HET | VOORBEEL D 1 DER GODLYKE WAARHEDEN VAN ABRAHAM HELLENBROEK, ' TEGEN DE GEVOELENS VAN PARTYEN VERDEDIGD, DOOR SAMUEL van EMDRE, Predikant te HOORNAAR. Zyndc een VERVOLG op de KORTE en EENVOUWIGE CATECHISATIE over 't gemelde VOORBEELD; door JAN N U P O O RT, In leven Predikant te BATAVIA. Te UTRECHT, f G. T. van PADDENBURG en ZOON", | G. van den BRINK, Jansz. By 1 En V GR A VENRAGE, (_J. A. BOUVINK, Boekverkoopers, 1785,  Geapprobeerd door Vifïtatores Librorum der Eerw. Clasüs van Gorinchem, den 22 November 1785. Geen Exemplaaren worden voor echt erkend, dan die door GISB. TIMON van PAD» DENBUKGjigenbandig getekend zyn.  Madz. v VOORREDE. J0)e korte en eenvouwige Katechifatie over Voorbeeld der Godlyke Waarheden, van dea WelEerwacrden Abraham Hellenbiioek door den lieer J. Nupoort in '/ jaar 1776 uitgegeven, werd met zo veel graagte ontvangen, dat V zelve vaderhand meer dan eens herdrukt is. Het verlangen van veelen was, dat 'gr in dien zei ven [naak een Werkje in het licht kwam, waar iv Ae Godgeleerde JVaarheden insgelyks volgens Heleenbroek tegen Partyen verdedigd zver'dsn. De Heer Nrjpoort, die 'mtHsfchen Predikant in Oostindie te X*mx\&gew>irden w n, nam ook dezen taak op zig , en zo men zegt , 20a zyn Eerwaarde dezelve ook ter uitvoer gebragt hebben; doch '/ handfehrift is vermist. en aan de Drukkers dizes niet toegekomen, Kort daar na * g boortfc  vi VOORREDE. boorde men de tyding van deszeifs overly den,, V geen alle hoop heeft benomen om van dees kundigen Man iets van die natuur te wagten. — Hier op beeft men my vriendelyk aangezogi, om dit ter hand te nemen: hoe zeer ik vuemchte, dat zulks door een ander Leeraar of Lidmaat gefcbiedde, welke daar toe de vereischte kundigheden had, zo helbe dit evenwel , dewyl zig daar toe niemand opdeed , onder inwagting van alle nodigen zegen des Jllerhoogjlen, begonnen, en tbands voltooid. Het is zsker , dat de verdedigende Godgeleerdheid een gewigtig en gantsch geen gemakkelyk jluk is: 't geen men nogtbans dus1 niet moet ver (laan , als of de Leer onzer Hervormde Kerk zo mocyclyk te verdedigen zy, en de tegenwerpingen van partyen \ zo ongemakkelyk op te losfèn; neen geenzins: dewyl ik by my zelve overreed ben, dat de zuivere'. Leer onzer Hervormde Kerk, zo als die in onze: Formulieren van Eenigheid is vervat, gegrond is op den Bybel, zo behoort elk Lidmaat, en vooral een Leeraar der Kerk zo ervaren te zyn< im  VOORREDE» vu in '$ woord der geregtigheid , dat hy in fiaat zy den tegen/prekers te wederleggen. Doch V is eene gewigtige en niet gemaklyke. zaak, om dat zulk eent welke zig daar toe verledigt, aan de eene zyde kundig dient te zyn in > eigenlyke of waare gevoelen van partyen. aangaande de byzondere leer (lukken, in welks. zy met ons verfchillen; en aan den anderen kant, behoort by de Bybelplaatzen in derzelver verband en zamenbang te verklaaren; daar en boven behoordt men eenigermate kundig te zyn in de-hedendaagfcbe Wysbegeerte, enz. Men heeft, zo men denkt, veele hulpmhdslen: verfcbeia'e Schtyvers oszer Kerk hebben de Wederleggendg G odgeleerdbeid behandeld, V zy opzettelyk, 'f zy in zaamenvoeging met de (lellige waarheden; doch zeer weinige kan men als eene veilige gidi volgen: veelen ontbreekt '* azn genoegzaams kundigheden aangaande de waare Leer van andere Cezintbeden 3 zommige tegenwerpingen worden zonder genoegzaame oordeelkunde opgelost; mm kan ook duidelyk zlent dat de een * 4 fcbry  vm VOORREDE. Jchryver den ander zonder nader onderzoek beeft nagefcbreven. Ik zoude V een en ander gemakhelyk met een:ge ft aaltje; kunnen aantonen, doch trede daar liefst niet in , op dat andere . Schryvers en derzelver Werken in V minst niet wilberoven van die achting en waardigheid, welke zy buiten dat zo rykelyk bezitten. — Ik liet my dan tot dezen arbeid overhalen, om dat begreep , dat ik langs dezen weg aan myne landgenoten kon nuttig zyn: gelyk ieder Chnflen in''t gemeen, %n betaamt V inzonderheid een Leeraar, om zo veel mogelyk is , V welzyn van V gantfche Zion te behartigen. Een Werkje van die natuur fchynt my inzonderMd in deze dagrn niet tevergeefs, daar de Leer der zuivere waarheid vaneneer dan eene zyde beft reden wordt; te meer vond\ik my daar toe opgewekt, om dat ik myne geringe pogingen niet flegts aanwendde ten algemeenen nutte , maar ook meer bepaald ten voerdeele van die gemeente, welke de Kening der Kerk aan my>?e zorge heeft aanbevolen. Dc-cr de uitgave van deze Verdedigende Godgeleerdheid, zal nu dii-  VOORREDE. ix duidelyk blyken, V voorheen in een myner Godgeleerde werkjes gezegd heb, (*) dat namelyk 'c Voorbeeld der Godlyke Waarheden van A. Hell,enbroek, niet z* zeer gefchikt is voor \eerstbeginnendi , die de Waarheden va'n ons Chriflenaom keren om belydenis te doen; als wet meer voor verder gevorderden, om volgens de voor gefielde vragen en antwoorden, de gefchilflukken tusfchen ons &n andere Gezintbeden kundig te worden, vermits de Gekerm en Godvrugtige Autleur zyne Vraagjes ip die wyze , en tot dat oogmerk fcbym ingarigt te hebben. — Hier zoude ik deze Voorrede kunnen eir.- (*) Zie de Voorrede van myne kleine Katschismus der H. Godgeleerdheid, welk werkje in veelegemeentens van ons Vaderland alseenKatechizeerboekje gebruikt word.en voor de derdemaal reeds gedrukt i's ; zynde 't zelve een uittrekzel van een grooter werk genaamd Katechis.. mus der H- Godgeleerdheid of Gefprekkenover de voornaamijls waarheden van onzen Chrijlelyken Godsdienst, ï dcelcn irj groot Qftavo, 2de druk. * 5  x VOORREDE. eindigen, maar achte nodig iets van de inrigting van tnyn werkje te melden. Zommige zullen misfcbien denken , dat in dit Boekje ontbreekt eene wederlegging van de gevoelens van partyen, welke de tegenwerpingen en derzelver beantwoording, had moeten vooraf' gaan ; dan de zodanige gelieven te weeten, dat myn Werkje een vervolg ïs van dat van den Wel Eerwaerden Nupoort , waar in men de leer onzer Kerk naar aanleiding van Hsllenbröek bewezen vindt, en deze bewyzen /trekken ter weder* legging van de tcgengefielde gevoelens van partyen , even als wy uit 't geen zy voer Iran gevoelens bybrengenjt zelve onder den naam van tegenwerpingen doen voorkomen. Het zou dus overtollig geweest zyn, die bewyzen ter weder, legging van partyen over te [chryven, waar door ook dit werkje kostbaar er zou geworden zyn. Niemand verwagte, dat by hier in alle tegenwerpingen zal vinden, dit is byna onmogeiyk, men zou zulks in es, zynde gedrukt te Utrecht by H. van ; ÜTTERLOO.  xii V O O R R E D E, Indien ook iemand begeerte heeft cm de gevoelens van de meefie verjchillende Gezintheckn in derzelver verband of zamenhang te befchou • wen, die leze mjn Hiftoriscb berigc van alle de Gezintheden ? die buitjn onze Gereformeerde Kerk, in ons Vaderland vryheid van openbaaiv Godsdienstoeffening hebben, waarin kortelyk. derzelver leerftukkin en kerkslyke plegtighcden worden opgegeven , V geen voorleden jaar in V licht gegeven, tbands voor de tweede maal gedrukt word. In V zelve vindt men de voornaamfle leerjlellit.gen en plegtigbeden der Joodeiv. Rus. sen, Akmeniers, RoOMSaiGlïZINOEN, Luthcrx'iien, MENiVONlTEN of DüOPSCIIGFZÏNDEN, ReMONSTRAN l'EN of ARMINJATtlEN, Coi,LEGIANXEN, QUAICEE.sc» hernhutters. Hoe ver myn arbeid de goedkeur'n? myner Ge ■ loofigenoot'en zal wegdragen, zal de iyd letten. Ik zal my verblyden, als dit Werkje met even zo veel genoegen word ontfangen, als myne voorheen uitgegeven Schriften; inzonderheid zal V  VOORREDE, xiii *t my zeer aangenaam zyn, als ik van agteren merk, dat V zelve tot wezeniyk nut of zegen dienen mag. Eindelyk dank ik den God van myn leven en goedertierenheid voor de gezondheid, lust en kragt tot volbrenging van dit Werk; Hem zy daar van de Lef en de Heerlykheid tot in eeuwigheid, Amen ! MIS-  MISSTELLINGEN in dit IFerkje aldus te verbeteren. ' Bladz. 10 Regel 29 Jlaat: Atlieiflen; Deiften enNaturaliften; moet zyn: sltheijlm; Deiften; en Naturalijlen. _7 _ 14 - - 8 r - toekeren moet zyn: toekeeren „ . 16 - -2- - fpraken mm» zyn: fpreken. . _ 43 - - 30 - - rede moet zyn: hun verftand. _' 44 - - 6 - - maar beftaat, moet zyn: beftaat, maar. _ . 57 . - 34 - - afzouderde, moet zyn: afzonderde. . _ 67 - - 14 - - doch dat blyktmprt zyn: doch dan blykt. - . 68 - - 23 - - duide mMfzyn: duidt. _ . 69 - - 34 - - tnsfehen moet zyn: tusfehen. __7g--4- - Coop moet zyn: Doop. . _ 91 _ _ 24. - - eilende. moet zy?r. ellende. - - ior - - 31 - - gebruikt moet zyn; gebruik - . iO£ ... 4 - - geven moet zyn: leven.' Bladz. XIV  MISSTELLINGEN, xv Bladz. 117 Regel 23 Jlaat kun moet zyn: kon. --119--6- - lang most zyn: eeuwig/ --. - _ 37 _ - hobben moet zyn: hebben. - _ 123 - - 33 - - Dan 'er is moet zyn: Dan is 'er, - - 126- - 18- - galykenisfe moet 3y/;:gelyke- nisfe. - - 153- - 25- - Jerufalem te bouwen moet zyn : Jerufalem weder te bouwen. v - - 188 - - 17 - - gelogen moet zyn:gelovigen _ _ 189 - - 28 - - hebben kunnen worden, moet zyn: geworden zyn, - . 193 . - 39 - - de let moet zyn: die wc'. - - 209 - -30- - bybrengen, moet 2y»J:tefla;- ven, - - 226- - 13 , - Palagiaanfche moet zyn: Re- lagiaanfche - - 228 - - 11- - en zo verre moet zyn: tn zo verre. - _ 229- 14- - en 't regt moet moet zyn: en eene geving van 't regt. - - 234 - - 23,24 - gelovigen zy moet zyn: ge¬ lovigen: zy. - - 236 - - 12 - » voor dien tyd moet zyn: ia , dien tyd. - 239 - . 17 . . onderhoud moet zyn: onderin ud> Sladz  xvi MISST EL'LIN GEN Slo.dz.240 Regel 12 Jlaat Rachel moet zyn: Rachab. - - - - -22- - Gods word moet zyn: Gods Woord. * - 257- ■ S - - 3 andere moet zyn: 5 andere --26i--5„_ nienwe wet moet zyn: nieuwe wet. - - - - -30- - Lntherfchen meet zyn: Lm- therfche, - - 268- - 14 - . getal? moet zyn:getal, iMr. 6: 2. " ~ 268 " " 34 - - p. 395 en 395-. moet zyn: P- 394 en 395. - - 273 - - 14 - _ nauwg moet zyn: nauwe. - - 277 - - 11 - - za moet zyn: zal. - - 283 - - 27 . .631) Vr. moet zyn: 631) Vr. Zy werpen tegen, De overige drukfouten gelieve de gmliige Lezer zelve te verbeteren. VOOR.  VOORBEELD DER GODLYKE WAARHEDEN VER DEDI GD I. HOOFDSTUK VAN DE KENNISSE GODS. Vmgt. VTS\zï. uit hjeet men bat 'et een *f& &\ib ié? Jntw. Hit be .©aruur; en uff be ^rt^iftuur;. Vrage. S}oe beeietlu i§f be liennnjfea&aDjt uit bc latuur ? Antw. ^Ernrërla: i. €ene intaenbige of tngefdjauenc öennuj. 2. €ene tuctaenbige of bet* ^rags. ï©elfit' ig bc intöenbige of fngefcQapcn ïtennifï? ^«tu?. ©ie aïïcn menfcöen ban natuutc in Jjim Üatte i0 aangeÖQGren / Rom. 1: 19. 'f geens van God kennelyk is, is in hun openbaar. 1) Vr. Tegen wie moeten wy ftaande houden, dat 'er zodanige eene natuurlyke kennis van God is? Antw. Tegen Atheiften of Godverlochenaars, welke ontkennen dat 'er een God is; en tegen de Socinianen, die wel een Godheid erkennen, maar willen, dat de kennis daar van, alleen door overlevering is. ft) Vr. Zyn 'er eigenlyk gezegde Atheiften? Antw. Deze Vraag moet mét onderfcheid beantwoord A wor»  £ f. HOOFDST U K worden: 'Er zyn, dit leert de ondervinding, zodanige menfenen , die zig zeiven en andere tragren wys te maken , dat 'er geen God, geen hoogst Opperwezen is, 't geen alles gefebapen heeft en regeert, en 't kcnnelyke Gods op allerlye wyze pogen te verdonkeren, om des te gerufter in de zonden voord te gaan, want indien 'er geen God is, zo zyn 'er zomin ftraffen, als beloningen in dit leven. Doch 'er zyn geen Athe- ' ift:n, die na een verftandig en onpartyd'ig onderzoek . met eene volkomen overreding des gemoeds kunnen zeggen, 'er is geen God 3) Vr. Dc Atheiften zegeen, dat men 't aanwezen van een God niet kan (teilen, om dat niemand een denkbeeld of begrip van God kan hebben: God , zegt men , is oneindig , en van iets oneindigs kan de mensen geen denkbeeld maken-, derhalvcn mag hy zink een Wezen niet (rellen? A-it\v. Men moet een onderfcheid maken tusfehen een volledig en onvolledig denkbeeld of begrip: nu hebben wy van God geen volledig of allervolmaaktst denkbeeld, gelyk wy van veele dingen niet hebben, by voorbeeld van de Jterren; nogthans zyn ze aanwezig. De Ongodiften maken zelve een denkbeeld van een hoogst Opperwezen, als zy 't woord God noemen. 4) Vr Zy gaan voord met te zeggen, dat 't denkbeeld van God een verfierfel is, uitgedagt door liflige itaatkunde om de menfehen in den toom ie houden, zo hebben fchrandere Wetgevers gedaan, gelyk Mosfs, Solon, Lycurgus, Numa en andere. Antw. 'Er kan nooit door Atheiften bewezen -worden, dat Wetgevers zulk een denkbeeld verfierd heb-ben, maar wel dat zy van dit denkbeeld, 't welk in 't algemeen onder de menfehen heerst, hebben gebruik gemaakt Ook vooronderfreilen de God ve< loochenaars met dit hun zeggen, dat 'er geen maatfehappy van menfehen zonder denkbeeld van een Godheid in order kan beftuwrd worden, dus zyn zy, die dit denkbeeld tc  VAN DE KENNISSE GODS. 3 te keer gaan, pelten van 't menschdom, die alle ffiaatfchappy daar door den bodem inflaan. 5) Vr. Wat ftellen de Socinianen? Antw. Deze erkennen wel dat'er een God is, doch houden ftaanda.-dat die kennis niet is ingefchapen, maar van God aan onze eerde ouders is bekend gemaakt , en door overlevering tot dc kinderen word voordgeplant. [a zommige onder hen willen , dat men ook God uit de" fchepfel.cn buiten zig niet zou kunnen leeren' kennen, ten zy 'er zodanig eene overlevering plaats had. 6) Vr. Zy werpen ons tegen, dat indien deze kennis ingefchapen was, dat ieder dan met 't denkbeeld van een Godheid zou moeten geboren worden, en men zulks in kleine kinderen zou gewaar worden? Antw. Wy vcrftaali door de aangeboorene kennis geen aangeboren denkbeeld eener Godheid, maar een vermogen 't geen de mensch heeft boven de dieren der aarde om God zyn Maker te kennen, en wanneer hy tot jaaren van onderfcheid komt, bevindt hy in zig eene geneigdheid om uit gevoel van eigen af hangelykbeid aan deze groote waarheid zyne toeftemming te geven. Zo is de fpraak en redeneering den mensch na» tuurlyk, fchoon hy aanftonds met 'er daad niet fpreeken kan; doch vervolgens fpreekt hy, en redeneert by Zig zei ven, onder anderen, dat 'er geen gewrogt kan zyn, zonder oorzaak enz. 7) Vr. Paulus brengt nogthans deze kennis tot 't geloof Hebr. II: 6. Die tot God komt, moet geloven, dat Hy is? Antw. De Apoftel fpreekt daar van eene zaligmakende kennis van God, welke veel levendiger en kragtiger is, dan dè natuurlyke kennis van Hem in den ftaat onzer verdorvenheid. Want in den ftaat der regtheid was de natuurkennis van 't Opperwezen volmaakter dan nu. 8) Vr% Reizigers hebben ons verzekerd-, dat zy ge- A a hee=.  4 I. HOOFDSTUK. heele volkeren ontdekt hebben, die geen Godheid kenden, inzonderheid die van Brazilië in America; en de Hottentotten naby de Kaap de Goede Hoop wonende? Antw. Hun kort verblyf aldaar, gepaard met onkunde, in de taal en gewoontens dier volkeren, deed hen dus belluiren. Wy zyn thans door latere en naukeuriger bengten in ftaat gefield om 't tegendeel te kunnen ■ zeggen. De Brazilianen bidden onder andere Zon en Maan aan de Hottentotten noemen 't Opperwezen Gou ma Ticquoa dat is God der Goden, zv aanbidden de Maan als een zichtbaar beeld der Godheid. Ook bewyzen zy eer aan eene Godin die zy Touquoa noemen, en voor de oorzaak van a Ie kwaad honden. 9) Vr. Paulus zegt evenwel van de Ephetiers dat zy te voren waren zonder God in de waereli, of' naai de grondtaal in 't G iefcscl? 'A0e», Atheiften in de waereld? Antw. De Apoftel kan hier onmogeljk mcenen, dat zy in 't geheel geen kundigheid van een Godheid had* den. want de Epheliers dienden de Godinne Dmna Hand. r 9: 2 -. maar hy wil 'er mede zeggen, dat zy «en waaren God niet kenden. Vi«ye. fyoe litinYr ^an pene iti$cftï)wó 1 ij g JFz'e wet niet uit allen dezen, dat de han.i des\rJeeren lü dpet (*) ^/fflge 315 be ttrnui^e uit be natuur genoeg om jttfig te tooien? ■ Antw ecu Vrage •Faarain nier? yf/itw. n Dat men 'er Clptirus? niet uit fieit» urn ft-in Va^e %ê £Fj2i|hnf te Kennen jui£t nabig tot 3aïigl)eia ? # Antw 35a. faA 17? 3. hit eeuwige leven, dat zy u kennm den eenigen voairachiigen God, en JeJus Cnri/tus, dien gy gezonden hebt. 10) Vr. Welke Partyen komen hier in aanmerking? A"-tw. Hier komen in aanmerking de Naturaliften; Vrygeeflen; Socinianen; Remonftra ten en andere. 11) Vr. Wat (rellen de Naturaliften7 Antw. De Naturaliften zyn van tweè'rly zoort 1) die alleen de Natuurlyke Godsdienst voor noodzaaklyk houden, met verwerping van de H 'Schrift. 2) Dis de H. Schrift wel erkennen, en voor geloofwaardig houden, maar dez-lve flegts aanmerken als eene nadere verklaring van de'i Natuurlyken Godsdienst, waar in zy de leerftellingen afmeeten naar de grondbeg nfeien der rede Tot deze laatfte behooren de Socinianen. 12) Vr. Wie verftaat men door Vrygaejïen? Anfw> {* Deze plaats uit Job, Cap. T2, ven q, komt hier niet te .pas, indien men dezelve in 't verband hefchouwd, zie zulks aangetoond in myne Katechismusdér II. Godgeleerdheid 1. Deel p. 174, 175 van den tweeden druk. Beter zou men hier kunnen bybrengen Ps. I©4: 29, 30. A 3  6 E HOOFDSTUK. Antw. Libertinen of Vrygeeflen noemt men ook 7«k^geopenbaarde Godsdienst 't heil van den mensch bedoelen, derhal ven kan men door den eerden, zonder den laatften zalig worden ? Antw. Schoon zv beiden 't heil van den mensch bedoelen,'ontkennen wy't gevolg, want, ï.) de mensch is door de verdorvenheid buiten ftaat gefield pm de piigtcn van ie Natuurwet volmaakt te betragten 2) Geen middel is hem buiten die byzondere Godlyke openbaring, welke de H. Schrift bevat, bekend, om vergeving van zyn zonden en de vriendfehap met God te verwerven , mdemaal b-tragting van pligt vorige fehulden niet kunnen afdoen , en offeranden eigenlyk geen verzoening met God kunnen aanbrengen, dewyi God alles toebehoort. 18) Vr Men brengt 't voorbeeld by van Cornehus, die fchoo'n een Heiden zynde, nogthans Godzalig was envreezende God Hand io: i, 2.? Antw Dat Cornelius geen iood, zelfs geen Jooden. genoot maar een Heiden geweest is, ftemmen wy vol laarn toe, als blykende uit vers 28. Evenwel geit dit voorbeeld in 't géheel niet, vermits deze man met zyn huisgezin woonde in 't joodfehc land, darmen de . Godlyke openbaring had; van daar, dat hy piet alleen A 4 keu?  8 I. HOOFDSTUK. tennis had aan den waaren God volgens 't liie vers maar ook aan Jeins Chriftus, gelyk blykt ui.4 ^ en llZerL,?A "U verwaerdigde hem door Petrus" met l laf dere en meerdere ontdekking van den Zaligmaker, t geen onnodig zou geweest zyn, indien Cor- Zatv woÏÏn!' ^ ken"iS 3311 JefUS °™ had kuMen rJ?/ Vr\ Dat "le" in alIerIy Godsdienften kan zalig woidcn leert Petrus Hand 10: 35. In allen volken die hem vreest engeregtighid werkt, is hem aangenaam En lZs%Td?m 2: lt' ^ ^^aann^ngdesperAntw. Het blykt ten duidelykften uit verband van zaJcen, dat de Apofteien willen leeren, dat nu met 'c N i. niet alleen Joden, maar ook Heidenen reroepen werden tot de zaligheid, die in Chriftus Kus'is. Dat nu de kennis van den waaren God en van" feCus Chriftus volftrekt noodzaakelyk was, blykt, om dat de Appelen hun werk maakte van alomme 't Kuanjreiie te verkondigen. ö 20) Vr. De Heidenen kunnen uit de natuur leeren,'t geen er van God te kennen is Rom. i: 19.? Antw. 'Er moeten niet alleen veele zaken van God < geleend, maar ook met een levendig reloof omhelst worden. Ook fpreekt Paulus niet van 'al 't geen van God Jcennelyk is, hy bepaalt zulks in 't jo vers tot Gods eeuwige kragt en Godlykheid. 21 vr. Men kan in de natuur God zoeken en vinden Hand. 17: 26, 27.? Antw. Paulus zegt niet, dat men uit de natuur God *an vinden als een God van zaligheid, maar als een God die de waereld gemaakt heeft; die van menfehen handen niet gediend word als iets behoevende, die aan allen 't leven den adem en alle dingen fchenkt, en dus onmogelyk kan opgeflooten zyn in tempelen met handen gemaakt, veel min dat men meenen zou, dat de Godheid goud, zilver of ftecn zou geiyk zyn. Zie 't 34. 25, 28, 29 vers, ° 22j) Vr. *  VAN DE KENNISSE GODS* 9 22) Vr. Rum 2: 4 word gezegd, dat de goedertierenhe'd Gods tot bekeering leidt? 'Antw. Indien men hier eene zaligmakende bekeering wil verdaan, zo zou men hier ook kunnen denken aan Gods bvzoudcre goedertierenheid in Chriftus, mat welker verkondiging de Romeinen verwaardigd waren. Doch wil men, dat de Apoftcl fpreekt van Gods goedertierenheid, zo als zy ook aan Heidenen buiten, t Euangclie gefchonken word , zo moet men hier ook denken aan eene uitwendige bckeering, een nalaten van die Godloosheden, welke de Apoftel in 't vorige Hoofdftuk optelt 22) Vr. Is 't'evenwel niet alleronbillykst te liellcn, dat de Heidenen, welke buiten hun fchuld zonder de kennis van Chriftus gelecl't, en zig naar't licht der natuur deugdzaam gedragen hebben, nogthands even als de Duivelen en Godlozen na dit leven voor eeuwig zullen verdoemd worden? . Antw. Men moet hier deze volgende zaken 10 t oog houden. 1) De Bybel leert ons nergens dat 'er buiten de kennis van lefus Chriftus en 't waar geloof m Hem , eenige zaligheid te'wagtcn is. 2) Wy worden met geroepen om een vonnis te vellen over Heidenen , die zig uitwendig zedig hebben gedragen: wy mogen gerufte]yk vertrouwen, dat God overcenkomftig de hoogde billykheid met hun zal handelen. 3) Niemand uit de Heidenen zal 'er verlooren gaan om 't ongeloof aan t Euangclie, indien 't hem niet is verkondigd, maar om zyne zonden Rom. 2: 12. 4) Dat 'er verfcheiden trappen zyn in de verdoemenis; zy. die onder 't Euangelie levende, verloren gaan , zullen zwaarcr gellralt worden, dan de Heidenen; men zie Matth. 11: 22 24. . Vrage. n?aae uit moet men be sahgmaftenbe fisnnié fiaïen? Amw. illt be $£S?if«u'i, |.!; A5 II. HOOFD.  io II. H00FDSTU K. <£>■ II. HOOFDSTUK. VAN DE SCHRIFTUUR. frage. ^rftaat en taai bc &£&lfl get feftöjciien Itëoosb ban <öob. ^ 'et aitnb een brWjicbcu i©03?ö Antw. Bzm / \jaai mat?# trnen toajS 'cc een onöefcfpeben j©oo?>\ Vragt- *|oe maaUte^ab ban toen ?nn BDcoji fieticno ? Antw. ©oo? moRbtlpfte aawfujaafi eii aam* oarmnen aan De ©abpren. /^a#e. Ifae Detoaarben ;n bat ban onbet eï< Jltjribcrcn? Antw. ©oo? oberleberuig ban bc ©a&ereö aan be Bfpberrn. Trage. JPaarom fion bat torn xa üctet nc ftFjie^en ? 3 Ai.tw. Om bat bc menferjen toen langer fee» ten / en wintoet in gpt*l bjaren. ■ Tr^e ï©ic tjeeft bc ^cfoiftuur laten Bc* frB?rjbrn? /Wip. «3ob/ Alk de Schift is van God ingegeven, a Tim 3: 16, 24) Fr. Wie ontkennen de noodzaakelykheid en Godlykheid der H. Schrift? Antw. Atheiften; Deiften en Naturaliften; welke men in den meestgewoonen zin dus noemt. 25) Vr. Naturaliften werpen ons tegen, dat indien 'er eene Godtyke openbaring was, welke wy zeggen dat 'er altoos geweest is, en inMofes tyd is begonnen be-  VAN DE SCHRIFTUUR. II ÖéfchreveO te worden, de Godlyke wysheid en goedheid zou vorderen, dat die .aan 't menschdom m t algemeen bekend was, of God zou geen redenen hebben om de Heidenen te veroordeelen ? Aitw. God heeft zyn Woord meer dan eens aan t eanfche menschdom bekend gemaakt, eerstin thuis, gezin van Adam, en naderhand in 't huisgezin van Noach, zo dat de fchuld by den mensch is, dat zy door afwyking van God en zyn dienst dit Woord verzuimd hebben voord te planten. 26) Vr. Partyenzeggen, dat men op de Schriftuur geen ftaat kan maken, alzo 'er nooit een Moses is geweest, en zo hy 'er al geweest is, gelyk zommige onder hen toeftaan, zo is hy ean bedrieger geweest? Aiiw. Dat Moses, aan wien men de 5 eerlte Bybetboeken toekend, een beltaan gehad heeft, is met mm -, der zr-kcr, als dat 'er ooit een Cicero, Socrates, en dergclykc mannen geleefd hebben. De dingen die hy bëfchreveri heeft in zyn leeftyd voorgevallen, waren niet in 't heimelyk gefchied, maar voor 'toog en oor van meer dan zesmaal honderd duizend menfehen. _ Ln •t geen voor zyn tyd was voorgevallen, kon hy in t fchryven ook geen bedrieger zyn, dewyl door de langlevenheid der menfehen, maar weinig gedachten1 van de Schepping tot den Zondvloed, en van daar tot Mof es kleeft hebben. 1 n Mofes tyd waren, 'er die Jofcph gekend hadden, wiens Voorvader Abraham nog een tydgenoot van Sam geweest is, welke Sem met Methufalem tot zyn honderfte jaar verkeerd heeft, en deze laatfte had zelfs Adam gezien: dus kon Mofes geen leugens fchrvven, of zulks had ligtelyk ontdekt kun- ■ ncn worden " Porphyrius een Heiden geeft in zyn 4de Boek, aan Mofes den lof van een waaragtig SchryverOok zyn de hedendaagfche Jooden fprekende bewyzen van de waarheid der gebeurtenisfen. . f 27) Vr. Deiften en Naturaiifteti wenden voor , o" rer-iu den Bvbel 'verfclieidene Gode onbetamelyke dingen voornomen: b. v. Dat de wyn Go:i en menfehen vu* b" heugt  ia ii. hoofdstuk. ■ ^ G°d M 5- 26, Cap. j. mot winiï^k™/07ffU,y!fc p,;l:uzen worden do°r dely^SentSaS0^S*£ nietvan God, maar van othan , g men kan door t Woord God overheden, aarzioi„a( menfehen verftaan, vergelvk Ps 8-. fi ^nzienlyke f> ka,, ook doW^fvetóS S^cnS ffop de gewoonte der Byenherders, welke oo ï" luid deze diertjes doen tot een vergaderen ■ 't eeen Tvo?; g0ed,e" Zi" °P,CVC»: vvant zo ,ou G1d S de volkeren doen zamenkomen. Ezcchic! Wertf 'daa Se g** " "*» ™ mcnrchSfc ma daar mede tabakken. Het was van ouds en isnos en oerere i landlïof t brood bakt met in de zon eedmóè de tonelen mist; nu wilde God om redenejie verbolgens gemeld worden, dat de Propheet zulks mét Sfe^f deCd' d0ch "Mr 'c '5 ^me/runde! «r^mJ* vec'e dinfi:en zeggen' ze worden in de H. S agaT,ÓDen tCgT ? mt™TM W en de billykhcid Hen ™ '\COb verkryg* door 'eugen en bedrog den zegen van zyn Vader Haak C«i. 27. — De hrJ J.'ten fcroOTWl op Godlyken last de Egyp enaars £r«*. , r" — Kacnab die tegen de regeering gelogen en haar (* ; Deze en zeer veele zoortgeiyke plaatzen der R. schrift heb ik opzeitelyk 't nodig licht bygezei in mvri uitgegeven Werk, genaamd, Bybelverklaanng betrekke, tyk Palejhm. waar m uit de gewoontens der Oofterljnrid6'?' mC6r H9° BvbelPlaatzen wwden opge-  VAN PK SCHRIFTUUR. lg haar Vaderland verraden heeft, word geprezen Hebr. ii: 31. Jac. 2'. 25 De Israëliten veroveren 't land' van Kanaan zonder dat zy 'er eenig regt op hadden, en flaan de in woon. rs dood, dien hun geen kwaad ooit gedaan hadden. — M'éri heeft veele Vloekpsalmen als Psalm 69, 109, 137. ■ Jejös zegt, oat wanneer iemand ons op de eene wange (Iaat men ook den anderen moet toekceren Matth. 5: 3Q. En dergelyke zaken die tegen de billykheid aanlopen ? , Antw. Wy antwoorden daar op: de daad van Jacob word nergens in den Bybel geprezen, en fchoon God door zyn alles reg •erende Voorzienigheid uit 't kwade ' iets goeds kan doen te voorfchyn komen, is evenwel Jacob voor deze daad zeer gekaftyd, hy was daar door 20 jaar uitlandig, wierd door Laban menigmaal bedrogen , en werd by zyn wederkering in doodsangst en vrees geb'.agt \ oor zyn broeder Efau. -— De Israëliten hadden de gouden en zilveren vaten niet geftcolen, maar de Egyptcnaars hadden die aan hen vrywillig gegeven, zie Exod. it: 2, 3 en Cap. 12: 35, -46. Het woord berooven Exod. 12: 36 kan dus niet in den zin van Jleekn . worden opgevat, maar van ontledigen. Rachab word geprezen wegens haar geloof en Godvrugt; en t onveranderlyk natuurregt en de hoogfte billykheid leert, dat men aan God meer moet gehoorzamen, dan aan de menfehen. — God gebruikte de Israëliten om de Kana miren om te brengen dewyl zy fnoode zondaars waren, zie Lev. 18 Deut. 9. Cap. 12 en 20 en de Israëliten hadden regt op Kanaan wegens Godlyke gifte Joj. 1: 3 Wat de Vloekpsalmen betreft, men moet onderfcheid maken in een vloekfpraak over vyanden, die uit wraakgierigheid en verkeerde eigenliefde ontftaat, en in zulk een Vloekfpraak, die voordkomt uit eene Pnp'ieetifche kennis van 't vafte voorreemen Gods en de verharding van 't hart der vyanden; iemand kan medelyden hebben met misdadigers en nogthans in de uitoefening dsr ftraf 't eens  14 II. HOOFDSTUK. eens zyn met een regtvaerdig Regter. In de Vloekpsalmen moet men een Prophcetilebc kennis des Dich ters van de lotgevallen der vyanden opmerken _ Wat 't zeggen des Zaligmakers betreft H% *o men moet in 't oog houden, dat dciSmnb^i Keen alVémeet' iSS " ? tM*f ^ ™W ' M_en algemeen bevel; maar ds Zaliem-iker WiM» Discipelen leeren, dat zy moeflcn SJ-voof dé ver? kondigmg des Euangeliums wel HraadheidTe wi lei Jyden en liever alle infchikkelykheid eebru Ln ai. geduurg voor den regter te gaan waafcfoo^de've M^ ^s^tiai^geliumf^utehS: Bybel een PoTl ^ï™ ^'.f* zeggen.indien de fnrni G°dlyk Boek was, dan zou dezelve met ■ treffenf°^migC di"gCn' die de ^iTekunde be treffen naar 't dwalend gevoelen van 't gemeen im pen ?j ' 6J en/<;Zon W0rd gezegd c m de aa.de te loj-en rs. ig: ö, 7 daar alle de Geleerden tPo-Pn woordig op goede gronden !t eens zyn? lat de niaan veel kleiner u, dan zommige fterren en dar Z ? 3 S.5;v^is -dc - «-"4^3 .™'ï ^" fpreekt volgens'tdvalendbegr?; ^n onkundige menichen ; neen, God fpreekt overal „ tiï ^c ir,,hvvaarhcid, 't zy eene natuurlyke waa " waarheid, b. v. Ctó « «„ Zonen Setótó JV. 84. g^ daar"™ ^ehtkundige waarheid, als Hand.V? ' SP L'Vl" eC" naderen van een,'g Iaild ]ezen- Deze' Jaatfte waarheid moet men in de tegengeworpene claar zen m 't oog houden ■ Mofes zegt ook niet dat Hp fflaan een g,00ter lit:haanr is dan de flerren?ffiaar ,tw (Cmee 't <©uu£ en Sicntoe Cefïament. Vragc. gn toat taaï i£ 't <©uöc ^Eftament nefci^&en? ■ \ .. Antw. in be ïjru?eEutDfcöe en een taemig m ob Cftalberutofcrje {taal. Via%u Sn toat taal \f 't MitWist (CrfUniEnt fiefclp^en ? jinm li' ae ■®}iz''hï}t @Taaï. Vr»ge. %$ be cantfeö^ ^c&Jtftuur een Gobluft Antw. %\/ om bat 'er bingen in jun/ We ban nfcmanU aig uan <£ob fmnuen toejen. ^  i8 II. HOOFDST U K. Vrage. «Pat bom Wngffl ynw bat ? Anuv. 0«oo5gci»öeötn en lE^ou&cticn. 36) Tr. Welke tegenpartyen komen hier in aanmerking ? ^;tw. Men kan hier voorn nmelyk in aanmerking ne. men, 1) de Socinianen, welke de Godlyklieid des By- ' bels niet in allen dcelen ftellen, en denken dat defcfjryvers in geflachtrekënirïgefi, gefchiedenisfen heb ben kunnen dwalen. Ook houden zy de vermaningen ■ en opwekkingen der Pröphéeten van ..zulk een gezag niet, als dat God meer onmiddelyk fpreekt, of op zyn last laat fpreeken. 2) Zommige Mennoniten in vroeger tyd (Telden zodanig een onderfcheid tusfehen 't O. en N. Teframent, dat zy wilden, dat men uit 't eerde geen geloofstukken mogt bewyzen. 3) Veele Roomschgezi den maken een onderfcheid tusfehen regelmatige boeken van den eerden, en van den tweeden rang, tot de laatfte brengen zy de Apocryphe boeken, Marcus 16, 't begin van fohannes 8, den 'brief aan de Hebreen., den brief van Jacobus, den ide brief van Petrus, den 2de en 3de vanjohannes, benevens de' öpenbaringt. Ook willen zy dat men van de Godlykhcid der ,0. Schrift alleen kan verzekerd worden door 't gétuigöriis, der Kerk. Z") Vr. Paulus zeggen de Stamanen maakt een duidelyk onderfcheid tusfehen eene eigene vermaning en een bevel des Heeren I Cor 7: 12. Maar den anderen zegge ik, niet de Heere enz. vers 25. Aangaande nu dl maagden hebbe ik geen bevel des Heeren; maar ik. zegge myn gevoelen? A tw. De. P^opheeten en Apoftelen hadden zomtyds een uitdrukkelyk bevel van God om iets te leeren of te fchryven ; zomtyds fpraken en fchreven zy iets naar hun goeddunken, evenwel door beftiering van den H. Geest, en dus vermindert zulks de achting niet voor 't Woord. Dat Paulus nu deze eigene vermaning door den H. Geest deed blykt duidelyk uit vers 40. 38) Vr. Dat 't Oude Tciïament niet meer nod'g is, 1 blykt  VAN DE SCHRIFTUUR. 19 blykt uit Matth. II: 13. Want alle de Propheeten en dt Wet hebben tot Johannes toe gepropketeerd? Antw. Hier word niet geleerd, dat 't gebruik van de Boeken des O. T. is afgefchaft, maar dat zy voorzeggingen en afbeeldingen in zig behelzen van den Meslias, die komen zoude, welke Johannes kon verkondigen als nu gekomen zynde ; 39) Vr. Het O. T. was in Paulus tyd al naby de verdwyning , dus zal 't «U al lang volkomen^ verdweenen zyn Hebr 8: 13.? ' ■„. Antw. De Apoftel fpreekt niet van de Schriften des Ouden Verbonds, maar van de bediening des Oudea Verbonds door Ceremoniën. , 40) Vr. Het N. T. is volmaakt, derhalven is t O. T. onnodig? j J , 4ntw Wy zeggen niet, dat 't N. T. onvolmaakt is maar fchoon''t volmaakt is, belet zulks met, dat 't'eerfte'aan 't laa'fte zeer dienstbaar is, b. v. om te bewyzen dat Jefus de waare Mesfias is, en dergelyke. 4 ) Vr. De Roomschgezinden meenen redrh te hebben om de Bybelboeken te verdelen in legelmatige van den eerften en tweeden rang, dewyl aan 't Godlyk gezag van de laatstgemelde in vroeger tyd zeer getwyfeld is? Antw. Om nu van de Apocryphe Boeken niet te fpreken, die wy voor geen regelmatige houden, antwoorden wy enkel omtrent de overige, namelyk Mare. 16. Joh 8 Hebreen, den Brief van Jacobus, den 2den van Petrus, den 2de en 3de van Johannes, de Openbarmge, dut men oudtyds aan die fchriften getwyfeld heeft.of zy voor Godlyk of niet te houden waren, moet met grond of zonder grond geweest zyn; indien 't eerfte waar is, verdienen zy in h geheel geen plaats onder ne Godlyke indien 't laatfte waar is, dan is 'er geen reden om eeti onderfcheid tusfehen die en andere te maken Dat die twyfeling ongegrond geweest is, blykt daaronder andere uit, dat,daal zommige Kerken in den beginne niet genoeg verzekerd waren van baar Godlyk gezag, Ba ver-  so II. H0 0FÜSTU K. 4-crvoJgens na onderzoek van de algemeene Kerk als l zodanig zyn aangenomen. 42) Vr. Gy zeide, dat de kenmerken van de God-, lykheid der Schriftuur zyn Verborgenheden en Prophe-. tien; doch kan men met de Reomsch*ezinden niet veiliger de Kerk feilen., op welker gezag wy dit geloven , moeten, dewyl de Kerk ouder is dan de H. .Schrift?: Antw. De oudheid zet al tyd geen gezag by, daar eri boven is de Kerk niet ouder dan Gods Woord, voor zo ver 't eertyds oribefebréven was. 43) Vr. Dewyl God zelfs uit den hemel nier roept, dat de Bybe! zyn Woord is, zou niemand dit weeten) ten zy de Kerk dit getuigde; gelyk ook de Kerkvader i Augustinus zeide : Ik zou aan 't Euangelic geen geloof ■H geven, indien 't gezag der Kerk my niet bewoog ? Antw. De Kerk is dienstbaar in 't bewaaren en overhandigen der H. Schrift, doch zet 'er op zig zelve geen gezag by, even als een dienaar de wetten der Overheid alomme bekend maakt, deze brengc te weeg, .dat "t volk die weet, maar zet 'er geen gerag by. ° 44) Vr. Paulus noemt de Kerk pen pylaar pnyafiigx heid der waarheid, I Tim. 3: i$. Dat nu aan do waarheid fteunzel geeft, dat geeft 'er ook gezag aan; de Kerk geeft fteunzel of vaftigbeid aan de H. Schrift 'derhalvon ook aucroriteit of gezag? Antw. Dat alle fteunzel geen gezag byzct,.is bekend, uit al dat geen, 't welk door zwakheid of ouderdom onderfchraagd word: de Kerk geeft wel vaftigheid maar geen aucroriteit aan de II. S. Dat' zy 'er' vaftigheid aan geeft, is klaar, want zo de Kerk njet meer beftond, zou 't met de H. S. ras gedaan zyn. God gebruikt door zyn Voorzienigheid de Kerk als een middel om de Schriftuur te bewaren en te befchermen. 45) Vr. Niemand kan zigzelven eenig gezag geven, wanneer men nu uit de H. S. derzelver Godlykhcid bewyst, dan zou de H. S. zig zelve gezag geven ? Antw. Indien wy zeggen, dat men 'de Godlykheid uit  VAN DE SCHRIFTUUR. 21 lilt de H. S. zelve haalt, zo bedoelen wy geen woordeiyk getuigenis, b. v. dat wy daar met zo veel woorden . in zouden vinden : de Bybel is Gads Woord. Maar wy willen, dat Gods Woord de kenmerken van Godlykheid met zig brengt, gelyk de. draaien van de zon door baar glans zelve aanduiden, dat zy licht zyn. 46) Vr. Deiften en .zulke, die de Godlykbeid der IJ. S. te keer gaan, zeggen, dat 't bewys uit de Propbeticn niet geldt, alzo die na de uitkomst der zaken verzonnen zyn; of zy zyn zo-duifter en raadzelachtig, dat hoe 'tin vervolg' uitviel, men die altoos op de gebeurlenisfen kon toepasfen, even als deêOrakels der'Heidenen ? Antw. Dit kan nooit van de vyanden der waarheid bewezen worden. Wy ftaan gaarn toe, dat de Pro- ■ ilietien na de uitkomst meer klaarheids vertoonen, dan te voren; maar ontkennen, dat zy dubbelzinnig en dus heariegelyk zonden zyn. Porphyrius, een Vyand des Chriftendoms zag zo vee! duidclykheids in de Prophetie van Daniël, dat hy meende, dat dezelve na den tyd van Antiochus Epiphanes vercierd was ; doch uit Ft,. josEPHus biykt 't tegendeel, dat zy in den tyd van A- lerander den Groot reeds in wezen was. Dat meer is Dan o. word duidelyk gefproken van den tyd van Mes;fjas komsten zyn dood: nu is 't ongerymd te geloven, dat de Jooden »iuden toegelaten hebben, dat na fellis ■kömst en zyn dood, dat gedeelte in Daniels Godfpraak zoude ingelast zyn. 47) Vr. Zominige dingen zyn geheel anders uitgevallen fzeggen ze) als die gepropheteerd waren , b. v. de Prophetesfe Hulda had voorzegd dat Jofia gerust in ',t graf zou komen, 2 Chron. 34: 28, en kort daarna ontvangt hy eene, doodlyke wonde, waar. aan hy fterft, Cap. 35: 23. ? Antw. Koning Jofia had uit 't Wetboek de droevige lotgevallen van Israël gehoord, hier over nu troost hem de Prophetesfe, en zegt, dat hy in vrede (dat h B 3 eer  ai II. HOOFDSTUK eer al dat onheil kwam,) in zyn graf zou verzameld worden. Vergelyk 2 Kon. 22: 20. 48 1 Vr. Zedekia word beloofd, dat hy in vrede zou 1 fterven Jerem. 34: 5. daar intusfcben zyne Zoons in deszelfs tegenwoordigheid omgebragt, en hem de 00gen uitgeftoken wierden, en vervolgens in de gevange- nis zyn leven eindigde Jerem- 52.? Antw. Hem was beloofd, dat hy niet door 't zwaerd zou fterven, dat is een geweldigen dood , maar in | vreede, pamelyk eene natuurlyken dood Jer. 34: 4, s\\ en dit is ook zo gebeurd. 49) Vr. Zy' houden aan en zegseh, dat Jeremias ; ^elfs getuigt, dat de Sodfpraken niet vervuld worden,, ; maar bednegelyk zyn Jerem. 4- 10. Doe zeide ik: Ach ■ Heere HEERE, " aarlyk, gy hebt dit volk en Jeruja'e;n 1 graotelyks bedroge , zeggende: gylieden znU vrede heb- ■ '. ten: daar 't zwaerd tot aan de ziele raakt ? Antw. Her is meermaal gebeurd, dat God wegens 11 eene regtvaerdige ftraf, dewyl 't volk na de goede raad \ van zyn opregre Propheeten niet wilde hooren, noch . I aan de verkondiging van oordcelen niet wilde geloven, , toelaat, dat vaffchö Propheeten 't volk misleiden, die: in den naam des HEEREN vrede en 't goede verkondt-*gen, en dat dit plaats had in ':eremias tyd, 1 an men 1 zien Cap. 6: 14. Vergelyk ook 2 Chron. 18 -, daar men 1 ook zulk een geval aantreft. 50) Vr. Zyn 'er nog meer Partyen, tegen welke 11 men moet ftaande'houden, dat de gantfche Schriftuur' een Godlyk Boek is ? Antw. Ja de J'ooien, die 't Nieuwe Teftament verwerpen. 51) Vr. Zy werpen tegen, dat't N. T. van geen Godlvke ingeving is, blykbaar uit Luc. t: i enz.? Antw Hier op is reeds geantwoord Zie Vr. 32. 52) Vr. Zy zeggen, dat de Boeken des N. T. die de i i,1 Chriftenen voor regelmatig houden, twyfelachtig zyn, , t nademaal 'er veel meer dan vier Euangeiien zyn; zom- ■ mi- ■  VAN DE SCHIFTUUR. »3 mige fpreeken wel van 50. Euangelien, wie zal uit allen deze de echte vinden, waar op men aan kan? Antw. Dat onze vier Euangelien allen echt en regelmatig zyn. blvkt uit 't getuigenis der eerfte Chri(Tenen, die 't naast aan den leeftyd der Apofrelen waren , en dezelve niet dan naar een nauwkeurig onderzoek hebben aangenomen. Wat nu 't veeltai Euangelien betreft, zommige zyn 'er nooit geweest, gelyk dat van Paulus en A dreas. De voorgewende Euangelien van Hcfychius en Luciamis behelzen niet anders dan een overziening der echte Euangelien naar de befte handfphriften. Het Euangclie der Eucraiten is niet anders dan een overeenftemming der vier Euangeliften , dat van Bafilfdes was een verklaring der egte Euangelien. Voor 't overige droegen zommige der vier Euangeliften verfcheide benamingen, b. v. dat van Matheus komt I y oude Schryvers wel onder tien benamingen voor, enz. . 53) Vr. Zy zeggen, dat indien 't N. T. voor Godjvk moest gehouden worden, 't zelve dan 't Oude Teftamcnt niet moe_st tegenfpreken, doch zulks gefchiedt, b. v. daar gefbroken wordt van de Veelwyvery en Echtfcheidingen Matth. 19: 3-9-? • Antw. Men moet opmerken , dat de echtfcheidingen onder 't O. T- veel eer toegelaten dan geboden zyn , en de veelwyvery wel geduld, maar nergens goedgekeurd word: derhalven fpreekt Chriftus de Godiyke Wet onder t O. T. niet tegen, maar verklaart dezelve uit de eerfte inftelling des huwelyks. 54) Vr. De Apoftelen hebben zommige plaatzen des O. T. kwalyk aangehaald, b. v. Matth. 2: 14, 15 en 17, 18. vergeleken Hofea 11: I en Jerem 31: '5 '7 ? Antw Het antwoord daar op zou wat breedvoerig zyn, men kan over deze en zoort^elyke plaatzen zeer "•evoegelyk nazien de Randrekenaars van onzgn Byi el. & 55) Vr. 'Er zyn piaatzen zeggen de Jooden, Waar een ftrydigheid voorkomt, daar zy als een dór t flot van Vader Z«- 1 r: r4; Paulus maakt in zyn eerfte brief aal de Connthen Cap. 5: g. melding van een vorken brief men zie ook Philip. 