VERZAMELING ]l*< van PLACAATEN, RËSOLUTIEN EN ANDË. RE AUTHENTYKE STUKKExNT. BETREKKING HEBBENDE TOT DE GEWIGTIGE GÊ* BEURTENISSEN, IN DE MAAND SEPTEMBER MDCCLXXXV1I, BEVOOREN EN VERVOLGENS, IN HET GEMEENEBEST DER VEREENIGDE NEDERLANDEN VOORGEVALLEN Een- en- Veertigste Deel. Te C A M P E JST, Ter Drukkerye van J. A. de CHALMO T, MDCCXCIL   CHRONOLOGISCH REGISTER VAN ALLE DE STUKKEN IN HET XLIfte D E E L» VAN DEZ.E VERZAMELING VOORKOMENDE. Vervolg van N». 3127. . : . . . N°. 3128. Bylage K, zynde een Extratt uit het 8jle Refolu* tk-boek van de Heeren Burgemeesteren en Froedfchappen der Stad Alkmaar , van dato den 11 September 1652. • bladz. 86. —— 3129. Bylage h, zynde een Extraiï uit het icde Refolutie-boek van de Vroedfchappen der Stad Alkmaar, van dato den 8 Maart 1670 biad^ g?# — 3130. Bylage M, zynde em ExtraU uit het ijle Refo. lutie-boek van de Vraedfekap der Stad Alkmaar, van dato den 11 Mam 1569 ^ gg> ! 3I3I- Bylage N, zynde een A&e van Restitutie der Privilegiën van Tolvryheid aan de Stad Alkmaar, in dato *a»^,4Sa bMz^ *a N».  IV REGISTER « H fc. N°. 3132- Misfivevan den Heere Erf-Stadhouder aan de Het' ren Staaten, in dato den 14 September 1785. en Refulutie Commisforiaal bladz. 93. —— 3133. Nadere Memorie, van den Heere Erf-Stadhoü. der, tot wederlegging van het voorfz. Bericht N°. 3127. . • • ... bladz. 98. » 3134 Misfive van den Heere Erf-Stadhouder, aan de Heeren Staaten van Holland en IVest-Friesland, om generaak verkiaaringe nopens het recht van zyne Hoogheid tot de Magiftraatshejielling in de Steden, in dato den 9 De' cember 1788; met de provifioneele Refolutie by Hun Ed. Groot Mogenden daar op genoomen, waar hy de Heer ErfStadhouder is geredintegreerd in zyne posfesjie te Derd. recht, Schiedam, Schoonhoven, Alkmaar, Hoorn, Pur» merende, en Heus den. • . . , bladz, 329. VER-  VERZAMELING VAN PLACAATEN, RESOLUTIEN EN ANDERE AUTHENTYKE STUKKEN enz. BETREKKING HEBBENDE TOT DE GE WIGTIGE GEBEURTENISSEN, IN DE MAAND SEPTEMBER 1787, BEVOOREN EN VERVOLGENS, INDE REPUBLIEK DER VEREENIGDE NEDERLANDEN VOORGEVALLEN. Vervolg van N°. 3127. Maar is nü het Ocïroy van U Edele Groot Mogenden van den jaare 1610, aan de eene zyde, verzocht en verleend op een alleszins abufief te kennen geeven, als of aan deze Stad, met opzicht tot baareMagiftraatsbeftelling, geen ander Oclroy, dan dat van Keizer Karei, van 1530, nomimtim was verleend; en blykt het aan den anderen kant, dat het zelve Ottroy van 1610, door U Ed.Gr.Mogenden, op de allegatie van de aloude Handvesten en Privilegiën dezer Stad, ten aanzien van de aanftelline van Burgemeesteren, Schepenen en Thefaurier, door diverfe laatere Oöroijen van U Ed. Gr Mo. ge^dreï expresfelyk is veranderd, en de daa'dlvke XLI. Deel. A Ln,  4 Verzameling van Stukken hetrekkelyi tot aanftelling daar van, zoo wel als by het Oftroy van iöio alleen van Vroedfchappen was gefchied, abfoluutelyk aan de Vroedfchap dezer Stad gelaaten; dan vermeenen wy met de eerbiedigfte fiducie, dat het voorfz. O&roy van 1610 door zyne Hoogheid, ten aanzien van Burgemeesteren , Schepenen en Thefaurier, even min meer kan worden gereclameerd, dan eenige andere door zyne Hoogheid in dezen gereclameerde gronden , naardien dit Octroy op dit refpe£t door de laatere Oclroijen van 1650, 1669 en 1728, ten eenenmaale is te niet ge» daan, en de aandiening van Burgemeesteren, Schepenen en Thefaurier, aan de Regeering dezer Stad door denzelfden Souverein, die te vooren het Octroy van 1610 had verleend, nu conform aan de voorige en aloude Handvesten, is gedefereerd geworden. Dit nu dè gronden zynde, waar op zyne Hoog* beid vermeend zyne voorfchreeven fustenue, om, quodadjus, te hebben en te doen de Electie van èujgemeesteren, Schepenen, Thefaurier en Vroedfchappen dezerStad, te kunnen goedmaaken; heeft zyne Hoogheid daar by alverder gevoegd, datquafi het opgevolgd cor.ftant gebruik der Stadhouderen rechc tot de voorfchreeven Eleüie alleszins zoude justificeeren, en dat dit recht, zoo door de Regeering dezer Stad in de fuccesjive epoques der Stadhouderlyke Regeeringen, en byzonder ook federt de laatfte invoering en herftelling van dezelve in den jaare 1747, als door U Edele Groot Mogenden zeiven, ten tyde van het exerceeren der Voogdye over zyne Hoogheid, geduurende deszelfs minderjaarigheid, op defterkSe en onwederfpreeklykfte wyze , zoude wezen geadvoueerd en bevestigd. Dan, daar wy in het vervolg van dit Bericht, by de verdere refutatie van zyne Hoogheids Memorie, 200 verre zulks noodig zvn zal, eene bekwaamere gelegenheid zullen aantreffen, om het vagueei orbeftaanbaare dezer allegatie, ten aanzien dfr quafi «jgeinterrumpeerde posfesïle van zyne Hoogheids  ie Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen. § Prffidecesfeuren, aan den dag te leggen, hebben wy best geoirdeeld, op dit refpeór. by dezelve niet Jaeger te moeten ftilftaan. Wy zouden derhal ven, afgehandeld, en, gelyk wy eerbiediglyk vertrouwen durven, funditus weggenoomen , hebbende alle de voorfchreeven aangevoerde gronden van zyne Hoogheid, welken Hoogstdezelve :ot probutu var, zyne fustenue in dezen neeft geavanceerd , als nu met zyne Hoogheid kunnen overgaan, om te cxamineeren alle die argumenratien en redenen, waar mede zyne Hoogheid heeft gemeend te kunnen en te moeten renvérfeeren die Handvesten , Privilegiën en Occroijen, op welken wy van onze zyde het recht onzer eigene Regeerwgsbeftellinge geoirdeeld hebben te kunnen fundeeren; doch, daar zyoe Hoogheid volkomen heeft geadopteerd de nadere aar.teekening van de vier protefteerende Leden dezer Vroedfchap. (want hoe zeer m het hoofd van het zelve Protest vyf Leden voorkomen, is het U Ed. Gr.Mogenden bekend, dat de Vroedfchap Daey op den 9 December 1783 heeft gedeclareerd, dat hy het voorfz. Frotesi nu wilde gehouden hebben als door hem niet gedaan of mgcleeverd te wezen , nesnmaar daarvan volkomenlyk te pjeniteeren, en zich alzoo aan deze zyde te voegen) zyn wy genoodzaakt* nog een oogcnbbk {til te ftaan bv zeker Privilegie of Octroy van Willem den eersten van den 25 October 1565, waar by de tyd tot het vernieuwen der Weth door den Stadhouder, op het verzoeken Burgemeesteren en Regeerders dezer Stad, welke tyd federt den jaare 1545 wat fcheen gefluctueerd te hebben, werd bepaald op drie, vier of zes dagen voor Kersmisfe, gelyk dezelve tyd van ouden herkomen en volgende hunlieder Octroy, te weeten van 1530, was bepaald geweest; en waar uit da voorfchreeven vier protefteerende Leden hebben gedenveerd, dat men in een tyd, toen men voor het behouden van Vryheid en Privilegiën goeden bloed opzettede — toen men NB. in alle Wetten en ConA 2  3f Verzameling van Stukken betrekkeïyk m ftitutien toonde, voor het maintien derzelven alle zorge te draagen; — dat men toen niet alleen gebruik van dat Privilegie van Keizer Karel maakte j maar dat ook Vader Willem, die groote Befchermer van de Vryheid en Voorrechten des Volks, op fundament van dat Privilegie van Keizer Karel, een vasten tyd voor de Elettie zoude hebben vastge* fteld! Doch hieromtrent remarqueerd men, vooreerst, dat het helklinkend voorgeeven, dat deze Handvest door Prinie Willem zoude zyn gegeeven in een tyd, toen men voor het behoud van Vryheid en Privilegiën goed en bloed opzettede — toen nip NB. in alle Wetten en Conftitutien toonde, voor het maintien derzelven alle zorg te draagen -— inderdaad niet wel anders kan worden geconfi' dereerd, dan als loutere woordenklanken; daar het toch uit de Hiftorie dezer Landen eene allernotoirlte zaak is, dat het opzetten van goed en bloed voor 's Lands Vryheid en Privilegiën, en het maii:tineeren van alle Wetten en Conftitutien , in dientyd — in den jaare 1565 — weinig zin of beteekenis kan hebben; alzoo men flegts behoeft in te zien den Hiftorie-Schryver Wagenaar , Vaderl. Hijt. VI. Deel, ad annum 1565, om overtuigd te zyD, dat 'er toen ter tyd op het maintineeren van alle Wetten en Conftitutien nog zeer weinig gelet of gezien wierd; maar dat men toen alleen bezig was, met zich te wapenen tegen de verfchriklykheden der Irquifitie, en zich te beveiligen tegen de Banblikfems der Kerke, die door het Hof van Romen tegen de Landzaaten van alle kanten werden uitgefchooten; ja dat men toen zelfs nog geen moeds genoeg bezat, om de wapenen daar tegen op te vatten , of deze verfchrikkelyke pylen met geweld af te keeren. Maar, ten tweeden, blykt uit de voorfchreeven Handvestvan 1565 nietanders, dan dat onze Voorzaaten in fafto gewoon waren omtrent den tyd vaa Kersmisfe te kiezen een dub beid getal van Perfoo- oen,  ie Gebeurtenis/en in 1787 ent. voorgevallen. ƒ ren, om daar uit by zyne Excellentie, als ScadHouder, gefteld te worden drie Burgemeesters, zeyen Schepenen en twee Thefauriers , achtervol» gende het Octroy van Karel van 1530. — Maar wat volgt daar uit? — Volgt daar uit, dat 'ergo dat Ottroy wel en wettig was gegeeven, dat het zelve al nog een wettig beitaan had? — Immers geenszins. — Integendeel hebben wy hier vooren fen duidelykften, zoo wy meenen, aangewezen, dat het zelve Octroy ipfo jure nul en van onwaarde was; dat Karel nimmer recht gehad heeft, om door het zelve, tegen zynen gedaanen ééd, de voorige aloude Handvesten en Privilegiën,'aan de Stad Alkmaar en haare Burgerye competeerende, daadJyk te vernietigen; en dat het zelve Ottroy daar en boven flegts voor eenen bepaalden tyd verleend en verlengd geweest zynde naderhand geene verbindende kracht meer heeft kunnen hebben. En het kan derhal ven niets ter weereld ter zaake doen, dat onze Voorzaaten op dien tyd -— in dien tyd van geweld en dwinghmdy — in de gewoonte waren, om de Electie van Burgemeesteren, Schepenenen Thefauriers aan zyne Excellentie te zenden, daar het toch eene incontestable waarheid moet wezen, dat zulke gewoonten aanftonds moeten wyken voor Privilegiën en Handvesten zelve, wanneer die vervolgens van de eene of andere zyde worden gere» clameerd. Om nu niet te repetèeren , het geen hier vooren met opzicht tot de Octroijen van Keizer Karel van 1530 en van U Ed. Gr. Mogenden van 1588, mitsgaders van den jaare 1610, ten aanzien van Burgemeesteren, Schepenen en Thefaurier, breeder is gerémarqueerd; dat, naamelyk, het yoorfchreeven Handvest van 1565, al was daar by zelfs geftatueerd, des nu geenszins, dat de NTominatie van Burgemeesteren, Schepenen en The* faurier aan zyne Excellentie ter Electie zoude moeten toegezonden worden, daar en boven door diyerfe laatere Octroijen van U Ed. Gr. Mogenden is geabrogeerd en te niet gedaan; A 3 DUS  6 Vtrzamling van Stukken betrekkeïyk tot Dus wederom gebleeken zynde, dat de vier protesteeren ie Ledefl zich ten voorfe. einde met geen fundament ter weereld op het voorfz. Handvest van Willem den eersten beroep :n kunnen , zullen wy vervolgens toet^eeden, oin te examineeren al dac gene » tiet welk door zyoe Hoogheid is geavanceerd tegen de gronden en motiven, waar door wy qqs verplicht g-oirdeeld hebben, de voorfchreeven thands q isestieus gemaakte Rofolutie te neemen. Doch hieromtrent moeten wy vooraf refledr.eeren, dat, daarin het voorgaande, zoo wy meenen, ten klaarden is aangetoond, dat de gronden, waar op zyne Hoogheid zynefustenue io dezen fundeert, daar toe niet alleen nier genoegzaam, maar in het geheel zelfs van «eene relevance, zyn, het overzulks. ook voor de fus tenue van zyne Hoogheid niets terzaake kan doer, of de gronden, waar op wy onze voorfchreeven Refolutie hebben genoonrm, boven het bereik van alle tegenfpraak gefield zyn; naardicD wy hier vooren in het breede hebben aangewezen, da. zyne Hoogheid, over de voorfchreeven onze Refolutie by U Edele Groot Mogenden, voor zoo veel zyne Rechten en Prasëminentien zou. de mogen aangaan, willende doleerec, verplicht is aan te tronen, dat dezelve aanloopt tegen het recht, dar aan Hoagstdizelven door U Ed. Gr. Mogenden expf-sfii verbis is gedefereerd; en dit door zyne Hoogheid niet kunnende gefchieden, moet het, ten reguarde van de fustenue van zyne Hoogheid, volftrekt indifferent wezen, of de gronden voor onze voorfchreeven Refolutie op zich zeiven in alles voldoende zyn; en wy zouden ons derhalven, met de refutatie van het gene door zyne Hoogheid daar tegen is aangevoerd, nier. behoeven op te houden; maar dezelven aan derzelver waarde of onwaarde geheel en al kunnen overiaaten. Dan daar hjt weiri;; moeite sal behoeven te kosten, om de gronden onzer vo rfchreeven Refolutie van alle £aar tegen ingebrachte caprien en argumentatien te vin-  de GebeurtenisTen in 1787 enz. voorgevallen, 7 vindiceeren, en dezelven op nieuw in het helderst daglicht te fleilen, neemen wy thands de vryheid ook daar toe by dezen, fchoon alleen ten overvloede, over te gaan. En in dit opzicht komt dan al aanftonds in coniideratie, het gene door zyne Hoogheid is geavanceerd tegen het voorgemelde Privilegie van Vrouw Jacoba van 1426, en de voorfz. A&e van Confirmatie van Philips van Boürgondien van den jaare 1450, als waar by de Regeeringsbeftelling dezer Stad buiten twyffel eerst aan Dekens en Hoofcmannen, en naderhand door eene vriendetyke overeenkomst, aan de Vroedfchap zelve, is gedemandeerd geworden. Men zegt naamelyk, dat alle de Privilegiën dezer Stad tot tweemaalen toe zyn verbeurdverklaard; de eerstemaal in het jaar 1426, nauwlyks vyf maanden na dat het gemelde Privilegie van Vrouw Jacoba van den nden April te vooren aan dezelve was verleend: — dat deze confiscatie geduurd heeft tot den jaare 1456, en dus dertig jaaren lang: —I de tweedemaal in hetjaar 1492, en dat deze verbeurd, verklaaring ten minsten effedl: gehad heeft, tot lang na dato van het voorfz. Octroy van Keizer Karel van 1530. Dan wat deze eerfte verbeurdverklaring in den jaare 1426 aangaat, daar mede behoeven wy ons niet lang bezig te houden, naardien zyne Hoogheid teffens heeft aangewezen, dat alle de Handvesten, zoo van Kennemerland in het generaal, als van de Stad Alkmaar in het byzonder, welken door Philips van Boürgondien in den jaare 1426 waren verbeurd verklaard, aan dezelve wederom zyn gereftitueerd en geconfirmeerd; en dezelve dus van geene applicatie altoos zyn kan, om de onbeftaanbaarheid van het voorfchreeven Privilegie van Vrouw Jacoea aan te toonen; hoe zeer het anders niet ongemaklyk zoude zyn, om aan te wyzen, dat het inderdaad abufief is, dat de voorfchreeven SentenA 4 tl?  8 Verzameling van Stukken betrekkelyk tot êie van Philips van Boürgondien, waar by de Handvesten en Privilegiën van Alkmaar toen ter tyd zyn verbeurd verklaard, effectiveiyk in zoo verre zoude zyn ter executie gelegd, dat Alkmaar haare Handvesten en Privilegiën inderdaad aan den Graave overgegeeven, en deze dezelven alzoo zoude aangenoomen hebben; ten minsten dat deze Handvesten en Privilegiën lang voor den jaare 1456 aan die van Alkmaar moeten terug geeven en zeifs geconfirmeerd geworden zyn; althands in den Zoenbrief tusfchen Philips en de ongelukkige Jacoba , an dato den 12 April 1433, (by Mieris CJiarterb. IV. Deel, pag. 1014,) word met zoo veele woorden gevonden: „ Item, wes wy Hertoghe ende „ Hertoginne gegeven ende geconfirmeert hebben „ in onzer beyder landen den raiden, dieneren y „ huisgefinnen ende Vrienden van ons beyden , wy, 5, ende elck onfer in den zynen, fullen die ghiften t, volcomentlyk houden, ende doen houden onverbroken, „ nae inhoudt der brieven, die daar aff zyn." Waar uit wy meenen te moeten afleiden, dat op nieuw door Philip is geconfirmeerd het voorfz. onder anderen verbeurd verklaarde Privilegie van Vrouw Jacoba, en dat het zelve alzoo wederom in obfervantie is gefield; — gelyk dit ook fchynt te kunnen, ja te moeten, worden opgemaakt uit zeker Certificaat van Schout, Schepenen en Raad dezer Stad, in dato den 24 May 1434, (by Mieris Charterb. IV. Deel, pag. ro38.) waar by zy ten behoe. ve van die van Tesfel voor eenerj iegelvk bekennen en oirconden: „ dat een iegelyk Poorter te - „ Alkmaar vermogt Molens te doen timmeren, en „ daar op te maaien of te doen maaien binnen de Vryheid derzelver Stad, zonder iemand des te 9, vraagen of te verzoeken. „ Voorts dat die van Alkmaar altyd zyn vry ge„ weest van biertollen en huislagen, en vry vroons„ conde, en zulks tot hier toe; dat zy NB. Stads. »? regten verkregen had,den, gelyk alle vrye Steden^ w ge-  dl Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen, 5 om  de Gébeurtenisfen in 1787 ent» voorgevallen, sv om vergiffenis van den opftand te verzoeken. Hy „ liet zich niet dan met veel moeite verbidden: en ,, op den ziften van Bloeimaand werd 'er een alge,, mecne Zoen getroffen;" welks inhoud wy ten opzichte van Alkmaar hier vooren hebben opgegee. ven. Ziet daar, Edele Groot Mogende Heeren! de fburce van den grond. ja den grond zeiven, waar op Hertog Aalbregt meende, aUe de Handvesten, Privilegiën, Rechten en Gerechtigheden dezer Stad te kunnen verbeurd verklaaren — haare Torens, Muren, Poorten en andere Vastigheden te mogen doen afbreeken, en haar alzooo met het platte Land te kunnen gelyk-maaken; mitsgaders, om daar op te kunnen bedingen, dat ?j Iugezetenen dezer Stad aan hem op de eerfte ordre zouden moeten werden geleverd, om daar mede zyn geliefte te doen, dat is, om dezelven te hangen, te branden, of op eenige andere wyze ter dood te breDgefl, of te pynigen, zoo als hy zulks zoude mogen goedvinden. En nu vraagen wy, of dit geval, in deszelfs fource en omftandigheden geconfidereerd wordende, aan Hertog Aalbregt het recht heeft kunnen geeven, om op zulk eene wyze met die van Alkmaar te handelen? Of het niet de volkomenite onrecht- veerdigheid is, eene gcheele Stad te doen boeten over zaaken, waar aan flechts een gedeelte van dezelve — eenige lieden uit het graauw — fchuldig zyn? Maar vooral, of dit niet de grootfte onrechtveerdigheid was in het geval voorhanden, niet alleen , om dat die van Alkmaar geen Aanftookers, of de eerften van dezen opftand niet waren, maar daar toe door die van Schagen en andere Kennemers fchier werden genoodzaakt; maar om dat het Kaasen Broods-Volk in het gemeen, gelyk wy zoo even met de woorden van Wagenaar getoond hebben, door de bitterfte armoede , door hongersnood, door uitmergeling tot op het gebeente, door afperfing, door geweld en doodflag, door het moeten eeten van Draf, Raapzaadskoektn en ander Beesten-Voedfel, wilden  30 Verzameling van Stukken betrekkelyl tot zy io het leeven blyven, tot dezen opftand is gedwongen gewoiden — om dat voor het zelve geea ander middel van zelfbehoud overfchoot, dan om de Wapenen op te vatten, daar de Stadhouder van Ecmond, in plaats van hunne bezwaaren weg te neemen, of die te verminderen, onbefchaamd genoeg was, om op den Dagvaart, tot dat einde in dea Hage befchreeven, by de Steden aan te houden, ten einde zy in eene nieuwe belasting van twee gouden Andries guldens op ieder Huis zouden bewilligen! En daar wy niet veronderftellen kunnen, dat zyne Hoogheid zoude willen, dat de Gemeente liever van horger had moeten blyven voortgaan om zich met Beesten-Voed/el te behelpen, — en zich tot op het gebeente laaten uitmergelen: zoo kunnen wy met bcgrypen, hoe zyne Hoogheid van zich heeft kunnen verkrygen, om, tot betoog van deszelfs ge» fustineerd recht in dezen, een daad te allegeeren , welke, byaldien dezelve voor wettig zoude kunnen worden gehouden, op zulke grondllagen zoude moeten wezen gebouwd. ——• Trouwens, Hertog Aalbregt kon nimmer recht hebben, om alle da Ptivilegien, Handvesten &c. &c, verbeurd te verklaaren — om de Torens, Poorten, Muren en Vas. tigheden dezer Stad te doen afbreeken, ten zy men ftelie, dat de Kennemers in het gemeen, en die van Alkmaar in het byzonder, gehouden waren, om alks te lyden en te draagen, het welk hy goedvond, huu op te leggen. En had Hertog Aalbreöt daar toe anders geen recht, dan fpreekt het ook van zelfs, dat de voorfz. fententie of verbeurtverklaarii g van allen wettigen grond was gedeftkueerd; dat dezelve was een loutere daad van geweld en barbaarsheid, waar toe nimmer eenige tytel van recht kan worden geallegeerd; en dienvolgende, dat dezelve, alzoo zynde notoir nul, mitsdien nimmer dienen kan, om daar op de vernietiging der voorfz. Handvesten en Privilegiën te kunnen gronden. Dan gefield voor een oogenblik, des echter geenszins, dat de Kennemers ia het gemeen, en die van Alk-  de Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen. 3E Alkmaar in bet byzonder, geene zoodaanige dringende redenen toe den voorfz. opftand gehad hadden; geduld, tegen alle waarheid aan, dat deze daad ie recht als een cpicerige daad had kunnen worden geconfidereerd: dan vraagen wy nogmaals mee de eerbiedigde fiducie, of het dan nog een betaamelyke handelwys te hielen zoude zyn, dat Hertog Aalbregt invoegen voorfz. alle de Handvesten, Keuren, Rechten en Gerechtigheden der Stad verbeurd verklaarde, om cie, zoo als zvne Hoogheid dit zeer vryheidlievend expliceert, ah het zyne Genatte ztliejde, aan stokken te scheuren of te verbbanden, en dus die van Alkmaar daar van ten eeuwigen dage te ontzetten; daar de geheele Stad in allen gevalle geen deel bad in den opftand, en de .Nakomelingen, althands daar aan ten eenemaal onfchuldig waren? — Of Hertog Aalbrecht niet integendeel, by een behoorlyk Rechterlytc onderzoek , de fchuldigen had moeten doen draden, zonder teders de Privilegiën der Stad zelve, die zoo wel aun hei volgend als aan het tegenwoordig Gedacht gegeeven waren, te naar te komen? Of htc dan nog in aüen gevalle niet een daad van barbaarsheid zoude geweest zyn, 25 Perfoonen teeisfehen, om daar mede zyn geliefte te doen; — een daad, meer gelykende naar die der willekeurige Behcerfchers van het Oosten, dan van eenen Gouverneur, die regeeren en handelen moest, overeenkomftig mee de Privilegiën, Handvesten en Rechten, die zyne Heeren en Meesiers plechtiglyk bezwooren hadden? — En eindelyk, of het dan nog niet een daad van loutere dwioglandy zoude geweest:zyn, die vaa Alkmaar te dwingen, om de Torens, Muren, Poorten en alle andere Vastigheden hunner Stad te moeten afbreeken, en zich alzoo voor alle aanvallen, voor roof en plundering (al het welk in die tyo.es van hongersnood,— uitmergeling, — afperfiog,— en publiek geweld , vac uitheemfcheTroepen, daar*, lyks konde voorvallen) te moeten blootftellec ? Ea of dit bediDg dan nog niet even onwettig zou geweest  3» Ferzamtling van Stukken betrekkelyk tot weest zyn, en die van Alkmaar wel meer zoude heb. ben kuonen verbinden , dan wanneer men bedongen had, dat zy naakt Zouden loopen, of zich zeiven tegen de aanvallen van Wolven en Tygers niet zouden mogen befchermeo? Derhalven, al was dezelve Vetbeurtverklaaring der Privilegiën, &c, naderhand tüet wederom ingetrokken, en de Privilegiën, Handvesten, Rechten en Gerechtigheden , alzoo aan deze Stad infdlto niet gereftitueerd; vermeent men nogthands, cm bovengemelde redenen, dat dezelven door de voorfchreevene fententie nooit geconfidereerd zouden kunnen worden te wezen vernietigd; en wy zouden ons dus, op grond van dat alles, gedispenfeerd kunnen houden om de quaestie, of de voorfz. Voor rechten, &c , al of niet aan deze Stad zyn terug gegeeven ? met zyne Hoogheid verder te discutiesren. Maar, daar zyn Hoogheid de negative dezer vraage loc. cit. van zyne Memorie ten fterkften heeftgeiöuteneerd, en ons zelf heeft uitgedaagd, om te tooccn, dat de voorfz. Verbeurtverklaaring ten ónzen reguarde zoUde wezen opgeheven, ten dien ef. feöe, dat de Verbeurtverklaarde Handvesten, Privilegiën, &c; aan deze S'ad zouden wezen gereftitueerd ; daar dit argument pasfim in de Memorie voorkomt als boven allen twyffel gefteld, en het groote Cheval de Bataille zynde, waar mede men gemeend hééft, de voorfz Handvesten en Privilegiën vaD Vrouw Jacoba en Philips van Boürgondien den bodem re kunnen ii flaan: maaken wy geene zwaarigheid fuoordinaielyk en ten overvloede by dezen verder aan te toonen, dac ook deze pofitive asfertie van zyne Hoogheid, dat, paamelyk, daar van nergens eenig bewys zoude te vinden zyn, óf opgeleverd zoude kurnen worden, ih fabïo van alle waarheid is onsbloot. —- En dit bewyzen wy , in de eer(le plaats, uit den Bevelbrief van den Graave van Ègmond, toen ter tyd Stadhouder van Holland, in dato den 11 July  de Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen, 33 1492, waar by aan de TolIeDaaren van Holland, Zeeland en Friesland werd gelast en bevoolen, op poene van al het gene zy van den Graave zei ven te duchten zouden hebben, dat zy delnwooneren van Alkmaar zouden Jaaten pasfeeren met hunne Goedeten en Koopmanfchappen voorby de tollen ten aiJen tyde als hun believen zou, uit hoofde der vryheid, die zy volgens de Privilegiën daarvan hadden, en zulks zoodaanig en in alzulke manieren. als zy dte Vryheid gebruikende waren voor ende aleer ,, de voorfz. rebbellicheyt by hem luyden geperpetreert a, was, hunlieden wedergeevende,hetgenezy,con. traneaan deze hunne Vryheid, van hunlieden af„ genoomen mogten hebben, ter zaake van tol* », len, zonder daar van eenigszins in gebreken te fl; wez,eD' — ,Eu zul^s op dezen notabelen en beilisfenden grond: „ dat de Hertog van Saxen, qua„ n genegen wezende meer tot barmhartigheid,dan „ totrigeurvan Juiiitie, onder anderen , derzel. ,, ver btede van Alkmaar wederom had doen refiitueeren »n nttfWV4" Tohryheid'-i gelykzulks aan ü Ed. Gr. Mogenden zal blyken uit eene Copie authentiek van den voorfchreeven Bevelbrief ze ven, hier nevens gevoegd fub Hu. N, welke Bevelbrief tot hier toe in originali ter Kamer van Burgemeesteren heeft berust, hoe zeer zyne Hoogheid daaraan, tegen de uitdrukkelyke verklaaring van Boomkamp, ook moge hebben getwyffeld; en welke wy nu tot compleete gerustftelling van Ü Edele ' «jrr. Mogenden, en tot volkomene conviöie van : zyne Hoogheid, onderden Heere Raadpenfionaris van Holland hebben gedeponeerd, ten einde daar ' van by zyn Hoog Edele, door ü Ed. Gr. Mogen1 den, en door zyne Hoogheid des goedvindende, 1 viue en lecture zoude kunnen worden genoomen. i Zoo dat het zeker is, dat de voorfz. Handvesten, Privilegiën &c., welke by de voorfz. Sententie van • Hertog Aalbregt waren verbeurd verklaard, door xuDeel1- korten tyd dsar na aandezcStaazyn  34 Verzameling van Stukken betrekkelyk tot gereftitueerd, naardien de voorfchreeven Bevelbrief is gegeeven op den n July 1492» endusflegtt zes weeken na de voorfz. verbeurdverklaring; en de Handvesten enz- in dien Bevelbrief reeds gezegd worden aan deze Stad gereftitueerd te zyn. Dan of hier omtrent, quod adjaBum, nog eenige twyffelicg by U Ed. Gr. MogeBden zoude mogen zyn overgebleeven, kunnen wy hier by in de tweede plaats voegen, dat de voorfchreeven'Privilegiën van Vrouw Jacoba en Philips van Bourgondiek nog heden ten dage in corpore voorhanden zyn; dat dezelve ten blyke zeker, dat zy effe&ivelyk zyn te rug gegeeven, tot hier toe op het Stadhuis dezer Stad hebben berust, en als zoo veele kleinodiën zyn bewaard gebleeven; en datwy, om hieromtrent eens alle tegenfpreeken en echapatoires te doen ophouden, gemeend hebben, dezelven almede by deze gelegenheid onder den Heere Raadpenfionaris dezer Provincie ten einde voorfchreeven te moeten deponeeren; weshalven wy de vryheid neemen, U Ed. Gr. Mogenden tot de vifle en ledlure van dezelve origineele Hukken eerbiediglyk terenvoijeeren, indien omtrent dit faftum by Ü Ed. Gr. Mogenden, des wy echter vertrouwen geenszins, nog eenige fcrupule of dubiëteit mogte zyn overgebleeveD. Hier door dan volkomenlyk weggenoomen zynde al het gene, zoo door zyne Hoogheid als door de vier protesteerende Leden, is geavanceerd tegen de Handvesten van Vrouw Jacoba en Philips van Bocrcondien, zullen wy vervolgens overgaan tot rescontre van dat gene, het welk, zoo door zyne Hoogheid als door de voorfchreeven protesteerende Leden dezer Vroedfchap, tegen het voorgemelde Privilegie van den 15 Maart 1610, en de Ampliatie van het zelve by Ocïroy van ü Ed. Gr. Mogenden van den 12 December 1619, voor zoo verre, naamelyk, daar op door ons werd gefundeerd een na4er verkreegeu Recht eener abfoluute Elecïie van Vroed-  de Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen. 35 Vroedfchappen, in het breede is bygebracht geworden. En wat dan aangaat het gene daar tegen döor de voornoemde protesteerende Leden is geobjicieerd „ hetzelve beftaat, vooreerst, hierin: ,, datditPri•» vilegie zoude wezen verzocht en verleend in een « tyd, dat 'er reeds wegens het beftand groot on„ genoegen was tusfchen Prins MaüriTs en Ofc,, denbarneveld. In een tyd, dat het gezag van »t Uldekbarneveld reeds eenigen tyd groot was „ geworden onder de Regenten der Steden, welke >, de Advokaat (zegt Wagenaar» VaierL Hiji.IX „ Deel ssfte Boek §. 1 j,) zoo konfliglyk wist te bei> iezen, dat zy, eer zy het dagten, tot zyn ge,, voelen waren overgegaan. »» J°een tyd> dat Prins Maurits, doorgaands tè n Velde zynde, zich weinig met zaaken van Rein geering kon ophouden, en in tegendeel Oioen* barneveld, fchoon in naam alleenlyk een Dieju naar der Staaten van Holland, echter in het gezag deelde; terwyl hy de Remmen der Vergade„ ring van Holland (zoo als Wagenaar Viderl. Hifih ibid. tfjte Boek §. 23. zegt; gemeenlyk kon leii) den naar zynen zin. », In een tyd, dat 'er hooge twisten in Alkmaar „ waren, en eene Commisfie, op naam der Staa3> ten, de Kegeenng had veranderd, welke nieuwe si Kegenten door de Staaten met dat Privilegie zouden zyn begunftigd. „ En laatstelyk in een tyd, dat eenige ontflageü ,, Vroedichappen, naar den Haag gereisd zynde, om zich te verdedigen, nergens gehoor vonden , „ dan op mm plaats, vermoedelyk by den Prinfe* alwaar hun echter te verlhan gegeeven Werd (ten „ bJyJce NB. van het gering vermogen van Prins ,, Maurits in dien tyd!) dat het nog geen tyd was „ om hun dienst te doen. ,, Doch welke tyd, korte jaaren daar nas en wel »i in IóiH, gebooren wierd, wanneer Prins Maw>i sits de Vroedfchap, die toen volgens dit PriviC 2 „ l#a  ( 36 Verzameling van Stukken betrekkelyk tot ,, legie in 27 Perfoonen beftond, ontfioeg, en wes, der 24 Perfoonen aaoftelde» conform NB de vo#~ rige Privilegiën; maar 8 van de ontfl^gene weder ,, herftellende, en 5. die in 1610 ontflagen en al,, leen nog overig waren, wederom op het kusfen ,, plaa'fende , ais te zien zoude zyn uit Wage,, naar Vaderl. Hifi. X Deel sifte Boek, §.3, en „ wfie Boek §. 6 s, Ten blyke " (en dit durven Regenten eener Staddizer Souvereine Provincie advyfeeren!) ,, dat ,, Prins Maurits dit nieuwe Privilegie niet veel re3, kende, en —hier door alspublyk, enonderhet „ oog van den Souvtrein, toonde, dat hy weMe* ,, gelyk fusiiceerde, dat het zelve van geen kracht ,, was 1 En her gene dus wel zoo fterk, als eene „ legaale tegenfpraak zoude mogen worden geree„ kend, en ook van dat effect fchynt te zyn ge- weest, dat de Vroedfchap het nieuw Privilegie „ van den 12 December 1619 verzocht, en zich ,, ook compleetlyk naar de idóe van Prins Maurits ,, sefchikt zoude hebben!" Gronden altemaal, die, indien dezelven ooit in coniideratie zouden kunnen komen, om daar op de w ttigheid vaneen verkreegen Privilegie tegen te fpreeken, het in de macht van alle Dwingelanden» die moeds genoeg bezitten om Privilegiën niet veel te reekenen, zoude (lellen, wanneer het hun goeddagr, dezelve te vernietigen of af te fchaffcn, en alle de Volken der Aarde op dezelve geen langer Recht kunnen doen voorwenden, dan zoo lang het deD Dwingland behaagde, daar tegen niet eenige daad van geweld te pleegen, welke in dat geval voor deszelfs Opvolger altyd genoegzaam zyn zoude, om daar op zyn gefustineerd Recht te vestigen, — en het geobtineerde Privilegie tegen te fpreeken; maar by ieder van welke gronden wy de vryheid neemen zullen, nog een oogenblik nader Ril te fiaan. Trouwens, van welke applicatie kan het toch op bet geval voorhanden wezen, dat het gezag van On-  de Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen. 37 Oldenbarneveld reeds eenigen tyd was groot geworden onder de Regenten der Sreden ? — Kan daar door Jets worden gegeeven of benoomen aan het Qclroy in questic? — Of zoude men willen itellen. dat een daad van U Ed. Gr. Mogenden,als den Souverein van den Lande, min of meer zoude moeten gelden, naar maate een Minister meerder of minder gezag by Hoogstdenzeiven zoude hebbep gekreegec? — Maar wat zoude men in dat geval moeten zeggen van alle die Wetten, Concefflen, Keglemerten en andere Refoluiien , welken Mfn»-tn n° V3n °ldenba8nevkld, toen Prins Maurits alles vermogr, en naar den dood van den Raadpenfionaris de Witt, ten tyde van Willem den derden, midsgaders in het leev,n van Willem den vierden zyn genoomen? — Zullen dan aile die Refolutien, Concesfien, Octroijen &c. &c,, al mede voor onwettig moeten worden gehouden,om dat dezelven genoomen zyn in tyden, toen de invloed van Hooggemelde Vorften, al. de eerste Mimsters van dezen Staat, zekerlyk oneindig grooter was, dan die van Vader Oldenbarneveld ooit ge- rymdheid waarfchynelyk door niemand zal worden ftaande gehouden, van welke applicatie, vraagen wy nogmaals, kan het crediet van den waardigen Barneveld , dat deze zich alleen door zyne langdl. rige diensten zoo1 natuurlyk oP den geest van ü Ed. Gr. Mogenden had verworven , dan wezen, ten op. zichte, naamelyk, van de wettigheid of onwettigheid van het voorfz. Oclroy van den jaare 1610? len zy men daar door zoude hebben willen te verftaan geeven, dat Oldenbarneveld in zoo verre van het vertrouwen, dat U Ed. Gr. Mogenden ander zins met zoo veel reden in hem fielden, misbruik zoude hebben gemaakt, dat hy dit Privilegie yoor die van Alkmaar by lub- en opreptie vangü Ed. Gr. Mogenden zoude hebben weeten te verwerven ? — Maar waar blykt dat ui- ? — Waafis daar en boven ooit aan Oldenbabnevbld te laste 3 ge-.  38 Verzameling van Stuiken letrekkelyk tot gelegd, dat hy zich immer heeft fchuldig gemaakt aan de misdaad van ontrouwheid, door teabufeeren van de piëteit van ü Ed. Gr. Mogenden, in Hoogstdezelven zaaken te doen refolveeren, waar van zy niet volkomen onderricht, of geheel'onkundig waren? — ja, hoe is het mooglyk, dat de voorfz. protesteerende Leden zoo zeer hebben kunnen vergeeten den eerbied en de dankbaarheid, die zy en alle de Nakomelingen dezes Lands aan de gedachtenis van dezen uitmuntenden Man verfchuldigd zyn, en dezelve dus behoorden toe te draagen, daar het voorfchreeven Oftroy van iólp, wel verre van by fub- en obreptie te zyn in de weereld gekomen , inderdaad niet anders dan post plenisfimam caufm cognitionem aan deze Stad en Burgerye is verleend ; naardien U Ed. Gr. Mogenden tot het ftillen en bevreedigen van malcontentement en beroerte, welke alhier tusfehen de gemeene Schuttery en Burgery was ontftaan, in dien tyd herwaards hadden gezonden den Heere yanBredenrode,Heere van Veenhuizen en Spanbroek, Mrs. Leonard de Voocht, Rombotjt Hogerbeets , Raaden in den Hooaen Raade, en Jonkheer Steven van der Does van NoordwYK, Raad in den Hove van Hollanden West-Friesland, en op het Rapport door dezelven aan U Ed. Gr. Mogenden gedaan, tot inftellinge van zoodaanige ordre, waar by de defeften van het voor gaand Octroy gefuppleerd, en diergelyke zwaarigheden en inconvenienten in toekomende tyden verhoed en geweerd mogten worden, aan deze Stad en Burgery hebben gegeeven het Privilegie hier vooren gemeld, om, naamelyk, haare eigene Vrocdfchappen abfoluutelyk te kunnen aanftellen, (blykende uit ons produel fub litt. E.); zoo dat wel verre, dat hier in door Oldenbarneveld eenige fub- en opreptie zoude hebben kunnen worden gepleegd, deze zaak integendeel, door het publyk èclat, dat dezelve in dien tyd gemaakt heeft, niet heeft kunnen nalaaten aan de integreerende Leden , compofeerende de Vergadering van ü Ed» Gr. Mogenden, ten vollen  ie Geleurtenisfen in 1787 enz. voorgevallen. 59 bekend en openbaar te wezen; terwyl de loflyke Memorie van dezen voortreflyken Minister by een ieder weldenkend Mensch voor zuiver en onbevlekt zal worden gehouden, zoo lang, tot dat het tegendeel daar van, door geenezydelingfcheinfinuatien, voor welken men zelf niet direct durft uit te ko. men, maar door regelrechte bewyzen aan U Edele Or. Mogenden zal wezen gedemonfïreerd, zonder datwy alvoorens verplicht zouden kunnen worden geoirdeeld, om de wettigheid van een Privilegie, het welk deze Stad en Burgery, geduurende deszelfs Mimsterfcbap, van ÜEd, Gr. Mogenden heeft geobtineerd, aliunde te moeten corroboreeren. Ja maar, „ dit Privilegie is verleend in een tyd, „ dat Prins Maurits doorgaans te Velde zynde zich „ weinig met zaaken van Regeering kon bemoei„ jen; — terwyl Oldenbarneveld de Stemmen der „ Vvrgadering van Holland gemeenlyk kon leiden naar „ zynen zin! " Maar wat kan het 'er wederom toedoen, of dit Privilegie is verleend, op een tyd, dat Prins Mau. sits doorgaans te Velde was? — Wat deed het'er toe, dat hy zich toen weinig met Regeeringszaaken kon bemoeijen? — De vraag toch is en blyft alleen, of UEd. Gr. Mogenden het Recht hadden, om het voorfz. Privilegie van iöro te verleenen? —- En zoo ja, gelyk de bevoegtheid daar toe, ja zelfs, het zy met den diepften eerbied gezegd, de notoire verplichting van U Ed. Gr. Mogenden daar £?e,Jr°ur 200,veel de abfoluute aanftelling der Vroedfchappen betreft, hier vooren, op grond van aloude Handvesten en Privilegiën, is aangetoond; dan kan het immers niets ter zaake doen, of Prins Maurits jn den Haag ofte Velde was, daar hv, waar hy zich ook bevinden mogt, nooit anders, dan als een eerde Dienaar van U Ed. Gr. Mogenden kan worden geënvifageerd, aan welken hyderhalven nimmer de Wet Rellen, maar van wién hy de Wet integendeel, met allen mooglyken eerbied, onttangen moest, zonder zich in zulke zaaken van C4 Re-  40 Verzameling van Stukken betrekkelyk tot Regeeringe op eenigerley wyze te mogen ingereeren, ten zy hy had kunnen aantoonen, dat hy daar door verkort werd in die Rechten, welken hem by zyne Inftruöie of Commislïe te vooren duidelyken klaar waren opgedraagen; dan waar van bet abüfive hier vooren almede is aangewezen. En Wat kan het 'er al mede verder toedoen, dat Oldenbarneveld , hoe zeer, even gelyk Prins Maurits, flegts een Dienaar van U Ed. Gr. Mogenden , echter in het gezag van U Ed. Gr. Mogenden deelde, daar dit gezag, het welk hy zich door zyne langduurize diensten (dan welke laacïte woorden de voorfz. Leden uit de voorfz. pasfage van Wagenaar fchynen te hebben uitgelaaten, om aan die gezag van den Adwokaat een verkeerd voorkomen te geeven, niet tegenftaande dezelve woorden daar ter plaatfe (fag. 4*-t.) wel expresfelyk gevonden worden) by U Ed. Gr. Molenden, die zyne Meesters, waren, had ver fa ee gen, omiAAK was, dat hy de Steminen hunner Vergadering gemeenlyk kon leiden naar zynen zin? Ja hoe kon het zelfs anders zyn, of dé invloed van Barneveld moest groot, ja zeergroot, wezen, daar zyné bekwaamheden en gryze ervareiis hem noodwendig een allervolkomenst crediet moesten verfbhaffen; dan waar van het zoo verre af is, dat hy zich op eene heerschzuchtige wyze zoude hebben meester gemaakt, dat twee zyner refpf ftabelfte Tydgenooten , de Penfionaris de Groot ec de Burgemeester Hooft, hem daaromtrent volkomen vryforeeken, en het allerloflykst getuigenis geeven; verkiaarende de eerste: ,, dac ,, zyne manier van handelen in de Staatsvergade,-, ring was verwonderlyk, zoo om den eerbied, ,, dien hy den Staaten betvees, als om zynebefchei„ denheid en bedaardheid, waar mede hy de ge,•, voel^ns aanhoorde , de redenen ter wederzy„ de wikte en woog, en tot eenpaarigheidbracht, ,, het gene hem altoos gelukte, behalven de laats-' 3, te gefchillen over den Godsdienst, door den onafgebrooken tegenlïand: " — en de Burgemees*  de Gebeurtenisfenln 1787 enz. voorgevallen. 4t meester Hooft: ,, dat hy van Stadswegen de Ver,, gadering der Heeren Staaten van den jaare 15^4 ,, tot den jaare 1610, mede altemec bekocht hadJej ,, dan dat hy * naar zyn oirdeel, onder geene Ver,, gadering, generaal noch particulier, niemand hai „ kunnen toefchryven zoodaanige ryplmd van oirdeel, „ wakkerheid, zorgvuldigheid, eenpaariglmd van ge„ moed, en beleid van zaaken, als hy meende g'.-zien „ te hebben by den Heere van Oldenbarneveld, ,, Advokaat van den Lande van Holland en (Ves'-Fries. ,, land: " — getuigenisfen, welken wy met fiducie vermeenen, dat in dezen, indien zulks nooiig zyn mogt, ruim zoo veel zullen opwegen, als de, voorfz. infimulatiender voorgemelde vier proteftee« rende Leden. Dan zoo ongepast de voorfz. allegatien zyn, e-> ven ongepast is vervolgens het voorgeeven van dezelve protefteerende Leden, dat de nieuwe RegenTen, welke inden jaare 16to door U Ed. Gr. Mogen, den zouden wezen aangejleid, met dat Privilegie zouden wezen begunstigd; — daar de Ampele icfpectie van het voorfz. Octroy van tóio aan Ü Ed. Gr. Mogenden de onwaarheid van het zelve voorgeeven middagklaar zal aantoonen, ais zynde het zelve Oóïroy door Burgemeesteren en Vroedfchappen, zoo voor zich zeiven, als uit naam van de gerneene Burgerye van dezelve Stad, verzocht , en door U Ed. Gr. Mogenden alzoo aan de Supplianten verleend geworden; zoo dat het zelve niet is gegeeven aan de voorfchreeven nieuwe Regenten in het b'yzonder, maar aan de Regeering en de Burgerye der. Stad Alkmaar in het generaal. — En eindelyk wat aangaat, dat agt Regenten in dien tyd naar den Haag waren gereisd, om zich te ontfchuldigen — en nergens dan op eene plaats, by Prinfe Maurits te weeten, gehoor kreegen, die hun te verftaan gaf, dat het nog geen tyd was, om hun dienstte doen; doch dat dien tyd, in den jaare 1618 gebooren zynde, hy de Regeeringe naar zyn welgevallen veranderd?., en regelrecht, tegen " C 5 het  42 Verzameling van Stukken betrekkelyk tot het Privilegie van 1610 aan, 24 Perfoonen in plaats van 27 tot Vroedfchappen aanftelde, ten blyke dat hy dit Privilegie niet veel reekende; uit dit alle- zelcerlyk kan men den aart en den inborst van Prins Maurits, indien dat alles door de protefteerende Leden hier naar waarheid word verhaald, (dan het welk wy voor hunne reekening overlaaten, hoezeer wy hun daar in gaarne gelooven willen,) volkomen Jeeren kennen; dat hy, naamelyk, in den jaare i6ïo reeds op zyne luimen lag; dat hy het Plan, om de grootfte Staatsmannen van dien tyd, die hem in den weg ftonden, aan zyne heerschzucht op te offeren, en dezelven tot dat einde van kant te helpen, toen reeds geformeerd hadde, en dat hy weinig zwaarigheid maakte, om den ééd, dien hy den Lande geZwooren had, niet te houden, ofte zieh te gedraagen, conform de wettige befluiten van den Souverein. Maar wat volgt hier wederom uit? Volgt hier uit, dat ergo het zelve Privilegie gereekend moest worden vervallen te zyn, om dat Prins Maurits goedvond tegen het zelve aan te gaan? Ja, al was het, dat daar in door de toenmaalige Regenten dezer Stad, het zy expresfeiyk, het zy ftilzwvgend, was toegeftemd geworden? Dit zekerlyk'zal by U Ed. Gr. Mogenden nimmermeer worden geadvoueerd; gelyk wy ons ook flatteeren de ongerymdheid dezer Helling hier vooren, op diverfe refpeüen, breeder te hebben aangewezen. Ook is het 'er zoo verre van daan, dat de toenmaalige Regenten dezer Stad, zelfs in het noodlottig jaar van 1618, in hetdenkbeeld zouden hebben geverfeerd, dat het voorfchreeven Privilegie van 161 o door de voorfchreeven daad van Prins Mau. rits zoude wezen vernietigd, en dat mitsdien zoude hebben gerevivisceerdhetOclroy van 1530; (dat echter lang voor xtfip was geëxftingueerd, gelyk te vooren getoond is;) dat wel integendeel Burgemeesteren en Vroedfchappen dezer Stad , zoo voor zich cel ven, éls uit naam van degemeene Burgerye, zich  de Gebettrtenisfen in 1787 ent. voorgevallen. 43* zich in den jaare rörp hebben geaddresfeerd aan U Ed. Gr. Mogenden, en van Hoogstdezelven hebben verzocht, dat het getal der Vroedfchappen voortaan» inplaacs van op27, uit hoofde, dat daar uit een groot ongerief werd gebooren, op 24 tnog. te blyven bepaald; en dat de Nominatie van Burgemeesteren, Schepenen en Thefaurier door elk Lid der Vroedfchap zoude mogen gefchieden by enkel getal, om daar uit de Electie van vier Burgemeesteren , zeven Schepenen en een Thefaurier gedaan te worden. By welke gelegenheid deze beide verzoeken aan de Supplianten zyn geaccordeerd, zonder dat by die gelegenheid, het zy van de zyde der Supplianten, het zy van de zyde van U Ed. Gr. Mogenden, eenige mentie is gemaakt van de Nominatie of Electie van Vroedfchappen, ofte om het voorfchreeven Oöroy van iöTo in eènige andere opzichten te annulleeren ofte te altereeren; neenmaar zynde het zelve Qdtrby daar by volkomen geiaaten in zyn geheel, zonder dat daaromtrent door U Ed. Gr. Mogenden by het voorfchreeven Octroy van den 7 December 1619 iets verder of anders is gellatueerd geworden, gelyk hier vooren bereids is geremarqueerd, en aan U Ed. Gr. Mogenden zal blyken uit de infpectie van het Öftroy zelve fub litt. F. —- Ja het is 'er inderdaad zoo verre van daan, dat men indien tyd van gedachten zoude zyn geweest, dat het voorfchreeven Privilegie van 1610 in het geheel geene verbindende kracht meer hadde, dat integendeel op den 7 December 1619, by vacature van vier Vroedfchapsplaatfen, in de Vroedfchap in deliberatie gelegd zynde, of men volgen zoude den voet van het Privilegie van i6io3 dan wel den voet, die te vooren gevolgd was; dat daar op wel verfcheiden confideratien zyn gevallen, doch dat eindelyk by de meeste flemmen is goedgevonden voor die reize de Elettien van de Vroedfchappen te doen, in conforvan het nieuwe Privilegie, — waarna dan ook op den oden dier zelfde maand vier nieuwe Vroed- ichap- *-• ■/ •  4 4 Verzameling van Stukken betrekkelyk tot fchappen door de Regeering by meerderheid vaa fb-mmen aangefteld zyn: kunnende dit door U Ed. Gr. Mogenden breeder worden gezien uitonze Refolutie, welke by de voorfchreeven Misfive vaa zyne Hoogheid te vinden is; — en het welk zoo min aan de zyde van zyne Hoogheid, als van de voorfz. vier protefteerende Leden, is gecontradiceerd geworden. — 't Js waar, dat door die zelfde Vroedfchap, op den 30 November 1620, is goedgevonden en verHaan, „ dat dewyl het nieuw Privilegie was beko- men in het jaar iöio, in de onrustigheid binnen „ deze Stede, en apparentelyk tot Jtyvinge van dejac „ tie van de partyen; en zyn Prinfelyke Excellencie „ daar by notoirlyk was verkort en geprvjudicieerd ge* „ weest in het recht, haar volgens de oude Privilegiën „ gecompeteerd hebbende; dat men, om te repareeren de Injurien ea het interesfe zyner voornoemde „ Excellencie met het verkrygen van het voorfz, s, Privilegie aangedaan, en zyner Piinfelyke Excel. „ lencie goede affeftie tot deze Stad te conferveeren, „ aan zyne Excellencie het voorfchreeven recht „ wederom liberalyk zoude defereeren, en dien„ volgende in de Electie der Vroedfchappen voor„ taan weder te volgen den voet van de oude Pri„ vilegien; " — en dat dan ook op den 18 Jen December van dat zelfde jaar 1620 door de Regeering eene Nominatie van negen Perfoonen, ter Electie van drie uit dezelve tot Vroedfchap , is geformeerd. Dan wanneer men de motiveerende reden van de voorfchreeven Refolutie met eenigen aandacht belieft te overwegen, zal men zich niet genoeg kunnen verwonderen, hoe men dezelve hebbe durven of kunnen maaken tot een ingrediënt derzelve Refolutie. Trouwens waar uit blykt, dat het voorfz. Privilegie in den jaare 1610 tot Jtyvinge van de fatïie van de partyen door ü Ed. Gr. Mogenden is verleend? — >jaar tjic blykt, dat het recht, daar by aan de Vroed»  ie Gebeurtenüfen in Ï787 enz. voorgevallen. 43H Vroedfchap dezer Stad gegeeven, om, naamelyk, haare eigene Vroedfchappen aan te Hellen, aanliep tegen dat recht, het welk den Stadhouder, volgens de oude Privilegiën, gecompeteerd hadde? Het tegendeel hebben wy hier vooren breedvoerig aange. wezen, uit de aloude en origineele Handvesten en Privilegiën van Vrouw Jacoba en Philips vanBour. gondien, — ja zelfs uit dat van Keizer Karel zelve, als waar by het in allen gevalle in ODze keuze werd gelaaten, om de Nominatie te zenden of aan den Souverein zeiven, of aan den Stadhouder. —Maar indien dit al eens zoo geweest ware, des nu geenszins, dan immers ftond het nog niet aan de meerderheid der Vroedfchap, om pro lubitu en ei. gener authoriteit verandering in een Privilegie, door den Souverein gegeeven, te maaken, maar zulks had dan nog buiten eenigen twyffel moeten gefchieden door tusfchenkomst van dien zelfden Souverein, die het zelve gegeeven hadde. — Dan het verzoek van zulk eene annullatie, dat zeker geen voorbeeld in lafhartigheid zoude gehad hebben, heeft men aan den Souverein ook niet durven doen: integendeel heeft men in den jaare 1619 daar vaa een diep ftilzwygen gehouden, toen men Hoogstdenzelven verzocht, om het getal van 27 Vroedfchappen wederom op 24 te bepaalen; en daar door dns boven alle tegenfpraak gefield, dat men den inhoud van het voorfz. Privilegie van 1610 als nog ten vollen bleef advouëeren, midsgaders, dat hec aan niemand vryftond, daar in eenige verandering te maaken, dan aan den Souverein zei ven. — Maar daar en boven, indien het Octroy van 1610 van geen verbindende kracht zoude wezen, om dat het zelve apparentelyk tot fty vinge van faftie en partylchap zoude zyn verleend, (desgeenszins, gelyk ook al getoond is,) van welke kracht of appli. catie zal deze Vroedfchaps-Refolutie van den 20 No. vember 1620 dan wezen ? Waren het dan toen geece faüieufe en tumultueufe tydec? — Inderdaad de .kalmte en eendracht dier tyden was recht beminne» lyk!  Verzameling van Stuiken betrekkelyk tot lyk! ■— De orde in de Policie en Regeering verwonderlykJ — Het beleid van Prins Maurits, in het fmooren der opborrelende verdeeldheden en factiën, weergaloos 1 Hoe verftaanbaar deed hy de Voorouderlyke Wetten fpreeken ? — Hoe wist hy de achtbaarheid der Regeering en Rechtspieeging in haaren Ouden en vollen luister te handhaavenen? — Hoe plichtmaatig wist hy een ieder Burger des Lands by zynen ordinarii, dagelykjchen en competenten, Rechter te bewaaren. En hoe veel eerbied zag men hem Reeds toedraagen aan het Privilegie de non evocando, dat opperst heiligdom der gerechtigheid ? — Met éên woord: hoe Ril en gerust was het toen in deze Landen! —> Had Prins Maüritb niet even te vooren allen, die hy meende, aat hem maar eenigzins in den weg Ronden, order anderen ook te Alkmaar, van het küsfen gelicht, en de Regeeringe vervuld met zyne bekende Aanhangelingen ? — En was het dan wel wonder, dat deze, hem in alles van de hand vliegende, en om zyner Excellenties goede affe£lie tc cenferveeren, die hun tot dezen trap van eere verheven hadde, tot reciprocatie van eenen zoo aanmerkelyken dienst, hem van hunne zyde ook opdroegen al dat gene, het welk maar eenigszins in hun vermogen was? —• Maar vah welke eene applicatie, vraagenwymet allen eerbied, kan zulk eene daad gereekend worden, wanneer men zich met bedaardheid en onpartydigheid gezet heeft, om te overweegen, wat 'er eigenlyk is van welverkreegene Handvesten, Privilegiën en Octroijen ? — En wanneer men daar over, naar zyne beste kennis en weetenfehapi volgeDS ééd en plicht, uitfpraak doen moet? — Daar dit in allen gevallen altyd zekerzyn moet, datmen in dien tyd de voorfchreeven zoo aanzienelyke Handvesten en Privilegiën dezer Stad, zeker niet, of althands niet met de behoorlyke attentie, heeft naargegaan ; wanneer men zoude hebben bevonden, dat de Regeering of Vroedfchap dezer Stad,  de Gebeurtenis/en in 17S7 enz. voorgevallen. 4? fcyde voorfchreeven Acle of Privilegie van Philim van Boürgondien, in den jaare 1450 reeds het recht hadde verkreegen, om zelf Vroedfchappen te kiezen; dat dit recht by het voorfchreeven Octroy van 1530 haar wel nullo jute was onthouden; doch dat dit Octroy, ilegts temporair geweest zynde, daar en boven naderhand van zelfs was vervallen; midsgaders, dat deze Stad in den jaare i6ios en dus geduurende het Stadhouderfchap van Prins Maurits, in het recht, om haare eigene Vroedfchappen aan te ftellen, wederom nee dam, nee vi, nee precario, herfteld was, en dat Prins Maurits zelf dit Octroy ook nimmer op eene legaale wyze hadde tegengefprooken. Terwyl eindelyk de pasfage in de voorfchreeven Refolutie: en om zyner Frtnfelyke Excellentie goede affetlie tot deze Stede te conferveeren: ten duidelykften manifesteerd het begrip der toenmaalige Regenten zeiven, dat zy door dezelve Refolutie geenszins vermeenden het voorfchreeven Privilegie in posterum voor altyd te mortificeeren; maar alleen, om deszelfs werking te doen cesfeeren, geduurende het leeven van Prinfe Maurits, om daar door de goede affettie van zyne Princelyke Excellencie tot deze Stad te conferveeren. Doch zyne Hoogheid, gelyk ook de vier profesteerende Leden, hebben tegen de legaliteit van het voorfchreeven Privilegie nog ingebracht, dat Prins Maurits, als Stadhouder, over het verzoek dezer Stad niet zoude wezen gehoord, noch occalie zoude hebben gehad, om Hoogstdeszelfs belangen daar tegen in te brengen; en dat de Heeren Stadhouders daarom weinig acht op het zelve zouden hebben geflagen. — Maar waar is toch de Wet, waar door U Ed. Gr. Mogenden verplicht zouden zyn geweest, om den Stadhouder op het verzoek van deze Stad te hoo. '?n \ ~7u Waar 1D was het recht van Prins Maurits , als Stadhouder, gefundeerd, uit welks hoofde U •ad. {jt, Mogenden zyne Excellencie daar op hadde!  43 Verzaföïling van Stukken betrekkelyk tót den moeten hooren ? — Immers niet op zyne Commisfie of Inftruüie, — want daar in werd haar het recht tot de Electie van Vroedfchappen, noch in het generaal, noch in het byzonder ten aanzien van deze Stad, niet gegeeven; —• noch bok op de voorfchreeven Handvesten en Privilegiën van Vrouw Jacoba en Philips van Boürgondien , —want daar werd de geheele Regeeringsbeftelling aan de 'Burgery en de Vroedfchap zelve opgedraagen; — noch ook op het Octroy van Keizer Karel, —■want dit had flegts twaalf jaaren geduurd, en was Booit meer geprolongeerd geworden; en by hetzelve werd daar en boven, gelyk te vooren is getoond, aan de Regeering dezer Stad vrygelaaten, om de Nominatie of aan den Staahoudet, of aan den Soa» i?«ieir. zeiven, toe te zenden, zoo dat de Stadhouder daar door nooit fustineeren konde eenig recht voor zich alleen geacquireerd te hebben. Wat kon derhalvcn de reden van noodzaaklykheid van een zoodaanig verhoor van den Stadhouder by U Ed. Gr. Mogenden in dezen geweest zyn? —*-r Van deD Stadhouder, die geen tytel hoegenaamd allegeeren korde, om daar op eenig recht te vesti. gen ? Ja die dit immers zeker zoude gedaan hebben , indien hy 'er maar eenigen fchyn voor had kunnen by brengen, daar men ter goeder trouwe niet voorwenden kan, dat hy niet zoude geweeten •hebben, wat 'er in de Vergadering van u Ed. Gr. Mogenden ten dezen opzichte en in deliberatie gelegden gerefolveerd was; te meer, daar wy te vooren gezien hebben, dat nog inden jaare idig vier Vroedfchappen door de Regeering zelve abfolute* lyk zyn aangefteld. — Weshalven wy vermeenen, dat deze allegarie, even min als alle de voorigen, tegen de wettigheid van het voorfchreeven Privilegie niets in het geringfte opereeren kan. — Dan, dat die zelfde Regenten dezer Stad, althands het meerderdeel van dezelven, gelyk ook de Stadhouder zelf, in het begrip hebben geftaan, dat het voorfchreeven Privilegie, wel en wettig ge»  ie Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen. 40 gegeeven zyndé, eene obligatoire kracht hadde, en midsdien door de voorfchreeven VroedfchapsRefolutie van den 20 November 1620 niet konde wezen gemortificeerd: dit blykt volkomenlyk uit het gedrag van die zelfde Regenten, en van den Stadhouder Fredrik Hendrik. —. Trouwens, dat de Regeering dezer Stad, op den 26 April 1675 het Stadhouderschap dezer Provincie mede hebbende gedefereerd aan welgemelden Prinfe Fredrik Hen. drik, met dien verftande, dat de Commisfie of Inductie, alvoorens te arrefteeren, aan de Vroedichap dezer Stad zoude werden overgezonden: by Refolutie van den 2den May daaraanvolgende heefc goedgevonden, dat de CommisQe van den overleöfif 11Pi1Dfe Maohits aan welgemelde zyne Hoog. heid Fredrik Hendrik mutatie mutandis zoude worden gegeeven, en dat hier by, in dezelve Vroedlchaps-Refolutie, werd gevonden deze notabele periode: met dien verftande, dat deze Stede behoude alle haare Privilegiën, Fry. en Gerechtigheden, dezelve tot dezen dage toe verleend. Ende specialyk het Privilegie van dato Xy. Maart 1610, nopen-de de Electie van de Vroedschappen, ende andere potncle^ pat voorts, na dat by Vroedfchaps- Refolutie van den 5 December 1626 was goedgevonden, dat de Eledien van de Vroedfchappen, volgens het Privilegie van irjio, byde Vroedfchap zoude worden gedaan, op den i3den dier zelfde maand in de Vroedfchap is geleezen eene Mufive van de Gedeputeerdens dezer Stad ter Vergaderinge van U Edele Groot Mogenden, houdende een ' W3ar by zy-ne Hoogheid, Prins Fredrik Hendrik gezegt wierd te hoopen, dat het eligeeren der Vroedfchappen op denzelfden voet zoude gaan , als ten tyde van Prinfe Madrits was gefchied, en waar toe die van Rotterdam aireede aan de Heeren van Alkmaar exempel gegeeven hadden, waar op dan ook ten zelfden dage was goedgevonW €"cfolveerd: »oni de goede affectie van Deel. D zy.  50 Verzameling van Stukken betrekkelyk tot zyne Prinfelyke Excellencie tot deze Stad te con- ■ ferveeren, het voorfz. recht van Electie weder-> ,, om aan zyne Prinfelyke Excellencie op te draa- ■ gen en te defereeren, en dienvolgende deEleC" tie van de Vroedfchappen op den voet van deoude Privilegiën te doen, ter tyd en wylen toe de 1' ,, Heeren Vroedfi happen voor de Conftitu'Je dezer Stad ! t ' 33 en tot welftand van dezelve anders zouden vinden te 1 „ behooren." Terwyl wy vermeenen, dat deze twee Vroedfchaps-RefoIutien, verre van als Clandestine Actens te kunnen worden geconfidereerd (zoo als dezelven zeer ingraticufelyk door zyne Hoogheid gebaptizeerd worden,) welken voor den Stadhouder, aan •wien zelfs niet blyken zoude, zulks ooit bekend gemaakt te zyn, van geene de mi'fte verbindende kracht konden wezen ; integendeel ten krachtigften evinceeren, dat aan de Vroedfchap dezer Stad de abfoIutq aanftelling der Vroedfchappen competeerd; : en zoo wel door Fredrtk Hendrik als door de toen- ■ maalige Regeering dezer Stad daadelyk geoirdeeld 1 is, te competeeren; mitsgaders, dat Prins Fredrik Hendrik zelf door deze Stad nooit op eenen ande- l ren voet, dan onder anderen met fpeciaal beding ; van het behoud van dit Privilegie, tot Stadhouder : 'aangenoomen is. De vier protefteerende Leden, penetreerende, zoo het fchynt, hoe zeer het te kennen geeven van Frederik Hendrik, in voegen voorfz., dat hy, naamelyk, hoopte, dat het eligeeren der Vroedfchappen zoude gaan op denzelfden voet, als ten tyde van Prinfe Maurits, tegen hunne eigene voorfz. argUmentatien, dat de Stadhouders aan het voorfz. I Privilegie van i6io nooit zouden hebben gedefereerd, zoude aanloopen; hebben gemeerd, daar- j omtrent te moeten avanceeren, dat het NB., als zeer captieus, moet worden aangemerkt, dat Frederik Hendrik met het woord hoopen zoude hebben getoond te verzoehn; dewyl men met ruim zoo veel  de Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen» $1 veel grond zoude mogen fusticeeren, dat hetjoope» van een Vorst, op eene vriendelyke wyze, zoude beduiden eene vaste verwachting! ■— Dan, Edele Groot Mogende'Heeren! wy hebben ter goeder trouwe gemeend, en wy meenea aloog, dat hoopen in onze taal nier anders is, dan wenfchen of verlangen; en dus, dat Frederik Hen. drik, te kennen geevende, dat hy h-opte, dat hy noensihteof verlangde, dat hem de EltQie der Vroedfchappen mogte werden gelaaten, dezelfde woorden fprak -— dezelfde gemoedsneiging uitdrukte, welke iemand in eenen meerderen of minderen graad bezielt, die met eenig ambt, beneficie, voordeel of genoegen hoopt, wenscht of verlangd begunftigd te worden: — in welken natuurlyken zin wy ons ook met fiducie flatteeren durven, dat het voorfz. hoopen van Frederik Hendrik by U Ed. Gr. Mogenden wel zal worden opger>oomen: daar wy nogthand* gaarne gelooven, en dit wel voor eene zekere waarheid aanneemen willen, dat het hoopender Vorften by de vier protefteerende Leden fteeds waarlyk vooreen* vaste verwachting word genoomen, en datzy, met de taal der Vorften gcmeenzaamer zynde, dan wy, de kracht en eigenlyke beteekecis der woorden, door dezelven gebruikelyk, veel beter dan wy bevatten; doch waar door wy tefTens vermeenen , dat onze eenvoudige opvatting van dezelven nimmermeer kan geprajjudicieerd worden. Althands, onze Praedecesfeuren inofficio, detoenmaalige Regenten dezer Stad, hebben rebus ipfis &? faclis getoond, dat zy het voorfz. hoopen van Frederik Hendrik nooit anders begreepen, of geconfldereerd hebben: want op den 10 July 1647, en dus nog in het leeven van Fredrik Hendrik, naamen zy , na rype deliberatie en eenflemmiglyk, de Refolutie, om de diestyds vaceerende VroedfchapsplaatJen, mitsgaders alle plaat/en, die namaals in de Vroedfchap zouden komen te vaceeren, te bekleeden by Elec Ue, in CONFORMITé van 'T PRIVILEGIE van den iy D 2 Maart  J2 Verzameling van Stukken betrekkelyk tot Maart 1610. — Gelyk dan ook de begeevingen der opengevallene Vroedfchapsplaatfen, ten tyde van het Stadhouderfchap van Prins Willem den tweeden , op den voet van de voorfz. Refolutie van den 10 July 1647 (en dus overeenkomftig met het Octroy van 1010, en, in zoo verre, van de Acte van Confirmatie van Hertog Philip van 1450,) zyn begeeven; blykende uit de Vroedfchaps-Re« folutien van den 21 Juny 1648, 13 November 1649, en 24 September 1650. — Alle welke gevallen by zyne Hoogheid en de vier protefteerende Leden geene andere folutie hebben gevonden, dan dar. dit almede clandestine Actens zouden zyn geweest, welken Willem de tweede mooglyk zoude hebben geïgnoreerd; — dat hy in den korten tyd van zyn leeven ovcrftelpt zoude zyn geweest door eene menigte meeilykheden; — en dat dezelve exempelen weinig gewicht aan onze fustenue zouden kunnen byzetten, in aanmerking van den korten tyd van drie jaar en, geduurende welken hy het Stadhouder. Jchap zoude hebben bekleed! Daar het toch on. mooglyk is, dat Willem de tweede alle de voorfchreeven Aöens niet zoude hebben geweeten, alzoo het nooit aan Overbrengers ontbreekt, om daar door de gunst der Vorften te winnen; en het ook wel buiten eenige fpeculatie mag worden gefield, dat Willem de tweede zulke daaden, de hartader van een heerschzuchtig Vorst treffende, met geen ftilzwygen zoude hebben gepasfeerd, indien hy gemeend hadde daar toe maar eenig recht te hebben ; waar toe hem den tyd van drie jaaren inderdaad genoegzaam zonde zyn geweest. Terwyl wy liefst onaangeroerd zullen laaten het voorgeeven der vier protefteerende Leden, dat Willem de tweede, naamelyk, in den tyd van zyn Stadhouderfchap met een menigte moeijelykheden overjlelpt zoude zyn geweest: naardien de opnoeming dier moeilykheden, en vooral het betoog van derzelver inapplicabiliteit ten dezen, niet anders, dan ten ui« terften ignominieus voor de nagedachtenis van dien Vorst  de Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallm. 53 Vorst zoude kunnen wezen; en wy ons daar en bo» ven wel durven verzekerd houden, dar by U Ed. Gr. Mogenden nog in verfche geheugenisfe zyn alle die verregaande moeilykheden, waar ia dié jonge Vorst, zoo wel tot bederf van zich ztlven als tot confternatie van den Lande, zich in dien tvd zoo moedwillig als lichtveerdig had geftort. • Maar boven en behalven dit alles leevert het gedrag der Regeering dezer Stad, mitsgaders dat van U Ed. Gr. Mogenden zelve, in den jaare 1650 re« fpectivelyk gehouden, het ontegenfpreeklykst bewys op, dat en U Ed. Gr. Mogenden en onze Prasdecesfeuren in de indubitabele gedachten (tonden , dat het voorfz. Octroy van 1010 toen ter tyd buiten alle qusestie, — in viridi obfervantiawas, —— en als een wel en wettig gegeeven en vetkreegen Privilegie — moest werden geconfidereerd. Trouwens, by het verzoek, dat door onze Prsedecesfeuren , in dat zelfde jaar 1650, aan U Edele Groot Mogenden werd gedaan, om, conform aan de al« oude Handvesten en Privilegiën, Burgemeesteren, Schepenen en Thefauriers te mogen aanftellen , werd met zoo veel woorden gezegt, dat de Eleëtie van de Vroedfchappen aan deze Stad by Privilegie vin U Ed. Gr. Mogenden van den 15 Maart 1610, abfolutelyk was gedeftreerd, doch dat aan de oude Vryheid en Gerechtigheid nog ontbrak de abfolute aan. ftelling van Burgemeesteren, Schepenen en Thefauriers; en dat zyuit dien" hoofde daarin verzochten herfteld te worden: gelyk zulks dan ook door U Ed. Gr. Mogenden is gefchied, zonder de wettigheid van het voorfz. Privilegie in den minden twyffel te trekken. Ten incontestabelen bewyze, fdat deze Stad tot de aanftelling der Vroedfchap] pen niet meende noodig te hebben op nieuw te imoeten worden geoöroijeerd, als dit Privilegie in i den jaare 1610 bereids van U Ed. Gr. Mogenden (hebbende verkreegen; mitsgaders, dat U Ed. Gr. 1 Mogenden in die zelfde gedachten hebben geverIfeerd, naardien Hoogst dezelven, daar zy thands D 3 gee-  54 Verzameling van Stukken betrekkelyk tot geene zwaarigbeid maakterj, het meerder aan deze Stad te accordeeren, te weeten, de abfolute aanftelling van Burgemeesteren, Scnepenen en Thefauriers, voorzeker, in een contrarie opinie, niet zouden hebben gebajfiteerd, het zelve Octroy ook tot de aanftelling van Vroedfchappen te extendeeren, ofte anderszins te desadvoueeren den grond, waar op dat recht door onze Prasdecesfeuren gezegt wierd reeds voorlang van U Edele Gr. Mogenden geobtk'eerd te wezen. — Eindelyk, kunnen wy niet nalaaten by dit alles nog te voegen, dat het ons ten hoogden heeft verwonderd, dat zyne Hoogheid* en de vier protestee» rende Leden, op grond van de voorfz. argumentaties, hebben getracht en gemeend , het voorfz. Privilegie van 1610, voor zoo veel daar by aan de Regeering dezer Stad wordt gedefereerd de abfolute aanftelling der Vroedfchappen, te moeten doen voorkomen, als zynde nul en van geene waarde; daar zyne Hoogheid nogtbands geene zwaarigheid h^eft gemaakt, om dit Privilegie, voor zoo verre betreft de aanltelling var, Burgemeesteren, Schepenen en Thefaurier, voor zyne fustenue zelf te reclameeren , en dus voor zoo verre geene illegaliteiten hetzelve fchynt gevonden te hebben. Met al het welk wy wederom vermeenen, het voorfz. Privilegie van U Ed. Groot Mogenden, in dato den 15 Maart 1610, ten aanzien der daar by aan deze Regeering gedaane delatie der abfolute aanftelling van Vroedfchappen, van alle daar tegen ingedachte captien en zwaarigheden volkomen gevindiceerd, en, in zoo verre, ook het zelve in een helder daglicht geplaatst te hebben; ten dien eflrecte, dat wy d^ar van als nu meenen te kunnen afftappen, in de eerbiedige verzekering, dat daaromtrent by U Ei. Groot Mogenden geene twyfFeiing meer zal wezen overgebleevcn; en dat wy vervolgens ku" en overgaan , om verder weg te neemen die gronden, weiken zoo door de voorfz. vier protesteerende Leden als door syne Hoogheid tegen het Ge-  de Geteurtenisfen in 1787 enz. voorgevallen. 