Bij de Uitgeevers deezes is meede te bekoomen. R kis rondom de wber.ei.d, gedaan in de Jaren 1766 tot 1769, door den Franfchen Scheeps-Opperbevelhebber L. dt Bougainville, zeer nauwkeurig vertaald, en met XXI fcbooue Kaarten en Platen voorzien. Twee Deelen in groot Quarto. Tweede Druk. De allezinfe belangrijkheid van dezen Tocht; het gewigt der ontdekkingen van nieuwe Landen en Volken; de juistheid der waarnemingen en befchrijvingen; de bijzondere befchaafdheid van het geheel verhaal, rijk in zonderlinge voorvallen en uitkomften; hebben deze reis, zind deszelfs eerfte verichijning, beroemd gemaakt en idoen waardig keuren naast die van Anfon, Ulioay Pococke, enz. (in welk formaat zij mede uitgevoerd is) gefteld te worden. Om aan de uitbreiding van, kundigheden en de bevordering van de Zeevaart nuttig te zijn, zal dit werk, tot het eind van dit Jalr, te bekoomen zijn voor den prijs van . . . ƒ4:-:. en zonder de Kaarten en Platen tot . ƒ»:-:Nieuw maga3ijn voor jonge juffrouwen in 100 eenvouwdige Brieven, gewisfeit tusfchen Emili*, Carolina en Lizette; opgcfteld om de jonge Meisjes, op eene aangenaame manier, met eenen natuurlijken Briefilijl gemeenzaam te maaken, tevens in hen liefde tot de deugd en lust tot de kennis en wetenfchap aan te kweeken, als meede ingerigt om ter overzetting in andere Taaien te dienen. Uitgegeeven door eene Gouvernante, aan welke, een reeks van Jaaren, de Opvoeding van jonge Dames was toevertrouwd; 2 Deelen, in een properen Carton band, in Oftavo, . . a 1 : 10 : - Curas (J7.) Algemeene Historie der Waereld, in Vraagen en Antwoorden, ten dienfte van de Jeugd, in Octavo, . . . , a 1 : 4 : - Dit Leerboek der Gefchiedenis, is gefchreven om de jonge lieden op eene aangename wijs in de kennis der historie van alle Tijdperken, Landen en Volken in te leiden. Het is derhalven uit zijn aart gefchikt om bij het onderwijs der jeugd gebruikt te worden, het zij ter lezing, aanleering of verwaaiing, ook om als een gefchenk ter beloning van vroegere vlijt en tot verdere aanmoedigm te worden uitgedeeld. Zelfs is dit beknopt, maar de  •èc geheele geschiedenis der Geteld omvattend boefje niet genoeg aan te prij/.en aan allen, die aaa 'eeti klaar en duidelijk denkbeeld verlangen, van de betrekking die de gefchiedenisfen der ondéifcheiden Volken Op malkanderett hebben, eh van de wijze waar op zij zamen pasfeh en Wn groot geheel uitmaken. Wij behoeven verder 'ter aanduiding van de waardij eu nuttigheid van dit Werkje niet meer te zeggen, dan alleen , dat de beroemde Schroei (wiens uitgebreider alge» mene gefehiedenis thans in onze taal verfchijat) erkent heeft, zijn plan en de grond Van zijn gefchrijf geheel aan hetzelve verfchuldigt te zijn, in zo verre, dat hij zich verpligt heeft gerekend, den naam van curaü op den Tijtel vati zijn Hoogduitsch Leerboek der gefehiedenis in de eerfte plaats te noemen. Nieuwe atlas Van het voöRiEbüiïE en tegenwoordige toneel des oorlogs itl Frankrijk, het land van Luik, de Ncderi-cnter. en Duirsedland; of Geographifche en Staatkundige Befchrijving van de aan ons Vaderland grenfende en meer afgelegen gewesten; opzettelijk ingerigt om een juist denkbeeld te ver» krijgen van de Sterkten, Steden, Vlekken, Dorpen, Rivieren, Rijkdom, Voortbrengfels, Gewoonten, Koophandel , Volksmenigte, Inkomften en Lasten van alle die Staten, door welke de Franfche Benden zijn getrokken of zig nog bevinden. Dit onmisbaar Handboek voor den Militair, Burger en Reifiger, en welk tot meerder gemak met eén uitvoerig Register is voorzien, is ongemeen zindelijk uitgevoerd^ met nieuwe door G. van Baarfel, in 1794» fehoon gefneden, heele Veis en heerlijk afgezette Landkaarten verrijkt, en is in een properen groot Oftavo Canon band op den zeer goedkoopen prijs gefteld van . . ƒ4:8:. NB: De liefhebbers, die de Ksarteu iiefst los, onge<= vouwen, bij het Werk begeeren, kufiaen hetzelve alzo ook bekoomen.  VERZAMELING VA» EBNIQEN DER. MEUWSTE en MERKWAARDIGSTE REISBESCHRIJVINGEN, . BEVATTENDE ï. De Reis van den Heer óorani door de Republiek 'óenua; waarin hij kort maar nauwkeurig del* 'zelfs Regeeringsform, Zeden, Gewoonten, Zee- eü Landmagt, en uitgebreiden Koophandel befchrijft. '2. De Reis 'van den Lord macartney, door den Koning van Engeland als Gezant na chiba gezonden» 3. en 4. Twee Reizen dtor de Landen aan den anijtt in den Jaare 1793, door de Heer en van enob« LAüCH en MBINERS. En verfcheide andere» Te Dordrecht bij A. Blusfé en Zoon; Amjlerdam H. Keyzer, W. v. Vliet en van der Vaart; Leyden D. du Mortier, v. Thoir en v. Tiffelen; 'sHaage Thierry en Menfing, Leeuweftyn en Klis; Rotterdam D. Vis, J. Pols en N. Cornel; Utrecht J. Visch, v. d. Schroef en Wilt en Altheer» en verder alomme, 1706. s   R E I Z E VAN DEN HEER G O R A N I DOOR. DE REPUBLIEK G EN UA. Vjenua is onder alie handeldrijvende Republie~ ken diegeene welke het meeste benijd, het meeste gelasterd wordt, en nogthans het minste bekend is. Reizigers, Dichters, beroemde Redenaars ert Gefchiedfchrijvers, die meer tijdrekenkunde dan mensenkennis bezitten, fpreeken onophoudelijk van de trouwloosheid der Genueezen; zo dat het fchijnt dat deze ondeugd de hoofdtrek Van hun character uitmaakt. Alle deze Gefchiedfchrijvers hebben de Genueezen de oproerigfte A ge-  o REIZE VAN DEN HEER GORANI gezindheden toegefchreven. Even een» werdt Karthago gelasterd, en toen het van de Romeinen overwonnen en verdelgd was geworden, / was er niemand die het tegen zijne magtige '% mededingfler durfde of wilde regtvaerdigen. Genua beflaat, en zaJ men haare lasteraars geloven, dan heeft zij' haar beftaan en haaren welvaart alleen aan tteelen en roven te danken, zelfs zegt men dat er in Genua geen (leen gevonden wordt, die niet met het bloed eens onfchuldigen bevlekt Deze lasteringen zijn gansch niet nieuw, maar zijn oor,fprongeüjk uit de vooroordeelen en de onwaarheden der-Ouden. De berichten, die zij ons van dit volk, ónder den naam van Liguriers bekend, hebben nagelaaten , zijn enkel door latere Gefchiedfchrïjvers overgenomen, welkeis belang het was om de Genueezen als een hoop rovers en de hoofdftad Genua als een moordhol te fchiide.ren. Het kostte echter moeiten om deze befchuldigir.gen eenigen . grond van waarheid te zetten. Doch de meesten hebben geloof gefhgen aan het geen de Venetiaanen, de gajuurlijke vijanden van dit volk, daar van verhaald en . te boek, gefield hadden, en zijn hun blindelings gevolgd.. Ik echrer, die ni,et§ wil ter neder fteilen, dat »ie* WjiBr/'-iS;^ zal dit, volk zodanig fchilderen, als.'ifc.bejt-;?eJyeL op twee reizen, die ik door ©eguade^dt , heb ietren kennen. Ik zal getrouwe .3;. - en  DOOR DE REPUBLIEK GENUA» % en onpartijdige daadzaaken onder het oog brengen , en den Lezer laten oordeelen. Het zij verre van mij om de feilen en de gebreken der Genueeiche Regeering te verzwijgen. Ik wil alleen maar bewijzen, dat deze Republiek geenzins eene zodanige veragting der volken verdient als men er doorgaans voor betoond. Dikwerf heb ik mij in de ftad Genua opgehouden, en kan verklaaren dat niet het zesde deel van het kwaad in die ftad bedreven wordt, van het geen men in Piemont, Rome en Napels in het zelfde tijdsverloop ziet gebeuren. Êene de menschlijkheid onteerende, echter naauwkcurige berekening, bewijst dat er jaaslijks naar evenredigheid negenmaal meer misdaden in Sicilien dan in Genua gepleegd worden. Dit volk is alzo in zijne zeden meer gevorderd, en zijne regeering is niet zo flegt als men gemeenlijk denkt. Dit zelfde kan men ook tenopzigte van den Kerkdijken Staat en van Piemont zeggen. In deze drie Staaten kan men de misdaden aan gebrek van Politie, aan de wanftalligheid van het burgerlijk en lijfftraffelijk wetboek, aan de gebreken der Hoven en der Grooten, de nalatigheid der Regenten en de omkooping der Staatsdienaars, en wel voornaamlijk aan gebrek van onderwijs, en aan de onredelijke en domme Geestelijken van alle klasfen toefchrijven. Van alle deze gebreken heeft Genua niets Aj dan  ( 4 RËIZE VAN DEN HEER CORANI dan de onwetenheid en den invloed der Monniken, die in dezen ftaat eenen zeer gewigtigen ro! fpeelcn. Wanneer deze Republiek eens zo ver kwam, dat zi: de opvoeding verbeterde, en het gezag der Monniken befnoeide, dan zouden de misdaden geheel uit dezen Haat verdwijnen, en wel dra zou de Regeering van Genua eene der besten in de bekende waereld worden. De Genueezen zijn wel niet algemeen zo goed, beftendig, noch vernuftig als de Müanees, de Parmefaaner, de Piafenfer, de Mode■neezer en de Florentijnen, welke boven alle bewooners van Italië hier in uitfteeken. Echter weeten zijdoor oordeelkunde niet alleen menschlievend, maar ook edelmoedig te zijn. Daar zij eenen onvruchtbaren grond bewoonen, zo hebben zij de voordeden, die hun de Natuur weigerde, door kunstvlijt tragtten te bekomen. Hunne ligging aan zee heeft hun natuurlijkerwijze de zugt tot den handel ingeboezemd. Een volk dat genoodzaakt is om door zijnen kunstvlijt te bellaan gewend zich aan eene fpaarzaamheid, die dikwerf in gierigheid en hebzugt verkeerd, zo dat men zoms woeker met koophandel verwisfeld. Een zodanig volk leert noodwendig rekenen, en maakt gebruik van de traagheid en zorgeloosheid zijner nabuuren, om zijne voordeden te vergrooten. Deze eigenfehappen hadden en hebben nog de Genueezen, wijl zij algemeen en onaffcheiddijk zijn van alle volken, die  DOOR DE REPUBLIEK GENUA. - g die niet van den akkerbouw beftaan. De Genueezen zijn niet beter noch erger dan de Karthagers, deTijn'ers, de Rhodiers en alle handeldrijvende volken waren. Zij zijn uit dien hoofde veel minder te berispen dan de Piemonteezen, die alle de voordeden van eenen vruchtbaaren bodem genieten. De beftendige omwentelingen, die de Genueezen verfcheiden eeuwen na eikanderen hebben zien gebeuren, de geweldige aanvallen, die zo dikwerf op hunne eigendommen gedaan zijn, hebben voorzeker bijgedragen om hun chara&er te verbitteren. De gramfchap, de haat en de wraak, waar van zij geen oorzaak waren, hebben hun dikwerf verleid, zo dat nu alle heftige begeerten de hoofdtrekken van hun character uitmaaken, eh even eens zijn de zwaden van heldhaftige eigenfchappen nog bij hun niet verflikt geworden. Een iedere eeuw heeft van beide geflachten groote, verlichte en edelmoedige zielen voortgebragt, die billijk onze bewondering verdienen. In alle klasfen der Republiek heeft men hier voorbeelden van gehad Het Patriotismus wierdt er aangebeden; liefde, vriendfchap, dankbaarheid; kortom, alle eigenfchappen, die den mensch beminnelijk maaken, waren en zijn nog niet vreemd bij de Genueezen. A 5 van  ff REÏZE VAN DEN HEER GORANï VAN DE ARISTOCRATIE TE GENUA, VERGELEKEN MET DIE VAN VENETIË. Onder alle de daadzaaken, die de gefchiedenis van Genua oplevert, had de Weuwfte, en gevolgelijk die geene, welke het meeste geloof verdiend, de volken moeten overtuigen van dwalingen, waar in zij door kwalijk onderrigte reizigers of oppervlakkige Gefchiedfchrijvers vervallen waren. Dat een zegevierend volk de oppermagt vrijwillig in de handen des Adels, des Senaats, van welke het ingefloten is, overgeeft, is een openbaar bewijs van zijn vertrouwen op de Regeering: en een flap van dien aart van éen volk, dat meermaalen voor zijne vrijheid (treedt, bewijst' tevens dat het gronden heeft, welke dat vertrouwen rechtvaerdigen. -Venetië, integendeel, levert ons een tafereel ©p van het allerverfchrikkelijkfte Despotismus. Zedert haare opkomst tot in de twaalfde eeuw, toen de Adel eene zamenzweering tegen het volk maakte, vertoond haare regeering een mengelmoes van Aristocratie en Democratie. Het was destijds veel minder ongelukkig; de wetten Tieerschten er, en de fchuldige, die geftraft \vierdt,;had te voren reeds in zijne tugtiging be-  DOOR DE REPUBLIEK GENUA. > bewilligd. Doch zo dra de Adel afre gezag aan zich trok, zonk Venetië zo diep nee! -r, 4at zij niets dan het gevoel van fchrik had overgehouden. Bafamonte Tiepolo aangebeden van het Vdi»* welks zaak hij onverfchrokken verdedigde, werdt een manelaar van ï'iinen ievrr. Een bloempot, die eene onvoorzigtige vrouw uit de handen viel, eindigde het leven vin dezen tèffB» Het destijds nog bijgeloviger volk geloofde-, in zijnen dood een wenk des hemels te zien , hieldt zich ftil en- liet zich de ketens a'n.nlrneden. Naauwlijks zag zich de Adel wéér'™ het bezit van het hoogde gezag, of werkte met alle kragt om de overige klasfen van burgers van de regeering uittefluiten. Om de ontwerpen der vrijheidlievenden voortekomen, werdt de Raad van Tienen en van Drieën opgericht, welke, zonder wettige ontfangene of gegeven bevelen, willekeurig over de goederen, het bloed en de eere der burgers heerschten. Onder de heerfchappij der Tirannen Tiberius, Caligula, Nero, Domitiaan en andere onwaerdige Aardverwoesters, waren verdrukking, gruwelen, verachting der wetten en der menfchelijkheid, Regeeringsmaximen geworden,maar nogthans richtten zich die Regeerirgen naar het character der Vorsten , en -verdweenen tevens met hun. Doch voor Venetië was het bewaard gebleven, om door een eenllemmig verdrag tusfehen de Regenten en het volk zich der verdrukking te onderwerpen. A 4 De  $ REIZE VAN DEN HEER GORANI De gefchiedenis van Venetië- wanneer men de , bujtenlandfche oorlogen er van uitzonderd, leVerd niets op dan op een gehoopte misdaaden. De Staats-inquifitie werdt ingevoerd om de aangeving van misdaden te kunnen ontfangen, cn alle de geene, die zo ongelukkig waren om hunnen beheerfchers argwaan te geeven, boeten deze misdaden, met een meer of minder rasfen, doch echter zekeren en heimelijken dood. Daar de diepfte ftilzwijgendheid de ziel der Venetiaanfchè Regeering is, en even zo weinig het grootfte deel der Senatoren als het volk weete waarom deze flagtoffers moeten llerven, zo blijft dit gedeelte der gefchiedenis voor ons geheel onbekend. Men heeft deze ftilzwijgenheid voor een bewijs van rust aangezien en geloofd, dat de innerlijke gefteldheid dezer Republiek moest goed zijn, wijl zij door getne omwentelingen is geftoord geworden, Om eene juiste gefchiedenis van deze Republiek te kunnen fchrijven, moest men eerst in de verfchrikkelijke, onderaardfche gewelven dier geftrenge Heeren mogen nederdalen om da ilachtoffers, die daar zugten en onfchuldig den dood verwagten, te ondervragen. Bekwaamheden te bevitten —-.— het billijken of misbillijken eener zaak, ja zelfs het zien of hooren van iets wordt hier fomwijlen voor' doodfchuldig gerel^end, ten minden eene meer of mindere ftraf, waar van men zich niet kan bevrijden. Met. hoe.  DOOR DE REPUBLIEK GENUA. o hoe veele daadzaaken zou een ander Tacitus zijn werk verrijkt hebben. Het fchijnt dat Dante gruweldaaden heeft willen fchilderen, die nog niet bekend waren, toen hij met een meesterlijk penfeel het verheven, maar ontzettend tafereel der helle afmaalde. Het Paleis der Regeering kondigd reeds de regeeringsform van Venetië genoegzaam aan. Boven verfcheide deuren ftaan de woorden: Hier ontfangt men de geheimen aangevingen van deze of geene misdaden, of anders misdaden van Staat, enz. In dezen Staat wordt niet alleen bevolen om alle misdaden aan te brengen, maar ook de nalatigheid in het niet aangeven ftreng geftraft j want zo iemand een Staatsmisdaad verzwijgt, en men ontdekt dat hij het geweeten heeft, zo wordt hij even zo ftreng geftraft als de misdadiger. Genua kent deze gruwelen niet. Haare StaatsInquifitie dient alleen maar om de maatfchappelijke orde te handhaven, zonder de vrijheid in ketenen te kluisteren. De Inquifiteurs moeten de fchuldigen onderzoeken, maar derzelver ftraf hangt van Rechters af, die noch uit de klasfe des Adels noch uit die der burgerij mogen verkozen worden. Van welken aart ook de misdaaden in Genua zijn mogen, zij worden altoos volgens de wetten en de naauwfte voorzigtigheid gnderzogt. Men kent daar geen voorbeeld, zo A 5 als  ta REIZE VAN DEN HEER GORANE als te Venetië in de zaak van den Marchefe Viyaldi* De,;e als een Vrijmetfelaar aangeklaagde ongelukkige werdt heimelijk in zijn gevangenis gewurgd , en hier op openlijk met een masker vonrhet gezicht aan het volk ten toon gefteld met dit bovenfchrift: Zo handelt de Republiek de Vrijmeifelaars. Zedert de Staatsomwenteling in de twaalfde eeuw had de Adel van Venetië alle zijne kragten ingefpannen, om de klasfe der Citadini, zijnde (.die van den tweeden rang) van alle regeeringszaaken te verwijderen. Eenen enkelen gewigtigen post had men hun alleen nog overgelaaten, naamlijk dien van Kanzelier der Republiek, die sogthans maar ondergefchikte zaaken behandeld. Daar echter de leden der Signoria zich niet vleijen kunnen van hun geflacht in een toereikend aantal voort te zullen pianten, om het hoogfte gezag, waar op zij zo ieverzugtig zijn, te blijven behouden, zo hebben zij het zogenaamde gouden boek geopend, waarin zij, onder zekere voorwaarden, zo wel de onderdanen van het vaste land als de Citadini aanfchrijven of in hun ligchaam inlijven. Daar de vereischtehs ten uitterfte kostbaar zijn om deze eere deelachtig te worden, zo hebben nog maar zeer weinige perfoonen daar van gebruik gemaakt, en wijl het getal der Aristocratifche geflachten zeer merkelijk afneemt, zal men eindelijk nog genoodzaakt zijn om het gouden boek op veel gematigder voor-  DOOR DE REPUBLIEK GENUA. il voorwaarden' te openen of in eene Oligarchie te veranderen. Genua is oneindig beter ingericht. Zij heeft ook een goud boek, dat uit twee deelen of Hallen beftaat. De oude Hal bevat de naamen der oudfte geflachten, waar in, onder geen voorwendzei hoegenaamd, iemand anders mag toegelaaten worden. Hoewel het zeker is, dat het vrij beier zou zijn dat dit onderfcheid geen plaatshad, eensdeels wijl er tweedragt uit geboren wordt, en ten anderen om dat daar door de eerde waardigheden van den Staat eindelijk onder weinige perfoonen moeten verdeeld worden, zo is het niet minder zeker dat het zelve in verre na niet zo nadeelig is als te Venetië; wijl de regeeringsform hier geheel anders is ingericht. De Adel der tweede klasfe wordt telkens aangevuld. • De Adelijke onderdanen van den Staat, ja zelfs Kooplieden, worden denzelven voor eene fomme van honderd duizend livres ingelijfd. Te Venetië kan de eerst nieuwelings ingefchrevene Nobile geen aanzienlijk Staatsambt bekleden. Te Genua, daar en tegen, kan men» na verloop van eenige jaaren, niet alleen een Magistraatsambt waarneemen, maar zelfs tot de waardigheid van Senator opklimmen, en, naar vijftien jaaren, naar de waardigheid van Doge mededingen. Cambiaggio kunnen wij hier van ten voorbedde aanvoeren. Men kan in waarheid  l» REIZE VAN DEN HEER GORANI heid niets beter uitvinden, dan bijzondere pe»foonen in ltaat te (lellen om met al hun vermogen tot algemeen welzijn van den Staat te doen bijdragen. Te Genua leeft het volk ook niet zo afgezonderd van den Adel, wijl de afzondcringspaalen ligter kunnen beklommen worden. Het volk weet. dat een aanhoudende vlijt de toe» gangen opent, en befchouwd de eer, die den Adel geniet, als eene toekomftige beloning zijner werkzaamheid. Dit is voor ieder burger 'van den Staat eene fterke drijfveer, en die de Republiek ten voordeele gedijd. Een voordeel waar op het trotfche Venetië zich niet kan beroemen (*> Be» (*) Wij ftemroen den Heere corani volkomen toe,t dat Genu# eene veel betere regeeringsform dan Venetië heeft. Alleenlijk eullen wij er op aanmerken*, dat wij niet geloven dat een Staat wezemlijk, voordeel kan genieten, daar de Regeeringsposten in ftede van door bckwaame en verdienftelijke mannen bekjeed te worden, openlijk worden te koop gefteki, en daar dus het verkrijgen van rijkdommen alleen de deur opent, om zijne me-, deVjurgers te regeeren of dikwerf te onderdrukken. Pe Verzamelaar, ■  DOOR DE REPUBLIEK GENUA. 13 Behalven deze voordeelen, waardoor deze Republiek zo zeer boven Venetië uitdeekt, heeft hét volk ook het recht om meer ambten te bekleden; zijne .aanzoeken, zijne eisfchen, zijne aanmerkingen zelfs worden aangehoord; het kan zijnen wil zo dikwerf het goedvind te kennen geeven. En de Nobile gaan nimmer van hunne eens gelegde grondregels, die het volk goedgekeurd heeft, af, wijl zij door den tijd als wetten zijn aangenomen. GENUA WEET DE VERDIENSTEN TE BELOONEN. Atontesquieu zegt, dat de Staaten, die de verdienden met geld beloorien, een bederf in hunne grondwetten verraaden. De eere des triumphs was voor de Romeinen de allervleijendfte belooning. Om deze te verkrijgen moest men uitdeekende overwinningen op dappere vijanden behaald hebben. Voor onzekere en mindere verkregen voordeelen werden flegts mindere eerbewijzingen toegedaan Dit, gebruik was van de Grieken tot de Romeinen overgegaan. In Griekenland ftelde men fpeelen in om de  l4 REIZE VAN DEN HEER GORANI de zege te vieren en den overwinnaar te kroonen. De itreelendfte onderfcheidingen maakten -een deel der belooning uit. Hun lof werdt openlijk gezongen en de fchouwplaatfen weergalmden van het gejuich hunner roemrijke daaden. Deze wijze om de dapperheid te beloonen blies den jongelingen eenen moed in, die helden teelde. Alle oude en laatere Republieken hebben in dit (luk Atheneri, Sparta en Rome naargevolgd. Genua heeft zich hier omtrent altijd zeer ftaatkundig gedragen. Eene menigte gedenktekens vertoonen nog de eerbewijzingen, die de overwinnaars der Pifaners, Venetiaanen, Sarazeenen, Ottomannen en andere vijanden der Republiek zijn aangedaan. Deze gewoonte houdt hedendaags hier nog ftand. Ik heb verzamelingen van gedenktekens gezien, gefchikt om alle zodanige perfoonen, zo mannen als vrouwen, -die bij de verdrijving der Oostenrijkers in 1746 hadden uitgemunt, te vereeuwigen. Het is nu ,bijna twintig jaar geleden dat deze Republiek hier van op nieuw een voorbeeld gaf. Verfcheiden Kooplieden hadden een fchip uitgerust, en een uit hun midden tot bevelhebber er van benoemd. Doch de Algerijnen, hier •de lucht van krijgende, wapenden verfcheiden chebekken en galleoten, en verwagten het zelve tusfehen de Kaapen Palos en Gata. Het werdt ontdekt, en de.bevelhebber verzogt de Signora om  DOOR DE REPUBLIEK GENUA. i$ om eenige foldaaten, om het fcheepsvolk des. roods te onderiteunen, welke hem ook ingewilligd wierden. Veele pafagiers, die zich op den moed van den bevelhebber vertrouwden, aarfelden geen oogenblik om zich aan boord te begeeven, ofTchoon zij eenen geweldigen aanval vermoeden. Het fchip werdt waarlijk ook ter beftemde plaats aangegreepen, en het gevegt duurde een groot gedeelte van den dag door. De Barbaren poogden verfcheiden maa» len te enteren, maar wierden telkens te rug geflagen. Alle hunne vaartuigen werden op twee na, die genomen wierden, in den grond ge-; boord. Doch de Genueezen hadden bijna twee honderd gekwetften. Kort daar na keerde dit fchip weer naar Genua te rug, daar de Kapitein in triumph omfangen werdt. Men hieldt toen een openbaar feest; de ftraaten waren me* bloemen behangen en beftrooid, en de voorger veis der huizen rijkelijk met tapijten verfje©& Deze Kapitein is Castellini genaamd. Hij leefde nog in 1781. Zijn naam werdt in het g<&t den boek gefchreven. Ook hebben de Genueezen de Grieken en. Romeinen in andere inrigtingen nageaamd. In de groote zaal van het Paleis der Republiek ziet men de beeldtenisfen van beroemde mannen, op lijwaad gemaald of in marmer uitgehouwen, de bewondering der jeugd naar zich trekken. JDe held, die zijn vaderland verdedigde; de ede-  .5 REIZE VAN DEN HEER GORANI edele mannen, die hun vermogen voor den Staat opofferden, die geene, welke door burgerlijke deugden uitmunten, zijn hier der nakomelingfchap ten voorbedde ten toon gefteld. Wetenfchappen en bekwaamheden worden insgelijks niet vergeten, maar ontfangen belooningen, geëvenredigd aan het nut dat er de Staat van trekt. Doch in den Senaat, in het Paleis van den Doge, in de zaal van de Bank van Si, George, en op meer andere plaatfen, ziet men heele en halve beeldtenisfen, 1'childerijen enz.; alle Andreas Doria, den herlteller der Genueefche vrijheid, daargefteld. De fteden, de bijzondere huizen, de dorpen in de provintien zijn met gedenktekens voorzien, die de algemeene vereering bewijzen, en den naam van een beroemd man wordt door niemand dan met den grootflen eerbied en gevoeligfte dankbaarheid uitgefprooken. De Marfchalk van Richelieu, die der Republiek groote dienden bewees,, zag ter zijner eere zijn beeldtenis in Genua oprigten. - OVER DE GELDMIDDELEN. De eerfte plicht van een Gefchiedfchrijver en van een Reiziger is de waarheid geftand te doen.  