MENGELWERK VAN DEI) STAATSMAN. ZEVENDE DEEL. TWEEDE STÜK,   MENGELWERK VAN DEN STAATSMAN. O * ONPARTYDIGE REDENERINGEN Over de merkwaardigjie gebeurtenis/en van onzentyd, welki tenen onmiddelyken invloed kunnen hebben op de belangen van het Menschdom in 't algemeen en die van ons Vaderland in het byzonder: alles met Jlaatkundige beoordelingen en gefchiedkundige verklaringen opgehelderd. Mitsgaders aanmerkingen over den Landbouw, Koophandel, Zeevaart, en andere gewigtige onderwerpen. Qjiidquid dèlirant Reges, phBmtur Achivi, zevende deel. tweede stuk. Te ^MSIERDAM, *7 j. allart en w. holtropv 1 7 « 4-   co VERHANDELING over en INLEIDING tot d e STAATKUNDE. Sommigen hebben beweerd, dat de 'Staatkunde aldus diende gedefinieerd te worden , de kunst niet zo zeer van te regeren als wel van te bedriegen: (*) dog veel eer kan men zeggen dat de Staatkunde e/gentlyk niet an ders is, dan de wetenfcha$±$$i_&ck. naar de omftandigheden te voegem,fep''eir '~meeste voordeel mede te doen ^ïcfêmi^mtyen aard. der volken te kennen , \iet\ Ül}e@n faar over men moet regeer en, maar mkjw.&fr mede men te doen heeft. Alle andere Staatkunde, berustende op veinzery, bedrog, fubtiliteiten en uitvluchten, kan te recht voor een bastaard, kind gehouden worden, van die edele ver-' heve en gezonde Staatkunde ; waar aan zich niet alleen Vorst of Overheden moeten houden , zo tot hun eigen geluk als dat der • C*) -*rs non tam regendi quant fallendu Staatsm. Meng. Jann. (A)  co Onderenen , maar waar van een kundig onderhandelaar alleen gebruik meet maken , cm met eer en luister zyne ondememir.gen gelukkig ten einde te brengen. Wel is waar, men is in Staatkunde lbmwyle verplicht de menfehen te' bedriegen, dog dat moet nooit gedaan worden , dan om ben beter te regeren en gelukkiger te maken : even gelyk een kundig Artz een bitter fmakend geneesmiddel, bedektelyk aan zynen onwilligen lyder , onder de gedaante van honing ingeeft, ten einde te eerder deszelfs leven te behouden en hem tot zyne vorige gezondheid te herftellen. Het eerftc waar op zich iemand moet bevlytigen , die zich aan de Staatkunde , de Regeringe of de Onderhandelingen toewyd , is, grondig s'menfcben hart te leren kennen, en de dryfveeren waar door het in beweginge gebragt word en werkende is. De ondervindig en de practyq leren nade-hand dat geene verbeteren , ft welk verkeerd in de befpiegeling mogt zyn. Zonder die voorafgaande wetenfehap , zal men gedurig dwaien en misflagen begaan ; want het is het groot compas der onderhandelingen. Hy die bet best het hart weet te doorgronden , van den geenen met wien hy te doen heeft , hy die het best deszelfs oogmerker , inzigten , caracter , neigingen en wat dies meer is , weet te ontdekken ? zal altoos ook het btst fla-  C3) flagen. Hoe veele netelige zaken, zyn enig daar aan hunne gelukkige uitvoering verfchuldigd geweest. Het is dan ontegenzeglyk , dat de eerfte wetenfchap van een Staatsman moet wezen , doordringende te zyn in het caracter der genen die tegen hem over gefteld worden, en intuffchen zich zo gefloten te houden , dat de wederparty zyn caracter niet ligtelyk kan doorgronden. Men kan zonder ftreken of bedrog, echter disceet engereferveerd wezen. Koelzinnig de ontwerpen en voorftellen van anderen te overwegen , byna zekere inductien uit hunne daden en woorden te halen en daar uit hunne geheime oogmerken te ontdekken, zie daar , waar toe de kennisfe van 's menfchen hart gelegenheid geeft aan een Onderhandelaar of Staatsman, die 'er gebruik van weet te maken. Ligtelyk befeft men , dat de kennis'fe van 't menfchelyke hart, die grote en veranderJyke Oceaan, niet in enen dag kan verkregen worden. Dat zy dierhalve die zich aan het ftaatkundig beroep willen overgeven, zich daar op vooral vroegtydig toeleggen. Dat de jonge Staatsmannen te dien einde zich gewennen , zelfs weinig te fpreken, maar veel te letten op de woorden van andere , en vooral op 't gedrag van de ge(A 2) nen  C4) nen die enen loopbaan met hen bewandelen,' dog dezelve langer betreden hebben, Wie is de Staatsman, hoe kundig en doorkneed ook, die niet af hanklyk is van de omftandigheden , tyden en «usfehenkomende incidenten ? De gelegenheden weten waar te nemen , en 'er zyn voordeel mede te doen , dit is de grote wetenfehap der Staatkunde. Te temporiferen is veeltyds nuttig, even zo wel als het fomtyds dienftig is, een zaak met geweld door te zetten: zich hier in naar tyds omftandigljeden te weten te gedragen , is de kun t van een goed onderhandelaar. De oorlpronkeivke of accessoire en incidenteele omftandigheden , geven fomwyle zo veel klem aan de on^ebeeidfte zaken s dat de voordeligfte fchik kinken ->f yoofflagen, dat de opregtfte onderhanac-iingen daar voor moeten agter leggen. Het is e~e uitgemaakte zaak, dnt de Cabinetten der Souvereincn of bunner Minis. ters, fehoon gewooniyk we kende naar een folide en gevolgd plan, zich jevèpwel dikwyls regelen naar de variatir.n die 'er a-m ae Hoven voorvallen , door kuiperyen ó:or invloea van Ministers , of van "reu ven, d or de onzekeren ftaat van het Financiewezen , door binnenlandfche onenigheden en wat dies meer is. Van binnen beroerd of niec in rust,  C5> rust, verliest zo een Staat hoe machtig ook anderlints , daadlyk een gedeelte van zyn crediet van buiten ; invoege dat een Afgezant altoos bloot gefield is, morgen meteen fchuins oog aangezien te worden , terwyl hy nog van daag in gmst ja ontzag is. Hy moet zich daarom tegen alle voorvallen gewapend houden , onverfchillig zyn omtrent alle uiterlyke demonflraricn zich enig bozig houden met het doen gelukken der onderhandelinyer! die hem toebetrouwd zyn eu het nakomen zyner inftructien, en altyd een en dezelfde fchynen , zo wel in de gunftigfte als in de hachiykfte ogeuoiikken : hy dient in zekeren zin een.ftaal voorhoofd te hebben. Een Onderhandelaar die men weet dat vatbaar voor enig zwak is , dat gevoelig is over vriendelyke of koele bejegening , zal daar door d;kwils misleid en bedrogen worden ; want men zal zich daaglyks van zyn zwak tegen hem zeiven bedienen. Nog erger is het 'er mede gelegen , indien hy zich die beledigingen aantrekt , welke hy oordeelt perfoneel te zyn : dezen moet hy allen aan zyn opentlyk caracter opofferen , dog ook daar in beledigd wordende zich doen gelden» De omflandigheden weten te boven te komen , groot en agtbaar te fchynen in tyden van crifis ; geheel en al zyne eige be(A 3; lan-  co langen of 't geen hem aangenaam in zyn perfoon kan zyn , op te offeren aan de voltooijing der zaak waar mede hy belast word; dit alles moet hy zich tot wet en regel Hellen , in zyne politieque loopbaan. Het is zelfs de zekerfte weg om perfoneel geëstimeert te worden \ en op anderen eenen agting verwekkende indruk te maken. Wanneer de omftandigheden gunflig zyn , heeft een Onderhandelaar niets anders nodig dan bezadigd te zyn , omzigtigheid té gebruiken , en met werkzaamheid de zaak door te zetten ; tot dat zy op die beflisfende hoogte gebragt is, waar toe hy zyne bevelen heeft, in tegenovergeftelde omftandigheden , zyn de fterkte van geest, onverfchriktheid en ftandvastigheid even zo veele wapenen , waar van hy zich bedienen moet, en welken hem niet zelden de zegenpraal verzekeren. Men zou ontelbare voorbeelden kunnen aanhalen, zo uit de oude als nieuwe gefchiedenisfen , van deugdzame Afgezanten , die alle eigen belang of eigenliefde ter zyde gefteld lubben , om enig het welzyn van hun Vaderland en den luister der Mogen theid welken zy verbeelden, te behartigen. Dat elk onderhandelaar altoos indagtig zy aan die tyden van het Roomfche Gemenebest, waar in ieder Raadsheer beurtelings Burgemees-  C7) meefters of Generaals, Wetgevers of Verdedigers, van het Vaderland, zich niet meer oordeelden hun zeiven maar het Vaderiand toe te behoren. Dat elk die den Politieken loopbaan bewandeld , zich dikwerf herinncre het gedrag van enen onverfchrikten Regulus , die fchoon zeker van eenen wreden dood by de Carthagers te zullen vinden , 2ich echter wederom als gyzelaar naar hen toebegaf , om zyn Vaderland te redden, De eerfte wetgever , *want alvorens voorder te gaan , dienen wy het nut der Staatkunde aan te tonen) de eerfte Staatkundige, die de burger - zamenleving ftichte en een zoort van macht aan zyne Natie gaf, nïogt te recht als een foort van twede Godheid aangemerKt worden , die ds rrienfeben her. fchepte , hen alle hunne rechten leerde kennen , beneffens de voordelen en het nut van hun aanwezen en beftaan op deeze aarde. Alle de foorten van wonderwerken , welken de Staatkunde in de onderfcheide eeuwen te voorfchyn gebragt heeft, leveren zo veeIe bewyzen op van deszelfs nuttigheid. Dat men voor een ogenblik de Staatkunde verbanne ! wel draa zal alles wederom een Chaos worden , en de Volken tot hunne vorige barbaarschheid vervallen ; terwyl zy zich onderling aantasten en vernielen zuilen^ (A 4) Hoe  C8 ; Hoe veel agting verdienen dan niet by hunne medeburgeren zy , die zich aan deze zo verheve en nuttige wetenfchap roewyen; zy die zich in het beoeffenen derzelve , tot welzyn der zamenlevinge laten gebruiken ! De leden van het zogenaamde diplomatisch lighaam , zy die door hunne kunde) en arbeid de goede ordre onderhouden, de oorlogen voorkomen , de vrede handnaven , de rechtsn van hun Land en Volk tegen inbreuken verdedigen , zy die den Staat luister verfchaffen en by anderen in aanzien doen zyn , verdienen dierhalven waarlyk ook de cerfte rang in den Staat. Eer dat het zwaard uitgetogen word ter algemeene verdediging , hebben de zorg der Staatkundigen en de werkingen der Onderhandelaren reeds alles werkfteliig gemaakt en voorzien , om de eendragt te herftellen, om de oorzaak van den oorlog weg te nemen; en wanneer de legers te velde moeten trekken, is het niet , dan nadat de Staatkunde alles beproefd heeft, om ene vredebreuk voor te komen- Wanneer de vrede zal gemaakt worden, is het wederom hun taak die te bewerken op de best moogelyke wyze , ten vootdeele van hun Land en me'deburgeren ; wordende zy dus de arbiters van het lot der Natiën. Men kan dan het Diplomatisch lighaam in den  (9 ) den Staat, na de Souvercine macht aanmerken , als de depofitarii. van 't gezach en van de rechten der Overheid; als het eigentlyke hoordrad, waar door de regering en alles wat daar van afhangt of becrekkinge toe heeft , jn beweginge gebragt en gehouden wordt. Het was dierhalve te wenfchen , dat ene zo nuttige wetenichap öpentlyk op alle Hoge Scholen onderwezen wierd, en dat de Regering ten dien eynde kundige , ervaren en beproefde Hoogleeraren aanftelde , by welken een ieder die zich tot den Staatkundigen en Regeerings loopbaan wilde bekwaam maken, de nodige voorraad van kennisfen kon oddoen. Overal vind men Profesfors in overvloed , die alderley Wetenfchappen doceeren , maar uitgezonderd bier en daar in Duitscbland vind men 'er geenen , di- de Staatkunde öpentlyk onderwyzen. Vreest men dan dat die wetenfehap te algemeen zil zal worden, of dat elk even gelyk S ï Rechtsgeleerdheid zich, tot Mecflef zal laten bevorderen, evenveel of hy kunde heefe dan niet ? Weest daar omtrent gerust, niemand ™™ moeüyken taak ondernemen die niet de bewustheid heeft, dat hTzfch bekwaam gemaakt hebbende , ook de vrU£r tenvanzynenarbeidzal plukken. Beunazen £ heden van bepaalde geestvermogen, S]^ Zich daar mede niet bemotyen, even zo min als menfehen uit de lagere clasfön. (A V Men  Men verbeelde zich ook niet , dat het aanftellen van zodanige Profesfors , of het oprigten eener byzondere Hooge School , waarop alleenig ene algemene en vervolgens nationale Staatkunde onderwezen wierd , zo kostbaar zoude zyn Hoe veele Fabrieken en Manufacturen hebben niet veel meer aan oprigting en onderhoud gekost, die nooit zo veel nut konden aanbrengen. Wat voordeel kan de Staat niet trekkei van lieden, die de Ware gronden van gezonde algemene en vaderlandiche Staatkunde gelegt hebben ; daar zy nu zomwyie niet weet , of de geen aan wien zy hare belangen toebetrouwd, wel de genoegzame voorraad van kundigheden bezit ? Waarlyk veel meer voordeel, dan van enige fraije dog teffens kostbare Fabrieken , waar toe zy veel geld hefteed. Niet dat wy het oprigten cn aanmoedigen derzeive afkeuren , maar het nut daar van zo groot niet zynde als dat van een goed oeffen'chool voor Staatkunde, vermeinen wy, dat men daar aan even zeer enig geld mag ja moet hefteden. Dog gaan wy voorder , en zeggen wy iets van de connexie tusfehen den Godsdienst en de Staatkunde. Van alle de middelen waar van men zich kan bedienen om de Staatkunde enen gelukkigen en zekeren invloed te doen hebben, is dat het. verkieslykfte , 't welk van alle eeuwen zyne macht uitgeoeftend heeft , op het  het hart en den geest der menigte. De góede zeden zyn ten alle tyden gelukkiger en zekerder in hunne uitwerkingen geweest, als de vermenigvuldigde voorzorgen van de wyste Wetgeveren. Zonder dezelven zyn de wetten kragteloos. Vana leges fine moribus. Het is dan door de zuiverheid der zeden te onderhouden , dat men zeker en veilig kan i egeren. Uit deze fundamenteele waarheid, vloeit nu de connexie of de onderlinge betrekkelyke famenhang voort , tBsfchen den Godsdienst en de Staatkunde. De eerbewyzingen welken men het Opperwezen doet, die;'t Geheel al en deze waereld icgecrd, de oeffening der deugd die alleen aan dat Op* perwezen kan behagen, leiden de menfchen natuurlyker wyze op om beter te zyn ; om eerbied te hebben voor de waer'eldlyke macht, het af beeldfel der Godheid, en'gewend hen aan ene gehoorzaamheid, berustende cp lus* en overtuiging der noodzaaklykheid , om tot de algemeene goede ordre mede te werken. De mensch die God niet dient en geene zeden heeft , zal wel haast de kragt der wetten niet meer kennen , even zo min als het gezag der Overheid en de conftimtioneele gronden der zamenleving: ja binnen korten- verliest hy alle gevoel, en verhard op het horen der ftem van de menfehelykheid. Wat macht zal de Staatkunde op hem- hebben , in.  < 12) indien hy opftaande tegen zynen Schepper, tegen zyn eigen gewisfen, nog m^t minder moeite ongehoorzaam kan zyn aan de waereldjyire macht; aan de gezellige fubordmatie en de werkingen der Staatkunde ? Hy, die van der jeugd af aan Guci geëerd heeft, zal ook al zyn leven dat geene getrouw waarnemen , »at hy verfchuldigd is aan de zamen'.eving en de Overheid. Omgekeerd , hy die zich vroegtydig aan God onttrokken heeft, zal ook weinig agting of eerbied voor zynen medemensch en Overheid hebben, en van ftap tot flap tot het grootfte kwaad overgaan. Men begint met te bedriegen en kjgentaal te fpreken, ten lesten eindigende niet moorden. Het zou dierhalve de lompfte misflag zyn, die ooit O - e heid of Staatsdienaar begaan kon, Indien hy verzuimde alle nodige voorzorgen te g' bruiken , om de goede zeden te doen eerbiedigen en de verbastering van dezelve voor te komen. De zeden te laten bederven de godsdienst te vernederen en te onderdrukken , is niet anders, dan de geheiligde zaken voor de ogen der menfchen veragteiyk te maken. Wat kragt, wat gezien of invloed zal toch voortaan de Staatkunde hebben w een Land , alwaar men de eerJte waarheden en heiligfte verbintenisfen niet de voeten vertreed ? Men zal immers z^n toevlucht moeten nemen tot geweld, tuet,  Os) met de wapenen in de hand mo°ten regeren, en in ftede van overtuiging zich van eene menigte fchavotten moeten bedienen , om eene hoop misdadigers te flxafFen - waar van het getal geringer zou geweest zyn , indien men de Godsdienst in agtinge gelaten en de goede zeden aangemoedigd hadt. De eeuwen van zedenbedorvendheid , zyn ook altoos die van tyrannye , wreedheden en j-ebellien geweest. Wyze Vorften en Overheden dierhalven . dragen beftendig zorg voor de zegenpraal der Godsdienst in hunne Landen, nogthans zeer wei onderfcheid wetende te maken , tusfehen het wezentlyke van dezelve en de fomwyle even zo buitenfporige als verwaande beweringen en aanmatigingen van de dienaren der Kerk. Schoon alle clasfen van menfeben in de Maatfctoppy een geiyk recht hebben , om aan den Staat heden te vericbaffen , tot het bekleden der eerfte waardigheden, fchynt het nogthans, dat zy die zich den kerkeridienst toegewyd hebben , van alle Civiele of Politieque bedieningen dienden uitgefloten te zyn. het is reeds een foort van wanorder in de zamenleving , wanneer de ambitie de leden San iedere Clasfis der Maatfchappy aanzet, om inbreuk te willen doen op den respectiven arbeid van ieder rang of orde van Burgers. Daar van daan die ongefchiktheid en on-  (i4) onbekwaamheid tot het ampt dat men geambitioneerd heeft, en waar toe men van zyn jeugd af niet is opgeleid. Hy die wel geflaagd zou hebben , indien hy den Staat zyner Ouderen gevolgd had , is een fchadelyk meubel en lyd fchipbreuk , wanneer hy zich buiten zyn ftand begeeft. Ieder, het is waar, denkt al veeltyds in flaat te wezen , de moeilykfte posten te kunnen bekleden , en die verwaandheid is al vry algemeen ; doch het belachlyke daar van ontdekt zich helaas maar al te dikwerf , tot nadeel der maatfchappy. Iedere konst, iedere weten > fchap heeft zyne regelen, welken men grondig moet kennen , wil men daar in wel doen of boven anderen uitmunten. Hoe wil men, by voorbeeld , beweren , met goed fucces ene politieque bediening te zullen waarne. men of een Magiftraats ampt te zullen bekleden , wanneer men eniglyk in theologifche ItofTen is onderwezen geworden ? De burger-wetgeving verfchilc] waarlyk te veel, van de geestelyke rechtgeleerdheid, en men mag veilig iemand tot de eerstgemelde ongefchikt ja onbekwaam oordelen, die zyn leeftyd doorgebragt heeft, in het beftuderen der wetten en canons van de Kerk. De Overheid zal dierhalve omzigtig doen , nooit de teugels der JRegeringe of de waardigheid van Staatsminister , in handen van Kerkelyke of Geestelyken te ftellen. On-  ( '5 ) Ontelbare voorbeelden uit de geicniedefvr.fen overtuigen ons genoeg van al de abuizen die 'er ontftaan. zyn , door de vereniging of asfociatie van het wereldlyk met het geestelyk gezach , in een perfoon. Dat men maar den Heiligen Stoel tot een exempel neeme, en men zal zich ligtelyk overtuigen van de wezentlyke gebreken ener verenigde waereldlyke en geestelyke regering. Altyd in contradictie met zich zeiven , nederig en hoogmoedig , arm en geldzugtig , heerfchende en kruipende, is het hedendaagfche Rome in een akoosdurende crifis. Zie de Patriarchen van Conftantinopelen om het gezach met de Sultans worftelende , en duizende wanorders veroorzakende , tot dat zy eindelyk na veele omwentelingen voor de waereldlyke en wettige macht hebben moeten bukken. Niet langer kunnende dulde , de lage en vernederende eerbied die de Patriarchen van hunnen Vorst afvorderden , hebben de Czars van Rusland eindelyk een belachJyk en enig op vooroordelen gevestigd juk, weten af te fchudden. Van alle Natiën is het zekeriyk de Franfche, by welke de Geestelykheid de meefte buitenfporigheden begaan heeft, wanneer zy haar met burgerlyke en civile zaken wilde bemoeien. Dat men nauwkeurig de Minifte. rien nagae van Richelieu, Mazarin enFleuri, dat  ( i6 ) dat men de gezantfchappen nafpeure aan Geesteiyke» toebetrouwd, dat men hunne verrigtingen in onderfcheide aanzienlyke politieque bedieningen gade flaa, dan zal men enkele trekken van opregtheid en Vaderlandliefde , maar in tegendeel zeer veelen van eigenliefde en perfonele Staatzucht vinden. Gedurig op niets anders bedagc, als om hunne geflachten luister en rykdommen by te zetten , zonder op het belang der Natie te letten , welkers geluk hen aanbetrouwd wierdc, hebben zy alles aan het Nepotismus opgeofferd. Nog eens , alle andere Clasfen van burgers uitgezonderd die der Geestelykheid, zyn gefchikt tot het Staatsbefb'cr en politieque bedieningen. Wie hen daar toe gebruikt, fteld Overheid en Volk bloot, aan al wat Staatzucht en niet zelde onkunde kunnen te weeg brengen. Het is waar, nu en dan heeft een Geestelyken tot aanzienelyke politieque bedieningen of -waardigheden geroepen , in zommige gevallen ?ich wel gekweten , want het zou ongelukkig wezen, dat 'er niet nu en dan een gevonden kon worden , die zich op iets meer als op de Theologie toegelegd hadt ; maar wy fpreken over het algemeen , en dit leert, dat Geestelyken zeer weinig gefchikt zyn tot Politieque bedieningen. Het  C 17) Het luid vrerrid, wanneer men de Italiaan, fche Staatkunde zo hoog hoort waardeerem door zomrnigen, daar dezelve wezentlyk geen anderen naim verdiend, dan die van bedrog en veinzery. Evenwel zyn 'er nog, die beweren , dat het Hof van Rome de kern is van alle Staatkunde en de hoge School van Regeeringskonst. Maar , wanneer men de beftieringe der zaken aldaar van naby en op den keeper befchouwd, word men ten vollen overtuigd , dat men 'er niet vernuftiger en bekwamer is dan elders. Voor eerst heeft de gehoorzaamheid der hedendaagfche Romeinen , veel meer overeenkomst met flaaffche onderwerping , dan wel met ene fubordinatie , uit overweginge van derzelver nut en noodzaaklykheid voortkomende. Eene gedegenereerde Natie, voorheen gewoon te overwinnen, wetten voor te fehryven , en alle andere Volken aan zich cynsbaar te zien , dog die tegenwoordig geen ander geluk kent, dan te gehoorzamen aan het Hoofd der Kerk, en te leven van het geld 't welk van buitenslands komt; zo ene Natie moet nooit als een voorbeeld van Staatkunde aangehaald worden. En ten tweede , hoe kan men zich beroepen op een Hof, voor 't welke meest alle andere Hoven eene deferentie hebben , voortfpruitende uit de eerbied aan den Godsdienst verfcliuldigd, en dat het middel gevonden heeft, om uit alle Staatsm. Meng. Jann. (Bj Lan-  ( 18 ) Landen het geld in zynen boezem te doen komen. Men kan in tegendeel met alle veiligheid zeggen , dat Rome hoe genaamd geene beredeneerde en agtereenvolgende Staatkunde heeft. Deszelfs waereldlyke en geestelyke eischen en pretenfien , ftoten elkanderen gedurig , en zyn zich meest altoos in den weg. Eigen en geldbelang heerfchen 'er meer dan op eenige plaats, zo wel in de ge.ringfte als in de gewigtigfte zaken gedurig gedingerd tusfchen het geestelyke en het waereldlyke , heeft de Stoel van Sr. Pieter meer omwentelingen en veranderingen ondergaan , dan alle de andere thronen van Europa te zamen. Waar uit men dus kan btfluitcn, dat deszelfs Staatkunde waarlyk zo veel verwondering en lof niet verdient. Wy hebben reeds aangetoond het nauwverband tusfchen den Godsdienst en de Staatkunde , als mede de aanmerkelyke voordeelen, welke dees van geene trekt. De ondervinding heeft het getoond , be:er dan alle de bekwaamfte Schryvers het zouden kunnen doen , hoe noodzaaklyk het is , alle andere Godsdienften beneffens de hoofdgodsdienst te dulden. Het is aan die broederlyke toegevendheid , aan die verligte tolerantie en Staatkunde , dat Holland , Engeiand en Rusland, hunne wezentiyke macht } rykdommen en luiSr  09) luister verfcbuldigd zyn. De Landen die het meeste bloeien , zyn die , alwaar men deri vernuftigen of werkzamen Burger of Inwoonder , niet vervolgt , om het verfchil vari Godsdienst. Die landen omgekeerd raken ontvolkt, alwaar de dweepery de onverdraagzaamheid ten gevolge heeft. Alle burgers en inwoonders die regulier; hunne lasten en fchattingen opbrengen , en wier arbeid of vernuft tot voordeel van het land ftrekken , moeten dierbaar aan den Staat wezen, evenveel-wat Godsdienst zy belyden. Men moet van hen niet anders vergen , dan zelfs verdraagzaam te zyn , eerbied te betonen voor de hoofdgodsdienst, en behoorlykö onderwerping te hebben aan de nationale en conftitutionele wetten. Alle de onderfchei. de Godsdienften bedoelen tog het zelfde , tö weten God te eeren, die de waereld regeert. Aan een iegelyk Burger de vryheid te laten, om den Hcere naar zyn begrippen te eeren en te dienen , is een veel zekerder middel om hem aan zyn Vaderland te verknochten , dan door de vrees voor galg , rad of galycn hem te willen dwingen , God op zekere wy» ze tegen zyn gemoed ftrydende, te eeren. De eeuwen van onkunde en domheid, zyn ook die van verwoefting en barbaarschheid geweest. De wetenfchappen alleen hebben s'menfchen hart verbeterd en zagtzinniger ge. (B a) maakt.  Cao) maakt. Daar door is het menschdom befchaafd geworden, en heeft een ieder de noodzaaklykheid geleerd , van eene beredeneerde en vaderlandfche gehoorzaamheid, en het gevaarlyke, van ene al te tomeloze vryheid. De gefchiedenisfen wel beftudeerd te [hebben , is volftrekt nodig in Staatkunde , om daar uit ene theoretifche practyq te kunnen verkrygen. Veele gebeurtenisien , hebben merklyke overeenkomst met den anderen , en geven dus gelegenheid om uit het voorledene gevolgtrekkingen voor het toekomende te kunnen halen en op te maken. Men dient ook de Historie in 't algemeen aan te merken, als een echt tafereel van de zeden, inborst en denkingsaard der Natie , waar van een Schryver de gebeurtenisfen verhaalt. Na eerst met alle aandagt zich in de gefchiedenisfen van zyn eigen Land kundig te hebben gemaakt, 't welk men met alje veiligheid als een eerfte vereyschte in Staatkunde kan aanmerken , wat is 'er dienftiger , dan ook in die van andere Volken ervaren te wezen ? Dan zal by nimmer een vreemdeling by hen zyn , wanneer hy zich of als onderhandelaar by hen bevind? of wel in zyn eigen Vaderland met hen enige zaken van aanbelang te vereffenen heeft. Door  (21 ) Door den lust bezeten te worden, om over de gehele waereld te willen gebieden, en zich met de zaken , niet alleen van zyne naburen , maar zelfs van verre afgelegene Natiën en Mogefttheden te bemoeien, is een ongelukkige zaak,waar aan een Aïexander en Karei de XII. euvel gingen, doch waar van zy teffens het flachtoffer waren ; gelyk het ook altoos zodanige Vorften of Mogentheden zullen zyn , die ene ©ve-wegende en dwingelandige invloed op andere Hoven willen hebben : want hun eigen Land wel en wys te regeeren, is het toppunt van eer , voor bezadigde en omzigtige Vorften of Overheden. Wat kan het toebrengen tot eigen geluk of dat van het Volk , indien een Vorst of Overheid zich gedurig bezig houd, met by anderen te regeeren. Het is op zyn eigen zaken dat een Overheid gedurig moet letten, zonder wetten te willen voorfchryven aan menfchen , waar over de natuur hem geen wettig gezach gegeven heeft. Is het niet hatclyk dat men de natuurlyke limiten oveitreed; wolken er tusfchen de Natiën zyn , door het onderfcheid van zeden en taal; dat men ccn univerfeel gebied wil voeren , en by anderen regeeren ? Indien twee of drie Vorften te gclyk door dien lust bekropen wierden, wat voor onheilen zouden 'er niet uit ontftaan voor de naburige Natiën ! De (B 3 ) ufw>  (22) ufurpatie verzeld van alle de plagen van den oorlog , zou dan de ene dan de andere Landftreek verwoeften, naar mate die het voorwerp hunner Staatzucht geworden was. Overal zou men het bloed zien. fixomen om den dorst der veroveraars te verzadigen, en milioenen menfchen zouden om het leven komen. Door zyn Land volkryk, bloeiende,vrugtbaar en ryk temaken, is het, dat men wezentlyk ene overwegende, ene predominerende Mogentheid wordt, en zich van den eerbied der anderen verzekerd. Een Land waar in de bevolking, de Landbouw, de Koophandel en de Einantien , tot den hoogften top van luister geüegen zyn, behoeft geen moeite te doen, om zich van andere Natiën te doen achten. Zo een Staat behoeft gene gelden te belleden, om zynen invloed te vestigen by zyne naburen , want zyn eigen luister en macht zal dien van zelfs te weeg brengen. Wat zouden tog ook de voordelen zyn van ene algemene overwegende macht, indien che Mogentheid zich die kon verkry-' gen, zonder daar in verhinderd of te keer gegaan të worden. Zou ze-hare bezittingen willen 'uitbreiden, ën alles wat haar oraririgd zich toeeigenën ? Dan immers zu;!en de naburen om hülp roepen, zich met andéren ah lie-  Os) Heren, en de byftend reclameren van enige gedugte Mogentheid , om gezamender hand zich tegen den geweldenaar te verzetten De goeden ujtflag zou dus vry onzeker zyn , voor ene dominerende, ftaatzugtige en geweld aandoende Mogentheid , waar van de gevolgen zelfs haren ondergang konden te weeg brengen. Den rol van conquerant valt reeds moeilyk op zich zelve om uit te fpelen met luister , maar het valt nog bezwaarlyker 't geen men geconquesteerd heeft te behouden: de grootHe Veldheren of Staatsmannen lyden hier doorgaans fchipbreuk. Karei de Groote, teffens Keizer en Koning van Vrankryk , bragt zyne zegenpralende wapenen tot aan gen« zyde van de Elbe , Rhyn en Donau. Italic, Duitschland en Holland ontfingen van hem de wetten , die hy aan dezelve zegenpralende voorfchreef. Zyne gedugte macht kan wezentlyk gezegt worden by alle zyne naburen te predomineren. Wat was 'er intusfchen d® vrugt van, en hoe lang duurde zulks ? Waren de Franfchen fchoon met roem overladen 'er iets gelukkiger door ? Wierden die wyduitgeftrekte landen , wyzer of gemaklyker geregeerd , dan toen Vrankryk binnen zyne eerfte limiten beperkt was ? Moest de Sou. verein over zo vele nieuwe bezittingen, niet gedurig zyn zorg en moeite verdelen , die hy eerst aan zyn Koningryk alleen kon geeB 4 ven?  Cu ) ven ? Bovendien, alle die conquesten gaven aan Karei met anders , dan onzekere en geleende kragten en rykdcmmen , want alles niet kunnende te gelyk behcerfchen en zo veele verre van honk gelegene Provintien bewaren , moest hy gedurig dan hier dan daar wezen , en was nog ten lesten genoodzaakt aan zyne zonen de Souvereiniteic dier gecontesteerde Landen over te geven, ten eynde die te behouden en tot gehoorzaamheid te noopen. Vermeerderirg van bezittingen is wel veeltyds vermeerdering van macht, maar tenens ook van moeite en kosten om die te behouden en te handhaven. Alles heeft zyne palen, welken te buiten te willen gaan , altoos gevaarlyk is. Dat ene Mogentheid waakzaam, bloeiende dog tefFens bedaard zy, zy zal se. wis groten invloed op anderen hebben, en dit met veel beter gevolg ; dan indien zy zich daar toe van enen bedrygende toon of van de wapenen wilde bedienen. Het vervolg hier na. 5 Z-  BEDENKINGEN OVER DE V R Y H E I D D e Vryheid wysgeerig befchouwd, beftaat in het gebruik maken van het denkbeeld waar in men is , dat men zynen wil volgt. De politieque Vryheid beftaat in veiligheid , of ten minften in het denkbeeld 't welk men heeft, van veilig te zyn. Wanneer de onfchuld der Burgers niet verzekerd is, dan is 'er ook geen Vryheid. De politieque Vryheid beftaat evenwel geenfintSj.in alles te doen wat men maar wil of goeddunkt , maar zy moet eigentlyk aangemerkt worden als het recht, om dat geene te doen , wat de wetten veroorloven of niet verbieden; en, indien een burger kondoen. 't geen door de wetten verboden is, zou 'er in 't geheel geen Vrj'heid meer wezen , om dat alle de overige burgers hetzelfde zouden kunnen doen. De Vryheid beftaat insgelyks en wel voornamentlyk hier in, dat men niet kan gedwongen worden tot iets, 't welk de wetten niet bevelen. Insgelyks is de Vryheid van ieder. . (B 5) Bur«  C 26 ) Burger een gedeelte van de algemeene en publieque Vryheid : makende die hoedanigheid m een Volksregering, zelfs een gedeelte deiSou vereiniteit uit. Vorsten die met den anderen niet onder ze. kere civile wetten leven, zyn geenfints vry , maar v/orden geregeerd door geweld, en kunnen gedurig gedwongen worden of anderen dwingen. Dit heeft ten gevolge, dat detractatea of verbintenisfen die zy door dwang gemaakt hebben, even zo verbindende zyn, als of zy die vrywillig hadden aangegaan. Het fehynt dat de Vryheid gemaakt is , voor de Volken van Europa en de fiaverny voor die van Azie. De bewoonders van Eylanden zyn ook altoos meer geneigd tot Vryheid als die van 't vaste Land. De reden daar van is , dat de Eylanden in het algemeen van geen grote uitgeftrektheid zyn,en dus , dat het getal der bewoonders minder groot zynde , het ene gedeelte van het Volk zo gemaklyk niet kan gebruikt worden, om het ander te onderdrukken. In bergagtige landen is men ook doorgaans zeer belust op Vryheid, en het is 'er het enige 't welk 'er verdedjgens waard is. De meeste Landen zyn niet bevolkt en be. bouwd naar gelang van derzelver vrugtbaarheid , maar wel van derzelver Vryheid. De meefte invafien gefchieden in die Landen , wel.  (*7) welken de natuur gefchikt had om gelukkig te zyn. De beste landftreken worden dus het dikwylst ontvolkt, terwyl het barre Noorden altoos bewoond blyft, om reden dat het haast onbewoonbaar is. Met vrye menfchen kan men alles uitvoeren. Eer dat het Christendom in Europa de civile flaverny afgefchaft had , befchoude men het werken met zyne handen als zo lastig en moejlyk aan, dat men in hec denkbeeld was gekomen, dat zulks niet wel anders dan door (laven of misdadigers kon verligt worden. Thans leven de menfchen ge. lukkig, dia zich 'er mede bezig houden. Daar is mooglyk geen Land in de waereld , alwaar men vrye lieden niet tot den arbeid zoude kunnen bewegen. Omdat de wetten kwaad waren , heeft men lage menfchen gevonden , en omdat die menfchen luy waren , heeft men hen in flaverny gekluisterd. By ene Natie die in flaverny is, werkt men meer om te behouden wat men hecfe, als om nog meer te verkrygen , en omgekeerd ; by ene vrye Natie werkt men meer om te verkrygen dan om te behouden. Niets lokt meerde vremdelingen, als Vryheid en Rykdommen , die het gevolg der Vryheid zyn. De eerstgemelde doet zich van zelfs  C*8) zelfs zoeken; de laastgemelde worden gezoet, omdac men die nodig heeft. Vrye Staten duren doorgaans minder lan veroorzaakt fomwyle met weinig koste ene vriendfchap en toegenegenheid , die'allengskens toenemende en dieper wortelen fchietende , niet zelden van de heilzaamfte gevolgen is. J Men kan ook nooit te veel goede trouwe en ftandvastigheid betonen aan de Volken , met wien men Alliantien of Tractaten aanCC 3) gaat}  C 38 ) gaat ; maar men moet vooraf by 't aan« gaan wel| overwogen hebben , of dlc verbintenisfen nuttig zyn. Wispelturig of ontrouw in dezeive te zyn , kan "niet anders te weeg brengen,, dan discrediet , wantrouw en veragting. Ene eenmaal aangegane Alliantie , moet nooit als om de gewigtigfte redenen verbroken worden , en dan nog kan men vast ftaat maken , zynen vriend en geal. lieerde tot enen onverzoenelyken vyand ge« kregen te hebben. Schoon de hedendaagfche Staatkunde tot ftelregel fchynt aangenomen te hebben, dat de noodzaaklykheid alleen de Ir act at en in de ■waereld brengt, en dus ook dezelve doet fiand houden of verbreken, is het evenwel ene zekere waarheid, dat de Natiën eeriig en alleen agting en fteun verdienen , door het onyeranderlyk en trouwhartig naarkomen hunner onderlinge verbintenisfen. Het verlies der publieque agting en wederzydfche byftand , is doorgaans het gevolg der goede trouwe. Moogjyk zal men ons tegenwerpen, dat de omftandigheden veranderende , de Staatkunde en Tractaten ook moeten veranderen. Dit ftemmen wy in zo verre toe , dat 'er omftandigheden zyn kunnen, waar in naburen of door Tractaten verbonden Mogen theden het nodig kurmen oordelen, enige veranderingen in de Tractaten te maken , zonder nog-  (39) nogthans derzelver grond te al tereeren: dog 'er zyn zeer weinige gevallen, waar in men geheel moet renuntieren aan de Alliantie en vriendfchap van ene Natie , ten ware die , gelyk by voorbeeld Engeland ten opzichte der Republieq, wezentlyk de hoofdpuncten van het Tractaat verbroken en overtreden hadt. Dan heeft men geen reden om vriendfchap te houden , met zodanige trouwloze en verraderlyke iNatie, maar in tegendeel, men kan de. zelve als een altoosdurende 't zy opentlyke of heimeiyke vyand aanmerken. Geen Natie kan in Staatkunde onverfchillig zyn, vooral de genen die ons naby zyn of omringen. Zyn ze aan ons verbonden door plechtige Tractaten, hebben zy ongetwyffeld tegenovergeltelde belangen , en moeten dus in zekeren graad als ons wangunftig en vyandig aangemerkt worden. Wants de onzydigheid is niet wel mooglyk, wanneer eigennelang fpreekt. Het is waar , men kan neutraal , onverfchillig , onzydig zyn of fchynen, in deze of gene omftandigheii , waar in men als derde perfoon te pasfe kom;; maar in zaken,waar in men directelyk of om beter te zeggen, onmiddelyk belang hebbende party is , waar in men noodwendig genoopt is ja of neen te zeggen , daar in kan men geen uitvlugten by der hand nemen , en zich onzydig houdsn. (C 4) In  C 40 ) In de gefchillen tusfchen twe Volken, behoeft geen derde deel te nemen , ten minden tegens deszelfs wil en goedkeuren. Het ftaat hem vry enkel aanfchouwer te zyn , ja zelfs zich als middelaar aan te bieden. Maar wanneer de eigen belangen daar mede gemengd Xyn , dan kan zo een derde niet ledig zitten , hy moet zich voor de ene of andere party verklaren. Het is dienvolgende volftrekt noodzaaklyk , dat men zich ene vaste bepaling van gedrag jegens de naburige Natiën itelie. Anders zou men fomwyle als vriend zodanige Volken behandelen, die zulke gevoelens voor ons niet voeden , en men zou dan iompelyk bedrogen raken door zyne goede behandelingen. Zo draa ene Natie op goede gronden voor vyand verklaard is, dan be* hoefd men dezelve ook nergens in te ontzien, als voor zo verre de menfehelykheid vorderd, welke men in Staatkunde niet moet verbannen. . Zal een Staat veilig zyn, tegen de onver•wagte .ondernemingen zyner naburen of vyanden , dienen deszelfs grenzen wel en nauwkeurig Bfepaald te zyn, ten eynde die met no. dige Vestingen te Kunnen voorzien. Ene nauwkeurige bepaling der grenzen is ook daarom dicnrh'gst, ten cynde alle gefchillen voor te komen d'e zo vaak uit het conflict van jurisdictie of grondgebied' ontftaan, ja die fomwyle tot- een voorwend/el ver/trek' - ken,  (41 ) ken, om dén oorlog te verklaren. Dit zou men met horderde voorbeelden uic de gefchiedenisfen kunnen bewyzen , dog een zal genoeg zyn. De onzekerheid der grensfeheidingen van dcadia , is 't voorwendfel geweesc van den vorigen oorlog tusfchen "Vrankryk en Engeland- Omdat men verzuimd had precifeiyk te bepalen , wat elk dier Mogentheden in Canada moest bezitten, uit hoofde van 't laaste Tractaat, heeft men enen langen, kostbaren en bloedigen oorlog zien voeren : een Milioen menfchen, is daar door om 't leven gekomen. Alle Natie die gelukkig en in rust wil leven, die ene eerlyke defenfie boven de aanval verkiest , zal ook alle gelegenheden tot gefchillen vermyden , dog evenwel altoos op haar hoede en in ftaat van defenfie zyn. Deze voorzorg moet eene wyze Regering altoos nemen , die 't geluk en de veiligheid harer onderdanen behartigd, en zich niet in 't gevaar wil ftellen, van fomwyle om een beuzeling het leven van duizende Burgers en edelmoedige verdedigers van het Vaderland in de waagfchaal te ftellen. De lust naar vrede en de menschlievendheid , kunnen nooit, de Vorsten oplettende genoeg doen zyn, om alles te voorzien en CC s) voor  uo voor te komen , wat tot ftorine wn \ eerfle en fcbending van het twede kan itrekken. Kan men wel voorziende genoeg zyn , wanneer het 'er op aankomt om duizencie zielen te fparen; en drie of vierhonderd akkers Land, ai waren dezelve nog zo vruchtbaar , kunnen die het onherftclbaar verlies van zo veie brave Burgers vergoeden ? In 't algemeen', het is 'er met Grote Procesfen tusfchen de Natiën gelegen , even als met die tusfchen de particulieren. Gaat men ter goeder trouwe te werk in 't eindigen derzelve, dan draagt men ook beiderzyds zorg alles te voorz;en en uit den weg te nemen, dat het gefchil in 't vervolg wederom levendig zou kunnen doen worden. Maar is men verplicht iets aan de omftandigheden toe te geven , en voed men nog de hoop van zyn recht by gunstiger gelegenheid te kunnen doen gelden , als dan bedekt men het vuur maar onder de asfche; dan bediend men zich maar van een palliatief of verzagtend middel , met hec vaste befluit, om in 't vervolg te breken en te vuur op nieuw aan te ftoken. Een der beide partyen gaat dan ter kwa-, der trouwe te werk , en zomwyle doen zy het beiden; invoege, dat zodanige vrede uit noodzaaklykheid getckent, niet langer duurd als 'c onvermogen om wederom handgemeen tc  C 43 ) té worden. De geringfte beuzeling dient dan tot een voorwendzel , 't welk ene verkeerde Staatkunde de ongelukkige gaaf heeft van te doen gelden, om de vrede te verbreken. De vredes breukfn beginnen in onze dagen helaas altoos fti.'zwygende en in 't geniep. Men zoekt zynen vyand voor te wezen , door hem van verre alle mooglyke torten aan te doen , zonder de formaliteiten in acht te nemen , welke tusfchen befchaafdè Volken plaats hebben. Men begind al te roven , eer de geregelde vyandelykheden een aanvank genomen hebben. Was men bedagt om reprefaille te nemen, zou den oorlog ongetwyffeld geheel met JDepredatien en lubtili. teitcn aflopen. Niets echter ftryd meer tegen 't recht der Natiën en de gezonde Staatkunde, dan deze heimelyke violatigen der Tractaten; dan die foort van roveryen in 't midde van de vrede , en op den voorbereidende voet van oorlog gepleegd. Wanneer de Natiën wezentlyke redenen hebben, om handgemeen te worden , is het voeglyk öpentlyk te breken, zonder bedrog, en daadelyk de redenen waereldkundig te maken , waar om men het zwaard uittrekt, alles zonder enige dubbelzinnigheid. JDe edelmoedigheid en verhevendheid van ziel,  (44) ziel , dienen altoos door te flralen in 't gedrag ener wel geregeerd wordende Natie, zelf dan , wanneer zy iets van 't geringlb belang reclameerde Zy moet nimmer fchynen tot de wapenen te komen, als in de uiterfte nood , wanneer alles vergeefsch aangewend zynde , de ultima ratio te pasfe komt, Insgelyks ook , moet zy zich minder bemoeien met het wederverkrygen van 't geen zy beweerd te moeten hebben, als mei het hei ftel der vrede, die Op den duur veel meer voordelen aanbrengt , als de gelukkigfte en roemrugaefte oorlog. Onrustige en Staatzugtige naburen te bevredigen, is even zo goed en beer , als vele veldflagen te winnen. Men fpaard daar door het menschdom, bevoordeeld de bevolking, begunltigd den Lan.lbouw en Koophandel, alle welken dooiden oorlog altoos lyden, zelfs doo<- de weerftuit. Hier in kan oe Staatkunde enen luisterryken rol Ipelen. De vermenigvuldigde uitgaven zo tot luister van de Regering als tot onderhoud der Vestingen , Legers of Vbten, en wat verder tot binnen en buitenlands bellier behoort, gedogen zeer zelden dat men ene verderfelyke verquistinge ten toon fprydt., door aan vremde Mogentheden by wege van Subfidien, aanzienelyke fommen te betalen. Wat dog ver-  (45) vermeind rnen te verkrygen in ruiling van dat geld. 