelen , wisten de Nederlanders onder vreemde Vlaggen evenwel dien handel ,, te doen. —•■ Dit gevoegd bij de verwaar- . loozing van Koophandel en Handwerken bij „ andere Volken , deed alhier de welvaart bij ,, aanhoudendheid aanwakkeren. De eene tak I „ van Koophandel onderfteunde den anderen-, j ,, en deed de Vragtvaart op alle Gewesten zo ; ,, toeneemen , dat ze haar gróotfte toppunt be- „ reikte. Hun uitgebreide Scheepvaart I „ was ook de bekwaamfte van Europa , om „ fpoedig een Zeemagt bijeen te brengen; de i „ Noordfche Handel en Visfcherij verfchaftte „ daartoe de fterkfte en gezondfte Matroozen; I „ en offchoon zö een uitgebreide Zeevaart jaar- j „ lijks over het geheel genomen, vier of vijf- ] „ maal meerder menfchen wegfleept, als ervan 1 een zelfde getal Qa) op het Land of in de I n Ste- 00 Volgens het II. Deel van J. P. Suszmilch, de j Goddelijke Orde p. 563- blijkt, dat de Indifche 1 Vaart jaarlijks op eene reis wegfleept van de vijftien, étu. Stel- I  TWEEDE HOOFDSTUK. iSi Steden levende zoude omkomen, zö wierd li dit verlies Weer rijkelijk vergoed, door de „ aankomende vreemdelingen, en dat de wel,, vaard de Huwelijken deed vermeerderen,, in ,, evenredigheid de kostwinningen toenamen, tot groot voordeel der populatie," Hier nu bijgevoegd' het zuinig, trouw en eerlijk Karacter der Natie, zo verkreègen zij daardoor een uitgebreid Credit. Ons Land tot een Markt of Stapelplaats geworden zijnde,- en daar het aan geen geld ontbrak, zonden de buitenlanders hunne Goederen aldaar des te gereeder, als vcrzeekerd van verkoop , en dat zij uit dit generaal' Magazijn van Europa, ook teffens eerder alles verkrijgen konden wat hun ontbrak, de eene tak van handel volgt daarin gemeenlijk de andere. De Scheepvaart vermeerderde door de VragtwVff .verfa, en welke meest gevoerd wierd met Nedèrderlandfche Schepen, gebouwd naa de die- Stellen wij nu dat bij alle Zeevaarten door een, van de 22 of 23 Menfchen jaarlijks'één derft, — en gemiddeld die Ouderdom der Zeevaarende neemen 30 jsar, dan zou er van die zelfde pzrfoonen, indien zij in Steden of op hei Platte land woonden , naar de tafel van levenskragten van Suszmilch te vinden op pag. 405., maar van de 89 één (lefven, dus verflind de Zee (buiten Oorlog) nog 4 óf 5 maal rajerder Menfchen daa het Land, I a  132 TWEEDE HOOFDSTUK. pe of ondiepe Havens, op welke zij voeren. Als bekwaame Zeelieden, met de minfte manfchappen vaarende , wonnen zij meerder, en konden tot minder vragtloon vaaren. Verzeekerd van goed Recht, Berging van Goederen en Asfurantie, zo liep alles te zaamen tot ons geluk, en vermeerdering vmCredit buiten'sLands. Ja! in de Oude of Nieuwe Gefchiedenis, is geen voorbeeld te toonen van een Volk, wiens welvaard tot dat toppunt fteeg, als de Vereenigde gewesten, en bijzonder de door den Koophandel bloeiende Provinciën van Holland cn Zeeland. §• 5°- ' Door den Munfterfchen Vrede, wierd dit Land voor een Vrije en Souveraine Staat erkend, ten had nog verfcheiden Landen aangewonnen onder het dapper krijgsbeleid van Frederik Hendrik, doch die één jaar voor deezen Vrede ftierf, en door zijn Zoon Willem de II. opgevolgd wierd. Doch hoe wonderbaar ons alle deeze Zegepraalcn bij eene oppervlakkige befchouwing mogen voorkomen, in zijn verband inet de Gebeurtenisfen bij andere Volken befchouwd, kon het niet misfen of bij een dappere en werkzaame Natie, gelijk de Nederlanders wa- Bii de» Alunftcrjchen Vrede de Staal voor een vrij Volk erktud.  TWEEDE HOOFDSTUK. 133 waren, moest zulks alles medewerken tot haar geluk. De Volken waren over het geheel genomen nog te onverlicht in het gene tot hunne welvaart diende. Neêrlands vijand Philips de IV. verbeeterde wel deeze en geene misbruiken in zijn Rijk, maar hij tastte het kwaad niet in den wortel aan; de Inquifitie hield de geesten geboeid, verbande de werkzaamheid, en fchrikte alle vreemdelingen af, om op een grond te gaan woonen , daar Dweepzucht den feepter voerde, en de vrijheid van geweeten verbannen was. In zijn Rijk kwijnde de Landbouw, door gebrek aan binnenlandfche Vaarten, flegte wegen, en bezwaarende tollen van Landfchap tot Landfchap. Hierdoor Hond alle binnenlandfche handel ftil , en de Pasfive handel maakte den middenftand des Volks arm en behoeftig. De fchatten van America kwamen in de beurfen der Vreemdelingen, of wierden door de dappere Nederlandfche Zeehelden op Zee hun afgenomen. Hunne Legers floegen door wanbetaalinge aan het muiten. Portugal had het Spaanfche Juk afgefchud, en de nog overgeblevene Nederlanden kwamen in gevaar. Met de Engelfchen en Franfehen meest in Oorlog zijnde, vermeerderden Spanjes vijanden in evenredigheid dat het Rijk inwendig verzwakte, en van daar dat Spanje de Nederlanders zelf aanzogt l 3 tot  «34- TWEEDE HOOFDSTUK. tot vrede , met wederzijds beding van de flui-ting der Schelde. In Duitschland werden ook de heerschzugtige oogmerken van Keizer Ferdinand de II., door Frankrijk enZweeden,met behulp der Vercenigde Gewesten, door onderfteuning in geld gefluit, en de roemrijke TVestphaalfche vrede getroffen, waarbij de Duitfche Vrijheid ten aanzien der Vorflen herfleld wierd, fchoon de Onderdaanen der meefle Staaten in Slavernij bleven. Frankrijks voorige luifler, bloei en welvaard, ten tijde van Hendrik de IV., en onder den Grooten Sullij verkregen, was door een daarop gevolgd flegt Staatsbefluur en flrenge vervolging der Hugenooten geheel vervallen, 's Lands inkomflen wierden onnut verkwist, en de buitenlandfche Oorlogen tot vernedering van het huis van Oostenrijk gevoerd , hadden 's Lands Schatkisten uitgeput. De Vrede der Vereenigde Gewesten met Spanje , gaf vervolgens eene gehcele verwijdcriug tusfehen de Republiek en Frankrijk, omdat de Franfehen den Oorlog tegen Spanje hadden willen voortzetten. In Engeland naa den dood van Jacobus de I., zijn Zoon Karel de I. het Rijk willekeurig willende befluuren,gaf ditdegrootIle onlusten met zijne Parlement. Van het Lagerhuis vorderde hij zonder uitfleï onderflandgelden , met bedreiging / dat bij weigering, hij even  TWEEDE HOOFDSTUK. 13$ even als andere Vorften die Volksvergadering wel zou weeten aftefchaffcn; maar die dreigtaal was Oly in het Vuur, en yerhitte de gemoederen des te fterker. De Koning wierd in zijne eifchen onderfteund, door de Episcopaalen en Roomfchen, en het Parlement door de Puriteinen. De Geestelijken ftookten het twistvuur over en weder aan , en de daarop gevolgde moord in Irland van 40000 Proteflanten , veroorzaakte een algemeenen Burger-Oorlog. Het Parlement zo wel als de Koning zogt onderftand bij de Republiek,aan hetParlcment wierd zulks geweigerd, maar aan den Koning heimelijk gegeven, door 's Prinfen invloed, als getrouwd zijnde met de Dogter van K*<\rel de I., en 't geen ook naa 's Konings dood vervolgens den grond heeft gelegd van onze onlusten met Engeland, 5i 51. Dus het flegt Staatsbeftuur bij onze vijanden; Verwaarloozing van welvaard in Frankrijk, en Vervolging der Hugenooten. In Engeland de Onlusten en daaruit ontftaane Burgerkrijg. De Oorlogen in Duitschland, en rampen die andere Volken troffen ; dit alles bewerkte zaamen in verband onze welvaard; want deNer derlanders een handeldrij vend Volk zijnde, trokI 4 ken OngunlHge omftaniiighedenbij andere Volken, bevorder? den onze .velvajrd.  i36* TWEEDE HOOFDSTUK. ken hunne voordcelen uit de onlusten van andere Natiën; maar bijzonder heeft de aanwasfende welvaard der OostindifcheMaatfchappije, alle takken van Koophandel verder doen uitbreiden , want ons Land was op zich zelve te arm in voortbrengzelen, maar door de producten van het Oosten, herftelden zij den anders pasfiven door nooddruft, in een a&iven handel; het geen gevoegd bij de voordeden der Fabrieken , en meer andere takken van Koophandel, Scheepvaart en Visfcherijen, jaarlijks fchatten van overwinsten aan Neêrlands Volk bezorgde. Doch het was ook wel te voorzien, dat als de gefteltenis van Europa veranderde, en de Volken hun waar belang leerden kennen, die bloei en welvaard niet beftendig kon blijven. Men heeft maar met aandagt mijne gefchetfte Opkomst — Bloei —■ en Verval van een Volk, §• 29> 3°ï 31- e" 32. intezien, om van die waarheid overtuigd te worden. Ik bepaal daarom Neêrlands grooten Bloeiftaat tot dit tijdperk, en niet verder; fchoon niet ontkend kan worden, dat naa dien tijd ook zeer gunftige omftandigheden hebben plaatsgehad; maar nooit heeft zich zo algemeen alles tezaamen vereenigd tot ons geluk, als wel ten deezen tijde. De Volken hebben vervolgens hunne dwaalingen gezien, en verbeeterd. Engeland, Frankrijk en  TWEEDE HOOFDSTUK. 137 en meer andere Landen, zijn onze mededingers in alle takken van Koophandel, Handwerken, Fabrieken en ïnduftrie geworden, en wij zijn in de gevallen gekomen bij §. 30. en 31. omfchreven. Trouwens Bloei en Welvaard is een Eb en Vloed, gelijk wij in het volgende Hoofdftuk zien zullen. I 5 DER-  DERDE HOOFDSTUK. Over Neêrlands Verval in Koophandel en Welvaard. Belang der Republiek naa den Munjlerfcben Vreden. TT JTloe zeer, het belang van Neêrlands Repu^ bliek, (zo lang dezelve door haare Vijanden en andere Mogendheden, nog voor geen vrij Volk verklaard was) vorderde, om haare Vijanden en Geallieerden met dezelve, zo veel afbreuk te doen als mogelijk was; veranderde nogthans haar gantsch Staatsbelang, zodra men haar voor een vrije Republiek erkende, en waren zij toen verpligt, zich te gedragen naa den volgenden Grondregel: Gemeenebestcn, geene uitbreiding van macht zoekende, hebben, vooral indien zij alléén door binnen - en buitenlandfchen Koophandel moeten bef aan, Hechts een eenvoudigbuitenlandsch Staatsbelang, dat is, met alle Volken, zo wel als met hunne Nabuuren , in vrede en vriendfehap te leven, om dat zij met hunnen Koophandel, de grootfte voordeden behaalen, als andere Rijken of Volken elkander be-  DERDE HOOFDSTUK. ï3ó beoorlogen, zoo dat zij maar bannen Koophandel befchermen, en een flipte onzijdigheid behouden. .—— Een grondregel waaraan zich alle Republieken van Europa (uitgenomen deVereenigde Gewesten) gehouden hebben, met gevolg, dat daar andere Volken hunne Finantien uitgeput, en hunne Staatsfchulden ontelbaar gemaakt hebben, zij door de Oorlogen van andere Natiën zich zelve verrijkten. Deeze dwaaling in ons Staatsbefluur, heeft den voornaamflen grond tot ons Verval gelegd, gelijk ik bewijzen zal van alle onze gevoerde Oorlogen, en dat er geen een van dezelve is geweest, of wij hadden er ons buiten kunnen houden. % 53- Prins Willem de II. gehuwd zijnde met de oudfle Dogter van Karel de I. Koning vm Engeland, zo geraakte onze Republiek daardoor geheel aan de belangens van Engeland verkleefd, en van Frankrijk afgetrokken en verwijderd; daar nogthans te vooren, in een tijd dat wij tegen' Spanje oorloogden , dat Rijk ons ondcrfteund, verbintenisfen met ons aangegaan, cn iwij aan hun het 12 jaarig beftand, den cerften :grondflag onzer Vrijheid verfchuldigd waren. Jntusfchen onftonden in Engeland de gefcbillen' tus- De Repu- bl'eli Engclscb-gezind, door den invloed van Willem de II.  140 DERDE HOOFDSTUK. tusfchen den Koning en zijn Parlement, en wel over het despotiek beftuur van dien Vorst, ge»fchillen die den bloedigflen Burger-Oorlog ten gevolge hadden, en aan Koning Karel het leven op een moordfchavot kostten. Geduurcnde die onlusten zogt Karel hulp bij de Vcreenigde Gewesten , welke ook door Holland en Zeeland heimelijk gegeven wierd. Aan het Parlement dat mede onderftand verzogt, •werd zulks afgeflagen , hun gezopde Prefident in den Haag vermoord, en aan Strikland hun Afgezant alle gehoor ter Staatsvergadering geweigerd, hoe zeer er Holland op ftond, dat dit gehoor gegeven moest worden. Een pas vrij geworden Gemeenebest, ftond dus heimelijk het despotismus ten dienfte, en toonde met haar gedrag, een ander Volk, die even als zij zich tot een vrije Republiek wilden vereenigen, tegen te werken, en dat enkel om de familie belangens van den Stadhouder. Was dit Staatkundig gehandeld? en moest zulks voor de Republiek van g'ene fchadelijke gevolgen worden? Prins WilleHi de II. den Oorlog met het Engelfche Parlement zoekende, wilde daarom van geen afdanking van Krijgsvolk hooren, en waar uit vervolgens zijn despotiek gedrag omtrent het in hegtenis neemen der zes Amfterdamfche Staatsleden ontftond. Door'sPrinfen dood ver- an-  DERDE HOOFDSTUK. 141 anderde wel de Regeering in een Staatsbewind, maar geen remoticn plaats hebbende, zo bleven er een meenigte Prins- en dus ook Koningsgezinde Staatsleden op het kusfen. De Afgezanten van Cromwel, Protector van Engeland, verkregen wel gehoor, maar wierden met zo veel hoon en fmaad van de Prinfe partij, in den Haag ontvangen, dat zij met een zo ongunftig rapport naa Engeland terug keerden, dat er een allerfchadelijkfte Oorlog op volgde , met die bekende Navigatie Acte, welke zo veele nadeelen aan onze Zeevaart heeft toegebragt. Engeland was al ten tijde vanKoninginneELisABETH onze mededingfter in den- Koophandel geworden; ten'tijde van Jacob en Karel, had men van onze Schepen ongewoone rechten gevorderd, de Haring Visfcherij belemmerd, en een gewaand recht van heerfchappij over de Britf'che Zee beweerd; om nu een zo ieverzuchtige Natie indiervoegen te behandelen, was onvoorzichtig. Deeze Oorlog kostte den Staat meer dan de 80 jaarige Oorlog tegen Spanje, cn deed den Koophandel zodaanig vervallen, dat in Amjïerdam 3000, of zo als andere willen 1400 a 1500 huizen leedig Honden, en telkens binnen 's Lands opfchuddingen ontflondcn, om den Prins tot voorige waardigheden te verheffen. Uit de één p. Ct, vermindering van Hollands  14» DERDE HOOFDSTUK. Vrede met Engeland. lands Intrest, en 14 tonnen fchats daarbij gewonnen blijkt, dat die Prov. al 140 Millioenen in Staatsfchulden was ten agteren geraakt. Had de Republiek zich gedragen, naar den bij §.52. opgegeven grondregel, deeze Oorlog wasvoorgekomen geweest. Maar 't geen het meest te verwonderen is, dat daar die aanhangers van den Prins van Oranje, zo roemen voorftanders van den Gereformeerden Godsdienst te zijn , zij Karel den I. dan altóós niet heimelijk hadden -behooren te onderfteunen , omdat die Vorst het eens was met de Bisfchoppelijken en Roamfchen, tegen de Republiccinen en Puriteinen., trouwens de Staatkunde heeft allerhande maskers tot bereiking van haare oogmerken. Mogelijk als de Prinfen van Oranje nooit aan eenige buitenlandfche huizen waren gehuwd geweest, dat dan hun Stadhouderlijk beftuur minder fchadelïjk voor de Republiek zou zijn geweest , ten minften de Vereenigde Gewesten hadden minder van buitenlandfche Staatsbelangens afhanglijk geraakt, en zich beter buiten alle Oorlogen kunnen houden. §• 54- Kromwel zeer wel bewust, welke partij zijne vijanden in de Republiek waren, bedong ' > daar-  DERDE HOOFDSTUK. 143 daarom bij den Vrede , dat men zich moest verbinden den Prins van Oranje, en alle zijne naakomelingen voor altoos uittefluiten van de waardigheden van-Stadhouder, -Kapitein Generaal en Admiraal , als weetende wat moeiten men gedaan had, om in den Engelfchen Oorlog Willem de III., tot die waardigheden te bevorderen. Een kind, van wien men niet wist, of hij ten goede of ten kwaade zou opwasfen, moest mén tot Ampten verheffen, van zo veel belang voor de Republiek. Een gedrag geheel ftrijdig tegens mijn opgegeven grondregel^. 52. Gelukkig, dat de toen regeerendc Arifocratifche Staatspartij zulks weerde , maar ook met dat ongunftig gevolg, dat toen Karel de II., den Engelfchen Throon beklom , en hij de verheffing van den Prins niet kondc bewerken, zulks een tweeden Engelfchen Oorlog kostte , even als de cerfle voor de belange.ns van het Oranje huis, cn waarvan men den grond moet zoeken in de Acte van uitfluiting, ('t welk Staatkundig befchouwd, in dat tijdvak onvoorzichtig was) 1 cn de Jaloufic feu Engelfchen en Franfehen, op onzen bloeicnden Koophandel. De Engelfche onze grootfte mededingers, in den Koophandel geworden zijnde, kenden hun Interest te wel, om ons niet afhanglijk van hunne Staatkunde te :ihiaakcn. Met Frankrijk vereenigd, en aan het Vas-  144 DERDE HOOFDSTUK, Vasteland van Europa liggende , konden wij hun gezogt overheerfchend Zeegezag betwisten, en hunnen Koophandel op het Vasteland, en ter Zee te veel belemmeren; hunne Staatkunde vorderde dierhalven ons van Frankrijk aftetrekken en te verwijderen, en door een Stadhouderlijken invloed van hun afhanglijk te maaken. De Godsdienst zettede op dit Staatsflelzel zijn zegel. Ja ! men begreep , dat de gantfche Proteftantfche Godsdienst, hiermede Haan, of anders vallen zoude. Dit doorDweepzuchtige Predicanten voorgepreekt, kon niet misfen zijn invloed op een onkundig Gemeen te hebben, en daar dan de op het kusfen zittende Oranje Regenten, op hun tijd hun gebruik van maakten. Onder het Stadhouderloos beftuur Engeland zijn oogmerk misfende, vereenigde het zich met Frankrijk, omdat -ditlaastgen. Rijk , van gelijke misnoegd op de Republiek was, en beide als Geallieerden oorloogden tegen Spanje. Doch vervolgens gelukte het de Republiek, om mat Frankrijk een verbond te fluï'ten, en naa de vernietiging van het Eeuwig EdicT: ook met Engeland; maar de Republiek zich verzettende tegen de oogmerken van Frankrijk omtrent de Spaanfche Nederlanden, zo ftookte Frankrijk den Oorlog van Engeland tegen de Republiek, en waar Engeland genegen toe was,  DERDE HOOFDSTUK. 145 was , om de verheffing van den Prins te bevorderen. §. 55- Engeland begon de vijandlijkheden , en de Republiek zogt toen wel hulp bij Frankrijk, maar die aarfelde, en wierd zelfs door Engeland aangezogt tegen de Republiek, met bedreiging dat zich anders met Spanje zou verbinden; doch Frankrijk bewust dat zo hij de partij van de Wit verliet, dan door de verheffing van den Prins, de Republiek onafscheidelijk in de belangen van Engeland zou blijven, verklaarde daarom den Oorlog tegen Engeland. doch met weinig of geen hulp toctebrengen, Gelukkig dat Neêrlands Zecmagt de Engelfchen zulke gevoelige Hagen toebragt, dat Engeland met de Republiek vrede maakte, ah wel befpeurende , dat zij, zo lang Frankrijk met de Republiek verbonden was, bij Holland de verheffing van den Prins niet konder bewerken. S- 5|; Dat Jan de Wit, hoe groot een Staats man hij was , niet voorzichtig handelde vai K ver En werkte Waaren die men zelfs zou kunnen bewerken, i i ( x liggen, is het dan Staatkundig gehandeld, de (zogenaamde) Poortmest, en die van onze Runderbeesten en Paarden door die van Vlaanderen en Braband te laaten opkoopen ter bemesting hunner landen. Ja! wat meer is, de WolIe onzer Schapen, Vlas en Hennip, geeft men ter bewerking onzer Nabuuren; en fchoon de bijzondere winst §. 9. hier al mede bevoordeeld mag weezen, wat nadeelen doet zulks aan den algemeenen winst. Duinen waarvan de Proeven al beweezen hebben, hoe nuttig dezelve zouden weezen voor Schaapen-wciderijen, waarin de Wolle in fijnheid zelfs de buitenlandfche overtreft, moesten ten plaiziere van de Jacht, ter bewooning van het Konijn gelaaten worden' iie deszelfs grond omwroeten, ter verfiuiving loor den wind, en zelfs daarmede dekostbaare .Ielmplanterij onnut maken. Een fchade mele al oorfpronglijk uit een verkeerd beftuur. fa! gaat men eens naa, wat fchade de Landbouw lijd, door een flegte directie omtrent de mtlasting van het binnenwater, dan bedraagt ■ulks jaarlijks Millioenen* Ieder Heemraad'chap, Polder, of Diftrict zorgt maarvoorzich elven, plaatzende haare Watermolens daar zij 'ordeelan, de beste ontlasting te hebben, al ras zulks ten nadeele van een andere Polder; ze  DERDE HOOFDSTUK. 157 zo dat men een meenigte van diftriften vind, die niet voor in Meij of het begin van Junij haar Winter Water kwijt zijn, cn waardoor men veilig reekenen kan, dat zij het zesde gedeelte, zo niet meer hunner inkomften misfen. In mijn bekroonde Verhandeling van het Bataaffche Gen., heb ik' die waarheid beweezen, en een algemeen /oordeelig Plan voor de daar in genoemde diftricten opgegeven, maar helaas! hoe dikwils gebeurde het dat iets van die natuur nimmer tot befluit kwam; Bijzondere belangen, waren veeltijds hinderlijk ter bevordering van het algemeen belang. Ieder Stad, Heem-: raadfehap, of Diftrict. in haar bijzonder huishoudelijk beftuur als Sóuverain op haar zelve zijnde, maakten de algemeene middelen van herftel onmogelijk, om dat altoos de een of de andere wist voor te wenden, daardoor benadeeld te zullen worden. Ongelukkig vind ook de weetenfehap der Waterloopkunde, weinige zodaanig. kundige liefhebbers in ons Vaderland, die de Theorie en Pra&yk daar beide van verftaan. Het is waar, zedert eenige jaaren kan men zeggen , dat door de aanmoediging der Maatfchappije van den Landbouw, en meerandere Genootfchappen men meer werkzaamheid in deeze betoont; maar zonder onderfteuning van  i5« DERDE HOOFDSTUK. Over dt Oostindifche Con pagnie. van het politiek bewind, zijn en blijven de beste bekroonde Verhandelingen enkel Theoretifche befchouwingen, die geen nut doen, te meer daar over het geheel genomen de Boeren ftand, aan oude vooroordeelen verflaafd, alle Proeven en Nieuwe Uitvindigen of Verbeteringen met veragting verwerpt. $■ 63. Tot het verval van Neêrlands Koophandel komende, verdient de OostindifcheCompagnie onze eerite aandagt. Niemand kan ontkennen, dat zij onnoemlijke Schatten aan de Republiek heeft opgeleverd. De eerfte Geinteresfeerden en hunne Erfgenaamen, trokken gemiddeld meer dan 20 p. Ct., en bij verkoop hunner Actiën 600 en meerder per Centoos, doch het geen vervolgens verminderd is tot even over de 300, klimmende en daalende naa de uitdeelingen, die gedaan werden. Doch de deelneemers welke vervolgens naa deeze Courfen die Actie gekogt hebben, kunnen niet veel meer dan 3 perCt. rekenen. Maar behalven deeze bijzondere winften der Deelhebberen, was de algemeene winst §. 24. allergrootst. Compagnies Werven en Comptoiren gaven aan duizenden moaden hun be-  DERDE HOOFDSTUK. 15* beftaan, en de Koophandel hier aan verknogt, welke voor viervijfde gedeelte naa buiten 's Lands ging, maakte het anders pasfiye, blijkbaar aan den jaarlijkfchen uitvoer van Contant geld, voor ons Land weder a&ief. Doch was het wel met eenige mogelijkheid te voorzien, dat deeze welvaard beftendig kon blijven? Alle begunfligde Maatfchappijen mogen als Monopolisten , zo lange zij meester van de Goederen zijn, haare voordeden weeten te handhaven, doch zodra andere Volken hunne mededingers worden , en deeze dezelve .goederen kunnen verkrijgen en verkoopen, vervalt het geheele Monopolie in duigen. Het is waar, de bevinding heeft geleerd, dat een gevestigde Compagnie, dan wel eens met verlies kan verkoopen, om een zwakken mededinger in eens zo veel te doen verliezen, dat dezelve van alle verdere onderneemingen moet afzien, maar dit heeft geen plaats, omtrent andere aanzienlijke Maatfchappijen. Alle mededinging heeft dit natuurlijk gevolg, dat door die grootere naarvraag §. 14. van meerdere Koopers, de inkoop prijzen monteeren, en door de meerdere verkoopers de naarvraag §. 14- ■> en dus ook de Winften moeten verminderen. Volgde dit een niet als een fchakel aan het andere, zo was er mogelijkheid, dat een rijke  i6o DERDE HOOFDSTUK. ke Maatfchappij, zich aanhoudend ten kosten van hunne natuurgenoten kon verrijken; doch zodra worden de oogen hunner medemenfehen niet geopend, om in mededinging te treeden; of die bronnen van rijkdommen geraaken verdopt, waardoor de zegeningen der milde natuur meer algemeen verfpreid worden. Ieder mensch, ja! ieder Volk, befchouwt zich meest al, als de ©enige geregtigde, tot het vak van Koophandel of ïnduftrie welke hij beoeffent, was het in zijn magt, hij verpletterde al wat hem tegenftand bood, en daar van daan veele Oorlogen deezer Eeuw, tusfehen handeldrijvende Volken. Dat de Maatfchappelijke handel op de Indien, bij haare inrigting noodzaakelijk was, kan niemand tegenfpreeken, want zonder dat hadden zij den Portugeezen hunne vijanden nooit dien handel kunnen ontweldigen , doch dit Maatfchappelijk beftuu/, befloot ook in zich de middelen tot haar verval. Als een lichaam op zich zelve, als een Staat in een Staat, moest haar beftuur in het Moederland, zo wel als in de Indien gebreken verkrijgen, die onaffcheidcnlijk aan den aanwas van rijkdommen verknogt waren. Tot de helft der zeventiende Eeuw, heerschten in de bezittingen der Compagnie de Zeden van het Moederland. Eenvoudigheid zonder pragt of praal, had zelfs plaats bij de Re-  DERDE HOOFDSTUK. i6t. Regeering , en hunne eerlijkheid bleek , wijl niemand aanmerkelijke fchatten bezat, intusfchen dat de Maatfchappij zich verrijkte. Doch dit veranderde zodaanig, dat daar men bereckent, dat Compagnies dienaaren van 1700. tot 1719. gemiddeld jaarlijks overmaakten 893583 Gis. , zulks van 1748. tot 1767. al bedroeg a'696460, en vervolgens ruim drie Millioencn. Dus in een tijd dat de verteeringe door de Luxe toenam, en de inkomftcn van de Compagnie verminderden, wierden de rijkdommen van haare Amptenaaren drie-en viermaal grooter dan voorheen. Hierin, en dat de lasten jaarlijks toenamen, wijl de winften verminderden, moet men de voornaame Oorzaaken van het verval derMaatichappij zoeken. Zeekerlijk heeft zich hier bij gepaard , een voor haar fchadelijke mededinging der Engelfchen, cn meer andere Oostindifche opgerigte Compagniën, die niet nagelaaten hebben de inlandfche Natiën tegens de onzen opteftooken , en waaruit allerkostbaarfte Oorlogen zijn ontftaan, doch die ook veelal hunnen oorfprong hadden uit de knevelarijen, en 't onderdrukkend gedrag van Compagnies dienaaren. De rijkdommen hadden de Zeden verbasterd van alle Standen, hc: bederf was algemeen , een ieder zogt maar fchatten optezaamelen langs allerhande indirecte wegen, en L wel-  f6» DERDE HOOFDSTUK. welke niet wel gedraft konden worden, omdat meerdere en mindere daar aan fchuldig waren. Niemand verlier zijn Moederland, dan met oogmerk om in de Indien zijn fortuin te zoeken, ten einde aldaar reeds gelds genoeg verzaameld hebbende, bij thuiskomst daar van briljant te leven. Hij die het geluk had van goede recommandatie brieven mede te krijgen, en dikwijls in het Vaderland al zijn geld en goed verfpild had, kwam dan in korte jaaren fchatrijk thuis. Oostindiën was in dat opzicht voor onze Republiek, het geen America voor Spanje is geweest. Het beftuur van Bewindhebberen in het Moederland, was allerkostbaarst en onattent, daar Oudermeulen aanwijst, dat van de tweede Bezending van de 48 Schepen 7 zijn verongelukt, daar van de eerde Bezending er van de 207 maar 3 veiiooren zijn geraakt, en dus de tweede Bezending altoos nadeelig was. In de Indien was de Regeering niet minder flegt, en meest alle haare Amptenaarcn zogten zich maar te verrijken ten kosten van de Compagnie. Dit is geen laster, maar blijkt uit het hier voor opgegevene omtrent de overmaaking der overwinnen, die vermeerderden in evenredigheid, dat de Compagnie verarmde. Volgens opgave van Oudermeulen, Boekhouder en Bewindhebber van 4e Oostindifche Compagnie , bezat de Maat- fchap-  DERDE HOOFDSTUK. 163 ichappij in 't jaar 1696., 40^06789 het geenin 1781. was ingeteerd met 93 Millioenen fchulds. Bij den Engelfchen Oorlog, beliepen de reitanten in de Indien 31 '585223, en dat van de veroverde plaatzen door de Engelfchen 15Mill.cn het welk in handen der Engelfchen gevallen is. In Meij 1785., was de Comp. fchuldig aan Recepisfen . 4'282200- Aan Oude Obligatien . . . 546099-18-8. Aan opgenomen gelden, onder borgtogt van de Generaliteit 987000- Aan geconverteerde Anticipatie penn. onder borgtogt van Holland . 22'288o5o- Holland in diverfe reizen gegeven. . . io'729712-ioDe 7 Mill. aan Oude Oblig. en de 70000 Loten onder Guarantie van Holland . . . 15'280000- Dus Holland 48'297762-10-Zeeland i'aiftioo- - Zaamen 55'33496a Gis. Schuldig aan den Lande 1781 Meij van hun Ed. Gr.Mog. om in 33 jaaren te reftitueeren a 3 P- Ct j '200000. , 1782 op anticipatie penn. onder Gua-  DERDE HOOFDSTUK. 169 Guarantie van hun Ed.Gr.Mog. - 1781 van Holland in de petitie van £'294400 ..... . i'33785°- 6' 1783 Quota van Holland in 1'200000 699712-10- — leening van Holland op de eerst ink. penn 600000- - —■ van-de Unie onder Guaran- tie van Holland 4'000000- - ■ uit de Neg. van 8 Mill. onder Guarantie van Holland . 4'953ooo- - 1785 Loterij onder Guarantie van Holland 7'000000- - 1786 ■ ■ 10 '000000- - 1788 Wisfel reg. ref. 1 Aug. 1788 van Holland 5'000000- - 1788-1790 Subfidie volgens Ref. . van Hun Ed. Gr. Mog. van 11 Aug. 1788. naa aftrek van Wisfels 23'i88000- 4 100. en 200. penn. door Holland in 1784.afgeftaan .... 856172-16- Uit de Neg. onder Guarantie van Hun Hoog Mog. . . . . 1'312000- - ƒ 67'707585-iaAan Holland is hierop bet. met de Intrest, een S"a van £'175000 L 5 eo  i^o DERDE HOOFDSTUK. en aan de Generaliteit 4'oooooo Op 31 Meij 1790. was dc Comp. naar aftrek der voorhanden zijnde Gelden en Goederen fchuldig 80'937737-14-, en in 1791. nog 15. Mill. meerder. Naa dien tijd is de ftaat der Compagnie nog aanmerkelijk veragterd. Volgens het berigt der Vergadering van.Zeventienen l van 15 Oclob. 1795. word aangeweezen, dat van 31 Maij 1781., wanneer de-Comp. maar ia Mill. agterweezen had, zulks 31 Maij 1793. al was 107 Millioenen, en dus in 12 jaaren verlooren 95 Millioenen. Oorfprongiijk uit een mindere Ontvang , en meerdere Uitgaaf. Bewijzende dat de Ontvang van 1769. tot 1780., zijnde is jaaren, 74'642674-18- meerder heeft bedragen, dan die van 1781. tot 1792., terwijl integendeel de Uitgaven van deeze laatfte jaaren 3°'725°34-Io- de voorige jaaren hebben overtroffen. Veroorzaakt in den Ontvang , door mindere retouren uit de Indien, het geen vergeleken met de 12 jaaren van 1769. tot 1780., een verfchil maakte van 32'2569<7 Gis. n St. De verongelukte en genomen Retourfchepen in de laatfte 12 jaaren, .beiiepen een fomma van ?'795°9l Gis. 8 St., het montant van Nooten enFculy (door de Aardbevingen en Verwoefting op Banda) was wel i7'668an Gis. 17 St. mirtder dan in het voorige tijdvak , gelijk ook voor  DERDE HOOFDSTUK. i7t voor 8'o2i27i-i3-8 minder aan Bruine Peper is verkogt. Ook verfchilden de Najaars verkoopingen in vergelijking van de 12 voorige jaaren 53'37Sllo~3~ ontliaande door gemis van Lywaaden, (daar de Engelfche zich van meester gemaakt hadden) minder aanbreng van Bengaalfche Zijde , Zijde Stof en, Florette Garens en Thee, bedragende dit laatfte wel 16 en van de Lijwaaden 31 Mill. Dat de Uitgaven in ditlaatfte tijdvak zo veel meerder hadden bedragen, was aan de volgende redenen toetefchrijven. Kostbaare Commisfie naar Frankrijk , tot het expedieeren van Schepen, Goederen, Volken Ammunitie van Oorlog, uit de Havenen van dat Rijk naar Indien, . groote betaalde huu- ren voör particuliere Schepen onder Neutrale Vlaggen naar Indien, en om van daar Goederen terug te haaien. Kostbaare wapening onzer Indifche Schepen, overneeming der Regimenten van Luxemburg, groot 1110 man, en van de Meuron,. groot 1120 koppen, alsmede nog een Corps van IValdner van 600 man, beloopende 2'718761-15-0. Bij den Vrede bedankte men het Regiment van Luxemburgs cn zond men er het Regiment van ïVurtenberg , groot 1979 man naar toe , het geene over enweder groote kosten baarde. Deeze artikelen »n aanbouw van Schepen, beliepen wel ioMill. Hier  17* DERDE HOOFDSTUK. Hier kwam nog bij, dat veele onzer Comptorren in Engelfche handen gevallen, en bij den Vrede terug gegeven, van alles ontbloot en beroofd waren. 115 Mill. en nog 16 Mill. aan Equipagie Goederen, Ammunitie van Oorlog, enz. word er gereekend , dat voor de Indien heeft moeten betaald worden, en waartoe zij op een kostbaare wijze geld hebben moeten krijgen , bij forme van Loterij, als volgt: Bij de Hollandfche Kameren. Een Negotiatie waarvoor een fchuld is gem. in 1785 groot ƒ 7'000000 . .van 8'28oooo 1786 10'000000 . . — 12'000000 179° 10'000000 . . — 12'000000 Bij de Kamer Zeeland. in 1785 groot 1 '950000 . 2'300000 I787 I'OOOOOO . . —. l'2OOQ0O . J791 3'300000 . . — 4/290000 Genooten ƒ 33'25oooo Schuld, ƒ 40'070000 Genooten 33'25oooo Verlooren voor de Comp. / 6'820000 « ■■ 1 ■ Vol-  DERDE HOOFDSTUK. 173 Volgens een Generalen Staat onder de Bijlagen N. 15. bleek het, dat op 31 Maij i^.deComp. ten agterenwas 112'264447 Gis. 7 St. en 8 Penn. Doch hier van moest dan ook afgetrokken worden^ al de verwagt wordende Retouren, Cargafoenen naar de Indiën gezonden, Goederen en Pakhuizen , Schepen , met één woord alle de eigendommen der Compagnie, zo hier als in de Indiën. Naa dus de Kamer van Zeventienen de Oorzaaken van het Verlies der Comp. te hebben aangewezen, word dan in het gem. berigc aangetoond, dat de Comp. des niet tegenftaande, alle haare verliezen door den tijd had kunnen te boven komen , indien deeze nieuwe Oorlog hier niet op gevolgd was, als verwagtende allerrijkst gelaadene Retourfchepen uit de Indiën. Indien men onbevooroordeeld volgens de Origineele gedaane Rapporten, den ftaat der Oostindifche Comp. onderzoekt, was het zeeker niet hoopeloos om haar vervallen ftaat eenigzins te herftellen , maar thans wil ik wel bekennen , al .was dezelve in geen Engelfche handen, (waar voor ik vreeze) befchouw ik haaren toeftand als ongeneezelijk. Had men het Franfche Guarnifoen van de Kaap naa den Vrede met Engeland niet van daar weggenomen, de Kaap was nog wel in onze handen. Maar neen! door den Stadhouderlijken invloed moest die Mi-  174 BERDE HOOFDSTUK. Militie van daar, en door Duftfchers vervangen worden ; deeze vervolgens naar Batavia verzonden, was de Kaap weerloos, en daardoor de fleutel tot de Indiën aan de Engelfche gegeven. Ja! het laatst gcflootene Verdrag van Vrede met de Engelfchen, en in het welke bij het 6. Art. bepaald was, dat — „ De Staaten der „ Vereenigde Nederlanden, belooven enverbin„ den zich, om de Vaart der Britfche Onder„ daanen in de Oosterfche Zeeën niet te zullen „ belemmeren;" leide al den grond tot ondermijning van allen onzen Indifchen Handel, — te meer, daar de Engelfche Oost-IndifcheCompagnie de protectie der Kroon genoot, en de onze die van het Moederland miste. De Engelfche Oostindifche Compagnie, was ook al zeedert jaaren herwaarts de onze in welvaard vooruitgeraakt,blijkbaardaarhetproduct hunner verkoop, gemiddeld, 30 Mill., en datvan Neêrlands Maatfchappij nog geen 20 Millioenen jaarlijks heeft gemonteerd. Van wat belang de Indifche Handel voor ons Land is blijkt, als men reekent dat de produften van daar omtrent 20 Mill. jaarlijks bedragen. Ruim 16 Millioenen gaan hier van naar buiten 's Lands, daarvoor ontvangen wij goederen van daar. Ons Indisch Magazijn veroorzaakt deezen ASliven Handel, cn Navigatie daar aan verknogt. Misten wij dee-  DERDE HOOFDSTUK. 175 deezen Indifchen Handel, zo dat andere Volken denzelven magtig wierden, dan verplaatzen zich ook alle die takken van Koophandel, welke wi) daar door verkrijgen, naa die Landen welke bezitters van den Indifchen Handel waren, en dat waarfchijnlijk de Engelfche zullen weezen. Alle Scheepsmaterialen gaan van hier naar de Indiën, en geven bloei en Avelvaard aan onzen Oostzee-, fchen Handel. Hoe aanzienlijk zijn de lijsten der behoeftens naar de Indiën. Bedragende voor Amitcrdam alleen jaarlijks ruim 130000 Gis., behalven noch 30 a 32000 Gis. Stads en'sLands. Imposten van dit ccn en ander- Oudermeulen begroot de Goederen, van hier aan diverfen in Indiën, op a| Mill. Zilver en Goud dat jaarlijks verzonden word ruim 4 Mill., Wisfel en Asfignatien mede zo veel, alles met malkanderen vice verfa ruim 33 Millioenen. Zeedert het jaar 1696. tot 1749. zijn op Neêrlands Munten voor de Indiën geilagen 44'i26625-i8- aan Sesthalven, Schellingen, Dubbeltjes en Stuivers, Munten die om haar liegt gehalte, een groot voordeel voor 's Lands Munten hebben opgebragt. Een fomme gelds omtrent uitmaakende het 10 gedeelte dat in gem. tijdvak op •'s Lands Munten geilagen is , zijnde geweest 454'4959i8 Gis. Alle de verdere Inkomiten van het Land, uit bijzondere artikelen tot de Comp.  176 DERDE HOOFDSTUK. Comp. behoorende, mag men wel op een Mill. Gis. jaarlijks fchatten. Duizenden van menfchen vinden hun beftaan uit de Oostindifche Compv Zeedert 1759. tot 1780. zijn er naa de Indiën vertrokken 645 Schepen, bemand met 175263 koppen. Met het begin van den Engelfchen Oorlog in 1780., had de Comp., zo hier, als in de Indiën 123 Schepen, alle gebouwd en uitgerust op de Werven der refpective Kamers van de Comp. Wat getal van Menfchen hebben hun beftaan gevonden in het bouwen, toetakelen en uitrusten deezer Schepen? cn wat meenigte Fabrieken, genooten daar voordeden van? Het verval onzer Oostindifche Comp., is dierhalven een van onze totaalfte Hagen , die aan Neêrlands welvaard toegebragt kunnen worden. Gemis van ruim 16 Mill. jaarlijks in den Aciiven Handel. Verloop van handel daar aan verknogt. Hoofdfom van den inleg verboren, tot verarming van veele famielien, Godshuizen en Wcezen. Holland verpiigt de Geguarandcerde opgefchoten Gelden aan de Comp. tc betaalen, en duizenden van huisgezinnen in elende en armoede gedompeld. Waar heeft er ooit een Maatfchappij beftaan, die in 175 jaaren (te reekenen van 1605. tot 1780.) van een inleg van 6^59840 heeft kunnen uitdeden 238'206600 Gis., maakende 36871 p.Ct. van  DERDE HOOFDSTUK. *77 van haare Hoofdzom , en bedragende jaarlijks iaT'T ten honderd. Wat fchatten zijn in ons Vaderland gekomen, en aldaar verteerd, door de terug gekomen en rijk geworden Compagnies dienaars? Haar Scheepvaart alléén, gaf jaarlijks aan 7000 Menfchen-een overvloedig beftaan. Het is waar, veele zullen mogelijk zeggen, is de Comp. vernietigd, dan ftaat ook de Handel open voor een ieder. Maar hebben de Engelfche bij de vernietiging van haare eerfte Comp., niet daadelijk weder een tweede opgerigt, als het onmogelijk oordeelende, dat die Handel alleen door particulieren zou kunnen gedreven worden. Zijn de Oostindifche Compagniën van andere volken niet onze Mededingers ? zullen de Engelfchen, welker doelwit is om onzen handel op dat Warelddcel geheel te vernielen, niet gemakkelijker daar in flaagen bij particuliere handelaars , dan bij een magtige Compagnie? De Contraéten met alle Inlandfche Vorften zijn dan verbroken, en het gevaar van deezen Handel allergrootst, doordien de particuliere eigendommen de noodige befcherming> zullen ontbreeken. Is men met een particulieren Koophandel in ftaat, inkoop en voorkoop ten meeste voordeele te regelen? zullen door de mededinging en meerdere naarvraag §. 14. in de Indiën de Producten niet monteeren, ten M voor-  ï?8 DERDE HOOFDSTUK. voordeele der Inlandfche Volken ? zuilen door een grooteren toevoer en mededinging in Eurofa, de prijzen der Indifche producten niet zodaanig verlaagen, dat de winften te gering worden, voor het rifico daar aan verknogt, en daar door de overgeblevene vreemde Compagnie, meester van dien handel blijven ? Bedenkingen die zekerlijk wel overweeging verdienen , te meer in tijdvakken, daar alle befchaafde Volken zich op de uitbreiding van Koophandel toeleggen. Ik weet wel dat alle deeze bezittingen, onder een politiek beftuur beeter befchermd zouden kunnen worden dan wel onder een Maatfchappelijk bewind ; maar de vraag zal zijn of dan de Kosten evenredig zullen zijn aan de Winften? Veele zullen mogelijk dit verval van onze Oostindifche Compagnie als toevallig befchouwen, maar is de grondoorzaak van dien niet al wederom in ons voorheen verderfelijk Staatsbeftuur te zoeken? Had Neêrlands Republiek zich gedragen naar mijn voorgeftelden grondregel §.52., en haare buitenlandfche eigendommen de noodige befcherming verleend, geen roofgierig Albion zou onzen Koophandel ter Zee beroofd, onrechtvaardig onze bezittingen aangetast, en afgenoomen hebben. Maar Neen! het heerschaugtigfte Minifterie dat ooit beftond, een Volk die alle Natiën door den Koophandel aan zich wil-  DERDE HOOFDSTUK.1 ï7$ wilden onderwerpen , en het oppergebied zich aanmaatigden over alle Zeeën, was te jaloers op Neêrlands welvaard geworden, om ons niet ónderhunnen Scepter te doen bukken, en afhanglijk van hun te maaken. 1 Overtuigd dat door geweld hun doel kon misfen, en het de Republiek als dan aan geen hulp zou ontbroken hebben, namen zij de fnooddc Hst te baat, om hun Koninglijk huis door huwelijken te doen vermaagfehappen aan Neêrlands Stadhouders, en door Ofen Defenfive-Alliantien, ons aan hun belang te verbinden. Door die -banden van geveinsde vriendfehap, door Dweepzucht voorgepredikt, en met het {leeds toeneemend Stadhouderlijk Gezag onderfchraagd, Verkreeg het Engelfche Hof een heimelijken invloed op ons S taatsbeduur. Ter Zee ontwaapend geraakende , om dat de Stadhouders ons een aanzienlijke Landmogendheid wilden maaken, die voor Engeland tè Land moest vegten, zo waren wij volflrekt van onzen grootden vijand afhanglijk, en van daar dat onze bezittingen weerloos moesten blijven, ten einde zodra wij ons hun gezag onttrokken, dit alles met weinig moeite door hen bemagtigd konde worden. Hier zit de bron vanNeêrlands rampen, en daardoor heeft Engeland zijne voor ons verderfelijke oogmerken-bereikt. Ma §• 64,  i8ö derde hoofdstuk, Westindi' fche Compagnie. 