BEANTWOORDING OP DEN BRIEF van den heer PIETER LENZIUSy door G. ANDREAE, Med. Doet, als mede door J. de REUS, Chirurgus.  ■  C i ) MYN HEER! JV^et groote verwondering heb ik gezien , in UE. antwoord op den Brief van den Heere J. de Reus aan UË. gefchreeven, hoe Gy hebt kunnen goedvinden in denzelven zoo veele onwaarheden te iaaten vloeijen, in plaats van Uwe mishandelingen aan de Reus en my gedaan te verdeedigen, of zoo Gy niet kunt, gelyk hetfchynt, daar vooraan ons en de andere HeerenDoctoren, die gy meede beleedigd hebt, verfchooning te vraagen. Gy gaat de meeste zaaken zoodanig verdraaijen , dat die voor het oog van menfchen, die niet beter weeten, een geheel andere gedaante aanneemen. Een van beiden is waar, immers ten mynen opzigte, of Gy zyt veifcheide maaien door anderen valfchelyk geïnformeerd, geïyk in 't vervolg blyken zal , of Gy braakt willens en weetens een vuile lastertaal uit , die ik van geen fatzoenlyk man, en vooral niet van een man van zulke hooge jaaren, had verwagt. Ik heb eerst in twyffel gellaan , of ik Uw leugenboekje met verachting als een kwaadaartig fpotfchrift wilde befchouwen, en my, die een goed geweeten omdraag, daar aan niet ftooren. Dan terwyl Gy zoo veele menfchen meer en meer zoekt te misleiden , en Uwe gebreeken te bewimpelen, ben ik te raade geworden onder het leezen van Uw fchoonfchynend Antwoord eenige aanteekeningen te maaken op die bladzyden, daar ze my direct raaken ; geenzins twyffelende, of A de  (2) de Heer de Reus zal U ook wel ter zyner defenfie iets repliceeren. Op pag. 8. begint Gy het eerst iets teegen my aan te voeren, 't geen ik U zal aantoonen een volftrekte onwaarheid in zich te bevatten. Voor af moet ik U zeggen, dat ik U, of iemand anders uitdaage, my te kunnen overtuigen van ooit eenige laagheid, of flinkfche ftreeken gebruikt te hebben om my by een Patiënt in te dringen , fchoon ik teevens betuige veel ambitie tot de practyk te hebben, en het my altoos eene aangenaame beezigheid verfchaft myne medemenfchen van nut te kunnen zyn. Dog nimmer met een oogmerk om 'er ryk door te worden ; want by menfchen , aan welke ik niets voorde Vifites bereeketie, gaa ik liever een maal meer, dan by die Lyders die gewoon zyn my te betaalen, daar ik nimmer meer koome dan het noodzaakeïyk is. Gy zegt dan dat Keizer order bad van den Lyder my te zeggen, dat ik niet meer behoefde te hoornen, dog dat zy , zoo ze een Doctor benoodigd waaren, geenen anderen zouden neemen, dan my enz. Weest verzeekerd , als dit gebeurd was , had ik 'er nimmer myn voeten weer gezet : maar juist is hier het teegen«leet gebeurd, op een Zondag morgen te 9 uur, [Iet wel myn Heer! het was niet op een maandag,] als ik aan 't huis van den Lyder kwam, en met hem fprak over de onheufche behandeling , die men naar myn gedagten met den Heer de Reus had gehouden. Ik (lelde den Lyder voor, niet alleen, maar verzogt hem, met de beleefdfle termen , dan ook een ander Doctor voor my in de plaats te kiezen , 't geen van hem weder op eene beleefde wyze wierd beantwoord, zeggende , Ik verzoek vriendelyk dat Gy my dagelyks met  ( 3) met Keizer en Lenzius, welke ik voor de Reus gekoozen ieb i koomtzien , deezewaaren 's mans eigene woorden; ik bewilligde eindelyk, en gaf myn woord , om aan zyn verlangen te zullen voldoen, fcboon ik toen liever myn affcheid had willen neemen ; daarenboven zeidè Keizer my 's middags, dat de Patiënt hem verzogt had aan my te zeggen, of ik dien zelfden avond te j uur met U en hem daar wilde koomen; 't geen ik accepteerde , en ook gedaan heb. Nu ziet Gy wel, dat deeze zaak geheel anders is dan Gy die voorftelt. Het geen Gy verder zegt op die zelfde bladzyde, dat de Reus my medegenoomen zoubebben, naar den Pa' tient, buiten zyn confent, enz. fpreekt zich van zelfs teegen , want vooreerst zou de Reus dit nooit in zyn herfens neemen , en ik ben niet verwaand genoeg vaa my zei ven te denken , veel minder te zeggen, gelyk Gy durft doen oppag. 7., een man als de Reus, beroemd en ervaaren in de Heelkonst, met raad en daad by te ftaan , zonder dat dit van den Lyder gerequireerd wierd. Ten tweeden, gy kent Dr. Andreae ook niet, als gy in een anderen zin denkt, dat hy zich zo maar voor figurant Iaat medeneemen. Maar ik ben aan mynhuis uit order van den Lyder verzogt om te 2 uur by hem te koomen, zullende, wierd 'er by gezegd, „ de Keer de Reus dan ook koo„ men" j dog even voor dien bepaalden tyd kreeg ik belet, waarom ik toen niet konde koomen; dan 's anderen daags , ontmoete ik den Heer de Reus, die naar een ander Patiënt zoude gaan ; ik vroeg, wanneer willen wy nu eens by den Capkein Asmus gaan. morgen vroeg om 10 uur, hernam myn Vriendt, of, vroeg zyn Ed., willen we nu aanftonds derwaar:s gaan? At 't geen  (4 ) 't geen wy dan direct deeden ; dit is de zuivere en eenvoudige waarheid. Wat eindelyb aangaat de laatfle regel dier bladzyde, „ dat de Heer Couperus altyd de gewoone Medicus van deezen Lyder was geweest, fchoon de Reus my nu mede,, genoomen zou hebben", kan ik U insgelyks anders berigten, want in den jaare 1782 van den April tot den 24 May heb ik over deezen Capitein en zyne Huisvrouw , toen beide aan de Koorts laboreerende, reeds gepractizeerd; zynde geen van beiden hier in de Stad naderhand een Doctor benoodigd geweest. Op dien zelfden tyd heb ik al een klein Scirrheus flipje aan des Lyders onderlip ontdekt, dat raauwwas, voor welks zwaare gevolgen ik hem toen al gewaarfchuwd hebbe, draagende de Capitein hier op een groen blaadje ; dog ik fchreef hem wat 01. Myrrh. per deliq. voor, verzagt met Mei. en Aq. Rofar., om de lip zagijes te wasfchen , gelyk gezien kan worden in myn Doctors Boek by den Apotheker Heins. Op pag. 9 en 10. verhaalt Gy uwe cura , en zegt die begonnen te hebben met de Myrrhe. Dit is wederom bezyden de waarheid : want des Zondags avonds en den volgenden dag wierd de wond alleen verbonden met het Aq. Vegeto-Mineral. , zonder 'er iets meer byte doen , en voor des Dingsdags is 'er geen Myrrhe gebruikt , wanneer de flank onverdraaglyk wierd j daar ik myn beide goede Heeren Chirurgyns , ik meen U en Keizer, 's maandags al voor gewaarfchuwd had , welke ik, van het huis des Lyders af tot aan Uw huis, over de verandering der medicamenten buiten myn weeten gebruikt, onderhoudende , al had overgehaald om tot de oude middelen weder te keeren, zeggende Gy met deeze volle woorden, „ laaten we dan die maar weer  co gebruiken", waar in ik egter niet bewilligde, om dat beide Heeren een groote verwagting van hun aangewend middel fcheenente hebben. Dan des dingsdags, toen zy zagen dat het waar was, 't geen ik voorfpeld had, dat men den frank het best door de Myrrhe zou kunnen weeren, is dezelve weder op die wyze , als gy zegt, geappliceert. Dog 't geen gy op pag. ii. 'er by voegt, dat ik gezien heb, dat da zweer toegeloopen is ter grootte van een Zestebalf, ontken ik volftrekt, maar wel dat de wond weeder zuiverder wierd , welke , om dat ze in groot twee dagen met geen Myrrhe verbonden was, vreezelyk had geftonken. Gy zegt verder op die zelfde ilde bladzyde, dat ik ever Uwe middelen en bandelwyze voldaan was: dit is met onderfcheid, myn Heer! Ik was nubeeter voldaan, om dat Gy weer tot de Myrrhe waart overgegaan , waar meede wy geleerd hadden het best den flank te kunnen tegen gaan, en die wy ook fterk genoeg gebruikt hadden om ons oogmerk te bereiken; zoo dat Uwe conduite dat de Myrrhe, fchoon ik daar grootelyks voor zvas geweest, zeer weinig gebruikt zou weezen, ook volkoomen valsch is. Dat ik niet voldaan was over uwe infpuitingen, zegt Gy zelf, en hier was ik tegen , om reden, dat ik zag, dat zy te veel ftimuleerden , en den Lyder pyn veroorzaakten , waar over ik hem voorheen niet had hooren klaagen. Ook heb ik dikwyls gezegd, dat ik niet konde begrypen , wat het beduidde, dat, als de wond , met wieken, door Myrrhe bevogtigd, opgevuld was, dat 'er dan nog een groote plaaster van de Ceratum Lithargyrii over heen gelegd moest worden, terwyl 'er buiten dat nog een agt dubbeld compres in Aqua Goulardi uitgedrukt, boven over heen geA 3 Plakt  C<5) plakt wierd, waar door de plaaster noodzaakelyk nat moest worden, en de Lyder koude en ongemak krygen. Zie daar nu, hoe ik dagt over Uwe behandeling, welk niet zoo breed ukkoomt , als gy u daar zeiven van veibeeld hebt. Op pag. 12. zegt Gy , dat dewyl de Lyder met tegenzin het Decoct. Cort. gebruikte , en terjïond weer uitbraakte, Gy my voor gefield had in deszelfs plaats het Extr. Cort. in een Mixtuur voor te fcbryven, dog dat ik weer myn voorig Decoct. op dezelfde wyze had laar ten klaar maaken, enz. Hier fpeelt de Memorie U parten; Gy hebt my voorgefteld het Decoct. wat te veranderen , en zelfs dagt Gy dat men 'er eenige drup* pels 01. Vitriol. moest by doen, gelyk ik die dan ook in dit Decoct. heb voorgefchreeven met wat Kkrum , en Syr. Limon. in de plaats van Rob. Ribefior. en Sp. Nitri Dulc. , :t geen iu de voorige Eecocta was geweest , gelyk beide blyken kan uit myn Doctors-Boek by den Apotheker Schellewald. Buiten en behalven dat , als men de fmaak zal raadpleegen , is het Extr. Cort. in een Mixtuur, ten minden als het tot een quantiteit , om de Koorts te beletten, gegeeven wordt, even leelyk voor't gebruik, als een Decoct. op die wyze , gelyk ik het had laaien klaar maaken. Dog dat Gy my toen voorgefteld hebt den Lyder twee Greinen Opium voor de Koortsverheffing te geeven , is wel waarheid , maar ook even zeeker , dat ik het niet geapprobeerd heb, oordeelende dat de Lyder met twee greinen Opium, 's avonds om wat te rusten , genoeg Orhim in zyn lighaam kreeg. Zoo dat ik nu van agteien moet vermoeden , dat Gy al eerder, dan voor den dag teen ik myn affcheid van U en  ( 7) en den Lyder nam, het Opium buiten myn weeten, behalven 's avonds, hebt gebruikt. Op dien dag, wanneer ik de elendigfte uitwerking van de gegeeven dofis Opium zag , dagt ik nog eerst, dat dit zonder Uwe en myne kennis was gebeurd, waarom ik eerst aan de Meid , en naderhand aan de Vrouw, in de kamer koomende , vroeg hoe het geleegen was ? Schoon gy my wel, toen ik het de eerftemaal vroeg, had kun* nen antwoorden ; dan gy zweegt, 't welk een bewys is, dat gy by U zeiven overtuigd waart niet wel gehandeld te hebben. Terwyl ik eindelyk verbaasd ftond te hooren, dat gy de Werkbaas daar van waart geweest, hebbende ik vast daar in nimmer toegeftemd, gelyk gy nu, om U te redden , voorgeeft. Schoon gy my op eenen meesterlykcn toon, zie uw antwoord op pag. 13. , wildet overreeden , die koorts door bet Opium, zoo zeker ah tweemaal twee vier is, te kunnen bedwingen, is dit evenwel, gelyk gy zelf bekent op pag. 15. , geheel uitgefloopen, want nu hadt Gy den Lyder wederom twee greinen Opium toegediend, waar voor gy meldt dat wel de ontroering, maar niet de koorts week; daar evenwel deeze koorts, zoo gy zegt, door ontroering van Uwe geappli' ceerde Clisteer veroorzaakt was. Daar deeze zeg ik nu maar eene toevallige koorts was, door eene aandoening des gemoeds veroorzaakt, in welke zoort van koortzen ( zal het Opium ooit te pasfe koomen ) hetzelve nu een goed effect zou moeten gehad hebben. Hn evenwel gy wierd in uwe wiskunst bedroogen , dan de reeden hier van denkt gy te zyn, dat deeze koorts eeneformeele onifteekings koorts wierd: zou deeze ontrteeking-koorts ook door