DOOR DE REPUBLIEK GENUA. 17 doen. ; Ik heb mij nimmer aan dezen plicht ontrokken, en niets zal mij immer te rug houden om der waarheid hulde te bewijzen. Na dat ik dan in gevolge van dien grondregel de van hunne nabuuren weinig, en van de verafgelegen volken nog veel minder bekende Genueezen,geregtigheid heb laaten wedervaaren, zal ik met mijne gewoone vrijmoedigheid overgaan tot het berispen der feilen, die in hun Staatsbeftuur gevonden worden. Reeds voor veele jaaren had de Regeering een bevel, betrekkelijk den vrijen graanhandel, afgekondigd. Daar zij nu het nut en de onberekenbare voordeelen van deze wet inzag, daar zij de voortreffelijke magazijnen ten dien einde oprichtte; daar zij waarnam dat zij door eene onbepaalde medewerking het getal der Verkoopers vermeerderde, en zich daar door van overvloedige levensmiddelen verzekerde ; waarom is zij dan nu in tegenftrijdigheden vervallen, dat zij de verarbeiding van het graan en van het meel hinderpaalen in den weg legt? waarom heeft ze zich het uitfluitend recht aangematigd om het graan aan de bakkers te verkoopen? waarom deze menfchen gedwongen om bijna al het brood, dat in de Republiek genuttigd wordt, in nationaale ovens te bakken? Zo dra als ik in Genua aankwam fpoedde ik mij naar eene heiberg, om iets te gebruiken, bet was juist op eenen vastendag en reeds laat B 1«3  18 REIZE VAN DEN HEER CORANI geworden. Ik kon ten mijnen opzichte hier omtrent geene verandering te weeg brengen. De Genueezen zijn godsdienftig, tot dweepens toe, en het is juist deze fchijnheiligheid waar aan men de meeste misdaden, die hier gepleegd worden, moet te last leggen. Zij zouden geheel verdwijnen, zo de Genueezen meer verlicht waren en zich minder door de Monneken lieten regeeren. In fpijt van mijne maag en ondanks mijne wijsbegeerte genoodzaakt zijnde mij met eene llegte, en nog bovendien ongezonde maaltijd te behelpen, verzogt ik nu dat men mij tog fpoedig zoude bedienen. De toebereiding duurde niet lang, want een ©ogenblik daar na werdt mij gezegd dat alles tot de maaltijd gereed was. Met de begeerte van eenen uitgehongerden Reiziger, zette ik mij aan tafel, en vondt op dezelve half gaar gebakken brood, groentens met ftinkende olie toebereid en geheel ondrinkbaren wijn. Ik was misnoegd, en liet den Kastelein binnen komen. Ik beklaagde mij, en vroeg hem, of ik gedoemd was om, daar ik mijn geld wilde verteeren, van honger te iterven of walchelijke fpijzen in mijn maag te flingeren? Deze mensch antwoordde geheel koeltjes, dat het hem leed deed van mij niet beter te kunnen bedienen, doch dat hij verplicht was om zijn brood uit den nationaalen oven te neemen, zijn wijn uit den nationaalen ielder te haaien, en zijnen olie uit het nationaal  DOOR DE REPUBLIEK GENUA. 19 naai magazijn te koopen. Deze levensmiddelen» zeide hij: worden in groote barken bewaard, die den ganfchen zomer aan de grootlre hitte blootftaan, waar door zij noodzakelijk moeten bederven. „ Ik weet", gaf ik hem ten antwoord: H dat niet alle de landen der Republiek „ vruchtbaar zijn, doch ik weet ook, dat de „ weinige wijn en olie, die ze voortbrengen, „ voortreffelijk, en uwe magazijnen overvloe„ dig van graanen voorzien zijn, die er van „ alle handeldrijvende Natiën worden toege„ voerd; hoe komt het dan toch dat gij uwe „ gasten zulk uitfchot van eetwaren opdischt"? De Kastelein haalde zijne fchoudersop, en wist mij nergens anders mede te troosten, dan dat ik in bijzondere huizen wel kon vinden dat ik begeerde, maar bij hem niet. Na den eeten doorliep ik de ftraaten en cpenbaare plaatfen der ftad, en las overal de woorden Libertas, Ik ias het zelfs boven de deur van de gevangenis en boven de kloosters, waar in nogthans veele flagtoffers, zonder hoop van ontfiag, zugten. Deze aan zo veele plaatfen verkeerd gebruikte uitdrukking, zo dat het het wachtwoord dezer ftad fcheen te zijn, verwekte mijn nadenken over de tegenftrijdigheid in welke zelfs ongemerkt de verlichtfte Regeeringen geraaken. Vrijheid, dit heilig woord, boven de deur van eene! gevangenis; boven de deur der Inquifiue, dit onverdraagljjkfte. en tiB » • r»o.  oo REIZE VAN DEN HEER GORANI fanniekfle aller menfchelijke uitvindingen, of. .fehoon zij hier minder gruwzaam dan elders anders is! Vrijheid boven de poorten der kloosters, welkers drempels maar eenmaal döor fchepzels betreden worden, die hier voor altijd blijven ingeflooten! Vrijheid in een ftad waar een vreemdeling niet een hoentjen, ja zelfs niet eens een ftukjen gewoon vleesch hebben kan! Het kostte mij veel moeite van mijne verwondering te bekomen, als mijn bediende, die ik, voor zo lang als mijn verblijf in Genua duurde, gehuurd had, mij op twee menfchen van een gansch onvoordeelig voorkomen opmerkzaam maakte, en die de Regeering van Milaan te vergeefsch had opgeëischt, om ze als moord en a aren naar verdiende te ftraffen. „ Hoe"! riep ik uit, „ de Republiek ftrekt de liefde tot „ vrijheid zo verre, dat zij vrijwillig zelfs boos„ wichten eenen toevlugt bij zich verzekerd, „en ik, een Vreemdeling, een Reiziger, kan „ niet eenmaal ter plaatfe daar de gastvrijheid „ gekogt wordt, eene tamelijke maaltijd ver„ krijgen, maar men dwingt mij om mijn lig„ chaam met bedorven fpijzen te verzadigen. „ O menfchen! o menfchen"! Na dat ik een groot ftuk wegs gewandeld had, gong ik in een koffijhuis, om mij, zo het mogelijk was, de fmaak van de affchuwelijke fpijzen, die ik had moeten nuttigen, door de koffij te verdrijven. Maar hoe zeer nam mijne ver-  DOOR DE REPUBLIEK GENUA, jg verwondering toe, dat toen ik het fchoteltjen aan mijnen mond bragt, ik er geen druppel van kon binnen krijgen. De onfterffelijke Dichter en Natuurkenner redi, zeide ik in mij zelve, moet voorzeker geen andere koffij dan die van Genua gekend hebben, anders had hij niet kunnen zeggen: „ Ik wil liever vergif doorzwelgen, dan een enkel kopje drinken van den bitteren en kwalijk bekomenden drank dien men koffij noemt'*. Ik was kwaad over deze verdrietelijke ontmoetingen, en vroeg om een glas ijs van citroen, doch het had den zelfden afkeerigen fmaak ala het vorige, dat ik genuttigd had, en maakte mij nog verdrietelijker. Ik vroeg aan de nevens mij ftaande perlbonen hier de oorzaak van. w Gij kunt", zeiden zij, w van dien aart hier ,, niets beter vinden; het toeval is u gunrtig n geweest, met u hierin te voeren, wijl dit het „ beste koffijhuis uit de ftad is". „ Wast- „ w om is dan alles zo affchuwelijk, waarom is n „ dit ijs dan zo onbruikbaar"? H „ Dat komt „ daar van daan, wijl de koffij, de chocolade., „ het ijs, tot die articulen behooren —— dia „ van Staatswegen verpagt worden". .„ „ De Staat voert dus eenen uitfluitenden „ „ handel met alle eetwaren"? „ Met „ alles van dien aart gaat dit zo, en (voer men n voort) maar alleen in bijzondere huizen ka» m men deze verfrisfchingen zeer voortreffelijk „ genieten'', B } Wev  & REtZE VAN DEN HEER GÖRANI Weinige dagen naderhand had ik gelegenheid om dit bewaarheid te vinden, want daar ik In verfcheide huizen, aan welke ik brieven van aanbeveling had, verzogt wierdt, zo vondt ik het beste vleesch, den fmaakelijkften wijn en de voortreffelijkfte vruchten. Ik erken, d3t ik, om het geene mij was wedervaren, in het eerst voorneemcns was om de ftad weer fpoedig te verhaten; wijl dit mij tegen de Genueefche Regeering had vooringenomen, in welke ik niets dan tegenftrijdighedeh befchouwde. Had ik dat gedaan, zo zou ik in de algemeene dwaling, ten opzigte van dezen Staat, gebleven zijn en dezelve waarfchijnlijk voortgeplant hebben. Dan, eene Dame van uitfteekende verdienden, welke de groo'fte bevalligheden van ligchaam met eene 1'choone ziel paarde, wist mij hier van te rug te houden. Ik beftreedt mijnen tegenzin, en bevond er mij wel bij. Men gaf mij te verftaan, dat, zo ik "mijne uitgaven verdubbelde, dat ik dan ook Wel zeer gezonde en fmakerijke fpijzen zou leunnen krijgen. Dit deed ik, en werdt toen zeer goed bediehd. Intusfchen was het te wenfchen dat de Regeéring ernftig bedagt was om van dit misbruik af'te gaan. Het zou veel beter zijn, wanneer zij de nocdzakelijkfte levensbehoeften 'met eene onmiddelbare belasting bezwaarde, dan 'de kleine kramers te dwingen , om zich van het uitfchot van levensmiddelen uit haa-  DOOR DE REPUBLIEK GENUA. s| liaare magazijnen te voorzien. Deze belastingen zouden zeer voordeelig voor de Republiek zijn, wijl veêle vreemdelingen, die uit handelbelangen of nieuwsgierigheid hier naar toe komen, dezelve zouden helpen dragen. Ook was het mooglijk, de belasting op de huizen te verhoogen, kortom, alles zou te verdragen en te 'veranderen zijn, zo alleen maar den uitfluitenden handel van levensmiddelen afgefchaft wierdt. Deze handel veroorzaakt dat minder rijke vreemdelingen Genua mijden of er flegts een kort verblijf houden. Behalven de inkomften van den verkoop der levensmiddelen heeft de Republiek nog andere voordeelen van minder belang, waar door zij met de voorige in ftaat is om haare noodzakelijke uitgaven te konnen goedmaken, en een plaats onder de magten van Italien te beilaan. De zugt tot rekenen bij de Genueezen is algemeen bekend. Men wil dat zij het Lotto fpel hebben uitgevonden, 't Is zeker dat Genua een Loterij heeft, en dat men er zelfs in Loterijen van andere landen fpeelt. Het Lotto van Genua brengt 3 a 400,000 livres aan de Republiek op. Ik heb de trekking derzelve eens bijgewoond. Een kind van zeven of agt jaaren, rijk gekleed en van een fraaije geftalte, zit op een tabouret voor den armftoel van den Doge, die, benevens den ganfchen raad hier bij tegenwoordig is. Men geeft dit opperhoofd der Republiek een B 4 fa.  34 REIZE VAN DEN HEER GORANI iatjjnen zak met de in een gerolde billietten, waar op de namen van de in den Grooten Raad verkozen Senatoren gefchreven daan. De Doge fchudt dezen zak, en het kind trekt tot tweemaal toe een billiet, welke het zelve den eerden Senator overgeeft. Het billiet wordt luid gelezen, en loopt vervolgens door de handen aller Senatoren. Het bedrog, zoo dit waarlijk plaats heeft, ligt niet aan de trekking, maar aan het geluk dat den Bankhouder heeft: en deze Bankhouder is altijd de Republiek. Ik zal mij niet verder over dit punt uitlaaten, maar wel over de ligtgelovigheid der Genueezen, die met dit fpel alles wat het bijgeloof wanftalligs heeft, vereenigen. Te Genua zijn alle droomen, alle toevallige dingen voorbeduidingen. Men zoekt zijn geluk in raadgevende boeken te vinden; men geeft geld aan bedriegers, welke den nommer raaden die er moet uitkomen, zo mannen als vrouwen, Priesters en Monneken, alles houdt zich daar mede onledig. Men laat ten dien einde misfen lezen, bedekt den autaar met getallen, zet geld op dat getal, waar op de Priester bij dit of dat ge^bed de hand heeft gehadl Negen daagfche gebeden en ook van vier en twintig uuren bidt men, en alles wordt aangewend om den Hemel te bewegen om den Speeler te begundigen. Hierom wenschte ik dat de Regeering dit fpel affqhafte, en zo de inkomften daar van voor den St.nt  DOOR DE REPUBLIEK GENUA. H Staat onontbeerlijk zijn, moest men in deszelfs plaats de Rijken met onraiddelbaare belastingen opleggen. Daar de inkomften der tollen niet tot definantien der Republiek behooren, zo houde ik aan mij, om daar in 't vervolg over te handelen. Hoewel de onderdanen der Republiek niet met fchattingen bezwaard zijn, betaalen zij echter, onder verfcheiden benamingen, aanzienelijke forame aan den Staat. Zonder naauwkeurig te weeten hoe veel de inkomften der Republiek bedragen, wil ik echter voor zeker aanneemen, dat ze ten minden 9 rnillioenen belopen; en ik ben niet ongenegen om te geloven, dat het Maximum op ia mill. zou konnen gebragt werden. In tijd van vrede zijn de inkomften voor de uitgaven toereikend , en men legd als dan jaarlijks nog zo veel over, dat men, in gevalle van nood, in ftaat is om de buitengewoone onkosten goed te maaken. De geldmiddelen van Genua worden goed beftuurd. De Staatskasfen zijn in vertrouwde handen. Dit is zo niet in Venetië; daar ze zelfs die geene berooven, die de magt hadden om zulks te verhinderen. Het gebeurd dikwerf dat een Venetiaans Edelman of Nobile, wanneer hij een aanzienlijk gebouw laat ftichten, of eenig werk ten nutte des Staats laat verbeteren, twee derde meer in rekening brengt en voor zich zelfs B 5 ge-  *5 RfcïZl VAN DEN HÊER G0RAN1 'gebruikt dah er wezenlijk toe vereischt wordt* Waar voor hij behoorde zorg te dragen. Men verwonderd zich noch over de onbaat. feugtigheid van een zeker Stadhouder van Verotxi, welke, daar hij 25000 dukaaten voor een te maken werk omring, zo eerlijk was, dat hij er maar 1000 van in zijnen buidel flreek. Men kan hiér uit afneemen, hoe de publieke wegen er moeten gefield zijn ? Genua is geheel anders ingericht. Zijne inkomften worden alle ten nutte van den Staat gebruikt, de Genueefche Nobilen wel verre van zich de gelden van den Staat toe te eigenen, ieggen er veel eer bij toe, zo er te kort komt. Verfcheiden achten het hunnen plicht om algemeene gebouwen te ftichten. Bedrog of afperïing zijn onbekende woorden in hét beftuur der geldmiddelen; zo dat hier over nimmer klagten mkomen. De onbaatzugtigheid en juistheid in toet beftuur der Finahtien zijn de gevolgen van eene waare vaderlandsliefde, en hier in munt ■Genua uit. r .-. : -a...i,...,h5 . ' i DE BANK VAN ST. GEORG. K strto'i 'io'/-"iJifotii JüKl'v/^.-djg -tfjhia^nss rmjiif X" veele Staaten, waar de bevoorregte Standen middel vonden om de Regeering aan zich te trekken,  ÖOOR DE REPUBLIEK GENUA.' fcfc fcen, hebben zij tevens zorg gedragen om hét volk van alle takken des Staatsbeftuurs te verwijderen. Doch de Signoria van Genua heeft begrepen, dat het billijk en voor haare veiligheid noodzaaklijk Was, om de onder de haam der bank van St. George bekende inrichting, in dé handën des volks, onder' haar opzigt te laaten. Deze Bank, waar van de Nobilen uitgefloten zijn, is in de daad een raeesterftuk van Staatkunde. f" 'j]t> «8,3b'! "-> De Kapitalisten houden van tijd tot tijd bijeenkomften, en in buitengewooile voorvallen Worden zij verzogt om zich met de Beftuurders té vereenigèn, welke ook hunne rekening in de al'gerneene vergadering moeten doen. Deze Bank', die in 1346 in een netelig'tijdgewiigt wierdt opgericht, kreeg in 1407 een Wst fundament. De binnen- noch buitenlandfche oorlogen, de omwemelingen, kortom, een aantal van gebeurtenisfen, die haar febeerien te moeten vernietigen, hebben nogthans aah deze inrigting niets veranderd. Deze door het volk uitgevonden, en door het zelve in ftand gehouden Bank is alleen'toereikend om den lof der Genneefche Regeering'te bevestigen.;Wijze inrichtingen en wetten, die' met eenparigheid van Hemmen gemaakt zijn, houden dezelve in ftand, en deze Bank blijft altijd eene zekere waarborg voor de Republiek. Haare wetten hebben ten grondflage gediend voor de Bank van  ^8 REIZE VAN DEN HEER GORANI van Amfterdam, de Oost-Indifche Compagnie, enz. n De beftiering dezer Bank is een mengelmoes .van Democratie en Aristocratie. De Democratie beftaat in de algemeene vergaderingen van alle |de belanghebbenden, welke het regt hebben om bij de verkiezing of gewigtige beraadflagingen jtegenwoordig te zijn en mede te ftemmen. De Aristocratie is blijkbaar bij de Bewindhebbers of Beftuurders, die na goedvinden wisfelen kunnen met die geenen die maar het regt van itemmen bezitten. De voornaamfte zaaken te Genua gefchieden door middel der Banknooten van Se. George. De Bank heeft zeer aanzienelijke fchatten, welke alleen aan de Beftuurders bekend zijn. Haare goederen noch haare gelden raaken den Staat niet, die zich ook nimmer regtftreeks noch van ter zijde met haare aangelegenheden inlaat. Onafhangelijk van haare Beftuurders, welker getal ik niet naauwkeurig kan opgeeven, heeft de Bank van Se. George een Raad, die een gedeelte van het beftuur heeft, en die een foort van evenwigt uitmaakt tusfchen Bewindhebbers jen de algemeene vergadering der belanghebbenden. . De Bank fchiet geld op onderpand, en is dus tevens een Bank van Leening. Verfcheiden Mogendheden nemen hunnen toevlugt tot haar. Maria Therefia zondt zelfs een gedeelde der kroon^  DOOR DE REPUBLIEK GENUA, af kroon-juweelen derwaards en ontfing zeer aan. zienlijke fommen. De intresfcn gaan niet boven de 3§ pC., doch de bepaaling daar van veranderd naar de verfchillende waarde van het loo* pende geld. Geen Bank in de waereld kan met meer eerlijkheid bertuurd worden dan die van Si. George te Genua. De betaalingen gefchieden aldaar met de grootfte trouw en volgens het geweeten. Dit brengt het nationaal characlrer mede, en heeft zo wel bij den edelman als bij den burger plaats, ja deze deugd is hier zo algemeen, dat ze voor geene deugd meer wordt aangezien. Het eenigst gevaar dat deze Bank, in een tijdperk van 400 jaaren geloopen heeft, was bij den inval der Keizerlijken, die Genua verheerden en brandfehatten. De Keizerin, die het aan geld mangelde, liet zich door haare Staatsdienaars bepraaten, om haare ledige koffers ten kosten der Bank van St. George te vullen, niettegenftaande dat de Keizerin aan deze Bank haare eerrte gelukkige onderneemingen te danken had. De daar op gevolgde omwenteling ftuitte haar verder gevaar; en na den vrede van 1748 was de eerfte zorg niet alleen van de Regeering, maar van de ganfche Natie, om haar liet voorig aanzien weder te geeven. En door den ijver van alle klasfen des volks kreeg zij fpoedjg haaren ouden luister weder. Men erünnert zich nog den tijd van haare ftieh-  3o REIZE VAN DEN HEER GORANI ftichting. De Republiek liet haar de inkomften der tollen en eenige andere voordeelen, die zij tot dus verre genoten had, voor de gefchoten penningen behouden. Zo dikwerf de Republiek geld nodig had , nam zij haaren toevlugt tot de Bank, en voor die gelden en interesfen gaf zü in evenredigheid inkomften of landerijen in pandfchap. Deze inkomften en landerijen zin in handen van de Bewindhebbers der Bank, die ze beftuuren, zonder dat er zich de Staat mede bemoeid. De voornaamfte magt der Regeering be* rust alzo bij het volk, en dus is de Bank een tegenwigt tegen de heerschzugt der Signoria, wijl deze Bank geen anderen Opperheer dan het ganfche volk, dat is de Republiek erkent. Deze ftichting, welke de fteunpijlaar van het algemeen welzijn geworden is, dient om het belang des vaderlands aan het volk dierbaar te roaaken, en welke daar door de fehutsengel van het zelve wordt. De bekende voordeelen van deze Bank dienen ter wederlegging der aangenomen grondregelen bij de Staatkundigen, dat er niets gevaarlijker is dan een Staat in een Staat. Doch de Bank van St. George kan men als zodanig aanmerken, wijl zij de onbepaaldfte vrijheid bezit, om de aan haar afgeftaane Staatsgoederen te beftuuren, echter heeft deze aftreding noch haar gezag over liet geheel de kwaade gevolgen niet gehad, die de Staatkundigen van eene zodanig gemengd beftuur.verwagten. Integendeel is  DOOR DE REPUBLIEK GENUA. 31 is het dcor een reeks van daadzaa'-cen bewezen dat deze ftichting, die eenig in haare foort is, de Republiek Genua alleen tot die hoogte ge» bragt heeft, waar toe zij wel eer geftegen was, en die ze doet blijven wat ze thans nog is; ondanks de dreigende nabuurige roagten en de innerlijke gistingen, die zeden vier en een halve eeuw haar omringd hebben. OVER DEN KOOPHANDEL. Genueezen hebben voordeelen weeten te trekken uit de zorgeloosheid der Spanjaarden en ook van de Ponugeezen, zeden de ftaatzugt van Philips II. dit Rijk in een wingewest had herfchapen. De Genueezen hebben deze Natiën als het ware onder tribuit gefteld, en Cadix en Lisfaben zijn bronnen van ri kdommen voor hua geworden, die nog niet zijn uitgeput. Hoewel deze Republiek niet meer zulke gedugte vlooten in zee heeft, die haar verafgelegen landen kunnen onderwerpen, zo als in vorige rijden, hebben nogthans bijzondere perfoonen onder aanzienelijker vlaggen dan die <ïer Republiek iunnen handel voortgezet. Vreesde fcbepeo heb-  3a REIZE VAN DEN HEER GORANI hebben hun gediend om eenen uitgebreider! handel te drijven. De iever is bij de Genueezen nog dezelfde gebleven. Genua ftaat nog met andere magten in verbindtenis, en handeld als vooren met haare voortbrengfels. Schoon verdreven uit haare bezittingen aan de oevers der zwarte Zee, des Archipels en uit Afrika, heeft zij echter middel gevonden om regtftreeks of zijdelings derwaards te handelen. Het verlies dezer afgelegen bezittingen heeft de uitwendige magt van Genua wel verzwakt maar geenzins het vermogen der bijzondere perfoonen, die zich in tegendeel door dit verlies verrijkt hebben. Want toen Genua nog bezittingen onder andere hemelftreeken had, moesten die ten kosten van het moederland onderhouden worden. Deze bezittingen kosten dikwerf meer van onderhoud dan zij voordeel aanbragten, terwijl de handel er door leedt. En zedert dit gelukkig verlies, of naauwere beperking der grenzen zijn de Staatsbehoeften minder geworden en de ingezetenen behoeven ook zo veel niet meer te dragen. Daar, voor het overige, de Genueezen nu niet meer zo veel voor het krijgswezen benodigd hebben, zo leggen zij zich des te meer op koophandel en kunstvlijt toe, die hun rijkelik voor het gemis van fchitterend en uiterlijk aanzien fchadeloos (lellen. Wijl Zij den geest van verovering voor lange vaarwel zeiden, worden zij Biet meer misr trouwt.  DOOR DE REPUBLIEK GENUA. sj trout.. De nabuurige Mogendheden gerust gefteld over hunne vredelievende denkbeelden, hebben, zonder eenigen argwaan over de uitbreiding van hunnen handel en het vertieren hunner fabrieken op te vatten, een geruimen tijd, zonder het te merken, hun eene wezenlijke fchatting betaald. Bevrijd van nijd, hebben zij, terwijl andere volken eikanderen zogten te vernielen, in de Staatskabinetten weeten in te dringen. Zij hebben door gefchenken, die zij alleen in ftaat waren om te doen, de finantieele geheimen uitgevorscht en er hun voordeel mede gedaan. Het viel hun niet moeijelijk om bezittingen op het va^te land te verkrijgen, zo min als om de noodzakelijke behoeften voor hunne manufaétuuren en hunnen handel uit de eerfte bronnen te fcheppen. De nabuurige Staaten begingen niet eene feil, of de Genueezen hadden er voordeel bij. Het Hof van Madrid had de dwaasheid van te bevelen, dat geen Edelman hoe genaamd eenig het allerminfte deel aan den koophandel mogt neemen, op ftraffe van anders van zijnen Adel • verftoken te zijn. De daar door onuuste Adel trok terftond alle zijne kapitaalen uit de Milaneefche fabrieken, waar door dezelve te grond gingen. De Genueezen lokten de zijdewevers tot zich, en richtten met hunne medehulp, verfcheide Manufaciuuren zo in de fteden als ten platten lande op. Lombardijen, Piemont en C Tos.  34 REIZE VAN DEN HEER GORANI Toskanen leverden ook handwerkers en k,unsreriaaren uit hun midden, welke de bevolking, de kunstvlijt en den rijkdom ongemeen vermeerderden. Door de beftendige opmerkzaamheid om van de feilen en ongelukken van anderen gebruik te maken, hebben de Genueezen een voordeel genooten dat eerzugtige volken niet konden genieten. Venetië had haare Nobile den koophandel verboden. Naauwlijks was het hun geoorloofd om hunne kapitaalen in de Banken te zetten. Deze Regeering heeft naderhand haaren misflag waargenomen en hem te vergeefsch getragt te verhelpen. Genua is intusfchen niet te zwak noch te trotsch geweest van zich door een vooroordeel te laaten beheerfchen. Men ontfangt daar wisfelbrieven ten namen van de eerfte perfoonen der Republiek, als van Spïnola, Durazzo, Fiesko, Negroni, Grimdldi) enz. Genua heeft nimmer eenige belemmeringen in haaren koophandel te weeg gebragt. Ieder een, 200 wel vreemdeling als inboreling, kan zich zonder bepaaling op zulke handwerken bevlijtigen die hij goedvindt. Het eenigfte gegrond verwijt, dat men de Regeering maken kan, is dat zij zich het uitfluitend regt 'aanmatigd, om koophandel met de levensmiddelen te drijven. Anderzins verzuimt de Regeering niets dat den  DOOR DE REPUBLIEK GENUA. 