AAN DE ZEER &ERZAAME 'EN GÓdFRUGTIGE MARIA AGATHA GROENENDIJK 9 Bij het doen van haare PLECHTIGE BELOFTEN IN HET KLOOSTER. DER BIRGITIJNEN te UDEN^ 'Op den Xx, Junij 1789. door PETRUS SCHOUTEN; ROOMSCH PRIESTER en PASTOOR te OEGSTGEEST. Te LEIDDEN, gij ANDRIES KOSTER, JSeekverkooptr op de Botermarkt 1789,  Zoo me zijn Huis, of Broeders, of Zusters , of Vader, of Moeder , of Vrouwe , of Kin* déren , ef Landereijen, om mijnen Naam, verlaet, die zal honderdmaal zoo veel ontvangen, en het eeuwig leven bezitten. Matth. XIX. vs. i9>. . f KONitiftflJKE \ \ • •BiBUÜTHEEIT .]  AANSPRAAK AAN DE ZEER EERZAAME EN GODVRUCHTIGE MARIA AGATHA GROENENDIJK, tfnam petii a tio- a Grh eene zaak heb ik min» j hanc requi- * denHeere gebeeden, ram , ut inhabhem Y en ik zal ze nog ver- in domo Domini, j£ zoeken: dat ik mag 'omnibus diebus vi- v woonen in 'thuis dej toe mece. Psalrni v Heeren, alle de da- XXVI. v. 4, een mijns levens. 4- JPfö/ttXXVI.v.4. Z INLEIDING. T ■M.S die zaak, Eerwaarde Bruid vam Jesus! welke David zeidde van den Heeje biddend gevraagt te hebben, en toen nog aanhoudend te zullen verzoeken , niet gelijk aan deze, óm welke Gij, van uwe deugdrijke kindsheid af tot op dit plegtig uur, beftendig den Heefe gebeeden hebt ? — Uwe altoos voorzichtige, uwe in alle voor* gekoomene zwaarighedenftandvastige, en aan de verhevene fchikkingen der Goddelijke Voorzienigheid {leeds nedrig onderworpene A poo* 1  2 INLEIDING. poogingen , om geheel uwen leeftijd, afgezonderd van het gewoel des watrelds, in den dienst van God , op de volmaakfte wijzet doortebrengen , verzekeren mij., dat Gij, de voorgemelde vraag met Ja beantwoordt. Ja! ja! roept nu uw Godminnend hart, met onbefchrijffelijke vreugde uit* Zoo haast God door zijne Genade mij kennen deedt, hoe zoet het is Hem aantehangen (a), heb ik ook beftendig om ééne zaak den He ere gebeeden, en ik zal ze nog verzoeken; o Ja, niets begeer ik meer op aarde dan , dat ik mag woonen in 't huis des He er en, alle de daggen mijns levens ! ——. 'Er zijn,die Davids ontleende woorden zoo veröaan, als of Hij , om, in die dagen , in welken Hij door Saul vervolgt wierdt , van zijn vertrouwen op Gods Voorzienigheid een duidelijke blijk te geeven, door dezelven bekend maaktealles $ Wat Hem in de waereld overkwam , als niets te achtten; maar dit alleen den Heere gebeeden te hebben, en toen nog aanhoudend te zullen verzoeken, dat Hij, na het eindigen van zijn tijdelijk léven, eeuwig woonen mogt in 't huis des Heeren, 'c welk in («) Psalm LXXII. v. 23.  INLEIDING. 3 In den Hemel, of de Memel zelve is (£). — Doch 'er zijn ook Anderen, en het getal van dezen is verre het grootite, welken van gedachten zijn, dat die Koninglijke Propheet, zijn Godvruchtig verlangen , van Israëls plechtige Godsdienstoeffening beftendig bijcewoonen » en hier toe tot de Tente , of hec Tabernakel, waarin de Arke des Heeren was, voor alle de dagen zijns levens, een vreijen toegang te hebben, door gemelde woorden, heeft willen te kennen geeven (e). 'T verfchil, tusfchen deze twee nu voorgeftelde uitleggingen, hoe groot het oppervlakkig befchouwd ook iemand voorkoome, worde als het waare , geheel vernietigt, zoo drae men onderdek , dat de eerst bedoelde Uitleggers, alleen de zaligende genieting van God in den Hemel, welke het laatfte einde, of de hoogfte wensch van ieder mensch moet weezen 3 — en de Anderen, het middel, om dit Jaatfte einde te bekoomen , als die zaak, om welke David zoo vuurig badt, door die woorden aangeduid , voordraagen: want dan is de eigenlijke hoofdzaak dezelve: dewijl eenieder, die eenig middel ter bekooming van ee- ne (&) S. Augufl:. apud Beüartn. in twnc locum. (O Calmet , & Tbeodontus apud Jïrinum in emiicm. A 2  4 INLEIDING; ne zaak begeert, die zaak zelve, om welke hij dat middel wil, als 'thoofdbedoelde zijner wensen befchouwt. Nu dit was zeker het geval van David. —. God eeuwig in den Hemel te genieten was de vuurige wensch zijner Ziel, Welke fteeds naar God fnaktte , als een dorftig Hart naar frisfche Waterbronnen (d)'y doch overtuigd , dat eene Godsdienftige levenswijze het middel was, zonder hetwelke Hij dit laatftc einde niet bekoomen zoude , mag men, volgens de algemeenfte uitlegging zijner ontleende woorden, onderftellen, dat Hij, om beftendig de verrichtingen van den Godsdienst in' het Ta* bernakel bij te woonen, als eene zaak , die Hij, ter bevordering eener Godsdienftige levenswijze, op aarde boven alles fchatte, God zoo aanhoudend gebeeden heefc. VOORSTEL. Ik hoop, Geëerde Bruid van Jesus! met dit weinige , ter verklaaring mijner Textwoorden, reeds genoeggezegt te hebben j en zal, dewijl het onbetwistbaar is, dat die, wegens David voorgeftclde zaak, wat het wezen- (<0 Tsalm XLI. v. i.  INLEIDING. 