D28    HISTORISCH BERICHT wegens de cATHOLIJSflEID VAN de KERK van UTRECHT, en andere CATHOLIJKE KERKEN der BATAAFSCHE REPUBLIEK; O F oordeelkundige ontleding en wederlegging Van het Boek, getijteld: Verkorte Gefchiedenis van de Scheuring der Nieuwe Kerk van Utrecht, enz. in het italiaansch beschreeven door din Heer B O S S 19 Kanonnik van de Hoefd-Kerk te Milaan. nu volgens de tweede fransche uitgaave bij PIERRE LE CLERC, te parijs. in het nederduitsch overgezet door T. van MIDDELWAERT, Roomsch Cathalijk Pastoor. Te H A A RL E M, Bij j. van WALRE en COMP. mdccxcvi.   AAN DEN L E E Z E R. Men heeft in de Leydfche Courant No. 9 van den 20 Januarij dezes Jaars de volgende Waarfchouwing geleezen: „ De gezaamentlijke Roomsen Catholijken „ Priesters der Stad Haarlem, met bevreemding „ en verontwaardiging gezien hebbende, dat in „ zekere Naamwijzer , door de Stads Drukker „ joh. ENSCHEDé en zo0nen onlangs uit„ gegeeven, de naamen van t. van middel„ waert en zijne Kerkmeesteren, midden on„ der hen geplaatst zyn, even eens of deeze lui,i den tot de Roomsch Catholijke Gemeente be„ hoorden, hoezeer zij ook verfcheidene misflaa„ gen, die in deeze Naamwijzer ingefloopen zijn, „ over het hoofd kunnen zien , en wel willen „ gelooven, dat het gebrekkige van deeze Naam„ wijzer voornaamlijk aan de onkunde of onop„ rechtheid der opgeevers toegefchreeven moet „ worden, oordeelen zij in gemoepï ver„ pligt opentlijk te verklaaren, dat zij, t. van >} middel waert en de zijnen niet anders „ dan als afgefcheurde Leedematen van hunne „ Kerk kunnen befchouwen, en niet kunnen nog „ vermoogen gedoogen, dat men hen deeze lui„ den op eene willekeurige wijze, als Leedema„ ten van hunne Kerk opdringe." Meerder aangedaan dan beleedigd over deeze fcheurmaakende verklaaring, heb ik gemeend dat * 2 de  iv AAN DEN LEEZER. de beste wi'ze van die te beantwoorden, dit klein Gefchrift, 't welk te verwonderen is dat niet eerder in onze taal is overgezet, te vertaaien en in druk uit te geeven. De gezamenlijke R. C. Priesters., enz,, zullen 'er in zien, dat men zeer wel een Lid en Herder der Catholijke, Apostolijke en Roomfche Kerk kan zijn, alhoewel men door hen niet erkend word voor een Lid, die zij noemen hnnne Kerk, die maar een gedeelte, ja zelfs maar een zeer klein gedeelte is van de Groote Catholijke Kerk, in welke de Clerefie van Lhrecht en van Haarlem andere aanhangers heeft, die'tégens hen zeer wel opweegen. Men heeft reeds tegëns hen de overtuigendste bewijzen ingebragt ,■ namcntlijk in het vermaard Proces, dat zij voor de Rechtbank deiScheepenen van Baartem, den'2 Augustus 1786 verlooren hebben : dog zij fchijnen dit te hebben vergeetcn. Ik lïel ze hen dan op nieuw in dit Werkje voor, met dezelfde geest van vreede en liefde, met welken het opgefteld is door den achtbaaren Italiaaufchen Schrijver, ter geneesinge van iemands g;moed, \ welk met dezelfde -ziekte als dat der■ gèiamentlijke R. C. Priesters, enz ,' 'behébt was." Indien de voorifigenoomenlieden en partijzugE bij hen niet ongeneeslijk zijn,'moet ik hoopen, dat dit hen tot een geneesmiddel zal verftrekken. ;lk wenseh zulks van ganfeher herve, en bidde 'God dat het mag yolbragt worden. • ■ ■ ' T. van MIDDEL WAERT. B E-  B E R I C H T van Den F R A N S C H E N VERTAALER. I~fet Italiaansch Gefchrift , welks vertaaling reeds in 1780 gedrukt, wij op nieuw uitgee» ven, is buitengemeen wel bevallen aan allen die 't geleezen hebben, Wij kenden er toen de fchrijver niet van, die federt bekend is geworden. De geene zelf, tegen wie 't gemaakt is, heeft het publiek onderricht, dat het 't Werkje was van een Ordifiairtümonmk van de Hoofdkerk te Milaan, de Prelaat bossi. Zo men geftigt is door den ijver, die deezen wijzen, oordeelkundigen, en reeds door geleerde voortbrengfels van een ander foort, bekende fchrijver, de pen heeft doen opvatten, om ds eer eener vreemde Kerk, door eenen roekeloozen fchrijver zijn landgenoot bézwaikt, te wréeken, men is niet minder verrascht te zien, dat niets, om dus te fpreeken, van 't geen betrekking op die Kerk heeft hem onbekend is. Daar hij zo veel zorg heeft aangewend, om zig grondig van haare zaak te onderrichten, * 3 door  VI BERICHT VAN DEN door de meenigte werken voor en tegen die dezelve heeft voortgebragt, had hij ze met goed gevolg kunnen bepleiten, door de wettigheid haarer Rechten, en de onbillijkheid der vorderingen van Rome aantetoonen. Dit is egter 't doel niet dat hij zig heeft voorgefteld, Zijn voorneemen is alleen haare Cathoiijkheid te bewijzen ; dat is, het onrecht dat men haar zoude aandoen , met haar niet voor Katholijk te willen erkennen, al dagt men zelfs anders dan zij, over de punten van Kerkelijk Rechtsgebied, waar over zij met Rome in gefchil is. hij befchouwd deeze flegts als 't onderwerp van een geding dat nog hangende is voor de Oppervierfchaar der Kerke , door 't wettig beroep der Hollandfche Bisfchoppen en hunne Geestelijkheid , op de aanftaande Algemeene Kerkvergadering , een geding, waaromtrent 't hoe langer hoe blijkbaarder wordt, dat de gevoelens der Catholijken verdeeld zijn, zo wel als omtrent de losfe en onbepaalde befchuldigingen van zogenaamde Janfenisterij, waar door men aan hunne Cathoiijkheid heeft willen doen twijffelen. Zij vergenoegt zig dien vol gen met te doen zien, dat men alle regels der Kerkelijke eenheid fchendt, den vrede der Kerke ftoort, en met haar oordeel roekeloos vooruit te loopen, haar gezach verfmaad, indien men voor de uitwijzing van 't geding, met welks onderzoek men zelfs nog niet bij eerfte inftantie, geen aanvang ge maakt  FRANSCHEN VERTAALER. vn maakt heeft, de gemeenfchap met de Holland fche Kerk, of met een haarer Ledemaaten breekt. De gewaande Gefchiedfchrijver, wiens lasteringen en valfche redeneeringen hij aan den dag legt; de Graaf mozzi, Ex-Jefuiet, Kanonik van Bergame, heeft geheel ftrijdige grondbegin* fels gevolgd: of liever, onkundig in alle grondbeginfels, en door den geest van partijfchap alleen geleid, ftelt hij die Kerk als fcheuringmaakfter te boek, om dat zij met het Hof van Rome in proces is. Hij vertoont als onwraakbaare vonnisfen, decreeten van de vergadering ter voortplanting des Geloofd, en Brevetten van Pausfen, vol verongelijkingen en valfche aanhaalingen, waarin men dit geding enkel door vloekbefluiten wil uitwijzen: en hij ziet niet dat kerkelijke ftraffen, en vooral banvonnisfen, zonder voorgaand onderzoek of rechtsgeding, zonder eenige inachtneeming dier kerkregelen, bij gebrek van welken, geen vonnis van kragt kan zijn uitgefchooten, niet anders zijn dan misbruiken van gezach en daaden van geweld, waar door eene der partijen, haare zaak wilde doen boven drijven met de andere te onderdrukken. In de daad het Hof van Rome heeft zig zo verzekerd gehouden, van door dit middel te zullen zegevieren, en die kleine Kerk als een fiuk broods te zullen ver [linden, (a) dat zij zig nim- (è) Oui de vorant plebcm meam feut estam panis, Pf, 13. * 4  VIII BERICHT VAN DEN nimmer gewaardigd heeft, met haar in 't geringfte onderzoek, of in de minfte uitlegging te treden, nog haar te zeggen, in weerwil van alle haare fmeekfchrifien, waarom zij, na zelve haare Bisfchoppen zo langen tijd als titelvoerende, en 't beftaan haarer Capittels te hebben erkend, zij goedgevonden hebben, ze eensklaps als hersfenfchimmig te handelen, en die oude Kerk als een land van zending te willen beftuuren. Rome heeft maar al te dikwils andere Kerken onder 't jok willen brengen : maar van allen die met dat Hof in gefchil zijn geweest, is geene door het zelve met zo min inichikkelijkheid behandeld, dan de Hollandfche Kerk. Dit heeft 'een geleerd Kerkelijk Rechtsgeleerde van Duitschland, zeer wel aangemerkt. (£) „ De „ Paus, zegt hij, fchijnt zig niet veel te be„ kreunen of de Utrechtfche Kerk met hem „ vereenigd zij of niet: anders zou hij midde„ len ter bevrediging voorhallen. Maar laat „ hij de Kerk van DuitsMand, die van Span„ je, of die van Frankrijk eens handelen, ge„ lijk hij die van Utrecht dus verre gehandeld „ heeft, en hij zal zien wat onderfcheid 'er „ zij." IraBet femel Ecclefiam Germanicam , His- (6) justin, febronius de Statu Ecelefice &c. Append, 2 ad §. UI,  FRANSCHEN VERTAALER. ix Hispankam , Gallicanam , [teut VUrajetlinam haëtenus traQavit; et videbit diverfitatem. 't Is dan wel te onrecht, dat de tegenftreevers van die Kerk, in plaats van zig zeiven de ftrenge maatregelen te wijten, die het Beftuur in Mand fomtijds is verpligt geweest in 't werk te ftellen, om hunne woelzieke onderneemingen te beteugelen , 'er de oorzaak van op den invloed en de gewaande kuiperijen van de Clerefie dier Kerke zoeken te werpen. Want hoewel zij de billijkheid en goedwilligheid van 't Beftuur ten haaren opzichte met dankbaarheid moet erkennen, is 't niet te min zeker, dat het Hof van Rome ingevolge het grondbeginfel van verdraagzaamheid, door het ftaatkundig beftuur in Holland aangenoomen, maar al te veel vrijheid gehad heeft, om 'er de rust in de Bisdommen en Gemeentens te Jftooren, die het wilde verweldigen, om 'er haare onregtvaardige aanmaatigingen uittebreiden en te handhaaven, om 'er het gezach, de rechten en de eer der Clerefie zo veel het wilde met voeten te treden, om eindelijk die arme Kerk te behandelen , gelijk het nimmer onder een Cathoiijk beftuur zoude hebben durven nog kunnen doen. Maar heeft men haar ongeftraft kunnen kwellen en mishandelen, men heeft haar nimmer de verzekering'van de rechtvaardigheid haarer zaak, nog den moed om ze te verdeedigen kunnen ontneemen. Deeze billijke verdeediging heeft * 5 haa-  x BERICHT van den haare Clerefie in de noodzakelijkheid gebragt, om veele daaden en frappen te doen, waar van geen een bewijst, dat zij de minfte gedagte heeft gehad om een fcheuring te maaken, gelijk de Abt mozzi haar valfchelijk ten laste legt. Men ziet integendeel zonneklaar , dat, zo zij gemeend heeft, zig te moeten verzetten tegen eenige Decreeten, van fommige Pausfen bii verrasfching verkreegen , om haar, tegen alle recht en billijkheid van haare onbetvvistbaarfte rechten te berooven, en haar, haar beftaan zelfs te betwisten, zij zulks gedaan heeft, zonder ooit aftewijken van de eerbied, die men hun fchuldig is, zonder optehouden hunne Opperhoofdigheid te erkennen, nog haare gemeenfchap te vorderen, zonder hun, nog in de befchouwing, nog in de daad, eenig dier voorrechten, de nieuwfte zelfs niet uitgezonderd 5 waar van zij met algemeene toeftemming der andere Kerken in 't bezit zijn, te betwisten, zonder met een woord in eene Kerkelijke regel, in eene pligt te kort te fchieten, nog zig anders te gedraagen, als goede en oprechte Katholijken, in diergelijk geval verpligt zijn te doen. De Abt Mozzi, die, het koste wat het wil, die Kerk voor fcheurmaakfter wil doen doorgaan , wagt zig wel van dit te doen aanmerken. Hij verhaalt de gebeurtenisfen op zijn manier, dat.is., met zijn best te doen, om het ge-  FRANSCHEN VERTAALER. xï gedrag van de Bataaffche Clerefie, op de haatelijkfte, en met haare waare gefteltenisfen meest ftrijdige wijze te doen voorboomen ; en dit onrechtzinnig verhaal noemt hij verkorte Gefchiedenis der fcheuring van de Nieuwe Utrechtfche Kerk. Onze fchrijver verwijt hem met reden , de denkbeelden die hij 'er van geeft uit ongetrouwe bronnen geput te hebben, uit fchrijvers vol vooroordeelen en partijdigheid, die allen wel overtuigd zijn dat de Paus onfeilbaar is, en dat hem alle magt gegeeven is in den hemel en op aarde. Deeze fchrijvers zijh de berugtte Cardinaal van alsace, Aartsbisfchop van Meche* kn, de Gefchiedfchrijver hoynck van pa- pendrecht , backhuizen, theodo- rus kok, enz. Maar hij vergist zig, als hij (bladz. 4.) van deeze laatfte fpreekende, zegt, dat het om zijne fchriften tegen den Heer codde was, dat hij met den titel en met den post van Apostoliesch Stedehouder der Hollandfche zendi gen vereerd, vervolgens Sleepdraager van clemens XI, een indelijk Konunnik van St. Laurens in Damafo te Rome gemaakt wierd. theodorus kok wierd Apostoliesch Stedehouder in Holland, om dat Rome hem gefchikt oordeelde, om 'er tot werktuig te dienen, van de ontwerpen van overwelding die zij fineedde: maar door de Staaten gebannen zijnde, wierd hij vervolgens te Rome met die andere eertitels voor-  xii BERICHT van den voorzien , tot fchavergoeding voor 't verlies van de eerde, en daar was 't dit hij, na de dood van de Heer codde zijnen Aartsbisfchop, de fchriften uitgaf, waarin hij de gedagtenis van dien Kerkvoogd , wiens plaats 't hem mislukt was in te neemen, b; zwalkte. Hij dreef 'er teffens de vleierij jegens de Paus zo verre, dat hij hem voor den eenigcn Rechter in de Kerk erkende: Uni in Ecckfia ad tempus judici. Hij meende de partij, der zendelingen in Holland eer aan te doen, met te zeggen, dat de boeren 'er cie Priesters van hunne tegenpartij als ketters befchouwden, om dat zij de onjeübaarheid van den Paus niet lserd>n: zo getrouw, zeide hij, zijn zij aan den Apostoliichen Stoel. Sic fidi Jam ad fedem Apostolicun. Daar het Hiftorisch lasterfchrift van den Abt mozzi (vereerd is geweest met een Brevet van pms VI.) idie daarin van hem fprak als van een verdeediger van de zaak der Kerke, heeft de fchrijver deezen eernaam en de wezentlijker belooningen, die de Paus hem beloofd, willen verdienen, door een gewigtiger arbeid. Hij heeft alle goede en kwaade boeken, (maar vooral deeze laitften^ die over de Hollandfche Kerk handelen, beginnen te doorbladeren ; en door 'er, gelijk hij zelf zegt, wijd^oopige uittrek/els van te maaken, waar van hij eerst den voornaam ften inhoud in 't Italiaansch, in zijn text inlascht, en die hij vervolgens in hun geheel in  FRANSCHEN VERTAALER. xra in de borfpronkelijke taal, onder aan de bladzijden opgeeft; bij welke 'menigvuldige aanhaalingen hij een omflagtige verzameling van Brieven , Brevetten, Decreten, en andere (tukken tot het zelfde ' onderwerp behoorende , voegt, en bij deeze verzameling wederom eene tijdkundige reeks dier zelfde Bullen, Decreten, enz. welke "er 't opfchrift van behelst en derzei ver onderwerp aanwijst; door dit alles, zeg ik, is 't hem gelukt in vijf boeken, in drie dikke boèkdeele in 8vo aan 't Publiek aan te bieden, de uitbreiding van 'zijne verkorte Gefchiedtnis van de fcheuring, enz. onder den weitfchen, maar genoeglijker titel van Gefchiedenis der omwentelingen van de Utrcchtfche Kerk. Men vind in zijne verzameling alle de brieven der Nunciusfen, »alle de Decreten van Rofrfè\ alle de Brevetten der- Pausfen, waarin dé Bisfchoppen van Holland en hunne Clerefie, uitgemaakt worden voor wederjpanni gen, fcheufmaakers , kinderen des ongeloöfs en des verderfs, Haljlr.rrigen3 muitzieken , floutmoedigen , verdorven menfchen zonder fchaamte, ' voor een flinkend rioel van verworpelingen, bezöeteld met misdaaden die' zig overgegeeven hebben aan den Satan , verdwaasde ) roekelooze , bedriegers , hardnekkige , yii'anden van den vrede der Kerke , werkers der boosheid, voor de Kerk van den Satan, roofzieke wolven met fihaapenvdgten bedekt, enz. Maar men trof in dezelve geen een der brieven enfmeek- fchrif-  xiv BERICHT v a n den fchriften aan die de Bisfchoppen van Holland gewoon zijn, 't zij na hunne verkiezing, 't zij na hunne wijding, of bij andere gelegenheden, in eenen geheel anderen ftijl, aan de Pausfen toefezenden Daar geenen, dan de oudfte dier brieven gedrukt zijn, en deezen in verfcheide fchriften zijn verfpreid, zoude het te wenfchen zijn, dat iemand de moeite nam, ze te vergaaderen, en 'er de geenen die naderhand gefchreeven zijn, bij te voegen, om 'er ook eene verzameling van te maaken, en door dat middel die van den Abt mozzi te voltooien. Het nevens eikanderen {tellen dier verfchillende (tukken, en de vergelijking die men 'er van zouds kunnen maaken, zoude het Publiek bekwaamen, om ze op hun rechte prijs te (lellen; en dan zou men kunnen oordeelen, of de Bisfchoppen van Holland verdienen gehandeld te worden, gelijk zij gehandeld worden in de Brevetten van Rome die in plaats van antwoord op hunne brie» ven gegeeven zijn. De Gefchiedfchrijver mozzi heeft ten minften niet vergeeten, ons dat geene, 't welk hij van den Paus ontvangen heeft, medetedeelen.. Men ziet het aan 't hoofd van eene nieuwe uitgaaf van zijne verkorte Gefchiedenis. Men ziet het nog, in 't Italiaansch, aan 't hoofd van zijne Gefchiedenis der Omwentelingen, en voor de derde maal, in 't Latijn, aan 't einde van t zelfde Werk, alwaar het de plaats bekleed, die het  FRANSCHEN VERTAALER, xv het voegt, agter die menigte Roomfche bevelfchriften, die de werktuigen geweest zijn van de fcheuring en van alle de onheilen in de Hollandfche Kerk. Hij fchijnt opgemerkt te hebben , dat die Kerk zeer hard behandeld is; maar hij noemt dat eene heilige geftrengheid , fanio rigore: want hij houd de Paus ook voor onfeilbaar. Hij is zo zeer gehegt aan dit nieuwe leerftuk, dat, terwijl het verpligt alles goedtekeuren, ontilaat van iets te onderzoeken , hij, uit vrees van 'er eenige inbreuk op te maaken, niet wil toeftemmen, dat cEPHASfdoor paulus berispt, de Heilige petrus is geweest. Zo hij gelooft dat de Pausfen aan dwaaling onderheevig zijn, is 't op zijn best in zaaken, waarin de Algemeene Kerkvergaderingen zig zouden kunnen bedriegen. Een voorgeeven „ dat zeer moeieljjk overeentebrengen is met zo veele voorbeelden van den tol, die de opvolgers van den H. petrus, zo wel als hij zelf, betaald hebben aan de menfchelijke broosheid en laatdunkendheid. Deeze voorbeelden, in de eerfte tijden zeldzaam, zijn nimmer zo meenigvuldig nog zo droevig geweest, dan zedert