JOHAN van OLDENBARNEVELD aan z ij n e ECHTGENOOTE, KINDEREN en KINDSKINDEREN. (*) i dierbre Wederhelft en vaderlievend Kroost! Ontvangdeez'jongften groet, nog met mijn hand gefchreeven ! — Ja: — 't vonnis ligt geveld. — maar, 'k ben den dood getroost: En, zie gerust terug op mijn verloopen leven. 't Geweeten fpreekc mij vrij — en, dit, dit is genoeg. Ik kan zelfs in mijn hart den minden fchijn niet vinden, Waarom men mij verwees: — ik, grijze man, gedroeg Mij {leeds naar eed en pligt bij vijanden en vrinden! —■ En, (*) Dceze brief vervat hoofdzakelijk den Inbond van twee bekende brieven van den Vader des Vaderlands, den afgefloofden Staatsman, in zijne laatfte oogenblikken gefchreeven. Zie nader 't Leven vm Ol.knlarnevdd, bladz, 475. tot 504.  En, word ik, afgefloofd ten fteun van 't Staatsgebouw, Na zoveel jaaren dienst, den Prins en 't Volk beweezen, Dus averechts beloond voor al mijn zorg en trouw! Nooit zietmen deonfchuld voor het dreigend flagzwaard vreezen. Neen; 'k wacht den dood gerust, aan 'tfterven lang gewend. Dat ik mijn' pligt voldeed, troostme in deeze oogenblikken. 'k Beroepme op God alleen, die aller harten kent! En, zou ik in dien ftaat dan voor deeze uitvaart fchrikken? Zo maar mijn Grotius, of Hoogerbeets, niet fneeft! Zij konden nog veel dienst aan 't Vaderland betooncn: Maar, wat mijzelf betreft, 'k ben meer dun afgeleefd: En, 'kweet wat deugd en trouw in zulke boezems woonen. Volgt gij mijn voorbeeld na, en troost u in uw Haart! Geen woefte drift moet ooit, tot wraaklust, u bekooren; Ik haatte Maurits nooit: getuige zij dit hart! 'k Heb ook, na 's Vaders dood, hem zelfden fibf bftfcJjo.w«ti! Niets rouwt mij: dit zelfs niet, in zulk een uiterfte uur! Hij zal door Willems weêuw,— hij zal mijn onfchuld weeten. Een Vorst wordt ligt misleid: maar, volgt niet op den duur Zijn dvvr.aling, zietze en grumvt: wat vleiers zich vermeeten. Ach!  Ach! zag hij zulks nu nog! — mogt hrj, mijn Echtvriendin'i Mijn waarde Telgen! u deez rampen eens vergoeden! — lk lbp van 't hoffchavot ten blijlen Hemel in: En weet, God waakt voor u: hijzelf zal u behoeden. Dan, — fchoon mijn vlotte ziel naar hooger kreitzen fnelt: In beter Vaderland zalze ook voor dit nog bla:.ken. De hand eens beuls pleng vrij hier 't bloed van Barneveld: Mijn Rechter leeft! — die zal voor u, voor de unfchuld waaken. Dat nu mijn vijand juich', daar hem mijn eerlijk bloed Vcelligt in de oogen fpa-tt': dnt bloed zal voor mij fpreeken, Wanneer de wroeging hem zijn buo.iheid kennen doet. God! laat hij vruchtloos dan niet om vergeeving fmeeken! — Mijn Dierbren! volgt den raad, dien u mijn liefde geeftI De pligt eens Christens eischt: wij moeten niemand haaten. Ik, afgeleefde man, derf, als ik heb geleefd, En kan, daar de onfchuld fpreckt, volgt dit! me op God verhaten! 'k Bid, — om de liefde, diege in uwen boezem voelt: Ei, laat geen wanhoop ooit mijn Telgen overheéren! Gij moet, terwijl uw hart op hooger uitkoomst doelt, Zelfs in dit treffend iot, 't beduur der Godheid eeren. Dat  Dat deugd, dat eenigheid ea liefde u dierbaar zij! Bedenkt, hoe ligt de mensch van 't rechte fpoor kan dooien J De waare grootheid zet alleen ons luifter bij. 'kHeb, op geen' andren voet, u Maurits aanbevoolen. — Mijn Dienaar heeft mij trouw in alles bijgedaan: Zulks eischt erkentenisf'J — God zal het hem beloonen! Hij heeft, zelfs boven pligt, aan zijnen Heer gedaan! Genoeg:— ik ken uw hart: gij zult dat hart hem toonen! — Vaartwel! — en — bidt met mij, trouwhartig, eensgezind, God, in dit tijdsgewricht, om hulp en troost, te gader!— Mijn bloed bekoel' den haat! — eerbiedigt, acht, bemint Ons zuchtend Vaderland, mijn Kinders! als uw Vader! — Ook, gij, mijn Gaê! vaarwel! — 'kbeveel mijn ziel aan God! Ik heb oprecht geleefd en — ff erf een Patriot! T. r. L.