LEVEN VAN LUCIFER.   LEVEN VAN Z IJ N ■EXCELLENTI E, DEN liOOGWELGEBOOREN HEERE, J .O N C K H Ë E R E , AHRIMANES, TYPHON, THAMMUZ, BEËLZEBUB, ASHMOOfëUS , . SAMMAEL, DiEMON, LUCIFER, DE G R 0 O T E des DUISTEREN oisdüraardschen RIJKS, graaf VAN scheol EN ge HENNA, VRIJHEER VAN II A d E S , ENZ. ENZ. ENZ. Uit aloude cn Hedendaagfche Oosterfche en Westerfché berichten famengefteld, door A. F O K K E , si mo.vs z. Inquinat cgregios adjuncta fuperbia mores. C l a u d i a n u s, in IV. Cenf. Honor. . met car.icatuur p l A a t e n. Te AMSTERDAM, bij G. R O O S. MDCCXCIX.  Je fuis las (Téphtcher , en mille ecrits divers, Les forfaits fcanclalcux des Crands de PuHÏvers. Epitrïs diverfes fur des fujets dijferents.  V O 0RBE|ICHT. Wat behelst dit Boek? Een Harsfenfchim, en meer niet! Waar toe dient het dan? Waartoe diinen de Jrabesque Figuur en waarmede men a tantiqut de wanden pleeg te bemaaien? — Ja maar, dat is een vraag met een vraag beündwoord! — Wel nu dan, dit boek dient tot -verlustiging van den vermoeiden Geest, even als die Schilderwerken tot verlustiging der oogen pleegen te dienen. —- Is 'er dan eenige leering in? — In alles ligt kering verborgen, voor hem die kering in een * 3 hek  vi VOORBERICHT. hek „oekt edoch, het oppervlakkig: van dit boek is ftjfotrjÊüf- — Maar zijn 'er "ook geestelijke zaaien mede vermengd ? Lucifer is immer/eën geestelijk wezen? — ja I dat is waar; doch uit dat oogpunt wordt hij alhier niet befchouwd; verre van daar, hij wordt hier zuiver aardsch voorgefteld. Het is geen lucifer, zo' als vondel, mi lt o n en klopstock dienn aalden ; maar zo als nftnhem, in 't openbaar, tot verlustiging der aanfehouwers, in. de Toverlamptaarns vei* toont. Evenwel ge kunt het leven van lucifer niet befchrijven , zonder zijn' oirfprong te melden, en die was toch zuiver (*) Nullus ist Lihir tam malus, ut non aiiqua parte .profif, Plimius, Epist. IV. Lib III.  VOORBERICHT. vn ver geestelijk. — Wel nu, ziet dan hoe ik dat gedaan htbbe! — Mijn lucifer is van ALtherifcfan afkomst, en /Ether is en blijft {loffelijk. — Evenwel onze berichten V van lucifer vinden wij in de gewijde boeken der Hebreen. — Ban bedoelt ge zeekerlijk een ander, de mijne is van Perftfchen én Chaldeeawfchen oirfprong.— Maar ge fpreekt toch van Eden? — Wel nu, dat is een He~ breeuwsch woord, dat een mooi jen Tuin betekent , en die zijn 'er onder de oude Oosterlingen in menigte geyeest, want daar waren ze groote liefhebbers van. — Zo, dan is 'er toch geen misbruik van gewijde zaaken in dit boek te vreezen ? — Niets minder dan dat, Vrienden! Op dien koop kunt ge het gerust leezen; niemand haat * 4 meer  vin VOORBERICHT. meer de laffe fpotternijën der hedenddagfche Jlerke geesten? dan de verzamelaar deser berichten ; alleen de eigen naamen, en fommige historifche Anecdoten, welken hier en daar voorkomen , zult ge ook in allerlei Oosterfche Schriften aantreffen; doch dat zijn naamcn en voorvallen, die in alle algemeens en ongewijde Gefchiedcnisfen voorkomen , en daarin niet vermijd kunnen worden; weest dus gerust cn leest met vermaak, dat was voornaamlijk mijn oogmerk! Eenige- mistellingen en uitlaatingen zijn aan het einde dezes werks aangeweezen, en dienen vóór de leezing deszelfs, in aanfchouw genomen te worden. BERICHT aan den BINDER. • Plaat I te plantten tegen over Bladz. 84. II ï I(50t , III 202. IV . 244. I N-  INHOUD. INLEIDING. EERSTE AFDEELING. waarin gehandeld wordt over de geboorte van den held dezer geschiedenis. ,EERSTE HOOFDSTUK. Aaloude Gebeurenisfen worden ligtelijk twijfelachtig , cn waarom ? Groot en Idngduu'rig harrewarren met den Leezer. TWEEDE HOOFDSTUK. Over de geboorteplaats van den Held dezer Gefchiedenis. Omfchrijving van den fraaijen moéttuin Aliz. Hoe anderen dien noemen. Ormuzd of orosmasdes, een adelijk Landheer, is eigenaar van denzclyen , en waarfchijnlijk de vader van onzen Held. Mazarooth, of Rentmeester';. Ander gevoelen wegens zijn geboorte. Onmin tusfc'hcnt de Roocle en zijn Huisvrouw , met ec?? Rentmeeter, volgends de Cabbalisten. Lastertaal wegens zekere oude Baker, Lilith genoemd.,s Helds geboorte, volgends zoroaster. *5 TWEE-  x INHOUD. TWEEDE AFDEELING. de kindschheid van LUCIFliR. EER S'TE-HOOFDSTUK. Zijn kinderlijke daaden, v er me aken, character en opvoeding. Hij krijgt de Engelfche ziekte; wordt op de Boerderij van de koode hefteed. ' Voorval met den Rentmeester en den Boer; alles draait op katjesfpel uit. Een Hoofd/lak voor Vaders en Zoonen, Moeders en Dochters, Voogden en Pupillen. TWEEDE HOOFDSTUK. Hij komt in Chaldea; wordt.Page aan het Hof des Konings te Babel; leert dapper en wordt zijn onderwijzers te geleerd ; dringt zig in de gunst des Konings, door de verdediging van het recht der fierkjicn; maatigt zig veel gezags aan; ver • valt daar door in haal; krijgt leelijke bijnaamen en een" mooijen tijtel, en vertrekt, nd behoorlijk affcheid genomen te hebben. DERDE HOOFDSTUK. Komt in Palestina. De ongemeene hette aldaar veroirzaakt een plaag van Vliegen. Ahrim aw e s wordt Vliegenjaager en ontvangt den naam van Baal of Beëlzebub. De Hebreen veranderen dien in Baalzebttl. Vertrek der Reizigers naar Egypten. VIER.  .1 N H O U D. xi VIERDE HOOFDSTUK.] De kwaade faam loopt onze Reizigers vooruit. A h R i M a N e s dringt zich ten llove bij de Egyptifche Wijzen in — ■ waaruit hij een Gemotfchap vormt cn dezelven verdeelt in Chartandm,Chachamim en Mccachefim. Nadcelig voorval met eer? 'wijzen Hcbreër. Hij bèjluit Egypten te veriaeten cn naar Phoenicicn te vertrekken. VIJFDE HOOFDSTUK. Verfcheidene zwaarighceden doen zig op betref, fende den togt naar Plweniciën. M i r h r a laat een nieuwe fchuit maaken, doch gebruikt, om zekere toevallige reden , een oud [chip. De Reizigers komen te Tyrus; vrolijke Levenn'i/ze aldaar. Ahrijhses wordt cm galante Petit Maitre, vervolgends een Ligtmis. Geraakt in kennis met de meisjens uit de Succoth Bencoth, een voornaame Muf co aldaar. Ver Heft op de Waardin. Wordt extra glad. Sentimenteele coup met een meisjen dat hem fmoorlijk lief hadt. Droevige beelden tot zijn gedachtenis gemaakt. Hij duuwt op met zijn nieuwe minnaaresfe, en m ithiu kc'.rt weder naar oroswasdes, ZESDE HOOFDSTUK. Ahrimanes komt met zijn Lief jen te At henen. Hij neemt den naam van adonis, en zij dien van küpris aan. Zij /laan 'er een gr ooien  m INHOUD. ten front'ƒ zamelen overal geld op. en huur en een prachtig Hotel, tot voortzetting van hunne affaires. - Huistwist tusfchen ha jonge Paar. ~ A n r iim » ( s begint eene voordee/ige affaire , doch wordt door de Priesters van a Rofcji.q ndgereedenHij voert de Dacmont onder de O Heken in, en maaht zig in allerijl in het hei ..dijk weg, — — Groote droefheid over zin vertrek. — Komst te Romen. ZEVENDE HOOFDSTUK. Ahiii ma nes vestigt zig te Romtn, mankt loebereidfelen om zyn btmindi aldaar te eia'disfecren. Hij begeeft zig bij den Pontifex Maximus. Neemt berichten in van den Godcnflaat te Ro'nen. — Gebrek aa7i eene zesde Godin. Ongcmeene botheid van geest van den ouden Priester- — Aïiiu ,i a n e s brengt hem te regt; recommandeert zijne beminde als dc zesde Godin. -— Hoort zeer toevallig dat men in Romen niet zeer gunstig over hem denkt. — Ze Jcheiden met veel complimenten. DERDE AFDEELING. be JEU G Dl ge lkeftjjd van LUCIFER. EERSTE HOOFDSTUK. MiTURa doet verjlag^hn orosmasdes van het gsdrag van zij/P zoon. Deze bef/'uit, om,, daar  INHOUD. xui daar hij nu da jaaren der kindschheid uitgelreeden , en ''er toch geen goed aan te doen was , 'er zijn handen afteirekken en hem aan zich zeiven over te laaien. Over en weder redenen, betreffende dit gewigtig artikel gevoerd. ■ Mi. H * a wordt van zijnen last, alsPraeceptor van den jongen a ti Ri manes, honorabel gedechargeerd. TWEEDE HOOFDSTUK. Eefchrijving van een Bacchanaal, Ahri manks raait bij ongeluk onder den voet. Ast art e arriveert te Romen. Het gezelfchap dat zij mede bragt wordt óefchreeven. Plegtige intogt cn jiantige ontfangst in die Stad. — Ah ri «a* es bezorgt haar overal ingang in de huizen der grooUn, — Heel Komen wordt galant, en, federt de ^aankomst der nieuwe Godinne , is 'er overal een pret je leven zo niet. DERDE HOOFDSTUK. Toenecmcnde bloei van ast arte. — Verval van den Heidenfchen Godsdienst. — Verandering van omplandigheeden. — A » r i m a n e s onlwi 'kt Romen, en houdt zig eenigen tijd op het Land verborgen. Ast ar tb met heur Hofhouding wordt door constan t ij n de groote uil Romen verbannen. VIERDE HOOFDSTUK. Aiir. i M a n E s leeft onbekend onder de Boeren. Houdt,  xiv INHOUD. Houdt zich inmiddels zeer vroom en wringt zig in alle bogten.— Hij heeft een1 grootcn afkeer van de n'cuwt fecte, — 'Er doet zig een weinig hoop lot her/iel van het Heidendom op, — Zijn Zendelingen dringen zich in de gunst van jijliaan.— AhrihA n es neemt de reis naar Conftantinopolen aan , om den Keizer te complimenteeren, doch komt onverrichter zaaken te rug. V IJ F D E HOOFDSTUK. Grootc daaden achter 't fcherm. — A h r 1 m a« n e s verandert van Politiek Systema en tracht in 't heimtijk naar het bef uur der waereld ; wordt dageli.ks magtiger en dwingt alles door zijn geld. — De Kelten , een zeer fli.n volk , ontdekken zijn ontwerpen , en noemen hem t h'e vel, terwijl hij integendeel den naam van angelus aanneemt Hij begeeft zich naar Duitschland, zwerft door geheel het lTestersch Rijk. — Werft voor de Kruisvaarten. — Doet zig in den Ridderftand infehrijren. — Neemt den tijtel van Graaf van Scheol en Gsbenna a^n ; wordt door de Grieken op zijn llebreeuwsch & n en, op zijn Grieksch, ai- a uo l os gL-heeten. ZESDE HOOFDSTUK. A u r1 m a ne s wordt zeer ongepeld. — Zijn E ij/medicus raadt hem een kort verblijf in een koude luchtflriek en eene rust van vernioeikndebezigheeden aan. — Hij laat het beduur zijner affaires aan Paus a l üx a n d e r VI. over,en vertrekt  INHOUD. xv trekt naar Lapland, Finland en de Noord Poollanden. Zijn verbluf cddaar. Hij maakt zig zeer bemind en te gelijk gevreesd bij de Inwooners. Leert hun wind verhopen en met den Tovertrommei omgaan. Droefheid der Inwooners over zijn vertrek. Hij laat hun eenige Paardsvliegen, die hij zijn kragt mededelt, en die zij Ghan noemen, tot een gedachtenis na. — Komt in Duitsehland te ruggen bef uit nog eenigen tijd in Mtnus Plaifirs door te brengen. ZEVENDE HOOFDSTUK. Bezige Ledigheid. — Ahkimanes zorgt, zelfs in zijne uitfpanningen, voor het nut van het menschdom. — Onderneemt de Stad Hameien van eene plaag van Muizen en Ratten te verlosfen.— Komt daaromtrent overeen met de Magiflraat te* gen een billijk Honorarium. — Verdrijft het ongedierte. — Levert zijn Rekening. , Ongemeene penurie, alias gladheid, van de Stads kas te Hamelen. — A ii ri manks wordt onvernoegd wegens de wanbetaling en ontlast de gemeente van derze/ver Kinderen. ACHTSTE HOOFDSTUK. Groote hofhouding van ahrimanes , ver■ fcheide en uitgeftrekte affaires en werkzaamheeden, Commisfie van zijnent wegen in het Burger Heeshuis te Amllerdr.m gezonden. — Groote Vergadering op den Bloksberg. — Negotiatiën en fecreet* amourettes met zekere meik-ts van purme- r e n d.  xvi INHOUD. uend. Treur- eindend Blij/pel van de Kraamvrouw te /Ibbekerk. Verval dér Inkomjlen van onzen Held en deszelfs afneemende plaat van lighaamsvertnogens. VIERDE AFDEELING. dé ouderdom én g r ij s h e i d van lucifer. EERSTE HOOFDSTUK. Befchrijving van zijn gelaat in zijn kindschheïd, jeugd, manlijken ouderdom en grijsheid; als ook een verhaal vati deszelfs toeneemende kwaal, verandering van kleeding , geduurige moeite met zijn'' Kapper en Schocnmcaker: en eenige andere bijzonderheeden , betreffende zijn weleer hooge nu laage perfoon. TWEEDE HOOFDSTUK. Berichten omtrent zijn famielje. — Bastaart» kinderen. ejtz. — Historiesch Critiesch onderzoek, of Mevrouw zijne Moeder nog in leven zij, ja ! dan neen! — Verdere aanwijzing van zijne vrienden en vijanden. DERDE HOOFDSTUK. Zijn .tegenwoordige bezigheeden. •— Uitvoerige Tijtel en Cejlachtwapen. — Leerzaame aanmerkingen omtrent zijn verval. — Befluit des Werkt, LE-  LEVEN VAN Z IJ N EXCELLENTIE den hoogwelgebooren HEEK.» JONCKHB.ERE AHRIMANES, TYPHON, THAMMUZ, BEËLZEBUB , ASHMODiEUS , SAMJMAËL, DiEMON, LUCIFER, de groote, des puisteren onderaardschem rijks , graaf van SCHEOL en GE HENNA; vrijheer. van H A D E S, enz, enz. enz, enz,   INLEIDING, Groote Mannen, dat verftaat zig van zelven, behoeven juist niet altijd gotde Mannen te zijn , deze zijn weder een geheel ander foort, eene geheel andere clasfe van wezens, en de lotgevallen van groote Mannen leveren doorgaandsch meer ftof ter voldoening onzer nieuwsgierigheid op, dan die van goede Mannen, dit is mede eene, door de ondervinding ten overvloede bekragtigde, waarheid ; immers indien al het gene mij nog te vernaaien ftaat, zo waar is, als beide deze Hellingen, dan zal de Leezer zig niet kunnen beklaagen misleid te zijn. — Leest men niet liever, en met veel meer foiaak, de rooverijA a £ïl  4 INLEIDING, en van alexander en caesar; de wreed,» Jieeden van nero, qomitiaan en anderen, de rauzende en rukelooze dapperheid van ka. Rel XII, dan het niets betekenend eeten, drinken, fiaapen en ontwaaken van t hom as & kemp is, jan luijken of andere goed? en braave, doch in flilte voortfukkelende men* fchen ? Derzelver leven heeft zq niets fchilderagtigs , niets dichterlijks, het is zo triviaal, zo burgerlijk , jn één woord , niet Grooi, Hoe zou toch een raphael, titiaan, le BRUNjofsoüssiN, een vak in hun Ie-, ven hebben kunnen vinden , waarvan ze een onderwerp tot eene fchilderagtigc ordinantie, in den hoogen Itijl , zouden. hebben kunnen vervaardigen; het zoude , ten hoogden , onderwerpen, voor het geduldige penceel van Douw en mieris, of voor de boerfche kwast van ostade of ja n s t e e n hebben kunnen opleevereu; zo ook kunnen indedaad goede Mannen geen onderwerpen voor een Heldendicht verfchaffen, ten ware voor zulk een Heldendicht, *t welk, volgends het Vertelfel yan GELLERTjin drie boeken , elk ter lengte  T N L E I D ï N G. ê te varl een derde van een' zesvoetigen rijmregel te vat ware, als. Hij leefde — iiarri een vrouw1 — en ftierf. immers hier' in beftaan meestal de daaden van goede Mannen, en om dezelfde reden bëvattéh ze ook geene Hof voor eene Historié, of levensverhaal. Hoe moeten, bij voorbeeld, die Redenaars en levensbeschrijvers die, ex officio, in ttmgPanegyricum ,~Loï- of Lijkrede, of tot eenig ander gebruik , het leven van een niet meer dan goed Man, moeten behandelen, niet fukkeleh èft zwoegen? Zij zijn genoodzaakt, ten einde hunne Redevoering of Gefchiedvérhaal toet iets aanmerkelijks aan te vullen, tót zelfs de geheele gefchiedenis en befchrijving der Stad , plaats óf vlek, en der tijdsomïïandighéeden, w'aariri hun Held gebooren is, breedvoerig te verhaaten; voords zijne Voorouders en derzelver lotgevallen , zijne kinderlijke daaden ten breëddeii tuttemeeten, zijn Werken die hij in het licht gegeeven , of aan de nakomelingen óvergelaateri heeft, in het breede aantehaalen , én half uittefchrijven; zijne vrouw en aangèhuuwd getlagc ttbaat te neemen, en eindelijk over zijne ziekte A 3 m  6 INLEIDING. en dood, omftandig uitteweiden; al het welke, bij de befchrijving der daaden van een Groot Man, in lange na zo niet uitgerekt behoeft te worden ; wijl 'er ftofs genoeg in deszelfs leven voorhanden is, om veele bladen, met gemak , op te vullen. Dit is derhalven de waare reden, waarom ik tot het onderwerp van deze mijne Levensbefchrijving geen Goed maar een Groot Man uitgeleezen hebbe; en wel het woelig en zeer afwisfelend leven van den magtigen Superintendent der onderaardfche Gewesten , doch tegenwoordig exregent, lucifer DE GROOTE. Wij zullen het beknopt verhaal van zijn uitgebreid en langduurend leven in vier Tijdperken verdeelen; immers, om alle zijne beroemde daaden te meiden, is ons bedek veel te kort. In de eerfte afdeeling zullen wij handelen over zijn Geboorte, en het gene daarbij bijzonderlijk in aanmerking komt. De plaatfe waar, en de tijd waarin hij gebooren werut. In de to-eede afdeeling, zijn opvoedingi kindschheid en jeugd, gelijk ook zijne Reizen c»  INLEIDING. 7 cu de veelvuldige benaamingen, welken bij in dit tijdvak, bij alle Volken, ontfangen heeft. In de derde afdeeling zullen wij voortgaan met het verhaal van zijn' Mannelijken ouder ^ dom,welk vak ons eene menigte fchrandere Juridieke en Politieke Handelingen zal voordraagcn, welken, zoo ik niet twijffele, niet onnuttig , maar zelfs van veel dienst zijn voor zulke Mechanici, Mathematici en Juridici, die hun hoogstnuttig en dierbaar leven geheel toewijden en opofferen aan de moeijelijke, alhoewel dikwijls onvnisbaare, ftudie om het kromme regt te maaken. Eindelijk de vierde en laatfle verdeeling zal het rampzalig tafereel van 's mans dagelijksch meer en meer afneemende vermogens , benevens de befchrijving van zijn tegenwoordig voorkomen en huisfelijke omftandigheeden bevatten: een leerzaam toonbeeld van de ijdelheid en het nietige, zo wel van het aardfche, als van het onderaardfche, en hoe dat zelfs het leevendigfle, het allerfcherpzinnigfte vernuft, door den last der jaaren verplet en geheel verftompt wordt. A 4 Hou  * INLEIDING. Hou dan Leezer , onder het doorbladeren , die zedelijke befchouwing geduurig voor oogen, en maak u die nuttige Stelregel : alles is ijdelheid. uit dit waar en zonderling Geschiedverhaal, ten geleide van uw levensgedrag, ten nutte. -»—- EER-  EERSTE AFDEELING, waarin gehandeld wordt, over de geboorte van den held dezer geschiedenis. EERSTE HOOFDSTUK. Aeloude Gebeurenisfcn worden Ügtelijk twifffdacht Ig, cn waarom1? Groot en langiuurig harrewarren met den Leezer. De Gefchiedkun.de is daar in van de overige weetenfchappen onderfcheiden, dat zij in alle heure werkzaamheeden, flegts beftuurd wordt door het geloof aan, en betrouwen op de groote menigte van aanbrengers en befpieders, of,met andere woorden correspondenten, die zij, in alle oorden der waereld , onderhoudt. Hel is ook de goede Mufa clio, die bereids zelve heure jaaren krijgt, onmooglijk om overal in perfoon rondtereizen, en bij alle Volken echte berichA 5 ten  io LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE ten te gaan inwinnen ; met hoe veele kosten cn gevaaren zoude dit moeijeüjk werk niet verzeld gaan? En, genomen, zij deedt dit al eens, zij ontzag eens noch zwaare uitgaven, noch het vreesfelijk fatiguante van zo veele Land- en Zeetogten, naar zo groot een aantal Volken en Natiën, als waar van zij de Gefchiedboeken of Annales, ons, met veel minder moeite en om» (lag, bereids heeft doen toekomen; dan nog zoude zij 'er niet veel voordeel bijdoen; immers waar zij ook kwame , zoude zij, wegens het yoorledene, niet anders kunnen doen dan navraagen , en de berigten inwinnen, die bij overlevering van Vader tot Zoon. onder het Volk, waarbij zij zig tot heur oogmerk begeeven hadde , overgebleeven waren , en dus zoude zij, r.iet veel bij heure reize gewonnen hebben, alzo ze aan dezelfde gebreken van zwakheid van geheugen, aangevuld door fabelagtige verdicht* felen, even zeer bloot 'zoude liaan, en zoude dus alles alweder op geloof en vertrouwen, even zeer moeten katen aankomen, en wegens het tegenwoordige, waar van ze dan, als 't ware , ooggetuige zoude kunnen zijn, daarin zoude ze even-  GRAAF LUCIFER DE GROOTE. n evenwel ook niet veel beter kunnen flaagen; immers zoude ze zig genoodzaakt zien , om in al'erleije twisten deel te neemen , alle gebeurenisfen bij te woonen , overal gevaar loopen om, als een moeial en nieuwsgierig oud wijf, allerleije onaangenaame complimenten te ontvangen , en eindelijk nog, door het voor en tegen van honderde gevallen, en het fchoon fpreeken van elke partij, zodanig in verwarring gebragt worden, dat ze van het tegenwoordige nog veel minder dan van het voorledene zoude kunnen te boek ftellen; en ook hoe zoude het haar mogelijk zijn, om heur zwaar comptoir, dat ze op den Helicon houdt, en het welk uit een geheel heir van Klerken , Translateun, Copi* isten en Compilateurs beftaat, overal met zig te voeren; zij zoude een meer dan Koninglijke fuite overal moeten agter zig nafleepen, en welligt, wegens heur' grooten omflag,bij veele Volkeren, als gevaarlijk en vijandig gefchouwd worden. Best heeft zij, dus, om alle deze gewigtige redenen, geoordeeld, om liever ftil thuis te blijven, en heur affaires, door middel van Correspondenten, in alle oorden de wae- reld,  ia LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE reld, zo goed en zo kwaad als zij kan, te oé£ fenen. Maar wat is hier het gevolg van ge* weest, veelen heurer Correspondenten zijn lieden, die door andere bezigheeden en omftandigheeden bezet, juist allen niet in de gelegenheid zijn om alles naauwkeurig genoeg nategaan; van dezen ontfangt ze dus flegts dorre berichten, famengefchakJd met de onvaste termen , men zegt: men wil: de oudfle lieden zeggen dat hen in hunne kindschheid, door hunne ouders * dit of dat verhaald is; doch ze zijn 'er reeds de helft van vergceten, enz. anderen weder s lchrijven zo gebrekkig, dat men, met alle moeite van de waereld , naauwlijks tiit hun gekrabbel wijs kan worden, en dan nog wel in vreemde taaien , die, buiten dat, moeijelijk genoeg om te verdaan zijn, en de Translateurs zweets genoeg kosten, die dan evenwel toch nog Wel dikwijls een quid pro quo neêrplakken, althands als ze ongeduldig worden; eindelijk weder anderen * die gaarne om een plasdankjen bij de Mufa te' verdienen, wat veele en omdandige berichten willen inzenden, vullen de gaapingen hum* ner overleveringen, met eigen verfierfelen ert ïiiÉ-  GRAAF LUCIFER DE GROOTE. 13 uitvindingen op ; weiken , als ze niet al te lomp verzonnen worden , niet gemakkelijk van de waare gebeurenisfen te onderkennen zijn; en welken dus, door de oude vrouw, die ook al wat dommelig begint te worden, al mede voor goede munt aangenomen, en aan den Volke en het nageflagt overgebragt worden. Deze onvermijdelijke jnconveniënten hebben wel meest plaats in de duistere vakken der aeloude Gefchiedenisfen en overleveringen van de eerfte beginfelen der gebeurenisfen van geheele Volken, of der Historiën van enkele Helden der Oudheid, en dit is ook de waare reden waar. om het levensverhaal van onzen Held, in deszelfs eerfte tij'dvak, en wel inzonderheid dat zijner Geboorte, door de Mufa der Gefchiedenisfen, niet al te naauwkeurig heeft kunnen geboekt worden; want alhoewel de man zelve nog leeft; en men dus bij hem, zo 't fchijnt, de beste berichten daarvan zou kunnen inzamelen , heeft hij menigmaal betuigd , dat zijn geheugen , hoe fterk het, na gelang zijner jaaren, cok weezen moge, echter door de veelheid van ^aaken, die hem geduurende zijn zeer woelige e»  14 LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE en bezige leven, van omtrend zesduizend jaalen, voor den geest gekeken zijn, de eerfte indrukken zjner kinóscbheid geheel uit her geheugen g,wisent hebben; immers het Hoffelijk zintuig des geheugens , wordt niet onduidelijk bij een wasfehen Tafel vergeleeken, welker eerfte inprentingen, -door geftadig nieuwe lijnen 'er over en weêr over te trekken, eindelijk geheel jferflfcwipeÊ en verdwijnen; daar bij komt nog dat fchiandere menfehen, onder wier getal hij zonder twijlFei behoort, dat gebrek aan zig hebben, dat, w maate hun oordeel en fcherpziü, igheid toeneemen. ook in die zelfde maate, in een omgekeerde reden, hun geheugen verz -kt, en dat heeft eene natuurlijke Phjfwlop) rd en Pfycuolügifehc reden; immers men houdt het voor een axioma, of geen' bewijs behoevenden fielregel, dat de ziel, met een eeuvouwige werking bedeeld is, en dus- geene twee zaaken tevens ' beoeffenen, geen twee punten tevens kennelijk befchouwen kan; dat ze duizende zaaken fchifnt te verrichten, duizende verfchillende voorwerpen tevens fcbijiit te kunnen befchouwen, is flegts eene misleiding, welke  GRAAF LUCIFER DE GROOTE. 