TÏLIU M F ZANCS VOOR. IEDE1LA1D? DOOR T. V JU 3ST X X M M V M. G« PRESENT VAN DEN AUTEUR. ,  Geene AfdruHeh worden voot echt gehouden, dan die de Dichter dus heeft getekend:  Wie zal de Mogendheden des heeren uitfpreeken t cl zynen Lof verkondigen? Psalm. CVI. vs. ü. VOORZANG. Triumf.' triumf! mijn Vaderland» Hoe trilt mij 't fpeeltuig in de hand, Omkranst met dankbaar loof, JEHOVA toegeheiligd! Zijn Almagtswenk heeft ons gered — Toen 't alles hooploos fcheen door wondren ons beveiligd, Op 't Volksgebed. ZANG,  ZANG. Üe Vijand rukte woédende aan; Een tweetal fterfctens, hem ontflooten, Begunitigde zijn trotsch beftaan, Den moordkreet zijner togtgenootcn, Daar hij voor vader WILLEMS fad Verfcheen in al zijn ijslijkheeden En'tbloed des braaven kropffs, die zich heeft doodgeftreeden, d'Ontroerden grond befbst. TEGENZA N G. Zingt, zingt dien Waardigen, Batavische Oorlogsbarden! Strooit lauwren, versch gebloemte op 't eerlijk heldengraf, Die zo veel woede en ftrijds kloekmoedig uit kon harden: Veeleer den dood getroost, eer hij zich overgaf; Pi«tstbijdecoLTiiOFFShem,naastEOETZLAER,nooitvolpreezen Die, met zijn heldendrom, zo trouw aan eed en pligt, lioc hoog de nooden reezen Nooit heeft gezwicht. CHOOR.  C H O O R. Kropff fteeg, onvcrheerd, naar boven, Door 't verraadlijk lood geveld: Maar, geene Eeuwen ons outrooven 'tin ons hart gegrift herdenken aandien wrecdvermoorden held. Colthoffs, Eer der ftervelingen! Boetzlaer roemde uw ftout beleid: Zou die loffpraak niet voldingen ? Dan : om boïtzlaers lof te zingen, Blijft bcwondrcnde Eerbied ftaaren op Godvruchte Nedrigheid., Die, vol ntoeds en onbezweeken, Was der Vaadren glorieteken. ******************************** ZANG. Door helfchen Hoogmoed aangezweept, Ten overtogt gereed eer iets kon weèrltand bieden , Was reeds de Gauler ingelcheept En voelde 't hitzig bloed in kloppende aadren zieden Van woede en plonderzucht: daar — in dezelfde nacht JEHOVA GOD verfchecn, met nevelen omtoogen — Verfchrikking toog Hem voor, terwijl Hij 't lastrend poogen Des trotschen waans belacht. TEGEN-  TEGENZANG. De orkaanen loeiden aan, op 't onweêrftaanbaar wenken Van Neêrlands GOD, op NeêrUmds fmeekgebed: Die, boven bidden , denken, In 't hachlijkst oogenblik zijn volk heeft uitgered, C II O O R, GOD is ons een Toeverlaat, Ons een ftcrke Hulp bevonden. Looft den HEER met duifend monden.' Hij alleen befchermt den Staat; Hij heeft zelf zijn Erf beveiligd; Hij daalde op een' Cherub neór Op de vleuglen van de Winden, zich ten wagen tocgeheiligd. Geeft, Verlosten! geeft Hem de eer! ZANG.  ZANG. Hij, de GOD van Nederland, Hij bezielde 't hart der helden, Die naar dijk en booten fnelden — Stonden in onwrikbren ftand: Die, kloekmoedig toegefchooten, Met de Bloem der Vorstenlooten, Waardig hun' doorluchten ftam * Neêrlands grijzen Tuinleeuw wekten En voor Hollands Eden ftrekten , Op de Maas, ten Cherubsvlam. T E G E N Z A N G. 't Heldenkroost van 't fier Brittanje Staarde, in eerbied met Germanje, Op den wakkren nu moulin. X>an — een traan ontglipt mijne oogen: GOD! — moest ons die held ontteogen Moest die Braave Iterflijk zijn! C H O O 1  c H O O £.> Tot den jongden aller dagen Zal nog 't katfte Nagedacht Vaa 's mans kunde en trouw gewaagen Blijft zijn naam met roem herdacht; En — als wij hem zien verrijzen Uit den Vaderlandschen grond, Zal hem elk zijn telgen wijzen {-» Zeggen: „Bit'slrijjn wknNeérland onder G OD zijn Sterkte vond!" ZANG,  ZANG. Wie kan al 's Lands helden roemen, Altijd grootst in 't grootst gevaar? Kingsberg, met ontzach te noemen — Mel vill, de Eer der waterfchaar — Haringman, die met uw booten, In 't gezicht van 's Vijands floten En van onder zijn kanon, Als weleer in ruiters dagen, Zulké'en zege weg mogt draagen — Kwam en zag en overwon! TEGENZANG. Heft, heft aan, 6 Heldcnchoorcn ! Voor dien ftrijdbren Waterleeuw! Hem zij ruiters loof befchoorcn: Als dc Glorie van den Zeeuw! GOD fchonk blois dien Eerelover; Trotsheid gaf zich, knarsfende, over, Die, op eigen krachten ftout, Zwichte voor zijn' heldendegen, Daar zij in dcez' grootschen zegen, Siddrende, GODS wraake aanfchotiwt. CH O O R.  