TER VAN DEN H E ERE JAN HUGLI, EN MEJUFFROUW ELISABETH KLEYN. VERSCHEENEN EN GEVIERD, DEN nieu VAN GRASMAAND 1787.   TER ZILVREN BRUILOFTE VAN DEN HEER E JAN H U G L I, EN MEJUFFROUW ELISABETH KLEYN. Zoude ik, (den zangberg fchier vergeeten,) Mij thans verraeeten, Om voor het oor van Neéïlands puikpoeeten, Te zingen op dit Feest ? — Zoude ik, die fteeds word opgetoogen, Door 't gaêloos fcheppend kunstvermoogen— De vruchten van der dichtren geest; — Zoude ik, mijn kunstelooze fnaaren, Met de eêlfte zangers durven paaren? — A 2 Neen!  Neen! — mijne lier bliji'e ongefnaard;—. Zij ccvenaart, Nooit aan dien toon, waarop dc kunstmin ftaart, Die Itreclend kan verrukken. En echter fpoort mij Vricndfchap aan, Om ook de hand aan 't werk te fljan, Mijn voet in 't dichtren fpoor te drukken; Ten blijk dat mijn oprecht gemoed, Ook zuivre Vricndfchap kweekt en voedt. De Vriendfchap — niet de kunst zal zingen 5 ö Feestelingen! Wie wederftaat haar edelaaitig dwingen, Als ze ons alom verzei t? — Gevoelde ik innig medelijden Toen 'k u met ziekten wreed zag ftrijden,'—• Ja! worstlen met des doods geweld! — En zou mij thans uw vreugd niet ftreelen, Ik niet in uwe blijdfehap deelcn? — ö Jaï  6 Ja! geliefde vrienden! 'k wij' Mijn Poëzij, Hoe kunsteloos — hoe weinig van waardij', God — U — dit Feest, ter eere! Mijn boezem die van vricndfchap gloeit, Juicht — klopt nu uw genoegen bloeit, En wenscht, dat uw geluk vermeere. Deez' dag, voor u, een dag van vreugd, Is me ook een dag van zielsgeneucht. 't Voorlcdene ernftig na te denken, Mooge andren krenken: Maar u ~ wien God zijn zegen wilde fchenken, Is 't ftof tot dankbaarheid. De algoedheid bleef u fteeds genegen, — Bekroonde uw' handel aller wegen,—■ Heeft uw vermogen uitgebreid; Schonk u ontelbre gunstbewijzen, Die thans uw' lof doen throonwaards rijzen. Uw  Uw echt is met een telg bekroond, Die zichtbaar toont, Dat 's vaders geest in haaren boezem woont, Met 's moeders huisbeftiering. Wat vreugd mijn vriend! dat aan deez' discb, Uw grijze Moeder zittende is, Verjongende op deez' Feesttijds viering. Deez' dag door haar met vreugd verbeid, Vermeerdert haare zaligheid. Bezat ik dichterlijk vermogen, Dan zoude ik poogen, Uw kunst en vlijt te fchetzen voor elks oogen, In vloeiend maatgedicht; — Dan — daar mij kunde en kracht ontbrecken, Laat ik uw eigen vaersen fprceken, Zij ftellen uwen lof in 't licht. Ja! 't kunstchoor dat gij helpt bellieren, Zal u met eeuwige eer vercieren. Liefk  Liefst zing Ik, dat uw huwlijks vree, Vereende twee! Beftendig bleef, op de ongeftuime zee Der waereldfche gevaaren. Uw liefde ftond in allen ongeval, Gelijk een rots onwrikbaar pal, Zij bloeide vijf- en - twintig jaaren, — Zij, Hemclsch - Godlijk van natuur, Blaakt nog als in haar eerfte vuur. Dit heet, bij welgeftelde zinnen, Eerst regt beminnen; Dit heet, op aard den ftaat van heil beginnen, Die namaals wordt volmaakt: — Dit heet, reeds hier den Hemel bouwen, Om, vol geloof en hoops vertrouwen, Wanneer het ligchaam wordt ontflaakt, En 't eind des ltrijds is afgeftreden, De godftad juichende in te treden. Geluk  Geluk op deezen blijden ftond! — Zo fpreekt mijn mond ~ Zo ftemt mijn hart. ~ uw heii blijf vast gegrond! God blijve u fteeds bellieren! Hij fchenke u, na dit Zilvren Feest, Om met den vergenoegdften geest, Uw gouden Bruilofts dag te vieren. En eindlijk worde u toegezegd 't Genaêrijk Hemel burgerrecht! D. BOING. TER  TER ZILVEREN TROVWFEESTE van den heere JAN H U G 3L I, en mejuffrouw ELISABETH KLEYN. Gelukkige Echtftand! wat, wat kan u evenaaren? U die den fterfling, op deze aarde, een hemel biedt? Daar hij, alleen door u, een zegenfchat geniet, En kalmte vindt bij 't woên der holle waereld baaren. Mijn hüglIj welk een heil!