5 zenlijke aangaat, door U beftendig van den Heere verzocht is, en tot het laatfte oogenblik uwer vrijheid verzocht zal worden, ter eere van Gods Genade , die dit heilig willen in U begonnen, en tot dus verre onderfteunt, heeft , uw groot Geluk , om het bctoomen van die zoq lang verzochte zaak, U vqor oogen Jlellen, VERDEELING. Uw Geluk is groot j dewijl de beftendig verzochte. zaak in zoo verre V reeds gegund is, dat Gij op dezen plechtigen dag wordt aangenoomen, om, alle dagen uws levens, tt woonen in 't huis des Hoeren. Eeifte Deel. JJw Geluk is groot: dewijl dit voor Uhet zekerst middel zijn zal , om in 't huis des Heer en, 't welk in den Hemel, of de Hemel zelve is, eindeloos tc woonen. Tweede Deel. D e zoete voorfmaak van dat Geluk, GetiEFur. Bruid van Jesus! welke God, in uwen zoo loflijk doorgebrachten Proeftijd, door zijne Genade , U beftendig heeft doen A i %i*  6 INLEIDING, genieten , maakt mijn voorftel voor U var? veel gewicht. —- Ai, zendt dan nu ook , om voor mij de Goddelijke hulp ter uitvoering van hetzelve te verwerven , een liefdezucht tot Jefus , den Goddelijken Bruidegom uwer Ziele op ! — Hij, die U zulk eene groote zaak vergunt heeft , zal, op uw veel vermogend bidden, mij genadig deze gunst verlee-» nen , en, zoo ik hoop, bekwaam maaken > om de bewijzen van uw Geluk in zulk een licht te plaatzen , dat ook anderen dit erkennen , en met U, voor het bekoomen van die zoo lang g>awenschte zaak , God blijhartig danken zullen. — Het zij zoo! — Ik. zal beginnen. EERSTE DEEL. 2^0 wij, Gr.TRouwE BaUid van Jesus! volgens die verklaaring van Davids ontleende woorden, welke door het grootst getal van de Uitleggers der H, Schriftuur gegeeven wordt, onderstellen, dat dieMannaar Gods harte zijne begeerte, van, alle de dagen zijns tijdelijkelevens, te mogen woonen in 't huis des Heeren, als die zaak, onrwelke Hij zoo betlendig den Heere gebeeden heeft , door deze'ven uitdrukte, dan zal uwe zoo vlugge als Gcd,sdien- ftige  2 E R S T E D E *E L. 7 ftige vatbaarheid, oogenblikkelijk bij die onderftelling ais eene onbetvvistbaare waarheid voegen, dat David, door 't woonen in 't huis des Heeren, niet bedoelde een woonen , het welke enkel tot gemak, of genoegen van zijn lighaam en zinnen ftrekken zoude. — " Neen, „ zegt uwe waarlijke verlichte Godsvrucht, „ David was de Man niet, welke iets tijde,, lijks , als de eenige zaak , om welke Hij „ zoo vuurig den Heere gebeeden had, be,, geert zou hebben. 'T is dus, vervolgt „ Gij, kenbaar, dat Hij, onder hsnaaming „ van te woonen in't huis des Heeren, in de be„ wuste onderftelling , zijn aanhoudend ver5, langen van God, op de volmaaktfte wijze, „ welke onder de Wet van Moifis bekend 5, was, tot het laatfte oogenblik zijns levens, ,, te mogen dienen , met die textwoorden „ heeft aangeduidt." Met dus te fpreeken zoudt Gij, verheevene Bruid van Jesus ! doorflaande blijken geeven, de voorgeftelde Textverklaaring in haare kracht bevat te hebben. — 't Is ook in dit vertrouwen, dat ik dezelve op uwen toeftandoverbreng, om uit dezen, zoo duidelijk als onbetwistbaar te bewijzen, dat uw Geluk groot is: dewijl de beftendig 'verzochte zaak in zeo verre U reeds gegund is, dat Gij op dezen A 4 plech'  8 EERSTE DEEL. phektigen dag wordt aangenoomen, om alle de dagen uws levens te woonen in V huis des Heeren. Gij verzocht,' en verzoekt dit nog niet uit: eenig tijdelijk inzicht. — 6 Neen ! geen lighaamelijk geraak, noch zinnelijk vermaak deedt, noch doedt U, naar woonen in 't, huis. des Heeren, haaken! — 't Ontbrak Ü aar* geen geïeegenheid , om, in de waereldlijke levenswijze , gelijk men fpreekt, Fortuin te maaken. Bij het vooruitzicht op eene aanzienelijke eigendom van aardfche Goederen , welke het natuurlijk recht U, op zijnen tijd, beloofde , heeft de Algeever U begunftichc' met zulke uitmuntende ziels- en lighaams-gaaven, dat 'erin uwen kring, zeer weinige Dochteren gelijk aan U: naauwlijks eenigen, die in iets U overtreffen zouden, en de meefïen, als minder begaafd , te achten zijn. Zoikniei;vreesde, de Godsdienftigevreugd, welke thans uw hart vervult, door eene befchrijving van uw lofFeh'jjk gedrag , in het midden der Waereld, tot, ftichting van allen, die Ukenden onderhpude, (om dat deminfte Joffpraak op, U zelve U mishaagt) te zullen verminderen, zonde ik', zonder de gering.? fte vergrooting doen zien, dat Gij, verftandig raetnedrigheid, vriendelijk met zedigheid, goed  EERSTE DEEL. p goed met voorzichtigheid , vroolijk met ingetoogenheid, eerbiedig voor U meerderen , altoos, aangenaam aan U 's gelijken , tocgeevend voor U minderen , en , om met een woord alles uittedrukken, zoo veel de menfchelijke zwakheid toelaat, in alle uw doen en laaten, zoo deugdzaam het gevaarlijkst tijdperk van 's menfehen leeftijd hebt doorgeloopen , dat de Nijd zelfs van U uit fchaamte zweeg j maar de gemelde vreeze belet mij dit. Ik laat dan die befchrijving achter; doch mag niet voortgaan, zonder ten minften aanteftippen, dat allen, die in uwe vorige levenswijze U gekend hebben, voor mij, als met eenen mond, getuigen zouden, dat geen tijdelijk inzicht, tot uwe, in onze ongodsdienftige dagen, zoo zeldzaame keuze, de drijfveer geweest kan zijn, — Maar dit ftipje, wenkt Gij, is reeds groot genoeg. — Wel aan ik zal dan , dewijl 't uw nedrig harte wenscht, van veele bekoorlijke, door verfcheidenen, zoo christelijk als ftandvastig, aangegeboodene Huwlijksparteijen, geen woord hier fpreeken. — 'Er waren onder die verzoekers, die, om den rijkdom hunner bezittingen, om hunne uitterlijke en zedelijke hoedanigheden, om hunnen, zelfs onder de Stedelingen, aanzienelijken llant, ook voor U A 5 'sëe*  io EERSTE DEEL' ?s gelijken, aanneemeüjk zijn zouden ; doch van uw, omtrent allen dezen, altoos loffelijk gedrag, wil uweiNedrigheid, dat ik ook niets zal zeggen. Geen woord dan van dit alles verder! — Neen zegt Gij, om ééne zaak heb ik den Heere gebeeden, en ik zal ze nog verzoeken, dat ik mag woonen in 't huis des Hesren alle de dagen mijns levens ƒ< 'tls goed , en dit zelfs is een bewijs van uw groot Geluk in het geen U nu gegunt wordt: dewijl Gij dit woonen in 't luns des Heeren , nooit verzocht hebt, en in dit oogenblik niet