men ze voor onmoogelijk heeft willen aanzien. De oude Pausfen, zo groot door hunne deugden, als door den ftoel die zij bekleedden, zo nederig als geleerd, en omringd door een geestelijkheid die hun gelijk was, verligtten door wijsheidvolle uitfpraaken het geloof der andere Kerken , maar  xvi BERICHT van den maar beweerden nimmer aan dezelve Godfpraaken voor te draagen, npg eene blinde gehoorzaamheid van haar te vorderen. Tegenwoordig, nu de geenen, die, voor zo veel het Kerkelijk beftuur betreft, de eerfte plaats in de Kerk bckleeden, dikwüs wat de wetenfchap, heiligheid en wijsheid aangaat, in eene geheel andere rang ftaan, noemen zij zig onfeilbaar, en wil men ons dwingen te gelooven dat zij het zijn. En! hoe zouden zij het zijn, midden in een Hof, waar de ftaatkunde en de kuiperij zo weinig tijd en middélen overlaaten, om de waarheid te kennen; waar de geenen, die de Pausfen op de kleinfte afftand naderen, en 't best flaagen in hun vertrouwen te verrasfehen, of baatzugtige hovelingen zijn, of menfehen door vooroordeelen en partijzugt beheerscht ? Wat denkbeeld kan zig de Paus pius VI maaken van de Kerk van Holland, als hij zig in zo verre op den Ex-Jefuiet mozzi verlaat, dat hij als een gewigtig nut aan de Godsdienst gedaan, befchouwd, de leugens, welke die gewaande Gefchiedfchrijver, zonder goede trouw, nog befeheidenheid ten opzigtedier Kerke, heeft faamengeüanstV Zo wij niet vreesden dit Voorbericht te zeer uittebrciden , wij zouden een menigte trekken kunnen aannaaien, die toonen, met welke ligtgeloovige geneegenheid , hij alles wat hij geflikt oordeelt om van haar een ongunftig denkbeeld  FRANSCHEN VERTAALER. xvii beeld te geeven, aanneemt en in zijne gefchiedenis plaatst. Wij zullen hem egter de vertellingjes die hij doet, nopens de wijding der twee werkelijke Bisfchoppen van Ilaarkm en van Deventer, niet ten laste leggen, om dat hij ze niet heeft uitgevonden. Hij brengt ze bij op de goede trouw van twee Brevetten van pius VI. tegen deeze Bisfchoppen, die de onfeilbaarheid van die Paus omtrent daadzaaken niet bewijzen: want men deed hem, in een dier Brevetten eene zaak zeggen , welker onwaarheid kennelijk is, te weeten, dat hunne wijding heimelijk en bijna zender getuigen gefebiedwas, alsof, zeidehij, de Bfcfchop die hem wijdde, zelf over zijne roekeloosheid gebloosd had. De Abt mozzi, de xeden zoekende van deeze gewaande afgetrokkenheid van den wijder, vind ze daarin, dat de Catholijken door de zendelingen beftuurd „ niet „ alleen geene kerkelijke gemeenfehap met die „ van de Clerefie willen hebben, maar zeifs „ hunne burgerlijke omgang mijden , willende „ liever, zegt hij, met de Protestanten hande- len, dan met hun." Zie daar, hoe die Geichiedfehrijver van de fcheuring der nieuwe Utrechtfchc Kerk, aantoont, dat die Kerk, en niet de aanhang van *t Hof van Rome in Heiland, fcheurmaakfter is. Hij Helt, op dezelfde plaats (W), de groote kud- 00 Zie IV. 5. 37- 3-  xvin BERICHT van den kudde der zendelingen, die, zegt hij, dagelijks talrijker en Eerwaardiger word, tegen de kleine kudde van die hij wederjpantügen noemt, en de onevenredigheid kan, volgens hem, voor de laatfte niet vernederender zijn. Om de geenen die er zig een juist denkbeeld van willen vormen , voorteligten, zegt hij, dat die van de Partij (dat is de Gerede van Utrecht) in 1779 vijf Gemeentens telden in het Bisdom vinUtrecht, 31 in dat van Haarlem, en geen één in dat van Deventer, in 't geheel 3 5 Zielbeftierders: dat zij het getal der Leeken op omtrent zesduizend begrootten; ,, maar wij (voegt hij er bij) zijn door des kundige perfoonen ver., zekerd, dat hun getal zo zeer verminderd is, „ dat er, zegt men, in Utrecht niet meer dan „ 250 gevonden worden." Men ziet hier uit nog, hoe hij zelf infiaat is zijne Leezers te onderrichten : want de eene berekening is niet nauwkeuriger dan de andere. Een ieder weet in Holland, dat er vrij meer Gemeentens en Geloovigen in 't Bisdom van Utrecht zijn , dan in dat van Haar km; een ieder weet in Utrecht?. dat de Clereiie in die Stad alleen vijf Gemeentens heeft, en in eene enkele dier Gemeentens meer dan 2^0 geloovigen. Hij zegt ook, naar een brief uit deeze oorden gekoomen, dat er onder hun weinig lieden van aanzien zijn Dit kan Vk.iar zijn; non multt potentss non mult't 110- it/es i  FRANSCHEN VERTAALER. xix bi/es: maar 't is ook waar, dat er egter naar evenredigheid meer onder hun zijn, dan onder de talrijke kudde der Zendelingen. Hij voegt er eindelijk bij dat, volgens dezelfde brief, het met zeldzaam is, dat de Bisfchoppen genoodzaakt zijn voorwerpen tot Priesters te wijden, dtt nauwlijks hjtaat zijn om de Mis te kezen. Dit laatfte is geheel valsch. Maar al had men nu eens omtrent alle die punten de waarheid gezegd, daardoor zoude de zaak van 't Hof van Rome , dat, om hersfenfehimmige vorderingen ftaande te houden, eene eerbiedwaardige Clerefie, en die den Catholijken Godsdienst in deeze gewesten zo veeleer heeft aangedaan, bijna zoude vernietigd hebben, gewis niet beter zijn. Men zou daardoor flegts des te beter zien, hoe gevaarlijk en verderft'elijk de grondbeginfelen zijn, waarna dit Hof zig gedraagt, overal waar men haar de vrijheid laat, om ze in "t werk te Hellen. Zoude het daarenboven wel vreemd zijn, dat aan de Kerk van Holland gebeurd ware, hetgeene Christus voorzegt heeft, dat eens aan zijne geheele Kerk zoude overkoomen, dat namelijk "t onkruid er dermaate zoude vermeenigvuldigen, dat 't het goede zaad bijna zou verftikken ? Als men tot dat tijdftip gekoomen is, moet men de koornaaren niet meer tellen, maar derzelver hoedaanigheid onderzoeken. Men ** 2 moet  XX BERICHT van den moet alsdan het goede zaad zoeken te onderfcheiden onder de ontelbaare meenigte van ftoppelen en onkruid, dat hetzelve bedekt. Het onkruid mooge zig dan beroemen op 't voorrecht van 't groot getal, gelijk de Abt mozzi doet, die tot in de Americaanfche Volkplantingen gaat zoeken, om de partij der Hollandfche Zendelingen te vergrooten. Het goede zaat, 't welk weet, dat het onkruit, zo 't niet verandert, niet in de fchuuren van den Huisvader zal koomen, beroemt zig ook, maar 't is op de genade die God haar gedaan heeft, van aan 't onkruid niet gelijk te zijn. De geheele waarde van dit voorrecht gevoelende, en jaloers om het ten koste van alles te bevvaaren, tragt het zig, met behulp dier zelfde genade, te behoe• den van de befmetting des onkruids; maar 't fcheid er zig niet af. Het verlaat den akker, dat is, de gemeenfchap der Catholijke Kerk niet, onder voorwendfel, dat die akker vol wilde planten is, die er de vijand in gezaaid heeft. Het verbeid in vrede de oogenblikken, waarin de Heer zelf de fcheiding zal bevelen, als de tijden der beproevingen voorbij zullen zijn. Zodaanig is 't gedrag 't welke christus voor zijn leerlingen van alle eeuwen gèlchetst heeft, in die belangrijke gelijkenis van het onkruid en het goede zaad. De Hollandfche Kerk heeft daar de onveranderlijke grondbeginfelen ge-  FRANSCHEN VERTAALER. xxi geput, die haar gedrag geregeld hebben , zedert dat God heeft toegelaaten, dat zij, zonder 't verdiend te hebben in de ongenade van Rome is gevallen. Getrouw aan alle haare piigten, heeft zij haare zaak door alle die wettige middelen verdeedigd, die in haar vermoogen waren ; maar 't misbruik van het gezach, fchoon tegen haar ten hoogften top gevoerd , heeft haar nimmer 't zelve doen miskennen, in de geenen, die er wettig mede bekleed waren. '-Men'vind, wel is waar, in haare Kerkvergadering, geene geloofsbelijdenisfen, ten voordeele van de onfeilbaarheid en van de Kerkelijke almagt van den Paus; nog onderteekeningen van zekere Bullen door de partijzugt voortgebragt, en die men voor uitfpraaken van de Kerk zoude willen doen doorgaan, hoewel zij tot hier toe niet anders dan eene geduurige oorzaak van onlusten en oneenigheden, en een voorwendfel van vervolging geweest zijn. Maar men vind in die Kerkvergadering, eene volledige aankleeving aan alle de algemeen aangenoomene geloofsbelijdenisfen, en alles, wat een volkoomene zekerheid kan opleveren omtrent de oprechtheid haarer aankleeving aan 't ge* loof der Kerke, aan haare eenheid, en aan 't middelpunt dier eenheid in de Stoel en het Scheepje van den H. petrus, die zeer on- derfcheiden zijn van dat Roomfche Hof en ** 3 Kan-  xxii BERICHT van den Kanfe'erij, welke christus niet geffigt, nog de H. petrus gekend heeft. Men vind er, onder haare eerfte Decreten, dat, welk verklaart, ., Dat de Bisfchop van Rome, als op„ volger van de H. petrus, volgens God„ delijk recht, dezelfde Opperhoofdigheid be„ zit, als hij, over alle de andere Bisfchop„ pen: dat die Opperhoofdigheid niet ilegts „ een titel is van eer, maar nog daarenboven „ van Kerkelijke magt en gezach, volgens de „ uitdrukking van de aJgemeene Kcrkvergade„ ring van Epkefe, dat hij, volgens Goddelijk „ recht, het zienclijk en bedienend hoofd is „ van de Kerk, geftigt door christus, die „ er 't onzienelijk en leevendmaakend Hoofd ,, van is: en diensvolgens de eerfte Stedehouder ., van christus op aarde, waarvan de zorg „ over de geheele Kerk is toevertrouwd (#)," Men ziet er eindelijk haare Clereüe, in één lighaam vcreenigd, als eenen invoerder van nieuwigheden en eenen verleider veroordeelen, en uit haar midden verwerpen, den vreemden Subdiaken (f), die er eene andere leer was koomen veikundigen, en die (gelijk die Amaleciet, die zijn hof bij davïd meende te maa* (<•) Deeret. III. Arr. 3, 4 en 5. (f) Petrus uk cteae 5«bdaken van dc Kerk van Kauaun,  FRANSCHEN VERTAALER. xxnt snaaken , met zig den moordenaar van s a tj h te verklaarcny voorgaf de zaak van de Utrechtfche Kerk te verdeedigen, met zig voor den vijand van den H. Stoel uittegeeven. Men volge dus, naar eikanderen , alle de flappen, welke die Kerk gedaan heeft, midden onder de flegte behandelingen, die zij van wegens het Hof van Rom* heeft moeten uitftaan. Men onderzoeke met billijkheid en onpartijdigheid , alles wat zij gedaan , alles wat zij gefchreeven heeft: men zal er niet anders zien, dan de getrouwe betragting van 't geene de H. auoustinus,- in die beroemde plaats, die voor haar fchijnt gefchreeven te zijn, aanprijst: „ De Goddelijke Voorzienigheid, zegt die Vader, laat fomwijle toe, dat het vlee„ fchelijke menfehen, met onlusten en partij„ febappen in de Kerk te verwekken, gelukt, „ zelfs braave lieden van de Christelijke maat„ fchappij te doen affnijden. Zo nu de gee„ nen, aan wie men die fmaad en dat onrecht ., aandoen, dezelve geduldig verdraagen, om „ de vrede der Kerke niet te ftooren; indien „ zij zig onthouden van, door fcheuring of „ ketterij, eenige nieuwigheden intevoeren , „ zullen zij door dit gedrag aan andere men„ fchen leeren, met hoe eene waare gehegt„ heid, met hoe eene oprechtheid des harte „ men God moet dienen, enz." (De vera Re/tg. jV~ XI.) ** 4 Een  xxrv BERICHT van den Een vriend van den Heer bossi (in Itaften) heeft in 1788 tien Brieven uitgegecven, die hij Utrëchtfche Brieven ( Li t ter te U.hraje3inar) genoemd heeft, en waarin hij aanmerkingen maakt, op de Gefchiedenis der Omwentelingen van den Abt mozzi. Zij zijn gefchreeven, gelijk het Werkje De Cathoiijkheid, in een ftijl vol gëmaatigdhëid, verftand en redelijkheid, en men zou zig roisfehien niet vergisfen, met ze aan den Heer bossi zelve toetefchrijven. Hij verdeedigt, in de twee eerden, den Schrijver der Cathoiijkheid , tegen 't geen de Graaf mozzi tegen denzelven ^aangevoerd had, en in den derden haalt hij de trekken van onverdraagzaamheid, en de pérfonaliteiten op, die in zijn boek verfpreid zijn. Men vind in den 4 en 5den een verkort tafreel van de Gefchiedenis der Omwent dingen van de Utrëchtfche Kerk, met aanmerkingen op de 4 eerfte boeken. De Titel van Omwentelingen van de Utrëchtfche Kerk, koomt hem zeer oneigen voor. Zie hier, hoe hij zig in 't begin van zijnen 4den Brief daarover uitdrukt: „ 't Is, zegt hij, geen „ nieuwe zaak, te onderneemen, een gefchie„ denis van de omwentelingen of veranderingen „ van Kerken en van Volkeren van de eene „ of andere gemeenfehap, opteftelleh. Dittis „ zeer dferiftig, om de onzekerheid van hunne „ gröndbéginrelen en van hun geloof aantetoo- „ nen.  FRANSCHEN VERTAALER. xxv ., nen. De Oudvaders hebben de omwentelin„ gen der Ketters en Scheurmaakers van hunM nen tijd in een helder dagligt gefteld. Dit deed in 't bijzonder de H. augustintjs „ ten opzigte der Donatisten. De onfterffelijke „ BoasuET heeft de veranderingen der Pro„ testantfche Kerken befchreevcn. Basnage en anderen beweerden de veranderingen van „ de Roomfche Kerk te hebben aangetoond. „ Een liefdaadige Godgeleerde heeft zig toegelegd, om de veranderingen der zig noemende leerlingen van den H. AUGUSTINUS „ te doen zien. In 174?» heeft men te Rome cer.e Korte Gefchiedenis van de veranderingen „ 'der Janfenisterij gedrukt, enz. 't Is dus „ niet te verwonderen, dat gij in 't hoofd hebt gekreegen, eene Gefchiedenis van de „ Omwentelingen der Utrëchtfche Kerk te fchrijven, in de onderftellïng dat gij met opent, lijke en onverfchoonbaare fcheurmaakers te doen hadt. Maar beantwoord de uitvoering , van 't werk volkomen aan het plan dat gij ' er u van gevormd hebt ? Bewijst men er, dat et wad;lijk omwentelingen, verwisfelingen of veranderingen van geloof, van leer, „ van grondbcginfelen, van bedoelingen, in 't !* 5 »> HS"  xxvi BERICHT van den lighaam der Utrëchtfche Kerk hebben plaats „ gehad?" De .Steller der Brieven toont integendeel aan, dat, te midden in de Staatsomwenteling, die den Godsdienst van den Staat in Holland heeft veranderd, de Kerk van Utrtch fteeds tot nu toe, alles wat eene waare Catholijke Keik daarftelt, behouden heeft. De zevende Brief, na een denkbeeld van de Hukken in 't 5de Boek vervat, gegeeven te hebben, levert algemeene aanmerkingen op over deeze geheele Gefchiedenis. Men ziet in den tienden, dat het kleine Boekje over de Cathoiijkheid van de Kerk van Utrecht, op den Index (den lijst der verbodene boeken te Rome) geplaatst is: waarin 't Roomfche Ho'f zeer voorzigtig gehandeld heeft. Het heeft er groot belang bij, dat men zulke fchriften niet leeze. Maar de Schrijver zegt, dat hij zeer wel zou kunnen aantoonen, dat de Paus, in alle Bisdommen van de Catholijke waereld, die onbepaalde magt niet hebbende, die men hem toefchrijft, er ook niet zonder onderfcheid aan alle Catholijken het leezen van een boek kan verbieden , dat de Roomfche Cur'talisten voor kwaad en verderffelijk houden, maar 't geen egter nuttig kan zijn, al flrijdt het met de grond-  FRANSCHEN VERTAALER. xxvit grondbeginfelen van 't Land en van 't Hof, waar 't veroordeeld is; dat de Paus eenen Raad kan hebben, waarin hij de boeken, die hij vreest gevaarlijk te zijn, doet onderzoeken, om er 't leezen van te verbieden aan de geloovigen die hem onmiddeiijk onderworpen zijn, en ook, zo 't noodig is, andere Bisfchoppen, op 't voorbeeld van zijne roemrijke Voorzaaten, op dat ft uk te waarfchouwen; maar geene Opperjl* Rechtbank, en van een algemeen rechtsgebied: 't geen klaarblijkelijk is door de wetten dier Staaten, alwaar men de bekendmaaking van dierlijke Verbod - Decreten niet zonder onderfcheid toelaat. De andere Brieven loopen over bijzondere voorwerpen: de 8fte, bij voorbeeld, over de herroeping van feeronius, daar de Abt mozzi te onrecht op roemt, en waarover de Schrijver, zo wat de daad, als wat het recht betreft, zeer belangrijke aanmerkingen maakt, Hij fielt in den 6de ophelderingen voor, over deeze vraag: „ Of eene Kerk, die, geduuren„ de eenigen tijd, door eenen Apostoliefchen „ Stedehouder beftuurd is, het Recht heeft van „ een eigen Bisfchop te willen hebben , van „ hem te verkiezen, en van geene Kerkelijke „ Ba-  Xxvni BERICHT v. d. FR. VERTAALER. „ Bedienaars te hebben, dan die door de Cle* „ refie en 't Volk verkooren zijn?" Hij antwoord vervolgens op deeze andere vraag : Welke kragt zoude het Banvonnis hebben, „ door den Paus uitgefprooken tegen eene „ Kerk, die op deeze wijze van haar recht „ wilde gebruik maaken?" De grondbeginfelen en aanhaalingen, waarvan de Schrijver zig bedient, om op deeze vraagen te antwoorden, ftrijden zo duidelijk voor de zaak van de Utrëchtfche Kerk , dat hij er de töepasfing van aan den Leezer overlaat. HISTO-  HISTORISCH BERICHT wagens de cath olijkheid J VAN DE , KERK van UTRECHT, EN ANDERE CATHOLIJKE KERKEN DER BATAAFSCHE REPUBLIEK. Verkorte gefchiedenis van de fcheuring der Nieuwe Utrëchtfche Kerk aan den Hoogw. Heere Bisfchop van.» .. • door D. A. D. C. enz. Dus is de titel van een boekje van 78 bladzijde, waarin men den geest van partijfchap en onverdraagzaamheid, meer ten toon ipreid, dan veele oude Room» fche Schrijvers van de Geestelijke Rechten in hunne dikke boekdeelen gedaan hebben. Zo men er de be. oordeeling van met het titelblad wilde beginnen, zou men den Schrijver kunnen vraagen: waarom hij de Utrëchtfche Kerk den naam van Nieuwe Kerk geeft? Immers of hij belchouwd dezelve als Kerk, federt haare opkomst, en dan heeft zij, volgens zijne eigen bekentenis, bladz. 