15 ke ontftaat uit de onbegrijpelijke fnelheid, waar mede zij begaafd is, om, als een blixem of .electrieke vonk, van het eene eenvomvige punt van werking of befchouwing, tot het andere overtefnellen , zo dat zij zelve meent, veele dingen gelijk te doen, en te overzien, en echter daar in even zeer misleid wordt, even als hij, die een fakkel met fnelheid in de rondte •ziende zwaaijen , een' voortgaanden kring uit veele fakkelen beftaande, meent gewaar te worden. En, fchoongenoomen, onze nu reeds grijze Held, wist al eens nog alles wat kort r,a zijn geboorte met en nevens hem omgegaan ware ; dan zoude hij toch evenwel zijne geboorte zelve niet bij eigen ondervinding weeten te verhaalen, maar in dit eerfte begin van zijn weezen, toch zelve op de verhaalen van andereu moeten fteunen ; want dat is iets zeer zonderlings en merkwaardigs' dat wij menfehen ,. juist van die gebeurtenisfen , waarbij onze tegenwoordigheid het allereerst en het allerlaatst gezien wordt, waar bij wij voor het allereerst en allerlaatst de Hoofdperfoon der daad uit maaken, juist de allerminfte bewustheid hebben ; en  i6 LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE en, fchoongenomen,zijn geheugen ware al eens beter dan het is; en hij konde zig al eens veele gebeurtenisfen zijner kindschheid herinneren, dan nog is hij waarlijk de man niet, waarop men het grootfte vertrouwen kan ftellen ; wijl hij, van ouds,het leelijk gebrek gehad heeft, van de dingen geheel anders voorteftellen, dan zij wanrlijk gebeurd waren, of zich wezenlijk bevonden. Immers hij is altijd voor een doortrapt Hoveling, of met andere woorden , Logenaar, gehouden geworden, die het onnoozele Volkjen, waar mede hij pleeg te verkeeren, gediuirig mooije praatjes wijs maakte, en hen alles op den mouw konde fpelde wit hij flegts wilde, wijl zijn talent van praaien zeer inneemend; en zijn uitvindingen en fprookjens onuitputtelijk zijn, zo dat hij zelve (zijn hoogge ouderdom en zwakheid niets eens in aanmerking genoomen wordende) evenwel in lange na, de man niet is , om berichten na waarheid te geeven. — Maar, mij valt hierin, dat veelen mijner Leezers , hier mogelijk, bereids in den aanvang vr.n dit mijn aanmerkenswaardig Gefchiedverhaal, mij  GRAAF LUCIFER DE GROOTE. 17 mij zeiven welligt zo even aangeftipi gebrek in een geloofwaardig Historiefchrijver , naamlijk , verdichting en fabeldchtige aanvulling, zullen verdenken , bij de overweging van het gene ik hier, wegens den nu meer dau vijf luizendjaarigen ouderdom van den Held dezer Gefchiedenis, aangeftipt hebbe. Veelen, zoo niet allen, zullen zeekeilijk denken: Wat is dat nu weder voor een opgewarmd Sprookjen, uit de Ridderboeken ? Wat mensch op de wacreld is toch ooit zó oud ge» worden ; zelfs methusau u's jaaren kunnen daar immers op geen vierdepart na, bij haaien, en de wandelende Jood, die, van Jerufalems verwoesting af, zo als fommige geloof- en ongeloofwaardige Schrijvers berichten , reeds gewandeld heeft, en nog wandelt, komt 'er immers in lang nog niet bij; laat die al eens een' zeventienhonderd jaaren oud weezen , dat zal al heel ml zijn; en hier komt men ons met een' fok ouden paai van vijfduizend en meer jaaren , voor den dag! Ja wel, v/at doet men thands niet al om een brood te verdienen, en de lieden het geld met logenachtige en verdigte, oude en nieuwe, partij* dige en oproerige , beuzelachtige , of nadeeligS B nieuws*  iS LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE nieuwstijdingen , blaauwboekjens en papier tjens, uit den zak te lokken! —. St. St. waarde Leezer! Bedaar, bedaar toch, en laaten we niet, daar we pas even kennis met elkander maaken, aanftonds reeds met elkander over hoop gaan leggen , kibbelen en harrewarren. Geloof me, vriend ! ge wordt door een' misdag van overhaasting, die, in de Schoole der Redenkundigen , Vitium Sulreptionis geheeten wordt, tot dit voorbaarig befiuit, over zo een getrouw en waarachtig verhaal , als ik u hier in handen geeve, misleid ; laat ik u dezen regel in al wat ge hoort of ziet, vooraf inprenten : neem nooit alles zonder voorloopig onpartijdig onderzoek aan \ maar verwerp ook niet alles, vóór ge u degelijk, en met groote bedaardheid, door onpartijdige naarvorfching, en eene daaruit opgemaakte geregelde cn volledige Sluitreden, van de valschheid van het voorgedragene , in gemsede overreed hebt. — Wel heden, ja! dunkt me dat ik u boor inbrengen , als we alle fprookjens en vertellingjens, zo logictch zouden onderzoeken, hadden we wel dagwerk, en kwamen dan nog fomtijds in een geheel rond jaar, niet van een eriktf  GRAAF LUCIFER DE GROOTE. 19 le fabel, of logen, af. - Maar foei! Hoe Spreekt ge hier weer zo los en onbedagt, is het dan beter om maar aanftonds, zonder onderzoek, meesterachtig te befiisfen, dai is mar, en dat is logen, alleen, omdat het ons, zo oppervlakkig voorkomt. Wel! wel! waar gelijkt dat na? Maar gij Leezer , zijt de eenige raensch niet, die zig leelijk, door dat overhaastig oordeelen, bcdroogen heeft gevonden; veele groote Geleerden en ervaarne onderzoekers der waarheid, Natuurkunde en Wijsbegeerte hebben het zelfde gebrek gehad. Is niet galileus verbrand, alleen oir. dat de goede man, op het voetfpeur van pïthagoras, de menfehen wilde vertellen dat de aarde om de zon draait, en geduurig voortrolt, het onderfte boven kantelende , als een bal in een kolfbaan; het geen de geleerde en alle deftige mannen in zijn* tijd, met veel grond, (zo zij meenden) voor een fprookjen of logen hielden; want als de iieden hunne huizen , en alle de, voorwerpen nevens hen,flegts aanzagen, en alles zo ftijf als een paal fcheen te ftaan, werden ze dol op den onbefchaamden Logenaar, die hen, net of hij een partij gekken of kinderen voor hadt, E a wil"s  so LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE wijs durfde maaken,dat al de boomen, huizen, menfehen, beesten , onder de Evennachts Linie, in den tijd van vier-cn-twintig uuren, zo waakende als flaapende, elk een' weg van Söograaden , of 5400 Duitfche mijlen afleggen, en te gelijk nog, met ai de overige aardbewooners, een groote twee uuren gaans, in één minuut, door de lucht , voortreizen ; voords dat de Europeaaflen 's nachts die gewesten des Hemels zien , welken de Jndiaanen bij dag voor oogen hebben , en dat wij juist met het plat onzer voeten, tegen het plat der voeten van audere menfehen aanloopen , zonder van de waereld aftevallen. — Wel het was om te lagchen, en te gelijk om nijdig te worden, dat men zijn' kcstelijkcn tijd, inzonderheid als men het wat volhaudig hadt, aan die vertellingen van Moeder de Gans, moest ten besten geeven? — En nu, kom nu reis, als 'er nu eens iemand wilde leeren , dat de waereld een groote ftij. ftaande vlakte , even als een plaatkoeken plaat, en de zon een daar om heenen rollend kooltjen vuur ware; wat zou men dan toch nu wel van die menfchen zeggen ? Evenwel een van beiden déze wonder-  GRAAF LUCIFER DE GROOTE. ai derlijke zaaken moet waar zijn , want het is niet moogelijk, om een midden tusfchen dezelven uit te denken. Loopen de menfehen met de voeten niet tegen elkander, dan moet de waereld noodzaakelijk een plat vlak zijn, en loopen ze wel tegen elkander, dan moet de waereld om de zon, of deze om de waereld draaijen , ten einde de Schaduwzijde des bols. behoorlijk op zijn' tijd te verlichten. — Wel, zult ge, mooglijk zeggen , de zon draait om de waereld , dat is een uitgemaakte zaak, want dat zien we, immers voor onze oogt». — Maar ge ziet ook voor uw oqgen , dat menfehen, die met hunne voeten tegen den zolderbalk, waar op andere menfehen Haan, en dus met het platte hunner voeten tegen het platte der voeten van andere menfehen gekeerd zijn ie, tegen dien balk of zolder willen loopen, van boven neervallen; en evenwel moet dat onderfte boven wandelen op de waereld gebeuren , het zij de zon, bet zij de aarde ftUftaa ; zo dra wij niet daarbij gelooven dat de aarde zo vlak als een tafel, of platte plaat zij? Zo dat wij, uit het gene wij meenen te zien, niet altijd oordeelen moeten van de j3 o waar-  ai LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE waarheid of onwaarheid der Hellingen of gezegden. Om nog één voorbeeld ter opheldering bij te brengen. Wat is plinius niet wel door vcrfcheiden geleerden , die altijl elkander napraaten, gehekeld en berispt over fommige dingen die hij ,in zijne Natuurlijke Historie, geboekt heeft , ja wel , al wat men maar bij plinius vondt , of uit hem aanhaalde, als het Hechts wat vreemd luide, was maar aanftonds , een knol, een Heidensch fabeltjen , en wat al meer, zonder dat iemand dier befiisfende fpreekers ooit uit den hoek van den haard gekroopen ware , om die landen te onderzoeken, waar van plinius de vreemdigheeden, zo van dieren als andere voortbrengen , verhaald hadt; maar wat is nu ook, nu men de geheels waereld doorreist en doorkruist, alleen met oogmerk om de waarheid dier vertellingen der ouden te ontwikkelen, het geval? Veele verhaalen, die men voor beuzelagtig en verdigt gehouden badde, worden indedaad waar bevonden, en de vitters en bevooroordeelde berispers, kijken niet zelden bijster op den neus. Nu , dit js dus vooraf een leer voor alle neuswijzen en voor-  GRAAF LUCIFER DE GROOTE. 23 voorbaaarige vitters'; voorzichtiger deede mea den Wijsgeerigen regel nihil mirari, verwonder u over niets! optevolgen ; want indedaad men hoort en ziet, in deze tijden, zo veel nieuws en raars , dat men wel geduurig met ovidius mag uitroepen : Omnia jam fiunt fieri qua. posfe negabam! Thands toch gebeurt zelfs al, wat nooit gebeurlijk fcheen! Wij moeten dus liever met de oude Sceptifche School, tot het voorzichtig &i%av of opfchorten van ons oordeel, de toevlugt neemen , eer wij te rukeloos over eenige ons onbekende zaak, het oordeel vellen. Dit ïlegts in het voorbijgaan tegen de wijsneuzen! Maar om nu deze tegenwerping van de moogelijkheid van het nog tegenwoordig beftaan van een mensch, van bijna zesduizend jaaren oud, vooraf uit den weg te ruimen; eer toch zullen de vitters met hun oneindig ja maar! niet rusten ; zo dient: In de eerfte plaats', dat onze grijsaart een verfchijnfel onder de menfehen oplevert, dat van een geheel andere, dan aardfche fubftantie gevormd j> + fchijnt,  f4 LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE fchijnt, en dat, hoewel na de oppervlakkige uiterlijke gedaante, van verre wel zo wat op een mensch gelijkt , doch, op eene bijzondere , en als nog voor de fchrandcrfle geesten verborgene wijze, eene bijzondere affiniteit met geesten of onüghaamlijke zelfftandigheeden heeft , en eene foort van amphibie of tweekeve/.d wezen is, dat zo wel in de geesten- als in de Hoffelijke waereld t'huis hoort; edoch , de laatfte gal hij welhaast dienen vaarwel te zeggen; uit hóófde zijner dagelijksch.meeren meer toeneemende verzwakking. Deze zijne bijzondere affiniteit met geesten, zal niemand vreemd voorkomen, die ooit geleezen heetst, hoe fommige menfehea zig , door onthouding Van fpijs als anderszins , tot halve geesten kunnen maaken, en met geesten kunnen omgaan , gelijk swedenburo, en zijne opvolgers daar van veel zeldzaame en wel geflaagde proefneemingen verhaalen; en dat zulk een meer daa half geestelijk wezen, lang leeven kan, komt over een met alle van vooren beredeneerde, en van agteren met proefneemingen bevveczene , gronden van voeding q7«iritid) des menfchelijken lighaams; immers als Wij  GRAAF LUCIFER PE GROOTE. a5 ■wij het gevoelen van den beroemden ke kirt e (*) aanneemen , naamlijk, dat het voedfel of deszelfs met ons lighaam gelijkfoortige of homogene Ro& ,zig zozeer niet in het zelfftandige onzer lighaamsdeelen verandert, als wel alleenlijk derzelver uitbreiding in den groei helpt bevorderen, endezelven in den ftaat, waarin zij zijn,bewaart' en voor afneeming behoedt, daar het alleen de vreemde, door het voedfel in het lighaam getreedene, en zig met de vogten en weeke deelen vermengd hebbende , heterogene of ongelijkfoortige ftoffen zijn, die, door verteeriug, afflijten, en gefhdig weder aanvulling noodig hebben; dan is het zo klaar als de dag, dat de vroegere verandering en fpoedigere dood, nergens anders door veroorzaakt wordt, dan door het te veel en ontijdig ophoopen dier homogene of hc* terogene voedende deelen; die, door overvloed nadeelig worden, en het levensvuur, 'twelkjgeweld doet om dezelven te bereiden , opteneemen, en te verdeelen, door vcrfpilliug van deszelfs kragten , fpoedig doen verzwakken , en van daar ovej- (*) Beurthillung eines beweifes w #* Immaterittliuit der frlc <:us der Msikin. Ha!. 8vo. B 5  26 LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE overvalt de Matroone Ouderdom en derzelver Cicisbeo, Freund Hayn, de menfehen eer ze 'er eens erg in hebben; maar iemand die daar nu wat op?evat is , en eenige Phyfiologifche en ^Chemifche kunde bezit, kan, inzonderheid als hij, van jongs af, na de kunst opgevoed is, en zich vervolgends aan zulk een' maatigen leefregel gewent, dat hij geen greintjen voedfel meer nuttigt dan fiegts eenigzins noodig is, om het verlies door de feerctio en excretio, of de affchciding cn ontlasting, en door de perfplralio infenfibilis , of ongewaarwordelijke uilwaasfeming , verlooren geraakt is , te hcrftellen , ontzagchelijk lang leeven ; ja , 'er is in zulk een' mensch geen innerlijke natuurlijke oirzaak van den dood mogelijk; doch wat de uiterlijke oirzaaken betreft1, daar moet hij zig voorzichtig voor wagten , alzo de grondigfte kennis van de dierlijke huishouding des menfchelijken lighaams, ons geen hair baat, als wij in den oorlog een' kogel voor-, of, bij norm een vengster op- den kop krijgen, met rijden den hals breeken , of met zeilen omflaan en in het water fmooren ; daar hebben hippocrates, GA' l  GRAAF LUCIFER. DE GROOTE. 17 ©ALENUS, HALLER , of BLUMENBACH, geen enkel woord van gefchreeven ; en, om mijn zeggen met voorbeelden te bevestigen, kan ik u verzeekeren , dat 'er eens een Geneesheer geweest is, die, door zijn diepe ftudie in de kennis des menfchelijken lighaams, zo verre gevorderd was, dat hij het waagde, om de proeven van zijne Theorie op zig zeiven te neemen , en daartoe -een zeker weegkundig werktuig liet vervaardigen, in het wélk zijn ftoel geplaatst was, waar in hij, geduurende den tijd, dat hij eenig voedfel gebruikte , ging zitten; deze ftoel hong in evenwigt met zo veel ponden gewigts, als hij, op een hairtjen na, wist, dat hij, wel gefield en maatig verzadigd zijnde, woog; als hij dan hongerig en nuchteren aan tafel kwam, was zijn lighaam met dat gewigt niet in evenwigt, maar onder het eeten daalde de ftoel, en het gewigt rees; zo dra hij dan bemerkte, dat 'er juist evenwigt was, lag hij, al was hij ook midden aan het greetig kluiven van een fmaaklijk hoenderboutjen, vork cn mes, ftilletjens bij zig neêr, en men zou hem ook niet verder aan 't eeten ge- kree-  nS LEV£N VAN ZIJN EXCELLENTIE kreegen hebben , al hadt men den man een tonnegouds geboden; overal waar hij dineeren, of foupeeren girg, werdt die ftoel vooruit gezonden, en dat was ook een zeker teken, dat Doctor sa KCTORius,(*j wantzo was de naam van dien maatigen artz, voor vast van de partij zoude zijn. Hij heeft ook zijn leven tot ver over het 90 jaar gebragt, doch is eindelik, door één enkel verzuim of twee, dat hij eens niet wel op de evenaar gelet hadde, zo dat ze even buiten het huisjen overgeflagen was, door ziekte aangetast geworden, en dezer waereld overleeden; ook hadt hij die rcquatiën wat te laat in zijn leven begonnen , en dat veioirzaakte dat het verzuim daarom voor hem des te gevaarlijker Vferdt;anders hadt hij, na alle waarfehijnlijkhcid niet alleen, maar zelfs na Matheraatifcbebereekening , nog tot op den hedigen dag geleefd, 't Welke terflond zonneklaar blijken zal; laat A. het menfchelijk lighaam in gezonden ftaat betekenen, en B. het voedfel dat dagelijksch geCO Sanctus s.u'CTop.iO!, Profeiibr in de Geneeskunde, te Rxdua, op hel einde der zestiende lieuvv , Schrijver v*u liet Welkt Static» Medicina of Geneeskundige 1/eegHunde,  GRAAF LUCIFER DE GROOTE. 29 genoomen en verteerd wordt, dan kan men de uitkomst der Jlgebraijche- bewerking aldus voor ieder klaar ter neder (tellen: (A + li) — CA — B) = A. en dus het lighaam, als 'er juist altijd even veel vergoed als verfpild wordt, altijd gelijk aan zig zei ven, dat is gezond en frisch. Qttod erat probandum (dat te bewijzen was.) Zie daar, hoe wil men nu klaarer dan Mathematisch betoogd hebben, dat iemand die gezond en frisch is, zo lang als hij gezond en frisch blijft, niet ziek kan worden, veel min een' natuurlijken dood fterven kan; en dat gezond blijven ftaat maar eenvouwig aan het juist waarueemen van den dieet en zorgvuldige berekening van het noodige voedfel; dat houdt de, voor het leven onmisbaare, irritabilueit der fïjnfte vefeltjens onzes lighaams in den behoorlijken toeftand, en verhoedt derzelver verdooving, of te hevige werking, welke zeer geringe en ondenkbaar kleine deeltjens, eigentlijk , volgends de nieuwfte ontdekkingen, de waare oirzaak zijn der gezondheid, of, bijaldien zc ontlteld geraaken , der ziekte , ouderdom en  go LEVEN VAM ZIJN EXCELLENTIE en dood van de menfehen ; immers waarom zijn jonge gezonde lieden, bid ik u , toch anders zo kittelachtig, en .waarom is 'er aan de oude lui, zo.alsmen zegt,niets te doen , als alken van daar dat de irritabiliteit bij de jonge gezonde menfehen van beide Sexen, juist op heure maat is, zo dat zo door kittelingen wrijving plus opgehoopt zijnde, ondraaglijk wordt; dus is het maar de zaak, om die altijd opbeur maat]te houden; en al gingen dan al de Doctoren , Apothecars , enz. met de gehcele Medicijnfche Faculteit om een kuiertjen, Czo als men zegt) zoude het menschdom 'er niet — zö veel! bij verliezen, maar integendeel, men zou met een Jonge Dame van 6 a 87 Jaar, nog op zijn 90 Jaar, zo vlug een Schleifenjen kunnen dansfen, als thands lieden (die op de fup. plctie der fecretze en op de rectificatie der irritabiliteit geen acht flaan) naauwlijks op hüü twintigftejaar,met een meisjen van drie zesjens, kunnen doen. — Wel nu, komt het u nu nog zo vreemd voor, dat ik het leven van een' bijna zesduizend jaarig Grijsaart beloof te befchrijvenV ~ Mij dunkt dat ik u toch nog niet vol. komen overtuigd heb. Kom aan dan, laat hooien? Wat hebt ge nu nog meer in te brengen?  GRAAF LUCIFER DE GROOTE. St (gen? Wel, als die man evenwel zo oud ware, zou men 'er wel meer van héorèn, en men zou uit nieuwsgierigheid zulk een' man immers wel eens gaan zien, of aan vreemdelingen toonen, of'er van in Couranten fchrijvcn.Wagt! daarop zal ik u aanflonds dienen : Vooreerst willen de oude lieden die 'er wat wel uit zien, nooit voor ieder een weeten hoe oud z] juist net zijn, 'en dat is ook volmaakt het geval bij onzen Held, hij geeft zig niet hooger op , dan ten hoogften een groote 80 Jaar ; nu, dat ïs geen zo zcldzaame ouderdom; en wat de Couranten betreft, daar plaatst men immers alleen de overledenen in, om geene porten van Rouwbrieven te betalen; want hoe na men ook de overledenen beftaat, en hoe veel achting en liefde men dezelven ook toegedraagen heeft, men geeft toch, in dezen fchaarfchen tijd,niet gaarne een dubbcltjen voor een' condoleantiebrief of eenige guldens voor rouwbrieven uit, die onkosten kan men uitwinnen, met ééne zes fchellin. gen, en wel minder,te betalen voor eene advertentie in de Courant, waarbij men quafi verzoekt , om, wegens zijne groote droefheid , van con-  32 LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE condoleantie brieven verfchoond te blijven; en daar bij kan men dan voor één geld het publiek nog van ter zijde, en met een NB. waar zulks noodig is, herinneren, dat de affaire van den Overledenen nog gecontinueerd wordt, en men een ieders gunst en recommandatie verzoekt, zo kan men, heel Oeconomisch, twee vliegen met een' klap liaan, en de leevenden bevoordeelen door zijn groot gemis en ontroostbaare droefheid over den dooden , algemeen bekend te maaken. En fchoon het ware al eens de gewoonte, dat men den zonderlingen ouderdom van nog leevende menfehen in de Couranten plaatste, dan nog Zoude onze Held wel middel weeten, om te zorgen, dat zijn hooge Jaaren (wijl hij daar zeer tegen is) bekend wierden; want, daar hij zelf Schrijver, Redacteur, of ten minften Opzichter van fommigen der thands meestgezogteen gekochte Nouvelles in geheel Europa is, endaar nog .zo wat zijn kwijnend leven mede ophoudt, heeft hij het ook volflrektin zijnmagt ,om'er na zijn willekeur over het inplaatfen of uitlaaien van fommige tijdingen te befchikken. Dat kan nu alles wel waar zijn, voegt gij mij, dunkt me, weêr toe, maar even*  GRAAF LUCIFER DE GROOTE. 33 evenwel 'er zoude, als men zijn gezondheid en jeugd zo zelve in orde houden konde , wel meerder; gelijk oude Menfehen gevonden worden, en evenwel die zijn 'er maar niet. Dat is nu reis een blaauwe tegenwerping, weet gij dan hoe oud de menfehen, die tegenwoordig famen leeven, nog worden zullen? Wel neenl dat weet ik juist niet zeeker te bepaalen, maar uit de .analogie der dingen, en de vergelijking van het voorige gejlagt met het tegenwoordige , kan ik heel ligt bef uiten, dat, ah één menseh uit eenige duizenden, eens honderd jaaren bereikt, het waarlijk al, geljk men zegt, de papegaai ge fehooten is; en mozes heeft inmers den leeftijd der menfehen op zeventig, ten hoogftcn tachtig jaaren bepaald ? — ó 1 Is dat nu het kragtigfte argument, dat ge voor het laatst bewaard hebt, hom aan, dan zal ik u dat ook ontzenuwen, op voorwaarde , dat ge dan eindelijk voldaan zult zijn. De redeneeringen die wij op de analogie der dingen gronden , zijn niet allen even overredend, en de belluiten die wij 'er na neemen , niet allen even gegrond ; bij voorbeeld, hoe zouden wij uit de analogie der voorige ge. q beur-  • LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE beurtenisfen op de waereld , de tegenwoordige toedragt in Europa befluiten kunnen; daar de onlangs in Frankrijk voorgevallene geheele ornwenteling z0 wel van befluur als van gemoederen , fn wel binnen een zeer kort tijdvak , volftrekt geene analogie met de verloopen gebeurenisfen van eenigen Staat in Europa hééft* dus in dit geval, kan de analogifche vergelijking niet dienen. Al meer, hoe zou toch de analogie der dingen, ons uit de voorige eeuwen geleerd hebben, dat 'er fommige menfehen onder ons zouden ten voorfchiju komen , die ia een klein ichuirjen , hangende aan een groote met lucht opgevulde bal, van de aarde weg, en in den dampkring opgenomen zouden kunnen worden , gelijk wij evenwel voor onze oogen hebben kunnen zien. Wie zou ooit, uit de analogie der gebeurenisfen, hebben kunnen voorzeggen, dat de geheele metaphyfica op die gronden, waarop die door de voorige Wijsgeeren geleerd werdt , door eenen Koningsberger Wijsgeer kant,in ongebruik zoude geraakt zijn,en door een geheel nieuw Systema vervangen zoude zijn geworden ? Wie zou ooit uit de analogie der din¬ gen  GRAAF LUCIFER DE GROOTE. 