3: , En W 4: 16 worZc fao ken van een brief van Laodicea; Judas Zakt'Ï£ van een Prophete van E,och,Judce vers r4 Eindelvk s 't wonderlvk dat wy flègt^var. zo weinig ^Apo &, S'even ? " ' ZÜUdCU U'C anderC da" "iets hebh™ ' ^irin. Wy moeten bier opmerken ; 1) dat eene bloo. te aanhaling van eeuig fchrifr i„ den Eybel 't zelve niet Godlyk m-akt, gelyk wy reeds gezegd hebben 2) Wy ontkennen mei, dat'er fchriften zvn verloren geraakt, aie door (ehryvers . zyn gemaakt, die oofc Godlyke fchriften ons hebben nagelaten, gelyk b v de fchriften van Salomo 1/^.4:32, maar daar uir volgt met, dat er iets van de fchrii'tuur is verloren geraak? waar door dezelve nu onvolmaakt zou zvn, en eeeri volkomen rigtfnoer van geloof en leven. ' 3) Het ee mis van zommige fchriften is dan zo min te bekladen als t gemis van een verhaal van alles wat de Prophec ten, de Zaligmaker en zyn Apoftelep ooit geda^ heb ben, vergel. J,L 20: 30, en Cap. 2,1: 4; Men kan met zeggen, dat 't flot van 't Onze Vader weg 'is want t.gcbcd Lucas 1 1 is by eene andere gelegenheid geleerd als Matth. 6. 5) De brief van Laodicea is niet aan de Laodiceers, maar uit Laodicea gefchreven . Voor 't overige zie de Randtekcnaars des Bybcls inzonderheid op ; Kon. 14: 19. 67) Vr. Zy zeggen ook, dat de H. S. vervalscht is, ■ en trengen daar toe onder andere by: 2 Kon. 8- 22 word Ahazia gezegd 22 jaar oud geweest te zyn, toeii hy aan de regeermg kwam, en 2 Chron. 22-2 leest men 42 jaar. ps. 22: 17. leest men : zy hebben myne hinden en myne voeten doorgraven, doch in't Hebree'wsch ftaat gelyk een leeuw myne handen en voeten. • Ps. 40: 7. leei t men: gy heit my de toren doorboort; doch  VAN DE SCHRIFTUUR» ^9 doch dat'er oudtyds geflaan heeft gy hebt my H lichaam toebereid, blykt uit. Hebt. io: 5- — Matth. 27: 9 lezen wy JermUs, daar 't moet zyn Zacharias. —— Psalm 19: 5, vinden wy 't woord rigtfnoer, doch dat | • 't gthid moet zyn, zien wy uit de aannalmg van Paulus Rom. 10: '18 en dergclyke? Antw. Uit deze en meer andere zoortge yke plaatzen blvkt in 't geheel niet eene opzettelyke verval • fching'van de H. S. deze was met mogelyk voor ' Chriftus geboorte , wegens de nauwe zorg die de Jooden voor den Bybel droegen-, noch na Chriftus geboorte, doe de menigvuldige affchriften van Gods Woord niet alleen onder de jooden, masr cok onder de Ciiriftenen waren. Wy kunnen nogthans niet ontkennen, dat in zommige affchriften des Bybels hier en daar door't menigvuldig affchryveh van den Bybel voor .dat de Drukkonst was uitgevonden, eenige fouten zyn. ingefiopen, anders zou 'er een geduurig wonderwerk hebben plaals gehad, maar deze benadeelen de leer der zaligheid niet, en kunnen door vergelyking van oude affchriften en oude vertalingen herfteld worden: i\o;\thans moet men niet al te ligtvnerdig tot een Ichryffout in den Bybel komen, b. v. 't blykt niet ciuijelyk d« Paulus Rom. 10: 18. eene aanhaling doet uit Ps 1?: Sj 68) Vr. In den Hebreeuwfchen text des O. T. heeft men wel 848 plaatzen, alwaar meii woorden op uurj •k;,nt heeft, cie eene byzondere lezing uitmaaken, genaamd Keri, onderfcheiden van den text; zo zyn 'er ook in 't N. T. indien men de handfehriften vergelykt, veele verfchillende lezingen. Antw. Dit is wederom geen vervalfching, noch maakt, dat Gods Woord onvolmaakt is, deze verfchillende lezingen verkeeren meest omtrent kleinigheden' en betreffen de leer der zaligheid niet. De Heer Bentlfy vond twintig duizend verfchillende lezingen in 't doorbladeren van eenige handfehriften van Terentius, en niemand zegt, dat wy daarom dat Boek onvolmaakt hebben, Vra~  3© H. HOOFDSTUK Frage. Matt men nog titer (Cratntfen^nf <&. lening5™ ttiCUcö?iftuin: vMw. la men / £0/.. 5: 39- Onderzoekt de Schiften, want tiPMne ®n$t/ Joh. 4: 24. Goa iï een Géést, en die mm aanbidden, moeten tiéitt aanbidden in Geest en viarheicl. Vrdgè. ï^ae fcan bat 3urt / bcbijtjï ft cm nótfrtl / oar?n/ Ijanö.n/ en andere bdjaaniiuTjc öeelen bjojöen toegofcrj? bn in bc &elpirrunr? ©at moet alïcö oneigcnluft beeftaan Uiojben / ban Ropbantgfieben tn töob / bic «iipt 't ge&Hiü* ban be menfcljeujiïe beeien eenige nbereenlioin^t Ijebfien- 8 O Pr. Wie hebben hier gedwaald ? Antw. Het u-aren van ouds de Anthropomorphiten, na. volgers van zekeren Audeus in de 4de eeuw, -welke wilden, dat God ook lichaamsdeelcn nad, gelyk ook. in  VAN GOD. 35 iti later tyd Vorstius onder de Socinianen aan God een dun Ücfiaam even als de lucht, toefchreef (*)• 8c) Vr De H. S. leert immers op veele plaatzen, dat'God 'van menfehen gezien is, en gezien zal wor- d°Antw. Wy zyn verpligt de plaatzen der H. Schrift * met elkander te vergelyketi, dewyl nu de Bybel leert, (*) Men zou hkr ook kunnen fpreken van B. S PINOtA die eerst een kwade Jood, daarna een erger ChnBen' cn eindelyk een Ongodist werd, hy ftierfm t jaar 16-7 Hy ftelde een eenige zelfftondigheid, welke twe «neind-ee eigenfehappen bezit, de uitgebreidheid en ie der>Lr Ue verfchillende deelen van 't heelal zyn zo veele* bviènderewwii of manieren van be-aan der Geheid. > Aan dézen God worden ook diden toegekend, me al'e ïnblyvend en voktrelct noodzakelyk *yn yzo dat 'er in ato ettt noodlot is. Dat 'er geen wet der zeden is, of onderfcheid tusfehen goed en kwaad • dat 'er ook niemand is, die ho„er is, aan wie een lager gehoorzaamheid moet bewyzen ' cok' «wn beloningen of (haffen na dit leven. De dood van een mensch is flegts een verandering van de wyze: van beflaan in 't heelal, welke tot in eeuwigheid op die wyze zal vcordduuren. Dit Leerftelzel, hoe vcrfoeylyk en oneerymd, hebben evenwel zommige geheel of ten d«le ingenomen , en voor de waereld zoeken finaakdyk tc maken Onder anderen fchynen uit dien onrcinen bron te hebben gedronken: Fredrik Leenhof in den aanvang de6.er eeuw Predikant te Zwol va. zyn boek de hemel op aarde. PontiAAN van hattem Predikant te PUlifshnd m Zeeland , die de Godloze cvoelens van Spir.ofa met fchnftuurlykc bewoordingen heeft 7reken te bckleedta. Willem Deurhof een Schryr.werker te Amiicrdani, oveifc • ■ den 1717 die in zommige Hukken Spinofa Icheen te bevegten, ondanks hy in vetk Hukken met hem overeen. Hemde. Ca  3^ HL HOOFDSTUK. (fat God onzienlyk is en niet gezien word Joh. v. it\ Niemand heeft ooit God gezien, men zie ook I Tim. t: 17. en Cap. 6: ió. Derbal ven moet 't zien van God op eene andere wys verftaan worden, b. v. van eenlg . doorluchtig teken der Godlyke tegenwoordigheid Exod. 24: io, li. of van een zien door 't geloof Hebr. ir 27. of van eene byzondere genieting der Godlyke ' gunst Ps. 17: 15. Matth. 18: 10. of vaneen zien van Gods Zoon naar zyne menfehelyke natuur io- 26. 27. 1 Joh. 3: 2. J 86) Vr. indien God geen lichaam heeft, dan bezit Hy niet alle volmaaktheden? Antw. God bezit alle oneindige volmaaktheden, en dus kan Hy geen lichaam hebben, 't welk eindig is en deelbaar, enz. , ö ' Vrage. ©aar in moet <0ob af gtfienb tnojben? Antw. t: %n xnn Wcxen. 2. §n xnn karnen. S- 3n x$m Hüöenft&appcn. 4. tin xm e ©er» foonen Vrage. M^%i men b ;yn/ maar bie Vr ban menfcDen toe eemaant/ en boci2 gefjan* be" lD02bFtl: Hoewel 'er ook zyn, die Goden genaamd worden, . . . . . . nogthans hebben wy maar eencn God 1 Kor. 8: 5, 6. 87) Tr. Wie zyn hier van een ander gevoelen? Antw. Niet alleen in 't algemeen de Heidenen, die een  VAN GOD. 37 , een Veelgodendom fielden, maar in 't byzonder komen hier ook in aanmerking de Ma licheën, zo genaamd naar zekeren M a n i of M a n e s , die van zyn navolgers Mamicheüs is genaamd, en in de derde eeuw geleefd : heeft. 88) Vr. Welk was zyn gevoelen? Antw. De Kerkvader Augustinl|, die zelve een Manichcè'r voor zyn bekeering was, "egt, dat Manes en zyn navolgers twee beginfelen gefield heeft, die van eikanderen onderfcheiden, en tegen eikanderen ftrydig zyn, die beide even eeuwig zyn, waar van de eene i natuur of zclfflandigheid de oorfprong alles goeds, en de ander de oorlprong des kwaads is. (*) ■ 89.! Fr. Waar uitzogten zy hun gevoelen te (laven? Antw. Hun voornaamfte bewys betrof't natuurlyk en zedelyk kwaad, dat in de waereld is, doch de tegen: werpingen daaromtrent zullen wy bybrengen in 't VI. Hoofdjluk van de Voorzienigheid. II. VAN GODS NA am EN. Vrage. $eeft (,?ö. tJKel maacain taa2ben ®ob aannamen e^njw- T- ^!» $em ban be2üfgoben te onöetfcbeiben. 2. <£m baat bao: ooft iera ban feém aan oiré Mfena tt maaien■(*). neSem'^E6ÖEn Üa" BHe ^amen ®at^ Ecni°c Antw. 3ia. ^ntw. naam ©/ niet maar een naam ban een ambt of bebienmg^ ^ww. Mlten/ maar een .iaam ban 'r ïïVven iuribenipV oneigenlnlf abcrgcb?agr. 00) Fr. Met wie hebben wy hier over verfchïl ? Antw. Met de Socinianen, welke willen, dat de naam Corf enkel een benaming is van een ambt of bediening, en dit ftellen zy, om 7t bewys van ons, dat Chriftus van natuure God is, des te beter te ontzenuwen, Zy zeggen wel in hun Katechismus Chriftus is waarachtig God; doch daar zy de benaming Geniet tot zyn (*) Een der voornaamfle redenen is ook, dat God dit naar zyn goedheid dus verkozen heeft, op dat wy men. fchen des te beter tot God in den gebede, en van God tec anderen souden kunnen ipreken.  VAN GODS NAMEN. 39 zyn natuur, maar tot zyn ambt brengen, zo leeren zy ÏHS! fi&ïM^ toekomt, en gegeVe"2T°Vr' Gelyk dan Engelen en Overheden oneigen' lyS wegens lulfter en heVchappy den naam van God dragen, zo ook Chriftus? - ^ als wy over Afw Hier zullen wy op antwoorden, ais wy de 3 perfoonen handelen, zie Vrage i73- Mag*, fcan öie toel aan een jfrsty tfOtW tQ02ben? .. « len jehova, n „yn ^«w )TnaTden\efnedenen beelden , *■? **" Ö£blUS ; zyn, die ik zyn zak rrr Te. 3- 2- ■ ^JtyA  4o HL HOOFDSTUK. Antw. Wanneer de naam Jehova aan een En<*el eeee yen word zo is 'er geen noodzaaklykheid om aan een Era»®*?te te?ént wy ku"nen >er d°°"'er- itjan Chriftus, die ook den naam van Engel draagt als Mal- 3: ib. Ook word op zommige plaatzen der H. S, de Engel en de Jehova, wiens Engel hy is, ondericheiden, b. v. Richt. 13. 7 95) Vr. De Altaar word Jehova genaamd Exod. 17: IS* • vertil' ™°/ den Jehova werd aldaar niet den Altaar verftaan, maar God, en de woorden de Heere is ,ny» lamere, waar «ede Mozes den altaar benoemdt, is ilegLS by wyze van een zinfpreuk. di2?n£n S *M "< M{ *** Z gondei de gedaante van dit beeltenis vertègenwoor- dwaa-'nieren3* ' -fe vers< Want 'c vo1* ™s zo dwaa, met of zy wiften wel, dat dit goude kalf, gd- SstS/6 O0rCierfeIeU' heH uitV/ptel^ 97) Vr. Hoe komt 't dan, dat Mozes tot de Arke *?nZ';?n 'S eT aanfPra^ tot den HEERE zelve, tL ^."ft 2,chtbaar ^ken zyner gunftige tegenwoord.gheid boven die Arke vertoonde, vergd. 2 lal 359^^™1rX"?die drage" ^ 48: inwS.ning3'1zinnebeeldi£' weSens Gods genaferyke ^Frage, mag men CftJiftm? tacl 3fefiaba noe* .^«v. 31a/ nm öat ga nafi tasaracfitis fi 5S de Godlyke Eigenfchappen 70 als ?vTn God zyn, en tusfehen derzelver uitwerken bulten God - b. v. Gods befiuit is cenvouwdig, hJ is dbcfluitende God; doch zyn beflmt verkeert ■ on^nt zeer veele dingen cn daarom fpreekt men in •t meervouwdige getal van befluiten, Vrage. ©at ff be ^*2^*J^ „ y?nnv i ©at E)n aantier eewg b?gm- a. ■ ^afS'eert&ol o DU^etfcïicb ban rab, ™tt%ï&* «■« 00ft bflt vr bu hem neen betboïg ban tna ia« . 1 18» taant On dag is by den Heere abA» zend jaaret en duizeni jaaren als een dag, » 1 fit, 3:8. 2m„ riir is waar van eene eindige duuring, hoeda, ni^bTde^chepflTplaats heeft, maar kan in God met vallen, welke ongefchapen is. y^  u HOOFDSTUK. 10$) Vr. God beftaat evenwel met de agter een vol gende oogenbükken , en dus bij vervolg des tvds ó'JST'a V?'St S^nzim, nademaal God met de on ^Ssg;^ z mi sr nten- «uewti zy uenzelven met omgeeft. 107) Fr. /ndien de eeuwigheid van God ODvoIfinir der\SelTbHeCkt',dan^ftMn ai,e SfcffiSSS fler tyden door de mede beftaanlykheid Gods te eelvk m« ^'i1^^1, G°d de W^fcMd mede beftaat niet alle de onderlcheiaingeii dertyden. volgt daarnoe. te zamén'öfVe £ ft 8°" °»der^heidinge^ ondXg te zamep of te gelyk beflaan. De tyd heeft geen betrek Jnig tot God maar tot de duurzaamheid derSSS dingen; dus't voorledene, dewyl 't -eweest s heP V mede beftaar, met de eeuwigheid?* tefeiwSigebe| e"f ",ede; ™ 't roekomende'zal'er Se be. ftaan, zonder eenige verandering in de allereenvouwd.gfteeeuwigheid van God temaken, maaralleen inde fthepfelen die by opvolging ontftaan. 108; Vr Aan God worden jaaren en onderfcheidin." genader tyden in den Bybel toegekend, Ps. go: 40plnb. AntwDit gefchiedt op eene menfehlyke wyze, 't geen Godc betamelyk moet verklaard worden. r„l°Pl } ïeennaai word'er in de H. S. gezegd, dat S8 *" hee*' ^et en zal doen, en dus een opvolgende duurzaamheid. Antw. Die daaden Gods worden als voorleden, telwoord g en toekomend befchouwd, niet tenopzl ht Z-Sn Toa betouto toe* 8f»!%at öerauto i<5 in <8ob maar een1 JJÉranbering in $un uietft/ cn niet in m ®ü cn 3C%gè. ü&em tooao ooft betanbering tn pW  48 III. HOOFDSTUK. torgefclüeben / bat %n neberbaalt / etgen^ ftomt / en tncer targgaat ? Antw» ©at i§ maar Eene brranbermg tn be: meerbere of tnmberc brrtooning ban xnn tegen" luoojDigfjeib / niet in 31111 toesenlnfte tegenluaoa»' bigüEib 3EÏbe. 117) Vr. Met wie hebben Wy hier verfchil? Ant%. Al wederom met de Socinianen en Sociniaansgezinden, welke leeren dat God veranderlyk is. ö 118) Vr. Zy zeggen, dat wy zelve ftellen, dat God ! enafbangelyk is, dat dus daar uit volgt dat God, naar ! zynevryheid, van voornemen veranderen kan? " Antw. Dit zou frryden tegen een volkomene onaf-. hangelykheid, dewyl, als iemand veranderd, zulks gefch.;edt wegens afhangelykheid van eene inwendige of uitwendige oorzaak, doch dit kan in 't hoogffe Opperwezen geen plaats hébben. 119], Vr. God is evenwel van niet fcheppen tot fcheppen overgegaan, en is geworden 't geen Hy van eeuwigheid niet is geweest, namelyk Schepperen Onderhouder ? Antw. Deze verandering betreft niet God zelve, maar de gefchapene dingen: God is niet wezenlyk veranderd, maar heeft flegts eene ,nieuwe betrekking 'gekregen, b. v. een man, Wanneer aan hem een kind geboren word, krygt den naam van vader, doch ondergaat geen wezenlyke verandering. Frase. Weiïte 3pn bc mebeöreïüare €igenfcftanjten? Antw. ©fe lno?brn g-mefnlpft gcreib/ <£5ab!§ §E>erenfcfiap/ ïIM en jlGagt Jirrn ban 'er oofi fipboen / 3jine Crïntjeiu/ ^EEiïeïnfujEia/ ontrijt* öaargetb en aEebcn, Frags, Wmiom tooien bte mebeuetlbagr ge« «aamb? Antw.  VAN GÓDS EIGENSCHAPPEN; 49 Antw. <©m bat 'cc cEtiige bctre gelnïtgeib uqn in be fchtui'den; fioelnel ?c ooft/ xa afê 3P ra ï3oü xxm I oneinbig cn 3a omnfortetluaar jgn. *raV*. r©aar obet gaat tfabg JEetnifcnap? Antw. met aïïc Dingen/ en 30 ff Bjp almee* tenb/ 1 3: 20. God is meerder dan ons harte, en Hy kent alk dingen. Vrage. ©eet $ab aïïc ta*Boracnbe en gebeur* lnfie b'ingen? Antw. Ia/ Ps. 139- 3. Gy Weet myn zitten en tn$n opftaan , gy Verftaat van verre myne geiagttn. 120) Vr. Wie ontkennen dit? Antw. Het zyn de Socinianen welke ontkennen, dat Gods voorkennis verkeert omtrent vrywillige en gebêurlyke zaken, om des te beter de onverfchilligbeid van 's menfehen vryen wil ftaande te houden. 121) Vr. Hun gevoelen fchynt uit de H. S. te blyken, want aan God word eene vrugtelooze verwagtmg toegekend, gelyk onder andere Jef. 5- 4 ? Antw. Daar word niet geleerd, dat God de uitkomst der zaken te voren niet wist, dewyl dit tegen veele plaatzen des Bybels zou ftryden, b. v. Ps. 139: i-7« Hand. 15: 18. 1 Joh. 3: 20. Maar de Heere wil er alleen mede aanduiden, wat hy billyk van de Jooden mogt verWagten uit hoofde van veelvuldige weldaden, waar onder veele Godsdlenitige voorregten, waar aan zy niet beantwoord hadden, op dat zy langs dien weg hun zondig en ondankbaar beftaari leerden kennen. 122) Vr. Indien God alle vrywillige en gebeurlyke dingen, die toekomend zyn, weet, waarom beproefde God dan Abraham Gen. 22, en waarom zeide de Heere in 't 12 vers: Nu weet ik dat gy Godvreezende Zyt, enz.? Antw. God beproefde Abraham, niet om dat Heni zyn Godsvrugt onbekend was , want die wist God reeds te voren Gen, 18: 17; maar om dat de ftandD vaftiga  fo IR HOOFDSTUK. j vaftige gehoorzaamheid en aankleving aan den dienst' des Heeren voor de gantfche waereld in 't helderst' licht zou gefield worden aangaande Abraham, die een vader der gelo\igen zou zyn. f33) Vr. Indien God die toekomende gebeurlyke ■ dingen voorzeker weet, dan houden zy opgtbeurlyk te : zyn, en moeten tot de noodzaakehke dingen eebraet: worden? b a Antw. Wy^ noemen dezelve gebeurlyk ten aanzien > van ons menfehen, of van de tweede oorzaaken. 124) Vr. Indien de gebeurlyke dingen ten aanzien 1 van God noodzaakelyk zyn, dan gefchieden zy door ons fchepfelen niet vrywillig? Antw. Dit is zeer verkeerd geredeneerd. want noodzaakelyk en vrywillig ftryden niet, maar'wel vrywillig cn gedwongen. God bemint zig zeiven noodzaaklyk, en tevens vrywillig. Vrage. ©ontmeet tyn bic/ uit ïmnt ban een boo^gaanti befliut;/ of boo? rrne jagenaamtie .ilSinueltitennig > Aww. Jilir. t'i:agt ban snn befaitt / cn onnet ee« W jeiiccijeib ban Ijaace toEftouienafjeib. 125) Vr. Wie ftellen eene Middelkennis in God? Antw. Dc Jefuitsgezinden en Remonftranten, op dat : Zy de onverfclïilligheid van den vryen wil, en de verkiezing uit een voorgezien geloof en goede werken des te beter zouden kunnen verdedigen.' 126) Vr. Wat verftaan zy door die Middelkennis ? Antw. Zy verftaan 'er door eene voorwetenfehap omtrent toekomende voorwaardeiyke dingen , welker waarheid afhangt van de vryheid des fchepfels, door welke God voorzien heeft, op wat wyze 't zig zou bepalen , indien 't in deze of die order der dingen geplaatst wierd. By voorbeeld , God wist dat Petrus een vrye wil had ten goede genegen , van hier wist God door de Middeikennis, dat indien'hy met Chriftus verkeer  VAN GODS EIGENSCHAPPEN. $ï U**. //ju eelovcn, dcrhalven bcfioot God hem iri ESXSlSS te ftellen op, dat hy door t jelotf de zaligheid «^^^^SÈS^ SnogSs' --yn vryen wil kunnen ge- : ^^TndSmfn de Middelkcnnis verwerpt, hoe | T?, "tóh^ienS^^i tyd geen ^,tw. Otxhoo de tc leveren> h kennis, waar door GodJet J»«n averban(f k^nt. ooi 'f Godlyk beft, rfanmX?: Gód had beTooten, <1 al: D.vjd gei zou overgeleverd worden en o tod^n^gj. fcïlSUiS"d? 128) Vr. Blykt hun gevoelen met uit 2 Ai». 13. I6" wkt dlrt "dé"sffiK* zo dikwyls de vyanden !»ng wist, dat de Aonmgj de ^cfloeg; zou liaan, als hy met oe pyi s ar Eli fa nogthans mogt dit voorat mei flegts onbepaald aan joas voordellen. laV Fr. Zy werpen nog te^en Matth. u. '2.DeJ plaats dient dlfJfJ^ W van 't ^Sn°rzeggaeny s HeïEls eene SS3fSSATby 5^ van een ipreekwoord, D 2  fb ' III. H FDSTUK, die geenzins de zekerheid van de bekeering der Tv* riers en Sidoniers, maar aJIeen de halftarrïgheid en verharding der Jooden aanwees; men heeft zodanige fpreekwoorden meer, als Luc. ig, 40 Andere willen, dat God die 't verband der magelyke dingen kent zeker wist, dat op de prediking van [efus die menlchen uitwendig zig zouden bekeerd hebben, even ' als de Nineviten, waar van men zien kan Matth '12: 4r. Vray. fyüt ÏH02Ï1 c!3ori3 ttn'ï onberfcljeiben ? ttnile oef gebob£/ cr anberj? ernen becboinen en geopenbaarben tuil. 'ü E" Vrage. ï©at t£ De tail ban <£Sob£ örfftut? ^«tw. (SJobS eoitnig booJncmen/ naar toeft ï$p alle*? ?elbj boet m be tpb/ Hy werkt alle dingen naar den raad zyns willens Ehh. ij ir. - ^a»*. DPat \$ be tail ban a3üirê ne&ob"/ of ";nn geopenbaarben tail? Antw. 3i>ien lf)y on£ tot een regcï boatfefpnft in 3un i&aojü/ en bien ©p ban onjS uril geöaan IjC&Ücn / Op dat gy meugt beproeven, welke de goede, en de welbehagende, en volmaakte wil van God zy, Rom. 12: 2. Vrage. jQaat taefte ban bie ttorc moet en tap on£ fcljrïïfien? Antw. JSaar ben tail be$ Brbripv taant bc taiï be$ beflnit^ tg ong on&eftenb Deut. 20: 29. 0e verborgene dingen zyn voor den Heer onzen God, maat de geopenbaarde zyn voor ons en voor onze kinderen tot in eeuwigheid, om te doen alle de woorden dezer wet. Vrage. Wat té ®ob£ ïïegtbacrbfcn>fh ? ( Antw. ©ie balinaa&röcib <öabp/ taaat öoo^ %n alle jonben gaat en fteaft. Vrage. Mo*. <£aö alle jonbi-n nüöö3aafieïpïï fttaffen?  VAN GODS EIGENSCHAPPEN. 53 Antw. Ia Rom. V. iat " %tGods> dat die zulke dingen doen des doods waerdig zyn. Vrage. ïegt oo jelf/ Exod. 34: 6,7- H«»e God' die den fchuldigen geenzins onfchuldif houdt. Vrage. fot\ immer* nergceft tfob be fcgttlb en fttaffc Der ancien aan De neiauigen ? yjnt«j. ©an i§ <£aüg KegtuaetDiggeib al in 00k al eenig eefchil? . flamS; ^ *oam«*iea««*«. om de leer der Tra'nsful*God ?2h&^L!™en 'la,ai,de »°"den, w.llen de Almagt Gods hebben'wtgeftrekt tot togenftrydige dingen. Ï5 , f1?"^' 3: 9. Dit is nu eene vol- < S ?n eger,f,?:d'gheid> Wa,U indie» ^ God ai menJchen u,t voordbragt, zouden 't nogthans geen kinderenof nakomelingen van Abraham zyn ? ^ ?°i.0r, *o dat Hen uit 1 Joh. 5: 7 de • eehtTs we vv bWyZen' om dat d^ niet taaJinirJn n I , Y vee!couc!e handfehriften en ver- S 3£ geV°nde" W°rd' cn door de Kerkvaders P«et is gebruikt?0 affchriften Set ^11^" Z°m'?i?e vertaHnge« en oude niet, dewy Z , ,! " *7d beMySt de «"echtheid De Taa l ™ A i • ?C,e andere Wel gevonden word. ttaCff-^a^'»»^ Mix ver. heeft riion', f hv a,Ies voor m tegen overwogen Sa2? in de echt houdt C*> Tertuluaa/, „ de KertvaH ,.d^ Crde eCUW hebbe» ^ gelezen. Dat. op zekere vv * r^d Zyn «de om dat de ^naw» Dr.céenheid ftelde, fchoon zy de den. Eindehi o v |S T*? des Hi Geest ontkeniWMelyk offeboon die plaats al niet echt was, 'er ^idSTi.TÏÏLif'L1^? tCgen Vede «g^werpi-gen Predikat? d rTurfcï r*1'"8 ^ MAR™' 4erduit£Ch door de Hcer pT^' u^e?evcn in '* Neac "Kr F- Kuipers Dordr. 1730.  I • c I VAN DÈ DRIE PF.RSOONEltf. Vrage. Sun 39 ban aïS f erfoonöi ouüerfEfict- %'ntw. 3a/ öca? fianne pifaoitteb €0$» Dit is onder andeie ook 't gevoelen van }, 1 in zvn verderflvk Boek . 't welk in 't jaar 178+ uit ÏLgelsch in 'f Nederduhsch venaald is, genaamd t be. * ^ Schriften «aG^olN ER ï677. Bullus W'f *'6 5„ de Nede duit- erfoan eigen Sn '>«g? Wanneer ip be Zaon bah "ben ttaoer gcjtpnrreerb? jAuv. «f ban wuuifaftefb Spreuk. 8: 94. 1*wm gebeden als de afgronden nog niet waren. Vrage ®af ftaat 'er ban Pt. a. ffafcs ^ il u gegenereerd ? Antw 3n tfob i£ niet abj een éeutaig en on< bet nberïnft fjeben. 147) Pir. Arianen werpen ons tegen Co/, i: 15. daar' Chriftus genoemd word de Eerstgebooren aller Creaturen. . Het voldoet hier niet, dat men zegt, dat Paulus niet! zegt de eerstpejehapenen, want gebooren en gefchapen te I zyn.worden wel eens onder elkander verwisfeld, gelyk ; zulks van de voordbrenging aer waereld gel'chiedt Geni 2: 4.? Antw. Chriftus kan naar zyn menfehelyke natuur gehaamd worden de Eerstgebooren aller Creaturen, vergelyk Rom. 8: zg Hebr. 2: n. Paulus maakt dan Col. r:' 15, melding van 'S f leilands twee natuuren: naar zyn Godlyke Is Hy 't beeld des onzienlyken Gods, en naar zyn menschheid de Eerstgebooren aller Creaturen 148) Vr. Chriftus word evenwel genaamd 'f begin der Sckeppinge Gods Qpettt: is 14.? f Antw. Men behoclt dit in geen lydc'yken zfn te verHaan, men kan 't in een werkende 'retekenis nemen, zo als Chriftus aan alles eer begin heeft gegeven, zo* komt  VA« DE DRIE -PERSOÖNEN H hrfgenaam van alles. f i--ragt. 9« ban tit S5pon W "S™ « natuminrte Iwbm bïo? lm ntbaojte uit «ara/°f <»» I «ne ^roiwe, gewerd onder de ïFe.. . jq> ft Met wie hebben wy hier verfchil? ,49; ^nrm-implvk met de Socinianen en jRswh*^ï' D?SföwS. om dat zy de ceuwigö Sh d 3« locbencn, en dus ook on:*mj l Godnuu van natuur 1S > brengen r. I T' TH n tot den tyd, en willen dat Jefus Gods M I Z0°S word om vier redenen O wegens deszei g I ge" Til.Zeboe"te uit eene maagd; 2) dc heiliging ^ÈJÖSS 3-) de opftanding uit den do* I ? 1\ V 7ittintr aart Gods regtehand. — tterto.z. 1 Tin wülen da Chriftus niet alleen Gods Zoon | Jlranten willen, n t ^ en verboYgene generatie, „Sfook^r dTaSedeeKng van Godlyke magt en eei. ^s middelaar. . b I50J rr- Wl £ D Heilige, dat uit u ge~ l0C?en~Z?l Zdel zal Gods Zool, genaaid worden? ' i0°Zw DKtTn o. mogclyk dus verftaan worden, dat ^fntw. uit k.>u »r/ ucworden is, want dan Chriftus »en eeist Gods Zooi gcwo > elkander zouden de Schryvers van den B>bel teg-n euc ^  H III. HOOFDSTUK. ftryden, welke zeggen dat hy te vooren reeds God?. Joh. I: 14. 1 Tm. 3: l6. Gal. 4: 4. De text ftreekt: ook van geen W™, maar van een gemaTd \Zdet' namelyk, 't zou bekend worden, dat Maria' VVonde '' *r_, „ * &An/t kan gebroken worden zeil gy lieden [tot hy,] diende V^geMligd en inde wSreld gezonden heeft, gy laftert [God,] om dat ik geze 'd hebbe , ik ben Gods Zoon? ^ ik gezegd Antw. De Zaligmaker tcönt in deze woorden de onreg matige handel wyze der Jooden aan, die hem van Godslaftering befchuldigden, daar zy geen God afte rteg fielden dat die Goden genaamd worden tri wien 't woord Gods gefehied was; hoe veel te meer rnogt Jefus zig Gods Zoon noemen, dien VOgenS 't Prophetifche woord God de Vader geheiligd en „ de waereld gezonden had. Derhalven is de heiligingen zending in de waereld geen rede van lefus «fart Godheid en Zoonfchap, maar is 'er een Öyk be ' wys van. En zeker, hy die als de Mesfias bv de Propheeten beloofd was, zou de waaragrige God en God. Zoon zyn Ps.2, 45, tlo, jerem. 23en andere.plaaf. 152) Vr. Met betrekking tot de opftandfog wiflcri zy hun gevoelen bewyzen uit Rom. t: 4. Öie krdgiisMt bewezen zs te zyn de Zoone Gods, naar den Geest der heihgmakmg uit de opjlanding der dooden enz ? Antw. Dit was wederom geen rede, maar een der kragtigfte bewyzen: want Jefus had zig zeiven ver klaard de Zoon van God te zyn, niet in een Mauwen zin even als de Overheden Godenen de Godvrugtieeri htnderen van God heeten, maar in den allerfterkffen zin ais de eigen en natuurlyke Zoon van God; in dien zin meende 't Cajaplias, wanneer hy den Zaligmaker bei ZWOOv  VAN DE,DRIE PER800NEN. 6$ Swoor Matth. 26: 63, 64- Indien nu Jefus eene onwaarheid gefproken had, dan was Hy (met eerbied gezegd; een valsch Propheet geweest, en indien dit had Plaats gehad, dan zou de Vader hem uit dert dooden,. niet hebben levendig gemaakt; door de opwekking uit den dood gaf God de Vader mede getuigenis^ aan t geen Jefus voor zyn dood gezegd had. Derhaiven is. Jefus kragtiglyk bewezen te zyn de Zoonc Gods uit de op/landing der dooden. . ... , tT , i«ï yr Hoe maakt men 't emdelyk met Hand. 13: *2 f*j. Hebr. 1: 4, 5 en Cap. 5: 5 daar geleerd word dat door dè verhooging 't gezegde van Ps. 2: 7. ■vervuld is, en dat dus de verhooging de rede zy waaröm Hy Gods Zoon genaamd word? ': Antw In'den tweeden Psalm word de Mesfias prekende ingevoerd in den ftaat der verhooging als hy uit den dooden opgewekt en in den hemel verhoogd was, dewvl de Heidenen hem zouden onderworpen worden. De Vader nu heeft een zakelyk getuigenis afgelegd, Wanneer llv [efus uit den dooden opwekte en aan zyn regtehand zette in den hemel: Gy zyt myn Zoen, een Zoon dien hy heden (dat is in alle eeuwigheid, waar m geen opvolging van oogenbükken is,) gegenereerd heefi. Een getuigenis des Vaders, waar uit 't bleek dat Je- ("*) De kundige en nu zalige Heer Buurt {befch. Godgel. 3 Deel p*g. 134.) *SI> dat **&7A< 32> 33-««* et zien word op de opftanding van Chriftus; want daar van word eerst in 't 54 -vers melding gemaakt , maar van eene verwekking uit 't zaad van Davul, vergel vers il, 't Griekfche woord, word dus gebruikt Hand 2: ?o. Dan hier uit volg' niet, dat dit Ps. 7. word betekend Paulus wil betoogen, dat't iegenende zaïd van AbraLam. zulk een voortreflyk perfoon zou wezen, als v>aar van de twede Psa'm melti en in 't verwekken van Jcius lag^c vervulling d?r belofte opgeflooten aan de Vaderen geda&n. E  66 III. HOOFDSTUK. fus valfchelyk befchuldigd en fchandelyk veroordeel was. !54) Vr. Zy hebben verfcheiden tegenwerpingen tegen ons gevoelen ontleend, zo zy voorgeven uit 't redenlicht: b. % dat genereeren cn gegenereerd te worden niet op Geeftclyke of Godlyke zaken, maar alleen op Iichaamlykc zien. Dat, indien de generatic vol- ' Itrekt eeuwig is, zy nooit is begonnen, noch nooit ophoudt, en dus de Zoon nog gegenereerd wordt. - Dat een Zoon altyd later dan de Vader is. En der Seïyke? Antw. Het komt de Socinianen, en die hun leer meer of min toegedaan zyn, daar van, dat zy alles met hun eindig verftand begrypen willen, cn daarom, Wanneer God van zig zeiven op eene menschlykc wyze fpreekt niet Gode betamclyk verftaan, en wanneer God van zyn Natuur en Eigenfchappen fpreekt, veel te lichaamlyke denkbeelden maken: dit is zeer verkeerd. In de Godlyke Generatie moet al wat menscblyk is, daar van worden afgezonderd, gelyk de eerderheid en meerderheid des Vaders, enz. Ook kan men in de eeuwigheid geen tydvervolg ftellen; de generatie is geen overgaande maar inbijtende daad Gods. Nogthans kan men zeggen, dat 't eene eigenlyke generatie'is, dewyl men 't wezenlyke van eene generatie behoudt, namelyk eene geving des Vaders atm den V.oon van 't zelve leven dat de Vader bezit, dat is 't onafliangelyke en eeuwige leven, volgens Joh. 5: 26. 155) Vr. Zyn 'er ook nog andere, welke in dit ieerftuk met volkomen regtzinnig gedagt hebben? Antw. Nog zeker beroemd Hoogieeraar in 't begin dezer eeuw, deze ftelde eerst, dat de generatie des tweeden perfoons in eene medebeftaanJykheid beftond met den eerften perfoon in de Godheid ; egter hielt hy de noodzaaklyke en eeuwige gemeenfehap van den Vader en den Zoon in 't Godlyk Wezen vast. Doch toen hem onder 't oog gebragt werd, dat zulk een medebeftaan geen reden behelst van dc benamingen Vader en 'Zoon,  VAN D E DRIE PER800SE». 6? ■ Bvbcl meermalen oneigcnryK: ^ Eentneder ■ of worden, ge yk «* i? . ^ JJ; ■ *,ord in rfe 6eBa,wdtoi£Ïat'zen, die betekenis ook I g2. Helr. V 4 « "J8,5g?Jo« zyn wonderlyke I kan aannemen, zoJa inr 'ercerd is? geboorte en mededccling van eer g b meerm M ' SjïSykS zt in Gods Woord ge- j zomtyds in fcn°"h fed™ blykt aanftonds aan een ieder I nomen word, doen cuu oi)* aats ln ■ dien oneigenlyken zin do oh4h JJMf^.^, 1 lefus Chriftus, want die wora L Men 1 ri^^XAS leven aan den J Zoon? , , , verklaard worden» ^f*. Dit kati 0"mof!g|"geven zulk een want de Vad«^eeftjf d^n% volgen, dat leven als hy zelve heet aanloopt tegen r £k de Vad^f et Gld, da!r is ook één Middel SS £ èr Zengde U*e CHriftus Jefus. ^ ^ Al wierd 't woord genernren n en dan g ^ ^ oordeel Ichryfc, 't in «^««J die *t zya ken,wanaeer hy van een Vader IpjeeW , d Zoon zegt Gy *j* wj» Zw», We» * M""™ L. 2  68 III. HOOFDSTUK. 158) Vr. Hy zeide, dat de benaming Zoon verwisleid word met de benaming 'x Woord, men zie Matth. 28: 19. en 1 Joh. 5: 7- gelyk nu de laatfte benaming 't verlosfingswerfc betreft, dus ook de eerfte? Antw. 'Er is geen bewys dat die benaming tor lefus verlosfingswerfc moet gcbragt worden. Joh. 1 • r, 3 14. word Woord en God verwisleld , vers 1; 't word tot de (chepping van alles gebragt vers 3; Jcus werd dus genaamd voor dat Hy tot 't verloifingiwerk in 't vleesch verïcheén vers 14. 159) Vr. Evenwel word de naam Zoone Gods en Komnglraëls met malkander verwisfeld, en niemand leen ontkennen dat de laatfte benaming ziet op Jefus verhoopagjoh, r: 50. zo is 't ook gelegen met de naam Chriftus en Zoone Gods Matth. 16: 16 ^ap 26- 61 Joh. 11: 27. Cap. 20: 37.? ' ' Antw. De benamingen worden wel zamengevoegd, doen betekenen niet 't zelve; de Jooden maakten daar. ineen duidelyk onderfcheid, als zy Jefus befehuldigden van Godslaflering, om dat hy gezegd had ik ben Gods Zoon, en van oproer, om dat hy zig een Koning noemde. En wat de naam van Chriftus betreft, deze duide aan de lang beloofde Mesfias; doch hy die de waare Mes(ias was, moest naar 't Prophetifc'he woord God cn de Zoon van den waaren of levendigen God zyn. 160) Vr. Die Hoogleeraar meende,"dat door't ftellen van eene eigenlyke generatic de Zelfsgodheid van den Zoon word weggenomen? Antw. Dit gaat geenzins door, want fehoon de Zoon wegens zyn perfoneele wyze van beftaan van den Vader is, zo is hy nogthans wegens zyn Godheid onafhangelyk en eeuwig volgens Joh. 5: 26, heeft Hy 't leven in zig zeiven. 16O Vr. Indien de Zoon van zig ze!ven God is, even als de Vader, dan heeft de Zoon ook zig zeiven gegenereerd, zo wel als de Vader den Zoon gegenereerd heeft? Antw. Men kan 'er geenzins dit gevolg uittrekken, »ademaal de generatie niet word toegelchreven aan 't ge.  VAN DE DRIE PERSOONEN 69 geheeïe Godlyk Wezen, maar alleen gezegd word dar de perfoon des Vaders heeft gegenereerd. Vrage. ®aat be <&tt§t alleen uit ban bm ©aber ? ^r.tw. 32een/ maar oaft ban ben 2oon> baar* om tnojja CJp ooft gpnarmb de Geen van Chriltm Rem. 8:" 9. HE-tl de GmJ n, dewyl hy in" >t di-  VAN DE DRIE PERSOON EN- 73 re genaamd word, en naar 't 6 versjuda ^vedasi, en Israël deen zeker woinen. Vergelyk ook Dm. 9 \}vrr\ Zy3brengen insgelyks 1 5; ap*«ri» waarave God en 'f eeuwge /even, tot den Vaüa , *n als meermaal 't woordcke tóe met tot de naast jorafgaande perfoon, maar tot de voorheen gemelde •bragt moet worden, gelyk wy zien Hand. 10: ©.. 'Antw. Hand. 10: 6. zien wy duide.'yk dat't woordje ze tot Petrus en niet tot Simon den lederbereider oet gebragt worden , maar zo is 't met met 1 ƒ oii 5: . 3. daar blykt duidelyk, dat zulks op Jefus Chriftus iet die ook 't eeuwige leven genaamd word 1 Jin- 1: 2. 173) Vr De Vader word evenwel alleen de waaragige God genoemd Joh. 17- 3 en andere plaatzen? !rfnïw. Het geen hier Chriftus van den Vader zegt, an insgelyks van Zoon en H. Geest gezegd worcen. Shriilus fpreekt dan van den Vader, omdathy tn den aat der vernedering was, en als middelaar verkeerde. )e Vader is de alleen waarachtige God, met met uitluiting der andere perfoonen, maar in tegenftellmg der L'hepfelen , die ook wel den naam van God dragen, naar nergens de waarachtige God genoemd worden. )p dergelyke wvs fpreekt Paulus van Chriftus 1 Tim. 5: 15, 16, zonder Vader en H. Geest uit te fluiten. Vrage. «JSetopg eenji/ bat be naam ban <öab leneuen toa2b"aan ben irj. a?eeöt? Antw. Hand. 5: ?, 4- Waarom heeft de Satan uwe harte vervuld dat gy den H. Geest liegen zntd, iy hebt niet den menfehen . maar Gode gelogen. 174) Vr. Zommige Socinianen verklaren deze plaats dus, dat men door den H. Geest moet verftaan menfehen vervuld met de gave Gods der voorzegging, en dus had Ananjas geen bloot mensch gelogen, maar zulk j een mensch waar in een Godlyke kragt was, en der1 halven had hy Gode gelogen? , Antw. Nerzens word de fpreekwys H. Geest op die Es wys  74 UI. HOOFDSTUK. wys in den Bybel gebruikt, en deze verklaring rustld. ÜTS'jSSSf *** ™ ****** *te°m Antw. 30p mitarnljeib Ato/,a j: i. Wiens A feïd. ^ mn ^ m VUn ae üagtn üer éeuA • rJ75) Vr: *?'e de waare G°d is, moet die eiger fcbappen bezitten, dat hy de allerhoogfte en de al we tende zy, doch deze eigenfchappen ontkent Chrifll van zig zelfs Joh. j4: 28. Mare. 13- 32 ? Ata* Chriftus als middelaar aangemerkt is mindei dan de Vader , en naar zyne menschlyke natuur nil alwetend. 176J Vr. Chriftus zegt evenwel duidehk Luc 18' 19. tot zeker Gverfté, welke htm goede Meefler'h&d' genoemd, niemand is goed, dan een, [namelykl God? i Antw. Jefus wilde daarmede zeggen, dat de Overfia hem niet volftrekt goed kon noemen, of hy moest re gelyk erkennen, dat jefus de waare God is, dewvl' niemand goed is dan God. , Vrage. %ttow renf eene f aMjjfie ricenfcS J ban bni 8). if-rei-t? 1 J ^72ïw. «De oberairr0entono?öfrt!jeib Pr. 130: 7. ÏFaar zai ik keenen gaan voor uwen Geest? ' 177) Vr. Partyen werpen ons tegen, dat de Bybel leert, dat de H. Geest niet onafTtan gelyk is, dewyl de"-: xelve van den Vader en den Zoon gezonden word, Joh. is: 26, en van zig zeiven niet fpreekt Joh 16: 13.? J Antw. Dit is geen afhangelykbeid, want wy moeten : daar de H. Geest als God niet in 't afgetrokkene be. . fchoH- •  VAN DE DRIE PERSOONEN. 75 houwen, maar als de derde perfoon in de H. Drienheid, en wel ten opzigte van de wyze van beftaan. j.g) Vr. De H. Geest is niet eeuwig volgens joh. 7-> De Geest was nog niet, enz.? Antw. Dat deze plaats niet van den perfoon des IJ. ceftes maar van deszelfs gaven, die tn 't Nieuwe Te. ament op eene overvloediger wyze beloofd waren, leenlyk melt, blykt, dewyl de H. Geest onder't Ou» Teftament reeds werkzaam was i Petr. i: ai. ~I7cf) Vr. De H. Geest (zeggen ze) is niet alwetend, »wvl Hv gezegd word te onderzoeken I Cor- 2: lO.fy ~Anïw Dit is eene menschlyke fpreekwys, die Gode ctaamclyk moet verklaard worden, want van God in ■ gemeen word gezegd, dat Hy harten en meren beroeft Ps. 7- io. Jerem. 17: io. Daar en boven zegt e Apoftel dat de Geest-onderzoekt de diepten Gods. De iepten Gods nu, zyn oneindig, welke niemand dan en oneindige en Godlyke Geest onderzoeken kan, ewyl niemand weet 'f ge ene Gods ts , dan, de Geest Gods, |e vers 11. Fiage. ï©at bao? qpabujfie toortsen toojben gun '0!Snt?.?©enfclin»Pn verftaan S LmeCSt alle de vc'-''en van dezen Psalm, J olVlrtT, ,eder.vers een duidelyke weerflag heeft op t eerfte lid van ieder vers. il nW™/ft! > Welke deze dfcbterlyke ma- 3nt Ion , 1 d£Ze en meerandere Psalmen toe. Serê^nKM k>U,3"ea »k verftaa doorbelde Haren n m P'l ur? 9* ?"* is 'r Ze,ve a,s dei Heeren, namelyk Gods gebiedende magt, even als in een9 wLVa" ^ ^ ~~ Men werpj hier aan Sn «tT? t?gCn' dat meil dan &> 9de vers een onnodig herhaal zou vinden van 't 6de veis want ï5fs.Ti?fdczpivc zaak vindt mcn «^rs éefmet ™Z?rMnS Van Part>'cn komt ";et overf « , PrCCt"'fzen des Bybels, daar Woord den da r in *!k ,Wyze als hi4 verwisfeld worden,.daar m tegendeel onze uitlegging (leunt op de leer en fpreekvvyzen der H. Schriftf welke ons 4t femSS S X T°mi diC iS dC tWeede Pe*Ón ,t£ Iróaö ff n7 ~ : 3nn inSge)yks door den Geest Jierd 3' ^ G^f Hy.de hemelen ver- Vrage,  VAN DE DRIE PERSOONEN. 77 Lr „„ mat uao? Goblpift eer Hamt pat taeï fd) Gods, en de gemeinfchaP des H. Geen, zy et u allen, Amen. lt .er geen bewy»^Jgt, dj * m ^ ^ •el God ,yn * ^™V,de perfoonen met den cgenwensch, wa i in ^ (| m aal ge_ ader zamen voorkomen, menfehen en feurt, dat in GödSd.enftige^OT! van menfehen aken met God worden zanff*^^, . indt men dit Exoa. I* 31- • ; ' aken 20: 3>- 'samenvoeging voorkomen iTJZ^ySToZ duSk,gdat 't geer, per- )en H. Geest hebben w>'^'^J^ Znlhon te s. Het is ook geoorloofd g^ ™^ nfet op ee„ west» en w of *n *e" ^gwora 't vreezen van, en Godlyke wyze , en daa™ fcwn wel eens zaJ1,engegdoven >n Godje men cn ^ lg; Doch vpégd, gelyk txoa. 14. J'» v. j ner. ^ r- 1 t fl^t 'er in 't Hebreeuwsch En geloofden TN (*) E.genlyk Ter wegneming vaa ^e» fleir, e» 1N ™oJe tweërly geloofsvertrou- deze zwarigheid dient, dat er een« d als ^ wrwen is: 1) een r^ Israël op den 25 als L ^ S^&A God. , vertrouwen, om dat xy over Lmredenen Van  78 UI. HOOFDSTUK. «ergens leest men, dat men in dennaamvaneen bi, fchepzel mag dopen. Hier komt nu nóg by dat alleen de eer van den coop, maar ook van '?Ll M- a nS^ 9: 3°' vergeleken Hm Jn den H r^ rVCn ^ de Zonde van laftcring" |en den H. Geest onvergeeflyk verklaard Matth. i IQ:!3? Vï' ISr3ëI is CVCI)WeI in gedoopt i | heelt de ÏÏLSï vï d°0r'» -rtaaj duidt dan aan tot gemecnfchaD of Ü2E *■ ^ «" M°': S7S« GÓÏlvï mrWld ged°°PC "c wonle " e o >1 Godlyk eerbewys i Cor. r • j 5 I»4; Het geloven in den Zoon en'd™ r™, St5"^* wTtdeZaTignS mef % CZf T90rdf" m^^n'overeenftemme, «7 t l ' Zyhedeï *e,fl«* ™ God, gelooft ook i van' fiS "^rken, dat door tusfchenVoegi j B plStSinV0C&në Ma'r' » »* 6: a/« an, ' HelS\yrri ÏTS,de, 20 ftraks ^bragte plaat; L ' 6- ,de EHgeIen belast worden Chriftus a ,n te Jen di'pZ° **? d°Ör de gehoorzaamheid der EnKl Sen^eftf *" Wt G°' dc" Vader> die * S| toebreLin^00" de Sehoorzaam»eid der Engelen een Sef #atgH!9n eu-^n dC;n Vade^y, neemt dit £ Weg, dat de aanbidding door de Engelen hier.eene God-  VAN DE DRIE PERSOONEN. 79 htvVP eerbewyzing aan lefus Chriftus is, dewyll nien^buken God mag worden aangebeden M»m. 10. IV. HOOFDST U K. VAN GODS BESLUITEN. Vrage <^w <©>M Befluiten fet# onberfdjei& ben ban <6oti? .^s,*,^/ Antw. üBeen/ 3P3unöe eefïutonbe Jiab3fi«/ o afê 3un berftanb en taiUtO uitlaten tet tjet epsaïeii bet hingen Buiten Jjem. 186) Fr. Met wie hebben wy hier verfchil? Antw. Met VoRSTius'en de Socinianen , die t befluit als iets toevalligs in God aanmerken Deze telling vloeit van zelve voord uit 't verkeerd begrip, jat zv van Gods eigenfchappen maken, willende jat die zakelyk van 't Godlyk Wezen zouden onderrcheiden zyn : welk gevoelen in 't UI Hoofdftuk we- dei87) Vr. Zy werpen ons tegen , dat 't uit verlcheide? dineen blykt, dat 't befluit Van Gods Wezen onderfcheiden is, en daarom als iets toevalligs moet befchouwd worden: b. v Het befluit van Goü is veel, en God ls maar één. Het befluit van God is gebeurlyk, doch God volflrekt noodzaakelyk. De bcmiten zyn uitwerkzelen van 'tGedlyk Wezen, en een zaak nu kaïï geen uitwerkzel van haar zelve zyn enz.? Antw. Alle deze zwarigheden worden gemakkelyk weggenomen door flegts aan te merken , dat men naar ons begrip een onderfcheid kan maken tuslchen de befluitende of bepalende wil van God, die God zelve is, en tusfehen rie uitwerkzelen van dien wil. B; y. ai was nooit iets buiten God geweest en 'er zou nooit iets bui*  8o IV. H O O F D S T U IC. buiten God beftaan; dan zou God nogthans e« keiluitend God zyn geweest, nademaal als dan z» eeuwige wil zou geweest zyn, dat 'er niets was. O* is 't befluit Gods maar één, doch wy fprcken i 't meerder getal van befluiten, om dat 't vcrkeei omtrent veele dinges. Vra-e. B&anürcc geeft dfoü syne firfïuttew nei noiTitii 'i Antw. ©an EfMtalnJjcib / Hand. 15: is. Godi zyn alk zyne werken van eeuwigheid hekend. 