1214 F 18,    B E D E N K I N G E N o v I «. d » n TOEKOMST!GEN ARMENSTAAT, Bij de overweeging 4*n de Voordragt dc$r de Burgers de vos, c. s. over dat onderwerp gedaan aan de eerfle Kamer van het Vertegenwoordigend Lighaam» dook J3, vat» REES. T* LEIDEN H; D. du MORTIER en ZOON, mdccxcix.   AAN DE BURGERS: vj tit j^Mbs^irt wt*«» ;ts?%jjw»» ww\tn*gt W, DE VOS, F. HOVIUS, J. T E Y S S E T Junior , ■R. LUBBER I'S , L, R O Y A. J. VAN B R < KNEN, P. H. MARTINI BUYS, W. J. VAN BUIKN K rJ \ J. BONDT, J. L. F A R J O N , D. AR3MAN Ij.midsz. , M. STUART, J. D. IV IMAN, P. P. ClIARLé, C. N. R A A B E , P. VAN DER DREGGEN PAAUW. '•■\:\ 'a"u'«t jjfa & V. ":\%W| 3u MEDEBURGERS: A v.-wX r.v. vX ;ntv«a\4t>*«VBS a jTJ.an mam en van zoo verlichten, onhev oor oordeelden g°-est, met zoo weinige eigenliefde voor zig zeiven en de roortbrengzels >van hun vernuft ingenomen , ah die ge,tn onder U zijn, welken ik of in perjoon of uit hunne Jchriften keime, kan het niet anders, dan aangenaam wezen , dat zij; .d» dacht hadden. Nimmer zelfs heb ik zoo fterk verlangd na het leezen van eenig gefchrift, als dit; daar het in de dagpapieren, verflag geevende van de handelingen des Vertegenwoordigenden Lighaams, op eene belangwekkenie wijze werd aangekon Jigd, onder anderen deze opmerkelijke woorden van deszelfs Hot, waar. mede ik. volkomen inftemde, opgeevende : „ dat tpch beflooten werdt de algemee„ ne ineenfmelting, althanJs niet tewaagen, voor„ dat men een geheel doorgewerkt plan, met de „ noodige berekeningen deswege , voor zich „ hebbe." In d?ze voordragt verwagtede ik een zoodanig uitgewerkt plan van algemeen armenbeftuur en ineenfmelting, en hoopte dus voor daj ftelzel nieuwe en bevestigende gronden te vinden; of een ander zoo bondig be weezen te zien, dat ik miin gevoelen , als . van deszelfs valschheid overtuigd , moest 1-nten vaaren. Dan n' ch het een noch h'et ander vcnd ik daarin; maar wel zoocknige algemeen e bedenkingen , die mij toefcheenen, wanneer ze in praktijk gebragt werden, .den armenftaat, zoo in betrekking tot Vaderlani en Vrijneid als Godsdienst, inviel erger roeftand, dan deze zich immer bevondt, te zullen, brengen, Van het eerfte oogenblik mijner te leur getelde verwagting had ik de hartehjkte trek, om mijne gedachten hierover nader op het papier te brengen; maar overkropt door andere bezigheden, moest ik die verlangen ter zürte ftellen, en wensc'nce inru fchen, dat anderen zig daartoe vei ledigen zouden. D ch ook dit niec gebeurd zijnde, en de zaak van te grooten gewigt befchouwende, vinde ik  ik tffjj 'gedrongen de' 'weinige, ©ogenblikken nfst, 'die fflij thand* vergund worden f aan dé ovenveegmsr:«i het onderzoek van dit onderwerp op nieu v -te titr fleeden , en mijne bevindingen deswegens gemeen te nfaakert<-De kortheid van tijd, welken ik ni<:raaö heb kunnen befteedenis oorzaak, dat deze bedeftkingen eenigszins bet voorkomen en de houding fchijnen te hebben van-een wederleg- of.xwistfchrift, waarvan ik echter .geheel afkeerig ben,, en waarvoor Ik dezelven niet wil gehouden hebben. Dit is ook'de leden, dat ik thands openlijk [tiet mijnen naam te voorfchijn kome; daar ik andera de onbekendheid beminnei Waarheid is mijn doel; het belang van Vaderland, Vrijheid en Godsdienst te helpen^bevorderen, mijn oogmerk. Ja! van de beflisfing over de XLVII. en XLV1II. Art. van de burgerlijke en ftaatkundige Grondregels, geplaatst voor de Acle van Staatsregeling, hangt, voor een zeer groot gedeelte, af de inwendige eenheid der Republiek, dat is de ver» menging van alle religieufë feéten en politieke faélien, de bloei van echten euangeliefchen Godsdienst , en de burgerlijke Vrijheid van het Vaderland. Ineenfmelting van alle Armen zal'feétengecsc en partijzucht breeken, vernietigen; een onaf bangelijk, afzonderlijk Kerkelijk beftuur van -ieder Kerk» genootfchap of iedere Kerkgemeente zal ze vereeuwigen. Ineenfmeldngzal onzen behoeftigen broeder tot de waardigheid van mensclv en burger, van een vrij man verheffen; een plaatslijk-kerkelijk beftuur zal hem houden in dien ftaat van vernederende afhangelijkheid, waaronder de onderfteunde A 2 be-  < 4 > behoeftigen tot nog toe bij alle Kerkgenootfchappen verfiaafd zijn geworden, lneenfmelting zal die verfoeilijke , onchristelijke onderfcheiding in Heiligen-geest-Stads- of Dorps-Armen en Diakonij Armen wegneemen; maar een Armen beftuur , gefchoeid op den tegenwoordigen misvormden leest, of daar naar gewijzigd, zai die vereeuwigen. De eerfte zal het Armen beftuur brengen daar het behoort te zija; het andere van daar voor altijl weeren. Dit pleit had, mijns oordeels, vooraf behooren onderzocht, en de gronden der beflisfmg zoo overtuigend aan de waereld medegedeeld te zijn, dat een ieder zig daar mede had moeten verëenigen. Of dit gefchied zij, blijkt niet uit deze voordragt; en de magtfpreuken, bl. 7. gebezigd, doen daar aan twijfelen. Waarlijk; de beflisfmg tusfehen het tegenwoordig, misvormd en een verbeterd Armen beftuur, gebouwd op de beginzelen der Staatsregeling, hangt af van het onderzoek of „ vasthechting van Alimentatie en Geloofsbe„ lijdenis even gedrochtelijk zij, als eene bevoor- rechte Kerk — niet alleen in eenen ftaat op „ Vrijheid en Gelijkheid gegrond", maar in iederen Burgerftaat, en bij alle Godsdienst-Secten. — „ Of de rechtmatige affchaffing van het ééne de vernietiging van het andere noodwendig ten gevol„ ge hebben moet (f_);" en welke gewigtige vra» gen meer ter aangehaalde plaatze verklaard worden, moei- C t ) Mf t dit gezegde verdient vergeleeken te wsr«ea 't geene in de Voordragt gezegd wordt, bl. 3j.  < 5 > moeilijk uirtepluizen te wezen, maar waarbij men niet verkiest ftil te ftaan. (*) Hoe welmeenendook, bedriegt men zig zeiven niet zelden in den ftaat des gefchils; en men loopt het grootfte gevaar, om de belangrijkfte tegenbedenkingen als kleinigheden, de gewïgtigfte gronden als beuzelingen te behandelen; dit vreeze ik, dat ook hier gebeurd zij. Immers deeze vragen zijn de gronden, waarop het ganfche pleit en deszelfs uitfpraak rusten; naar mate men niet over die gronden verkiest te gevoelen, maar ons verftand naar een ernftig, aandachtig, onpartijdig onderzoek ons dwingt, om ons gevoelen te bepaalen; naar gelang daar van zal het gebouw moeten ingerigt zijn, welk men niet, om deze of gene bijzondere redenen, verlangt daarop te plaatzen, maar welk, de overtuiging ons zal aanwijzen, dat daarop moet worden opgetrokken, als het volftrektst eenige, welk daarop geplaatst kan worden. Het ftond dus geenszins vrij, om alle die gron* den onaangeroerd te laaten; en door dezelven alzoo ftillekens voorbij te gaan, zijn dezwaarigheden niet weggenomen; wantdie zwaarigheden liggen niet in Ineenfmelting of algemeen Armenbeftuur; noch ook zoo zeer in het verftand, de toepasfing en de uitvoering der Acte van Staatsregeling; maar in het begrip van het oude en nieuwe ftelzel. Bovendien zwaa- rig. (*) Hier was juist de gelegenheid geweest, om hei gewigi dier gronden te onderzoeken , daar zij het zijn, op welken rogge de ftelling, de Armtn xijii kind*' ten van den Staat, gebouwd heeft. A 3 *  righeden te maaken tegen-esnig ftelzel van welkea aart en over welke-zaak ook valt < nietl moeilijk ; vooral wanneer dezelvm niet ontleend-zijn uit het ftelzel, waar tegen men zig verzet, maar uit verouderde gevoelens.en voóroordeelen; veel miri doen zij iets af tegen een ftelzel, welks bondigheid en beftaanbaarheid zoodugdg. beweezen zijn:, als van het ftuk in verfchil; bij welk, mijns inziens, be,veezen is, dat een plaatslijk - kerkelijk Armenbeftuur aandruischt tegen: de gronden vari den Godsdienst en tégen de beginzelen van onze Staatsgefteldtenisfe; en dat een algemeen nationaal Beftuur óver alle armen, ronder ontierfch'eid van Kerkgenootschap >eti van al of niet belijdenis gedaan' te hebben, oncntbeeielijk is, zoo wel ter bevorderinge van den zuiveren Christelijker Godsdienst, als ter beveili-inge 'öf/zêr burgelijke Vrijheid en vermeerdering vari dettbloei des Vaderlands (*;. Om het ftelzel van algemeen nationaal Armen beftuur nader te betoogen, ot dé onbeftaanbaarheid van het andere verder te bewijzen ; daar van houde ik mij ontflaagen. Ik zöude dan alleen moeten herhaalcn het gene 'hier over door anderen breedvoeriger, of door toij eluers korter verhandeld is (f). ' ; ■ Maar (*) Zie c rogge de Armen Kinderen van den bl.. ie. c:i vo.g. Dit fchoon vertoog verdient in 2ijn geheel gelezen te worden. Cf.' Men vind: ouder anderen dealieszinsfche «ijuttipheid en noodxaakiijkieid der vereemging van de W-'/.m van alle Kerkgenootfchappeja, jin ééi» Weet huis keu cn krajtig aangetoond J;m het Mp$vt. amt der-  < 7 > Maar dit onderzoek moest daarenboven nog om eene andere reden niet ter zijde gefield zijn geweest; want dan zoude men het niet gewaagd hebben te zeggen (bl. 8.) „ dat men in den loop „ der gefchillen als ongemerkt in den waan ge„ komen is, dat er op dit refpect riet meer dan „ twke wegen gekoozen konden wolden," naaralijk een algemeen nationaal, of een afzonderlijk, ten deele nationaal, ten deele onafhangelijk plaatslijk kerkelijk Armen beftuur. Dat onderzoek zoude getoend hebben, dat er meer dan twee wegen zijn, en bekend en aangeweezen; dat een daarvan, niet geheel on. bekend, nog wel eenige opmerkzaamheid waardig was; en dat die weg, welke hier wordt aangeweezen, wel verre van een derde of midden weg te zijn, het odde ftelzel niet zoo zeer onder eene andere gedaante voordraagt, als wel veel verergert. — Het zoude hebben doen zien, dat de maxime of benaaming, dat de Armen als Kinderen* yan den Staat te befchouwen waren , dit geensr zins enkel influit; dat algemeen nationaal,Beftuur en Ineenfmelting geheel onderfcheiden zaken zijn , en dat zelfs het eerfte zonder het laatfte zou Je kunnen beftaan. — M.iar dat onderzoek zoude den fteiler ook gebragt hebben tot een ander vari geen minder Staat en ie Middelen ter verbetering der laagere Schooien , aan den Ra*d der Gemeente van leïden gei daan op a8. Juni) 1796., door de Bergers jan van ceuns, karel de pecker. P. z. , jan kops, jacobus Hl fr.em8ry, AREND b5rmard swart, jan DS KB.uyf1t, en Jan tem brink; bl. 108—116% A 4  < 8 > der gewigt, en Welk insgelijks vooraf had behocren beflist te zijn, eer men het waagde, om eenige bedenkingen en zwaarigheden te opperen tegen een ftelzel, welk men niet Ichijnt te kennen. Hier naamlijk, moest, gelijk altijd bij iedere gewigtige verandering behoort plaats te hebben,vooraf onderzocht te zijn geweest: wat, ten aanzien van bet onderhoud en beftuur der Armen zoude behooren plaats te hebben, en deswegens vastgefteld te worden in eene respublka confiituenda, en hoe■ dani&. .h«een enjmder behoort geregeld te worden in eene respublka conftüuta; "als mede, hoedanig het Armenbeftuur in ons Gemeenebest tot nog'roe ' geweest is; in hoe verre hetzelve met de voormalige orde van zaken overeenkwam, en in hoe verre dat Armen beftuur met de aangenomen Staatsrege, ling kan beftaan; dat is of het met eenige veranderingen , op den leest der nieuwe orde van zaken gefchoeid, zoude kunnen overgenomen, dan wel een geheel nieuw ingevoerd moeten worden. ...,.Bji^.ep.„.te,,vormen Staatsregeling voor een nieuw op te rigten Gemeenebest, zoude het zeker niemand, in het hoofd komen, om het Beftuur over een aanmerkelijk gedeelte der Natie in andere handen te ftellen dan die van het algemeen Bewind, om daar, door het Bewind te deelen, en alzoo den grond te Ipggen, om een imperium in imperia te vestigen, gelijk dit natuurlijk het geval moet worden bij een geheel onaf bangelijk , van het algemeen Bewind afgefcheiden, beheer over de.Armen, en waaraan de gefclnedenis der omwentelingen van ons Vaderland , hop zeer het Armen bt-ftuur toen geenszins. f?"iver Kerkelijk, maar een met de Kerk verëenigd  < 9 > Burgerlijk Beftuur zij geweest, geen geringe blj« dragen ter bevestiging oplevert. — Even min zoude men op de gedachten komen, om het onder* houd, de zorg en het beheer der Armen te befchouwen- als een gedeelte van den uitwendigen gemeenfchappelijken eerdienst der Godheid, en alzoo die taak geheel en al overlaaten voor de Kerken hare Beftuurders. Zelfs dan nog, wanneer in zoodanig Gemeenebest Staat en Kerk verëenigd werden, zouden de ontwerpers der Staatsregeling deze zaak geheel en alleen aan het burgerlijk Bewind hebben aanbevolen, zonder daartoe de hulp in te roepen der Kerkdijken, wier invloed, buiten dien reeds groot en foms geducht kan worden. Ja! ook dan nog, wanneer de Kerkdijken zoodanigen invloed niet hadden, of nimmer konden bekomen, zoude het belang van den Staat en der genen, die in het Bewind zijn, blijven vorderen, om zoo aanzienlijken aantal Ingezetenen niet over te laaten aan eenigen vreemden invloed, maar dezelven geheel en al aan het burgerlijk Beftuur ondergefchikt, en daarvan alleen afhangelijk te ftellen. Er is geen het minfte verband tusfchen de denkbeelden van Kerk en Armen, maar wel tusfchen die van Burgerftaat en Armen. Even min is er eenig verband tusfchen de denkbeelden van openbaars Godsdienst oefening en Armen bestuur. De Godsdienst ja gebiedt de hongerigen te fpijzigen, den dorftigen te drinken te geeven , den naakten te kleeden; maar dit betekent niet, dat men in eene gouedienftige Vergadering een elendigen penning moet geeven voor zijnen behoeftigen Medemensch; A 5 noch  < I© > noen kan hetzelve immer in.zig bevatten bet denkbeeld, dat men die gifte alleen zal doen dienen ten bate van zoodanige behoeftigen, die, of wel wier oude-s, met de geevers in hetzeltde 2e. bouw godscienftig te zamen komen,, veel minder nog, dat leden van dié god.dienftige vergadering de zorg en het beftuur ovér die. behoeftige Menfchen moeten op zig neemeri. Of, zo men dit uit die uiimuntende les van den grootften Menfchenvriend wilde afleiden, zoude men hem eene andere ongerijmdheid toefchrijven ; want te gelijker tijd gebiedt hij , den vreemdelingen te herbergen, den kranken en gevangenen te bezoeker • en zoude hij (in de ongerijmde onderftelling, dat dezelve in bo, vengemelde les de zorg voor het onderhoud en het beftuur der Armen aan zijne vo'gers, als eene Ke.kgemeente, had willen aanbeveelen; alzoo gewild hebben, dat ook het toezigt over de geneeskundige ftaatsregeling , het. beheer over de herbergen en gevangenisfen aan de Kerk en de Kerkeleden zouden moeten zijn aanbevokn. En dus zoude, dien ten gevolg, geen gering gedeelte van de Agentfchappen van Opvoeding, Politie en $itfliPit, uit de handen van het burgerlijk Bewind in die der' e:ke, of in die der Armen verzorgeren van de onderfcheidei Keikgenootfchappen moeten overgaan. Etne ongerijmdheid zeker! maar niet grooter, dan die van het Armen beftuur in andere üanden , dan die van het burgerlijk Bewind te plaatzen. Die zoo zijnde in een nieuw op te rigten Gemeenebest , is de vraag, hoedanig moet het Armen beftuur ingerigt en geregeld worden in een reeda  < n y reeds gevestigd Gemeenebest, welker. Staitsrege-ling hervormd en gevestigd wordt op de beginze* len; van gelijkheid en eenheid van Beftuur? Hierilaat derhal ven te onderzoeken, niet, of eeri algemeen nationaal Armen beftuur overeenkomt met de oude verworpen orde van zaken ^ (daarover zullen wij ftraks1 handelen) maar of dezelve kan ingevoerd worden in zoodanig Gemeenebest, als zoo even befchreeven is — zo ja; dan is er gcene reden, waarom men een, daarvan afwijkend'Armenbeftuur, ten deele gegrond op de verworpen orde van zaken, en ftrijdig tegen de aangenomen Staatsregeling, ten deele door den tijd nog veel Verbasterd en verergerd, (gelijk dit in 'f,vervolg aangel toond zal worderi) zoude behouden ; maar alles noopt ons, om-hetzelve insgelijks te"verwerpen, en in deszelfs plaatze te ftellen zoodanig een , als wij in een nieuw op te rigten Gemeenebest zouden aanneemen. Doen zig daartegen zwaarigheden op, en rijst er bedenklijkheul tegen de invoering daarvan, dan volgt daaruit geenszins, dat • men hetzelve moet a'gterla'aten; maar de vraag is: aan welke zijde zijn dé meeste zwaarigheden en de grootfte be•denkliikheid ;■ of twee tegenftrijdige, elkander omver ftoorende zaken té willen verëenigen, of fcha» delijke-vcöiöofdeeleri msnmoedig. te keer te gaan, en zoodanig-Armen beftuur in te voeren, welk alleen met de aangenomen. Staatsregeling overeen-. komt, en• eigenaartig gefchikt is; om dezelve te fcbraagen ? En dat dit het teval en de zaak in gefchil is, is door mij" of anderen beieids overvloe» 'dig elders, getoond ,.maar nimmer wederlegd'^-in- hét ver»  < 12 > vervolg zal er nog wel gelegenheid zijn, om hierover nog eene en andere bedenking medetedeelen. Doch, indien men bij een onpartijdig onderhoek mpgr bevinden , dar een algemeen nationaal Armenbeftuur, hoezeer anders volkomen ftrookende met de aangenomen Staatsregeling, geheel en al aanliep tegen andere omftandigheden, uit de oude gerteldtenis van zaken afkomftig, tegen de thanls nog aan wezige bedorven inrigtingen nopends het Armenwezen ; indien er dus van dien kant zwaarigheid is in het invoeren van een beter ftelzel, terwijl het Armenbeftuur te laaten op den ouden voet ook zijne zwaarigheid heeft; dan zeker is de vraag! moet dat ftelzel geaccommodeerd worden naar die omHandigheden , of moeten dezen zig fchikken naar dat ftelzel? Moet men afwijken van de beginzelen, waarop de Sa-tsregeling gebouwd is, of moet men die omftandigheden zoodanig wijzigen en rigten , dat zij met de nieuwe orde van zaken har' moniëeren? Moet men niet, als het getijde verloopt , de bakens verzetten ? Moet men niet dat gene te werk ftellen, alwaar zig de minfte zwaarigheden bevinden, en welk de minst nadeelige gevolgen zal na zig fl-epen ? Het antwoord geeft zig zelf aan de hand; en zal nog duidelijker blijken, als men nagaat, hoedanig het Armenbeftuur tot nog toe in ons Gemeenebest geweest is; en in hoe verre hetzelve op de voorige orde van zaken gegrond was, oorfprongelïj'k daarmede overeenkwam, en daarvan tegenwoordig is afgeweeken. Hoewel het Armenbeftuur te vooren wel nimmer regtftreeks een gedeelte fchijnt uitgemaakt te  < 13 > * hebben van het algemeen Staatsbewind', noch van dat der bijzondere voormalige Gewesten; is ten minden dit zeker, dat, althands bij de Staaten van Holland en Westfriesland , reeds terftond bij de Spaanfche Revolutie, algemeene fchikungen voor dit Gewest gemaakt werden, zoo wel ten aanzien van het aanftellen van Arm mbeftuurders, als in betrekking tot onderftandgelden, welken ren behoeve van derzelver kasfen uit 's Lands kas weraen uitgereikt. ( *) Ook wa>allesgefchoeid, op den leest van het toenmalig foederatief Redering"! ftelzel, plaatslijke löuveairüeit en onafhangelijkheid , als mede op dat der vereeniging van Kerk en Staat, en aener heerfchende bevoorrechte Kerke. Heiligen • geest armen - en Haiszïtten-armen-meesteren en z. v. moesten, ingevolge Refolutie der Staacen, jaarlijks worden aangefteld; en welhaast werden op de verpachte middelen zekere randcoengelden gefield, waarvan een gedeelte ten behoeve der Armen gefchikt werd (f). In fommige plaatzen bleeven de heiligen - geest en huiszitten armen beftuuren op zie zeiven beftaan, in anderen werd daarbij, ook al fpoedig, het dia- ko- (») Dit wordt bevestigd door het gene in de voordragt van de Burgers de vos c. f. voorkomt, bladz. 29. en 30 (f) Ref. der Staaten van Holl. en Westvr. in dato a. Maart 1575'. 7- Dec. 1584- en 5. Maart 1586. Bij deze laatfle Ref. gelijk ook bij een vroegeie van ao Julij 1580. was reeds een halve ftuiver voor der Predikanten bezoldiging uit dezelfde middelen aangtweezea.  konij-aAnèn-beftuur der met den Staat vereenlgdé Kerke gevoegd C t): De plaatslijke Regeerinoeri hadden eenen regtftftakfohen -iavlöed op de' aa* ftelhng van Diakonen, dewijl zij bp éenige plaatzen niet in 4imst konden treeden' zonder goedkeuring en bevestiging der Regeeringe;- op anderen uit overgeleverde nominatien door dezelve Verkoo2en;.zótotijds zelfs direct aangefteld werden. Ingevolge Refölüiie der Staaten, had de piaatzelijkè Regeering het opperheftuur over de armen, beftugr was dus niat .met de Kerk gedeeld , veel min da:ir aan .Qp^edraagen. of pvergelaa kerid, \ zij van de Staaten Generaal of vari particuliere Gewesten, zelfs niet van Stedelijke of Dorps-regeeringen, althands wat de eerfte tijden, der Staatsregeeringe betreft, waarbij dert Disfen. teren geboden is geworden, om hunne behoeftige Kerkgenooten te onderhouden en te verzorgen. Roomfchen en Onroomfchen werden in dehbeginne" bij de heiligen-geest en huiszitten - armen - Meesteren , Aalmoezeniers enz. , zonder onderfcheid, verzorgd. — De Staaten fchijhentlit nimmer anders begreepen te hebben. (- In het begin dezer eeuwe werd bij Hollands Staaten voor Warmond een Reglement geapprobeerd, waarnaar Diakonen en Arrhmeesters aldaar zig in de adminiftratie van hunne bedieningen te gedraagen hadden. — Te vooren waren aldaar geene Diakonen geweest, die de aalmoezen in de Kerk collecïeeren, en de Armmeesters waren van het Roomsch Kerkgenootfchap. — Ér werden fchikkingen gemaakt, wat aan Diakonen, wat aan Armmeesteren zoude behooren en toekomen. Bij art. 2. werd bepaald, dat Diakonen de arm'e Ledematen , derzelver Vrouwen en Kinderen van de hervormde Gemeente zijnde, zouden alimenteören; en bij art. 3. dat de^ verdere behoeftige inen opgezetenen bleeven ter bezorging van Armmeesteren (t) -)Dit heeft te Leiden zonder onderfcheid van Kerkgenootfchap aangehouden tot diep in de eerfte helft van deze eeuw (*). Den Room- Ct) Refol. van Holt. 21. Sept. 1725. (*; Zie v. mieris a. b. bl. Ho.  *Ü »? ^ Roöm'fchen was zelfs in hé: midden der voorigé éeuwe (*) nog geftrengelijk verbooden eenige vaste fondfen te bezittèn. Én wanneer in het vervolg aan deze en gene Roomfche Gemeente daartóé, op derzei vér verzoek, oótrooi verleend werd , gefchiedde het onder fpeciale verbindtenis, dat dé plaatslijke Régééring yan alle erfmaakin* gen enz. ten dieft einde, eerst, moest kennis neé» men, die approbeeren of disapprobèèren, bekragrigen ofkragteloos maakefl; dat dezelve daarover al Verderde fuperintehdentie zóüde hebben, êri ëeneh Rentmeester aanftellèrt Vart hèt gereformeerd Kerk» gehootfcrrap enz. (+). Alle harde fchikkhigen, hiér» bmtrend gemaakt, fchijneh plaatslijk en varilaatëren tijd te wezen; waarfchijnelijk toen de Armënkasferi mindër toereikende begondert té Worden voor het töeneemeftd getal van A'rmert én derzelver ver* meerende behoeften. •*—>■ Dé Disfentèrs hébben zekerlijk zig zelvën deh last op den halze ge« haald, oni hunne eigene Huiszittéri- en Wees» Armen te ondérhöudén j waarfchijnelijk uit fectërt s zucht, en om hunne Gëméërtteri ftaande té hoü« den, hiet gedoogendè, dat hunne Kerkgénóotea door dén ondèrftand uit de öpènbadre Arménkasfen in de leer dér héerfchéncle Kérke, waartoe Zij anders, volgends dé gfOridett der vérefchiging Van Kerk en Staat, verbonden werdén, zouden ópge* Voed worden. —> De verklaar" in g derhal Ven, dat dé Maat« (*) Door de Staaten van Moli. 4 May 1655. en dooi it Staaten Gener. 