33 den koophandel zou kunnen bevorderen, en fchraagt alle de geenen die zich daar mede bezig houden. VAN DE MAGT DER REPUBLIEK. X" een land daar het Staatsbefttiur gebrekkig; en bijzonder daar het tiranniek is, moet men de magt van den Staat niet naar zijne bevolking fchatten. De Dey van Algiers fteunt ai- leen op de Turkfche militie en op de Renegaaten. Hij rekent tot het getal zijner vijanden (en hij kan ze er veilig onder rekenen) de 1200,000 inwooners die zijne provintien bevatten. Selim III. ziet niet zonder vrees de ftraaten van Kort' fiantinopolen met volk opgepropt, als hij zich vrijdags naar de voornaamfle Moskee begeeft;hij vreest dolken en koorden, en rekent zich nergens veilig dan in het binnenfte van zijn Serail. De volksmenigte kan alleen daar als een vermeerdering van magt aangezien worden, daar de menfchen reden hebben om hun vaderland te beminnen. Daar waar de vrijheid heerscht, daaf waar perfoonen en eigendommen geacht wordt, daar waar het zwaard der geregtigheid, zo wel C a siy  35 REIZE VAN DEN HEER GORANI rijken als armen treft, daar wr.ar de wet de zwakken befchermt,de behoefrigen te hulpkomt, de ongelukkigen verhoord; daar, zeg ik, dragen alle menfchen bij om den Staat magtig te maaken, wijl ze allen één belang hebben: de verdediging van hun vaderland. Daar is in de daad de bevolking de voornaamfte bron des nationaalen rijkdoms, uit welke alle andere kleinere bronnen van welvaart hunnen oorfprong neemen. Dit is het geval met de Republiek van Genua. Haar Staatsbeltuur is zagt, menfchelijk en vaderlijk. Uok kan de Signoria op de verkleefdheid van het grootfte deel des volks ftaat maaken. Op het eerfte teken van gevaar heeft men het zelve tot onderfteuning zien toefchieten. Men heeft gezien hoe de Genueezen, zonder onderfcheid van ftaat of kunne, de vijanden als het ware zijn tegengevlogen. Hoe ze hen aangegrepen, verftrooit, en zich .rondsomme hunne overigheid gefchaard hebben; welke, daar zij zich aan hun hoofd wilde ftellen, nog moeite had om maar te volgen. Bij • zulke omftandigheden openbaard zich de ware gefchapenheid eener Regeering. Is zij tiranniek .zo legt er het volk zeer weinig aan gelegen wie het land toekomt, wijl het bij die verwisfeling niet te verliezen heeft, maar integendeel de .mooglijkheid berekend om daar door te winnen. Genua telt ongeveer 90,000 inwooners. De ganfche ftaat heeft 3,25000 ingezetenen. Meu ge-  DOOR DE REPUBLIEK GENUA. 3* geve dezen (laat aan het huis van Savoyen, dat er reeds lang naar getragt heeft, zo zal de bevolking terftond afneemen, wijl alleen een wijze en zagte Regeering een volk kan bewegen om tus-. fchen onvruchtbare klippen te woonen:, waar zij de Natuur geweid moeren aandoen, om eene geringe hoeveelheid der eerfte behoeften op te toam%rtii«v«teiod jo? vui'i neb efcoc a sa'b ml* Des noods kan Genua van 70 tot 8o,coo man op de been brengen. Elk heeft hier wapens in zijn huis, ook kan men zich dezelve ligtelijk van de geweermakers aanfcbaffen. De Staatsarfenaalen, zo als te Savona, Sarzana £n Finafc zijn van weinig betekenis, edoch uit het Arfenaal te Genua kunnen 30,000 man gewapend, worden. Bovendien is het zelve .van een groote.. hoeveelheid krijgsbehoeften voorzien. Ik weet dat het Arfenaal van Genua, ten aanziece van grootte en voorraad, bij dat van Vene* tie niet kan vergeleken worden. fiocfe uit gebrek (zo het dit is) wordt door de orde, die er in heerscht, en door de wijze van-de wapens te onderhouden, vergoed; daar het ondertusfqhefi irv Venetië zeer zwaar zou valien een benodigd getal menfchen op eenmaal te wapenen wanneer zij eens onvoorziens wierden aangevallen. Bovendien kunnen de Venetiaanen op hun-• ne dapperheid weinig roem dragen. D; Genueezen daar en tegen, geboren met eenen vuurigeu moed en vol liefde voor eene Regeering die hua C 3 Se*  3» REiZE VAN DEN HEER GORANI gelukkig maakt, zijn aitijd bereid om ter verdediging op te trekken. De inwooners der ftedert munten daar in niet boven de landlieden uit. De wapens zijn voor ieder gefmeed, en ieder weet dezelve wel te gebruiken. De ftoute, onverfehrokken en aan de gevaren gewoon zijnde bergbewooners fchuwen geen vijanden, en zouden des noods den Staat tot borstweering verftrekken. Genua is met wallen omringd, die overal met genoegzaam gefchut voorzien zijn, en wel onderhouden worden. Hoewel de lom, die Genua tot onderhoud der wapenen en krijgsbehoeften beftemd heeft, niet het tiende gedeelte zo veel bedraagd als te Venetië, zo kan ik echter verzekeren, dat .zij, uit hoofde van het goed beftuur dat men daaromtrent in acht neemt, volkomen aan het oogmerk des Souvereins beantwoord. Men geloofd gemeenlijk dat de Republiek van Venetië een armee van i8oco man onderhoud, , beftaande uit cavallerie, infanterie en artillerie, dan verre van voltallig te zijn, is er naauwlijks een derde van in dienst. Dit is voordeel voor den Kapitein, en wel inzonderheid voor de Ka« prteins der cavallerie, die zich de foldij en de aandeelen voor paarden en menfchen toeëigenen. Deze troupen worden zeer liegt gekleed en onderhouden. Manfchappen, wapenen en krijgsbehoeften zien er morfig en flordig uit. Maar zeer zeldzaam worden zij geoeffend, en gefchiedt zulks,  BOOR DE REPUBLIEK GENUA. tp zulks, zo ontdekt men terftond eene grootte en* aebtzaamheid en onkunde in het wezentlijke ca tri gsknast, die elk met verwondering en tegen.» zin vervuld. De troepen vin den Paus zijn ongelijk beter geoenend. De Veneüaanen flaan weimg Beer ach: op -die geenen, welks hamen grenzen aan Dalmanen en au de Turkfche ril inriep ~.z-tZ ZiïZzZ. De Sigu&ria van Genua onderhoudt geen eipsdijke armee ; haare irucpea bedragen geen 40CC u, zelfs de Duitfchexs ca Korfen, welke den Doge afzonderiijs tot een eerwagt dienen, ■ede gerekend; doch zij zi;n goed gewapend, g.ei gïkleei, ~c. er. e: heersch: orde bij- De kafernen en wagthuizen worden goed onderhouden, de Opperbefe'hebbers, de Officieren, de Ncbile, welke het krijgswezen beftuuren, veroorloven zich geene afkortingen, noch eigenen zich ierwes van foldij, brood of klederen toe. Venetië beeft eene zeemagt, doch de febepen, waar uit zij beftaat, zijn liegt gebouwd, gewapend en bemand, en het grootfte deel der zelve buiten ftaat cm zee te kieren. De bevelhebbers zijn onkundig, en het fcheepsvolk voor onderwijs onvatbaar. De fchool der Marine heef: we! goede leermeesters, maar men maakt er weinig van. Men weet aldaar ia het geheel van :zii-~ï:z'-:'.-.:'r.è-i, tz «oparererer.z.zer teer zeldzaam. Het commando daar bij is flegr* C4 en  *o REIZE VAN DEN HEER GORAM en de uitvoering nog flegter. De voormaals zo gedugte zeemagt van Venetic is thans in eene grootte verachting. Een mijner vrienden, die eenen Bailo of Gezant aan de Porte verzeld had, verhaalde mij eene menigte zaaken, welke de onkunde der Zee-officieren en de weinige ondergeschiktheid der manfchappen duidelijk aan den dag leggen. De oorlogfchepen gaan zelden verder dan de Adriatifche zee en' den Archipel; zelden waait haare vlag in de middelandfche zee, en nog zeldzamer op den Oceaan. Venetië is dus niets meer dan eene geduld wordende magt, welker aanzijn van de geneigdheid en de ftaatkunde der haar omringende magten afhangt. Want wanneer een verdrag den Keizer de handen ruim liet om haar te overvallen, zouden flegts weinige dagen toereikend zijn om den ganfchen Staat te veroveren. Het is waar dat de zeemagt van Genua ook vernietigd is, doch zedert het verlies van haare bijlanden, aan de overzijde der zee, heeft zij er geen meer nodig. Ook heeft de Regeering ze nog verminderd, wijl vier galeijen genoeg in ftaat zijn om de kusten te bewaren, en ze tegen de onderneemingen der Barbarijfche zeeroovers te dekken. En deze vier .galeijen worden even zo huishoudelijk als ftipt in orde gehouden. • Ik weet niet of de Bank van St. Georg iets tot hun onderhoud'bijdraagd, doch ik geloof zulks, wijl ze ook eenige bezittingen te verdedigen heeftt  DOOR DE REPUBLIEK GENUA 4» heeft. De Republiek heeft Frankrijk, Engeland en Spanjen bewogen om haar te befchermen. OVER DE GEESTELIJKE GESTICHTEN. De kerk van Carignan, haare pragtvolle vertooning , de - grootte inkomften van deze hoofdkerk, het fieraad van Genua bewijzen evenzo zeer de trotschheid van haaren Stichter als zij blijken geven van zijnen rijkdom en bijgeloof. Stichtingen, .ten algemeene nutte voor de jeugd, beftemd, zouden hem voor altijd van de dankbaarheid der nakomelingfchap verzekerd hebben. Had hij, in ftede van deze kerk, fchoolen ingericht om de verlichting te helpen bevorderen , en huizen gebouwd om de lijdende menschheid te verzorgen en te onderfteunen, zo zou hij zich eenen onflerffelijken roem verworven hebben. Dan,voor verbazende forumen een kerk te ftichten, rijke fondfen voor luije dagdieven, die dezelve bedienen, vast te (tellen; een brug te bouwen, die hoewel waarlijk zeer fchoon echter onnuttig is, maar tevens de zeldzaamlte is dia men befchouwen kan, wijl men onderden enkelen boog, waar uit zij beflaat, paleizen van vijf G $ ver-  ff* REIZB VAN DEN HEER GORANÏ verdiepingen, die eene ganfche ftraat vertoonen; be/chouwci: dit noem ik eene dwaasheid van de eerde grootte. Het bijgeloof is, men moet het toeftemmen, het groptfte gebrek der Genueezen. Zij houden zich met niets meer onledig dan met dat, en dit is juist de oorzaak van de buitenfporigheden , die de deugden van deze anders zo fchatbare Republiekeinen bevlekken. Ik had wel gewenscht den Lezer een menigte van anecdotes over de geestelijke ftichtingen der Genueezen onder het oog te kunnen brengen. Bij dit alles zou hij bij liet diepfte bijgeloof en eene in het oog lopende dwaasheid, ten opzichte van het godsdienftige, groote maatfchappelijke deugden hebben aangetroffen. Een aantal daadzaken zou hem overtuigd hebben dat de uitoeffening van alle deugden den Genueezen eigen is. Ik zou hem het oog hebben doen flaan op den Doge Camliaggio; men zou gezien hebben , hoe hij niet alleen de behoefrigen verkwikte, maar zelfs hunne nooden trachttevoor te komen \ en op die wijze zijne nagedagtenis vereeuwigde. Zo is ook, met eenige uitzonderingen, het charaöer van den Genuees in het algemeen. Eenvoudig in de kleding, fpaarzaam iri zijne huishouding, ja zelfs naauw ziende op de geringde kleinigheden, ftaat echter zijne beurs altijd voor behoeftigen open. Hij geeft veel, en met een. goed hart. Hij wischt de. traa-  DOOR DE REPUBLIEK GENUA. 4* trianen der weduwen af, en ontfermt zich over de weezen. Hij helpt den vader zijne kinderen onderhouden en opvoeden, en alle zodanige deugden oeffeni hij in het geheim; praalzugt heeft hier geen aandeel aan; te Genua kent men de ware barmhartigheid, men doet weldaden, zonder dat de geenen die ze ontfangen behoeven te blozen. I Ik heb in het Armhuis 850 kinderen gezien; zij. waren wel gekleed en wierden wel opgevoed; hunne flaapkamers waren zindelijk, en zij hadden goede bedden. Zeer veel zorg draagt men voor de zieken. De familie van Fiesko heeft een Hospitium gedicht, waar in zich 300 jonge meisjes onthouden. Deze kinderen worden zeer zorgvuldig opgevoed en onderwezen in zodanige handwerken waar voor zij de meeste neiging hebben. Wanneer zij het Hospitium verhaten, ontfangen zij een uitzet, beftaande deels uit intresfen van zekere vastgeftelde kapitaalen en gedeeltelijk in het geen zij zelve, geduurende hun verblijf in dit huis, door haaren arbeid vergaderd hebben , en dat altijd zorgvuldig bewaard wordt. Dit Hospitium verwekt niet alleen eerbied voor zijnen Stichter, maar ook voor zijne Beftuurders en Onderhouders. Jammer is het dat het bijgeloof bij deze menschlievende daad wederom in het fpel komt, en de uitwerking van dit weldadig gefticht, even als bij alle anderen, hier door verpest wordt. atj . ' Ver-  4#; REIZE VAN DEN HEER GORANI Verfcheiden maal heb ik het groot Hospitaal bezogt. Er waren meer dan iooo zieken in. Zij lagen niet in grootte bedfteden te zaamen gefchikt, noch hadden het verdriet van nevens hun een mensch te zien of te voelen liggen, die 29 even zijnen geest had uitgeblaazen. De Geneesheeren en Wondheelers zijn ieverige en kundige lieden. De lucht wordt in de vertrekken zuiver gehouden, en de apotheeken en artzenijen zijn in den besten ftaat. Zo dra een zieke begint te beteren wordt hij in een daar toe ingericht huis gebragt, en in alles overeenkomftig zijnen tegenwoordigen toeftand behandeld. Niemand verlaat het huis zonder volkomen herfteld te zijn. Nergens heb ik de beftendige uitoeffening eener welgefchikte barmhartigheid in die maate als hier aangetroffen. De zieken hebben geene inftorting te vreezen. Volkomes genezen, treden zij het huis uit, en gaan weer als voren aan hunnen arbeid. Dus is het te Genua, waar de rechten en de behoeften van den mensch erkend, geacht en uitgeoefend worden. En dit zijn die zelfde Genueezen, die zo algemeen buiten 's lands befpot, gelasterd en verfoeid worden. Te Genua zijn de vondelingen niet altijd de gevolgen der buitenfporjgheid. Een onbezonnedoch eerlijke minnehandel geeft veele hun aanzijn. Maar de vooroordeelen, die tirannen in de ■ mcnfchelijke maatfehappij, verhinderen de ouders . om  DOOR DE REPUBLIEK GENUA. 45" ora deze fchepzels voor hunne kinderen te erkennen. Deze natuurlijke en foms ook gewettigde kinderen worden in Genua veel beter dan in de meeste landen opgevoed. Men behoud die geenen die men niet op het land kan zenden, maar het grootde deel wordt aan de zorg van brave en bezoldigde voedders overgelaaten. Men telt ioms tot iaoo vondelingen, die tot dit huis behooren. Eene omdandigheid, die vooral opmerking verdiend, is, dat de Stichters van deze huizen in het geheel geen ondericheid gemaakt hebben tusfchen hunne landgenooten en vreemdelingen tusfchen inwooners en doorreizende perfoonen; en dat het alleen genoeg is hulp te behoeven, om ze te genieten. Aanbevelingen zouden overbodig zijn in een plaats daar eene volkomen gelijkheid heerscht. Te Genua ziet men nimmer, dat zich een Beiluurder ten kosten der Armen vetmest. Alle oogen zien hier fcherp op al wat er gefchied en gefchieden moet. Daar deze gedichten geene fchulden hebben, zo behoeven zij ook geen toevlucht tot geldleeningen te neemen. Integendeel leggen zij jaarlijks nog over, en dit wordt ter verbetering dezer huizen aangewend, 't zij om meer kinderen of armen te kunnen onderhouden of de zieken beter op te pasfen. De meeste gedichten zijn op die wijze verbeterd, vergroot en verfierd geworden, en ieder jaar brengt  4(5 REIZE VAN DEN HEER GORANI brengt eene grootte of kleine fom bij, die altijd ten nutte van het huis zelfs wordt befteed. Alle bediendens dezer huizen zijn Genueezen', zo wel als alle perfoonen die tot eenig beftuur behooren. Daar de ftad Genua verfcheiden van deze geftichten in zich bevat, zo is het natuurlijk dat er veele bedienden van beiderlei gedacht toe vereischt worden, en daar deze, gelijk we getoond hebben, allen hunnen plicht doen, zo blijkt daar volkomen uit, dat, in plaats dat de Genueezen een diefachtig en verachtelijk volk zoude zijn het veel eer door zijne deugden en eigenfchappen onze hoogachting en bewondering vediend. Geduurende mijn verblijf in deze ftad was de winter zeer ruw, in vergelijking van het geen hij anders onder dit gezegend klimaat is. Bij een ruw jaargetijde vermeerderen de behoeften, terwijl de inkomften verminderen, omdat men • zijnen gewoonen arbeid niet kan verrigten; om dit gebrek te hulp te kotfien, zo werden er destijds infchrijvingen gedaan, en deze waren zeer aanzienlijk. De Republiek, de Bank St, George, de Senatoren, de Inwooners, alle beijverden zich pm het meeste daar aan bij te dragen. Op deze milde giften -ilgden Loterijen, de inkomften van het vertoonen van liefhebberij Toneelfpellen, door bijzondere perfoonen ingefteld, de winften van het fpel, kortom, alle fommen, die anders aan-  DOOR DE REPUBLIEK GENUA. 47 aangewend worden tot het geen de Rijke onder zijne vermaaken rekend, diende nu tot verkwikking en onderhoud der Armen. De winter gong voorbij, en deze menschlievende onderfteuning deedt de Armen geene behoeften ondervinden , en hieldt de ftraaten vrij van die menigte bedelaars, welke de geesfel en de fchande van een kwalijk beftuurden Staat uitmaaken. Kan men nog, na zulke bewijzen, de vooroordeelen aankleven, welke onkundige of zwartgallige Schrijvers ons ten opzigte der Genueezen hebben ingeboezemd? Was het mooglijk dat Reizigers, die vóór mij ook getuigen waren, van dat geene wat ik hier verhaal, zich niet verledigd hebben om deze Natie te rechtvaerdigen ? OVER DE GEESTELIJKHEID. Op de geheele aarde is misfchien geen Natie die zich zo zeer van haare Priesters en Monniken laat beftuuren als de Genueezen. Bij mijne . . JV T verwondering deswegens verwon.!.'de ik mij niet minder dat er verfcheide maanden verftreeken* zonder dat eene gerugtmaakende misdaad den  4$ REIZE VAN DEN HEER GORANI < den bodem der Republiek bevlekte. M Hoe"! zeide ik dikwerf tot mij zelve, „ de Geestelijk„ heid oeffent eene zo onbepaalde heerfchappij „ over de inwooners van dit land, en ik zie niet „ dat de een den anderen vermoord. De dienaa„ ren des altaars mengen zich in alle zaaken der „ Genueezen, beftuuren en beheerfchen hunne „ harten, en echter verrigten de Genueezen lof„ felijke en edelmoedige daaden, die in allen „ opzigte onberispelijk zijn". Hier uit blijkt ten duidelijkften dat het charadter der Genueezen niet flegt is, en dat de Regeering voortreffelijk zijn moet. Wat zouden de Genueezen niet worden zo zij zich niet door hunne Priesters lieten leiden en blinddoeken, en wanneer zij de Monniken hun affcheid gaven? Voorzeker de beste menfchen. Ik heb te Parijs eenen beminnenswaerdigert jongen rijken en fpilzieken Genuecs gekend. Na verloop van eenige maanden zag ik hem in zijn vaderland weder. Hij zette, het geen toch in Genua zeldzaam is, zijne verfpillingen voort; doch heimelijke geweetenszaaken drongen hem om met mij raad te plegen. „ Hoe"! zeide ik, . gij een Genuees, opgevoed in den fchoot „ van uw vaderland, vraagt een vreemdeling om „ huishoudelijken raad, en dat aan een mensch, „ die in een land geboren is welkers zeden en „ gewoonten u bekend zijn? Gij weet immers 9 dat de jonge lieden in Frankrijk het voor een » ver-  DOOR DE REPUBLIEK GENUA. 49 „ verdienfte achtte, om zich vóór hunnén^tijd te bederven"? „ „ Het is om geenen huis- „ „ houdelijken raad dat ik bij u koom, maar „ „ ik verzoek u alleen mij de middelen aan te „ „ wijzen om minder bedrogen te worden"? Hij verhaalde mij vervolgens, hoe de Rentmeester zijns Ooms, die in zijne belangen fcheen te zijn, hem beftendig beftal. Ik vroeg hem-, wie de Intendant was? Dat ze alle zijn, gaf hij ten antwoond: Abt, Priester. Ik ver- zeide hem eens op een zekeren dag naar de Banchi of de beurs te Genua, daar hij zich gelegenheid zogt te verfchaffen, om een plaats in het bed van eene fchoone toneelipeelfter tekoopen. De Makelaar was een Franciskaner Monnik. Hij moest dezen fchijnheiligen een piftool voor makelaardij betaalen, en om daar voor de gramfchap des hemels over deze misdaad, door het lezen van eene mis, te verzoenen. Toen wij aan de Beurs kwamen moest hij zich aan eenen anderen Priester wenden, om een en twintig piftoolen te erlangen, behalven nog agt of tien pilloten voor kleine uitgaven. Deze Priester, die met misfen lezen, zegen geven en aflaatbrieven handelde, was ftijf van het ongedierte. In Parijs en in andere hoofdlieden van Europa vindt men ontegenzeggelijk ook Makelaars in alle voorkomende zaaken, doch geen bekende Bankiers, die wisfelbrieven op den Hemel, de Hel en op het 1 Vagevuur trekken. Rome en Genua hebben D voor  5© REIZE VAN DEN HEER GORANI voor zo verre ik weet, alleen dit voorregt, dat veel geld opbrengt. Ten minften wordt het nergens, zo algemeen en zo openlijk uitgeoeffend als te Genua en Rome. Onze Makelaar van deze nieuwe ibort, gaf aan mijnen vriend dertig piftolen gemunt geld, en voor bijna twintig piftolen, Spaanfche tabak en fatijn, welke beide articulen hij wel drie dubbeld boven de waarde berekende. Eindelijk liet hem de Monnik een handfchrift tekenen, dat hem in allen gevalle zekerheid gaf, en waar in mijn vriend bekende dat hij hem zeventig piftolen aan geld fchuldig was, welke voor zielmisfen zouden befteed worden, om de zielen zijner voorouderen uit het vagevuur te verlosfen, met bijvoeging dat, wanneer deze beide zielen hunn' proeftijd hadden doorgedaan den hun beftemden kerkfchat ook door de overige bloedverwanten van dit huis zouden worden goedgedaan. Had men mij dit verhaald, zo had ik zeker geloofd dat de verbeelding zich, ten koste dezer geestelijke Heeren, had willen verlustigen. Doch daar ik het gezien heb en er zelfs getuige van geweest ben, zo kan ik" zulks als eene daadzaak verzekeren. Korte tijd daar na was het zijn Oom reeds, zonder dat hij er eenigen argwaan uit opvatte. Men hoore op wat wijze deze Makelaar den 'jongeling in kennis bragt met den Biegtvader van zijnen Oom. Dit was een Monnik van de orde der heilige Maagd. Hij on-  DOOR DE REPUBLIEK GENUA. 51 onderbiegt zijnen biegteling over de kinderlijke liefde die zijnen Neef hem toedroeg, en de bijgelovige dwaas, hier door verrukt, betaalde terftond de zeventig piftolen, waar voor mijn jonge vriend getekend had, terwijl hij hem daar en boven nog een aanzienlijk gefchenk gaf. Door zulke en dergelijke middelen» weeten zich de Priesters en Monneken bij de jonge lieden noodzakelijk te maaken, en, het welk onbegrijpelijk is, die jonge lieden vergeeten dat zij door hunne kunstftreeken hunne ouders bedrogen hebben, en laaten zich, vader geworden zijnde, wederom bedriegen. Verfcheiden trekken van dezen aart bewijzen het onbegrenst vertrouwen der Genueezen op de Geestelijken. Daar gaat geen dag voorbij of er vallen klugten van dien aart voor. Men weet zulks, men fpreekt er van, en lacht er over, en laat zich den volgenden morgen in het zelfde net vangen. Ik was eens bij een' Priester uit Luca, die met olie, tabak en andere waaren handelde. Men had , mij tot hem gewezen om kamizoolen te koopen. Ik was getuige van eenen handel tusfchen hem en een Koopman uit de ftad Novi. Toen den prijs bedongen en het goed betaald was, vroeg de eerfte aan den laatften: hoe het kwam, dat hij de zielen in het vagevuur vergat? en of hij ook geloofde, dat zijne overleden ouders de gebeden niet meer behoefden? D a De  5a REIZÈ VAN DEN HEER GÖRANl De Koopman greep terftond in zijn beurs, gaf aan een anderen Priester, die hier voor winkelknegt diende, een ftuk gelds, orri twee misfen te lezen. Zonder deze preliminaire bevredigings-articulen wordt geen zaak van eenïg belang, wat ze ook zijn mag, aangegaan of gefloten. Dit is het finr. qua non bij iederen handel, bij iedere verrigting; geen ftuk land wordt er verkogt, zonder dat er misfen voor de zielen in het vagevuur gelezen worden. De Genueezen gelooven dat de duivel het verdrag zou vernietigen, zo ze dit verzuimden. Geen testament wordt er gemaakt daar zulks geen plaats vindt, zo dat de Monniken tijd gebrek hebben om al de misfen te lezen. Het overfchot wordt in eens door de groote algemeene misfen afgedaan: waar van er eene voor eenige honderd, ja zelfs zommige voor duizend voiftaan kunnen. Dit alles hééft zo wel ten platten lande als in de fteden plaats, en er Valt nimmer een verkoop voor , of de kloosters hebben er hun voordeel van. Even zo ishet in Napels, Piemont, en in andere landen van Italien; doch nergens in dien graad als in Genua. Zo wel waereldlijke Priesters als ordensGeestelijken, geneeren zich van allerlei konstftreeken. Zij dringen zich in alle zaaken, zijn overal, en befiisfehen alles. Zij handelen voor feunne eigen rekening, houden hunne winkels ia  DOOR DE REPUBLIEK GENUA. 