188) Vr. Tegen wie houden wy de eeuwigheid var Gods befluit ftaande ? Antw. Tegen die zelve Partyen, welke ftellen dat alle Gods befluiten niet eeuwig zyn, rnaaralleeï die, welke de onverlchjlligheid van den vryen wil des menfehen niet wegnemen: dus ftellen zy, dat God van eeuwigheid heeft beflooren 1) eene waereld te fcheppen en te onderhouden ,- 2) eenen middelaar tê: zenden; 3) die geenen te zaligen, welke geloven: zullen. Welke eeuwigheid van die befluiten zy even- ■ wel nog zo volftrekt niet ftellen als God eeuwig is C*\ < Andere befluiten willen zy dat Goj in de tyd neemt. 189) Vr. Men werpt tegen, dat God als "del oorzaak voor zyn befluit gaan moet? Antw. Als oorzaak in order, maar niet in tyd, dit heeft zelfs onder de fchepfelen plaats, dat oorzaak en uitwerkzel gejyktydjg is, b. v. de zon en 't licht. 190) Vr. De H. Schrift leert ons wel, dat God zommige voortreffëlyke dingen van eeuwigheid heeft beflooten, gelyk de zending van Chriftus, de zaligheid der gelovigen, maar zy leert niet, dat God alles van eeuwigheid bepaald heeft? Ant w. (*) Dat Geds befluit zo volftrekt eeuwig niet is als Goa lelve, was ook 't gevoelen van Prerr. Roei,.  VAN GODS BESLUITEN. 8l Jmtw De H. Schrift verheft deze dingen niet, om da? zv van eeuwigheid zyn bcnooten, maar om dat rnH 'er zvn eeuwige liefde in betoond heeft. , Q?y Vr Al wat eeuwig is, is volftrekt noodzaakeIvk dus volgt dan, dat alle de bepaalde zaken noodzaakelyk zyn, zo dat God met anders heeft kunnen be- ÜMTtl Dit gevolg gaaf niet door: Gods bepalende JofbeSSende dLfi» zo volftrekt noodzaakelyk a s èeuwg, maar daar uit volgt niet, dat al dat geene, t welk God beflooten heeft, Hy dat heeft moeten beflui- te'i*o2^ Vr. Indien God zommige zaken naar zyn vrymaet anders heeft kunnen befluiten, dan moet er een vd al was 1 flegtscen oogenblik geweest zyn, op welice'taan God mogelyk was, anders te befl tuten; en jEt bp dat oogenblik had God nog geen bepaling om- trCif ZulTee?Weïn, 't welk een oogenblik zonder w sbepaling is, kan geen Opperwezen of God geSmd worden, dus is God van eeuwigheid een befluitend God gewéést, fchoon wy met ons eindig verftand alles niet bevatten kunnen. ToO Vr De H. Schrift leert ons evenwel, dat God ih de tyd ook befluiten neemt, b. v. Gen. i: 26, Laat ons menfehen maken0 \ ,„ . 2tw Dit betreft niet 't befluit, maar deszelfs uitvoering- dit moeten de Socinianen zelve zeggen deWvT zf leeren dat God van eeuwigheid belteen heeft Trn zaHg te maken die geenen , welke geloven zouden ; Z vooronderfteld, dat God menfehen zou fcheppen. \oS vr. Zy maken een uitviugt op de bygebragteplaat? van Hald. 15: 18, en zeggen, dat Jacobus daar fpreekt van de roeping der Heidenen £ Mtw. Dit ontkennen wy mety doch op dat de APortel bewyzen zou, dat die van eeuwigheid was, zo gebruikt hy die algemeene waarheid ;Gtd« zyn alle zynemr■ken van eevwighsid- bekend.  82 IV. HOOFDSTU ft UnT^ Öe Be^urten &an 0161 ö^c Scf&f' iniif. 3,1/ jfcfaftk t»; 26. ?a ^aaer, vanr.aj. zo ts geween ,t welbehagen voor u. Vrage. Jgga 't eolï ta^e befluiten? yfrzfu;. 3ja/ Rom. iti 33. O dü-pïe des Rykdoms, fceide der wysheid en der kennisje Gods, hoe ' ondoorzoekelyk zyn zyne oerdeelen, en onmfpeurhk zyne wegen ? Vrage. %m jnne urfïufren ooft beranberjnfi? Antw. 4Scen / cnberanberlnff Jef. 46: 10. Jfy* raad za/ te/Jaan, en ik zal 'al myn welbehagen ■ 195) Vr., Wie verfchülen hier met ons? Antw. Al wederom de Socinianen, waar by men ook nog andere kan voegen, gelyk de Remonflranten. 196) Vr. Zy werpen vcrfcheiden plaatzen tegen, waar uit zy meenen te kunnen bewyzen, dat Óod van befluit veranderd is, b. v. dat God bé(looien had de Israëliërs die uit Egypte trokken in Kanaan te brengen, en naderhand weer anders gewild hceït Num. 14: 30. God befloot Koning Hiskia te doen derven, en naderhand veranderde God van voornemen en deed. 15 jaaren tot zyn leeftyd toe jefaia 38.? Antw. Uit deze en dergelyke plaatzen kan de verenderlykheid van Gods befluit niet bewezen worden : God belooft of bedrygt iets, doch veelal onder zekere voorwaarden , die zomtyds uitdrukkelyk genoemd, zomtyds. verzwegen worden. De Israëliërs die uit Egypten gegaan waren zouden ook in 't beloofde land zyn gekomen, indien zy niet gezondigd hadden ; God nu had van eeuwigheid beflooten hen om der zonden wil daar buiten te houden, maakte dit zyn voornemen bekend Num. 14: 30, 34. God bezogt Hiskia met een ziektê die in haar aart dodelyk was, liet hem door iefajas den dood aanzeggen, en hy zou zeker geftorven zyn , had hy niet tot God ernftig gebeden, 't behaagde God hem  VAN GODS BESLUITEN. hem op zyn verootmoediging te herfteilen en zyn dagen te verlengen. Hier is God niet in veranderd, 't een en tinder had de Heere beflooten om 't iri de tyd op die wyze, te fchikken. Vrage. !©aac ober gaan <0ob$ Btfïm'ten aï? Antw. <©üct alle buigen Eph. y xi. £>*e a«# 5 Ij I Thesf- 5:'9'. Hy heeft on< niet gefield tot toorn, maar t tot verkryging der zaligheid. "02J Vr. Wie verfchillen hier van ons? . Antw. Veele Roomichgezindm en Lutherfchen willen t ■ woord voorverordineefing alleen tot de verkiezing gebragt hebben , om dat zy dit leerlluk aanmerken als ee- . ne daad alleen van 't Godlyk verftand, en met van zyn W 203) Vr. Zy zeggen dat dit woord in den1 Bvbel alleen van de verkiezing gebruikt word, gelyk Rom. , g. 20 Eph i' 5 ? ■ 'Antw. Het 'woord voorverordineering duidt in zig 'zelve nergens in de H. S. de verkiezing aan,. maar móet uit 't geen 'er word bygevoegd in dien zin verftaan worden, b. v. Rom. 8: 29, word van. voorveml dineering gefproken, en uit 't geen 'er wordbygg voegd om den heelde zyns Zoons gelykformig te zyn, kart ' men opmaken dat 'er op de verkiezing tot zaligheid gedoeld werd. Gok gebruikt de H. S. andere1 gelykzoortige benamingen, gelyk tot toorn gefield te ^ 1 JW c( o Tot ongehoorzaamheid gezet te zyn 1 Petr. 2:' 8. Tot 't oordeel te voren opgefchreeven te zyn', welk alles op de verwerping ziet. • 204) Vr Verkoren te zvn tot zaligheid . of vcrwor; pen te zyn, verfchilt al te veel, om 't onder een woord te bevatten? ' . . ■ Antw Dit is zeer verkeerd. alzo dit woord mets becaald, en dus uit 't geen 'er word bygevoegd moet worden opgemaakt, of 'er van de Verkiezing ofwafi de I Verwerping gefproken word. Vrage. Wanneet i$ bt ©etïtiejtag gefdneöi ? Antw. mn ctutninflftö Eph. 1: 4- Gelyk hy o*s heeft uitvet koren in hem voor de grondlegging der ^Vrage. jn algemeen/ $nn alle menfc&en uit» ^rftörcn5 F 3 Antw;  86 IV. HOOFDSTUK Antw. Been/ 't minfire gerat Matxh. 20: i5. ,? ™ gespen, maar weinige uitverkoren. .J'ff£e,J5.aat o°R °uer 3cftere met nampn Bn <öoa üElfsnoe yrrfaaucn? «ad, «72 EJau heb ik gehaat. 6 2?5^ TcScn wlc houden wy dit ftaande? Antw. Tegen alle voorftanders der aigemecne Kenade en van oen vryen wil, als Socinianen f Reko ftranten, Mcnnomten, enz. deze willen, dat God maar in 't aleel meen en onbepaald van eeuwigheid heeft voorgenomen oin gelovigen te zaligen, en by tegenftelling die ongelovig en onbekeerlyk voordgaan re verdoemen : maar geenzms, dat de Pnedeftinatie gaan zou over byzondere perfoonen. Het befluit om de gelovigen te verkiezen is naar t zeggen der Socinianen en nog andere onzer Parïyen. wel van eeuwigheid, maar de verkiezing zelve gelchiedt m de tyd, als iemand geloofd en zig bekeert. I y- lnd,cn G°d maar zommiire verkooren heeft tot zaligheid, en de grootfee meenigte voorbygegaan, cto is er een aanneming des perfoons by God, 't welk Paulus ontkent Rom 2:11.? Antw. Paulus .fpreekt in die plaats niet van de God. ?yke voorverordmeering tot zaligheid, maar naar 't veriand van zaken wil hy, dat God geen onderfcheid zal maken tusfehen Jood cn Griek; een |ood die onbekcerJyk voordleeft zal boven den Griek niet ftrarreloos bly- fobns0"2' Wa,lt by G°d iS gee" aa"nemmg des Per207) Vr. Zulk een onbepaald befluit om alle die peloyen te zaligen, blykt duidelvk uit Joh. 6:40. Vit is den wil des geenen, die gezonden heeft, dat een-iegely* die den Zoon aanfehouwt, en in hem gelooft t eenwig leven hebbe? _ Antw. Wy ontkennen niet, dat God van eeuwigheid £ (S,en.u.lt een ^rband gelegt heeft tusfehen 't geloot m Uinitus en 't eeuwig leven, maar dit belet niet, dat  VAN DE PREDESTINATIE- «7 ! fes &ttr—■« 1 »*é r,. In den Bvbcl to„ »7 f tarmhtrtig zyn Rom. 1J' J*2'' ^ betekent altyd niet Antw. De benaming van wacieiü w. ? alle menfehen, maat S*^»5?^ Tanneer God te der menfehen, zie iiegts Joh 7- y- menfchen zyn Zoon tot ««ff dJa^ ^ hier op aarde zeHd, zo kan er m ^ 3WO:6en E^lS^'etJel^ze bf doelt naar 't verband Jooden en Heidenen ^ 2J Kittig S^^nSVLekt in dit 15 hoofdltuk van de "[ct Tr^aAéSfe^t dan met i ^ 4.2d2See;dawd,moat God *• zalig worden? „tPi-pnt al tyd niet in de H. V, Het woordjeSjJ^**Jg*^ zie M.«/». 10: S. elk mensch maar meermaal ^ 2 22. Oif. 12: 15- Dat men hiel ook an y menfehen niet alleen geringe, JJ «£ok t heid deelachtig worden, of men zou ligen, Oat 't God aan-mast ontbrak om ben alle te g ^ 1> 4  88 IV. HOOFDSTÜ K. o°geve\,S>iWel WUde' maar 'f? k0nde' 'C Sec" ^ onVMZu ,0"3 a,Ies "iet b}' te brengen, zy werpen 2 S yv,r •?Cn 2 Pwr- 3= 9- Hy is langmoedig over liL // ,mJ mde' ^ Mnfc« verhoren gaan, maar dat ze allen tot bekeering komen? m^!a>v AP°ftel gaat voord in dc fpottcrs te keer te ' " i ' , n'' 'P°ttaa! men vindt »n 't 4de vers. Dc ÏÏT.Ï1 >• Iru! zeRPn» ;'al "iet eer vergaan, voor : f n ,ü- ef1,? zu,Ien worden, eerst bekeerd zyn, C" °™ d'e r?de bJyft de aarde nog ftaan. ,~ 4 12 y maken ook eene nitvlugt op Rom. g: H'v/a J ,k tief£ehad> en Efau heb ik gehaat. Zy mmr Uit den roependen,. Vt9*  VAN DE PR/EDE8TÏ NATTE. 89 | Vra°c. mt i§ ne reüen/ toaaram tfa'a béu ee« agenV Km 9: Tl Hy ontfermt zig dim Hy wil, b Hyverhart dien Hy ml. • _„,„,.,;.,„ [ Vrage m Öet ban niet om een boa?ge3^n m I E iï g«««», die loopt, W de, ontfermende \ FvragTm teac geen tjacbigTjeit. of antegtin^ tet^een/.tóant l^u fiab ÏBiiMtöl ^ e menfcQen Bunnen laten taectaictn gaan, 21^) vr: Met wie hebben wy hier verfchil ? Antw. Met alle Pelagiaansgezinden, welke lccrei , dat geloof cn goede werken de oorzaak van s mufchen voorverordincering tot zaligheid is. Ztmmg* willen, dat dc mensch door eigen kragten-goede wc ken kan doen; andere dat de mensch daar toeieenizins de Godlykehulp nodigheeft. En onder deze 'panen komen inzonderheid in aanmerking vede Roomschgezinden, Remonjlranten en Lutheranen. 214) Fr. Wat ftellen die? . ~ ^tw. De meefte Papiften als de Franciscanen cn ƒ« fuitsgezinden ftellen dat voorgezien geloot en gouw Verken de oorzaak derverkiezing zyn ; daar dc lhm* nicaanen en Janjenifien de genadige verkiezing ™thou; den Remonjlranten ftellen de grond der verkiezing en verwerping daar in, dat God voorzag, _wie ce genoegzame genade wel zou gebruiken, en wie niet. -~lutheranen willen, dat God zommige heeft verkooi,» uit voocgezicn geloof en volharding in 't zelve, cn de; andere in tegendeel uit een voorgezien ongdoot heelt I verworpen. r 315) Vr. Partyen werpen tegen Joh. 16: 27. üe i< aI F 5  5)0 IV. H00FDSTU K. der zelve heeft u lief, dewyl gy my lief gehad hebt, en hebt geloofd, dat ik van God ben uitgegaan? _ A itw Te regt maakt men onderfcheid tusfehen eem liefde van welwillen en eene liefde van welgevallen. Eene liefde van welwillen, waar door God beflooten heeftf om zyn genade in Chriftus aan zommige te verheerly.' ken, en dit is de eeuwige verkiezing. Eene liefde van; welgevallen, t;ie op 't geloof in Chriftus volgt, em daar van fpreekt hier de Zaligmaker. Dus kan ment ook verklaaren Hebt. 11: 6. Zonder geloof is 't onmogelyk. God te behagen. 216) Vr. Hoe kan Paulus eene Godlyke voorkennis der menfehen ftellen, eer God hen voorverordineerde! Rom. 8: 29 Uier uit moet men immers befluiten, dat God door die voorkennis gezien heeft cp 'tgocd gedrag; der menfehen, die Hy daarom voorverordineerd heeft tot de zaligheid? Antw. Dit befluit gaat niet door: de Apoffel fielt a!s< in een guldc keten der zaligheid dc Godlyke heilweldal den voor: hy begint met de verkiezing: die Hy te voren gekend heeft, hier kan men aan geen beschouwende ken-, nis van iets deugdszaams in den mensch denken, of! wen maakt den Schepper afhangclyk van 't fchepfelj maar aan ccne werkzaame kennis van liefde, zo komt;t ook dit woord voor Luc. 13: 27. Joh. 10: 14 Het oog-, merk van deze verkiezing was niet, op dat zy inde: zonctc cn verdorvenheid zouden leven, want die hy têf voren gekend heeft, heeft hy ook te voren verordineerd, den heelde zyns Z.oons gelykformig te zyn enz- 217) /'»-. Hoe maakt men 't'met Jac. i: 5. welke: plaats ons Partyen tegenwerpen : Heeft God niet uitverkooren de armen uezer naereld ryk in 't geloof? In onze O- • verzetting ftaat om ryk te zyn in't geloof, maar de: woordjens om te zvn ftaan niet In 't Grieksch, maar zyn 1 ya» onze Ovcrzetters ingelast? Antw. Deze invulling is evenwel zeer natuurlyk, en 1 komt met 't verband overeen, doch is men tegen eene in-.  VAM DE FRffiDKSTIN AT IE. 9* Lnlline dan mag men die fchriftuurplaats niet hyKen 'als of'er Hond om dat zy ryk waren «frf, viem* kan ï gemakkelyk naar 't oogmerk W -onder invulling verkiaaren op deze wys: JacObus g n de 4 eerfte verfen te keer de aanneming dési perfoon onder de Chriftenen, waardoor men ryksn verbet, ei ï^n1 met vera W^iL^^t ming des perfoons is 'er by God mei. God verLu zelfs armen; en deze moet mettopgf W^ hoe arm ook naar de waereld, ryk m t geloo1 En da, dit geen rykdom is, die zy zig zeiven maai den i, -re hadden dank te weeten, blykt uit 't byvoegzel en eygenanten des koningryks. „„„,ami„„ il Vopfoh'ïvfc 2I8ï Fr. Schoon men de verwerping at toeicnmE aan 't Godlyk welbehagen, de m.ddclykc oorzaak s Z ronde- dus volgt dat in de verkiezing de l^^cSfrS* '< geloof en de goede Tin?w? Wy ontkennen 't gevolg, want de verwerLlls'een daad van Gods regtvaerdighcid, die r.obdSelvk "onde vooronderftelt; maar de verkiezing een daad van barmhartigheid, die «iets vooronderftelt, tel2?ó) rr.ndEén wvze verkiest altoos 't .befte, dus mo'et'Ln dan ook van ™^™>*^^ de befte menfehen zal verkooren, cn de ilegtlte ver f°Zl dTIL gefchieden in eene verkiezing daar perfoonen of zaken van eikanderen .verfeh.Hen, maar dikan onmogelyk plaats hebbei^md.en dezefve a| elkander volkomen gelyk zyn : cn dus s t met. Kt men cl dom gelegen, alle menfehen zyn door de zonde dSg. Zit. ook Paulus redeneering Rom. y: n< Vrage. m bit ucrfttoinrj ncranberiya? ! Antw. Utcu onuecauccrïyfi/ Rom. <;-. u. ^  9» IV. HOOFDSTUK ten*// ff&te?* u,t/ tat ,£ «■» *1 tr talc„.®'", * aj'": !»"'» "* tae aa,, £&£fc$£rs; tt5STv*Bï hcihVen Hoe rt. kil /- j ,' p z-v den alva] der v Sr f„landü h0Uden' van COT "veëriy g, fPrfken' ce,'e onvolledige van die jreenen. Welke wel geloven zullen, maar van 't gelooSreri afvallen, en deze ftellen zy kan te t^Smwor- EZ%fgSl^ri i '* r ^ zfe ook* axoa. 32: 32. U[>e:,b. 22: 19.? ^«fw. Wanneer 'er in den Bybel word meldinï ec denken aan 't boek der eeuwige verkiezing: men kan Mï'ft? denken aan 't rydelyk' Sven op aaide a s Exod 32:32; of uit 't boek der kèrkelvkc ec : giooten oordeelsdag toonen zal, dat zy Keen waare burgers der ftad Gods geweest zyn, ef/niet hen düs handelen als welker naamen wegen hun £t gedraï ■worden mtgefchrapt. Wat nu ?s. 69: 29 aan^t 't ' bgfct uit 't tweede lid vandit vers [Laai zei metdelèJ. mrdigen met omgèfckhm Vfr^i^cfcen daar te denken  VAN DE PREDESTINATIE. 93 en hebbe aan een gerust leven op aarde, als iemand 5 iè zie naar regt en billykheid gedraagt. Ook naar de I forofderftélling der RÏmonjiranten zeWc kunnen deze vanden van den Mesfias nimmer begrepen zyn geweest n 't befluit der verkiezing, 't zy m 't algemeene, t zy 1 >\ byzondere wegens hun ongeloof; en dus behoetlën zv 'er niet uitgedelgd te worden. «3 Vr. Zy'brengen by Jol, jfc W^g** * ,en is vrlooren gegaan dan de zoone der verderjfemsje? AntwDe GHekfche woordjes 0> *0 door dan vcraald behoeven niet uitfluitender wys verftaan te wor&, .maar tegenoverftellender Wys , en worden wel S met 't woordje (m**£) m a a r verw.sfeld in t Tüek*ch, gelyk Taalkundigen weten uit Matth. 17: 8. 9: 8. in dien zin moet men het ook ne- 2 Luc. 4: 25-27, anders werden Sarepta en Naaman Israëliten genaanjd. ^ 023) Fr. Zy werpen tegen Rom. 9: 3-/J/af !t zem\ zelve ïweÜ wenfchen verbannen te zyn van Lnnjtus. !*rt#. Het is zeer onwaarfehynlyk, dat deApoftel hier zou wenfchen om eeuwig verloren tc; gaan , en zo Zulks plaats had, was het onbetamelyk, en, dan lig: er geen bewys voor Partyen in. Niet onwaarfehynlyk z nfc Lelt Paulus op oen |oodfchen ban, en wilde: dus, indfen 't tot nut zyner vleeschlyke broeders de Israehten ftrekken konde, wel een wyle tyds van de Gemeente van Chriftus afgezonderd zyn. 224) Vr. Paulus fpreekt 1 Cor. 9: 27, van verworpelyk te worden ? „ , Antw. Dat is onnut of onbekwaam om als Apoftel enr Leeraar in Gods Kerk te verkeeren. • \jZ 225; Fr. Zy voeren ook aan Openb. i: 5- ^eaenno dan, waar van gy uitgevallen zyt? . Antw. De Ephefiers waren uitgevallen, niet uit de Godlyke verkiezing, ook niet uit de liefde van God tot hen; maar uit de liefde, die zy tot God behoorde te hebben, V, HOOFD-  94 V. HOOFD STU K. V. HOOFDSTUK. VAN 0E SCHEPPIHG. ^/r g* i^oe ueeïerïy 390 ®abj? toerfcn in tJ tuufT— b"fetlp 3yn 3nne taerïien in be na.', Jtot ia ftftfppen? gffiS ,d,C 't leerftuk der Trans! °<» dü Godheid van ■ der.  VAH DE SCHEPPING. 95 irhalven ,. kan die ook de tnagt van fcheppen worden CSdWy? ontkennen dat ooit fchepfeten eigcnlyk >s. 72: 18. Frase. WMüttt fieeft m aÏÏtf sefc&W Amw. 3n ben ueginne. ,f. _MM1 ? Frase. J©aar uit ip aïle£ oefrö^"- - , . JnZ. Wit niet/ Rom. 4: *7- ^ ro^ de din' ten, die niet zyn als of zy•jaren. Vrage. 3©aac leegt men be Üütane nan ue gcliepping? iTe ïnYoe beet tp6 frtjtep tfob aïïcé? SI Cen opstc&te ban be ftoffe tn een oogenp/ Tn ten oSSte «an be Uerbete fc&iHbins m 5eg basen. 22g) Tr. Zyn deze Vragen ook niet tegen verfcheiden dwaalingen ingerigt? Mieiflen. die ^w. Zckerlyk ja, als daar zyn O de Athegm, cue dit Geheelal, zo al niet ten opzjcht van .^™ vr^ -minfte van de ftoffe, eeuwig ftellen deze waereld geene in zig ^elfs beftaande zeliftandig beid die wy God noemen, erkennen. 2) ^™a, d God en dl waereld voor een en deze ve zelfibmdiP-heid hield, en de byzondere deelen als byzondeie ï,; van bdlaan; deze kon ook geen eigerdyke SS toelatén. 3) Deiften, die, daar z.y de God ^Voorzienigheid ontkennen , wegens de zeiver nauw verband met de fchepping, ook de ^°or*r^" aina van alle dingen u t niet lochenen. 4) IvFICurus KSÏ, op dat zy gemakkelyker zouden  9& V. HOOFDSTtl K. ben verzonnen, dat dit Geheela! door eene toevallig samenloop van zeer kleine deeltjes in deze tegenwoordige gedaante gebragt is. §) De Socinianen die eene voorbeftaane Hof ftellen. 229) Vr. Zy werpen ons tegen, dat uit niet, niets kan voordkomen, dewyr 'er tusfehen niet zyn, en zyn' eene oneindige afftand is? y Antw. Deze bekende regel zou ook hier in de fcbep.1 ping van 't Gchcelal doorgaan, indien wy geen oneiH dlg Opperwezen fielden, welke deze oneindige afftand' kan wegnemen, en roepen de dingen die niet zyn, als of zy waren Rom. 4: 17. 230) Vr. Zo de waereld niet eeuwig is, maar in detyd voordgehragt, dan is God veranderd, van nieti fcheppen tot fcheppen overgegaan? Antw. Door 't voordbrengen van deze waereld heeft ! God geen wezenlyke verandering ondergaan, de naam 1 van Schepper is niet wezenlyfc, maar alleen betrekke- . jyk, God is zo min veranderd, als iemand die een huis maaktf daar door niet veranderd, maar de naam van een bouwkundige draagt; 231) Vr. Indien de waereld in der tyd is gefebapen cn er voor de fchepping geen tyd is geweest , dan volgt, dat de waereld maar een ogenblik later is dan de eeuwigheid? Antw. In de eeuwigheid is. geen eerder of later Ook is de tyd niet iets zakelvks, maar alleen iets, dat betrekking tot de gefchaperie dingen heeft, 't is eene afmeting van de agtervolgende duuring der fchepfelen. 232) Vr. Dewyl de natuurlyke befchouwing dezer" aarde ons leert, dat zy zeer veel ouder moet zyn dan zes duizend jaaren, gelyk zommige (tj uit de geftelt- heid (*) Men zie de reize van den Heer Brydone door Sicilië en Maltha, by welke de Kanunnik Recupero meende öat mea uit de onderfcheiden beddingen der üaya, die (te ,  - VAN DE SCHEPPING. 9/ d der vuurfpuwende bergen bewezen hebben, zo |kt, dat m.n op 't verhaal van Mofes weinig ftaat Lfnttv "riet verhaal van Mofes als een Godlyk HiftoIfchryver is t>>' ons van veel meer gewigt als de geftrdéiis van zommige anoerén, welke van Natuurkenrs gemakkelyk van de zwarigheden kunnen onthelt Tïtv Vr Moies fpreekt Gen i alleen of ten minft© tornamelyk van onze aarde, dit belet niet, dat'er van B voren en wel van eeuwigheid fcheplelen aanwezig: linden zyn of men moet tot die ongereimdheid koen dat God van eeuwigheid 't vermogen niet heeft •had om fchepfelen \ ord te brengen. 'Antw. Gdd heeft van eeuwi heid 't vermogen gehad m te fcheppen, en zo dra God dit vermogen werkftelt maakte, kwamen 'er fchepfelért te yoorfchyn, en Tet de voordbreneimr dier fchepfelen ontftond te gelyJe e tvd; want gefchapefi te zyn en van eeuwigheid te vn " is' eene loutere tegenftrydigheid. lïd) Vr D° Eoypwiaars, Chaldeen en Chinezen roe. len op een veel hoger ouderdom als de waereld naai? lofes verhaal geliaan heeft Diodorus Siculus veraalt dat de Chaldèeuwfche*Wyzen zeggen, dat men V hun de gefchied. n s des hemels, dat is van den loop ier fterren', meer dafi 472000 jaaren had opgemerkt? ' Antw. De ydelheid van deze en zoortge'yke voorgevende hooge ouderdom der natiën is reeds lange aanretoond De Chinezen klimmen nog veel hoger, en zulks verdient zelfs by de Geleerden in dat Ryk geert geloof, welke zeggen, dat zy geen gefchiedktindige de berg Etna heeft uitgewo pen 7,ou moeten bcfl dten ^ dar deieke reeds meer dan 1 +-00 jaren gebrand heeft. Dan deze bedenking i« bondig wedcrlegd in de Nederi, Bibliotheek 3 deth Mengelwerk p. 169 enz. O  98 V. HOOFDSTUK. verhalen hebben, waar op men ftaat kan maken, die verder gaan dan Mofes [f). Vrage. gpn ooft be tgngcfen cefcöanen? Antw. M/ ts. 104: 4, Hy maakt zyne Engelen geejten. J °, Vrage. Wat jnn ban Engelen? Antw. Gedienftige geeften, die tor dienst uiige: zonden worden om der geenen wil, die de zalighdd beërven zullen Hebr. r "4. Vrage. manmet jun 3e eefc&apen? f^-^^fröunïpft op Den eerften ban/ ma.U toen & aarde neerzonk op haare grondvelten, ittóeren Go^ juichten Job 38: 6 7 ^»tv. (Soeb/ taant Goi za* «/ wat Hy gewaakt had, en ziet 't was zeer goed Gen. 1: 3I. *'mm™ dwa3afd?rn 15 °mtrCnt de E"ge!en 00k al "iet ^ ceèt^hVaTV^l6^5 ^S^aritanen en Sadduu l veiftoSn of!" d^E"SeIen ontkenden, en 'erdoor rïiïl -V e" gedeelte van 't Godlvk Wezen of SS nVl1/" ***** kragt. Enthufiaften inSr'tvd ; zie AncSVrfPnV°°r ^ -/denk" gen Jer „Avïr ^ eIlen weer wat a"ders chene^, wnfe°m,2e de" H Vl™ derEngClen Io': veel *—■ i i ^ / (O Zie Millot fVaercldgefch. IDtelp. 58.  VAN DE SCHEPPING» 99 Leel voedsel gegeven hebben, fc^JffiS' 1 h^™^ 26:53 Dit ifoudên dfn 12 legiSenen volksdwalingen zyn. 2VT> Fr" Wat ftellen de Roomschgmnden ? 22?) rT. vv ... _ Har Fneelen in drie voorna^w. Deze w.l en dat de JJSJ^ hun„e onderme rangen verdeeld f/^t^SSelfèhe; waar toa deelcn hebben , ^Sffl fiAdeii. 2) zv brengen Cherubinen. beiapmntM <= ^ |emelfcW«^ Onderhemelfche, waar toe /ouden oe ^ ^«r Befehermengel heeft, bZeyWfe?ynen in hun gevoelen gelyk te heb- benjjwaf S^me, -Iks J,Ifw. 4y ontkenner^^^S^^ onder de Engelen P}f«S^ minden grond voor ^""B^Sl'in dien text maaf fche Kerk maakt. Paulus g~te ^n z vier uitdrukkingen, en'tis nog met oew i, j door ^^m^^m^m^ alleen bewezen worden, dade W 0e gelovigen dikwyl, gjuj 'daaruit volg't °°k ° f, SS «lovieef éénen bvzonderen Engel ten "letp'n demtheefT De uitdrukking H«t ft 15* was. G a  ioo v. hoofdstuk. Vrage. %m yt aUe goeb gblebcn? Antw. J^ecn/ ö^ai-jnn 'er een oeel afgebaïïen / cn ©ufbïlen In be l|el getoo^öen. 240) Vr. Met wie hebben wy hier verfchil ? Antw Met B. Bekker en deszelfs naarvolgers. HyJ was Predikant te Amfterdam, gaf in 't jaar'ióoi een boekuit, genaamd Betoverde Waereld, zyn gevoelen, 'tJ welk op onze Vadcrlandfche Synodens Is veroordeeld,] komt hier op uit: Dat de Geeften zonder met een li-| chaam vereentgd te zyn op malkanderen en op Jichaamen buiten zig niet werken kunnen. Ook ftelde hyi 'dat de Duivel en zyne kwaade Engelen zederd de ver-J leiding onzer eerfte ouders in de hel zo is opgeflooten, J dat hy den mensch op aarde niet verleiden of'benadee-1 ïen kan. Om dit zyn wangevoelen te ftavcn verdraay-J de hy alle de plaatzen der H. S. daar van de werkinJ gen des Duivels gefproken word, verftaande die onei- ■ genlyk,'t zy door booze menfehen, 't zy's menfehen: eigen boos hart, 't zy kwaade ziektens b. v. in de bezetenen enz. 241) Vr. Dat de Duivel met zvn Engelen in'de Hel! opgeflooten is, en dus op aarde geen kwaad kan doen,, tlykt immers uit Judce vers 6 dat zy met eeuwige ban-, den onder ds duifternisfe bewaard worden") A 'tw. Het fpreekt van zelve, dar wy die eeuwige: banden niet eigenlyk moeten nemen; Petrus in zyn 2de : Br. Cap. 2: vers 4 melt van ketenen der duifternis, om tot i 't oordeel bewaard te worden. In deze en andere plaat-, zen, gelyk Matth. 8: 29, word vooronderfteld, dat zy hun volkomen ftraf nog niet weg hebben, en te ken. . nen gegeven eene akelige en benauwde ftaat van wroe- • ging en andere ellende, waar in zy zig thans bevinden, , even gelyk kwaaddoeners, over wie 't ftrafvonnis vafte- ■ lyk beflooten is, dit akelig tydftip met fchrik inwag- . ten; met een woord geeft 't te kennen, niet. dat zy ■ op aarde niet meer zouden verkeeren, maar dat 'er geen 1 verlosfing voor hun te hobpen is. 24'.) Vr. .  VAN DE SCHEPPING. I°* Vï Dat onze ziel op 't lichaam werkt kan uit j deSSier nauv/e verccniging met 't lichaam worden af j Sd maar hoe kan een geest, met met een lichaam , *S?%T^rLr^lP aan, dat fchoon wy dit nief £rypen kunnen, 'er nogthans de onmogelykhe.d Hoor Rekker en zyn aanhang niet .s aangetoond. Zedoor Blkker e»*y b onafhangelyk vermo- SïXttffi God Vy kunnen ie moTeTykheid of onmogelykheid niet bewyzen van ^Ks^teio^s op 'tkla'ar getuigenis^ deroiJi rrhrKet geen in den Bybel bezetenheid gennltS word waren lichaams ohgefteltheden, dit K du de yk uU t geval van Koning Saul , van hem iLd getuigd, dat de booze geest, dat js de kwaoe gnoeSefteltheid van hem week, als Dayid,op de voor hem fpeelde i Sam. 16: 23. De Duivel, kan S "mmers niet denken, dat voor 't fpe.d op de ü harp, vervaard is? • , ? I Mtw. Dat Saul op dien tyd aan eene kwaade diocf I eenheid en zwaarmoedigheid zal onderworpen ge. 9 Kest zyn, welke door Davids fnarenfpel mm ot meer B verdreven is, loopt geenzins tegen ons; gevoc.cn aan: | kkomt 'er maar op aan, of'er behalven d.eongeftelthjd 9 de booze geest of Duivel hem verfchnkte.cn dit leert «.ons 't 14 vers deszelven hoofdftuks. Ja dat meer fs de Duivel maakt gebruikt van de booze ongefteltheid > des menfehen; menigmaal maakt hy een giengaart tot r een dief, een wraakzugtig mensch tot een moordenaar en een door nydigheid zwaarmoedig mensch als Saul . yerfchrikt hy; en deze droefgeeftigheid door' fnaren1 fpel verdreven zynde, had de Satan zo veel vat niet op t den Koning, en hy kreeg daar door eenige verademing. ! 244) Fr. Door de leer van de werking des Duivels c loopt men groot gevaar, dat de mensch alle zonde van g 3 y I c  loa V. HOOFDSTU K. j^^lSV^' Cn °P Kkenine van den bo02en Antw. Het misbraik moet 't goed gebruik van eene leer met wegnemen. Het is zeer verkeerd, dat men: alles op rekening van den Duivel (lelt. Dit ma- men: niet doen, om dat de Duivel wel kan -aanraden/'maar: den mensch niet dwingen; en zy welke aan Zyn raai gehoor geven, toonen daar door 't met den Duivel! eens te zyn, kinderen des Duivels tc wezen. Vrage, Wie baren be ecrfïe menfegen? Antw, Siöarn cn Cba. 245) Fr. Wie hebben hier gedwaald? Antw. Niet alleen zommige Cabbaliften onder de Joo~, den en de Mohammedanen; maar ook onder de Chriflenen ; zekere _ La Peyrere doorgaans Peyrerjus genoemd,, welke m zeker boekje Ao. 1Ó55 te Amftcrdam uitgeko-. men, zogt te bewyzen, dat 'er voor Adam menfehen 1 hier op aarde geweest zyn. Zyn gevoelen kwam hier • op uit, dat veele jaaren voor Adams fchepping, God I mcnlchen heeft voordgebragt, waar van Mofes fpreekt: Gen, 1: 26, 27 die deels van 't mannelyk , deels van 't: vrouwelyk genacht waren, die even als de dieren zon, . der wet leefden, zonder kennis van God en zyn wil,, als 't geen zy door zeker ingefchapen licht verkregen; uit welke menlchen vervolgens de Heidenen zyn voord- gefproten. Dat God vervolgens Adam en Eva gcfebapen heeft, waar van Mofes melt Gen. 2. en uit deze zyn de jooden. yjJ246^ F/' Zy brer,gen ten bewyze by Rom. 5: '3IVant tot de wet was de zonde in de waereld, maar de zonde ■word met toegerekend, als 'er geen wet is. Hier uit redeneert La Pe yrere op deze wys: Adam heeft van God eene wet omvangen, Paulus nu fpreekt van zonde voor de wet,_dus zyn 'er menfehen geweest voor de wet, die zondigden , doch welke zonde voor de wet of voor Adam aan de inwooners der aarde niet word toegerekend,  VAN DE SCHEPPING. I3 L deze toerekening gefchiedde eerst met Adam* £fS ^Sïd^wef moet vef jan «iet e^nge. yó uit de gebeele gelede« »™. ^ doQd. vn broedermoord bevrees,dat nem endog. [aan; hy «oujvde een vrouw, daar tv ^g ,r had-, hy bouwde een ftad^* ÜS getdgt van ,odig waren, ze Gen 4- J ftruikl0overs zig -^„tw. Alie deze bedenkmgen kom broeder. Pen verkeerdelyk ^S^J twee kinderen noord is voorgevallen toen er n g waarfchynlyk van Adam aanwezig waren daa^ gebeurde, is, dat zy niet lang voor Se*s Bgoo ^ mèn zie Gen. 4;- 25- _Seth"V Dewyl nu Mofes zeer fchepping 130 jaar. Genu 5- 3- denkcn, dat 6: 2.? > L„,,v7en dat de dogteren der tellen meer jaaren als van de fobepP« g beantwoord ^ntw. Deze tegenwerping is te Trage 234- . ..„..j. kw der menfehen als aöSo) ^ De ^^f^" enZ, bewyzen dat blanken» zwarten, kopemeun&c» , >w  V. HOOFDSTUK 'ZJ^aSn V°°r Adam zyn ^veest, waar van 6 twee Jaatfte zoortcn afdammen 3 f.dun'i D!Z bCWySt Zu,!cs ^"zins, zo min als de ven £r In ,taaJen, zeden en gewoonte™ bewyzen ,da fveeIJonderfcbeiden damvaders door God even ah «1 ! fft" l", Zyn Sefchapen. De verfchillende luchl en landftreelc kan naar verloop van eenige honderd jaai ren de kleur der menfehen merklyk veranderen (*)., Vrage'. ipaar nr fcnep <|3U& Saam? ^mw. Uft aar&e Gen. z Vrage. W>azr uit Cba? Gen ^ EEI,e r'ÜÜC ^öan!^ 008 Vrage Uit Ijqe bed öeclen beftaat ecu menjjefts ^«zu>. tt_ ttaee/ uit jfelen ftcöaam fcöaprn? eti* ÏJa" ,u"",e 5'eI ütla!: u'f Qa!ï Be* _53een/ bie Ihjzm anmtbbcipft ban <£ob/ me bnes er eene levendige ziel tn, Gen. a. Vraj. (*) Volgens 'r getuigenis van den Abt de Ma net aai wien wy de laarstu. geko nene en kefte gclchiédenis val Afhca verfc .uldjgd zyn, verfehUen in 't jaar ^cJL *wde>en van eenige arme Portugezen, die zie zederd 't' jaar . z op de Weslyke Kus- van dit Waerelddeel neer gezet hebben, van de waare of oorfpronglyke Ne2erlcin" deren alleenlyk maar door witte vlokken, die men o»~i hunne opperhuid r,og ontwaar wierd De afdammelingcn i der eerfte Portugeezen , die zig m 't j«ar 1450 a!dë ' . neerzetten, zyn volllagen Zwarten geworden De nol ■ ia wezen gebleven »fkomelirven der Arabieren, Welkf ' Zig in de zevende eeuw van een gadeelte van Nubie meefters : maakten, zyn tegenwoordig volkomen Negers Zie dl, Üieune Gemsku»digeJwboeï.m 1 o. j Sti m Antw. mi m oPÖtelö met fctjeypin. VI. HOOFD S T U iv. VAN DE VOORZIENIGHEID, Vraat, faouM ban »u *lan a!lc Wctft <*een/ tour të«o.8*« fü"u"?.S t,ec öaölUHu ©aaijienigljeiü/ Joh. s, %*. ^n Vader werkt tot nu toe, en ik werk ooü. 250 Vr. Zyn *er zodanige die deze Voorzienigheid l0S.n Het fpreekt van zelve, dat alle die eene God heilTêh^^^ LEnEmin":;-waardigheid. dan den Alvern^der, God aan de buitenfte hemelkringen geplaatst, deze waere a pvon nis een uurwerk aan de gang hielden, veut» Wyzen fel— alles wat Iner QP «r*£ G 5  io5 VL HOOFDSTU K. voorvalt aan den invloed der fterren toe. Epicueus wilde, dat 't ver beneden de majefteit van God was de voorwerpen dezer waereld gade te liaan (*). Een "gevoelen 't geen door hedendaagfche Deiften omhelst word t> • » 252) Vr. De Voorzienigheid zeggen ze ftryd tegen Gods deugden en volmaaktheden als daar is Gods wetenr hap, dewyl een ktmftenaar altyd meer geroemd word, wanneer hy een huis, horologie, of iets diergelyks, zo maakt, dat 't in 't geheel geen onderhoud nodig heeft, dus zegt men blinkt 'er meer wetenfchap Gods in uit, als hy de waereld dus heeft voordgebragt, dat 't Opperwezen 'er niet meer naar behoeft om te Zien. Antw. Een ktmftenaar onder de menfehen is geen oorzaak van de ftoffe, die hy gebruikt, noch ook van de natuurwetten. Hy vindt de ftoffe. die hy flegts zekere gedaante geeft, en naar de wetten der natuur in - een (*) "Zommige verzagten 't gevoelen van Épicurus in zo verre hy wel zou geleerd hebben, dat de Goden 't mcDSchdom beftierden, dcch hunne zorg niet over alles ging, b. v. over de afwisfelingen der tyden, verandering van 't weder , enz. vermits 'er kragts genoeg in de waereld was. om zig zelvcn zo beftendig te houden. (t) Zommige 'brengen hier ook by de Stoicynen, die een fatum éi noodlot zouden gefteld hebben, waar door men zulk een onverbreekbaar verband van zaken verflaa.r, aan welker wetten de Godheid zelve buiten zyn wil'zou endeiworpen zyn. Het is waar, in de Schriften der Stou fi als van Senec ' , Antoninus en anderen, komen harde en duiftere uitdrukkingen voor, die gelegenheid kunnen • geven om 'er dus over te denken; maar kunne Schriften Bader inziende blykt 't, dat zy niet anders hebben gewild , als dat. God alles beftiert volgens zyn eeuwig befluit of vafte bepaling van zynen wil.  VAN DE VOORZIENIGHEID. 1^7 | W &.'55 5>ïb** »j" *• wy „o3 „iet weten « jarfehy» yk;««' ^ S tot n«t *, vlsteheo. ReSen en onweoe Un ook kant weer zulke eigenfchappen, waar aooi ^ aa?5rSgr" ïet beduur der waereld loopt aan teg^ Gods regtvaardigheid, want udien God die naar de gefchapeti voor de eeuwigheid, na den dood zal (gd C*) Men lee« hier de fraave WetojW^ J«ri Sander. de gottheid en wyw4 G* ia' ? eTerker dan de waereld is ^gg^, ™n I ^t1„. in deze ^genwerp ng o.d ,>lpr ^ ^ | !s ofdewetten der natuur on^angg noch ZOnder :aan, dan daar dit geen g. hec^ ^ net zou wederkeeren. 2co) Pr. Wie ver&billën hiér vanons?! Veele verfcbilh^de^g^an de,._ daad van ^y"2Hfö.^!ffi^^l«« nianen en Remönftfant^Je ^ beweging , welke de algemeene en onverfcl,1 ge bew^ ^ zqu_ fchepfelen naar gofdvnide to d.e o ^ ^ den kunnen bepalen Danser a voor_ kennis en onverandeilyk beflut weg = dj daad Uk ^ ^&fw enlyk van de daad va«5t fehepzel ondeSeid^^ W°^7rdgirwerpnè" dat d°°r flemnï a/v^heTJdZi W^^^?ier,alles ^iw. Wy willen gaarn bekennen i y „iet volkomen begrypen: wy moeten aan u ^  Ho VI? HOOFÖSTU K kant evenwel vasthouden, dat de mensch in alles vat God afhangt, en aan den anderen kant geloven vol gens de ondervinding, dat de mensch vrywillig werkt doch deze vryheid beftaat niet in eene onveffchfnigi 26O Vr. Dat ftaar de leer van onze Kerk God alleerde oorzaak van 's menfehen daaden zy > Antw Dit gevolg is valsch, God is wel de eerfte. oorzaak, maar dc menfehen zyn de tweede oorzaak! d.e egter in alles van God afhangen, en nogthans dei Waare oorzaken hunner daaden zyn. S 262 Kr Hat God dus de oorzaak van de zonde is? Antw. Dit ontkennen wy, dat uitonze leer volgt, wvs ftellen, dat God we! eerfte oorzaak is van de blooti daad, maar ,iar Go 1 geen oorzaak is van 't zondige dat in die daad is, 't zondige is van den mensch, die vrv Willig van de wet door God hem voorgefchreven aft Wykt b. v. 't was zonde, dat Kain zvn broeder Abeïi doodde, maar t was geen zonde dat Israël de Karaani ten by de inneming van Paleftma , om'bragt. De blootö daad, waar toe God den mensch bewerkt is cez-fve ' maar 't eerfle irelchiedde onwettig, en was dus m Kain i zonde, 't laaifte op Godiyken last, en was dus geen zonde, . ■ «l Vrcge. Wat is? b? regeling 4?otré? Antw. ï>!r almagtigMuagf tfaüeV tnaar baoj mi *illFP bettim tot een bepaalt! emfce Ps. 9V. ƒ Ue Heere regeert. &lfrdZe- m,jr obl?r eaat ^obö ©an?3,enigftctb Antw mzt. aïle iiingrn/ tph. : ir. Hy werkt alle dingen naar den ra : t zm< -fülens. Vrage. oB»ü(i ober ftleinc ftrrtgen i Antw. 2a/ de haairen üven iwofds zyn alle se. teld, Matth ,c; 30. 5 Frflje. M ö.ir niet tot or„ er ban 45oö 3ig met 3ulBe tileinE Nnjjen te bemuenen ? Antw»  VAN DE VOORZIENIGHEID. UI 1 1 Antw men I beïnnl 't Rem geen oneer i$/ bte \ Ite fiSSef Sftapcn; benmt i^u 'er doh gmt Eaotec btnïen am beïjneft te toekunnen; en m faS imm 0?oatcjifen boa? ustbaert. j I 26;) Vr Wie zyn het, die ftellen, dat Gods Voorzienigheid 'wel over groote, maar niet over kleine uin- ; I86^?1 Onder de Scholaftiken zyn 'er geweest, inzon- J H derheid eenen Thomas, gelyk ook veele Socinianen. I 264) Vr. Behalven de tegenwerping m de vorige 1 vraagvan Hellenbroek brengen zy ook nog by 't zegI een van Paulus 1 Cor. 9' 9- zorgt God ook voor de osfen? B Antw Dat God ook voor de osfen zorg draagt, is i eeen twyfel aan , en zulks" blykt uit Pr. 36: 7- De AI Poftel wil flegts van 't mindere tot 't meerdere opklim, 1 men; indien God voor de osfenzorgt, hoe veel te I meer voor de dienaars des Euangeliums. God heeft om 1 onzen wil laten befchryven Deut, 25: 4, dat een dor1 rekenden os niet moest gemuilband worden, op dat wy uit 1 Gods barmhartigheid omtrent den dorfehenden os lee1 ren zouden, niet minder wel te doen aan de arbeiders 1 van 't Euangelium. Vrage. $aat <&ab$ ©an?3iem'09ef& nefi ooec 1 bingen/ bie fin gebal gebeuren ? ' Antw. 3a / 't lot noord tn den fchoot geworpen, I maar 't geheele beleid dvar van, is van den Heere SpVrlgè.3i^c%itbt 'er ban aan tet^ bn gebal? Antw. Met ten ap3tcöt ban $ab/ maar taei I ten op3i£Öt uan an§- 265) Vr. Tegen wie houden wy dit ftaande? Antw. Tegen Pelagimnsgezinden als Socinianen, Re- I monflranten, enz. " V 266) Vr. Zy werpen tegen, dat dan alIegebeurlySheid word weggenomen? ^  ■ 12 VI. HOOFDSTUK. all^'nDit toe mef betrekking tot God, die ! alles belteen heeft, en nauwkeurig voorweet- maal .net opzicht tot ons kunnen veele dingen ,3, ^3 . naarnd worden, welke wy ..rite zeker konden Vo£S3 zien, dat gebeuren zouden. tr^fn^f; *°** ©ao?3icnI0fieta oöfi om. mm utie öoufi en onp ïebeu * gemaakt hen die hy niet overgaan zal m^mlnlnm. mm maat ta£l Jritw mvn i fit Rcefr -Sob mebe üeflootert men^cö oen tolt am 3c te gcb?uiHEn. ^ifiv Die zelve Partyen, zy willen de VoorzienigLn S&S1 venV-èVen 2" d00d ^ ongemerkt 1 eb- °ir" Hrklnge G°dS' waar do0-' Hy onze Ievenskragt die Hy ons gegeven heeft, zo langen tyd in rÏÏ'? n£ 3 S l,eIieft' maar omkenncn,5'da" h l , f 'Zf Jan ieder mcnscn hoofd voor SodrtZwöSene?Paald dat 'C »'« *a» verlangt of den^^  VAN DE VOORZIENIGHEID. 113 Antw. Alle deze en zoortgclyke plaatzen gelden niets icïïn ons gevoelen, om da. wy met tellen, dat God 'r emdpaal van 's menfehen leven heelt belooten zondei d ' middelen, welke dienstbaar zyn om 't teven van den mensch meer dan naar gewoonte langer ot korter 12 makèn Gods befluit cn voorzienigheid gaat over imaHnlen en einde zamen. . 2T0'> Vr Indien God niet alleen den juiften dag van 'S menfehen dood bepaald heeft, maar tevens de middelen èn oomaken, zo mffèt men tot d.e ongeremdheid komen, dat van alle die by den Zondvloed zyn Seko pen door 't hcmelsch vuur in Sodoma cn GoSfra vergaan, Of in de Roode zee gelmdord zyn, of m Soorlog fterven, of door dronkenfehap en ontucht omkomen* God niet alleen dat einde, maar ook de iönde heeft gewiït en vastgefteld, cn wie zal zulks durven ftellen? .. ,, . , . , Antw. Hier is geen de rtriflfte ongeremdheid m, de. WV1 God niet bepaald heeft die zonde in d.e menfeher Zre"werken, maar om dezelve heilig toe te laten, cn wegens die zonden ook beflooten heeft hen op zulk Ienfa wys, eh oP zulken tyd en plaats te doen flerven. Het zoli óngereimd zyn te (tellen dat God die middelen to? >i menfehen dood beraamd had, zonder opzicht op dï zonde. 27cf) Vr. Hoe maken zy 't met Job 14. S-: Antw. Deze plaats verklaren zy dus , dat'er in gemeen maar word opgeaeven de kortheid van menSelyk even, dat binnen den cirkel van jaaten maan S en dageh omfchVcvCn is, gelyk Mofes fpreekt Pr. ^ tn en Oavid Ps 50' 6. of anders meer naar de letg 70 zy zïg n , zal9't flegts aanduiden als dat God £ duuiSamheid van 's menfehen leven naar den getonen loop der natuur ^.t^g»*^ «en een perk van zeventig, tagng of hondeid laaien. 27 O Vr. Wat zoudt.gy daar tegen aanmerken ? Jni Dat deze uitlegging tegen de eenvouwdige voovdlagt der woordeivaanloopt, 'er word gezegd.  U4 VI. H O O F D S T U K. dat God zyne dagen beftemd heeft, en als by herhaling, dat God een bepaling heeft gemaakt, die hy niet over- Antw. 3Ja f x_tM ober be grbagten Spr. »r; i Het harte des konings is in de hand des Hetren als waterbeeiwni hy neigt tot ai, nat Hy wiL fjJ5f&* mm W # meufcïjcu b^eiö niet Antw. Been/ bic fiefttering ii mn ü'oiann/ maac eene nxtMCge neiging. aaj.mg/ 272) Fr. Tegen wie moet men dit ftaande houden ? Antw. Al wederom tegen de Pelagiaansoezinien. 