3 ] J %i 64. Schoon ik het verval van onzen Koophandel, wel bepaald heb even naa het tijdvak van den Munfterfchen Vrede, en de Westindifche Compagnie naa de bemagtiging van Brafil door de Portugeezen, in een allerilegtften ftaat kwam en is gebleven, zo hebben nogthans naa dien tijd onze andere Coloniën in de Westindien eerst haaren bloeiftaat verkregen. In 1775. telde men in Suriname 430 Plantagien, opleverende 24"3soooo f8 Zuiker, 15'387000 fg Koffij, 070000 f8 Katoen, 790854 f8 Cacao en 152844 t8 Verfhout , en waarvan de Verkoop in het Moederland, bedroeg omtrent 9 MillioenGls., behal ven dat de Americaanen nog kogten 560000 kannen Sijroop, en 160000 kannen Rhum, en meer anderen Sluikhandel bedreven. 70 Schepen reekent men dat in die Vaart gebruikt worden. E-Iunne noodzaakelijke Producten uit hetMoederland ontvangende, zo is deVragtvaart over en weder zeer voordeelig, en levert bij verzending een :eer acliven handel uit voor ons Land; doch sngelukkig zuchten de Planters onder een fchuld nn in de dertig Millioenen Gis., meest opgelomen tegen 5 en 6 p. Ct., het gene toen de 'roducten op een hoogen Prijs waren, betaald :on worden, maar zodra dezelve op de helft in prijs  DERDE HOOFDSTUK. i8r prijs daalden, hun onmogelijk wierd, wijl zij finecon» ;e Schepen ;edaan word.  %o6 DERDE HOOFDSTUK. Nadeden van den Wisfelhandel der Vreemde Natiën over ons Land. al verkogt had, eer een ander het wist, en reezen de Actiën, kogt men met allen fpoed; dus wij waren altoos met deezen Aclie Handel de eerfte Verliezers, en de laatfte Winners, een winst niet van Vreemdelingen, maar van onze Medeburgers, en dus won er het algemeene belang nooit bij; en is daarom wel en te recht door ons Politiek bewind , alle Actie Handel welke in geen reëele Effedten beftond, vervolgens verboden. §•73- Hebben wij dus met geld 'sLands Vijanden, en onze Mededingers" §. 71. onderfteund , met onsCrediet te leenen hebben wij zulks niet minder gedaan, bij voorbeeld door Acceptatien van Wisfclbrieven voor vreemde rekening. De voordeden, die bij 'deezen ruineuzen Handel gewonnen worden, zijn één derde p. Ct. van de Acceptatien , of van' de Traites; zo dat wanneer iemand ioööoo Gis. accepteert, hij 333 Gis. en 7 St. profiteert, 'waar voor hij vijf a zes maanden rifico loopt; zonder een duit - zeekerheid in handen te hebben (het geene op den af- en toeneemenden Cours der Wisfel gewonnen of verlooren kan worden, behoort hier niet toe). Een Handel waar door men dikwijls de Commercie van  DERDE HOOFDSTUK. 407 van twee Landen begunftigt, die deeze gelegenheid mislende, niet met eikanderen Koophandel konden drijven. Amjlerdam is zeedert jaaren het middelpunt van den voornaamften Wisfelhandel van Europa geweest, doch als men de balans eens van jaaren herwaarts konde opmaaken, wat hier mede gewonnen en verkoren is, dan vertrouw ik dat het laatfte grooter dan het eerfte zoude zijn. Een bewijs, hoe veele Kooplieden denken , 't is hun genoeg als zij maar geld voor hun zelve winnen, al was zulks in andere opzichten tot ruïne van hun Vaderland, Ja ! uit wat Oogpunt men deezen Handel befchouwt, op zijn best dat de bijzondere winst hier voordeel van trekt. De algemeene winst §. 24. heeft hier niets aan, maar verliest daarbij, hoe meer men den Koophandel van Vreemde Volken over en weder tusfehen hen gemakkelijk maakt. Hier door heeft ons Land de Stapel der Vreemde Producten verlooren; dit Land weleer het Magazijn van Europa, de generale Markt van dit Waerelddeel, is zijn meeste aanzien in den Koophandel kwijt, en door zijn Geld en Crediet aan buitenlanders te leenen, heeft het medegewerkt om zijn verval te verhaasten , gevende zelfs aan zommige Volken meerder Crediet dan zij in Geld of Producten bezitten. Neêrlands voorheen eigen handel, is al  ao8 DERDE HOOFDSTUK. nl meest veranderd in een Commisfie handel, en die nog met Contant Geld, dikwijls in voorraad te betaalen word gaande gehouden. S- 74- Het is omtrent ons Land bewaarheid , het geen ik bij §.31. omtrent een Land welk tot Verval komt heb aangeweezen. Zou de rijk geworden Koopman, de Kapitalist, die om in meerder pragt en praal te leeven, zijn geld om de hpoger Intrest aan Vreemde Hoven heeft uitgezet, langer behaagen hebben aan bewerkte Inlandfche Stolfen ter kleeding, of anderen arbeid van Vernuft zijner Medeburgeren? Neen ! met een veragtelijken blik, ziet hij neder op het geen de Natuur of Kunst van het zelve oplevert , wegloopende met al wat maar vreemd mag hietcn, verciert hij zijn Wooning met Meubelen door Vreemde handen bewerkt, niet te vreden dat de Kleederen alle van een vreemde Stoffe waren, zo moesten zommige dezelve in Parijs of Londen hebben laaten maaken, en zelfs hunne Koetzen of andere Rijtuigen van daar ontbieden. Ja ! daar voorheen ons Land een Stapelplaats van vreemde Producten was, om weder aan andere Landen te Verkoopen, en die een voordeel gevenden a&ieyen handel uitmaakten, zijn Nadeden door een Smaak naai het Vreemde.  DERDE HOOFDSTUK. ögö zijn de Winkels der groote Steden meest al Magazijnen geworden van vreemde bewerkte Stoffen, die men hier meest binnen 's Lands vertiert. In een meenigte Winkels, zou men niets Inlandsch meer vinden, en zo het er al is,ligthec in een hoek verfchoven buiten het gezicht. Veele deezer buitenlandfche bewerkte Goederen komen in Commisfien» De inkomende Rechten die meest hier van geflooken worden, brengt de Commisfionair den Eigenaar in reekening, en fteekt zulks als een Buitenkansje in zijn zak; dan hier bij Provifien, Pakhuishuur en een deel van Onkosten daar niets op vergeeten word, geeft zo veel voordeden aan den Commisfionair of Winkelier in die vreemde Waaren, dat hij twee-, zo niet driemaal meerder daar op kan winnen dan op Binnenlandfche bewerkte Goederen. Door eigen belang gedreven, bied de Winkelier gecne inlandfche Stoffen meer aan ter verkoop, veragt dezelve, en prijst daar en tegen het Buitenlandfche, als het fchoonfte voor het oog, cn deugdzaamfte in 't gebruik. Maar laaten wij eens de bereekening volgens §. 24. opmaaken, voor/100 Gis. buitenlandfche Waaren koopende, deeze moet men in Goederen of Geld betaalen. Met gelijkfoortige bewerkte Binnenlandfche ,Waaren is onmogelijk , want dit ftrijd tegen het belang van den O Bui-  aio DERDE HOOFDSTUK. Buitenlander, wiens oogmerk is door mededinging ons Fabriekweezen te ruïneeren, en hier komt nog bij, dat wij door de duurder Levensmiddelen en verhoogde Dagloonen, niet in ftaat zijn tegen Buitenlanders te werken. Aan deeze Buitenlanders onze Wolle, Vlasch, Hennip of andere diergelijke onbewerkte Waaren leverende , die zij in hunne Fabrieken noodig hebben , benadeelt zulks weder onzen algemeenen winst. Al wat wij dierhalven in betaaling geven, is een verlies voor ons Land, en de winst op het Buitenlandfche, (zo verre het niet weder buiten 'sLands verzonden word), is ingebeeld §. 26., en doet geen voordeel aan het algemeen, dan dat het van den eenen burger in den anderen zijn zak gaat. In deLakenen alleen word te Leiden het één twaalfde gedeelte niet meer gemaakt als voorheen, en reekent men dat er hier binnen 's Lands 30000 Hukken Lakenen geconfumcerd worden, die aan Daggelden van bewerking kosten 3£ Millioenen , zo verliest de algemeene winst §. 24. hier jaarlijks aan omtrent 3 Millioenen. In de Memorie over de Propofitie van Rotterdam gedaan in den jaare \ y%\.(laande den Engelfchen Oorlog, om gecne Engelfche Manufaéhiuren , Porceleinen , Glas- en Staalwcrkcn enz. alhier te mogen invoeren (zie mijn VI. Deel §• r353) reekenen de Amfterdammers die hier te-  DERDE HOOFDSTUK. ail tégen waren, „ dat door het dragen en flijten „ van Engelfche Manüfactuuren hier te Lande, ,, in plaats van Inlandfche, en het langs dien ,, weg ruïneeren onzer eigen Fabrieken, vcel- ligt 200000 Menfchen minder dan in de voo* ,, rige Eeuw binnen ons Vaderland een beftaan „ kunnen vinden, daar wij dezelve den een door „ den ander a 4 Gis. per week, ten kosten van „ 41 '600000 Gis. jaarlijks, in Engeland zedert ,, 30 jaaren hebben onderhouden, zo dat wij in ,, die 30 jaaren den rijkdom van Engeland met 1248 Millioenen vergroot, en te gelijk onze ,, Volkrijkheid met 200000 Menfchen vermin- derd hebben , daar tegen die van Engeland „ met een gelijk getal vermeerderende, tegen „ welken aanmerkelijkenSchaten 200000 Men„ fchen, wij nu gedwongen zijn, en gevolglijk „ tegen ons eigen geld en huurlingen, te veg„ ten." Of nu de Inwoonders die zommigc onzer Steden verlooren hebben, juist naar Engeland zouden zijn gegaan, neem ik niet aan te bewijzen, maar dit is ten minften zeeker, dat Haarlem en Leyden alléén , zeedert het begin deezer Eeuw tot heden, meer dan 120000 zielen aan Inwoonderen verlooren hebben, en dat het verval dier Steden zo groot is, dat een meenigte huizen voor de Verpondingen zijn overgegeven. Ook zijn er nog meer andere Steden in O a ons  212 DERDE HOOFDSTUK. ons Land tot een aanmerkelijk verval gekomen, zodaanig dat de Arm-Kasfe onmagtig zijnde geworden tot onderhoud der bchoeftigen, de Stedelijke Finantien ter onderfteuning daardoorgeheehzijn uitgeput. Ja! kan men wel een fterker bewijs voor het algemeen verval hebben, dan de jaarlijkfche uitdeelingen, die de bijzondere Armbezorgers der Steden moeten doen? Zou men in de Hollandfche Steden door een genomen niet mogen reekenen, dat het agtlle gedeelte haarcr Inwoonderen bedeeld wrorden? Menfchen die dus werkeloos ten lasten van de overige Burgers komen; intusfehen dat men gelijk boven gezien is, voor meer dan 40 Millioenen geeft aan Arbeidsloonen voorde Engelfchen, om ons van bewerkte Producten te voorzien. Of de Amflerdamfche Kooplieden mogen voorwenden (volgens §. 1354. van mijn Werk) dat £ deezer vreemde Producten weder naa Braband, Duitschland en elders worden verzonden, dit logenftraft zich zeiven aan het hier boven opgegeven beweezen Binnenlandsch Verval, en het geene de publieke Winkels aan vreemde bewerkte Producten verkoopen. Hoe weinige Winkeliers hebben geprofiteerd van de uitgeloofde Premien des Oec. Tak? Doch het zij verre van mij, om daarom te ftellen, dat men dien Buitenlandfchen Handel belemmeren of verbieden moest, '. dit  DERDE HOOFDSTUK. 213 dit zou ftrijden tegens mijn gefielde §. 27. het Binnenlandsch geconfirmeerde van dien is fchadelijk , doch het tranpto van dezelve voordeelig. Maar zal men mogelijk vragen, hoe is het mogelijk dat onze Natie haar eigen belang zodaanig kan hebben verwaarloosd'? Befchouwt maar bijzonder uwe Kooplieden, alwaar duizenden vreemde Fortuinzoekers, die zelfs eerst uit nooddruft tot den dienstbaaren ftand behoorden, zich daar hebben neergezet; veelen niet kiesch in fmaak vallende, trouwden een huishoudfler of meid van een vermogend Heer, die hen in een winkel zettede (zo niet een Ampt bezorgde), dezen van geboorte vreemdelingen zijnde, en zommigen Buitenlandfche Correspondentie houdende, moesten natuurlijk vallen op de verkooping van vreemde Produéten, vooral als men kon bereekenen dat die meerder winst bij verkoop gaven, en dit laatfte heeft wel voornaamcnlijk de doodfteek aan het Binnenlandsch. bewerkte gegeven. Het Eigenbelang is te groote ftruikelblok voor het menschdom, weinige die beftand zijn, om zulks te verzaaken, tenvoordeele van het algemeen belang. De Menfchenkennis leert ons bij ondervinding, gelijk ik in mijn Inleiding getoond heb , dat de Mensch nog verre van het volmaakte is. Vergunt mij Leezers eens een Wijsgeerige aanmerking, üe O 3 Lief-  8i4 DERDE HOOFDSTUK. Liefde is als de zwaartekragt altoos genegen te daalen, en zich te verwijderen van haar middelpunt. Van de Godheid als het middelpunt daalt dezelve op al het gefchapene, van den Mensch op zijn kinderen, en zo al voort in een nedergaande generatie, dan fpreidt dezelve zich uit in de zijdtakken , op vreemde, bekende Stad-, Land-, en vervolgens Natuurgenooten. . maar daar de vallende lichaamen verfnellen in rede der vierkants wortel van haare hoogte, ontdekt men in deeze een geduurige vermindering, zo niet omgekeerde reden. Ja! bij klimming tot haar middelpunt verliest zich veelal deeze liefde in zich zelve. Het geluk of ongeluk zijner Natuurgenooten is bij veelen onverfchillig, en van daar dat de Volken er een roem in ftellen, om op de puinhoopen van het ongeluk van andere Natiën, hun grootheid en geluk te bouwen; wat meer is, heeft niet ieder Provincie en Stad in ons Gemeenebest altoos haar eigenbelang boven dat van het algemeen belang tragten te bevorderen of dit benijdt? en is de eene Stadgenoot niet jaloers op de welvaard van zijn Medeburger ? hcerscht niet tusfchen Vrienden , Bekénden,zelfs Broeders enZusters, een wangunst over een onderlingen meer of. minderen voor- fpoed? Een wangunst oorfpronglijk uit §en onbefchaafde eigenliefde of eigenbelang. Doch  DERDE HOOFDSTUK. 215 Doch ik zegge niet, dat dit bij alk zonder uitzondering, maar wel bij verre de meerderheid plaats heeft. Het getal van waare Menfchenvriendcn , Patriotten die het algemeen geluk des Vaderlands boven dat van hun bijzonder of eigenbelang ftellen, is al minder dan men zich verbeeld, en zo zij, die aan het roer van Regeering komen, niet de Staatkunde gebruiken, om het beftuur zodaanig te regelen, dat een ieder met het minst mogelijk verlies van zijn eigenbelang, medev/erkt tot het hoogst mogelijk algemeen belang des Vaderlands, r is de Triumph der Vrijheid nog niet zeeker; want de meeste eerbiedigen de Rechten der Menschheid, niet verder dan het met hun belang overeenkomt, en voor de pligten daaruit voortvloeiende houden veelen zich doof. Het tegenswoordige tijdvak is thans niet, als bij onze opkomst; toen vlugtten vermogende Burgers van andere Landen tot ons, om onder het lommer eener Vrije Regeering door werkzaamheid hun geluk, en dat van ons Vaderland te bevorderen; maar naa dat de Buitenlandfche omftandigheden zijn veranderd, Dweep- en Vervolgzucht ten grave daalt, cn die Volken onze mededingers zijn geworden, verkrijgen wij van hun geene andere uitwijkelingen of inwoonders, dan die hier op Comptoiren of in Fabrieken zich komen oeüTeO 4 nen  ftiö DERDE HOOFDSTUK, nén en bekwaam maaken, en dan met dien voorraad van Kundigheden rot hun Vaderland terug kceren , van waar zij door verkregen Correspondentie op ons Land, hunne bewerkte Waaren toezenden , laaten verkoopen, en ons ineen faifiven handel wikkelen. Van daar die verbastering in Zeden, naavolging van Weelde, Kleeding , Mode , en begeerte naa al wat vreemd is. De Vreemdelingen bij onze opkomst verrijkten, en de tegenswoördig komende verarmen ons Land, want zij die hier blijven ter inwooning, aazen maar op de voordeelen. Onder het voorig beftuur kwamen er geheele zwermen van die vreemde gelukzoekers, die aan het Stadhouderlijk Hof, en in den dienst van veele Grooten boven Burgers begunftigd wierden, met allervoordeeligfteAmpten, al fchoon zijnaauwlijks de Hollanfche Taal konden fpreeken of fchrijven , veele hunner wierden Gouverneurs van Kinderen, welke in dien vreemden fmaak opgevoed ras ontaardden, en voor al wat Vaderlandsch was de grootfte veragting betoonden. Onze Militaire ftand was bijzonder opgepropt van vreemde Officieren en mindere, als de ge^ fchiktfte werktuigen der bedoelde Overheerfching. Dus alles in diervoegen in zijn verband plaatsende, ontdekt men de waare bronnen van ons Verval, het geen eertijds diende tot Neêrlands  DERDE HOOFDSTUK. 217 lands opkomst, werd vervolgens nadeelfg. In Landen van die nattfur vervuld met Vreemdelingen , moet men nimmer die Vaderlandsliefde verwagten, als wel bij Volken daar meest alle Burgers inboorlingen zijn. De Geboorte geeft eigenlijk de waare gehegtheid aan Ket Vaderland, en niet het Burgerrecht. Rome verloor haare grootheid, toen het verkrijgen van derzelver burgerrecht voor Vreemden en Bondgenooten open ftond. Ongelukkig voor Neêrlands Fabriekweezen, dat onder ons voorig beiluur ieder Provincie, en dikwijls Stad tegen Stadoppofite belangens hadden. De Buitenlandfche Koophandel genoot altoos de proteélie boven het Binnenlandfche, of de Fabrieken, door den heimelijken Engelfchen invloed op het Staatsbeftuur, zo dat de afgevaardigden van Holland, tegen die van Utrecht, welke de Fabrieken wilden voorftaan een zodaanigenhoogen toon voerden , dat men de Fabrieken zogt te herftellen, ten koste van den Koophandel. De Militairen, die van het zweet der Burgers leefden, wel verre van dezelve met Inlandfche bewerkte Waaren te kleeden , verkoos men daartoe, (in een tijd dat men delibereerde over het herftel der Fabrieken) Engelfche Stoffen. Wat meer is, toen Utrechts braaven een opoffering van meer dan §0000 Gis. deeden om voor minder Spinloon O 5 te-  ai8 DERDE HOOFDSTUK. tegen Buitenlanders te kunnen werken, kogt de Oost- en Westindifche Compagnie, cn wel bijzonder dc Kamer Amfterdam, al het bereide Katoen in de Colonien op, verkogt het zelve met groot verlies in de Republiek , om ten koste van haar fchade, de prijzelijkfte onderneeming den bodem inteflaan, en het geen haar ook gelukt is, zo dat alle de poogingen van waare Patriotten en den Occonomifchen Tak vrugteloos zijn geweest; tot verdere ruïne onzer Fabrieken, en gemis van Kostwinninge voor duizenden huisgezinnen, die vervolgens tot de armkasfe vervielen. Verdoolde Nederlanders! konden de Schimmen onzer Voorvaderen uit de graven fpreeken, zij zouden u wijzen naa de Puinhoppen van veele vervallen Steden, tot de rijke Geftigten van Gast- cn Armhuizen, wier inkomften thans meestal verteerd zijn, zij zouden met u gaan in de hutten der armen en nooddruftigen, en zeggen: gij ontrouwe Burgers van uw Vaderland zijt het, die door uw bedorven fmaak naa het vreemde, alle die ellende bewerkt hebt, om u fchreit de hongerige, en bedelt de behoeftige. Met het brood der Kinderen des Vaderlands, hebt gij uwe vijanden gevoed, groot en magtig gemaakt, ja! gij hebt hun den dolk in de hand gegeven, om den laatllen doodfteek aan uwe welvaard toetebrengen. Is dat het loon! hebben wij  DERDE HOOFDSTUK. 219 wij daarom 80 jaaren geftreden, u zo veele rijkdommen naagelaaten, om die ten onnutte te verkwisten, en ons nageflacht in armoede te dompelen. Keert terug van uw verderfelijk gedrag, luiftert niet meer naa den Sireenen Zang uwer Verleiders, maar geeft gehoor aan de roepftem der Braaven, op dat dit Land niet weder keere tot een wooning van Raven en Nachtuilen, gelijk het was, toen wij het de Elementen ontrukten. §• 75- Tot het verval van Neêrlands Fabriekweezen kan men ook brengen , de onvoorzichtigheid onzer Voorvaderen van hunne Fahrieken aan Vreemdelingen te laaten zien, die daar hun gebruik van maakten, om dezelve in hun Land overtebrengen,door bijzondere belooningen bekwaame knegts tot zich lokkende , of andere Vreemdelingen zendende , om zulks alhier te leeren. Veele Fabriceurs, de geheimon hunner Fabrieken voor hunne knegts niet verborgen houdende, gaven daardoor gelegenheid dat het voor Vreemdelingen niet moeilijk viel dezelve magtig te worden. Ja ! men had zelfs de onvoorzichtigheidde Weefgetouwen,en alleWerktuigen tot de Fabrieken behoórende , bij Verkoop Geen geheimhouding genoeg.  220 DERDE HOOFDSTUK. ] Nadeelea èoot de verfchiilende belangens. coop den Lande uit te laaten voeren. Het is vaar, zulks wierd door het Politiek bewind, ,'ervolgens wel ten ltrcngften verboden, maar neest al wanneer het te laat was. $■ 76. Neêrlands Conflitutie was ook niet gefchikt ^oor een beftendige welvaard, want ieder Provincie een Souverainitcit op zich zelve zijnde, zo zorgde ook elk maar voor zich alleen; Gelderland, Utrecht, Overijsfel, Drenthe en Groningen , meestal haar beftaan in de Fabrieken vindende, wierden altoos gedwarsboomd door de handeldrijvende Provinciën Holland en Zeeland, en Friesland ftond meest op zich zelve, bediende zich van de willekeurigfte inrigtingen, en ieder Provincie behandelde hunne Bondgenooten in dat opzicht als vreemde Natiën. Zelfs ieder Stad in haar huishoudelijk beftuur mede een zoort van Souverainitcit verbeeldende, zorgde maar voor haar eigen belang. Hier was geen Middelpunt van magt, in welke zich het algemeen belang verzaamelde, en die de beweeging mededeelde aan alle de daar aan ondergefchikte eigen belangens. Neen! hoe zeer, dat de Burgerlijke Vrijheid onder zo een zoort van Regeering wel beveiligd is, voor despotieke onderdruk-  DERDE HOOFDSTUK. 221 drukking , zo is her algemeen belang te zeer verdeeld; 't zijn Staaten in Staaten, en welker zogenaamde bondfchappelijke vereeniging tot één lichaam haar maakt tot een Veelhoofdig Monfter, van veel hoofden veel zinnen. In werkkragt magteloos door verdeeldheid , zijn zij onbeftand voor buitenlandfche vijanden, en benadeelen eikanderen over en weder door de bijzondere eigen belangens. Van daar dat veele Provinciën door bijzondere belastingen den invoer der Goederen van haare Bondgenooten bezwaarden. Steden tegen Steden haare voorrechten handhaafden, gelijk bijzonder plaats had omtrent het Dordrechtfche Stapelrecht, en waarvan men thans nog de handhaving bij de Nationale Vergadering verzoekt. Moeten dan in een Land van Vrijheid, Gelijkheid en Broederfchap, nog bevoorrechte Standen plaats hebbenlkomt dit overeen met de Rechten der Menschheid? is dat gelijkheid in Recht? treedt terug van uwe dooling Burgers, want anders bewecst gijlieden met daaden, wel voorftanders van uw bijzonder, maar niet van het algemeen belang des Vaderlands te zijn. Door deeze bijzondere belangens was tusfehen Koopen Fabriek Steden altoos een heimelijke wangunst. De Edelen die in veele Provinciën , het overwigt op de Regeering uitmaakten, volgden  222 DERDE HOOFDSTUK. den de belangens van den Stadhouder, en deeze laatfte weder die van de Engelfchen. Het algemeen belang was enkel in naam bekend, maar nergens weezenlijk te vinden. Hoe meer men \ het verband van alles inziet, des te klaarder word het openbaar dat Neêrlands welvaard nimmer beftendig kon blijven, om dat overal een wijzelijk beftuur in de bijzondere eigen belangens ontbrak, zij wierden niet tot één middelpunt van magt gebragt, of aan een algemeen Diogenaal verbonden, die de linie der directie van het algemeen belang bepaalde, elke Stede- 'j lijke en Provinciale werkkragt ftond op zich zelve, zij botften en {Heten zodaanig tegen eikanderen , dat het al te verwonderen is geweest, hoe de Republiek, indiervoegen nog twee Eeuwen heeft kunnen beftaan. % 77- Onze welvaard is ook aanmerkelijk vervallen, door een meer en meer toegenomene Weeldefwx&x onder Pragt, Overdaad en Verkwisting behoort. Niet dat men moet ftellen dat het nadeelig is, als rijk geworden Burgers een ruimer levenswij- I ze houden, zo dat zij pragtiger Wooning, kostelijker Meubelen, Buitenplaatzen, Rijtuigen, Dienstbodens, en al wat verder tot hun genoegen NadeeUn door misbruik van Weelde.  DERDE HOOFDSTUK. 223 gen kan dienen, genieten. Dit is zelfs voordeelig voor het algemeen, om dat daardoor een meenigte Handwerken , Beroepen en Kunftenaars middelen van beftaan verkrijgen; maar het nadeelige hier van is de trek tot naavolging, eigen aan 't gantfche Menschdom, de mindere wil hier in den meerderen naavolgen, waar door de omkring der nooddruft vergroot, met gevolg zo de evenredigheid tusfehen winningen en verteeringen gebroken word, dat zulke huisgezinnen hierdoor hun val bewerken. Zelfs heeft deeze ruimer levenswijze en trek tot naavolging dit algemeen gevolg, dat de noodzaakelijke levensmiddelen duurder worden, Daggelden en Arbeidsloonen klimmen ongevoelig ten nadeele der Fabrieken. Zo dat hoe voordeelig de Weelde aan de eene zijde is, zij brengt aan de andere kant weder haar befmettend fchadelïjk kwaad mede. De opgewasfene kinderen willen hierin niet minder zijn dan hunne Ouders, fchoon hunne gefmaldeelde erfportie niet toelaat te volgen de levenswijze hunner Ouderen, en welke aanwas van ftaat zo lang duurt, dat dezelvezich in hunne ruïne verliest. Paart zich hier dan bij, een Zedenloos en Werkeloos gedrag, hetgeen meest al met de luxe vergezeld gaat, dan verhaast zich het verval in welvaard bij huisgezinnen en Volken, vooral als het bederf onder alle  a2+ DERDE HOOFDSTUK.'* Nadeelen door takken van^ Kuophan del of Ïnduftrie te fterk te vermeenigvuldigen. e ftande.n des Volks doorgedrongen is, en een "maak naar het vreemde hier bij komt. De overrolligheden zijn dan des te meer fchadelijk, om lat het voortbrengzelen van andere Landen rijn, die men met geld moet koopen, of voor indere noodwendigheden geheel of ten deele verruilt. Zo lang als een Volk zich in deezen met die overtolligheden tot het Inlandfche bepaalt, verrijkt het Land §. 11. en is dus verre van fchadelijk te zijn, zelfs voordeelig. Het svijzelijk gebruik der Luxe- vermeerdert de Welvaard van een Volk, maar het nadeel ig misbruik bewerkt ook hun Verval. i ?s. Alle Takken van Koophandel , Fabrieken, [landwerken, Zeevaart en Visfcherijen kunnen Dok tot Verval komen , indien mén dezelve te fterk vermeenigvuldigt; alles heeft zijne uiterfte grenspaalen en bepaalingen , in hoe verre het voordeelig is, en aan de andere kant weder nadeelig word. Bij voorbeeld, tien Kooplieden vinden eens een goed beftaan, in een zeekeren tak van handel ; maar ftelle dat dit getal vermeerdert zonder dat hun debiet vergroot. Bij inkoop word dus de naavraag §. 14. grooter, door de meerdere Kooplieden, met gevolg,dat de  DERDE HOOFDSTUK. sa* de prijzen hier door moeten monteeren, — zó dit een buitenlandsch product is, bevoordeelt men daar mede de Vreemdelingen, en bij verkoop binnen 'sLands, om de meerdere aanvoer dan het benoodigde, daalt de naarvraag § 14., en worden de winningen der Verkoopers minder. Het is waar, oppervlakkig is dit een voordeel der koopers, maar is volgens het gefielde het buitenlandsch product hier door in prijs geftegen, dan is dit meerdere een verlies voor 't Land, want het voordeel der Koopers beftaat maar in het minder winnen der Verkoopers, — al wat binnen 's Lands door den een of ander minder gewonnen word , Vermeerdert of vermindert de masfe van den rijkdom van het Land niet, maar de meerdere Gelds uitvoer is in deezen verlies. Met Fabrieken is het van gelijke, te veel dezelve vermeerderd zijnde , bewerkt Verval. Geen wonder dat daarom in zommige Steden , alwaar geheele ftraaten genoegzaam niet dan Winkelhuizen zijn, men over Verval klaagt, want daar voorheen maar enkelde Winkels van waren, vind men thans dit getal dikwijls verdubbeld en meer, en zo is het ook met veele Beroepen en Handwerken. De welvaard van een Land of Stad, beftaat in het noodig beftaan voor alle ftanden des Volks,— de genocgzaame evenredigheid houd ieder ftand ftaande, P aa  %%6 DERDE HOOFDSTUK. Verval zo men get-n 011derfteuning san Colonien geelt. en de onevenredigheid brengt dien tot Verval. Hoe wijsfelijk is daarom het belle] der aanbiddelijke Voorzienigheid, dat de Menfchen zo ónderfcheidcn in geniën als weezenstrekken zijn, — een volkomen (laat van gelijkheid, in geniën en werkzaamheid, maakte de Volksmaatfchappijen onbeftaanbaar, en den mensch gelijk aan de dieren. $• 79- In een Land alwaar de producten van de Colonien en buitenlandfche Bezittingen het voornaamfte van den A&iven handel uitmaaken, moet de Koophandel noodwendig vervallen , indien dezelve zonder onderftcuning uit het Moederland aan haar noodlot worden overgclaaten. Die bronnen van welvaard, welke haar tot Goudmijnen verftrekken, kunnen zonder een voldoende Zeemagt niet ftaande blijven. De rainfla Oorlog fielt haar ten prooi van haare vijanden. Aan wicn anders dan aan het voorig beftuur, is het verlies onzer Oostindiën te wijten? zij zijn 't, die de Marine hebben laaten vervallen, om de Republiek afhanglijk van Engeland te maaken. Een Volk onze grootfte mededingers in den Koophandel, die jaloers op Neêrlands welvaard, niet anders dan ons verderf en totaal verval gezogt heb-  DERDE HOOFDSTUK. 22? Èebben. Een Republiek enkel gefchikt voor1 een Zeemogendheid , die geen ander beftaan heeft dan den Koophandel, moest ftrijdig tegens haar eigen belang gewikkeld worden in Alliantien die geduurige Oorlogen ten gevolge hadden. Spiegelen wij ons aan de Republieken van Veneticn , Genua en Zwitzerland, deezé hielden zich buiten de woelingen der Staatkunde, en bewaarden haare onzijdigheid, met gevolg dat hunne welvaard fteeds aanwies , in evenredigheid dat de onze'verviel, daar indien wij de voorbeelden der andere Republieken hadden gevolgd, onze welvaard beftendig geweest zoude zijn, en wij ons al meer en meer verrijkt zouden hebben ten koste van de Oorlogende Mogendheden. f. 80. Alle Menfchelijke werkzaamheden, (dieniet tot nadeel van hunne natuurgenooten dienen)' geen bepaalïngen duldende,als ftrijdigtegensde! Vrijheid, zo zijn daarom alle Stapelrechten, tollen, of lasten op den handel ten uiterften nadceüg; en wil men daar van een proefondervindelijk bewijs, dan vind men zulks in de zwaare belastingen van Tollen, door de bijzondere Souveraine Vorften , op de goederen gelegd, P a die Nadeelen /an S apel•ec. ten of rollen.  t»8 DERDE HOOFDSTUK. die langs de Rivieren afkomen. Ieder die daar aan paalt, heeft zijne bijzondere Tollen, en bezwaart daardoor allen handel. In Frankrijk, gaf zulks de grootfte ftremming aan denbinnenlandfchen handel cn ïnduftrie. Dit zelfde heeft ook plaats omtrent onze Vereenigde Provinciën, verfchiilende Tollen, belastingen op elkanders bewerkte Goederen , verbod van uitvoer in noodwendigheden, en wat meer van die natuur, waren de heimelijke middelen waar door de eene Bondgenoot den anderen benadeelde. De Koopwaaren, die over Zee worden aangebragt, zijn daarom minder bezwaard dan die langs de Rivieren. Waarom ? hier ontmoet men geen Tollen, en daarom kunnen de Franfche Wijnen, tot zo veel minder prijs gedronken worden dan de Rhijnfche, die bij de dertig Tollen hebben te pasfeeren. Zo onftaatkundig zijn de Vorften, dat zij niet begrijpen, dat elke belasting of bezwaar op Koophandel en ïnduftrie, ook de bronnen van 's Volks welvaard ftopt, en deeze verftopt geraakende, zij ook in evenredigheid verzwakken, en haar magt en aanzien onder andere Volken verliezen. Van dezelfde fchadelijke natuur, zijn ook alle belastingen op noodwendige levensmiddelen, de Daggelden, en alle werkzaamheden worden hier door verhoogd , ten nadeele van het buitenlandsch ver-  DERDE HOOFDSTUK. vertier. Oorzaaken die alle ïn deezen medegewerkt hebben tot ons verval. Trouwens alles fchijnt in de Moreelé even als in de Phyiïfche waereld, maar tot een zeekere hoogte te kunnen komen, en die bereikt hebbende daalt alles weder tot zijn waterpas. Zijn Tollen en Belastingen te ondragelijk geworden, dan leggen dezelve den grond tot Revolutien, en bewerken hier door de Despoten hun eigen val. $. 81. Heb ik bij §. 67. en 68. het nodeelige der Gildens aangetoond, alle Oftroiën terbegunftiging van eenigen tak van handel, waar bij andere ontflooken worden van in mededinging te mogen komen, zijn fchadelijk voor het algemeen belang, ten ware, gelijk bij de Oostindifche Maatfchappij, de particuliere vermogens ongenoegzaam waren ter mededinging met andere Volken. In zulk een geval, daar een mededinging tusfchen Volk en Volk plaats heeft, moetende bijzondere werkkragten tot één algemeene werkkragt vereenigd worden, maar in de Burger Maatfchappijen, daar de itaat van gelijkheid plaats heeft, mogen geen bevoorrechte Handen weezen, — enkelde gevallen zijn er nogthans daar zulks plaats kan hebben, bij voorP 3 beeld, Narfeelea van Oo truien.  23© DERDE HOOFDSTUK. beeld, een Bockverkooper is voorneemens een -kostbaar werk te laaten vertaaien, of een nieuw werk van groot aanbelang te doen drukken. Een Oétroi daar op verzoekende tot voorkoming van fchade, ten einde dat andere geen misbruik van zijn alree uitgefchoten kosten ter vertaling zouden maaken, is de vergunning van Octroi daar van redelijk. Hier kan geen Monopolie plaats hebben , om dat hier een genoegzaame algemeene prijs cours per blad op ftaat. Het fchadelijke in opzicht der Octroiën, beftaat alleen in ccn Monopolie, yan verhoogde prijzen. Octroiën zulks niet bewerkende zijn niet nadeelig, om dat dezelve de ïnduftrie bevorderen, en alle nieuwe uitvindingen aanmoedigen. — Hier zijn de grenspalen van het voor- of nadeelige. Zonder belooningen of gunstbewijzen, bleef het vuur der uitvinding in de'asfche begraven, maar ontvlammende dient het fchadelijke bepaald te worden, en daarom is in de meefte gevallen, een voldoende belooning in evenredigheid van het belang der uitvinding uit 's Lands kas nog bee» ter dan O&roiën, Koophandel kan ook vervallen , indien *s Lands muntfpeciën, tot betaling der Wisfels t&fef'-r £ 1 In Nadeden der vtrval» fing van l\> uru«  DERDE HOOFDSTUK. 231 in omloop, te veel van het waare gehalte afwijken. Hier uit ontftaat altoos een nadeelige Wislël-Cours, wijl de Vreemdelingen zich niet reguleeren naar de Munt, maar wel naar de waarde van dien. Bij alle handeldrijvende Natien word zulks in acht genomen, als bewust dat bij alle partijen van koop en verkoop, waarvan de betaling perVVisfel gefchied, hunne.eigen Ingezetenen dit verlies moeten dragen. Munten te vervalfchen in Alloi of Gewigt, gééft ook discredit aan den Koophandel, en wasftrafwaardig, zo niet de Vorften boven de Wetten verheven waren. Frederik de Groote heeft in den zevenjaarigen Oorlog hier mede zijn roem bezwalkt, en zijne Onderdaanen daardoor groote nadeelen toegebragt. Doch Holland heeft altóós zich zo naa mogelijk aan het parie gehouden. Maar Zeeland heeft door het verhoogen van zijne Zeeuwfche Rijksdaalders, in Cas van Wisfel veel nadeel geleden. $■ 83. Alle takken van Koophandel en ïnduftrie kunnen ook een groot verlies lijden , indien een 1 Land geld noodig hebbende, toevlugt neemt{ tot geldnegotiatien bij wijze van Loterij, of Negotiatien waardoor 'sLands Obligatien in P 4 prijs- Nadeel an [.oterij )bligatien nz.  *3* DERDE HOOFDSTUK. Nadeel v?n Loteri tien. prijswaarde daalen , gelijk ook, indien door geforceerde geldligtingen, zo veel Muntfpeciën uit den omloop worden genomen, (zom der iets reprefentatiefs voor het zelve in de plaats te neemen) dat daardoor de masfa van Koophandel moet verminderen. Doch dit ftuk is van zo veel gewigt, dat dit een en ander wel een nadere toelichting noodig heeft. $. 84. Loterij Negotiaticn, zijn altoos ten uiterfle 'nadeelig, allerschadelijkst voorhetLand, • voordeelig voor de enkelde gelukkige die de hooge prijzen trekken, maar nadeelig voor verre het grootfte getal van deelgenooten, en dus ftrijdig tegens de eerfte grondwet van Staat, het algemeen geluk des Volks. Het is waarlijk te verwonderen, dat men over Mathematifche waarheden nog zo verfchillend denkt, blijkens No. 78, 81, 90, en 91. van den Republicain, daar anders tusfehen Wiskunftenaaren niets dan waarheid word geëerbiedigd, en de dwaaling binnen haar Tempel geen toegang vind. ■ (doch ik zegge ook maar tusfehen Kunstgenooten) Als men een Loterij wiskunfig wil beoordeelen, dan moet men de voor-, en nadeelen eerst aan de zijde van de beleg-.  DERDE HOOFDSTUK. gers ? „ en vervolgens aan de kant der deel- neemers onderzoeken. Ik zal in deezen tot voorbeeld neemen de laatfte Loterij Negotiatie van Holland. In deeze Loterij beftaande uit 30000 Loten, konden de deelneemers voor 400 Gis. Contant en 200 Gis. aan *s Lands Obligatien, verkrijgen een Lot, waarvan het minde dat zij konden trekken was 800 Gis., en hier van waren er 25000, de overige beftonden uit hooger Prijzen en Premien , beloopende alle de Prijzen 26 Millioenen. Het Land verkreeg dus aan inleg 30000X400 zijnde 12 Millioenen Contanten, en 30000 X 200 aan Ohligatien, maakende 6 Millioenen. 12 Millioenen Contant, en 6 Mill. Obligatien, is 18 Mill. dat het Land trok, en daar geeft het Land voor 26 Millioenen aan Prijzen of Premien, dus 8 Mill. totaal verlies, (indien men de Obligatien tegen parie reekend). Dit is nu Wiskundig waar, en 'er valt niet tegen te zeggen. Maar aan de zijde van het Land is het verlies grooter dan 8 Millioenen, en dit zal ik bewijzen. Dat de Prijscours van 's Lands Obligatien om de ftreek van 55 p. Ct. komt is bekend. ■- Niemand die eenigzints zijn Intrest verftaat, zal dus 600 Gis. Contant voor een Lot geven, maar betaalt 400 Gis. Contant en 200 Gis. Obligatien, (die naar feovengem, Cours van 55 p. Ct,) bedragen 110 P § Gls„  J34 DERDE HOOFDSTUK. Gis., en van daar dat de Prijscours deezer Loten, een geruimen tijd lang maar 50.0 Gis. en even daar boven is geweest. Maar wie zou nu kunnen geloven, dat zulke bekende waarheden , tegengefprooken, en in een gaotsch ander en verkeerd daglicht konden geplaatst worden, gelijk de Correspondent van denRepublicain in No. 81. van dat Weekblad doet, tegen den Schrijver van No. 78., zeggende die van No. 81.: „ Dan, zie hier de waare en een„ voudige bereekening der bewuste Loterij , „ en, na deze te hebben opengelegd, laat ik „ gaarne aan ieder het oordcel over." „ Het Land krijgt 12 Millioenen aan geld, „ en looft daar voor 20 Millioenen uit; want „ de overige uitgeloofde 6 Millioenen ont„ vangt men ook in Obligatien. Dus Nego,, lieert het ƒ 600-:- in geld, en geeft daar „ voor eene Obligatie van ƒ 1000-:- Deze „ nu tot 2^ p. Ct. zal aan Intrest kosten ƒ 25 -: - en dus over de in geld ontvangen „ƒ600-:- juist 4j p. Ct." Als een vijand zijnde van alle twistfehriften, zou ik mij nimmer inlaaten over gefchillen, waar in de onderfcheiden denkwijze van Schrijvers geen nadeel aan het Publiek doet, maar als men dwaalingen ontdekt, die ten allergrootften nadeeie van het Vaderland zijn, dwaa-  DERDE HOOFDSTUK. ^35 jdwaalingen waar door men zo wel Volksvertegenswoordigers als zijne Medeburgers kan misleiden, dan is ieder deskundig Bur¬ ger ui: liefde voor de waarheid , en het belang van zijn Vaderland en Medeburgers Zedelijk verpligt, op een befcheidene manier die dwaaling aantewijzen , te meer als hij ontwaar word dat die dwaalleer nog zijne voorftanders vind, en die dooiende Menfchen zich als raadgevers in 's Lands Financien doen voorkomen. Ongelukkig heeft,zich bovengem. Schrijver van No. 81., in de meefte poinften zijner voordragt geabufeerd. „ Het Land krijgt, „ (zegt hij) 12 Millioenen aan Geld" — dit is waar — ,, en looft daar voor 20 Millioenen „ uit;" — dit is abuis, zijn 26 Millioenen — „ want de overige uitgeloofde 6 Millioenen ,, ontvangt men ook in Obligatien" — Het Land word hier fpreekende ingevoerd, en dan is waar dat het Land 6 Millioenen Obligatien tegen parie prijzen aanneemt, maar die 6 Millioenen worden niet uitgeloofd maar wel 26 Millioenen. — „ Dus Ncgotieert het ƒ600-:- in „ geld"— Het Land'verkrijgt f 400-:- Contant, en f 200-:- in Obligatien (zijnde naar bovengem, Prijscours) f 510 -: - en dus geen 600 Gis. — ,, en geeft daar voor een Obligatie 3, van ƒ loop-:-" Hoe kan nu een Makelaar }  p6 DERDE HOOFDSTUK. laar, gelijk die Schrijver fchijnt te zijn, zo mis hebben! daar hij weet of ten minfle behoorde te weeten, dat er van de 30000 Loten, 25000 zijn yanf 800-:-, en das is er van de 6 maar een die f 1000-:- en daar boven kan trekken — „ Deze nu tot 2} pro Cento zal aan Interest „ kosten ƒ 25-.-" — dit is waar omtrent die van f 1000-: - maar die van f 800 -: - is maar 20 Gis. — „ en dus over de in Geld ontfan„ gen ƒ600-:- juist 4$ pro Cento" — Hier is alles mis, niemand geeft immers f 600 -: - Contant voor een Lot, maar (volgens bovengem. Prijt20x 100 tours) wel f 510-:- dus - - = 3ff pro Cento zijnde vanf 800 Gis. Mogen die abufive berigten nu plaats hebben bij een Makelaar? vraagt men daar op het oordeel van een ieder? en zulke valfche Grondftellingen worden nog overgenomen vaneen tweeden Correspondent, in No. 90. en 91. van den Republicain, alwaar die Schrijver op bl. 302. zegt: „ Het is dan ,, nu ftellig beweezen, dat de bewuste Loterij „ den Lande niet meer kost- dan 4^ pro Cento." — De Conclufie is dan, het is stellig beweezen , dat den Lande die Loterij niet meer kost dan 4i pro Cento. — Deeze laatfte Correspondent heeft dit abuisje weder ter goeder trouwe overgenomen van den Makelaar uit No.  DERDE HOOFDSTUK. J37 No. 81. Maar fchoon wel uit den zin der aangehaalde pasfagie uit No. 81. blijkt, dat die Makelaar in zijne abufive bereekening zulks mede aan de zijde van het Land neemt, zo zegt hij nogthans niet ftellig, dat den Lande die Loterij niet meer kost dan,4^ pro Cento , gelijk de Schrijver van No. 90. en 91. opgeeft. De dwaaling van beiden beftaat hierin,zij reekenen op een Obligatie van ƒ 1000 -: - die ƒ 25 -: - Int. doet , en die zij verkrijgen voor ƒ 600-:- in 25X100 Geld, — dan was zulks zeeker — 4s * 600 pro Cento — doch die ftelling heb ik beweezen dat mis was. Deeze gantfche bereekening raakt de deelneemers, maar niet het Land,en die deelnecmers genieten volgens die valfche bereekening voor haare ƒ 600-:- 4J pro Cento, . maar het is geheel mis, dat het Land die Loterij niet meer kost dan 4'spro Cento. En die misflag zal ik bewijzen. Het Land geeft in Obligatien .aan Prijzen en Premien . . 26'oooooo Ontvangt Contant . i2'oooooo ■ aan Obligatien ó'oooooo Zaamen —— i8'ooooo° Verlies ƒ 8'000000 Maar hier komt nog een groote post van verlies bij aan de zijde van  233 DERDE HOOFDSTUK. van het Land, door 6 Millioenen Obligatien of Recepisfen tegen parie Cours aantcneemen. Obligatien ofRecepisfen die dezelve (naa bovengem. Cours) tegen 55 pro Cento konde koopen, en dus 't Land daar aan verliest 45 p. Ct. zijnde ..... 2 '700000 Totaal Verlies io'7ooooo De waarde die het Land dus geniet is Contant . . . ia'000000 6 Millioenen Oblig. a 55 p. Ct. 3'3ooooo Dus in Waarde ƒ 15'300000 Het Land ontvangt nu wel maar 12 Millioenen Contant, en dus is de proportie regel van den Schrijver van No. 78. op bladz. 