5: ln biizondere huizen, en daar zij van het bedelbroo.i moesten leven, hebben veele hunner duizenden livres iaarb'jkfche inkomften. Ook worden de meeste huwelijken door Priesters en Monniken gefloten, en de ouders bevelen h^n ten dien einde, de zoonen of dochteren , die zij willen uithuwelijken. Zo dra als zii zulks op zich nemen, is de zaak khar, doch men heeft opgemerkt dat deze huwelijken juist de gelukki^fle niet zijn, wijl de koppelaar gewoonlijk ?'. ".-n invloed door niet anders weet te behouden, dan door kwaad zaad in de huisgezinnen te li:r;oijen en wederzijds mistrouwen te verwekken, of wél door het bed te doen bevlekken, van hun die hij eerst zelve voor den autaar ver* eenigde. Bedienden hun affcheid te geeven, anderen in deszelfs plaats te Hellen; dit is een zaak van den biegtvsder of den geweetensraad. Zijne aanbeveling doet alles af, en hun haat is even zeer te duchten. Niet de geringde twist ontftaat er tusfchen echtgenooten , ouders en kinderen of deze kapdragers mengen zich er terftond in; en zeer waarfchijnelijk zijn veele hun» nèir geen hair beter dan de Tartufe van Molière. Om de befcherming van eenen Senator of van een veelvermogend vrouwsperfoon te erlangen, moet men zich bij Priesters of wel voornaamlijk bij de Monniken vervoegen. Zij zijn indringend, fceziuen de kunst om elks charader gade te flaan D 5 es  $4 REIZE VAN DEN HEER GORANI en elks begeerte of zwakheden in te willigen, en weeten zich van tijd tot tijd een onbeperkt vertrouwen te verfchaffen. Hun juk wordt als dan volkomen despotiek, en de bijgelovige kan iet zelve niet meer ongeftraft afwerpen. Het grootfte gedeelte van Factoren en eerfte Commifen der beste huizen van Genua zijn Priesters, doch deze fpeelen gemeenlijk maar de tweede rol. De Biegtvaders en Geweetensraaden zijn het eigentlijk die men in zijne belangen moet trekken; doormiddel van hun kan men alles verkrijgen, en zonder hun heeft men ook niets te verwagten; terwijl men van hunne wraak alles te vreezen heeft. De openbaare meisjes van vermaak zijn hier noch braaf noch zindelijk. Wil men met haar eene nieuwe kennis maken, zo moet men zich bij de Priesters of liever bij de Monniken vervoegen. Deze gekapte koppelaars kennen alle jonge perfoonen van dit foort, en dikwerf hebben zij zich de moeite gegeven van ze zelfs op te voeden. Zij weeten den prijs waar voor ze te krijgen zijn, en neemen op zich om er de liefhebbers van te verwittigen. De meeste Genueezen weeten hier niets van. De diepe eerbied, die zij voor de dienaaren van den autaar voeden, veroorloofd hun niet om zulke dingen te geloven. Voor het overige hangen deze Makehars van Venus (die veel flimmer zijn als fenige andere in Italien) den godsdienstmantel Pin,  Zn weaKS at* ecs iMwili geng «edocageio. Zesr wciagc fi —11 ■ lilarir ket verte n —a «Sc ae kon, w.iaa e *. tt. . ; : •* ~ : ZZZZ . - ZZ Z-ZIZ ZZZZS— ier zt ~ttzz zzzzzzzztz. Ihr, edt -we oog-est laai ds= laaft va rztzzzztz :;k i. rt:.-- ": _-i : — "r % l'ZZ Zi -zZZzzZZ' ■ ~zz- 7ZZÏ VT'IT - - Trsezioo 1-zvz :zz zZZ . zz ;ezz:ee;; :_ :_z .'::r:r2 iê Txt;:. ra r -zieree, "zzrrer ztzr t~ Gezz rz_i:izz ^rzri: er zer reii. : " ^ c-_ — z_z :: rzzzzz.; :e irz- aaker, be7"erzzrzzr 3:^7 : ra ixzr vd r=t;rr: :i. Wrrrez" 1 =)evn - r^;i: zzzi -.: z-zz zz zz -zzz zzz tz ztz 1— :r -ezer ~zZ zz zz z. zz rt zïzzzzz. ETi — . r= zzr-: *z_zrrer zzitzzz zzz zt ZzzxzzzM ztz ? = -_=-.': ;>= !-= :- er ez :rz_ rez. 1X1 1 T iaik Tfcf au Tra *i asrs ket «ie «c^nofcca der fVrartri zelve, gsêer» r ff;-"- I;-: rezrzzrz tizz: zet ze F.errerir* :— z. zz:..zt~ ' zz ztz "t ~ .z-zzr'-zz. Z.zz-e: fzrei: ze zxr: rez zz: Vir_cr= : -:: rzeer zz verre zzz: zi eer: zz He: H.f tü Rrze zzz z-z'z 'ztz rezz: v;z::ez:-zer z* D 4 -i  55 REIZE VAN DEN HEER GORAN* de voornaamfïe bisdommen en prebenden te bageven. De Genueezen hebben zich hier naderhand tegen verzet, en thans befchikt de Republiek over deze gewigtige posten. Genua telt 30 Parochiën en 70 Kloosters. De Nonnen-kloosters zijn hier niet zo arm als in eenige andere landen van Italien. Maar eenige zijn zelfs rijk. De hooge Geestelijkheid leeft in overvloed; de enkele leden der zelve zijn vol konstftreeken en zeer baatzugtig, bezitten weinige deugden maar wel veele gebreken. De mindere Geestelijkheid is zo arm, dat veele van dezelve genoodzaakt zijn om te bedelen, en hier aan kan men grootendeels het verderf der zeden toefchrijven. VAN DE KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN. Zjedert de herleving der kunsten en weter> fchappen heeft Genua in het aanmoedigen derzelve uitgemunt. Ondertusfchen zijn de meeste meesterftukken, die deze ftad verfieren, van vreemde kunstenaaren afkomftig. De Republiek heeft van de grootfte mannen, aan welke Rome tn geheel Italien haare kosthaarfte ftukken te sdan-  DOOR DE REPUBLIEK GENUA. 57 draken hebben, gebruik gemaakt, welke dezelve wednaqea, en jaarlijks eene menigte vreemdelingen rot zich trekken. Zo we! de bijzondere Huizen als de Paleizen en Kerken pronken met het heeriijkst marmer, en de kunstwerken van bijtel en penfeel geven getuigenis zo wel van den fmzak als den rijkdom der Genueezen. A 5; :lea hebben tot deze verzamelingen bijgedragen; maar onder de Fiiiiiü hui 11 _ cis h-r.r.= 7 7 .- vtree_w.gd hebber, vizi: rr.en zeer inboorlingen. Dit bewijst dat G zziz :z vee e zaa"-:=z. :zz:ri^:h=;i rerre':keh~c Kzrz'ïz. zzz ~zz 'zzz -Pgev; zz. z:-z :e Jvrrzi ;ek. vzrrieeez ;;:e:;: i:e z . r_ z. e: ezebeeren. Ik heb ook een jongen Nobile. eer. er lorreden op Aadrczs Deria leerea kennen. Hij ver:";'zatte rr.;; ::k eer rr-rtgZ -: ZZrr.r: op Chriztüpkans Cïïtrabta, he: welk een jonie vriend van hem YervaenSgd had. Deze beide 'y.'Zt heter verhaten e 'szzzi'zz rirazter. z;;r overeeakonst in fmxak, bezeenen en cbaracter aan eikanderen verknogt, hadden zij gewjeeaickappelijk een kaaJanas, eetagzaas van de ftad verwijderd, gekaard; wauw. ztj dikwerf bfjeeakwaan aai het gaautgia *e heSbea van ia tülte elkaaderea bucne voertbrengzek» dei  kken-toren te zien, en half doof wordt van bet geftadig luijen. Zij bevatte eertijds 40 cco menfchen, en was zeer bloeijend, thans echter telt zij maar iszco inwooners. Haare tegenwoordige geringe koophandel wordt nu door middel der koopftad gedreven, alwaar haare Kooplieden hunne Korrespondenten en Omptoiren hebben. Voor dat de haven gedempt wierdt was dezeive zeer voomeftelij-. Het zou onrechtvaerdig zijn, om te verouderftellen dat de Genueezen het bevel om die haven te dempen uit geen andere oorzaak gegeven hadden,dan uit een laagdenkend mistrouwen. Wij leven niet meer in die eeuwen der barbaarsheid, waarin eene menigte Staaten in eene voiftrekte werkeloosheid ledige aanlchouwers blijven, en het gerust aanzien, dat hunne NabuuTen zich van hunnen handel meester maken of n euwe ontdekkingen doen. Met de verlichting der volken is ook den naamver geboren. De handel van Savona, de gefchiktheid van haare haven, werdt een voorwerp van vrees, nijd en begeerte voor het Hof van Turin. Het leidde haaren handel beftendige hinderpaalen in den weg. Intusfchen begreep de Regee- ring van Genua dat het beter was den handel van deze ftad te verleggen, dan de geheele Republiek bloot te fteilen aan de onderneemingen van eenen magtigen Nabuur. Hoewel op deze daad veel te zeggen zou vallen 5 blijkt er E 5 toch.  fo REIZE VAN GORANI DOOR GENUA; toch uit, dat men dezen maatregel uit geen mistrouwen , maar ten besten van den Staat heeft aangewend. • Savona heeft thans nog eenige zijde manufactuuren, waar voor zij de zijde grootendeels uit Piemont, uit Sicilien, Napels en de Levant ontbieden.. Haaren grond is zeer vruchtbaar, inzonderheid aan ooft van allerleije foort. Men maakt er voortreffelijke konfituuren. Savona is de geboorteftad van Sixtus Ir. en Julius II. De laatfte hadt het plan ontworpen om uit geheel Italien maar eenen Staat te maken, waar van Rome de hoofd ftad zou zijn en de Paus de Alleenheerfcher. Hoewel ik in alle plaatfen , die ik door gereisd heb, niemand over de Regeering heb hooren klagen, als de inwooners van Savona over het dempen hunner haven, moet ik er echter bijvoegen, dat de inwooners der GAfe di Specia ook gansch te onvreden zijn, dat zij in hunnen zeeboezem, waar in honderde groote fchepen veilig voor alle ftormen zouden kunnen ankeren, niets anders dan kleine fchepen en visfehers lihuiten zien aankomen, daar de Regeering, volgens hun zeggen, met weinig moeiten en onkosten dezen oord handelrijk zoude kunnen maken. !  REIZE DOOR DE LANDEN AAN DEN R H IJ N, IN DE LENTE DES JAARS 1793, DOOR DEN HEER VON KNOBLAUCE Xk reisde, kort geleden, over Frankfort naar den Rhijn, met geen ander oogmerk dan om mij wat te ontfpannen, en iets van die voordeelen te genieten, welke thtjmmel, in zijne Reis naar eenige zuidelijke Provintien van Frankrijk, aan het reizen toefchrijft. Echter kwam ik zo ver niet als mijn fmaak, die altijd tot het reizen E 4 over-  73 REIZE AAN DEN RHIJN DOOR overheid, mij zou gevoerd hebben, indien den Oorlog met Frankrijk dit niet verhinderd had. Ik zag wel geen Languedoc, geen Provence, geen lTïI en vreedzaam Caiveirac met eenen milden lachenden Hemel omgeven; doch ik zag echter voor de tweedemaal landftreeken, die tot de fchoonfte van Duitschland behooren, en waar van thans een gedeelte het bejammerenswaardig ongeluk had ten fchouwtoneele van den allesverdervenden krijg te ftrekken. In Frankfort vondt ik die zelve charactereftieke trek weder, welke kooplieden en handeldrijvende volken, die anders niet als deze zijn, zo zeer kenmerken. Onverfchilligheid omtrent het geene de Kooplieden geen uitzigten op winst geeft, groote nieuwsgierigheid, betrekkelijk die dingen, die .eenigen invloed op den ftaat van den koophandel hebben, deelneeming in elke voordeligfchijnende gebeurtenis yoor de verbonde Mogendheden, tegenzin tegen de Franfchen, welke de Bankiers en Kooplieden eenige tonnen gouds gekost hebben, waar voor zij geene vergoeding, veel minder eenige overwinst van denken te bekomen. Men heeft hier intusfchen gebruik weten te maken van eene Staatkunde, die het eigendom der zwal;«* ken en vreesachtigen, dat van het geluk en de wisfelende humeuren der Magtigen afhangd, dikwerf verzekerd; dat is, men heeft den grondregel om de vijanden, wanneer zij feheenen te  DEN HEER VON KNOBLAUCH. 73 naderen, niets wat hun misnoegen zou kunnen verwekken, in den weg te leggen, maar veel meer alle zaaken van dien aart oogfchijnend uit den weg te ruimen, hier ftiptelijk opgevolgd. Het zeggen van Swife, dat de voorzigtigheid eene Burgemeesterlijke deugd in kleine (leden is, kan hier ook op deze ftad, wanneer men Frankfort tegen Frankrijk vergelijkt, toegepast worden. Alles rijd hier uit naar Hochheim, om te kunnen zeggen: wij hebben he: leger gezien. Voor een wagen met vier paerden tot Hochheim, waar den Duitfehen nectar wascht, wordt dikwerf 24 gulden betaald. Het Postwezen en de Trans•portgelden ongerekend, vondt ik echter niet dat de prijs der behoeften aanmerkelijk geftegen was. De toevoer is onuitfpreekbaar. De bezitters van landerijen en hoven houden zich immer onledig, (wijl zij van hun vertier zeker zijn) om zo veele voortbrengielen fruiten en keukerw groemens aan te fchaffen als maar mogelijk is. Van Frankfort trok ik uaar de Paltz. Nimmer zag ik de Bergflraat, zonder mij over de fchoonheid der Natuur in dit gedeelte van mijn vader* land te verheugen, en den vlijtigen bewooner dezer landftreeken vrede en rust, ter voortbrenging en het genot der gaven, toe te wenfchen, welke de algemeene moeder hier zo mildelijk aanbied. Heidelberg. ——. Nog blijft, als een gevolg E 5 dei  gg REIZE AAN DEN RHIJN DOOR der onzijdigheid, waar in de Keurvorst, tot groote vreugde zijner onderdanen, tot dus veris blijft voortgaan, deze aangename en beminnelijke Landltreek van de rampen, die den . tegenwoordigen krijg medebrengt, verfchoond. De verwoesting, welke de Paltz in vorige oorlogen, door de troepen van Sultan Lodewijk, die men ten onregte den Grooten noemt, geleden heeft, is hier nog versch in het geheugen. De blijken daar van zijn nog te zien op het eertijds pragtig, maar nu verwoest flot te Heidelberg, Welkers fchoonheid door zijne Ijgging en uitzigt over den Neckar allerverrukkelijkst moet geweest zijn. Het Land trok, door zijne natuurlijke ' vrugtbaarheid en door den over het algemeen aangewakkerden landbouw, groot voordeel van de onzijdigheid in dezen oorlog. Zeker ftreedt de voortduuring van dit fijstema tegen de gefteldheid des Duitfehen Rijks en tegen het Hof van Weenen. Het Hof van Weenen hadt recht d' ch de Keurvorst niet minder. Niets is buiten 's Lands zo algemeen dan zich van de Staatkundige gefteldheid en den daar uit geboren toeftand der Paltzers een verkeerd begrip te maken. Ik ben intusfehen overtuigd dat veele dingen, die men daar van verhaald, overdreven zijn. Ook fchijnen de klagten, die men fomwijlen hoort, zich meer op buitengewoone handelwijzen en misbruiken der uitvoerende, dan op de gebreken der wetgevende magt te gronden. De  DEN HEER VON KNOBLATJCH. 7$ De Keurvorst wordt door ieder geprezen, maar men is met zommigen zijner Ambtenaaren ganscbi niet te vreden. Over het geheel genomen befchoaw ik de Paltzers als een goedaartig volk iets minder als Javialisch de Rhijngouwers en de Zwaben, en die hun lot, dat door het klimaat en grocdsgerleldheid gematigd wordt, zonder morren verdragen. - De goede Manheimers rekenen niet weinig op de fterkte hunner vestingwerken , op de moeijeUikheid, die de Franfeben zouden ondervinden, zo zij de Rivier, die hier met batterijen bezet is, wilden overkomen. Toen ik in Manheim W3s beftoad de bezetting uit 9000 man, en een van hun zeide mij, dat de ftad thans den aanval van 8o,co3 man niet zou behoeven te vreezen; dat mij echter overdreven voorkwam. De PahziTche troepen voldoen wel op het oog» De Manheirniche bezetting hadt men landerijen, onder den naam van militaire tuinen, ingeruimd. De foidaaten moeten ze zelfs bepooten en beplanten. Geheele hoopen van foidaaten ziet men met graven, planten en andere dingen bezig. Wat ook eenige berispers hier van zeggen moge, zo betuig ik toch dat het mij bevald. Bebalven dat de foldaat in zijne ceconomie hier bij wint, zo gewend hij zich, door het bebouwen des aardrijks, aan de zagtere zeden en nuttige bezigheden der landlieden. Ook wordt hij tevens van de ledigheid, dien in groote bezettingen plaats  76 REIZE AAN DEN RHIJN DOOR pbats vindt, en de dqar uit geboren ondeugden» meer te rug gehouden. Schwezir,qet2. Met verwondering dwaalde ik (.van eenen onwetenden Geleider verzeld) de laanen erj kleine vvildernisfen van dezen betoverenden tuin rond. Hoe verrukkelijk is het uitligt niet,, wanneer, men van de Minaret zijne oogen in het rond laat weiden. De Moskee is fchoon, doch ik vertoefde liever in de Kapellen van AfoUo en Minerva, om de Befchermgoden dezer plaats mijne hulde te bewijzen. De Keurvorst is, ondanks zijne godsdienftige naauwgezetheid, de fabelkunde zeer toegedaan. Was hij Koning van Napels, welk eene gulde eeuw zou het dan voor de Oudbeidonderzoeker* niet wezen ? Men zou 't Pompeji Stabia en Herkulaneum met grooter ijver en beter gevolg ge. graven hebben. Ook zou in het Mufeum te Portici, waar voor men zo veel gedenktekens en overblijffels der Ouden verzameld heeft, en die ons het huisfelijk leven, den Godsdienst en de kunsten derRomeinen voor den geest brengen, eene betere orde heerfchen, en het den vreemdelingen geoorloofd zijn deze fchatten te bezigtigen. Hier is het, waar de Boschgod Pan, op een rots, langs welke het water affijperd, gezeten is, houdende zijn uitgevonden rietfluit in zijn hand. —— Hem en zijn gevolg, de Saters-, heb ik eertijds mijnen wierook toegezwaaid» ten bewijze hoe veel belang ik in hem ftelle.  DEN HEER VON KNOBLAUCH. 77 . fiflula Deköïante deum > cui pecus & nigri Culies Arcadia placenU De heerlijke Oranjerie verwekt in de verbeelding des eenzamen wandelaars, die hier in de fchaduw der lieffelijke citroenen, pomerellen en lauwerier boomen, granaat- en myrten boschjes, de moeijelijkheden en bekommeringen des levens vergeet, de fchoonfte ftreeken van Italien en Spanjen of den tuin der Hespe- riden. Dan, even zo gaarne vertoefde ik aan zulke donkere en fchrikbaare plaatlen: Qua pinus ingens, albaquc populus Umbram hospitalem confoctare amant Ramis, & obliquo laborat Lympha fugax trepidare rivo. — HO R ATIUS. Eene uitvoeriger befchrijving komt hier niet te pas. Ik zal alleen nog aanmerken dat Manheim na Dresden de eenigfte ftad in Duitschland is, waar men, uit hoofde der oude gedenktekens en kunstftukken, zich naar Lesjings uitdrukking Italien kan repeteeren of zich tot de reize derwaaads voorbereiden. Dan — nu naderde ilt het ongelukkige Maintz, in  78 REIZE AAN DEN RHIJN DOOR in welkers nabuurfcbap ik eertijds zo veele genoegelijke uuren fleet, wanneer ik de fchoone Natuur, den grijzen Rhijn en de aanlachende Nectarheuvelen van Hochheim befpiegelde. De bevvooners dezer landftreeken fcheenen, voor zo verre, ik dit kon waarneemen, veel minder democratischgezind te zijn, dan over drie jaaren. In het gebied van Il'emburg Birftein bemerkte ik met genoegen veele trekken van toegenegenheid en liefde voor de vereerenswaardigen Vorst en zijne hooggefchatte Gemalin, terwijl zich ieder over zijne billijke regeering verheugden. De Keurvorst van Maintz fchijnt in zijn land veel minder bemind te zijn, als hij volgens her" oordeel van lieden die hem kennen, verdiend. Voor drie jaaren kon men duidelijk een algemeen misnoegen onder alle ftanden bemerken; en hij die destijds, zo als ik, bij de pragtige inkomst en de luisterrijke verwelkoming des Graven van Artois te Maintz tegenwoordig was, zal dit met mij kunnen getuigen. Met het ontwikkelen der oorzaaken van dit misnoegen, wil ik mij niet inlaaten. Ik verhaal alleen wat ik gezien en gehoord heb, en wat veele andere nevens mij zagen en hoorden. Onder anderen kunnen ook wei eenige fchikkingen, betrekkelijk de vrijheid van leezen en fcbrijven, hier aanleiding toe gegeven hebben'. Daar is niets zo kwaad of er is nog iets goeds Uit te trekken, üit de gebeurtenisfen van dezen tijd  DEN HEER VON KNOBLAUCH. 7? tijd kan men ten minden veele heilzame lesfen verzamelen. In die ttreeken, welke ik nu doorgereisd ben, wordt vrij algemeen, wanneer men van dappere daden redenkaveld, den Oostenrijkers en Hesfen dén meesten lof toegezwaaid. Den roem van befcheidenheid en een zedelijk gedrag genieten de Pruisfen en Hesfen. De Hongaarfche regimenten, die ik gezien heb, beftaan grootendeels uit fterke, gezonde kaerels, aan welke men niet kan zien, dat zij, na een marsch van honderd mijlen en afwisfelend weder, eenigfins vermoeid zijn. Zo lang het hun niet aan vleesch, wijn en brandewijn, dat ze niet misfen kunnen, mangeld , vegten zij met den zelfden ijver tegen de flaven der Despoten van den Hellespont, als tegen de voorftanders van vrijheid en gelijkheid. Dit is eene voortreffelijke eigenfchap van een foidaat, van welken men niets vorderd, dan te doen het geen hem bevolen wordt, zonder dat hij behoefd te onderzoeken, wat regt of onregt is. Doch als mensch befchoud, fchijnt de Oostenrijker en de Hongaar (de Serviër en Wallacher komen' hier niet in aanmerking, als zijnde nog halve Barbaren) onder de Pruis te ftaan. In Pruisfeö zijn alle ftanden door den invloed, welke de lange en gelukkige regeering van Frederik de.n Groote op hun gehad hebben, verder in befchaving gevorderd en opgeklaarder van denkbeelden  So REIZE AAN DEN RHIJN DOOR den geworden, dan in de Oostenrijkfche Staaten. Nogthans moet men erkennen, dat er veele verlichte mannen in de Oostenrijkfche armee gevonden worden, welke armee als zodanig aangemerkt, onder de voornaamfte des waerelds behoord. De langzaame verovering van Maintz wordt aan verfcheide oorzaaken toegefchreven, deels de verféhooning des Konings van Pruisfen, deels aan de voorfpraak des Keurvorsten van Maintz om de ftad te fpaaren, het geen zijn hart eer aan doet, en gedeeltelijk ook gebrek aan ammunitie, doch het welk, zo gezegd wordt, fpoedig werdt verholpen. Ik betreur het lot der ingezetenen van Koningftein en Kostheim. —— Van de laatfte zijn mij veele bedelend bejegend. En van de eerfte oordeelde Dumourkr,inDarmftadzijnde: „ Dat men „ van.de Pruisfifche zijde verplicht was, om het „ verlies dezer flachtoffers van liet belang der ■n verbonde Vorsten te vergoeden". In Darmftad belette mij eenige omftandigheden om bij Mevrouw de Landgravin (de Landgraaf was in de armee voor Maintz) een bezoek af te leggen, waar toe ik reeds verlof verkregen had. Ik bezag maar in haast de voornaamfte merkwaardigheden van dien oord, onder anderen het graf der laatst overledene Landgravinne in het gezelfchap van eene voortreffelijke Vriendin Me-  DEN HEER VON KNOBLAUCH. «E Mevrouw C. van B., Hofdame bij de Landgravinne, welker verlichfe geest en e iel hart hier een openbaar getuigenis zouden verdienen, het geen ik ook niet zoude nalaaten, zo mijn ver? wantfchap met haar, waai op ik roem draag, en haare befcheidenheid mij niet gebood te zw jgen. Nog moet ik aanmerken, dat de grafftede der overledene Landgravlnne een plaats is- welke menfchen, die wijsheid, deugd en verdienden . weten te fchatten, niet zander gevoel kunnen naderen. In eene kleine wildernis ontdekt men, zonder dat men het vermoed, een' altoos groenen heuvel, in welks midden een Urne geplaatst is, waar door Fredcrik de Eenige de gedamenis van deze wijze en brave Vorstin heeft willen vereeren. Ik bezocht op de?.e reis mijnen vriend, den Kapitein Ingenieur TFerner, te Gicfen. Hij is den Geleerden van Duitschland als Schrijver der Aetiologie genoeg bekend, waar van een paar geleerde bladen zeer laffe, bcfpottelijke en kwaadaartige beoordelingen hebben geleverd. Thans heldert hij zijn lijstema op, en verdedigt het in een ti.dfchrift, het welk Journal fur Wahrheit genaamd wordt, en waar van hec eerfte ftuk bereids aan het licht is gegeven. Tot eer van het Duitfche gezond verftand is het door deze Univerfitéit gedaan verbod , opde boete van ico daalders voor drukker en verkooper van p de  t% REIZE AAN DEN RHIJN ENZ. de Aetiologie, weder opgeheven. Veele Profesfoxen hadden zeer veel tegen dit verbod, wijl het te veel overeenkomst heeft met de Portugeefche en Spaanfche Univerfiteiten. Ik blijve, enz.  