55 Octroy van 1650, iótJoen 1728 zyn bygebracht geworden, — by alle welke Octroijen U Ed. Groot Mogenden aan de Burgerye en Regeering dezer Stad ten eeuwigen dage, zonder eenige claufule of bepaaling, hebben wederom gegeeven en geconfirmeerd het abfolute recht, haar van den jaare 1426 en 1450 gecompeteerd hebbende, om, naamelyk, haare eigene Regenten of Mede-Leden der Regeeringe te mogen aanRelIen. De gronden nu, waar op men gemeend heeft de inapplicabilkeit der voorfz. Octrooijen op het cas fubjett aan te toouen, komen hoofdzaaklyk en voorcaamelyk hier op neer. Vooreerst, dat dezelven gegeeven zyn in Stsdhou. derlooze tyden, uit hoofde dat 'er geen Stadhouder was, die, als voorheen, de Eleótien zoude hebben kunnen doen; en derhal ven alleen met oogmerk, dat dezelven zouden dienen, zoo lang'er geen Stadhouder was, en dus daadelyk, ipfo momento, wederom moeten ophouden te werken, zoo dra 'er een Stadhouder was; mitsgaders , dat het verzoeken van het voorfz. Octroy ten duidelykften zoude ma. nifesteeren, dat onze Prsedecesfeuren toen zelf in het begrip zouden hebben geflaan, dat zy, uit hoofde van voorige Handvesten en Privilegiën, niet bevoegd zouden zyn geweest, om zelf Burgemeesteren, Schepenen en Thefaurier, abfolutelyk aan te Rellen. — Ten tweeden, dat U Ed. Groot Mogenden dit, met relatie tot de Octroijen van 1650 en 1669, zelf getoond hebben in den jaare i6"72, by de aauftelling van Willem den derden tot Stadhouder; mitsgaders de Regeering dezer Stad zelve, welke toen we» derom geene zwaarigheid heeft gemaakt, de Nominatie van Burgemeesteren, Schepenen en Thefaurier, en zelfs van Vroedfchappen, aan den Stadhouder te zenden; gelyk dit ook zoude gefchied zyn, van den jaare 1747 tot den jaare 1782 incluis. Ten derden, en in allen gevalle, dat U Ed. Groot Mogeudeu Biet zouden zyn bevoegd geweest, om D 4 in  56 Verzameling van Stukken betrekkelyk tot ïn een Stadkouderloozen tyd de geacquireerde Rechten van den Stadhouder te mortifïceeren; ten dien effette, dat dezelven in een Stadhouderlyken tyd niet wede; om zouden kunnen worden gereclameerd. Ten vierden, dat de posfesüe en de openlyke oeffening van eenig recht, met gedoogen van den genen, die belang zoude hebben, om het zelve te verhinderen, de onwederfpreeklykfte gronden zoude opleveren tot betoog der wettigheid van het Recht van zyne; Hoogheid, en van onze onbevoegdheid, om d ii prastenfe Recht van zyne Hoogheid nog te querell ero Uge custodiri. Én eindeiyk, ten vyfden, dat het gedeclareerd begrip, en de erkentenis van de Regeering der Stad Haarli m, welke mede op den 22 Juny 1651 van U Ed. Groot Mogenden had geobtineerd Octroy tot de verkiezing van Vroedfchappen, Burgemeesteren en Schepenen, dat, naamelyk, het recht van Electie van Burgtmeesteren en Schapenen uit de Nomitatiec, door de Vroedfchap gemaakt, aan den Stadhouder in der tyd was competeerende; dit begrip van >.yne Hoogheid omtrent de inapplicabiliteit van de voorfz. Octroijen van 1650 en 1669 ten krachtigften moest corroboreeren. Maar wat de eerfte dezer gronden aangaat, dat U Ed. Gr. Mogenden het voorfzi Octroy van 1650 met geen ander oogmerk zouden hebben verleend, dam om te dienen in Stadhouderlooze tyden, en dat het zelve in Stat.houderlyke tyden daadelyk zoude moeren cesfeeren; daaromtrent vermeenen wy, dat noch fchyn, noch fchaduwe, voorhanden is. — *t Is waar, dat Wagenaar XII. Deel, pag. 127 verhaak: dat de Staaten van Holland, die na het overlyden van Willem den tweeden gewoonlyk „ vergaderd waren, voor het grootfte gedeelte by„ zotidere inzichten hadden op den form der Regee„ rir-ge, die zich door den tyd openbaarden;" en yerder pag. 134. dac midlerwyl U Edele Groot ti Mo»  de Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen 57 5, Mogenden geraaden vonden, binnen hunne Pro» „ vincie orde te Hellen op de benoeming en verkie» „ zing der jaarlyklche Wethouderfcbap, en fteeds ,, aanblyvende Raaden, in de Remmende en andeie „ Steden; dal de Schepens alommi door den Stadhou* „ der, als het Hoofd van liet Gerechts-Hof, plaüiten „ gekoren te worden; dat hy in veele Steden ook Bun ., gemeesters aanjleltte; doch dat fommige Steden van „ ouis het recht verkregen hadden , om haare eigene ,, Burgemeesters aan te jlellen," (welke curfive woorden de vier protesteerende Leden by de voorfz. allegatie van Wagenaar loc. cit. opzettelyk fchynen geomitteerd te hebben; waarfchynelyk, om dat Wagenaar door dezelven duidelyk te kennen gaf, dat aan zyne Hoogheid, als Stadhouder, het recht van aanftelling der Vroedfchappen nergens competeerde, en die van Burgtmeesteren ook gaDtsch niet overal; dan het welk dezelve Leden tot probatie van derzei ver fustenue niet fchynt gediend te hebben); „ dat de dood des Stadhouders hier in nood„ wendig verandering moest maaken, vooral om dat „ men nog niet gezind fcheen, om eenen anderen „ te verkiezen; en dat de Staaten derhalven befloten „ op den 8ften December, dat alle Steden en Plaat,, fen, het voorrecht hebbende, om haare eigene Wet. „ houderfchap te bejlellen, zich van dit vooriecht voort. „ aan zouden mogen bedienen, en het zelve unverbreek3, lyk behouden. Dat de ftemmende üteden in het by3, zonder , zulk een voorrecht niet hebbende, haare ,, Wethouderschap " (waar uit wederom blykt, dat U Ed. Groot Mogenden zelve in dien tyd het aanftellen van VroedfcJiippen door de Steden, als buiten tegenfpraak conftitu'-ioneel, hebben geconfldereerd) ,, zouden mogen bejlellen, op zulk eene wyie, j, als zy, ten meesten dienfle van de Steden, zouden be. vinden te behoor en, zullende het haar vryjlaan, daar „ toe byzonder Octroy te verzoeken aan de Vergadering „ der Staaten." Maar waar ligt nu in deze pasfage van Wagekaar opgefloten, en hoe is uit dezelve te haaien, D 5 dat  58 Verzameling van Stukken betrekkelyk tot dat U Edele G'oot Mogenden in den jaare 1650, met het verleenen van de aan Hoogstdezelven ge. vraagd wordende Octroijen, alleen zouden hebben bedoeld, om daar mede te fubvenieeren aan de abfentie van eenen Stadhouder, en dat dezelven zouden hebben moeten worden gerekend vervallen te zyn, zoo dra wederom een Stadhouder zoude wezen aangeileld? Daar van blykt, onzes bedunkens, geen enkel wcord. — En dit is ondertusfchen de eenige authoriteit, waar mede men getracht heeft van dit oogmerk van U Ed. Groot Mogenden, by het verleenen van de voorfz, Octroijen, te doen con« fteeren. — Ja het was 'er in der daad toen ter tyd zoo ver van daan, dat men die Octroijen met zoodaanig oogmerk zoude hebben verleend, om dezelven, naamelyk, in Stadhouderlyke tyden te doen cesfeeren, dat men in het geheel geen zin had, om de Stadhouderlyke tyden ooit of ooit te doen revivisg „eren: blykende dit niet alleen uit de voorfz. plaats van Wagenaar zeive; maar vooral uit het bekende eeuwig Edict, waar by men de Stadhouderlyke waardigheid voor altyd vernietigde, en uit zoo veele andere daaden van U Ed. Groot Mogenden in dien tyd, als waar van Hoogstderzelver toenmaalige Refolutien, byna op iedere bladzyde, een treffend bewys opleveren. Zoo dat het nauwlyks te begrypen valt, hoe men met het argument, gehaald uit de intentie van U Ed. Groot Mogenden, op dien tyd, hebbe kunnen voor den dag komen, om daar mede aan te toonen, dat men geen ander oogmerk zoude hebben gehad, en dezelve Octroijen ook niet anders zoude hebben verleend, dan om te werken in Stadhouderlooze ty. den, om daar door het gebrek van den Stadhouder te vervullen. Dan wat hier van ook in het generaal moge zyn geweest; al was het, dat U Ed. Groot Mogenden in dien tyd, in het algemeen genoomen, geene andere intentie mogten hebben gehad, dan om daar door te fubvenieeren aan het defect van eenen Stadhouder.  de Gebeuftenisfen in 1787 ent» voorgevallen. 59 der, om de voorfz. Electie te doen, des geenszins, dan nog zou het eene incontestabele waarheid wezen, dat deze generaale intentie van 17 Ed, Groot Mogenden met geene mooglykheid kan worden geappliceerd op het verleende Octroy aan die van Alkmaar in den jaare 1650; om dat het zelve Octroy aan ons en aan de Burgerye dezer Stad als toen door U Ed. Groot Mogenden niet is gegeeven op grond van het voorfz. Declaratoir van U Ed. Groot Mogenden van den 81ten December voorfz. — geenszins; maar op grond, dat aan U Ed. Gr. Mogenden door onze Prsedecesfeuren was vertoond: „ dat voorige Graaven en Graavinnen van Hol„ land, overmits de menige trouwe dienften, deze „ Stad met loflyke Privilegiën hadden begiftigd; „ dat onder anderen in den jaare 1426 Vrouw Ja„ coba haar hadde geoctroijeerd, zelf Burgemees„ teren en Schepenen te zerten naar behooren, én ,, Philips van Boürgondien by de voorfz. Acte ,, van 1450 hadde geconfirmeerd haare voorige Pri„ vilegien, roerende het kiezen van Burgemeeste,, ren en het Gerecht; en de Vroedfchap dezer „ Stad hadde geauthorifeerd, om van tyd tot tyd ,, in plaats van aflyvigen te kiezen, zetten en or„ dineeren, andere Perfoonen tot Vroedfchappen, in alzulken getal, als noodig wezen zoude: —■ ,, Dat Alkmaar niettemin fomtyds van deze haare ,, Privilegiën was ontzet en beroofd geworden; „ doch daar inne iü den jaare 1610 in zoo verre was herfteld, dat haar weder was gegeeven het ,, recht, om haare Vroedfchappen abfolutelyk aan ,, te Hellen. Dat derhalven nog al vry wat ontbrak „ aan de oude vryheid, by voorige Privilegiën en „ Handvesten geobtineerd: — Dat ondertusfchen ,, de Stad Alkmaar in den jaare 1573 zeer veel had ,, gecontribueerd tot het helpen leggen van de fun,, damenten van 's Lands Vryheid, waar toe de „ Landen van Holland en West-Friesland door ,, Gods genadigen zegen gekomen waren, daar st toe zelfs goed noch bloed gefpaard hebbende; » en  Co Verzameling van Stukken betrekkdyk tot 3i en dat U Ed. Groot Mogenden het mitsdien niet vreemd zouden vinden, dat de Stad en goede Burgerye van Alkmaar by Hoogstdezelven aan9i hield en vetsocht, om wederom tot haare oude ;«> Vry- en Gerechtigheden te werden geoctroi3i jeerc" — Trouwens» dut dit de waarachtige en eenige gronden zyn geweest, waar op U Ed. Groot Mogenden het voorfz. Octroy van 1650 aan deze Stad en goede Burg 'rye hebben verleend, zal aan Hoogstdezelven bovtn het bereik vaw alle tegeufpraak blyken uit hot voorfz. Octroy zelve, hier nevens gevoegd fub Lm. G , tot welks tóure wy derhalven de vryheid rieemen ons te refereeren. Terwyl dit Octroy dopi U Edele Gfoot Mogenden aan deze Stad en Burgerye reeds verkend zynde op den9 December 1650, voorzeker aan U Ed. Groot Mogenden niet heeft kunnen worden gevraagd, uit hoofde van het voorin cnrce ven Declaratoir van daags te vooren, maarte vooren reeds aan U Edele Groot Mogenden moet wezen verzocht, zoo dat het zelve Octroy nimmer ais eeu gevolg van deze U Ed. Groot Mogendens vciklaj-ioye: dat het, Daamelyks aan de llem9, mendft St den zoude vryftaan Octroy tot de be3, ftelling »an "aare Wethouderfchap, indien zy „ ge:n zoodaarig Octroy hebben mogten, van U „ Ed. G oot Meenden te verzoeken," kan worden gecocfidereerd, neen maar tot dezelve geen de miefte betrekking of connexie heeft gehad; daar het toch i.iet mooglyk is, dat van wegen deze Stad en goede Burgerye den negenden December verzoek toe hec voorfz. Octroy zoude zyn gedaan, indien dit verzoek uit hoofde van U Ed. Groot Mogendets verklaatinge van daags te vooren zoude moeten zyn gefcHied, naardien het zelve dan zoude moeteu zy" gefchkd door dezer Stads toenmaalige Gedeputeerden, zonder eenige kennis of communicatie van hunne Principaalen, en ook met geene kleine overhaasting zoude moeten wezen opgefteld; daar aogihands de fimpele lecture der preemisfen of  ie Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen. <5r gronden, waar op het zelve Odtroy aan U Edele Groot Mogenden is verzocht, ten duidelykften zal manifesteeren, dat daar toe alvoorens alle der Stad» aloude Handvesten en Privilegiën zyn onderzochten copielyk ter Vergadering van U Ed. Groot Mogenden als toen zyn geèxhibeerd geworden; en dac dienvolgende wel deegelyk ruggefpraak met de ge. heele Vroedfchap, zoo als in een zaak van dat aanbe/ang ook zeer natuurlyk was, moet wezen behoude n. Maar is nu het voorfz. Oótroy aan U Ed. Groot Mogenden geenszins verzocht op dien grond, dat 'er thands geen Stadhouder voorhanden was, om de Electie van Burgemeesteren, Schepenen en Thefaurier te doen; is deze grond by U Edele Groot Mogenden daar toe, blykende uit het Octroy zelve, ook geenszins in conüderatie gekomen; maar zyn alleen voorgaande Handvesten en Privilegiën, mitsgaders de verdienfteo dezer Stad, in het tegenftaan van Philip den Dwingeland, toen die zyn heilloos voorneemen trachtte ter uitvoer te brengen, om ons voor altyd de helfche ketenen der ilaverny om onze halzen te flingeren; zyn alle deze zaaken de eenige motiveerende redenen, zoo der Vertoonders, by hun verzoeken, als van U Ed. Groot Mogenden in het verleenen, geweest: waar blykt het dan toch uit, dat dit Oótroy flechts zoude gegeeven zyn, om te dienen in Staahouderlooze en niet in Stadhouderlyke tyden ? waar in is dan toch de reden dezer diltinctie gelegen? — Ja, hadden de Vertoonm het afsterven van den Stadhouder, en de vacature van deszelfs post op dien tyd, by U Ed. Groot Mogenden aangevoerd, als een grond, waar op zy als nu vermeenden het voorfz. Ódtroy van U Ed. Groot Mogenden re mogen verzoeken; en hadden U Ed. Gr. Mogenden dezen grond en dit mottf in confideratie neemende, uit dien hoofde het zelve Odt-oy aan deze Stad en Burgerye verleend: wy zouaen moeten toeftemmen, dat men aan de zyde van zyne Hoogheid met eeni-  62 Verzameling van Stüklen hetrekkelyk tot eenigen fchyn zoude kunnen voorwenden, dat zoodaanig Octroy alleen gegeeven was tot fuppletie in zoo verre van den vacanten post des Stadhouders; boe zeer dan nog ten klaarften zoude moeten blyken, dat U Ed. Groot Mogenden by de wederaaniteiling van eenen Stadhouder baarblyklyk zouden hebben gewild , dat de kracht of werking der zoodaanige Octroijen zoude hebben moeten ophouden; dan het welk nu ook al niet geichied is; gelyk zoo aanflonds zal worden getoond. — Dan daar in ons geval de Vertooners, zoo min als UEd. Groot Mogenden. om dien grondfchynen tthebben gedacht, en integendeel hinc inde geheel andere en permanente redenen en motiven hebben gehad, om het voorfz. Octroy te vraagen en te verleenen: zoo meenen wy ook, dat het voor eene uitgemaakte zaak behoort te worden gehouden, dat de voorfz. allégatie, zoo van zyne Hoogheid als van de vier protesteerende Leden, van alle applicatie is gedeltitueerd. En dit vermeenen wy nog met des te meer fidu. cic, wanneer men in corfideratie neemt, dat U Ed. Groot Mogenden in het verleenen van het voorfz. Octroy aan deze Stad en Burgerye, in eenen moreeZenzin gefprooken, onder reverentie, toen ter tyd, het zy dat 'er een Stadhouder was geweest, of niet, niet anders kond<.n handelen, dan door Hoogstdezeiven is gtfehied. Trouwens, na dat de Graaflyke Regeering was gemortificeerd, Philips de tweede afgezwooren , en de Hoogfte Regeering des Lands aan U Ed. Groot Mogenden was gekomen, is buiten twyfFel ook in den boezem van U Ed. Groot Mogenden moeten vervallen al dat recht, ten aanzien van de Magiftraatsbeftelling in de Steden, dat de Graaven voorheen dienaangaande wel en wettig bezeten hadden, maar ook niets ter wereld meer; zoo dat de Privilegiën en HandvesteD, welken de Steden van voorige Graaven op dit refpect verkregen hadden, volkomen in haar geheel gebleeven zyn, en U Ed. Groot Mogenden daar aan  de Geleuttenisfen in 1787 enz. voorgevallen. 63 aan even zoo wel verbonden wareD, als Philip de Dwingeland daar aan verbonden was geweest, toen hy werd afgezwooren. Maar nu is hier vooren in het breede bewezen, dat die van Alkmaar in den janre 1426 en 1450 van Vrouw Jacoba en van Philips van Boürgondien het Privilegie hebben gekregen, om haare eigene Regeering aan te Rellen, en dien volgende, dat het recht van Electie, zoo wel als van Nominatie der. Regeering dezer Stad, door de voorfz. renunciatie eens vooral uit 's Graaven boezem uit, en tot deze Stad op eene wettige wyze is overgegaan Waar uit volgt, dat U Ed. Groot Mogenden in den jaare 1581, by de afzweering van Philip, het recht tot de voorfz. Electie van Burgemeesteren, Schepenen» Thefaurier en Vroedfchappen hier ter Stede niet hebbende geacquireerd, het zelve ook aan geen def Stadhouders wettiglyk hebben kunnen defereeren» en dat Hoogstdezelven, zulks al evenwel erroneufelyk gedaan hebbende, verplicht bleeven, om het zelve aan deze Stad wederom te geeven, zoo dr^ het begaaDe erreur desaangaande onder het oog van U Ed. Groot Mogenden zoude wezen gebracht • en het kan derhalven niets ter zaake doen , of deze phchtmaatige daad vaa ü Ed. Groot Mogenden gefchied zy 10 eenen Stadhouderloozen, dan wel in ee. : nen Stadhouderlyken, tyd. „ Ja maar het verzoeken van het voorfz. Octroy , „ aan U Ed. Groot Mogenden manifesteert ten dui,„ delykften het begrip der toenmaalige Reseerine ,„ dezer Stad, dat dezelve uit hoofde van voorgaan. ,„ de Handvesten en Privilegiën niet was bevoegd , „ om haare eigene Wethouderfchap aan te Rellen " Dan wanneer ü Ed. Groot Mogenden ook ten d*izen opzichte het voorfz. Octroy zullen believen ia te zien, zullen U Ed. Groot Mogenden bevinden Idat wel verre, dat de Vertooners in een begrip zou' den hebben geftaan, dat zy uit hoofde der voorige Handvesten en Privilegiën niet zouden wezen beivoegd tot beftellinge van de Wethouderfchap dezer otaa  I Q"4> Verzameling vaa Stukken betrekkelyk tot Stad; dezelven integendeel deze notoire bevoegdheid tot den voornaamften grond van hun tegenwoordig verzoek leiden; terwyl zy dit verzoek in allen gevalle eerbieds- en refpectshalve voor U Ed. Groot Mogendens Vergaderinge aan Hoogstdezelven verplicht waren te doen, in confideratie, dat U Ed. Groot Mogenden, Jive bér,è Jive malé, in den jaare 1610 de Regeering dezer Stad alleen hadden geoctroijeerd tot de abfolute aanftelling van Vroedjchappen, zonder meer; welk Octroy de orde der zaaken natuurlyk vorderde, dat zoo lang moeste werden gevolgd, tot dat het zelve, op een nader te kennen geeven van de Vertooners, conform de oude Handvesten en Privilegiën, zoude wezen veranderd: tot welk Addres men dan ook te gereeder konde befluiten, om dat men zich van de rechtveerdigheid en loflyke maximes van U Ed. Groot Mogenden gerustelyk konde verzekerd houden, dat Hoogstdezelven alleszins bereidvaardig zouden zyn geweest, om deze ontegenfpreeklyKe grieven en bezwaaren van de Vertooners ten fpoedigften en volkomentyk te redresfeeren: gelyk de uitkomst dan ook aan deze verwachting ten vollen heeft beantwoord. In de tweede plaats, heeft men gezegd, dat U Ed. Groot Mogenden in den jaare 1672, by de aanftelling van Willem den derden, gelyk ook de Regeering dezer Stad zelve, zoude hebben getoond van begrip geweest te zyn, dat deOctroijen aan Alkmaar en aan meer andere Steden, geduurende den Stadhouderloozen tyd van 1650—1672, gegeeven, daadelyk moesten cesfeeren, zoo dra 'er wederom een Stadhouder was. Tot goedmaaking van welk begrip men zich beroepen heeft op Wagenaar Vaderl. Hiji. XIV. Deel, pag. 86, alwaar hyzegt: „ Amfteldam floeg „ voor, of men geenen Stadhouder behoorde aan ,, te Hellen? Waarop Leyden aanmerkte, dat men „ hier over de andere Gewesten, met welken men eene Acte van Overeenftemming gemaakt hadde, ,, eerst  ie Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen. 65 eerst behoorde te kennen; dat haasten gevaarlyfc ,, was; dat men vooral ook de Octroijen op het bejlellen & van de Wethouderfchap, in en na den jaare 1651 „ aan de Steden verleend, niet krenken moest. Gouda „ voegde zich by Leyden. Doch Andries de Graaf, „ Burgemeester van Amfteldam , hervatte , dac „ uitftel het Volk verbitteren zoude, dat men de ,, zaak ook niet ten hal ven doen moest; maar den „ Prinfe van Oranje, den eenigjlm, die tot het beklee. „ den der Stadhouderlyke waardigheid in aanmerking ,, kwam, alle voorrechten toejtaan. Rotterdam, „ Gorinchem en Schoonhoven vielen Amfteldam „ toe, en de zaak werd bejloten op behagen der Prin„ cipnalen. Ondertusfchen had men reeds te vobren ,, vastgefteld, den Prinfe van Oranje ter Genera„ liteit te doen opdraagen het recht over de Paten. ,, ten, welke zyne Voorzaaten gehad hadden. En „ op den vierden van Hooimaand werd Willem Hen„ drik , Prins van Oranje en Nasfau, Staatswyze „ verklaard tot Stadhouder, Kapitein- en Admiraal» ,, Generaal van Holland." Maar uit welke woorden van de voorfz. pasfaga blykt cu wederom, dat U Ed. Groot Mogenden by de aanftelling van Willem den derden tot Stadhouder, de voorfz. Oftroijen zouden hebben vernietigd? — De Burgemeester de Graaf fcbync wel van een denkbeeld geweest te zyn, dat men aan zyne Hoogheid, even als aan een Afiatisch Vorst, alle voorrechten, genen uitgezonderd, moest toeftaan. Maar waar uit blykt, dat U Ed. Groot Mogenden mede van dat fingulier gevoelen waren ? —« Leyden en Gouda althands waren van andere gedachten; en toen, de zaak der aanftelling van zyne Hoogheid, naamelyk, gebracht geweest zynde ter kennisfe van de Principaaïen, daar op by Ü Ed. Gr. Mogenden finaal werd befloten, blykt'er wel, dat dezen eenpaarig vermeenden, zyne Hoogheid toe Stadhouder te moeten aanftellen; maar geenszins, dat zy begreepen, dat alle de invoegen voorfz. verleende Octroijen teffecs zouden moeten worden inXLI. Deel. E ge«  65 Verzameling van Stukken betrekkelyk m getrokken, en daadelyk vernietigd; gelyk dan ook daar van negru quidem in de Refolutien van U Edele Groot Mogenden van dien tyd, te weeten van den 3 July 1672, op welken dag zyne Hoogheid werd aangefteld, te vinden is; — zoo als de infpectie van dezelven aan U Ed. Groot Mogenden ten vollen aal doen confteeren. Ja, indien de voorfz. Octroijen by de aanftelling van Willem den derden door U Ed, Groot Mo. genden in der daad waren afgefchaft en vernietigd, boe komt het dan, dat de Regeeringen der refpecti. \e Steden zich, na den dood van Willem denderden wederom, zonder eenige tusfchenkomendedaad van U Ed. Groot Mogenden, naar dezelve Octroijen hebben gedraagen, en haare Magiftraatsbeftelünge op den voet van dezelven hebben kunnen verlichten? ■ Hoe komt het dan, dat ü Ed. Groot Mogenden het Octroy van 1650, en 1669, in den jaare 1728 by een nader Octroy hebben kunnen amplieeren, en voorts op nieuw confirmeeren? Alle de voorfz. Steden immers zouden haare eigene Wethouderfchap, Ba den jaare 1702, in dat geval niet hebben kunnen aanltellen, zonder daar toe nieuwe Octroijen geobtineerd te hebben, doch welken zy nu niet van nooden hadden, wyl die van 1650—1672 nooit door U Ed. Groot Mogenden afgefchaft waren. Doch het zy eens zoo; U Ed. Groot Mogenden, des nu geenszins, hadden getoond, dat Hoogstdezelven in het generaal begreepen, dat alle de voorfchreeven Octroijen by de herftelling der Stadhouderlyke waardigheid moesten ophouden effect te forteeren, om dat dezelven alleen by gebrek van een Stadhouder waren verleend: dan nog vermeenen wy, dat deze generaale intentie vanU Ed. Gr. Mogenden niet zoude kunnen worden applicabel gemaakt op het voorfz. Octroy, aan die van Alkmaar gegeeven, om dat uit den inhoud van het zelve Octroy blykt, dat het zelve op dien grond en uit dien hoofde aau ü Ed. Gr. Mogenden niet is verzocht, veel 1  aan zyne Hoogheid, als Stadhouder, heeft gezonden; in confideratie neemende, dat dit gefchiedde door Regenten \ van welken een ieder in dien tyd we! als om ftrvd m est uitmunten, om den Prinfe in alles te gelie'ven, onl by het gemeen voor geen Vyand of Landverraadef afgemaald te worden, en by fommigen van welkeli heerschzucht, eigenbelang en grootheid, zoo veelé dryfveeren waren, om den nieuwgekozen Stadhouder naar de oogen te zien, en tot dat einde zelfs zyne weefchen te voorkomen. Om niet te zeggen, dat deze daaden onzer Prfedecesfeuren altyd voor volftrekt onwettige daaden moeten Worden gehou. den, waar toe zy, buiten permisfie en authorifatie van den Souverein, in allen gevalle ten eenemaal onbevoegd waren; en Waar toe zy zich derhalvea nog altyd aan ü Ed. Groot Mogenden hadden moeten vervoegen; daar niemand, buiten den Souverein, bevoegd of gequalificeerd is, om eenige dé iminfte verandering in Handvesten, Privilegiën o# «Oöroijen, te maaken; gelyk zyne Hoogüeid dit ! zelf m het breede heeft bewezen, en dit ook alzoo 1 van de tyden van Philip van Boürgondien af, in eden jaare 14'jtf, tot op den jaare 1728 toe, inmaftene van eenige alteratie of ampliatie vat» dezelve E * Pti-  6*8 Verzameling van Stukken betrékkelyk tot Privilegiën en Octroijen fuccesflvelyk hier ter Stede is gefchied, zoDder dat daar van een eenig geval ter contrarie voorhanden is. — Wat nu aangaat het gene men ten derden, tegen de legaliteit van het voorfz. Octroy van 1650 en 1669 heeft ingebracht, dat, naamelyk, U Ed. Gr. Mogenden in allen gevalle niet zouden zyn bevoegd geweest, om in een Stadhouderlozen tyd de quafl geacquireerde Rechten van den Stadhouder te mortificeeren, ten dien effedte, dat dezelven in een Stad' houderlyken tyd niet wederom zouden kunnen wor.den gereclameerd; daaromtrent remarqueeren wy, voorterst, dat het Octroy van 1530, waar op men zich ten dezen beroept, flechts temporair geweest is, en mitsdien in geen den minden aanfehouw kan worden aangenoomeD. Dat daarenboven by dat Octroy, even gelyk by dat van 1610, aan den Stadhouder in der tyd niets abdicativé is toegeftaaD, gelyk hier vooren getoond is; maar dat daar by alleen is geordonneerd, dat de Nominatie, daar by vermeld, of aan den Stadhouder, of aan den Souverein zei ven, zoude gezonden worden; zoo dat UEd. Gr. Mogenden zoo wel als Keizer Karel het recht van aanftelling of Electie by die Octroijen in hun eigen boezem hadden behouden, en dus altyd bevoegd .waren daar over ten behoeve van deze Stad nader te disponeeren, zonder daar door den Stadhouder eepigzins in zyne geacquireerde Rechten te praejudicieeren: even gelyk Karel en Philips voorzeker altyd bevoegd zouden zyn geweest, om het Privilegie van Vrouw Jacoea of van Philips van Boürgondien te vernieuwen, of aan die van Alkmaar een Octroy, als dat van 1650, te geeven, ingevalle zy zulks hadden goedgevonden; zonder dat derzelver Stadhouders met eenigen grond zouden hebben kunnen fustineeren, dat zy daar door in hunne wettige Rechten werden verkort. Ten tweeden, remarqueert men omtrent de voorfz. allégatie in 't gemeen, dat, indien U Ed. Groot Mogenden bevoegd waren, om degeheele Stadhouder-  ie Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen. 65 derlyke waardigheid te vernietigen, HoogsrdezeN ven ook niet miDder moeten zyn bevoegd geweest, om zaaken te mortificeeren, die daaraan geaccrocheerd waren: gefield nu, des geenszins, dat het voorfz. recht van Electie daar aan te vooren hier te Alkmaar abdicativé toegekomen heeft. — En daar deze Stadhouderlyke waardigheid op nieuw niet we. der is ingevoerd , dan op uitdrukkeiyke Refotutia vaniU Ed. Groot Mogenden, en zonder soodawtge Kelolutie geen Deftaan meer zoude gehad hebben: even zoo zouden de voorfz. zaaken ook moeten we. zenherueld, en aan de Stadhouderlyke waardigheid wederom expresfdyk gedemandeerd , indien men dezelven aan die zyde met effect zoude willen re. ciameeren. — Maar nu zyn de voorfz. zaaken, by de Uctroijen in de jaaren 1650—1672, aan de Steden dezer Provincie gegeeven, nooit wederom expresfelyk aan die Steden afgenoomen, en aan den btadhouder, als zyne voorrechten, op nieuw toegeItaan; en het is derhalven zeker, dat hy dezelven met reclameeren kan, ten zy hy konne aantoonen, dat dezelven hem wederom door ü Ed Groot Mo. genden, als zyne Voorzaaten, zyn gefchonken. JJan het is er zoo verre van daan, dat deze Oc. troijen in het generaal door ü Ed. Groot Mogenden zouden zyn te met gedaan, en de Stadhouderlyke Electien daar door wederom zouden zyn ingevoerd, dat wy, in de derde plaats, ten aanzien van de voorfchreeven allégatie met allen eerbied durven fustineeren, dat U Ed. Groot Mogenden, de voorfz. Octroijen eenmaal wettiglyk gegeeven hebbende, dezelven naderhand niet meer hebben kunnen intrekken. Trouwens, zouden U Ed. Groot Mogenden, ingevalle deze Provincie nooit meer een Stadhouder gehad hadde, wel immer die Octroijen. of een gedeelte derzelven, aan zich hebben kunnen treKKen , zonder onrechtveerdig te zvn? Fn konden ü Ed. Groot Mogenden dit voor zich zei vin min dnpn Z°° kuaue° Ho°gs'dezelven zulks even min doen, ten behoeve van den Stadhouder, en E 3 het  '1® Verzameling van Stukken betrekkelyl tot het blykt dus aan alle kanten, hoedaanig men deze allégatie ook moge befchouwen, het zy ten opzichte van de verleende Octroijen in 1650. tot 1672 in het gemeen, ofte ten opzichte van dat van Alkmaar in het byzonder, dat dezelve eerder belachlyk, dan wel eenigszins gegrond, is. — , En aanbelangende de posfesfie, welke men, in de vierde plaats, tegen de voorfz. Octroijen van '^SOs 166Q en 1728 aan de zyde van zyne Hoogheid al toede heefc voorgewend; dezelve vermeenen wy, dat in materie van Handvesten, Privilegiën en Uctroijen, die aan eene Stad en Burgery gegeeven zyn, vaa geene de minfte applicatie wezen kan, om redenen, welke wy daar van hier vooren, by de rescontre van de eerjle prsiiminaire grond van zyne Hoogheids Memorie, hfibben gegeeven, en welke wy derhalven op dit refpect niet behoeven te repeteeren; kunnende wy alleen niet nalaaten ter dezer plaatfe aan te merken, dat uit het hier vooren gede, duceerde, met opzicht tot het Octroy van den jaare jöio, volkomen evident is, dat het ook eene volftrekt abufive asfurotie van zyne Hoogheid is, dat de Stadhouder in der tyd, geduurende alle de Stadhouderlyke Epoques, in eene ongeinterrumpeerde posfesfie van de Electie van Burgemeesteren, Schepenen, Thefauriers en Vroedfchappen zouden zyn geweest, naardien zoo ten tyde van Prins Maurits, als van Frederik Hendrik en Willem den tweepen, verfcheiden Vroedfchappen door de Regee» ring zelve, zonder tusfchenkomst van den Stadhouder, abfolutelyk zyn aangefteld; zoo dat men niet zoude kuonen zeggen, dat één eenig Stadhouder ,voor Willem den derden dit notoire onrecht on* ceftoord heeft geëxerceerd. —- Wat nu eindelyk aangaat, dat de Regeering der' Stad Haarlem in den jaare 1758 niet zoude hebben gehanteerd te erkennen, dat de Electie ran Burgemeesteren en Schepenen, uit eene Nominatie doorde Vroedfchap gemaakt, aan den Stadhouder zoude eornoeteerèn 3 niettegenftaacde die zelve Stad in' ■  de Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen, 71 den jaare 1651 al mede een Odlroy tot de abfolute aanüelling baarer Wethouderfchap van UEd. Groot Mogenden zoude hebben geobtineerd; daaromtrent behoeven wy flechts te remarqueeren, dat het gedrag van de eene Stad dezer Provincie in allen gevalle geen richtfnoer voor de andere kan wezen, even zoo min als het gedrag van onze Praedecesfeuren in en na de jaaren 1672 en 1748, door het cedeeren van het recht der Burgerye aan den Stadhouder, zonder der zei ver expresfe toeftemming, een regel voor ons heeft kunnen en behoeven te wezen , of eenige de minfte verplichting op ons heeft kunnen leggen, om langer te volharden, in het gene door hun in dezen is gedaan, mitsgaders dat het geval, waar in de Stad van Haarlem heeft geverfeerd, geheel onderfcheiden was van dat, waar ia wy ons bevinden, daar het Octroy van 1650, waar op wy ons ten dezen beroepen, by ors in allen gö^ valle geen jus novum introduceerde , maar alleen eene reftauratie was van dat zelfde recht, het w Ik deze Stad en Burgerye meer dan twee honderd j taren te vooren wel en wettig hadden verkregen; het welk ten opzichte van Haarlem buiten twyffel alzoo niet kocde worden gezegd; naardien het Addres van die van Haarlem in den jaare 1651 aan U Ed. Groot Mogenden, om te hebben haare eigene Magiftraatsi beftellinge, is gefchied, (Groot Plakaaib. IV. Deel, pag. 389.) ,, uit hoofde dat de Provincie van Holw ,, land en West-Friesland tegenwoordig van een „ Stadhouder wezende gedeftitueerd, het overzulks ,, U Ed. Gr. Mogenden, als Souvereicen van deze „ Provincie, beliefd hadde by Refolutie van den „ agtften December 1650 te arrefteeren en vast te „ Rellen, dat de Steden, fesfie hebbende in U Ed. „ Gr. Mogendens Vergaderinge, hoedaanig recht de „ Stad van Haarlem was hebbende, haare refpective ,Magiftraaten zouden mogen beftellen in zoodaaj ,, nige manieren, als dezelven ten meesten dienftè j j, van de opgeraelde Steden zouden vinden te be. E 4 »è hop*  Verzameling van Stukken betrekkelyk tot hooren:" welke reden of motif door die van Alkmaar in den jaare 1650 by derzei ver verzoek om het voorfz. Odtroy geenszins is van employ gemaakt:, en dus door U Ed. Groot Mogenden in geene cocfideratie heeft kunnen worden genoomsn, hebbende, gelyk te vooren getoond is, die van Alkmaar zich alleen en bepaaldelyk beroepen op de voorfz. Privilegiën van vrouw Jacoba en van Hertog Philip, mitsgaders op de notabele dienden, welke zy in den jaare 1573 aan 's Lands gemeene zaak, ten koste van hun goed en bloed, hadden bewezen^ — Terwyl wy daarenboven blyven vermeenen , dat de Stad van Haarlem in dien tyd, even als nog tegenwoordig, de abfolute Magiftraatsbeftelling uit krachte van het voorfz. Odtroy op andere, hier vooren al mede aangevoerde, gronden zoude hebben kunnen reclameeren ; — te meer, daar uit het Addres, door de meerderheid der Vroedichap van dezelve Stad als toen aan U Ed. Groot Mogenden gemaakt, de validiteit van het zelve Odtroy niet alleen totidem verbis wordt gefouteneerd, en hetzelve door U Ed. Groot Mogenden toen, nog naderhand , by de onderfcheidene deliberatien over deeelve zaake, in geen den minften twyffel is getrokken , maar ook, om dat die van Haarlem in dien tyd geen quasstie met de Vrouwe Gouvernante hebbende over het doen van Eledtien uit behoorlyk gemaakte Nominatien, maar alleen over het aanftellen van den Perfoon van Salomon van Echten door Haare Koninglyke Hoogheid, geheel buiten de Nominatie, om die reden, en uit hoofde d>r toenmaalige tydsomftar.digheden, waarfcbynelyk hebben gepraefe' reerd, het zelve recht van Electie niet tegen te fpreeken, of ter dier gelegenheid niet al mede in discusfie te brengen. Om nu niet te zeggen, dat het btgrip der toenmaalige meerderheid van de Vroedfchappen derStad Haarlem , omtrent dit notabel ingrediënt van het voorfz. Octroy of Privilegie, nooit dst effect zal kunnen hebben, dat daardoor  de Gebeurtenisftn in 1787 enz. voorgevallen. 73 de belangens of het recht van derdens, — te weeten, van deze Stad en Burgerye — op eenigerlei wyze zouden werden gepraejudicieerd. „ Ja maar'', zeggen de vier protesteerende Lcden, ,, in de Refolutie van U Ed, Groot Mogenden van den 19 of 25 November 1757", (doch ia welken datum men niet had behoeven te ambigueereo, naardien dezelve Refolutie van U Ed. Groot Mogenden onder de Notulen van den igden woordelyk wordt gevonden) „ wordt het recht van electie „ uit overgeleverde Nominatien aan den Stadhouder „ dis een axioma toegekend, terwyl Amfteldam daar zegt, dat zy het recht van informatie ('c gene no,, toir uit het recht der Electie zoude voort vloeijen) „ houdt, als eene zaak, daar geen qucestie over was. „ En Rotterdam verklaart gelast te zyn, te decla„ reeren, dat aan haar Koninglyke Hoogheid, in qua.' ,, liteit van Gouvernante en Voogdesfe van den minder„ jaarigen Heere Erf-Stadhouder, toekomt, zoo wel s, het recht van informatie, als van de electie asv „ de respective nominatien. — Zoo dat hier uic „ zoude blyken, dat het begrip van notabele Le„ den van Staat, by particuliere gevallen, zichdui. „ delyk zoude hebben gemanifesteerd, en daar „ heenen zoude ftrekken, om aan den Stadhouder ,, toe te kennen het recht van Ele&ie uit overgeleverde „ Nominatien. Terwyl U Ed. Groot Mogenden by ,, Hoogstderzelver Refolutie van den 6 September a I759» liet recht van Electie, doch uit Nominatien, „ aan den Stadhouder duidelyk zouden hebben toege* ,, kend." Dan wanneer U Ed. Groot Mogenden de moeite zullen believen te neemen, om de voorfz. Refolutie van den 19 November 1757 in te zien; zullen U Èd. Groot Mogenden bevinden, dat daar by woordelyk is gerefolveerd: „ Dat haare Koninglyke Hoogheid , de Vrouwe „ Gouvernante, zoude worden bedankt, zoo als bedankt werd by dezen, voor de goede conduij, tes, die Hoogstdezelve in de behandeling van E j „ de.  74 Verzameling van Stukken betrekkelyk tet „ deze zaake hadde gelieven te houden; en voorts „ te verklaaren, zoo als ü Ed. Groot Mogenden verklaarden by dezen, dat het recht van infor- „ matie, waar over alleen de QUjESTIE was ge- „ weest, aan haare Koninglyke Hoogheid in haare „ hooge qualiteit van Gouvernante, als cuuodieerendede. ,, rechten van het Staahoudejfchap. zoude competeeren.'* Mitsgaders, dat op dezelve Refolutie, onder anderen, door de Heeren Gedeputeerden der Stad Amfteldam, op expresfe ordre en last van de Heeren hunne Principaalen is verklaard: „ dat zy in de a, voorenjiaande Refolutie niet haddtn geconfenteerd, „ maar dezelve gecontradiceerd, als laboreerende aan „ informaliteit en nulliteit, referveerende aan „ de Heeren derzelver Principaalen het recht van zoodaanige verdere of nadere aanteekenicg te ,, doen, als dezelven zouden vermeenen te behoos, ren." En door de Heeren Gedeputeerden der Stad Rotterdam: ,, dat zy uit krachte van de last van de ,, Heeren hunne Principaalen in de voorfz. Refolu-. „ tie niet hadden geconfenteerd, maar dezelve gecon. tradiceerd, en die te moeten hoüden voor in„ formeel. Referveerende voor de Heeren hunne „ Principaalen daaromtrent het doen van zoodaani„ ge nadere aanteekening, als dezelven zouden oir. ,, deelen te behooren." Hoe verre is het 'er derhal ven van daan, dat door U Ed. Groot Mogenden het recht van Electie uit over. geleverde Nominatien by de voorfz. Refolutie aan den Stadhouder in het generaal zoude wezen toegekend? Maar hoe onwaarachtig is het vooral, dat de Stad van Amfteldam aldaar zoude hebben gezegd: ,, dat zy het recht van informatie hield als „ eene zaak, waar over geen quaestie was;" ofte dat Rotterdam by die gelegenheid zoude hebben verklaard: ,, dat aan haare Koninglyke Hoogheid, ,, in qualiteit van Gouvernante en Voogdesfe van „ den minderjaarigen Heer Erf-Stadhouder, zonder „ toekomen, 200 wel het recht van informatie omtrent* » als  it Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen, 75 als van deEletlie uit, de refpeStiveNominatien?" —» naardien niec alleen geen tittel of jota daar van ia de voorfz. U Ed. Grooc Mo^endens Refolutie wor Jc gevonden; maar naardien bet tegendeel daar van uit dezelve Refolutie op de nadrukkelykfte wyze komt te blyken: zoo dat wy liefst aan U Ei. Groot Mo-. fenden zullen overlaaten te beoirdeelen, met wei.e candeur en integriteit deze allégatie door de vier protesteerende Leden invoegen voorfz. is gemaakt, en in hoe verre zulk eene handelwyze met het karakter van eerlyke Lieden en braave Regenten is overeen te brengen. En, wat aangaat de Refolutie van den 6 September 1759; zoo is het even onbegrypelyk, hoe de vier protesteerende Leden daar mede hebben kunnen willen bewyzen, dat het recht van Eleclie ui? Nominatien daar by aan den Stadhouder io het ge-* meen en duidelyk zoude wezen toegekend, daar LI Ed. Groot Mogenden, ,, by refumtie gedelibereerd „ zynde op het Rapport, den roden July laatstleeden, ter Vergadering uitgebracht,en in achting genoomen zynde, dat het aan den eenen „ kant wel buiten alle contestatie is, dat de Eleótien ,, gedaan moeten' worden uit de Nominatien, die ,, geformeerd zyn by die genen , die daar toe ,, het recht hebben, en dat de legaliteit van No,, minatien tusfehen die genen, aan welken het s, recht van Nominatie competeert, door niemand anders dan door U Ed. Groot Mogenden zoude ,, kunnen worden geterm-ineerd; doch aan den an,, deren kant gelet zynde op de fituatie, waar in ,, deze zaak zich door het overlyden van haare Ko3, ninglyke Hoogheid, glor. mem., bevond, en ,, dat de Regeering der Stad Haarlem, door haar nader geprssfenteerd Request en daar by gevoegde ,, Memorie, verdaan zoude moeten worden tegen ,, alle confequentien genoegzaam te wezen gedekt 3 „ uit eenen waaren eerbied voor de nagedachtenis j, vaa haare Koninglyke Hoogheid» hebben goed. „ ge-  7 deze Stad en Burgerye wel een nader Octroy met op* zicht tot de Kegeeringe dezer Stad door U Ed. Gr. Mogenden w gegeeven; doch dat dit Octroy weder* om is vernietigd door het laater Octroy van I610 en 1619, by beide welke Octroijen deze Stad en Bür£eTiJn a°° VCJLre in haareo«de Rechten werderi herfteld, dat aan haar de abfolute Electie van haare Vroedfchappen (by dat van I6iö) werd gegeeven, fl(iy df )6I9) werd gelaa'en; en dat einde! lyk toen in den jaare iöjo aan U Ed. Groot Mogen* Soü werd *erto.ond (het gene by het verzoeken der I°0"^ Octroijen nooit was gefchied, uit hoofde waarfchynelyk, dat de Vertooners, even als zyne Hoogheid en de vier protesteerende Leden, niet zullen hebben geweeten, dat de voorfz, Privilegiën van 1476 en 1450 nog in corpore voorhanden waren)» dat deze Stad en Burgerye, overmits menige trouwe dienften, van voorige Graaven en Graavinnen van Holland het notabel Privilegie haarer eigene Regeenngsbeftellmg hadden verkregen; mitsgaders, dat zy m den verfchrikkelyken Oorlog, welke dé Republiek voor haare vryheid heeft moeten voeren, ten koste van goeden bloed, aan de gemeene zaak zeer importante dienften hadden bewezen; Hoogstdezelven, in confideratie van dat alles, en zonder de toenmaaltge tydsomftandigheden in aanmerking te neemen, deze Stad en Burgerye hebben herftéid in het volkomen genot van haare aloude Handvesten en Privilegiën, en mitsdien in het recht van abfolute aanftelhng van Burgemeesteren, Schepenen, Thefaurier en Vroedfchappen; dat dit Octroy door U Ed. Groot Mogenden niet alleen nimmermeer is ingetrokken; maar dat het zelve integendeel bv twee laatere Octroijen, te weeten, by dat van 1669 en 1748 op nieuw is geconfirmeerd, en dienvolgende het eenige richtfnoer kan en mag wezen, waar 1 naar met relatie tot de Regeeringsbeftelling dezer F a Stad  84 Verzameling tan Stokken betnkkelyk tos Stad als nog kan en mag worden te werke gegaan* Weshalven wy eerbiediglyk vertrouwen, dat U Ed. Groot Mogenden, overeenkomftig de voorfz. aloude Handvesten, Privilegiën en Octroijen, aan deze Stad en Burgerye, zoo door de Graaven en Graavinnen van Holland als door UEd. Grooc Mogenden zeiven, fuccesfivelyk gegeeven, zich ten eenemaal onbezwaard zullen vinden, om het verzoek van zyne Hoogheid by deszelfs voorfz. Misfive en Memorie aan U Ed. Groot Mogenden, ten aanzien van de voorfz, onze Refolutie van den 24 February 1783, gedaan, als volkomen ongefundeerd, en ftrydig met de voorfz. onze Handvesten, Privilegiën en Octroijen, te wyzen van de hand, en voorts op te heffen en buiten effect te Rellen U Ed. Groot Mogendens Refolutie van den 16 December 1783 , waar by U Ed. Groot Mogenden hebben goedgevonden en verftaan, dat inmiddels en hangende UEd. Groot Mogendens deliberatie de op handen zynde Electie van Burgemeesteren, Schepenen, Thefaurier en Vroeafchappen de* zer Stad, onverminderd het wederzyds gefustineerde, zoo wel van deze Stad als van zyne Hoog». heid, door U Ed. Groot Mogenden zoude gefchier den. Terwyl wy ons daar mede des te meer flatteeren,, aan de eene zyde, om dat volgens de eigene ver-, klaaringe van U Ed. Groot Mogenden, by Hoogst-, derzelver Plakaat van den 16 October 1587 (in het; Groot Plakaatb. I.Deel, pag. 43), de oirfbrongke-lyke en waarachtige conjlitutie van Regeeringe der: Steden van Holland en West-Friesland medebrengt,, „ dat het Kollegie van Vroedfchappen in de refpecti-. „ ve Steden dezer Provincie het recht en de be-. ,, voegdheid heeft, om in plaatfe van die genen. dit i ,, Jlerven of hunne poorterfchappen verlaten, ten hun.. „ nen believen, anderen te kiezen uit hei midden der ' „ Burgerye; en dot by deze Kollegien jaarlyks; ,, werden gekozen de gewone Magijiraten, te weten,, 4, vier, drie of twee Burgemeejiers, en zeven of meer 1 Schei.  i* Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen. 8$ ,, Schepenen, om te dienen voor een jaar, gefchie„ dende deze Electie infommige Steden absolutelyk, « en in fommigen (die daar toe geene Handvesten „ of Privilegiën hadden geobtineerd) by nominatie „ van een dubbel getal, waar uit dan by den Stad„ houder de verkiezing van het gewoonlyk getal ,, werd gedaan: —- „ Dat op dit fundament van Regeringe de „ Staat dezer Landen den tyd van vyf , zes en zeven honderd jaren, ja zoo lang de oudjle monumenten „ vertrekken, heeft berust: — dat dezen Staat zig m hierdoor , (naast de hulpe van God Almagtig} „ in den gevaarlyken Oorlog tegen eenen zoo magtigen ,, Vyand, heeft gehouden in goede kloekmoedig, „ heid en eendragt, zoodanig, dat, gedurende den l » toenmatigen Oorlog, nooit eenig Lid van deze Lan1 „ den, anders dan met geweld , was afgescheurd, , ,, nooit Burgerye oproerig, en nooit gemutineerde Sol1,, daten in Holland of Zeeland waren gezien}" — i mitsgaders, aan den anderen kant, om dat eene 1 contrarie verklaaringe niet wel anders fchynt te kunnen gefchieden, dan met fpeciaale en expresfe ver1 nietiging van de voorgemelde aloude en wettig ver1 kregene Handvesten en Privilegiën van Vrouw Taicoba en van Philips van Boürgondien, welken 1 deze Stad ex titulo onerofo, uit hoofde van getrouiwe dienften, heeft verworven, hoedaanig eene ; daad wy met fiducie vertrouwen, dat U Ed. Groot iMogenden niet zullen toeftaan, dat, tegen wil en 1 dank der Stad en Burgerye, door de Graaven en Graa• vinnen dezer Landen, te recht zoude hebben kunnen Igefchieden, en welke wy ons daarom eerbiedigsa 'verzekerd houden, dat by UEd. Groot Mogenden 1 nooit in eenig bedenken zal worden genoomen. Waar mede, Edele Groot Mogende Heerent 1bidden wy God Almachtig, dat Hy U Edele . Groot Mogenden in een langduurige en voorfpoe, F 3 dige  85 Verzameling van Stukken betrekkelyk tot dige Regeering wil conferveeren, en noemen ons. Edele Groot Mogende Heeren! U Ed. Groot Mogendens zeer dienstwilligen, Burgemeesteren en Vroedfchappen der Stad Alkmaar. (Onder ftond,') Ter Ordonnantie van dezelven, (geteekend) H. Ryser. N°. 3128. Bylage K, (*) zynde een Extratt uit het üfle Refolutie-boek van de Heeren Burgemeesteren en Vroedfchappen der Stad Alkmaar, van dato den II September 1652. Fol. 259. 262, Op ten xj. Septemb. 165% es rapport gedaen van st befogne van Stadts mesnage jn conformité van comisfie van date den 27 May lestl. Ende es voor éérst goetgevonden &c. Tot verder mesnage es dienftïch geordelt dat egeene jaerlyxe trattementen en Rillen werden betaelt dan die op de blaffert tot gelyke fomme bekent flaan. Dat geen tradtementen verhoocht mogen werden dan by xvj eenparighe Hemmen van Vroetftjhap. Geen nieuwe tradtementen opgeftelt dan by xviii Remmen als voren. Dat geen fchenkagien vereeringen gratuiteyten, quytfcheldingen noch remisfien en werden gedaen dan by xvj ftemmen als voren. Dat egeene negotiatie tot laste defer Stede ge- con- (*) De Bylagen A, B, C, D, E, F, G, H en I waren ttezclfde, welke in ons XL.Deel, onder N*.3098—310^ icedi voorkomen. ■  de Gebeurtenis/en in 1787 «2. voorgevallen, 8? corjferjteert en fal werden dan by eenparige Hemmen van prefente Vroetfchappen, de geheele VroetfphaDpe daertoe fpecial gejufinueert fynde. Dac &c. (Onder ftond) Accordeert met het hier vóór gemelde Refolutie-boek, voor zoo veel het geëxtraheerde aangaat. (geteekend) H. Ryser. Secret, 1784. N°. 3129. Bylage L, zynde een ExtraSt uit het 10de Refolutie-boek van de Vroedfchappen der Stad Alk, maar s van dato den 8 Maart 1670. Fol. 31. 32. Ten daege voorz is byd heeren commisfarisfen op't werck vand. mesnage voord Stadt van haer befoigne, jn verfcheyd fesfien met aendaght gehouden end geexamineerc, rapport gedaen end gedient van der felver advys. Waar op gedelibereert zynd js goedtgevonden daer med te conformeren» en dienvolgen, wort verftaan en gerefolveert. Dat &c. Fol. 34 verfo. Is mede gerefolveert dat men geen ordonnantie en fal flaea van posten buyten blaffert fonder te expresferen de datum van refolutie van d Vroetfchap, of van de redenen van nootfakelyckheyt. Item geen nieuwe traktementen op te Rellen dan by drie vierde Remmen vand Vroetfchap. Geen oude traktementen te verhogen dan by twee derde Remmen vand Vroetfchap. Geen fchenckagien vereeringen» gratuiteyten quytfcheldingen of remisfien te faciliteren dan by twee derde vand felve Remmen. F 4 Sa.  83 Verzameling van Stuiken betrekkeïyk tot Ende geen negotiatien te doen als by eenparige Remmen van de prasfenten Vroetfchap d' felve daer toe gejnfinueert* Dat &c. (Onder Jiond) Accordeert met het hier vóór gemelde Refolutie-boek, voor zoo veel het geëxtraheerde aangaat. {geteekend} H. Ryser. Secret. 1784. No. 3130. Bylage M, zynde een Extratt uit het ifte Refolutie-boek van de Vroedfchap der Stad Alkmaar, van dato den n Maart 1560. Fol. 136 vfo. Ordonnan. (up te Vroetfchap defer Stede) üp huyden den elfFden marty ano xvc en tseftich . foe hebben die burgermrenmitten gerechte en Vroetfchap der Stede van AIcmaer eendrachtelicken geaccordeert ea geordt accorderen en ordonneren mids des dat zoe wanneer eenyge vergaderinge wezen zal vande burgermren en gerechte en Vroetfcap derfeluer Stede, en die busgermren vandien laeten •doen by der Stede gezworen boden een yegelyck de weet om bouen te comen tot heuren woonftede ofte in heur pntie daechs te voren alleer de voors. Vergaderinge gefchien fal, ende zoe Wye alsdan voird pfixen ure daer toe gefteld nyet en compareeren ter plaatfe daermen gcwoonlicken is confultacie te houden die zal van Ronden aen verbeuren twee ftuuers, en dye naeden laetften flach vand ure daer toe geftelt en by fittende Manen copt een ftuuer, en men fal die boeten terftond executeren fonder disfimulatie, Item is mede geaccordeert en een. drach-  ie Gebeurtenisfin ia 1787 «nz. voorgevallen. 89; drachtelicken gefloten dat zoe wanneer die burgermren der voirs Stede doen vergaderen die gerechte mitte Vroetfcap der feluer Stede en den weet gedaen worde by der Stede gezworen bode upten feluen vergaerdach Soe fal een ygelyck gehouden wefen ter felffder ure te compareren up gelycke boeten als voren verclaert ftaet en helpen alzoe raiden tot proffyt der felffder Stede ende quyten zyn eede en confcientie, en dye fyeck ofte van huys is alleer hem dye weet gedaen is, die fullen in defe ordonnan. nyet gehouden weefen, maar die de weete heeft en fal nyet van huys moegen reyfen dan by confent van burgermren upte boete va ij fis, als voren en zoe wat geconcludeert wordt by de meefte Jlemen, dat fullen die minften volgen ende fullen burgermren tfelue oick effectueren, Noch is mede eendrachtehcken geaccordeert en gefloten dat nyemant van de voors Vroetfchap vande raidt camer en fal mogen gaen voer en alleer alle faecken die de burgermren te moueren hebben gefloten en geteyckent fullen wefen int Vroetfcap bouck upte boete van twee ftuuers en alsdan met malcanderen affgaan, Aldus gedaan, geordonneert, en geconcludeert ten daege en jaere als bouen In kenniffe van mv fis geteekend) F, de Tey£ingen. ■ (Onder Jlond} Accordeert met het hier vóór gemelde Refolutie-boek, voor zoo veel het geëxtraheerde aangaat. (geteekend} H. Ryser. Secret. 1784, F 5 Nb.  go Verzameling van Stukken betrekkelyk m No. 313L Bylage N, zynde een AEte van Re'flitutie der Privilegiën van Tolvryheid aan de Stad Alk* maar, in dato den li July 1491. Copie naar 't Origineel, *t welk blykt te zyn gezegeld geweest. Die Graue van Egmondk heer tot lair Stadhoudere generaal Ende anders die Raede ons alderge» padigüe heer tfroemfche Coninx Ende Phs. zyne gensden zoon onf erfachtigcn heer en: Prince Ertshertogen van Qistenryck hertogen van bourgoen: en: gecomitteert ten faecken van hne genaden landen van Hollant Zeelant en: Vrieslant Saluyt Alfoe die Burgemeesters Scepen: en: Vroitfcap der Stede van Alcmair ouer en: in den name vand'Inwoonen: der feluer Stede ons te kenen gegeuen hebben hoe dat waer es dat fy oumis hre gmone quaetwillicheit en: rebellicheit onlancx by heml geppecreert tegena die hoocheit van onfe voorf. aldergenen: heer hne genad: landen en: onderfaten fyluyden by fenten. van den hoochgeboren en: vermogen: Vorst den Hertogen van Saxfen als Stadthoudere generael van onfe voirf. aldergenadte heer den Roemfche Coninck en' ertshertoge Phs. zyne genade zone jn hne genade landen van harwarts ouer onder ande gecondempneert zyn geweest te bringen en: leueren jn zynen handen alle hne Pvilegien en: Hantvesten als geconfisqueert tegens onfe voirfchreeven genad. heer ome zyne genad: wille daer mede te doene. Nu js waer dat myne voirfchreeven genad: heer die hertoge van Saxfen die voirfchreven Privilegiën en: Hantvesten jn zyne genad. handen hebben: heeft die felue doen jnnetorieren by zekere Cmisfaryfen daer toe geftelt ome te wetene tinhouden vande voirf. Privilegiën die zyne genaden daer van Rapport gedaen hebben-, beuidende ende Cfidererenoe dac die Supplten jnde name als bouen ouer menige Jaen zekere Privilegiën en: Hantvesten gehadt hebben jnhouden: Vryichede van tolle jnde voirf. lande van  de Geheurtenisfen in 1787 enz. voorgevallen. 91 van Hc-llant Zeelant en: Vrieslant en: dat die voirf. Stadt van Alcmaer jndien fy die voirf. Vryhede nyet meer en foude mogen gebruycken gefcepen ware te comene tot adnullacie ende verderffenisfe geheel en: al en: neringelees te bliuen genegen wefen: meer tot barmherticheid dan tot riguer van jufticie ond' ander der zeluer Stede van Alcmaer weder heeft doen restituën die voirf. Prilegie van tollevry te mogen varen ome die by hunl. te gebruycken jn alder manien gelyck zy die gebruycken: waren voer t perpetreren vand' voirf. rebellicheit Ende hoewel achtervolgen: defen nyemande georleft en es den voirf. Inwoenen: vand' vooirf ftede van Alcmaer jndie voirf. vryheit van tolle eenich hinder belet ofte moeyenisfe te doene def nochtans nyet jegenftaen: heeft nochtans belieft eenige tollenaren van den ' voirf. lande van Hollant heml. te 1 ?e willen molesteren die voirf. Inwoenen: vand' Ste1 de van Alcmaer contrarie defe hne Previlegie en: Vryheit van dien tot huer verderflicker fcade en: noch meer zullen indien hunl. by ons hier jnne nyet voerfien en wort mit ons behoerlicker prouis en: re; medie van Jufticien alfoe die voirfz Supplten fegi gen ons daer oetmoedelicken bidden. Ende want 1 wy eenen yegelicken defenderen willen van alle omI behoerlicke vexacien en: moleftacien bizonder des 1 verfocht zynde SOE IST dat V daerome ende elcI ken van V ontbieden en: beuelen van wegen ons 1 voirf. aldergenadte: heer en: up alle tguentdesghyh» i ne genaden duchten zyt dat ghy die voirf. Inwoenen: 1 vand' itede van Alcmaer laet pasferen mit hne goed 1 en: Coopmanfcepen voerby Uwe tollen tallen tyden ; alft hnnl. belieft up die Vryheit van hne voirf. PviI legien fonder hnnl ter caufe van tolle yet te nemen ipfte te eyiTchen jn eenegen manien laten: hemluyd' [gebruycken van huer voirf. Pvilegie en: alden jnhouden van dien in alle manien als zy die gebruyc l ken waren voer en eer de voirfz rebellicheit by t heml geppetreert was hemluyd wedergeuen: en: ï reftitueren: tguent dat ghy contrarie defen en: huer vry-  I 62 Verzameling van Stukken betrekkelyk m vryheit heml afgenomen moecht hebben ter caüfe i van tholle fonder daer van eenichfins jn gebreke te i wefen Gegeuen jn den haghe onder tfignet van hol-. lant hier up gedrukt upten XPen dach jn Julio jnt: jaer ons heen duyfent vier hondert twee ende tne- . gentich. (Onder Jlond,) By mynen Hren den Stedehouder gnael ende Raide van Hollant Zellant en? Vries lant (geteekend) Q. Zonnevelt. (Lager Jlond) Na nauwkeurige Collatie is deze Copie ("welke door den eerstondergeteekenden eigenhandig gefchreeven is uit hee origineele op francyn gefchreevene Privilegie) met het zelve Privilegie letterlyk accordeerende bevonden (één woord alleen uitgelaaten zynde, 'twelk wy niet leezen konden) door ons ondergefchreevene Secretarisfen der Stad Alkmaar, op den 4 May 1784. (geteekend) H. Ryser. J. N. dö Tour. Extract; uit de Refolutien van de Heeren Staaten van Holland en WesU. Friesland, in Haar Ed. Groot Mogendens Virgadering genoomen op den 3 December 1784. Ontfangen een Misiive van Burgemeesteren en Vroedfchappen der Stad Alkmaar, houdende tot voldoening aan Hun Ed. Groot Mogendens Refolutie van den 16 December des jaars 1783, derzelver bericht op een Misfive van zyne Hoogheid den Heere Prinfe van Oranje met de Bylagen tot dezelve fpe&eerende, onder de Notulen van den 28ften No-  de Gebeurtenis/en in 1787 enz, voorgevallen. &>$ November te vooren» concerneerende de Magi* flraatsbeftelling van dezelve Stad; welk Bericht met de daar toe behoorende Bylagen van Litt. A tot N, hier na breeder is geinfereerd. Fiat lnfertio„ , Waar op gedelibereerd zynde, is goedgevónderi en verftaan, dat het voorfz. Bericht en de daar toe fpect-eerendc Bylagen; als mede de. bovengemelde Misfive van zyne Hoogheid met de Bylagen daar toe behoorende, zullen worden geëxamineerd door de Heeren van de Ridderfchap en verdere Hun Ed. Groot Mogendens Gecommitteerden tot het groot Befoigne, en de Vergadering daar op gediend van derzelver Confideratien en Advys, zullende de twee origineele Stukken in een biikke Doos door de Heeren Gedeputeerden der Stad Alkmaar ter Vergadering geëxbibeerd, ten Comptoire van den Heer Raad- Penfionaris op het Hof worden gedepofiteerd en gecustodieerd, om te dienen daar zulks by hun Ed. Groot Mogenden van noden eoude mogen geoirdeeld worden. Accordeert met de voorfz. Refolutie. NQ. 3132. Misfive van den Heere Erf-Stadhouder aan de Heeren Staaten, in dato den 14 September 1785, en Refolutie Commisforiaal. Edele Groot Mogende Heeren, byzondere goede Vrienden 1 Wy hebben de eer hier nevens aan U Ed. Groot Mogenden te doen toekomen de nadere Memorie, die wy, ter adftructie van onze Misfive van den 28 November 1783, en van de gronden, door ons, in eene daar by gevoegde Memorie, nopens het different tusfchen de meerderheid van de Vroedfchap der Stad Alkmaar en tusfchen ons, als toen reeds ge-  £4 Verzameling van Stukken betrekkelyk tot gededuceerd, hebben gemeend te moeten doen vervaardigen, zoo als wy van dit ons voorneemen, voor eenige weeken, aan U Ed. Groot Mogenden kennis hebben gegeeven, met verzoek, ods daar toe, door het verfchuiven van Hoogstderzelver deliberatien over deze zaak voor nog eenigen tyd, occafie te geeven. De abufive voordracht naamentlyk van verfchei» de zaaken, by het Bericht van de Vroedfchap van Alkmaar voornoemd van den 3 December des voorleeden jaars 1784 vervat, en de wyze, waar op zeer veele argumentatien, zonder eenig menagement, en met eene onvoorbeeldige drift en fiducie, daar by zyn voorgedraagen, hebben ons verplicht, in eene zaak van zoo veel gewicht en veruitziende gevolgen als deze, de voornaame gronden van onze klachten, en het gene ons heeft toegefcheenen meest gepast te zyn tot een nader betoog van de kwetfing der Hoogheid van U Ed. Groot Mogenden, en van de Rechten en Gerechtigheden, wel* ken aan ons, als Erf-Stadhouder dezer Provincie, door Hoogstdezelven zyn gedefereerd, en waar van wy, tot op den voorfz. 24 February 1783, in de deugdelyke en onafgebrooken posfesfie geweest zyn, wat breeder open te leggen, en de noodzaakélykheid van derzelver handhaaving in het helderst daglicht te Rellen; zonder echter al het onbefcheidene en haatlyke, waar mede het voorfz. Bericht, zoo met opzicht tot ons en onze Prasdecesïeurs, als met relatie tot de voorige Regenten der Stad Alkmaar, en het eigen gedrag van hun zei ven tot op den voorfz. 24 February 1783 gehouden, ja zelfs tot de befluiten en handelingen van U Ed. Gr» Mogenden, is doorzaaid en opgevuld, eenigzins aan te roeren, veel min te reciproceeren t en wy vertrouwen , dat by U Ed. Groot Mogenden, na eene attente lecliure dezer nadere Memorie, geene twyffeling zal kunnen overblyven, om conform het by onze eerstgemelde Misfive van den 28 Novem* ber 1783 gedaane voorflel en verzoek te refolveeren,  de Geheurtenisfen in 1787 enz. voorgevallen, g| ten, en, met opheffing van Hoogstderzelver provifioneele Refolutie van den 16 December 1783, aan ons het recht en de bevoegdheid toe te kennen , om de Electie van Burgemeesteren, Schepenen, Thefauriers en Vroedfchappen der Stad Alkmaar, zoo als wy dezelve, in navolging onzer Praïdecesfeuren geduurende hunne Stadhouderlyke waardigheden j volgens deugdelyke Handvesten, Oftroijeu en Refolutien, van aloude tyden af, hebben gedaan, voortaan te blyven uitoefFenen. Dan, Ed. Groot Mogende Heeren! *t zy oos vergund dit eene hier by te voegen, dat, indien onvermoedelyk, na rype overweeging van al het gene door ons, ook als nu, nader is bygebracht, nog eenige de minfle twyffeling by U Ed. Groot Mogenden mogt overblyven, aan welken kant de balans van het recht, in dit different tusfchen de meerderheid van de Alkmaarfche Regeering en tusfchen ons, overflaat; ofte ook, indien by U Ed, Mogenden, uit hoofde van de belangens, welke fommige Leden van Hoogstderzelver Vergadering in deze zaak, wegens foortgelyke fustenuen, als die by de Alkmaarfche Regeering ten dezen gevoerd worden, en in de beflisflng van dit different zouden kunnen hebben, bedenklykheid mogt ontflaan» om deswegens eene definitive uitfpraak te doen, eö in het wezen der zaak het teder officie van Rechters te bekleeden, wy in die gevallen als nog vol» vaardig en bereid zyn ("zoo als wy zulks reeds bevoorens hebben gedeclareerd) en zelfs met eerbiedigen ernst als nog verzoeken, dat het voorfz. verfchil werde gebracht en overgelaaten ter judicature en decifie van een der Hoven van JuRitie, zonder dat ook de provifloneele Refolutie van U Ed. Groot Mogenden van den voorfz. 16 December 1783, en het gene uit kracht van dien is gefchied, aan de eene of andere zyde tot eenig prejudicie zal kunnen verflrekken, ten einde, naar het voorfchrift der by *s Lands Wetten vastgeRelde Rechtspleeging, Partyen gehoord en eene Rechterlyke Sententie gewezen worde. Word  Verzameling van Stukken betrekkelyk tot Word dan onze fustenue ende reclame van onzg posfesfie en Rechten by uicterlyk gewysde afgewezen en ongegrond verklaard; wy zullen ons voor ons en onze Nakomelingen getroosten gelyk te flaan met alle Ingezetenen, die naar 's Lands .Wetten, in alle gefchillen over hunne Perfoonen, Goederen en Gerechtigheden, zich moeten onderwerpen aan de competente Rechters, welken tus. fchen den Man en zynen naasten Gode het gerichte houden: terwyl in het tegengeflelde geval, wanneer onze fustenue by den Rechter word gewettigd, de Alkmaarfche Vroedfchap zich mede niet zal kunnen beklaagen, dat wy voortaan blyven jouisfeeren van 't gene ons by zoodaanig een gewysde word toegekend. Wy kunnen ons ook geenszins verbeelden, dat: over dit ons verzoek by U Êd. Groot Mogenden eenige bedenking zoude mogen vallen, aangezien U Ed. Groot Mogenden by Hoogstderzelver Refolutie van den 25 October 1759 (concerneerende het eligeeren van Schepenen Crimineel van de beide Loosdrechten) zeiven hebben getoond te begrypen, dat, in geval van quasstie over het poinct van Electie, zelfs van Schepenen tot de Crimineels RechtsoefFening van eene zoodaanige Heerlykheid» welkers hooge Jurisdictie in den boezem van U Ed. Groot Mogenden is blyven refideeren, en over de posfesfie daaromtrent by den Ambachts-Heer of.' Vrouw geallegeerd en gereclameerd, de cognitie: Van den ordinaris Rechter niet alleen wettig en noodzaakelyk was, maar zelfs dat in dat cas, niet- . tegenftaande het Recht van U Ed. Groot Mogen*. • den daar in directelyk was geinteresfeerd, de Pro- . eureur-Generaal behoorde te worden geauthori- • feerd, gelyk dezelve dan ook by de voorfz. en op- < gevolgde Refolutie daadelyk geauthorifeerd is, om het different deswegens met den Ambachts-Heer voor den Hove Provinciaal te demelleeren: — alles met dat gevolg, dat by Sententie van den ii Maart dezes jaars 1785 dezelve Ambachts-Heer vol-. ko-.  de Gebetiitthisfen in 1787 mz. voorgsvallm. 9? kómen heeft gètriumpheerd, eö dat in dit gewysde door den Procureur-Generaal der Domeinen, vol- fens Refolutie en qualificatie van Uwer Ed. GrooÈ logecdecs Heeren Gecommitteerde Raaden daar ifl ook is berust. Wy vertrouwen dus, dat op dit ohs verzoek* ten einde het différent tusfchen de meerderheid ü»i Vroedfchap van Alkmaar en tusfchen ons over dé Electie der Regeering van dezelve Stad , indien dienaangaande tegens onze verwachting eenige dé minfte twyffdmg konde everblyven, mede aan dd ordmans Juftitie moge worden gerenvoyeerd, zón* der dat aan onze posfesfie door het inmiddels ge* beurde eenige atteinte zal wezen toegebracht, W U Edele Groot Mogenden eene billyke reflectie til ■ geflagen worden* Waar mede, 1 fcry ü Ed. Groot Mogenden beveelen in Öodes hei* 1 lige protectie. (Onder ftonds') i , , tTwer Ed. Groot MogendënS :ïn sGravenhage, Dienstwillige Dienaar, den 14 Septem- . ' ber 178$. 0" T. J. de LtMMMtè  o8 Verzameling van Stukken betrekkelyk tot N°. 3T33. Nadere Memorie, van den Heere Erf-Stadhouder tot wederlegging van het voorfz. Bericht, N°. 