273,; Fr.. Zy werpen tegen, dat devrywüiige werkingen van den mensch met zodanige bcflierin£ of bebrénggen?an Voorzienigheid niet is ov.r een te w^rfft Zl /leIlen"iet> God den mensen be¬ werkt als een hout o yzer of dergeivk levenloos ding, maar als een redelyk Ichepfel, dië vmS werkt ^^^J^f Gü"-™ehniet, feftt?» tat een 3cber emoe/ Ge*. 50: SS & ?£ . i &* fOT WW God heeft het ten goede gedacht. J Vrage. WztHt tfob be 3onbe 3elfj5 n«*§ d£En ijcitin ®ob ten neen err-n» ««« , 2-4) Fr. Met wie hebben wy hier verfchil? Antw. Wy hebben hier drie klippen te myden 1} de • _ leer  VAN DE VOORZIENIGHElFo 1*5 I ken 3) De iMagmnerj, die oovl voor ecu u . fchóuwer der zond^^*^^ Iaatzen in 275) Vr. Er ZV" rvoorkoiui als de autheur der dCn i BybikTL 5 " S wy lezen, dat C<4 den Duivel toe David tot de telling nes vo ks aan te raden, om bv die gelegenheid Israël zwaarlyk, gelyk zy %^tS tot Simei gezegd Ï"Ü2 ^drukking, van David zelve, Wal? mede de Koning wilde te kennen geven met , ! aS¥« nS tot geen oorzaak der zonde gefield. Vra«e. IB.'rïit <©eö ban 't nacfee 5 a/7 Jtt oni maar alk mpf btkwaftm  ii6 VU HOOFDSTUK f»»Wrinïteepen tot tïïtt Dusonbcre-': Boa*/ Daac tu,: anaièftfjenae ni inetnfaeitfEHDe^ wftóM «w j «w*e» «adr zya mlgevcdien. 277) ^r. Wie ftellen dit, dat God maar eens en vooral kragten toe geeft? Antw. Pelagiaansgezinden, inzonderheid zekere Dukandus in de 13de eeuw, en Lud. a Dola in de vorige eeuw.. ■ 278; Vr. Indien God tot elke byzondere daad moet anvloeyeu, daar toe'opwekkende en medewerkende, aan is de onderhouding, zynde de eeritc daad van oo;.is voorzienigheid, onnodig en onnuttig? Antw. Deze is gantsch niet onnodig, noch onnut, tig, de onderhoudende daad doet de mensch in wezen Wyven, en deze doet hem werkzaam zyn. Daar en boven is de onderfcoeidiag van Gods Voorzienigheid m dnedaoen, alleen naar onze manicre van bevatting, dewyl God alles verrigt door écne cnkelvouwige daad. VU. H O O F D S T U K. VAN HET VERBOND DER WERKEN. Vrage. ïfteL>ft ^ab nog Een fimonöer öejïtiue *tf omtrent öcn meng'rlj? Vra.  VAN HET VERBOND DER. WERKEN. II7 1 Tia^ vnipn ïtceft I 3« &2Ï Zyne VCn,hj*ting rot gehoorzaamheid üan allé I de hevelen van God, zo was 'er zeker geen verho d nodig, uriar God wilde den mensch óp^ «S^ zaamncd tot een grooter gelukftaat brengen! en daar om de gehoorzaamheid aan zyne bevelen nog Lrke ' aanbinden , en hier toe diende dan dit verbond der wcr! in'fpia^"1 SCn°0t immCrS ee" Sdukzalig leven Antw. Adam genoot ruiten twyfcl hier pp aarde in 't paradys een zeer aangenaam /even; evenwel kon zyn gelukftaat vermeerderd worden, cn tot dien trap bragr, waar toe Chriftus de tweede Adam zyn vflofte volk m, heorlykheid brengen zal. Het aardfche Pa a dys is daar van fogtt een zinnebeeld. nJ 4 ^CtiW 'er,zu,k ccn verbonti hatJ Pl^ts gc- i dSh SSJ7^ ,crze^r gewag vgn gemaakt hebben. ■ doch dewyl d.e er geen één woord van (preekt, zó blykt 't, dat zulk een Werkverbond een u&ffiefe gSrongen^ d00r2°mmi^ Godgeleerden der kerken! Antw. Deze tegenwerping is vol misvattingen. ï] Men moet met ochenen al dat geen, waarvan Mofes geen gewag maakt, b'. v. Mofes maakt geen uitdrukte lyke melding van de fchepping der Engelen, fpreekt van geen kinderen d.e Adam zouden geboren zyn tusfehen Abel en Seth wie zal zo dwaas zyn om daar uit te befluiten, dat de Engelen ongefchapen Wezens zyn, en dat onze eerfte ouders in een tydperk van 130 iairea ' nog maar twee kinderen geteeld hadden. 2) Het komt nooit zo zeer aan op h woord, als wel op de zaak. Mofes gebruikt Gen. 2 en 3 't woord niet, dat doorwans door veroond word overgezet, misfehien om dat d.t woord m die betekenis toen nog niet in gebruik was dewyl t afkomt van een woord dat doorhouwen aanduidt, en waarfebynlyk in dc betekenis van verbond by gelegenheid der offeranden is in gebruik gekomen. 3) Mo-  VAN HET VEE BOND DER WERKEN. 110 L Mofes maakt van de zaak gewag; een verbond is ee' rVzSSaa^w^S n dhoeódaop ^overtreding, waar in eene te ge*&ld- belofte van een lang leven lag opgefloten Nu era? oT^se^ï^^ - **- \\bond tusfehen God en Adam Hof 6: 7- iZ-^ Vr Op deze plaats van Hof. 6: 7 ™™m ^fj | 23oj t. r , tjphrpeuwfcne wonral cere énkele wet, maar eene wet des verbonds, en zo Er 'r Werkverbond juist in dien zin voor. . k Vr Het woord Adam kan ook door mensch ver. tank! wordèer de plaats van Hofea dus worden overJezet svÏÏeV' «i «vertrek als een mensch; of 1 ^e"<" n.n „..- vr e-een kragt in des Heeren beftrafIndï uaK/de iSS menfehen zyn, «en als een mensch 't «rioni overtreden. . fl ,8-^, Tr Zommige gemerkt hebbende, dat de over 2b/j ^r. a-uiumigc b merken aan, dat 't U Tpuinff fllr «e« meiwc/i te nauw is, '... N ?AorH Adam wel eens genomen word voor dc heideZ Jvk Verem 49: 15- dan luiden de woorden dus gnde SSuS5& v!rW <* °/ * ti 4  ï2o VII. HOOFDSTUK verbond overtreden hebbende, evenwel niet kon g&j Zegd worden even als dc heidenen, zonder verbond t3 zyn, paulus zegt 't tegendeel Rom. g- 4 289) Pr, Men kan nogthans dc woorden gevoe°o!vk dus vertalen : Zy hebben > verbond overtreeden als Adam W"J- Dan « de invulling niet uit 't geen vooraf. ' gaat, maar naar den aart van de zaak; du gefchiedt meermaal als Dan. 4: 33. daar van Nebucadttezat tri», zegd word, dat zyn haair nies als der Arenden [vederen,] dit laatfte woord is door de onzen ingevuld niet m c voorafgaande , dan moest 't zvn der Arenden ■ UPtorl maar overeenkomftfg den aart van de zaak de V J: ^Arenden we! vederen, maar geen baan* hebben; dus ook Adam had wel een wet ontvangen, maar ftona in geen verbond? Antw. Met deze vertaling haalt men niets uit, 't is dan, gë'lyk wy te voren zagen, een wet de, verbonds. 290) l r, Eiüdelyk zyn Vr, die door 't woord Adam een ftad verftaan, waar van men leest Jof i- 16 le zin ,s dan : zy hebben mt verbond overtreden als te Adam Deze vertaling rryst zig te meer aan, dewvl 'er 't P'aatzeiyk. vvöordeke daar op volgt, gaar hebben sy tronwtooslyk tegen mv gehnndeli ■> A tw. 'Er was wel een ftad of ftedeke in 't OvcrjordaanfchC da\ heette, maar 'er is geen bewvs dar daar de kin leren Itraèls 't verhoud övëSdeTSben Ook ontbreekt 'er dan by Adam de Hcbreeuwfehe le 1 ter, als een plaatzelyk voorzerzeï te Adam. En wat 't volgend woordje betreft, in onze Overzetting daar ver mikt. heeft meermaal de betekenis van toe», als dm ook wel van dus % Spr. 8- 27. P,-. 42. « , ' 0'' ze oiicie Nederduitfchc Overzetting heeft daar inne. 'Ér" zyrl er die t hier voor een plaatzelyk woordje houden HÜW^^ Kanaan: 'c is dan , "n da. goede land, m dat gezegend erfland, fc&g «v't verbond ovcrtreïèn, even als Adam in 'c Paradvs Hier 'Beae ftomt ooi: dc Chrideeuwfch Uitbreide,- za&lyi Overeen. , "/^wvS  VAN HST VERBOND DER WERKEN. 123 l Vrage. Wat eijMjte <&ab in 't ©eruanb bet j ab UK tópf^'^^S^ Krase. 3©at üclaofue $ab tn t ©eruanb bir É&erïtÉn i , ,. //ni. HWcrb bie öelnfte aon boa? eenjg <§>a* eiament Bt'üeftinb? jfntw. 3a/ bao? ben Daom bea leneng. 2nO Vr. Met wie hebben wy hier verfchil? Antw Met de Socinianen cn anderen, die willen, dat Adam geen belofte heeft gehad van een eeuwig en hemelsch leven, maar flegts op een lang en gelukkig le- Veagha)rr?. ZyJ werpen tegen, dat een natuurlyk verbond niet toelaat bovennatuurlyke belofte? Antw Het verbond met Adam kan wel een nawurlyk verbond genaamd worden, voor zo ver Adam die ge hoorzaamheid aan de wet door zyn natuurkragten , wel ke hy van God zvn Schepper had ontvangen, volbreneen iou- maar dit belet niet , dat God die gehoorzaam heid naa'r zyn goedheid mcthemelfche gaven belonen k°293) Vr. Dan 'er is geen evenredigheid tusfehen den arbeid en den loon' „„w^no Antw. Dit is hier met nodig, dewyl 'er ook geene, yentedigheid is tusfehen! dan arbeider en den beloone* 294>-Fr. Aan Adam zesgen ze is geen bekendmaking- van *t eeuwig cn hemelsch leven gedaan ? s H 5 Antw,  122 VII. HOOFDSTUK. Antw. Dit kan zo gemakkclyk verworpen, als ge-s fteld worden : Mofes verhaal is zeer kort, en dewyl dei overige Bybelboeken ook Godlyke Schriften zyn, "zo is 't niet alleen geoorloofd, maar ook noodzaakelyk, dat Mofes gefchiedverhaal daar uit worde aangevuld en'op. helderd In veele plaatzen nu der H. S. werd op de' gehoorzaamheid aan de wet, die Adam was ingefchrc.' ven, t eeuwig leven beloofd, men zie Lev. ig- 5.. Matth, 19: 17. Ook heeft Chriftus de tweede Adam 1 alles voor zyn volkberfïeld, 't geen zy in Adam hun-, nen eèrnen Vader vèrlooren hebben, en'dit is inzon.. derheid 't eeuwig aemclsch leven. _ 295) Fr. Het eeuwig leven wierd reeds door Adam oezetcn ? Antw. Hy bezat reeds by aanvang dat leven, en kon zelfs buiten Godlyke verbortdsbelofte verwagten» dat wanneer hy aan zynen Schepper gehoorzaam bleef, by voordgang dit leven tot in eeuwigheid zou bezeten hebben. Maar dit was flcgts een leven hier op aarde, zo als hy gefchapen was; doch hy kon buiten Godlyke belofte, die in 't Werkverbond liggen opgeflooten, geen hoogcr gclukftaat te gemoet zien, namelyk zulk een ftaat, als in den .Bybel doorgaans 't eeuwig leven ge noemd word, zie Matth. 25: 46. Vmge. -iPat teefnuc ®ab in bat Eernonb? Antw. i£Vn boob. f,J*rg£e' 5r?EEt' 'CE ®Ö& 00ft 1,ös EEn P-Iorf3ÈÖ0iï /intin. Ta / baa nfet te mtn ban ben feoam ttt Heimat btp gueb? tn Desi fetoaatog Gen. 2. VIII. HOOFD.  VAN HE T BEELD GODS. 123 VIII. HOOFDSTUK VAN II E T BEELD GODS. Vrage. bc tntn#£ö &« ©eröonb onbet» *•% nmiben? _, >n nrf(,f.„ hmü. / (Soa tjaa ben men$c& 3a 0 ftaat/htü«n'0aeb enfttaaab g»»*^ Antw. feeën/ maat in eene babcïnwJJ^ffiJ teSneib/ PreV. 7:29. Dit hebbe ik gevonden, da WZ mensch legt gemaakt ht&,, -V ben viele vonden gezogt. etnfi) Vr. "Wie dwaalen hier? .„„,.„„ Ti Dc Pelagiaansgezinden , die van gcdagtciJ gy^ datGod%JLJh gcfchapcn hééft fa£g ïL Cin puris naturalibus) 't geen zy dus verklaren, da hv zonder deugd en zonder ondeugd was; dat hy Ëogthans de deugd f dc liefde Gods en d«; naaften öoo eieen oeftening zyner natuurkragten kon vcrKiygeii. grien uit 't Ptó fehryven den ^«"f^ eene oorfprongelyke geregugncid toe, maar «ggw» da zy hem bfvenpatuurlyl was en van 6od gelchonSb om zekere ongeregelde bewegingen (.die de SL^^TvoorWzonden, maar voor den oorfprong der zonden houden}1 te keer « gaan. aoO Fr. Hun voornaamfte bewys ont oenen zy111 r de onkunde van onze eerfte Voorouders aangaande hun, ne naaktheid, Gen. 3: 7.? Mofos ens Het kan niet bewezen WOïd^-^^SS met die woorden tem /'«nie«e eegengeof..^  1 1^4 VIJL HOOFDSTUK. en zy werden gewaar, dat zy naakt warm , enz. wil leel ïf bv L% V°ren "iet Z°Uden "ebben, 1 zy by ae leneppmg geen klederen ontvangen haddel znZ 'lï1'"™ 'raktheid bcdekt werd, wam d j ?Xs ™~ " e",'Va KCe" kin*Wyke onnozelheid ien 'liét /mch " k?m,C" dWa3Sheid moete" toèkel nen. Uct zal dan aanduiden, dat zy na den zondenvl ^--wording* van hunne S ki Jic d hadden Thans had 'er by hun febaamte plaats gelyk men kan opmaken uit C J. 3: 25. aUaa ge ëerd " /,, raJF.W werden zy na den val ook hunna naaktheid gewaar door eene verandering in 't Itjchxgj Vrage. JJDsar naar fchfep ü?0b hen mengen» Antw. Uaar ^in.ueelfi/ Gen. r. y ^5-age, iBaar tn belton b bat uccïb? Beft ' In ricml'pfe/ Bcrxfltiflöcio cn Beïlïgj .ffage. a/et fn bc utterïüBc rjcftaïte bed ld ■ 'Xntw, mtii/ luant i$ob Beeft neen lichaam. \itv?gS' A'Xtt öe öctrfcl)an;y ober be üee>| ï,J'^S-cft}/ smt P m3& 8» graola ban t el?»/^«^aL*H^t,cn ?3\li!d n,Et baar oog. af» (. > n5rEÜïyn,Thaas voorname Godgeleerder, die tot 't Sr ,G°ds ** de ««rfchappy orer de dieren brengen, Snl- r; rT"^ W/ ™ 'ï ^ G°ds» WMr de mens.li gefchapen is, in een' runnen zin fpreeken moet ^.o^coragt worden, al datgeene, waar in eenige  VAN IIE T BEELD GODS. 125 Vrage. Sterns* ötf't 6«eiH «o« ficflaaa n «W^lLy o; l0. £n aangedaan hebt den Antw. KoM, V *yn,e*yd mrd tot kennis naar PflttlBÖeiO c" den nieuwen mensch «aft 'iotnTti* n^ir God gejchapenris in waare geregu%; heid en heiligheid. nn8l Kr Met wie hebben wy hier verfchil F 298) Vr. Mei_vvc Origenes en Osr- Ufrtw. Onder dc Ouden \\ aru .; fchapen was • ander , welke ^^^^S^LeiW» natuur, die n> mi vtiv b j opzicht r 't lichaam naa, Gods■ is uit lichaam Zy wilden da God zelv ^ < ^ en geest. n la er ' >a h b5e 1>in een redelyk zyn, dat't beeld Gods bcitaan ne j verftand zonder zonde^y docMoo«l£ fCOaRPyBOV^/lr«n« oS, waar van zommige ftellen, da? nztéerf ouders: ook'kunnen gezegd worden naar dt lichaam met Gods beeld gefchapen te VU-""» ver zV door't lichaam boven de dieren eene komnglyke SigSd vertoonden. Veele tut 't Pausdom gelyk i uu ; 1 nf overeenkomst met zynen Schepper cen.ee 6« 6 ^ £ho«t ook di beerfchappy. ^^A-SSi* Godgeleerden welke vvjn ^ die heerfclnppy ook in den hemel ial plaats hebben dat die heericnappy , ]fc crel[UUren iUl- ttgeïeS^ ^Ï?^ «jgttg woorrf op de 32 Frffgc.  i&6 VIII. HOOFDSTUK. te Jefuitsgezinden (tellen wel 't beeld in eene oórMi gejyke gercgtighcid, maar leeren, dat die den mensch met natuurlyk was, maar bovennatuurte a s een• gouden toom, zo zy 't noemen, om ongeregelde be : wegingen m den toom te houden. 299) Fr. Zy, die 't beeld Gods in de gelykheid der < TJvan Chrillus frc,le"> -SS.* 2 9" , y. Jyorffn Zekend h:efi> ^ heeft hy te zyn ? Vem'éu. De Socinianen brengen bv Gw. t; 26. Lwt m mnJHla maken naar onzen heelde en naar onze galyke. nisje, en aat zy heerfchappy hebben, enz ' in toL^ct p'aa k i:at '[ « Gods ook ; n de heerfchappy betond, maar niet dat het daar alteen of voornaamlyk inbeftond, 't tegendeel blykt uit aoI. 3: io cn Eph. 4: 24. 301) Fr Deze twee plaatzen, zeggen ze, fprecken mensch? m' ™ de *j^*wE£ ^flïir. Dit is zo, nogthans is dit 't zelve beeld 't geen zy 111 den eerden Adam verloren hebben 302) Fr. Jcfuitsgezinden onder de Roomfchen zes. gen, dat indien de oorlprongelvke geregtigheid den mensch natuurlyk geweest Waf, dat hy dan of niet zou gevallen zyn of zo hy gevallen was, zymgeheclc na. tutir zou verloren hebben? \vaf^'™iSl^rie^^fl ontkennen wv 1) Adam -nr w e,' yk g°^d «ft*«P» «3 kon dus'verleid worden en vallen £n wat 't woord ^ betreft, dit kan in tweerly zin begrepen worden, of dat men er door yerftaat t geheelc wezen van den men cb of «n dien nu, dat 't beeld 't wskmm W> S mensch be.  VAN HET BEELD GODS. lij Itreft en hem natuuriyk genaamd word, om dat hy Er van 't eerfte oogenblik der fchepping is deelachtig jweest Wy nemen 't niet in den eerlten zin, maar i den laatficn. Vrage. &ii 2£bam met bat Bfcïb ficrffrlnfi ? "Aam. Btïri onjtttffelu»/ uiant öe aaob \i tröt op be 301168 8E0?U8t Gen. 2: n. Jen aage Is gy d«ar van eet, idt gy den dood Jterven, 003) Vr. Tegen wie honden wy dit ftaande? Ara». Tegen Socinianen en andere, welke leeren dat ie dood een gevolg der natuur is. \o4Ï Vr Dat de mensch in den ftaat der regtheid tcrffelyk was, blykt, dewyl hy uit ftof geformeerd, sn dus zyn lichaam deelbaar was, en gedoopt kon worten en de ziel daar van affcheiden, men zie Gen. 3: 19 en Paulus redeneering 1 Cor. 6: 13 en Cap. 15: 44 'n Antw, Wy ftellen niet dat Adams lichaam in deszelfs aart onfterftelyk was, neen, maar dat hy volgens den Godlyken wil niet zou geftorven hebben, indien hy niet gezondigd had , en dus is de dood geen gevolg der natuur, maar van de zonde En wat Paulus redeneering aangaat, hy ftelt niet, dat Adam zou geftorven hebben, maar by leert, dat na den dag der opftandmg de lichaamen der gelovigen nog veel voortredelyker zyn, welke dan zo min ais de Geeften fpyze ot drank: zullen nodig hebben. 305) Fr. Indien de dood een gevolg der zonde was, dan zoude Adam immers na den Val aanftonds geftorven zyn, en wy lezen, dat hy nog zeer veele jaaren heeft geleeft, tot dat hy door ouderdom in 93oftc jaar geftorven is? Antw. Adam ftierf aanftonds na den zondenval, niet den lichaamlyken, maar den geeftelyken dood, bïykbaar uit de blindheid zyns verftands, en de verkeerdheid van zyn wil, Men moet de dood in zyn volle ruimte >?ewen, _ rr 306) Vr.  128 VIII. II O O F D S T U jtj. 3Có) Vr. Indien de lichaanilyke dood een ftrafdei zonde was, dan moest Chriftus zyn volk 'er van verlost hebben, maar dit gefchiedt niet? Antw. Chriftus herftclt 't verloren beeld in zyn volk niet in eens, en in een oogenblik, maar trapsgewys en laat naar zyn wysheid en goedheid 't uiterlykc van den lichaanilyke dood blyven, doch heeft'er den prik. kei of 'c doodelyke uit weggenomen ; de ontflopinl van hun aardfehen tabernakel is ecli trap van hun geluk) IX. HOOFDSTUK VAN DE ZONDE. I. VAN ADAMS VAL. Vrage. T\\ttft bc mengel) bat öccïb nog ? Antw. Mmi/ ïjn Öccft 'c bcrlcrcn boaii bc 3önbE- Vrage. Wat u)a§ bc cerfre töntje ter? mcnfcljen ? Antw. l^ct t'cteh ban ben baani btt fiennigfcf; br£ gorüj/en bcg ftlöaabg. Vrage. ftotlb b!C fiOOlH ? Antw. S6n 't ftorabnö. Vrage. Wm ü?ngt g?oribe baar aan? Antw. ©at ia onoefieno. Vrage. Wit at baar cer£t ban %Um of €öal Antw. &a. /'rag*, ©an tuien taierb berïcib ? ^ntw. ©an bEn ©uibct bao; mibbeï ban een Jjïange. Vrage. Wat maaSte bie Ijaar ram? ? Antw. ©at in niet 3oube ftceucn/ maar ah3 I ©ab 3pn/ nennenbe goEb cn Muaab. 307) Fr,  van adams v al. ï^9 307") Vr. Welke Partyen komen hier in aanmerking? Antw. Onder de Oude was 't O r1 g e n e s , en in later tyd Beverland, Burnet en andere, die de gefchiedenis van den Val met naar de letter, maar zinnebeeldig by wyze van een gelykenis wilden opgevat hebben. Bekker verftaat door de Slang alleen den Duivel, by manier van een leenfprcuk. 308) Vr. De Oofterlingen zyn zeer gefield op een verbloemde lpreektrant, en leeren veel door gelykenisfen», en zoo zou men immers 't verhaal van Mozes ge^ makkelyk kunnen verklaren? Antw. Indien Mozes hier iets op een verbloemde wyze of by gelykenisfe fprak, zou men dit ot duidelylc kunnen merken , of men zou elders daar van eene uitlegging aantreffen, maar in tegendeel word in andere plaatfen des Bybels de letterlyken zin vooronderfteld, gelyk 2 Kor. 11:3 ! . ,, , : 300) Vr. Dat 't alleen de Duivel is geweest blykt niet alleen uit Joh. 8: 44. alwaar de Zaligmaker van geen Slang fpreekt.; maar ook uit de natuur van de zaak, want indien men gelooft, dat de Du vel gemaakt heeft, dat de Slang fprak, dan zou men moeten ftellen , dat de Duivel wonderwerken kan vemgten, t geen God alleen toekomt Ps. 72: : Antwi Wy ontkennen, dat de Duivel eigenlyke wonderwerken kan doen, dat is zulke dingen, die de kragtcn der fchepfelen te boven gaan; doch wy ftellen, dat hy onder toelating van God veele wonderlyke dingen verrigten kan, die ons vermogen en begrip te boven gaan. Men moet onderfcheid maken tusfehen een cigenlyk wonderwerk, en iets wonderlyks. Vraze. ©oa? brie taerb ban Söam berlont? Antw. 3£0Oj spn ©joutu/ bie gaf bcm en fin at. Vrage. 3©aar ïeegt nttn be ï^iftorle ban ben ©al? Antw. Gen, 3. I Tm-  • iso -IX. HOOFDSTUK. Vrage. ©at geüolgen ïjab bic 3onbe boo: 2C» baw cn •Anivo ïjet bedienen ban 40abj? Beeft. 2. • ^cr g?uocfcn bat ju naafit iaaren. 3. ^cjj-jift ia be conferentie. 4. ïlittoeEaiisg uit 't ^ajaoné, 1 5. <£>e boab. 310) Fr. Met wie hebben wy hier verfchil? Antw- Met de Socinianen, hy welke zig ook veele Re-honftrantcn voegen, die ontkennen dat de mensch 't , beeld Gods verloren heeft. 310 Fr. Zy werpen tegen, als dat de mensch na den val nog gezegd word 't beeld Gods te hebben Gen. (y.ó.Jac. 3: 9.? Antw. Wy maken een onderfcheid tusfehen 't voorname en min voorname van Gods beeld. Het voorname voor zo ver 't beftond in eene regte kennis des ver- ' Hands, cn eene heiligheid met opzicht tot den wil, enz. heeft dc mensch verloren- Dpch 't min voorname b. v. de geefxelykheid der ziel, de redelykheid, eenigermate de heerfchappy over de dieren, 'zyn overblyfzelen, die nog in den mensch gevonden "worden. II. VAN DE ERFZONDE. Vrage. ifÉaaSt 25öara£ ;onbe avé aal';? Antw. 3[a/ 3B tuo?ö ou>£ toefleEx&enö. Vrage. fi^iavom? Antw. (0m bat SEbam 't ïjaafb ïnté brtBant$ toa£/ en baar in aangemecfit taierb ai^ repjrftn» teerenbe alle 3pne nanomellngen Rom. 12 Door tenen men/clie is de zonde in de waereld gêSomen , en door de zonde de dood, en alzo is de dood doorgegaan tot alle menfehen, in welken wy allen gezondigd hebben. Vrage, ïBzt boa: santé ftcfrücn ton ban ban SCoam ? 4ntvu, ©e Ccfsonbe Ps. yi; 7, Ziet ik ben in on-  VAN DE ERFZONDE. ïo* 1 geroeid geboren, en in zonde heeft my myne Vrage. ïl^ie tcHent ou9 *üam? $ S worden in genade aangenomen. En hier m o"ertreft God aardfche vorften, om dat d.e menfehen niet alleen erflchuld, maar ook dadelyke zonden heb- 'b:"'^7^ Vr Het regt onder befchaafde volkeren leert, da? 'Sn kind met d&e ouders ge^J* U™u ' fDiri/ï 48 tit 19 * fpreekt aldus . ,, Laat ae C„& Van een zwangere vrouw, die ar dood ^roordeM t is, zo lang uitgejleti worden, tot dat ze geoaard ' Deze wet is zeer billyk, dewyl ^danig een vrouw geen zedelyk verbondshoofd is van haare nako- "tf Vr. Het is zeggen ze zeer onvoeglyk te ftellen, dat daar God Adam zelve niet met de eeuwige ve doemenis geftraft heeft, die Ellens cn wetens . gGn Gods gebod heeft aangegaan, dat God deszelfs nakomelingen, die zelve niet gezondigd hebben, eeuwig zal verdoemen? '' '■ • r ,. „" Antw. Wat volwasfenen menfehen betreft, die Herkende verboren gaan, die zullen niet alleen verdoemd ![ ^ VV OV'-  134 IX. HOOFDSTUK. worden om de erfzonde, die hen onmiddelyk was toegerekend , maar ook en wel voornamelyk om hunne daadclyke zonden. En wat de kinderen betreft, die' vroeg fterven, onze Gereformeerde Kerk leert wel, dat zy alle der verdoemenis in Adam onderworpen . zyn, maar niet, dat zy met de daad zullen verdoemd worden, ik weet niet, dat dit in onze formulieren van eenigheid gezegd word f*\ 319) Vr. De Bybel fpreekt evenwel nergens van. zulk eene erfzonde, en zo'er die plaats had,' zou deaelve evenwel alleen uit Gods woord moeten beweezeri worden? Antw. Offchoon wy 't woord Erfzonde in den Bybel met vinden, de zaak nogthans word duidelyk genoeg geleerd in de plaatzen door Hellensroek bvgebragt Rom. 5: 12. ps. gi; 7. Rom, 5.io. 320) Vr. Op alle deze iehriftuurplaatzcn maken Partyen mtvlugten; met opzicht to: Rom. g: 12 zeggen ze, dat de woordjes in welken ook kunnen vertaald worden om d*t; de zin zal dan deze zyn : Door tenen Y,JS de Zbnde -wereld gekomen, en door de zonde de dood; en alzo is de dood doorgedaan tot alle menfehen om dat zy allen gezondigd hebben : op die wyze vertalen (*) Op 't Nationaal Sy iod; te Dordrec' t ïóiS, 1619 lieten onis regtiinnige Godgeleerden zig dus booren: „ Dat alle de jonge kinderen overmits de■ erfionde, de „ eeuwige verdoemenis onderworpen zya, en dat dc ver,. werpiag zelfs in de jonge kinderen der getóvige»,- ]e_ „ vende cn opwasfende, plaats hebben, ho,|iden"zy dat „ de H. Schriftuur en de bevinding klaar betuigen Maar „ of dezelve ook plaats hebbe in }Ong« kinderen der '.ei0 „ vigen, ftervende in hunne jonge fpraaklooze kindsheid' „ zonder werkelyke zonden, diar van meetón zy ^rBCrAeT/da?^ kan overgezet worden. \ Sluf Srelk danÖvan geen erfzonde, maar van dade- j lyke zonden? ^ niettegenftaande wy ; Antw. <- mze 'c" • " ■ . H„ Arjoltel zegt uitdrukdie vertaling omhelzen; want dApoi w £| £yk dat de dood is doorgegaan k> ^ »e L«zy alle gezondigd hebben Dedo ^ gèvolg der natuur, maar eene' ^ a£adéIyke zon. Lnfchen nu die |^#XSwgte«4 dcn' ^ffi^ASwS^4°ndifd? zïve met de daad, maar in Adam door llïïl Ps 5-7-^David^wag^ Afzonde die hy van Adam>J' T! ™„ do naafle oor. alleen melding van zyne moedfr a s van de |aak van die genegen«/J™?dc.e plaats dc . ,8 Pr. 22: io, li. PjV?!- O- , t 00k Z :';'T Val de Zin h er op uitkomen, dat David tucc ■ verdient, zal oe tiu u«. r as cn diconhci- • belvd.t. dat hy onrein van «^^"^„ig „u ecUgheid door fbf'01 ° ;™ ^Sïf ^„ronder.lelt erft ne bedorvenheid door geb°°ite ft f • die fchuld fchuld, dewyl 't ^^^g%g5dVo8fpndprlïoh vooronderftelt, _ ^^^JgUl was,, zou 't , zonde. Want ^«^"Jf^ vordere, dat de der hoogfte r^W^^^^.^^r^ wae_ mensch in deszelfs ooriP^g^ Lmagt bc-,  IX. HOOFDSTUK ]vke gebreken van de ouders tot de kinderen niet cver-< ve inziet «. ra L tsll\6 eeo ieder die dezellyke flegts ,4. 4 fae,Pl0ken word, men verge-. ê S fiSffi reis, door zyn kwaad voorbeeld, 't walk hv dnór r\L rede zondigende dS^^^oSSK'S weest, dat zy zondaars gefield zvn ^ ni / dat ben zulks veiwewn ,„„ri , U1f> lenecnui , ding den dood verSd had ^ofcA Zy,n °Vertret worpen zyn geworden iT'r'w ?" dcZü,vc ondur' naar den ftti h o' u 3) t Woord z°ndaar betekent ÏÏÏÏL f y , dcr HebrceuwcB zomvvyi die -enen i welke 't eigen yk niet zvn m^r -u. , g-uien , deld worden Gen 43. f £wl-allzü^ S'e»™- 14- 4- #an to» 5 w . ■ Antw. ©ui ome attuers. ^„4. Wz uerbintemg tot (traf aai Sloa.ii,. imPr%e< Wat W ac fmette oer sonöe/ XtJ. ©e inftlebenbe beruajucnfjeia. 324) rr. Mozes, zeggen ze veihaalt ons van £ S Mozes niet vinden^ mogen wy daai uit met  138 IX. II O O F D S T IJ K. geen zekeihcid befluiten, dat zulks in Mozes tyd is onbekend geweest. dewyl 't niet kan bewezen worden, dat al 't Sodlyk onderwys is aangetekend. Wm vinden nogthans in Mozes fchriften voctftappen van zodanig eene verdorvenheid, als Gen. 6: 5 en Cap. 8: 21I 32$) Vr. Daar zyn veele dcugdzaame Heidenen ge., weest? Aotw. Wy ftaan toe, dat 'er ondor de Heidenen" zommige geweest zyn, die door 't beoeffenon der zedekunde boven hunne tyd en landgenooten hebben uic-I gemunt in matigheid, mcnschlievcndheid enz. Doch 1 men heeft nóg nooit bewezen, dat die beroemde man-. nen zonder eenig gebrek geweest zyu. 326) Fr. Men kan', (zeggen ze) de zonden zeer' we! uit navolging afleiden ? Antw. Dar 'er veele zonden in navolging gepleegd worden is zeker, maar daarom kunnen wy alle zonden : uit dien oorlprong niét afleiden, b. v. Kaïn floegzyn broeder Abel dood zonder voorbeeld. 327) Fr. Zy werpen ons ook verlebcidcn plaatzen der H. Schrift tegen, als Deut. v. 39. Jona 4: 11. Ps. 106: 38? Atitw Ieder die deze plaatzen inziet, zal gemakke,lyfc befchouivjen, dat daar van kleine kinderen gelpro. ken word, oie beneden hun redensgeoruik zyn, en dus aan geen dadelyke zonden zig hebben fchuldlg gemaakt. 328) Vr. Matth. 18: 3 zegt de Zaligmaker, dat die in 't koningryk der hemelen wil ingaan,gelyk moet zyn aan de kindérkens, hier uit volgt, dat de kinderkens geen erfïïnet hebben, want met dezelve kan men niet in den hemel komen? Ara». Dc Discipelen twifreden onderling Avie van hen de meefte zou zyn in 't koningryk der hemelen; de Zaligmaker wil bun leeren dat zy door den weg van pedrigheid in 't koningryk der hemelen moeiten ingaan, en wyst hen daarom op een klein kindeke. 329) Fr. Paulus noemt evenwel de kinderen heilig 1 CV. 7: 14. ? Antyy.  VAN DE ERFZONDE 139 Antw. Dit kan van geen inwendige[WWfj^ fenlylc van ee ƒ wlar van een der ouders Iven maar eene natuurlyke onreinheid dan £>d d Se auaeur van de natuur is, en gewild^heeft, da , L,„ 0D die wvze zou voordgebragt worden, ma n £ oornig kaï wezen. Of anders, dat Job zou zien op de geringheid der menfehen in vergely.ang v n God ü, welken zin Eliphas van de hernpjen ze.de, dat zy niet zuiver zyn in Gods oogen Job 15: 15. - Antw. 'Er is in 't minst geen aanleiding vel wind waar in die woorden voorkomen, om aan een n üu\iïka ebrek te denken da ar en bovem ad J 00 die een ajlerzagtzinnigst en ydzaam W boedanigheden boven andere uitmuntte, nex zo zee o ver zyn temperament te klagen, als hy wel öottehaa om te belyden, dat hy nevens ajle menjehe delyk bedorven ter waereld w|s,f^men^ie^Ton^ deze plaats vergclyken Joh- 3: 6. Wiet meer gisn ' 'er om door de onreinheid eene geringheid_te ve*ft an 70 bearvot 't ook-Eliphas met Lap. \5- Jo. want n l g S Sekt hy insgelyksvan de fW^g des menfehen, en om te wanen, hoe walche yk AS .voor den Heere is, zo ftelt;by zig.^^"SiefoS jligheid voor. in wiens oogen de hemelen, hoe held.i 'ook, niet zuiver zyn. Liirfttif vér ', 33 O Vr. Gy zeide ook, dat wy over dc eiffmet ver-  140 IX. H O O F ü S T U K. fchil hebben met de Papijlen of Roomschgezinden, vrat' ftellen die? Antw. Deze houden de erffmet voor geen zonde ■> maar alleen voor een oorfprong van zonde. ' 332) Vr. Hunne vèptriaamfte tegenwerping is Jac '■ 1: 15- daar de ApoficKde begeer'lykheid onderfcheid van de zonde, als hy zegt; Daar na de begeerlykheid ont. , vangen hebbende baart zonde ? Antw. Dc Apoftel lïelt de begeerte tot't kwaade voorl als iets dat 't dadelyk bedryf van 't kwade voorafgaat I en ontkent daar mede niet, dat die begeerte zonde is i want 't is een kwaade begeerte, en was die begeerte! niet zondig, zou dezelve geen zonde voordNrengeu i Dat nu eene kwade begeerte zonde is leert Pa 1 js R0- Vrage. C^cfifien alïe menftgen erfeanben ? Antw. 2a/ Mitscïpnörrü ~&to\\tii$ / 't g'eenc ui> ■ vleesch geboren is, dat is v'.eesch, Joh. 3; 6. 333) Vr. Met wie hebben wy hier verfchil? Antw. Met de Jefuitsg,zinden en Fransciscmen onder de Roomschgezinden, die Maria de moeder des Heeren ' van de erfzonde uitfluiten, daar ander»Roomsch«ezinien gelyk de Dominicanen en Jmfenijlen met ons in^dit ftuk 't eens zyn, 334) Vr. Zy brengen by Luc. 1:28, daar Maria tre-l noemd word eene begenadigde en gezegende onder de vrou.' •wen ? Antw. Dit geeft alleen te kennen, dat zy een groote 1 mate van genade had ontvangen; vergelyk hier mede Gen. 6: 8. Eph i: 6 enz. 335) Vr. Indien Maria erfzonde heeft gehad, dan zou Chriftus niet onbefmet uit haar hebben kunne» eehooren worden ? Antw. De H. Geest heeft zorggedragen, datjezus volmaakt heilig uit Maria geboren werd. Ook zou, als die rede der Roomschgezinden doorging, Mana's moe.  VAN DE ERFZONDE. 14I oeder ook geen erfzonde ^fJ^S^n' . zy Maria zonder verdorvenheid ter vvaereb e% ^ sgeiyks Maria's Grootmoeder, en zo vei & m had niemand erfzonde. y-rag*. ïBaarotn fiab Cfefftü* Been ft|onbe? Antï. ® mensch als een redelyk fchepfel onder Gods bewerken! dc Voorzienigheid 'niet onbekwaam toe. Doch de< vraag is.of de mensch ook door eigen natuurkragten be-: kwaam is tot 't geloof in Chriftus, zig inwendig te bcr keeren , en alle die voorgemelde pligten uit 't regte be. ginfel cn tot 't regte einde volmaakt te verrigten: dit: ontkennen wy. 33?) Fr. Zy werpen tegen, dat aan den mensch eene vrye verkiezing van goed en kwaad word voorgefteld, Deut. 30: 15, 19 ? Antw. Voor zo ver men daar eene uitwendige gehoorzaamheid door verftaat, waar op een aangenaam' leven in Kanaan zou volgen, heeft die tegenwerping'; geen kragt; doch voor zo veel men aan eene inwendige Godvrugt te denken hebbe, kan men Mo es voor- • ftel aanmerken, als een middel in Gods hand, 't geen 1 onder medewerking van den H Geest van veel nut l zyn kan. 338) Fr. Het zou zeer enbillyk zyn, dat God in 1 zyn wet iets cischte.'t geen de mensch niet volbren- ■ gen kan ? Antw.  VAN DE DADELYKE ZONDE. H3 Antw Men vindt de oplosling van deze tegenwerp p5' 't antwoord op de 9de Vrage van onzen UeideV .«Kina van geeftelyk goed. waar fcjyft men dan enen \vu ^ *> , op.j„ a s >t kwaade san 1V tv en zo gemakkelyk t goeae ^^« ^ * „, nntti'iiaen wv- l->c mensen is S'SvL'n um-Vè W-S ™ den H. Geest onwii!g tot't geloof en eene inwendige bekeermg. sonrfe fï rfe dood. auuiaat in öe jonöe, . / ra"*. t©3t 1$ öe EEilluiSC HOOD? ^ .» rnr^Ven is d<= fcheiding vim Oi Om nauwke-iger - fp ken J do ^ H ziel en lichaam ,een gevolg; van]yKe werk. | welke gelegen * » ft=n,waar door t ü- D zaamheden van bloed en '«ens- » eene bekwaarne H chaam onbruikbaer vrord «nhjgr ^ ^ II woonplaats voor ae 0 vaa 't lichaam fcheidt.  144 IX. HOOFDST FJ K. Antw. €ene fEulBigc t'trafiHOmrjjn be£ft?ï (*>. Vrage. tëeröienen al be Entten Die fteaf? Amw. gja/ lot öe filefafte toe/ Gal. %t iM Ver vlo-kt is een iegeiyk, die niet blyft in al 't geen gefc hreven is tn 't boek aer wiet, om dat te aoen. 340) Vr. Tegen wie houden wy dit ftaande? Antw. Tegen de Roomschgezinden, die een onderfcheid maken tusfehen dagelyklehe zonden cn doodzonde. De dagelykfche zonde, zeggen ze, word begaan zonder ▼ol verftand cn vryen wil, of is eene zonde in een klei-i ne zaak, die de Godlyke liefde niet geheel wegneemt, maar doet verkouden , den menseh gereed maakt tot een meerderen val, en verbindt tot eenige tydelykl ftraffen. De doodzonde wil men, dat zodanig t ene mi» daad is, die vrywillig gedaan word, en grootcl}ks ftrydt tegen de eer van God of den Welvaart des naai flen, zy berooft den mensch van de liefde Gods era brengt hem tot de flaverny des Duivels, en de helf hl ftraffen. 34») Vr. Zy brengen ten bewyzc by Matth. 5: 22. daar Jefus op de laatfte zonde alleen de helfche Dynenl fielt? Antw. De Roomschgezinden kunnen niet bewyzen dat de Griekfche woorden i yim* 'rSv«pi<} Gehenna\ des vuurs, de hel of eeuwige verdoemenis aanduiden.. De Zaligmaker fpreekt van ftraffen in dit leven, gelyk' blykt uit 't vorige, en wil 'er mede zeggen, dat na mate demisdaad grooter is ook grooter firaf behoort geoeffend te worden 342) Vr. Zy brengen ook by 1 Cor. 3: 15.? Antw. (*) De Parryen. en tegenwerpingen betrekkelyk Je eeuwigheid der ftraffen, aullen ons voorkojnen in 'tlaat fte Hoodfftuk.  VAN DE STRAFFE DER ZONDE. H5 Antw. Zie de oplosfing en de verklaring van deze plaats op 't 5 Vraagje van 't 20jïe of laatfte Hoofdjtuk Van H ELLENBROEK. Vrage. Snn 'er ban geene betgerfjnlie jonbni > Antw. ï©el in Cö?Hïuf / bc 3000e m ben 8}ei» ïioen #eept alleen uita,e3nnbrrb/ oog gtene oer* ^jyt^ffsonbe/ 'tberöanb bet toer. Ben benwrtgb? "^frttw. la7 ten optfeftt ban 3!?n magt om temano te regtbaarbfrtcn. X. HOOFDSTUK. VAN HET VERBOND DER GENADE. Vrage. <£3té 'et in be&eïfê plaatg toeer een an=> ^31 bec©eröanb npaerigt? Antvo. 9ia ■■ bet ©erbonb bcr Gcnabe. Vrage. «nanneer iê bat npgengt? yf72£w. ^erftonb na ben Pal. Gen. 32 15- -t* z«* wandfchap zetten tusfehen u en tufchen deze vrou* w e« tuWeften uwen zaade en tusfehen haaren zaade] dat zelve zal u den kop vermorfelen, en gy wit hef de verfenen vermorfelen. , 'Vrage. Mtt toie too?h bat opgerigt5 Antw. Sïlleen met be Wiibernarenen. 343) Vr. Met wie hebben wy hier verfchil? dntw. Met alle Telagiaansgezinden, welke willen', dat •t Verbond der Genade algemeen zy, en dat zelfs voor hen, die de openbaring tn de H. Schrift vervat mislen, 't licht der natuur tot zaligheid genoeg zy,- gelyk wy zulks in 't I. Hoofddeel reeds gemeld hebben. Wy K MS-5  itf • X. HOOF D S T U K. ontkennen nier, dat de leer der zaligheid op rwee tv* l dei:, toen'er weinig menfehen op aarde waren , is algemeen bekend geweest, narnelyk in 't huisgezin van Adam, en in dat van Noach ; maar dit bewyst niet dat I er ooit eene völftrefcte algemeene bekendmaking' van I zaligheid geweest is. noch voor den Zondvloed G»h ï 4: '4, 16, noch naderhand Ps. i47; 19, 20; ook niej ten tyde van Cnriftus Mntth. 10: 5, 6. zelfs niet na I Gnriftus hemelvaart Hand. 16: 6, 7. ichoon toen allcrly I voU-eren moeiten geroepen worden. En gclteld zynr I de, dat de leer der zaligheid eens algemeen aan alle menfehen hoofd voor hoofd verkondigd wierd, zo was I evenwel niemand een deelgenoot van 't Verbord der 1 Genade, dan door't waare geloof in Chriftus, volgens de leer der H. Schrift. J *44> Vr. Zy beroepen zig op Gen. ^ 15, daar zes- I geu ze t gantfehc zaad van Eva, en dus alle menfehen 111 dat verbond worden aangenomen? Antw. fn deze eerfte Paradysbelofte word wel ge- : fproken van 't zaai der vrouwe, doch dit dit niet alle I menlchen zyn. b'ykt, om dat 'er ook va-esn llarwen- 1 zaad word gewag gemaakt, vergelyk Joh. 8: 44. Dus 1 is t Vrouwen zaad Chriftus cn zyn Gemeente. f 34p Vr. Zy brengen ook by Ge». 9: 9. Ma r ik f ziet ik rigte myn verbond op met u, en met uwen zaad'e 1 na 11, enz. f Antw. Dit algemeen verbond met Noach en alle ie 1 vendige zielen betrof niet de zaligheid, maar eene ty. I delyke behoudenis, dat God nooit meer door zulk ee- ; nc algemeene zondvloed menfehen en vee van den ' aardoodein verdelgen zou, gelyk 't verband der woor- 1 den duidelyk leert. grage- Wat erêrfjt <$ob tti bat teerum* I <-"ntw. ©et peen ï)n »fr m ei-óclir / is mpr pen eene Mi^MJBHtumii i namrinft/'net Ve' Vrage. iii>at Öefaoft 03 *tt in? 4 Antw.  van het verbond der genade. 147 Antw. tëenabeRier, rn ftet cndoigrleben Rik I «atnaaltf. »6: 31. Geloo/ï tn den Heere jejm Seninli Ret jelne? lebben ban bc tfeïobfgen ban 't <0ube «Ceftameiic ooft aan alle be n^eniylie goebeten ban 'E ««Benabe herbond bee( genab ? .. . < ; Anm 41/ Hebr. 13: 8. féfut Chriftus » gxfc ren en heden dezelve, en in der eeuwigheid. 346) Vr. Wie zvn hier onze Partyen ? Antw. Inzonderheid de Socinianen en de Roomschgezinden. . . : ■ ,:k o 347) Fr. Wat ftellen de Socinianen? Antw- Deze willen, dat de leere der zaligheid of Euligeliurn den Voorvaderen Onder f Ó. Teftament niet Ts bekend geweest, en dus d.e menfehen op eene andere wys dan wy zyn behouden geworden. o /§) Vr. Zy brengen voor hun gevoelen by Luc. i: 76 ,7 daar aangaande Johannes gezegd word, dat hy voor 't aangezichte des Heeren zou heenen gaan,mi zyne Jein te bereiden, om zvnen volke kenms der zaligheid ie S enz Hier uit befluiten zy, dat dezen weg van ialigbS voor Johannes tyd is onbekend geweest ?_ Antw' Dit gevolg gaat niet door, Pnefter Zaohanas wil n aar zeggèn, dat zyn' Zoon de leere der zaligheid ÏÏve zou aankondigen, die door dc Joodfche leeraars |o zeer verdorven was, en daardoor 't volk in du.ftern?s on^dwaalden zie 't 79 v*tó Want dat de leere des Èu\HXsin de belofte is bekend geweest, en zy Sn df goederen des Genade verbonds hebben deel gehadïlyft uit oen aantal ft» Gen.49: 18. Job 19: 25. Pfc 73= gf; IK 16 eH veele andere plaatzen. p 340) Fr Zy brengen by floi». 16: 25 , 26 daar i auJus zegt m*r myn Euangelium en de prediking va» Jep. K 2  ?4§ X HOOFDSTUK Chriftus naar de openbaaring der verhorgenheid,dii van de laaTd ff emWS>l (S vsrzweSen geweest, maar nu geopenAntw._ Ds Apoflel kan hier onmogelyk bedoelen 't iv.iangehe der beloften, want dat is den Voorvaderen . volgens Rom. 4 en 9 bekend geweest, maar hy meent t Miangelie der vervuiling, en wel inzonderheid de manier, op welke de Heidenen onder 't N. T. deelgenooten der zaligheid zouden worden , 't welk wel voorzegd was , maar de wyze op welke was te voren een vereorgenheid geweest. Vergelyk hier mede Eph. 3: 2^6. 3SO) Vr. Chriftus heeft evenwel eerst 't leven en de Tim x 1 c?d *m 'Clkht gebragt d'6r '* EuanSelium 3 Antw. Wy ontkennen 't gevolg, dat Partyen hier uittrekken, als of die waarheden oudtyds onbekend geweest waren ; Paulus wil hier leeren, dat Chriftus Je- ' lus door zyne onverderflyke opftanding getoond heeft de autheur te zyn van 't waare leven en de onverder* lykheid, welke m zyne naam word aangekondigd in *t \ Euangehe. * ö i 35 O Vr. Zy brengen by Hebr. XO: 1. Want de wet .tobbende eene fchaduwe der toekomende goederen, niet 't l beeld zelve der zaaken, en km met dezelve offeranden, die zy alle jaar geduuriglyk o[offeren nimmermeer heilieen de geenen die daar toe gaan?' : 1 Antw. Paulus geelt met die woorden alleenlyk re kennen, hoe de Godsdienst der Ceremoniën oudtyds enkel voorbeeldig of fchaduwachtig was, en op zig zelve de waare verzoening.niet konde aanbrengen, dit galchiedde toen door de toekomende offerande van Chriftus; men zie 't volgende e'fde hoofdftuk. 352) Vr. Paulus zegt evenwel duidelyk van allen die by in t elfde hoofdftuk als gelovigen had opgeteld, dat zy de belofte met verkregen hebben Hebr ir - 39 ? Antw .Dit was geen belofte van zaligheid,' 't tegen- * ' deel blvkt uit vers 5, 7, IOf l6> 2Ö.,„aareen der oornaamfte belofte aan hen gedaan, namelyk de komst  •VAN HET VERBOND DER. GEN ADE. 149 komst van Mesfias in 't vleesch, deze hebben zy geloofd, maar niet gezien, en dus dc belofte of beloofde zaak niet verkregen. _ 353) Vr. Waar in beftaat t gevoelen der Roomschgezinden? Antw. Dit beftaat daar in, dat zy zulk een groot onderfcheid ftellen in de bedeeling van de goederen des Genade verbonds onder 't Oude en Nieuwe Teftament, dat zy willen, dat de gelovig geftorvene voorvaderen niet aanftonds in den ftaat van heerlykheid zyn ingegaan, maar in een voorburg der helle, en daar gebleven tot Chriitus-dood of hemelvaart. 354) Vr. Zy tragtcn hun gevoelen te bewyzen uit Zach 9: 11. U ook aangaande [0 Zioii] door't bloed uwes verbonds heb ik uwe gtbondene uit den kuil, daar geen water in is, uitgelaten ? Antw. Nadien deeze plaats zinnebeeldig is, zo kan 'er geen Heilige waarheid uit bewezen worden, die nergens elders in den Bybel geleerd word. In een kuil zonder water te zyn, verbeeld een ellendige ftaat, t zy in 't-natuurlyke, zo was Israël in Egypte en in Batal , 't zy in 't geeftelyke onder de heerfchappy der zoude en des Duivels, waar uit 't Zion Gods door t bloed des verbonds verlost is, 355) Vr. Zy beroepen zig ook op 1 Petr. 3: 19 alwaar de Apoftel fpreekt van geeften, die in de gevangenisje (dat is 't voorburg der helle) zyn, aan welke Chriftus gepredikt heeft? Antw. Dat Petrns door die geeften, welke in de gevangenisfe zyn, geen Godvrugtig geftorvene voorvaderen, maar Godlooze menfehen verftaat, die in Noachs tyd leefden, is klaar uit 't 20 vers, en dus komt die plaats hier niet te pas. Van deze plaats en 't gevoelen der Roomschgezinden zullen wy nader fpreken over 'c leerftuk van Chriftus nedtrdaling ter helle. K 3 XI. HOOFD-  I5=> XI. HOOFDSTU K.' XI. HOOFDSTUK ™» DEN MIDDELAAR DES VERBONDS. Kage. ffltetjfte ban bit MUitl^sZ^ WÏC hcbben ^verfchil over Jefus ^Ve^j^ d| d^ entten, laars ambt daa? n* Z S^8' ei] fte!len ^n Midde~ geleerd, en dir'in y WC§' der zaligheid heeft van wonderen iTinT, aft**1* ^n, een aantal cüng bevemgdheeft. Jk d°°r zvn dood en °Pfla"- mit GaTv Z/o hS? Uk,DeUt- S: * in ^erge/yking £0 velaar van tusandere zaken Lmln m r ^'S' cn in ditenmeer ChriftusL^W Z Mol CSen Chri^ls«vereen; maar ^n en JSffi? r^fS ' eenmidde!aar ™ verdien«u"en oS^S^n^^ ^nwerpingen  ' VAN DEN MIDDELAAR DES VERBONDS. I5I | Antw. la: bclmil in ftera alle| oerbuia t$/ bat Pan ben 4liae« Ö00^3^mriT» ïStcips ïm op ben reoten ïnöi gcHovn.n * X la: fier «te a«pt«r nog Po'gen? Gen. 49- *«tonl be ttoeeötrapri nog fta.