't Welk men naar buiten s' Lariite zend om voor altoos verloren te zyn ? Denk men zich daar door te verzekeren , 'van de liefde en getrouwheid van een Volk dat te huur is , en ter goeder trouwe aan zich bezoldigde huurlingen te verknochten , die innerlyk en fomtyds openbaar den gek fcheren met de dwaasheid vin ene Overheid, die zyn invloed zoekt uit te brydsn door middel van geld, en zich uitput om voor zeker loon aanhangeis te kopen? Zou het niet veel beter zyn die fommen te belleden , tot vermeerdering van het nationale Leger , indien zulks nodig is, Het geld zou ten minilen binnen s1 Lands en aldaar 'in omloop blyven , terwyl wederom velen daar door aan de kost konden komen: of wel, zou dat geld jaarlyks niet kunnen ter zyde gelegd en bewaard worden, om in tyd van nood of buitengewone gevallen te kunnen dienen tot die eindens, waar toe men het nodig mogt hebben ? In een wel bevolkt Land behoefd men niet te vrezen , dat het den Landbouw aan handen , Zal ontbreken, of dat de Koophandel, Hantwerken of Fabrieken , daar door zullen lyden. De hoofdzaak is dierhalve maar een voldoende beflaan aan Burgers te bezofg&fi, en hun arbeid te verfchaffen waar door zy een middel  (40 del van beftaan kunnen verkrygen. Het zal zekeriyk niet wezen door het geld naar buiten 's Lands te zende , en demasfa zo wel als den omloop binnen 's Lands te verminderen , dat men Koophandel, Fabrieken en wat dies meer, zal doen floreren. Het geld dat men jaarlyks wegzend aan fubfidien, moet allengskens een bres maken in de nationale Financiën , ten minfte een ftilftand en verwarring in dezelve. Bovendien , men zal zyne Geallieerde op die wyze gewennen om niet getrouw te zyn, als wanneer men hen zo wel buiten noodzaaklykheid en in rustige tyden, als in de nood beftendig geld geeft- Hoe kan men ook op hun ftaat maken, daar zy zich door geld laten kopen; en het des te dugten is, dat zy zich by de eerfte gelegenheid by een ander zullen voegen, die hen meerder■ biedt. Ene vriendfchap die gehuurd of gekogt kan worden, berust op te laage en te losfe grondflagen , om 'er op te kunnen betrouwen , en het is meest altoos ene verkeerde Staatkunde wanneer men voor geld ene vriendfchap zoekt, die voor geld kan verbroken worden. Is het dan ene abfolute noodzaaklykheid , invloed te willen hebben op alle dejCabinetten , op alle de Hoven, door de enkele macht van cqa metaal, 't geen de reprefentaiive waarde en zenuw van alles zynde , zorgvuldig  <47> dig binnen s' Lands diende gehouden en vermeerderd, te worden ? Alvorens zo liberaal te zyn jegens Geallieerden van welken men fomtyds nog maar weinig nut heeft, diende men na te gaan , of het binnenslands niet met meer en zekerder nut zou kunnen gebruikt worden. Dat men dit geld in alle gevalle liever aan zyn eigen onderdanen geeve of laate verdienen . want die zyn het, die het eerfte en meeste recht hebben , tot de weldaden der Regering. Ene m:ldadigheid buiten s' Lands en ^'erre af bewezen , is doorgaans kwalyk bedeed , en ftrekt tot nadeel van den Burger : vooral wanneer die jaariyks herhaald wordt. In gevallen zelfs waar in ene gefubfidieerde geallieerde van nut mogt geoordeeld worden , dat dan ook de Subfidien maar zo lang duren , als den dienst welken zy u bewyzen. Het is zelfs nog beter in eens eene grote fomme te geven, dan jaren agter den anderen ja fomtyds beftendig ene middelmatige. Wanneer men de Subfidien die de ene Mogentheid aan de andere betaald, naar regte waarde befchouwd, zyn zy aan de ene kant niet anders dan de waarborgen van onvoorzigtigheid en grootsheid , en aan de andere de lage bewyzen van hebzucht. Indien de Natie aan welke gy betaald, niet machtig genoeg  (4-8) noeg is om door haar eigen te beftaan, wat fleun hebt gy dan van haar te verwagten. Deszelfs Alliantie is dan nutteloos, zo draa zy zo zw.k is, dat zy eens anders geld nodig heeft om te beftaan ; en de gezonde Staatkunde leert, dat men eigenlyk de vriendfchap van gene andere Mogentheden moet zóeivcn , als die ten minften met ons egaal in kragten zyn . en die zich zei ven kunnen ftaande houden zonder vremde byftand. Protectie te verlenen aan de middelmatige en kleinriere Mogentheden, is al wat men doen moet, en zich 'er enig van bedienen , als van tusfenbeide voorwerpen , die in geval van noodzaaklykheid , de eerfte fchok der Mogentheden van de eerfte rang affluiten. Waarom tog zou men zo zorgvuldig naburige of verafgelege Natiën en Mogentheden ontzien , van . welken men , gemerkt hunne zwakheid , niets te duchten heeft ? Bewaar en behou veel eer met alle mooglyke zorgvuldigheid, de middelen welke gy voor handen hebt, om ü van binnen en van buiten fleik, machtig , aanzienlyk , geëerd en gedugt te maken. Weest teffens fpaarzaam en weinig in 't gebruik maken dier hulpmiddelen en doe het niet als van pasfe. Dit zal op den duur het voordeligfte zyn. Men  (49 ) Men wist voorheen niet wat het was, be- ftendige afgezanten aan elkanders Hoven te onderhouden. De Gezantfchappen hadden niet anders plaats, als in gevallen van gewiehtigfte onderhandelingen, en zy eindigden teffens met d'afdoening der zaak, die er aanleiding toe had gegeeven. Dit was ook waarfchynlyk de reden, waar om zy meer gewicht en indruk hadden, en dat men zich ten nutte maakte de korte tyd van 't aanwezen des Afgezants, wiens aanftaande vertrek opwekte, om fpoedig de zaken af te doen, met alle mooglyke Cordaatheid. Hedendaagfch oordeelt men het van eene goede ftaackunde, beftendig Afgezanten aan de vremde Hoven te onderhouden; hoe kostbaar zulks ook zyn moge. Dog zou de nieuwsgierigheid om te weeten wat er aldaar omgaat , niet beter koop kunnen voldaan worden? Zouden enkele Refidenten den zelfden dienst niet kunnen doen, als Ambasiadeurs, Ministers Plenipotentiarisen, Envoiees en alle die hooggetydelde peribnafien, die tot het diplomatisch lighaam behoren? Wy kunnen niet ontkennen dat de waardigheid van den Vorst, Kroon of Mogentheid, by fommige gelegenheden kan vorderen; dat men een Reprefentant zend, die door het ten toon fpryden van veel luister en pracht, daar door eenigfints imponeeren aan de Mo> Staatsm. Meng, Febr. ( D ) gent-  C 50 ) gentheid, by wien zy gezonden worden. Evenwel, zoortgelyke prachtige gezantfchappen, enkel tot ene uiterlyke vertoning dienende, brengen zelden ene afdoening van zaken te weeg, en 't is doorgaans naa het vertrek dier paradeerende Onderhandelaal s, dat een minder prachtig maar bekwaam op. volger alles voltooid en de laaste handflaat aan de politieque handelingen, die werkzaamheid en kunde vorderen. Vermids dit meestal den gewonen loop der onderhandelingen is, zo bewyst zulks de nutteloosheid van Ambafladeurs, die maar kostbaar zyn voor den Staat, en byna nooit het voordeel aanbrengen t'geen men er door zoekt te behaalen. Schoon een Schitterend, een prachtig uiterfte en bovenmatige verteeringen , wel' het vermogen hebben van te verleiden, is zulks egter maar voor korten tijd; want men word er ten lesten aan gewoon, en men kan met recht zeggen, dat het eene bedroefde fobere invloed is, die men door de pracht van zynen Afgezant verkrygt. Zy verdwynd wel haast, en men denkt er in 't geheel niet meer om, wanneer men tot de zaaken komt en weezentlyke ftukken te discutieeren heeft. s De min prachtige en zedige Reprefentanten eener moedige dog rechtvaerdige Natie, zullen, 't is waar fomtyds fchier als verdwy- nen  f51 ) nen of overfchaduwd worden, door 't vertoon van de pracht van de Afgezanten eener trotfche Natie; dog d'eerstgemelden zullen het verre winnen, wanneer het er op aankomt om een voordeelig Tracïaat te maken; waar In de bekwaamheid en ftandvastigheid, de wet zullen moeten geeven aan de weelde, pracht en hoogmoed. De grote fortuynen en buitengemene praal, voegen eigentlyk aan niemant dan aan d'Overheden of. fouverynen zelfs, aan hun eigen Hof en in het midden hunner Onderdaanen. By anderen al 't uiterlyke derfouveryniteitten toon te gaan Hellen, kan men dat niet te regt als een foort van dwaasheid befchou» wen; en is het niet in zekeren zin ene twede Majestyt, ene twede macht gaan oprigten, midden onder ene andere Natie; om ware het raooglyk, daar door de wettige macht te doen in fchyn verminderen ? Een fouverein daar hy zelfs t' huis hoort, te vernederen, door de ten toon fpreidir.g ener pracht, welke hy zomwyle zelfs niet. vermogend is te vertonen, is zeide zeer gefchikt, om hem gunftig in te nemen en ryklyk te doen zyn, in 't gene men met hem te verhandelen heeft. Zyne eigenliefde daar door beleedigd; zal hem gelegenheden doen zoeken, om zich door het moeilyk maken der onderhandelingen heimelyk te wree( D 2 ) ken  C50 ken, en Isngs dien weg den hoogmoedi^en representant van een heerfchzugtig liof te vernederen. De vertecnngen van een Afgezant maken den fouverein niet ryk, by wien hy refidec-d; want fchoon die gelden., naa lange in den omloop geweest te zyn , eindelyk in de fchatkist komen ; wat kan dat gering voordeel opwegen tegen 't wezentlyk verlies dat men. zou lyden, indien men iets van aanbelang zou moeten affhppen, of bewi'Jigen in 'naadeelige voorwaarden? Want immers, hoe prachtiger het Gezantfchap is, van hoe meer aanbelang is doorgaans de zaak, die er aanlyding toe geeft. Jammer is het, dat de mogenth. d n d'een voor den anderen niet wilknde onder doen, zich in onze dagen onderling tot zulke nutte'oole verkwistingen noodzaken Een goed voorbeeld te volgen in nuttige zaken is pryslyk, en ik ftem het toe, dat men niet minder wil dan anderen, in zaken die de nayver waardig zyn en enig wezentlyk nut aanbrengen; maar ene rivaliteit in 't ftuk van verquistingen , is waarlyk even zo ongerymd als helachlyk: is beneden de waardigheid van ben , die aan het hoofd ener aanzienelyke Natie zyn. Dat de Hoven die door Ailiantien of bloedverwantichappen enige betrekking tot den an* deren hebben, beftendig by elkander een per- foon  ( 53 ) foon onderhouden, om op hunne onderlinge belangen (e letten, is geenfin ts af te keuren; dog (ian zal men hen ook niet mee* met d n waarachtietn naam , van bevoorrechte [pions kunnen rutytclen : maar wanneer m gentieden die vo ftrek" geene betrekkinge tot den anderen hebben - foortgclyke beftendige Agendarisfen aan elkanders Hoven onderhouden, kan men te regt vermoeden, of dat het uit enk.ie nieuwsgierigheid gefchied, of wel om eene uittrlyke parade te maken, 't welk in beide gevalle eene nuttelpfe uitgave is. Het Politieq famenftel word doorgaans enig en alleen beftieid en ie beweeging gehouden, door lieden van Theorie en doorknede kunde ,• die 't geen eerst door d'Ambasfadeurs gefchetit is volnjaaken, en de gewigtigfte 't enige dat de Afgezanten van d:.:n eersten rang bezitten, ontbloot van folide én uitgebreide kennisfen, is enkel eene fraayfehynende zonne Itraal; die enig verlustigd, dog geen warmte geeft. Ene welfprekendneia van dien aard gooit enig ftof in de ogen aan bepaalde verftanden, aan lieden die zich enkel aan het uiterlyke vergaapen, den fchors alleen befchuwen; dog zelfs geen verftand genoeg hebben, om dat van anderen te waarderen. Het is niet zeldzaam een goed orateur te vinden, die gewoon aan zeekeren flenter van zaken, al heel wat kundig fchynt te zyn; daar hy intusfehen vei re beneden een man (D3) «•  C54) is, die met minder uiterlykheid, zich door langdurige ftudie in zyn beroep bekwaam gemaakt heeft. Zie daar evenwel 't onderfcheid dat 'er byna altoos plaats heeft, tusfen de Arobasfadeurs en de Ministers van de tweede of derde rang. Eerstgemelden worden doorgaans uit gunst aangefteid, terwyl de laastgenoemde hunne bediening of waardigheid, enig aan hunne kunde en bekwaamheid verfchuldigd zyn. Men moet d' Ambasfadeurs niet anders befchouwen, dan als prachtige en vergulde tolken van de beveelen hunner meesteren; wier belangens altoos beetér gefchikt en gewogen woorden door h'eden minder hoog in rang . °dog die meer ervaren zyn in 't wezentlyke der Staatkunde en onderhandelingen. Wanneer men er niets als Staatszucht brengt, leert men aan de Hoven zelden iets anders, dan de kunst van te kruipen, en eens anders verdienden door een uiterlyk vertoon te verduisteren. De gunftelingen der Vorsten en van het fortuin, zyn niet altoos beminnaren der ftudien en bezitters dier hoedanigheden, welken zy volftrekt nodig hebben, zullen zy hun overheid en Land naar vereisen er. met goeden uitflag dienen. Weggefleept in den dwaalftroom der vermaken en gedurige kuiperyen, hebben de Hovelingen geen tyd, om zich die ker,nisfen eigen te maken, die iemant een volmaakt onder»  (55) derhandelaar doen worden; en daar d'Ambasfac'es evenwel meestal aan zodanige Lieden, als d'aanzienlykften in geboorre en aanzien gegeven worden, kan men niet verwagten in hen iets anders te vinden, als de kennisfe van het hofleven, en een foort van flenter; dog geenzints eene grondige theorie, die noodwendig de practicq diend vooraf te gaan. De zich op ftudien toeleggende en daar door verligte Clasfis van burgers is het, waar in d'Overheeden of derzelver Staatsdienaren d'onderhandelaars gaan zoeken, om hen de directe belangens van den Staat aan te betrouwen. Wanneer het op kunde en bekwaamheid aankomt, word er zelde op de hoge geboorte gelet. Niet zelden ziet men groote Heeren van de aanzienlykfte geboorte, geheel ontbloot van die hoedanigheden, welken den Staat tot nut kunnen ftrekken. Wel is waar, deeze reegel is niet zonder uitzondering, maar die uitzonderingen komen niet dagelyks voor. De Ministers van den tweeden of derden rang zyn het eigentlyk, die men de werkende leeden van het Politieque en Diplomatifche lighaam noemen kan en moet: d'Ambasfadeurs zyn eigentlyk voor t'vertoon en het uiterlyke, dog d'anderen voor 't intricate en den arbeid. Ook doorgaans of wel altyd in de grote en gewichtige onderhandelingen, voegt men den Ambasfadeur een perfoon van ( D 4 ) mm*  C 56- ) minder luister en aanzien toe, uiterlyk met een minder hoog caracter bekleed, dog" die de zaken verftaat en het werk doet. Deeze perfonen nu wel te weten te kiezen is een zaak van groot aanbelang, en leverd een bewys op van de kunde der Overheid zelve. Hier uit ziet men de nooazaaklykheid van een kweekfchool of hogefcbool, alwaar de. gronden der Staatkunde konden geleerd worden; gelyk wy er in t'begin dezer verbandeling van fpreeken. Dan had men altoos eene voorraad van perfonen, uit welken men degelchikiten en de meestkundigen kan kiezen. Het tweede Vervolg hier naa. OVER  (57) OVER DE KRYGS-D APPERHEID. CjTelyk in vrye landen en onder zagte regerin 1 gen, het voik niet voor anderen maar voor zich zeiven arbeid, zoookis het onbetwistbaar, dat her aldaar ook voor zich zdven vegt. Omgekeerd , onder eene flaaffche regeering, onder onderdrukkinge en buken het genot der gulde redelyke vryheid ftaande, kan het aan 't zelve luttel fcheelen wie hen t'onder brengt. De reden hier van is ligtelyk te beielfen. Hun ftaat is immers reeds zo eiendig als die met moogelykheid wezeh kan, en 't'kan hun dierhalve niet fchelen wie hun regeert,• in tegendeel, zy voeden altoos da hoop van onder een ander enigfints gelukkiger te zullen wori den. Daarom ot. k, zo dra^ eens het leger van een Dwingeland verflagen is, kan hy ook ftaatroaken dat zyn Land ras verwerd zal zyn. De middelen tot verwering en herftel van zaken, ontbreken hem dan doorgaans altoos; hebbende zyne flaaffche onderdaanen nog moed nog reeden om voor hem te vechten. Wanneer ene vrye Staat aangetast wordt, als dan zal ieder burger foldaat zyn; ieder zal ter verdediging van 'tzelve willen vechten, en wel voornamentlyk om deze reden , dat elk er iets heeft, 't geen hy daar door tellens'verde- ( d 5; aigi  <58) digd Heeft hy onder 't genot der vryheid, nkt altoos zyn Staat, zyn welvaaren en bezittingen liet? GngetwyfFeld! Wel dan ook zal hy er te eer en gewilliger zyn leven voor wagen', ja zelfs heldendaden doen; om dat hy anders alles kan verliezen. Hier aan is het toe te fchryven, gelyk de gefchiedenisfen het getuigen, dat kleine dog vrye Staten, meer dan eens machtige Vorsten hebben kunnen overwinnen. Daar van daan ook, dat deze vrye Landen niet hebben kunnen overwinnen en veroveren: als in enkele gevallen by eene onvoorziene- overrompeling of verrasfing. De Grieken oordeelden nauwlyks enig getal Perzianen te groot, om door hun eige kleine legers verflagen te worden. Agefilaus deed een inval in Perfien, 't geen toen een machtig Ryk was, met nog geen veertienduizend koppen. Hy overwon evenwel, verfloeg alles met groot gemak, en warehy niet terug geroepen, om zyn eigen Vaderland tegen de famenzwering van andere Griekfche fteeden te beveiligen, zou hy naar alle waarfchynlykheid geheel Perfien tot een wingewest gemaakt hebben. De Romeinen die gelyk het bekend is zo lang de Republieq ftond eh zelfs nog enigen tyd daar naa insgelyks in vryheid leefden, overwonnen alle flaaffche Natiën der waereld, tot zo lange dat zy zelfs flaven geworden door ah.  C 59 ) anderen overwonnen wierden. Onze eerfte voorouderen en bewoners dezer landen, ik meen de Batavieren , konden evenwel door de Romeinen ni>r. t'ondergeoragt worden, dog waarom was dat? üm aat zy de vryheid kenden. Wei is '.vaar, de Romeinen veroverden hier en daar wei eens er.ige vrye Landen, maar het koste hen altoos niet minder moeite dan cyd; en zy moesten al menige neerlaag ondergaan, alvorens zy ene beflistende overwinning/konden behalen. Dog omgekeerd ; warneer zy, tegen eigendunkelyke Koningen oorloogden/hadden zynauwlyksiets anders te doen, dan het zwaard uit te trekken, om van de overwinning verzekerd te zyn, en zy verfloegen fomwyle met twee of drie legi. oenen, legers van vyftig duizend en meer koppen. De Carthagers waren de eenigfte gedugte vyanden, die de Romeinen ontmoetten; dog waarom ? Om dat die in vryheid leefden. Hannibal alleen bragt hen meer en bloediger neerlagen toe, dan al hunne overige vyanden ooit gedaan hadden of doen konden, en toen zy dezen overwonnen hadden, wierden zy binnen 't verloop van zeer korten tyd, meester der geheele waareld. Waar aan waren de Romeinen deeze hunne dapperheid verfchuldigd ? Geenfints aan hunne luchtftreek, maar aan hunne Vryheid en rege- rings»  (60) ringsform. Zy wierden in de grondbeginfelen van vryheid opgevoed; van kindsgebeente af leerden zy die beminnen; terwyl de ondervinding hen in die genegenheid bevestigde; Hunne eige gelukkige toeftand boezemde hen zeekere veragting en verontwaardiging jn, voor die laffe Regeeringen, die hare onderdanen nog belcnermen, nog gelukkig maken konden; en jn 'tbevechten van flaaffche Volken, zagen zy zich aan als Leeuwen onder een kudde fchapen. Het is bekend, de oude Romeinen waren meesters der geheele waareld, dog hunne hedendaagfche nakomelingen, zyn tegen geen enkele Canton der Zwitzerfche Carïtons opgewasfen; en de verenigde Oostenrykfche en Pruisfiche legers, zou men fchier durven verzekeren, niet in ftaat, om die Cantons te vermeesteren. Schoon tusfchen bergen wonende, bezitten de Zwitzers 'er eigendommen en zyn 'er vrye Lieden. Dit geeft hun ook zodanig aanzien in Europa, dat zelfs de machtigfte Vorften hen aanzoeken, ten einde troepen van dien Landaard in hun dienst te kunnen hebben. Gererkt ieder borger of inwoonder in vrye Landen foldaat is, of ten minste binnen korte kan worden, nemen zy daaglyks meer en meer in de kunst van oorlogen toe, en elke veldtochc doet hen zo wel bedrevener als moediger wor-  Cói > vorden in den wapenhandel. De leegers in tegenc'eel van eigenwillige alleenheerlchers, vooral zo dezelve beftaan uit eigen onderdanen, die als laffe flaven, nauwlyks raet zeer veel moeite en grote tucht tot foldaten te maken zyn, worden gedurig zwakker; en wanneer d'ouden verfmolten zyn, hebben de nieuwen zeer zelden veel te beduiden. In tegendeel, vrye Staaten kunnen de verliezen wellten zy komen te lyden, altoos vry fpcedig herflellen. Heeft ons Vaderland 'er in vroegere tyden niet een doorflaande bewys van opgeleverd ? Toen wy tweemaal door de Engelfchen onder Cromwel deerlyk geflagen waren, hadden wy nogthans in twee maanden tyds een derde Vloot van honderd en veertig Oorlogfchepen gereed, die onder Tromp in zee ftak, en den vyand zelfs ging opzoeken. MEN?  (62) MENGELGEDAGTEN. Een Vorst die zyn Igezag wil behouden mm zich fomwyle naar de omftandigheden fchikken, en zich naar den zin zyner onder- danen voegen , en zich dés noods iets laten afnemen, ora door het b.eden van weerftand de gemoederen niet te verbitteren , de geesten wakker te maken , en daar door 't gevaar te lopen van veel meer te zullen verliezen. Een groot Vorst moet .altoos gedogen dat men hem vrymoedig de waarheid zegge 'Er wierd een zeerover voor Alexander gebrast, die hem zyne roveryen verweet en met een zwarenflraf bedreigde. Wy doen beide het. zelfaezeide by, met dat onderfcheid, dat de Kroon welke gy op uw hoofd draagt , u ftrafloos doet zyn Alexander in zyn gemoed van de waarheid overtuigd , was edelmoedig genoeg om hem zyne misdaad te vergeven. Schoon het geen vaste regel is. kan men doorgaans het caracter van een Vorst afmeten, uit dat zyner Hovelingen, en zyne kun- de  C ö3 > de uit de keuze der geenen welke hy tot raadslieden kiest. Om naderhand te meer te kunnen nemen, moet een heerschzugtig Vorst eerst rykelyk weten te geven: hy moet een klein visjen uitgoien, om een Cabeljauw te vangen. Wanneer men lieden in zyn gevoelen wil brengen en overreden, die flyf hoofdig zyn en met hun eigen gevoelen veel ophebben, zal mén altoos wel doen hen eerst gelyk te geven , om hun vertrouwen te winnen , en naderhand , door 't opperen van kleine zwarigheden, valt het niet moeilyk, hen ongemerkt langzamerhand in ons gevoelen te brengen. Regenten die zich als despoten over hunne medeburgers gedragen, verdienen te recht derzelver veragring Zy gelykpn naar den flagters hond die gefield om het vleesch te bewaren, 't zelve opeet. Geen Land is 'er mooglyk, waar in de Vryheid)  .heid groter is als in Engeland, en geen is 'er, dat gedurig meer van binnen beroerd is. Het komt daar van daan, dat de Vryheid 'er in licentie veranderd is. . In grote Staatsrevolutien ziet men al zeer dikwyls, dat de kleinfte Provintien of Steden het eerfte beginnen. De grote durven het in den beginne niet wagen, maar hitzen de kleinenop, die dan 't eerfte (pit af byten, even gelyk de iigte troepen in een Leger. Wanneer men van iemand zegt, hy is een braaf en eerlyk man , word 'er fpoedig niet meer om gcdagt; dog dat een lasteraar van hem zegge hy is een fchurk, dan zal de indruk van deze logen zo diep by alle de aanwezigen wortelen fchieten, dat zy hem altoos met den nek zuilen aanzien. (?% Om iets wel uit te voeren van aanbelang , dient men zich eerst wel beraden te hebben. Verhaaste ondernemingen kunnen wel eensge, lukken, dog zyn zelden van langen duur.  C65 ) tweede VERVOLG en SLOT der VERHANDELING over den aard en INLEIDING tot de STAATKUNDE. "^^"anneer aan een onderhandelaar by zyne inftructien een vast plan is voorgefchreeven , moet hy daar nooit afgaan, veel min door onvoorzigtigheid of kwalyk geplaatfte ambitie, zaken doen geboren worden, die tegen het oogmerk zyner zending ftryden. De beveelen en belangen van zyn Hof moeten hem altoos tegenwoordig, en den richtfnoer van geheel zyn gedrag weezen. De ihftructien van zyn Overheid, wiens perfoon hy. onmiddelyk verbeeld, zyn voor hem eene precife wet, en men kan 'er van zeggen 't geen Herodotus ons verhaald van de Mummies, die aan de tafels der Egyptenaren geplaatst wierden, met dit opfchrift : Intuens poid et oble&are: fed meminisfe exit urn. Staatsm. Meng. Febr. ( E ) De  C 66 > De mftructien aan een Afgezant gegeeven wordende, moesten kort en duidelyk zyn, invoege dat zy geen aanleiding tot dubbelzinnigheden geeven, en geen twyffclagtige uitlegging benoodigd hebben. Een groot Duitsch Vorst, even zoo doorkneed in de Staat- als Krygskunde, zeeker Afgezant naar den Ryksdag'zendende, gaf hem geen andere inftxuctie dan deeze: Ik heb u gekoztn, om dat uwe bekwaamheden my deeden oordeelen, dat myne belangen in goede kenden zouden zyn , vertrek, en doe ten myne voordeele al wat mooglyk is.' Het is evenwel niet mooglyk by de gegeven inftructien een onderhandelaar alle zyne ftappen voor re fchryven en te bepaalen; en men moet dus iets aan zyn vernuft, oordeel en de omftandigheden overlaten, waar in hy onverwagt kan komen. Hy' moet evenwel aan zyn kant zeer omzigtig zyn in niets op zich te nemen, waar door zyn Overheid gecompromitteerd kan worden, of eenig nadeel zoude kunnen lyden. Hy moet van alle eigenbelang ontdaan zyn , en alles wat hem zeiven raakt, ter zyde Rellende, geheel aan zyne bediening weezen. Zich punctueel hou-: dende aan de beveelen , die hem gegeeven zyn, loopt hy nooit gevaar van ongenoegen te zullen behaalen, zyne reputatie te zullen verliezen, en de invloed te doen daalen van de Mogentheid, welke hy verbeeldt. Eer,  <6>> Eertyds was men niet gewoon, gefchreve inftructien aan de onderhandelaren te geeven; men zeide hun mondeling, wat men wilde dat zy doen zouden. De inconvenienten die uit de gefchreeve inftructien ontftaan, en de volumineufe correspondentien ," waar aan alle de Ministers onderworpen zyn, zullen naar. alle waarfchynlykheid,'de oude manier wederom in gebruik brengen. Waar toe diend het tog alle die kleine minutieufe en niets beduidende relafen te geeven, waar mede een Afgezant noodwendig zyne brieven moet opvullen, wanneer hy gedwongen is tweemaal in de week regulier aan zyn Hof te fchryven? Het zou dierhalven veel beeter zyn, dat men hem nooit een vasten tyd van fchryven bepaalde, maar zulks overliet aan zyn goeddunken , wanneer hy iets wezentlyks of van aanbelang te meiden had. Als men zo dikwerf moet fchryven en geen Itoffe heeft, moeten de brieven noodwendig met beufelingen opgevuld worden. Men leezé ook maar de brieven , welken door de Ministers. gefchreeven worden , en men zal van de waarheid overtuigd zyn. Dat wy 'er maar een Haaltje van aanhaalen! De tegenwoordige Koninginne van Napels, een Oorlogje.] , gaande'bezigtigen, 't welk van ftapcl geföopen was, had het ongeluk in Zee tc v «Hen, en gelyk wel te befeffen is, ontbrak 'er geen hulp om haar fchielyk te red( E 2 ) den.  den. Deze gebeurtenis had geene ongelukkige gevolgen ; haare Majefteit van kleederen veranderd hebbende, was met een klein weinig fchrik vrij; dank de zorge der trouwe Hovelingen en der brave Zeelieden, die haar verzelden. De Minister van zeeker Hof» 't welk aan dat van Napels verwant was, oordeelde daadlyk zulks te moeten overfchryven ; fchoon de zaak naauwlyks het port van een brief waardig, was. Hy maakte dierhalve een poëtisch tafereel van deeze gebeurtenissen; de Tritons, Naiaden, Amphitrite, ja zelfs Neptunus tot hulp der Koninginne doende toefchieten, en aan de Zee gebieden voor baar te wyken , ja vulde daar meede verfcheide paginaas fchrift Voorwaar eene aangename en interesfante leezing voor den Monarch, aan wien den brief gefchreeven wierdt! Nu ga, nugarum! Een Afgezant moet in zyn perfoon zoo wel nuttige als bevallige hoedanigheden vereenigen. Doorkneede kunde , onvermoeidheid , waakzaamheid , doorzigt, opregtheid, Patriottismus , zie daar de 'hoedanigheden , welken hem gefchikt maken , om zyn post met goed fucces te bekleeden. Voeg 'er by aanvalligheid, beleefdheid , zedigheid, eene deftige dog niet verkwistende levenstrant, beneffens goede zeeden, en "hy zal een goed onderhandelaar zyn Een zaak alleen is 'er, waar in hy nooit toegeevend mag zyn, te wee  Weeten ; hy moet altoos tinkt flaan op de eerbewyzingen en rechten aan zyne waardigheid verf-huldigd, want dezen worden eigentlyk in zyn perfoon aan zijn Heer en Meester gegeeven. Een groot gebrek by veele Afgezanten is, dat zy eene verwaande trotsheid hebben; dat zy om hunne verkwistingen goed temaken, fomtyds laage middelen bij der hand moeten neemen; als mede , dat zy te veel tyd aan hunne vermaken en uitfpanningen opofferen. Eene al te groote agterhoudendheid is ook niet goed; een Afgezant moet, op zyn tyd openhartig zyn. Niets moet aan zyn waakzaam oog ontglippen, maar evenwel buiten de dringendfle noodzakelykheid moet hy geen laag fpion worden. De Staatkunde is eene eedele en verheeven wetenfchap, die men niet moet bederven door 't aanneemen van valfche Syfthema's, of 't gebruik maken van laage middelen. 'Er is een manier om zelfs de teerfle zaken met fucces te behandelen, namentlyk, van geene andere dan eedele en behoorlyke flappen te doen of middelen te gebruiken., met verfmadinge van alle zodanige onbetamelyke of laage flappen, die beneeden den rang zyn, welke men bekleed, en oneer doen aan hem, wiens perzoon men verbeeld. (E 3 ) Men  ' ( 7° ) Men heeft veel te weinig goede boeken, over de eerfte en ware gronden der Staatkunde, en dit ftrekt' tot bewys, dat men de geenen die in ftaat waren om 'er over te fchryven , niet genoeg aangemoedigd heeft. Wel is waar , deze en geene heeft 'er wel iets over in 't licht gegeven , dog het werk van den Heer Baron van Biiefeid uitgezonderd , 't welk zelfs nog aan veele gebreken mank gaat , zyn het meestal als ruwe, en onvolmaakte voortbrengfelen, waardoor zy, die 'er gebruik van maken om de Staatkundige gronden te leggen , al veeltyds van 't goede fpoor gebragt worden. Veel ophef, dog waarlyk zonder grond, word 'er gemaakt van zeker werk gefchreven door Wicquefort, ten titel voerende Le Traité de VAmbasfadeur. Waarlyk, daar is mooglyk geen zo vervelende verzameling te vinden, van triviale anecdoten , van ze^ kere facta omtrent het ceremonieel , van gefchillen omtrent den rang , en waar in zo weinig gronden en vaste regelen gevonden worden, betreklyk de Staatkunde , en de konst der onderhandelingen. De tytel fchynt evenwei veel te beloven, maar in het doorlezen herkend men fpoedig een fchryver op verre na niet van de eerfte foort, een Duitfcher, gedurig bezig met bezoeken, met etiquetten, vooral aan tafel s en in alle zyne relazen der onderfcheide Tractaten , geen ene vas-  vaste grondregel gevende , waar aan zich een onderhandelaar kan houden. Dit is nogthans een fchryver, die by veelen als een Auctor clasficm word gehouden. Gefield zelfs al eens, dat het Werk van Wicquefort van enig nut heeft kunnen zyn, in den tyd toen hy het famenftelde, zo weet men, dat 'er zederd den loop der agtiende euw oneindig veel veranderingen zyn gekomen, zo in de Staatkunde van Europa, en den rang der Afgezanten , als in de opngtmge van nieuwe Mogentheden , die 't evenwicht tusfchen de ouden een anderen keer hebben doen nemen- Het Keurvorstendom van Pruisfen een Koningryk geworden zynde, heeft veele veranderingen te weeg gebragt, in de invloed en de macht van 't Huis van Oostenryk , zo in Duitschland zelfs, als by onderfcheide Hoven. Insgelyks , de fteeds toenemende macht der Hertogen of Czars van Rusland , de eerfte Mogentheden van Europa genoodzaakt hebbende , toe te itemmen in den titel van Keyzer, welke zich de Czar aangematigd heeft, kan men ligt nagaan hoe veele nieuwigheden dit heeft moeten invoeren, in het Ceremonieel en de Staatkunde. Al de kleine Hoven m tegendeel , die een foort van groten rol ipeeldden toen Wicquefort fchreef, zyn om zo te fpreken tot hunne vorige politieque nietigheid terug gedaald. De Vorsten lang^ den  ( 72 ) Rhyn, by wier vriendfchap verfcheide Kronen zo veel belang hadden, om het huis van Oostenryk te vernederen , bekleden thans maar enen zeer middelmatigen rang, in het Pohtieq fysthema. Van wat nut nu kan een boek van dien aard zyn voor den lezer , die door den tvtel bedrogen, en in 't zelve een menigte onwrikbare regelen denkende te vinden , 'er niets ontmoet als beufelingen , en vry fobere aanmerkingen ? Ook diend men te begrypen, dat de Staatkunde daaglyks van gezichtpunct veranderende , gemerkt de veranderingen die by de Mogentheden plaats hebben, alle zodanige boeken , die enig over facta bande. Jen , en een theorie uit de ondervinding zoeken te ftabileeren , doorgaans hun doel misfen. Een groot Koning heeft zich verledigd met eene entique op te ftellen , regen het werk van Machiavel , getiteld Traité du Frime ; t geen hier de moeite zou kunnen befparen cm de gedrogtelyke Staatkunde van dien Florentyner tegen te fpreken : in dien men niet vooral diende aan te merken, hoe weinig het gedrag van den op den Throon zittende criticus overeenkomt , met de Pohtieque gronden die hy zelfs aan de hand Daar  (73) Daar is geen mensch die de AntimacMavel lezende , en wetende dat een Koning 'er den Schryver van is , zich niet verbeeld , dat * deszelfs Regering de wyfte moet zyn, en tt meefte alieen van geweld en ufurpatien. Deszelfs rehexien over de Staatkunde en het bellier van den Staat , zyn even zo veele heerlyke grondregelen , die in alle de Cabinetten der Vorften met gulde letteren diende gegraveerd te ftaan. Hy verzet zich met alle het vuur van overtuiging en welfprekendheid , tegen alle de wreede en dwingelandige infinuatien van Machiavel , die om zyn Vorst te doen regeren, hem van niet anders gebruik doet maken, dan van uiterfte, onrechtvaardige en geweldige middelen. Hy toond ten duidelykfte de voordelen aan, die men geniet, door een volk met beftendige billykheid, rechtvaardigheid en bedaardheid te regeren , en hoe daar den Staat van binnen en van buiten bewaard wordt. Hy wederlegt die dubbelzinnige en veeltyds gevaarlyke ftelregel, divide ut regnes, waar op de gehele Staatkunde van Machiavel gebouwd is. Intusfchen. kan men zich niet genoeg verwonderen , hoe 't roogelyk is geweest, dat die Monarch zyne eige zo verheve grond en ftelregelen heeft kunnen vergeten en van dezelven afgaan , door de verdeeldheden by zyne Naburen aan te ftoken ,* door zich met de wapenen in de hand vremde Provintien toe te eigenen, en zich in 't bezit te ftellen (E 5) van  (74) van gehele Landftreken , een gedeelte uitmakende van een Koningryk en Republieq, waar van hy eertyds vasfal was. Dit fchynt te bevestigen, dar de Staatzucht niet kan redeneren , en dat die gedurig toeneerad; wanneer zy machtig genoeg is , om alle verbon. den sn overeenkoniften met den voet te kunnen vertreden; als mede ook, dat de omftandigheden zomwyie de bekwaamfte Staatkundigen noodzaken, van zodanige gezonde regelen af te gaan, die geen reël voordeel aanbrengen , om 'er anderen aan te nemen , wier uitflag met zekerheid rr.ittig en vrugt aan brengende is. In 't algemeen is het ene zekere waarheid, dat alle Staatkunde of Administratie , welke dwingelandy ten grondflag heeft, of berustende 3s op ufurpatien , en hards of onwettige middelen, noodwendig ene regering moet te weeg brengen, vrugtbaar in omfeimigheden, opgevolgde fcbokken , fchade!y!te zamenzweringen , verfchriklyke revolutien, en wat dies meer is. De voorbeelden der Niroos, Cali' gulaas , Tiberiusfen &c. hebben genoeg geleert , wat despotifche en wrede Vorften te wagten hebben. Cafar Borgia en Cromwel, zyn in latere tyden het flachtoffer hunner ongerymde Staatkunde geweest, en alle onrechtvaardige ufurpateurs hebben 't zelfde lot te wagten. Dwingelanden kunnen niet anders dan ongeruste dagen flyten, en zy zyn van  (75) van hun macht, hoe willekeurig ook , geen ogenblik zeker. De algemene haat vervolgd hen overal , men verfoeid en vreest hen , terwyl zy zelf alles te vrezen hebben. Ne cejje ejl muitos tïmeat, quem multi timent. Men kan dus niet genoeg de hatelyke en fophistifche Hellingen van Machiavel afkeuren; die de heilloofte middelen aan de hand gevende, om te regeeren >een kuil graaft voor den Vorst, die van dezelve zou willen gebruik maken. Zederd de oorfprong der zamenleving tot op onze dagen, leverd de geichiedenis geen een voorbeeld op van |een Vorst, die gelukkig en in rust geregeerd heeft, wanneer hy gebruik maakte van diergelyke grondregelen , als Machiavel aan de hand geeft. Hoe verloklyk de Staatzucht en 't willekeurig gezag ook zyn mogen, moet een fterveling op den throon gezeten, zich egter nu en dan wel eens herinneren, dat hy niet anders dan de eerfte burger der Natie is , de eerfte onderdaan van den Staat; die aan de» zelve een nauwkeurig verflag fchuldig is van al zyn gedrag, en van 't gebruik der publicque gelden ; waar van een gedeelte tot zyn eigen onderhoud en de luister van de Kroon hefteed zynde , het overige moet dienen tot behoud van den Staat, en tot onderfteuning der onderdanen. De  (76) „J^ armflie 5^ te zu?gen> ora reeds welgeltelde onderdanen nog meer te verrvken is alies te onderfte boven keren , en in dè beurfen van enige weinigen, de rykdommen van geheel een Land ftorten ; daar men in tegendeel ene billyfce en geevenredigde verdeling van diende te maken, als de nood het vorderd met prodigaliteit de publieque armoede te gemoed komen, en de uitgaven regelen, zo als het best overeenkomt met het al. gemene welzyn. De Souverein moet zuinig zonder gierig, beid, liberaal zouder verkwistkg zyn, en zyne Regering berustende op roemchüevendheid, rechtvaardigheid en wysheid , zal ongetwyffdd van langer duur en gelukkiger wezen, dan maien hy niets ais willekeurige middelen Kende. De grondregel, fic velo \ fic jubeo, Jitprorationeveluntas, is evenzo kwaad in de theorie , als fchadelyk in de practyq. Ze is de bafis van het despotismus , 't welk met anders moet befchouwd worden , dan ais een verfoeilyk gedrogt. Quidquïd delirant Reges , plectuntur Achi. n, is ene maar al te grote waarheid, dog men kan zich teffecs verzekerd houden , dat de ongelukken van een Volle byna altoos de zekere voortekenen zyn , dat de geren die hetzelve kwalyk of geweldig regeert, gevaar loopt voor tegenfpoeden of omwentelingen. Dit  (77> Dit is 't geen de Vorften altoos over 't hoofd hangd, die de ftelrepelen van Machiavel volgen. Dat men de Regeringen van Augustus, Ir ai anus en Antoninus vergelyke, by die van zulke Keizers, wier namen ons met afgryzen vervullen; en men zal van deze waarheid overtuigd zyn. Gezantfchappen te zenden, is een zaak die van de vroegfte tyden onder de Natiën in gebruik geweest is, enzy hebben altoos plaatsgehad , onder de wederzydfche befcherming van het Recht der Volken. De perfoon eens Afgezants wierd van alle tyden als geheiligd aangemerkt, en zulks heeft ten huidige dage nog meer dan ooit (plaats. Wel is waar, de gefchiedenisfen zyn vol van Voorbeelden, dat men Afgezanten geweld aangedaan of beledigd heeft, dog men heeft zulks ook altoos aangemerkt, als inbreuken op de Tractaten en 't recht der Volken, om voldoeninge van welken te krygen , men fomwyle langdurig en bloedig geoorloogd heeft. 