14 O&ober deszelfden jaars. (t3 Otl Placaatfeoek Vi. D. bl 516. en #ld«r*, B  < 18 }♦ Maarfchappij zorgt voor. de Armen; het regelen van het Armenbeftuur over de geheele Republiek; het maaken van de daartoe noodige vootfchriften, en plaatslijke befchikkingen , ° bij de Staatsregeling gedaan en voorgefchreeven,'zijn geenszins nieuwigheden, maar volkomen het oude Stelzel , gewijzigd, naar de thands aangenomen beginzelen. De mede bemo. ijenis Van het heerfchend Kerkgenootfchap behoorde , uit den aart van de,?zelfs vereenigirig met den Staat, tot de Staatsgefteldtenis; dè bemoeijing der Disfenters nopens hunne arme Kerkgenooten liep zelfs tegen de toenmalige orde aan,.en had in het .eerst geene plaats dan bij .oogluiking van den Souverainj die wel wilde gedoogen , dat vermogende Gemeenten van de Disfenters hare behoeftige Kerkgenooten onde;{leunden, en alzoo het Beftuur van die zorg en dien last bevrijdden: in vervolg van tijd werd men daartoe nog meer gedrongen uit gebrek der plaatslijke armen • kasfen; waarom men gaarne deze en gene geringe vrijdommen en octrooien aan dezelven vergunde. Het oorfpronglijk ftelzel des Armenbeftuurs van óns. Vaderland behoeft dus geenszins, om de tegenwoordige orde van zaken, geheel verworpen,, noch een garisch nieuw ingevoerd re worden; mee geringe verandering, zo zulks dien naam kan draa, geH, is het met de aangenomen Stsar^egeling be». ftaanbaar en daarop volkomen toepasfelijk. Hiertoe wordt niets meer veretscht, dan dar het oude ftelzel afgezorderd worde vin de Kerk, geltjfe deze van den Staat is gefcheiden, en dat het ge.' züt«  guiverd worde van die imonfequentiefi, Welkét» daarin van tijd tot tijd zijn ingefloopen. Het armenbeftuur uit zijnen aart behoorende tot het burgerlijk bewind, en de Staatsregeling alle vereehiging van de Kerk met den Staat vernietigd hebbende, kunnen kerkelijke perfoonen, als zoodanig, aan het armenbeftuur, dat is aan een gedeelte van het burgerlijk bewind, geen deel. hebben* 0e •leden des hervormden Kerkgenootfchaps zijn, bij de omwending en daarop gevestigde Staatsregeling, gefteld in het recht, Welk men dien der overige Kerkgenootfchappen ongeftoord heeft laaten genieten, en welk denzelven nimmer ontwel* digd konde worden; zij kunnen thands even min» als de overigen, door lands wetten of plaatslijke keuren gedwongen worden, om zig de, verkiezing hunner Kerkgenooten tot eenig beftuur, veel min tot het lastig armenbeftuur. te laaten welgevallen! en alzoo valt het medebefiuur der Kerkelijisen over ■den armenftaat van zelfs weg, en met dezen Val Verdwijnen alle vo.orige inconfequintiètt. & Een kèj« Jk-plj'Ir rne^eheftuur zoude of de vernietigde .bevöoïïechting |van één der Kerkgenootfchappen boveri de overigen, of. wel eene naauwere vereenlghfg v&n de Kerk mee den Staat, daii te voören plaats had, ten gevolge hebben. Everïgelijk, op gróad *n ;tiit kragt d'ef''[Staateregépg. "hetarmenbefiuur: ■niet''meer'' aan de; befchikking der Municipalitél*"' •ten van elke. plaats kan , overgelaaten worden» •maar hetzelve ever de . gehëele ÉepubÜek doel het Vertegenwoordigend Lighaam, bij êeöe uit* drukkelijke wet, geregeld, en de algemeens voorla ft fthïif*  «C 20 > fchriften zoo wel als plaatslijke befchikTtingetf, hiertoe vereischt wordende, bepaald moeten wor> den; alzoo fluit ook de Staatsregeling daarvan de Kerk uit. Een Kerkelijk armenbeftuur zoude, tegen den geest en het oogmerk der Staatsregeling «SiHfiSLide..belangen van den Siaat aan, plaatslijk, foederatief, onaf hangelijk worden." . Boven* dien;,er. is geen grond van recht nochjn de na. tuur, noch in het maatfchappelijk verdrag, waar* op iemand gedwongen kan worden één éénigen penning van het zijne afteftaan ren behoeve vari zijnen armen Kerkgenoot; noch om het beftuur daar over in die betrekking op zig te neemen. Beiden hangt geheel en al van eens ieders onver» vreemdbaare Vrijheid af (*). En gefteld, des neen j dat een Kerkelijk armenbeftuur met de tegenwoordige orde van zaken zoude kunnen overeengebragt worden, en dat alzoo de leden van een Kerkgemeente zig verbonden, om uit hunne vrijwillige giften hunne behoeftige Kerkgenooten te ondertfteunen, en het beheer daarvan, een ieder op zijne beurt, of volgends andere, ^vrijwillige.fchikkingen, op zig te neemen; dan zoude er geene rechtmatige magt in de Staatsregeling zijn, welke kan gebieden, dat men zig in het.toereiken dezer vrijwillige giften, of in het beheer over dezelve naar vreemde belchikkingen te gedraagen hebbe. Liefdegiften en liefdedienften laaten zig niet opleggen noch dwingen. En iedere befchikking van het burgerlijk beftuur in dezen is de befchikking van vrera- i*) Rogge t. u. j>. bl. 10, 11.  ♦£ ai > vremdè'n; omdat het burgerlijk Beftuur, als zoodanig , niet kan behooren tot eene particuliere as/eeiatie van eenige liefdadige Burgers, dien het, ingevolge art. IV. van de algemeene beginzelen „ volkomen vrij ftaat, om te befchikken over „ hunne goederen en de vrugten van hun vernuft en arbeid, en voorts, om alles te doen, wat de „ rechten van eenen ander niet fchendt." — Van waar toch zoude het burgerlijk beftuur het recht hebben, om een gezelfchap van Burgérs, die zig vrijwillig en ongedwongen verbinden tot liefdegiften en liefdedienften, te dwingen, dat zij hunne liefdegiften niet zullen mogen uitreiken, noch hunfie liefdedienften bewijzen jegens hunne behoeftige Kerkgenooten, dan onder het uitdrukkelijk beding, dat zij zig zullen hebben te gedraagen naar algemeene inrigtingen van kleeding met inlandfche ftoffe, van jaaren des uitgangs uit de Weeshuizen, van werkzaamheden en bedrijf der onderfteuning genietende behoeftigen (gealimenteerden is een zeer ongepast woord voor liefdegiften ) ? Van waar toch zoude het burgerlijk beftuur de rechtmatige magt hebben, om te gebieden, dat hij, die van zijne Kerkgenooten eenige vrijwillige liefdegiften en liefdedienften heeft ontvangen, over zijne goederen na zijn dood niet zal mogen befchikken, maar die zal moeten overlaaten aan hun, die hem vrijwi'lig hebben bijgeftaan tEen Kerkgenootfchap ftaat hierin volkomen gelijk aan alle andere vrijwillige vereenigingen, van welken men tot op dit oogenblik nimmer heeft durven beweeren, dat zij, uit hoofde van werken van liefdadigheid, en B 3 tew  »C 32 2>» ten dien epzfgte, ftaan onder de opper- fnfpeftfa en fuperintendentie van het burgerlijk beftuur. Of; indien een Kerkgenootfchap in het beftuur zijner vrijwillige liefdepligten ftaat onder eene onmiddelijke en ftellige befchikking van het burgerlijk heftuur; dan is daar aan ook gehouden iedere andere vrijwillige vereeniging, als bij voorbeeld, het Genootfchap der Vrijmetzelaaren, van welken men zegt, dat zij hwnne behoeftige Broeders in hunnen toeftand te h.ulpe komen : en niet alleen een gansch genootfchap, maar ook ieder bijzonder Burger, die een of meer andere enkele perfoonen in derzelver nood te gemoet komt; en dezen zouden zoo wel, als de onderfteunde Kerkgenooten;, hunne goederen ten behoeve hunner weldoeneren moeten overlaaten. De magt, welke jegens den eenen gebezigd wordt, moet ook uitgeftrekt kunnen worden tot anderen; of het is geene rechtmatige magt, maar geweld eq dwingelandij. — Wat ook de reden moge geweest zijn van het befluit der herfteldc Lutherfche Ge. meente te Amfterdam, om geene behoeftige leden te onderfteunen, en in hoe verre het met de heer. fchende denkbeelden van den tijdharer ftigtinge overeen kwam of niet, doet niets ter zake; ook verkies ik mij daarover hier niet uittelaaten; maar. 'cris geene rechtmatige magt in de waereld, die haar kan dwingen , om dit befluit te laaten vaaren. Indien het Wetgeevend Lighaam het waagde een plan van armenbeftomr te regelen, waarbij de Kerkgenootfchappen belast werden met het onderhoud en de bezorging der behoeftige Kerkgenooten , en ^zelven bij eene uitdrukkelijke wet voor te fehrij- vena  < 93 > ven, dat zij zig daarnaar zouden hebben te gedraagen , zouden allen en een ieder het reent hebben, om zich .daaraan niet ie onderwerpen. Die recht rust op den aart der zake, op de natuur van het Burgerlijk, verdrag, en op de oude orde van zaken zoo wel als op de thands aangenomen Staatsregeling. Het Wetgeevend Lighaam tiaar tegen zoude geen het minfte recht hebben, Am de weigeiende tot gehoorzaamheid te dwingen. Iedere pooging daartoe ware geweld en dwingelandij. Een Kerk^enootlch-p of Kerkelijke gemeente is in dezen te befchouwen als een bijzonder perzoon, die in zijne liefdedienlten paal noch perk, voorfchrift noch wet van het Burgerlijk Beftuur kan erkennen; beide zijn daarin volkomen onafhangelijk van en onverantwoordelijk aan het Burgerlijk Beftuur. En alzoo zoude, door het overlaaten van het armenbeftuur tan de onderfcheiden Kerkgenootfchappen, een Beltuur, van het Burgerlijk Bewind onafhangelijk, in het Gemeenebest gevestigd worden. Dit is de ongerijmdheid zelve; en kan gevolgelijk bij geene mogelijkheid in de Staatsregeling bedoeld zijn. Uit het tot dus verre gezegde blijkt, mijns inziens , ten klaarften, dat een onderzoek van alle die onderwerpen, welken zijn ©oorbij gegaan, als deeden ze weinig ter zake , volftrekt noodzaaklijk is. Daar door zoude men zich behoed hebben, van niet doordachte zwaarigheden voor to draagen als onoverkomelijke hinderpaalen, en al* zbo als de eenigfte bewijzen, waarom men het oude, niet het echt, oorfpronglijk oude, ftelzel' B 4 va0  < *4 > van armenbeftuur, maar zoo als het langzama?» hand daarvan ontaard en bedorven is .geworden., moest behouden; dit onderzoek zoude niet toege*, haten hebben eene zoo gedrongen en regtftreeks aanloopende uitlegging tegen de letter en deq geest der Staatsregeling, te geeven aandeXLVII en XLVJI1, Art. van de burgerl. en ftaatk, grondregelen geplaatst voor de A&e van Staatsregeling, als nu daaraan gegeven is. Het zoude hebben doen zien, dat de Staatsregeling in dezen zoo duister en onbepaald niet is, als zij is voorgekomen; dat een algemeen, Nationaal Beftuur over alle armen zonder onderfcheid van Kerkgenoot?, fchap, en zonder onderfcheid van al of niet zoo, genoemde Belijdenis gedaan te hebben, noodzaaklijk is; dat zoodanig armenbeftuur, zelfs met ineenfmelting, zeer doenlijk en uitvoerelijk is, en zelfs, tegen de. belangen van feélen religie niet aanloopt. De zwaarigheden worden noch in eene geregelde orde, noch bepaaldelijk tegen de ineenfmelting voorgedraagen; zij komen flegts hier en daar ia deze voordragt voor, en zijn dan eens bepaaldelijk gerigt tegen de ineenfmelting, dan eens snbepaalder tegen een algemeen armenbeftuur -— wij zullen £k daarom één voor één onderzoeken ? zoot, als zij ons onder lQt leezen zijn voorgekomen. i°. Men weet niet, hoe het eertijds irj Frankrijk met het armenbeftuur gelegen was, noch hoe. hetzelve nu gefteld is <—i men kan geen voldoend befcheid bekomen, welke algemeene maatregelen, ëaaromtrend in Engeland en America gevolgd wor*, den. bl. ii, Dit  ♦€ «5 > Dit zij zoo; maar wat doet' er dit toe; en wat zoude het baaren, als wij dit wisten ? Was eertijds de gefteldheid van Frankrijk gelijk aan die van ons Vaderland ? Moet alles hier wezen zoo als het in de Franfehe Republiek plaats heeft ? Gefteld , dat tot het armen beftuur aldaar voorheen ook Kerkelijke Peifoonen geroepen waren, en dat daarin tot nog toe geene of maar geringe verandering gemaakt was; dan zoude daaruit nog geenszins volgen, dat wij het. pok hier wel zonder zoodanige verandering, als de veranderde orde van zaken vorderde, zouden kunnen laaten. Want, uit den aart der voormaalige eenhoofdige Regeering in Frankrijk, was hetzelve aldaar te vooren veelligt daarnaar ook ingerigt: terwijl hier alles, gelijk wij gezien hebben, oorfpronglijk gewijzigd was naar het foederatief Regeeringsftelzel beide van den Staat en de heerfchende Kerk, eh vervolgends ontaard is in het flegtfte foederalismus; en de aangenomen eenheid van Beftuur "na binnen gedoogt in het armenbeftuur, welk daarvan een gedeelte uitmaakt, zelfs niet het beste foederalismus. Engelfche en Amerikaanfche voorbeelden zouden ons misfchien ook weinig of niets baaten , uit hoofde van de zeer onderfcheiden Staatsgefteldtenis dier Landen met ons Vaderland, En — fchoora ik ook met zekerheid niets weeto van het armen beftuur in Engeland, het zij in het algemeen, het zij en detail — een Engelsch voorbeeld, zijn mijne berigten echt, zoude voor ons in 't geheel niet voegen. Wel verie van. alB s ge-  •c *<* > gemeen te zijn, is het pirochiaal, en de Disfenters worden aldaar door genecespteerie contributien gedwongen, om aan de Parochiale armen kas den geftelden taux op te brengen, terwijl zij voor hunne eigene armen moeten zorgen. Veel meer zoude het ons baaten, als wij wisten, hóe hee hier te Lande zoo wel voor als na drSpaanfche Revolutie daarmede gelegen was'geweest; naardien, gelijk wij gezien hbben , het oorfprongiijk armen beftuur, onder de Staatsregering overgenomen of ingevoerd, nationaal en -algemeen was, fchoon gewijzigd naar het toenmalig foederadef ftelzel. I 2°. Men vaagt na een plan, waar in de werkhg eener algemeene Adminiftratie naar behooren ontwikkeld is, met aanwijzing van de mogelijkheid, wijze, onderhóud, beheer door des kündtdige en eerlijke lieden , en behoedzaamheid tegen te voorziene misbruiken en veelerleië n êfufes ten nadeele, of waarin de zoo rechtmatige vrees voor het ftoppen en vernietigen der Liefdadigheid , waar genecesfit eerde contributie derzelver plaats vervangt, met eenigèn fchijn gerescontreerd is. Men befluit tot de nonexfijlentie van zoodanig plan, om dat de Cómmisfie der Eerfte Kalmer van het Vertegenwoordigend Lighaam in haar rapport daar van zwijgt. En men verklaart de proeve, om naar een ideaal van volkomenheid te ftreeven, waarvan men naauwlijks een fchemerafctig beef heefr,-voor'geducht en allergevaarlijkst, bl. ii. • Deze zwaarigheid is met zeer veel fiducie en' niet  < *? y niet weinig fchijns voorgedraageh. Maar volgends welken redeneerkundigen regel befluit men hier tog, of wil men den leezer doen befluiten: derhalven is zoodanig plan niet: mogelijk ? Mag men dan van het niet zijn befluiten tot het niet kunnen zijn? — Mij is ook zoodanig plan, als hier gevorderd wordt, niet bekend : maar vergt men ook niet het onmogelijke ? Waar is de Burger die hier toe in ftaat is ? die hiertoe in ftaat gefteld is door het 'Bewind? — Hij, die een goed plan over een reeds aanwezige zaak zal ontwerpen, moet derzelver voorleedenen en tegenwoordigen" ftaat kennen : die een goed plan van algemeen armenbeftuur zal ontwerpen, die moét weeten , hoe hetzelve eertijds was, en tegenwoordig is ; hij moet het kennen in alle deszelfs takken en deelen, met alle deszelfs voor- en nadeelen. Hier" toe is een bijzonder Burger niet bekwaam; daar' toe moet hij in ftaa*t gefteld worden door het Bewind. — De opgaven, welken, dezer' dagen, van den ftaat en de gefteltenis der onderfcheiden armen beftuuren in ons Vaderland gevorderd zijn, kunnen daartoe nog niet voldoende zijn, mis-' fchiën naauwlijks den weg baanen, hoe volledige opening deswegen door alle armen beftuurders ook moge gegeven zijn. Maar fchoon men zoodanig plan niet kende, en het 'er ook iri het geheel niet ware, volgt daaruit nog. geenszins, dat 'er In het geheel geene fchets van zulk een ontwerp zoude zijn, welke van een algemeen armen beftuur meer dan een fchemeragtig begrip geeft. Misfchien is'er zulke fchets j en mogelijk is die, welke ik, ge-  •£ a8 > gezien heb, ook aan anderen niet onbekend. Bovendien was het in dezen genoeg, dat er wenken gegeven werden, dat zoodanig plan nietonmogeliik gehouden werd: en dan was het de zaak van de genen , die in het beftuur zijn, om van zoodanige wenken net noodig gebruik te maaken. Van den BurgerpUgt kan in dezen niets meer gevergd noch verlangd, worden. Want , gehjk de Burgers de Vos c. f. zeiven in deze voordragt bl. 37 zeggen : „ het' is genoeg flegts eenige algemeene „ fchetzen van zaken, die ingevoerd zouden kun„ nen worden, mede te deelen, "zonder zig in „ eene wijdioopige extenjte derzelve, of verdedigende aanprijzing in ie laaten. De raadpleej, gingen vau verlichte mannen mogen dan in „ het generale of fpeciale dier inrigtingen de noo„ dige verbeteringen , aanvullingen , verfchikkins, gen of uitzonderingen te werk ftellen, welken „ het aan hen met gemeen overleg, ten nutte „ des Vaderlands zal goeddunken. " (*) Ver- (*) Zoodanige wenken zijn ender anderen gegeven door den Burger c. rocce in deszelfs betoog: de armen Kinderen van den Staat; bl. 58—73. waa^ men een ontwerp van zoodanig e»n plan aantreft; in eene Memorie van Confideratien en advijs op Zeker decreet van den Prev. Raad der Gemeente van Leyden, maar welke weinig bekend is; waarom hieragter bij wijze van bijlage het een en ander daaruit geplaatst zal warden ; en in mijne moj> VS van betoog dat het den Gereformeerden mogelijk en raadxaam is om hunne Leeraars zelfs te falm» rtecren bl. &S. en volg.  < 29 > Vervólgends: worde in deze zwaarigheid, gelijk ook op andere plaatzen dezer voordragt, een algemeen nationaal armenbeftuur met een zeer donker oog befchouwd, en met zeer zwart - kleuren afgefchilderd ,even als of het dan haperen zoude aan kundige en eerlijke iiedeh,meérdaninhet tegenwoordig ftelzel; en, als of zoodanig Beftuur zoude gefchikt zijn voor misbruiken en veelerleie mêfufes ten nadeele (ik kenne geene misbruiken en mêfufes ten voordeele) meer dan in een Kerkelijk medebeftuur. Op welk obfervatorium van menfehenmin en Vaderlandsliefde is tog deze waarneeining gedaan; op welk ftelzel van menfehenkerinis is dezelve gegrond ? Waar zijn de bewijzen uit de Gefchiedenis van het Armenwezen in ons Vaderland, die ontegenzeggelijk betoogen, dat alle zoodanige Armmeesters, die, onder welken naam ook, van den beginne der Spaanfche omwenteling af tot op den huidigen dag, regtftreeks aangefteld zijn geworden door het burgerlijk Beftuur, of geene, of niet zoo eerlijke, naarftige, oplettende, huishoudelijke en fpaarzame mannen geweest Zijn, dan zij, die bij de voormalige heerfchende Kerk onder goedkeuring der plaatslijke regeering, of bij de voormalige Disfenters kerkelijk tot Armenbezorgers aangefteld werden i Indien dit niet beweezen kan worden, gelijk dit zeker onmogelijk is; welke is dan t->g de reden, dat, daar alle door de burgerlijke Overheid tot op dezen dag aangeftelde Armenbeftuurders eerlijke mannen zijn geweest, na dezen dag geene eerlijke en bekwaame, braave en naarftige Armepbeftuurders meer zouden te vinden zijn , of  < 3» > pf aangefteld worden ? —• Dat 'er nog zulke menfchen in ons Gemeenebest zouden te vinden zijn, en door de Kerkgemeenten of Kerkenraaden gevoi* den en aangefteld worden, neemen de Burgers JiR v.ps.c, f. aan. Maar waarom zouden de burgeriijkeGemeente.beftuuren dezulken dan niet kunnen of willen vinden, en aanftellen ? Ligt 'er iets in de natuur der-zake, of wel in de aangenomen Staatsrege. ling, of in deze pfgene omftandigheid onzer om wendinge, waardoor ieder kundig, eerlijk , bekwaam eri braaf man zig zoude onttrekken aan het Armenbeftuur,- waarinj, wat de grond aangaat, geene verandering komen-zal;. of zelfs al ware het, dat hetzelve geheel en al eene andere gedaante krijgen zoude ? ! Of is het tegenwoordig geflagt des Bataafichen Volks, ik zegge niet van zijneVoorvaders,maar van zig zeiven zodanig ontaard en verbasterd, dat alle goede trouw, eerlijkheid en zorgvuldigheid van onder hetzelve is geweeken;: en zulks.op zijn hoogst in den tijd van zes of zeven maanden? Is alle menfchenliefde op den 03. April 1798. uit Nederland ge weeken, ZOdat men nergens Armenbeftuurders zoude kun» pen vinden,-dan ihuurlingen , geene anderen, dan bezoldigde Dienaars, en wel dezulken, die meer bedacht op het hunne, dan op. het gene dat van anderen is, zig aan de zaken weinig zouden bekommeren? fis de voormalige Volksgeest zoo geheel. e"ó al van onder, ons verdweenen, dat men het nu minder dan te vooren een eerepost zoude rekenen, otn tot het Armenbeftuur geroepen te worden? zoo ja; as het zoo moeilijk dien weder op te wekken ? Zoude men niet gelijk wel eer in eenige. plaatzen de ge«  ♦C ,31 > gewoonte was, wederom kunnen invoeren, dat het Armenbeftuur de deur wierd om in hêt plaatzelijk Beftuur te komen? — Zoude men aan het Armenbeftuur niet deze en geene agrementen kunnen hegten , zoo als eertijds plaats had en nog plaats heeft aan het f Juiszittenhuis en andere geftigten te Leiden (*)? — En zo dit alles ontkennender„ wijze moest beantwoord worden; is dan 'der Staatsregélinge het vermogen ontnomen, om, gelijk voorheen plaats had, dezulken, Welken men tot het Armenbeftuur verkoos, doch daartoe niet genegen waren, door dwangmiddelen tot de aanneeming te beweegen? En wat eindelijk aangaat de hier gezegde „ zoo „ rechtmatige vrees voor het/toppen en vernietigen ,, der liefdadigheid, waar genecesfiteerde contributie „ derzelver plaats vervangt, als of dezelve nog nïm„ mer met eenigen fchijn gerescontreerd was?" Ik voor mij moet bekennen, dat ik deze vrees nog nimmer met eenigen fchijn van grond heb zien voordraagen; noch 'er eenigen fchijn van grond voor weet te vinden. Indien de Maatfchappij of het burgerlijk beftuur door deszelfs wetten , regeling en befchikkingen nopends het Armenbeftuur den ondeifcheiden Kerkgenootfchappen oplegt, om een ieder zijne behoeftige Kerkgenooten te onderhouden; — (en alzoo eene onrechtvaardigheid begaat, welke tot nog in ons Vaderland vreemd-geweest is}— indien alzoo ieder lid van eene Kerkelijke Gemeente daartoe het zijne moet bijdraagen j verdienen dan Am <•) v. miss.is a. i, hl. ao(.  ♦€ 3* > de penningen, in de Kerken ingezameld, den naafa van liefdegiften , of dien ,van genecesfiteerde contrh luiten? — Is het niet in beide gevallen dezelfde dwang? „ En op wien.komt dan die dwang „ en de grootftë last van het Onderhoud der Armen neder? Op het beste gedeelte der Natie, „ da! het minste belast behoorde te wezen. Ziet maar eens de gefteltenis der Maatfchappij p in. Wie betaalt hier het meest tot onderhaoud „ der Armen ? de naarftigè Verëerers van den „ Godsdienst. Maar waar vindt men die? irri„ mêrs het meest bij den middenfband, die nut„ tigfte clasfe van burgeren, die tot behoud „ van den Staat het meest toebrengen. Het ove„ tig deel, welk met de hommels onder de bijëh „ kan gelijk gefteld worden , en waaronder de ,, meeste vefwaarloozers van den ópenbaaren Gods„ dienst wórden gevonden, draagen hierin naturiflijk het minst" (_*). Maar, om ons met beween zen zaken niet langér op te houden;' rust dceze zwaarigheid op eenige feiten ? Levert de géfchiedenis van het armenbeftuur ëenig bewijs op, dat de bronnen der liefdadigheid verftopt, opgedroogd , vernietigd zijn geworden in ofls Vaderland , toen en omdat 's Lands Staaten het'armenbeftuur niet alleen flegts regelden, en de armen föndferi door 's Lands gelden ohderfteunden, maar ook 8e armenbeftuurders, op last dér Sraaten door de plaatslijke Regeeringen werden aangefteld ? HebBen Huis- en Kerk -collecten opgehoudeni zijn zijf (*) C. RoctfE 'als boven bl. 13.  < 33 > Svj vératndérrl of tot nifet geioopen, tóen én örft« 'dat de armen -kasïen van Stads wcge gefubfidieerd werden? Zijn openbaarè giften bij colledten :1e 'éfe'ntge wérken van liefdadigheid geweest ? Zouden zij het blijven in liet vervolg vari tijd; Wannéér de armen en armen-fbndfen geheel Nationaal zullen zijn gewórden, én Het dntbréekende 'uit da Nationaale inkorhften zal wórden aarigevuld? Öf 'zal 'er ook, hoè ruimfchoots dë Staat fhogë voorzien In dsri lio^d der arroeri $ welk zig altijd bij de éerftè en nöodwëhdigftè lëe veris Behoeften: zal moéten bepaalëri , gelijk bet zig daartoe voor dezen afrijd bëpaaid Heeft j hiéè hög overvloedige gelegenheid zijri, om teri allen tijderi zijne mildadigheid jegens Hen Iti fttlte te dèfehëri j 2oo kis dit tbt nog tóe heeft p'aats gehad, niét» tegehftaande de gevestigde arrrlënfdndferi 4 dé aart. merkelijke collecten en hidrükkeiijkë öhdërftarick gelden uit 's lands- ëfi pldatslijké kasfen öf belastingen? Zülleri 5ëi.J büitèri dè opënb'a3rë armëfl «iet nog altijd eenigéri gëvondéii Wófdërl $ciiè' zig} insgelijks in kommerlijke 6rH(tafidigvHëdéri rjëvüidendê , dë werkziarüë hulpvaardigheid" Huriner fflêfï demerifchèn behoeveri ? Ëal 5ér fiiëf altijd dvër» vlöedigé gèlegeriheid zijd; 8rrl ïijfiè" rfiildadig'HêicI lë betoónen s eri j dö6r zig'v'afl dëidëri gèfihgtthri der liefdepligteri te kwljtèri t Mig të öefenérl ëfi fe bSfeWaameri' tót &ê VërHëVëriër é'fl ëlgëülljk'ë Wëfi kén dér liefde (*^f « Ëfi wsiaförii ttfg foiidèfi éë (*) i\è mijne! ver», in f |£i,%#J Wefkëü ÜftiSï tj. bU ngi.ROQGS. a, f-. bl. 79. e  *C 34 > kosten van het onderhoud der armen vin de Irigezeteren moeten gevorderd worden do.T gene* ceip-eerde contributien? Zullen de gewoone armeni'ondfen.met bijvoeging van gelijke fomm-n gelds, als bedrasgrm hebben die onderftandgelden, welken dezclven tot nog toe genooten, niet toereikende, meer dan voldoende zijn voor het onderhoud det Armen, zonder collecte, zonder gene-' cespteerde contributie? B;j een goed, en op de Staatsregeling gevestigd, Beftuur , twijfel ik voor mij daaraan geen oogenbÜk. Dan het tegendeel gefteld zijnde , zoude deze weg , die mij niet minder haatelijk en ongefchikt voorkomt dan anderen, wel behoeven ingeflagen te worden? het werd ten minften bij Hollands Staaten en bij plaatslijke regeeringen eertijds andêrs begreepen. De eerste zonderdtneen zeker bepaald gedeelteder jaarlijkfche gewoone belastingen daartoe af; zoo deeden ook vtle fredelijke regeringen; en die belastingen, welken tegenwoordig, in zommige plaatzen , direct ten behoeve der Armen gebeft en aan de Armenbeftuur» ders worden verantwoord, werden eertijds ten bate der Steden geheft, en door dezelven, 't zij geheel, 't zij gedeeltelijk ten behoeve der Armenkasfenbekeeid. Waarom zoude men daarin verande. ring willen cf moeren maaken ten tijde, dat men anders voorneemens en door de Staatsregeling gehouden is, om een algemeen plan van belastingen te ontwerpen en in werking te brengen ? Of zijn de Staatsbelastingen genecesfiteerde contributien? Ik meene van neen, en boude ze voor het regtmatlg en verfchuldigd aandeel, welk ieder Inge- ' 28-  < 35 > 7eteri * naar mate vari de bij hem genoótén bé* fcherming, draagt iri den algemeenen last des Vaderlands. De onderfland tot de noodwendige behoeften van den Staat is eene geheiligde fchuld van ieder Burger, ter vergoeding der befcherming, welke bij geniet (*)♦ Tot dien algemeeneri last of die noodwendige behoeften van den Staat behoort het onderhoud der Armen. De Maatfchappij bedoelende in alles de welvaart van alle hare Leden , verfchaft arbeid aan den nijverèn, onderftand aan den onvermogenden (f). 3°. Eene derde zwaarigheid wordt daarin gefield: dat zelfs de gedaane aanvraag der aanwezige armenfondfen onder en bij de nog fubfilleerende corporatien eene zeer alarmeerende vreet alomme verwekt heeft — dat men te gemoet zier, dat de belangneeming in hét godsdienflige, doordort misfchïen aanftaanden ommekeer, weinig Winnenj maar 'er onnadenkelijk veel bij verliezen zal — dat de beste Vrienden der waarheid 'er zig naauwlijks iets van durven belooven — dat de beftuurders der Gemeentelijke fondfen, dit geheel eh alomme uit liefde doende; om' der armen Wille ± zoo tegenwoordige als toekomende , uit daz;n\ hoofde alleen bij uitftek bezorgd en bekommerd zijn , dat niet het tegenwoordige en opgelegde, dat nog lange zou kunnen baaten, zeer fpoe- dj* (*) Zie mijne Bedenkingen óver eene algemeene Bt* lüsting. bl. 3. Cf) Verg teylers Verh.a. b. bl. 157. en Proevi tan Metoog bl. 34. e a  < 3<5 > dig fmelte, en de ijver tot in ftandhoudendé mé* dewerking fchroomelijk vcrflaauwe — dat zelfs bij de bedeelden, en bij hen, die, zig nu nog geneërënde, eerlang in het geval zonden kun- ett komen, om onderftand te behoeven, dezelfde fcrupule niet minder allerwegen heerscht — dat zij luidkeels hunnen ernftigeri wensch aanduiden, dir toch de gevreesde flag afgekeerd, en de onderfcheideh kasfen óf gefttgten der Gezindheden, de beftendige toeVlügt Voor de respëétive le !en der genootfchap-pen blijven mogen, als waaruit zij meerdere zekerheid voor het toekomende, dan uit eenigen anderen nu nog ongewisfen maatregel, zig a'zoo meenen te mogen en te' moeten belooven. hl. 12. f)eze zwaarigheid wordt met deze woorden op-) gehrft: „ Is 'er eens beflootcn tot eene aforee„ k'nge van het aanweezige , op gewaacde en „ twijfelachtige gronden, hoe zullen ae zaaken' „ dan ooit daarna tot haar geheel gebracht, en maar draaglijk wedlf op'gebouvvd kunnen Wor„ dert?'r 'Dit zal niemand tegenfpreeken'; maar' even min kan tegengefproken worden, dat, als 'cr eenmaal beflooten is rot inftandbouding van het tegenwoordig foederatief, vérbasterd en tegen de Staatregeling aanloopend armenbeftuur, op gewaagde en twijfelagtige gronden, hoe als dan de zaken daarna ooit tot haar geheel gebraglt , en maar; eenigszins draaglijk, overeenkomftig denduidelijken •wil des Baraaffchen Volks, in orde gebragt en geregeld zullen kunnen worden ? Maar wat deze ophef betekene, i? niet te bevatten. Is het volgends den aart eens algemeenen Nationaalen arraenbeftunrs* voW  < 37 > volftrekt noodzaaklijk , dat het ingevoerd worde, alleen om dat daartoe beflooten is, zonder vooraf de wijze van invoering te overweegen ? Of heeft irwn va he tegenwoordig of eenig volgend vertegenwoordigend Lighaam te verwanen, dat het hi rt. e zal bef!uïten, en zijn befluit, op gewaag, de en twijfelagtige gronden, doen ten uitvoer bren* gen? En wat de aangevoerde zwaarigheid zelve aangaat: het is duister, of dezelve gezocht wordt ia het algemeen beftuur, in de ineenfnieking, of maar in de gedaane aanvraag na den ftaat, der aanwezige armenfondfen, Het laatfte is niet te denken, daar het vertegenwoordigend Lighaam in deszelfs decreet, van aq Sept. 1798,. waarbij die opgave is gevorderd, 'er bij voegt: onder uit„ drukkelijke verklaaring, dat deze opgave zal ge. ,, fchieden zonder prejudicie, en onverlet het ge„ fuftineerde recht van elk Kerkgenootfchap, als, „ blijvende het zelve onbeflist, tot zoo lang dc Veraadering zig deswegens zal hebben gepto. „ nuntieerd.."Hoeechter deze aanvraagalomme eene zeer alarmeerende vrees heeft kunnen verwekken, is onbegrijpelijk;, daar deze pVegngé verklaaringgedaan , en bij d,e A&e..van Staatsregeling, art. V. der additionele artikelen bepaald is: alk andere Kerkelijke Goederen, door vrijwil'ige gift, erf maaking , inzameling of aankoop , bij eenig Kerkgenootfchap verkreegen , worden ais het wertig eigendom der bezitteren erkend, en als zoo lanig aan kun verzektrd.\nditr\ dushet WetgeevendLighaan zig t»p deze wijs verklaart, en alleen de armenfondfen vaa C 3- «ite;  «C 38 > alle Kerkgenootfchappen, voor zoo verre deze!» Ten aanwezig zijn, te gelijs met de armen overgaan onder het nationaal beftuur, f en meer kan de natie ingevolge bovengem, art. niet vorderen) war grond k'n dit dan geeven tot eene zoo zeer alarmeercndevreLS, daar de Staatsregeling boven dien eens ieder eigendom waarborgt (* )? Dit fthijr.en die beste vrienden der waarheid, waarvan hier wordt gefproken , r.iet bevat te hebben. Deze zo zeer alarmeerende vrees bepaalt zig dus of tot het nationaal beftuur, of tot de ineenfmelting; want gelijk reeds is aangemerkt, dit wordt niet behoorelijk onderfcheiden; maar meestal verward. Doch daarvan belooven zij zig niet veel goeds. — Dir zij zoo; maar hebben zij het ftuk behoorelijk onderzocht; de zwaarigheden van alle zijden bezien ; en beide ftelzels, het tegenwoordig bedorven . en het toekomstig verbeterde, met de ver' worpen en aangenomen orde van zaken overwoo» gei ? Zij, die dit voor noodeloos en als niets ter zake doi nde befthouwen, doen daaraan te regt twijfelen. Ik verhielde mij ook te behooren tot dë beste vrienden van waarheid, hoogachters van den Godsdienst, en liefhebbers van het Vaderland, die vatl aar zijn voor overtuiging, en ik beloove mij daarvan zeer veel goeds in alle de zoo. even gezegde betrekkingen, en niets goeds, maar wel OLbedtnkelijk véel nadeels van het tegenwoordig -tt ^ «F .-.-u f St , ' |gg» (*5 Art XL, der Burg. en Staatk. Grondregel.—. 0*eï de Ke !'e ïjke Fondl'en zal in het vervolg nog. gelegenheid zijn nader mijne g«dasbicu te aeggea.  < 39 > bedorven Armen beftuur, welk noch met beginzelen van Godsdiest, noch met gronden van Rfgeering, noch met derzelver belangen ftrookt. De gronden van dit mijn geloof meen ik genoeg ontvouwd te hebben , zoo in het ree-is gezegde, als in de door mij aangehaalde gefchriften , en welke ik door de hier voorgedragen zw.iaïighedmen bedenkingen niet wederle^d vinde. — Maar h>e in deze zwaarigheid mede opgeteld kan worden het te gemoet zien, dat de belangneemirg in het Go Isdieriftigè,' door den misfchien' aanftaandén ommekeer, weinig winnen, maar onbedenkelijk' veel verliezen zal, is in ei-ne vaordragt 'van de Burgers dé vos c f. boven alle beva-fin'g. Hoe ? ziï de op^nbaare eerdienst (wan: i;ivvendigen Godsdienst kunnen die Burgers bij'geene mogeMj'-hei 1 bedoelen) 'er niets bij winnen, maar onbedenkelijk veel lijdm, wanneer de onderfteuning genieunde Kerkgenooten vo'ortain niet meer, op bedreiging van verles van ond'erftand" genoodzaakt zuilen worde i ter Kerke te gia'->;" iets, welk il'-gts in kline Genueiren' ingevoerd, maar dat ze'fs niet dan met zeer groote rrtoeite en onder menigvuldige uitzonderingen, volvoerd kan worden ? i n indien dit onwaardig, en met den Geest van den Godsdienst onbïfta inbaar, dwingen den verheven naam kan verdienen van belangneeming in'het'G d-dienftige ; zoude het dan ook nu geen plaats kuinen hebben V zoude men-zulks niet op een beteren, meer gefthikten voet kunnen inrigten ? — O" zouds dat onbedenkelijk veel lijden daar in gelegen zijn , omC 4 d&£  *€ 4<* >„ dat men ter. dier gelegenheid geene. inzara£j-m& meer doen zal ter onderfteuning onzer, noodlijdende natuurgenooten % Welk verband is hier tog* tusfchen cjeze, mijns inziens, met elkander zoo onheftaanhaare zaken ?. En welk is het gevaar? Dat een, hovaardige of gierigaart 'niet meer met een zelfs-, bedriegende hand en trotfche houding kan laaten hooren , dat hij boven anderen uitmunt in grootte van gifte, of tegen zijns gelijken in vergatiglijke fcbmen kin opweegen, en om die reden de onderlinge vergaderingen verlaaten? — Zij verlaaten dezelven , want zij behoorden tot. kaar niet ; mpar ieder waar, vroorn Godsverëerer zal daarom juist des te vlijtiger opkomen, wel weeiende, da,t. hij elders en op andere tijden overvloedige gelegenheid heeft, om met de daadm re toonen, dat hij die beginzelen, welke hij belijdt^ getrouw en ftandvastig agtervolgt — Ik a.chfe bet niet nopdig, om de hier zpo breed voorgedragen bekommering der beftuurderen yan gemeentelijke fondfen te, wederfpreek.en. ' Daarvan, is ds genoeg gezegd ; alleenlijk zal ik. dit aanmerken , dat her. wegfmelten der tegenwoordige fondfeo, die anders nog langen tijd zouden kun» nen bgaten, uit den aart en de algemeenheid, van het beftuur en uit de natuur der ineenfmeltinge. rjet mogelijk i<-, en dat de medewerking ter inftandbouding datrvan piet meer te pasfe komt. —. En onder de Bijrgeisj, die dtze voordragt gedaan hebben,,zijn 'er, ei? weten, dat zekere fondfen behouden geweest zou'en zijn, indien zij oi>der, al^emtea. beftuur geftauu bad^n ? maar dat zij  < 41 > m te nfet gegaan zijn, uit hoofde van de eigen en vrij' beheeiing daar over. -r Ieder vriend va.n W arheid en recht moet wenfchen, dat die on»..tuurlijke erfmaakingen, waarbij men al zijn goed d( n Ai men geeft , eenmaal ophouden ; waare Godsdienst leert ons, dat zij. zpnder liefde gedaan kunnen worden ; en de ondervinding, welke rampzaligheden zij in de familien hebben berokkend. — Dat zij , die hij hunne Kerkgenootfchappen werkelijk eenen milden onderftand vinden, of begrijpen, dat zij daartoe eenmaal hunne toevlugt zouden kunnen neemen, tegen een algemeen Armenbeftuur een luide kreet opheffen, is, waarlijk niet te verwonderen, Deze zoort van lieden was ten allen tijde en in alle zaken voor de oude Conftitiitie ; thands vinden zij brood en geld zonder werk; bij de nieuwe orde van zaken zouden zij. moeten werken., Eenige arme lieden fpraken eens met d^n ander ©ver het beste geloof; daar over hadden zij op hun-j oewijze geredent wist, en konden.de zaak n ie eens-., worden, tot dat één hunner ontegenfprekelijk bewees, dat het Geloof der Doopsgezinden het besïe. was, om dat mep daar het rijkelijkst gaf. — 't Reinonftranfche Geloof komt zekerlijk hier zeer. nabij. — Zij wenfchen den gevreesden. flag afgekeerd te zien ; want zij houden het met het oude, {'preek woord t het is beter één, vogel in de hand, dan drie in de lucht. 4". Als zwaarigheid wordt al verder voorgedraageri: dat alle befchikking tot vrijwillige Voorziening ijl den grooten nood der Armen totaal zal ftilC 5 tf.aan.x,  « 4** >- Haan , van fier óogénblik af/da: fflen gr de matige hand op lëgt/zo-dat er nie-r-s té- wagten zij van alle die goede vrugten, welke de particuliere lief. dadi^heid, öödèf aiie zeer te beklaasrene gebreklijkheid, toch van oudsher iri-Nederland-hééft' voortgebragt, — en dat het belang deF Natie vordert , om die afzonderlijke liefdadigheid te'haridhaaven en aan-te moeiigen; bl. 25. Ii: dien dit betekent de medewerking ter in ft andhouding-dés Armenfondfen v om Wj bijzondere gelegénheden-büiteng^w-o'örie-giften tsdöen," dan'vale het in met dat geen', welk reeds wederlegd BfiROltii Dat door - Armbe-zOrgeTs va¥r gevestigde1 Arnwnfondfen, ;'t' zij Kerkelijke- óf anderen', nu öf dan, aan dezen" öf generi eën'e buiteirgewdórie giftef wordt iSttgéreikt, kan immers met dén naam vari ^öndferlijke mïldadïgheid niet beftempeld worden, en alzoo hier niét bedoeld-zijn. Maar bedfoéït-réén 'er ^niedé; - om,' 'gelijk dit'in eeneen 'andere''Kerkgemeente'plaats-hééft, een afzord'e'Tjk fonds te hebben, welk nier zoo zeef :gt fchikt- is tot het uirreik-'eh 'van gewooren wetkfijkfehen oriderftand, als- wel om door eene aanmerkelijke" gift in eens te-vóórkomen,-dat'eën b?aaf man" niet tot armlede vérV'alre; dm ;möet ik vr'aagMj':-wat-:heeft zondanige 'Waarlijk nrthiartige fcbikitin'g; 'in "-dén: échten geest der' broederliefde gfgroftil •J*a°^fo|j fenwens met%err A^më'nAeftuur'? Waa om zouden pari uliere 'asfóciatien tót zulke' goede óSgmë'^én'1geheel të n'ieté'giiari'T waaróm jóuden V) r.iet kïinri n blijven: vodVtdüurén,' en* selfs ftaan o'nd^r het beheer van kerkelijke perfoo- nen3  < 43 ^ neimits zij niet misbruikt wierden tot vast bepaalde en geduurig heihaalde onderfteuningen (*). Bedoelt men hiermede zoodanige vrijwillige voorzieningen der afzonderlijke mildadigheid, als nu en dan in ons Vaderland plaats hadden ter gelegenheid van harde .winters, overftroorriingen of dergelijke algemeene rampen ; ook hier ziet men het verband niet, noch eenige reden, waarom de medelijdende Bataaffche Natie dit goddelijk gevoel volftrekt zou-r de moeten verliezen of gewillig afleggen, omdat" de Diakonen van de onderfcheiden Kerkgenootfchappen niet meer het beheer hadden over de gewoone onderfteuningen der armen en behoefrigen. Doch gefteld, dat dit gebeurde;-zoude het Bewind als dan geene middelen in handen hebben, om hierin te veorzien? — En zoo dergelijke tegenftrïbbeling al in den beginne plaats had; het Nationaal Karakter zou dit niet lang uithouden. De afzonderlijke, in dezen bedoelde, liefdadigheid zou wel voor eeiV korten tijd in fiaap gewiegd, maar niet uitgedoofd' kunnen worden. Zij is uit haren aart vatbaar voor ontwaaking en aanmoediging; en haar re leiden is a'tijd inde magt van-het Beftuur. Ik zeg metopzer, de in dezen bedoelde afzonderlijke mildadigheid i want de onderfteuningen door aè Diakönijen der ond-rfcueided' Kerkgenootfchappen ( indien die doof het Beftuur verweezen worden om hunne aVcöjP Kerkgenocitert te onderhouden ) zouden, zo zij im>3 Bier dien naam hebben kuriiien draagert, alsdan ze* ker (*) Rogge wil juist zoodanige, vrije liefderijke fchikkingcn de plaats ' der gewoone bedoelingen doea vervangen. Armen Kinderen van den Staat, bl. 70.  *C 44 > ker niet meer als werken van liefdadigheid be-, fchouwd kunnen worden— En de eigenlijke afzon» derlijke mildadigheid, dat is die, -welke niet ge» fchiedt door de gewoone bedeelingen, maar welke ieder gevoelig mensch, tot zelfs de armfte en be-, boeftigfte niet uitgezonderd, zelf befchikt, kan en zal niet ophouden, al ware de ganfche NatL* op hef oogenblik, dat de ineenfmelting wprdr. te werk gefteld, ten uiterften misnoegd, • 5°. Als zwaarigheid wordt verder voorgefteld: dat hij, die eenige menfch>nkennis bezit, van een generaalArmenbeftuur, hoe fraai ook gewijzigd, niet kan verwagren, dat hetzelve beter,kan zorgen, te-, gen luiheid der bedeelden, dan thands gedaan wordt; maar da,t het zig van dien kant laat aanzien, dat alles zeer ten ergften zal vermenigvuldigen, . luiheid loopt tegen het oogmerk der tegenwoordige Inftltuuten; zij bedoelen even lterk goede Ingezetenen voor den S^aat aantekweeken, als het beste, generaal Directoire dit ooit kan wenfchen. —r% Alles, wat daar tegen aandruiseht, is mislukking guiten inzigt, naardien de Beftuurders altoos door eenig hier zeer loflijk esprit de corps, beheerscht; worden bj. 25. Hier wordt waarlijk veel gezegd, niets beweezen.- Luiheid moge aanloopen tegen het oogmerk der tcgenwoord;se Iuftituten nopends de Armen; de, inrigting is .daarom , ve-'lal, helaas! zoodapjg, dat dy luiaarc maar al te fpoedigbrood vindt c*)^ Dit Rog eE f.ya. |: bh 21, 23.  < 45 > bit leert de dagelijkfche ondervinding, zoo wel als dat het esprit de cbrps dier Inftituten meer dweepers dan goede Burgers" voortbrengt. Als de Nitié e'h hare Vertegenwoordigers zien, welke önmeetelijke fchatten door de tegenwoordige gefmaldielde Armenbeftuufen aan de Afmen befteed worden, en hoe het èsprii de corps daartoe eigenaartig aan» leiding geeft, en de eene Gemeente al meerder" bedeelt dan de andere C*) '■> dan zal de nood en bekrompen ftaat van 's lands kas ons wel„ nóödzaaken, om de bedeelingen in te krimpen, door den genen, die daartoe door ouderdom of lighaamlijke gebreken niet buiten ftaat zijn, arbeid te verfchaffen: en de luiaaft, die ziet, dat er voor hem geene gelegenheid meer is, om "zig de perfoonlijke barmhartigheid van dezen of genen der Armenbezorgeren of van anderen, die op denzei ven invloed hebben , ten nutte te maaken, en dat er voor hem gee» ne andere keus is, dan vrijwillige arbeid met behoud van vrijheid of gedrongen met verlies van dezelve, zal tegen wil en dank het eerfte verkiezen. 6o. Dé f*3 Welk Armenbeftuurder weet niet bij ondervinding , dat rijkelijker bedeeling bij andere Cnftituteir,' dan bij het zijne, hem dikwijls onaangenaame moeilijk-' beid veroorzaakt heeft. Wanneer man en vrouw tot twee onderfcheiden Kerk- « gènootfchappen behaoren , winnen zij hierbij altoos4 eh genieten meer, dan die tot hetzelfde Genootfchajy behooren. Die met opmerkzaamheid aan het Armenb'eituur geweest zijn , hebben dit insgelijks bij ondef»' [ Vièding* altijd bnwaarhe'ia gevonden.  < 45 > £*, De laatfte zwaarigheid is zeker de gewigtigfi:»; en hield ze fteek , zoude zij al heel veel afdoen Zij is deze. — De gevorderde opgave zal. het generale deficit der tegenwoordige Armenfondfen adoculum ten ailerlterkften betoogen — alzoo zoude de Staat zig met een geweldig kostbaar armenweezen, althans ia deeze tijden van fchaarfchefinantïen, noodeloos bezwaaren — dit kan door .belastingen niet goed gemaakt worden, omdat men dit niet zal durven rvaagett — dezen zijn ook ligt te ontduiken. 't Ook moet echte Staatkunde de geringeren menageer en ; en wil men 'er dezen onder betrekken, zal de heffing allermoeilijkst, fchier onuitvoerlijlc zijn. — De geringeren en ontzachlijk nombreufe clasfe der dienstbaaren geeven nu telkens vrijwil-» lig (bij de colleften in de Kerken; iets tot onderftand; dit ftijft aanmerkelijk, maar zal geheel ophouden, als de publieke opinie wegens de befteeding gedwarsboomd wordt ; vooral wanneer alles louter in het oog vak als e?ne nodehoze fuppletie van *jt Lands Cas, die men meent, dat nooit gebrek heeft, en het noodige haak uit de lengte of breedte, bl. 26. ■ Het armenbeftuur, zoo als het tegenwoordig is gefteld, is, buiten kijf, geweldig kostbaar. De fondfen zijn' allen te zamen vereenigd , zelfs met dia rijklijke en overvloedige fondfen van eenige weim'ge Steeden, Dorpen of Kerkelijke Gemeenten, met alle de Huis- en Kerk-col letten, met alle de 's Lands ;en plaatslijke onderftand gelden, met alle de daaraan toegewcezen belastingen, niet beftand tegen het deficit, welk nu jaarlijks plaate heeft 1  < 47 > heeft; ja hier tegen zoude met den tijd de ganfche fchat van den Staat niets vermogen, indien het armenbeftuur bleef op den teg, nwoordigen badorven voet. 'is Lands finantien zouden en noodeloos en boven vermogen bezwaard worden; geene genoegzaame belastingen waren uit te denken, om daar in te voorzien. — M.'ar dit is de vraag niet. De inrigting van het'armenbeftuur moet gansch an» ders gefteld zijn ; welk, gefchiedt het naar behooren, veel onkostbaarer zal kunnen en moeten zijn , dan het tegenwoord;ge (*). Dit fchijnt men niet onderfcheiden te hebben. Er zal geene groote, veel min noodelooze fuppletïe uit 's Lands kas vereischt worden. Hoeveel ditzoudebe» draagen, wanneer zoodanig plan wierd ingevoerd, als door mij .elders ruwelijk gefchetgt is , kan bij geene mogelijkheid vooraf bepaald worden door een bijzonder perfoon, die geenen toe_>ang heeft tot de daartoe noodige belcfieiden. Maar zoo ver ik bet ftuk berekend heb, zoude het mij veibaazen, indien de door mij aangeweezen fondfen van een nationaal algemeen armenbeftuur, in den beginne, meer dm voor een vierde gedeelte uit 's Lands kas zouden behoeven gefuppleerd te worden, en met .