NIEUWE REIZE NAAR D JJ PELEW-EIL ANDEN. J^apitein M. Ckur, wiens buitengewoon belluit, om op deze eilanden te blijven, reeds bekend is, deedt zijne eeiIte reize derwaards in het gewapend fchip de Panther, dat van de Endeavour verzeld werdt. De omftandigheden bij zijne aankomst aan die Eilanden zijn zeer belangrijk. De twee fchepen lieten hunne ankers vallen in eene enge haven, Arrakapafang genaamd, alwaar, op het verzoek des Konings Abba Thulle, de voorraad van levendige dieren moesten ontfcheept worden. Deze lading beftond in vier jonge koeijen, twee jonge llieren, tien fchaapen en eenen ram, zeven geiten en drie bokken, vijf varkens Fa e»  «4 NIEUWE REIZE en een wild zwijn, drie eenden, een tammen haan eti twee hoenderen, benevens nog vier paar tortelduiven en een paar pnpegaaijen. Aan Abba Thulk werdt een aanzienlijk gefchenk gedaan , beftasnde in onderfcheiden Europeefche wapenen. Doch hij deelde dezelve terftond onder de voornaamfle Rupacks uit; bevelende hun, dezelve zindelijk en goed voor het gebruik te bewaren. Twee dagen daar na, als de overige gefchenken van flijpfleenen, ijzerwaren, zaagen enz., voor den Koning en zi,n volk ontpakt werden, verwekten zij eene zodanige verwondering; dat niemand hunner een woord kon uitfpreeken, op het gezigt van iets, dat hun genoegen gaf, riepen&zij telkens een verwonderend Ha uit. Kleine handbijlen werden alleen aan de gunflelingen des Konings gefchonken, en dingen., die hun waardig fcheenen, aan de voornaamfle perfoonen uitge. deeld. Europeefche knoopen waren hun niet aangenaam, wijl ze niet doorluchtig waren. De Chineefehe waaren gevielen hun beter. Kapitein M. Cleur fchonk aan Abba Thulk een Ruiters pallast, en toonde hem de nuttigheid van het laatite gefchenk, door een zijner lieden te bevelen, van uit al zijn magt een fpeer er na te werpen, die tot elks verwondering er op te rug fluite en naauwelijks een fpoor van zich agter liet. Ook gaf hij hem. eene geftiKte fcharlaken muts, die Alba zelfs beftendig droeg. De  NAAR DE PELEW-EILAND2N. Sj Den volgenden dag ftierf een geitenhok, die eenige vergiftigde kruiden gegeten hadt. Dcch hij was echter nog niet geheel verloren; want de Koning beval, dat hij afgetrokken en gebra» den zou worden, en als dit half gefchied W2S, maakte hij met zijne edelen" er eene kostelijke maaitijd van. De groote fchnuwfrel- cf vtrcsJer/,i;izen, die den Koning toebehooren , zijn, wanneer reen de lieden, die ze vervaardigd hebben e« hunne werktuigen, die zij gebruiken, in a3nmeiking neemt, verwenderenswaardige gebouwen. Na het verlies van de Antelope hebben zij een nieuw gebouwd, dat bijna 60 voet in de lengte heeft. Door toeval heeft dit huis veelal de gelijkenis van een fchip; wijl de breedte bun» een derde der lengte bellaar. De bodem is volkomen gelijk. Vee'e planken zijn van drie tot vier voeten breed, en zo ichxm aan elkam» deren gevoegd, dat er geen naald tusi.nen geAnken zou kunnen worden. De vergfters hebben veel overeenkomst met re t-p.ütea van het fchip. Zes of agt heeft men er op c!ke zijde, vlak tegen eikanderen over, en 2I e .an dezelfde grootte. De balken liggen nagenoeg 7 voet van den grond, en zijn zonderling uitgefneden. De balken zijn zo vast in een gevoegd « dat men ze voor een enkeld ftuk hout zou aanzien. Het dak is zeer hoog, en heeft eene groote fchuime. Het is met loof van kokosnoF j , te*  «5 NIEUWE R E I Z E ten gedekt. De binnenzijde heeft men met fnijwerken van verfcheiden afbeeldingen en bloemen verfierd, en de gevel verbeeld een tempel der Gentoos,die met flguuren van mansen vrouwsperfoonen is opgepronkt. Ieder Rupack of Opperhoofd heeft voor zijn huis een voetpad van fteen en eene afgezonderde plaats, gelijkende naar een duivenflag, waarin hij zijnen voorraad van vrugten voor het dagelijksch gebruik bewaard. Dit huisjen heeft men in den beginne voor een ceiletjen aangezien, doch het blijkt klaar, dat, hoe bijgelovig ook de inborelingen zijn mogen, zij echter geen het minfte begrip eener Godheid hebben. Het gezelfchap verliet Coroora, waar het een plegtig bezoek had wezen afleggen, en kwam tegen zonnen ondergang te Arrakapafang terug. Hier was nu de Engelfche vlag op eene landtong uitgeftoken, en de fundamentlteenen van het Fort Abercrombie (ter eere des Gouverneurs van Bombay alzo genaamd) waren reeds gelegd, en er werdt, met verlof van Abba Thulle, in naam van Engeland, bezit van genomen. Het Eiland is bijna 'vier mijlen in den omtrek , en door bronnen en beeken wel bewaterd. De grond is rijk , en bekwaam om door bebouwing alles voort te brengen. Kapitein M. Cleur befloot om, terwijl hij met de Panther naar Canton zou vertrekken, de Endeavour hier te laten, om de ingezetenen het gebruik van de dooi  NAAR DE PELEW-EILANDEN. door de Compagnie gezonden inftrumenten te leeren, en de bebouwing des aardrijks, dat hij met rijst en tuinzaaden had laten bezaaijen, te bevorderen. De Bevelhebber der Endeavour, die een fcheepsmagt van bijna vijftig man bij zich hieldt, kreeg bevel om den agtergelaten voorraad in het Fort Abercrombie in veiligheid te brengen, en zich, om geene reden hoegenaamd, inde binnenlandfche oorlogen te mengen. Voor dat de Panther afzeilde, had Abba Thulk ee:i vischpartij met zijnen gunfteling Mr. White, die hunne landtaal volkomen verftaar. Des avonds kwamen zij met eene goede lading te TUg. Hij gaf er twee derde deelen van aan de Engelfchen, die ze terftond voor hunnen voorraad inzoutten, Den volgenden morgen werden twee Opperhoofden van het Eiland Medcz, als vrienden van . Abba Thullc, den Kapitein M. Cleur voorgefteld. Een groote fpiegel in zijne kamer zette hun in verwondering. Zij deeden hier op, dat men dikwerf bij al de Aapen heeft waargenomen, naamlijk, de agterzijde van den fpiegel te bevoelen. Deze lieden, zeiden At ba Thulle, wilden zich met mij niet verbinden, toen ik nog alleen was, en ik de Engelfchen nog niet tot mijne vrienden had. Zij deden mij geen onderftand in mijn oorlogen tegen de Pelecos; thans echter wenfehen zij mijne vrienden te zijn. De Kapitein antwoordde, dat zo lang de En» ? 4 geV  88 REIZE NAAR DE PELEW-EÏLANDEN. gelfchen zijne vrienden waren, hij niemand zou re vreezen hebben, en dat zijnt gmotfte vijanden zelfs, namelijk de Aningals , om zijne vriendfchap zouden komen fmeeken. Dit beviel den Koning zo Wel, dat hij zeide: Dat deze Eilanden niet.meer aan hem, maar aan de Engelfchen toebehoorden; en wanneer deze hem wilden helpen om de landen der Artinga's te veroveren, zo zouden deze hun insgelijks toebehooren. Kort daar op kwamen twee Canoos van Artingal aan. Zij verzogten om vrede en een bondgenoodfchap met Abba Thulk; ook bragten zij een zoengefchenk mede, dat echter koeltjes ontfangen werdt. Den Afgezanten werdt tevens verboden om de Engelfche fchepen te naderen. Zedert Kapitein miforft tijd is ook nog een . ander Maleits fchip bij de Pelew-Eilanden aangeland. Het fcheepsvolk, dat niet veel goed in den zin had, werdt daarom ook meestal door de ingezetenen gansch onvriendelijk behandeld, uitgenomen eenige perfoonen, die door het volk van Coroora gered naar Abba Thulk gevoerd en van hem met zijne gewoone menschlievendheid behandeld wierden.  R E I Z E *• VAN DEN MAJOR H O U G H T O N, DOOR DE t BINNENLANDEN VAN AFRIKA, Xnfet lofwaardig gezelfchap te Londen, dat zich tot ontdekking der binnenlanden van Afrika vereenigd heeft, deelde onlangs een voorlopig bericht mede van eene Reize, die er tot nadere opfpeuring der binnenfte deelen van dat F 5 ge-  $jö REIZE VAN DEN MAJOR HOUGHTON gewest door den Major Houghton is ondernomen. Een Arabier, Schabeai genaamd, die breed opgaf van het Rijk Housfa, aan den oever des Nigers gelegen, maakte de leden van dit gezelfchap door zijn verhaal zeer opmerkzaam op dat, gedeelte van Afrika, te meer nog wijl zijne berichten door brieven van de Engelfche Knnfuls te Tunis en Marokko eeniger maten bevestigd wierden. Volgens zijn zeggen had hij zich twee jaaren te Htus/a, de hoofdftad des Rijks van dien naam, opgehouden; welke Had in haare bevolking veel overeenkomst heeft met Londen en Kairo. De Regeering is monarchaal, doch echter bepaald. Het recht wordt er ftreng gehandhaafd, en het volk naar befchreven wetten geregeerd. De vaste goederen worden door zekere erffelijke Amprenaaren beftuurd, welker bedieningen met die van de Kanongoes in Hindostan kunnen vergeleken worden; en tot welker uitoeffening veel bekwaamheid vereischt wordt. De Kooplieden dreeven eenen eerlijKen handel. De vrouwen werden in dc gezelfchappen toegelaten, doch niet zelden was de eere des mans niet genoeg verzekerd. Hun gefchreven Alpha bet was geheel van het Arabisch en Hebreeuwsch onderfcheiden, en de Schrijfkunst aldaar zeer algemeen. Hun plat^ teelarbeid had veel overeenkomst met dien der oude Grieken. Op zijne reize van Housfo naar Toef-  DOOK. DE LAIBXX VAH AFUKJL g| 7"-"- ~ ~r ; - 1 It'zZ - -. - - _ : - ". " - -" 23 aB&aca Aleaaadriea «■ bas. Kaaaa, ia] w - -ï cfi :: ri zzs zzt: ittz tzzz —: ztz zl z -rr i Z -r- :=:. fjmamg ca lecpvaa dca Niger te aadoaaekea, r:- : 1 - - - - : r e: ie h:n r-rrr:r;- - |p Él ra met moog- 1 ï . c:; rt: r*er_ -~ t~zt zztz z tz tz ZtZ .ZzZ. De Majar aariatc Eagelaad «p dra rfL OAe» zz: zzzz z.z zzz ~ r: :r i ca tzz z-zzz-zz- r__ :;rrj v.r^ :r: xser «ei crrrsnxea. Hij r*S « « ^r. Si5r ztL z. zzz z zt FiZr:rrj birrer. h..=r i r z ; r^r tz tzz zits, jrkS.Kacaarkkea. Uat ecagè amaaeajandke  es RELZE VAN DEN MAJOR HOUGHTON brengen. Om dit gevaar te ontgaan, zwom hij met zijn paard en ezels over de Gambia, en trok, hoewel zeer bezwaarlijk, aan de overzijde langs de rivier voort, tot aan het gebied van Kantor, waar hij de rivier weder overtoog, en door den Koning van Wulli in zijn hoofdiiad Medina zeer vriendelijk werdt ontfangen. Deze ftad ligt nagenoeg pao Eng. mijl. vaarens van den mond van de Gambia. Het land heeft overvloed van graan, vee en alle noodwendige levensbehoeften. Het volk is, ten opzigte van liet godsdienftige, in twee fedlen onderfcheiden, naamlijk in Muhameddaanen en petsten of Heidenen. De eerfte worden Rufchrins genaamd, en de laatfte, wij] zij wijn en fterke dranken, die Muhamed verboden heeft, zonder eenigen fchroom genieten, noemt men Sonbis, dat drinkende lieden betekend. De berichten, die de Major van dit Gewest aan het gezelfchap overzond, zijn verlooren gerankt; maar in een brief, aan zijne huisvrouw gefchreven, en welke een matroos uit het wrak van het fchip reddede, geefc hij eene zeer bevallige fchets van dezen oord. Het land, meldt hi , is zeer aangenaam en gezond. Het volk ia gastvrij. Wild is er overvloedig; doch men kan zonder gevaar het Land doorkruisfen. Zeer breedvoerig is hij over de oogfchijnelijke voordeelen, die de Engelfchen zouden te wagten hebben, wanneer men befluiten konde om op de«'  DOOR DE LANDEN VAN AFRIKA. 53 den fchoonen en gezonden heuvel van Fa.-s:enda, waar zij eertijds eene Factorij hadden, een Fort te bouwen. Hij geeft tevens zijnen wensdi te kennen, dat zijne Gade hem op eene plaats verzelle moge, waar een jaar'ijksch inkomen van tien ponden fterlings toereikend is, om zich alle geriefelijkheden , des levens te verfchaften, en raeend dat men, door aldaar handel te drijven, zich groote fchatten zou kunnen verwerven. — Terwijl de Major op eenen inlandfchen Koopman toefde, die beloofd had hem op zijne verdere reizen te verzeilen, werdt Mtdina voor het grootfte gedeelte in asfche gelegd, en bij die gelegenheid verbrandden verfcheiden zijner koopgoederen, van welkers beloop hij zijne onkosten op reis dagt goed te maken. Daar te boven had hij het ongeluk, dat zijn Tolk met zijn paard en drie ezeis doorging, en, het geen zijn verlies nog verzwaarde, was, dat hij door het fpringen van zijn fnaphaan, dien hij 00 reis gekogt had, 2an zijn gezicht ^ mi gejond werdt. De inwooners der naburige ftad Barraionda openden zeer bereidvaerdig hunne huizen voor meer dan 1000 huisgezinnen, wier woningen door de vlammen verteerd waren, en deden hun best, om den Major op nieuw uit te rusten. Den 8. Mty vervolgde hij wederom te voet zijne voorgenome reis, verzeld door een Slavenhandelaar, wiens kcegt de twee nog oveige- bie-  54 REIZE VAN DEN MAJOR HOUGHTON bleven ezels, die het overfchot van zijn vermogen droegen, voortdreef. Hij reisde noordoostwaards. In vijf dagen bereikte hij de onbewoonde grensplaats, die de Koningrijken Wuili en Bandu van eikanderen fcheidt. Na eene reis van 150 Engelfche mijlen, door een land waar voorheen rog geen Europeaan geweest was, welkers bevolking talrijk en uitgebreid is, en waarin zijn Reisgenoot, in elke ftad daar zij door trokken, handel dreef, kwam hij aan de zuid-westelijke grenzen van het Koningrijk Bambuck. Dit rijk is door eene Natie bewoond, wier wollig hair en zwarte huid haar als oorfprongelijk van de Negers doet voorkomen, echter zijn ze daar van onderfcheiden; en zijn , even als in Wulti en Bandu, Mahomeddaanen en Heidenen, welke ook even als daar met clkanderen zo vreedzaam verkeeren. De landbouw en de veeteelt zijn de hoofdneringen der ingezetenen. Zij hebben echter zodanige vorderingen in de kunsten gemaakt, dat zij het ijzererts fmelten, en uit hetzelve bouwgereedfchappen en wapenen weten te vervaardigen. Katoene ftoffen, die er algemeen gedragen worden, fchijnen zij op eene zeer bezwaarlijke wijze te weeven. Het is misfchien daar van daan, dat men in plaats van ijzeren ftaaven, zoo als aan de Atlantifche kust plaats vindt, de prijs der koopwaren naar een ftuk katoen bepaald. Rijst, rund- en kameelenvleesch is hun  DOOS. DE LANDEN VAN AFRXA. 95 ham vaanaaaate veedaeL Een drank, Ét ere E-fs - -~-:r --r- - ïrbr_ :e rre- rier voor wijn, en wordt alleen huit bij groore F"er- r=e;er z- zz ri-.e-. H nuatt -e gree:£e H.f :e £ r-_ --: _ :. De >__:: .7 s*- ie Rivier Fsleiae, zipde de grearicaeidïag mrfjara de ^:r;zrr:;kt= A~is cz Z-r-rfs-i, tren eerst kcnlrzp de corlcg MÏËhBi beiis S:aatea vs geêaxfigd, waarbij de lade Staat eeruge v i£:ez zzz zü~ eerier. r.zz ~ r:_z iffi2i=. Ir je ver:v=rde Iirde- heerrrrie ra cs Krz rc vin 5^é5b. De Major fpoedde aca, oai dea eacaaaaaaar s§ae oparagtag te rr- i- er ;: nr := üeien. Daa,aïj •au*. ■»» gnaCg laiTaigi, ■ Hij kreeg wel veri;: :- z r r;;.r;-> : ver :e rever. teveri —..; rr r-r re greazeE, van waar h] gek:-er .vu. ;e r_r _r;-_z. Der .cirtriea i;r -r-s-arr. "ï Kr,rir.gi z:«;z rer e:e :tv::ri: berrs :z re: ü-_r : :er ;n « i- ■— " ■ : _ „r_ -r. . . Zf.z etr;r : ;.ïc : - . -.zz :r ie Mi :: reit-r: r..r: zijne «aaMniag aea Have vaa dea Safeaa te TtmtmOm ae zafea ankea. De Major v;rrr:s - zz: 'zl -r z ■ zz 1.- :e 're zieken, doch verdoolde bij aagcink ia eca der - ---'z- ztzzi Lizzi. er zztr "re: rererfcübea reeds den 5. J^Iij betoenen was, zag  9 Engeland. In een der gebouwen werden de Engelfchen voortreffelijk onthaald, en daar ma bezagen zij «enige pragtige Tempels en Pagoden. Een deizelver. was grooter en hooger das het Paleis van fcommerfet. Hij was ook vierkant, en had van binnen een open plaats,  ENGELAND NAAR CHINA. 107 plaats, waar op een gebouw ftond van eene aanzieneli-ke hoogte, met masflef goud overdekt. De feinnengevel had de gedaante van gallerijen, die Sn vier reien boven eikanderen heen liepen, op het pragtigst verQerd waren en op vergulde pijlaaren rusteden. In fommige vertrekken zongen verfcheide honderde Priesters. De beelden, die zij als Goden eerden, waren in dit gebouw ontelbaar, en fommige van eene reusegtige geflalte, en nog grooter dan Gog en Magog in Guildhal. Zij waren van de zelfde ftof, naamlijk van rijk verfierd en vergu'd hout vervaardigd. In veele godsdienftige gebruiken ontdekte men veel overeenkomst met de Joodfche plegtigheden, en anderen zweemden weer naar die der Roomschgezinden. Op den 18. werden de Engelfchen tot den Keizerlijken fchouwburg toegelaten. Dezelve beftond uit een groot vierkant gebouw, dat van boven open was. Het toneel was aan de eene zijde, en de aanfchouwers belloegen de drie andere zijden van den Schouwburg, en zaten onder grooten verwulfde boogen. Voor het toneel, cp den afitand van omtrend viftig voet, ftond een troon, van waar de Keizer het fpel zien kon. Het overige gedeelte van deze plaats was met fchoone bloempotten verfierd. Lord Macartney werdt naar den troon geleid, en ontfing uit handen des Keizers een affchrift van de vaerfen, die zijne Majesteit zelfs voor den Koning van Groot-  io8 REIZE DER GEZANTEN VAN Groot-Brittanje vervaardigd had, en genoot ook de eer om voor zich zelve een affchrift dezer vaerfen te'bekomen. Voor het overige moesten de Engelfchen zich hier eenige uuren verveelen bij eene vertooning en zamenfpraaken, van welke zij niets begrijpen noch verftaan konden, en dat van een verward gedruis van klokken en andere klankinftrumenten verzeld werdt. Na dat het toneel geëindigd was, omringen zij wederom, zo als de vorige dagen, gefchenken van zijde ftoffen, porcelein enz. De volgende twee dagen werden met het ma* ten van toebereidzelen tot de terugreize naar Peking doorgebragt, waar zij ook den 26. aan*, kwamen. Op de terugreize waren de Engelfchen zeer verwonderd; eene groote menigte menfchen onledig te vinden met het gelijk maken der wegen tot gemak des Keizers op deszelfs terugreize van Gehol, dat hij binnen weinige dagen ftond te verlaaten. De ganfche weg over eene uitge* ftrektheid van 150 mijlen, was als met menfchen bezaaid, die op een afitand van 60 voet van eikanderen ftonden. Elk hunner was met een gieter voorzien, cm den weg, zo dra de Keizer naderde, te befprengen. Men rekende het aantal der menfchen, met deze bezigheid onledig, op ruim dertien duizend. De weg, voor den Keizer gefchikt, is zo gelijk, als één pad inde tuinen van Kew zijn kan. Niemand mag er over reizen, en hij wordt nagt en dag bewaakt. Op  ENGELAND NAAR CHINA. loa Op den 30. vertrok het Gezantfchap naar het Paleis Ten-Ming-Tuen, werwaards alle de ge. fchenken gezonden waren, ten einde de Keizer ze alle gezamentlijk konde befchouwen. De Engelfchen bleven dien nagt in Hing-Min-Tuen, en reisden de volgende morgen naar een huis nog omtrent vier mijlen verder, waar omftreeks zi] den Keizer ontmoeteden. Deze verftond van den voornaamften Mandarijn, die de Gezanten verzelde, dat Lord Macartney eenigzints onpasfelijk was, en wilde dat hij daarom naar Peking zoude terug gaan, om daar meerdere gerienelijkheden te kunnen hebben. Nog dien zelfden dag namen de Gezanten de terugreis aan, en men zou waarlijk gezegd hebben dat de Chineezen destijds hun vertrek uit hun Rijk met ernst begeerden, want Lord Macartney had op dien dag nog eene zamenfpraak met de Ministers, waarin zij hem vermaanden: om van het goed yeder gebruik te maken, wijl hij anders, wanneer hij hier den winter zou willen toeven, in verre na niet zo gemakkelijk zoude kunnen reizen; te meer nog, daar zijn jlaat van gezondheid niet yoordeelig was. Van dien tijd af mogt niemand der Zendelingen (Misfwnarisfenj van welke er een aantal hier te Land gevonden worden, onze landsluiden naderen, en de Mandarijnen, die hun verzelden, fpoorden (onder fchijn van vriendfehap) hun fterk tot vertrek aan, en rieden, dat zij hun af.  iio REIZE DER GEZANTEN VAN affcheid zoude vragen, wijl eene verandering in de behandeling hun niet aangenaam zoude wezen. Alen moet intusfchen nier vergeeten dat alle de medegebragte gefcbenken reeds waren overgegeeven. Op den 3. September leidde Lord Macartney de Ministers een aantal voorflagen, betrekkelijk het oogmerk zijner reize, voor. De Lord was eerst voornemens om tot Maart te wagten, doch men hieldt het echter thans voor raadzaam om den gegeeven wenk te volgen. Op den 4. verzogt hij verlof tot zijn vertrek, het welk hij reeds den volgenden morgen verkreeg, en de 6. werdt tot zijn vertrek bepaald. Daar de tijd tot vertrek kort was, waren de Chineezen zo voorzigtig van een groot getal arbeiders te zenden , die de Engelfchen in het oppakken behulpzaam waren, en dit gefchiedde met zulken iever en zo gezwind, dat ter bellemde tijd alles volkomen in gereedheid was. Op den dag van zijn vertrek had de Gezant nog een zamenfpraak met den Minister, en onfing antwoord op zijne voorflagen, die alle rond uit afgewezen wierden. Het Gezantfchap verliet Peking met groot verdriet, over de mislukking van het oogmerk zijner zending. Lord Macartney ging vervolgens met zijn gevolg naar Canton, alwaar hij de kerstijd doorbragt. Men weet de waare reden niet, waarom Lord Macartney niet in zijn oogmerk geflaagd is. Mis- fchien  «GELAND NAAR CHINA. rit Sdaem werdat de Matdaijii i , Se het Gezat*fefeap aerzeldea , (éét op cüe wTj-rc bejesead-al* h_zre-! - -ze-ie er tij ver-ze: r- De fraaie gefcaeaken voor i3i Keizer werden mum enkel gettwad, daar zij veefügt gehoopt haddea-, ara ook wat aoor Itaa aüvea te LetU' aas M ~ a: — zz: 'ze: zz s-ürz --- aer oaderaeeanaa; eakd ea air ra is toe te fchrijver z:- ze rzzr- ze indrukken, die verfcheidert ladna-dehe * castea op het Cliari Irar HcaT -saakten, wijl zq act araarfcaawden, van de E Xi.'z-zT. zzzTz- - z.- Z- ve: :- ii: K. .•: u e" ze: : ; zrze *tiit ": .z~ r; z: zr^er gewigt bajaeocden, door het verhaal, dat dk vc Ik i ■! fijl ah vriend eea kleine fcreek lands in Ir zie kreeg, doch zich rader haruiéoc.r herhaaide eoriogea,aaaaa%aW«tadde, da het in t vervolg veele oorfprocgefijke NatKsa ui: rzz- ::: :: ver-er.- er -- :e-:r .;::-:haupea eea mhutad groot Rijk gefticht had. — W ] kurren in: _i* enen verzekeren, dat volgens de laarfle ■ herigten van Crar—», er eerrige fchatkargca 'rebbe-; -üts ge^zz-ders. weike ee-e zz=;r v- irzzz- ie r=ze eer Ckaaeeaea te keanea geeves, ea dat a»en eeaige h-op voedde, dat het nng aioogrk kon •ofa, hw il aiet zonder ved a*«ia*a, «ai caat;...i i.e: zZiZizzi ze: :e zcrei-er. AAN-  na REIZE DER GEZANTEN VAN AANHANGZEL, BETREKKELIJK HET VORIGE, VAN EEN OFFICIER, IN DIENST DER ENGELSCHE OOST-INDISCHE COMPAGNIE. ~\ jord Macartney kwam met zijn esquader, het welk uit de fchepen the Lion van 48 (lukken kanonnen, the Hindostan en nog drie kleindere vaartuigen beftond, in Julij 1793, aan de mond der rivier die naar Peking loopt, aan. Hier ankerde de fchepen, hoewel op eenen grooten afitand van het Land. De kleine vaartuigen konden bijna tot in de mond der rivier komen. Hier vondt de Lord veele booten en twee Mandarijnen van grooten rang, bereid om hem te ontfangen. De oever was met duizenden van aanfchouwers bezet, de Gezant werdt van Sir G. Staunton en zijn gevolg verzeld. Bij zijne aankomst in Peking was, op 's Keizers bevel, een groot huis, voorzien met alle foorten van gerieffelijkheden en levensmiddelen, gereed gemaakt, om op kosten der regeering zijn perfoon, zijn gevolg en de fchepen te onder-  EirjtlLAjO NAAR CrJNA. itj .izz Z: . irrr ±r zzztz: rr. de 'z. - " 7.z C-v, -rr_rr vier d-Lrr-±=3 :s-rr r-izrr. rr - :rer . ala-Lir ir da feajeae bzvëst vzr Lori Maastmej mut i bi > - . :: : rr_- rtr.rr . krs: J fcr^ewcar tó-aa-aea. De fcftOMS zz zi vr" r : e "---=-- er r -.erer. -ns- rrj -s_l_rr r z;r, zz-z zz-z ztzz- zt rri: zz^zzza - _- _ - - _-. _ - v -_ 5rreer>::"rrrr zzz r 'ztz'. r 1 :- :el?i ri, Mea aki lla-ju-,, en dc ber-riger -rode 0 ve-re' •j-asedóÈi, tfar hes spa kleed ca zfra aa-rs zT- -ir r: zzztz rz r .:: -z;r zz zz tzz l.-zzz -tz zzzz-z. l'.t- zzz Zt iVzZtlz. .- zzz zit- :-r t z r; : : i _r er -r ii::: r;: rr:::; :rr"■ .-i.zzli _ irrrrrrcri ver' e: re: r : rr. r -r;êr-r Lr rr: ::: ~ Sfr frrr—. tz zt^zt aaar Cfaaf. de 11 »|* " dra Scnera, éae oaarrr ifr rr; — ^ir zr Zfzzzzzz vtzrr z.tz . -zz. z ztz :_. «r r: 'z er z.r r :; ri L> : -v:-^ :; iese tz z t z —s ;-^z ztzzz.t. z.s -z: rzz zzz -f:f r rr r=l aaj, dea HaBaadMae Ti 1 — a kad -daa» gerii- Oz dB) -c vrrzr i -e Ger~~r weer :e r_z -i- .-.L-.