verzoekt'uit eenig tijdelijk inzicht^ maar als in navolging van David, om, op de volmaakfte wijze , tot aan het laatfte oogenblik uws le? vens, God te dienen. Nu de volmaakfte wijze wist uwe, van uwe Kindsheid af, wel onderweezene Godsvrucht, dat onder de nieuwe Wet, onder welke wij door Gods genade leeven, van -deszelfs begin •tot in onze dagen is, en tot aan het einde der eeuwen zijn zal, het onderhouden der Evangelie s c h e Raadden. Vrijwillige Armoede, Eeuwige Zuiverheid, en Volkoo nene Gehoorzaamheid. Gehoorzaamheid naamlijk aan Godsdienftige Regelen en Overheden , aan v/elke men x zonder eene vrij willige onderwerping >  EERSTE DEEL. 11 ping, geen verplichting hebben zou, wist Gij", dat uw Goddelijke Jefus, wel niet als ter Zaligheid voiftrekt noodzaakelijk ; maar evenwel voor allen, die naar de volmaaktheid van een Godsdienftig leven haaken , door zijne onfeilbaare Godfpraak had aangeraaden. Tot de Vrijwillige Armoede immers gaf Jefus geen gebod j maar eenen verkiesbaaren Raad aan dien Jongeling, welken Hijzeidde: wilt gij volmaakt zijn, zoo gae henen, verkoop het geen gij hebt, en geeft hst den Armen, en gij $ult een fchat in den Hemel hebben (e ). Allen3 die nedrig vertrouwen mogen, dat de gaeve der onthouding hen door God gegeeven is (ƒ) , raadde Hij, tot het onderhouden der Eeuwige Zuiverheid, hen te bepaalen, (O Mat*. XIX, v. u. (ƒ) Op de vr'aage: Wie het zijn, die vertrouwen ?»'«'gen, dat zij die gaeve van God bekeomen Se'bdtn, wierdt reeds in de vroegtte eeuwen der Kerk dus geantwóordt: Dat een ieder, die bet wttord van Jefus, wegens betongehuwde leven, wil vatten, dit verzoekt. — Hem , die iet beeft voortgebracht, gehavende, zal bij 't hekuomen , als bij niet twijfelt wegens bet geen door Hem gezeii is: al die bidt, verkrijgt. Origenes inbunc loevnu Den zulken is 't gegeeven, die bet gevtilt, die het verzocht, en, »m bit te bekoomen hun best gedaan hebben ; •want al die bidt, verkrijgt: en wie zoekt, die vindt: en den geenen die klopt zal men open doen Lukas XI» v. 10. 5. Hieronimus in eumdem. Allen dan, die zich door Gods Genade, ter verkiezing van het ongehuwde leven, om bet tijk der Heme» lea,  it EERSTE DEEL. zeggende (g) : daar zijn zmnmige onhuwbaaren , die uit 's Moeders lighaam zoo gcbooren zijn: daar zijn 'er, die door de menfchen onhuwbaar gemaakt zijn; en daar zijn 'er, die zich zelvcn onhmvbaar gemaakt hebben, om het rijk der Hemelen. Die 'f vatten kan, dat hij 't vatte (h). De gemelde Volkoomene Gehoorzaamheid heeft de Zaligmaker , niet alleen dien Jongeling, welken Hij, ter bekooming der volmaaktheid, had aangeraadden alles, wat hij hadde tever? koopen, daarenboven geraadde, met te zeggen : Koom mij dan volgen; maar ook, zoo als veele Uitleggers die woorden verftaan, in -t algemeen aangepreezen, toen Hijzeidde: zo iemand mij wil navolgen, die vidoogene zich zeilen, vinden opgewekt, en tusfchen de bekooringen ondervonden hebben, dat biddende de Goddelijke hulpe; en , verfterkt door tiae, fltii dende de Overwinning bekoomen , mogen neJrig in den Heere betrouwen , dat de gaeve der enthouding hen gegeeven is : zij dus bekwaam zullen weezen, om de verplichtingen van het Ongehuwde leven , in, en zelfs buiten het Klooster , ftiptelijk te onderhouden; dewijl ook zij (gelijk de H. Paulus van zich getuigt, Philipp. IV, v. 13.) alles vermogen door Hem, die hen verfterkt. (g) Matth. XIX, v. 12. (/j ) Met deze xvoorden wektte de Heer zijne Difcipeten op tot bet verkiezen van den ongebuwden, of maagdelijken flaat , toen Hij , de mogelijkheid van de bier toe vereisclte Deugd te bikoomen, daarenboven vsrze.lerde. S. Chiijfostomus in hunc locum.  EERSTE DEEL, i% zeiven, en neme dagelijks zijn kruis op, en yelge mij (/'); De eigene en nn bijgebrachte woorden j met welken Jefus, die, naar zijne Goddelijke uitfpraak zelfs, ter bekooming der volmaaktheid , zoo gefchikte Deugden heeft aangeraaden, zijn zeker zoo duidelijk en befüszende dat zij geene Verdere opheldering noodig heb» ben, ert de uit dezen afgeleidde waarheid genoeg beveiligt is. Iu de eerde en zuiverde eeuwen van het Christendom , toen de liefde tot God en Godsdienst nog veele Geloovigen , de door Jefua voorgedelde volmaaktheid ieverig betrachten deedt, zijn door de uitmuntendde H. Vaderen en Leeraaren der Kerk, die woorden des Zaligmakers , als vaste grondert , op welkende gemelde Evangëliesche Raadden onwrikbaar rusten, ook aangewezen. Van hiermede, dat dezelven, onder den invloed der Goddelijke Genade, reeds in die eerde dagen door veelen, uit het beste gedeelte der Geloovigen, zoo ieverig zijn opgevolgt, en het geluk , het welke Gij, Uitmuntende Bruid van Jesus! thans bekoomt, met reden groot genocmt wordt; dewijl Gij op dezen CO Lukai IX, v. 93:  i4 EERSTE DEE L. dezen plechtigen dag wordt aangenoomen} om, ter betrachting dezer Raadden, alle de dagen uws levens te woonen in 't huis des Heeren. Gij immers treedt dus in de voetfbppen dier uitverkoorne Zielen, welken Jefus, even als zijne Apostelen (k), uit de waereldgenoomen had ? Gij heden door de drie plechtige Beloften van Vrijwillige Armoede j Eeuwige Zuiverheid enVolkoomene Gehoorzaamheid, aail Jefus, den Goddelijken Bruidegom uwer Ziele , voor alle de dagen uws levens, U verbindende, bekoomt dus eindelijk die geleegenheid, naar welke uw Godminnend hart, zoo geduldig als langduurig, zoo nedrig als ftandvastig , zoo wel beraadde als Vuurig , fteed? gehaakt heeft. Vee le Dochter en, zegt de wijste der Koningen (/), hebben rijkdommen vergadert , maar Gij, mag men van U ook zeggen, zijt ze altemaal ie boven gegaan : dewijl Gij van uwe vroege jeugd af aan, als met zijne woorden, zeidde : de Bevalligheid is bedrieglijk, en de Sshoonheid is ij del: eene Vrouw, dis den Heere neest, zalgepreezen worden (tn). Door (fe) Johannes XV, v. 19. "(/) Fioverb. XXXI, v. ao. (»») . v. 33.  