(0. den (*) Zoo veel de natuur der zske zulks gedoogde tn vorderde , is dit aangetoond in de boven aangehaalde werkiens: als tuede in het Finanüeel Rap» pórt wegens den Staat der gefut>fidieerde en gtfubordineeide ge(li?ien te Leiden, op den 19 Maij ),"95« door het Committé van Finantie en üaderttand gedasa aan den provifioneelen Raad. bl. 57  % p w $ëti tijd niet voor het geheel toereikenden zondert Zijn. — Het gene hier verder gezégd wordt wei gens de belastingen, vervalt, mijns inzieris, geheel , of is bereids opgelost d oor het te vooren gezegde. Maar het geen ook nog als een b'ezwaafwordt voorgedraagen wegens het vrijwillig bijdraagën door de giften der géringefen én ontzachlijk nomi breufe klasfe der dienstbaaren, en het ophouden daarvan, als de publieke opinie wegens- de befteedirig' gedwarsboomd wordt, is moeilijk te bevatten, waar toe het dient, óf wat'er'doörbeweezéhirioët worderi: De publieke opinie moet zeker geëerbiedigd worden; maar wanneer ze of geheel dwaas en valscS is, of geheel eri al tegen de orde van zaken aanloopt, en ftrijdt met de gewigtigfte belangen, gelijk het geval is met dé hier gezegde publieke opinie weegens" de befteeding; — dan mag, dari moet ze gedwarsboomd worden. Ieder kundig eri v eerlijk man, en bijzonderlijk het Beftudr is daar toe gehouden; zoodanige publieke opinie toe te géeven, ware de fchreeuwendfte, ofi vergeeflijke misdaad jegens den Staat. — Ook fchijnt men niet te bedenken, dat, bij een algemeen nationaal ar» menbeftuuf en bij ineenfmelting; alle huis- eri kerk-collecten ten behoeve der armen van zelf eri terftond ophouden (_*). Indien de aart der zaake dit niet medeb-agt 4 zoude de wisfelvalligheid van zodanige collecten derzelver affchaffing noodwendig vorderen (f). En, (*) Zie Memorie van Cónfideratien en Adv*jï hlieê ageer als bijlage geplaatst. (f) Zie B.OGSS «. *. bl. i/f.  < & En, al ware het, dat zij, tegen de natuur der zake aan, aangehouden werden , dan nog zoude de zwaari gheid, finantnel hcfchouivi-, van weinig gewigt zijn. Finantieel befchouwd zegge ik; want verre zij het van mij, den penning der arme weduwe niet te berekenen % neen, door de uitmuntende les van den grooten kenner der Menfchen onderweezeni, acht ik dien hooger, dan de rijkelijkfte giften der vermogendennen de geduchfte vaste fondfen van alle Armenbeftuuren. Neen, hoe aanmerkelijk ook die penning zij , dezelve zet hier in het onderhoud der Armen geen kragt bij Hoe groot ook het getal dezer geringere» en ontzachlijk nómbreufe clasfe van dieristbaarea zij, het zal zeker iederen Zondag niet boven de driemaal honderd duizend Kerkgangers bedraagen, en derzelver giften, ieder gefteld zijnde op een halven fhu% ver, zullen niet meer beloopen dan viermaal hon* derd duizend gulden ineen gansch jaar ( * ). Voor* waar een zeer aanmerkelijke lom in bétrekking tot de geevers; maar te gering, om iets te beduiden in den verbaazenden fchat, welke tot On« derhoud der Armen vereischt wordt. —- Bovendien zullen deze lieden hunne giften veel beter kunnen befteeden. Zij zullen den openbaaren eerdienst bijwoonen , en het hunne ter goedmaakhige van deszelfs kosten bijdraagen, Of zoude dé Staatsregeling bedoeld hebben; om den Hervormden op te leggen, dat zij zoo wel de kosten van hit ëeu (*) Rij een minder getal ert mindere giften fgelijS w»arfchijnehjls is) wordt deze bijflag ook toiader,  ' KC 5° > %en ats van het ander zouden draagcn ? Dit Ware 'het fchreeuwendst onrecht ; en voor het Hervormd •Kerkgenootfchap onmogelijk te draaien Zij zouden dan reden'hebben óm' de omwending en de Staatsregeling te vloeken, daar zij nu voor hun één der gezegendfte gel'chenken der Goddelijke Goed"hetd kunnen worden. — Dit te betoogen wenschte ik hartelijk hier te kunnen bijvoegen ; maar tijd "noch -gelegenheid vergunnen mij'dit. (*_) Ook is dit bereids door anderen aangetoond. — Di orde Toept mij, om thands de uitlegging 'te onderzoeken, welke-aan de XLVI1. en XLVIIÏ. artt. b*er 'burg. en ftaatk. grondregelen gegeven is, en die aan de Staatsregeling re toerzen. Hie-'-n hoop ik korter te zullen zijn , dan ik tot nog toe heb kunnen wezen, fchoon vooraf nog andere z.vaarigheden opgeruimd moeren worden. De uitlegging, naamlijk, in de voordragt aan voorf. artt. gege-ven.,.r.us.t_ten.deele gg it^fflHj» kingen van het onderwerp voor handen met andere voorwerpen , waarvan fa de acte van Staatsregeling gehandeld wordt; en daaruit worden zwaarigheden ontleend, zoo wel tegen de zaak als tegen de bedoeling en den zin van de letter en den ■geest der Staatsregeling, welken, da voorftander» Van algemeen Armenbeftuur en ineenfmelting 'meenen, dat aan dezelve gegeven moet worden. 1°. Het inwendig fehijnbaetr gelijke zoude een 'groote disproportie, hier tot bevoorrechting, daar fcot druk opleveren ; waare en beredeneerde gelijk» (*) Verg, Proeve van Betoog, bl. i£.  ^ 51 > ïijkheid vorderen, dat in Overtjsskl en in A& stkrbam de gaven of de verdienden juist zeer ongelijk en ver uit eenloopcnd zouden moeten zijn. bl. 15. • Wel nu ; wie ontkent dit f maar volgt het tégeiueftelde uit een algemeen beftuur? Geenszins; maar wel.dat de Armen inOvf.rijssil en Amstiw»am op gelijken voet, volgends deszelfs algemeene yoörfchrïftén en plaatslijke' befchikkingén , worden behandeld. Hebben de Armen niét óvèral hetzelfde noodig ? Is drie ponden broods in Amfterdam ligter dan in O^erijsfel ; dékken dè klederen in Amfterdam minder dan in Ovérijsfel ? Het brood kost in Amfterdam, uit hoofde van het tegenwoordig belastings wezen , meer dan in Overijsfel ; maar wat gaat dit den armen aan? Moet er,behalven de toedeeliug van brood en klederen, ook eenige onderftand in geld gegeven worden; het fpreekt van zelfs, dat hier "gelet moet worden op den prijs der levensmiddelen 'en noodwendigheden in de onderfcheiden plaatfeni alwaar de Armen zig bevinden. Dit heeft irhmeré 'nu ook plaats in het oud Provintiaal Armenbeftuur „ welks kas ook tegenwoordig uit 's Lands kas ón« derfteund wordt ? En de meerdere kostbaarheid komt nu, volgends het, in dit opzigt nog vigeercrid, foeAeratifRegeringsftelzèljVoor rekeningvan iedere Plaats; in dat van inwendige eenheid komt alles ten laste van de ganfche Natie. — Dit onderfcheid in den prijs der toegedeelde leevensmiddelen en^andere behoeften zal immers ook plaats moeten hebben in dat gedeelte des Armenbeftuurs, welk, volgends deze  *C 5* > -voordragt, zoude blijven bij of overgaan tot het •burgerlijk Bewind ( * ) ? Kan het in dat Plan be* dlaan; en kan het Beftuur over dat gedeeke def Armen algemeen, Nationaal zijn; waarom dan ook niet, als de zoogenoemde Kerke-ledema en met de niet geprofesfeerden onder één en hetzelfde B=tuur zijn? maar hierover in het vervolg nader ( !)• 2°. Men C*) Zie bl. 29. • (t) Tot hiertoe was ik gevorderd, toen mij, öp Wijne. tourbturte, in mijn leesgezelfchap in handen kwam de N. A Konst^ en Lcttcr-Bodt van 30 Nov. 17p8. No, 257, in welken deze voordragt van de Burgers de vos c. f. niet alleen groótlljks wordt toegejuicht, en verzekerd, dat de des bevoegde, den Re'daóteur bekende , beoordeelaars daarmede inflemden , maar ook verklaard, dat hij niet twijfelde, ,, of elk ,, een, die gezand verftand bezit, en wiens oordeel ,, niet geheel en al door eigenbaat verblind is, zal „ dezen voordragt leezende, in zijn daarmede over» eenkomftig gevoelen niet weinig verfterkt, of, in „ gevalle van tot dus verre verfchillend inzien , vaa „zijne dooling geredelijk terug gebragt worden." Dit gelezen hebbende, legde ik terftond de pen neder, en onderzocht, of ik, door te groote eigenliefde verblind, ongegrond aanfpraak maakte op die mate van gezond verftand , welke ik , met dankzegging aan den Schenker alles goeds , meende ontvangen te hebben; en ik vond geene reden, om de gave te loogchenen, welke mij gefchonken is. 'Verder onderzocht en vergeleek ik andermaal het (luk in gefchif, «n kwam tot hetzelfde befluit. — Hoe eigenbaat hier tepasfekomt, begri,p ik niet; op mijne vrienden noch mij zeh-en, met welken ik over dit onderwerp eea- gemniig denke , heefc dit geen vat.  < 53 > 2°. Men vergelijkt het Armen - wezen met dat van Koophandel en Opvoeding; men bepaalt zig daarbij echter. gelijk deze misflag doorgaands begaan wordt, tot het reg'len van het Armenbefluur, naar luid van den X L V111. Art., terwijl men 'er telkens vergeet bij te voegen de woorden van het XL VIL Art., dat de Maatfchappij onderftand ver* Jbhaft aan den onvermogenden ; men doet hét voorkomen , als of de Voorftanders van een algemeen Nationaal Armen-beftuur, uit dat re gelen het befluit opmaakten: daarom moet alle bijzonder Befluur ophouden: en dan maakt men deze toepasfing. „ Genomen , dat een Artijkel ons onder navolgen„ den vorm te vooren kwam: „ het Vertegen„ ,; woordigend Lighaam regelt den Koop,, „ handel, of het Onderwijs over de geheele „ „ Republiek Wie toch zoude het dan ooit in ,, „ het hoofd gekreegsn hebben te vermoeden, „ „ dat de zin hier waare of ooit zijn kan: alle „ „ privative Koophandel of Onderwtjs is verbo len ; „ „ de Natie eigent zig dit alles ganfchelijk toe, „ „ en hier zal flechts éétüi enkele erNH:?iq zijn, „ ,, waarin elk naar zekere geregelde voorfchriften „ „ alleen zal kunnen participeer en'''' ". Neen ,, de zin zou zijn; een iegelijk in het zijne voorts ,, onverlet blijvende, maakt het Wetgeevend Lïg„ haam eenige algemeene en billijke verordeningen, „ de gemelde zaken betreffende. — En waarom ook ,, dit zelfde niet geloofd met refoeft op het fujét der „ Armen?" bl. 16.— Eenvoudig, omdat de voorwerpen niet van dezelfde natuur zijn.. Al fprak de Staatsregeling, in betrekking tot het Armenwezen,,. D 3  «C 5+ > «Heen van regelen, dan nog zoude dit regeten iets anders moeten betekenen in betrekking tot Armen* beftuur, iets anders in die tot Koophandel en Opvoeding. Dezen kunnen, uit derzelver aart, nier anders zijn dan her. wvrk van allen en een iegelijk, dien het bijzonder aangaat; maar Armenbe'luut is eene algemeenheid, welke tot niemand in het. bijzonder behoort, en door niemand kan uitgeoefend worden , dan door hem of hun, aan welken het door de Wet wordt toegekend (*). Maar wat de vergelijking zelve aangaat: zij komt in het geheel riet te. pas; Wan: de Staatsregeling met zeer duidelijk onderfcheiden woor. den van deze verfchillende voorwerpen fpreekt, en daardoor ontegenzeggelijk getoond heeft, dat zij zig over die verfchillende voorwerpen geenszins, eene gelijkfoortige zorg en bemoeijenis heeft bedongen, of aan het Vertegenwoordigend Lighaam voorbehouden; maar geheel van, den anderen onderfcheiden , en gefchikt naar en beantwoordende ,aan de natuur dier voorwerpen zelvcn. Dit, meen ik , vordert bi'lijke en gezonde uitlegkunde. — De Staatsregeling zegt van het Armenwezen: de Maaifihappij verfchaft onderstand aan den o>verv!OG2NDen, en beveelt aan het Vertegen, woordigend Lighaam het regelen van het Armen}efluur over t;e geheele R publiek, het bepaalen der. algemeene voorjchriften en plaatslijke befchikkin■geu. Van den koophandel: de Maatfchappij wil (*) Rocce betoogt dat het Hoogst Beduur alleen >tct die zorg bevoegd is. t. e, p. bl. 30 en volg.  < 5.5 > •wil de fioediglte en kragtdaadigtle inrigtingen, waardoor de koophandel zal worden bevorderd. —* van de opvo'edipg: * Maatfchappij wil, ito verlichting en befchaaving onder hare Leden zoo vf.jl mogelijk bevorderd worde, en beveelt aan het Vertegenwoordigend Lighaam,.het maaken van zoodanige inr.gtingen, w <.arduor het Nationaal Charakter ten 'goede gewijzigd, en de goede zeden bevor-, derd worden. Wie ziet hier niet het hemelsbreed, onderfcheid, welk 'er is tusfchen deze verfchillende, voorwerpen, en dat hetzelve door de Staatsregeling zeer wel is in het oog gehouden ? De vergelijking gaat geheel en al mank, en de gevolg-, trekking is volkomen valsch; maar beiden waren redeneerkundig juist, als wegens Koophandel en.' Opvoeding dei gelijke woorden gebezigd en artijkels geplaatst waren, als omtrend het Armewezen. ' D.m moest er van den Koophandel als. van het Armenbeftuur (laan, „_ Be Maatfchappij , verjchaft vertizr aan den nijveren Koopman, en " pelt den onvermogenden daartoe in Paa' door " >s Lands geld. " Kn dit is bij de Staatsregeling ook zeer wel begreepen en in acht genomen. Van den Koophandel wordt wel in het, algemeen- gezegd (art. LI.) „ da Maai.fchappij; moedigt alle konftenaars en handwerkslieden aan, en wil de fpoedigfte en kragtdaadigfte inrigtiugen, waardoor de bloei van alle inUndfche " Fabrieken en Trafieken, Koophandel, Zeevaart en Visfcherijen, en daar door van Ambachten y *l Neeringen , Handteeringen , bijzonderlijk de, handel met de buitenlandfche bezittingen en D 4 » co"  < 5ó > „ colonien van den Sraat, zal bevorderd1 wo»\ „ den, " — En van den Landbowv (art. LIVv) ,, de Maatfchappij beveelt de meeste bevorde„ dering van den Landbouw en deszelfs bloei, „ bijzonderlijk ten aanzien der nog ledige en, „ woeste gronden." Maar bij zoodanig algemeen voorfchrift wordt het niet gehuten; want bij art. VIII. der addit. artt, wordt aan het Vertegenwoordigend Lighaam voorgefchreeven, welke zorg omtreird Landbouw en Koophandel de. Staatsregeling onder anderen in het oog heeft, en wat zij deswegens bepaaldelijk wil , dat terbereiking harer oogmerken, van 's Lands wege, gedaan zal worden ; naamlijk het vaarbaar maaken van Rivieren, het maaken van vaarten en, doorfnijdingen, bijzonderlijk van de Dommel en de Aa, en bepaaldelijk met aanwijzing van welke gedeelten; met uitdrukkelijken last, dat daar. toe JAARLIJKS VIERMAAL HONDERD DUt- % end gulden , tot den tijd der volvoeringen bejleed zullen worden. Maar, als men de acre van Staatsregeling wat verder inziet, zal men bevinden, dat, hoe onnaauwkeurig en valsch de vergelijking is tusfchen het Armenwezen en den Koophandel in het algemeen; dezelve zeer juist en yan volkomen toepasilng geweest zoude zijn op dat geen, welk een bijzondere tak van denzelven tot nog toe heeft uitgemaakt. Ik bedoele den VIII. tttul handelende van de buitenlandsche bezitx tin«en en van derzelver bb stuur hier te Lande, en bijzonderlijk artt. C€XLVII en vol*.  < 57 > gende over de Afiatifche Bezittingen en Etablisfetnenten. Even gelijk het Armenwezen , of de Armen met derzelver fondfen, dat is baten en frhaden , als mede het beftuur, volgends artt. XLV1J. en XLVIII. overgaan aan de Natie; even gelijk de Maatfchappij het algemeenBeftuur geregeld, en algemeene voorfchriften en plaatslijke befchikkïngen bepaald wil hebben ; even zoo neemt ook de Natie alle de bezittingen en eigendommen der gewezen Oost • indifche Compagnie met derzei? "ver baten, en, fchaden over; zij houdt bij uitfkiting aan zig het vervoeren van. goederen,, en den. aanbreng der voortbrengzelen enz. — en beveelt aan het Vertegenwoordigend Lighaam het regelen der inwendige Staatsregeling, en de wijze van bediening,.der ,po.lrcie en juftitie Ja. elk dezer bezittingen en etablisfementen. Over beide zaken., wordt gefproken van regelen; maar wegens geen van beiden in dier voege, dat uit dat regelen het_ ophouden van allen bijzonder beftuur. of het al- _ gemeen beftuur zelf, volgen; maar wel zoo, dat bet regelen integendeel op dat algemeen beftuur, bij andere artikelen voorgefchreeven, gegrond is. Het gene in deze zwarigheid al verder wordt voorgedraagen, dat koophandel, privaatonderwijs en particuliere liefdadigheid zig niet gaarne laaten bedwingen, ftaat een ieder gereedlijk toe, en hebben wij ons daar over te vooren reeds, wat de liefdadigheid betreft, verklaard. Maar even zoo min als zij zig laaten bedwingen, zoo zeer zijn zij alle drie ook te wijzigen, zelfs de grilligfte, kwalijkst geplaatfte en fchadelijkfte ruimïbhootigheid in zoogenoemde liefdewerken. En D 5 daj  ♦C-.5* > 4at zij het alle drie, de laarfte in het bijzonder., noodig hebben, zal een ieder gaarne toeftaan. — Maar het gene hier gezegd wordt: dat dt bedeharij zoo allermoeilijkst te bedwingen zoude zijn: dit ftaa ik geenzms toe, maar moet, door de ondervinding geleerd , zulks volftrekt tegenfpreeken. Ter gelegenheid van het oprigten der Lakenfabriek te Amersfooit, was er overvloed van werk doch gebrek aan Volk, dat, gewoon door bedelen gemakkelijker a-n de kost te komen, niet wifde wer'kemDëwRêgéëring ver-■ «■ • bood het bedelen en het geeven_yan aalmoezen"" aan bedelaars geftrengelijk, behalven aan die, welken doorou'defdom of lighaamlijke ongefteldheid tot arbeid ongefchikt waren; aan dezen werd het vergund, mits ftads wapen op een band om den _arm draagende. De Regeering werd in de gezelfchappen wegens deze verordening wel befpot, maar zij hield 'er de hand aan; en, zoo lang 'er bij die Fabriek te werken was, heb ik, te dier tijd in Amersfoort woonetide, 'aldaar gééne bedelaars", ■ dan de zoo even befchreevenen, gezien. — In 1788 of 1789 werd bij de Staaten van het voormalig Gewest Holland de oude Publicatie tegen bedelaars en landloppers vernieuwd, en, met last aan Schippers en Voerluiden, om geene bedelaars te vervoeren van de eene plaats na de andere, bepaaldelijk geordineerd, dat niemand zoude mogen bedilen buiten de ftad of het dorp zijner \fa>te wo rjplaarze; zoo lasg .die wet door de-, Dorpsfchouren hehoorelijk werd gehandhaafd, zag aea ten piatten lande geene bedelaar ten min1 _ Öe*  < 59 > #en heb ik. dit bij ondervinding te Moordrecht,' gelegen in de nabijheid van Gouda, van waan andeis een ganfche drom van bedelaars het omliggend land overdroomde, geduurende een zeer geruimen tijd gezien; en mijne Vrienden, in daf pabuurfchap van Leiden, niet minder overvloeijende van luie bedelaars, hebben mij hetzelfde verzekerd (*). 30. Een algemeen nationaal Armenbeftuur vor-* dert, dat het beftuur over de fondfen en over de armen tot èdn dirigeerend lighaam verëeniad.„ worden. Dit wordt niet alleen als onbeftaanbaar voorgedraagen; maar ook uit hoofde van het aanflaan der Arnienr'on-ien verklaard, ftrijdig te zijn tegen de wet van'eigendom, bij art. XL va^tgefteld, en tegen den V. art. der add. artt., alwaar de eigendommelijke goederen van Kerkgemeenten Cin tegenftelling van die, welken art. IV. worden opgeteld) aan dezelven toegekend worden bl. 21. Boven (bl. 7) is reeds aangemerkt, dat alge-, meen Nationaal beftuur en ineenfmehing twee zeer onderfcheiden zaken zijn , en dat het eerfte zonder het laatfte zeer wel zoude kunnen beftaan. Maar noch algemeen beftuur noch ineenfmelting vordert één vereenigd dirigeerend lighaam vóór het beheer der fondfen en het beftuur der armen. In tegendeel, meen ik, dat de plaatslijke Armen- be. . wi~ rrrrad* ftsWI .' •- • " - ' C*) Kortheid» halve zijn de andere vergelijkingen »et de Gilden , IJeerlijkheden enz. enz. voorbijgegaan. pok zal een ieder derzelver ongepastheid, uit dit j|yer koophandel gezegde , zelf kunnen opmaken.  60 }>• beftuurders, noch uit den aart der zake , noch uit de natuur onzer Staatsregelinge, eenig beftuur kunnen of mogen hebben over eenig hoe genoemd fonds. Het Armenbeftuur is lou-er adminiftratief; het ontvangt de benoodigde gelden van het Bewind of van wege hetzelve, en doet wegens de uitgave daarvan, zoo wel als wegens zijne gehouden ad» miniftratie, de noodige verantwoording. De uit» gaven aan de armen behooren tot de Staatslas» ten; op de nationale rekening moet daarvan ver. antwoording gedaan worden, in een afzonderlijk daartoe gefchik kapittel of föm"van uitgaaf; het Vertegenwoordigend Lighaam en het Uitvoerend Bewind — de ganfche Natie — moet zien, wat het armenwezen jaarlijksch aan het Vaderland , over de ganfche Republiek en in ieder harer deelen, kost. Dan alleen is het mogelijk, om daarin verbeteringen te maaken. — De tijd en plaats gedoogen niet, om mij thands hier over breeder uittelaaten; het behoort tot het plan van het Armenbeftuur zelf, het is genoeg hier flegts wen» ken gegeven te hebhen. De zwaarigheid uit den Eigendom heeft" zeker veel fchijns, vooral voor den min oplettenden leezer. Maar, hoe ze hier te pas komt, is niet te bevatten. Want waarop moet die zwarigheid worden toegepast;'op "de armen, op de fon'dfërl,* of op het beftuur; of op alle drie ? En wiens wettig eigendom zijn zij? Men fcherme hier niet in het wilde; noch verwekke fchrrkbeelden, daar zij anders niet konden zijn. Het beftuur immers kan geen eigendom zijn, gelijk wij gezien  < 6t > Êien hebben; de armen zijn het ook niet. Of zijn"de 'aTrrTe-medeleden van een Kerkgenootfchap, dat is van de niet arme, van de niet behoeftige*, • van de rijke en vermogende Broeders, (want even gelijk de Kerkelijken altijd zig zeiven bedoelden, als zij op hunne Vergaderingen bepaalden, waf/tie -Kerk-^evodt'^f'Hïert', zoo is het K.rkelijk Armisrïbeftiïür'her -beftuur der Rijk-en; bij alle Kerkgenootfchappen heeft men 'er tot-nog*. toe altijd de rijkften en aanzienlijkften toe verkoozen, of liever zij verkoozen en fielden zig zeiven aan. Misfchien is bij niet één Kerkgenootfchap in gebruik, dat de Opzieners door deGem,é^nre''gekb'd^ên^orden^-*-s-zijn de arme Kerkleden zoodanig herérg"êïïaöhi',"der'niet- arme'"Broesdersy -dar dezen~daarover kunnen befchikken-naa* hun welgevallen? Misfchien zouden 'er wel voorbeelden zijn aantewijzen, dat Kerkelijke-(-ook wel andere) armenbeftuurders gehandeld hebben, als of zij in dat begrip flonden, maar ik zoude de Burgers i>e vos c. f. beledigen, indien ik hun fchijn of fchaduw van zoo verkeerden denkbeeld toefchreef Men meent dus zeker de Armenfondfen. Gewis; dezen zijneen eigendom; maar zoo min van de ganfche Kerkgemeente, waaraan zij geaffidteerd zijn, als van de Armenbeftuurders van zoodanige Gemeente; noch de een noch de anderen hebben over die fondfen eene vrije befchikking; zij zijn niet meer dan mandatarisfen, en tinkt genouden, om dezelven te befteeden tot dat einde, waartoe zij gegeven en aangelegd zijn. ^Armenfondfen, als eigendom belchouwd., zijn, uit 1 1 ' "•*— dei-  '< 02 > derzelver nart en bënaasning zelve, het ei ren dim ^der armen; en btide de a-men en derzelver fondTen ftaan, als curandi en bona curandórum, on= der het beftuur van 'anderen. Wat gebeurt *ernitbij de op S3. April 1798. aangenomen Staatsregeling? Zij gebiedt, dat het Armenbeftuur uit de' tegenwoordige hanjen^zal Qv'efgaan tot die van hét burgerlijk beftuur; zij brengt hetzelve te ffljn daar het inv een goeden Burgerffaat wézen moest; daar het oorfpronglijk, bij de Spaanfche Rèvolütié, gébragt 'was; en van waar het is afgeweeken door. de voormalige orde vah 'zaken en door verregaande ïnconfequentien; zjj maakt het van plastslijk en .^foederatiefa!gemeen en nationaal En dit immers valt „niet in met het denkbeeld van aanflaan eh toéeigenen, onwettig en met geweld aanflaan en toeergénen van eigendom, of .daarop de fterke hand leggen. Geen Kerkgenootfchap kan 'zig, rechtens, 'daar tegèh 'verzetten. De armen gaan met de armenfondfen over tot het Burgerlijk beftuur; 'eri de Kerkgemeenten, welken geen Armenfondfen hebben, moeten zjg deswegens verdraagen met liet beiluur (*). ■' . 