309. van den Republicain waarheid, maar om tocgevelijk te wcezen zal ik ftellcn 15'300000 , ftaat tot io'7ooooo verlies , gelijk ƒ 100-:-' waarde, tot de proCentoos verlies, zijnde 6$\4A p. Ct. Het is waar, veele zeggen, dc prijs Obligatien zullen mede niet meer , ja ! nog minder en mogelijk maar 50 p. Ct. waardig zijn , — doch de Cours raakt alleen de houders der Obligatien. Het Land is en blijft ƒ 100-:- fchul- dig  DERDE HOOFDSTUK. dig te betalen , en kan of vermag bij aflosfing geen andere betaaling doen, dan in parie prijzen. Maar begeert het Land even als alle andore Koopers publiek naar een Prijscours haar eigen Obligatien voor Contant Geld in te koopen, dan mag het Land profiteeren, even als alle andere van deeze Prijscours, en dan komt het Land voor als Kooper, en zou die 6 Millioenen Obligatien tegen 55 p. Ct. hebben kunnen koopen, maar daar bij verwisfeling als kooper 45 p. Ct. meerder voorgevende, zo verliest daardoor het Land bovengen, ƒ 2'700000. Op die zelfde gronden heeft de Schrijver irï den Rcpublicain bij No. 78., 90. cn 91. Heilig, en ik durf zeggen Mathematisch, deeze Loterij bereekend. Het is voor ons lieve Vaderland te hoopen, dat Neêrlands Volksvertegenwoordigers, naar zulke onkundige Raadgevers nimmer luisteren, en zelve, of anders door deskundigen Wiskunflig eerst de Plannen zullen laaten narcekenen. Zeekerlijk kan niet ontkend worden , dat die gene, welke ƒ 1000-: - en daar boven trekken, grootelijks hier mede bevoordeeld zijn % gelijk de Schrijver van No. 78. in den Republicain op bladz. .308. in een uitgereekende tafel heeft aangeweezen, maar van de zes zijn er vijf die geld verliezen, want ftel dat men voor ƒ500 Contant  Ho DERDE HOOFDSTUK. tant een Loc (gelijk al gedaan is geworden) koopt, en dat de Obligatien deezer Loterij 50 p. Ct. waardig zullen zijn, dan verliezen van de zes deelneemers, 5 ieder ƒ 100-:- als zij op dien tijd hunne Obligatien verkoopen.. Het mcerendeel verliest dus. , en het zesde gedeelten der deelneemers zijn maar winners. Is dit waarheid, dan neem ik niet aan te bewijzen , dat zulke Plannen overeenkomen met de Republicainfche Grondbeginzelen van het algemeen geluk des Volks, en kan dus niet vinden , dat de Schrijver van No. 78. verdiende, om op bladz. 229. en 231. door die van No. 81. zo onrechtvaardig gehekeld te worden; doch de Republicain heeft dien Schrijver van No. 78. de behoorlijke facisfadtie gegeven. %■ 85. ■ Behalven het fchadelijke der Loterij Obligatien , zo zijn ook alle Geldnegotiatien , waar door het getal der Obligatien grootelijks vermeerdert , nadeelig voor de Capitalisten , om dat door de meerdere hoeveelheid van Obligatien, de naarvraag van §. 14. vermindert, en door de vergrooting der Staatsfchuld het Nationaal Credit vervalt. Ja! door de vermindering van het Geld in den Omloop neemt ook de . v mas- Vermeer dering vai Obligatien nadeelig.  DERDE HOOFDSTUK. 241 masfa van Koophandel in evenredigheid af, ten minften zo het geld niet door iets gelijkwaardigs gereprefenteerd word. De vaste Capitalendaalen in prijswaarde, en de gewoone Interesfen verhoogen. Een nadeel niet gering, vooral in een Land gelijk Holland, welks rijkdommen meest beftaan in binnen-en buitenlandfche Obligatien , Landerijen , Huizen , kostbaare Meubelen, Magazijnen en Winkelhuizen, vervuld mei onfchatbaare Koopwaaren, Schepen , enz. Hel. eens Hollands rijkdom op 2500 Millioenen Gis., maar dat door groote Geldligtingen de waarde van dit alles 20 p. Ct. vermindert, dan is het Nationaal verlies door die ligting 500 Millioenen, daar nogthans de geheeleGeldsligting dikwijls niet het vijfde gedeelte van dien bedraagt. Waarheden niet enkel Theoretisch, maar door de ondervinding beweezen. Het is waar, men zegt, het Geld derGeldnegotiatien komt weer geheel of ten deelen in omloop; -— zo verre het weder in omloop komt, doet het zeeker minder nadeel, maar in onze Republiek is doch wel te bewijzen, dat ruim de helft van dien buiten 's Lands is gegaan. Doch nu is de vraag, 's Lands Financie uitgeput zijnde door een voorig Bewind, moet men dan geen toevlugt ncemen tot Geldnegotiatien? Ja! maar tot de minst (chadelijke, — en welk die zijn, zal Q ik  c4a DERDE HOOFDSTUK. Nadeelen van geforceerdeGeldligtingen. ik onder de middelen van herftel opgeven. In het Financieele Vak , moet men langs onwe*derfprekelijke-en Proefondervindelijke Grondbeginzelen denken, kennis hebben van den aart en natuur van Geld en Papier, waar door het in waarde vermeerdert en vermindert, hoe het zelve de ziel van den Koophandel is, het Kroonrad welke alle de raderen van beweging in handel en ïnduftrie gaande houd. Met één woord het is 't voornaamfte en geWigtigfte Vak van Staatkunde, en waar door de welvaard des Volks ftaat of valt. $. 86. In een Land van Koophandel, daar het geld de onontbeerlijkfte behoefte is, fpreekthetvan zelfs, dat geforceerde Geldligtingen aldaar allerfchadelijkst moeten zijn. Duizenden Kooplieden en Winkeliers in ons Vaderland, die men hunne Winkels of Pakhuizen beziende , voor Capitalisten zou befchouwen, en die nogthans maar bezitters zijn van onbetaalde goederen van anderen, die zij op Credit veikregen hebben, fpeelende al dikwijls met het geld van deneenen Koopman, tot betaling van den anderen; door een goed overleg van op zijn tijd te betalen, weeten zij hun Credit bij hunne Kooplieden ftaan-  DERDE HOOFDSTUK. 243 ftaande te houden, en in diervoegen een uitgebreiden handel te drijven, waarvan de Omloop des Gelds, zomwijlen vijftigmaal overtreft, het mon tan t hunner zuivere bezitting. Maar men kan met weinig kundigheid ook fpoedigbeoordeelen, dat er niet veele fchokken noodig zijn, om dat zwakke gebouw van Koophandel in eens te doen initorten. Want neem eens, dat door een geforceerde Geldligting, ieder Burger zijn Geld noodig krijgende,of dat men,al eensrijkelijkGeld hebbende, daarvan een voordeelig gebruik zoekt te maaken; dan geraakt hier door het Contante Geld fchuil en uit den Omloop, en het getal der Koopers verminderen, vooral als de Kapitalisten hunne buitenlandfche Interesfen door den Oorlog misfen. Deeze middelftand van nuttige neeringdoende Burgers, offchoon zij zelfs weinig Geld in een geforceerde Geldligting behoeven te geven, worden door de hier voor befchreven gevolgen geruïneerd , misfen veel al de reguliere betaling, van Goederen die zij op Credit verkogt hebben, blijven met Winkels vol van ^Goederen zitten, geraaken daardoor buiten ftaat hunne Crediteuren te voldoen, en waardoor hun Credit totaal vervalt. Waarheden door de dagelijkfe ondervinding bevestigd. Bij Renteniers 1 doet zulks geen minder nadeel, want een Reni tenier die niet dan Hollandfche effecten heeft, Q 2 en  *44 DERDE HOOFDSTUK. en geen meer Contant Geld bij kas houd dan om van te leven, betaalt in die gevallen drie maal meerder dan een even rijk Burger, welke van Contant Geld voorzien is. Gelijk blijkt uit het volgende Voorbeeld. Stel een Rentenier die iooooo Gis. aan Hollandfche Obligatien bezit, waardig ƒ 50000, deeze hier 6 p. Ct. van moetende betalen, en geen Geld daartoe bij kas hebbende, of uit zijn manier van leven kunnende misfen, is vcrpligt, voor ƒ 6000 zijner Obligatien te verkoopen, ter betaling zijnerƒ3000, en voor welke ƒ 3000 hij Obligatien krijgt waar 1 d'g ƒ I5°°-> dus verlooren in Capitaal ƒ4500, en aan jaarlijkfche Intrcsfcn/?^. Daar een even rijk Burger van zijn ƒ 50000, mede ƒ 3000 gevende en Obligatien voor krijgende, maar in zijn Capitaal/1500,en dus alleen het éénderde gedeelte van den Rentenier verliest. Ongelukkig moeten hier altoos, in dit nadeelig lot deelen de Weezen , om dat de Voogden volgens Placaten van den Lande verpligt zijn het leedig liggende geld der Weezen te belleden aan 'sLands Obligatien. De middelffanden des Volks, de Iterkfte Steunpilaar van den Staat, zijn in deezen altoos de meest lijdende partij, want de mindere Clasfis des Volks geeft hier niet aan, en rijke Capitalisten die het aan geen Contant Geld ontbreekt, kunnen dan langs een meenig¬ te  DERDE HOOFDSTUK. 245 te verfchiilende weegen met woeker zich van hunne fchade herflellen. Hoe meer het Geld fchuil en uit den Omloop geraakt, des te meerder kunnen de bezitters van dien zich verrijken ten kosten hunner Medeburgeren; en wat kundig Mensch, of hij zal naar naauwkeurig onderzoek moeten bekennen, dat dit alles bewaarheid is geworden in ons tegenswoordig tijdvak? Doch niemand veroordeele mij , als of ik hier door het gedrag onzer Volksvertegenswoordigers in' verdenking tragte te brengen. — Dit zij verre van mij! maar dit neemt de verpligting niet weg van een Burger, om het fchadelijke van dit een en ander aantewijzen. Het Financieele Vak is niet ieders ftudie, en daarom geen wonder, dat Volksreprefentanten waar van de meeste zich nooit hierin beoeffend hebben, en dikwijls hier in zich bedienen van den raad van anderen, die men meent, dat zulks kundig zijn, maar die met dit al van het verband van dit een en ander weinig weeten, hier in dwaalen. Wijsgeerig Neêrlands Opkomst, Verval en Middelen van Herftel befchrijvende,zo kan of vermag ik geene waarheden verbergen , te meer daar onze Nieuwe Conftitutie wel noodig heeft de hoogst mogelijke inlichting. Q i $• 87.  Piê DERDE HOOFDSTUK. Nadeelen van te groote uitkeeringvan Balli uw-, Schout- of Secretaris AmpiËQ. Verval buiten ons toedoen. §• 87. Onder het Verval door vermeerdering van Lasten, kan men ook brengen, de op uitkeering uitgegeven Balliuw-, Schout- of SecretarisAmpten van veele Heerlijkheden. De ongelukkige In- en Opgezetenen zijn het alleen, die dan langs allerhande wegen uitgeput worden door deeze Amptenaaren. Transporten van Koop en Verkoop worden hierdoor verzwaard, Schrijfloonen van alle Publieke Aflens verhoogd. De Vacatiën op Rechtdagen, Comparitien,met één woord al, waar met mogelijkheid iets voor gereekend kan worden, moet betaald of in omflag komen. Ja! dit gaat zo verre op veele plaatzen, dat indien men 7 of 8 maal een onroerend Goed publiek verkoopt, de kosten van dien meer dan de verkoopprijs bedragen. Hierdoor worden de goede Ingezetenen uitgeput, en mesten zich zulke Amptenaaren vet' ten kosten hunner Medeburgeren, $. 88. Zie daar 20 eenige Oorzaaken van het Verval door ons toedoen, kortelijk aangetoond ; want men begrijpt wel , dat van deeze flolfe nog veel meer te zeggen zou zijn , maar ik vrees nu  DERDE HOOFDSTUK. 247 nu al met geen gunftig oog befchouwd te zullen worden , door die Burgers welken zich bevoordeeld hebben met de nadeelen van anderen , en die ik hun verkeerd gedrag onder het oog gebragt heb. Gelukkig dat bij andere Volken, dezelfde Oorzaaken ook gelijke uitwerkzelen hebben, anders zouden wij al lang tot ons voorig niet wedergekeerd zijn. Naar onze voorgeftelde orde fchiet nu nog over te behandelen het Verval buiten ons toedoen. Zijn alle Volken in een ftaat van gelijkheid omtrent eikanderen, even als de Menfchen , dan vermag ook ieder Natie tragten zijn geluk te bevorderen , door Koophandel , Handwerken , Fabrieken, en alle takken van ïnduftrie. Zulks in voorige tijden bij onze Opkomst, meest bij alle Volken verwaarloosd zijnde , zo kon het niet misfen , wanneer die Volken van hunne dwaaling terug en met ons in mededinging kwamen, of wij moesten in evenredigheid van die meerdere mededinging., in alle onze takken van welvaard verliezen. TizEngelfche waren de eerfte die jaloers op onzen Koophandel, denzelven ondermijnden, de bekende Acte van Cromwel , gaf een grooten flag aan onze Scheepvaart, die vervolgens van die gevolgen wierd, dat onze eertijdsatïive handel met dat Rijk, in een Pasfiven veranderde. Hun, Q4 ne  248 DERDE HOOFDSTUK. nc Oostindifche Compagnie, kwam tot dien bloeiftaat, dat haar jaarlijkfche invoer van Indifche Waaren in Europa, de onze wel de helft overtreft; en belangende de Producten uit de Westindien, bezitten de Engelfche wel het drie dubbeld van ons. Hoe heerschzugtig zich de Engelfche omtrent alle Volken bewonen, verdient hun minifterie den roem, dat zij alles aanwenden wat mogelijk is, om hunnen Koophandel tot den grootften bloei, hunne Fabrieken, Handwerken en ïnduftrie tot volmaaktheid, en de Kunften en Weetenfchappen , door eer en belooningen tot den grootften trap van volkomenheid te brengen. Alfchoon de Engelfche onze grootfte mededingers, en daarom onze natuurlijke vijanden zijn , kunnen of vermogen wij hun gedrag ter bevordering van hunne welvaard niet laaken, maar wel de onrechtvaardige daaden cn wegen die zij daaromtrent inflaan. Al wat de eene Natie door een meerder activiteit andere Volken daar in afwint, verdient roem. Hoe veele Volken van het Noorden zijn er, daar wij Nederlanders eerst de Vragtvaarders van waren, en hun bezorgden de Producten van het Zuider deel van Europa, die nu ons Land voor bij vaaren met hunne eigen Voortbrengzelen. Wat is in deeze Eeuw de Rusfifche Koophandel toegenomen , doch waarvan de Engelfche de mee-  DERDE HOOFDSTUK. 249 meefte vruchten trekken. Ja! wat Volken uit ons Zuider waereld deel, die ook op dezelfde wijze naar het Noorden vaaren , zonder onze Havens aan te doen. Daar wij voorheen jaarlijks een meenigte Jutten en Deenen kregen, om op onze Schepen te vaaren, is de Scheepvaart van deeze Volken al zo belangrijk geworden, dat zij hun eigen Volk op de Schepen noodig hebben. Alle Volken hebben het recht om den Koophandel van hun Land aantemoedigen, ten einde door dien weg den Handel tot zich te trekken. Wie kon met grond het Hof van ÏVeenen betwisten , den aanleg van de Oostindifche Maatfchappij te Oostende; en dat Spanje dienaangaande zeer voordeelige verdragen met den Keizer aanging? Dat Zweeden in navolging van de Engelfche, aan alle Vreemdelingen verbood, van met hunne eigen of bevragte Schepen niets binnen het Rijk te brengen, — dan de Gewasfen en Stoffen van hun eigen Land, of van hunne buitenlandfche Volkplantingen? Ook rigtten die zelfde Zweeden, te Gothenburg een Indifche Maatfchappij op, in het jaar 1731. die nog duurt. De Republiek verbood daarop wel het deelneemen in alle vreemde Maatfchappijen van Koophandel, maar dit was ook al, dat zij daar aan doen konde. In 1749. wierd ook met Oflroi van 20 jaaren Q 5 in  s5o DERDE HOOFDSTUK. in Engeland een Maatfchappij van Haringvangst opgerigt, welker inleg beliep 500000 p. SterL, belovende de Koning 40 jaaren lang uit zijne inkomften aan de Reders een vereering van 30 Schell. Sterl. van ieder ton Haring in het jaar. Hunne Walvischvangst zetten zij ook fterker voort, en troonden verfcheiden Hollandfche Visfchers naar Engeland, het welk de Staaten alhier bewoog, een fterk Placaat uittegevcn, tegen die genen, welke in vreemden dienst gingen. Verbiedende ook den uitvoer van ledige Haringtonnen , Duigen , Hoepen , Wand , Drijftuig en Pekel. Te Embden werd ook een Oostindifche en Afrikaanfche Maatfchappij opgerigt. Ook verkreeg in 1759. de Commercie Compagnie te Koppenhagen een uitfluitenden Koophandel op Groenland en de baai Disko, Alle welke mededinging groot nadeel aan onze Scheepvaart en Koophandel toebragt, doch daar die Volken het zelfde recht toe hadden als wij. In het jaar 1655. ftremden de Franfehen onzen Handel fterk, door de Franfche Vrijbuiters in 't Kanaal, en de 50 ft. Vat geld op elk Vat. Leggende ook in het jaar 1671. ongehoorde Lasten op onzen Koophandel. Van gelijke werd onze Koophandel langs de Maze, door den Koning van Pruisfen benadeeld , door de twee nieuwe Tolhuizen te Wel beneden Ven-  DERDE HOOFDSTUK. &$i Venla. Ieder Land meester zijnde om zijn Koophandel uittebreiden en aantemoedigen naar welgevallen, kunnen ook tot dit einde alle vreemde Natiën haaren Handel met Lasten bezwaaren; maar zij moeten dan ook afwagten, dat haar Koophandel op dezelve manier zwaarder belast wordt; maar neen ! in onze Republiek ziet men daar niet naauw op, zo dat zelfs thans de Duitfchers met hunne bewerkte Waaren ons Land overkroppen, tot ruïne onzer Fabrieken. $• 80. Landen , gelijk bijzonder Holland, welke veele noodzaakelijke levensbehoeftens ontbreeken, komen ook tot Verval, indien zulke levensmiddelen die zij van andere Volken benoodigd hebben, aldaar door Misgewasfen of Oorlogen merkelijk in prijs mónteeren ; al dit meerder geld hier toe benoodigd, is een Nationaal verlies. Ja ! deeze Provincie kan door zijn laage ligging zo veel Koorn niet bouwen, als tot een zijner groote Steden noodig is, en hier door zijn alle zulke Landen in veele opzichten afhanglijk van de Vreemdelingen , die dezelve Goederen kunnen belasten en bezwaaren. En om maar een enkeld voorbeeld te noemen, zo is bekend dat de Engelfche Steenkoolen zedert een Nadeden voor ons Land, ali du buitenlandfcheWaaren in prijs mon» eeren.  »5* DERDE HOOFDSTUK. een jaar of twintig, wel 8 Gis. per hoed, en dus bijnaa tweemaal duurder zijn geworden. Maakende zulks voor deeze Provincie wel een verfchil van een half Millioen 's jaars. Een blijk van wat nadeelige gevolgen het voor een Land is, indien door Oorlogen of anderzints die buitenlandfche noodwendigheden duurder worden. 5- 9°- Eindelijk komt Verval in een Land of deszelfs buitenlandfche bezittingen , door Goddelijke Oordeelen van verwoestende Oorlogen, Stormen, Watervloeden, Brand, Pestilentie onder Menfchen of Vee. Wat fchatten zijn er door onze vijanden in den Engelfchen Oorlog van het jaar 1780., op Zee, en in de Oost- en Westindien van Neêrlands Inwoonderen en deszelfs Maatfchappijen geroofd. Van daar, dat onze Oostindifche Compagnie, waarvan bijzonder Hollands welvaard oorfpronglijk is , zo infolvent is geworden, dat zonder onderfteuningvan s Lands Financie, het al geheel met dezelve gedaan zou zijn geweest. Ja! wat waare Vaderlander ontroert niet, als hij thans denkt om onze weerlooze buitenlandfche Bezittingen, en waarvan het verlies, ook ons totaal verval zal bewer- Verval door Oorlogen.Stormen, Watervloe.den.  DERDE HOOFDSTUK. «5S werken. Waar zou ik beginnen, of eindigen indien ik alle de fchadens ging opnoemen, die onze Republiek heef: geleden in de Oorlogen van de voorige en deeze Eeuw, en waarvan alle onze genoegzaam onbetaalbaare Staatsfchulden oorfpronglijk zijn. Van Stormen, Watervloeden en Brand, heeft ons Land mede groote fchadens gehad; deszelfs laage ligging,omringd door Zeeën, en doorfneden met Rivieren, ftelt het geduurig bloot voor de woede van het door den wind opgeblaazen Waterelcment,om onder de hemelhooge Golven van dien gedeeltelijk begraven, of aan een andere kant van de met water opgezwolle Rivieren overftroornd te worden. Alleen in Duinen en kostbaare hooge Dijken vinden onze Landen befcherming tegen dit Element. Rampen en Onheilen in een meerdere of mindere maate gemeen aan alle Volken, en die Menfchen en Volken doen zien, het onbeftendige van alle het ondermaanfche. Waren er zo geen duizenden verfchiilende lotgevallen van voor- en tegen fpoed onder het Menschdom , dan bleven de Zegeningen der milde Natuur beftendig het Erfgoed van deeze of gene Volken; maar gelijk de Phyfifche Waereld geduurig veranderingen ondergaat, zo dat zommige Landen door de Zee verzwolgen, door Aardbevingen verwoest, daar geheele ftreeken Lands  *54 DERDE HOOFDSTUK. Aanmerking. Lands door ftroomen van Zeeën of Rivieren worden weggefpoeld, en gints door aanflipping als uit het water nieuwe Landen verrijzen ; even zo ondergaat de Moreele Waereld geduurige veranderingen. Waar zijn de GriekfcheGemeenebesten gebleven? Het magtige Carthago? Rijke Tyrus en Sidonï Het waereldberoemdRoomfche Keizerrijk ? en meer andere Volken, zo van den Ouden als Nieuwen Tijd? Tijden en Omftandigheden zijn aan geduurige veranderingen onderworpen, en de eene gebeurtenis ontWindt de anderen. $• 91- Hier mede heb ik deezen onaangenaamen taak afgewerkt, of laat ik liever zeggen, omtrekken van ons Verval geteekend; aan het voorledene is geen herdoen, maar ftrekt tot Leerfchool voor den Wijsgeer en Onderzoeker voor het toekomende. Het verband van het gebeurde beftudeerende , ontdekt hij den fchakel van dien , met bewondering befchouwt hij alle de werkzaamheden der Menfchen en hunne bedoelingen. Hoe de doordagte Plannen der Staatkunde, door tusfchen beide komende Omftandigheden verijdeld, magtige Volken vernederd, geringen als uit het Hof verheven worden 5 daar Ko-  DERDE HOOFDSTUK. »5J Koningen van hunne Throonen beroofd, en een trotfche Adeldom vernederd; de Banblixems van een Vaticaan verguist en befpot; Geeftelijke die de Rijkdommen der Volken hadden ingeflokt, van dezelveberoofd, als Ballingen omzwerven, Dweep- en Vervolgzucht met fchanr de zich onderwerpen aan de Reden, die Stadhouderesfe Gods op Aarde. Toneelen alle door het tegenswoordige gedachte beleefd, waarvan de gevolgen zich meer en meer ontwinden, en daar onze middelen van Herftel naar ingerigt zullen dienen te worden. VïER-  VIERDE HOOFDSTUK. Over de Middelen van Her/lel voor Neêrlands Republiek. Veninde deOinftai digheden, ..V an hun die oppervlakkig denken , zullen veele mogelijk vermeenen, dat om hetvervallcne te herftellen, het genoeg is, van maar in de maatregelen onzer Voorvaderen te trecden, •wanneer als dan, dezelve gelukszon op nieuws haare vruchtbaare ftraalen over ons zouverfpreiden. Maar wie is zo onkundig, die niet weet dat tijden en omflandigheden geheel veranderd zijn? Waren bij onze opkomst de Volken diep onkundig in Koophandel, Handwerken , Fabrieken , ïnduftrie , Zeevaart, en Kunften en Weetenfchappen; thans is er geen Volk in Europa, welke de waarde van dit alles niet kent. Dweep- en Vervolgzucht wordt veragt en verlmaad. Ja! met één woord, Europa's Inwoonderen rijpen'tot grooter volkomenheid. Is er een onafgebroken verband tusfchen Oorzaaken en  VIERDE HOOFDSTUK. en Gewrochten, dan moet men ook bij alle middelen van herftel de veranderde tijden en omftandigheden raadplegen,en in het verval naagaan* hoe verre zulks mogelijk is te kunnen herftellen. Het is niet genoeg een meenigte van Theorctifche middelen tot verbeetering optegeven, maar dezelve moeten ook mogelijk zijn ter uitvoer te brengen , en nimmer ftrijdig zijn , tegens de thans aangenomen Grondbeginzelen van de Rechten der Menschheid, In zaaken van dat gewigt, moeten onze gedagten ordelijk geleid worden, en hierom heb ik bij het eerfte Hoofdftuk Grondwaarheden opgegeven, ter inlichting van Neêrlands Opkomst en Verval. De Orde die ik in het aanwijzen van 't Verval gehouden heb, dien ik dierhalven ook te volgen in de middelen van herftel. §• 93- Van $. 53. tot §t 6b. heb ik beweezen, dat 1 ons voornaamfte Verval zijn Oorfprong heeft ^ gehad, uit een flegt Staatsbeftuur, ftrijdig te-rtu gens den opgegeven Grondregel van §.52. Zijn Sc tijden en omftandigheden thans zodaanig veran* derd, dat Neêrlands Volk, door de Zegevierende Wapenen der Franfehen, ontflagen zijn geworden van hun voorig bewind, en als eert R Vrij» Waarom over het Staatsbetuur moet sctirijveft*  «58 VIERDE HOOFDSTUK. D maling b'j de opritC:ng der Unie. Vrijverklaard Volk beezig zijn eene Nieuwe Conftitutie te ontwerpen , zo vordert het Onderwerp deezer Stofte, om ook mijne Gedagten dienaangaande optegeven, langs Wijsgeerige Grondbeginzelen. S- 94' Of fchoon wel bij het eerfte Artikel der Unie van Utrecht gezegd word: ,, Dat de genoemde ,, Landen , zig , met eikanderen, Verbinden ,, cn Vereenigen , om , ten eeuwigen dagen, „ Verccnigd te blijven, op gelijke wijze, als „ of zij maar ééne Provincie waren," ■ en wat verder, ,, onverminderd nogthans eene ie,, gelijke Provincie, cn de bijzondere Steden, ,, Leden en Ingezeeten derzelven , hunne bij* ,, zondere Privilegiën , Vrijheden , Voorreg„ ten, loffelijke en welherbragie Gewoonten, en „ alle andere Geregtigheden enz." Zo betoonden de Ontwerpers in dat opzicht, verwarde denkbeelden te hebben, van een Vereenigd Be-, fiuur, als of zij maar eene Provincie waren, doch daar ieder Gewest zijn Souverainiteit, en bijzondere Rechten en Privilegiën begeerde te behouden. Dit maakte een onbeftaanbaare Eenheid, van zeven Hoofden, en zeven Souveraine Willen. Een Staatslichaam wanftaltig in beftaan ,  VIERDE HOOFDSTUK. a5e; ftaan, en zwak dooi* verdeeldheid. -!—■— Hier kon geen algemeen belang, als eerfte Grondwet van Staat plaatshebben, maar wel het bijzonder eigenbelang der Provinciaale en Stedelijke Voorrechten. Een Regeeringsvornr, wèl:ke in zijrte Grondbeginzelen ftreed", tegens een Welgeordend ReprefentatiefheHum, en waarin de volgende Grondregel behoort plaats te hebben, Grondregel; Is uit hoofde van zelfsliefde, het Geril e Grondbeginzel van 's Menfchen werkzaamheid , de bevordering van zijn geluk; — en hebben alle Menfchen hierin een gelijke bedoeling, dan kan of mag het Maatfchappelijk leven, geen ander oogmerk ter vereeniging hebben, dan het Algemeen Geluk des Volks, — beftaande in dié nuttige en voordeelige werkzaamheid van ieder Individu, welke niet hinderlijk of fchadelijk voor zijn evenmensch, maar met deeze hunne werkzaamheid vereenigd, de hoogst mogelijke algemeene welvaard bevordert. R 2 Dee*  %6o VIERDE HOOFDSTUK. Tweede Grondregel Deeze eenvoudige Grondregel, dunkt mij, is onwederfprekelijk , maar dezelve wijst ons Dok met een opflag van hec oog aan, de onbegaanbaarheid van een Bondfchappelijk , maar zich noemende een één en vereenigd Gemeenebestbeftuur , — met voorbehouding van hun Provinciaal bewind, en handhaving hunner bijzondere Rechten en Privilegiën. Is er maar ééne wil bij den Mensch, waar naar hij zijne daaden beftuurt, en worden in een welgeordend Staatslichaam, dat de eenheid tot Grondflag van deszelfs beftuur legt, de Willen van alle tot zelfsbeftuur magt hebbende Menfchen, tot éénen algemeenen Staats Wil vereenigd, dan moeten alle bijzondere belangens, onderworpen zijn aan het algemeen belang, en kunnen er geen bijzondere Voorrechten zijn of beftaan. S- 95- In ieder Reprefentatief Staatsbeftuur, moet dus ieder Mensch zo veel van zijne Zelfsmagt afftaan, als tot bewind van het Algemeen Geluk noodig. is. Het zelfsbeftuur, de grondflag van het algemeen bewind, tot algemeen geluk zijnde, dan dienen alle Reprefentative Regeeringen zodaanig ingerigt te zijn, dat iederredenmagtig Mensch, met het minst mogelijk verlies van.  VIERDE HOOFDSTUK. *6i yan zijn zelfsbeftuur, zo veel magt aan het Opperbewind der Maatfchappij opdrage , als noodig is ter bevordering van het algemeen geluk des Volks, een waarheid, die geen bewijs noodig heefc, en daarom voor een Grondregel mag aangenomen worden. Zie daar mijns Oordeels de Wijsgeerige Grenspaalen van het zelfsbeftuur , tot het Reprefentatief Maatfchappelijk bewind overeenkomftig den Grondregel van §. 94. Hoe meer wij zaaken van die natuur tot haar grootften ftaat van eenvoudigheid brengen, des te minder wij blootftaan voor dwaaling. De te zeer zaamengeftelde denkbeelden, geven veelal oorzaak om van het fpoor der Waarheid te geraaken. Met wat voor eenvoudige Grondbeginzelen begint de Mathefis, en leid ons als ongevoelig van het eenvoudige, tot het meer zaamengeftelde, en vervolgens tot de verhevenfte waarheden? $• 96. Ik heb geen oogmerk om hier een uitgewerkt Ontwerp van Conftitutie voorteftellen, maar wel, om Grondbeginzelen op te geven , die daar toe dienstbaar kunnen weezen. Hoekfteenen dienstbaar om ons nieuw Staatsgebouw op te vestigen. De grootfte zaak in gefchil omtrent R 3 ons Grondba» 'inzeiei foor een Houftiuw :ie.  *6* VIERDE HOOFDSTUK. FlgunrHike gelijkenis. ons Vaderland is, welk een één en on¬ verdeeld bewind, —— dan wel een verbeeterd Bondfchappelijk befluur het beste voor ons Vaderland is? Bij mijn antwoord over die Vraag van deFriefche Volksreprefentanten, heb ik wel het voordeelige van het eerfte, en het fchadelijke van het laatften betoogd, maar naa dien tijd nog verfcheiden Schriften in het licht gekomen zijnde, tot verdeediging van het verbeterd Bondfchappelijk beftuur, zo zal ik eerst zo kort mogelijk mijne bewijzen, voor eene ééne en onverdeelde Conftitutie, volgens mijne hier voor bij §. 94. en 95. bepaalde Grondbeginzelen opgeven , — dan de voornaamfte tegenwerpingen van dien beantwoorden, -— en eindelijk een eenvoudig ontwerp van Conftitutie voorftellen. §• 97: Met een Wijsgeerig Oog, een één en onverdeeld ReprefentatiefBeftuur, volgens onzeopgegevene Grondbeginzelen befchouwende, dan loopen alle de bijzondere Willen even alsftraalen van een Cirkel, tot een algemeen aangenomen middelpunt, van waar alle Maatfchappelijke werkkragt zich vereenigt tot algemeen geluk. Is- bij den Mensch de zelfsliefde , de drijfveer tot üerfoneel geluk ; in Maatfchappij word de* zei-.  VIERDE HOOFDSTUK. 263 zelve Vaderlandsliefde ten doelwit hebbende, de algemeene welvaard. De Staat is de Reprefentative Zedelijke perfoon, van alle deszelfs Leden. Zijn alle de Scraalen van den Cirkel even groot, zo ook heeft de een Mensch geen grooter of kleinder, maar de meerderheid alle een gelijke magt aan het Bewind opgedragen. Ik zegge, de meerderheid, om dat het onmogelijk zou weezen,-dat alle Menfchen hierin eenftemmig dagten. Hier is een naauwkeurig verband, tusfchen de werkkragt van het geheel, en deszelfs deelen, bepaald in zijn uiterfte grenzen, door den omtrek van den Cirkel, met de Straal uit het middelpunt van dien befchreven. Dit Figuurlijk eenvoudig denkbeeld, is niet verre gezogt, maar beantwoord bij toepasfmg aan zijn Oogmerk, vooral bij dezulke die maar eenigzints de Grondregelen derMathefis kundig-zijn, of een goed natuurlijk oordeel bezitten. Uit voorfz. Voorbeeld, trek ik dit gevolg, dat alle niet uit den omtrek in het middelpunt geplaatfte magt, geen evenredige Rcprefentatie kan hebben, om dat dan de eene Straal langer en korter dan de andere, verfchiilende omtrekken zoude befchrijven. Omtrek , Straal en Middelpunt,'t moet alles regelmaatig aan elkander verbonden weezen. In dit zaamenltel dient nergens eenige gaaping of afbreeking te zijn, de R 4 in-  »Ö4 VIERDE HOOFDSTUK. invloed van ieder Individu tot het middelpunt van magt, mag geen hindernis ontmoeten, in zijn werkkragt, of nadering tot het middelpunt. Doeh deeze waarheden zullen zich klaarder haten verftaan bij toepasfing. Het Volk, niet alle bij eikanderen kunnende vergaderen, als daar toe te talrijk zijnde, zo is men bij een Reprefentative Regeering verpligt, het zelve in even groote Wijken of Grondvergaderingen te verdeelen , alwaar dezelve hunne Kiezers benoemen voor een Departements Vergadering, en in welke Departements Vergadering uit Kiezers beftaande, dan een of meer Reprefentanten, voor het Wetgevend lichaam benoemd worden, In dit in diervoegen verkooren Wetgevend lichaam, vereenigt zich dan de algemeene Wil des Volks, Maar hier ontftaat nu een vraag; moet men een Kiezer uit de Grondvergadering neemen? Ja! dit is billijk, om dat de Kiezer de Stem der Grondvergadering reprefenteert, en het tot minachting der prefente Leden zou weezen , zich door een Lid buiten hun te haten Reprefenteexen. Ieder Grondvergadering is een geheel op Zich zelve. Is het geheel gelijk aan al zijn deeien, dan wierd het ongelijk, indien men een deel buiten het zelve beftaande hier toe addeerde , om dat deeze weder haar befiaanlijkheid ia een ander geheel hebben. De Pbyfifche wae*  VIERDE HOOFDSTUK. 26$ waereld is niet dan Orde, haar zaamenftel is Goddelijk; waarheden alleen geëerbiedigd door de Reden. De Moreele Waereld heeft maar haar Plan te volgen, om tot de grootfte volkomenheid te naderen. In de Departements Vergadering, dienen ook deReprefentantenuit den omtrek van hun Departement verkooren te worden , om dat de vcrkoorene reprefenteert het Departement, even als de Kiezer de Grondvergadering. De aart, natuur en oogmerk van een Ordelijke Reprefentatie vordert zulks, als over het algemeen moetende veronderftellen, dat een zodaanig Reprefentant, meer kundig is, en Interest heeft in de belangens van zijn Departement, dan wel die gene, welke in een geheel ander gedeelte des Lands woonen. Het kennen van alle de bijzondere belangens, van de minfte Individu, in alle onderfcheiden Standen des Volks, en verfchiilende werkzaamheden, is een voornaam vereischte van een Reprefentant, want zonder dat kan hij niet beantwoorden aan mijn opgegeven Grondregels van §. 94. en 95. Ik weet wel, men zal zeggen, dat het dan in verfcheiden Departementen aan bekwaame voorwerpen zal ontbreeken; doch wanneer men de Departementen zo veel grooter neemt, gelijk ik vervolgens zal opgeven, vervalt die zwaarigheid. Ja ! indien men deeze orde van verkiezing volgt, zal het ook blijken, dat alle zwaaR 5 rig-  '266 .VIERDE HOOFDSTUK. Een één et onverdeelc bsftuur heeft meei werkkragt, righeden, welke de Voorftanders van een verbeeterd Bondfchappelijk Beftuur, tegen het een en onverdeelde inbrengen , dan geheel vervallen. i 9§. . Dat een één en onverdeeld beftuur, zaamen-. gefteld gelijk opgegeven heb, meer werkkragt bezit, dan ons voorig bewind, hocdaanig men het zelve al mogt verbeetercn, zal ik bewijzen. Al wat is en beftaat, wijst ons tot een eenheid van beftaan. De Mensch, dat weezen, die (op zich zelve befchouwd) onafhanglijk van zijns gelijken is, beftuurt zijn daaden dooréénenwil. Een wil die zich bij de minfte ontwikkeling zijner vermogens en dageraad van kennis laat zien. \n alle'Staatslichaamen hoedaanig géregeld,kan ook maar eene algemeene Volkswil plaats hebben. Verdeeldheid van Souveraine willen, is onbeftaanbaar, tegen den aart en natuur van éénbewind, dat den naam wil hebben van maar één Volk te zijn. Neen! door die verdeeldheid van Souveraine willen, worden zij als zo veele 011derfcheiden Volken, en verzwakken in werkkragt , in evenredigheid van haare verfchiilende bijzondere belangens. Is alle magt uit het Volk Oorfpronglijk, dan kan er geen Regecring beftaan, of zij is in den grondReprefentatief. Een . / ' ' Over-  VIERDE HOOFDSTUK. 267 Overheerfchend Gezag, raag een tegenftrijdig gedrag vertoonen 5 het minst dat zij genoodzaakt zijn, door Manifesten een glimp aan haare onrechtvaardigheden te geven, fpreeken zij in naam, of voor de belangens des Volks. Het is.opmerkelijk, dat alle Oude Bondfchappelijke Gemeenebestbeftuuren , verflonden zijn in de eenheid van een overheerfchend bewind. De Staatslichaamen hebben even als de zwaartekragt, altoos een heimelijke neiging naar een middelpunt van Eenheid. Ja! onze Republiek heeft daar al de ondervinding van gehad, zodat de Souverainiteiten der Provinciën, zich al meer en meer aan het eenhoofdig Stadhouderlijk Gezag onderwierpen, ter naauwer vereeniging. Gaan wij eens naa, wat kragt enfterkte, een één en onverdeeld Volk heeft, in tegcnlielling van Bondfchappelijke béftuuren. Thebe verrigtte wonderen onder_PELOPiDAs en Epaminondas. Sparta zo lang het vereenigd de Wetten van Lycurgus eerbiedigde, was onoverwinnelijk. Voor Rome bukten alle Volken, en AlexanPer de Groote overwon met een kleine vereenigde magt, de magtigfte Volken der Waereld. De Bondfchappelijke béftuuren zijn ongefchikt voor roemrijke bedrijven, zo dat hoe veele van Rome's nabuuren zich tegen haar Bondfchappelijk vereenigden, bezweeken zij voor het één f n onverdeeld Rome. Ja! de Geallieerde Krijgs- le-  *f5S VIERDE HOOFDSTUK. legers zijn magteloos, in vergelijking van die van een onverdeeld bewind; hun ontbreekt de Vaderlandsliefde en het Enthufictsmus om Heldendaaden te bedrijven; verfchiilende Volken zijnde, hebben zij meest al hunne bijzondere Bevelhebbers, en die verdeelde magt maakt hen zwak; bijzonder blijkbaar aan deGecoalifeerde Mogendheden tegen Frankrijk, de een bedriegt den ander, fcheidt zich af en breekt zijne Verbindtenis, intusfchen dat het één en onverdeeld Frankrijk, wonderen van Dapperheid verrigt. Ik befluit dus dat alle Bondfchappelijke béftuuren, hoedaanig men dezelve wil Verbee teren, in werkkragt, in geen vergelijking bij de ééne en onverdeelde Regeeringe komen, en onherftelbaare gebreken hebben , gelijk omtrent ons Vaderland zal blijken. Watnadeelen heeft het Souverain beftuur van ieder Provincie aan het algemeen belang van ons Vaderland al toegebragt. Onevenredig in Reprefcntatie, Hemden Provinciën die het één tiende gedeelte van Inwoonderen niet hadden, gelijk, met een Provincie als Holland, die alléén bijnaa zo veel zielen had, als alle de Gewesten met malkanderen , daar het niet meer dan redelijk is, dat het Reprefentatief gezag, evenredig is aan de Reprefenteerende Individus. In een Maatfchappij, daar het op niets minder dan op het Hecht der Menschheid Yan een ieder Individu aan-  VIERDE HOOFDSTUK. »6> aankomt, verandert zich dit onredelijke, in een onrechtvaardig overheerfchend Gezag, om dat de waarde van dit heilig Recht, van een Goddelijke afkomst zijnde onvervreemdbaar is, en in geen vergelijking mag gefield worden, tegen eenige andere Rechten van aardfche bezittingen. Het is, daar het eigen belang doch de voornaamfle drijfveer der menfchelijke daaden is, niet te verwonderen, dat zelfs nu nog, naa onze omwenteling, veele Provinciën meer genegen zich vertoonden voor een Verbeeterd Bondfchappelijk, dan wel vooreen één en onverdeeld beftuur, als overtuigd, dat, hoedaanige Verbeeteringen men mogt invoeren, zij een meer dan evenredige Reprefentatie zouden behouden boven Holland, waar aan men op zijn best een dubbelde Stem zou gegeven hebben, gelijk plaats heeft gehad in het ontwerpen van het Plan tot de Nationale Conventie. Maar vooral bevonden veele Provinciën zich bevoordeeld in de vastgeftelde Quotaas, en van daar dat zommige Provinciën geen noemenswaardige Staatsfchulden hebben, daar Holland onder dezelve als verzinkt. Van waar toch, mag men immers billijk vragen, dit verfchil? om dat de Quotaas onevenredig geregeld, Holland nog fchatten van de andere Provinciën moet hebben, wegens voorgefchotene extraordinaire petitiën, en dat de vermeerdering der Marine, meest altoos  s7& VIERDE HOOFDSTUK. toos ten haare lasten kwaihcV). Holland-was te bok der ongerechtigheid, die meest al de Schulden droeg; Mogelijk zal men vragen: waarom deeze zo in het oog loopende gebreken niet al ten tijde van ónze Voorvaderen herfteld? In Stadhouderlijke tijden was zulks onmogelijk; Want de Stadhouders in de meeite Provinciën Prefident der Edelen of Ridderfchap zijnde, eh Gelderland, Overijsfel en Utrecht , door Regeerings Reglementen geheel van hunnen Wil afhanglijk gemaakt hebbende, zo konden zij dooi-die Onevenredige Reprefentatie , altoos hun gezag ftaande houden. In Stadhouderlooze tijde, zijn er wel expresfe Vergaderingen tot Verbeetcringe van ons Regeeringsbeftuur aangelegd , maar die vruchteloos afliepen, om dat veele Provinciën zich met de gebreken bevoordeelden door de verbeeteringen benadeeldzouden bevonden hebben. Holland en Zeeland bijzonder Geinteresfeerd in den Koophandel, en veele andere Landprovinciën meer belang in de Fa- («) Gelderland is rog Schuldig aan de Marine .... 2,17^1-16-9 Holland .... 147870-14-3 Zeeland .... 3,962^06- 6Ut-.echt .... 2,209266-10-7 Friesland .... 2,869832-10Overiisfel .... i,4i'8lol-n-3 Stad en Lande . . , 3,059191-17-4 i*f»93234«- 6-a Zie' Staat der Delende van dc Republiek, VI. D. bl. loo. Gedrukt bij J. Ali.art, te Amfterdam.  VIERDE HOOFDSTUK. 271 Fabrieken hebbende, zo verwekten die tegenftrijdige belangens, aanhoudende tegenftribbelingen, te nadeeliger, wanneer deDeliberatien vielen over poinften, daar geen overftemming plaats had, maai1 daar één Provincie de magt had de heilzaamftc voordellen vruchteloos te maaken, en van daar dat door dit Staatsbeftuuf en Engelfchen invloed op hetzelve onze Marine geheel vervallen is ; waar doorNeêriandsKoophandel bij de minfte Onlusten of Oorlog in Europa, ten roof fox Engelfche geraakte, en thans onze meeste Indifche Bezittingen weerloos in de handen onzer vijanden zijn gevallen. Is het algemeen belang des Lands, de eerfte Grondwet van Staat, door verdeeldheid in Souverainiteit, en een Onevenredige Reprefentatie, verkregen de bijzondere belangens meest al het overwigt, . ten nadeele der algemeene welvaard. Ieder Provincie zijne bijzondere lasten hebbende, zo bezwaarde men over en weder elkanders ingevoerde goederen, vorderde uitgaande Rechten van Producten, die men wist dat hunne Bondgenooten niet ontbeeren. konden , of verbood den uitvoer van dien. De Provinciën behandelden in veele gevallen eikanderen, als vreemde Volken. Geen wonder dat daarom de Iriwoonderen van ieder Gewestgeen Vaderland kenden, dan hunnen Provincialen grond. Is zelfsliefde, het eerfte beweegrad onzer werkzaamheid , volgt hier-  *f% VÏERDE HOOFDSTUK. hierop het huishoudelijk belang , komen dati onze vrienden en bekenden, vervolgens zij die onder een zelve Dorps-, Stads- of Landsbeftuur behooren in aanmerking, en befluiten zij met malkanderen vereenigd , de uiterfte grenspaalen der Vaderlandsliefde , van ieder Staatslichaam; hoe dan andere Staatslichaamen hier mede vereenigd ? dewijl de Bondfchappelijke vereeniging de Vaderlandsliefde verdeelt, in zo veel deelen als er Bondgenoten zijn. Het is geen ééne Cirkel, maar verfchiilende Cirkels, die ieder hun bijzonder middelpunt, ftraal en omtrek hebben. Dit zijn geen oppervlakkige denkbeelden , maar bevestigd door de ondervinding. Ieder onderwerp bevat maar eene eenheid, die haar één en onverdeeld beftaan aanwijst. Buiten 's Lands hadden wij de gedaante van maar één Gemeenebest, maar binnen 'sLands waren er zeven, en die zeven Gewesten, hadden dan nog groote uitgeftrekte Generaliteits Landen, maar die geen de minfte Reprefentatie hadden, zo min als onze Colonien en buitenlandfche Bezittingen. Alle deeze Landen wierden als aangewonnen Conquesten zeer drukkend geregeerd. In de meefte Provinciën ontbrak de Reprefentatie van het Platteland, zelfs was de Reprefentatie der Steden zo onevenredig, dat Amfterdam, een Stad die omtrent het één vierde gedeelte van Hollands Inwoon-  VIERDE HOOFDSTUK. 