uw Opium veroorzaakt zyn ? immers gy zegt de pols was bard, fterk en ras, en de Lyder vreeslyk dor/lig, A 4 deeze  (8) deeze zelfde toevallen, bebalven dat 'er toen nog eene groote hitte, benaauwdheid, en fterk zweet by was vertoonden zich op den 16., als gy den Lyder ook twee greinen Opium had gegeeven: wat dunkt U van deeze Vraag? immers veele geachte Aucteuren zullen myn gevoelen toeftemmen niet alleen , msar hetzelve bevestigen, als Simson , Young, Tyssot, Plf.nck, Trallès en meerandere, zeggende de Heer Tralies, dat het Opium een heet middel is, en in veele opzigten met den wyn overeenkoomt. Dan ik moet hier nog een weihig by Uwe meesterly. ke Auctoriteit ftil ftaan , Gy zegt op deeze zelfde bladzyde : en bewees hem hoe de Koortzen zonder de Kina konden geneezen worden ; begon van Cel sus af tot L1 n j) toe, en laat ere ductheuren aanteèaaleu, enz. Hier fpeelt Gyderol van een Geleerde, maar tevens van een ongetrouwen Schryver , en ik vinde my gemoedshalven verpligr, hier op eenige aanmerkingen te maaken , op dat niet uwe eervergetene verdraaijingen van kundige en cordate Aucteuren by Jonge, en onbedreevene Kunst-oeffenaaren voor goede munt aangenoomen worden , en tot nadeel van hun evenmensch mogen flrekken. Uw zeggen „ zoo zeeker , als tweemaal twee „ vier is, de Koorts door Opium te kunnen wegneemen" , doet my yzen, als ik dit in zyne gevolgen nadenke; zo aden met onbedreevenen, u we onbezonnenen en tevens ongegronde verzeekeringen geloovende , andere beproefde middelen, als de Kina enz., laaten vaaren ? en hunne Lyders om ze van de koorts te geneezen, door middel van het bedwelmende heulzap flaapende den dood in de kaaken voeren? Dan hoe ontrouw is Uwe aanhaaling van Lino? deeze heeft immers niet geleeraart de koorts alleen door het Opium te verdry-  co ven ; hy zegt enkel daar van nut befpeurd te hebben, wanneer hetzelve gegeeven wierd in de hitte der koordzen, welke met groote wanorder in het Zenuwgeftel verzeld gingen; maar in de tusfchenpoozingen gebruikte hy de Kina, en dit was het middel, 't welk hy om de koorts te verdryven gebruikte, en geenzins het Opium. Het fchynr ook, dat Gy de waereld wilt diets maaken, dat Cel sus de koortzen met het Opium genas, dan dit is wederom bezyden de waarheid: wel is wiar, dat hy, en met hem alle oude Geneesheeren by gebrek van den Koortsbast tot veelerhande min vermoogende middelen hunne toevlugt moesten neemen , dog met welk een uitfiag, bewyst het bekende ipreekwoord genoeg Hydrops, et quartana Medkorum Scandalaplana, dat is de waterzugt en de derdendaagfche koorts verftrekken tot een fchandvlek voor de Geneesheeren; dog nimmer, ik herhaal het, is door Cclfus het Opium als een koortsverdry veud middel gebruikt. Mag ik U bidden myn Hetr, laat tog uwe al tegroo* te zugt voor het heulzap , hetwelk ubedwelmend houd, vaaren, en ik ben verzeekerd, dat Gy uwe oogen ope' nende» bekennen zult gedroomd te lubben. De zoo fchrandere, als beroemde Heer Storck, Annm Medicus pag. 77. hoewel anders een groot lofredenaar van vergiftige middelen , bekent aan veele van zyne Lyders op gezag van de H;er Berryat in de Memoires de Matbematiqae et c!e Plrj/Jque het heulzap voor de tusfchenpoozsnde koortzen toegedient te hebben, dog hy is edelmoedig genoeg cm da ongelukkige gevolgen hiervan te bekennen ,uit her grootgetal Lyders „ zegt hy, dis ik het gegeeven hebbe, zyn alleen twee „ na een diepe flaap van de koorts beviyd, maardaarna zyn zy zwak, dom, en zonder eetlust geblee ven, A 5 zo)  zoo dat zy nog lange tyd andere middelen moesten „ gebruiken om herfteld te worden; in één zieke heeft ,, dit middel de aanvallen van de koorts wat verzagt, „ dog dezelve niet geheel verdreeven; by alle andere heeft het' duizeligheid verwekt, de aanvallen langer „ gemaakt, hardlyvigheid veroorzaakt". Dit is de zin van 's mans woorden, welke tot een baaken voor aankoomelingen kan verlirekken , om niet op de klip van Uwe onbezonnene verzeekeringen te verzeilen; en U, myn Heer, zal ik wyzen tot de woorden van F. C. Mr:i)ictns, Geneesheer aan het Hof van Paltztweebruggen, in zyne Sammlung von Beobachtuugen aus der arzneywisfenlchaft 1766. Tom. II. pag. 449. deeze zegt , „ het was te wenfcben , dat men zig met de obfervaties van den onvergelyklyken Titalles s, noopens het heulzap beter bekend maakte ; en ik ben verzeekerd , dat men na een grondige kennis van de eigenfchappen deezes middels fpaarzaamer „ met het zelve zoude omgaan". Schoon op pag. 16. niets gemeld word, 't geen my direct betreft , moet ik evenwel hier ook een weinig ftil iïaan , en eene kleine aanteekening maaken. Be ■wond, zegt Gy, was op den 5 November ter grootte van een Ducaton, zynde kort te vooren ter grootte van een dubbeltje geweest, dog des anderen daags, dat is den 6. toen de Heer Couperus in Confult geroepen was, zegt deeze Heer in zynEd. Brief, dat de wond ruim een derde grooter was dan op den 29 September, naamelyk den dag van hetgeneraale Confult, kunnende toen de opening naauwelyks met een Ducaton gedekt worden. Die dit nu eens met eikanderen vergeiykt, kan oordeelen, hoe veel ftaat op Uw zeggen, myn Heer Lenzius, te maaken is. Dan  (II) Dan om het verkleinen der wond, en de nieuwe vleesch- wording in dezelve eenigzins waarfchynlyk te maaken, en het pogchen en fnoeven , daar Gy onder uwe behandeling by zommigemenfchen mede gepronkt hebt , en , als 't waare , uitgetrompet, te ftaaven, moest gy nu niet verleegen worden, en neemt daarom zeer wysfelykUw toevlugt tot de Ontfteeking; die moet nu de fchuld hebben , deeze heeft de wond vergroot, dezelve droog en zwart gemaakt, het nieuwe vleesch weg genoomen, en eindelyk den dood veroorzaakt. Ik had al Verwagt, dat de eene of de andere toeval.ige oorzaak vari U by de hand zou genoomen worden, om de waereld te verblinden , in plaats van cordaat te be« kennen, dat Gy, nog de Reus, nog ik den Patiënt had kunnen geneezen. Nog eene aanmerking met uw verlof myn Heer! „ De Dommeling , als een eigen teeken van de verplaatzing der ftof naar de herfens , uit de cancreuze wond opgeflorpt , en onder het bloed gebragt" op bladz. 16. in uw Antwoord; noemt>gy op bladz. 17. ' een bedwelmenden toefland , weiken Gy den Heer Conperus wildet leeren eigen te zyn by Kanker; fchoon ik denke, en ook meer dan eens waargenoomen hebbe, dat die toeftand, en dus eene disorder in de herfens , altoos plaats heeft, niet alleen by cancreufe zweeren, maar zoo dikwyls 'er eene verplaatfing van ftof naar de herfens gebooren word. En dit zou ik U dan nog kunnen leeren , als gy niet al te verwaand zyt! Maar zeg nu e?ns cpregt, HeerLenzius! zou deeze bedwelmende tosUand bier ook gekoosien zyn door uwe geliefde Piilitjts, waarmeede gy toen nog misfchien wonderen wildet verrigten? Want daar de wond, naar Uw zeggen, zoo klein, zoo mooi had geftaan , begryp ik niet,  C 12 ) niet, dat hier zoo veel ftof prafent was, die in de herfens eene bedwelming, of disorder konde veroorzaaken; of men moest willen ftellen , dat de kwaade ftoffen uit de wond naar boven gedreeven zynde , aldus tot de fchynbaare zuiverheid der wonde aanleiding hadden gegeeven: maar dan zoudt Gy nog moeten bekennen, dat het een bedrieglyk voordeel was geweest, waar door dan ook uwe handel wyze ten aanzien van deeze wond zich in een ongunftig licht zou voordoen; want een Kankerftof uit minder edele naar de alleredelfte deelen te doen verhuizen, zou geenzins onder de gedaante van eene goede geneeswyze kunnen gebragt worden. Dog het Opium fchynt my veel gefchikter middel om deezen bedwelmenden toellandte veroorzaaken, en de Heer van Zwie ten zegt met ronde woorden, dat het Opium, in eene te groote quantiteit gegeeven, eene doodelyke Apoplexie veroorzaakt. Zoo dat gy nog wel in verdenking zoudt kunnen geraaken, ofgy den goeden Asmus, wiens leeven gy zoo kunftig rekken zoude, niet door uw geliefd Opium voor zyn tyd naar de andere waereld gezonden hebt. Trouwens een fouverain middel kan misfen, en de beste meester kan dwaalen. Op pag. 25. van Uw Antwoord vind ik , dat het geliefd yiqua Vegeto-Miner. hy my onbekend zou zyn geweest, en dat ik daarom by den Jpothecar gevraagd zou hebben, wat water bet was. Hier zie ik klaar dat gy door een valsch rapport misleid zyt; wel is waarheid dat ik, terwylhet myne niet voor handen was, van den Apotheker geleend heb la Faye, waar in alle die fraaye defcriptien van Goulard, met derzelver miraculeuze fcuuren , geboekt zyn, welk alles ik nog eens wilde nazien , leggende dit boek gevallig naast my, toen ik iets  C 13 ) iets voor een Patiënt zou voorfchryven. Ik behoefde ook geen Apotheker te vraagen welk waater bet was, daar ik hetzelve al lang tevooren, (fchoon juist niet in cancreuze zweeren) by andere Lyders had gebruikt, gelyk my nog zeer wel voorftaat by een Schippers Dogter, die dooreen zwaaren val een bont en blaauw oog gekreegen had ; blykende zulks uit het Boek van Apo^ theker Heins. Op deeze zelfde bladz. 25. doet Gy een uitflap van het Chirurgicaale tot het Finantieele, waar van ik geloove dat gy een groot lief hebber zyt; het behelst in zich eene remarque op myne Huishuuren,'t geen ik U een weinig nader moet ontvouwen, verklaarende vooraf niet te kunnen begrypen , hoe gy daarbykoomt, ten zy gy een dag in de week hebt, dat uwe herfens niet zyn gelyk ze behooren , en dan is dit vast een ftukje uit uw herfenpan gevloeid op zodanig een dag. Maar ik zal U eens fpoedig uit den droom helpen : weet dan dat dit Huis leedig ftond , toen de Vroedsman Tuininga my kwam vraagen, of zyn Dogter en Schoonzoon daar in konden trekken, egter,voegde zynEd. 'er by,convenieert het die Jonge luiden niet, zoo veel huur te geeven, als dit Huis zou kunnen doen; wel nu, hoe veel huur willenze verwoonen , hernam ik ? 