4°. Eindelijk meent men eene gewigtige zwaarigheid te vinden in het vergelijken van den XLLT Art. met deXLVÏI en' XLVI1I. luidende:' „ „ 'èr ,„ „ zal gezorgd worden voor de opvoeding van „ verworpen Kinders." " „ Dit is zeker," zoo .gaat men voort, „ niet minder algemeen over dé «*A » gan- (*) Zie fifeworie san Covjïderatien en Ad-vis , hiel ■■fctcr als Bijlage. — Rogge ;.' 2ry.~Bir^8*'en--v»lg«»  < 63 > j, ganfche Republiek. Men denke dus, dat *er ,. een algemeen vondelinghuis gefticht moet wor„ den. Miar ftel , iemand hadde eens bij zijn „ leeven zekere gelde» genamprizeerd, of na zijnen „ dood' ware 'er eene adminiftratie over de op,, voeding van zulk eenen verworpenen, dien hij zich ïpeciaal had gelieven aantetrekken — zou „ wel iemand in Nederland op den inval zijn „ gekomen, dat het gemeene vondelinghuis dit „ rechtswege zou hebben moeten benaderen, Cn hetzelve bij het overige moest doen infmel„ ten?" bl, aj. Hierop merk ik voor eerst dan i dat het overneemen van het armenbeftuur met de aanwezige armenfondfen, in deze ganfche voordragt, bij aanhoudendheid, Voorkomt onder een :zeer verkeerd, valsch en met den aart der zake ohbeftaanbaar denkbeeld van ontvreemden , veraliëueeren, benaderen, de fterke hand opleggen enz., terwijl het alleen overgaat in handen van anderen. En alzoo komt hier het voorbeeld van dezen enkelen vondeling voor, als of het gemeene Vondelinghuis het tot deszelfs opvoeding beftemde Kapitaal benaderde, dat is - of zig den Vondeling en zijri'ëf'öpvoedinge r.iet bekreunde, of de^e volbragt hebbende, hera 'ledig heen zond en het Kap'taai".htehiöUL Ten anderen:'ik houde 'er véél van, om afgetrokken gezegden te toetzen aan of op te helderen imet voorbeelden uit het dagelijksch leeven. Alzoo; wat gebeurt 'er in ons Vaderlandmet de Weeska-mer'; Gaat aan deze niet over het beheer van icderen rboedel, welkers bezitters, onmondige errgenaamen naka.  < «4 > Iaatende niet bij fpeciale claufule gezorgd hebben * Om He eren Weesmeesters eerbiedig buiten te fluiten? Kan men dit beftempelen met de woorden vari benaderen, de fierke band opleggen enz. ? Wat gebeurt - 'er, als kinderen die in Weeshuizen worden aangenomen, eenig aanbeftorven goed hebben, of naderhand verkrijgen? Wordt dat goed benaderd'; wordt het aan hun eigen beftuur of die van vreemdefi overgelaaten ? geen van beiden. Meesteren Regenten van het Weeshuis, die zoodanige kinderen aanflaan neemen derzelver goed onder hunne beheering; het Weeshuis trekt de voordeelen van dat goed, zoo lang die kinderen in hetzelve onderhouden worden; en, bij hun ontflag uit hetzelve, wordt hun hun wettig eigendom uitgereikt, en van het beftuur der Regenten ontflaagen. De inrigting onzer Weeskameren en Weeshuizen zijn, in deze betrekking, altijd hoog geroemd, en in de daad prijzens waardig. Nimmer heeft__men dit aanflaan van onbeheerde boedels door dé WeeskamérsJ~of de aan*weezén aanbeftorven goederen te neemen onder beftuur der Regenten Van die Weeshuizen, gehouden voor een benaderen, fierke hand op leggen enz. — ( Het was te wenfchen , dat men het beheer op de Weeskamers niet meer behoefde uittefluiten. Het goed der onmondigen liep geen gevaar langer, om door ongetrouwe Voogden tot hun eigen gebruik bekeerd te worden) — Dus dan ook het geval van dezen enkelen Vondeling: indien hij niet tot Kind was aangenomen; indien bij testament niet eerbiedig waren uitgeflooten de burgers Regenten van het  het Vondelinghuis, zoude hij, filet hef; vóór zijne opvoeding gefchikt Fonds, analogiesch geredeneerd , overgaan onder het Oppertoeverzigt diei Regenten; de baten van dat F*onds zouden komen ten profijte van het huis, en bij zijn ontflaj* 2oude het fonds vrni de publieke curatele oncflaagen, en hem, ware dit de wil des Testateurs geweest, als zijn bijzonder eigendom worden uitgereikt. Ten derden: wat aangaat de hier verder bijgebragte voorbeelden Van' de Fitndatie der Vrouwe Van Rhijnzatenvoude (Renswoude), het Kweek» fchool voor de Marine en van het Inftituut der Burgers Willink en ffovj; ik kenrie de twee eerften te Weinig, en het laatfte in het geheel niet, om hierop ftellig te antwoorden: maar, voor zoo verre het fcit deze voordragt zelve mij toefchijnt, komt het mij voor ; dat zij niet gelijk ftaan met Armenbeftuurén ; of voor zoo verre zij daar mede gelijk ftaan, fchijnen zij het gefchil niet aan te gaan; IVlaar zonder opmerking kan hier nieif* voorbijgegaan worden , dat op bl. 23., in plaats van Armen» goederen, gemeentelijke goederen der gezindheden gefteld worden, en dat deze misflag te meermalen begaan is. Armengoederen zijh geettè gemeentelijke, en gemeentelijke goederen geene Af* mengoederen. De Armengoederen gaan met da Armen over onder de Voogdijfchap Van het bur-» gerlijk beftuur; de gemeentelijke goederen zijn en bliiven, *o1«ends Art. XL. der Burg. en Sraatk* R™ h - <- A' V .'er Aid. Artt. het eigendom der bijzondere Kerkgenootfchappen of Gemeenten, E lig  < 66 > Ik röeerj te vooren reeds aangemerkt te heb* ben, dal; de ganfche benandeling dezer zake, en bijzonderlijk dat gedeelte daarvan, waarin de zin cn het doel der Staatsre'gelinge nopends het Armenbeftuur verklaard worden, en bijzonderlijk van die artikelen van dezelven, waarin van dar onderwerp bepaaldelijk wordt gehandeld, het voorkomen heeft, als of het alleen om den XLVill afr. te doen ware , en dat de XLVII in het geheel niet in aanmerking genomen moest worden. Aldaar worden in het begin bl. 13. wel overgenomen de woorden van den XLVII art, , en naderhand op bl. ao nog eens, alwaar zij voorkomen als eene zwaarigheid tegen de gegeven uitlegging; maar nergens wordt die art. verklaard. II id 'men dit in het oog gt houden, en zoo wel den eenen art. als den anderen verklaar 1, men zou Je, dunkt mij, 'er geene duisterheid; of onzekerheid in gevonden, noch beweerd hebben, dat de Staatsregeling of derzelver opftellcrs niet beflist, noc!» bedoeld hadden te treeden in de beflisfmg, hoedanig het armenwezen, in het vervolg zcrude behandeld word?r:; cn da; dcrbalvtii aan bet Vertegenwoordigend JU.haam is ovffgeraaten niet alteen de befchikkiv.i» over de wijze, maar cok over de zaak zelve. s Het is altijd aecr moeilijk om de woerden van anderen uitteleggen, en vooral om te verklaaren, vcjke bedoelingen en oogmerken zij daarbij jiehad hebben» Dit is inzonderheid dan zeer bezwaarelijtc, al* men met den peen, wiens woorden men verklaart, niat eenftemmig denkt, 't zij - L \ — ten  < 6> > • ten opzigte van het onderwerp, waarover de wooiden in gefchil gebezigd zijn, 't zij in betrekking tdt andere zaken. Maar het is fchier onmogelijk, om den regten zin en meening te vinden, ais men zelf daarbij bedoelt een gevoelen, welk anderen op die zelfde woorden bouwen, te wederleggen (*> Niet zelden leent men zijne eigene gedachten aan den te* verklaaren fchrijver; maar men fchrijft hem ook het zelfde ftelzel toe , welk men zelf over het onderwerp in gefchil volgt. Men bedriegt zig zeiven hierin onweetende. Dit vrees ik, is ook den fteiler dezer voordragt wedervaaren. Want, aangenomen , fchoon niet toegedaan zijnde , dat derzelver uitlegging met de woorden der Staatsregeling zoodanig overeenkwam, dat zij dien zin zouden kunnen veelen, welke daaraan is gegeven; dan volgt nog geenszins, dat het.ook de bedoe* ling van de conftituëerende Vergadering geweest is, om zoo wel de zaak van het armenwezen, als de wij ./-.e hoe, aan het Vertegenwoordigend Lighaam over te laaten. Schier alle woorden, welken wij bezigen, hebben'zoo onbepaalden zin, dat men daaraan niet zelden zoodanige uiteenloopende betekenisfen kan toeduiden, welken even zoo weinig ftrooken met de bedoelingen van derzeN ver fchrijveren of fpreekeren, als zij met elkander moeilijk te vereenigen zijn. Dus heb ik misfchien meer dan eens aan de woorden van dé Bur- (*) Verg. ■éïitLER.s Verh. a, t. bladz. 187. ie Sé aaatek. - E a  «C 08 > Burgeré ds vos c. s. eenen zin gegeven, welkerf jzij wel medebrengen, ma'ar die veelligt ds Waafè niet is, omdat dezelve de eenige niet is, .Welke daaraan zoude kunnen gegeven worden, fioch door hun is bedoeld geworden. Om deze reden heb ik mij ook zorgvuldig gewag:, om uit de woorden zoodanige betjoehng optemaaken, als wel met derzelver zin overeenkomt, maar geenszins met het oogmerk der fchrij veren ftrooken zoude. Men meent, dat de zin en bedoeling der Staats* regeling niet kan zijn: „ alle voorige particuliere „ Armenbefluuren zullen afgefchaft worden, gan„ fchelijk ophouden en haare plaats inruimen voor ,, eene nieuwe, alles omvangende en algemeene „ adminiftratie". En men befluit daartoe, omdar men oordeelt, dat hier eene dergelijke befchikking had behooren vooraf te gaan , hoedanige geplaatst is bij andere zaken, als van de heerlijke rechten en tijteh —pijnbank — gilden — corpora tien -~ broederfchappen van neering — bevoorrecht kerkelijk leerftclztl enz. bl. 13. Men bouwt deze verklaaring op de betekenis van het woord regelen in den XL VIII. Art. voorkomende bl. 17. ia. en men onderfchraagt dezelve door de bedenking, dat men, bij de Staatsregeling dit bedoeld hebbende, wel bedecht zoude geweest zijn, om een afzonderlijken post te creëeren van agent of eenig afzonderlijk collegie, ter directie des armen bestuurs; of dat men ten minsten daarvan melding zoude gemaakt hebben in de eene of andere der ihftruclien voor de onderfcheiden Agenten; doch da:  < 69 > ♦Jat het een noch ander gefchied is bladz iS. —■ dat men algemeen Armenbeftuur met Armenbeftuur over de geheele Republiek vaak fchijnt verwisfeld, en daar aan een, men weet niet welke, onderlcheiden betekenis gehecht te hebben: datzelfs. de eerfte term nimmer in de Staatsregeling gebezigd wordt bl. 17 — Hierbij komen ndg, ter ver- ' dere adftructie, zwaarigheden tegen een algemeen Beftuur; dat een uitwendig fchijnbaare gelijkheid eene grootejispropcrtie,hier tot bevoorrechting, daar tot druk, zoude opleveren bl. 15. — uit de vergelijking met Koophandel, Nationaal onderwijs en Gilden bl. 16.. uit den XL. Art. der burg. en ftaatk. grondb. en den V. der Add. Artt. betreffende den eigendom in het algemeen en die der Kerkgenootfchappen in het bijzonder bl. 21.— uit denzin van het XLiX~ Art. wegens de zorg en opvoeding van verworpen Kinderen bl. 23. — als mede door de vergelijking der gemeentelijke goederen der Gezindheden met de fundatie der Vrouwe van Renswoude, het kweekfchool tot de Zeevaart, en het inftituut der Burgers Willink en Hovy bl.23. Dewijl wij de gronden dezer uitlegginge, op zwaarigheden rustende, te, vooren reeds bladz. 24 en 50 aangetoond hebben kragteloos te zijn; hebben wij ons alhier in derzelver onderzoek, in de eerfte plaats, alleen te bepaalen bij dat geen, welk gevorderd wordt, indien de zin en bedoeling der Staatsregelinge een algemeen Beftuur , met vernietiging van dle^ijzondere Beftuuren..... medebragt;; en ~ astwoordën daarop. vooreerst: dat deze vordering. E 3 ook;.  *C 7° ook vrij duidelijk in den te veel uit bet oog verlooren XLVII. Art. te vinden is: de Mcaifchap? pij, bedoelende in alles de welvaart van alle hare leden , vssschaft arbeid aan den nijveren, onderstand aan DEN ON ver is) ogende N. Moedwillige lediggangers hebben daarop geene aanfpraak. De Maatfchappij ïordürt de VOLSTREKTE WEERING VAN ALLE BEDt- i.artj. Kon de Saaatsregeling bij mógelijkheid duidelijker en bepaalder fpreeken? Is hier niet dezelfde klaare, verftaanbaare grondregel in de Bataafïche Staatsregeling, als in die der Israëliten :'erzalonderu geene arme zjn? Kon de Staatsregeling hier ooit bedoelen piigren voor te fchrijven aan de individuele leden der Maatfchappij ? Immers de meening harer woorden kan niet zijn : dat de Kooplieden, Fabri, keurs en Landbouwers arbeid zouden vérfchaf* , fen aan de handswerks-arbeids en ambachtslie, den, om het even of zij arbeid voor dezelve» , hadden, of niet; dat een zeer aanmerkelijke, , bczwaarende last gedraagen zoude worden bij , een gedeelte der Natie ; " — een Ihtc, waartoe allen door het Maatfchappelijk verdrag even zeer gehouden zijn; een last , die dan alleen gedraagen zoude worden bij het Godsdienftige, dat is , het beste gedeelte der Natie , bij het welk de Maatfchappij het meest belang heeft, als het ijverigst en meest naauwgezet in het volbrengen van allen pljgt ; terwijl anderen door, geene Godsdienstige Vergaderingen bij te woo- nen ,  < 7* > mn , daarvan ontfhagen zouden zijn (*);-,datnie, mand eenen lediglooper, wie ook, ecni-en on\ derftand zoude mogen geeven ; dat de behoef, tigen zoo nnldlijk zouden verzorgd worden, , dan niet één hunner noodig hadde te bedelen:' want aan particuliere burgers kan de Staatsregeling niet Bedoeld hebben de magt afteftaan toe het oprigten van werk of tuchthuizen, om daar door den luiaart tot werken te dwingen y noch om hen met den last van derzelver onderhoud te bezwaaren ? Deze betekenis aan de woorden van den XLVÜ art. te willen toelchnjven, zoude waarlijk ongerijmd en beledigend zijn; maar niet minder die betekenis, dat de zorg, om arheid te rcrfchr.fen „ aan alle nijvere ioge< „ zetenen, alleen komt Voor rekening van het „ Beftuur, zonder dat eenig particulier Koopman „ Fabrixeur , Landbouwer, Trafikant enz. zig „ daar mede zoude mojen of behoeven te bemoei„ jen, zoo zelfs dat zij geen werkvolk zouden mo„ gen houden (t Maar even min kan de zin der woorden ,, de,. Maatfchappij verfchaft onder„ fiand aan den onverwegenden " zijn: „ de „ Maatfchappij laat de onderfcheiden Kerkge„ nootfehappen zorg?n voor het onderhoud der „ onvermogende ledematen van dczelven. Want (*) Het godsdienftig gedeelte der Natie is, ovtr het geheel , wat men 'er ook van zegge, ftrikter ia zijne pligtbetragting , dan het niet godsdienstige, verg. bl. 31 • (f) Letterbode, No. 257. bl. 171. E 4  < 7* > Want dan ZOude een groot gedeelte der vóorrgi ongerijmd rieden op dezen zin nederdalen. — Ta den Letterbode is de zin der woorden „ arbeij ,, verfihafen aan den nij'veren " dus verklaard: „ de Maatfchappij zorgt, dat niemand, die wer»? ken wlX en geen werk bij eenig particulier „ of een genootfchap van particulieren," (dat is zekerlijk, een firma in compagnie ; maar deze *s altijd een particulier; particulier Haar. over tegen publiek') „.kan krijgen, ledig behoeve te loo„ pen "—en de volgende woorden: onderfi-and ver. ■fchaffen aan den onvermogende* .\ „ allen, die „ geheel of ten deele buiten ftaat zijn, om zig „ zeiven 'slevens nooddruft te verghaffen, en bui,> ten hulp der liefdadigheid van particulieren, of „ toevlugt tot liefdadige, 't zij geestelijke' of „andere, ftigtingen zig bevinden, en die dus „ allen eigenlijk gezegde kinderen van den ftaat, „ Nationale armen zijn, worden van 's Lands „ wege, zo veel nodig is, onderhouden."- De eerfte bepaaling komt zekerlijk vrij wel overeen met de woorden der Staatsregeling, behalven dat zij in de eerfte dier bijvoegingen van particulieren of een genootfchap van particulieren aft wijkt van de algemeenheid der verklaarde woorden, en haar dus iets doet zeggen, welk niet ligt in hare woorden; en dat zij in de andere eene overtolligheid faegaat. De tweede bepaaling komt zeker met de eerfte tamelijk overeen, maas neemt dat gene aan, welk be weezen moet worden. De woorden doen hier volftrekt niet derken aas liefdadige, 't zij geestlij ke of andere, geftigtm; en 'er is geen letter, die daartoe aanleiding geeft. Zf flrijd?  < 73 > ftrijdt tegen de Staatsregeling, die zoo min geestelijke geftigten kent, als kerken; en welke die andere geftigren zijn, wordt niet gezegd, en ij niet te bevatten. En zo de Staar al geestelijke geftigren kende, en daaraan bfj de Staatsregeling oplegde om armen te onderhouden , waren het geene liefdadige ftigtingen meer, maar bürgerlijkh: inrigtingen ( *). Ook is zij onbefhanbaar met de volgende woorden, „ de Maatfchappij ,, vordert de voifirekte weering van alk bedelarii " want, volgens deze bepaaling zoude dit moeten betekenen: „ alle bedelaars, die door particu„ lieren of liefdadige, 't zij geestelijke ofande„ re, geftigten, niet tot werken gedwongen worden,"1 (waartoe zij echter gene middelen in handen heb' ben) „ zal het beftuur daartoe noodzaaken. Ds andere woorden: moedwillige lediggangen heb,, ben daarop geene aanjpraak" zouden in 't geheel ge n zin hebben, of hier zeer onbedacht ingelast zijn; want 'er is geene magt in de waereld, die een particulier kan beletten , om eenen moed willigen ledigganger, die niet bedelt, onderftand te geeven, veel min hem dwingen, om dien niet te geeven. De volgende bepaaling of verklaaring komt mij eenvoudiger, en beter met den natuurlijken zin der woorden, als mede met den geest der Staatsregelinge, volgends de voorfchriften in andere artikelen, voor: , de Maatschappij verfchaft arbeid aan den "nijveren, 't zij , door het-aanmoedigen van konftertaars en hand- , werks- (•) Verg. bl. ia en volgg. E5  < 74 > , werkslieden, en door de fpoedigfte en kragtdadtg» , fte inrigtingen ter bevorderinge van den bloei , van ade inlandfche Fabrieken en Trafieken, Koop., handel, Zeevaart en Visfcheiijen, en daardoor , vanAmbagten, Neeringenen Handteeringen, blj, zonderlijk van den handel met de bujtenlaodfcha , bezittingen en volkplantingen van den Staat art; , LI. — he* zij door hare fchikkingen tot da nu.es . , te bevordering van den Landbouw en deszelfs , bloei, bijzonderlijk ren aanzien der nog ïe, dige en woeste gronden door het ganfche Ge- , meenebest Art. L l V. —: het zij door , de zorg, aan het Vertegenwoordigend Lighaara , aanbevolen, om zoodanige rivieren vaarbaar, en , vaarten en dobrlhijdingen te maaken, ais, ter , bevorderinge van den Landbouw en Koophandel, , zullen dienen, om de woeste gronden ten voor, deele van het Vaderland te bereiden, en waartoe , zij, tot op zekeren bepaalden tijd, jaarlijks vier, maal honderd duizend gulden wil hefteed hebben , art. VIII. der add. artt. — het zij door de , zorg, dat hij, die elders geen werk kan beko, men, niet ledig loope. — Allen, die geheel of , ten deele buiten ftaat zijn, om zig zeiven 'slec, vens onderhoud te verzorgen, noch van elders , daarin bijgedaan worden, worden, van 'sLands , wege, zoo veel noodig is, onderhouden. — Maar , van deze zorg der Maatfchappije, en van dit on, derhoud op 's Lands kosten , zijn uitgeflootcn al< , len , die door luiheid ledig loopen, en dasrdoor , tot armoede vervallen; de Maatfchappij zal dezul, ken dwingen tot arbeid, en gedoogt niet dat zij , moed-  < 75 > , moedwillig ledig gaande, zig door bedelen het , noodig onderhoud verfchaffen ( * ).. Het belang , der Maatfchappij vordert vplftreki de weering , van alle bedelarij!' De Natie heeft dus, door den XLVII. art. der Staatsregeling duidelijk verklaart; , wat zij wil omtrend hét armen wezen, en in den XLVIII. de grondtrekken voorgefchreeven van het armen bestuur ; dat de kosten van het armen wezen voortaan niet meer zullen komen ten laste van de bijzondere plaats van elks inwooning, maar. van het ganfche Land, en dat alzoo het armenbeftuur in 't vervolg niet zal zijn foederatief, noch ftaandc ter befchikking van iedere plaatfelijke Mimicipaliteit of Gemeentebeftuur ft)» maar gegrond op de eenheid en ondeelbaarheid der Republiek na binnen (g"Hjk dit reeds te vooren is aangemerkt) moetende het Vertegenwoordigend Lighaam niét alleen dat armenbeftuur over. de geheele Republiek regelen, maar^ook bepaalen de algemeene voorfchriften en plaatslijke befchikkingen, hiertoe verei?cht. — En alzoo is door de Staatsregeling volkomen voldaan aan dat gene, welk (*) Rocoe t. a. p. heeft teen reeds-de ruw» trekken van een Ontwerp, daar mede ftrookende, gegeven. (t) Aan een Kerkelijk Armenbeftuur kan hier niet gedacht worden ; zoodanig was 'er te vooren , volgends de gronden der Staatsregeering, nooit geweest, en kaïl zulks nu volgends de aangenomen beginzelen veel min-Ier plaats hebben.  < 7<* > welk gevorderd wordt, indien zij de zaak van hetarmen wezen en armenbeftuur (twee onderfcheiden zaken , welken niet met elkander behooren verward te worden) zoude beflist hebben. Even gelijk van de heerlijke rechten en tijfels — pijnbank*—gilden — koophandel— landbouw, enz. heeft zij eerst haren wil wegens de zaak zelve, en vervolgends wegens de uitvoering daarvan duidelijk en klaar te kennen gegeven. — Even gelijk alle provintiale en ftedelijke fouverainiteit door de eenheid en ondeelbaarheid der Republiek wegvalt, zonder dat daarvan een afzonderlijk artikel, behelzende „ alle voorige particuliere beftuuren zul„ len afgefchaft worden, ganfchelijk ophouden, „ en haare plaats inruimen voor eene nieuwe al„ les omvangende en algemeene adminiffiratie" in de Staatsregeling gevonden wordt, maar hetzelve ligt opgeflooten in de IX, X. en XII. artt. der burg. en ftaatk. grondregelen ; zoo ook is de vernietiging van alle onafhangelijk, p'aatslijk armenbeftuur over de ganfche Republiek begreepen in de XLVII, en XLVIH. artt : even gelijk de departementale en gemeente beftuuren zijn adminiftratieve of bewind voerende lighamen; even gelijk genen, zoo zijn ook dezen ondergefchikt en verantwoordelijk aan de Vertegenwoordigende Magt (*), of wel aan het Uitvoerend Bewind (f). Maar even gelijk iedere plaats haar eigen Gemeente-beftuur heeft; zoo zal zij ook haar eigen" ar- mens m (*) Art. XII. der Burg. tn- Staalk. Grondr. £f) Art. CXLV11. van de Aüt van imatsreg.  < 77 > meribeftuur hebben; en even gelijk het Getrieen"te"-b'eftuur zal moeten geadminiftreerd worderi volgends een Reglement, door het Vertegenwoor« digend Lighaam, op voordragt van het Uitvoe-» rend Bewind, voor te fchrijven; zoo zal het ook gelegen zijn met het armenbeftuur (*). Dit, dunkt mij, is zoo natuurlijk en eenvoudig, zoo geheel in den geest der ibtaatsregelinge, dat ik mij verwondere, hoe iemand op het vermoeden heeft kunnen komen, dat men door eeri algemeen Nationaal armenbeftuur verftond zoodanig een, jvaarbij één éénig man, of een enkel collegie van direclie, in de reüdentie plaats van het Vertegenwoordigend Lighaam en Uitvoerend Bewind zijn verblijf houdende, het gansch armenbeftuur in alle deszelfs deelen, leden, takken en vakken onder zijn beheer zoude hebben , en in welk vermoeden ook de Burgers öa vos c. s. fchijnen gevallen te zijn (fj gelijk wij zoo even zien zullen. Het is dus onnoodlg bier iets meer tot naderen aandrang bijtevoegen; alleenlijk moet ik de vrijheid neemen den Lezer te verwijzen na (*) Art. CXC. en CXCI. — is het armenbeftuur niet een gedeelte van het gemeente - beftuur ? Is het dit niet volgends de vocrige orde van zaken ? In ver* fcheiden Steden was het niet zoo zeer een algemeen / Oppertoezigt, maar een daadelijk medebeftuur; op hei platte Land waren de Schouten meest overal aaa het hoofd van het armenbeftuur. (t) Zie bl. 18. en 19. van dt Confiitiilie aefendt het Armcnhejluur overw.  < 7* > na de voordraaf van de Burgers DE vos c. s. zelve, naardien ik meen, dat de 'na'drukkelijkfte' bevestiging van het hier breedvoeriger betoogde aldaar in weinige woorden te vinden is (_* )• Daar de eerfte grond, waarop men meent, dat de Sr-aatsreegelïng niets bepaaldelijks nopends den armen ftaat heeft voorgefchreeven', "rüst op de woorden des XLVIII artijkels: regglen naamlijk van het armenbeftuur, bereids overwoogen is Ct komt hier de tweede in aanmerking. Deze befiaat daarin, dat bij de Staatsregeling geen bijzonder Agentfchr.p, noch afzonderlijk Collegie tcf'cirecïTe" des~*A^'èrirje"ïTuurs "gécrèëerd is, en «Jat daar van ook in geene der" bereids bi] "het Vertegenwoordigend Lighaam vöorgedraagen inftructien van de onderfeheiden Agenten iets te vinden is; en bcpaaldlijk niet in die voor de A ' nten vm Opvoeding, en van inwendige Politie e§ toezigt op den ftaat der dijken. (l) ■ Daar- deze tedeneering gebouwd is op eene verkeerde- voorftelliug der zake, gelijk hier boven getoond is, vervalt ook de redeneering zelve. Maar güileld zijnde, dat het Armenbeftuur in dien zin algemeen zoude zijn, als men verkeerdelijk onderfte.lt, volgt nog niet, dat hetzelve een bijzonder agtnifchap of afzonderlijk collegie van directie vorderde; het konde als dan zeer wel een gedeelte uitmaaken van dat van „ Oeconomie, zig 5, uit- (*■> Zie bl. 30 en 31. • (t) Zie kier vooren bladz. 53. ( + ) Zie U. 18, lp, ao.  < 79 > ■n uitftrekkende tot Koophandel, Zeevaart, Visfcherijen, Fabrieken, Trafieken, Landbouw en ,', alle andere middelen van beflaan;" daartoe althands zoude het zeer natuurlijk behoóren. En zo wij eene gisfing over den geest der Staatsregeling ; of het doel' haret opftelleren mogen waagen ,'Yfchfjnt het Armenbeftuur "dóór dëzelven in verband met alle deze' middelen van beftaan beTchouvvd' re' wézén ( *) ; zekerlijk- béhoort' hét .'niet tot de departementen der Agenten van Op1Vbéding eh- inwendTgè-Politie, datf "Voor' zoo ver hét onderwijs der. behóeftigen, en het' weeren vah bedelarij betreft, en dit tot de zórg des beftuürs( behoort. Uit het frik? wijgen kan 'dus niet' geredeneerd worden , " Vooral niet orh daaruit zoo'-geVi- tk^-ge-val-gen-Eè- -wekken-y. als.hki^daa&is~am. Dit* geldt ook en wel bijzoi>d(i*lij4ï-^wia^e£dji».„ vervaardigde IïiftrücT-iéh Voor eenige der'Agenten , en zelfs tot de trog te verwagten Infhuctie voor rjefv' Agent van'Oeconomie. Het Vertegen'woordig;nd Lighaam heeft zig over de XLVII. en XLVIII. artt". nog niet verklaard ;' ook is dit, door het Rapp'orr'van de- Burgers lublink dé Jonge c s., voor als nóg niet a'ah':de;' orde van den dag; en geene der Conïmisftfn ; kon daarvan in de te ontwerpen IiiftrucHeh voor dén eerien Óf Vndêren der Agenten, tot wiér ' •- , " de. (f) Zie Artt. XLVlI.r-L,IV. van de Btirg. en Staatk. Grondt, geplaatst, vfior de Staalsr, en verg. die mit art XCII. laatfte Jid van de Staatsr. ...  < 6*8 > -departement zij anders konden begreepeh heB« ben zulks te behooren, eenige melding maakeri, om dat zij daar door op de deliheratien der Vergadering nopends dit onderwerp geanticipeerd zouden hebben. De derde grond wordt daarin gefteld, dat men Armenbeftuur over de geheele Repuliek vaak met algemeen Armenbeftuur in de Republiek fchijnt verwisfeld, en daaraan, men weet niet welk eene, onderfcheidene betekenis gegeven te hebben; terwijl de term algemeen Armenbeftuur (*) nimmer in de Staatsregeling gebezigd wordt, en dat uit die uitdrukking zelve geenszins een benadering der Armenfondfen zoude volgen. (f) Niemand, der zake kundig, zal beweeren, dat een algemeen Armenbeftuur een benaderen der Armenfondfen medebrengt. Dat benaderen, in'dien het geheel te rug brengen van het Armenwezen en Armenbeftuur tot den Burgerftaat en het Burgerlijk Bewind dien zeer ongefchikten naam anders kan veelen, volgt uit de één en ondeelbaarheid der Republiek, en is op den XLVII. art. gegrond. Maar welk onderfcheid anderen ook mogen vinden in Atmenbeftuur over dt geheele Republiek en algemeen Armenbeftuur in de Republiek, en welke onderfcheidene betekenis zij daaraan fchijnen te hegten , weet ik zoo (*) Deze term wordt nogthans ook in de Voordrage gebezigd, en wel bladz. 39.; ook wordt dezelve op bl. 30. verwisfeld met gezamtntlijkt behecring\ (f.) Zis de Voordragt, bl. 17. ea 18.  < 8i-> .zoo min, als dat mij duidelijk gebleeken is, of niet wel m deze voordragt zelve deze misflag, zo het dien naam kan draagen, begaan zij. Ook zie ik dat ondeifcheid z;lf niet in; of indien er eenig onderfcheid is in deze bewoordin. gen,. zoude het misfchien tbsar .in gelegen zjj ■, dat bij de bewoording van t algemeen Armenbeftuur in de Republiek nog eenige befchikJcing aan de ondergefchikte Beftuuren zoude overgelaate.n zijn, en geenszins bij die van Armenbeftuur o v b r. de geheele Republiek. Ik heb echter de béide bewoordingtin, en, zoo ik meen, in dezelfde betekenis vaak met elkandertn verwisfeld. En wat den term van algemeen Armenbeftuur aangaat; ik oordeele denzelven zeer gepast,., om aan . te duiden, dat het Armenbeftuur, ais naar den aart der Staatsregeling niet meer elke Stad of Dorp particulier aangaande t voortaan niet zal verblijven ter onafhangelijke befchikking van de Gemeente - beftuuren, waarbij hét anders volgends 't voormalig foederaticf Regeerings ftelzel berustede £ * ), maar over en , in de geheele Republiek geregeld (ingerigt, georganifeerd) zal "worden naar die algemeene voprfchriften en_.plaa». lijke befchïkkingen , hiertoe vereischt, welken het Verógënwoordigend Lighaam Ko]- last der Staats» Tegelinj^T^ - , :av nri r • ,-{.3-f sbuos" - nolics" twfr (*) Dit ftelzel kende oorfpronglijke en nit zijnen aart geen op zig zeiven ftaande Kerkelijk Armenbaftuur, veel min onafhangelijke beftuuren van DirTenters. Dit moet men nimmer uit het oog verliczea. ■ - '■ F' ■ •  «Sa > }ërt. Het fchijnt' den Burgeren Dt vos, cc ook zoo voorgekomen te zijn, fchoon zij het maar toepasfen op een gedeelte van den Armenftaat. Het leftuurover 'de thands zoo genoemde Aalmoezeniers —• H. Geest — of Stedelijke en Dorps-armen (ook wel buiren-armen en politieke armen genoemd) welker ïneensmblting en gezamentlijke brhebring over de ganfche Republiek, door hun befchouwd wordt van eene allerwezenlijkftc nuttigheid te z'jn, en baai dei? aart der constitutie, als niet meer elke stad of dorp ■PARticulier aangaande , vollehdig " bedoeld ; dit Beftuur noemen zij algemeen nationaal armenbestuur ( En waarom het Armenbeftuur, bij ineenfmelting van geprofesfeerde en niet geprofesreerde armen , minder den naam van algemeen nationaal armenbeftuur zoude verdienen? daai toe zie ik geene reden. Dus meen ik voldoende aangetoond te hebben, dat de Staatsregeling duidelijk en bepaald fpreekt over het ftukin gefchil; dat zij geenszins onbeflist, veel--min ' aan - -het—Vertegenwoordigend Lighaam *»ov.ergelaaten heeft de keuze over- den -toek&mv fïigen • ftaat -van-het •-Ar-menwezn-';- -en-' bij -geenemogelijkheid-kan v.rijgelaaienhebbenden-zelven, door. de -ondepfeheidrng-in-»AS»#j«*»« dan1 op de beginzelen van eenheid, ondeelbaarheid en gelijkheid, zoodat de Armen hier bevoorrecht, daar g•-•drukt, zouden worden, Neen; had de conftituëerende Vergaderiug dit bedoeld, zij zoude met ronde woorden voorgefchreeven hebben, gelijk eertijds Hollands Staaten aan die van Warmond gelasteden : De Kerkelijke Ledematen derzelver Vrouwen eu Kinderen zullen bij de Diakonen van hun Kerkgenootfchap — de overige In- en Opgezetenen bij Armenmeesteren verzorgd worden ( •): en het XXfte art. der burg. en ftaatk. grondregelen zoude dus geluia hebben: „Eik „ Kerkgenootfchap zorgt voor het Onderhoud van „ zijnen eerdienst, deszelfs Bedienaar en en Gejligteit;" als mede voor het ond> khoud van zijne BtHOEFTIGE LEDEMATEN Mtf.T derzelver vrouWEN EN KIMOEREN. En hier mede aan het mij voorgeftelde hoofddoel voldaan hebbende, zoude ik een einde kunnen maaken aan dit gefchrift, hetzelve aan de befcheiden beoordeeling mijner Lezeren en bijzonderlijk van de Burgers de vos c. s onderwerpende; ware he» niet, dat ik mij zeiven zoo wel als anderen het bewijs nog fchujdig was van het oordeel, welk ik reeds in den beginne geuit heb over het plan van Armenbeftuur, welk die Burgers in het derde gedeelte hunner voordragt hebben medegedeeld. — Het komt, heb ik het wel gevat, hierop neder. *Er zijn tweeërlei Armen in ons Vaderland. Dc- Zit hier vooren bl. 16. Fa'  < 84 > i". Dezulken, die, tot geenerlei godsdienftig Ge-* nootfchap behoorende, van daar dus nooit onderHand kunnen erlangen. Men is echter genoodzaakt zig hunner aan te trekken. Men heeft dit ook geda in. Tot derzelver onderhoud, kleeding, huisvesting of opvoeding bragten alle Burgers in hat gemeen het hunne toe. Alles kwam , door algemeene collecten of impofitien, voort uit den boezem van alle inwooners zonder onderfcheid. Zij zijn bekend onder den naam van Aalmoesfeniers — H. Geen — Stads-armen enz. De Beituürders reprefenteeren geen onderfcbeiden Corpus of Sociëteit, maar zijn flegts. opzieners van Stads- of Dorpswege. Het fonds, welk zij bezitten, is het overfchot van de aan hun . toegeftaane profijten, en misfchien van eenige donatien. De Huiszittcnhtiizcn, Gasthuizen en andere dergelijke Stigtingen te 'Amfterdam worden bij veelen van deze geaartheid gehouden. Het is hoogst billijk, dat die Geftigren tegen de waarde overgenomen en goedgedaan worden. De ineenfmelting en gezamenljke beheering daarvan over de ganfche Republiek is van eene allerwezenlijkfte nuttigheid , en naar den aart der Staatsregeling, als niet meer eike Stad of Dotp particulier aangaande, volledig bedoeld. Dit eigenlijk Nationaale moge de Natie zig toeeigenen (*). De overvloed door fommige particu«joisui «j*v-? < w-''brf ( Kn- -' jsH -*- . lie* (*) Hoe de Natie zig dit nationale mag toeeigenen, en fommige gedichten, hiertoe behoorende , volgends de hoogde billijkheid, tegen de waarde behoort over te neemen en goed te doen, is in dit plan moeilijk te befeffen.  < «5 > liere Geftigren van dezen aart bezeten, komt van zeiven ten gemeenen profijte. Aan die Armen moet de noodige werkzaamheid verfchaft worden, ook met aanvangelijk verlies. Het te kort komende moet door algemeene, evenredig drukkende bijdragen gevonden worden. Na verloop van twee jaren zullen de geestelijke goederen aanmerkelijken onderftand verleenen. En, gelijk dit werk eertijds alomme door ColkSten zeer geftevigd is geworden, is het te wenfchen, dat dit middel niet geheel verworpen wierd. — Doch ook hierin kan van een anderen kant aanmerkelijk te gemoet gekomen worden. Door de één- en ondeelbaarheid * zijn de gewestelijke afzonderingen vervallen; en daardoor moet 'ook veel van de ftedelijke huishoudingen ineenfmelten. (?) De Natie heeft omtrend den Armen - ftaat meer gelijkheid en doorgaande rechtmatigheid gewild. Vrijdommen, vergunningen, oékooijen moeten op eenpsarigen voet gefteld worden. De uitgaven, tot het onderhoud noodig, k. nnen in zekeren zin Staats-aalmoesfen(P) genoemd worden. En het onderwijs in de Schooien en Weeshuizen, waartoe de Kinderen van fcham'len werweezen worden , moet zig niet meer bij uitjluiting borneeren tot het godsdienftig onderwijs, naar de leerbegrippen der voortijds gebene,ficeerde Kerk, eeniglijk op dien leest gefchoeid. — 1° Zulke Armen, die tot het een of ander der godsdienftige Genootfcrnppen behooren, en dus van daar onderftand kunnen erlangen. Dezen zijn gehouden een ieder zijne eigene Armen te onderhouden. Daartoe hebben zij hunne eigene inkomF 3 ften  ♦C 86 > ften en fondfen , ftaande ter hunner eigene befchikking en beheer. Dezen mag de Staat niet bena» deren, noch tot zig trekken, of daarop de fterke hand leggen. Zij zijn een privatief eigendom, welker onfchendbaarheid de Staatsregeling gewaarborgd heeft, en wel van iedere plaatslijke Kerkgemeente in het bijzonder. Want ieder heeft hare eigene rekening ; en hoezeer de onderfcheiden Gemeenten van hetzelfde Genootfchap Kerkelijk door eenen gemeenen band zaam verbonden zijn, zij zijn het echter niet in het finanticele. De overvloedige Gemeenten van hetzelfde Genootfchap kunnen niet verpligt worden tot fuppletie van het te kortfchietende bij hunne Gehofsgenooten. Dit zoude ook' weinig baaten; en daarenboven zoude daardoor de Godsdienst meer aan den Staat verbonden worden, dan die ooit te vooren kan gezegd worden geweest te zijn.c?) Doch ook hier moet meerdere gelijkheid en doorgaande rechtmaatigheid in acht genomen worden.(?) Alie Kerkgemeenten moeten oveial op denzelfden voet worden behandeld; dezelfde Vrijdommen, vergunningen en cftrooijen aan allen gegeven worden. Het ontvangen van legaten, aanfpraak hebben op de boedels der bedeelden, moet aan alle Armenbeftuuren zonder onderfcheid gelijkelijk geconfirmeerd worden. (!) Hiertegen, hoe zeer het bedenkelijk zij, wat en hoe men hiervoor door publieke au&oriteit zou kunnen zorgen, is iedere Kerkgemeente verpligt haie arme Ledematen te onderhouden. Het gedrag der herfielde Luther/che Gemeente te Am/let aam, voorbedongen en onderling overeen- ge-  < «7 > geltomen hebbende, om in de eerfte tien jaren geene Armen te bedeelen, is zonderling. Uit de gereformeerde Kerk inzonderheid en uit anderen zouden eerlang gelijke asfociatien kunnen opftaan, zeer veel en rijkelijk tot den openbaaren eerdienst toebrengende, en al her overige laaiende drijven. - Dan, hoe zeer bij de best verzorgde Genootfchappen, zoo als dit voor genoegzaam zeker gehouden wordt, de gewoone uitgaven de inkomflen merkelijk overtreffen ( — doch welk vroeger of laater door legaten en erfmakingen vergoed en gebalanceerd wordt—) de bekrompenheid der kasfen van fommige Gemeenten is zeer groot. Men moet openbaarlijk zien, hot de bedeelde fchroomelijk verwaarloosd worden, en het noodige voor hen en de hunnen veel ontbeeren. De Staatsregeling begrfpt, dat het billijk, betaamelijk , menschlievend en edelmoedig is, de zoodanigen niet geheel hulpehos te laaten omzwerven. De Natie behoort zig met die ingeboorenen eenigermaate te bemoeijen , om van dezelven eerlang nuttige burgers te maaken. Die verlatene Gemeenten (uit hoofde dat zij met anderen niet fïnantiëel verbonden zijn, maar ieder hare eigene rekening heeft) begeert de Conftitutie, dat niet van alle hulp verfteeken blijven. De Staat moet ze met het nog weinig overfchot, dat zij hebben, en met de lasten, die zij zullen aanbrengen, voor zijne rekening neemen. Dit zoude bij ineenfmelting tog moeten gebeurd zijn. De uitgaaven, aan dezelven gedaan, komen ook voor onder den naam van StaatsaalF 4  88 > ■moesfan. _ „ ult dk 0Verzigt vj0f,;jen ^altikrlijk >, en ah, van zehen voort de GROOTE ON„ DER SCHEIDINGEN nopens de HOOFD■i, ZAKEN waaromtrend de RivGELlNG" aan 99 'gezindheids wijze hunne eigene Armen bedeelen, kunnen algemeene inrigtingen plaats vln„den van kleeding met inlandfche ftoffen, van „ jar^n des uitgang uit de Weeshuizen , van „ werkzaamheden en bedrijf der bedeelden, on„ der eene gepaste opperinfpetlie. De nalatige „ beft uur er s kunnen of in hun privé beboet, of „. zij als laakwaardig gedenonoeerd, of de Corpo,, ratien, daarin geene verandering willende maa„ ken, van eenige der gemeene Vrijdommen be„ rooft, of de ambitie deswege door gepaste mid,, delen opgewekt worden." — Dus zullen de armen boeten voor het gene de beftuurers misdoen Verfcheiden Kerkelijke Armenbeftuurers bekreunen zig, immers,der gemeene Vrijdommen zoo weinig, dat zij daarom zelfs zederd de omwenteling niet eens verzocht hebben. — 30. Alle Kerkelijke beftuurers en de Armen hunner plaatslijke Kerkgemeenten genieten, bij den aanvang, alle deze voorrechten, mits en zoo lang de fondfen dit gedoogen. Als die uitgeput en voor de mitgaven niet meer toereikende zijn, kunnen zij zig tot het algemeen nationaal Armenbeftuur vervoegen. Het gaat echter voor de beftuurers niet gemakkelijk, noch valt den behoefcigen braeder aangenaam , dat de ftaat het gering overfchot der fondfen met de lasten van zoodanige Gemeenten voor zijne rekening neemt. Eenige jaren h. v. 3,5 of 7, moeten zij kunnen aantoonen, het minimum, bij het nationaal Armenbeftuur voor hun diltrift gefandioneerd, in hunne bedeelingen . Verg. bl. 61. S6* F5 ,  < 9° > gevolgd te hebben. Om de ambitie van eigen beftuur gaande te houdenzouden de van Staatswege gefubfidieerde Armen met een uitwendig teken daar van voorzien kunnen zijn.(?) De beftuurers moeten van alles rekening en verandwoording doen, en de Armen aan alle maatregelen des nationalen Armenb.ftuws ganjchelijk JubjeSl zijn, en daarin in ailen opzigte at nangelijk van dat geheel , welk hun de hand van gedienftigheid toereikt (?) — en alzoo wettig gebruikt kunnen worden tot onderhouding of aanleg van openbaare werken enz Ziedaar het plan van het armenwezen en deszelfs Beftuur, zoo goed mij mogelijk was, uit de hier en daar in de Voordragt verfpreide gedachten bijeen gezameld, of uit de zamengeftelde • denkbeelden en gekoppelde zaken ontwikkeld. Volgends hetzelve zoude 'er een zeer aanmerkelijk onderfcheid tusfchen armen en armen gemaakt moeten worden , en daardoor eene zeer groote ongelijkheid plaats hebben. Een onderfcheid en ongelijkheid, welken niet door de zaak zelve worden aangeweezen; maar die enkel en alleen gelegen zijn in omftandigheden en toevalligheden, waaraan verre de meeste arme lieden fchuld noch deel hebben ; een onderfcheid en ongelijkheid, die het gevolg zouden zijn van al of niet gehegtheid aan een Kerkelijk leerftelzel , en alzoo voor den eenen voordeelig, voor den anderen nadeelig. Want; het zij den zoogenoemden gemeenen armen een beter lot zal r wedervaaren, of dat dit te beurte zal vallen aan de  •C 91 > f- * Ie kerkelijke of gemeente armen, het is en blijft een voor - of nadeel; regtftreeks aanloopende tegen art. XX. der burg. en flaatk. Grondr. geplaatst voor de aéte der Staatsregeling (*). Immers; indien dit onderfcheid tusfchen geprofesfeerde en niet geprofesfeerde armen moest plaats hebben, zoude het uit de Staatsregeling zelve moeten voortkomen, en daarop alleen gebouwd zijn; maar alzoo zoude ook de Staatregeling, tegen haren duidelijk geopenbaarden wil, houdende: „ geene Butgerlijke voordeelen, of nadee„ len, zijn aan de belijdenis van eenig „kerkelijk leerstelzel gehecht'" alle de zoodanigen, die belijdenis gedaan hadden van eenig Kerkelijk leerfleljlel uitfluiten van onderHand in hun onvermogen, terwijl zij de hand van goedwilligheid toereikte aan die genen, die f zodanige belijdenis nikt gedaan hadden. — Of moet deze onderlcheiding gezocht worden in den Godsdienst zeiven, of in de belijdenis van eenig kerkelijk leerftelzel ? Immers neen. De Godsdienst gebiedt ons alle menfchen in onze litfde te begrijpen, en aan allen, zig in gelijke om} Handigheden bevindende , gelijke goedwilligheid {en gelijke hulp toetereiken. De Godsdienst maakt hier geene uitzondering; noch gedoogt hij, dat die door zijne belijders gemaakt wordt. Hij verbiedt te vraagen: wie is mijn naasten ? In (*) De'uiterfte onbillijkheid van deze onderfcheidifig der armen heeft rocgb zeer nadruklijk aangeweezen. a. b. bl. ia ca volg.  < 9* > In de natuur der belijdenis * van eenig kerkelijk leerftelz"! kan, dunkt mij, die onderf'cheidingook niet gelegen zijn; of zo dit plaats had, verdiende zoodanig lee:ftelzel uit de Maatfchappij verbannen te worden. ■ Neen ; de naauwe- 'bekrompenheid moge den opregten Godsvereerer uit haare kerkelijke gemeenfchap weeren; den haafn en behandeling als Broeder weigeren, omdat hij over onbegrijpelijke of betwistbaare voorwerpen, welken men Voor de b^ftanddeelen van zijn kerkelijk leerftel"zel gelieft te verklaaren, anders denkt, gevoelt en belijdt; dit moge met den geest van bet verbasterd Christendom inftemmen; maar de aart en natuur der belijdenisfe kan dit niet vorderen. — Waar is de zamenhegting der denkbeelden: Jan met zijne Vrouw en kinderen moeten onderhouden worden bij die Gemeente, met welke hij en zijne Vrouw belijdenis gedaan hebben van hetzelfde kerkelijk leerftelzel; zij zullen alle de voordeden geniften, aan den onderftand van eene kerkgemeente gehegt, en niet ondergefchikt zijn aan de maatregelen des nationalen armenbeftuurs. Pieter en zijne Vrouw, die geene belijdenis van eenig kerkelijk Leerftelzel gedaan hebben, hoe zeer zij de openbaare Godsdienst-oefeningen bepaaldelijk bij één der onderfcheiden kerkgenootfchappen bijwoonen, en hunne kinderen in het Leerftelzel van hetzelve opvoeden , mogen van die gemeente geenen onderftand • genieten, of hebben daarop geene aanfpraak; zij moeten zig vervoegen tot de gemeene armenbezorgers; zig onderwerpen aan alle de maatregelen van  < 93 > Van het algemeen nationaal 'armenbeftuur , I zïg daar van alle de onaangenaamheden getro istéiv» en het dg laaten welgevallen . a-ls Öé ma-.! tot arbeid aan openbaare werken, zee- of landlienst geroepen wordt enz.— Jan en zijne Vróuw, Pietér en zijne Vrouw-, laaten, bij hun fterYen', kinderen na, dié uit het ouderlijk goed niet opgevoed kunnen worden ; de kinderen der eerften worden aangefiaagen door het Kerkelijk Armenbeftuur der Gemeente', bij welke hunne ouders belijdenis gedaan hebben; de anderen mogen niet aangenomen worden, omdat hunne ouders, hoe braaf dtt anders geweest mogen zijn, ongelukkig gene be:lijdenis gedaan hebben van het Leerftelzel hunner Gemeente; misfchien omdat zij het niet verftonden; misfchien om gemoedelijk bezwaar; misfchien om vermeende afwijkingen hunner tijd. genooten van de voorvaderlijke gevoelens; en om deze reden moeten dié kinderen marroozen of foldaaten worden. ( — Ik moet hier herh'aaleni dat'ik de trekken van het plan van algemeen nationaal" Armenbeftuur goedkeure, indien het waarlijk algemeen was. —) Laat ons de zaak ophelderen met een en ander voorbeeld. 'Stel; iemand van remonftrantfche Ouders gebooren (ik moet deze gedrochtelijke bewoording houden) een naarllig Kerkganger, een ijvrig Godsvereerer, een opregt betragter van de deugd, meent, uit gebrek vri doorzigt, dat de Remonftranten tha^ds geene echte Ttemonftranten zijn, bij welken hij zig daarom als Lidmaat hunner Gemeente niet kan vervoegt n ; ne tot de Contraremonftranten niet kan overgaan, om-  _ omdat hij zig niet kan vereenigen met derzelver gevoelen over de vijf verfchilpuaten; die bij de Doopsgezinden zig niet kan aan geeven, omdat hij voor den Kinderdoop is; en bij andere bekende Kerkgenootfchappen om andere redenen; Offtel; iemand, door zijne Ouders godsdienftig opgevoed naar de denkwijze der Doopsgezinden van vroegere dagen, die bij een voorbeeldeloos goed gedrag voegt het geloof, dat het eedzweeren, zwaard voeren en overigheids ampt bekleeden den Christen niet geoorlofd 2ijn; die nu zwaarigheid maakt, om zig als lid van het Kerkgenootfchap der Doopsgezinden aan te geeven, omdat zij, zijns oordeels, jneer of minder van de oude leer zijn afgeweeken, en die zig , uit hoofde van het karakteriftieke zijnert min verlichte, denkwijze, ook bij geen der andere Kerkgenootfchappen als lidmaat kan vervoegen ; Stel , dat zoo braave man tot armoede vervalt; geheel buiten zijne fchuld behoeftig wordt in den manneli jken ouderdom zijns leevens; fif dat hij bij zijn fterven kinderen nalaat, welken hij zeer wel heeft opgevoed; deez' man of zijne kinderen kunnen bij geene der Kerkgenootfchappen of plaatslijke Kerkgemeenten eenigen onderftand erlangen; want, of zij mogen hun dien niet geeven, uit hoofde van de wet, welke het armenbeftuur ever de geheele Republiek heeft geregeld; of geen- der Kerkelijke Armenbeftuuren zal hen durven aanftaan om der gevolgen wil(*_).