-.b: bnlgc'-'B «flfig;J;- AnflBta"n fie '° tttc&en ten einbe liepen: Ocugen^ Dan. 9. „8) Vr. Tegen wie houden w| ftaande, dat jefus ■ v^ïadeï^tUben', verftnadén, en den Mesü- aS ^'vTSy^ggen, dat zy Jefus voor hun Mesfias Ée¥er\en en kunln, om dat de Prophenen met in Lm vervuld zyn, als b. v Jef 2: 2-4 vergel Mich 4: de dagen des ^ëff^^^SS& alles niet op eene lichaamiyite wy^ Jerfcheiddrt Prophetien gecftelyk, gelyk de Jood Mal MONiDF.s zelve gezegd heeft. N *6o) Vr- Wy kunnen zegt een Jood, J«u« *™' zaieth niet voor den Mesüas houden, om, dat et vo • K was, dat Elias eerst moet komen 4: 5, verJ i 3: i zo lang die nog met gekomen is, zal de ^rlfvSn door den Voorloper van Mesnas E£MlbS, doeh't blykt niet mt en tex da k 4  35* XI. HOOFDSTUK aannemen, weeten dat 't Johannes de Doper is ge i weest uit Matth 3 3 Cap. iK 14 Cap. 17: m.I3 fiji 1: 17. Het is genoeg dat men aan een |ood bewyze * dat 't met alleen mogelyk is, dat deze fohannes de bedoelde Enas zy, maar ook waarfchvnlyk 1) om dati Fl. Josephus een ;ood, welke in dat tydoerk geleefdheeft, een goed getuigenis van hem afle.r^ maar ook om dat anders de Jooden verpligt zyn om aan te wyzen, wie hy dan geweest is, alzo die Elias ftaande■ den tweeden tempel komen zou Mat. 3: 1 en voor de ■ verwoefting van Jerufalem Mat. 4: 5. 361) Vr. Mesnas fen zyn Voorloper zeggen ze blrJ ven om onzer zonden wil agter, zó dra Israël zig bc-'. keert, zal Meslias komen? Antw. De Mesfias is met geen bepaling beloofd by de Propheeten , maar bovendien moest Hy komen om de zonden te verzoenen Dan. 9: 24. 362) Vr. Op Gen 49: 10 maken zy deze uitvlugt, dat 't woord door Jcepter overgezet eene roede der kaftydihé betekent, gelyk 't zb voorkomt Spreuk. 22: 15 en dan komt Jacobs voor/egging overeen met de ondervinding, de roede van Gods oordeel (zeggen ze) blykbaar in onze verftrooijiog onder alle volkeren ligt nog op ons, doch voor 't einde van die zal Mesfias komen, om die roede op te heffen ? Antw. Zeldzaam word dit woord voor eene raede Senomen, en zo 't 'er ooit voor gebruikt word, zo kan men die betekenis uit 't bygevoegde werkwoord duide]yk opmaken, gelyk Spreuk. 22: 15 'er 't werkwoord flaan word bygevoegd. Het kan Gen. 49; 10, dus niet genomen worden, om dat de roede der kauyding niet meer maar wel minder dc ftam van Juda getuchtigd heeft, dan de overige Hammen. 363) Vr. Het Hebreeuwfche woord kan onmo^elyk (zeggen de Jooden) door Jcepter vertolkt worden" om dat die met Babels gevangenis reeds is weggenomen en de voriten die na de wederkeering 't beftier hadflen, waren niet uit de ftamme fuda? AUe Chriflen uitleggers zeggen ook niet, dat- 't  VAN DEN MIDDELAAR DES VERBONDS. ï$3 i t door ïeepter moet vertaald worden, maar zetten 't It door iccpver b,tekenis komt in den Bybel t fce?en meer dan honderdmaal voor, zelfs in Gen. «meest cn meeiu redenen die daar voor nietten kan men zico m i» j .,„„.,i„n jSïïkW, = D«i, png- 58 « 59 van den .weden MfiV) rr Op de 70 weeken by Daniël Cap. 9 maken 304) V , p Lt HiP nnmo^elvk 490 jaar kunnen ,j zy deze mtvlugt f ' .TS dan is de Mesfias uitmaken, wan? ZO dl:a jJJjygm*n want EüSEBj. naar de J^^g^jffc Babe tot lefus dood ÜS ,-ekent van de wederkcei.n, rr ? 5TieSÏ-»i« te denken aan de wea i in 00 't bevel van Cyrus , maar aan 't 20 jaar van ArtaxeriïesLongimanus , toen Nehemla aftrok om ^65)"*wfSTevenwel duidelyk Dan. o: 25 van eene wederkeering des Joodfchen voHcs van den ^angdesw.ords om te deen wedergeren en Jeruzalem te ^XVmL kan deze woorden naar den aart der HeWuwfche taal aldus vertaaien van den uitgang des breeuwtcne Ldd hnuwen Zie verder van deze noords om Jerufalem te bouwen zal i . vc „ plaats myne Bybel verklaring fcetreWriy* Palejtma pag. 137 «s 138. ■ ^rage. SPaar in moet oe «toelaat at gttepb to0jS* 1. ^n 5nne ^aatnen. »• go S$ staten. 5- 31" 5Pne ifcettraHen, K 5 1 VAN  154 XI. HOOFDSTU K.«l I. VAN DESZELFS NAAMEN. . A. VAN DEN NAAME JESUS. Vrage. ÏÏBcïïic :un }nne meeat bsjonöcrc ^aa* men? ^)tc jpn ilnce: aefuapt Ijn 3e ooft be snne niet 'er baab toe? Antw. 3|a/ jo/;. ro{ 28. Ik geve hun het eeuwige leven. Vrage. Hm bat berbfenen en tocpap'fcn niet ban elüanbea-n geffrfjetben njo?ben ? Antw Jöecn / allen Daar ija be jaligfjcfb hoe? betbient/ papt gp 5e noft SeUeriüft roe/ 3V. 53: i'.. Door zyne kennis fe zal myne kne*t de fégtveey dige veele iegtveerdig maken, . «? W '< 'syW \ T ^ nez^eleeenwerping zou van kragt zyn, indien w^Sde?f*?SSchW g-villig, dochalleenYy{ onmagtlg is om zig zelven te. zaligen; neen, de rans™ if van natuur ook onwillig, hy heeft van naSureVeeï lust of begeerte om door 't geloof in Chriftus en een waare bekeering zalig te worden/ Men vergelyke joh. 6: 44 > 45- B. VAN DEN NAAME CHRISTUS Vrage. Wit i$ te ■ SSfe faffife naam in 't mmA ? SS. S#|a|7 *? **• ^ MKn gevonden den Mesfias, het welk u, overbezet zynde, de ■Chriftus. r^  •5« XI. HOOFDSTUK &' a"te' «tfimta^a van emwi.heid af gezalft P 3' lkbe Vrage. gm toat latuur $ fjn brwrbfniwh» De S'oawflMn, we|ke wj„ , ; r,..Aj en voorzeggingen, enz e ngten zou'n ^ leeren Antw. Uit deze fchriftuurplaatzen kan dit gevoelen, niet bewezen worden, want CbnftuV ; f5™eJcnl mensch, en fchoon hy naar zvn C„Aul °°d en tegenwoordiV c ln Jf 7 Godlyke natuur alomwfs naar zfn r'J i t0e" hy aJs ™ddelaar op ,arde; den hemel Vffifo™™™*^ W°rden * «r^n uit u ' ,^ 3- 13 * "°gthanskon lefus ze?ffen u,t den hemel te zyn nedergedaald, wanneer h> {  VAN DE NAAME CHRISTUS- I 57 ., , ■„ a~ rnrn^nhlvke natuur vertoonde, even 1 GodoTdtyds gS S£l neder te dalen en op te met?PSe.ht opS eenig teken zyner tegenwoordig rr. Dan heeft Chriftus minder voorregt genoFdan Kul?,.dïe opgetrokken is geweest tot m den ni^T r^nTesfoorniet; fat feus door ^trekking ii bekwaam gemaakt tot zyne Apoftohhe bediening. Vrage. n&aarom too?b 3»n Eerojbiriering een ^?i8 SS onber 't Gubc «Ceftatnent.menftS baof^KS 3e«ere Ambten toterbcn ^ttWS ». be«U_ in! SSatlnutÏÏieS^binoen ooft m ttiebe ^CÖ?Woe5aïftofbe. ÏL lvaM«H, fior M Cod gnalft ^^^^^ *>a» ü^ar in toanoe Ön 3U» M3PSD"°^ntw. 3n 3on. Heeren. ^rag«. ©aar tn 3?" f™-r , _ Mvvo. 3n 3nn üP.irabeïen/ 34: 19. A« Pmpftert *r««Wg' inwerken en woorden Vrage. i&aar in oejïonb snn |etng&eib> ^uw. mt fin geen «tongen Safe. ^  153 XL HOOF D S T ü K. Vrage. ^ab fjg gpcn «Êcfeonöeu? yjMiw. JÊEEll/ L«c. i: 35-. /fcfl,-™ dat t u geboren zal worden, Vrage. ït)ab t)p oaff geen babeïpfte 3onben? Anlw. Meen/ Joh. 8: 46. yaM u overtui, my van zonde. Vrage Mveët 8n geen 3onbe Debuen? Antw. Been/ mant bic setf een 3onbaar maa fton niet bao? snoeren beraafen / Hebr. 7: 1 Zodanig een Hogenpriefter betaamde onr, heilig, er. nozel, onbefmet, afgejcluiden van de zondaren! II. van zyne AMBTEN in 't GEMEïN. Vrage. flTot ïjae beel SGmbtcn if. Jjn sc--aïft? Antw. Cot bjte/ tot j&op&cet/ tot ©>ieite en tot tooning. r 1 Vrage. Waê ïji) in bie Ambten in 't #ube (Ce fïament ooit aï afgebeeïb? ^«w. la/ bonj ge3alfbe $>?opBeten/ mé ]ier$ en ïfontngcn. ^ra^e. itëaren «He b?ie bic Ambten in fieu tioab3afoluft? ^b**. ^a. Vrage. J^aarcm moegt !;n J^opfieet snn? Antw. ©m 0H3e ontoerenfjeiu te berbgtÈn. Vrage. ïï&aarom ©liefrec'? yfntw. <®in 0113e ftlpilb re berkoenen. Vrage. U0aaron> on3e -lianmg ? Antw. ©m onè uit biengtbaaijjeib te berïapfrn; 372) Vr. Wie komen omtrent lefus ambten in 't ge< meen als Partyen in aanmerking? Antw. Wederom de Socinianen, welke die ambten dus onder een mengen, dat Chriftus als koning ons) kan te hulp komen en als priefter zulks wil doen,.en ook dadelyk doet, welk hulp toebrengen eene offer-, ande 2011 genaamd worden, A, VAW  VAN ZYN PROPIIETISCH AMBT. 159 A. VAN ZYN PROPHETISCH AMBT. Antw %*/ Deut. «8: 15. Een Propheet, uit het Wen uwer Broederen, als my, zal u de Heere ve God verwekken, dien zultgy hooren. Vrage. WW boet flU abj f iOJ&ttt i Aw-w. ï&i leert ona Vrage. W>xt leert tin anp Amvü- mn toeg ber ^aitgnetb. ÏÏ",S5'S «Si/ jall Beflöafictt bOO? den Geest Chnjtt die tn naar Prlgl'mi £W m ® jjN&g gefeert? Anvw ml toen ÖÖ »" oen Wecfc°C 13 P 99 «°S «9 snn ^emcï- ?AnL 3a ' nu ïeetb fin bao: fierbetf en Xee» nlr.>n/ bie /zv gegeven neeft. aph, A> \u> l^agi. 4mt% m ou M g ^jjïu. ©09^ 3im «feestt Ijeefc &n alt&b 3cit en alleen gelecrb/ en 300 baet yn nog. 373) Fr. Met wie hebben wy verfchil aangaande't «rophetisch ambt des Middelaars? jfcJw. Inzonderheid met de Socinianen, welke ftellen, dat Chriftus als propheet de zede wet vermeerderd en verbeterd heeft; dewyl ook de Hoomschge&nden leeren j dat Chriftus nieuwe Euangelifche geboden heeft gegeven. Doch de tegenwerpingen fpaaren wy tot t Hoofdftukje van de Wet Gods.  160 XI. II O O F D S T U K. B. VAN ZVN PR II: STER AMBT. Vrwe. m$ fin oaft al? ginter ücïoDfb? An-w. M/ Psalm ,,: 4. G.y zy* P„>/?er i der Eeuwigheid pa de ordenixge Melchifedek. Frage, mat ton üat segne» ' ^n:w t. hu i» mi alletii ^jftor. 2' Ceti Ecuujig Refter. ' 3 4^ Vr. Tegen wie houden wy ftaande dat Chriftus alieen priefter is? Antw. legen de Roomschgezinden, welke leeren 'da 'er ook onder 't N. Teftamenc nog eigenJvk gezèirdi priefters zyn, om des te berer hunne eigenlyke offer, ande in de Mis te verdedigen. 375 Vr. Zy brengen voor hun gevoelen by fel: 66-2 1 daar God zegt: ook zal ik uit dezelve eenire tot Priejlers en tot Leviten nemen. En God (preekt daar van de Heidenen? Antw. Wy hebben hier aan geen eigenlyke priefters te denken, maar zinnebeeldig aan herders en leeraars want onder 't N Teftament zouden de offeranden od' houden, Dan. 9; 27. r 3^6) Vr. Zy zeggen Melchifedek is een doorluehtiV. voorbeeld geweest van Chriftus en alle de Priefters van t N. leftament, en deze heeft brood en wyn geoffert Gen. 14: 18 en wel in de hoedanisheid als priefter want zo volgt in 't zelve vers, hy was■ priéfter des Al' lerhoogften Gods. Het geldt niet, dat men daar tetren 1 aanmerkt, dat dit brood ter verkwikking van Abraham en zyn vermoeyde knegten was, want die hadden ge- • noeg aan den buit, dien zy behaalden vers 2 u ? Antw. Tegen deze verklaring kan veel aangemerkt worden, 1) Chriftus is alleen priefter naar Meiclu edeks ordening, en niet de leeraars der keik. 2) Melchiledek heefr dat brood en wyn niet geofferd maar voerdgebmgt, gelyk de text zegt. 'g.) Hy bragt dit met voor# .  VAN ZYN PRIESTER AMBT. l6l voord in de hoedanigheid als ^«'^gS^1? i behoeft h.er met * ^S^S^» * Sn tn 'dan wórdtr Ingevoegd £ Jriefil des MerUogften Gods, om dat 'er vervolgens gezegd word, da* hy Abram zegende 4)„"^eyde men niet bewyzen , dat Abrim en zyn verm.ey knegten geen brood en wyn Jben, dewyl 't met zeker is, dat deze um&c 1 buit gevonden werden. I Vrage. i©at6oettjBa«feieffrt* yfnfw. ófferen en 23iböÉïv Fj-asf. l©^t geeft fin genffetn* j,„,,;*« ^rl^anneet« bie o^^g1/^ Antw. 3n sou ganticfie Cüöen. zonden in zyn lighaam gedragen °P »et "0Ht 377) Fr. Met wie hebben wy hier verfchil ? AnlL Met de Socinianen, weIke om die* e bete de voldoening des Middelaars «ontkenen, wnia, a y geenpriefteropaardeisgeweestma^J^bed^»^ in den hemel heeft aanvaard, cn dit zyna beftaat, dat hy aldaar zyn volk zeet fi™efn wiUefl bewyzen, dat Chriftus met eu ^ „„„dat dc Vader bediening beeft kunnen W^'™*™*,** tot hem gezegd had , G y ^t f^teïrPl^ word verkeerd b**^ ^ Paulus niet bepaald den tyd wanneer , maar oe / op welke hy hogepriefler «geworden, nameijk ^  ifo XI, HOOFDSTUK [ den Öi^felt ,CÜri^S fL>Ze bedieni"S ^'et eerst in jen l,ej„el aan vaard heeft hoe kan Paulus dan zeggen! °i5" 20 *,a ^zdfigem' fterfS' hï/P?"el l°Chent met zeggen jefus pric lterjyke bediening hier op aarde niet, want dan ± \^2fCn ^nCpreken^^: 2 5? *3 ChriftusZ,ril 'Vr P m,ede zc^en' tot indierl UHUtus na zyns,zel£s offerande hier op aarde gebleven i dSnÏW" maar dit ni(,e-1 Chriftus niet: E^f ,,TO,ni^t' hy '"oest 00k als 'c groote ■ ifSf »vr ^g^™^ ingaan in 't hemelsei hei- 33o) JtV. Indien Chriftus op aarde een priefter eel^LWT' !dan Z0U * b? de EuangeJiL wel als ï5n?v ^Zk0TT ' ^ar by ni™d v<"n hen rfrnnll - 7 ^cnoc,nd> *ar hy wel den naam van propneet en koning draagt,ia wel eens zia- zefvJ> koning noemt Joh. 18: 36, 37.? ö Alle benamingen die op Chriftus toepasfelvkzjn, komen met by de Euangeliften voor, 't is £en( ez dat wyaie elders in 't Oude of Nieuwe Tcftamcnt aan! treffen, zo vinden wy ook den naam vmMiddelaarbydc feften''let' WMr mede Paulus Chriftus meermalen benoemt Daar en boven doelt Chriftus zelve by de Euangeliften op .zyn prieftenverk, gelyk Matth. 20.28. aaar hy (preekt van zyn ziel te geven tot een randzoen voor Veelen. Zommige voorname Godgeleerden merken ™ra aa"' dat Chriftus met veel wyshc.d van' zyn pnefterfchap gezwegen hebbe, om aan dc jooden geen ergenis te geven , dewyl de priefters naar de wet uit 't huis van Aaron van dc ftamme Levi moeften zyn , en zy met vatbaar waren voor die waarheid , dat lefus zou priefter zyn naar de ordening van Melchifedeïc. 380 Vr.  VAN ZYN PRIESTER AMBT. TÖ3 38 0 v, Met wie hebben wy «^er^he Antw. Met zodanigen , d. - niet b lyden, ™arflegts eTJSlfSi.T.NO.V'» lydeii bgedSndeSÏrieZuutilAe deernis als een voldoenend tPP-pn"t zetteen van Petnis i ettr.n. 24 ^* S^S^^^Jg^S 'Sire lyden ^ De Apofte tot met medtal ^ als borgtogtelyk met ut wyz eBJ ^!iesi;!^ 1 wys uit Je/. 53- 5; ö»<" ,fy ljr'llren de scefclmgvan tot lydzaamheid op te, wekken. , . • duifter'niè ■xiiT) Vr lefus heeft voor du dr'euun^ , 7 tekenen van "Gods gunst ondervonden Matth. 3- i?, Luc. 22: 42, 43-j ■ pétfoon onzondigen Antw. Dewyl Jefus in *yn e'ff'F de zoon. Tofi,c'lran'er evenwel niet fe."*»*» «WBSS deed ook Paulus 1 Tim. 4-7» »• 4«, ^rSsf rf Ev™l word 'er gezegd Z**. voleindigd cn dus de zondenniet bellooten nomen. En dus kan uit ciezc h« ^ E 2  *H XI ^HOOFDSTUK m£\^ft °ffe™de a,,een Z''S bepaalt tot Jefus i yam, gedurende dc dneuurige duifterais. i? m »'r»erftorenen. be brjfi*0;111^ em* toaare offergan- ' ut uan upraotninge gelaee^r? m e'UWlgkeid V0lmaakt degeJdie WrtST" 'h ^ V0T0,;ftanders dcr algemeene genade, optoffer' 6'doet' ^ ™ V°°r a,le raenfchef heeft °rHnlwki h";r van ZLI,len wy fpreeken in t Hoofdftukje van 't einde zvner vernderin^ck dl vraag voor wie heeft Chriflus \ rik^-^ShSbS S3fflS^£G?om dat l^flJJï ftaa" Wy t0e' doch deze voorbidding be f'Off*. »3at^3ün $oo,BftMng? Anttf.  VAN ZYN PRIESTER AMBT. \6$ ■ 6?i7«« p%/! ;n jaar op ejcft*e ^ ■ rtglerhaniGods U , die ook voor ons bidt. S; ISS be uftJietSarenen/ jMj I (; 1f Wtó m« vöor de wereld: m.iar voor de g««« ■ ff'«BS *V een flftfttebar ban I ^«Bibbtaa? „, ^ fl,Wwl cen voor" r/Tbffn fVader, namenlek, Jefus Chriftus 1 *°Xg<. Sun ban be CM» af be «en oaft I mn anw téoajbibüer? in ben Hemel: ïfeen / taant bie Hennen on$e nootien rief VTuuSn on5e «Sebeben niet;M tn fi* tin ooft toao? on> niet bolbaan/ Daar >P op 3auben Hunnen elfcljen- \ 080) Vr. Wie zyn 't, die ftellen dat Engelen en Heiligen in den hemel onze voorbidders zyn ? X Dit zyn inzonderheid de Roomschgezinden, WdkeT'tegenwerpingen wy zullen opgeven als wy 10 TiTmofdftuk vanHgebed zullen gekomen zyn. C. VAN ZYN KONINGLYK AMBT. Vrm. nEb^j Tlerllt # MyH Kmin^k ' «f* 21 toSig *' Wiehouden den Mcsfias voor ce» aardscJ *t^'aHï£^' ,wierTieer ™danig verbifterd is, Chril WiS rPreekwyzcil 't O. T. aangaande »n?£L,i fr uZy werPen tegen., dat de propheeten dPwvf'; Pr ftaa" Wy toc' doch °"tkennen 't gevolg, dat de propheetcn zcer di#zi"- r»?P^'''Zy houden ïm ' e" zeggen-, dat de SJÈf^flvoor(pe,d »w>"*tBfca«ï ' Ssef Lnin ,Vld Zy" 2°U ' en dit ^^t een aaidsch koningryk, te meer, daar in Jef. o: 5, ö dui. Sus? £CZegd' d3t ^ ZitWï Z0U °P den thr°™ Antw Dat deze fpreekwys niet zo eigenlyk, maarin een geeftelyken zin moet verftaan worden, bivkt van ^elvc, want Davids throon is voor'Jange verwoest. tiet geeft te kennen , dat gelyk David door 't zitten op een throon in iuijfter verheven is geweest , en de -beerlehappy voerde over Israël.zo ook Mesfias als 'tgroore tegenbeeld op een veel heerlykcr wys zon verheven worden, en een geeftelyk ryksgebied'over zyn volk Sefli "le",ver.?eiyke.ilegts 't geen van Mesfias ge. segd word Pf. 45; 3-8. Ps. 110: 1-3. 393} jrr  VAN ZVN KONINOLVK AMBT. 16? ™"»"cn - 'e ",et doen? rxr „, ™v yeezen, dat Chriftus koningryk ■^^^SSSSiï, dan willen wy daar j niet aardsch, maar gecnuy*. », Mesfias 0ver geen „iet mede te kennen geven, al dat Mes B ^ a rdsche zaken 't beft er zou he ^ .. ^ w j Vader heeft aan Jefus alle «« g S d >(rf mede op aarde Matth. a8: 18 , maar ? f vorften j J ee'n aardfehen throon zou zitten. . i jteliameot ? fr f w Koning 3911 Vr. Met wie hebben wy ^^vooe eeti ^^S£ff*$5^g eerst koning is loot mensch houden'. w , regtehand, en ^worden met zyn verhoogi g J ^ « d dat ^ ^^brenlervSün g^elel by P, xio: 395J ' '•. J, „o? t. 1 C«r. 15: 24. ■ plaatzen word jgcenzins ^r de Helrc Jefus met den jongilen dag zyn geleerd , dat de H^re j venieZen gcenzms, konm^lyken luiitei 01 da zo als't thans is, nr m^m^^^loSn van de zonden te zynkerkie veigadcrer1,1 dan noodwendig befchermentepnvyande^ ^ n ^afi aÏÏfSj zynmiddelaatswe,VtSecn  i«S XI. H.OOFDSTUK »og niet Alles in allen, dat is in al zvn vnit ; Jefus magt en ryfcsbefrier zal als dan niet od houden voor zo vor Hy de vvaaracCé God dJ koning van t Geheela! is, maar zyn tofdSta^rS zal voleindigd zyn, 't welk Hy als frerönH„t v ^ dus lange bediend zal hebben VI ook de Ënrtr^ Hing des Bybels op dia plaats. Kandtcko-. iii. VAN ZYNE NATUREN. Vrage. $ac beef laturen Beeft Cfijtihtó* Antw. ^irjpc laturen/ een ^oböelnLJ en menfefjejofie Jgatuuc/ , 2?w. 3; l6 gS? Z?" penbaard m den vleefche. ëeo^en- Vrage. Was bat ooft buo.'ttib* Antw. 3a/ >ƒ. 9; 5. B„4 U om „,bQ een Zoon ts ons gegeven' en men 3 *-u°ren, Wonderlyk Raal/sJke ^^tt" beid. Vredevorst. eeuwig. Frage.jUs fin toaaragtm a5ob> Antw. 3a/ i #A. « 20. Dm ü de waarave God, en het eeuwige leeven. ™«ru,aiige Vrage mme ban be biit ©«fornen Fm na snn «- Teen wie houden wy'ftaande, dat Jefus .aa?aehtfg; GoS ! en wel de eigenlyke Zoon van I 3od?f,„ Te,en de hedendaagfche de Arïamn aa e Lunen Men zie de tegenwerpingen daar o- W.M TOta ooft uiaaragtig ifeenW S.^a/ i Tim. 5- P« «"»Jche Chn^ YVr'age- W m «"ï 0ÉElen U£ftaflt 59" j ®l?4toeimi/ taant 99 Ö"ft in m'W ■ lot der dood toe, „8,Kr Welke partyen komen hier ,in aanmerking ? 3P8) wTn reeds m der Apoftelen tyd zodamJratw. 'Er waren ieea" c£riftus in >t vleesch ge, welke ontkenden, f ^f^mdM gekomen was i /o^ 4^ en ,»7vn békend geworden, welke de gevoelens M»wc^» ^y» , ,JYLë fte, lende dat alle ftof kwaad, en derGnoftikenomhelsden, ^llendcaat ri Chriftus lichaam vooreen DiooLve ^ yauntinianen rede werden zy Doeew genaamd ^ ra,Ap0LLI. breven C^^i^JKSgf in de 4de NAw S fteldé - dat Chriftus een lichaam als een eeuw , ftelde , aat zichtbaar te zyn, en redclyte ziel ra s>6 b>4, ■» * W1.^  f l?o XI HOOFDSTU K; fpreekt van ee.ve gecykheid des zondigt vleesch 1 ^ dat Chriftus de gestalte van een dieustkne,n heeftJ genomen waar uit zy beflooten, dat Hy Sw3 mensch is? " a en Wda. . | ^rtw. Wanneer Gods Zoon buiten 't rcrlosfingswerl eene menschlyke natuurbad WiIJen aannemen Xv eene zeer voortrcflyke geftalte op aarde hebben kunnj ver cbynen.waarm hy kwam om te lyden als borg"00r zvr volk zo verfcheen hy, fchoon onzondig, nogtham , dc gelykheid des zondigen vleesehs, cn nam dfSjl van eeti gering mensch van een dienstknegt aan 400) Vr. De ApMinariften zogten hun gevoelen te bewyzen uit CoBtf 2: 9. fn Hm volneid der Godheid lichaamlek ? . . «^.VJod woonde op eene oneigenlvke of zinnel beeldige wys oudtyds in tabernakel en'tempel maar; zo rs t niet met Chriftus, de perfoon des zoon Gods s met de menschheid cigenlyk cn ten nanwSS vereemgd, en dit is 't, dat de Apoftel ons hier leert 40Ü Vr. Zy benepen zig ookopi^m. 3; 16 God ' is geopenbaard in't vleesch? ' Antw-, Door vleesch word dikwvls de ireheele mensch verftaan b. v. Gen. 6: 3. en zo moet men t-.hier ook nemen , dewyl van Jefus ziel meermalen gefproken word,zonder dat men daar aan zvngodheid k an denken, gelyk Matth. 26: 38. 402) Vr. (Maar indien Jefus behalven dc Godlyke natuur nog eene redelyke zie! gehad heeft, dan moet men noodwendig [twee 'byzonderej willen, in dén Heiland ftellen, en dat is ongercimd ? Antw. Het .is in 't minfte geen ongercimdheid een fwecrly wil eene Godlyke en menschlyke in den Zaligmaker tc ftellen, alzo de menschlyke wil aan de codlyke volkomenis onderworpen, men zie Matth. 26; 391 4*3. Fr*.  VAN ZYNE NATUREN. SSS: SS* wjfJffi?tt.aSSiwM j*#c«. Zpii mc tnicc uaturen ra nuy#M COtX^ Mtm/ 6et filgben ttoce laturen oott "VSgïSS'öe tto« Bataten oou ttoee ^l^een/ maat ten Maan- 403) V, ^^^^Srt^^ k Antw. Men- fpreekt veel van zeio. fehop van Contant,nopole« " f f e^ chriftus waren , hy » A's ~nf Ao Hoewel vee!e kerkvergadering .van Ephefen Ao_ | geleerden die veroordeling aan parry- b Nes>(  178 XI. HOOFDSTUK. NfisroRiüs van dwaling vryfpreken 7,« m« Katechismus der H. Godlfl!e)Teid 2^^^^ de 2de druk. Onder di ^£rt^'^^ln ook Eutvches 3hr t^r^n } va" Neftomis w< «^erkeiyL^ |" eer nattmren van Chriftus tot één r ï or.ft ^ '3 mengd waren, welk gevoelen Te 5 an de S-^' rhf1(ied0n A0' 45' velrdeëld s U" 404) Vr. Behalve.: de plaats van Joh v ia dan Hellenroek hier boven bygebrarrten £1; ,4' dat Chriftus rffc ei,* * £ Pau us zei heeft vernietigd5 lm' 2!-? 405) Tjr. Tegen wie houden wy dit ftaande' mec^deeld, alwetendheid, aJeS^o^l Zyn?n alkfCkatten * I^W^-S^ Antw. Partyen moeten bewyzen, dat deze ai»»^ van Chriftusrgdte„?et aTen m „S^oo^S' » , ftaan wy de alwetendheid gaarn toe! Ook ££ CV/,  VAN ZYNE NATUREN. 173 [ 2- * dus vertaald, worden. In >t welk Cnamelyk de rborlenheid Gods en des Vaders en Chr.fti, zie 2de vers) alle fehatten\der wyskeid en der kennis verborgen L, dat is opireflooten liggen. Ïaovï Vr Öm de alomtegenwoordigheid aan te Inen, voeren zy verfcheiden plaatzen aan, als, W 18: 20 waar twee of drie in myne» naam veren* l'Cdaarbenik in {t middenvan hen, vergelyk daar mede ;rÏÏw.2De2z°e?tegenwerping word opgelost in <* ff* Vri i de 47 vrwg v*i *n Heidelbergfene Ktechsmu . 408;Vr. Zy houden aan , en zeggen., zo de tenschheid van Chriftus niet overal is, daar da todhcid is, zo moet volgen, dewyl de Godlyke latuur overaltegenwoordig is, dat die twee natuuren flan malkanderen worden gefcheiden? . if Antw. De oplosfing hier van heeft men in 't antwoord iL de o 8 vraag, van den Heidelb. Kat. S\oQ)V . la maar, Chriftus (zeggele) zit naar"zyn Lnschlyke natuur aan zyns Vaders regtehand , want • aar zyn Godheid kon de zaligmaker met verhoogd ' vorder!, dewyl nu Gods regtehand over al zo moet hiriftus naar zvn menscheid ook over al zyn? Xw. Het - geen te veel bewyst , bewyst mets loch dit bewyst te veGl,dewyldaaruitzouvolgen,datalle Ufchen aan Gods regtehand zitten ?, en au d.e loting kon dan wederom worden opgemaakt, dat alle Imenfchen -alomtegenwoordig waren. Gods regtehand Ë w 1 alomtegenwoordig, voor zo ver d« zinnebeeldig kragt en fterkte aanduidt naar Ps. n8: .6, maar voor f zo ver de Ipreekwys testten tan Gods regtehand de hoogfte majefteit en luifter te kennen geeft en z0 moeten wy hier de fpreekwys nemen , zie Eph. i . 2,21 zo is Gods regtehand meer bepaald m den hemeL, daar God zyn heerlykheid meer dan elders ver- 'J °TicS) Vr Met opzigt op de almagt beroepen zy zig op Matth. a8; 18. My is §>gw™ ««« mZ' m hcml en I op aarde ? Antw.  174 XI. HOOFDSTUK. . _Aww. DeGrickfche woorden JW« betëké met een alvermogen, maar alle gezag of «werf . dus is die plaats niet tegen ons. * ' IV. van zyne staten. Vrage ftoe biTï ^tatcn moet men in Ctpifi1 onberfofeitreir? ^iiem Antw. m&tiï een ^taat bvn ©rrneberim rn een 4tagt ban ®n$amm/ ft£,f3 «y; w»/ ?M* ^ ftit as rfmfc», daarom j AVage liPaaren bie beihe nobin ? Jntw. %y rn ben piraat brr Brcorbtrfi motst fin be pffgfeffe torrenen; in Sm S?2 eer ï?etf|oam0 mwfJt tjn ie toepen. t,t£S?mme m be frappe,, ba«3p„»a Ar.tw.t. Ston neaerme aFe!oa«re. 2. 2im A tien- 3 *Kö ©000. 4. 2yn 25e0;abenia 5 ZiS urberbaliniï ter IjeUe a? *pi BaoS?^1^ Syn te ^r8Pi,en 'ban 39" ^t baart- 3. Spii sittng ter renrerrmnn £011 taberBomfre ten ^beei. Ü ®°bp- 4 vap  VAN ZYN NEDERIGE GEBOORTE» I75 L DEN STAAT EN TRAPPEN DER VERNEDERING» A. ZYN NEDERIGE GEBOORTE. »W- lltttofe fel*"'/., l4. Zkt 5L« /WnflSï zji zwanger verdêw, * zou"c ftfralTS luie tó IJ» «njW^/ to. t: S f^aTiT/aoTS öaar «ft «** V 4' iw* fin ximfe imnfrficiafte fuoftanticy' 5 hSmeieen/ öu B«ft bte Tjict «* uit M» -tLir emr « nedergedaald, 4. 9» , lichaam of iubltant e vou hemel heeft mede gebragt # oude ! ^ntw. Dit is eene fte J^„-' evo1gd d,e | . ■ welkedoor—geM— ^JQJig laten nogthans meest alle die gevowiei» 9 vaaren. 4ia) 'u-  176 XI. H O O F D S T U K. 4r2) Vr Zy bragten by , behalvcn Eph. a.-q, 3 nog vcrfcheiden andere plaatfen, als Joh. v 11 - Cap. 8: 23. j CV. 15: 47 ? °' 4' ; ^nrtr. Deze plaatzen bewyzen niet , dat brifl vleesch en bloed uit den hemel is, iewyi zulks reeë regt zou aanlopen tegen Luc. v. 42 , daar [efusl noemd word tie vrugt vm Maria's buik; Rom. I • 3 kol! hy voor ais Davids zaad naar 't vleesch; He;r i- 14 di hyals andere kinderen ies vleekhs en des UtedsU 'deeiac, tig geworden. Chriftus kan opzekere wys gezegd wor3 uit den hemel t»zyn nedergedaald m,t opzicht tot zy 't vleesch naU'Ur' zighieïop aarde üPenbaardet Vrage. ïüaar ijS Fm geooorrn ? ^e 23etBIeljMii/ JWt«fr. 5- 1. Gy Bethli hem hphrata uit u zal my voorkomen., die een Heer/cher zyn zal in Israël: be uertiiilung baai Luc lm mn in bt ^iftotk ban 3Pn Qebtmitt} B. ZYN LYDEN. Vrage. Miae$t ooft be €ï)Mni Wnben? Jef.nlT toa^ Uoa^ESt/ Psalm 22 cn rrage.^oe ïang geeft bat ïpben gebuurt? Vrage Waat in geeft fin gpreben? Antw. 3Cn %\e\ en üCiBöaam. 413) Vr. Met wie hebben wy hier verfchil ? Antw. Met de Roomschgezinden, welke willen, dat Chriftus alleen maar naar 't lichaam , en niet naar de ziel zou geleden hebben, Zy willen nog wel roeftaan, dat (de ziel eemg medelyden met 't lichaam hebbe gehad maar fchryven ondertusfchen gedurende Jefus lyden aan de ziele een volkomen gelukzaligheid toe. 414) Vr  VAN ZYN LYDEN. *77 1 4I4) Vr. Dc H. Schrift, zeggen ze fpreekt. alleen aïï'tlyden van Jefus lichaam 1 Fep. \' tim' ia' o Rom V 2S. en veele andere plaatzen? .. .m AnZ'D, H S. fpreekt dan eens van Chr.ftus^h am onde* van de ziel te melden, dan eens van Chriftus iel zonder van 't lichaam gewag te maken , gelyk L ii.MattA.ao: 2t.jCap. 2% 38.wanneer nui t _een enoemdword, moet't ander '^UIÏ|SSCS vant zomtyds word op beide deeJoi n ™scUy» latuur op üchaam en ziel gedoeld, gelyk Jej.S% Wet behaagde den Heere hem te ^'^'J^J^t^ :rank gemaakt, dit kan tot 't lichaam e*™V™%gn>%£ Jan volgt 'er: als zyn ziele haar tot een Schuldoffer zau ^lïïtZïe Offeranden, die voorbeelden en fchaauwen van' Chris waren, was eveiwelllegts een verKoning van 't liehaamlyk lyden in vleesch en bloed? Anti. Dieren.die geen redelyke ^hebben, konden dafr van in de Offerande wel geen' dujj^^ ning geven, daarom ^^J^^^^t eene vertooning of afbeelding gegeven van u , welk oudtyds niet mogt gegeten, maar by d!«e of aan 't altaar menigmaal gefprengd, of uitgegoten moest worden. Vrage. $eeft U al tttflonb na 59" fltnna?tc pS! 3a/ bc fmarteïtfBe ^efnnbenuj ten ast- %ragfmmxm ff Cteflhi* fi^SS1* tEÏ{m ^«tio. <©noet anbereii/ om bat Bn Bet tenen aan ^aïiamé $aab 3««be heüaen. i^lTen^bS^en , gj Baat/ en fmaab en betuaJBtnse 3ijnct ^nben. Frflge. Wanneer ié 39" Wm mEE§t ueE ftoaatb? M Antw  178 XI. HOÜFDSTU K. jSSJ^^ |S"| men ban be: OinftanbfgtjEben leyu/ t •«,•«/. en C. ZYN D O O IJ. Vrage: öfraj Poati ts fjn gefco?ben * Antw. ©e CiauD bt§ ft}ufce$S ««. k 8. Hy ir gehoorzaam geworden tot den dood, ia m den dood des K' uyces. Vrage. Hpas «in ïiruniboab anft baa^egb? Antw. "Ja/ Psalm 21: 17. Zy hebben myne han* den en mme rotten doordraven, Vrage. J» Vrage.' Wit £cc(c Cfpifrug 35e»rtmï ^ tatótten de begraven!* by ^ "J™? j k dlar by de Ehuftus coca ,alks is * «o«v g^ KkenH, » ^.^^fjSJ gw^ot. tot iemands deftige begraving als de Zal gmaker^ , ^ trap van jefus £*^i£gfë2Si *£ aftrekt hebben tot taart otwt lm dood ^ niet tor fignii.- ^JPÏ^^fe^ Doch al wie zyn lid in den hemel; d«hal»en tot lm aa. jefus Onaaddyk ^ ^^SSfS * aonütód.zo volgt din dutaei)*, «« bc> Mi  i8° XI HOOFDSTUK ItCEn uitgnjuulivn toa& Jage JPad»--o-ii # fin gscgjancn i milm Suf'9 tE bM^»n/ öat 9n taiaaeln» ^nk». ijpajr ooft 3un 2Beg?*feni0 boo&efb? , f«jT; 'M/nJf 5': 9- M« heef t zyn Graf by E. ZYN NEDERDALING TER. HELLE. Vrage. Wat i$ be ^Beberbaling ter ftefi*» Vrage Wit Maagae fin in tfetfemane ? m%?i6?ilziele"geheei bedTOifl m 'er dood Vrage. mat aan gEt fe^ui'l? Antw.. begraven» tot een trap van Chriftus vernedering brengt men i Wrcodemus met Jefus te b^ra.en fmaadheid hebben i aangedaan , en duS zig «er beëdigd hebben en . r ie! ! r^'T,™0' *n Heiland vernedering, dat Hvinden •aat des doods was f ik antwoordt, de begravwis moer ten een ma^ onaerfcheiden worden van den dood en den ftaat d^s dood, daar in to.; kan iemand zi bevind, ,1 Word hy nier begraven. Zie verder o»er dit ftuk «ine tiaHchtmus der H. Godgeleerdheid 2 Deel p. 13 8.  VAN ZYN NEDERDALING TER HELLE. l8l j Antw. Myn God, myn God, waarom hebt gy my \ m^MM £n1ÏV*ï »f niet setoegt? Jnt, Jera/toant tettep! UB tjooa toaj/ mal Sn iïogaam ia liet g:af / en 3Bn 3fe m oen Sd V lS. ** 43. 'Beeden zult gy met my m het \ 1 %°r%% ban 3pn jeetertattog tet geile aï se- < ^frw% fwïïtt* ïnben aan 3nn Iioftaam. ^SS5?SI«/ am t«t toy aafi m an3e 3f^S^&*king in zyn'er zommige Lutheranen,die deze den zin van ons Gereformeerden ui leggen 421) Vr. Zy werpen tegen PJ. 10. 10. ^ M 3,  i8a XI. HOOFD STU K. ne ziele in de helle niet verlaten. Men kan hier met zommige door 't woord helle geenzins *t graf, en dooi • t woord ziel een dood lichaam verftaan, eelyk 't wel «1 nomen word b. v Lev. 19: 28 want dan wykt mer buiten noodzaake van den eigenlyke en mees: gewoons betekenis der Hebreeuvvfche woorden af' Antw. De eerfte en voornaamfte betekenis van 't Het breeuwfchewoord,'t welk de Onzen door hel vertaald hebben, duidt aan den ftaat der afgefcheidenheid, daa. in moest Jeius ziel niet rerlaten worden, dat is niet lange blyve in afwezigheid van 't lichaam, of't heihl lichaam vanChnftus zou verderving gezien hebben. Dus worden die beide woorden in derzelvereiVen!ykebcteke.! nis genomen. 42?-,frr ¥ard- 2: 24 word gezegd, welke God 'op\ gewest heeft,de fmarte des duo Is ontbonden hebbende. Hi3 uit maakt men op, dat Jefus even voor zvn opftandins Imarte geleden, en dus in dc hel geweest is? Antw. Dit kan uit deze plaats niet worden op«-emaakt,i de uitdrukking/warte des doods , eene Hebreeuvvfche wyze van fpreken , duidtaan, eene fmartelyke dood, zo vinden wy zulks dikwyls by voorbeeld gruwel der ver. woefling Matth. 24: 15 zegt eene gruwelyke verwoeflingj Chriftus leed wel eigenlvk geen fmsrte geduurencie zym verblyf in 't graf,nogthans was Hy in 't geweld des doods Htbr. 2: 14. jefus was in uien tyd zo gebonden, dat is onder de raagt des doods, als zvn lichaam met windzelen omgeven was, waar op Petrus buiten twyfè} zinfpeelt, want hy fpreekt niet van een verzagtenof wegnemen der fmarte, maar van ontbinden of losmaken van de fmarte des doods. Het is ook merkwaardig dat de Griekfche Ovc-zcttcrs des O.T.die mendeLXXnoemt, die zelve Griekfche woorden, als Petrus hebben (r«t «l^vcit m êncci*} in hunne overzetting van PJ. 18: 5.. daar wy vinden: banden des doods. 423) Vr. inzonderheid werpen zy tegen 1 Petr. 3: 19 daar de Apoftel leert,dat Chriftus in den geest heenen gegaan zynde, de Geeften, die in d.e gevangenis zyn, ?e-Predikt heeft? J ö Antw.'  VAN ZYN NEBERDALING TER HELLE. 183 1 • a * TTir 'tvolsrende 20 ven blykt, dat Petrus ziet I Antw. Uit t voujencie Gees{ op de dagen van Noach, we ^ wae_ Chriftus gepicdikt heeft tot dc nw de j vangen.s der h J ^ ^f ropheeten door den Geest ^tUT^tlJ^, leert die zelve Apo- ftel ' Ï'SC CiJiuc 23: 43 maken dc Room^hgezin424) -^P^dat diewoordendus geplaatst kun- ^b^&^& - komt niet wel ^ rrnekfehe voórdfehikking over een. Daar en tó^S^o!!a«Mr wö, dat Chriftus heden en niet op een ander tyd fprak. F VAN HET EINDE OF OOGMERK ZYNER VER' NEDERING , ZYN DE DE VOLDOENING. ©erttföefinne ooti fcuia-au aan ut v y iiegt otÊEWg&etö ? isaa* in öeftsat 3«nc balboetiina? "T"' »/ vr- rs- * * W'*  iU XI. HOOFDSTUK Uan 0£ J0tt/ .D.et rfa; en gy zult leven. op/r einde der ï^«SgI^^^™j heid onder de Hervormden tfe'K, dc J^ige.ecrd - nu Mnte alles taf dta "™ * W; Z°" .rffifw. Deze rede zou doorgaan inHi'„ j gelykhy verpligt was , vï£n zi*ï ft $ rDSCh om eene volmaakte ert^rauSS8! C beVOnd te bewyzen, doch hier Sffn '\e,gen per/ban venheid buiten ftaat en eenlïn me'"ch,door verdorin veeten. gelovige ftroikeld dageiyks ferpeben bon. e' S"t?LanS f5 fn onuolpaan  VAN ZYN VOLDOENING. 1^5 | „ Vr Met wie hebben wy hier verfchil? 4jnZ Me de Socinianen, welke de noodzaakeykhe d tvoMoenrng aan de Godlyke geregtighetd ontkennen: ft'llen dat Chriftus geftorven is om zyn leer te be&feen een voorbeeld van lydzaamheid te geven, e SieTven t boogde regtte verkrygen, om aan een . "gelykiie zyn leer omhelst, vergeving der zonden en t ppiiwiü' leven te fchenken. C S k De ««M»*> fchynen gelyk te hebben, dat crfee voldoening volftrekt nodig is, ^god eenjy - j matig Heeris, welke aan geen wet .s gebonden, en naai!m oneeftraft de misdaden kan vergeven ? Zt God s wel vrymagtig, doch kan zyn deugden cn volmaaktheden niet "vcrïochenen; God nu heelt m Mi wet op de overtreding ftraffe gedreigd, en deze beSng moet God als een God van waarheid uitvoeren Chriftus is gekomen niet om de wet te ontbinden te vervullen Matth 5: 17 . zie ook ffeir. 9: . 4,0) Vr. Dewyl aardfche regters zormvyl van b m Saffiaan, en de misdadigen zonder voldoening ftraf£os laten', zo mag God^die de opperde Regtcr is, Ó']tZt Het verfchil is hier niet, wat regters zomwyl JnTmlfr de vraag zou zyn of zy nets ou^edraft zouden mogen laten, en of dit met, reger S tegen -t Godlyk bevel enhun ambt en ph^t aanloop • 411) Vr. Volgens de leer der Hervormde kerk zelve is God eenigzins van zyn regt afgegaan, dewyl Hy den seS gen zelve niet ft/aft, maar Chriftus m hunne JaatSie nu een weinig van't regt afgaat kan 'er wel gGXafHetnis wat anders een borg in plaats yan zond-nrè oe te laten, wat anders, zyne natuurlyke gee Sieid en waarheid tc verlochenen. God nu doet t eed e eVniet't laatfte. Wy ontkennen met dat God vrvheid had om geen borgtoe.te laten , doch 't toelaten van eèn bom ftrvdt niet tegen Gods regtvaerdighcid, '• , 'tegendeèrin 'tftaffen van" Gods zoon «ntde^men éuidel vk Gods ftrafoelfenende geregt.gheid,welke Hy « M 5  i26 XI, HOOFDSTU K; kan verlochenen; dus door 't lyden van Chriftus werci 'tregt der wet vervuld. Rom, 8.- 3, 4. 43 2) Vr. Wyzien menigmaal dat' Goddoorzvnelann-, moe^gheid de ftraffeuitftllr, kühjafJSSïgH tyd doen, dan kan God 't ook voor altoos doen; « indien men zulks ontkendt, dan moet men ftellen, dat er een zekeren tyd is, op welke God de ftraf met langer kan uitftellcn, maar aanftonds ftraffen moet doch indien men dit fieldt, dan bepaal jt men de God' lyke iangmoedigheid, 'twelk ongeoorloofd is? gaande de Godlyke Iangmoedigheid, is 'er nogthans< een verbazend. >a dat meer is een oneindig onderfcheij tusftJhen een zekeren tyd de ftraffen uit te ftellen, o? die voor altoos uit te ftellen, dat is dezelve nooit uitte' oenenen. Daar en boven kan men zeggen, dat de God. ! lyke Iangmoedigheid ook voordWocid uit dc verdiende > vanCfartftus wegens de uitverkorenen,vergelyk 2 Petr vo Zo dat indien God zyn zoon als borg ujet gefchonken had, de waereld terllond naden zonden val zou ver gaan zyn. 43 3j Vr. Dc Bybel leert immers op zo veele plaatzen, dat God de zonden vergeeft omniet, en uit genade, gelyk Rom. 3: 24 Eph. 2: 8 en andere plaatzen? Antw. Hét kan genade heeten, voor zo verre God een borg toelaat, dien middelaar zelve geopenbaard en in de waereld gezonden heeft; 't is om niet, voor zo ver God van den gelovigen zelve geen voldoening eischt, gelyk God zou hebben kunnen doen. Maar mat opzicht tot den borg is 't geenzins om niet, dewyl Chriftus om de overtredingen van zyn volk verwond is en om hunne ongeregtigbeden is verbreizeld, zo dat de ftraf, die hun de vrede aanbrengt, op Hem was. Men zie fez. 53: 5 Paulus zegt we!, dat wy om niet geregtveerdigt worden uit zym' genade ; maar voegt 'er by-( door de verlos/mg die m Chriftus Jefus is. Rom. 3: 24, men vergelyk hier mede Eph. 1: 7. & 3 434) Vr Zy meenemhun gevoelen te kunnen bewyzen uit Matth. 6: 12 daar de zaligmaker leert bidden ver-  VAN ZYN VOLDOENING. **7 ■ ^eefons onze felulden , I dcnaaL. Dewyl nu de menfehen e™l^clovige, ■ VefS?Het is zeeronwaarfchynlyk, dat jeins 't ge- | draï vtn menfehen tot een voorbeeld en ngtfnoet aan | ÏShSelSen Vader ^^gyven™Go« I Jyt liever vertaaien m den z n yajj «to °r ^i&nd : I Jan dient dit^^^^-^Sn S^r" o£ ge- I van vertrouwen, dat dewyi een V(.ei 435) Fr. Het woord voldoening komt evenwei"! WPOrd niet voor ? , wia&t. Lf« F venwel komt'er de zaak op zeer veei pum. 40"^ / ft rot een voorbeeld, op aar wy voor ons geleden heeK tot te i ? zyne voetftappen zouden "aarvolgen i P«r. - V. Wy ontkennen ««^AJ'jJSM ook nog mefcr andere n»1^^ ^dSd^^ieer opgeflooten, b. v. p-fr**^,» ontkennen, dat beveftfeft^% Jjg ^e. van Jefus ly. dit 't voomaame veel min r eu b , £ k den en dood was, 't een fluit t andere niet ^  i38 XL HOOFDSTUK. bersoenmg gcfcfoeö/ of maar alben een mugX yeib om 3al!g re mokert/ ucrtneno " ,,1Uöe,yH' ©aar rtf eén &abeïn&e/ auMute cn net> famreb' Uersocning m gejcft/èb/ s Cor. 5: «o God war in CArf/fctt , de wereld met hem zeiven vrzoe. nende. " . 437) Vr, Met wie hebben wy bier verfchil' Antw. Hei zyn niet alleen dékenonfinntèn, die hier ■ in aanmerking Komen , welke willen,' dat 'er geen per foneele,verzoening is gefchied, maar liever een verzocnbaathéid, om des tc beter ftaande te houden, dat de voldoening van Chriftus vooralle menfehen in 't genïeehfls ; maar wy kunnen hier ook gevoegzaam van deRomschgezindin melding maken, wcike zeggen, dat Chriftus zo volkome» niet heelt voldaan, of daar worden van dc ge'ogen nog al verfcheidene voldoeningen vereischt voor dc zonden, die na den doop begaan worden, waarom zy ook in dit leven , daar voor niet voldoende in 't vagevuur hier Mamaals nog voldoen moeten. 438) Vr Zy beroepen zig op Dan. 4: 27. Breekt uwe zonden af door geregtighciji, en uwe ongeregtigheid door genade te bewyzen aan den ellendigen enz. ? Antw- In deze plaats-word van gëenè Voldoening géfproken voorde zonde, maar van eene afbreking der zonde, cn beloofd, dat God hen op uitwendige b'ekceringook uitwendige weldaden, te weten aanhouden, heid ran den vrede zou febenken. 439,) Vr. Zy mcenen nogthans 't ftuk gewonnen te hebben, door uien Paulus zegt Cvl. 1» 24 dat hy in zyn vleesch vervulde de overblyfzels der verdrukking van Chriftus veer zyn lichaam, 't welk is de gemeente? Antw. Door de verdrukking van Chriflus kan men zeer gevoegzaam verftaan 't lyden , dat Paulus onderging om desEuangeliu'ms, dat is om Chriftus wil, want' daarom was hy een gevangene Cap. 4: 3 , in dien zin (preekt 'er de Apoftel van Hebr. ri: 26, daar hy mclt van eene verftnaadheid van Chriftus, dat is om Chriftus wil. Paulus  VAN ZYN VOLDOENING. 189 - ^^^«^^v I S^'Saffrt ssae? t mttige einden kan dienen . zo 1eme.1 t I ^'nmaar fo^onïrelS God hadTandef Apoftels i igterftallig is, nog ontb eek . u moest wo(.Jen > . lyden zekere maat gcftdd, d.e Vdaar yan [h die was nog met volkomen, ny ver ^ r™». sou tolt 6«ft «6*>f botean? ?Snfey maat «W^ ^ o^ X? Dc Welt»/ en üaa? alle inenjUjeu? ^ nm aeen verwarring tebaaren, most ik aanmer- def,"e ÜrsinUS Srf/artwt %de^fg0Vfa^ 43 VLS dei ^ .M^Vg^J,^**t oogmerk des •'aders, die Mus m a w_  >9o XL HOOFDSTÜ K Antw. StoTiS. l."tve,koore"t;" heeft vordaanl gen. ke,L den naam van Ctiriftenen dra-. hoofden »^.5Kfaffi,!S,^ verbo"^ fchuld van Adam tot wMnnn " '. daar over 15 de in Chriftus y\n Z , e?"L**00»»; ««« die »t regtvaerSging <£ I^SSSS anders k;,n begrepen 2 bhrt n P* "iCt ' daar 'twöordeke allen nJr , Y , 0 u,t c 10 vw de ondenin^etS ^ 2) uit • indien de oeuude de-rprrr„n F " .del S-' wanc I ven daar aanduidt «„,w> \\V00^ W#r* reund te denken, d w ï ^ 'S zouden, dat onze maft™ ken' veroorzaken De Apoftei US^SnerS 2**^ of  van zyn voldoening. 101 maften te geven: in't vorige san dit vers drukt hy uit door bedroeven. „ , 443) vr- '^y lebben veel op met i Tm. 2: 4.. Goa l dat alle menfehen zalig worsten? ,j' ,,'-.