CHOOK. Zo lang als kingsbergs wijs beleid, Zijn nooitvolroemde dapperheid Het voorbeeld blijft der helden: Zo lang de naam van du mouein Zal bij den Belg onfterflijk zijn — Wij boetzlaers Grootheid melden, Blijft, in 'tBataafsch gewest, Door al de afwcntlende Eeuwen Op haring man en beo is, met hun getrouwe Zeeuwen, 'tBewondreud oog gevest. ZANG.  ZANG. Waare Grootheid ftraalt in *t ftrijden Wel verrukkend, heerlijk door; Maar nog koomt een hooger Grootheid In Karaktertrekken voor ; Dat onwankelbaar betrouwen, Dat alleen de Godsdienst geeft, 't Geen .oranje ons doet aanfehouwen —- In zijn taal en daaden leeft. Welkeen voorbeeld voor zijn Telgen, Die, in 'tprilfte van de Jeugd, Aan het hoofd der ftnjdbre Belgen, Wondren zijn van heldendeugd! Welkeen voorbeeld voor ons allen, En in Voor-en Tegenfpoed! Elk die ftaart op vijfden WILLEM, Juicht; „ Wat is GOD Neerland goed! " TEGEN-  TEGEN. ZANG, Rechtgeaarte Batavieren! Heft een dankbaar Loflied aan! Voor oranjes krijgsbanieren Kan geen du mourier beftaan. Waar Hiskiaas biddend knielen Met aan Godverloofde zielen, Kan GOD zelfs een' Rabjaké Vormen tot een' Godbelijder: En —werkt, Belgen! uw Beftrijder Tot uwe eigen redding meê. C H O O R. Triumf! triumf! de Dwingland zwicht.' Oranjes HULPGOD is dc GOD van onze Vaadrcn! Des eersten WILLEMS HOOP zijn we alles aan verpligt. Triumf! triumf! de Dwingland zwicht: En Nasfaus moedig kroost vloeit Nasfaus bloed in dcaadren! ZANG.  ZANG. Wat heeft Venlo niet geleden, Eer 't door Pruisfens Adelaar Werd, zo roemrijk, vrijgeftrcedcn Van 't verfchriklijkst moordgev^ar? Wat wcêrftonden niet uw wallen, Fier Maastrisht, van ouds vermaard! Eeir mirandaas woeste Gallen Voor held kar els blikrend zwaard, Op den wenk van 't Alvermogen, Zijn, vol fchriks, te rug getoogen? TEGENZANG. Heldenzangers! zingt die Braaven! Geeft hen d'Ecrnaam van Bataaven^ Door Afvalligen ontëerd! Vlecht nooitdorrende Eerlaurieren, Om Vorst hessens kruin te fieren, Die naast boetzlaer triumfeert! C H O O R.  C H O O R. Hessens Deugden blijven leeven, In der Belgen hart gefchrecven, Tot den jongsten Wereldbrand! Waar de Aêlöudheid op mag roemen, Hessens Grootheid hier te noemen Is de roem van Nederland. Juicht, Maftriclitfche Burgerfchaaren! In dien Glorie onzer Tijd! De onverwelkbrc Lauwerbladen, Die zich flingren om uw haaren, Zijn, naast GOD, uw' held gewijd. ZANG.  ZANG. GOD wenkte en, Duitslands heldendrom Vloog op den Vijand in, hoe fchriklijk in vermogen; De in 't rtaalverëelde Gal itond van ontroering ftom —— Streed nog, als Lucifer, met ijslijk dreigend poogen: Tot hij, in 'teind, de zege aan dappren Coburg liet — Aan C o b u r g , in GODS hand een Engel der Verfchrikking; Terwijl, in enkle Vreugdverkwikking, Het dankbaar Neerland juicht en zich beveiligd ziet. TEGENZANG. GOD JEHOVA, de Alregeerder, Sprak; en — Neerland was gered. Juicht, getrouwe Godsverëerder! 'tls JEHOVA, die den Vijand heeft en paal en perk gezet! 't Is JEHOVA, op wiens wenken Duitsland heeft gezegevierd: Die, uit vrije ontfermingslicfde, 't al tot Neêrlands heil beftiert; Toevlucht, Schild en Licht en Leven Voor het welbewust gemoed: Maar hen, die zijn' arm weéïftreeven, Hoe in fterkte en magt verheven, Alverteerend vuur en gloed. SLOT-  SLOTZANG. c h o o r: Triumf! Halleluja! Triumf! wij zijn geredl JEHOVA GOD heeft ons Gebed Niet afgeweezen! Hijzelf ftond onze helden bij; GOD wenkte een' Almagtswenk en—Nederland bleef VRI}! Hij, die op HEM betrouwt heeft geen gevaar te Vreezen. j De 10 van Grasmaand,