3127. INLEIDING. Wanneer zyne Hoogheid zich in de onvermyde. lyke noodzaakelykheid heeft bevonden, om ter kennisfe van Hun Ed. Groot Mogenden te brengen , hoe het aan Burgemeesteren en Vroedfchappen der Stad Alkmaar, immers aan de groote meerderheid derzelven, had kunnen behaagen, om, eerst op den 18 February van den jaare 1783, eenige Leden uit het midden van hun te committeeren, ter examen van eene in die Vergadering gedaane Propofltie, om te onderzoeken het recht (zoo als daar by wierd gezegd) aan de Stad omtrent de begeevinge der Ambten, van Burgemeesteren, Schepenen, Thefauriers en Vroedfchappen, toekomende, en, om daar op te dienen van hunne conflderatien en advys; als ook vérvolgens reeds op den 24.1r.en derzelver maand February , en alzoo Hechts zes dagen daar na, terwyl inmiddels de deliberatien der prasfente Leden over dat onderwerp onder fpeciaale afvordering van fecretesfe waren gehouden, en de abfente Leden tot dezelve deliberatien niet waren befchreeven, op het Rapport, door dezelve Gecommitteerden ter gemelde Vergadering gedaan, en het Advys door dezelven ingebracht, by meerderheid van Remmen, dien conform goed te vindenen te verftaan. . . „ Dat voortaan niet meer eemge Nominatien tot „ de begeeving van Ambten van Burgemeesteren, ,, Schepenen, Thefauriers en Vroedfchappen dier ,, Stad, zouden worden gemaakt, om daar op de „ Electie van zyne Hoogheid, of van iemand anders, te verwachten, maar dat de gemelde Amb„ ten (zoo als daar by word gezegd) overeenkom„ ftig de Handvesten, Privilegiën en Octroijen van „ de voorfz. Stad, en derzelver Burgerye, door f » Se-  de Gebeurtenis/en in 17 87 enz. voorgevallen. -09 gemelde Vergadering zelve, al» de evengenoem* ,, de Burgerye reprajfenreerende, by directe aan* Helling zouden worden begeeven. ,, Voorts dat aan zyne Hoogheid, by Müfivej, toe het overhandigen van welke alzoo Gecommit» „ teerdens wierden benoemd, van dat gercfolveer- de kennis zoude worden gegeeven. En eindelyk, dat niet anders, dan na voorgaan* de denunciatie van ten minden agt dagen, en „ met eenpaarigö toeftemming van niet minder da 2 „ agttien Leden dier Vergadering, eenige voorftel,, ling of verzoek aan Hun Ed. Groot Mogenden „ zoude mogen worden gedaan, om alteratie of ,, ampliatie in de Privilegiën of Octroijen der ge. „ melde' Stad." En zulks alles, niettegenftaande drie der gemelde prcefente Vroedfchappen al aan Honds hunne Prolesten tegens het neemen-dier Refolutie haddis) doen aanteekenen , waar by naderhand nog twee andere abfent geweest zynde Leden zich hebben vervoegd; heeft zyne Hoogheid vermeeDd die daad aan Hun Ed. Groot Mogenden te moeten voorfteL len als een zoodaanige demarche, waar door de Hoogheid en Gerechtigheid van Hun Edele GrcoC Mogenden zei ven, als de Hooge Overheid dezer -Provincie, ten hoogRen was geufurpeerd, en daat op eene daadelyke indracht gemaakt; en waar door teffens eene enorme telle was toegebracht, aan de Rechten en Prseëminentien , door Hoogstdezelvett aan hem als Erf-Stadhouder gedefereerd. En het is op grond van dat tweeledig voorflel ge« weest, dat zyne Hoogheid by de adHructive Memorie, gevoegd nevens zyne Misfive, dienaangaan» de, op den 26 November deszelven jaars 1783, aan Hun Ed. Groot Mogenden in den Hage gefchree. ven, zich tot een betoog van deze twee onderfchei. de Hoofdpointïen heeft bepaald gehad, om, naa» mentlyk, te deduceeren in de eerfte plaat!. Dat de voorgemelde Refolutie van Burgemeesteren en Vroedfchappen der Stad Alkmaar behoord te G a wor«  ioo Verzameling van Stukken betrekkelyk tot worden geconfidereerd, als eene ufurpatie, inbreuk en verkorting, van de hoogheid en gerechtigheid van den Lande. En wyders in de tweede plaats: Dat ook door dezelve Refolutie eene enorme ïasfie, zoo aan het recht, als de posfesfie van zyne Hoogheid, omtrent de Electie van Burgemeesteren, Schepenen, Thefauriers en Vroedfchappen is toegebracht. Dan tegens welke twee Hoofdpoincten by het Bericht van de meerderheid der Leden van de Vroedfchap der Stad Alkmaar op dezelve Misfive van zyne Hoogheid, en daarnevens gevoegde Memorie, den 3 December 1784 ter Vergadering van Hun Édele Groot Mogenden ingekomen, deze en gene argumentatien zyn aangevoerd, welke zyne Hoogheid heeft vermeend, wat nader te moeten wederleggen. Terwyl echter zyne Hoogheid zich heeft voorgefteld, dat het niet alleen onnoodig, maar ook teffens tedieus zoude zyn, wanneer by deze Memorie op nieuws zouden moeten worden herhaald en aangedrongen die gronden, welke, zoo tot Raaving van het eerfte als tweede Hoofdpoinct, by dezelve zyne Hoogheids Memorie zyn gedetailleerd, en die bereids by de gedrukte Nadere Aanteekening van de Leden van de minderheid der Vroedfchap van de gemelde Stad, tnsgelyks achter de voorfz. Misfive van zyne Hoogheid gevoegd, in het breede zyn geadftrueerd, en door Hoogstdezelve by die zyne Memorie volkomen geadopteerd. Ad. 1. Het zal derhalven voldoende zyn, om, met opzichte tot het eerstgemelde Hoofdpoinct, in het generaal te remarqueeren, dat het hoofdzaakelyke van het gefustineerde van zyne Hoogheid dienaangaande in een kort begrip hier op neder kwam. Dat, gelyk het eene incontestable waarheid is, dat, ingevolge de Privilegiën en Octroijen aan de Stad Alkmaar verleend, en fpeciaal die van Keizer Karel den vyfden in dato den 26 September 1530, van Willem den eersten, in naam van Ko« ning  dè Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen. 101 I ning Philip den tweeden, in dato den 25 Odtober I van- Hun Ed. Groot Mogenden zeJven in I dato den 6 December 1588, reipectiveaanden Stadi| houder dezer Provincie in der tyd is opgedraagen I het recht en de prasëminentie, om binnen de voorfz. | Stad Alkmaar de Vroedfchappen by vacature, als II mede Burgemeesteren, Schepenen en Thefauriers, I by de jaarlykfche vernieuwinge van de Wee, ofby | i tusfchenvallende vacatures, te eligeeren uit de No. I: minatien, daar van door Vroedfchappen te formeei ren, en aan Hem ter Electie te prasfenteeren, mits- i gaders, om dezelve alzoo GeÖligeerden door den i Schout te doen beéédigen. En dat ook het voorfz. recht van Electie van Bur\. gemeesteren, Schepenen, en Thefauriers ten duidej] lykften is begreepen in de refpedtive Octroijen van II Hoogstgemelde Hun Ed. Groot Mogenden, in dat tis den 1 j Maart 1610 en 12 December 1619. En dat verders dat zelve recht fuccesfivelyk door ( de Heeren Stadhouderen in der tyd beftendig is geroeffend, inzonderheid door wylen zyne Hoogheids ilHeer Vader, als mede, geduurende Hoogstdeszelfs iminderjaarigheid, door wylen zyne Vrouwe Moender, in qualiteit als Gouvernante, en naderhand, na toverlyden van dezelve, door Hun Ed. Groot Mo* jgenden zeiven, als de Voogdy over zyne Hoogheid :iexerceerende, en dat ook dat zelve recht door zyune Hoogheid zelve, federt zyne meerderjaarigheid, ttot dato van het neemen dier eigendunkelyke RefoJlutie by de meerderheid van de Vroedfchap der Stad 1/Alkmaar toe, ongeftoord is geëxerceerd geworden» Alles met daadelyke concurrentie en onder de vryuwilligRe toeftemming niet alleen van de Vroedfchap nder Stad Alkmaar, door alle dezelve tyden heen, itmaar ook hyzonder van die Leden van de Vroedfchap, ; ?welke dezelve Refolutie van den 24 February 1783 Isihebben in de weereld gebracht, jl Dus ook dezelve Vroedfchap notoir is onbevoegd igeweest, eigener authoriteit, et via faBi, eenige «verandering in de daadelyke uitoeffening van dezelG 3 ve  loa Verzameling van Stukken betrekkelyk tot va Rechten en Pra:ëminentien te maaken, en met wederinroeping van andere OSroijen , geadopteerd aan de tydsomftandigheden, in welke dezelve waren gevraagd en verleend , eene. gansch andere wyze van M?gifrraatsbeftelling binnen de Stad Alkmaar te introduceeren. —1 En dat de meerderheid van de Vroedfchap der ge- . melde Stad niettemin, zonder eenige praecedente i kennisgeeving en toeftemming van Hun Ed. Groot; Mogenden, als de Hooge Overheid dezer Prmm.. cie, die verandering omtrent de wyze der Magi-■ ftraatsbeftelling binnen dezelve hunne Stad, metï zoo veel prajcipitance als fecretesfe, hebbende mgc V°Ook zelfs, zonder zyne Hoogheid, als Erf-Stad-■ houder dezer Provincie, in het geringfte te kennen;; Alzoo heeft gepleegd daaden van Souvereiniteit,, welke alleen aan Hun Ed. Groot Mogenden toeftond: te oefFenen. Trouwens het is genoegzaam, door de meerderheid van dezelve Vroedfchap, by hunlieder Bericht op de voorfz. Misfive van zyne Hoogheid, erkend.; Dat alle dezelve door zyne Hoogheid gereclameerde Privilegiën niet alleen daadelyk exfteerden, maar dat ook die, en geenszins de zoodaanige, we ke< als nu door dezelve meerderheid by meergemeldei Refolutie van den 24 February 1783 weder en opi nieuws zyn in train gebracht, in viridt obfervantia waren. , Dat die doorgaans omtrent de begeevmg der va-: ceerende Vroedfchapsplaatfen (eenige weinige ge.: vallen uitgezonderd) en zonder eenige de minite aW teratie omtrent de aanftelling van Burgemeesteren, Schepenen en Thefauriers , altyd, geduurende alle, Stadhouderlyke epnques door, zyn gevolgd, zoo door» hunne Prsdecesfeuren in der tyd, als door de meer- > derheid van deze Leden der gemelde Vroedfchap zei-1 ven, ja * ook zelve door Hun Ed. Gr. Mogenden,1 wanneer de Rechten en Prasëminentien van den Stad-: houder, door Höogstdezelven, geduurende zyne miO'i  de Gebeurtenisfen in 1787 enz. voorgevallen. 103 minderjaarigheid, zyn gecustodieerd geworden, en wanneer de Scad Alkmaar zelve, als een integreerend Lid van de Souvereiniteit dezer Provincie, de custodie van dezelve Rechten mede heeft helpen maintineeren. En dat, federt het Stadhouderfchap dezer Pro* vincie by plechtige Refolutie van Staat voor altoos Erffklyk is verklaard, zoo wel in de vrouwelyke als mannelyke Linie , 'er nimmer anders eenige Magiftraatsbeftelling of verandering binnen de Stad Alkmaar heeft plaats gehad, dan, welke was gevestigd op den duidelyken inhoud der gemelde Privilegiën en Octroijen, op de conftante ufantie daar van in voorige Stadhouderlyke epoques hebbende plaats gehad. — Dan, niettegenftaande deze erkentenis welke de evidentie van zaaken noodwendig van de Leden van dezelve meerderheid vorderde, heeft het echter aan hun goedgedache, deze zoo langduurige, en zoo zeer getituleerde, posfesfie van de uitoefFening dier Rechten en Prarëminentien, zoo door zyne Hoogheids Prsiecesfeuren, als door hem zeiven, by dat hun Bericht te doen voorkomen als eene loutere corrupteele, als eene toegeevendheid, welke haare fource zoude zyn verfchuldigd aan eene diepe onkunde, zoo van hunne Prasdecesfeuren, als van hun zeiven, omtrent de kracht en werking van die Oc troijen, welke thands door hen weder zyn in train gebracht, en aan eene ftaat der vernedering en werkeloosheid, waar in zy Lieden (zoo zy zich by dat hun Bericht gelieven uit te drukken) ,, Misfchien zouden zyn gebleeven, had men, in , plaats van hen fteeds meer en meer te vergen, „ en fchier dagelyks te belemmeren in de vrye uit,, oefFening van allerleye daaden eener vrye Regee„ ring, de billykheid en betaamelykheid wat meer „ in acht genoomen , en het oor niet fteeds geleend aan een eenigen : als wanneer het misfchien ,, aan zyne Hoogheid zoude zyn gelukt, het ge- wenscht gezag over hen te verkrygen: doch G 4 m dac  I daar toe zichk. bedienende van deze energjque bewoordingen, StCj, fi is, qui rd.alicujus est dominus, fciens cum alteroeam rem posfidente, tanquam cum domino contrahat, jus, fuum remijhfe merito habebitwt Maar ook die Relregel tefFens vaü applicatie maake op de acquifitie van rechten, door welke het gezag; van een Vorst of van een Volk kan worden geRabileerd, wanneer hy daar byvoegt, quoi cur non & inter re ges locum habeat, &° populos Liberos, nihil causfa est. Terwyl de voornoemde Hugo de Groot in de volgende §. 5. aantoond, dat ook eene zoodaanige dereliclio tacita kan wordfin geintroduceerd per non faüa, wanneer iemand, van zyn recht geen gebruik gemaakt hebbende, integendeel heeft gedoogt, dat het zelve recht by een ander wierd geoeffend; en ook voornaamentlyk tot de-acquiötie van zoodaanig* recht per dereliEtionem tacitam brengende eene Longa con*  ■ no Verzameling van Stukken beirekkelyk tot confuetudo, zich mede ten dien opzichten in dezer voegen Num. 2. uitlaat. Cui Jimillimum qitid in confuetudine apparet, nam hac quoque Semotis Legibus civilibus, quce certo tempore ac modo eam introduci volunt, a populo fubdito introduei potest ex eo, quod ab imperium habente toleratur. • En waarom dus ook de gemelde Hdgo de Ghoot verders diEto Capiie %. 8. ex profesfo handelende nopens de prefumtien, uit welke eene zoodaanigedereticlio tacita etiam circa imperium kon en moet worden opgemaakt, en eene zoodaanige Longava Confuetudo geconftateerd, daar toe gebruik maakt vanhetgezegde van Aügüstds , eum virum bonum ac civem esfet qui prcefentem Reipublicce ftatum mutari non vult. Even gelyk mede de zeer beroemde Raadpenfio. naris Mr. Simon van Slxngeland, aan welken de waare conftitutie van de Regeering binnen dezen Lande in zyne onderfcheidene Posten by ervarentbeid was kennelyk geworden, in het derde Kapittel van het eerfte Deel zyner Staatkundige Gefchriften, zich op dat refpect in dezer voegen uitlaat. „ In de derde plaats verdiend het zyne opmer3) king, dat het van het uiterfte gevolg zoude we„ zen, voor ufurpatien te willen doen gaan de ver. „ anderingen, die ongevoelig voorvallen inde forme „ van de Regeeringen. „ De Politicque Lighaamen zyn in dezen deele niet beftendiger als de natuurlyke. „ De tyd en eene langduurige Posfesfie wettigen ia i, materie van Regeering het gene dat, fchielyk, en „ met openbaar geweld gedaan werdende, den naam „ van ufurpatie, of erger, zoude verdienen. ,, Zoo men dit niet toefiaat, is 'er nuauwlyks eene wettige Regeering." Dan, vermits uit het hier vooren gededuceerde bereids is aangetoond, dat 'er geene corrupteele kan worden gefupponeerd plaats te hebben , wanneer *er een primilive titul exteert, waar op de eerfte beoeffening van dat recht, het welk men thands aan  ie Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen. 111 aao zyne Hoogheid wil betwisten, is gegrond geweest. Dat het zelve recht, reeds by der Graaven Stadhouders geoeffend, vervolgens ook, onder de Re« publikeinfche Regeering dezer Lande», aan de reIpective Stadhouders in der tyd by vericheidene Octroijen is geconferveerd gebleeven. Zoo als de evengemelde Raad»Penfionaris van Slingeland, diito capite tertio aanhaalende diverie Commisfien door de Graaven in der tyd aan hunne Stadhouders gegeeven, En onder anderen de Commisfie van René de Cha* 1 lons van den 4 October 1540, en dus maar weinige ; jaaren laater dan het meeergemelde Octroy door j Keizer Karel den vyfden aan die van Alkmaar \ gegeeven, Waar by aan denzelven word gegeeven de authoiriteit, de Renouveller les Bourgrs., Echevins, &s Loix cu metier fera, comme l'on ejt accoutumé de faire d'anVchiennité, verders ten dien opzichten zich in dezer 'voegen wederom uitlaat: „ Ten derden heeft de Stadhouder, in de eene l„ Stad zonder, in de andere met het Hof, gehad ,„ de Electie van Schepenen, en ook in fommige ,,, Steden van Burgemeesteren, wanneer de Graa* ,,, ven buiten 's Lands waren, uitwyzend de Privi„ legien". . En wyders by het vierde Capittel van het zelve \eerfle Deel het derde Artikel van de Inftructie voor iPrins Maurits als Gouverneur en Kapitein-Generaal dezer Provincie aanhaalende, zegt, dat hec izelve mede bracht: „ Dat de Gouverneur met de Gedeputeerde Raa- den van Holland, Zeeland en Friesland, die ,, nevens zyne Excellentie zouden worden gesi voegd, zoude vernieuwen en veranderen de Burgemeesteren, Schepenen en Wetten, na be:„ hooren en daar het zelve van node wefenzoude". Zoo vertrouwd zyne Hoogheid dus ook alle fcha!duw van bewys, dat de uitoeffening van hetrechc vaa 1  ij 2 Verzameling van Stukken betrekkelyk Ut Van Electie van Burgemeesteren, Schepenen, The* fauriers en Vroedfchappen der Stad Alkmaar, door zyne Prffidecesfeuren in der tyd, en door hem zei* ven fuccesfive gedaan, voor eene Ufurpatie en Ctfrrupteele zoude moeten, of eenigzins kunnen, worden aangemerkt, geheel en al te hebben weggenoomen. , En alzoo dien voornaamen grond* waar. mede de meerderheid der Leden van de Vroedfchap der Stad Alkmaar, vooral haare eigendunkelyke demarche in het neemen der meergemelde Refolutie van den 24 February 1783, vis avis van Hun Ed. Gr. Mogenden heeft trachten goed te maaken, en als geoirloofd te doen voorkomen, funditus te hebben geënerveerd. Maar wanneer dierhalven is betoogd, dat de exercitie van dat recht van Electie door zoo veele tyden heen, uit krachte van de byzondere waardigheid daar toe aan de refpective Stadhouders , zoo by hunlieder Inftructien en Commisfien, als bysonder ten opzichte der Stad Alkmaar by de te meermaalen gereclameerde Octroijen gegeeven 3 zonder eenige interruptie, opentlyk onder bewilliging niet. alleen, maar met de daadelyke medewerking van Hun Ed. Groot Mogenden, en van die van de Regeering der Stad Alkmaar zelve, heeft plaats gehad ; met wat fchyn van plaufibele reden doch zullen de Leden van de meerderheid der gemelde Vroedfchap verders eenigszins maar kunnen pallieeren het zoo onwaarfchynlyk voorgeeven van ignerantie dier vermeende Rechten , welke zy als nu , na zoo veel homologatien van dat onbetwistbaar recht van zyne Hoogheid, uit de door hun ingeroepen Privilegiën en Octroijen trachten in train te brengen ? ; Zal de Nakomeling, het Bericht van dezelve Leden van de meerderheid kezende, zich flechts een oogenblik de candeur en de waarheid van dat voorgeeven kunnen voordellen, en zal dezelve niet natuurlyker wyze moeten vraagen, hoe doch is  de Gebeurtenisfan in 1787 enz. voorgevallen. 113 is het mooglyk, dat eene zoo verregaande ignorantie, door zoo veele jaaren, ja! door meer dan een eeuw heen, het begrip van zoo veele Regenten niet alleen, maar ook van alle de Leden van Hun Ed. Groot Mogendens Vergadering, zoodaanig hebben beneveld, dat niemand de wezentlyke R-chten van de Kegeeiiug der Stad Alkmaar hebbe gekend, en dat de applicatie dier vroegere en laatere, als nu gereintroduceerde, Privilegiën en Odtroijen, voor we^st ee°e Z0° dieI)e verD0fëenneii:1 ZY geZal de Nakomeling, zullen Hun Ed. Groot Mogenden, zal een legelyk onbevooroirdeeld Mensch, zich eenigzins kunnen verbeelden, dat die ignorantie zich zoo fterk by alle de Leden van dezelve Kegeenng^ zoo veele confccutivé jaaren laDg heeft gezet, mettegenftaande een ieder Lid van de Vroedfchap by zyne aanftelling plechtigiyk onder aanroeping van Gods Allerheiligften Naam hebbe gezwooren en beloofd, die te zullen helpen bewaaren en voorftaan, en dezelve dan althands moet worden veronderfteld eene verfche kennis te krygen van de voorrechten, daar by aan de Regeering gegeeven. ö Dan wel, zal men de rustige en vreedige toekenning van dat recht van Electie aan zyne H002. heids Prasdecesf.uren en aan hun zeiven, door zoo veele ouden en ervaaren Regenten, welkers kunde en probiteit (zonder echter deze Leden eeDigzins te willen taxeeren) is bekend geweest, moeten toekennen aan de waarachtige overtuiging, Welke zy hebben gehad, dat het zelve recht in Stadhouderlyke tyden alleen aan den Stadhouder in der tyd com£^eerde' en dat de verfchillende Privilegiën en Oüroijen aan de Stad van Alkmaar, onder verfchillende tydftippen en Regeeringsformen, gegeeven , moesten werken naar de ómftandigheden en gelegenheden van dezelve tyden? Zal men zich kunnen verbeelden, dat eene zof Jpoedige verandering van begrippen omtrent een zaak, XLI. Deel. H waar'  ii 4- Verzameling van Stukken betrekkelyk tot waaromtrent zoo veele vernuften zoo veele jaaren in de dwaaling zyn geweest, deze Leden dusdaamg kan hebben verlicht, dat Jlechts een onderzoek van weinige dagen, en het voorftel van eenige voeinige.Leden , genoeg heeft kunnen zyn, om alle overige twyffeliraen ineens op te helderen? Zal men zich eindelyk kunnen voorftellen, dat de Zielen van zoo veele Regenten, geduurende zoo lange jaaren, dus zyn verflaafd geweest aan de macht der Stadhouders in der tyd, dat geene der. zeiven, dan alléén deze Leden van de meerderheid, voor de herftelling dier als rm gereintroduceerde Privilegiën en Octroijen zouden hebben durven uitkomen? ■ . En dat die allen dus by continuatie, met verzaaking van hun éid en plicht, (gelyk de meergemelde Leden van de meerderheid de erkentenis van dat recht van zyne Hoogheid als nu onder dat allerongunftigst. daglicht willen hebben befchouwd) meer macht aan de Stadhouders hebben willen toeftaan, dan hunne werken vorderde. . Dan wel, moet men de redeD van deze zoojpoedf se verlichting daar in Rellen, dat deze Leden verroeend hebben, dit tydftip van ongehkkige verdeeldheid en geest van Partyfchap meest gefaifor.neen te zyn, om ook dit zyD recht omtrent de Magiftraatsbeflelling van hunne Stad den bodem in te flaan ? Doch, wanneer men zelve met de Leden van de meerderheid van de Vroedfchap der Stad Alkmaar al eens zoude kunnen veronderflellen, dat eene zoo i diepe onkunde omtrent het verfland dier by hun ge. reclameerde Privilegiën door zoo veele tyden heen, ten minften, naar hunne eige Computatie, geduurende een Laps van een honderd en dertig jaaren, by zoo veele Regenten in de allerbeste trouw hadde plaats gehad. . i Dat eene zoo flaaffehe onderwerping (welke nog. thands niet kan worden overeengebracht met eene onkunde, op de goede trouw gevestigd) zoo veele ! Regenten zoude hebben gekluisterd, dat geen yan a hun i  ds Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen. 115 hun het juk van zynen hals zoude hebben durven affchudden, en zich weder vry maaken; Dan zelve nog vermeend men, op de gronden, hier vooren uit het Politicq fysthéma van twee der grootfte Staatsmannen onzer eeuwen afgeleid, te mogen vastftellen: Dat deze posfesfie van de Stadhouders in der tyd , en ook die van zyne Hoogheid, gelyk ftaande mee eene immemoriaale posfesfie, onder het oog en met bewilliging, ja in fommige Opzichten met daadelyke medewerking van den Souverein dezer Provincie* openbaar, en zonder tegenzeggen V3n deRegeering der Stad Alkmaar zelve, geoeffend. aan hun eened wettigen titul heeft doen gebooren worden. Al ware het, dat de eerfte uitoeffening van dié daaden in der daad als eene Corrupteele (waar van echter het contrarie aan de zyde van zyne Hoogheid ten fterkften wórd beweerd) zoude kunnen worden befchouwd. En dat dierhalven, daar zyne Hoogheid in die daadelyke en paifible posfesfie was, van, op firn dament der by hem gereclameerde Octroijen en óp grónd van die ftilzwygende gedooging der Regeering van Alkmaar zelve, de jaarlykfche Electie van Burgemeesteren, Schepenen en Thefaurier, en by vacature die der Vroedfchappen, te doen; En daar alzoo de Regeeringsform der Stad van Alkmaar op dien voet federt zoo veele jaaren confecutivelyk per Longcevam confuetudinem was Vastgefteld; Deze Leden van de meerderheid der gemeldé' Vroedfchap geenszins eigener authoriteit zyn bevoegd geweest , om deze werkelyk exteeren-' de wyze van Magiftraatsbeftelling in eens ce interverteeren, en daar tegen in te voeren zoodaanige form van Magiftraatsbeftelling, welke nimmer ondef een eenigen Stadhouder in der tyd had gefubfifteerd. Daar door deze verandering geenszins eenig misbruik maar een daadelyk en constant gebruik wierd afgefchaft niet alleen, maar de gantfche ke; H 2 g^e-  ii6 Verzameling van Stukken betrekkelyk tot geeringsbeftelüng binnen de Stad Alkmaar op eeneni geheel vernieuwden voet gebracht. Maar zy Lieden, voorneemens zynde dezelve i als nu door hun ingeroepene Privilegiën en Octroi-1 jen wederom in train te brengen, daar toe alvoo-. rens Hun Ed. Groot Mogenden als de Hooge O^e- . righeid de' Provincie hadden behooren te aüieeren,. met communicatie en overleg van zyne Hoogheid»» als fii-f-Sradhouder dezer Provincie, als aan w?lken i by deszelfs Commisfie is opgedraagen het recht en de authoriteit, om Burgemeesteren, Schepenen en, Wetten. te veranderen naar behooren, en achtervolgende i de Privilegiën van de refpeftive Steden en Plaat/en, en die daar door dierhalve.n een ïndisputabele bevoegd» j heid heeft, om op het verfland der Privilegiën, op welke dezelve Magiftraatsverandering wierd geves- . tigd, te informeeten, en over de applicatie van de-, zelve Privilegiën, waar by ook zyne rechten kon- ' den zyn geconcerneerd, met de Leden van de: Vroedfchap, of eenigen uit hun daar toe gecommitteera , in het vriendelyke te confereeren; daar. vooral mede een van de voornaame plichten van i het Stadhouderaat aan zyne Hoogheid injungeerd,, om alle Cabaalen en oyerheerfchingen van Regenten omtrent Regenten tegen te gaan, en te helpen weeren. Zonder dat ook jegens dit nader gededuceerde eenigzins in confideratie kan komen, het gene door de Leden van de meerderheid der gemelde Vroedfchap, ter disculpatie van dit hun gehouden gedrag, uit de by het zelve Bericht gereclameerde docVine, z->o van eenen Rechtsgeleerden, voorkomendein het 2 Deel der Hollandfche Confult. Conf. 10, als van den Profesfor Voet ad tit< Pand. de Conftit. Princip. Num. 17 &feqq. is geallegueert, nopens het, zoo men voorwend inalienabele der Privilegiën en Octroijen, tegens welke, als moetende worden gecenfeerd in perpetuum gegeeven te zyn, geene posfesfie ter contrarie zoude kunnen worden geallegueerd, geene prsferiptie plaats hebben, nog eenig re*:  de Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen. 117 •renunciatie daar van kunnen geiden, tot zoo verre, dat zelfs een onbruik daar van, hoe zeer gegrond op eigen contrarie daaden van de gezamentlyke Le'den der Regeering collegialiter, en als de geheele Burgerye repraifenteerende, gepleegd, voor gee*ne genoegzaame ftilzwygende renunciatie zoude kurnen werden gehouden. Daar, voor zoo verre men dit gansch nieuw en ongehoord fysthéma op de gemelde Confultatie ittarijt gebruiken, hcerlïanig déz.elv'e ook zyn mógen» r".iten kracht en werking zocd-o kunpen wj rd'en gefteld, is evident, ais m;/» co fl'dereérd. dat hy di&. Ut. §. 15. (evc.i als de Aüvifeur in de I ief ;oo ren aangehaalde iQde Confult.) *.u" PViv I gién'ni.et zoozeer confidtreerd ais jur fingufarig. dan wet als politieke Ordonnantiën, ais V\%ten van deq Souverein, omtrent de fomi in R< \: ring iedere Stad geobferveerd moetend woi Igir', e dat dezelve Voet ad tit. ff. de legibus §. 37. zich om trent'zoodaanige Wetten dus uitla i Cèeüê pésfage voorwaar, welke wel de fei!>'!.'•- attentie v.erdfö id van alle die genen, die thands dö Kracht; van allé gebruiken, ufantien en diergelytte, géheel den bodem zoeken in te flaan.) Nee minus ex ditïis profluit, legem priorem r,m mddo per legem posteriorem, fedeiper cptfruefydfaeni, ib^c 11 posfe, nam cum nihil in-er es/ft füffragib. po-ulcsj yolw.tatem declararet, an refrfi fit et faa ts t me quoque Mm receptum 'f$f', ut leges rips ƒ fragio legülatoris, fed et t- ci.io confgnffi Wmu\ fuetudinem tollerentur aut mutarentur, ficut n in legibus, pree. ipue muni#pat{hu/s . Hm non obftarte confuetudine idipfum itn) • quee de prateritis tantum confatu.unihus, non'■ posterurn demum introducendis, accipienda est,, Nam u i privatus nemo Jibi legem dicare testament'), jif /. j a priore \oluntate ei recedere non liciat; na gu .v , cum non femper leges pari uiilitate'm~dne~arit m m les, qua, primitus fuerant mroduSlm, muia.u fi li 4  X2o Verzameling van Stukken letrekkelyk tot moribus ac temporibus, abfurdum plane fuerit ia veile lege cayere, ne in melius ea novis, Jive legibus, Jive confuetudinibus , a reSta ratione commendatis, reformetur. Terwyl men niet afzyn kan alhier in 't voorby gaan mede aan te merken, dat de voorfz. {telling, dat de daaden van Regenten in der tyd, Collegialiter gepleegd, en fomtyds zelfs, gelyk ten dezen plaats heeft, op formeele daar toe by.hun genoomene Refblutien gegrond» geen Richtfnoer voor het vervolg zouden opleveren, nog hunne daar door gedaane renunciatie van eenige Privilegiën eenig effect zoude kunnen hebben, maar ter contrarie zulks alles a!s daaden van enkelde privative Perfoonen en particuliere Leden vgn de Univerfitas zouden moeten aangezien worden, rechtdraads aanloopende is tegens het zoo plechtig en opentlyk gedeclareerde van Hun Ed. Groot Mogenden, in Hoogstderzelver justificatie van den 16 July 1587 in de volgende bewoordingen: „ By deze Collegien (van Vroedfchappen) alleen is de macht om te advifeeren, refolveeren en disponeerën, van alle zaaken, concerneerende ,, otn S'aat van den Lande, en der Steden refpec„ tive, en war het zelve Collegie advifeerd, word by de ganfche Burgerye gevolgd, daar tegen nooit „ een inbreuk» of oppofitie van de Burgeren ge- vallen is", E-, by al het welk men nog vermeend te kunnen voegeD het gevoelen van eenen groofen Rechtsge- • leerden dezer Provincie niet alleen , maar daaren- • boven van zoo iemand, welke de meerderheid der ' Vroedfchappen van Alkmaar niet anders kunnen 1 ho'.Hen 'dan voor een giooren Voorftander vani 's Land's Rech'ün en der Steden Privilegiën,, naamefitlyk dar van Hugo de Groot in de beken-. Je 186/ie Confulu in 't ide, 3de Deel der Hollandfche: ■ 0 I linken, alwaar dezelve zich No. 16 en 17 dus; Kriidrukt: M Hoewel nu by de Heeren van denHoogen Raad n werd  de Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen. *at ',, werd gefiistireerd, dat ieder Onderzaat van Holv land in het particulier door het Privilegie de non evocando en andere 'diergelyke Privilegiën, die by de „ Steden zyn verkregen, eenig eigen recht zoude ,, zyn aangekomen, zooenis zulks nogthands niec „ accordeerende mee het verftand van onze Voor. ,, ouders, en de pra&yke van deze Landen, alzoo de Privilegiën van den Landen altyd geftaan hebben '„ tot dispenfatie van de Collegien, waar door de Steden „ voorden geregeerd, die ook dikmaal bevonden wor„ den van de verkregen Privilegiën in het geheel gere3, nmcieerd, by wylen ook , om reden haar moveerende , 3, ASten gepleegd of toegejlaan te hebben, die ftryden. „ de waren met de dispofitie van de Privilegiën, als met veele exempelen, des noqds zynde, zou kun» ,, nen bewezen worden, en ïn de dagelykfchepraüly^ „ ke in het confentëeren van Arresten over Burgers ,, en andere diergelyke, blykende is". Uit welk gededuceerde alzoo behoord vast te Haan, dat wanneer zoodaanig Privilegie, als waar van ten dezen gehandeld word, het zy dan door een nader Privilegie, het zy door de algemeene toeftemming van het Volk, of van hunne Reprsefentanten , eenige veranderingen heeft ondergaan, welke vervolgens onder het oog, en de ftüzwygende goedkeuring, van het Volk in gebruik zyn gebracht eh gebleeven, dezelve veranderingen even die zelve kracht en werking hebben als het eerst geconce. deerde Privilegie zelve, en daaraan evenzeer kunnen derogeeren , zonder dat het recht, het welk anderzins, als in perpetuum gegeeven zynde, daar Uit noodwendig voor de Nakomelingfchap zoude moeten gebooren worden, door dezelve justo tit'do zoude kunnen worden gereclameerd, wanneer die veranderingen in den tyd confenfu civitatis feupopu* Ji, welkers rechten, zoo de meerderheid van de Leden van de Vroedfchap fustineeren, door hun ten refpecfe der Stad Alkmaar worden gerep-asfenteerd uit krachte der overeenkomst of overdracht tusfchen die aluogerydom, vrefchap en lighaam dezer H 5 Ste.  Ï22 Verzameling van Stukken betrekkelyk tot Stede, by Acte van Hertog Philips van Bourgon. piEN van den 26 May 1450 (zoo zy fustineeren) ge. approbeerd en geconfiVmeerd, waren geïntroduceerd geworden. Daar het immers eene incontestable waarheid is, dat, byaldien geen Privilegiën, welke in perpe. tuum zyn gegeeven, gelyk zyn meest alle de Privi. legien aan deze ot" gece Steden onder den tyd der Graaven en Graavinnen gefchonken, zouden kunnen worden veranderd of naar omflandigheden van tyden geheel gedereliuqueerd, maar dat het aan de posteriteit ten allen tyden zoude vryftaan, die daa. delyk weder te reclameeren, en in train te brengen, daar uit zoude volgen die ongerymdheid, dat 'er geen ftable Regeerkgsform, ahhands hier te Lande, zoude kunnen plaats vinden, niet aliéén, maar dat ook zelve die overeenkomst en overdracht uit krachte van welke de Leden van de meerderheid d;;r gemelde Vroedfchap het recht van hunne eigene Magiftraatsbeftelling, by het mee rgemelde Privilegie van Vrouwe Jacoba van Beyeren van den 11 April 1426 aan de Hoofdlieden en Gildendekens te Alkmaar vergund, thands reclameeren, in fchyn ten faveure van de Burgerye hunner Stad, doch in het wezen der zaak ten hunnen behoeve zelve, onbeftaacbaar zoude zyn; en dat alzoo de Magiftraatsbe. ftelling der Stad Alkmaar eigentlyk zoude moeten wederkeeren tot dien primitiven oirfprong, uit welken die, door dezelve overeenkomst, op de Vroedfchappen der gemelde Stad, was overgegaan; daar immers, na dat geadopteerde fysthéma van de Le. den van de meerderheid, ook zelve de Burgerye in dien tyd het recht niet zoude hebben gehad, om dat prerogatif, aan Hoofdmannen enGildens by het zelve primitive Privilegie van Vrouwe Jacoba van Beyeren verleend, op de Leden van de Vroedfchap te transporteeren, terwyl zy Lieden dat Privilegie niet alleen voor hun zeiven, maar ook voor hunne Nakomelinglchap un eeuwigen dage, hadden geacquiieerd. Sta  de Gebeurtinisfen in 1787 enz. voorgevallen. 123 En ook verders uit dat fysthéma zonde voortvloeijen, dat alle Octroijen, federt dato van het zelve Privilegie van Jacoba van Beyeren by die van Alkmaar verzocht en van den Souverein dezer Provincie geimpetreerd , en dus ook die genen welke door de meerderheid der Leden van de Vroedfchap zelve worden ingeroepen, voor zoo verre dezelve eenige verandering in dat oirfpronkelyk en fundamentair Privilegie hebben geintroduceerd, notoir pul en van onwaarde zouden zyn; ja! dat ook zelve Hun Ed. Groot Mogenden die onbevoegdelyk zouden hebben geconcedeerd. Doch dat een zoodaanig politiek fysthéma van abfurditeit, ten opzichte van de Gonftitutie van deze Republyk vooral, geenszins is vry te fpreeken, vermeend zyne Hoogheid bevoorens reeds door het gëvoelen van twee der voornaamfte en kundigfte Staats-Perfoonen, welke oider de ervaaren Mannen in deze Republyk den eerden rang bekleeden, te hebben geconltateerd. Terwyl men op deze ma'erie tefFens met allefidu. cie durfc inroepen het gene door eenen derzelven, den voornoemden Hügo de Groot de Jure Belli et Pa* (is op byzondere refpedten Lib. 2. Cap. 4. §. 10. et diSt. Cap. §. 14. word geleerd, en zekerlyk van ai te overtuigende applicatie is, dan dat men zoude nalaaten zyne eige bewoordingen alhier ter neder te Rellen. Hy zegt naamentlyk g. 10. Sed alia hic êf quidem perdifficilis fuboritur qucestio, tm nondum natis Juum tacite tali dereliStione pos/et decedere. Si nonposfe dicimus, nihil ad tranquilitatem imperiO' ' rum ac dominiorum, profecit modo data definitio, cum pleraque talia fint, ut posteris debeantur. ' Sin posje qffirmamus, mirum videbitur, quomodo filentium nocere pos fit his, qui loqui non potuerunt, quippe cum nee existerent: aut quomodo aliorum faStum aliis dammo esfe posfit. Ad hujus nodi fohitionem fciendum est, ejus qui non- dunt  124 Verzameling van Stukken betrekkelyk tot dum natus est, nullam esje jus, Jïcut nee ulla funt accidentia rei non exiftentis. Quare, Ji populus, a cujus voluntate jus regnandi proficiscitur, voluntatem mutet, iis qui 'nondum nati funt, ut quibus jus qumfxtum nondum est, nwi*m facie , icjuriam. Sicut autem populus expresfe mutare volun* tatem potest, ua & faCnfe credi mutasfe. Mutata igitur populi voluntate, nequedum exiftente eorum jure, qui exfpeSiari posfunt, parentibus autem , è quibus nasci posfunt, qui jus fuo Umpore esfent habituri, id ipfum jus derelinquentibus, nihil est, quod ohjlet, quominus illud utdereliStum'ab alio 'occupari posjit. Et didto §. 14. ex his apparet, quatenus recipi posjit, quod ajunt nonnulli, femper lieer e fubditis ,fi posfint, in libertatem, ennt fcilicet qué populi est, fe vïndicare, quia, quod vi partum est imperium vi posjit disfolvj., quod autem ex voluntate fit prof cBum, in eo pcenitere liceat mutare voluntatem. Nam qim vi parta primum funt imperia posfunt ex voluntate tacita jus firmum acciperel Et voluntas aut ex initio conjlituti imperii aut ex post fatto esfe potest talis, utjusdet, quod inposterum a voluntate non pendeat. En men zich verders by herhaalina; op dit refpedt, ,, Speciaal ten reguarde van de Conjlüutie van dit „ Oemeenebest, mag eigen maaken, het gezegde van welgemelden Raad-Penfionaris van Slingeland, ,, voorkomende by het derde Capittel van het eerfte ,, Deel zyner gemelde Staatkundige Gefchriften. „ Zoo men dit niet toeftaat is 'er naauwlyks eene ,, wettige Regeering". En welk gevoelen, mede fpeciaal ten reguarde van deze Republyk en deszelfs Conftitutie, word geconfirmeerd by Johannes Nicolaos Hertiüs commentation. feleSta in disfert. de modo conftituendi civita'tes feEtiqn. prim. §. j. verfus fin. alwaar hy zegt: Sane ratio regiminis in regionibus imperii Romans Germanici £? Provinciis Fcederati Belgii multis a prsfcriptione quam plwrimis in rebus dependet. Uit  de Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen. 125 Uit welk gededuceerde zyne Hoogheid mitsdien vermeend, met de uiterfte fiducie te mogen be» fluiten, niet alleen te hebber, aangetoond, dat het geeuizii.s heeft vrygeftaan aan de Leden van de meerderheid der Vroedfchap van Alkmaar, om ei. gener authoriteit en zonder tusfchenkomst van Hun Ed. Groot Mogenden, eene verandering omtrent hunne Magiftraatsbeftelling te introduceeren, en hunne wil daat omtrent via.facit te immuteeren; Maar ook teftens te hebben weggenoomen dat verkeerde fysthéma, naamentlyk, dat geene contrarie posfesfie tegens oude en in onbruik geraakte Privilegiën zoude kunnen worden geallegueerd, en 'er geen recht van prjefcriptie tegens dezelve admisftbcl zyn zoude. Een erroneus fysthéma, het welk men in den tegenwoordigen tyd heeft opgeworpen en geadopteerd, als of het een jus yerum £*f certum was, maar het welk ondertusfchen nooit is bewezen, noch kon bewezen worden, waar toe ook geenerhande bewys is bygebracht in het Bericht van de Leden van de meerderheid, en waar van zelfs het tegendeel uit de bygebrachte authoriteiten en de daar by geallegueerde gronden reeds is betoogd. Trouwens! waarom zou doch een Privilegie minder per Confuetudinem aut Contrarium u/urn, dan eene uitdrukkelyke Wet van den Souverein, deszelfs kracht kunnen verliezen? En waarom zou een recht by een Privilegie vergund, door de daadelyke derelictie van het gegeeven recht, wanneer die dereli&ie blykbaar is, uit het opentlyk en langduurig gedoogeo van de exercitie van zulke daaden, die tegen het Privilegie aanloopen, minder kunnen verlooren worden, dan eenig ander recht ? Alle de gronden, op welke het effect van eene laatere Confuetudo ter abrogatie eener Wet, en het recht van prsferiptie tot verkryging van eenig recht, berust, naamentlyk de ftilzwygende wil en goedkeuring van den Wetgeever, de geprsefumeerde dere.  Ïi6 Verzameling van Stukken betrekkelyk tot relidtie en afftand van des Eigenaars recht, en de billykheid en noodZaakelykheid, om eenmaal zekerheid te hebben omtrent iemands recht, militeerea éven fierk ten reguarde Van de Privilegiën, in netverliezen van derzelver werkingen ; en de adplicatié Van die principes en gronden, niet van het i'cherpzinnige Romeinfche recht alleen, maar van de gezonde reden zelve, en van hec Jus naiura 8> genHum, kunnen dan vooral omtrent het ongebruik van Privilegiën niet gewraakt worden, als 'er confteerd van een openbaar en langduurig telkens herhaald contrarie gebruik, ten aanzien en met kennis van de Regenten en beRuurders van, ja door de geheelé Burgerye en Maatfchappy zelve, welk hét Privilegie had bekomen, mitsgaders ook van den Souverein zeiven, in welke term zich juist bevond het gebruik, het langduurig en openbaar gebruik, op 't welk zyne Hoogheid zich ten deze beroept, Cen gebruik naamentlyk, om uit een geprasfenteerde Nominatie Burgemeesteren, Schepenen, Thefauriers en Vroedfchappen te kiezen, het welk in allé de Stadhouderlyke epoques federt meer dan twéé eeuwen, (uitgenoomen eenige weinige jaaren in dé voorige eeuw ten aanzien der Vroedfchappen) ea byzonder ook federt den jaare 1747 heeft plaats gehad, door de eigen daaden van de Regeering, dié jaarlyks nopens Burgemeesteren , Schepenen ea Thefauriers, en by elke vacature nopens de Vroedfchappen, de Nominatie heeft gemaakt, en aan den Stadhouder geprsfenteerd, en de Electie van den Stadhouder heeft aaDgenooroen Zoodanig, dit in al dien tyd niemand van hun heeft gefungeerd, en Zy zelfs die nu dit fysthéma opwerpen, geeri Regenten zyn, dan door des Stadhouders Electien; een gebruik wyders, 't welk de geheele Burgerye heeft geweeteh, gedoogd, zonder dat ooit iemand van hun zich daar tegen heeft verzet, of daar over heeft beklaagd; en eindelyk een gebruik, 't welg de Souverein niet alleen heeft ge weeten en gedoogd, maar zelfs (zoo als getoond is,) zoo uitdrukkelyk heeft  de Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen, lij heeft goedgekeurd, ja! geordonneerd, en zelfs ga. praöifeerd. Heeft dan dezelfde reden plaats, militeeren dezelfde gronden ook voor het effect van eene iaateré Confueiudo en van prasfcriptien tegens anterieure Privilegiën, quo Jure kan men dan in deze leer eene diftincfie eD uitzondering maaken, die niet in den 3arc der zaak, noch in eenig recht, maar alleen in de convergentie van een nieuw fysthéma, het welk men op loutere asfumtie wil indringen, en anders nies kan ftaande houden, gegrond is? Of zal men tegenwerpen, dat elke daad, die te. gens het Privilegie aanloopt, onwettig is, en een overtreeding van den ééd op de Privilegiën gedaan medebrengt, en dat dus die daad geen kracht kan hebben, maar dit zelfde kan immers geobjicieerd worden aan daaden, tegen een Wet van den Souverein aanloopende, en die dus in het gemeene recht (men denke aan de bekende L. 5. C. de Legibus) gepraefumeerd word ipfo Jure nul te zyn. Doch dit belet niet, dat een aanhoudende frequentie van daaden tegen de Wet aanloopende, eu door des Wetgeevers ftilzwygende goedkeuring achtervolgd, eicdelyk de Wet haar kracht doet verliezen, gelyk ook de contraire en aanhoudende exercitie van eenig recht, itrydig tegen een 's anders Privi. fegien dezelven doet vervallen, wanneer de gepriviligeerde door zyn flilzwygen, gedoogen, en contrarie daaden, ipfo fatïo toond, zyn recht wel te willen verliezen, zonder dat de onwettigheid en onbevoegdheid van de eerfte daad en van hef begin dier contrarie exercitie in abjirpflo giet kan ontkend worden ; en even dus obfreerd dis onbehooilykheid en onbevoegdheid van het begin ook niet in jmePubiico aan de laatere Costumen, Posfesfie, en aan de pra;fcriptie, daar ook in ;Ve Publico die regel geldt, zoo als Grotids de JureB. etP. loco citat'o hb. 2. Cap. 4 §, 14. zegt, ê? queevipana trimum funt Corpora, pos. funt ex voluntate tacitz jus firmum accipere, &volmias, aut ex initio Conjiituti imperii, aut ex post fafto, esfe potest  128 Verzameling van Stukken betrekkelyk tot v pc test talis ut Jus eet, quod in posterum a voluntate* non pendeat. En is dit waar, zelfs dan, als'er geen ümlabinith voo- de posfesfie of het gebruik kan worden geallegüeerd,' hoe veel fterker, hoe veel ontwyffelbaar-' der, is dan de deugdlykheid van het gebruik en de posfesfie, en van het daar uit voortvloeijende recht, waar op zyne Hoogheid zich beroept, daar dit gebruik en de posfesfie prscifelyk overeenkomt mee de uitdrukkeiyke Octroijen van den Souverein van den jaare 1530 en 1588, en, ten aanzien van de Eketien van Burgemeesteren, Schepenen, eo Thefauriers, ook met die van den jaare 1610 en 1619, welke Octroijen zyn verleend op de eigen verzoeken van Burgemeesteren en Vroedfchappen van Alkmaar voor hun zei ven, en uit naam van ae gemeene Burgerye derzelver Stad gedaan, als méde met de uitdrukkèlyke ordres en eigen daaden van den Souverein in den jaare 1752, 1759 en 176Ö, wanneer voornoemde Hun Ed. Groot Mogenden geordonneerd hebben,' in den jaare 1752, de Nominatie ter Ëiectie te zenden aao haare Koninglyke Hoogheid, in den jaare 1759» aan hun zeiven als exerceerende de Voogdy over zyne Hoogheid, en in den jaare 1706, aan zyne Hoogheid zelve. Indien dit alles, 't welk voor het in dezen gefustineerd recht van zyne Hoogheid famenloopt, geen deugdelyk gebruik , geen wettige posfesfie , geen welverkregcn recht is, indien de daadelyke verftooring en ontzetting van dat recht, zoo als in dezen door de meerderheid der Alkmaarfche Regeering, by haare Refolutie van den 24 February 1783, eigener authoriteic is ondernoomen, geen feitelykheid, geen ufurpatie, geen geweld is, dan waggelen de zekerfte beginzelen des rechts, die tot hier toe by alle befchaafde Volken, en in alle Regeeringen, daar onzydige rechtspleeginggeëerbiedigd, gewettigd , en gehandhaafd word, voor heilig, zeker en buiten alle tegenfpraak gehouden zyn. Ad. II. Na dit bevoorens gededuceerde vertrouwd  ie Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen. ï2$ trouwd men dus, dat het niet noodig zyn zal, Dader en in het breedvoerige te betoogen, dat ook door de meergemelde Refolutie van de meerderheid yan de Vroedfchap der Stad Alkmaar eene enorme Lj&sie aan de Hooge Rechten en Preëminentien van zyne Hoogheid, als Stadhouder dezer Provincie is toegebracht. Welke woorden enorme Letfie, hoe zeer ook in -een. Juriiiaue betekenis door zyne Hoogheid gebe•zigd, en als dusdaanig zeer gebruikelyk , om daar -rnede^ eene verregaande, eene allernadeeligfte en •ichaadelyke, verkorting van iemands gefustineerd goed recht, aan of uit te duiden, echter zoo hard en vervaarlyk m de ooren van de Leden van dezelve meerderheid hebben geklonken, dat men die met de benaaming van haatelyke epkithetes hebbe beftempeld, en men, offchoon ook onder de uiterlyke protestatie van geene haatelykheden te zullen reciproceeren, zich niettemin de lafieffte traits en remarques omtrent de perfoon van zyne Hoogheid zelve, en zyne wyze van denken, hebbe gepermitteerd, dan met welkers wederlegging zyne Hoogheid heeft voorgenoomen, de attentie van Hun Ed. Oroot Mogenden niet te zullen lastig vallen. Daar dezelve, ter zyner gerustftelling van ook dezen hoon even onverdiend te ontmoeten, volkomen bewust is , geene der Leden van dezelve m»er:derheid, immer te hebben verkort in die rechten en beneficiën, op welken zy, uithoofde van hunine meerdere of mindere ouderdom van Regeering, een meerder of minder recht van aanfpraak hadden, .veel min aan dezelven perfonsel niet te hebben be. :toond die beleefdheid en confideratie, welke zyne Hoogheid aan alle Leden van Staat altoos heeft belwezen. Ja! daar zyne Hoogheid zich volkomen verzekerd ihoud, dat geen der Leden van dezelve meerderheid imet eenigen fchyn van waarheid zal kunnen zeggen, I dat zyne Hoogheid zich door zyne eisfchen een onrechtmatig gezag over dezelve Regeering immer  -130 Verzameling van Stukken betrekkelyk tot. zoude hebben aangemaatigd,' maar zy zfxven de: genen zyn geweest, welke by loutere Civiliteü eni uit byzondere achting, dien zy ter dier tyd zeiden i voor zyne Hoogheid te gevoelen, aan hem hebben i opgsdraugen, en zeer vry willig gedefereerd, die beitel- . ling en invloed omtrent de Regeering hunner Stad, , weïke zy thands van achteren, als zoo veele daa-> den van Verschrikking (om zich doch in gemaa^ tigde termen uit te laaten, en vooral geene haate-. lykheden te reciproceeren,) willen doen voorkomen. J Immers! by het verhandelde onder het eerfte voorgeftelde Hoofdpoinct heeft zyne Hoogheid be- | reids nader aangeltipt de Octroijen , uit welke zyne | Pradecesfeuren in der tyd, en hy zelve, een rechtmaatigen tituj tot het doeh der Electie van Burgemeesteren , Schepenen , Thefauriers en Vroedfchappen binnen de Stad Alkmaar hebben mogen afleiden, en waar uit by vervolgens ook zyn recht daar toe, 5t welk nader op eene immemorxaale posfesfie gevestigd is, heeft gededuceerd. Zynde wyders met het politiek fysthéma van I twee voornaame Staatsmannen aangetoond en bewezen , dat die immemoriaale posfesfie op zich zeiven, zoodaanig als die, opentlyk, onder toelternming van de Regeering der Stad Alkmaar zelve, en van de geheele Burgerve, onder bewilliging van den Souverein dezer Provincie, is geëxerceerd,! eenen voldoenden titul zoude opleveren tot de daa- [I delyke acquifitie van het zelve recht van Electie, al ware her, dat die posfesfie op geene Octroijen I was gevestigd. En welk nader en breedvoerig betoog zyne Hoog- I heid vertrouwd des te minder noodzaakelyk te zyn. I Daar, zoude dezelve aantoonen, dat het neemen i van de voorfz. Refolutie door de meerderheid der ! gemelde Vroedfchap een inbreuk in de Hoogheid j en Gerechtigheid van den Lande in zich hield, I teffens door dezelve heeft moeten worden be- i tQOgd., dat die Refolutie ook zyne Rechten als Stad- ! hoadcr dezer Provincie had aaagetast. Dan, >  de Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen. 131 • Dan, gelyk het aan de Leden van dezelve meerderheid heeft behaagd, om by hunlieder bericht op de meergemelde Misfive van zyne Hoogheid de wettigheid en beftaanbaarheid dier Octroijen, op welken zyne Hoogheid zyn primitief recht van Electie fundeert, in veele opzichten in twyffel te trekken; De applicatie en het gebruik daar van voor het vervolg te contesteereD; En verders, volgens hun fysthéma, het beftaanbaare van hunlieder genoomene Refolutie uit de door hun daar by gereclameerde Octroijen nader aan te dringen, om alzoo de applicatie en het ge-, bruik van dezelve, in plaatfe dier gecontesteerde Octroijen, was het mooglyk, goed te maaken en te betoogen. Zoo zal dan ook noodig zyn, om beide die we» derzydfche gereclameerde Octroijen en Privilegiën nog een weinig meer van naby te befchouwen ; De wettigheid, beftaanbaarheid , en applicatie van die gene, op welken zyne Hoogheid zich beroept, nader aan te toonen, en de inapplicabiliteit en het ongebruik van die, welken door de meerderheid worden ingeroepen, verders te deduceeren. Wanneer men dan de Prsemisfen van het Octroy van Keizer Karel den vyfden van den 26 September 1530 nagaat, zoo befpeurt men daar uit al aanftonds dat, ten tyde het zelve by Burgemeesteren, Schepenen en Raaden, en dus by algemeene toeftemming van de geheele Regeering der Stad Alkmaar, wierd verzocht, de beftelling van de Regeering niet meer in den boezem van de Vroedfchap zoo radicaal refideerde, als die by het meergemelde Privilegie van Jacoba van Beyeren van den jaare 1416 aan Hoofdmannen en Gildens was geconccdeerd, of zoo als daar over by de hier vooren gementioneerde overeenkomst enoverdrachc van het jaar 1450, tusfchen den Gerechte en die alunge Rycdom Vreefchap en Lighaam der voorfz. I 2 Sce-  13a Verzameling van Stukken betrekkelyk tot Stede was geconvergeerd, wordende noch van dat Handvest van Vrouwe Jacoba, noch van de gemelde overeenkomst, van welke twee ftukken, in't vervólg nader zal worden gehandeld, een woord indat Octroy van Keizer Kabel gemeld, maar dat 'er federt dien tyd reeds een nader Octroy door Philips van Castilien aan die van Alkmaar was verleend, uit krachte van het welk de Vroedfchappen onder de verplichting lagen om zekere dagen voor het vernieuwen van de Wet aldaar, zeker getal van Perfoonen te kiezen, en dezelve dtn Schout in der tyd uceezen te puleeren, om vuyt dezelve te kufen ende or. ■ donneeren Borgerm. Sceepenen en de Treforiers voor den naest commen. Jaere. En dat mitsdien de Electie van Burgemeesteren, Scaepenen, en Thefauriers reeds wederom na dato van het gemelde Privilegie van Jacoba van Beteken, en na dezelve overdracht en overeenkomst, in den boezem van den Graaf was te rug gekeerd; daar het bekend is, dat de Schouten, als Graafelykheids Dienaaren, in dien tyd den Graaf in veele opzichten, een ieder binnen zyne Stad, repraefenteerden, en de voornaamfte macht oefFehden, zoo als zulks onder anderen mede uit het Handvest van Hertog Aelbert van Beyeren van den 27 January 1367 of 1368 aan die van Alkmaar gegeeven, blykeo kan. Waar uit mitsdien , zoo men vertrouwd, met meer grond kan en moet worden afgeleid, dat de PrEedecesfeuren der Leden van de meerderheid, wel verre van ter dier tyd, ter gelegenheid van het verzoeken van het zelve Octroy, eenig recht te prsetendeeren uit het zelve Privilegie van Jacoba van Beyeren, integendeel flechts in het generaal, en zulks alleen narrativé, melding hebben gemaakt, van de Privilegiën in genere by hunne Voorzaaten verkregen, terwyl zylieden wel verre van dat Pri« • vilegie, als een groridflag voor dat hun verzoek te reclameeren (zoo als de Leden van de meerderheid zulks by hunlieder Bericht het zoeken te doen voor-  de Gebeurtenisfen in 1787 enz. voorgevallen. 133 voorkomen,) verders byde Prssmisfen van het zelve fpeciaal, en tot een blyk van den toenmaaligen form van Regeering, nominatim hebben ingeroepen zeker Ocïroy van Philips van Castilien, en nog een nader OEtroy aan hun by gemeldeo Keizer Karel zeiven in den jaare 1518 vergund, en zylieden aizoo, by de pramisfen van dat hun verzoek als eene zekere en ontwyffelbaare zaak, waaromtrent zy ook geene verandering begeerden, hebben erkend, dat de Electie van Burgemeesteren, Schepenen, en Thefauriers competeerde aan, en ook werkelyk weder refideerde in, den boezem van den Graaf, en dat zy gehouden waren daar toe aan zynen ReprEefentant eene behoorlyke Nominatie te prïfenteexen. Terwyl trouwens dezelve hunne Prsedecesfeu» ren ter dier tyd te wei wisten , dat het gemelde Privilegie van Jacoba van Beyeren, zo men zelve erkend, andermaal verbeurd verklaard zynde, ter dier tyd nog niet was gereftitueerd (zoo als dit in het vervolg nader zal worden aangetoond) en ».ylieden zich dus wel zoude hebben gewacht, van dat Privilegie eenige mentie te maaken. En het is dierhalven geenszins zoo vreemd, dat gemelde Keizer Karel den vyfden ter gelegenheid, dat dezelve hunne Prasdecesfeuren flechts een nieuwe Vroedfchap hebben verzocht, hun niet alleen dien nieuwe Vroedfchap heeft vergund, maar dat hy teffens daar by heeft vastgefteld: Dat dezelve 24 Perfoonen op haaren ééd jaar,,, lyks zes dagen voor den ordinairen dag van den , „ vernieuwen van de Weth derzelver onzer Stad, „ uit den rykdom van dier ende van de rykften, „ verftandigften ende rechtvaardigden eerst zes Perfoonen daar na veertien en ten lesten vier „ kiezen zullen, en die ons, of onzen Stadhouder „ van Holland in der tyd, prefenteerec, om uit „ de eerfte zes Perfoonen drie Burgemeesteren, „ uit de veertien zeven Schepenen, en uit de vier „ twee Thefauriers te kiezen en te ordonneeren, I 3 „ toe  134 Verzameling van Stukken betrekkelyk tot s, tor de adminifiratie van de Juflitiej en de Regï5, mente onzer goede Stad, voor een en het naast,, komend jaar, die onze Schout voorts éêden zal; 3, en of'er iemand van der Vroedfchap aflyvig ge,, raakt tc werden» zy Supplianten ons , of onzen ,, voornoemden Stadhouder, drie anderen moge ,, nomineeren, om daar uit een gekooren en ge„ field te worden in de plaatfe van den dooden, ,, en dat indien ook eenige van den Burgemeester, „ SchepeneD, ofteTrefauriers binnen den jaare van „ hunlieder adminifiratie aflyvig werde, in zulken ,, gevalle de voornoemde 24 Perfoonen van der „ Vroedfchap in der Steede van dien ons of onzen „ Stadhoudi-r voorgenoemde twee Perfoonen van „ de notabelfte van de Stad prefenteeren, om den „ eenen van hun in de flede van den aflyvigen te ,, kiezen en te ordonneeren". — Daar het voorfz. recht van Electie, immers, buiten allen twyffel ten aanzien van Burgemeesteren, Schepenen en Thefauriers, reeds tyde van het voorcngemelde Octroy van Koning Philips van Castilifn zynen Vader, zynde geweest by den Graaf, dus niet kan worden gezegd, dat by dit O&roy van Keizer Karel iets nieuws ten dien opzichte zoude zyn geintroduceerd, maar daar by alleen is bepaald, dat, in plaatfe van dezelve Electie bevoorens door den Schout in naam van den Graaf was gedaan, die in het vervolg door hem zeiven of wel door zynen Stadhouder zoude gefchieden, terwyl ook ten aanzien van de Electie of aanftelling van Vroedfchappen in geenen deeleu van eenig contrarie gebruik ter dier tyd confteert» En daar ook by dat Octroy de beftelling omtrent de Regeering der Stad Alkmaar, welke, volgens het ei^en te kennen geeven van de Verzoekers, federt eenigen tyd merkelyk had gefluctueerd, wederom op eenen vasten voet gebracht zynde, en den aart der zaak alzoo vorderende, dat 'er een geheel nieuw Octroy dienaangaande wierd verleend, daar uit by eene aHerwettigfte gevolgtrekking voort-  de Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen. 135 voortvloeid, dat Keizer Karel dk vyfde riet, flechts het getal der nieuwe verzochte Vroeefchappen moest bepaalen, maar ook teffens daarby vastllellen de wyze, op welke die nieuwe Vroedfchap voortaan omtrent de Magiftraatsbeftelling binnen haare Stad zoude moeten handelen. Zoo dat, wel verre, dat 'er door gemeldeo Keizer Karel den vyfdrn, by bet verleenen van dat Octroy, zoo allerwülekéurigst, gelyk de Leden van de meerderheid zich omtrent gelieven uit te drukken, zoude zyn gehandeld, ten dien effeéb*, d?t het zelve olleen als een daad van geweld en overhierfching. en mitsdien als notoir nul en arbitrair, zoude moe. ten worden geconfedereerd, integendeel door femelden Keizer in alles conf'quent en overeenkomftig den aart der zaak en omstandigheden van tyden is te werk gegaan. 1 En het waariyk een bewys v.an verregaande verlegenheid uitlevert, wanneer die van de meerderheid der gemelde Vroedfchap deze allegacie van geweld en overheerfching verders zoeken goed te maakeD uit de Woorden, want het ons alzoo ge. Heft, welke aarf het flot van het zelve Octroy voorkomen; daar het immers eene bekende en onwederfpreekelyke waarheid is, dat, zoo dra de Souverein word geadieerd om eenige gunst of eenig voorrecht van denzelven te verwerven, de Verzoekers alzoo veronderftellen, dat hy alleen de macht 'heeft, om die guttften en voorrechten te verleenen, niet alleen, maar ook om dezelve door zyne SouvèVeine facctie te bekrachtigen, ten einde de 'Verkrygers daar van het daadelyk effect mogen genieten; en daar dezelve woorden, in dat Octroy voorkomende, alzoo in eff'Cte geene andere betekenis hebben, dan die, welke dagelyks voorkomen in de Octroijen door Hun Edele Groot Mo. genden van tyd tot tyd aan dezen en genen gecon-cedeert wordende; wanneer Hoogstdezelven verklaaren goedgevonden en verjlaan te hebben deze of gene byzondere voorrechten te accordeeren, en I 4 wan»  i$6 Verzameling van Stukken betrekkelyk tot wanneer Hoogstdezelven vervolgens gelasten en ordonneeren, allen en een iegelyk dien het zoude mogen aangaan , de Verkrygers daar van het effect vreedig en rustig te laaten genieten; daar immers dat goedvinden en verfiaan, dat gelasten en beveelen,: even zoo veele fpreekende blyken zyn, dat het hun alzoo gelieft, offchoon dan ook die juiste bewoordingen niet altyd en in alle Octroijen door hun zouden mogen worden gebruikt; aangezien zonder Hoogstderzelver geliefte zekerlyk het verzoek aan hun gedaan niet zoude worden geaccordeerd. Trouweus dat diergelyke bewoordingen niet alleen byzonder door Keizer Karel den vyfden zyn gebruikt, maar, dat deze de gewoone ftyl geweest; is van de Graaven en Graavinnen, wanneer zy eenige Privilegiën of Octroijen hebben vergund, , zoude uit een menigte andere Octroijen kunnen i worden aangetoond; dan, het zal genoeg zyn, omi de gemelde Leden van de meerderheid ten dien op-, zichte te renvoijeeren tot de approbatie van de Ac-> te van overdracht of overeenkomst, tusfchen diei van den Gerechte en die alunge rycdom, vreefchap ,, en lighaam onzer voorfz. Stede aangegaan, en deni 26 Maart 1450 geconfirmeerd, by gemelde Leden 1 zelve gereclameerd. Waar by insgelyks de woorden, want ons dat al" zoo belieft gedaan tewefen, ter zei ver plaatfe, waar! die in het gemelde Octroy van Keizer Karel den i vyfden worden gevonden, voorkomen. Een Ruk, het welke, althands door de Leden 1 van de meerderheid uit dien hoofde niet wel als eeni effect van overheerfching en tyranny, min nog, als> aan notoire nulliteit laboreerende, zal worden ge-confidereerd. Even gelyk het verder bewys van notoire nulli-teit van dat Octroy, door de meerderheid van de: Leden afgeleid uit het formulier van den ééd door: Keizer Karel by aanvaarding van de Graaflyke Re-geericg gedaan, en in zyn geheel by hunlieder Be-richt voorgedraagen, als of hy door dit Oftroy de heiv  de Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen. 137 heiligheid van dien ééd zoude hebben overtreeden , mede ten uiterfte claudiceert. Daar, byaldien men dat fysthéma zoude moeten adopteeren, uit het zelve, notoir zoude voort vloei, jen deze allerabfurdfte confequentie, dat door den eenen Graaf geene verandering in de Octroijen óf Privilegiën, by den anderen gegeeven, zoude mogen worden gemaakt, zonder zich daadelyk aan Meinééd en Tyranny fchuldig te maaken, en zulks dan zelfs niet, wanneer hun daar toe by ootmoedige fupplicatie zelve was gesmeekt en verzocht, om dat de Verzoekers zeiven oirdeelen, dat die veranderinge hun dienftig en met de jegenwoordige gefteldheid hunner Steden het meest beftaanbaar ware. En alzoo uit dat begrip by de wettigde gevolgtrekking zoude proflueeren, dat alle veranderingen in de eerfte en alleroudfte Octroijen en Privilegiën , van tyd tot tyd verzocht en geconcedeert, alle zoo veele nulliteiten zouden involveeren niet alleen, maar dat ook de Verzoekers daar van, en zy, die dezelve verleenen, even misdaadig en even meinéédig zouden zyn. . Waarlyk! een ongunftig fysthéma ook omtrent die Octroijen, welke door Hun Ed. Groot Mogenden zeiven van tyd tot tyd zyn verleend, uit het welk, zoo het zelve maar eenigzins kon worden geadopteerd, een bron van verwarring zoude opryzen, «aar door alle conftitutie den bodem ingellagen, en alle vastigheid der Regeeringsform omver zoude geworpen worden. Ja J dat de gemelde Keizer Karel de vyfde door zynen ééd aan de handhaaving de,r oude Handvesten en Privilegiën, even gelyk alle andere Graaven van Holland, plechdglyk gebonden was, zal zyne Hoogheid, nóch niemand, tegènfpreeken. Doch, dat hy, daarom in een tydftip, op wel» ken het gemelde Privilegie van Jacoba van Beye» ken, meer dan één eeuw te vooren gegeeven, niet meer omtrent de wyze van beftelling der Regeering I 5 bia-  138 Verzameling van Stuiken betrekkelyk tot binnen de Stad Alkmaar wierd gevolgd, het welk boven dien was verbeurd verklaard, en ter dier tyd nog niet gereftitueerd, op de fupplicatie van de toemnaalige Vroedfchappen der Stad Alkmaar, aan hun wel deegelyk «oude hebben kunnen geeven een nieuw Octroy, gefchikt naar dien Regeerings.; form, welke als toen werkelyk binnen de Stad Alkmaar plaats had, en naar de omftandigheden van tyden, in welke de gefteldheid van die Stad was, is iets, dat zyne Hoogheid vermeend, dat geen tegenfpraak lyden kan, en waar van ook de waarheid en eenvoudigheid bevoorens reeds onder het eerfte HoofdpoinEt dezer Memorie is betoogd. Trouwens, als men een oogenblik'Ril ftaat by die allégatie, dat het Odtrny van Keizer Karel van den jaare 1530 zou zyn een daad van geweld en over*K'.erfching, die ipfo jmre nul zou zyn, endaar bv overweegt, hoe dit Oöroy is in de wereld gekomen , en wat verder daaromtrent is gebeurd, zal m^n, de zaak onbevooroirdeeld befchouwende , moeten overtuigd worden van de vreemdheid en abfurditeitdier allégatie, en dat dezelve alleen uit verlegenheid en uit de innigfte perfuafie, dat dit Oétroy aan de fusrenue, die men volftrekt wil indringen , onwederleglyic obfteerde, is voortgefprooten, en daarom na verloop van twee en een halve eeuw uitgedacht. Immers vooreerst is het Octroy verleend door Keizer Karel op het eigen verzoek aan Hem- gedaan doof Burgemeesteren, Schepenen, en Randen der Stad Alk* maar, voor hun zeiven, en, de gemeene Burgerye en Inwoonüer'en de'rzelve Stad, welk verzoek dierhalven doet zien, dat het als een gunst door de Regeering van Alkmaar werd aangemerkt, zoo als het ook in tier daad was, vermits in den jaare 1492 de Privilegiën van Alkmaar voor de tweede reize waren verbeurd veikiaard, en nergens confteert, dat die Privilegiën aan hun voor het jaar T530 zoude zyn terug gegeeven (zoo als in het vervolg nader bly■ken zal) en het voorts in alle gevalle uit de pra?- mis-  ie Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen. 139 misfen van dit Octroy middagklaar blykt, dat de zoogenaamde Handvesten van Vrouwe Jacoba van 1426 en van Hertog Philip van 1450, waar van 'geenerlei mentie door die van Alkmaar by hun verzoek was gemaakt, niet meer in obfervantie waren, noch kracht of werking hadden, invoegen dat ook die van Alkmaar op dien tyd ook niet konden aantoonen recht te hebben om hunne Vroedfchappen zelfs te verkiezen, en het vervolgens ook niet togen hun recht aanliep, dat Keizer Karel, zoo ■wel omtrent de Vroedfchappen , als omtrent de Burgemeesters en Schepenen of Wethouders en •Thefauriers, hen octroijeerde om te prefenteeren een Nominatie, ten einde door hem, of zyn Stad» houder, daar uit de Electie te doen. Ten tweeden is 'er geen fchyn nog fchaduw van bewys, dat die van Alkmaar ooit dit Octroy, zoo als het is verleend, in het geheel of ten deele zouden hebben aangezien, als een daad van geweld waar over zy reden hadden zich te beklaagen, veel min zich beklaagd hadden, daar zy ter contrarie na de expiratie der eerfte zes jaaren, voor welke het was verleend, daar van prolongatie hebben verzocht en verkregen, nog voor zes jaaren, ten blyke wederom dat zy het als een gunst en voorrecht aanmerkten, het welk ook verder door hun is getoond by het aanhoudend gebruik van hetzelve Octroy, na de expiratie van dien geprolongeerden tyd: waaromtrent die van Alkmaar, in de prasmisfen van het Octroy door Hun Ed. Groot Mogenden in den jaare 1610 verleend, zelfs hebben gepofeerd, dat zy het zelve Octroy van den jaare 1530 tot den jaare 1588 toe hadden gebruikt, by conniventie van Hun Ed. Groot Mogenden, zonder prorogatie of ampliatie te hebben verzocht, dus te kennen geevende, dat aaa hun een faveur was bewezen door de beftelling der Regeering van Alkmaar te laaten en tacite te continueeren op dien voet, die by het Octroy van Keizer Karel van 1530 was bepaald ; daar anders, indien van het ftrict recht tegen hen ge#  140 Verzameling van Stuiken betrekkelyk tot gebruik was gemaakt, door van het zelve Octroy, l na de expiratie van de zes jaaren, de prolongatie: als vervallen te houden, zy in het geheel geen if recht van beftelling wegens de Regeering dierfe Stad zouden hebben gehad of zouden hebben p kunnen eisfchen, en zy alzoo, om dat zelfde of:ta meerder recht te kunnen hebben, prolongatie of "| ampliatie van het gemelde Octroy zouden hebben 1Ë moeten verzoeken. In de derde plaats is het onbegrypelyk dat det| meerderheid der Alkmaarfche Regeering het meer- • i gemelde Octroy van Keizer Karei, als een daad van 11 geweld en als ipfojure nul kan decrieeren, eningoe-.l •den ernst zulks zou willen Raande houden, daar al-• I toos ten aanzien van de Electie van Burgemeesteren,, I Schepenen en Thefauriers, by de Octroijen, welke ij Burgemeesteren en Vroedfchappen van Alkmaar voor: | zich en de gemeene Burgerye der voorfz. Srad, na tl de afzweering der Graaflyke Regeering in den jaare :l 1581 gedaan, van Hun Ed. Groot Mogenden, ia 11 in de jaaren 1588, löioen 1619, verzocht hebben, I dat zelfde recht van Electie aan den Stadhouder is 11 gedefereerd, het welk volgens Octroy van Keizer I Karel door den Graaf of zynen Stadhouder wierd ge- • I exerceerd, zynde alleen nopens het getal derBurge-J meesteren en Thefauriers, en eenige andere omRan- I digheden, by die laatere Octroijen eenige verande-J ring en explicatie gemaakt, m iar het recht van E->| lectie aan den Stadhouder gebleeven, terwyl ook by 'I het Octroy van 1588 nopens de verkiezing vanil Vroedfchappen niet alleen niets is gederogeerd aanil het Octroy van Keizer Karel, en by dat Octroy'l van 15*58 alleen is vergund, dat vier Burgemeeste-J ■ren en een Thefaurier te Alkmaar zouden verkoo-.