EERSTE DEEL. ij Door eene recht kinderlijke vreeze des Heeren, met de waare wijsheid al vroeg begaafd j zocht uw hart, los van alle het aardfche, de goederen, die daar boven, en niet die hier beneeden zijn. (») — De lleeds bekrompene en angstvallige Hebzucht , welke onophoudelijk eenige vermindering zijner tijdelijke goederen vreest, om dat affchuwlijke Gierigheid zijn Afgod is, wierdt, zoowel als alle de overige ijdelheid , en 't fchijn vermaak der waereld, door U verfoeit. ——. Uw voorzichtig gedrag, gevoegd bij uwe bekoorlijke ziels- en lighaams-gaaven, deedt U fteeds beminlijk aan allen zijn , zonder dat Gij aan iemand dan aan God alleen, uw harte gaf. God alleen boven alles, en wel op de volmaakfte wijze, te beminnen, was dus, tusfchen alle de voorvallen van uwen jeugdigen leeftijd , die eene zaak , om welke Gij den Heere gebeeden hebt. Zonder den eerbied, welken wij aan de bevestigde heiligheid vtn David fchuldig zijn, in 't geringfte te kort te doen, mogen wij derhalven van ,U ook zeggen , dat Gij, als Hij, in 't bidden, van alle de dagen uws levens, te mogen woonen in 'thuisdesHeeren, niets (s) Kol'osf, lil, v. i en t.  j6 EERSTE DEEL; niets het geen enkel tijdelijk is', maar alleen de bekwaame geleegenheid van God, op de voltnaakftê wijze, tot dat uwe Ziel deze aarde verlaaten zal, te mogen en te kunnen dienen, tot in dit oogenblik beoogt. Dewijl dan uWe Godsdienflige begeerte zoo zuiver is van'alles , wat dezelve bevlekken zoude; en Gods aanbiddelijke Voorzienigheid j welke zich met krachte uitpekt van het- eene einde tot het andere, en alles zoetelijk be* fchtki (e) die zoo lang-begeerde zaak, U; na het overwinnen der fterkfte en hartnekkigfte tegenftanderij met onuitfpreekelijke blijdfchap, zoo wel van uwe Geestelijke Overheeden en Godminnende Medezusteren \ als van uwe Ouders , Bloedverwanten en Vrienden, zoo gunftig doedt bekoomen; en die reeds in zoo verre haar beflach heeft, dat Gij, tot het plechtig uitfpreeken dier heilige cn aan ;God zoo behaaglijke Beloften, cenjlemmig aangenoomen , en op de daartoe bepaalde plaats nu gekoomen zijt, is uw Geluk in waarheid groot te noemen. De vervulling van een ieders wensch wordt immers gemeenlijk een geluk geacht? Zij is het zeker, zo de gewenschte zaak iemands waar geluk bevordert. — Zou 'er dan eenzijn, (O Sapient. TUL t. i.  ÈERSTÊ DEEL. 17 Zijn, die de plechtige vergunning van deze, Aan God zelfszoo behaaglijke zaak , voor U ten minden, als geen groot Geluk zou aanzien?'— Neen, dit kan geen plaats hebben, dan in zulk eenen vleefchelijkcn mensch , die de dingen, welken van den Geest Gads zijn, niet aanneemt: aan welken zij dwaasheid fchijnen, en die ze niet verflaan kan j omdat 'er geefielijk van de'zeiven moet geotrdeelt worden (p)> Gij in tusfchen oordeelt geeftelijk van dezen? — ja doch, zegt Gij, ik acht dat het, buiten het geen ik nu verkrijg, op aarde altemaal Jchaadt is, Om de uitmuntende kennis van 'Jefus Chriflus mijnen Heer, om wien ik van alle die dingen , welken de Waereld najaagt, afJl and gedaan heb, en ze niet meer acht dan vuiligheid, op dat ik Christus mag gewinnen (q). 't Is ook irl eene geeftelijke beöordeeling van uwen tegenwoordigenflaat, dat allen, die God en Godsdienst liefhebben, en uwen roep en verkiezing kennen, het geen Gij nu verkrijgt, voor U een groot Geluk noemen, en zich reeds verëenigen , om God , die die hei-* (p) ^ Korimh. II. v. Zü (j) Pniiipp. UI. v. 8. ^  18 EERSTE DEEL. heilig willen en volbrengen (r),tot zoo verre U gegunt heeft, voor deze zijne bijzondere Genade, blijhartig met U te danken; De eerfte reden van uw tegenwoordig groot Geluk wordt dan reeds erkent; doch deze, dat hetgeen Gij nu bekoomt voor U het zekerst middel zijn zal om in 't huis desHeeren, 'c welk itl den Hemel, of de Hemel zelve iSj eindeloos te woonen, zal dit erkennen geheel vol* maaken in het TWEEDE DEEL. Cjod eeuwig in den Hemel te genieten,was de hoogde wensch van David. Ik, zeid-* de Hij biddend tot den Heere (j), zal verzaad worden , ah uwe heerlijkheid zich openbaaren zah *• 't Was hierom ook, dat die eene zaak' ,• öffl Welke Hij den Heere zoo aanhoudend gebeeden heeft $ door hem begeert wierdt: dewijl Hij deze voor een der bekwaamde middelen hielde , welke tot die eeuwige genieting van God. Hem bréngenzoude. Uwe, door Gods Genade, al vroeg Verlichte (r) Philipp. II. v. ij. (O Psalm XVI. v. 18.  TWÈEDE DSEL. 19 lichte ziel, Begunstigde Bruid van Jesus! kende voor haar laadte einde, of die • zaak , welke zy boven alles wenscht, ook nimmer een minder Goed.".