— en (•) Verg. tiylers Verh. bl. 15S en verv. I ,  *€ 95 ;> en deez' ,man of zijne kinderen zullen aan de openbaare werken moeten arbeiden, matroos of foldaat worden, alleen, omdat hij een eerlijk .man was, die zijne gemoedelijke bezwaaren gehoor heeft gegeven. Indien dL de gevolgen warea van de Staatsregeling, Geloofsbelijdenis of Lidmaatfchap eener Vergadering van godsdienftige jnenfchen! — Maar Gode zij dank! zij zijn het niet; zij zijn ook zoodanig bij de fchrijvers der voordrage niet ingezien; fchoon zij, mijns oordeels (*), in een, niet genoeg doorgedacht , plan regtftreeks liggen opgefiooten. Men zegge niet, dat deze onderfcheiding, hoe hard ook in enkele gevallen, gegrond is op de natuur der kerkelijke fondfen, en bijzonder der gesmaakte erfenisfen , legaten en donatien. Het is mogelijk , dat 'er erfmaakingen en legaten zijn met zoodanige ftipulatien: dat uit de vrugten der beiproken gelden niemand eenigen onderftand mogt trekr Ik moet hier den lezer eens vooral eene waarfchouwing geeven. Hier en op andere plaatzen geet ik het refultaat mijner befchouwingen op met bijvoer ging, mijns oordeels, mijns inziens, naar mijne ge-' dachten en derg. Ligtelijk zoude iemand daardoor in liet vermoeden kunnen komen, als of ik zelf van de zekerheid mijner befluiten, en juistheid mijner «jevolgtrckkingen niet volkomen overtuigd ware; en hij zoude verkeerd oordeeien. Het tegendeel is waar, fchoon ik het mogelijk houde | dat ik daarin .gedwaald heb. Maar ik houde niet van ftcllig fpreeken i in het algemeen , emdat verftandige en redelijke  '< 96 ]>* trekken , die géërie belijdenis gedaan bad : maar wie zal zulke'maakingen kunnen vrijfpreeken van dweeperij? Wie ontkennen; dat, indien alle erf■maakingen, legaten en donatien geclaufuleerd waren met zoodanige ftipulatien, het belang van Vaderland en zuivere Godsdienst-leer, het belang van braafbeid en eerlijkheid , van de hoogst geconftitueerde Magt in het Gemeenebest zouden'vorderen, om de ftipulatien van zoodanige erfmakingen, legaten , en donatien,' expknitudinepouflath, te casfeeren en te annulleeren; even gelijk ten tijde der Spaanfche Omwenteling, met het 'groot'fte recht, 'gedaan is met de zoo genoemde geestelijke en dergelijke goederen. Of; indien men dit zoude willen loogchettpn ,' dan zal men te gelijk moeten beweeren, dat-het Vertegenwoordigend Lighaam der Bataaffche Republiek, op het eerfte oogenblik het beste,. met decreet van onverwijlde noodzaaklijkheid gehouden is dè Kloosters te herflellen, en de Munniken en Nonnen met al derzelver bij- iium lat-, iaïoov aro- -sssf n-.b lairï 330l-rt i'I f *fe* ke twijfeling de-benige-weg is tot het leeren kennen der waarheid; en in het bijzonder in gefchriften van aart, als dit. Door- deze bijvoegingen bedoel ik alleen te kennen te geeven, hoe de zaak zig .«.an mij voordoet; en ik beoog daardoor te voorkomen het vermoeden, als of.ik.de gevolgen, welken ik meen wettig getrokken te hebben, zeude hebben willen toefchrijven aan anderen, i'choon zij die niet gezien, noch bedoeld hadden. Ik oordeel over geene bedoelin. gen; dit zijn geheel en al buiten den kring van kort. Zigtige ftervelingea.  < 91 > geloof, 'dweeperij, onkunde, luiheid en zeden* loosheid daarin terug te roepen. — Neen; zij, die, uit het gevoel van menschüevend medelijden, over een gedeelte hunner bezittingen na hunnen dood befchikten ten behoeve hunner noedlijdende medemenfchen, waren, alleen door de geftddheid der tijden genoodzaakt, om een of ander, één of rdeeri der igevestigde en aanwezige armenbeftuuren, 't zij kerkelijke o^ jmderen j^bepaal^ delijk te noemen, en aan dezelve de .a^innjijir.a-v tie dier goederen aantebeveeleii. Zij ni^ajkten^^. erfQellingen , legaten of donatien niet . aan tde kerkgemeente, als zoodanig, maar ais armenbeftuurers. — De ondervinding fpreekt hier wederom ten mijne voordeele. In iedere Stad en Dorp, alwaar ik gewoond heb, zijn door dezelfde perfoonen legaten befproken of donatien gedaan aan de gemeene zoo wel als kerke- armen\ en het niet zeldzaam voorbeeld van Haarlem, dat dezelfde perfoonen, fchoon Ledematen zijnde van één der Kerkgemeenten, aan alle de armenbeftuuren, zonder uitzondering, of aan verfcheiden van dezelven legaten maakten, en zelfs-, dat de legaten , gemaakt aan de andere Gemaenten grooter waren, dan aan die , waartoe zij behoorden , is bekend; misfchien gebeurt dat ook ook elders. Deze menlchenvrienden handelden noch uit gehechtheid aan het leerftelzel van hun Kerkgenootfchap, noch uit bijzondere aff ctie tot de arme ledema'en hunner Kerkgemeenre; zij handelden ,■ gelijk die tijden zulks van hun vorderden, in den echten geest der waare broeder* G min  < 98 > m'ti en zuivere menfchenliefde ; hunne liefde ftrekte zig uit tot alle menfchen; hunne legaten waren offers aan de lijdende menschheid, wel- daaden aan het VaderlandNiet minder aanftootelijk is deze onderfcheiding opzigtelijk de behandeling van Kerkebroeders van hetzelfde Genootfchap. Ter plaatfen, alwaar de gemeenten overvioedige fondfen . in betrekking tot het getal en de behoeften der noodlijdenden-ff. bezuren, zullen de armen zeer rijkelijk ondei houden , en tot 'geen arbeid aan de openbaare werken.enz, genoodzaakt worden, bij voorb, Hoe. velaken en Zantvoort ;maar hunne geloofsgenooten te Zweins en Loenen (ik moet flegts plaatzen noemen, en kenne de geflcldheid der armenkas&h van de genoemde Doipen niet) zullen uitwendige tekenen van fubfidie draagen, en zig onder de hoofdelijke levering van manfehap tot Zee - of Land - dienst moeten laaten opfchrijven. Waarlijk; eene generale requifirie van de jonge manfehap, meent men, en misfchien te regt, dat hier niet aan den man zoude willen; maar of deze partiële requifkie geen ongenoegen , morren en opftand zoude verwekken, laat ik aan anderen te beweeren over. — Daar in Amfterdam bijkans ziventig duizknd gealimciiteerden zijn, zuilen gewis dc onderfcheiden kerkgemeenten daaraan rijkelijk haar aandeel hebben , en eene of meerder derzelven tot de daartoe benodigde uitgave misfchien niet in ftaat .jn; en alzoo zullen de kerke- ledematen van Amfttrdain volgends dit plan Vrouw en Kincim C de«  < 99 > deren , Ouders en Vrienden moeten verlaaten, om aan de openbaare werken te arbeiden, als. matroozen of foldaaten het Vaderland te dienen terwijl hunne kerke - broeders te H-iorn, b. v., Rotterdam of Dordrecht door de overvloedige fondfen van de plaatslijke kerkgemeenten rijkelijk kunnen onderhouden worden , en bij Vrouw en Kinderen, Ouders en Vrienden gerust en ftil te '^uis blijven. — Waarlijk; het zoude eene ipecu-latie worden — welke ik niet als ongeooriofd durf veroordeelen — waar ter plaats men zig zal -nederzetten , en bij welk kerkgenootfctiap men zig zal voeden; daar, waar het meest gegeven wordt, of met welker "kerkelijk leerftelzel men zig het best kan vere enigen. Dan verder. — Die plan is in fchijn yaordeeftg voor 's Landa kas; maar zal in zijne werking daarvoor verderflijk worden, Veelen van die kerkgemeenten , welken door de hardheid der voorige tijden ook voor de behoeftigen, tot dezelven behoorende, 't zij die ledematen warenof niet; moeste^ zorgen, weeten wat die zorg in hebbe; de ui-geputheid harer kasfen, de kaarigheid, waarmode zij haar beftuur zoo ten opzigte van de openbaare Godsdienst-oefeningen, als in betrekking tot de onderfteuningen aan noodlijdenden, hebben moeten inrigten en aan den gang houden , -doea haar overtuigend zien , dat het niet mogelijk is dit langer uitteho.uden- Van deze kommervolle en aan het kerkbeftuur zoo vreemde.zorge worden die Gemeente der voormalige Di&fenreren, welken door de bekrompenheid haarer k,.sfen onder dezea last fchier bezwijken, door dit p^au G a niet  ♦{ 100 niet ontheft; noch kunnen zij zig daarvan ont> doen , dan door een middel, welk noch met gronden van Godsdienst in het algemeen, nceh met beginzelen van menschlievendheid in het bijzonzonder ftrookt; doch waartoe zij eindelijk, door den hóogften nood gedrongen , haare toevlugt zullen moetefi neemen; zij zullen zig tegen wil en dank genoodzaakt zien, om, na alle hare fondfen te hebben zien wegfmeltem, niet alleen de behoeftige kerkbroeders, die geene ledematen zijn, tè abandj3arjjKr^;..maa.r_ojDkJioogst huiverig worden, om.d&^QQ&nigen,„van.welken..maar, ee,pIgszjns ?.niide kannen vermoed., of-gevreesd w.or.d£g.,wdat zij tot den ftaat van onderftand. behoevenden .zu.lleri vervallen, niet toe te laaten tot het Irdmaatfchap der Gemeente. En, daar deze Gemeenten, met behulp van hare tegenwoordige fondfen, hare zakeij nog eenigsn tijd zullen kunnen fleepende houden, zullen! die dér Hervormden rot dezen harden ftap reeds "terftond gedrongen zijn. Zij hebben misfchien nergends , en, zo al ergends, zekerlijk rti zeer weinige plaatzen, genoegzaame fondfen ter onderftéu-ninge voor hunne Armen; en hoé geneigd ook dé Leden van dat Kerkgenootfchap zijn mogen, om mildlijk mede te deelen tot den onderftand der noodlijdenden ; hoe groot ook hunnè bereidvaar.digheid moge zijn om daartoe de aanmerkelijkfté opofferingen te doen; hunne welmeenendfte ert ijvcrigfte poogingen zullen verre, zeer verre té kort fchieten, en nimmer toereikende kunnen zijn; zelfs dan niet, wanneer een herftelde vreede de i voo*-  < ICI > voorige welvaart in ons Vaderland te rug bragr. —> Hier te Leiden althands is, naar mijne gedach-, ten, de Hervormde Gemeente voor dezen zwaren , ondraagelijken last niet beftand. Volgends het provifioneel rapport en ontwerp van derzelver gecombineerde commisfie, door haar dezer dagen ter beoordelinge der Gemeente voorgedraagen, zullen de kosten van den openbaare eerdienst bedraagen ƒ 38700.; terwijl het inkomen (de huur der zitplaatzen daaronder begreepen) daar tegen gerekend wordt op ƒ10.830., zoo dat eene fom van/27870. door infchrijvingen , of op andere wijze gevonden zal moeten worden. De uitgaven bij het Huiszittenhuis, Heiligen Geest of Armenwees - en - kinderhuis , Oude Mannen en Vrouwenhuis en de Armen bakkerij kunnen befchouwd worden als de onkosten van het onderhoud der Armen van die Gemeente, om dat geene andere behoefcigen huiszitten- of wees-armen dan van die Gemeente aldaar onderhouden worden. Dezelven bedraagen, de renten der gevestigde fchulden daaronder gerekend, jaarlijks ruim ƒ150000.; daartegen bedraagen de inkomften dier geftigren uit Effecten , Landerijen, Kinderwinffcen, collecten ƒ78000, waardoor een te kortkomt van ƒ72000. Gefteld nu, dat voornoem' de geftigten met derzelver bezittingen en fchulden als eigendom overgaan tot de hervormde Gemeente; dan zullen zij (behalven de nu reeds mede als inkom den gerekende huis- en kerkecolleften en huur der zïtplaatfen r te zamen bedraagende ƒ3.3009) jaarlijksch, zoo ter bekostiging van den G 3 open*  « moeten laaten drijven , en zig enkel to* de kosten van den openbaaren eerdienst moeten bepaalen. Wel verre derhal ven dat dit plan, ware h:t bedoeld bij de Staatsregeling, of wjerd het gevolgd bij het Vertegenwoordigend Lighaam, iets zoude toebrengen, om de Staatsregeling met meerdere hartelijkheid, zelfs maar met onverfchilligheid te doen anplefteeren , zoude het fchier alle de Inwoonders der Republiek daar van afkeerig marken. Siegts eenige weinige Kerkgemeenten , waaronder de meetten nog van de voormalige Disfenters, zouden zig , uit dien hoofde dezelve kunnen laaten welgevallen; want dezen zouden zeer bezwaarelijk te brengen zijn tot onderwerping aan die algemeene inrigtingen, waar van bl. 32. gefproken wordt; juist op even die zelfde gronden van eigendom, waar op de eigen beheering over de Kerkelijke Armen en Armenfondfen aan Kerkelijke beftuurers gedreeven wordt. Dit plan is dus voor de finantiëele belangen van het Gemeenebest geenszins zoo voordeelig, als het aan de ontwerpeis is voorgekomen; terwijl het bijkans alle de nadeelen heeft van het plan van algemeen Beftuur en Ineenfmelting, en de voordeelen daarvan mist. Op het oogenblik, dat het plan in werking gebragt wordt, krijgt de Staat ten zijnen lasten niet alleen alle behoeftige perfoonen , die geene ledematen zijn, en welker getal zeer aanmerkelijk is; maar ook alle armen , 't zij zij ledematen zijn of niet, bij zodanige Gemeenten, die in het geheel gene G 4 of  •C i°4 > of maar zeer geringe armen - fondfen bezitten, en die gewis ook geen klein getal uitmaaken. Maar hiermede houdt het niet op. Van jaar tot jaar zullen de gemeene armen vermenigvuldigen , zoo door het aanneemeu van mindere lede» maten, als door het bezwijken van die Gemeenten , welken in den beginne zig met een eigen beftuur belast hadden, en nu, na hare fondfen te hebben ingekeerd, zig eindelijk gedrongen zien, om hare arme broeders te laaten drijven, en hen met bet nog weinig overfchot aan het algemeen nationaal Armenbeftnur over te laaten. Dus komen met Jen tijd alle de armen, lehalven eenigen weinigen van deze en geene vermoogende Kerkgemeenten, zonder fondfen, en zonder bijdraagen van die Gemeenten, alwaar geene eigentlijk gezegde Armenfondfen zijn, ten lasten van den Star,*, De Staat draagt de lasten en eenige weinige Gemeenten de voordeelen. Om hier tegen te waaken, kenne ik tot nog toe maar één middel; welk echter met de Staatsregeling weinig zoude ftrooken, en mo.ilijk zijn uk te voeren. N.iamlijk; eene wet, bepaalende dat ieder Ingezeten, een zeker getal van jaren bereikt hebbende, zig bij een der Kerkgemeenten als lidmaat zou moeten aangeeven, en dat de Kerkgemeenten verpligt zouden zijn allen, die zig aangaven, aan te neemen. Maar gefteld, dat dit mogelijk en uitvoerelijk ware; of aangenomen, dat de onderfcheiden Kerkgemeenten met elkander wedijverden , om jaarlijks zoo veele nieuwe ledematen aan te neemen, a's mogelijk is;  *i ios > is; dan nog zal men het niet gevonden hebben: maar daar door zelfs de grootfte verwarring en tegenwerking tegen de beginzelen der Staatsregeling gebooren worden. Zonder algemeen Beftuur over alle Armen ,. zpn-a der eenig het minfte onderfcheid , is de eenheid en ondeelbaarheid der Republiek, bij geene mogelijkheid, te handhaaven, noch het belang der binnenlandfche Fabrieken te bevorderen. Want» zijn de Kerkgemeenten, fchoon al in het Kerkelijke door eenen gemeenen band zaam verbonden, het echter niet in het finantiëele ; heeft iedere plaatslijke Kerkgemeente hare eigene rekening; heeft zij hare bijzondere Fondfen, aangelegd uit giften en donatien, legaten en erfmaakingen, ten bijzonderen einde daartoe gefchikt, om de arme Leden vaK die plaatlijke Kerkgemeente te onderfieunen ; dan hebben ook behoeftige Broeders, gebooren op eene andete plaats , geene aanfpraak op onderfteuning uit het Kerkelijk Armenfor.ds der plaatze, alwaar zij zig met der woon nederzetten. Zij behooren wel tot hetzelfde Kerkgenootfchap , en zijn Kerkelijk met de Geloofs- ' genooten hunner nieuwe woonplaatze wel verbonden , maar niet finantiëel; op grond en uit den aart der donatien , legaten en erfmakingen zijn zij van alle kerkelijke liefdadigheid uitgeflooten; en het is louter eene genadegifte der Kerke, wanneer de gemeentelijke Armenbeftuurers vreemde Armen aanflaan. Bij vermogende Gemeenten moge men hieromtrend minder flipt zijn; maar die, welker kasfen fchraal zijn en. bekrompen omkomen, zouG s den  < 106 > den wel tot meerdere ftriktheid in dezen gedrongen worden, en genoegzatnen grond voor hun gedrag in deze kerkelijke fchikkingen vinden. Door de ganfche Republiek zal dus, om der Kerken en -Kerkelijke Armenfjondfen .wille,,blijven, voortduuren dat gedrogtelijk afvorderen van Aften van Cautie en Indemniteit, met al den nafleep van belemmeringen en hindernisfen der industrie. Even gelijk het nu is; zil het dan moeilijk blijven, om nieuwe Fabrieken of Trafieken aan te leggen , of van de eene na de andere Plaats te verleggen: aan den eenen kant zullen de Kerkelijke Armenbeftuurers geene zoodanige perfoonen, die tot hunne Gemeenten refpeérivelijk behooren, als Kerkelijke Ledematen overneemen, zonder Acte van Indemniteit der Gemeente van hunne geboorteplaats, of zonder borgftelling van hem, die in zoodanige plaats een Fabriek of Trafiek verlangde op te rigten: en aan den anderen kant zal men het geeven van Aften van Indemniteit of geheel affchaffen, of het verkrijgen daarvan bemoeilijken op zoodanige Plaatzen, daar dergelijke Fabiieken of Trafieken gevestigd zijn, ten einde dezelven aldaar te behouden Te Leiden vernietigde men de voorige keur wegens de Aften van Cautie en Indemniteit in den jare 1777., dat is, kort na het oprigten der Lakenfabriek te Amersfoort. De oude provintiale en plaatslijke belangftelling, de voorige jaloufij worden alzoo leevendig gehouden tn aangekweekt; de induftrie wordt verhinderd zig aldaar te vestigen, alwaar zij be-er dan elders zou voorkomen; en terwijl men zelfs alles zoekt te  < lo7 > te behouden, zal men alles verliezen; de werk. lieden genoodtlrongen zien , om buiten 'sLands een goed heenkomen te zoeken, en de Fahrikeurs met. hunne Fabrieken uitdroegen (*). Men meene niet. dat hier tegen genoegzaam zal kunnen worden voorzien door die algemeene vqov fchriften, welker bepaaling bij Art. XLVIII. aan het Vertegenwoordigend Lighaam is opgedraagen; en dat het vorderen van zoodanige Aclen van Cautie en indemniteit daarbij geftrengelijk verboden zou kunnen worden. Deze meening ftrijdr tegen het beginzel, waarop het ftelzel des Kerkdijken Armenbeftuurs rust. Die beweert, dat uit de Armenfondfen van eene Kerkelijke Gemeente geen onderftand mag gegeven worden, dan aan de geprofesfeerde Ledematen der Gemeente; dat de niet geprofesfeerds Kerkeleden daarop geene aanfpraak hebben; dat Leden bij voorb. van het hervormd Kerkgenootfchap niet mogen onderfteuad worden uit het Armenfonds van eene Lutherfche Gemeente ; die meenen, dat de natuur der Kerkelijke Armenfondfen , uit hoofde der legaten en donatien enz., waaruit zij beftaan , eeene ineenfmelting gedoogt; de zoodanige kan ook aan het burgerlijk Beftuur de bevoegdheid tot het maaken van dergelijke wet niet toekennen: want, daardoor zoude over die Fondfen, tegen de onderfteide bedoelingen van derzelver be- (*) Vergelijk adres van het Cemmittê van algemeen Welvaart te Hairuh aan de Nat. Verg. gedrukt ie tiaarlera bij b ohn.  «C 108 > begiftigers , befchikt, en in de daad eene foort van ineenfmelting ingevoerd worden. Dan, de bevoegdheid tot het maaken van zoodanige wet toegeftaan zijnde, zoude nogthans het voorgefteld doelwit daarmede niet bereikt worden. Althands tot nog toe heeft men misfchien alle wetten van een verbiedenden aart weeten te ontduiken en kragtteloos te maaken, vooral wanneer bijzondere belangen daarin betrokken waren : en dus zou ook van zoodanig verbod tegen het vorderen van Aften van Cautie en Indemniteit weinig vrugts te wagten zijn. Hoe gaarne ik een onafhangelijk Armenbeftuur der plaatslijke Kerkgemeenten nog van vericheiden andere zijden wenschte te befchou-' wen, moet ik, door mijne Amptsbezigheden geroepen , daarvan afzien , en dit gefchrift ten einde brengen. Eéne bedenking moet ik echter hier nóg bijvoegen. Zij is deeze. Uithetvoorenftaande is gebleeken, ( en ik meen dat mijne redeneeringen en befluiten juist zijn) dat zeer verre de meeste Kerkgemeenten genoodzaakt zullen zijn , om het getal van behoeftige ledematen het geringst mogelijke te maaken. Maar wat moet hieruit voortvloeijen ? Noodwendig dit; dat het Godsdienftig onderwijs der minvermogenden zal worden verwaarloosd, althans veel minder behartigd en aangedrongen , dan het behoorde. Want voegden zij bij de eenvoudigheid hunner zeden en de opregtheid van hunnen wandel de noodige kennis van het . leerftelfel hunnes Kerkgenootféhaps, zoude het eene zigtbaare ea in 't oog loopende- par-  < ioo > partijdigheid zijn, om dezulken tot het doen der belijdenisfe niet toetelaaten: dit echter gedoogt noch de bekrompen ftaat van het Kerkelijk armenfonds, noch de ambitie, om op zig zei ven te blijven beflasm, en alzoo om aan hét algemeen nationaal Armenbeftuur- in het doen van rekening en verantwoording, en aan alle deszelfs maatregelen in het'geheel niet öndergefchikt te zijn: Er fchiet derhalven niets over , dan zodanigeHeden aan zig zelvén overtegeeven, en hen nimmer met den behoorelijken aandrang tot het ont'vangen van Godsdienftig onderwijs' en 'bet bijwooften der openbaare Godsvereeringen aaritefpooren. En Welke gevolgen dit op de zeden en den gelukftaat dezer menfchen moet'hebben, is' niét noodlg hier in het breede te behandelen. Een iegegelijk gevóélt dit béter, dan ik het kan befchrijVen; en zal met mij deze gevolgen inzien en betreuren. Maar ook een iegelijk zal zig met mij verblijden in de hoop en het vooruitzigt, dat, claar een kerkelijk armenbeftuur , volgends de • gr ,nden der aangenomen Staatsregelinge, niet kan, niet zal ingevoerd worden , deze gevolge geen ftand zullèn grijpen; en de aart eens algemeenen arrrrenbeftuurs wel inziende zal -hij het tijdftip zegenen, waarop hetzélvedaadlijk zal worden ingevoerd. — Bij een nationaal Armenbeftuur zijn de kerkgemeenten ontflagen van 'de zorg voor de tijdelijke welvaart haarer behoeftige le« Aen. De Hervormden blijven ten dien 'opzigte in den ftaat, waarin zij zig tegenwoordig beVindén • of liever ten dezen aanzien verbetelen  IIO > ren zij van conditie» Na moeten zij hunne kerk - collecten aan het armenbeftuur affiaan ; en hebben flegts in fchijn de magt ter aan'tellinge der beftuurderen; en nü wordt maar voor een gedeelte voor de behoeftige leien hunner Gemeenten, van 's lands of ftads wege, gezorgd ; en onder den fchijn, als of zij medebeituurers waren, moeten zij zig naar de voorlchriv'fen dc.r Regeering gedraagen. De overige Kerkgenootfchappen hebben nu, ja, het eigen beftuur over de armen hunner Gemeenten, maar of dit een voorrecht, dan wel eene druk» king zij, is te vooren duidelijk gebleeken; nu moeren de Disfenters voor hunne eigene armen zorgen; in meest alle fteden en dorpen, door 's Lands en pbutslijke belastingen, bijdraagen tot onderhoud van armen, die tot hun Kerkgenootfchap niet behooren, en zijn daardoor mat eenen dubbelen last bezwaard; terwijl maar in zeer weinigen plaatfen van ftadswegen eenige onderftand aan hunne armen kasfen wordt toegereikt. — Onder een gemtngeld Armenbeftuur zullen, de belijdenis-broeders bij eenige weinige vermogende Kerkgemeenten rijkelijk onderhouden worden, en geene lasten van den Armenftaat -gevoelen; maar derzelver lotgenooren in onvermogende Gemeenten zullen terftond, en in minvermogenden van tijd R,: rijd, worden geabandonneerd, en aan het har e lot — hard uit hoofde der ongelijke behandeling — der niet geprotesteerde behoeftigen overgelaten worden. — Onder een algemeen nationaal Aimtnbtliuur zal geene ondericheiding, hoe genoemd  < III > noemd , plaats hebben; de ééne Kerkgemeente, de ééne Burger, zal deor den last der armen niet meer gedrukt worden, dan de anderen; de ééne arme niet harder behandeld worden, dan alle de overigen. — O.'dcr het tegenwoordig Armenbeftuur geeft de vermeerdering der behoeftige hu.sgezinnen altijd onaangeniame aai.djennen, omdat de onderfteunmger, geëvenredigd Kdeaea zijn naar de inkomften, en bij een totneemend g.