£. tu; r ;rZ z' zzr-r-izz, ri .: -z :z. r z_e izz:_"~ = - .rr-  114 REIZE DER GEZANTEN VAN trok naar Kanton, door eene talrijke' wagt vergezeld wordende, en van al het nodige rijkelijk voorzien zijnde. De Keizer had bijzonder het oog op den zoon des Heeren G. Staunton, die een weinig Chineesch met hem gefproken had. De Keizer was den 17. September 85 jaar oud geworden; hij had echter nog een gezond en iterk voorkomen. Zijne kleding was geel en lijk geboord. Toen Lord Macartney Peking verliet, beval de Keizer, dat hem drie Mandarijnen van den eerfte rang verzeilen zouden, en zorgen moesten dat hem niets mangelde van het geene hem nodig mogt wezen. Doch het geen het merkwaardigfte is, was: dat de Keizer den Lord veroorloofde om icdsre jlad of provintie in China te iezoeken. Voor het overige moet ik nog aanmerken, dat de linkerzijde, of zo als men het noemt, de westzijde des Keizers de eigentlijke eerezijde is; en ten aanzien der gefchenken, is het in China gebruikelijk dat ieder Gezant den Keizer jaarlijks een gefchenk doet, van welke dan altijd in de nieuwspapieren uitvoerig gewag wordt gemaakt. Het volgende is eene woordelijke overzetting van een artikul uit de Pekinger Courant. Peking. ■ Op den 8. dag van de zevende maand (Julij) berigtte de Hoek Sue een zeer groot  ENGELAND NAAR CHINA. «5 groot Mandarijn Ho Cune, genaamd, den Keizer, dat een zeer groot Mandarijn om 9 uuren aangekomen en in het Keizeriij* paleis was. Dat de Kening van Engeland denzelven als zijnen Gezant aan het Hof van Peking gezonden had, en dat de Lord gehoor bij den Keizer verzogt. De Keizer beval hier cp, det zine bloedverwanten en het ganfche Hof hunne beste klederen zouden aantrekken, en zich tot den ontfangst van den Lord gereed houden en wag- ten tot dat de Keizer zelfs verfcheeu. — De Keizer kwam kort daar na in perfoon , en beval, na dat hij zich in zijnen rijkszetel gezet had, den Hoek Sm* om den grooten Engelfchen Mandarijn Lord Macartney te verzoeken van binnen te komen. De Lord kwam hier op binnen, zijne geloofsbrieven vcor zich houdende om ze den Keizer aan te bieden. De Keizer gaf bevel, dat een zeer bejaard Mandarijn zijns Hofs, Htltk Chune Un genaamd, het papier van den Lord overneemen en het leezen zoude. De Mandarijn las uit deze papieren, dat de Koning van Engeland negentien verfchiliende anikulen van Engelfche raanufactuurenwerken den Keizer van China ten gefenenken overzond. De Lord wendde zich hier op naar den Keizer, na alvorens volgens de Chineefche manier het hoofd nege_maal ter aarde gebogen te hebben. De Keizer liet hem nu op eenen doel aan zijne linker zijde neerzitten, (zijnde de H ■ groot»  zï6 REIZE DER GEZANTEN VAN grootfte eere die men een Gezant van het Hof van Peking kan aandoen,) deedt hem een kop thee aanbieden, en dronk zelfs een kopje met hem. Na verloop van eenigen tijd begaf zich de Keizer ter middagmaal, ea gebood dat vier zijner grootfte Mandarijnen met den Lord zouden fpijzen. Na het middagmaal kwam de Keizer te rug; als ook de Lord met de vier Mandarijnen, welke den Keizer zijnen dank voorde genoten maaltijd betuigde. De Keizer verzogt hem, zich op zijne vorige plaats neder te zetten, en fprak hem vervolgens dus aan. „ De Koning van Engeland heeft mij door u negentien verfchillende artikulen ten gefchenke doen toekomen ; heb de goedheid om ze in mijn Paleis te bezorgen"; waarna de Keizer opftond en zich weg begaf. LIJST der GESCHENKEN. Een Planetarium. Een paar Waereldglobes. Een Thermometer. • Een paar Mechanifehe Stoelen. Twee groote Metalen Canonnen, Een fles Phosphorus. Een prospect van Windfor. Een Tapijt van Gouddraad. Twee groote wolle Voettapijten. Twee  ENGELAND NAAR CHINA. u? Twee met goud gedikte Zadels. Een Zomerkoets. v Een Winteftoets. Tien breede Zwaarden. Een' paar kostbare Kaarskroonen. Een rijk verfierd mod*l van een Oorlogfchip van ico frakken, UIT EEN LANDSCHAP, SIÏJL0 GENAAMD. Een paar Elephantcn. Een vogel, die daaglijfcs 5c pond zaadkoornen eet. v Een ftuk Stof, dat wanneer het vuU is, in het vuur wordt gelegd en zich zuiver brand. UIT SENGADEN. Vier zeer kleine Honden. Een Vogel. Drie Arabifche Paarden, die door het water kunnen gaan. Twee groote Spiegels. Twintig zeer fchoone Engelfche Mesfen. UIT COCHI N-C H I N A. Twaalf Chineefche Godsbeelden van Sandel» bout. . Een zeer pragtig Bedgeftel. Een zeer kleine Elephant van 14 duim hoog. Twee honderd Hukken grof doek. ö 5 UIT  tiS REIZE DER GEZANTEN VAN UIT G O A. Een zeer fchoon Speel-Uurwerk. Twee honderd kleine Figuuren met Uurwerken. Eene groote voortreffelijke Marmerplaat. Een paar zeer fchoone Vogels. UIT JAPAN. Twaalf zeer fchoone Vrouwsperfoonen, alle jonge meisjes. Drie zeer fchoone Paarden. •Een groote fnoer Koralen. Een ltuk van een Koraal. 0 UIT PORTUGAL. Een fchoone Chineefche Lijfgesp. Een paar middelmatige groote Paarlen. Een Chineesch Veder-Wambuis. Tien groote Strijd-Lanzen. UIT HET LANDSCHAP TOYEE. Een Mannelijke en eene Vrouwelijke Dwerg. Een Tijger. Eene Vrouwelijke afgebeelde Godheid. Een paar Paarlen. Een kistje met Geneesmiddelen voor blinden» BIJ-  E! .'GELAND KAAR CHINA. tij EIJVOEGZEL cr FRAGMENT, tnT EEN BRIEF, GESCHREVEN CTT CANTOH DEN SS. JANUARI! I."94. ao. r'overcber kwam Lord Macartney met zijn gevclg in Csnton te water aan. Ik was niet weinig verwonderd over de groote toebereidzelen, die men verfcheiden weeken voor zijne eankcrnst om hem te cntfangen maakte. De troepen mcesten zich aanhoudend oefrenen. Een huis, zo pragtig als ik nog nimmer in China gezien had, werdt op bevel des Keizers voor den Gezant in gereedheid gebragt. De huisfieraaden en de verfierirgen waren ten deele Engelsen, ten deele ook Chineesch. Daar was eenen zodznigen overvloed van levensmiddelen) bijeen verzameld, dat het Gezantfchap hetzelve, geduurende zijn verblijf, onmooglijk konde verteeren. De vocrnaaralte Lieden des Land" maakten den Lord hunne cpwagtiug. Den oever was 2an alle zijden met troepen bedekt, en da H 4 W'  tao REIZE DER GEZANTEN VA^ Rivier was vol gewapende booten, welke alle bii de aankomst van den Lord hunne evolutien maakten. Op den weg naar zijne verblijfplaats was een Chineesch leger opgeflagen, de ganfche weg was op de Chineefche manier met verfchil3ende foorren van zijde ftoffen en lakénen bedekt, en ten einde de Lord geene ntoeijelijkheid bij zijne landing mogt hebben, zo werdt er een brug gemaakt, die zich bij de honderd ellen ïn zee uirJïrekte, en cp het pragtigst verfierd was. De eer/te dag van des Gezants aankomst werdt er op 's Keizers bevel een grootmiddagmaal gegeeven. De tweede dag omhaalde hem de Vice-Koning van Canton en alle grocte Staatsbeambten , welke te gelijk met hem den maaltijd hielden. Éen week te voren hadden, zich deze leeds in het gebruik van mes, lepel en vork geoeffend. Op den derden dag gaven de Kooplieden van Canton ^ Gezant ook een groo: middagmaal, waarbij echter niemand hunner tegenwoordig was. Ik vermoede, dat de Lord zulks niet wilde veroorlove. Op kerstijd fpijsde de Lord in de Factorij «fer Compagnie, waarbij tevens de meeste Officieren der Compagnie verzogt waren. De Lord was zeer wel, doch toonde geene de minfte tevredenheid over den uitflag zijner zending. Hij Jiad in de daad te Peking niets uitgericht dat tot voordeel van Groot-Brittanje of de Compagnie kon ftrékken. Het eenigfte dat hij verkreeg, was  ENGELAND NAAR CHINA. mi was een Keizerlijk bevel, dat alle onder de Regecrjng flaande Beambten, drie maanden in fcet aar, wolie doffen moesten dragen. Gedurende al dien tijd, dat ik in China geweest ben, heb ik nimmer eenen zodapigen ftiifland in den handel befpeurd, als ten tijde toen het Gezantfchap aankwam. Men konde geen Europeesch handel-ariikul voor zijnen gewoonen prijs verkoopen, en het geld was zo zeldzaam, dat allen handel als dood lag. Men dagt dat Lord Macartney flegts eenige dagen te Canton blijven, en dan naar Macao zoude vertrekken. Het fchip Lion lag dieper het Rijk in, dan men tot nog een oorlogfehip had V-roorloofd, naamlijk te Whampoc. Ik vermoede dat de Chineezen in Canton zo naarijverig over den Lord waren, dat zij den tijd van zijn verblijf aldaar bepaalden. Zij gaven hem zijne wooning aan de overzijde der Rivier, doch hoe zeer bedugt zijnde, dat hij zijn woonplaats in de Had rr.ogt verkiezen, hadden zij het gewillig woeten toeftaan, wanneer hij zulks had goedgevonden , wijl hij daar toe verlof van den Keizer had verkregen. De Chineezen betoonden de Engelfchen zo veel acht:rg, dat er niemand van het fchip aan de wal trad, of hij kwam met een gefchenk weder te rug. Toen ik eens gewag maakte van de groote kosten, die dit GezantH 5 fchap  las REIZE DER GEZANT. NAAR CHINA*. fchap aan den Koning van Engeland veroorzaakten; verzekerde men mij daar en tegen, dat het den Keizer van China op een millioen piaster» »e ftaan kwam.  WAARNEMINGEN op eene REIZE naar MAINTZ, in een BRIEF aan een VRIEND. DOOS. C. HE1NEK.& Augustus i~p3. (jij verwonderd u, waardite vriend! dat ik u mijn voornemen, om een reis naar Maintz te doen, niet gemeld heb- Hoe kon ik dit doen, daar ik den avond voor ons vertrek hier eers: toe befloer? Twee vrienden zciüen ffiij op der. 95* Julij-  ja* WAARNEWINGÈN GP EENE Juli}., | dat zij Vöornèn-.cns waren om Maintz te gaan zien. De gelegenheid cm. met goed gezelfchap te reizen, wekte bij mij en in den Heer N. de lust op om - - - - r-e: zie: z:~z e: z ze : zez Z t: joage -wow» das hem aa eerst karna bezoekez, szz :z ze: zezeei - e: r^zzie :e: -ee:e:.:":i*;"": ver'z-r.ïz. zzz-*z:i-z w de li* 1 uJkjLuaB aoaaaav — Het azr^: der «eer cf aczz be:cbaz:z;_e zzzzea is xeer groet.. Eea adjaer ara aiVa aoeade aas. » sja mmks de loop aas een kleine kngel, dks i7-=s= 'Zt zzzz. z; : =-._ v:rz::eï e:z kamer, van welke et net bootwerk haê fcaacng* had, jay •*dea graad geral- ka,weder i|y tiinai iia^ajade - = _: zz ": . e~ ze -Z-Z . ez . zi z: : ze-: .zzz zer veimjaderfi k, da er, gcxienravic de 'rt ezeaasbkct ian 17 of 18 perVncZ ie: zzzre :z zz ze: le.^z zeizzzez Zz z- £ew: rz ez. Zosder aergesjkea ajeaaiser als de afgebrande gebaaaaea te Macaca ia bet gszzzx der hadSaoeli rtft-'---^- i.= ea E^'i^om , act beiiaüirwea I ▼*  J3© WAARNEMINGEN OP EENE van Costheim, en de overblijffelen der Favorite enz. Reeds voor Hochheim zagen wij in de reijen der notenboomen, waarmede de velden nabij de wegen omzoomd zijn, verfcheiden openingen en uit de koornvelden kleine groene takjes opfchieten , die, volgens het zeggen van onzen voerman, ilitfpruitfels der omgehouwen vrugtbomen waren, dit werdt door de veele ftammen en ftronken, die wij langs den weg zagen leggen, bevestigd. Zo dra wij te Hochheim aankwamen, zo ontdekte zich voor onze oogen alle verfchrikkelijke toneelen der verwoesting, en maakten op mijn gemoed veel meer invloed dan alles wat mij in het vervolg voorkwam. Wij zagen de rijke wijngaarden van Hochheim door fchanfen, loopgraven en batterijen omgekeerd. De heerlijkfte wijnbergen waren vertrapt en met onkruid bewasfen, de verwilderde wijngaarden lagen zonder ftaaken op den grond uitgerekt of ten prooi van den wind overgelaten. De tallooze reijen van vrugtboomen voor Costheim en Kasjïl waren uitgerooid, de tuinen vernield, de koornvelden ledig en treurig, Costheim in asfche, de toren van den Dom verbrand, de plaats, waar eertijds de Favorite praalde, doods en ledig, en de weg met weenende grijsaards, vrouwen en kinderen uit Costheim als bezaaid. Hoe veele jaaren moeten er nog verlopen eerde bronnen der traanen, die zedert de belegering geweend zijn, opgedroogd zullen wezen jiofi voor. dat Costheim uit zijne asfche zal  REIZE NAAR MAINTZ. ï$t ea! oprijzen; de tuinen, wijngaarden en vrugtboomén weder in hunnen vorigen bloei zullen ftaan? Doch tuinen en velden zullen eerder, zo als voren, groei jen en bloeijen, dan de inwooners van Maintz tot hunnen vorigen welftand zullen kunnen geraaken. De rijkdom der aanzienelrkfte burgers beftond nog meer als die der (liften en kloosters, in wijnen. Verfcheide kelders of magazijnen van wijnen zijn, geduurende de berenning en belegering der ftad, zonder de minfte fchadevergoeding ledig gemaakt, en zij, die voor hunne wijnen nog geld omringen, kregen voor wijnen, die 30000 ft. waard waren, maar 9000 ft. Het guarnifoen van Maintz gebruikt daaglijks 10, zo anderen willen, wel 25 ftukken wijn. Op de terugreis kon ik niet voorbij om den wijnberg agter de Dorndekenij te bezigtigen, hier, waar de bloem der Hochheimcr wijn wascht, en waar ik eerti ds door natuur en vriendfchap zo veel vermaak genoten had, waren ook fchanfen opgeworpen, en men had er loopgraven willen maken. Ondertusfchen was deze wijngaard de eenigfte omftreeks Maintz en Hochheim, waar van de ranken weder gefchraagd waren en de grond gezuiverd was. Met blijdfchap hoorden ik ook dat het Wijnmagazijn van den Domdeken van Fechenlach door de Franfchen niet was aangetast. De eerrte dag deden wij reeds eene wandeling buiten de Gaupoort, waaromtrent nog 5000 I n man  Jja WAARNEMINGEN OP EENE man Hesfen gelegerd waren. Hier lieten wij ons, bij gebrek van eenen geleider, onderrigten, betrekkelijk de werken der Franfchcn en de batterijen, waar van de ftad het meest befchoten was geworden. De Karelfchans had weinig, maar de Albaniefchans veel geleden. De Pruisfche fchildwagten gedoogden niet, dat wij in de gragten der laatfte fchans traden, om de befchadigingen en inftortingen naauwkeuriger te zien. Ik verheugde mij nog de overblijffels der Kapel te befchouwen, waarin ik weleer zo veel vreugd gefmaakt had. Deze Kapel was niet alleen om verre gefchoten, maar door liet geweld der kogels lag zij door de ganfche fchans als verftrooid. Hier konden wij ons een goed denkbeeld van loopgraven , fachinen, fchanskórvetv, en het gebruik en zamenftelling van beide maken. Bijna in dezelfde rigting met de Pruisfche batterij was de groote Oostenrijkfche aan deze zijde van Weisfenau, welke men op de plaats van het vorig Caithuizer klooster zien kon. Van djt fchoon en uitgeftrekt gebouw ziet men naauwelijks een overblijffel meer. De Favorite is ook tot op haare fundamenten vernield; eenige Basfons en Terrasfen is het eenige dat nog is overgebleven. De geheele tuin was met puin en fieen bedekt, waar tusfchen hier en daar een klein boompjen treurde. Het is onmoogliik de gewaarwordingen wit te drukken, die zulke toneelen doen geboren wor-  REIZE NAAR MAINTZ. 133 worden, en het zou overvloedig zijn om de denkbeelden van elk gevoelig hart bij eene zo^ danige befchouwing te willen affchetfen, Wanneer men in de naast bij de"fta>i gelegen batterijen ftaat, zoude men geloven,-dat mén de ftad in weinige dagen zou kunnen plat fchieten; cn befchouwd men daar en tegen de agterfte batterijen bij Hochheim, dat een uur van Maintz af ligt, zo zou men het bijna voor onmooglijls houden, dat men zelfs door middel der grootfte ftukken Kasfel met kogels kan bereiken. In het eertijds zo fchoone vlek Costheim, waar veele Adelijke eu andere aanzicnelijke familien uit Maintz hun zomerverblijf namen, ftaan in alles nog maar zes huizen. De ftraaten zijn door het gefchut onbruikbaar, en men wordt er enkel inde doordeFranichen gemaakte loopgraven omgevoerd. De meeste inwooners hebben hunne woonplaats verhaten, De overgeblevene leven in de kelders hunner vorige woningen; waar men zich keert of wend ontmoet men kinderen met gefcheurde klederen', die om een aalmoes fmeeken. In de ommeftreekën van Maintz, en zelfs op de ftraaten dier ftad, zwerven vreemde landftroopers, die door het voorgeven, dat zij in Costheim alles verloren hebben, een gedeelte der liefdegaven aan die on* gelukkige inwooners ontroven. Wij hebben, in verre na al de aangelegde I 3 wer»  ï34 WAARNEMINGEN OP EENE •werken der Franfchen niet gezien. Wij bezogten alleen maar hunne werken in Kas/el, Costheim, op den Main, of op de anders zogenaamde Rheinfpitfe, Weifenau, Zahlbach, Peter/au en de Etifabeth- en St. Alhanfchans. De werken, die wij zagen, zijn alleen zo talrijk en uitgeftrekt, dat men zich verbeelden zou dat ioooo of 20000 menfchen niet in ftaat waren om ze in een jaar tijds in orde te brengen. De verfchanfingen bij Kasfel en Peterfau worden door kenners het meeste bewonderd. Deze zijn naar het plan van Erkemijer aangelegd, en hebben in de daad de hoogte van gewoone huizen. Het kunftige van deze werken kon ik niet beöordeelen, doch zö veel kon ik begrijpen, dat zij den maaker eer aandeden. Al hadden de Franfchen niet alle boomen omftréeks Maintz, om een ruimte te maken, nedergehouwen, zo hadden zij het -moeten doen, om hout voor de pallisfaden en verhakkirtgen voor Kasfel en de overige werken te bekomen. Tusfchen de verhakkingen en de pallisfaden van Kasfel waren 70 a 80 bomketels in den grond gegraven. De belegerden hadden waarlijk het oogmerk eenen arm van den Main om Kasfel heen te leiden, en men was er reeds werkelijk een goed ftuk mede gevorderd. Dan, geduurende de belegering mangelde het waarfchijnelijk aan tijd en handen om dit werk uit te voeren. Of men hieldt  REIZE NAAR MAINTZ. {% "hieldt het voor onnodig, wijl de ftad niet van de Kasfelfche, maar van de tegenoverzijde het fterkfte werdt aangetast. Volgens het eenftemmig getuigenis was het gevaar, de fchrik en de bekommernisfen der inwooners in verre na zo groot niet als men zich buiten de ftad verbeeldde. Zeker verwekte de eerde hauwitzers, gloeijende kogels en bomben, en de daar door veroorzaakte brand en fchade eene groote ontfteltenis en vrees; maar zelf-; de eerfte febrikken hebben niet altijd nadelige gevolgen. Dit bleek hier in Maintz. De dochter van een mijner vriendinnen had zedert verfcheïde maanden een flepende koorts. Van deze koorts werdt de zieke op eenmaal door een fchrik over eenen nabijzijnde brand verlost. De koorts bleef weg, en die dochter verklaarde, dat zij in haar geheel leven nooit beter geweest was dan geduurende de ganfche belegering. De bomben konde door hunne zwaarte niet verder dan in naast bij de wal zijnde ftraaten geworpen worden. De hauwitzers hadden de groote van 36 fg kanonkogels. De eerfte hauwitzer viel op de Domplaats, juist toen de ganfche Franfche Generaalftaf aldaar vergaderd was, en doodde den Generaal Le B/ou, wijl hij zich niet, gelijk de andere Franfche Officieren deden, op den grond wilde uitftrekken. De gloeijende kogels waren bijna de hauwitzers in form en groote gelijk, en met eene onbekende aanftekende materie gevuld. 14 ZÜ  x$S WAARNEMINGEN OP EENE Zij maakten in hunne vlugt een gedruis als het gedruis vaneenen Herken waterval, en fleepten eenen langen vuurigen ftaart na, waardoor zij het aanzien der pragtigfte Rakkette hadden. Men durfde deze gloeijende kogels in het eerst niet naderen, wijl men ze tevens voor verbrijzelende hauwitzers hieldt, en dagt dat ze niet met water te blusfchen waren. Doch men ontdekte fpoedig deze dubbelde dwaling, en van dien tijd af werden er honderden van zulke kogels zelfs uitgebluscht. De belegeraars fchotcn gewonelijk naar een beftendig doel of naar zekere oorden der ftad. Zo dat de inwooners, die hier van Verwijderd waren, even zo onbezorgd en gerust leefden als in vredenstiiden. Telkens begaven Zich de inwooners in zulke kamers of gedeelten van hunne huizen, waar in zij dagten veilig te zijn. Het ergfte van alles was, dat de belegeraars voornaamlijk 's nagts fchoote'n, waar door zij terftond den brand in de ftad ontdekten, en dan onophoudelijk met hauwitzers naar die plaat* fen vuurden, om het blusfchen van den brand te beletten. Desniettegenftaande zag men zelfs vrouwsperfoonen, vier of vijf dagen na dat de belegering aanvang had genomen, de gloeijende kogels, als waren het vuurwerken, met vergenoegen ftaan te bekijken. De verfchrikkelijkfte brand in Maintz was die van het Dahlbergfche. en Ingelheimfche Paleis, Dc gewigtigfte was echter die van den Dom- Belegeraars en beleger-  REIZE NAAR MAINTZ. 13? gerden waren door het ontzettend, maar echter verwonderlijk gezigt, dat de brand van de Domtoren opleverde, even zeer getroffen. Volgens het algemeen gevoelen i5 er misichien op de ganfche aarde nooit een verfchrikkelijker vuur gemaakt geworden, dan indien nagt, toen Costheim v^n alle batterijen der Geallieerden eerst befvhotcn en vervolgens veroverd werdt. In den tijd van een en een halfuur, of ten hoogftea zeven kwartier uurs, fchoot men, zo nun wil, 4 a 5000 hauwitzers en 9 a 10,000 andere kogels in Cosihtim. Door het brandende Costheim werdt het flagveld der Geallieerden en Franfchen zo verligt, dat men zo wel van Maintz als uit het leger der Geallieerden de bewegingen en bijzonder het aar.rukken en afdeinfen der vegtende partijen duidelijk onderfcheiden kon. Geduurende de kannonnade fchudde de grond, als of er een hevige aardbeving plaats had. Dat het in de belegerde ftad niet aan benodigd, heden mangelde,blijkt alleen daar uit,dat noch onder de inwooners noch bij het guarnifoen, zelfs niet in de hospitaalen, geene gevaarlijke aanfteekende ziekte heerschte. Toen wij in Maintz waren, openbaarde zich de loop, doch deze ziekte was niet kwaadaartig. Graanen, rijst, wijn, koffij, thee, en andere kruideniers waaren lUZ men in overvloed, ten minften genoeg voor handen. Verfche melk waser zo fchaars, dat voor 30 veel als een mensch 's weeks voor zi.n koffij I 5 I*  ïg* WAARNEMINGEN OP EENE gebruikte met twee gulden moest betaald worden. Versch rund- kalfs- of hamelenvleesch iion men -in de laat'fte maanden in het geheel niet meer bekomen. Men geeft de Commisfarisfen der Nationaale Conventie de fchuld, dat zij bij de overgave der ftad nog een groot aantal koeijen voor hun zeiven over hadden, in ftede van die vóór de zieken tot vleesch-foupe te hebben laten Aagten, en dat zij overal, daar ze wisten dat een fchaap of kalf was, fchildwagten plaatftetï, óm die voor hun te behouden. - Paardenvleesch was zelfs maar zeldzaam te bekomen, en Wanneer men het nog al kreeg, dan moest men een kleinen daalder voor een 'pond geven. De fmaak van het paardenvleesch zou, zo men wil, naauwelijks van het rundvleesch te onderfcheiden zijn, ook is het niet fe zwaar om te verteeren, inzonderheid als men het in azijn gelegd en fterk gepeperd heeft. Bij de overgave der ftad hadden de Franfchen nog 2000 paarden, van welke zij ten minften drie vierden zonder fchade hadden kunnen ontbeeren. Een paar duiven kosten twee gulden; een. goed hoen een halve carolin, een fg olie of tonnen-boter eene gulden, en een fS verfche boter moest twee Leeuwendaalders gelden. Had men hier of daar nog een ham, zo fneed men een fchijfjen over het eeten om ten minften nog eeni'gfins den fmaak van fpek te hebben. Toen Merlin de Pruisfifche Generaalftaf een morgen- ont-  REIZE NAAR MAINTZ". ftntbijt gaf, rooe't hij voor eecèti kalkoerfchen haan honderd livres betaalen. Onder de belegeraars hebben zich de Hesfen bij vrienden en vijanden de grootfte bewondering en algemeene achting verw rven. De Franfchen waren eerst (uit hoofdé van het gebeurde te Frankfort') tegen de Hesfen het meeste verbitterd, doch-zij leerden fpoedi» hunne dapperheid bewonderen, en tevens hunne menschlievendheid beminnen. Het grootfte gencegen op de ganfche reis g^f ons het gezfgt dezer lo& waardige krijgslieden, in wier gelaat en ligchamen men eene beftendige gezondheid, ware fterkie, heldenmoed, en tevers eene befcheidene, beminnenswaardige zagtheid zeer duideMjk befpeurde. OfBeieTen noch foidaten hadden met het geringfte teken van het geen men een foidaten gezigt noemt. De He«fen hadden voor Maintz en in Champagne de minfte zieken. Een bewijs, even zo overtuigend van het goed gedras der gemeenen als van de zorg, welke hunne Bevelhebbers en Wondheelers voor bun droegen. Wijl ik de dappere Hesfen zelfs gezien had, en hunnen wel verdienden lof op de plaats van het gevegt zelfs had hooren uitbazuinen, zo betreurden wij op onze te rug reize nog des te meer, dat er eenige honderde dier dappere krijgslieden, door verzuim van de nodige maatregelen, voor de nieuwe poort te Frar.hftrt wareo gefneuveld. Voor de poort  lp waarnemingen op eene van die ftad wordt thans een gedenkzuil voot dc Prins van Hes/en^Philipftal opgericht, r. „Geheel vreemd kwam het ons voor, dat wij \x\-Mainiz zo veele Franfchen ontmoeten. VeeIftn padden het aanzien van ziek te wezen of kortelings ziek geweest te zijn. De meesten intusfchen hadden een gezonde kleur, en echter Karen z;j, bij het uitmarcheeren der laatfte colonne, nog zo zwak, dat zij hunne fpitsbroeders niet konden volgen. Pruisfen, Hesfen, noch de inwooners van Maintz deden de overal rondwandelende Franfchen geene de minfte belediging aan. Integendeel waren de ingezetenen met het gehouden gedrag der Franfchen in het algemeen wel te vreden ; en zo zij al te klagen hadden gehad, dan was het over de Nationaale vrijwilligers geweest. Ik hoorde van verfchillende ingezetenen, dat al het geen zij voor het onderzoek en de grijpende handen van het Com~. mitévan waakzaamlicia gered hadden, zij alleen aan d,e edelmoedigheid der Franfche Officiers moes. ten dank wijten. In het begin van het bombardement hadden twee Officiers, die in het huis van een mijner vrienden hun verblijf hielden, de goedheid, om de beste goederen van mijnenVriend te, bergen, het geen dies te lofwaardiger Was, onv-dat zij hem (die reeds te voren de ftad verJieQ niet dan door aanbeveling van eenen anderen Officier kenden. Dezelfde vriend had bij üijn vertrek de gewigtigfte panieren van een gees-  REIZE NAAR MAINTZ. 