273 woonderen bevat, gelijk ftond in Stemrecht met Steden die maar even over de 2000 zielen hebben, en nogthans wierd deeze wanftaltige Regeeringsvorm , eetvgezegende Conftitutie genoemd. Onze Vaderlandsliefde was dus verdeeld, in zo veel deelen als er Souveraine Provinciën en onderhoorige Landen waren, en de verfchiilende belangen verwekten zelfs haat en afkeerigheid. Wel verre dat onder een Stadhouderloos beftuur zulks verbeeterde, vermeerderde de verdeeldheid, en maakte het Stadhouderlijk Gezag tot Eendracht zelfs noodzaakelijk. Regeeringen van dien aart, daar de Souverainiteit in diervoegen verdeeld is, kunnen niet beftendig beftaan , zonder een hoofd tel* vereeniging, en van daar dat de 13 Colonien in America, al genootzaakc zijn geworden, een algemeenen Prefident te verkiezen. Een Staatslichaam van zo veele hoofden, word een Monfter van veel hoofden, veel zinnen. Onbeftand voor de minftc buitenlandfche aanvallen , word. het den een of anderen tijd het flachtoffer van een Eenhoofdig overheerfchend Gezag. Het is onbegrijpelijk, daar wij nu zedert twee Eeuwen , zulke rampzalige gevolgen van dit gebrekkig beftuur ondervonden hebben, zo dac onze meefte takken van voorige welvaard geheel vervallen, en onze Staatsfchulden genoeg* S zaani  -74 DERDE HOOFDSTUK. zaam onbetaalbaar zijn geworden, dat men nogthans onder de Patriotten nog voorftanders van dit Bondfchappelijke beftuur vind , daar hun immers uit de Gefchiedenisfe bekend is, dat onder een zodaanig bewind, men nimmer gedekt kan weezen tegen eene Stadhouderlijke Regeering, want iedere Provincie Souverain in den haare zijnde, kan die verkiezing van een Stadhouder voor haar Bewind niet betwist worden, te meer daar men immers Provinciën heeft gehad die hunne bijzondere Stadhouders hielden, in tijden van een Stadhouderloos beftuur bij de andere Provinciën. §• 99- Doch het is niet genoeg de nadeelen van het Bondfchappelijk bewind te hebben aangeweezen. Neen ! men moet hooren en wederhooren, en daarom vind ik mij verpligt devoornaamfte tcgenbedenkingen te beantwoorden. Ik zal hier niet beantwoorden den Schrijver op de Vraag der Friefche Volksreprefentanten over een één en onverdeeld — dan wel een verbeeterd Bondfchappelijk beftuur — en waarvan ik het noodzaakelijke van het één en onverdeelde — en een onbekend Schrijver het verbeeterde Bondfchappelijk bewind voorftond: Verhandelingen die Men moei ook de tegenwerpingen tegen een één en onverdeeldbeftuur b:antwoorden.  DERDE HOOFDSTUK. 275 die beide te vinden zijn in de Verzaameling der Friefche Staatstukken, Gedrukt bij J.D. F. Haak te Leeuwarden, alzo ik dien onbekenden Schrijver alle zijne zwaarigheden heb wederlegd, in een Aanhangzel op mijn Antwoord, Gedrukt bij Herdingh en Du Mortier te Leijden. §. 100. Het voornaamfte daar alle de tegenwerpingen op neerkomen, beftaat in de naavolgende zwaa-^ righeden. Ieder Provincie , Stad , Dorp en ( Diftriét heeft zijne bezondere middelen van beftaan, tegenftrijdige Belangens, en onderfcheidene Gewoontens, Rechten en Privilegiën. Onder eenBondfchappelijk beftuurbeweert men,kan ieder Individu een meerder en grooter invloed op zijn kleender bewind hebbende, een grooter fom van geluk genieten, om dat zijne Reprefentanten alles meer van naarbij, en onder hun oog hebben, daar onder een één en onverdeeld beftuur, de bijzondere belangens zich in het groot geheel verliezen. Ook zegt men, dat het onmogelijk is, om een generaal Ontwerp van Belastingen te vinden, gefchikt naar het meerder of minder vermogen der Provinciën en Ingezetenen. Ja! ten befluit, beroept men zich, op onze genooten bloei en welvaart onder hetvooS 2 rig Waar in ieze teenwerpin•fi tïaan.  a?6 VIERDE HOOFDSTUK. Bijzondere middelen van beftaan zijn zelfs voordeelürvooreen één e:i onverdeeld beftuur. rig beftuur,— hoe Zwitzerland nu al verfcheiden Eeuwen onder het genot van een Bondfchappelijk beftuur is ftaande gebleven, en.de nieuwe Conftitutie van America mede van die natuur is. §. 101. Oppervlakkig fchijnen dit zwaarlgheden, die moeilijk zijn te beantwoorden , en die ik ook geen kans zie , om geheel weg te neemen, — indien het Ontwerp der Conftitutie vooreenééh cn onverdeelde Republiek daar niet naar ingerigtword; doch dit doende, zal ik ook toonen dat alle zwaarighcden als dan vervallen. De bijzondere middelen van beftaan, zijn niet hinderlijk voor een ccn en onverdeelde Republiek. Spanje, Frankrijk, Engeland, en meerandere zo aan Zee als het vaste Land liggende Koningrijken, hebben immers hunne Land-en Zee-Provinciën , die ieder haare verfchiilende voortbrengzelen opleveren, en haare onderfcheiden behoeften hebben ; is dit nu fchadelijk voor haare vereeniging tot een Staatslichaam? Neen! integendeel, hoe grooter onderfcheid in voortbrengzelen en noodwendigheden, des te noodzakelijker haare vereeniging, om dat zij daardoor minder afhanglijk van andere Volken worden.  VIERDE HOOFDSTUK. 277 den. Slaan wij ons oog maar eens op de groote Kooplieden, krielt het daar niet van bijzondere Neeringen, Handteeringen en Beroepen, en verwekt zulks aldaar niet den grootften bloei en welvaard. Is het oogmerk van alle Volksmaatfchappijen wel anders, dan om door verfchiilende werkzaamheden, aan elkanders behoeften te voldoen? Hij die den ploeg drijft, de vruchten van zijn akker inoogst, op dorre. Heiden het Wollig Schaap weid, of die opGraazige Velden het kostbaar Runder-Zuivel opzaamelt, zij alle vinden hunne belooning bij den Koopman, die deeze voortbrengzelen voor eigen nooddruft of ter verkoop aan anderen inkoopt. Het zijn de Dorpen en Steden, die wederkeerig den Landman van het noodige voorzien, hoe grooter de omkringen deezer onderfcheiden werkzaamheden zijn, des te meer geluk en algemeene welvaard geniet een Volk, door deeze onderfcheiden middelen van beftaan. Tot een één cn overdccld Volk vereenigd, kunnen de behoeften van de eene Provincie in de andere niet belemmerd worden, door ongehoorde Belastingen, of Verbod van uitvoer, hier is alles één huisgezin van Staat, die eikanderen over en weder ongehinderd hunne voordbrcngzelen aanbieden. De Zee- en Kooplieden ontvangen de Producten van de an- S 3 t  8$€ VIERDE HOOFDSTUK. Rechten en Privilegiën zijn onbeftaan barmet de Rechten der Menschheid. i < 1 ( { < dere gedeelten des Lands, en leveren wederom het gene hun van andere Landen ontbreekende is, en dus wel verre dat het één en onverdeeld beftuur, voor deeze bijzondere middelen van beftaan, of tegenftrijdige belangens zou hinderlijk zijn, is zulks voordeeliger dan onder een Bondfchappelijk beftuur. §. 102. Wat Gewoontens, Rechten en Privilegiën belangt, om agter die overblijfzelen derDwinglandij, zich te verdeedigen, tegeneen één en onverdeeld beftuur, is verfchoonlijk voor die van het Oud Bewind ; maar dat Patriotten, die de Rechten der Menschheid erkennen, zich van zulke wapenen bedienen , toont dat zij geen verfchil kennen, tusfehen het Patriottismus «1111787., en 1795. In 't jaar 1787. dorst men om geen Rechten der Menschheid denken, en sou men te vreden zijn geweest, van maar geïandhaafd te zijn geworden in de Gefchenken ran onze afgezwoorene Dwingelanden; doch laar thans Vrijheid en Gelijkheid zegepraalt, zo :unnen of vermogen er geen bevoorrechte Stanlen blijven, want ieder Recht of Privilegie aan ieezen of geenen Stand gegeven,is een inbreuk . !p het Recht hunner Medeburgeren. Hier heeft de  VIERDE HOOFDSTUK. 270 de Gelijkheid in Rechten volkomen plaats. Daar is of beftaat geen andere Gelijkheid, &m juist in Rechten, — neemt men die weg, dan vervak het gantfche Staatsgebouw van de Rechten der Menschheid, door de afbreeking van deszelfs eerften Grondzuil. In 't Recht is geen onderfcheid,tusfchen hen die Regeeren, of hen' die Geregeerd worden, en daarom vermogen bij een Conftitutie, gegrond op de Rechten der Menschheid , geene uitfluitende Voorrechten weezen. Het is dierhalven een dwaalleer, overgenomen uit de Oudheid, en door de Gewoonten veelen bijgebleven van 't jaar 1787., doch waarvan wij ons door een meerdere verlichting moeten laaten aftrekken, en gewennen om die Grondbeginzelen te omhelzen, die een van wanbegrippen gezuiverde Reden ons aanwijst. $. 103. Dat in hetBondfchappelijk bewind ieder Provincie en Stad, de belangen zijner Burgers als onder zijn oog had, en dus hun onderling geluk konde bevorderen, is waarheid; zelfs was er in dat opzicht veel goeds in ons voorig beftuur, dat zijne naavolging verdient. Bij voorbeeld, dat de Gedeputeerden der Steden hun last verkregen, om wegens de poinéten der beS 4 fchri4- Zwaarisheid opgelost , dat bij eetiProvinciaalbeftuur, alle bijzonderebelan.gen, meer kunnen bevoordeeldworden.  s8o DERDE HOOFDSTUK. fchrijving, overeenkomftig de befluiten der Vroedfchappen, ter Staatsvergadering te (temmen, die bepaaling was prijsfelijk, ter voorkoming tot misbruik van magt; want misbruik van magt, heeftin alle Regeeringen den grond gelegd tot het verlies der Burgerlijke Vrijheden; hier ontbrak maar, dat de Burgerijen hunne Vroedfchappen niet verkooren, en dat deeze hun leven lang regeerden. Hadden de Burgerijen het Recht gehad, van hunne Vroedfchappen voor 2 of 3 jaaren te verkiezen, de Burgerlijke Vrijheden zouden grooter, cn minder voor Overheerfching vatbaar zijn geweest dan nu bij de Provinciale béftuuren, welke onbepaald kunnen doen wat zij willen. Die onbepaaldheid in gezag, moet bij het minfte misbruik van magt, rampzalige gevolgen voor de Vrijheid hebben. Hoe nuttig en noodzaakclijk het dikwijls is, om de magt derVolksreprefentanten niet te fterk te bepalen, zo behoort men nogthans bij een vaste Conftitutie, die magt zo wijzelijk te regelen, dat er nimmer eenig misbruik van gemaakt kan worden. In §. 96. heb ik reeds mijn gevoelen opgegeven, en beweerd, dat een Reprefentant dient verkooren te worden uit zijn Departement, om dat men moet veronderftellen, dat hij de bijzondere belangens van zijq Departement beeter kundig kan zijn,  DERDE HOOFDSTUK. 281 zijn, dan een Reprefentant, die uit een andere ftreek des Lands benoemd word. Ik weet wel, men zal hier tegen inbrengen, dat bij een Reprefentative Vergadering geen bijzondere, maar enkel en alléén de algemeene belangen des Lands in 't oog gehouden dienen te worden. Maar waar in beftaan die? in het geluk van ieder Individu, bij mijne Grondregels op §.94. en 95. omfchreven. Het kennen van de bijzondere werkzaamheden der Menfchen, weeren of bepaalen van het fchadelijke daar in, om met het minst mogelijk verlies der bijzondere belangen, een ieder te doen medewerken tot het algemeen geluk des Lands, zijn de waare Grondbeginzelen daar men een Land naa moet Regeeren. Veele vaaren dikwijls -onbezonnen uit, tegen alle eigenbelangzoekers, en fchilderen dezulke met de zwartfte verwen, maar onderfchcid men het fchadelijke wel van het voordeelige van dien. Eigenbelang, is de fterkfte drijfveer der Menfchelijke werkzaamheid; wil men dezelve geheel wegneemen, dan ftopt men ook de bron tot zijn geluk, en men verlaagt den mensch tot een log en werkèloos weezen. Neen ! zal een Land bloei en welvaard genieten , zo kunnen de bijzondere belangen tot werkzaamheid, niet genoeg aangemoedigd worden, maar dezelve vereisfehen ook een zodaanig wijs beftuur, dat zij S 5 él-  282 VIERDE HOOFDSTUK. eikanderen niet hinderlijk zijn , en vereenigd medewerken tot het algemeen belang des Lands. Indien men de bedrijven der Menfchen grondig wil beoordeelen, zo is men verpligt het generaal verband van dien naar te gaan. Het is dan niet te verwonderen, dat de meeile die thans aan het beftuur komen , en nimmer in de Regeering zijn geweest, misflagen begaan. Hoe welmeenend en gloeiënde van Vaderlandsliefde iemand mag weezen, zo is hij daarom noggeen gefchikt voorwerp tot de Regeering, voor al in Revolutionaire tijdvakken , of zogenaamde Tusfchen-Regeeringen. Ieder vak van beftuur vereischt eene bijzondere kunde , en de bekwaamfte man in een tot zijn ftudie niet behoorenden kring geplaatst, ftaat bloot voor misflagen. Het heeft dus wel deegelijk zijn gegronde reden , waarom men een Reprefentant uit zijn Departement dient te verkiezen, naardien doch met grond te veronderftellen is, dat ieder in zijn omkring van de belangen en werkzaamheden in het zelve, beeter onderrigt kan zijn, dan wel Burgers buiten het zelve woonende; Handeldrijvende Zeelieden, zij die zich geneeren met de Visfcherij, andere die enkel Landbouwers zijn, of welker hoofdzaak de Fabrieken is; ieder deezer belangen behooren grondig gekend, en tot een algemeen belang vereenigd  VIERDE HOOFDSTUK. 283 nigd te worden. Maar nu valt de vraag, dient zodaanig een Reprefentant, een bepaalde of een onbepaalde magt te hebben? Om die Vraag te beantwoorden, heeft men niet anders te doen, dan te raadplegen met de Gefchiedenisfen der Waereld, dan zal men bevinden, dat alle overheerfchend Gezag zijn oorfprong heeft genomen, uit het niet wijsfelijk bepaalen der overgedragen magt tot regeeren. Hoogmoed en Heerschzucht zijn aan 's Menfchen natuur zo aangeboren, dat indien bij den deugdzaamften Mensch, de Reden hem niet diende voor toom en breidel, hij de flaaf deezer hartstochten zou worden, om dat het Inftincl: van 'sMenfchen natuur om zijn ftaat volkomen te maaken, hem op dit dwaalfpoor leid. De bepaalde magt, is dus onontbeerlijk in een Maatfchappij , maar dezelve moet ook zo wijsfelijk geregeld worden, dat haare bepaaiing niet fchadelijk word voor de werkzaamheid tot algemeene welvaard. Hier moet men de uiterfte grenspaalen van het goede en fchadelijke in het oog houden. De algemeene bepaalingen moeten beftaan, in vaste bij de Conftitutie bepaalde Grondwetten van Staat. Dan dat de Vergadering bij §. 111. omfchreven , als Committenten , de magt benoude , van aan hunne Reprefentanten, des goedvindende, een last ter hand te ftellen,maar die  284 VIERDE HOOFDSTUK. die niet ftrijdig mag weezen, tegenseenige vastgeftelde Grondwetten van Staat, of bevoorens geproclameerde Wetten , — en wijl volgens $. 113. alle voordellen aan het Wetgeevendlichaam een gefixeerden tijd van ... dagen moeten hebben , aleer dezelve tot Conclufie komeri, zo dienen de Reprefcntanten intusfchen dezelve aan hunne Committenten te zenden, ten einde zo die mogten oordcclen , dat hier een bijzondere last of inlichting in noodig was, daar dan het noodige gebruik van konden maaken. Doch hoedaanig de last mogt weezen, nimmer zou dezelve zo verre'mogen gaan, van de zaak in Deliberatie over te neemcn , dit was juist het fchadelijke hierin van het voorig beftuur, en waar mede men dikwijls de heilzaamfte voordellen wist aan den fpijker der Eeuwigheid te hangen. De ijst , dien ik hier bepaal, is voornaamenlijk ingerigt, om voor te komen dat niet te eeniger tijd, de belangens der bijzondere Departementen verwaarloosd wierden, door enkel daarin aftehangen van de denkbeelden van hunne Reprefcntanten, welker dwaalinge in deezen dikwijls van fchadelijke gevolgen konde weezen. Ja! was het niet mogelijk, dat in tijd en wijlen, zulk een aanzienlijk Wetgevend lichaam, een misbruik van haar onbepaalde magt maakte? heeft Frankrijk on-  VIERDE HOOFDSTUK. 285 onder het bewind van Robespierre daar niet al de bewijzen van opgeleverd? Kan een Reprefentant niet dwaalen in zijne denkbeelden? Hebben de tegenswoordige Provinciale béftuuren niet al beweezen, dat men wel beeterePlannen en Maatregelen had kunnen ncemen, die minder fchadelijk voor de algemeene welvaard waren. Tegenwigt van magten, zijn de voornaamfte behoedmiddelen tot kcering van alle Overheerfchend Gezag; - en om van die waarheid overtuigd te worden, heeft men maar met aandagt onze Gefchiedenisfen in te zien, hoe dat Edelen cn Steden in veele Provinciën tegen eikanderen woelden^ om meerder Gezag, maar dat door de tegenwigten van Magten geftuit wierd. Ja! had Engeland geen Lagerhuis, daar zou geen fchijn of fchaduw van Vrijheid meer over zijn gebleven. Het is daarom niet genoeg om met de zuiverfte bedoeling van Vaderlandsliefde , voorftellen te doen tot vermeerdering van Magt, maar die voorftellen moeten den toets kunnen uitftaan , van minst fchadelijk en niet gevaarlijk voor het algemeen geluk des Volks te zijn. Indien men dus indiervoegen ons één en onverdeeld Staatsbeftuur inrigt, vervallen alle hier voor opgegeven zwaarigheden, men neeme, fchoon volgens een andere inrigting, het goede van het voorige bewind  286 VIERDE HOOFDSTUK. wind over,en vermijde het kwaade van dien, te meer daar de bijzondere Stedelijke en Dorps'regeeringen blijven, en deeze zijn het ook voornaamenlijk, aan wien de plaatzelijke zorge der bijzondere belangen zijn toevertrouwd , want bevoorens was ook in ieder Provincie het Staatsbewind afgefcheiden , van de Stcdelijkeen Dorpsbeftuuren, die wat hun huishoudelijk beftuur betrof, onafhanglijk van hunne Staatsregeering waren. Bij een één en onverdeelde Conftitutie, kan het zelve blijven als voorheen, ' de Provinciale béftuuren vallen alléén weg, doch in de plaats komt een Departementsbewind, maar van een zeer verfchillenden aart van de Provinciale béftuuren, die de Provinciën regeerden. Neen! het Departementsbewind regeert over niets , maar vereenigt de belangens van hun Departement (mits daar in volgende een Inftruclie) tot een punt; zij geven zulks in last aan hunnen Reprefentant, en houden hem dus m bedwang om geen misbruik van zijn magt te maaken. Hierdoor verkrijgt het Generaal Bewind een evenredige Reprefentatie, waarin alle de willen wijzelijk tot één middelpunt van magt bepaald zullen worden ; zo dat van het minfte Individu, tot zijne Grondvergadering, van daar tot het Departementsbeftuur, en van deeze door hunne Reprefentanten inhetWet- ge-  VIERDE HOOFDSTUK. 287 gevend lichaam, de Reprefentatie onafgebroken is. §« 104. Dat men als een bezwaar tegen een één en onverdeeld beftuur opgeeft, de onmogelijkheid om een ontwerp van evenredige Belastingen te kunnen vinden, zal ik het tegendeel bewijzen op §. 118. Ook dwaalen zij die voorwenden, dat onze voorige bloei en welvaard, oorfpronglijk was uit ons wijs Staatsbeftuur. Dezulke betoonen geen de minfte kennis te hebben van de Gefchiedenisfen onzes Lands. Gelukkige inen uitwendige omftandigheden, en een nogflegtcr beftuur bij andere Volken, waren, gelijk ik bij de Opkomst getoond heb, de eenige oorzaaken van 's Lands welvaard, maar welke ook, zodra de buitenlandfche omftandigheden ongunftiger wierden, ten onzen nadeele veranderden. §• 105. Wat belangt dat de Zwitferfche Cantons al zo veele Eeuwen onder een Bondfchappelijk beftuur zijn ftaande gebleven, dit heeft zijne bijzondere redenen. Deeze Volken waren te arm om Beantwoording,dat men legt, dac iet onmogelijkis algemeene Belastingen:e vinden. Tegenwerping omtrent het Zwi/zers Bondgenootfchap  288 DERDE HOOFDSTUK. om tot een lokaas der Staatkunde te dienen, Door de natuur omheind met ontoeganglijke Bergen, cn ieder Burger een Soldaat zijnde, hadden zij maar een algemeen belang, dat was om op de eerfte alarmkreet terftond te wapen te vliegen. Zich buiten alle Onlusten van Europa houdende, en geen noemenswaardigen Koophandel drijvende, zo konden zij niet ligt in onmin met hunne nabuuren komen. Hoedaanig dierhalven hun beftuur was, zo lange zij onderling bevredigd leefden , en aangevallen wordende , gezaamenlijk hunnen ongenaakbaaren grond verdeedigden, moeften zij eene beftendige rust genieten. §. 106. ■ De Noord-Americaanen hoe fchoon hunne Conftitutie is, kunnen mede in deezen tot geen voorbeeld dienen. In een waerelddeel liggende, afgefchciden van het Oorlogzuchtig Europa, zo worden zij ontzien door de Europefche Mogendheden, om de Bezittingen die ieder hunner in America heeft. Ieder zoekt Vrede en Vriendfchap met hun te houden , als bewust van hun Ovcrwigt van Magt. Het algemeen belang van den Koophandel der Europefche Mogendheden , is om hen ongeftoord de vruchten van beantwoord. Tegen wei ping omtrent het Bondjjenootlcbapder Ameri, kannen be antwoord.  VIERDE HOOFDSTUK. a.8f> Van hun Gemeenebestbeftuur te doen genieten; doch dit Bondfchappelijk beftuur heeft al noodig gehad van Washingthoj* tot hun Prefident te verkiezen , en zonder dat zou er mogelijk een fcheuring zijn geweest. Ja! de verdeeldheden die er nu al plaats hebben gehad, over het Traétaat met Engeland, hebben al genoeg doen zien , dat zij bezwaarlijk hunne Bondfchappelijke vereeniging zullen kunnen behouden. Is ons oud Bondfchappelijk beftuur, hoedaanig men het zou willen verbeteren, ongenoegzaam om onsStaatsbeftuur të kunnen herftellen, gelijk ik beweezen heb, dan word natuurlijk de vraag, hoedaanig behoort ons één en onverdeeld beftuur dan te weezen , zal het beantwoorden aan mijn voofgeftelden Grondregel van §. 94.? In het laatst gepasfeerde jaar, heb ik in een Stukje, Gedrukt bij Herdingh en du Mortier teLeijden, een ontwerp dienaangaande opgegeven, gelijk ook dit jaar aldaar van dezelve Drukkers van mij is uitgegeven,Wijsgeerige Verklaaring der Rechten en Pligten van den Mensch en Burger, en een Ontwerp van de daar uitvolgende Grondwetten van Staat, voor een één en T on- Vraag béantwoordhoe ons beftuur dan weezen moet.  spo VIERDE HOOFDSTUK. onverdeeld beftuur. Doch alzo naa dien tijd,, een allerfchoonst voorftel door den Burger Reprefentant Schimmelpenning ter Nationale Vergadering, over dit ontwerp is gedaan, gevolgd van gewigtigeDcliberatien over hetzelve, heeft zulks mij aanleiding gegeven , die Stofte nog nader te overdenken, te meer daar op den tijd toen ik die twee Stukjes fchreef, de Volkstelling niet bekend was, en ik dus de verdeeling der Departementen bij Calculatie moest doen. Volgens mijn Ontwerp der Conftitutie bladz. 35. zo moesten de 39 Departementen bevatten 1872000 zielen, en volgens de opgave van ieder Provincie in Departementen, is zulks 1882891, mijne misreekening is dus over het geheel niet groot. Maar om dat ik bij §. 97. heb bepaald, dat de Reprefentanten, ieder uit hun Departement, waartoe dezelve behooren, zouden verkooren worden, zo dienen ook de Departementen zo veele zielen te bevatten, dat men veronderftellen moet, dat het in een Departement aan geene bekwaame voorwerpen tot Reprefentanten kan ontbreeken. Het gantfche Land in 18 Departementen verdeelende, en ieder Departement in 25 Grondvergaderingen, dan zal elk Departement ruim 100000, en de Grondvergadering weinig meer dan 4000 zielen bevatten. Indien nu uit ieder Departement 4 Repre- fen-  vierde hoofdstuk» apt fentanten en voor ieder tweePlaatsvervangers ge* koozen worden,is zulks7aReprefentanten en 144 Plaatsvervangers; en zo elke Grondvergadering één Kiezer en twee Plaatsvervangers benoemt, heeft men 25 Kiezers en 50 Plaatsvervangers voor een Departement. Dat ik het getal der Grondvergaderingen zo groot neem, is, om door te veel Kiezers teneemen, het getal van bekwaame voorwerpen tot Reprefentanten niet te zeer te verminderen. Bij voorbeeld, zo men, gelijk als bij het Plan der Nationale Conventie , daar de Departementen 15000 en de Grondvergadering 500 zielen bevatten, uit ieder Grondvergadering één Kiezer en twee Plaatsvervangers verkoos, dan had men al 90 bekwaame voorwerpen, tot Kiezers en Plaatsvervangers van doen in een Departement van 15000 zielen, en hier door fchoot er zeer weinig Hof voor één kundig Reprefentant en twee Plaatsvervangers over, want gemiddeld, gelijk de bevinding heeft doen zien, zullen 15000zielen naauwlijks i5ooStemgeregtigden opleveren, en daarom was het bij dat Plan wel noodzaakelijk , om Reprefentanten uit andere Departementen te mogen verkiezen. Ja! de ervaaring heeft nu al geleerd, dat men Grondvergaderingen gevonden heeft, alwaar geen 6 Patriotten te vinden waren. Het is daarom noodig, zo T a voor  fip* VIERDE HOOFDSTUK. Wie Stem. fteregtig. den. voor Grond- als Departements-Vergaderingen, dat geen Committenten met Lantaarens naar Kiezers of Reprefentanten behoeven te zoeken. $• 108. Wat tot de vereischtens van Stemgeregtigden behoore, heb ik bij mijn Ontwerp der Conftitutie opgegeven; maar vooral dunkt mij, behooren dezelve te kunnen leezen en fchrijven, en ten minften zo vermogend te zijn, dat dezelve vier Gis. in 't hoofdgeld betaalen. Ik kan niet vinden dat het noodig is, indien men naauwkeurig de vereischten van een Kiezer opgeeft , om Beloften of Eeden van Stemge- regtigden te vergen. Het ftreed tegens den aart der Vrijheid, maar in het ftemmen over de Conftitutie eischt de voorzichtigheid, om bij weigering van openbaare belofte, niemand tot Stemming toe te laaten. De voornaamlle Volken der Oudheid, gelijk ook de meefte^merikaanfche Provinciën, hebben niemand tot Stemgeregtigdcn toegelaaten, ten zij hij een Grondeigenaar was, of eenige vastgeftelde Lasten betaalde, en het zelve heeft ook plaats in Frankrijk. Vereischtens zijn hier noodig, want bepaalen de Wetten zeekere jaaren tot meerderjaarigheid, om 's menfchen eigen zaa- ken  VIERDE HOOFDSTUK. 293.. ken te kunnen béftuuren, dan is het ook billijk,, dut hij die Stemgeregtigde zal weezen , ook een Burger is, die daartoe de noodige vereischtens heeft, geinteresfeerd in het Vaderland is, en zo veel bekwaamheden bezit, dat hij in ftaat is te beoordeelen, wie nuttige voorwerpen tot Kiezers en Reprefentanten zijn. In groote Steden dunkt mij dient daarom een Stemgeregtig-, de wel 6 jaar in een Stad te hebben gewoond, eer hij bekwaam geoordeeld kan worden, zijn keuze te kunnen bepaalen, ook behooren geen knegts van Meefters meer dan één hunner, voor hun Meefter te ftemmen , en in Confraterien dient men die zelfde behoedzaamheid te gebruiken, ter voorkoming van Cabaleering, en het welke men met de grootfte voorzorgen nog werk zal hebben van tegen te houden. S- I09- De vereischtens van een Kiezer heb ik op W;e Kiebladz. 31. van mijn Ontwerp opgegeven. Dochzers.. ik oordeel, dat even als bij de nieuwe Franfche Conftitutie, ieder Kiezer tot een zeekere te bepaalen fomme behoort gegoed te zijn, gelijk ook dat hij die één jaar Kiezer is geweest, één jaar te moeten ftil zitten, eer hij weder tot Kiezer kan gekoozen worden. Verder dient T 3 men  ïr^ Drenthe . . . a-4| Generaliteit . . i rijf ƒ 100 On-  VIERDE HOOFDSTUK. 3°9 Onpartijdig beoordeeld is het onmogelijk om de belastingen bij Quotaas te vinden, zonder het een of het andere Gewest te benadeelen. Onze Voorvaderen bedoelden bij de Unie wel generale Belastingen in te voeren, doch fchijnen in die zaak nog niet verlicht genoeg te zijn geweest, en behielpen zich altoos met Belastingen, die bij hun in gebruik waren. In die tijdvakken was de Staatkunde diep onkundig in het Financieele, en kan thans zelfs nog geen roem dragen op haare inrigtinge in deezen. Waarom? men heeft verwaarloosd zulke Grondbeginzelen te verkiezen, die ons het naaste tot de Waarheid leiden. Men denkt oppervlakkig, cn verzuimt te onderzoeken naaj het verband ' der menfchelijke werkzaamheden. $• "7- Ieder die met eenWijsgeerig oog, de Burger Maatfchappijen befchouwt, zal bevinden, da bij Volken, daar door de Koophandel een alge meene welvaard is ontftaan, de rijkdommen on gelijk verdeeld zijn. Ieder ftand is meer of mh vermogend , en door die verfchiilende traj van vermogens, leeft de eene mensch van dei anderen. Zijn de Standen des Volks dus zo on gelijk van bezittingen en geldwinningen , k V 3 va) Bedenkin• gen over 'de Belas' tuigen. L ' ) C  Belastingen ff, 02. ten evenredig naar het vermogen zijn. < li e Jl B & 3ro VIERDE HOOFDSTAK," vak het daadelijk in het oog, dat een Gelijkheid in Belastingen, allerdrukkendst voor de minder vermogende moet weezen. Ja! die gelijke belastingen, en verhooging.van dien door welvaard, hebben immers ten gevolge vermeerdering van daggelden §. 30. en 3I. alles ten nadcele van de Fabrieken en buitenlandsch de-, biet der bewerkte waaren. Die waarheden ziin zo eenvoudig, dat iemand, welke maar een goed natuurlijk oordeel heeft, die dwaaling en ongerijmdheid van onze tegenswoordige Belastingen ontdekt. Doch nu valt de vraag hoe die te verbeeteren, $ 118, •. , . ' • ;'. Al wat men in deezen voorftelt, moet rusten op Grondbeginzelen; Belastingen behooren evenredig te zijn naar de vermogens der onderscheiden Handen des Volks, cn niet drukkende roor eenige takken van Koophandel, Fabrie:en en Indultrie. Ik zal dierhalve» zien, of ik en Grondregel kan vinden die daar aan beantwoord. Dan ten 2de, Impofi tien opgeven , wele evenredig zullen weczen naar het meerder tl minder vermogen van ieder Stand. En eindejk zal ik ten 3^ bewijzen, dat geen derzei ve elastingen ftrijde m,er mijn Grondregel, of na-, ' 1 dee--  VIERDE HOOFDSTUK. 311 deelig zijn aan de Grondbeginzelen bij het ïfte Hoofdlluk opgegeven. Grondregel. Alle Belastingen moeten van dien aart en natuur weezen, dat dezelve aan de behoeften van den Staat genoegzaam, — en in evenredigheid van het vermogen der Ingezetenen betaald worden. * Dezelve mogen de voortbrengzelen van den Landbouw niet drukken, - en niet fchadelijk zijn aan binnenlandfchetl Koophandel, Handwerken, Fabrieken of eenigen tak van ïnduftrie. — Zijn volgens §. 07. de van buiten 'sLands, binnen 's Lands geconfumeerde Producten fchadelijk , maar is het Tranfito van dien voordeelig, dan dienen de bewerkte geconfumeerde buitenlandfche waaren ter Confumptie belast, maar bij uitvoer onbelast, of het daar van . betaalde gereftitueerd te worden; zo ook bij de uitvoer van onbewerkte binnenlandfche Produ&en, — dan is een verbod van uitvoer, indien zulks binnen's Lands kan bewerkt worden, ttoodzaaklijk, — maar bij overvloed, een V4 be-  3** VIERDE HOOFDSTUK. belasting 0p den uitvoer voordeelt* 3 om dat zulks de vreemdelingen betalen. En eindelijk behooren alle de Belastingen zo min mogelijk gefraudeerd, en op de minst omflagtige en onkostbaarfle manier geinnet te worden. Zie daar een Grondregel voor Belastingen die ik vertrouw dat in allen opzichte den toets kan doorftaan aan mijne Grondbeginzelen bij bet ifle Hoofdftuk beweezen, en waarop he volgende Plan gegrond is, * Generaal Plan van Belasting voor een één en onverdeelde Republiek. Art. I. ■ Alle Regeeringen der onderfcheidep Dorpen, Of Diftriéten , zulllen door gezwooren Land! meeters,in Rhijnlandfche maat (600 Quadraat roeden voor een mergen lands reekenende), doen oprneeten,.alle Wei-, Hooi-, Bezaaid, Beteeld, Veen- of andere Landen, binnen- of buiten -dijks, onder hunne Diftriéten seWen zonder onderfcheid, of dezelve Landen bevoorens lasten betaalden of vrijdom daarvan genood ten. Ieder deezer onderscheiden Landen zullen ge. VerpOn ding.  VIERDE HOOFDSTUK. 313 geregtelijk naar derzelver tegenswoordige waarde getaxeerd, en indien die Landen verhuurd zijn , dan de Somme der jaarlijkfche huuren, met de lasten die er tegenwoordig van uitgaan, opgenomen moeten worden. Gelijk ook door de Regeeringen der Steden, Dorpen en Diftricten zullen opgenomen en getaxeerd worden, alle Woonhuizen , bewoond of onbewoond , Pakhuizen of andere gebouwen hoegenaamd, als mede van alle Wind- of andere Molens, die particuliere eigendommen zijn, of verhuurd zijnde de fomme der jaarlijkfche huuren, met de lasten daar van betaald wordende, en van alle het welke door ieder Regeering accuraate lijftcn ontworpen, en verzonden zullen worden naar de daartoe aangeftelde Commisfie, om van de Generale waarde der vaste goederen voor ieder perceel pro Centoos gewijze hier een Belasting onder den naam van Verponding op te vinden,— en welke Belasting voor de Huizen, zo verrede» zelve meerder bedraagt dan de tegenswoordige lasten — van dit meerdere de eigenaar en huurder ieder de helft zullen betaalen. Doch in opzicht der Landerijen zal de huurder twee derde gedeelte in dit meer dan ordinaire voldoen, omdat hij vrij gefteld is van Hoorn-y Koehouders-, Zout- f en nteer andere Canfumpüv* Impofitien. . . V < Aan-  P4 DERDE HOOFDSTUK. Aanmer king. Indien men pro Ceiuoos gewijze, naar de getaxeerde waarde der Landen den Impost bepaalt, dan heeft er altoos eene juifte evenredigheid in deeze Belasting plaats, zo dat flegteLanden of weinig waardige Heiën, dan ook gering in deeze betaalen, daar wederom integendeel Landerijen, van duizend Gis. en meer de Mergen, zeer veel hierin zulJen geven,- — maar doordien de huurders, in dit meerdere van de ordinaire lasten twee derde voldoen , Verligt dit den eigenaar, en de huurder door ontflagen te'wezen van Hoorn-, Koehouders-, Zout-,Paarden-' geld,cn meerandere Impofitien,kan van goed Land wel reekenen, dat hij daar ' dertien Gis. per Mergen mede bevoordeeld word. Ja ! doordien het beeter is, dat Dijk-, Molen- en Sluisgclden onder een Collegie van den algémeenen Waterftaat komen, en van het Land betaald en onderhouden worden, zo zal dié anders bezwaarendé'last op zommige Landen dan opgeheven geraaken, komen tot lasten van het algemeen, en door een goede Oeconomifche direétie, min-  VIERDE HOOFDSTUK. 315 minder per Mergen bedragen, vooral daar er een meenigte Uiterwaarden, ingedijkte Polders, cn andere Landen thans nog niets aan de Verpondingen geven, én dan mede zullen moeten bebetalen. . Met de Huizen en andere Gebouwen of Wooningen, zijn er ook nog een m'eenigtc in zommige Steden, en op het Platte land, die in het Quohier van/s Lands Verpondingen niet bekend ftaan. De taxatie vanhetQuohier van 1730. waar naar's Lands Verponding word gcinnet, is zo fchreeuwend onevenredig , bijzonder in de Steden, dat het tot fchande van het voorig beftuur verftrekt, dat men aan geen nieuw Quohicr of aan verbeeteringen van het zelve gewerkt heeft. Daarhet zelfs pligtelijk was , dat ten minften om de tien jaaren, een nieuwQuohier gemaakt wierd, wijl in zulk een verloop van tijd meenigte van oude Huizen, geheel vernieuwd, afgehroken,of van Woon- tot Pak-of Fabriekhuizen worde verbouwd, zo ook nieuwe Landen ingedijkt, door toemaaking als anderzints verbeeterd, en daardoor tot een meerdere waarde komen. Doch het is genoeg bekend, om wat redenen veele  VIERDE HOOFDSTUK. Ie Steden geen nieuw Quohier van Verpondingen begeerden. Datikbepaale een opgave vandehuure, is,ten einde uit de vergelijking van taxatie, huuren, en lasten die er uitgaan,men ras kunne ontdekken , of de taxatie ter goeder trouwe gedaan is. De vaste goederen is de zeekerite Thermometer van Staat, om de rijkdommen vaneen Land naar af te meeten, mits nimmer uit het oog verliezende, het geene ik aangaande het Geld bij §. 15 tot 19. beweezen heb. * Maar, mij dunkt, ik hoor de eige¬ naars der vaste goederen tegenwerpen, dat naar maate de lasten vermeerderen op hunne vaste goederen, ook de waarde van die in evenredigheid zal verminderen, doch hierover moet men diflinét oordeelen. Vaste goederen hebben altoos eene reëele waarde,maar het geld daar men dezelve naar waardeert, heeft zijne rijzingen daaling, naar maate het overvloedig of fchaars te bekomen is, J. 14. De bloei en welvaard in een Land, vermeerdert het ' Contante geld, en doet de prijswaar- |i de der vaste goederen monteeren, blij- W1 kens de tijdvakken zedert een halve Eeuw ;  VIERDE HOOFDSTUK. 317 Eeuw beleefd. Wat waren veele vaste goederen toen in een mindere waarde, en niet tegenftaande dat de lasten zijn vermeerderd, zo zijn, om dat er meer Contanten in omloop zijn gekomen, die zelfde vaste goederen , zommige wel de helft en meerder in prijs geklommen. Het is waar, de Grondregel van den Landbouw is, — omdemeest mogelijke produ&en, met de minst mogelijke kosten in te zaamelen, en dierhalven zegt men, doorverhoogingvan lasten vermindert de zuivere winst. 7— Dit zou waarheid zijn,indiendeproducten op dien laagen prijs waren, als voorheen, — maar zijn de meeste producten , bijzonder Boter en Kaas ruim de helft hooger geworden', onder een en dezelfde lasten, en kunnen de meeste Landen door een betere bemesting nog vruchtbaarder gemaakt worden, indien de mest niet aan buitenlanders verkogt wierde, dan kan met een verbeterde bebouwing ruim deeze verhooging van lasten gevonden worden (a). Het is dieren) Bij voorbeeld, een Hofllee van ao Mergen Hooi-en Weiland, maar warrvan de Mei: verkogt word, kan 10 Koeijen , en 't Land met Mest toejemaakt zijnde wel 15 Koeijen houden. De lasten eens (lellende op soa Gis., en de \  $ti VIERDE HOOFDSTUK. Vreemdi Obligatien d 5 rij M dierhalven niet de vermeerdering van Lasten, die de rijzing of daaling veroor- zaakt, maar het meerdere of mindere geld dat in omloop komt, door aanwas of verval van welvaard. ■ Art. Ml . Alle houders of eigenaars van buitenland fche cfeffen, (doch hiertoe behooren niet die van onze 'Colonien en Oost- en Westindifche Compagnie) zullen jaarlijks van deeze hunne effecten betalen 10 p. Ct. van de door hun ontfangen Interest. Zijnde alle Comptoiren alwaar deeze Interest betaald word, gelijk ook alle Houders of Eigenaars van dien verpligt zulks aan de Regeering, waar. onder zij behooren, aan te geven, al was het zelfs, dat die Interest buiten 's Lands ontvangen en per Wisfel of in Goederen wierd overgemaakt. Alles op zodaanige poene als de Wetgevende magt Pal goedvinden daar op te Hellen. Aanmerking. Dit is een zeer billijke Belasting, wijl 's Lands Obligatien één xoofte en één zoofte penning betalen van de Interest, maa- » voordeden van een Koel op 50 Gis. 's jsars, ^an is X 5° — 85° f en « aar door re Boer nof; 50 Gis. meer- r wmt, dan hij lasten betaald, enkel door aïin eken e« te gebruiken. ' *  VIERDE HOOFDSTUK. 319 makkende wel 37} pro Cento. Geen Bu^enia-ndfche Mogendheid kan dierhalven eenig ongenoegen daar overbetoonen, alzo de Belasting op de Interest der binnenlandfche Obligatien nog ruim driemaal hooger is. Een Impost allerredelijkst, en verre niet naar verdienden der nadcelen, welke dezelve aan ons Vaderland hebben toegebragt §.71. Het is waar, men zegt, de I.nteresfen worden jaarlijks in ons Land verteerd, — maar komen die in vergelijking bij-de nadeelen daardoor veroorzaak t§. 71., en de voordeden, indien door Koophandel.'of"' Fabrieken zulks binnen 's Lands. in omloop was gebleven? Hierdoor zijn die Mogendheden in ftaat geilek! geworden, om hunne oogmerken te bereiken, 't Is dierhalven te wenfehen tot algemeene welvaard der Volken, dat bij aflosfing der Kapitalen,waarvan er verfcheiden aanfiaande zijn, men dezelve liever hier binnen'sLands gebrujke, ter droogmaaking van verfcheiden Veen-plasfen; de Interest daarvan betaald, komt met woeker terug, en helpt duizenden menfchen aan brood. Het is opmer- ke-  3*o VIERDE HOOFDSTUK. Collateraal. • kelijk , dat deeze Impost zo veele vijanden vind, en men zo veele zwaarigheden tegen dezelve inbrengt; een blijk hoe weinig Vaderlandsliefde er nog is. Ja! indien men deezen Impost verzuimt toevoeren , zullen de bezitters van die Effecten met dit Plan van nieuweBelastingén meerder dan andere Capitalisten bevoordeeld zijn; bij voorbeeld, geen Landerijen of Huizen hebbende, en vrijdom van de meeste 'Confumptive lasten genietende,zobetaalen zij naauwlijks iets anders, dan 't gene zij als huurder voor iets meerder Verponding, Hoofdgeld,enz.geven , daar het niet meer dan pligtelijk is , dat ieder vermogend Burger in evenredigheid van zijn vermogen betaale. Art. III. Van alle perfoonen op hun Overlijden, Gehuwd of Ongehuwd, welke geen wettige Kinderen naalaaten, zal van hunne nalatenfchap zo ran roerende als onroerende Goederen en Contant geld, door de Erfgenamen eene Belasting betaald worden van 5 p. Ct., indien de Erfge- na-  VIERDE HOOFDSTUK. g£$ hamen den Overledenen binnen den \den graad beftaan, en in den \den graad en daar boven 10 p. Cc; gelijk ook 10 p. Ct. zal betaald worden * van alle maakingen,hoegenaamd,daar deErfgenamen meer dan hun wettig deel komen te erven, zonder onderfcheid of voorfz. erfenisfen van buiten of binnen 's Lands aankomen ; doch hiervan zal uitgezonderd blijvert, het geene Man cn Vrouw over en weder eikanderen zullen komen te maaken, zo lange de overblijvende tot geen tweede huwlijk komt, maar een tweede huwelijk aangaande, dan zal wegens het geërfde van het voorige huwelijk 10 p. Ct. betaald Worden. Ook zal vijf jaaren naa de vestiging der éene en onverdeelde Republiek, van allé vreemde Effecten (uitgezonderd die van Onze Oost- en Westindien) vervolgens een dubbelde Impost van Collateraal betaald worden. Doch, die gene welke naa dato der vestiging onzer nieuwe Republiek , deel neemert in eenige vreemde Geldnegotiatien, zullen bij fterfgeval ook de Kinderen der Overledenen verpligt zijn een dubbeld Collateraal van die Effecten te betaalen, en de Collaterale Erfgenamen, een vier' dubbelde Impost moeten voldoen. Aai*-  3*a VIERDE HOOFDSTUK. Aanmerking. Hier is de meeste hardigheid wegens hec faecaalen van Collateraal tusfchenMan en Vrouw, als een huisgezin, weggenomen, maar bij een tweede huwelijk alle voorige betrekkinge vernietigd wordende, zo vermag men van dit aangeërfde dan wel- zo veel betaalen als dat van den $den graad. De betaaling der Impost van Collateraal van roerende Goederen en Contant geld, is mede niet onredelijker dan van onroerende Goederen, en zal nog al heel wat meerder bedragen. Een Belasting die toch in het generaal met genoegen betaald word, omdat Erfenisfen van die natuur ten allen tijde welkom zijn. En de dubbelde Impost van Collateraal op vreemde Effecten naa vcrlsop van 5 jaaren, is billijk, wijl intusfehen een lange termijn gefteld word, om zich dezelve buiten 's-Lands afhandig te maaken. En ontmoet men zulke liefdelooze Burgers van hun Vaderland, die des niet tegenftaande Geld aan vreemde Volken fchieten, verdienen zij ook meer dan andere belast te worden, om dat  VIERDE HOOFDSTUK* 325 dat een generaal verbod van deelneeming in vreemde Negotiatien, reden tot ongenoegen bij andere Volken konde geven. Art. IV. Van alle vaste Goederen, Landerijen, Huizen, Pakhuizen, Schepen enz. die men publiek of onder de hand laat verkoopen, zal betaald worden dén \ofte en %o(le penning ; ook zal men den poften penning betalen van alle Hypotheecquen, Kusting- of Bijlbrieven en Notarieels Obligatien ter preferentie. Aanmerking. Een Impost in allen opzichte evenredig naar het montant der Verkoop. Art. V. Van alle de buiten 's Lands inkomende Goederen, ter Zee, Rivieren, per Schip, of per^ As, zal, indien het onbewerkte Waaren zijn, noodig voor, of in binnenlandfche Fabrieken, geen de minfle Belasting bij invoer betaald worden , maar indien het bewerkte Waaren X 2 zijn, 40/?? eü Boy?