70 a 8o Gulds. was het antwoord; goed, zeide ik, laaien ze 'er maar intrekken, het is beter dus dan dat het leedig flaat. Om dat deeze Jonge luiden goede gebuuren waaren , hebben zy 'er in gewoond, tot datzy zeiven een Huis kogten; toen is Burgemeester VViggers 'er in koomen woonen voor 125 Gulds. huur , zynde opgevo lgddoor den Heere Keizer voor dezelfde huur; zie daar kort de historie. Ik behoef nu niet verder een man, die zyn intrest zoo goed verflaat als Gy , myn Heer! te zeggen, dat men  C i4 ) men een Huis tegen 5 pro Cento moet rekenen, fchoon ik U verzeekeren kan , dat ik dan nog veel te kort fchiete. Maar waar toe ook ai deeze omflag? was het Keizers zaak zoo wel niet om te huuren, als het de myne was om het aan hem te verruw ren ? Ik voeg 'er dan niets meer by , want deeze geheele remarque van U gemaakt , op de keeper befchouwd , wordt waarlyk te gek voor een man die voor wys wil pasfeeren. Wat geefHge inval het is op pag. 29. van U, of van > dien geenen welke U dezelve tneed  C i« ) pretentie door den Profesfor wierden behandeld. Als ik ook zoo vies of zindelyk was , als gy my te last legt, konde ik zelf onder dien Profesfor zoo veel niet geanatomifeerd hebben , als ik egter gedaan heb ; want met myne handen werkende , kon ik de neus niet van verre houden. °P Pflg« S°" gaat Gy my eene zeer onregtvaardige verwyting doen . naamelyk dat ik als Doctor over de Stads-armen , van November 1768 tot Juny 1769 , ly den Apotheker 300 Guldens bad te koste gelegd, met verlies van 67 dooden. Ik wil wel bekennen zeer gevoelig te zyn over uwe verregaande lastertaal, te meer daar 'r my heugt, hoe veel moeite en vlyt ik by die Arme menfchen heb aangewend , gelyk neevens my ook de overleeden Haazenhoek, toen Chirurgus dier Armeftaat, tot wiens adfiftentie de Agtbaare Magiftraat deezer Stad my verzogt had; fchoon ik nimmer daar voor iets getrokken heb, gelyk ik ook niet begeerde. Deeze Hopman Haazenhoek , zoo als ik gezegd heb , had het opzigt over alle zieken der Stads» Armen; dus bezogt ik nog niet allen met hem, fchoon ik veelmaalen ao en 25 dier arme Lyders 's daags met hem gezien heb. Indien Udit getal begroot, herinner (J dan flegts, dat toen hier ter plaafze eene Epldemifche koorts grasfeerde , die by de meeste rottig was , ja zelfs by zommige met petechiaale vlekken ; Gy weet ook dat zoodanige koortfen het meest altoos gezien worden by de fcbaamele menigte, daar veeltyds'alles van voedzel en dekzel ontbreekt : daarenboven moet Ik U nog herinneren, dat ik geen Doctor was van het Stads-Armehuis, nog van eenige Armen der Diaconie, indien Gy de dooden van dit huis , en andere Armen'er ook  (17) ook onder reekent. Ik heb 'er zoo net geen boek van ge. houden, maar ik weettog niet, dat ik ooir zeer ongelukkig by 't verliezen myner Patiënten geweest ben; ik kan my immers zeer wel recolligeeren , dat ik in dien tyd over een arm Huisgezin van 7 of 9 in getal practizeerde , waar van de meeste op ftroo lagen; deeze hadden allen Vlekkoortzen, en deeze zyn egter allen herfield. Dit geval vergeet ik nimmer, door dien ik aan dit Huis eene vifite deed , juist als ik kwam van eene maaltyd, die by zeekere geleegenheid aan 't huis van een myner Familie was; het groot verfchil van overvloed en armoede trof my zoodanig, dat het my de traanen uit de oogen perfte , en my deed verleevendigen dat wy allen menfchen waaren van éénen Schepper; kortom myn gemoed was derwyze getroffen, dat ik dit geval, zoo lang ik leeve, niet zal vergeeten. Daar 'er dan voor zoo veele Lyders, die ik dagelyks zag , moest worden voorgel chreeven , fchoon ik dit altoos op de minst kostbaare.wyze deed , gelyk geblee» ken is by het examineeren der Apothekers Reekening door Wylen den kundigen Heer S. Stinstra, welke dezelve op myn verzoek toen by myn DoctorsBoek heeft naagezien , was de fumma van 300 Gul» dens in agt maanden tog gering, vooral als ik die vergelyk met uwe Reekeningen van een éénig Perfoon. Schoon egter met dit alles de Cas der Arme - Kaamer niet toereikende was om deeze ongewoone uitgaaf te fourneeren. Men had te vooren ook nooit een Doctor gebruikt by de zieken, dan in buitengewoone gevallen, maar altoos de zorg over die menfchen aan een Chirurgyn gedemandeerd. De bekrompenheid dan van die Armebeurs Was de reden , dat men my moest bedanken; en geene andere  C 18 ) reden is 'er geweest, fchoon gy die gaarn haatelyk fchynr re willen fchilderen. Nu meen ik U dan alles naauwkeurig betoogd te hebben; want de contradicrien in Uw Antwoord voorkoomende loopen een ieder te veel in het oog, dan dat ik 'er iets van behoef te zeggen, op dat deeze Brief niet te lang worde; hierom fpreek ik ook geen woord van uwe Elegante Versjes. Maarzagt! daar fchietmy nog iets in nopens pag. 25. van Uw Antwoord : het is eene uitdaaging, die gy my doet, om U nog een eenig geval, van intresfance te herinneren : en zegt my teegen een eerlyk man te kunnen overftellen , zlo ik hieromtrent in gebreeken hlyf enz. Het fpyt my, dat gy zoo fterk in uwe uitdrukking zyt ; egter zal ik geen groot gebruik van Uwe onvoorzigtlgheid maaken , om dat ik denk, dat het U vergeetén is, hoe Gy in 't jaar 1780 door een Haagel» buy van Vifites alk dag , beneevens een meenigte van Clyfteeren , en een geheele boel Opium mee voor 120 Gulden aan Muskus , uwen naasten Buurman , in zes maanden en eenige dagen, byna 600 Guldens in Reekening hebt gebragt , na dat U van te vooren al eens 20 Ducaten door dien Heer waaren betaald ; hier kreegt gy ook voort de zak , en die Heer nam den Chirurgyn Tuininga voor ü in de plaats. Ook weet Gy vast niet meer, hoe gy over de Meid van Ruurd Houtja , ( zoo ik meen Tiyntje genaamd} te Midlum, een groot kwartier van hier, gepractizeerd hebbende, daar van een Reekening hebt ingeleeverd van 70 a 80 Guldens; kunnende die geene die U de Reekening tot een duit toe betaald heeft , zeer wel naareekenen, dat Gy met uwe Medicamenten 's daags  C 19 ) 's daags een Ducaat hebt gedeclareerd, gelyk die Heei tny zelf heeft verhaald ; en fchonn zyn Ed. na de dood van die Meid , het boedekje voor de o *ergebleevene Vrienden liquideerende, uwe Reekening by een Medicinte Doctor liet examineeren, welke dezelve zeer brutaal vond , zoo als die tL-er zich uitliet, was 'er egter tog niet anders op dan betaalen. Neem niet kwaalyk, Heer Lenzius ! daar koomt my nog iets te binnen , 't geen ik U met e*:n woord moet herinneren , want uwe memorie fchynt wat kort te zyn, en daar meede ftap ik voor ditmaal van die interesfante historiën af, want ik heb geen voorneemen U voor de waereld te proftitueeren. Zyn U geheel vergeeten die meenigvuldige Vifites niet alleen, maar, zoo veel ik wel onderregt ben, geheel onnutte , by voorbeeld om een bolle te brengen enz., by VVylen Juffrouw Baukjs Roorda? Hier had (,y eene fchoone Melkkoe ! En wie weet hoe gy deeze gemolken hebt 1 en dit alleen met Vifites, want MediJ cynen , zegt men my, wilde zy zelden of nooit gebruiken* Gy waa:t immers zoo familiaar in haar kas, dat ge wist waar haar Spaarpot-Stukken lagen , daar gy U zelf op 't laatst vsn haar leeven meede gingt betaalen, fchoon deeze Reekening töen ter tyd juist geen Chirurgicaale , maar een dagelykfch'e uitfchot was. Dog helaas 1 na de dood moest gy dieDucatonsen dat mooie Gouden Stuk, 't welk gy naar Uw welgevallen zelf bad getauxeerd, weer in den boedel brengen, gelyk door proces by Sententie van hunne Agtmaarhsden, hier op den 16 November 1778 gepronuncieerd , is gebleeken. Maar, myn Heer, wy Happen hier van af, want ik denk dat gy nu wel voldaan zult weezen. Zie daar dan, myn Heer Lenzius , de onwaarheden Ba in  Cao ) in UE: Brief voorkoomende, ten mynen opzïgte , genoegzaam door het ontvouwen der omflandigheeden beweezen hebbende, behoef ik my niet op getuigenisfen van anderen te beroepen , fchoon ik dit ten allen tyde zou kunnen doen. Het fpyt my ondertusfchen in de noodzaakelykheid geweest te zyn, UEd. deezen Brief te moeten fchry* ven , om U te leeren de leugen van de waarheid te onderfcheiden. Voorts wensch ik U in 't toekoomende wat meer voorzigtigheid in fpreeten en fchryven. En ben UE. Dienaar Harlingen G. ANDREAE. den 18 April 1787.  MYN H E E 33e menigvuldige omwegen en uitweidingen , waarmede gy myne zo billyk tegen U ingebragte befchuldigingen tracht te ontwyken , verdienden zekerlyk onbeantwoord te blyven: maar dezelve gaan gepaard met zo veele afwykingen van de waarheid , en perfoonlyke beleedigingen, dat ik my om die reden genoodzaakt vjnde de pen wederom op te vatten. Dit ben ik aan myne eigene eer en fatzoen verfcbuldigd , dewyl ik andejs fchynen zou, of my zeiven niet te kunnen verdeedigen , of uit kleinschting voor het Publiek het niet te willen doen : doch ik zal het met de minst mogelyke bitterheid doen , en daarom Uwe flinklche kunstgreepen, die meestal ftrekken om des Leezers aandacht van de hoofdzaak af te trekken, aan de verlegenheid van een overtuigd gemoed toetchry ven. Deeze verlegenheid befpeurt men ook, myns oordeels, terftond , terwyl gy dus begint: Al overlang is my verhaald dat UEd, een berigt door een Brief zoude in bet ligt geeven, over het voorgevallene met den Capitein Pieter Asmus wegens den Kanker; waar over my zeer verheugde, en denzelven met verlangen te gemoet zag. Dog nu dien brief ontvangen en geleezen hebbende , ftond ik ver Held, niets van die zoo ysfelyke kwaal daarin te vinden, 't Kan.zyn, dat gy verfteld ftondt door het onwederfpreekelyk betoog van Uwe verkeerB 3 de  C H ) de handel wyze ten mynen opzichte; maar zo gy het geval van Kapitein Asmus met kundige en onbevooroordeelde oogen hebt befcbouwd , m0 st gy immers niet hebben verfleid geftaan , dat ik het voor waaren Kanker verklaarde , en myne ftelling middagklaar bewees. Het oogmerk van mynen Brief ftrekte zich niet uit tot eene Verhandeling over den Kanker: het b-rrof de mishandeling , die Gy mv hebt aangedaan, defmetten die gy myne achting heb. san^ewreeven , de achterhoud..mhpid , waarmede Gy de vier Heeren Doctoren hebt willen verblinden, en al wat verder hiermede gepaard ging. Dir hadt gy moeten verwachten , en hierop hadt gv moeten antwoorden: maar indien ik eens op het allerganttiefle onderffel dat de gemelde mishandelingen uir overyling gefprooten zyn, kan ik ook duidelyk begrypen, hoe zeer Gy moest verfleid flaan by de bedaarde herinnering van dit Uw gedrag • en noch veel duidelyker, hoe zeer de noodzaakelykheid van hetzelve te verantwoorden U in verlegenheid moest brengen. Maar moest ik , moest het Publiek niet in een tegen overgeflelden zin verfleid flaan ; dar gy deeze ganfche verantwoording vaaren laat, en in plaats van ten minden iets tot Uwe verfchooning in te brengen, eene menigte van zaaken aanhaalt, die niets met ons ver fchil gemeen hebben? Moesten de Heeren Doktoren in het byzonder niet verft,ld flaan , dat gy zo veei moeite genomen hebt om elk maar in het voorbygaan een veeg uit de pan te geeven, en Uwe eigene bekwaamheid op eene belachelyke wyze te verheffen? Hebt gy altyd getracht de pligten van Uw beroep 'te vervullen; zo vraag ik of gy onder die pligten niet telt  ( n ) relt eene kordaate, en ongeveinsde behandeling van Uwe Kunstgenooten ? Ik vraag of gy in, het bepaalde geval, den Patiënt allereerst '^zoekende , niet terftond hadt moeten zeggen: Ik wil. wei, in het hyzyn van de Reus, ah die het verhand afmept, het ongemak eens zien, en met (jent daarover raadpleegen. Zulks is niet gefehied: waarom niet?'dat moest, gy verklaard hebben. Immers durft gy niet ontkennen, dat dit een allerredelykst gebruik onder aïle braave Kunstoefenaars is, en dat Gy op Uw beurt hetzelfde van een ander zoudt begeeren. Gy hebt eene Confultatie belegd : zeer wel. Maar niemand van ,het Gezelfchap heeft geweeten dat deeze Confultatie door U belegd ^ was. Waarom -verzweegt Gy dit? Waarom het ten minften niet aan my geopenbaard 1 Waarom niet aan den Heer Andreae , die immers by den Lyder in geene ongunst was ? Waarom.ook by de Confultatie aan niemand te kennen gegeeven dat de Lyder reeds te vooren door U bezocht was ? Ik zal by dit gedrag niet langer fülftaan , dewyl het reeds in mynen voorjgen Brief verhandeld is* Daarenboven antwoordt de rieer Andreae voor zich zeiven, en de overige Heeren kunnen 't zo befchouwen, dat zy min of meer flechts van ter zyden in het geval betrokken zyn ; hoewel zy U dan inderdaad geene geringe gunst bewyzen. By deeze Confultatie hebben de Heer Andreae en Ik aan de Heeren bekend gemaakt, welke middelen wy hadden gebruikt , waaronder ook loodmiddelen , met naame het Saccbarum Saturni, gelyk gy nader in myn Btief kunt zien, Maar deeze middelen hadden ons niet voldaan; om welke redenen wy de Infufie , daar voorgefteld , gebruikten. Inwendig hadden wy B 4 den  den Cort. Peruv. gegeeven. Wy hadden het genoegen dat deeze behandeling van allen wierd goedgekeurd , en men befloot eenpaarig op denzelfden voet voort te gaan, tot dat 'er onzes oordeels eenige veranderirg zou moeten gefchieden. Ik beroep my op de getuigenis der vier Heeren Doctooren. Wel is waar dat de Heer stïl voorftelde, by gelegenheid den Sp. Sal. Marini, en de Heer coupeh us den Sp, Sal, Antmon. c. Calc. Fiva, te beproeven. Doch bek'e in deezen zin, dat men daarby verandering naoer over fpreeken, en vooreerst met onze ' meergemelde Infufie voortvaaren zou. In geen anderen zin hebt Gy ook van Uw Aqua Fegeto - Minera/is gefproken; hoewel dit laasiTe noch n:aar op ftraat, na het fchc iden van de Confultatie', gefchied is. iva zo veel van bet voorafgaande gefproken te heb» ben, zal ik thans onmiddelyk tot Uwen Brief overgaan , en ü de misflagen , daarin voorkomende, aantoonen , doorgaans in dezelfde orde als zy ejkan. deren opvolgen. tl. 5- Verhaalt Gy dat de Vrouw U gezegd hadt, dat ik met een lachend wezen tegen haar Man zou gezegd hebben, dat hy daar noodzaakelyk aan moest fterven. Ik ontken ten allerfterkften dat met een lachend wezen te hebben gezegd , en denk ook dat geen mensen t die my kent , dk zal gelooven. Ik heb hem met een zeer aandoenlyk hart gezegd , dat zyn ongemak onherftelbaar, ja doödelyk was; en kreeg tot antwoord, dat hy de dood meermaalen voor oogen had gehad, maar dat God hem telkens had bewaard. Ook heeft hy zich eenige dagen zeer gelaaten getoond tot op den dag der Confultatie ; wanneer hy, denk ik , door den een of den ander is opgezet geweest. Ook  C 25 ) Ook het ik "niet gezegd van 8. of 10 dagen ; het kon mogelyk zyn van weeken , doch daar ftaat my niet van voor. Bh 6. 