| ren worden, in plaats dat te vooren drie Burgemees- J ters en twee Thefauriers jaarlyks wierden geëli-•■ geerd, maar zelfs integendeel des Stadhouders recht :f van Electie van Vroedfchappen in waarheid uitdruk- -I kelyk by dit Octroy door Hun Ed. Groot Mogen- -1 den is bekrachtigd, nadien in het ilot van dat Oc- 1 troyl  de Gebeurtenis/en in 1787 enz, voorgevallen, 14! troy van 1588 expresfis verbis is geordonneerd, dat de Supplianten (Burgemeesteren der Stad Alkmaar, voor hen zei ven en uit de naam van de Vroedfchap 1 en gemeene Burgeren der voorfz. Stad) zich inde ver1 dere Poinclen zouden hebben te reguleeren naar de voori gaande Brieven vanOStroy, waar door.notoirlyk het 1 Octroy van Keizer Karel in den jaare 1530 waar ■ van in dé Prsemisfen was gefprooken, en waar by ( ook de Electie van Vroedfchappen aan den Graaf 1 of Stadhouder was gedefereerd, is bedoeld. In de vierde plaats is uit het Octroy zelve evident, 1 dat gemelde Keizer Karel in het verleenen van het s zelve heeft geadhibeerd de uiterlte voorzichtigheid 1 en onzydigheid. Daar het zelve niet by overyling of zonder eenig 1 nadenken, maar na eene alzins rype overweeging is 1 verleend geworden. En niet, dan na dat gemelde Keizer Karel daar top alvoorens had ingenoomen het Advys van den ] Rentmeester van Kennemerland; daar na dat van den 1 Raad en Lieden van de Kamer van de Raaden en Reke! ningen van Holland; En wyders van de Hoofden en Lieden van den Se, icreeten Raad en van de Financien. En eindelyk mede daar over had gedelibereerd met izyne Vrouwe Moeye Aarts-Hertoginne van Oostenryk, i Hertoginne en Graavinne van Boürgondien voor Hem IKegente van de Nederlanden. Maar hoe nu, vermeend men met recht te mogen ivraagen, ftrookt dit alles met de tegenwoordige al1 legatie, dat het Octroy van Keizer Karel den vyfiden van den jaare 1530 zou zyn geweest ipfo jure :nul, als ftrydig tegen den ééd van den Graave, en ïals een daad van geweld en overheerfching? of zal men de Octroijen van Hun Ed. Groot Mogenden, ïwaar uit zoo klaar blykt, zoo van der Verzoekers : intentie om die manier van Magiitraatsbelteüing te 1 Alkmaar, die by dat Octroy was geaccordeerd, aan te merken als een gunst en voorrecht, en om het izelve te behouden, als van de approbatie van Hun Ed,  142 Verzameling van Stukken betrekkelyk tót Ed. Groot Mogenden van dat Octroy van 1530, en-i wel by alle die Octroijen van 1588, 1610 ea 1619 ij ten aanzien van de Electie van Burgemeesteren, ,[ Schepenen en Thefauriers, en ook nopens de Vroed» • fchappen bydat van 1588, ook decrieeren als daaden 1 van geweld, en als ipfo jure nul? zal men Hun Ed. | Groot Mogenden mede van meinéédigheid tauxee- • ren ? zoo neen ! (gelyk men, hoe fterk ook de taal! van de meergemelde Leden van de meerderheid zyn moge, echter vertrouwd dat dezelve zich daar van niettemin zullen onthouden) hoe kan men dan, na al» • le die goedkeuringen van het Octroy van Keizer Karel vaö 1530 door Hun Ed. Groot Mogenden eni door de Regeering van Alkmaar voor haar zelve eni voor haare gemeene Burgeren en Ingezetenen alzoo 1 weinigen tyd na dat Octroy en vervolgens in de voorige eeuw gedaan, nu na verloop van twee en eeni halve eeuw zich zelfs wysmaaken en aan anderen 1 willen opdrjngen, dat dit Octroy, het welk boveni dien in alle Stadhouderlyke epoques federt diety-.. den omnium confenfu is geobferveerd en gerefpecteerd j (als men Hechts eenige weinige jaaren intusfchem nopens de Vroedfchappen uitgezonderd) als nog en 1 met effect kan worden befchuldigd ipfo jure nul en 1 een Ruk van geweld,overheerfching, en meinéédigheid te zyn? immers zonder hier op eenige verdere reflectie te maaken, zal het maar alleen genoeg zyn 1 op te merken, tot welke uitterftens een onmaatige yver, door vooroirdeelen en driften vourtgeftuuwd, kan vervoeren. Om niet boven dien nog te zeggen dat het ten uitterften ongepast is, Keizer Karel op d'e wyze af te fchilderen, als eenTyran, daarin verfcheide.: opzichten zyne heilzaame en wel doorwrogte Wetten, met opzichte tot ons Vaderland gemaakt en geëmaneerd, nog fteeds worden gevolgd, en de Zuilen zyn, op welke het recht, zoo in het Civile, ■ als Crimineele hier te Lande gevestigd is. Dan hoe fterk men ook die nu wederlegde argu-, mentatien van de pranenfe nulliteit van dit Octroy. van  de Gebeurtenisfin in 1787 enz. voorgevallen. 143 van Keizer Karel by het Bericht van de Leden van de meerderheid hebben aangedrongen, nog meer fiducie echter fchynen dezelve te ftel'en in de tempo, raire concesfie van het zelve Odiroy, als zvndeal» leen voor den tyd van zes jaaren vergund geweest , en vervolgens nog maar eens voor zes jaareu gecontinueerd. Waar uit men alzoo by argumentatie zoekt af te leiden, dat, sa expiratie van dezelve prolongatie, hec meergemelde Octroy als caduc en vervallen zoude behooren te worden geconfidereerd, En dat mitsdien de primitive titul van het rechc van Electie, daar by aan den Stadhouders in der tyd verleend, zoude zyn gecorrueerd. Naardien alle Privilegiën zynde Jlrictisjïmce interprcetationis niet buiten hunnen bepaalden tyd kunnen of behooren te worden geëxtendecrd. Doch! het zal genoeg zyn tot wederlegging vaa dezen fchyngrond te remarqueeren, dat, wanneer men onbevooroirdeeld nagaat de aanleideride oirzaak van het zelve verzochte en verkregen Octroy, dezelvevoornaamentlyk, en weleeoiglyk, deze is geweest, dat, gelyk het getal der Vroedfchappen binnen de Stad Alkmaar van tyd tot tyd had gevarieerd, dan eens beftaande uit 31, dan eecs uit 40, dan wederom eens uit 16 Perfoonen, en Öat naar maate vaa het getal der Vroedfchappen differente inconvenienten daar uit waren gprefukeerd, dus ook Keizer Karel de vyfde, door aan dezelve Stad als nu te accordeeren eene Vroedfchap van 24 Perfoonen', het getal derzelver niet permanent en voor altyd op 24 heeft willen .bepaalen, maar even daarom den tyd van dat Oct-oy proviiiooeel heeft gefteld op zes jaaren, ten einde intusfeheo een Proef te neëmen, of dat getal voor het vervolg fufficient zoude zyn, om dezelve Stad naar hehooren, en ten ge-, noegen van de Burgerye, te helpen regeeren, doch dat de wyze, op welke uit dat getal van 24 Perfoonen de Regeering zoude worden befteld , zoude zyn ea blyven op dien voet, op welken dezelve was  r44 Verzameling van Stuiken letrekkelyk tot was reeds voor dato van de Concesfie van het zelve Octroy, daar immers, wat de wyze van aanftelling van Burgemeesteren, Schepenen, en Thefauriers aangaat, geene reden van verandering te vinden was daar in, of die Burgemeesteren, Schepenen, en Thefauriers uit een getal van 31, van 40, van 16, of van 24.wierden gekooren. Terwyl de uitkomst ten klaarden heeft bevestigd, dat dit getal van 24 het gefchikfte was, om de gemelde Stad van Alkmaar naar behooren teregeeren, daar de Vroedfchap federt dien tyd (alléén met tusfchenkomst van een enkel tydvak van agt jaaren, naamentlyk federt den 15 Maart 1610, uitkrachte van het Octroy daar toe aan die van Alkmaar ter dier tyd verleend, tot den jaare 1618, wanneer de Vroedfchap der Stad Alkmaar door Prins Maorits wederom op het getal van 24 Perfoonen is gebracht) op dat getal is gebleeven, en ten huidigen dage nog op het zelve is en blyft. Doch het is by dat alles eene incontestable waarheid, dat de werking van het zelve Octroy, federt dat de voorfz. zes jaaren waren geëlabeerd, en ook federt dat het zelve voor den tyd van zes jaaren was geprolongeerd (welke Acte van prolongatie, indien de Leden van de meerderheid der gemelde Vroedfchap hadden gelieven goed te vinden onder de verdere Bylagen achter derzelver Bericht te plaatfen, ligtelyk wel de hier vooren geallegueerde reden van dezelve temporaire Concesfie zoude hebben geëlucideerd) vervolgens u/u et confuetudine is gecontinueerd, ter tyd en wylèn, dat, op den 6 December van den jaare 1588, door Hun Ed. Groot Mogenden zeiven is geconfirmeerd dat geen, het welk omtrent de Magiftraatsbeftelling der Stad Alkmaar, bevoorens by het zelve Octroy van Keizer Karel denvyfden, was bepaald. Immers, dat federt de Concesfie van het Octroy van Keizer Karel den vyfden tot op het tydftip dat dit nader Octroy van den 6 December 1588 aan die van Alkmaar is vergund, de beftelling van de Re-  ia Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen. 145 .Begeering der gemelde Stad heeft beftaan op dea. zeiven voet, ais op welke die door, en uit krachté van, dat Octroy was gebracht, Is door de Leded van de meerderheid niet gecontesteerd, of eenig hewys ter contrarie uit de Registers der gemelde Stad bygebracht, zoo dat men vertrouwd, dit veronderfteide als een zekere waarheid te mogen aanneemen. 0 Trouwens, dat zulks ook alzoo waar zyn moet. is aiierevJdentst uit de ptcemisfen van het Octroy van dato den Ö December 1588, als waar by het gemelde Octroy van Keizer Karel den vyfden word ingeroepen, als dat geen, waar na ter di r nd Kog de Regeenag binnen de Stad Alkmaar wierd belteld. En wie doch, welke het effect van eene langduurige gewoonte in eenen juridicquen zin kendeöverltaat , zal eenigzins willen of kunnen tegen fpreeken -, dat die m het Ruk van Regeering, vooral dan wanneer er een eerften grond voorhanden is, op welke dat gebruik is gevestigd, kan, ja zelfs behoord plaats te hebben ? Wie doch zal willen ontkennen, dat eene temporale Regeeringsform eenmaal wettiglyk ingevoerd, ook door eene Rilzwygende toeftemmmg* zoo van hem, die regeerd, als van den geen, die geregeerd word, zoude kunnen worden gecontinueerd , wanneer beide geinteresfeerde partyen bevinden, dat dezelve dienftig en voldoende is? Immers, wanneer men al wederom dit fysthéma wederfpreekt, aan hoe,veele veranderingen zal dan met de Conftuutie van deze Provincie voortaan onderworpen zyn, aan welke verwarringen zal de! zelve niet worden geëxponeerd, en hoeveelege1 pleegde Aflens van Regeering zullen dan niet tan 1 notoire nulliteit worden Onderhevig gemaakt. Daar her bekend is, dat verfcheide Steden dezer I Provincie diergelyke temporaire Octroijen hebben;de geobtineerd, in de posfesfie van het genot daaj XUaD° Frinc%s hebben gecontinu- • u Et, K eerd«  14.Ö Verzameling van Stukken betrekkelyk tot eerd, en dat ingevolge van dezelven hunne MaÖ1 fttstatsbéftellidg tot op den huidigen dag toe werd gedaan.' '. Trouwens! wanneer men ter goeder trouw niét kan ontkennen j dat alk Privilegiën en Octroijen Byn Bemficia, welke van den Souverein moeten Worden geindulgeert, en dierhalven hy, aan wieh het zelve word vergund, zich daar by niet beswaard kan vinden, dat hy in het gebruik van dat Beneficie cominueerd; zoo vloeit immers daaruit hy alkrwertigfte gevolgtrekking voort, dat het eipi ntlvk is de Söuverein, als dat Privilegie of Beneficie hebbende geindulgeert, aan men het zoude toeftaan te allègueeren, dat hét'zelve Bentficie, als alleen temporair vergund, na expiratie van dieh bepaalden tyd, dus niet langer ten faveure van hem, die het zelve heeft geobtineerd, kon werden, en dat düs eigentlyk aan den Souverein zoude tofkomer het recht om te zeggen, dat Privilegie is jbitli jimai interpretap'ovis, en word niet ge'èxten* deird de perfond'-ad perfonam, indien naamentlyk de Souverein zoude willen, dat een zoodaanig temporal'' Privilegie zoude cesfeeren. M ar het klinkt by zon der vreemd, dat een gebentficeerde tegen zich zeiven dien regel van ftricte interpretatie zal reclameeren, en zulks na verloop van meer dan twee eeuwen, na dat hy by aanhoudenheid van de ftilzwygende prolongatie van het Privilegie gejouisfeerd, dien conform gehandeld, de continuatie van dien door nieuwe Octroijen by herhaaling rebus & factis verzocht en geobtineerd heeft, en daar hy by die verzoeken heeft erkend, van het quafi vervallen Octroy federt expiratie van deszelfs bepaalden tyd en verleende prolongatie by conniventie van den verguncergebruik gemaakt, en het genot gehad te hebben', zoo als dit alles is het geval van die van. Alkmaar met opzichte tot het Octroy van 1530, zoo als uit de opgevolgde Octroijen van 1588, irJio en 1619, en de prsamisfen van dien, het te kennen geeven van de Alkmaarfche  h Gebeurtenis/en in f787' enz. voorgevallen, 147 fche Burgemeesteren en Vroedfchappen voor zich en hunne Burgerye contineerende, zoo even reeds by de refutatie van de pretenfe nulliteit van dit Uctroy betoogd is: zynde het alzins manifest, dat zoo men de goede trouw en waarheid wil hulde doen, die van Alkmaar niet kunnen ontkennen, dat» zy, na de expiratie van die eerfte zes jaaren voor welken het Oótroy van 1530 verleend, en van dié andere,ze^ jaaren, voor welke het zelve nog geprolongeerd was, tot den jaare 1588 toe op geen anderen grond de Nominatie van Burgemeesteren * hchepenen en Thefauriers jaarlyks, en die van Vroedfchappen by elke vacature, gemaakt en aaü den Graaf of zyn Stadhouder gepresenteerd hebben , dan op den voet en uit hoofde van een door ltilzwygend wederzydsch confent gecontinueerd gebruik van 't gemelde Octroy van den jaare 153b; zoo zy dit ontkennen, fpreeken zy het uitdrukkeJyk adveu van hunne Prajdecesfeurs in de prsemisfen der Oclrojjen van 1588, ióio en 1619 zonder icnyn van grond tegen, en daar zydit toeftemmen, zoo als de kracht der eenvoudige waarheid hen daar toe moet dwingen, dan fpringt de ongegrond, heid en belachlykheid dier allegatien, uit het temporal re van het Octroy van 1530 afgelegd, zootiaanig in het oog, dat men dc notoiriteit der zaak zou te kort doen hier op langer te blyven ftaan * terwyl voorts in het jaar 1588 door het toen verleende Octroy van Hun Ed. Groot Mogenden dat gebruik geratihabeerd, en voor het vervolg uicdrukkelyk bevestigd en geoctroijeerd is geworden. fin wanneer dan van deze ontegenzeggelyké waarheid .de applicatie word gemaakt op het geval, waar in ten dezen word geverfeerd, zoo volgt cl?mt£n, k,aarfteD> dat. byaldien de Regeering of Vroedfchap der Stad Alkmaar na exoiratie vaa de andere zes jaaren, voor welke het gemelde Octroy van Keizer Karel den vyfden was geconti. nueerd, niet had geoirdeeld, dat het voor haare £>tad het dienftigst en voordeeligst was, dat de K 2 Ma-  148 Verzameling van Stukken ietrekkelyk tot Magiftraatsbeftelling binnen dezelve bleef op den i voet by dat Octroy bepaald, dezelve zich nader aan i meergemelden Keizer Karel den vyfden, of wel! anderszins aan zynen Opvolger Koning Philips den Tweeden had kunnen en behooren te addresf eren,, en van denzelven een nader Octroy, meer dieoftig; aan de Stad, en meer overeenkomftig met de omftandigheden van die tyden, te verzoeken , als waar door alle ftilzwygende bewilliging in de continuatie s van het effect van het meergemelde Octroy van Keizer Karel den vyfden zoude hebben vervallen. En daar uit volgt al verders mede ten klaarften, dat, byaldien gemelde Krizer Karel De vyfde,, of voornoemde zyn Succesfeur Koning Philips de tweede, de beftelling van de Magiftraat binneni de gemelde Stad, na expiratie van de nadere zes : jaaren van de continuatie van het zelve Octroy,, niet op dien zeiven voet had willen continueeren, en de vergunning daar toe, by dat Octroy aan die van Alkmaar gedaan, ftilzwygende vervolgen, het aan denzelven of zynen Succesfeur ten uirerften gemak- • kelyk zoude zyn geweest, alle Beneficiën by dat; Octroy gecoccedeert eo ipfo te doen ophouden, eni dezelve in de noodzaakelykheid re brengen, om zich op nieuws, het zy dan tot prolongatie van dat; Octroy, het zy tot bet obtineer^n van een ander, , het zy, indien men in het fysthéma zelve van de : Leden van de meerderheid der Vroedfchap zoude i willen raifonneeren, tot het weder in train brengen i v^n het meergemelde Privilegie van Jacoba van [ Beyeren, en van den overdracht of overeenkomst: dienaangaande gemaakt, aan hem te addresfeeren,, te meer daar gemelde Keizer Karel de vyfde, , of zyn Succesfeur Philips de tweede, of wél hunlieder Stadhouder in der tyd, jaarlyks op den i voet by dat Octroy bepaald, de Electie doende van Burgemeesteren, Schepenen, en Thefauriers uit; de Nominatie daar toe aan hun geprefenteerd, mitsdien geene ignorantie airhands kondtn hebben, dat: de beftelling van den Magiftraat binnen de Stad Alk- ■ maat:  de Gebeurtenis/en'in 1787 enz. voorgevallen. 149 maar bleef continueeren op den voet by het meer. gemelde Ociroy bepaald. m Terwyl alzoo uit die daad van de Regeerine om jaarlyks op den voet van dat Octroy de Nominaqen ter Electie aan den Graaf of zynen Stadhouder te prafenteeren, aan de eene zyde, en uit de daad van Electie zelve door den Graaf of zynen Stadhouder, aan de andere zyde, niet alleen eene ftilzwygende toeftemming in de continuatie van de werking van dat Octroy, maar ook zelve een picïum tacitum per tpftsjtma facïa, om de Regeeringsform te laaten op den voet by dat Octroy bepaald, is geïntroduceerd geworden. ö En het by dat alles mede eene onwederfpreekelvke zaak is, dat Hun Ed. Groot Mogenden, by het Octroy den 6 December 1588 aan die van Alkmaar vergund, de pramisfen, daar toe by het Request van de ftadeceifeuren der Leden van de meerderbeid der gemelde Vroedfchap gebruikt, zelve hebben overgenoomen, en daar by teffens, op fundament van de continuatie van het effect van het Octroy van Keizer Karel den vyfden, de beftelling ■ 5eü.ugf eriofï» voor zo° verre het elective betreft, hebbende gelaaten op dien voet, by dat Octroy bel I paald, alzoo alle de daaden uit hoofde van dat fub1 RReerend gebruik, zoo van de zyde van de VroedI fchappen, de goede Gemeente van dezelve Stad re[prcefenteerende, als aan de zyde van den Graaf of izynen Stadhouder gepleegd, ten fterkfteo hebben ! geconfirmeerd en geratihabecrd. En zoude het nietwaarlyk eene allerabfurdfte üel hng zyn, om, daar men aan de eene kant de Vroedfchappen derStadAlkmaar telkens doet voorkomen, lals de Reprefentanten van het Volk, daar men met :zoo veel yver beweerd, dat federt den meergeroelIden overdracht of overeenkomst tusfchen de Geimeente en de Vroedfchappen der Stad Alkmaar aan{gegaan, de macht niet meer by het Volk maar al- IvhL ldesRTÏins reödee»» en men zelfs aan de" zyde van de Leden van de meerderheid zich niet & 3 out-  I 150 Verzameling van Stukken betrekkelyk tot pntziet, om, warmeer zyne Hoogheid wel en te recht 'by wegen van Argumentatie heeft geremarqueerd, dat, byaldien het meergemelde Privilegie van Jacoba van Beyeren wederom kon worden ingeroepen, de Magiftraatsbeftelling, uit krachte van het zelve , zoude moeten wederkeercn aan de Hoofdlieden en Gildens, aan wien dezelve by dat Privilegie was geconcedeerd, zulks aan Hoogstdezelve ten kwaadfte te duiden niet alleen, maar ookr zèlven by het meergemelde Bericht hem te doen voorkomen als iemand, welke de Burgerye onvoorZichtelyk zoude willen doen tusfchen beide treedenen was het mooglyk te effeöueeren, dat, dat gene, het welke Hoogstdezelve zoude vreezen niet te kunnen behouden, ten minften dan ook aan gemelden Vroedfchap of de meerderheid van dien niet mogt werden gelaaten, men des niettemin aan den anderen kant met ernst zoude willen ftaande houden, dat de daaden, door die Reprsfentanten van het Volk gepleegd, niet beftaanbaar zouden zyn , dan, wanneer de Nakomelingfchap van dezelve Re. praïfentaoten byna twee eeuwen daarna, offchoon ook even alieen als hunne Pradecesfeuren, om dat radicaal recht aan het Volk te rug te fchenken, zouden kunnen goedvinden die te improbeeren; en met welk oogmerk? met geen ander, dan om aan zich zeiven, en geenszins aan die goede Gemeente, uit welkers naam men by aanhoudenheid echter fpreekt, een macht en authoriteit te verfchaffen, van welke hunne Praadecesfeuren nimmer, ten tyde dat 'er een Stadhouder van Holland was, hebben gegaudeertI Terwvl men, om een zoo erroneus gevoelen eenigen fchyn by te zetten, alle denkbeelden" van. rechten, welke uit den aart van een Mandaat indisputabel vooTtrloeijen, als waar door een Mandataris wel en te recht aan den genen, met welken hy in naam van zynen Mandans contracteerd, verbonden word, moet ter zyde ftellen, en de regelen van loutere convementie adopteeren. En van even weinig aanbelang is de tegenwerping» - ■  de Gebeurtenis/en in 1787 enz. voor ge 'allen, iyi-- ping v uit de bewoordingen van dat Octroy van Kei. zer Kakel den vyfden zeiven tegens het gefusti* neerde recht van Zyne Hoogheid gemaakt, d.r„ naamentlyk, by het zelve alleen .zoude zyn h«» paald, dat de Nominatien, daar by bejoeld, nieta abfoluit aan den Stadhouder in der cyd, zouden moeten worden gepraefenceerd, nuar dit de pra;., ieDtatie zoude zyn geweest ■facuhatij, aan ea Graaf zeiven of aan zynen StaahouJer. en dar h.-c mitsdien aan de Regeering der Stad. Alkmaar z ludi Ijeoben vrygeftaaa, die, mit voorbygang vau dea>. Stadhouder, direct aan den Graaf zei ven wanneerdie prefent was, te prasfenteeren. Immers kan vooreerst dat echapatoir niet dienen tot. justificatie van de fustenue der meerderheid van de'. Alkmaarfche Regeering, dat aan hun zelfs de Ekct.e van Burgemeesteren, Schepenen, Thefauriers ea Vroedfchappen zoude toebehooren , 't welk het poinct is dat hier te betoogen Raat; 'neen die faculteit, om de Nominatie of aan den Graaf of aan des-, zelfs Stadhouder te praefenteeren cot bet dóén ; af Electie, toond altoos dat Burgemeesters en Vroedfchap-. pen tot de Electie onbevoegd waren, en dit is zélfs genoeg voor zyne Hoogheid, vermits de StadhouV ders in der .tyd, na de afichaffing der Graaflyke Re. geering, met goedvinden en gedoagen eer Staaten,altoos het recht van Electie hebben geëxev: en 'er geene vrees by den Stadhouder is, dat Hun Ed. Groot Mogenden de exercitie daar van ten op« zichte van Alkmaar aan hem zouden afnecmen. Maar boven dien mag men met alle grond vistRellen, dat onder de Graaflyke Regeering, federt het verleenen van 't meergemelde Octroy van den jaare 1530, dit recht van Electie door den Stadhaö. der in der tyd is geoeffend geworden, *t sfeelk blykbaar is uit de reeds bevoorens geallegeerde Commisfie van René de Chalons van dato den 4. October 1540, waar uit confleerd, dat aan den Sta h ,J in 't generaal de verandering en aanftelling van Bu gemeesteren, Schepenen, en Wetten heeft geeói • K 4 pe.  152 Verzameling van Stukken betrekkelyk tot peteerd; en, daar het wyders ook uit de Historiën i van ons Land kennelyk is, dat noch Keizer Kabel , be vyfde, noch zyn Zoon Koning Philips dei tweede, aan wien hy eerst in 't'jaar 1555 de Nederlanden heeft overgedraagen, eenig permanent verblyf binnen deze Provincie gehouden hebben, mag men billyk het voorzeker houden, dat de Nominatien ter Electie van Burgemeesteren, Schepenen, en Thefauriers jaarlyks by de Vroedfchap van Alkmaar geformeerd, niet aan Keizer Kabel, noch daar na aan Graaf Philip, maar aan den Stadhouder in der tyd zei ven, zullen gezonden ssyn; te meer, daar die van Alkmaar geen 't minfie bewys ter contrarie hebben kunnen voor den dag brengen. En eindelyk vervalt ten dien opzichte alle critique ten eenemaalen, naardien by de Octroijen van Hun Ed. Groot Mogenden van den jaare 1588 en 1619 het recht van Electie direct en abfoluit aan den Stadhouder van Holland in der tyd gegeeven is, zoo als ook de Commisfien der Stadhouders zulks uitdrukkelyk medebrengen. En met dit gededuceerde zoude dus zyne Hoog. beid alle de tegenwerpingen, welke de Leden van de meerderheid der gemelde Vroedfchap van Alkmaar tegens de validiteit en de gevolgen van dat Qctroy hebben bygebracht, kunnen houden voor gerescontreerd, indien het aan gemelde Leden niet had kunnen behaagen, om zyne Hoogheid op eene allergnevendfte wyze over de applicatie van een Octroy in Graaflyke tyden, en zulks wel onder de Regeering van Keizer Karel den vyfden, gegeeven, te attacqueeren, en met de hoogsrgaande indiscretie V\t aagpoinfiten voor te houden, welke de onwaardigRe imputatien ten zynen lasten veronderfteiien, en byaldien zyne Hoogheid alzoo niet in de onvermydelyke noodzaakelykhèid was gebracht, om ook nog iets, ter rescontre van dieodieufe infimula. tien by het Bericht van dezelve Leden, te allegueerenv . • : ■• Ze«  de Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen, 153 Zekerlyk moec men vcronderitellen, dat zyne Hoogheid geen kennis hoegenaamd var- dealgemeené Gefchiededi/fe van dezen Lande zoude hebben, of wel, het gene nog flimmer zoude zyn, dat Hoogstdezelve die kunde op de ailerongeoirloofïte wyze zoude misbruiken, wanneer hy de macht van de Stadhouders ten tyde van de Graaflyke Regeering zoude willen gelyk ftellen met die, welke aan hem* in navolging zyner Prsdecesfeuren, door Hun Ed.Groot Mogenden pkcntiglyk is opgedraagen, ea pp welkers maintien en protectie Höogstdezelve' een allerrechtvaardigften a-mfpraak heeft geacquireerd. Nimmer is een fysthéma van dien aart dóór zyne Hoogheid gevoerd of gekoesterd, en dé Psefuppofitie zelve, dat een diergelyk denkbeeld by Höogstdezelve zoude kunnen opkomen, is de fenflbeltte hoon, welke men aan hem toebrengen kan. Maar deze is de fchakèl van Argumentitien van zyne Hoogheid geweest, wanneer hy zich opdat Oétroy als een bewys van dat byzonder rechc van Electie, bereids ten tyde der Graaven aan hunne Stadhouders vergund, heeft gefundeerd. Dat, gelyk dat byzonder recht van Electie reeds ten tyde der Graaven aan hunne Stadhouders was geacquireerd, dus ook dat zelve recht, na de verandering van de Graaflyke in een ftepublikeinfche Regeering, aan de Stadhouders dezer Provincie in der tyd door Hun Ed. Groot Mogenden zeiven was geconfirmeerd geworden. En dat mitsdien in dat refpect dat oud en primitief geconftitueerd recht, niettegenftaande de aart der Regeering dezer Landen verandering hadde ondergaan , echter ten reguarde van de Stadhouders dezer Provincie was bly^ea fubfifteeren, dat die door Hun Ëd. Groot Mogenden als een byzoadere tak van die algemeene m.icht, welke ter dier tyd aan der Graaven Stadhouderen had gecompeteerd, van de Graaflyke Regeering was overgenoomen, en Höogstdezelve daar mede hunne Stadhouders hadden bekleed, en zelfs wel, gelyk zulks nader zal worden £ 5 be-  154 Verzameling van Stukken betrekkelyk tot betoogd , met meerder luister en effect , dan onder de Graaflyke Regeering zelve, naardien her zelve recht van Electie als nu abfoluit aan de Stadhouders, dezer Provincie, zonder eenige voorbehoud daar, van aan hun zeiven, door Hoogstdenzelven was gedefereerd geworden. Dan, geenszins heeft zyne Hoogheid door deze zoo wettige en gegronde argumentatien willen beweeren, dat even daarom alle verdere Macht ,; welke door de Stadhouders in der tyd onder de Graaven binnen deae Landen is geëxerceerd, ook onder de jegenswoordige Republikeinfche Regeering aan de Stadhouders dezer Provincie zoude competeeren, en door hun wettiglyk zoude moeten en mogen .worden geoeffend; en de tournure, welke men aan het gededuceerde by de eerfte Memorie van zyne Hoogheid, en aan het voorgefteldé by de circulaire Misfive door Hoogstdenzelve, den 3 Jannuary 1784 aan de Leden van Staat gefchreeveo, alzoo by het zelve Bericht, zoo direct tegens de uitdrukkelyke meening van zyne Hoogheid aan, zoekt te geeven, is waarlyk van geene malice vry te pleiten. Terwyl men (om dit met een woord in het voorbygaan te lemarqueeren) liefst geene benaamiog geeven zal aan het argument, het welk by het Bericht van de meerderheid der Regeering van Alkmaar word gemaakt, als of men, om den aart der Stadhouderlyke waardigheid in deze Provincie te indageeren, niet hooger zoude moeten klimmen als tot de tyden van Prins Maurits , om dat deze geweest zoude zyn de eerfte Stadhouder van Holland en Zeeland, daar toe een zichtbaar misbruik maakende van het gezag van Wagenaar Vaderlandfche Hiftorie agtfte Deel pag. io«, daar dezelve die woorden wel gebruikt, doch niet alzoo generaal en abfoluit, maar met eene no. tabele by voeging, die daar aan eenen gaefchen verfchillcnden zin geeft; hy zegt namentlyk: „ Prins Maurits werd dus de eerfte Stadhouder «» van Holland en Zeeland, Mi. die zyne Lastbrief „ ont-  de Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen. 155 „ ontving van de byzondere Staaten dezer Gewesten". Het gunt veel eer het tegendeel medebrengt van' die gevolgtrekking, welke de Steller van het Bericht uit een getronqueerde aanhaaling van die paslage heeft willen deduceeren. En wil men al verder een overtuigecd blyk hebben, dat de Staaten zelve by het defereeren van' het Stadhouderfchap aan Prins Maurits geenszins bedoeld hebben eene gantsch nieuwe, van die der4 Graaflyke Stadhouders in alles verfchilleode, en daar mede geene relatie ter wereld hebbende, digniteit te creëeren, men zie maar in het Concept der Inftru&ie voor gemelden Prins gefteld, offchoon het niet blykt dat dezelve ooit is gearresteerd, te vinden by gemelden Wagenaar D. lib. pag. 107, en men zal daar in vinden deze alhier allernotabelfte woorden: „ Hy zal met der Landen Gecommitteerde Raa,, den, hem toe te voegen, de Burgemeesters „ Schepens en Wet veranderen, naar behooren,, „ en daar het de nood vereischt, en de Ambten te ,, vooren ter begeevinge der Stadhouderen geftaan heb„ bende, begeeven aan getrouwe en bekwaame» „ Liefhebbers des Vaderlands". Een fpreekend bewys voorwaar, dat de Stadhouderlyke waardigheid onder de Graaven en onder de Republikeinfche Regeering dezelfde digniteit is, hoe zeer in fotnmige opzichten verandert, enthands met de tegenwoordige Conftitutie meer overeenkomftig; kunnende men niet afzyn, hier nog met een woord by te voegen, dat, gelyk Wagenaar immediaat op de aanhaaling van voorfz. Concept-Inftruöie, en als een confequentie daar van (het gunt klaarlyk blykt, uit het by hem gebezigd woordje dus) laat volgen de zoo even voorgedraagene perio de, even zulks duidelyk aantoond, hoe zeer men by het Bericht, tegens deszelfs meenirg aan, een gedeelte dier periode tot zyne ongegronde fustenue heeft willen doen dienen. Trouwens, dat het voorfz. recht van Electie by de  ■yjo" Verzameling van Stukken betrekMyk 'ijt de Stadhouders in der tyd geëxerceerd, tot en met de dood van Willem den tweeden op bun was ge. devojveerd in die zelve kracht, als het zelve be* voorens onder de Graaflyke Regeering doordeGraaven of hunne Stadhouaers was geoeffend, blykt al verders uit de nadrukkeiyke erkentenis daarvan door Hun Ed. Groot Mogenden zeiven gedaan: en zulks wel op een tydflip, dat Hoogstdezelven althands geen reden konden hebben, om eenigermaaten te worden veronderfteld, deze verklaaricg ter com- Elaifance van den Stadhouder te doen, als voor* omende in het Octroy door Hoogstdezelven, na het overlyden van gemelden Vorst, aan de Stad Rotterdam, qp den 13 December 1650 verleend. Als by de Ptsmisfen van welk Octroy zynde ge. Barreerd. ,» Hoe Hertog Philips van Boürgondien als „ Grave van Holland, de voorfz. Stad van RotM terdam op haar verfoek had gegunt, dat de Vroed„ fchappen der felver Stad, alle jaaren twee dagen „ voor Meydag, uit bunluiden fouden mogen Kkfen, ,> by lotinge van de witte en fwarte Booneo, vyf „ Perfoonen, dewelke wederom kiefen foude ag-i „ tien gequalificeerde Perfoonen, aan den gemelden ,, Hertoge, of by abfentie van defelve aan fyn 3S Stadhouder en Raaden van Holland, in Gefchrifte „ over te fenden en prefenteeren, omme daar uic ,» geëhgeerden gekoren te worden twee tot Burge. 3, meesteren en feeven totSchepenen, welke voorfz, a, Brieven ook by Keizer Karel , hoogloftelyker s, Memorie, als Grave van Holland, op den 15 3i November 1524 waren geconfirmeerd, welk ge„ tal van Burgemeesteren by Philips dentweedem „ Koning van Hispanien, als Grave van Holland, „ by Octroy van dato den 13 February 1580 tot ,, drye (w laettelyk by hoogstgemelde Heeren Staa„ ten, volgens het Octroy van dato den 16 Ocfo„ ber 1637 tot vier) Burgemeesteren was geaugmen„ teerd, waar van alle jaaren twee Burgemeesteren waren afgaande, en op nieuws twee andere Bur- » ge?  de Gfienrtsxisfen in 1787 enz. voorgevallen. 157 „ gemeesteren uit het Corpus van de Vroedfchap ,, der voorfz. Stad, op voorgaande Nominatie van een dubbeid getal by de voornoemde vyf Per„ foonen gedaan, wierden geëligeerd en verko„ fcV\ Vervolgens met zoo veele woorden daar by word gezegd: „ Ende gemerkt door het droevig affterven van zyne Hoogheid den Heere Prinfe Willem vaa „ Orangien onfterfel. Mem. die in fyn leven onfen „ Stadhouder was (aan denwelken wy ook als ge. „ fuccedeert zynde in de plaatfe van Hoogstgedachie ,, Heeren en Graaven van Holland de voorfz. EleStie en „ de verkiezinge hadden gelieven te confirmeeren) het doen van de voorfz. Electie en de verkiezinge van Burgemeesteren ende Scheepen en wederom „ aan ons ais Souvereinen defer Provincie was gekö„ men, ende fy Vertoonders oirdeelden &c." Eene onbewimpelde en nadrukkelyke erkentenis » door Hun Ed. Groot Mogenden ze) ven uit eigene beweeging, en zulks wel in dataanmerkelyk tydftip, gedaan 1 welke dat gewigtig poinct, zoo men vertrouwd, niet alleen boven alle verdere captiea field; Maar die ook teffecs de meergemelde Leden vaa de minderheid behoorde te convinceeren van het onI gepaste en het odieufe, het welk in dezelve hunne reflectie voor zyne Hoogheid legt ongeflooten. En niet minder odieus, doch teirens niet minder icaptieus, is de reflectie, welke door de Leden vaa ide meerderheid van de Vroedfchap der Stad Alkimaar is gemaakt, omtrent het employ van een Oc« i troy just onder Keizer Karel den vyfden gegee* : ven. Daar het immers uit den aart der zaak notoir proflueerde, dat, zoude zyne Hoogheid het particulier recht van Electie den Stadhouderen in der tyd 'fpeciaal omtrent de Stad Alkmaar vergund, en door ihen na dato van het Privilegie van Vrouwe Jacoba i.yan Beyerèn van dato den n April 1426 geëxerceerd:  158 Verzameling van Stukken b'êlrekhlyk tot ceerd : uit zyne eerfte bëginfelen naburen ën 1 'jp bewyzen, Höogstdezelve zich noodwendig moest,, en niet anders kon, beroepen, dan op zoodaanig ; Octroy" j waar by van de exercitie van dat rechc; nadien tyd, kon blyken , terwyl vroegere Hand-, vesten en Octroijen, voor dato van dat Privilegie van i Vrouwe Jacoba van Beyeren gegeeven, (welke i ook door de Leden van de meerderheid zelve niec ■worden geconfidereerd, daar zy hun primitief recht by de gifte van dat Privilegie zelve bepaalen) niets op dit byzonder refpect zouden hebben kunnen ope-. jeeren. En het even zoo kwalyk gefaifonneerd zoude zyn i geweest, om, ter gelegenheid van een particulier betoog van dat byzonder recht van Electie , bepaaldelyk omtrent de Regeering der Stad Alkmaar, te: gaan onderzoeken de rechten, welke de Stadhou- • ders in het generaal onder de Graaven hadden i 'geëxerceerd, en die te distingueert 1 van de zoo- • daanigen, welke thands nog door de Stadhouders: dezer Provincie worden beoefFend; daar zulks im- ■ mers geheel zoude uitweiden buiten het bepaald! object, waar over tusfchen zyne Hoogheid en de gemelde Leden van de meerderheid-ten deze quasstie is. Terwyl het waarlyk, zoo als evident is, uit het: gene hier vooren bereids ter wederlegging van dé: gepretendeerde nulliteiten, welke in dat Octroy zouden refideeren, ten klaarften is aangetoond, eene allérabfurdtte (telling zoude,zyn, te beweeren^, .dat het zelve Octroy even daarom, dat zulks door' Keizer Karel den vyfden zoude zyn verleend, door zyne Hoogheid niet zoude mogen en met effect kunnen worden gereclameerd. Daar, hoe verre ook zyne Hoogheid daar van af ' is, om alle de daaden van Keizer Karel den vyf,; ; xiEN, en voornaamentlyk mede die van zynen Z ion Koning Philips den tweeden , te kunnen of te willen goedkeuren, echter dit Octroy door dec•z.elven wel en wettig, ter bede van'dïe van Alkmaar • zei- ■  de Gebeurtenis/en in 17S7 enz. voorgevallen. 159 zelve, is verleend geworden, en het zelve alzoo door hem heeft kunnen, ja! daar 'er geen ander buiten dat, mitsgaders het Handvest by Willem den eeksten, glor. ged., aan, die van Alkmaar op tien 25 Oclober 15Ö5 gegeeven, in naamo van Koning Philips den tweeden, geduurende de Graaflyke Regeering voorhanden is, heeft moeten wor"den ingeroepen. En het is alzoo met dit nader gededuceerde (waaromtrent zyne Hoogheid in aanmerking van de verfchillende argumenten, waar mede de Leden van de meerderheid der meergemelde'Vroedfchap dit Octroy hebben aangevallen, eCnigszins ampeler heeft moeten zyn, "dan hy zich had voorgelteld) dat men .vertrouwd tot justificatie van het zelve, en,van de applicatie van dien, volkomen te hebben gedefuageerd. Msar ook had zyne Hoogheid to't nader betoog van dat gefustineerd recht zich mede beroepen op een Handvest van Willem den eersten, glor. ged., den 25 October IJ65 aan die van Alkmaar, in naam van Philips den tweeden, als toennaaaligen Graaf van Holland, gegeeven, als by welk Handvest Burgemeesteren en Regeerders der gemelde Stad, zich fpeciaal beroepende op de oude gewoonte, en het OStroy, het gene die van Alkmaar fiadden, van omtrent Kersmis gewoenlyk te kiezen eem dubbeld getal van Perfoonen, om daar van by zynder Excellentie als Stadhouder voorfz. gefield te warden drie Burgemeesters, zeven Schepenen ende twee Thefauriers , verders te kennen gaven, dat met opzichte tot den tyd (doch geenszins omtrent de wyze) dier verandering of verkiezing van dat dubbeld getal van Burgemeesteren, Schepenen en Thefauriers, federt den jaare 1545 verandering in hunne Stad was 'gekomen , doordien dezelve verkiezing van zoodaanig dubbeld getal was verzet op de maand May, om welke redenen zy alzoo verzochten, dat dezelve verkiezing weder mogt werden gebracht op  !6o Verzameling van Stukken betrekkelyk tot op den ouden voet, het welk dan ook daar by aaü die van Alkmaar is vergund. TYrwyl, zoo zynë Hoogheid vertrouwd , uit de prsmirfen van dac Handvest al mede is evident, dat ter dier tyd Ook die van Alkmadr (zich, in de verafiderlt.g of verkiezing van den Magiftraat binnen hunne Stad, als toen nog naar het gemelde Octroy van Keizer KarEl den vyfden waren reguleerende, en dat zy geen ander ricntfnoer kenden, naar het welk hunne Regeering jaarlyks wierd veranderd, dan dit Octroy, zonder dat ook daar by eerig gewag hoegenaamd van het Privilegie van Jacoba van Beyeren, of van de bevoorenS gemelde overeenkomst van den jaare 1450, wórdgemaakt. En door v^elk nader Handvest teffens het meergemelde Octroy van K-izer Karel den vyfden viriualiter word geconfirmeerd , ten dien effecfe, dat de temporaire werking van het: zelve (waar mede men aan de zyde van de Leden van de meergemelde meerderheid zoo veel op heeft) daar by tdcitè tot eene perpetuéele obfervantie en concesfie word geëxtendeerd, immers ter tyd en wylen dat daar in, door eenig bader Addres, verandering zoude worden gemaakt. Maar gaat men nu na wat 'er door dezelye Leden Van de gemelde meerderheid, tegens de validiteit van dat nader Handvest van I56y, is ingebracht, het zelve borneett zich al mede daar toe, dat, gelyk het zelve Handvest zich refereert tot een Octroy, het welk zelve ipfo jure nul was, ook de gemelde referte als zoodaanig zoude moeten worden aangemerkt, en dat het zelve mede was gegeeven onder de Graaflyke Regeering, co zulks nog wel van dien Dwingeland, Philips den tweeden. Dan gelyk beide deze ftellingen bereids hier vooren zyn tegen gegaan, zal het, vertrouwd men, onnoodig zyn, om die ongepaste alleguatien op nieuw te toucheeren, terwyl het echter niet ondienftig kan zyn te remarqueeren, dat het zelve Hand-  de Gebeurtenis/en in 1787 enz. voor gevallen. 16*1 Handvest geenszins door Philips den tweeden, (welke het verzoek door die van Alkmaar daar töö gedaan ligtelyk wel nimmer zal hebben gezien;) maar door Willem den eersten, (welken Hun Ed. Groot Mogenden althands nooit Onder de klas» Te der Dwingelanden hebben gefteld) aan die van Alkmaar ten kunnen verzoeken, en op hunlieder te kenr.tn geeven, is verleend geworden, en zulks Wel NA ingenomen advis van den PrjësidenT van Hoi» Land, en dat het zelve alzoó geen traces hoege' naamd van nulliteit of dwingelandy met zich draagti, Terwyl men "op dien voet redeneerende, waarlyk alle Octroijen en Privilegiën, by der Graaven tydèn gegeeven, voor nul en nietig zoude kunnen doen pasfeeren, en men met reden aati de Leden Van dézelve meerderheid zoude kunnen vraagen, of datt . ook de verdere Handvesten en Privilegiën beftaan* baar zóude moeten' aangemerkt. —• Daar. veel hunner Octroijen onder gemelden pHf« tips den tweeden gegeeven zyn! Dan niet alléén, dat zyne Hoogheid het zclv'é primitive recht van Electie reeds onder de Graaflyke Regeering uit het meergemelde als nu, zoo mett vertrouwd, volkomen gewettigde Octroy van Keizer Karel dèn vyfden, en het voorfz. Handvest van Willem den eersten, hadde afgeleide maar pok had hy zich verders mede gefundeerd op ëetl ; Octroy den. 6 December I588 by Hun Ed, Groot Mogenden zeiven, en.dus onder de thands nog futjffiïteerende Republikeinfche Regeering, en zulks nog korten tyd na de afzweering van het ondraaglyk juk van Koning Philips den tweeden, aan die van Alkmaar gegeeven, als waar by doe* Hoogsrgemelde Hun Ed. Groot Mogenden, uit. j drukkelyk was bepaald geworden: „ Dat de Vroedfchappen der Stad Alkmaar vöor.,, noemt voortaan jaarlyks fes dagen voor deü „ ordinarifen dag van de vernieuwing van de Wetfi j.„ der voorfz. Stede uyttén voorfz. Rykdomme, "^rde ^an derykfte» verftandigfte en reehtvaer* XLI. Deel. L m dij."  'l62 Verzameling van Stukken betrekkelyk tot digfte agt Perfoonen tor 't voorf*. Burgemees. , leifcbap, en twee tot het voorfe. Thefaurier\, fchap Ibuden nomineeren omme daar uit by den „ Stadhouder in der tyd vier tot Burgemeesteren en „ een toe Thefaurier gekozen te worden"; Welke vier Burgemeesteren en de Thefaurier by den Schout van Alkmaar den ééd afgenoomen zal worden» achtervolgende vo-irgaat.de Brieven van Oclroy , daar na de Suppliat.ten hen in de vordeee puineren zouden hebben te reguleeren, en welk Ociroy alleenlyk flechts eene verandering mtroduceerde < mtrent het getal der Burgemeesteren en dat van de Thefauriers, by het voorcngemelde Oetroy var Keizer Karel den vyfden bepaald, ten ditd tff-.c e, dat 'er voortaan vier Burgemeesteren i zouden "zyn, daar 'er uit krachtè van dat Octroy • tot op dien tyd toe maar drie waren geweest, en dat : 'er even zoo voortaan maar één Thefaurier uit een dubbeld getal jaarlyks zoude worden gekoozen, , daar 'er uit ktachte van het zelve Octroy tot dien i tyd toe, twee Thefauriers jaarlyks waren geëligeerd. Terwyl voor het overige Hun Ed. Groot Mogen- • den daar by hebben bevestigd en geapprobeerd de ' verdere noinerm by dat Octroy, het welk fpeciaal . by de prsmisfen van dit nader Octioy was ingeroe- - PCEn bby ahet welk Hoogstdezelven uitdrukkelyk: het recht van Electie van gemelde vier, in plaatfe ; \an drie Burgemeesteren, en van één Thefaurierin plaatfe van twee aan den Stadhouder van Holland l in der tyd, en wel aan hem alléén, hebben toe-- BeTen*duidelykèri blyke, dat Hun Ed. Groot Mo.'. Eerden reeds in dim tyd hebben begre; vervo'.üens nagaat wat 'c door de meerderheid vin de Led» n van de Re^eering der Srad Alkmaar ook tegens de beftaannaarheiü van dit OcVoy van 1588 is ingebracht, zoo zal daar uit al ras coidU:tr"n, dat men zich aan de zyde van, de Leden der gemelde meerderheid zeer verlegen heeft gevonden, daar tegens eenigen wezeutlyken grond voor den dag te brengen. L 2 Men  104 Verzameling van Stukken betrekkelyk tot Men heeft naamentlyk tegens de wettigheid van dat Octroy in de eerfte plaats geallegueerd,. dat hét 'zelve zoude berusten op een alzins abufief te kennen geeven, daar, hy het Request omme het zelve nader Octroy, geene mende was gemaakt van het meergemelde Privilegie van Vrouwe Jacoba van BeyeHen, maaralleen van dat van Keizer Karel den vyfden van den 26" September 1530, dat Hun Ed. Groot Mogenden daar door waren gebracht in een erreur. welke niet in Raat zoude zyn om de Stad Alkmaar haare voorengemelde Handvesten en Privilegiën e» ipfo te doen verliezen. Dan jegens welke alzins vreemde allegatien, byna twee Eeuwen na hét obtineeren van het zelve Octroy, ligtelyk wel voor de eerfle m3al uitgedacht» het genoeg zyn zal te remarqueeren, dat deze geheele allégatie eeniglyk berust op een onbewezen asfumtie, als of het voorfz. Privilegie van Vrouwe Jacoba van Beyeren de waare en werkende grondflag der Regeeringsform van Alkmaar als nog konde en moeste uitmaaken, offchoon het tegendeel daar van reeds is aangetoond, en in het vervolg nog nader blyken zal; en voorts, dat, gelyk de wyze van Magiftraatsbeftelling, ten tyde dit nader Octroy wierd verzocht, zich in alles reguleerde na het Octroy door Keizer Karel den vyfden, aan die van Alkmaar verleend, en mitsdien dat laatstgegeeven Octroy, hoe zeer het in zyne eerfte gifte voor den tyd van zés jaaren was vergund, door eene conftante en ongeinterrumpeerde achtervolging van bet zelve geddurende act en vyftig Jaaren, bet richtfnoer was geweest en gebleeven, naar het welk de verandering der Regeering te Alkmaar was gefchied, en naar welk richtfnoer die van Alkmaar teffens verkozen zich nog verder voor liet vervolg te i reguleeren, alleen met deze eenige verandering, dat, in plaatfe van drie. van toen voortaanvier Bur- . gemeesteren zouden regeercn, en dat'inplaatfe van 1 twee, maar één Thefaurier jaarlyks zoude worden 1 gekoren, terwyl echter de -wyze dier verkiezing zou- ■ d©'  ie Gebeurtenis/en in 1787 enz. voor gevallen. 165 de blyven, op den ouden voet, het dus geheel ©nnoodig en buiten den haak zoude zyn geweest, wanneer 'er by de pra;misfeq van dit verzoek was mentie gemaakt van het Privilegie van Vrouwe Jacoba van Beyeren, naar het welk de Regeering reeds zoo veele jaaren niet meer wierd befteld, te minder; daar dit verzoek geenszins de vergunning van een geheel nieuw OElroy ten onderwerp had,' maar flechts eene geringe en domesticque verandering, uit de toenmaalige gefteldheid van de Regee. ring der gemelde Stad als noodzaakelyk voorkomende, bedoelde. Boven en behalven, dat men van Hun Ed. Grooe Mogenden, van welke dat nader Octroy ter dier tyd in dier voegen is verzocht en geobtineerd, met reden kan en moet veronderftellen, dat Hoogstdezelven geenszins ignorant zullen zyn geweest van de exiRentie van het meergemelde Privilegie van Vrouwe Jacoba van Beyeren, en dat zy dierhalven in geenen deelen kunnen worden geconfidereerd in erreur dienaangaande gebracht te zyn; nemaar integendeel , dat aan Hoogstdezelven reeds ter dier tyd by eigen ondervinding zal zyn bekend geweest, dat, niet het gemelde Privilegie, maar wel het Octroy van Keizer Karel den vyfden het eigentlyk richtfnoer was, waar na de Regeering der Stad Alkmaar jaarlyks moest worden beReld. Terwyl dan ook in het reeds gemelde Octroy van den 6 December 1588 van de byzondere attentie van Hoogstgemelde Hun Ed. Groot Mogenden op de confervatie van dat Octroy van Keizer Karel den vyfden als in djen tyd nog in viridi obfervantia , een duidelyk bewys voorkomt, wanneer daar by word geRatueerd, dat gemelde vier Burgemeesteren en den Thefaurier by den Schout van Alkmaar den ééd afgenoomen zal worden, achtervolgende voorgaande Brieven van Ocltroy, daar na de Supplianten hen in de verdere poinlüen zullen hebben te reguleeren. En welke byzondere last van Hun Ed. Groot Mogenden zeiven aan de Regeering van Alkmaar in der L 3 tyd  %66 Verzameling van Stukken betrekkelyk Ut tyd by Jat n ider Octroy gegeeven, alzoo mede kan en benoord i e wordon gecoofidereerd, als eene daa- • delyke en ot.gelimiteerde vernieuwing en bevestiging van i het meergemelde Octroy van Keizer Karel deni vyfden van den 26 September 1530, waar door dat; 0£rr jerheid, tegens de b ft<*anbaarheid van dat nader Octroy vand'-n6Dec-,-m'•> r t 5«18, ui' de prsmisf^n van hei zelve, was aana vqerdj als of saamentlyk, he? meergemelde i v» k izer Kmel den ^yfden by dezelve lUft-n wss voorgeftdd a;s een permanent Oc» lasr nogthands her zelve aliet-atemporai?zyo« acedeerd, en maar eens voor zes andere jaa» j, veronderReld, en men de applicatie van dezelve argumentatie in geenendeele kan admitteeren, zonder teffens dat zoo zeer geliefde fysthéma geheel en al omver te werpen. En het alzoo genoeg is, om ook daar door te doen zien, hoe weinig de Leden van dezelve meer- . derheid zich in de vaste bepaaling van hunne gronden, en in de applicatie van dezelve, confteeren. Dan wel verre, dat uit dezelve by de laatere Octroijen van den 15 Maart lóio en den 12 December 1619 eene zoo volflxekte te nietdoening en abrogatie van dat nader Octroy van den 6 December 1588 zoude zyn te haaien, — Y .t| Wel verre, dat ook eenigzins by die Octroijen zoude zyn gewettigd het fysthéma door de meerderheid der meergemelde Vroedfchap van Alkmaar, byzonder omtrent het onveranderlyke van Octroijen en Privilegiën, gevoerd, — Zoo vertrouwd men, dat daar uit niet alleen op eene evidente wyze zal blyken, dat het meergemelde Octroy van den 6 December 1588 daar by niet is vernietigd; Maar dat ook Hun Ed. Groot Mogenden zeiven ten klaarRen daar by hebben getoond van begrip te zyn, dat vroegere gegeevene Privilegiën en Octroijen niet abfoluit onveranderlyk zyn, nemaar integendeel dat zy als de Souverein dezer Provincie tot hst maaken der vereischte Veranderingen in dezelve volkomen zyn bevoegd. Immers, wanneer men de praemisfen van het eerstgemelde dier beide laatere Octroijen nagaat, (waaromtrent zekerlyk mede byzondere Confideratit verdiend, dat daar in, even min als in de praemisfen van dat van den 6 December 1588, eenige mentie $joe ook genaamd word gemaakt van het meergeL j mei»  Ï73 Verzameling van Stukken betrekkelyk M melde Privilegie van Jacoba van Beyeren) zco blykt al aanftonds: Dat het Octroy van Keizer Karel den vyfden daar by word ingeroepen, als de oafis op welkt de Conftitutie van de Regeering der S.ad Alkmaar du geduurende omtrent lagxig jaaren was genouwd feweest, en dat, olfchoon ook dat Octroy iu den eginne maar voor den tyd van zes jaareD was verleend en vergund geworden, en naderhand voor aog zes jaaren gecontinueerd, om (gelyk zulks hier vooren reeds, uit de toenmaatige tydsomftandigheden en uit de prasmisfen van dat zelve, is gededuceerd,) aan die van Alkmaar te flrekken tot een proef, of de Vroedfchap, op dien voet irgefleld, en op het daar by bepaalde getal gebracht, alzoo op den duur met het welzyn van de Stad en deszelfs Burgerye kon beflaan, des niettemin die van Alkmaar by Conniventie van Hun Ed. Groot Mogenden zich daar mede hadden blyven conter.tecren. Doch dat 'er in dar. Octroy rcfideerdec eenige Defecten, als vooreerst, dat daar by niet was uitgedrukt hoe na, en binnen welke graaden de Vroedfchappen eikanderen in den B(*ede of in Zwagerfchap zouden mogen beftaan; in de tweede plaats, dat het zelve Octroy niet aanwees de form, op welke de Nominatien moesten worden gemaakt; in de derde plaats, dat ook hetzelve Octroy niet klaar genoeg melde, dat de Regeering van de Stad Alkmaar alJeen zoude zyn by de Vroedfchap J. En dat het deze byzondere Dff èen waren, welke aanleiding tot disfentien onder de Leden van de Re. geering hadden veroirzaakt, uit welke vervolgens waren ontftaan zoodaanige troebles binnen dezelve Stad, dat het niet alleen noodig was, om, door het introduceeren van een nader Octroy die Defecten weg te neemen. maar dat even als ten tyde van gemelden Keizer Karel den vyfden, wanneer de factiën en verdeeldheden tusfchen Regenten en Regenten een abfolute verandering onder de Leden van dc  de Gebeurtenisfen in 1787 enz. voorgevallen. 171 de Vroedfchap hadde gevorderd, hec ook allernoodzaaklykst was geworden, aac de Regeerirjg der Stad Alkmaar wierde verzet. Dat dan ook, tot ftiiling en bevrediging van hec zeer groot mecoctemeut en de beroerte onder de Schuttery en Burgery der voorfz. Stad, daar uit veroirzaakt en gevolgd, door Hun Ed. Groot Mo« genden waren gecommitteerd de toenm.aalige Prsfl-' dent en twee Leden uit den Hoogen Raade, en een) L'd uit den Hove van Holland, welke uit krachte' van een fpeciaale Comraisfle, daar toe van Hoogstdezelven ontvangen, Burgemeesteren, Schepenen, Thefauriers, en Vroedfchappen van hunnen diensc en ééd hadden ontflagen; en daar na wederom waren geprocedeerd tot inftelling van zoodaanige order, daar by de Defecten van den voorgaande OStroije gesuppleert, en diergelyke zwaarigheden en 1 convenienten in toekomende tyden verhoed en geweerd rnogten worden. En dat vervolgens dan ook welgemelde Hun Ed. Groot Mogendens Commi: farisfen uit krachte vaa hunne voorfz. Commisfie rypelyk gelet hebbende op de, Privilegiën der voorfz. Stede, en op al het gene ten meesten dienjte, rust en welfland, derzelve ende der goede Ingezetenen van dien mogte ftrekken, mitsgaders na voorgaande goede informatie op de qualiteiten van* de Perfoonen by de voorfz. Privilegiën gerequireerd, innaame van Hun Ed. Groot Mogenden 27 Perfoonen op nieuws tot Vroedfchappen der Stad Alkmaar hebben verkoren en aaagefteld, met order en last aan dezelve gekoren Vroedfchappen, om voortaan gezamentlyk de voorfz. Stede te regeeren ten metsten dienden en oirbaar derselve, ende naar inhoude' van de Privilegiën van dien, voor zoo veele die hier me* de niet en wierden veranderd. Terwyl al verders by het zelve Octroy de hier voorengemelde Defecten, en geene andere, zyn geredresf.erd geworden op den voet, als daar by breeder fta-.it vermeld. Zynde het ten uiterften notabel, dat na dat alzoo by  172 Verzameling van Stukken betrekkelyk tot by het zelve Octroy was befchreeven de wyze en de form, op weiken voortaan de Nominatien vart! Burgemeesteren, Schepenen, en Thefauriers zou-, den moeten worden geformeerd, vervolgens daarom-. trent in Contextu word bygevoegd, omme daar uii d§ EleStie gedaan te worden, als naar behooren, naa- . mentlyk zoo als zulks in het difpolitief van dat Octroy nader word geëxpliceerd, om daar uit de mees- i te beftemde in dubbeld getal getrokken, en aan ons^ cfte den Heer Stadhouder van Holland en West-Friesland in der tyd, befloten overgezonden, en by den-, zeiven de verkiezing van vier tot Burgemeesteren, zeven tot Schepenen, ende éénen tot Thefaurier' uit dezelve genomineerden gedaan te worden. Uit welk Octroy mitsdien op de evidentfte wyze confteerts Dat Hechts daar by'eenige Defecten, welke in de voorige Octroijen van Keizer Karel den vyfden, van dato den 26 September 1530, en van dat van Hun Edele Groot Mogenden zeiven, van dato deq 6 December 1588, occureerden, doordien daar by omtrent de hier voorengemelde drie poinSlen niec behoorlyk was voorzien, zyn weggenoomen, en baar aan is gesuppleert. En dat voor het overige beide die Odtroijen, ten minften voor zoo verre de Electie van Burgemeeste- 1 ten, Schepenen, en Thefaurier door den Stadhouder van Holland in der tyd betreft, zyn gebleeven in hun geheel, zonder dat dienaangaande eenige verandering, of eenige abolitie van dat recht van Electie , is geintroduceerd geworden. Als waar by aan de nieuw verkooren Vroedfchappen wel expresfelyk is geinjungeerd, om voortaan dezelve Stad te regeeren naar inhoude van de Privilegiën van dien, voor zoo veel die hier mede (dat i» door middel van dit nader Octroy) niet wierden veranderd. En waar by dus die Octroijen, voor zoo verre dezelve niet devieerden van dit nieuwlings gegeeven Octroy, expresfelyk zyn geconfirmeerd en gecorrobomrd. Eq  de Gebeurtenisfen in 1787 enz-, voorgevallen. 173, En dat mitsdien ook Hun Ed. Groot Mogendea ten klaarden hebben getoond te begrypen, dat niec alleen dat meergemelde Privilegie van Jacoba vam Beyeren niet meer in dezelve tydsomftaodighedea koe zyn van applicatie, maar dat ook zy als Souve» reinm dezer Provincie, des noodig oirdeelende, de Privilegiën en Octroijen overeenkotnftig de omftaadigheden van tyden konden en vermogten te aitereeren. Terwyl de Leden van de meerderheid van de Vroedfchap der Stad Alkmaar, althands ten reguarde van dit Oöroy, niet wel met eenige fchyn van gracie zouden kunnen urgeeren, dat zoo rampzalig uitvlucht, dat, naamentlyk, ook dit een effect vaa erreur zoude zyn. Daar het uit den gantfehen zamenhang van dien evident en manifest is, dat, ter gelegenheid van de Concesfie van het zelve Octroy, door vier Leden van kunde, aan welke het rechter-ambc in de hoogfte Gerichts-Hoven dezer Provincie was toevertrouwd, en van welken men alzoo kon verwachten een grondig onderzoek van de Privilegiën aan die van Alkmaar vergund, de Privilegiën der voorfz. Stai ■ rypetyk zyn overwogen. En het by die overweeging, en by dat grondig onderzoek der Privilegiën, aan deze Hun Ed. Groot Mogendens Commisfarisfen is gebleeken, dat in het Jluk van Eleftie geen quxstie was omtrent het rechc daar toe aan de Stadhouders dezer Provincie in der tyd competeerende, maar dat zulks moest wordea gefteld buiten alle bedenking vast te ftaan, zoo, dat, om die Electie naar behooren te doen gefchieden, dezelve door den Stadhouder in der tyd moest worden gedaan. En het is mitsdien in dien zin en meening, dat zyne Hoogheid vermeend met zeer veel recht te kunnen zeggen, dat de beide Octroijen van Keizer Kabel den vyfden en van Hun Ed. Groot Mogenden van dato den 6 December 1588 zoo wel by het voorfz. Octroy vau den 15 Maart 1010 als by dat vaa.  174 Verzameling van Stukken betrekkelyk tot van den 12 December X610 zyn geconfidefeerd, als; de bafis en het richtfnoer van het gene behoordege., obferveerd te worden. Want, immers! blykt ook ten klaarften uit heci zelve Octroy van den 12 December 1619, dat heet verzoek daar by gedaae, en de vergunning doort Hun Ed» Groot Mogenden aan die van Alkmaar ge-, accordeerd , in geenen deelen mede in twyffel trek- • ken dat recht vat: Elec ie. by voorige Octroijen, en 1 fpeciaal dat van Keizer Karel den vyfden, aan de • Sradhouders in der tyd vergund, Veel mm iets inhou. der,, waar uit zou blyken, dat dit recht op dat; tydftip niet aar, den Stadhouder zoude competeereh, | en aat integendeel het meergemelde Privilegie van 1 Jacoba van Beyeren als toen wederom zoude kuhnen en behooren ie aa merking te kornen. D ar hét uit de prseirnf-n van dat Octroy al me- , de evioYci is, dar het ftéetgëmelde Octroy van Keizer Karel den vyfdf^ daar hy insgelyks, als i den eerfteo grondflag van de conftitu.ie'der Hegefe. ring van Alkmaar in de Stadhouderlyke tyden, word ingeroepcr;; en daar het u;t den geheelen za. mennanfc vac da? Octroy alzins manifest is, dat het zelve eeniglyk e» .„Heen is verzochten geconcedeerd roet een oogmerk, om het getal der Vroedfchap. pen, by het voorfchreven Octroy van den ij Maart 1610 op 27 P.rfoonen gefteld, wederom te brengen op bet getal, bevoor- ns by dat Octroy var Kei. zer Karel den vyfden op 24 Perfoonen zynde bepaald geweest. Zo»ider dat de verzoekers van dit laatsrgerrHde Octroy eenige intentie hebben gehad om de minfte verandering omtrent het recht van EUÜtie aan de Stadhouders in der tyd, by de fuccesfiveOctroijen van den 26 September 1530, den 6 December 15 88, en den 15 M^art iölo (onder ee ige meerdere*reftridtie) afgeftaan, te introduc éren. Nïïmaar integendeel al wederom by hét dispofitief van dat la tstgemelde Ocrroy dat recht van Electie van Burgemeesteren, Schepenen, en The. fau. W  > de Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen. 17^ faurier wel expresfelyk is geconfirmeerd geworden. Zelve mee die byzondere uitbreiding van dat recht, dai de verzending eter geformeerde Nomina, tien direct aan zyne Prinfelyke Excellentie zelve, 'of wdere S'-edhouderen in dar tyd, of by derzelver abfentie aan den Prtefident en Riaden in den Hovë Provinciaal van Holiand, is vastgefteld geworden, offchoon de verzending of het pr£efeme*ren dier 'Nominatien, by het voorengemeldeOctroy van dea 15 Maart 1610, was bepaald te moeten gefchiedea aan Hun Ed. Groot Mogenden, of den Heere Stadhouder van Holland en West-Friesland. £n het alzins mede remarquabel is, dat by de ex* te, fie van dat gedeelte van dit laatstgemelde Octroy van den jaare 1619 , die van Alkmaar worden geoctroijeerd en geprivilegeerd: ,, Om voortaan, gtlyk van ouds, doende de No« „ minatie tot de aankomende Regierders, eiken vaa ,, den Vroedfchappen zal moeten nomineeren enkel „ getal van Perfoonen, te weetcn vier tot Burge,, meesteren, feeven tot Schepenen, ende eenea „ tot Treforier, teneinde daar uy, het dubbelt getal »> geformeert ende zyne Princelyke Excellentie of an„ dere Stadhouderen in der tyd, of by derfeivcr ab„ fentie den Praefident en Raaden in don Hove Pró. „ vinciaal van Holland overgefonden te worden, „ om daal' uyt vier Perfoonen tot Burgemeesteren, „ feeven tot Schepenen ende eenen tot Treforier „ te worden geëiigeert". Als waar door Hun Ed, Groot Mogenden mede duidelyk te kennen gaven, dat het zelve recht van Electie uit de Nominatien, d?ar toe by de Vroedfchap der Stad Alkmaar werdende geformeerdeen oud Hecht is den Stadhouder in der tyd van oudi af hebbende gecompeieerd. Terwyl dus zyne Hoogheid vermeend met de uiterfte fiducie ook deze beide Octroijen, als, voor zoo verre de Elertie van Burgemeesteren, Schepenen , en Thefaurier betreft, volkomen overcenftemmig met, en cocfirmatoir aan, hec meergemelde  k7o" Verzameling van Stukken hetrekkelyk toe de primitive Octroy van Hun Ed. Groot Mogendeö van den 6 December 1588, ten faveure van zyn gefustineerd recht van Electie te mogen inroepen. Daar zyne Hoogheid by het vervolg dezer Memorie in het byzonder zal toucheeren de gronden op welken zyn gefustineerd recht van Electie van de vacearende Vroedfchappen word gefundeerd» en als dan op dat refpect nader zal doen zien, dat, offchoon ook deze beide Octroijen in zoo verre door hem tot nadere bevestiging van zyn recht van Electie van Burgemeesteren, Schepenen, en Thefauriers worden gereclameerd, en zulks met het uiterfte recht, deze beide Octroijen niettemin geene atteinte kunnen of behooren toe te brengen aan dat gedeelte van zyn recht, het welk aan hem, ook by» zonder omtrent de Electie van Vroedfchappen by voorige Octroijen wel en wettig aan zyne Prsdecesfeuren was vergund geworden, en waar van de Stadhoudéren in der tyd in de vredige posfesfie zyn geweest en gebleeven. .— Aangezien het geene contestatie onderhevig zyn kan, dat men een en het zelve inftrument gedeeltelyk in zyn voordeel kan inroepen, en zulks mét ■volkomen effect, en niettemin het andere gedeelte daar van verwerpen; 't Welk vooral ten dezen aan zyne Hoogheid nopens het recht der Electie van de Vroedfchappen der Stad Alkmaar niet kan worden betwist, indien dezelve zoo uit anterieure bewyzen, als uit 't gene na dato van die Octroijen van 1610 en 1619 in Stadhouderlyke tyden cotiftanter heeft plaats gehad, dé dbugdelykheid van zyn gemelde recht kan aantoonen. Tot dus verre dan heeft zyne Hoogheid zyn gefustineerd recht van Electie, 't welk dezelve by zyne eerfte Memorie aan Hun Ed. Groot Mogenden , nevens zyne voorfz. Misfive gevoegd geweest, op de hier vooren gereclameerde Octroijen van Keizer Karel den vyfden, van den 26 December 1530, van Willem den eersten glor. ged., in naam van Ko.  'de ■Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen. 177 Koning Philips den tweeden in dato den 25 Oc tober 156J, en van die van Hun Ed. Groot Mogenden zeiven van den 6 December 1588, den 15 -Maart 1610, en den 12 December i619 had gefundeerd, als nu by deze nadere Memorie van de tegenwerpingen, zoo tegens de beftaanbaarheid -dier Octroijen zelve, als tegens de applicatie daar .van by het Bericht van de meergemelde Leden d< r rvoorfz. meerderheid ingebracht en gemaakt, zoo vertrouwd werd, ten bondigften wederlegd. - En blyft dierhalven nog over,' dat zyne Hoog. .beid nader onderzoeke, wat 'er zy van de applicatie van die Privilegiën en Octroijen welke door de -Leden wn dezelve meerderheid voor hunne Refolutie van gemelden 24 Februarv 1783 worden gereclameerd, en verders op te lösfen de bedenkingen , •weltee van wegens dezelve meerderheid zyn gemoveerd tegens die gronden, waar mede zyne Hoog-, heid reeds by éerstgemelde zyne Memorie de notoire inapplicarie dier geallegueerde Privilegiën en Octroijen hadden aangetoond. , Onnoodig echter zal het zyn, op dit refpect op nieuws te toucheeren de gronden, welke door zyne Hoogheid tegens de applicatie vaa het té meertnaalen gereclameerde Privilegie van Vrouwe Jacoba van Beyeren van den 11 April 1426 zyii ingebracht, en de tegenwerpingen, door die van de meerderheid van de gemelde Vroedfchap tegens dezelve gronden gemaakt, daar het zelve Privilegie bereids hier voorea de noodige wederlegging heeft ontmoet, en zich ook in het vervolg dezer Memorie, wanneer nader van de confecmive ver» beurtverklaaringen van dat Privilegie «al worden gehandeld, bekwaamer gelegenheid zal opdoen, om daar van, en Vervolgens mede van de overdracht of overeenkomst tusfchen die van den Gerechte en die alunge Rycdom , Vreefchap endë Ltghaam der voorfz. Stede aangegaan, en, zoo men fusdneerd, by Acte van den 26 Maart 1450; XLI. Deel. M dooi  .178 Verzameling van Stukken betrekkelyk tot door Hertog Philips van Boürgondien geconfirmeerd, nog een woord te zeggen. Dan het voornaatne Octroy, op het welk de: meergemelde Leden van de meerderheid zich be-roepen, als zynde posterieur aan de Octroijen doorr zyne Hoogheid gereclameerd, en waar doorzylie-. den mitsdien trachten goed te maaken eene daadelyke abrogatie van alle de anterieure Octroijen, is5 dat gene het welk door Hun Ed. Groot Mogendeni op den 0 December van den jaare 1650 is geconce-deert, als waar by aan de Regeering der Stad Alkmaar in der tyd is vergund, om voortaan abfolutelyk: te mogen eligeeren en ftellen de Burgemeesteren, Sche- ■ penen, en den Treforier derzelver Stede. Terwyl de beide andere Octroijen aan de gemelde; Regeering der Stad Alkmaar fuccesfivelyk doorr Hun Edele Groot Mogenden op den 18 December: 1669 en den 26 May 1728 gegeeven, waar by het: voorengemelde Octrov van den 9 December 1650> in effecte word geconfirmeerd, voor zoo verre het: zelve by die nadere Octroijen niet word gealte-. reerd , flechts eenige domesticque fchikkingen,, naar de toenmaalige tydsomftandigheden als nood- • zaakelyk voorgefteld, bevatten, welke den geest; van het zelve Octroy in geenen deelen altereeren,, en mitsdien niet verder door gemelde Leden van 1 de meerderheid worden gereclameerd,, dan, om daar mede eene posterieure en iterative confirmatie 1 van dat Octroy te bewyzen, waar toe zyne Hoog» , beid die beide Octroijen op zich zelve in zoo verre wel admitteeren kan, en waarom het mitsdien on« noodig zyn zal, ook van deze twee Octroijen byzonder en in het breede te gewaagen. Zyne Hoogheid heeft by dezelve zyne Memolie geenszins gecontesteerd de wettigheid van het zelve Octroy;- of de obfervantie van bet zelve geduurende die tyden: dat 'er geen Stadhouder dezer Provincie was bekend, en dat mitsdien de omftandigheden van tyden abfoluit vorderden» dat dezelve Elec.  de Gebeurtenis/en in 1787 enz, voorgevallen, i^f ] Electién dóór iemand anders wierden gedaan, eenig: zins in twyffel getrokken. Dezelve had zich in geenen deelen beholpen,, iom de vergezochte illatie, uit de bewoordingen, in 1 welke de prasmisfen van het zelve Octroy zyn ini gericht, en uit de verzwyging, welke daar by zeer Iftudieus fchynt te zyn gedaan, van de Octroijen by ; Keizer Karel den vïfden, door Willem den; !eersten glor. ged., ten naame van Koning Phii lips deN tweeden, én by Hun Ed. Groot Mogenden ;ztlven fuccesfivelyk in de jaaren 1588 en Ió"l9 aan idie van Alkmaar vergund, te beweeren, dat die l Octroy van den 9 December 1650 alzoo by errew Igegeeven, en dus ipfo jure nul zoude zyn.. Maar zyne Hoogheid had uit diverfe welgegrón(de argumentatien beweerd en aangetoond, dat hec !zelve Octroy in eenen Stadhouderlozen tyd gegee'ven, voor zoo veel de Magiftraatsbeftelling betrof :alléén geduurende de Stadlwuderlooze epoques, welIke 'er federt de dood van Willem den tweeden tot ide verkiezing van Willem den derden tot Stad!houder dezer Provincie, en federt de dood vaa 1 Hoogstgemelden Willem den derden tot de verSJsiezing van Willem den vierden, iatusfehen had* ;den plaats gehad, was gevolgd geworden; dochdat [by herleeving der Stadhouderlyke tyden, welke ge • (duurende dien reeks van jaaren in deze Provincie inssgelyks hadden geëxteerd, niet het zelve, maar uoo\rige Octroijen, by welken het recht van Electie aan tde Stadhouders in der tyd wasgeconcedeerd, waren i achtervolgd geworden. En dat mitsdien dat Octroy van den 9 December 11650, moest worden geconttdereerd, voor zorj tveel de Magiftraatsbeftelling betrof, %n zyne gifte : alléén voor Stadhouderlooze tyden gefchikt te zyn geiWeest. 1 Terwyl zyne Hoogheid ,* om dé waarheid en 1 eenvoudigheid van dit fysthéma nader te bevestigen ; tzich daar toe had beroepen, op hét sjene 'er in Stad. Yheuderlyke tyden na dato van dat Octroy conjlanter M 2 wa$  iSo Verzameling van Stukken betrekkelyk tot wis gepractifeerd, en dienaangaande, zoo by de Kegeering der Stad Alkmaar- als by Hun Ëd. Groot Mogenden zeiven, was begreepen, en welke daaromtrent was de gedeclareerde meening van de meerderheid van de Vroedfchappen der Stad Haarlem in den jaare 1757, by eene Memorie aan Hun Edele Groot Mogenden overgegeeven, breeder gemanifesteerd. . Dan het is geenszins overeen komftig met de intentie, welke zyne Hoogheid aan deze argumentatien heeft willen geeven, wanneer men het by het Bericht van de Leden van de meerderheid der Vroedfchap van Alkmaar zoo doet voorkomen. Als of zyne Hoogheid abfoluit had gefustineerd dat het zelve Octroy zoude zyn gegeeven direct mee" het bepaald oogmerk, dat 't zelve in Stadhouderlyke tyden daadelyk zoude moeten cesfetren, en dat dus Hun Ed. Groot Mogenden by de concesüe daar van a priori zouden hebben willen vastftellen,dat als dan de kracht en werking daar van zoude ophouden. Immers bevroed zyne Hoogheid zeer wel, dat op dien tyd, waar op het zelve Octroy is gegeeven, wanneer (gelyk Wagenaar XII. Deel pag. 134». zich uitdtukt) men nog niet gezindJeheen eenenanderen . Stadhouder te verkiezen, het oogmerk van de gifte i van het zelve Octroy op dat tydftip eigentlyk niet is ; en kan zyn geweest, om reeds a priori iets te be-. paaien, nopens de werking daarvan alléén in Stad- • houderlouze tyden, daar men als toen meer moest; veronderüellen, dat de geneigdheid der Steden daar ' heen ging, omgeenen Stadhouder wederom te ver- ■ kiezen, en men dus op dien tyd niet dacht, op 1 't gene in de Stadhouderlyken tyden, welkers wederkomst men niet onderftelde, weder zou moeten .; plaats hebben, waarom dus ook, overeenkomjtig die 1 intentie, de Oöroijen ter dier tyd aan de StedeD ter ' beftelling hunner eigen Wethouderfchap verleend, ( geenszins temporair, maar onbepaald, en voor het-; vervolg, zonder eenige reftrictié van tyden, moes-, feu werden ingericht. Doeh 1  ie Gebeurtenis/en in 1787 tnz. voorgevallen. 