35 gen hebben kunnen befluitcn, dat de geheele Chemie * zo als ze door de Stdhliaanen geleerd geweest is, door de Layoifteriaanen verworpen , en op geheel andere grondbeginfelen gebouwd zoude worden? Immers zulke groote omkeeringen in zo kort een tijd, hebben geen voorbeeld in de Letter-of Staatsgefchiedenisfen, en daarom juist vloeijen 'er ook de ongehoordfte gevolgen uit voort ; zoude het dus wel onmogelijk blijven, dat men op de nieuwe gronden van lavoisier, de vaste , wceke en vloeibaare deelen des lighaams , door een juist befeekende voeding , zodanig eindelijk leerde in evenwigt te houden , dat 'er geen verlies, verflijting of verandering aan gebeurde? En wat uw getuigenis van mozeö betreft, daaromtrent kunt ge ligt gelooven dat in Phyfwlogifche onderwerpen , een Wijsgeer van het jaar der waereld 6433, in het ïaar na onze TiJ'drekeninS niet veel befüsfen kan. Wel nu Leezer ï zijt ge nu eindelijk te vreeden, dat is mij lief, want dat geharrewar zoiu de ons veel te lang ophouden; ik zal nu zonder tijdverzuim tot de geboorteplaats, en voot-Ca êti*  36 LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE ouders van onzen grijsaart overgaan, en hoop dat, als ge mij niet wéér met het een of ander in de reden valt, wat beknopt aftedoen. TWEEDE HOOFDSTUK. over de geboorteplaats van den held dezer geschiedenis. Omfchrljving van denfraaijen Moestuin Aliz , hoe anderen dien noemen. Ormuzd,een AdeUjk Landheer, is eigenaar van denzelven, en waarfchijnlijk de Vader van onzen Held. mazar o o t h , of Rentmeesters. Ander gevoelen wegens zijn geboorte. Onmin tusfehen d e ROode en zijn Huisvrouw, met een' Rentmeester, vo/gends de Cabalisten ; Lastertaal wegens zekere oude Baker lili T h genoemd. >s Helds geboorte volgends zoroaster. T 7 Uit het voorafgezegde, wegens de onzeekerheid en duisterheid der aloude nieuwstijdingen en Courantiers der eerfte waereld, blijkt het van zelve genoeg, dat wij thands van de geboorteplaats onzes Helds, waar van ou.naa zestig eeu- wen,  GRAAF LUCIFER DE GROOTE. 37 wen, mogelijk geen kluitjen gronds meer te vinden is , niet veel met naauwkeurigheid kunnen te boek Hellen. Alle de oude berichten, zo van de Indiaanen , die men wegens dit onderwerp thands nog al het meeste geloof geeft, als Chaldeen en Egyptenaaren, komen daarin overeen , dat 'er ergens een zeer fraai oord geweest moet zijn, waar het altijd zomer is ,wijl 'er de zon geregeld op- en onder gaat, en door haare gemaatigdekoestering,deheerlijkfte vruchten en gewasfen voortbrengt , zc dat de inwooners 'er uit hoofde van hunnen geftadigen overvloed, altijd vrolijk , weelderig en lustig waren, dansles en fprongen, van waar de Chaldeen dit gelukkig oord Alii , dat is zo veel als Danszaal genoemd hebben , welk woord laatere volken, gelijk de Grieken, en na hen de Romeinen', offchoon ze het niet te best verftonden , flegts bij overlevering, en met eenige verbastering, zo als dat gemeenlijk gaat, wanneer de eene Natie van de andere woorden overneemt, Elyfion en Ehfium geheeten , en voor een zeer aangenaame plaats, door een altijd maatig koesterende zon befcheenen, gehouden hebben; van q j waar  33 LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE waar van bij ons hetdenkbeeld van de Elyzcefche Velden nog over gebleven is ; doch de Chal, deen hadden dit hun begrip mede, waarfchijneKJk nog bij overlevering van meer Zuidelijke Volken, en wel van de oude, over oude Indiaanen. De Mufa der Gefchiedenisfen, heeft onlangs eenige hoop opgevat, om van dat aller oudfte Volk, cenige nadere berichten te bekomen; wijl zij, fedcrt eenige Jaaren, eene correspondentie in de Oost-Indiën geöpend heeft, waar men thands bezig jSj 0m ten beuren dienfle, de oudfie gefchriften te doorfnuffelen ;doch eer men den zin derzelver volkomen gevat heeft, en de waarlijk oude van de nieuwere regt zul kunnen onderfcheiden , zal 'er nog wel wat tijd mede heen loopen; want die goede Indiaanfche Geleerden , zijn zelve nog bijster in dc war, met hunne oude traditiën, en weeten zelve niet waar het eind aan vast zit; daarbij komt nog, dat 'er vooreerst al een geheele rijd verloop^ eer men hunne tegenwoordige fchrijftekens regt verltaat, en die verfchillen dan nog aanmerkelijk met die genen , welken in hunne oudfie gedenkschriften gevonden worden ; waar bij nog komt,  GRAAF LUCIFER DE GROOTE. 3$ komt, dat die menfciien altijd, bij gebrek van papier, op Palmboombladen gefchreeven hebben, zo dat 'er veel van verboren is gegaan, of Hechts bij Hukken en brokken is overgebleeven; evenwel geduld, laaten wij maar den behoorlijken tijd aan de onderzoekers geeven; zodra de Samcrittifche Taal, maar eerst , wat gemeenzaamer geworden zal zijn, zullen we daar, na gedachten, nog raare dingen uit verneemen; en de hoop, dat die nu meer gemeenzaam zal worden, dan in voorige tijden, is nog onlangs zeer verHerkt, wanneer men vernoomen heeft, dat de Franfche Republiek, van alle de uitlandfche Lettervormen, die in het Vaticaan te Rome, bewaard worden, ten einde, door middel derzelver boeken te drukken , om het Geloof bij de Indiaanen voort te planten, en waar onder ook de Sanscrittifche Boekflaaven zijn, afdrukfels naar Parijs ontboden heeft; zo dra de Franfche Helicon, flegts maar eenigzins op rust zal zijn, hebben wij zeeker Grammaires en Dictionaires Sanscrittes te wagten. Voor het tegenwoordige echter, zullen we ons flegts vergenoegen , met dat gene wat de laatere VolC + ken»  0 LEVEN VAN ZIJN! EXCELLENTIE ken, wier letters en taal, we ndg'evéh Ceven. wel ook met niet weinig moeite) kunnen leezen, ons van dit bevallige oord gemeld hebben. Zodra 'er echter eenige Indiaanfche depêches. met ontdekkingen, wegens dit onderwerp op den Helicon arriveeren, zullen wij niet nalaaten, dezelven,bij wijze van Supplement tot deze gefchiedenis , onzen Lcezeren terfiond mede te deelen. De Hebreen, dat een Volk was, 't' welk deszelfs voornaamfle kundigheeden , zo wel in Tijdreken- als Sterre- en Aardrijkskunde, Czo als die Weelschappen, althands te dier tijde gefield waren) van deChaldeën overgenoomen hadt, daar deszelfs ffamvader Hcbcr waarfchijnlijk in Chaldxa gewoond heeft, wijl zijn verre achter neef abraham uit dat land, en wel uit de Vuurftad ür naar Canaaii optoog,noemden deze gelukkige en vruchtbaare plaats Heden, welke naam met het Chaldeeuwfche woord * li* daarin overeenkomt, dat het ook weelde wellust, vrolijkheid, blijdfehap (voiuptas, ob/eè. tatio, Delict, Dcliciarum locus) betekent, voegende daar bij nog het woord Gkaa, >t wcIk Tuin,  GRAAF LUCIFER DE GROOTE. 41 Tuin, afgefcLutte plaats, beduidt; terwijl zij deze Ghan Heden of PMfiértuttï", in Mefopotanicn plaatften. De Perfen, welken mede van de Chaldeen, hunne gronden van kennis en weetenfchappen ontfangen hebben, wisten dus ook van dezen fraaijen omheinden Tuin te fpreeken ,en noemden die in hunne taal Parasch , Paradei/os , zo als nog alle omheinde Wildbaanen en Diergaarden en beflooten tuinen,dien naam, in Perfiên draagen. Veele lommerrijke ftreeken werden in dit aangenaam gehucht met heldere Rivieren doorfneeden, gevonden, zo dat men geen aangenaamer woonplaats zoude kunnen uitdeuken. Dit Tlaatsjen behoorde onder veele andere Plaatfen en Heerlijkheeden, aan een zeer vermogend oud adelijk perfoon, welke de oudfie Volken Ormuzd^Orosmasdes of ook wel Ofiris noemden, en die voords nog meer andere naamen en tijtels droeg, van zijn uitgeftrekte eigendommen en Domeinen ontleend; deze nu befluurde zijn wijdverfpreid liggende goederen, door middel van twaalf Rentmeesters Mazoroath geheeten , terwijl hij zelve, verre van dezelven verwijderd, in een geheel ander gewest zijn ver- C 5 bliif  4* LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE blijf hieldt; evenwel waren zijne zaaken zo wel gefchikt en geregeld, dat 'er niets in zijn Heerlijkheeden kon omgaan, waar van hij niet zelfs eer dat het nog gebeurde, kennis hadt! - Deze voornaame Heer nu, was de Vader van onzen lucifer; doch of de laatstgenoemde in den befchreeven fraaijen tuin,dan of hij in het beftendig verblijf van ormuzd gebooren werdt,isnogonzeeker; evenwel de meesten zijn voer het laatlle gevoelen; fchoon enkelen willen, dat hij werkelijk in deze Lustplaats, en wel van geheel andere ouders, naamüjk van een' Boer en Boerin dezer Heerlijkheid , en dus van een onderhoorige van ormuzd zoude verwekt zijn. Immers, dat is zeeker, dat die fraaije tuin eerst verhuurd was geweest aan zeker Landman, de rood e genoemd, welke eene vrouw hadde , die, van heur zelve, van der leven geheeten was, welke lieden in deze fraaije Landftreek woonden en gebooren waren, en ook nog al lang te famen vieedznam leefden; doch wat zal men zeg. gen, zi kreegen, als wij de berichten der Cabalhun, «at al heele nette en fcherpzinnige lie-  GRAAF LUCIFER DE GROOTE. 43 lieden zijn, geloven mogen; over een onnoozele zaak , zo als wel meer het geval is, woorden met een' der Rentmeesters van ormuzd, die deze ftreek onder zijn opzicht hadt, en die bewerkt zo veel dat hen de huur opgezegd werdt, en dat ze genoodzaakt werden, een veel uegter boerderij te huuren, die geheel en al verwaarloost was, zo dat ze werk hadden, om eerst al het onkruid en de distelen op te korten, eer ze nog een fpade in den ijferhaw den en verdroogden grond konden ftetken, en men wil wel zeggen, dat onze jonge Heer ahrimanes, die die lieden niet lijden mogt, vrij wat onder dezen twist geüookt, en door zijn valfche logenachtige babbelzucht, het geheele verval en totaale ruïne dezer lieden bewerkt heeft, gelijk wij vervolgens nog nader zullen verhaalen. Althands het eene ongeluk bejegende die Lieden n$ het ander, zij geraakten druk in de kinderen , dermaate dat de vrouw van de roode in de wandeling bij uitzondering (Kzrct:0%/v') Moelier van der leven genoemd werdt; en tij dat alles hadden ze rtaauwlijks brood om te eeten, of kleêrèn aan hun  44 LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE huti lighaam. Nu, wiJiea de Cabalisten en Talmudisten wel zeggen, dat die de roode nog een bijzit lijs jen of lilith genoemd, die in zijn rijken tijd, Baaker van zijn kinderen • geweest was,'nahieldt; die alles behalven zagtzinnig, maar een kreeft van een wijf was, dat allerlei kwaad in het Huishouden ftookte, en ook zo als die lieden wel meenen te weeten , de eenigfte oirzaak is geweest, dat de roode zo veel verdriet aan zijn' oudften zoon beleefd bttfc.,, die foinmigeu ook voor een kind van dezen lilith houden, gelijk die lieden dan ook willen, dat de Held onzer Gefchiedenis mede van die lilith afkomstig zoude zijn, en dat deze zijne moeder nog tot op den hedigen dag zoude keven, en nog uit baakeren gaat, terwijl ze, zo oud een besjen als ze ook weezen mag, nog niet nalaaten kan, om kwaad in de Huishoudingen te ftooken, waarom ze ook bij alle braave lieden, waar zij heur'dienst prefenteert, gefchuuwd en zeer onzagt de deur uitgeftooten wordt; inzonderheid federt veele kraamvrouwen van onheugchelijke tijden af, ontdekt hebben, dat ze de kleine kinderen heel gnie?  GRAAF LUCIFER DE GROOTE. 45 gniepig kneep,, en op allerleije wijze met fpelden prikte en mishandelde; want ze is, zo men zegt, geweldig aan den drank. —- Edoch anderen verhaalen zijn afkomst op een geheel andere wijze, en bij deze laatften willen wij ons des te eerder voegen, om dat het niet zeer welvoeglijk is, dat men den Held zijner Gefchiedenis, die naderhand zulk een groot Man werdt, zo laag een geboorte toefchrijftWij zullen hem dan liever (volgends het gevoelen van den over- en alouden Perfifchen zoroaster, immers dat was een man, die het nog al het best weeten kon , wijl hij veel goede bekenden onder de Gymnofophisten of geleerde Indiaanen, hadt) voor een' zoon van dien voormelden Rijken en vermoogenden ormuzd houden, en zijn geboorteplaatsin het verblijf zijns vaders ftellen, die in zijne reiïdentie een zeer pragtig Paleis bewoonde, en een' aanmerkelijken Hofftoet nahieldt , doch waarvan wij weinig naauwkeurige berichten, tot heden toe, ontfangen hebben. — Immers de ondervinding leert ons dat verfcheidene in ongenade vervallene groote perfonagien, door den las-  40- LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE laster ook in den luister hunner geboorte benadeeld , en tot bastaarten verklaard geweest zijn, zo dat men aan al diergelijke praatjens door den Nijd uitgeftrooid, weinig geloof hechten kan. — Daar wij nu zo goed en zo kwaad wij konden de plaats zijner geboorte aangeduid hebben, zoude het w:l voegen, dat wij ook het juiste tijdvak derzelve bepaalde; doch dat is nog vrij duisterer; immers hij weet zelve niet regt hoe oud hij waarlijk is; dit echter zouden wij 'er van kunnen zeggen, dat hij jange vóór dat iemand nog aan een kraambed, luiermand of wieg dagt, gebooren fcMjnt te zijn. •— Evenwel daar zeg ik iets, dat mij,nu ik het wel in denk, al weder hard zou vallen om M bewijzen ; zo gaat het als men zulke oude zaaken, en waarvan zo veele verfchillende en tegeuftrijdige vertellingen voorhanden zijn , naauwkeurig wil uitpluizen; een wieg toch fchijnt reeds te dier tijde, in de opvoeding van jonge kinderen gebezigd te zijn, althands,veele zeer fentimenteele Dichters van deze dagen, fpree»  GRAAF LUCIFER DE GROOTE.' 4? fpreeken of galmen van de wieg des tijds, da wieg der eeuwen, de wieg der waereld, zo dat, na hun gevoelen, het gebruik van wiegen, reeds van even hoogen ouderdom, als de geboorte of vorming der dingen moet zijn; deze hunne meening nu, is niet geheel te verwerpen, als men flegts in aanmerking neemt, dat de Dichters. althands de voornaamfte onder dezelven Enthu[tasten, of met een van de Goden affiraalend vuur bezielde, wezens zijn , en , dat daarom , al wat zij zeggen, waarheid is, of ten minften kan zijn, waarom zij ook bij de Oosterlingen Nebiim of Voorzeggers geheeten werden; welk» naam door de Grieken met dien van Propheeten fyrpooGiïfT-oi) e" ook Poëeten (po^Tai) verwisfeld is: wij laaten dus hierin elk zijn gevoelen vrij, en haaien ons gezegde , betreffende de wieg weder in; maar echter wat de luiermand aangaat, fchoon ze zeekerlijk in deze dagen onaffcheidelijk aan het kraambedde gehegt is , en tot de voornaamfte utenjilia Genethliaca, of geboorte gerij behoort, daarvan echter maaken de hooge Odendichters, thands geen het minfte gewag ; immers men vindt bij hen nergens de Lui'  43 LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE Luijermand des Tijds aangehaald ; men zoude daaruit critisch, a priori, kunnen befluiten, dat men de jonge kinderen, in het begin der Eeuwen, zo niet broeide, als in den tegenwoordigen tijd, en dat fchijnt ook van achteren, a posteriori, te kunnen beflooten worden , uit de getrouwe afbeeldingen dier wezens, welken toen gebooren werden, en die wij nog bezitten , en nog daaglijks door naauwkeurige Copijen onder ons vermenigvuldigen. Hij voorbeeld, de Tijd, die nu evenwel reeds bijna zo oud als onzen Held , en een Grijsaart van ten minHen bij de zesduizend jaaren is, gaat immers nog heden giootendeels naakt en op zijn Engelsen , met de borst bloot, en ziet 'er evenwel nog zo frisch, vlug, geramasfeerd, dik en vet uit, dat men hem, zoo hij geen grooten grijzen baard hadde, nog voor een' man op het best van zijn leven, zou aanzien, dit nu zal zeekerlijk van daar veroorzaakt worden, dat hij in zijn kindschheid niet gebroeid is, want dat verzwakt de kinderen magtig. Zij echter, wier gevoelen voor het gebruk der wiegen , bij den aanvang der eeuwen pleiten, hebben hier weder  GRAAF LUCIFER DE GROOTE, 49 &r een aanmerking tegen , en brengen ter begunftiging van hun gevoelen zijn' jonger halven Loeder de Dood bij; uit deszelfs zeer magere en ongedaane geftalte, wel degelijk willende bewijzen,dat,ten minflen fommigekinderen der eerfte eeuw, niet alleen gewiegd, maar zelfs daarenboven heel zorgvuldig voor de vuurmand gebakerd zijn. Maar, geleerde Heeren! Non nostrum inUf vos tantas componere Utss. 't Is onze zaak niet uw gefcWUen' te beflisfen. Laat ons liever tot de gebeurenisfen in da kindschheid van onzen Held overgaan. t> TWEE-  5o LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE TWEEDE AFDEELING. de kindschheid van lucifer. EERSTE HOOFDSTUK. Zijac kinderlijke daaden , yermaaken, charakter cn opvoeding. Hij krijgt de Engeifche ziekte ; Wórdt op de Boerderij van de roode hefteed. Voorval met den Rentmeester en den Boer; alles draait op katjesfpel uit. Een Hoofdftuk voor Vaders en Zoonen, Moeders en Dochters, Voogden en Pupillen. N- • J-^iets is, in zeker opzicht, belangrijker in een Levensgefchiedenis dan de Historie der kindsheid van het voorwerp wiens leven men befchrijft; immers uit de Historie der kindsheid kan men het kinderlijk charakter opmaaken, en dat kinderlijk charakter is juist het gene ons door ons geheele leven bijblijft;en wel zo, dat, fchoonhet kinderlijk lighaam met de jaaren uitzet, 10  GRAAF LUCIFER DE GROOTE. 51 in groote toeneemt, en naauwüjks in de jeugd en ouderdom, meer kenbaar is, het charakter echter, in die maate, niet verandert, maar bcfiendig hetzelfde blijft ; daar alleenlijk de voorwerpen waarop, en de omftandigheeden waarin het werkt, veranderd worden. Het kind welks charakter, bij voorbeeld, wangunftig, fchraapzuchtig, inhaalig is, zal, een man geworden zijnde, nog even fchraapzuchtig , inhaalig, enz. blijven ; maar, daar deszelfs kinderlijke inhaaligheid zig bij bon bons , fpeelgocd , prentjens , enz. bepaalde, zal zijn mannelijke inhaaiigheid en fchraapzucht omtrent goede gerande Guldens, Obligatiën, Kuizen, Portiën Scheeps, enz. verkeeren, — en zo gaat het met allerleie charakters en de geringde nuances derzelven. — Vraagt men, van waar komen die verfchillende neigingen en charakters der kindereu; plato, en,op zijn voetfpeur,descartes, zullen hier op andwoordeu , dat zijn juist de aangebooren denkbeelden (ide* innatct) die de mensch met zig ter waereld brengt, kant daartegen zegt tegenwoordig, dat kan niet wezen , immers alle denkbeelden worden in ons doof de kennelijke aanfehouwing eerst gebooren, die D 2 moeï  52 LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE moet op ervaring en vergelijking rusten, nu deze kunnen jonge kinderen niet hebben, dus vloeijen alle hunne neigingen uit eene zuivere en der ziele eigene voorftelling afgefcheiden van alle zinnelijke begrippen voort; de ziel fpint dezelven als 't ware, uit heur eigen wezen. — Deze verklaaring is nu juist wel niet zeer duidelijk, dat wil ik gaarne zelve bekennen , maar wie zoekt ook in eenige Metaphyfiekc Helling duidelijkheid? als men volftrekte verborgenheeden verklaaren wil, kan men zig ook zo duidelijk niet uiten, en alles zo naauwkeurig befchrijven, als wanneer men een Notarieele acte pasfeerr. Het is genoeg dat wij weeten, dat de jonge kinderen iets in hunne ziel moeten bezitten, dat naderhand als het lighaam,en met hetzelve de zintuigen, in kragt en werking aanwasfchen , tot toe. en afneiging, voorkeur of afkeer aanleiding geeft. Ook moet men hier in het geheele Phyfieke geftel van den mensch niet uit het oog verliezen; want ziel en lighaam werken reeds bij derzelver eerde famenkomst zo vriendbroederlijk op elkander, dat men derzelver uitwerkfelen niet ligtelijk van eikanderen afzonderen kan. — Dit alles ech-  GRAAF LUCIFER DE GROOTE. 53 echter bewijst, dat ouders , voogden, of opvoeders eigentlijk het grondcharakter van hunnen kweekeling volftrekt niet kunnen dadrftellen, want het is 'er reeds aanwezig, zodra het kind, op het tooneei des waerelds verlchijnt. Zij moeten dus enkel op zien komen fpeelen, en zo veel in hen is dat charakter trachten te leiden te'vormen en te kneeden , tot zodanig eene houding,als zij oordeelen dat voor het kind nuttigst is; doch dat weeten ze eigenlijk zelve niet; gelukkig dat hij, die het grondcharakter in het kind gelegen heeft ,'endus ook waartoe hetzelve aan het kind , mensch geworden zijnde , van dienst zal zijn, dat weet, en ook tevens weet hoe hetzelve door de opvoeders geleid en gevormd aal worden ,die ook , eigentlijk gefproken , flegts werktuigen in de hand des bouwmeesters zijn, en zo min als de fcbaar en de beitel in de hand des Timmermans, weeten, waartoe hun fchaaven en hakken eens zal moeten dienen. — Nu dat alles ovcrgeflagen, en weder tot den Jongen Lucifer gekeerd, deze toonde ook in zijn eerfte kjndschheid een grondcharakter te bezitten, en dat was. juist ongelukkig niet van het beste, offchoon het even als alle grondchaD 3 rak-  $\ LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE rakters, op een' goeden grond geworteld was, immers de ingebooren zucht van alle redenlijkewezens ichijnt tot verbetering cn meer volmaa* king van hunnen Haat overrehellen, doch deze zucht, hoewel op zich zeiven goed, fchoon en prijswaardig zijnde, kan, door dwaaling', drift en onkunde fchadelijk, en flegt worden, en juist zijn kinderen, uit gebrek aan ervaaring per JU, onkundig en dwaaiend , en uit hun hees te Hghaamsgeftel driftig; dit geitel echter is verfchülend en plus of minus, bij onderfcheiden Hoffelijke weeffelsjhi onzen kleinen was het plus, en boog welhaast zijn zucht tot volmaaktheid, tot trotschheid, heerschzugt, wangunst, nijdigheid, jalouzij, valschheid en al diergelijke fraaije eigenfehappeu over; zijn vuurig en driftig geitel verdunde zijne fappen dermate , dat de fijnfte geesten of het zenuwvogt, (fuccus nerveus') zoo ge voor die Helling zijt , (net is mij om 't even hoe ge die fubtilisfimi agkcitores of allerfijnjle lcwecgers noemen wilt) een ruime fpeeling en ongehinderde werking in zijn hersfenen konden uitoefenen , waar toe de fijne en zuivere %ther  GRAAF LUCIFER DE GROOTE. 55 sther in welken hij gebooren was, en zijn eerfte kindschheid verfleet, niet weinig toebragt. Hij werdt dus bij uitftek flim, loos en fcherpzin-' nig, en daarbij geen kleintje eigenwijs, woelig en verwaand, dat dcorgaandsch het geval van aartige en flimme kinderen is. Dat was nu in 't eerst heel mooi en aanvallig, zo lang hij nog niet praaten kon , en zijne fchalksheid nog met ftaamlenden tong cn pinkende oogjenss tot vermaak der aanfchouwers , aan de dag lag, — doch toen hij wat meer begon aantekomen, werdt hij al woeliger en lastiger , en als men hem niet in alles zijnen wil gaf kribbig, dreinfig en ftout. Orosmasdes dat een groot Mztaphyficus en daar bij in de natuurkunde en deszelfs metheorologisch vak, door'en door bedreeven was, meende zijn driftige en al te vlugge geesten best te zullen temperen, enden groei en gezondheid zijns lighaams meer te zullen bevorderen , wanneer hij hem in een ander climaat en onder een' dikkeren dampkring deede opvoeden ; daartoe te meer aangefpoord wordende, wijl hij, na zijn jaaren, bijzonder onder bleef, terwijl zijn hoofd alléén meer dan geD ^ woon-  $6 LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE woonlijk groeide en zijne leden zeer zwak waren, waardoor de voetjens, het zwaare hoofd niet kunnende onderdennen , reeds krom begonnen *e groeijen, zo dat hij niet gemakkelijk,konde ftaan, maar als een flang'bij den grond kroop, al tekenen van een reeds zeer toegenomen Rachitcs of Engelfche ziekte, welke veel al uit de overmaat der verdunning van vochten, door de te groote vlugheid der dierlijke geesten , ontftaat, en de voeding en aanwasch, en dus ook de toeneeming in kragt, der aardachtige deelen verhindert. Zo dat 'er zelfs een Pthifis Pulmoniacus of longteering uit te evreezen ftondt. — Jammer was het maar dat orosmasdes dezen inval wat laat kreeg, het kwaad was reeds te zeer toegenomen, te zeer gezet, en men kou aer met pope van zeggen : De jonge kwaal, wier gif den mensch, ten Iaatflen, doodt, Wordt fterker, met zijn kracht, en , grocijend met hem, groot. (*) (*) fhe Yaung difeaje that must fubdue at length, Grows with kis growth, cmds fltengthens with his firength. Esfay on Man, Ep. If. Even,  GRAAF LUCIFER DE GROOTE. 