30, dien naam reeds van de VII. A Eeuw  * Hijlorisch Bericht wegens de Cathoiijkheid Eeuw af beginnen te verdienen: of hij ziet haar flegts als zodaanig ann , in het trjdftip van haar gefchil met de Kerk van Rome; en in dit laatfte geval zelfs kan zij niet nieuw genoegd "worden, wijl men van den eenen kant in dit tijdft:p niets ziet, dat eene nieuwe Kerk daarireld, en van den andaren kant, dit tijdftip zelve opklimt tot het begin van deeze Eeuw, die bij. na ten einde is. Maar lasten wij 't titelblad daar, om te fpreeken van de, 't zij dan oude of nieuwe Kerk van Utrecht. In eene korte waarfchouwing aan den Leezer, zegt men, dat tegenwoordig ieder een van de Kerk van Utrecht fpreekt, dat veele lieden over dit onderwerp redeneren, zonder er iets van te weeten, en das gewaagde oordeelan veilen; dat men om die reden de verkorte gefchiedenis van die Kerk in 't lïgï geeft, maar dat de geenen* die cr meer van wiileu weeten, maar moeten leezen, de fchriften van den Cardinaal van Mechelen, van den Heer Kek, van den Kanunnik Bacchufius, van Paulus Hoijnck rem Patentrecht, van P. Hennepin, Caufa Quesnelljana &c. Vooreerst, is 't niet waar, cat ieder een van de Kerk van Utrecht fpreekt. Veele lieden weeten niet eens, dat die Kerk in proces is, en onder de geenen, die 't weeten, lasten weinigen zig aan haar Iet gelee» gen liggen. Van den anderen kant (lelt dit handjevol goede Catholijken geen kuiperijen te werk, om eene aanhang te krijgen: zij onderhoud geene meerdere verftaudhoudiiig, dan de voorkoomenJe om Handigheden vorderen: zij verfprcid geen lasierfchriften of anderen, dien (lig om 't vuur van twist aan rek weel: en; en te vreden met de goedkeuring, van der zaake kundige en  van de Kerk van Utrecht. 3 en onbevooroordeelde lieden, pijnigt zij zig niet af, om de geheele waereld rechter in haare zaak te maaken Te Rome zelf, waar men er gewis 't meest van moest fpreeken, daar deeze ftad-'t middenpunt is van 't gefchil, hoort men geene anderen van Utrecht fpreeken, dan de geenen, die er een zeker belang bij hebben, 't zij om eene pa rtijftaande te houden, t zij om eene overeenkomst te bewerken. Zó men derhalven, in Toscanen of in Lombardijen, er van fpreekt, zo men er in den gemeensaamen omgang eikanderen over onderhoud, 't is om dat er zig in alle gezelfcnappen een zeker zuurdeeg verfpreid en aan 't gisten 1S, 't welk, fchöon onder geheel andere voorwerpen verborgen , die partijfchappen en grondbeginfelen van onverdraagzaamheid, zo fluitende vóór de menfchehjbheid, die voorheen plaats gehad hebben, zoekt te verlevendigen. Niet lang geleeden vertelde een ExJefuit, uit een der voornaamfte Meden van Italiën, in een g'ezelfchap , als iets nieuws, dat de Kerk van Utrecht tot Ketterij vervallen was. Of deeze man wist de gefchiedenis van deeze Kerk niet, en dan was hij een weetniet; of hij wist hem, en dan kan men niet anders van hem zeggen, dan dat het een deugniet was, die hetzelve wilde bedriegen. Voor h overige, als men van Utrecht fpreekt, is 't eer 't gefchreeuw der onverdraagzaamheid, dat aanleiding tot die redewisfelingen geeft, dan de ijver der aankleevers van die Kerk, die zig vergenoegen, met in ftilte haare Cathoiijkheid te erkennen. 't Is vervolgens een fchoone inval, de Leezcrs te •verwijzen tot de fchriften dier dweepers , die door «wakheid van geest, of door beweegreden, die de A 2 be-  4 Hiftorhch Bericht wegens de Cathoiijkheid begeerlijkheid hun aan de hand geeft, hunne pennen hebben geleent om de kabaal en leugen voorteftaan. Een ieder weet, dat de Aardschbisfchop van Mechelen zig geheel ten dienfte moest geeven aan die hem met het purper omhangen had. 't Is ook eene bekende zaak, dat het om zijne fchriften, over de zaak van den armen Heer Codde Aardschbisfchop van Sebaste, was, dat de Heer Kok eerst met den titel en met het Ampt van Apostolilche Stedehouder der flollandfche zending, vereerd, daarna Sleepdrager van den Paus Clemens XI, en eindelijk Kanunnik van St. Laurens in Damafo, gemaakt wierd, dat Bakhuizen op de inboezemhig fchreef, en vervolgens de goedkeuring verwierf van den Heer Busfi Pauselijke Nuntius. Zijn dit dan de onpartijdige Schrijvers, waarop men zig in eene zaak van dien aart beroepen moet? Zijn dat de getuigen der waarheid , de Godfpraaken van de Reden? De Lijst, die men ons vervolgens geeft, van de gewigtigfte decreten, raakende de zogenaamde fcheurmaakers van Utrecht, van'de Heilige Stoel voortge" vloeid, is van de zelfde natuur en van 't zelfde gewigt. 't ls een opeenltapeling van Kerkelijke ftraöen, van opfchortingan, van opzeggingen, van afzettingen, van afkeuringen, van banvonuisl'en, van veroordeelingen, van verdoemingen, van vernietigingen, van verfoejingen, van vervloekingen enz., door 't hof van Rome uitgeblikfemt tegen de Heer Codde, Aardschbisfchop van Sebaste, tegen de Capictels van Haarlem en van Utrecht, tegen Dominicus 31. Variet, Bisfchop van Ascalon, en van Babijlomën, tegen Corn. Steenhooyen, Corn. Barchman IFajtiers, Theodorus van dir  >.?» de Kerk van Utrecht. 5 der Kroon, P/af»* Meindars, Waltherus Michaèl van Nieuwenhuizen, allen, de eene voor de andere na, Bisfchoppen van Utrecht, tegen Jeronimm de Bok; Joh. van Stiphout en Air. Broekman, Bisfchoppen van Haarlem, en tegen Barth. Joh. Bylevelt en Nicolaas Nelleman, Bisfchoppen van Deventer; Maar deeze (hikken allen uit een en 't zelfde grondbeginfel (dat in dit geval zelf betwist word) voortkoomende, bewijzen, zo wel als de weidfche optelling, die men van dezelven doet, zekerlijk niets anders, dan gebrek aan liefde, en aan den waaren geest van Godsdienst, in de geenen, die de bewerkers dier decreten en de inblaazers der uitgefprookene afkeuringen en veroordeelingen geweest zijn. En misfchiert bewijzen zij nog beter de hardigheid én geftrengheid^ waarmede men in deeze zaak is te werk gegaan, tegen de Regels van 't Evangelie, en de grondwaarhe* den van den Godsdienst, welken zodaanig eene han delwijze niet billijken, dan wanneer de zaaken óp hun uiterfte en onherftelbaar zijn , en als zodaanig door de geheele gemeenfchap der gelovigen erkent worden; Indien 't hier te pas kwam, met zijné geleerdheid te' pronken, en men deeze nieuwe Gefchiedfchrijver van de nieuwe Kerk van Utrecht, met gelijke wapenen wilde beftrijden, zou men den Leezer kunnen verwij-' zen naar de fchoone Werken, die tot verdediging van deeze verlaatene Bruid in 't ligt zijn gegeeven; ea indien men tegen die hierboven aangehaalde fchriften (die toch allen van de zelfde plaats getekend zijn) egte (tukken wilde (lellen, zou men llegts behoeven aantehaalen het boek getiteld: Ferzaameling van vtr» B fcheU  6 Hiflorisch Bericht wegens de Cathoiijkheid fcheiden getuig fchriften van veele Cardwalen, Aardsch. bisfchoppen, Bisfchoppen, Hooge Schooien, Gods- of Rechtsgeleerde faculteiten, Leeraaren, Waardigheden van Cathedralt en Collegiale Kerken, Abten, Kanonniken, Pastoors , Overften van geestelijke ordens of gemeenfchappm, Magifiraten, Regtsgeleerden en andere vermaarde perfoonen, ten rootdeele van de Cathoiijkheid, en de wettigheid eier Rechten van de Clerefle, en van de Capittels, Aardschhisfchoppen en Bisfchoppen van de Catholijke Keik der Fereenigde Provinciën , tegen de fcheuring in die Kerk , zedert 't begin van deezen Eeuw, door de h.mdellingen der Jefuiten en hunne aanhangers ingevoerd. In $to. 406 bladzijden, zonder de lange Foorreden, en in iivo. te Utrecht bij van der Weyden 1763. Maar die zig kan verdeedigen, door bondiger redeneeringen, houdt zig met zulke beuzelingen niet op, welke toch eindelijk voor geene des twistende partijen iets beflisfen. Behalven het voornoemde vind men een' brief aan een Bisfchop van Italiën, die door deszelfs Schrijver Gefchilbrief genoemd word, en waarin hij, terwijl hij hem deeze verkorte gefchiedenis overzend, raadzaam oordeelt hem eenigen zijner aanmerkingen mede te deelen, die betrekking hebben op de aanzoeken, die hij onderftelt dat men deeze Bisfchop gedaan heeft om aan de Kerk van Utrecht een' brief van gemeenfchap te fchrijven. Hij begint met hem te prijzen over zijne weigeringj hij beveelt hem (landvastigheid aan, van zig niet te laaten overhaalen tot een ftap, die van zijne Voorzaaten nïet gevergd is, om geen invoerder ie worden • van nieuwigheden, die Italiën in de fcheuring zouden kun-  van de Kerk van Utrecht. ? kunnen dompelen, en zijne gedagtenis in vervloeking zoude brengen door alle Christelijke Eeuwen. Men weet niet wie die Bisfchop is, en er ligt ook weinig aangelegen; maar men is verwonderd, dat een Bisfchop zig om raad te vraagen gewend heeft tot een man, die zo bezeeten is van den geest van partijzugt: en dat hij zonder eene zekere verontwaardiging een' brief heeft kunnen ontfangen, die zo weinig oordeel in den Schrijver kenmerkt: te meer daar zijne overweegingen zo vol drogredenen zijn, en onderltellingen van 't geen in gefchil is. Maar 't zal goed zijn, dezelven ftuksgewijze nategaan. Eerde overweeging. De Heilige Stoel heeft de nieuwe Kerk van Utrecht van haare gemeenfchap afgefneeden. Deeze Kerk maakt zig door haare klagten nog fchuldiger, en bij alle waare Catholijken meer en meer kenbaar, als weerbarstig en fcheurziek. Met alle haare kunstgreepen heeft zij 't niet verder gebragt, dan dat zij aan eenige Bisfchoppen (eenige regels laager met den naam van overtreders vereerd) brieven van wellevendheid ontwrongen heeft, die nimmer den naam van brieven van Kerkelijke gemeenfchap kunnen draagen: en al zijn zij van veele bisfchoppen , zij zijn egter niet van allen, nog zelfs van 't grootfte getal; de Algemeene Kerk is derhalven niet in Kerkelijke gemeenfchap met de Utrëchtfche. Was er in deeze redeneering, die geheel en letterlijk in de eerfte aanmerking bevat is, eenig beginfel van goede redeneerkunde, zoude men er de gevolgtrekking van kunnen toeftaan. Maar in 't tegenwoordig geval, vervalt de geheele redeneering in allen deelen. De Schrijver bouwt op een onzeker grondbeB a kin-  8 Hlftorhch Bericht wegens de Cathoiijkheid ginfel , op een grondbeginfel , dat aan een menigïe twijfelingen en uitzonderingen onderhevig is , op een grondbeginfel eindelijk, dat juist ce grond van 't gefchil maakt: dit grondbeginfel is, de affnijding van de Kerk van Utrecht door de H. Stoel van haare gemeenfchap affnijding, welkers wettigheid oneindig veel ftof tot redeneren geeft, zo over de;zeiver regelmatigheid, als nog meer over haare met reden verdagte egtheid, en over haare zeer twijfelagtige uitwerking, met betrekking tot de Algemeene Kerk. Na deeze uit zijn eigen aart wankelbaare grond gelegd te hebben, gaat de Steller der overweegingen over tot eene aaneenfchakeling van gezegdens, waarvan men gemakkelijk de valschheid zoude kunnen aantoonen, maar die wij, om edelmoedig te zijn, flegts in den rang van gewaagde gezegdens zullen laaten. Dusdaanig is dat, volgens welke hij verklaart, dat de Kerk van Utrecht zig door haare klagten llegts fchuldiger maakt; terwijl zij verre van zig onrustig, woelzn k of wederlpannig te toonen, niet dan met de grootfte zedigheid, zig op de reden en de waarheid beroept. Dusdaanig is nog dat, waarin hij zegt, dat zij zig dagelijks meer en meer als fcheurzugtig doet kennen; daar zij integendeel (leeds meer en meer haare Cathoiijkheid heeft aan den dag gelegd, gelijk haare gemeenfchap met de an- O) Het is niet de H. Stoel, maar 't Hof van Rome, die, tegen de geest van den H. Sioel aan, die affnijding heeft uitgefprooken. AUud funt fedes, aliud prcfidentes, iets anders is de jloel, en iels anders die er op zitten. De Schrijver weet zulk& wel: hij fprsekt dus maar, otn zig naar de gemeene fpraak te voegen, en in 't bijzonder, naar die van den Schrijver, dien hij wedei'legd. ( Aanteekening van den Franfchen Veriaaler.)  van de Kerk van Utrecht. 9 andere Kerken bewijst. Dusdanig is zijn gezegde, waarin hij haar verwijt, dat zij kuiperijen en kunstgreepen te werk (lek , om zig aanhangelingen te maaken. Er is inderdaad geea een bewijs van die zogenaamde kunstgreepen voorhanden, ten zij misfehien 't een of ander Werkje van Rome afkomftig, waarin men 't zegt, zonder 't te bewijzen. De blijken van aankleeving, die de Utrëchtfche Kerk ontfangen heeft, zijn haar of van zelve toegekoomen, of gewis niet afgebeedeld. Dusdaanig is eindelijk het voorgeeven, dat het flegts heusfche en verpligtende brieven zijn, of, gelijk men zegt, brieven van complimenten, en niet van Kerkelijk gemeenfchap. Men behoeft die brieven maar te leezen, en alle de andere (lukken, die er betrekking op hebben, om te begrijpen, dat zij alleen gefchreeven zijn, om de Utrëchtfche Kerk voor Ca» tholijk en de rechten der Clerefie, der Capittels, en der Aardschbisfchoppen en Bisfchoppen, van de Catholijke Kerk der Vereenigde Gewesten, voor wettig te erkennen. Onze Gefchilfchrijver vergist zig nog veel Merker, op 't einde van zijne overweeging. Indien verfcheide Kerken, zegt hij, de gemeenfchap met die van Utrecht onderhouden, zij doen 't niet allen, nog zeer veelen, nog zelfs de meesten, dus ook de Algemeéne Kerk niet. Maar hier zou men hem moeten vraagen, vooreerst, wat hij door de Algemeéne Kerk, door de gemeenfchap der Kerken, door zeer veele Kerken verftaat, en of hij klaare denkbeelden heeft van 't geene die verfchillende uitdrukkingen beteekenen. Want zo hij die had, zoude hij, al hield hij zig zelfs aan de meest gemeene bepaaling die men van de Kerk gegeeB 3 ven  io fliftorisch Bericht wegens de Cathoiijkheid ven heeft, aan die b. v. in de fchoone verhandeling over de Kerk van M. Ie Gros gevonden word (è), zoude hij, zeg ik, zonneklaar zien, dat 't niet genoeg is door den Paus zelfs op de plegtigfte wijze veroordeeld of gebannen te zijn, om van de gemeenfchap der geheele Kerk afgefcheiden te weezen, dewijl 't eene gevolgtrekking is, die uit de natuur en den Haat der Kerk zelve voortvloeit, en die door de zekerfte gebeurtenisfen uit de Kerkelijke Gefchiedenis beweezen is. Hij zoude zien dat de ftaat van de Hollandfche Kerk, op zijn ergst genoomen, kan befchouwd worden , als een Haat waarover men twist, of, waarvan 't pleidooi nog hangende is, welks verdediging niet de minde inbreuk op de Kerkelijke gemeenfchap kan maaken, en waarvan 't beflisfend vonnis, met het gelijk of ongelijk van die Kerk uit te wijzen, tefFens baaren toeftand met betrekking tot de gemeenfchap der geloovigen beflisfen zal. Hij zoude eindelijk zien, dat in dergelijke omftandigheden, de beide partijen, indien zij de waare gronden der Catholijke leer kennen, verpligt zijn elkander te verdraagen ; dat het gee- £5) Ecclejiu m'üitans reSi definiri vidctur, coetus hominum yiatottm , haptiztttrum, a Clirijlo Domino injlilulus et fundatus, turn internis fidei et charitatls, turn externis profesfionis fjci et Commur.ianis Catltolicts vinculis collieetus, fui regimine legitimorum pnjiorum, quorum primus ejl D. Petri fuccesfor. Tractat. Dogmat, et Scholaft. de Ecclcfia. tom. I. p. 32. ed. Ven. De fbijdende Kerk zoude op deeze wijze kunnen genoemd worden : Een vergadering duor Christus ingelieW en giffigt, van gedoopte mci.fchen die rp den weg der zaligheid wandelen, zo door de inwendige banden van geloof en liefje, als door de uitwendige van iénl gtloofsbelijdeu's en Catholijke gemeenfchap ver. «ei'igd, onder 't heftter van wettige harders, waarvan de opvolger Jvaa 201 t.'. Petrus de eeifte is.  van de Kerk van Utrecht. li geene der beide partijen geoorloofd is, de banden vrn gemeenfchap, die haar aan den anderen binden te verbreeken , en dat het diensvolgens nergens toe dient, de reden van 't grooter of kleinder getal, der geenen, die over de zaak in gefchil verfchillend denken, aantehaalen, gelijk mede dit verfchil op de gemeenfchap nog op de banden van eenheid niet de minfte invloed heeft Qc~). Men zou dus deeze overweeging kunnen omhelzen, op de volgende wijze, en dan zou zij ten miriften daaden en geene enkele gezegdens tot grondfl g hebben: „ De H. Stoel heeft de Utrëchtfche Kerk veroordeeld: Deeze heeft zig van dit vonnis beroepen „ op de Algemeéne Kerk , terwijl zij zorgvuldig de „ banden van eenheid met alle Kerken en alle de „ Harders ongefchonden bewaarde. Veelen van dee„ zen hebben met haar vriendelijke betrekkingen, ge, paart met alle de blijke eener volmaakte gemeen„ fchap, onderhouden. Veele anderen hebben geöor„ deeld, dat het beter was, er zig buiten te houden, en geen gemeenfchap met haar te maaken: maar, daar zij geen recht hadden, om zig, zo lang de zaak in gefchil was, willekeurig van haar aftezon- „ de- (c) 't Is allernoodzaaklijkst, zegt de Hr. da Marfais, onderfcheid te maaken, tusfchen 't Hof van Rome, den Paus en de H. Stoel. Men moet met deeze laatfte vooral de eenheid bewaaren (en dit doen indedaad die van Utrecht) alfchoon men de grondregels van het eerfte, nog de gevoelens van den tweeden goedkeurt, 't Kan zelfs, zegt Gerfon, verdienftelijk «n roemwaardig zijn. het Hoofd der Kerke, dat gijn gezag nrsbruikt, in 't aangezigi te wederftaan, gelijk de H. Pauïas ten opzigte van de H. Petrus deed. Gerfin. coofid. 