- hoe juicht uw hart! gij ziet Alreeds het heuglijk eind van vyf en twintig jaaren Met uwe bedvriendin, fints uw gezegend paaren In zegen doorgebragt; - hoe galmt uw dankend lied! Hoe juicht elizabeth , uw lust, het puik der vrouwen! Daar ge, in uw lieve fpruit, de hoofdbag moogt aanfchouwen, Der zilvren huwlijkskroon, die thans uw' fchedel fiert. Leeftlang, aanminnig paar! voor onfpoed fteedsbeveiligd; Blijf, kunstgenoot! den dienst der poëzij'geheiligd, Tot gij, met uwe gaê, de hemel bruiloft viert. JOH: ALB: SLUITER. AS TER  TER GELEGENHEID van mij wen VIJF-EN.TWINTIGJAARIGEN TROUWDAG, wet mijne WAARDE ECHTGENOOTE ELISABETH KLEYN. Mijn waarde elize! welk een vreugd!— Algoedheid! welk een' dierbren zegen!Wat blijdfehap! ieder is verheugd, Om 't Echtgeluk door ons verkreegen. Ja, juich, ö eedle Vriendenfehaar! Nu wij, na Vyf-en-twintig jaar, Ons zilvren Echtfeest moogen vieren. Roemwaarde Dichters! 'k dank uw' vlijt. Uw fchoone kunst, ons toegewijd, Zal duurzaam onze kruinen fleren. Elize!  Elize! trouwe lotvriendin! 'k Herdenk met waare vreugd die dagen, Sints ik, genoopt door reine min, Mijn hart en hand u op mogt draagen. Wat fmaakte ik door uw liefde een zoet! Dit heuchelijk herdenken doet De traanen uit mijne oogen vloeien; 't Zijn vreugde traanen die ik pleng, En op dit feest ten oifer breng: Zij moogen deezen disch befproeien. Mijn Gade ! welk een echtgeluk! Wij moogen een genoegen fmaaken, Een heil genieten, vrij van druk, Daar duizenden vergeefs naar haaken. Koom, buigen we ons voor d' Opperheer! In waaren ootmoed, dankend neer, Voor zo veel dierbre gunstbewijzen? „ Algoedheid! u zij eeuwig lof. „ Gij geeft ons heden dankens ilof, „ Om juichend uwen naam te prijzen". Mijn  Mijn Dochter! dierbre huwlijks fpruit! Deel in 't genoegen van mve Ondren. 't Is Feest. Dat niets uw vreugde fluit. Geen zorg, geen last drukk' nu uw fchoüdren. De gulle blijdfchap voegt der jeugd, Mits zij zich huwe aan reine deugd. Deugd, kan alleen een maagd verfieren: Zij doet de roos met fchoone kleur, En met een frisfche lente geur, Op haare kaakjens vrolijk tieren. Fn gij mijn Moeder! grijze vrouw! Die mij hebt onder 't hart gcdraagen, Mij opgekweekt, door liefde en trouw: ö Wellust mijner levensdagen! Gij viert mee 't Feest van uwen Zoon! Uw bijzijn fiert mijn huwlijkskroon: Dank zij de algoedheid voor dien zegen! Gij hebt met vreugd deez' dag verbeid : Uw hart ontvlamt in dankbaarheid. Gij hebt door God uw' wensen verkreegen. Elize!  Elize! dierbaare Echtvriendin! God doe ons lang de vruchten frnaaken Van onze reine huwlijksmin; Hij wil ons waar geluk volmaakcn. En, rukt hij eenmaal, u of mij, C't Is hem bekend wie de eerftc zij!) Van Echtgenoot en kroost en vrinden, Dat dan genade voor ons pleit'; Zo zullen we eens in de eeuwigheid Elkaêr in vreugde wedervinden. JAN RUG LI.