'Er zyn Natiën wier bekwame en befchaafde Hoofden, al het gewicht en het nut van 't recht der Volken kennen, gelyk ook het goede dat 'er refulteerd, uit de wederzydfche gemaklykbeid om zich omtrent de grootfte belangens te verftaan, dog daar het lage gemeen altoos naar tomeloze onafhankelykheid hakende, niets omgeeft , en düs nimmer nalaat, zo dra het maar gelegenheid heeft, 'er in-  C 73 ) inbreuk op te doen. Vermids zodanig gedrag de uitwerking is van het caracter en de zeden , is het nauwiyks mooglyk , aan een Onderhandelaar desweege vaste regelen voor te fchryven, als enig deeze; dat hy zich by zodanige Natie bevindende , zorgvuldig vermyde, al wat door de tweede en derde conferentie, ,Mt ftaan ipfo fatlo, aanleidinge kan geven tot iets , waar door het onftuimig , dom en laagst gemeen gelegenheid heeft, om het recht der Volken in zyn perfoon te fchenden. Dan hier genoeg van ! dog egter nog iets, niet ondienftig voor de Afgëzantën. Hoe ongemakkelyker, trotfcher en vittelagjiger de Mogentheid is, by welke een Afgezant rendeert, of met welke hy te doen heeft; hos meer een Afgezant ömfjgtig moet zyn , dóór zich zeiven geen misbruik te maken , van het recht der Volken , en alderminst te dulden in de geenen die tot hun ftoe; behoren. Het is maar al te gemeen, en teffens 't geVolg ener kwade Staatkunde , dat de Reprefen tanten ener Natie zich by anderen veroorloven , 't geen verboden is aan hunne eigen Landgenoten , en dat zy veeltyds , ja maar al te dikwerf de gevaarlyke en rukelofe proef neteen, van het te verre uitftrekken der pra:rögativen, aan hunne waardigheid verknocht; door  (79 5 door meer te eifchen als hen toekomt, en door op beufelingen te vittelcn , die verre beneden hen moeiten zyn. Dan doorgaans bekomt hen 'zulks zeer kwalyk. Alzo de kunte en bekwaamheid vry meer dan de geboorte in aanmerking moet komen , by 't beEoemen. van Ministers, minder zynde dan van den eerften rang, zo is het juist niet nod'g , dezen zodanige jaarwedden te geven , waar door zy uicerlyke verkwistingen kunnen ten toon fpryden; maar men moet hen. echter zodanig befolcligen , dat zy een ruim beftaan hebben; dat zy beloond ja ryklyk beloond werden voor hunnen arbeid; dat zy hunne eige inlcomften kunnen ter zyde leggen, en char' in ene vergoedinge vinden, voor 't verzuim hunner huishoudelyke zaken; welke zy verwaarlozen en opofferen, aan s' Lands dienst. .Iedere Staat die geen■!mangel wil hebben aan werkffime lieden , aan; ieverige dienaren , aan belangelofe onderhandelaren- en bekwame Staatkundigen, dient niet, alleen te zorgen voor hun reedlyk ja ruim beftaan-, terwyl zy in bediening zyn; maar zelfs ook, wanneer zy zonder hun toedoen, of door erdom, buiten bediening gefteld worden of daar toe onbekwaam zyn, Dé weldaden van de Souverein moeten aan een  een braaf man niet ophouden met zyne dadelvkedienften, vermids zyne politieque exiftentie enig en alleen afhangt van de orders en 't goedvinden der genen, die hy reprefenteerd : dog wanneer hy niet verzuim zyner eige belangen en verwaarlozing zyner eige huishoudelyke omftandigheden, zich geheel en al aan s'Lands dienst heeft opgeofferd, ishetbillyk, dathv, naderhand enige vergoeding vind, wanneer hv binten bediening gefteld wordt. En nog iets 1 zou het niet een goede, sewenschteen vrugtaanbrengende zaak zyn , indien de Overheid alle zodanige Afgezanten, die of enen zekeren tyd van jaren gediend hadden, of door ouderdom en infirmiteiten niet actief genoeg waren, te huis riep ; hen een zeker jaarlyks fatfoenlyk inkomen bezorgde, dog teffens van hen ene vergadering maakte! by welke, als uit geoeffende lieden beftaande! men altoos een foort van raad of preadvies omtrent de buitenlandfche verrigtingen kon vragen ? Deze heden oud geworden in de onderhandelingen 5 den aard, en denkingswyze der rvatien, ais mede de inzigten en caracters der Cabinetten van naby kenfiende, zouden de Overheid, hoe doorzigtig, hoe wys, hoe Staatkundig ook, in vele ja in verre de meeste gevallen, de onderhandelingen en het buitenlandfche behelzende, van groot nut kunnen zyn, en een merklyk licht kunnen byzet- De  ( 8r ) De kundigfte de verligtfte Overheid, is juisC niet altoos in loco geweest, en moet dus veel op berigten laten aankomen, terwyl deze baden, terwyl deze Veteranen, by ondervinding veel ja zeer veel weten , en dien Overheid met hunnen raad en confideratien kunnen dienen ; wel verftaande nogthans, dat het lieden zyn, die blyken van kunde en bekwaamheid gegeven, en niet enkel gefigureerd hebben ; terwyl hun Secretaris die kundiger of werkfamer was dan zy, het werk voor henverrigte. Dezen zouden voorzeker nimmer tot zo ene agtbare Vergadering van Oud Minifters of Veteranen dienen toegelaten te worden. Genoeg dat zy voor 't uiterjyke hun rol die hen voorgefchreven wierd ,' hun les dien zy van, buiten leerden, tamelyk wel gefpeeld en opr gezegt hebben. Hier mede befluiten wy deze verhandeling, die wy den lezer verzoeken enig en alleen te befchouwen , als ene zeer korte en oppervlakkige inleidinge tot de Staatkunde. Wilden wy dezelve volledig verhandelen , verfcheide boekdeelen zouden "daar toe nodig zyn, en dan nog zouden wy by de algemeene Staatkundige gronden, die moeten op 't oog houden , welken overeenkomftig zyn, niet alleen met den aard van een Gemenebest, maar in 't byzonder van een Gemenebest gelyk dit, 't welk wy 't geluk hebben als ons dierbaar Vaderland te kennen. Kort om, wy zouden dan Staatsm. MengFeis. (Fj een  een zamenftel van Republikainfche en Vaderlandfche Staatkunde moeten ten borde brengen ; geenfints ftrokende met het kort bellek van ons mengelwerk, en waarlyk geen geringen taak : dog welke wy voornemens zyn, den Hemel ons leven en geest vermogens verlenende, wel eens op ene gevoeglyke wyze onze Landgenoten mede te deelenReeds hebben wy de ruwen fchets 'er van bewerkt, onder in agtneming van zodanige onbevooroordeeldheid, die het kenmerk ener eerlyke , weldenkende en Vaderlandfche ziel uitmaakt. LOS  LOF DES KOOPHANDELS; ALS DE STEUNPILAAR VAN ONS VADERLAND. ^ H^oen zeeker Orateur in byzyn van Keizer Theodofius eene redenvoering deed, tot lof van de vreede, zeide die goede Vorst o „ redenaar! waarom verheft gy een gefchenk „ van den Hemel, 't geen niemand misprees „ en nooit verachte? Zeg ons, watfterveling „ is er die de vrede laak ? Het is derhalve onnodig zo lang u bezig te houden me£ „ dien te vèrheffeii." zeekerlyk eene zeer gepaste aanmerking. Iets diergelyks ook verhaald men van een der grootste Redenaaren der oudheid, die eene lofrede zullende doen ter eere van Alcides, in dezer voege aangefproken wierd, door zeeker verftandig en geletterd reedenaar , die 'er by tegenwoordig was. Met welke loftuitingen myn vriend, zult gy iemant verheffen, die wy allen van naby kennen, en daar 'er geen een onder ons is, die hem veracht. Hier mede wilde die Lacedemonier te kennea geven, dat het weinig voordeel gaf en maar (Fa; fo-  C 84) foberen indruk op de gemoederen der töeboorderen moest maken, hen iets te zeggen dat zy zelve reeds wisten, en hen te willen overtuigen van de waarheid van iets, daar elk den mond vol van hadt. Elk kende het ' nut van de vreede, en al de tydgenoten van den groten Alcides, waren overre-d van de waarde van s' mans heldenmoed en daoperheid. Zo deeze beide voorbeelden ergens welvoeglyk op kunnen toegepast worden, is het ongetwyffeld op een koopman, en op het beroep van den koophandel, waar in de voor. zienigheid hun gefield heefc. En wie is 'er die hen mispryst? Wie is 'er die hen agtin? en eerbied weigerd? Zeekerlyk niemant die maar enigzmts weldenkt, want een ieder is overreed van den lof die denzelven toekomt; en geen mensch durft de kooplieden d'eernamen betwisten, van zuilen des Vaderlands, van bronnen onzer aller welvaart. Den lof des koophandels te willen befcbryven, zou dus te recht als een overbodig werk kunnen befchouwd worden, indien wy'er niet door twee voornaame redenen toe aangefpoord wierden. Voor eerst, de minagting van veelen, die uit byzondere inrigten of enige vreemde zucht als Antagonisten en koppige verwaarloozers van dit landjuweel, het Hof, den Adel of dc-n militairen dienst en de bedryven van  (85) van Mars, boven den koophandel ftellen, en deze te laag en te flaafsch noemen voor hen, die Edelar of grootmoediger van geboorte wanen te zyn dan een Negotiant, die zy aanzien, als maar even bovenden ftaat van een ambagtsman 2ynde. Zulke minachters zyn, het die wy door het opftellen van deeze verhandeling, beetere gedagten pogen in te prenten en hen'te overtuigen, dat den naam van koopman, zo die al niet met dien van den Adel gelyk ftaat, ten minste een der grootfte eernamen is, die men iemant kan geeven. Ten tweede, op dat wy in het verdedigen van den lof der koophandel, tegen alle onkundigen of veragters dezelve gelegenheid zouden hebben , om dien fteunpilaar van alle Koningryken en Gemenebesten, teverheerlyken, en deszelfs nut en aanzien, in helderen dag te zetten; door den lof daar van te bazuinen, en ieder die 'er nog aan twyffelen mogt, door overtollige bewysgronding van waarheeden, die al de waereld, (de evengemelden uitgezonderd ) ons toeftaat, te overreedden; en dus de negotie die wy (fchoon zelfs nietoefïenende) agtinge toedragen en liefkozen, een kroon toe te reiken, en de eer te geven, die dezel ven boven een aantal profesfien, onzes, en elks bedunkens verdiend. Dat de koophandel zyn minagters heeft gehadten nog heeft, is t'over bekend, en ie( F 3 ) taant  C '85 ) mant die in de fchriften geen nieuwling is vind 'er meer dan eens de blyken van. De Carthagers, een volk anderfints vry befchaafd, fchikten de kooplieden afgezonderde verblyfplaatzen in bun iladt toe, en wilden niet dat zy met den Burger iets gemeen zouden hebben, en vergunde hen zeer wynige vryheeden. De oude Grieken ontzeiden aan hen insgelyks hnnne vaste lteeden, en duldden hunne markten en beur' zen, niet dan in fuburbia en voorlieden. Ja de Epidauren, mag men Plutarchus geloven, droegen hen nog grocer haat toe, en bandden ze uit hunne landpalen, Cicero en Plato-geven insgelyks zeer gerinpen rcem san den Koop. handel. Geen bedryfis het, zegt d'eerfte, nog van een bekwaam , nog van een eenvoudig wel geaerd, nog van een richtvaerdig en goed man, idat hy koophandel doet; maar wel van enen listigen, bedrieglyken, eerlozen: want diens.doen is het. En ue laaste zegt volmondig, dat zy de goede reden verergeren, de trouw den doodfteek geven, de pi-..xbt en goddeloosheden der uitheemfchen ten lande invoeren, en de eenvoudigheid en deugd daar uitdryven. Colbert, in zeckcr door hem uitgegeven verhandeling, verhaald ook, dat de Romeinen den koophandel aan lieden van geboorte verboden, als mede, dat de Keizers Honorius en Theodofius , die de makers dier wet waren , 'er deeze reeden van gaven: „ namelyk, opdat „ de Kcgotie te gemaklyker zou kunnen ge?, dreven worden, tusfchen lieden van enen 35 ne.  C87) „ drigen ftaat, welken d'eerbied die zy voor „ lieden van hoger rang moeten hebben, zou„ de kunnen beletten, om met de nodige vryheid te handelen*" In hoe verre nu dit alles waarheid en gegrond is, zullen wy thans niet onderzoeken; Trouwens , wy vergeven in onze dagen, daar wy de gantfche waereld door den koophandel zien bloeien, dit gebrek in het denken der ouden, aan de onkunde en dwalingen dier eeuwen, en de weinige ftaatkunde van de Volken die daar in leefden. Ook is het by ons als ene grote mistasting aangemerkt, in eene Natie, die zulke wyze wetgevers uitleverde als de Romeinen, dat zy, die in den oorlog groot wierden door hunne overwinningen , en in vrede als van fchatten overftroomden door den koophandel, in het tydftip als zy allen vlyt aanwendden , tot handhaving en aanmoediging der Negotie, aan de andere kant dezelve zo zeer bepaalden, dat zy nauwlyks adem kon halen, en by velen in veragting kwam. Want het bouwen en reden van fchepen, was de Raadsheeren verboden, en geen koopman vermogt het ampt der overheid bekleden, of ia den raad en raadflagen toegelaten worden. Weinig werking dan, zullen deze misdagen der Politie, op de gemoederen van befchaafdere en regelmatiger volken doen; al zo min ais de leerftellingen dier wysgeeren, die alle ( F 4 ) ge».  ( 88) genugten van 't leven voor 't uiterlyke verf maden, dog door al hun daden toonen, hoe zeer zy 'er op verzot zyn. Veragte de voren aangehaalde natiën den koophandel, wy pryzen dien hier, en kunnen en zullen daar reden van geven; ons beroepende op de ondervinding, op de toenemende opkomst der Landen, op elks getuigenisfe, en op de rechten van de natuur en volkeren, zo wel als op dereeden en billykheid zelve. Het geen men van den lof, van het nut en de noodzaaklykheid der koophandel zeggen kan, is byna oneindig en vernietigd alle tegenwerpingen. De voordeden die ieder Ryk of gemenebest, die iedere flad en dorp van deze zenuw aüer Maten geniet, zyn dewaereld zo te over bekend, dat de optell-ng en herhaling derzeive, byna nodeloos zyn zoude. Evenwel zal men moeten toeflemmen, dat, aangezien 'er geen ftoffe is, het algemeen meer aangaande dan deeze, elk een ook alzo in het overtuige'ykc van derzelver nut, «diend verfterkt en te gelyk onder het oog gebragt te worden; dat er ook niets noodzakelyker kan zyn, dan in al wat die ftoffe aangaat, onderricht te worden, om, dus meedein dien lof te deelen, van ener zake kundig te zyn, die den welftand en g!orie van zyn Vaderland en ftad helpt opbouwen, en in duurzaam tiras leggen. Immers, de beroemdfte Landen vinden in den  (89) den koophandel hun fterkte en roem, en al d» Heerfchsppyen en Mogentheden hun vermo. gen, in een rentkamer van jaariyks capitaal en inkomsten. Alle byzondere lieden, den Adel zelfs en de geenen, die zich in tytelen of waardigheeden boven anderen verheffen, ontmoeten 'er een byzondere goudmyn, den opkomst, aanwas en bloei hunner huizen en famihen; en merken de Negotie met recht aan , als het eenigfte middel om fchatten te bezitten, prachtig te leven en groot in de waereld te worden. Duizenden beftaan 'er door.De koophandel zet de Fabryken en deze wederom deji ambagtsman te werk; terwyl ontelbare ionge lieden van goeden huize, daar' hun bezigheden ^en fortuin by vinden. Dit algemeen nut van den Koophandel, als eene bevindelyke waarheid, overtuigd en verplicht elk, zich daar toe te begeven. Er zyn landen, daar den overvloed van veele levensnooddruften luyheid zou voortgeteeld hebben, indien het lokaas en de zucht om zich te verryken, het volk niet tot de negotie had aangezet. Wederom zyn 'er andere gewesten, die uit zich zeiven geeneof wynige producten opleveren, en daar alles bnvrugtbaar is; dezen zoeken ook door den koophandel dat gebrek te vergoeden. Zy maken hunne fteden bekwaam tot pakhuizen en magazynen vap andere landen, worden de los, laad en ftapelplaatfen der geheele waereld; terwyl zy daar in hun ( F 5 ) ryk  (90 jrykdom vinden. Dit maakt aldus den koop. nandel alomme noodwendig", en 'c is de voorzienigheid, aan wien wy die wyze fchikkingen moeten toefchryven. Deeze heeft niet gewild dat alles wat tot hst leven noodwendig js> op ene plaats gevonden zou worden. Hy neeft zyne gaven verfpryd, ten eynde het onderling benodigd zyn, de ene hand de andere fzou doen bieden; om dus de enigheid en Iieide onder de menfchen te bevestigen, door ben een noodzakelykheid op te leggen, van elkander altyd benodigd te hebben. Het is dit algemeene nut van den koop. Handel, dat, door enegcftadige wisfeiing van al wat tot het leeven diend, en ons de aangenaamheid en met ontbeerlyke van dit leven baardt, alles overal vervuld, en met mindere of meerdere overvloed zeegend. Het is dit nut, dat zich over de geheele waereld, over de Koningryken, over de republiequen en die welken dezelve beheerfchen, met roem uitftrekt, en inzonderheid d'Europeanen in het gevoelen brengt, dat hunne behoudenis en eigendom, voornamentlyk afhangt van de uitbreiding der negotie. Waarom dan ook d eerfte ftaatregel voor een vorst moet zyn, die zyn belang verftaat. De koophandel 'door alle bedenkelyke middelen voort te zetten, en zyne onderdanen altoos daar in te befehermen; als zynde de grond/lag zo van hun algemeen als pyzonder geluk. Men  C 9i ) Men weet dat de grondwet van alle volken is, het heil des volks, Salus Populifuprema Lex efio. Waar in Kan dit nu anders beftaan , dan in den Koophandel ? Voeg 'er evenwel de Vryheid by, dat gulde kleinood, waar van zo weinigen de regten aard en de onwaardeerbaare fchat kennen, en dan zal geen reedlyk menfch ontkennen, dat deeze twee de fteunpilaar van alle ryken of gemeenebesten uitmaken; en dat een Prins nooit groter eer of roem kan hebben , dan deeze beiden te verdedigen, te bevorderen , ftand te doen grypen ea te doen toenemen. Deeze grondregel was 7elfs een les van den despotifche fchrwer Machiavel en de berugte Cardinaal de Fleury, was gewoon te zeggen. De koophandel behoord tot de vryheid in een Burger ftaat. Die is het heil des volks, en word bepaald door de wet. en alle wetten die het heil des volks niet bedoelen krenken de vryheid. Voorwaar een deftige fteiregel in den mond van een eerfte ftaatsdienaar, van een vry willekeurig monarch, en waar uit veele anderen voortvloeien. Uit dit heil des volks is het dat de Koningen en Vorsten het grootfte voordeel trekken, hunne aanflagen volvoeren, de fterffelykheid ontrukken en zich gedugt maken; terwyl hunne onderdanen voortgaan, zich meede vermogend en door het aanwinnen van Schac  0 fchatten ryk te maken ; zo dat de Vorften ten opzigte van deze met /Jexander zeggen kunnen : myne rykdommen zyn inde koffers van myn Volk en vrienden. Het is door den Koophandel dat alle Landen en Steden, ryk , machtig en vol inwoonders zyn, na evenredigheid van de grote en fpoedige opgang die hy'er maakt. Het is door deze dat ons Nederland zo hoog geklommen , dat Amfterdam van een visfersdorp een waereldftad' geworden is. Ja het is door den Koophandel, dat wy by ons in overvloed hebben , al het geen zelfs in de verafgelegenfte gewesten geteeld word. En eindelyk , het is den Koophandel waar door altoos alle Natiën in voorfpoed | gebloeid hebben , zo lang zy dien in eere en waarde hielden ; maar zy die zot genoeg geweest zyn , van tot de valfche ftelregel te vervallen , dat een Koopman maar een gemeen burger zonder rang is , er; dat oen handel onbeftaanbaar is , met de eerampten en Adeldom , hebben hun fysthema haast te gronde zien gaan , en hun welvaart m veragtmg en verval verkeren. De Koophandel dierhalve is de bloei opkomst en het heil van alle gewesten en Volkplantingen , en een Koopman is het nuttigst meubel, ja het nodigfte en eerwaardigfte beroep in een vry Gemenebest, Ja, fchoon men  ( 93 ) men hem met andere of hoger profesfien of eer bedieningen vergeiykt; hy overtreft dezelve , of ftaac in velen delen met hen gelykEen Vorst daarom "is allen lof waardig ,als hy zyn onderdanen bemind ,en te gelyk het recht en de vryheid befchermt en daar voor waakt, om de fabriken en neringen te doen bloeien, ten einde zyn ryken en wingewesten machtig en roemrugtig, en zyne ingezetenen gelukkig te maken. Een Hoveling is allen lof waardig , als hy door zynen goeden raad, wanneer hy door nuttige-en fchrandere Staatsvonden, zyn Vorst in dat gevoelen verfterkt, ja alle middelen tot dat goed einde helpt aanwyzen en in 't werk ftellen. Een Oorlogsman is allen lof waardig , wanneer hy den dood braverende , het donderend krygsfpoor invliegd \, ter verdediging van zyn Vaderland en deszelfs Koophandel , en dus lauweren voor de eeuwigheid oogst. Maar een braaf en verftandig Koopman , is niet minder lofwaardig als alle dezen , want hy ontziet geen moeite of rampfpoed om zyn beroep, en dus het algemene welzyn voort te zetten. Hy helpt daar door zyn Oppermachthebber of Magiftraat onderfteunen, onderhoud den krygsman en veillgd de Zee. Laat dan een Vorst of Staatsman, ja laat een Oorlogsman door zyne bedryven lof verdienen ; laat een Geneesheer voor de gezondheid , een rechtsgeleerde voor onze bezittingen  (94) gen zorgen ! Een Negotiant deeld ja munt uit in dien zelfden lof. Hy zorgt voor de welvaart van ene gehele Natie. Hy ontvangt alle eere en elks toejuiching. Hy moedigd en kweekt de konflen en vernuften aan , ja' is de fontein aller voorfpoed , zonder dat hy iemand onderdrukt of benadeeld. Een Koopman is met recht in elks ogen, duizendmaal meerder te agten, als een laatdunkend kalen Edelman , of een vergulde Hofjonker , die zomtyds meer goud op zyne klederen dan in zyn zak draagt. Voortreffelyke mannen hebben het zich wel waardig gefchat, dit beroep te aanvaarden en 'er zelfs eere in gefield; ja mooglyK zou men met weinig werks uit de oudheid kunnen aantonen, dat vele ja mooglyk verre de meefle Vorften, uit kooplieden gefproten zyn. De opkomst der Medicisfen die kooplieden waren , is over bekend. Thaks, Solon en Plautus een Koning van Syrien, verfcheide Vorflen van Arabien, twee Hertogen van Genua, een Bisfchop van St. Malo en andere hoge perfonafien, hadden de eer van kooplieden te zyn. En by den Nederlander zyn Willem Eggert, Thefaurier van Graaf Willem van Holland, als nog in roemryke gedagtenis, en met hem de Spiegels , Twisken , Coliujlen , Pefzynen , Colynen, Hoppen , van tVayerens, Boelens, OüDS-  (95; Oudshoorn? , Barrewoudfen, Bikkers en an. deren, zo groot en beroemd geworden door hunnen Koophandel als Staats en Stadsbedieningen Zyn niet veele onzer hedendaagfche Amftelvaderen en Regeerderen , wezentlyk Kooplieden? Uit al het welke mende waarde, lof en nut der Commercie ten overvloede kan afleiden en opmaken. Wy zouden hier meer op dit Ruk kunnen zeggen, zo ons bellek niet bepaald was, en achten bovendien den Lezer genoegzaam o. vertuigd van onze grondftellingen , en de nuttigheid van ons oogmerk. Niemant die enig doorzigt heeft, denken wy, zal den lof, het nut en de noodzaaklykheid van den Koophandel ontkennen , en die zulks doet is of onkundig of een ftyfoor. Wy befluiten deze korte en oppervlakkige lof des koophandels, met de woorden van een berugt fchry. ver onzer tyd. „ De Koophandel, zegt hy, „ is het kragtigfte zo niet het enige middel , „ om den Staat ontzaglyk te maken, de In„ gezetenen te doen bloeien, en een eerlyk „ edelmoedig Koopman, behoort met alle „ recht onder de eerfte Patriotten van zyn „ Land, niet in naam maar in daad gcplaast „ te worden , aangezien de deugden die dat „ caracter uitmaken , de ware grootmoedig. 5, heid in zich bevatten." MEN*  O*) MENGELGEDAGTEN. G enoeg is bet, dat iemand in de haat is van 't algemeen, cm alles van hem te doen geloven wat de wangunst maar verzinnen kan. Wanneer men evenwel de zaken doorgrond of doorziet, zal men bevinden , dat een derde verdigt, een twede derde verminkt is, en dus dat op zyn hoogst genomen het overige derde waarheid kan gezegt worden. Caefar zeide dat hy liever de eerfte in een gering dorp dan de twede in Rome was- Een wys man zou zeggen , liever was ik een vergete burger, dan dat ik den last der regeringe zoude torfchen. Het is voor goede kinderen beter te zeggen, dat hunne ouderen onvriendelyk jegens hen zyn geweest, dan dat zy hen niet gehoorzaamd hebben. < De grootfte genade, die God aan een Staatsdienaar , die alle redelykheid nog niet verfchupt heeft, in dit leven , tot redding zyner ziele nog kan laten wedervaren , is al veeltyds, dat hy hem diep in de ongenade van zynen Vorst laat vallen.  (97) OeCONOMISCHE beschryving der KOF' fyboom en der behandeling van deszelfs vrucht als mede der kakaoboom. en Cochenille. (*) J3e Koffyboom isuir Arabie oorfpronkelyk* alwaar de Natuur gierig omtrent het volftrekt noodzaaklyke, nogthans gunftig is omtrent veele dingen die de weelde voeden. De vrugteloole pogingen der Europeanen, om haare vrugt te doen uitbotten, deeden lange in het denkbeeld blyven, dat de Arabieren zeinkookend water leiden te weeken, of wel in enen oven droogden, voor dat zy ze yerkogten; ten einde langs dien weg beftendig er alleen in het bezit te blyven van eenen koophandel, die genoegfaam hunnen geheelen rykdom uitmaakte. Men wierd niet verlost van deeze dwaaling, dan, wanneer men den boom zelve naar Batavia, en vervolgens naar Suriname had overgebragt; doende de ondervinding toen zien, dat (*) Vernomen hebbende dat verfchelde onzer Leezeren ook gaerne eenige huishoueielyke floffen in ons mengelwerk vonden, zullen wy voortaan nu en dan aan hunne begeerte trachten te voldoen; hoe zeer wy ons echter liefst tot zodanige onderwerpen be* paelen , die betrekkinge hebben tot het Gefchied of fiaatkundige. Staatsman. Meng. Mbsrt. (G)  (98) dar bet met den koffyboom gelegen was, even als met veele andere planten, wier zaden niet voortkomen, wanneer ze niet versch in den grond gelegd worden. De vrugt der Koffyboom heeft zeer veelgeiykems naar een kars. Zy groeid trosgewyze en langs de takken, onder de oxels der bladeren, welke groen zyn als die van een Laurier, boom, edcch een kleinweinig lankwerpiger. Zy wordt geplukt, als zy eene donker roode kleur heeft aangenomen, en vervolgens naar de Molen gebragt. Deeze molen beftaat uit twee houten rol Jen, voorzien van yzere ftaven agtien duimen lang en tien of twaalf dik; zy zyn be weegbaar, en door de bewceging die haar meegedeeld wordt, naderen zy iot een der. de ftuk, t geen den naam van kinnebak draagt. Boven de Rollen is een Tregter geplaatst, in welke men de Koffy ftort, die tusfchen de Rollen en de kinnebak vallende van haaren eerften bast ontbloot , en in twee deelen verdeeld wordt; gelyk te zien is aan de gedaante van den korrel, die aan d'eene zyde plat en aan d'andere rondagtig is. Wanneer zy uit dit werktuig komt, valt zy op een fchuinfeben koperen zeef, die den bast v an den korrel door zyi e draden doorlaat, terwyl de vrugt afglydt en nedervalt in man- den,  X 99) den, met welke zy word gedragen in een vat vol water , alwaar zy word gewasfehen, na een nacht geweekt te hebben. Na dat dit werk v*rrigt en de KofFy wel gedroogd is, word zygebragt in een Werktuig, dar, men de ftampmolén noemt. Dit is een houten Molen, die door een muilezel of paerd rondom zyn fpil gedraaid wordt. Wanneer deeze Molen over de KofFy loopt, ontbloot hy dezelve van het Parkement, dat niets anders is dan eèn dun vliefie, 't welk zich van de korrel heeft losgemaakt, naarmate dat die begoa te drogen. Van dit Parkement ontbloot, wordt de KofFy uit deeze Molen genomen , om vervolgens gewand te worden in enen anderen, die de Wanmolen heet. Dit Werktuig, voorzien van vier ftukken glad yzer, opeen al rustende, wordt door een flaaf met grote fnelheid rond gevoerd, en de wind welken deeze ftaaven veroorzaaken, zuiverd de KofFy van alle de vlieöens, die nog onder dezelve rhogten gemengd zyn. Vervolgens word zy üitgefpryd over een tafel, daar de Negers er alle de gebroken korrels van afzonderen , en van de nog overgebleve onrynigheden zuiveren. Naa alle deeze bewerkingen, Kan de KofFy verkogt worden. De Koffyboom tiert alleen in een Climaet, alwaar geen winter is, of ten minflen Z3er wyriig koude aanbrengt- ln andere gewesten , G 2 word  word zy door de liefhebbers alleen geplant m warme ftooven, daar zy gedurig moet bevogtigd worden, en alleen tot vermaek van de ogen dient. Allerweeügst bIoeidt*de Koffyboom op heu. veis en bergen, daar zyn wortel bykans altoos droog legt, en de kruin dikwyls befproeid worde door een zagten regen. Voordeeligst word hy beftraald door de ondergaande zon, en hy vorderd enen welbearbeiden grond, die met geen onkruid gemengd is- De planten worden doorgaans agt voeten yan den anderen gezet, in gaten, die van twaalf tot vyftien duimen diep zyn. Doorgaans fchieten zy twintig voeten of daar omtrent in de hoogte op, indien men hen laat groeien, dog zy worden op de hoogte van vvf of zes voeten gehouden; ten einde men de yrugt met te meer gemak zou kunnen plukken. Dan daar en tegen, aldus geknot-zynde, ichieten zy hunne takken zoweelig, dat de grond daar door geheel bedekt wordt. De Koffyboom bloeit in de maanden December, January en February, naargelang van de gematigheid der lucht of het regen lailoen, en draagt vrugt in de maanden Oébber en November. Met het derde Jaar begint hy de moeite en oppashng, der Planters te betaelen, dog met het vyfde is hy eerst in ftaat  ( wi ) ftaat van volkomen vruchtbaarheid. Aan da zelfde toevallen als de meeste andere boomen onderhevig, loopt hy daarenboven gevaar van te fterven; deels door het fleeken van een worm, hem byzonder vyandig, en die hem aan den wortel knaagd; deels door de brandende hitte der zonne, niet minder fchadelyk voor dezen boom, als voor de menfchen zelve. Zyne duurzaamheid hangt af, van de hoedanigheid des gronds, in welken hy geplant is. De grond der heuvels of hoogtens, dien hy 't meest beftaa:, is derry - of - kalkfteenagtig. In den laatsgenoemden grond fterft hy, nae altoos eenigen tyd gekwynd te hebben; en zyne wortels, die gelyk in Arabie zelden misien door de Steenen te dringen, trekken in d'eerfte foort van grond voedfel, geeven kragt aan den ftam en doen hem ongeveer dertig jaaren leeven, en vrugtdraagen. Zodanig is doorgaans, ten naasten by, het beloop en befluit van een KofFyplantagie. Op dit tydftip bevind de eigenaar zich zonder boomen en met enen uitgebouwden grond, in welken hy niets kan zaajen en planten. Men zou kunnen zeggen, dat hy zyne bezittingen, zelfs voor een zeer bepaalden tyd, in de waagfchaal heeft gefteldt. Zyn lot is hopeloos, indien het geval hem geplaatst hebbe op een Eiland, dat geheel bezet is, maar op eene uitgeftrekte vaste kust, kan hy zo veel akkers Lands bekomen, dat hy niet alles kunnende G 3 be-  bebouwen, het hem gemakiyk valt, eenen geheel mtgeputten grond, tegen eenen vryenen ongerepten te verruilen, dien hv naar goedvinden kan ontginnen. Dit sanmerklyk voordeel heeft in Hollandfch Guyana, het getal der KofFyplantagien grotelyks doen toenemen. Er zyn jaren geweest, gelyk onder anderen 1768, dat de Volkplanting van Suriname alleen, ingezameld heeft, honderduizend ponden Katoen; tweemaal hondertduizend pon. den Kakao; tweëntwintig millioenen ponden Koffy, ea vyftien millioenen ponden -rauwe fuiker. Tusfchen de zeventig cn tachtig fchepen, hebben deeze goederen naar de Havens van het moederland bver-gevoert. De op, brengst onzer andere W^Ipdifche hebben wy geen gelegenheid gchsdt, met dezelfde nauwkeurigheid te bepaelen^ . dog zo men die opeen vierde gedeelte itièldë, zal men niet verre bezyden de waarheid zyn, Dezelve kan en moet aanmerklyk toenemen. Alle de reeds aangelegde eU tot vrugtbaarheid zynde Planta. gien, zullen, vocraal nu, daar de meesle per executie verkogt zonder fchuiden.zyn, tot groter- volmaaktheid gebragt worden. Te wenfehen ware het intusfehen, dat men, gemerkt de veele KofFy plaritagien., het planten van Indigo hervatte, waar. van men, omeemge ongelukkige geflaagdé proefnemingen, te gereed en onbezonnen heeft afgezien. De  ( i°3 ) De kust van Hollandfch Guiana, die ene uitgeitrekt'->eid heeft van byns tachtig mylen, leverd in der daad ^een plek gronds op , die kan ontgonnen worden; want aue Landen zyn er laag en leggen beftendig.onder waater. Dog de groote Rivieren, langs weken men zich heeft nedergezet, en die veelemylen landwaards in bevaarbaar zyn,, nod gen nog daaglyks veelen uit, om zich aan haare oevers te komen verfyken. Zelfs worden in de tusfchen ruimten, welken haar van een fcheiden, kleine rivieren of krecken gevonden, die met floepen kunnen bevaren worden, en enen vru:tbaeren grond befproeien. Het climaet is d'enige hinderpael tegen eenen bloeienden voorfpoed. Het jaar is aldaar verdeeld in aanhoudende regen en overmatige warmte. Aan eene menigte afzigtelyke kruipende dieren, moeten oogften betwist worden, die zeer veele moeite arbeid en vlyt gekost hebben; en men moet zich daarenboven in gevaar ftellen, van te fterven aan de kwynende ongemakken van waterzucht, of aan alderley foort van koortfen. Dit is mooglyk de reden, die de grootfte eigenaars van Hollandfch Gujana heeft doen befluiten, om iil Europa te wonen. In de Volkplanting wonen wel het meest de Agenten van deze vermogende lieden, of de zulken, wien de geringheid hunner middelen niet toelaat , de zorge hunner plantagien in vreemde handen te vertrouwen. G 4 De  C lo4 3 De Kakaoboom is van middelbare groote en koomr voort uit een zaadkorrel, die op zekeren afïbmd van elkander word gezaaid. Wanneer hy begint uit te lopen, verdeeld hy zich in drie, vier vyf of zes brammen, naar dat de wortel fterk is. Onder bet opklimmen hellen de takken, die altoos wyd van een ftaan , na de aarde- Zyne lange, effene, lief. lyk ruikende en fcherppuntige bladen , hebben yry veel overeenkomft met die var. den Oranjenboom, dog zyn zo glad niet Uit de tronk, als mede uit de takken , koomt een JNarcisfebloem voert, welker hart een fchel bevat; in welKe de vrugt beflooten is. Deeze fchel, die de gedaante heeft van een Langwerpig fcherp toelopenden en in zakken ver- ' deelden meloen, groeit ter lengte van zes of zeven duimen; in de dikte haalt hy vier of vyf duimen en bevat van twintig tot dertig kleine amandelen. Terwyl hy nog groeit, is hy groen; wanneer hy begint geel te worden, wyst het aan, dat de vrugt enige vastigheid begint te krygen. . Zo dra hy eene donkere muskus kleur begint aan te neemen, moet hy geplukt en zonder uitftel gedroogd worden. Jeder kern der kakao is befloten in eene der afdeehngen van den fchel, welke door vliefieszyn van een gefcheiden. Men heeft twee oogsten in het jaar; zy verfchiüeninfoortnoch menigte. De  DeKakaoboom, die, naa verloop van twee of drie jaaren, den vlyt der planters begint te vergelden, vordert een vogtigen grond. Zo by gebrek aan water heeft, houdt hy op vrugten te dragen, verdort, en fterft eindelyk Eene fchaduw, welke hem tegen de brandende hitte der zonne geftadig befchut, is voor hem niet minder noodzaaklyk. Hy moet omringd zyn van zwaarder bomen, onder welker ovcrfchaduwenden lommer hyvlyig kan tieren. Het oppasfen 't welk hy daar en boven vorderd; is lastig noch kostbaar? Genoeg is het, dat bet onkruid, welk hem van zyn voedfel zou beroven, word weggenomen. Hoe wel de Kakaoboom met een goeden uitflag gekweekt word, in verfcheide gewesten van America, en in fommige van zelfs voorkomt , tiert hy egter nergens beeter dan in de Spaanfche Westindien, en nergens is hy een voorwerp van zo veel aangelegenheid geworden , dan in het grondgebied van Caraque. Men rekend dat aldaar van deeze kostbare vrugt, honderdduizend Panegues een maat houdende ieder, honderd tien ponden, worden opgezameld. Hier van gebruikt het Land van fanta-Fe twintigduizend, Mexico een weinig meer; de Cananfche Eilanden eene kleine fcheepslading, en Europa vyftig of zestig duizend. Het planten en oogften van de Kakao verfchaft werk, aantiena twaalfduizend G 5 Ne-.  ( los ) De natuur van de Cochenille, zonder wel *» raen P^er «och feba^en! zou kunnen verwen, en die nergens word gevonden dan ZfMeX]°V M'Iang6n tyd onbekeod gewekt zeifs aan deNatien, welke 'er 't meestgebruik vari maakten. De Spanjaards, va? SS agterhoudende, en die een diep geheim maaken van alles wat hunne Volkpla^n ngen betreft, bewaarden zorgvuldig een £«heirp welk zy .reden hadden, omvoorzeer gevvig^ehou ^•infektf^ meD ARSSï weeglui ' " gl'°0te £n gedaame aJs ee» Men vind ze gelyk onder alle dieren, van beiderlei kunne. Het wyfie is kwalyk cefatS m»td, traag en loom; haare oogen/mond voelers en poten, zyn zodanig in een gen en zo zeer m de ploojen van haarenhu?d veib rP,en, dat zy zonder behulp van het vergrootglas onmooglyk te onderkennen zyn Van Het mannetje welk zeldzaam voorkomt, en ge-  f 107 ) genoeg is voor driehonderd of meer wyfies, fe werkfaera, klein en fchraal in vergelyking van het wyfie; zynde zyn hals dunner dan het hoofd ia zelfs dan het overige zyn lighaems.De Thorax of borst is van eene eyronde gedaarte^ een weinig langer dan het hoofd en de hals " te zaamen, en. beneden plat; zyne fprieten zyne met leden, en uit ieder Lid koornen vier borileidfics,.voort, aan eiken kant twee aan twee gepiaaut. . a j la •> ^..^•.^^'«Wf»* : • ■<■<■■ ••• 9 ' ' : » • Hy heeft zes popten, elk uit drie Rukken bedaande. , Uit het -agterftt;. gedeelte vart zyn lighaam, koomen twee Jai;ge-bprftels of hairen -voort, vier ia,.vyf. maaien zo lang als het diertie' 'zelfs- Het draagt twee vleugel op het hoogfte gedeelte van den Thorax, welke om- laag hangen , gelyk de vleugels van de gemecne Vliegen, wanneer het gaat öf zit. Deeze vleugels, welke van eenen langwerpige gedaante zyn,. neepen fterk af in de breedte, op de plaats., daar zy aan het lighaam vast zyn. Zy zyn gefterkt met twee lange fpiereu, van welke de eene van buiten zich rondfom de geheele vleugel uitftrekt; de andere, inwendig en evenredig met de eerfte fchy.t aan het boveneinde van de vleugel afgebroken te zyn- De kleur van het mannetie is helder rood, die van het wyfje donker rood- De heesterplant, welke, aan beiden voed* zei  C "08 ) S'nVS~' NT] ge"Mffld> is ™* door«ca gewapend, en ongeveer vvf vnp^n u^X S a7„ 1 r'\VerT,uld ■"««"rood ftp, E ^rchu,$tn,"e taft •JkNop»! ï°omt ?™«melyk voort uit S ga' Sd'Tn^If^' "elte * *rw j s^ega» en met aarde overdekt hepfr d'n W Tfr^ vvendt niets en beeter vru«S ffi Y & 7 meer verfchpi^r, „ ë aiaagt. Men vind ze in cTa, fik/Ch?Gn V3n MeXic°' in 1)7 inwS i ' , pa en in Nieuw. Galiicie is niet zeer uiXeCd ^ §enaamd' en daar in z?erIS Nimmer beeft men hen duo*  ( 109 ) duuren, en een goeden af te wagten zy zyn over 't algemeen beftendiger op een drogen grond, in welke de Nopal best tiert, en onder eene gematigde luchtstreek, alwaar de Cochenille aan minder toevallen is blootgefteld, dan in oorden alwaar de koude en warmte gevoeliger zyn. Zo drae het jaargety gevestigd is, zaaien de Mexicanen om zo te fpreeken , de Cochenille op de plant voor haar gefchikt, door aan dezelve vast te hechten, kleine neties van mofch gemaakt, ieder van welke twaalf of vyftien van deeze dierties bevat. Binnen drie of vier dagen brengen zy hun jongen voort, die zich met een verbazende fpoed, over alle de takken veripreiden. Het lydt niet lang of zy verliezen deeze werkzaamheid, en men ziet hen, zonder zich verder te beweegen, zich vasthechten aan het voedzaamfte en meest openleggende gedeelte van het blad ,' tot dat zy hunnen vollen wasdom hebben bekomen. Zy knaagen het niet, zy ftecken het flegts en trekken er het fap uit, door middel van een kleine buis, welke de natuur hen ten dien oogmerke heeft gegeven. Drie oogften heeft men ieder jaar van de Cochenille, welke als zo veele geflagtsvoortteellingen van dit dier zyn. De laalte oogst geeft  Cno ) geeft niet anders dan gemeene Cochenille de wyl zy doonnengd is met ftukies van de'b£ deren, welke men heeft afgekruld1 t jongstgeborene Infekten wegfneémen^efke men anders niet zou kunnen vergaderen en om dat de ^Cmm&liltvtl nengd zyn met de ouden. Dit doet den prvs aanmerklyk verminderen. p y Onmiddelyk voor den regen, worden de takken van de Nopal afgefneeden, om dekleï behouden 6n M^a™8 ^ ^blvllte behouden. Men ftmt ze vervolgens od in Slanten "ï? ^ Waderen' ^k "die van^I e Planten, welke den naam van vette dragen, hunne kragt behouden. Hier groeien deS chenillen gedaurende den regentyd. Ten, einde van denzelven, plaats men ze op de bomen kJ^^Tt?' ,a,waai-de!^endigmakende voStbrtgen.Cht' ^ «elï düet De Cochenillen zyn niet opgezameld, of WeT13 V^r^ W3ter' oSnaa^édoen ltei ven. Verfcheiden zyn de wvzen om haai' te droogen De befte wyze is, dSve een ge dagen aan de zon bloot te ftellen, alwaa?fy eene bruin, roods kleur aanneemen, welke de fpanjaards Renegrida noemen De tweede is ze in een oven ce leggen, alwaar zy eenegrysagtige verf verkrygen met purper geaderd; de  Cm) de Spanjaards noemen ze Iaspeada> De onvotmaakfte wyze, welke onder de Indianen meest in gebruiK js, beilaat in ze, nevens hunne koeken van Turkfche terwe, op piaaten te leggen. Hier verbranden zy dikwyls, en draagen daarom den naam van Negra. Schoon de Cochenille tot het ryk der dieren behoord, welke het vergankelykfre seflagt is, bederft zy egter nimmer. Zonder het aanwenden van eenige andere voorzorgen , dan ze op te fluiten in een doos, heeft men haar geheele eeuwen in haare volie kfagt bewaard. De prys der Cochenille, welke altoos zeer hoog is, zou enigermate den nayver moeten opwekken der Natiën, welke de Eilanden van America bebouwen, en van andere Voiken die Gewesten be wonen, wier luchtgefteldheid gefchikt is voor dit Infekt, en voor de plant die hetzelve tot fpyze verf/trekt. Nieu Spanje fchynt nogthans alleen in het bezit gebleeven te zyn, van dit kostbaar voortbrengfel. Behalven 't geen het aan Afie verfchaft, zend het alle jaaren na Europa , tweeduizend vyf honderd zakken, welke, het een jaar door het ander, te Kadix verkogt worden voor duizend driehonderd Lievres. Dit geeft een zeer aanmerklyk voordeel, welk den Spanjaarden geene moeite kost.  kost. De Natuur fchynt hun om niet te her> ben gegeeven, 't gene zy aan andere Natiën daar verkoopt. Zy heeft hen bevoorreet, door hun tevens te fchenken de voortbrenzels, welke de meefle rykdommen aanbrengen, en het goud en zilver, die het voertuig of teeken van alle voortbrengfelen zyn.  C"3) BEDENKINGEN. OVER HET GEDRAG der GRACCHEN *]f~]Fadden die twee docrlugf/ge Broeders, da Gracchen, hoe pryswaardig ook in 'c eerst hunne beweegredenen mogen geweest zyn, en hoe haatlyk en ondraaglyk ook , de onre 'tvaerdige mishandelingen der Eedelen waren, hadden, zag ik, de Gracchen, verder in hunne ondernemingen kunnen voortgaan en hunne aan/lagen doordryven, de ftaat zou ongetwyffeld het onderfte boven gekeerd, en Rome eerlang, den enen of den anderen Dwingeland en geweldenaar ten prooy geworden zyn. TenminftenfchunneenBurgeroorlog, die meestal met flaverny eindigd, onvermydelyk , en hadt men den inval en moog lyk de Overheerfching van zo veele krygs. zugtige Volken, die door de Romeinen overwonnen en daarom op hun verbitterd waren , ontwyffelbear te dugten gehad. Het is althans zeker, dat de gemoederen der Burgers, van beide de partyen, met een doodelyken haat en raaze ny bezeeten, uitgelaten genoeg in woede waren; om geen middelen, geen maatregelen, daar enige hulp of goed gevolg van te wagten was, voor te onregtvaardig, te bloedig en te godloos aan te zien. Staasm. Mengel. Maart ( H ) Staat  Staat het dus gefchaepen, en is men eens tot zulke heilloze uiterftens vervallen; ieder party, die haar zaak altyd de goede zaak noemd, en het meeste regt meerit te hebben , zal alles wat haar diend, wettig noemen. Evtn gelyk men dolle en onbezonnen drift den naam van yver geeft, zoo zal laster en bedrog geloofwaardigheid en ingang krygen; geweldenary en verongelyking voor zelfverdediging doorgaan; moord en bloedftorting ftraf heeten, en de fnoodfte grouwelen verbloemd worden, onder den naam van heilzame pogingen en inzigten. Onderftel eens, dat de twee Gracchen, wier deugden en doorlugtige bekwaamheden men met eerbied, wier beklaaglyk uiteinde men met droefheid en medelyden moet aanzien, dog wier gedrag ten uiterfte gevaarlyk voorkomt, en de verderfelykfte gevolgen fcheen te dreigen; onderftel zeg ik, dat zy de eerlykfte pryswaardigdfte inzigten, die een voorftander der Vryheid bedoelen kan, op 't oog hadden; zo is het nogthans zeeker, dat hunne maatregelen onvermydelyk daar toe ftrekten, dat ieder van hun bedden, de een nae den anderen, volkomen en onafhankelyk meester moest worden van 't gantfche Gemeenebest. Wat grooter onheil kon ooit een vryen Staat treffen? Want het ftond dan maar alleen  C«5) een aan hunne vrye keur en welgevallen , of Rome zyne oude Regeeringsform behouden of verliezen zou; en was dan niet heC Gemenebest reeds daar door, wezentlyk van zyne vryheid beroofd geweest? Zy dreeven daar en boven hun ftuk met zo hevig een yver voort, en bedienden zich van hun magt met zo veel trotsheid, dat zy al zo weinig in ftaat fchynen geweest te zyn om zig zeiven, om hun eigen drift en heerfchzugt te matigen; als Rome toen mscht hadt, om zyn geloof en agtbaarheid te handhaven. Die geneesmiddelen zyn te gevaarlyker, die het leven zo wel krenken als redden kunnen, en gelyk het .menfchelyk lighaam ongemakken en kwaaien treffen kunnen , die zonder het leven in blykbaar gevaar te ftellen , niet wel te genezen zyn, en daarom maar best met geduld en lydfaamheid gedraagen worden: is het dus ook niet raadkamer, dat men in het lighaam van den Staat, enige ongefteldheden en gebreeken s fchoon zelfs al mooglyk van enig gewigt en belang, liever dulde, dan dat men, om ze weg te neemen, middelen ter hand vatte, die ruim zo waarfcbynelyk den dood als herftelling dreigen; het verderf als de hervorming van den Staat beloven; of die, indien ze het een of ander misbruik al verbeteren, aanlydinge kunnen geeven, om de hatelykfte van alle misbruiken H a in  C 1x6) in te voeren, te weeten, Dwingelandy e» dienstbaarheid. Wat nu geeft natuurlyker wyze gereeder aanleiding, om dat ysfeiykst misbruik, dat bitterst onheil in een Staat aan te kweeken, dan de magt, die men enen enkelen man in handen geeft, om te doen wat hem lust, en alles naar zyn welgevallen te fchikken ? En was Tiberius Gracchus de man niet, die om zulk een buitenfpooriggezach woelde? Ging zyn broeder Cajus naderhand den zelfden weg niet ? Hunne betuigingen fcheenen wel niet ongegrond , en waren in der daad aannemelyk, ja , het onverantwoordelyk'en uittartend gedrag der Edelen, gaf hun fchoonfchynende voorwendfelen aan de hand; maar wie kent hunne waare oogmerken, de oogmerken van twee zulke magtige en met voortreffelyke bekwaamheden begaafde Mannen; door wraakzugt zo wel aangedreven als door liefde tot regtvaerdigheid, en die er öpentlyk vo<% uitkwamen, dat zy niet minder den Raad tragtten te vernederen, misfchien geheel af te fchaffen, dan de belangens der armeVolkelingentehandhaeven. Waren zy wel meefters van hun eigen aanflagen, en i'tond het wel aan hen, om dienaar hun zin en eensgemaakte fchikkingen voort te zet  C 117) zetten en ten uitvoer te brengen ? Dewyl zy onmooglyk alle zwaarigheden', diezemisfchien ontmoeten zouden , voorzien konden; was 't hun ook onmooglyk vooraf te weeren, tot welke middelen zy genoodzaakt zoucien worden hun toevlugt'te nemen, om ze te boven te komen. Want zy fchynen een vast befiuit gehad te hebben, om hun ftuk, het gong zoo 't wilde, door te dry ven , en zonder onderfcheid van allerhande maatregelen, die daar toe dienen konden , gebruik te maken. Onderftel nu eens, dat men tot hervorming van den ftaat, een even onbepaald en onafhankelyk gezag, als Sylla en Casfar zig naderhand aanmatigden, nodig had geoordeeld, dat is, een volftrekt meesterfchap, eene eigenwillige overheerfching en openbare Dwinge» landy; zouden zy daar door welafgefchriktzyn geworden, en van de zaak hebben afgezien ? Dit is geenfints waarfchynlyk, want hunne gewelddadige maatregelen en halftarrige handelwyzen, tonen niet onduidelyk het tegendeel aan. Buiten twyffel zouden zy, wanneer zy het oppergezag öpentlyk met order en plechtigheid aannamen, fchoon zy het nu reeds met ter daad voerden, betuigd hebben, en mooglyk met een opregt hart en goede meening , dat er geen ander middel was, om den Adel te vernederen en de regten des Volks te herftellen, en dat zy, zoo dra ze die oogmerken bereikt hadden ,|dat gezag weder zouH 3 den  C «8 ) den afleggen, Maar naderhand zouden ze mooglyk overvloedige en kragrige redenen gevonden hebben, om dat gezag nog enigen tyd in handen te houden en gedurig te' verlengen, al was het maar om hun heerfchzugt te voldoen , om hun eigen veiligheid en nieuwgtmaakte fchikkingen te handhaven: 'dat is, voor hun ganfche leeven. Dien rol althans fpeelde Cromwel meesterlyk. De hervorming van de misbruiken en de verbetering van den Staat, waren, zo hy voorgaf, enig de redenen en het oogmerk, waarom hy de opperheerfcbappy in handen nam; dog toen hy, quafi onder den naam van Protector, den throon beklommen had,- dagt hy 't voor hem onvylig, zo wel als onaangenaam, om er wederom af te flappen. Hy wilde nogtans dat lastig opperbeitier niet altoos in handen houden, maar alleen gaf hy voor, zo lang zulks te zullen rorfchen , tot dat een regt lofFelyke en hei' lige regeringsform volkomen tot ftand gebrast was. Wanneer, hoe vroeg of laat zulks gefchied zou zyn, hadt hy alleen te oordeeten, en midderwyl, behield hy vast zyn onaf hankelyk gedrag, om den vrede te bewaaren en het werk der hervorming voort te zetten. Weinig fmaak moet men hebben in al die hervormingen, wier bevordering men aan den ei-  ( H9 ) eigendunkelyken wil en grilligheid van eenen man, en deszelfs eerder aangematigd dan opgedragen en bepaald gezag toevertrouwt. Liever eenige misbruiken te laten ftand houden, < dan een Cromwel, een Pififtratus, een Caefar, of zo gy wilt een Gracchus, zich van eene onaf hankelyke en onwettige oppermacht meester te zien maken, om ze te verbeeteren. Geen ftaatsverwisfeling is er, hoe heilzaam en noodzaaklyk zy ook w^zen mag of zy fleept doorgaans maar al te v,eel ongemakken en rampen na zich» Ommes rerum mutationes, ccsdem, fugam aüaque hoftiliaportendunt. Het gedrag der Eedelen te Rome, wasten tyde der Gracchen zeekerlyk onverdraaglyk en ten uiterfte onregtvaerdig. Zy hadden öpentlyk in weerwil van alle wetten en zonder enig inzigt van toegevendheid of medelyden, zich van alle die veroverde Landeryen meester gemaakt , die tot onderhoud der arme en behoeftige volkelingen, die ze met het zwaard gewonnen hadden, gefchikt waren. Die ver- . waande meesters en geweldenaars leefden in pragt, in ongebonde weelde en overdaad, terwyl de berooide Romeinen, die voor de veiligheid en de vermeerdering van de onmeetelykerykdommen hunneronderdrukkers, daaglyks hun leven waagden, beroofd van de bezitting van 't geen nun wettig toekwam aan brood gebrek leeden. H 4 Niets  Niets kon er dierhalve billvker en rest vaerdiger fchynen, niets heilzame om vreede en eendragc onder de Burgers aan te kweeken en de gemeene Vryheid en gelyke voorrechten, die door d'overmatige rykdommen en by gevolg het buitenfporig vermogen en den invloed van eenen of eenigen wynigen, in een vryen ftaat altyd in gevaar gebragt worden, te handhaeven en te beveiligen; dan het in voeren van een Landery Wet, ( Lex agraria) en het heritellen van die onwettig verkregen goederen aan de eigenaars, die ze zo hoognodig hadden. Maar het kwaad was reeds re d'ep inge. wortekhen had zich te verre verfpreid Aliegrooren, alle mannen, van aanzien genoeglaam te Rome, vonden zich door hunne pragtige levens wyze en byzonder belang verplicht, om dat misbru k te begunftigen, en allerhande maatregelen te dwarsbomen, die men tot deszelfs weering ter hand nam. Zy zouden daar door niet weinig in 't nauw gebragt geweest zyn, en zig genoodzaakt gezien hebben, om hunne -verqulsting en overdaad grotendeels af te fchpften, en een merklyk verlies ran hunne geweldige bezittingen, en daar door aan hun gezag te lyden. Laelius, die brave en regtfehaepe Romein, de beroemde vriend van Scipio den Africaner, een man van geen minder eer en deugd dan een  C in ) een der Gracchen , al zo opregt een liefhebber van zyn Vadrland, maar wyzer en verftandiger^ was hartelyk over die misbruiken aangedaan , en zo diep daar door getroffen, dat hy- toen hy het ampt van Gemeensman d'.s Volks bekleedde, maatregelen beraamde om ze te fluiten en weg te neeroen: maar het voorui zigt van de oneindige moeilykheden en gevaaHyke gevolgen die er vantedugten waren, deed hem van die onderneming af zien. Had hy eenige hoop gehad-, om dien aan flag, zonder het gebruken van wanhopige middelen, en die het Gemenebest niets dan onheil dreigden, gelukkig te volvoeren, hy had het fluk buiten twyffel voortgezet en doorgedreven. Het was eene onderneming, een edelmoedig en menfchlievend hart waardig, en daar een man van eene grote en verheven ziel, kragtig moest toe aangeprikkeld worden, lat men de ryken, die in wellust en overdaad leefden, noodzaakte, om den armen en onfchuldigen het levensonderhoud, dat ze hun onwettig ontroofd hadden, weer te geeven; dat men die hooggaande geiveldenaryen en tergende onderdrukkingen eens voor al beteugelde, de vertreede wetten in hun ouden luister en gezag herflelde, en ene billyke en befcheide regeeringfform zonder dwinge'andy en overheersing, deed ftand grypen in een v y Gemene' best. Maar hy ontzag zig om een zaak te berd 5 gin-  C ) ginnen, die by niet zag te volvoeren, zonder zig een volkomen meesterfcbap aan te matigen ; en mooglyk kwamen hem die misbruiken en onregtvaardigheden dragelyker en minder gevaariyk voor, dan de dwingelandy en 't meesterfchap van eenen over allen. De Gracchen matigden zig reeds met der daad dat gezag aan, en maakten er gebruik van; 't welk naar alle waarfchyneiykheld, waren zy zelve niet ten val gekomen , het Gemenebest ten val zou gebragt hebben. Machiavel merkt niet zonder reden aan, dat wanneer een Volk een man lief koosd en ten hemel toe verheft, allen om dat hy in ftaat is om deszelfs vyanden te vernederen enteftraffen; die man, zo hy maa*- wat bekwaamheids bezit en zyn eigen belang kent of zoeken wil, de Vryheid in zyn handen heeft, en 't flegts aan hem ftaat, om d'overheerfmg in te voeren. Door hulp van 't Volk, zal hy den Adel overmeesteren, en wanneer hy dien eens onder zyn geweld heeft, zal het hem niet moeilyk vallen om het Volk, 't welk dan geentoevlugt of onderfteuning meer heeft, in flaverny te dompelen. De Gracchen fchynen wel deeglyk bezield te zyn geweest, met den regten geest van 't Gemeensmans gezag; altoos woelziek, rusteioos en vrugtbaar in 't aankweeken van by 'c Volk  C I23 ) Volk geliefkoosde dwingelanden. By deszelfs eerfte inftelling fcheen dat gezag waarlyk van geen groot belang en merklyk aanzien, dewyl toen de €emeensmannen, dier er mede bekleed waren, minder vertoning maakten dan de laagfte dienaren van den Staat, zonder byzondere merktekenen en tytels van Overheids ampt; zonder regtspleging over hunne medeborgers; zonder vierfchaar of raadsvergadering. Zy droegen geen ander dan een gewoon en burgerlyk gewaad, hadden hun zitplaats buiten den Raad, daar ze flegts van eenen dienaar gevolgd wierden, en geen ander werk of bezigheid hadden, dan toe. te zien, dat aldaar niets omging en beiloten wierd, 't welk tot nadeel van 't volk kan ftrekken, Zo dat dierhalve al hun gezag enig in het wygeren beftond, en in een enkeld woord , ik verbie het Cveto^) begrepen was: een woord nogthans, dat oneindig ver uitgeftrekt, en gelyk men al vroeg en naderhand doorgaans gebeuren zag, op de buitenfporigfte wyfe misbruikt kon worden. Een  C 124 ) MENGELGEDAGTEN. Een Heer of Vorst handeld dikwerf met zyn Minister , gelyk een man naar de mode met zyne Vrouw ; ziende gaarne ongeoorloofde vryheden door de vingeren , ten einde zy hem ook zonder ftoorenis in zyne buitenfporigheden late begaan. Onder de grootfte bewyzen der GoddeJyke voorzienigheid , medewerking en befliering omtrent de regeering der wacreld , behooren ook die oorlogen , welke gants anders zyn uitgevallen , dan het grootfte deel der verftandige menfchen zelve vermoed heeft. Oogendienaars beminnen fchielyke en verzagtende middelen, maar getrouwe ftaatsminnaa>-s gaan langfaam te werk , dog tasten het kwaad tot in den grond toe aan. Men moet zich aan de gebrekkelyke wetten en onvolmaakte inrigtingen vast houden , als men geen beetere heeft, en de hoop nog verre te zoeken is, om dezelve zo ligtelyk te bekomen. By  C 125), By den aanvang van een vredes- tractaat, tusfchen Christen Mogentheden, is men altoos gewoon geweest aan Gode de eer toe te fchryven, en de vreede als een hemelfche Gave en gefchenk zyner goedheid, dankbaarlyk te erkennen. Maar in twee der gewig' tigfte vredes verbonden, heeft men deze betuiging agter gelaten. Moet men dit aan d« eerlykheid der verbondmakeren toefchryven, die hun niet toelaat iets te zeggen , dat zy niet geloven ; of is het aan de fchuld van den hoogmoed , ongodsdienftigheid en ongeloof te wyten. Groote Vorften, die malkander wilden be« minnen , dienden eikanderen nooit te zien , maar goede en verftandige lieden over en weeder te zenden , die de vriendfchap tusfchen hen onderhielden , en wat van misflaegen of gebreken deswege hinderlyk was herftelden en uit den weg ruimden. De Vorften kunnen niet te voorzigtig zyn in hunne uitdrukkingen; want al wat zy zeggen , en de wyze waar op zy het zeggen , is in ftaat om hen voordeel of nadeel toe te brengen. Het  ( 126 T Het Volk maakt weinig onderfcheid, tusfchen den mensch en den Koning, ja orderfteld , dat hy alles wat hy doet of fpreekt als Koring doet; en daarom moet die verhéve waardigheid al veeltyds afbreuk lyden, door woorden of daaden, die 'er in 't geheel geen invloed of iets gemeens meede hebben. Trage en onagtzame Vorften , kunnen gemaklyk bedrogen worden , en zullen zelden mannen van grcote bekwaamheid of u tvoering worden; fchoon zy anders van goede natuurlyke gaeven niet ontbloot zyn. Indien de Naekomelingen van een kwaad Vorst niets zeggen , mag men daar uit befluiten, dat de tegenwoordige Vorst deszelfs voetftappen naevolgt. Wat moet 'er voor een Regent hatelyker en verdrietelyker vallen, dan dat hy voorzie, naa zynen dood gevloekt en verfoeid te zullen worden. Maar hoe veel zielsgrievender moet het voor hem zyn, indien hy by zyn leeven reeds de duidelyke, openbaere en algemeene blyken dier vervloeking ontwaar wordt. Een  C «7 ) Een groot Vorst om vergiffenis verzogt zynde, wegens een misdaad, aan de Amptenaars van 't gerecht gepleegd, gaf dit ten antwoord. Ik heb niet dan twee ogen en twee voeten 1 Waar in zou ik dan verfchillen van myne onderzaaten , als ik niet de macht des gerichts in myne beftiering hadt. Veel, zeer veel kan men met den loop der waereld ontfchuldigen, 't welk voor den regterftoel van ons eigen geweten, onregtvaardig is en te verantwoorden blyft. Men vind overal lieden die gedurig van hun zeiven fpreken. Hunne gefprekken zyn een fpiegel, die ons altyd hunne inpertinente fi ■ guur doet zien. %è Italië en een gedeelte van Duitschland zyn in zo veele kleine Staten verdeeld , dat de Prinfen die 'er over regeren , waarlyk gezegt kunnen worden , martelaren der Souvereiniteit te zyn. Men  C ia8 ) Men ziet in de gefchiccbnisfen van Engeland, de wysheid altoos uit de tweedot teboren worden ; de Vorst altoos waggelende op een onbeweeglyke tbroon , en de Natie altoos doldriftig dog nimmer dan bedaarde flappen doende. _ De zagiheid der regeringsform, brengt oneindig veel toe tot de populatie. Alle de Republieken zyn 'er beflendige bewyzen van. In China heeft men twederly foort van Staatsdienaren, als ondertekenende, die de gehoorgeving flegts aankondigen en bywonen , de befluiten aflezen en ;'doen uitvoeren; en de denkende, wier zaak bet is ontwerpen te maken , grote voorflagen te onderzoeken , en de veranderingen voer te ftellen, die in de gefieldheid en inrigting van den Staat, naar den toeftand van tyden en zaken vereücht mogten Worden. Wy hebben die in Europa ook , dog met dit onderfcheid, dat zy die denken kunnen enkel ondertekenen moeten , en zy goed genoeg tot ondertekenen waren, van welken men het denken afvordert. Het Vervolg hier na»  ( 129 ) VERHANDELING Over de liefde voor 't Vaderland , en de onderlinge Menschlicvendeheïd Welke deugden noodzaaklek zyn voor een Staat om de ge. vaaren voortkomen , waar mede dezel. ve zoude kunnen bedreigd worden door de driften zyner Naburen. C) JPhocion had ons op zyn Landhuis befcneiden, om een Gefprek met hem te houden , en ik gong gisteren met Aristias derwaard. O aangename Landplaats ! O gelukkig verblyf , dat aan den wysten der Menfchen tot eene verkwikkende afzonde* ring verftrekt ! Hier is 't dat Phocion , even groot als aan de fpitfe van onze heirlegers , in eenzaamheid overpeinft , wat aan het Gemeenebest ten meesten heil verftrekt , en tevens met zyne overwinnende handen het kleine vaderlyk erfgoed bebouwt. De huysvrouw van dezen Man , die in zulke ryke Gewesten zyne roemruchtige wapenen (*) Naar '| Grieksch. Staatsm. Meng. Maay. CO  C 130 ) nen gevoerd heeft , kneedde hier zelfs (1) haar brood , wanneer wy in haar huys traden. Phccion puttede water , om de gemene peulvruchten , welke hy gezaaid had te befproeien, en hunïieder flaaf fcheen ten hunnen opzichten niet dan vriendfchaps-plichten waartenemen. Wat heeft het Homeer wel , dacht my ! Het fchoonfte fieraad van een huis is de deugd van zynen MeefterJk verbeeldde my in een Tempel te treden, die allerwegen blyken gaf van de Godheid die daar m woonde. Ik las op het wezen van Ariftias de innerlyke hoogachting, die hem bezielde. Hoe achtbaar is fomwyien de armoede ! Helaas , myn waarde Kleophanus, het grootfte deel onzer Medeburgeren begrypen daar niets van. Zy verneren hunne Huizen met ftandbeelden , vaafen en de u tgezochtfte fchilderyen , en menen daar mede elks agting te zullen verdenen , daar zy niet anders uitwerken , dan dat men zich verwonderen moefi; over de d\*aze onbefchaamdheid , met welke zy voor hun lieder ro- (0 Plutarchus verhaalt, dat wanneer Alexanfer eeus een gefchenk van eenige Talen' ten aan Phocion wilde doen, deszelfs Gezanten dien grooten Man water puttende vonden, om zyne voeten daar mede te wasfehen, en deszelfs vrouw bezig met deeg tot brood te kneden.  Os- ) roveryen en onrechtvaardigheden triomf-tekenen durven oprechten. Wy hebben zeide Phocion, na' dat wy wat uitgerust waren, elkaar wel eens onderhouden over de deugden, welken de ftaatkunde moet befchouwen als de fteunzels van de Maatfchappy en het grondbeginfel van goede orde. Wy zullen , zo 't u lust, van daag over gaan tot enige ftukken, die van geen minder aanbelang zyn. Myn waarde Aris. tias , vervolgde hy al lachende , ik moet , niet tegenftaande de geftrengheid myner zedekunde , u bekennen , dat ik u een we'nig aanftoots gegeven heb. In ons laatfte Gefprek , hebt gy my uwe verwondering laten blyken wegens myn ftilzwygen over de liefde voor het 'Vaderland. Zie hier de redenen van die ftilzwygen en oordeel ofze billyk zyn. Ik heb gemeend , met u van de deugden te moeten fpreken in die zelfae orde , waarin de ftaatkunde dezelve behoort te itelien, om haare beoeffening geraakkelyker en aangena. mer te maken. Men vindt niet , en men kan bok niet enige liefde voor het Vaderland vinden in zulke Staten , waarin geene matigheid , geen lust tot arbeid, geene zucht voor eer en lof, geen ontzag voor de Go* den gevonden worden. Want daar befchouwt zich ieder Burger , met zich zeiven alleen bez-ig, in 't midden zyner Medeburgeren als een vreemdeling. Maar in een Gemenebest, (I 2) waar-  C 13* ) waarin deze deugden met vlyt geoefend worden , zal de Vaderlands-liefde van zelfs geboren worden en zonder hulp vruchten in overvloed voor den dag brengen Gy ziet dan wel , myn waarde A riflias , dat zy niet behoort geplaatft te worden in den rang der deugden , welken ik Moeder of Hulp.deugden genoemd heb. Ik ben niet in ftaat , [waarde Kleophanes , u de verbaasdheid van Ariftias op deze redenering uittedrukken. Hoe zeer hy voor de wysheid van Phocion bukken moest en wilde , kon hy zich echter niet bedwingen van hem in de rede te vallen. Wel hoe Phocion 1 Zeide hy met een foort van drift , kan 'er wel eene deugd gevonden worden , die niet voor de liefde des Vaderlands wyken moet ? Zy is het , welke de ziel en het leven is van alle deugden eenes Burgers , ja menigmaal vervult zy alleen de Plaats van alie de deugden. Zy zal uit zich zelf de Matigheid voortbrengen, zy zal den allerlastigften arbeid met moedigheid doen verduren , zy zal alle gevaren verachten. Die woeste uitheemfche Volken , welken wy voor het fchuim des Menschdoms aanzien, zouden wy die achting weigeren, als zy het Vaderland liefde toedroegen , en voor het zelve wisten te leven en te fterven ? Is het niet, om dat ons Vaderland ons van dag tot dag onverfchilliger wordt, dat wy onze na-  ( 133 ) naburen , die voormaals ontzag voor ons hadden , thans moeten vrezen , en dat wy gereed ftaan , om onder het juk van Macedonië te komen? Wat behaagt my dit yvervuur , riep Phocion uit , terwyl hy Ariftias tederlyfc omhelsde , en mogt het den Goden , de befchermers van Griekenland , behagen , dat alle de Grieken, even alsgy, dachten ! Ach! myn Meéfter, ach ! Phocion, hernam Ariftias , wiens verwondering nog groter werd, hoe fchept gy behagen in my te omhelzen ? waarom doet gy dien wensch, indien ik dwalende ben ? Het is , antwoorde Phocion. Om dat onze medeburgers dan ten minften nog eene deugd zouden bezitten j zy zouden zich van wegen hunne ondeugden beginnen te fchamen , hunlieder ziel zoude nog eenig vermogen behouden, en alles zoude niet buiten hoop zyn. Neen, Ariftias, de liefde voor 't Vaderland , zo zy niet op andere deugden geënt is, zal die wonderen, welken gy u verbeeldt, niet voor 't licht brengen. Begintze al eens by geval aan 't nikkeren te raken onder Burgers, die aan hunne vermaken verflaafd zyn , die loom , traag en onverfchillig zyn omtrent lof en eer , het zal niet dan eene kortftondige luim zyn, waarop 't onvoorzichtig zoude wezen enige ftaat te maken, en waar van de ftaatkunde geen duurzaam voordeel trekken kan. (I 3) D^  C r34 ) Deze plant, om zo te fpreken, op een vreemden grond gewasfen , die niet wel toegemaakt is om haar te ontvangen en voedfel te geven , zal in haare geboorte fterven. De liefde laat zich niet gebieden. Wilt gy, dat dc Burger zyn Vaderland liefhebbe , open zyn hart tot deze deugd door de oefening van die deugden, waar van ik op gisteren met u gefproken heb. Ik heb daar niets tegen , hernam ArhliV, maargy, Phocion, moeft de liefde voor 't Vaderland ten minften in den rang van die verhevene deugden plaatfen , waar uit al het geluk en welzyn van de Maatfchappy afdaalt. Dat zy met de Geregtigheid , de voorzien ticheld en Moedigheid de eindpaal zy, weiwaard de Staatkunde ons door Matigheid, lust tot den arbeid , begeerte naar Jof en eer, en vrees der Goden brengen moet. Door zulk eene toegevendheid zoude ik u bedriegen , hernam Phocion, al fcnertfènde, en het hangt van my niet af, den rang der deugden naar myne zinnclykheid te fchikken, «elyk een meefter zyne Slaven doet. Uit de Natuur der zaken , vervolgdePhocion, zyn er deugden , die om werkzaam te zyn, en altyd het goede voorttebrengen by zich zeiven alleen hebben te raade te gasn. Zulken zyn de Gerechtigheid , de VoorzichÉigheid en de Moedigheid. Maar andere deugden  ( 135) den zyn aan eikanderen onderworpen , en 't komt der verhevenfte deugd toe, dat zy de gene, welke aan haar ondergefchikt zyn, beHuren. Gy zult my klaarder verdaan. De Zedeleer , by voorbeeld , gelast om huishoudeiyk , edelmoedig, medelydend te zyn; maar deze goede eigenfchappen zullen zo veele ondeugden worden, zo dezelven niet worden beftuurd door eene verhevener deugd , de Regtveepdigheid, namelyk. Myne zorg voor myn huishouden zal frrafbaar zyn, indien ik in gebreke blyve van te doen, 't geen de Gerechtigheid" van my , ten opzichte van myne naaften en mynfe medeburgers , vordert- Hoe edelmoedig ik ook wezen mag, ik ben te befcfruldigen, indien ik myne goederen orider myne goede vrienden verkwiste, en myne fchuidenaars laat zuchten. . Dus mag en moet ik ook wel medelydend zyn omtrent misdadigen , en ongelukkigen, maar zonder zwakheid , en niet om aan hun de wetten en het Gemeenebest op te offeren. Het fpyt my van uwentwegen, waarde Aris* tias/'t is met de liefde voor 't Vaderland even eens gefteld a's met de huishouding , met de edelmoedigheid enz. Zy , zo wel als deze, aan eene verhevener deugd onderworpen zynde , moet, zo wel als zy daar aan gehoorzamen, of haare dooling zal, verre van aan den Staat dienst te doen, deszelfs verval verhaaften. (i O De*  Deze boven de liefde voor 't Vaderland verheevene deugd (2), is de liefde voor 't mensch- C2) De Grieken in V algemeen, befchouwden de liefde voor V Vaderland als de eerfte deugd voor een burger, en het fchijnt, dat in bijna alle Staaten, de Wetgeevers meer » Staatsm. Meng. May. ( K ) kr4-  c h6 y 20 verre vervoeren, dat zy het welzyn van hun- hrates [prak van de onderlinge Menschlievendheid tot lieden, die zelfs geene liefde meer yoor V Vaderland hadden. De Pelopennefi* fche Oorlog jaagde toenmaals alle de Griek» fche Staaten tegen den anderen in V har* nas. Door hunne huisfelyke verfchillen van eengefcheurd, hielden zy in hun gedrag geen'' anderen regel, dan die de Staatzucht, hebzugt, de vrees voor, of de ftoutheid van hun. me Overheden en listige Burgers, die hen befiuurden, hun inblies. Sokrates had eenige Leerlingen , die uit voorzichtigheid geen deel aan de Regeering wilden neemen. De onlusten van Griekenland werden noch meerder, na dat het roekeloos Lacedemon, zich door Lyfander laaiende omleiden , openlyk afftand gedaan had van zyne deugden, om zich aan de {Staatzucht overtegeeven. Was het toeneen tyd, om van de plichten der Volken, jegens eikanderen te jpreeken, onder de Regeeringen , namclyk van Philippus, Alexander en deszelfs Staatzuchtige opvolgers ! De waarheid werd in haare geboorte gepmoord, of dorst ten minften uit de fchoolen, die fommige IVysgeeren noch binnen Athene hadden, fnet te voorfchyn komen. De  ( 147 ) hunlieder Gemeenebest in de rampen hunner Na- De Wysgeevte van Sokrates en Plato ging tilt Griekenland naar Rome over; maar niets "fchyHï op deze waereld van pas te komem Hadden de Romeinen hunne oude zeden be. houden , ongetwyjfeld zouden zy deze grondbe. ginfels overgenomen hebben , als gefchikt om zich -met hunne gematigdheid, en liefde voof 'de Gei echtlgheld en tot de armoede te veree* nigen ; maar d)or hunnen voorfpoed bedorven, wilden zy als dwingelanden heerfchen over Volken, welken hunne Vaders door derzelver dapperheid zich hadden onderworpen, In de zelfde werken, waar Cicero, in wien de Geest 'van Sokrates en Plato fchynt overgegaan te zyn , aantoont, dat alle menfchen broeders .zyn ; dat zy elkander beminnen , helpen en weldoen moeten ; dat men de ganfche Aarde niet anders dan een groote Stad moet befchou» wen, wier ondetfcheidene wyken geene tegen" ftrydige belangens behooren te hebben, beklaagt hy zich , dat "er geen liefde voor ,t Vaderland, nog eenige andere deugd meet binnen Rome woont, en dat het Gemeenebest vernietigd is (f). Wy zyn zegt hy, vervallen. £(■)-) Dus zegt Cato in die voortreJJ-elyke Re-  C 148 ) Nabuuren zoeken ? Laat ons die grensfchet- din- len in een' peilloozen afgrond van rampen. Alles is by ons van gedaante veranderd, fints de geweldenary, welke wy omtrent de vreemdelingen gebruiken, ons by trappen verhard heeft om onrechtvaardig en wreedaartig tegen onze Medeburgers te zyn. De gierigheid, de ongebondenheid, en de geest van dwingelandy, na dat ze de Wetten hebben doen zwygen, hebben óns zo veele opfchuddingen, roof en ftrooperyen tegen onze eigene Bondgenooten doen verwekken en begaan; dat men moet zeggen, veel eer door de zwakheid onzer vyanden dc vóering_ by Salulï. in Cat. C. 52. Alia fuere, qu uit  ( «60 uit ontftondcn wederzyds gelyke rampen en een vruchteloos krygs-geluk , geduurende by na dertig Jaaren. Men had zich over geen blind en grillig Fortuin te beklagen , 't waren onze gebreken alleen , aan weiken wy het te wyten hadden, Lacedemon zegepraaide eindelyk, maar dat was niet wegens de voortreffelykheid van zyn beftuur boven het onze; wy zouden het even eens te magtig geworden zyn , niettegenftaande onze verminderde krachten , zo de kans die zich voor de Spardanen verklaarde , zich voor ons verklaard hadde. Na ons ven ederd te hebben , ondcrgingen zy een gelyk lot als wy Wat was 'er de oorzaak v«r\ ? D;e zelfde onrechtveerdige en bcd"icgeiyke ftaatkunde , met welke zy zo veei moeite gehad hadden ons 't onder te brengen. Hadden de Spartanen hunne oude deugd weder omhelsd , zy zouden den geeft van Tweedracht en Scaatzucht , dien onze verfchillen hadden doen geboren worden, ras uitgebluscht, en zonder moeite hun eerfte gebied wedergekregen hebben. Maar zy, bedrog tegen bedrog, onrecht tegen onrecht, geweld tegen geweld fteilende, vermeerderden het getal hunner Vyanden en hadden nog rigtfnoer, noch vast grondbegmfel om 'er zich naar te gedragen. Indien de Staatzucht en het Onrecht onder. het kleed der deugd veilig konden fchuilen, en my hunne kunstgreep  C 163 ) greepen niet doen merken , ik zoude voor hen bevreesd zyn ; maar de Goden laaten dit niet toe : Zy verraaden altyd zich zeiven , en zo dra ik hen ontwaar worde, is hunne kunftenary onnut. Indien myn Vyand zwak is , wat heb ik dan te vreezen ? Is by magtig, moet ik dan van myne gemaatigdheid afftand doen, en dwaas genoeg zyn om hem een voorwendzel te geeven om my onder zyn juk te brengen ? Wat heb ik te vreezen van zulke ftaatkunde , die enkel op bedrog en list uit is , indien ik met geduld weet te wachten , tot dat zy haare listen uitgeput hebbe , en haar zo verre te brengen , dat zy my zeelcere tekenen yan hare goede meening en trouw geeft , voor en aleer ik met haar in onderhandeling trede ? Indien uw Nabuur een Stad of Geweft .aanwint , maak dat gy een nieuwe deugd aanwint , en gy zult veel magtiger dan hy zyn. Wat zoude 'er ons aan gelegen zyn , of Philippus Ulyrie en Peönie bemagtigd had, ofte niet , indien wy onbedorven van zeden waren? Zoude hy minder ontfaglyk voor ons zyn , indien by de grenzen van Macedonië niet uitgebreit hadde? Waarom, myn waarde Aristias , een' Schrik gezet over het grooter worden van een' onzer Nabuuren ? Heeft hy een volk re onder gebragt, dat laf genoeg was , om niet met alle wakkerheid zy-  C*64> zyne onafhanglykheid te verdeedigen , wat vrucht zal hem flie fchoone verovering baaren ? zullen bloodaarts dapperer zyn in hunnen nieuwen Heer te dienen , dan zy geweefl zyn in V befchermen van hunne eigen Vryheid ; Hy kan , zult gy zeggen, ook wel eenige moedige Natie onder zyn juk doen buigen. Maar hoe meer moeite hy hebbe om haar te overwinnen , hoe minder ftaat hy op haare gehoorzaamheid cn getrouwheid zal konnen maaken. Om niets van deeze onbuigzaame overwonnelingen te vrezen te hebben, moet hy dezelven immers vernederen , hen vreesachtig maaken , en met een woord , zich berooven van die magt, met welke hy de zyne had gehoopt te vergrootcn. Van Cyrus wordt getuigd , dat hy den geduurigen opftand der Lydiers moede zynde geworden , hun beval mantels te draagen en koufen van Bokken vellen ; hy ftelde hun feeftdagen, en maakteze flaphartig door de fmaak van weelde en Wellust. Wat eene verhevene Staatkunde ! ö groote Goden! waarom liet Cyrus de Lydiers niet in rust ! waartoe , door den weg des oorlogs , met groote kosten onderdanen gekogt, die altyd onnut en dikwerf gevaarlyk zullen zyn ; terwyl gy zonder moeite , zonder onruft, zonder ganfche beeken bloeds te Horten , door goede trouw , door gerechtigheid en weldadigheid bondgenoten en vrienden kunt  ( i65> kunt verkrygen, die gereed zullen ftaan, om zich aan uwe belangen op te offeren ? Dat de weldoende Staatkunde van Lykurgus ons tot een voorbeeld verflrekke ! /#dien wy ons Vaderland liefhebben , laten wy yoor het zelve bondgenoten zoeken en niet onderdanen. Ik geloof, myn waarde Ariftias , dat ik 't u voor enige dagen gezegd heb : de orde, welke de Maker van de Natuur in de menfchelyke zaken gefield heeft, zal nimmer dulden , dat bedrog , onrecht en geweld , die niet dan vyanden of Slaven rondom zig hebben, tot een vallen grondfleun voor de magt van een'ftaat ftrekken zullen. Herinner u , wat wy gezegd hebben. Noem my een volk , 't welk niet. verzwakt, en op 't laatst ten ondergang geraakt is door zyne aanwinningen. Welke Natie is 'er, die niet bedorven is geworden door den roof en de flaafachtige vernedering der overwonnenen? Babyloniers, Asfyricrs, Meden , Perfen, de een na en door den ander overwonnen, wat is 'er ontftaan uit zo veel ftaatzucht , zo veele overwinningen ? Eene Monarchy , welke meesteresfe van gansch Afie , egter met enige millioenen krygsknechten niet in ftaat was, om Athene of Lacedemon, twee kleine Steden, die niet dan deugd en Vaderlandsliefde bezaten, onder hare gehoorzaamheid te brengen. Dit  ( i66) Die groote Heerfebappyen , die in ons vrees en tevens nydigheid doen geboren worden , zyn gefchikt, om onder hun eigen gewigt en zwaarte nederteftorten. 