141 geestelijk Stift in bewaring eener vriendin overgegeven. Het Commité van waakzaamheid hoorde zulks, en vermoedde tevens dat zij ook geestelijke goederen onder haar had, des zij een onderzoek moest ondergaan. De weduwe hieldt ongemerkt de afgezondenen van het Commite' zo lang onledig, tot dat zij de onder het bed verholen papieren aan eenen bij haar in kwartier liegenden Overften had overgegeven, dicze zo lang in zijne bureau bewaarde tot dat het gevaar over was. Kort na dat de ïhd belegerd was werden eenige honderde vrouwen deel* goedwillig, deels gedwongen, de ftad uit gezonden. Daar nu de belegeraars dachten dat zich de Franfchen van dezen hoop vrouwen ontdaan hadden, ora de levensmiddelen te fpaaren, zo wilden zij deze fmeekende en hulpelooze fchep». zeis niet aanneemen. Na hun vertrek had de Commandant van Maintz bevel gegeven, om deze uitgewekenen en weggezonden, wanneer zij zulks goedvonden, niet weder in de itad te laten komen, Deze ongelukkigen, die van wederzijde werden afgewezen, moesten nu bijna zes en dertig uuren lang in eenen aanhoudenden regen, zonder eenig of ten minften toereikend onderhoud onder den blooten hemel verkeeren. De Generarl d'Oyxe' bleef bij zijn befluit om ze niet weer in te neemen. Dan de Franfche foidaten in Kasfel, geroerd door hunne jammerklagten, konden de elende van deze verlatenen niet langer  i-43 waarnemingen op eënë ger aanhooren, maar fchooten toe om voof deze van koude en nat verkleumde vrouwen holen of kuilen te graven, in welken zij zich tegen regen en wind konden befchutten, en gaven haar mantels en zadels om zieh te verwarmen. Veele voerden vrouwen en dochters, als ware het de hunne, weder te rug, en zagen bij deze menschlievende keus minder op fchoonheid dan op behoeftigheid. Jonge krijgslieden voerden oude matroonen, en oude foidaten jonge meisjes aan den arm in hun leger. Meer als een derde dier verwezene vrouwen waren al reeds in hunne huizen te rug gekeerd, toen eindelijk de Commandant veroorloofde om weer in de ftad te komen. Onder de Franfche troepen in Maintz werden de jagers te voet en te paard, om hunne onverfchrokken dapperheid, zeer geroemd. Uit het jager-corps, dat 100 man uitmaakte, was het Legioen de Merlin getrokken, dat deze Commisfaris der Conventie altijd als eene wagt gebruikte, wanneer hij iets gevaarlijks moest onderneemen. De Chasfeurs a Chcval vogten nie.t op den houw, maar op den fteek. Hun aanval was bijna altijd onfeilbaar. Eenige dezer jagers, die wij zagen, onderfcheidden zieh van alle andere Franfchen door hunne grootte en door hunne krijgshaftige houding. Onder de 35000 Franfchen, die er bij de berenning en belegering van Maintz in die ftad: waren, bet Yoa-  REIZE NAAR MAINTZ. le¬ venden zich 6 a 7000 man troepen van linie. Deze onderfcheidden zich minder van de Nationale Gardes door hunne dapperheid dan duor de bevelen hunner bevelhebbers beter te verHaan en uit te voeren, dan deze. Het overvallen van het He.-fisch leger bij Hochheim en dat der Pruisfen bij Marisnborn zouden ve*ei beflisfender geweest zijn, wanneer de Nationale Gardes bij den aanval op de Hesfen niet op eik-anderen gevuurd, noch bij dien op de Pruisfen1 niet te vroeg gezongen hadden. De Franfchen zongen en fpeelden immer fa ira en den marsch der Marfeillaanen even eens of ze wonnen of verboren. Bij de overgave van Maintz waren er nog 13000 a 14000 ftrfdbare manfehappen en 2000, zo zieken als gekwetften over. In de Franfche hospitalen heeft men eene prijswaardige zindeli.kheid, zorgvuldigheid en geneeskundige behandeling opgemerkt. Eene nieuwsgierigheid,die wij met alle vreemdelingen deelden, noopten ons om fommige van deze Franfchen aan te fpreeken. Niemand der geenen, met weike wij fpraken, droeg eenige kennis van het veroveren van Conde", of dat Flti Uncienffes eerlang zou overgaan, en dat de Royalisten zulke voortgangen maakten, veel min dat de Zuidelijke Departementen den oorlog aan de Conventie verklaard hadden. Wanneer men de Franfche legers volgens de foldaren in Maintzbetrag:, zo bekommeren zich de Franfchen-, die aan  144- Waarnemingen op eene aan de grenzen zijn, weinig om het geen er irf Parijs omgaat. La Nation, la Patrie en la LiIer lc', inzonderheid la Nation, is het, waar voor zij vegten en een Enthufiasmus hebben. Zo weinig zij van de dagelijkfche gebeurtenisfen weeten, zogoed weeten zij, dat de willekeurigheid en ongelijkheid in de lasten geen plaats meer vindt; dat de voorrechten van den Adel vernietigd zijn, en wat verder aanmerkelijk is betrekkelijk Frankrijk. Stem, houding en gebaarden alles wordt zigtbaar vuuriger, wanneer men van de Aristocraten fpreekt. De gevaaren en de ongemakken der belegering icheenen den moed van deze lieden in het minfte niet verzwakt te hebben. ,, Wanneer wij naar Frankrijk te rug gaan, zeiden zij, zullen wij maar een korte poos uitrusten, en dan op nieuw de wapens wederom opvatten. Slegts een eenige, dat een Jood fcheen te zijn, geloofde, dat de Pruisfen immer verder en verder en eindelijk naar Parijs zouden komen. • De troupen van linie en de Nationale Gardes waren vast overtuigd, dat de Franfche attillerie boven alle andere uitftak, en dat de Franfchen thans è Varme blanche, dat is, met bajonnet en fabel onweerftaanbaar zijn. Deze verzekering verzelden verfcheiden met eene beweging, als of zij reeds het geweer velden. Gefcheurd of geplukt gaande Franfchen zijn ons in het geheel niet ontmoet, alle die wij fruiten of brandewijn zagen kopen, hadden geld  REIZE NAAR MAINTZ. 145 geld en fommige zelf veel gemunt geld bij zich. Het onderfcheid van rang en ftand is bij de Franfchen zo zeer weggenomen, dat men het zich naauwelijks verbeelden kan. Het woord Monfieur wordt in het geheel niet meer gehoord; in plaats van dat zegt men algemeen Citoyen. De een neemt den hoed niet meer voor den ander af. Officieren en foidaaten eeten aan eene tafel, en fpeelen met eikanderen. Dit alles is eene nationaale gewoonte geworden, die zich zo ligt niet laat veranderen. In Frankfort was men algemeen van gedagten, dat Maintz het nog verfcheiden maanden zou hebben kunnen uithouden, en dit dacht men in 't algemeen in Maintz zelfs. Meel, wijn, am» .munitie, en zelfs artzenijen had men nog in overvloed in die ftad. aöyré deedt weinig of .niets om de aanlegging der naaste en gevaarlijkfte batterijen te verhinderen, en men befchuldigd hem ook, dat hij het Laboratorium heeft laten in brand fteeken en het foeragicmagazijn vernietigen. Zelfs den geringften lieden komt het verdagt voor, dat de Commandant en zijn zoonen als gijzelaars gebleven zijn. Of Meriin en Reubei even zo fchuldig zijn als d'Oyri; hieromtrend denkt men verfchülende. Eenigen beweeren zulks, anderen ontkennen het weder. De laatfte vermoedden, dat de vrees van niet uitgelaten en gevangen genomen te worden, de beide Commisfarisfen der ConK vea:  ïaó WAARNEMINGEN OP EENE ventie bewogen heeft om eene zo fmadelijke capitulatie te ondertekenen. Niets is valfcher, als dat Merlin (volgens de nieuwspapieren) tot rechtvaerdiging der capitulatie van Maintz in de Conventie gezegd heeft, dat de molens om verre gefchoten waren; dat er geen meel, noch ammunitie, noch artzenijen meer gevonden wierdt; dat de belegerden muizen en katten van honger gegeten hebben, en dat 80^00 man Duitfche troepen Maintz belegerden. Het is onbegrijpelijk, hoe iemand de onbefchaamdheid hebben kan, om dingen te beweeren, die 16000 fpitsbroeders kunnen logenftraffen. Door zulke tastbare logens kan men Merlin nergens te goed toe kennen. Voor het overige was deze Merlin een der dapperfte mannen der ganfche bezetting, en gemeenlijk zelfs aan het hoofd der gevaarlijkfte uitvallen. Dan0 was hij Generaal, dan Kanonnier, en dan Vertegenwoordiger der Natie. In deze laatfte waardigheid betoonden hem de Franfche foidaaten de grootfte gehoor, zaamheid, hoewel zij hem anders haatteden. Gij weet wel dat Merlin eertijds Advocaat in Thionville was? Men zegt dat zijne welfpre. lcendheid uitftekend is. Niemand, die afwezend is, kan zich een begrip vormen, met welk een vertoon van woede men in Frankfort, en nog meer in Maintz, van de Clubisten fpreekt. De bedaardfte en zedelijkfte lieden ontzagen zich niet om alle foorten varj  REIZE NAAR MAINTZ. i4? var, asr,: ;-:r,gen, fcheldwoorden en laage uitdrukkingen zich tegen de Clubbisten te veroorloven. Den affchuw van de aanftookers en ontvlammers des vuurs van tweedragt en geweldadigheid is niet te misprijzen, maar de benaming, die men deze menfchen geeft, is doorgaans verkeerd. Het was de Ciub niet, die kort na de verov.ring van Maintz opgerigt wierdt, maar wel het G^mmité van waakzaamheid, het welk de inwooners van Maintz dwong den eed -van trouw te zweeren, en die geenen, die niet wilde zweeren, de ftad deed verlaten, hunne zaaken verzegelen, verbeurd verklaren, en onderzoek liet doen, onder welk voorwendzel de grootfte mishandelingen gedaan en de fchandelijkfte dieverijen gepleegd wierden. De Club werdt terftond bij den aanvang der blokkade van het Commitó san waakzaamheid opgeheven. Terwijl er veele regtfchapen mannen in waren, die zich tegen de uitvoering van het decreet van 15. December, en de daar uit geboren dwangmiddelen en willekeurigheden verzetteden. Merlin blijft bij den grondregel, dat men de Franfchen moet dwingen om vrij, en naar de Franfche denkwijze, gelukkig te zijn. Deze grondregel heeft Merlin naderhand in de Conventie zelfs verworpen. De Commititten maakten dezen grondregel op hunne eigen medeburgers toepasfelijk, en hier uit ontftonden al die gruweldaaden, die in Maintz gepleegd K a zijn  143 WAARNEMINGEN OP EENE zijn geworden, en waar door alle de gemoederen, men moet niet zeggen tegen de Clubisten, maar tegen de Commitisten, zo onverzoenlijk, zijn. Veele dezer werktuigen van een willekeurig gezag maakten zich even zo gehaat bij de Franfchen als bij hunne vorige medeburgers, en het is waarfchijnlük, dat döyró de Clubisten daarom in de capitulatie niet uitdrukkelijk begreepen heeft. De geenen, die aan de Clubisten of wel Commitisten de zwaarfte doodftraf zouden hebben kunnen zien uitoeffenen, verfoeijen nogthans de trouwloosheid, waarmede de Franfche Generaal de meeste Duitfche aanhangers verlaten had. Alle Commitisten, die met de eerlte colonne vertrokken, kwamen ongemoeid door. Onder anderen de Profesforen Dorsch en Hofman, en de gewezen Kastelein Rafel. De laatfte reedt in eene pragtige huzaaren-uniform tusfchen Merlin en den Generaal Dubajct, die de eerfte colonne van *- tot 8000 man commandeerde Toen deze colonne in Marienborn de Pruisfen voorbij marcheerden, zo maakten eenige burgers uit Maintz de mine als of zij er Ruffel wilde uithaalen ; doch terftond riep Dubajet, met eene ongemeerie forfehe (tem, onder eene even zo beduidende zwenking van zijn degen: Je compte fur la loyauté du Roi de Prusfel Hij herhaalde deze woorden tot drie maal toe; keerde zich toen aaar zijne troepen, en commandeerde,/w ordi- nai-  REIZE NAAR MAINTZ. 149 ncirc, fat Uni, filcr.ce. Hier op kwam deHertog van TVcimar voor het front, en verzekerde Dubujet, dat men de capitulatie in allen opzigten ftiptelijk zoude naarkomen; waar na de Frarfchen met hunne aanhangers vredig voor bij trokken. Met de tweede colonne ontkwamen er ook nog verfcheiden Clubisten. Maar bij de laatfte colonne deeden de burgers van gelid tot gelid onderzoek, rukten er alle Ciubisten, die zij kenden, uit, en mishandelde hun op eene onbarmhartige wijze. Verfcheiden hur.ner werden door de Franfchen zelfs, zo men verhaald, al fpottender wijze uitgegoten. Sommigen hadden de onvoorzigtigheid, cm niet eer te vertrekken voor dat de laatfte colonne uittrok, wanende dat zij niets te vreezen hadden,, en dat men hun niets nadeligs koude te last. leggen. Volgecs een waarfchijnüjk gerugt zouden alle de geenen, die de Franfchen wildea volgen, uit kragt ven een geheim artikul, tegen de Gijzelaars van Maintz uitgeleverd worden. Bij deze veronderstelling kan men nu gemakkelijk begrijpen, waarom men zo veele gevangenen naar Ehrenbreitfiein gevoerd heeft, terwijl toch de Commisfie tot onderzoek van de zaak der Clubbisten in Maitz bepaald was. Ook laat het zich nu verklaaxen, waarom men het gemeen te Maintz veroorloofde om zeifs ftrar uit te oeffenen. Eene daad waar door anders, de Politie gefehonden, en de rechtspleging^ K 3 in.  Ï50 WAARNEMINGEN OP EENË in het vervolg verdagt gemaakt wierdt; terwijl * onfchukligen hier door in gevaar kwamen van befchimpt en mishandeld te worden. Bij onze aankomst ging de fpraak, dat men den afge-' hakten vrijheidsboom met groote plegtighcd zou verbranden, en de Clubisten, onder allerlei je' hoon en fmaad, hier getuigen van maken. De brandstapel was werkelijk ópgerigt en het Corpus delicli lag er naast; dit bleef den volgenden' dag zo leggen; ieder leefde in hoop dat zulks zou gefchieden. Men vleide er zich mede in Frankfort; dan, na mijne terugkomst in Göttingen werdt mij voor waarheid verteld, dat niets van dit alles heeft plaats gehad. Het opzoeken en mishandelen der Clubisten gong, geduurende ons verblijf in Maintz, nog iïerk voort, en het is te verwonderen, dat er bij de daar door veroorzaakte oploopen maar twee huizen geplunderd zijn. Een dezer huizen behoorden den Heer .... die wel eenige maaien de Club bezogt hadt, doch altijd met voorweeten zijner regtmatige Opperhoofden, en zelfs met kennis van een der voornaamfle Duitfche Bevelhebbers, die hij ook werkelijk de gewigtigfie narigten heeft medegedeeld. Deze man, die niets minder dan een vijand zijner medeburgers geweest was, hoorde,dat een hoop volks tegen zijne woning aanrukte. Hij gaf hier tijdig genoeg kennis van aan den Heer N. N , en verzogt om befcheiming voor zijn Perfoon en goede-  REIZE NAAR MAINTZ* deren. Doch deze aanzienelijke Magistraatsperfoon antwoordde hem, dat hij geen wacht zenden kon, er bij voegende : dat men het volk, voor de ongemakken die het had uitgeftaan, de yoldoening moest geeven om zich zelfs recht te verfchafen\ Het gemeen, onder welke veelt» foidaaten waren, omringde en plunderde het huis, mishandelde den bezitter, en niet alleen hem, maar ook zijnen broeder, een Trierfche Geestelijke, die eerst kortelings gekomen was, om zijne bloedverwanten, des nodig zijnde, met zijn gefpaarde penningen te onderdennen. Vegeefsch riep deze, dat hij een eerst aangekomen Geestelijken was, die, geduurende de belegering, niet in Maintz was geweest. Het gepeupel nam hem honderd du» kaaten, een goud en een zilver uurwerk, een paar zilvere fpooren af, en voerde hem, nevens zijn broeder, onder genadige befchimpingen, weg. Gelukkig ontmoetende de gebondenen in die ftraat den Maintzifchen Generaal, de Heer van .... aan wien de Trierfche Geestelijke zijne onfchuld en die van zijnen broeder voordroeg, waar op die Generaal de volksrechters en hunne medehelpers in hegtenis liet neemen, en de gevangenen in vrijheid ftelde. Men onderzogt de roovers, doch op zodanige manier, dat er van de ontvreemde goederen in het geheel niets weder te regt kwam. - K 4 Aan?  t T.-r* REIZE NAAR MAINTZ. Aangenaamer als deze laatfte anecdote zal u het berigt zijn, dat de Hesfen-Casfelfche dorpen zedert vijf jaaren ongemeen hebben toegenomen, en in allen opzigten zodanig zijn verfraaid, dat ik ze nauwelijks weder kende. Ook ftondt het zaad in het Hanoverfche en Hesfifche hoger en digter als in Wetterau. Op de ganfche reis vonden wij geen voortreffelijker en beterer onderhouden wegen als tusfchen Franfort en Maintz; welke ik, zonder het zelfs gezien te hebben, niet zou hebben kunnen geloven, uit hoofde van het menigvuldig en zwaar artillerie transport, bagagiewagens en andere rijtuigen, welke over dezen weg gevoerd zijn. i Onze wegen waren veel meer bedorven o£ verwaarloost, dan ik ze immer te vooren gezien had.  REIZE van een LIJFLANDER van RIGA naar WARSCHAUW, in 1 7 9 3- Jk vertrok den 30. April 1793 van .Riga, en kwam nog den zelfden avond tot Mitau. De weg derwaards viel mij zeer langwijlig. Men rijdt deels over zand en gedeeltelijk over moeragtige gronden, die hier en daar met laag kreupelhout bezet zin. Gelukkig rijden de Lijf-, landfche Postknegten zo fnel, dat men deze ledige eenzaame wegen fpoedig agter den rug leeft. Hoe nader men bij Mitau komt, hoemeer de bevolking en de vrugtbaarheid van: den grond in het oog valt. Het Slot en ver-' fcheidene aan geene zijde der Aa gelegen' groote en kleine goede huizen, geven 00* tau eenen uitwendigen glans, maar des te K 5 treu-  154 REIZE VAN EEN LIJFLANDER treuriger is haar aanzien, zodra men de poort intreed. Zij heeft wel'lange, breede en tamelijk regte ftraaten, doch zij zijn deels liegt en gedeeltelijk in het geheel niet met fteenen belegd. De huizen zijn meestal van hout, kjein en maar eene verdieping hoog. Men fchat de inwooners op 10 a iaooo zielen; eene voor haaren omtrek zeer geringe bevolking, Van Mitau lot Kalm is 4 mijlen, tusfchen beide deze plaatfen is de grond zeer vrugtbaar. Kalm is flegts een dorp, maar de grensplaats tusfchen Lithauen en Kourland, waar de goederen onderzogt worden. Toen ik voor een en een halfjaar hier door reisde, werdt mijn koffer, ondanks een goed drinkgeld, naauwkeurig onderzogt, veelligt wijl de tolbedienden zulks niet dorsten nalaten, thans echter gaf ik de helft maar zo veel drinkgeld, en men floeg ten rtaauwer noode eenen blik op mijn koffer. Te Kalm verwisfeld men van paarden. Alles krijgt hier een ander aanzien, dan eene halve mijl te vooren. Krucifixen kondigen den Katholijken. godsdienst aan, geregelde dorpen, eene andere re • geeringsform, de taal, eene andere natie, het uitwendig vertoon der ingezetenen, andere cha'tcters. Het postwezen heeft eene geheel an* der© inrigting. De Kourlandfche Postknegt was Wt\ gekleed, zijne paarden waren groot en fterk; de Lithaufche hadt eenen ouden bruinen k-ie! aan, waar door de ellebogen heen ftaken, 5 en  VAN RIGA NAAR WAR SC HAUW. 15? en was barrevoets. De Kourlandfche hadt een gewoone groote posthoorn, de Lithaufche daarefrtegen een kleire, die een elendig geluid' maakte. -De Kourtendfche ververschte zijne paarden, de Lithaufche dreef zijne kleine onaanzienlijke paarden zander barmhartigheid voort,en reed fteeds op eenen galop, flegts zeldzaam, op een draf. De Kourlandfche Postknegt einde- j lijk, ï» flegts bij gelegenheid vriendelijk, daar de Lithaufche Postillion, reeds op hoEderd fchreden afttand, met zijn hoed in de handr ftaat, en rret een gebogen rug naderd, terwijl; hij met'70 Poolfche grofchen meer m zijn fchik. is, dan de Kourlandfche met 60 zulke munt-' ftukken. Van Kalm tot JanUzek i? 3§ mijl. Wij reden', dien weg, die overal vlak was, en ter weder-" zijde fchoone gTaanen vertoonde, in een en een half uur. Janiszek is een onaanzienlijk vlek van flegts 350 elendige houte huizen en 2500 inwooners, en dat alleen om zijne twee paardenmarkten in het jaar beroemd is. Men geeft dit vlek forntijds* den naam van ftad. De Jooden maken hier het grootfte gedeelte der inwooners uit. Zij zijn hier dat ze nergens in de waereld zijn, naamlijk de eerfte en aanziene-' lijkfte lieden. Van hier tot Miczkuc is de weg nog vlak en zijn de akkers wel bebouwd. Ik kwam door verfcheiden dorpen, die men uit de' bcfchrijving van Janirzck gegeven, genoegzaam zal  H6 REIZE VAN EEN LIJFLANDER zal kunnen beoordeelen. Ik merkte op, dat. wen zich om de krucifixen, die overal in dezelve opgerigt waren, niet veel bekommerde.. . Van Miezkuc naar Sz-awel, de naaste ftation, , verheft zich de grond eenigzins, en de weg. loopt afwisfelend, nu eens over kleine heuvels, en dan wederom door fraalle dalen, waar van de eerfte met kleine bosfchen en kreupelhout bezet, en de laatfte met frisfche zaaden bedekt waren. Szawel is, onder de Lithaufche.fteden,een iiitftekende plaats, die van verre zelfs een goed gezicht opleverd, wijl zij eene fteene kerk en toren met eenige groote welgebouwde huizen heeft. Men, rijdt de ftad in, door eene regelmatige ftraat; ter wederzijde heeft men fcoute en fteene buizen, die deels van handwerkers en gedeeltelijk van Jooden bewoond wQrden. Edoch daar niets in Poolen geheel volmaakt gevonden wordt, zo vindt men hier ook huizen die van vooren aan de ftraat fteene en van agteren houte gevels hebben. Nogthans zijn de meeste huizen van hout, en (taan geJieel onregelmatig door eikanderen. De markt is, naar evenredigheid der ftad, zeer groot, en heeft aan de eene zijde goed gebouwde huizen,,de kerk en de hoofdwagt, terwijl.men aan de. linker kant een dubbelde rei van Jooden-kraamen ziet, waar in katoen, laken, glas en broodte koop is. Daar Poolen, als het ware, het vaderland der Jooden geworden is, zo is ook. hier  VAN RIGA NAAR WARSCHAUW. 157 hier hunne ganfche huishouding en uiterlijk aanzien veel beter dan elders anders, en men treft vooral onder de vrouwen eene waare üosterfche gedaante aan: zwart hair, een haviksneus, fchoone zwarte oogen zijn bijna algemeen, en haar gelaat heeft eene zekere indruk makende tederheid, dat men bij de Christelijke bewooners van Lithauen te vergeefsch zoekt. Dat eene menigte mijnen wagen omringden en om een aalmoes vroeg, fpreekt van zelve; eenige Jooden zijn hier handwerkslieden, dat nogthans in Poolen niet algemeen is; mijn Postknegt was ook een Jood. Ik fchat deze ftad op 300 huizen en bijna 3500 inwooners. Van Szawel tot Radziwiliszek vondt ik den weg, hoewel nog ongemaakt, op veele plaatfen voortreffelijk. De Postftation is in een afzonderlijk ftaande bemuurde huizinge, op eenen kleinen afftand van het fteedje Radziwiliszek. Hier bleef ik den nagt, na dat ik in dertien uuren zestien groote mijlen hadt afgelegd. Men vergelijke dit met het extra postrijden in Saxen of Pruisfen, daar de Reizigers, als het ware, zich naar den Postillion en de paarden moeten fchikken. Radziwiliszek is een onbeduidend fteedjen, niet zo goed noch groot als Janiszek, doch wel zo geregeld als Miezkuc. Den volgenden morgen vertrok ik na Szadow\ de weg was goed en afwisfelende, maar hier befpeurde ik voor het eerst de agteloosheid omtrent  ï58 REIZE VAN EEN LIJFLANDEil trent de bosfchen, Szadow is eene ftad bijna zo als alle de geene, welke ik agter den rug had gelaten. De inwooners zijnraeerendeelsJooden, die zich van allerleije koopmanfchappen geneeren. De meeste huizen hebben geen fchoorfteenen. Bufching kon derhalven hier de bevolking niet naar de haardfteden berekenen; ten zij hij voor ieder huis eene fchoorfteen aannam. Van Szadow naar Beyfagoly, een dorp van 200 huizen, was de weg zandagtig, maar niet zo fijn noch diep als de Potsdammer en Berlijnfche. Beurtlings reed ik over heuvels en door bosfchen. Van hier naar Montwidow, ook een dorp, is de weg zanderig, goed gemaakt en met boomen beplant. Kicgdan, eene ftad, die van verre een goed gezigt opleverde en verfcheide fteene kerken en torens heeft, was de eerfte aanzienelijke groote ftad, die ik in Lithauen zag. Ik heb er echter maar drie of vier fteene huizen geteld, alle de overige waren flegts van hout. Hier vondt ik de eerfte Rusfen, het waren huzaaren, welkers verbrande aangezigten en half verflete montering van den eerst onlangs geè'indigden oorlog :büjk gaven. Bij het in- en uitrijden der ftad moest ik mijn naam opgeven. Levensmiddelen en voeder, zeide men, waren hier thans zeldzaam en buitengemeen duur. Men fprak ook met weinig lof van de bewooners van Lithauen. Keidanoï Kiegdan fchat ik op 450 huizen en 5000 inwooners. Van  VAN RIGA NAAR WARSCHAUW. 