181 Doch het is'teffens zeker, en zyne Hoogheid ver. meend, d t zulks uit de aangehaalde pasfage van gemelden. Wagenaar , waüneer die in zynen geheelen zamenhang word geleezen , ten klaarden 1 blykt. Dat het ontydig affterven van Willem dentweei den . waar door de Provincie van Holland zonder !Stadhouder was, en de abfolute noodzaakelykheid, < welke daar uit voortfproot, om de noodige order iop de beftelling van de Magifiraaten te doen, in ide zoodaanige Steden, welke het voorrecht niet hadden, om haare eige Wethouderfchap te bedellen, de eenige aanleidende oirzaaken zyn geweest (■tot het verleenen van die Octroijen, waar by de irefpective Steden tot het doen van haare eigene iElectien zyn geauthorifeerd geworden. En dat, zonder het overlyden van Willem den •tweeden , zoodaanige Octroijen geenszins door Hun JEd. Groot Mogenden zouden zyn vergund, of heb[ben kunnen worden verleend, ten reguarde van zoo. idaarige Steden, in welke de gemelde Willem de : tweede dat recht van Electie, uit krachte van teenig Octroy of Privilegie daar toe aan de Stad. 1 houders in der tyd vergund, daadelyk was exercee. nende. ■ En dat alzoo in dien zin dezelve Octroijen, geifchikt naar die omftandigheden van tyden, alleen tot ifuppletie van de StadhouderHke rechten op dat irefpect zyn gegeeven, en alléén betrekkelyk wairen tot, en gegeeven zyn met, een oogmerk, om ite dienen in Stadhouderlooze tyden. Maar dat met de herftelling van de Stadhouderllyke waardigheid alzoo noodwendig moesten riviwisceeren die Octroijen, waar by dat recht van E» llectie aan dezelve waardigheid voor altoos was gecdefereerd, en welke delatie mitsdien door geene 1 laatere Octroijen in Stadhouderlooze tyden, naar den ■ aart van de toenmaalige Conftitutie abfoluit nood. izaakelyk, kon worden beperkt. Zullende het tot wederlegging van alle gewrorjM 3 g<3  i8z Verzameling van Stukken ietrekkelyk tot ge explicatien dienaangaande uit dezelve pasfagej van gemelden Wagenaar, door de gemelde Le- ■ den van de meerderheid afgeleid, niet ondienftig ; zyn, die in zyn geheel ten dezen ter neder te ftel-'. 3en. Na dat gemelde Wagenaar dan in het voorige : Aijte Boek, XII. Deel pag. n8, het affterven vaa l Willem den tweeden had befchreeven, gaat hy i verders voort, om by het begin van het qójle Boekï pag. 125. te vernaaien de gevolgen, welke uit die': onverwacht overlyden daadelyk refulteerden. „ Terftond (zegt hy) na 't overlyden van zyne,; „ Hoogheid, beriep JoAN van Gend, die we-. „ gens Gelderland, nog tot middernacht, voor-> „ zitten moest, de algemeene Staaten, welke hy 1 9, de onverwachte verandering, die, door dezeni dood, in den ftaat van 's Lands Regeeringe ge— „ komen was, op eene beweeglyke wyze voor-. 9, droeg, te gelyk vraagende, wat best tot'sLands,s „ dienst, in dezen toeftand der dingen, behoorde; a, gedaan te worden; zeker het Gemeenebest be-. ,, vond zich, door dit affterven, in eenen ftaat,-, „ vaar in het nimmer federt zyne oprichting geweest! ,, was; 't was voor dezen niet gebeurd, dat eeaa Stadhouder of Hooge Overigheid, gelyk Wil-„ lem de eerste geweest was, aflyvig was ge-„ worden zonder eenen Zoon van bekwaamen; 9, ouderdom, of eenen Broeder, na te laaten, aan: j, wien men terftond het Stadhouder- en Kapi„ tein-Generaalfchap opdraagen kon, maar tegen. „ woordig bevond men zich in deze ongewoonef „ omftandigheid; Willem de tweede was overv 9, leeden zonder Zoonen of Broeders gehad tet „ hebben; hy liet alleenlyk eene hoog-zwangere s ,, Gemalinne achter, en 't was onzeker, of deze,: ., eene leevende of doode Vrucht, en, zoo de eer- ■ „ fte, een Prins of Prinfes, ter weereld zoude,* s, brengen, en veel licht verhinderde deze onze- ■ kerheid, dat fommigen eenen der Neeven vaaj 3, zyne Hoogheid tot Stadhouder en Kapitein-Ge-I fc-t '' ' » ne^'  de ,Gebeurtenisfen in 1787 enz. voorgevallen. 183 ,„ neraal voorfloegen; de meeste Gewesten bevon* „, den zich, derhalven, zonder Stadhouder; net 3„ Krygsvolk zonder Kapitein-Generaal; en de m:es„, te Leden der Hooge Regeering zagen zich, willens ,„ of onwillens, in de verplichting gebracht, cm, ten minften vooreerst, geenen Stadhouder aan Je ftellen, „, 't welk noodwendig merkelyk verandering ,„ maaken moest in den form der regeeringe". En verders pag. 134 voortgaande, zegt hys fpeiciaal met betrekking tot de Magiftraatsbeflelüng 1 binnen de Steden dezer Provincie: ,, Middelerwyle vonden de Staaten van Holland ,„ geraaden, binnen hunne Provincie ordre te Rei„, len, op de benoeming en verkiezing der jaarlyk,„ fcheWethouderfchap, enfteeds aanblyvende Raa. ,„ den, in de (temmende en andere Steden; de ,„ Schepens plachten alomme door den Stadhouder, „, als Hoofd van het Hooge Gerechts-Hof ,gekoren ,„ te worden; in veele Steden itelde hy ook Bur\„ gemeesters; doch fommigen hadden, van ouds, .,, het recht verkregen om haare eige Burgemees,,, ters te Rellen. De dood des Stadhouders .moest, 'hier in , noodwendig verandering maaken ; vooral om ,„ dat men nog niet gezind fcheen, eenen anderen te ,,, verkiezen. „ De Staaten belloten derhalven op den agtjten ,„ van Wintermaand, dat alle de Steden en Plaatfen het voorrecht hebbende, om haare eige Wet1 „ houderfchap te beltellen, zich van dit voorrecht voortaan zouden mogen bedienen, en het zelve on„ verbreekelyk behouden. „ Dat de ftemmende Steden in het byzonder, zulk ,,, een voorrecht niet hebbende, haare Wethouderfchap „ zouden mogen beftellen , op zulk eene wyze, I als zy, ten meesten dienfte van de Steden zouden ! „ vinden te behooren , zullende het haar vryftaan ; daar toe byzondere Oclroijen te verzoeken aan de Ver. „ gadering der Staaten; over het verleenen van „welke Octroijen men. met meerderheid van ,, Remmen belluiten zou, zoo ondertusfchen M 4. »* eenl*  %%4 Verzameling van Stukken betrekkelyk tot „ eenige Steden niet geraaden mogten vinden, zicha ,, naar dit befluit te voegen, zou de verkiezing' „ der Wethouderen in dezelven moeten gefchie.' „ den op haarcn voorflag of benoeming, door det „ Vergadering der Staaten, of in derzelver afzyn,, „ door de Collegien der Gecommitteerde Raadem elk in zyn Kwartier". En verders pag. 136 en 137. „ 't Befluit op 't ftellen der Wethouderen in de: „ Steden, ontmoette alleenlyk eenige zwaarigheidj „ van wege het Hof van Holland, welk oirdeelde: „ by mangel van eenen Stadhouder deze beftelling' „ te moeten doen, gelyk van ouds. Doch de Staa,, ten verltonden 't anders, en 't Hof vond onge„ raaden, zich fterk te kanten tegens den wil der; „ Staaten: die thands, meer dan immer te vooren,, „ toonden, dat zy zich als Souvereinen der Pro„ vincie gedraagen wilden. 'u X £aags D,n 'l neemen van het befluit op de: „ beftelling der Wethouderfchap, verwierf 'er: „ Alkmaar Octroy toe van de Staaten. ,, Daar na Rotterdam, Delft, Gouda, Amflel-. „ dam, Schiedam, en in het volgende jaar Schoon„ hoven, Brielle, Purmerende, Edam, Haarlem,. „ Leyden, en Monnikendam; Dordrecht en Go.. „ rinchem in het jaar 1652; Medemblik fchyutt „ zich aan der Staaten algemeen befluit gehouden 1 „ te hebben, zonder op nieuws Octroy te verzoe„ kec; alleenlyk verwierf deze Stad, in het jaart „ iCóo, eene uitlegging van een punt haarerPri-. „ vilegien, op het beftellen der Wet van 's Lands! „ htaaten; Enkhuyzen verkreeg niet voor het jaar' „ f666 Octroy, en Hoorn in het jaar 1667" U't welken voordracht der zaaken, in haaren vollen 1 zamen.uog befchouwd, men alzoo vertrouwd met de volleedigfte overtuiging te mogen conciudeeren. dat het meergemelde Octroy, aan die van Alkmaa? op den 9 December 1650 gegeeven , alleenlyk is gew#est een onmiideljk gevolg van de verandering, ^eike ntodwsndig in den form der Regeering, by man* \\ gel L  de Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen. 185 gel of gebrek van eenen Stadhouder, ter dier tyd heeft moeten worden gemaakt. Terwyl de verfchillende gebeurtenisfen, welke vervolgens, zoo by de verkiezing van Willem djbn deroen in den jaare 1572, als verder ter gelegen, beid van ae verkiezing van Willem den vierdfn ki den jaare 1747, tot fuccesfive Stadhouders dezer provincie, en wyders mede ter gelegenheid van zvn afiterven, en de benoemiug van zyne Hoogheids Vrouwe Moeder tot Gouvernante, en eindefyk by zyne meerderjaarigwording zelve, zyn voorgeval' len , ten duidelykften hebben doen zien, dat de be. ; grippen van alle Leden van Staat, door deze djffö„ rente epoques heen, conftant hebben mede gebracht, dat onder de verdere digniteiten, aan hec 1 5[adhoudeiTchap dezer Provincie verknocht, ook 1 de ü eciie der Wethouderen in de Steden weder aan 1 dezelve Stadhouders in der tyd toekwam 1 Gelyk dan ook de gemelde Wagenaar, een verhaal doende van deomfrandigheden, welke de ver. kiezing yan Willem den derden glor. ged., toe Stadhouder dezer Provincie, waren voorafgegaan Ibyzonder ten opzichte van de werking dier verleende Oc* llroijen in het XIV. Deel der Vadeilandfche Historiën, pag. 65. zich van deze bewoordingen bediend: V befloot hier °Py tot vernietiging van ,, t Edict, en om den Prins, met eêapaarizhèid. „ tot Stadhouder te kiezen; doch de vobrfbg om „ hem tot Graaf te verheffen, werd, by de meer„derheid, vao de hand gewezen; Amfteldam „ floeg vervolgens ter Vergadering van Holland „ voor: of men geenen Stadhouder behoorde aan te (iel „ len! waar op Leyden aanmerkte, dat men hier „ over de andere Gewesten, met welken men eene „ Acte vanovereenftemming gemaakt hadde, eerst g, behoorde te kennen, dat haasten gevaarlykwas" tvf n]m™oral 00k de QÜrmjen 0p 't beltellen der Wethouderfchap, in en na den jaare I651 aan deS'rden werkend niet krenken moest. Gouda voegde zich by J-eyden, doch Andries de Graaf, Burgemeester vaa Wi 5 Am-  186" Verzameling van Stukken betrekkelyk tot Amfteldamj hervatte, dat uitftel 't Volk verbitteren zou; dat men ook de zaak. niet ten halven moest doen, maar den Prinfe van Oranje, den eenigften, die tot het bekleeden der Stadhouderlyke waardigheid in aanmerking kwam, alle voorrechten toeftaan. Rot. terdam, Gorinchem en Schoonhoven vielen Am. fteldam toe, en de zaak wierd befloten op het beh3agen der Principaalen; om welk te verneemen, eenigen een keer naar huis deeden. Uit welk verhandelde bereids ter dier gelegenheid, zyne Hoogheid alzoo vertrouwd evident te zyn, dat het begrip van Hun Ed. Groot Mogenden, ook toen reeds gemanifesteerd, uitdrukkelyk medebracht, dat het recht tot beftelling der Wethouderfchappen, by de voorfz. Octroijen na de dood van Prins Willem den tweeden aan de Steden vergund, inliep tegens een der voornaamfte Voorrechten van het Stadhouderfchap, en dat, gelyk de Octroijen waren verleend in een Stadhouderlooze Regeering, ook dat Voorrecht, in weerwil dier Octroijen, aan den Stadhouder moest worden terug gegeeven. En waarlyk, wanneer men attent let op al het fene de verkiezing van Willem den derden tot tadhouder dezer Provincie met betrekking tot dit fubject gevolgd is, zoo is het onbegrypelyk, hoe men een oogenblik in twyffel kan ftellen, dat het voorzegde het unaniem begrip geweest zy van alle de integreerende Leden der Souvereiniteit, en toen ter tyd en federt, tot nu toe, eer dat de meerderheid der Vroedfchappen van de Stad Alkmaar hun thands verhandeld wordende fysthéma , badden uitgedacht. Niet alleen hebben alle de Magiftraaten der Steden , aan welke na de dood van Prins Willem den tweeden de beftelling hunner eige Regeeringen Invoegen voorfz. geconcedeert was, aanftonds na de verheffing van Prins Willem den derden aan hem de Nominatien der Regeering ter Electie gezonden , en zyn die Elefiien daar uit door hem ef- fec- i  de Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen. 18? feétivelyk gedaan, zonder dat daar toe, wat de meeste betreft, eenige voorafgaande fpeciaale ver. nietiging dier anterieure Privilegiën (welke immers als toen niet alomme en door alle Regenten konden worden geignoreerd,) van den Souverein was geobtineerd. Niet alleen is nimmer voor dezen (men durft dit gerust asfumeeren) by een eenige dier Steden, of by iemand, wie hy ook zy, gefustineerd, dat de refpective Electien door de Stadhouders in der tyd gedaan in zulke Steden, welke in de gemelde Stad. houderlooze tyden daar mede Rrydige Octroijen hadden geobtineerd, onwettig, onbeftaanbaar, en tegens der Stede Privilegiën inloopende waren. Maar zelfs in alle die differenten, welke 'er van tyd tot tyd tusfchen de Regeeringen van eenige Steden en Prins Willem den derden met betrekking tot het Ruk der Electien ontdaan zyn, hebben nimmer de eerden hun beroepen op de Octroijen, hun in den jaare 1630 en vervolgens verleend, om op fundament daar van de aandellingen voor zich zeiven te reclameeren, en de Electien, by den Stadhouder gedaan, te contendeeren, ook zelfs dan niet, wanneer zy die Octroijen zelve op eenig ander refpect inriepen, en zy dus den inhoud derZelve volkomen hadden gepondereerd, hoedaanig een gedrag, in die omdandigheden by die Regen» ten gehouden, noch aan eene onkunde kan worden ; toegefchreeven, noch ook aan eenige intentie, om den Stadhouder, met verzaaking van hun plicht, 1 te complaifeeren, daar *y hun als toen tegens des. : zelfs begrippen en onderneemingen waren aankantende, en zulks wel, zoo zy meenden, ter verdee» 1 digingvan der Steden Privilegiën, en ter nakoming 'van hunnen geprassteerden ééd tot maintien der- 1 Zeiven. Waaromme ook niet anders, voor een ieder welVke cordaat en onzydig te werk gaat, over kan blyven, dan te erkennen, dat van dat gehouden gei draggeen andere reden of oirzaak kan gefubfiReerd heb-  188 Verzameling van Stukken betrekkelyk tot hebben, als deze, dat gemelde Regenten ook na een compleet onderzoek der zaake, en op een tyd, wanneer zy van geene vooringenomenheid in faveure van den Stadhouder konden verdacht worden, compleetelyk overtuigd zyn geweest, dat de an Stadhouderlooze tyden verleende Octroijen, voor zoo verre dezelve tegens der Stadhouders anterieure rechten ten aanzien van het doen der Electien inliepen, wederom, byde reintroductie van het Stadhouderfchap, ten dien reguarde waren komen te cesfeeren, en geheel inapplicabel geworden, 5a, dat gemelde Regenten zulks voor een zaak, buiten alle bedenking zynde, hebben gehouden. Dan men behoeft zich hier niet eenvoudig op te houden met argumenten alleen by conftquentien uit gepleegde daaden gehaald, daar het in geenen deelen ontbreekt aan directe erkentenisfen van verfcheide Leden van den Staat, en van den Souverein zeiven, wegens het daadelyk ophouden by de verheffing van eenen Stadhouder van alle de inprasjudicie der Stadhouderlyke rechten in andere tyden verleende Octroijen, fpeciaal van die gene, welke ®p het Ruk van MagiftraatsbeRellinge in den jaare 1650 en vervolgens aan byna alle de Steden verleend zyn. Wilde men hier voordraagen alle de preuves, welke van het zelve bygebracht zouden kunnen worden, men zoude voorwaar een werk aanvangen even omflachtig en overtollig: eenige der voornaamRe aan de attentie van Hun Edele Groot Mogenden te herinneren, zal zekerlyk tot het bedoeld oogmerk meer dan genoegzaam zyn. Drie notabele voorvallen , het gebeurde naamentlyk, ten aanzien van den Brie!, in het jaar 1672; met relatie tot de differenten tusfchen Regenten der Stad AmReldam en Prins Willem den derden in den jaare 1689 en I690; en eindelyk by hetverfchil tusfchen zyne Hoogheids Vrouwe Moeder de Princesfe Gouvernante en eenige Leden der Regeeriogvaa de Stad Haarlem in den jaare 1758 eni7j9, zal  de Gebeurlênisfén in 1787 enz. voorgevallen. 18$ zal alhier, vooreen ieder onbevooroirdeelden, ia allen opzichten volkomen voldoende zyn, om de thands verdedigd wordende Helling bui.en alle has. fitatie te ftellen. Immers is het bekend, wat het eerfie geval betreft, dat, kort na de aanftelling van Prins Willem denderden tot Stadhouder dezer Provincie, Burgemeesteren en Vroedfchappen der Stad Briefte, welke in de voorgaande Stadbourierlooze tyden, ea" ingevolge de voorgemelde Refolutie vaa den 8 December 1650, tot de beftelling van de Regeering aldaar waren geauthorifeerd, by de fuccesflve Octroijen van den 14 February 1651, 14 Juiy daar aanvolgende, en den 26 April 1670, hun aan Hun Ed. Groot Mogenden hebben geaddresfcerd, ea als toen met even zoo veel woorden te kennen gegeeven: „ dat daar inne (in de gemelde Octroijen „ naamentlyk,) waren gecomprehendeert veele „ zaaken, die nu, vermits het aanftellen van een Stadhouder over onze Provincie op de oude ,, Prasëminentien, van zelfs kwamen te vervallen", als mede daaromme , tot confervatie van de gemeene ruste hunner Burgerye en voorkoming van eenige moeijelykheden en verwyderingen, hebben verzocht, zoo als hun vervolgens door Hun Ed. Gr. Mogenden, op den 23 Augustus 1672, by formeel Octroy (te vinden in het Groot Plakaatboek IV. heel •pag. 426.) vergund is, de vernietiging en mortificatie aer bovengemelde drie OEtroijen, invoegen, als of die nooit verleend waren geweest, met authorifatie en Octroy op de Vertoonders. „ Om voorts haare Vroedfchappen te mogen eli,, geeren en houden op zoodaanigen maniere, en, ,, tot alzulken vasten getalle, als by 't Octroy van „ den 21 Augustus 1620 geordonneerd en gefta,, tueerd was, als mede dat de Magiftraat det ,, voorfz. Stad jaarlyks wederomme zoodaanig op „ den ouden voet genomiaeerd, geëligeerd, cnge,, compofeerd zouden worden, als by de oude Handvesten van de vooifz. Stad, van de Graa- ïs ven  ïoo Verzameling van Stukken betrekkelyk tot ven van den Lande van Holland en de Heereni i,, van Voorne vaD tyd tot tyd was geftatueerd, en i „ dat in de voorfz. geheele zaak in allen deelen'i wederom zoodaanig gehandeld en gepractifeerd l ,, Zoude worden, a's federt dea voorfz. jaare 1620> „ tot den jaare 1650 incluis, en zulks ten tyde der' ,, voorige Stadhouders van dezen Lande, was en had i gepractifeerd mogen wörden". En wanneer men nu dit een en ander overweegt, is het dan niet evident en handtastelyk, niet alleen 1 dat de Verzoekers van het zelve Octroy, Burge-1. meesteren en Vroedfchappen der gemelde Stad Briel- > le, by hun Addres aan den Souverein tot grond daar : van,met klaare, duidelyke,en onbewimpeldewoor-; den leggen dezelve Helling, welke de meerderheid I der Vroedfchappen van Alkmaar thands tracht tei ontkennen, maar ook dat even zulks door Hun Ed., Groot Mogenden volkomen is erkenden aangenoo». men, door het inwilligen van het gedaan verzoek tot: vernietiging (met'er daad exfuper abundanti Cautelay.) der anterieure Octroijen; iets het welk, volgens de: jegenswoordige fustenu van de Leden van de meer» ■ derheid, echter nimmer had kunnen gefchieden, anders, als door een daad van geweld en dwingelandy , , en welke daadelyke erkentenis van dezelve itelling; door Hun Ed. Groot Mogenden zei ven, Wanneer r Hoogstdezelven niet alleen de pramisfen van dat : verzoek by hunlieder Octroy hebben overgenoó-. men, maar wanneer ook Hoogstdezelven by datOc-' troy uitdrukkelyk hebben gewild, dat in degebee-. Ie zaak der Magiftraatsbeftelling binnen de Stad I Brielle zoude worden gehandeld als ten tyde der voo- ■ jtige Stadhouders van dezen Lande(zoude men hec; jegenswoordig fysthéma van de meergemelde Leden 1 van de meerderheid adopteeren,) direct zoude aan» < loopen tegens de Rechten en Vryheden van de In» gezetenen dezer Lande. Maar zal men nu als nog willen tégenfpreeken, dat in deze zoo uitdrukkelyke erkentenis van Hun Ed. Groot Molenden zeiven een direct en nlechriff r ad.  ie Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen, iojt adveu daar van legt opgeflooten, dat naamentlyk de Octroijen in Starfmuderlooze tyden vergund, met betrekking tot objecten van der Stadhouders Rechten en Pra;ërninentien , geheel en al buiten alle applicatie zyn, wanneer de Stadhouderlyke tyden wederom revivijc.eren, dan moet men ook rondborRig erkennen, dan niets zekers, niets duidelyk kan zynmaar dat een volkomen Pyrrhonismus in alles geadmitteerd moet worden. Doch, zoo men des niettegenftaande als nog aan de waarheid van dit gededuceerdezoude willen twyf. felen, dan echter zou men, ter goeder trouw willende te werk gaan, tot eene volkomene erkentenis fe moeten gebracht worden, door het tweede hier vooren aangehaald gevaJ, naamentlyk het gebeurde ten tyde van het zoo beroemd verfchil tusfchen de ! Stad Amfteldam en Prins Willem den derden, in 1 den jaare 1689 en 1690, wegens de overzending aan 1 den laatften van de Nominatien van Schepenen, 1 welk verfchil in 't breede verhaald word by Wagei naar in zyn Vaderlandfche Historie XVI. Deel, als 1 mede, met woordelyke infertie van verfcheide daat itoe betrekkelyke Refolutien en Deductien, (van 1 welke eenige periodes hier na aangehaald zullen (Worden) in de Hollandfche Mercurius over de jaaren : 1689 en 1690. . De Stad Amfteldam had naamentlyk, hoe zeer aan Burgemeesteren aldaar by 't Octroy van den 22 December 1650 was gedefereerd de Electie der Scheepenen, echter aanftonds na de verheffing van voornoemden Prins tot Stadhouder dezer Provincie hem :de Nominatie der Schepenen tot Electie van dazelve gezonden, en daar inne jaarlyks gecontinueerd, niettegenftaande 'er nimmer eenige fpeciaafe lintrekking of eenige uitdrukkelyke vernietiging van 't gemelde Octroy door den Souverein was ge(fchied. Maar wanneer Willem de derdè in den gemelden jaare 1689 tot Koning van Groot-Britranieu was verkoren, en alzoo by continuatie zich buiten deze É  $02 Verzameling van Stukken betrekkelyk tot deze Provincie abfent bevond, en hy dus uit de hem ter gewooner tyd gezonden wordende Nominatien van Schepenen niet insgelyks de Electie konde doen, zoodaanig en met effect, dat de verzetting der Schepeusbank op den vastgeffelden dag zoude gefchieden', heeft de Regeering van Amflel- ! dam als toen vermeend, niet, dat de Electie van Schei sjBen we ie»om, volgens 't gemelde Octroy van 165c, aan Burgemeesteren zoude ftaan, veel min i dat door de ten contrarie bevoörens by den i Stadhouder gedmne Electien tegens dat Privilegie: zoude zyn aangegaan, maar alleen dat de Nomina-. d ti r Electie van Schepeuen aan Praefidenten Raa-J den van den Bqve van Holland moesten worden ge-, zonde;;, ii gevólge zeker anterieure Privilegie van i rKouing Philips, aan dezelve Stad op den 3 Janua-. ,ry 1 s8i verleend, waar by geftatueerd word, dat: 'de creatie der Schepenen, uit de gedaane verkiezin-. -y abfentie van den Stadhouder, door de Raadepi var. Hè)l!at>d zoude gefchieden. . En h. eft vervolgens de gemelde Regeering als; n haare voorfz. Nominatie wel aan 't Hof willen 1 cvergeeven , dan heeft het Hof gemeend dezelve] aan zyne Hoogh.id in Engeland te moeten overzen-j den, die daar uit ook in dat jaar de Electie heefco gedaan, volgens welke de verzetting der SchepeDen als toen al mede daadelyk gefchiedisj terwyl die zaak intusfehen door de Gedeputeerden der» Stad Amfteldam ter Vergadering van Hun Edele] Gr. Mogenden gebracht zynde* Hoogstdezelven] daar op, by Refolutie van den 2 Fehruary 1089, hebben goedgevonden: „ Voor zoo veel des noods te verklaaren, dat ,„ de Schepenen, mitsgaders de Subalterne Recht.„ banken van de Stad van Amfteldam, in haaren] ,, dienst zoude motren continueeren ter tyd en wy-\ „ len toe — de Electie van de nieuwe Schepenen vooA „ de voornoemde Stad zoude zyn gedaan, (te weeten ,, door den Stadhouder) gelyk ook de refpective Ma-] ,, gilhaaten, zoo in Juftitie als Pojicie in de an- „ dere|  de Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen. 193 3, dere refpective Steden mede zoude vermogen te ,, doen". Indien op dezelve haare Nominatien aan zyne Hoogheid als Stadh-uder van deze gemelde Provincie, de Electien boven den tyd in derxelver Handvesten et) Privilegiën beft^md, kwamen uit te blyven , zonder dat het gene in het zelvige geval reeds by de Magiftratwen in eenige Steden, zoo in de Politie als Juftitie, zouden moge* wezen geaaan of verricht, van eenige onwettigheid zoude mogen werden gtquerelleert. Zie daar dan een geval waar in beiden, en de Regeering der Stad Amfteldam, op een tyd, wanneer dezelve mee den Stadhouder in dispuut was geraakt op 't ftuk der Electien, en dus aan de eene zyde van geene partiaHteit in faveur van den Stadhouder kan worden gefufpecteerd, als ook aan den anderen kant, de kracht e» adpücatie van haare refpective Privilegiën noodwendig rypelyk heefc moeten pondereeren en overwesgen,' en de Souverein zelve, by examinatie dier zaaken, evidentelyk getoond hebben re begrypen, dat het Octroy aan dezelve Stad in Stidhouderlooze tvden gegeeven, hoe zeer nimmer uittjrukkelyk vernietigd, geheel en al kwam te cesfeeren in Stadhouderlyke tyden, en, roet betrekking tot al het gene betrof't recht van Electie door den Stadhouder te doen, buiten alle applicatie was, en tot geen ricfufnoer althands konde ftrekken, maar dat, met preteritie daar van, alleen in aanfehouw konden komen die oudere Privilegiën , welke in, en met relatie tot, Stadhouderlyke tyden gegeeven waren. En hieromtrent kan ook geenszins te ftade komen het by de Berichters zoo dikmaals ingeroepen echapatoir, dat zulks alles alleen door ignorantie zoude zyn gefchiedj want niet alleen is het tea uiterften abfurd, en voor den Souverein ten eenemaal desrefpectueus, te ftellen, dat als toen, en de Magiftraat van Amfteldam en de Souverein, door eene yolftrekte onbegrypelyke inattentie of gebrek van oirdeel, het toen nog zoo jong Octroy van den XLI. Deel. N iaa-  194 Verzameling van Stukken betrekkelyk tot jaare 1650 in 't geheel uit het oog zoudeD hebben veriooren, of den inhoud daar van niet begreepen zouden hebben; maar daarenboven, zoo blykt her, uit het gene verder omtrent dat different is voorgevallen, manifestelyk, dat het gemelde Octroy van den jaare itrj'o wel deegelyK in confideratie is gekomen, en dat daar van op andere refpccfcn gebruik is gemaakt, weshalven (en dit is het gene alhier wel voornaamentlyk bedoeld word) het erkennen van des Stadhouders recht tot de Eledie der Schepenen, niettegenftaande die Elec tie by het voorfz. Octroy aan Burgemeesteren was gedematideert, het duidelyk begrip aantoont en van den Magiftraat van Amfteldam, en van Hun Ed. Groot Mogenden, dat het zelve Oólroy in zoo verre geheel was gecesfeert en vervallen, als mede op die tyden, en in de toenmaalige Conftitutie der Regeeringsform, van geene adplicatie ter wereld konde zyn; trouwens het zelve begrip is ook door de Staaten en gemelden Magiftraat refpective als toen onbewimpeld en met zoo veele woorden geuit, het gunt nog wel eenige particuliere attentie verdiend. Daar toe moet men dan aanmerken, dat de Regeering van Amfteldam met het gemelde voorgevallene in den jaare 1689, en de door Hun Ed. Groot Mogenden fchikking, geenszins te vreden zynde, hun reeds nader op den 4 January 1690 aan Hun Ed. Groot Mogenden hebben geaddresfeerd, en verzocht, dat aan het Hof gelast wierd voortaan de Electie te doen; doch, „ By ontftentenisfe van dien, ofte dat zulks by „ Hun Ed. Groot Mogenden, buiten bedenken „ nogthands, niet mogt werden nagekomen, of „ daaromtrent zoo lang gedilaijeerd, dat zy Ver,, toonders in geen ftaat zouden zyn de beéédi- ging op den 2den February te konnen laaten ge„ frhieden, dat dan in zulken geval Hun Ed. Gr. „ Mogenden van toen af aan de regeerende Burge„ meesteren in der tyd zoude gelieven te authori- ,, fee-  de Gebeurtenis/en in 1787 enz, voorgevallen. 195 „ feeren en te qualificeeren, gelyk Burgemeeste„ ren door Hun £d. Groot Mogenden by derzel9% ver Octroy van den 22 December 1650 geautho„ rifeerd en gequalificeerd waren geweest, om de „ Electie van zeven Schepenen uit de veertien ge„ nomineerde Perfoonen, mitsgaders het remplacement uit dezelve by aflyvigheid van een re„ geerend Schepen binnen 'sjaars te doen, geduu,, rende den tyd dat Hoogstgedachte zyne Koning„ lyke Majefteit, als zynde Stadhouder van deze ,, Provincie, zich zoo verre abfent bevond, dac „ omtrent de tyd van beéédiging aan der voorfz» „ Stede Privilegiën niet kon werden voldaan". En even dit verzoek is al aanftonds een fpreekend bewys van het voorzegde, immers word alhier, door die van Amfteldam, hoe zeer met expresfe inroeping van het Octroy van 1650, erkend het recht van den Stadhouder, wanneer dezelve prsfent is, tot de Electie der Schepenen, en dus dat het by dat Octroy geftatueerde, nopens hec doen dier Electie door Burgemeesteren, geheel vaa inapplicatie is in Stadhouderlyke tyden. En de wyze waar op, en 't geval waar in, zy by dat verzoek het zelve Octroy komen te allegueeren, ten einde de gemelde Electie by abfentie vaa den Stadhouder aan Burgemeesteren vergund wierd, draagen daar van geen minder preuves met zich. Want, wanneer zy by dat verzoek het gemelde Octroy komen te allegueeren, is het geenszins ia diervoegen, als of het zelve in die tydsomftandigheden nog op dat refpect eenige werkende krachc had, en of daar uit daadelyk eenig recht tot de Electie voor Burgemeesteren volgde; neen, zy pofeeren, zy fustineeren niet, dat deze door het Octroy daar toe gemachtigd waren, zy roepen geen recht in, het welk uit krachte van dat Octroy aan dezelve behoorde toegekend en voor de Stad gemaintineerd te worden, maar ter contrarie draagen zy het gemelde Octroy alleen voor als een voorbeeld, het welk in dat geval gevolgd konde worN 2 den;  io5 Verzameling van Stukken betrekkelyk tot den; zy verzoeken dat Burgemeesteren, nu, op nieuw door eene als dan eerst te gefchiedere Con- L cesfie, tot de Electie zouden werden gemachtigd, I even gelyk dezelve aaar toe by het Octroy gemach- I tigd geweest waren, waarin immers noioir opge- I floten legt, dat, dat Octroy hun als toen riet meer I bevoegd maakte, maar in zoo'verre geheel was I vervallen. Ook gefchieddé het verzoek zel^e niet abfoluit, I hec zy dan dat de Sta'houier abféSt of tegen- I wooMig was; ook geesszins, ingevaUe het Hof, I by afwezigheid van der Stadhouder, bereid was, I en door Hun Ed. Cépqt Mogend rn bevoegd wierd I gekeurd» om dt; Electie ui de geformeerde Nonii* natie te doti>; deen, in da:. g~:>aï, of wei, wan- I neer de Stadhouder zelve hier te Lande tegens- 1 woordia wes, dan verviel dis, g:.deelte van het ver- 1 zoek geheel en al, eï> de Ver oo'ders zouden met I preteritie vac de Electie door Burg'meesteren, en I geheel andeïs als de zaak by bet Octroy van 1650I was gereguleerd, hun houden aan het Octroy van 1 1581 in Stadhruderlyke tydee gegeeven, waai byi des Stadhouders recht was gewettigd geworden; 1 maat even zulks import.eett nu een direct adveu,| dat in Stadhouderlyke* tyden alleen gelet moet wor-l den, nopens het gunt derzelver Rechten en Pra;-I emineotien betreft, op zulke Octroijen, welke me-l de in diergelyke tyden vergund zyn, terwyl de an-l dere fla3pen en werkeloos biyver.-. Doch ÏDdien men verder," van het gemelde ver-1 zoek aiftapper.de, het oog vestigt op het gevolgl da?.r va?-, dan ortmoet men wederom van alle kan-1 ten de doo'.flaandfte blyken van dezelve waarheid. Niet alleen hebben Hun Ed. Groot Mogenden! als toen, wanneer dus fpeciaal mede het Octroyi van den jaare 1650 een object van derzelver deli-1 beraden was geworden, en de kracht en werking! van het zelve by Hoogstdezelven niet uit het oogl konde worden verlooren, door hunne daar op ge-1 valle dispofitie de inadplicatie daar van op StadhouJ der«B  de Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen. 197 derlyke tyden daadelyk geconftateert, en zelfs het employ» het welk die van "mfteldam van een gedeelte daar van, als een voorbeeld ter beflisflng van de roenmnili^e q-jaesde, wilden maaken, geheel afgekeu-d, wanneer f emelde Hun Ed. Groot Mogenden by R« foïucie van den 28 Jacuary 1690 hebben goedgevonden en verflaan: „ Dat de Heeren Burgemeesteren en Vroedfchappen der Stai Amüddam haare Nominatie van ,, Schepenen Boudefl o-etsenden aan Hoogstge,, dachte zyne Maj itek, .om daar uit by dezelve, „ als Stadhouder van de Prodncie, de Electie ge„ daan te werden, en d-r, op den voet in Hun „ Ed. Groot Mogendens R fotutie van den 2 Fe,, bruaty ic39 vervat, de Schepenen, mitsgaders „ de Subalterne Rechtbanken der Stad Amfteldam, ,, in haaren diens1- zouden condnuecren ter tyd en ,, wylen de Electie van nieuwe Schepenen voor ,, de vooifz. Sta'i zoui? zyn feed«n"j Daar door post plenisfimam caujis.cognittmem conftateerende, üat aao des Stadhouders voorfz. recht, tot Electie der gemelde Schepenen, in geenen deelen obfteerde het meergemelde in 1650 door Hoogstdezelven verleend Octroyi Maar daarenboven hebben dezelve Heeren Staaten , by de prasmiift-n *an die hunne Refolutie, even het zelve mee klaa?? en s!l« dubbelzinnigheid uitfluitende woorden uitgedrukt, wanneer Hoogstdezelven zich daar by voordeiyk dus uitlaaten: „ Dat Hooj>st»edach?e ;v e Majefleit in den „ jaare 1672 Stadhouder geworden /.ynde van de,, ze Provincie, ends by Hun Ed. Gioot Mogen„ dens Commisfle geauthorif^erd tot het veran,, deren van de Magiftraat * daar door het voorfz. ,, Octroy van den jaare 1650 was komen te cesfee„ ren". Woorden voorwaar, welke zoo energicq en ten dezen zoo decifoir zyn, dat het overtollig zyn zoude, iets hier by te voegen tot opheldering of applicatie derzelvc. N 3 E»  toS Verzameling van Stukken betrekkelyk tot En hoe zeer Burgemeesteren en Vroedfchappen van Amfteldam vermeend hebben, by die Refolutie gegraveerd te zyn, en daar jegens op den 7den February daar aanvolgende eene Deductie ter Vergadering van Hun Ed. Groot Mogenden hebben ingegeevea, zoo zyn echter nimmer door dezelve gecontesteerd geworden die maximes, by dezelve Refolutie uitgedrukt, welke hier vooren ter teder zyn gefteld, en ten dezen alles uitmaaken; wel verre vaa daar, zoo hebben zy integendeel die zelve grondfteliingen daar by volkomen geadopteerd, en op verfchillende plaatfen zeiven ten fterkften aangedrongen en uitgebreid, om van het welk overtuigd te zyn, men die Deductie maar behoeft in te zien. Een periode van dezelve is 'er, welke men echter niet afzyn kan, niettegenftaande derzelver extenue, alhier in haar geheel in te lasfchen, zeo > om dat dezelve het thands verdedigd wordende fys- « théma in de fterkfte bewoordingen mooglyk ver- . vat, als inzonderheid, om dat dezelve dienen kadi in meer dan pen opzicht tot een tegengift, jegens i verfcheide gehafardeerde ftellingen, en haatelyke s ïeflectien, in het Bericht der meerderheid van de s Vroedfchap van Alkmaar voorkomende. „ Belangende de eerfte confideratie", (zeggen 1 daar by Burgemeesteren en Vroedfchappen van i Amfteldam,) ,, raakende de verandering in den i ,, jaare -'650 en 1673 fuccesfivelyk omtrent de be«. „ ftelling van de Magiftraat voorgevallen, zoo er-. kennen Burgemeesteren en Vroedfchappen zeen ,, gaarne, dat, na het onverwacht affterven van den: „ Heere Stadhouder Prins Willem van Oranje,. „ onfterffel. Mem., in den jaare 1650 by Refolu„ tie van den Staat is vastgefteld, dat de refpecti-' „ ve Steden, fesfle hebbende in de Vergadering van: „ Holland, van toen voortaan zouden hebben eni ,, behouden het recht om haar eigen Magiftraaten 1 „ te beftellen. en in het byzonder, dat het voorfz.: recht van Electie van zeven Schepenen uit een i „ dub-i  ée Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen. 199 „ dubbeld getal, door Vroedfchappen aan Heeren Burgemeesteren, fuccesGvelyk binnen Amftel'„ dam regeerende, in krachte van dien gedefe* j, reert zynde geweest, het zelve by Octroy van Hun Ed. Groot Mogenden vervolgens mede is »> geconfirmeerd geworden, maar evenwel ?,oodaa„ nig, dat den verderen inhoud van haare PriviSe„ gien van de Stad van Amfteldam in alle andere deelen zouden moeten blyven in vigeur eh », ongekrenkt; zulks dat, ais wanneer Burgemeesj, teren en Vroedfchappen vervolgens in den jaare m 1672 nevens de andere Leden hebben geconcur„ reerd gehad, om den Heer Prinfe van Oranje, », jegenswoordig Koning van Groot-Brirtanien, j, aan te ftellen tot Stadhouder over Holland, op ,, dezelve wyze, en in dezelve qualiteit, als des*' uii Doorluchti«e Voorouders die Staat hebben „ bekleed gehad, het dienvolgende van zich zeiven „/preekt, dat de Steden, ende naamentlyk de Stad „ van Amfteldam, de Electie van Schepenen, uit s> een dubbeld getal, by continuatie nu niet langer hebben kunnen doen: als nooit by haar ge,, daan zynde geweest ten tyde ende by het leeven „ van de voorige Stadhouders onfterfel. Memorie, „ en dat het bygevolge aan de Heeren Stadhou„ ders ftaat, cm de voorfz. Electie, doch niet an„ ders als op den voet ende in conformité van de t, Privilegiën, voor het toekomende te doen: maar ,, moeten Burgemeesteren en Vroedfchappen daar „ nevens ende te gelyk bekennen, dat hun zeer „ furprenant is te vooren gekomen, dat men je. „ genswoordig heeft gelieven van dat recht van 1 „ den Stadhouder te fepareeren hec recht van „ den Hove zelve; alzoo immer kennelyk is, dac 1 „ die ülectie vaa den Hove moet worden geconfi» , „ dereerd voor een fequele van de Stadhouderlyke , ,1 Regeeringe, ende zulks een gevolg eude appea,„ dentie van die Digniteiten en Waardigheden, ,„ daar mede de refpective Priafen van Oranje, j s, hoogl. ged., die Charge bekleed hadden gehad: 4 ,, voor-  soo Verzameling van Stukken betrekkelyk tot f, vooral ook om dac de Heeren Prsefident en Raa. „ den, doende de voorfchreeven Electie in abfentie van den Heere Stadhouder, dezelve niet an„ ders komen te doen, als op den naam van den ,, Heere Stadhouder zeiven, ais den genen z-yn„ de, die voor het Jbioofd en de flitfsterfte Per„ foon van hun Coilegie moet worden geconfide,, recrd; aaar by dan nog verder kan word' n ge,, voegd, dat het Octroy van den jaare 1650 door „ de introductie en de bei-il^liDge van de Stad„ houderlvke Regeeringe jlüzwy mde wel afge„ gaan zyude, mi sdien ook vm zelfs weder vigou„ reus en werkfteïlig zyn gewojden de refpective ,, Privilegiën van de Steden, d:*e ia den jaare 1650 „ voor zoo verre waren ge&mplieerd geween, dac ., de Steden haare Ma/ift^ar-n van toen voortaan „ zouden vei-mogen te kiezen". M< et men, na zoo eene energique, zoo folemneele, erkentenisfe, gedaan by den gantfehen MagiRraaf, van een der voornaamfte Leden van den Staat, omtrent een poinct in welkers tegendeel zy, indien zuiks maar met eenigen fchyn van grond had kunnen gefustineerd worden, zoo merkelyk geinteresfeerd waren; in zuike omitandigheden, waar in zy zekerlyk door geenè paruatiteit in faveur van den Stadhouder konden worden verblind, en op een tydftip, wan-.eer zy de kracht der Stedelyke Privilegiën volkomen b-wusï waren, als ook daar vao, dac het hun volgens ééd en piicht niet geoirloofd was daar van re glisfeeren. ja, terwyl zy daadèlyk bezig waren, dat een en snder op het Rerkfte te-deduceereo en aan te dringen, niec rondborftig erkennen, dat nieis anders dan de kracht der waarheid en eene volleedige overtuiging hun tot d?r adveq van de kadplicatie der quajstieufe Octroi. otadhouderlyke tyden heeft kunnen brengen ! En is daarenboven even het zelfde ook byden Sow 'ótffin^ die deze Octroijen had vergund, na ryp o« en voÜcQdige cxamixiatie der zaake, gedecla- " reerd.  de Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen. 201 reerd, hoezal men dan immer het tegendeel durven verdeedigen, zoo lange niet alvoorens geëverteerd zal zyn die allerzekerfte jurisprudentie, tam inter. pretem quam conditorem iegumfolmn principem iure existimari ? f Dit alles is dan ooit genoegzaam, om een ieder te overtuigen; dat het g m:,iae voorval de alleifpreeJcendltr; en convincaatfte bfcwyzen van bet thand» geanftrue rd wordende «ervac, terwyl daaromtrent mets ter zaafe zou,te doen , w •! e eindelyk de uitlag van aat different, met hec j geaswoordige geheel verfchillends, vewees. mog{ë%yD. Dan ook evec zuiks, om dit no*? met een woord by te voegen, is eene confirmati;-'an zyne Hoog. lieids jeget.swoorJige fust-cue, dewyl het overbekend is, dat gem.lde different in diervoegen een einde genoomen heeft, dat die vau Amireldam in t gemelde jaar 1690 hunne Nominatie tot Schepenen aan Bun Ed. G/oot Mog^den zei ven hebben overhandigd, en d^t Hoogst;-zalven die Nominatie aan Konicg Willem als Stadhouder tot het doen der Jilecrie hebban gezonden, welke Electie by hem ook daadelys gfefchied, en de verzetting der Sene, penen dien conform gedaan is; zvnde wyders met de Nominatie van Schepenen van Amft >ldam naderhand van jaar tot jaar, zoo lang Koni ig Willem leefde, gehandeld op gelyke wy,;e als i» den jaare 1690 gefchied was en dus fa Elecïh by h >m gedaan, en niet door Burgemeesteren:; zoo als ouwe. deripreekelyk hadde moeren plaats hebben, indien veV ü.let een uicger"aa(fte zaak ware gefeest dat c Udtroy var. den jaare 1650 tot zoo verre, en in Stadhouderlyke tyden, buiten alle applicatie enwerking ware geweest. Zonder dat ten dezen eenige verandering in den aart oer zaak en de applicatie *an het g»allegu^erde geval maaken kan, dat alle verzodceu el aan. teekemngen, door de Stad Amfteldam, ten opzichulu,^ daru different gedaan, uit'de Notulen van Rolland pp haar voorftel zyn gelige. N 5 Daar  soa Verzameling van Stukken betrekkelyk tot Daar de gronden, ter gelegenheid dier gedaane verzoeken gediscucieerd, en het begrip dienaangaande by den Souverein als toen gemanifesteerd, niettemin dezelve blyven, en in dat refpect alzoo door syne Hoogheid kunnen worden gereclameerd. Boven en benaiven dat het zelve geval omftandig bv Wagenaar in de Vaderlandjche Historie XVI. Deel, pig. ji—59 word verhandeld. En daar van ook eenige preuves voorkomen in Hun Ed. Groot Mogendens Refolutien van den 2 Jai.ijary , 12 Maart en *8 Maart 1690. Trouwens, wanneer men op 't fubject thands in confideratie nagaat (en dit is het derde en het laatfte hier vooren ingeroepen voorval) het gene met zeer vee! kracht van reden, by- zekere Memorie door aguien Leden van de Regeering der Stad Haarlem ter Vergadering van Hun Ed. Groot Mogeoden op den 8 February 1759 ingeleverd, is gededuceerd feworden, omtrent het effect en de daadelyke wering van het Octroy door Hun Ed. Gr. Mogenden, op den 22 Juny 1651, aan de toenmaalige Vroedfchappen der gemelde Stad verleend, en het welk mede haaren oirfprong aan meergemelde Hun Edele Gr. Mogendens Refolutie van den 8 December 1650 was verfchuldigd. Wanneer men verders nagast de uitdrukkelyke blyken, welke omtrent het begrip van de fuccesfi. ve Leden der VroedfchappeD van gemelde Stad ten aanzieu van de iesdplicatie van dat Octroy in Stadhouderlyke ryden met betrekking tot de Electie van Burgemeesteren en Schepenen, daar by aan hun gedefere rd, in de Registers van de Vroedfchap dier Stad voorkomen, hoedaanige Refolutien en fchikkingerj (om dit in 't voorbygaan aan te merken) men zich vo'komen verzekerd houd, dat in meest alle de Registers der refpective Steden, op de tydperken der jaaïen 1672, 1702 en 1747 refpective, zouden werden gevonden, wanneer men alle dezelve met ü-ierk attent en onzyd:g naging. Met des te meer grond dan mag zyne Hoogheid zico  de Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen. 203 zich op dat zyn recht beroepen; en de exp'icade, welke de gemelde Leden aan de ge'deejtelyke werking van dat Octroy, ook geduurende ue Stadhouderlyke epoques, hebben gegeeven, als dezyoe ajopteeren; dewyl ook door de admisfie van dezelve explicatie veele tegenwerpingen, by het Bericht van de meerderheid der Leden van de Vroeafc'hao d ;r Stad Alkmaar, uit de bewoordingen van zyneHoogheidsCommisiie, om, naamentlyk, de Burgemeesteren , Schepenen, en Wetten te veranderen naar behooren, en achtervolgende de Privilegiën van de re. fpettive Steden en Plaatfen, afgeleid, (waar van by het vervolg dezer Memorie nader zal worden ge. fprooken) zullen kunnen worden opgelost, en uit den weg geruimd. Immers na dat gemelde agttien Leden van de Vroedfchap der Stad Haarlem by dezelve hunne Memorie kortelyk hadden betoogd, dat, omtrent de radicaale qualificatie van de Vroedfchappen, en oin* trent de voyze, op welke de refpective Nominatien, van Burgemeesteren en Schepenen jaarlyks moesten worden geformeerd, het zelve Octroy in Stadhouderlyke tyden in zoo verre was gebleeven in obfer. vantie, en dat zyne Hoogheid, volgens Hoogstdeszelfs Commisfie, gehouden en verplicht zynde, Burgemeesteren, Schepenen, en Wetten te veranderen naar behooren, en achtervolgende de Privilegiën van de refpective Steden en Plaatfen, mitsdien aan dat radicaale en de daar by vastgeftelde form der Nominatien , welke hem ter Electie wierden gepra^lenteerd, gebonden was; voegen de gemelde Leden verders ten opzichte van de verdere werking van dat Octroy daar by deze decifive bewoordingen: ■ De eenige verandering dewelke dit Octroy en ,, Privilegie met de herftelling der Stadhouderlyke „ Regeeringe ondergaan heeft, beftaat hier inne: „ dat het zelve recht van Eltftie het welk door het gedachte Octroy aan die van rie Vroedfchap was „ vergund, by overgifte van de Leden van de Verga „ dering van U Ed. Groot Mogenden, weder is ge- „ de.  2s-j Verzameling van Stukken betrekkelyk tot „ defereerd aan den nieutf verkoorer Stadhouder: „ dus luid klaar hec Rapport van den PenliouarisTEt» Hove, dewelke de befoignes va5 ü Edele Groot „ Mogenden ttr dier tyd had geediRteerd". En verders: ,, En de gemelde conce.fle der Leden bepaalde s, zich zoodaadg in den overdracht: d r eigentlyke „ Electie van de Steden aan dew Stadhouder, dat „ het Hof van :Jo!land, f< )o,xo and-jszins in ver„ fcheiden Privilegiën of akefffaiivé, nevens den „ Graaf en zynen Stadhouder, of by afwezen van „ denzelven, tot de Electie geroepen, in de opge„ melde ovfergifte niet is be^reepen, maar dac de „ Octroijen in alles, uitgezonderd alken de meerge» „ melde actüs eligendi, in Handen volle kracht zyn „ gebleeven". En, geh k de gem?lde agtt ien Leden op een ander refpect van dezelve Memorie zich dienaangaande in dezer voegen uitlaaien, „ De Vertoonders hebben bereids mser dan een„ maal betuigd, zoo g-wilJig als plich-fchuldig te erkennen, dat de Magidraacsbeftellinge in de Steden van het Departement is van de Heeren ,, Stadhouderen in der tyd. Wettig is dit Departe„ ment aan dezelve geconfereerd, en alles, wat „ uit krachte ven de hooge Commisfle achtervol„ gende de Privilegiën g -daan word, kan nergens „ meerder gerefpecteerd zyn, dan in de Stad Haar„ lem". En dat ook dit begrip conftaiït door de fuccesfive Leden van de Vroedfchap der gemelde Sta i Haarlem omtrert het ve-ftand van het gemelde Octroy van den 32 Juny 1651 en de applicatie daar van in Stadhouderlyke tyden, ia tegecoverfteiling van Stad. houderlooze tyden. is gevolgd, blykt onder anderen mede uit eene Refolutie by üe Vroedfchappen der Stad Haarlem op den 31 Augustus 1702, na het overlyden van Willem den derden glor. ged., genoomen. Als waar by door den toenmaaligen Prseüdent-Bur-  ét Qebeurtenisfen in 1787 enz, voorgevallen, aoj gemeester, Mr. Dikderir Dickx, aan de Vroedfchappen was voorgedraagen, dat op dien dag de Billetten, toe de aanftelling van Burgemeesterej op den 7den September torn a^ftaacde, moesten worden uitgezonden, en vermits door het overlyden van zyne Majefteit van G coc-Britcacien hoogloffelyker Memorie, als Stadhouder van deze Provincie, tegens woordig de Electie zoo wel als de Nominatie by de Heeren vas d-s Vroedfchap moest worden geformeerd, Heereo Burgemeesteren .bun alzoo niec hadden kunnen dispe-öfeeren, van} alvoorens de gemelde Billetten uit te zenden , 't zelve te moeten brengen tot kennisfe van de Heeren van de Vroedfchap , en daar nevens Hun Achtbaare in bedenking, te geeven, of men in deze riet zoude opvolgen de oude voet, en wel zoodaanig, als tusfchen de jaaren 1651 en 16/2 was gefchied.- En waar op ver eigens wezende gedelibereerd, en naargeziea zynde de Retroacta op dat fubject federt de jaaren 1651 tot 1672 gevallen, en wel byzonderlyk ten opzichte van de Billetten tot de aanftelling van Bn-g-meesteren, is gerefolveerd, dac men zoude blyven by de gemelde 'oet, als tusfchen de jaaren 1651 eh 1672 was geobferveerd, en vervolgens ook ten zeken dage hét daar achtervolgende Billet mutatis mutandis, als tusfchen de jaaren 1651 en 167a was gefchied, aan de Heeren van de Vroedfchap zoude werden toegezonden. En waar by verders mede is verftaan en gerefolveerd, dat aan ieder Lid van de Vroedfchap op nieuws zoude werden toegezonden Copie van het Oetroy van den 22 Juny 1651. Item het Reglem ent der beftelling van de Magiftrature derzelve Stad, als mede dat van den Heer Hoofd-Officier, mitsgaders den ééd van de Vroedfchappen, en Copie van de voorenftaande Refolutie. Als mede uit een fchriftelyk Rapport, op den 12 Augustus 1748 ter Vergadering van de Vroedfchap der Stad Haarlem voornoemd door den toenmaaligen Fen.fion.ares Gilles gedaan, waar by dezelve, uit den  2*5 Verzxmüing van Stukken betrekkelyk tot den naam en van wegens de Heeren regeerende Burgemeesteren en verdere Heeren, by Refolutie Comrmsforiaal van de Heeren Raaden en Vroedfchappen vm den 21 Juiy 1747, verzocht en gecommitteerd, om de ordre en hec reglement op het Schouts-Ambt der gemelde Stad, van dato den 5 December 1Ö50, vermits de aanftellinge van zyne Hoogheid den Heere Prinfe van Oranje en Nasfau tot Stadhouder van deze Provincie, te revideeren, en naar de verandering van den tyd- te altereeren of te amplieeren, ter Vergadering van de Heeren Raaden en Vroedfchap. pen heeft gerapporteerd: dat zy Heeren Gecommitteerden nagegaan hebbende, het geen voor deze, en wel federt den jaare 1672, na de aanftelling van den laatst voorgaanden Heer Stadhouder van deze Provincie, met relatie tot het reglement op 'c Schouts-Ambt der gemelde Stad, was voorgevallen, hadden bevonden, dat als toen mede het Regiement tot redres van dien, op den 7 September 1673 > was gemaakt Commisforiaal; doch dat zy niec hadden gevonden , dat daaromtrent eenig rapport was gedaan, als in den jaare 1697 > a's wanneer ook, op den iften van den maand September van denzelven jaare, dienaangaande was gearrefteerd geworden een nieuw Reglement, en daar by was gerefolveerd , dac op het zelve, toe meerdere bevestiging van dien, van zyne Majefteit Koning Willem glorieufer gedachtenisfe, als Stadhouder van deze Provincie, zoude werden verzocht de approbatie en confirmatie; dat zy Heeren Gecommitteerden wel hadden gemeend, dat op het voorfchreeve exempel althands mede zoude behooren te worden voortgeprocedeerd , doch dat echter hadden gemeend , alvoorens verder te gaan , nader omtrent dezelve vernietiging te moeten verftaan de intentie van Hun Ed. Achtb. Dat echter zy Heeren Gecommitteerden wyders, by occafie van het nagaan der Retroa&a, omtrent het voorfchreeven reglement van het Schouts-Ambt, onder de Regeering van de Heeren Stadhouderen de-  de Gebeurtenis/en in 1787 em. voorgevallen. 207 dezer Provincie, insgelyks haddén bevonden, dat, ten aanzien van de Reglementen op de Magiftraats» beftellingen, binnen dezelve Stad genomen en fubfifteerende, op even de vooriz. datums in de jaaren 1673 en 1697 was gehandeld, als ten opzichten van het Reglement op het Schouts-Ambt daar te vooren was ter neder gefteld. En, alzoo in de oude Reglementen op de Magiftrature (boder welken zich mede bevond een Reglement, op den 5den Juny gere. fumeerd en den 7 Juny 1651 gearrefteerd, naar 'c welk het verzoek van bet meergemelde Ociroy van den 22 Juny 1651 was ingericht geworden) in diea tyd waren vernietigd, en, op den vooren gemelden 1 September 1697, insgelyks een geheel nieuw Reglement voor het toekomende was gearreReerd, en daar op mede verzocht de approbatie en confirmatie van den toenmaaligen Heer Stadhouder; en dat die 'Zaaken, in den voorfchreeven tyd alzoo behandeld zynde, zy Heeren Gecommitteerden niet alleen niec hadden kunnen nalaaten dit alles te brengen ter kennisfe van Hun Ed. Achtb., maar daar benevens op het zelve voetfpoor hadden vermeend, vermits de jegenswoordige fituatie van zaaken en Regeeringsform, te moeten geeven in bedenking, of het niec. noodig, en van de beste gratie, zoude zyn, om, althands zoo dra mooglyk, de zaaken wederom te, brengen op dien voet, gelyk dezelve onder de Hee* ren Stadhouderen in vroeger tyden waren geweest!. en behoorden gebracht te worden, en daarom, vermits, de verandering van de Magiftrature fterk avanceerde, van advys waren geweest, dat niet alleen het voorfchreeven Reglement op het Schouts-Ambt van. den 5 December 1670, maar ook het Reglement opt de Magiftraatsbeftellinge binnen de gemelde Stad, van den 20 February 1718, met alle de opgevolgde Refolutien, daar toe becrekkelyk, dewelke jaarlyk* mede op de verandering van de Regeering voorgeleezen en beéédigd waren, en voor zoo verre de^ zelve als nog fubfifteerden , zouden behooren teworden vernietigd en gefteld buiten effect: terwyl dc  »o8 Verzameling van Stukken betrekkelyk tot de Heeren regeereode Burgemeesteren ook zouden behooren te worden verzocht, de Heeren Raaden en Vroedfchappen op dit alles ten fpoedigften te befchtyven ; en aan dezelven als dan te gelyk in conlideratie te geeven , of niet wederom op hec voorfchreeven voorige exempel eenige Heeren zouden behooren te worden gecommitteerd, omme te concipieeren en te dresfeeren een zodaan'g nieuw Reglement^ zoo op de beRellinge van de Magiftrature, als op hetScnouts-AmbtJbitjnen dezelve Stad, als vermeenen zoude met de jegenswoordige Regeeringsform en ConRiiurie van zaaken me»esr, overeenkomftig te zyn en te behooren; en het zelve gedaan zynde , d?iar van rappor;, te doen aan Hun Edele Achtb,, ten eindt vervolgens, na exp-esfe befchryving van de Heeren Raaden en Vroedfchappen, daar op nader te worden gerefolveerd, zoo als bevonden zoude worden te behooren. „ Biy vende buiten dit alles de O&royen van 'Hun Ed. Groot Mogenden, van datis den 22 Juny „ 1651 en 22 Feörua y 1:18, omtrent de Magi„ ftrature, bienen dezelve Stad verleend, in haar s, volle kracht ev. waarde, behalven in zoo verre de„ zelve dm de jegenswoonige Regee'ingsform al be. reids PERsé haart-, verandering hebben gekreegen, met ,, rel- tie lot de EieStie van Heeren Burgemeesteren en 3, de ti. ere.1, Schepenen-, in 't voo*fchree~>en OSttoy van „ den jaare 1651 vervat, en wélk Oöroy ook, ge- duiuende de Regee i>g van de voorige Heeren Stadhouderen hoogloffelyker memorie , in zoo „ verre altoos mede in vigeur is gebleeven, en jaar- lyks, uitgezonderd omtrent het voorfchreeven pointt , is beéédigd gewonden," Van welk Rappo t vervolgens geweest is het effect , dac de Leden van de Vroedfchap der Stad Haarlem , ingevolge eene Refolutie, ten zeiven dage daar op provifioceel genomen, zynde befchreeven geword n. ten einde rader op de vernietiging van de voorfchreeven Reglementen te delibereeren, en daar op als dan zoodaanig verders te disponeeren en  de Qebeurtenisfen in 1787 enz. voorgevallen, scp cd te refolveeren, als met den meesten dienst, ea oirbaar van dezelve Stad en Rsgeering van dien , zoude geoirdeeld wórden te behooren; verders op den 30 November 1749 hebben gearresteerd een Project-Reglement, en het zelve voorts aan wylen den Heere Prinfe Erf-Stadhouder Willem den vierden ter approbatie geprsfenteerd , het welk dan ook by Höogstdezelve op den 31 Augustus 1751 is goedgekeurd; by het öde Artikel van welk Reglement is geftatueerd: »; öa'ai!e jaaren, op den ?den September, byde „ Vroedfchap zoude worden geprocedeerd tot hec „ maaken van eene Nominatie, ten einde by zyne „ Doorluchtige Hoogheid den Heere Prinfe Erf„ Stadhouder daar uk te kunnen worden geëligeerd „ vier tot Burgemeesteren; en dat op den 11 den ,, daaraan volgende, indien de'Electie van Heeren „ Burgemeesteren zoo tydig zal zyn ingekomea , ,, dat 'er een bekwaame tusfchentyd is, dat de „ billetten daar toekunnen uitgaan, en de abfente ,, Heeren kunnen worden befchreeven, zal worden js geprocedeerd tot het formeeren van eene Nomi„ natie, om by hoogsrgemelde zyne Hoogheid „ daar uit te worden verkoren zeven Schepenen, „ alle Poorters der voorfchreeven Stad, en behoor„ lyk gequalifi :eerd, en ten minften oud zynde „ zes- en- twintig jaaren." Terwyl vervolgens, na het overlyden van hoogsrgemelde zyne Hoogheid, ten tyde dat de Vrouwe Moeder van zyne Hoogheid, als Gouvernante, geduurende Hoogstde$zelfs minderjaarigheid , zyne rechten als Erf-Stadhouder was cuftodieerende, hec vooreogemeide alzoo geapprobeerde Project-Reglement, mitsgaders de voorengemelde Octroijen, in datis den 22 Juny 1651 en 22 February 1718, door eene nadere, daar toe uit de Vroedfchap der gemelde Stad gedecerneerde, Commisfie, met alle exaci tidude zynde gerevideerd , en dezelve Commisfie verders, by hunlieder rapport daar van, op den 14 . XU, Deel. O ju»  aio Verzameling van Stukken, betrekkelyk tot Juny van den Jaare 1752» ter Vergadering van de Vroedfchap uitgebracht. Met alle finceriteit hebbende gedeclareerd, in ,, alle dezen derzelver intentie en oogmerk niet an,, ders te zyn geweest, dan , om aan de eene zyde geheel ongekreukt te laaten die prEeminentien, dewelke de Doorluchtigfte Prinfen Stadhouders, ,; met relatie tot dezelve Regeering, competeerende „ zyn, en aan de andere kant te bevestigen de pras. „ rogativen en rechten, dewelke aan die Regeering „ zelve waren gelaater." Ter meergemelde Vroedfchap van dezelve Stad ten voorfchreeven dage, Devens dat Rapport, is ingebracht een Concept nieuw Reglement , by het 6de Artikel van het welk insgelyks is vastgoed1 J O UI „ Dat alle jaaren, op den 7den September, by „ de Vroedfchap uit het Lighaam van dezelve, en „ zonder dat daar buiten zal mogen worden gegaan, zal worden geprocedeerd tot 't maaken van een Nominatie, ten einde by haare Koninglyke Hoogheid, als Gouvernar.te en Voogdesfe over zyne /. Doorluchtigfte Hoogheid den Heëre Prinfe Erf,, Stadhouder, daar uit te kunnen worden geëli, geerd vier Burgemeesteren, ieder oud zynde ten ', mitften zes- en- dertig jaaren, en Leden van de „ Vroedfchap geweest zynde den tyd van agt jaa- ■ „ En dat den elfden daar aan volgende, indien dé „ Electie van Heeren Burgemeesteren zoo tydig „ zal zyn ingekomen, dac 'er bekwaame tusfchen- tyd is, dat de billetten daar toe kunnen uitgaan, „ en de abfente Leden van de Vroedfchap kunnen befchreeven worden, invoegen voorfchreeven „ zal worden geprocedeerd tot het formeeren ee„ ner Nominatie, om by hooggemelde haare Ko„ ninglyke Hoogheid in opgemelde qualiteit daar ,, uit te worden verkoren zeven Schepenen, alle „ Poorters der voorfchreeven Stad , en gequaliil• „ ceerd  de Gebeurtenis/en in 1787 enz, voorgevallen, air ,, ceerd als hier vooren ten reguarde van het Vroed„ fchaps-Arabt is vermeld , en ten miDften oud „ zynde zes- en- twintig jaaren, om voor *c aan„ itaande jaar te dienen. „ En dat dezelve Nominatien, alzoo geformeerd „ zynde, door eenige Heeren, by de Heeren Raa„ den en Vroedfchappen te committeeren, ten ein„ de daar uit de EleÉHe te gefchieden, althands „ zullen worden geprajfenteerd aan hooggemelde „ haare Koninglyke Hoogheid, in hooggemelde „ qualiteit als Gouvernante en Voogdesfe over zy„ ne Doorluchtige Hoogheid den Heere Prinfe Erf„ Stadhouder; en voorts in vervolg van tyd aan „ die gene, die in cas gemeld by de Refolutie van „ Hun Ed. Groot Mogenden, van dato den iö No*> vembe,ri747» de Charge van Erf-Stadhouder van „ deze Provincie zal komen te exerceeren, en dac, „ mgevalle Höogstdezelve buiten deze Provincie „ mogte zyn, dezelve Nominatien als dan, als van „ ouds , daar aan by Misfive of anderszins zullen „ worden toegezonden." Terwyl zyne Hoogheid dus vertrouwt geene klaardere preuves van het verRand van de Octroijen, in den jaare 1650 of 1651, na het overlyden van Willem den Tweeden glorieufer gedachte* nisfe, aan de refpective Steden dezer Provincie gegeeven, te berde gebracht te kunnen werden. ha dac het mitsdien is ten uiterften temerair en gehazardeerd, wanneer die van de meerderheid van de Vroedfchap der Stad Alkmaar niet alleen hunlieder gemelde Octroy van den 9 December 1650, ook met opzicht tot het poinct der Electien, als nog willen inroepen; maar wanneer ook zy op twee byzondere plaatfen van hunlieder Bericht beweeren, dat die van Haarlem en van Rotterdam, even gelyk zy, het recht zouden hebben, om hunne ei. gen Magiftraaten te beftellen. Een fysthéma, het welk even zoo zeer door alle Steden van Holland, aan welke diergelyke Qctroi. jen als toen zyn geconcedeerd, ligtelyk op dezelve O 2 gron«  ZI2 Verzameling van Stukken betrekkelyk tot gronden zoude kunnen worden geadopteerd, en waar door zyne Hoogheid ras van het voornaamfte prerogatief van het Stadhouderfchap zoude worden ontzet. En welk fysthéma men ten opzichte van de andere Sleden, alzoo behendiglyk by dat Bericht als plaufibel en ter navolging, als het ware Hechts in trarift* ia» voorftelt, terwyl het ondertusfcaen, indien de gemelde Leden van de meerderheid in dat hun doelwit zouden mogen Qaagen, het van eene delicaate. overweegiog zoude worden, of, en in hoe verre, zoodaanige Steden in de Vergadering van Bun Ed. Groot Mogenden de noodige neutraliteit, om in dezen tusfchen zyne Hoogheid en dezelve meerderheid over het zelve different te cirdeelen, zouden bezitten. En het is alzoo uit dit gededuceerde, wanneer men het zelve za! te huis brengen op de fuftenue by de meerderheid van de Leden der Stad Alkmaar gevoerd, dat men vermeend te mogen afleiden deze generaale ftelregelen. Vooreerst, dat, wanneer aan zyne Hoogheid, by deszelfs Comrckiie als- Stadhouder de^er Provin. cie, is opgedraagerj de macht en het recht, om de Burgemeesteren, Schepenen, e:: Wetten, te veranderen .naar behooren, en achtervolgende de Privilegiën van de refpective Steden en Plaatfen, voornaamentlyk, en in de eerfte plaats, moet in aanmerking genoaien worden, of 'er in de Steden en Plaatfen» in welke hy vermeent dat recht vm verandering of beftelling der Magiftrature te kunnen en te mogen oeffenen, eenige Pi-miegien gevonden worden, by welke dat recht van Electie aan de Stadhouders in der tyd is gedefereerd geweest, en dat, byaldien 'er bewys van de exiftentie van zoodaanige Privilegiën of .Octroijen voorhanden is, die ten faveure van de daadelyke Stadhouders moeten blyven werken, of fc hoon 'er laatere Octroijen, in Stadhouderloze tyd<;n gegeeven , wierden gevonden , waar by dat recht daadelyk wederom in den boezem der re-  de Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen. zt$ refpective Steden was gebracht; doch dat ten aanzien van zoodaanige Steden , welke dat recht van Electie, het zy dan van de gantfche Wet, het zy dan van Burgemeesteren alleen, niettegenftaande de Stadhouderlyke Regeering, volgens hunne primiti* ve Octroijen en Privilegiën, hunne Magiftraatsbeftelling hebben blyven behouden, voor zoo verre ilie by dezelve Privilegiën aan dezelve Steden is gelaaten, geenszins door zyne Hoogheid kan worden geoeffend: en dat wyders, in de tweede plaats, by de verandering van de Magiftrature binnen 'd;è Steden, in welken dat reeht aan de Stadhouders iri der tyd by eenig, Privilegie is geconcedeerd, door zyne Hoogheid behoort te worden in het oog gehouden of de Perfooren, op de refpective aan hem ter Electie gepr^fenteerde Nominatien gebracht, de qualiteiteu bezitten, welke de Privilegiën in hun requireeren. En dat, wanneer beide die requifiten door zyne Hoogheid ?,-crcen in het oog gehouden , dezelve compleet voidoec aan de CommisGe, ten dien re. guarde aan hem, bv Hun Ed. Groot Mogenden, als Stadhouder dezer Provincie, gedefereerd. Trouwens, dat ook deze explicatie aan de Commisfie van. zyne ÖoqgheitU ten reguarde van dat poicct, door de meergemelde agttien Leden van de Vroedfchap der Stad Haarlem, by derzelver Memorie aan Hun Ed. Groot Mogenden den 8 February 1739 overgegeeven, wordt gegeeven, is evident uit het geen dienaangaande daar by in deze bewoordingen wordt gezegd: ,, Om een voorbeeld hier van te fuppeditesren, „ in het dupoQtief van alle de gehonoreerde Com„ misfien komt voor eene uitdrufckelyke qualifica. „ tie, om de Burgemeesteren , Schepenen , en „ Wetten, te veranderen: en in de Steden Delft, 9* Oouda, Rotterdam en anderen, verkiest de'Prins „ Erf-Stadhouder, even ais binnen de Stad Haar* „ km, zoo de Burgemeesteren als de Schepenen, U UK oirzaake dac, volgens de Privilegiën dezer 0 3 „ Ste-  fli4 Verzameling van Stukken betrekkelyk tot Steden, de gedachte Electien aldaar in diervoe„ gen moeten gefchiedeD; maar te Leyden worden „ alleen de Schepenen door den Stadhouder geëli,, geerd, en niet de Burgemeesteren: waarom? om „ dat by het Privilegie van Hertog Philips, van „ den 23 July 1434, de verkiezing van Burgemees„ teren der Stad Leyden is opgedraagen aan den „ Schout, het Gerecht, en de Vroedfchap der ge. ,, melde Stad: op dezelve wyze worden de Burge,, meesteren der Stad Amfteldam mede door hoog„ gemelden Erf-Stadhouder niet verkoren, maar de„ zelve verkiest alleen de Schepenen aldaar; we,, derom uit oirzaake, dat achtervolgende de Privi. ,, legie van Hertog Aalbregt van den 16 January »> Ï399 S. C. de genen, die in deze Stad Schepen „ of Raad geweest hebben, tot de Electie van ,1 Burgemeesteren aldaar zyn bevoorrecht: nog „ grooter uitzondering vindt men te Hoorn, en in eenige andere Steden." Terwyl het even zeker is, dat in die Steden , welke alzoo uit krachte van die oude Privilegiën zelve deze verkiezing doen, door geene laatere Oc. troijen, nopens de uitoeffening van dat recht, verandering is gemaakt, en dat ook die Steden, wanneer dezelven in de jaaren 1650 of 1651, na hec overlyden van Willem den tweeden , Octroijen omtrent hunne Magiftraatsbeftellingen hebben verzocht, en geobtineerd, dezelve hunne verzoeken niet verders of anders hebben geëxtendeerd, dan tot die gedeeltens van hunne Magiftraatsbcftellingen, van welke gemelde Vorst in de bezitting was geweest, daar in alzoo achtervolgende de Refolutie van Hun Ed. Groot Mogenden, waar by was verftaan: „ Dat alle de Steden en Plaatfen het voorrecht ,, hebbende, om haare eigen Wethouderfchap te „ beftellen, zich van dit voorrecht voortaan zou- den mogen bedienen, en het zelve onverbreeke„ lyk behouden." In de tweede phats, dat die Steden, welke zich dier»  de Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen. 21$ dierbalven in den jaare 1650 of 1651 aan Hun Ed. Groot Mogenden hebben geaddresfeerd, ten einde Octroy te obtineeren ter verkiezing van den gantfchen Magiftraat, en dus zo we) vau Burgemeesteren , als van Schepenen en verdere Ambtenaaren binnen hunne Steden , re ipfa hebben getoond te begrypen, dat zylieden geenszins het voorrecht hadden , om hunne eigen Wethouderfchap te bcftel» len; maar dat zy gehoorden tot die ftemmende Steden, in het byzonder, welke zoodaanig voorrecht niet waren hebbende, en welke alzoo, volgens het voorfchrifc der gemelde Refolutie, indien zy mede van dat voorrecht zouden willen jouisfeeren, gehouden en verplicht waren daar toe de noodige Octroijen van den Souverein te verzoeken; daar zy anderszins zouden gehouden zyn , hunne Nominatien aan de Staaten zeiven ter electie teprafenteeren. Uit welke twee gcneraale, en zoo men vertrouwt duidelyk gejuftifkeerde , ftelregelen , men alzoo, met relatie tot het meergemelde Octroy van den 9 December 1650, by de meerderheid van de Vroedfchap der Stad Alkmaar gereclameerd, vermeent veilig te mogen concludeeren, dat, gelyk zylieden of hunne Prasdecesfeurea in den voorzeiden jaare 1650 hebben geoirdeeld verplicht te zyn, een Octroy tot de beftelling van hunne geheele Magiftrature te verzoeken, zy ook alzoo rebus fcf facïis hebben getoond te begrypen, dat zy ter dier tyd niet meer hadden dat voorrecht, om hun eigen Magiftraatsbeftelling te doen, maar dat, achtervolgende de laatere Octroijen en Privilegiën , aan dezelve hunne Stad, na dat van Vrouwe Jacoba van Bkyehen, gegeeven, dat recht van Magiftraatsbeftelling aan de Stadhouders in der tyd was overgegaan: zo als het zelve dan ook wezenlyk door dezelve Stadhouders, tot op het overlyden van gemelden Prins Willem den tweeden, daadelyk en zonder interruptie was geëxerceerd; en dat mitsdien, wanneer zyne Hoogheid, en wylen zyn Heer Vader de . O 4 Hee.  216" Verzameling van Stukken betrekkelyk ut Heers Prinfe Erf-Stadhouder Willem de vierde, de Magiftraatsbeftellingep zoo veeie fuccefcfive jaaren binnen de Stad Alkmaar hebben gedaan, met obfervantie van die radicaale qualiteiten, welke by de confecutive Octroijen , omtrent het nommable der gepraTenteerde Perfoonen , wierden gerequireerd , dezelve Burgemeesteren , Schepenen en Wetten, aldaar hebben veranderd naar behooren en achtervolgende de Privilegiën van gemelde Stad, en alzoo zich punctueel van hunne Commisfien als Stadhouders dezer Provincie hebben geacquiteerd; en dat dan ook daar .door het gedrag van zyne Hoogheid, op die zyne Ccmmisfie gefundeerd, is gefteld buiten alle cavillatien, welke by het Bericht van de Leden V3n de meerderheid van de Vroedfchap der gemelde Stad daaromtrent waten gemaakt gewordenEn waar'yk, (om dit cog met weinige woorden by al het voorzegde te voegen,) ten einde compleet overtuigd te worden van de volftrekte irrele. vance van die ftelling der meerderheid van de Vroedfchap te Alkmaar, dat zyne Hoogheid, uic hoofde van het aan die Stad in het jaar 1650 verleend Octroy, onbevoegd zoude zyn tot de electie van Burgemeesteren , Schepenen, Thefjuriers en Vroedfchappen aldaar, behoeft men alleen daar op te letten , dat als dan die electie aan denzelven in byna geen eene der Steden dezer Provincie zoude competeeren. Aangezien het niet de Stad Alkmaar alleen is, of zeer weinige Steden met dezelve , welke met een • diergelyk Octroy in den jaare ic'50, of in de vol. gende jaaren , tot da be1>eiling vaa h^ar eigen Magiftrature is begujfti^d geworden , maar dat byna alle de Steden van HoÜand, Hoorn en Enkhuizen alleen uitgezonderd, daaromtrent precies in dezelve termen verfeeren, zo als biyken Kan uit de refpective aan dezelve tusfchen de jaaren 1649 en 1673 verleende Octroijen, alle voorkomende in het Groot Phcaaihoek, IV. Heel, 3 Boek, 6 Tit. Ea  de Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen. 217 En dat vervolgens, indien de voorfz. Helling doorgaat, de machc aan zyne Hoogheid by deszelfs Gommisfle door Hun Ed. Groot Mogenden uitdrukkelyk en met zoo veele woord :n vergund, om de Burgemeesteren, Schepenen en Wetten te veranderen naar behooren, by mangel van onderwerpen-tot het uitoefFenen derzdve, .nergens-anders m beltaan zal, dan in een ydele woordenklank. < Dan, gelyk die te verocderftellen niet anders zoude zyn dan de fpot te dry ven met den Souverein, die de Commislle alzoo verleend heeft, en de voorfz. macht ais een der integrecrende gedeeltenS van de Stadhouder lyke waardigheid heeft willen geconfidereerd h-bben, zoo toont even zulks de abfurditeit en wanfehaapenheid eener zoodaanige fustenue zoo zeer aan, dat dezs refhetie alleen op het bloot voorftel, zolder eenig nader aandrang van dezelve, een ieder overtuigen moet, dat me. mand dezelve kan omnelzen, ten zy hy door vooringenomenheid verDlitd of van zyne zinnen en reden beroofd zy. . Trouwens, dat ook het begrip van de Steden altyd daar heen heeft gegaan, dac de Octroijen, aan hun in ce jaaren 1650 en 1651 na het overlyden van Willem den tweeden verleend, alleen toepasfelyk waren op Stathouder looze tyden, en dac dezelve met de daadelyke aanftelling van eenen rieuwen Stadhouder werkelyk moesten cesfeer-m,. is mede niet alleen evident daar uit, dat ajie de Steden, welke van dezelve Qct-oijen alzoo waren voorzien, terftond na de verheffing van Willem den derden aan hem ter Electie hebben geprsefenteerd die Nominatien, uit welke zy federt den jaare 1650 gewoon waren hunee eigeoe Electien te doen; maar dat ook na het overlyden van Willem den derden, wanneer de toenmaaüge omftandigheden van de Eepublyk weder in die zelve termen kwamen, als na het overlyden van Willem den twseden, dat recht vao Electie omtrent de S adhouders in der tyd niettemin t?o duideiyklten is eikecd geworden, O 5 by  2l8 Verzameling van Stukken betrekkelyk tot by de Propofitie, door den Raad-Penfionaris op dena 14 April 1702, op voorftel van eenige Steden, ten Vergadering van Hun Ed.Groot Mogenden gedaan., even gelyk van de erkentenis van dat recht van Electie, ook omtrent de Steden, welke geen ftem in 1 Staat hebben, een klaar bewys voorkomt in Hum Ed. Groot Mogendens Refolutie van den 6 Mavr 1762. I Uit welk gededuceerde men dus vertrouwd al ver-, der met een volkomen fiducie te mogen beiluiten,, dat al 't gene, omtrent de refpective Octroijen in de 1 jaaren 1651 aan verfcheide Steden verleend, hier1 vooren is bygebracht, even zeer zyn applicatie: vind op het Oef roy, den 9 December 1650 door die: van Alkmaar geimpetreerd; daar in allen gevalle,, de Leden van de meergemelde meerderheid, zou-, den zy willen beweeren, dat dit Oefroy was van 1 eenen byzonderen aart en effect, zulks op eene evi-. dente wyze zouden moeten demonitreeren. — Trouwens dezelve Leden van de meerderheid hebben zeer wel gevoeld, hoe aan de eene kant de 1 werking dier refpective Octroijen, voor zoo verre • het eigen Magiftraatsbeftel in de Steden aanging, door het herftel der Stadhouderlyke waardigheid binnen deze Provincie, was komen te cesfeeren, en hoe dierhalven het aan de andere zyde vaD hunlieder belang was, om quafi een verfchil of onderfcheid tusfchen het gemelde Octroy van den 9 December 1650, en die welke by de andere Steden in den jaareiójr waren geobtineerd, voor te wenden; en om dan het een en ander te berde te brengen, waaruit quafi van dat onderfcheid van Octroijen zoude confleeren , zoo allegueeren zy daar toe in de eerfte plaats, dat het zelve Octroy geenszins zoude zyn een gevolg van Hun Ed. Groot Mogendens Refolutie van den 8 December 1650; en brengen ten bewyze daar van by, dat dit Octroy reeds is gegeeven op den s>den December, en dus daags na het neemen van dezelve Refolutie, en dat het alzoo niet mooglyk zyn kan, of het Requcjst tot het obtinee- ren  de Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen. 219 1 ren van het zelve Octroy moet bevoorens reeds aan I Hun Ed. Groot Mogenden zyn geprsefenteerd ge1 weest. Terwyl zylieden in de tweede plaats uit de PraemisI fen van het zelve Octroy, waar by onder anderen 1 dat verzoek mede word gefundeerd op de notabele 1 dienften, welke zy in den jaare 1573 aan 's Land* I gemeene zaak, ten kosten van hun goed en bloed, 1 hadden beweezen, hebben zoeken af te leiden, dac 1 dit een remuneratoir Otlroy zoude zyn, het welk, uic ] hoofde van dat motief, en op fundament van hec i meergedachte Privilegie van Jacoba van Beyerekt ' van den 11 April 1426, en dat van Hertog Philips 1 van den 26 Maart 1450, en om geene andere redenen , aan die van Alkmaar zouden gegeeven zyn. Dan, wat aanbelangt deze eerstgemelde reden 1 van uitzondering, zal het genoeg zyn ten dezen te 1 rememoreeren dat gene, het welk als de aanleiden1 de reden van het verzoek van dat Octroy hier te ' vooren uit de geciteerde plaats van Wagenaar is ibygebracht, daar, offchoon het aan de eene zyde iwel eene waarheid is, dat het zelve zeer kort na I het neemen dier StaatsRefolutie aan die van Alkmaar iis verleend geworden, waar over ook geene lange (deliberatien of bedenkingen konden te pas komen, iin aanmerking, dat de motiven, by dezelve Refolu1 tie des daags te vooren gediscutieerd, aan de Letden van Hun Ed. Groot Mogendens Vergadering nog te vers in het geheugen lagen, het echter aan ;de andere zyde eene even incontestabele waarheid iis, dat de Propofitie tot het neemen van dezelve I Refolutie reeds eenigen tyd te vooren, terwyl Wililem den tweeden glor. ged., bereids op den ddeOj I November was overleeden, en de Staaten van Holland, die, (gelyk Wagenaar pag. 127. van het te : ineermaalen geciteerde XII. Deel zegt) terftond na het overlyden van zyne Hoogheid gewoonlyk vergaderd waren, voor het grootfte gedeelte byzondere inzichten op de form der Regeering hadden , ter i Vergadering van Hun Ed. Groot Mogenden was gedaan.  