57 Evenwel, men dagt beter laat dan nooit, en o r os m as d e s zondt zijn'lieveling naar de Boerderij Aliz, om aldaar, in een dikker lucht, gezonder en fterker te worden , wijl eene fijne lucht - althands voor teeringachtige geitellen, door uitputting der levenskragten volftrekt doodelijk is: waarvan orosmasdes, uit hoofde zijner Pyfiologifche kennis, niet onkundig kon zijn. Daar de jonge lucifer in alles eene aan zijn' rang overeenkomftige opvoèding genoot, was hij ook geduurig vergezeld van een' Paedagoog die hem overal gadefloeg, en een groot en verftandig kindervriend zijnde, altijd de ongenoegens welken dikwijls tusfchen Vader en Zoon reizen, trachtte te bedaaren , en den een bij den ander te verontfchuldigen; deze waar. lijkverltandige man heete mithra, en werdt, in alle zaaken die de opvoeding van den jonker betroffen, door orosmasdes geraadpleegd; dus ook in dit articul wegens het veranderen van climaat. mithra Hemde juist niet ten eerften in het voordeelig gevoelen het welk de oude Heer wegens die verwijdering D 5 fchcen  58 LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE fcheen te voeden; integendeel toonde hij hem al de mooglijke zwaarigheeden en flegte gevolgen , welken 'er voor den Jongeling uit konden ontftaan; zo wegens de vervreemding als ontaarting, die een nog ongevormd gemoed ondergaat , wanneer het van het gezelfchnp zijner ouders verwijderd is. Doch dit alles kon alleen zo veel bij vader orosmasdes te weeg brengen, dat hij befloot hem niet alleen te laaten gaan, maar hem zijn' Pjedagoog mede tegeevcn,op «lat die geduurig een waakend oog op zijn gedrag en zeden zou kunnen hebben. Alvoorens echter onze zwakke bloed met zijnen Pcedagoog naar de Boerderij gezonden werdt, bezorgde orosmasdes, dat hij aldaar bij zijn'Rentmeester in de kost, en onder deszelfs onmiddelijk toevoorzicht zoude zijn, want de Boer die-op dezelve woonde, "hadt juist zo geene gelegenheid om den Jongen Heer -na zijn' flaat in alles te gerijven; de Rentmeester nam zulks gewillig aan, ten minllen het fcheen of hij 'er graag naar was; als groote Heeren zo iets van hunne onderhoorigen verzoeken, fchijut het altijd of dezen die verzoeken  GRAAF LUCIFER. DE GROOTE. 59 ken gaarne inwilligen — doch men wil wel zeggen, dat de Rentmeester onzen kleinen altijd liever van agteren dan van vooren gezien hadde, en juist wel hadt mogen lijden, dat hij op eene andere Boerderij geplaatst geweest ware; evenwel alle wezen moeten weezen, on fait Ce que l'on peut et pas ce que Pon veut, het fchikte dan nog al zo wat bij en bij, tot eindelijk een onnoozel voorval aanleiding gaf, dat de Jonge Heer met zijn' Pedagoog, en de Boer, en de Boerin met den Rentmeester, onderling een geweldige rufie kreegen, welke ten gevolge hadt, dat orasmasdes hem weder van de Boerderij moest afneemen, en befloot hem te doen reizen. Dit voorval droeg zig, na de berichten der Periifche Magi, Chaldeen, Kabbalist ten en Talmudisten, die zeggen, dat ze 'er het regte fijne van weetcn, omtrent op de volgende wijze, toe: Men moet dan weeten dat de voormelde Tuin of Boerderij, zo wel in moes als in allerlei ooft overvloedig vruchtbaar was , en al dit gewas hadt de roode in vruchtgebruik, of eigentlijk hij was, gelijk de Juristen het noemen,  6o LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE men, de Ufufructuarius van dien Tuin; onder alle die vruchtboomen waren 'er twee foorten die de uitgelezendfie en keurigtte perfikken droegen, welken daar te lande waschten. Nu hadden de Rentmeesters van al de twaalf Heerlijkheeden van orosmasdes alleen het vrijë befchik over die uitgeleezendfte vruchten, en daar mogt de Vruchtgebruiker niet aanraaken, het was eigentlijk een foort van fervituut dat op die bruikers lag, volgends Lex i. Cod: de ferv. pr4 LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE kunst en aanzien g?en geringe krak bekwam , daar hij zijn partij zag triumpheeren en niets tegen deszelfs meerderheid konde Uitvinden; zo dat hij den fpijt onderging van hier voor 't eerst tegengewerkt en overwonnen te worden ; gelijk de Koning zich dan eindelijk ook genoodzaakt zag, om den man te laaten gaan waar hij wil. de; doch, wijl dit bijzonder voorval juist geen regtftreekfche betrekking verder tot het leven van onzen Held heeft, kunnen wij ons , als behoorende dit meer tot de ligyptifche Gefchiedenis zelve , niet ophouden, om den verderen uitflag dier zaak hier te boek te (lellen. Genoeg is het te melden, dat mithra, met behulp van dezen Hebreeuwfchen Wijsgeer , in zo verte zijn oogmerk bereikie, dat z;jn kweekeling een' weerzin tegen dit land , waarin zijn invloed zo zichtbaar clonr dit voorval gekrenkt tvas , begon te verkrijgen,- en het federt niet waagen durfde om met zijn openbaare en geweldige kunstftukken , zo vrijmoedig a's voorheen * voor den dag te komen , waarom hij zoetjens aan daar mede fupercedeerde, om niet geheel van bedrog overtuigd en aan eene algemee.  GRAAF LUCIFER DE GROOTE. 05 meene verguizing blootgefteld te worden ; te meer daar de Koning, dien hij geheel in zijn belang hadt, bij het naarjaagen der vertrekkende vreemdelingen , verdronken was , en dus de zaaken in Egypten een andere gefteldheid verkreegen hadden.] — Hij befloot derhalven om ook dit land weder te verlaaten , en met een dille trom aftetrekken,of met de noorder zon, gelijk men zegt, te verhuizen; na dat hij echter het Genootlchap zijn beflendige protectie toegezegd , en van eene voortduurende onder» linge verflandhouding verzeekerd hadt. In deze wanhoopige crifis van zaaken werdt hij, niettemin , niet weinig opgebeurd , door de aanmoedigende berichten , die hij van zijne Chaldeeuwfche Zendelingen en vrienden ontvong, waar uit hij vernam dat zijn leer en gezag niet weinig opgang in het oosten begon te maaken , en dat hij bij de Bramins in India, en langs de rivier de Ganges, zo wel als bij de Chineezen of Sera , in de meer noordelijke gedeelten van Aaia, door hunne vlijt , en de geheimen die ze van hem aangeleerd hadden en aldaar uitoefenden , niet weinig opgang begon  06 LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE gon te maaken; inzonderheid bij de laatfte volken, welken hem op eene allereerbiedigfte wijze onder het getal hunner tweeënzeventig goden aangenomen hadden , vereerden , en te vriend trachten te houden 5 ten dien einde hem in hunne taal Tyifue Qui, dat is Prins der Kwaaden en Joofie noemende , en tempelen ter zijner eere oprichtende , op dat zij tegen zijn' toorn en fchadelijke uitwerkfelen beveiligd mogten blijven; ook vernam hij, door, die zelve berichten zijner Zendelingen, dat zijn naam en leer zig bereids tot bij de volkeren die nabij den noordpool woonen, mede uitgebreid hadde, zo dat hij nu oordeelende gantsch dzia genoegzaam met zijn gezag en naam bekend gemaakt te hebben , het voorneemen vormde om naar Europa te ftevenen; waar toe geen beter gelegenheid was , dan zig eerst met de Phoeniciërs bekend te maaken; wijl dat volk de zeevaart te dier tijd bereids tot een' redenlijk hoogen trap van volkomenheid gebragt hadt. Mithra bevestigde hem in dit zijn voorneemen, van meening zijnde , om hem tot in Phoeniciën te vergezellen ; edoch , hem aldaar ta  GRAAF LUCIFER DE GROOTE. 97 te verlaaten, en naar het Hof van orosmasdes wedertekeeren ; wijl hij thands tot die rijpheid van oordeel fcheen gekomen te zijn, van zijn' raad en onderwijs te kunnen ontbeeren ; doch deze optogt gefchiedde in ftilte, om niet, even gelijk de Hebreet, daar in belet te worden ; wijl de Egyptenaars gaarne hunne beroemde mannen in hun land hielden , en mithra dus derzelver vervolging vreesde. G VIJF.  9*f LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE VIJFDE HOOFDSTUK Verfchciden zwaarigheeden doen zich o,*, betreffende den togt naar Phoeniciën. — Mithra laat eene nieuwe fcliuit maaken, doch gebruiktt om ztke e toevallige rtdcti , een oud /chip. — De reiziger* komen te Tyrus; vrolijke Levenswijze aldaar. — Ahrimanes wordt een galante Petit ■ maitrc. — Vervolgende een Lig/mis. — Geraakt in kennis met de meisjes uit de Succoth Benooth, een voornaame Mufico aldaar. — Verlieft op de Waardin. — Wordt extra glad. — Scnlimenteele coup- met een meisjen , dat hem fmoorlijk Hef hadt.'— Droevige beelden tot zijn gedachtenis gemaakt. — Hij duwt op met zijn nieuwe minnaaresfe, en mithra keert weder naar orosmasdes. Vee, moeite hadt het in, eer onze Reizigers bepaald hadden , hoe en op wat wijze zij uit Egypten naar Phoeniciën zouden komen ; want mithra durfde het niet waagen, om wefir door  GRAAF LUCIFER DE GROOTE. 99 door Palestina te trekken, en zo de reis door het Joodfche Land te neemen, wijl ahrimanes bij al het volk, dat daaromtrent woonde, in een heel kwaad blaadjen ftondt; en het niet mogelijk was dat hij in een diep incognito zoude kunnen reizen, wijl zijn zonderling Matuur, dat bij alle man bekend was , hem zulks niet toeliet; ondertusfehcn was de zeevaartkunde bij de Egyptenaars nog zo zwak, dat ze nog niet anders, als zeer voorzichtig, in holle boomen, langs hun eigen rivier, zo wat voortfcharrelden;'evenwel hier was goed raad duur, en 'er moesten fpijkers met hoofden geflagen worden, want, na rijp beraad, vondt men het, om honderd redenen, niet raadzaam de reis te land te ondemeemen. Mithra onderzocht derhalven bij de Overlieden van het Grootfchippers Gilde te Mcmphis, hoe deze zeetogt best ware aanteleggen; dezen maakten in den aanvang een menigte van zwaarigheeden , waarvan wel een der voornaamfte was , en die ze alleen flegts hadden te noemen, (maar dat volk was bijster lang van ftijl,) dat ze geen fchepen hadden, en juist of het fpel fprak , was 'er toen geen PhoeniG 2 c't-  ioo LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE cifche Egyptisch vaar, die 'er anders geduurig af- en aanvoeren, aan wal; echter de Overlieden berichten dat 'er wel een Egyptifche Nijlvaarer was die den togt wel zou durven onderneemen , zoo mithra maar goed in de beurs wilde blaazen en hem rijkelijk betalen, en daar bij' een heele nieuwe groote fchuit wilde laaten maaien. Men hadt geen andere keus , en wijl alles in de uiterfte ftilte behandeld moest worden , mogt men 'er niet veel waters om vuil maaken,waarom mi t h r a maar kort en goed befloot om van den nood een deugd te maaken ; de Schipper weidt ook , door veel beloften , en een goed handgeld , wel dra overgehaald; en terftond veel handen in 't werk gefield om een nieuwe groote fchuit te maaken. Inmiddels moesten de Reizigers nog zo lang vertoeven, en bragten genoegzaam al dien tijd op de Timmerwerf door , om het volk toch maar voorttejaagen. en met graantjes goede woorden en fooitjens, die nog wel 't meest afdeeden, te animeeren, dat ze toch voortmaaken zouden; maar ziet, terwijl ze druk bezig waren, en de een den  GRAAF LUCIFER DE GROOTE. ior den ander half omver liep, want 'er was niet veel order onder dat volk , zo kwam 'er een Tyrusvaarer te Memphis, met koopwaaren, purper , enz. gelaaden, aan , en men vernam dat die fpoedig losfen en weêr laaden zou, om terftond weêr naar Phoeniciën terug te keeren. Dat was toen goed fpel, en mithra verkoos liever de gedaane kosten 'er aan te geeven , dan hun leven aan dat onbedreeven volk toetebetrouwen; wijl het nog maar luk raak zou geweest zijn, of ze met dat nieuwe maakfel niet overal op droogten en klippen zouden gearriveerd zijn : hij verkoos derhal ven liever bij den bevaaren Phoeniciër fcheep te gaan ; wijl die daarenboven ook regt door voer en zig niet aan de kusten behoefde optehouden ; daar integendeel de Egyptenaar overal eens zou hebben moeten aanleggen , waardoor het gevaar van bekend te worden even groot geweest zou zijn, als dat ze de reis te lande gedaan hadden. 'Er werdt dan welhaast een accoord met den Phoeniciër getroffen , en daar deze zig, ook voor een extratjen, bijzonder roet losfen en laaden fpoedde , was men welhaast zeilreê , en , na" G 3 de»  ioa LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE de, tot dus verre, gemaakte onkosten ruim en rijkelijk betaald te hebben, dak men , tot niet weinig genoegen voor beide de Reizigers , in alleü fpoed van wal. — Dat reisjen kostte ondertusfehen, met een en ander, een heele hand vol geld ; doch daar vroegen onze Reizigers niet veel na, want de jonge heer hadt, geduurende zijn Oppervïiegerjaagerfchap, een fchoone beurs weeten te manken, en zijn Predagoog was ook goed voorzien , en wist , behalven dat, ingevalle van penurie, een goed comptoir om zig te kunnen adresfeeren, als wanneer hij terftond brieven ontfing , waarop bij in het Joudfche Land kon négotiëeren , en 'er aanftonds h/eph en fah'aph , of goud en zilver, voor kon inwisfelen. Om kort te gaan, nd een zeer fpoedige reis, wijl de wind beften, dig zuidoostelijk bleef, arriveerden ze te Tyrüs, en daar was het vetpot, daar huurden ze aanftonds een géftoffeerdè kamer op de markt, in het best van de ftad; want mithra hadt regt lust om in deze woelige plaats, waar zo veel te zien en te leeren viel, eens eenigen tijd heel piaifierig en gemakkelijk doortebrengen, en dat  GRAAF LUCIFER DE GROOTE. 103 dat ftondt onzen jongen heer ook bijzonder wel aan ; want ten Hove viel hier voor hem , althands voor eerst, nog niet veel uittevoeren, het volk was 'er te flim, en hij hadt daarbij ook bij ondervinding geleerd, dat dat haam jen. de voorste fpeelen, eindelijk op katjensfpel uitdraait , en hem altijd bekomen was als het hondjen de worst; hij was dus nu geheel van plan veranderd, en daar hij, al gaande weegs, wat ouder werdt, en zelfs al wat wol om de kin kreeg , dat men echter nog niet wist |of het veeren of borstels zou worden, begon hij nu de poppen in 't hoofd te krijgen, om zijn hof bij de dames te gaan maaken, en hier in Phoeniciën reis regt den gebraaden haan te gaan fpeelen. Hij liet zich derhalven ten eerden, door een' van de voornaamfte Mattra Tailleurs Phocuieiens, eenige mooije pakken kleêren en lostbaare purperen mantels maaken; welke laaiden vrij veel dienst deeden, om zijn dagelijks aangroeijenden krommen ru g te verbergen , en daar hij, voor't overige, gantsch niet leelijk van aangezicht was, zag hij 'er , indedaad, na zijn doen, al heel knapjes uit; zo dat de Tyrifche G 4 vrou"  104 LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE vrouwen en maagden, die juist niet heel keurig vielen, al heel wel met hem in heur fchik waren, 't welk ook veel veroirzaakt werdt door zijn bijzonder aanvallige en vleijende tong , die hij dan reis weêrga's grif tot zijn' dienst hadt. '— Welhaast werdt hij in de fraaifle gezelfchappen en faletten met open armen ontfangen; een vreemdeling, en daar bij rijk, was recommandatie genoeg in Phoeniciën , wijl dat volk, dat uit hun aart tot den handel overhelde, ook, natuurlijker wijze, veel van geld hieldt ; daarbij hadt hij wel zorgvuldig zijn' waaren naam verborgen, en dien van thammuz aangenoomen, voorgeevende dat zijn vader een rijk Syriesch koopman was, die veel op Egjpten deedt, en dat hij daar op de ftudie gelegen hadt, maar nu te Tyrus een comptoir zogt, om zig verder in de negotie bekwaam te maaken. Men maakte hem wel eenige zwaarigheeden , en voornaamentlijk dat men de firma van ïhammuz en Comp. , die hij als dien zijns vaders opgegeeven hadt , niet kende; edoch, hij wist door allerlei draaijen, en door de lui wijs te maaken dat zijn vader alleen op Egyp.  GRAAF LUCIFER DE GROOTE. 105 Egypten en Sidon deedt, dat hij hun nog al kon beduiden , om dat hun koophandel en aardrijkskunde juist ook nog zo uitgeftrekt als de Amfterdamfche niet was , hen te overreeden dat ze hem ter goeder trouw begonnen te gelooven, en wel te meer om dat ze veel crediet in het deftig voorkomen van zijn' Pedagoog Helden ; die altijd zorgvuldig vermijde oin hen op dat point eenige inlichting te geeven. — Hij leefde althands daar in dat Tyrus cn Prince, en hadt 'er minnaaresfen bij de vleet,en 't was maar gelijk het liedjen zegt: Zo gaat het oei met mjj alle daag, 'k Vrij Kaar de eene cn ik hond het met eene ander Trouwen is mij de fchrikkelijkfle plaag Wijl ik gejlsdig weêi verander', 't Meisjen dat ik het laat/Ie zie Is 't dat ik 't meest mijn gunjlen tof. Maar gelijk het ordinair met die galante verkeeringen gaat , derzelver menigvuldigheid en verwisfeling maakten onzen jongeling allengs onverfchillig in zijne keuze, de eene was hem G 5 20  ïo6 LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE zo aangenaam als de andere, en geen der dametjens hadt het vermogen om hem geheel aan haar te verbinden , ja zelfs verveelde hem eindelijk die oppasfingen en naloopingen , die hij, eerst tot zijn eigen vermaak , en om heur gunst te winnen, met zo veel vlijt in acht genomen hadt ; zijn trotfche aart kon dat niet lang uithouden, en eindelijk wilde hij zelve door haar opgepast , gediend en gevleid zijn , en zie dat kon hij bij de fatfoenlijke en eerlijke meisjens toch niet gedaan krijgen. Hij zogt het dus bij een laager klasfe van fchoonheeden , waartoe te Tyrus, dat het Parijs van het Oosten was, duizeude gelegenheeden voor handen waren. Zijn rijkdom echter bragt hem het eerst in den omgang met de voornaamfte klasfen der Courtifanen , die zig aldaar in een aanzienlijk gebouw ophielden , dat Succoth Eenooth geheeten was. Dit was een Paleis van allerlei weelde en vermaak, en regt een kolfjen na zijn hand; daar was hij ook dagelijks te vinden , en bragt 'er zelfs geheele nachten in vrolijkheid door. De Abtdisfe van dit Nonnenklooster was inzonderheid zijne bien c.imés, fchóön 'er eigentlijk  GRAAF LUCIFER DE GROOTE. 107 lijk niet ved raars aan was, want het was, gelijk men zegt, een regte mansvelder, zo dat men niet regt wist of ze tot het mannelijk dan wel tot het vrouwelijk geflagt, of tot geen van beide, behoorde , en daarbij was ze al vrij oud, en hadt een regte misfelijke coeffure , althands op Feestdagen , als ze reis heel fraai geadjusteerd was, want dan droeg ze een paar hoorns op heur hoofd, die haar regt fchilderagtig ftonden ; niettemin voerde ze een' zeer balzamieken en tederen naam,laaiende zich balsa mis noemen, alhoewel ze in de wandeling meer bij den naam van astakotii of astarte bekend was. Met deze fchoonheid geraakte onze jongeling in den gemeenzaamfien ommegang, en verklaarde haar alle zijne geheimen , gelijk zij hem daarin van heure zijde mede niet fchuldig bleef, maar hem insgelijks, onder vier oogen, berichtte, dat heure finantiën zo liegt gefield waren , dat zij, zoo hij baar met geen aanmerkelijke fom konde bijftaan, genoodzaakt zoude zijn met de noorderzon te verhuizen. Dit was een zeer bedroefde tijding voor den nu geheel op haar verzotten sn  ioS LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE en zelfs fentimenteel beminnenden ahrimanes; te meer daar zijn beurs reeds merkelijk in dezen Tempel des vermaaks gefmolten , en hij zeer nabij tot het oprechte gladde genaderd was. Hij maakte haar derhalven zijnen geldeloozen flaat openhartig bekend, daar bij voegende dat bij denzelven aan m i t h r a niet durfde openbaaren , alzo deze niet beter wist, of hij ware nog bezitter van de aanmeikelijke gelden welken hij in Palestina, voor zijn vliegenbeelden, hadt weeten te befchaaren, waarom hij, daar ze beide in een rampzalige fituatie waren, Jiaar voorllelde, om in alle bedektheid , Tyrus te verlasten en naar Griekenland overtefteeken , waartoe dagelijks goede gelegenheid was, en waar hij, na zijn zeggen,den besten kans van de waereld zag om nieuwe penningen te vergaaren. Ast ar te hadt echter, in den eerften opflag, weinig lust om dit zijn voorftel goed te keuren, wijl ze, als zijn de van Sidonifchen afkomst, in Griekenland vriend noch maag hadt, en dat ze eene bloeijende affaire , om een onzeekere uitkomst daar door zou moeten quiteeren. Maar ahrimanes  GRAAF LUCIFER DE GROOTE. 109 nes beduidde haar , met klem van redenen, dat, wijl ze toch met elkander het wederzijdsch Huwelijksbedrog gefpeeld hadden , 'er niet veel anders of beters opzat, dan famen op te duuwen. Dit voorneemen kon echter zo fpoedig niet uitgevoerd worden , of 'er liep een geruime tijd meê heen, geduurende welken astarte al heur uitftaande pretentiën, zo veel mogelijk, invorderde, en heur beste goed pakte , om, zo dra de gelegenheid daar was, voorttekuunen gaan. Inmiddels liep ahrimanes , den geheelen tijd , mijmeren, en niet zelden met de traanen in zijn oogen. Dit bemerkte een zijner andere minnaaresfen, die fchatrijk en daar bij tenhoogften teêrgevoelig was; en daar ze dit verfchijnfel nog nooit te vooren aan hem befpeurd hadde, drong zij 'er flerk op aan dat hij haar de oirzaak van hetzelve zoude bekend maaken. Hij hadt echter geen' lust om haar de waare reden en zijn verkeering in de Succoth Benooth aan den neus te hangen, waarom hij zich redde met haar te verklaaren , dat hij zig welhaast, op last van zijn' vader, naar Griekenland zou moeten begeeven , wijl die van  iio LEVEN VAN ZiJN EXCELLENTIE van voorneemen veranderd was, en hem eersc nog een jaar te Athccnen op de Academie wilde zenden , alvoorens hij hem in de negotie of op een comptoir plaatfte, en dat dit de waare reden was, dat hij nacht en dag als in traanen verfmolt, wanneer hij dacht dat hij van haar zoude moeten fcheiden — voegende 'er nog verfcheide fentimenteele uitdrukkingen bij, die het onnozele meisjen allen voor goede munc opnam, en hem op het ernftigfte verzocht, dat hij haar , vóór zijn vertrek , nog toe zoude ftaan dat ze zijn beeldtenis liet uit' houwen , (immers de fchilderkunst was toen , daar te lande , nog niet bekend) op dat ze nog altijd een aandenken van het fchoon gelaat van heuren geliefden tiiammuz mogt oveibehoudem Hij willigde haar dit verzoek geredelijk in, en de Beeldhouwer , die zijn uiterfte best deedt om alles volmaakt gelijkende te maaken , trachtte ook zijn droevig en melancholiek fentimenteel gelaat , zo veel hem mogelijk was , na te bootzen; doch wijl hij juist geen Hexenmcester in de Beeldhouwkunst was, viel het Pourtrait een beetje heel rarap- za«  GRAAF LUCIFER DE GROOTE. in zalig uit, zo dat het veel eer een fatyrskop dan een' fchoonen jongeling geleek, evenwel de Tyrifche Freule was zeer te vreden dat ze maar een aandenken van hem overbehouden hadde, en om het gezicht nog des te natuurlijker te doen gelijken , deedt ze in het van binnen holle hoofd, agter de oogen, wasch en pek fmeeren , en binnen in het zelve een test met vuur plaatfen, waardoor het gebeurde dat die compofitie, door de warmte, fmeltende, zeer natuurlijk de traanen uit zijn pogen deedt rollen. Dit fraaije beeld maakte in heel Tyrus een grooten naam, en daar dat volk gewoon was, de voofnaame lieden , waar van ze i veel hielden, bij hun vertrek of afflerven, als' Goden te eeren , en onze jongeling zeer onder de dames gezien was , werdt ook dit beeld door veelen van haar nagemaakt , (want ze vonden het heel aartig, althands dat huilen ftondt haar wonder wel aan) en het was in 't eerst een nieuwtjen, ja het kwam zelfs zo in de mode, dat al de dames heur oogen met uijen wreeven , eer ze uitgingen, en dit noemden ze, in 't Phoenicisch , d la Thammuz. De Priesters maak.  lis LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE maakten ondertusfchen ook dat ze 'er hun grande van trokken , en insgelijks zulke beelden konden vervaardigen , waarbij ze het gemeen en bijgeloovig volkjen veel grillen wijs maakten, die ze zich zeer ruim wisten te doen betalen. — Geduurende deze builpartij kwam 'er een gunftige gelegenheid op, en ziet thamm u z floop in ftilte , met zijne beminde a startk, in een fchip dat naar Griekenland zoude overfteeken, en vergat affcheid van zijn' Leermeester te neemen. Laatende alleen een' brief agter, waarin hij verklaarde, binnen het jaar wederom te zullen keeren. — Zo dra zijn vertrek bekend werdt , was 'er een algemeene droefheid in geheel Tyrus, en inzonderheid onder de dames , voornaamlijk in de Succoth Benooih, want daar hadt hij wel zijn grootfte vriendinnen , die hem juist zo zeer niet om zijn' perfoon , als wel voornaamlijk om zijn beurs, hartelijk beweenden, en met het vuuriglle verlangen den tijd van zijn terugkomst te gemoed zagen ; waaraan ze daarom te minder twijffelden, om dat ze wel gehoord hadden dat O/iris in Egyptcn , die ook door een  GRAAF LUCIFER DE GROOTE. 