« pen« Inkomen^, (e Rechin,  3*4 VIERDE HOOFDSTUK. zijn, waarvan men diergelijke in ons Land fabriceert , dan zal men bij invoer er zodaanige Rechten op ftellen, dat de binnenlandfche 10 p. Ct. preferentie verkrijgen. Doch zo¬ dra deeze buitenlandfche bewerkte Waaren weder naar buiten 's Lands in Koophandel worden verzonden, dan zullen alle de daarvan bij invoer betaalde Rechten worden gereftitueerd, en dezelve met en benevens alle bewerkte binnenlandfche Waaren, geen de minfte uitgaande Rechten betaalen. Verder zal van alle onbewerkte binnenlandfche Waaren, die vreemde Volken in hunne Fabrieken noodig hebben , de uitvoer verboden, of een zodaanige Belasting bij uitvoer daarop gefteld worden, dat onze binnenlandfche Fabrieken daar geen nadeel door kunnen lijden, en om al het binnen" sLands bewerkte zo veel mogelijk te bevoordeelen, zo zal bij uitvoer naar buiten 'sLands, op daartoe door het Commjtté van Koophandel en Fabrieken op te geven bepaalde bewerkte ftoffen, Premien worden gefteld, en door het Wetgevend lichaam alle Amptenaaren worden verboden, zich te kleeden met eenige buitenlandfche gefabriceerde Goederen. Aan,-  VIERDE HOOFDSTUK. 3*5 .Aanmerking. Door de in-en uitgaande Rechten in diervoegen te regelen, genieten de binnenlandfche Fabrieken het voorrecht, dat dezelve onbelast alle onbewerkte buitenlandfche Waaren noodigvoor haare Fabrieken, tot de minfte prijzen kunnen verkrijgen, en dat de buitenlanders van onze binnenlandfche onbewerkte Waaren bij uitvoer van hier, geen nadeelig gebruik daarvan voor onze Fabrieken kunnen maaken. Wijl' integendeel alle buitenlandfche bewerkte Waaren, voor zo verre men dezelve binnen 's Lands confumcert, zodaanig belast worden, dat de binnenlandfche tot mindere prijzen kunnen verkregen worden. Doch alzo het tranfito van buitenlandfche Goederen ingevolge §. 27. ten uiterfïen voordeelig is, zo behoort er reftitutie van de betaalde Rechten der inkomst, bij uitvoer plaats te hebben. De volgende Grondregel bewijst - de waarheid van dien. X '3 Gronb-  VIERDE HOOFDSTUK. Grondregel. Het Debiet vermeerdert bij Ittduflrie en Koophandel, door gelijkwaardige bewerkte of onbewerkte Waaren ten min- flen prijze te kunnen verkoopen, en omgekeerd, vermindert het debiet, indien door belastingen of andere omftandigheden , de produ&en in natura 'of bij bewerking bezwaard worden. Volgens dezen eenvoudigen Grondregel, kan men altoos ontdekken, war, voordeelig, of nadeelig in deezen is. Wat voordeel Premien op uitvoer van bewerkte Waaren geven, bewijst de zogenaamde drawbak in Engeland, • cn om maar een bekend voorbeeld te noemen, n zodra de Engelfche 'overvloed van Gerst bebben,die zij nooit uitvoeren, dan maaken zij van dezelve Mout, voeren dezelve met een Premie van een <£■ Sterl. uit raaar/fe/land,^e% gevolg darde Hollandfehe Mouterijen die tot dezelve prijzen nie? kunnende leveren , daarop daadelijk moeten ftilftaan; doch zodra hebben de Engelfche door misgewas geen gebrek aan Gerst, of zij verbieden den * uit-  VIERDE ÖOOFDSTUK. 327 uitvoer vanMout, en waardoor dan de Hollandfche Mouterijen weder werk verkrijgen. Hoe zeer men nu al getragc heeft om een belasting op het Engelfche Mout te krijgen, daar men toch hunne Gerst niet mag hebben; de Engelfche aanhang in Hollandheeh dit altoos weeten te keeren. Dat alle Amptenaaren zich niet dan met inlandfche bewerkte Waaren kleeden, en in hunne huishoudens aan al het bewerkte inlandfche de voorkeur geven, is niet meer dan pligtig. Ja! geen Burger verdient den naam van Patriot , die zulks niet naavolgt. Hoedaanig men deze Belasting toetst aan mijne Grondbeginzelen van $. 24. tot 27. ingefloten, nergens zal men eenige tegenftrijdigheid bevinden, maar wel ontdekken, dat deeze Belasting dienstbaar is , om den pasfiven handel door de binnenlandfche Confumptie van bewerkte buitenlandfche Waaren te verminderen, en Neêrlands Burgeren te doen proflteeren van mijn hier voor opgegeven Grondregel. X 4 Ab.t«  Lastgeld, 1 1 S*f VIERDE HOOFDSTUK. Art. VI. Van alle Zee- en Rivier-Schepen, die Koop, mans Goederen vervoeren buiten- of binnen s Lands, zal naar de grootte van derzelver lasten jaarlijks een zeeker lastgeld betaald worden. Aanmerking. Alle binnenlandfche Tollen vernietigd zijnde, zo is deeze Belasting redelijk; maar omtrent onze Koopvaardijfchepen op vreemde Landen moet deeze belasting zo maatig gefteld worden, dat zulks geen nadeel in Vragtloone» kan toebrengen, wijl wij voor als nog de voornaamfte Vragtvaarders \zr\Eu-. ropa zijn, en de Scheepsrederijenduizenden van menfchen doen beftaan. Art. VII. Daar zal van de zuivere opbrengst van alle, gezaaide en beteelde Landen , de nofle pennng jaarlijks worden opgebragt, volgens opga, re daarvan ter Secretarie te doen.  VIERDE HOOFDSTUK. 329 Aanmerking. Deeze Impost is allerredelijkst, wijl de Bouwman ontheven is, van het Hoorn"en Koehouders-, Zout-,.en Oorgeld der Paarden; Impofi'tien, die ik weg heb gclaaten, om dat er geen evenredigheid op te vinden is. Bij voorbeeld, op beste weilanden geven de Koeijen veel zuivel , cn daar en tegen op fchraal en dor land weinig, en van dit laatfte z-oört, heeft.men veel in onze zandigediftri&en; daar integendeel deeze Impost altoos evenredig is, of de Landen Vruchtbaar of Onvruchtbaar zijn, wijl hier de zuivere opbrengst alleen in aanmerking komt. Een last, dragelijk, omdat in een Vrij land geen Tienden mogen geheven worden. Een last,gefchikt naar de zuivere opbrengst, en niet naar het montant van dien, gelijk bij de Tienden gebruikelijk is.. Neen! bij Ticndens kan men rekenen dat de Tiendheer, wel het één vijfde gedeelte der zuivere inkomften geniet, daar hier deeze lofte penning geheven I wojedt van het zuiver provenu, en war er jaarlijks aan uitfehotten per mergen X 5 ge--  Heeren. of Dienttbo- den-Geld. Hoofdlid. 1 330 VIERDE HOOFDSTUK. gefchied, is niet moeilijk te begrooten. Deeze Impost is dus altoos evenredig , zelfs bij misgewasfen, wint de Bouwman veel of weinig, het Land deelt in de voor- of nadeelen van den Boer. Art. VIII. Het Dienstboden-Geld als een Impost zijnde, die voornaamenlijk tot den vermogenden Stand des Volks behoort, dient betaald te worden, overeenkomflig het meerder of minder vermogen der Ingezetenen. aanmkuking. In deezen moet men niet volkomen volgen dc Ordonnantie daarvan in Holland, majir een geheel ander Ontwerp, gefchikt naar den trein van leven, waar onder zich een ieder door meer of minder Dienstbodens te houden plaatst. Art. IX. Daar zal' van alle huisgezinnen , hoedaanig mnne middelen van beftaan mogen weezen, het 21}  VIERDE HOOFDSTUK. 331 zij dat de winningen alleen komen van de hoofden der huisgezinnen, of dat zulks geheel of ten deele van de kinderen kwam; .een jaarlijks Hoofdgeld betaald worden, als volgt. 1. die 300 Gis. en daar boven tot 600 Gis. met hun huisgezin inkomfien hebben, zullen jaarlijks betalen 1 pro Cento van hunne inkomften, doch die onder de 300 Gis. inkomften hebben, zullen vrij zijn. 2. Die 6co Gis. en daar boven tot 1500 Gis. inkomen hebben, 2 p. Ct. 3. Die 1500 Gis. en daar boven tot 3000Gb. inkomen hebben, 3 p. Ct. 4. Die 3000 Gis. en daar boventot5ooo Gis. inkomen hebben, 4 p. Ct, 5. Die5000Gis. en; daar boven tot icoooGls. inkomen hebben, 5 p. Ct. 6. Die ioooq Gis. en daar boven inkomen hebben, 6 p. Ct. 7. Alle Logementhouders, die Pasfagiers logeeren in de Steden Amfterdam, Rotterdam en 's Hagc, en geen Bediendens houden, zullen jaarlijks 50 Gis. Hoofdgeld betalen; die één Bedienden houden, 100.Gis., twee bedienden200 Gis. en zo vervolgens, voor ieder Bedienden 100 Gis. meerder; doch die van andere Steden en Plaatzen in alles de helft, 8. Alle Amptenaaren zullen van hunneTrac- te-  33* VIERDE HOOFDSTUK. tementen of Emolumenten jaarlijks betaalen. Van 300 tot 600 Gis. 2 p. Ct. —-• 600 — 1500 3 1500 — 3000 4 , _ ■—— 3000 — 5000 — 5 j—_ 1 5000 — 10000 6 ■— '10000 en daar boven 10 ■ 9. Alle de Bouwlieden zullen van ieder MeiKende Koei (twee Vaarfen voor éénKoeigereekend) en van ieder Mergen bezaaij jaarlijks 2 Gis. betaalen. 10. Doch wanneer iemand uit eenige andere Inkomfien onder een hooger Clasfis behoorde, zal hij zich altoos naar de gczaamenlijkeinkomfien moeten opgeven. 11. Om dit Hoofdgeld zo naa mogelijk zonder fraude te innen, zal in de Steden, en op 't Platte land, ieder Burger of Ingezeten verpligt zijn, binnen een daartoe te bepaalen tijd aan zijne onderhoorige Regeering fchriftelijk op te geven, onder wat Clasfis hij dient geplaatst te worden; en indien de Regeering oordeelt dat iemand zich te laag aangaf, zal de Regeering het recht van taxatie hebben,- te bercekenen naar de bekende vaste eigendommen, van huizen of anderzints, of huur die zodaanig een perfoon verwoont. Zullende voor ieder Stad, Dorpof Difiridt hiertoe de noodige taxatielijsten gemaakt  VIERDE HOOFDSTUK. 333 maakt worden, daar men op bloot inzien, de Clasfis vind der aangeving. Doch de bewooner uit eenigen anderen hoofde tot een hoogèrClasfis behoorende,zal men altoos het hoogfte moeten volgen. Hij die beweezen kan worden zich ter kwaader trouw te hebben aangegeven, zal zes jaaren agter den ander een drie dubbeld Hoofdgeld betaalen, en geduurende dien tijd tot geen Stemrecht toegelaten, of tot eenige posten van Regeering of Ampteu bevorderd mogen worden. 12. Niemand zal S temgerechtigde mogen weezen, welke niet ten minften 4 Gis. in het Hoofdgeld betaalt. 13. Ieder Burger die bewijzen kan in Huisraad en Kleeding met zijn huisgezin, niet dan binnenlandfche bewerkte Waaren te hebben gebruikt of gedragen, zal 20 p. Ct. op zijn te betaalen Hoofdgeld mogen korten, en als een waardig Burger worden aangeteckend,om aanfpraak te maaken op alle openvallende bedieningen, mits ook daartoe de vereischte deugden en bekwaamheden bezittende. Doch zo het van agteren bleek, dat een zodaanig Burger, die korting van 20 p. Ct. ten onrechte had genooten, zal hij verpligt zijn die korting terug te geven, met betaaling van een dubbelde Impost. Aan-  334 VIERDE HOOFDSTUK. Aanmerking. Zonder deeze noodigeprecautien en rechc van taxatie in de aangeving, kon men verzeekerd zijn, dat zulks anders weinig op zou brengen, en het voordeel en eer gehegt aan het gebruik en dragen van binnenlandfche bewerkte Goederen, het binnenlandfche gefabriceerde grootelijks bevoordeelen. Dat de Logementhouders hier zo veel meer in betaalen , is omdat zij vrij zijnde van de meeste Comfumptive Impofitien, en zij de ordinaire bereekening omtrent vreemdelingen behoudende, dan ruim fchadeloos worden gefteld; intusfchen dat de vreemdelingen ingewikkeld het hunne mede door dien weg aan 's Lands lasten betaalen. Deeze Impost ingerigt naar het meerder of minder vermogen derBurgers , is redelijk en niet drukkende voor den werkenden ftand des Volks, die hier meest niets aan betaalen. Een Impost noodzaakelijk, om dat zonder dezelve er Burgers of Inwoonderen gevonden zouden kunnen worden, die an-  VIERDE HOOFDSTUK. 335 anders genoegzaam vrij van alle Lasten waren. Art. X. De betaling van Karosfe-geld, van plaizier Karosfe Rij - en Vaartuigen, kan men volgen gelijk inGeid* Holland. Aanmerking. Deeze Belasting tot de luxe behoorende, is daarom redelijk, maar de Ordonnantie hier van, moet dan ook daar naar ingerigt Worden , zo dat in alles de evenredigheid van het meerder of minder vermogen der Ingezetenen, naar' de qualiteit der Rijtuigen behoort in 't oog gehouden te worden. Art. XL Van ieder Schepel Tarwe ter Confumptie zal Gema«L, -aan Impost betaald worden ééne Gl. tien St., en van Rogge zes St. Aan-  336 VIERDE HOOFDSTUK. Kooien. Aanmerking. De'Tarwe meest door vermogende Bur^ gers, en ook veel door vreemdelingen gebruikt wordende, zo is het noodig dat deeze Impost blijft. En om dat het Gemeen meest Rogge gebruikt, is die Impost zo laag gefteld, dat zulks maar even één Gl. jaarlijks per hoofd boven de tien jaaren zal bedragen, en is dit ook de eenigfte Impost die de minst vermogende ftand des Volks betaalt. Art. XII. Voor ieder Hoed Luikfche, Engelfche of andere Steenkoolen ter particuliere Confumptie gebruikt, zal 5 Gis. per Hoed betaald, en de Fabriqeurs of Trafikanten zullen voor hunne particuliere Confumptie daar in getaxeerd worden, doch vrij zijn van het gene zij ingevolge Art. V. voor hunne .Fabrieken hierin van nooden heb ben. Aanmerking. Hoe zeer de Kooien wel een noodig produéï-zijn geworden, om dat het minder  VIERDE HOOFDSTUK. 33? der kostbaar valt dan Turf en Hout, zo vordert nogthans een goede Staatkunde dat vreemde Product ter particuliere Confumptie te belasten , om dat het Geld ter inkoop uitlandiggaatj en het Land hierdoor verarmt, daar al kost Turf cn Hout meer geld, dat geld nogthans binnen 'sLands blijft; en volgens deeze Grondbeginzelen» hebben de Schrijvers van deAlgemee. ne Bibliotheek zich vergist, in hunne Aanmerkingen, omtrent het Ontwerp mijner Conftitutie. Art. XIIL Van ieder Anker Wijn, Brandewijn of andere Gedistilleerde Wateren binnen 's Lands Geconfirmeerd, zal betaald worden vier Gis. en van Genever twee Gis. maar naar buiten 's Lands verzonden vrij zijn. Doch ter voorkoming van Fraudes, zullen alle Wijnen, Brandewijn of andere Gediftilleerde dranken van buiten 's Lands inkomende , bij haare inkomst daadelijk dien Impost betaalen, voor en aï eer, dat dezelve in eenige Pakhuizen mogen ingeflagen worden, genietende voor Rabat ofLekkagie het'één tiende gedeelte, 1 ■ en van gelijke zal van alle Y bin- Wijnea»  '538 VIERDE HOOFDSTUK. BuheiiBïe ten. binnenlandfche Gedistilleerde dranken, bij uitflag, uit de Fabrieken , daadelijk de Impost worden betaald. Aanmerking. Zonder deeze opgegevene precautie, kunnen de Fraudes hierin niet voorgekomen worden, daar op deeze manier in naavolging van Braband,-geen aantal van Bediendens , gelijk nü , noodig zal zijn om het fluiken tekeeren. Dat ik de Genëverzo veel laager in Impost heb gefield, is, om dat het een binnen 's Lands bewerkt Produel: is. ■ Art; XIV. ■ ' ; ■• De buitenlandfche Bieren, (hierdoor verflaa ik die buiten onze ééne en onverdeelde Republiek gebrouwen worden), zullen ter bevoordeeling der' binnenlandfche Brouwerijen, een daartoe te bcpaalen Impost betaalen. tntb.A\il?.lr.r.b ttmojlnt st*-' iid . .... ; 1 Aanmerking. Deeze Impost is noodzaakelijk, om dat de vreemde Bieren de Confumptie der binnenlandfche benadeelen. Art.  VIERDE HOOFDSTUK* 339 Art. XV. Van alle deeze voorengen. Belastingen, zal men bij betaaling Quitantie op Zegel geven,gefchikt in evenredigheid van de fom die betaald word. • Aanmerking. Die Belasting is redelijk, om dat dezelve zich regelt naarhetmeerder of minder vermogen der Ingezetenen. Art. XVI. Bij een nieuwe Ordonnantie op het klein Ze gel, kunnen de Zegels voor Notarieele Aflens Commisfien of Ampten verhoogd, maa al dat tot Commercieel bezwaar dient, gelijl men in de laatfte jaaren heeft ingevoerd, moe daar uit weggenomen worden,-—— en ter ver goeding van dien, bij verkoop of transport de binnenlandfche Obligatien, $ pro Cento, maa van de buitenlandfche éc-n pro Cento (uitgezon derd die van de "Oost- en Westindien) der waai de ( volgens -prijs Cours ) betaald 'wórden; e berreffende.de vreemde Obligatien in blanco, e waarvan geenTranspör'tgeTcMedy'fcal bij af- c Y & aar Zeeel op de Quitaiitien. " Zegel* , voor Ac» tens en ^dommis* l fien* È> f f 1 f  3»o VIERDE HOOFDSTUK. Posterijen aanfchrijving volgens Art. II., mede het Zegel naar prijs Cours der waarde voldaan worden. Aanmerking. Een Belasting geregeld in evenredigheid der voordeden , waaruit alle Commerciede bezwaaren weggenomen, en de meest fchadelijke buitenlandfche Negotiatien bezwaard worden. Deeze buitenlandfche Negotiatien kan men niet genoeg drukken, om dat dezelve den grond gelegd hebben tot verval van alle otfze takken van welvaard. Art. XVII. Van alle Posterijen naar binnen - en buiten 's Lands, behoort de Direétie en Inkomfien aan het Land. • . .Aanmerking. «mm jOjn'jXoï'j £ («ojj ;gtfoiö > Maar van* dit heiligdom der Burgerlijke Vrijheid,, mag ook nimmer een misbruik gemaakt worden, dan in den uiterilemnood van 't Vaderland,herontdekking van verraad. Art.  VIERDE HOOFDSTUK. 34» Art. XVIII. Van alle naar buiten 's Lands uittevoeren Rundvee en Paarden, zal bij den uitvoer 5 p.Ct. van haare waarde worden betaald (volgens taxatie)tenComptoire van den uitvoer op deGrenzen. Aanmerking. Dezen Impost betalen de vreemdelingen, en dezelve geeft een heimelijke ftremming in den uitvoer, noodig om tos minder prijzen het Rund-Vleesch binnen 's Lands te koopen. Art. XIX. De Impost van Pasfagie- en Veergeld, (in naavolging van Holland), omdat de vreemdelingen zulks voor een groot gedeelte betaalen, kon zelfs verhoogd worden. Aanmerking. Schoon dit een Impost is, daar de gemeene man, gelijk met vermogende Burgers betaalt, zo is het nogthans een zeekere waarheid, dat de Y 3 ver" Uitvoer van Rund* ree. Veergeld  345 VIERDE HOOFDSTUK, Ba* Tiende Verboo- vermogende Standen des Volks meerder noodig hebben te reizen, dan die van den werkenden Stand, en dus langs dien weg weder rijkelijk het hunne hier aan geven. Art. XX. Indien men van alle deeze Belastingen mogt bevinden , dat het montant niet toereikende was, om aan de behoeften van den Staat te voldoen , zo kunnen dezelve of zommige van dien, met één tiende verhooging bezwaard worden, doch ik twijfele niet of dezelve zullen met den andere wel meerder, maar niet minder dan de thans gehevene Belastingen bedragen. Volgens eene ruwe begrooting, fchat ik dat voor een één en onverdeelde Republiek ieder Articul zal opbrengen als volgt.  DERDE HOOFDSTUK.. $43 Begrooting. Art. I. Verponding . . . 22'oooooo 2. Vreemde Obligatien 2'500000 3. Collateraal . . . 2'500000 4. 40 en Softe penning . o'500000 5. Ink. Rechten ... 1 '500000 6. Lastgeld .... 1'000000 7. Bezaai] o'500000 S. Heeren of Dienstb.geld o'sooooo 9. Hoofd-Geld . . • 6'oooaoo 10. Karosfe Geld . . . o'200000 U. Gemaal .... 4'oooooo 12. Kooien 0^30000 13. Wijnen enz. . . . 2'oqoooo 14. Buiten Bieren . . o'o20ooo 15. Zegel ..... i'oooooo 16. Zegel o'700000 17. Posterijen .... o^ooooo 18. UitvoervanRundvee enz. o '050000 19. Veergeld .... o'iooooo ƒ 4Ó'oooooo Aanmerking. Deeze Belastingen beloopen zeeker vee! meerder dan de voorige, maar wat zijn y 4 ook  344 VIERDE HOOFDSTUK. ook de Staats fchulden naa de Omwenteling van 1795.vermeerderd? Staatsfchulden waarvan de Interest niet verre van de 20 Millioenen zal bedragen. Een goede Staatkunde vordert, om daadelijk naa den Vrede aan het aflosfen van Staatfchulden te gaan, ten einde het vervallen Nationaal Credit te herftellen. Dus indien men bij voorbeeld maakt5Millioenen meerder ontvang dan uitgave te hebben, en dar. geld gebruikt ter inkoop van 's Lands Obligatien, zo lange dezelve onder het parie zijn,, kan men de Obligatien eens op 60 p. Ct. Hellende, daar daadelijk 2 Millioenen mede winnen, en dus 7 Millioenen aflosfen, met een vermin, dering van 175000 Gis. Interest 's jaars mtusfchen dat hierdoor de naarvraag $. 14. naa 's Lands Obligatien zal vermeerderen, en daardoor de prijs Cours monteeren, alles ten voordeele van het Nationaal Credit, - dat altoos een der eerfte zorgen voor de Staatkunde behoort te zijn, vooral als door die monteeringvan deprijswaardederOb, hgatien der Ingezetenen rijkdom vereerden. Bij voorbeeld 500 Millioe, pen  VIERDE HOOFDSTUK. 345 nen Holl. Obligatien, waren over ruim ao jaaren eenige Millioenen boven het parie waardig , daar thans tegens de Cours van 55 p.Ct.gereekend, de houders van dien 225 Millioenen armer zijn geworden, enkel door de daaling van den prijs Cours. Zijn nu ten allen tijde 's Lands Regenten verpligt de algemeene welvaard te bevorderen, dan vermogen -zij ook geene middelen te verzuimen welke daartoe dienstbaar kunnen weezen, want ieder 10 p. Ct. rijzing in gem. Obligatien, vermeerdert de houders hun rijkdom 50 Millioenen, en ongelukkig zijn door de tot heden pe gedaane geforceerde ligtingen, en meer andere nadeelige Negotiatien, 's Lands Obligatien van tijd tot tijd al meer en meer gedaald. De Belasting van Art. L, is zeeker oppervlakkig groot, maar hoe groot is ook het verfchil der vaste Goederen van het jaar 1730., toen het Quohier der Verponding in Holland gemaakt is, met de tegenswoordige waarde? Wat aantal van Belastingen zijn volgens dit Plan vernietigd? Het isdaarom te verwonderen, dat men voor als nog niet. Y 5 be-  S4Ö VIERDE HOOFDSTUK. - ■ bedagt is geweest, om een nieuw Quohier van Verponding te Jaaten maaken, daar hec Oude onevenredig is, en veele Landen niets betaalen. Hier mede zou Holland zich voor een groot gedeelte in zijne Financie hebben kunnen herftellen. Bij een ééne en onverdeelde Republiek deeze Belastingen zich ook uitftrekkende tot onze buitenlandfche Bezittingen en Colonien, die in alle opzichten even als het Moederland geregeerd en belast dienen te worden, zo zoude zulks niet weinig toebrengen tot onderfteuning van 's Lands Financie. Tot flot van dit Plan dien ik nu nog te bewijzen, dat deeze . Belastingen niet ftrijden, maar volkomen overeenkomen, met mijn hier voor daar toe opgegeven Grondregel. Dat alle deeze Belastingen ruim toereikende zijn aan de behoeften van den Staat, blijkt aan de begrooting hier voor opgegeven, en waarvan ik vertrouwe, dat veele articulen eer meerder dan minder zullen bedragen. Ja! de begrooting zal ruim 6 Millioenen boven de tegenswoordige Inkömften gaan; . ook zijn alle deeze Belas-  VIERDE HOOFDSTUK. 347 lastingen in evenredigheid van hetvermogen der Ingezetenen, zo dat rijke bloeiende en welvaarende Steden veel, en daar en tegen die tot verval komen minder betaalen. Hoe verfchiilende de gronden mogen weezen, of het dorre Heiden , grazige Velden, zand- of vruchtbaare Bouwgronden zijn, alles betaalt hier in evenredigheid van zijne waarde. Hij, de vermogende Capitalist, die met zijn geld ten nadeele van zijn Vaderland vreemde Volken heeft voortgeholpen , verdient ook in evenredigheid van de vruchten welke hij daar van trekt het land met lasten te onderfteunen; zo wel als Collaterale Erfgenamen. Ieder Articul toetzende aan mijnen Grondregel, zo betaalt ieder Stad ofDiitrict volgens zijn vermogen, en elk Lid der Maatfchappij naar hij gezegend is van tijdelijke middelen. Zijn alle deeze belastingen evenredig aan de waarde der Landen, dan kunnen dezelve voor de Producten van den Landbouw niet drukkende zijn, deeze worden betaald naar maate er meerder of minder geld in omloop is §. 30. Door een verbeterde Culture fielt zij zich zelve fchadeloos, en de burgerlijke welvaard beloont ongemerkt haar verdienfte door dezelve duurder te betalen. Dat deeze Belastingen aan den binnenlandfchen Koophandel , Handwerken , Fabrieken en alle tak- keu  34* VIERDE HOOFDSTUK. ken van ïnduftrie onfchadelijk zijn, blijkt, als men naagaat door welke middelen die alles bloeien kan, naamenlijk alleen door alle lasten die dezelve drukken daar van afteneemen. De Mensch moet even zo vrij, als hij in zijn denken is, ook in zijne voor anderen onfchadelijke werkzaamheid weezen, de minfte last of bepaling hierin word een hinderpaal. — Binnenlandfche Koophandel duld geene belemmering van Tollen als anderzints, de Handwerksman moet niet zuchtende onder lasten buiten beftaan geraken van te kunnen leeven. De Fabriceur dat werkzaam weezen, die zo veele duizenden van monden voed, moet door geene Belastingen gedrukt, maar langs allerhande wegen begunftigd, en door geene verderfelijke Gilde Wetten in zijne werkzaamheid geftremd worden. Neen! deeze bronnen van 's Lands welvaard vermogen nergens eenige hindernis ontmoeten, ieder Fabriceur behoort in ftaat te zijn tot de minst mogelijke prijzen zijn arbeid van vernuft te kunnen uitoeffenen , en alle werkzaame handen die hem hier in onderfteunen vrij van alle Belastingen te weezen , om des te meer in ftaat te zijn tegen buitenlandfche Natiën te kunnen handelen. De belastingen der Inkomende Rechten van Art. V. is ingerigt ingevolge de Grondbeginzelen van $. 24, 25, 26, $7.  VIERDE HOOFDSTUK. 34? 37. de bewerkte vreemde Produiïen worden ter binnenlandfche Confumptie bezwaard,,r:.maaF bij uitvoer de daar van betaalde inkomende rechr ten gereflitueerd. De Kooplieden kunnen dierhalven een onbelemmerden handel, zo in binnen- als buitenlandfche bewerkte en onbewerkte Waaren drijven. Alleen maar dat het binnenland' fche bewerkte aangemoedigd, en de Confumptie ,van het bewerkte buitenlandfche als fchadelijk voor den algemeenen winst §. 24. zwaarder belast moet worden. Ja! hierom is het ook noodig de onbewerkte binnenlandfche Waaren, zo dezelve in 't land kunnen bewerkt worden nimmer onbewerkt uit te voeren, dan alleen in gevalle van grooten overvloed, en dan nog met een Belastinge. Hoedaanig men dierhalven deze mijne algemeene belastingen toetst aan mijne. Grondbeginzelen en Grondregel' %. 118., nergens zal men eenige tegenftrijdigheid in deezen vinden. • Dat dezelve minder dan de tegenswoordige belastingen gefraudeerd zullen kunnen worden, blijkt uit den aart en natuur der belastingen, en voorzorgen daar in genomen. .Eindelijk betreffende de onkostbaarder inning. De Verponding van Art. 1. die wel de voornaamfte belasting is, en waarvan de Quohieren, tot de bijzondere Stedelijke of Dorpregeeringen behooren, zo dienen deezen ook door Leden of daar toe  350 VIËRDE HOOFDSTUK. toe van hmïnentwegen aangeftelde Burgers ontvang'èmte worden, op. belooning van.a j- p. Ct., of Zö'^veel minder als naar maate de ontvangst groot is; ook kunnen die zelve Regeeringen innen de Belastingen van Art. 2, -3, 4, 6, 7, 9, i<5, 17, en door bijzondere Gaarders of Commiefen de Belastingen van Art. 5, 8, 10, n, 12,13, 14, 15, 18 en 19. ontvangen worden. De inning van alle belastingen, wanneer men dezelve O-economisch beftuurt, zal over het geheel genomen niet boven i\ p. Ct. onkosten beloopen, zijnde niet het derde gedeelte van de tegenswoordige invorderings onkosten. 1 Maar eer ik-van het Ontwerp der Conftitutie en Belastingen afftap, is-ernogeen gewigtige vraag te beantwoorden. Zal de Natie op het aan haar voorteïfellen Plan der Conftitutie evenals in Frankrijk, en gelijk nu onlangs bij het Provinciaal Béftuur ook heeft plaatsgehad, hun goed- of afkeuring enkel met ja of neen mo'cten doen ? Ik voor mij oordcel, dat over zo ccn gewigtig ftuk wel een'korten tijd van beraad aan het Volk gegeven mag worden, om indien zij eenige aanmerkingen hadden, zij dezelve binnen een daar toe geftelden tijd fchriftelijk konden inleveren, en waar over dan de Nationale Vergadering kon bcflisfen, 'of het noodig was dat óp die aanmerkingen reguard Wierd genomen; wan-  VIERDE HOOFDSTUK. wannéér dan vervolgens met Ja ! of Neen! het Volk ter goed- of afkeuring zijn Hem uitbragt. Dit doende kan men eerst zeggen, dat het Volk wel bcraaden zijn ftem heeft uitgebragt, want hoe veel kunde dat men in de Volks-Reprefentanten veronderftelt,zou het nogthans mogelijk zijn, dat cr aanmerkingen kwamen,die aandagt verdienden. Zie daar ditontwerpderBelastingentertoetze gebragt,aan mijn gei\c\dengrondregel.Eengrondregel van Belastingen die onwcderfpreekelijk is, als men het algemeen geluk des Folks Jingevolge Art. 4. mijner opgegevene Rechten der Menschheid (V) eerbiedigt. TizAmericaanen, Franfche, Engelfche,en alle yerfïandigè Volken regelen zo ns mogelijk hunneBeiastingen in evenredigheid van de meer of mindere vermogens hunner Ingezenen. Maar onze meefte belastingen zijn nog afkomftig van de tijdvakken der Onkunde, en eeri overheerfchend gezag, waar in men geen grondige kennis had 'van het verband der menfchelijke werkzaamheden, en men aan de dwaalleer gehegt was, dat er onder het menschdom weezens van een hooger rang waren, die bevoeren;) Wijïgeerige Verklatring der Rechten en Pligten van den Mensch en Burger. Gedrukt bij Herdingb te Leiden.  35* VIERDE HOOFDSTUK. voorrecht dienden te worden, voor de in hun oog mindere ftanden des Volks. Het werkend Gemeen befchouwden zij, als tot de flavernij gebooren, en die men door lasten gedrukt daar door in onderwerping moest houden. Neen! nu de Rechten der Menschheid triumpheeren, vervallen alle de drogredenen der voorige tijden. De onder lasten gedrukte burger fpreekt, ben ik nooddruftig, ftremt of belast mijn werkzaamheid niet, op dat ik mijn vermogen vermeerdere , en dan even als mijne meer gegoede Medeburgers gelijke lasten met hun betaale. Het pad- tot werkzaamheid mag met geen doornen of distelen bezaaid worden , maar moet effen en gelijk gemaakt tot een ruim veld dienen ter loopbaan van een ieders geluk. Dat ik geene bijzondere rechten voor de Marine opgeve, heeft zijne reden, omdat volgens mijne Grondbeginzelen geen Koophandel door lasten bezwaard mag worden. De kosten van de Marine zijn even , zo niet noodiger, als die van de Landmagt, daar nooit geen bijzonder Fonds voor is geweest. Ook heb ik de lasten zo hoog genomen, dat dezelve toereikende voor alle uitgaven zullen zijn. Ik befluit dus dat dit mijn Ontwerp van Belastingen overeenkomt met de Rechten derMenschheid, Wijsbegeerte en het algemeen geluk'der Maat-  VIERDE HOOFDSTUK. 353 Maatfchappij. Belastingen ingerigt voor een -ééne en onverdeelde Republiek, in evenredigheid der middelen van beftaan. Willen de rijke zich hier over vergrammen, zij die hier mede benadeeld zijn, mij belasteren; geen nood, zo mij de werkende hand zegent, en ik de waarheid hulde gedaan heb,.ter bevordering der algemeene welvaard. Tor herftel van den Landbouw komt vooral in aanmerking, het noodig gebruik maaken van onze dorre Heien en Duinen. Landen die men op veele plaatzen onbebouwd laat liggen, intüs-* fchen dat men de Mest door die vznFlaanderen en Braband laat opkoopen en weghaalen. Den uitvoer hiervan verbiedende, kon dezelve dienen tot toemaaking der Landen. Het is tot fchande onzer Natie zo inactief als wij in deezen zijn en blijven. Wat fchatten zijn er jaarlijks noodig, die wij tot inkoop van Graaneri moeten hefteden, en dat dus uitlandig gaat. Hoe veele vreemdelingen welke in den zomer hiei komen werk zoeken, of arme daggelders, die gaarne grondeigenaars zouden willen worden, indien men hun deeze onbebouwde Landen afftond, de Mest daar toe noodig bezorgde, er Z Pre- Herftel van den Landbouw.  S54 VIERDE HOOFDSTUK. Premien beloofde, zodra zij dorre landen tot goed bouwland maakten. Wil men proefondervindelijk zien, wat kunst, moeite en vlijt in deezen doen kan, dan zal men in Belgeland'duizenden bunders Lands vinden, die woeste Heien zijn geweest, en door de Kloosters en Conventen tot de fchoonfte bouwlanden zijn gemaakt, Landen die over het geheel genomen, ruim zo flegt van grond waren als onze onbebouwde Landen, maar die met onze alhier gekogte Mest «hans de vruchtbaarfte Graanlanden zijn geworden. Indien zulks in ons Land wierd naagevolgd, zo zouden wij van geene Natie Koorn behoeven te koopen. Want ftel dat 30 menfchen oud en jong dooreen genomen, jaarlijks een Last tarwe of rogge noodig hebben, zijnde voor de bevolking der Republiek 60000 Lasten (het geen ruim genomen is, om dat de kinderen zo veel Koorn niet •gebruiken). Ieder morgen goed Bouwland nu op een halve last reekenende, zo zal men in de Republiek de Veen-plasfen droogmaalende, en de onbebouwde landen tot goed Land maakende, ruim 200000 mergen Lands hier toe vinden, die met de Landen welke thans bebouwd worden meer Koorn op zullen kunnen leveren,dan de bevolkingnoodig heeft ter confumptie, en voor haare Branderijen. De Landbouw is de beftendigfte rijkdom, ieder ver-  VIERDE HOOFDSTUK. 355 verbetering in dezelve is weder een nieuwe goud* ader. Hoe meer de kragten en de welvaart van een Landbouwer toeneemen, zo veel meerder voorfpoed genieten de overige menfchen. De zuivere inkomst van den Landbouw is het grootfte voordeel der menfchelijke Maatfchappij. Cicero zeide daarom wel en te recht — „ van „ alle foorten van verkrijging is geene rechtfi maatiger, geene voordeeliger, geene aange,, naamer, geene den edelen en vrijen mensch „ waardiger, dan de Landbouw" Koophandel en Fabrieken hangen af van de mededinging der andere Volken, maar de noodwendigheden vari den Landbouw zijn onontbeerlijk, wat rijkdommen een Land mag bezitten, zo hetzelve den Landbouw verwaarloost, kunnen hunne fchatfcn fpoedig tot andere Volken overgaan. Ja! men maakt zich hier door geheel afhanglijk vari andere Volken. Wat geld is er in korte jaarea door de voorbeeldelooze duurte der Graanert uit ons Land gegaan, daar wij andere Volken mede verrijkt hebben. Het is daarom het belang der Staatkunde die bron van welvaard aantemoedigen ; te meer daar die ftand thans de welvaarendfte in ons Land is; maar de meefte afkeerig zijnde van alle verbeeteringen, zo zou het wenfchelijk weezèn-, dat het Onderwijs der Jeugd bij een verbeterde Opvoeding daar heen Z a ge-  •35* VIERDE HOOFDSTUK. gerigt wierd, dat de Schoolboeken van den Boerenfhnd inhielden zodaanige verbeeteringen, als in ons en andere Landen waren uitgevonden. De verbeeteringen die men met nieuwe Schoolboeken en orderlijker Onderwijs aanvanglijk invoert, verdienen wel allen lof, maar ieder 'ftand van menfchen dient een bijzonder Onderwijs te hebben, ingerigt tot het einde, waar toe hij in de Maatfchappij ftaat gebruikt te worden. Van het punéï.der Opvoeding, moet het herftel beginnen, word ons volgende Geflachte Deugden Werkzaam, dan zullen alle verftopte bronnen van welvaard op nieuws geopend raaken. De flooping van Buitenplaatzén, die zommige befchouwen als een Verval, is niet fchadelijk. Neen! dezelve benadeelen den Landbouw. Hoe bekoorlijk voor het oog, zij verminderen de voordbrengzelen der aarde, neemen te veel land onnoodig weg, en zijn even als te groote Hoeven of Hoffteden nadeelig voor de bevolking. Thans moeten het weer Engelfche Tuinen weezen, een bedorven vreemde fmaak ter naavolging ontrukt den Landbouw haare vruchtbaare gronden, om als flaaf de mode te volgen, niet genoeg dat wij door vreemde overgenomen Zeden verbasterd zijn. Onze Neêrlandfche gronden uit Poelen en Moerasfen tot devruchtbaarfte Landen gemaakt, moeten nu weer met zand  VIERDE HOOFDSTUK. 357 zand vermagerd, een Tuin verbeelden van een Natie, die als onze grootfte vijand zich vetmest ven kosten van onze welvaard. Is het een Grondregel in den Landbouw, — om de meest mogelijke inkomst van den Veld-of Landbouw, — met de minst mogelijke onkosten te verkrijgen,-— dan verdient bijzonder Hollands Waterftaat, omtrent zijne uitmaaling van het winter-water wel èen dubbelde aandagt. De ftand der meeste Water-Molens enboezèmsftrijden tegens alle Grondbeginzelen van Waterloopkunde. In plaats dat mén (ten minften daar Zulks mogelijk was) de Molens had behooren te plaatzen kort aan de Rivieren, daar dezelve het laagfte ebben, zodaanig dat uit alle diftricfen langs een gemeene ruime waterleiding het water tot de Molens konde komen, en bij den Vloed als de Molens niet konden maaien, het water tijd had van naar de Molens toe te zakken, op dat er geen oogenbiik ter ontlasting verlooren zou worden, zo heeft men nu ftrijdig tegens de regelen der kunst, de Molens geplaatst aan lange boezems, op welke de oanpaalende. landen in die boezems uitraaalen. Boezems die telkens opgehoogd worden met het dikwijls doorfchutten van de Schepen door de Sluizen, gelijk vooral plaats heeft in de Schie te Schiedam en Delfshaven. Zulke lange boezems, die* Z onder een over- heerfchend beftuur ten nadeele hunner Medeburgers §. 68. en met uitfluiting van alle die genen welke geen Gildebroers zijn. Maar in een Maatfchappij, gegrond op de Rechten der Menschheid, vermogen geene bevoorrechte ftanden te zijn, om dat zulks ftrijd tegens de Gelijkheid in Rechten die alle menfchen hebben, en welk heilig recht onvervrcembaar is, om dat het tot 'v menfchen Ik of Beftaanlijkheid behoort, hier in beftaat alleen het onver- vreemdbaare, gelijk ik omtrent alle Rechten in mijne Wijsgeerige verklaaring heb beweezen,— want ieder kan immers zijne roerende en onroerende Goederen verkoopen, en dus zijn de eigen-  VIERDE HOOFDSTUK. 383, gendoramen wel degelijk vervreemdbaar. Wae zijn eigenlijk de eigendommen die onder de Wet ftaan, en die niet afgenomen mogen worden, zonder fchadeloosftelling , verkoopbaare eigendommen , perfoneele bezittingen, — maar niet ten onrechte verkregene voorrechten — onder eenoverheerfchend gezag, deeze eigendommen zijn uit den Nationalen boezem gekomen, vanHeeren , Vorften of Regeeringen, die dit onvervreemdbaar recht der Natie hebben weg gegeven , doch daar het Volk ten allen tijde het recht toe heeft, om die ten onrechte weggefchonken Volksrechten terug te eifchen. Is er een fchadeloosftelling noodig van inkooppenningen en jaarlijkfche gegeven Contributie, wie hebben zulks ontvangen? De Deekens, wel nu; dan zijn deeze ook de gene die dit zouden moeten reftitueeren, doch dit zou onbillijk weezen, want zijn de Gildens zo voordeelig, dat menzo veel moeite doet om die in ftand te houden,dan hebben de Gildebroers er ook zeeker wel zo veel vruchten al van getrokken, dat zij hier meerder mede gewonnen dan verlooren zullen hebben. Zo een verkeerde fuftenue als men voert omtrent het recht van eigendom, dwaalt men ook in de daarop volgende vergelijking, zeggende: „ het is met het geld van een Gilde„ broeder even als met de wapenen van een Krijgs-  384 VIERDE HOOFDSTUK. Krijgsman. . Het geld van denGildebroer' is immers zijn eigendom, maar de wapenen van den Krijgsman behooren het Land. Een gelijkenis die dus zo mank gaat alsdefuftenue. Maar dat men daar op vervolgens de vernietiging der Gildens als een roof wil doen voorkomen, kan men bij omkeering op antwoorden — datalle uitfluitende voorrechten zijn een roof, — van den Nationalen eigendom, die onvervreemdbaar is ,• erf die door geen Politieke magt, als ftrijdig tegens de Gelijkheid in Rechten vermogt weggegeven te worden. Het gene verder in die periode volgt heb ik zaakelijk hier voor al beantwoord. / Wat het \de poincl belangt, dat zommigc Gildens jaarlijks de Stedelijke Financien onder- fteunen, > waarom doen zij zulks? omdat zij bevoorrechte ftanden zijn, die in deeze voorrechten haare voordeden vinden ten koste hunner Medeburgeren. — Men noemt ook daarom die Gildens niet, ten einde te ontgaan dat men bewijze waarom deeze giften gefchieden. Denkelijk bedoelt men daar mede de Stedelijke Visch- en Vleesch - Hallen. Maar mogen op de Koopmans Beurfen, daar Millioenen verhandeld worden, alle Burgers van het Platte land en zelfs vreemdelingen komen, waarom dan in dezen onombeerlijkenKoophandel van levens behoef-  Vierde hoofdstuk. 385 hoeftens, die onderfcheidirig gemaakt? —• om dat ons voorig bewind meer zorgde voor haare bijzondere Stedelijke Financien, dan wel voor der Burgeren algemeene welvaard. Vervolgens zegt men omtrent het nut dat de Gildens aan den Koophandel doen: „ ooktenhun„ nen behoeve heeft men ten dien einde alles aldaar ingerigt, zo wel Graften en Haven als „ Beurfen en Pakhuizen, Arbeiders, om ten „ nutte van den Koophandel werkzaam te zijn ; „ indien men nu gelegenheid geeft dat de Ste,, den in verval geraaken, brengt men den Koop5, handel langs dien weg in gevaar, zo datwel„ ligt die bron van welvaart of algemeen Volks„ geluk, zoude kunnen geflopt worden." Kunnen er dan geen Graften of Havens gegraven, Beurfen of Pakhuizen gebouwd , of Arbeiders gevonden worden zonder Gildens? Het menschdom is immers thans te verlicht van zich die grollen te laaten wijsmaaken. Neeri! de Koophandel heeft geen Gildens noodig, naardien alle bepalingen in dezelve nadeelig zijn. De vrije Mensch duld geen ftremming in zijn werkzaamheid, en hoe verlichter de Volken worden, met des te meer veragting zullen zij die oude flaaffche ketenen van zich werpen. Het $de poinct, betreffende het onderhoud door Beurfen van armen en behoeftige GildeBb broers*  S8<5 VIERDE HOOFDSTUK, broers. De Fondzen daar van hebben haaf grond immers niet in het Gilde , maar in de bijzondere giften welke de Gildebroers daartoe geven, en die Fondzen konden dus beftaan al waren er geene Gildens in weezen, de menfchen blijven daarom menfchen, al zijn zij geen Gildebroers, het minfte getal behoort tot dezelve, en het verlichte deel der Natie, nu zij de Gelijkheid in Rechten hebben leeren kennen, verwagten door hunne Volksvertegenwoordigers van alle fchadelijke Gilde-Wetten ontheven te geraaken. Wat het 6de poinét belangt, om door merken Credit aan het binnenlandfche te geven, daar behoeven geen Gildens voor te weezen, hoe meer men in allen opzichte het bedrog in verkoop tragt voor te komen, des te meer Credit verkrijgt het bewerkte, maar het nadeeligevan de Gildens beftaat eigenlijk in de uitfluitende voorrechten van de eenige gepriviligeerde bewerkers en verkoopers der goederen te zijn. De Requeftranten hebben ook wel gemerkt, dat hunne Gildekraamerij bij kundige Volksreprefentanten weinig ingang zoude vinden; zij bekennen zelve de gebreken van dien, en dat bijna alles wat thans in de Gildens plaats heeft zoude moeten wegvallen, en daar op geven zij dan een Plan, daar ik mij niet over zal inlaaten. Het  VIERDE HOOFDSTUK. 