( Antw. Dat is allcrly zoorc van menfehen, zulks blykt t bet voorgaande, daar Paulus 't woord alle menjchen welk hy ren 1 gebruikt had, nader ontvouwt vers 2 Zingenen alle die in hogheid zyn. Het blykt ook t't Wende, vermits'er de Apoftél byvoegc en M »nnis der waarheid komen. Na komen onder t N . rel all'erly natiën of alle zoort van menlchen tot ken ,s van 't Euangeliuöi, maar niet elk mensch, hoo.d -ZS°Fr'. Indien dat zo is, zo volgt evenwel,dat .dams val kragtiger is geweest, dan de verdofte van 'h!Sw?De niet algemeenheid is geen gevolg van de radeloosheid van Chriftus! vcrdienftc, want die zyn zo ruW dat indien 't God gewüi bad, alle menlchen .aar door zouden kunnen zalig geworden zyn. Ja dat neer is, Chriftus verdienfte is veel kragtiger, dan Adams •al dewyl 'er voor zommige, die door Adam gevallen ;yn, nog zaligheid is in Chriftus, maar voor geen een, We in Cnriftus is, is 'er verdoemenis. Van den staat en trappen der verhoginge. a. zyne opstanding e. Vrage. motpt «CQjijlul aalt uir ben öooben ou* fiaan? 1 . , . , Antw. %&/ Pf- 16: io. Gy zult myne ziele m de helle niet' verlaten., gy zult niet toelaten dat uwe Heilige de verdervinge zie. Vrage. Wat sttetfato &cüöcn top/ Öat fin 1$ Antw. t. $et getnin,entë tiari Cngeïen cn *fêa£t» ret<ï. ». ©eefetïp fetrfcfiyinnge!! MiotTO Slefug aan öe j&j'otttoen eu ©fi'cipelen- 445; Pr.  194 XL H ü O F I) S ï T7 K. 445) Vr. Tegen wie moeten wy ftaande houden, d Jelus waarlyk uit den dood is opgeftaan? Antw. Tegen de Jooden en zogenaamde Vr^eeflen ( die deze gebeurtenis ontkennen, welke de grond/lag di Chnftenuoms uitmaakt. 6 " ! 446) Vr. De opftandingvanCariftusCzegt'tongeiooi iteunt o -, t getuigenis van eenige weinige perfoonen die men Euangeliften noemt, en mpt dezen, welke aar Hangers van jelus waren, hebben nog meerandere zamer gelpannen om de waereld te bedriegen ? Antw. Veelen der bewyzen, die wy voor de waai ried van Chriftus opftandmg uit de Euangeliften by beugen, kunnen door't ongeloof niet ontkend worden alzo^die in de oude fchriften van de vyanden des Chri liendoms zelve voorkomen, b. v flat op dientyd zeke perfoon Jefus genaamd gekruist, geftorven en bceravci is, dat dit graf in een fteenrots uitgehouwen ca me een Romemfche wagt van foldaaten voorzien, even we op den derden dag ledig is bevonden. Ook kan 'cdooi tongelooi mei ontkend worden, dat 12 geringe en ongeleerde perfoonen zonder geweld van wapenen alommedoorde waereld die opftanding van iefus gepredikt. hebben.Ccene leer die zo ftrcedt tegen de vo'oroordecten van Heidenen en Jooden, ) met dat goed gevolg dat duizenden van menfehen in den gekruiftèn en uir den dood verrezenen Jefus geloofd hebben, en wel meen tyd, dat de belydèrs van dewaarheld dezer gebeurtenis te vuur en te zwaard vervolgd werden. Wie zou hier lust hebben gehad andere cn zig'zei ten te beS""- • 447, Vr. (*) Eoaj jyng ®aoer£/ m Pon; «meeiOen ^Qböclufie ft jast; snnöe en 0002 ^nnen ©a*« oet opgetast/ en üao? 3:0 jelf opoeftaan. _449) Fr. Wie ontkennen, dat Chriftus ook door zvn i eigen kragt is opgeftaan ? Antw. De Socinianen lochenen dit, om dat zydeGod- ■ lyke natuur van Chriftus niet erkennen willen. 450) Vr. Zy werpen tegen , dat die opwekking van Chri'tus m de H. S. alleen aan God den Vader 'word toegekend, gelyk Hand, 2: 24 Cap. 13: 30 Eph. r: 10, 20. Ook gek hier niet voor 't gevoelen der Gereformeerden , d$c wy lezen in een werkelyken zin, dat Jefus is opgeftaan, gelyk Matth. 28: 6, 7 dewyl wy '. deze uitdrukking ook van ons menfehen gebruikt vinden b. v. 1 Cor. 15: 12, 13 alwaar van' eene opflendinr der dooden word gefproken en niet van eene opwekking. I (Jat woord gebruikt de Apoftel in dieverfenvanCbriftus? y^itw Wy hebben duidelyke plaatzen, waar in Jefus Chdftus deze Godlyke magt zig zeiven tockenri , ais Joh. 2. 19 breekt dezen tempel af, en in drie dagen zalik denzelven oprigten. 7Ae ook Joh. 5: 2 r. 451) Vr. Paulus (zeggenze) kon dan evenwel nictzeggen: dat Chriftus in de dagen zyns vleeschs gebeden en ftneekingen tot den geeneo, die hem uit den dood verlosien koude, met fterkc roepingenen tranengcolferd heeft, Hebr. 5; 7. ? Antw.  VAN ZYNE OPSTANDING E. l£g j Antw. Chriftus, fchoon hy de Godmensch is, onderring nogthans al zvn lyden naar zyn mensch yke natuur dewyl nu aan die menschlyke natuur geen almagt noch Siigmakende kragt .s mede gedeeld, zo kan men beg™, hoe deze plaats niet tegen ons gevoelen «, . dewyl, als wy leeren, dat Chriftus oafc door zig zelfs isop~ geftL, wy filet willen, dat zulksis gelch.edt uitkragt Van Chriftus menschheid, maar uit kragt zynef Godheid, zegt nu Paulus dat de zaligmaker tot den Vader heeft , Beoeden, die hem uit den d»od verlosfen konde, zulks ge- I fchiedt om dat |efus in den ftaat jzyner vernedering verkeerènd™, als middelaar en 's Vaders knegt moet worden aangemerkt, aan wiens geregtigheid Hy door lyden en gehoorzaamheid voldoen moest. Vrage. <©p ben pocPceïben bas t§ öp opse» Amw &tn berben base na 3]m öoob. Vraae. ©oaj taien toa# bat afgeüeelb? , Antw. man"Jmas, bie frie dagen en drie nag. ten was in den huik des Walvischs.alzo zm OOH de Zoone des menfehen drie dagen en drie nagten zyn m 't harte der aarde. Matth. i*: . Vrage. toat bag i% ÏJP Bes?aben / en op ^nt^f mm abonb Wbtn/ opStani?fflSS# seen b?fe gtftt* ba*^V$%uitmi ber basen moeten Pao? ScFjeel genomen P;o20en. B, ZYNE HEMELVAAR D. Vrage. $a? heft bngen Bleef C&W na 3pne ouftauDins nag op aartje ? Antta. 49os Peettig basen. N 2 ¥T"  J^ XI HOOFDSTUK tjrage. maat roe bat? bhm 2' in-,?'" ö.e ban 3pne ©pjtaffi Ding 3o ueei re meer te boen ülnfie. 2, e>n ;n! b^ujSUi£" "0S bage' t^l* "f1 tac ^6?iftu^opgebarenï ^«fw 4T»a brn öerüeir fi?emel/ £pA. 4: 10. Hu is opgevaren boven alle Hemelen. Krage. £j, hm tey5e y f)u 0fIr!Eyarfn? q&aaruifi/ 3e armen hebt gy 1 altyd met u; maar my en hebt gy niet allyd. ■ 452) Vr. Met wie hebben wy hier verfchil3 jf«t#: Met eenige Lutheranen, welke willen dat Chri. , ltus onder andere Godlyke eigenfchappen ook de alom-, tegenwoordigheid naar zyn menfchelyke natuurzoumcclegedeeld zyn; deze verftaan door de hemelvaart zo zeer geen plaatsverandering , als wel eene ftaatsverandering. Door den hemel, waar naar de zaligmaker ge. zegd  VAN ZYNE HEMELVAARD. IJ??- reed word opgevaaren te zyn, verftaan zy geen gefcha- pen plaats, maar iets ongefchapens 2 Cor. 5: J dus | Gods majefteit en heerlykheid. Hetwaaren ten hemel zal dan te kennen geven, dat Chriftus verheerlyk s I door 't volkomen gebruik in zyn menschlyke natuur 1 van die Godlyke eigenlchappen, welke aan die natuur | waren mede gedeeld. a«) Tr. Paulus fchynt 't met de Lutheranen eens te !j zvn als hy zegt Hebr. 7: 26 «fa* Hy hoger dan de hemtI n 'is geworden; en Eph. 4: 10 dat Hy opgevaren is b: I «m allïliemelen Boven alle hemelen is geen plaats, maar "eert te kennen de Godlyke majefteit, want zo zegt David Pr. 8,: 2. Die Gy uwe majefteit gefield hebt boven de hemelen? Antw. Dat de Bybel van meer dan eenerly hemel gewas maakt, is bekend. Daar zyn zichtbaarc hemelen, ook een hemel, welke voor ons die op aarde woonen onzichtbaar is, en waar in God zyn heerlykheid en majefteit't meest vertoont: David fpreekt vandenziehtbaaren hemel, dit blykt uit't 4de vers, daar hy zegt: tls i  eoo XII. HOOFDSTUK ®oo2 Ü3afj0 r©oo2n. yfnijü. Sfa/ rocn rtinrj zn alleen ober «3/» ben/ nu nuf; oüer be Mkuü 3Pfl" Öee" ^"«^nbe ïïaepins to ^«t*. toi/ be Jgatnur meet ban Cffcnïmï niet/ en buiten b.en i£ ïC Been saligfjeitT. ' • 158) P' ïï,^' d{ew^z»%ro»fceijde*oepine ■ in de natuur ftellen? ^«-ucping yfatw. Hetzyn deiVW*^,,, Vrweellen v,,,- • ««, en meest alle die geenen, Wlkfffij ZT vprdienfte van Chriftus algemeen zyn waar de willen dat ook die welkers niefkênS n^Z ' Ui de befchouwing van de werken der natuur tof r * gepragt, door'sHeilands nerdienfle.zalig wordem Wy heb.  VAM DE KOEPING. 201 j „.„,,„ met opziet tot dit ftuk reeds j ^IRSttfe 'A« - "samïcr- vingen beantwoord vr. 10-23- %i «e uittoeubtae Tiofying alleen niet jennef, tbrftcteetgj" f, dat P^«r piant en /fjfclio' mt maakt, /*«t « ^ «*e j Ak' f" ïT wiXX HL heeft & Ma/ Hand, 16: M. JJ P(Kiiw ,e. jpnken wierd. 455» rr. Met wie hebben wy, roe . pin? ftellen, beftaande.m Euangelie f ÈuaB/gélietot^keenng, of de menSch «fefen.door deteimne ^^«« ^ d del k op karzynvryen wil kan weerftroven, 1 folgen, waar door hy ztgdealeemeïe genadedry vers ftemmen min of meer alle de algemeene g overeen. , t»t weord alleen ge- 460) Kr. Zy werpen e|en da fen d£f H * Ery'kt.^d^rgezeS wor?^ f^^eT^ vetert genoemd word, 1 Petr. 1. 23,■ . mensch de po ë Jntw. Die plaatfen leereheeft hy ve—rlyke genade met nod,gl cüt &f s. 6> volftrekt nodig, men zie ffl ld; £evcn te kennen, 7. ê*. 1: «9. PAihPr welk God gebruikt. — dat 't woord 't middel is , t wel* ^u^cdergebnorte Ook word 't woord geen zaad der w b genoemd 1 P«r. 1: »3, d | ";s"-tlykt; de. den, gelyk uit de woordjes «it ™<(..rt»y ^  202 XII. HOOFDSTU K." gelovigen zyn wedergebooren üit 't onver ranglyk zaad' door, t levend en eeuwig blyvend woord Go is. Dus kaf t onvergangelyk zaad den Geest der wedergeboorte betekenen. ö ° 461) Vr. Zulk eene onmiddelyke werking van GodGeest op de vermogens der ziel is Geestdryvery? Antw. Verftaat men door 't woord Geestdryvery dat men Godlyke openbaringen buiten den Bybel verzint welke men moet opvolgen, gelyk de Quakers doen' dan word drt valfchelyk onze leer telastgéJeet, nadiel wy door de werking des H. Ceelles eene verlVhtine el heiliging der ziels vermogens verdaan, waar door--dl mensen bekwaam of vatbaar word voor 't woord omregt werkzaam te zyn met 't woord Doch Wil men dit woerd.in dezen laaiden zin genomen hebben daj is er geen ongercimdheid in , maar komt over een met: de H. S. Joh. 3: 6, 8. 462) Vr. Eindelyk (om alles niet byte brengen.) zesr genze: indien aan menfehen, welke Onder de Godlyke rcepdem leven, niet eene genoegzame genade word ' medegedeeld, da-n moet een van beide waar zyn: of dat God ten opzicht van veelen te vergeefs roept, 't geen ftryden zou met zyn wysheid, of dat Hy (met eerbied gezegd) met de meefle menfehen fpotten zou, 't geen aller ongereimst is, van 't Hooge Opperwezen te denken? Antw. Noch 'r een noch 't ander vloeit uit onze leer voord. Indien 't oogmerk Gods was alle menfehen zalig te maken, cn Hy gaf alle menfehen geen genèeg. zaame kragten, dan zou God in zyn'eindoogmerk mrsfen, maar wy ontkennen dat dit 't oogmerk Gods is, gelyk blykt uit.Matth. 22: 14 en andere plaarzen. Doch de verkondiging van 't Euangelium in 't algemeen is volftrekt nódig, om dat de uitverkoorenen onder de verworpelingen leven. Ook is zy zeer nuttig, wantdo mensch word van 't kwaade tot 't goede kragtic aangeIpoord, cn dus dient zy ook tot eene uitwendige'bekeenng, en vtp hoe veel voordeel die is, zien wy in de JSinevitcn Jeu. 3. Ook fpot Godj niet met den öjiensch,  VAN DE ROEPING. 2°3 nAi roeoino: ons niet leert, Lek. dew, *XikS.d bSlcn tonnen, ei, oor «ci. levendig «C,,Ï,J„. mct onze foliuld.cn ono»bcdi»slzy») »,aa'd''T,oS° God, dlcdc bckec » 'et ban in ben mentfj fc# te ueran^i. la/ öetjlanb/ to«/ fiattgtastcn cn P^. ^ae ^ * ^Sgfó'/ be ^ 463) V, Wat ^y^JoSSSï-. zyn Anti DatP*»» 'ifïJe leiden, inzo.gelyk uit Vr. 459 ^J^nen cn S*Wo«wfi4*. dorheid komen ook tóer a j .va„ episcopius vol, 8,'»(e Remonftranten, die r g nen dat dc rcde ot La in aanmerking, welke oow .g 'tmenfchelyk verftand varmen ftelt) dat t 4Ó4> Vr. Partyen ?eggen mai ^ dQ menfchelyk verftand verdolven is, /o  2°+ XII. HOOFDSTUK maatc van dat bederf nn , LeeraarenvandiSoe^n f?' maar nie™"d de, U gevoelen heeft ditdtfrvenbepaalen?t 1'w end,U,t den b"ef vani Godsdienst, welke op «n vl , ***" &,ZttB in wederJegd i, door d4 h002 " ^ bcantw°°'d en, h«* van HRMe""t i°g^ G Bonnet. De( of «it onkunde of «ÏÏLdt^ t0t dle, , welke: v°"»de Kerk in eeo£t#^ !ecr °n*« Her. ** onder «fee *L TS r, n ?o J,Chtp!aac"Dim™' zm beantwoordi le* ,77™B onn/t ij ir&^s; Sr3* s, ae predikinp- »m •» i? ,• (Iatcleopenbaringen JP 4) 'dat dcfe, de .Len^tn T FT Ml ^ ~ nauwkeurig Pn n.v T -j , veele-ly zaken eene .■■ -hter, sr:t GoSheid kaB i^™ n ««de, ^«^d^JS^ ^ Scherp. » den tegen woordieea flair nitt- ' — 5) dat wy in » verp]igrin, en me^- ™W zyn voor vrj J,eid ver-oren hebben • dèe?e reden Wy °n'e „ deels ingaicu tegen een 1 """S 13 0*Wen- en verfoeyen. Op 3UW£D *^f r"""'^" » met: „,„r uit velheiden trekken7"* gl«g voorkomende zou itu ' '9 Uwe wed«le^ moften zvn, die de n ' dat '( Juiden -de beende, t^Z t o °nd™P^k" durven houden £^ ««„.r ^i ™ »aaadc j. v.rfland verloren heeft ' ^ de *°nde ter onzer K?rK i„ Sf^JSf, °?n u ^°tefor d* geeft fty. 45 en2. lulyerst «cht gefteld, duidelyk op-  VAN DE ROEPING. 205 Amw. Deze reddering gSSSS^^ f» * M/* r Hef Ko f ien zeide om 8flran ir 't »Mrt bederven. Het s eve dierca ietkanaantoonen, noch ookdenw omkennen. er ziel op't lichaam, * ^^KLchtig, want )aar en boven is deze redeneenng ot ^ mze Godsgeleerden bepaalen, zoveel g mensc[i ler verdorvenheid, en '^"'f^'nwel niet gelyk »s ;edely!: bedorven is door de zonde e*.. *erkend ia„ een fteen of blok, maar.«wrredgg. y ^ ^ föhepfel blyft, en daarorr, de vu rhed ^ hQU, der openbaring wel kan kennen c« geloofeen den, maar d t f »f^^S^fc mÊtó, en groot verfchil is tuslctien een ; ft door fe„ inwendig geroepenen, *vj£^ ^ ,f ^ eedras met ^oont, aat ny u> gelooft en belang in dezelyefe*•- ^ bebben g 46S) rr. De ?"^J'm|?i?£(^d.t zyn zulke eene kragt.gen invloed op den or ^ lyk verftand met geftedworden , dewy ^ dingen op zig zelve goed zyt , en |b bben op aan, ofzy ««""^ "SSSi^teniel. Deden mensch, ook op de^gclukzalfgn aarde wyl hy nu zig door de zmnelyke,a. % zols laat aftrekken ™^swa"e"^ oordeel en zulks een zeker bewys, dat z>n WU bedorven is. vprftand bedorven en een boven46ó> rr. Indien 1 verftand ^ verlichting „odig natuurlyke werk mg dt w* He van ge?n nut is; is, dan moet volgen, dat tbuH gelyk dat 't geen kragt ^ R ~, j. ]6. dat ook alle menPaulusH nogthans noemt Pom.^ y n> te fchelyke pogingen om 't veritana q^  2c6 XII. HOOFDSTUK to zal.ghcd, doch i„„ «W ^nS1 J?i3SS!fAS^''wcrkzaam is» derven if' JS- dfe'\menfbhe" verftand van natuur ver-, V 1 ' • "oc kmi Pauhfs dan van de heidenen 7fw*n > 27 "n rC 7™*huldigen Zy„, S.Taó!^ 1 redenloos isge\vtS™ ^ r£ * zonde .s fiT?nPmL'ffll dat dc sf^cry^ ishfdinS ^^V^ii* 15^** Van natuur blind : „,7 d,cn.st» enl" zo ver ishy niet blind; maarde- zo word hv T d0,°,r hy W"6*»"» c°t 't goede word, wy hed dl va^tb!,nd Se"a.am°, dewyl.hy mist de Jg8.. d d'e vjn boven !»■ Zie onder anderen y0J. 28: 4Ö9) Ff.  V^N DE ROEPING 207 Uyr, Stel datonland^ïgTS «uurlyke ^t^»J»^5 ^bcginfel onzer .•czens bedriegen moet, dan zyn wy ryhcidkwyt? . dat de mcnseh W Dewyl onze 1ark metleer ^ ± fchepi yn verftand verlooren heeft, maar^ee 2l is, zo volgt, dat-^"'f^^inkan, en zaken van t goede van't kwade onderiche^cn k 3o^dienstbeoördeelen b. v. EenGo. rfn beredeneeren, dat ae gun. goederen des 'er is dan van alle fterve mgen, dat de goe ( gneh, o«d.r^w^gJ. ^onbe(tend,B zyn. nen boven aardfche ïcnaue 11, u Kchby beoordeel^ om dc dat zy invloed hebben op zyne JB««S dü laatfte te zoekcn, en daar hy t fchvn chm n ^ kc goed vrywH«g najaagt , /o ratc aflejdt< worden;, dat zyn bedrogen har hem cr 47o) Vr. Zy maken ook u tv utenP heW by zen, welken wy voo de leer de dergeiyke. brengen, als i Kor. 2: 14- r-e'1 >tw. Laat my zulks hooren. veTftaan hebben, 4?I) Fr. Men wr : J& a verftaatj darmen door nature ««»* P"" H Geefts mist, die de bovennatuurlyke ga en « ^^^^^ ^ onv£r_ inaareeBaffly^^J,^,8^^ de eenvouwdige nuftig verkeert m't heoordee-e" ,-23.? predikingdes Apotels. v^sc^ ^ ^htw. Dan moest «be^°&Mmenfchen.-dle zonftaan tegen fchrandere en ^uiugen der de verlichting des H.W-i^" * Gy „en, t tegendeel blykt uit CaP J„ im uwe roeping broeden, A*« z? , Door die roe„/ee/èfce enz. Vergelyk M««Je d/uitwendige maar ping moet de Apoftel met llegts uc m>  so8 XII. HOOFDSTH K «4 SS&S dtn g| "if n0e°ene'dwal ■ beid noemden Cap. i: 18 23 ^merK'rnïnf^ f ^rduifterd in Verftam enz. mei kt men aan, dat daar naar 't verband van Hr heidenen Opreken word, die door 't Euangelie nol IZatu1^ ,WaJe"; wie zal nu dit Sde dl le der w/f h^yen%eden , dit gevolg af SiSS 'S ' rede]yfc vermogen diermenfchJ onvatbaar geworden, om zonder tusfehenkomst eenil ^:aSe werking der Godheid de leer a dS h^hon lG ,d!e"St ? Verftaan' indien op de zelve behoorlyk wilden aehtgevèn? ^««w. Deze duifterheid der heidenen bad haar oorftrong met alleen uit onkunde door gebrek van "„d3l wys i„ de fcere der zaligheid , maar levens door gebrl m t ke„nend vermogen zeiver dit blykt, om dat de Apoftcl m dezen zeJven brief leert, dat dc gelovLem d.e onderwezen waren en aanvangelyk den H Geest STEK dlr by V VCrV^ n°digynadden?en da frf om bid, dat de Geest der wysheid en der openbaring in 1 dekennis enz, hen gefchonken worde. Hebbe, nu desvLC'f" dC'iH- GeCStt0C verlichtende oogeS des verftand by voordgang nodig, hoe veel te meer de ■ heidenen ook by aanvang. Zie Cap, i; 15.18 qffi* %d/ üïe Ö«rt een onte^aanclpB* iïteSK 088^" »™ ™" *>« aireen eene tuiff"*'*'' 35,17 EEU Itltenü'3e neiging ban Den |ta'RSt <^cf ban ben mendij?  VAN DE ROEPING- . Vrage. ï)oe taa2o bie fnagtüabigïjeib; jan Jt: WSgê iaepinge tn De fcl)?tftuuc tod uup* ?tf«M. ©et too?D genoemt een Scheppen: wy 'f(£ vm maakfel, gefchapen in Chnlius Jefus tot %e ierken. Lph.\ £ memand kan tot my komen ten zy de Vader die my >ezonden heeft hem trekken. Joh. o: 44- An»\ Vr. Met wie hebben wy hier verfchil ? Anti Met de algemeene genadedryvers, waar van ,bmn ee wel fpreeken van eene kragtige werking des H GeefteZ maar willen, dat zy Wederftaan kan wortel r*Vvoor rede ge.ende t dat God den mensch met dwingt Dus hebben vcelen een verkeerd begrip van Soleer onzer Hervormde kerk.welkemetftelt, dat God den mensch dwingt, maar als een redelyk vry werkend fchep" ' overreed: De H. Geest verlicht 't verftand zo dat 't oordeel haar toeftemming geve, en de wil volvaardig is om 's Heeren bevel op te volgen. liï) Vr. Zy werpen tegen Matth. 23: 37- Hoemenizmaal hel ik uwe kinderen willen by een vergaderen .... en llieien hebt niet gewild, Luc. 1- %o. De Pharifeenen. Wetgeleerden hebben den raad Gods tegenztg zeiven verworpen. Hand. 7: 51. Gy weder/iaat altyd den H. Geest, ge- Wint*. Deze en zoortgelyke plaatzen, welke partyen meerbv brengen om de wederftaanlykheid van de kragtdadige werking des H. Geeftesin de inwendige roeping bybrengen, zien alleen op de uiterlyke nodiging en 1 *) Niet alleen de Lutherfchen , maar ook de 7)emontiranten in t 3de en 4de Artikel fprtken van eene S wïking des Geeftes, welke d, zondaar tor bekeerinl nocig heeft, maar ftellen terens, dat zy k*« wederftaan worden.  £io XII. HOOFDSTUK vepnaning door dc propheeten onder 't O. T. en door den Zaligmaker en zyn Apoflelen en leeraars onder 't N IT* rvtV' Wra'dl\Hmd- ?: 51 wordduidelyk van den H- Geest gefproken, maar niet voor zo ver die m ie Jooden inwendig werkzaam was, daar van is geen bc ShantVn TWrtUk' V°01' 20 ^r die Gett d or ötcpnanus Ipiak, zie vers 55. XIII. HOOFDSTUK VAN DE KERKE. /^■age. ï©aac ij? b? Kerft > AJ-age. J)ae tao^b öe Kerft op aarbe oenoriMr? ^roge. 4f5et tuit'A noemfï too?l' ÖE ïia'ft "l ÖEn ^Einer GC- hJfïïfJfö ^«mPÖerenbe Kerft/ om bat 3n baat a(ïe£ obertaonnen Beeft. *[ira#. SSun bat ban tinec berfcliefbe Kernen? «>w^/!EEn/ öer 3»n maac ttoee uecfcöeibe flebeeïten^ ban een en nejelbe Kerft. • S$ 'er meer a[£ eene ten? Volmaakte, Hoogl 6: 9. ®e Kerft ban alle rnben/ en aberal/ i$ een en beselbe Kerft. aïtyö eene Kerft?  VAN PE KERKE. Q" I m'M overweldigen, Maith, 16: 18. 475) vr. Wie zyn *t welke leeren, dat de kerke Gods I op aarde kan ophouden ? _ wülen dat de ^ Het z?" de ff"fids op aarde verfpreid, I menigte der gelovigen, tha™s"£ van >t geloof om I zoude* kunnen °Ph^ƒ" gen ftaande fehoud'en. , 1 dies te beter den afval der hcmg ^ I 476) ^•.De^vd\Z„e\Toeid hebben, thans ophouden 1 meentens, d.e oudtyds geJoeia eenten in klein Azie, tebeftaan, gelyk t metdc 7 ë tegenw0ordig gele- flad geheel verwoest Hgt en on°e*°, , 1 t is zo zyn betreft, vermits dit eene S^n a£v Gexintheid.Opdc •exzeerVeeleChriftenenenwelv^krlyOe ^ vyf overige p'aatzen heeft men n ^ Dc Griekfche Chnüenrn. doch m«^m i ^ f< Heer A. F. Bosching i« «s te,enw0or- | dig is 'er in dit dorp, ja een u g £ ^ dl(j „ dom »t zelve geen een Chnften e^ verft . | den brief ^^J^Ung » van debedrygmg „ dat eene ""^J^^ler Öl zyne ««« „ Open». »:,5. M^;"7pre£ dit beri^t tegen, alzo hy <2o<,r Bei» A/eP"*- 2°7;rhK^elecnerChnftengemeentc mek , dat 'er nog «mg ove.b>rzeen ^ ^ Gn>. gevonden word. Welke ««e , mi«g ea ïenland der moeite waardig » sz gedrukt,en by den Uitgever dezes G. v d. Bal ^ ligf^ge^ veTaSer^e Chrmenen ebogen hadden, 1 Kon. i> wy Met wie hebben wy hier verfchil ? Antw Met de Roomse gezin/en. Onze Kerkhervor- clvders de Kerk niet uitmaakten, maar dat die :K d in zodanige, die door een waargeloof Cnftus varen ineelvft en vrugtcn der geregtigheid voordbrag^ wa uit volgt,dat ,n tyden van «erVolging=eerde banden beletten dat den openbaaren Godsdienst hi^ kal, Tegen deze Helling verzetten zig de Roomschgeffien In willen, dat de menigte van uitwendige bSyde'rs , die gezamenlyk zich aan den Roomjchen pS onderwerpt, de Kerk uitmaakt, en altyd zichtSisopaJrde Vanhier, dat zy ook geveinsden en GodloozL als leden der Kerk aanmerken om des te beter de Paus als 't Opperhoofd der Kerke Gods Op aaide aan te merken, en te doen erkennen. .Sol Fr. Zv meenen- zulks uit de H. S. te kunnen bewyzen, en brengen daar toe by Jef.2- 2?3f.gaarde Ke k als geheel zichtbaar word aangemerkt gefield op den Tof k bergen, Ut „elke alle keidenen ^"fflffi Antw. De Propheet fpreekt bier van den tydhg N. T. doch niet van den gantfehen tyd tot de vole.ndignig der eeuwen, maar van zekeren tyd, waar m de Kerk era uitwendigeh voorfpoed zou hebben. En Ihooo de Kerk zig'al uitwendig heerlyj voo«-toog vertoond, nogthans kan men van ieder, die er zig byvoegt'niêtoiiiU is- men vereelvke hier Rom. 2: 28, 29. '48 O Vrl De Zaligmaker vergelykt evenwel de Kerk by een flad op een berg liggende, die met kan, verborgen zyn, Matth 5- I4-? , , A11L Wy ontkennen, dat de Zaligmaker dm van O 3  2T4 XIH, HOOFDSTUK de Kerk in 't gemeen fpreekt, deze vergelyking betreft dei Apoftelen. Het blykt uit't ade veTs, dat Jefus zyl discipelen eerden ten aanbooren der fchaaren Van. hier dat er in deze predikatie verfcheiden zakenvoorkomen , die met de fchaaren of alle Chtiftenen Sf25£ raar d'e by,ZOnder de Apoftelen raakten in: de verkond.gmg van 't Euangelie, men zie vers i3fl 14, 39» 43, 4i> enz. ' 482) Vr. Indien de waare Kerk onzichtbaar is, dan kan de gemeenlchap der heiligen niet geoeffend wor,. kenbaJa%Zy V°°r d' °P2iener^ ^ Kerk niel Antw. De gemeenfehap der heiligen beftaat niet alleen 1 in eene Uitwendige zamenkomst, maar tevens en' t r n "C gemeenfehap door : t geloof, en dc liefde. Zo zyn zy leden van 't zelvelichaam waar van niet de Paus van Rome, maar Chril flus t hoofd is. Ln wat de Opzieners betreft, deze • oordcelen naar 't uiterlyk aanzien, worden mee maal bedrogen, want God is alleen die 't harte kent 483) Vr Om te bewyzen, dat Godlozen en'geveinsj den ook leden der Kerk zyn, beroepen zy Z1> op gelVkenisfen, die de zaligmaker gebruikt. Hy vergelyktde ■ Kerk by een Akker, waar op niet alleen goede tarwe maar ook onkruid groeit Matth. 13: 24-00 L-olvk in' hannes de Doper zoortelyk zinnepreht eebru kt h£ ' Matth 3: 12 , daar hy /e Kerk b'y üflSSrtoï vergelykt, waar op kaf en kodrn is' w-nvioer Antw. Men kan voor af aanmerken, dat de Heiland door den akker met de Kerk maar de waereld verftaat volgens zyn eigen uitlegging vers 38. doch beha! ven dit' zyn/t twee onderfcheiden Vragen, wie zyn >er Z deKerk? en wie behooren tot de Kerk? (*) Schyngelo- vi- (*) Deze oaderfcheiding maken ook de Opltcllers onzer 37 Artikelen m >, 2g Artikel onzer wdeZïdfZ be-  VAN DE KERKE. 215 K rwe i w sfrmS" U*«* min.» *™™ | Ie onre opw ' ,t zuivere koomgraan ( ). smncbeeid met zo zeer ;d'J doclt. die Chriftus in wel in ;t Gêlyk ,yn huis dat ,s de Keik tot zy ^ ^ ^^j^ nu m een groot hu s,da is m ^ PA*£ffi:KS^* •** geichik, cn van eten neer uc Leeraars die uitblinken 1 zuiveriièid £%V*Z**« *s jpjj » I feteedral deze zyn als ftouten e« «Mfe« *r 5 Deze hatfte heeft ook Chriftus tot nut van zyn Kerk fchoon wy in alles t eindoogmerk met nen.De- fr eere enz Deze verklaring is zeer aannemelyk Jioin dat de Apftel aan Tiaiotheus als een jong leeraar lesfen tydenis. Ook kan een ¥^^&f^^. uk de 2 i Zondag ran onze Heidelb. Kateclnsmm ailerdu delvkst zien , dat *c gevoelen onzer Gereformeerde Kerk is da alleen waare" gelovigen en geen onbekeerde Schen eigenlyke en echte leden der Kerke zyn. C*) Om 't fraaye en eigenaamge , dat er in desZaigmakers gelykenis is, aangaande ^<*„ hj, de tarwe, te zien, moet men lezen myue Bybelverklajung betrekkelyk Palejïina pag. 78. O 4  = 1(5 XIII. HOOFDSTUK. 9- 3 ■ .Ook is t zeer onwaarfehynlyk dat al Pa,,hV fpreekt van de gemeente te Korinthe V™ « / waare gelovigen zou £rftaan 'ïL^ dMJ- d°°r C"kei «1 kaf onder 't koor wal kl'vkPw Cr d'Cn tyd ook brieven, en e venwéS ^ te0^ uif Z>'"Q Plaatzen hun den titefvan ^iffifa &iï?SH van jffroepenen fcfl^, e„f ? ^ "» CMV^ fr/wj iteft'&e?dlSr^* te ^00^,de,Apol vSfté o^cefipHoftf1 /est ^ n,a;rEsin .usSofdenl^^^ Tra- AM*4sr w 2eggen iQ ,£ utyn: .  Antw.. Been / Me ig oe 2tnttcö?igt. jan Den »ntfcö#t uoa?3e0t «?• „ «/flKr Teren wie moeten wy dit ftaande houden ? 12 Teren de welke ftellen ^/ r 'riftus Petrus tot een algemcenen Bisfchop ot , " nf men een üpperpriefter onder den naam van ttnoïnriJS beSdT die aan gantsch Israël in gewignge tgnPHom?Urim en Thummim onfaatbaare antwoorden 3 in deze oppeJ^viefterlyke waardigheid, is ook gat, in ciezo ^ f Dewv1 nu onder de is C*)? ^ntw. /*) Wanneer een Roomschgezinde op deze wys rede«rt kan men hem niet wel wederleggen uit de bcheaam''zöuhz ïSS J^V ^ S 202?-^- Het is ee» gefchil onder de Geleerden te Rome is geweest. Zommige ontkennen fulks anderen ook onder de Proeft.*» honden *u!k1 ftaande, om dat UcTANxres en veele uit  2i 3 XIII HOOFDSTUK becld,datGodo^tS l^^5 ? °?k bY ™J en frezandfchaDDen , r , 7ld,?kü a^praken,dromer. niafen, *^&J^^£££ Bybel heelt bekeTgemaïkt^0 Z™ wiJ j" de»! 16. 18. Gy ayt e fl d p 4 mattt* Gemeente houwen, en*.} lk mM Antw. Wy antwoorden, dat ofTchoon wy doorI Petrus verftonden, dan nor niets -meermin £ M klaar uit Eph a: 20 daar van de Gemeens Sfc ,t !" ÉS3 . Antw. Hier in is wederom geen bewvs voor Pwvon 1 in. Want vergelyken wy hier mede E * ? I ^2o:3i2^,enwy,datc^Zaligmaker wyabaar, dat hy algemeen Biafchop Lnie f LeweÏt  VAN DE KERKE. 219 Lr woorden, ook totoljezyne.^len^^ frus een algemeen gezag en m'agt m de Kc k van EL Stegeo had, dan had hy alleen een nieuwen föllë kunnen aanftellen; Apoftelen naar Samana en Es kunnen zenden; op gewiguge vnjagftate e tlisfende uitfpraak kunnen doen : doch dat hy^ i alles niets gedaan heeft, blykt uit Hand. I. 23 xó. ,| F 8'; ?indrivk?eVSi It'Ëomschgezind n, dat I fcvenwel eSegeduunf fuccesfie of opvolging, van L^S-StSug^^.iWni. tyd at tot Anti Het is genoeg hier op te antwoorden , dat 't ïlde Vk genoeg uit de fchriften der oudheid en de "ft^ fckeTykegHiftorien >blykt, dat'er in de 6 eerfte iwen , (hoewel 'er te Rome B.sfchoppen zyn ^weest, ) niet algemeen zyn geweest over de geheele Senkerk, en dat is juist de zaak daar 't hier op aan omt. vrage. Wztm be ^toïitefeenen uan be toaare rfniw. 3?e ;tiiUcte pjebifting uan ®ab§ taoojb/ >n öc regte öcuïenmg oer ^arxainenten. Vrage sfê öc oubljetb niet een merfiteeften ban bEJKWn/ toant beg patang iSjifi ^ I °UA;rfl?c. 3« neeüjetb ban menfeïjen niet een ! m£Sfi^?een/ Cfc-N fcerft i# een klein U d^%èZ&»* "a be toaereïb niet een ge hebben, Joh. ió: 33. 491) Vr,  220 XIII. HOOFDSTUK MM, & >7 myt LSZ ZUllm Zy Mm hebt onder malkatlren" ^ 20 ^ Euangclie leer voorondSftd, W nneer nu dë ^"f- ft ' of predikers van 't EuangelleïïïSTe5££1ffi* «mnden, zou men moeren bekennen, ^^htrsJ leerlingen waren van den liefderyken [eïus hervóraS " „ j phe?C Zyn 1,651 decd tot de 1-r de^eid ovetebWen" GeVef ™™ »« * faM ™ S *der wat Kerf6" ïf ^  VAN DE KERKE. . 221 Antw. %\\ Bet gnuift Uan be Sleutelen beg fecinUrnJEtf. ^ , I Vrage. f)ae ueeïe snn bie ? „Mrt«n,int« Antw- flDuee/ be f?ebiïting öeg Cuangetutmgï ] en be C&iirelöfte 3&an. 493) Fr. Met wie hebben wy Terfchil over de , «4-overheerfchende magt ftellen, en zomtyds ook to» SKSSkTSen uitffrekken. 2) Ve Remntramn die a 't kerkelyk gezag aan de burgerlyke^verheid toekennen. 3) De Erfanennw BJ* var, T • Ekatus f*) die geen kerkelyke tucht aangaande aa bëlvders der waarheid willen geoeffend hebben. 4Ï De clfianten en 0Mto, die 't Herder en Leeraarambt SSmen,meende de eerfte dat 't elk der mannelykc SK ftaat in 't openbaar te prediken, daar de Quakers dit ook zelfs aan de vrouwen toeftaan 494D Vr. Roomschgezinden brengen by Malfl». 10. ^ntï.Daar is te voren al op geantwoord. ,nci f,- De Remonftrmiten beroepen zig op JeJ. 49K Koningen zullen uwe Voedfterheeren zyn, haart ^r^T seXatlh te kénnen, dat zy den ^vf^T^lT^ VyZen JmozS li 29, daar de Zaligmaker zegt dat men 'ToÏuid zóu laten opwasten tot den oogsten niet uittrekken ? ^ntw> h Thomas Erastus is Profesfor in dejMedicyaca te Heidelberg geweest, zyn Werk , 't welk hy ozyn fttrf bed belast had door den druk gemeen te maken, is 1589 uitgegeven.  222 XIII. HOOFDSTUK onderkennen kan (*) 'C ^ "'et dU''de,> ^5^*1**"* en Zy„ verraad WS; Sr, SA S^S?van Go! /Se&nT»S dient tot verfterkintf h,»c f ' , . 1 Avondmaa; Avondmaalga£o^ aan eene tafel en 7vdiJi»ZëI meen,<-naP der heiligen drinken, &^S^^SS^ eeten en werken, en daarop EXL,rde^M^l^ ftrvdiS"' rS.„ >rder^CT °pcnbaar Leeraarambt is nietl XIV. HOOFD- C*) Het is opmerkelyk dat 't Griekfehe woord J.odanig een onkruid is dat zeer veel gelykheid raar de tarwe heeft Z.e eene heichryying van 't zelve in myne 15ybei,verklaring ietrekkelyk Pukjïmapag. 78 -  I r, t, r tv AERDIGM AKlNGE 223 VAN üï XIV. HOOFDSTUK. VAN DE REGTVAERDIGMAKINGE. - «T, o r *a Die h") geroepen neef t, :5oo) Welke partyen maken tusfehen de eerftc willen zy dat ver- en van de ftraf der zonden, ae e ^ blyft, hrufSSSSS^^ boetdoeningen, aflaten, lelrnisfen, enz.t" ^^len te b^*n, ** 501 Cr^r- Zy traglfn 11' '%ave Gelovigen nog veele ^ondervinding leer dat waare 6e ^tMgeMnde„? vampfpeeden van God in dit leven n> dat dlt Antw. Dit ftaan wy toe, oen ^ a]s ^ eigenlyk gezegde ftraflen zyn, *e: n fertoornd ^^J^^S^^n hunnen nutte, kaftydingen van een liefderyt va ell andere plaatzen. men zie Ps. H9- tl' J ir „ «4 'et onöetfcBcta tuffcïjtn te festas»» Antw. 3üa/ 1. ?fi7% «riitamaning binnen ï,mten ben ™^^gmSï?SiSnt be fcijulb  224 XIV. H O O F D S T U R. 3. ft fiestbaerbJsmaöinB gefcÖfcbt boïmaafite [feit °C mim*m Ö«c m dit icüen ma™ g<««. SE>o2b mn ban boa: bc Hentbaerbfa! niafimg met nituniDtg beranbetV ötUtUau,a Mm!™' MnU/ Üdt ^m ««» öe fceihsm» g$ öan fiéatbaerbfpnaBefl niet een fi toornige regtbaerDiahod inftajreuf? " A>itw. Meen / öet ip maar een bonntéfen/ eer bjpfiwchmo abcc en omtrent ben meS/ £tel3 be Sioter? in be fterfebaar boen. 9' 8 S iSÊSSJS"*1 öet 500 om mmm in ÖE LinJV^Sl/ 300 ^ &et te^n öerboemen ge^ flelb/ %. 17: i 5- Die den.godlezen têgtvatrd&ti en Jen regtvaerdtgen verdoemt, is den Hee,e een grU\ Jfr«S». ï©0?b Bet ooft tn 't frnft ban bc Heat* bacrr igmaftmg xa geb^uiftt c*)? Antw 3ay ftom 8: 33. God jj 's«e regtvaerdigt maakt, wie is 't die verdoemt 'l 502) Fr. Met wie hebben wv hier verfchil 5 Antw. Al wederom met de Roomfche kerk, welke d ziet op de w g £ «tóe v«fc ^Jjj^jL in ftaat om menfehen A ,tw. Leeraars zyn eigenlyk n e ' »a ^ te heiligen, zo min als « «gtvae^gej. inGodshand door de prediking d%wn0°rn^ desGeezyn, waar ^J^^SS^ door ly geregt. Zr^^^^ -en het hier begrypen. vergelyk Ezecfc. 3-- , ulks te kunnen be- f^KSS^ woord, KvaerdigSnt^n^ •nr^oen, en t woord heilig tegen, v y ^ t gelyk men uit't vorige van dit veren[ egtvaer. K van zelve, dat men door ae f ?^gdd%JT eene S^^^B^^zie hicr3fflC-2 "Itt «1 't ban We on# «gtbaetMot of ""SS? «oft öc ©abtr: bit ïjiec be petfoan ban  2:5 XIV. HOOFDSTU K. Antw. mê »oo?fip?aaft en «bcïaac; omt taieitf urn* m gerrfltbaerbiot too;bcn. ^rag«, ©oe be feiltrje ijpecp» ^"fitïl'JM geschat: b;e ons BcnnfjS geeft! en becjcBelt ban on*e SearbaerbinmaiHiige. mJm^: nan Incn i,an onR batl 5y«* flegtbaer* bigmaïuns benefterb binjben? . >fn«w. 2a/ Row. 8: ,6, Gerfj Geert «tafe .* «erf 506) Fr. Wie ontkennen , dat men van zyn regtvaer- , uigmg kan Verzekerd'worden ? Alle degeene, welke op PUogtmjcü gronden bouwende den afval der heiligen ftellen, inzonderheid zyn t de Roomschgezinden welke willen , dat men zonder blHtengewoone openbaring van zvn zaligheid niet kan verzekerd zyn, om daar door de aflaten, zielmisfcn, enz. meer ingang te doen vinden. 507) Vr. Zy beroepen zig op Pred. o: 1. Ook liefde en halt en weet de mensch niet uit 't geen voor zyn aanze Zichie ts? 0 J ö Antw. Het 2de vers leert ons duidclvk, dat deze plaats geen betrekking heeft tot 't gevóelen van partyen, dewyl Salomo aantoont, dat de ondervinding ons beveftigt, dat in dit leven in de bedoeling der Godlyke voorzienigheid m 't goede en kwaad geen onderlbheid tusfehen Godvrugtigen en Godlozen gevonden word; de. wyl t ïntusfehcn ook onze leer niet is, dat zig iemand mt't genot van voorfpocd of tegenfpoed van zyn eeu . wig geluk kan verzekeren. 508) Vr. Paulus leert ons, dat men zyn zaligheid moet uitwerken met vrezen en heven, Philp.2-.12, en dus beeft 'er altoos zekere ongerustheid of bekommering plaats' Antw. Dc Apoftel wil alleen maar leeren, dat men altoos met eene kinderlyke vreeze of liefde, en met diep ontzag voor God wandelen moet; want indien hy daar mede wilde leeren, dat niemand van zyn za1 igheid kon zeker zyn, dan zou hy zig zelvcn en veele plaat-  VAK DE REGTVAEUDIGMAKINGE. XI? ■ plaatzen der H. Schrift tcgenfprceken, waar in die ver- ■ zekering geleerd word als 2 f.»- 4= 7, «. Jtó 19. ■ _ 27 2 Cor. 5: 1. Hei. 6: 1. 2 retr. 1. iy. h wS Pr. Veelen hebben immers getwyfeld, als Da- ■ vidPr%V. 23 en Paulus Rom. 7: 24-* Antw. Het kan uit deze plaatzen niet bewezen ^vor- ■ ilpn dat David en Paulus getwyfeld nebben, want ua- ■ vuCSïi faïÖ endusonbedagtzaam gefproken; ■ en Paulus fpreekt van een geheel ander geval , hy ■ vraagt U zeiven af, wie hem van een zondig lichaam ■ ver og fengzou, en dit zou God te zyner tyd doen, gelyk I «ft 't vervolg blykt: ik dankt God enz. Evenwel willen I wv gaern toeftaan , dat een waar Godvrugtigc zomtyds I inyduiaernisfen en twyfelmoedigheden kan verkeeren, I zo dat" hy zyn aandeel aan Chriftus voor eenigen tyd ■ niet durft vastftellen. Vrage. ^aar ban tao?tl mctl ö^ectuaerbiat ? j; Antw. $an aüe panden/ 3anber anberKDetakrage. Om üüefssE lötUctua?a men getcgtbaet* ! mAntw. stlïeen om C8?iftu£ taille/ Rm. y w'. Wy worden om niet geregtvaerdigt uit zyne genade , j| door de verlos finge, die in Chri/lus Jefus is. Vrage. Ifêozöen ton niet geregtbaetbigt om an« 3eiSUSeftfï/ Rom, v. 08. Wy befluiten dan dat de mensch geregtvaerdigt word uit den belooue, zender de werken der Wet. Vrage. lï>aarom minnen ton niet om 0113e eige toerften nereg;bacrbio.r toa?ben5 Antw. <©in üat ae befte ban bfe onbolmaafit en Daarom aan tfob£ gercgtiggcib niet boldoen Hunnen. 510) Vr. Zyn't niet inzonderheid de Roomschgezinden, welke ftellen, dat men door de werken geregtvaerdigd word? p 2 Antw.  £28 XIV. HOOFDSTUK I Antw Dit word wel doorgaans in »t algemeen eezeir* maar wanneer men naar waarheid Inreken zal moet dit met eon,g onderfcheid verdaan worden f'dé wy de ' Srit doorhv6 eerfteregtvaerdigingftelt%aneSon. claar, waar door hy vergeving van zonden verkrvgt, cn een,» tweede regtvaerdigmg namelyk van een gelSe d£ hem word mgeftort.waar door hy inftLSfd wÓÏh ■ om goede werken te kunnen doen. Nu wor zelen ' ze een zondaar zonder de werken uit gSdeoS^ ftus verdiende door 't geloof geregtvaeS enzover" re komen eigen werken niet in aanmerk.nl maar als hy een geregtvaerdigde is, en door Gods Geest n ftaa gefield om goede werken te doen, zo verdienen d e 'r eeuwige leven (*). vuuienen die t 5ip Vr. -Hebben zy niet veele tegenwerpingen? gekomen zyn ÜK V™ d° goeds werke« z"li™ Vrage. mant aïj? tan boo? Cfijfftutf herhi™, Antw. 452in.^Einft ja- ' " V"a§t J^ae ül£l-£"'ii oie be an?e? ®,i°2 ta/CE?l,n!,,9e En aanneminge. V 5 fiC l'cto,i) on$ be^elue toe? Antw, t5oa/ baoj eeneg nabigc fignirting. Atol Fm !^etoWie hebbcn hier ver^hü? CnlZ g^fStSe^^ de - en dus komt hier geen toerekening te pas? waSr^fduiïeTvk^.r^ ï CT'% vm ™zien, Waar lutduidelyk blykt, datdus hun eigealyk gevoelen is!  VAN DE REGTVAERDIGMAKINGE. 229 n. Annftpl reet omniet, om dat hier des men- | mensch werd toegerekend, danzou ny *° ° • , £ zyn als Chriftus geweest is, welke nu die geregtignc a zou misfen, t eln en ander door ^ntw. Deze telling zou oowgaan, indlJn ^ heid de regmerdiging eene^overftort ng verdient. Vran. mm boo? nemen ton 3e aan i GMoaue? «Grutte ;est toeï üft ^€,,?of> fcnmt han Flirt net üMaobc te uaé? ^Se,|ia/eftenm janb ïufeumen, /caar mm be uecbietote bak *w aanneemt- «W»«W»^ <^^^^^^ XV. HOOFDSTUK VAN HET GELOOVE. *Maaf/ een Cnbgeïoof/ een geloof betf^SiraSeïen/ en een toaar ^aligaiaftenü beloof. ^  23o XV. H O O F D S T U K. ftage. m,jt $ een mtaziêti) maal? f'f'i*. SÉ? bat geen gocb beroof ? ÏM^r* ^/TWuft: öag niet nenoeg/ r< ll ] Vhof,dat ,0li e™ «*ig [God} t7, Vfidderen y Bn gÜOmn het e" z? fratf»- 315at i£ 0et (Cnugefoaf ? ïnaarijeib vaa? eenen tnb/ met eenm uittrrïnft Aoort, en dat terfioni met vreugde ontfangx' do? In heeft geen wortel in zig xrimT, maar „voor een ÏV.i? als,.verdrukiinSf of virvolginge komt om des Woords wille, zoo word hy ier/iond geërgert. 515) Vr. Met wie hebben wy hier gefchil ? Antw. Met de Pelagiaansgezinden, waar onder ©ok fle Remonftranten, welke willen dat't tydgeloof van 't ^aligmakend geloof alleen onderfcheiden is in duurzaam heid, om des te beter den afval der heiligen te beweeren. 516) Vr. Paulus f zeggen partyen) fpreekt van 't tydgeloof met die zelve bewoordingen, als men 't zaligma kend geloof befebryven zou. Heb. 6: 4-6.Hebr. 10 26 > Antw. Zommige verklaren deze gezegden van de gemeene gaven des Geeftes, die in onwedergeboorten kunnen plaats hebben, welke door groote kundigheden in de leer desEuangeliums eenige fmaakin't woord Gods gekregen hebbenden met blydfchap denken en fpreken aangaande t toekomend leven. Doch andere willen liever, dat de Apoftel hier een ingevallig voorftel doet gelyk meermalen b. v. Gal. ij 8. om dus de gelovigen gis een middel tot ftandvaftigheid aan te maanen. Vrage. ï£at i$ Bet «Maof b?r ^iraftclen 5 Antw. mt ftetHe baftffeHing uy 3ig ielf/ bat 'et  VAN HET GEiOOVE. 331 j |c of üoo? on# / of aan ong/ eenis mitafeï sat j 9C^£n«r fteeft *« ^ ?r , v tj 1 SiS/stl* btt boen ban n#tf*n M 9| bat ooft niet fgalmnaftenne ? )! dat ik hergen verzette , en ik had de Lef de me,, zo Watiag7.%n öefiaat Bet 5aï<3< | mS5.|S°D?,c: innen*/ toefremmen en Ü%""to|5 een bünb Bcloof sonber tennigfe niet mAml mm! Dit is het eeuwige leven dat iy u kennen, Joh. i7: 3' 5,-7) Vr. Wie willen dat een blind geloof zonder ken"^^Dk hebïn zommige Reomschgezinienm *»«fttd beweerd. De beroemde Bellarmyn onder hem *«e * verborgenheden en Me w^** —  232 XV HOOFDSTUK gen leiden tot gehoorzaamheid van Chriftus. Dus is 't ge* noeg dat men geloofd om dat de Kerk zulks gelooft' Antw. Dat een blind geloof zonder kennis genoegzaam zyn zou tot zaligheid,ftrydt tegen de H. S?Hof. a- 6 £Vv t 0o^eeï} ingewikkeld geloof, enkel onn dat de Kerk zulks gelooft Hand. 17: „. Dan zou de Apoftel ook zigzelven tegenfpreken 1 Cor 2- 2 Col i' 9. en andere plaatzen. DefApoftefzegt ook niet dat MtNallegedagten moet gevangen leggen tot gehoorzaamheid van Chriftus; maar dat hy met zvne mede Apoftelen de< gedagten van anderen gevangen leiden, namelyk van zulken, die zig verheften 'tegen de kennisfe Gods; en 1 dit deed hy door de wapenen deskrygs, dieniet vleetchelyk waren, maar kragtig voor God naar 't 4de vers. De Apoftelen^gebruikten gegrondde bewyzen, en (laafden die met wonderwerken , welke onder de mede-. Werking des H. Geeftes aan veelen ter overtuiging van de leer des Euangeliums bevonden wierden. 520} Vr. Paulus maakt evenwei in de 'befchrvving 1 des geloofs Hel. u: 1, van geene kennis melding? ' Antw. Hy noemt dezelve wel niet uitdrukkelyk, maar • dat by de kennis vooronderftelt, blykt, dewyl hy fpreekt van een vafte grond der dingen die men hoopt, nu kan men onmogelyk eene vafte grond hebben, zonder geno-ezame kennis. " 6 Vrage. Wit torrftt nat geloof In aria* Antw. ®c % tfcept/ Gal. 5: 22. De xrugt des {jeests is gelooveVrage. maat öoo? toerftt bie get aPeloof^ Antw. ©00? grt WaaiO: Het Geloove is uit het gehoor, en het geJioor door het Woord Gods, Rom. 10: 17. Vrage. fcunnen ton ban uit an$ 3elf niet ge» ïaalien ? Antw. Been/ Eph. 2: 8. Uit genade zyt gy zalig geworden, door liet Geloove: en dat niet uit u , het is Gods gave. xvi: HOOFD-  VAN DE HEILIGMAKING!*. 233 I XVI. HOOFDSTUK VAM DE HEILIGMAKINGE Vrage. Tï^ie geregtbaerbigt too?ben/ tobben I g bie ooft oetjeilistj I TS'. 