't Geen men hier vindt noopens de Confultatie , heb ik reeds in myne vooraffpraak verhandeld. AHeei. lyk heb ik oocH op deeze woorden , de Vergadering ivi-rd zeer fchielyk gefcheiden enz. tot antwoord, dat Gy , in dit gevoelen zynde , zulks by tyds hadt moeren zeggen , wanneer wy eene aparte kamer konden verzocht, en daar een uurtje gezeten hebben. B!. 7, Handelt Gy my zeer ontrouw, met te zeggen , Daar beeft UEd. verbaasd misgetast, want was volftrekt onwaarheid , daar UEd. beter geboord bad ; hond immers uw middel wat veranderd hebben. Ik had de vryheid niet, zonder gewigtige redenen , om h$t middel, dat 's Morgens bepaald was, des Avonds te veranderen , gelyk Gy 's anderen daags raar uw eigen goeddunken hebt gedaan , zonder aan iemand van de Heeren Confultanten de minde kennis te geeven ; terwyl gy U zelfs by den Heer andreae geliet als onkundig, dat zyn Ed. nevens my den Lyder hadt behandeld. Maar de zaak was fraaier van gedaante, onder deezen fchyn, dat ik U tot adfistentie geroepen had. Hoe zyt Gy toch tot die verwaandheid gekomen? Neen ,r Myn Heer! wy hebben met eikanderen beflooren frat 'er moest gedaan worden, en' dit waren wy verplig't in het oog te houden. BI. 8. Zegt gy, dat Dr. andkeab daar niet verzocht was, en zelfs dat ik bem bad mede genomen zonder Confent; als mede , dat de Lyder altoos tot den H^er couperus gewend was. Op deaze twee B 5 punten  C 2<5 ) punten dient U de Heer Andreae , bi. 3 en 4 van zynen Brief, zo wel, dat ik ser me:s behoeve by te voegen. BI. 0. Verklaart gy , dat ik U zou gezegd hebben , twee Doctooren te hebben gefproken , die opentlyk verklaarden het zeer kwaalyk te zullen neemen , indien een ander Chirurgyn de handen aan den elendigen Lyder Jloeg. Hier verdraait gy myne woorden. Ik heb U gezegd dat deeze Doctooren zeer verwonderd waren , toen ik hun verhaalde dat ik 's daags te vooren van den Patiënt voor myne dienften was bedankt geworden. Waarby zy voegden , niet te gelooven dat 'er iemand van de Confultatie zou kunnen gaan buiten myne voorkennis , voor zo verre myne behandeling van allen was goedgekeurd. Of dit niet genoeg waare, laat gy 'er op volgen: Een zoo zeer elendig menscb nog elendlger te doen -worden: hoemogt dat over uw hart, hem van alle hulp ontbloot te zien. Verfchrikkelyke lastertaal , die daarenboven als heet zand aaneen hangt? Ik was, dit weet gy immers, van den Patiënt bedankt ; wat dienst zou ik hem tegen zyn wil en dank toch kunnen doen ? Hoe zou dat ook te pas komen , na dat gy reeds waart aangefteld ? Wel is waar , dat ik , des Zondags Morgens by U zynde , zulks noch niet wist; maar toen was het buiten tegenfpraak Uw pligt geweest my hetzelve te openbaaren. Hier hebt Gy niet alleen geen woord van gerept , maar zyt ook ftraks daarna, vlak tegen de Confultatie , zonder iemand van de Doctooren kennis te geeven, tot Uw geliefd middel overgegaan. BI. 10. Voert gy my te gemoet, daar gy Uwe flin- kende  (*d kende prop plukzel maar liet zitten , volgens V eigen getuigenis van des overleedenen Vrouw, dat, wanneer gy baar vroegt 3 zit de prop 'er nog in, en de Vrouw zulks met ja beantwoordde, zei de UEd, laat bem dan maar zitten. Dit is met een glimp van waarfchynlykheid voorgefteld , die echter geen menfchen van verftand en oordeel bedriegen kan. Het was immers, zo men U gelooven moet, een prop , en geen kleine wiek j dus behoorde ik dezelve zeer we! te kannen 'ien. Ik verbond tweemaal 's daags den Lyder zelf eh maakte het verband los; dus kon ik zelf wel zien of'er een prop in was of niet, en behoefde 'er de Vrouw niet naar te vraagan, veel min te zeggen , laat bem dan maar zitten, juist als of dan ook het verband door haar , en niet door my » ge« fchiedde. Verder, zegt gy naar waarheid , liet gy maar doeken nat maaken, ( in onze Infufie ) is dat niet ten^ boogflen te wraaken , is dat Vrouwenwerk -, zoo een zwaarwigtige zaak te behandelen , zoudt gy zelf wel zoo behandeld willen weezen ? Ik zeg volmondig Ja. De Vrouw deed in myn byzyn niets anders dan de doeken nat te maaken , gelyk zy van my had gezien ; zy gaf ze my vervolgens over , en ik leide ze dan zelf over het plukzel. Dus had ik gelegenheid om ie zien of het wel was ; en dit zo zynde , waarom zou zy, by haar eigen verkiezing, daartoe gehard zynde, op de twee andere tyden van den dag geen los plukzel genat in de wonde kunnen brengen , en een natten doek daar over heen leggen ? Ik heb nooit gezien of haar verband was goed. Zy behoefde 'er niet in te fpuiten , of het plukzel met een Stilet 'er in te diukken. Dit mag Uwe behandeling zyn , 't is vcor-  voorzeker de myne niet, die zich in zulke gevallen tot zacht plukzel bepaalt. Ik wil gaarne aan het oordeel van ervaarene Genees- en Heelmeesters Hellen , welke manier de beste zy; maar ik weet zeer zeker dat de beroemde Verbandhuistneester bklloste Opperheelmeester van 't Koningklyke Leger - Ver* bandhuis in Italië, de Uwe grooteiyks mispryzen zou. Bi. n. Verhaalt gy dat de Heer andiiüae zou gelegd hebben , dat zyn Ed. altoos voor de Myrhe was geweest, en trekt daaruit een valsch bellu! , als of wy te vooren zeer weinig gebruik van de Myrrhe hadden gemaakt. Wist gy niet beter uit onzen eigenen n ond ? Wy hadden de Heeren duidelyk gezegd , dat wy de Tinctura Myrrbae in onze Infufie hadden. BI. 14. Denkt Gy dat het niet onmogelyk was de volgens Uw zeggen merkelyk verkleinde zweer tot de kleinte, van eene groote Fontenel te brengen. Gy denkt het niet alleen, maar beweert het zelfs: bewyst gy 't ook ? dat vind ik nergens. Als ik uit myne ondervindingen iets mag befluiten, komt het my vollfrekt onmogelyk voor, en dit geval verfterkt my insgeiyks in het zelfde gevoelen. BI. 15 Zegt gy , maar zo ver ik geloof dat 'er middelen voor de Kanker zyn, dog van ons niet ontdekt enz. Zo lang blyft dan immers de Kanker ongeneeslyk. Hier verraadt gy U zei ven wat al te leeiyk, en wettigt volkomen 't geen ik in myn eerften Brief, bl. 7. van U gezegd heb, als wel weecende dat het een waare Kanker was, om welke te geneezen gy den Lyder meer beloofd bad, dan gy zelf wist, dat gy kost volbrengen. Maar gy voegt Jai by, zo is en blyft bet onze pligt  C 29 ) pligt dezelve door proeven te onderzoeken , waar zy te vinden zyn ; ik zal ades werkflellig maaken, zo veel ik 'kan, om zodanige ysfelyke ziekte tegen/land te bieden , en alle myne proeven waereldkundig maaken, om de elendige Lyders van hunne kwaal te verlos/en. Dat is wel gezegd, indien wy 't op eenigen grond van waarfchynlykheid kunnen doen ; en hadt gy die welgegronde verwachting van Uw Aqua Vegeto Mineralis gehad , zo hadt Gy by de Confultatie hetzelve met den vereischten nadruk kunnen voordellen. Maar dit middel, myn Heer, is zo wel als veele andere, by de beproeving van kundige en ervaarene Heelmeesters, onnut bevonden. Zie onder anderen de Chiiurgefche Warnehmungen van j. l. schmuc ker, Koningl. Pruisf. Eerfte Gener. Chirurg, enz. fl Deel Die Goulardfcben Bleymittel, die Belladonna und Cicuta, zegt de Schryver, im of ene krebfen onwurchfam befunden. Dat gy dit niet wist, was U echter niet kwaêlyk te neemen. BI. 18. Vraagt gy zelf tot myne groote verwondering , waartoe dient tog een Confult, als om met malkan* deren maatregels te neemen , wat 'er dient gedaan te worden , tot berftel van den Lyder ? daar gy alleen met Keizer afgeweeken zyt van het geen 's daags te vooren in dat Confult beflooten was. Ik heb dit reeds te vooren aangemerkt; hier dwingt gy my het te herhaalen. In mynsn eerften Brief heb ik het noch uit discretie willen voorbygaan ; maar Gy ftapelt zo veel onbeschaamdheden op eikanderen, dat men waarlyk niet meer weet hoe men, behoudens zyn eigen fatzoen , U eenige hcuschheid bewyzen zal. Vei oer ïcgt gy dar de Memorie my parten fpeelt in het g^.- 'al vau Izaak Fokkes. Ik beken dat ze niet meer  ( 30 ) meer zo goed is als voordeezen. Maar laaten wy 't geval beicrouwen. In den jaart 1768 den 8 Octv'ber, zegt gy, vertoonde my die man zyn Lip , welke met een Kanker uitwas, Copent moest Gy 'er by gezet hebben, mogelyk door gebrek van Memorie vergeeten ~)ter grootte van een Paardeboon, —- ikondetzogt de LalMhren, welke ik bevond aan den eenen kant verhard te zyn in de diepte, en zyne oogleden waren niet vry van ontjlecking: Het is wel mogelyk dat Gy aan de familie hebt gezegd, dat in de diepte verharde klieren zaten , zo wel als gy zegt zulks tegen my gezegd te hebben, zonder twyffel om vande operatie onillaagen te weezen. Maar indien ik vtrharde klieren had ontdekt, zou ik niet geopereerd hebben i en, zo ik anderszins het naauwkeurig onderzoek naar die omftandigheid vergeeten kon ik zou het ten minften in dat geval hebben 'onthouden, om dat ik , naar uw zeggen, gewaarfchuwd was! Verder fpreekt gy van ontfteekene oogleden : dan is volgens Schmucker het ongemak ongeneeslyk. Evenwel,gy wilde hetgeneezen; jahet ongemak was twee derde zegt gy, kleiner geworden. Dus blykt my, dat uwe' geheele redeneering verward is : toon eens één geval van die natuur, dat geneezen is. Neem niet kwaêlyk dat ik hier op myne beurt Uwe memorie verdacht houde; want toen ik de Operatie deed wasaan den hals geene hardigheid te vinden. Dat onderzoek vergeet ik nooit; hetzelve is my niet minder eigen dan het leggen van een laatband boven den elleboog, als men in het buigen des arms moet aderlaaten. Wat belangt de roodheid der oogleden, of derzelverontfteeking, daarvan kunnen de Heeren styl en and rea e, die by de Operatie geweest zyn, zo weinig als ik, zich iets te binnen brengen. En zo 'er geene andere redenen tegen de Operatie waren, zou men ze daarom niet hebben moeten ftaaken. j^.  ( 31 ) Ik kan niet anders denken, of Gy zult dit hebben geleeezen in de Waarneemingen der Gezwellen, door H. Damen gedrukt 1780., BI. 35. alwaar Da men uit Schmucker, zegt : In myne iangduurige praktiek heb ik, daar my zeer veele gevallen van deezen aart zyn voorgekomen, altoos waargenomen, dat, wanneer de kleins Klieren der Oogleden by knoengezw ellen ontftooken wierden, het kankeragtig vergif niet meer plaat/elyk, maar door het geheele Lighaam verfpreid was. Ik heb verder opgemerkt, dat, al liep in zulke gevallen de operatie nog 'zo wel af, zich echter na verloop van eenige jaaren op nieuws verharde klit* ren onder den Oxel opdteden, .. dat het lidteken door de fcherpte van het kankeragtig vergift weder openbrak, en op geenerlei wyze kon geneezen worden. De Boeken van Schmucker zyn in 't jaar 1775 eerst in 't Hoogduitsch uitgekomen, nadatUE., die zelf belydt nooit geopereerd te hebben, die aanmerking reeds in 17(58 hadt gemaakt. Maar indien Uwe liefde voor het menschdom waarlyk zo groot was als gy zegt, waarom my dan deeze kundigheid niet vroeger medegedeeld , daar gy zeker genoegzaame aanleiding toe hadt, als wel weetende dat ik van tyd tot tyd gewoon was in tegenwoordigheid van U en anderen te opereeren? Wat ondertusfehen de zaak zelve betreft; de Heer Damen getuigt veel crediet voor den Schryver Schmucker te hebben, maar de bevestiging van het gemelde by eigene ondervinding niet te hebben gezien» Gy voegt 'er by, dat het ongemak, 't welk de groot* te van een Paardeboon had gehad, in drie weeken wel twee derde kleiner was geworden: toen bleef hy weg \ Hoe is het mogelyk, zou men zeggen, daar het ongemak zo veel kleiner was geworden , dat de man kon weg blyven, en zich vervolgens aan eene zo gevaarlyke Operatie overgeeven? Toen hy by my kwam , had het de grootte  C 3* ) grootte van een Nootemuskaat, en zal de Heeren StyL en Andreae, denk ik, noch wel als zodaanig voorjftaan. Hy verhaalde my dat hetzelve onder Uwe behan. deling merkelyk was toegenomen. BI. 19. Zegt Gy, om bem voor erger worden tehewaaren, keurde ik voljlrekt de Operatie af, en gaf hem, op het geleide van den Heer Capito, te vinden in de Geneeskundige Bibliotheek, Ifte Deel, <^de Stuk, pa*. 507 , de Veertiende Waarneeming , van een Kankeraglise ver» zweering, die door het gebruik van de Acet Litarg. geneem zen is; een jlerk afkookzel van dit Goudglid, en liet den Lyder daar dikwyls het uitwas meede betten, waar door het in drie weeken i9el twee derde kleinder zvas geworden, Deeze geneezing fchryft Gy toe aan het fterk af kookzel van het Goudglid , zonder daarby te voegen het in- en uitwendig gebruik van de Cicuta , 't welk de Schryver uitdrukkelyk meldt. Dit zal een foutje van uwe Memolie zyn , want van bedrog behoort men U niet te ver? denken. Doch het is zeker zonder vergrooten waar, dat de Cicuta tegen Kankerkwaaien en Scrofulen wel tienmaalen wordt voorgefteld, tegen het Acet. Litbargyrii ééns. Het doet my ook vreemd, daar dit middel van Capito eerst in den jaare 1775 "m de Hollandfche taal is in het licht gekomen, dat Gy hetzelve reeds in 1768. op het geleide van dien Schryver aan Izaak Fokkes hebt gebruikt. Niet minder verwondert my dat Gy noopens de bevinding en het gebruik van dit middel niet tegen my gefproken hebt, toen ik U , ongeveer voor twee jaaren, verhaalde , dat ik door het Acet. Lithargyrii een Zakkedraager had geneezen van eene kwaadaardige Ulceratie aan het onderfle ooglid , welke perfoon van den Heer Styl is bezigtigd. Insgelyks heb ik U gefproken van eene Vrouw, met eene kwaadaardige Ulceratie aan het been , boven de knie,- aan welke ik het had medegegeeven naar Amfterdam, zonder naderhand  C 33) hand eenig bericht van haar te verneemen. Gy hebt my ook hierop ^hiets van Uwe bevinding medegedeeld. Uit dit alles kaïi nu blyken , dat ik dit middel, in het algemeen gefproken, geenszins veracht; maar dat ik het in de zwaarfte gevallen met recht als onvoldoende mag befchouwen, blykt nader uit het voorbeeld van een aanzienlyk Koopman te Sneek, die aan het Ooglid een diergelyk ongemak als het voorgemelde heeft, hetwelk ik reeds een jaar of twee met dit middel heb onderhouden, maar tot geene geneezing kunnen brengen. Zo veel doet het maar, in gevallen die wel kwaadaardig zyn, maar die men echter noch niet voor Kankerachtig kan verklaaren. De Heer couperus kan getuigen wat dit middel in een waaren Kanker heeft gedaan by den Vader van Rauwer da, dien ik het met bewilliging van zyn Ed. heb toegediend, Niets, myn Heer! volftrekt niets. Maar ik weet naauwlvks meteen bedaard gemoed te ainwoc^c^'of^ièT^neGy my vervolgens te gemoet voert : Gy gingt, zegt gy , maar voort, en namt door bet Staal den Kanker weg, ten koste van des Lyders leeven, (ik zeg neen ; maar, was iet mogelyk , om den Lyder in het leeven te houden ) dewyl kort daarna de Halsklieren zig openbaarden, en de elendige Lyder door een onbezonnen Operatie , die hem de dood aaribragt, is gefiorven» Daar hy door myne handelwyze nog Jaaren koude geleefd hebben, zoo niet geneezen zoude worj den. Zo dit waar is, moeten jle Heeren styl, s t instra, en andreae wf zeer onkundig of onbedachtzaam geweest zyn, dewyl deeze zaak onder hunne $ogen gebeurde. BI. 20, Vaart gy dus voort : Altoos heb ik getragt C »JW«  ( 34 ) ptyne arme Lyders door middelen te herftelkn , en dat élendige Staal gemyd. Heilzaam staal! zeg ik. Wat worden door eene kundige hand niet al blinden ziende gemaakt,door de Paracentefis niet al bloed en etter uit de borst of buik ontlast, fteenen uit de blaas en fchacht gefneeden Water uit de Blaas geloosd , Vliesgezwellen geope' reerd, vingers , duimen en handen afgezet; als mede Kankers, zo aan Borften , Lippen, als anderszins, met den gelukkigften uitflag weggenomen. Ik ontken geenszins dat veelen na eene welgedaane Operatie fterven ; maar ik zal U overvloedig bewyzen dat veelen door eene welgepaste Operatie behouden worden, die anders , naar alle menfchelyk begrip , ellendig hadden moeten fterven. En hoe durft Gy zeggen, zie bl. 20 en 21, dat 'er nooit in Uwe 54 jaarige Praktiek een eenige geweest zy, die het afknotten der deelen be. noodigd had ? Weet Gy San niet meer dat ftl ffor^li yfcjgr jn Doopsgezinde Weeshuis onder Uw beftier geweest is zekere Hendrikje met eene Spim Vm_ tofa aan de vinger|, welke vervolgens voortliep tot in de Hand? Had UE. by tyds den vinger weggenomen, dan had zy haare hand, en drie vingeren met den duim, kunnen behouden, daar zy nu de geheele hand heeft moeten misfen , en echter, na dat die Operatie door my verricht was, noch verfcheiden jaaren in gezondheid heeft doorgebragt. Ik zal, niet om te roemen, maar alleenlyk om my voor het Publiek , dat ikmrbiedige, te verantnoor. den, hierop eenige door üiy van tyd tot tyd gedaane Operatien laaten volgen. Dezelve zyn doorgaans van een  ( 35 ) een goed gevolg geweest, hoewel ik gaarne beken dat ook eenigen na de Operatie geftorven zyn. Die my dit wil toerekenen, moet nimmer den Regel van Celfus gehoord hebben, dat het beter ist in 't uiterftc gevaar een hachlyk middel te beproeven , dan niets te doen. In i7fo heb ik Sent Barteles het been boven de knie afgezet. Hy leeft noch, zo ik niet anders weet. In 1760 eenen K insgelyks boven de knie, waarna hy verfcheide jaaren in gezondheid heeft geleefd. In 1765 heb ik eenen Jelk Franfen , fchoon hy al een oud Man was, den arm dicht aan het gewricht der Schouder afgezet, en zonder héchten , zonder bytof brandmiddel, alleenlyk door éen gepast verband den Bloedvliet geftelpt: daar anders zodaanige middelen, vooral de hechting, by ervaarene Heelmeesters overal aangepreezen worden. \' »|3»yW**ffiysgMg deezen hebt Gy zien opereeren : en thans durf ik U tarten my te toonen , waar ik het onnut of niet wel heb gedaan. Doch Uwe goedkeu^ ring , myn Heer, heb ik geenszins van nooden, dewyl'ernoch veele kundige menfchen in leven zyn, die deeze zaaken, zo wel alsGy, heboen bygewoond, en met opmerking gadegeflagen. De nuttigheid van het Staal is niet minder gebleeken , toen ik voor 20 Jaaren, of daaromtrent, eene Juffrouw op eenmaal 180Ponden water, a 32 Loodieder, door de Buikopening aftapte, waarvan in de Republiek anders geen voorbeeld gevonden wordt: Deeze Juffrouw leeft noch zeer gezond. Vergun my het volgende hierby te voegen. Den 26 Mei 1776 wierd myne adfistentie verzocht door C 2 den'  C 36 ) den zeer Gel. Heer v. couperus en den Chirurgyn cLEEBE,by eenen Sipke Hendriks, die twee dagen te vooren in de Nieuwe Kerk zodanig met zyn Scrotum en Perinaeum op den rand van een plank was gevallen, dat hy, behalven andere .toevallen, geen druppel Pis kon ontlasten. Alle aangewende middelen waren vruchteloos, en men kon geen Catheter in de Blaas brengen; de buik zwol meer en meer op, en wierd geduurig pynlyker, terwyl de Lyder koortzig wierd, met benaauwdheid worflelde en delireerde. Toen flelde ik aan de Heeren couperus en stinstra Voor, ter ontlasting van het water, eenIrolcar boven het Os Pubis in de Blaas te brengen , vermits men in het Perinaeum, wegens de bezeering der achterfte deelen, geene opening kon maaken. Deeze Operatie wel gelukt zynde, is van eene volkomene geneezing gevolgd, en de Lyder leeft nog. Dit zy voldoende noopens 't gebruik van het Staal in het algemeen. Of, indien het voor U niet geq.oeg is, lees dan, bid ik U, de Verhandeling ""van" den fchranderen Heer d. gesscher, over de beilaan. baarheid en noodzaakelykheid der afzetting, in verfcheiden Heelkunflige gebreken. Ik weet wat bilguer en tissot gefchreeven hebben over het zeldzaam en byna onnoodig gebruik van het afzetten der ïeaemaaten. Ik denk dat het gezag van die Heeren by U van groot gewigt is , maar ik twyffel niet, of gy zult door de kracht van redenen , welke de Heer gesscher met zo veele nuttige Waarneemingen ftaaft, beter overtuigd worden. Ook zal U bekend zyn dat door den Chirurgyn flietner 14 a ij Lyders, gekwetst in de Batailje van Doggersbank, de  C 3/ ) ledetmaten zyn afgezet, en, op een of twee na, allen zyn geneezen. Thans wordt het tyd om nader te fpreeken van Operatien op Kankers, en wel byzonder aan de Lip, om dat die onmiddelyk tot dit onderwerp behooren. Eer ik aan haak Fokkes de Operatie had verricht. heb ik een groot Kankerftuk uit de onderfte Lip van eenen Sikke Poorthoer van Achlum genomen, en hem gelukkig geneezen. Ook van een Mansperfoon van Workum , by den Heer styl byzonder bekend ,• dien het ook zeer wel heugt dat ik vooraf den hals naauwkeurig heb betast, en den Lyder gevraagd of hy aan den Arm, of elders , eenige hardigheid had» Deeze Man is ook volmaakt geneezen, en reeds bejaard zynde, drie of vier jaaren daarna, aan ziekte geftorven. Noch moet ik fpreeken van een geweezen Schipper Ruurd Takes , die een afgryslyken Kanker aan zyn onderfte Lip had. Deeze was reeds eenmaal te Leeuwarden geopereerd geweest , maar het ongemak ver. hief zich op nieuw zo zeer, dat ik genoodzaakt was de geheele Lip, tot de kin toe , weg te neemen. De Lyder heeft jaaren daarna geleefd , zonder dat zich ooit iets wederom van die natuur openbaarde. Zie ook een zoortgelyk voorbeeld by eileman, LXï Aanmerking, en ulhoorn in zyne Aantekeningen op heister, bl. 77a. Dus heb ik U getoond verfcheidene gevaarlyke Operatien met gelukkigen- uitilag te hebben gedaan , en altoos, 't geen ik hier wel mag herhaalen , met overleg en toeftemming, ja dikwyls in het byzyn, van bekwaame en beroemde Geneesheeren , Doctooren , C 3 Pro*  C 38 ) Profesforen enz; Thans moet ik U echter ook over- * tuigen dat ik in zaaken van dit gewigt cmzigtig ben geweest, en niet op eene roekelopze wyze myne toevlugt tot het Staal heb genomen, als ik dacht dat 'er een zachter weg was opengebleeven. Te Workum wierd ik ontbooden, om eenen Man het been af te zetten, als ik het noodig achtte ; maar keurde het af. Te Tzumarum is hetzelfde gebeurd. Deeze beide gevallen heeft de zeer Geleerde en Wydberoemde Heer g. c oor mans bygewoond. De beide Lvdeis zyn geneezen j maar by den eenen is de Metatharfm afgefcheiden. In den jaare 17S5 heb ik zonder afzetting geneezen de Vrouw van Uiike Hanfes, welke, een ongemak aan de borst het.b-.nde, reeds door drie Amfferdamfche Geneesheeren en drie Heelmeesters verweezen was , om de afzetting te ondergaan. Een onbekend Vriend, van dit geval bewust, heeft hetzelve te boek gefield by het Genootfchap servan dis civl bus Negende Deel, Inleidend Vertoog bladz. 