113 een bijzonder ongeluk in een' Stier, Apis genoemd, veranderd was, en het land verbaten hadt , ook alle jaaren toch even eens weerom kwam. Mithra ondertusfchen , zijn geheime cchappade verneemende , was zeer blijde zo gevallig en gemakkelijk van hem ontflagen te zijn , en befloot terftond naar orosmasdes weder te keeren , ten einde hem zijn geheele wangedrag, en eindelijke clandestine vlugt , zo voorzichtig hem mogelijk was , bekend te maaken; het geen hij ook terftond bewerkftelligde. Doch wij mogen , als getrouwe Historiefchrijvers , onzen Held vooreerst nog niet verlaaten; maar moeten mithra zijn' togt alleen laaten doen, ten einde ahrimanes, met zijne Amazone, in deszelfs vlugt naar Griekenland te volgen; doch zullen, wanneer wij deze Afdeeling van de kindsheid en jongeiingfehap onzes Helds, gevoeglijk kunnen befluiten; het voorgevallene tusfehen mitriia en 0 r os mas des , bij den aanvang onzer derde Afdeeling, die den jeugdigen leeftijd van onzen Held bevatten zal, getrouwelijk meêdeelen. II ZES-  ii4 LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE ZESDE HOOFDSTUK. Ahrimanes komt met zijn Lief jen te Atheenc. Hij neemt den naam van adonis, en zij dien van kop ris aan. Zij flaan 'er een groote front ; zamelen overal geld of, en huuren een prachtig Holél, lot voortzetting van hunne voorige affaires. — Huistwist tusfehen het jonge Paar, *— ahrimanes begint eene voordceL'ge affaire , doch wordt door de Priesters van apollo ndgereeden. — Hij voert de Daimons onder de Grieken in, en maalt zig in allerijl in 't heimelijk itfg, — Groote droefheid over zijn vertrek. — Komst te Romen. x\h r i m a n es moeide zig nu verder niet met het gene in Phoeniciën ten zijnen opzichte niogt voorvallen , hij was nu in de armen zijner beminde astarte, en beiden waren ze van de vervolging hunner fchuldeisfchers bevrijd. Inmiddels zette het fchip deszelfs cours naar Griekenland vourt, en men rustte niet voor dat men het Pintum, de alom beroemde en drukke haven van het wijze Aiheenen, in 'c gezicht kreeg;  GRAAF LUCIFER. DE GROOTE. H5 kreeg ; toen werdt de gang iets verminderd uit voorzichtigheid voor de ondiepten en verzandingen , en men kwam eindelijk gelukkig in de Pallas Stad behouden aan land. Geduurende de reis hadt ahrimanes reeds met zijne beminde beraadflaagd om zig in Alheenen als vrij wat groots te doen gelden; zullende hij zig voor een' Aslyriesch Prins uitjeeven , en den naam van adon, of Heer, dien hij reeds in Chaldea gedragen hadt, met een' Griekfchen uitgang vermeerderen, en zig adonis, doen noemen; daartegen zoude astaroth, of astarte, veinzen dat ze eene Griekfche Dame van het eiland Cyprus uit de ftad Paphos ware, die zig aldaar kupris hadt laaten noemen, en wijl ze heur geflagt voor ieder tragtte te verbergen , zoude ze daarbij nog den toenaam van aphrodite aanneemen, even als of ze uit het fchuim der zee gebooren geweest ware ; nu , onder deze bedekte naamen verfcheenen die vermomde perfonagiën te Alheenen ,en daar ze zig dagelijks, in hunne beste klederen , overal lieten zien, was het gerucht dat 'er zo voornaame vreemdelingen te H % Athetm  nC LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE Alheenen waren aangekomen, ook welhaast door de geheele Stad verfpreid, en de nieuwsgierige Inwoouers liepen om het zeerst om hen, waar ze zig ook vertoonden , te befchouwen. Daar ahrimanes nu , als hij wat wel opgedaan en goed in 't pak was , gelijk wij bereids gezegd hebben , 'er al heel niet kwalijk uitzag, trok hij inzonderheid elks aandagt; gelijk as» tarte, die zig zo veel mogelijk, geftrikt, gekwikr, gecoëfïeerd.en gefardeerd hadt, ook niet weinig in het oog liep. Elk gaapte dit paar aan, en men verdrong elkander op de wegen en plaatfen waar de Asfyrifche Prins zoude pasfeeren. Lang echter konde beide Perfonagiën , zonder geftadigen toevoer van contanten, dezen hunnen prachtigen ftaat niet blijven voeren ; want het was in Atheenen alles duur , gelijk dat in bloeijende en welvaarende plaatfen doorgaandsch het geval is. Men overlegde dan te fameu hoedanig hier best een poos tijd voorttekomen, om, wanneer men met eenige talenten voorzien zoude zijn, weder optekruijen eu elders een nieuw fortuin te zoeken. Niets kwam het jonge paar beter voor,  GRAAF LUCIFER DE GROOTE. 11? voor, dan dat astarte op nieuw heur voorige Tyrifche affaire weder zou beginnen , naamlijk in een of ander prachtig hcVel een collectie van jonge Juffrouwen te huur of te koop zou aanbieden. Terwijl heur Ega, met eene impofante Prinsfelijke deftigheid de afFairc zijner gemaünne zo veel mogelijk onder de Grooten van Alheenen zoude recommandeeren. Hij gaf zig ten dien einde, en om ingang bij de voornaamfte familiën der Archonten te bekomen, uit,voor den zoon van den Asfyrifchen koning kuni ras, zeggende dat hij, door zijne moeder murrha gehaat en vervolgd wordende, eindelijk zijn Vaderland verlaaten hadt, om zig in Griekenland in allerleie kundigheeden en geleerdheid te befchaaven , en inmiddels aldaar aftewagtten welke verandering, 't zij do'jr fterfgeval als anderszins , in zijns vaders rijk mogte voorvallen; ten einde bij de eerfte gunstige wisfelkeer bezit van het zelve te kunnen neemen , na dat hij zig in de School van plato en aristoteles in de Regeerkunst bekwaam gemaakt zou hebben — &n dat hij voord» op het Eiland Cyprus deze adelijke Dame , H 3 die  Xi8 LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE die hij uione kupris noemde, getrouwd hachie , en dat die van Sydonifchen afkomst en aldaar mede aan de Koninglijke Famiüën vermaagfchapt was ; zo dat ze inzonderheid door heure vorftelijke mauieren zijn liefde getrokken hadde, wijl ze aldaar bij alle groote lieden zeer gezien was , en de jonge Dames in de kunst van behaagen onderwees , welke affaire ze ook voornee mens was te Jtheencn verder te continueeren , alzo ze beide met onmin hun Ouders huis verlaaten hebben 'e, ahliands nog in de eerfte dagen geen' toevoer in wisfels van daar konden bekomen; waarom hij ook tevens zijn verzoek bloot legde, om, tegen een behoorlijke interest, met eenige penningen onderfteund te worden, willende hij daar voor het geheele Asfyrifche Rijk verpanden , en zoo 't noodig ware zoude Mevrouw zijne gemalinne niet aarfelen om 'er ook geheel Phoeniciën bij te voegen; waarover ze, door Erfrecht, na zijn zeggen , volkomen kon disponeeren. Hij voegde 'er tevens nog bij, dat hij reeds op reis zijnde, de droevige tijding ontvangen hadde, dat de Koningin , zijn vrouw moeder, juist wel niet  GRAAF LUCIFER DE GROOTE. 119 geftorven ware , maar het ongeluk gehad hadde , van in een boom veranderd (*) te zijn, 't geen de zaaken in het Rijk zijns Vaders op een' geheel andeten voet ftondt, te brengen; en waar uit hij befloot dat men hem wel fnoedig weder terug ontbieden zoude , te meer daar hij brieven thuis gelaaten hadde , waarin hij zijn voorneemen,om naar Alheenen te gaan, bericht hadde, en men hem dus zeer gemakkelijk befchrijven konde. Deze taal voerde hij bij eiken Grooten, welken hij uitkoos om 'er zijne viflte bij afteleggen; wpnt hij ging flegts bij zulken , die , hoewel vermogend en rijk , echter niet zo flim waren , dat ze hem do r te veel vraagen confufioneeren konden , en om de lieden op een zeer fatfoenlijke en deftige wijze van de beurs te ligten, reedt hij , in al'e ftatie, op een' Atheenfchen Heldenwagcn door de Stad , cn was verzeld van eenigen zijner O.aldeeuwfche, Egyptifche en Phoenicifche aanhangers, dien hij geduurig onder zijn gevolg mede voerde, en nu als (*) OvlDius Mcnmorph. Lib- x< CeP- 7» 114  120 LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE als Asfyrifche Lijfgarden gekleed hadde. — Hij werdt bij fomuiige grooten met zeer veel onderfcheiding ontvangen , doch het grootfte gedeelte derzei ven klaagde over de duure tijden, de belastingen ,den Peloponeefchen oorlog, enz. die hen tot excuus verftrekten , dat ze hem voor dien tijd, hoe zeer leed het hun deede, niets konden avanceeren ; bij anderen weder daagde hij beter in zijn voorneemen , zo dat hij toch een aanmerkelijke fom bijeen bragt, waarmede zijne gemalinne in ftaat gefield werdt om zig een logeabel gebouw eigen te maaken, waarin ze ook welhaast de voornaamde maagden van Atheenen in dekostontfïng, onder voorwendfel van haar in alle de bevatfigè zeden der Asfyrifche en Phoenicifche Hoven, en inzonderheid inde galanterie en coquetterie der Oosterlingen te onderwijzen , welke, federt heur aankomst te Alheenen, ook aldaar fterk in de mede geraakten, en bij alle lieden van aanzien grootelijks getrokken waren. Heur Hó tel werdt ook welhaast de verblijfplaats , en zo veel als het Coffijhuis van alle de jonge lieden van Athesnen ,die, aangelokt door het gezelfchap van zo vee-  GRAAF LUCIFER DE GROOTE. iar veele fchoone jonge maagden , aldaar, met vermaak , hunne ledige uuren gingen doorbrengen en niet weinig van de beurs geligt werden. Toen heure affaire dus hand over hand begon toeteneemen, en zij kwalijk alles alleen beredden konde, fchreef ze naar Tyrus, en ontboodt van daar drie Egyptifche Dametjes , welken haar daar bereids in deSuccoth Benooth , als zeer gerieflelijk en fehrander zijnde , heure affaires hadden helpen voortzetten. Dezen kwamen ook welhaast, als thands buiten dienst zijnde , over, en zij beflempelden ze met de Griekfche naamen van ac hl a ia , euphrosyne en th al ia , Welke rdderhand als de drie Gratiën door geheel Griekenland bekend werden. Inmiddels liep ahrimanes, bij zijn Meisjens winsten, op zijn muiltjens , en hieldt zig niet anders dan met jaagen bez g , waarvan hij een groot liefhebber was , edoch , de brieven uit het Asfyrifche Rijk bleeven achterwegen. Maar dit zorgeboze leven van heur' gemaal begon ast arte eindelijk te verveelen, en ziet daar ontltondr een hevig huiskrakeel, wijl ze , toen hij eens, een weinig befchonken, van dq jagt thuis H 5 kwam»  122 LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE kwam , waar hij een flokjen te veel voor de koude voeten geflobberd hadt , hevig tegen hem uitvoer, want het was een regte heibij als ze begon. Wel jou liederlijke kaerell Jou luije liedjeszanger ! dus was de vriendelijke receptie die zij heur' ega deedt , hekje nog niet lang genoeg op mijt}] zak geloopen, en, met je Ezjptifche en Chaldeeuwfche Likkebroers, niet al lang genoeg op mijn /meer geleerd; ik yerzeeker je ■ dat moet iëns uit weezen ; het lust mij niet langer om jou luijen bek op te houden ; je kunt maar maaken dat je ook wat bij de hand hijgt, want ik kan het met mijn kostkinderen en naai' miifjens alleen niet optobben, ver/la je, en ik wil me voor jou . en je confoort niet dood werken. Althands ze hadt dan reis regt een kwaade bui, en ahrimanes was zo goed niet, of hij moest haar. belooven om 's anderen daags, als hij wat uitgeflaapen hadt, naar een of ander beftaan uittezien. Deze onverwagte ftormbui hadt hem welhaast ten eenemaal ontnuchterd , en hij lag dea geheelen nacht aan de zijde zijner beminnelijke Echtgenoote, die uit fpijtigheid een' dnbbelen arend met hem maak-  GRAAF LUCIFER DE GROOTE. 123 maakte , te mijmeren hoe hij 't best aanleggen zoude om een goede kostwinning te practifeeren , die hem, ten stoften voor een' tijd, eenige inkornften konde bezorgen ; daar hij nu bij ondervinding wist dat de Grieken zeer ligtgeloovig waren, dacht hij niet beter te kunnen doen dan van dit hun zwak gebruik te maaken : te meer daar zijn Egyptifche en Chaldeeuwfche Chartumim hem in deze ondernee. mmg fchoon in de hand konden werken. Hij bezigde, ter uitvoering van dit zijn voorueemen, een Grieksch meisjen , dat zijn vrouw flegts zo wat voor handlangfter gebruikte , wijl 't haar fomtijds geweldig in 't hoofd fcheelde, en zij dus tot geen dienden van gewigt bekwaam ware. Voor deze huurde hij een redenlijk ruim ge. bouw , en plaatfte haar in het voorhuis , op een daar toe expres vervaardigden drievoet , door welken een pijp liep, die in den kelder onder het voorhuis uitkwam. — Daarop liet hij door zijn Dienaars alom door de Stad bekend maaken , dat eene van zijn gemalins StaatsjufFrouwen , pythia geheeten , zeer fubiet door den God apollo bezeeten was ge- wor-  134 LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE worden, en van enkel goddelijke ingeevingen, fomtijds zo raasde , dat ze met geen zes kaerels te houden was, en in die ijl hoofdigheid alle lieden het toekomende konde voorzeggen , zo dat ieder , die Jlegts een kleinigheid 'er voor overig hadt, bij haar te recht konde geraaken, om uit heure orakel (tem zijn toekomftig geluk of ongeluk te verneemen , waar toe ze op zekere uuren van den dag zoude vaceeren in den Tempel , waar het fchilderij van het gedrogt Python voor hing. Heeren en Dames betalen na hunne genereufiteir. De toeloop der nieuwsgierige Grieken was ,in de eerfte dagen althands , geweldig groot, en als het fpel aan zoude gaan, kwam pythia half naakt, en met hangende hairen , van achter een gordijn te voorfchijn, flegts met een flangevel om de leden gellagen; dat was alleen een dubbehjen waardie; om te zien. Vervolgends ging ze op den drievoet zitten , terwijl zig een van het gevolg van ahrimanes, die mede van de duiten trokken , onder in den kelder verborg. — Als dan de menfehen haar om 't een of ander om raad of uitfpraak vroegen, werdt dat be-  GRAAF LUCIFER DE GROOTE. 125 befcheidenflijk door de buis , die tot in den kelder doorliep, van den aldaar verborgen perfoon geboord ; waarop dan de Pythonisfa op een vreesfehjke wijze begon , met armen en beenen te fchermen , zo dat elk een voet van haar af moest blijven , wilde men niet met allerlei foort van klappen en fcboppen gebeneficeerd worden. Daarop hieldt ze kort ftil, en maakte de mine als of ze in een appelflauwte gevallen was, waarvan ze allengs weder bekwam, en dan het andwoord op de vraagen, of het eigentlijke oracul, uitfprak ; doch dit geluid, dat indedaad de verborgen Priesters , door de holle buis, naar boven zonden, fcheen den raadvraageren toe, als kwame het uit heur buik voort, waarom ze haar dan ook den naam en gas trim ut ha en den Chaldeen wfcheu naam 00 b gaven ; wijl zulke vrouwen met diergelijke welbefpraaktheid des buiks meer in Chaldea pleegen gevonden te worden , en na wier voorbeeld ahrimanes ook zeekerlijk op de gedachten gekomen was , om zodanig een 0 0 b , van zijn eigen maakfel, den Grieken voor eene  ia6 LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE eene oprechte Oraculprophetesfe in de hand te floppen. Dit plan ging zo lang goed tot dat de Pries» ters van apollo 'er achter kwamen, 't welk niet lang konde achterblijven, daar het gerucht der wonderlijke oraculen der Pythonisfa. zich bereids door geheel Athenea verfpreidtie , en rijk en arm, oud en jong, wijs en dom, zich bij hoopen naar den nieuwen Tempel begaven. Op zekeren dag liet zig de Opperpriester van apollo's Tempel ten huize van ahrimanes aandienen. Ah ! dacht deze, daar heb je nou al yt gooijen in de glafcn ; maar 'k zal nel zien dat ik hem op mijn zijde brenge. Nu , na de eerfte complimenten en na het gewoonlijke Hoe vaart Mijnheer! — Redcnlijk wel, hoe vaart UEd. Mijnheer! — Heb ik de eer niet den Heer adonis zeiven te jpreeken. — Tot uw dienst, Mijnheer! de eer is wel zeer aan mij, ging de Opperpriester voort: Mijnheer! de reden van mijn komst is, dat ik vernomen heb dat UEd, een mcisjen heeft die niet wel bij 'l verfland is, en die men zegt dat in heure dolle vlaagen oraculen /preekt, — Ja wel, mijnheer t om u te die-  GRAAF LUCIFER DE GROOTE. 137 dienen; dat is zo. — Ei, ei, men zegt dat 'er geld voor genomen wordt, en dat dat nog al wat opbrengt , is dat zo, Mijnheer ? — Ja , mijnheer! maar dat wil toch zo veel niet zeggen, ik laat dat maar toe om het arme fchaap, '* welke, buiten dat, ongelukkig genoeg is, een teer■ptnningjen te bezorgen; want het is een yerlaaten wees die vader noch moeder heeft, en van Egyptifchen afkomst is, en vóór ze dat toeval van Euthufiasmus kreeg, bij mijn vrouw zo wat voor kamenier pleeg te dienen , maar nu is ze daar niet meer in flaai toe , en wat zal ik doen, ik kan dat meisjen, hier in een vreemd land, toch zo niet laaien omzwerven ; want vreemde koeijen, als Mijnheer weet, likken vreemde kalven, 'k Zei daarom tegen mijn vrouw , wijl ze toch dien geest van waarzeggen in heure toevallen ontfangen heeft, laaten we zien of dit ongeluk haar ook, op een of andere wijze, voordeelig kan zijn, en daar uit is eenvouwdig het geheele geval ontftaan. — Zo , zo, is dat het geval ? maar men wil dat 'er al heel wat in heur'Tempel ontfangen wordt... en, om je de waarheid te zeggen, het doet ons, in onze affaire, groot na.  128 LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE nadeel; we kunnen het indedaad in onze Tempelen merkelijk gewaar worden, want 'er komt de helft van het volk niet in, als gewoonlijk, en als dat zo voortgaat, zouden wij ons bij de Magijlraat, bij Requesle, daar over moeten beklaagen , want die den altaar bedienen moeten 'er toch van leeven, en hier in Atheencn loopt het, bchalven dat, vrij wat achter uit met de achting die men ons en den goden toedraagt; ja dat gaat zelfs zo ver , dat zekere rijke jonge lui (*), niemand genoemd, niemand geblameerd, bij nacht en ontijde, zelfs de godenbedden op 's heeren flraaten publiek durven verminken en fchenden, en dat komt alles van die mooije lesfen van dat wijshoofd met zijn' dikken neus (f) , die zal ons nog heel en al 'er onder helpen : maar ws willen hoopen dat het al op zijn hoogst geweest zal zijn ; en dat 'er haast een fchotjen voor dat Philvfopheeren gefchooten zal worden. Maar, om dan kort te gaan , komaan, we moeten leeven en (_*) Alcidiades werdt niet eenige jonge Meden tc Alhec ■ tttn van het verminken der godenbeelden befcuuldigd, ea daarom ter Stad uitgebannen. Cj") SOCRATES.  GRAAF LUCIFER DE GROOTE. i*ej en laatcn leeven ; 4£ zal je niet hinderlijk zijn ; WiS!«^ AV/£! o/zöiïr ons, /< maakt mij niet wijs dat dat Euthufiasmus niet wel zo wat om... je weet wel... nu dat is het zelve... maar kom \ laaien we in compagnie doen wij Priesters zijn in plaat om die zaak fchoon te doen opneemen, en dan kan het een heel goed ding worden ; want, jongetjen / zie, we fpreeken nu hier vrij — maar je weet niet hoe veel invloed wij op den gemeenen man hebben. Kom, wat zeg je ? — doe je 't ? dan is de zaak gezond, en anders help je je zelv' in de war ; want we zullen 't 'er niet bij laatett peeken. .. Ahrimanes, die eigentlijk den Priester juist da*ar hebben wilde... andwoorde: Och ï Vader , als gt denkt dat dit onnozele geval iets van belang zou kunnen worden, dan heb ik 'er niet tegen , dat we dal Historietje /amen reis afzien. Neemt het op, 't is wel, en zoo niet ^ we hebben 'er niet veel onkosten aan; ik heb het maar gedaan om dat jonge ongelukkige meisjen wat te gemoed te komen', 't is waar, ik heb *cr al een mooi fiuivertjen aan te kosten gelegd, oni een en ander wat tot den Tempel, zou 'er een Oracul met zijn toebehooren, buizen , /preekl iel*  i3o LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE kelders , enz. in geplaatst kunnen worden, behoorde, en het kost mij, met een en ander, ten minfeen vier Talenten (*), maar ik twijfel niet ef de Priesters zullen de helft van die gedaane vertimmering , bij contract, ook wel voor hunne rekening willen neemen. — Fier Talenten! andwoorde de Priester, met verbaazing, weetje dat wel, Mijnheer P dat komt me al vrij wat veel voor ; — ik weet toch wel dat men het minder gedaan kan krijgen, en dat het Oracul van Jupiter Ammon, dat zo veel opbrengt , niet de hdft gekost heeft. —• O hol het Oracul van Jupiter Ammon ! — zeide ahrimanes — dat daar in dat elendige Lybicn in de woestijnen ligt, en dat 'er uitziet als een oude wafelkraam — wou je dat bij mijn Oracul vergelijken ? Wel ik kan wel zien dat ge 't maar van hoor en zeggen hebt , en 'er nooit zelf geweest zijt, dat oude cavaille is geen driehonderd Minee waardig f ze hebben 't 'er zeeker goed, 't wordt nog al reis (') Een Talent kwam in Griekenland op circa ƒ 2oco Hollandsen ; doch ahrimanes maakte de rekening wit ruim; ■want de heele vertimmeiing , met de buizen en kelder?, had; hem geen twee Talenten gekost.  GRAAF LUCIFER DÉ GROOTE. 131 reis bezogt .maar 't is maar die den naam heeft / van vroeg op/laan ; maar mijn /pul is altemaa /plikplinter nieuw, en 'er ligt al zo wal lood in den grond, dat beloof ik je ; het ding alleen is voor een' Slooper wel twee Talenten waardigi — Eindelijk , na veel looven en bieden , werdt het accoord getroffen , en daarbij den geheelen Tempel , met meisjen en al, aan de Priesters van Apollo, voor vierdehalf Talent, geheel irt vrijen eigendom afgedaan en de betaling op daanden voet, met goede Atheenfche bankbriefjens , gedaan. — Als nu de priester weder vertrokken was, 'danste ahr iMANES,uit énkele pret, op zijn linker grooten toon in de rondte,en riep fchielijk zijn Ega,om haar deze heugchelijke gebeurtenis terdond medetedeelenó Deze was in de daad nu voor de tweede keef van heur' omgang met heuren Ega,uitfteekend vergenoegd en te vreden over zijn gedrag i doch ahrimanes gaf haar terdond te kennen dat zijn gevoelen was, dat het nu hunne zaak ware om Atheenen in allerijl te verlaateri en zig elders heen te begeeven; want, seidé hij , als de Priesters bemerken dat ze kat iii  i3a LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE den zak gekogt hebben, en dat 'er geen derde van de waarde voor handen is, dan zal 'er een leelijke beer tuimelen en dat wagt ik niet af..., Ast ar te maakte echter veel zwaarigheid om terftond in dat plan van heur' man toeteftemmen, te meer om dat ze nog veel uit ftaande fchulden, wegens heure affaire, onder de grooten in te vorderen hadt, en die niet gaarne in den loop wilde laaten ; maar wagt, zei ze, daar fchiet me wat in, je moest maar vooruit gaan, liefst naar Italiën... dan zal ik yoorgceyen dat ge op de jacht door een wild zwijn gewond en gedood zijt, en mij voords als een arme en bedroefde weduwe aanftellen, die heur' broodwinnaar mist. — En zo zal ik mijn geld jen, zoetjes aan, zien in te palmen, en u dan 'terftond, met al het geld en het goed dat ik me neetnen kan, volgen. — Dat is goed bedacht, zei ahrimanes maar evenwel ik zal bij provifie de talenten van den Priester meêneemen en in veiligheid brengen — Neen! hei wat.' dat fchut ik, andwoorde zijn beminde ; fa! dan mogt ik p>u en de Talenten wel nafluiten; wel Heer ja f dat heb je fijn begreepen. Neen man! dat krijgje niet  GRAAF LUCIFER DE GROOTE. 133 niet gedaan. — Wel onbefchaamde fiers! voer heur gemaal haar daarop te gemoed , denkje dan dat je een" bedrieger voor hebt — nou nog mooijer — heb je van je leeven zo'n lief brokjen gezien!