5. Refol. circa Excora. B 4  ia Hiflorisch Bericht wegens de Cathoiijkheid deren, kan hunne afzondering, fchoon zij 't groot„ fle getal uitmaaken, de Utrëchtfche Kerk niet als „ fcheuringmaakfter doen aanzien." Tweede overweeging. De Paus , die het Hoofd is (dit zijn de uitdrukkingen van den gefchilfchrijver) de Gids, de Vader, de Meester, de Trompet, de mond van de Kerk , de Voorganger, ?t Toppunt, de Vorst van 't geheel Apostoliesch Collegie, de Bisfchop der. Bisfchoppen, de Harder der Har der en, heeft de Kerk van Utrecht door meer dan 20 vonnisfen veroordeeld. Van een Bisfchop derhalven te willen vergen dat hij met die Kerk gemeenfchap houde, is van hem vergen , dat hij van 't ftandvastig gebruik der Catholijke Bisfchoppen afwijke, dat hij zig tot Rechter opwerpe, van dien Mensch, aan wien men zo veele titels heeft gefchonken, dat hij zig aan de gehoorzaamheid onttrekke, die hij hem, als aan den opvolger van de H. Petrus beloofd heeft. Niets is ondertusfehen minder waar, dan dit alles. ?t Is onnut hier alle die titels te ontleden, die men zo ijdel verfpilt aan eenen Opperpriester, die alle die fnorkerijën niet behoeft om zijn gezag en zijn recht van Opperhoofdigheid te handhaaven. Men kan insgelijks afzien, van aantetoonen, dat die benaamingen de vrugt zijn van de barbaarschheid van zekere Eeuwen, en van de verblindheid van eenige door heerschzugt en begeerlijkheid bedorven zielen. Laaten wij er dus den Gefchilfchrijver mede doen pronken, zo wel als de dappere beftrijder van den Abt Tamburini, de Schrijver namelijk der brieven over 't boek, dat ten titel voert: Ana-lyfe des prefcriptions de Tertullien. De Paus heeft de Kerk van Utrecht veroordeeld. Dat is vol«  van de Kerk van Utrecht. ï%ï volkoomen waar. Maar dat beneemt eenen Bisfchop 't recht niet, om met die Kerk in gemeenfchap te zijn; en hij zal daardoor niet afwijken van 't gebruik, der Catholijke Bisfchoppen, vermits de veroordeeling door de Paus niet genoegzaam is, om van de Kerk aftefnijden, nog om de dus veroordeelde voor fcheurmaker uittemaaken. Verfcheide voorbeelden van de Kerkelijke Gefchiedenis bewijzen regt het tegenovergefielde. De Kerken van Afiën, volgens 't verhaal van Eufebius, door den Paus Ficïor in den ban gedaan, om dat zij, in 't vieren van het Paaschfeest zig niet naar de Kerk van Rome voegden; .de H. Cypriaan en de H. Firmiliean, de Kerken van Afiën en Africadoor den H. PauS' Stephanus, met den ban ge. Hagen, .om dat: zij den doop der Ketters voor kragteloos hielden; de H. Meletius en de H.F/aviamtt, Patriarchen van Antiochiën, en de Oosterfchen die 't met hun hielden, waarmede de. Christenen van 't Westen met de Paus Damafus aan 't hoofd, volftandig weigerden gemeenfchap te houden; Acacius, Patriarch van Conitantinopolen, van de Kerk afgefneden door den Paus Felix, om misdaden die aan de Kerk van Rome vooral zeer wel bekend zijn, en eene me. nigte van Heiligen van de Griekfche Kerk, die fteeds met Acacius in Kerkelijke gemeenfchap leefden; de H. Bilarius van Arles, om dat hij ProjeStus, Bisfchop van zijn gewest, eenen opvolger had gegeeven, dooide H. Paus Leo van zijne gemeenfchap afgefneden, zonder dat die Heilig, gelijk fommigen zouden willen doen gelooven, voor zijne dood ontflagen of herfteld is; eindelijk eene meenigte anderen, die bijna in 't zelfde geval geweest zijn, zouden voor fcheurmakers B 5 Sfi-  14 Hiftorisch Bericht wegens de Cathoiijkheid gehouden en als zodaanig erkent geweest zijn, indien de veroordceling van Rome genoeg ware geweest om hen van de andere Kerken aftefcheiden. Maar fchoon met recht veroordeeld, om dat zij egter zo lang het gefchil duurde, onaffcheidelijk aan de eenheid der Kerke zijn verknogt gebleeven, is er niet eene beweegreden geweest, om hen voor fcheurmakers te houden; zij zijn in gemeenfchap en betrekkinge met verfcheide Kerken gebleeven; hunne aclen zijn voor egt en wettig erkend, en veelen der geenen, die wij daar zo hebben opgenoemd, zijn met den naam van Heilig vereerd geworden. Men zie nu eens, na zo ophelderende daadzaaken, op de zekerde en onbetwistbaarde Kerkelijke gefchiedkunde gegrond, of een Bisfchop, met eene Kerk door de Paus veroordeeld, maar die, met van dit vonnis zig te beroepen , aan de eenheid der Kerke gehegt blijft, ook. van 't ftandvastig gebruik der Catholijke Bisfchoppen afwijke'. Men zie eens, of dit ook drijdig kan zijn met de belofte van trouw en gehoorzaamheid die elk Bisfchop aan de Paus doet, van namelijk uittevoeren al wat hem volgens de regels en in naam der Algemeéne Kerk bevoolen word; belofte, die God alleen ten doel hebbende, zig nimmer uit kan drekken tot 't geene flegts uit kragt van bijzondere beweegredenen, of van een nog onbeflist gefchil zou gedaan zijn, en welke diensvolgens nimmer de kragt kan hebben, van een bevel te doen. aanneemen, waarvan een appel voor een tijd de kragt van vernietigt of opfchort. De Bisfchop, die de gemeenfchap onderhoud, werpt zig daarom niet tot Rechter van den Paus op enz. Die  van de Kerk van Utrecht. 15 Die Bisfchop belet niet, dat men de Rechtspleeging voortzette, dat men de beflisfing van de Algemeéne Kerk afwagte, dat men 't punt in gefchil tusfehen de Kerk van Rome en van Utrecht beüisfe; maar intusfehen geen eene beweegreden hebbende, om zig van die Kerk aftefcheiden, die zig van eene veroor. deeling op een hoger Rechtbank beroepen heeft, en die zig in de gemeenfchap der geloovigen tragt ftaande te houden, waarvan 't eerfte vonnis, al wierd 't ook herhaald, haar niet kan aftrekken, kan hij haar, zonder aan eene der twistende partijen ongelijk aantedoen, brieven van Catholijke gemeenfchap fchrijven. Er is veel aan geleegen , voor grondflag te neemen de ftelregel, dat de Paus, zelfs als Hoofd der Kerke befchouwd, de Kerk zelve niet is, en dat het, om van de Kerk veroordeeld te zijn, niet voldoende is, van de Paus veroordeeld te weezen, wijl er, op verfchillende tijden, verfcheide voorbeelden geweest zijn van lieden door de Paus veroordeeld, wier veroordeeling door de Kerk niet erkend is geworden; en dat eene Kerk Catholijk kan zijn, al weigert de Paus met haar gemeenfchap te houden, mits zij, zo veel doenlijk met de andere Kerken in gemeenfchap blijft, en geenen der wettige middelen verzuimt, om haare onnoozelheid aan den dag te leggen, en met den Paus zelve gemeenfchap te houden. Die ftelregel, zeg ik, is allergewigtigst: maar eens gefield zijnde, worden terjond de denkbeelden omtrent de zaak van de Utrëchtfche Kerk, opgekfaard. Derde overweeging. 't ls bijna eene Eeuw geleden, dat de H. Stoel de Kerk van Utrecht veroordeeld heeft. Is 't mogelijk dat alle de Paufen, van Cemens  i<5 Hifiorisck Bericht wegens de Cathoiijkheid mem XI. af, zig op dit ftuk bedroogen hebben? Zoude de Bisfchop , dien men wilde overhaalen , om brieven van gemeenfchap aan deeze Kerk te fchrijveu, zigzelven niet ligter kunnen bedriegen? En welk een wanorder, zo dit eens gebeurde! 't Zou misïchien raadzaam zijn, hier iets te zeggen van de zogenaamde onfeilbaarheid van de Paus. Maar daar dit ons te verre zoude heenleiden, zal 't genoeg zijn optemerken, dat in 't voorgeftelde geval honderd veroordelingen niet meer kragt hebben dan ééne. Een Paus heeft zedert het einde van de voorledene Eeuw de Kerk van Utrecht veroordeeld. Deeze Kerk heeft appel geteekend tegen dit vonnis. Dit appel was voldoende, om van de twee Kerken, twee pleitende partijen te maaken. En welke Paus, fchoon wijs en verligt, maar doortrokken met de grondftellingen van zijn Hof, zoude er de belangens van willen verraden, met van 't eens betreden fpoor aftewijken, en de handelwijze zijner Voorzaaten aftekeuren? Wat oordeel zou men te Rome geveld hebben over eiken flap, die afweek van den geenen die tot dus verre gevolgd was geweest? Laaten wij ons met ftreelen met de hoop van zulke wonderen in onze Eeuw te zien gebeuren. Wij eerbiedigen de kennis en de opregtheid des harte van den onlterflijken Benedidtus XIV; maar wij verwonderen ons geenzins, dat, in een tijd, waarin de Jefuiten, een groote magt in de Kerk hadden, die groote man zig naar hunne neigingen gevoegd heeft, en zig tegen de heerfchende partij van zijn Hof niet heeft durven verheffen , gelijk hij zo veele misbruiken , die tot groot nadeel van den Catru-lijken Godsdienst nog ftandhouden, niet heeft dm---  van de Kerk van Utrecht. if durven den bodem inflaan. 't Is dus mogelijk, dat de Kerk van Rome, in 't ftuk van haare affcheiding van de Utrëchtfche Kerk, ongelijk hebbe , daar zij reeds meermaalen in diergelijke gevallen ongelijk gehad heeft (d). Het is in 't geheel geen wonder, dat zelfs geleerde Paufen , zig den een' na den andere laaten wegfleepen, om dit punt ftaande te houden, wijl dit noodzaakelijk verbonden is met de Natuur en Regeeringsvorm van dit Hof. En zo een Bisfchop met de Utrëchtfche Kerk gemeenfchap houdt, zo lang het appel duurt, is deeze Bisfchop niet in dwaaling, om dat hij daarin de grondbeginfelen der liefde en *c gebruik jjer Kerke opvolgt. Hij maatigt zig daardoor geen (<0 De H. Petrus door den H. Pautus berispt; de Paus Eleutherius de voorzeggingen der Montanisten goedkeurende, die hij naderhand verworpen en veroordeeld heeft; fictor door den H. Ireneus, beftrafc en gelaakt , om dat hij de Bisfchoppen van Afiën ontijdig in den ban gedaan hadt; Libcrius die zig liet overhaalen oin de formulieren der Arianen te onderteekenen; Hotiorius in de zesde Algemeéne Kerkvergadering als Monoiheliet verweezen, en zijne fchriften veroordeeld ; Johannes XXII. in de XIV Eeuw veroordeeld over zijn gevoelen van 't gelukzaalig aaufchouwen van God, en vervolgers genoopt om zig te herroepen , gelijk veele anderen , die men zou kunnen bijbrengen , maar al te waaragtige voorbeelden opleveren, van de overhaasting, die de handelwijze der Paufen fomwijle kenfehets, en van de dwaalingen waaraan zij onderheevig zijn geweest. Men kan over dit bijzonder punt in 't breede nazien den Hr. du Marfais, in zijn boek, dat den titel voert van Expofition de lx Doclrine de l'Eglife Gattkane, par tappan aux pretentions, de la Cour de Rome. Prem. Part. Maxime 8. Om geene voorbeelden te zoeken buiten de Kerk waarvan wij fpreeken; de Gefchiedenisfen maakeu gewag van een Bisfchop van U;rechc-, met alle die hem aanhingen , gebannen door Martinus V. en die egtef door Eugenius IV. in 1433 onfchuldig verklaard wierd. Sufridus, /lp' fend. ad Bekan. pag. 133.  iS Hiftarisch Bericht wegens ds Cathoiijkheid geen recht van onfeilbaarheid aan, gelijk de Gefchil. fchrijver beweert, om dat de Algemeéne Kerk, waaraan hij bereid is zig te onderwerpen, nog geene uitfpraak gedaan heeft. Hij verheft zig niet tegen den Apostoliefchen Stoel, om dat hij zig de uitfpraak over 't gefchil niet aantnaatigt, maar zig vergenoegt met flegts te erkennen, dat de bevelen {Conjïttutions') Befluiten en Vonnisfen van dien Stoel, de kragt niet hebben, om eene Kerk van de gemeenfchap der geloovigen aftefiiijden, nog om iemand, wie hij ook zij, Ketter of Scheurmaaker te maaken, zo lang zij door de uitfpraak" der Algemeéne Kerke niet bekragtigd zijn. Vierde overweeging. Die van Utrecht hebben, zonder reden liever van den Paus afgefcheiden willen weezen , dan zig aan hem onderwerpen. De Paus vorderde van hun geen zaaken, die met het Geloof ltrijdig waren of 't geweeten kwetften. En al waren de voorwerpen, die aanleiding tot de fcheuring gegeeven hebben, niets anders dan betwistbaare punten, zonder eenig punt des geloofs te behelzen, had egter de Kerk van Utrecht, eerbiedshalven, voor die van Rome moeten onderdoen, gelijk een Zoon aan zijn Vader, een lidmaat aan 't hoofd, een fchaap aan deszelfs harder, een tak aan den ftam, een bijzonder» Kerk aan 't lighaam der andere Kerken of aan de Algemeéne Kerk, liever dan de band van eenheid met den Paus te breeken, die de eerfte oorfprong der gemeenfchap met de Kerk is. (Dit zegt de Broeder Mare de S. Franpois, ongefchoeide Carmeliet, tegen Tamburini, en dat is genoeg.) Een tweeledige bewijsreden (dilemme') gaat deeze geheele redeneering omverwerpen. Of 't geen de Paus van  van de Kerk van Utrecht. 19 van de Utrëchtfche Kerk vorderde raakte het Geloof, of 't raakte het Geloof niet. Zo het Geloof raakte, ziet een ieder, dat de Kerk van Utrecht, tegen haare eisen overtuiging aan, en uit enkele wellevendheid, zig aan de Kerk van Rome nog konde nog moest on. derwerpen, daar deeze niet voor onfeilbaar erkend was, en het tegengeftelde zelfs uit de bekendfte daadzaaken van de Ketkelijke Gefchiedenis zonneklaar bleek; zo dat het zeer wel kon gebeuren, dat de waarheid aan de zijde van het kleine getal was, dat die hetzelve uitmaaken door den H. Geest bijgeftaan wierden, en de behouders der waarheid waren. Maar bijaldien de vorderingen van 't Roomfche Hof 't geloof niet raakten, nog 't geweeten bezwaarden, gelijk 't gemeen gevoelen der geleerdfte Mannen is, en gelijk er waarfchijnelijk Benediclus XIV. over dagt, die overtuigd was, dat de Bulle Unigenitus geen Geloofftuk bepaalde, 't geen wonderbaarlijk is opgehelderd door de brieven van Eufebius Eranistes of van P. Patuzzi, en 't geen wij ook meenen te kunnen bewijzen; in dit geval zien wij niet om welke reden, of met welk recht, de Kerk van Rome zoude kunnen beweeren, dat men met haar, over een punt, dat betwist word en in gefchil is, zoude moeten overeenftemmen; gelijk wij ook niet zien, volgens welke regel van wellevendheid, de Kerk van Utrecht zig blindelings zoude moeten onderwerpen aan een gezach, dat in dit geval, dat van eiken bijzonderen leeraar niet zoude te boven gaan. Indien men alle denkbeeld van Geloof of van Leerftuk aan een zijde fielt, blijkt het niet duidelijk, door welk foort van welvoeglijkheid, men 't gevoelen van den  S.Q Hiflorisch Bericht wegens cte Cathoiijkheid * den Paus meer moet omhelzen, dan dat van een ander mensch, wanneer dit gevoelen op de goede orde én op de Kerkelijke tugt geene regelregte invloed heeft. 't Is niet onvoegzaam hier aantemerkenj dat, in de gefchillen hierboven, van Acacius, van den H. Cv* priaan, van de Kerken van Afiën, de geenen, die door den Paus iu den ban gedaan waren, in den grond van de zaak, in 't onderwerp namelijk van 't gefchil, gelijk, bijvoorbeeld, in de zaak van 't Paaschfeest, en in den doop der Ketters, ongelijk hadden; en egter zijn zij daarom niet als fcheurmakers aangemerkt. Wat moet men dan zéggen van de Kerk van Holland, vooral als men onderftelt, dat het gefchil loopt, over een onbeflist en betwistbaar punt, over een bloot gevoelen, over een Huk dat het geloof niet raakt ? Vijfde overweeging. Deeze aanmerking is niet an« ders dan een verwarring van uitdrukkingen, en een ijdele omfchrijving,, waaruit men r.iets kan belluiten. Men kan, word er gezegd, nimmer beweeren, dat de Catholijke Kerk , die onkreukbaar is, bepaald zou zijn tot die weinige Kerken , welke met die van Utrecht gemeenfchap houden, en zij kan die Kerken niet bevatten en te gelijk die, waarvan zij afgefcheiden zijn, daar Kerken van verfchillende gemeenfchap, dezelfde Kerk niet kunnen uitmaaken. De Catholijke Kerk derhalven bepaalt zig tot het lighaam dier Kerken, die van Utrecht afgefcheillen zijn. Wij hebben moeiten om ons ilcgts een weinig met diergelijke redeneering optehcuden. Nimmer heeft de Kerk van Utrecht beweerd , gelijk de Donatisten of de Lu-  Van de Kerk van Utrecht. 2t Luciferiaanen beweerden (wat er ook de H. H. Vaders, door den Gefchilfchrijver aangehaald, doch welke geene andere zijn, dan de Schrijvers, die tegen Tamburini gefchreeven hebben, van zeggen tnoogen) nimmer, zeg ik , heeft zij beweerd, dat de Catholijke Kerk dus beperkt was. Maar hoe zou men kunnen zeggen, dat de Utrëchtfche Kerk en de Kerken, die in de zaak van de Buile Unigenitus Rome aanhangen, van verfchillende gemeenfchap zijn, dat zij niet kunnen vereenigd zijn nog ééne Kerk uitmaaken? Men heeft hierboven gezien, dat een veroordeeling van de Paus voortgevloeid, niet voldoende is, om eene bijzondere Kerk van 't lighaam der Algemeéne Kerke aftefnijden, dat de Kerk van Utrecht, hoewel veroordeeld, zig altijd door de gemeenfchap met alle de Gelovigen in 'f algemeen, zo veel in haar vermogen was, met alle Kerken en zelfs met die van Rome is vereenigd en verbonden gebleeven. Het ontbreekt in de Kerkelijke Gefchiedenisfen aan geen voorbeelden, van dergelijke verdeeldheden van denkwijze, welke egter geene Kerkelijke fcheuring hebben te weeg gebragt. Waarom zal men dan moeten zeggen, dat de Kerk van Utrecht van eene verfchillende gemeenfchap is met de andere Kerken , van welke zij enkel en alleen verfchilt in een gefchilpunt, dat nog onbeflist is en betwist word? Waaruit zoude tog die verfchillende gemeenfchap voort kunnen koomen? Zeker niet uit haar geloof, dat zo Catholijk is, als dat van eene Kerk, en als dat van de Kerk van Rome zelve. Oök niet uit de Happen die zij gedaan heeft, die altijd zijn ingericht geweest, om de banden van eenheid met alle de Catholijke Kerken onverbreekbaar te bewaaren, C Men  az Hiftarisch Bericht wegens de Cathoiijkheid Men heeft ten anderen beweezen, dat de veroordeeling door de Paus uitgefprooken, niet voldoende was om zulks te weeg te brengen. Men ziet dus het gantfche gebouw door den Gefchilfchrijver, op het enkel aangevoerde gezegde van eene gewaande, nooit beweezene, en onbewijsbaare verfcheidendheid van gemeenfchap, opgericht, om verre vallen. De zesde overweeging durven wij, zelfs bij verkorting, gelijk de voorigen, niet te voorfchijn brengen, om dat zij zig van de grondbeginicls der Christelijke liefde niet alleen, maar ook der betaamlijkheid, die elk partijdig fchrijver zelfs moet in acht neemen, al te zeer verwijdert. Zij komt in 't wezentlijke hierop neder, dat namelijk de Utrëchtfche Kerk ilegts een handjevol menfchen is, en menfchen, die in dit gefchrift zonder eenige reden met allerhande fmaad- en fcheld-woorden, overladen worden. Laaten die van Utrecht in klein getal zijn, ten opzigte van de geheele Catholijke waereld; daar twijfelt niemand aan. Dat nu de waarheid en de verlichting, en in fommige gevallen de waare Kerk onder dat kleine getal kan berusten (V), dit blijkt niet alleen duidelijk (/) De Kerk van Jeruzalem was in haar bfigin er. voor de bekeering der Heidenen, zonder tegenfpraak de waare Kerk, hoewel, zelfs ten opzigte van de S jtu-igoog , zeer klein in getal. Waar men dient optemerkefi, dat de Christenen, die dezelve uitmaakten, zig van de gemeenfchap met de Sijnagoog, jpelijk klaar te zien Is, uit de werken der Apostelen , nog nier hadden afgefcheiden: zo dat dit bijzonder gev,,l, geen inbreuk maakt op de Algemeéne regel, die zegt, dat men met de groote hoop in gemeenfchap mjet z.