48. In 1770 kwam Ritske .... van Oosterbierum by my, met zyne Vrouw, die al zedert eenigen tyd eene verharding had aan haare ééne borst. Ikiprak van geene afzetting, 's Anderen daags irokken deeze lieden naar Leeuwarden , j alwaar een zeer bekwaam Medicus, tot hunne groote ontfteltenis, de afzetting aanried. Toen verhaalden zy dien Heer by my geweest te zyn , en een geheel ander advys bekomen te hebben; waarop het antwoord was dat zy zich akyd op mynen laad mogten betrouwen. Zyn Ed. recommandeerde dus de Lyderes aan myne voorzorg, en verzocht in het vervolg van my nader bericht te mogen hebben. Eenigen tyd daarna aan dat verzoek voldaan hebbende , omring  ( 39 ) omring ik tot antwoord eenen beleefden Brief, waarby die Heer verklaarde, in deezen, meer vertrouwen op my can op zich zeiven te hebben. Ook is de Vrouw zonder.afzetting geneezen , en leeft nog. Üen foortgelyk geval heb ik in 1771 by zekere Juf» frouw inonzeProvintie met een allerervaarenden Geneesheer gehad; maar ik wil deeze lyst niet langer maaken. Zie daar, myn Keer! dit zyn daaden, proeven op defom, onwederfpreekelyke proeven; geene gispngen, meeningen, of bloote befpiegelingen van een weelig vernuft- Gisfing en meening, beken ik, moeten voorafgaan ; want onze Kunst is , gelyk alle menfchelyke Kuhften en VVeetenfchappen, feilbaar. Ik ben ook niet verwaand genoeg om te zeggen , dat myne onder* neemingen altoos even gelukkig geweest zyn. Ik heb Operatien gedaan, daar de dood op volgde: 'k zal dit nooit verbloemen ; maar in zodaanige gevallen heb ik nooit geneezing beloofd. Stel hier nu tegen, zo 't U blieft , het geval dat gy bl. 22. verhaalt , van eenen Lyder dien gy geneezen hebt, fchoon hy te vooren getrakteerd was door dien Heer, welke benevens my by Izaak Fqkkes, was geweest , wiens ,oordeel was dat 'er geen andere weg dan de afzetting overig was. 't Was de Hooggeleerde Heer de Lille: doch dat geval is ten eeren maale buiten my; of moet ik 'er in betrokken worden , om dat die zelfde Heer met my in een ander geval heeft overeengeftemd! wat vreemde zamenhang is dat? Stel mede , zo 't U lust, tegen het voorgemelde over Lolke Swaal en den Koopman Volhrt Pieten Schelling' wouw, welke beide gy langer zoudt hebben doen lee» ven, als dezelve eene ftrikte dieet gehouden hadden. Door het 01. Myrrb, per deliquium, moet ik immers denken, C 4 want  want gy fpreekt 'van geen ander middel. Wel! dan zou 'er evenwel dit op uwe behandeling by den Kapitein Pieter Jsmus te zeggen vallen , dat Gy daar zofchielyk gereed waart om de Myrrhe te laaten vaaren. Hy dronk immeis Karnemelk , en hield eene zeer goede dieet. Waarom deedt Gy dien goeden Man niet langer leevenl Het 01. Myrrh. per deliquium was ook vruchteloos gebruikt by de Wrat van den Eerwaarden Heer N. N., waarvan Gy bl. 24. gewaagt. Die Wrat is geneezen: maar ik heb op dit geval twee of drie vraagen te doen. Was hy Kankerachtig? Waarom hebt Gy hem dan in den eerffen opflag, volgens advies van de Heeren C 0 0 pmans en Styl, met defchaarafgeknipt? Naderhand wies hy wederom uit. Ik vraag op nieuw, was hy Kankerachtig? Waarom hebt gy hem dan op myn advies afgebonden? Deeze afbinding is van een goed gevolg geweest, en vervolgens wil ik niet tegenfpreeken dat Uw Extract. Goulardi de geneezing heeft volbragt. Maar was de Wrat Kankerachtig? die vraag blyft over, en gy weet dat wy allen daar niet gelyk over gedacht hebben. Daarenboven hadt gy, in Uw vei haal noopens dit geval, niet moeten verduisteren, dat deeze Wrat reeds byna vier maanden door U behandeld was, toen ik tot Uwe adilstentie geroepen wierd. Voorts is het eene welbekende zaak dat Kankergebreken dikwyls een langduurig beloop entraagen voortgang hebben , waarvan het reeds gemelde geval van Rauwerda een fpreekend vooibeeld oplevert; maar gy zyt te kundig, om ook niet te weeten dat het tegendeel dikwyls plaats heeft, ja dat zulke voorbeelden zeldzaam zyn. Vergelyk nu , zeg ik nochmaal, onze wederzyds bygebragte zaaken, en zie of het U betaamt'my te befchuldigen van onkunde, onachtzaamheid, wreedheid , kwak-  (41 ) kwakzalvery, of wat dies meer is. Ondertusfchen zal ik, om ook den Leezer noch wat beter daartoe in ftaat te (lellen, den draad, dien ik om deeze noodzaakelyke uitweiding moest laaten vallen, wederom opvatten, en U voet voor voet volgen; met dit meerdere gemak, dat ik verfcbeidene reeds aangeroerde zaaken zal kunnen vcorbygaan, gelyk mede verfcheidene andere, die men na het voorverhandelde van zelfs begrypen zal geen antwoord waardig te zyn. Laaten wy ter goeder uur met Socrates beginnen." Gy zegt bi. si. zeer wel, dat gy U altoos naar zynelet ter verbetering -wilt fcbikken , en die navolgen. Ik acht het niet ondienftig hierby aan te haaien dat Socrates, gevraagd zynde waarin de Geleerde van den ongeleerden verfchilde , ten antwoord gaf: In betzelfde opzigt als de getemde van de ongetemde Paarden. BI. 24. Stapt Gy van de loodmiddelen af, die ook lang genoeg het voorwerp van onze befchouwing geweest zyn , met deeze gewigtige waarfchuwing, dat zy moeten met oplettendheid gebruikt worden; want zoo niet , zou de eene zynen Lyder verliezen en de andere denzelven her/lellen, door een en hetzelfde middel, dat bier helaas te veel'gebeurt, enz. Welnu, ik hoop dat Gy ten minften deeze middelen by Asmus te recht zult gebruikt hebben, terwyl ik my verblyde, dat het gebruik , 't welk wy te vooren by deezen Lyder van zodaanige middelen gemaakt hebben , noch al onopfpraakelyk is gebleeven ; en ga dus met Q over tot zaaken van een geheel anderen aard. Ordenshalve moet ik te rug treeden tot BI. iu» daar gy het geval van jfanke Gerrits verhaalt. Deeze Vrouw zegt gy 13 a 14 weeken de Patiënt geweest te zyn van den Heer Couperus en my; waarna wy, het bod ten einde zynde, haar aan den Hooggel. C 5 Heer  C 42 ) Heer Camper zouden overgegeeven hebben, 't Gaat " myn begrip te boven, myn goede Heer L È m s i u s , hoe gy 'er toe komt om zuike onwaarheden te fchryven Ik betuig in alle oprechtheid, dat ik by het leezen van deeze plaats niet wist wat mensch het geweest wasmaar ik wist zeer wel dat ik nooit met den Heer Couperus zo lang had gegaan over een Patiënt met dergelyk een ongemak aan de Keel. Z.lfs heb ik noch fa het voorleeden jaar over een ongemak aan haaren arm gegaan, zonder te herdenken aan het voorgaande, dewyl ik daar geene letter van geboekt had. Met veel nafpooren ben ik gewaar geworden dat zy de door U bedoelde perfoon moest zyn, en daaV kan ik U .zonder den juistentydte willen bepaalen, 'twelkmy wegens de geringheid van het geval onmogelyk is, dit van zeggen: dat ik, voor eenige jaar by haar geroepen zynde, haare keel en hals opgezwollen gevonden heb, welke toevallen echter door het aanleggen van een pleister fchielyk bedaarden. En dit is 't ganfche geval, waarvan Gy een zo verbaazenden ophef maakt. Zie onmiddejyk hierop , hoe haare eigene gerechtelyke verklaaring myn zeggen tot uwe befchaaming bevestigt. Janke Gerrits, Huisvrouw van Obbe Dirks, voormaals getrouwd geweest aan wylen Cornelis voor de Wind1, in leeven Kalkmeeter te Harlingen, voor ongeveer drie jaar overleeden. Verklaare hier meede voor de zuivere en opregte waarheid; dat ik, ongeveer vyf jaar geleeden, ben bezogt geweest met een ongemak m de Keel, waar over ik deg tvdg jn den e den Heeie P. Couperus, Medicina; Doctor hier ter Steede , eens in het voorbygaan heb aangeroepen en geraadpleegd, klaagende en zeggende teegens zyn Ed., myn  (43) myn Moer is geheel van zyn plaats , het welke my nit ten uiterflen benauwd, waarmeede ik meermalen geplaagd ben. Dat die Heer my toen heeft geordonneerd, twee flesjes druppen , die zeer (lonken, en twee plaasters, weike ik ook met fucces hebbe gebruikt, zonder dat die f?eer verder over my heeft gepractizeerd, hebbende ik zyn Ed: vervolgens, flegts in het voorbygaan, een keer twee k driemaalen gezien. Wyders verklaare ik, dat de Heer Jan de Reus Mr. Chirurgyn, meede hier ter Steede woonagtig, des tyds ook niet verder over my gepractizeerd heeft, dan dat ik een plaaster van hem hebbe gehad, welke ik om da Keel pelegt heb , en van dat effect geweest is dat myn Keel daar door geheel geflonken wierd. Eindelyk verklaare ik, dat nog de Heer Couperus, nog de Heer de Reus , ooit eenige aanleiding hebben gegeeven, om den Heere Profesfor Camper, over dat myn Gisgemak te raadpleegen, maar dat my zulks naderhand, by het verergeren van hetzelve , geraaden is door de Coapman Gompert Salomons , aan wiens huis ik dagelyks werkte: gebruikende ik op dien tyd, op raad van de Heer Pieter Lenfius een afkookzel van Pokhout enz., onder wiens beflier ik dat middel een geruimen tyd hebbe gebruikt, zynde my dat ongemak'nog Wel twee jaaren na dien tyd bygebleeven. Dat ik nog voor het eene, nog voor 't andere, ooit iets aan de Heeren Couperus en de Reus hebbe betaald, als zynde daar voor door gemelde Heeren niets gereekend , of geboekt, maar het zelve door hen aangemerkt , als in het voorbygaan gefchied te zyn. Dit de waarheid zynde , ben ik geueegen het zelve ten allen tyde nader met eede te bevestigen, In kennisfe myn hand, ter praefenüevan denondergefchreeven Pro-  ( 44 ) Procureur Fiscaal als getuige. Actiim binnen Harlingen , den 20 April 1787. Me prafente , dit is Janke + Gerrits eigen gezette merk. S. WYMA. Met de twee andere gevallen , welke hierop vol. gen , wensch ik U geluk, in hoope dat zy nader aan de waarheid zullen komen dan het verhandelde. Maar zy' raaken my niet, gelyk ik reeds omtrent het eerfte van deeze twee heb aangemetkt. Ik ben verre van de door U op die plaats voorgeftelde middelen af te keuren ; maar gy weet ook zelf zeer wel dat gy daar niets nieuws vertelt. BI. 26. Zegt Gy. Ik kan niet voorbygaan, de redenen aan een ieder en uw in bet byzonder meede te deelen , (boewei ze. Uw bekend zyn) waarom ik alle de Doctoren en Cbirurgyns in de Goude Leeuw heb by een doen roepen. Gewisfelyk zyn de redenen van deeze byeenkomst bekend. Zyftrekten, om eens vriendelyk met eikanderen te fpreeken wat men noodig achten zoude in onze Gildekist te bezorgen , zo van koppen als andere inflrumenten. Gy hadt reeds een Tourniquet van onzen Confrater Tuininga gekocht, hetwelk ik goedkeurde. By die gelegenheid hebt gy gefproken van het geval, 't welk op deeze