sao Verzameling van Stukken betrekkelyk tof daan, en die van Alkmaar als een integreerend Lid van Hoogstderzelver Vergadering, vooral daar men niet gezind was voor als nog eenen anderen Stadhouder te kiezen, gemakkelyk konden weeten, dac die gedaane Propofitie tot conc'uöe zoude, ja, naarde omftandighedeo van tyden, wel moest gebracht worden, en dat het alzoo geenszins vreemd was, dat die van Alkmaar het noodige Request, met de <ïaar aan geannexeerde Copyen van de daar by ge» reclameerde Privilegiën, in voorraad hebben doen ia gereedheid brengen , en hunne Gedeputeerden met het zelve hebben gemutileerd, om, daadelyk iia dat dezelve Refolutie zoude zyn genoomen, het Zelve Request ter Vergadering in te brengen. En geen wonder, dat'die van Alkmaar met het doen van dat veraok alle mooglyke fpoed ter dier tyd hebben gemaakt, en alzoo dat Request daadelyfe na de Cocclufie dier gedaane Propofitie hebben geprefenteerd, daar de tyd tot de verandering der Regeering binnen hunlieder Stad zoo naby en op handt n was; aangezien des daags voor Kerstyd, de Billetten tot verkiezing van Burgemeesteren, Schepenen, en Thefaurier door de Ltden der Vroedfchap volgens dat Oöroy zouden moeten worden ingebracht; en, alvoorens zulks zoude kunnen gefchie. den, dat O&roy niet alleen moest zyn geobtineerd, gedepecheerd, en aan de Leden van de Vroedfchap gecommuniceerd, maar ook zy uit krachte van dac Octroy behoorlyk tot het formeeren der Nominatien en het doen der Electie moesten werden geconvoceerd, toe al het welk hun naauwlyks meer dan veertien dagen na het concludeeren van de meergemelde Refolutie overbleef, Terwyl mep dus, met alle fiducie, in den zamenloop van alle deze omfiandigheden de reden van het verzoeken van dat Octroy, zoo kort na het neemen dezer Refolutie, ter goeder trouw ftellen mag. 'Althands de meerderheid, van de Vroedfchap der Stad Alkmaar heeft geenszins geallegueerd, dat het zelve Occioy zoude zyo verzocht voor dato van het neer  de Gebeurtenis/en in 178? enz. voorgevallen. 221 neemen der gemelde Refolutie, daar byaldierj ook de Retroafta van de toenmaalige Vroedfchaps Vergaderingen daar op door hun waren nagegaan, de •Leden van dezelve meerderheid daar uit (gelyk zoo ftraks nader zal worden aangetoond) zcuaen hebben kunnen ontwaar worden, dat het verzoekenfyan-hec zelve Octroy haare origine wel deegelykHs verfchuldigd geweest aan de communicatie van het gene in het groot'Befoigne van Holland ter dier tyd, met opzichte van de toenmaalige tydsomftandigheden, was geptssadvjfeerd. Immers kan uit de Notulen van Huo Ed. Groot Ivlogendens Vergadering van dien tyd confteeren, Dat bereids op den 9 Noverr«ber van den gemelden jaare 1650 door den Raad-Peofionaris was in bedenking gegeeven, wat in deze nooit voor gevallene Conjliiutie van zaaken ten meesten dienfte van den Staat zoude dienen gedaan te worden; dat vervolgens op die gedaane Propofitie een groot Befoigne tot het examineeren van dien zynde geproponeerd, daar toe zyn benoemd de Ridderfchap, de vyf voor-zittende Steden van Holland, en drie voorzittende Steden van het Noorder-Kwartier, met den RaadPerfionaris, onder welkeNcord-Hollandfche Steden Alkmaar zich mede alzoo bevond. En dat wyders op den ipden November daar aanvolgende bereids door het zelve Befoigoe een Rapport is uitgebracht, onder Art. 4 en 5 van welk Rapport onder anderen is voorgefteld de wyze, op v/elke de verandering der Magiflratuure by de refpeétive Steden voor het vervolg zoude moeten gefchieden, terwyl teifens ten zei ven dage is gerèfol•veerd, dat van al het gebefoigneerde dienaangaande Copie zoude worden gegeeven aan alle de Leden van Hun Ed. Groot Mogendens Vergadering. En dat eindelyk op den 3den December dezelve Propofitie ter Vergadering zelve is gebracht in deli> beratie, als wanneer reeds de Advyfen van de Leden over het voorfz. werk niet zenderling discrepant zyn be. vonden. Uit  I 42 a Verzameling van Stukken betrekkelyk tot Uit al het welk zyne Hoogheid alzoo vertrouw* evident te zyn, dat die van Alkmaar in tyds ge-:, noegzaamcn grond van zekerheid hebben gehad,, omtrent het gene alzoo op die Propofitie zou wordeni geconcludeerd. Ter*yl ook zelfs, al was het al eens waar (dess geenszins) dat dit Request reeds voor dato van heci neemen-der gemelde Refolutie was geprsefenteerd,, in dat vooruitzicht, dat de Propofitie tot het neemen van zoodaanige Refolutie eerlang ftond te worden geconcludeerd, het nogthands zeker is, dat de; dupofitie op dat verzoek niet eerder heeft plaats gehad, dan na het neemen van dezelve Refolutie, eni ..dat mitsdien het Octroy zelve in allen gevalle iss eene Jequele dier genoomene Refolutie. En even zeker is het mede, dat het verzoek toe: dat Octroy althands niet eerder is gedaan, dan nas het overlyden van Willem den tweeden glor., ged., en dat de dood van dien Prins daar toe heeftt gegeeven de aanleidende oirzaak, even zoo zeerais dezelve reden de grond is geweest, op welken) door de verdere Steden gelyke Octroijen in denjaa-jre 1651 zyn verzocht geworden. . Terwyl het alzoo weinig ter zaake, en tot de waar- ■ heid van de gebeurtenis zelve, doen zal, of'er byf de Pi'Eemislen van dat Octroy van den dood van ge-' melden Vorst is gewag gemaakt, dan niet. Daar het eene incontestabele waarheid is, welke! door de Leden van de meergemelde meerderheid,, zoo men vertrouwd, niet zal, of ter goeder trouw' Jtan, worden gedeguifeerd, dat, byaldien dezelve; niet was komen te overlyden, althands dat Octroy door die van Alkmaar nimmer zoude zyn verzocht geworden. En het uit den aart der omftandigheden niet wel mooglyk was, by de Prsmisfen van dat verzoek tot Octroy, van de gemelde Refolutie van den 8 December 1650 gewag te maaken. Daar, gelyk hier bevoorens is geremarqueerd* het zelve Request in voorraad, en voor dato van het  de Gebeurtenis/en-in 1787 enz. voorgevallen. 223 het arresteeren derzelve Refolutie, zynde geconcipieerd geweest, dus daar by niet wel van die Refolutie, min nog van den dag op welken die ftond igenoomen te worden, kon worden mentie gemaakt. Dan ten blyke dat het zelve Octroy (even gelyk falie de andere Octroijen welke na dato der gemelde I Refolutie van den 8 December 1650 aan de refpecitive Steden van Holland zyn vergund) haaren waa.. iren en eenige oirfprong verfchuldigd is aan de toenimaalige. conjuncture van tyden, en aan de commutnicatie van het Rapport door de Gecommitteerdens iin het groot Befoigne van Holland, tot het nee1 men onder anderen van dezelve Refolutie van den 18' December icTjo ter Vergadering van Hun Edele lGróót Mogenden uitgebracht, door Heeren Ge1 deputeerden der Stad Alkmaar in de Vroedfchap Igedaan, zal het genoeg zyn de Leden van de ge1 melde Vroedfchap te renvoyeeren aan de refpec. 1 tive Refolutien van de Vroedfchap der gemelde :Stad, op den 21 en 26 November i6jO genoomen. Uit de eerfte van welke beide Refolutien con[fteert, . Dat de Heer Jacob Schagen Hoogland oudIBurgemeester en de Secretaris Schagen Rapport geidaan hebbende, onder ééd van fecretesfe, van het jgene by Gecommitteerde Leden uit de Vergadering ivan de Staaten van Holland en West-Friesland Ifchriftelyk was geadvifeerd, op de zaaken, zoo van ide Generaliteit, als van Holland en West-Frieslland in het byzonder, welke by dezelve conjuncture ■van tyden zouden dienen genoomen te worden, als 1 toen is gerefolveerd, het voorfc. Rapport te exami. : neeren en te dienen van Advys, en by die occafie mede te overleggen, op wat voet de Privilegiën dier I Stede, nopens de verkiezing van de Magiftraatder: zelve Stede, zoude kunnen worden geamplieerd en 1 op het dienftigfte geobtineerd. Terwyl verders uit de tweede dier Refolutien blykt, ' Dat by de Gecommitteerden van de Vroedfchap ;.. . dei  224 Verzameling van Stukken betrekkelyk tot bende nagezien en rypelyk geëxamineerd alle de Privilegiën die de Stad Alkmaar ooit hadde gehad, of als nog was hebbeDde, voor zoo veel nog voorhanden waren, eenpaarig goed en dienftig geoirdeeld was voor de Stad en Burgery, dac het kiezen van Burgemeesteren en Thefaurier mogt beftaan by de Vroedfchappen derzelver- Stede, en - ten dien eindeOctroy van de Ed. Grooc Mogende Heeren Staaten: van Holland en West-Friesland met den eersten verzocht, en dac de voorfz. Electie zoude gefchieden met het inbrengen van een dubbeld getal, en dac die de meeste ftemmen zoude worden bevon-" den te hebben geëJigeerd zoude wezen tot de voorfü. Ambten refpective, en voorts als in zekere Concept-Riqueste by tiaar Ed. ingefteld en alhier geleezen,vervolgeos na rype'deliberatie by de Vroedfchap-' pen, ten dien einde folemneelyk geconvoceerd, eenpaariglyk is verftaan: De zaake, zoo die was gerapporteerd, dienflig te wezen voor de S ad, én de Gedeputeerden ter dagvaard gelast, het voorfz. verzoek aan myn Heeren de Staaten te doen en te vorderen, en met ten eerfien te refcribeeren, om na uitval van zaaken wyders op dit werk te worden gerefolveerd. ■ Welverftaande indien de Heer van Foreest, Rekenmeester, mitsgaders de Heer van Sonne. „ veed ter dagvaard zynde in den Haag, daar van „ alvoorens zuilsn werden göconfuleerd, om zoo ,, met compleete Stemmen in dezen te ftaan". En welke laatstgemelde Refolutie teffens doet zien, dat de toenmaalige Leden van de Vroedfchap, om eene Refoiutie te kunnen neemen, waar by verandering in de Magiftraatsbeftelling, offchoon ook ter dier tyd uit den aart der zaake en de omftandigheden van tyden abfoluit coodzaakelyk en volftrekc onvermydelyk, moest worden geintroduceerd, hebben geftaan in een klaar begrip, dat daar toe alvoorens niet alleen eene folemneele Convocatie van de Vroedfchap, maar ook eene eenpaarighdi van  ie Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen. 225 van Stemmen en het inneemen der fóntimenteü van . de abfente Leden wicrd vereischt. Terwyl men wyders nopens de zaak zelve vertrouwd, dac beide deze Refolutien ten klaarften doen zien , met hoe weinig grond de evengemelde argumentatien nopens het Octroy van 1650 door de Leden van de gemelde meerderheid zyn gehafardeerd. Trouwens om ten vollen Van de ongepastheid* en, mag men met reden zeggen, van de weinige goede trouw dier gemaakte allégatie, dat naamentlyk dit Octroy -van den 9 December 1650 door.die van Alkmaar reeds voor dato der meergemelde Refolutie van den 8 December 1650 zoude zyn verzocht, te zyn gecoDvinceerd, vertrouwd zyné Hoogheid, dat het genoeg zyn zal., de meergemelde Leden van de meerderheid te renvoijeeren tot de Notulen van Hun Ed. Groot Mogendens Vergadering van den 9 December 1650, als rwaar uit daadelyk kan blykeD, dat het Request door die van Alkmaar tot het obtineeren van hec zelve Octroy is geprsfenteerd ten zelve dage, ea dat ook daadelyk dat verzoek is geaccordeerd. Zynde het zelve verzoek in dezer voegen in deNotulen van dien dag gefteld geworden: „Is geleezen de Remonftrantie van Burg'eniees> ,, teren-eh Vroedfchappen van Alkmaar, verzoe,, kende Octroy, tot beftelling van Burgemeesters j> Schepenen en Thefaurier, waar op gedelibe„ reerd zynde is het opgemelde verzoek toege„ ftaan". En hier uit vloeit dan ook al vérders vóórt de irrelevance van die tweede reden van diftinctie tus* fchen dit Octroy en verdere Octroijen aan de andere Steden van Holland in den jaare 1651 gegeeven » by die van de meerderheid geallegueerd. Daar het immers mede uit de hier voóren géallegueerde ömftandigheden van zelve volgt, dat dezelve niet wel anders toeliet dan het gebruik van gentraale gronden. , XLI. Deel, Si  226 Verzameling van Stukken betrekkelyk tot En het teffcns in de natuur en het oogmerk vann het te doene verzoek allernatuurlykst lag opgefloo.'. ten, dat die van Alkmaar de eigen beftelling hun-ner Magiftra* Sche*  sgo Verzameling van Stukken betrekkelyk tot ,, Schepenen was gebleeven by de Heeren Stad- ■ ,, houders uit de Nominatie van een duhbeld getal l ,, by de Vroedfchappen geformeerd". Bedoelende die van Haarlem daar mede het Pri- ■ vilegie door Hertog Philips van Boürgondien op t den J Augustus 1428 aan hun gegeeven, waar by ' aan hun, byna op deuzelven voet, als aan die van 1 Alkmaar, by Privilegie van Jacoba van Beyeren i van den u April 1420 was gefctaed, gegund was,, dat gekoren zouden worden tagtig Mannen uit de i gantfche Gemeente, te weeten uit ieder der twin-• tig Hopmanfc,happen vier Mannen, dat by aflyvig- . heid van een 'van dezen de Burgemeesteren eenen anderen in des aflyvigen plaatfe zouden verkiezen,, en voorts dat die goeden Mannen van den tagtigen 1 alle jaaren zouden verkiezen vier Burgemeesteren., Doch, ook dit Privilegie heeft verfcheide nade-• re veranderingen ondergaan, zoo door gemelden 1 Philips van Boürgondien zeiven, als by hec; Handvest van Hertoginne Maria, in dato den 24, Maart I476, en is de verkiedng van Burgemeeste- ■ ren en Schepenen alzoo weder aan de Graaven of; hunne Stadhouders in der tyd gekomen, en ver- < volgens, ondanks het meergemelde Octroy van den 1 22 Juny 16J1 aan de Stadhouders dezer Provincie: tot op den huidigen dag gebleeven. En uit w,-Ik gededuceerde teffens wederom eon«. lieert, hoe ongefundeerd door de meerderheid van : de Leden der Vroedfchap van Alkmaar by hunlie-• der Bericht wo;d voorgefteld, als of die van Haar-, lem voor den jaare 165I alleen by wegen van oud ! gebruik omtrent de beftelling der Magiftraat zou- ■ den hebben te werk gegaan, zonder zich, even. gelyk die van Alkmaar, op een fundamenteel Oc-• troy, Handvest óf Privilegie, uit krachte van het; welk ?y bevoereeis zeiven hunne Magiftraatsbeftel- ■ ljpgen hadden gedaan, te kunnen beroepen. 1 Terwyl het mede byzonder remarquabel is, dat; ter gelegenheid van het bekende Kaas- en Brood£pvl3 oüii de Ffiviiegica der Stad Haarlem* even ge-  de Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen. 231 gelyk de Privilegiën der Stad Alkmasr, toen voor de tweedemaal, in den jaare 149,2, zyn verbeurd verklaard geworden door den Hertog Aelbrecht van Saxen; gelyk zulks ook door die van Haarlem by de Prasmisfen van het zelve Octroy word erkend, dan welk Handvest byzonder op fterk aanhouden van de Regeering der Stad Haarlem op den 7 December 1495, uit naam van den AartsHertog Philips aan die van Haarlem is gereftitueerd. Maar dat nu die van Haarlem, offchoon in vroegere tyden van gelyk recht als die van Alkmaar hebbende gejouisfeerd, nogthands hebben begreepen, dat laatere Octroijen, waar by dat recht weder was gekomen aan de Graaven, en vervolgens aan de Heeren Stadhouderen in der tyd, althands onder Stadhouderlyke epoques, moesten revivisceeren, en geenszins die, welke in die eerdere tyden gegeeven waren, is bevoorens niet alleen uit de bereids geciteerde pasfage der gemelde Memorie van agtien Leden uit de Vroedfchap dier Stad. gededuceerd; doch ook van dat gevoelen komt in dezelve Memorie nog eene duidelyke trait voor, welke hier ter plaatfe verdiend gemeld en opgemerkt te worden, wanneer de voornoemde Leden, de kracht en het verftand der oude Octroijen van dezelve Stad nagaande, zich in diervoegen daaromtrent uitlaaten: „ Maar volftrekt onmooglyk ware het geweest „ de nu veel geroerde Handvest van Hertoge Ael„ brecht aan wylen de Vrouwe Gouvernante ter ,, hand te ftellen als eene Privilegie, volgens het „ welk de verandering der Magiftraaten in de Stad „ Elaarlem nog heden geregeld zoude moeten wor„ den, indien men zich flechts had erinnerd, dat ,, het zelve federt den jaare 1418 nimmer als „ zoodaacig is geobferveerd geworden; en dat „ altoos, zoo door de Succesfeuren van den Ver„ gunner in de Graaflyke Regeering, als insgelyks „ by de Prielen Stadhouders, dewelke tot in het P 4 ' » ja».  23* Verzameling van Siukfyn bêtrekkiïyk m ,, jaar 1650 gefungeerd hebben , vervolgens mede. ' ,», by de Doorluchtige Prinfen ' Erf-Stadhouders „ Willem den derden en Willem den vierden, „ en eiudelyk ook by haare Koninglyke Hoogheid, ,s zoo geduurende deszelfs gantfche beftier, als „ fpeciaalyk nog in het jaar 1758, direct tegens het zelve is gehandeld". Terwyl zyne Hoogheid alzoo vertrouwd, dac uit deze geallegueerde pasfage, welkers grondftellingen hy gaarne overneemt, tcffens meet con. fteeren, hoe» naar het begrip van dezelve Leden, eene continueele en langduurige posfesfie, omtrenc de oeftening van dat recht van Electie door de Stadhouderen in der tyd, kan opweegen tegens de werking van fommige oudere Privilegiën, die onder de eerfte Graaflyke tyden aan eenige Steden waren vergund geweest. Zonder dat zyne Hoogheid als nu wederom ter dezer plaatfe zal repeteeren die gronden , welke by het begin dezer Memorie zyn gelegd, om te betoogen, dat eene zoodaanige langduurige, ongeinterrumpeerde, en opeutlyk geoeffende posfes-< fle wel deegelyk tegens oude Octroijen en Privi. legien kan en moet beftaan, vooral dan, wanneer, door eene veranderde Regeeringsform dezelve Octroijen én Privilegiën eene noodwendige verandering hebben moeten ondergaan. Terwyl het genoeg zyn zal op dit refpect ziek ten dezen te erinneren het gezegde van den Raad. , Penfionaris van Slinceland, hier vooren aange» baald: „ Zoo men dit niet toeftaat, is 'er naauwlyks i „ eene wettige Regeering". En het zal dierhalven weinig ter zaake doen, , wanneer de Leden van de meerderheid van de' Vroedfchap der Scad Alkmaar al dit gededuceerde, uit aeze gedeclareerde gevoelens van de meerden j heid der Leden van de Vroedfchap der Stad Haar- ' lem voornoemd afgeleid, trachten te rescontree- i ren met te zegden, dat, de gevoelens van dsrdcns, arjo'  ie. Gebeurtmisfm in 1787 enz., voorgevallen, 233 aan hun gefustineerd rechtniet kunnen prsjudiciee» ren; daar, offchoon ook die ftelregel, in het afgetrokken befchouwd, op zich zeiven wel waar is, de applicatie daar van echter in dezen niet kan doorgaan, aangezien dezelve gevoelens op. goede gronden zynde gebouwd, die gronden, wanneer 'er verfchil is over het verftand of recht van eenig Privilegie, ex identitaterationis wel deegelyk kunnen en moeten in confideratie komen. En het by dat alles niet het gevoelen van die van : Haarlem alleen is, het welk door zyne Hoogheid voor dit zyn gefustineerd recht word gereclameerd i maar ook dat begrip tot heden toe door de verdere* ! Steden , welke in gelyke omftandigheden als die ■van Alkmaar verfeeren, rebus & faStis is gemaniIfesteerd, wanneer dezelve, offchoon mede in en 1 omtrent den jaare 16ji gelyke Octroijen, naar maa1 te het recht van Electie in hunne muuren door 'Willem den tweeden wierd geëxerceerd, 'van IHun Ed. Grooc Mogenden hebbende geobtineerd, 1 niettemin dat recht van Electie daadelyk wederom :aan Willem den derden hebben gedefereerd, als 1 een direct gevolg van zyne Commisfie als Stadhou(der dezer Provincie, en alzoo aan zyne Suecesfeu1 ren tot op zyne Hoogheid toe. Ja! daar zelfs Hun Ed. Groot Mogenden StaatsIgewyze, en alzoo, alle die Steden dezer Provincie Igecombineerd, in den jaare 1766 dat recht van Ellectie, het welk Hoogstdezelven voor zyne Hoog1 heid, geduurende zyne minder jaarigheid, hadden ge1 custodieerd, aan hem, als eeö indisputabel gevolg 1 van zyne Commisfie ai* Erf-Stadhouder dezer Pro'vincie, weder hebben overgegeeven. Met reden dus had zyne Hoogheid op deze zoo : notabele omftandigheid, als een notoir bewys dat IHun Ed. Groot Mogenden zeiven hadden begree[pen, dat de Octroijen in de jaaren 1650 en 1651 1 verleend in Stadhouderlyke tyden niec konden 1 werken, maar dat het recht van Electie voor dien [ tyd by Willem den tweeden en zynePrajdecesfeu? ? 5 *en4  234 Verzameling van Stukken belrekkélyk tot ren, zoo wel als door zyne Succesfeuren, geoeffend aan den Stadhouder in der tyd toekwam, by eerst» gemelde zyne Memorie aangedrongen. En de Leden van de meerderheid der meergemelde Vroedfchap hebben zekerlyk al te wel gepenetreerd de kracht en de perfuaöe van dac argument, om ook niec iets daar tegen in te brengen. En het is tot dat einde dac dezelve hebben gereflecteerd, dat Hun Ed.Groot Mogenden, wanneer ■y, na het overlyden van de Vrouwe Gouvernante Moeder van zyne Hoogheid de Rechten en Praerogativen van het Stadhoudetfchap hebben gecusto«dieert, als toen in de relatie van Voogden ftaande, geene van die Rechten konden abandonneeren; eb alzoo op dat tydftip de noodige neutraliteit niec bezaten, om aan zyne Hoogheid de exercitie van dat recht van Electie te bedisputeeren, en aan zich te neemen. Eéne fubtiliteit van diftinctie in der daad, welk een onderfcheidend kenmerk medebrengt van den geest van hem, die de infteller is van het voorfz. Bericht , en teffens doet zien, dat men heeft voor» genoomen, alles, hoe vreemd en tegenRrydig, te beproeven, of men den aandacht van Hun Ed. Gr. Mogenden, en van alle Leezers van dit Ruk, door Biets beduidende verwarringen zoude kunnen benevelen. Dan het zy genoeg tot rescontre van deze zoo finguliere alleguatie te remarqueeren, dat, gelyk dat recht bevoorens uit den boezem van Hun Ed. Groot Mogenden zeiven, niet als Voogden, maar als Souvereinen, geenszins aan eenen minderjaarigen, maar aan zyne Hoogheids Heer Vader Wiliem den vierden, op de plechtigfte wyze, erffelyk, en dus voor altyd was opgedraagen, het zekerlyk weinig-gracie zoude hebben gehad, dat recht aan eenen roinderjaarigen, en wel aan Hoogstderzelver eigen Pupil, ten hunnen faveure, geduurende zyne minderjaarigheid, teontneemen, daar doch flooogstdezeivea» offchoon dat recht van EJec-  de, Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen. 235 Electie in naam van zyne Hoogheid oeffenende, ia der daad echter de Magiftraatsbeftelling in de Sceden met dat zelve effect Verrichtten, ais of v;ulks door hun ten hunnen naame zeiven wierd geëxerceerd. Doch, dat het even indisputahel is, dat Hun Ed. Groot Mogenden, by hec affterven van zyn Hoogheids Heer Vader de tutele over zyre Hoogheid aan zyne Vrouwe Moeder de Princeife Gouvernante hebbende opgedraagen, dus niet zy, maar Hoogstgemelde haare Koninglyke Hoogheid, geduurende haar leeven, de Rechten en Prsënihentien van het Stadhouderfchap voor zyne Hoogheid heeft gecustodjeerd, en in zynen naam geëxerceerd, en dat mitsdien, wanneer Hun Ed. Gr. Mogenden, of de Regeering der Stad Alkmaar zelve, toen reeds hadden geftaan in een begrip, dat het zelve recht van Electie aan zyne Hoogheid niet wettig en erffelyk ccr-oeteerde, die van Alkmaar toen ter tyd even zoo neutraal als nn zouden zyn geweest, om dezelve hunne nu geieihtroduceerde Octroijen en Privilegiën te reclameeren; en even zoo Hun Ed. Groot Mogenden, om het different daar over tusfchen zyne Hoogheid en de Regeering dier Stad, als nu ontftaan, reeds ter dier tyd te beoirdeelen, terwyl zyne Hoogheids Vrouwe Moedér glor. ged., even zeer als thands zyne Hoogheid zelve, voor het maintien van dat zyn recht reeds ter dier tyd zoude hebben kunnen vigileeren. En dat even zoo, na dat, door de meerderjaarig wording van zyne Hoogheid, de tuteele van Hun Ed. Groot Mogenden over zyn Perfoon was geëindigd, en Hoogstdezelven alle de rechten en prseeminenrien, aan het Stadhouderaat verknocht, aan zyne Hoogheid hadden overgegeeven, die van Alkmaar als toen dezelve neutraliteit hebben bezeten, welke noodig zoude zyn geweest om dezelve Octroijen en Privilegiën, reeds van den begiune van de meerderjaarigheid van zyne Hoogheid af, daadelyk-  83$ Verzameling van Stukken bstrekkeiyk m delyk te reclameeren, en ook dus hoogstgemelde Hun Ed. Groot Mogenden, om het verfchil daar over te decideeren, als dezel ve Leden van de meerderheid thands vermeenen te hebben, om dat recht van zyne Hoogheid, na eene rustige exercitie van dien, geduurende den tyd van agttien jaaren, door Höogstdezelve, via fafti ia dit tydftip tegen te gaan. Dat, geiyk dus in die beide epoques voornaamerfclyk zoude hebben kunnen te pas komen , dat die van Alkmaar, indien dezelve hadden vermeend, dat het meergemelde recht van Electie van zyne Hoogheid, ten aanzien van hunne Stad, niet te compasfeeren was met de oude Privilegiën, de herftelïing -derzelven hadden gevorderd, het mitsdien alzins evident is, dat, terwyl zylieden, noch ter gelegenheid van het affterven van wylen zyne Hoogheids Heer Vader, den Heere Prinfe Erf-Stadhouder Willem den vierden, noch ook ter gelegenheid van de meerderjaarig wording van zyne Hoogheid, voor her herflel dier Privilegiën zyn opgekomen, nemaar integendeel Hun Ed. Groot Mogenden zeiven, met hunlieder fiilzwygende toeftemming en daadelyke concurrentie, dat recht van Ele&ie, nevens de verdere rechten, en prEerogativen van het Stadhouderfchap, aan zyne Hoogheid hebben opgedraagen, en zylieden verders de exercitie daar van, geduurende zoo veele confecutive jaaren, aan hem vredig en ongeftoord hebben gelaaten, alle deze daaden zo veele onwederfpreekelyke preuyes opleveren, dat de applicatie van die oudere Privilegiën , en van het O&roy yan den 9 December 1650, mitsgaders van de laatere Octroijen ter alteratie of ampliatie van hetzelve, in §tadhouderIooze tyden gegeeven, aan deze jegenswoordige Leden van de meerderheid van de Vroedfchap der gemelde Stad zelve is toegefcheenen geheel ongepast te zyn, maar dat integendeel de Octroijen, onder de Stadhouderlyke of Graaflyke Regeeringen, ten behoeve van de Stadhouders in der tyd gegeeven, het  de Gebeurtenissen in 1787 tnz. voorgevallen. 23? het richtfnoer moesten zyn, waar na zy in de Ste. den de Magiitraatsbeftellingen zouden doen, achtervolgende de Commisfie aan hun by den Souverein verleend. Dan zyne Hoogheid vermeent in het generaal Omtrent deze zo vreemde argumentatie te kunnen remarqueeren, dat die een aflerongerymdst denkbeeld van de Souvereiniteit van Hun Ed. Groot Mogenden in zich bevat, wanneer men dezelve, offchoon in haaren aart volftrekt ondeelbaar, niettemin daar door in effecte in eene partydige en onpartydige Souvereiniteit verdeelt, in zoo verre, dat een gedeelte daar van zoude hebben moeten fiilliaan en wyken voor de Voogdye, daar het doch eene indisputabele zaak is, dat, wanneer Hun Ed. Groöt Mogenden dezelve diftinctie ter dier tyd eenigermaate hadden wiiien foveeren, of aan deze Voogdye dezelve werking als aan alle andere ordinaire Voogdyen attribueeren, Höogstdezelve dan ook aan zyne Hoogheid een Deelvoogd of verkoren Voogd zoude hebben moeten toevoegen , welke zyn belang tegens Hun Ed. Groot Mogenden, als daar by geinteres. feerd, zoude hebben kunnen waarneemen. Doch met reden mag zyne Hoogheid vraagën, of dezelve aanfchryving in den jaare 1759 aan die van Alkmaar, tot het overzenden hunner Nominatien aan Hun Ed. Gróót Mogenden, door Höogstdezelve is gefchied in de relatie als zyne Voogden t dan wel in qualiteit als Souverein dezer Provincie? en med vertrouwt dat de bewoordingen, in welke dezelve! aanfchryving was vervat, ten klaarden aanduiden, dat die is geweest een daadelyke acte van Souvereiniteit, als waar by de refpective Steden geenszins zyn verzöcht of gerequireerd, maar waar by dezelve zyn gelui, om ha ire Nominatien ter electie aan Hun Ed. Groot Mogenden over te Zenden, en het teffens buiten alle contestatie is, dat dezelve Nominatien aan Hoogstdezelven als Souverein dezef Provincie zyn gezonden, om, als in die qualiteit exerceerende de Voogdye over zyne Hoogheid f daar  238 Verzameling van Stekken betrekkelyl tot daar uit de noodige Electien te doen; en dat alzoo de opeisfching van dezelve Nominatien, door Hun Ed. Groot Mogenden, qua Souverein, en geenszins in de relatie als Voogden van zyne Hoogheid, is ge.fchied ; terwyl nogthands die daad van opeisfching dier Nominatien door hoogstgemelde Hun Ed. Groot Mogenden van de eene zyde, en de daad van overzending dier Nominatien door de Stad Alkmaar zelve aan de andere zyde, de «rond hebben opgeleverd, uit welken zyne Hoogheid wel en te rechtheeft gededuceerd, d>t Hun'Ed. Groot Mogender» zei ven, als Souverein dezer Provincie, eyei ?o wel als die van Alkmaar, als een integreerend Lid van dezelve Sonvereiniteit, hebben begrepen, en door txprcsfe daaden gemanifesteerd, dat het recht van Electie van Burgemeesteren, Sch'pm en, Thefaurier en Vroejfchappen, binnen de Stad Alkmaar, uit daar toe geformeerde Nominatien sari zyne Hoogheid competeerde. Trouwens', dat ook Hun Ed Groot Mogenden ter dk-i tyd alle mooglyke attentie hebben gevestigd op de duid^iyke obfervantie dier Privilegiën, welke door deze of gene Stad, by die gelegenheid, zouden mogen zyn gereclameerd, en dat Hoogstdezelven daaromtrent wel deegelyk alle noodige attentie en voorzichtigheid hebben geadhibeerd, is onder andéren mede bekend uit het geen, ter gelegenheid dier gedaane aanfchryving, door die van Rotterdam ter Vergadering van Hun Ed. Groot Mogenden is vöorgedraagen, en uit de Refolutie, daar op door Hoog'stdenZelven genoomen Naamentlyk hadden die van Rotterdam, ter gelei genheid dat op den 18 December van den jaarë 1751 » door de Ridderfchap en Edelen van Holland, ter Vergadering van Hun Ed. Groot Mogenden eene Propofitie was gedaan, ten einde eventueele voorziening te doen omtrent de educatie van zyne Hoogheid, en van deszelfs Zuster Mevrouwe Princesfe Carolïka , by onverhoopt overlyden van hunne Vrouwe Moeder geduurenae hunlieder min- der-  ie Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen. 235 derjaarigheden , als mede omtrent de Voogdye of waarneeminge van de Digniteiteiten en Charges van Erf-Stadhouder, Kapitein en Admiraal-Generaal, van deze Provincie, in dat geval, geduurende de minderjaarigheid van zyne Hoogheid; en dat by dezelve Propofitien onder anderen ter conclufie was voorgemeld, dat , voor zoo verre aanging de verzetting van Burgemeesteren, Schepenen, en het Collegie van de Weth ccc., by Hun Ed. G'oot Mogenden! zoude behooren te worden gerefolveerd , dat de Steden, Plaatfen en Collegien, behoorden te worden gelast, om de Nominatien, dewelke dezelve bevoorefls aan den Heer Erf-Stadhouder hadden geprasfenteerd gehad, aan Hun Ed. Groot Mogenden ca/u quo te zenden, om daar uit de Eleclie door dezelven, in qualiteit als Voogden over den minderjaarigen Prins, te worden gedaan , by Refolutie, ter Vroedfchaps Vergadering den 11 January 175* genoomen, hunne Gedeputeerdens ter Vergadering; van Hun Ed. Groot Mogenden gelast, tegens dat lid van dezelve Propofitie te remarqueeren, dat zulks met opzichte tot de Stad Rotterdam niet overeenkomftig zoude zyn met verfcheiden Privilegiën , dewelke door de Graaven van Holland vaa ouds geconcedeerd, en by Hun Ed. Mogenden ge. confirmeerd, waren geworden, en welke Privilegaen de Regeering der gemelde Stad by ééde hadde geftaafd te zullen obferveeren en maintineeren, en daarom dat poiucc te moeten declineeren; dan hec zelve poinct niettemin by unanimiteit van alle de overige Leden van de Vergadering op den 26 January 1752 tot conclufie gebracht zynde, op den voet der gedaane Propofitien, zoo hadden die van Rotterdam dan ook, onder anderen, tegens dat lid van dezelve Conclufie hunlieder aanteekening in de Notulen van Hun Ed. Groot Mogenden Vergadering doen infereeren, en hadden de verdere Leden van dezelve Vergadering daar tegens hunne contra-aanteekeningin dezelve Notulen doen ftellen; met verzoek echter, dac de Heeren Gedeputeerden der Stad  B40 Verzameling van Stukken betrekkeïyk tot 'Stad Rotterdam by de Heeren hunne Principaalen i zouden trachten te effectueeren , dat de gemelde: aanteekening uit de Notulen van Holland mogt wor-. den geligt. Terwyl het eigenlyk en eenig pomct van bezwaar,, hec welk die van Rotterdam in dat gedeelte van de-, zelve Propofitie Relden, als niet overeen te brengen zynde met eenige hunner Stads Privilegiën,, daar in beftond, dac by Octroy van Aartshertog; Maximiliaan en Vrouwe Maria van Boürgondien van dato den 18 April 1479, en dat van Keizerr Karei, den vyfden van dato.den 15 Novemberr 1524, niet alleen was vastgeReld , dat niemandl langer Burgemeester of Schepen zoude mogen zyni als den tyd van twee jaaren, maar ook, dat op deni 29ft.cn April, den Boondag van Burgemeesteren eni Schepenen, en den iften May daar aan volgende,, derzelver aanftelling moest gefchieden; maar waar; by ook voornoemde Graaven zich wyders hadden 1 verbonden , dat, iugevalle de Electie door deni Graaf, of door deszelfs Stadhouder en Raaden vani Holland, niet wierde; toegezonden voor May-a— vond, als dan de twee eerstgenoemden tot Burgemeesteren en de zeven eerften tot Schepenea zouden worden verkoren. En dat mitsdien aan gemelde Privilegiën niet zou-, de kunnen worden voldaan, ingevalle de Vergadering van Hun Ed. Groot Mogenden op dien tyd niec: by den anderen was. Zoo als het voorftel van dat bezwaar in dezervoe- ■ gen woordelyk te vinden is in de Refolutie, by de; Vroedfchap der Stad Rotterdam voornoemd op deni 31 January 1752 genoomen. . En welk voorftel alzoo teffens doet zien, dat de • Vroedfchap der gemelde Stad Rotterdam het recht; als recht van Electie in geenen deele aan den Stad-. houder in der tyd, en du» ook niet aan Hun Ed., Groot Mogenden, als, geduurende de minderjaa-. righeid van zyne Hoogheid, de Voogdy over hem 1 zullende exerceeren , heeft willen cóntesteeren , , maan  ie Gebeurtenis/en ai 1787 enz. voorgevallen. 241 in3ar dat dezelve alleenlyk heeft willen vigileeren, dat die Electie zoude moeten gefchieden en daadelyk daar zyn op dien praciefen dag, by dezelve Privilegiën bepaald, en dac dezelve alzoo alleen heeft willen inhaleren hec recht, het welk de Graaven zclyen by die Privilegiën aan de Regeering der gemelde Stad hadden geconcedeerd, naamentlyk, dac, by.ildien de Electie van Burgemeesteren en Schepenen door hun niet was gedaan voor Mav-avond, 10 zoodaanig geval de twee eerfte op de Nominatie gefielde Burgemeesteren, en de zeven eerst op de JNominarie geftelde Schepenen, zouden worden ge-, houden als wettig tot Burgemeesteren en Schepenen te zyn verkoren. Daar nu in den jaare 1759 het geval exteerde, dac de vooriz. voorziening op de tuteele over zyne Hoogheid, by Hun Ed. Groot Mogenden Refolutie van den 26 January 1752 gearrefteerd, zyn effect moest erlangen, wjs hec ook alzins natuurlyk, en, in confequentie van de hier vooren gementioneerde aarueejcening, noodzaakelyk, dat die van Rotterdam, ter gelegenheid van de aanfchryving, welke roede aan hun wierd gedaan, om hunne Nominatien 1 tot Burgemeesteren, Schepenen en VroedfchapDen, ■ volgens nunlieder Privilegiën, ofCoftumen, ofon. 1 de gebruiken, voortaan aan Hun Ed. Groot Mo»eniden te zenden, om daaruit door Hoogstdezelven 1 als exerccerende de Voogdye over zyne Hoogheid I i de Electien te worden gedaan, zich ter Vergadering van hoogstgemelJe Heeren Staaten op dezelve hunine aanteekening, in den jaare 1752 op dat poinct in :de Notulen van Holland geinfereerd, beriepen, en ;a!zpo fuftineerden, aan dezelve aanfchryving niec :eerder te zullen kunnen voldoen , dan na dat de 1 voorfz. door hun geopperde zwaarigheid, ingevoljge de off-rte, reeds door hun ter dier tyd in de» ;zelve aanteekening geinfereerd, in eene te houdene ibeioigne zoude wezen geapplaneerd en uit den wes [geruimd ; met dat gevolg , dat by Refolutie van n^Dr fd-Oro°- Mogenden, iQ dato deu 23 Maart XLI. Deel, Q ó I?J0>  242 Verzameling van Stukken betreklelyk tot 1-59, is goedgevonden en verdaan geworden, dat wanneer de Electie van Burgemeesteren of Schepenen van de Steden, fesfie hebbende in Hun Ed. Gr. Mogenden Vergadering, volgens de Privilegiën binnen zekeren bepaalden tyd zoude moeten gefchieden , Hun Ed. Groot Mogenden als dan, ionder onderfcheid wat dag het zoude mogen zyn, op zoodaanigen tyd piaecifelyk zouden vergaderen, ten einde die Eiectie te kunnen doen; en waar by alzoo de Heeren Gedeputeerden van de Steden, zich in dat geval bevindende, zyn verzocht, om telkens, wanneer dat geval ftond te exteeren, daar van ty. dig aan den Raadpenfionaris waarfchouwinge te doen, om te bezorgen, dat, de Vergadering van Hun Ed. Groot Mogenden niet by den anderen zynde, daar toe door de Heeren Gecommitteerde Raaden zoude worden befchreeven. Na welke Refolutie die van Rotterdam dan ook, t.y de eerfte gelegenheid, hunne Nominatien van Burgemeesteren, Schepenen en Vroedfchappen, aan Hun Ed. Groot Mogenden hebben gezonden , en de Electien, daar uit door Hoogstdezelven, als eserceerende de Voogdy over zyne Hoogheid, zyn gedaan ; en zyne Hoogheid in dat aan hem indisputabel competeerende recht van Electie tot op den huidigen dag heeft gecontinueerd. En niet minder vreemd is het raifonnement, door de meerderheid van de meergemelde Vroedfchap gemaakt , dar naamentlyk by de berftelling van het Stadhouderfchap binnen deze Provincie de Octroijen, in den jaare 1650 en 1672 aan de Steden gegeeven, nimmer weder expresfelyk zouden zyn aflenoomen, en aan den Stadhouder als zyne voorrechten op nieuw toegedaan : welk raifonnement men, om het zelve by een omkeering van argumentatie eerige kracht by te zetten, vraagender wyze dus heeft voorgefteld: of Hun Ed. Gr. Mogenden, ingevalle deze Provincie nooit meer een Stadhouder hadde gehad, wel immer die Oclroijen zouden hebbeD kunnen aan zich trekken, zonder onrechtvaardig te zyn? ®*&s  de Gebeurtenis/en in 1787 enz, voorgevallen, 243 Daar het immers eene ontegenzeggelyke waarheid is, dat wanueer zyne Hoogheids Vader, Willem den vierden glor. ged., ia den iaare 1747 tot Stadhouder dezer Provincie in verkoren, wanneer teffens het Stadhouderfchap in de mannelyke ea vrouwelyke Linie is erffelyk verklaard, en 'er alzoo geene intentie althands by Hun Ed. Groot Mogenden plaats vond , dat de Stadhouderlyke waardigheid geen beftaan meer zoude hebben, ter gelegenheid van die plechtige verkiezing aan hem in volle ruimte en zonder eenige reftrictie zyn op. gedraagee die zelve Voorrechten, welke by zynen Pisdecesfcur Willem den derden glor. ged., na vernietiging van het bekende eeuwig Edict vaa den jaare 1667, waren geufeerd; terwyl voornaamentlyk ten opzichte van de werking, welke de uaroijen, in de jfaren 1650 en 1651 aan verfcheide Steden dezer Provincie gegeeven , voortaan zouden moeten hebben, ter gelegenheid van de verkiezing van gemelden Vorst in het oog gehouden zynde het recht van Electie, aan de Stadhouders in der tyd voor dato dier OStrotjen hebbende gecompeteerd, als toen op het Voorftel van die vaa Amfteldam is begreepen geworden, dat alle Voorrechten (en geenszins alle mooglyke Voorrechten, zoo als men zulks echter wederom juist niet mee de beste gratie by het Bericht der Leden van de meergemelde meerderheid voorftelt,) aan denzelven, niet gelyk als aan een Afratisch Vorst (zoo men zich by dat Bericht op eene zeer onvoeglyke wyze al mede gelieft uit te drukken,) maar als eea Stadhouder dezer Provincie, op dien voet, zoo als die by zyne Praïdecesfeuren waren bezeten geweest, behoorden te worden toegeftaan. En even zoo is het uit de refpective Commisfien door Hun Ed. Groot Mogenden fuccesfivelyk aan gemelden Vorst, en wyders aan zyne Hoogheids Heer Vader Willem den vierden, en aan zyne Hoogheid zelve gegeeven, evident, dat aan een legelyk van hun gelyke Rechten en Prsèrainentien Q 2 aya  244 Verzameling van Stukken betrekkelyk tot zyn opgedraagen als aan Hoogstderzelver P'sJe. cesfcuren, en daar onder [pedaal mede om de Burgemteiteren, Schepenen, en Wetten te veranderen mar 'behooren, en achtervolgende de Privilegiën van de refjjcEtive Steden en Plaaifen; (van welke periode;, in der Stadhouderen Commisfie voorkomende , hec effeót en de beteekenis hier vooren is aangetoond) gelyk dan ook de generaale claufule mede in de Commisfie van zyne Hoogheid vervat, naamentlyk vm voorts in het generaal en particulier alles te doen dat een goed en getrouw Erf-Stadhouder van den voorfz. onzen Lande vermag en behoord te doen; teffens ten klaarden doet zien de ongerymdheid van de telkens by het Bericht van de Leden van de meergemelde meerderheid zonder fundament gedaane vorderingen van fpeciaale, uitdrukkelyke, melding ia de Commisfie wegens al dat gene, het welk tot des Erf-Stadhouders Rechten en Piteeminentien zou- 0 gehooren. Terwyl hec dus een zekere zaak is. dat even zoo m n als ter gelegenheid van de herfielling van het Sradhouderfchap aan de Steden uitdrukkelyk zyn ontnoomen de Privilegiën door dezelve in Stadhou- • derlooze tyden geobtineerd, even dus ook ter dier ' gelegenheid aan den verkooren Stadhouder niet ex- ■ presfelyk et nominatim zyn gereftitueerd die voor- ■ rechten, welke by Octroijen, onder voorige Stad-' houders gegeeven, aan hun waren geconcedeerd. Daar het echter indisputabel zeker is, dat al-' thands Hun Ed. Groot Mogenden by deherftelling ; van het Stadhouderfchap onder. Willem den twee- ■ den, en nog minder ter gelegenheid van de aan- ■ R;:lling van zyn Hoogheids Heer Vader, geene in-, tentie hoe ook genaamd hebben aan den dag gelegd 1 em de Voorrechten, by voorige Stadhouders ge-> 1 ex>'rceerd, te willen befnoeijer. En het mitsdien daar uit is evident, dat, gelyk: Hun Ed. Groot Mogenden ter dier tyd geenszins i als dubieus hebben aangemerkt, welke 0£tro;jeni omtrent de Magiftraatsbeftelling onder de Stadhou-- der- •  de Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen. 245 1 derlyke Regeering moesten worden gevolsd, en 1 welke geduurende dezelve «ouden behooren te iflaapen; voor zoo verre naamentlyk het (luk van iE'ectie van Burgemeesteren, Schepenen, en Wetlêen aanbelangt» Hoogstdezelven miisdien ook ten Ihöogften onnoodig hebben geoirdeeld, om telkens i by af fterven of weder verkiezen van eenen Stadhouider expresfe te bepaalen, welke Octroijen ia dit, ien welke in dat geval zouden moeten worden ge■volgd, terwyl tot dus vetre alle de Steden zulks (door haare daaden hadden getooDd te begrypen, ien daar over althands onder beide zyne Hoogheids 1P je Jecesfeuren geene tlifferenten immer tusfchen IHun en dezelve Steden waren ontftaan. ■ En even uit dit gededuceerde vloeit dan van zei» ive voort de beantwoording der vraagsgewyze voorjgeftelde argumentatie, daar het zeker, indien 'er ;geene dringende oirzaaken voorhanden waren , waarom Hun Ed. Gr. Mog. dezelve Octroijen, in Stadhouderlooze tyden aan die van Alkmaar vergund, hun in Stadhouderlooze tyden geheel zouden ontneemen, niet te verwachten zoude zyn van Hoogsrderïzelver asquiteit, dat zy de Electie van de Magi[ftraat, daar by aan die van Alkmaar vergund, zou:den weder aan zich neemen, terwyl immers zyne [Hoogheid geenszins heeft beweerd, dat het zelve [Octroy, en de alteratien en ampliatien daar van in :de jaaren 1669 en 1728 verleend, met de herftelling van het Stadhouderfchap in de jaaren 1672 en u-747 abfoluit geheel en al zouden zyn caauc ge«worden, ten dien gevolge, dat geene der Poineten :of Artikelen daar in vervat federt dien tyd meer ;eenig effect hoe ook genaamd zouden hebben ge» sforteerd, daar het tegengeftelde gevoelen van zy. :ne Hoogheid daar van hier vooren bereids is aangetoond; maar dezelve alleenlyk heeft beweerd, :en met bondige redenen betoogd, dat het poinct ider Electie, als zynde een wettig prerogatief van :bet Stadhouderfchap, in dezelve Octroijen alleen nelaiief kan worden gemaakt tot zoodaanige tyds- Q; 3 ge-  $46 Verzameling van Stukken betrekkelyk tet gewrigten, wanneer 'er, by mangel van een Stadhouder, een ander buiten hem die Electie doen moet. En b\aldien zyne Hoogheid by wegen van retorfie een vraag van dien aart meteen vraag zoude willen beantwoorden, zoude dezelve met nog meer reden kunnen vraagen, of Hun Ed. Groot Mogenden « daar Hoogstdezelven het Stadhouderfchap erffelyk aan ryne Hoogheid hebben gedefereerd, met; alle die zelve voorrechten, welke zyne Prasdecesfeuren hebben genooten ; daar onder'die voorrech- ■ ten fpeciaal is geweest dat van de Electie van Bur-. gemeesteren. Schepenen, Thefauriers en Vroed- ■ fchappen, binnen de Stad Alkmaar, uit Nomina-tien t>y de Vroeafchap geformeerd, en aan hem; geprsefenteerd, zonder onrechtvaardig te zyn,,, hem thands van dat voorrecht wel kunnen ontzet-, ten? En vermits door al het gededuceerde reeds ten i duidelykften getoond is, dat alles wat uit dezooge-. naamde primitive Handvesten van Alkmaar, die; van Vrouwe Jacoba van Beyeren van den jaare! 1426 en van Philips van den jaare 1450, door die; van Alkmaar is bygebracht, niet meer kan preeju- ■ dicieeren aan het recht van den Stadhouder, ge-fundeert op de Octroijen van 1530 en 1588, en no-. pens de Ekctie van Burgemeesteren, Schepenen] en Thefauriers ook op die van ióioen 1619, alss mede op der Stadhouders Commisfie, en op het al-, oud gebruik in Stadhouderlyke epoques gereci. pieerd en gepractifeerd, en zoo door den Souverein, als door de Regeering en Burgerye van Alkmaar, rebus & faftis goedgekeurd, zoo zoude zy» ne Hoogheid zich mitsdien van eene nadere be-' fchouwing en verhandeling van die twee ouderet zoogenaamde Handvesten geheel kunnen dispenfeeren. Edoch om ten overvloede ook op dat poinct te betoogen, dat zelfs die eenige en voornaame char-r tres, waar op de meerderheid der Vroedfchap van Alk-;  de Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen. 247 Alkmaar zich fundeert, ook op zich zelve geen ■wettigen grond voor derzelver fustenue kurnea opleveren , zal men zich de moeite geeven (-fi-hooa nogmaals onder protestade van overbodigheid) dezelve meer van naby te befchouwen. En wat dan eerst betreft het gecnejde Privilegie van Vrouwe Jacoba van Beysrrn van deu 11 A« pril 1426, daaromtrent ft-aat nader te rema:quecren, dat het zelve is gegeeven by Vrouwe Jacoba van Beyeren alteen, zonder adfiftenrie van haaren toenmaaligen 'Man den Hertog Jan van Brabanjj,en dat alzoo de gifte van het zelve is geweest ab initio nul en onbegaanbaar; daar het eene zeereen» voudige en na principes van onze rechten eene, onwederfpreekelyke waarheid is, dat een Vrouw ftaat onder de msritale macht van den M.m; en dat mitsdien Vrouwe Jacoba geen recht of bevoegd-, beid had,, om zonder wettige authorifatie of daadelyke concurrentie van haaren Man , gemelden* Hertog Jan van Braband, van haare goederen inter vivos te disponeeren, noch ook om eenige Privilegiën en Vryheden te verleenen, waar door de Graaflyke rechten, tot welke ter dier tyd be» hoorde het recht, om zalve door haaien Schout de, Regeering binnen haare Stede van Alkmaar te zetten, eenigzins wierden verminderd. En welke bevoegdheid de meergemelde Vrouwe Jacoba van Beyeren zich te minder heeft mogen, aanmaatigen, daar zy by haare Huwelykfche voorwaarden met gemelden haaren Man, op den 1 Augustus 1417 aangegaan, niet aileen geenszins aan zich had gereferveerd de vrye adminiitratie van haare Goederen, en van de Regeeringe van. haare Landen; maar zy integendeel by dezelve haare Huwelykfche voorwaarden hadde overgegecven: Dat de gemelde haar Man de voorfz. drie Landen (naameEtlyk Henegouwen, Holland en Zeeland) foude regeer en, bedrivtn en doen bewaren, met regten en vonnisfen, ende met fulke goede Regimenten ...... (alwaar bier ter plaatfe moeten worden gefuppleert q4 de  B4S Verzameling van Stukken betrekkelyk tot de woorden als myner Vrouwe der Delphynen (zo© als Vrouwe Jacoba van Beyeren by die Huwelyk. fche voorwaarden word genoemd} tot haar toe gedaan heeft en nog doet. Welke Huwclykfche voorwaarden te vinden zyn in het Groot Charterboek van Mieris, IV. Deel, pag. 409 enz. Terwyl het bekend is, dat gemelde haar Man Hertog Jan van Braband, in den jaare 1426, ty-de het zelve Handvest of Privilegie door Vrouwe Jacoba van Beyeren aan die van Alkmaar is gegeeven, nog in leevende iyve was, als zynde denzelven op den 17 April van den jaare 1427 overleeden, gelyk zulks te zien is by Wagenaar, in zyne Vader landfclie Historie, III. Deel, pag. 481. Trouwens dat de mee.«te giften van Vryheden en Privilegiën van dien tyd geenszins ren naame van Vrouwe Jacoba van Beyeren alleen, maar in tegendeel van Hertog Jan van Braband alléén, of wel op naam van hem en Vrouwe Jacoba van Beyeren te famen, zyn gedaan, en dat alzoo ook alle pubiyke Acfens van authoriteit en Regeering ftyn gepleegd, of ten raame van Hertog Jan van Braband alléén, of wel anderszins van hun beiden , zoude met oneindige voorbeelden kunnen worden geftaafd. Terwyl, om Hechts maar eenige weinige van dezelven voor te brengen, het genoeg zyn zal om «ich tot betoog van de waarheid van dit geavanceerde te beroepen, op het befland tusfchen Hertog Tan van Braband en Vrouwe Jacoba , met Hertog Jan van Beyeren den 16 Januarv 1418 aangegaan: op de Atle van gifte door den Hertog van Braiand en zyne Echtgenoote Vrouwe Jacoba aan Wit£em van den Berge en aan Willem v. d. Does, van zekere Ambachten in Zeeland op den 19 January 1418 gedaan: op de bevestiging der voorheen ve*kregene Privilegiën aan die van Gouda door Hertog Jan -,ak Braband en zyne Echtgenoote Jacoba, Graavmm van Holland op den 23 January 1418 gedaan;  ie Gibsttrtenisfen in 1787 enz. voorgevallen. 240 daan: als mede op het Privilegie door Hertog Jan van Braband en Jacoba Gradain van Holland aM die van Haarlem op oen 24 Jmua'ry 141% gegeeven^' om Burgemeesteren en Schfcpe'ijOO te zetten. En wyders ten opzichte van diverfe Afltens vm authoriteit en Regeering by welgemelden Hertog Jan van Braeand ten zyne aaame alïéér; g«*plc ,' op den uitfpraak van Hertog Jan over nen twin Tus* ' fchen Didrrick vanHkukelom en Philip? Bastasrd van der Lek, over de bewaaring en het K'afUefèiÜ» fcöap van het SJot Loevefiein, van den 24 Jamiary 1418; op het bevel door Hertog Jan aan zynen Drosfaud van Heus den gegeeven, om de geweidc/naaryen aan die van Vlymen, Engeieo en Baartwyk ge. pleegd te onderzoeken, en de fchuldigen te ftrnffen, van den 28 January 141H: als mede op de bt-: fchryving van de Edelen en Steden, door Hertog Tam van Braband, als getrouwd hebbende Vrouwe Jacoba, Graavinne van Holland, van Zeeland, en Vrow 19e van Friesland, den Ï3 February 1418- gedaan, ten einde om by te woonen het accoord, aan té gaan met Hertog Jan van Beyeren, Elekc van Luyk haaren Oom, nopende den eisch dien hymaakte op de Landen van Holland en Zeeland &c, allen te vinden by Mieris in het Gfcot Charterboek IV. Deel, pag. 513, 514, 515, 516, 517 ««525. En welke voorbeelden mitsdien ten klaarden aanduiden, dat meergemelde Vrouwe Jacoba van Beyeren in geenen deele is bevoegd gewees', om alléén, en buuen adflftentie van haaren gemelden Man, eenige Aclens van.regeering en publyke au.' thoriteit te pleegen, veel min, dat voornoemde' haar Man die Aclens'zoude hebben gedoogd, of als valide erkend. • Terwyl ook by dat alles nog komt, dat Hertog Philips van Boürgondien in den jaare 1425 door Hertog Jan van Braband, Man en Voogd van Jacoba, tot Ruard van Holland zynde aangefreid, zoo als zulks by Wagenaar in zyne Vaderland/dn Historie, IlL Dal, pa%. 465 kan-worden gevoa. 