-tai van armen afneemen. — Onder een gemengeld Armenbeftuar zal men op allo mogelijke wijzen tegen den aanwasch der Kerkgemeenten door behoeftige huisgezinnen zorgen. Onder een algemeen nationaal Armenbeftuur kan peen varbeiden plaats hebben; tot het bijwoonen der openbaare godsdienstoefeningen en catecheriefche onderwijzingen zullen de behoeftigen zoo emftig aanremaaud, rot het doen van belijdenis even blijmoedig tbegelaaten worden, ais de rijken en de aanzienleken; allen zullen de daaraan bij hunne onderfcheiden Kerkgenootfchappen toegekende geestelijke voorrechten gelijkmatig k^nen genieten ; en iedere Kerkgemeente zal een echt af beeldzei zijn van wAare gelijkheid enferoede-fchap; eensgezindheid en broederliefde zal, bij een nationaal onderwijs in de algemeene gronden van Godsdienst en beginzelen van zedenleer, zig veripreiden door de geringfte ftanden der maatfchappij ; vooroordeel, bijgeloof en onderlinge afkeer van verfchillende godsdienftige begrippen zullen door meenfmelting der behoeftige weezen verbannen, en door dezen de algemeene verlichting en be- lchaa-  fëhaaving op de kragtdadigfle en zekerfte wijze bevorderd worden. Zie daar, Leezer! eenige vlugtige bedenkingen over den toékomftigen armenftaat in ons Vaderland Bedenkingen, welken ik mij, om het belang der zake, verpligt gevonden heb, door middel der drukpersfe, ter uwer kennisfe en die van de hoogstgeconftitueerde magt der Republiek te brengen; ten einde het mijne b'j te draagen, om, zo veel in mij was, te helpen voorkomen, dat geen gewaagd, niet genoegzaam doordacht, noch behoorlijk doorgewerkt plan van Armenbeftuur bij het Vertegenwoordigend Lighaam aangenomen of vastgefteld mogte worden. Ik onderwerp dezelven aan die zelfde vrijmoedige en befcheiden beoordeeling, waarmede ik de voordragt heb behandeld; niets zal mij aangenaamer zijn, dan op deze wijze met andere liefhebbers van het Vaderland, Vrienden van de behoeftigen, en hoogachters van den Godsdienst mede te werken tot dat gene, waardoor, onder den Goddelijken zegen, de bloei van het Vaderland verbeterd, de drukkende ftaat der armen verzagt, en de gewigtigfte belangen van den Godsdienst bevorderd kunnen worden. BIJ-  B IJ L A G E. Uittrekzel uit zekere Memorie vari confidera» tien en advijs geprefenteerd aan de provifionelen Raad der Gemeente van Leiden, (zie bladz. a8.) In de onderftelling, derhalve, en daarenboven ainneemende . dat..de.-.ProviQoneeie Raad decreteerde, dat alle Diakonijen en. .^e,e.sjiuij;e.n, zoodanjg^al^die fiu gefteld Zijn , voortaan onder publieke adminillraue en den invloed van het Goüvernement zullen zijn, zoude zoodanig decreet terftond gevolgd moeten worden van een ander, behelzende, dat »Ue tot nog roe ^edaane openbare Collecten, *t zij met de fchaal of raet de busfche , terftond zouden ophouden en ingetrokken moeten worden Want zoodanige Collecten te Willen Continueeren, zoude het fchandelijkst misbruik zijn, welk men van de piëteit van eenige Burgers zoude kunnen maaken , als die T| dan dubbel zouden draagen in den last der* Armen. En indien'zooda-> " 'rfi'g decreet al niet genomen werd, zouden de inkomften van die openbare Collecten niet zoo zeer allergeweldigst verminderen, als wel binnen kort geheel ophouden; naardien de redenen, waarom men te voorren het zijne in die Collecten bijdroeg, thands geheel zouden ophouden, en een ieder tog naderhand, bij het einde van ieder jaar zijn aandeel in het Oi deihoud der Armen enz zoude moeten draagen. Dn is ook de reden, dat men in het overwegen en beö»rdeeien van een ontwerp, als het tegenwoordige , in hut geheel geen Itaat kan of n;ag maaken op de nog veel aanraerketijkcr Collecten, die ia de Kteil ken  ♦C in > ken gedaan worden. De redenen . wa iron tot nog toe door pieufeen religieufe Lieden d'.afin zt. oTT'da "'"fch'oiiclers te zullen leggen'..1 ïiaar anderen m: ze» door-hef berigt wtfgens de vereeniging vat» her. H. Geest s. fchapi welk nu in alle de andere Weeshuizen gebruikt wordt. En eindelijk, wanneer men bedenkt, dat naar alle waarfchijnelijkneid in de directie en adminiftratie nog eene aanmerkelijke bezuiniging en bs■fpaaring geïntroduceerd kan worden; — Zal een jeder het voordeelige eener vereeniging, van den kant van het Finantiele, te duidelijk zien, dan dat hetzelve hier breeder behoeft aangeweezen te worden. Vraagt men nu, op welken voet en voorwaarden deze vereeniging zoude kunnen gefchieden, is het antwoord eenvoudig, op een' van deze twee volgende manierer. • io. Het Kapitaal, welk het Weeshuis tegenwoordig bezit» zal-bet behouden, en alle de Kerkgeuootfchappen — uitgezonderd dat van de Nederduitfche Gereformeerde Gezindte , door welker Leden hetzelve met vericheiden Gften en Legaten van tijd tot tijd begiftigd is geworden — zullen aan de algemeene kas bezorgen 'een zoodanig Kapitaal in Hollandfche Obliga'ien of Losüentcn , 100 tegen 100 gerekend , als de Kapitalen van »et Weeshuts, zuiver en na aftrek der fchulden , bedraagen , en zulks in evenredigheid van het aantal der Ledematen en derzelver Kinderen van een ieder dei refpeftive Gezindten; wordende door Ledema'en alhier ook verftaan de zoodanigen, die, fchoon nog wel geene belijdenis gedaan hebbende, door Doop en opvoeding meer bijzonderlijk en bepaaldelijk tot één der refpecliVe Geiindten gerekend kannen worden te behooren. — Of anders: 20 De Biidragen zullen , in Kapitaal als boven , kunnen gefchieden, volgends een omflag, welk de Weezen bi) een iéder der andere Gezindten, in de laatfte 10 of act jaren, gekost hebbeu. Wat nu de Directie en manier van opvoeding aangaat: zulks zal op den volgenden voet kunnen ingerigt worden. Art. Alle Kinderen, Jongens en Meisjens . zullen, zoo vroeg mogelijk , immers voor hun agtfte jaar, reeds eenigen arbeid moeten verrigten, en daardoor iets tot hun eigen onderhoud toebrengen. a. Alle, zoo Jongens als Meisjens, zullen opgeleid worden voor de Fabrieken (zoo velen naamliik oaartoe veieij-cht zulle» worden ) en daaraan tot zekeren, nader tc bepaalen , ouderdom moeten gehouden worden. 3*  < II? > J. Alle Jongens zullen moeten leeren fpinnen, kousfen en netren breiden, 4. ZiyuMcn op geen ambacht befteld worden, voor dat zij qfze handwerken volkomen kennen. 5. Zij zullen die handwerken moeten onderhouden; en ten 'blijke daarvan, ten minden vier malen in het jaar, openbare proevén hunner bekwaamheid in dezeiven moeten geeven. Het nut dezer fchikkinge moet een ieder terftond in het oog vallen. Hoe nieerderleie middelen Van beftaan iemand hebbe, hoe meerderen kans hij heelt, om in werkelooze tijden iets met eeö of anderen arbeid te verdienen. — Oude afgeleefde Ambachtslieden zijn ook, als zij voor hun gewoon ambacht minder gefchikt zijn geworden , alsdan nog altijd in ilaat, om met fpinnen of breiden iets Voor hun eigen onderhoud te winnen, 6. Die een Ambacht leeren , zullen niat bij het jaar bedeed worden, maar bij de week; zoo als Purger. Kinderen. 7. In den winter , en wanneer in hun ambachtaberoep geen werk is, zullen zij fpinnen of breiden. 8. Zij zullen ook opgeleid worden tot het fedwerk , bijzonderlijk het baggeren en het maaijen, opdat het geld , welk nu door vreemdelingen verdiénd , en jaarlijks ten lande uitgevoerd wordt, zoo veel mogelijk, hier blijve. 9. In de keus der Ambachten zal, zoo vee! mogelijk, gelet worden , op den aart en de bekwaamheden. 10. Die voor eenige meer verbeven kunst of weeten. fchap blijken van allerbijzondeifte gefchiktheid of bekwaamheid aan den dag leggtn , zullen daar toe worden opgeleid 11. Gereedfchap, tot hun ambacht noodig , zal hun, naar behoortn , verzorgd worden. 12. Van iederen Gulden, dien zij met hun werk, 't zij binnen of buiten 't Huis winnen , zullen zij drie duivers zakgeld hebben ; en het overige is ten profijte vau het Huis. 15. Daarenboven zullen zij van iederen Gulden, door hun, als boven, ten profijte van hei Huis gewonnen, bij hun ontflag uit het Huis , tot een uiizec krijgen één Stuiver. Of het belang der Maatfchappije in het algemeen , ! H 3 oï  of 'dat van een Weeshuis i» het bijzonder , of Oo'c wel het belang der Weesjongens zeiven <, vordert, dat zij op hun il. of 20. jaw uit het Huis ontflaagen worden, en het zi| rran handwerk en Ambacht voortzetten, of zig in 'si-ands Zee- of Landdienst begeeven, moet nader onderzocht woiden. Het affirmative komt den Ündergeteekende alleszins het aanneemelijkst voor. 14. De Meisjens zullen'bijzonderlijk tot het Spinwerk • ft Kousfcn breiden opgeleid worden , en deze handwerken volkouicu moeten kunnen exerceeren. 15. 7ij zullen zoo veel ftaaijen moeten leeren, als tot een burger huishouding vereischt wordt iS. Die tot verhevener vrouwelijke Handwerken zeer groote gef< hikthci.d doen b'.jjken, zullen daartoe ook opgeleid kunnen worden; — zoo egtcr, dat zij het Spin- en Breid werk zullen moeten ondei houden , en daarvan, gelijk Art. 5. van.de jongens bepaald is, blijken moeten freeven 17. Bijzonderlijk zullen zij opgeleid worden tot Dienstmeiden, voörnaamlijk veor de Blekërijen en Trafieken. i3, Met .haar 18. of ao jaar zullen zij haai ontflag tiit het Huis bekomen; naardien de ondervinding ieert, dat Dienstmeiden en die in Trafieken werken , op dien ouderdom, jn ftaat zijn zig zelven te onderhouden. 19. Ten haretJ 'aanzien zal ook plaars hebbes, hetgene boven A t. 1 2 en 13 van dje Jongens bepaald is. — Doch het Fonds vaa niu sch losser, Wed. vapt mechelen , blijvc befïerad naar den wil der Stigteteresfe. Zie het gedrukt Rappe rt. bladz 47. as. Aüe Weeskinderen, Jongens en Meiden, zullen onderweezen worden in het lezen, fchrijvèu en rekenen , zoo veel zij zullen noodig hebben voor dat handwerk of ambacht, waartoe zij worden opgeleid ' * Dit onderwijs zal gefchieden naar de manier bij hst Departérr.ents-School alhier in gebruik. 21. Het openbaar zedelijk onderwijs zal beflaan in i« burgerlijke deugden , naar aanleiding van de werken der Maatfchappij : Tot Nut van V Algemeen , of ander* daartoe gefchike wencen. 32; Het tegenwoordig alzoo genoemd godfldlcnftlgf onderwijs , zal privaat moeten gefchieden door de Leeraars van die Gezinten, waai toe de Ouders der Kindé. ten behoord hebbïn, EË|<  < ii9 > 23' Doch het algemeen en openbaar godsdienstig onderwijs zal enkel beftain in het bovengemeld onderwijs . in de burgerlijke deugden ; Want gelijk de godsdienst eeniglijk gelegen is in de deued, zoo is "ook de kennis zijner pligten de beste opleiding tot d« kennis van den godsdienst; verder in het leezen van zekere gedeelte der H. Schriftuure — om *t even naar welke vertaaling; de beste nederduufche is zekeilijkdie van Prof. Van haMitsvslD; —~- en in godsdienstige en ftigtclijke Gezangen, waarin geene godgeleerde Leerftellingen vervat zijn; en eindelijk in de openbare Gebeeden, zoo als bij het Kweekl'chool of Werkhuis in Amfterdam in gebruik zijn. Eene evengeliike Vereeeniging in de adminiftratie, als hier vnoren breeder van de Weeshuizen befchreevcn is, zal plaats hebben ten opzigte van de Minnenen Vrouwen-Huizen; op dezelfde voorwaarden van het blijvend kapitaal en bijdragen van de andere Kerkgenootfchappen. Ook zullen de 'oude Lieden nog zoo veel door eéeigen arbeid tot hun onderhoud moeten bijdfaagen, als mogelijk is. Doch zullen zij van iederen gulden, wélken zij met hunnen arbeid verdienen, ten minden een derden of zeven ftuivers voor hun zeiven behouden; komende het overige ten profijte van het Huis. Het tegenwoordig Weeshuis der Wali'che Gemeente zal gebruikt worden tot een oude Mannen- en Vrou" Wen - Huis. Eindelijk Zal ook , ten aanzien der gezeten Armén en behoeftige Huisgezinnen, eene gelijke Vereeniging, als die vau de Wees en Minnehuizen, te werk gefield , en alle arme en behoeftige perfoonen, zonder onderfcheid rot welk Kerkgenootfchap zij bchooren, gebragt worpen onder ééne ea dezelfde adminiftratie. Dat nu zoodanige Vereeniging , als het minst kostbare jslan, alleen met de belangen der Gemeente overeenkomt, en derhalven ook alleen zal mogen gevolgd worden — indien de Armen onder bc; b-. ftier znller» _ blijven van het Gouvernement, én dooi fretze'fde met de noodige Subfidien voorzien zullen Korden — behoeft hier bij herhaaling, niet verder aangedrongen te worden. Dat aanmerkelijke uitgaven , door tiet vereeaigen der H 4 Wees-  < "O > Weeshuizen, oude Mannen - en Vrouwen Huize» zullen befpaard worden , is te vooren reeds aangeweezen, fchoon tevens is aangemerkt, dat niet bepaaldelijk kan Worden opgegeven , hoe veel dit zal bedraagen. Dat het zelfde zal plaats hebben in de vereenigdc adminiftratie over de Huiszitten- afmen, lijdt geen tegenfpraak , als dezelven eens, in waarheid, onder de Sup-'rintendentie van het Gouvernement zal gefchieden. Want het geen men tot nog toe tot dien naam be. ftempeld heeft, is eigenlijk niets anders geweest, dan eene loutere vertooning; en kwam voornaamlijk uit op het aanftellen van Regenten ; en in het toeftaan van ordi-iaire of extraordinaire, dat is van perpetuele of tijdelijke , Subfidien. Of nu zoaaaige vereeniging "mogelijk en uitvoerelijk zij , fchijnt ten aanzien der Huiszitten Armen geen twijfel onderhevig te zijn, noch daartegen, met zeden, eer.ige bedenking ingebragt te kunnen worden. Maar de vereen.ging der arme Weezen van alle chri*. telijke Gezindten in één Huis en onder één Bellier, zal, misfchien, bij velen zeer bedenke ijk en bezwaaleiijk, zo piet onuitvoerbaar, gehouden worden. De'n Ondergetekenden komt het egtef zoo niet voor. Want die zwarigheden, voor zoo Verre die ter hunner kennisfe gekomen zijn , of zij daarover hebben nagedacht, komen uit op de verfchillende godsdienstige begrippen en gebruiken; op de twisten die daaruit zouden kunnen gebooren worden. Maar zijn deze zwarigheden niet meer denkbeeldig, dan wezenlijk? Hangt, als men de zaak wel befchouwt en doordenkt, alles niet of van de directie en order, die in het publiek Weeshuis zoudeu behooren ingevoerd en (Inkt gehandhaafd te worden? van het voorbeeld en de pnderrigtingen van Regenten en Suppoosten? van de onderwijzingen van Leeraars, Meesteis, Bloedverwandten, Vrienden enz.? — 01 heerscht in het Kwtekfchooi voor de Zeevaart te Amfterdam zoo groote verwarring en oneenigheid door de Godgeleerde verfchillen? Heerscht in de Proveniers en Gasthuizen, om die reden, twist en verdeeldheid? Is er in de Weeshuizen der respeétive Gezindten zoo veel tweefpalt, uit hoofden der verfctiillende begrippen over deze en gene Leerfiellingen. waai over in die Kerkgenoetfehappen onderfcheiden gedacht wordt T Of zouden de  «C iai > de gefchiüen. die de Christenheid tot nog toe zoo jammerlijk, en tot fchade harer goede zake, verdeeld houden, uit haren eigen aart> meer gefchikt zijn, om twist, tweedragt, verdeeldheid, menfchenhaat enz. te veroorzaaken en aan te kweeken, dan de bijzondere verfchillen , waarvan niet een Kerkgenootfchap be. vrijd is? Waarom heeft van dit alles niets het allerrainfte plaats ? Men antwoorde niet: de Kinderen in het Kweekfchool habben een befchaafder opvoeding in het hu s hunner Ouderen genooten , want behalven dat hierop vrij wat zoude zijn aantemerken, dan erkent men, dat ajh*» geheel of voornaamlijk afhangt van de opvoeding., en men toont door dit antwoord zelf, dat zulks even goed in een publiek Weeshuis kan te werk gefteld en ten uitvoer gebragt worden. iJeer vele, misfchien wel de meeste , Kindeten komen zeer jong in de Weeshuizen; of anders in die jaren en uit zoodanige familien, waarin zij nog weinig of niets van Godseleerde verfchillen gehoord hebben. —. En wat de meer in jaren gevorderden aangaat: van bun, die in 't gevolg, in een meergevorderden leeftijd, in hetzelve zullen aangenomen worden , is alle verzekerdheid, dat , zo zij in het huis hunner Ouderen al eenige godsdienstige twistzucht mogten opgedaan hebben , zij geleerd door het vreed/.aam voorbeeld hunner nieuwe ïluisgenooten , daarvan wel zullen afftaan, of die voor eenigen tijd laaten rusten ; — en bij hun , die zig nu in de verfchillende Weeshuizen bevinden en vereenigd zouden worden, zullen ernftige en nadrukkeii,ke onderrigtingen , gefchraagd met kragtdadige maatregulen , in een Weeshuis even min godgelesrde twistredenen gedoogen, als in de Wagthuizen der Militairen , en op de Koopvaareij- en Oorlogfchepen. —. De oude lieden in de Mmnehuizen zullen met elkander even min dispureeren , ais zij op de winkels hunner meesteren gedaan hebben; en zij zuilen tuet. den ander even vreedzaam eeien en inwoonen, als de Proveniers in de Gasthuizen; zij zullen tegen elkander grommende en knorrende, pm den twist niet denken en zoeken na het beste, dat in de fchotel is. — Eindelijk; dezelfde oorzaken, waardoor de verfchillende begrippen de bijzondei e Kerkgeooatfchappen tegenwoordig niet ia rep en reer brengen, zullen ook alle  122. ))♦ beweeging in de Wees- en|] Minnehuigen voorkomen over de verfchillen der ondiifcaèideri Leerbegrippen. Want, laat ons de waarheid openhaitig blijden , hangt het gewigt der. /verfchillin niet af van tijd en omllandigheid? Heefo .mee niet, om hiervan maar één voorbeeld op te noemen, de Coccejaanfche. en Voetiaanfche verfchillen,::in den beginne, even gewigrii; willen doen doorgaan., als de Gomaristisch Arminiaan-fche twisten? Stond de Nederduitfche Gereformeerde Gemeente toen niet op het punt, oin Voor de tweedemaal van één gereeten te worden? Zoude zulks ook niet gebeurd zijn, als er dezelfde ftaatkundige rede-» ne«>alste vooren, voor gepleit hadJen? En werden; cUeS'abo hevig gedreeven twisten niet voor enkel brPederverfchillen verklaard , zoo,dra .Oronge de overhand bekomen en zig in bet bewind gevestigd-had'<' Dit alles, zal men'misfchien zeggen, kan aankomen tusfcsen de Protestanten; maar de gevoelens en gebruiken van Roomfchen en Onroomfchen loopen te ver uit één, of te zee.r tegen elkander aan, dan dat zoodanige zamenwooning rustig en vreedzaam zoude kunnen plaats hebben. Dan , het tegendeel blijkt uit het hiervooren gezegde, betrekkelijk het Kweckfchool enz. Ook komt het hier voornaomlijk op de Kerkgebruiken aan, en wel biizoneerlijk op het zoogenoemd vasten; want de andere gebruiken komen thands bij maar eenigszins redelijk deukende Chri»tenen niet in aanmerking. . Maar ook het ft«k van het vasten is veel ligter over een te brengen, dan men oppelvlakkig wel zou denken. In de Weeshuizen der Protestanten wordt, op verre na, niet alle dagen vleesch en fpek gefchaft. Men houdt daar ook, om huishoudkundige redenen, vastendagen. Wel nu; dat die vastendagen op die der Roomfche Kerke gefteld worden; en de zaak zal leedsvoor zoo verre gevonden zijn. En wat de groote vasten aangaat: zederd jaren is daarömrrend hier te Lande reeds dispenfatie verleend; en in andere Landen heeft die, al zeer lang, misfchienwel altijd, plaats gehad. — En de noodzaakehjkheid zóo wel als gezond verftand zal het gebruik van fmout in plaatfe van zuivel , wel toeftaan. Terwijl men van de Geestelijken en Leeraars der refpeftive Gezindten , met reden, moet verwagten, om eensgezindheid, vrede  delieyendheid en echte broederfchap te ftellen boven goe^ei. erde verfchillen en kerkgebruiken: ter bevordering vau welke voor de M-atfcliapp.j zoo wenfchelijke en heilzame D ugden deeze vereeniging zoo be» langrijk al,s noodzankej.jk is; gelijk nu nog kortciijk zal aangeweezen worden Eendrachr maakt Macht, is te regt de zinfpreuk van ous Vaderlannd ! Maar helaas! hoe dikwerf is hetzelve me; op den rand van zijn verderf gebragt door twisten en verdeeldheden van allerleien aart ! Hoe menige malen heeft men de twisten over het ftuk van Goddienst daaraan uiet dienitbaar gemaakt, en mes de . heillooste oogmerken ter vermeerdering van tweedracht en verdeeldheid gebezigd! Hoe zeker kunnen wij derhalven uit de v )ortduuring daarvan den wisien ondergang van het Vaderland en ons zeiven voorfpellen. Wie ziet en bekent dan niet volmondig, dat het meer dan tijd is , dat eens eindelijk alle twisten en verfchillen,, a'le tweedracht en verdeeldheid kragtdadie tegengegaan en geweerd worden : dat het Gouvernement daartoe de noodige maatregulen beraamt en invoert : en dat ieder oprecht liefhebber van het Vaderland daartoe uit al zijn vermogen medewerkt. En wie is 'er, die niet hartelijk wenscht, dat hij dien gelukkigen. tijd nog mogt beieeven, of ten minften de zekere beginzelen daarvan zien ontluiken. M**ir wie is 'er ook niet, die niet even zeer overtuigd is , dat mgnfehen van zekere jaren niet ligt hunne gevoelens afleggen , en hunue begrippen vaster aankleevende, dus ook meer gefchiktheid tot krakelen en twisten, als onwillig, behouden, hoe zeer zij van derzelver fchadelijkheid overtuigd zijn; en dat hoe minder befchaafd en onkundiger de menfehen zijn hoe geweldiger zij door hnnne drift, om zekere gevoelens of partij voor te ftaan , gedreeven worden en daarin onverzettelijk volharden. En wie is 'er dan eindelijk ook niet, die niet even gereed zal toeftaan , dat men deze zoo hoog noodige en wenfchelijke verandering moet aanvangen bij het opkomend Geflagt, en wel v.oornaamlijk bij dat gedeelte van hetzelve , welke uit hoofde van zijne geboorte en, ftand, 't meest vatbaar is om door vóóroordelen verblind en door onberedeneerde drift vervoerd te worden. Hoe  < 124 > Hoe wenfchelijk ware het derhalve, dat niet alleen ■ de arme Weezen van overleedeu behoeftige Perfoonen, maar ook alle de Kinderen van nog in leeven znnde. Armen in iedere Stad en Plaats, in één gebouw, als Kinderen van hetzelfde Gezin, ak Broeders e„ Zusters verkeerden, en dat-huune opvoeding daarheen «rekte , om hen alle twist en verdeeldheid «et derzelver oorzaken te doen vergeeten en in onderlingen liefde met den anderen te leeven! Hoe wenfcheliik en gewigtig voer het waatKgt g belang der Maatfchapp.je is het dan ook met, dat de arme Weezen van behoeftige Burgers uit genootfchappen , in iedere Stad en Plaats , in een Hms worden -e zamen gebragt, en aldaar, van jongs af , leeren, dat men.eer wel over het ftuk van den Godsdienst verfchillende kan denken, en egter rustig, vreedzaam , vriendfchappelijken broederlijk met elkander kan omgaan en dat de een den ander in liefde moet draagen. Hoe heilzaam zoude zoodanige opvoeding met in hare gevolgen zijn, wanneer een ieder geleerd was allo bisten en 'verdeeldheden ter zijde ,e ftellen , ■en door nunigen aibeid iets tot de welvaart des Vaderlands toe te brengen! Hoe wenfchelijk ware het dat Leera«s, Meesters, Ouders, Naastbeft.ander,., met één woord, menfehen van allerleien ftand daaraan medewerkten! Maar wij fchrijven h.er geen^ofr^en. en het gezegde behoort voor iederen verftandigen »n «nbevporoordeelden genoeg te zijn. ——1