— Kijk', ze vertrouwt heur eigen vleeschlijken man niet, en denkje dan dat ik zo jlapel zot zou veezen om heen te fchuiven , en jou in het volle bezit van alles te laaten — wel nou ja, kijk reis na me hoofdl neen, moeder, dan ken je me niet. Ast arte vondt zig door deze weigering ten uiterften geraakt,en 'er ontftonden zeer hevige woorden , die zo hoog liepen, dat zij heur' man prefenteerde om hem zo lang op zijn kop te toffelen, tot hij nog een fpan kleiner zou inkrimpen, waarop heur kleine kregele gemaal den aanval van verre met geflooten vuisten ftondt aftewagten, onder het geduurig farren van , wijf! ik raadje, blijf van mijn lijf, want ik lust jou en al je confoort, al ben je nog zo'n groote heibei, evenwel, mans hand boven , dat zou ik je verzoeken ! —■ beide de partijen bleeven dus eenigen tijd in ilagorde tegen elkander over ftaan — doch ast arte, eindelijk begrijpende dat heur man altijd aan I 3 den  134 LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE den besten koop was, wijl hij de Bankbriefjens jn zijn magt hadt , begon langzaamerhand wat bij te komen, en eindelijk kwam men overeen, dat elk de helft hunner bezittingen zoude meêneemen ; zo dat ahrimanes haar nog twee briefjes in handen moest ftellen, om de gelijke verdeeling te bewerkfielligen. — Vervolgends maakte zig ahrimanes in ftilte weg, en astarte verfpreide door geheel Atheenen dat heur man, op de jagt, door een zwijn omgebragt was, een groot misbaar en geweld over dezen zijnen ontijdigen dood en heur' jammerlijken weduwenftaat maakende; waar in ze door heure meisjens niet weinig geholpen werdt; 't was althands huilen en balken geen gebrek , en zij wist zig daar door derwijze in beklag te brengen , dat elk der grooten , bij wien ze zig om afdoening der rekening vervoegde , zijn uiterfte pooging deedt om haar te gerijven; ja niet alleen Atheenen , maar zelfs geheel Griekenland weende met cypris over het verlies van heuren adonis; — die ondertusfchen reeds in de Jonifche zee lag te dobberen,om de kust yan Italicn , en vervolgends Romen te bereiken,  GRAAF LUCIFER DE GROOTE. 135 ken, waar ze weder, volgends affpraak, bij elkander zouden komen. — Nd dat ast arte nu heure pretentiën allen, tot een duit toe ingevorderd, en nog van deze en genen eenig geld opgenomen hadt, ziet zo gebeurde het op een' morgen ,dat heure naaimeisjens en kostkinderen haar te vergeefsch aan het ontbijt zaten te wagten;daar ze reeds,des nachts ,in ftilte, heur goed en geld bij mekaêr gepakt hadt, en insgelijks naar Rome op reis gegaan was. Sedert heeft men in Griekenland nog jaarlijks de gedachtenis van den dood van adonis, en de droef, heid van cypris, met weeklagten en rouwbedrijven gevierd. I 4 ZE-  »36 LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE ZEVENDE HOOFDSTUK. a hrimanes komt ie Romen. Maakt toebcreidfelen om zijn beminde aldaar te etablisfee. ren, Hij begeeft, zig bij den pontifexUaximus. Neemt berichten in van den Goden/laat te Rome n. Gebrek aan eene zesde Godin. Ongemeene botheid van geest van den ouden Priester. — ahrimanes brengt hem te regt — recommandeert zijne Beminde als de zesde Godin. -— Hoort zeer toevallig dat men in Romen niet gunstig «ver hem denkt. — Ze fcheiden met veel complimenten. A Ahrimahes, die nu den naam van ado, nis voerde, en bleef behouden, hadt zigreeds te Romen nedergezet, en zig daar inzonderheid bemoeid,om,onder de hand, doormiddel zijner Zendelingen, den roem zijner vrouwe overal te verfpreiden ; wijl hij iuist te dier tijd de allergnnstigfte gelegenheid trof om de bijgeloovige Romeinen al wijs te doen maaken wat hij flegts trilde; en, daar hij den aart der Priesters van  GRAAF LUCIFER. DE GROOTE. 137 van ouds af, zo bij de Chaldeen als Phoeniciërs Epyptenaaren en Grieken, door een' zeer gemeenzaamen ommegang en het deelen in hunne geheimen, op den keeper kende, liet hij dezelven, door de tweede en derde hand , terwijl hij zig nog verborgen hieldt, pollen , of ze nog eene Godin , die hun, wanneer de zaak goed belegd werdt , geen windeijeren zoude leggen, plaatfen konden; op welke aanvraag hij geen ongunftig andwoord bekwam , waarom hij befloot, in ftilte, bij een der opperden der Priesters , die het meeste invloed op de regeling van den Godsdienst hadt , een bezDek afteleggen. Hij liet derhalven bij dezen belet vraageu,uk naam van een' voornaamen Griek,' die onlangs ie Romen gearriveerd was, en het uur ter famenkomst bepaald zijnde , begaf hij zig in perfoon bij den pontifex maximus, die hem, met alle tekenen van eerbied en onderfcheiding, ontfong, — Hij begon zijne aanfpraak met den bloei waarin de Godendienst in Griekenland zig te dier tijd bevondt, en den overvloed van voordeden en inkomden , die de Priesterdand daar uit trok ; zig verI 5 va!-  i38 LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE volgends opgeevende als een voornaam Zendeling der Griekfche Priesterfchaaren , wiens last was den ftaat der Heidenfche Tempelen, en der Godenrei, welke door de Romeinen gediend werdt , te onderzoeken , tot bekragtiging van zijn zeggen vertoonende een (door hem zeiven vervaardigden) Geloofsbrief , op pergament, met Griekfche characters gefchreeven , en door hem verzegeld , met het zegel van den Opperpriester van apollo, te Atheenen, 't welk op het accoord, dat hij met denzelven , wegens de overdragt van den Tempel, waar in zijn vrouws kameniertjen voor pythonissa gefpeeld hadde , gedrukt ftondt, en het geen hij in wasch afgevormd , en weder in lood af. gegooten hadt. — De Priester dit papier ziende , maakte geen zwaarigheid om hem te betrouwen, te meer daar diergelijke Gezantfchappen van wegens de Griekfche Priesters meer plaats hadden , als firekkende om het Heidenfche geloof alomme voortteplanten en kragt te geeven. Hij fprak dus, ni dit papier geleezen te hebben, zeer vrij met hem, en berichte hem den geheelen Tempelftaat te Romen, en wel-  GRAAF LUCIFER DE GROOTE. 139 welke Goden aldaar gediend werden ; — als ook dat de voornaamfte foort derzelven waren DU Majorum Gentiitm , zo betijteld om dat ze het oppergebied over de volken voerden ; dat deze ook uitgeleezcne of Sclecti genoemd werden ; dat eenigen uit dezelven Confentcs of Confentiëntes heeteden, om dat ze in den Raad van den oppejften der Goden ,j u p i t e r , toegang hadden; dat daarop in rang volgden de DU minorum Gentium, of Adfcriptitii, om dat ze meerendeels uit de menfehen gekozen, maar in den Godenlijst ingefchreeven waren; en dat in den laatften rang geplaatst waren de Ileroës of Helden , de Semones, of halve Goden , zo ge* heeten , om dat ze Semihomines of halve menfehen waren , — en dat , zoo 'er, gelijk dagelijks gebeurde , nieuwe Goden gecanonifeerd , of van andere Volken overgenomen werden, Zij dezelven Novenfiles of Adventitii Z>« heeteden. — Berichtende de Priester al verder, dat de Godendienst aldaar in Rome, en door het geheele Romeinxhe gebied, door den ijver en vigilantie der Tempeldienaars, fchoon begon opteneemen; en dat inzonderheid de Tempelen van  uo LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE jUPiTF.r en der Cxmfentes dagelijks met rijke gaven befchonken werden ; dat voords hun getal thands in zes Goden beftondt, naam- lijk JUPITER, MERCURirjS, NEPTUnus, vulcanus, mars en APOLLO; doch dat 'er nog maar vijf Godinnen van dien rang waren, te weeten: juno, vesta, minerva, ceres en diana — dat ze voords thands werkelijk bezig waren om ook nog eene zesde Godin te werven , om dat het twaalftal dan mooi compleet zou zijn , en uit zes manneijens en zes wijfjens Goden beftaan zoude , onder welken ze dan het gebied over de twaalf maanden van het jaar zouden kunnen verdeelen, en dan ook die clasfe van Oppergoden fluiten : want, voegde de Priester 'er bij, dan is 't ook tap toe, we moeten dat getal niet te groot maaken , of we zouden ons zelren bedriegen , dat is dan ook al zo wel, en we kunnen het 'er dan net meê doen. — Ahrimanes dezen Godenftaat vernoomen hebbende . vondt dezelve juist dienstig aan zijn oogmerk , en riep , met tekenen van verrukte biijdfcbap, Heurcka l Hcureka ! — dat was een Griek,  GRAAF LUCIFER DE GROOTE. 141 Griekfche exclamatie , beduidende : Gevonden ! Gevonden (*) / Wel wat ben ik b'ijd , dat ik juist in de gelegenhei.i ben om je kostelijk te helpen , ik heb een Godinnetjen, man / zo mooi als 'er maar op den Olymp zit ; en die wilde ik juist aan u recommandeeren , ze is, om je de waarheid te zeggen, al in het Schip en op weg hier heen; — want ik wist wel dat ze hier wel ontfangen zou worden. <—Ja maar, zei de Priester ; 't komt 'er nou maar op aan , wat ze ken , en of we in dat vak, waar in zij valt, wel een Godin mankeeren. — Wel laat reis hooren, wat heb je dan al zo voor Godinnen ? — Wel! we hebben ju no over de Rijkdommen, vesta over het aardrijk, de wilde en tamme dieren , enz., minerva over de Wijsheid, ceres over het Koorngewas en diana over de Jagt; dat zijn al zo de dingen die ons 't meest te pas komen, en op mijn eer,fchoon ik gaarne het zestal volledig zage, zou ik niet eens (•) Archihidis, een beroemd Wi-ltundige te Syracufa , was bezig met liet oplosren van een Wiskunstig Voorftcl, wanneer hij door een' vijandlijk krijgsknecht, terwijl hij deze woorden uitliep , gedood werdt.  H2 LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE eens weeten waar over de zesde Godin, naamlijk in dien hoogen rang van bijzatter in den Godenraad , te bef'chikken zou hebben. — Wel mijn goede man ! hervatte ahrimanes, weet je dat niet '. wel mij dunkt dat ge het voornaam/ie bef uur heel en al vergeel. Kom , dan moet je mijn Godin , zonder twijfel, hebben. Bedenk je maar reis , het zal je zeeker wel invalldn... De Priester zat daarop een poos in gedachten ; maar neen ! hij kon 'er maar niet op komen. — Wel nou, Vader\ ging ahrimanes voort : nu zie ik waarlijk dat het waar is, dat de ouderdom den geest traag maakt, kunt ge u dan nu in 'l geheel niet herinneren, wat het noodigfie en meest gezogtjlc onder de menfehen is. — Wel ja! geld , zei de Priester, maar daar hebben we juno over gefteld. — Neen , och wat geld! altijd geld! jij lui Priesters jlagt de koof lui, je lui hangt van geld aan mekaér. Is 'er dan niets anders dan geld noo< dig? the veel menfehen leeven 'er wel zonder geld! Bedenk je reis nader. Waar zijn we alte» maal van gekomen"?... Eindelijk zei de Priester, na zig lang bedagt te hebben... Ja, dat weet  GRAAF LUCIFER DE GROOTE. i43 weet ik zelf niet, ik ben'er, en dat is genoeg... Wel, zei ahrimanes, die nu eigentlijk wat kregel begon te worden over de groote dommeligheid van den Priester, heb je dan van je leven geen vrijster gehad, of ten minsten een of ander maagd daar je veel van hield't ? 6 Zo» jal nu vat ik je , zei doove Jaap ! andwoorde de oude Vader ! ja, in me jeugd , maar och! daar denk ik niet meer om, dat is al zo eenige meimaandjens geleden; ja, over de liefde wil je zeggen... neen! dat is ook. waar , daar hebben we nog geen Godin voor. Dat zou zeeker nog al niet onaartig voor de jonge lui zijn. — Dat'denk ik, zei ahrimanes, of het ook een plaificr voor de Romeinfche jeugd zou weezen ; man ! de Vrijers en Vrijsters betalen zo kostelijk. — Het fpreekwoord zegt te regt: alle Bruigoms rijk en alle gevangenen arm. ó Je weet niet wat een toeloop dat dat eigen/Ie Godinnetjen , dat ik je dan eigentlijk kom proponceren, bij ons in Mieenen gehad heeft; dagelijks Tempels vol Volk , en gefchenken, dat je 'er van kwijlde; maar je weet wel, 't is lastig voor een jmg menseh,, 'k laat flaan een jonge Godin, om  t44 LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE om altijd op een zelfde plaats te blijven , en heur talenten en gaven ahijd aan een zelfde volk te verjpillen. Ze wilde daarom gaarne eens zien wat ""er zo al verder in de waereld te koop was, cn daarom zei ik zo tegen haar: wel, kom aan , dan moetje reis naar Romen gaan, die Stad komt ook al mooi in bloei, en daar zal je zeeker ook wel gezien zijn, en zie, dat vond ze dan maar reis opperbest. Maar evenwel om dat het juist niet voegt , dat een vrouw zig zelve recommandeert, zei ik zo , kom aan , ik zal vooruit gaan , en zorgen dat je 'er bekend geraakt en met open armen ontfangen wordt.. . Ja , zei de Priester , nou ik me bedenk, geloof ik , dat ik wel zo wat van een Griekfche Godin der Liefde gehoord heb; ik heb , meen ik , de naam wel eens in het Atheenfche Heerenboekjen gezien ; maar ze is me waarlijk ontfchoten. .. Ik kan je niet zeggen hoe zwak dat mijn geheugen wordt, en naamen kan ik althands niet onthouden. Heur naam «cypris, viel ahrimanes hem in , ze wordt ook in de wandeling aphrodite genoemd, om dat ze eigentlijk geen Grickin van geboorte 1t$  GRAAF LUCIFER DÉ GROOTE. 145 is, maar uit Phoeniciën ever zee in Griekenland is aangekomen; daarom verhaalen de Priesters bij ons dut ze uit zeefchuim gebooren is; je weet wel *er moet zo wat sjeu bij gemaakt worden , dat behoef ik u niet te zeggen , dat zal je otk wel reis met jou lui Goden moeien doen. — Ja wel l ja wel! ik vat je heel wel... Ja nu geloof ik dat ik 'er wel van gehoord heb', is zij niet eene ïfa van heur eigen ? VVoonen heur oude lui niet in Egypten? — Dezelfde, zei ahrimanes, maar ik heb haar in Phoeniciën eerst leer en kennen, daar heette ze eigentlijk astarte, en daar hadt ze, in dien tijd, een' heel florifanten naaiwinkel op ; en, om )e dè waarheid te zeggen, ze beviel me zo wel, dat ik 'er al dien tijd meé fameh gewoond heb. Dat is bij ons in 't oosten onder de grooten juist niet ongewoon, want ik ben , om je te dienen, ook een oosterling. — Wel! wagt ! nu ik me regt bedenk , heb ik nog in't kort gehoord, dat heur man of vrijer,of wat weet ik wat het was, op de jagt doof een zwijn gedood is; ja wel! ja wel! Wagt. bij dien naam ken ik haar beter, de Weduwe adonis... maar ze zeggen hier dat ze' de' K af-  146 LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE affaire gequiteerd heeft... Neen , mijn goeije man , je hebt wel de regte voor; andwoordde ahrimanes , maar dat ze heur affaire gequiteerd zou hebben, dat is abuis, dat jlrooide ze maar uit om wat rust te hebben , en om dus te gemakkelijker eens hier heen te komen. — Ik heb wel hooren zeggen , ging de Priester voort, dat ze niet veel aan dien man verliest, dat het een wildzang, een ligtlooper en bedorven knaap was , dia al Uit zijn ouders huis geloopen was, en zijn' vader veel verdriet aandeedt. — Wel zo , wel zo, heb je dat zeeker gehoord, oude Heer1, zei ahrimanes, wel ik moet je zeggen, dat je me daar al fchoon tituleert. Ik ben eigentlijk die adonis zelf. —. Wel, Mijnheer ! neem me dan toch niet kwalijk , och ! ik zeg maar wat de lui hier al zo zeggen, ik weet 'er ter waereld niet van, en heb de eer niet om Mijnheer of Mevrouw... de Godin wil ik zeggen... anders als bij geruchten te kennen , en je weet wel de menfehen fpreeken altijd liever kwaad dan goed... Nu dat is ook nietmetal , antwoorde ahrimanes, we hoepen malkander beter te leer en ken-  GRAAF LUCIFER DE GROQTË, 147 kennen, als je me maar htt plaifi.r doet van te bezorgen dat ze onder het getal van je lui Godinnen geplaatst worde — en dan verzeeker ik je, dat het een vette voor je lui zal zijn —maar ik beding vooraf, dat ik in de baaten deelen moet, en fchade zal 'er niet op zijn, daar durf ik je wel- voor in [laan. Wel nu, als je denkt dat het wat opneemen'zal, arslwoordde de Priester , dan wil ik het wel reis aan mijn Confraters voordellen , en wat dan de compagniefchap betreft, dat is natuurlijk , dat gij daar in , nomine uxoris, zoudt moeten worden toegelaaten. Neen! neen! hei watl niet alleen nomine uxoris, zo zingen ze niet in mijn kerk;-als eigen geinteresCeerde zou ik 'er portie in moeten hebben, en anders is 't afgedaan; en geen woord 'er meer van te fprceken. — Nu, we zullen dat dan wel vinden, zei de Priester, dat zal den koop niet breeken, als 't maar wat lukken wil, komen we dan over den hond dan komen we ook wel over de Haart. Wë zullen zien als Mevrouw uw beminde maar eerst gearriveerd is; eer kan 'er toch nog niet veel in gedaan worden. ——- Ahri manks1 ' k 2 was  148 LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE was ondertusfchen zeer vei genoegd over het wel (langen van zijn ontwerp , en ik dat de Priester nogmaals zijn excus wegens het onvriendelijk compliment, dat hij hem, fchoon onweetende, gemaakt hadde , verzocht , en ahrimanes betuigd hadde, dat hij zulks in 't geheel niet kwalijk nam, fcheiden ze met veel complimenten van elkander ; terwijl de Priester hem tot in het Atrium , of voorhof van zijn wooning verzelde , en zelfs in de poort zig nog driemaal boog , toen hij heen ging. DER.  GRAAF LUCIFER DE GROOTE. 149 DERDE AFDEELING. de jeugdige leeftijd van lucifer. EERSTE HOOFDSTUK. mithra doet ver/lag aan orosmasdes van het gedrag van zijnen zoon. Deze befluit, om, daar hij nu de jaaren der kindsheid uiigetreeden , en 'er toch geen goed aan te doen was, 'er zijne handen aftetrekken, en hem aan zig zeiven ovcrtelaaien. Over en weder redenen betreffende dit gewigtig artikel gevoerd. Mithra wordt van zijnen last als Pr£ te zingen,: en ziet dan hadden ze terftond allei winden in bedwang ; voords leerde hij hen nog verfcheide geneeziugen van ziekten en kwaaien , benevens het gebruik van een zekere pijl, Skott geheeten, waar mede ze hunne vijanden een ziekte in 't lijf kunnen fchieten, ook een bol, Tyre genoemd , die htn brengt waar ze weezen willen. Zo dat ze hem geweldig gaarne mogten Jijden, en als mijnheer sueie , want zo noemden ze hem, 'er niet bij was, dan was het fpel niet volmaakt, zo dat ze met veel droefheid zijn vertrek te gemoed zagen. Evenwel zijne affaires konden geen langafweezen dulden, en om dus van hen ontflagen te raa-  GRAAF LUCIFER DE GROOTE,. 197 ken, beloofde bi] hun eenigen zijner Spiriti Familiares, Paredri, of gedienstige geeiten na te laaten, en wees hen, ten dien einde, eeaige groóte Paardsvliegen aan, die ze daar te lande Ghan noemen ; zeggende, dat ze die maar zorgvuldig moesten opvangen en m zakken bewaar'en, die konden ze dan , zeide hij, voor een' goeden prijs aan de zeelui verkoopen ; want die zo een Ghan bezat, zeide hij, kon alles uitvoeren, wat hij flegts begeerde; want hij hadde zijn magt en kunst geheel aan die vliegen overgedaan. Daar mede waren die onnoozele luidjens toen geweldig in hun fchik, ze gingen ook, van dat oogenblik af aan , bij hun best aan het vliegen vangen , en terwijl dat ze hier druk mede bezig waren , nam ahrimanes , die zig nu volkomen herfteld gevoelde, den terugtogt naar Duitschland weder aan , overal in alle de noordelijke gewesten die bij doorpasfeerde, fpeures van zijn aartige kunsten en googchelftreeken nalaatende , die ook ten huidigen dage in die oorden nog in gebruik zijn; wijl jong en oud nog den mond vol heefc van dien grooten en plaifierigen reiziN 3 ger,  i98 LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE ger , die hun zo veel raare grapjens en koddige ltreeken geleerd hadt ; fchoön ze tqeh in hun hart bang voor hem waren; om dat hij dikwijls dingen deedt daar ze juist niet veel zin in hadden , want hij kon 't toch niet laaten, om ze tusfehen beide reis een leelijke pots te fpeelen die hun lang heugde, — daar hadt hij zo zijn eigen vermaak in. — Alt^ands toen hij weder in Duitschland te rug kwam, betuigde hij van al zijn leven zo een vermaakehjk plaifierreisjen niet gedaan te hebben , als dat naar de noordfche gewesten. Ja hij wos zo opgebeurd en zo vrolijk van geest geworden, dat hij met al zijn voorïg vuur weêr aan de behandeiing zijner zaaken wilde gaan : doch zulks werdt hem door zijn' Lijfmedicus ernstig afgéraaden; die hem verklaarde dat hij terfh.nd weder inftorten en tot zijn voorige kwaal vervallen zou, bij aWien hij zig niet nog een' gejmmeti tijd van ernstige bezighee e'i onthielde. Te meer daar hij het zeer ge nakkelijk konde „duen , wiji het beduur zijner znaken nu in zeer goede handen was. Hij liet zig dan al weder |taeggen , en befloot zjg, voor als nog, van de be-  ■ GRAAF LUCIFER DE GROOTE. 199 behandeling van ernstige onderwerpen zo veel mogelijk te fpeenen, en zig , even gelijk hij in het noorden gedaan hadde, flegts met klugtjens en kattekwaad bezig te houden; waar toe zijne getrouwe bedienden hem niet weinig aanfpoorden , beloovende hem daar in getrouwelijk de hand te zullen leenen , en dat ze hem alle het hun, mogelijk vermaak zouden verfchaffen. Zijne reis naar de Noordpoollanden , was ondertusfchen van dat gevolg geweest, dat zijn naam en magt ook bereids in de toen nog ia Europa onbekende nieuwe waerek!, naamlijk in 'het noordelijk gedeelte van America overgebragt werdt, en wel door middel der Rusfifche Eilanden , die waarfchijnelijk weleer met Noord-America een vast land uitmaakten ; althands toen de Europeaanen , na* het ontdekken dezer gewesten , 'er zijn' hoogen perfoon wilden introduceeren, ftonden ze wel zeer op hun neus te kijken , dat de inwooners reeds zeer familiair, onder den naam oiron, met hem bekend waren. i N 4 ZE-  46o LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE ZEVENDE HOOFDSTUK, Bezige ledigheid. — Ahrimanes zorgt, zelfs in zijn uitfpanningen., voor het nut van het menschdom. — Onderneemt de Stad Hameien Van eene plaag van muizen en ratten te verlosfen. ■— Komt daaromtrent overeen met de Magijl aat tegen een billijk Honorarium Verdrijft het ongedierte. — Levert zijn rekening. — Ongemeene penurie , alias, gladheid van de Stads kas te Ha* melen. — Ahrimanes wordt on* vergenoegd wegens de wanbetaling, en ontlast de gemeente van derzelver kinderen. N* a zijne terugkomst lag hij zig dus geheel au al toe op vermakelijke uitfpanüjhgen ; ech, ter wij zouden aan 's mans liefde voor het algemeen welzijn . en aan zijne poogingen, om, Zelfs in zijn uitfparmtngen , op zijne wijze, (dar, is achter over) de maatfchappij van nut  GRAAF LUCIFER DE GROOTE. 201 te zijn , te kort doen , bij aldien wij onderfielden, dat hij, ook in deze zijne ledigheid, niet ten nutte van het menschdom werkzaam geweest ware; neen! het volgende voorval zal het tegerldeel genoegzaam aantoonen. In den Jaare i 84, naamjijk, werdt de Stad Hameien, aan den Wezerftroom gelegen , geweldig geplaagd van een geheel heirleger van muizen en ratten, die aldaar omftreeks de veldvruchten verteerden , 't welk de inwooners , die buiten dat geen capitalisten waren, totaal verarmde ; hier toog-hij, als een kundig, landbouwer , die reeds in Chaldea het ongedierte verdreeven hadt, en als erbarmend menfehen vriend heenen, boodt de inwooners, voor een raifynnabel falaris , aan , om hen van dat kwaad te verlosfen ; voor niet Helde hij niet gaarne zijn nuttige proeven in 't werk; want hij was te edelmoedig om iemand aan zig te verpligten ; nu des koop werdt gemaakt, en hij teeg aan 't werk. Zijn geheele operatie beftondt in e^n klein fluitjèn uit den zak te haaien , en daar op te fpeelen ; weldra k wamen de muizen en satten , als op het geluid van eenen anderen N 5 0^  202 LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE orpheus, bij geheele troupea , uit hunne fchuilplaatfen , en fcbaarden zig om hem heeneu. Toen ze nu allen wel gerangeerd waren , commandeerde hij: Parade! Marsch! en daar op flapte hij voor uit, alles onder het muziek van zijn liefelijk kweeïend fluitjen ; de mui. zen en ratten volgden hunnen kapitein ia de ftaatigfte en deftigfte orde, tot aan de oevers van den Wezerftroom. Hier hieldt hij een weinig halt; fchortte zijne klederen op en commandeerde : formeert de colonne ! welke evolutie op de gezwindfte wijze verricht zijnde, vervolgde hij : marsch ! marsch ! marsch / en flapte zo met een' geforceerden manch de Wezer in 3 de muizen verdrongen elkander , inpien elkander op de flaarten , om hem maar bij te houden ; doch deze watertogt koste bet gantfche heir het leven. — 's Anderen daags vervoegde hij zig bij dé Magiflttttt, met een getekende rekening-ivoor gedaans diensten ; doch ziet ze zouden 'er over delibereer en; hij moest die rekening ongetekend inleveren , en 't was niet fatfoenljik aanflonds om geld te -komen; de inwooners y/aren uitgeput door de plaag der xmui-  PI,. III. , 'j-tS/cn te Abbekerk. — Verval der inkomsten van onzen-Htld, en deszdf afneemende Jlaat ven lighaams vormogens. Evenwel deze zijne bezige uitfpanningen verfchaften onzen ahrimanes meer moeite en hoofdbreken, dan men we! in den eerden opflag van diergelijke vermaakelijkheeden zoude verwagten; want fchoon de zaaken, die 'er door uitgevoerd werden* in de daad van weinig wezenlijk belang, en over't geheel flegts grapjens en koddige fnankerijen waren, over wier uitflag onze held fomtijds kon gaan zitten lagchen dat  GRAAF LUCIFER DE GROOTE. 