5 deD,  250 Verzameling van Stukken betrekkelyk tot den, en zulks ook nader kan blyken uit het Char. ter zelve daar van voorkomende by Mieris, IV. Deel, pag. 7$>r, alzoo aan hem, en geenszins aan meergemelde Vrouwe Jacoba van Beyeren, welke te dier tyd niet alléén reeds onder curateele van Hertog Amadeüs van Savoyen was gefteld, maar aan welke ook intusfchen de Mede-Regeering dezer Landen, met en benevens haaren wettigen Gemaal, door de Staaten dezer Provincie expresfelyk was ontzegd, en die op haaren wettigen Gemaal alléén getransfereerd, de Regeering van den Lande van Holland was gedemandeerd. Zonder dat jegens dit gealiegueerde eenigzins in aanmerking zoude kunnen komen, dat Vrouwe Jacoba van Beyeren bereids ten tyde van de gifte van dat Privilegie met meergemelde haaren Echtgenoot ■ Hertog Jan van Braband in onmin zoude hebben geleefd, en daar by zoude hebben gefustineerd, dat het Huwelyk met denzelven onwettig ea vol-, gens het Canonicque recht nul en onbeftaanbaar zoude zyn , alzoo zylieden, Germain Neef en Nigt zynde, eikanderen te na in den Bloede waren beftaande. Daar het bekend is, en zulks ook by Wagenaar in de Vaderl. Historie III. Deel, pag. 440 en 421 word bevestigd, dat Jacoba van Beyeren met kennis en .toeftemming van de Heeren Staaten van dezen Lande met denzelven haaren Neef Hertog Jan van Braband zullende ondertrouw doen, alvoorens van Paus Martyn den vyfden Dispenfatie vaa dat Canonicq verbod, permisfie tot het zelve Huwelyk, verzochten verkreegen heeft. Dat vervolgens, wanneer, ter gelegenheid van den onmin tusfchen haar en haaren Gemaal ontftaan, door haar Procedures voor den Pausfelyken Stoel waren gemoveerd, ten einde het zelve Huwelyk, als onwettig zoude werden gedisfolveerd, het zelve Huwelyk by uitfpraak van denzelven Paus Martyn den vyfden in het begin van den jaare 1427 oude Ryl is verklaard wettig te zyn. En I  ie Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen, En dat gemelde Jacoba van Beyeren van dien, nitfpraak zich hebbende beroepen c^eén Kerkvergadering!, of op den Pauszelveo, naderhand vs,-j dat! Beroep of Appel (volgens den Zoen op der 3 Jul.y' 1428, tusfchen Hertog Philips van Boürgondien en haar aangegaan,) by het eerfte Artikel heeft ge-, renuncieerd en afgezien, met belofte aan die Sententie te zullen obedieeren en gehoorzaam zyn. Terwyl het ook uit diverfe daaden van Regeering ea publiek beftier door meergemelden Hertog. Jan van Braband gepleegd, naar dato dier ontftaane Procedures, en ook na de pretenfe Concesfie van het zelve Handvest door Jacoba van Beyeren ten haaren naame alleen gedepecheerd, alzins 1 otoiris, dat hy zich tot zyn dood toe, inden jaare 1427 voorgevallen, in de posfesfie van de Regeering, en de oeffening van zyne meritaale macht heeft.gemamc~tineerd, gelyk zulks niet alleen confleert uit het genp dienaangaande by meergemelden Wagenaar Vaderlandfche Historie, III. Deel, pag. 465 enz. word verhaald, maar vooral mede evident blykt, uit de Bevelbrief door den gemeenen Raad, Ridderfchap en goede Steden, van Holland aan alle Ambtlieden, Bailjü•wen, Schouten, Rechteren en Dienaaren in Holland en Friesland, in de Steden en dair buiten, op den 8 January 1424 gefchreeven, om voortaan uit den naam van den Hertog van Braband, hunnen genadigenHeer, recht te doen: evenals uit eene gelyke Bevelbrief ten zeiven dage door den voorfz.gemeenen Raad, Ridderfchap en goede Steden, van Holland aan den Schout van Monjler g'fchreeven, 'om voortaan recht te doen in den naam van den Hertog van Braband, en de bede in te vorderen in zynen naam als H 'er des Lands; en wyders uit de belofte door meergemelden Hertog Jan van Braband, op den 8 February 1424, aan die van Holland en Zeeland gedaan, welke mede voorkomen in hec IV. Ded van het Groot Charterboek van Mieris p'ig. 746, 747 en 75». Uit welk een en ander alzoo manifest is, dat federt dat gemelde Jacoba van Beyeren zich in een twee-  5^2 Verzameling van Stukken betrekkelyk tot tweede orwettig Huwelyk, reeds in het laatst van den jaare 1422, met Humfrey Hertog van Glocester, had begceven, welk Huwelyk vervolgens by bovengemelde Sententie van Paus Martyn denvyfden, aan welke voornoemde Jacoba van Beyeren naderhand heeft geacquiesceerd, was verklaard onwettig, ten dien effecte zelve, dat het aan haar niet •zoude mogen vryftaan, om Da het overlyden van haaren Man den Hertog van Braband met denzelven Hdmfrey van Glocester een nader Huwelyk aan te gaan, de Staaten van den Lande zeiven de macht der Regeering en het beRier der publyke raaketvin handen van meergemelden Hertog Jan van Braband hebben gefield, cn alzoo gewild, dat zyn gezag als Heer van den Lande, na het oveilyden van Jan van Beyeren, den Oom van gemelde Vrouwe Jacoba van Beyeren, by de Ingezetenen zoude werden gerefptcteerd. En dat alzoo de gemelde H rtog van Braband, by zvne Notificatie op den ic February 1424 aan Ambachuheeren en Leenmannen van Bewesterfcheld in Zte~ land gedaan, derelve heeft geconvoceerd, om hem als Heer en regten Voecht zyner Gezellinne vati Holland en Zeel'ind te hulden; volgens het gene men vindt by Mieris ter gemelde plaatfe pag. 758, om van meer andere Handvesten er Chartres door Hertog Jan van Braband, als Graaf van Holland, in den jaare 14*4 en 1435 gegeeven, en by Mieris, lor. cit. pag. 758 en veele volgende te vinden, tiet te ge^aagen. Trouwens het is al mede bekend, dat, na dat gemelde Jacoba van Beyeren in ftilte het Hof van Jan van Braband haaren wettigen Gemaal had verhater, en zich naar Engeland begeeven, om het zelve hier voorengemelde Huwelyk met den Hertog van Glocester re voltrekken , voornoemde Hertog van Braband meergemelde Vrouwe Jacoba van Beyeren deswegens in rechten heeft vervolgd. En dat alzoo by interlocutoire Sententie, door het'Hof van Romeo op den 27 Juny 1425 na ver» h«or  de ■Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen» 253 boor van Partyen gewezen, gemelde Vrouwe Jacoba van Beyeren is gefteld onder Sequestratie, en coc haaren Sequester (hec welk in dien tyd eea Curator beteekende) is benoemd Amadeus Hertog van Savoyen, tot dat de principaale qusstie tusfchen Jan van Braband, en haar, voor hec gemelde Hof hangende, by definitive Sententie zou» den zyn uitgewezen. Terwyl vervolgens (gelyk zoo even is geremar-» queerd) het Huwelyk tusfchen haar en gemelden Hertog Jan van Braband by definitive Sententie1 van gemelden Paus Martyn voor wettig, en dienvolgende dat gene, het welk zy met gemelden Humfrey, Hertog van Glocester, hadde aangegaan, voor onwettig, is verklaard, blykens de Cbartres daar van voorkomende by Mieris, IV» Deel, pig. 789 en pio. Gelyk het dan ook al verder is bekend, dat door het woord Gezellinne, voorkomende in de voorengemelde Notificatie van den 26 February 1424, in de ftyl van dien tyd een Echtgenoote wierd beteekend, even gelyk thands eene Vorftelyke Vrouw in de hedendaagfche ftyl veeltyds onder de benaarning van Gemalinr.e voorkomt: gelyk het teffens zeker is, dat Hertog Jan van Braband, welke, rog maar zestien jaaren oud zynde, in den jaare 1417 met Vrouwe Jacoba van Beyeren, toenmaals Weduwe van den Dauphin van Frankryk, was getrouwd, en vervolgens in den jaare 1427 overleeden, nimmer eenige andere Vrouw of Gezcllinne, dan deze, ten Huwelyk heeft gehad. En dat ook uit verfcheide pubiyke Giften en anN dere Acfens van Regeering, door meergemelden Hertog Jan van Braband en Vrouwe Jacoba van Beijeren te zamen gegeeven en uitgebtacht, klaar, blykelyk confieert, dat hy gemelde Vrouwe Jacoea daar by als zyne Gezeltinne doet voorkome;.; als onder anderen by de hefchynng van de Edelen en Steden door hem Hertog Jan van Braband op den 13 February 14x8 gedaan; by hei Delataloir door Her- ivg  251 Verzameling van Stukken betrekkelyk tot ióg Jan van Beyerf.n omtrent die van Utrechf en ' jfrmersfóoft, ais mede begreepen zynde in de Zoen tusfchen hem en Hertog Jan van Braband en zyne Gezellinne Jacoba van Beyeren aangegaan, op den I April 1418 uitgebracht ; en eindeiyïc mede op de Jifte van belofte, door gemelden Hertog Jan van Braband, op den 22 April 1420, ten behoeve van evtngemelden Hertog Jan van Beyeren gepasfeerd, by welke Acte de voornoemde Hertog Jan van Braband insgelyks voorkomt als Heer on. fer Landen ende als Voeght onfer lieve Gezellinne Vrouwe Jacoba van Beyeren by derfelver Genade Vrouwe der Landen voirfz.; zoo als Jacoba de voornoemde Hertog Jan noemt onzen lieven Heere ende geminden Gezelle, in zekere Acte van den 24 January 1418, waar by Jacoba een door Hertog Jan gegeeven Brief aan den Drosfard van Heusden heeft bevestigd, en alle welke Charters mede by Mieris loc cit. gevonden worden. Terwyl het in allen gevalle zeker is, dat, byaldien men zelve voor een oogenblik zoude kunnen of willen veronderltellen, dat het Huwelyk tusfchen haar en gemelden Hertog Jan van Braband, met fpeciaale bewilliging van de Staaten van den Lande, na voorgaande dispenfatie en confent van Paus Martyn den vyfden aangegaan, en naderhand by finaale Sententie van gemelden Paus, door haar by formeel Tractaat geacquiesceerd, voor wettig en beltaanbaar verklaard, niettemin als nul en onwettig zoude kunnen worden aangemerkt, daar uit echter nog in geenen deele zoude proflueeren, dat meergemelde Vrouwe Jacoba van Beyeren de bevoegdheid zoude hebben gehad, om eenige het minite deel der Graaflyke rechten ten haa« ren naame alleen af te itaan, daar zy in allen gevalle dan nog zoude hebben geilaan onder de maritaale Macht en Voogdy van haaren derden Man Humfry, Hertog van Glocester, welke reeds met haar in den jaare 1422 prstenfelyk was getrouwd, en haar niet eerder, dan in den jaare 1427, en wel  de Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen. 255 'Wel na het overlyden van Hertog Jan van Braband, had verlaaten, terwyl ook deze, in den jaare 14-16, meergemelde "Vrouwe Jacoba van Beijeren met een Vloot fcheepen onder bevel van Filwater zullende onderfteunen, denzelven Filwa» ter lot v-ynen Stedehouder over Holland en Zeeland had aangcfteld, (Wagenaar, d. I. pag. 469.) ea alzoo met 'er daad getoond zelve als Man de Regeering over de Landen van Holland en Zeeland te willen in handen neemen; waar uit dierhalven manifest is, dat, in welke betrekkinge men ook de meergemelde Vrouwe Jacoba van Beyeren befchouwe, het zy dan als Vrouw, Echtgenoote, of Gezellinne van meergemelden Hertog Jan van Braband, het zy als die van Hümfrey Hertog van Glocester, zy niettemin altyd is geweest fub tutela Ma. riti, en uit dien hoofde gewis geene Perfoon heeft gehad, om een diergefyk Handvest of Privilegie aan die van Alkmaar te vergunnen. Daar men immers aan de zyde van de meerderheid van de Vroedfchap der Stad Alkmaar geenszins zal kunnen aantoonen, dat 'er immer tusfchen meergemelde Vrouwe Jacoba van Beyeren, en haaren voornoemden Man Hertog Jan van Braband, eenige w< ttige feparatie van bywooning en goederen by onderlinge overeenkomst hebbe plaats gehad, ea zy dus ullo Jufto ac legitimo modo eenig recht vaa alienatie van haare Goederen en Gerechtigheden heeft kunnen exerceeren. En dat ook de maritaale Macht en Voogdy over de Vrouwen (het welk een erkend Hollands costumier recht is,3 reeds ter dier tyd, eo fpeciaal mede ten opzichte van Vorstelyke Perfoonen en Graavin. nen dezer Landen, heeft plaats gehad, blykt niet alleen bepaaldelyk ten reguarde van gemelde Vrouwe Jacoba van Beyeren zelve, uit diverfe hier vooren aangehaalde Chartres, maar kan ook onder anderen daar van mede confteeren uit haare eerfte Huwelykfche Voorwaarde met den Hertog van Thoüraine dp den 6 Augustus 1415 aangegaan, voorkomen-  256 Verzameling van Stukken bctrsJdelyk Ut mende in het meergemelde Groot Charterboek vam Mieris IV. Deel, pag. 342, col. I. in Med. Ah waar by wel expresielyk is geftipuieerd: „ Dat na doode van haaren Vader Willem den ï ,, zesden van Beyeren zonder Mannelyk Oirnate-„ laaten hec Regiment, Bewind en Bezitlinge derLan„ den en Heeriykheden voirfz. (onder welke ook: Holland) hem Hercog van Thouraïne voornoemd,, 3, al» Man ende Voecht Jacobs voorgenoemt toebe-. ,, hooren zouden". Even gelyk Vrouwe Maria van Bourcondien by ? het bekend groot Privilegie van den 14 Maart I476 be-. loovende geen Huwtlyk te zullen aangaan dan mee; bewilliging van de Staaten van den Lande, zich daar 1 toe bediecd van deze uitdrukkelyke bewoordingen: „ In den eerften dac wy Heylicken zulleD ende: „ eenen Voogd en Man kiefen by Advys engoeddun- . ken van de Heeren van onzen Eloede, en van de Staaten van onze voorfz. Landen". Zoo als vervolgens de Aarts-Hertog Maximiliaan uitdrukkelyk als Keiklyke Voogd en Momboir ovet de- ■ zelve Viouwe Mas ia zyne Gezellinne, Graave van Holland, Zeeland, en Heere van Friesland, in het jaar 1477 heef: gezwooren te zullen houden en onderhouden de Privilegiën en Rechten van den Lande. Terwyl de meerderheid der Leden van de Vroedfchap der Stad Alkmaar voornoemd althands tegens de relevance van dit gededuceerde niets met eenige gratie zouden kunnen inbrengen, daar deze zelve Aarts-Hertog Maximiliaan, na dac die van Alkmaar hem in voorf;. qualiteit hadden gehuld en ontfangen tot hemen gerechten Landsheere, op den 28 Maart 1478 hunne Privilegiën heeft geconfirmeerd, mede uicdrukkelyk als Keikelyke Voogd en Momboir vanzyne Gezellinne. Zoo als daar van mede blyken kan uit de Handvesten der gemelde Stad Alkmaar, in folio pag. 27. Gelyk dan ook in hec byzonder (boven en behalven dat zulks hier vooren reeds uit verfcheide Chartres, by Hertog Jan van Braband en Vrouwe Jacoba  de Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen. 257 Coba va» Beyeren te zamen, of wel door hem alleen, gegeeven, is betoogd) mede ten bewyze dat voornoemde Vrouwe Maria van Boürgondien zich na haar Huwelyk met gemelden Aarts-Hertog onbevoegd geoirdeeld heeft, om alleen ten haaren Naame Privilegies te vergunnen, kan (trekken het Privilegie door den Aarts-Hertog Maximiliaan en haar Maria van Boürgondien den 26 May 1480 aan» den Landen van Holland, Zeeland en Friesland gegeeven, voorkomendein hec Grm Plakaatboek, ƒƒ. Deel, col. 675. Trouwens dat ook zelfs de Graavinnen van Holland in allen deelen zyn fubjecc geweest aan vernederende Costumen hier te Lande ter dier tyd plaats hebbende, is al mede bekend uit de Historie van Maria vanCleve, Weduwe van Hertog Aelbrect van Beyeren, welke den infolventen Boedel van gemelden haaren Man in den jaare 1404 hebbende gerepudieerd, ten einde niec in de fchulden van dien gahouden te zyn, genoodzaakt is geweest in geleende kleederen en voor de baare uit te gaan, met een halm in de hand, en dien vervolgens weg te werpen, en tot haare adfiftencie daar in een Voogd te verkiezen, zoo als dit te vinden is in de politique Regeering van den Briel van den Secretaris J. Matthysz; by Alksmade Befchryving van den Brielle. PW- 3lo. En by dezen zoo gefundeerden en onwederfpreekelyken grond van nulliteit, welke zekerlyk met meer reden ten dezen word gealleguaerd, dan de gepretendeerde nulliteit van het hier vooren gereclameerde Octroy van Keizer Karel den vyfden van den 26 December 1530, zoude ook Dog eene reflectie tegen de beftaanbaarheid van hec meergemelde Privilegie van Vrouwe Jacoba van Beyeren kunnen worden bygebracht, dac hec zelve alleen met het Signet van Vrouwe Jacoba , by gebrek van haar Zegel ter dier tyd toen zy voor de Stad Haarlem lag, is bezegeld geworden. En dat j offchoon 'er ook voorbeelden voorhanXLI. Deel. R den  «58 Verzameling van Stukken betrekkelyk tot den zyn, dat andere Graaflyke Brieven mede alleen met derzelver Signet zyn bezegeld geworden, wanneer het groot Zegel niet voorbanden was, het niettemin uit het Hot van hetzelve Privilegie blykt, dat meergemelde Vrouwe Jacoba van Beyeren daar by heeft beloofd: „ deefen brief van punc„ te tot puntte te zullen doen verfchryven, vcr„ nyen en bezeegelen mit haren Zeegele, in alre „ maniere als daar voir gefchreeven ftond, het eerst dat fy haar. Zeegel by haar hebben foude'*. En dat mitsdien meergemelde Vrouwe Jacoba van Beyeren door dezelve belofte heeft getoond -te begrypen, dat deze vernieuwing, pverfchryving, en bezegeling van het zelve Privilegie als; ten hoogften noodzaakelyk moest worden aange-. merkt, en dat zy alzoo het zelve verleende Privilegie als provifioneel geconcedeert heefc willen coniidereeren: terwyl 'er nogthands geene blyken voorhanden zyn, dat het zelve Privilegie van pun& tot punct zoude zyn overgefchreeven, vernieuwd, en bezegeld geworden, en hetzelve ftuk mitsdien i niet "anders, dan als een tumultuair en onvolmaakt; ftuk, ter gelegenheid dat die van Alkmaar ge mei- > de Vrouwe Jacoba van Beyeren in het beleg voor Haarlem merkelyk onderfteunden, aan hun in het; Jeger voor gemelde Stad verleend, kan wordeo i aangemerkt. . Zoo als dan ook zyne Hoogheid reeds by zyn i eerstgemelde adftruftive Memorie wel en te recht: heeft geremarqueerd, dat het zelve Handvest aan t voornoemde Vrouwe was afgeperst, op een tyd,, dat zy de hulp van die van Alkmaar tec hoogften i noodig had, om het beleg, voor Haarienigeflagen,, voort te zetten; en dat de gifte van dat P. ïviJegie: als een remunera;ie wegens hunne iebelhes tegens; den toenmaaligen Rüward van Holland, welke int naam van Hertog Jan van Braband de Landen! var Holland regeerde, moest worden befchouwd. Want offchoon ook by het Berichi van de Leden! van de meerderheid van meergemelde Vroedfchap 3 der  de Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen. 250 der Stad Alkmaar word geavanceerd, dat dezelve afperfing van zyne Hoogheid zonder eenig bewys daar van by te brengen zoude zyn geallegueerd, zoo is het niet te min uit de tydsomftaudigheden, in welke het zelve Privilegie aan die van Alkmaar is gegeeven, als mede uic de Praimisfen van het gemelde Privilegie zelve, alzins evident, dat de voornoemde Vrouwe Jacoba van Beyeren zich op de deerlykfte wyze in het Daauw bevond, ea voornaamentlyk ia aanmerking, zoo als zy zich daar by uitdrukt: ,, Dat hare Poorteren en goede Gemeenten haret „ Steede van Alkmaar op deefer tyd tot harer „ onderdanigheid gekomen waren ende in hare „ dienften, en haar geloofd hadden mit hare Ly« ven eB. mIC hare Magten haar by te ftaan, en „ haar, hare Landen en Vaderlyke Erven, die „ haar een deel jaaren tegen God, recht ende re„ den, ontweldigd waren geweest, te helpen in-; ,, krygen en bekragtigen". Het voorfchreeven Privilegie aan hun heeft geconcedeert; terwyl ook de plaats alwaar het zelve is gegeeven, naamentlyk in het Leger voor Haarlem. en dus ten tyde van het beleg der gemelde Stad, ter voortzetting van hec welk Vrouwe Jacoba de hulp van die van Alkmaar ten hoogteen noodig had, als mede de overhaasting, met welke het zelve ten behoeve van die van Alkmaar was gedepecheerd, zoo dat het zelve niet anders dan met het gewoon Cachet van gemelde Vrouwe, en onder expresfe belofte van overfchryving, vernieuwing, en be. hoorlyke zegeling, was gezegeld geworden, zoo veele blyken opleveren van den nooddwang, waar door dit Privilegie van meergemelde Vrouwe Jacoba van Beyeren, zeer ten onrechte, en op eene gansch onwettige wyze, gelyk hier bevoorens i» aangetoond, is verworven, terwyl ook de voordneht der omftandigheden van dien tyd, by WaOenaar in zyne Faderhndfche Historie, lU.D'el, pag. 470 gedaan, wel verre, dat die door de Le& * dea  2 6o Verzameling .van Stukken betrekkelyk tot den van de minderheid der meergemelde Vroedfchap verkeerdelyk zoude zyn aangehaald, om daar door den onkundigen Lezer in het denkbeeld te brengen, dat aldaar iets van zoodaanigen dwang of afperfing zoude te vinden zyn, integendeel mede duiJelyk aanwyst, dat meergemelde Vrouwe Jacoba iat Privilegie aan die van Alkmaar voornaamentlyk beeft gegund, om dezelve Stad te winnen, ten ein.ie door haar hulp Haarlem te bemachtigen. — En deze is dan die zoogenaamde titulus onerofus, waar door dit pranens Privilegie ter dier tyd door die van Alkmaar is geacquireerd; en van welke orercufe acquifltie door de meergemelde Leden van de meerderheid eenen zoo groocen ophef by huniitder Bericht word gemaakt. En wel verre dus, dat het onereufe van dezen zoo onwettigen titul eenigzins kan komen in confideratie; zoo verfterkt de bloote alleguatie van dat oneteufe de notoire onwettigheid en on be liaan baarh( td van het zelve ook nul Privilegie op zich zelve. immers dat de woorden, en vermits menigen trouwen dienst, verders in de prsmisfen van dat zoogenaamd Privilegie voorkomende, geenszins als zoo veele bewyzen van zoodaanigen onereufen tirul kunnen worden befchouwd, is, zoo men vertrouwt, évident daar uit, dat die byna in alle Privilegiën, Octroijen, en Concesfien van dien aart, gevonden worden; en veeleer zoo veele blyken van eene rec'procatie van fmguliere affectie denoteeren , zoo als men daar van uit diverfe Octroijen, en nit de tydsomfbndigheden ter gelegenheid van welken die zvn vergund, op eene overtuigende wyze zoude ktinnen doen confteeren, indien het beftek van deze Memorie zulks kon permitteeren. Trouwens, indien uit diergelyke bewoordingen eene onereufe atquifitie van eenig beneficie zoude kunnen worden afgeleid , dan immers zoude ook uir de bewoordingen, in welke de Commisfle van zyne Hoogheid als Stadhouder dezer Provincie is ver?  de Gebeurtenissen in 1787 enz. voorgevallen. 161 vervat, met gelyken grond kunnen worden'beweerd, dat die mede door hem ti ulo onercfo was geacquirecrd; Aangezien daar by voornaamentlyk in aanmerking Komende goede getrouwe,notabel en aangenaams, dienften, die uic zonderlinge affectie by voorige Heeren Prirfen van Oranje hoogloffvlykerme^ ■ i'-, als fuccesfivelyk Stadhouders Gouverneur en Ka- Eiteinen Generaals en Admiraals der voorfchréevèa .anden, veele joaren lang, in veele en menigvuldige zwaare tyden, gelegenheden en perikelen, tot Godes eere bevrvding en welvaaren van denzdvea JLande, waren bewcezen. Doch oo1 by dat alles had zyne Hoogheid zich, mede tot betoog van de nietigheid en onb^raanbap.rhem vao dar Privilegie, beroepen daar op, dat het zelve als een effect van rebellie en fty ving vao factie door Philips Hertog van Boürgondien , retds zeer korten tyd na de vergunning van het zelve , nevens de verdere Privilegiën en Handvesten der wemelde Stad, naamentlyk op den 13 Augus-us 1426, was verbeurd verklaard, en dat dezelve Privilegiën niet eerder dan in den jaare 1455, en alzoo 29 jaaren na derzelver confiscatie, aan die van Alkmaar zyn gereftitueerd geworden. En dat even zoo dezelve Privilegiën in den jaare 149- andermaal door den Hertog Aelbert van SaxEn , ter gelegenheid van het bekende Raak en Broodfpel , zynde verbeurd verklaard geworden , en de reltitutie d3ar van voor de tweeue rei"! piec eerder dan lang na het Oöroy van Keizer Karel den vyfden, van dato den 26 S-ptember 1530, hebbende plaats gehad, welgemelde Keizer alzoo, zelfs m de veronderftélüng dat het gemelde Rrivi. legie door Vrouwe Jacoba van Beyerpn wel en wettiglyk aan die van Alkmaar zoude zyn verleend geweest, ter dier tyd aan die van Alkmaar ter hunner bede heeft kunnen verleenen zoodaanif Ctlroy. volgens het welke de Vroedfchap alleen zorjde hebben het recht van het formeeren der flominaiea & 3 vaa  •162 Verzameling van Stukken letrekkelyk tot van Burgemeesteren, Schepenen, Thefauriers, est Vroedfchappen, doch waar by het recht van Ëlec-. ti< aan den Graaf of zynen Stadhouder wierd gede-. fereerd. Immers wat die eerstgemelde confiscatie van de: Privilegiën der Stad Alkmaar door Philips van Bour. . gondien aanbelangt, zoo blykt hec uit de Sententie daar van door hem, in qualiteit als Ruward en Oir der Landen van Holland, Zeeland, en Ftiesland, toe Amfteldam den 13 Augustus 1426 gegeeven, dat de Kennemers en Kennemer gevolg, als mede hunBe medepleeger8, welke, met verbreeking der voorwaarden, op den 8 May 1426 tusfchen hun ea Jacob van Gaasbeek, van wegens gemelden Philips van Boürgondien, aangegaan, de Stad Haarlem op nieuws waren komen belegeren, mits de voorfchreeven rebelheid waren verklaard. „ Alle hoir Privilegiën, Handvesten, Geregten, ,, Scepende vrihedemen rechten, die Ie tot defen dage toe vercregen mogen hebben van den Gra. 5, ven en Gravinnen van Holland, en Heeren en „ Vrouwen van Vriesland, en Ruwerde der Lan» „ d«n voirfz., hoedanig dat fe zyn bebriefc en „ onbebriefc, en dat fy binnen achte dagen die „ voirfz. Handvesten en Brieven brengen en fenden „ en overleeveren fouden op ter Steede Huys tot „ Haarlem, in onfe handen of in handen der geenre „ die wy daar toe ordineeren zullen , in de jee3, genwoordtgheid der Scoute ende Geregte van „ Haarlem." En dat alzoo verders daar by was gedeclareerd: „ Het feggen en meininge van gemelde Philips te zyn, alfoo de Steede van ^lcmair principaal „ Saekweldigen en Opfetters geweest hebben Van ,, deefen rebelheid, dat alle die Poorten, Muuren en Vesten van Alcmair needer geworpen en ge. „ flegt zullen worden gelyk der airden, foo dat fy „ voirtasn een open Dorp weefen en bliven zul„ leD, fonder eenig Sceederegt ce hebben of te ge. „ bruk.cn." Ter-  de 'Gebeurtenis/en in 1787 enz. voor gevallen, 2,63 Terwyl daar Hit, zoo zyne Hoogheid vertrouwt, alzins klaar en ontegenzeggelyk confteert, dar, gelyk het meergemelde Privilegie van Vrouwe Jacoba van Beyeren was gegeeven gedurende het voorfz. be* leg der Stad Haarlem, uit oorfake, want (dit is om reden dat) de Poorteren en goede gemeinten der Steede van Alkmaar op dien tyd tot onfer on '.erdanighHd -waren gekomen ende in onfe dienst, en die ons geloofd hebben met haren lyve en mit haare magten ons by te flaan; en dat dit komen in dienfte en onderdaanigheid van gemelde Vrouwe Jaccba van Beyeben, tegens die van Haarlem, was een daadelyke rebellie, dus ook dit Privilegie wel en te recht als een effe& van rebellie behoort te worden aangemerkt, en als zoodaaoig met zyne juiste naam by zyne Hoogheids Memorie is beftempeld; Daar doch, gelyk hier vooren bereids is geremarqueerd, de gemelde Philips Hertog van Bourgondien, na het overlyden van Hertog Jan van Beyeren, door den wettigen Man van Vrouwe Jacoba van Beyeren, meergemelden Hertog Jan van Braband (welke, door de Edelen en Sreden van Holland , wettiglyk tot Graaf van Holland , reeds in de maand February van den jaare 1425, was gehuldigd) tot Ruward van Holland, bereids mede ia den jaare 1425, was aangefteld, en als zoodaanig in alle de Steden , welke Jan van Braband hadden ontfangen, met naamen ook by de KenDemers en Kennemervolgers, was aangenoomen, en hy alzooin die qualiteit, in naame van Hertog Jan van Braband , welke in de maand Maart van gemelden jaare 1425 naar Braband was terug gekeerd, de Landen van Holland, Zeelanden Friesland, niet als een Indringer cn Geweldenaar, gelyk die van de meerderheid van de Vroedfchap der Stad Alkmaar zich by hunlieder meergemelde Bericht uitdrukken, maar op een wettige en erkende wyze regeerde; Terwyl daarentegen de Staaten van den Lande, daar het Huwelyk van gemelde Vrouwe Jacoba van Beyeren, geduurende het leeven van haaren wetR 4 tigen  a64 ST Verzameling vm Stukken betrekkelyk tot tigen Man , met Hdmfry Hertog van Glocester > buiten V lands op eene clandestine wyze was gecontracteerd , nimmer voor wettig konden erkennen daaden, welke door haar tot ftyving van dien onwectigen flap wierden gedaan, maar dezelven noodwcödig als notoir nul en onbeftaanbaar moesten aanmerken, en mitsdien nooit konden advoueeren Privilegiën en Handvesten, door haar onder den titul vao tiertvginne van Glocester (c-Hder dewelke dit Privilegie van den n April 1426 is verleendj gegeeven. En wanneer dus die van de meerderheid van de Vroedfchap der Stad Alkmaar den meergemelden Fhu.ips van Boürgondien, ter gelegenheid van de cni.nScitie dezer Privilegiën, als een Geweldenaar, als een Indringer, willen hebben aangemerkt, en, gelyk zy zich uitdrukken , als iemand welke daar toe het zelve recht had, het welk de Dieven hebben op de goederen die zy rooven, of op de huizen die zy doorbreeken, zoo is het notoir, dat zylieden waarlvk zich op dat tydftip weinig herinneren, dat deze Philips van Boürgondien de zelfde is, op wiens AEle van Confirmatie van de overdracht of avcreenkomst tusfchen die Geregten ende die alunge Rycdom, Preefchap en Lighaam der Stede van Alkmaar, van datoden 26 Maart 1450, zy zich voornaamentlyk beroepen, om daar mede het recht van de Vroedfchap der Stad Alkmaar, tot de verkiezing van Burgemeesteren, Schepenen, Thefauriers en Vroedfchappen te bewyzen , en welke overdracht of overeenkomst zy verders telkens onder de betaaming van een vriendelyke fchikking doen voorkomen ; dan welke reflectie ten dezen alleen in het voorbygaan wordt aangevoerd , om daar mede te doen zien, hoe weinig die van de meerderheid zich by hunlieder Bericht in hun fysthéma gelyk zyn , en hoe het zelve Bericht, op verfcheiden refpeccen , met de ongerymdlle contradictieu is opgevuld. Ed waarlyk! moet het niet byzonder ia het oog I00-;  de Gebeurtenis/en in 1787 enz. veer gevallen. 26$ Ioopen, wanneer men, om zyn gefoveerd fysthéma eenigen fchyn van reden byte zetten, geen fchroom maakt, om zich met de gefignaleerdfte fiducie te beroepen op gebeurtenisfen , welke nimmer hebben plaats gehad, en daar uit vervolgens af te leiden, ea met de uiterfte Dadruk aan te dringen, argumentaties, welke uit den aart dier omftandigheden nimmer kunnen zyn voortgevloeid, van welke natuur nogthands is de argumentatie, door de meerderheid van de meergemelde Vroedfchap der Stad Alkmaar by hunlieder Bericht gemaakt, tot betoog (quafi) dat meergemelde Philips van Boürgondien by dé voorfchreeven Acte van Confirmatie en Approbatie van den 26 Maart 1450 zoude hebben erkend, dac het zelve Privilegie van Vrouwe Jacoba van Beyeren, van den 11 April 1426, wel en wettig zoude zyn verleend geweest, als zynde verleend door onfe' lieve ende gemynde gezellinne die Hertoginne, als des macht ende doen ten tyden 't Regiment hebbende onfer voorfz. Landen van Holland, Zeeland en Vriesland, en welke Privilegiën wy der gelyken dair na de voorfz. onJfe Steede van Alcmair gegonnen, gegeeven en geconfirmeert hebben; terwyl zylieden het aan Hun Ed. Groot Mogenden trachten te doen voorkomen , als of, door onfe lieve en gemynde gezellinne die Hertoginne , Vrouwe Jacoba van Beteren zoude moeten wordea verftaan. Daar zyne Hoogheid hier bevoorens reeds uit diverfe Chartres heefc aangetoond, dat Vrouwe Ja» coba van Beyeren, onder de benaaming van Gjfel» linne voorkomende in dezelve Chartres, als Huis• vrouw van Hertog Jan van Braband wordt aangemerkc, als onder anderen in de Ade van befchryving van de Edelen en Steden van Holland, door Hertog Jan van Braband op den 13 September 1418 ge. daan; in het Declaratoir door Hettog Jan van Beyeren omtrent die van Utrecht en Amersfoort, als mede begreepen zynde in den Zoen tusfchen hem en Hertog Jan van Brabano aangegaan, den I April 1418 uitgebracht; als mede nog in de 4cïe van R 5 ft«-  266 Verzameling van Stukken betrekkelyk tot belofte, door gemelden Hertog Jak van Braband op den 22 April 1470 ten behoevtm vao eveogemelden Jan van Beyeren gepasfeerd; alle voorkomen, de m net Groot Charterboek van Mieris, IV. Deel, ?ög 5*5» 533 «* 547* En dat even zoo Aartshertog Maximiliaan, wanneer die van Alkmaar hem hadden gehuld en ontfangen tot hunr;eo gerechten Landsheere, aan dezelvcn op den 28 Maatt 14.78 heeft geconfirmeerd hunne Privilegiën als Kerkelyke Voogd en Momboir van zyne Gezellinne, welke was Maria van BfiURG 'ndien. En daar het by dat alles eene bekende zaak is, dathet woord Gezellinne in de Nederduitfche taal van ouds heeft beteekend eene Echtgenoote, eene focia theori, en zulks inzonderheid ten opzichte van Vor■Gelyke PerfooneD, (zoo als zulks nader kan worden gezien by Kiliaan, op het woord Gezellinne, en Huydecopers Melis Stoke, II. Deel, bladi. 186, in notis,~) even gelyk daarentegen de Mans Heeren of haan Liefs Heeren wierden genoemd; uit al het welk dus middagklaar blykt, dat het woord Gezellinne, by de gemelde Acte van Confirmatie van Hertog Philips , by geene mooglykheid kan zien of applicatie hebben op de Perfoon van Vrouwe Jacoba van Beyeren, welke de germain Nichce van Vaders en Moeders zyde is geweest van gemelden Philips , maar nimmer zyne Huisvrouw ; zoo als dan ook de meergemelde Sententie van Philips van Boürgondien van den 13 Augustus 1426, onder de benaaming van onfe voirfz. Nigte van Braband voorkomt. Terwyl eigentlyk de gene, welke door Hertog Philips, in de meergemelde Atfe van Confirmatie van den 26 Maart 1450, wordt bedoeld door onfe geliefde en gemynde Gezellinne die Hertoginne, is geweest de derde of laatfte Hutsvrouw van gemelden Hertog Philips, naamentlyk Isabella Dochter van Koning Jan van Portugal > uit hoofde van denzeiven haaren Gemaal Hertoginne van Boürgondien, wel*  de Gebeurtenis/en in 1787 enz* voorgevallen. 2fJj welke zyne Gezellinne Isabella of Eltzabeth , (zynde in de oude Chartres Synonyma,) Hertoginne van Boürgondien, hy in den jaare 1444 uit Brusfel naar Holland had gezonden, niet volmacht, om de aldaar ter dier tyd ontflaane nieuwe troebles tusfchen de Hoekfche en Kabeljauwfche factiën te be« vredigen en te ftillen; en van welke Hertoginne I3abf.lla een Charter, door haar in de voorfz. qualiteit op den 6 December 1444 in 's Hage verleend, gevonden wordt by de Riemer Befchryving van den Hage, h Deel, pag. 233. Terwyl verders dienaangaande kan worden nagezien Goudoever oude lloll. Cron. pag. 462. Col. 2. en Wagenaar Vaderl. Hift. 1P~. Deel, bladz. 7. En het is alzoo van haare Handvesten en Privilegiën , en derzelver Confirmatie, dat meergemelde Philips van Boürgondien by de voorfz. Acte van Confirmatie van den 26 Maart 1450 fpreefct, en geenszins van het Privilegie van Jacoba van Beyeben vao den 11 April 1426. Daar het zeker gantsch geene geringe reflectie verdient, dat die van Alkmaar, terwyl het alzoo uit de voorfz. Acte van Confirmatie van Hertog Philips van Boürgondien confieert, dat de voornoemde Hertoginne Isabella, federt dat Privilegie van Vrouwe Jacoba van Beyeren, en voor dato dier gemelde Acte van Confirmatie, aan die van Alkmaar, zoo niet meer, immers één, Handvesc of Privilegie heeft vergund , het zelve Handvest of Privilegie niet te berde brengen, als waar uic men met reden zoude mogen opmaaken, dat zylieden het zelve, als niec dienftig voor de gefultineerde herftelling van bet meergemelde Privilegie van Jacoba . van Beyeren , ftudieuslyk hebben achter gehouden, of dat wel anderszins dat Handvesc of Privilegie niec voorhanden is, het geen alzoo zoude Herken de fuppofitie van zyne Hoogheid, dac aan die van Alkmaar, na de cweede gedaane verbeurdverklaaring hunner Privilegiën, (waar van ftraks nader,)  SÖ8 Verzameling van Stukken betrekkelyk tot der,) alle hunne Privilegiën nimmer op eene wetti. ge wyze zyn gereftitueerd geworden. Doch met reden mag zyne Hoogheid vraagen: hoe znude het gewag dier Confirmatie van Hertog Philips > by de meergemelde Acte van overdracht en overeenkomst voorkomende, immer kunnen zien op het meergemelde Privilegie van Vrouwe Jacoba -van Beyeren? en hoe doch zoude men met eenige mooglykheid kunnen veronderltellen, dat gemelde Philips by dezelve Acte van Overdracht zoude hebben kunnen of willen erkennen, dat meergemel. de Vrouwe Jacoba van Beyeren te dier tyd, naamentlyk in den jaare 14 6, zoude hebben gehad de macht en het regiment over Holland, Zeeland en Friesland. Daar het immers uit de hier voorengemelde Charter van den 8 January 1424 is aangetoond en bewee. zen, dat meergemelde Hertos Jan van Braband, door de Heeren Staaten van Holland, voor hunnen wettigen Heer was erkend geworden; en dat ook •verders uit het hier vooren gementioneerde Charter van den 23 Augustus 14*5 is gededuceerd, dat voorBoemde Hertog Jan van Braband den gemelden Hertog Philips tot Oir en Ruward van Holland had aangefteld, en voor zyn vertrek naar Braband de Regeering van deze Landen hadde overgedraageD. En daar mitsdien de voornoemde Philips, door te erkennen dat gemelde Jacoba van Beyeren te dier tyd de macht en het regiment had over Holland, Zeeland en Friesland, in efFecte zoude hebben geadvoueerd, dat Hertog Jan van Braband geen wettige Heer, en hy Philips zelve geen wettig Ruard, over dezelve Landen ware geweest. Maar, gelyk dus uit de meergemelde Acte' van Confirmatie van Hertog Philips van Boürgondien, van den 26 Maart 1450, in geenen deele door de Leden van de meerderheid van meergemelde Vroedfchap heeft kunnen worden aangetoond, dat hy daar by het meergemelde Privilegie van Vrouwe Jacoba van  de Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen, ftrjp van Beyeren heeft willen confirmeeren, maar dat integendeel is grbleeken, dat die confirmatie alleen liet op een Handvest of Privilegie, door Hertoginne Isabella ad interim, terwyl die van Aikmaar werkelyk zonder Privilegiën ziten , aan dezelven gegeeven; en dat alzoo geenszins nit dezelve Acte van Corfirmatie eene eerdere reftitutie dier verbeurd verklaarde Privilegiën, dan die, welke by formeele Acte van Philips van Boürgondien ia den jaare 1455 's gefchied, kan worden afgeleid. Even zoo min kan die eerdere reftitutie worden beweerd op fundament van de zoogenaamde Zoenbrief, tusfchen gemelden Hertog Philips van Boorgondien en Vrouwe Jacoba van Beyeren den 12 April 1433 aangegaan, als waar by worden gevonden deze woorden: ,, Item wes wy Hertoge en Hertoginne gegeeven „ en geconfirmeert hebben in onfer beiden Landen „ den Raadeq, dieneren,Huysgefinnenen Vrienden van ons beiden, wy en elk onfer in den zynen, ,, zullen die gifte volkomelyk houden ende doen hou,, den onvtrbroken, naar den inhoud der Brieven die daar af zyn." Daar ook het gebruik, het welke de Leden van de meerderheid van de Vroedfchap der Stad Alkmaar van dat Charter (het welk geenszins een Zoenbrief, maar eene Acte van Overdracht, is, en het welk dezelve fchynen te confundeereD met den eigentlyken Zoen of Zoenbrief van den 3 July 1428, voorkomende in het Groot Charterboek van Mieris» IV. Deel, pag. 917.) trachten te maaken, mede in geenen deele eene zoodaanige eerdere.reftitutie dier verbeurd verklaarde Privilegiën aanduidt, aangezien by de bewoordingen, op welke dezelve Leden vaa de meerderheid zich beroepen, in het minft.- geen gewag wordt gemaakt van de reftitutie van Handvesten en Privilegiën aan Steden verleend, maar by dezelve alleen wordt gefprooken van giften aan particuliere Perfoonen , als naamentlyk aan Raaden , Dienaaren, Huisgezinnen en Vrienden vaa hun beiden,  a?o Verzameling van Stukken betrekkelyk tot den, gedaan, nemaar integendeel uit bet diep ftiU zwygen, het welk by dezelve Acte van Overdracht van de Handvesten en Privilegiën der Steden wordt gehouden, veeleer is op te maaken , dat Hertog Philips, aan welke dus de voorfz. Landen van Holland, Zeeland en Friesland, direct overgingen, en aan welken zeer wel bewust was, dat veele Hand. vesten en Privilegiën in die tyden, door Jacoba en hajren Oom Jan van Beyeren gegeeven, derzelver vergunning aan het aankleeven van deze of gene factie veelal waren verfchuldigd ; zal hebben geoirdeeld , dat byaldien het mogt te pasfe komen om aan die van Alkmaar, mitsgaders aan de Kennemers, hunne verbeurdverklaarde Privilegiën te reftitueeren , zulks van zyne goedertierenheid , en geenszins van het beding van Vrouwe Jacoba van Beyeren, welke zich in de noodzaakelykheid bevond om dezelve Landen aan hem af te ftaan, behoorde af te hangen. Trouwers, hoe weinig meergemelde Hertog Philips van Boürgondien, nu zelve Graaf geworden, zynde, aan den Zoenbrief, door hem met gemelde Jacoba van Beyeren op den 3 July 1428, als in eenen tumultuairen tyd aangegaan, naderhand heeft gedefereerd, is blykbaar uic de Acte van den Hove van Holland van den 12 May 1430-, te vinden by den SubOituur-Griffier Boey Bedenk, over de Óudh van 't Hof 1. Deel, Bylag. No. 50. pag. 240, als by welke Acte alle zoodaanige Brieven en Giften, die door hem voor den Zoene gegeeven waren te niet en van geener waarde worden verklaard, 't en ware die door Vrouwe Jacoba of hem na den Zoene vernieuwd waren. Iets, het gene in allen gevalle aantoond, dat gemelde Hertog Philips van Boürgondien 'er zeer verre van af geweest is, van by den gemelden Zoenbrief, of vervolgens by de voorfz. Acte van overdracht, te hebben willen herftellen en confirmeeren een Privilegie door Vrouwe Jacoba van Beyeren in hec heetfte der troebless en voornaamentlyk mede ona  de Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen. 271 om hem zeiven te wederftreeven, op eene alzins onwettige wyze, en onder eenen onbehooriyken titul, in viliptnilie van hec maritaal gezag van haarea Echten Mac, gegeeven. Terwyl ook tegens deze pranenfelyk voorgewende reftitutie dier verbeurdverklaarde Privilegiën, welke ter gelegenheid dier gedaane overdracht van den 12 April 1433 zoude hebben plaats gehad, op de fterkfte en convincantfte wyze moet obfteeren de meergemelde Acte van reftitutie zelve, door voornoemden Philips van Boürgondien eerst in den jaare. 145J expresfelyk totdat einde uitgebracht, en welke door Boomkamp in zyne Befchryving der Stad Alkmaar pag. 26 zeiven, als een bewys van de reftitutie dier verbeurdverklaarde Privilegiën, wordbygebracht. "Als welke Acté gewisfelyk geen plaats zoude hebben gehad, indien Hertog Philips van begrip was geweest, dat hy dezelve Handvesten en Privilegiën , bereids ter gelegenheid van het aangaan dier Acte van overdracht mee Vrouwe Jacoba van Beyeren, aan die van Alkmaar had gereftituetrd ; en.dat hy voorts die zelve reftitutie dier Privilegiën by meergemelde Acte van Confirmatie van den 26 Maart 1450 nader hadde geconfirmeerd en bekracntigd. By welke Acte van 1455 nogthands met zoo veel woorden word verklaard: ,, Dat de gemelde onderlaten van Kennemerland „ en Kennemer gevolg mit horen hulperen en meede„ pleegeren by onfe Sententie en Vonnisfe waren „ verklaard en afgewysd alle horen Hegten, Privi,, legien ende Handvesten, die li. van oafeo Voirfa„ ten en Voirvaderen verworven en verejvgen had„ den of hebben, tegens ons verbeurd te weefen-, „ dair of fi die brieven, die fy dair of hadden, gelet. ,, vert handen in ohfen handen, die tot nog toe dair ia geleegen en gewen hebben". — Terwyl vervolgens by dezelve Acte de gemeld^ Kennemers en Kennemer gevolg worden voorgele als: « Ons  2? 2 Verzameling van Stukken betrekkelyk tót Ons zeer oedmordelix biddende hun hier op te willen geeven, gocnen ende verleenen, onfe gra„ tie en de genade, en hun te vrien en te quicen „ van denfelven tien Perfoonen, en kun dan weder„ geeven en verlenen hair voirfz. Privilegiën, Rechten ende Viiheden, ende dief elven Privilegiën hen te „ villen confirmeeren ende vestigen", • Zonder dat het Certificaat, by Schout, Schepenen en Raad der gemelde Stad Alkmaar ten behoeve van die van Texel gegeeven den 24 May 1434, en by het Bericht van de meerderheid van de Leden van de Vroedfchap der gemelde Stad al mede gereclameerd tot betoog, dat aan die van Alkmaar, reeds korten tyd na de voorfz. verbeurd verklaaring, reftitutie der gemelde Privilegiën zoude zyn gefchied , eenig bewys voor dat gefustineerde zaï Kunnen opleveren. Daar doch het zelve Certificaat als een Testimo. mum in propria caufa zoude kunnen worden aangemerkt, en het bovendien eene zeer byzondere reflectie verdiend, dat die van Texel zich, even gelyk die van Alkmaar, aan dezelve rebellie hebbende fchuldig gemaakt, alzoo ook by die zelve Sententie, waar by de Privilegiën van die van Alkmaar waren verbeurd verklaard, zyn verklaard van hunne Privilegiën te zyn vervallen, en boven dien gecondemneerd in eene boete van zeven duizend Kr omen, zoo als dit uit dezelve Sententie, te vinden by Miesis in zyn Groot Charterboek, IV. Deel, pag. 859 kan confteeren: en een zoodaanig Declaratoir of Certificaat door die van Alkmaar ten behoeve van hunne focii delifti gegeeven, op zich zei ven zeer fuspect moet voorkomen, boven en behalven, dac hec zelve-alleen zoude kunnen dienen een bewyze, dac, even gelyk die van Alkmaar byzonder hec rechc hadden, van Moolens te doen timmeren, en daar op re maaien of te doen maaien, binnen de vryheid derzelver Stad, zonder iemand des te vraagen, of te verzoeken, zy dus ook vermeenden dat het zelve recht aan die van Texel toekwam. Ter-  de Gebeurtenis/en in 1787 ««2. voorgevallen. 273 Terwyl de reden, welke zy daar voor alleguceren, daar in beftaat, dat zy Stads rechten verkre. gen hadden, gelyk alle vrye Steden. Dan uit welk Certificaat nimmer, zoo men ver» trouwe, eenig bewys van refiitutie der verbeurdverklaarde Privilegiën xal kunnen worden afgeleid, aangezien daar uit blykt, dat die van Alkmaar daar b? declareeren: Altoos ,, Vry te zyn geweest van Bier Tollen ende Huys. '„ lagen en de vry vroonsconde, fint dier tyd toet ,, dat fy Stede regten hadden vei lireegen, als oïc alle „ vrye Steden zyn". 1 Eu neL.zeIve Declaratoir niet ziet op de daadely. ke beoeffening vao dat recht zoo als het zelve ter dier tyd by hun wierd geëxerceerd, maar voorna*, mentlyk op het recht, het welk de Siad Alkmaar by haare fundamemeele oprechting tot een Stad had geacquireerd. Boven en behalven dat ook zelve de daadelyke grercitie van dat byzonder recht geenszirs een. preuve zoude kunnen opleveren, dat aan die vanAlkmaar ter dier tyd allé de Stads Rechten en Gerechtigheden zouden zyn gereftitueerd geweest. Trouwens dat als toen in den jaare 1434 aan de Stad Alkmaar met Waren gereflicueerd de by de meergemelde Sententie van Philips van Boürgondien verbeurdverklaarde Rechten en Handvesten, is daar uit manifest, dat die van Alkmaar nog in het volgend jaar 1435 hun aan denzelven Hertog beklaagd hebbende, dat zy te hoog waren getaxeerd in de, by die zelve Sententie, aan de Stad en dié van Kennemerland opgelegde fomme van agt duizend Kroonen, zulks wel tot gevolg gehad heeft, dat aan de Stad, mits nog becaalende drie honderd Schilden (boven het gunt reeds door haar voldaan was) is kWyt gefcholden der Stads reflant in voorfz. boete, doch niét anders dan met deze notabele byvoeging: behoudelyk onlè Senteutie van Kennp„ merlapd ende van Alkmaar in alkn ander,n puutéri *» ^atarT 'n begrecpen, in hoirdn volkomen machte* XLI. Deel. S te  274 Verzameling van Stukken betrekkelyk tot ,, te weefen ende te blyven fonder argelist," zooo als uit de Acte van kwytfcheiding in dato den 4 Fe-, bmary 1435, te vinden by Boomkamp in meergemelde Btfchryving pag. 21, nader kan gezien worden. Terwyl het al mede zeker is, dat die van Alkmaar zelve in den jaare 1445 aan den Pisfident eai Raaden van Holland hebbende te kennen gegeeven:: dat die Stad van Amfteiredamme ter dier tyd re— bellig en onge hoor faam was aan meergemelden 1 s, Hertog Philips, en dat zy alzoo in gtoote duch-. • te en vreefe waren, om overvallen te zyn, eni dagelyks in groote angfte waren, verduchtende: ,, defelve Stede van Alkmaar te verliefen, om dat) »> fy geen deuren in haar Poorten hangende en had- • ,, den, en ook geen daar in hangen en moesten, nog ; „ vastigheid aan fyne Stede voorfchreeve, fonder' fynen confent, overmits fyur Sententie die hy ,, voortyds over haar uitgefproken hadde, welge„ melde Prsfident en Raaden , ten naame vaa „ meergemelden Philips van Bodrgonoien, op den „ 8 July 1445 aao die van Aikmaar hebben gecon,, fenteert en veroirlooft, dezelve Stede te vesti„ gen en de deuren in haare Poorten te hangen, om „ hem zeiven te bewaareo, en te befchutten dat zy ,, van niemand overvallen en werden. ,, Behoudelyk fyne Sententie van waarde te bly„ ven, en dat fy tot alretyds, als gemelde Prasfi; ,, dent en Raaden hen dat beveelen en beteekenen „ fouden, die deuren aan haare Poorten omhangen „ en alle vastigheid die fy aan fyne Stede voorfz. ,, gemaakt zullen hebben weder afbreeken en te niet „ doen zullen". En het mitsdien mede uit dat Handvest, ten verzoeke van die van Alkmaar zelve, by PrEéfident en Raaden van Holland verleend, alzins manifest is, dat 7y zelve in den voorfz. jaare 1445 expresfe'yk hebben erkend de nog werkelyk fubfistoerende effeöen van de meergemelde Sententie van Philips van Boürgondien, mede ten opzichte van hunne Stad,  de Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen. 275 Stad, niet alléén, maar ook, dat de nermisfie aan hun tot vestiging hunner Stad by dat Handvest gei geeven, is geweest abfoluit conditioneel, en alleen voor zoo veel de nood zulks in dat tydftip vorderde, onder expresfe reftriclie, dat de Werking dier Sententie daadelyk zoude moeten revivisceeren, warneer de toenmaalige beduchting, van door de Amftetredammers overvallen te worden, zoude zyn gecesfeerd. Terwyl men zich dus met reden niet genoeg verwonderen kan, dat de meergemelde Leden vin dé meerderheid van de Vroedfchap dier Stad, aan welken dat Handvest althaods niet onbekend zyn kan, daar het zelve onder de Handvesten van Alk* 1 maar in Folio uirgegeeven pag. 22 en 23 te vinden is, by hunlieder tkricht uit foortgelyke'in der daad futile argumeotatien trachten te deduceeren, dac 1 de eemgetru 1de verbeurdverklaring der Privilegiën 1 en Handvesten der Stad Alkmaar maar zeer weinige ; jaaten zoude hebben gefubfiif eerd, en bereids voor 1 den jaare I433 zoude zyn gerepareerd gewórden. Eo het is, waarlyk! mede een blyk van verlegen1Iheid, wanneer de Leden van de meerderheid dier [meergemelde Vroedfchap, die verbeurdverklaring ;by hunlieder voorfz. Bericht trachten ce doen ^voorkomen als een daad vao overheerfching engeweld, ivoor welke geen grood in rechten zoude plaats vin. iden, er. welke integendeel zoude inloopen tegen* Ibet gevoelen van den Profesfor Voet, ad ht, fr. de \Conjtit. Princip. §. 21, als van welk uitvlucht dé :meergemelde Leden van de meerderheid zich doorigaans by hunlieder Bericht zeer meesterlyk heb. iben bediend, wanneer de vernuftige vinder van deize algemeece folutie geene redeneu meer tegens de iwaarhei J en de notoire evidentie van de zaaken zei» iven heeft weeten by te brengen. Daar het immers eene overbekende zaak is, weL •ke ook zelve door de geciteerde pasfage van gemel;den Profesfor Voet ten duidelykfteri word gecon* Ifirmeerd, dat de misdaad van rebellie, welke in den S a hoog-  S7Q" Verzameling van Stukken betrekkelyk tot höoguV'D graad behoord onder de Crimina loefes Ma* jejtatis, eene caufa fatis giavis is, waarom eenë Stad, welkers Ir, woon ders niet alle cupitati der voorfz. onze „ Stede van Alkmaar gegonnen gegeeven en ge„ coiftmeerd hebben, roerende van onfe Burge„ meesteren en Gerechte jaarlyks te kyefen ende te ordjneeren, ende ook den Regimente derzel,, ver oi.fer Stede, alzoo die zelve onfe en onfe vomfz. Gezellinne Brieve van Privilegiën dat „ vóii&tt inbonden en begrypen, van het welkal,, foo te doen ende na te volgen die van onfe ,, voóvfz. Stede niet eens en hebben konnen wefen, ,, tot nü toe als voiïfz. es". Wstr dit mitsdieti Biykba^r i? dat door meerge» melde I.-abella de Dochter van Koning Jan van Po-tügal, wi lire hier vooren is aangetoond de derde rpi^w van H< rtpg Philïps van Boürgondien en alzoo zyjt GiztUvme te zyn geweest (maar geenszins Vron-  ie Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen. 279 Vrouwe Jaccba van Beteren) terwyl zy in den jaare 1444. het Regiment over Holland, Zeelanden Friesland had, aan die van Alkmaar een nader Pri« vilegie omtrent de Magiftraatsbefteliingeai'ireterznz, terwyl zylieden dienaangaande, uit hoofde der voorgemelde verbeurdverklaaring van den jaare 3420, zender Privilegie zaten, is verleend geworden, dan tegens de uitvoering van het welk de ge. meece Burgerye der Stad Alkmaar zich fcheen te hebbep verzet, daar bet voorkomt als of by hec zelve Privilegie dat recht van verkiezing van Burgemeesreren en den Gerechte, hun by bet meergemelde Handvest van Vrouwe Jacoba quafi vergund, geenszins was toegekend geworden aan de meergemelde Hoofdlieden en Gilde-Dekens, en f;at vervolgens ook dat Privilegie door Hertog Philips zeiven aan die van Alkmaar was geconfirmeerd. Maar dit nu dus zynde, zoo als men vertrouwt dat het zelve na dit gededuceerde geene contestatie zal onderhevig zyn, dan immers mag men wederom met de uiterfte verwondering vraagen, waarom de Leden van de meerderheid van 'de Vroedfch io der Stad Alkmaar ook niet dit Privilegie van Isabjïlla, en de Acte van confirmatie vun dien door Philips, te voorfchyn brengen, daar het immers eene bekende regel is, quod referens fine relato nihil probet, en het nogthands zeker is, dat de voorfz. lAcfe van overdracht of overeenkomst zich tor. het ;zelve Privilegie, en tot de confirmatie daar van door Hertog Philips gegeeven, uitdrukkelyk refereert. Terwyl voor zoo verre dezelve Leden van de ;meerderheid zouden willen allegueeren dat dit Priivjlegie, en dezelve Acte van confirmatie, niet zou:den voorhanden zyn, daar uit dan wederom eene 1 allerfterkfle prasfumtie zoude ontflaan, dat alle de , verbeurdverklaarde Privilegiën der Stad Alkmaar na. i de tweede gedaane verbeurdverklaaring niet aan hun i zyn gereftitueerd geworden. En daar integendeel, voor zoo verre de meerS 4 ' ge-  ito Verzameling van Stukken betrekkelyk top gemelde Leden van de meerderheid die voorbedachtelyk zoude mogen achterhouden, daar uic mede geene geringe fuspicie zoude gebooren worden, of niet io den fameohang van de middelen van dat Privilegie en van de Acte van confirmatie van bet zelve ietwes zoude mogen gevonden worden, waar uit van de nulliteit van het meergemelde Privilegie van Vrouwe Jacoba van Beteren, al» mede van de verkeerde illatien en confequentien, welke men uit dezelve Acte van confLmatie tracht te haaien» nader, en op eene indubitabele wyze, zoude kunnen biyken^ £n geene mindere reflectie verdiend ten deze de cocfequentie, welke door de Leden der meerge- : melde meerderheid uit het aangaan dezer Acte van overdracht of overeenkomst word afgeleid, en het gebruik het welk daar van door hun word gemaakt, om te beweeren , dat de Magiftraatsbeftelling bin« nen de Stede Alkmaar, welke by het te meerrnaalen gementioneerde Privilegie van Vrouwe Jacoba van Beyeren aan enfer getruvoer Stede gemeynen Poirterer, ende Gtmeynten van Alckmair voirn. gegeeven was len eeuwigen dage, thands wel en wettiglyk in den ■boezem van de Vroedfchap zoude refideeren, en zulks wel uit krachte van die vriendelyke en een. draehtiglyke overeenkomst tusfchen die Gerechte ende die alunge Rycdam, vreefcap en lichaam onfer voorfz, Ste'je gemaakt, • Daar zylieden by derzelver Bericht op verfchei. de refpecten mee de uiterfte fermeteit hebben beweeid en ftaan.'e gehouden: ■ „ Dat het op dezekerfte enincontestabelftegron. „ den moest volgen, dat de voorfz. Handvesten, Privilegiën co Octroijen nog heien ten dage aan de „ bud eD Burgerye van Alkmaar toekomen, en het „ derhalven de plicht van een ieder braaf Regent „ van Alkmaar was, om dezelve uitmuntende voorJ5 rechten, a!s zoo veele waardige eerteekenen van dei Voor-aderen deugd en dapperheid, en als „ soa veele oierbaare Kleinodiën voor deze Stad ea „ haa. i  de Gebeurt mis Jen in 1787 enz. voorgevallen. 2§i gi haare Burgerye te refpecteeren en te bewaaren, cq alzoo gehouden aan de Nakomelingfchap over „ te draagen". En dat daar in, zelfs niet op verzoek en overgifte van de temporaire Leden van de Regeering of van de ingezeten Poorters zeiven, eenige verandering, in prejudicie der Nakomelingfchap mag werden ge« maakt, En daar alzoo uit dit geadopteerd fysthéma van de Leden van de meergemelde meerderneid üb/duit en on wederfpreekelyk ten hunnen reguarde moet voorcvloeijen deze ontegenzeggelyke coofequentie, dat door deze Acte van overdracht of overeenkomst aU thands geene verandering had kunnen of mogen werden gemaakt in het recht by dat meergemelde Privilegie van Vrouwe Jacoba van Beyeren aan de gemeynen Eurgeien en de Gemeynten van Alkmaar ten eeuwigen dagen verkregen. Naardien alle Rechten en Vryheden, ten faveure ook van de Nakomelingfchap, geintroduceerd - naar het geliefd fysthéma van de Leden van de meerderheid volftrekt onveranderlyk en inalienabelzyu, zoo» daanig dat daar tegens geen kracht van oude costumen of eenig recht van pisefcriptie, uit eene langduurige exercitie fpruitecde, kan worden gereclameerd, En waar uit alzoo naar dit gevoelen abfoluit zoude moeten volgen, dat die Geregten en alungen Rycdom, V~reefcap en Lighaam der Steede van Alkmair, vol. ftrek.1 onwettig aan een zeker getal Perfoonen ad vitam de beftelling der Regeering binnen dezelve Stad by de voorfz. overdracht of overeenkomst hebben afgeftaan, daar de befteiling. niet Hechts aan de tydelyke Burgeryen en Gemeente der Stad Alkmaar» maar ook aan hunne Nakomelingen ten eeuwigtn a ije was geconfereerd, en het mitsdien, naar dit 1,-s» théma, geenszins aan deze temporaire Burgerye kon vryftaan, dat recht hunner Nakomeliogfcbap ten eeuwigen dage weg te geeven, maar integendeel $jat recht wecjerom even zoo ongefcaoiiden als de* 'S 5 zei.  a§2 Verzameling van Stukken betrekkelyk t&t selve Cemeinte zulks van Vrouwe Jacoba van Beyeren hadde geacquireerd, aan de jegenswootdi:e géu fneine Burgeren en de Gemeinre oer Stede" Alkinair, voor hun en hunne Nakomelingen ten eeuwigen dage, zoude moeten reverteeren. Zonder dat ook de approbatie en confirmatie vaa dezelve Acte van overdracht of overeenkomst door Hertog Philips, zoo de Leden var, Je meergemelde meerderheid, hoezeer mede aoufiveiyk, voorwenden, gedaan, eenige verandering in dat gededuceerde zal kunnen te weeg brenge-n; daar immeri het fysthéma der gemelde Leden vao ae meerderheid al verders even zeer mede brengt, quod PtivH legia oh bene merüa Concesfa ex plenkudme pótestatis ac JSdajeft'atis revocari mque aut 'hifi ex Jufh legi vna ac Satis Gravi Caufa, en dat alzoo gemelden Philips van Boürgondikn zelve is onbevoegd gew est, om eene willekeurige verandering en vermindering vaa der gemeinen Burgeren recht, by overeenkomst tusfchen onbevoegde Perfoonen bepaald, te approbee. ren of re confirmeeren, ja!, daar de meergemelde Leden van de meerderheid by hunlieder voorfz. Bericht op meer dan eene plaats beweeren, dat de corfirmacoire daaden door Hun Ed. Groot Mogenden zeiven gepleegd, tot erkentenis yan het recht vaa zyne Hoogheid als Stadhouder dezer Provincie, tot de Electie van Burgemeesseren, Schepenen, Thefauriers, en Vroedfchappen der Stad Alkmaar, feene verandering of atteinte hoe ook genaamd unnen toebrengen omtrent de primitive Handvesten en Privilegiën, aan de Burgemeesteren der Stad Alkmaar vergund, en zylieden dus ook, in dat fysthéma, zich in geenen deele met dezelve approbatie en cor firmatie van Hertog Philips van Boürgondien, tegens het anterieur Hardvest of Privilegie van Vrouwe Jacoba van Beyeren, zouden konnen behelpen. Daar nu zyne Hoogheid dus met zoo veel grond deze zoo natuurlyke reflectie bereids by zyne voorige Memorie hadde aangedrongen a ten einde te be-  de Gebeurtenis/en tn 1787 enz. voorgevallen. 283 betoogen, hoe weinig de meergemelde Ledeo van de meerderheid zich in hunne (tellingen couftee: ren, eD hoe dezelve op den eenen tya daadelyk wederfpraken die gronden, welke zy op eenen anderen tyd als incontestabel en allerzekerst handen yoorgedraagen, en met kracht van redenen aangedrongen, kon het mitsdien weinig gratie vinden, wanneer zy deze gegronde remarque by hunlieder Bericht hebben toegefchreeven aan een verkeerd oogmerk van zyne Hoogheid, om de Burgerye der Stad Alkmaar onvoorzichtelyk te doen tusfenen beide treeden, en, was het mooglyk, tè effectueeren, dat, dat gene, 't welk zyne Hoogheid (zoo men zegt) zoude vreezen niet te zullen kunnen behouden, ten minften dan ook niet aan dezelve Leden van de meerderheid zoude werden gelaatenj 1 daar doch zyne Hoogheid met de uiterfte fiducieby dezelve zyne Memorie hebbende gefustineerd, 1 dat eerdere Privilegiën wel deegelyk door laatere Octroijen, by den Souverejn wel en wettiglyk verleend, en naar de omftandigheden der jegenswoor* 1 dige Regeeringsform gefchikt, kunnen worden j gealtereerd, en alzoo het generaal fysthéma van i die van de meerderheid der gemelde Vroeafchap idien contrarie ten fterkften hebbende tegeugefprooken, dus even zoo zeer den tusfehenk >msc 'Van de Burgerye der gemelde Stad, als de gefustimeerde bevoegdheid van dezelve Leden van de 1 meerderheid tot net doen der Magiftraatsbeftelling ibinnen dezelve Stad, heeft gerejecteerd en wederllegd, en welke reflectie door zyne Hoogheid ia Ihet fysthéma van de Leden van de meerderheid als ieen onoplosbaar argument tegens hun is gealleIgueerd, niet zoo zeer om de wettigheid van dezeliVe ftelling tegens zyn gefustineerd recht te advou:eeren, dan wel,'om by wegen van retorfie, uic ;dat fysthéma tegens dezelve Leden van de meer; derheid te argumenteeren, en waarom ?yne Hoogiheid heeft geprefereerd ook deze zoo onverdiende ien inderdaad voor hem zeer lssGve fuggilatie, als wil- 1  a84 Verzameling van Stukken betrekkelyk tot wilde hy tweefpalt tujfchen de Burgerye en derzelver Regenten aantfooken, fhlzwygend te pas. feeren. , Maar wanneer men daar by verders in aanmerking neemt de volmaakte tegenjtrydigheid, welke 'er tusfchen het meergemelde Privilegie van Vrot>=ve Jacoba van Beyeren en de voornoemde Acte vaa overdracht of overeenkomst refideert, dan immers vertrouwd zyne Hoogheids dat dezelve gemaakte «Sectie des te fterker urgèerc, en de klaarbfykeiykffe verlegenheid, in welke zich de meergemelde Leden van de meerderheid, omtrent de juiste bepaaling van een wel doorwrocht en gcfoutineerd fysthéma, bevinden, aan den dag legt, daar het immers eène onlochenbaare waarheid is, dat, byaldien men het meergemelde Privilegie van Vrouwe Jacoba van Beyeren in haare waare gevolgen befchouwd, hetzelve abfoluit eene loutere Democratie binnen de Stad Alkmaar introduceerde. En dat daar en tegens door de voorfz. Acre van overeenkomst eene daadelyke Arijlocratie wordende ingevoerd, de effecten van die beide Chartres hemelsbreedte van den anderen verfchillen. Terwyl althands de voorfz. Acte van overeenkomst ie datafpect befchouwd in geenen deelen is overeen te brengen met het denkbeeld, het welk öe meergemelde Leden van de meerderheid der ■Stad Alkmaar gaarne wenschte, dat zich een ieder; van de Regeering hunner Stad zoude vormen, naamentlyk, dat die als eene Conflitutioneele Volks-Regeering zoude moeten worden befchouwd, daar dezelve i\üe van overdracht juist in den volmaakt» Iten zin het tegendeel medebrengt. Maar by dat alles had zyne Hoogheid by meergemelde zyne Memorie, ook byzonder mede tegens de validiteit van dezelve Acte van overdracht aangemerkt, dat de approbatie en confirmatie daar van nimmer door Hertog Philips van Bodrcondien zei ven, maar alleen door den Hove van Bolland, ep den naam van den Graaf, ter relatie van den - 'Sta&  ie Gebeurtenis/en in 17 87 enz. voor gévallen. 28 f Stadhouderen Raaden was gedaan, en dat mitsdien Üit dezelve approbatie io geenen deelen kon worden geargumenteerd, even als hadde die Acte daar door de kracht van een daadelyk Handvest, of van een zoo notabel Privilegie (gelyk het zelve dooc de Leden van de meergemelde meerderheid in hunlieder Bericht word genoemd}) verkregen; Daar immers de Leden van dezelve meerderheid nimmer zullen kunnen aantoonen, dat de Raad van Boürgondien gefteld ter zaake van Hdland en Friesland, of het Hof van Holland, ooit bevoegd of gequalificeerd zouden zyn geweest, om op des Graaven naam, of ter relatie van den Graaf, Privilegiën te verkenen, of dezelve te confirmeeren. Althands het is zeker dat daar van niets, het zy in de voorengemelde Zoenbrief van den 3 July 1428 Art. 6, het zy in de beveling der Negenen van den I3den Augustus deszélven jaars, voorkomende ia 't Groot Charterboek van Mieris, IV. Deel, pag, 932, gevonden wordt; welke inftelling nogthands, gelyk met gfond word beweerd, de radicaale inltitutie en grondflag is van hec Hof van Holland, Zeeland en Friesland. Integendeel worden by de gemelde beveling der Negenen ditl. pag. 932. col. 2. door Hertog Philips wel uitdrukkelyk geheellyk aan zich zeiven behouden de giften en confirmatien van Privilegiën en Handvesten. Het welk by de zoogenaamde eerfte Inftruftie van het Hof van den 4 September 1462 door den Graave van Charlois, in den naam van zynen Vader Philips gegeeven, (tot welken tyd toe het Hof op de voorfchreeven oude bevelinge had gebefoigneerd) niet veranderd is, als wordende by hec derde Art. daar van alleen geordonneerd: Dac de provifien en noodzaken, alzo wel om ,, de Juftitie te doen obedieeren, als in zaken van Leene, en andere fware Landszaken, gemaakt en ,, geëxpedieerd zullen weefen by opene Brieven ,, van Mandamenten van weegeus zynen Heere en Vader by den Stadhouder en den Raad aldus ge» „ tey»  2 65 Verzameling van Stukken betrekkelyk tot „ teykent, by mynen Heere den Hertöge, ter relatie'. ,, van den Raade van Holland, daar by waren deezi \ en deevu Cjfc." En w>iïr in ook geene verandering is bygebracht; by cU approbatie en corfirmacie van de voorfz. In», ftj uctie dooi Hertog S hilips van den 14 May 1463, , r vi de de AnaleSla Belgica van Hoinck van: Paï'KNDRECHT, Tom, II. Pan. t. ad Calcem, en vani Loon, i Regeoringsv. van Holland, V. Deel, •pagi c |ti Pqq. Z.01 i 1 dai le waarheid van de zaak zelve kam Worden weggecoomen* daarmede, dat gemelde: He :■ . Philips zelve, by de voorfz. overdracht; et de confirmatie daar van, fpreekende zoude zyn . Jcgèvoerd, en dar daar uu alzoo van zyne approbatie en confirmatie ten klaarden zoude blyken,, dat het niet alleen, uit het op de ploye genoteerde i op de gemelde Acte (het weik men aan de zyde van 1 de Leden var de meerderheid der meergemelde Vroedfchap van Alkmaar achter de Bylage B. ge-. voegd, by derzelver meergemelde Bericht heeft: afgèiaac n,) evident is, dat dezelve Acte niet by 1 den Hertog zeiven, maar by het HoJ van Holland, is gedepechterd geworden. Boven en behalven dat hier bevoorens in het bree- ■ de zynde betoogd, dat ten tyde, warneer deze Acte van overdracht of overeenkomst is aangegaan, en dezelve door den Hove gantsch orbevoegdelyk ten Naatrr- van Philips van BocrgondIen zoude zyn geconfirmeerd, de Privilegiën der Stad Alkmaar no;- lagen otder de eerfte verbeurdverklaaring daar v;m by Sententie van denzelven Philips van BocrG-ndifn van den 13 Augustus 14 6 gedaan, deze Acte» a! ware dezelve op eene wettige wyze door gemelden Philips zeiven (des echter geenszins) geconfirmeerd geweest, des niettemin niet eerder of ' anders zoude kunnen worden geconfidereerd, dan als eene Acte ad interim aan die van AlJtmaar gegeeven, om ïiitusfchen her verder verval derzelver Stad voor te komen, maar geenszins als een onveranderlyk en on-  de Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen. 287 önherroepelyk Handvest, tot welk» onderhouding de Graaf en zyne Succesfeuren eeuwjgduutend verbonden en verplicht zyn geweest, hoedaanig echter dit ftuk zoude moeten zyn geweest, indien de Leden van de meerderheid daar uit met de minfte fchyo eenig argument zouden kunnen haaien; doch gelyk daar van geen fchyn noch fchaduw exteert, nemaar integendeel in dit ftuk zelve het recht vaa den Graaf alzins word gereferveerd en ongepra;judicieerd gelaaten door de Claufule, welke byna op het flot van her zelve voorkomt in deze woorden: ,, JBehoudelyk onze Hoogheid en Heerlykheid al» Prince ende Heere in alle zaaken onvermin„ derd weezende". Zoo volgt daar uit dan ook van zeiven, dat ook: dit zoogenaamde Handvest geenszins eenigen , veel min een genoegzaamen, grond voor hunlieder fustenue kan opleveren. En dat zelve volgt ook nog uit een anderen grond, daar toe mede reeds door zyne Hoogheid i geallegueerd, dat naamentlyk in den jaare 1492 alle de Privilegiën van die van Alkmaar, en dus onider dezelve ook dit prsetenfe Handvest van 1450, i door den Hertog Aelbrecht van SaSen voor de l tweede reize zyn verbeurd verklaard. Doch hier tegen hebben de Leden der meerderIheid van de Vroedfchap der Stad Alkmaar, zeer iwel gevoelende de zwaarigheid omtrent het bewys ider reftitutie, zoo van het voorgemelde Privilegie van Vrouwe Jacoba van Beyeren van den jaare 1426, als van de Acte van overeenkomst van 1450, na de gemelde tweede verbeurdverklaaring van den jaare 1492» zich by hun meergemelde Bericht zeer beyverd om de reftitutie van dezelve Privilegiën aan te toonen, in zoo verre zelve, dat het meergemelde Privilegie van Vrouwe Jacoba van Beyeren, en dezelve Acte van overeenkomst, bene» ivens de hier na te raeldene Bevelbrief, in een iblikke Doos gefloten, ten bewyze van die daadelyke reftitutie, ter Vergadering van Hun Ed. Gr. Mo- I  en vyfden op den 15 September 1528 aan die van Alkmaar gegeeven, als uit een Koop- of Transport* brief van het Haardgeld in het Kwartier van Westfriesland en Alkmaar by Klaas Korf van Philips den tweeden Aarts-Hertog van Oostenryk gekogt, in dato den 29 Oef ober 1498, als mede uit de Aóte van afkoop van dat Haardgeld door die van Alkmaar met de Erven van gemelden Klaas Korf op den 5 July 1518 aangegaan, ten duidelykften is aangetoond, dat die van Alkmaar hunne Stad niet eerder, dan kort voor de Concesfie van hec zelve Handvest van 1528, op nieuws hadden begonnen te forcificee- ren.  de Gebeurteriisfen in 1787 enz. voorgevallen. 293 ren, en zulks wel uic krachte van een fpeciaal Octroy, daar toe van gemelden Keizer Karel den vyfden verleend: en dat ook zy in de jaaren 1498 en 1518 alttinods nog aan de betaaling van riet Haard', geld (aan het welk zy nog heden virtualiter veroonde'n zyn) waren onderhevig. . En dat zylieden mitsdien op die tyden, en zulks wel order de aaadelykè Regeering van Keizer Karel oe vyfde ,: nog ia^en onde* de directe executie ■ van twee voorcaanie poincten der'meergemejdé Sententie van Hertog Afxbert van Saxln. Zoo dat, indien z.yliedeu £oud>f, billen beweeren en ftaande houden, dat gemelde Keizer Karel den vyfden in den jaare 1530 zoude zyr* Onbevoegd geweest, om aan die van Alkmaar,, zelven hem daarom verzoekende;, het meergemelde Octroy van den 26 September 1530 ie verkeren, zy zouden moeten bewyzen, dar.;.bet meergemelde Privilegie van Jacoba van Reyéren , mitsgaders de voorengemelde Acte van Confumatie van den jaare 1450, aan hun voor dato van dafÖcJroy waren gereftitueerd, enzalks wel ten dien effette, en met dat oogmerk, dat zy dezelve wederum voortaan zouden gebruiken als een richtfnoer, waar na de Regeering binnen hunne Stad jaarlyks zoude moeten worden befteld. Terwyl, teiTens, zio men vertrouwt, door die gededuceerde is afgefneeden de' nader argumentatie, welke de Leden, van de meergemelde meerderheid verders op dat refpect hebben geurgeerd , daar uit, dat in de praemisfen van den hier voorengemelden Bevelbrief zoude werden gezegd, dat gemelde Hertog van' Saxen , meer tot barmhartigheid dan tot rigeur van Juftitie genegen zynde, onder ander derzeive St ie van Alkmaar weder had doen relïitueeren die Privilegie omme Tolvry te mogen vaa. ren. Daar, byaldien de woorden onder ander waarlyk en met. 