|n; 't geen nies ao algemeen waar is, als '■ het seloof of da zeden geld. Attnttikcnitig van den Franfchen Fertaaler.  van de Kerk van Utrecht. 23 lijk uit den aart van deeze Maatfchappij; maar 't is daarenboven door het gezach der Oud vaders, en der Kerkvergaderingen bevestigd. Maar dat zij, om dat hun getal klein is. daarom den naam zouden verdienen van Ondankbaars kinderen , ontaartte . broeders, wederfpannige ledemaatt n, kwaade fchaapen, dte hunnen harder ontvlugten , har dnekkige aanhangers van eene partij, muitzieken, uit huil Vaderland gebannen lieden, landloopers, door de eene en andere Mogentheid uit 't land gejaagd, opgefchorte harders, onbevoegde Priesters, heiligfchendige Kanonniken, ingedrongen Bisfchoppen; en dat alles enkel om dat zij ftandvastig gehleeven zijn, in een gevoelen, dat hun 't meest met de waarheid overeen fchijnt te koomen, en zig beroepen hebben van eene veroordeeling, die om geene reden voor wettig kan gehouden worden t dit ftrijd met het gezond verltand en met de reden ; zo wel als te zeggen gelijk de Gefchilfchrijver doet, dat zij, die't geen h\] een' wed rfpannige zot noemt, voorftaan, do.urne leekm , losbandige geestelijken , verleidde har* ders, laatdunkende Profesfooren zijn. Al bouwde men zelfs op een valfchen grond, zoude 't onmoogelijk zijn zo veele kwalijkgeplaatlte dingen te zeggen, als er in dit af.leelzel voorkoomen. Men zal dus niet verwonderd zijn, als men leest, dat de Graaf van Trautmamdorf, in zijne Verhandeling over de Verdraagzaamheid, het Vaandel van fcheuring en van opftand tegen den Paus ontrold heeft, dat hij de Catholijke Kerken tegen hem in 't harnas gejaagd , ert aangefpoord heeft om ten zijnen opzigte de heilige banden van gehoorzaamheid, onderwerping en eerbied van een te rukken. D;e het boek van den Graaf C a van  24 ffiftorisch Bericht wegens de Cathoiijkheid vanTrautmansdorf en vooral zijnen inborst kent, 't welk de Schrijver dtï Overweegingen zélf erkent vol opregtheid te zijn, zal kunnen zeggen of deeze de grondbeginfels en inzigten zijn van dien uitmuntenden Jongeling, wiens hoedaanigheid van leerling der Zolaas en TamburinPs^ niet dan eene onfterfelijke eer aan die beroemde Profesforen kan aanbrengen. Die weet hoe geleerd en teffens vroom, godsdienftig en gehegt hij is aan 't hoofd der Kerke, zal niet begrijpen, hoe men met zo weinig billijkheid van zijne fchriften heeft kunnen fpreeken, waarin hij, terwijl hij den toeftand van die van Utrecht beklaagt, en de onbermhartigheid beweent van die hen veroordeeld hebben, verre van den ftandaart van oproer te planten, alleen het geroep van den Godsdienst bevordert, en 't verlangen der volmaakfte Christenen uitdrukt (ƒ). In (ƒ) De misdaad van den Graaf van Trautmansdorf, in de oogen dier gewaande ijveraars, is de handelwijze vol zagtzinnigheid en liefde, die de Kerk eertijds, omtrent de Donatisten, die nogthans opcnbaare Ketters waren, gehouden beeft, vergeleeken met het onbermhartig en ftteng gedrag, dat het Roomfche Hof thans houd ten opzigte van die van Utrecht, die van geen ketterij befchuldigt zijn. De vergelijking moet vooral die geenen treffen, die een recht denkbeeld hebben van 't beftuur der Kerke. Maar is zij niet juist en regtaartig ? En zou men 't niet tot andere gevallen kunnen uitftrekken, waarin de Kerk en »t Hof van Rome zelf, geheel anders gehandeld hebben, dan cit Hof thans doet? Is de fcheuring der Grieken zelve geen bfwijs, dat men, in de bezwaarendfte gevallen, niet altijd met die overdreevene ftrengheid is te werk gegaan, die men tegenwoordig te werk fielt, om een zaak uit zijn geheel te brengen, die men in andere tijden op 't ftond, in der minne zou gefchikt hebben, daar men op de toeftemmirg van eene der twistende partijen ftaat konde maaken. Zie Maimbourg Hifia iu grand fchismi des Grecs.  van de Kerk van Utrecht. 25 In de zevende overweeging, geeft men voor, als of men over de zaak tusfchen Rome en Utrecht als tusfchen twee gelijke partijen reeds werkelijk in onderhandeling was. Hoe, zegt men, kan een Bisfchop, die 't altijd met Rome gehouden heeft, zig voor Utrecht verklaaren, en zo veele plegtige aften tegen die Kerk uitgegeeven verwerpen, zonder zig wel onderrigt te hebben van de (laat des gefchils, zonder alle de gebeurtenisfen bewaarheid te hebben, zonder alle de Bisfchoppen, die 't met den Paus houden, en den Paus zeiven, over den grond der uitgefprooken veroordeelingen ondervraagd te hebben? Deeze aanmerking konde in alle andere gevallen goed zijn, maar niet in 't geval door den Gefchilfchrijver voorgefteld. Hij fchrijft aan een' Bisfchop, aan wien men gevraagd heeft, of aan wien hij onderfteld dat men gevraagd hebbe Brieven van gemeenfchap aan de Catholijken van Utrecht. Nu met Brieven van gemeenfchap te fchrijven aan een Apellant, zo lang zijn proces en zijn Appel duuren, verklaart men zig juist niet vdor hem en tegen zijne partij. Men kan zelfs zijn zijde kiezen, indien men overtuigd is, dat zijne vorderingen redelijk zijn, zonder dat daaruit eenige wanorder, of wederfpannigheid zoude , ontftaan; daar men eene verdere uitfpraak afwagt en geen menfchelijk gezag de kragt heeft, om 't verftand, door de rede begeleid, het ééne gevoelen boven het ander te doen omhelzen. Wij hebben boven reeds gezegd, en men mag het wel herhaalen, dat de Bisfchop, die met Utrecht in gemeenfchap is, zig niet tot Rechter van 't gefchil opwerpt, maar flegts, zo yeel in hem is, de eenheid der Kerke liever ongeC 3 fchon-  a.6 Hijlorisch Bericht wegens de Cathoiijkheid fchonden wil bewaaren , dan zig zonder eenige beweegreden, van een deel goede Catholijken affcheiden, Laatfle overweeging. Rome heeft zedert zo veele jajren de Kerk van Utrecht in den ban gedaan. Het grootfle getal Bisfchoppen, is op Rome's zijde. Die van Utrecht ftemmen zelve toe dat de gelovigen van deeze partij, die zig van hun afgefcheiden hebben, al fterven zij in dien ftaat , zalig kunnen worden, Rome denkt zo niet over die van Utrecht. Is 't dan niet veiliger zig met de meerderheid aan de zijde van den Paus te houden, als met het kleine getal door de meerderheid veroordeeld te worden? Indien dit het groote bewijs van Utrechts bedrijderen is, gelijk de Schrijver fchijnt te gelooven , dan heeft de Hollandfche Kerk, dien aangaande z;*er weinig te vreezen. Wat Rome ook mooge denkeu van deszelfs veroordeelingen , banbrieven, en van hunne uitwerkingen en gevolgen , de zaak is nog niet genoeg opgehelderd, om ze als onbetwistbaar te kunnen beschouwen. Ware dit zo, dan zoude er geen partij meer op de zijde van die van Utrecht zijn. Maar juist, om dat de zaak nog zo duidelijk niet is, of ten minden om dat dit nog beweezen moest worden, is hetzelve te onderdellen , gelijk de Gefchilfchrijver doet, eene ondeiftelling van 't geen in gefchil is. Zo men de grondregel vasthoudt, dat iemand onwettigdoor den Paus veroordeeld (gelijk wij uit de Kerke;,jke Gefchiedenis leezen, dat indedaad aan veelen p b£tird is) en diensvolgens door de Algemeéne Kerk, kfcn vrïjgefpröoken worden: indien men toedaat, dat de uitreiking van een vonnis door een volgens de re-  van de Kerk van Utrecht. a? regels er tusfchen gekoomen appel opgefchort word: Indien men erkent dat veelen, gelijk wij hierboven gezien hebben, van den Paus en zijne gemeenfchap zijn afgefneden, en dit niettegenftaande, nog buiten de gemeenfchap der Kerke geflooten, nog voor fcheurmaakers verklaard zijn; op welke grond zoude Rome dan willen beweeren, dat men in de gemeenfchap van Utrecht noodzaakelijk moet verlooren gaan? Om dit te kunnen beweeren, ware het noodig, dat de gemeenfchap van Utrecht van die der Algemeéne Kerk verfchilde, en dat men zig met de eene niet konde vereenigen , zonder zig van de andere aftefcheiden. Maar daar deeze onderftellingen niet aanneemelijk zijn en integendeel die van Utrecht zo veel van hun afhangt, zelfs met den Paus gemeenfchap houden en de Bisfchoppen die hunne vrienden zijn, aan den Paus verknogt en vol eerbied voor hem zijn, zig fiegts vergenoegende met in een zaak, die enkel 't gevoelen betreft, en waar een appel tusfchen beide is gekoomen, in zijne uitfpraak niet te berusten, zo verdwijnt de geheele fchim van die zogenaamde grootere veilig, heid; terwijl het zeker en onwrikbaar blijft, dat de gemeenfchap met de Kerk van Utrecht, met die van de Algemeéne Kerk, het middelpunt der zaligheid f niet onbegaanbaar is. Zo hier eenige twijfel overbleef, zoude het over de zaligheid van die geenen zijn, die den band der Catholijke eenheid verbreeken, en de voorfchriften van rt Evangelie en van de Christelijke liefde hebben willen verfmaden, liever dan dat dierbaar pand, geduurende den tijd des gefchils, getrouw te bewaaren. Maar wij willen aan onze tegenftreevers 't voorbeeld niet geeven van die geest van C 4 ver-  a8 Hiftorisch Bericht wegens de Cathoiijkheid verbittering, die hen maar al te zeer bezielt. Vergenoegen wij ons het gedrag der verftandigfte en verligtlle Catholijken, ten opzigte van de Kerk van Utrecht, geregtvaardigd, en aan de zo weinig met de reden ftrookende overweegingen van onzen Schrijver, eenige aanmerkingen tegengefteld te hebben. Nu moeten wij een vlugtig oog ftaan op zijne Verkorte Gefchiedenis der fcheuring van de nieuwe Utrëchtfche Kerk. Deezen titel voert het tweede deel van dit werkje, waarin, na ontvouwd te hebben den oorfprong dier Kerk in de 7de Eeuw, haare trapgewijze vorderingen; haare verheffing tot Hoofdkerk in 1559, door Paulus den IV, die haar de Bisdommen van Haarlem, Leeuwaarden, Deventer, Middelburg en Groningen onderwierp; haare bijna volkoomene verftrooijing omtrent het einde dier zelfde Eeuw, door de invoering in die gewesten, van de leer van Calvin, en her zenden van verfcheiden Apostoliefche Stedehonders agtervolgens door Rome gedaan, om gelijk zulks in de landen van zending gebruikelijk is, voor de nog overgebleevene Catholijken te zorgen; men eindelijk het tijdftip bereikt van *t Stedehouderfchap van jfoanpes van Neerkasfel, Bisfchop van Castorien , onder welke, zegt onze Gefchilfchrijver, die nu Gefchicdfchrijver word, de Janfenisterij met volle zeilen in Holland inliep, en er de dieplte wortelen fchoot. Elk een kan zig verbeelden, hoe men hier melding maakt van den Bisfchop van Yperen. Maar 't geene 'luit, is eenen Arnaud, duVaucel, Gerberon, Otiesnel, »ls afvallige Geestelijken, gebannen Kerkdijken, hardnekkige wederflrtevers van de leerjlellige beflisflngen der Ker* '  van de Kerk van Utrecht. 29 Kerke, van de Apostoliefche hefluiten der Heilige Stoel, van de Catholijke beveelen hunner Vorsten te zien brandmerken. Zij waren het, zo men den Gefchiedfchrijver gelooft, die, door hunne kwade leeringen, en verleidende fchriften, de goede Catholijken bedierven , en de zaaden wierpen van eene verdeeldheid, die ver- . volgens op eene openbaare fcheuring uitliep enz. In hoe verre vergeeten partijdige en met vooroordeelen doordrongeu Schrijvers, de Christelijke liefde niet! Er kan gewis geen wanftaltiger en ongetrouwer bericht dan dit gezien worden. Ik zeg, wanjlaltig, om dat het Roomfche Hof zelve, in geene der Rukken, die het in 't ligt gegeeven heeft, zig zo uitlaat, ten opzigte van perfoonen in den fchoot der Catholijke eenheid afgeftorven, en die door hunne geleerdheid en godtvrugt, de achting en eerbied van hunne vijanden zeiven, tot zig hebben getrokken. Het kan ook' niet ongetrouwer zijn, wijl, al houdt men de fchim van de Janfenisterij voor iets wezentlijks, en al weet men aan dit willekeurig en grillig uitgedagt woord een zin te geeven, alle de werken van die groote mannen, verfcheidemaalen, ten fpijt der kabaal, gedrukt en herdrukt, en in alle handen zijnde, een onwrikbaar bewijs opleveren, zo van de deugdelijkheid hunner leer, als van de goede trouw en opregtheid, waarmede zij een gevoelen hebben ftaande gehouden, dat hun 't meest met de waarheid overeenkomftjg fcheen, en dat nimmer door de Algemeéne Kerk voor valsch erkend is. En wat zou men erger kunnen zeggen van Luther, van Calvin, en van alle de an« dere? Neen! de Gefchiedfchrijver zegge niet 't geen de H. Stoel niet gezegd heeft; hij eerbiedige de nageC 5 dag-  3<3 Hijloriseh Bericht wegens de Cathoiijkheid dagtenis dier beroemde Schrijvers, en vergenoege zig voor 't meest te bemerken, dat zij, overtuigd van de waarheid hunner gevoelens, het zo wel in hunne fchriften ontvouwd hebben, dat zij veele perfoonen, en geheele Kerken hebben overgehaald, om hun gevoelen te omhelzen. In zijn verhaal van de dood van den Hr. Neercasfel; van de weigering die Rome deed, van hem in den perfoon van eenen zekeren van Heus/en, een opvolger te geven, dien hij verlangde; van de verkiezing van Petrus Codde , Aartsbisfchop van S'baste, tot Apostoliefche Stedehouder, in dit alles is niets merkwaardigs. Alleenlijk verdieut onze aanmerking 't geen hij van deeze laatfte zegt, te weeten, dat hij uit de Vergadering van 't Oratorie getrokken wierd, dat hij er 't venijn had ingezoogen, daar veelen van die Heeren ten allen tijde mede doortrokken zijn geweest. Hij laakt ten uiterften de weigering door de Hr. Codde gedaan , om het Formulier van Alexander VI]. te onderteekenen, dat hij zo maar eenvouwig in eene rang plaatst met de Geloofsbegrippen van Niceën, van Conflantinopokn, en van Prenten , en eindelijk met het Formulier van Adrianus, als ware de zaak van janfenius, bij de fcheuring van Photius te vergelijken. De Gefchiedfchrijver vergroot niet minder de befchuldigingen tegen den Bisfchop van Sebaste ingebragt: Het fchijnt ook dat hij 't eerfte vonnis, van de vergadering ter voortplanting des Geloofs, waardoor hij onfchuldig verklaard wierd, eenigzins afkeurt, en na een ongunftige melding gemaakt te hebben van zijne verdeedigfchrtften, en Baius met Janfenius te hebben verwisleld, komt hij met de veroordeeling voor den dag,  van de Kerk van Utrecht. 31 dag, van den 7 Mei 170a, waarin de Hr. Codde opgefchort, en Theodorus de Koek, enkel Pastoor te Leijden, voor Apostoliefclie Stedehouder, verkooren word. De Gefchiecifchrijver fpeelt vervolgens den rol van Kerkelijk Regtsgeleerde, of zelfs regelregt die van Rechter; en zonder de zaaken te onderzoeken, zonder de redenen te wikken, zonder eenige beginfelen tot grondflag van zijne rechterlijke uitfpraak te leggen, geeft hij de Capittels van Utrecht en van Haarlem, met die der vier andere Bisdommen aan deeze hoofdkerk ondergefchikt op, als reeds een Eeuw voor dit tijddip vernietigd. Indien wij niet te kies waren om in deeze zaak verdagte Schrijvers aantehaalen, zouden wij kunnen doen zien, volgens den Hr. Hoynck (g)9 dat die Capittels nimmer uitgedooft of vernietigd zijn, en dat zij ten allen tijde, naar de omftandigheden zulks toelieten, hun recht uitgeoeffend, en nimmer (g) WP. Eccl. Ultrtj. p. 100, 103 & fcq. Zie ook de volgende boeken: dsfertie juris Ecclefta Metropolitan* UltrauBine RomanoCatholica, adverfus quosdam/ qui eam, ad inflar Ecclefiarum per fofidelium perfecutiones de/lruBarum, jure priftino penitus excidisfe exijlimant per J, C- E. J. U. Licent. ejusdem Ecclefta Cannonhum. Delphis, typh Henrici Rhenani, 1703, in 4.W. pag. 72. Defsnfto Eccllf» Ultrajeainaj, ejusque flatüs ac jurium £?c., Contra fittients AmpU D. Cornelii Pauli Hoynck a Papendrecht, in libro eui titulus: Ecclef. VI' trajcH. Hi/loria &c. par J. C. Erkelium J. U. L. Cap. Metrop. De* eanum. Amftelodami apud Nic. Potgieter iJiZ, in 410. pag. 532. Tra®. —""Hi/?. /. de Capitulo Cathedrali Ecclefta Metrop. UltrajeBiticc, Contra Hifi. editam a D. Hoynck, AuBore Nic. Broederfen Capituli UltrajeBins Canonico, & Paflore Delphis. Delph. apud Bernardmn van Holzen 1729. Item TraB II, III '& IV. — » Memoire pour 1'Eglife et lo „ Clergé d'Utteclit" in 4to. — „ Juftification du droit des Chapittes „ de 1'Eglife Catholique des Provinces Untes", in 120, t7ï«.  32 Hiftorhch Beticht wegens de Cathoiijkheid mer hun rechtsgebied verlooren hebben; dat zij ten allen tijde door Bisfchoppen als in weezen zijnde erkend zijn, en enkel en alleen om vreemde inzigten fomtijds den naam van Vicariaat, zonder hunne rechten te verzaaken, hebben aangenoomen. Maar zo men den Gefchiedfchrijver van deeze Kerk, die ondertusfchen ten voordeele van 't Hof van Rome gefchreeven heeft, geen geloof wil geeven, kan men egter niet ontkennen, dat het Capittel van Utrecht, in veele ftukken aan den Paus zei ven toegezonden, den titel van Capittel aangenoomen, en de. Pausfelijke Nuncius , de Hr. Busji, hoe een tegenftreeven hij ook ware van den zaak der Utrechtenaaren, egter in zijne gedrukte brieven, en dat voor de vooroordeeling van den Aartsbisfchop van Sebaste, hunne Capittels als aanweezig erkend hebbe. De Hiftoriefchrijver onthoude zig derhalven , van met gezach dergelijke beflisfingen uittefpreeken; hij erkenne, dat de Capittels met alle haare rechten beftonden en zig voortplantten door middel van Priesters , die het Collegie van 't Vicariaat uitmaakten; dat zij hun rechtsgebied volledig uitoeffenden, toen, gelijk hij verhaalt, de Vergadering van de voortplanting des Geloofs en naderhand de Paus, eensklaps, zonder eenigen vorm van rechtspleeging, ze voor vervallen wilden verklaard hebben, en hun op ftraffe van den Kerkdijken ban, de uitoeffening van rechtsgebied, die hun toekwam wilden opzeggen. Even zo onregelmaatig vonnis kon geen andere gevolgen hebben, dan 't gehad heeft. De Gefchiedr fchrijver verwondere zig dan niet meer, nog verzende de geene waarvan hij fpreekt tot de Sectarisfen, om  van de Kerk van Utrecht. 