— Uwe keuze 200 verheeVeri als die van David, berust dan zeker in de Hu verkreegene zaak ook niétj heen deze, hoe beftendig Gij om dezelve den Heere gebeeden hebt, zoude U niet behaagen , zo Gij niet geloofde , dat de Heer, wiens zaak het is de gangen van den mensih te bejheren (t) , tot die zoo vrijwillig als Godvruchtig yerkoorne levenswijze, U geroepen had; en zij, om dat ze God behaagt, voor U3 ter bekooming der eeuwige zaligheid , het zekerts middel zijn zal. Den wil des ïïeeren te wedcrjïaan, en vrede te hehbm (tiji wist Gij dat nimmer een jnensch gebeurt. —* Gij erkende dus de, in ónze ongodsdienftige dagen, door het grootst gedeelte der Jeugd veel, verwaarloost worden» de verplichting van zich, wegens het verkiezen van den Huwlijken - of Geeftelijkenftaat, met God te beraaden. — Ter betrachting van dezen plicht zeidde Gij dikwils, God biddende met Davids woorden (v) i Hes- (i> Prcwerb. XVI. v. 9. f«) Job IX. v. 4. (v) Psalm CXLil. v. 8 en 10. Ba  zo TWEEDE DEEL. Heere! doe mij vroeg de Jlemme uwer barmhartigheid hoor en : want op U jlel ik mijnt hoop. — Maak mij den weg bekend, dien ik moet wandelen; want tot U heb ik mijne Ziele opgeheeven. — Leer mij uwen wille doen : want Gij zijt mijn God. Uw goede Geest zal mij leidden op den regten weg! —- De zoo voorzichtig in achtgerjomene, en$ na veele beproevingen, erkende tekenen van Gods welbehaagen in uwe verkiezing van den Geestelijken fiaat , deedden vervolgens U ook nedrig betrouwen, dat God U tot dezen riep; en zelfs, als weleer tot Abraham (w)t tot U ook zeidde: Gae uit uw land, en uit uw maagfchap, en uit 't huis uws vaders, en hoorn in 't land; dat ik U toonen zal. Gij, in Gods roepftem te gehoorzaameni zoo vlijtig en ftandvastig als een Samuè'1, (x) wierdt eindelijk, door de wonderbaare fchikkingen der Goddelijke voorzienigheid, onderweezen, dat hier het land, en dit Kloolter de plaats was tot welke de Heer U geroepen heeft. — De eerbiedig afgewachte toeftemming uwer Ouders gaf daarenboven het laatfte teken tot uw vertrek. — De vreugd van een («;) Genef. XII. v. i, (x) i fieguin III. v. 4, — 10,  TWEEDE D E E L, s< een overwinnend Held kan, bij het bekoornen eener rijken buid, niet grooter zijn als deze was, met welke Gij alles wat de wae» "reld hoogfchat, ter liefde van Jefus verhaten hebt. Hier gekoomen verliet Gij na. dit alles ü zeiven nog. Uwe proeven van leer - en gehoorzaamheid aan de onderwijzing en beveelen uwer geeftelijke Beftierders en Overheeden waren, van het begin tot op het einde van uw Proefjaar, als mcefterftukken eener volmaakte ziel. Al vroeg , nog kragtiger dan te vooren, overtuigd, dat het Jok van Jefus, ook in het volgen fijner Raadden ter betrachting der volmaaktheid, zoet en z-ij" nelast ligt is (ij), betuigde Gij, uit de volheid uws harte, God, voor zijne bijzondere Genade, door welke Hij U, als eertijds Loth met den zijnen uit het zondig Sodoma (s), uit de gevaaren der waerekl verlost had, nimmer genoeg te kunnen danken, 'Er zijn Uderhalven, ten bewijzen, dat het. geen, Gij op dezen plechtigen dag, bij het. 'zoo blijmoedig als welberaadde uitfpreeken der Beloften van de bekende Evangeliefche Raadden, tot hetlaatfte oogenblik uws levens, te tij) Matth XI v. 30. ( s ) Genef. XIX,. v. 17. v B 5  22 T W EEDE DEEL. tconderhouden, zoo luiftcrrijk verkrijgt, voo? U het zekerst middel zijn zal, om in 't huis des Heeren, 't welk de Hemel zelve is, eindeloos te woonen, geen andere redenen noodig; neen Uw hart, 't welk God zoo vuurigdankt^ houdt nu, en welbijzonder om deze tweede reden, het bekoomen van die eene, en zoo beftendig den Heere afgebedene zaak, voor een groot geluk. Nu dan Gelukkige Bruid van Jesus! kon ik, onder afbidding en hartelijke toewenfehing , dat God, die onukfpreekelijk goed is voor allen, die oprecht van harte zijn (a), de zaligende zoetigheden van dit groot Geluk,"aanhoudend U genieten doedt, gevoeglijk mijne Aanspraak eindigen; en uw geduld, van het welke ik reeds zoo veel geyergt heb, de noodige rust verleenen; maar de vreeze, dat anderen, wegens die door U, om de overtuigende ondervinding zel&, volkoomen erkende reden van uw groot geluk, nog eenige twyfMngen, ja tegenbedenkingen over hebben, verplicht mij , als een fchuldenaar aan allen, ter wegneeming derzelven, nog eenige redenen bij te brengen. JV|en vindt al dikwils, ook onder zulken, die («) Psalm LXII. v. i.  TWEEDE DEEL. 23 die zich Roomsen Catholijken noemen, menfchen, welken omtrent den Geeftelijken - en nog wel bijzonder wegens den Kloofterlijkenflaat, zeer ongunftig denken, en zelfs erger* h'jkfpreeken. -* Zulken, wel verre van toeteftaan , dat de in deze, of gene Geeftelijke Orde voorgefchreevene levenswijze, ter bekooming der eeuwige Zaligheid, het zekerst middel is, vermaaken zich met dezelvs te bcfpotten, en trachten het fchandelijke hunner ongodsdientligheid, onder den valfchen glans hunner bedriegelijke redenen listig te verbergen, —- De beweenüjke misbruijken en ergernisfen , welke door zommige Kloofterlin gen maar al te dikwils gevoedt en gegeeven worden , fchreeuwen zulken gemeenlijk met veel vergrooting uit, en vraagen hier op, hoe de in de Kloofters voorgefchreevene levenswijze zoo hoog geroemd kan worden ? — Zij moeten echter over zulk een vraag zich fchaamen, zoo haast men antwoord, dat de levenswijze der berispelij ke Kloofterlingen juist hier door zondig geworden is, om dat de in hun Kloofter voorgefchreevene regels, door hen niet onderhouden wierden, en dat dus hunne val of m,isflag, tegens de nuttigheid en waarde dier levenswijze, niets bewijst. B 4 Ge-  24 TWEEDE DEEL. Geleerde en befcheidene Proteftanten zullen, zoo ik vertrouw, zelve toeftaan, dat de ergernisfen, door zommige Kloofterlingen gegeeven, tegen het wezenlijke dier Godsdienflige Inftellingen, zoo min iets bewijzen, als het zondig gedrag van het grootlte gedeelte der Christenen, tegens de heiligheid van den Christelijken Godsdienst; doch wel verre van te erkennen, dat het onderhouden der Kloofterregelen