KLAUDIUS CIVILIS AAN Z Ij N KRIJGSLEGER B IJ DEN R H IJ N. C*) ö Belgen! mij zo Waard! - Zeeghaftige Oorlogshelden! Die voor de Vrijheid (treedt, mee zo veel trouw en moed; Toenge, op deez zelfde plaats, de Roomfche grootheid veldden! — Er*, — in een vrije ziel, nog de oude Deugden voedt! — 't Gebeente, — 'troeftig ftaalder Roomers trekt onze oogen! — 't Roept, fiddrend, uit! - ja, hier, - hier is 't, dat Batoos Kroost En 't vrij Germaanfche Volk op hun Triomfen boogen; Voor haarditede en akaar veeleer den dood getroost, /*n ». Dan '*> Zie tacitus, Hifi. $ grijzeRhijn! daargeinuw kronklendearmen 't Betaafsch Gebied befluit, de Roomfche Legermagt, Die fnoó Geweldenaars, gevoelloos voor het kermen Van 't onderdrukte Volk, geveld, vernield, geflacht Door Batoos heldenftaal! ten fchrik der Aartstijrannen, Die de onbevlekte Deugd in hun wellustig Hof, Zo laf, zo eereloos, vertreeden; of verbannen! — Dat zelfde ftaal heeft meer hun bloed vermengd met ftof! — Herdenkt,  Herdenkt, Bataaf! Germaan! waarvoor wij loeven, — drijden !-». De Vrijheid, 't Vaderland, de Hui.sgoón, 't roept all' wraak! — Uw Echtgenooten, Kroost, moet gij van 't juk bevrijden! De ftem der onfchuld fmeekt: — „ ach! — dat uw ijver blaak " J Ziet daar u 't glorieperk, ó Helden! reeds ontflooten ! — Gij weet, — Gijkentuw'pligt! — de Goden ftrijden meê!— Deez dag moet Roomes fchande, uw zegepraal, vergrooten! — Elk eerlijk Batavier vervloekt een' flaaffchen Vreê! — Getrouwen! — zegeviert! — uw liefde hartvriendinnen Verzeilen, met gejuich, haar helden in den flag! — *cIs hier geen marrenstijd! — of, derven,— of, verwinnen! — Voor 't laatst: — 't hangt alles af van deez' doorluchten dag! — Mijn Helden! — 'k zie uw oog vaneedlen wraaklustgloeijen! — Het drillen uwer fpeer is mij een zeker pand. — Germaanen! Bataviers! — Gij gruuwt voor fchande, en boeijen! De krijgsklaroen heft aan! — waakt, Goön! voor 't Vaderland! T. van LIMBURG.