33 om van hun de gehoorzaamheid te leeren, indien de Capittels, of de Kanonniken leden derzelven, zig van een dusdaadig beiluit beriepen, hoopende eenen beter onderrigtten Paus aantetreffen; indien de vier Vicarisfen, die de Hr. Codde had gelaaten, om, geduurende zijn afzijn, 't Bisdom te beftieren, hunnen post niet hebben verlaaten, en daarentegen van 'sLands Overheid verwierven, dat er de waarneeming van aan den Hr. Kok wierd opgezegd; indien de Catholijken der Vereenigde Gewesten den terugkomst van den Hr. Codde bewerkten, en hem , niettegenftaande, eenen brief van de bovengemelde Vergadering, aan eenen naamloozen Zendeling gefchreeven, en een nieuw Brevet, waarin men beval aan niemand dan aan den Provicaris Kok te gehoorzaamen, voor hunnen Opperharder erkenden. Hij verwondere zig veeleer, dat de Vergadering van Geloofsonderzoek, door een befluit van den 3 April 1704, den Aartsbisfchop van Sebaste geheel van zijn post ontzet hebbe. dat zij zijne verdeedigfchriften door alle de beroemdfte Godgeleerden goedgekeurd, hebbe gewraakt en veroordeeld, dat die Kerkvoogd 't beftier zijner Kerke niet weder hervat, en liever gekoozen hebbe, zonder egter zijne Rechten aftefhan, als een enkel atnpteloos perfoon te Utrecht te leeven ; eindelijk , dat het Roomfche Hof, door eene voorbeeldelooze onbarmhartigheid, na hem, in zijne laatfte levensdagen, door lastige aanzoeken gekweld te hebben, nog daarenboven zijn lijk ontëerd hebbe, met hem der Kerkelijke begraavenisfe onwaardig te verklaaren. Dat zijn wel vreemder zaaken, dan een redelijk Appel van een onregelmaatig vonnis. Maar  34 Hiftorisch Bericht -wegens de Cathoiijkheid Maar 't is raadzaam den Schrijver eenvouwiglijk tot het einde van dit kort begrip te volgen, om de draad van 't verhaal niet aftebreeken; en als deeze ten einde is, zuilen wij in 't kort onder 't oog van den Leezer brengen, de voornaamlte punten waarop men zijne aandagt moet vestigen, om van 't gebrek aan goede trouw en van de verblindheid van die de partij van Rome houden, een denkbeeld ce krijgen. Na de dood van den Hr. Codde, wierd de Provicaris de Koek, die uit de Vereenigde Nederlanden gebannen was, naar Rome geroepen, waar men hem niet ampten en Kerkelijke bedieningen overlaadde. Clemens de XI. ftelote in zijn plaats Gerardus Potcamp, een man geheel aan de nieuwe fecle, die men j~anjenisten noemt, verkogt. Maar de dood, die hem bij tijds overviel, herjlelde die misvatting. Dit zijn de eigen' woorden van den Schrijver. Maar wiens misvatting? Zeker niet die van Potcamp, die met het Stedehouderlchap te bekoomen er geene beging, X. was dan eene misvatting van den onfeilbaaren Paus. Potcamp flierf, en om die reden, berokkende hij geen grootere onheilen, gelijk hij hadt kunnen doen. De Caphtels van Utrecht en van Haarlem kiezen drie Provicarisfen, en bieden den Nuncius Busfi eene lijst aan van voorwerpen, uit weiken een nieuw Kerkvoogd moest verkooren worden. De Nuncius, deeze lijst aanneemende, erkent hun recht van voordellen. De Paus verwerpt de lijst van Provicarisfen door de Capittels gemaakt; en verkiest Adam Damen, Kanunnik' van Keulen, die op de lijst niet ftond. De Capittels altijd gemagtigd, door de belluiten der Staaten van Holland, die hunne rechten erkennen, weigeren hem  van de Kerk van Utrecht. 35 hem te erkennen, zo wel als zijnen opvolger Joannes Bijleveld. De Capittels houden zig onwrikbaar aan de uitoeffening van hun rechtsgebied: Rome verdubbelt haare Decreeten , veroordeelingen, en Kerkelijke ftraffen , en wil dat men de Capittels als hersfÉnfchimmig, vernietigd , en niet meer beftaande berchouwe. Deeze beroepen zig plegtig van den Bulle Unigenitus en van alle de flappen van den H. Stoel tegen hen gedaan, en gaan voort met zig in 't bezit van alle de door hen voorheen uitgeoeffende rechten te handhaaven, als ook Van alle die, volgens 't gevoelen van alle Kerkelijke rechtsgeleerden, aan de Capittels der Hoofd* kerken, geduurende 't openilaan van den Biafchoppelijken Stoel, en als de toevlugt tot de H. Stoel belemmerd is toebehooren. Eenige Bisfchoppen begunftigen hunne vorderingen, en lsenen zig om, op hunne Zendbrieven, voorwerpen tot Priesters te wijden. Die Kanunniken willen zig eindelijk een Bisfchop verzorgen, welks benoeming zij zig aanmaatigen. Zij kundigen aan, dat zij er de verkiezing van zullen doen, en doen ze indedaad in den perfoon van Corn. Steenoven, die gewijd werd door den Hr. Farkt, opgezegde, opgefchortte, onbevoegde, met den ban geflaagene, Heiligjchendige Bisfchop van AfcrAon, bijgeflaan door twee Kanunniken, door onwaardige handen, met misdaadige plegtigheden enz. — Rome verklaart, de verkiezing van Corn. Steenoven, ongeöorlooft, en zijne wijding vervloekelijk: men fchort heui op, en ilaat hem, nevens alle zijne aanhangers, met den Kerkdijken ban. Hij word ziek en fterft; en dit gebeurt, $m  36 Ilijlorisch Bericht wegens de Cathoiijkheid om dat God er een fchitterende wraak over wilde neemen. Men verkiest in zijne plaats Cornelis Barchman Wuijtiers. Dezelfde Bisfchop wijdt hem : dezelfde Paus veroordeelt hem en flaat hem in den ban: eenige Bisfchopg£ri en eenige Kerken houden met hem gemeeiifchap^ Hij ff erft eindelijk ook, en Theodorus van der Kroon word met dezelfde plegtigheden ingehuldigd. Clemens de XII. fchiet zijne blikfems tegen hem ,uit. Hij beroept zig op den eerstkoomende algemeéne Kerkvergadering , en zend zijne Acte van Appel aan den Cardinaal Aartsbisfchop van Mechelen. Th. van der Kroon heeft voor opvolger eenen zekeren Joannes Petrus Meindarts. Deeze word op dezelfde wijze gewijd, en Rome handelt hem even als zijne Voorzaaten. Zij noemt hem eenen Verleider, een' listigen Wolf, een Zoon der boosheid, en zijne begunftigers, eene heffe van verworpen zielen. De Gefchiedfehrijver voegt er op eigen gezach bij, dat hij eenen oproerigen en bedriegelijken brief in 't ligt zond, en zijn best deed om den Rok zonder raad van Christus te fcheuren. Den Bisfchop van Ascalon dood zijnde, was de Hr. Meindarts, die alleen was gebleeven, bedagt, om den openltaande Stoel van Haarlem te vervullen, waartoe hij, als Bisfchoppen benoemde, eerst Jeronijmus de Bok, vervolgens na de dood van deezen Joannes van Stiphout, welken beiden hij zelf de Bislchoppelijke wijding gaf. Rome bleef niet in gebreke ze allen te veroordeelen, en vaardigde, volgens de bekentenis van den Gefchiedfchnjver zeiven brevetten af vol van ftrengheid, in weerwil van de nederige brieven, door welken deeze Bisfchoppen hunne ver- kie-  van dè Kerk van Vtrechi. 37 kiezing aan den Hi Vader mededeelden, in weerwil van de onderwerping, waarméde zij er de bevestiging van verzógten, in weerwil van 't Appel, dat zij met zo veel fiandvastigheid, als zedigheid, van de tegen hen uitgebragtte vonnisfen tekenden, irt weerwil van de plegtige belijdenis, en de betuigingen door hen gedaan, van gehoorzaamheid aan de Kerke en aan haar Opperhoofd, midden in de nog hangende gefehillen. De Arianen, zegt onze Gefchiedfchrijver j de Nestorianen enz, deeden ook diergelijke betuigin« gen. en wierden egter van de hand geweezen. Maat ft zij ons geoorloofd hem te vraagen, wat tog de zaak van Utrecht, met die, doer algemeéne Kerkvergade* ringen en door de geheele Kerk veroordeelde en ge^ doemde Ketterijen gemeen hebbe In 1748 ving men eene onderhandeling aan, tot bijlegging der gefchillen. Tot dit einde wierd er eene bijeenkomst van Kardinaalen benoemd. De groote Paus BenediBus XIV. vergat , volgens 't zeggen van den Gefchiedfchrijver, uit liefde voor de vrede, zijne regt- ma'a- C*3 Aan hoeveele noemende zwetzers zou de Kerk van Utrecht deïfilfde vraag plet kunnen doen! 't Waie altoos wel billijk, dat de Heeren J, Staford en f. C. welker taal zo zeer met die van Exjefuic Mozzi overeenkoomt, zig bij hun voegden om er op te antwoorden. Maar wat zoude er van hunne GefchiVurieven , van hunne Waarfchtfa y/ingen\ van hunne Aanmerkingen enz. overblijven, indien zij, in de bmmiogelijkheid om zulks te doen, verpligt wjerdeu alle die plaaifen er af.ifnijden, waarin zij een gedeelte voor 't geheel, en de fdhaduv» voor de wezenlijkheid geeveri, met aan de Algemeéne Kerk toetefchrijven vonnisfen, die de Paus, Rechter en Partij in zijn' eigen zaak, heeft uitgefprooken, en de lasteiingen der Jefuiten regen de gewaande Janfenisten, voor ketterijen van de Hollandfche Cl'erefia uitteventen. 'Aantekening yan den ye'rtaaltti D  38 Hiftorisch Bericht wegens de Cathoiijkheid maatiglte vorderingen, en de geheiligde rechten van zijnen ftoel. Maar er wierd niets beiïooten, om dat de Hollandfche Janfenisten , gelijk zij, in 't decreet van dien bijeenkomst, genoemd worden, 't Formulier van Akxander VII. niet wilden onderteekenen, nog zig onderwerpen aan de Bulle Unigenitus; eene zaak, zegt de Hiftoriefchrijver op eene gezachvoerende toon , waarvan 't den Paus zeiven niet eens in de gedagten kon koomen, hen te ontjlaan, daar ,t op onfeilbaare, onhervormbaare, algemeen aangenoomene enz. bejlisjingen van ge loofsjl ukken aankwam. De onderhandelingen wierden kort daarna wedef hervat, mtar te vergeefs; om dat die van Utrecht, behalven de andere redenen, waarom zij weigerden te onderteekenen, nog opzettelijke beveeleu van den Staaten, aanhaalden, uit kmgt van welken zij zig tot die flap niet konden leenen. Het Crpittel van Utrecht bied eene Catholijke ge. loofsbelijdenis aan. Men bied van wegens die Kerk aan het onderteekenen van 't geloofs-formulier van Pius IV, en 't aanneemen van 't befluit door de Algemeéne Kerkvergadering van Florencen gemaakt, wegens de Opperhoofdigheid van den Paus; maar alles te vergeefs, om dat de Paus, daar zij 't Formulier van Alexander VII. weigerden te onderfchiïjven, onverbiddelijk was, en ais bedriegelijk en gevaarlijk befchouwde, alle de aanbiedingen, die tot 't fluiten van een vergelijk gedaan wierden. De Kerk van Holland zig dan alleen, en aan zigzelve overgelaaten vindende, hield zig met haare eigen behoeften bezig, en was op middelen bedagt om haar heftaan te veraeekeren. De Heer Meindarts oordeelde het  • van de Kerk van Utrecht. go "het raadzaam den Stoel van Deventer vervullen, gelijk hij dien van Haarlem gedaan had, en benoemde daartoe tot Bisfchop, Bartholomeus Bijeveld. Hij roept Vervolgens een Provinciaale Vergadering bijeen, waarin alle, Bisfchoppen; Kanunniken, Pastoors, als rechters zitten. Men geeft van deeze Vergadering aan den Paus kennis; men vraagt er hem de bevestiging van, en men zend affchriften van de Aéten aan verfcheideri Bislchoppen; Rome verwerpt alles met de grootfte hardigheid; zo dac de Gefchiedfchrijver zig bedient van de bittere klagten van dat Hof, om te bewijzen dat de meesters Van den onnozelen Jongeling (de Graaf van Trautmansdorf) een leeüjk misbruik maaken van zijne ligt— geloovigheid, en hem Zo in de grondregels der Paufen, als in de leere der Kerk, zeer liegt onderwijzen; en dat, om dat hij in zjne Verhandeling over de verdraagzaamheid, heeft verzekerd } dat die Kerkvergadering niet de minde dwaaUng tegen 't regtzinhige geloof bevatte. Clement XIII, wel is waar, heeft ze veroordeeld; maar die geheele lange uitvr.aring, die dat brevet behelst, befchuldigt haar niet van Ketterij, maar van fcheuring; Nu 't is juist de fcheuring, daar men van fpreekt, en die 't voorwerp van 't gefchil is; De Hr. Meindarts derft. MVn delt in zijn plaats Michacl Waltherus van Nieuwen huizen. De Bisfchop van Haarlem wijd hem , en de Paus doet hem in den ban, gelijk men 't moest verwagten. De onderhandelingen tot eene bemiddeling beginnen weder. Utrecht wilde wl dat men 't point van 'c Formulier nilzwijgend voorbijging, Rome handhaaft D a het-  4o Iliflorisch Bericht wegens de Cathoiijkheid . hetzelve; en nog Clement XiV, nog Pius VI, bedui* ten iets. lntusfchen valt de dood van den Bisfchop van Haar» lem voor, zo wel als de verkiezing van zijnen Opvolger, in den Perfoon van Adrianits Broekman. Men geeft den Paus kennis van deeze verkiezing, die dezelve verwerpt, voor nietig, ijdel, misdaadig, onwettig, heiligfchendig verklaart, en ze als zodaanig verbreekt en te niet doet. Dit nïettegendaande, word de verkoorene gewijd, en dé kennis die er op nieuw van aan den Paus gegeeven word, trekt nieuwe banbiikfems over die Kerk. 't Zelfde gebeurt ten opzigte van den Bisfchoppelijken Stoel van Deventer. Men ftelt in de plaats van de Hr. Bijeveld, eenen Nic. Nelleman, welks wijding egter met minder gerugt gefchied. Men verwittigt er den Paus van, en de gevolgen van deezen flap 5 zijn inEgelijks ruimfchoOtS uitgedeelde Kerkdraffen. De Gefchiedfchrijver befluit met een zijner Godfpraaken, den zeer Geleerden Galt aan van Bresce, eenen der Schrijvers die tegen Tamhurini gefchreeven hebben, dat voortaan die Bisfchoppen flegts kunnen aangemerkt worden ais verrotte ledemaat en, als afgefnee. den Jlukken van 't uitverkooren deel. Maar hij beklaagt zig tellens, dat de Kerk van Utrecht, in afgeleegen' landen nieuwe aanhangers vind, hoewel zij volgens hem, zeer weinig in getal zijn, in opzigte der goeda Catholijken , die er een afgrijzen van hebben. Hij beklaagt z:g, dat de Hooge Schoole van S/enne van 't getal haarer aanhangers is, en dat men haar, eene der oudde en beroemdde Hoogefchoolen van Italiën, waarfchijuelijk die, waarin de Graaf van Trautmans. derf  \ van de Kerk van Utrecht. 41 dorf 't voorwerp zijner klagten, opgekweekt is, zoekt toetevoegen. Hier eindigt die jammerlijke Gefchiedenis. Nu is 't tijd den Leezer voor oogen te leggen, de hoofdgebreken van deeze verkorte gefchiedenis, waarvan wij, om klaarder te zijn, de ontleeding niet hebben willen afbreeken. Men heeft gezien, met welke ongetrouwheid , men er de Capittels en Kerken met Rome in gefchil, ftoutelijk als vergaan en vernietigd durft opgeeven. Men heeft gezien, met welke onbefchaamdheid men er gefprooken heeft van eenige Godgeleerde, achtingwaardig door hunne geleerdheid en door hunne fchriften niet alleen, maar daarenboven door hun voorbeeldig leven in den fchoot der Catholijke gemeenfchap. De woorden alleen, die wij met onderrcheidende letters, als zijnde de eigen' woorden van den Schrijver deezer gefchiedenis, hebben aangehaald, doen genoeg zien, dat hij nog de Hloedigfte fehimpredenen, nog de aanfrootelijkfte benaamingen, ' »°g de fcherpfte verwijten gefpaard heeft, om lieden te hoonen, wiens eenige misdaad een verfchil van gevoelen is, 't welke, al ware het gebrekkig, door redeneeringen, en niet door beledigingen moest verbeterd worden, Men vind ook in de voorvallen, omftandigheden, die of geheel over 't hoofd gezien, of kwaadaardiglijk verdraaid zijn, en die in haar waare dagligt gefield, 't geheele verhaal een ander voorkoomen zouden geven. De Gefchiedfchrijver tot b. v. het beginfel der Hollandfche Kerk opklimmende, en in een onjD 3 ftan-  4 a Iliflorisch Bericht wegens de Cathoiijkheid Handig verhaal tredende van haare trapswijze voortgangen , heeft zig in 't geheel niet verledigt , den hloeiendeu ftaat dier Kerk, voor de laatfte verdeeldheden , aanteteekenen. Niets verdiende ondertusfehen de aandagt meer, dan een overblijffel goede Christenen, die midden in de onlusten, en geweldigfte omwentelingen, met gevaar van hun leven, 't onderpand des geloofs bewaard had, en welker leer des te zuiverer was, naarmaate zij door hun, nevens de zuiverheid van zeden, met meer zorg bewaard was geworden. De Prelaaten zeiven, die 't meest aan 't Roomfche Hof zijn overgegeeven, erkennen de verdienden van die Kerk, de bloeiendde van alle hunne zendingen. Maar, op dat het woord overblijffel niet misleidde, dient men onder 't oog te brengen, dat men in 't Jaar 1701, meer dan 320,000 Catholijken telde, en boven de 460 Priesters CO *u °" Bisdommen, en 380 Pastorijen verdeeld. Deeze Kerk was dus niet ten eenemaal yerdrooid. Zij had geleeden; maar zij had over de vervolging gezeegevierd, en grooter luister bekoomen. 't Is waar zij was vervuld met Munnikken, die er veele Pastorijen waarnamen; en men telde onder hen een goed aantal Jefuiten, die hunne magt, in die gewesten , die 't toneel van hunne kuiperijen geworden waren, aanmerke'ijk uitgebreid hadden. De Clerefic van 't Land was bij hun gehaat, zoneter andere reden, dan (f) Preface du livre iniituld: Recueil des temoignages Sic. — HifioU Tt abrégét de 1'Eglife Metropolitaine dUtrecht. Utrecht 1765; in 8ve. ■Alt. x, c en 3. — Batavia Sauajkc.  van de Kerk van Utrecht. ■ 43 dan om dat zij, voor 't grootfte gedeelte, op de Hoogefchoole van Leuven onderweezen, de leer en grondftellingen, die men er onderwees, had ingezoogen. Verfcheidemaalen hadden zij de waare Kerkorder zoeken omvertewerpen, en 't gezach der Bisfchoppen zo veel te befnoeien, als moogelijk was , overtuigd , dat dit het beste middel was, om hunne oogmerken te bereiken. De zaak was reeds tot die hoogte gekoomen , dat men zig met Vonnisfen en Decreten moest waapenen, om hunne aanflagen te beteugelen, en dat er klagten tegen hen tot voor de Rechtbanken van Rome gebragt wierden, alwaar men verfcheidemaalen recht verwierf, fchoon de uitflag daarvan niet duurzaam was. De Jefuiten maatigden zig in dit land eene buitengewoone onafhankelijkheid aan, waardoor zij niet alleen op 't Rechtsgebied der Bisfchoppen inbreuk maakten , maar zelfs tegen 't Hoofd van de Kerk fcheenen opteftaan. De Jefuiten gaven zig uit voor de Bisfchoppen der Bisfchoppen, voor lieden, die boven alle gezach en onderwijs verheven waren. De Jefuiten beweerden, dat de Hollandfche Kerk haar uiterlijk aanweezen en Kerkelijk beftuur in de tijd der vervolgingen verlooren had, en tot denzelfden ftaat was gebragt, als de landen der ongeloovigen. De Jefuiten hadden meermaalen onder gezogte yoorwendfels gepoogd, de gewoone harders,, buiten bediening te doen ftellen; en toen 't onrustige fchim der Janfenisterij zig begon te vertoonen, waren de jefuiten de befchuldigers, of liever de valfche be« tigters van die Kerk. De Steller van 't kortbegrip der gefchiedenis, zegt ons niets van dit alles, niet <3ül dat hij de kortheid behartigd, wijl hij, in dat D 4 £e*  44 - Hiflorhch Bericht wegens de Cathoiijkheid geval, veel liever zo vee'e haatelijke perfoonelijkhe* den, die hij zig tegen de Janfenisten van onzen tijd veroorlooft, had kunnen agurlaaren; maar met oogmerk om de waarheid te vermommen, en zijne Lee. zers te verfchnlken. 