'T is om dat de menfchelyke waakzaamheid en verftand te zeer bepaald, hunne driften te fterk* hunne deugden te broos zyn , dan dat een groot Gewest door hen met wysheid zoude konnen geregeerd worden. Hoe meer uitgeftrektheid het kunft-geftel der Regeringe heeft , hoe meer gebrek men zal bevinden in de gereedheid , fnelheid , nauwkeurigheid en regelmatigheid zyner bewegingen. In een groot Ryk is 'er des te meer moeite aan vast om de driften, die opftand verwekken, of die der ziele een laagheid geven, te bedwingen ; omdat de Overheden daar van hunnen kant aan verzoekingen bloot ftaan, die al te fterk, of te veel in getal zyn voor de menfchelyke zwakheid. My dunkt, dat ik in onze Steden van Griekenland, alle de plichten die aan een Magiftraats ampt vaft zyn , zoude konnen waarnemen ; maar ik begrype , dat zo ik een Perfiaanfche Landvoogdy moeft befturen , ik my zoude moeten vergenoegen met het goede te wenfehen, zonder het te konnen uitwerken. Alle de fpringveeren der Regeringe moeten in een grooten fteat zich ontfpannen , alle de wetten daar noodwendig in verachting en onbruik geraken. Terwyl in een kleine ftaat alles zenuw , kaagt en werkzaamheid is , fchynt een  ( 16*7 ) een groot Gebied door eene geraaktheid geflagen | en zie daar, waarom een hand vol Perfianen voormaals gansch Afie op de Meden veroverd heeft. Zie daar de oorzaak van de ongelukken van Xerxes ; zie daar, waarom onze Vaders deszelfs opvolgers tot in hunlieder Hofitad hebben doen Adderen. Myn waarde Ariftias , vervolgde Phocion, ik heb getracht die wetenfchap, welke men Staatkunde noemt , op vaste en, bepaalde grond (tellingen te brengen , waarvan ons de Sophiften een wel-degelyk valsch denkbeeld hebben gegeven. Zy zagen haar als eene Slavin , of voor 't werktuig hunner driften aan ; hier van daan de onzekerheid en onbeftaanlykbeid van hunne handelwyze , hier van daan hunne dwalingen , en de omwendingen , die deze ten gevolg hadden. Wat my betreft, ik Helle de Staatkunde, tot een dienaresfe van onze Reden , en ik zie daaruit het geluk der Maatfchappyën ontfpruiten, Ik hadde niets te voegen by de algemene grordbeginfels , welken ik u opengelegd heb, zo alle menfchen bekwaam waren om de waarheid te kennen en te beminnen. Maar hier op te willen hopen zoude eene dwaasheid zyn. Werwaard men ook deoogen flaa^ men ziet niet , en men zal in alle eeuwen niet  ( i68 ) niet anders zien, dan dwalingen en gebreken. 'T is het geluk niet, waartoe de natuur ons gefchikt heeft , 't welk de menfchen willen leren kennen ; zy wilden wel , dat men hen leerde gelukkig te worden volgens hunnen fmaak en vooroordelen. Dewyl dan de Reden , federd de geboorte der wereld vruchtelooze eisfchen doet tegen de driften , over het bezitten van haare rechten, laten wy derhalven, ook ons yoorfpellen , dat zy in volgende tyden niet gelukkiger zyn zal , en dat de jaloersheid , haat en (taatzucht, die reeds zo veele Volken , Staten en Ryken ten ondergang hebben doen ffnellen, ook in het toekomende baare blinde woede op de Natiën zullen uitftorten. In het midden van deezen geest van roofzucht, waar mede de aarde vergiftigd is, en die door geene middelen fchynt te konnen uytgeroeit worden ; in 't midden van zo veele gevaren , waar mede alle Volken bedreigd worden, is het dcrhalvjsn niet genoeg voor een Gemeenebest , niets van zyne eigene driften te vrezen te hebben. Het behoort zich te wachten voor die der vreemdelingen , en in ftaat te zyn om dezelven in toom en gezag te houden. De rechtvaardigheid , goede trouw , gematigdheid en weldadigheid , die uit de onderlinge menschlievendheid geboren worden, zyn, gelyk gy gezien hebt, recht gefchikt, om ons de ach ■ ting  C 169 ) ting en genegenheid der buitenlanderen te verwerven , en by gevolg ook , om ons te dienen tot een' wal en befchanfing tegen hunne driften ; maar dees wal is niet ondoordringbaar voori de boosheid der menfchen. Gy hebt te wachten , de driften in haare uytgelatenheid zo uitfpoorig te zien , datze zelfs de deugden verachten en haaten. Bedwing hen dan door vrees, dat is te zeg^ gen , dat de Staatkunde u als eene wet doe in acht nemen , in tyden van Vrede altoos u in ftaat te ftellen en te houden , om met hoop van geluk de Wapenen te konnen opvatten. Ik weet , dat een maatig Volk, 't welk den arbeid en de glorie mint en de Goden vreeft, ongetwyffeld moedig in het ftryden wezen zal , ook gehard tegen vermoeienisfen , en ftandvastig in tegenfpoeden. By elke gelegenheid zal het de deugd, die voor *t zelve het nuttigft is zonder moeite aangrypen. In gevaaren zal het zonder twyffel alle zyne krachten vereenigen , en eene zelfde wil zal alle de handen gelykelyk doen werken. Maar neem wel in acht, dat geleende eigenfehappen ,. zo ik my eens dus mag uitdrukken, met weiken men zich door eene dagelykfche handeling niet heeft gemeenzaam gemaakt, |byna geen vermogen hebben. Indien de vrede zel/e in een' Staat geene fchets van den Oorlog vertoont; indien de Staatsm. Meng. May. (M) denkr  ( 17° ) denkbeelden van gevaaren niet in de gemoe^ deren ingedrukt blyven ; indien de Burgers door hunne opvoeding niet voorbereid worden om Soldaaten te zyn , zo hebt ge te vreezen , dat het gezicht van gevaar en 't gebrek van ervarendheid hen neerflagtig zal maaken. De vrees is eene der, natuurlykfte haristogten van 't menfchelyk gemoed, maar daar benevens eene der gevaarlykflen. Draag zorg, dat zelve niet in de ziel fluipe; ais de vrees de zinnen van gevoel berooft, en de reden bercert , is de tyd van hulpmiddelen te neemen verilreeken. Bat onze Staat dan een Gemeenebest van Burger Soldaaten zy ; dat elk Burger opgeleid worde om zyn Vaderland te verdeedigen ; dat hy dagelyks in den 'Wapenhandel geoefend , dat hy binnen de Vesten onder ■Weezen werde , en bekwaam gemaakt tot de krygstucht, die in V Veld te pas komt. Door deeze Staatkunde zultge niet alleen onverwinlyke Soldaaten maaken , maar daar mede ook eene nieuwe kracht aan de wetten en de Burgelyke deugden byzetten; Gy zult hier door beletten dat de zoetigheden en de gewoone bezigheden van vredes tyden de zeden niet ongevoelig verhagen en bederven ; want zo de burgeilyke deugden , matigheid , lult tot arbeid en glorie, de gemoederen tot de Krygsdeugden geleiden , deeze zyn wederom op haare beurt de fteunfels van de eerften. Sint»  ( m) Sints onze Regering, om luiheid en ht: heid te begunftigen toegelaaten beeft , dat de burgerlyke bedryven van de Kry^sverrigtingen gefcheiden weiden, hebben wy noch Burgers, noch Soldaaten gehad. Menfchen, die meenden, datze nu geen moed meer noodig hadden, floegen ras over tot vermaakelykheden of listige-vonden. Hun aart behield nog kracht, nog edelmoedigheid, echter wordt hunlieden item in den Raad en de Volksvergaderingen mede getelt, uit deze bron zyn ■ alle die Befluiten voortgekomen , welke ons met een eeuwige fchande zullen overftelpen, en die vervvyfdheid van den geeft des Vo ks, welke geen hoope van Beterfchap overlaat, onze Legers hebben zederd uit het fchuim van de Natie beftaan. Onze Krygsknechten, hun lot met dat der ryke, ledige en wellus. tige Burgeren vergelykende , die in hunne huizen ftii bleeven zitten , begonnen de Wapenen met verdriet en waly; te draagen ; de kryg fcheen hun het verachtfte van alle Beroepen , en zy gaan fints tot dit bedryf niet meer over , dan op hoope van plundering en buit , en om 't eeniger tyd uit de vruchten van hunnen roof, mede eens gemakkelyke dagen te hebben. Hoe zoude het mogelyk zyn dusdanig krygsvolk aan die geftrenge en regelmaatige krygstucht te gewennen, zonder welke de Moedigheid zelve van geen nut is. Hoe zult gy het te boven komen , om aan deeze hebzuchtige en om (M a loon  £ 172 ) oon dienende Soldaaten gevoelens van edel» moedigheid inteboezemen , welken de ver deedigers van hun Vaderland behooren te bezitten, Hoè kwalyk bedagt zyn onze ryke Purgers , datze aan anderen , dan zich zeiven de bewaaring van 't Gcmeenebeft vertrcu* wen , en niet vcorzien , hoe zy zich daar door bloot ftellen , om die Vryheid die rykdommen , dat gemakkelyk leven , die vermaaken , waaromtrent zy zo achterdochtig en zorglyk zyn , te verliezen. Ieder dag wordt.onze laagheid van Geeft, tevens met ons bederf , grooter. Op het laatft zullen wy of door onze Vyanden overwonnen worden , of ons zeiven met eigene handen verdelgen. Men moet zich niet vleyen , om dat 'er federt een langen tyd een zekere overeenftemming geheerfcht heeft tusfchen de ryk en, die niet dan met hartzeer in de Oorlogskosten draagen, en de armen, die zulks van 't harten-bloed en al morrende doen. Zy verachten elkaar reeds in 't geheim , en zo dra het misverltand eens aan 't uitbarflen zal geraakt weezen , zal hun haat onverzoenlyk zyn. Winnen het de laatlten, zy zullen hun Vaderland onderdrukken , en aan het zelve een' Dwingeland opdringen , om zich een' befchermer te verlchaffen, die hun verryke , en wraak doe erlangen. Indien de anderen, door ee- nhj  C 173) nig toeval, 't geen niet gemakkelyk te "voorzien is, het gebied krygen , zonder zich te verdeelen , zullen zy al beevende heerfchen; en om zich van zo eene lastige vrees te bevryden ,' niet dan gehuurde benden wil en hebben , die altoos ontfaglyk voor op hun gemak levende Burgers zyn , en ondertusfchen onbekwaam . om aan den Staat ten bolwerk te verftrekken tegen moedige en welgeöeffende Vyanden. Men fpreekt ons dikwerf van Karthago, wiens Burgers zich met niet anders dan hunnen Koophandel en rykdommen bemoeien, terwyl zy door met geld gekochte krygsknechten de Heerfchappy van Afrika verkreegen hebben, en zich daar in handhaven. Maar dit voorbeeld fielt my niet geruft. Indien dees Staat, myn waarde Aristias, my zyne fchatten,. zyn vermogen, zyne Legers, zyne Schepen liet zien , gelyk Krefus weleer aan Solon de ryicdommen van'zyne fchatkamer vertoonde , om te bewyzen dat hy de gelukkigfte man der Waereld was, zoude ik aan de Karthagers antwoorden: Ik heb een kleinen Staat gezien , die de Zee met zyn fcheepen niet bedekt , die behagen fchept in zyne armoede , die zich geene onderdanen gemaakt heeft , wiens Burgers alle Soldaten zyn , en ik geloove , dat deszelfs geluk onwrikbaarder ftaat , dan het uwe. Zo zy myne Vryheid kwalyk na. (M 3) men,  C r?4) men , zoude ik hen vragen , waarom wilt gy , dat ik achting hebbe voor een geluk t geen door duyzend toevalligheeden moet geftoord worden , en geen fteunfel heeft, dan aan cmftandigbeden , welke van geen duur konnen zyn ? Solon wilde wachten , tot Ivrefus dood ware , om over deszelfs geluk te konnen oordeclen. Zonder my door de magt der Karthageren te laaten verblinden , zal ik van gelyken wachten, om over hunnen geluklraat te oordeelen , tot dat ik zie , op wat wyze zy beftand zullen zyn tegen ondernemingen van hun eigen krygsvolk indien dat moeds genoeg heeft , om aan 't muiten te liaan , en opftand te verwekken. Ik zal wachten , tot dat zy met een' dapperen , armen en in den kryg wel geöcffenden Vyand te doen zullen hebben. Indien zy , als Krefus , een' anderen Cyrus vonden , indien zy de /haven werden van een' hunner Legerhoofden, wees verzekerd , Aristias . dat^dan de Staatkundigen , die heden zich over de wysheid en den voorspoed der Karthageren- verwonderen, verplicht zouden worden een' andere toon te zingen, Heeft dit gemenebeft groote wingewesten verkreegen, 't is waarfchynlyk, dat de overwonnen nog minder dapperheid bezaten en rmnd .T geöeffend waren , dan deszelfs huurlingen. Heerscht het over zyne nabuuren , OH-  ( 175) ongetwyffeld heeft het zulks begonnen met aan dezen zynegebreKen en ondeugden mede te deelen. Wanneer twee of meer volken even zeer bedorvene zeden hebben , verwondere ik my niet , dat zy , die Soldaaen kunnen koopen , veel voor uit hebben. Maar maak hier uit geen befluit op , Aristias, dat zich zo een Volk daarom wysfelyk beftuure ; Het is verloren , zo een van deszelfs Nabuuren zich van een zyner gebreken ontdoe. Elendig Gemeenebeft, dat niets kan uitvoeren , nog zich ftaande houden , dan door de zwakheid en de verdorvenheid zyner Nabuuren en Vyanden ! Dit gebrek van Karthago is het gebrek van byna alle Staaten geweeft, In plaats van alleen voor de wezenlyke belangens der Maatfchappye zog te dragen , en alleen dat gene te zoeken , welk een beftendig geluk , door alle omftandigheden en tyden heen , kan te weeg brengen , laat de onbedagte Staatkunde zich door kortftondige gelukken misleiden. Zy heeft zich byna altyd valfche grondregels gemaakt , en hier van daan komen die omwentelingen , die aan zo veele Volken ten ondergang verftrekt hebben , en noch verftrekken zullen. Ja Aristias , ik voorzegge , ik zie der Karthageren val ; want 'er zal altyd op Aarde het een of ander volk gevonden worden , dat gereed zal weezen om ryke Natiën te beoorlogen, en tot den huidigen dag toe zyn de rykdora- men ,  ( 176 ) men , die bedervers der zeden , altyd aan moed en geoeffende Krygstucht ten deel ge. vallen. Wat zyn wy verre verwyderd , riep Aristias uit, van de waare gronden der Staatkunde ! De gefchiedenis van Griekenland , en het geen m^n ons verhaald van de voorgevallene Opfchuddingen in de Staaten, waar uit Afie voormaals beftond , bewyzen maar al te zeer, Phocion , dat uwe Leer waarachtig is en onzen tegenwoordigen toeftand ongelukkig. Ik , gewoon zynde , onze Staatkundigen geduurig te hooren zeggen, dat hec geld de Zenuw van den Oorlog is, heb, ik beken het, eenige moeite om te begrypen, hoe die, zonder zwaare kosten te verwekken, konne geveerd worden. Eilieve, zeide hy verder , verdryf alle myne twyffelingen ; leer my, waarom ik my bedriege als het my toefchynt, dat het onze armoede is, die ons in de onmagt ftelt , om eene Vloot in Zee te brengen en de Soldy van een Leger te vinden. Het vervolg hier na.  TWEEDE VERVOLG en SLOT der VERHANDELING Over de liefde voor het Vaderland, '&c. J^een Ariftias, 't is onze armoede niet»7 die ons thans belet eene Vloot en een Leger te heb Hen. Geeft 'e in tegendeel onze rykdommon alleen de fchuld van ; want onder het vermeerderen van deezen, is een gedeelte der Burgeren bezeten geworden , van die laage en vuile geldgierigheid , die geen gebruik van dezelve durft maaken, en de overige hoop is aan den wellust verflaafd , welke nimmer zyne weelde en Vermaken , aan de behoeftens van 't Gemeenebeft zal opofferen. De middelen , welken de deugd aan de hand geeft, zyn onuitputtelyk; hoe meer men ze gebruikt, hoe meer zy vermenigvuldigen. Doch , hoe groot ook de fchatten zyn mogen, zy worden eindelyk uitgeput. De zucht tot lof en eer , brengt wonderen voort, wyl zy groote zielen gaande maakt; terwyl de geldzucht niet dan laaStaatsm. Meng. Juky. (N) ge  ( 178 ) ge dingen fe voorfchyn brengt , nademail zy niet dan laage geeften a-ndoet. Indien het geld zo vermogende is , als de Atheners het zegijeo , waarom koopen wy ons dan niet eenen Miltiades , eenen Ariftides, eenen Themiftocles, Magiftraten , Burgers en Helden ? Wanneer Athene, onder de regeering van Pericles, zich met den buit der overwonnenen , en door de fchattingen van onze Bondgenoten geheven, verrykt had ; was het een tyd » waarin het Gemenebe.t een nieuwen trap van vermogen en magt fcheen gekre» gen te hebben. Onze nieuwe rykdommen den tyd nog niet gehad hebbende, om onze oude zeden te verbannen , befteedden wy dezelven edelmoedig tot het bouwen van Schepen, en wyfcheenen de Rechters en Scheidsmannen van Griekenland te zyn. Onze Magiftraten , door dit fchyngeluk misleid, geloofden buiten twyffel, dat dezelfde deugden , die door onze armoede alleen in ftand gehouden werden, voortaan de Bcftuurdcresfen en uitdeelfters onzer Rykdommen zouden zyn. Zy dachten derhalven , dat het Gemeenebeft nimmer te ryk konde worden: eene grove dwaling ! Het goud ea zilver ontftak de gierigheid in . en bluschte weldra de indrukken van eer en edelmoedigheid uit ons gemoed , ja gat ons over aan alle gebreken. Het geld werd toen de zenuw' van den  C i?9 ) van den Oorlog en vrede ; vermids de Atbeners aan hun Vaderland die dienften verkochten , welke het voormaals zonder belooning genoot. Waartoe dienden ons toen onze gevaarlvke rykdommen ? Hoe meer dezelve aanwiesfen , hoe meer onze zeden bedorven raakten, Wy mogteri vry onze fchatten van dag tot dag vermeerderen , onze begeerlykheid was altyd nog veel groter dan onze middelen. . Wy ondertusfchen door onze meerdere behoeffelykheden meer verarmd, dan door onzen roof en onrecht verrykt ^ hadden een arm Gemenebest , 't welk alle de ongerieflykheden der armoede ondervond, wyl deszelfs Burgers alle de gebreken van den rykdom bezaten. Laat die dwaaze Staatkundigen over de ongerymdheid hunner begrippen vry van fchaam» te blozen , die , om den zieltögenden Staat nieuwe kragten te geven , der waards wel al het goud en zilver van de ganfche wereld souden willen trekken. O blinden, gy die ondernemen wilt onverzadelyke hartftogteri met magt van geld te verzadigen !. Onze Vaders waren met 10 talenten ryke lieden ,meü 2Coo zyn wy arm; geef ons nog 2©oo , en wy zullen ons verbeelden noch armer te zyn, dan wy heden doen, want wy zyn reeds zó verre gekomen , dat wy in de weelde èri pracht der ryken den voorfpoed van 't GeAendbest ftellen. Hunlieder byzondere goeCN 2) de.  C 1S0 ) deren , daar men niet aan durft komen , hunJieder vermaken ; die men niet vermag te ft oren , zie , dezen zyn de befachelyke voorwerpen , welke'de van nu voortaan onvermogende Staatkunde verplicht is , als ware behoeftens van den Staat aantezien. Groeit de Verdorvenheid tevens met onze fcharen , onze kwalen en rampen zullen nog ondraaglyker worden. De Natuur, myn waarde Ariftias, heeft de menfchen niet gemaakt, om grootte fchatten te bezitten. Waartoe zyn 'er ryken , waartoe armen ? Worden wy niet allen met de-, zelfde behoeftens geboren |? Zy deelt haare weldaden uit als eene mildadige huyshoudfter , en Iaat ons 'er met dezelfde wysheid gebruik van maken. De Wet, welke toelaat , dat 'er lieden van zware middelen in een Gemenebest opftaan , verwyst eene menigte elendigen om in hun gebrek een kwynend leven te leiden ; en den Staat wordt niet anders, dan een verblyf van onbarmhartige dwingelanden en nydige Slaven , de een des anderen vyand zynde. Daar te willen werken tot aankweeking van die deugden v in welken het heil er de Magt der Maatfchappye beftaat, is de grcotfte dwaasheid. En dat is het echter, 't geen onze Staatkundigen, die liefhebbers van Goud en Zilver, trachten te doen; zy verfpreiden de zaaden vai. gierigheid, bedrog , haat enz. en verwachten , uit dezelven ge-  ( i8i ) gerechtigheid-, maatigheid , moed , edelmoe^ digheid en eendragt te zien voorkomen. Men beeft u gezegd , Ariftias, en men hoort het dagelyks te Athene zeggen, dat het geld noodzakelyk is, om een langen Oorlog te voeren , of dien verre van zyne grenzen af te brengen ; zie daar nog iet, 't geen bewyft, hoe gevaariyk de rykdommen zyn. Waarom zullen de menfchen verlangen , dat zy dien allervreeslykften geesfel van het menfchelyk gefkgt zullen konnen uitbreiden, en verlangen ? Zo lang Griekenland arm was, zyn de Oorlogen onzer vrye Staaten kort geweeft; maar wy zyn ryk geworden, en onze Oorlogen zyn zo lang geweeft , dat zy eeuwigen haat verwekt, en alle de banden van het bondgenoodfchap , 't geen onze binnen en buitenlandfche vryheid uitmaakte,, verbroken hebben. Zo Lykurgus gelyk hadde , wanneer hy tegen de Spartanen zeide : vilt gy altyd vry en in achting blyven: veest altyd arm , en zoekt nimmer veroveringen t& doen ,- zo vrage ik u, van wat nut die on-, dernemingen konnen zyn , welke men verre van zyn Land af doet. Men heeft Bondgenoten, zult gy zeggen , welken op een onrechtvaardige wyze onderdrukt worden , en dezen moet men ter hulp. ylen ! Zonder twyffel moet men zyne vei> bindtenisfen vervullen,- maar laat uwe zeden  ( 182 ) en behoeftens eenvoudig zyn s en het aardryk zal u overal een overvloedige onderhoud verfchaffen. Welke fchattén bezaten de Scythen , wanneer die uit hunne bosfehen en wildernisfen Ce voqrfchyn kwamen, om Asfyrie te gaan bemagtigen ? Een bcog, pyien, werpfchichten, een grote moed; zie daar ai watze bezaten ! Maak , dat men achting hebbe voor uwen mannen moed, en zy wier verdediging gy op u neemt , zullen u niets "aten ontbreken. Maar zoude ten minften het Gemenebest, terwyl het Burgers, had , die matig en arbeidzaam , glorie en armoede bevende waren, niet een fchat konnen hebben , welken het niet aanraakte, dan in eene uiterfte rjoodzaaklykheid ? Neen , zo gy wys zyt , zult gy de deugd uwer Burgeren nimmer aan die verzoekinge bloot ftellen. Waarom in uwen fchoot, zo eenen doos van Pandora bewaard ? Het is 'er niet te doen om zich zeiven te bedriegen, en in de befchouwende Staatkunde dingen te brengen,'die in de toepasfing nimmer plaats hebben konnen. ' Mistrouw alle deze fchattén van den Staat ! Het beftaat enkel in verbeelding *, een zedanigen in een Staat te willen vergaderen , wiens zeden bedorven zyn,* want hoe ftreng de wetten ook inogen wezen , om voor de bewaring van dit weggelegde geld te waken, de gierigheid zal het  C 183 ) het geheim wel uitvinden, om het ftraffeloos te rooven. In een deugdzaam Gemenebest, zullen verftandige overheden nimmer geloven , dar de deugd aan hetzelve geen genoegzame waarborg voor alle toevallen zy. Beginnen zy op een fchat voor den Staat te denken, 't is een blyk dat de deugd aan 't wankelen is 5 en hunKeder onvoorzigtigheid , in plaats van den Staat vafter te maken, zal deszelfs grondOagen ondermynen. Weest verzekerd , dat de Burgers nimmer met hunne armoede zullen te vrede zyn , wanneer de Staat fchattén byeenzameld. Men kan tot een algemene regel ftellen ; naar mate de Staatkunde zich meer of min met fchattén , geld en rykdommen bezig houdt» is het Gemenebest min of meer gelukkig, en nader aan of verder van zynen ondergang. (N 4) , PQ  ( 184 > POLITIEQUE MENGELGEDAGTEN. D e Romeinen , opgebragt om te veroreren , hebben niet gelyk de Grieken de Reden en Naarftigheid aangekweekt Der waereld hebben zy een grooisch fchouwfpél vertoond , dog zy hebben niets gevoegd by de kundigheden en kunnen der Grit ken Het was door de Natiën aan bet zelfde juk ta onder verpen , en niet ''oor haar door di'n Koophandel te verenigen, dat zyde onderhandeling der menfchen hebben uitgebreid Zy verwoeften de waereld , en wanneer zy die hadden te ondergebragt , was de rust welke zy haar gaven , wezentlyk niet anders dan een flaapziekte. De trotsheid is de oorzaak, dat de Franfchen in de veertiende Eeuw , enigfmts vernuftig begonden te worden. Het gebruik om zyne Geflagtswapenen op de klederen te dragen , deed hen enige verbeteringen maken in hunne Fabrieken , omdat de Lakens, met Geilagtwapens voorzien , eene pragt "Varen , welüe de vreemdeling hun niet kon "''1 '"• ; ". be-  ( i.85 ) bezorgen. Daar van daan de oorfpronk hun» ner verdere progresfen. Geheel Indoftan door , maken de Staatkundige Wetten , de gebruiklykheden , ja de. zeeden zelve , een gedeelte van den Godsdienst uit, omdat alles afkomftigis van Brama, hunnen tolk der Godheid. Zo ras' eene Maatfchappy eene zekere gedaante en vaftigheid begeerd te krygen , is zy eigenaartig in veele rangen verdeeld , haar gelang van de verfcheidenheid en uitgeftrektheid harer Kunften en Behoeften. De gefchiedenisfen overtuigen ons , dat de eerfte ftralen van Vryheid , die Europa verlicht hebben , het onverwagt gewrogt der Kruistogten geweest is, en dus was de dwaze zucht tot veroveringen, voor de eerftemaal een middel ter bevordering van het geluk der menfchen. (N 5) On-  C 186 ) Onder alie de Burgerlyke en Godsdienftige zarnenftelzcïs , die het menschlyk geflagt drukken, is 'er geen, 't welk minderden teugel aan de Vryheid vierd , dan dat der Muzelmannen. Onder het juk van eenen Godsdienst , die de Dwingelandy heiligt, door den Throon op • het Altaar te Grondveften , die der eerzucht ftilzwygen fchynt op te leggen , terwyl hy den welluft gedoogd , die de natuurlyke traagheid begunltigd , door de werkingen van den geeft aan den band te leggen ; doet zich geene hoop op , dit 'er ooit groote omwentelingen zullen voorvallen Van hier dat de Turken , die zo dikwyls hunnen üppervorft vermoorden , het nimmer in de gedagten hebben gekregen , om hunne regeeringsform te veranderen, Dit denkbeeld is boven het bereik hunner verwylde zielen. De Natuur fchynt zekere Volken in het midden der Zee , even gelyk de Leeuwen in de wildernisfen , geplaaft te hebben; waarfchynjyk opdat zy vry zouden zyn. De Onweders , de Zandwoeftynen , de Bergen en de Holen, zyn de fchuilplaatfen en bol- wer-  ( i87 ) werken van alle onaf hankelyke wezens. Wee der befchaafde Natiën , die zich zullen tragten te kanten tegen de magt en de regten van woefte Eilanders ! Zy zullen zonder vrugt wreed en barbaarsch worden ; zy zullen den haat in de verwoefting zaaien, en niets dan fchsnde en wraak plukken. #% De Chineezen geeven. de voorkeuze aan het beorïFenen van zulke voorwerpen, als onmiddelyk het meefte voordeel aanbrengen. Gelyk zy onopboudeiyk het aardryk bearbeiden , doen zy het, om zo te fpreken , zonder ruil; werken Schoon zy , even als andere Volken ,' goede en kwade Landen hebben , komen zy overal door den arbeid der Natuur te hulpe. Daar het ploegyzer niet genoeg is , wordt de fpade gebruikt , en diep gegraavene voorens gecven eene dubbele vergoeding voor de moeite van den arbeid. Waarom kunnen wy Nederlanders , by wien nog zo veele onbebouwde Landen voor handen zyn , het voorbeeld der Chineezen niet volgen , die fchoon voor een foort van Barbaren door ons uitgekreten wordende , nogthans werkzamer en vernuftiger dan wy zyn. De  De Keizer van China, hoe groot een despoot men hem moge verdenken te zyn , is altoos bewuft, dat hy over een Volk heerst, niet verder aan de Wetten verknogr , dan in zo verre hy hun geluk bevorderd Hy is bewuft, dat zo hy een ogenblik dien geest van dwins-elandy, elders zo algemeen , involgde , geweldige fchuddingen hem van den Throon zouden doen fchokken. Dus ge. plaaft aan het hoofd van een Volk , het welk hem gade slaat en hem oordeelt , werpt hy zich niet op tot eenen , wien alles vry ftaat, Hy verfcheurd het onfehendbaar verbond niet , 't welk hem op den Throon heeft geplaaft. Zo zeer is hy overtuigd , dat zyn Volk. regten kent en dezelve weet te verdedigen , dat , wanneer eene Provintie klagtig valt over een Manderin , hy hem zonder onderzoek op ontbied , en fchoon onichuldig wordt het hem reads als een misdaad gerekend , dat hy het Vok heeft kunnen mishagen. V'. Het Bygelocf, dat overal da Natiën beroert , de oyerheerfching bevestigd , of de Throo-  C 189) Throonen om verre werpt , bezit in China geen vermogen. De wetten verdragen het, maar het geeft nimmer wetten. Orn deel te erlangen aan de Regeering , moet men van den aanhang der Geletterden zyn , die geenerley bygeloof duldt. Het ftaat 'er de Bonzen niet vry, op de leerftellingen van hunne aanhangen de pligten der Zedeleere te grondveflen , en gevolglyk daar van ontflag te verlenen. Nogthans krielt China van deeze onwaardige menfchen , die van het gemeene Volk geëerbiedigd , en van het Hof veragt worden ; doch , zo zy een gedeelte der Natie bederven , het is althans dat gedeelte niet , wiens voorbeeld en gezag invloed heeft op de zeden. In de Landen , alwaar de Godsdien ft d® buitenfporigneden der liefde niet kan beteugelen , is het, misfehien , een ftaal van wysheid , hüar in gewydsn Eerdienst te veranderen. fk Het is blykbaar , dat ten tyde van de ontdekkingen der Portugeezen, de Staatkundige beginzels rakende den Koophandel, da we-  wezen tlyke magt der Staaten , de voordeelen der veroveringen , de wyze om Volkplantingen op te rigten en te behouden , en 't voordeel 't welk -het moederland van dezelve kon trekken , op verre na nog niet bekend waren. Een Koning van Perfie, aan een Portu. geefchen Afgezant gevraagd hebbende , hoe veele Bevelhebbers zyn Meefter badt doen onthoofden , zints hy zyne Heerfchaopy in de Oost-Indien hadt ingevoerd , kreeg tot antwoord : Niet een. Zo veel te er^er hernam de Vorst : zyne magt zal niet lana ftand_ houden in een land , daar zoo veele kwellingen en barbaarschheden gepleegd worden, Die voorfpelling is ook na genoeg bewaarheid geworden. w Een daad van dnregtvaardigheid en vajg wreedheid , minder of meer , word al ligteJyk bvergeftapt van befchaafde Volken , die alle de regten , alle de gevoelens der Matuur met voeten hebben vertreden , om zich, ware het mooglyk , het heelal toe te eigenen. De  C 191 ) De geest van Koophandel, is een geese van belangzucht , en het belang brenct altoos verdeeldheid voort. Tot den Koophandel wordt goede trou, we enveerlykheid vereischt. Geene Regering heeft deze op zo een vasten grond fevestigd als die van Holland. De Staat ondS- K^ur? Op de Eilanden moeten de Oorlog en do nadeelen eener te zeer in een gedWen Maatfchappye, de noodzakelykheid van vVet ten en verbindcenisien veel fpoediger doen geboren worden. Eene doorgaande^ ondervinding evenwel , wat 'er 00! de rede S zyn moge , leert, dat hunne zeeden en bun" maa?t?SH ^ en onvïï maakter tot ftand geraken. Alie overleveringen beveftigen dit inzonderheid, tea aTn2iea van Groot Brittannie. «nziea  C r9* > Het vernuft, een kind der fcheppeode verbeeldingsicragt, is, misfchien , eigener aan warme Landen, vrugtbaar in voortbrengzels, in vertooningen , in wonderbaaae gebeurtenisfen , die de Geestdryvery ontfteken ; terwyl de fmaak, die eene keuze doet en magit in de Velden, daar het vernuft gezaaid heeft, beter fchynt te voegen voor matige en zagtmoedige Volken , die onder een getemperder Cliraaat leven.  C 193 J ' \ STAATKUNDIGE BEDENKINGEN over de VOLKRYKHEID. JEÏoe komt het dat de waereld regenswöordig zo weinig bevolkt is , in vergelykinge van voorgaande tyden ? Hoe heeft de Natuur zyne byna onbegrypelyke vruchtbaarheid der vroegere- Eeuwen verloren? Is die reeds verouderd of verzwakt ? Wandel met uwe ogen over den ganfehen Aardkloot, oreral zult gy het vinden, even als of een pe^t of hongersnood gewoed heeft. Volgens de uitrekeninge i zo nauwkeurig als de aart der zaak toelaat, gemaakt, bevind men, dat 'er tegenswoordig het vyftigfte ge* deelte der mentenen op onze aarde niet is, die 'er ten tyde van Auguftus waren ,• en indien de ontvolking in den zelfden trap afneemt, zal die binnen weinigen Eeuwen geheel van bewoners ontbloot zyn. Zie daar het grootfte kwaad, dat m?n ooit ondervonden heeft, maar 't geen mennauwlyks heeft gemerkt, omdat hetzelve langza- Staatsm. Mesg. July. (P) men  C 194 ) men Voortgang gehad heeft. Men kan nogthans daaruit befluiten, dat 'er zekere geheime en verborgen gebreken, ja om zotefprekcn. kwynende ziekten moeten zyn, die de menfchelyke natuur verteeren. De waereld is niet beftendig, de hemelen zelfs zyn het niet : de Sterrekundigen zyn daaglyks ooggetuigen van veranderingen , de natuurlyke uitwerkzelen van de gedurige bewegingen der ftoffe. De aarde is gelyk de andere Planecten , aan dezelfde wetten der beweegingen onderworpen : Zy ondergaat in zich zelfs eenen gedurigen tweeftryd tusfchen haare innerlyke deelen : de Zee en het Land fchynen in eenen fteedsdurenden Oorlog (te zyn. De menfchen in zo eene , aan gedurige veranderingen onderhevige , woning , zyn zelfs in eenen toeftand, die vry onzeker is. Duizende oorzaken kunnen zamenfpannen, waarvan de genngfte in ftaat is hen te verdelgen , en dus te gemaklyker hun getal te verminderen. De denkbeelden van den Godsdienst, hebben groten invloed gehad,, op de voortteling van het menschlyk geilacht. Dan eens bevorderden zy die, gelyk by de Joden , de Maljomedanen, de Guebers, de Chinezen en anderen: dan eens benadeelden zv die, eelvk by de Chriftenen. De  C 195 ) De ongehuwde ftaat der Geeftelykheid heeft meer men'chen doen verliezen, dan alle de bloedigfte Oorlogen te zamen genomen , ooit gednan ■ hebben. Men ziet onder nen in de Koomfche Landen , altoosdurende ge» flachten zonder voortteliage, zich ten kqsten van anderen in ftand houdende. De Kloosters zyn gedurige fpelonken , tot een begraafplaats dienende , voor de toekomende geHachten. Dank zy hen, die 't getal derzelve thans verminderen. , Men behoefd züh niet te verwonderen, dat men onder ons zo veele onvruchtbare huwe'yken ziet : de huwelyksverbrekingen zyn in de Roomfche Landen afgefchaft, en kwalykgefchikte huwelyken zetten zelden de neigingen tot de voorttelinge groten prikkel by. Zo van twee Echtgenoten de een niet gefchikt is , om aan de oogmerken van de natuur en 't huwlyk te voldoen , 't zy we. gens gebrek in zyn lighaams gefteldheid, 't zy wegens zynen ouderdom, wordt de ander daar door ook nutteloos tot de voortteling. Nauwlyks is men drie jaren zamen getrouwd geweeft , of men vergeet wel haast de eerfte plicht van 't huwlyk. Men leeft met den anderen dertig, veertig jaren , in de uiterfte koelheid. Deeze voor 't oog van de waereld verborgen en ftillc afzonderin(R 2) een  C Ï96 ) gen , zvn mooglyk nadeliger voor de Populatie , dan wanneer die öpentlyk plaats hadden. Elk leeft dan aan zyn kant, tot nadeel der toekomende geflachten. De Man veeltytis eene Vrouwe moede, welke hy, zo lang zy leeft moet houden, geeft zich over aan enen fchandelykeu omgang met anderen, die geheel ftrydig is tegen de zamenleving, en waar door hy , zonder a*n de oogmerken van het huwlyk te voldoen, op zyn best eénige ogeblikkelyke vermaken kan genieten. Zederd dat de Spanjaarden America verweeft en zich in de plaats der oorfpronkeJyke inwöonde.-s gefield hebben , heeft men dat Land nooit wederom kunnen bevolken ■ gelyk voorheen. Door eene noodlottigheid, mooglyk het gevolg der Godlyke ftraffen , over hunne onrechtvaardige wreedheden, verteren die menlchenvernielers zich zelfs. Het effect ook van byna alle Colonien is, dat het Land, waaruit de bevolkers gezonden worden , ontvolkt raakt , zonder dat de nieuwe Volkplantingen fterk in menfchen en derzelver voorttelinge toeneemt. De men, fchen fchynen gefchikt te zyn , om in hun geboorteland te blyven, aan welkers climaat zy van der jeugd gewoon zyn. Veele ziekten ko-  C 197 ) komen alleen daar van daan, dat men eene kwade lucht tegen eene goede inademt , of wel eene andere dan daar mén aan gewoon is. Wanneer een Land woest en volkledig is, kan men byna altyd verzekerd zyn, dat zulks voortkomt, uit enige ongefteldheid in de natuur of het cljmaat. De menfchen onder eene gelukkige luchtftreek van daan rukkende , om die na zo een Land te zenden , werkt men doorgaans dwars aan, tegen 't geen men bedoelt De Vorften deden dan beter , zo min mooglyk bedagt te zvn , om wyduitgeftrekte Landen, door middel van Colonien te bevolken. Al flaa^de dat goed, wel verre van hunne macht te vergroten , doen zy dan nog niet anders, dan die verdeden. Deze regel evenwel, is niet zonder uitzondering. De grootschheid heeft in veele Landen hét recht van eerstgeboorte doen invoeren , een recht in allen deelen nadeelig voor de bevolking , alzo al de oplettenheid van eenen Vader, daar door op een enkel zyner kinderen gevestigd wordt, en veeltyds, om 't fortuin van den oudlten Zoon te bevorderen, de anderen moet beletten te trouwen, by gebrek van huwlyksgoed. De menfchen kunnen vergeleken worden (P 3; by  C 198 ) by de planten, die nooit goed groeien, zo zy niet wel opgepast worden. De Landen, alwaar de veebouw het meest in gebruik is, zyn doorgaans ook het minst bevolkt, omdat daar toe minder handen, dan tot den landbouw nodig zyn. Hol'and hadt anders het dubbel ja driedubbel tal arbeiders nodig. De generatien vermenigvuldigen fterkst in die landen , alwaar de overvloed alles aan dekinderen kan bezorgen , zonder iets aan de ouders van hun daaglyks onderhoud te onttrekken. De zagtheid der regeringe en wetten , bevorderen ook de Populatie Alle Gemenebeften , zyn daar van een beftendig bewys. Niet ondienftig was het, dat men in Europa een nieuw wetboek maakte, om de voortteling van het menschdom aan te moedigen. De gedurige ineenfmeltingen van verfcheide kleine Landftreken , hebben ook de vermindering van in woneren te weeg geb/agt. E..i tyds was byna ieder Dorp of kleine Stadt een Hoofdplaats , daar 'er nu dikwyls in c;en omtrek van veele mylen , nauwlyks een te vinden is, Alles verenigd zich nu tot een middelpunt, dat men haast kan zeggen, den ftaat alleen uit te maken. Als  C 199 ) Als een Land ontvolkt is door byzondere toevalligheden, gelyk door oorlogen , peft of hongersnood, is 'er altyd hèrftel op. Die overgebleven zyn kunnen werkzamer worden, en door hun vernuft of werkzaamheid de aandoeningen , die de plagen na zich laten, verydelen. Het kwaad in tegendeel is ongeneesbaar, als de ontvolking van ouden datum herkorr.ftig , en 't gevolg van een innerïyk gebrek of eene kwade regering is. De menichen zyn aidaar omgekomen door eene ongevoelige kwynende ziekte , waar aan zy gewoon wierden. Geboren in armoede met kwyningen verzeld, hebben zy zich zelfs voelen verteren , zen ■ der de oorzaak hunner kwaal te kennen. 