297 dat het hem wezenlijk goed deedt, en hij indedaad , onder die bezigheeden, zijn bijna verloorene gezondheid, geheel weder kreeg , zo was 'er toch veel omflag aan vast, want hij hieldt tot derzelver. uitvoering in alle Landen van Europa, inzonderheid vin Denemarken, Zveeden, Rusland, en het Duitfche Rijk, benevens de Nederlanden , zijn Ministers en Chargés dl af air es ni , waarmede hij over de aar- _ tigheeden en kluchtjens,die hij in dezelven wilde doen uitvoeren , correspondeerde ; dezen hadden weder hunne Secretarisfen, Klerken, enz. die allen een zwart livreij droegen , en hunne aanftelling en inftructiën onmiddelijk van hem ont. vingen; zo dat hij het fomtijds zo druk hadt als de Pan te Vastenavond, en hij* zijn ooren, alhoewel ze redenrijk gróót waren, nog niet wijd genoeg konde openen , om alle de vraagen en berichten, die men hem, als hij openbaar gehoor gaf, van rondsomme deedt,te kunnen opvangen. Ja het was onmogelijk, dat hij dit alles alleen zou hebben kunnen beheeren; men mogt dus van hem wel en te regt zeggen, het geen HO-  208 LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE horatius den Keizer augustus toevoerde : Quis tot fuuineat quis tanta negotia folus ? Wie tórschtè ooit dit gewigt, 20 groot een' last, aüeer, ? (*) Nu, hij hadt ook trouwens veele onderhoorigen, die allen, want hij zogt ze 'er na uit, even zo bevallig van gelaat en beminnelijk als hij zelve waren. Deze volvoerden overal zijne bevelen, zo wel in groote werkzaamheeden als zaaken die puré domcstiek waren; zij hielden zig op in de bosfchen , waar zij zeer groote parforce en andere jagten aanftelden ; zij bek woonden en beftuurdcn de mijnen eu mijnwerken , en tot dezen post hadt hij wel de vrolijkJle fnaaken, en meest altemaal dwergjens en aardmannetjens vdrkozen ,die altijd lachten, en zig appliceerden om in het gniep de bergwerkers hun goed aftefteelen, en als 'er gelegenheid toe was, hen ook wel, uit den grap, den hals te breeken. In de Heden heeft hij zeer gedienstige bedienden gehad, die voor de vrouwtjens de kamers veegden , alles van rijn plaats CO Horatius, Epist. Lib. II. Ep. i. v. 1.  GRAAF LUCIFER DE GROOTE. 209 en weer op zijn plaats bragten ; de bedgordijnen open en tcefchoven; ("beien verzetteden , enz. , althands rrgte keukenklouwers en Jan Hcnmge duiveltjens , die altijd over huis kislebisten en roefemo^sden ; — ook had bij ondei' zijne bedienden verfcheiden oude en jonge vrouwen , die hem al mede in zijne plaifierp-rtijtiens , en inzonderheid in zijne amouretes ten dienst Honden, waar van wij hier korteling een ftaaltjen of twee zullen bijbrengen. Onder de veele minnarijtjens , waarmede hij zig , geduurende zijne vacantie , vermaakte, verdient inzonderheid kortelijk gemeld te worden, zijne vrijagie met zekere meins cornelis van v urmerend, eene dienstmaagd te Amftcrdam, welke in den jaarex 1555 is ' voorgovallen, en waar van het echt en omftandig verhaal , 't welk , zo als men zegt (*) , ter Secretarie'zoude voorhanden zijn geweest, omtrent hier op uitkomr. Dit meisjen zal eens , terwijl heur meester en vrouw uit waren, bij den haard, 't was in de C*) do mselaar, Befctirijvi ig van AmUerd. Cladz. 183. ook bij dapper, Bhdz. 150 en 151. O  aio LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE de maand September,en daar bij al mooi guur; maar ziet wat gebeurt 'er, terwijl ze daar zat te munnureeren dat heur volk zo lang weg bkef, (het was waarfchijnlijk al n£ twaalf uuren,) zie zo komt daar een heele troup katten in de kamer fprhigen , en die begonnen daar een heele lugtige rondedans, op hunachterfie pooten , elkander met de voorften vasthoudende, rond om haar heenen te dansfen, waarmi zeden trap dien zij opgekomen warenweêrin orde aftraden. Dit ballet was nu wel divertisfant, maar evenwel ze was 'er niet extra mede gediend, en verhaalde het gebeurde terftond aan heur' meester en vrouw, toen die thuis kwamen ; doch dezen zeiden : loop malle deern, laat na je kijken , je zeil geflaapen hebben , kom , kom , grillen / evenwel ze hieldt zig wel trouw bij heur ltuk,en ook indedaad toen ze naar bed zou gaan, en de lakens wilde opflaan, ja wel daar lag weêr een kat op heur bed, en wel zo nat als of zi uit het water gehaald was. '-Daar hadt ge toen weêr het leven gaande; meester en vrouw werden bij elkander geroepen; want ze was dan reis danig gealtereerd, en men vergunde haar vervolgends om beneden te mogen flaa-  GRAAF LUCIFER DE GROOTE. au flaapen; waar ze een' geruimen tijd geen katten» viiite ontfing. — Maar om trend vijf jaaren daar na* kwam ze te woonen bij zekeren perfoon, met naame jacob roel , en daar gebeurde haar weder een andere klugt; want , terwijl ze eens bij zig zelve overlegde , om zekere fom , die heur vrouw haar gegeeven had om 'er iets voor te koopen, wel te befteeden, zo hoort ze, zonder iemand te zien, een item , die haar toeriep : fpeel en geef haar wat, gij mogt t'avond of morgen komen te huwelijken, dan hebt ge wat om aantetasten. Zij verhaalde dit terftond aan heur' meester, (want het was indedaad een braave meid, maar onze held was in ftaat om, op zo een manier, de beste meiden, te bederven,) doch de meester trachtte haar dit geval uit het hoofd te praaten , en zij ontgaf het zig ook. Maar dien zeiven avond nog, terwijl ze, naar bed'ZUÜende gaan, op de knie lag, om heur gebed te doen , werdt 'er weer geroepen : nog wilt ge niet toclaaten om uw meester en vrouw iels te gecven, daarom ook uw bakhuis vliegen zal vangen ; dat liep toen wat boozer; daar zal ik evenwel bij moeten weezen, dagt ze, en keek om , en ziet, ja, al zijn daO a gen,  [tin LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE gen, daar Honden vier vronwsperfooneu achter haar, een van welken haar ook terdond met eenige oude mortfige fteeren naar den kop wierp, waar na ze de lamp uitbliezen en verdweenen. Hier tegen kon heur meester niet veel inbrengen , want ze was 's morgens bont en blaauw over heur geheele lighaam , en kon niet opftaan , waarom men befloot , door middel der 'kunst, te ontdekken wie haar dit kwaad gedaan hadde. Men riep dus de naaste buuren in huis, hong een 'nieuwe ijzeren pot, waar in ze bevoorens heur water gemaakt hadde , over het vuur, en toen dit vócht wel kookte , werden 'er een hand vol nieuwe naalden in geworpen , en dat deedt een wonderlijke uitwerking, want ze riep aandonds: daar komen ze, daar komen ze! en zag ook werkelijk acht vrouwen naar haar toe komen, dit: een groot duk uit heur' doel fmee-.. ten; vervolgens werdt 'er iemand, die de kunst van diergelijke menfehen te geneezen verdondt, en die Mr. simon van me de n blik genoemd werdt , bijgehaald ; doch deze gaf op den duur weinig hoop op heur herdel, doch naaide haar eenig kruid in de kleêren en raadde haar  GRAAF LUCIFER DE -GROOTE, 213 haar om te trouwen, want, zei hij, dat is 'er nog al goed voor. Evenwel ze kon toch alleen niet trouwen, en men ftondt maar niet zo aanftonds klaar om haar te neemen , zo dat ze nog eerst in een' anderen dienst ging, b'j eenen adriaan klas.ssen; ze hadt oudertusfchen, zo van vervalletjens en godspenningen, als anderszins , een fpaarpot van omtrend zestien kroonen overgegaan!, en dezelven in een doosjen bewaard ; doch eens op een' tijd dit geid willende natellen , was het heele doosjen weg; zij vroeg 'er beur vrouw naar, doch die wist 'er n et van , en bekeef haar zelfs geweldig dat ze niet beter op heur geld paste; maar 's anderen daags op den helderen middag terwijl ze bezig was heur vaten te wasfchen, zo komt 'er een jong heer bij haar ftaan, met een fpaanfche kap, met zwart fluweel gevoerd, op het hoofd, en een' degen met een zilver gevest op zijde , deze fprak haar dus aan : Vrijster! wilt ge geen' vrijer hebben, hier fla ik als een jongman, daar is uw zakjen met geld, het is vermeerderd en niet verminderd : maar zij kreeg 'er terftond erg in, en zeide: dat ze heur eigen O 3 geld  214 LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE geld terug begeerde en geen' vrijer noodig hadt, (dit meende ze juist zo niet.) Ahrimanes (want deze jongeling was niemand anders dan onze held,) moest deihalven met het geld weder ongetroost opwandelen, doch zeide in het heen gaan: Ik zal weder komen en aanhouden, gij moet een' rijken vrijer hebben ;nd acht dagen kwam hij ook weder, en wel des morgens om zes of zeven uuren, terwijl ze bezig was met de (toep te feilen , en zeide : lestmaal weigerdet gij het geld aantenecmen, daarom zal ik u eens doorftrijken , en klopte haar daarop wakker af, haar te gelijk het bundeltjen kruiden van Doctor simon uit heur jak fcheurende. Zeekerlij k moet die burger adriaan' klaassen op een dille plaats der flad gewoond hebben , of de buuren moeten dien ochtend niet vroeg bij de hand geweest zijn; immers het verhaal zegt niet dat 'er iemand op dat geweld kwam uitkijken. — Sedert verhuisde zij weCr , en kwam bij een oude vrouw, roeltje genoemd, te woonen , uit wier huis ze eindelijk kwam te trouwen aan zekeren cornelis willems, met wien ze ook zeven jaaren lang,  GRAAF LUCIFER DE GROOTE. 215 lang, zeer vreedzaam en wel leefde; tusfchen beide kwamen de vrouwsperfoonen haar wel eens in 't gniep een kneep of wat geeven , doch daar telde ze niet eens meer op, dat werdt ze al gewoon. Maar eens wil het geval, dat heur man, befchonken thuis komende, rufie met haar kreeg, en haar dreigde met een' degen, die aan den wand hing, en dien hij 'er afrukte op den kop te flaan , en ziet daar waren de wijven aanftonds weêr bij, roepende haar weêr toe : breek het mes, zo kan hij u geenszins dceren, haar terwijl zoxfterk op heur' man drukkende , dat zij hem den degen ontweldigde; doch een weinig daarna plaagden, die wijven, die haar eerst geholpen hadden , haar geweldig , en heur man werdt hoe langer hoe kwastiger , en liet zig eindelijk ten oorlog aanneemen, haar in een' zwangeren ftaat verlaatende. Toen roerden de wijven het fehrikkelijk, fleepten haar zelfs- eens Tiaar den top van heur huis en bonden haar in het dakvenster yast, zo dat ze half buiten en half binnen het vengster moest blijven liggen. Zij lag vervolgends bij zekeren jacob van marken heur kraam O 4 uit,  ii6 LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE uit, en woonde aldaar nog twee jaaren; maar daar kwam liet oude fpel weer voor den dag, want een ander Doctor, Meester geruit genoemd ; haar tegen die bezoekingen iets hebbende ingegeeven, werdt ze volftrekt lam, en moest met heur kind te bed blijven liggen. Op zekeren namiddag kwam 'er een oude vrouw, met een Overijsfelfche huik op het hoofd, bij haar , en groete haar heel beleefd , en zij weerom; cn zeide voords : muns, zodt ge mij wel willen vergeeven wat ik « gedaan heb 7 — 6 Ja wel! zeide meins. — Welnu, elan zal ik over anderhalf uur weêr bij u zijn. _ Juist na* andeihalf uur kwam de jongde dochter uit het huis waarïn ze woonde, met veel verbaasdheid naar heur moeder toeloopen , roepende : Moeder! daar liep zo groot een rood& kat naar meinssen kamer; en op dat oogenblik kwam 'er ook een fchoone jongé vrouw, met een O verijs fel fche huik op het hoofd, die egier alleen flegts van meins gezien werdt. Deze zeide al weder : meins! wilt ge het mij. vergeeven ? en zij andwoorde ook andermaal ; >, ja, zeer gaarne, - Wel nu , /la dan op ea  ) ' GRAAF LUCIFER DE GROOTE. 217 en ga met mij. — Zij ftondt op , en ging met deze vrouw ten huize uit, eerst in de Nieuwe Kerk , waar ze beide voor den altaar op de knie vielen en baden, toen gingen ze op den Dam , op de trappen van het oude Stadhuis, wat zitten rusten, en terwijl ze daar zaten , vermaakte de vrouw haar met het volgende aangenaam discours , zeggende : Stond daar een paal, ik met een ijzeren keten daar aan gefioutcn , en dal een beat het vlcesch bij /lukken uit mijn lighaam /chcurde, zo leed ik nog niet na mijn verdienste. Van hier gingen ze naar de Nieuwezijds Kapél of de Heilige Stede, en kroopen daar driemaal op heure knieën rondom het Sacrement, gingen vervolgens de kerk weêr uit, langs het Ruk-in , tot aan den Langenbrug, (en waarfchijnlijk de overzijde weêrom en de Lombardsfteegen door) tot op den Lombardsbrug; daar gekomen zijnde, haalde de vrouw iets , in de gedaante van een dolk , of klein zwaardjen , vanonder heur klederen, en wierp bet over de leuning in het water , zeggende .daar ligt al mjn boosheid en gulleri\; waar op de vrouw vaa haar fcheide , en meins weêr O 5 naar  ais LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE raar huis ging. Evenwel ni dien tijd bleeven die eerfte wu/en haar nog al beftendig, uit oudekennis wegen, bezoeken ,en knijpen en rtooten, tot dat ze ten laatften, wijl ze zig bezig begon te houden met allerlei malle potfen erf keuren aan menfehen en koeijen te bedrijven, door het gerecht gevat werdt, en eindelijk op den sjRtn Februarij, des jaars 1555, openbaar voor het Stadhuis door den Scherprechter verbrand werdt, gelijk dit zelfde lot in het zelfde jaar nog aan drie andere vrouwtjens, metnaamen ANNE* jans, lijs bet eil annetje PIEters, waarbij zig onze ahrimanes mede geïnfinueerd hadde, ten deel viel. Vervolgends hadt hij nog een ander liefjen | te Amfierdam, wier naam niet bekend is, maar die hij ook op allerhande leelijke manieren travailleérde : dit zoete meisjen hadt borsten als ftëenen, en kon geen eeten noch drinken binnen krijgen, en als ze al reis trek in melk kreeg, veranderde die aandonds in zand, als ze die in den mond kreeg. Eens hadt ze reis een grooten trek in pannekoeken , maar ziet, toen men d;e voor haar bakte, vloogen ze, de een ni den  GRAAF LUCIFER DE GROOTE. 2!j> den ander, de pan uit in den fchoorfteen, en vielen , rondom afgebeeten , weêr in de pan, zo dat ze wel hartelijk bedankte om een anders gemors te eeten , en die kostelijke pannekoekeu, dat regt zonde en jammer was, zo maar aanftonds op ftraat voor de honden moesten geworpen worden; evenwel weêr aan. den anderen kant deedt onze maak dit meisjen niet weinig voordeel, want als ze gewild hadde, zoude ze wel een' heelen .lintwinkel hebben kunnen opzetten , van al het lint dat ze bij wijlen uit heur' mond en keel kon trekken. — Ze moest ook eindelijk bij hem in de kraam, en baarde , ui dat ze eene menigte naalden en fpelden gevomeerd had, (ook. al tot nut gebruik als ze een gaaren en lintwinkel hadt willen beginnen,) een oud ftukjen lood, met duivelskopjens bezet , dat was een heele aartigheid , en is , gelijk men zegt, benevens het lint, nog lang in Amflerdam bewaard en voor elk te zien geweest. Daarbij hadt hij ook nog een foort van Agendarisfen , die de menfehen in het lijf kroopen als wormen, en ze deeden raazen als dollemannen,  220 LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE nen , die menfehen heeten dan bezetenen en maanzieken ; van dat volkjen is 'er eens een heele troup, in het jaar 1566, hier in het Burger Weeshuis in commisfie geweest (*), en heeft zitting in bij de zeventig kinderen genomen, zo dat die zo actief werden, dat ze tegen den oude kerks toren opklommen , en op den haan gingen zitten paardjen fpeelen , als ook een' voorzeggenden geest kreegcu, waardoor ze al wisten wat 'er in de zaal der vroedfehap behandeld en geleezen, gedelibereerd en geconcludeerd werdt ; verhaalende , op het oogenblik d*t het gebeurde, dat de achtbaare jan e l a a s z, , de zoon van trijn gerritz. , de weesmoeder, naar 'sllage, ter dagvaart, ftondt . te vertrekken , zo dat men toen niets behoefde te puMicecren , noüficeeren "of afligeeren ; terwijl ze den nieuwlings aongeftelde Schout van dien tij], j acoh pie'jersz. , wegens zijn fpiehrige lighaamsgefta^te , waarlijk niet zeer eerbiedig , den naam van lange Deventer koek gaven ; voords waren 'er ook fommige zijner zendelingen en mandatarisfén , dje te dier tijd de menfehen in zijne rechten, wet■ 1 ten (jj Vervolgends ook te Hoorn, in Ao i'-c.  GRAAF LUCIFER. DE GROOTE. 2:1 ten en gebruiken' onderweezen; welk leerfchool, gewoonlijk des nachts , cm de ftilte, die voor alle ftudiën zeer gunstig is, op een bepaalde plaats, in Duilschtand, de Bloksberg gcheeten, gehouden werdt; waarom ze deze hunne bijeenkomst ook Sabbath of Rustdag noemden; hier kwamen alle nachten zijne leerlingen, welke in mannen en vrouwen be (tonden te famen ; en om de groote kosten en verzuim van affaires, die dit geduurig over en weder reizen -aan zijne discipelen veroorzaakt zoude hebben , te vermijden, vondt hij 'er een zeer eenvouwdig en gemakkelijk middel op uit, beftaande in een zalf, of ungutntum, waarmede men zig, des avonds , flegts hadt te berineeren , als wanneer men in een foort van flaap geraakte, die het lighaam bij uitftek lugtig maakte; voords nam men, om alkrleie foorten van kostbaare voitures , die ook veel omflag aan zig hebben, te befpnaren,eenvouwdig een bezem- of luiwagenfteel, 't deedt 'er niet toe , of 'er de bezem of fchrobher nog aan vast 'ware dan niet ; dit voertuig plaatfte men flegts tusfehen de beenen , even als een houten paard, fprak voords eenige woorden, en daar  au LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE daar meê, vort zek! om de minste moeite en om het huisge. in, door het openen der deuren of vengsters, niet in deszelfs llaap te ftooren, vierkant den fchoorfteen maar uit; zie, men kleedde zig daar dan ook na, 't was toch maar nacht en ontijd , en wie kan in zijn werk ook veel goeds aan doen ; althands fchikte dat niet best bij de werkzaamheeden die deze lieden te verrichten hadden, want die beftonden veelal in groote morsferij en fmeerige vetpotten te kooken en te ftoven , foepen van allerlei kruiden , en fricasfdcs van ongeboorcn kinderen te maaken. Hier en daar de lijken van gerechtsplaatfen aftenecmen en dezelven te ontleeden, en verfcheiden pncparaaten en materia medica daar uit te nee men, waar mede ze dccocta en ungucnta famenftelden , zo dat deze Apotheek en Laboratorium toch geen zindelijke klceding dulde. Als ze dan weêr thuis kwamen, dat op dezelfde commote wijze in zijn werk ging, als de afreis, nu, dan kor den ze met die aldus toebereide cempofita , apozemata , fmeerfels en potjens , allerlei raare kuuren en misfelijke poffen uitrichten, die juist niet zeer ten nutte der maat-  GRAAF LUCIFER DE GROOTE. 223 maatfchappij ftrekten , want ze kwelden 'er geweld'g hunne medeburgers mede , deeden hen Tpelden en naalden uirfpuwen, dat niet gemak* kelijk ging, gelijk men ligt begrijpen kan; maakien gehuuwden lieden onvruchtbaar;deeden de lieden allerlei fmerten en. pijnen gevoelen, zonder dat iemand hen aanraakte ; veranderden de zagtmoedigfte menfehen in raazende en bijtende wolven , die den naam van weerwolven droegen ; vervormden zig in katten , en (loopen des nachts zo in de huizen, om 'er allerlei kwaad te doen , dat daar van den naam van kattenkwaad verkreegen heeft; plukten het gras onder de weidende koeijm af, bezwooren de kaale plekken , en deeden daar door de beesten vermageren en llervén , enz. cm alle. welke redenen de magiflraaten , die met alle deze ijverige werkzaamheeden niet zeer gediend waren , placaaten en ordonnantiën tegen dezelven fiatuëerden, en wel, op flraffe van leevende verbranding, alle deze hunne kunstoefeningen verboden. Dit waren zeeker, ik beken het, droevige uitkomden en naare belooningen voor hunne bekwaamhee- den  £2* LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE den en kunsten; wat zal men zeggen? zelden worden de kunsten op hunne waarde gefchat, en de grqotfte kunstenaars ontfingen doorgaandsch ondank,gaster en haat, tot hunne belooning. Wijl nu onze Hoogleeraar in de zwarte kunsten dit meer en meer begon te bemerken, kreeg hij eindelijk zelve een' weerzin, om bijzonder gewigtige kunstftukkc-n onder het menschdom uit. teoeffenen, en lag zig veelal toe om ze te bedriegen en ze dan miderhand te liaan uitlagchgn. Veel diergelijke grapjens heelt hij uitgevoerd, bij voorbeeld : 'er wordt dikwijls verhaald , dat zekere jongelingen, die, zo als natuurlijk is, groote liefhebbers van de vrouwelijke fexe waren, bij hun ontwaaken, zig in een allerpragtigst flaapvertrek, op een heerlijk ledikant, bevonden , en na een weinig rond gezien en al de kostbaare fieraaden van het vertrek bewonderd te hebben , eindelijk een engelachtig bevallige, jonge, rijk gckleede dame, met een allerliefelijkfle flem, al zingende en vrolijk dansfende hunne kamer zagen intreeden, die dan voords bij hun ging, hen ftreelde, kuschte,'en nevens hun in het ledikant ging leggen; wanneer  GRAAF LUCIFER DE GROOTE. 225 neer dan die jongelingen dit lieve meisjen wilden omarmen en haar wel digt tegen hunnen boezem drukten , ziet dan verdween alles, en zij lagen dan , tot hun groote verbaasdheid, met een' ouden morsfigen flraatbezem in den arm, te midden in den drek van een' misthoop te fparfelen; terwijl inmiddels onze held ftond te lagchen dat hij niet zien kon: want in zulke en diergelijke kluchtjens fchepte hij veel vermaak, toen hij wat op zijn dagen werdt, en hij gewigtiger zaaken aan zijn Ministers overliet. In den jaare 1658 fpeelde onze koddige fhaak een raare pots aan een vrouw te Abbekcrk, een dorp buiten Medenblik , want die goede floof moest telkens bij hem in de kraam, en baarde , tot viermaal toe , niets anders dan een bundeltjen oude lappen ; waarom de wijze en voorzichtige Magiftraat , ten einde het dorp niet eindelijk volmaakt naar een voddemarkt zoude beginnen te gelijken , haar op den I7den April 1659, openbaar deedt verbranden. Geduurende deze zijn vermaaklijkheaden en pretjens , liepen zijn ernstige zaaken al hand over hand achter uit ; zijn inkomsten bleeven P al-  u6 LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE allengs hoe langer hoe meer achter , en zijn voornaamfte agendarisfen fpeelden mooi weêr met zijn fchijven , of werden zeiven in de onmogelijkheid gefteld om zijn belangens meer te behartigen; daar de Wijsgeeren, dieliem.van ouds vijandig geweest waren , allengs veelen zijuer verblinde aanhangers verlichtteden , en wel in die landen waar uit hij zijn meeste voordeden trok; zo dat hij, zonder het te bemerken , aHengs verarmde, en eindelijk tot dat uiterfte kwam , van zelve weêr aan zijn half verloopene zaaken de hand te moeten Haan ; doch ziet dat wilde maar in 't geheel niet gelukken, daar zijn toeneemende ouderdom hem ook niet weinig in zijn geestvermogens benadeelde. Hij kon zo niet meer voort als in zijn jeugd , en hadt al zijn inneemende welbefpraaktheid grootendeels verlooren ; kon zig niet meer bij de grooten infinueeren, en el wat tot zijn' aanhang behoorde werdt met den nek aangezien; wat zal men zeggen, de man was in verval, en dan loopt het met alles zo hard agter uit als een paard trekken kan; hij ondervondt de waarheid van de fpreuk van ovidius : Do-  GRAAF LUCIFER DE GROOTE, m Donec eris felix muitos numerabis amicos, Tempora fi fuerunt nubila], folus eris. Zo lang 'c gejutt u dient zult gij veel vrienden tellen, Maar keert u dat den nek, dan laat men u alleen. Dit is het geval van lieden die op hunne hooge jaaren in verval geraaken, zij verliezen hunne voorige vrienden en voorthelpers: Tempora mutantur et nos mutamur in illis. De tijden wenden om, wij deelen hl dien val. Zijn Zaaksbezorgers , en alle zijne overige vrienden , waren in't onderfpit, en dus zag hij zig insgelijks genoodzaakt , als een fchrander zeeman, daar het diep verloopen was, de baakens te verzetten , en zijn teering naar zijn neering-te ftellen. Hij verminderde derhalven aanmerkelijk zijn' ftaat , en behielp zig, zo veel hij konde, nog met het weinige dat hem overgebleeven was; doch nu kwamen de gebreken des ouderdoms hem insgelijks met jicht en podagra kwellen, en de fatigues van zijn Noordfche reis begonnen hem al mede optebreeken. P a Laat  228 LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE Laat ons nu in het volgende Hoofdftuk tot zijnen afneemenden ouderdom , en de laatfte afdeeling van deze onze Levensbefchrijviug overgaan , en, met eene befchrijving van zijnperfoon en ommegang, zijne Levensfchets befluiten. In onze dagen, heeft hij, bij de verzwakking vin zijn vermogens en de overhelling tot zijnen afneemenden ouderdom, nog een9~ even geprobeerd of zijn invloed nog eenige kragt hadde, en bezigde daar den beruchten , thands op het kasteel St. Angclo gevangen zittenden Graaf van cagliostro, gelijk ook zekeren s wedKnburg, gaswee en mesmer toe,die door zijn behulp , geesten konden doen opkomen, en dooden , door de Nekromantie , of dooden-bezweerkunst, konden doen veifchijnen; als ook alle ziekten, door middel van het Dierlijk Magnetismus, voorgaven te kunnen geneezen; doch dat nam niet fterk op, daar het meest in goochelfpel en misleiding beflondt, want de menfchen zijn over het geheel thands te flim geworden , en zelfs in ftaat om hem zeiven, des noods , en als *er wat meê te verdienen valt, te kunnen foppen; nu is hij nog wat bezig , met on.  