'er daad zouden zien op eene reftitutie van nog andere veroeurdverk'aarde Privilegiën, waar van niet alleen geen bewys hoe ook genaamd voorhanden  Spe Verzameling van Stukken betrekkelyk tot den is, maar welke bewoordingen ook aldaar ter plaatfe in eene zeer ambigue betekenis voorkomen, «en by dat alles de voordracht dier praemisfeo abfo» luit niet anders dan als bloote gezegdens van de Supplianten zelven kunnen worden aangemerkt , het niét min zeker en incontestabel is, dat echter geenszins alle derzelver verbeurdverklaarde Privilegiën waren gereftitueerd, nemaar die bewoordingen zelve klaar verouderftellen, dat 'er ook andere Privilegiën waren , welke niet waren terug gegeeven. En het is ten dezen byzonder remarquabel, dat daar de eerfte verbeurdverklaaring der gemelde Privilegiën naderhand by eene formeele ASte, daar van door Philips van Boürgondien gegeeven, weder is opgeheven, en dezelve verbeurdverklaarde Privilegiën daadelyk daar by zyn gereflitueerd; en daar ter gelegendtieid, van dezelve tweede verbeurdverklaaring dief Privilegiën, ook telkens, wanneer het gebruik van een of ander Privilegie is te rug verzocht en verkreegen, een fpeciaal Handvest van den Graaf is geobtineerd geworden, 'er échter geen Charter voorhanden is, waarby, na die gedaane .tweede verbeurdverklaaring, alle de verdere Privilegiën , buiten die gene, welke reeds nominatim by dezelve verleende Handvesten of byzondere Concesiïen waren te rug gegeeven, en fpeciaal dat van Vrouwe Jacoba van Beyeren, aan die van Alkmaar ■jtyn gereftirueerd. Welke reflectie alzoo te meer verfterkt de gedachten , welke zyne Hoogheid heeft, dat dé overige verbeurdverklaarde Privilegiën door die van Alkmaar niet eer zyn gerecupereerd, dan na dat de Heeren Staaten de Graaflyke Regeering hadden afgezwooren , en de thands nog fubfifteerende Republikeinfche Regeering was ingevoerd. Terwyl dok èindélyk nog tot een nadere preuve, dat de Privilegiën van Alkmaar in den jaare 1536 -nog niet waren gereftitueerd, kan verftrekken, dac jn het Edi£l van denzelfden Karel den vyfden van den ïi O&ober 1531 (t'n het groot Plakaatboekl.Deel . .. " t*B*  de bebeurtenisjln in 1787 enz. vóór gevallen, 3"ör pag. 1268), nopens de Neeringen, welke niet ten platten Landen, maar alleen in de btflotece Steden, en die daar voorgehouden wierden, mogten worden geëxerceerd, in een Parehthefis gezegt word, dat in dit opzicht ónder de befloten Steden ook gerekend zouden worden den Hage en Alkmaar; gelyk bok nog in het Plakaat van den 18 January 1549» raakende de Brouwery van Bieren, (II. Deel Groot Plakaatboek, pag. 2060 fy ftqqó in het 12de Artikel, na dat aldaar gefprooken was van des Graafs goede Steden, word bygevoegdj onder dewelken den Hage en Alkmaar begrèepen zyn; ten duldelykften blyke, dat ook nog op dien tyd Alkmaar met den Hage, die nooit een befloten Stad geweest is, wierd gelyk gefteld, en zelfs in rang geplaatst achter den Hage, en zelfs achter Putten, zoo als dit uit het dispolitief van het eerstgemelde Edict kan conlteeren; iets het gene doet zien, dat opdien tyd Alkmaar, dié bevorens eene beflotene Stad en met Stedelyke rechten voorzien was geweest, haar Privilegiën nog geenszins had terug bekomen, vermits anders die fpeciaale opnoeming van Alkmaar, nevens en zelfs achter den Hage en Putten, in het gemelde Edict en Plakaat van Keizer KareL zeer inutiel en ongepast geweest zoude zyn: en waar uit dus zeer klaar blykt, dat ten tyde van het Octroy door Keizer Karel omtrent de Regeeringsbeftelling van Alkmaar, in het jaar 1530, en dus nog een jaar voor het evengemelde Edict van 1531» en 19 jaaren voor het voorfz. Plakaat, verleend, geen reftitutie der in het jaar 1492 verbeurdverklaarde Privilegiën aan de Stad was gefchied. Trouwens, dat uit de reftitutie van het een of ander Privilegie expresfe gedaan geenszins eene ftilzwygende reftitutie van de overige verbeurdverklaarde Privilegiën kan worden afgeleid, is, zoo men vertrouwt,niet alleen uit den aart der zaak Zelve 'ten uiterften manifest, maar word ook zulks daarenboven wederom bevestigd in het voorbeeld, het I  302 Verzameling van Stikken betrekkcljk tot het welk omtrent de reftitutie der verbeurdver" klaarde Privilegiën* der Stad Amfteldam voorbanden is, daar het uit diverf- Chartres, voorkomende in het groot Charterboek van Mieris, als naamentlyk één van den n October 1317, 11. Deel pag. 189, en vier anderen, alle van den 9 ÜecemJf ber 134*1 11. Deel pa?. 66% &feqq,; en emdelyfc ééu van den 29 May 1346, II. DM pag. 715, biyk* baar is, dat aan die van Amfteldam hunlieder verbeurdverklaarde Privilegiën niet dan op.fuecesfive tyden, en telkens maar gedeeltelik, zyn gereftitueerd; doch eindelyk by hec 'aacstgemejde 'Charter van den 29 May 1346 geheel zyn te rug gegeeven, en dat gemelde Stad alzoo mede 42 jaaren OBdef die verbeurdverklaaring van haare Privilegiën heeft gelegen* Althands dit is zeker, dat de meerderheid van de Leden der Stad Alkmaar niet in ftaat zynde om de reftitutie van alle hunne verbeurdverklaarde Privilegiën, en onder dezelve vbornaamemlyk, die, waar by de Magiftraatsbeftelling binnen hunne Stad aan de Vroedfchap was gedefereerd, op eene wettige wyze, en zulks wel v er dato van het meergemelde Octroy van Keizer Karel den vyfden van den 26 September 1530, aac te tooned , de jegenswoordige bezitting en het daadelyk in handen hebben van dezelve Pdvilegien geens'zins kan justificeeren het argument er. de qonfequentie, welke daar uit door de Leden van de meerderheid der gemelde Vroedfchap word getrokken, naamentlyk, dat Keizer Karel de vyfde zoude zyn onbe.voegd geweest, om, by het verleenen van dat Octroy aan die van Alkmaar, hun récht tót hurne Magiftraatsbeftelling by het meergemelde Privilegie van Vrouwe Jacoba van Beyeren, en verders by de te meermaalen gementioneerde Acté van overdracht, aan hun geacqüir'eerd, te optneemen. Boven en behalven , dat zyne Hoogheid vertrouwt by het begin dezer nadere Memorie in hec „breede te hebben betoogd, dac Keizer Karel de vyf-  de Gebeurtenisfen in 1787 enz, voorgevallen, 303 vyfde de macht en bevoegdheid heeft gehad, om het zelve Octroy te verleenen, en dat zulks by alle de laatere Oef roijen door Hun Ed. Groot Mo» genden zelven verleend, alzoo daadelyk is veronderfleld. - Terwyl ook eindelyk de abfolute nulliteit van het voornoemde Privilegie van Jacoba van Beïersn, zoo men vertrouwt, vervolgens mede op eene evidente wyze is gededuceerd. Alle welke gronden, zoo ieder op zich zelven* als allen te zamen genoomen, mitsdien meer dan genoegzaam aantoonen, dat het Zelve Privilegie, en de daar opgevolgde Acte van overdracht ofovereenkomst, thands niet meer de Chartres kunnen zyn, waar na de Magiftraatsbeftelling binnen de Stad Alkmaar kan en behoord gedaan te worden, en dat beide die pretenfe en eenige hoofdzuilen van der Berichters fustenue ten eenenmaale ongenoegzaam en van wettige gronden ontbloot zyn; maar dat het zyn die nadere en laatere Octroijen door zyne Hoogheid by eerstgemelde zyne Memorie gereclameerd , welke tot een richtfnoer daar toe moeten dienen. Na dit alles dus te hebben afgehandeld, blyft alzoo nog maar alléén ter behandeling over hec recht van zyne Hoogheid fpeciaal omtrent de verkiezing van Thefauriers en Vroedfchappen, als van welk recht de Leden van de meerderheid van de Vroedfchap der Stad Alkmaar meer byzonder hebben gefproken, en waaromtrent zy zich eenigzins nog op andere gronden, en voornaamentlyk ten reguarde der Electie van Vroedfchappen op de Octroijen van Hun Ed. Groot Mogenden van den 15 Maarc 1610 en den 12 December 1619 beroepen hadden. Maar dat nu aan zyne Hoogheid mede het rechc competeert, om jaarlyks, uit een daar toe aan hem geprefenteerd wordende Nominatie, den Thefaurier te verkiezen, vertrouwt men dat even zoo klaar confteert uit de refpective Octroijen van Keizer Kabel den vyfden van den 2*5 September 1530 ea  §04 Verzameling van Stukken betrekkelyk tot <5r van Hun Ed. Groot Mogentlen van den 6 De» cemberij88, den 15 Maart 16: o en den 11 Decem* bèr 1019, als daar uit op eene evidente ;wyze is aangetoond, dat het recht van Electie van Burgemeesteren en Scheoenen daar by aan floogscdexelve en zyne Prsedecesfeuren in dér tyd is gedefereerd geworden. Ja! dat zelfs bv de twee laatsfgemelde Octroijen van den ij Maart ióio en den 12 December ie.19, wnar by aan die van Alkmaar anderszins de Electie Van hunne Vroedfehaopen is gelaaten, dat recht van E ctie jzar'yks van den Thefaurier niettemin mede is gtb.teven, ten duidetyken bewyze, dat die van Alkmaar zelve, offchoon het hun ligtelyk wel in dien tyd /.oude hebben kunnen gelukken, bm ook de Electie der Thefauriers weder aan hun te brengen, niettemin hebben begreepen, dat dit recht aan de Stadhouders in der tyd behoorde te Werden overgelaaten. Terwyl ook de menigvuldige homologatien van dat recht, en de daadelyke erkentenis van het zelve door zoo veele tyden heen, zonder dat, omtrent de exercitie daar van door de Stadhouders in der tyd, ooit eenige bedenking door die van Alkmaar is gemoveerd, of wel eenige byzondere redenen zyn geallegueerd, waarom ook de aanftelling van een Thefaurier niet onder de Magiftraatsbeftelling aldaar zoude zyn begreepen, ten klaarften doen zien, dat die van Alkmaar, tot dato van de meergemelde Refolutie van de meerderheid der Vroedfchap toe, altyd hebben geverfeerd in eer begrip, dac het zelve recht, op een gelyken voet, als de Electie van Burgemeesteren en Schepenen, aan zyne Hoogheid was competeerende. Ed waarom zyne Hoogheid dus vertrouwt te kunnen volftaan met zich ter adftructie van dat recht, aan hem, gelyktydig en op gelyke wyze, met hec recht van Electie van Burgemeesteren en Schepenen by de hier vooren gereclameerde Octroijen ver' leend, tot die zelve Octroijen en de argumentatien tot  ie Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen. %q$ tot betoog van de wettigheid en beitaanbaarheid van dezelve hier te vooren bygebracht te kunnen, ïefereeren. Immers dat ten dezen van geene relevancé zya, kan de alkguarie by de Leden van de meerderheid, der Stad Alkmaar in . hunlieder vqorfz. Bericht gemaakt, dat, naamentlyk, zyne Hoogheid in geenè der Steden het recht zoude hebben om Thefauriers te verkiezen, vertrouwt men buiten alle bedenking te zyn, wanneer men daar jegens eenvoudiglyk remarqueert, dac zyne Hoogheid dit zyn recht, tot Electie van een Thefaurier jaarlyks binnen de Stad Alkmaar, geenszins zoekt af te leiden uit het gene daaromtrent in andere Steden obtineert, daar hec bekend is, dat ook zelfs omtrent de Electie van Burgemeesteren en Schepenen niet het zelfde recht door zyne Hoogheid in alle de Steden dezer Provincie word geoeffendj maar dat in de beoirdeebng van de rechten welke zyne Hoogheid ohderfcheidelyk omtrent de eene Stad anders, dan omtrent eene andere, exerceerd, voornaamentlyk, en in de eerfte plaats moeten werden in het, oog gehouden de byzondere en verfchillende Octroijen en Privilegiën aan deze of gene Steden vergund, en vigeerende, en wyders in de tweede plaats, welke rechten vervolgens op grond van dezelve Privilegiën door de Üegeeringen der Steden aan zynè Hoogheid zyn toegekend en werkelyk gedefereerd. En dat mitsdien naar die principes alleen ten deizen kan in confidentie komen, Welk recht aan zy* ine Hoogheids Prajdecesfeuren, en vervolgens aan !hem, by de Octroijen hier vooren gemeld, fpeciaal 'met betrekking tot de Stad Alkmaar, is vergund , zonder dat 'er contrarie ufantien in andere Steden, omtrent^ welke een diergelyk recht aan zyne Hoogheid :niet is gegeeven, eenige verandering in dit byzonIder rechc van zyne Hoogheid nopens Alkmaar, kunmen te weeg brengen. Terwyl ook van even weinig kracht ten dezen zyn kan, dat aan zyne Hoogheid by deszelfs CcmXLI. Deel. y m\Sm  305 Verzameling van Stukken betrekkelyk tot ciisfië als Erf-Stadhouder dezer Provincie geenszins zoude zyn opgedraagen het recht om de Thefauriers in de Steden te verkiezen, en dat gelyk deszelfs Commisfie alleen medebrengt om Burgemeesteren, Schepenen, en Wetten te veranderen naar behooren, dus ook dat zyn recht zich niet verder zoude Daar'het al mede een incontestable waarheid is, dat het recht van Burgemeesteren, Schepenen j en Wetten te veranderen naar behooren, ttffens by de gemelde Commisfie van zyne Hoogheid word ungeftr^kt voor zoo verre de Privilegiën dat recht bepaalen, om, naamentlyk, zulks te doen naar behooren, en achtervolgende de Privilegiën van de refpective Ste. den en Plaatfen. Ter dieneffcöe, dat, gelyk alle dezelve byzondere Octroijen en Privilegiën der refpective Steden niet in derzelver geheel in de Commisfie van zyne Hoogheid hebben kunnen worden geinfereerd, of daar by heeft kunnen worden uitgedrukt, welk recht van Elcöie zyne Hoogheid in deze, en welk recht wederom in andere Steden zoude mogen exerceeren S zyne Hoogheid wel aan de eene zyde door deze generaale periode zyner Commisfie is bepaald binnen de bornes van den inhoud van dezelve refpeöive Privilegiën, en van derzelver gebruik en üfantien, maar dat ook teffens aan de andere zyde door die generaale uitdrukking aan hem de macht en bevoegdheid is gegeeven, om in de refpeftive Steden en Plaatfen in het veranderen van de refpective Magift'aaten te jouisfeeren van zoodaanige Rechtent als de Privilegiën hem uitdrukkelyk toekennen. Waar door mitsdien deze byzondere qusestïe, of ook aan zyne Hoogheid de Electie jaarlyks van den Thefaurier binnen de Stad Alkmaar competeert, eindelyk wederom neder komt op het voorftel van die generaale vraag, war dienaangaande by de Octroijen en Privilegiën der gemelde Stad aan den btadhouder in der tyd is gedefereerd, en vervolgens ook door hem geoeffend. ^  de Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen. 307 En dit kan zekerlyk te minder aan eenige zwaarigheid onderhevig zyn, als men iet, dat de Ambten van Thefauriers en Burgemeesteren de nauwfte relatie met den anderen hebben, zynde het bekend, dat in veele Steden het Burgemeester-Ambt aan dac der Thefauriers zynen oirfprong verfchuldigd is, terwyl ook voorbeelden in deze Provincies zouden kunnen bygebracht worden, alwaar een der Burge* meesteren altoos en per Jé Thefaurier is. En, daar dan, zoo wel de titul, als posfesfie van zyne Hoogheid, omtrent heteligeéren van Thefaüriers te Alkmaar, uit do voorgemelde Octroijen van I530> ïJöy, 1588, irjroen i6»g, en uit het con. ftant opgevolgd gebruik in Stadhouderlyke tyden, volkomen, en op dezelfde wyze, als nopens de E. lectie van Burgemeesteren en Schepenen, word bewezen, zoo kan dan ook even weinig omtrent de E. lectie van Thefauriers, als omtrent die van Burgemeesteren en Schepenen, na al het bevoo?ecs bei toogde, eenige wettige twyffeling meer vallen over de onwettigheid van der Berichtersen dedeugdelykTteid van zyn Hoogheids fustenue. Daar het eene apodictifche waarheid is, dat dé gemelde Octroijen en Privilegiën nietge^e/t^flaapen kunnen, maar dat alle de Rechten, daar by aan de Stadhouders in der tyd geconcedeerd, met het gantfche Octroy of ftaan of vallen moeten. En dat nu eindelyk aan zyne Hoogheid mede competeert het recht, om, by vacature van een of meer Vroedfchappen de vaceerende Vroeifchapspladtfen, bv Electie uit een dubbeld getal daar toe aan hem geprefenteerd, en by de Leden van de Vroedfchap geformeerd, te vervullen, vertrouwt men dat uit de meergemelde Octroijen van Keizer Karel den vyfden van den 26 September 1530, en van Hun Ed. Gr. Mogenden van den 6 December 1588, by eerstgemelde zyne Memorie mede ten duidelykftea is aangetoond, en dat de gronden daar tegecs'uit de nadere Octroijen van Hun Ed. Groot Mogenden van den 15 Maart 16x0 en van den 12 December 1619, Va de  308 Verzameling van Stukken betrekkelyk tot de Leden van de meerderheid van de Vroedfchap der Stad Alkmaar bygebracht, mede by dezeiveMemorie bondig zyn wederlegd geworden, tot welk betoog in dezelve Memorie voorkomende zyne Hoogheid, tot vermyding van alleredites, zich ten dezen vermeend te kunnen refereeren, gelyk mede tot al het gene by deze Memorie nader is betoogd, nopens de validiteit der Octroijen in 1530, 1588 en 1619, en het conftant gebruik in de Stadhouderlyke tyden. Daar doch de voornaame argtimentatien tot wederlegging van dac gededuceerde, by het meergemelde Bericht van de meerderheid der Leden van de Vroedfchap van Alkmaar bygebracht, voornaament]yk hebben geftrekt, aan de eene zyde, om den lof van Johan van Oldenbarneveld, welke ten tyde van het verleenen van dat eerstgemelde Octroy van den 15 Maart 1610 (even zoo wel als in dtn jaare 1588, wanneer hec bevoorens gemelde Octroy van den 6den December, door zyne Hoogheid als een notabel bewys voor zyn rechc tot de Electie van Vroedfchappea gereclameerd, aan die van Alkmaat is verleend, dan welk tydftip de Leden van de meer. derheid , als niet zeer dienftig voor hun gefustineer. de, liefst met ftilzwygen hebben gepasfcerd) Advökaat van Holland was, merkelyk te verheffen, en aan de andere zyde den naam en nagedachtenis van Prins Maurits, eenen der Voorzaaten van zyne Hoogheid, met de haatelykfte infimulatien, voor het oog van de geheele weèreld, by een daadelyk Addres aan den Souverein zelven, te bevlekken, daar de gemelde Leden van de meerderheid zich zelven niet ontzien, om (in dat hun Bericht) met zoo veele woorden van gemelden Prins ter neder te Hellen: „ Dathy, naamentlyk, in den jaare 1610 reedsop „ zyne luimen lag,, dat hy het Plan om de groot„ fte Staatsmannen van dien tyd, die hem iD den „ wegftonden, aan zyne heerschzucht op te offeren s, en denzelven tot dat einde van kant te helpen, toen reeds  de Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen. 300 ,, reeds geformeerd hadde, en dat hy weinig zwaa,, righeid maakte, om den ééd die hy aan den Lande ge„ zwoor en had, niet te houden ofte zich te, gedraagen „ conform de wettige befluicen van den Souve„ rein". Woorden voorzeker, die wederom een tomeloazen drift en bitterheid, veel meer dan een gemaatigde en welheftierde Vryheids- en Vaderlandsliefde A '. wat 'er zy van de wyze, op welke dit Oc« hn -j'n 15 Maart 1610 is in dc weereld geko- . i I ~ niettegenftiande dus gemelde Hun Ed, > Mogendens Commisfarisfen, n een naauw- «jri'g latir.rzotik en inzicht van de Privilegiën der .' Ie Stad* hadden bsgreepen, dat by vacature 'in  de Gebeurtenisfin in 1787 enz, voorgevallen. 313 fn de Vroedfchap ieder Vroedfchap gehouden was in zyn Billet te ftellen, en op zyn ééd in te brengen drie Perfoonen tot Vroedfchap, omme daar uit de Eleiïie gedaan te worden als naar behooren, en niettegenftaande de door hun gekooren en gein ftal leerde Vroedfchappen die fchikking onder anderen mede hadden, geaggreëerd, en alzoo daar pp de approbatie van Hun Ed. Groot Mogenden zelven imploreerden» niettemin zylieden by hun Request om het voorfz. Octroy van Hun Ed. Groot Mogenden zelven hun alzoo octroijeeren: „ Dat by het overlyden, vertrekken of anders3, zins, van de voornoemde Vroedfchappen derzeU 3i ver plaatfe komende tevaceeren, by de andere, „ gebleevene Vroedfchappen zal geprocedeerd worden by meerderheid van ftemmen tot verkiea-, zing van een gequalificeerd Perfoon, als hier vpo-. ,, ren verhaald is, daar mede die vacante plaatfe „ zal worden bekleed, zonder dat van nooden zy -\ Hun Ed. Groot Mogenden, of Hun Ed. Groot „ Mogendens Stadhouder, daar van, confirmatie 3, re verzoeken". Daar het zelve verzoek van de Leden van de Vroedfchap der gemelde Stad niet alleen e diametro tegens de gemaakte fchikkingen en het gedeclareerd begrip van Hun Ed. Groot Mogendens Commisfarisfen aanliep, maar daar ook het Octroy zelve daadelyk infringeerde het effect van de Commisfie , door Hun Ed. Groot Mogenden op dezelve Commisfarisfen gedecerneerd, als aan welken Hoogstdezelven de macht en authoriteit hadden geaccordeerd, om de noodige fchikkingen tot herftel van de rust binnen de gemelde Stad te maaken," en welke fchikkingen men alzoo natuurlyk moesc verwachten, dat by Hun Edele Groot Mogenden, zouden werden geaggreëerd. Terwyl alzoo deze onwederfpreekelyke reflectie genoeg doet zien, dat het idéé, het welk men zich van het zelve Octroy, als zynde een effect van partyzucht, welke reeds daadelyk, na die geV 5 maak-  314 Verzameling van Stukken betrekkelyk tot maakte fchikkingen door welgemelde Commisfarisfen, onder de nieuw verkoren Vroedfchappen plaats vond, en dat het zelve alzoo, tot ftyving van de, bovendry vende factie, voornaamentlyk is verzocht,' en, mag men met reden uit de hier vooren gefup- , pediteerde reflectien vast ftellen, by loutere furprife is geimpetreerd, is zeer gemakkelyk na te gaan, uit de omftandigheden, welke in die tyden in dezen Lande, en vooral mede binnen de Stad Alkmaar, hebben plaatsgevonden. Naamentlyk is het bekend, dat in den jaare 1609. binnen dezen Lande de verdeeldheid over de leer der Goddelyke Befluiten, en over eenige andere poincten van de Godsdienst, in eenige Steden tot oproerigheid uitbarstte, daar aan de eene zyde de Heidelbergfche Catechismus en de Geloofsbelydenis der Gereformeerde Kerk by de meesten wierden aangemerkt als formulieren van eenigheid, doch daar Arminids en zyne Aanhangers aan de andere zyde beweerden, dac het dienftig was, dat. die formulieren nader wierden overzien. De Kïasfis van Alkmaar had alzoo befloten haare Leden by Onderteekening te doen verklaaren, dat zy denzelven Catechismus en de voorfz. Geloofsbe* lydenis in alle deelen hielden overeen te komen roet de Schriftuur; terwyl de vyf Predikanten* welke geweigerd hadden deze verklaaring te teeltenen , in hunlieder dienst wierden gefuspendeerd* onder welken zich bevond Adolff Venator. De Heeren Staaten dezer Proviccicverwonderd, dat die van Alkmaar, eigener authoriteic, eene zoodaanige nieuwe Onderteekening invoerden, gaven alzoo bevel om dezelve vyf Predikanten in hunnen dienst te herftellen, dan daar dit bevel niet wierd achtervolgd, vonden Hoogstgemelde Heeren Staaten goed, om die van Alkmaar aan tefchryvet., dat zy de Kïasfis tot onderwerping zouden verplichten; doch ook dit wierd al wederom fleepende gehouden, tot dat de Wet binnen de Stad Alkmaar in den jaare.1609 wierd veranderd* terwyl de  de Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen. 31 j de keuze van dezelve, door Prins Maurits gedaan, niet zynde uitgevallen na het verlangen dier vyf doleerende Predikanten, daar uit de eerfte grond van beroertens binnen de Stad Alkmaar ontftond, Waar van by het gemelde Oclroy van den 15 Maarc I6iq word mentie gemaakt. Commisfarisfen vervolgens, ingevolge hunlieder Commisfle, de geheele Regeering der Stad Alkmaar van haaren ééd en dienst hebbende ontftagen, ftelden onder de nieuwe Vroedfchappen zes, welke het met gemelde Klaslis, en elf, die het mee ▼oornoemden Predikant Adolff Venator, eens waren, aan; Terwyl onder de overige tien nieuw gekoren Vroedfchappen zoo veele waren, die de zyde van gemelden Adocff Venator koozen, dat daar door de meerderheid der Vroedfchap na zyn genoegen was; terwyl ook de Nominatie van Burgemeesteren en Schepenen door de Vroedfchap geformeerd * zynde, alzoo ook de Electie van de nieuwe Wee (waar toe welgemelde Commisfarisfen volgens hunlieder Commisfie mede waren geauthorifeerd) mede na genoegen van de Voorftanders van gemelden Adolff Venator uitviel. Immers, wanneer men met de even geallegueerde omftandigheden het meergemelde Octroy van den 15 Maart 1610 vergelykt, zoo zal men ras daar uit moeten ontwaaren, dat het zelve Octroy maar zeer weinige dagen na de aanftelling der gemelde Vroedfchappen, en de verkiezing van denzelven Magiftraat, is verzocht, en ook daadelyk geaccordeert, aangezien tusfchen het onrflag van de voorige Vroedfchappen uit hunlieder ééd en' dienst, welk ontflag was voorgevallen op den 2z!ten February te vooren, en het verleenen van dit Octroy , Hechts drie weeken zyn verloopen , geduurende welken tyd niet alleen alle de fchikkingen op de Regeering nieuwlings zyn gemaakt, de nieuw verkoren Vroedfchappen aangefteld en beéédigd, de Nominatien vaa Burgemeesteren ea Sche-  3ïö Verzameling van Stukken bètrekkelyk tot Schepenen fuccesflvelyk zyn geformeerd, en de geëügeerde Perfoonen in ééd genoomen, maar geduurende welke ook het Addres aan Hun Ed. Gr. Mogenden tot het obtineeren van het zelve Octroy is geconcipieerd, in de Vroedfchap ter deliberatie gebracht, gearrefteerd, en vervolgens aan Hoogsu dezelven geprefenteerd, en na voorgaande exami- ' natie eindeiyk is geaccordeerd geworden. Wanneer men daar by in hec oog houdt, dat de voornaame onlusten, welke ter dier tyd binnen dezen Lande plaats hadden, uit de verlchillende begrippen van Gomarus en Arminios over de gemel'3e Religie-poincten waren oniflaan, daar Prins. Maurits die van Gomarus, Johan van OldennARNEVKLp daarentegens die van Arminius , voorRonden, en dat byzonder met'betrekking tot de. Stad Alkmaar, de meerderheid van de Vroedfchap dier Stad de party, van gemelden Adolff Venator, welke de gevoelens van Arminius aankleefde, ten fterkften was toegedaan J Dan immers, vertrouwt zyne Hoogheid, dat die Leden van de Regeering der Stad Alkmaar, welke by hunlieder Refolutie van den 20 November ï 620 hebben geoirdeeld, dat het meergemelde Octroy Tan den 15 Maart ifjio apparentelyk was bekomen tot ftyving van de faCtié der, partyen > het zelve. Octroy in zyn waar daglicht hebben befchouwd en voorgefteld. . En dat men uit. den zamenloop van alle dezelve omftandigheden allerwaarfchynelykst mag veronderftejlen , dat de toenmaalige Leden van de Vroedfchap der Stad Alkmaar, Prins Maurits , welkers gevoelens op dat ftuk bekend waren , van zyn recht van Electie der Vroedfchappen hebben ontzet, alleen met oogmerk, om de ter dier tyd boven dryvende party der Vrienden en Voorftanders? van gemelden Adolff Venator te ftyven, en aan gemelden Vsrst te beneemen de faculteit, om, by voorkomende vacatures, in de Vroedfchap contraRemonftranten op het kusfen ïe piaacfen, Trou-  de Gebeurtenisfen in 1787 enz. voorgevallen. gij Trouwens hebben ook de Leden van de meerderheid van de Vroedfchap der gemelde Stad Alkmaar volmondig zei ven moeten erkennen, dat 'er, opdea gemelden so November 1620, by de toenmaalige Vroedfchap derzelve Stad was genoomen eene Refolutie, waar by was verftaan, dat het zelve Oclroy van den 15 Maart 1&10 was bekomen in een tyd, dat de Stad in onrust was, en apparentelyk tot ftyving van de factie van de Partyen , en dat zyne Prinfelyke Excellentie daar by notoirlyk was verkort en gepra?judicieerd in het recht, hem volgens de oude Privilegiën gecompeteerd hebbende. En waar by alzoo was gerefolveerd , dac recht wederom liberaalyk aan zyne gemelde Excellentie te defereeren, en dienvolgende in de Electie van Vroedfchappen voortaan weder te volgen den voet van de eude Privilegiën. Want byaldien men de zaak in zyne zamenhang naar waarheid befchouwt, zoo is het immers buiten allen tegenfpraak, dat de Electie van de Vroedfchappen der Stad Alkmaar, federt derzelver eerfte en primitive verkiezing of aanftelling af, altyd is geconfiderecrd als eeD recht, het welk in alles egaal ftond met het recht om Burgemeesteren, Schepenen en Thefauriers te verkiezen, zoodaanig, dat dezelve verkiezing in alle de Oef roijen, welke federt de meergemelde Acte van Overdracht of Overeenkomst, in den jaare 1450 aangegaan, aan die van Alkmaar onder drie verfchillende Regeeringsperken zyn verleend geworden, als een gevolg van dac recht van Electie van Burgemeesteren, Schepenen en Thefauriers, voorkomt. En dat alzoo, federt dato van hef meergemelde Oef roy van Keizer Karel tot en mee dato van het voorfz. Octroy van den 15 Maart 1610, en mitsdien geduurende tagtig jaaren, die egaliteit van recht en van beftelling der Regeering aldaar continueel en zonder interruptie heeft plaats gehad. Terwyl ook vervolgens dezelve egaliteit in de Electie, zoo van Burgemeesteren, Schepenen en The-  318 Verzameling van .Stukken betrekkelyk int Thefauriers, als van Vroedfchappen, na dato der geroeide Vroedfchaps Kefolude van den 30 Novem. ber ïöiO, tot en met het neemen der chancis "quasstieufe Refolutie door de meerderheid der meergemelde Vroedfchap van den jaare 1783 heeft blyven plaats houden. In zoo verre, dat dit particulier gedeelte van de beoeffening van dat univ'erfeel recht van de Electie aan de Stadhouders in der tyd, by de refpective Octroijen, onder Keizer Karel oen vyfden, Philips den tweeden, en vervolgers onder het begin der thands nog fuofifteerende Regeering , toegekend , Rechts voor dien korten tusfchentyd van tien jaaren wel is geïnterrumpeerd geweest, doch geenszins zonder eenig herfttl voor altyd aan de Stadhouders ontnoomen. Boven en behalven dat, wanneer het Odtroy, op den 12 December 1Ö19 aan die van Alkmaar ver* leend , wel in zynen zamenhang wordt nagegaan , daar uit zal blyken, dat reeds in den jaare 1618, zoo omtrent de bepaaling van het getal der Vroedfchappen, by het meergemelde Octroy van den it Maart 1610 geintroduceerd , als omtrent de wyze van Electie van dezelve Vroedfchappen, verandering was gemaakt; Aangezien Prins Maurits tiet alleen dat bepaald getal van zeven- en- twintig Vroedfchappen weder op het gewoon getal van vier- en- twintig had gebracht , maar daar ook hy zelve de Electie dier nieuw verkooren Vroedfchappen had gedaan, en Hun Ed. Groot Mogenden vervolgens die gedaane Electie, hoe zeer volftrekt ten overvloede, en alléén in aanmerking van het verzoek daar toe door die van Alkmaar gedaan, hebben geapprobeerd, terwyl deze vier- en- twintig Vroedfchappen, reeds meer dan een jaar te vooren verkoren, zekerlyk daadelyk zullen zyn geinftalleerd. Immers, dat de intentie van de toenmaalige Vef. zoekers van dat Octroy geenszinsskan geweest zyn, om ter dezer gelegenheid eene confirmatie van het recht  de Gebeurtenis/en in 1787 enz; voorgevallen. 315 récht van Electie der Vroedfchappen, by het voorig Octroy van den 15 Maart 1610 aan die van de Vroedfchap zelve vergund, van Hun Ed. Groot Mogenden te imploreeren; nemaar, integeirdeel, dat zylieden abfoluut hebben geverfeerd in een begrip, dat door de aanftelling der in den jaare 1618 nieuwlings verkoren Vroedfchappen, by Prins Maurits zelven gedaan, dat recht van Electie voortaan weder zoude moeten reverteeren aan de Stadhouders in der tyd, fchynt ook daar uit alzins probabicl te zyn, dat zy zich by de praemisfen van hunlieder verzoek om dat nader Octroy niet flechts beklaagen over de vermeerdering van het getal der Vroedfchappen, by Octroy van den 15 Maart iöto geintroduceerd, maar ook byzonder mede over de veran. bering daar neffens gedaan. Gelyk ook zylieden de confirmatie en aggreatie van dezelve gedaane Electie, by dat hun Addres, niet verder of anders hebben verzocht, dan voor zoo veel de vermindering van het getal der Vroedfchappen weder op den ouden voet aanging. Terwyl ook Hun Ed. Groot Mogenden, by dit nader Octroy, geenszins hebben gebruik gemaakt van zoodaanige falutaire claufule, waar uit teB allen tyde zoude kunnen blyken, dat, niettegenftaande de reductie van het getal der Vroedfchappen op dea ouden voet, de wyze van verkiezing derzelven by voorkomende vacatures niettemin zoude gefchieden in conformiteit van het gemelde Octroy van den 15 Maart ióio; hoedaanige claufule nogthands in tiet meergemelde Octroy van den 6 December 1588, en voorts in de aanftelling der zeven- en- twintig Vroedfchappen zelve, by het voornoemde Octroy van den 15 Maart ióro voorkomende, gevonden wordt. Weshalven dit nader Octroy van den 12 December 1619, wanneer men het zelve combineert met de toenmaalige veranderingen van tyden, wel ingezien zynde, alle mooglyke prsefumtien oplevert, dit de Vroedfchap der Stad Alkmaar het recht van Ei  •320 Verzameling van Stukken betrekkeljk tot Electie, aan hun by het meergemelde Octroy vaa den 15 Maart iöto vergund, ter gelegenheid vao het verzoek van dat nader Octroy, ftilzwygende heeft willen abandonneeren, en dat alzoo. met die intentie dat recht by het zelve Octroy med» door Hun Ed. Groot Mogenden zelven is gepasfeerd. Terwyl vervolgens de toenmaalige Leden van de Vroedfchap der Stad Alkmaar, ruim eif maanden daar na, ligtelyk wel ter occafle dat 'er voor de eer. ftemaal begeeving van vaceerende Vroedfchapsplaatfen* na dato van het verleenen van dat nader O&roy, plaats moest hebben, by eene explicatoire Refolutie daadelyk dat recht van Electie weder aan zyne Prinfelyke Excellentie hebben gedefereerd; geenszins, gelyk de Leden van de meerderheid van de Vroedfchap der Stad Alkmaar dit by hunlieder Bericht alzoo trachten te doen voorkomen, uit eene perfoneele affectie en deferance voor gemelden Vorst, maar uit overtuiging dat dit recht Van Electie, volgens de oude Privilegiën, aan de Stadhouders in der tyd was competeerende, en dat Prias Maurits , door het verleenen van het Octroy van dea 15 Maart 1610, in dat recht was geprcejudicieerd ea verkort. En daar mitsdien ook het weder inroepen dier oude Privilegiën, volgens welke die van Alkmaar erkenden, dat hec voorfz. recht van Electie aan gemelde zyne Excellentie was competeerende geweest, en het formeel befluit, om voortaan weder te volgen den voet dar oude Privilegiën, waar bf dat recht niet perfoneel aan dezen of genen Stadhouder , maar univerfeel aan de Stadhouders in der tyd was geconcedeerd, ten klaarften doen zien, dat het geenszins de intentie der toenmaalige Leden was, om dit recht flecbts temporair, en alleen geduuren. de het leeven van Prins Maurits, ter zyner byzondere confideratie (gelyk de Leden van de meerderheid dit al mede by hunlieder Bericht dus doen voorkomen) te reintroducéerenj maar dat hunlieder ex-  de Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen. 321 expresfe begeerte was, den Stadhouder dezer Pro. vincie ia dat hem by ir.jurie ontnoomen recht com» pleetelyk te herflellen. En wie doch waren (immers naar het eigen fysthéma van de Ledeu van de meerderheid zelven) meer bevoegd, dan de toenmaalige Leden van de Regeering der Stad Alkmaar zelven , om aan gemelden Prins Maurits, welken dat recht zoo weinige jaaren te vooren, ter gelegenheid van ontftaane onlusten tusfchen de Regenten en de Gemeente zeive, in wiens boezem immers de tegenswoordige Leden van de meerderheid van de Vroe ifchap der Stad Aikmaar met zoo veel nadruk beweeren dat de reclKen der Stad refideeren, buiten zyn verhoor was oatnoomen, dat ontnoomen recht te herftellen? En waarom doch , indien men in het fysthéma van dezelve Leden van de meerderheid argumenteert, zouden de toenmaalige Leden van de Vroedfchap minder recht hebben gehad . om by hunne Refolutie Prins Maurits weder te herftelJen in die hem ontnoomene rechten, dan zich de jegenswoordige Leden van de meerderheid dier Vroedfchap thands aatmaatigen, om zyne Hoogheid, na de herftelling en-het gebruik daar van, geduurende den tyd van zoo veele jaaren, via fafti van het zelve te onzetten. Aithands kunnen die van de meerderheid van de Vroedfchap der gemelde Stad de retorlie van dit argument geenszins wraaken, zonder teffens hunlieder geadopteerd fysthéma gantfchelyk te renverfeeren. Dan, om in dezen tot befluit te komen, zoo vermeent zyne Hoogheid, dat het gemis van dat recht, geduurende eenen zoo korten tyd, in tegenoverfteljmg van de beoeffening van het zelve, zoo lange jaaren, zoo wel voor als vervolgens na dato van hec obtmeeren van het meergemelde Octroy van den 15 Maart 1610, en zulks wel op grond van voorige 1 Octroijen, waar by dat rechc aan zyne PnsdecesXLI. Dm. X feu.  gai Verzameling van Stukken betrekkelyk tet leuren in der tyd , op eene duidelyke en egaale w\ze, even als omcrent het recht van Electie van Burgemeesteren, Scheppen en Thefkuners, is toegekend en opgedra.gen geworden, onder daadelyke toeftemming van den Souverein, onder directe concurrentie en medewerking van die van Alkmaar zelven, en onder de opentlyke gedooging van de gemee^e Poorteren der gemelde Stad, geenszins kan uitwerken, dat de daadelyke hei Helling van het zelve, door zoo veele en verfchillende daaden van allen , welke daar by eenig belang hadden, ten fterkfton ec by aanhoudendheid gehomologeerd, a!s nu wederom zoude kunnen worden geinfringeerd; maar dit het relve, eenmaal wel en wettiglyk aan zyne Hoogheids Prsedecesfeuren zynde gereftitueerd , geenszins by wege van vriendclyke of temporaire deiatie, maar by wege van heiftel van een recht, het welk dezelven toekwam en hun ten onrechte was geadimeerd, die reftitutie alzoo het effect van dat inmiddels verleende, en flechts eenige weinig» jaaren plaats gehad hebbende, Octroy geheel heeft doen cesfeeren, en wederom in train gebracht die oude Privilegiën, welke dat recht primitive op de Stadhouders in der tyd hadden geconfereerd, en by welk recht dan ook zyne Hoogheid met 'er daad is geh'eeven. Terwyl zyne Hoogheid teffens vertrouwt, dat in de beoordei iing van dit fpeciaal recht, om de vaceerende Vroedfcbapsplaatfen binnen de Stad Alkma ir by E'ecfie uit daar toe geformeerde, en. aan htm gepraïfenteerde , Nominatien te vervullen , voornaamentlyk by Hun Ed. Groot Mogenden zal worden in hpt oog gehouden, dat ten dien reguarde geenszins kan of behoort in confidentie genoomen te worden, of dat recht van Electie dei Vtoedfchappen even conftitutioeefel aan hem competeert, als de verdere beftelling der Migiftraaten in de Ste. der,; daar zyne Hoogheid geenszins hsfiteert te erkenren, dat het recht tot Eleftie of aanftelling van Vroedfchappen in de Steden niec univerfeel aan hem com-  de Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen. 323 competeert, maar dat byzonderlyk in de beflisfirjg Vao dit different altyd behoort in het oog te worden gehouden, io hoe verre dat recht aan zyne Hoogheid omtrent die van Alkmaar competeert, uit hoofde van de particuliere Octroijen, Rechten en üfantien, daar toe aan de Sudhouders in dér tyd vergui.d en plaats gehad hebbende; terwyl zyne Hoogheid hier bevoorens reeds heeft betoog.1, dat de differecte Privilegiën, Octroijen, en Gebruiken van de Steden, aan hem de beoeffening van verfchil» lende rechten, in üe eene Stad meer in de andere minder , hebben toegeftaan, en dat even daarom zyne Commisfie, als Stadhouder dezer Provincie, hem m algemeene bewoordingen het recht opdraagt, om burgemeesteren, Schepenen en Wetten, te veranderen naar behooren, en achtervolgende de Privilegiën van de refpeèïive Steden enPlaaclen. Na dit alles dierhalven alzoo te hebben gededn, ceerd, en met diverfe bondige argumentatien en overtuigende voorbeelden en bewyzen te hebben geltaatd , vertrouwt zyne Hoogheid mitsdien de zwaangheid, welke by de meergemelde Leden van d« meerderheid v3d de Vroedfchap der Stad Alkmaar was ontftaan, of het naamentlyk wel met hunlieder gedaanen ééd, om de Privilegiën, Rechten en Gerechtigheden, van de B'irgery hunner Stad te helpen tnaintineeren en voorftaao, zoude zyn overeen te brengen, wanneer zy aan zyne Hoogheid de Electie van Burgemeesteren, Schepenen, Thefauriers en vroedichappen, op deD ouden voet continueerden , Volkomen te hebben opgelost, en aan dezelve Leden, indien hunlieder meergemelde Refolutie van oen 24 February 1783 ahecn uit eene waare overtuiging, dat zy, door aan zyne Hoogheid dat recht van Electie toe te kennen, in der daad tegens hunnen gedaanen ééd handelden, is voottgefprooten, rDuha*re.0"gwe aan geene andere motiven is vérlchuldigd, te hebben geinfpireerd die verzekering ca gerustftelling, welke zy zouden kunnen begeex * rens  324 Verzameling van Stukken betrekkelyk tot ren , om van het erroneufe van hunlieder gefoveerd fysthéma te worden geconvinceerd, en daar van alzoo terug gebracht te worden. Immers daar zyne Hoogheid, by het aanvaarden vao zyne hooge digniteit van Stadhouder dezer Provincie, van zyne zyde mede plechtiglyk hebbe gez wooren: in dtzen Lande te zullen voorftaan, vorderen , en bewaar en de Hoogheid, Gerechtigheid, Privilegiën en welyaaren van denzelven Lande, Leden, Steden en Ingezetenen van dien, zoo zoude uit het begrip, het welk de meerderheid van de meergemelde Leden zich omtrent het verftand en werking van de Privilegiën hunner Stad, by dezelve hunne Refolutie van den 24 February 1783, hebben voorgefield , noodwendig moeten refulteeren. deze alzins nadeelige verdenking omtrent zyne Hoogheid, als of dezelve dat recht van Electie, in weerwil van de Privilegiën hunner Stad, zoude pretendeeren, en alzoo ongftrouw zyn aan den ééd, by aanvaarding van de Stadhouderlyke waardigheid plechtig gezwooren. YVaarom zyne Hoogheid ook, tot wegneeming van alle verkeerde confequentien, welke uit de verfchillende denkbeelden omtrent dit recht van Electie, ten aar zien van het maintien van de Privilegiën der gemelde Stad, zoo van de eene als andere zyde, gemaakt, met betrekking tot het nakomen van den ééd, zoo van de zyde van de meergemelde Leden van de meerderheid, als die van zyne Hoogheid, zoude kunnen worden gemaakt, niet ondiepftig heeft geoirdeeld, omtrent dit poinét nog eenige firaale rtfledrien by te brengen, alvoorens geheel van déze zaak af te flappen. Ten welken einde zyne Hoogheid vermeent, op authoriteic van voornaame Rechts-Doctoren , te moeten remarqueeren. dat, gelyk een ééd eene allerftrikfle interpretatie recipieert, en geenszins kan of mag worden geëxterdeerd, ultra rem aut cafum de quo juratum est, volgens het gevoelen van den Profesfor Vqbt ad tit. Pand. de Jus Jur. §. 22. dus ook  de Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen. 325 ook alle arbitraire extecfiï van de verplichtingen, welken Uit eenen gedaanen ééd voortvloeijeo, moet worden geweerd en tegengegaan, en dat alzoo die, onder welke men zich door eenen ééd heeft ge. bracht, zoo klaar en'duidelyk behooren te zyn, dat omtrent de kracht, beteekenis, en uitvoering van dezelve niet alleen geene dubieteit kan plaats hebben , maar dat ook vooral geene tegenftrydigheden in het verftand van dezelve verplichtingen voorkomen, daar het anderszins volftrekt onmooglyk zyn zoude, eenen zoodaanigen ééd heilig en in alles ge. trouwelyk naar tc komen. Dat, wanneer dierhalven hier mede wordt vergeleeken de verplichting, welke zoo op de Regenten van de refpective Steden, als op zyne Hoogheid, uit hoofde van den ééd door hun, ieder in zyne waardigheid, gedaan, legt, om de rechten en gerechtigheden, Handvesten, Octroijen. en'Coftumen van dezelve Steden, te helpen mnintineeren en voorftaan, en men alzoo in de nafpeuring van dezelven bevindt, dat, byaldien alle die Privilegiën , Handvesten, Octroijen en Coftumen, te gelyk zouden moeten werken, den een den anderen merkelyk zoude obfteeren , en volftrekt contrarieeren, daar uit notoir moet moet volgen, of, dat het onmoog. lyk is om immer aan die verplichting te voldoen, en Privilegiën, Handvesten en Octroijen, welke direct tegens eikanderen inloopen, gelyktydig te doen werken , of, dat de verplichting, uit dien ' gedaanen ééd voortvloeiende, Jano fenfu behoort té worden geinterpreteerd, zoodaanig dat dezelve kauworden uitgevoerd en nagekomen, waar uit alzoo abfoluit moet proflueeren deze nadere vraag: welke dan eigentlyk uit alle de Rechten, Gerechtigheden, Privilegiën, Handvesten, Octroijen en Coftumen, die gene zyn/ tot welkers maintien de Regenten van de refpective Steden, zoo wel als zyne Hoogheid zelve, volgens hunnen ééd gehouden en verbonden zyn? dan, gelyk het van zelve fpreekt, dat in de bepaaling van dezelven geenszins willex 3 keu-  325 Verzameling van Stukken betrekkelyk Ut keurig kan en vermag worden te werk gegaan, en dat het even zoo min aan de Régenten kan vryftaan, als aan zynó Hoogheid, om uit dezelve eenigen , met verwerping van de overigen, een ieder naar zyn begrip en zinlykheid te verkiezen, en zich aan het maintien en de obfervantie van die, welke hy al/t»o heeft geprasfereerd, eigener auiho. riteit te bepaalen, zoo vertrouwt zyne Hoogheid, dat riet alleen de btflisfing daar van (indien niec goedgevonden werd dezelve aan de juftitie over te laaten) alleen aan den Souverein dtzer Provincie (gelyk zulks by het begin dezer nadere Memorie breeder is betoogd) kan competeeren, maar dat ook in de beoordeeling van dit zoo delicaat poincr voornaamendyk den voorrang verdienen zoodaanige Rechten , Gerechtigheden, Privilegiën, OcrrcijeL en Coftumen, welke daadelyk invi* ridi obfervan tia zyn, welke nimmer zyn geprafcri. beerd, en waar van, door een contrarie gebruik, zelfs door de Regenten der Steden, als Reprsfentanten van de refpecive Burgeryen, nimmer (tilzwygende, of wel anderszius by expresfe Refolutien opentlyk, is gerenuncieerd geworden ; daar immers hier vooren nit de Leer van Hügo de Groot, voorkomende in de Hollandfche Confultatien, ƒ/. en III. Deel, Conf. 186. §. ló, 17. is aangetoond, ,, Dat volgens het verftand van onze Voorouders „ en de practyke dezer Landen de Privilegiën altyd j, hebben geftaan tot dispenfatie van de Collegien , ,; waar door de Steden worden geregeerd, welke ,, ook dikmaais bevonden worden van de verkrege„ ne Privibgien in het geheel gerenuncieerd, by wy. ,, len ook, om reden haar moveerende, Acten ge- pleegd of toegvftaan te hebben , die ftrydende ,, waren met de dispofitie van de Privilegiën". Eu daar het mitsdien buiten alle bedenking behoord te zyn, d,r zyne Hoogheidï by de aanvaarding var zyne hooge waardigheid als Stadhouder de. zer Proyicciè i alzoo moet worden geconfidereerd het  de Gebeurtenisfin in 1787 enz. voorgevallen. 317 tiet maiDtien van die Rechten , Gerechtigheden,Privilegiën, Octroijen énCosrumén te hebben be?woo. ren, welke door geene werkelyke contrarie ufantien, of door daadelyke renuntlatien van hun arm wien zulks toeftond te doen, waren buiten gebruik geraakt; en dat vooral, wanneer hec 'er op aankomt, oxa te ■kiezen tusfchen het maihetien van zoodaanige Pri vi legien, waar by de Recfnen vao de Stadhouders in der tyd verfcki'.l-n van die, welke in Stadhouderlooze tyden aan de Steden zyn vergund ,-zyne Hoogheid «aar den aart zyner Commijie, en in het wezen van die waardigheid welke hy bekleed, geene andere Rechten, Ge. rechtigheden, Privilegiën en Occroijen kan erkennen en mainciineeren dan de zoodaanigen, welke met die Rechten, in Stadhouderlyke tyden geufeerd, volkomen overeenflemmea ; daar zyne Hoogheid, aan welke de Souverein uit haaren boezem die gedeeltens van haare macht, welke de waardigheid van hec ■Stadhouderaac cpnftitueeren , heefc gedt fereerd, ih der daad aan de Hoogheid van dea Lande zelve zoude te kort doen, indien hy vry willig van eenige Rechten en Prsëminentien van deze van den Souve. rein ontleende waardigheid zoude willen glisfeeren. En daar mitsdien zyne Hoogheid, by zyn gedaan Addres aan Hun Ed. Groot Mogenden, aan de eene zyde het mainctien en de confervatie van de hooge Rechten van den Souverein zelven, ingevolge zynen ééd als Stadhouder dezer Provincie gedaan, heeft in het oog gehouden, en verders aan de andere zyde voor de protectie van zyne Rechten en Gerechtig, heden, uit zyne Commisfie emaneerende, heeft geintercedeerd, zoo mag dan ook zyne Hoogheid van de bekende a?quiteit van Hun Ed. Groot Mogendea vertrouwen, dat, en de confervatie van hunne Rechten, als de Souverein dezer Provincie, en het mainctien van deze zyne Commisfie, en de diftiDctie der byzondere Privilegiën der Stad Alkmaar, hec richtfnoer zullen zyn, waar naar Hun Edele Groot Mogenden deze differenten zullen beoirdoelen. X 4 Ex-  328 Verzameling van Slakhen betrekkelyk tot Excracl uit de Refolutien van de Heeren Staaten van Holland en West* Friesland, in Hun Ed. Groot Mogendens Vergadering gmoomen op tien 16 September 1785.. Ontfangerj een Misfive van zyne Hoogheid den Heqre Pnnfe van Oranje, gefchreeven in den Hage den r4den dezer, waar nevens aan Hun Edele Groot Mogenden laat roekomen de nadere Memorie, ter adilructie van zyn Hoogheids Misfive van den 28 November 1783, eh van de gededuceerde gronden in eene daar by gevoegde Memorie, nopens het different met de meerderheid van de Vroedfchap der Stad Alkmaar; breeder hier na geinfereerd. Fiat Infertio* Waar op gedelibereerd zynde, is goedgevonden en verdaan dat de voorfz. Misfive en daar by ge» voegde cadere Memorie, by de anterieure Stukkétï over dit fubjecc den 3 December £784 commHfötiaal gemaakt, Zullen worden geëxamineerd door de Hèeréri van de Ridderfchap en verdere Hun Ed. Crüoi Mr^endecs Gecommitteerden tot het groot BefdTgöë, en de Vergadering daar op geofec'd van deï zeiver corlidf.ratien en advys; en is, dliii nnv.- riTiiriderd, Copie daar van'verzocht door de Heeren Gedeputeerden der Stad Alkmaart om daar op re verdaan de intentie van de Heeren hunne Principaalen. Accordeert met de voorfz. Refolutien, Np.  de Gebeurtenis/en in 17.87 enz. voorgevallen. 329 N° 3134. Misfive, van den Heere Erf-Stadhouder, aan de Heeren Staaten van Holland en IVest-Fries' land, om generaale verklaaringe, nopens het recht van zyne Hoogheid tot de MagiJiraatsbeftelHng iq de Steden, in dato den 9 December 1788; met de provifioneele Refolutie by Hun Ed. Groot Mogenden daar op genoomen, waar by de Heer Erf-Stadhouder is geredintegreerd in zyne posfesfie te Dordrecht, Schiedam, Schoonhoven, Alkmaar, HoornM Farmer ende, en Heusden. Edele Groot Mogende Heeren, Br- zondere goede vrienden! Het kan U Ed. Groot Mogenden zoo wy vertrouwen niet zyn ontdacht, dat wy ons by Misfive* gefchreeven alhier in 'a Gravenhage den aö November 1783, en op den a8ften daar aan volgende ter Vergadering van U Ed. Groot Mogenden ingekomen, aan Hoogstdezelven hebben geaddresfeerd» en daar by, tot ons uiterfte leedwezen en ongenoe-, gen, ter kennisfe van üEd. Groot Mogenden hebben gebracht, hoe het aan de toenmaalige Burgemeesteren en Vroedfchappen der Stad Alkmaar» immers aan een zeer groote meerderheid derzei ven» had kunnen behaagen, om eerst op den 18 February des gemelden jaars 1783 eenige Leden uit het midden van hun te commitieeren, ter examen van eene in die Vergadering gedaane Propofitie, om te onderzoeken het recht (zoo als daar by wierd voorgewend) aan de Stad omtrent de begeeving der Ambten van Burgemeesteren, Schepenen, Thefauriers en Vroedfchappen toekomende * en omme vervolgens daar op te dienen van hunne confideratien en advys, en hoe vervolgens dezelve Leden reeds op den 24ften dier maand February, en alzoo Hechts zes dagea daar na, terwyl inmiddels de deliberatien der prasfente Leden over dat onderwerp ouder fpeciaale afvordering van fecretesfe waren gehouden, en de abfente Leden tot dezelve deii' beratien niet waren befchreeven, óp het Rapport % 5 dier  33« Verzameling- van. Stukken betrekkelyk tot dier Gecommitteerdens ter gemelde Vergadering gedaan, en het advys door hun ingebracht, by meerderheid van Hémmen dien conform goed te vinden , en te verftaan: Dat voortaan niet meer eenige Nominatien tot de begeeving van de Ambten van Burgemeestet, ren, Schepenen, Thefauriers, of Vroedfchappen ,, der Stad zouden worden gemaakt, om daar op de ,, Electie van ons of van iemand anders te verwach„ ten, maar dat de gemelde'-Ambten (zoo daar .by al mede wierd voorgewend) overeenkom!!ig de Handvesten, Privilegiën, en Octroijen van „ de voorfz. Stad en derzelver Burgerye, door ,, -gemelde Vergadering zelve, als de evengenoem„ de Burgerye -repraefenteereude, by directe aan,, Helling zouden worden bcgeeven. ' ,, Voorts dat aan ons by Misfive, tot het over„ handigen van welke alzoo Gecommitteerden* wierden benoemd, van dat gercfolveerde kennis ,i zoude worden gegeeven. „ En eindelyk dat tiet anders, dan na voorgaao„ de denuntiatie van ten minften agt dagen , en „ met eenpaarige toeftemming van niet minder dan agttien Leden dier Vergadering, eenige ,ï voorftelling of verzoek aan U Ed. Groot Mogen„ den zouden mogen worden gedaan om ampliatie ,, of alteratie in de Privilegiën of Octroijen der „- gemelde Stad." 'En zulks alles, tiettegetfiaande drie der praelèfite Vroedfchappen al aanflonds hun Protest tegens het neemen dier Refolutie hadden doen aantéekenen, by welke zich twee ter dier tyd abfent geweest zynde Leden vervolgens nog hadden geveegd. 1 En dat wy, verders daar by inroepende de Privilegiën en Octroijen, door den Souverein dezer Provincie in der tyd aan de Stad Alkmaar verleend, en fpeciaal die van Keizer Karel den vyfden, in dato den' 26 September 1530, van Prins Willem oen eersten, in naam van Koning Philips den twee.  de Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen. 331 TwEïDKN, in dato den 25 Odtober 1565, en van U Edele Groot Mogenden zelven, in datis den ö December 1588, en den 12 December 1619, fpett.ve , daar uit oncegerfzeggeJ.yk heboeet' be-i weerd, dat aan den Stadhouder dezer Provincie in der tyd daar by waren opgedraagen het rechc en de praeömiaentie, om binnen de voorla. Stad Alkmaar ae Vroedfchappen by vacature, tn Burgemeesteren, Schepenen, en Thefauriers by de jaarlykfche vernieuwingen van de Wee, of anderszins by tusfehenkomende fterfgtvallen, te eljgeeren uit Nominatien, daar van door de Leders vaq de Vroeofchap te formeeren, en aan ons ter Electie te praefenteeren, mitsgaders om dtzeive Geë;i« feerden alzoo door den Schout aldaar te üolu oeédigen; ais mede het recht door de fuccesdlve Heeren Stadhouderen in der tyd door alle Staohouderlyke epoques, heen,' inzonderheid mede a«or wylen onzen Heer Vader, en Verders, geduurendo onze minderjaarigheid, door wylen onze Vrouw© Moeder, in qualiteit als Gouvernante, en na Hoogstderzelver overlyden door ü Ed. Groot Mogenden zelven, als diestyds de Voogdye over ons exerceerende, en vervolgens, na onze meerderjaarigwording, door ons zelven agttien coui'ecutjve jaaren lang, op grond van dezelve Privilegiën en Octroijen uitgeotffend, daar by aan ü Ed. Groot Mogenden inftantelyk hebben verzocht: ,, Dat Hoogstdezelven tot maintien vandeHoog„ heid en Gerechtigheid van ü Ed. Groot Mogen„ den zelven, als den Souverein dezer Provincie, ,, (welken wy voornaamelyk en in de eerfte plaats* ,, door dezelve demarche en authoritaüve Refolu„ tie ten hoogften vonden gelajdeerd; dezelve Re,, folutie, byde meerderheid van de Vroedfchap „ der; Stad Alkmaar op den 24 February 178 } genoomen, zouden gelieven te nie,t te doen, en ,, te ftellen buiten alle effect, „ En dat U Ed. Grooc Mogenden ons voorts zouden gelieven te maintineercn.,by httRtciit, „ om  53* Verzameling van Stukken betrekkelyk tot , om de Electie van Burgemeesteren, Schepenen, rt en Thefauriers der Stad Alkmaar voornoemd j „ by jaarlykfche verandering der Rageering bin* ,, nen dezelve Stad, als mede van de Vroedfchap„ pen by vacature van een of meer Vroedfchapsi „ p'aatfen aldaar, te doen uit Nominatien, daar toe „ by de Vroedfchap dier Stad geformeerd, en aarj t, ons als Erf-Stadhouder djzer Provincie naar ou„ der gewoonte te prefentetren." Het kan U Ed. Groot Mogenden al mede niet zyn ontdacht, hoe de toenmaalige Regeering der Stad Alkmaar , immers de groote meerderheid van dien, zich fundeerende op een-Octröy of Privilegie op den 15 Maart 1610, tyde toen deze Provincie mede door binnenlandfche beróertens en onlusten merkelyk wierd gefchokt, buiten verhoor van den toenmaaligen Heer Stadhouder dezer Provincie, Prins Maurits van Nasfau, aan dè Vroedfchap der gemélde Stad Alkmaar, betrekkelyk de aanftelling der Leden van de Vroedfchap, ten haaren verzoeke verleend, als mede ten aanzien van de verkiezing jaarlyks van Burgemeesteren, Schepenen en Thefauriers, op een Octroy den 9 December 1650 na het overlyden van wylen den Heere Prins Willem den tweeden, en dus in een tyd, dat de Provincie niet alleen geen Stadhouder hadde, maar dat ook geene inclinatie diestyds by de refpective Steden plaats vond om wederom een Stadhouder te verkiezen, aan de Vroedfchap der Stad Alkmaar, op grond van Hun Ed. Groot Mo-gendens precedente Refolutie van des daags te voolen geconcedeerd, en vervolgens by nadere Octroijen van datis den 18 December 1669 en 26 May J728 geconfirmeerd, dit ons gedaan verzoek en gefustineerd Recht, by een Memorie op den 3 December van den jaare 1784 ter Vergadering van U Edele Groot Mogenden ingekomen, heeft wederfprooken. En dat vervolgens door ons, op den 16 September 1785, aan U Ed. Groot Mogenden is ingediend eene  de Gebeurtenis/en in 1787 enz. voorgevallen. 333 eene zeer ampele Memorie, dienende tot naders adflructie van om gefustineerd Recht en immemoriaale poïRpfie dienaangaande, en tot wederlegging ,Van de gronden, welke daar tegens by de gemelde Memorie van de meerderheid van de Vroedfchap der Stad Alkmaar gantsch ten onrechte en zeer ongefnhdeerdelyk waren aangevoerd, terwyl vervolgens deze zaak, en meer andere differenten vaa gelyken of diergelyken aart, door de Steden Dordrecht, Haarlemj Rotterdam, Schiedam, Schoonhoven, Purmeretde, en Heusden, als mede door ,den toenmaaligen Hoofd-Officier der Stad Hoorn, fegens onze hooge Rechten en Frsëminentien als Stadhouder dezer Provincie, ter tafel van U fidele Groot. Mogenden gebracht, zyn gebleeven onvervolgd en buiten decifie, offchoon dan ook in ver* Tcheiden opzichten de uitoeffening onzer Rechten ,in dezelve Steden intusfchen via facli merkelyfc was verkort, of wel geheel gefïremd geworden. En zulks onaangezien ons gedeclareerde, dat wy by deze gelegenheid herhaalen, dat wy omtrent de cemelde Rechten en Prseeminentien niets anders nebben verlangden nog verlangen, als het geene ons wettig competeert, en zeer gaarne te hebben mogen lyden, dat de differenten, ten dien opzichte plaats hebbende, door de ordinaris Jufiitie wierden gedecideerd; gelyk wy als nog geen zwaarigheid zouden maaken derzelver beflisflng daar aan over te laaten, indien de Steden, daar by geintresfeerd, mogten goedvinden dienaangaande provifien van Juftitie, binnen zekeren bepaalden tyd, van een Gerechtshof binnen deze Provincie te verzoeken, mits dat dezelven, zulks niet(doende, gehouden zouden worden van, hunne fustenuen te hebben afgezien, en vervolgens onze voornoemde Rechten en PrseÖmi nen tien te hebben gehomologeerd. Dan daar wy nu het heuglyk evenement hebben mogen beleeven, dat, dooreen gelukkige omwenteling van zaaken in de Republyk, de verdeeldheden ea onlusten, welken in dezelve federt eenige jaaren bad.  334 Verzameling van Stukken betrekkelyk tot hadden geregeerd, en aan welken wy ook voorna». melyk de betwisting van onze wettige Rechten en hooge Waardigheden hebben toegefchree«en, hëbbtëfl opgehouden, en dat, door de a.in')iddelyke Wegen van de Voorzienigheid, het Land . en ook by. zo-'der deze Provincie, op het onverwachtse zyn terug gebracht van den afgrond vaD het verderf, Waar in dezelve anderszins onvermydelyk moesten nederilorten, en oaar het TJ Ed. Groor Mogenden zoo wyslyk als rechtvaaidig beeft gelieven te behaag n, r»y Hoogstderzelver Refolutie van dato den 15 February u-zes jaars 1780.de wettige Couftitutie en Regeeringsform tiez..r Provincie eenmaal en voor altyd vast te ftellen, en alle Leden en Minister* der hooge Collegïen dezer Provincie, zoo in Pol;oe als Jultirie, als mede allerlei Ambtecaaren, zoo Pnlvjqwo als Burgerlyken en Kerkelyken van ööuerfcheiden Gezindheden,mitsgaders Dekenen en Leden der Gilden, nu zynde of nam.ols zullende worden, als mede de Schutteryen, daar dezelve met publyke authoriteit zyn opgericht, daar aan door een bepaalden en plechtigen te é6d verbinden , • ? by U fid. Groot Mogenden van alle dezelve Perfoonen hebben gevorderd, dat zy zouden zyn gebouw en getrouw aan de Conftitutie en Regeeringsform van den Lande van Holland en WestFne.Hand, beftaande in de HoOgfte en Souvereine Overheid van U Ed. Groot Mogenden, de Staaten van denzelven Lande, met het Erf-Stadhouder-, Gouverneur-, Kapitein-, en Admiraal-Generaalfchap erflyk in ons Huis, zoodaanig als het zelve in Uwer Ed. G>oot Mogendens Refolutien van den jaare 1747 is opgedraagen, en by ons in den jaare 1766 is aanvaard, zoo kunnen wy ons niet anders voordellen van de rechrvaardigheid en hooge wysheid van U Ed, Groot Mogenden, en van de fertimenten der Regeeringen van de voorfz.Steden, welke omtrent alle zyn integreerende Leden van Uwer Ed. Groot Mogendens Vergaaering, dan dat, daar het eene ontegenzeggelyke, en door de toenmaalige , Lo*  de Gebevrtenisfen in 17S7 enz. 'voorgevallen. 335 Leden van de Vroedfchap. der Sc'ad Alkmaar, en aadere Leden van de zoodaanige Steden, welke aan ons differenten over ons voorfz. Recht van Electie, voor zoo verre het zelve door ons bevoorens in die Steden was geëxerceerd, hebben gemoveerd, erkende waarheid is, dat de voorfz. door ons ten opzichte van de Regeering en Magiflraatsbeftelling der Stad Alkmaar gereclameerde Privilegiën en Octroijen, ea verders ook die Privilegiën, Handvesten, Octroijen, oude Costumen en üfaatien, welken wy mede ten aanzien van die verdere Steden hebben ingeroepen , altoos in alle Stadhouderlyke tyden door ia volkomen gebruik en werking zyn geweest, en dat ook wy, by aanvaarding van onze Hooge waardigi heden , op grond van dezelve, daadelyk zyngetreeden in de volle uitoefFenicg van die Rechten, welke door wylen onzen Heer Vader en door de voori* ge Heeren Stadhouderen in der tyd, fuccesüvelyk, en zonder eenige tegenfpraak waren geëxerceerd,' en daarentegens de refpective Octroijen in den jaare 1650 en lóst, aan meest alle de Steden dezer Provincie, uit krachte van Uwer Ed. Groot Mogenden* Refolutie van dato den .8 December 1650, na , en uit. hoofde van, het overlyden van Willem oen twee» den verleend, alleenlyk in Stadhouderlooze tyden^ en niet langer dan tot het oogenblik dat dezelve Hoo-ge waardigheid wederom binnen deze Provincie her* leefde, hebben gewerkt, voor zoo veel dezelve dê Regeering en Magiftraatsbeftelling in dezelve Ste. den, overeenkomftig haare Conltitutioneele Privi. legien en Octroijen, een ieder in haar refpect aangingen, U Ed. Groot Mogenden alzoo niet zuilen wiilen, dat het voorfz. different tusfchen ons en de Regeering der Stad Alkmaar, en verders tusfchen onsen de bovengemelde Steden, hoe zeer ook met der daad en door den voorfz. Conftitutiooeelen ééd* welke door de tegenwoordige Regenten der gtmel-. de Steden zonder bedenking is gepraesteerd, geëindigd, echter nog onafgedaan voor U Ed. Grooc' Mogenden hangende, langer zal fubfifteeren, ter-  §3<5 Verzameling van Stukken betrekkelyk tot wyl vry integendeel als nog van U Ed. Groot Mogenden zouden verzoeken» dat Hoogstdezelven zullen gelieven te verklaaren: Dac in het generaal ten aanzien van alle zoodaanige Steden, in welke wy met onze meerderjaarigwording, by aanvaarding van onze hooge waardigheid van Erf-Stadhouder dezer Provincie, het recht vau aanftelling der Regeering en der Magiftraatsbeftelling hebben uitgeoeffend, aan oas toekomt, om de aanftelling der Regeering en de Magiftraatsbeftelling aldaar te blyven doen, zoodaanig als wy federt dien tyd dezelve hebben gedaan ; en dat voorts, metopzichc tot de gemelde Stad Alkmaar in het byzonder, aan ons competeert het recht, om de Electie van Burgemeesteren, Schepeneu en Thefauriers , by de jaarlykfche verandering der Regeering binnen dezelve Stad, als mede van de Vroedfchappen, by vacature van één of meer Vroedfchapsplaatfen aldaar, te doen uit Nominatien, daar toe by de Vroedfchap der gemelde Stad geformeerd, tn aan ons als Erf-Stadhouder dezer Provincie naar ouder gewoonte te prefenteeren; En wyders, dat de Octroijen, uit krachte van Uw Ed. Groot Mogenden Refolutie in dato den 8 Dacember 1650, aan de refpective Steden dezer Provincie verleend, voor zoo verre de aanftelling der Regeering en de Magiftraatsbeftelling in dezelve Steden betreft, hunne werking alleen hebben gehad in zoodaanige tyden, wanneer deze Provincie van geen Stadhouder is voorzien geweest; en dac incegendeel alle zoodaanige Privilegiën, Handvesten, Octroijen, oude Coftumen, en Ufantien, welken, ten opzichte van de voorfz. Regeerings- en Magiftraatsbeftelling in dezelve Steden, geduurende de Stadhouderlyke tyden zyn gevolgd, en by de aanvaarding van onze hooge waardigheid van Stadhouder dezer Provincie alzoo ook toe een richtfnoer zyn aangenoomen, conform de door U Ed. Groot Mog. thands bevestigde Conftitutie zullen worden geufeerd en opgevolgd. Ea  de Gcbeurienisjen in 1787 enz, voorgevallen. 337 En dat daar mede alle zoodaanige differenten, als over het verftand, werking, en applicatie van zoodaanige Privilegiën, Handvesten, Octroijen, oude Coftumen, en Üfantien» tusfchen oas en de toenmaalige Regeeringen der gemelde Steden Dordrecht, Haarlem, Rotterdam, Schiedam, Schoonhoven , Alkmaar, Purmerende, en Heusden, als mede den toenmaaligen Hoofd-Officier der Stad Hoorn, waren ontftaan, zullen worden gehouden voor afgedaan , en de Commisforiaalen daar over aangelegd, of de Rapporten deswegens reeds uitgebracht, zullen komen te cesfeeren. Terwyl wy , in aanmerking dat de verandering der Regeering binnen de Stad Alkmaar zeer na o» handen is, Ü Ed. Groot Mogenden zouden verzoeken , dat daaromtrent door Höogstdezelve alzoo daadelyk zoude mogen worden voorzien. Waar mede , Edele Groot Mogende Heeren , byzondere goede Vrienden! wy U Ed. Groot Mogenden bevecien in Gods heilige Protectie. (Onder Jlond') Uwer Ed. Gr. Mog. Dienstwillige Dienaar, (was get.j W. Pr. van Oranje. 's Graven hage, (Lager jlond) ej^g#CC* Ter Ordonn. van zyne Hoogheid. (was geu) T. J. de Larrey. ExtraSt uit de Refolutien van de Heeren Staaten van Holland en West-Friesland , in Hun Ed. Gr. Mogenden Vergadering genoomen op Woensdag den 10 Dec. 1788. Ontfangen eene Misfive van zyne Hoogheid den Heere Prinfe Erf-Stadhouder, gefchreeven alhier in den Hage den iften dezer, waar by, op fundament der gelegde gronden en daar voor bygebrachte redenen, verzocht, dat Hun Ed Groot Mogenden gelieven te verklaaren: dat in het generaal ten aanzien van alle zoodaanige Steden, in welke zyne , XLI. Deel. Y Hoog*  338 Verzameling van Stukken betrekkelyk tot Hoogheid met Hoogstdeszelfs meerderjaarigwor- ding, by aanvaarding zyner hooge waardigheid van Erf-Stadhouder dezer Provincie, het recht van a in ■ Ireilnig der Regeering en der M.igiftraatsbeitelling heeft uitgeoefend, aan zyne Hoogheid toekomt, om-de aanftelling der Regcering en der Msgiftraatsbeftelling aldaar te. blyven doeu, zoodaarig als zyne Hoogheid dezelve federt dien tyd had gedaan; en dat voorts met opzicht tot de Stad Alkmaar in het byzonder aan zyne Hoogheid competeert het recht, dm de Electie van Burgemeesteren, Scheperen en Thefauriers, by de jaarlykfche verandering der Regcering binnen dezelve Scad, als mede van de Vroedfchappen , by vacature van één of meer Vroedfchapsp.'aatfen aldaar, te doen uit Nominatien, daar toe by de Vroedfchap der gemelde Stad geformeerd, en aan zyne Hoogheid als Erf-Stadhouder dezer Provincie naar oudergewoonte teprefenteeren. En wyders dat de Octroijen, uit krachte van Hun Ed. Groot Mogenden Refolutie in dato den 8 December 1650, aan de refpective Steden dezer Provincie verleend, voor zoo verre de aanftelling der Regeeringen de Magiftraatsbeftelling in dezelve Steden betreft, hunne werking alleen hebben gehad ip zoodaanige tyden, wanneer deze Provincie van geen Stadhouder was voorzien geweest, en dat integendeel alle zoodaanige Privilegiën, Handvesten, Octroijen, oude Coftumen, en Üfantien, welken ten opzichte van de vooi fz, Regeerings- en Magiftraatsbeftelling in dezelve Steden geduurende de Stadhouderlyke tyden waren gevolgd, en by de aanvaarding van zyne Hoogheids hooge waardigheid van Stadhouder dezer Provincie alzoo ook tot een richtfnoer waren aangenoomen , conform de door Hür Ed. Groot Mogenden thands bevestigde Conftitütie zouden worden geufeerd er; opgevolgd. En dat daar mede alle zoodaanige differenten, als over hes: verftand, de werking, en applicatie van zoodaanige Privilegiën, Handvesten, Octroijen, oude Coftumea, en Üfantien, tusfchen zyne Hoogheid en de toenmaalige RegeeriDgen der Steden Dordrecht ,  de Gebeurtenis/en in 1787 enz. Voorgevallen. 3*$. Techt, Haarlem, Rotterdam, Schiedam, Schoonhoveo, Alkmaar, Purmerende, en Heusden, als mede den toenmaaligen Hoofd-Officier der Stad Hoorn waren ontftaan , zullen worden gehouden voor afgedaan, en de Commisforiaalen, daar over aangelegd, of de Rapporten, deswegens rèeds uitgebracht, zullen komen te cesfeeren, met verder verzoek, in aanmerking dat de verandering der Regeering binnen de Stad Alkmaar zeer ca op handen is, dat daaromtrent door Hun Ed. Groot Mogenden alzoo daadelyk zoude mogen worden voorzien £ breeder in de volgende Misfive vervat. Fiat Infertio. Waar op gedelibereerd en Copie van dezelve Misfive, 'voor zoo ver coccerneert een generaale verklaaring omtrent het recht van Electie uit de Nominatien der Steden in de Misfive gemeld, verzocht zynde door de Heeren Gedeputeerden der Stad Dordrecht, en de volgende Leden, om daar op te verftaan de intentie van de Heeren hunne Principaalen , is de finaale Refolutie daar op uitgefteld tot nadere deliberatie; en is, dien onverminderd en hangende Hun Ed. Groot Mogenden voornoemde deliberatie, goedgevonden en verftaan, zyne Hoogheid by dezen te redintegreeren in de posfesfie van het doen van Electien uit de Nominatien tot de Magiftrature, of andere posten van de-Regeering. in de voorfz. Steden by de Misfive vermeld, even als voor dato van de Refolutien tot provifioneele voorziening, als van den 25 Maart 1786, en 21 Maart 1787, roet opzicht tot de Stad Dordrecht; van den 4 Mav 1787, omtrent de Stad Schiedam; van den 27 Oftober en 8 November 178(5, relatief de Stad Schoonhoven; van den 10 December 178-? 10 December 1784, 14 December 1785, en ij Decem. ber 1786, nopens de Stad Alkmaar; van den «r May 1787, ten aanzien der Stad Hoorn; van den 18 Maart 1784, 24 Maart i78j, ? April 7786, en 5 April 1787, betreklyk de Stad Purmerende: en van den n May 1787, omtrent-de Stede Heusden  g^o Verzameling van Stukken betrekkelyk tot is gefchied; en dat aanfchryving zal worden gedaan aart de voorfz. Steden, om, even als te vooren, de fïorninatien aan zyne Hoogheid ter Electie te zenden ; terwyl , met opzicht tot de Stad Haarlem , leeds den 17 October 1787 is ingetrokken Hun Ed. Groot Mogenden aggreatie op een Stedelyk Reglement, den 22 Augustus 1787 verleend; en hebbende, ten aanzien der Stad Rotterdam, reeds den I October, Ï787 plaats gehad de intrekking der Refolutien van psovifioneeie voorziening, omtrent de Magiftraatsbeftellingen, aldaar in 1786 en 1787 geDoornen. En zal Extract dezer gezonden worden aan zyne Hoogheid tot naricht. De Heeren van de Ridderfchap en Edelen hebben verklaard, dat zy in geene der Refolutien , in de Misfive van zyne Hoogheid vermeld, en {trekkende tot zoogenaamde provifioneele voorziening op de Electie van Magiftraatsperfoonen in eenige Steden, hebbende geconcurreerd, maar wel expresfj. lyk daar tegen geprotesteerd, zy mitsdien dezelve Refolutien ook gehouden hebben voor nul en van onwaarde; dat zy ook, ten overvloede, dezelve piaecenfe Refolutien hebben geoirdeeld ingetrokken te zyn -?oot Hun Ed, Grooc Mogenden Refolutie van den 28 September 1787, en derhalven als nu geen bedenkeiykheid hebben te verklaaren, dat, Hyaltben fommige Leden oirdeelen, dat over deze ■Misfive van zyne Hoogheid eenige nadere deliberatie coodig is» HoogudezeWe, hangende deze deliberatie, behoort geredintegreerd te worden in de posfesfie va;, het doen van Electien uit de Nominatien tot de Magiftrature of andere Posten van Re. geeriog in de aldaar vermelde Steden , even als voor dato vm ce praetenfe Refolutien tot provifioceele voorziening is gefchied, en dat aanfchryving behoort te worden gedaan aan dezelve Steden, eni, evea ais te vooren , de Nominatie aan zyce Doorluchtige Hoogheid ter Electie te zenden. Accordetn met voorfz. Rejolutien. (was gcf.) C. Clöïtekbooke.