bladzyde van Uwen Brief gevonden wordt. Dit was den 28 Augustus 1786., noch geen vyf weeken na dat het geval gebeurd was. Laaten wy in Uwen Brief de woorden zien. ■ Wegens bet fchieiyk flerfgeval, voorgevallen in de Goi tmaakers fteeg met de Vrouw van Pieter Everts, die verlost was van baar Kind en binnen drie uuren doodge- vloei di  C 45 ) vloeid: een geval dat my aan bet berte ging, en op de gedagte bragt of 'er geen moogelykbeid zou weezen om zsdaanige toevallen te belpen , en de vreeze van andere Zwangere Vrouwen weg te neemen enz. Dusblykt uit Uw eigen fchryven, dat U zulke middelen des tyds noch niet bekend waren. Ondertusfchen vervolgt Gy , zie daar door oeffening verkreegen en door Proeven bevestigd. Wonder!yk, recht wonderlyk, dat 'er in zo kort een tyd zulke zeldzaame gebeurtenisfen by U zyn voorgevallen. Maar ik had wel gewenscht dat Gy 'er tot vaster overtuiging de proeven van die gelukkige gevallen hadt bygevoegd. Want vergun my te zeggen, dat ik buiten zodaanige wel geftaafde proeven zwaarigheid zou maaken, om het door U voorgedekte middel in die maat en kracht aan te vvenden. Acht lood honig, 50 a 60 druppels van hetbeste 01. Vitrioli in 6 lood water gemengd, daaiby 96 druppels Tinct. van Opium, dat is 12. grein j en hiervan alle half kwartier uuren een lepel vol ingegeeven 1 ik beken dat het my te flerk is. Gy weet dat ik tegen een maatig gebruik van Opium niet ben, ja hetzelve dagelyks gebruike; maar de ondervinding heeft geleerd dat het by alle menfchen niet gelyk werkt, enby zommigen fterke benaauwdheden veroorzaakt. En wat het 01. Vitrioli betreft, ik zou U daarmede noch minder durven volgen. Doch wat hiervan zy, ik behoef U, denk ik, niet onder het oog te brengen dat de ongelukkige uitflag van het geval, daar wy van fpreeken, in 't minde niet voor myne rekening komt, dewyl ik by die Vrouw niet geroepen ben. BI. 27. ZegtGy* ten aanzien van de koppen : Ik heb den Heer S. Styl daar over myne gevoelens bygefcbrifte overgeleverd , en die beeft bet uw laaten toekomen, om 'er nog wat by te voegen; maar in plaats van dat, toen wy  C46 ) wy in de Gouden Leeuw waren, kwamt gy met een tegen, fibrijt voor bet licht , om myne zeer nuttige poogingen nutteloos te maaken, en tegen te gaan, om dat hetgeen kleed van uw maakzel was, en zo moest het arm Vrouwelyk gejlagt daarom lyden; gy begont daar een zeer groot en en langen brief voor te- leezen, dcg die wierd van het gantfche Genootfcbap voor een prul verklaard, en gy wierd met alle uwe tegenwerpen uitgelagcben: gy •waart voor dat oogenblik my een tegenfireever of tegenparty. QNota bene) op deeze plaats daar men malkanderen beloofd had niet kwaad te worden, en ieder zyne meeningen vry mogte voordellen. Alles wat Gy daar zegt waar zynde, dan had ik volgens uwe eigene getuigenis vryheid myne meening daar te zeggen, zonder dat UE. 'er kwaad over behoorde te worden, gelyk het my thans voorkomt. Maar in een ander opzigc fpreekt Gy bezyden de waarheid. Wat leb ik gedaan om uwe zeer nuttige poogingen nutteloos u maaken ? Wat heeft het arm Vrouwelyk geflacht by onze comparitie in de Gouden Leeuw door myn toedoen geleeden ? Ik heb, gelyk het myns oordeels daar te pas kwam eenige aanmerkingen voorgeleezen noopens den goeden en kwaaden uitfiag van het zetten der Koppen. Het origineel handfchrift daarvan berust noch onder my: en dewyl Gy zegt dat dit ftukje door het ganfche Gezelfchap voor een prul wierd verklaard, hetwelk ncchthans niemand der leden van dat Gezelfchap met U zal inflemmen, zal ik het by deeze gelegenheid rondborftig voor het oordeel van alle kundigen bloot leggen. Het luidde als volgt, „Lauuentius Heister, in zyne Heelkunftige Qnderwyzing, 2de Deel, bl. 526en 527, pryst de  C 47 ) de Jaatkoppen in verfcheiden ongemakken aan. Zo mede ULHooRN,inde Aantekeningen. Van H e i s t e r heb ik ' 190 Obfervatien, onder welke alleen maar vier gevallen zyn , waarin zy worden voorgefchreeven. 1. Volgens 't Register, in het tweede Deel, bl. 96, wegens eene zwarte Staar, daar zy niets hebben verricht. 2. BL 115. wegens opgeftopte Honden, vyftien maanden na dat de Vrouw gekraamd hadt. Na welken tyd Heister haar noch drie maanden allerflerkfte Honden afdryvende middelen had gegeeven, warme baden voorgefchreeven , en koppen op de beenen laaten zetten. Eindelyk is zy tegen aller verwachting bevallen van eene Dochter. 3. Bl. 129. By eene langwylige opftopping der Honden zyn allerhande afdryvende middelen gebruikt, nevens het zetten van koppen op de beenen. Eindelyk heeft zich de vloed geopenbaard. 4. BI. 444,. Hebben de koppen ook geen dienst gedaan , by de zwarte Staar; fchoon nevens dezelve veele middelen gebruikt zyn. Zo verre uit Heister. Het nut der Koppen wordt aangepreezen va. Apoplexie, Epilepfie, dampen der Vrouwen, lamheid, zamentrek. king der banden en peezen , Herken flondenvloed, neusbloeden ; op Venus» en pestbuilen , beeten van venynige dieren; op den top van het hoofd, om de huig op te ligten, op het midden van den Buik, om de Lyfmoeder op te trekken; op de lenden, om den Heen uir de lenden in de Blaas te doen daalen; in de Angina aan den hals ; in Jigtpynen en oogontfleeking; in hoofdpyn, fuizen der ooren, Rugpyn, Hartklopping, enz. Schoon veele Schryvers deeze Operatie pryzen, noch* thans zyn 'er anderen die ze verwerpen, als Bontekoe , en Jozsf de Charrierè.. welke laatfte bl. 21. zegt: Eindelyk t alle deugd dk men de Laatkoppen toe-  C 4? ) toefcbryft, belet my niet baar gebruik te verwerpen; eh ik zeg dat zy niet alleen onnut zyn in veele ziekten daar men baar gebruikt; maar ook in de Klapooren en Venusbuilen, en beeten der venynige beesten, enz. Paulus Barbette verwerptze in de Pestbuil, om dat ze pyn en koorts veroorzaaken. J. Diemerbroek wil ze ook niet gezet hebben op pestbuilen, om dat hy de fchadelykheid van het gebruik daarvan ondervonden heeft. Hoe fterk dan het gebruik der koppen van deeze en geene Auteuren aangepreezen worde; uit deeze bovengemelde gevallen blykt daarentegen dat ze niet in alles voldoen , en zeer voorzfgtig moeten gebruikt worden, om geene moeielyke toevallen te wege te brengen. Fabritius Hildanüs , 2de B. 47. Aanmerk, zegt, door Laatkoppen , op de plaats der lever gezet, wordt eene ontfleeking in dezelve veroorzaakt; en 5de B. 71. Aanmerking, wierden , kort na het zetten van Laatkoppen op de fchouders , beide de armen verlamd. M. Sebisius , zesde D. 'bl. 304, fchryft dat hy, over eenige jaaren, in een edele Vrouw gezien heeft dat ze na het zetten der Laatkoppen verlamming kreeg in haare armen. In hetzelfde Deel, op de 13de Aanmerking, vind ik dat in eene neusbloeding koppen wierden gezet, waar door de bloedftorting vermeerderde. .Steph. Blankaart, in zyn Collectanea, Cent. 4. zegt, Zekere Vrouw in de teertuinen te Amfterdam, bad zicb op de band doen koppen, waarna eenige trekkingen volgden, inflammatie en Vuur enz., en eindelyk de dood'". Zie daar hetganfche ftuk: nu veile de kundige Leezer een onzydig oordeel I Alleenlyk zy het my vergund hem  (49) hem te wyzen naar uwe eigene getuigenis bl. 30 en 31. alwaar het blykt dat gy, hoe groot een Voorflander van Kopglazen, my geenszins moest kwaêlyk neemen, dat ik het gezelichap tegen derzelver algemeen gebruik waarfchuwde. Ik zoude, zegt gy, volgens myne aantekening, gevallen kunnen bybrengen over bet misbruik der Kina en Spaanfcbe Vliegen , als meede bet zetten der Kopglazen , welke twee laatstgenoemden overlang nog van doodelyke gevolgen zyn geweest binnen de zes uuren tyds. Verder zegt Gy, bl. 27. Wanneer ik overdenk bet verlies van zo veel lieve kinderen, ja tot den gevor' derden ftaat van jaaren toe, begon myn hart te breeken , dat deeze in den bloei des leevens zo wierden weggerukt; na lang gepeins, en wel meest 's nachts op myn bed, kwam my te binnen, de Hoogleer aar Scalfchouw, Profesfor te Koppenhagen; deeze had proeven, van 260 kinderen , wanneerze ter waereld kwamen, de Vroedvrouwen belast om de Navelftreng zodanig te zuiveren als hy baar aan de hand gaf, het welk zy alle fiiptelyk nagekomen zyn , en geen een van deeze kinders heeft ooit de Kinderpakjes gekreegen , niettegenftaande hy alle deeze kinderen in het heetst der Kinderpokken gefield had; ik bragt nog hy den Abt de Bezance, den Heer Bajon, Leur et, en J. Ballexferd, over de groote fterfte der kinderen , boe de Vroedvrouweu dezelve moeten behandelen, met Spaanfcbe zeep ter deeg de dons van bet vel af te veegen , het welk hun van zeer veele buidkwaalen zoude bewaaren, mogelyk tot Pokken en Mazelen inkluis. Het fpyt my harteiyk, myn Heer , dat gy met het breeken van uwe nachtrust, met al uw gepeins, niet verder zyt gekomen, dan mogelyk tot voorkoming van Pokken en Mazelen; en 't fpyt my te meer, om dat dit mogelyk by my zeer misfelyk is. D Dit  C 50) Dat het flymig dons van eerstgebooren Kinderen moet afgewasfchen worden, dewyl by gebreke van dien de huid met vuurigheid wordt bezet, is algemeen bekend, en in dagelyksch gebruik aangenomen; derhalven kan ik in het verzuim van deeze voorzorg geene oorzaak van het menigvuldig flerven van kinderen onderflellen. Veel liever wil ik dit onheil toefchryven aan verwaarloozing der Ouderen, gebrek aan gezond voedzel uit armoede; of by anderen aan te veel voedzel, 't welk men dikwyls den kinderen inpropt, zo lang zy maar willen gaapen, gelyk de Jongens aan de musfchen doen: ook aan gebrek van verfchooning , warmte, enz. maar genoeg hiervan. Noopt ns de waarfchynlykheid van Uw gefielde op het gezag van den Profesfor , zou men kunnen vraagen hoe zyn Hooggel. wist dat de Vrouwen zyn voorfchrift flipt waren nagekomen? Men zou 'er flerk aan mogen twyffelen uit vergelyking van onze anders bekwaame Vroedvrouwen, die ik dikwyls ten fferkflen heb aanbevolen de Vrouwen een breeden fluitband om te doen; maar hoe dat bevel veelal gehoorzaamd wordt, ismy' en alle onze Doctooren, en U zonder twyffel mede! maar al te wel bekend. Ook weet men niet hoe oud de Hooggeleerde Heer was, toen hy dit fchreef. 't Is niet denkelyk dat hy alle die kinderen zal overleefd hebben; en dus kon hy, dunkt me, niet weeten of zy allen buiten gevaa* van pokken gefield waren. Ik beken dat men vreemde gevallen ontmoet, inzonderheid by groote Mannen. Volgens het verhaal in het IXde jjeel van de Hollandfche Maatfchappy , Bl. 49o, zou de Heer R«nly aan tweeduizend kinde. ren de pokjes ingeënt hebben, zonder dat 'er een van over-  ( 5i ) overleeden waare.' Ik verklaar my openlyk voor een Voorftander der Inentinge; maar op zulk een veelbe* loovend vooruitzigt zou ik dezelve niemand durven aanraaden. Om nu nader myn gevoelen te verklaaren. Da afwasfching van het Kind is zeer nuttig ; neemt men daar by voorkeuze Spaanscb Zeepzop toe, zeer wel: het zuiveren van de NaveKlreng is by my eene zaak van geen belang, dewyl deeze na weinige dagen van zelfs afvalt, en het ons tot noch aan eenighoe genaamd bewys ontbreekt, dat de Kinderen hierdoor van Pokken en Mazelen zouden bevryd blyven. 