38? Het is genoeg dat ik beweezen heb,dat de Gildens ftrijdig tegens de Gelijkheid en menfchelijke Rechten, hinderpaalen in de menfchelijke werkzaamheid, en nadeelig voor het algemeen belang des Volks zijn, cn dus mijne denkbeelden niet rusten op fchijngronden, gelijk de fchrijvers van de Vaderljndfche Bibliotheek S/Ie Deel No. 6. bladz. 258. hebben gelieven te melden. Neen ! onderzoekt mijne Grondbeginzelen , dwaal ik, dat is menfchelijk, maar beoordeelt eerst mijne Grondbeginzelen, trek ik daar uit kwaade gevolgen , wijst mij dezelve dan aan, en hoort en wederhoort, —— om dat ik niets anders zoek dan het algemeen geluk van mijn Vaderland.— De verdienftelijke Campomanes over de gemeene ïnduftrie in Spanje (a~) naa eersthec fchadelijke van de Gildens te hebben betoogd, zegt; dat zo dezelve nuttig wilden weezen, dezelve dan moesten beftaan, in — onderwijs, —* - onder/leuning, — en verbetering van de handwerken en neeringen. Is dit de taal van eenagtcnswaardigen Spanjaard'. Hij betoont een waare Wijsgeer te zijn, en befchaamt ons Nederlanders. Wat moet er van ons worden, als wij in onze dwaalende begrippen blijven volharden, en C«) Gedrukt bij B. JVild te Utrecht T780. op bladz. ito. Bb 3  388 VIERDE HOOFDSTUK. en de bijzondere eigenbelangens ten Throon verheffen, ten nadeele van het algemeen geluk des Volks. Tot wat trap van volmaaktheid zouden onze Fabrieken en Handwerken kunnen komen, indien des kundige Geleerden zich beoeffenden de vorderingen van andere Natiën hier in naar te fpeuren, zelve op verbeeteringen dagten, die hun de Werktuigkunde genoeg aan de hand geeft, en zulks mededeelden aan hunne Burgers. « Wat* heeft de Oeconomifche tak al ter on- derfteuning gedaan! maar helaas! een drom van eigenbelangzoekers hebben deeze heilzaame poogingen tegengewerkt. Ja! wat verbeeteringe kunnen er immer in Handwerken en Neeringen komen, zo lange men de hinderpaalen van Gildens en Hallen, in dezelve niet weg neemt. Tot befchaaming van ons Land zal ik hieroverneemen het gezegde van Campomanes in zijn gem. Werk op bl. 121 en 122. „ Door de „ dwingelandij deezer Gilden maakten bekwaa„ me vreemdelingen zwaarigheid , om zig in „ ons Land neder te zetten, en hunneNeering „ en Handteering te drijven. Phiuppus de V. „ beval, den vreemdelingen toegang tot dezel„ ven te yerleenen. Deeze verordening is ook „ overeenkomftig met de Wetten, welke aan „ vreemde Kunftcnaaren, Handwerken en Land„ bouweren gelijke vrijheden, als aan de in- „ boor-  VIERDE HOOFDSTUK. 389 ,, boorlingen verleenen; en welke dezdvenbo„ ven dien nog , geduurende zes jaaren, van „ alle belastingen bevrijden, en nadrukkelijk „ aanbeveelen, om zorg te dragen, dat zodaa,, nige lieden hun werk bchoorlijkvoordzetten ,, kunnen. Karel de III. heeft door een ko„ ninglijk bevelfchrift het welk in het jaar 1771. „ afgekondigd is, alle de voordeden beves„ tigd, welke door de Wetten aan vreemde Kun„ ftenaaren en Handwerkeren toegeftaan zijn, ,, zelfs die genen niet uitgezonderd, die aan de „ Zeekusten woonachtig zijn, en heeft hen en „ hunne Zoonen van rekruteering ontheven, „ en vrij verklaard van alle Krijgsdicnften, tot „ welken zij door de Werfreglementen (orde„ nanzas de reemplazos) genoodzaakt konden „ worden. De koninglijke Rechters in den „ Raad van elke Stad zijn verpligt, dé naauw„ keurigfte zorg te dragen, om deeze Wetten „ cn Bevelen te doen volbrengen, en de Vreem„ delingen te befchermen, die alleenlijk door „ dit middel Burgers en Onderdaanen blijven." Dat is wat anders dan door Gilde wetten bekwaame vreemdelingen uittefluiten! Het is te hoopen, dat Neêrlands Volksreprefentantcn in deezen niet zullen luilteren naar de dwaalende begrippen van deeze en geene eigenbelangzoekers, maar volgen het geene de Rechten der J3b 3 Mensch-  3po VIERDE HOOFDSTUK. Menschheid leeren, dat voor een ééne en onverdeelde Republiek noodzaakelijk is, beftaande in een onbepaalde vrijheid van te kunnen en mogen werken en beoeffenen alle Handwerken, Fabrieken en Induftrien, met of zonder Kunstwerktuigen, zonder hier in gehinderd te worden door Keur-Hallen, of verpligt te zijn opening van het bewerkte of geinventeerde te geven. Opheffende alle Gilden-wetten, die eenige ftremming in der burgeren werkzaamheid mogten kunnen geven, met vrijheid voor Fabriceurs en alle Werkbaazen, om Inboorlingen of Vreemdelingen in hun werk te mogen gebruiken, hun loon met de knegts in der minne bepaalende, met het Stuk of in Dagloon, zodanig als zij onderling hier in zullen overeenkomen, ten einde hierdoor in ftaat tegeraaken, tot de minfte prijzen hunne bewerkte Waaren te kunnen leveren. Zich alleen onderwerpende aan zodaanige fchikkingen, als noodig wierden bevonden, ter weering van vervalfching en kwaade trouw, in de bewerking der bewerkte Waaren. Meer acht ik niet noodig ten betoog —— dat een algemeene vernietiging der Gilden, de Maatfchappij meer voordeel zoude toebrengen, dan de inflandhouding van dezelve (V). Ja l volgens O") Gezegde van Burger Wywhans, blai«. 34,  VIERDE HOOFDSTUK. 391 gens mijne Grondbeginzelen oordeel ik dat de vernietiging der Gildens de voornaamfte middelen tot herftel voer Fabrieken, Handwerken en Induftrien zijn, en welke verzuimd wordende in het werk te ftellen, de Triumph der Gildens ook verder het onherftelbaar verval der Fabrieken, Handwerken en ïnduftrie zal bewerken. Doch daar de Stedelijke zo wel als Dorps Regeeringen (volgens mijn Ontwerp) op hun zelve blijven, zo kan ieder onder zijn bewind bepaalen, dat geen dan Inwoonders, aldaar eenige Handwerken mogen oefenen.— Maar de Koophandel duld in deeze geen bepaling. Belangende het ftuk van Belasting §.69. Niemand verbeelde zich, dat hier voor als nog een middel van Herftel, of laat ik liever zeggen van vermindering op te vinden is. De defolate toeftand van 's Lands kas duld geen verligting, maar vereischt zelfs eerst een verzwaaring, wil men vervolgens eenig foulaas daar in verkrijgen. Alle Staaten die in het lot des Oorlogs gedeeld hebben, zijn hunne Financien uitgeput, en met eikanderen door een genomen hebben dezelve ruim drie maal meerder Staatsfchulden, dan er Contant geld in Europa te vinden zou weezen. De'Engelfchen hebben ruim 20, en wij mede wel 5 maal meer Staatsfchulden dan Contani Bb 4 geld Omtrent de Belasting. I  393 VIERDE HOOFDSTUK. geld, en in dat opzicht kan men van de meeste Hoven van Europa zeggen, dat zij Infolvent of onmagtig zijn van te betalen. Doch het is daarom voor ons Land nog niet hopeloos, zulks door den tijd te herftellen, mits wij ons tot een ééne en onverdeelde Republiek vereenigen, en on, ze Belastingen regelen gelijk ik in mijn Plan op %. ii8. heb opgegeven; maar zonder dat weet ik geen middelen van herftel voor 's Lands Financie uit te denken. De ontfang dient meerder te weezen dan de uitgaaf, om gelijk ik heb aangeweezen, gebruik te kunnen maaken van zo lange 's Lands Obligatien nog beneden het parie verkogt worden, dezelve dan in te koopen. Uier dan een goede Staats Oeconomic bijgevoegd, is er mogelijkheid van bij Vrede Staatsschulden af te kunnen losfen. Doch in alle de takken van ons beftuur zal er bezuiniging plaats behooren te hebben, want de Interesfen der Staatsfchulden van onze ééne en onverdeelde Republiek zullen wel om de ftrcek van 20 Millioenen 's jaars bedragen, daar nu bij de 6 Millioenen aan de Franfehen, en de 20 Millioenen welke ons tegenswoordig de Militie kost, niet de traktementen of inkomften der Volksvertegenwoordigers , Committées, hunne Bediendens en verdere uitgave, dan kwam er nog veel pp de begrooting mijner Belastingen te kort. indien men bij Vrede meer dan zqs Millioenen VOOf  VIERDE HOOFDSTUK. 393 voor de Landmagt, en de helft of iets meer voor de Marine bepaalt, zal er nimmer veel kans weezen om fchulden aftelosfen. Heeft in voorige tijden onder een Stadhouderlijk bewind, de 40000 man Landmagt, maar even acht Millioenen gekost, waarom zou dit getal van Militie niet aanmerkelijk verminderd kunnen worden, vooral indien wij met Frankrijk Geallieerd blijven. De Franfche hadden onder hun voorig Despotiek beftuur in Vrede, maar omtrent 200000 man in dienst, zijnde de 20/feweerbaare man , indien men van de 6 zielen ecnen SUl'oOQQQQ weerbaare man rekent (want — 20, 6x200000 en bij den Keizer is het in diervoegen bereekend, naar den loden weerbaaren man), dan had onze Republiek in evenredigheid met. Frankrijk , maar ruim 15000 man noodig. 40000 Man gelijk wij in dienst gehad hebben, is bijnaa de S/ie weerbaare man. Rusland heeft maar den 1%den weerbaaren man. Engeland 1 ooften r Venetien 7SPen Geen wonder dat wij zo veel Staatsfchulden hebben, als boven ons vermogen Militie houdende. Een vrije Republiek vermag ook zijne fterkte niet te zoeken in bezoldigde Krijgslieden , zulks is te gevaarlijk voor de Vrijheid, Neen l wij slijk ingerigte Burgerijen , zijn de Bb 5 (leun-  S94 VIERDE HOOFDSTUK. fleunpilaaren der Vrijheid. Ook zou men op een veel onkostbaarder manier, in nood een goed aantal jonge lieden tot den Krijgsdienst met weinig kosten bekwaam kunnen maaken, bij voorbeeld, indien in alle Arm- of Weeshuizen , van wat Godsdienst dezelve mogten vveezen, de Jongens boven de 16 jaaren oud, zich inden Wapenhandel oeffenden, op zodaanigen dag of uur als zij niets in hun werk verzuimden , en dat alle die zulks gewillig deeden, voor uitzet, wanneer zij uit die huizen gingen, van het Land voor elk jaar dat zij indiervoegen zich in den Wapenhandel geoeffend hadden 50 Gis. genooten , mits dat zij zich ook verbonden om in tijd van nood, geduurende dien tijd dat zij in die huizen waren — en langer niet, — hun Vaderland met de Wapenen te onderfteunen, dan verkreeg men door dien weg een Corps burger kinderen, wier belang het was van getrouw aan hun Vaderland te weezen , vooral wanneer hun ook teffens wierde beloofd, naar verdienden bevorderd te zullen worden. Zo er 10000 zulke Jongens in de Republiek waren, kostte zulks het Land niet meer dan 500000 Gis. 'sjaars. Een premie zeer uitlokkende en voordeelig voor die Jongens , om uit die huizen gaande iets mede te beginnen , als bedragende van hun 16. tot hun 25. jaar ƒ 450 Gis. Voor de opvoeding  VIERDE HOOFDSTUK. 395 ding der Kinderen in die huizen behoorlijk zorgende, zo verkreeg men opzijn tijd nuttige Burgers, die in deeze huizen bekwaam gemaakt wierden, om des noods hun Vaderland te verdeedigen, maar ook teffens in werkzaam-heid geoeffend, en met geld onderfteund, riet tot last maar tot voordeel der Maatfchappij dienstbaar wierden. Zelfs is het in een vrije Republiek nuttig en noodzaakelijk den Wapenhandel bij de Kinderen al aan te moedigen, gelijk men in Rotterdam, en meer andere plaatzen gezien heeft. Hier door komt er een ambitie in voor den dienst, en waartoe de jaarlijkfche Exercitiën der Burgerijen zéér dienstbaar zijn. In een vrije Republiek moet even als bij de Franfche, ieder Burger den Wapenhandel verftaan, niet om zijne Nabuuren , in naavolging der Despoten , van goed of bloed te berooven,maar om in nood zijn Vaderland te verdedigen. De Rechten der Menschheid hebben edeler Grondbeginzelen ! Het gantfche Menschdom zijn Broeders en Zusters, Natuurgenooten uit eenen bloede afkomftig. Niet het zwaard, maar de hand van Broederfchap reikt de Menfchenvriend zijne Medemenfchen toe, en zegt; vrede en vriendfehap ftrengelen ons eeuwig aan eikanderen, bebouwt uw grond, en bearbeidt uwe voordbrengzelen, de Natuur U  306 VIERDE HOOFDSTUK. is onzer aller Baarmoeder, zij levert voor ieder Volk door een wel ingerigte bearbeiding, meer dan het noodige op. Zouden wij elkanders geluk benijden, het zwaard uit de fchede rukken, 'om de aarde met bloed te mesten,en door roof, vuur en ftaal in korte oogenblikken te verwoesten , het geen door jaaren arbeidt, vlijt,kosten en moeite verzaameld is ? Neen ! laaten wij door Koophandel een ieder onzer deelgenoot doen worden van dat gene wat Natuur en Kunst bij ons voortbrengt. Dit behooren de denkbeelden van een waaren Republicain , en van alle Volken te zijn, en dit bij een ieder Burger plaats hebbende, zo heeft de Maatfchappij niet noodig een aanzienlijke ftaande Legermagt te houden , Menfchen die houkinderen van den Staat zijn,Militairen welke hunnen tijd meestin ledigheid doorbrengen, en aan een overheerfchend gezag altoos de wapenen in de hand geven , om de Vrijheid te onderdrukken. De Staatkunde der Vrijheid vordert in deeze omzichtig te zijn, en de regelen van Oeconomie te volgen, wijl zonder dat .de Vrijheid zelve op een niets betcekenende zaak uitkomt, want hoe zal anders de Mensch zijn hoogst mogelijk geluk bevorderen? — niet met alle Amptenaars te willen worden ! — maar dat wij met de minfte Staatslasten gedrukt, een ieder in zijn Stand ine-  VIERDE HOOFDSTUK. 397 medewerken tot het algemeen geluk des Vaderlands. Maar omtrent het onderwerp der Lasten, zo valt de Vraag. Is er met grond geen Herftel te wagten , voor al het vervallene in de Republiek , — zonder een één en onverdeeld beftuur — wel hoe dan te handelen met de Staatsfchulden van ieder Provincie, — zommige Gewesten hebben weinige, en andere groote Staatsfchulden. Hoe nu die evenredigheid te vinden? want men kan immers niet vergen, dat Provinciën die genoegzaam geene Staatsfchulden hebben, hun aandeel betaalen in de groote fchulden van andere Provinciën? Een Vraag zeckerlijk niet gemakkelijk te beantwoorden. Doch die met een wedervraag kan beantwoord worden. Was het oogmerk onzer Voorvaderen, om bij de Unie van Utrecht §. 94. alle de Gewesten zodaanig tot een Staatslichaam te verecnigen, als of dezelve maar eene Provincie waren? dit waarheid zijnde, van waar dan dit aanmerkelijk verfchil in Staatfchulden? Indien ieder Gewest altoos in evenredigheid van zijnvermogen had betaald in den ftaat van Oorlog, zo kon de eene Provincie in evenredigheid geen meerder fchulden hebben dan de andere, want de huishoudelijke Stedelijke béftuuren, zowel als die tot Dijkagien als anderzints behooren, had-  39§ VIERDE HOOFDSTUK. hadden haare bijzondere Fondfen, en zo er al eens bij deeze of gene Provinciën, uit hoofde van geledene fchadens, remisfien verleend of onderftandpenningen uit 's Lands kasfe zijn gefchonken, bedragen die fommen nogthans zo veele Millioenen verfchils niet, als wel de verfchiilende Staatsfchulden beloopen. Het beftuur van de een of andere Provincie kon men ook niet zeggen, dat meer dan evenredig kostbaar was, in het een of ander Gewest. Van waar dan die meerdere of mindere Staatsfchulden? Om dat er nooit in de Quotaas eenige evenredigheid heeft plaats gehad, want hoe men immers volgens §. 115. de Quotaas onderzoekt, het loopt altoos fout ingevolge §. 115 en 116., en Holland was de gene die de kosten van de gevoerde Oorlogen meest alleen moest betaalen, en van zijn voorgefchotene gelden voor de nalaatige Provinciën weinig heeft terug verkregen. Het verfchil van de Staatsfchulden der bijzondere Gewesten is dus oorfpronglijk uitte min betaalde fournisfementen, doordien het anders, zo ieder Provincie in evenredigheid zijn aandeel betaald had, onmogelijk zou weczen, dat de eene Provincie in evenredigheid meer Staatsfchulden had dan de andere, ons voorig Bondfchappelijk beftuur was onbeftaanbaar, naardien elk Gewest als 't op het betaalen aankwam ,  VIERDE HOOFDSTUK. 395» kwam , zulks zogt te ontduiken, en meest al bleef dan Holland als de vermogendfte Provincie voor het verteerd gelag der Oorlogs kosten zitten. Ieder die nu onbevooroordeeld denkt, zal immers deeze waarheden moeten toeftemmen. Ja! hebben Hollands Ingezetenen niet al jaaren herwaarts, meerdere Lasten moeten betaalen , voor deeze meer dan evenredig gemaakte Staatsfchulden, en waar van zij nog jaarlijks de Interesfen moeten opbrengen voor de Capitalen , Genegotieerd tot voldoening der gemaakte fchulden. Betaalde Interesfen die al wederom aanzienlijke Capitaalen uitmaaken. Ons voorig beftuur was immers een Compagniefchap, en waar in de Rechtvaardigheid vordert ; dat ieder zijn aandeel had hehooren te betalen^— cn dit niet gedaan zijnde, gelijk ik beweezen heb, is het dierhalven redelijk, dat daar Neêrlands Volk tot een ééne en onverdeelde Republiek zal worden vereenigd, ook deszelfs Staatsfchulden gezaamenlijk gedragen worden , te meer daar in het Ontwerp mijner Belastingen, de hoogst mogelijke evenredigheid tusfehen meer en min vermogende Gewesten en Ingezetenen is in acht genomen. Indien men zelfs thans, nu Hollands Ingezetenen hun Zilver, 6 p. Ct. in de geforceerde Geldligtingen, een fchadelijke Loterij Negotiatie, cn nu eene per Cents ge-  400 VIERDE HOOFDSTUK. Koophandel en Co. lonien be. ichermen. gewijze heffing hunner inkomften moeten op^ brengen, met nog een geforceerde Geldligting van 6 p. Ct. vergelijkt met de Extraordinaire belastingen der andere Gewesten, dan moet men verbaasd Haan over dit aanmerkelijk verfchil. Want als in de andere Provinciën de Financien even liegt waren als die van Holland, zouden zij immers zo wel geforceerde Geldligtingen, als die van Holland noodig hebben. Belastingen die juist evenredig zijn, naar de meer of mindere vermogens der Gewesten. Een blijk dat hunne Financien beeter, en zij met mindere Extraordinaire belastingen hunne Quotaas kunnen vinden, dan Holland. Het zou mij daarom niet verwonderen , dat men bij het Ontwerp der nieuwe Conftitutie, geen Plan van egale belasting had, om dat zulks tegen het Interest van die gewesten ftreed. Bij §. 70. heb ik aangetoond, wat verliezen Neêrlands Gemeenebest geleden heeft, zelfs in tijdvakken van Oorlog, wanneer wij metdc.&2gelfchen geallieerd waren. Zo wij dierhalven immer onzen Koophandel willen doen bloeien, behooren wij ons altoos te houden aan den opgegeven Grondregel §.52., en onze Marine niet te  vierde Hoofdstuk. 4at te laaten vervallen. Een Volk, welk zo een uitgebreiden Zeehandel drijft op alle waerelddeelen, dient altoos zijnen Koophandel denoodige befcherming te verkenen, die eigendommen behooren zo wel onder de befcherming der Wet als de binnenlandfche bezittingen. Ja!onze Colonien en buitenlandfche bezittingen, zijn de Goudmijnen van onzen Aftiven handel, is men zorgeloos omtrent dezelve, of geeft men -ze aan haar eigen lot over, dan geraakenzij ook weldraa bij Oorlog is 's vijands handen, gelijk de ondervinding al heeft doen zien. Zijn de Inwoonderen van dien Kinderen van een en het zelve Vaderland, dan vordert de rechtvaardigheid, dat zij in allen opzichte, bij Reprefentatie in 's Lands beftuur, en betaaling van lasten, even als de Burgers van het Moederland behandeld worden. Hier door zal de Vaderlandsliefde een nieuw leven verkrijgen, dieniet door den afftand verzwakt, maar door een één en onverdeeld algemeen belang verbonden, zal medewerken tot den bloei en welvaard des Moe* derlands. . §• I24« Onder §. 71. heb ik het nadeelige der buitenlandfche Geldnegotiatien aangeweezen, hieris^ C c geen Wit te oen om e buiten-  4oa VIERDE HOOFDSTUK. 'sn Tcbe ' e inegotiatiinvo >r te komen, < 1 geen ander herftel op, dan zulks door den tijd! te verbeeteren. Om nu vervolgens verder alle : buitenlandfche Geldnegotiatien te verbieden,, was Onftaatkundig gehandeld, en zou den grond 1 kunnen leggen tot ongenoegens met die buiten- ■ landfche Mogendheden, welke eenige nieuwe: Negotiatien openden. Neen! in de Staatkunde zijn voor deeze fchadelijke Staatskwaal wel! andere huismiddeltjes te bedenken. Naamen— lijk om dezelve buitenlandfche Effecten, even i als onze binnenlandfche Obligatien te belasten, want geen Mogendheid kan het kwaalijk neemen, als hij in dat cas word behandeld, even als wij omtrent onze eigene Negotiatien doen. In mijn Ontwerp van Belasting, Art. 2, 3 en 16. heb ik zodaanige belastingen voorgefteld, dat het met het Interest onzer Capitalisten niet zal overeenkomen, om vervolgens deel in eenige buitenlandfche Geldnegotiatien teneemen, te meer daar ik bij §. 119. opgeve, hoedaanig zij bij vervolg hun geld tot zeer goeden Interest binnen 's Lands zullen kunnen uitzetten. Ja! s het te hoopen, dat door de aangeweezenmidlelen van herftel, onze Fabrieken zich weder nin of meerder zullen kunnen herftellen, dan :al het aan geen voordeelige gelegenheden ontweken , om geld fecuur op Interest binnen s Lands te kunnen uitzetten. Het is waar, veele wil-  VIERDE HOOFDSTUK. /c . willen beweeren, dat de buitenlandfche Geldnegotiatien voordeelig zijn, om dat naa verloop van 25, meerder of mindere jaaren, dieCapitalen weder in het Land terug zijn gekeerd, maar komen die voordeden in vergelijking van het geen in Koophandel met dezelfde Capitalen zoude te winnen zijn geweest ? Wat is er van de Fondfen op Silefien,'tCanaal vanMurciaen meer andere geworden ? en laaten die eens afgetrokken worden van de winften der Interesfen, en wie zal yerzeekering geven dat er geen Nationale Bankeroeten zullen voorvallen, daar de Financien der meefte Mogendheden voor het tegenswoordige wel als Infolvent mogen gereekend worden, en veele Landen van Heer en Meefter zijn veranderd. Is men verzeekerd, dat. de Negotiaten van den Keizer op zijne Oostenrijkfche Nederlanden, de fchuld van Poolen, nu dit rijk onder drie andere Mogendheden verdeeld is, de tegenswoordige bezitters dier Landen zulks zullen betaalen, daar Fredrik dè Groote hun omtrent de verovering van Silefien geleerd heeft, hoe hij met eene penneftreek die fchuld kon voldoen. Cc st §• "5-  *o4 VIERDE HOOFDSTUK. Hoste herftellen de nadeelen van den Koophandel, die niet over ons Land gaat. §• 125- Hoe de nadeelen te herftellen van het deel neemen in Koophandel, waar van het Transport niet over ons Land nog met onze Schepen gefchied. De vrijheid van den Koophandel duld niet om door Politieke Wetten zulks te verbieden, maar wel dat men zulke Burgers die tegens het Interest van hun Vaderland werken, aan hunne Medeburgeren bekend maakt , van hun Stemrecht berooft, en onbekwaam verklaart van tot eenige Politieke Bedieningen of Ampten verkooren te mogen worden, en het welke ook plaats dient te hebben omtrent dezulke , welke zich Interesfeeren in een vreemden Aétie handel, zonder onderfcheid of dezelve beftaat in rcëele Effecten, of enkel op de rijzing of daaling van den Cours, en waar van het laatfte zelfs onder het voorig bewind verboden is. Alle diergelijke handel ten uiterfte nadeelig zijnde voor het Land, om dat het daartoe gebruikte geld buiten 's Lands in omloop komt, behoort men dierhalven op allerhande wijzen zo veel mogelijk tegen te gaan.  VIERDE HOOFDSTUK. 4°5 $. 126. Omtrent het aangeweezene van den Wisfel§. 73. die vrijheid daar toe kan niet betwist worden, maar het Politiek bewind kan wel bekend maaken, dat zo iemand, welken zich door deezen handel ongelukkig maakt, nimmer zal kunnen of mogen profiteeren van eenige gratie van brieven van Cesfie, maar bij Bankbreuk ten allerftrengftc volgens de Wetten zal worden vervolgd. Schoon men hier door het nadeel daar in voor ons Land niet geheel wegneemt, zal het ten minden de Handelaars daarin voorzichtig doen zijn, om niet boven hun vermogen zich in deezen gevaarlijken handel te Interesfeeren; want hoe zeer de Wisfelhandel op zich zelv» gevaarlijk is, zo kan nogthans door naauwkeurige Correspondentie van de rijzende of daalende Coursfcn in deezen, dikwijls veel geld gewonnen worden, waar van de particuliere winst toch binnen 's Lands komt. Het gevaarlijke hierin beftaat, dat zodaanige Comptoiren op hun Credit meenigmaalen veel geld van particuliere Burgers onder zich hebben, en bij wanbetaaling daar door een meenigte van menfchen ongelukkig maaken; en hierom was het voorzichtig, dat men de keur op 't Wisfelrecht zodaanig veranderde, dat naamlijk zonder eenigconCc 3 tra Herftel »e= gans de na. deelen van den Wisfelhandel.  4o5 VIERDE HOOFDSTUK. tra protest tegen den trekker af te wagten, aanITonds, in cas van non betaling, bij paraat Wisfelrecht tegen den acceptant kan geprocedeerd worden, even als zulks te Rotterdam (zie Art. 6. van het Wisfelrecht) te Hamburg (Art. 32. ■ van de Wisfel Ordonnantie) en in geheel Frankrijk, (volgens Ordonnantie van Louis XIV. tit. 5. §. 14.) plaatsgrijpt (0), Ik weet wel dat veele ten fterkften willen beweeren, dat de Wisfelhandel waar van Amfterdam als het ! middelpunt is, onzen vervallen Koophandel nog in ftand houd. Omtrent eigen handel is ] het waar, dat zulks voordeelig en geriefelijk \ is, maar komt het overeen met de belangens 1 van onzen Koophandel , dat wij de commer- i cie van vreemdelingen met eikanderen, waar j van de Goederen niet over ons Land gaan,noch met onze Schepen gefchieden , behulpzaam zijn? Neen! ons belang vordert eerder, om hun zo veel mogelijk daar in te belemmeren, ten einde die Landen, welke zonder onze hulp niet zouden kunnen handelen, te noodzaaken, dat wij in den handel zelfs weder deel verkrijgen. ( Dat de Oost- en Westindifche Com„ pagniën, bij vernieuwing van Oclrooij, zal„ len verbonden zijn, geene andere Manufac„ turen naar de Coloniën te verzenden, dan die „ hier te Lande Gefabriceerd zijn. „ 12) Dat een behoorlijk Fonds worde aan„ gelegd, om aan alle Werklieden der Fabrie„ ken, boven den Ouderdom van 60 jar.ren, „ een Weeklijksch Salaris toe" te leggen, bui„ ten het geen zij dan nog zeiven zullen verdie„ nen. „ 13) Dat aan geen vreemdeling toegang „ zal vergund worden tot de Werkplaatzen. „ 14) Dat eene Belasting , ten voordeele „ der Fabrieken, gelegd worde op alle buiten„ landfche Geldnegotiatien. „ 15) Dat alle Sluikerijën, ten aanzien van „ het Invoeren of Verkoopen van buicenland, „ fche Manufacturen, namaaken van Merken, „ Zegels enz. met Infamie en Bannisfementzul' „ len geftraft worden. „ Met in acht neeming van deeze en zoort„ gelijke middelen, houden wij ons verzekerd, „ dat het, thans zo jammerlijk veragterd, Fa' » briekwezen zeer aanmerkelijk zal verbeterd „ wor- ]  VIERDE HOOFDSTUK. 425 „ worden , en dat de Koophandel zelfs verre ,, van daar door te lijden, daarin ecnen nieu„ wen fteun zal vinden, om zich op eenenveel „ billijker en vaster voet te vestigen, dan hij „ nog immer, hier te Land, gehad heeft.". Thans is zeeker de tijd geboren, dat er veel goeds tot Herftel te hoopen is, als men de bereidwilligheid inziet der Nationale Vergadering in deezen, hoe dezelve de loffelijke voorftellen van de Reprefentanten Colmsch-ate , Floh en al wat maar van die natuur is, daadelijk ter onderzoek Commisforiaal maakt. Ja! wat heeft ons lieve Vaderland veel goeds te verwagten van den belangeloozen ijver van den Oec. Tak, indien dezelve door het hoog gezag, en van vermogende Vaderlanders de noodige onderfteuning erlangt. Hij die maar onbevooroordeeld het fchoon geftelde Adres van den Oec. Tak, aan de Nationale Conventie nu onlangs geprefentcerd, leest en overweegt, vind zich overtuigd van het gewigt hunner prijzelijke oogmerken. Geen wonder dat het voorig bewind door een Engelfche Cabaal beftuurd, den ondergang, van dit Inftituut zogt, enten deele bewerkte, als wel bewust dat alle aanmoedigingen voor het binnenlandsch bewerkte , Neêrlands welvaard zou doen aanwasfen, in evenredigheid dat het vertier van het buitenlandfche verminderde. Dd5 In  426 VIERDE HOOFDSTUK. Geen Gereed fchappen tot de Fabrieken te laaten vervoeren. \ Ik vertrouwe nu dat indien men alle deze middelen, met den anderen paart, onze Fabrieken hier door ten minften ten deele zullen kunnen herftellen. Middelen van Herftel die mogelijk en uitvoerlijk zijn, maar ook door een dubbelde activiteit in werking dienen gebragt te worden. Dat veele onzer Fabrieken naar vreemde Lanr den zijn verhuist, door vreemden in onzen dienst te neemen, of met dezelve aan een ieder te laaten zien, te algemeen bekend zijn geworden; ja! dat men zelfs Weefgetouwen en andere werktuigen verkogt en naar buiten 'sLands gevoerd heeft, heb ik op §.75. aangeweezen; hier is geen ander middel van herftel op, dan dat de Fabriceurs zulks zelve tragten voor te komen, en door het Politiek bewind de uitvoer van alle Werktuigen tot de Fabrieken behoorende worden verboden. Schoon thans in onze Kunstwoordenboeken en FranfcheEncyclopedie van de meefte Fabrieken, Handwerken en Beroepen zulke naauwkeurige Befchrijvingen en Prentverbeeldingen te vinden zijn, dat hetgeen voorheen geheimen waren thans algemeen bekend is. §. 129.  VIERD-E HOOFDSTUK. 427 §. 129. Heb ik bij §. 76. de nadeelen getoond van onze Oude Conftitutie omtrend het herftel vooi onze Fabrieken, zo kan men uit het verbanc van het een en ander wel Wiskunftig bewijzen, dat indien Neêrlands Volk niet tot een één en onverdeelde Republiek vereenigd word, alle Herftel volftrekt hopeloos is. Zijn de bijzondere particuliere belangens al zeer moeilijk, om tot een punt te vereenigen, hoe veel té bezwaarlijker is het dan, met die onderfcheiden punten van werkkragten der Gewesten, die ieder op haar zelve in Diameter en Omtrekken verfchiilende Cirkels befchrijven, om deeze dan wederom tot een algemeen punt van werkkragt te vereenigen. Het is daarom, wanneer men regelmaatig zijn gedagten leid, haast onbegrijpelijk, hoedatmen onder verftandige menfchen, nog voorftandcrs van een verbeeterd Bondfchappelijk beftuur kan vinden. Bij §. 77. heb ik het voor- cn nadeeligc der Weelde getoond. Het Zedelooze daar van is laakbaar, en in zo verre zulks ftrekt ten nadcele van het bijzonder geluk der gene welke daar aan Zondereen, éèn en enverdeeldbelhiur alles hopeloos. Omtrent leWeelde.  428 VIERDE HOOFDSTUK. aan fchuldig zijn, verdient het alle afkeuring; maar de vraag is hier, wat middelen van herftel? De Luxe door Politieke Wetten te willen bepaalen, ftrijd tegens de Vrijheid; maar verlicht de Natie meer en meer in haare bijzondere en algemeene belangen des Vaderlands; weert zo veel mogelijk door Belastingen de bewerkte vreemde Waaren tot Luxe dienstbaar, dan brengt de Overdaad zijn eigen ftraf mede, en het geld verandert maar van eigenaar; en wil men het Zedelooze van dien voorkomen , moet zulks voornaamenlijk in de Opvoecïing van de aanvolgende genachten gezogt worden. Veelen hebben een geheel verkeerd denkbeeld van de Weelde; de Rijkdommen zouden nutteloos weezen, indien er geen Weelde was; dezelve maakt den mensch arbeidzaam tot meerder behoeften dan het noodzaakelijke , het veroorzaakt een uitgebreider fmaak tot meerdere genietinge dan de bloote kost of kleeding , zijne begeertens maaken een grooter omtrek, dien hij tragtaante vullen met nieuwe genoegens. Pragt en Weelde niet misbruikt boven de middelen van beftaan, is een kragtdaadige prikkel tot werkzaamheid. Een kwaalijk begreepen Zedekundemag haar met de zwartfte Couleuren affchilderen, maar rekenen zij wel naa, hoe veele duizenden van monden door haar gevoed worden; beziet de  VIERDE HOOFDSTUK. 459 de Natiën die dezelven niet kennen, zij zijn in een drieste onkunde, hunne Steden en Wooningen zonder Cieraad, niets bekoorlijkst trekt het oog, de Weetenfchappen vinden geen aanmoediging , en de fraaie Kunften zijn er onbekend. Daar in tegendeel de Landen alwaar Pragt en Weelde heerfchen , de Natuur met Kunst en Smaak vereenigd, de verwondering van denbefchouwer ten toppunt voert. Treed hij in de Wooningen, daar ontdekt hij niet dan Orde en Cieraad. Beeldhouw- en Schilderkunt, doen de ltomnie Natuur als fpreeken, van rondfomme is alles Schoonheid, ieder Huisraad een Kunstftuk , de disch Smaakelijk en Overvloedig, en de Huisgenooten gekleed in den telkens afwisfelenden Smaak der Mode, die duizenden van Menfchen in geduurige werkzaamheid houden. Wat een aantal Metzelaars, Timmerlieden, Kleermaakers, andere Ambagtslieden, Kunftenaars, en een drom van werkende Burgers, die door de Weelde en Pragt ieder in zijn kring hun beftaan vinden. Neem nu eens volgens de Leer van zommige Zedemeeftcrs, dit alles uit den Burgerftaat weg, zou er dan wel bij een befchaafd Volk een totaaler flag tot ruïne van den werkzaamen burgerftand te bedenken zijn. Neen! Pragt en Weelde zijn dogters van den Rijkdom en Welvaard, vruchtbaare bronnen , die  43° VIERDE HOOFDSTUK. die befproeiën den akker der menfchelijke werkzaamheid, en welken wederom geboorte geven aan de fraaie Kunften en Weetenfchappen, die het Menschdom tot zo een aanmerkelijken trap van volmaaktheid befchaafd hebben. Het is waar,'tMenschdom zou zonder dezelve hebben kunnen leven, en daar toe waren de nuttige konften genoegzaam, maar Schilder-,Beeldhouw-, Mufiek-, Dicht- en Danskunst misfende, van wat vermaaken zou het Menschdom dan beroofd, minder fraai en aangenaam de zaamenleving, en wat een aantal kostwinningen minder zijn. Ik befluit dus dat in alle Pragt en Weelde het Zedelooze, en het gene men daar aan beftced in bewerkte buitenlandfche Waaren, geweerd, of ten minften zwaar belast moet worden, maar dat in tegendeel alle Pragt en Weelde, daar men binnenlandfche voortbrengzelen van Kunst en Smaak toe gebruikt , óp allerhande wijze aanmoediging verdienen, naardien de rijkdom des Lands hier door vermeerdert, §. 10: en ii. §• Dat Koophandel, Fabrieken en Handwerken tot verval kunnen komen door een te fterke mededinging, heb ik bij §. 78. getoond; een wijs be- Herftel van den Koophandel.  VIERDE HOOFDSTUK. 43i beduur van een Oec. Tak, om haare aanmoediging maar tot op eene zeekere hoogte te bepaalen, kan hier veel in doen; want het is een gewoon gebrek in de Maatfchappijen, dat zodra het met een zeekeren tak van Koophandel, Fabrieken of Handwerken welgaat, men dan daadelijk een zo fterke mededinging ziet, dat de een den ander zijn verval daar door bewerkt; doch alle verval van die natuur herftelt zich zelve, doordien veele dan naar andere middelen van beftaan moeten zoeken, en waar door dan de overblijvende weder meerdere voordeden genieten. — Dat de Koophandel wel en te recht als de Zenuw van onzen Staat word befchouwd, kan niemand tegenfprceken. Een Land , als het onze , misfende het gunftige der natuur, kan zonder Koophandel niet beftaan. Het is de Koophandel, die ons deelgenooten doet worden van al wat Natuur en Kunst van andere Landen oplevert, tot gerief onzer behoefte, en om wederom alle die voortbrengzelen aan andere Landen te verkoopen. De Natuur heeft ons Land in zijne ligging aan Zee en Rivieren tot Koophandel, Zeevaart en Visfcherijen als gefchikt; een wijze Staatkunde vordert, om dezelve alle aanmoediging te geven, en daarom heb ik mijn Ontwerp van Belastingen zodaanig ingerigt, dat zo wel de eigen als vreemde Koopwaaren, geen uit-  43a VIERDE HOOFDSTUK. uitgaande Rechten betaalen , en al wat van vreemde Producten bij inkomst mogt betaald zijn, bij uitvoer gereftitueerd worde. Zal de Koophandel van een Land waarlijk bloeien kunnen, dan moeten de Kooplieden de Koopwaaren van alle Gewesten der Waereld onkostbaar in hunne Pakhuizen vermogen in te Haan, of ten minden verzeekerd zijn, van het nietbinnen'sLands geconfumeerde uitlandfche,bij uitvoer reftitutie der Inkomende Rechten te zullen erlangen. Hierdoor verkrijgt ons gantfcheLand het voorrecht van porto franco, zo dat van het Tranfito , niets betaald word. Voorrechten, noodzaakclijk om ons Land tot de generale Markt of Stapelplaats van Europa te maaken. Alle Natiën van Europa kunnen dan met groot voordeel hunne Goederen alhier naartoe zenden en laaten opflaan. Een Land liggende als in het middelpunt der Handeldrijvende Volken, heeft maar een porto franco noodig, dan word zulks het belang van alle Volken, om hunne Koopwaaren daar naa toe te voeren. Het onbelaste is het beste lokaas voor den Koophandel. Ja! dulde het 's Lands Financie , waren Premien hier noodzaakelijk; men kan geen te groote voorrechten aan den Koophandel geven. Waar door verrijken zich Hamburg , Livorno en meer andere Handeldrijvende Steden? —- Geen  VIERDE HOOFDSTUK. 433 Geen Koophandel kan bloeien onder Belastingen ! en daarom heb ik bij Art. 5. in het Ontwerp mijner Belastingen bepaald ^ dat alle onbewerkte Waaren noodig voor onze Fabrieken^ volkomen vrijdom zouden genieten van alle Lasten, en de buitenlandfche bewerkte Waaren alleen Rechten zouden betaalen van het geen binnen 's Lands hier geeonfumeerd wierd. De Engelfche handel zelfs van hier op Düitschlandfj heeft dan een vrij Tranfito. 's Menfchen werkzaamheid van wat aart of natuur die mag weezen duld geen hinderpaalen. Maar nadien een aèt 'ive Koophandel de Landen verrijkt j en in tegendeel eeh pasfive Handel een Volk verarmt* Zoo vordert een goede Staatkunde, om het bewerkte binnenlandfche ter eigen Confumptie te bevoordeelenj naardien de algemeene winst §.24; voor eeh Land altoos grooter is, dan de bijzondere, gelijk ik van §. 24. tot 27. beweezen heb* Doch indien men den buitenlandfchen Koophandel bepaalt, gelijk ik bij Art. 5. in mijn Ontwerp van Belastingen heb opgegeven $ is het nadeelige uit denzelven weggenomen, en alle takken van Koophandel naar buiten's Lands kunnen ongehinderd geoefend worden. Koophandel , Handwerken en Fabrieken, bevoordeelen in diervoegen eikanderen over en weder, Want hoe meer de voorwerpen tot KoopE e han-  434 VIERDE HOOFDSTUK. handel binnen 's Lands vermeenigvuldigen, des te meer alle handel bloei en welvaart geniet. Een algemeene ïnduftrie is de baarmoeder der rijkdommen. Het is voor een Land niet genoeg dat deeze of gene Stand welvaarend is, maar dat ieder Lid der Maatfchappij indien mogelijk deelgenoot van de algemeene welvaard worde. Om met eigen Producten alléén Koophandel te drijven , is ons Land niet gefchikt, als te arm zijnde in voortbrengzelen. Zonder onze Oosten Westindifche Producten hebben wij geen noemenswaardige eigen Koopwaaren, ten minften zo veel niet om de vreemde behoeftens daar voor te verruilen of in te koopen. De winften des buitenlandfchen Koophandels hi] Tranfito, gepaard met het geen wij van onze Oost-, West-, en eigen voortbrengselen aan andere Volken kunnen Leveren of Verkoopen, is eigenlijk de Handel, waarmede wij ons verrijken kunnen, en die voordeden vergrooten, in evenredigheid dat wij ons beijveren om zo veel mogelijk uit onzen eigen boezem onzen nooddruft te voldoen. Alle vreemde Commisfiehandel is zelfs voordeelig, vooral indien wij zulks dóen met onze eigen Schepen. Het is daarom ten uiterften nóodzaakelijk voor ons Land, altoos bekwaame, cn den Koophandel van ons Land kundigzijnde Confuls of Agenten , in de voornaam- fte  VIERDE HOOFDSTUK, 435 fte Handeldrijvende Zeelieden te hebben* Vreemdelingen daar toe te gebruiken, gelijk men nog heeft op verfcheiden plaatzen, is ten uiterften nadeelig voor onzen Koophandel. Neen ! het bchooren geene dan Nederlanders te zijn, en van welker Republicainfche denkwijze men ten vollen overtuigd is. Hier door verkrijgt men een Correspondentie en invloed op den handel van die Landen, welke van het aller* grootfte gewigt op de belangens van onzen Koophandel zijn. De ligging van ons Landals in het middelpunt vmEuropa, is tot denKoophandelfallcrgefchiktst. .,Geen Volk dat, indien wij onze In- en Uitgaande rechten regelen, gelijk ik bij Art. 5. van mijn Ontwerp van Belastingen opgegeven heb , in natuurlijke voordeden hier toe, tegen ons aan kan. Gefchikte Zeehavens, overvloed van allerhande zoort van Schepen , Kooplieden waar in men heeft de fchoonfte Pakhuizen van de waereld. Koopbeurfen daar alle Waaren van Europa verhandeld, en de beste Correspondentie op alle Landen gehouden word. Met één woord, Natuur en Kunst hebben zich bij ons als uitgeput, om dit ons Land als tot een middelpunt van Koophandel te maaken. De Scheepvaart, de dienaresfc van den Koophandel, verdient ook alle aanmoediging, cn daarom heb ik ook in mijne Ee 2 Aan-  435 VIERDE HOOFDSTUK. Aanmerking op Art. 6. der Belasting van het Lastgeld , opgegeven , om de Zeefchepen zo weinig mogelijk hier mede te bezwaaren. Noodig als men aanmerkt, hoe groot het getal is van Fregatten , Snaauwen , Brigantijns, Hoekers , Koffen, Smakken , Galjoots en andere Schepen , die alleen van Amfterdam, Noord" holland, Friesland en Groningen, op vragt vaaren , bedragende eenige duizenden Schepen, doch waar van nu de meefte ftil liggen of onder vreemde Vlaggen hebben moeten vaaren. Hier nu bij de Schepen van Zuidholland en Zeeland, dan is er, behalven de Engelfche, geen Natie in Europa, die zo veele bekwaame Schepen tot den Koophandel heeft. Schepen die in Net-en Properheid, die van alle Natiën overtreffen, en met de minlle manfchappen bevaaren worden, en van daar dat geene vreemde Natiën in ftaat zijn tegen ons voor zo weinig Vragtloonen te vaaren, uit hoofde van de beste Oeconomie in deezen. Met onze Visfcherijen is het van goJijke, wat Premien dat zelfs Engeland geeft op zijn Haring-, en Groenlandfche Visfcherij, alleen in de laatfte overtreft het, maar in de eerfte gelijk ook in de verfche Vischvangst, zijn wij alle Volken voor uit. Het is dierhalven van het grootfte belangvoor ons Land, de Scheepvaart en Visfcherijen aantemoedigen, en dit laatfte te maa-  VIERDE HOOFDSTUK. 