voor iemand , ter bekooming der eeuwige Zaligheid, het zekerst middel zijn kan, wordt dit, zelfs als nadeelig aan de zuiverheid van den Godsdienst, door hen verworpen. Zij, die voorgeeven, dat niemand, ook door het onderhouden van Gods Geboden, op eenige wijze ter Zaligheid iets verdienen kan , verwerpen het betrachten der voorgemelde Evangeliefclie Raadden, als nutteloosj ja als zondig: dewijl zij het volbrengen'derzelven, zoo we! als de onderhouding der Goddelijke Geboden onmogelijk noemen; en het ongehuwd leven der Kloofterlingen, 'als ftrij^ dig aan het door hen onderfield gebod, door hetwelke God, gelijk veelen hunner fpreeken, alle menfehen 'tpt den Huwlijken Staat verplicht zou hebben, als Hij, den zegen over 't Huwlijk onzer aller Ouders uitfpreekende , zeid-  TWEEDE DEEL. 25 zeidde: wascht en vermenigvuldigt (b)! verboden achten. De zoo blijde als Godsdienftigc aandoening ^ welke thans, verheugde Bruid van Jesus! uw Godminnend hart vervult, duldt zeker niet, dat mijne tegenwoordige Redevoering eene Verhandeling over Godsgeleerde yerfchillen worde, 't Is hierom ook dat ik van eene uitvoerige wederlegging der voorgeftelde tegenwerpingen, die door deAndersgezinden, tegens uwen , zoo Godsdienftig verkooren , als nu met hart volleblijdfchap omhelsden, levens ftaat, dikwils gedaan worden, mij, zoo. veel het zijn kan, onthouden zal. Eene niet uitvoerige, doch kort en bondi* ge, is dan evenwel onvermijdelijk ? — 6 Ja, Godminnende Bruid! allen zijn zoo gelukkig niet als Gij van overtuigd te weezen, dat het onderhouden der Evamceliesche Raadden, den zulken, die nedrig vertrouwen mogen, dat God ter verkiezing van dezen hen geroepen heeft, ter bekoorrang der eeu: wige Zaligheid het zekerst middel is. — Gij erkent gewillig en beweent de zwakheden , welken, uit uwen eigen aart, in U zelve plaats hebben i maar wenscht grondhartig, dat zonder., (5) Genef. I. v. aü.  20 TWEEDE DEEL. dei-dezen , in de bedeeling van Gods Genade, niemand minder is dan Gij! Wel aan gedoog dan ook, dat ik zulken, die, in de ver* heevene Waarheden van onzen allerheiligden Godsdienst, minder geöefFend zijn, met-wijnige woorden aanwijzen hoe zij, die bedoelde tegenwerpingen, kort en zaakelijk wederleggen kunnen. 't Eenvouwig voordraagen der eigene woorden van Jefus, met welken ik, in 't eerde deel dezer Aanspraak (e) , de bewuste Evangfxiesche Raadden , heb aangewcezen , is zeker voor Waarheidlieyenden alleen maar noodig , om alle tegenfpraak wegens dezelven te verijdelen. — 'T zou echter kunnen, gebeuren , dat 'er twistzuchtigen, gevonden wierden, die niet zwijgen wilden, en om met eenigen fchijn van Reden ten minften iets te zeggen , zouden voorgeeven , dat wij die woorden van Jefus niet wel verdaan. Dit voorgeeven zoude hen evenwel van geen nut zijn : dewijl zij niet alleen gemakkelijk kunnen overtuigd worden , dat de heiligde en beroemdde Uitleggers der H. Schriftuur van de vroeg fee en zuiverde eeuwen der Kerk, die bewuste wóórden van Jefus, in dien zel- ' ven (O Bladz. ii, ia en 13.  TWEEDE DEEL. 27 yen zin, in welken wij die nog heden opneemen en uitleggen, opgenoomen en uitgeleid hebben; maar nog daarenboven verplicht worden te erkennen, dat ook de H. en hoogverlichce Paulus, die woorden van Jefus, ja de Hem zeiven s wegens de Onthouding of maagdelijke Zuiverheid nog in 't bijzonder vergunde Goddelijke Openbaaring, (als zij gelijk hadden) niet wel begreepen, en, ingevolgen hier yan, den eerfte Christenen eenen zeer verkeerden Raad gegeeven heeft. 't Is immers voor allen, die den fchuldigen eerbied voor den Bijbel niet gantfchelijk hebben afgeleidt, onbetwistbaar, dat die Apostel, welke op het gelooven in Jefus, deneenigen Zaligmaker en welbron van alle zaligende verdienden, voor alle menfehen , en eiken mensch in 't bijzonder, onophoudelijk aandrong, en alle eigene Gerechtigheid, of werkheiligheid, zoo als zij 't noemen, met den gróotfïen ijver beftendig tegenfprak. uit de drie zoo dikwerf gemelde Evangeliesche Raaiden , het vrijwillig onderhouden der Maagdelijke Zuiverheid, welke voor de Verwerpers dier Raadden , de haatelijkfte van allen is , met eenen bijzonderen nadruk heeft aangepreezen, als Mij zeidde (d): Ik wilde wel, dat Gij allen {d)i Korinth. VII. v. 7 en 8,  28 TWEEDE DEEL. len want gelijk ik ben (te weeten ongehuwt) maar elk heeft zijne bijzondere gaeve van God; de een aldus, en de andere zoo. Doch ik zeg den Ongetrouwden en Weduwen: hot is hen goed dat zij zoo blijven, gelijk ik doe. En we¬ der (ff): Die bij zich zeiven vastjlelt, en niet heeft, 't welk hem noodzaakt, maar vermag te doen het geen hij wil, en die in zijn hart befiooten heeft zijne Dochter maagd te bewaaren, die doedt wel. Zoo dan die zijne Dochter uittrouwt, die doedt wel; maar die ze niet uittrouwt, doedt nog beter. —* De Vrouw, is door de Wet verbonden, zoo langen tijd als. haar Man leeft; maar als haar M.a,nontflaapen is, dan is zij ontflaagen: zij mag trouwen dien zij wilt ; doch alleenlijk in den Heere. Maar, zij zal gelukkiger Zijn. indien zij zoo blijft, volgens mijnen raad; rn ik mei n dat ik ook; den Geest Gods heBbe. Dat de H. Paulus , met deze nu bijgebrachte woorden., alJen die nedrig ia den Heere betrouwen mogen, dat zij van Hem de gaeve deronthoudinge bekoomen hebben, het vrijwillig verkiezen van den Maagdelijken {laat, heeft aangeraaden , is zoo onbetwist?. (O i Korinih. VII. v. 37 —^0,  TWEEDE DEEL, 29 baar, dat ook de Andersgezinden zich verplicht