9# 5» ban niet maar een betanbeting ^^SEf^!*» oaü eene utttenb.Be beraubmng uit? , -rw. «;:■'** De heel opregte geest, en lichaam, en zie*> wora Anw. ^ab boo? 3»nen ^eeft- fi? bomomen? h ÏE en onuoïinaaftt/  234 XVI. HOOFDSTUK. Aniw. *§een/ in bCn enen meertier/ fn ben ah beun minm/ su fiecfr fjaar bnkljeibe ttal nen Vrage. ooft ^tanberïnli? * «hwkd. 311/ êP öaar aan oma'/ en ftaar afne* men m e n en üc^eroen menpcïj onb^taoSenj JW. Jtë »et ban peen afbal ket&fKoenf 4Becu/ bM banai/ tnaae neen berbol* feil/ i / etn i; 5. /)„ w in de k Qods bmrd , ■word rfoor feï i0J ^ ta^^ d-e é z £ om geopenbaard woiden. rsai) Fr. Met wie hebben wy bier verfchil ? . ^wfjv. Met alic Pelagiaansgezinden, als Papijlen, So. cimaanen, Remonjlranten en andere, weike ftellen, dat een waar gelovige weder dat geloof kan verhezen, en verlooren gaan. 522} Vr. Begrypen de Lutheranen dit niet met ccnig onderfcheid ? Antw. Ja zy maken eenig onderfcheid tusfehen gelovigen zy die den Geest der wedergeboorte deelachtig zyn en daarom den naam kunnen dragen van geroepene' heiligen, gelovigen, wedergeborenen, kunnen de genade(zeggenze) geheel en ten einde toe verliezen, zodatzy ein. delyk verlooren gaan : dit zyn de zulken, die God \ an eeuwigheid voorzien heeft, dat wel zouden geloven en zig bekeeren, maar niet volharden tot den einde toe. Doch onder de gelovigen zyn >er ook, vau wcIke God van eeuwigheid voorzien heeft, dat zy zouden geloven, •zig bekeeren en voüfandig blyven ; ja dat fchoonzydoor .ahyykmgen wel eens voor een tyd uit den ftaat der genade kunnen uitvallen, nogthans voor hun dood door vernieuwde bekeering weder zullen herfteld eneindelyk zul •  VAN DE HEILIGMAKING*. ^35 Hen behouden worden. Deze noemt rnen in een Rekten zin uitverkorenen ter zaligheid. ( ) R Vr. Zy brengen ^.f^e Alle ranke, die mmy geen v™%J\%P?b^\& gelovi- sn", die deVader r«nVt, op te^ "jST^f^ wVn- Iwendige beiydems wel m de ktiic zyn, ,ehoren tot de kerk. 7Cgreen van ChrU dan vertaald , zeer wel ove™™n . L dien zin komt't Zulks eene uitfluitende firfffifij^ vetkm- &t«^ m hy was een Synej aan gekijf * rfj lelyk H^^'^en ^exandor i r.«.? »■ ^ at* Men kan vto * g^de vervallen Gal. 5: 4- Antw. VöijkWakf£S GoÜion/ien inons Vaderlandp. l 8o. Welk Werkje voor de tweedemaal gedrukt wora.  XVI. HOOFDSTUK. Antw. Het is duidelyk genoeg uit'tverband, datnj bier niet t geloof en de genade onderwerpelyk, maar vo werpelykmoet verftaan. Of met andere woorden, < Paulus hier met fpreekt van 't zaligmakend gelóóf de hartvernieuwende genade der wedergeboorte , we' de waare gelovigen deelachtig zy„; maar hy meent leere des geloofs, en der genade, welke een uitwend matnchriften belydt. ""wenq 526; Vr. Wanneer een waar gelovige den dienst 1 den eenigen waren God verlaat, en vervalt tot fnooi algodery, z0 kan men immers zeggen, dat hy voor die tyd , dat hy zig met den dienst van vreemde Goden bzig houdt, geen waar gelovigen is: Salomo nu verliï den God van ifrael en bouwde altaren voor de afeode i Kon. ii? 6 c Antw. Dat een gelovige voor zekeren tyd in zwaan zonden kan vallen, zonder dat men zeggen kan dal zyn geloof ophoudt, bJykt duidelyk uit 't voor'beel, van Petrus m de verlochening van Chriftus, daar de Hei' land evenwel zegt Luc. 22: 32 ik heb voor u gebeden dd uw geloof met ophoude. Het geeftelyk leven vin zulk eer mensch kan dan vergeleken worden by iemand die in bezwym ligt, in wien voor eenigen tyd geen na'tuurlvk leven word befpeurd, dit kan ook zeer wel op Salomo worden t'huis gebragt. Doch behalven dat, ftaat 't aan partyen nog te bewyzen, dat Salomo voor deze zyne afgodery een waar gelovige is geweest. Zyn fchriftcni de Spreuken en de Prediker leveren wel bewyzen op 1 dathy toen een Gadvrugtige was, maar niet, dat hv. altoos of voorheen zulks geweest is. De belofte 2 Sam 7: 14, 15 toonen wel Gods goedertierenheid over Salomo, maar duiden niet aan, dat hy van zyn vro«o-fte • jeugd een waar gelovigen was, om dat hy een zoon^des \ Heeren word genaamd, want onder dien naam komt ïantsch Ifrael voor Exod. 4: 22, 23. VAM  VAN DE GOEDE WERKEN. ^37 VAN DE GOEDE WERKEN. Vrage. ï©at 3nn be b?uflten ban ©eïoobe en l8fïïa,Sbe taerfien/ Jak. * 18. Toon» *ï ■ >loof uit uwe werken. fr^^SSt** bat 59 moeten Lrenrft iwringen tffe g«*oJ« van menfehen zyn. Fr. Hebben wy ook gefchil daar iti, dat onze Lede werken alleen moeten ingerigt zyn naar de wet y S, welke zeer veel werken als goed en tot zaSé?drtnodig;aanpryzen waar van mets m woord van God gevonden word, b. v. t verb^üe" Hk te migefpyzen op zekere tyden; zig van t nuweij* o. èntZdfr Zy zeggen, dat dezedingenvan de vroegte^» rfS* dTLeeraars der Kerk als nutt.g zyn a^i£eZvzyn evenwel niet doorjezus of zyii'ApoftelclfgebódeL Paulus noemt deze dingen een leere der HST*. Den Zaligmaker met fpeeeryaehtige alve 26: 10? Antw.  &38 XVI HOOFDSTUK z Antw. Zommige willen 't Griekfche, woord C door fchoon, deftig of uitnemend overzetten- de Zali' maker wil dan zeggen: zy heeft een uitnemend werk aan, gewrogt. Doch behalven dat, kan men in haar verri tingzeer wel de hoedanigheden van een goed we vinden: 't beginfel daar van was geloot in Chriftus r den Mesfias ;zy deed zulks ook om fefus te vereere En fchoon 't met uitdrukkelyk in de' wet was oori icbreven, de wet gebied liefde, en de oofterfche I woonte waar van zy gebruik maakte, wettigde del pligt. Daar en boven hebben wy hier deuitdrukkelyl bekentenis des Zaligmakers, dat 't een goed werk was waar meede dus de Roomschgezinden geen voordeel km nen doen. dat gy drlnkt t t %y dat gy üu andgrs het al ter eers Gods. Vra^e. moet men ooft goeue mexnen boen? ^tifw. Ja/ Laat u licht Ichynen voor de men Jchen. ep -dat zy uwe goede werken zien mogen, ei Sta*5 16 dk ïn dS Hemlen " yirheerlykem Vrage iDaarnm niet? Antw. (Om bat ju onbolmaaftt zvn/ fef. 6é kleed ^ gertSti£heden zyn als otn vtgwerpelyh 53oD Vr. Tegen wie houden wy dit ftaande5 Antw. Tegen de Roomfche Kerk, welke in haarenKa< techismus duidelyk leert, dat de goede werken vaneen  VAN DE GOEDE WÉRKEN. ï%9 -lovigen wegens de verdienften van Ghrijjusen uit kragt lr Sdlvke belofte deze volgende voordeden aaabreB- ^vXeTk fchynt dit duidelyk te leeren als \ 7 „„. ti rn andere p aatzen? gevoel vaneen eigen geregttg^awwe b g wilde zelve 't eeuwig leve" ^crdmi « doen moest hy buiten twjfel alle Gods gjboaen ^ cenig gebrek onderhouden- De Hegnü ^ r«. & i« S"- *r°og a s T  24° XVI. HOOFDSTUK. weg aan te wyzen, waarom Hy van hem begeerde, dati hy met verlating van alle zynen rykdom, die hy den: armen zou mededeelen, en met opneming van zyn kruis,; Jelus als zyn heeren meefterzou navolgen,jmet belofte* dat hy een ichat in de hemelen zou deelachtig worden.i 533 J) Vr. Dat men door de goede werken de zalighei ' verdient leert ons Jacobus Cap. 2: 2j en 25? Antw. Het is duidelyk uit 't 17 en 16 vers, dat de: Apoitei wil leeren, dat't regtvaerdigend of zaligmakend geloof in Chriftus zulk een geloof moet zyn, dati vrugtbaar is in goede werken. Abraham en Rachel hadden met de daad getoond, dat hun geloof niet dood: maar een levendig geloof geweest is. 534) Vr. Indien men't gevoelen der Romnfcht Kerkl verwerpt, hoe maakt men 't dan, met 't geen wy vinden Matth. 25: 35-46, daar wegens't verrigten van) eenige goede werken aan zommige de hemelfche gelukzaligheid word toegewezen, en aan andere by gebrek: van dezelve, de helfche verdoemenis? Antw Dat men alleen door 't geloof in Jelus Chriftus 1 regtvaerdig word , leert Gods word duide'yk als Eph.. 2: 8, 9 en elders. Zulk een geloof nu moet een le-. vendig geloof zyn, 't eenig kenmerk dan tusfehen een 1 waaren fchyngcloof is, dat 't eerfte vrugtbaar is in i goede werken, dit zal inzonderheid blyken,in den dag 1 des oordeels. De goede werken der Godvrugtigen 1 zullen dan niet vooruitgaan om den wegnaar denhe-mei te baanen, want dit zyn de verdiende van Chriftus,, door 't geloof omhelst; maar de goede werken zullen . volgen als zekere blyken van de opregtheid van hun geloof, vergelyk Ofenb. 14: 13. hunne werken volgen mee hen. Vraoe. ïDaar toe moeien mn ban nog gaebe teerhen boen? Antw. 1. o2m 'cc oöob bao? te berljcerïnften. 2. <®m 'er onje Baaften boa? te ftigten. 3. <®m 'er owj ban omj Hpeloof bao? te berseïteren. XVII. HOOFD-  VAN DE WET GODS. 24r XVII. HOOFDSTUK VAN DE WET GODS. Vrage. lt\oe beeftetW petten gaf «aa aan l»et oer f aïitie/ of öe 9Buts«iBnc w butenöe niet. lyk* goede werken deeden uit uragi. natuur. , Mntih li: 1?.. Want alle de 537) vr ^^"SÏÏS-I Zie ook*-. «yt wirt onder de wet, maar onaer o g fa,3. ^ Cor. 3: 6'7»ord Sn gewezen, dat de gelovi- jnt*. WmCtuXslyn%t^x zyn onder ■ EXS£^2^2~* *derwet;z,e Fr4'!!- kan de wetf*^^!^ daa^t immers uit de voorrede ^^ïS^iwe.God, Dit past immers op ons niet. Mtw  24* XVII. HOOFDSTUK. Antw. Wy erkennen dat deze voorrede op ifraë! ziet,» doch de wet zelve gaat ook ons aan „vermits 't de na tuur wet ,s, welke Adam in den ft* der regtheidre"!] tn zyn hart wa: ingefchreven, en de overbI%len l y 1 heidenen te vinden zyn. Rom. 2: .4, I5. } y Vrage. V^mnttx zon be anberc ban afnrfrhafrii tamT m Den ÜJ" ^^mij Slf?w %r^ilkfm^T hier a,S verfchillende voor?' Antw. Het zyn de Jooden, welke willen, dat ook de ■ 540,' Fr. Zy fchynen daar voor eenige reden re hrh ben vermits meermaal van eeuwige inzettingen gebroken" word, en daar by God ook onvèranderivk is > ^itw. Vermits de Ceremonieele weren in ChrifhK haare vervulling kregen , zo moeften zv met 't N T ophouden, dit was voorzegd Dan 9: 27. zv duurden dan zo lang als zy met eenige zedeW^gelykheS kenden duuren en in dezen zin word 't Woord zomtyds: gebruikt b. v. , Sam. ü 22. Ps ?o6 Zg God is daar door niet veranderlyk, vermits hv nooit bedoor ol gewilt heeft, dat zy altoos zouden duurem imÊr ï^oc m tfeöoaen m fee ,n be ma ba- v^W. (C'?n ©e&oben. Vrage $)r»e bcefc (CnfcfCB* Antw. (Ctoec JTafeïen. ^rage, IDat eipcfjt bc eerfre Cafeï? £iiw. <6aö. lief tc ör&bcn boUcn Me$. Vrage. mat eujctjt bc ttnrebe Cafd? jCaftff' bEel a5EÖCI&En 390 'fr 1,1 ÖE  VAN DE WÉT GODS* H% I Vrage. $0Z UEEÏ Itl CB ttüÊEOE ? r e^n fr Met wie hebben wy bier verfchil ? tafel drie geboden brengen dewy 1 g pe onder ^n mengen en tot de 1 fl ^ Zy zeven geboden, i akendc va ^ Het geboden du tiem 1 mt ^ te ^ ^ oogmerk in dezen isom oen Lutlurfchen, r*nbeelden 5 Herken^s boeken der min- 'r ppi-rte verbinden of zamenlmelten > H JS£ Dewyl God in 't eerfte gebod zegt: Gy zult I JS^L voor mn aangezicht, hebben , zo nemen .f v de vozende woorden, die wy tot 't tweede gebod ^en als een aanhangzel van de vorige, a.s willenS dc wetgever, dat men ook geen beelden of gekken"s?enTaSdete^oden zo in hemel als op aarde Soch l de wteren maken mag, om die te dienen Dus houdfenzv't als niet verboden, maar geoorloofd beelten iln van den waaren Drieeenigen God, en van de hedigen te maken en te hebben om God en menfehen ' daar door te vereeren, en te dienen. • ,n "r. Zy brengen tcn bewyze by Exod. 20 17. Jneut daar't woord begieren tweemaal he - haaS wórd, waar uit 't blykt, dat 't twee onderfchei- deXb0Hètz)m daarom geen onderfcheiden gebodan, dewvl 't beide toi de zonde van begeeren behoort; t s Sn om des te meerder nadruk, en ons «= eeren d t. . 't woord begeeren by ieder vo°^li^^ wordenj ook blykt 't te meer, dat dit maar een ge&oa  244 XVII. HOOFDSTUK 2° eei'St'S huis' Dm' 5- ^<*\ Vrage. mat $ bie met gegebcn? Antw. oen 23erg «êtoai. Vrage. Wanneer? Vrage. bie Wet onber 't Minime ffiefta.ment öoo? «Cfcifhi* met becmeerbert" ^ntw. .©een: bie ie? 30. baïmaafit/ bat'ernfef ban tobben toegebaan. "niet. 544) Wie ftellen dat Chriftus de wet onder 'tiN T vermeerderd heeft ? 1 Antw. Dc Socinianen, welke willen, dat Chriftus en zyn Apoftclen by meest alle de tien geboden noC eenisre nieuwe bevelen hebben bygevoegd, alsby 't eerfte el bod i) dat de Heiland een zeker vobrfehrift van bid" den heeft gegeven. 2) Dat wy den Heere |èfus voor God moeten erkennen, eeren en aanbidden 545) V*. De Socinianen ichynen gelyk te hebben, want dc Zaligmaker lieeftnnmers zyn Discipelen't Owé Vader voorgefchreven Match. 6 en Luc. 11 't welk onder v °i T-fonbKe^end ™f Hy heeft belast in zyn naam den Vader te bidden JaA. 16: 23, 24. Al wat & den Vader zult bidden tn mynen naam, dat zal hy u geven. Tot no° toe hebt gy niet gebeden in mynen naam? ö ' 0 Antw. 'Wat 't Onze Vader betreft, Chriftus heeft zul- ; ke zaken belast te bidden, welke reeds in f O T ' voorkomen, ja dat meer is, die reeds in de formulier" gebeden der oude Jooden gevonden worden, o-eivk WlTSlUS tn zyn verhandelingen over 't gebed beeft aWe toond, en dus wa's fjegts de order en niet 't wezen der zaak nieuw- Zo is 't ook met 't-bidden in jefus naam, de Difcipelen hadden tot hierniet gebeden in den naam van Jelus als de Zoon van God die reeds in 't vleesch ver- I  VAN DE WET GODS. 245 |rfcheenen was, maar de Godvrugtigenond^t O T. hebben op den Mesfias vertrouwd en w hem den Vade laugpbeden zie Job 19: 25- Pr. 2: 12. Dan 9 17. Vr. Dat 'er by 't tweede gebod in t JN. t. is 1 bygevoegd dat wy niet alleen de beelder. mogenjmbidden, nwar ook dat wy de afgoden moeten vheden, word 1 Joh. 5: 21- 1 Cor. 10: 14 en andere plaatzen _ P£kDgftdfwederom niet iets « « j onderwyzing, hoe men best de afgodery enteelde dienst myden zal, dus 't tweede gebod flerk wo o^aan gedrongen. Dezelve zaak is m 't O. T.. iceds gebo Sen, zie 23. i3- W 2> 3- 3V; ^ 7- 547) Kr. Zy willen, dat in t N. T• by t deiac bod gevoegd word l) dat men niet alleen God, maar Sok fefus Chriftus tot een getuigen ™g/»e"/ f " wyl hy de harten en nieren doorzoektOpenb 2) Dat men niet dan in zeer gew.gt.ge omlund.gheaen mag zweeren. Het eerfte ziet men Rom. 1. 9 en laatfte leert de Heiland Matth 5: 35-37 - „lwetend Antw. De onaf hanglykc God, diejü\eee al we end en almagtig is is met uitfluiting van ^pfü, t voorwerp van den eed, is Uiriitus au, Stom» lochenen, dan fpreekt 't van zelve,dat Hy^ toos 't voorwerp van een «B»n *£z?"^ is. En wat Matth. 5: 33-37 betreft daar- vinden wy Len Men* bevel, maar een tekeer gaan van veele misbruiken omtrent den eed. Zy waren ggJJ™ g duurig te «w-^.^d^^gS^ S£^tontetiySl» omtrent den eed zal •ÏE» en in ^^.^«SK bruiken. Het ligtvaardig eedzweeren1 was ook 0.1det O. T. niet geoorloofd, gelyk uit 't deide gebod zelve Vr Omtrent 't vierde en vyfde gebod hebben 7v seen byvoegzel. Doch aangaande 't zesde wetZw7oo?dTwmen zy, dat bygevoegd is, dat men opzyn  24^ XVII. HOOFDSTUK S^^Eft* "dchfche^n, enz. 5| Antw. Dit alies word ook duidelvk p-pWm r v 17- r 8. Ook fpreekt de ZaliSInier •iCWtI9J van foWJi> zyn, maai- nn ,° 7 ? gCmeen toornig rl zyn. * toï W °P zyn broeder 549) ^. By't zwende gebod willen zy, dat lefus sa*".? aar • 4"«sw; oyerrpcl bairvk; i„sjdyts dlc do , «' ° «• ito». Men moet willens blind zyn, om niet te zien n-f" *? ff? êeen "■■euwigbeden z , welke ChnftasendcApoltelen byde wetgevoegt hebbenTdÏÏ t tiende gebod ons duidelyk leert: ** niet alléén de daad, maar ook de minfte lust of gedagte tege d tZ bod zonde is Daar en boven leert niet alleen ' O T maar zelrs t licht der natuur de zuiverheid der zeden. .,50) Vr. Chriftus zeggenze heeft'tagtfle gebod vermeerderd «et een bevel te geven tegc,?de SerigS] Antw. De Socinianen zouden moeten bewyzen. dat de gierigheid geen zonde is geweest onder 't O f 'r ? ^ra-ï^S^^^ men'zh 55 0 Vr. Op 't negende gebod hebben Zy geen byvoegzelen, maar aangaande't tiende, willenzy.dat ditin L / |\7™eerdercizouzyn, met eene afkeuring der -begecrlykheid tot eene ongeoorloofde zaak , die mei weet dat men op geenerly wyze verkrygen kan» ^t a f nlü! VVord bi# dom" tegengesproken, welke ' Kr«.  VAN DE WET GODS. H7 Vrage. ftan men Ut mt tod bolnwaftteïpB on* }eMtT%tn/ Wy (Iruykelen alle in veelen. Jae. '.: 2. 5-2) Wie ftellen dat mende wet van God vol^%TÈT^& welke leeren dat de-geo£en, hoe onbekwaam uit zig zeiven nogt hans door Antw. D« Zj g Jkr Cere , ,e w tten li "o en van alle menfehelyke inzettingen V- , S' , o\ Om dat de H. Geest door genade Matth. 23: 4. 2) Um aai ac n , ,- ecwil- 'thart van den mensch, die in ^jf fjg^g1. lig gemaakt heeft om zig, aan hem te onderwe.^e ^willigen arbeip«^fffirf f gebS want't tegendeel leert ons Jac. 3- 2 en 1 ƒ?«• C1'54) Fr. Johannes zegt immers, die uit God geboren is, kan niet zondigen I Joh. 3-'9? ^at zo- Hier mede w 1 lohannes met zeggen, aatzo y 4  =4§ XVII HOOFDSTUK zomlIcT6" ' Zyn Werk niet maakt va« ts hJ^5) Vï' Dc B^beI £eeft fn"»ers verfcbeiden vool beelden op van zulkcn die volmaakt geleeSöL? I r' e.n inzonderheid Zacharias en Elizabèth van we kegetu.gd vvord: Zy ,,ar« heiden rewSl ^/ïS^f *^ - ^ ^ KJ deHpn n Dezemenfchen warenopregtvoorGod, zy wan, delden ongevemst ln 't waarnemen van alle Gods gebo^ den, niemand van hunne mede menfehen kon ook mer een-gen grond hun gedrag berispen. Doch dat zy' et wlmaakt waren blykt uit fob / en Luc i L ™ %^Wm&A IJl 46. 7o: t ^ntw. De Apoftel vergelykt de bcgeerlykheid by eene ■ zwangere vrouwe, die.Ua dat zy ontvangen heeft baart ' Deze ontvangenis heeft zekeren oorfproV ■ me opziet' tot de zondemeltons jacoous die in 't ,4vet,, 'tls X wgrfy* rfoor zyn eigen begeertykheid afgetrokken verlokt word. Door d.e eigen bcgeerlykheid, moet hy noodzïk! yk eene zondige of kwaade bcgeerlykheid veXanfS is dan eene eerst opkomende lust of beweging van t hart. tot eemg kwaad, zulk eene lust ten kwade kwam m David op, als hyUia'a vrouw bcgeerdeT de begeerlykheid kan gezegd worden ontvangen te hebbel Si ilZTZ beWegi"Sin 'tnamelyk den Wil getoeterd word, zo was 't met David, hy nam ' befluit o,n deze vrouw te gebruiken; a s nu deze begeerlykheid ontvangen heeft baart zv zónde, datis.de «nde breekt deor m daaden of vrugten; David, van dit gemeld befft* zwanger gaande, bedreef werkelyfc overfpel. Indien nu deze allcreerfte beweging onzon- ^ondoTp re,kan,Zyda" de b;™èderzvnvan zonde ? Paulus leert dat zy zonde is Rom, 7; 7. Vra,  VAN DE WET GODS. 249 . ^'^mVS^mt 6ou/ en;. ; ' fTg,%men 3Tne onraasjta te 3»*;*/ gcT!"ai%ï «eg* g«rig«rt * zettinge te bewaren. XVIII. HOOFDSTUK VAN HET GE BED. aJ 'er * uithelpen. n Dus werden *y g—I. «> Jat Hebreeuwfche Taal toeleidden fcy wert« VerscH00r jn Scftoon/ïe» geheeten naar 'zekeren J*JB ^ niet a,s Zeeland, wien men om *yne verkeerde eenert Proponent had wnlen aannemen^ enA ^ aanhang maakte voor welke hy ep t W ^ rf oeffemngen hieldt. Hy leerü*' . ,t;Kheid tot om Jefus voldoening ontwnd.gj Zo men lil 7.vn >t eeuwig leven geboren werd en. £ «>!,« ^ 'er nos h er en dair in Zeetoid , ja ook « K„*,iht\et nL «keren Kapel elders nv.t den na*m van tftfeürtjM benoemd wordea.  250 XVIII II O O F D STUK ■ T^tl Zylh dn de Cnn'ftei™ onder'rN. T.nietmJ te bidden maar flegts te danken hebbon. fa zcSfj Weenea, dat dewyl Cnriftus nu vojdaa? beeft voï'S zonde, men met God zoufpotten, als men om derze! ver vering by God in den gebede aanzoek aced™'"' n„A L \ , Chuld der *ondc immers by Cbri ftus dood.waardoor hy volkomen voldaan beeftgantfeha. K S5fa°mm'. C" daar ^ fchuld meer fenSl kan geen vergeving meer plaats hebben, gelyk ook' & * * -* - ! doch men moet een onderfcheid maken tusfehen de verwerving en tocpaslmg der Zaligheid, 't eerfte U eenmaal gefchied, 't laatfte moet aan ieder die zW. zal worden, in 'tbyzonder gefqhieden. Dc H S leert ons daarom dat wy om vergeving „loeten bidden van al e onze zonden Matth. 6: 12. vanaue um& va' Muf 6: ka" hier "icfgelden, alzo de Heiland deze bede ,n den mond lelde, eer hy voldaan had, toen was.'t nog nodig om vergeving te bidden maar thans met? 6 b ul<-'^en, Antw. Dit is geheel verkeerd, wv zouden om Hor gemakkelyk kunnen beroepen op^2d?dï dool s.'le eeuwen heen 't onze Vader is Gebeden maar 't hlvtr ook 1,, d H. S. datna Chriftus fflïiSte,^ ben aangedrongen op bidden, zo in 't gemeen 1 Tim. 21. als m t byzonder op't bidden van vergeving der zonden 560)^. Paulus zegt immers, dat wy met God ver- I zoend zyn doorden dood zyns Zoons, Rom. « 10 Dus 1 zyn wy verzoend met God, toen Chriftus geftorven is, dan behoeven wy thans geen vergeving meer ' Antw. De Apoftel leert niet, wanneer ieder eeloviee met God verzoend is, maar hoe ieder gelovige met God s verzoend 't eniet den tyd maar dc wyze, waar van hy fpreekt, 't is door den dood van Gods Zoon. Dit blykt duidelyk uit't verband, men zie onder anderen flegts  VAN HET GEBED. ^1 ots't i daar Paulus zegt dat men "Laerilgd zynde, vrede met God heeft. Nu kan ind geloven, voor dat hy aanwezig u. "^.Tkn/ to« tornt M«m «iet toe/ cn a toeten uan on£ niet. kaas»» en. , iet. meer doen omtrent de Jodvrugtigen in den hemel, ais meerma;en met de Godvrugtigen op aaide, w > ook len verzoeken voor Jhen ^"^déHchdd tus^ Romschpnnden maken; e^scJ Xeeyerbewyzingin't gefchen eene Godlyke en men cniy ^ peds tot God zeggenze mtfemt u, on ^ ,t na de maar tot de heiligen bid, voor o«. k ; J aardc aml Godlyke eer niet benadeeld, dat men r ^ C)7jy maken ^''^Ï^|SS ,yCJn God en fchepfele" bewy-door ^behoo,, dooiden Latrria ™ D^W' Doch dexe tot God en de tweede tot_deW g ^ onderfcheiding is ^^fchrifien, maar ook m woorden met alleen ui mensch y memnakn .two0rd den Bybel verwisseld jo den , ^ d Douleia aangaande ™™ 6 * Rawl, 16; i 8. Taalkundigen kunnen dit zien Luc. 10. i I rW' I: 9-  XVIII. HOOFDSTUK dit verzoeke, die S^tAS^J^"X 5Ó3) Fr. R*mschgezinden flaan toe dat ri« h.iia nen, maar van ZfSSSi™ Wy °mkent integendeel fpreekt hy maïr fjcloviScn bemoedigt, JWer S V,, V3n eeMnen voorfpraak by den rvd wan Lr Z^n' kan men nauwlvks een van tusfehenpozing bedenken, of veele nooden wor  VAN. HET GEBED. 253 haar van zo veelerly menfehen, verfpreid in £ wfin zy Opreken van de verdienften der zalige har»* Zy -™8^.m ss n=i; iïrSnTT^z i *f*?»«** ZW3of aarde als in den hemel door te verftaan : de roivnm S hier op aarde bidden rog geduung om t GSvngvarTzioh, en hier mede vereènigèn zig alle de welzyn van zuou, u. houden daarom aan plaats. z^-ure ©oe moet men Ribben ? ïfX&ïec een DetUge oefpig: ten Set &art rn vuige geuaaröen taan net ff'fÖMmV«é«. ^«rom moet men uiöben?  254 XVIII HOOFDSTUK ^Ant*. «ai *mw$ en %W*mWm noot ^g*. §oe faint bat tëfcfob? ©113e Ifaücr bie m üe'l^meïcn 3«t/ en; XTX. HOOFDSTUK. VAN DE SACRAMENTEN. Vrage. ||vu r,prfr #ob bcro?binceré boo?b re fetlen * ^«^««"S get>nt(8 iét iBoojb en be ^arramcnten. ffi»at spn trammen? Antw. «Cefienen cn 25eöelen ban (0obé nenabe. het teeken der befnydems ontfangenmeen zegel der regtveerdigheid det geloofs. RoL 4:A 565) Fr. Met wie hebben wy bier vcrrchil ? *JfW" f • ,e So"nianm die dezelve alleenlyk als ui rerlyke plegtigheden befchouwen. Hoe zy aanbande" den Doop en 't Avondmaal gevielen, zullen wy11zvn Plaats Zien, en aldaar de tegenwerpingen oJgZn J ^[age'^Püïz ^nxi 0E uoo;t!aame ^arramen* ten ban |jrt <©ufce flCrftament? «©«ramen* Antw. ^E 23cfnpbeii^ en lier f afrija.  VAN DE SACRAMENTEN. 2-55 Vrage Sn tóf tpb t* pet f afr,l)a mgeftet? Efraël uit iÊeppten trofi/ Vrage. ueat at men m t i^alclja* Antw. €en Ham. • HU]?1 «Ent nu ben tnb uan 't £. Cefhrnient. ^e\f oe &(%3Untcn 5pn >er ftnoec t Tr^W preftbie mgeftelb? ^ntw. Cp?iftUg. cfifVi Pr Wie komen liicr in aanmerking? _ Anti. vèrfcheiden partyen, waar van zommige, drö twee S eramenten geheel wegnemen, zomnnge vennmderen, en andere dat getal zeer vermemgvUd.gen C67-) Wie nemen deze Sacramenten geheel weg ? aIL Dit doen de Quakers: de H. Doop word wel door hen geleerd,- rmtar verftaan 'er eene Geeftelyke Doop door, zyhde daarin gelegen, dat men door de knot van den H. Geest van zonden word gezuiverd en Kn nTeuw leven wandeld, en verwerpen; dus de» Waferdoop. Zy houden ook geen Avondmaal, en wilïen dadc verrigting van Chriftus flegts eene zekere Se ighed is ge vegestfdie tot't Pafcha behoord hebbe. P *m Fr. 4 werpen tegen met opzicht tot den Doop H S^gen van lohannes aangaande Jelus , d.e na hem kwam: dat diemet den H. Geest en met vuur zou do- ^tnS^word'erin-deas: zinnebeeldig van den Doop gefproken, en zomtyds de gaven de^H  XIX. HOOFDSTUK. Geertes, gelyk Matth. 3: i j, zomtyds ook dehmartel iaars dood door verftaan, gelyk Matth. 2c: 22,21. Doch dit neemt niet weg, dat Chriftus ook eene eigenlyker Waterdoop heeft ingefteld, Matth. 28: t9. en'tblyki lüc ™',c!lcidcn P^atzen, datzy die dus bediend hebben ais Hand. 8: 36. 7vS6f?r?'üMct opzigt tot 'c Avondmaal zeggen zy, dat Chriftus met de woorden, doet dit tot myner dagtems, alleenlyk heeft willen te kennen geven, dati wyj t thans de laatfte maal was, dat hy 't Pafcba met zyn discipelen at, Hy van hun begeerde, dat wanneer zy aten en dronken, dat zy dan aan Hem moetengedenken, die zyn lichaam voor hun liet verbreken en zyn bloed vergoot. Antw. Het blykt duidelyk trenoca; uit dc H.! S. dat de" bediening van Y H. Avondmaal moet onderfcheiden worden van eene gemcene maaltyd, zie 1 tor. iiJ 20-2,1. " / 57?) Vr. Wie zyn 't, die 't getal der Sacramenten 1 verminderen? Antw. 't Zyn de Socinianen , welke alleen van t Avondmaal melding maken , als eene plcgtiebeid door Chriftus tot 't gebruik van alle de gelovigen geduurende den gantfrhen tyd des N. T. ingefteld; daar zy den Doop ook wel houden door Chriftus ingefteld, doch alleen maar voor hen, die uit't Jodendom öfuitdé Heidenen overkomen om der Chriftenkerk ingewvd te worden. J . 57i)_ Vr. De Doop (zeggen zc> behelst in de daad niets anders in zig, dan eene openbaarc en pisgtige belydenis vandennaamvanChriftus,waaromde Apoftclcn in den naam van Jefus gedoopt hebben ; Hand. 8. 16. Cap. 19:5? Antw. Dat de Doop meer betekent als eene openbare belydenis des Chriftendoms af te leggen , blykt uit Hand 2: 38, en Cap. 22:16. De uitdrukking van te doopen in den naam van Jefus kan zeer gevoegzaam worden verklaard op bevel van Jefus, dan kan zulks zeerwel overeengebragt worden met Mattht 28; 19. 572) Vr  VAN DE «ACRAMENTEN. ^57 Vr Wie zyn 't , die de Sacramenten te ^rë^Ö'U, weke behalven de twee i S; waare Sacramenten nog 3 andere byvoegt naicTvk O * romfel, 2) de Oorbiegt oi P«nrt«tie, 3) ^ Oliezei, 4, de Priejlerordening, §) 't Huwelyk. Vr. Wat4 moet men in dit gefchil vooraf 111 C ïa" wy eerst eene juifte bepaling maken vaa Kvl, de belydenis der zonden, enz. Ten tyde in T tulliaan in de derde eeuw, wierden alle *n noemt liv b. v. de Leere der Wakheid met den naan" va" ï sJrament. In de vyfde eeuw toen iggg.. nu" leefde, gaf men die benaming aan elk teken gefchikrter'verfterking des geloofsb,v•^«Jjg1* Se . gemeene l^^S^ui Griekfche woord O^i.) '«ujtjnonav>ui"V . vertaald. Het is d.r moeite^ardigS twiften de vraag is dus met, hoe veel zaken irTet d?t'woord al kunnen benoemd worden, maar de waag is, of'er meer dan twee Sacramenten des GenadenXLr onder'tN.T. zyn, en dn "jennen wy. Vr Het Vormfel tragten zy te bewyzen uitlCor * a1. Maar die ons met ubevejligt heeftin Clr^ 'endie ons gezalfd heeft U GeJ Ook waren de Apoftelen gewoon in den Doop de handen op te leggen Hütew'Partyen zoudenmoetenbewyzen pdat Paulus* Co^TaS zulk eene PlM^Vttföïffiï fol hunner kerk, en met van een Godljke be<,euibm^ dool den H. Geest in deu ftaat der geiiade cn een mededeeline van de gaven des H. Geeites. ua SSfflSdden d.handenwelden gedoopte op, maat  258 xix. hoofdstuk. die gefchiedde om door een wonderwerk de gaven des H. Geeftes mede te deelen, gelyk men zien kam Hand. 19: 6. 575) Vr. Voor de Oorbiegd of 't Sacrament der Poe', mtentie brengen zy by Matth. 3: 6. En zy wierden vanhem gedoopdm de; Jordaan, belydende hunne zonden, en vers 8. Brengt dan vrugten voord der bekeerinee waerdiz. 'Zieook Jae. 5: 16? ' Antw. Zyne zonden te belyden is zeer nuttig en noodzaakelyk , gelyk ook tevens zig van dezelve te; bekeeren, cn vrugten voord te brengen, welke aan i eene ongeveinsde bekeering beantwoorden. Maar dit • fcheelt veel van zyne zonden in 't geheim aan een i Leeraar te biegten , en na 't opleggen cn doen varj '1 eenige poemtentic, vergeving te erlangen. 57<5) Vr. Het laatfte Oliezei mecneii zv te kunnen bewyzen uit Jae. <: 14, Is iemand krank onder u, dat hy • tot zig^ roepe de Ouderlingen der gemeente, j/j dat iy ever hem bidden, hem zalvende met olie in den naam des Heeren. Zie ook Mare. 6: 13? Antw, Ten tyden van Chriftus cn dc Apoftclen ja zo lang de wondergaven in de kerk waren , welke' men wil, dat in dc tweede eeuw zyn opgehouclen.hadden veele dingen plaats by 't doen van mirakuleufe genezingen, welke naderhand niet meer nodig waren,"b v. 'r. gebruik van flyk tot 't openen derooacn, d'c fehaduwen, gordels cn zweetdoeken der Apofielcu.ook'tzalven met olie, gepaard met een gelovig gebed. Deze cn derge yke dingen werden by de zieken gebruikt cn Ood herftelde dezelve, ter beveiliging van dc leer des ■iuiangelmms, welke toen werd voordgeplant. Dewyl thands de gaven der wonderwerken niet'meer in zwang gaan, zo is dit laatfte Oliezei ook onnodig. 577) Vr. Metopzigt tot't v.erdedcrflraksgenoemde sacramenten, brengen zy by Eph. 4: 11, 12 1 Tim 4: '4 en Cap. 5: 22? Antw. Dc inilelling van Leeraarcn door Chriftus cn de beveiliging der gemeente door oplegging der banden, reeds in der Apoltelen tyden in gebruik,erkennen, wy  VAN DE SACRAMENTEN. *5S> wy als nuttig, doch men kan niet bewyzen, dat't een Sacrament des Genadenvcrbonds is. Sacrament aes ^ ^ n Qptk d .voVdei Si Sacrament i zyn. i) Om dat JU^gg* de eemeene LatvnfcheOverzettmg£p/<-5-32 gevonü_e?t word 2) Om dat 't zyn opzicht heeft op 't Gewlevcid, want Paulus zegt aldaar, dat t huwelyk »f* ^S^nreSÏÏropaan; i) dat de gemeen» ( Erg^rst^ j «^HoerevanB.^ Sacrament der Koom/c/ie Kerk zyn , aewy' dat woord in die Overzetting gevonden word. a) mu us legt niet, dat 't een teken en zegelj va *t Verbond der Genade, maar wil^.h^^t 2% affchetst, de nauwe vercemgmg van Chi Kusima 'J' kerk, die elders ook onder 't zinneprent van man en vrouw voorkomen. I. VAN DEN H. DOOP., Vrage. BSaat mebe fenoM: men? •SgïfSff/ ÏJ« mm aM a cenüouaia tuatec 3!?n. evrA Fr Wie komen hier in aanmerking? SSi Het i al wederom de Romfche Kerk , welke ptegJiVe^bvto, Doop gebruikt, met alleeo  26o XIX. HOOFDSTUK enz™316'''maar 00k zout> rPeekzel,olie,bezweeringen 580) Fr Zy beroepen zig op de Oudheid, waarin *b dl»g« aIs leerzaame zinnebeelden by den H. Doop gebruikt werden? 1 ndT,] Dat zom,"iSe wn deze' benevens nog andere als H ï fi? l f* ^ 2d^ eeUW in de Chriftenkerk als H. plegtigheden by den Doop gevoeird zvn ftaan beóerTend 1 ?g ' "°Ch °°k d°°r hen ^ Vrage. Wat rtereftenb bar motcr? yfBiw. |?t JSMueb eh ben Oeejsr uan CFuiituS /W. Wat boet men met bat b»atë£ : 'ee1neïe^en Ü°,npElt 'CC fn/ ^#JfofftW fpSpSbK^ UufSoe?Cenaf^^ » Vrage. Qoe ueele-taelbaben toasben "cc ban in ben ©nop ber^etieïb i r Dan m fcöTnT" Ö£t to8t" 5tïf be 3anöen ^fw. Jgeen/ het bloed van Jefus Chidus zvnt Zoons reinigt ons yan alle zond/n,xjT.™7.y 58i) Fr. Met wie hebben wy hier verfchil ? • 1 Antw. veeltlSirfedntrdiCOnder \ T" ™>rder,,gely k men veeltyas denkt, maar worden daar by gebruikt zie mvn Wms(h lengt vm m Q^dknfl/n l m kd7kT  VAN DEN H. DOOP. 2ÓI Antw. Met de Roomschgezinden , die aan den uitwendigen Doop de afvvasfching der zonden toekent nen, leerende, dat zo wie zegt, dat door dezelfde. Sacramenten der nieuwe wet, uit hun gedaane werk geen genade word gegeven enz. dit zy een anathema. Men zie 't Concilie van Trente. 5%2j Vr. De H. S. noemt evenwel den Doop 't bad der wedergeboirte en vanjde vergeving der zonden Tit. 3; 5. Hand. 2: 38 en Cap. 22: 16? Antw. Men kan deze tegenwerping opgelost vinden in 't antwoord op de 73 vrage van den Heidelb. Katechismus. 583) Vr. Petris zegt immers dat de Doop ons behoudt, 1 Petr. 3: 21 ? , Antw. Dit is zo, maar hy verklaart zig nader.dat hy den uitwendigen Waterdoop niet meent, zeggende: Niet,die een aflegging is der vuiligheid des lichaams, maar die eene vraage is eener goede confeientie tot God, door den opftanding van Jefus Chriftus. Vrage. %n uijcng naam faojb men gefcoont? Antw. I11 den name des Vaders, en des Zoons, en' des Heiligen Geests, Matth. 28: 9. Vrage. Man. elft een ©onm in tub ban noab * Antw. Mceü / aUccn bie rjrjanbrn 3Pn om te ïeeren/ Matth c§: 19. Gaat henen leert alk volkeren, dezelve doopende. 584) Vr. Welker gevoelen is 't, dat ieder een in tyd van nood mag doopen5 Antw. Het zyn de Roomschgezinden en Lntherfchen, voordkomende uit een begrip van de noodzaaklykheid des Doops, waar van ftraks nog nader. 585) Vr. Zippora heeft immers haar eigen zoon in tyd van nood befneden Exod. 4: 25? Antw. Partyen zouden moeten bewyzen, dat dit een gebruik in de Joodfche Kerk is geweest, dat in.tyd van nood ook vrouwen dit Sacrament bedienden. Zippora aieed zulks in groote haast en ontfteltenis, Behalve» R 3 $  262 XIX. HOOFDSTUK. dit was oudtyds de bediening der Sacramenten zo niet aar, z Jfc.l* van wettige Leeraars verknogt, als wel onder .?8«) Fr. PhiUppus heeft nogthans den moorman, en AnamasheeftPaulus gedoopt Hotó. 8:38 en Cap. 9: ,8 En geen van beiden behoorden tot de Apoflelen' ^{,v. Het waren niet alleen de Apoftelen, welke onder de Leeraars moeten geteld worden, en als zoda- Apoftel Patilüs maakte 'er zelfs niet veel werk vam 1 Cor. 1: 17, Maar daar waren behalven dc ApoiTelem iiog de 70 Discipelen en de Euangeliften en ander* Leeraa«;nu moeten Partyen aantoonen.dat z v daar niet me< behoord hebben, Philippus althans word een Euangelist genaamd Hand. 21: 8. I 587; Vr. Petrus heeft 't huisgezin van Cornelius niet gedoopt , maar beval, dat zy zouden gedoopt worden Hand. 10: 48. Dewyl 'ér nu geen' Leeraars dam Petrus alleen tegenwoordig was, zo hebber, gemecne' Chnltepen daar den Doop bediend? . Antw. Indien dit laatfte waar was, zou 't geenzins 'tl gevoelen der Roomfche Kerk feegunftigen, dewyl 'er dan 1 uit volgen zou, dat een gemeen Chriften den Doop» mag bedienen m tegenwoordigheid en op bevel van een 1 Leeraar, 't geen de Roomfchen zelfs niet Hellen.Daar en 1 boven is tnog met bewezen.dat onder de broederen.welke ! met Petrus naarCa:farea getrokken waren, zieverr23,geen 1 der 70 Discipelen of iemand uit de Euangeliften is tegenwoordig geweest. Vrage. Miag men 00» Minneren ©open ? Antw. 3fa/ U komt de belofte toe, en aw«n kinderen, Hand, 21 39 (*). 588) Vr. C*) Met ^eze enkele plaatsman men den Kinderdoop wiet bewyzen, men moet daar meer gronden hebben, ?.ie dezelve in myn uitgegeven Kateehismus of Gefprekktn *tr H. Godgeleerdheid, 2de deel.  VAN DEN H. DOOP. ÏI63 kW) Vr. Tegen wie houden wy dit ftaande? Antw. Tegen de Socinianen cn Mennoniten, welke dit ontkennen. . , ; r8o} Vr. Zywerpentegen.datnergenseemgbcvelvan den Kinderdoop in den Bybel te vinden is ? Ant Alles ftaat in den Bybel met zo veel woorden niet befchreven, wat wy te doen en te laten hebben dus zvn wettige gevolgtrekkingen nodig. Een Roomsch- .. «Sn. by voorbeeld, zegt, 'er ftaat nergens inden Bybel V is geen vagevuur, dit moeten wy hem oeftemmen, doch bewyzen uit wettige gevolgtrekkin. Jon dat 'er eeen vagevuur is. 'Er ftaat nergens 111 den £ niten zo wel als wy uit wettige gevolgtrekkingen afleiden. Even dus is 't met den Kinderdoop. Vqo) Vr Men zegt, dat'er nergens m de H. S. een ecnig Voorbeeld to*» vinden, dat 'er kinderen f'Antw Met regt kunnen wy hier antwoorden , dat vof SmaiS wefkc volgens de leer fgtgkn^ 'Kerk en de gronden die zy voor den Kindciuoop by _ bre£t: dezelve voor geoorloofd houdt, dit geen ES'heid Lm haaren, zo min als 't ops, cn aan ES bedenking baart , datwy ngg»^ d» Rvbel lezen, dat vrouwen't Avondmaal genui m: ncD Ën %f oudtyds't Pafcha gebruikten. Ja de Za ligmaker Snt Pafcha en Avondmaal alleen met.zyne Apoftelen ieboudeif e ebben. En wie zal uit gebrek aan I Seelden befluiten , noch ^p/ftden" m..oi k voor vrouwen ingefteld? Als ue Apoiteiui Wtó^^* in L ***** £E?S rrSDie tot den Doop van Johannes kwamen feefeden hunne zonden , kunnen pas gebojren  a64 XIX HOOFDSTUK kinderen niet doen; en Jefus fpreekt van een onderwys voor den Doop Matth. 28: 19? y *w'ff' J" die gemelde plaatzen worden buiten ttv> tel bedoeld perfonen, die tot redensgebruik gekomen zyn. Geen wonder ook, noch |ohannes , 'noch de Apoltelen moeften 'tEuangelie prediken aan jonggeboorne Kinueren, maar aan volwasfenen, vermits dè Kerk on^ oer (oden en Heidenen moest werden uitgebreid.om dam zuiken , die uit deze volkeren'tEuangelie aannamen, tei «°Pen, doch niet alleen hen, maar ook hun kinderen.i Bn r r ,Z° ee," beftendiS gebrujk was, dat wanneer «eidenfche ouders audtyds tot 't Jodendom overein- hfln^™1 ailee" TZy' maar ook hunne Aderen belneden werden. Indien men nu uit Matth 3; 6 en 28: ijj wij bewyzen , dat 'er geen kinderen moeten gedoopt worden, om d t 'er van een belydenis en onderwys gefproken word, men dan ook in ftaat zou ^,t'%lm °P/ven zulk ee" ,osfen grond te bewyzen: » L™' i 16 ' , *ï gee" j0nSe tinderen kunnen • ceSn künnï S?1°°f ^ e^eb~ 't nnf vya Me£ Werpt tegen ' dat k,eilK kinderen 1 t nut van den Doop met begrypen , derhal ven men 1 SSVznfo°?t U,tftcI,en' tot dat zv tot vatbaarheid ge- ' Antw. Hier ep antwoorden wy, dat zy 't nut van tonderwys, dat men hun in de jeugd geeft, ook niet fcegrypen, niemand nogthands zal zegsen, dat men daarom moet wagten tot een verder gevorderden ■leeftyd, zy begrepen ook oudtyds 't nut der befnydeniet, noch de voorfte/ling in den tempel Luc. 2: 22, noch t overgaan 111 't verbond Deut. 29. Was zulks daarom nutteloos ? Het is immers aangenaam voor ou- . ders dat de Heere ook zyn wil de God van hun 1 zaad., dat hunne kleine kinderkens en die de borden zuigen mede behooren onder de bedeeüng van 't Genageverbond. inzonderheid iT 't allerverkwiklykst voor I Zul,  VAN DEN H. DOOP. ft6"5 Lken, die tot hun redensgebruik gekomen zyn, en It werkzaam bevinden met de betekende zaak, dat loktonenzaggefi tot God.-Op L7 6e» ik geworpen van de haT::e%afLn gaat voord met te zeggen, dat men dan ook kinderen ten Avondmaal moet laten gaan, geïvk oudtyds aan 't Palcha V y Mtn. Het is gantsch niet te geloven,datkmderen,die „af hefteden waren, van 't Pafcha genuttigd hebben, frouwens zy konden dit zelfs niet doen, men zou hun ; Se fpys in den mond hebben moeten ftecken, enz Ja ?is met klaar beweezcn, dat zy 'er van gebruikt bebpen I voor dat zv tot redensgebruik gekomen zyn. Dus is t | ook met 't Avondmaal gelegen, wy leeren met dat iemand 20 of 30 jaaren moet bereikt hebben. eer hy t H Nagtmaal mag gebruiken, maar zo dra hy belydenis des «looft heeft afgelegd,en hoe jonger du gelehiedt, noe beter, indien hy zig maar beproeven kan. %ol) Fr Indien men zulk eene groote overeenkomst üeldt tusfehen de Sacramenten des Ouden en des N. T. waarom doopt men dan niet op den agtften dag? Antw. Het had zeker zyn reden , waarom de befnydenis juist op den agtften dag moest bediend worden Niet vroeger, zo wegens de tederheid als yoornamelyk de onreinheid geduurende de 7 eerfte dagen Lev 12 - 3. Niet later, omdat, zo dra zulks maar eeichikt eefchieden kon , de kinderen langs dien wee aan God toegewyd wierden, van de kinderen der ongelovigen werden onderfcheiden en gebragt onder den band des verbonds. cnS-) Vr Eindelyk omallesniet bytebrengen,zeggen Partyeii, dat men in de eerfte eeuwen des Chr.itendoms, geon kinderen doopten, ja zelfs tot'tfterfbeelden Doop uitflelden? - , . Antw. Wy antwoorden, alles wat de Ouden gedaan hebben, 'keuren wy niet goed,'ten zy 't uit een Bybel bewezen worde, of door wettige gevolgen | daar uit afgeleid is. 'Hef is zeker, dat m de ee:. ; eeuwen reeds veele dwalingen in de Kerk waren; R 5 Vt2j  z66 XIX HOOFDSTUK was 't ook in dit fïuk, men ftelde den Dop lans; uit» om dat men dagt, dat de zonden na den Doop onvergeeflyk waren. Datnogthandsditgevoelennietalgemeejf was.maarook de kinderdoop heeft plaats gehad.blykt onder anderen duidelyk uk de kerkelyke gelen iedenisfen. Op eene Africaanfcne Kerkvergadering, die in 't jaart 254 by een kwam , en waar in 63 bisfchoppeni tegenwoordig waren, die niet by een gekomen waren 1 om de wettigheid van den Kinderdoop te beflis<èn maar om dat 'er gefchil ontftaan was.of't best was dezelve ' na verloop van den 2de of 3de dag der geboorte te doopen, waar op de Vergadering belloot, dat 't niet nodig was denzelven zo lang uit te ftellen. Vrage. bc ©oop naabsalïelrjft 5 Antw. %a/ uit ftMBt tiaii Cffciflu# fesbcï. Vrage. üjangt 'er be saltgijeio aiifofut Uan af? Antw. 42ccn/ \Boh üinür nooit 3nne lècnaoe aan öe <©acramentcu. 596) Vr. Wie ftellen, dat de Doop zo volftrekt noodzakelyk is tot zaligheid? Antw. De Roomschgezinden, welke willen, dat men zonder den Doop niet kan zalig worden, en ongedoopte kinderen niet in den h cmel komen. 507) Vr. Bchalvcn de plaats uit r Petr. 3: 21 ftraks bygebragt, zoeken zy hun gevoelen teftavenuit'tzeggen des Zaligmakers tot Nicodomus Joh. 3:5. zo iemand met geboren word uit Water en Geest, hy kan in 't Koningryke Gods niet ingaan. Door 't water verftaan zy den H. Doop? Antw. Indien wy door't waterden Doop verftaan,dan zal Jefus aan Nicodemus, die misfchien te voren van • johannes gedoopt was, hebben willen leeren, dat hy in dien uitwendigen Waterdoop niet beruften moest, dat "er meer nodig was, dat hy ook moest geboren worden door den H. Geest. 