159 Van Kiegdan kwam ik op Bopt, dat flegts den naam van een dorp verdiend. Buiten dit dorp ligt een aangenaam dal; de weg, dien men aan de linker zijde van het zelve houd, loopt berg opberg af, en is hier en daar zeer gevaarlijk, zo dat mijn wagen moest vastgemaakt worden; eindelijk rijdt men aan de linker zijde van den berg wederom op, en heeft eene tamelijk lange zandvlakte voor zich, van waar men geen onaangenaam gezigt over het onderliggend dal heeft. De omliggende landstreek is deels met dorpen en gedeeltelijk met enkelde huizen bezet. Men komt eindelijk digt bij Kowrta over eenen zandagtigen berg weder in een dal. De eene helft des bergs was met balken belegd, over welke men van beneden naar boven rijdt, en de andere, gefchikt om af te rijden, was in zijne natuurlijken toeftand. Het voordeel van deze fchikking valt terttond in het oog, en ik durf dezelve in alle zanderige bergagtige ftreeken aanbevelen. Is men dezen berg afgereden, zo bevind men zich weder in het dal, digt bij de rivier Wilia, welke men over moet om te Kowna te komen. Even over 9 uuren ftondt ik aan den oever dier rivier, na dat ik zedert 's morgens 6 uuren eene ftreek van 17 mijlen hadt afgelegd. Ik vond hier Rusfen, die in deze Joodenftad in bezetting lagen. Ik noem dezelve alzo, waar zij in de daad geheel van Jooden bewoond wordt, en die hier niet alleen eene Sijnagoge bezitten en  i6o REIZE VAN EEN LIJFLANDER en koophandel drijven, maar zich ook met de noodzakelijkste handwerken onledig houden. Men fchat hun getal op 3000 koppen. Hier voelde ik .voorde eerfte maal weder eenige kleine hindernisfen van een militair beftuur, dat mij in Kourland en Lithauen geheel ongewoon was geworden. De daar zijnde Rusfen hadden ftrikt bevel om niemand na 9 uuren over de rivier te laten, waar over ik echter, na eenig verwijl, met veel moeite nog geraakte. Kowno, welke ftad door de rivieren de Memel .en de Wilia omgeven wordt, is een der oudfte fteden in Lithauen ; de fpooren daar van verwonen zich duidelijk. Behalven de huizen en kerken, in den Poolfchen fmaak gebouwd, heb ik er eenige gezien, die niet onaartig gebouwd waren, zo als onder anderen de gewezen Jefuiten kerk en het Collegie van die orde. Het raadhuis heeft een fchoonen en den hoogften toren van de ftad. Buiten de ftad heeft men door.gaans houte huizen, waar tusfchen hier en daar overblijffels van muuren gezien worden. Kortom, alles draagt blijken, dat deze plaats eertijds veel grooter en meer bevolkt geweest is, dan thans. De Burgemeester dezer ftad, de Heer van Es/en; verzekerde mij, dat het getal der huizen flegts 400 en dat der inwooners 4 a 5000 beliep. Deze ftad is niet onaangenaam gelegen, en is wegens zijne mede, die men hier Lippitz noemt, zeer  VAN RIGA NAAR WARSCHAUW. iSr zeer vermaard. Deze drank, die een aftrekfel van honing is, en wel vijftig jaar goed blijft^ giet men op Cesfen of vaten, daar Hongaarfche wijn in geweest is, waar door zij zulk eenen graad van reuk en fmaak van dezen wijn verkrijgt, dat men een kenner moet zijn, om er niet mede bedrogen te worden. De witfte méde wordt voor de beste gehouden, en wordt doorgaans met ée'n, ook wel met twee dukaaten betaald. Men fchrijft de uitmuntendheid van de Kmvnofche mede boven die geene die elders ge» maakt wordt, voornaamlijk daar aan toe, dat hier de bijen hunnen honing op de lindeboomen vergaderen. Vermoedelijk draagt ook de wijze van behandelen niet weiniger hier aan bij.Ongeveer een half uur van Kowno voer ik over de Memel; van daar reedt ik een berg op, door een zeer verveelend en eenvormig bosch, dat twee mijlen lang was, tot dat ik eindelijk van eenen aanzienelijken hoogen berg in het aangenaam Memeldal afreedt. Hier befchouwde ik de vrugtbaarfte weiden, tusfchen welke die rivier doordroomde, aan wier oever aanzienelijke groote kudden geweid wierden. Hier van daan komt men in het vrije dorp Gog, dat zich van alle de overigen, die mij in Lithauen zijn voorgekomen, zodanig onderfcheidt, als deszelfs toeftand natuurlijk medebrengt. De huizen waren grooter, langer en zorgvuldiger; gebouwd j de tuinen agter dezelven vlijtige* L  ïitt REIZE VAN EEN LIJFLANDER beplant, dg fcnrirtn zonder gaten in de daken, Öe Weg door het dorp niet ongelijk of moerasfigtig, maar effen en welgevloerd. De inwooners hadden een vrij openhartig gelaat en eene bevallige houding, en geenzins eene fiaaffche kruipende dienstvaerdigheid, maar naderden mij zonder vrees, en verwijderden zich ook, zonder eenig acht op mij te flaan. Ik tradt in eenige hunner huizen, waar in orde en zindelijkheid heerschten. In een derzelven werdt mij .door een jongen man, op eene zeer bevallige wijze,, brood, boter en melk aangeboden. Hunne woningen zijn in tweeën gedeeld; aan de eene; zijde heeft men een foort van eetzaal, met een groote lange tafel, voor de ganfche huishouding gefchikt, en aan den anderen kant de werkkamer, waar de fpinnewielen en de weefgetouwen aan den gang zijn. Alleenlijk hebben zij deze Lithaufche bouwtrant nog behouden, dat deze huizen, enkel door een gat of venglter, dat een voet hoog en een en een halve voet lang is, en met onregelmatige ruiten,, die in hout flaan, het. daglicht bekomen. De inwooners zullen naauwlijks 300 koppen bedragen. Zij zijn aan niemand hoe genaamd onderhorig; alleenlijk betaalent zij eene zekere kleine fchatting aan Kowia, onder wiens regtbank het ftaat. De Schout of de Vader van dit dorp, die tevens het opzigt over het Postwezen heeft, fcheen hier in groot aanzien te zijn. Hij was een man van'  VAN RIGA NAAR WARSCHAUW. I3 van in de zestig jaaren, doch betoonde nog veel levendigheid. Ik verliet deze kleine Republiek met eene aangenaame bewondering. Van Gog loopt de weg nog een mijl door het dal heen, tot dat hij zich eindelijk ter regteï ziide verheft, waar door men het dal en de Memel tevens uit het oog verliest. Deze, die, zo als alles in Lithauen, aan zich zelve is overgelaten, was over haare oevers getreden, waar door ik genoodzaakt werdt om mijnen wagen te doen ontpakken, en eerst na verloop van een uur was ik wederom in ftaat om mijnen weg te kunnen vervolgen. De eerfte Sta-> tion, daar ik aankwam, was Pren, een klein fteedjen van 300 huizen. Ik vondt hier een detachement Poolfche infanterij, dat bijna uit enkele jonge, fterke en goed gemonteerde lieden beftond. Van Pren tot Balwierziszek reedt ik in anderhalf uur, dat een afftand is van twee groote mijlen. Ik merk dit hier aan, om te toonefi dat zich de Lithaufche Postillions overal gelijk blijven. In de daad, ik moest hun eenige maaien verzoeken, om zo fterk niet te galoppeéren, want aan draven was geheel niet te denken, ten zij wij heuvel op heuvel af moesten. Ik heb mij nimmer kunnen verbeelden, dat Poolen zo veele verrukkelijke en fchilderagtige gezigten opleverde. Balwierziszek is een klein gering fteedjen, zo ook Olita, daar men L a' niet  16*4 RETZE VAN EEN EILANDER niVt in komt, wijl het posthuis voor de ftsd %at. Van Krykjian tot Leyputi, en van daar tot Przewalk, waar ik voor de tweede maal de Memel moest overvaren, dat hier voor het eerst zonder gevaar gefchieden kon, blijft zich de weg gelijk, en loopt, uitgezonderd op eenige plaatfen, altijd door een zandig boseh voort. Van Przewalk tot Xryniczey ,Azzr ik overnachtte, en van daar tot Grodno is de landftreek bij afwisfeling boschagtig en vlak, doch immer zanderig , en levert weinig verfcheidenheid op, tot nabij deze oude ftad, die zich uit het Niemenof Memeldal zeer aanzienlijk voordoet. Verfcheide kerken en torens, cn een goed aantal welgebouwde huizen en paleizen maken eert zonderling contrast met de hier overal verfpreide home huizen. Voor het overige is de intrede der ftad zeer verrukkelijk. Men heeft hier een Koninglijk Slot en verfcheide Paleizen van Magnaten, die alle als op een gehoopt ftaan. Grodno fcheen mij toe zeer volkrijk te zijn; dat er de Koning was, kon ik in het geheel niet befpeuren; ik zag geene enkele koets voor zijn Paleis, daar hij zich als in opgefloten hieldt; maar des te meer voor het huis van den Rusfifchen Gezant, Behalven eene fterke Rusfifche bezetting, bevonden zich hier verfcheiden Gezanten met hun gevolg, en de zodanige van de Poolfche Grooten, die den rijksdag zou«r  VAN RIGA NAAR WARSCHAUW. x<5y zoude bijwoonen. Daar Grodno voor zijne tegenwoordige bevolking niet ruim genoeg is, ende ommeftreeken niet genoeg opleveren, zo becrschte eene buitenge woone duurte in de huishuuren |en lia de levensmiddelen. Een kamertjen met een bed kostte één, twee en drie dukaaten, voor een o?dentlijk middagmaal agt ïot twaalf Poolfche guldens, en voor een kar hooi moest men drie of vier dukaaten betaaien, en zo alles naar evenredigheid. Van den rijksdag, die thans te Grodno gehouden wordt, zal ik u niets melden. Geheel Europa houdt er het oog op, en ziet met verlangen den uitflag te gemoet. Agter Grodno moest ik de Niemen nog eenmaal over; ik reedt over eenen zeer goed gemaakten weg door Kuznicz, een gering fteedjen, naar Sokolk, een ftad, zo als Janiszek en Szadow, inzonderheid munt de marktplaats uit, die met fabrieken bezet is, welke hier door den bekenden tijsenhausen, even als de laken-manufaétuur te Grodno, die eerst fcheen op te neemen, hun beftaan kreegen, maar zedert zijnen dood i» verval geraakten. Het zal misfchien niet lang meer aanlopen, of de gedagtenis van dezen ondernemenden en vlijtigen man zal geheel ophouden. Men zeide mij te Grodno, dat zijne eenig. fte feil was, van tevens te veel té onderneemen i dit veroorzaakte wanorde in zijne zaaken, en eindelijk het geheel verval van alle zjjne ondernemingen. Hij was Hoffchatmeester van LJtL $ hm-  166 REIZE VAN EEN LIJFLANDER hauen, en hij ftond diep in 's Konings gunst, 20 dat hij de verbeteraar of liever de fchepper der Poolfche fabrieken en raanufaéluuren zou geworden zijn, ingevalle hij door de nijd zijner vijanden niet was vervolgd geworden. Zijne fchuld» eisfchers kwamen'op, en alles ging ten gronde. Van Sokolk over Bukfiel tot Bialgoflok, de aartigfte ftad die ik tot nog toe in Lithauen had aangetroffen,blijft de weg even goed. In de twee laatfte fteden vondt ik takken van een Saxisch gedacht, het welk zich zedert augustus den II, hier heeft opgehouden, en het Postmeesterfchap heeft waargenomen, dat onder elkander huuwt ep thans uit 44 perfoonen beftaat, die eene kleine op zich zelve ftaande maatfchappij verbeelden, en de Saxifche taal, zeden en zindelijkheid hebben voor zig behouden. Bialgojlok behoord aan *s Koningsrzuster, Mevrouw de Cracovie, weduwe des Hetmans Branicki. Men heeft hier een Slot met een wel onderhouden kleinen Franfche tuin. Nog denzelfdeu avond vertrok ik over Woyszk paar Bielsk. Hier ftond een detachement Poolfche nationaale.cavallerij, dat juist afmarcheerde om zijnen Generaal op zijnen geboortendag geluk te wenfehen. 't Zij mij geoorloofd u hier eenige waarnemingen over deze troepen mede te deelen. De Poolen zijn geboren ruiters; hunne paarden zijn ten uiterfte daar toe gefchikt; hun vuur, fnelheid en hartnekkigheid vorderen rijkonst, moed en kragt; hunne gehardheid en overvloed  VAN RIGA NAAR WARSCHAUW. io> vloed drangt vee! bij om de ganfche Natie tot ruiters te vormen. Dsar dc.e haar hoofdbeftaan in den akkerbouw vindt, en daar twee derde der Pooien op het land woonen, zo moeten zij, zo wel tot nut als vermaak, veele paarden bezigen, 't Is misfchien hier van daan, dat de Poolfche armeen altoos Sterker van ruiterij dan voetvolk geweest zijn, en dat de eerfte de laatfte beftendig aan tucht, orde en fterkte te tioven ging. Zo was het in Poolen reeds voor eeuwen; zo was het in het vorige jaar in den oorlog tegen de Keizerin. Toen de laatfte rijksdag (van 178S tot den 18. Mey 179a) zijne zittingen begon, waren, behalven de beide garde regimenten, de overige infanterie-regimenten klein in getal van manfchappen, en er heerschte weinig krijgskunst noch orde. Doch de nationaale cavallerij was goed bereden, zorgvuldig gerecruteerd, en iedere compagnie 45 koppen fterk. De rijksdag vondt goed, om dezelve tot op 150 man te vermeerderen, waar toe zich veel meer recruten aanboden dan tot de infanterij. Daar men zo ftaatkundig geweest was, om deze ruiterij eene fchoone uniform te geeven, zo dong de jonge hooge Adel mede naar Officier»* plaatfen. Ik zelve heb destijds in de zaai, daar den rijksdag gehouden wierdt, bijna twee derde van de rijks- of landsboden in deze uniform gezien. Zij was een teken van patriottismua L 4 ge.»  m REIZE VAN EEN LIJFLANDER geworden. De oudften en rijkften onder den Adel lieten hunne zoonen onder de Towarzijszen dienen, en zelfs hielden de rijksboden dit piet beneden hunne waardigheid. Zij droegen èpaulettes en kleine vaandels, en onderfcheidden zich daar door van de gemeenen; bij elk vaandel was een bepaald getal, Deze kern der Poolfche armee beftond uit jonge frisfche lieden, die grootendeels binnen eenige maanden eerst aangeworven waren, en welke de bewegingen en handgrepen der cavallerij ongelooflijk fpoedig geleerd hadden en paar de kunst beoefenden. Ik heb destijds een gedeelte derzelven voor TFar/chouw zien manoeuvreeren , en offchoon hunne tactiek noch niet zogelijk noch juist was als die van de Pruisfifche of Oostenrijkfche cavallerij, zo waren zij in fnelheid en vastheid in den zadel, man voor man gerekend, deze vrij verre voor uit. Ook hebben zij, volgens het getuigenis van onze eigen Officiers, zich van hunnen pligt in den 3a,atften oorlog wel gekweeten. De uniform dezer cavallerij is voor de gemeef nen een donker blaauw kort jak of rokje, met roode opflagen, eene lange Hongaarfche roodlakenfche broek, korte laarsjes, een rond en hoog zwart kasket. Hunne wapens zijn een zab,cl, twee piftoolen, een karabijn, en bij de Towarziszen nog een piek met een vaantjen., De Ö^jcieren zijn eveneens, gemonteerd» doch der*;  VAN RIGA NAAR WARSCHAUW. iöc? zeiver kleiing is ongelijk veel fijnder en met epauletten, echarpen en draagbanden, alles rijk van zilver verfierd. De Ir:ge koufen zijn blaauw, en aan den buitenkant met roode karmozijne randen; op het hoofd de gewoone vierkante Poolfche muts van karmozijn rood, met een witte pluim; de degen-fcheede, die op de wijze der huzaaren lang nederwaards hangt, is met zilver befiagen, en de greepen of de gevesten hunner zijdgeweeren zijn van het beste ftaal. Over het geheel (laat de ganfche wapenrusting van deze doorgaans fchoone en welgevormde lieden zeer voortreffelijk; maar, zo als gezegd is, zij moeten te paard werken; te voet zouden zij bijna van Pruislifche recruuten worden uitgelachen. Voor het overige is Bielsk eene ftad zo als Miezkuc. Daar ik thans in het eigenlijk Poolen was, kwamen mij veele zaaken geheel anders voor dan in Lithauen. Van Bielsk reedt ik weder op Bransk, Poliirow, Krzemien, Sokolow en Wengrow, alle (leedjes of vlekken, zo als ik hier boven befchreven heb. Te Wengrow ftonden 2000 Rusfen. Ik moest mij laaten aanbrengen en mijnen naam opgeeven. Van Wengrov, waar uit ik nog dien zelfden avond vertrok, over Makowz, Stanislawow* en Okuniev naar Warfchaust, was de weg overal zaad- of boschagtig. Ik kwam den 7. Mey 's morgens om 9 uuren in de laatstgemelde *< 5 ftad?  170 HEJZE VAN EEN LIJFLANDER ftad aan, en had dus in 6 dagen en o nagten 06I mijl afgelegd. Ik wil gaarne geloven, dat ik in andere landen, om zo veele mijlen wegs te fpoe» den, nog eens zo veel dagen en nagten zou nodig gehad hebben. Dit brengt mij van zelve op mijne waarnemingen omtrent het Lithaufche Postwezen, wijl men doorgaans geloofd, dat door eene woestenij of door Lithauen te reizen, een en dezelfde zaak is. De prijs der postpaarden is voor eene mijl voor elk paard 1 Poolfche guldens of 8 grofchen; de Postillion ontfangt voor iedere ftation, zij mag a, 3 of 4 mijlen zijn, maar a Poolfche guldens, die men den Postmeester tevens met de vragt betaald, en die de Postillion niet eer in handen krijgt, dan na dat de reis is afgelegd, wijl hij zich anders onderweg sou bedrinken, zijnde den drank het eenigfte jcenot voor zulke lieden hier te lande. Wil men een Postillion bij het affpannen der paarden, ietwes bovendien geven, zo zal hij voor 3 tot 5 Poolfche grofchen hand en rok kusfchen. De paarden zijn hier alle klein, doch niet minder bruikbaar dan anderen ; hunne grootfte deugd beftaat in het loopen. Verfcheiden Postillions hebben met mij twee derde van een ftation gegalloppeerd; trekken kunnen zij zo goed niet, hierom geven de Postmeesters ook, zonder dat men het vraagt, zo als mij gebeurd is, een of twee paarden meer dan men  VAN RIGA NAAR WARSCHATJW. 171 men betaald, maar op het tuig, dat er ten uiterfte havenlocs en onfterk uitziet, moet men niet zo aaauw letten of niet kwalijk nemen dat de Postillion fomtijds eens afïïrgd, om er het een of ander aan te verbeteren, De Postillions, offchoon zeer armoedig, Cwant ze hebben, inzonderheid in hetbinnenfte van Lithauen, veelal geen rokken, broeken noch ftevels aan) zijn nogthans zeer voortreffelijke voerlieden, en rijden, ondanks den fpoed dien ze maken, met eene buitengewoone voorzigtigheid, die ik fomtijds bewonderen moest. Zij zijn vriendelijk, gewillig en voldoende. Tweemaal flegts gebeurde het mij op de ganfche reis naar IFarfehauw, dat mijn Postillion voor een kroeg ftil hieldt, maar hij bleef er flegts vijf minuuten in , en daarenboven drong hem de groote hitte om eenen koelen flok te nemen. Ik moet bekennen; dat ik onder alle de Lithaufche Postillions nimmer een die dronken was heb aangetroffen. De Postmeesters zijn zeer beleefd. Het paarden wisfelen duurt geen tien minuuten; wijl de paarden altoos ten getalle van 20 a 30 fluks bij de hand zijn, behoeft de aankomende Postillion flegts op zijn hoorn te blazen, om terftond uit en in te fpannen. 't Is hier ook niet volftrekt nodig om de Poolfche taal te verftaan, en men raakt fpoedig met het Poolfche geld bekend. In  %fa REIZE VAN EEN LIJFLANDER In de posthuizen vindt men doorgaans bedden of goede matrasfen, en in verfcheiden ook te eeten en te drinken, waar voor men niet veel betaald. Eigentlijk gemaakte landwegen heeft Lithauen fleehts voor een gedeelte,echter ben ik, geduurende mijne ganfche reis, maar op vier óf vijf plaatfen gekomen, daar men in gevaar zou raaken van in den winter, of bij regenagtig weder in den zomer, te blijven fteeken. Voor het overige is dit land buitengemeen vrugtbaar en zeer aangenaam om te bereizen. Ik heb, tot verdediging van het Lithaufche postwezen, Cdat, zo ik mij niet bedriege, Coxtt zo wel als anderen in eenen kwaden roep gebragt heeft) deze mijne waarneemingen ter neder gefchreven. En Reizigers, die naar Kourland,. Lijfland en Rusland gaan, zullen mij voor dezelve dankzeggen, wanneer zij de bezwaarlijkheid der reize en de eenvormige gezigten over Berlin, Koningsberg en Memel inzien. Uit het midden van Duitschland herwaards is de weg wel eenige mijlen om, dan die reis kan men ook met veel minder onkosten, meer fpoed, en door eene grootendeelsvrugtbaare en aangenaame land» itreek afleggen. Men gelove niet het geen men doorgaans van de onveiligheid dezer wegen voorgeeft. Ik heb deze reis driemaal gedaan; veele mijner vrienden meermaalen, maar daar is ons nimmer, 't zij bij dag of nacht, iets kwaads bejegend. IX  VAN RIGA NAAR WARSCHAUW. m Ik zal nu nog een enkel woord zeggen, betrekkelijk dat gedeelte van Lithauen en Polen, dat ik heb doorgereisd. Lithauen is meer vlak dan bergagtig. Graanakkers en bosfchen wisfelen eikanderen geduurig af. De landbouw wordt hier zorgvuldig gade geflagen; hier en daar vondt ik fpooren van Saxifche en Boheemfche toebereiding des lands. Dit is, over het geheel genomen, en inzonderheid onder eene gunftige lugtftreek, zeer voortreffelijk. Toen ik Lijfland en Kourland verliet», waren de zaaden nog naauwlijks zigtbaar, en vijftien mijlen verder in Lithauen begonnen zij reeds te fchieten; even eens ftond het gefchapen met allerleije foorten van boomen. De weiden groenden, en talrijke kudden hoornvee zag ik op dezelven verfpreidr. Hoe aangenaam dit gezigt is, zo wordt het echter getemperd door de bosfchen. Ik ben door bosfchen gekomen van verfcheiden mijlen lengte, in welken ter wederzijden van den weg de fchoor.» fte boomen als verftrooid lagen. Zij waren alle dood of afgebrand (want men geeft zich de moeite niet om ze af te houwen). Ganfche ftreeken bosch zagen er treurig en verwoest uit. Op fommige plaatfen zag ik de afgebrande boomen en de daar onder groeijende kreupelbosck jes, noggloefenen rooken, zonder dat er zich een mensch om bekommerde. Ook is het in JLithauen niet ongewoon, dat geheele bosfchen wee-  i-74 REIZE VAN EEN LIJFLANDER weeken agter eikanderen branden en in ronk verdwijnen. De veehoeders hebben de verderflijke gewoonte, om, wanneer het vriest, bij dé eerfte boomen, daar zij aankomen, maar vuur aan te leggen om zich te warmen, zonder eens te overwegen, dat zij veel fpoediger en beter brandend vuur konde hebben, wanneer zij een partij takkebosfchen aanftaken. Ik zal mij niet uitlaten over het drukkende der lijfeigenfchap in Lithauen, ik merk alleen"aan, dat het character der Lithaufche boeren in geen opzigt flegter is dan dat van alle andere lijfeigenen. De dorpen der Lithauers zijn in den hoogften graad ellendig. Hout en ftroo zijn de bouwftof fen; fchoorfteenen ziet men in het geheel niet; en daar zij hunne wooningen zelfs bouwen, zonder, wanneer het nodig is, aan verbetering te denken, zo is ieder dorp een tafereel van wanorde en verwoesting. Ondanks dit alles zijn de Lithauers over het algemeen genomen, eene welgemaakte Natie, groot en fterk. Daar zij doorgaans knevels dragen, zo hebben zij een krijgshaftig voorkomen; en daar hunne kleding meest lang is, met wijde koufen en enkele voetzooien, zo gelijken zij niet kwalijk naar de Oosterfche volken. Op het hoofd dragen zij eene met bont bekleedde muts. De vrouwen dragen bijna zulke rokken als de mansperfc.onen, doch de eerfte ook tevens eenen langen onderrok, en haar hoofdftelfel beftaat ( uit *  VAN RIGA NAAR VTARSCHAUW. uit een grover doek om het hoofd gewonden van welken de flippen agter afhangen. Hunnö klederen, die meestal van wol zijn, vervaardigen zij zdis- de kinderen dragen zomer erl winter niets dan een hemd. Natuurlijke levendigheid of vrolijkheid vindt men hier zeiden, maar wel eene zodanige, die uit brandewijn ef andere fterke dranken geboren wordt; de kroegen zijn meestal aan Jooden verpagt en daar deze arme lieden hunne benodigdheden van de Jooden moeten koopen, en zij nog zo veel moogüjk van de bedel-monniken geplunderd worden, zo kan men hunne bedroevende omffandighede'n zeer gemakkelijk nagaan. Zodra men over de 'Lithaufche grenzen het eigenlijk Poolen uitrijd, vertoonen zich terftond kleine onderfcheidingen, die blijk geven dat men zich onder eene andere Natie bevind. Behalven de fpraak is de dragt zeer verfchiïlende. Zij is minder armoedig dan de Lithaufche. Men ziet meer gecou leurde klederen en fijnder lijwaad; de klederen zijn beter gemaakt, en in ftede van voetzooien draagt men ftevels. De Poolfche manier, nm veel knoopen te dragen, is hier overal zigthaar. Daar de boer in het eigenlijke Poolen minder onder de zweep ftaat en veel beter gehandeld wordt dan in Lithauen, zo wordt men zijnen beteren toeftand fpoedig ontwaar; hij bewoond een beter huis, houdt  176 REIZE VAN EEN LIJFLANDER, ENZ. fcoi ir fchoonder paarden, en kan beter brood en ïuut eeten. Dit alles is weinig in de daad, maar voor een gevoelig hart, dat de elende van het mentchdom betreurd, is dit onderfcheid van zeer veel belang.