achten te erkennen, dat Hij dien Raad gegeeven heeft; doch zeggen , dat Hij die deedde, omdat het (gehuwde leven} in die dagen van vervolging, uit vreeze van de middelen tot een eerlijk beftaan té verliezen, en in alle deelen ongelukkige Weduwen en Weezen natelaaten, niet zeer te raaden was. Men moet erkennen dat de vinding van die uitvlucht niet ongeeftig is-, doch een enkel woordje van den H. Paulus doedt ons zien, datzij niet door hetingeevenvan den H. Geest, maar alleen door menfchelijk goeddunken, of den Geest der waereld is aangebracht. In dat zelfde Hoofdftuk fpreekt immers de Apostel geen woord van die tijdelijke gevaaren, als een reden, om welke Hij het ongehuwde leven aanraadde? — Neen alle de reden, die Hij om zulken, welken van God de bewuste gaeve ontvangen hadden , tot het volgen van dien Raad aantefpooren bijbracht, was, dat die levenswijze geleegenheid gaf, om den Heere , op eene volmaakter wijze, te kunnen dienen. Die zonder Vrouw is, zeidde Hij (ƒ), bezorgt de dingen des Heer en, boe Hij den Heere behaagen zaL Maar die getrouwt is bezorgt de dingen der waereld, hoe lij de Vrouwe (ƒ) 1 Korimh. VII. v. 32,' 33 sn 34.  $o TWEEDE DEE L. we behangen zal, en hij is verdeeld. — Zoo ook een ongetrouwde Vrouw en een Mjagd bezorgt de dingen des Heeren, op dat zij H e iLló zij naar het lighaam en den geest, maar die getrouwt is, bezorgt de dingen der wacreld, hoe zij den Man bchaagen zaL Nu dit, vervolge Hij, zeg ik U ten beste, niet om U een flrik te leggen ; maar om U te raadden tot het geen bet aamlij ker is, en het geen bekwaamheid geeft, om zonder verhindering den Heere te bidden. 'T verkiezen en omhelzen van den maag* delijken itaat wierdt dan door den H, Paulus aangepreezen, om dat 't hart derzulken, die denzelven wel beleeven, minder verdeeld is, en dus volmaakter aan God alleen wordt toegeheiligt, en de Beöeffenaars van die verheevene Deugd eene heiligheid naar het lighaam en den geest bekoomen doedt 3 doch van die opgeworpene tijdelijke redenen heeft Hij geen woord gefprooken. Daarenboven mogen wij als zeker ftellen,dat Hij dien Raad gaf in navolging van het geen' Jefus zelve , wegens de verkiezing van het ongehuwde leven, gezeid had. ...Nu deze raadde dit zekerlijk niet uit tijdelijke inzichten; neen Hij zeidde (g) dat 'er waren die {S) Mattfa. XIX. v. 12,  TWEEDE DEEL. 3t zich zeiven onhuwbaar gemaakt hadden, oa* het Rijk der Hemelen; dacis, zoo ali ook de H. Vaders en oudfte Leeraars der Kerk, die woorden verfhan en ukgeleic heb» ben: om de eeuwige Zaligheid te bekoomen. Uic vtele Gecuigenisfen dezer Waarheid zal ik eenige woorden van den H. Auguftinus alleen hier bijvoegen: Wie voorgeeft, zegt Hij ,dat het onderhouden der Maagdelijke Zuiverheid alleen voordeelig is aan het tegenwoordige, ennict voor het toekomende leven, fpreekt Christus tegen, die den zulken geprcezen heeft, die, niet om het tijdelijke, maar om het Rijk der Hemelen, zich zeiven onhuwbaar gemaakt hebben (h). Genoeg, zal hier op, elk waarheidlievend Christen zeggen, 'er is geen bewijs meer noodig. De H. Paulus heeft mede het onderhouden der EvangeLiesche of dedoor Jefui zeiven gegeevene Raadden, niet om eenige tijdelijke redenen, maar ter bekooming der volmaaktheid aangepreezen. Het is dus onbetwistbaar,dat die op Gods H, Woord zoo onwrikbaar gegronde,en aan God zoo behaaglijke levenswijze, voor allen, die door Gods bijzondere Genade tot dezelve geroepen, en met (y) S. Auguft. de Virginitat. Cap. 24,  32 'TWEEDE DEEL; met dè gaeve tot het vatten dier woord eri Van Jefus begunftigd zijn; ter bekooming der eeuwige Zaligheid, het zekerst middel is. Maar de zogenaamde verlichte, doch on« godsdienftige Geeften onzer Eeuw zullen misIchien nog vraagen: Hoe kan die levenswijze behaaglijk zijn aan het Opperweezen? —Is zij niet nadeelig vöor de bevolking der Landen ? — h alle Kloofterlijke levenswijze niet nutteloos; ja fchadelijk vöor het alge» meene welzijn? — Wie bekoomt 'er eenige vrugten uit, dan de Geeftelijkheid ? — Ter beantwoording van deze en zoortgelijke vraagen is evenwel niet meer nodig, als eenvouwig weer te vraagen: — Hoe men twijffelen kanj of eene levenswijze aan God behaagt, die Hij zelve zoo kragtig heeft aangepreezen? — Of de aanmoediging, welke deugdrijke Kloofterlingen aan de Jeugd en den Getrouwden, tot een Godsdienftig leten geeven , het voorgewende nadeel van de bevolking der Landen, niet rijkelijk vergoet, met hen van losbandigheid en ongeregeldheden afcehouderi? —— Of men alle Kloofterlijke levenswijze nutteloos; ja' fchadelijk noemen mag, daar zij uit haarcn aart de menfchen tot Rechtvaardigheid op-  TWEEDE DEEL; 33 opleidt; en het bekendis, dat God wel eer, om Tien Rechtvaardigen, vijf Steden en duizenden van Menfchen gefpaart zou hebben (ƒ); alsmede, dat één biddende Moifes den Israëlieten, op hunne talrijke vijanden , eene luiderrijke overwinning , bekoometi deedr, (k )„ JT is immers nog waar5 dat het ijvrig Gebed der Rechtvaardigen veel vermag (/) ? — Eindelijk, of de Godvruchtige onderwijzing eri opvoeding der Jeugd , welke door veelen, gelijk, bij voorbeeld, door de Godsdienftige Kloofterlingen van dit Huis des Heeren, met zoo veel vrugt als roem bevordert wordt; èn het fpijzen en kleeden der Armen (?