't Zijn tog onbetwistbaare daad-, zaaken; zaaken, door 't gezag der onpartij Jigfte getuigen, in 't helderde dagligt gefield: zaaken die men niet kan verbergen, om dat zij voor al,'er oogen zijn voorgevallen. Er is eene gtfehiedkundige verhandeling, Be Aclis Jefuitarum in foederato Belgio &c, Auctore Ntcol. Bro-derfen rjfc,^ te Utrecht gedrukt in 1763. Men heeft de brieven der Aartsbisfchoppen Sasbold en liovenius, welker eerfte van Utrechts tegenpartij, zelve fieeJs voor een man van een heilig lee-* ven is aangezien. Men heeft de Gefchiedenis van den Ur. Hoynck, die op dit Huk duidelijk is, en die otif derrusfehen om (ie b«lwagcna van Rome te bevorderen de pen heeft gevoerd. Men heeft een klaar bericht (een handfehrift) van de Hollandfche zendingen, door een zekeren Fader Pierre de la Mere de Dieu, mgefchoeiden Carmeliet, en door hem naar Rome gezonden ,. op dat er niet de minde agterdogt zoude vallen over de waarheid van 't geen daarin vermeld word. En , dat meer is , men heeft de Bullen van ïto:ne, men heeft de egte ftukken, waarin, van de stanflagen clt r Jefuiten en van de kwellingen, welke die van Utrecht, van den kant dier Munnikeu hebben moeten lijden, melding gemaakt word. ;v'sen vind die ftukken in het boek , dat den titel voert: Defenfio. £cci voor fcheurmaakfter heeft willen doen doorgaan. Men verdeelde de Pastoors in drie rangen: de eerfte der geenen, die met naam en toenaam in den ban gedaan waren (en waarvan er maar één was) de tweede, der geenen, die de Kerk, zonder zending van de nieuwe Apostoliefche Stedehouders of van de Pausfelijke Nunciusfen, beftuurden, welken egter, in 't Brevet van den 7 April 1703, maar met den kleinen ban gedreigd waren , en die men op de Vcrtoogen die er van gedaan wierden, voor Catholijk had blijven houden, hoewel zij zig niet onderworpen hadden. De derde eindelijk, der geenen, die na te vooren met eene wettige zending voorzien te zijn geweest, eenigermaate overtreders geworden waren van de Apostoliefche bevelen, 't Is '■' licht te zien met welke doorlleepen Staatkunde, men deeze onderfcheiding uitgevoerd hebbe, om tot die gewaande affnijding van de Kerk den weg te openen, en door een fchijn van reden de oogen der minoplettenden te verblinden. k  *,i Uiftorisch Bericht wegens de Cathoiijkheid Al wie in de vorm van Kerkelijke vonnisfen en vari rechtsph gingen door de Kerkwetten voorgefchreeven kundig is; alwie een denkbeeld heeft van de wijze waarop de Kerk ten allen tijde gebruik gemankt heeft van haare {traden, zal zig door zulke fchrmmen niet laaten betoveren. Maar dergelijke overweegingen zijn al te vreemd voor den Schrijver der Vtrkorte Gefchiedenis. 't Is hem genoeg , door eene meenigte van verzwijgingen, de geduurige onregelmaatigheid der (tappen van 't Roomfche Hof, omtrent die van Utrecht, te bewimpelen, zonder in omfiandigheden' te treden, die al te onaangenaam zijn voor elk, die de verduistering en de verwarring noodig heeft, om de partijzugt en de onregtvaardigheid te onderfteunen. Ziet men hem immer gewag maaken van dien (terken aandrang, geduurende mm dan twintig jaaren, door de Clerelie van Utrecht vrugteloos bij den Paus en zijne Ministers gedaan, om ter verdeediging toegelaaten te worden, aangaande de befchuldigingen tegen haar gelhxtd, en een Bisfchop te verwerven , overeenkomftig met de oude inzettingen en met de grondwetten van den Staat? Waar fp eekt hij van de verzettingen door deeze Clerelie daargeftefd , tegen de onderfcheiden brieven der Nunciusfen, van de regel, maatige Appels. die zj geteekend heeft, van de tegen haar geweczen vonnisfen, dan op eene beter onderrigten Paus, dan op eene Algemeéne Kerkvergadering, in navolging van 't geen voor rijzen door de beroemdfte Kerken was in 't werk gefield (/) ? Hij geeft (7) Zie de fchrften getiteld: Clcrl Romano - Ca t hollet predpuaruit in Ihllandia Aufl/iiU Ciyïlalum Protestatio &e, J^cp. in 4to. 1 Pr**  van dè Kerk van Utrechi. 53 geeft flegts eene aaneenfchaakeling op van de verkiezingen der Bisfchoppen , en van hunne veroordeehngen. Maar hij zegt niets van 't ftilzwijgeii dat Iiinoeentim XIII. omtrent- de eerfte vdlftandig in agtgenoomen heeft; niets van de kuriftenarijén, gedüurende 't Conclave, ter gelegenheid van zijne dood gehouden, in 't werk gefield; niets van de verbinteiiisfen door Benedictus XIII. ten opzigte van die zaak aangegaan, nog van de valfche onderftelling door dien Paus aangenoomen, dat de Capittels dief Kerken vernietigd waren; niets van de gelijkvormigheid der vey oordeelingsbrevetten, die allen op 't eerfte Van deri 7 April 1703 neêrkoomen, 't welk flegts eene bedreiging behelst, die naderhand, inderdaad, door de Paufen zeiven, als geen kragt nog uitwerking hebbende, is erkend geworden; niets eindelijk van de misvattingen, en dwaalingen in de bovengemelde Brevetten opgeflooten , waarin men nóg levende Perfoonen voor dood opgeeft; Priesters voor Leeken; lieden die niet 't minfte deel in 't Kerkelijk beftuur hadden, vóór Kerkelijke bedienaaren. Zodaanig is de wijze waarop het Boek dat wij ontleed hebben, is gefchreeven: zo groot is de oprëgtheid en de nauwkeurigheid, waarmede die gefchiedenis van de Utrëchtfche Kerk is famengeiteld: zo groot is 't vertrouwen dat de Schrijver verdient; Da Protestatió asftrta ëc. ijio. in ito. '■ "sferta, i7«- in 4t0. Tertium asferta, 1714. in 410. Allen opgeiteld door den Hr. van Arkel, en zeer geacht door den vermaarden Kerkelijtten Rechtsgeleerden y«» Ësptn. È  54- Hifiorisch Bericht wegens de Cathoiijkheid De naam van dien man, op 't titelblad met de Letters D. A. D. C. en in de onderteekening van den brief aan de naamloozen Bisfchop, waarin de overweegingen gevonden worden, die wij onderzogt hebben, met de Letters D. A. D. E. aangeweezen, is geen geheimzinnige Cijffer meer. Hij is binnen kort ontdekt, door een Pausfelijk Brevet, welks inhoud wij hier gevoeglijk kunnen inlasfchen. de paus PIUS VI. Aan onzen zeergeliefden Zoon aloyx mozzi , Kanunnik van Bergamen, heil en onzen Apostaliefche zeegen. ,, Wij hebben met vermaak de Korte Gefchiedenis „ „ dien gij over de zaaken van Utrecht in 't ligt ge„ geeven , en ons toegezonden hebt, ontfangen. Wi| „ billijken ten hoogften den brandenden ijver die gij „ betuigt, op dat niemand de roekeloosheid hebbe „ den Rok zonder naad van Christus te fcheuren, ,, en wij vermaanen U in den Heere, om in eene Eeuw waarin de losbandigheid van gevoelens, groot „ is, voorttegaan, de zaak van Gods Kerk kloekmoe„ dig te verdeedigen, wetenfehap en liefde, gelijk 't ,, voornaametijk mannen tot het erfdeel des Heeren „ geroepen, betaamt te doen, naar hun verftand en begaafdheden. Wij zullen niet nalaaten U, als het „ de gelegenheid toelaat, blijken onzer genegenheid jegens-U te geeven. Ontfang ondertusfehen, als „ een zeker, onderpand der Vaderlijke genegenheid, „ die wij U toedraagen, den Apostoliefchen zeegen r „ diea  'van de Kerk van Utrecht. 'dien wij U, onzen zeergelicfden Zoon, uit gant3, fcher harte geeven." ,, Gegeeven te Rome in Sr. Pieters-Kerk, den 8 j, Junij i7%5' Het elfde Jaar onzes Pausdoms. i, Callixtus Marlni Secret. der Latijn» ,, fche brieven" Men konde inderdaad geen guuftiger ftuk voor die Van Utretht en hunne zaak in 't ligt brengen. Indien Rome fchriften billijkt, waarin de partijdigheid en den leugen zig zo opentlijk ten toon fpreiden; indien zij er een breedvoerige en openbaare lofreden van doet; indien zij zulke fchrijvers door belofte bemoedigt en aanfpoorl; dan is 't wel zeeker en klaar, datin dat middelpunt , alwaar de geregtigheid en waarheid moesten op defi thröon zitten , de Kabaal eri Partijzugt gevonden worden; en dat alles, wat dc Staatkundige doeleindeüs van dit Hof kan dienftig zijn, zelfs dan wanneer 't door de eigenbaat en vleierij il in- («0 Dileèto Filio Aloyfio motio Canonico Bergamenfi, pms papa VI. DileBe FM, Salutem et Jlpostolicani BenediBionem. Hiftoricam Narrationiculam, de Rebus Uitrajecïims, h te publui juris faBam, qaam ad nos miftsti, luber.ter accep'tmus. Stud:.\m qtto jiagras, ineonfutilem Christi bestem ullus Jiindat imprudens, majorent probamus in modam, teque hortamur in Domino, ut inlanta faculi vpinionumque Ikentia, caufam Ecclefa forti animo tueri per ges, it: Dobtrina atqtte charitate, Mi, pro adtpia inger.iorum ratior.e, viros fotisfimum decet in fortem Domini Vocatns; propenfam nosiram in te yoluntatem, quando occajio id tulerit, tibi patefactre minimè deëtimus. Interim paterna dileHionus quA te piofequimur, accipè Certirfimum pignus, Apojlolicam BenediBionem, quant tibi, dileB'e FM, esanimo ae peramanter imperlimur. Dat. Romce ap. S. Petrum, VI Idus fuMi i?S5i — Callixtus Marinius ü Latinis Ep'ill. S. Pontif. noftri an. Xfc E 2  56 Hijiorïsch Bericht wegens de Cathoiijkheid ingegeeven, er met toejuiching ontfangen word. Dit is een van die gefchiedkundige bewijzen, die de eerlijke lieden onder de aankleevers van 't Roomfche Hof nimmer zullen kunnen ontkennen; en dit is teffens een trek, die, zo men dus mag fpreeken, afgetrokken van alle andere bedenking, bewijst, dat de reden heel weinig deel heeft, in de handelwijze welke dat Hof in dit gefchil houdt. Dit is een dier trekken, waarvan zig de anderfgezinden kunnen bedienen, om Rome de beuzelagtigheid der fhikken, die van haar voortvloeien, in 't aangezicht te verwijten, en aan de brevetten, die er van daan koomen eea nog belagchelijker voorkoomen te geeven; terwijl de goede Catholijken zullen zugtsn , ziende, dat men van 't Vaticaan zodaanige brieven fchrijft aan zulke lieden, die zulke gevoelens koesteren. Wat ons betreft, wij zouden zekerlijk zo een Brevet niet aangehaald hebben, zo 't niet zeer gefchikt ware geweest, om onze oordeelkundige ontleeding tot een flot se dienen. Wij gaan hier eenige aanmerkingen bijvoegen, die als zo veele grondbeginfels, en als zodaanig, vatbaar voor betooging, veel zullen kunnen toebrengen, om den geenen, die van de zaaken der Utrëchtfche Kerk, wel onderrigt willen weezen, voorteligten. Om met de daadzaak te beginnen, zullen wij zeggen, dat alle de Decreten van Rome tegen de Hollandfche Kerk, niemand magtigen om fcheuring met die Kerk te maaken. Deeze Decreten, gelijk boven gezegd is, zijn 't werk en de vrugt van de kunstgreepen en kuiperijen van een zeker flag van perfoonen, wier flappen in 't vervolg genoeg kenbaar ge- wor-  van de Kerk van Utrecht. 57 worden zijn: Voor deeze Decreten, was er zeeker geen eene reden van veroordeeling: De vorm dier Decreten is niet wettig, nog overeenkomftig met den aart der Rechtspleeging, zonder welke de zaak dier Kerken nimmer kan afgedaan worden: Geen.één dier Decreten behelst in zig de klaare uitdrukking eener misdaad, waarom men veroordeeld: zij koomen allen op 't eerfte neêr, 't welk, gelijk wij hierboven gezegd hebben, op een valsch beginfel, en een bouwvallig grondwerk rust. Welk belang wilde men dan in dusdaanige Decreten (tellen? Zou men er de hand aan willen houden, als aan eene onkreukbaare wet, waaraan de Algemeéne Kerk zig zal moeten onderwerpen en gehoorzaamen? Maar hoe koomt men daartoe, indien 't Hof van Rome, met die Decreten uittevaardigen, niet getoond heeft aan dezelven zo een groot gezach te willen geeven? Hoe koomt men er toe, indien de uitdrukkingen van die Decreten zelve, ingewikkeld en duister zijn ? Hoe koomt men er toe, zo veele van die Decreten, voornaamelijk, die de Capittels raaken, niet kunnen misfen, met den naam van aanflagen, tegen 't wettig gezach, gebrandmerkt te worden ? Hoe koomt men er toe, indien de daaden in die Decreten uitgedrukt niet beltaan, zo men er voor reeds veroordeeld opgeeft, 't geen te vooren nog niet veroordeeld was? Is er een ftuk, dat het juiste tijddip van 't breeken der gemeenfchap op eenig geregeld beginfel gegrond, aanwijst, en dat eenige aandagt verdient? Hoe kan eene willekeurige en geheime rechtsoeffe«ing , gelijk van 't begin af die der NunciusE 3 / fen  5? Eiflorhch Bericht wegens, de Gatholijkhesd- fen (») tegen de Hollandfche Kerken geweest zijn, een wet en een regel voor de Algemeéne Kerk worden ? ■ Maar wanneer men al onderftelde dat die Decreten van kragt waren, dat zij op eene geregelde wijze en met kennis van zaake geüagen waren, dan zijn nog de Appels door de Kerk van Utrecht uitgevaardigd, voldoende, om er de uitwerking van te beletten, often minften optefchorten, met hunne uitvoering te beletten; zij zijn voldoende, om te maaken, dat nie-, mand zig wettiglijk van die Kerk, als van eene fcheurmaakende Kerk, affcheid-, Een ieder weet dat de. uitwerking van een wettig tuskhengeworpen Appel, opfchortende is; dat het, volgens 't gevoelen van alle de Leeraars, de uitvoering éener veroordeeling ttreoiïïiende, de veroordeelde partij in 't bezit en genot van alle die rechten laat, die hem te vooren toebe» hoorden: dat 't zelfs alle bedreigende of voorwaarde» lijke frraflën, door 't gewezen' vonnis uitgefprooken, opgefchort, en alle volgende daaden die tegen den Appellant zouden moogen ondernoomen worden, vernietigd. Uit is nu juist het geval van die van Utrecht. Zij hebben zig van 't eerfte Decreet beroepen, en deeze. ft?p was voldoende , om alle verdere rechterlijke vervolgingen in den rang van misdaadige aanflagen te plaatfen. Desniettegeuitaande hebben zij zig in 't vervolg nogmaals («5-De Nunciusfen begonnen, met inteblaazen, optewekken; te waart;houwen, en onder de hand hur.ne ilnttlflgeté t - bidden, van riiet in. de bidplaat!', i van die van Utrecht ie koumen, nog intt hun fn Gods. dienstzaalten gcmcenichap te houden. Dit was de taal,, die de Hr. ftusfi in zijne brieven voerde. Zie de FoornJm van 'c boek gctU't MjscHicil dis temoitinagcs gV.  van de Kerk van Utrecht. 5$ rrraals herhaalde keeren beroepen, zij hebben zig verzet tegen alle de tegen hun ge weezen vonnisfen; zij hebben zig van dezelven beroepen, op den toekoomenden Algemeenen Kerkvergadering, naar 't voorbeeld van 't geen ter gelegenheid van den Bulle Unigenitus en der Brieven Paftoralis Officii, in Vrankrijk gedaan was. Ons derhalven niet inlaatende met de aanmerking, die men kon maaken en die fommige gemaakt hebben , dat naamelijk de beveelen, van 't Opperbeftuur voortgevloeid* om de uitvoering der Decreten van Rome tegen de Clerefie van Holland te beletten, er zekerlijk de uitwerking van opfchorten, en gevolglijk de onderneeming, waardoor men zig van de gemeenfchap der Clerefte zoude willen tffcheiden, onwettig en onregtvaardig maaken (o). Ons zeg ik met die aanmerking, die niet te verwerpen is, niet inlaatende, is 't egter zeker dat de daadzaak geene beweegreden oplevert, waarom men zig van de gemeenfchap met die van Utrecht zoude moeten onthouden, nog waarom een Bisfchop, die gebedenen aangezogt word, hun brieven van Kerkelijke gemeenfchap te zenden, zulks zou moeten weigeren. Laaten wij nu tot de beweegredenen van Recht overgaan. Wij zullen er eenigen voordellen, die wij volgens nommers zullen rangfchikken , daar zij fchoon met eikanderen niet verbonden, egter even goed tot opheldering van 't punt des gefchils dienftig zijn. i. Men kan niet zeggen dat hij fcheuring maakt, die over eenig gefchilpunt anders denkt dan de Paus, even min als de geene die met den eerften gemeenfchap houdt; maar veeleer hij, die zig aan zijne natuurde) Zie de reeds meerraaale aangehaalde Voorrede. E 4  (Sft Hiftorisch Baricht wegens de Cathoiijkheid tuurlijke harders onttrekt, en zig van hun affcheurt, om zig aan een vreemd Kerkovertten te onderwerpen, en gemeenfchap weigert te, houden met de geenen die onalfcheidelijk met de Kerk vereenigd blijven. Hier uit volgt, dat niet de Appellanten van Utrecht, nog de geenen die met hun gemeenfchap houden fcheurmaakers zijn; maar veeleer die der Hollandfche Catholijken , die zig zonder reden van hunne Harders hebben afgefcheurd, en hen weigeren te erkennen. 2. De Kerkelijke magt is door Christus aan zijne bedienaaren gegeeven, niet om aftebreeken maar om optebouwen ( 2 Kor. Gap. 13. vs. ia.) Die geheele. fchakel van Decreten derhalven door Rome uitgevaardigd, om die van Utrecht te veroordeelen, en die nergens toe dienen, dan om te zaak te vergallen, en de gemoederen te kwetzen en te verbitteren, kan voor. geen wettig gebruik van die. magt gehouden worden. -3. De (traffen en Banvonnisfen zonder de vereischte wijze van Regispleging, zijn onregtyaardig, nietig en kragteloos. Dat is nog meer waar , indien zij gegrond zijn op onvergeeflijke dwaalingen omtrent de daad., of indien zij baarblijkelijk door eene of andere kunst, greep bij verrasfing. zijn afgevorderd. Dit leert men niet alleen buiten Italiën; maar 't is zelfs de leer van de aan 't Roomfche Hof meest verkleefde Rechtsgeleerden. Wij maaken er de toepasfing niet van, om dat zij in 't oog fpringt, en in dit gefchrift reeds is aangeweezen. 