43? maaken- tot een tak van buitenlandfchen Koophandel. Bij den aanftaanden Vrede dient men ook te zorgen, dat onze Zouten Visch onbelast in Braband ingevoerd mag worden, en zijn wij nu zo naa verbroederd aan de Franfche Natie, dat wij genoegzaam als een Volk zijn aantemerken, dan kan de Opening der Schelde nimmer nadeelig, maar zelfs voordeelig voor beide de Volken weezen, mits dat men zorgvuldig in acht neemt, dat de Engelfche, die voor de Franfche en ons Land de grootfte mededingers in den Koophandel zijn, geen voordeden van de Opening der Schelde genieten. Wij, en de Franfche zijn door onze natuurlijke ligging, als een Volk aan eikanderen verbonden. (Zo door den Ouderdom mij de vermogens niet te fpoedig ontvallen, .hoop ik dit in een bijzondere Verhandeling te betoogen). De Franfche Natie heeft van de eerfte vestiging onzer Republiek onze vereeniging gezogt, maar door een Engelfchen invloed die zeer wel begreep, zodra zij eenig inzien in de belangens van hunnen Koophandel verkreeg, dat wij met de Franfche vereenigd de Wetgevers van den Koophandel op het vaste Land van Europa konden worden, riepen zij de Staatkunde en Godsdienst te hulp, om die vereeniging voor te komen. Hoe zeer de Engelfche onze grootfte mededingers en vijanEe 3 &™  438 VIERDE HOOFDSTUK. den in den Koophandel zijn, ben ik verpligt hun die hulde te doen, dat hun Minifterie in den Koophandel en ïnduftrie, alle Staats Cabinetten van Europa verfchalkt heeft. Ja .'.willen wij verbeeteringen zoeken, vinden, en ze tot de grootfte volkomenheid zien gebragt, moeten wij te fchool gaan bij de Engelfchen. Het is Waar,in hetlnventive overtreffen hun de Franfche, en behoeft onze Natie in evenredigheid van haare mindere bevolking voor de Engelfche niet te wijken, maar om het uitgevondene tot een grooter trap van volmaaking te brengen, zijn zij ons verre voor uit, niet om hun meerder vernuft, maar om dat de Kunftenaars bij hun belooning vinden, daar bij ons de man die door Koophandel groot geld gewonnen had, alléén geëerbiedigd, en de Kunftenaar naauwlijks als een loon trekkende dienaar van dezelve befchouwd wierd. Zo dat, waren er in ons Land geen Maatfchappijen der Weetenfchappen, of Oec. Tak gekomen, die de Weetenfchappen en Kunften door belooningen onderfteund hadden, dezelve zouden door hun ongunftig lot, de wijk al naar meer begünftigde Landen genoomen hebben. Een blijk van wat belang het voor de 'Staatkunde is, om Kunften en Weetenfchappen de noodige befcherming te verleenen, wantzo"dra het Menschdom eens zjjnc waarde leert kennen,  VIERDE HOOFDSTUK. 439 nen , en tot een waaren ftaat van befchaving komt, dan zullen de Natiën eikanderen niet meer bevegten met het moorddaadigftaal, kruit, of loot, maar met hun arbeid van vernuft. De Vrijheid alomme zegepraalende, en de Rechten der Menschheid geëerbiedigd wordende, dan zal er een nieuw bedrijf op's WaereldsToneel voor het Menschdom komen. Door een algemeene verlichting zullen zij hunne voorige dwaasheden verfoeiën, waar in zij ten believe ha3rer Overheerfchers hebben medegewerkt, om over en weder elkander ongelukkig te maaken. Neen! verlicht en befchaafd door de Reden , flaan zij als dan eenpaarig hunne Moordftaalen en Wapentuigen van geweld tot Spader, Sikkelen en Werktuigen voor den Landbouw, Handwerken en Fabrieken. De taal derReden zal weezen, zullen wij Natuurgenooten als wilde dieren eikanderen van Leven, Have cnGoed berooven,verzaaken wij dan niet onze eigen natuur van redelijke weezens te zijn? Komt, reiken wij liever de een den anderen de hand van een eeuwige Broederfchap toe, willen wij Lauwren en Overwinningen op eikanderen behaalen, laaten wij dan door den arbeid van vernuft elkan- s deren beftrijden. De rijke Natuur heeft onmeetelijke fchatten genoeg voor ieder Land , die door Kunst volmaakt alle onze behoeftens, en' Ee 4 be-  44° VIERDE HOOFDSTUK, begeertens tot meerder geluk kunnen vervullen. Dit doende zullen wij de Aarde tot een Paradijs van algemeen vergenoegen maaken. De vrucht ten van onzen noesten arbeid in Eeuwen yerzaameld, zullen dan niet, gelijk nu, in kcrte uuren door gloeiende Kogels, Bom- of Houwitzervuur tot Puinhoopen gefchooten , of dooide vlammen verteerd worden. De Man zal niet uit de armen van zijn Vrouw, noch de gelieven al fchreiënde eikanderen het laatfte vaarwel toezeggen, om hunne Natuurgenoten, die zij nooit gezien of aanfchouwd hebben met het Moordftaal te bevechten. Veelen zullen mogelijk dit opgehangenSchildenj als een Droomerij befchouwen, maar treden wij met onze gedagten eens een jaar of tien terug, wie kon zich op dien tijd de leer van den Zegepraal van de Rechten, der Menschheid verbeelden? Die omwinding der menfchelijke Natuur door de Reden , heeft maar noodig voortgeplant, en cle pligten van dien bepeffend te worden, om het menschdom rijp te maaken voor een grooter volkomenheid. Vergeef,mijLeezer! dezen uitflap, mijn pen fchrijft, dat het menschlievend hart wenscht. - Maar om weder tot den Koophandel te komen, is de vraag, kan een Land niet te rijk worden, zo datn te veel geld verkrijgen, om in den omloop van,  VIERDE HOOFDSTUK, 44s van den Koophandel te plaatzen, en waar door dan die rijkdommen nadeelig worden, blijkens §. 30. en 31.? Dat er zeekerlijk altoos een evenredigheid behoort te weezen, tusfchen de hoeveelheid en waardij der voortbrengzelen van een Land, vermenigvuldigd met haar naar/lig- heid §, j. en het geld als het reprefentative van den Koophandel is, §. 15. is onwederfpreke- lijk, maar daar is in deezen een groot on- derfcheid tusfchen het een, en het ander Land, In Landen rijk in eigen voortbrengzelen, doet te veel Contant geld meerder nadeel, dan in Landen die arm in eigen voortbrengzelen zijn, Om dat te veel geld de werkzaamheid vermindert ten nadeele der voortbrengzelen. Het geld is in zulke Landen zo een noodzaakelijke behoefte niet, dan wel in Landen die aan voortbrengzelen gebrek hebben, daar is het geld onontbeerlijk , om dat daar mede de noodwendigheden moeten vervuld, en zonder't zelve de Koophandel niet beoeffend kan worden. Een Land rijk in voortbrengzelen, maar arm in geld, heeft maar de naarftigheid op te wakkeren om geld te verkrijgen, het meer dan noodige word bij verkoop geld. Maar een Land arm in voortbrengzelen heeft meer geld noodig, wil het zijne behoeften verkrijgen , want de hoeveelheid en lyaardij der voortbrengzelen te gering zijnde, zo E.e § dien(  44* VIERDE HOOFDSTUK. dient dezelve wel met een dubbelde werkzaamheid vermeenigvuldigd te worden , zal er een geld gevend voordeel nit voortkomen, door buitenlandfchen Koophandel. Ja! een Land gelijk onze Republiek heeft fchatten van geld van doen, indien dezelve een voordeeligen Koophandel wil drijven. Door haar geld moet zij de Markt als dwingen, en mét haare Contanten en zelfs voorfchietende gelden de vreemdelingen met hunnen Koopwaaren tot zich trekken. Hier door alleen is Hollands Koophandel nog ftaande gebleeven. Het Contante geld uit den omloop van den Koophandel neemende, zijn wij in eens arm. De natuur is ons ongunftig, eigen voortbrengzelen zijn niet genoegzaam aan onze behoeften. Wat waarde zullen onze Landen, Huizen , Kostbaarheden en Schepen hebben , als de binnenlandfche Koopers geen geld hebben van die.te betaalen. Vreemdelingen zullen die eigendommen voor geld nietzoeken. Neen! deeze begeeren handelbaare Koopwaaren. Geld cn Produéten ons ontbreekende, waar mede zullen wij dan Koophandel drijven? HetNationaal buitenlandsch Crediet vervalt, even als dat van een Koopman, zodra men weet dat er geld ontbreekt. Geld is de ziel van den Koophandel, en zonder dat zijn wij Commercieel dood; en dit is de reden waarom ik het nadeelige van alle tot  VIERDE HOOFDSTUK. 443 tot heden toe geforceerde Geldligtingen van Holland heb afgekeurd, en op §. 106. een minder fchadelijk Plan heb opgegeven. Als het op de welvaard van het Vaderland aankomt, vermag men niet te zwijgen, voor al in een tijd daar men ziet dat de Nationale Vergadering zich beijvert, en met genoegen alle voorftellen tot Herftel aanneemt. Tot Herftel van §. 79. is het te hoopen, dat wanneer onze Oostindifche Bezittingen en Westindifche Colonien onder een Politiek beftuur komen, zij beeter befcherming mogen genieten dan voorheen. Het belang van dien is zo gewigtig, dat zo wij onze Oost- en Westindifche Bezittingen kwijt geraaken, of de voordeelen daar van moeten misfen, wij dan met weinige Volken in Europa een acliven Handel zullen kunnen blijven drijven. Ik refereere mij dienaangaande aan het gene ik van §. 63. tot 65. omtrent het belang derzelven heb aangeweezen. Alle aanmoedigingen en onderfteuningen zijn hier van het uiterfte gewigt. Maar hier doet zich een gewigtige vraag op, daar de Leer der Vrijheid en Rechten der Menschheid, nu door ons erkend worden, of wij in naavolging der Franr fchen Omtrent le Slaven.  444 VIERDE HOOFDSTUK. Jchen onzen Slaven in de Colonien daadelijk hunne vrijheid moeten geven? Doch hier is de een» voudige vraag, waarom is er bij alle Politieke Wetten een zeeker getal van jaaren bepaald , eer dat de Mensch in ftaat word gereekend van zijne vrijheid gebruik te mogen maaken? immers om dat men voor dien tijd de Mensch daar toe onbekwaam acht, en hem daarom aan het Ouderlijk beftuur, en bij gemis van dien aan daar toe verkooren of aangeftelde Voogden onderwerpt. Leert dit de ondervinding, dat noodig is in de befchaafde Maatfchappijen, hoe veel te meer is een tijdsbepaaling in deze dan noodzaakelijk voor Volken die in de flavernij geboren en opgevoed zijn. Menfchen die niet anders tot heden toe dan in een ftaat van kindsheid geleefd hebben, die naauwlijks eenige oppervlakkige begrippen van Godsdienst, Staat - of Zedekunde hebben, en bij wien die fchielijke overgang van Slavernij in Vrijheid, voor hun zelve en andere fchadelijk moet weezen , zo eischt daarom de Menschlievendheid, Wijsheid in deezen te gebruiken. De Vrijheid is te edele vrucht om onrijp te gebruiken, door de Reden verlicht, moet de Mensch eerst zijne rechten en daar uit volgende pligten leeren kennen. De Vrijheid is voor een ruw en onbefchaafd mensch, zo gevaarlijk, als het mes in de handen  VIERDË HOOFDSTUK. 445 den van een kind, die er geen gebruik Vah weet te maaken. Ja! hebben de Franfehen in hunne Colonien er al niet de nadeelige gevolgen van ondervonden! Mij dunkt dierhalven, dat het gefchiktlte middel in deezen zou zijn, dat men tot dien tijd van Vrijverklaaring een termijn van zes jaaren ftelde, om intusfehen de Slaven als optevoeden en bekwaam te maaken , tot het Voor hun zelve voordeelig en hunne Meesters niet fchadelijk genot der Vrijheid, verpligtende de Meesters hen in dien tijd niet als Slaven, maar als vrije Menfchen te behandelen, met hen dat Onderwijs en Opvoeding te geven, welke zij noodig hadden, om als nuttige Leden in dé Maatfchappij te verfchijnen, doch dat die Slaven welke hier een misbruik van maakten, hun flaaffche dienst verlengd zou worden, te bepalen en te beoordeelen door een daar toe aangebelde Commisfie in de Colonie. Dit gelukkig vooruitzicht van vrijheid voor de Slaven, zou hun dienen tot een prikkel om zich zulks waardig te maaken voor beide de Kunne, die nu hun vrij geboren kroost konden kusfen en omhelzen, met dat vooruitzicht en gefchenk des Hemels, van niet meer als Slaven, maar als vrije Menfchen hunne Meesters voor loon te zullen dienen. Geduurende dit tijdvak van zes jaaren kondep de noodige Plannen ontworpen worden, op  446 VIERDE HOOFDSTUK. op hoedaanige voorwaarde en loon, deze vrij geworden Slaven bij hunne Meesters in dienst konden blijven , want het belang der Color nien vordert, dat de Landbouw aldaar, hier door niet verwaarloosd, maar met des te meer lust en ijver aangekweekt worde, om dat anders die Vrijverklaaring, daar de meeste rijkdom van de Plantagien in Slaven beftaan, haare Meesters (de vrij geworden Slaven hun verlaatende) arm, en de Geldfchieters op hunne Goederen Capitaal en In.teresfen kwijt zouden geraaken. De Vrijverklaaring der Slaven is dierhalven hoe prijzelijk in.zich zelve, wel waardig overdagt te worden, om met wijsheid en voorzichtigheid ter uitvoer te brengen, ter verhoeding van anders onbereekenbaare fchadens. $• '38* Dat de Koophandel nimmer bloeien kan, zo lang er binnenlandfche Stapelrechten of Tollen plaats hebben, leert de Ondervindig. De affchaffing van dezelve is dus noodzaakelijk bij alle middelen van Herftel. Alle Landen alwaar zulks plaats heeft, bederven hun eigen .Koophandel, en van daar dat de Rhijnfche Wijnen, die zo een bloeiënden aftiven Handel voor Voor Jeelen van vernietiging van Tollen.  VIERDE HOOFDSTUK. 447 voor zommige Landen uit zou maaken, dooi fchadelijke Tollen zodaanig belemmerd word. dat hierom de Franfche Wijnen langs de Zee inkomende, bij voorkeur hun vertier niet noemenswaardig maaken. De Volken dierhalver welke nalaatig blijven, om de Lasten van der Koophandel en ïnduftrie te verminderen, o: geheel weg te neemen , zullen daar van he fchadelijke voor hun zelve ondervinden , er nimmer in ftaat geraaken in mededinging te komen, met Volken die een onbelasten Handel drijven. •; S- 134' Belangende het geven van Oclroiën §. 81., daaromtrent moet men regelmaatig oordeelen. Al wat de ïnduftrie bevordert ten voordeele van het algemeen verdient aanmoediging. — Maar al dat het bijzonder belang bevoordeelt, en het algemeen belang benadeelt, behoort in de Maat' fchappïj geweerd te worden. Aan deezen Grondregel kan men altoos de Octroiën toetzen. Het belang der Maatfchappij vordert, om door belooningen inventive vernuften uit te lokken , om alle takken van werkzaamheid, indien mogelijk, tot den grootften trap van volmaaktheid te brengen, te meer daar het bekend is dat alle Proe- Belooningen.  448 VIËRDE HOOFDSTUK, Proeven en Waanieemiiigen aah de Uitvinders veel tijd, vlijt en kosten veroorzaakt hebben * en het dus onredelijk zou weezen, zulks onbeloond te laaten* Het loffelijk beloonen dat de Engelfche doen inallenieuwe uitvindingen, heeft alle Kunften, Weetenfchappen en ïnduftrie tot die volkomenheid bij hen gebragt, dat zij meest alle Landen hier in overtreffen* ——— Een Oétroi op een onbekende nieuwe uitvinding* die niet fchadelijk is voor andere zoortgelijken, kan men aanmerken als een belooning tot fchavergoeding van gedaane uitfchotten , maar nog beeter keur ik een belooning in geldswaarde , mits dat de Uitvinder niet verpligt is het geheim er van te openbaaren, ten ware dat de bekendmaaking van groot belang Voor het algemeen was, doch dan dient ook irt evenredigheid van dit belang voor het algemeen, de beiooning vergroot te Worden. Maar nimmer mag men eenig Lid der Maatfchappij met Oétroi bevoorrechten , om bij uitfluiting een verbeetering die hij in zommige Werktuigen of Fabrieken heeft uitgevonden, alleen te mogen verkoopen , indien zulks zijne Medeburgers kan benadeelen op de een of andere wijze. Naar dett hier voor opgegeven Grondregel is men in ftaat alle voorkomende gevallen te beoordeelen* Omtrent Compagniefehappen ge-  VIERDE HOOFDSTUK. 449 gelijk die van de Oostindifche Maatfchappij, is een Oftroi noodzaakelijk, om dat zonder zulk een zo aanzienlijke bevoorrechte Compagniefchap het onmogelijk zou zijn voor particuliere handelaars in mededinging te kunnen komen, met de bij andere Natiën tot dien handel Geoctroieerde Maatfchappijen. De eene magt moet hier de andere opwegen, gevaaren, groote afftand , en aanzien in de Indiën maaken zulks noodzaakelijk, zo bij Inkoop aldaar, als bij Verkoop der Indifche Producten alhier. $• 135. Het ftuk van de Munt en Wisfel in mijn Prijsverhandeling , ten antwoord op de Vraag van het Zeeuwfche Genootfchap te Vlisflngen zeer ampel behandeld hebbende , zo wijze ik den weetgierigen Leezer tot het zelve; te meer daar men wel kan zeggen, dat de Bank Speciën in onzen Wisfelhandel gebruikelijk, bij Holland. al zeer naa aan het waare gehalte komen, maar van de Zeeuwfche Rijksdaalders kan zulks niet gezegd worden, en wat fchadens zulks aan Zeeland, in den Wisfelhandel gedaan heeft, heb ik in die Verhandeling beweezen. Maar indien er Bankgeld genoeg is, kan het zeeker voordeelig voor. 's Lands Financie weezen, indien zij den Ff om- Munt.  45° VIERDE HOOFDSTUK. omloop van Achtentwintigen, Schellingen, Sesthalven en Dubbeltjes vermeenigvuldigen, Munten die nimmer uitlandig gevoerd zullen worden, en daar het Land eenige per Centoos op wint. Had men van het ingekomen Zilver een gedeelte deezer Munten laaten (laan, hier zou het Land ten minfïen noch eenMillioen en meer aan hebben kunnen winnen, want van Sesthalven, Schellingen te laaten kloppen geeft alleen ruim 9 p. Ct. voordeel. Ook vermag een Souverain , zo het Goud of Zilver als Metaal in Prijs Cours monteert, zijne Munten verhoogen of verminderen in gehalte , door dien anders dezelve verfmolten of naa buiten 's Lands vervoerd worden. §• 136. Het geen ik bij % .83, 84, 85 en 86. omtrent Loterij Negotiatien cn geforceerde Geldligtingen heb aangeweezen, is van zo veel gewigtsen belang, vooral in de tegenwoordige tijdvakken, dat ik niet voorbij kan, hoe verfchillend ik in deezen mag denken, om onder de middelen van Herftel, zodaanige Plannen van Negotiatien op tegeven , ais min fchadelijk voor den Lande Zijn, het Nationaal Crediet doen tocaeemen, ** en yoor de Ingezetenen dragelijker zijn, dan Over de Negoiiatlett.  VIERDE HOOFDSTUK. 451 dan alle de tót heeden roe geforceerde Geldligtingen. Al wat ik opgeef zal ik toetzen aan zulke Grondbeginzelen, die door de Ondervinding bevestigd zijn; want alle dwaalende begrippen in deezen verhaasten het Verval in Koophandel, Fabrieken en ïnduftrie. Geld is thans inde Staatkundige lichaamen, een onontbeerlijke behoefte geworden, om te verkrijgen het geen noodig is, voor haar beflaanlijkheid, «—i— het is de Ziel van den Koophandel , en V werktuig waar mede men denzelven doet. De omloop van dien gefremd, zon¬ der iets reprefentatiefs in de plaats te neemen, zo vervalt alle Koophandel en Welvaard. —-— Van §. 15. tot 19. ingefloten heb ik het Geld inwerking befchreven. Doch met papier dat het geld reprefenteert, is het geheel anders gefteld. Papier ontbreekt innerlijke waarde, en word vervangen door Credit. Daar is tweederlei zoort van papier, het eerfte gebruikelijk in den Koophandel §. 20., èn het tweede Interest gevende, daar de Staatkunde gebruik van maakt §.aa. Beide is haar grond- fteun Credit, en in de Staatkunde noemt men zulks, wanneer haar papier gewild is,Nationaal Credit. Is het Nationaal Credit groot, dan is de Interest laag, en zijn de Obligatien bij verkoop parie en daar boven, gelijk over Ff 2 ruim  452 VIERDE HOOFDSTUK. ruim 20 jaar de Hollandfche Obligatien waren; —— maar is het Nationaal Credit verminderd, dan moet om geld te Negotiëren, de Interest verhoogd worden, en de Obligatien daalen beneden het parie, in evenredigheid van hetdiscredit. Blijkens thans aan de Hollandfche Obligatien , die zo veel in Prijswaarde gedaald zijn, dat de tegenswoordige Koopers bijnaar 5 p. Ct. Interest trekken. Een Interest die door de fchaarsheid van geld thans meest in alle Geldopneemingen moet betaald worden. Gelijk een Koopman altoos zorgt om z\]npuhliek Credit flaande te houden, als wel verzeekerd, dat zodra zulks gebroken is, als dan niemand meer met hem handelen wil, even zo is het ook in de Staatkunde, de grootfte Finantieele kunst is, om zo veel mogelijk hctNationaal Credit te bewaaren. De Prijs Cours der Obligatien, en gelijk bij ^Engelfche deFondfen, is de vaste Thermometer van Staatkunde, omtrent het Nationaal Credit. Kan men de Fondfen doen rijzen, zo vermeerdert het Nationaal Credit, en worden hier door de Geldligtingen gemakkelijker gemaakt; maar ver¬ zuimt men de middelen daartoe in het werk te Hellen, zo dat de Staats Fondfen al meer en meer daalen, dan kan men ook verzeekerd zijn, wat Geldnegotiatien men onderneemt, dat dezelve nim-  VIERDE HOOFDSTUK. 453 nimmer aan haar oogmerk zullen beantwoorden. Ja! door de daaling der Effecten,-brengen zelfs de geforceerde Geldligtingen veel minder geld op. Bij voorbeeld de Obligatien parie zijnde geeft 3 p. Ct., zo veel als 6 p. Ct., indien de Obligatien maar 50 p. Ct. waardig zijn. Een blijk wat nadeelen zelfs het Land lijd dooide daaling der Fondfen. Wil men geld verkrijgen , zo moet men met het Interest der Geldfchieiers medewerken, doet men dat niet, dan zijn deeze ook de tegenwerkers van alle Geldopneemingen. Waarom ? de Capitalisten zien^ dat als zij 6 p. Ct. geforceerd moeten geven, hun Capitaal door de vermeerdering van Obligatien boven dien nog 10 p. Ct. en dikwijls meerder in waarde daalt, dus geven zij niet 6, maar 16 p. Ct. te meer, enkel en alleen, om dat men geen zorg heeft gedragen van het Nationaal Credit in ftand te houden. Befchaamen onsde£«gelfche niet in deezen? want de Prijs Cours van 3 p. Ct.-geconfolideerde Annuiteïten was den 27. Jan. 1783. in tijd van Vrede 55 oC.en 2Meij 1796. in den kostbaarften Oorlog 66 c£. fchoon zeeker niet onbekend is, dat het Minifterie alderhande (ö) kunstzetten gebruikt, om den Prijs (a) Redevoering van Lord Acckland, Gedrukt bij de Wed. Dol/is Aïïifterdam. Ff 3  454 VIERDE HOOFDSTUK. Prijs Cours haarer Fondfen ftaande te houden, als wel bewust dat haar Financieel beftuur geen naauwkeurig onderzoek kan doorftaan, zo blijkt nogthans dat zij de waarde van het Nationaal Credit kennen en verftaan. Al kost zulks een Land meerder geld aan Interest, of heimelijke Premien, om de Fondfen op te jagen, gelijk ons voorig bewind in 1788. deed, toen zij een asften Penning invoerde, die fchade moet'mcn zich getroosten, want zonder Nationaal Credit, I zijn alle Negotiatien te vergeefsch. Ieder nieuwe Geldligting, vermindert de waarde der vaste Fondfen, het geld raakt verborgen, en de Woekeraars komen uit hunne fchuilhoeken, om zich daardoor te verrijken, ten koste van de welvaard hunner Medeburgeren. Frankrijk heeft daar de rampzalige gevolgen van ondervonden, en zo er door een wijs Staatsbeleid, bij ons niet in voorzien word, zal Neêrlands Nationaal Fonds weezen te gronde gaan, eertijds rijke en vermogende Burgers tot onvermogen komen, cn onze Koophandel een onherftelbaar verlies lijden. Het gene ik wegens die Fondfen gezegd heb, zijn immers geen verre gezogte waarheden , noch de opgegeven zwaarigheden dromerijen. Neen ! hij die niet ziende blind is, in de gebeurtenisfcn van dezen tijd, Ziet al aanvanglijk, wat aanftaande is. Doch het  VIERDE HOOFDSTUK. 455 het is ook nog te herftellen, mits men zich wil onderwerpen langs Grondbeginzelen te denken en handelen. Alle Plannen welke de toets der zeekere Grondbeginzelen niet kunnen uitftaan zijn verwerpelijk. Doch nu mag men billijk vragen , zijn er Plannen die niet ftrijden tegens vaste Grondbeginzelen van Staatkunde en het algemeen belang des Volks ? Ja! ik zal zulks opgeven, de voordeden van dien bewijzen , en de voornaamfte Aanmerkingen tegen dezelve beantwoorden. PLAN. Art. li Alle Ingezetenen zullen ten Compt. waar onder zij gehooren, voor ieder 50 Gis. Contant die zij komen te fourneeren, een op 's Lands Comptoir geadfisgneerd Coupon kunnen verkrijgen, rentende tegens 5 p. Ct., waar van jaarlijks tot de uitlooting op den vervaldag de Interest in geldzal worden betaald. Doch Hij die voor 1000 Gis. gelijk neemt, zal bij betaaling daadelijk 5 p. Ct. kunnen korten , mits daar voor neemende een Coupon van 1000 Gis, Ff 4 Art,  456 VIERDE HOOFDSTUK. Art. II. Alle Houders van 's Lands Obligatien Schuld- of Losrente brieven, gelijk ook de Recepisfen van de geforceerde Geldligting, en de Loten in de Loterij Negotiatie van 5 Febr. 1796., zullen vermogen hunne Obligatien of Recepisfen, rentende tegens a| p. Ct., te verwisfelen voor andere Obligatien , mits ook betaalende het volgende. Doch bij welke verwisfeling, ook altóós niet minder dan de helft aan oude Obligatien, zullen mogen gebruikt worden. Voor/100 Contant te verwisfeleneen Oblig. van ƒ 1000 doende 3 p. Ct. en e Coup. van f 50. Voor/150 Contant te verwisfelen een Oblig. van ƒ1000 doende 3$ p. Ct. en Coup. van/50. Voor/200 Contant te verwisfelen een Oblig. van / 1000 doende gï p. Ct. en 4 Coup. van ƒ 50. Voor ƒ 250 Contant te verwisfelen een Oblig. van ƒ 1000 doende 31 p. Ct. en 5 Coup. van ƒ50. Voor ƒ 300 Contant te verwisfelen een Oblig. van / 1000 doende 4 p. Ct. en 6 Coup. van/50. En  VIERDE HOOFDSTUK. 457 En welke Coupons even als die van Art. 1. jaarlijks 5 p. Ct. Interest zullen doen. Alle deeze Coupons zullen in den binnenlandfchen Koophandel , als binnenlandfche Asfignatien gebruikt mogen worden, — doch zodaanig dat niemand verpligt kan worden, dezelve voor Contant geld aan te moeten neemen, maardezelven even en alleen als Obligatien, of de Coupons van dien, verkoop of handelbaar zullen weezen. Art. III. Het Land zal ook dezelve Coupons van 50 Gis. en meerder in alle binnenlandfche betaalingen, zo zij die geld van het Land ontvangen en zulks vrijwillig begeeren, mogen uitgeven, en alle in deezer voegen , daar toe bijzondere gedrukte Coupons, zullen ook wederom aan'sLands Comp. voor geld worden ontvangen, in ronde fommen van niet minder dan 50 Gis., en bij de betaaling met Coupons, zal men den Interest rekenen, gelijk bij Obligatien gebruikelijk is. Ff 5 Art.  45§ VIERDE HOOFDSTUK. Art. IV. Een jaar naa den Vrede zullen er jaarlijks , een als dan te bepalen getal van Coupons, tegen Contant geld bij uitlooting worden ingewisfeld. Art. V. Alle deeze Coupons zullen gelijk bij Art. 2. omfchreven heb, als geld, mits vrijwillig, gangbaar zijn in den binnenlandfchen Koophandel; doch ingevalle iemand kan bewijzen, dat hij buitenlandfche Wisfels te betaalen heeft, zal hij deeze Coupons aan 's Lands Compt. voor geld kunnen verwisfelen , en zelfs met reftitutie van de daar op betaalde Interest. Voordeden van dit Plan boven die van een geforceerde Geldligting of Loterij Negotiatie. Dit Plan ftrijd niet, maar komt volkomen overeen met de Grondbeginzelen die ik hier voor, wegens geld en papier heb opgeven. Daar alle Geldnegotiatien van hoedaanig een aart  VIERDE HOOFDSTUK. 450 aart en natuur dezelve mogen zijn, den omloop van geld verminderen ten nadeele van den Koophandel , zo word het geldgemis in deezen vergoed, door voor het zelve Interest gevende Coupons , vrijwillig in omloop te brengen. Ik zegge vrijwillig, om dat niemand dan vrijwillig in betaaling binnenlandfche Asfignatienvoor geld behoeft aan teneemen. Al wat op Creditüeum, behoort tot de vrijwillige daaden van den Mensch, en daar in vermag geen dwang plaats te hebben. Coupons die om dat haar Interest het dubbeld is der Interest van V Lands Obligatien, ook dienvolgens twee maal zo waardig en dus ruim parie aan het geld zijn. Door de in omloop komende Coupons van Art. 1. verkrijgen alle die gene welke Contant geld leedig hebben liggen, de gelegenheid,yan tot een zeer goede Interest, en tot nutte van den Lande hun geld uit te zetten, daar dezelve bij een geforceerde Geldligting, (naar den tegenswoordigen Cours) 50 p.Ct. en meer op hun geld, dat zij aan het Land opfchieten verlies hebben. Vordert de nood des Lands geld, zo is het natuurlijk dat hetmethetbelangderGeldfchieters overeenkomt, om dan liefst geld te geven in Fondfen, daar zij een goede Interest 1 trekken, en van de reftitutie van hunuitgefchoten geld verzeekerd zijn , dan. te moeten deel nee-  46o VIERDE HOOFDSTUK. neemen in Negotiatien, waar van de aflosfing onzeeker, en het verlies thans een half Capitaal is. Het voordeel van Art. 2. is allergrootst, want indien men indiervoegen een Obligatie van 2| p. Ct. verwisfeit, vermeerdert de Capitaals waarde der verwisfelde Obligatie , in evenredigheid van de meerdere Interest, zo'dat de tegenswoordige Cours der Obligatien van a| p. Ct., eens ftellende op 60 p. Ct., dan is de Capitaals waarde van 3 p. Ct. 72 Gl. per 100 ; •" 3! — 84 - — 4 — 96 dierhalven is de Obligatie van 1000 Gis. die tegen i\ p. Ct. maar 600 waardig was, verwisf.voor 3 p.Ct.waardig/>2o gewonn.'120G. ' 31' — 780 . 180 — * "~ - - 3h " ~ 840 ——— 240 — ' 3! — 900 3oo _ 4 960 36b— Een winst in Capitaals waarde, enkel ontftaande, uit de hooger Interest die het Land geef/, zo dat om 5 Gis. die het Land per ƒ 1000 meerder Interest betaalt, zij deezen Burger ƒ iao bevoordeelt, en zo alle de andere verwisfelingen in evenredigheid, dat zij hetLand met  VIERDE HOOFDSTUK. 461 met meerder geld onderfteunen. Hier door zullen de Fondfen der Capitalisten rijzen , en zal zich het Nationaal Credit ten deele herftellen , wegens de nadeelige Plannen die de Staats Fondfen tot een aanmerkelijke laagte hebben doen daalen. Een blijk hoe Financiers zonder het Land groote fchade toe te brengen , hunne burgers kunnen bevoordeelen, en het Nationaal Credit ftaande houden. Offchoon nu de lasten hierdoor vermeerderen, wie betaalen dezelve? Volgens mijn Plan, de rijke en vermogende Burgers. Maar wanneer men door een verkeerde Financieele directie, het geld geheel uit den omloop des Koophandels trekt, denzelvenruïneert, en de eigendommen der vermogende Burgers genoegzaam tot de helft of nog minder waarde heeft gebragt, zal het dan de moeite wel waard zijn om een Ontwerp van Belasting, gelijk ik opgegeven heb intevoeren, als de waarde der eigendommen zo gering is geworden, dat men de oude Belastingen tot verderen ondergang onzer Fabrieken wel zal dienen te behouden? Neen! ■ de burgerlijke welvaard is het voofnaame Onderwerp der Staatkunde , en de Staats Oeconomiè hier aan ondergefchikt, beeter dat het Land 5 Gis. meerder betaalt, en de Burger 120 Gis. daar mede bevoordeeld is, dan dat men gefor- ceer-  4fo vierde Hoofdstuk. ceerde ligtingen doet van 6 p. Ct., maar daar ook tefFens de vaste Capitalen 10, en 20 p. Ct. mede daalen. Doch het is niet te verwonderen, dat men met den besten Vaderlandfchén ijver, in diergelijke ontwerpen nogdwaalt, daarontbreeken goede voorbeelden , en in de Staatkunde heeft men voor als nog nooit anders dan naar valfche Grondftellingen gewerkt. Het is een Vak, dat in het verband met alle de takken der burgerlijke welvaard langs Grondbeginzelen moet beftudeerd worden. Alle oppervlakkige denkbeelden in deezen, Hellen ons bloot voor dwaalingen. • Nu fchiet nog over de voordeden van de Interest te bereekenen voor die gene, welke geld ledig hebben liggen, en 's Lands Obligatien tegen de waarde van 60 p. Ct. inkoopen. 3 p. C t. 600 Gis. 30 per/1000 per hondert 5 p. Ct. 3 32i _ 5,__ 31 35 , 5> 3| m , 5} 4 4o . 6 —— Die Interest is enkel voor de verwisfeling der Obligatien, want voor de Coupons trekt men < p. Ct. Maar mogelijk zal men denken, dat die verwisfeling van 4 p. Ct. de nadeeligfte is voor het Land. Neen ! ik zal bewijzen dat het voor 't Land  VIERDE HOOFDSTUK. 463 Land het zelfde is. Bij voorbeeld, een Rentenier heeft 300 Gis. bij Cas om Obligatien te kunnen verwisfelen, hier verkiest hij voor drie Obligatien van 3 p. Ct. waar voor het Land hem moet geven ƒ 90 Interest op een Oblig. 300 Gis. gevende trekt hij 4 p. Ct. ƒ 40-:Maar ook voor de 2 onver- wisfelde maar v.\ p. Ct. ƒ 50 -: - ƒ90-:- hct geld, hoe men het verdeelt, komt aan de zijde van het Land altoos maar op 3 p. Ct., om dat de overige Obligatien dan onverwisfeld moeten blijven tegen a| p. Ct. Doch deeze onverwisfelde Obligatien van 2* p. Ct., monteeren hier door in prijswaarde , enkel op het vooruitzicht der verwisfeling. De Prijs Courfcn der vaste Effecten rijzen of daalen in evenredigheid der meerdere of mindere uitzichten tot winst, even als ik omtrent de naarvraag §. 14. heb aangeweezen. In het Financieele moet men die Grondbeginzelen zo wel kennen als in den Koophandel. En naardien al dat op Credit fteunt, vrij van allen dwang moet weezen , vermogen er ook geen poenale Wetten tot Cours houding te zijn, alzo dezelve altoos eene verkeerde uitwerking doen. Ja ! zo min als een Wetgever de magt heeft, den Prijs Cours omtrent zijne Obligatien  464 VIERDE HOOFDSTUK. tien te bepaalen, vermag hij zulks ook niet te doen omtrent de Coupons; die poenale Wetten deeden des te eerder de Franfche Asfignaten, gelijk vervolgens ook weder hunne Mandaten beneden het parie daalen, want de willekeurigfte Regeering van Europa, moet het zich laaten welgevallen, van zelfs binnen 'sLands haare Obligatien beneden het parie te zien verkoopen. Dat ik bij Art. i, 2 en 3. de minfte Coupon bepaal op 50 Gis. is , om dezelve nimmer als geld, maar als Asfignatien vrijwillig in omloop te brengen, tot gerief van den binnenlandfchen Koophandel. Hier door word vermijd de omloop van dien bij den gemeenen man, om in de levensbehoeftens geen rijfing te veroorzaaken. In Engeland plegen voor het jaar 1755. de minfte Banknooten te zijn 20 c£. Sterl., en in den zevenjaarigen Oorlog maakte de Bank er van 15 en 10 oC. Sterl., en nu met deezen Oorlog al van 5 c£. Sterl., doch ook met dit ongunftiggevolg, dat in evenredigheid zij dit kleine papier vermeenigvuldigd hebben , de levensmiddelen hier door duurder zijn geworden. De voorzichtigheid eischt daarom ook geen meer Coupons in omloop te brengen, dan volftrekt noodzaakelijk is, om dat er altoos een zeekere evenredigheid moet plaats hebben, —— tusfchen  VIERDE HOOFDSTUK. 465 feiten de hoeveelheid en waardij der bewerkte^ en onbewerkte voortbrengzelen van een Land, aan de eene zijde, — en het geld, met het reprefentative van dien aan de andere kant, —f want zijn de voortbrengzelen overvloedig, en, het geld fchaars, rijst volgens §. 14. het laatfle, en omgekeerd, het geld overvloedig zijnde , dan worden de levensmiddelen duurder. Daar heeft altoos naar §. 14. een evenredigheid plaats, die voor- en ook nadeelig voor een Land kan weezen. Een wijs Staatsman moet op die alles acht geven, en daar zijne maatregelen naar neemen. Tot heden toe fchijnt men in het minfte geen acht gegeven te hebben, op mijne hier voor aangeweezene Grondbeginzelen. Neen! men is gebleven in de oude flenter, zonder op te merken wat nadeelen men de vermogende Ingezetenenen toebrengt, door de daaling hunner vaste Capitalen. Een goede Staatkunde vordert, dat als men de Belastingen wil regelen in evenredigheid van de vermogens der Burgers, men dan ook verpligt is te zorgen, voor de inftandhouding van den Prijs Cours der vaste Effecten, te. meer daar anders het Nationaal Credit hier aan ondergefchikt vervalt. — ■—• Het een ftaat in 't verband met het ander. Ik zal, daar de nood des Lands het weder heeft G g ge-  $66 VIERDE HOOFDSTUK. gevorderd, om een zaamengeftelde geforceerde' Geldheffing van 6 p. Ct. der vaste Goederen, en per Cents gewijze belasting op deinkomften, te heffen, hier nevens een Plan opgeven, hoe het fchadelijke van dien voortekomen , en teffens aan de behoefte van den Staat te voldoen. Beftaat het fchadelijke der geforceerde Geldligtingen, gelijk aangeweezen heb, in de daaling der Effecten, vermeerdering van 's Lands Obligatien, en vermindering van den omloop des Gelds; dan behoort men ook zo veel mogelijk dit fchadelijke in deezen voor te komen. Mijn hier voor opgegeven Plan is hier volkomen toe gefchikt. Bij voorbeeld, geeft allen Capitalisten en andere Burgers de vrijheid, om de opgegeven Obligatien van Art. 2. te niogen verwisfelen indiervoegen daar bij gemeld, en dat het geld het geen zij bij die verwisfeling toegeven, zal ftrekken tot betaaling vari hun verfchuldigde in de geforceerde Geldheffing. Zij, de bezitters van die Effecten, zullen greetig hunne Contanten die zij toch moeten opbrengen bij deeze Geldligting, tot die verwisfeling gebruiken, om dat hier door hunne Obligatien1 in Prijswaarde monteeren, en zij voor. hun opgefchooten geld een Interest krijgen, die hun Capitaal niet vermindert, gelijk bij de eerfte geforceerde Ügting, maar waar van'  VIERDE HOOFDSTUK. 467 van te voorzien is, dat bij de minfte gunftige tijden, hun opgefchoten geld boven het parie waardig zal zijn. . Andere Burgers die geen deezer Obligatien hebben, maar van Contant geld voorzien zijn , zullen tragten eerst dieEffecten te koopen , om des te meer voordeel te genieten , ,en door die meerdere naavraag naar deeze Effeéten, zal de Prijs Cours monteeren §. 14., en dus de Capitalisten. zich van de daaling hunner Obligatien, door de voorgaande geforceerde Geldheffing veroorzaakt, ten deele fchadeloos ftcllen , zonder nadeel van den Lande, en alle andere Burgers mede Coupons voor hun verfchuldigde van 5 p. Ct. verkrijgende, zullen dan hun geld noodig hebbende die tegen parie of iets minder kunnen verkoopen. Waarheden daar men niet aan behoeft te twijfelen, als men maar naagaat, dat de Loten der laatfte Loterij , die bij inkoop 500 Gis. deeden, nu dezelve in betaaling bij de geforceerde ügting tegen 600 kunnen worden uitgegeven , ook daadelijk omtrent tot dien prijs zijn gereezen. In alle diergelijke gevallen, heeft men maar de naarvraag §. 14. op te wakkeren, dan volgt de rijzing van den Prijs Cours. Ja! zodra een ieder ziet, dat de Coupons van 5 p. Ct. Prijs Cours houden, zo zal er ieder aan willen, en zullen dezelve vrijwillig bij binGg 2 nen»  468 VIERDE HOOFDSTUK. nenlandfche betaling als Asfignatien in omloop komen, die Coupons hebben maar noodig Credit te verkrijgen , dan zal men die Coupons even als in Engeland de Banknooten begeeren,. Zie daar deeze geforceerde Geldligting onfchadelijker gemaakt, zo dat 's Lands Ef¬ fecten in Prijswaarde zullen monteercn, —— 's Lands Obligatien niet vermeerderen, en de verminderde omloop des gelds zich kan herftellen door rentegevende Coupons, die het reprefentative van geld verbeelden. Doch verzuimenHollands Volksvertegenswoordigers naar deezen raad te luisteren, zo zullen 'sLands Obligatie'n en Recepisfen al meer en meer in prijs daalen , en de Renteniers , en Voogden van Weezen, die het ongeluk hebben van geen Contanten genoeg te bezitten ter betaaling in deeze geforceerde ligting, zich dan genoodzaakt vinden bij verkoop hunner Effecten, aan Makelaars of anderen 60 a/o p. Ct. te moeten verliezen. Het is waar, dit verlies blijft binnen 'sLands, Makelaars en zij die geld hebben, winnen dan het geen de Renteniers verliezen , maar komt dit overeen met de rechtvaardigheid, dat menden eenen Burger tot den bedelzak brengt, om den anderen te verrijken ? Indien men zo voortgaat, zullen er vervolgens geen andere onder- wer-  VIERDE HOOFDSTUK. 469 werpen van handel in Holland meer overblij,ven, dan Obligatien, en de Makelaars in Effecten een Gouden , maar de Renteniers een Yzeren Eeuw beleven, en Hollands Quota daadelijk een 30 of 40 p. Ct. dienen verminderd te worden; want dat Holland zijn ordinaire uitgaT ven niet kan goed maaken, zal ik bewijzen. De Interesfe van Hollands Staatsfchuld zal jaarlijks omtrent bedragen 15 Millioenen, en deszelfs Quota in de Landmagt gelijk nu ruim ia Millioenen , bedragende te zaamen meerder dan Holr lands inkomfien. Maar waar nu de Marine, Magazijnen, Amptenaaren en verdere noodige uitgaven van betaald? De geforceerde ligtingen zullen de Ingezetenen moede worden, om dat de vaste Fondfen daar door al tweederde in waarde zijn gedaald, doordien men niet gezorgd heeft den Prijs Cours der Obligatien ftaande te houden, door Plannen gelijk ik opgegeven heb. Had men daar voor gezorgd, dan zou een geforceerde ligting van a p. Ct., zo veel hebben opgebragt, dan nu van 6 p. Ct.; maar.nu de raad gevolgd zijnde van de zulkeu, welker Interest het is, om tot een laagen prijs de Obligatien in te koopen, tot ruïne van veele brave Renteniers, zo zullen eindelijk alle geforceerde Geldligtingen moeten verhoogd worden, in evenredigheid dat de waarde der Fondfen daaGg 3 len'  470 VIERDE HOOFDSTUK. len. De Republicain heef: in No. 109. de reden van de dwaaling in deeze getoond. Ja! men, kan wel Mathematisch zeeker bewijzen, indien' men op diergelijke wijze voortgaat bij 'Holland, dat dan de aanzienlijke Burgerftand van Renteniers, die van het in voorige tijden overgewonnen ftil en gerust hoopten te leven, in eens in de uiterfte armoede gedompeld zullen worden. Holland kan volgens de Quotaas niet blijven betaalen , en zonder algemeene Belasting, geëvenredigd naar het vermogen der (Gewesten, en Ingezetenen , is die eertijds rijke Provincie in zijn Financie Infolvent en onmagtig, als hebbende . Cgereekend in evenredigheid) nog de helft meerder Staatsfchulden dan Engeland, want de bevolking van Holland, ftaat omtrent tot die van Engeland, als een p. Sterl. tot een Gl. Engeland heeft thans ruim 400, en HollandomVneeks 600 Mill. Staatsfchulden. De verdere voordeden van mijn Plan zal ik hier niet opgeven, naardien dezelve gefchikter bij het beantwoorden der tegenwerpingen te pas zullen komen. De voornaamfte tegenwerpingen in deezen Zijn, 1. Dat dit Plan 's Lands Financien bezwaart, met een meerder uitgave door de verhoogde Interesfen. 2. Dat alle papieren geld ©nderwatbenaamingindiscreditis, « dat zulks  «VIERDE H O O F D S T UK. 47* :zulks den handel flremmen, en alle le¬ vensmiddelen zal doen monteeren. En eindelij k ten 3. dat ons buitenlandsch Credit geheel zal .vervallen, indien de buitenlanders vernecmen, d*t er papieren geld bij ons in omloop is. Belangende het ifte poinét. Is een Koopman •bij fchaaxsheid van geld niet verpligt, een hooger Interest voor het gebruik van dien te betaalen? rijzen zelfs niet alle Koopwaaren in evenredigheid der fchaarshcid §. 