«), geen ( i ) Gcuef. XVIII, v. 32. ( k ) Exod. XVIf, v. 11, 12 en 13. ( i ) Jacobus V, v. Ir Bruid vanJesüs! dat het bekoomen van die zoo rang verzochte zaak, voor U, een groot Geluk ié. —- Gij moogt Voortaap,, volgens uwen Godsdrenftigen wensch, in 't buis'des ïïeeren woonen ; en dit woonen zal voor U het zekerst middel zijn, om in *c huis des Heeren , 't welk in den Hemel, of de Hemel zelve is, eindeloos të woonen. Ja, dit zal het zijn; niet als of het U, uit uwe eigene en natuurlijke kragten, de eeuwige Za- Kg- haiden Ginter, ter onderrteuning der Armen gegeeven ■ hebbsn, en nog dagelijks geeven, mij niet toelaat iets meer te zeggent  SLUITREDE. $f ligheid zal doen bekoomen neen uwe wel onderweezene Godsvrucht weet en erkent, volgens de onfeilbaare leering onzer Kerk, dat alle onze goede werken, en de betrachtingen, der verhevendfte volmaaktheid zelfs, geen zaligende waarde of verdienften hebben, dan die zij genadeiijk bekoomen uit de oneindige verdienften van Jefus Christus (n), den eenir 00 Dat dit de wairachtige Leering onzer Roomsen Cathoüjke Kerk is, blijkt overtuigend uit het 16 Hoofdftuk van de zesde zitting haarer laatfte algemeene Vergadering van Trenten, in welke zij dus fpreekt: Alhoewel de goede Werken in de H. Schrift zoo hoog geihtt worden, dat ook een glas koud water aan een Hectclaar ge» fcbsrikén niet onbeloond zal blijven (Matt. X. v. 42.), tn da H. Paulus getuigt (2 Kor. IV. v. 17.), dat tw zeer korte en ligte verdrukking in deze wereld onderJlaan, een boven maaten uitmuntend en eeuwig gewigt van heerlijkheid , in ons zal voortbrengen, moet Let echter verre van een Christen weezen, zijn toeverlaat, of roem, op zich zeiven te ft ellen ,' en niet op onzen Heere, wiens goedheid tot alk nienfcben zoo groot is, dat Hij begeert, dat de gaevsn, waarmede Hij ze begiftigt, ben zullen Jirékken tot verdienften. En weder aan het achtfte J-Joofdfr.uk van de i4de Zitting : D,a wij, die nietmagt'.g zijn, uit ons zeiven , als uit ons zeiven (2 Kor. Hl. v. 5.) iets te doen, talles vermogen door de bulpe van Htm, die ons verfterkt (Pbillip. IV. v. 13.): Zoo dat de menscb niets heeft, waar op bij zou kunnen roemen; maar alle onze roem is in Christus, in wien wij loeven, in wien wij verdienen, in wisn wij voldoen, voortbrengende waardige vrugten van Boetvaardigheid ; welke vrugten hunne kracht van Christus, ontvangen; dnorH^n, aan den Vader worden opgedraagen, en in Hem door der\ Ynder worden aangenoomen. , C 2,  §6 SLUITREDE. gen Zaligmaker van alle raenfchen doch Gij, door dit zaligmakend en door liefde wer-kend Geloof, met Jefus verëenigd, op Hem alle uwe hoop en betrouwen Hellende, zal die nu verkregene zaak, ter bekooming der eeuwige Zaligheid, voor Uhet zekerst middel zijn: omdat Jefus, die levenswijze, tot welke Gij nu plechtig U verbinden zult, doorde aangeweezene kenmerken van uwen Roep tot dezelve, als zoodaanigUheeft aangepreezen, en van zijn aanbiddelijk welbehaagen, iq uwe gedaane verkiezing, genoegzaam U verzekert heeft. Allen, die van uw groot Geluk bewust zijn, verè'enigen zich ook met U, Uitverkooune Bkujö van Jesus! om God , voor zijne bijzondere Genade, rriet welke Hij U, in het bekoomen van die, door U zoo gewenschte, zaak begunftigt' heeft, blijhartig dank te zéggen. •— 't Hart van elk hunner roept thans, als het uwe, vol blijdfehap uit: God zij gedankt voor zijne onuit/preekelijke gasye! God eerbiedig dankende verè'eni¬ gen wij ons allen tevens om U, God behaaglijke Bruid! — — Uwe Geetle» lijke Gverheeden , en in Christus beminde Zusteren, -— Uwe Ouders, Broeders, Zusters, (e) Hand. IV. v. 12.  SLUITREDE. 37 ters, nabeilaande Bloedverwanten, Vrienden en Bekenden , grondhartig toetewenfchen , dat die plechtige verbintenis, door welke Gij aan Jesus, den Bruidegom uwer Ziel, yoor allen tijd en eeuwigheid, U zeiven toeheiligt, U, en hen, de bevestiging in Gods Genade doedt verwerven. jefus, die het goede werk in U begonnen heeft, volmaake (p) het ook in U, door zijne alvermogende hulpe! Geeve U, zoo onbevlekt, tot hetlaatfte oogenblik uws levens, irj dit zijn Huis te woonen, dat Gij namaals in zijne eeuwige wooning Hem , die het Lam Gods.is, alwaar Hij heenen gaat, met die Maagden, van welken de H. Johannes fpreekt (q), eeuwig volgen moogt! —■— Uwe Geestelijke Overhcedsn en Medezuster en, genieten alle die vrugten, welken haar liefderijk vermoeden, geduurenden uw Proefjaar, uit uw gedrag hen belooft heeft, en zij verheugen, zich met U, om uw nu verkreegen Geluk in ïijd en eeuwigheid! Uwe Ouders, welken , als die van Samuè'l, aan den dienst des Heeren U hebben opgeöffert, worden, als dezen ( r ) om dit zoo groot en Godsdienftig ofFer, En zich geheel en al van 't waereldfche af te trekken f Dit weeten wij niet recht; Gij weet het, die U zelv' geheel aen Godsdienst hecht. Gij wenschte naer den rang, waermeê ge U ziet bekieedenl 't Vervullen van uw' wensch is waerlijk een geluk, Te meêr, die wensch was recht, hij kan uw heil verbreeden, En ftrekt uw' evenmensch tot troost in ramp en druk. VV'ie God en Godsdienst mint en eerbied tpe wil draegen; Acht zich dit tot een taek: Uk-muntend in zijn' kring der Godheid te behaegen, Dit is zijngrootfte pligt, die pligt is zijn vennaek. Dit wist Ge, ó Zuster 1 Ja, dit heeft U aengedreeven, . Verachtend' al 't gedruis Der aerde, U aen te biên aen 't ftille Kloofterleven, Voor 't Ouderlijke huis. Gij wist, dat JESUS zelfs, tot nut der ftervelingen , Vrijwillige Armoê («), en de zorg der Zuiverheid (b), Gehoorzaemheid in 't leed dat iemand mogt omringen (c) , Gepredikt heeft, en dit, dit heeft uw hart bereid. Gij volgt dien JESUS na, en houdt Zijn Leer in waerdes Zijn heilftem drong door '