'Er zyn ook voorname Godgeleerden, welke willen, dat de Zaligmaker twee woorden zaamenvoegt, die 't zelve betekenen, waar van 't eene zin-  VAN DEN H. DOOP. 2.67 tmnebeeldig en 't ander woord eigcnlyk is: de I \u Geest word meermaal « de H. S. by jvtfer verge e, , n L-Ulvke wyze fpreekt ook Johannes Matth. . ïfn,,i P ^J&3£l^J*« komtmynogthands \r' A,t Ar Heiland met deze twee woorden de V0 r' f t pÏ «eS? geboorte beide Wfl aanduiden. 'S voor C^n f zf redden , )"Om dat Jefus hier niet i- in 'Mde vers 't woord wedergeboorm, maar t fv'oSd ^rgebruikt. O Nieodemus had m CrigeS vande natuurlyke geboorte gefproken. 3 llSSntó duidt in de H. S.meermaa eene faruurlyke geboorte uit 't Jodendom aan b. v Ps 68 •' ''a Jnrini mn den naam Israels, en uit de %'^:L anjuda voordgekomen »* Dus boorde ™ mI,,, dat eene geboorte uit watet met genoegNicodemus dat: eene ge gceftelvke geboorte RSmS%" fï lelrgebool , waar van de Heere Jefus vers 3 gefproken had. Vrage. $ne teel raaaï moet men «cbaapt too?> te,yifW ïtoaar eeng/aclunmen maar cenjjgc&oren £öcfeoop ié een Sacrament Uan S'aUWnSrfng to te te»/ tat maar een* yefepteoen moer. r08^) Vr. Hebben wy hier ook met iemand gefchil ? I SS Het waren oidtydsde Wederdopers^ nu nog™™m7ge onder de zogenaamde of/yne M«mmi, T welke alle de zodanige , welke m andere M^enSe Gemeentens gedoopt zyn, wederom herdo- peC'^ irr 7v fchvnen daar in gelyk te hebben en P,nm? Sr te voegen , welke' ook dip geencn herdooptewelke door Johannes reeds te voren geSoopt waren, gelyk men zien kan Hand. ,9. 0, .4, 5? jfitty'  £f53 IXIX. HOOFDSTUK. Antw. Men kan zeer gevoegzaam de woorden van hem, datHonze Overzetters in 't 5de vers mgellst heb ben met johannes, maar Paulus moe: VJSn £ï was 't geheel onnodig geweest , dat de naam van Paulus in 't zesde vers herhaald u,«i ,T . , am Vdfl *, gemakkelyk kuSÏ^TS'^^J verklaring volftrekt noodzaaklyk is (*? 600) Vr. Paulus fpreekt nogthans van Booten in, t mcervouwdige getal ? mi , -**r. Het zelve woord daar door Doopen overgezet word Hebr. 9: 10, dopt wasfihingen vertaald I Sé I op de vcrfchc.de reinigingen onder 't O. T. MisSen toeft de Apoltel aan de Hebreen fchryvende1 hier een Hebreeuwfche fpreekwys gebruikt, welke eerzaak ■ om derzelver yoortreffelykbeid we een in Tnfcer vonwdige getal noemen, gelyk Wy zo vinden Z T gemaakt van Bejnydenisjk,4?26. geWag H. VAN HET H. AVONDMAAL. JEdafpjSEV^ G,°a!^elden h onze Kerk, welke  VAN HET II» AVONDMAAL» 2.6 m*- Frage. 3©ag men geen Ouüiell m t 4»banb« É^wflèenT bie berüeelöen niet genoeg be jeeftelpfie baeöing. <5oO ^r. Met wie hebben wy hier verfch il ? ^ufiv. Met dc Roomschgezinden en Lutherjchen,\ve\k.e In plaats van gebroken brood ouwels gebruiken. 602-) Fr Zv zeggen, dat dit reeds voor lang in ecbruik geweest is, tot een zinnebeeld kan verftrefcken van de zilverlingen,waar mede Jefus verraden is, en dergelyke redenen? n Antw. Men vindt dit gebruik met in de tien eerfte eeuwen des Cbriftendoms. Ook' is 't gantsch met voeg. zaam , dat 't zelve teken 't welk Jefus lichaam afbeelt, ook tc gelyk den bloedprys door Judas verworven, zou aanduiden. „ .. 603) Vr. De Zaligmaker heeft niet bepaald, welk brood, nu zyn de ouwels ook brood, geen fehuim van brood, zeggen ze, gelyk zommige ons te last leggen, maar brood of ronde koekjes van befte tarwebloem gebakken , zulk een ouwel kan zo wel de geeftelyke voeding betekenen, als een klem brokje broods, t welk andere Gezintheden in 't Avondmaal nuttigen. Antw. Wy keuren 't gebruik van ouwels voornamelyk om twee redenen af. O Om dat zy eenen bygelovigen oorfprong hebben. 2) Om dat de breking des broods een nodig vereischteis in't Avondmaal, om aan te duiden de verbreking van Chriftus lichaam. Zie / MaUh4  2/0 XIX HOOFDSTUK; Matth. 26: 26. Hand. 2: 46. Cap. 2c; 7. 1 Cor. 10: 16 Cap. ii: 24. Jrege. JPat öeteftent öet 232aob fo 't SCbonW maal ? -rfatw. CfijnïUJilDcriaam/ i Cor. ir:24. JVemej ettst,dat is myn Lichaam, dat voor u gebroktr. word, dost dat tot myner gedagtenisfe. Vrage. jtèacr öat ^aoti ooft juiiJt ocfljoofie» UJ02ÖCU V Antw. 3a/ om te ueröeelben bat Cfijifttté M cfiaam bocu ong Qeftjoficu i$. Vrage. Wat boo? Wnn moet men m 't SCbantw maal geujutHcn? Antw. <£>at i§ ooft rbcn lieeï. ^rage. .lüoet ois met met taaten gemengoi ino2ben? Antw. / baai- nergens fieliel Uan. Vrage. Wat lietiHtnt bc IDun ? vfnrtu. CiJJiftns ^loeb/ 1 Cor. 11: 35. Dez drinkbeker ts het N. Teftament in mynen bloede. Vrage. Wat bcöuiDt Det uitgieten uan bcm lumit' Antw. ïDat Cöjiftmj filoeb boo? on£ bergoten «!■ Frage. 3.5 gcf 23200b alleen niet genoeg m t abonbinaal? Antw. 53rcn / Cfotfru^ 3Clbt ooft. Drinkt alle: daar uit, 1 a;r/;. i6: 27. Vrage. 3gbatooft te berftaanbatt alfe gemecne: ©elnoUioe» ? y/nZiu 3a/ De menfche beproeve zich zeiven, ent eete alzo van het brood , en drinke van den 1 drinkbeker. 1 Cor. 11: 18. 604) Fr. Tegen wie houden wy dit ftaande? Antw. Tegen de Roomfche Kerk, welke op 'tConcilie : van Conjlants gehQuden Ao. 1414 dit volgend befluit heeft  VAN HET H. AVONDMAAL. 271 ficeft genomen „ Alhoewel Chriftus en de Apoftelen ■ onder die twee gedaanten 't Avondmaal bediend " hebben , cn dit zelve bondzegel in de eerfte " Kerk van de gelovigen is ontvangen onder twee gedaanten: zo beeft nogthans de Kerkvergadering ■i" beflooten, om eenige gevaren en ergernislen te ! omgaan, dat 't van de priefters onder twee, en van '|, { de leeken alleen onder de gedaante van brood zal ' werden genooten , gemerkt Chriftus volkomen en waarachtig onder elke gedaante is." Zy geven aan e dischgenooten na 't gebruik des onwels wel eeniga ï wyn tot doorfpoeling te gebruiken, maai-dit is met de ' geheiligde wyn, welke de Priefter of B.sk'hop voor zig 'i alleen houdt. 60 O Vr. Om hun gevoelen te ftaven , geven zv voor, dat die 't brood ontvangt, 't gantfche I lichaam van Chriftus heeft, en dus cok zyn bloea ! Antw. Dit rust op de valfc'.ie vooronderitelling van de leer'der Transfubftantiatie; daar en boven, zo dit antwoord doorging, dan hadden de Priefters ook den wyn niet nodig. , _ . „ 606) Vr. Ia maar, zegt men, dc Priefters weeten zeer voorzigtig met den wyn om te gaan,doch gemecne gelovigen zouden ligtelyk kunnen ftorten , 't welkeene [ groote ontheiliging van Chriftus bloed zou zyn ? Antw. Wanneer dit ftorten moetwillig gefchiedde 1 zou 't zeker eene ontheiliging zyn, maar wanneer zulk= by ongeluk voorviel, 't geen den Priefteren zelve ! zou kunnen gebeuren, is dit geen zwarigheid, want niet de wyn, die uit den beker by ongeluk Hort, maar die gedronken word, dient aan de gelovigen om de goederen des Genadenverbonds te verzegelen. Daar en boven , indien om die rede den drinkbeker aan de Gemeente moest onthouden worden, dan zou Chriftus en zyn Apoftelen dit wel belast hebben. Vrage. g$ CF|?tfttrê ooft ïirJtatncïyïii onber öc teeltenen öeg Sttioubüiaa$ tegcnü.iaa?öfgV Antw. 30ne menfcficlniietiatuuci^aïïeen  27a XIX. HOOFDSTUK. in OEU $etnel/ Hand. 3? 21. Welke de Hemel moit ontfangeu tot de tyden der wederoptegtinge aller din~ i gen. 607) Vr. Wie heeft hier de Autheur in 't oog?) Antw. De Lutherfchen, welke leeren, dat Chriftus ' lichaamlyk in, met cn onder 't brood des Avondmaalsiis. 608) Vr. Zy zoeken dit te bewyzen met een ander leerftuk hunner kerk, dat Chriftus by zyn hemelvaart met 't lichaam alomtegenwoordig is geworden? Antw. Indien deze ftelling waar was, dan zou Chriftus niet alleen in, met en onder 't gezegend, brood des Hi Avondmaals zyn, maar ook m , met cn onder al 't . brood, dat wy dagelyks eetcn, en den drank, dien' wy dagelyks drinken. Doch dit gevoelen van eene alomtegenwoordigheid van Chriftus is ongegrond. Zie 't geen wy te voren gezegd hebben op dc laatfte vraag van 't Hoofdftukjc van Chriftus hemelvaart. 609) Vr. Zy beroepen zig op de woorden der inftclling, Matth. 26: 26 Dit is myn lichaam? Antw. Deze tegenwerping word zo ftraks door Hel- LENBROEK. Opgelost, Vrage. 3?eranbert ban ujoob en tonn niet in 3nu bleeëci» rn ulaebr- Antw. 4geen/fiet öinft feoob en lunn/na bat'er be 3e0en al ober oefpjoben i#. Vrage. $|tie..anöan€i)2ijtiuj3e00en / dit is myn lichaam 5 Antw. ^at i$ te 3egBcn / bat fietefient mnn ïicöaam. Vrage. «§p2eefit be Jjefpiftmtr tneï meer 3a ? Antw. 3a bifibJil^/ 1 Cor. 10: 4. De Roifleen was Chriftus 1 bat ié teizessen/ fin bmftenbe 610) Vr, Tegen wie heeft de Autheur deze vraagen ingerigt? Antw,  VAN HET HEILIG AVONDMAAL. 273 Antw Tegen de Roomschgezinden, welke leeren, dat dra 'de Priefter den ouwel geheiligd heeft door 't lïtfpreken van deze 5 Latynfche woorden hoc enim -st corpus meum, want !.at is myn lichaam , dezelve. ïanftonds wezenlyk veranderd word in 't waare cix neenlyke lichaam van Chriftus ; en zo dra de Priefter ook door 't uitfpreken van zekere woorden den drinkbeker geheiligd heeft, daar opogenbhkiykde wyn des bekers wezenlyk veranderd word 111 't waare en •ièenlyke bloed van Chriftus. Doch niet alleen is 't lichaam en bloed, maar ook de ziel en Godheid des Heeren ander de gedaante van brood en wyn tegenwoordig; Daar cn boven ftellen zy, dat 'er zulk eene nauwg. verbintenis tusfehen de twee gedaanten plaats heelt, dat onder de gedaante van brood de geheele Chriftus is* Het zelve moet men ook geloven van elk kru ïmeltje van den ouwel, en van elk drupje van den wyn. Deze verandering is ook zo wonderbaar, dat fch oon oe wezens der zaken veranderen, nogthans de toevalligheden overblyven. v f>,\ , , . 611) Vr Zy zeggen, dat fchoon de Bybel meermaal figuurlyk fpreekt, b. v. 1 Cor. 10: 4. Ja Chriftus zelve} dikwvls zo fprak, gelyk Joh. 10: 7 ** &*'» . deure'jeh 15: i. Ik ben de waare wynftok, evenwel magmen billyk vastftelleri, dat de Zaligmaker e'.genlyk zal gefproken hebben kort voor zyn dood,toenhy als tware.zyil teftament maakte? • 4ntw. De Heiland kon niet duidelyker fpreken, alzc» »t niet alleen toen in gebruik was om 't woordeke ts ih plaats van betekent te bezigen, maar ook nog m alle taaien gewoon is. De Roomschgezinden zelve zvn gewoom om van een Maria beeld te zeggen dit is Ma. tia. lade Heiland had wyze redenen om te zeggen dit is enz. liever dan dit betekent enz. om dat t brood m •t Avondmaal niet alleen een teken, maar ook vpor du gelovigen een zegel is. . ^ • 612) Vr. Deze oplosiing zou beter doorgaan, (zegt een geleerde Roomsgezinde,) indien 't Griekseh woordeke t«»t.) dit voorkwam in 't mannelyk genacht, gelyK:  i?4 XIX. HOOFDSTUK 't woord Oto?) brood is, maar 't heeft zyn weerfla» op 't volgend woord (W*) lichaam in 't onzydi> geflacht ï \ Antw. Dat dergelyke woordvoegingen in 't Grieks en andere taaien meermaal gevonden worden, is door Ge: leerden aangetoond.C). 613; Vr. Men moet zig houden aan de nitleeeinl der algemeene Kerk, deze nu heeft dit leerftuk in allÈ eeuwen in dien zin verklaard als thands de Roomfche Kerk. J Antw. Men zou hier vooraf moeten bepalen O wie ■ men door de algemeene Kerk verftaat, 2 ) of die ons verklaring van Bybelfche fpreekwyzen mag o-evpn waar aan wy volkomen onderworpen zyn, zonder dat wy zelve fchriftmetfehnTtmogenvergelyken, omcenei goede verklaring te vinden. Doch dit gefcbil 4 breed zynde om hier te behandelen, zo ontkennen wy, dat in de zeven eeuwen des Chriftendoms 't leerftuk der Roomfche Transjubjlantiatie in de Kerk geweest is. 614) Vr. Zy willen evenwel, dat zeker Roomsen- ' gezind Leeraar onder den naam van L. Zeelander duidelyk bewezen heeft, dat de oude Kerkvaders de I Transfubfrantiatie geloofd hebben ? Antw. Wy merken hierop aan: 1) Dat de oude era regtzinnige Kerkvaders zekere verandering van 't brood en den wyn geloofd en geleerd hebben . willen wy o-aanr toeftaan, maar hoedanigeene verandering?nietzulkeene • als de Roomfche Kerk in 't Concilie van Trente lecrt,en i 1 hier:: (*) Taalkundigen kunnen dit aien b. v. in de Griekfche . overzetting ran Gen. 2: 23. Men kan ook dit woordje: als een 'fubitantivum gebruikt, aanmerken. Cok is 'twel i de gewoonte, dat zulk een woord genomen word in 'c : gedacht niet met 't voorafgaande onderwerp overeenkomen- • de, maar met 'tgezegde Qrxdicatum) zie Matth T 12. Hoofdftu door den VertaakrS^P- «4.*»- — Da' dc, yGr.eklche V-dersop'tConcilieteKo?i/raiitiiio|.£.le,Ao. 754 by gelegea . lid vanP't gefchil over de beelden de Roomfche Transfubftantiatieniefet%eloofd hebben, blykt duidelyk , om dat zy dan't brood en den wyn in't H. Avondmaal Noemden ay ■ 'Xood en den wyn een beeld des Zaligmaker., ia. W, ft»n zy derhalvcu van geen wewnlykc y«andeu9g< v— Sa  aj6 XIX HOOFDSTUK. toonen, dat deze verborgenheid in 't algemeen er eenpaar.g gelooid is? ' ë e,A Antw. Dat dit leerftuk: niet beftreeden is in die eeuwen komt daar niet van, dat *t algemeen geloofd ft, maar 4aar van, dat 't 'er niet geweest is , want zo lang t er met is, kan 't niet beftreden worden. Dit zal nader blyken, als men aenmerkt, dat 'er geen één leerftuk is van onzen Godsdienst, of 't is in de eerfte eeuwen aangevallen of beltreden, nu is 't ten eenemaal onbegrypelyk, dat indien in die zes eeuwen de Inuwmuianua.v geleerd was, een Leerftuk, dat niet a.Jeen tegen de H. S., maar ook tegen de reden ftrvdt. niet zou zyn bellieden geweest. 017) Fr. Eindelyfe , om alles niet by te brengen zeggen ze , daar is geen Godsdienst, of 'er zvn verborgenheden die ons eindig verftand niet bevatten kan aj Proteftanten ftaan toe, dat er in de Chnften Godsdienst meur dan eene verborgenheid js, alsb v de DrieecnheJd , de eeuwige generatie des Zoon», enz Dus inoet ook de Transf ubrtantiatie met verworven worden, om dat men ze niet begrypen k;,n, of men zou alle andere verborgenheden moeten verwerpen ? Antw. Deze redeneering gaat met door, want 't leerftuk der H. Dr.ecenheid en der eeuwige generatie des Zoons, verkeert omtrent God, die oneindig is ■ nu leert de rede, dat God meer van zig kan openbare als wy met ons emdig verftand kunnen bevatten. Doch de i ranslubitaiuiatic verkeert omtrent hchaamlvke z-keu die onder onze zinnen vallen. - z"'*eu' Frage. lim mm CD? Antw. meciivaa?®elabm?n. "wwn.  VAN HET H. AVONDMAAL. 27? Antw J5een/oin bat öie 3*9 yiïnw üitt te. jpjocucn minnen. Vrage. maat omtrent moet men 313 uep:ae* ben? r v ' Antw. 1. <©f on£ on3e 3anbcn ban Ijartrn ïeet 3nn 3. $f lun in Clpntirê oetooben. 3. ©f Uin bat oetoben uitöjubitên tn een talige toanbel. XX. HOOFDSTUK VAN DES MENSCIIEN UITTER STEN. ; Vrage. ^V^l he men^c!) altnb ïeben? r+* Antw. Meen/, Het is den menfehen ge* zet eenmaal te fterven en daar na ket oerdeel. Heb 9: 27. Vrage. ^t-rftban al bat aan ben mtnéü) is? Ahtw. «©een/ bc Ziel is onireifcluit/ Matth. 70: 28. Vreest niet die het Lichaam dooden, en de Ziel niet kunnen dooien. 618) Vr. Wie komen hier in aanmerking? Antw. Het zyn de Ongodijlen , en wel byzonder de Materialifien, welke iri den mensch géeh onflerflyk deel, 't geen wy Geest of Ziel noemen, ftellen, maar willen , dat de mensch enkel lichaamlyk is. 619 ") Vr. Hun voornaamfte bewys is daar in gelegen, dat de ondervinding leert, dat't verftand, 't . oordeel, 't geheugen en dergelyke dingen, die men zielsvermogens noemt, met 't opwasfen der kinderen toenemen , maar ook even zo met ' t afnemen der lichaamskragten in den ouderdom verminderen, waar uit duidelyk blykt, dat dezie! zo wel ftofl'elyk en fierffelyk is dan 't lichaam? Antw. De' redenen, die voor de onftoflykbeid der ziel door onze Godsgeleerden worden bygebragt, zyn te gewigtig om wegens ditbovenftaande tot'tgevoelen. S 3 dei'  273 XX. HOOFDSTUK. der Matêrialiftm over te gaan. Daar en boven kan dit verfchynzel zeer wel opgelost, en 't tegendeel uit de ondervinding geltaafd worden. Dat de vermogens van de ziel haar aanwas en verminderiHg in den mensch even als 't lichaam onderworpen zyn, komt niet voord we- • gens dc ftoflykhcid, maar wegens de allernauwdc verccnigmg tusfehen de zielen 't lichaam, b.v. de mensch bedroeft naar de ziel lydt ook 't lichaam daar dooris't lichaam met pynen bezet, de ziel is aangedaan'. Dat evenwel by 't afnemen van licbaamskragten, de' vermogens der ziel niet altoos verminderen, leert de ondervinding in menfehen , die zeer zwak en in doods gevaar liggen, daar 't verftand van zommige veel levendiger , 't oordeel veel opgeklaarder dan ooit tc voren is, cn zy by 'c gebruik van alle hunne zielsvermogens blyven tot 't laatfte levensoogenblik. 620) Vr. Maar fchynt Salomo, 't gevoelen van Partyen niet tc begunftigen Pred. 3: 10. Want wat da kinaeren der mmfchen wedervaart, dat wedervaart ook de teelten, en eenerly wedervaart hen f beiden , ] gelyk die flerft, alzo fterft deze ? Antw. De wyze Koning fpreekt alleenlvk van 't natuuriyk leven en dood, zo als 't z;g uitwendig toe. draagt , anders zou hy zig zeiven tegen/preken Pred. 12: 7. 621) Vr. Wie worden hier doorgaans al meer als Partven bygebragt ? . Antw. 'Er zyn oudtyds eenige Wederdopers geweest, als mede zommige Mei.noniten, welke gewild hebben, dat dc ziel wel levendig en onfterflyk overbleef, doch, tot den jongden dag zonder eenige bewustheid verkeerde, en als in een flaap gedompeld lag. Doeh veele of misfehien de meeftehedendaagfebeMennonitenhebben dit gevoelen verlaten. 622) Fr. De H. S. fchynt nogthans dit gevoelen te fiegunfngen. Dc Zaligmaker zegt immers joh. 11: ir. Lazarus onze vriend jlaapt. Ook word 'er gezegd Openb. J4: 13 dat dc dooden ruften van hunnen'arbeid ? Antw. Een dood mensen kan wegens dc werkelooze ge-  VAN DES MENSCHEN UITTERSTEN. 27p endeel op veele plaatzen aantoont, ?«<*. 12. ?. i-uc O: 38. Cap. 16: 22-31. Vrage. $oc üeel üiegen 3«n 'et boo? be Stelen ,ai5ti.°&aat ttnee/ «el of «emel/l&foiiA 7: J L wdisde poorle, en breed is de we$,die ot he.t verderf leid, en veele zyn '0 die door dezelve ngan'. Maar de poorte is eng en de weg» naam» Tm het leven leid, en weinige zyn 'er die dezelve HnVrlge. tfaan be Stelen baar aanjtonb* öeencn nAniwQ%h geïpft bipftt in Sa3atujjen ben 8pJ ïen mm/'D' Ryke man deed *M)tavb$ zyne oogen fin de Hel, en Lazarus wierd gedragen tn Abrahams fchoot. Luc. 16: 32, 23. Vra«. 3#'et peen ©acebtiut? . 5rit& Seen/ Ztóg zy» *dooden, die in den Heere derven van [nu aan. Opera. \\' 13- <*£e ^oa/enaar ging sonnet Baartnnr aanffonbj na tiën Ifemet. Luc. 23: 43- Heden zult gy metmy in 't Paradys zyn. ■ fintr, Vr Wie ftellen dat 'er een Vagevuur is? ; De Roomschgezinden, welke door 't Vagevuur vefftaan een plaats onder de aarde, in welke de zielen der gelovigen door 't vuur en andere pynen gezuiverd worden van alle hunne zonden en fchulden, zy, die rïaar 't gevoelen der Roomfche Kerk derwatrds gaan,zyn S5 de zulken , welke zo in de liefde Gods Iterven, . dat zy niet meer te betalen of zig te zuiveren hebben, want die gaan aanftonds naar den hemel; Sch ook die buiten't waar geloof of met doodelyke zonden uit dit leven fcheidee, want die gaan terftond  S-So XX. .HOOFDSTUK. Urti^ T'S 7y" de die in d °ê vk % ' ' t 0Ch ?°« niec *»«flagSi zvn va* alle' feu or.i C* °;Kic» öflast v«« poenitentie. En deze, dat zv door ; ( ZC° Z° ,M« in 'r Vagevuur, tot, vo nf^ J1un ,yt,cn aan de Godlyke reRtvaerdiBhea ifTS3??* ** "^l-nS,.hünneP3-nen verkon e Ir e' b ^nis c?rder verlast kunnen worden, byzonder doo^'r" iS°i rVcrk.eu dcr ^'venden, en, h^f^i ^ .brc"Sen'v°or. dit bun gevoelen ook Jjf^ den 1 & «Mrandinz. Zie. De Propheet fpreekt 'daar niet van eene' ^nvenug van des Heeren volk na dn: S r -v in d«tleven,gelj*'duidelyk'(:«^ Goasfpraak van Mdeaclü CV 3 = 2 ^,s*.?^m6r« '4 lUVZfgn5akcr in '< fl-ot van dicVcrlbn ; f* Ü '"/'S'^Senh fevor?cn wordt, vooraar i Jkr,■ ?I S" ,rfa,or S'mtetvitkmen, tot dat éy den taatjten penning zult betaald hebben1' 4**. Dc Heiland fpreekt in deze woorden niet van *^e^m.?.^l% Weteens vanrffW: maar vermaant zyne leerlingen öhr dc infchikkelvkftc weg met Se wederpartvders. in tc ftaan; en liever wat -toé te geven om fpocdig met hen te verzoenen , op dat ,voor der waercld.yken regter komende, biliyk of onbilij-kn etin als SL7ST 2erakfn tüt hUnne Perkte fchade, zy g^ol/&f^ m°CtC" ^VdatvanW^ 626 ) Vr. Paulus fchvnt evenwel 't gevoelen der Roomfche Kerk te begun.iig.jn, als hy zegt f E" Iden JT"^ Wtrk,Z,al ebrand,vo,de,i, die zalfcliad* lot vuur?'' 7 behUden Vmdm' doch "lzo als Antw'.  VAN DES MENSCHEN UIT1ERSTEN. 1%1 Anfv. De Apoftcl had in 't 10 en ï \ vers gefproken van ?t eenige en waare fundament, de leer van Jefus Chriftus. <

(toppeten. Door'teerfte heeft men te verftaan heilryke waarheden , die voortreflvk, die zaligmakend zyn; door de andere dingen eene onvafte leer, fabelen, enz. De tyd zal nogthans 'loeren, welk werk zal ftaod grypen, nel ^rflge. ï©anneer. ? jfntv. (Cen jannfrcn bagc//rage. ïBie 5^3* opuKttticni ^.Scnaobbc «ooïootfn op^anl. Üfltw 9a/ De uwe komt, in welke alle die inde ë?n, dieheteoede gedaan hebben, tot de opftanding hïiquade gedaan hebben tot de opjianainge der verdoememsfe. jon, 5. 2»> 2Q. fi*o) Fr. Wie komen hier in aanmerking? j,t,v Oudtyds hebben zommige Socinianen gcdeld, dafalleen de Godvrugtigen zullen opftaan maar de Godlozen nimmer zullen verryzen, doch andere Socinianen Sennen eene opftanding der regtvaerdigen en onregt- ™6&lTvr Jet. 26: 14- Dood zynde zullen zy niet weder J 1 y J „*,.,Ar -rullen 71 niet opdam. In deze leven, overleden zynde, zullen i.y « rj «laats nu word van de 7U cn dn ,aarde ^'l' dit word w m V Ir' Doch beha]ven Godloze l cJ VCrWls Vafl dit *efs 20 Wel van S Sev ^fef" *9***. dewyl 'er WwfcM1' • ■ «MW«w leven, en geene ^erlc.0^^ SSr6^ Nn dc Godloz^n^oedt Zie ^opS^1 boc*suïïcnbemen. tót?Sli^Jfi** ï'^^mcn^nfcrr^ toafÜt* éf^ n^flüÏTf f% lm ^ opflaan; \n *&WB3&#* Gol a^nfchouwen: den wel! zullen enlw7S6uwen zal - en *W oogen zien . TA n~leai teemde Job io; A a6 ö2- %ra&'M bit teel moaciuft? 5' ' 7 ^fröé'cfïnftjS^ 390 alfe Wngcir moarfufi/ï Wmitm^ omn°S£{-ur" tocrclüait tac^n?' 2uiIcn öfE karnen öan niet bcranbcrtr 1 maaraïlecnin Antw, I  VAN DE OPSTANDINGE 285 Antw. Dit llerfelyke zal de onflerfelykheid, en dit erderfelyke zal de onverderfelykheid aandoen. 1 Cor. wp> 63 O Vr. Met wie hebben wy hier verfchil P Antw. Met dc Socinianen, om dat zy zulks anders met de. ede niet bevatten kunnen, willen, dat God ten óngften dage nieuwe lichaamen fcheppen zal. 635) Vr. Zy zeggen, dat de opftanding met 't eigen ichaam daar men mede geftorven is, ongereimdheid in •jg fluit, ja volftrekt 'onmogelyk is. Want 't beurt neermaal, dat menlchen elkander opeeten , zo vinden \y, dat twee vrouwen in den honger van Samaria 't dn'i der eene vrouwe zamen hadden opgegeten , 2 Kon. 6: 29,'t vleesch van dit kind istotvoedze! overgegaan van dié twee vrouwen, en dus voor een gedejlte ten minften haarlieder vleesch geworden; hoe zal dit nu in de opftanding zyn? Antw. Men moet hier met den Zaligmaker zegden, gy dwaalt, niet wetende de fchriften noch dc kragt Gods. De Socinianen .dwalen hier, om dat noch wy, noch ook de H. S. leert, dat al wat aan den mensch zichtbaar is, opgewekt zal worden, men moet onderfcheid maken tusfehen 'twezen van't lichaam.cn de toevalligheden des lichaams. By voorbeeld , indien een mensch in groote, in dikte of zwaarte toeneemt, of door ziekte zeer veel vermagert, behoortzulkstot de toevalligheden van zyn - lichaam, en niet tot zyn wezen , om dat hy door alle die veranderingen heen, dezelve mensch blyft; als hy volwasfen zyr.de twee honderd pond zwaar weegt, is hy geen ander, maar nog 't zelve mensch, als toen hy een klein en teder kindeke zynde, ter waereld kwam. Het wezen cn niet de toevalligheden behoren tot dat geen, 't welk verryzen zal ten jongden dage. En God zal door zyn alvermogen 't wezen des lichaams bewaren, en doen overblyven. 636J Vr. Volgt dan uit deze ftelliag niet, dat de men»  286 XX HOOFDSTUK. menfehen by de opftanding flegts de grootte van kleine kinderen zuilen hebben ? , Amv- D:t volë't daar geenzins uit, want fchoon t geen tot t eigen wezen van 't mcnlchelyk lichaam behoord.zeer klein is, daar uit vloeidt niet voord,datde lichaamen by dcrzelver verryzenis klein zullen zvn i Wy hebben eene iraayc fchildery in de planten, die ons de zaak kan ophelderen: 't wezen van elke i plant is gelegen in 't zaad, dit blykt daar uit, dat ieder zaad zyn eigen plant vcordbrengt, een graankorrel vati tarwe brengt tarwe cn geen rogge voord. Nu is 't zaadje, dat m dc aarde geworpen word, en welks buitenftV bekleedzcl zig ontwikkeld en als verrot zie Joh. 1224 zeer kiein, doch word een groote plant, waar vari' zommige zeer cierjyk bekleed zvn met bladen, bloemen.enz.Vergelyk met dezegelykenis de redeneerine van Paulus 1 Cer. 15: 3 :.38. 63 71 Vr. Maar hoe kan 't in wezen 't zelve'1 lichaam zyn, dat zal opftaan, daar de Zaligmaker zé"ll Luc. 20: 36 dat de gelovigen na de opftanding de] Engelen zullen gelyk zyn. En Paulus leert 1 Cor. 6: 13 dat buik enfpyze zullen te niet gedaan werden; gelyk hy ' ook Cap. 15: 44 zegt een natuurlyk lichaam word 'er gezaaid, een geeftelyk lichaam word 'er opgewekt ? Antw. Wat de" eerfte plaats betreft, de Zaligmaker bewyst aldaar dc opftanding tegen de Sadduceen, die in een vooroordeel waren, dat indien men eene opftanding ftelde, daar uit zou voordvloeyen, dat meiï dan als voren in een gehuwden ftaat zou leven,, ere ieder man zyn eigen wyf zou hebben, en daar uit maken zy den Heiland eene zwarigheid, die zy tegenwerpen Luc. 20: 28 33. Jefustoontaan, dat dit hiernamaals geen plaats zal hebben, en ook niet zal nodig zyn.dewy 1 zy dan niet zullen fterven, en derhalven 't huwelyk, waar door 't menschdom in ftandblyft, niet nodigis.Zy zullen' dan zyn als de Engelen, die niet fterven. — - De ■Apoftcl Paulus wyst 1 Cor 6: 13 cn Cap. 15: 44 aan, dat na dit leven dc mensch geen fpys en drank tot onder-  VAN DE OPSTANDING E. 287 derhoud zal nodig hebben , want dat de gelovigen zulke liehaamen zullen hebben, die geejlelyk kunnen genaamd worden, niet om dat zy onftoflyk zym, maar om dat zy door den levendigmakenden Geest van Chriftus , die in hun woont, zullen onderhouden worden. II. VAN HET LAATSTE OORDEEL. Vrage. Wat \a\ 'er op be ^pftanbing baïgcn? Antw. ï?et ïaattte Cmrucel. Vrage. Sal'er een laatfte <0o:beeï taejen? Antw 3ia/ God heeft een dag gefield, op welken hy de waereld regtveerdiglykzal oordeelen door tenen Man dien hy daar toe verordineerd heeft. Hand. 17: 638) Vr. Tegen wie houden wy deze waarheid ^£1. Tegen Atheiften , Deiften , en andere Ongelovigen, welke ook de opftanding der dooden lochenen, deze alle ontkennen een laatst Oordeel. 630) Vr Zy geven - voor, dat men aan zulk een algemeen oordeel, by 't welk deze aarde door vuur zal vergaan, niet kan geloven, dewyl men a zo veele eeuwen daar van gefproken heeft, en alle dingen evenwel blyven van jaar tot jaar in dezelve order ltaan, als zy altoos geweest zyn; waar uit men zeer geyocgelyk dat befluit. mag trekken, dat 'er van zulk een algemeene ver woefting der aarde en 't «penbaar oordeelen van alle menfehen na eene algemeene opftanding, mets komen zal ? „ . Antw. Dat 'er zulke fpotters in 't laatfte der dagen zullen opftaan, heeft de Apoftel Petrus ter wairichouwing der gelovigen reeds voorfpeld 2 Petr. 3: 3,4;Doeh ue Apoftel beantwoord deze tegenwerping zeer frany vers c-10. Wy merken nu nog maar ter opheldering aan, dat zulk een welke lochent , dat 'er eens eea  88s XX. Iï O O F D S T U K. tyd des algemeenen oordeels kdmëi zal, ook moet ontkennen, dat 'er ooit een watervloed geweest is, waar door byni 't geheele menschdom verdronken is: hy moet ontkennen dat t geheele Joodfche land verwoest is door de Romeinen enz. Vermits deze dingen nu te voren ook door de Propheeten voorlpeld waren, doch door veele befpot tti ongelovig verworpen wierden. Dan 1 iemand uiedeze gebeurde zaken ontkend,en daar door alle hïftoriiCh geloofden bodem in ;Jaat,is erger als icmand.öie zyn veifiand verloren heeft. Daar en boven kan 'er geen gevaariyker mensch in de zamenieving zyn als zulk een, vermits men in 't geheel op hem'geen ftaat kan makeu, die geen kwaad ontzien zal, indien hy flegts denkt dc handen der waereld/yke overheid te kunnen ontkomen, dewyl hy voor geen hoger ma°-t bedugt is, enz. 640". Vr. Zy zesrgen , dat zulk een algemeen oordeel onmogelyk is, alzo de aarde daar toe veel te klein is, die onmogelyk al die menlchen op derzei ver oppervlak bevatten kan; en om dit te bewyzen redeneert men aldus: De aarde is genoegzaam overal met menfehen bevolkt, dewyl nu tegen weinige menlchen , die hogen ouderdom bereiken, veele jong fterven, zo is men verpligt te ftellen, dat 'crelke eeuw byna drie agter een volgende geflachtcn van menfehen zig op aarde bevinden; indien men nu nagaat, dat de aarde reeds zo veel eeuwen geftaan heeft, cn misfehien nog eenige eeuwen ftaan zal, cn alle die verbazende menigte van menlchen , die van 't begin der waereld tot derzelver einde geboren en I geftorven zyn, eens uit den dood moeten verryzen, en i voor God ftaan om geoordeeld te worden, zo kan men I zeer gemakkelyk nagaan, dat deze op onze aarde geen | plaats zullen kunnen vinden, ten zy men tot die I dwaazc en ongegronde ftelling wilde komen, dat God J alvorens deze aarde honderdmaal groöter maakte? Antw. Men behoefdt geenzins tot zulks ongereimde of ongegronde vooronderftellingen te komen, om Gods Woord te verdedigen, en tevens tic dwaaze redeneering  VAN HET BUTSTE OORDEEL. 289 ring van Partyen in helderst licht te ftellen -.wy hebben daar toe flegts aan te merken, dat zeker beroemd geleerde f*) 't getal der menfehen, die te gelyk op deze aarde leven, ruim genoeg bepaalt op duizend millioenen; re- j kendt men nu 3 geflachten in elke eeuw , dan maakt zulks 3ogo millioenen, en in 60 eeuwen is zulks honderd tagtig duizend millioenen, en zo lang heeft de aarde thands nog niet geftaan. De vraag is, of deze menfehen hier op aarde kunnen ftaan ? Men heeft uitge- j rekendt, dat alle deze menfehen op eene vierkante vlakte van 26 mylen kunnen geplaatst worden, en wat ia dit niet een heel klein gedeelte van deze aarde? Vrage. Wie ;ai bast ïtfgtrr 3Wtt? 'Jintv 3£F)jiftu«? 0115e ^aiigmafiEC/Me baar3trïjt' 6a.tr m 5une ineiifiTji'IpHe natuur brrfeneinen 3ai. Vrage. ïtëaar 3a! dat (©ojbeel taeun ? Jmw. on bc broïnen toep* ïjemd?: Matth. 26: 64. Van nu aan zult gy zien de Zone des menfehen, zittende ter regterhand der kragt Gods, en komende op de wolken des hemels. 641) Vr. Wie komen hier in aanmerking? Antw- Wederom die zelve perfoonen, alle Ongodifier» en Vrygeeüen, die, dewyl zy voor de duidelykfte bewyzen van de mogelykheid, dat't gantfche menschdom zeer gemakkelyk op deze aarde kan geplaatst worden, willens willen blind zyn, nogthans om de akelige gedagten van een toekomend oordeel te verdryven, in deze leer wederom grootc zwarigheid vinden i 't is onmogelyk (zegt 't ongeloof,) dat 'er zulk een algemeen oordeel als de Bybel leert, wezen kan, vermits de op- (*) Namelyk de Heer SussmILCH in des r.elfs werk genaamd Godlyke ordening omtrent de veranderingen des wen~ 'ïhelyke geflaehts. Cap. 3; pag. 74 enz, I ■ • ' • L T .  s|ö XX HOOFDSTUK opgewekte menfehen, al befloegen zy flegts eeno •vlakte van 26 mylen in ft vierkant , overal den • Regtcr zouden kunnen zien, vermits de wolken laag zyn en een luchtverfchynfel, indien 't niet hoger dan de wolken is, flegts eenige weinige uuren ver kan gezien worden. 642) Vr. Wat kan men daar op antwoorden? ■ Antw. Dat 't niet nodig is te ftellen , dat de Zaligmaker altyd hoven ééne plaais in de wolken Zig vertoonen zal, misfehien, dan eens hier, en dan wederom elders, en dit word des te meer waarfchynlyk, on dat de opftanding op de gantïtfie aarde zal gelchieden, dewyl overal menfehen geftorven zyn. 643) Vr. Zyn 'er nogthans niet die zekere bepaalde plaats hier op aarde vastftellen, daar alle menfehen ten oordeel zullen verzameld worden? Antw. Zommige Jooden cn eenige Roomschgezinden willen, dar zulks 'f Dal Jofaphats zyn zal. 644~)Vr. Zy zoeken zuiks te bewyzen mt Jog! 3: 2.Dan zal ik alle heidenen vergaderen, er zal ze afvoeren in 't dal Jofaphats, en ik zal aldaar met hen rigten. Zie ook vers 12? Antw. Het Is duidelyk genoeg uit 't verband, dat ■ daar niet van't al :emeen oordeel ten laatften dage.msar van een byzondere genchtshandeiing Gods word gewag gemaakt Dit blykt onder andere ook daar uit, dat daar niet vaH alle volken maar alleen van de heidenen word gefproken, en niet van alle heidenfche volkeren, maar bepaaldelyk van alle die heidenen, welke rondom 't land van Israël gelegen waren, en 't Joodfche volk onderdrukt hadder, zfe vers 2-8. • Vrage- JDatirteer ? Antw. Van dien dig en die iture no;et niemand. Mare. 13, sa. , Vrage. Wiz jaï baat ar 0eno:uee(b tao?öen? Antw. 21'llc niettfdjen/ Wy moeten alle geopin. laard worden voor den Regterjtoel van Chriftus, op dat  VAN HE T LAATSTE ÓQU.DBEI,. SQt dat een iegelyk voegnrage naar *t geen hy gedaan heeft , hei zy Êoeii het zy kwaad i Cor. <■: 10. i 'rage %n Ijoe bed tjopen baat be men» fehrn uifl'öen aïgebeclb? Antxx- %\\ ttoee Oftipcn/ in ^nbhojen ett Am?, ©f 43obföa\eu aan 3tin hnfter/ en be ïicr rröigrn aan Jpn regtfrfjanb. i^frtfle, u?at yi\ \w tot be rage iBaat ial be #>ecboemen»j *nn ? ^mw. 3!n be 8?el' fecïïuite man hief zyne oogen op in de helle, zynde in êepyne, Luc. ió: 23. Vra, e lïjar lang' , . . _Anlw. €cutoig/ E-nde wze znllen gaan tn de eeuwige yyv.e MóM%\ 25: 46 Vrage. gal ban be berbocmenig niet maar eene bcnrnnging 3j.n1 fep ben gehelen mengelt/ of met'Vr tnü cinüigen? Artvo. Wtiti/ Ijuaï cen ftraffe ami ban ge. boe/30nb£C rnbe.. U«rc. 9: .4 Daar haar vorm niet fierfi noch het vuur uitgeblust word. T 2 645) Tti  292 XX HOOFDSTUK 645) Vr. Vet wie hebben wy hier verfchil' Antw. Verfchciden zo oude als , latere hebben dff volftrckte eeuwigneid der ftraffen ontkend; onder dc ouden teljt men Origines in de 3de eeuw. Onder de latere yan onzen tyd komt ook in aanmerking E berhard Lutherse!) Predikant te Berlyn , die dit en meer andere voornaame leerftukken ontkend heeft, öocfi door Gereformeerde en Lutherfche wederlegd is. . 046) Vr. Het woord teuwig C. Zyn Dood. J7S D. Zyne Begravenis. 179 E. Zyne Nederdaling ter Helle. _ 180 F. Van 't eindoogmerk zyner Vernedering, zynde de voldoening. Van den Staat en at Trappen der Verhoging. A. Zyne Opftanding. I0t 1 B. Zyne Hemelvaart. fftg I C. Zvne Zitting ter Regterhand Gods. ; 19» j XH. Van de Roeping. 10'> XIIL Van de Kerk. 210 XIV. Van dc Rcgtvaerdigmaking. 223 \ XV. Van 't Geloof. 2 9 XVI. Van de Heiligmaking. 233 Van de goede werken. XVI'. Van de Wet Gods. 24* i XVIII. Van 't Gebed. 249 XIX. Van de Sacramenten. 254 1. Van den H. Doop. 259 2. Van 't H Avondmaal. 268 XX. Van des menfehen Uiterften 277 f. Van de Opftanding. 2 8 3 2. Van 't laatfte Oordeel. 287 3. Van ï eeuwig Leven. c9l T 4 BLAD*  BLADWYZER VAN Die SCHRIFTU U RPLAATZRN9 tv-elke in dit Werk als tegenwerpingen van Partyen worden bygebraet en in 't zelve zyn opgelost ' Het OUDE TESTAMENT. GENESIS. Pa Hoofdft. iv: 25. Hoofdft. i: 16. 14 " " xi: 2. ja - - - »*. 59,8i,i26 ;: s;3g'3ö.ibid - ■• IV. ,03 XX- 2. 241 - - v!: 2. jbid. " " ,2, 84» ii2 - - '* 9- 146 .* " " 243 - - xj v: 18. 160 °' a92 • - XXUM 2. 4p - - - - 32, p2 ::™^'24- £ NUMERI. E X O D ÜS H0°fdft' x: 35' 36. 40 - - xrv. 30. i2 1 Hcofdft. ra: 4. oo " " XVI: 2°'22- 132 n 39 - - XXI; ]4i X? DEÜ-  LAD WYZER d er SCHRIF TÜURPL. 297 DEUTERONOMIUM. PaSHoofdft. xix: 11, 12. 45 Pag. oofdft.i:39. '38 It KONINGEN. IV: '3> '4' 31 v 5. 15° Hbofdft. vin: 22. 29 I . ai. 343 - - »1k l8> ff* ' YvTtr- 14. 46 I xxx: 15, 19. j42 I. C H R 0 NI KEN. xxxii* 7* Hoofdft:. xxix: 29. 27 ] ° S U A' II. CHRONIKEN. loofdft. x: 13. 27 tt m. '„ Hoofdft. ix: 29. 28 RICHTEREN. -- juk i5 ,ibif - - xx'..- 2. ïbid. loofdft. ix: 13. 12 - -xxxv: 28. ..21 . xm: 18. 31 - - xxxv: 23- ibid. I. S A M ü E L. J 0 B. •loofdft. 1: 22. 192 Hoofdft. 1: !• 248 - - xii: 18. 77 - xlv: 4- '39 . - xvi: 23. 10! - - - " 5- "3 - xxiii: 9-13. Si - xxxir. 8. 20 - xxxix: 17-21 15 III. S A M U E L. PSALMEN. Hoofdft. xvi: 10. ms ^ - - xxiv: 1. ibid. Psalm n: 7- 05 vin: 2. 197 I. K O N I N G E N. - - - 6. 39 - - xiv: 1. 4 Hoofdft. iv: 32. 27 - - xvi: 10. - - . xi. 236 - - xix; 5- 39 . J 41. 27 - - - - 6, 7- . . xlv:J9»29. ibid.^- - - 9- p=°nf  apSBLADWYZER. Psaim xxu: r7. ?% Hoofdft. ix: 5, 6. ?| - - xxx: 23. 227 . _ XI. i" J2 - mm: ö. 75 . xm; ^ * ~_ XL: 7. 29 - „jyp 26_ ji Ll: ?• 13.? - xxxvm. « • - -, Lf, 24. 83, 112 . _xlk: 23. i2: - - "»5 13. 239 , - im: 11. 22; " " X!ï' '3 - - liv: 13. 22; - lxxxii: 6, 7. 3g * " xc: 4- 44 j e r e m i a. ". * " 16". 112 - - cvi: 38". 138 Hoofdft. iv. 10. 22 ' ' C[X' 13 - - xxm: 6. 72,251 " c*: h 167 - - - „ 23, 24. 4f » cuxxvir. 13 - - xxvi: 3. u spreuken. : :^*„. J Hoofdft. vr: i.g. is e z e c H i e l. - - - ix: ir. 112 * ' " X: 27- ibid. Hoofdft. iv: 12. 12 - - xvu: I7. r57 . _ XVJ|I: 2Q_ j*| - - - xxx: 20. 15 - - xlviii: 35. 4G prediker. daniël. Hoofdft. in: 19. 278 HoofdH. 11:44 167; " " 1X: 220 - - - iv; 27. 18J jesaja. : : : ibf| Hoofdft. „;2-4,isr,2r3; : ; x-: 227; ;f?j - - iv: ,. 280 - - - , 3. 22ï;; - - v. 4. 49 - -16. 12 h o s u a. - vu; 18. ibid, Hoofdft. vx: 7. 1191 jo-.  bf.r SCHRIFTUURPLAATZEN. 299 < I O E L. ' PaS- Pag. Hoofdft. ix: 1. 149 )ofdft. 293 I O N A. MALEACHI. jofd'ft. iv: 11. 138 ZACHARIA. Hoofdft. 1: 2-4. _ - - ni: i- ist oofdft. 1: 20. 39 ----- 2, 3. 2S0 - . 111: 2. ■ ibid. - - - iv: i-4- J5j ... 9. 163 - - - - 5- ^id. fótf NIEUWE TESTAMENT. MATTHEUS. ?rS' m Hoofdft. tvm: 20. 173 Pag. - - - xix:3-9. 23 - . -"9. 54 - - - x v:^'4 • *f? .. - v: 14- 2.3 - - - xxvi:iq. 237 22. 144-H6 - - - - '>-. „ - . 25,26- 280 - - - - 63. <" E. _ 28,32- 246 - - - xxvii: 9 l') ai 57. 245 - - -xxvill: 8. ':S ,. : : SB9 5 - - - - -'0 . - . vi. 244 - - - - - 20- '73 . - - . 18. 186,250 — TT q . . - xi: 13. .19,241 M A R C U S. " - 21 51 - - M> .00 247 Hoofdft vr. 1.3. I - -xiD 32. 281 - - - xr..3,. 14- g A - 24-30. 214 - - xijj.-32. , r* , _ - xyi: 16. 68 _ _ „ g - _ - 18, 19. 218 r xv»l: Mi . 99 . " EU i  3°° BLADWYZER. LUCAS. P; fIoofc.fr. virr; 38. n „ ... • , Pa£- ' ' " x: 35, 3<5. I Hoofdft. 1: 3. 16, 22 - - - x,: 11. 27 - - " - 6. 248 - - - - 27. 6 - - - - 28. 140 - . - • xa; 44. I - - - _ 35- 63,70 - - - xiil: 35. 2; - _ _ _ 76, 77. i47 _9- 74... xvn: 3. 60, 7; - - - xx: 36. 286 - - - - 12. 93, 23: " - - 3x111:43.183,28* - - - xix: 30. 16' - - - xxiv: 31. 32 . . . xx: 31. 61 ----- 49. 70 H ANDELINGEM JOHANNES. Hoofdft. 11:24. 182, 194 .... 38. 2Öi Hoofdft. i; 9. 76 ... . 39. ijl ----- 14. 171 . . . in: 2r. 20'j §p. 68 . . . vin: 4. 22; - - - ii-25- 171 ... .. 16. 256 - - - ÏII!& 266 .... 30,31. 32 ~ - - - 13- l«6 ... . 38. • 2<-3 - - " - 13, 3"t. -17* ... ix: 18. inic - " " - 16. ' 87 ... x: I, 2. 7, 14S - ~ * 7o .... 35. 8 - - - v: 26. 66,67 . . . . 48. ■ 262 - - - - 39- 33 • • • xiK '5- 991 - - - - 40. - 15.Ï .. • xii 1:30. 194 - » - vi: 38, 62. - j56 . . . .32,33.65,67,161 " - - - 40. 86 ... xv: 10. 24: - - - vu: 39. 75 .... 18. 81 - - - vm-aj. 176 . . . xvii. 26,27. 8; Hoofifll  der SCHRIFTUURPLAATZEN. 301 pag. 1. C O R1NTHE N. oofdft. xix: 3-5. 267 " ' 6 257 Hoofdft-1: 2. 21Ö • . xx'l6 ... - 14. .... te 3, 14- 239 ROMEINEN. ... -v/5. '44,280 oofdft. « 4. • V'3" a"7'*J| ... 9. 245 • • • vrftk», 25. "8 ... 36. 205 . • • ™r. 6. 80 ... -O- 8 • • • Ix: 9' *'{ ... 20. 220 ' 27. 9* U- 4. 9 . . • x: 2. 7» -' 5. 8, 24, 86 ... - 14- 24.S .. in:24. • 186,228 . • • xra: 2. 2 , . . - 25. 17-' • • • " 4^8. 7 . . . v: ic. 250 ... - l* JJ . . - 12. :34 •• • xv: a2* - 33. ;02 . . • - 22. 87 ,!. 190 ... - 24,28. 187 ... 19. j36 • • • - 44- . vi: 14. 941 . . - 44.SO. 327 . . vu:2,3. 241 . . . - 47- \'° ■ ; .' 2I7 IL CORINTHEN. . vnr: 3. *70 - 29/85,93,126 Hoofdft. 1: 2 257 ; i . ER' 3. 93 • • • m: 6'7' 241 .13. 88 • • • x: 5- 231 f . x: 18. 29 . • • xir. 2-4 157 • ■ • xi: 32. 87 . " . v?n ■_ 34. 24 GALATEN. .. . . xra: 1. 24 Xiv: 15- 19® Hoofdft. K *- *'« .' ; . xvi:25,aö. 147 •• • ni' y- \f, . . . V; 4. *3i EPH-  3oa BLADWYZER EPHESEN. pag Hoofdft i: 19 20. Hoofdft. 1: 5. fs - - . 111} 15. 1 - - - - 19,20. I94 - - - • 16. i7( .... 20,21. 199... lv; 14. 2-; - - - 11: 8. 186,228 • . - v; 2c. 7; * - - - 1?. 4 - - - - 22. 25S - - - iv: 6. 60 . . - vr 3. <^ ----- 10. 197 - - - - 11, ta. 358 II. TIMOTH, - - - - j8. 208 - - • - 3'» 216 Hoofdfi. 1: 10. ij - - - v. V5. 246 - - - h: ao. jJ - - - - 32. 259 • - - vb to. 77 T I T U S. ' PHILIPENSKN. Hoofdft. iijj 5. a6l Hoofdft. 11: 7. 1 70,172 - - - - 12. 226 H E li R" EEN. i CÓLOS S EN S EN, Hoofdft. « 4, 5. 6y,67' " - - - 6. t| Hoofdft. li 15. 62 - - « iê 7. 09; - - - - 24. '188 - - - . 17. ,è| - - - »♦ 3< - - - v:s. 65,67,1611 - - - iv: 16. 28 ' - . - 14. a.3< • . - - vf: a. a68i II. THESSAL0N1CENS. . , . .4-6. a<0: Hoofdft: 11: 15. 31 - - - vlf: 25-. 1641 * - - - <2ó# 107; ■I. TIMOTH. - - - vin: 4. 162! Hoofdft. k 9, 24ï - - » ix: £ó. 050; Hoofdft,  der SCHR1FTUURPLAATZEN. 303 pag. 1. J O H A N N I S' lofdft. x: S. *9 p ... 10. 177 ^ag* . - - 26. 230 Hoofdfi. m: 9- 247 . . - xi: v. 231 - - " v: 3- 247 ... 6. 3 - " " - 30* 7j . . - - 31. i3 - - - - at. *4J ' JACOBL } f D M. Hootdfl. 1:15. MO,348 Vers (5. 100 . - - - 21,25. 24c - - - H. " I ":25/. ^3 OPENBARING E. 1 . - v: 14,16. 258 Hoom B 4< 4I ?2 I. P E T' R. - ; M. 6* Hoofdfi. it 23. =ot - - ' - " ** *+j ... 11: bi. IS? - - - v: 8. 253 ... 24. 103,177 - " - «ie 3. 2 - é 9. *8'" - ■ «v:.3.278,"-82 - . - -10. 149,182 - - - xxn: il. 1*5 . - lx. *6i - - - • 12. i39 - ... 19. 92 H. PET R. •Hoofdft. nu 8, 4f