1 Overal waar het Despotismus woed of de Geestelyken een te willekeurig gezach hebben , zyn de weinige menfchen die woefte Landen bewonen , zonder moed en vernuft. Een ftreek Lands die byna een geheel Volk kon voeden , kan daar nauwlyks enige weinige huisgezinnen aan de kost helpen. Rest was, daar de Geeltelykheid en de Klooftere hunne Landeryen te ontnemen, om die aan de arme huisgezinnen uit te deelen. Zy konden die bebouwen , en zich daar door eerj reedlyk levensbeftaan bezorgen. (P 4; Aan  AAN DE WELDENKENDE AMERS. FOORDER REGELRDEREN. Alsgy de kennis van s" Lands wetten, vryheyds Met onbezweken moedvolwysheid'paart, en in Den Raad voor f burger-recht en tegen vui- „ , 7e wellen Van laage baatzugt pleyt, als een van der Ca. „, pellen; Als gy geen driften voedt, mg flaaffche vlyery, Ja als Vrouw Themi, fchaal zelf hebt na uwe zy, En t wraakzwaard in haar 'hand het monfler wil verpletten; Dat als een kanker wroet in onzer Steden wet. Dat ons al honderd jaar, en tien daar boven Ceboogen voor V altaar daar V eigenbaat voor m> -n knielt; Dan zyt gy een Regent; een van der vryheyds- Dien Eemsforts burgery met dankbaarheid wil r. , - loonen, Dan word uw naam geroemd, dan vlecht men tl C&fl JiTCiTlS En V nagejlagt verheft u tot des hemelstrans. % Dan moogt ge u veylig op der Rurg'ren trouw De God des Donders tref' die zulkTtavé haaten* PATRL/E AMORE DUCE. POLI*  ( > POLITIEQUE MENGELGEDAGTEN. Op een verren afftand van zyn Vader land, wordt men niet meer weerhouden door de vreze van te zullen bloozen onder 't oog zyner Medeburgeren. In een heet gewest, daar het hghaam van zvnen bi jei verliest , moet de ziel van zyne fhrkte verliezen. In een Land , daar de Natuur en de aangencmene gebruiken , den weg baanen tot verwyfdheid , laat men zich derwaards heenen flepen. In geweften, alwaar men gekomen is om zich te verryken , vergeet migt regtvaardig te zyn. Zie daar de oorzaken van *t wangedrag der genen die in de üost en Westindilche bezittingen, enig bewind van zaken hebben. #% Waren 'er geene Romeinen geweeft, Karthago zou , misfehien , zich alleen tot den Koophandel bepaald hebben ; maar de eer* zucht van het eene Volk, bragt alle de overige in rep en roer. In plaats van handel dryven, moest men oorlog voeren, en overwinnen of derven. Karthago bezweek , dewyl alles moest bukken onder het vernuft van h« overwinnend Rome ; doch het hadt (P 5) ten  C 2Q2 ) ten minften den roem, van langen tyd de heerfchappy der waereld betwist te hebben. - r De Grieken , alle de kundigheden , alle de kunften , welke zy van de Egyptenaars en de Tyriers hadden ontlanden, verder uitbreidende , voerden de menfchelyke reden , tot een toppunt van volmaaktheid, van waar de omwentelingen der Rykeri , haar misfchien voor altoos, heDben doen nederdalen. Zodanig is de verbintenis tusfchen de Natuurlyke en Zedelyke Wetten , dat de luchtftreek overal de eerfte gronden gelegd heeft van de begrippen , vaa het menschjyk verftand ,• rakende onderwerpen , die met het geluk nauw verwant zyn. Het is onmooglyk dat de Koophandel bloeid, onder de ketenen der flavernye, ofin't midden van aanhoudende beroerten De r.yve heid tiert alleen onder de fchaduw des' Vredes; zy vreest bovenal de flaverny. Het  C 203 ) Het vernuft verdooft, wanneer het geene hoop ,• geene mededingers heeft, en 'er kan geene hoop , geen nayver zyn, alwaar geen eigendom is. Niets 'ftrekt meer tot lof der Vryheid, en bewyst kragtiger de regten van den mensch, c'an de onmoogelykheid van met goeden uitflag te arbeiden , om barbaarfche meeiters te verryken. In de opkomst van Maatfchappyen , zyn in 't algemeen genomen , de Vrouwen de eerfte , w-lke befchaafd worden. Haare zwakheid zelve, haare meer zittende levens wy ze, en hare meerdere bemoeijing met kleinigheden van verfcheidenen aart, verfchafFen haar vroeger die kundigheden' en ondervinding, die huisfelyke verknogtheden ,' welke de eerfte werktuigen en de fterkfte banden der Gezelligheid zyn. Dit zyn misfehien de voornaamfte voorwerpen van het burgerlyk beltuur, welke een gevolg zyn van het huizelyKe. Zo lang de Staat niets anders is dari een foort van huishoudinge , regeren zy ze beiden. In dit geval zyn de Volken ongetwyffeld het gelukkigst , vooral wanneer zy leven onder eene luchtftreek , alwaar de Natuur voor de Mannen byna niets om te doen heeft overgelaten. Be  C 204 ) ■If * De ontdekking van liet Goud , heeft [eigenaartig die der bclafttngen medegefleept, en het zal niet lang aanhouden , of de naam van befturicg der GeWmiddefen zal de plaats vervangen , var Burgerlyke We'gevingc en Zamenlevingsverdrag. De belastingen immers Zyn al rede niet meer vrywilüge offerhanden, maar gedwongen afperliugea. _fflfr Groote Mannee hebben overal meer verrigt dan groote Lichamen. De Volken en de. Genootfehappen zyn flests de werktuigen van heden van vernuft; deze hebben de Staten , de Volkplantingen opgerigt. Spanje Portugal , Holland en Engeland zyn hunne veroveringen of hunne bezittingen in Lndie verfchuldigd aan Zeelieden, aan' Krygshelden of aan Wetgevers van eene verhevene ziel. Trankryk in 't byzonder, is zyne glorie meer verichukligd aan enige gelukkige Burgers, dan aan zyne Wethouderfchap. Wanneer men de dingen van de overkleedfelen der verzieringe ontzwagtelt , zal men bevinden , dat eene zuivere lucht , gezond voedzél, qene zeer matige levenswyze be- nef-  ( 105 ) neiTens Vryheid, de beste'middelen zyn,om 't getal dtr Inwoonderen in een Land te deen toenemen. God geve , dat eenmaal de 'ftemme der Wysbegeerte en Reden , zich eenmaal niet in 't gebroken , maar volledig doe horen, by de Keeren der Waereld, Mogten alle de Oppervorften , na zo vele Eeuwen van dwalinge , de deugdzame glorie , van een klein getal gelukkig gemaakt te hebben , fchattén boven de dwaze eerzucht van te heerfchen over woeste Landen ! Mogten alle menfchen , Broeders geworden zynde , zich gewennen, 't Heelal te befchoü'wen als een Geflagt, verzameld onder de oogen van enen algemenen Vader ! Dog helaas ! Deze. wenfche.n van alle verlichte en gevoelige harten, zullen ais medelydenswaardige droomen wor. den aangemerkt by de eerzuchtige Staatsdie» naars, die aan 't roer der regeringen zitten. Dunne woelagtige werkzaamheid, zal by aanhoudendheid ftromen bloeds doen vlieten. De kundigheden betreffende den Koophandel en het Landbeftauri, beneffi-ns de raam te; Wysbegeerte, wélke, van het een ein. de van Europa tot aan het ander, meer en meer  f 206 ) weer veld winnen, hebben noethans in fom'. imge Monarchien , als by voorbeeld in Spartjen en Portugal , onoverkomelyke zwarighede;, ontmoet. Zy hebben Ook lange geen toegang kunnen vinden aan het Hof van Weenen , 't weik op niets anders bedagt was , dan , op ontwerpen van Oorlog en Grootwordinge, langs den weg van Veroveringen. Onder de tegenwoordige Jozephus, gnat het een met het ander gepaard. Geen roemrugtiger tytel kan 'er voor een Vorst zyn , dan die van Burger-Koning. Hy word met gefchonken aan de Vorften, welke de waarheden , de dwalingen , de vooroordelen , de wei ten, de bronnen van goed en kwaad onder elkander verwarrende , de beginzels der Zedelykheid befchouwen , als zo yeèle OvernatHu:kundige onderftellingen , en de Reden als een Redenaar door het belang gehuurd. Niets is groot, niets gelukkig in de Monarchien , zonder den invloed des Meefters, welke ze beüuurt ; maar het ftaat niet altoos aan den Monarch alleen , om alles te doen , wat tot heil zyner Volken ftrekt. iNiet zelde ontmoet hy kragtige hinderpalen, in  C 207 ) in de begrippen , het karakter en de neigingen zyner Onderdanen. Deze begrippen, dir. karakter , deze neigingen kunnen ongetwyffeld verbeterd worden'; maar in de verwagting dat zulks eenmaal in Spanjen gefchiede , kan nrn ze aanmerken als de voornaamfte oorzaak van den geringen opgang , der zo dikmaals beraamde Ontwerpen , om den Koophandel der Phüippynfche Eilanden te duen bloeien. China is een Land, alwaar men van alle Landen des Aardbodems de minde lediggangers , het enige misfehien, daar men in 't geheel genen ledigganger vindt. 'Er is meer voordeels te behalen met de ontdekking der geringfte nuttige kunft , dan met de edelfte uitvinding , in welke flegts het Vernuft doorftraalt. Overal daar men om bedreigingen of fchelmeryen weinig bioost, en ongevoelig is voor beleedigmgen of veragtingen , kan een ftaat zeer wel beftierd worden ; doch de zeden der burgeren zyn 'er zeer verdorven en misdadig. Zyj  C ao8 > Zy , die Europa willen aanmerken , als flegts een eenig Lichaam uitmakende, wiens Leden door een algemeen of althans gelyk belang aan elkander zyn verbonden, zullen het niet als een betwistbaar ftuk opgeven , of zyne verbintenisfen met AGe, aan hetzelve voordelig zyn. Kan men twyffelen , of het een geluk zy, by de genietingen , aan eene Lucbtftreek eigen , dezulken te kunnen voegen , als ande. re gewesten opleveren ? De algemeene Maaffchappy beftaat om het gemeen belang, en door het wederkerig belang van alle de menfchen , welke dezelve ui maken. Uit hunne wederzydfche onderhandeling moet eene vermeerdering van geluk voortkomen. De Koophandel is de oefFening dier dierbare Vryheid , tot weike de Natuur alle menfchen heeft geroepen ; aan welke zy hun geluk , en zelfs nunne deugden heeft verknogt.  ( 20p ) STAAT ZED EKUNDIGE R E F L E X I E N. t. ^J3oor Sylla voorbeeldelyk te ftrafFen , zou men andere kwade burgers den moed hebben doen ontzinken, en door hen tot hunne oude beginfelen terug te roepen , den val van 't Gemeenebest zo niet voorgekomen , ten min. fte lange vertraagd hebben. Zeker althans is het, dat de ftrafoeffèning die hy verdiende, de misdadige heerschzugt van de genen, die in vcrzoekinge gebragt wierden om hen te volgen, met fchande zoude gebrandmerkt hebben. Staatsm.Meng. July. (q) s.  ('2IO )" i. Toen Philopamer Sparta had overweldigd , fchafte hy de wetten van Lycurgus omtrent de opvoedinge der kinderen af, mz vrees, dat de fierheid van gevoelens, hetnoodzaakiykgevolg der fhenge tucht, hen ortgefchikt zoude maken, om onder het juk der flaverny te bukken* Deeze groote man bezwalkte dus zynen vorigcn roem, door deeze listige Staatkunde, 1 en wierd by de nakomelingen voor een lae ziel gehouden, diejaloersch was over den eerbied , welke een deugdzaam Volk te recht had verworven. De liefde tot eere, die kragtdadige dVy£ veer, zo eigetiaartig gefchikt , om de menfchen tot de uitoeffeningdermoeilykftephchten te beweegen, moet nimmer door een wys wetgever verwaarloosd worden. Hy moet by alle gelegenheden nooit ie-s verzuimen, om dat hemelsch vuur in de koelfte zielen te vermeerderen, indien zy reeds derzelver heilzaamen invloed hadden ondervonden. De grondlegger voor een Gemeenebest kan , door deeze deugd te begunftigen, eene laffe en  C 211 ) eni veragtelyfce -Natie in helden hervormen; Dit behoort tot het zamenftcifel der wetsreving en hangt af van het bedek ; 't welk men m derzelver fchikkinge volgt. De wetten, die de vruchten der Vryheid zvn< moeten ook in alles den geest der Vryheid ademen, Zy moeten van de Burgers geëerbied.gd worden , en dezen beurtelings eerbiedigen. De wetgever kan des geen veiliger middel bedenken, om de menfchen agtingswaar. d-g en onbekwaam te maken, omTetTS verr.gten dat de edelheid hunner ziele kan fchandvlekken, dan hen te overtuigen, dat hy geheel en al met dezelve vervuld is Hv moet tegen de leden van een Gemeenébest, altyd als tegen vrye lieden fpreeken, en hen hier door overtuigen , dat 'er niets r-oven de waardigheid van een vryen burger is. De dienaren der wet moéten in 't oefStvdninder^IChten T het O^erneidsampt, ken pSSS g Zynn' ^ Zy 0Ver huns B*Vken gebieden 3 alle trotschheid en gemaaktheid,  ( 212 ) heid, om zich van 't Volk te willen onaeffcheiden zorgvuldig vermeiden , en den geringften mensch in tegendeel met oplettendheid behandelen, om dat hy zo wel een burger van den Staat is als zy , en dat hy in die hoedanigheid niets boven hem ver hevea kent, dan 't ligchaam des Volks. Dit wettigt noch de flauwhartigheid der Overheidsperfenen, noch de ftraffeloosheid der kwaade burgeis; uit hoofde, dat de verdraagzaamheid der ondeugden een misdaad is van den genen , aan wien de zorg is ■ toevertrouwd om dezelve te ftraffen , en dat de deftigheid en geftrergbeid tegen de boosdoenders, der zuïken eigénïchappeo zyn , door welken de wet zyne Godipraken bekend maakt.  C 213 ) VERHANDELING OVER De yereischtens, in het politieq gedrag der Overheden. J^oor de uitdrukking van hot politieq ge. cfrag , verftaan wy hier de aanhoudende op-: lëttendheid die enig Souvereih of Overheid moet hebben , omtrent zyn gedrag , 't zy in zyn byzondef ieven , 't zy in 't bellier der, publieke zaken ; inVoege dat beiden ftrekken, tot inftandhouding en aanwasch zyner i eige grootheid , en tot voordeel zyner onderdanen. Alzo nu de Souvereiniteit in een Staat rcfideerd, of by den Vorst alleen, of by ee-. nen Raad uit de aanzienlykfte van een Gemenebest zamengefbeld ; of wel by de Vergadering van alle de Burgers, zo volgt daar ook uit, dat dit politieq gedrag moet verfchiilen, naar maate dat de Regeringsform Monarchaal, Ariftocratisch of Democratisch is. In eene Monarchie zelfs , is 'er een on-, derfch. id te maken , omtrent dat Politieq' gedrag , 't welk zich moet regelen naar de graad van Macht die iederé Overheid bezit \ want , fchoon de.kleintle Souvereine Vorst*, Staatsm. Meng. Aug . (R) d«-  ( 214 > dezelfde rechten heeft als de grootfte Monarch , heeft hy echter niet altoos dezelfde middelen en vermogens , om die te doen gelden , cn diend zich dierhalve naar verIch'llende grondregelen te gedragen. Veele zs5-.cn evenwel zyn 'ef, waar in hun aller gedrag moe. ovêrcenftemmen , en dezen zyn het, welken wy in de eerfte plaats zullen « verhandelen. Niets maakt meer indruk op den mensch, dan het voorbeeld van anderen , vooral van een Fieer of Meester. Regis ad exemplum totus componitur orbis. £en v'orst meet dus zelfs de deugden uitoeffenen, welke hy van zyne Onderdanen vordeit. Langs dien weg. kan hy veel van ben verkrygen , zonder dwangmiddelen , bedreigingen of ftraffen nodig te hebben : en daarom moet hy vooral in de eerfte plaats eerbied betoor.en voor de Godsdienst, de goede zeden , en de uiterlyke wen-oeglykheden. Geenfints bedoe'en wy door d;ze regel, de Pbiloibphifche denkirgswyze in een Vorst te benei ken , of hem te verpïicbteo a's een kloosterling te leven want dan ?.,>u zyn ftaat nog ongelukkiger zyn, dan die van ede gerr-gftc zyner onderdanen : maar hy moet de getelde pwdoainafeaafa godsdienst, zo wei als die weit* hy tolereer: , . eerbied betonen en handhaven. Zyne zeden dienen cn-  (215) onbofproken te zyn , eene plicht die ieder mensch moet betrachten , en des te eer een Vorst, die anderen ten voorbeeld moet ftrekken : en gefield dat door de broosheid der menfchelyke natuur , hy al tot enige zwakheid verviel , dient hy nog de uiterlykheid in agt te nemen , 'er geen vertoon van maken en zich zedig houden. Men verdenkè ons niet, hier door den Vorst tot een veinzer te willen maken. Verre van dien ! Is hy van natuure deugdzaam , zo veel te beter i maar indien hy het niet is, begeren wy ten minfren dat hy geen ergernis geeft aan de waereld, door öpentlyk alle welvoeglykheden tefchenden. De edelfte deugd in een Koning of Vorst* is de menschlievendheïd; verftaande wy door dit woord , de zagtzinnigheid , de medogentheid en de liefde die een Monarch moet heb-* ben , voor zyne onderdanen, voor de geenen die hem bedienen of naderen Ruwheid, brutaliteit en gevoelloosheid , zyn de onfeil. bare kenmerken van gebrek aan ware moed, in alle menfchen, en nog meer in een Vorst, die zich agter zyn macht fchuil houdende, daar van lafhartig gebruik maakt , om helï; die zich niet kunnen of durven wreken , te telgen of te mishandelen. Indien de Vors* ten zich herinnerden , dat eene wrede daad voor altoos den roem en luister van AleXan* der gezwalkte ; zouden zy zich nimmer laten (R O ver*  vérleiden door de eerfte bewegingen van drift.; zy zouien in tegendeel , even gelyk de Godheid , waar van zy bet afbeeldztl zyn , langzaam ftraffen en fpoedig vergeven. Een Vorst moet een goed Meester , goed Vader , goed Zoon , goed nabeftaande en vriend zyn ; al 't welk hem niet zeer moeilik zai vallen , indien hy een redelyk verftand en welgeplaast hart heeft. Twee groote uiterften moet een Vorst Ook myden, te weten, grote verkwistingen,en inhalige gierigheid. Hy die altoos maar geeft, field zich al veeltyds bulten de mooglykheid van op zyn pas te geven. Hy moet dierhalve altoos zich gewapend houden , tegen de indiscrete en te veel herhaald wordende verzoeken zyner Hovelingen; want de grote gefchenken welken hy hen geeft, komen uit de beurfen der onderdanen. Aan de andere kant evenwel ook , is de gierigheid een der gebreken , die het fchandelykfte in een Vorst zyn , want immers, de verdienften zonder beloning blyvende , word alle nayver óm wel te doen . geheel en al uitgedoofd. Bovendien, de gierigheid in een Vorst, hem byna geene verteringen of uitgaven doende doen , word daar dooide circulatie van het geld geftremd, en belet zulks , dat al het geld weder naar behoren tot de grote masfa komt.  e «7.) Te recht heeft men ten allen tyde zo dikWyls afgegaan en uitgevaren tegen de vlyers; die het hart der Vorsten bederven , door hunne gebreken te verfchonen , en dezelve als deugden te doen voorkomen. Te veel is daar over in de waereld gefchreven , dan dat wy h;er by lang zouden ftilftaan. Merken wy enkel aan , dat de vlyers de ergfte en gevaarlykfte vyanden zyn , aan wteh een Vorst het hoofd moet bieden, en dat zy altoos des te jgevaarlyker worden , naar mate zy veiftandig, grappig en indringende zyn. De lompe vlyery is enig gefchikt om dommerikken te verleiden, dog de fyne vlyery is een fubtiel vergift voor de verftandigen. Men diend evenwel een onderfeheid te maken , tusfchen de lage vlyery ,en eene bil'< lyke lofgeving , waar aan elk man van enige verdienlte , en vooral een groot Vorst, gevoelig moet zyn Zodanige lof is een beloning voor de deugd en goede daden, en téfFens, eene aanfporing tot dezelve. De Hertog van OHvarez , gunfteling en eerfte Staatsdienaar van Philips de IV. Kq-; ni^g van Spanjen, deed hem by zynen komst tot den Throon , den titel van 'den Groten aannemen , om hem aantezetten , zich dien naam waardig te maken. Eveneens handelde den Hertog van Montauzier, wien Lodewyk de XIV. de opvoeding van den Groot (R 3) Dau»;  ( 218 ) Dauphin hadt toebetrouwd : hy prees dien jongen Vorst , dog deed het om hem daardoor een prikkel tot pryzenswaardige bedryven by te zetten. Die Gouverneur , de geftrengfte welke 'er mooglyk ooit aan een Vorst kon gegeven worden , was daarom echter geen viyer , hy verfoeide de vlyery en verweerde de vlyers zo veel hy immer kon, uit het byzyn zyns voetsterling, Indien een Vorst vatbaar is voor vlyery, zal hy altyd omringd zyn van lage en flaaf' Jche zielen : omgekeerd , bemind hy de waarheid, dan zal zyn Hof de verzamelphars zyn van lieden van vcrftand , van verdien ften , van vrye menfchen , waardig dien naam te dragen. Het daaglyKs gezelfchap , waar met de een Vorst in zyn huishoudelyk leven omgaat, is den fpiegel, waarin het pub'iecq alle de kenmerken van zyn Caracter .kaf) lezen. Hy kan dierhalve niet te omzigrig zyn in zyne keufe. Het Volk noemt altoos gunstelingen , de genen waar mede een Vorst gemeenzaam omgaat. Alzo de overige Hovelingen en anderen daar doorgaans wangunftig over zyn , hecht men aan dat woord van Gunfteling , een zeker foort van hatelyk denkbeeld , en 't is even als of men den Vorst laakt , 'er een te hebben. In der daad ook , indien die Gunstelingen lieden zyn , de benodigde hoe-  C 2ip ) hoedinigheden Van hart en verftand niet heb» bende; zo n e-s dan h> ogmoed , verwaand* he'd en onbeleefdheid jegens anderen in hen huisvest » iddfea zy van ftaat en fcbraapzuchc opgevreten w >racn ; indien zy dc bJoed rs zo wel van den Vorst ais van V... . w rdenj dan waarlyk heeft men renen, om hen met heimel} ke verfoeijing aan te zien, en een Vorst te beklagen, die geen beier kcuie wist te doea. Omgekeerd 3 wanneer een Vorst lieden van verdien'fc me: syne viend'chap vereend, wanneer hy van z-ynci arbeid rust, onde- mannen van verftand ; a's dan is zyn gedrag tenvolle pryswaardig, en hy toond opentiyk , dat hy de «rare talenten en veruienften weet te onderfcheiden. Het belang , zelfs zo wel van den Vorst als den Staat vorderen , dat zodanige perf> nen rykelyk betaald w >rden ; vooreerst, omdat 'er niets aanflrotelyker is , dan een Groot Heer omi h gd te zien door mannen van verdiende die gebrek lyden. Ten twede , omdat men ben in dien lagen ftaat laten ie, hunne trouwheid aan het gevaar blootgesteld wordt , door 't goud van deze of geene vremde Minifter, of wel van enig ander pericon verbid te worden, ten eynde enige zaak aan hunnen Meester te inflnueren, of wel om over te britven , wat 'er by hem om01 4) gaac  C220 ) gaat. Alzo het nu onmooglyk is, dat een Vorst in zyn privaat leven , altoos zich zeiyen zodanig in agt kan nemen, dat hem niet 't eene of ender woord zouoe ontglippen , waar uit coniequenfien te trekken zyn , of dat hy altoos óp zyn hoede zoude zyn tegen behendige inflnuatien ; zo ziet men van hoeveel aanbelang het is, dat hy altoos omringd zy door lieden , voor omkoping niet vatbaar. Ten derde , een man van verftand of verdienfte, is te zeer bewust wat hy waardig zy om zich voor niet of althans voor weinig te onderwerpen aan den dwang , die tog altoos min ot meer aan 't hofleven verknocht is ; en deed hy zulks , 't was een blyk dat 'er geen groote ziel in hem huisvest. - ■ - ,, Het gemeen en allen die niet weten te denken ,'verbeelden zich dat he: verkeerd beireed geld is , 't welk den Vorst aan zyne Gunstelingen geeft : zy beftffen niet, dat die perfonen , indien zy wezentlyke verdienften hebben , van groot nut voor den Staat zyn. Een iegelyk on:er weet immers hoeveel zyn goede of kwade luim zomwylè invloed heeft, op de befluiten die hy neemt. Een Vorst is in dat geval even gelyk een ander mensch. Indien zy die hem omringen , hun best niet doen, om zynen geest te vervjolyken , zal hy femtyds btfluiten nemen, de fombeiheid van z\n humeur evenarende C" * • Ja  Ja dat meer Js, niets is beter in ftaat, om de Versten fentimenten van deugd in te boezemen ; om in ben fmaak voor nuttige wetenfchappen op te wekken , en om met v oordeel te leren redeneeren en onderfcheiden , dan de omgang met lieden van fmaak en verftand. Een Vorst die in zyne byzonr dere famenleving met groote en verftandige Mannen omgaat , beeft ook altoos de prefumtie voor zich , dat hy zelfs groot en verftandig is ; ten minften zyne pogingen aanwend om het te worden. Wat een geluk voor zyne onderdanen ! Zy dienden zulke gunstelingen te zegenen , ja fchier aan te bidden , terwyl zy met recht alle andere zoort van verkeerde Gunstelingen of Raadgevers, te recht tot in den afgrond der helle mogen vervloeken. Van 't ogenblik dat 'er Vorften waren, is de onbeftendigheid altoos de gezellinne hunner gunsten geweest ; 't geen nogthans een der lompfte fouten tegen de gezonde Staatkunde is. Niets immers levert meer een bewys van de onftandvastigheid eens Vorst op, dan [die gedurige opvolgingen van gunst en ongenade, welke hunne Hovelingen even zo fpoedig plotfeling verpletten ais onverwagt verheffen. , Wat deugdfaam of wys man , zal zich (R 5) voor-  f 222 ) voortaan cp zo een zee durven of willen begeven ? Wie zal ; nen !o.>pf)^;n willen bewandelen, die langs eene diepe fteilte geplaast is, w-a- in hy kan neder^eftort wordï-n ? Boven nen , denken de Vorften dat die ge« durige ver?nd-/ringen altoos verbeteringen zen ? Denken zy dat hun zuik? eer aan. doet ? Key^er Julianus, fchoon een Apoftaat, ft hoon in den hait der Priesteren , zou niet te min ten huidige dage, als een groot man aangeuerkt worden, had hy geen kwaad denkbeeld van de gefteldhdd zyns herte gegeven, en zyn Caracter bezwalkt»door de gedurige verwisie'ing zyner Gunftelingen ,• telkens die, welken *t hoogst in zynen gunst fcheen te ftaan de ongdukkigfte flachtoffer-- zyner grillige ongenade doende worden. Men gclove het vry , de nakorcelinglchap vergeet nog vergeeft nooit zulke misfiagen. Offchoon wy in het Caracter der Gunftelingen veel oprechtheid ontdaan van vlyery vorderen, befcriouwen wy het echter als een grote ja gevaarl/ke ondeugd in hen , wanneer zy onder Ichyri van opregte vrymoedigheid , onbepnaldelyk alles bedillen , wat de regering of den Vorst doet. De beste zaken kunnen daar door verydeld, en de heilzaamfte ontwerpen nutteloos gemaakt worden, legen d^eze albedillen moet een Vorst zich zo  C 2=3 ) zo wal als regen vlyers wagten. Een Vorst moet vooral zyn Volk lief hebben , door welk woord, van liefhebben wy hier verdaan , ene tedere en delicate genegenheid , die de Overheid zodanig voor zyne onderdanen bezield, dat zy hunne goedkeuring en eerbied zoekt te verwerven, door hen gelukkig te maken : want , dat men zich niet bedriege , alle liefde neemt zyn oorfpronk uit eigenliefde , en bedoeld altoos eene wederkering op ons zeiven. Uit deze definitie der liefde voor het Volk, kunnen alle de gevolgtrekkingen afgeleid worden , welke de Staatkunde vorde^d , om eno goede regering uit te maken. Een Vorst by voorbeeld , die over een woest, arm en onleerzaam Volk regeerd , moet zyn best doen om het te beschaven , ryk te maken en gehoorzaam te doen zyn, ten eynde die agting te verdienen die de grondfbg der liefde is; want het zou immers belachtyk zyn, uit grilligheid of verblindheid agtinge te hebben voor iets , dat het niet waardig is. Het is daarom ook , dat een Vorst beft emd om te regeren , vooral diend te beduderen en grondig te leren kennen, het fterke en zwakke van zyn eige Land, van deszelfs wetten, van de prero^ativen der Overheid  C 224 j beid en de voorrechten der Natie , van de locale legging der Steden , Zeen*venei; van den Staat der Finantie en Koophandel , van de actuele en relative macht: ineen woord, van alle die voorwerpen , waar door hy aan zyne Onderdanen de liefde welke hy "voor hun heeft, kan betonen , door tot hun geluk mede te werken, Het vervolg hiernat AAN-  C 225 ) AANSPRAAK Van een gryzeé Vader, aan zynen Zoon^ ter gelegenheid dat iiy de jaren bereikt hebbende Schutter wierd. Zie daar myn Zoon , neem aan het zwaard, ' dat my de vryheidJchonk. Dat dikwerf in myn helden vuist, voor Land en Vryheid blonk, 'k Bezwoer voor God toen ik 't ontving, dat ik haar immer trm Dat ed'le Staal jlegts haar ter eer vergrimd ontblooten zou'. Maar zo ik V uit zyn fchede trok, Dan wierd het niet bedekt ; Tot dat haar roem gewroken was , het veld met bloed bevlekt. Dan ging zy (*) over lyken heen, trapte in des vyands bloed, En riep triumph ! ons zwol de borst, van overwinnaars moed. Maar ach! myn vuist is nu te zwak, ik kan, ik kan niet meer. Hou daar myn Zoon! neem gy het zwaard, en zyt tot s'Vaders eer / Gei O &e £uIde Vryheid.  ( 226 ) Gebruik het nooit, ten zy de nood u dwingt, dat dan dees kling Gedompeld in des Vyands bloed den dood door fchedlen dring! Als 'j Vyands macht ter neer gebonsd te krimpen legt in 't zand^ Brengt gy dan ah een vredeboo, de vree aan V Vaderland. POLI»  POLITIEQUE MENGELGEDAGTEN. Bi pvr kent den Mensch niet, wanneer men zich veiheeld. dat om hem gelu'»k:g te maken, hy aan ontberingen behoord gewend mids hy in zyn beftier éen goed fyftéraa volge, zich in alles! omzigtig eedra-: ge, ja in een woord gezegd , den Ridderiyken weg bewandelt. Het is ook boverdien óntegenfpreeklyk, dat een Vor.-t, die aan elk en éen iégelyk genoegen wilde geeven , duizenden misfhgen en te ïenfrrydig'iederi zoude begaan. Evenwel, wanneer hy ontwaar wordt, dat het groótflë gedeelte der Natie, deze of geene zaken verlangd; dat de algemeene en zo geheiligde volksftem ipreekt, dari moet hy aW aan voldoen , en in allo gevalle zyn eigenbelang daar aan opofferen: want al Was by des hoods een Despoot, dan nog is hy niet anders dan de vertegenwoordiger der Natie, die het despotismus in zyne handen geitel d hebbende , hem even zö zeeker van die macht kan beroven, als zy hem die gaf. Dog hier doet zich eene gewigtige vraag op , waaromtrent zelfs doorkneedde Staatkundige het niet eens zyn; namentlyk: Moet een Forst alles door zich zelfs regeeren, of moet hy defereren aan den raad zyner Minis* ters en niets buiten hun advies verrigten? Onzes oordeels, is de beste weg deze, dat den \ orst zyne Raadslieden aanhore, eh vervolgens uit derzelver denkbeelden, gepaard met dat, wat hy zelfs denkt en gevoeld, ' ten befluit opmake. IVanneer evenwel: een (S2) Verst  Vorst nog zo veel natnurlyk bezef'heeft, om te gevoelen , dat zyn oordeel te bepaald is, ' vm in zaakeh van diep vooruitzicht door te denken, dan doet hy beeter zich aan V gevoelen •zyner Raadslieden over te geeven ,• mids die zyn Heden van beproefde trouw , eer en deugd, en vooral, daar voor erkend by V geheele Lighaam des volks. En, wanneer een min kundig of dom Vorst, dwaas genoeg is, te dcfereren aan den raad van lieden, die of door eigenbelang gedreven worden, of vreemdelingen xynde, den waren aard en belangen van den Lande niet grondig kennen: dan komt het ons voor, dat het volk gerechtigd is, om tegen hem op te ftaan, en hem andere Raadslieden van beproefder trouwe toe te voegen. Is den Vorst ongelukkig genoeg , zich aan deze of geene, excesfes over te geeven, als by voorbeeld, aen lust tot drank, die tot alle zaken onbekwaam maakt,• of den lust tot vermaken , die veel tyd tot nuttiger eindens hefteed kunnende worden verfpild; of wel, is hy overgegecven aan ongeoor loofde minvermaafen, die zyne geliefkoosde veel invloed op des. zelfs gedrag, Staatsbefrier en zaken doet hebben. ,* dan zeekerlyk zal hy be t doen, den raad te volgen van lieden van beproefde trouw, geliefkoosd en geacht by het volk, veel eer dan door eigenzinnigheid alles in den war te helpen. Wanneer men van een Vorst zegt, dat hy al-  ( 233 > alles door zich zei ven doet, befcbouwt -het gem en hem doorgaans als een foort van God •. he;d . die alles weet, alles doorgrond en naar zyne willekeur in beweging houdt. Lompe dwaling. De grootfte Vorst is immers tog een mensch , cn de menfchelyke vermogens zy;i zodanig bepaald, dat den tyd te kort zoude zyn, om het tiende gedeelte der voorkomende zaken, naar vereisch in ée zien, te doorgronden, te bellieren en te beOisfchen Een Vorst die alles alleen wilde afdoen, zou precies nie s afdoen , en door zich te veel in de kleine details in te laten, zou hy afgetrokken worden van gewigtiger bezigheden, die geheel zynen aanjaagt vorderen De minimis non debet curare Pretor. Wanneer een groot Vorst zich eenig in eigener perloon op deze laatftcn toelegt, <3tób heeft hy werks genoeg ,'en voldoet genoe^-aarn aan-den, hem opgelegden plicht. De gefchiedenisfen leveren verfchcide voorbeelden op van Vorften , die zo jalóeVsch van hun gezag waren, da;: zy alle zaken tot hun perfoon evoceerden, en daadiyk aelfs b flischten; eene wyze van regeeren , the wy verre zyn > als een goed voorbeeld aan te ra? den, 'en'wél om navolgende redenen. Alle de zaken komen voor den Vorst, of direct, of wei, zy gaan eerst door de handen, der onderfcheide Departementen daar toe. aangë-  ( 234 ) fteïd. Tn 't eerfte geval, by die iets ,direct aan den Vorst voordraagt, zvn belang by der? goeden ti'tflag hebbende , doet zulks onder zo een gunflig oogpu^tt, dat den Vorst een Godlyk verftand cn doorzcht zou moeten hebben, om het wa:e, het nuttige en bi'lyke in iedere voorkomende zaak , van hec valfche, nadeelige of onredelyke te onderfcheiden. In het tweede geval v orden die zelfde zaken onderzogt door de onderfcheide Departementen, en naar derzelver aard met'een gun.ftig of ongunftig rapport verzeld. De Vorst verbeeld zich dan , dat hy zelfs een befluit neemt, dog bedriegd zich; wart hy doet dan byna nooit iets anders, dan de befluiren zyner Ministers te confirmeren, door. welker ogen hy ziet , en de; be^ui"- opmaakt-, de kleine details en de uitvoering zyner beveelen aan de Hoofden der Departementen overlatende; dan gelogen wy kan me:i met recht zeggen, dat zo een Vorst door zich zelfs regeerd , en niets als met kennis van zaken doet. De Natuur hegunftigd alle Vorften niet, met dezelfde geestvermogens, zommige zyn groote, andere middelmatige, andere wederom zeer bepaalde verftanqeö, De eerstgem lden behoeven niet te vreezen , dat men hen verdagt zal houden, zich door andoren, te laten regeeren; doch zy zuilen daarom evenwel altoos befèffen, dat een Vorst niets, verliest, by het aanhoren van den raad van anderen; daar het ontegenfpreeklyk is, dat een minder verftand als het hunne echter eenen gjeden raad kan geeven; daar zy tog altoos nog hun eigen oordeel kunnen volgen , en daar zy bo endien altoos raad nodig hebben, al was het maar om de groote ontwerpen, die zy zelfs gemaakt hebben, te. doen uitvoeren. De Vorften van middelmatig verftand, dienen meer aan het gevoelen hunner Ministerste defereren - en 't is ten hunne op^igte dat het fpreekwoord te pas komt; twee zien meer dan een. Men heeft vericheide voorb :elden, dat een Vorst van maar ordinair ve/fbtnd, ( S 4 ) d o£  dog zonder verwaandheid , en zich voorzien hebbende van bekwame Raadslieden , zyne onderdanen zeer gelukkig gemaakt, en by den nakomeling den lof ener goede Regering weg, gedragen heeft. De Vorflen van een bepaaldt verftand, zo zy niet eigenzinnig en koppig zyn , 't geen heiaas maar al te veel plaats vi d, willen zy zich zeiven en hun Land en Volk niet benadeelen ja te gronde helpen , dienen vooral zich aan den raad hunner Ministers over te geven ; dog teffens mogen zy zich allergelukf kigst achten , indien dezen kundige en eerlyke liede i zyn, hun Land een goed hart toedragende ; waarom zy dan ook altoos wel zullen doen, daar toe inlanders boven vremde.ingen te kiezen. De verloklykheden ener bevallige fchoonheid , die zich van 't hart eens Vorst weet rntefter te maken , kunnen die geliefkoosde zomtyds enen merklyken invloed op het ftaatsbeftier doen verkrygen. JNiet ligt weerflaat men aan de infinuatien van 't geen men lief heeft , 't geen men nogthans diende te kunnen doen. In de jaarboeken van alle Landen , vind men maar al te veel overtuigende bewyzen , van de nadeligfle gevolgen , welken zodanigen invloed te weeg gebragt heeft. Dat in Godes naam de Vorften zjch ïofa ( 2 "> ' zo  ( *3? ) zo veel mooglyk van zulke voorwerpen onthouden , en zo hunne menfchelyke zwakheden hen die noodzaakiyk maken, dat zy die ten.minften enig tot hun vermaak, dog bui. ten alle invloed houden ! Alle Vorflen hebben niet een. even groot en wyd uitgeftrekt grondgebied, even zo min als gelyke macht , rykdommen en hulpmiddelen. Deze ongelykhaid brengt ook eene ongelykheid van betrekkingen te weeg, waaruit een betreklyk onderfcheide gedrag voortvloeide. Hoe groot en machtig een Vors: ook moge zyn , moet hy agting en beleefdheid , zelfs aan de geringfte Vorst of Souverein betonen. Wanneer zy aan zyri Hof verfchynen , moet hy hen eere bewyzen, en door zyne Hovelingen doen eerbiedigen. De fuperioriteit welke hy in foortgelyke omHandigheden ten toon moet fpreiden, diend geheel en al verzagt' te worden , door innemende beleefdheden , die het kenmerk deiware grootheid uitmaken. De groote Mogentheden dienen jegens den anderen een geheel verfchillend gedrag te houden. Het doeleinde hunner ftaatkunde immers is ; zich zeiven groot te maken en voor te komen , dat anderen groot worden. Alzo zy daarin allen een en hetzelfde oogmerk hebben, kan men ligt bezcffm , dat (S 5) zy  < 238 ) zy den anderen al veeltvds in den we? moeten loopen; in zo verre , dar daar veeltyds oorlogen uit ontfhah Dog dair het ongelukkig zoude zyn . voor 't menschdom tal algemeen en iedere iNatie in het byzonder , dat alle de be.'angeos der Vorften door den deegpn beflischt wierden , zo weet de ftaatkunde duizende zwarigheden door middel van onderhandelingen te vereffenen : en hier '"n beftaat de groote wetenfehap der Cabinetten. ■liet tweede vervolg hierna. OP  C 239 ) O P D E EXERCITIE der AMSTFRDAMSCHE BURGEg COi\lPAGi\lE. No. 7. ge.leyd wordende door den WEL EDELEN MANHAFTEN HEER CAPITEIN HUYBERT BASTERT Q. Zo zie 'k in Amfiels Burgery Boor Bast^uï voorgeleid; den Heldenmoed, herleven l Zo doed eerlang aan i roemryk T, Be vryeBurgcrfchaar den trotfchen Fy and heven! Ja! (**) Baar men zich in het algemeen bewonderen moet, over de bevordering der brave ai achtingswaardige Amfterdamfche Schuttery in den Wapenhandel, niet minder als over derzelver oprechte welmenende Vaderlandsliefde en zucht tot handhaving der Vryheid is het nog thans zeker , dat enige Compagnkn voor als nog  C 24o ) • Ja i Rastert vuurt haar yver aan Hoe fchittert dapperheid en 'Vrykickmin uit de ogen ! 'k-Zie Burgers voor de Vryheid (laan, Wat Vaderlander zal nu dwingelandy gedogen ! Ga nog boven anderen, in netheid , accuratesfie en vaardigheid uitmunten , onder welken die van No. 7. geenzints de geringfie is. Aangevoerd door den Vryheid minnaar H. Bastert , die by eene behendige arbeidfaamheid, geene kosten [paard om zyne Compagnie alle luister by te zetten, is het ligtelyk te bezefen , dat niets meer deszelfi manhafte onderhorige Officieren en Schutteren bezield, danfieeds meer en meer de lofiyke pogingen vanhunnen geliefiden Capitein te onderfchragen, en zich [leeds meer en meer dien lof deelagtig te maken , welke zy reeds in volle mate verdienen. Des kundigen aarzelen niet, hen in beoefiendheid met de reguliere Tronpen gelyk te ftellen : een duidelyk bewys , dat de Ambitie meer vermag , dan onnienfichelyke behandelingen en ftok. flagen. Het was ter gelegenheid ener 0penbare Wapenhandel dier brave Compagnie, dat aan deszelfs Manhafte Capitein , door ene bevallige Digteresfi dit bovenftaande Digtftukje wierd ter hand gefield op het gewone flagveld. s' Mans zedigheid gedoogde niet hetzelve  ( *4« ) Ga voort —• Manhafte Heer! Ga voort -— Zo zal uw heldenmoed het woest geweld ver. drukken; Dan word de muitzucht ras geftoort; t En gy zult in het eynd de Eerlauwrieren pluk - keft. J: E: V: geb. H. wareldkundig te maken, dog de kundige Dig> teresfe ons daar toe verlof gegeven hebbende , hebben wy geoordeeld hetzelve te moeten plaatjen , ten eynde aan s" mans verdienflen den ver [huldigden roem niet te onttrekken. POLI-  ( *42 > PÖLITIEQUE MENGELGEDAGTENj JEene Wet* welke alle foorten van arbeid verbood, in welke de menfchen huns levensgevaar kunnen loopen, zou een groot gedeelte des Menscndoms veroordelen, om van honger te fterven, en de Zamenieving van eene men;gte voordelen beroven. 