14. ? Moet ieder Individu zich lijdelijk hier aan onderwerpen, en is de Staat een zedelijk perfoon, ergo deeze geld noodig hebbende , dient zich die fchade zo wel te getroosten, als de minfte Burger; te meer, daar thans geen eene Mogendheid 'mEuropa voor af p. Ct. geld kan krijgen. Voor den Oorlog betaalden de Engelfche al omtrent 4 en nu in den Oorlog omftreeks 5 p. Ct., want men moet bij de Engelfche wel letten in de berekening der Interest, op de laager Cours beneden parie, en dat die Staat niet meer ontvangende in fpecie dan den Cours, nogthans bij aflosfing parie betaalt. Welk een en ander voorde Gelufchieters een dubbelde winst geeft. Zijn de lasten noodzaakelijk tot goedmaaking der Staatsonkosten, voor de befcherming der eigendommen , onderfteuning en bevordering der algemeene welvaard; dan vermogen er geene belasGg 4 tin?  472 VIERDE HOOFDSTUK. tingen plaats te hebben, die nadeelig aan de algemeene welvaard zijn. Bij voorbeeld, indien er keuze is van Negotiatien, die het Land maar \ p. Ct. meerder kosten, integenftelling van belastingen die de vaste Goederen der Inge* zeten 10 en 20 p. Ct. doen daalen, dan is een Financier verpligt het eerfte boven het laatfte te kiezen, want door 6 p. Ct. geforceerd, de vaste Goederen 10 p. Ct. daalende, zo maakt dit een verlies van 16 p. Ct.voor een zodaanig Burger, zijnde 32 maal grooter verlies dan het Land leed door £ p. Ct. meerder Interest te geven bij de verwisfeling der Oblig. tot 3 p. Ct. Ja! nog meer, indien gelijk ik beweezen heb, met die I p. Ct. meerder Interest de waarde der vaste Goederen 12 p. Ct. zal rijzen, en waar door ongetwijfeld het Nationaai Credit moet toeneemen. Die meerder Interest zou ook gevonden hebben kunnen worden , indien men gebruik gemaakt had, zo als bij §. 135. heb opgegeven, om meerder Achtentwintigen cn Schellingen te laaten flap». De in omloop zijnde Sesthalven gedeeltelijk tot Schellingen geilagen, daar alleen was wel 2 Millioenen mede te winnen geweest. Mogelijk zal men tegen de meerdere Interest inbrengen , dat de Reprefentanten van Holland, op 11 Junij 1795., voor en aleer zij tot de geforceerde Geldheffing kwamen , een vrij-  VIERDE HOOFDSTUK. 473 vrijwillige Gcldnegotiatie van 5 p. Ct. hadden uitgefchreeven, maar te vergeefs. ; Geen wonder, kort te vooren had men de Obligatien van het voorig bewind, die hooger dan 2|p. Ct. waren , gereduceerd tot 2\ p. Ct., en daar door hun Nationaal Credit geheel gebrooken. Het regulier betaalen der interesfen bewaart het Nationaal Credit (Interesfen die geen Souverain vermag te verminderen zonder eerst weeromgaven van bet Capitaal te prefenteeren) daar door alleen hebben de Engelfche hun zinkend Finantie weezen nog ftaande weeten te houden. Het is waar, die reductie bij Holland'is wederom ingetrokken, maar toen was het ook te laat, het discredit van een Land herftelt zich zo fpoedig niet. Deeze 3 p. Ct. volgens mijn Plan, geeft ook meer voordeel aan de houders der Obligatien van a| p. Ct. dan de 5 p. Ct.van een nieuwe Negotiatie, om dat door de vermeerdering der Obligatien, met hooger Interest, de oude Obligatien van a| p.Ct. daardoor zo veel minder waardig worden, dat het verliezende het winnende overtreft. Als blijkt, bij voorbeeld; het Land kon eens Negotieeren 50 Millioenen Obligatien tegen 5 p.Ct., dan gaf zulks aan de houders een meerdere Interest van iï Millioen 's jaars, maar zo nu de overige 500 Millioenen van 's Lands Obligatien 10 p. Ct, Gg 5 min-.  474 VIERDE HOOFDSTUK. minder waardig worden, was zulks weder een verlies van 50 Millioenen, voor hun in haar Capitaal. Ongelukkig dat de Volken altoos de ilagtoffers van de dwaalende begrippen in deezen zijn. Laat men deeze mijne opgegeven verwisfeling van Obligatien toetzen, aan de hier voor opgegeven onwederfprekelijke Grondbeginzelen , het zal altoos blijken , dat's Lands ingezetenen daar door grootelijks bevoordeeld zijn, en dat dit verlies in's Lands Financiën weder gemakkelijk gevonden kan worden, door den aankoop van 'sLands Obligatien, zo lange dezelve onder het parie blijven, en daarom heb ik ook het Ontwerp mijner Belastingen zo veel hooger genomen , dat bij Vrede gepaard meteen goede Staats Oeconomie, een zodaanige jaarlijkfche aflosiing mogelijk is. Een Plan gelijk hier voor is opgegeven, had immers zelfs nimmer eenig nadeel aan deeze laatfte Negotiatie kunnen doen?al wat men langs dien weg inkreeg was in plaats van nadeelig aan de algemeene welvaart te zijn, zelfs voordeelig. Het eigen belang der vermogende Burgers bepaalt hier de keus ten voordeelevammijn PJan?al was het zelfs dat men de Coupons nimmer in den Koophandel als geld wilde ontvangen, doordien ik met deeze Negotiatie bedoel de Obligatien van 2|p. Ct. te doen rijzen (zonder nogthans haar getal te  VIERDE HOOFDSTUK. 47$ te vermeerderen) alles ten voordeele der houders en vermeerdering van het Nationaal Cr e' dit; blijft men dit laatfte verwaarloozen, dan zal 'sLandsFinancie ooknietgeredkunnen wor^ den, dan met ruïne van alle Burgerlijke welvaard. ; Men moet niet begrijpen, dat dit voorgemeld Plan geen geld zou kunnen opbrengen, daar er meer dan 500 Millioenen Obligatien te yerwisfelen zijn, de helft verwisfeld wordende, was al 25 Millioenen Contant. En zou men dan nog niet voor een Millioen of tien Coupons bij betaalingen vrijwillig in omloop kunnen brengen? Het voornaame van dit gantfche Plan is, dat de Obligatien niet vermeerderen, en 'het geld dat uit den omloop geraakt, doorrenten gevend Papier vervangen word. Hier door zullen de Obligatien in Prijs Cours monteeren, daar in tegendeel door alle andere Geldheffingen de vaste Effecten meer en meer zullen daalen, met gevolg dat men gerust kan reekenen, dat voor iederMillioen welke men bij wijze van geforceerde ligting yerkrijgt, ruim het dubbeld van dien verlooren word, door de vermogende Ingezetenen, in de daaling hunner binnenlandfche Effecten. Mogelijk dat deze vrijmoedige taal mij kwaalijk genomen zal worden — maar wat nut zal de Vrijheid doen, indien men tot welzijn van zijn Vaderland, zijne gedagten nier vrij uit mag  %7*> VIERDE HOOFDSTUK. mag zeggen , en naar Grondbeginzelen bewijzen? Belangende dan het ade poincl, 't discredit van het Papieren geld. * Hier moet men Wederom onderzoeken waar uit zulks zijn oorsprong heeft gehad. Op $. 20. en 22. heb ik beweezen dat er een tweederlei zoort van papier is, dat van §. 20. is renteloos, en van §. 22. rentegevend. Het rentelooze fteunt op Credit van acceptatie en voldoening op tijd. De Franfehen hebben in naavolging van de A•mericaanen hier gebruik van gemaakt, maar nimmer konde het zelve Credit hebben , om dat er geen voldoening op tijd in bepaald was. Alle Wisfels op geaccrediteerde Compr. hebben Credit., om de daar in vastgeftelden tijd van betaaling , en zonder dat verviel haar Credit. De Asfignaten ter Franfehen hoe zeer er de Nationale Goederen voor verbonden waren, moesten wel in discredit komen, om dat het rentelooze papier tijds bepaling vordert. Hier "kwam nog bij, dat de Franfche de Asfignaten vermeerderden in evenredigheid dat haare waarde verminderde, zo dat als er eenige Millioenen Asfignaten ingetrokken of verbrand wierden, er het twee of drie dubbeld weer in de plaats kwamen. Ja ! de Franfche bewerkten zelfs bet discredit daar in., ,door te eisfehen dat  Vierde hoofdstuk. 477, dat in de overwonnen Landen, de Contributien in geld zouden betaald worden, dat gevoegd bij haar verhoogde Maximums op de prijzen der noodwendigheden, Soldijen der Militairen en Dagloonen der Werklieden, zo was het zeer onbillijk de doodftraffe te ftellen op die gene welke dezelve onder de waarde uitgaven, daar zijdoor hun voorfz. gedrag betoonden dezelve minder te achten dan geld. Een wetgever moet zijn eigen Stempel, ofVerbintenisfe eerbiedigen, de minfte afwijking hier in breekt het Nationaal Credit, en van daar, dat de Mandaten door de verwisfelde minder verklaarde waarde der Asfignaten* ook even als de Asfignaten in waarde moesten daalen , want indien een Wetgever zijn eigen papier declineert, wat moet een Burger dan doen? Het discredit van het papieren geld van §. 20. beftaat ook in het rentelooze, dat nimmer Credit kan hebben, dan met tijdsbepaling van voldoening. De Banknooten in Engeland zouden ook geen Credit hebben, indien de Natie niet in het vertrouwen was, dat zij elk oogenblik dezelve in de Bank voor geld konden verwisfelen. Nationaal papieren geld, zal het Credit hebben , zo moet het even als de Obligatien gepaard gaan met een Interest, geregeld naar den Cours. Een 's Lands Obligatie koopende voor  #1 VIERDE HOOFDSTUK. voor 50 p. Ct. dan geniet de Kooper 5 p. Ct. * in plaats van a| p. Ct. dus 100 Gis. Capitaal in Obligatien tegen sf p. Ct., ftaat gelijkwaardig, met 50 Gis. Contant, die in dit geval 5 p. Ct. geven. Zodra men dus de Interest der Obligatien verhoogt, rijzen dezelve in Capitaals waarde gelijk ik hier voor heb opgegeven. Een kooper waardeert de waarde der Effecten naar den Cours der Interest, die op- en afloopt, naar vermeerdering of vermindering van Credit. 1 Geven mijne voorgeftelde Coupons 5 p.Ct. waarom zou ik nu moeten ftellen dat die Coupon minder waardig was, dan de gekogte Obligatie van 50 p. Ct., die aan den Kooper ook 5 p. Ct. geeft? De Obligatien zijn immers ook verkoopbaar, en niemand fpreekt er tegen, om dat het papier is, den eigendom van dien acht men zo waardig als het geld dat men er voor geeft. Het discredit van het papieren geld beftaat, in den dwang van het te moeten ontvangen, daar al wat op Credit fteunt een vrijwillige daad is, daar men niemand toe dwingen kan of mag. Bij voorbeeld, 's Lands Obligatien doen eens 55 P- Ct., of fchoon nu zulks de Cours is, kan men dezelve daarom niet gedwongen in betaaling geven, het is een vrijwillige daad van Koophandel, indien iemand dezelve tot Prijs Cours aanneemt. Hier zit de waare grond van her  VIERDE HOOFDSTUK. 47$ het discredit van papieren geld. Een Munt die innerlijke waarde heeft, kan een Wetgeverdoeri eerbiedigen, maar papier dat enkel een denkbeeldige waarde heeft, fteunende op Cre» dit, vermag onder geen Politieken dwang gebragt te worden. Het discredit van het Franfche papieren geld, had dus zijn reden, — maar onze Stedelijke cn 's Lands Recepisfen (fchoon Ook geen rente gevende) zijn immers nooit zo laag gedaald dan de Franfche Asfignaten ; waarom? Zij wierden niet boven maate vermeenigvuldigd, en er was bepaald op wat manier dezelve zouden ingewisléld worden, —— en dien tijd der aflosfing heb ik ook volgens Art. 4. aangaande mijn voorgeftelde Coupons opgegeven. Het vooroordeel in deezen heeft zijn grond in den dwang, en om dat men geen onderfcheid maakt tusfchen het papier van §. 20. en 22. Wie kan mij nog één voorbeeld toonen, dat een Mogendheid, rentegevend papier geregeld naar een Prijs Cours van Interest, indiervoegen gelijk ik heb opgegeven , als geld vrijwillig in omloop heeft gebragt ? En hier mede vervalt de tweede tegenwerping, dat alle papieren geld onder wat benaaming in discredit is, want daar kan geen discredit beftaan, van iets dat nog geen aanweezen gehad heeft, > ook is de tegenwerping niet volkomen waar*. want  4'8o VIERDE HOOFDSTUK. want deObligatien hebben nog Credit tot een zeekeren Prijs Cours. Men zegt, dit papieren Geld zou den Koophandel ftremmen? maar ftremmen de binnenlandfche Adfignatien en buitenlandfche Wisfels den Koophandel ? Neen! zij bevorderen denzelven, waarom? om dat men er Credit aan geefc. Interest gevende Coupons, geregeld in Interest naar den Prijs Cours der Obligatien is Credit hebbende papier, even als'sLands Obligatien , en kan daarom zo min fchadelijk zijn voor den koophandel als Adfignatien en Wisfels, vooral indien men niemand dwingt van dezelve te ontvangen. Dit zijn immers geen verre gezogte argumenten, maar die uit den aart der zaak regelmaatig volgen. Dat de Levensmiddelen gelijk men voorgeeft daar door duurder zouden worden? hier vind ik geen reden voor, om dat ik beweezen heb, dat Coupons gelijkwaardig met geld zijn gemaakt door denlnterest,en dat dezelve bij den gemeenen man, voor inkoop van Levensbehoeftens, niet in omloop kunnen komen, alzo de minfte Coupon 50 Gis. bedraagt, en niemand verpligt is bij verkoop van Waaren dezelve voor geld te ontvangen. Deeze Coupons kunnen dan zo algemeen in omloop niet geraken,— en wanneer men gelegenheid heeft bij verzending van geld, om Adfignatien, te krijgen, verkiest men dit  vierde hoofdstuk. 4sr dit immers boven Contant geld, en dan kunnen deeze Coupons zelfs den koophandel gemakkelijk maaken. Het is bij de Franfehen ook de grootfte misflag geweest , dat zij kleine Asfignaten gemaakt hebben, toen vervongen zij de plaats van geld voor alle behoeftens , ert het minfte discredit veroorzaakte duurte in levensmiddelen. • De 3de tegenwerping, dat ons buiten¬ lands Credit geheel zal vervallen, indien de buitenlanders verneemen dat er papieren geld bij ons in omloop is. Deeze geheele tegenwerping vervalt door Art. 5. naardien zij die vertoonen kunnen buitenlandfche Wisfels te moeten betaalen, daadelijk op's Lands Comptoiren daar geld voor kunnen krijgen. De omloop der Coupons is immers ook vrijwillig , als het gebruik der binnenlandfche Asfignatien, dat immers ook papier is. Ja! zou men niet als zeeker vast kunnen ftellen, dat er tienmaal meer koophandel in Europa met papier dan met Contant geld word gedreven, is de gantfche Wisfel¬ handel iets anders dan papieren geld? Dit $de artieul der verwisfeling , is zo Credit gevend voor de Coupons, even als de Banknöoten in Engeland, welker Credit alleenig fteunt op hèt vertrouwen dat des gevraagd het geld van dien in de Bank voorhanden is. Maar mogelijk zoa Hh ie-  452 VIERDE HOOFDSTUK. iemand kunnen vragen naar reden, waarom ik zo fterk mijn voorgefteld papieren geld defendec.e, daar toch de Natie een algemeen discredit voor het zelve heeft. Een vraag die billijk is, en welke ik ook zal beantwoorden. Ik ben niet verliefd op mijne denkbeelden, en heb alles in zijn verband wel degelijk gewikt en gewogen. Geld moet het Land hebben, en hij is geen waardig Burger die hier in tegenwerkt. Maar is de algemeene welvaard des Volks, de eerfte Grondwet van Staat, dan mag ook niemand dezelve uit het oog verliezen. Dus valt dan daadelijk de vraag, is er het geld in Hollandtex. men noodig heeft? zo ja! kan hetzelve thans in onzen Koophandel gemist worden, daar wij onzen Oost- en Westindifchen aétiven handel misfen, veele Interesfen van buitenlandfche Negotiatien agterblijven , en over het geheel genomen onze tegenswoordige handel pasfief is, dien men met Contant geld gaande moet houden. Indien men in zulke gevallen niet zorgt, dat het noodige geld voor het Land door een gelijkwaardig reprefentatief vervangen word, dan moet dit gemis van geld uit den omloop, een onbereekenbaare fchade aan onzen Koophandel toebrengen, en dit zal ik bewijzen; op.§.7. heb ik gelegd, dat de maat of grootheid van den handel van een Volk word afgemeeten, ais  VIERDE HOOFDSTUK, uit de hoeveelheid en waardij der voortbrengzeis , die het uit zijn eigen Land, buitenlandfche bezittingen of Colonien, « aan andere Landen ter verruiling of verkoop kan aanbieden. Vermeenigvuldigd met eigen naarfligheid. Ik zal dien Grondregel eens verklaaren en toepasfelijk maaken op ons Land. Stel eens dat wij jaarlijks i oo Milliben nooddruft hebben. Dat de waardij der voortbrengzelen van ons Land opleveren 20 Millioenen, buitenlandfche Colonien en bezittingen 30 Millioenen, en dat dit alles door onze naarftigheid iri Koophandel verdubbeld word , dan is 20 -{- 30 x 2 = 100 Millioen, en dus voldoende aan onzen nooddruft. Maar misfende de 30 Millioenen van onze Colonien, dan zou de naarftigheid in plaats van 2, 5 moeten weezen want 20 x 5 =. 100 is, om aan onzen nooddruft te voldoen. Geen genoegzaame eigen Producten voor den Koophandel kunnende leveren, zo fpreekt het van zelfs, dat men geen vreemde Waaren tot den Koophandel zonder geld kan verkrijgen, en dat er dus in dit laatfte geval van het gemis der 30 Millioenen van onze Colonien, een ongelijk veel grooterTomme gelds voor de naarftigheid in omloop moet gebragt worden, om aan onzen nooddruft van 100 Millioenen të Voldoen. Dit voorbeeld bewijst dus ten fterkHh 2 ften  *«* VIERDE HOOFDSTUK. ften, dat ons Land^niet vergeleken kan worden bij andere Landen, die het noodige uit hun eigen boezem haaien. Die Volken behoeven maar een geringen graad van naarftigheid, intusfchen dat wij 2, en in 't laatfte geval 5 maal meerder naarftigheid van doen hebben. Een naarftigheid waar van geld de ziel is, het geen ons afgetapt wordende, den doodfteek wndenaarftigheid geeft, en het verval onherftelbaar maakt. Te meer daar onze Koophandel thans-pasfief is, blijkens bijzonder aan denOostzeefchen handel, alwaar bevoorens de Wisfel was 5 k6p.Ct., en thans al 25 a 26 p. Ct. ten nadeele is geweest, en waarom de Kooplieden wel verpligt waren Contant geld daar naar toe te zenden, ter inkoop van onontbeerlijke noodwendigheden. Een uitvoer van geld waar van weinig terug komt, om dat het meest tot onze eigen Confumptie behoort. Ons buitenlandsch Credit is zelfs thans al zodaanig vervallen, dat doordien wij door den Oorlog geen noemenswaardigen Koophandel drijven, wij het noodige wel met Contant geld moeten koopen. De Wisfels zijn in allen opzichte tot ons nadeel door den pasfiven handel. Dat ik met grond twijffel of er thans wel een genoegzaame hoeveelheid van geld bij ons in omJoop is voor den Koophandel, zal ik mijnen redenen voor opgeven. Dé  VIERDE HOOFDSTUK. 485 De $ofle penning van 1788. heeft opgebragt (zo men zegt) 80 Millionen, waarvan er zeeker uitlandig is geraakt 50 Millioenen. Van 1788. tot 1793. heeft Rusland Genegotieerd 57 Millioenen ; hier in zal Holland wel geinteresfeerd zijn voor 50 ' ' s. De Keizer zedert dien tijd 30 Mill. zeeker voor Holland . 20 *■ ; America mede ruim . . . 10 - Frankrijk is niet wel te beree- kenen, maar fchat . . • 20——*—-— De poften penn. van 't voorig Bewind 20 ' En dit is geheel buiten'sLands gegaan aan den Oorlog in ' Vlaanderen op de Franfche G renzen. Aan Frankrijk al betaald ...... 5° 1 Dus in 8 jaaren ƒ 220 ■■■ yj± De laatfte geforceelde Geldsligting reeken ik niet geheel om dat daar ten deele Frankrijk mede betaald is, maar hier. bij de Loterij NeHh 3 go-  *85 VIERDE HOOFDSTUK, gotiacien,zo zullen die a posten mede wel beloopen . , ao Millioenen. Jaarlijks heeft Holland aan zijn Confumptie van Rogge en Garst voor de Branderijen noodiS ...... IO . T, Zaamen ƒ 250 Millioenen. Het geene wij aan Oostindifche Producten die naar buiten 's Lands gaan, misfen, (.zie deeze Verh. bladz. ,74,) bedraagt 16 Millioenen, . voor, jaaren . . , 32 Millioenen. De Westmdien reken ik op 6 Mill. waarvan de uitvoer voor 2 jaar . ~ Hier nu bij de buitenlandfche* Interesfen die in dien tijd gemankeerd zijn, welke ik niet boog fchat als ik reeken . 2Q _ . T),,c ƒ 64 Millioenen. 1>g zijnde geraakt, en dan „0g 64 Millioenen ?,.„ er tehrt,b™»,elfs aan gene zijde des Grafs uitftrekken. Door  vierde Hoofdstuk. 513 Door den Eed maatigt zich dus een Politieke Wetgever een meer dan Aardsch gezag aan, en breid zijne limiten uit, buiten de grenzen van dit leven, op den heiligen grond der onfterfelijkheid, om ook "te heerfchen in en overliet Graf. Te recht vraagt de Wijsgeer en de Reden, van Waar dit fnoode recht? De vereeniging van Kerk en Staat, Geweld en Heerschzucht hebben het Menschdom onder dit juk gebragt, te meer laakbaar Om dat zulks ftrijd tegens de treffelijke Zedeleer van Christus en zijn Apostel Jacobüs. Zeggende Christus bij Matth.5:33-36. „ Gij hebt gehoord, dat (van) „ de ouden gezegd is : Gij zult den Eed niet breeken, maar gij zult den Heere uweEeden „ houden. Maar ik zegge ü ; zweert ganfche„ lijk niet, noch bij den Hemel, om dat hij is „ de throon Gods; noch bij de Aarde, om dat „ zij is de Voetbank zijner Voeten , noch bij „ Jerufalem, om dat zij is de Stad des grootcn „ Konings. Noch bij uw hoofd zult gij niet „ zwceren, om dat gij niet een haijr kont wit „ of zwart maaken. Maar laat zijn uw woord „ Ja, Ja: Neen, Neen; wat boven dezen is, „ dat is uit den boofem" Jacob.5:i2. Vind men dezelve vermaaning, ,, voor alle dingen, „ mijne broeders , zweert niet, noch bij den „ Hemel, noch bij de Aarde, noch eenigen anKk „ de-  5i4 VIERDE HOOFDSTUK. „ derenEed: maar uw Ja, zij Ja, en het Neen, „ Neen; op dat gij in geen oordeel valt." Jacobus verklaart dus het zeggen van Christus nog nader, door er bij te voegen, — noch eenigen anderen Eed: Ik heb deeze text voornaamenlijk aangehaald om te toonen,dat mijn hiervoor opgegeven wijsgeerige Grondregel omtrent de volstrekte vrijheid in de denkbeeldige leerftelzels van den Godsdienst, niet ftrijd, maar volkomen overeenkomt met de voortreffelijke Zedelecr van Christus en zijn Apostel Jacobus, — niet om daar door alléén, mijn gezegde te bewijzen. Neen! de waarheid heeft op zich zelve zo een Goddelijke kragt van overtuiging , dat zij alle tegenfpraak verftomt. Dat de Godheid (als de allervolmaaktfte Geest) gediend wil worden in Geest en in Waarheid, zal de Wijsgeer op gronden van reden toeftemmen, en word bevestigd in de Gewijde Bladen door den mond der Waarheid. Omtrent den Eed is dierhalven de eenvoudige vraag? Is de Eed een Godsdienftig leerftelzel? Ja! zommige Christelijke Gezintens verkleefd aan Voorouderlijke gevoelens, zijn er voor, en de Mennoniten er tegen„ daar in zijn zij het eens, dat het een leerftelzel van Godsdienst is. Dit algemeen toegeftemd zijnde zo befluit ik, . om dat het al of niet doen van Eed een leerftelzel van Gods-  .VIERDE HOOFDSTUK. 515 Godsdienst is, zulks daarom behoort tot ons Geestelijk denkvermogen, tot de onderwerpen daar de mensch een volstrekte onvervreemdbaars vrijheid in geniet, onafhanglijk van allen Politieken dwang, ftrijdig tegens de Leer van Christus en zijn Apostel Jacobus , afkomftig uit de allervuil/le bron der vereeniging van Kerk en Staat, en dus dat alle Politiek bevel tot het doen van Eed, ftrijd tegens het in deezen onvervreemdbaar recht der menschheid. Flier vind men de waare grenspalen, tusfchen het Goddelijke en Politieke recht, en is de mensch in deezen alleen verpligt te gehoorzaamen aan de les van Christus en zijn Apostel Jacobus4 Van daar dat in ons Land aan de Mennoniten geoorloofd is, een belofte van mannen waarheid in plaats van Eed te doen. Doch het zij verre van mij, dat of fchoon ik den Eed afkeur, ik daarom den mensch vrij zou ftellen van alle plegtige verbintenis, maar ('t zijn de woorden van den Burger Reprefentant Hahn) ,, dat in ,, plaats van Godsdienftige aanroeping, en der ,, gewoone of dergelijke woorden,vznzowaar,, lijk helpe mij God Almachtig, of ik zweere „ het, door deze Vergadering behoorde te wor,, den vast gefteld deze of dergelijke verkla,, ring: Ik houde mij onderworpen aan alle de „ geftrengheid der firaffen : wanneer ik immer ,, eerloos genoeg kon zijn, om deze mijne wettig Kk 2 „ aan-  §i6 VIERDE HOOFDSTUK, „ aangenomene verbintenis te breken, of(incas „ van bevestiging van waarheid) wanneer ik „ immer eerloos genoeg bevonden wierd, om te„ gen de waarheid aan deze mijne verklaring of „ getuigenis, afgelegd te hebben (V)." Woorden van veel meer kragt en beteekenis, dan die van den Eed, om dat dezelve inhouden een (zogenaamde) vrijwillige Condemnatie tot verdiende ftraffe; indien de mensch ontrouw aan zijne gedaane plegtige belofte is. Door deeze Politieke belofte, zondigt de mensch niet tegen het bevel van Christus, of valt in geen oordeel, volgens de vermaaning van Jacobus. Want zou de mensch , dat weezen , die in het ftuk van Godsdienst, enkel en alléén verantwoordelijk aan het Opperweezen is, zijn onvervreemdbaar recht van volstrekte vrijheid, in deezer voegen overgeven aan het Politiek gezag, dan fchond hij het recht Gods, dat alleen bevoegd is over zijne Geestelijke denkbeelden te oordeelen, daar het Politiek recht niet verdergaan kan of mag dan over openbaare daadzaaken. Waarheden overeenkomftig mijn hier voorvastgefteld Grondbeginzel. Ja ! onderzoekt men eens verder de misdaad van Meineed. De Politieke rechter vermag in deezen wel te ftralfen de ontrouw, (van Meineed) in de daadzaak, — maar (a) Dagblad- 31 Meij 1796. No. 77. bl. 615.  VIERDE HOOFDSTUK. 517 maar niet de begaane misdaad hier over bedreven aan de zijde Gods. Het Politiek gezag kan geen een Goddelijk bevel toonen, dat het Opperweezen de misdaad van meineed tegen Hem begaan, aan eenig waereldlijk gezag heeft opgedragen. Neen! zou Hij, wiens Almacht onbegrenst is, een Politieke magt noodig hebben, om de misdaad der menfchen, tegen hun Schepper begaan te ftraffcn, dit zouftrekkentotkwet- zing van het alvermogen der Godheid, die als de Allervolmaakt ft e Geest, gediend wil worden in Geest en in Waarheid; en daarom kan de mensch ook tegen God niet anders dan Geestelijk zondigen. Van daar dat de misdaaden der daadzaaken alléén tijdelijk ftrafbaar zijn, maar de mensch aan de zijde Gods al kan zondigen met ftrafwaardige gedagten, zonder dezelve als daadzaak, (om de Politieke ftraffe daar op ftaande) uit te voeren, want de daadzaak is Wijsgeerig befchouwd, maar de uitvoerende magt van het befluit van den Wil. De Eed dus in een Wijsgeerig en Godsdienstig daglicht geplaatst, is een ijdel misbruik van Gods heiligen naam, ftrijdig tegens het 3de Gebod der Heilige Wet op Sinaï aan de kinderen Israëls gegeven ; en nergens zal men eenige plaats uit het Nieuwe Testament kunnen aanhaalen, vaneen Politieke magt om den Eed af te mogen vorderen; al wat Kk 3 men  518 VIERDE HOOFDSTUK. men daar van bijbrengt tot voorbeelden , wa* ren vrijwillige daaden, die de mensch uit kragt van zijne volstrekte vrijheid vrijwillig mogt doen, maar alle bevel hier in van eenig waereldlijk gezag, is een inbreuk op onze volstrekte vrijheid om dat de Eed een leerftelzel van Godsdienst is. Maar zo nu Kerk en Staat in diervoegen gelijk opgegeven heb van eikanderen gefcheiden wordt, hoe dan met de arme en nooddruftige van ieder Gezinte gedaan, waar van gewoonlijk ieder Kerk de zijne onderhoud? Volgens mijn Grondbeginzelen moet ik inftemmen in het gevoelen van den Burger ReprefentantKANTELAAR, „ om de geheele affcheiding van de Kerk van „ den Staat gemakkelijker te maaken , zal de „ Staat de bezorging der armen op zich moeten „ neemen, en deeze inrigting verdient daar en „ boven , en van den kant der billijkheid en uit „ hoofde der ontelbaare nuttigheden, die daar „ uit zouden voortvloeijen, (en die ik nu niet „ optellen kan, zonder van mijn onderwerpafr „ tewijken) de fterkfte aanprijzing. De zorg „ voor het Nationaal Onderwijs is, gelijk bij „ eene voorige gelegenheid is aangeweezen, „ één der belangrijkfte plichten der Regeering; „ en deze weldaadige zorg zal de plaats moeten „ bekleeden van de voor waarheid en vrijheid  VIERDE HOOFDSTUK. 519 „ fchadelijke befcherming , tot dus verre aan „ een bijzonder Kerkgenootfchapverlcend(*)." Omtrent het laatfte heb ik mijne gedagten hier voor al opgegeven; en belangende het eerfte, word Kerk en Staat van eikanderen gefcheidcn in manier gelijk opgegeven heb, dan vermogen geen armen bedeeld te worden uit hoofde hunner Godsdienst begrippen, maar om dat zij Burgers en Medebroeders van een en hetzelve Gemeenebest zijn, hier behoort geen onderfcheid plaatste hebben, door bijzondere Colleftens in Kerken of andere openbaare plaatzcn, maar de bedeeling te gefchieden uit algemeene langs de Huizen ingevorderde Fondfen, op last der bijzondere Regeeringe, en door daar toe expres aangeftelde perfoonen, zo veel mogelijk te neemen uit alle verfchiilende Gezintens ; en zo deeze Fondfen ontoereikende zijn , dan dient zulks uit 's Lands kasfe aangevuld te worden. Het generaal toeverzicht over dit een en ander zou gevoeglijk aan het Committé der Opvoeding aanbevoolen kunnen worden, om dat ook deeze vereenigd werkende met die van den Koophandel en Fabrieken best kunnen zorgen, dat zij die nog in ftaat zijn van te werken, zulks doen, op dat de liefdegaven niet ten onnutte ver- 00 Dagblad s8 Julij 1796. bl;dz. 438. Kk 4  5=Q VIERDE HOOFDSTUK. Tot alle de middelen Van herftel DOüdijr een Er.lhufias. pms. I \ } * t verkwist, maar dienstbaar worden ten nutte; van het algemeen, Alle deeze opgegevene middelen van Herftel, in het Verval door ons toedoen , zijn mogelijk; om met vereende kragten daar te ftellen, maar zonder EnthuRasmus van oprechte Vaderlandsliefde, zullen alle onze voorgeflagene Herftellen veel belovende bloeizem knoppen zijn, die door de winden van een voor het algemeen, fchadelijk eigen belang als kaf zullen verftuiven , zonder eenige rijpe voordeel gevende vruchten opteleveren. NeêrlandsBurgeren! hoe verfchillcnd wij in Staatkunde mogen denken, wij zijn het immers daar in eens, dat gij het ^eliik van u zeiven, huisgezin, en Vaderland zoekt en wenscht. De fchimmen onzer Voorraderen , ja ! ons dierbaar Naakroost zouden iet ons verwijten, indien wij langer door verkeldheid in onze eigen ingewanden wroeten. Eendracht maakt magt, die Zinfpreuk onzer Voorvaderen, hebben wij maar even als zij te -olgen om ons geluk te bewerken. Meer vericht in de Grondbeginzelen der Regeeringunde , hebben wij onze dwaalingen gezien, R ■zijP fa ftaat dezelve door een Conftitutie ge*  VIERDE HOOFDSTUK. 531 gegrond op de Rechten der Menschheid te verbeteren. Wij zijn immers vrijgefchapene weezens, alle magt is uit het Volk afkomftig, daar is, kan of mag geen overheerfchend gezag beftaan , al was het onder den fchooncn naam van Vrijheid. Neen ! alle gezag moet wijslijk bepaald worden , en zonder dat hellen alle zoorten van Regeeringen tot overheerfching. Dit is de oprechte leer van het zuiver belangloos Patriottismus. Ons Geweeten en de Reden pleiten voor het zelve. Laaten geen verfchiilende Godsdienstbegrippen eenige fcheuring maaken , droomt niet van een vernietiging van dezelve. Zou Hij, die het verband van de Gebeurtenisfen der Moreele waereld beftuurt, toelaaten, dat zijne redelijke Weezens Hem niet dienden gelijk het betaamt, dan zouden wij de Almagt Gods wantrouwen, die niet anders zoekt dan het algemeen geluk der Menfchen. Wij worden geboren cn fterven , en ieder Geftacht rijpt tot een grooter volkomenheid, gelijk ik in mijn Inleiding aangeweezen heb. Maar daar is geen goud zonder fchuim, of koorn zonder kaf, hij die het volmaakte aan deeze zijde van het Graf wil zoeken, dwaalt. Onderzoekt, wikt en weegt mijne opgegeven middelen van Herftel, en laaten wij onderling allen haat en partijfchap afKk | leg-  522 VIERDE HOOFDSTUK. Nodig een Crimineel en Civiel Weiboek. leggen, en ons broederlijk vereenigen, dan, en dan alléén is er hoop, om door waare Eendracht , al het vervallene door ons toedoen te herftellen. S- H°> Maar hadden dan volgens ons Oud Bondgenootfchappelijk beftuur , zommige gedeeltens van ons Land en Gewesten, haare bijzondere rechten in de uitoeftening van het Crimineele en Civiele, dan dient ook, zodra alle de Gewesten door een één en onverdeeld beftuur tot één lichaam van Staat zijn vereenigd, ingevolge de propofitie van de Commisfie tot het Ontwerp onzer Conftitutie, door de Nationale Vergadering Commisfien te worden benoemd, die een Ontwerp zaamenftellen van Crimineele en Civiele Wetten , gegrond op de Rechten der Menschheid, en overeenkomftig het algemeen belang des Volks, die door de Natie goedgekeurd de plaats der thans in gebruik zijnde (maar in veele opzichten gebrekkige) Wetten.vervangen; zo dat alle de doornen en distelen tot de Zaaien des Rechts opgeruimd, ieder Burger op de onkostbaarfte wijze, en langs den kortften weg, de handhaving van Recht en Gerechtigheid zal kunnen erlangen, zon-  VIERDE HOOFDSTUK. 523 zonder als voorheen ter bekoming van recht door kostbaare Procedures zich zeiven te ver, armen, en zijne Practizijns te verrijken, S- HiWat belangt de middelen van Herftel die buiten ons toedoen zijn, en welke ik op §. 88. tot 91. heb opgegeven. Hier zijn geen andere middelen van Herftel, dan Staatkunde te gebruiken; zijn de Rechten der Menschheid de Grondflag van ons beftuur, dan behooren wij ook door daaden te betoonen bij andere Volken daar aan te beantwoorden. Hoedaanig onze Conftitutie mag weezen, mijne bij §.52. opgegeven Grondregel beantwoord altoos aan ons Staatsbelang, en daarom zijn ook mijne opgegeven— Grondwetten van Staat, betrekkelijk tot het buitenlandsch beftuur , (zie mijne Rechten der Menschheid bladz. 107.) zeer eenvoudig; maar het daar bij opgegevene 19. Art. allergewigtigst. De Franfehen Natie hoe verlicht, is hier in altoos nog door de Engelfche vcrfchalkt, en deeze laatften hebben het nu wederom de^merikanen gedaan. In dat vak kan men niet omzichtig genoeg weezen, en is het zelfs noodzaakelijk, dat de Committées van Koophandel* Fabrieken en Colonien, hier in hun raad mede. Middelen ?m Herftel )uiten ons oedoen.  524 VIERDE HOOFDSTUK. dedeelen, ja! zelfs bekwaame Kooplieden hunne gedagte daar over opgeven; fa Engelfchen bedienen zich altóós van die middelen tot hun voordeel, want het is onmogelijk dat dc fchranderfte Staatkundige, alle takken van Koophandel en ïnduftrie zodaanig verftaan, dat zijniet hier of daar zouden kunnen dwaalen. De opening van de Schelde vordert ook wel aandagt, en dezelve kan nimmer nadeelig voor ons Land zijn, indien wij met de Franfche een wederzijdfchen vrijen handel op dezelve voeren, met onze eigen Produ&en en Schepen — maar deProduclen van andere Natiën ingevolge Art. 5. van mijn Ontwerp belasten, en ons wederzijds houden, omtrent andere Volken, aan de Navigatie Afte der Engelfche, door die Natie in allen opzichte op dezelve manier te behandelen, gelijk zij de Franfehen en ons doen. Door deeze huismiddeltjes zal die Natie tot haar pligt gebragt worden, om zich niet te kunnen verrijken ten koste van andere Volken. Met de Franfehen is het bijzonder onze zaak, de noodige algemeene fchikking op de Vaart dér Schelde te maaken, zo dat de Franfche niet onze, en wij wederkeerig haare Goederen belasten, alleen wederzijds volgende het geen ik bij Art. 5. in mijn Ontwerp heb opgegeven. Nallën die over en weder de Rechten der Menschheid  VIERDE HÖOFDSTÜK. 5*5 heid eerbiedigen , behooren alle Scholastieke leerftelzels van voorige Staatkunde te verbannen, en vereenigd mede te werken tot onderling geluk. Onder het voorig despotiek beftuur van Frankrijk, hebben fchrandere Staatkundigen al begrepen, dat het 't belang van die Kroon was, de Republiek tot haar Bondgenoot te hebben, en wel om den abliven handel met ons. De HollandfcheMaagd wierd gezogt tot verbintenis, door Frankrijk en Engeland, en ongelukkig verbond dezelve zich aan een partij die haar ondergang zogt; van deeze laatfte ontflagen, zijn wij nu met de Franfehen door verbonden vereenigd, en voor een onafhanglijk Volk verklaard, voor 100 Millioenen. Als Wijsgeer en Vriend der Franfehen, blijkens de Plannen die ik aan hunne Reprefentanten heb overgegeven, voor en aleer mijn Vaderland overwonnen , en verlost was van haar voorig bewind, kan ik niet verdagt zijn, en dus mag ik fpreeken als Patriot die met mond en hart hulde aan de Rechten der Menschheid doet. Ik zal een vraag doen: heeft men wel, toen men met die edelmoedige Natie handelde, opening van onze ongelukkige Financieele omftandigheid gegeven, dat wij om de Staatsbelangens van het voorig beftuur, door de geduurige Oorlogen daar wij uithoofde onzer Alliantie met Engeland toe  $26 VIERDE HOOFDSTUK. toe genoodzaakt waren , onze Staatsfchulden genoegzaam onbetaalbaar gemaakt hadden. Ik vertrouw, als de Franfche ons Land grondig kenden, dat zij te Rechtvaardig zouden zijn, om meer van hunne vrienden te vergen voor de onaf hangiijkheid , dan zij van hunne openbaare vijanden zo aan den Rhijn als in Italten gevorderd hebben. Landen, zo gezegend door de goedgunftigeNatuur, dat zij in korte jaaren van Vrede, zich kunnen herftellen, en op welker grond de wederzijdfche Legers hun geld verteerd hebben. Daar Holland integendeel arm in behoefte, zijn geld uit den omloop genomen, het armfte Land van Europa is, gelijk ik beweezen heb. Hollands rijkdom heeft die wezenlijke waarde niet, als van Landen die op haar zelve kunnen beftaan, te meer daar in Belastingen en Staatsfchulden, haar s'gelijke ïnEuropa niet is. Ik vertrouwe daarom van de Franfehen, als dezelve dit alles naauwkeurig wisten, dat zij het overige dat nog door ons aan hun te betaalen ftaat, wel met een penneftreek zouden doorhaaien. Ik fpreeke maar als Wijsgeer die het geluk van Volken en Menfchen zoekt. Alle Staatkundige Grondbeginzelen die ftrijden tegens de waare. Wijsbegeerte veracht ik, en eerbiedig alléén de Rechten der Menschheid,welke ik ook ftel dat die der Volken zijn. Al wat men  VIERDE HOOFDSTUK. 527 men voorheen beuzelde van Volksrechten, en Recht desOorlogs, even of die meerder waren dan de Rechten der Menfchen, is wartaal, om dat alle magt uit 't Volk afkomftig is, en geen Individu aan 't Politiek bewind een meerder magt kan opdragen, dan ieder Lid der Maat, fchappij perfoneel bezit, want het geheel blijft immers gelijk, aan al zijne deelen te zaamen genomen. De Rechten der Menfchen , zijn ook pligten voor dezelve, en zo ook voor de Volken. Ik fpreeke volgens Wijsgeerige Grondbeginzelen, en niet naar de leerftelzels van Staatkunde. Het eerfte behelst Goddelijke waarheden, en het laatfte meest al valfche Grond- ftellingen, afkomftig van geweld, list, bedrog, en Heerschzucht. Zie daar mijn voorgeftelde taak zo kort mij doenlijk was uitgewerkt, ik heb zaakelijk alles maar aangeftipt, en nogthans is het veel grooter geworden, dan de thans in den leesfmaak vallende Gefchriften. Dat ik niets voorgefteld heb tot middelen van Herftel dan langs Grondbeginzelen , hier toe vond ik mij verpligt, om zo veel mogelijk mij zeiven en ook andere voor dwaaling te behoeden. Het tijdvak dat wij thans beleven vereischt een dubbelde voor-1 zorg. Al ons tegenswoordig beftuur is maar provifioneel, en ten deele nog gefchoeid op den  5s8 VIERDE HOOFDSTUK. den leest van een voorig gebrekkig bewind» Geen wonder dat het voor als nog niet aan de verwagting voldoet, en daarom Neêrlands Volksreprefentanten, zo wel als.de brave in den Lande reikhalzende uitzien naar het Ontwerp der Conftitutie, van de Commisfie daar toe aangefteld. Niemand befchouwe het daarom als een vermeetenheid van mij, dat ik in deezen vooruitloop ; mijn arbeid beftaat maar in Grondbeginzelen tot een Wijsgeerige Conftitutie, maar niet in een uitgewerkt Ontwerp, daar ken ik mijne kragten te zwak toe, maar had ik aangetoond dat ons verval zijn oorfprong uit een gebrekkig beftuur had, dan was ik ook gehouden onder de middelen van Herftel, de Grondbeginzelen tot een beeter bewind optegeven. Als men Wijsgeerige naafpooringen wil doen , is men gebonden aan de Orde en het Verband van zaaken,en fchoon ik mij zeiven voor geen Wijsgeer uitgeef, vermag ik mij nogthans van de leerwijze der Wijsgeeren bedienen, om des te naader aan de Waarheid te komen. Zuivere Vaderlands liefde is alléén de bedoeling van dit mijn fchrijven geweest, cn op dien grondvraag ik ook verfchooning over het gebrekkige in deezen. Maar wat zal het baaten, middelen van Herftel op te geven, indien dezelve buitenwerking blijven? Neêrlands Volksvertegenswoor- di-  VIERDE HOOFDSTUK. 549 digers zijn de eenige, die daar van het nuttig gebruik kunnen maaken, cn waarom ik mij verpligt vinde mij met mijn Pen tot hun te wenden. Burger Representanten! Heeft Neêrlands Volk U verkooren om voor hun een Conftitutie te ontwerpen, ten einde hun diep Verval indien mogelijk te herftellen, en geef ik tot dit laatfte de middelen aan de hand, dan kunnen de vruchten van mijn arbeid U niet onaangenaam zijn. Ongetwijfeld verwagt de Natie van U bondiger en beeter doordagte Plannen, maar vertrouwe van Uw Vaderlandsliefde, dat mijne welwillendheid het gebrekkige hier in zal verfchoonen. Belangloos offere ik deeze Verhandeling aan U op , als een fchuld aan mijn Vaderland verpligt, ik ben beloond, als'tLand waarop ik het eerfte daglicht heb aanfehouwd, door de voorgeflagene middelen gelukkig word. Mijn warme Vaderlandsliefde wierd telkens opgewekt, als ik in de Dagbladen de doorwrochte voorftellen van veelen uwer tot herftel van Neêrlands welvaard leesde. Nimmer zou ik het gewaagd hebben, zo vrijmoedig te fchrijven, of mijne Wijsgeerige denkbeelden, zoftrijLl dig  53o VIERDE HOOFDSTUK. dig tegens de zedert Eeuwen geleerde Grondbeginzelen van Staatkunde optegeven, indien ik niet bemerkt had, dat groote mannen door Neêrlands Volk tot hunne Reprefentanten verkooren, volkomen dagten omtrentveele Onderwerpen gelijk ik. In mijn Werk had ik dus niet noodig, om de waarheid een masker aan te doen naar deMode van Staatkunde, ik behoefde niet te plooien, te veinzen ofte draaien, als ik de Rechten der Menschheid voorftond, en voorledene en tegenswoordige gebreken aantoonde. Het is niet genoeg voor een Volk vrij te zijn, en hunne Reprefentanten te verkiezen. Neen! de magt der Reprefentanten moet bepaald zijn, en zonder dat verandert een Volk maar van Meesters. Ik weet wel dat deeze mijne Leer een Crlmen l