4. Niet alleen de Paus, maar de. Kerk zelve kan dwaalen, omtrent daaden, die niet geopenbaard zijn, waarover gefchillen en twijfelingen ontdaan. Dir is de leer van alle de Godgeleerden, t-n de Paus Jaia- cen.'  van de Kerk van Utrecht. 5l centivs III. bevestigt ze in 't Cap. s8. de fent. exc. I}. (ƒ>). 't Voorwerp nu waarover 't Roomfche Hof 't met de Utrëchtfche Kerk oneens is, in concreta, (of in bizonder) genoomen, loopt flegt over eene niet geopenbaarde daadzaak. De onderwerping van die van Utrecht in alle de leerftukken des geloofs, hunne Geloofsbelijdenis, hunne Kerkvergaderingen, de door hun gedaane aanbiedingen, als men over de hereeniging in onderhandeling was, Hellen dit aangevoerde in een te helder dagligt, dan dat men 't in 't breede zou behoeven te bewijzen. 5. De Bauvonnisfen, hoe regtvaardig en redelijk zij ook moogem zijn, als 't Banvonnisfen zijn , waarin men door de daad zelve vervalt, ipfo faSto, en gelijk de Rechtsgeleerden zeggen, d jure., non ab homine, (door 't Recht, niet door den Rechter) moeten, volgens de zuiverde beginfels, flegts voor bedreigingen met den ban gehouden worden. Het Banvonnis heeft geen kragt, en kan zijn volkoomen beflag niet hebben, dan wanneer het, na wezentlijk. en met aanduiding van perfoon en naam uitgefprooken te zijn geweest, opentlijk aangekondigd en. met de Kerkelijke tugt overeenkoomende erkend word. Men kan zien of de De-t creten van Kerkdijken ban , tegen die van Utrecht uitgevaardigd, van dien aart zijn. 6. Eenige lieden wilden 't Appel tot de eerstkoomende Kerkvergadering, als nietig, hersfenfcnimmig en kragteloos doen befchouwen. Indien men ondertus- fchen Q~) Men, zegt er: Judicium autem Ecclefia nonnunquam Opinionem fequitur, quam et fallère fape Contingh et falli. Zie Opftraat, de Loc. Ikeclog, Disf. 4 qu. 5, en de door hem aangehaalde Schrijvers, E 5  6s Hiftorhch Bericht wegens de Cathoiijkheid fchen aanmerkt, dat het in 't tegenwoordig geval, op eene bijzondere zaak aankoomt, die haar oorforo'ig neemt uit een Decreet van Rome, en in 't wezentlijke over een voorval loopt omtrent hetwelk men beweerd eene onvergeeflijke dwaaiing te kunnen aantoonen, zal t niet uioeiehjk zijn de kragt en uitwerking te begrijpen, welke ontegenzeggelijk een Protest en een Appel door de Hollandfche Kerk uitgevaardigd moeten hebben, wegens eene dwaaling omtrent de daad, waarin men aantoont dat het Roomfche Hof gevallen is, en die tot beweeggrond gediend heeft van alle die Aflens en Rechterlijke vervolgingen, die zedert hebben plaats gehad. Zonder aantemerken dat die Appels door het voorbeeld der doorlugtigfle Kerken gewettigd, en door 'f gevoelen van verfcheicteu Leeraaren bekragtigd zijn, zijn zij van dien aart, dat, zo men zijne aandagt vestigt op de bijzondere omflandigheden, men aan dezelvé zijne goedkeuring niet kan weigeren, en dat zij de uitvoering der Decreten, tegen welke zij geteekend zijn, opfchorten. 7- 't Is niet genoeg, dat een Kerkelijk genootfehap door den Paus met den ban geflagen is, om 't voor fcheurmakend uittekreiten, en alle Catholijken te noopen, zig van deszelfs gemeenfchap aftefcheiden. Het Paufelijk gezag is niet voor genoegzaam erkend, om zulke uitwcrkfels voortrebrengen; vooral bijaldien 't aanzienelijke Bisfchoppen en talrijke Kerken aangaat. En zo van den anderen kant, die Bisfchoppen alle mogelijke poogingen aanwenden, om de Kerkelijke gemeenfchap niet te brecken, en zig, hoewel zij den uitfpraak van de aanftaande Kerkvergadering inroepen, egter van den Paus zelve niet affcheiden, is men door geea  van de Kerk van Utrecht. ©3 geen een grondbeginfel gemagtigd om ze voor fcheurmaakers uittekrijten (g). Daarom heeft men, gelijk in »t begin gezegd is, de Kerken van Afiën, voor geen fchcurmakers gehouden, fchoon door den Paus FtStor in den ban gedaan, nog die van Africa door de H, Stephanus, en de Oosterfche door Damafvis met den ban geflagen , nog zo veele H, II. Bisfchoppen en Belijders, die, om dat zij van de gemeenfchap van den Paus afgefneden waren, ter oorzaake van hunne deelneeming in de zaak van Acacius Patriarch van Conftantinopolen, desniettemin voor Catholijken zijn erkend geworden. Om een grondwaarheid daartelteilen, ftrijdig met die wij daar hebben aangevoerd, zou men deeze in de Kerkelijke Gefchiedenis zo bekende daaden moeten ontkennen; of alle die Heiligen, en alle die doorlugtige Kerken, met den geheelen drom der geloovigen die met hem gemeenfchap hebben gehouden, met den naam van fcheurmaa* kers moeten befternpelen (r). 8. buii Er is neen eene reden, om iemand fcheurmaaker te noemen, die onfciiendbL-r aan de eenheid der Kerke verkuogt is. Daarom heeft men cte Cierefie van Luik niet als fcheurmaakftcr befqnouwd, nocvel door pafchaüs II, om haare getrouwheid aan Hendrik IV, in den ban iérliari Fieury, Hifi. Eccl. Liv. 65. n. 40. fr") Er is een boek dat ten tijtel voert: Verhandeling over de benen*. rinT nit het Fransen vertaald, met dit bijfehrift: Christianui mtM nomfn'Ci'tholkus cognomen, pragtig gedrukt te Rome in 1726, waarin incn «rondftellipgen ieert gantsch ftrijdig met de geenen die hier aange-, naald zijn. Oaar dit boek waarfchijneüjk door een Munmk daartoe betaald, uit" haat der U.rechtfcne Kerk, gefchreeven is, 1 geen voor hetzelve plfwe goedkeuringen , van wegens den Cardinaal van Mechekn Verdiend beeft, zuilen wij in deeze aanteekening eenige der voorraamde Hellingen, die hij daarin voorüaat, aanroeren, om te doen' zien, wat belang men in 't algemeen in sulke Schrijvers en m hunne leer (lellen moet. Na dat de Overzetter, in zijne Voorrede, den Bisfchop van Yperett ronduit voor een Aartsketter heeft uitgemaakt, begint de Schrijver met te bepaalen dat de fcheuring is een afzondering van 't Ligkaani der S rke. veroorzaakt door de trotschlteid van eenige haarer ledemaaien, He wegeren qjg aan haar gezach te ontlenvcr^n, ifl nnten die nood-  tic Hiflorisch Bericht wegens de Cathoiijkheid 8. Eindelijk moet men, omtrent het gezach van den Paus en zijne gewaande onfeilbaarheid, zig houden aan 't saakelijk zijn om met haar vereemgt te bl'jven. Deeze bepaaling, reeds «"»arin gebrekkig, dat zij niet zegt aan welke egte kenmerken men zodaanige afzondering moet kennen, en dat men er daarentegen 't woord trotschheid inlascht, dat er nog noodig is nog vereischt word, is daarenboven met opzet zo gemaakt, om tegen die van Utrecht tc kunnen gekeerd worden: en egter kan men, volgens deeze bepaaling zelve, hen nog niet als fcheurmakers befchouwen, om dat men nooit zal kunnen bewijzen, dat zij in de twee Voorwaardens door de bepaaling vereischt bcgreepen zijn, te weeten, dat zij r. weigeren zig te onderwerpen aan 't gezach der Kerke, en dat zij 2. weigeren zig, 't zij aan den Paus, 't zij aan de Kerk, te onderwerpen in punten, die nood. zaakelijk zijn om de eenheid te bewaaren. De Schrijver der Verhandeling zegt vervojgens, dat wij niet kunnen verzekerd zijn, dat perfeonen. die yerdagt gehouden worden van fcheuring te ■willen maaken, 't met êns, in 'f geen de leer betreft eens zijn. Hoor 't groot bewijs dat bij er van geeft: om dat, zegt hij, de geenen die verdeeldheid in de Kerk veroorzaaken, niet yerd'rznen geloofd te worden, als zij uittrompetten dat zij 't op 't Jluk van leer met de Catholiike eens zijn. Hij bewijze dan eerst, dat die van Utrecht eene verdeeldheid in de Kerk te weegbrengen ; dan blijft hem ten tweede, nog over, re bewijzen, dat de onveranderlijke leertakken onaffcheidbaar zijn van alle gefqhil, die met dezelve geen betrekking heeft, en van alle andere voorwerpen afge. trokken, door zigzelven niet kenbaar zijn. Gelukkig voor ons! (laaf hij in het volgende afdeellel, de (telling toe, dat alle verdeeldheid, cis in de Kerk opkoomt, geen fcheuring is. Ook zegt hij met alle H. Variers en Leeraars , dat, om geen fcheurmaaker te weezen , het noodig is met de Algemeéne Kerk gemeenfchap te houden. Maar kort daarna begint hij te ieeren, dat de Eenheid van 't zelfde inwendig geloof niet • genoeg is, om met de Catholijke Kerk in gemeerfchap te zijn; dat de uiterl jke gemeenfchap met de Kerk zelfs niets voldoende is\ dat een klein aantal Bisfchoppen met de overige Bisfchoppetijke Orde verdeeld over eene beflhfmg omtrent de her (men lette wel op welke wijze dit voordel word voorgedraagen) niet meer in de Catholijke gemeenfchap. is. H\) eindigt met te zeggen, dat, om geen fcheurmaaker te zijn , men naodzaakelijk met den H. Stoel gemeenfchap moet houden; dat bij, die van den H. Stoel afgefcheiden is, op 't zelfde ftond van de Kerk is afgefcheiden; dat men niet in de gemeenfchap des H. Stoels kan zijn, zonder in die van den 1'aus, Ex Cathedra fpreekende, te \veezen; dat de Paus altijd 't recht heeft gehad, om door de geheels Kerk voor Scheurmaakers cn Ketters te doen erkennen, allen die hij daar voor verklaard heef:; dat alle appel van den Paus op eene aanflaanie Kerkvergadering, in 't jluk van leer (men merke op, wat een teopraak men op deeze uitdrukking zoude kunnen maken) tot de fcheuring leidt, en dat zig te beroepen van een bepaaling van Ueflukken door de, Kerk cangenoomen is, zig opcntlijk voor Scheurmaaker en Ketter uit' Qeevcn. Men zie nu eens hoe deeze behendige Schrijver ons, bjj trappen, tof die  van de Kerk van Utrecht. 65 't geen, volgens de beste Godgeleerde bronnen, de zeer kundige Franpois Veron geleerd heeft, in zijn boek getiteld i die hoogte gebrast heefr, waarvan hij opentlijk gevolgen meende te kunnen trekken tegen die van Utrecht, en in t algemeen te-gen de zogenaamde Janfenisten, door hem, als een gebroedfel der listigfte Ketters, afgefchïlderd. Zijne redeneering zoude indeJdaad wel «uiten, indien zijne vooi [tellen niet ten deele valsch , ten deele op de zaak in eefehil ontoepasselijk ware. 't Is eene dwaaling , te zeggen , geluk hij doet, dat nog de eenheid van 't inwendig geloof, nog de uiterlijke gemeenfchap met de Kerk, voldoende zijn, om tegen de fcheuring te beveiligen ; daar 't (trijdige, door 'c gezacli der H. Vaders, donr den Schrijver zeiven aangehaald, als in 't bezonder door den H- Augustmus, De vera Heiig. Cap. 7; door den H. Hicronimus, in Epijt. ad fit. Cap. 3 door den H. Cypriaan, dc Unit. Eccl. &c, regiftreeks beweerd is, en van den anderen kant uit den aart der Kerke, en uit de hierboven aangcbragte bepaaling zelve van de fcheuring . voortvloeit. Het voorftel dat bet klein getal Bisfchoppen betreft, die men zegt dat buiten de Kerk zijn, a*s zij met het groot getal over een leetltellig beiluit niet overeen (temmen, (trookt (legtJ met veele gebeurtemslen ui€ de Kerkelijke Gefchiedenis, en nog veel «egter met de beroemde gebeurtenis van de Vergadering van Kimini, alwaar 't geloot alleen in de handen van een klein getal verdeedigers bleef (gebeurtenis, die de Schrijver der Verhandeling wel door ijdele redeneringen zoude willen bewimpelen): en ten laatite, koomt het hier in 't geheel met te pas, wijl hier nog een klein aantal bisfchoppen, nog eene verdeeldheid met de geheele Risfehoppelijke Orde, en nog minder eene yerdeeldheia over een leerflcllig 'befluit, de zaak is. Vervolgens, en Kerk, en H. Stoel, en Paus onder een te willen mengen, gelijk men in du boek doet; dat is niet min ftrijdig met de Orde en Reaeeringsvorm der Kerken, dan met de grondbeginfelen der beste Schrijvers, hoedaanigen wij hebben aangehaald, en met het list dat de Kerkelijke Gefchiedenis ons bijzet, 't Strijd daarenboven duidelijk met de bekendfte voorvallen die wij' hebben bijgebragt, te zeggen, dat het gezach van den paus door zigzelven voldoende is, om'iemand door de geheele Kerk voor een fcheurmaaker te doen aantezien, en dat zig van den Paus op de aanftaande Kerkvergadering te beroepen. 't geen op de luisternjkfte voorbeelden gegrona is, een grondbeginfel is, dat tot fcheuring en ketterij leid. Men vergeete niet, dat inen in bijna alle die (tellingen, fpreekt van leeritellige (toffe, en van leerltellige beveelen, door de Kerk aangenoomen. Al wie maar een weinig de Bulle Unigenitus onderzogt heeft, ziet hoe verre die van Uiiecht van dat geval af zijn- Met derhalven op die leer de gewaande fcheuring van de Utrëchtfche Kerk te vestigen , zou men eeuwig op eene valfche onderltelling (teunen; en dat heeft inderdaad de Kanunnik van Bergame, in zijn klein werkje, in navolging der oude Decretalis en , gedaan. Wij zullen deeze aanteekeuing eindigen met eene fchoone plaats van den H. Augustinus, die de Schrijver der Verhandeling over de Scheuring misbruikt heeft, met haar tegen de arme Utrëchtfche Kerk te kiezen, daar zij integendeel vooi haare zaak gunltig is. JSobiscum ejlis in Bap. tismo  66 Hifiorisch Bericht wegens de Cathoiijkheid teld: De Reguhe fidei Catkolicce, feu de fide Catholicd^ waaria hij met nauwkeurigheid ontvouwt wat men aangaande dit hijzonder punt gelooven moet. De Paus kan dooien, en zelfs in zaaken van gewigt, als hij zonder eene Algemeéne Kerkvergadering 'oeflist, en dit is wezentlijk gebeurd (s ). Om de waare en vaste grond te leggen voor de Pausfelijke beflisfing, die van kragt zij, zelfs in den zin dér Hildebrandisten, moet de zaak, die beflist word, gezegd kunnen worden 't geloof te raaken, én dat er de tismo zeide deeze Heilig aan de Donatlsten, in Symbolo, in Ceteris Dominicis Satrament'is i in Spiritu auten Unitatie, et in Vinculo pacis, in ipfa dtnique Catbolica Ecclefta, nobiscum non efiitt Ad Vincent. Ro. gatist. Epilr. 93, Cap; II. n. 46. Tom. 2. pag. 150. Ed, „ Maar Gij „ zi]t met ons in den Doop, in 't Geloofsbegrip, en in alle Sscrai „ meuten des Heeren; maar in den geest van eenheid en in den band van vreede, met een woord in de Catholijke Kerk zijt aij met ons ,, niet." Die van Utrecht zijn met alle geloovigen in den Doop , in "E j*eloofsbegrip, in alle de Sacramenten, en in alle de leerflnkken van 'c Christelijk geleof vereenigd: Zij' zijn 'c nog op eene bijzondercr wh>o in den geest van eenheid, waaraan hun toeltand eene geduurige verkljaring van aankleeving vordert, en dien zij, zo veel in hun is, ongefchonden en in zijn geheel bewaaren; inde bdnd van v.eede, wairin zii zie niet alle de Kerken en alle de Harders ttaande houden; eindelijk in de Catholijke Kerk , waaraan zij zig nimmer onttrekken hebben', in weerwil van alle de twisten en tegenkantingen dia zij hebben moeten uitftaan. Dezelve trekken dus, die den H. tfüguslinus dienden, out de fcheuring der Donatisten afremaalen, bewijzen juist,, omgekeerd, de Cathoiijkheid van die van Uirccht, en de weinige redelijkheid van huni die ze voor fcheurmaakers zouden willen doen doorgaan. (j) Rellarminus, een Schrijver bij de Romeinen geenzins vérdngtj brengt in zijn boek, de Romano Pontifice, Lib. 4; Cap. 5. door Veron aangehaald, 'c volgende gevoelen bij, als onder de Catholijken aangenoo. men: „ Dat de Paus een Ketter kan zijn, en Ketterij leeren , muien =, hij zonder eene Algemeéne Kerkvergadering beflist, en dar dit fotn„ tijds inderdaad gebeurd is. Oit gevoelen hebben eenige Par'jfenaars, ,, ais Gerfon, Almain, Castro en Adrianus, omhelsd, welke allen de 3, onfeilbaar» uitfpraak over geloofspun en niet in den Paus, maar al. „ leen in de Kerk of' in de Algemeéne Kerkvergadering Hellen." PontU fleem posfe esfs hareticum et docerc harefim, ft aisqu» Concilio gererali defmiat, et ie fado aliquando acciiisfe. liane opinionam fecuti Juni alt' quot Parifiënfcs, ut Gerfon, Almrtin. nee non Castro e'. Adrianus, qui cmnes non in pnntifice, fed in Ecclefta five-iu Concilio Generali tantumj Conftiiuunt infaUibilitatem Judicii de rebus fidei, Veron. Capj 1. §. 4,-  van de Kerk van Utrecht. \ 6? de leer, of eene zaak ter zaligheid noodig, mede gemoeid zij. De beflisfing zelf moet in den vorm van een Decreet zijn, aan de Kerk in 't algemeen voorgefteld. Hoewel dus de Paus, gelijk men zegt, ex Cathedra fpreekt, hoewel hij fpreekt tot de geheele Kerk, 't is geen geloofspunt, dat hij onfeilbaar is, nog dat hij de Opperfte Rechter der gefchillen is, nog dat zijne beflislingen zonder eene Algemeéne Kerkvergadering uitgefprooken geloofsartikelen zijn, ten zij 't gevoelen der Kerke, die ze bekragtigt, anderzins genoegzaam blijke (?). De Algemeéne Kerk is de eenige Rechter, zo van den waaren zin, en de uitlegging der H. Schriftuur, bron van alle waarheid, als van alle gefchillen, die over Hukken, 't Geloof en de Christelijke leer betreffende, kunnen ontftaan (it). Zij alleen (de Algemeéne Kerk, niet de Paus) heeft het gezach, om onherroepelijk te beflisfen alle gefchil, dat het geloof of de zeden raakt, en om er de Opperfte Scheidsman van te zijn; wijl eigentlijk aan haar de bijftand van den H. Geest beloofd is. Naar deeze grondbeginfefs, en naar geene anderen, wenfchen wij, dat de goede Catholijken deeze Verkorte Gefchiedenis van de Utrëchtfche Kerk, welkers onderzoek wij op ons genoomen hebben, zullen waardeeren. Wij vleien ons, dat op 't ligt deezer beginfelen, de vooroordeelen welhaast zullen verdwijnen, die (O Veron. §. 15- De Papa, ejus Primatu et auÜQt:taie, O) Ibid. §. 16. De Jttdice Conttoyetjiarum.  i58 Hijïorisch Bericht wegens 'de Cathoiijkheid, erizi die veele menfchen beletten over dit onderwerp wél te denken en te redeneeren, daar hun veritand als aan den band legt van indrukfelen die geen weezentlijken grond hebben, en van hersfenfchimmen die hen bedriegen* Wij wenschten wel, dat men in de geheele bevroedding en beredeneering van deeze ftofreni en nog meer in 't bijzonder, van 't gefchil over de Kerk van Utrecht j tot grondflag nam, deeze vermaarde Godgeleerde Grondwaarheid: „ Eenheid in 't noodzaakelijke, in 't twijfelachtige vrijheid, in alle dingen liefde": In necesfariis unitas, in dubiis libertas, in omnibus caritas. EINDE.