'Er is geene Natie',- welke, fefchaafd wor'. dende , niet iets verliest van hare deugd j hare dapperheid en ,zucht tot onaf hankelykheid ; en het is kïaarblykelyk , dat de Volken van bet zuidelyke gedeelte van Afie,die zich de eerfle in eene Maatfchappy verzameld hebben, ook het allereerst aan de Overheerfching bloot gefteld zyn geweeft. é% By de oudé Mexicanen , wierd de ledigheid geftraft als de bron der misdaad , en als zodanig als de gror-tfte aller misdaaen. Zy, die door ouderdom of lichamelvke ongemakken, onbekwaam waren ,om te werken , wierden op kosten van 't algemeen onderhouden; doch  C 243 ~) d~ch op voorwaarde van de vogelen van dt bezaaide Landen te houden. De Romeinen maakten nooit vrede , dan wanneer zy overwonnen hadden. Hoe meer neerlagen zy ondergingen , hoe hogere eifchen zy deden , ter ener zyde daar door hunne overwinnaren fchrik aanjagende , ter andere zyde zich de noodzaaklykheid te meer opleggende, om te overwinnen. -& Rome was nog Monarchie , nog Gemenebeft , maar kon eigentlyk gezegd worden het hoofd te zyn van een groot lichaam, beftaande uit alle Volkeu van de bekende waereld. De Germanen kenden 'maar twee hoofdmisdaden. Zy hingen de verraders op , en verdronken die bang waren. Dit waren by hen de enigfte publieque rrisdryven , en het fchynt dat zy ten tyde van Tacitus, nog zo goed als in den ftaat der natuur leefden. Men ziet niet, dat dé dood, in veele Landen  t 244 ) Óch ais een ftraf op de defertie gefield , die daarom doet verminderen. De reden 'er van is ligt te befeffen. Een Soldaat gewoon daaelyks zyn leven te wagen , kan immers weinig afgefchrikt worden door de vreeze Voor den dood. De lafhartigheid van de Volken onder dè gèzengde lugtflreken , heeft hen byna altoos Haven doen worden; en omgekeerd, de moed van die welke onder kouder Climaat woonden , heeft hen vry doen blyven. In een Gemenebest, om 'er dén geest van Koophandel levendig te houden , dienen de wetten 'er zo ingerigt te zyn , dat elk die arm is , gelegenheid heeft om te werken, en teffens dat niemand al te ryk kan worden ; teh eynde in hem den lust tot werkzaamheid te behouden.  C 245' ) TWEEDE VERVOLG DER VERHAN DELING OVER De vèreischtens , in het politiek gedrag der Overheden en Vorflen. oe kleinder het Land is, waai* over de< Overheid of Vorst gebied , hoe gemak'yker het hem valt 't zelve wel te regeeren , en hoe meer hy zich daar op moet toeleggen i om het door zich zelfs te doen. In zoda-! nige niet wyd uitgeftrekte Landen is eenige zeekere geregelde fchikking nodig , ten einde alle zaken in een gemeen Centrum fameri komen ; want de details zyn zo groot nietji of de Vorst kan zich daar ligtelyk mede bemoeien , ja des noods zyn geheele Land doorreizen , om in eigener perfoon alles te reegelen. Het was te wenfehen, dat alle Vorsten behagen vonden , van tyd tot tyd hun Land te doorreizen , om zich in loco van alles verflag te doen geeven , alles in eigen oogfehyn te neemen , en de klagten of bezwaren der Ingezetenen aan te horen, mid:? nogthans dat deeze reizen niet ftrekken toï; - Staatsm. Meng. Sept. (T)  bezwaar der onderdanen , maar dat zy daar in het voorbeeld van Jozephus volgden, die byna in zyn enigheid reist. De onderdanen zouden als dan over 't algemeen veel gelukkiger zyn , en kan in deeze van applicatie komen, het anderfinrs gemeene fpreekwoord: dat het oog des Meesters het paard vet doet Worden. Voor het overige moet een klein Vorst de omzigtigheid gebruiken, de Grootere en Machtiger Vorsten niet in 't oog te lopen, veel min zyne onderdanen te ruineeren , door het maken van groote vereeringen , of het onderhouden eener buitengewoon prachtige en talryke hofhoudinge. Het voe<*d ook immers niet, dat kleindere Vorsten zich met die van den eersten Rang gelyk ftellen, en kan niet anders dan een foort van wangunst te weeg brengen. Dat zy dierhalve vermeiden al wat daar toe kan aanleiding geeven .' Bovendien , daar hunne inkomften doorgaans bepaald zyn , kunnen zy aan zo eene talryke menigte Amprenaren geene behoorlyke jaarwedden geeven , en wat man van eenige wezen tlyke verdienfte, zal hen voor een kleinigheid willen dienen. Eindelyk, zodanige talryke Hofhoudinge uit kaale Hofjonkers en amptenaaren beftaande , is met dan het voorwerp van befpotting, in t oog van een wys man : terwyl de Groo^ te Vorsten in hun vuist lagchen, over de ver-  C 24?) verwaandheid hunner kleindere Cornpeti» teuren. Het is om dezelfde bepaaldheid van Inkomften, dat kleine Vorsten zich en hun Land grootelyks benadeeleri , wanneer zy veele Troupes en een foort van Leeger op de been willen houden, en zware of talryke Vestingen aanleggen. Dit flrekt enig tot ruien . en ontvolking vah hun Land f terwyl de ingezeeten uitgeput word. Dat zy desnoods een Lyfwacht voor hunne perfonen' onderhouden; en voort eenige Troupen, even zb veel als nodig is, om de wetten te' deen eerbiedigen, de rust te handhaven, en 't land vah led iglopers en vagebonden té zuiveren i maar dat zy Zig daartoe ook allehig b, paaien , en 't belachlyke vermeiden , van meer te wiliën onderhouden dan zy kunnen ; en dus in de noodzakelykheid gefield ze zyn , hunne leegerbenden als lastdieren aan anderen te verhuren. Alle de Vorsten 't zy groote óf kleine , zyn menfchen, en gevo'glyk leeden der Burgermaatfehappy: uit welke twee hoedanigheden zeekere betrekkingen voortvloeien, waar in men hen niet anders dan als private Burgers kan befchouwen. De uitwerkfeleri daar Van zyn zodanig, dat hunne byzondere bedry ven gebr agt worden , enig tot den aard van civile bedryven; van verbintenisfen', welken volflrekt gelyk zyn aan die van pri2 ) va4-  C 248 ) yate perfonen, en waaromtrent men dierhalve geen andere regelen kan voorfchryven dan zulken , die op de zeedekunde en behoorlyke menfchelyke orazigtigbeid berusten. Dusdanig zyn de Huwetyken der Vorsten; de op» voedinge hunner Kinderen hunne uiterfte willen ; hunne voogdyen , contracten, en wat dies meer is. Daar evenwel hun eigen geluk en dat hunner onderdanen , grotendeels af hangd van de wysheid van hun gedrag eri omzichtigheid, in die zo gewichtige'zaken, kan de ftaatkunde hen daaromtrent enige nuttige lesfen voorfchryven ; voor 't overige aan het Civile, Publieque en Natuur Recht, als mede aan dat der Volken de bepalinge overlatende, van 't geen by ydere gelegenheid met de billykheid en redelykheid overeenkoomt. Het is eene verkeerde Helling te willen doen geloven , dat een ongelukkig huwlyk minder lastig voor een Vorst dan voor anderen zyn moet. Wy zouden geen zwarigheid maken , om zelfs het tegendeel te béweeren. Zy voelen 'er den last van en als. menfchen en als Vorsten zo wel in hun byzonder ata openbaar hofleven. Tot eene echtfcheidinge te komen , doet fomwyle geweld aan 't gewisfe , en geeft altoos voor' 't oog der Natie een font van fchandaal, dat gtvaarlyke gr volgen k n hebben Eene gerepiidieerde' Prineésfe jhtefc doorgaans dé ine-  C 249 > menigte voor haar; men befchouwd haar-als een voorwerp van ongeluk, en haaren man, als een geweldadig Vorst; die van zyne macht misbruik maakt. Betoond de Vorst aan zyne echtgenote eigentlyke minagting , verkiest hy zich een^byzit, ontftaan 'er duizende onaangenaamheden uit. Kort om, men zegge wat men wil , een Vorst tot echtge-; note hebbende eene vrouwe welke hem ha« telyk is, voeld even zo wel als anderen in zynen boezen een vergif branden , dat hem zyn leven onaangenaam maakt; terwyl hem en zyne onderdanen niets grooter genoegen kan aanbrengen , dan een gelukkig huwlyk. De keuze der Vorsten met betrekking tos het huwlyk , is echter veel bepaaider dan die van andere perfonen ; waarom de ftaat kundige omzigtigheid vorderd, dat zy voor-, al op de volgende poinóten letten. 1) Dat de Princesfe gefproten zy uit een aanzienlyk huis, ten einde door haare geboorte eerbied by den onderdaan in te prenten. 2} Dat zy nae genoeg met hem van eener jaren zy, ten einde hy de hoop hebbe, by haar' kinderen te kunnen verwekken. 3) Dat zy met hem van eene Godsdienst zy, ten minsten van eene, welker dogmes met de zyne niet zeer flryden. Wat het caraéler, humeur of bevalligheid aangaat, daaromrren^ kan een Vorst zyn eigen verkiezing volgen * (T 3) aU  ( 25Q 3 alzo hy de geene is die met haar moetende omgaan , ook best deswege met zich m zyne keuze te rade kan gaan. r*e rykdommen die by de byzondere piE, foren a! heel veel in cas van huwlyk in am merkmge koomen , dienen zeer wynie in. yJoed pp de keufe Van een wvs Vor t ta hebben. Zeer zelden ziet men tog,' enige weinige gevallen uitgezonderd, dat het huwiyks goed aan eene JPrincesfe mecde ge?even wordende , ovcreenkorr.ftig aan haaran rang is Deeze eedele veragting der rykdommen heeft echter zyne paaien , en het diend by een Vorst zekerlyk in nanme-kin' te komen , m fornmige gevallen. Philips de Stoute Hertog van Bourgogne, huwde daarom Margaretha, erfdochter van het Hertogdom van Brabant en andere Provintien der Nee derlanden; welken wederom door het huwlvk van Maximihaan van Oostenryk, met Maria van Bourgonje in 't Huis van Haksbur* overgmgen. Dog wy willen alleen te tonnen geeven, dat het belang van rykdommen, oe eenige dryfveer niet dient te zyn , wel ken een Vorst tot het huwlyk met de-ze of geene Princes , by voorkeuze bovtn an- Uil"™™* ^>^*> De gemeenfehap van goederen is niet van dezelfde uitwerking en kracht tusfchen Sou- ve-  ( 251 ) vereine Echtgenoten , als tusfchen particulieren ; want de Princesfe blyft altoos Souvereine van haare Staten, welke zy ten huwlyk aanbrengt: wordende haren Man op zyn hoogst tot Mederegent verklaard ; dog die Staten komen by verfterfrecht op hunnen erfgenaam , die in zyn perfoon zo wel de vaderlyke als moederiyke erfenis verenigd. Daar zyn zelfs voorbeelden , dat geappanageerde Prinsfen met Koninginnen of Souvereine Vorstinnen gehuwd, beftendig de on« derdanen hunner Vrouwen zyn gebleeven. Prins George van Denemarken met Koninginne Anna van Engeland gehuwd zynde, wierd tot Hertog van Cumberiand verklaard, en deed in die hoedanigheid den eed en hulde aan de Koninginne zyne Vrouwe, zitting nemende onder hare Vazallen in het Parlement- Hy vernicuwdde zynen eed van getrouwheid , toen hy naderhand de waardigheid van Groot Admiraal van Engeland hekwam. Een Testament of uiterfte wille in 't oppervlakkige befchouwd, is eene al zeer grappige uitvinding. Alle menfchen hebben een foort van lust om te regeeren over anderen. De gemeene Soldaat houd een hond , om , ten minften een wezen te hebben , waar over hy kan gebieden. Indien de menfchen no" maar zich vergenoegden, gedurende hun leeven te regeeren ! dog zy willen dit nog (T 4) ö  C 252 ) ma hun dooddoen. De zo veranderlyke wil van een mensch zal nog nagekomen worden, wanneer hy niet meer aanwezig is , en da voorwerpen waaromtrent hy befchikt , van aard en gedaante veranderd zyn 1 Welk ene wanhebbelykheid! 5 . 6 Mooglyk zou hy geheel anders befchikt hebben , indien hy eenen dag langer had geleeff. indlen hy fn de befchik]| Q™ zyne goederen, den loop der Natuur en der geftelde wetten volgt , dan waarlyk word jyn testament vry onnodig, en doet hy het ycfléelS 3S een° onredelvk niacht Um 1pSntC V°rStCn ' gcwoon gedurende hun Jeeven met zo veel gezach te reseeren hmZft gSnfh n(* ^ ^ 00T n hun dood te willen behouden, dog wy durven het hen verzekeren, dat zy& daar in minder gehoorzaamd worden dan private perfonen. De Gefchiedenisfen dienden hen te van'en;JaL ,-üi^°ering7an het T«tament van een particulier perfoon , ' van de be dat dfe ThtSh°Ven ' dat die van de Testamenten der Vorsten enig aan de wille hunner opvolgeren ftaat • danig een Testament in alle zyne deelen is v7ufS.5/at ^ ZC da«^ens ophet vuji gooid; dan eens op eenige andere ma-1 nier  ( 253 ) nier verdonkerd of fupprimeerd ; of wel; dat m*n dezelve 't zy ten heele , 't zy ten deele voor invalide verklaard. De Testamenten der Vorften hebben helaas ! maar al te dikwerf het ongeluk- van onderdanen en Volken bewerkt, door gelegènheid te geeven tot de bloedigfte oorlogen ; blykens de gevolgen, in het begin dezer eeuw , van het Testament, gemaakt door Karei IV Jaasten Koning van Spanjen uit het Huis van Oostenryk. Het was geenfints de kragt van hetzelve , maar wel die van de Franfche wapenen , welke den Hertog van Anjou op den Spaanfchen Throon plaatfte: en dit zal naaftdenkelyk in alle euwen blyven plaats houden. Kort om , de Testamenten van den Souverein , zyn gedurige twistappelen voor het memchdom. Wanneer men het wel en van naby inziet , zal men' bevinden , dat de Vorften zeer weinig op zodanige wyzebezitten, dat zy 'er vryelyk over kunnen disponeeren; want zy hebben hunne Staafen verkreegen of door het recht van opvolging, of door dat van overwinning. In het eerfte geval is het klaar, dat zy 'er niet over mogen befchikken dan op den zelfden voet, zo als zy die verkregen hebben , 't welk het bewys hunner posfessie opleverd. In het twede geval , word 'er nooit een zo volftrekt en willekeurig coa(T 5) quest  C 954 ) puest gemaakt, of de overwinnaar doet zich door zyne nieuwe onderdanen hulde en trouwe zweeren; 't geen altoos deeze wederhorige voorwaarde veronderfteld , dat hy ze volgens feune wetten zal regeeren : en was dat niet, dan zou de band die daar uit ontftaat verbroken zyn geworden by deszelfs dood, of zo dra geweld of overmacht hen niet meer onderwierp. Wat de tydelyke goederen van het fortuin aanbelangd, het is om 't even in wiens banden die overgaan ; maar 't is den onderdaan in 't geheel niet onverfchillig, aan wien hy moet gehoorzamen of wien men hem tot Meester geeft. Daar toe word zyne expresfe, of ten minfte fiilzwygende toeftemming gevorderd. Det zelfde^ heeft plaats omtrent de goederen of Dominiale Landen , weiken eenmale in den Staat ingelyfd zynde , aan het lighaam der Natie toebehoren , en zonder de toeftemming dier: Natie piet kunnen of mogen vervreemd worden. Wanneer' een Vorst een minderjarigen opvolger nalaat, doet hy wel by zyn leven de nodige voorzorgen omtrent deszelfs Tuteele gedragen te hebben ; als bet beste middel om veele debatten , disputen , chicanes en al wat daar uit kan ontftaan , in eens voor te komen Het is een Axioma van het recht der Natuur en Volken , dat de naaste in den  ( 255 ) Jea> bloede of tot d: opvolging , de natuurtyke Voogd van de minderjarige Prins is. Even* wel aangezien die graden van nabeftaanbaarheid of opvolging wel een*; gecontesteerd worden ; daar bet ook fomwyle gevaarlyk kan zyn de pcrfoon van een minderjarige Prins in'handen van een prefumtive opvolger te ftellen , en het bovendien nooit voorzigtig is hem eene onbepaalde macht te verlee-. nen \ zal een Vorst aitoos wys handelen , indien hy een Regeerings-Raad ged .re td i minderjarigheid aanftcld , beflaande aan het Hoofd, uit een naaste bloedverwant, en voorts, uit de aanzienlykfte van den Lande; als 't meeste belang by deszelfs welvaart hebbende. De Vorsten zyn daaglyks in het geval van ye. bintenisièn aan te gaan , 't zy met particuliere perfonen omtrent hunne eige zaken; 't zy met andere Mogentheden ; 't zy met bun eigen Onderdanen, betrekiyk de Conftitutie der Regering of enige domeftique belangen. De biilykheid , rechtvaardigheid en goede Staatkunde vorderen , da: een Vorst met de grootue nauwgezetheid , alle de Gaufulen van een Contract, nakome als mede alle de verbintenisfen daar uit ontftaande. Hy moet een ander niet behandelen , dan op gelyke wyze als hy gaarne zelfs zoude behandeld zyn , en altoos op 't oog houden, dat niets zyne goede naam en luister meer be-  C 250 ) benadeeld , als eene onrechtvaardige daad, door geweld onderfteund. Wie zou dog ooit enig Contract, met een Vorst willen aangaan, die aan geen wetten gebonden, en boven zich geen Rechter kennende, maar naar willekeur alle Goddelyke, Natuur en gefielde wetten zou kunnen fchenden , om aan zyn woord niet gehouden te zyn. Het is dierhalve zyn grootfte belang, nog nauwgezetter op zyn woord te zyn, dan een particulier perfoon. Hendrik IV was gewoon te zeggen; als de eer verloren is, is alles verloren. *. Dit is ook een der redenen , waarom een Souverein Vorst, zo veel het hem mooglyk is, de Contracten door zyn Voorzaat aangegaan, moet nakomen. Hy zal 'er meer nut van genieten , ais van alle de onrechtvaardigheden welke hy door zyn macht of gezach zou kunnen pleegen. Men heeft in alle Contracten tusfchen Souvereinen de gewoonte , enen plechtigen eed te voegen , in hoope van hen, die op de aarde geen Rechter hebben , ten minften erkennen , tot de nakoming hunner verbintenisfe te verplachten , door hen hier namaals voor de Goddelyke Rechtbank te roepen; men doet hen daar en boven op hun Geheiligd en Koninglyk of Vorstelyk woord beloven: maar helaas...! In  ( a57 ) In de Aiiftocratiefehe Regeringen , zyn het de Hoofden van 't Gemenebest, de Leeden van den Raad, (evenveel onder wat benaming) by wien als Reprefentanten des Volks de Souvereiniteit refideert, en in v; iens handen dierhalve het geluk van dat Volk, door ene goede of kwade be.ftiering en Staatkunde afhangd. In de algemeene directie der pubiicque zaken, aan hunne zorge toebetrouwd , kunnen zy de algemeene regelen der gezonde Staatkunde volgen ; dog daar zy in eene hachlyke post geplaast zyn , volgen daar uit geheel andere ftelregelen in verre de meeste gevallen, onbevatbaar voor hen , die ongewoon zyn een vryen lugt in te ademen. Boekdelen zouden hier over kunnen gefchreven worden , 't geen voJkomen buiten het befrek dezer verhandeling is. Wy zullen ons dus enig vergenoegen met ene korte fchets te geven van een achtbaar Magiftraats peribon, en van zodanig een, die , wel verre van zulks te zyn. de. misagting zyner Medeburgeren in volle mate verdiendt. ThrafyÜus nauwlyks tot mannelyke jaren gekomen , verheeld zich dat zyn Vaderland hem nodig heeft , en koomt daarom fpoedig teiug van zyne reizen in vremde Landen. Hy leeft zyne ftudien verricht, en door langdurig reizen eindelyk geleerd, hoe andere  ( 253 ) re Volken zich kleedën, vormen , ëri 'mi hun voedfel is , dog wat hunne fègfritm form , hunne ftaatkunde , hunne tfetengeï van Koophandel ais anderfints aanbeland'dat alles heeft hy over het hoofd gezien Des niet te min , Tralyllus is van een oud en deftig Patricisch Gcilacht afkomftlF: wagtende ene ryke erfdogter naar zyne teru^komsrterwyl het Gemenebest hem. een plaats irj den Raad beftemd heeft. Kort om- , hy krygt daarin zitting. Dog wat gebeurt'er? Daadlyk beheerscht dë hoogmoed zynerï ziek Een vyft.gfte gedeelte uitmakende van t Lighaam, waar aan de Souvereine macht is toebetrouwd, verbeeld by zich niet te min, ï?«ï V6re,n Èll Gn ^ verhovaardigd zich over de raadsheerlyke mantel welke hy draagt. Onbeleefd jegens zyne medeburgeren, is zyn gedrag en houding in alles gemaakt en grootsch. In den Raad fpreekt hy zonder kennis over de zaaken van het grootfte gewigt, met ene befpottelyke waanwysheid, en verbeeld zich dat hy groot verftand heeft: terwyl hy voorts aan zyne vermaken overgegeven s'Lands zaaken klaarblykelyk verwaarloosd. Hy verrykÉ zich evenT j?00r, C PIeSen ™» Azende onrecht- SVvSn" dndigd hy ^ V«"  Sethoii in tegendeel heeft van zyne deugdzame ouderen ene opvoeding ontfangen overeenkomftig zyne geboorte en den rang welke hy hoopt eenmaal in zyn Vaderland te zullen bekleden , en heeft van den beginne af zyne fludien daar na ingerigt. Hy is kundig Van alles wat tot bloey van zyn Vaderland en deszelfs welvaart kan /trekken , en zoekt nog daaglyks meer kundigheden te verkrygen , den tyd met [geduld en Zonder kuyperye afwagtende , dat zyne verdienden hem een plaats in den Raad zullen verwerven , 'en daar toe bevorderd zvnde is hy altoos even vriendelyk en beleefd jegens een ieder, en zoekt vooral even zo min boven andere» wt ^Ven zyne amPtSeno^n uit te munten. Werkzaam zynde , onderzoekt hy eerst alles alvorens zyn gevoelen te uiten , en betoond by alle gelegenheden belangeloosheid voor zyn eigen grootheid. Kortom , de liefde welke hy voor zyn Vad«rland betoond, doet hem van alle zyne medeburgeren bemind , geëerd en geagt zyn , ja zy befchouwen hem als een foort van befcherm-engel; terwyl zyn graf na zynen dood met hunne tranen beiproeid Zie daar twee tegenoverftaande tafereelen : die fchoon kort echter toerykende zyn , om het onderfcheid tusfchen een goed of kwaad Regent m ene Gemeenebestregtring te fchetzen. Gaan wy dierhalve voort , met het geest  geen ons nog verder nopens de Republieken te zeggen ftaat. Men befeft ligt dat het politieq gedrag derzelve , ('t zy die een Ariftocratie of Dernocratie zynj jegens andere Mogentheden zich moet regelen naar de macht die zy zelfs bezitten. De Gemenebesten van Luca en St. Marino moeten op enen anderen toon fpreken , dan die van Nederland , Venetië of de Zwitzerfche Cantons. Dog hoe magtig zy ook zyn mogen en welken rang zy ook onder de machten van Europa mogen bekleden , zy moeten zich nooit egaal willen ftellen met machtige Gekroonde Hoofden. Het vervolg en Slot hier na.  ( «29 ) VOORBERICHT: T erwyl de andere Provinciën' eri Steedek der Republiek, zich allen in eene meerdere of . mindere graad hy aanhoudendheid bevlytigen, tot het handhaven en wederverkrygerr hunner oorfpronkelyfce conftitutien en van, ouds verkregen .rechten welken .nimiéer wettig hebben kunnen veralieneerd worden ,* is het te verwonderen geweest, dat de Pro-s vintie van Stad en Lande ,. tot: dus verre Uil gezeten heeft,. offchoon .dezelve .niet. minder dan Gelderland, Utrecht en Overysfel gedrukt word,, door. zeeker Reglement; reformatoir^ van den jare 1749', het..welkedoor alle de Regeerderen dier. Provihtie moet bezworen . worden , én. nogthans in véele. dwarsdraads, ftryd, tegen het eeuwig onver-; breeklyk Reglement der Ommelanden ? van;' den Jare 1659. en nadere correctie van 16Ö3»' 't welk ieder Regeerder insgelyks moet bezweeren , en hy dus by zyne admisfie ver-, plicht is, (hoe vreemd klinkt zulks in de ooren) twee eeder) te dofen, welken tegen den anderen inloopen, • . . :• .. ■ , *«• >; ''-t-» , ).. I,., Wy verheugen ons intusfchen, in de be=, wustheid gekomen zyn, dat men zederd enk gen tyd merklyk in die Proyintie van denkbeel-. ST*MtsM. Meng. Novsmb!' C$y de»  C 230 > dén begint te veranderen, en vermids reeds het Reglement omtrend de Sylvester zaken, van den 25. May 1743, aldaar is geannulleerd en geheel buiten effect gefield, verkeeren wy in het denkbee'd, dat men 'er ook weldra zal pogingen doen, om insgelyks het vorengemelde Reglement reformatoir te vernietigen. Het is dierhalve, ten einde den Leezer beeter in ftaat té ftellen, om te kunnen oordeelen , over 't geene mogte komen te gebeuren , dat wy hem in ons Mengelwerk eene korte fchets mededeelen, van de oorfpronklyke Regeeringsform dier Provintie met aanWyzinge der Artikels, waar in by 't reformatoire Reglement veranderingen zyn gemaakt Wy vermeinen daar geen ondienst mede te doen aan veelen , wien de Conftitutie van Groningen en Ommelanden ongetwyffeld minder grondig bekend is, dan die «Ier andere Provlntien. KOK-  C 23i ) KORTE SCHETS DER [R E G E R I N G S' • F O R li VAN STADT en LANDE. [EERSTE HOOFTDEEL. Van dé Staten, Staats-Vergadering ètt Gerierdliteits- Ampt en. . fik, ingaande de Regerings-form, zedertdat deze Provincie in den Jare 1594.. wederom, niet de andere zes Provintien is gereunieert} zo word de Oppermagt van de Provintie ge-, noemd, de Staten van de Stadt Groningen ende.. Ommelanden, of van Stadt en Lande; welke beftaat uit twee Leeden; het eene Lidt wegers de Stadt word gereprefenteert door Borgemeesteren ende Raadt der Stadt Groningen^ en het ander Lidt door de Jonkeren t' Hoye-, ( S 2 ) lm*  ( 232 > lïngeiï, Êigenërfden en Voimagten der drie Ouartieren van de Ommelanden. Deze vergaderen alle Jaar eens ordinair op de Uitfchryvingen der Gedeputeerde Staten op den ai February in het Provintie-Huis binnen Groningen (bevorens geweest de St. Martens School, maar in den Jare 1601, ten dienfe der Landsdagen aangelegt,) als wanneer de Leden van alle Provinci de Collegien komen te expireren; en de Heer en Gédeputeerde Staten in de Zaal, daar de Staten vergaderd zyn , verzogt worden , dewelke haare Bedieningé op een plegtige manier met een aanfpraak, die door Haren Preikienr gedaan word, in handen Van de' Heeren Staten nederleggen, en worden daar op doqr den Syndicus van de Stad, uit naam van de Heeren Staten voor haare goede voorzorge bedankt , en de Rehgnatie geaccepteert.' Op dien tyd word voorts een dag vast gcfteld, wanneer de Staten weder by een zullen komen; om de Generaliteits-Ampten en de Provintiale Regeringe te beltellen , na dat eerst op die beftémde tyd een Predicatie in het Provintie - Huis is gedaan door een der Profesforen in de Godgeleerdheid of Ordinaris, door een der Predicanteh in de Stad, waar van volgens oud gebruik, dè nominatiè ' eri keuze gedaan word by het Lidt der Ommelanden.- Geduurende dezen tusfchentyd' borden de Provintiale' Ordres befield by de Pre-  ( 233 > Prefident van de Stadt, en by de Prefidenfc der Ommelanden. Op de vastgeftelde dag, na de gedane Predicatie word uit naam en op commisfie van de Staten beftellinge gedaan van alle Generaliteits en Provintiale Amptén, op deze maniere, dat ieder Lidc in den zynen , te weten de Stadt uit haare Borgers en de Ommelanden uit haare Comparanten ten Landsdage de Perfonen aanfteid ende op de Staats - vergaderinge noemd , welke voor dat lopende Jaar de Generaliteits en de [Provintiale Ampten zullm bekleden, wordende door ieder Lrit gefield drie tot Gecommitteerden in de Vergadering der Staten Generaal, ieder een in de Raaden van Staten, en in de Generaliteits Rekenkamer, ieder een ordinaris en extraordinaris Gecommitteerde in het Collegie der Admiraliteit in Friesland rep derende CA). Aangaan ie de Gecommitteerde in het Collegie der Admiraliteit tot Amfterdam , daar van heeft de Stad twee Jaarèn de beftellinge, wanneer daar tegen de Ommelanden twee Jaaren de beftellinge hebben van de Luitenant of Prefident van de hooge Ju ft it ie-* kamer, en de twee Jaar als de beftellinge daar van is by de Stad , hebben de Ommelanden wederom de beftejlinge van een Perfoon in de Admiraliteit tot Amfterdam (B). Op ge- mei- CA) Veranderd by het Regl. Reform. 1749.» AB. 47. (IJ) Veranderd by voorfz. Regl. Ac}, 23, 24. E7° ( S 3 )  C*34) melden tyd worden boven de vier perpetuele ïlooftmannen, alleen door het Lidr van de Stad, nog aangefteld vier Hoopmannen voor dat lopende Jaar in de hoge Jufiitie Kamer, worden-Je de Prefident in genoemde Kamer twee aaneenvolgende Jaaren de eerfte twee Jaaren door het Lidt van de Stadt, de volgende twee Jaaren door het Lidt van de Ommelanden gekozen (C). Ten zelve dage worden mede door ieder Lidt gefield vier Perfonen in het Collegie der Ileeren Gedeputeerde Staten, en door ieder Lidt drie Perfonen in de Provinciale Rekenkamer. Ten zelve dage worden mede uit de Staten en uit ieder Lidt een egaal getal Gecommitteerden gefield tot alle Provintiale Cemmisfien. Die in eenige Generaliteit of Provintiale Ampten geko-" zen zyn, hebben geen regt gedurende haare Bediemngc op de Landsdag als Leden van de Staten te compareeren. Voorts vergaderen de Staten extraordinair zo menigmaal als wegens voorvallende Generaliteits of Provintiale zaken door de Gedeputeerde Staten verfchreven worden ; of ook wel dat een van beide Leden Uitfchryvinge van een Landsdag verzoekt, het welk als dan by de Gedeputeer. den niet gevveigert mag worden. By d« Staten worden ook afgeeëeven alle infiru&ien, ürdres , Placcaten, Ordonnantiën ende alles wat (C) Insgelyks Act. 33."  ( 235 > wat de Generaliteit of Provintie in het gemeen aangaat. By dezelve werden mede geftatueert het Landregt en andere wetten in Regfzaken de Ingezetenen der Ommelanden verbindende. Het Lidt van de Stadt heeft in alle Staatsgewyze Befoignes het eerfte Advis, ook in alle Collegien en Commisfien deeerllerang enfiem. In Opzigte der Gecommitteerden in de bovengenoemde Generaliteits Vergaderingen, is niets particuliers wegens deze Provincie aan te merken, maar moet daar nog bygevoegd worden , dat in de Provintie mede is een Kriegsgerigte, beftaande uit een Prefident of>'"r door de Pagten of andere Provintkaie Inkomften verbetert konnen worden, het zelve aandienende aan de Gedeputeerde Staten. Stellen ook alle Jaaren hare GecommïtteerStaasm. Meng. Nov. (T) den  den om nevens de Gecommitteerde van de Staten te befoigneren over het innemen van de Rekeninge van den Ontfanger Generaal van de Provintie, en van . de Rentemeefier der Provintie vafte goederen, als mede^om nevens Gecommitteerden uit de Gedeputeerden te doep Yerpagtinge der generale Middelen. VYF-  C H7 ) V Y F D E HOOFTDEEL. VAN DE ! GECOMMITTEERDE REVISEURS Sog is inde Provinte een Collegie van tte, welke genoemd worden Kevifeurs het welke niet ordinairis vergadert maar alleen wanneer het door de gedepteerde Staaten word voorgefchreven , het welke of uit eigen Bewegingen der gedeputeerden om moverende redenen, of by verzoek van een geteresfeerde Party gefchieden móet; zo menigmaal zes of meerder Sententien zyn , waar van Beroepinge of Revys is ingeheid. Dit Collegie beftaat uit twaalf Pérfoonen, waartoe Jaarlyks wort gecommitteert uit het Lidt van de Stad een Borgemeester en drie Raats. heeren en uit het Lidt der Ommelanden mede Vier Heeren , welke mede Leden zyn van de Ommerlander vergaderinge , en vier uit het Collegie der gedeputeerde Staaten , te weten twee wegens het Lidt van de Stadt en twee welke wegens het Lidt van de Omme-  C 248 > meianden aldaar foCie hebben. Het Pra-pdimn in het gemelde Collegie wordt op het eene Revys bekleedt door de Borgemeester, wegens de Stadt aldaar gecomnaitteert, ende op hèt ander door de Cudfte Ommclandcr Heer ende alzo vervolgens by Tourbeurtcn. De vergaderinge is in het Provintie huis in de Zaal of Kamer van de Staten ? zurende de een om de ander , dan een Heer uit het Lidt der Stadt ende dan een uit het Lidt der Ommelanden, te weten , als het Prsefidium aan de Stadt is', zit aan de Linker zyde van den Prccfident } en ftemt eerst een Heer uit de Ommelanden , daar naast een Meer van de Stadt en zo vervolgens , anders als het PVajfidiuiri is aan de Ommelanden, zit ende ftemt eerst de Borgemeester uit de Stade ai» daar gecorornitteen. Dit Collegie oordeelt ever alledrie Senten • tien by (ie Heeren Gedeputeerde Staten , of by het Krygsgerigte ter eerfte inftantie gewezen , en zulks by pluraliteit van ftemmen zelve egaal zyude moet voor de fententie ge? concludeerd en moet dezelve geconfii meert • ivorden : in het vellen , der Sententie wordt genronuntieëerd dat de Gecommitteerde Revifeurs Regt doen, uit de naam van de Staten van Stadt en Lande , van deze Sentenrie valt geen Revys , of eeoige foorte van Re auditie. Het vervolg hier na. ONS  c 245 ) KORTE S C II E t S der R E G E R I N G S . F O R M VAN stadt j;n lande. T W E E D E V E R V O L G. ZESDE HÖOFTDEEL. Van de Stadts Regeringe , Keur en Regt van\Borgemeesteren en Raadt. jOp wat Manier Stadts Regeringe & het byzonder m vorige Eeuwen bejraan heeft kan uit oude Gefchiedenis Schryvers, m het byzonder blyken uit het Traclaat vm,< de vermaarde en de Hooggeleerde Ubbo Eëmi us de Agro Frifiaï en Urbe Gronfriga ( maar is daar m by verloop van tyden , m voorSr. Meng. Dcc. (V, na.  C 250 ) hamentlyk zedert het Jaar 16Ö3, een merkiyke véranderinge gemaakt, en is tegehswoorciig een zuivre Arifloeratifche Regeringsform, cgter niet bepaalt of gehegt aan eenige byzondere Famiiien : betraande uit vier Borgemeester en en twaalf Raadisheereh, dewelke op volgende manier gekozen worden. De voorzittende Borgemeester dost Jaariyks od de i 8 Febr; de Borgemeester en de Raads. Heeren welke in dén Eedt zyn , benevens de Gezworen Gemeente beitaande uit vielen twintig Perfoonen des s'morgens om agt uuren in de kerke , ende vervolgens na de Predicatie by baaren Eedt op het Raadthuis koomen alwaar de Raadt Sesfie genomen hebbende, doet de voorzittende Borgemeester de Gezworen Gemeente binnen in de Raadtkamer verzoeken, welke dan Sesfie nemen •, na ouder van haar rang , op de Lagere bank beneden voor de Raads - Heeren, en door de Prafident over de redenen van haar f famen roepinge verwittigt worden , welke daar op vorder door een der StadtsSecretarien doet voorlefen de Wetten waarna dezelve zig in het doen van de Raatskeur zullen moeten reguleeren .* het welk gedaan Zynde, dcet de Prtefident in een Hoet waarin getast en niet gezien kan worden, zo Veel gcude wit geamailleerde Bonen, met Vijf 'zw'ar-ie geamailleerde Bonen, dat te Samen een  C 251 ) een gelyk getal uitmaken als 'er Perfooneii van de Gezworen Gemeente te^enswoordfe zyn; Dan komen eerst de drie Taal luy len en vervolgens de Gezworens ieder na de Ouder van zyn keur , dewelke in het Tweede Jaar gezworens zyn geweest, en dan van onderen op na de Oudfte toe in het eerfte jaar in de gezworen gemeente gezeten nebben, ende casten jegelyk een"voor een eene Boon tfit de genoemde Koet : die een witte Boon krygt gaat aanftonds weder op zyn plaats, maat*, die vyve welk een (warte Boon getast hebben moeten midden op de vloer in de Raats kamer ftdan blyven, en wort haar door de Prafident voorgelezen den Eedt waarna zig in de te doene keure moeten gedragen: het welk gedaan zynde vertrekken na een ander kamer , en kiezen aldaar agt Perfoonen volgens de wetten kiesbaar; de welke Raads-Heeren voor dat Lo. pende Jaar met de andere agt Heeren welke nog een Jaar in den Raadt Continueeren , en by aldien agt Hoeren zyn dewelke bevorens in den Raadt hebben gezeten worden dezelve wederom op 't nieuw ingekofen; ten' zy jcmand door Sententie van den Raadt om eemg misdaad „inhabil mogte zyn verbaart , en by aldien geen agt Perfoonen m leeven zyn, welke bevorens, in den Raadt hebben gezeten kiezen de vyf keur Heeren zo veel nieuwe als er ouden manqueeren na ( V 2 ) haaf  ( *5* ) haar eigen zin en welgevallen, mits dat dezelve hebben die qualiteiten welke na de-keur wetten gecischt worden. Deze keur gedaan zynde moet aan den Raadt geprefenteert worden om geapprobeert te worden , want de een of ander geimprobeert zynde, moeten dezelve keurheeren een ander in des. zelfs Piaatle verkiezen. (A) Cm te beter te begrypen , dat alle Jaar iBaar agt fieeren gekozen worden, zo diend te weeten dat de geheele Raadt geconipofeert is uit oude of niet in den üedt zynde, of in de zittende en in den Eedt zynden Raadt; de Raadt beftaat uit zes en tw.it> tig Perfoonen , te weten agt Borgemeesteren en agtien Raads- Heeren: van de agt Borgemeesteren zyn vier in den Eed of m den Raadt en vier hebben Sesfie in de Hooftmannen - kamer, invoegen dat alle Jaar twee Borgemeesters, uitgaan uit den Raadt, ende voor den tydt van twee Jaaren Sesfie neer en of moeten hóuden in de Hoofdmannenkamer en dat daarentegen - alle Jaar twee Borgemeesters uitgaan uit de Hoofdmannenkamer , en voor de tyd van twee jaaren weder in den Raadt worden ingekozen. (f3) Van ' CA) Reglement Reformatoir. Art.' (Bj Reglement Reformatoir Art. 23. 25.  C 253 ) Van de Agtien Raadts Heer-en zyn twaalve in den Zittende Raadt en zes in de andere Generaliteits of Provintiale Ambten ; van de Twaalf Raadts Heeren die in den Eedt zyn , gaan alle Jaaren zes uit den Raadt voor den tydt van een Jaar in een ander Generaliteits of Provinciaal Collegie, en worden in derzelver plaatlë weder voor de tydt van twee Jaaren ingekozen de zes andere Raadlsheeren, die in het verlopene Jaar buiten den Raadt of buiten den Eedt in een ander Generaliteits of Provinciaal Ambt Ses=, fie hebben gehadt, De keure van den Raadt in voegen verhaalt, door de vyf keurheeren uit de gezworen Gemeente gedaan ende geapprobeert zynde , gaan de agt Nieuws ingekozen Heeren met agt Continuerende Heeren voor bet zo noemde Oude Regthuis ("alwaar nu de Hoofcwagt is van de Borgerye :'} en wo"d haar al ■ daar door de Oudfte afgaande Borgemeester cf by onvermogen van dien door de volgen, de Borgemeester of by onvermogen van dien de volgende Oudfte Raadsheer, dei Eedtvoorgelezen , waar by zweeren : Dat van. Naastkomende St. Pietersdagh als de Zonne opgaat tot de St. Pietersdagh van het volgende Jaar als de Zonne wederom opgaat, regte Raadts heeren zullen wezen der Stadtende deszelfs beste na haar vermogen zullen. (V3) h-  ( 254 ) bezorgen *n ieder een zonder aanzien van, Perzoonen Regt ende Justitie in de Piocesfen zullen doen. Daar fop ; o rjen de zoo in dëq Eedt gebragte zettien Raadtsheeren des ande • ren daags den 9 February voorcfemidfr; om tien uuren van zelfs op het Raadtshuys ] ende kiezen uit haar voor dat lopende jaar vier Borgemeefters tydelyks twee uit de contimeerende en twee uit de Nieuwsingaande rang, namentfyk die bevorens Borgemeefters zyn geweest of zo er een verftorven is, ordinaris de oudile Raadtsheer in die rang waarin een Borgemeefter mauqueert. Tiekeure gedaan zynde, gaan de vier Borgemeeflers na dezelve plaats als boven gezegt is, en worden aldaar ook op dezelve bovengemelde manier in den Eedt gebragt, blyvende de twaalf Raadtsheeren zo lang boven in het Raadthuis tot dat de vier Borgemeesters haar Eed: hebben afgelegt: behalve dien Eedt moeten alle Nieuwe gekozene Borgemeesters of Raadsheren zyn geweest , nog doen een Eedt van zuivering , dat om haar Ambt te bekomen aan niemand iets hebben belooft of gegeven no<* ook beloven of geven zullen" om haar respeétive Ampten te bekomen: gelyk mede op den 22 Febr. op de eerfte Sesfie de geheele Stadt benevens' de Syndicus en beyde Secretafien den Eedt moeten doen, wegens het nemen van gaven en gefchenken, by Refo- lu-  C 255 ) lutie van den 14 December 1663 verboden % niet alieen in opzigte van Poincen van Justitie, wegens het begeven van Ampten, Cfïïcien of Beneficiën , het zy groot of klein, uitgenomen het geen op eenige emplojen by openbaare Wet als een Aequivalent is gefield, ten profyte van de gezamentlyke Regenten < C), maar nooyt iets voor iemand in het by-i zonder. By aldien het mogte gebeuren, dat een Borgemeester of Raadtsheer in den Eedt zynde, mogte komen te overlyden, zo wort in deszelfs plaatfe een bequaam Perfoon gekozen, niet door de Taalmannen en Gezworen Gemeente, maar door de andere Bcrgemeesteren en Raadtsheeren, dewelke in den Eedt zyn, mits dat zuiks gefchieder-binnen de agfte dag na de begravinge van den verworvene, anders vervalt de bèfleliinge aan de Gefworen Gemeente, om zyn plaats weder te vervullen, op den agfteuj dag van Febr. dies Jaars, als de verftorvene op zyn tour weder hadde ingekozen moeten worden, by aldien in het leven waar geweest. In het gemeen wordt geprsmitteert, dat in alle Vergaderingen van de Stads Regeringe*, alle CC) Reglement Reformatoir. Art. 43. (, V 4 ;  ( 255 ) alle voorkomende zaken zonder eenig onder* icheit van groote of kleine, worden geconcludeert en afgedaan by Mcerdcrheit van Stemmen, Hooft voor Hooft te tellen. Aangaande vonders de Mate ende Gezag van Borgemeefleren en Raadt; dient te weten.'aat de Oppergezag is by de zittende of in den Eedt zynde Raadt, uit vier Borgemee fleren en twaalf Raadtsheeren beftaan Je; gelyk bevorens, gezegt en Je zulks in al!e zaken een point of twee • hier na te melden) uitbezoneert; gevolglyk heeft dc Raadt de maet om a;:e poiitique Ordcnnantcn t>tg;ede brdre en handhavinge der Politie dienen ie alleen aftegeven, aïe Ampten en Beneficiën groet or k pin in Politie, Juflitie of Militie Ver dl-pofitfe van ac St uit ftaande" naar haar wtigèi yalfen te begeven; 't zy in de Generaliteit, Provimiale of Stads Regeeringe en Jurisdictiën, l) ) By haar wordt ordre gele t on alle publicque Staats Gebouwen ende lVer ken, het ore'h^ris diKponeeraf) over alle Stads Gesderen ende Inkomflen, bet innemen van alle Rtktningen vm ■ /-oc Jeren en Iukomften de Sta t d. eet ofindire'c]: concernerende: exempt d ;t de Rekcninge, 20 alie Jaaren in de weeite voor P.af- en gedaan wordt, door cc Stads Rentmeefler, gefoiet ten overftaan van Bor- P' (D) Ibidem. Art. 31..  ( 257 ) gemeefieren ende Raadt, benevens Taalmannen ende gezworen Gemeente, (bevorens pleegden daar over mede geroepen te worden de Gecommitteerden uit de agtien [Gilden of Maatfchappyen, voornamentlyk van Handt, werks-luiden.) (E) aan dezelve competeert mede de opzigte op alle Stads Jurisdictiën, het heitellen ten dien eynde van een Drosfaart in het Groot of Wold Ampt, een Ambtman in het klein Old Ampt, een Ampimdn in het gerigt van Selwert; C F) van welker aller vonnisfen voor de laatfte Inftantie van Borgemee/leren en Raadt geappeilec t moet u-orden : (G) zy Hellen mede den Drosfaart over de Heerlijkheit van Wedde en Westwoldfngc Land. De Rigter van Bellingewolde, Blyham en Pekel-A, Ui) edog van derzelver vonnisfen moet in de Jaafte Infiantie gcappelleert worden aan de Hoge Juftitiekamer van Stadt en Lande: wordende deze drie laafte Jurisdictiën by de Stadt bezeten niet als vry eigen goed, maar zyn die alleenlyk een Leengoet. Behalven deze heeft de Stadt nog vericheide Jurisdictiën in de Ommelanden , als de traande Jurisdictiën in Appingadam en hare tour- (E) Ibid. Art. 6, (F; Ibid. Art. 34. (G; Ibid. Art. 21. Inftrucrie Art. 16. 57. 28. (H) Regiem. Reform. Art. 34. (V 5 )  C 258 ) tourbeurten op verfcheide andere plaatsten ge. lyk mede verfcbeide Schepperfshappen in de drie Belfzylen ende 'Aduwerder zylen. waarin de Perfoonen tot bekledinge dezer Respeftive Emplojen msede alleen door Borgemeefteren en Raadt worden ge eügeert. Borgemeefleren ende Raadt hebben mede alle Civile en Criminele Jurisdictie alwaar een Borger of Ingezeten gedaagde is, en de oordeden in beyde gevallen by Arrest zonderdat van derzelver vonnisfen égüig'Apèi9 Reauditie of Redublie by eenige ander gerigt in of buyten de Provintie verzogt kan worden. (I) Boven is gezegt, d?t 'er een poinft of twee is in wèlKe den Raadt alleen niet concludeert, dit is voor eerst in het maken van Algemeene Wetten voor de Stadt ende het bezwaren van de Stads Casfa door Negotiatie van Capitalen: want over dc?.e moeten mede worden geroepen de oude of buyten den Eedt zynden Raadt, benevens de Taalmannen ende gezworen Gemeente, welke in den Eedt zyn: wordende ook in dezen by pluraliteit van Stemmen van alle aanwezende Perfoonen geconcludeert, konnende voorts de zittende Raadt mede in alle voorvallen deze Ver- (I) Ibid. Art. ai. InflruStie Art. *6. 59.  c 159 ) Vergaderinge béleggen, zo menigmalen oordes. en dar bet gewigf der zaak zulks komt te vereisfchen. Wyders is zedert eenige Jaren ingevoert, dat over de zaken dewelke op de Provintiale Lamhdagh verhandelt zuilen word. n. eerst de oüde of zittende Raadt mede wort beroeP'" ; ver de zaaken te befoigneren ende te befluiten. Z E.  ( 2fO ) ZEVENDE H O O F T D E E L. Van Taalmannen ende Gezwoome Gemeente. J0^e Taalmannen ende gezwoome Gemeente beftaan uit zes en deftig perfoonen, waai van twaalf zyn buiten den Eedt ende vierentwintig in den Eedt, aan dezelve competeert n;et eenige beftellinge van Jurisdictie ofRegtspleginge nog begevinge van eenige Officien: maken ook niet uit een apart corps of feparaat veel min gêoppofecrt -aan Eorgemecfleren ende Raadt, al waarom ook geen aparte Vergaderinge mogen houden of beleggen als met expres voorgaande confent van Borge. meefleren ende Raadt: maar kan derzelver Phgt of Officie best worden begrepen uit den Eedt Welke Jaarlyks afleggen ende zweeren, dat regte Gezworens zullen weezen der Stadt Groningen , ende dat Borgemeefteren ende Raadt flyff ende perk zullen maken ende holden  < z6i ) den in haare Regten, en dat by haar zullen koomen als haare bode zenden, ende dat befte te helpen raden voor de Gemeente ende voor de Stadt van Groningen ; ende vermelden den Raadt, V gene den Raadt ofte de Gemeente der Stadt hinderen ofte fchaden mogte; ende dat zy geen verzamelinge ofte verbondt maken zullen als dat gezamentlyk met Borgemeefteren en Raadt boven gemélt en buiten haar confent niet. Beftaande vofders haar Ampt daar in, dat Jaarlvks op deft 15 Febr. worden geciteert om door uitlotinge van vyf zwarte Bonen de Keure re doen van twaalf Gefwoorens, op die manier als bevorens van het kiezen van den Raadt omftandig is eer neder geftelt: dat vervolgens alle Jaaren den 15 Febr, wederom door de Prtefident des voordemiddags op het Raadshuis worden verdagtvaart: dat aldaar gekomen zynde; door de' Praeftcent wort voorgedragen, dat verdagtvaart zvn om de keur te doen van de Gezwéorne Gemeente, waarop de Wetten op de manier van de keur ende qu-siiteiten der Perfoonen zo gekozen mogen worden voorgelezen zynde, gefchiet de vermenginge der Bonen; het taften ende de manieren daar omtrend te houden, benevens de keur door de vyf Perfoonen dewelke ieder een zwarte Boon hebben getast, met de Raadts Approbatie, alles op dezelve manier als  ( 262 ) als hier voorens van dn Raadskeur gezegt i&zo dat van de vierentwintig Gezwoorens zö van het getal van zesendertig in den Eedt .zyn, ]aarlyks twaalven uitgaan * uit de Gezwoome Gemeente, ende dat in derzelver plaatfe twaalf andere 20 een Jaar buiten den Eedt zyn geweest worden ingekozen: of by aldien een of meer van die twaalven deficieren , hebben de vyf Keurheeren de vrye keur, om na haar welgevallen niéuwe in de dericierende plaat zen te kiezen: by aldien maar volgens de |5eurwetten kiesbaar zyn : welke twaalf ongekozene Gezworens nevens de-twaalf Continuerende Gezworens tegels den volgenden dag des. s'morgens in het Raadt Huis door de Praefident worden verdagvaarr ende be edigt, dat van naastkomende Si Pieters. dagh dat de zonne opgaat tot St. Pietersdagh over een Jaar dat de zonne wederom opgaat, Gezwoorens zuilen zyn, volgens het Formulier hier boven sreftelt , moeten de gene zo noit bevoorens in de Gezwoome Gemeente zyn geweest eerst doen den Eedt van zuyveringe. dat aan niemand iets hebben beloon of gegeven, of beloven of geven zullen óm haar ampt te bekomen. Dit gedaan zynde vertrekken de be-eedigde Gcfworens na een ander kamer, ende kiezen uit haar ordinaris de drie oudfte Gefworens tot Taalmannen of Sprekers van haar Gemeen-  ( 4ö3 ) meerite of Conciiie; verzoekende meteen dat Borgemeefteren en Raadt aan haar mogen vergunnen eene van de Stadt Secretarien om, de namen van de gekozene Taal. mannen fchriftelyk in den Haadc over te gecen By aldien het mogte gebeuren dat een Gezworen in den Eedt zynde quam te verft erven, zo wordt voort geen Nieuwe in zyn plaats verkozen; mear wordt die eerst wederom vervult op den 15 Febr. van dat Jaar als den verftorven op zyn tour weder hadden moeten ingekozen worden. Wijders zó menigmaal de zittende of in den Eedt zynde Raadt de Gezwoome Gemeente behaagd op het Raadthuis te beroepen, over het maken van Wetten , of andere zaken van gcwigte , heeft ider Gezwoorwe Hooft voor Hooft, zo wel regt zyn ftem of advys in te brengen als een Borgemeefter of Raadtsheer; ende wort zonder onderfcheit van Perfoonen op de pluraliteit van Stemmen by de Prajfident van Borgemeesteren ende Raadt geconcludeert. De Taalmannen ende Gefwoorne Gemeente, zo in den Eedt zyn, zitten en befoigaeeren Janrlyks nevens de zittende Raadt over  C 264 ) Over hec innemen van de Stadts Rekeningen, zo alle Jaaren in de weeke voer Paafchen gedaan wordt, door de Stadts Rentmeester van alle ontfang ende uitgave van de Stadts Goederen, zo in den verlopen Jaare is voorgevallen. A G-  ( **$ > A G S T E II O O F 'f D E E I, Van andere Gollegien ende Gerigten van dè' Stadts Regeringe, JB)orgemeefteren ende Raadt welke in den Eedt zyn, ftellen pok alle Jaaren Gecommït* teerden tot de Stadts Rekenkamer, beftaande; uit negen Perfoonen, de jongfte fiorgemeefter als Prafident, de twee jongfte Raadtsheeren een aangaande en een uit.de Continuerende rang. De Stadts Syndicus en Stadts Secretarien, een Taalman uit de Gezwporne Gemeente , de Stadts Fiscaal ende een Gezworen , deze examineeren ende liquideren, alle Declar aften van Arbeidtslonen,. gedane Leve'' ranste y?n Materialenjaan de Stadt, pasfercnde daarop Ordonnantiën van betalinge op de Ren* temeefter , welke Ordonnantiën door de Borgemeefter ende de beyde Raadtsheeren benevens de Secretaris verteykent worden"j Examinerende de reftanten van ds Stadts Rentemeefter,. en ftellen ordere op de invorderinge voor dezelve. Het Gerigte van 't Gild twater en regt, beftaat in èeh Olderéan ende hvddtfStaatsm. Meng. Dec. ( X ) PirV  ( 266 ) Perfoonen met een Secretaris waarvan agt in den Eedt zyn, en vier buyten den Eedt: gaande van de agt in den Eedt zynde, alle Jaaren vier uit, welke twee Jaaren gezeeten nebben, ende worden gefuccedeert door vier anderen, welke een Jaar buiten den Eedt geweest zyn. De agt Perfoonen worden alle Jaren gekozen ende nieuws in den Eedt gebragt op den £2. Febr. door de twee Borgemeefleren ende de zes Raadtsheeren, welke op die tydt uit den Raadt gaan; maar by aldien door de doodt tf anders de plaats van een Gildtregtsheer in den Eedt zynde mogte komen te vaceren, daar van ftaat dan de begevinge ter dispofitie yan de zittende Raadt. De Olderman van de Giltregt wort alle Jaar gekozen door de zit' tende Raadt, ende wordt ordinaris die geene welke daar toe eens is aangeftelt, jaarlyks gedurende zyn leven by continuatie gekozen; hy is als Praefident van het Giltregt, maar in opzigte van Contraventien begaan teegens het Stapelregt, wordt hygeconfidereert als Fiscaal, en ageert op zyn naam waarom ook moet opftaan, wanneer de andere agt Heeren over het verfchil oordeelen. Om een regt begryp van het Stapelregt te hebben, zo moet geweeten worden, dat de Stadt Groningen, uit Hoofde van Contracten met verfcheide Quartieren der Ommelanden aan-  ( *6> ) aangegaan , welke al over de drie honderd jaaren geieeden begonnen zyn, heeft bekomen het regt, dat geen andere Bieren' alt té Groninge gebrouwen , in de Herbergen der Ommelanden mogen worden verkogt; ende dat ook geene Beefteninde Ommelanden zynde, ofte Graanen aldaar gewasfen aan een Vremt Koopman zoude mogen worden verkogt , eer en bevoorens dezelve eerst tot Groningen des voormiddags ter Stapel waaren geweest, (dat is ter markt om te verkoopen geprefenteert) dat die tydt in die Contracten geilipuleert geè'xpireert zynde, dezelve meermalen zyn vernieuwt: dat ook de Stadt ook wel na expiratie der geftipuleerde Jaaren zig in het posfesfie van dat bekomen regt heeft gemaintineert, dat daar over verfcheide verfchillen zyn ontftaan, ook in den Jaare 1571 en voornamentlyk 1582. onder de Regeringe van de Spaanfe Koning ten voordeden van de Stadt gededuceert, tot dat eindelyk by Senten' tie van de Staten Generaal, of haar Gecommitteerden in de Jaaren 1597 is verftaan dat de Ingezetenen der Ommelanden, wel Bieren mogen Brouwen, tot huisnootdruft ende behoef, maar niet om te verkopen: ende dat anders geen Bieren dan Groninger Bieren, by tap-mate zullen mogen worden verkogt: gelyk dezelve Ommelanden wel mede onder malkander zullen mogen verhandelen tot hui' zes nootdruft en bèfla,!* of bezittinge van haar' gebruyk a.le Koopmanfchappen ende Warén iri ( x 2; den  C 268 ) fjeil Ommelanden , gelyk ook Vleefchhouwers, Bakkers, Vetten ariërs, het geene tot hare fieering nodig hebben om uit te fluiten. Maa- goederen van levende have, of andere varen in de Ommelanden vallende of gewasfen, a's Boter, Kaas, Paarden, Veulens, Osfen, Koe jen, Tarwe, Rogge, Garst, Haver, Boekweite: of ook Paarden, Verkens, Osfen en Koejen zo Van buiten zyn ingebragt, ende drie maanden lang in de Ommelanden gevoedf zyn, alle deze goederen mogen aan geefi vremde Koopluiden, of anders in de Ommelanden worden verkogt, eer en bevorens dezelve eerst te Groningen ter Stapel of ter markt te verkoopen, des s'morgens tot aan de middag zyn geprefenteerr.; edog van dit Stapelregt is Appingadam , volgens' haar Hoog, Mog. Decifie van den Jaare j6io in opz;gte der Producten in haare Jurisdictie ge Vallen gelibereerr. By aldien eenigeContraventie tegen Becifièn is gedaan, daar over kan de Olderman van V Gildregt Actie ftellen, ende daar omtrcnd Competeert de Jurisdictie aan het Gildregt, , moetende de Olderman tegen een Ommelander ageeren met mandaten, op naam van de Ho. ge Juftitiekamer ge-emaneert, ende by aldien een Ommelander of Vreemdeling vermeend bezwaart te zyn by de Sententie van het Gildregt; kan daar van appelleeren aan de Ho-  C 269 ) Hoge Juftitiekamer, maar een Borger of ƒ#* gezetenen van de Stadt Groningen van ziilken Sententie willende appelleeren, rnoet het zei* ve inftellen ende vervolgen voor Borgemeeiteren en Raadt in Groningen. „ ■ De Olderman 'van het,Gildregt is ook b§f voegt om Ambtshalven Bylbrieven te pasièo ren, onder zyn ze^el; dat is verkoopbrieven yan Scheepen, gelyk mede't Gildregt bevocht is te oordeelen over de verfchiilen uit zulke Koopbrieven fpruitende, ende over verfcheide queftien het Water regt rakende: bet regt om dien aangaande door het opleggen van een Keet en de Scheepen op de flroom te doen ar. rejieeren, door haar Dienaar, hoewel deze jurisdictie nu zo verre niet is uitgeftrekr, als wel in voorige Eeuwen, niemand'.vermag ook vier of meer vette Beeft en te weiden, eer eq bevoorens het Gild en Buurregt van den OU. derman van het Gildregt heeft verkregen, De Breuken waarin geeohdemneert worden die geene dewelke tegens het Stapelregt gepecceert hebben, worden het lopende Jaar bewaart by den Olderman en twee Gildregts* heeren, daarom Busheeren genaafnt: cn Komen voor een derden deel ten profyte van de Stadt, dewelke ook betaalt de Trablamenten. van de Heeren van het GiHregt, Secretaris, ende van de Dienaars van her. Gildregt: enda de andere twee derde deelen koomen ten pro». ( X 33 t>  Fyten van den Olderman: die daarom ook alle procesfen op zyn Rifico ende kosten moet uitvoeren. De Weeskamer beflaande uit vier Perfoonen ten minfte vyfentwintig Jaaren oudt: benevens een Secretaris ende een Dienaar, wort mede befteld door ós zittende Raadt, en werden de vier Weesheeren alle Jaaren op den 22 Febr. op bet nieuw in den Eedt gebragt, derzelver Ampt is te bezorgen, dat over onmondige en andere innocente Perfoonen voorf anderen aangelielt, derzelver goederen wel bewaart, ende dat van de Adminiftratie alle Jaaren aan haar Rekening werde gedaan: dezelve Heeren zyn met een Commisfarien van de Huwlykszaken, moetende alle Huwelyks Proclamatien by haar worden verzogt en opgeteykenr. Tn de Sradt zyn ook agt Cl u ft heeren of Wyhncefters, bencevens een Schry veren een Dienaar, de Schryver wort aangeftelt door de zittende Raadt, de Dienaar door de Cluftheefen: maar in opzigt van de Cluftheeren zeïft is eenig ortdeifcheid, want by aldien de Heeren van de Raadt een Ciufcheer tot een ander Ampt promoveren, vergeven dezelve wederom immediaat de Clufiheers plaatze, maar wanneer 'er een Cluftheer komt te verilerven zo maken de zeven overblyvende de Nom/natie van die Perfoonen, waar uit een en tyde- lyk$  r 271) 'yks de oudfte of eerfte op de Nominatie door de zittende Raadt gefcoozen wort, het Ampt der Cluftheeren is, te bezorgen dat de Straten en afwateringen in de Staói behoor, iyk worden onderhouden: dat niemand door eenige Timmeragien van Huizen of anders het gemeen of zyn Buurman benadele, de verfebillen daar over tusfchen de nabuuren ontftaan, de plano te decideren, moetende van derzelver oordeel binnen vier en twintig uuren aan de zittende Raadt geappelleert worden, hebben ook zorge te dragen dat de Brandtmateriale van Brand Emmers, zo by de Hooft Officieren van het Borgelyken Regt' ment, bewaart worden in goeden ftaat gehouden werden; als mede de haken ende by* len zo by de Rotmeesters in de Respective Compagnien der Borgers in bewaringe zyn : zy houden ook alle Jaaren twee maaien het zeent, of een Vergadering waar voor dat uit ieder Huis door de ganfche Stadt iemand moet Compareeren, ende kennisfe geven of in de Buurt ook woonen eenige Perfoonen die oneerlyk of er gelyk huis ophouden: of ook vreemde bedelaars die tot lafte van het gemeen door een Tienjaarige inwoninge zouden konnen vervallen. Nog is in de Stadt in den Jaare 1697 ingeftelt een foort van gerigte, genoemt Gommisfarien van de kleine zaken, beftaande uit de ( X 4 ) jong-  fongfte Raadsheer in de afgaande rang en twee 'daar toe geftelde Koopluiden, dewelke zonder vacatiën ende zonder dat Advocaten geadmitteert wordende Plano decideren de verfchillen over het met leveren na de Haal, of andere mislevenng van Koren of diergelyke; moetende mede van derzelver uitfprake binnen 24 Uuren aan de zittende Raadt geappelleert worden. r NE.  C 273) NEGENDE HOOFTDEEL. Van Drosfaart en Ambtmannen in de Stadts Jurkai&ien. f2 v\JTelyk de zittende Raadt gevoegt is om de Wetten te maken voor de beyde Oldamb ■ ten, zo field dezelve ook een Drosfaart over het groote of Woldampt, (Aj aewelke uit naam van Borgemeefteren\ en Raadt oeffVnt Jurisdictie in alle Civile en Criminele zaken gevelt, maar van Sententien in Civile zaken gewezen bedragende boven vyftien Caroli Guldens, kan geappelleert worden aan Borgemeerleren ende Raadt in Groningen. Dezelve Drosfaart is mede Overjle Schepper van Termunterzyl, ende heeft met tien Zylveflen uit het Wold ende Kleinoldampt opzigt op genoemde Zyl, alsmede met drie Zyl- ves- (A) Regl. Reform. Art. 34.  C :74 > yeften uit het Wokloldampt de opzigt over de Dyken en Zylvefen, afwateringen in het woldampt. By het Collegie by Drost en Zylyeften is gevoegt een Perfoon deweike is een Ontfanger der nenningen, zo tot onderhoud der Zyldiepen en Dyken worden uitgefchreven, ende met eeri Sekretaris van dezelve in opzigte van de Civile en Crimineele Jurisdictiën wort mede door de zittende Raadt gg%(t een Landfchryver dewelke by de Drost in aHe deelen ende poinctenhet ampt van een Secretaris waarneemt. Over de Kleymldampt fteld de zittende Raadt mede een Amptman dewelke in opzi'Tte van de Civile en Criminele Juflitie aldaar dezelve magt heeft ais de Drosfaart m het Groot of Woldampt: i$ ook meae Dyk* graaf, en heeft nevens de Dykrigiers uit de re^pective Karfpelen de opzigt op de Zee en Dollaartdyken van het Kleynoldampt. De zittende Raadt fielt mede een Amptman over het Gerigte van Zeivert, of het Goeregt (C): hebbende dit Regt na veele ftribbelingen vafte bekomen in den Jaare 1716 en zedert altoos gerust behouden. De Amptman heeft by zig een Secretaris4 zomede by den Raadt wort (B) Ibid. Art. 34. (C) Ibid. Art. 34-  ( *75 ) wort jffefrelt ende beeft mede Civile en Crimu neele Jurisdictie, dewelke beyde binnen Gro. ningen op het oude Kegthuis gehouden wort, rnet eenig onderfcheid, invoegen dat de Sententie in Crimineele zaken worden gevelt door de Amptman met agt gezwoorne Byzitters, zonder dat daarvan eenig Appel kan ingeftelt worden (D): maar in opzigte van de Civile Jurisdictie oordeelt de Amptman ter eerfle inftantie met twee byzitters : (het Wfc]ke de legebank genaamt wort:) over alle voorvallende veifchillen, 't zy Perfonele of Reële Actiën, en by aldien den eyfch is onder vyf tig Gulden, of zaken die geen uitfte! konnen lyden, wort van die Sententie immediaat geappelleert aan Borgemeeferen en Raadt in Groningen: maar de Appellen over 'allerhande zaken by de Amptman ende twee byzitters gedecideert, moet eerst geappclleert worden aan het Hooft ding, het welk alle Jaaren driemaal gehouden wort by de Amptman ende agt gefwoorne byzitters, (Ej ende die zig by die vonnis befwaart vind, kau daarvan voor de derde inftantie Appelleren aan Borgemeefïercn ende Raadt in Groningen, de byzitters waar van even vermeit worden tot agt in het getal gekozen uit gequalifkeerde ingezetenen in het Goerigt of Gerigte van Selwert woonagtig, ende (D) InflruBie Art. 59. (E) Reglement Art. 29,  ende Continueeren den tyd van vier Jaaren „ zo nogtans dat alie twee Jaar vier van dezelve afgaan, en in derzelver plaatzen vier rueu we door de Amptman ende vier Continuerende byzitters gekozen worden; of zo iemant binnen de tyd quam te fterven wort iri deszelfs plaats een nieuwe gekozen door de Amptman met de zeven overige byzitters. In alle deeze voo mallen wort geoordeelt na het Selwerderlaudtregt, welke particuliere wetten zyn, alièehig tot deze Jurisdictie gehorig, ende ooor Borgemeester en ende Raadt \\\ den Jaare \6f£. na gedaane ReviQe der andere Landregten arrefteert. Dezelve Amptman is mede Rigter van het Sappemeer met annexen, ende heeft tot zyn dienst dezelve Secretaris van het Goeregt. Het Sappemeer is bevorens geweest een groot woest Meyr, waar onder veel veen zat, ende is in den Jaare 1619 ende daar omtrend het water daar uit afgetapt, ende na de Stadt geleid ende , is tegenswoordig een welbcplante en voikryke Colonie; waar over de Amptman als Richter van het Sappemeer alleen uit naam van Borgcmeefterea ende Raadt oeffent aUe Criminele Jurisdi&ien: oordelende daar in na het' Óldampfter Landreg:: vallende mede geen Appel 'van Cri.  C 277 ) Criminele [ententte (F): maar van de Civile Jurisdictiën kan mede geapDelleert worden aan Borgemeefteren ende. Raadt in Groningen. (F) Regiem, Art. 59. TIEN-  C *?8) TIENDE HOOFTDEËL. Van de Jurisdi&ie van Westerwoldingd land, Bellingewolde Blyham ende Pekel-A J3e Jurisdi&ie in Westerwoldinge Land is voor den jaare 1*38 vele tyden lang geoeffent by de Familie van Addinga, maar is door Keizer Karei de vyfde tot een Leengoed gemaakt , ende tot recognitie dienften gegeven aan Georg Schenk , in den Jaare 1538 door deszelfs zoon overgedragen aan den Grave van Arremberg, die zulks in het Twaalfj'aarige Beftant tusfchen Spanje en deNederlanden overdeed aan een Am/Ier-dammer Koopman , dewelke het naderhand voor een groote fomme gelts heeft verkogt aan de Stadr. Groningen, zo dat dezelve nu de LIeerlykheid van Wedde en Westerwoldingerland bezit als een Leengoed, en dezelve cioet belenen op de naam van deze of geene Perfoonen , van de Raadt van Brabant, de Provintie van Holland, Vriesland en Overysfel; gevoeglyk geregtigt om in dat Landlchap te verrigten alles wat het Leenrégt mede brengt  C *?9 J brengt, of cenigzints aan Leenmannen ge- oorlofc is , ende fielt uit dien Hoofde den Drosfaerd over geheel Wedda (alwaar zya Reödentie is:) en de over Westerweflingeland (Aziaat magt van Civile en Crimine> le Jurisdictie , volgens de ordres en forma aldaar voonrefchre-'e en sebruikelyk', field mede een Rigter over IVesterwoïda (B), dewelke moer. oordelen na het Westerwolderlandregt, in den Jaare 1506 en f567 door Gecommitteerde van Keizer Karei de yyfde opgegeid , en in den Jaare 1677 op ordre van Borgemeester en en Raadt in Groeningen is gedrukt , met last dat de Drost, Rigter en de Ingezetenen zig daarna zoude reguleren. Bovendien fielt de zittende Raadt eert Rigter over Bellingewolda en Blyham fC>% welke met dat gedeelte van die Colonie de. Pekel A. genoemt, tegenswoordig mede onder Westerwolde gerekent wort , hoewel gelooflyk dat die beide eerst genoemde Dorpen in oude tyden onder R ey der land mede behoort hebben , het welke ook de reden is dat de Ingezetenen van die Dorpen niet gerigt worden na het Westerwoldze Landregt, maar na een Particulier Landregt, het welke byna in allen overeenkomt met {A) Reglement. Reformatoir. Art, 3. 08) Ibid. Art. en oordeelen mede over de zaken van Perfoonen dtwelke haar even na verwand. zyn. CE) Deze Heeren moeten eerst een Eedt doen, dat zy zonder eenige gunst of affectie! zullen oordeelen , ende niemand^ afwyzen , welke zy vermeinen gequalificeert te zyn ; volgens het Ommelanden Reglement CF), ende ook niet admitteeren ; welke tegens gemelde Reglement gcdisqualificcert zyn. Wanneer dezelve Heeren daar op dan Sesfie hebben genomen in een Kamer in het Provintie Huis binnen Groningen , zo moet die geene welke begeert geadmitteert te worden E) Regiem. Art. ia.. (F) Ibid. Art. 17. (Y4)  C ?88 ) den, zyne befcheiden in de Vergaderinge aan de Secretaris overlangen, om by de Monfterheeren apart ge-examineert te worden, ofby aldien iemand in dat Onderquartier Interest by heeft, dat niet geadmitteert worde, zo worden dezelve öpentlyk gelezen, en daar over gedisputeert, wordende in beyde gevallen door de Monfterheeren gefententieert of geadmitteert zal worde of niet: moeten de reden van Nonqualificatie in het Examinatie geëxpresfeert ende geteikent worden; by aldien iemand geadmitteert wort, zo wert by ingelaten door de eene deur van de Kamer, alwaar de Monfleringe gehouden wort, ende gaat door de andere kamerdeur weder uit, maar by aldien niet geadmitteert wort, moet door dezelve deur weder uitgaan, waar door is ingelaten. Voorts moet die geene, welke geadmitteert wert, onder Eede verklaren, dat alle Blyken, waar mede de quaiincatie (,G), bier boven gemelt, heeft aangetoont, opregt en na waarr heit zyn zonder dat eenig Contract tegen den Eigendom itrydig, heeft ingegaan, ende dat ook om te Compareren als Regent, of zyn ftemme aan iemand te geven , geen Giften, Uitleg, Leening, Defrojement of verfchot van Penningen heeft genoten, of zal genieten. Ver- (G) Ibid. Art. 15. \Q.  (289; Verders moet hy mede onder Eede verklaren, dat zal helpen maintineeren de Privilegiën, Hoogvrye ende Geregtigheden der Ommelanden in het byzonder het Ommelander Reglement, by Haar Hoogmoogende in den Jaare 1659 en 1663 vast geilek, als mede de Sententien by de Heeren Arbiters in de Ommelanden (waar van hier na) uitgefproken, ook na vermoge bezorgen, dat zuiks alles by andere punctuclyk worde gedaan , en zulks om geenerly oorzaak na te laaten (H). Die geene wélke eens ingemonftert ofte geadmitteert zyn , worden daar op fucceshvs van twee Jaar tot twee Jaar gecontinu'eért: ten waare derzelver Qualificatie verandert mogte zyn : in welken gevallen baar een Mondaar door de Heeren van de Monfteringe wort gezonden om baar Continuatie in haar voorige Qualificatie te toonen: waar op dan na gehoor der Disputen ende Examinafien der blyken door de Mpnfterheeren Sententje wort gcvelt. Van deze Sententie der Monfferheeren kan niet geappelleert worden : maar is meermalen gebeurt, dat iemand , dewelke vermeende daar by verongelykt te zyn, zig by middel van klagten aan Haar Hoogmogende heeft geadres- feert, (H) Ibid. Art. 48. C X 5.)  { 290 ) Teert, welke daar op ook wel informatie hebben genomen, ende dispofitien afgegeven. Wegens de Regeringsfirm van de Omme-. landen, moet voor eerst tot eeri fondament gelegr worden, dat ieder Onderquartier in zyne vrye en Geregtigheden van de andere Onderquartier en niet kan worden overftemt; be. ftaande deze vrye en geregtigheden in drie Poften (E;. I. Alle Privilegiën en Voorregten dewelke by eenige Decifie van Haar Hoogmogende aan de Ommelanden zyn toegekent. IL Alle Inftitutien voor de Stadthouder ofte voor eenige Provintiale of Ommelander Collegien gearrefteert. III. Alle Deciftenm Reglementen van Haar Hoogmogende voor de Ommelanden gemaakt, in 't byzonder die van den Jaare 1659 en 16Ó3 waar inne zelfs niet by 't geheels Lidt der Om-, melanden eenige Veranderinge of Ampliatie kan worden gemaakt: maar alleen door Haar Hoogmogende: Edog in alle andere zaken de Provintiale of Ommelander Regeringe rakende, heeft overftemminge plaats, wanneer zes Onderquartieren tegens drie eens zyn: zonder onderlcheit.",^ of de zes Onderquartieren zyn (I) Regiem. Art. 9.  ( J9i ) zyn uit twee of crie diftincte Quartieren: maar vyf Onderquartieren konnen de vier Onderquartieren niet overftemmen, maar moet by Inductie gevonden worden. De maniere van ftemmen in ieder Onderquartier geichiet altoos door Overflemminge na de Pluraliteyt van ftemmen by ieder Perfoon in te brengen: en op deze wyze worden alle Generaliteyis cn Provintiale Ampten, waar van de Beftellinge de Ommelanden Competeert (K) en waarvan - hier bevorens in de Provintiaie Regeringsform gefproken is , in ieder Onderquartier beitelt; gelyk mede alle Ommelander Ampten, ende worden op die wyze voor de tyd van twee Jar.r.n m ieder Onderquartier geftslt een Arbiter. , (waar van hier na) een ordinaris ende een exeraordinaris Gecommitteerde Raadt der Ommelanden, door welke negen ordinaris Gecommitteerde Raden, met de Syndicus ende Secretaris beftelt worden de ordinaris zaken der Ommelanden, als mede de uitfehryvinge der Ommelander Vergaderinge. Dezelve bezorgen mede dat in de maand van No- ' vember een zekere dag en plaatfe befteait worde in ieder Onderquartier. op welke ieder gequalificeerde Landdags Comparant ten overitaan van de Syndicus en Secretaris der Ommelanden zyne bctrnme inbrengt, tot begevinge der Ampten, op naastkomftige 2» Fe- ,(A; Ibid. Art. 33. 34.  ( 292 ) Februar. vacant vallende, by Pluraliteit van Stemmen, welke geëligèèrde naamen als dan op St. Pteters Landsdag worden itigébragt : om by de btaten beveftigt te worden. Wat verders aangaat de beftellinge der Ampten, dewelke ftaan ter Dispöfitie van een geheel Quartier, als Luitenant van de hoge Juftitiekamer perpetuelle Hoopmannen ende andere, daar in gefchiet wel in ieder Onderquartier de Begevinge by Overftemmfn-r ge, maar kunnen twee Onderquartieren het andere derde Onderquartier niet overllemmen: maar moet als dan wegens ieder Onderquartier een Gedutte in de Hoedt geworpen, enda alzo de zaak door het Lot gedccideert worden; ende mag ook het eene Quartier zig niet bemoejen met'de Ampten inhet ander quartier zelfs ook niet ineen Onderquartier van het zelfde Quartier vallende; zo nogtans dat met toeftemrninge der Comparanten in de respective Onderquartieren wel eene verwislèling mag geichieden der Ampten in het eene Onderquartier van het zelve Quartier beftelt, met een ander Ampr in het ander Onderquartier begeven, ende by aldien uit verfcheide Quartieren of Onderquartieren Perfoonen mogte zyn gekozen in een en het zelve Collegie, dewelke om al te na verwandfehap te gelyk in het zelve geen Sesfie kunnen hebben, moeten de geeligeerde Perfoonen onder malkander Jqot ten,  ( 293 ) ten, ende wort in de Piaatze van de uitgevallene een ander ja het zelve Onderquartier r/ekozen. Vorders is van alle Generaliteits en Provintiale Ampten, tydelyks ftaande tot Dfspofitie der Ommelandeneen vafte tour geilek, wat Ampten ieder Onderquartier zal hébben te begeven, waar van een Almanach in den Jaare -653 is opgeftek en komt alle agtien Jaare omme, wanneer de gefielde Ampten op dezelve manier wederom rouleeren CL) zo hogtans dat in hoge Generaliteits of Provintiale Ampten niemand gekozen mag worden bevorens twee Jaaren de Landsdagen heeft beklcet. ende moeren alle gekoze Officianten doen den Eedt van faiveringe. dat geen giften en gaven hebben gegeven of belooft direct of indirect om haar Ampten te bekomen, gelyk mede die geene aan wien de Collatie of Dispofitie van eenig Officie ftaat moer aannemen , dat daar voor direct of indirect iets hebben of zullen genieten; ende zo iemand van het 'teegendeel overtuigd mogte worden , is naderhand inhabil om eenig Ampt te beklceden, of op de Landsdag te Compareren. Uit de menigte der Dorpen in de Ommelanden, waar uit de Perfoonen ten Landsdage konnen Compareeren, is ligtelyk af te neemen, dat de Regeringe der Ommelanden beftaat uit een grote menigte van menfchen, konnende derzei" (L) Ibid. Art, 33, /  C 294 ) zeiver getal zomtyds wel beftaan uit twee a drie hondert Perfoonen. Tot meerder fecuriteyt der Ommelander Rea-erinyc- en redens de, inbreuken van het Ommelander Reglement in den jaaren 1659 en 1663 va^t geftelt, dient niet alleen hec Collegie der Bloiiftèrheeren hiervoor befchreeven, maar daar en boven is nog een ander Collegie van Rigters beraamt, dewelke Arbiters worden genaamt, ende beftaan uit negen 'Perfoonen ten overftaan van de Stadhouder in der tydt, uit de negen- Onderquartieren gekozen (flVD: déze nemen alleen kennisfe van DeUBèn tegens Reglement begaan, ende van geen ander Mefufen; gelyk ook onder Éede moeten verklaaren , dat zig in deze punctuelyk na het Reglement zullen gedraagen (N): ende by aldien iemant vermeint,7 dat 'er eenig Pbi loon is, dewelke het meergemelde Reglement in eenig poinct mogte hebbe overtreden, dezelve kan daar van kennis geven aan den Stadthouder, in der tyd als Prafident van het Collegie der Arbiters, dewelke de zake van eenig moment bevinde, het Collegie der Arbiters kan doen vergaderen, waar op de Advocaten by de Omroelanden te nomineeren onder Eedè worden (M) Ibid. Art. 14. (N) Ibid. Art. \S. 49.  ( 295 ) den gelast, op den naam van het Corpus der Ommelanden de Actie in te ftellen, ende te doen vervolgen; moetende zulks van agt dagen tot agt dagen worden vervolgt voor de Arbiters, tot dupliq incluis , ende niet vorders: moetende de bewyzen van getuigenisfen voor ieder Competente Rigter belegt worden; waar op na verloop van nog agt dagen na het ingediende dupliq de ftukken van het Proces onder gelibelleerden inventaris by malkander in een zak worden ingeflooren , ende door de Arbiters aan de Stadthouder in der tyd worden overgelangt. Dewelke dezelve buiten weten der Arbiters overzend aan ccn Hof van Juftitie buiten de Provintie welk Hof daar op Sententie formeert, ende de beklaagde zo fchuldig bevon den wort^nogen condemneeren, ineen breuke van DuiJlot Goutguldens, of ook wel deporteren na exigentie van zaken, uit alle Ampten ende Regeiinge, zo nogtans dat eene van beide gelchiecte, ende niet te gelyk Breuke en Deportement: Te weten zo iemant ongeoorloofde giften heeft gegeeven of opgenomen , zo mag een Jonker of Hoveling geftraft worden met deportement ende een particulier eygenerfden of voimagt in vyf Hondert of Duizent Goutguldens.- Die Sententie by het Buitenhof geformeert, wort aan de Stadthouder gefloten toegezonden.  ( 296 ) den, ende alzo door hem aan de Arbiters behandigt, dewelke-daar op binnen drie dagen jn haare volle Vergaderinge, na Verdagvaardinge der parthyen doen uufpreken op naam van Jonkeren, Hovelingen, eygen erfden ett volmagten der Ommelanden, tusfchen de Eems ende Lauwert} zonder dat eenig Appel of Reauditie mag vei aogt of verleend worden: maar "moet ter executie geftelt worden des noots door de Stadthouder welke daar in door des Laütsmilitie zal worden verfterkt en door hun Hoog. Mog. gefeeundeert. Buiten deze by de Collegien der Monjlerheeren ende Arbiters, hebben de Heeren der Ommelanden geconfidereert als een vast en in esp gebonde Corpus Politicum ende het tweede Lidt van de Provintie van Stadt en Lande gene de minfte Jurisdi&ie, nog in ee.De Civile nog in eene Crimineele zaak: maar ïlleen bevoegt orders aftee:eeven rakende haare Particuliere Politique Regeringe: als mede inftruc* tie te geven wasr na haare Heeren Gecommitteerde Raden, haare Raadt en Sindicus , als mede haare Rentemeefler ende Secretariui in haar Ampt t met relatie tot de Heeren der Ommelanden, zig moeien reguleeren. TWAALF-  REGISTER DER VERHANDELINGEN IN HET ZEVENDE DEEL TWEEDE STUK. VAN HET STAATS MA NS MENGELWERK Schu'uerW ^l^R^ he°bend' door tof we! fK 5i°" u7, ëe!eiJ wordende, G«5Sje£n^SV'«^ en b* handelwyze deze Va° liet ™ e» de tige Romeinen ii § ' deS mette"'in beersch.ug. GRONINGEN, Korte rchpc ^ t> Groningen en d^meIS^?^^S ^-^S en we,, oorfpron^ befchoSd , at d n en echte ons dierbaar en eeltefdê vL i j aat en fttlIn "an én van alle hande drvVendet™ d !nJ?etponder, in bet algemeen ^wmds Mogentheden of State* SS^s * 'J L»  296* R EGISTER. LrÉFDE. Vernmdeling over dezelve voor het Va. derl ind, en dj onderlinge menschlievendheid welke dr_ii«den iirod'aallyk zyn, voor een Staat, om de .gevaren .voor te. komen , waar mede aezelve zoude fcunssèn bediéigd worden, dooï de driften zyne Nachturen. G.volg naar een Gr.iekfch nffcbnfi 125. Vervolg daar van. 153, Vervolg en flor. 177, l M. MENGEL: GFBAGTEN. 62. Vervolg. 90. item 124. item'. 184. en ïoi. voort. 227. voorts. 242. . 0. OVERTKSED'ER. Verhandeling over de noodzaakryke verei,chtens, in derzelver puhlicq gedrag, han^e' en wandel. 213. vervolg. 09. QECONOAllSCHE befchryvrng der Koffyboom, erï di; bsnandelihe van derzelver vru^'t, als méede van de Cncao boom en de Cochenille piasters. waar óp liet verw voortbrengend infecr, van dien naam huisvest. 97, ,. ... R. REFLEXIEN. Staat en zédekundige. 200. STAATKUNDE. Tnleyclende Verhandeling tot deze! ■ ve,, gegrondvest op het Na:uur der Burgenedic. 1. Eerste gedeelte. » STAATKUNDE Vervolg tot de bieder inleydmg derztlve. 5:5. STAATKUNDE. Tweede vervolg en flot der Verhandeling dien aangaande. 65. V. VÓLK1ÏYKF4EID. Staatkundige bedenkingen Over derzelver aird, gevolge:], nut, middelen eer bederf et aank'wèeki'ng, met eenige daar toe ilrekkende bereekening. 103. VRYHEID. Bedenkingen over dezelve, inhoud ende den warén aard en oorfpronk derzei ve, de wegen waa laa^s die kan verloren, en de middelen waar door die kan bJiouden worden ; als'mede aanwyziiig JfoedsiJig die ongelukkig t'zy ten heele t'zy ten deele gekreiilar'of verloren zynde dezelve wederbekomen Éti' op den vobrigen' voet herfteld kan worden. 25*  STAATSMAN. VII. DEEL. STAATSMANS MENGELWERK; VII. DEEL;