GRAAF LUCIFER DE GROOTE. 229 onder de Illuminaten te werken, doch de zaaken zijn te ver verloopen , en de menfehen ook over het geheel te verlicht, om zig groote voordeden, hoe fijn hij het nu ook overlegge , daar uit te kunnen belooven. P3 VIER.  aio LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE VIERDE AFDEELING. DE OUDERDOM EN GRIJSHEID VAN LUCIFER. EERSTE HOOFDSTUK. Befchrijnng van zijn gelaat , in zijn kindschheid . jeugd , manlijken ouderdom en grijsheid ; ah ook een verhaal van deszelfs toeneemende Haal', verandering van kleeding, geduu ige moeite met zijn' Paruiken Schocnmaaker; en eenige andere bij:,onderheedon, betreffende zijn wel eer liooge, nu laage per/bon. J3aar het nu in alle welgeordende levensbefchrijVingcn , of Biograph.fcbe Redevoeringen, een gebraik is , om den perfoon, wiens leven men befchreeven heeft, op het einde derzelven naauwkeurig te doen kennen; te weeten, hoedanig deszelfs ligbaamsgeftalte , voorkomen, zeden en huiifelijken omgang, vrienden en vijanden, ge-  GRAAF LUCIFER. DE GROOTE. 231 geweest zijn; zoude ik aan den pligt van een Historiefchrijver te kort doen, bijaldien ik dit gewigtig vak verwaarloosde. Weet dan dat zijn uiterlijke geftalte in zijn jeugd allerbeminnelijkst moet geweest zijn ; verbeeldt u een nllerfchoonst aangezicht , malfche en vlugge ledenmaaten , een fchoon goudgeel, over nek en fchouderen golvend, hair; glinsterende zachte en tevens doordringende zwarte oogen ; in één woord , verbeeldt u zijn gelaat , even zo gelijk de bevalligfte Tekenaars, bij voorbeeld : een guido riieni, een salvi ati, of een gioseppino d'ar pinas, de fchoonfte Jongelingen immer afgebeeld hebben ; edoch, door wat toeval is mij niet bekend, of het, gelijk wij in den aanvang reeds aanmerkten, door de Engelfche ziekte , dan wel door een ander ledenkrommend kwaad, of door een eenvouwdig, aanwendfel voortkwam , dat zelfde fchoone lighaam groeide, reeds in zijn jeugd, eenigzins krom , zo dat bij reeds toen niet weinig naar een Hang begon te gelijken. Vervolgends nam zijn fchoonheid al meer en meer met de jaaren af; men P 4 ziet  *3* LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE ziet dat meer, dat de fchoonfte knaapjens juist niet de fchoonfle mannen worden; allerlei toevallen kunnen veel toebrengen tot het mismaaken der gedaante van fchoone kinderen; immers de kinderpokjens zijn alleen in ftaat om het' fchoonfte wezen tot het ailerleelijkfte fchepfel te misvormen; en dezen zullen ook waarfchijnelijk, al mede,door verzuim van inenting ,hunne verwoestende hand, aan onzen held geflagen, en hem in den (laat gebragt hebben, waarin hij zig tegenwoordig bevindt; althands indien ik, gelijk een getrouw Gelchiedredenaar, een befchrijving van zijn tegenwoordige gedaante zou moeten geeven , zoude dezelve juist het contrast van fchoonheid en bevalligheid opleeveren : want , helaas! zijn fraai en glansfig voorhoofd is ontfierd door een onnatuurlijk uitwasch van twee niet zeer flatteerende hoornen; en evenwel, dat nog het zeldzaamfte van dit verfchijnfel is, men weet niet dat hij ooit in den huwelijken ftaat getreeden is ; fc!loon hij s -p f zeer dikwijls , minnehandelingen met jonge dametjens aan de hand gehad heeft.; doch , laas! zo dra men naar zijn eigenlijk beftaan, fiiek, of  GRAAF LUCIFER DE GROOTE. 233 of broodwinning vernam , was het doorgaands afgedaan bij alle de ouders of voogden der minnaaresfen ; waar bij nog kwam dat zijne gedaante, gelijk ik die al verder zal verklaaren, niet zeer medewerkte om jonge meisjens , die toch altijd gaarne met heur vrijers willen pronken , inteneemen. Zijn aangezicht verviel merkelijk , en werdt, gelijk ook zijn geheel lighaam, vel en been; de neus begon dus aan« merkelijk uit te puilen, en een zekere parabool te befehrijven die met dien der Havikken niet weinig overeenkomst heeft. Zijn vel veranderde eenigzins van verwc," want door zijn geduurig verblijf in heete landen , als zijn de Oosterfche landftreeken , verkreeg hetzelve eene zeer hoog bruine couleur, die met de toeneemirg zijner jaaren eindelijk in een volkomen zwart veranderd is ; zo dat lieden , die niet zeer met hooffche woorden bekend zijn, hem thands de zwarte Corporaal , meenende Generaal, noemen. Zijn hair werdt wreed , hard en dor , zo dat het hem geduurig als borstels overeind ftaat, en altijd als een klis in malkander zit ; nu is hem al dikwijls geraaden, P 5 zig  234 LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE zig dagelijks te laaten kappen, of ten minsten een paruik [optezefteu ; doch zijn al te drukke bezigheeden vergunnen hem lot het eerfte geen' tijd , en wat de paruik aanbelangt daar is hij zeer tegen ; want wijl hij altijd in heete luchtftreeken gewoon is, fchrikt hij 'er tegen om zijn hair, of liever verkeus borstels, te doen affnijden ; wij! hij doodelijk bang voor kierpijn is, zijnde dit een kwaal die hem tegenwoordig lbmtijds half raazend maakt, en dat komt veel daarvan, dat het kraakbeen, of cartilago, van zijn ooren, tot een onbedenkelijke en onnatuurlijke grootte uitgewasfehen is, zo dat ze niet weinig naar die der ezels zweemen , en hij in de dnad, fchoon hij 'er toe wilde overgaan , geen nctie paruik zou kunnen draagen; want genomen , men wilde die over de ooren doen fluiten , welk een gaaping en togt zoude hij dan niet op zijn tedere en aandoenlijke hersfcnvliezen te lijden hebben; en weder,zoo men al de paruik zo vormde , dat de ooren , het zij boven , het zij achter de zijdboekels uitftaken , zoude het t( ch min of meer eene wanftaltige gedaante opleveren ; evenwel tot dit laatfte zal hij  GRAAF LUCIFER DE GROOTE. 235 Mj eindelijk moeten overgaan, uit hoofde van zijn loeneemende jaaren en veriies van hair of borstels; zijn lighaam is voords zeer dun en fchraal, en wat nog het zeldzaamfte en wanftaltigfte aan het zelve toefchijnt, is «en kleine uitwasch , die hij door een' beogen val in zijn jeugd aan de ftuit gekreegen heeft, welke zo zeer door de jaaren al meer en meer toegenomen is,dat ze thands een' volftrekten ftaart uitmaakt ; waarom hij genoodz: akt is , om even als de gewezene Cent Stiisfes, een' zeer wijden broek te draagen, ten einde dit overtollig uitwasch eenig'/ins te verbergen; doch dat doet hem veel ongemak, wijl hij met zoodanig een' broek zig altijd regt overeind moet houden, en niet in ftaat is om, met eenige mogelijkheid, te gaan zitten, waarom hij dien ook flegts bij heele plegtige gelegenheeden, toen hij nog veel aan de hoven verkeerde, pleeg te gebruiken ; thands geneert hij zig om niemand, wijl hij meest thuis is , of enkel bij een zeer familiair vriend reis op een pijpjen gaat, en dan laat hij zijn' ftaart maar agter onder de broeksgespen uitfteekem ' Zijn handen en voeten zijn  236 LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE zijn ook door Engelfche ziekte magtig krom gegroeid, en zijn nagels, door dien hem, uit hoofde zijner daaglijksch drukke bezigheeden, nooit een oogenblik tijd overfchiet om dezelven te korten, zijn gtheel krom gewasfen, en hebben de gedaante van klaauwen gekreegen : dit maakt dat hij altijd rufie met zijn' fchoenmaaker heeft; want als die hem nog al zo wat na de mode wil bedienen , en liem een' puntigen fchoen maakt, krijgt hij ze ook zeeker vierkant naar zijn' kop , wijl de goede man 'er geen trede mede doen kan , zonder door het geweldige knellen van zijn nagels een vreesfelijke pijn te gevoelen , en wijl hij altijd , in het best van zijn leven, toen hij veel uit ging, en aan het hof, in den raad, op de beurs , in kerken en fchoolen, en overal verfchijnen moest, veel haast hadt, viel hem dat zeer lastig en hinderlijk ; niets is toch pijnelijker, dan als men haast heeft met knellende fchoenen te moeten voorthinkelen, en weder waren dezelven hem altijd, aan de hielen en op zijde, te wijd, wijl zijn beenen zo zeer vermagerden, dat ze niet veel gevulder waren dan die der oijevaars, waarom  GRAAF LUCIFER DE GROOTE. 237 om hij ook altijd genoodzaakt was, bij festiviteiten en galas , ten hove, kousfen met kuiten aantetrekken, en ten einde zijn geheel vermagerd lighaam beter te dekken, een'rooden fcharlaken mantel om te liaan , waar mede hij zig ook doorgaandsch , toen hij nog in de kragt van zijn leven was, meest al zodanig ten hove en elders, waar hij zig fatfoenelijk voor doen moest , vertoonde ; hebbende toen ook meest altijd een' wijden hoed, met een breede gouden galon, en donfe pluimen , dat toen in den faoaak was, op zijn hoofd , waar onder hij nog al best de punten van zijn ooren , als hij ze zo wat proper tegen elkander toevouwde , verbergen konde; want groeten , met den hoed af te neemen, was zijn gewoonte nooit, hij was daar ook te hoog in rang toe, en hij knikte dus alleen met een' grijnfenden glimlach , als hem de lieden groeten; ook zoude het hem onmooglijk geweest zijn, om al die hem complimenteerden , met het afneemen van zijn' hoed weder te falueeren, wijl hijzo fterk bekend was, dat de kleinfte jongen in de verfte agterftraaten hem flegts van verre ziende aankomen, al ftondt te buigen of het complimentsdag ware. TWEE-  238 LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE TWEEDE HOOFDSTUK. Berichten omtrend zijne Famielje. — Bastaard kinderen, enz. _ Historicsch Critisch onderzoek , of Mevrouw zijne moeder nog in het leven zij, ja dan neen! — Verdere aanwijzing van zijne Vrienden en Vijanden. Het bijgebragte in het voorgaande Hoofd ffuk zal genoegzaam zijn om deszeifs perfoon kenbaar te maaken ; wat nu zijne verdere omflandigheeden betreft , daar over is niet veel aantemerken ; wijl zijne hooge jaaren hem thands tot de rust noodzaaken , en hij de meeste zijner hooge ampten en waardigheeden op zijne kinderen overgebragt heeft ; want fchoon hij nimmer een echt huwelijk aangegaan heeft, zijn 'er echter veele onechte of fpeelkinderen van hem in *t leven; als zijn de Jonkers List, Geweld, Overheerfching , Bedrog,en de Freules Tweedragt, Staatszucht , Schijnheiligheid , Bijgeloof en Ongeloof, waar van de drie laatlte aan aanzienlijke perfoonen gehuuwd zijn; de Staatszucht  GRAAF LUCIFER DE GROOTE. 239 zucht heeft mede een groot huwelijk gedaan; doch de Tweedragt is nog niet getrouwd, maar leeft naar de mode, en heeft veele minnaars en oppasfers aan de hand. — Aanmerkelijk is het ondertusfchen, dat hoe zeer hooge jaaren onze grijsaart ook bereikt moge hebben, Mevrouw zijne Mama echter nog in leven moet zijn ; fchoon men niet zeeker weet waar zij zig ophoude; immers wordt 'er zeer dikwijls , bij ons en andere natiën , van de Duivel en zijn Moêr gefproken , welk woord door een grammatisch figuur , 't welk men Crajls, of bijeentrekking van letters, noemt, aldus in plaats van Moeder in de gewoone discourfen gebezigd wordt. Waarfchijnelijk is deze zijne moeder de onder de Hebreen beroemde lilith, zijnde de eerfte vrouw van adam geweest; doch men weet het niet zeeker, alzo hij zijn genealogie altijd van moeders zijde zeer bedekt cn geheim gehouden heeft. Even gelijk alle menfehen die in goeden ftaat zijn , heeft hij mede, geduurende zijnen bloei, veel vrienden gehad ; doch wat zal men zeggen : feryct olla, fervct amicitia ; als 'er niet meer  24o LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE meer valt te geeven , voort zijn de neeven. Oader dit getal kan men inzonderheid een als zijn' grootften boezemvriend optellen , die ook zeer veel verpligting aan hem hadt, deze was zekere johannes faustus , een arme boeren zoon uit het dorp Rot, in de heerlijkheid JFii/mar , bij Jena gelegen ; aan dezen lag hij al zijn vlijt ten koste om hem in allerleiegeleerde kundighceden te doen onderwijzen , zo dat die, door zijn behulp, in den jaare 1491 tot Docfor in de medicijnen verheven werdt, en zijn practijk zo zeer toenam, dat hij 'er eindelijk een' geheelcn ftoèt van bedienden, koetsen paarden op na hieldt; onder deszelfsLakeijen was voornaamlijk zekere fchrandere knaap, mephistofilrs genoemd, die onze held hem bezorgd hadde, en waar van hij veel dienst genoot, gelijk ook deszelfs Discipel j. Wa gema ar, die insgelijks de kunst bij hem geleerd hadt. — Maar ziet, thands, nu zijn weldoener in verval is , wil hij hem niet eens meer kennen ; in voorige jaaren pleeg hij hem nog al eens in zijn koets , waarmede hij doorgaands tegen middernacht een tourtjen gaat doen , neg al  GRAAF LUCIFER DE GROOTE. 241 al eens mede te neemen, maar ziet dat is nu ook over. De Doctor heeft, quafi, om den fiegten tijd en de belastingen, zijn rijdtuig afgefchaft; maar eigentlijk is hij zo g'erig als de pgst, en laat zijn oude vrienden, als ze hem niet meer voordeel kunnen doen, zakken. Bij dezen en veelen zijner ondankbaare vrienden, hadt onze man ook een groot aantal vijanden , waar van wel een der voornaatnften was zekere Predikant ,n alt hasar b ekker geheeten , die hem, in 't openbaar en in gefchrifte , aangerand en veel afbreuk gedaan heeft; niet weinig , daar door, tot zijne remotie van alle zijne vette ampten en bedieningen , die hij weleer bekleedde , toebrengende. Schoon die man , wat zijn uiterlijk gelaat aanbelangt, zeer gefchikt zoude geweest zijn om zijn boezemvriend te weezen , wijl hij hem in alle gelegenheeden zeer gemakkelijk zou hebben kunnen reprefenteeren , daar hij hem , als 't eene eij het andere, geleek; edoch, dit bevestigt al weder mijn gezegde dat de fchijn bedriegt, en de dingen zelden innerlijk en wezenlijk zo zijn als ze zig uiterlijk voorJoen. — Doch, laat ons tot onzen grijsaart wederkeeren. Q DER*  «42 LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE DERDE HOOFDSTUK. Zijne tegenwoordige bezigheeden. — Uitvoerige Tijtel en Geflachtwapen. — Leerzaame aanmerkingen omtrent zijn verval. — Befluit des Werks. Schoon hij thands niet meer openbaar in zijne menigvuldige Krijgs-,Staats- en voornaame posten , uit hoofde van zijn' hoogen ouderdom, werkzaam kan zijn , heeft hij nogthands al zijne tijtels behouden, want hij is uitneemend op de etiquette gefield, en in lang geen vriend van de egaliteit ; ook is hij maar in het geheel niet van het tegenwoordig heerfchend fystema, noch ook niet van het tegenovergeftelde , of de zogenoemde oude Conftitutie; fchoon hij echter elk na den mond praat, en in allerlei twisten deel neemt, om de partijen tegen elkander op te hitfen en in altijdduurende verdeeldheid te houden. Zijn oude adel zit hem nog zo vast in den kop , dat hij , fchoon krom van ouderdom , altijd heimlijk nijdig wordt  GRAAF LUCIFER DE GROOTE. 243 wordt als men hem geen Jonckheer noemt;wijl dit hem, als zijnde een ongehuwd adelijk perfoon, na zijn meening, toekomt ; en die aan ■hem fchrijft, moet wel acht geeven , het opI fchrift aldus te (lellen : Aan den HoogweJgebooren Heere, Jonckheere, ahrimanes be- ëLZEBUR ASHMODfiüS LUCIFER,^» duis- tcrcn onder aar dfchcn Rijks Graaf van Scheol en Gehenna, Vrijheer van llades, Rhijngraaf'van Phlegeton en Acheron , Wildgrave von Schartzwald, Ridder van de Strop , Generaal en Chef over de Corpfen van Moordenaars, Rovers, Bravo's en Bandieten; Schout by Nacht by deZwarte Marine, enz. enz. enz. Archivarius van alle despotieke Alliantiën, Landverdeelingen en tyrannieke Staatsomwentelingen; Protonotaris van ■alleyalfche Testamenten, Verklaaringen, enz. enz. Archidiaconus en Decanus van alle Kwezelarijen en Fimelarijen ; Opper-Brandflichter, Plunderaar., Muitcmauktr en Twist jlooker dezer Eeuw. Zo dat men, als men aan hem fchrijft, altijd genoodzaakt is', een geheel vel papier te gebruiken , ten einde een groote plaats voor het opfchrift te kunnen behouden. Q a 's Mans  tf4£ LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE 's Mans oud adelijk geflachtwapen is een zwarte gefpleeten Bokspoot, of Doigt fourchd, op een rood veld , en worde dour twee Serpenten , als Schildhouders , onderfleund, en door een Bokshoofd, met twee uitfleekende pooten, gedekt. Men denke niet dat deze zijn adel gerug'fteund is door aanmerkelijke vermogens of bezittingen; ó neen! zijne goederen, die hij, zo hier te lande als elders, pleeg te bezitten, zijn of bezwaard , of verkogt , of verbeurd verklaard , en hij is in de daad thands een Arme Duivel, eh lijdt met zijn hoog adelijk gemoed bijkans broodgebrek, zonder eenig uitzicht te -hebben van in een of a^der liefdegedicht opgenomen te worden, of uit eenige armenkas eenige bedeeürig te kunnen trekken. Hij wordt dus thands meest al van zijn kinderen • onderhouden , die hier en daar nog al zo wat voor hem oploopen, doch het is ook al heel weinig, want de -feetalingen komen, liegt in, en zij moeten veel •cont'dnten :tot Qffikoopingen , kuiperijen, en andere dagelf-.'<-';e , in hunne affaires onmisbaare , uitgaven , in gereedheid houden j zo tot s o dat  ■ pjj.rv. <èÊ%&u in^t'tAw t/iaspn)* csn Anne Duikel, enx. _2'lad'X. 24.4.   GRAAF LUCIFER DE GROOTE. 245 dat ze den óuderi man flegts zeer weinig kunnen toevoegeh ,, en ware het niet dat hij nog tot zijnent confuken gave , en .politieke oproerblaadjens fchreeve , zou hij indedaad thands van gebrek vergaan , maar daar Sukkelt hij nog al zo wat meê voort. Hij zoude in dezen zijn' armoedigen ftaat wel aan zijn' vader om onderftand fehrijven , doch daar is ÉJ te groothartig toe ; ook zijn de zaaken met den Perfifchen ormuzd, door den oorlog , ook al vrij wat verloopen , en a h r i m a n e s heeft federt lang geen taal of teken van hem vernomen; zo dat hij zelf twijfelt of hij nog wel in leven is. Eveuwel deze zijn rampzalige ftaat, in zijn' ouden dag, is ten hoogften beklagenswaardig! 't Is wel waar, hij heeft zig wel geduurende zim leven niet veel waare vrienden gemaakt, en ook al heel wat malle pasfen begaan ; maar wat zal men zeggen , men moet vergeeven en vergeeten , en 't is ook veel zijn jongheid fchuki geweest, 't Is nu geen tijd om oude koeijen uit de floot te haaien ; heeft hij toen wat woest geleefd , en den gebraaden haan gefpeeld, nu lijdt hij ook weêr gebrek , en men moet  *46 LEVEN VAN ZIJN EXCELLENTIE moet altijd denken : de ellendige is een heiligdom , ra facer est mi/er. Wel aan dan, mijne vrienden ! denkt we zijn allen ook niet volmaakt: Niemand fchudt zijn rokjen af, Of 'et' valt een vlokjen af. Laat ons dan een algemeene amnestie aan hem, zijn kroost en talrijke bedienden afkondigen ; wie weet hoe lang of kort da oude man het nog maakt.' Ei! vvecst nia hard van hart, oefent medelijden, Aan hu.i, die met gebrek en hooge jaaren firijden : Al is 't uw vijand zelf, vergeef hem en vergeet Zijn vooiig uargedrag en uw gelecden leed. Wil men bet algemeen van nut cn dienstig weezen, Dan moet men 't ftéile van der duigden berg niet vreez jH M;ar Rijgen tot-den kruin .en alleihöogltcn trsp; Komt reikt ook lucifer de hand van Bioedcricliap.  MISSTELLINGEN EN UITLAA T1NGÊN. Bladz. 8 reg. 3 van hoven flaaj: die, lues: dien. . 12 10 van boven fhat hen, lees: hun., 16 —— 7 van onder ftaat niets, lees: nier. 17 1 van boven ftaat welligt: zoeven, lees: weiligt van het zo even. — 41 2 van boven ftaat : Mefopotaniën , lees: Mcfopotamiën. *"* 43 2 vun onder ftaat gebruk, lees : gebruik. u 56 12 van boven ftaat: Raciutes, lees: Rachitis. 5<5 12 van boven ftaat: Pihifis Pulmomacus, lees: Phtilis Piilmoi iaca 57 16 van bqven ftaat: reizen ,t lees: reezen. . 64 laatftc regel ftaat: fchïkte, lees: fchiiktc. 8i laatftc regel ftaat: om hem zijn geheim, lees: om hem te verzoeken zyn geheim. 121 13 vnn boven, ftaat: thalIa, lees: th;i- l i a. 127 10 van 1-pven ftaat: Emh'.ifiasmus, lees,- Et> thuliasmus. 1 131 5 van boven, agtcr het woord waardig, rog te voegen: en dan zal ik je daar bij nog cc;.l±i,: ven mijne andere Bediendrn, dien wy DAi 510 nes heelert, over doen; ah je die 'er bij hebt, kan je 'er althands dubbel meê uit; want die maaken, de menfehen waar zij bij dienen , rijk, wijs ai gelukkig; die kan je dus tuur handen vol, gelds verhuuren. ■ 141 Bij den noot wegens arciiiheoes nog te voegen : fchoon anderen willen dat hij deze woorden uitriep , toen hij , in het bad "zittende, de oplovfing van het vraagftuk van den Koning Micron, wegens de-szelfs, uit verfcheidene meiaalen vermengde, kroon waarvan by de hoeveelheid van elk metaal wilde weeten, gevonden hadr. 184 7 van ond. en 189 regi 4 van ond. fraai: Sathan, lees : Satan. —— 191 5 van ond. ftaat Menu Plaifirs, lees: me- nus plaifirs. ■■ 192 1 2 van onderen ftaat: dikwyls, zeer, lees: dikwyls gekweld uas met zeer. - 1 ■ 240 — 7 van onder ftaat; j. wagknaar , lees: c. waüenaar Of wagnü&.  Bij den Drukker dezes, G. ROOS, zijn nog een klein getal exemplaaren te bekomen van: A. Fokke, Simonsz. Proeve van een Ironieseh, Co. miisch WOORDENBOEK, van verouderde, vernieuwde, en nieuw uirgevonde woorden en Ipreekwijzen in de cderduitfcheTaal; onder anaerer de woorden: Aanzien, Academie, Ambt, Asfurant, Aterling, Baas, Baatzugt, Bedriegen, Beedelen, Beleefdheid, Blokken, Bonzen, Brood, Bruiloft, Burger, Canailje, Canon, Compliment, Cordaat. Couranten, Dankbaarheid, D.-ugd, Dienen, Dom, Dood, Edel, Eer', Eerlijk, Eigenzinnig , Eeten, Eeuwig, Ergeren, Fatfoen, Fajlpénï'jk, Feest, Frontieren, Galant, Geboorte , Gemeenebest, Geval, Geweeten, Geweld , Groot, Harstenen, Heer, Hel, Held, Hoffelijk, Hoogmoed , Ja, Jaager, Infchiklijkheid, Invorderen, Jufvrouw, Kaai,'Kapper', Kijven, Klaagen , Koning, Kroeg, Kruid, Kraun, LaaLt, Laster, List, Maan, Manifest, Meestcragtig , Misdruk, Mirreekening, Mode, Nar. Nedng, Nijd, Niezen, Omwenteling, Ondeelbaarheid, Ouderwet?ch, Patriot, Patroon, Pedant, Pragt, Prins, Regeeringsvorm , Ruïneeren, Schande, Schrander, SJaadjen , Schouwburg, Taal, Talenten, Tijd, Verftand , Vriend; Wi nd maaken, IJdelheid, Zorg, en eindelijk een jfanhat.gzel over de woorden, Vrijheid, Gelijkheid en firoiaerjchap. Nevens een Siotvaers in den Dichtftijl van Jacob Cats, gedrukt in 2 deelen in gr. 8vo. f ai to - op best pap. f3- 10 - Bij bovengeme'den is van denzelfden Aucteur, ter Per ft: ONDERZOEK over de CHARACTERKUNDE, met Plaaten. Nog is bij den drukker dezes van de Pers gekomen , en verzonden : I. DE OEVAAREN DER 'tOQüi TTEUIE, (waar in dg geheime Iirrigues der Wi uwen na de Waereld, met de fevéïidigfte Cdfeurén, gefchetst worden. Uit het fransen vertaald, en met fraaije Plakten veilierd. . ƒ 1. 10en bestpapier. . . . ƒ 2. 4. U. ADEXNA of het Edelmoedige Meisjen, na het Engelsen cn Fransen van Ladij Spencer, met een fraaije Plaat in 8V0 f - is . III. De ZES NIEUWSTIJDINGEN-of aardige Beker dtenisfen van ZES BEVALLIGE VROUWEN, bijzonder omtrend ' haare eeille minvermaaken, op een zeer decente wijze "cfchrecven, uit 't fransen vertaald en met een keur ge Plaat veilierd. . . . . ƒ - 16 .