't Zal , denk ik, wegens de algemeene nuttigheid van het onderwerp , den Leezer thans niet onaangenaam zyn hier een kort verflag te vinden van het geene eenige voornaame Schryvers, aangaande de behandeling van eerstgebooren Kinderen, ons hebben megedeeld en aanbevoolen. De beroemde J. Ballexferd, dien Gy bl, 29. mede aanhaalt, zegt in het antwoord op de Vraag der Holl. Maatfchappy, dat met den eerften Gouden Eerpenning is bekroond : Be eerfte zorg van een Heelmeester is, de Navelftreng af te binden, volgens de regelen, door goede Sebryvers bevolen; maar fpreekt van geene zuivering ten dien opzigte. De Hoogleeraar camper, in het Antwoord op dezelfde Vraag , dat den tweeden Gouden Eerpenning heeft verworven , zegt: De Navelflreng wordt, zo als wy gebooren zyn , afgefneeden en gebonden: zodra dat deel bezorgd is, worden wy afgewasfcben: en in zyne lesfen pryst Hy daartoe aan Wyn en Water, Boter en Bier, of een zeepachtig vocht. Da By  ByMAUfticEAu komt het eveneens uit op afbinden , en wasfchen met warmen Wyn en Water. De zaak is te eenvoudig voor breedvoerige aanhaalingen : wien gy ook opflaat ,eichenbach, bernard, crans, iamothe, een der grootfte en bekwaamde Vroedmeesters, die bekend zyn; F. hoffman, smellib, allen zeggen zy genoegzaam hetzelfde. Gallakdat vergeet het afbinden , 't geen ik niet pryzen kan. By Levret, over de Oorzaaken van zwaare Geboorten,, vind ik noch afbinden, noch wasfching : maar in zyn Kweekfchooi der Vroedkunde zit ik dat zyne gewoonte was , voor let leggen van den band, het bloed naar de ftreng te persfen , tot dat het gedeelte , 't welk tusfchen zyne vingeren was , plat en leedig waare; en dat naar zyn gevoelen by gebrek van deeze voorzorg zommige kinderen de Geelzucht krygen. Dit hadt gy, met minder onwaarfchynlykheid kunnen voordellen, dan de beveiliging voor Pokken en Mazelen, daar de Heer LaviiET ook niets van rept. Ik heb, in navolgingvan de genoemde voorbeelden, de Vroedvrouwen altoos geleerd , hoe zy de dreng moesten binden en affnyden, en vervolgens het kind wel zuiver wasfchen met Wyn, Boter en Bier enz. Men kan ook Karnemelk met Boter, Wateren wat Brandewyn , verkiezen. Zeepzop is ook zeer goed j maar deswegen heb ik te waarfchuwen , dat men voor de Oogen van het kind zorge, dewyl het derk byt, zo daar iets van in dezelve komt. Dus ziet Gy, myn Heer, dat ik dit middel lang gekend hebbe, fchoon ik my juist niet verpligt achtte om hetzelve boven andere even dienftige middelen te verkiezen. Ik "ben tot  ( 53 ) tot noch toe niet m dat gevoelen, en hoope evenwel dat U dit gefielde niet wederom zal doen yzen. Bl. 27 en 28 . vindt ik wederom eene reeks van misdagen. In het Genees Natuur en Huishoudkundig Kabinet, No. 1. bl. 96. vindt men den korten inhoud van een Brief van den Heer 6ALchouw, dien gy verkeerdelyk scalschouw noemt, Hoogleeraar, maar niet gelyk Gy zegt te Koppenhaagen , en Med: Doet. te Meldorf, Daar vind ik de belasting aan de Vroedvrouwen , als mede de 260 kinderen , daar Gy van fpreekt; maar hoe ik zoeke , ik vind 'er niet dat geen van die kinderen ooit de Kinderpokjes heeft gekreegen. De Waarneemingen van den Hoogleeraar ftrekken zich niet verder uit dan tot acht jaaren , en wat bewyzen ze dan ? Kunt Gy onderftellen dat niet een gedeelte van die kinderen , volgens het natuurlyk beloop , aan andere z'ekten geftorven is , beneden de acht jaaren ? Kunt gy binnen die acht jaaren wel meer dan twee Epedemien voor de Kinderpokjes onderftellen? En is het dan zo vreemd dat binnen dien tyd geene van die Kinderen door dezelve zyn aangetast? Maar, zult gy zeggen, de Hoosleeraar heefc alle deeze Kinderen in het heetit der Kinderpokken gepield. Dit zyn Uwe eigene woorden. Onbarmhartig , zeker! Wie kan zulk eene wreedheid in een Iraaf Geneesheer begrypen? Wie kan gelooven dat hy van de Ouders dier Kinderen daar vryheid toe verwerven zou? Voeg hierby, dat zyn Ed. gewenscht had de Kinderen in te enten, en die proef niet heeft kunnen doen , om dat ze zig daar tegen verzetteden. Liever zou ik gelooven dat Gy het hebt ge» dreomd ; en dit geloof ik zo veel vaster , om dat ik D 3 °P  (54) op dfe aanhaalde plaats geen enkel woord hiervan ontmoet. Lees en herlees het ganfche Stuk, myn goede LENZIÜS. Gy h£bt gedrooffld) myngofye de den Abt de bbzance , den Heer baton levket, en j. bal l >: xs ud over de groote fierfte der Kinderen , loopt „iet minder bezyden de waarheid. Sla het Kabinet op, Nö a bl 98 en 99. Gy zult 'er wel de door U genoemde Schryvers vinden , maar geen enkel woord van het afwasfchen van het dons met Spaanfcbe Zeep Ja tor behandeling en zuivering van de Nave ftreng gebiedt de Abt de bezance, alleenyk dat gedeelte van dezelve met eene fpongie in laauw water natgemaakt te wasfchen, zonder van zeep te fpreeken. Zie daar tot welke misflagen gy door Uw onbezonnen yver vervallen zyt. Hoe kan een Man van jaaren zo onvoorzigtig zyn? Was U dit m de Gouden Leeuw noch overgekomen , 't mogt verfcboonbaarfchvnen: daar zaten wy , gelyk men zegt , onder de Roos: maar by ie Heeren van de Pohcy, oP de Raadzaal, daar gy zat als Ouderman van het Oiw ! Het fpyt me zeker. Moeten nu de Heeren van de Poiicy „iet denken dat Gy de waar- kleeren ' ^ ZUiD,'S Ma" Zyne ZondaSS3 Ik moet fchier denkeu, dat 0 de gewaande beleed.gmg van den s8 Augustus, cp den » September, toen wy de Vroedvrouw , daar gy vervolgens bl. a8. van fpreekt, examineerden; dat Udie gewaande beleedigmg ,„ de Gouden Leeuw, zeg ik, zo diep in den  (5-5) Jen krop gefteeken heeft, dat Gy dit examen , als eene gepaste gelegenheid om wraak te neemen, hebt aangegreepen. Dan zyt gy , ik beken het, my veel te flim geweest ; want ik was op dien tyd Uw Vriend » zo zeer als ooit te vooren, en meende dat Gy even.; eens de myne waart. Doch tot de zaak. BI. 28: Den 11 September, is uw woord , toen wy eene Vroedvrouw examineerden; heb ik deeze nog zelf'gezegt, wel gewenscbt te hebben dat zy wat kundiger en ervaarener uit uwe banden gekomen was ; de Baarenda Vrouwen en onnoozele kinderen moeten 'er dan om lyden 9 en waarlyk een groot bederf voor de algemeene Maat' fcbappy , en tevens voor uw onverantwoordelyk, daarom was het te wenfcben , dat de Heeren van de Regeer-ing* {met allen Eerbied gefproken,) 'er beter order in ftel* den, en ieder tot zynsn pligt bragten, tot we zyn van Burgeren en Ingezetenen bier ter Stede, Dit gezegde kan , oppervlakkig befchouwd , vry veel ichyn hebben ; maar in den grond doet het niets meer dan een Spinneweb, gefchikt om vliegen te vangen, en daar de horfelen door heen vliegen. Ik beken dat ik wel bekwaamer Vroedvrouwen ten Examen heb gebragt; maar ik weet zeer zeker dat deeze Vrouw bekwaamer is in de Theorie , dan zy zich op dien tyd wist uit te drukken. (Je Vraag, daar zy voornaamlyk voor ftuitte , was ook zodanig, dat verfcheidene bekwaame Vroedvrouwen , de s ben ik wel bewust, al hebben zy 20 en meer jaaren de Kunst geoeffend , daar niet 0? zouden weeten te antwoorden. Ën , my dunkt, ik heb reeds overvloedig beweezen , dat zy de byzondere Wyze , welke Gy goedvondt uit uwe Schryvers voor te ftellen , niet D 4 van  ( 55 ) vannooden had. Uw Kinderkusfentje, bl. 26, mogt ingevalle van een zwaaren bloed Wiet noch eenigzins te pas komen ; maar het zetten der koppen was zeker niet van haar Departement.. veel min het half kwartiers middel uit Ql. Vitrioli en Tmot. Opii. Dit waren, zo men ze moest aanneemen , lesfen voor my, en de Doctooren. Gy moest Uw eigen leerlingen wat beter onderfcheiden, Amice \ Maar dit had ik de Vrouw geleerd, en Gy weet ook dat alle Vroedvrouwen , volgens het Reglement van H. E. Achtb. 'er toe verpligt zyn, dat zy in zodaanige, en alie andere zwaare gevallen, de hulp van een Geneesheer of Vroedmeesrer moest verzoeken, en zich vooral niet verftouten inwendige middelen van eenig belang toe te dienen. De vraag is nu, of ik wegens de mindere bekwaam, heid van deeze Vrouw kan befchuldigd worden ? Ik antwoord hierop , dat zy by my hetzelfde onderwys heeft gehad, als alle andere Vroedvrouwen , die federd myne aanftelling als Vroedmeester zyn geëxamineerd en goedgekeurd. Ik 2eg verder, dat het aan myn oordeel behoorde te flaan, of zy verre genoeg gevorderd was, om tot het s xamen voorgefteld te worden. Verder betreft my in het byzonder de zaak niet. Het oordeel , of zy als Vroedvrouw moest aangefteld worden, hing in de eerfte plaats af van de verklaaring, die wy te zamen van haare bekwaamheid pasfeerden, en vervolgens van de Heeren der Pottcy, die het Befluit aan zich hadden. Kan 'er dan befchuldiging plaats hebben, zo zyn wy allen te zamen fchuidnj; en gy, Heer lek zius , die  (57) die allerfterkst over haare onbekwaamheid hebt gedacht, zyt buiten tegenfpraak verre de fchuldigfte van allen, 't Zou my geenszins lusten hier langer by ftil te fiaan; maar dewyl dit een belangryk punt is voor onze ganfche Burgery, zal ik myne gedachten wat nader verklaaren. 't Geen ten aanzien van onze ganfche Kunst waar is , ftraalt allerfterkst noopens de Vroedkunde in het oog; dat naamelyk de kennis zonder bevinding in geenen deele toereikende is. Dit zult gy, denk ik , niet betwisten. Hier voegt zich eene groote zwaarigheid by, dat deeze bevinding , daar een Leerling in andere takken der Kunst noch dikwyls toegang toe heeft, inde Vroedkunde, geduurende de Leerjaaren ontoegangklyk is , ten minden volftrekt ontoegangklyk in onze Stad, voor de Vrouwen , die wy 'er toe opleiden. Of de Regeering daar eene andere order op zou kunnen ftellen, weet ik niet. Ik weet het zeer wel in befpiegeling; maar ik weet dat veele orders van dien aard, hoe billyk in zichzelven, wegens de eigenzinnigheid der menfchen onuitvoerlyk zyn. 't Gevolg is dan dat eene hier onderweezene en aangeftelde Vroedvrouw, al had zy natuurlyk het fcherp verftandvan Johanna dietëiuchs , inden eerften opflag nooit bekwaam is voor haaren gewigtigen post. Ten deezen opzigte wordt iets gewaagd; wy kunnen, 't zy ons lief of leed, dat gevaar niet ontkomen. Maar onze pligt is, dat gevaar zo klein en kortftondig als mogelyk is te maaken. Van dit gevoe» len ben ik altoos diep doordrongen geweest; en zo Gy U alles kunt herinneren, wat op den n September d 5 fay  C 53 ) by de aanftelling van die Vrouw gefproken is, zult gy niet ontkennen dat ik 'er ook op dien tyd hartelyke blyken van gegeeven hebbe. De andere Heeren hebben 't insgelyks gedaan; en ik wilUgaarne't recht doen van dit ook ten Uwen opzigte loflyk te getuigen. Maar vergun my te zeggen, dat de verkleining van het ftraks gemelde gevaar veel meer in myne handen, dan in die van U en de andere Heeren ftaat. Men fcherpt zulk eene Vrouw in , dat zy, zodra het werk twyffelachtig wordt, onmiddelyk byftand moet verzoeken by een Genees- of Vroedmeester. Zal de eerfte toevlucht niet tot haaren Leermeester zyn ? En zyn de gevallen, daar merkelyk gevaar by is, niet honderdmaalen van dien aard, dat 'er een Vroedmeester vereischt wordt, tegen eens, dat men den Geneesheer van nooden heeft? Dit zal geen kundig Man in twyffel trekken. Nu, myn Heer! dit heb ik altoos in het oog gehouden: ik heb altoos beloofd de Vroedvrouwen by nacht en dag, hoe 't vallen mogt, naar myn vermogen by te flaan. Ik ben ook nooit, dat ik weete in gebreke gebleeven. Daarenboven hebben zy alle' ten allen tyde toegang tot my gehad, om my te raadpleegen , en de verdere vorderingen , die zy noodig hadden , te bekomen. Steeds heb ïk 'er by gevoegd dat ik haar wel bekwaam achtte , in eene natuurlyke verlosfing alles te kunnen verrigten, maar daar het tegennatuurlyk of zwaar zat, zy my of eene ervaarene Vroedvrouw hadden om hulp te vraagen; zo als deandere Vroedvrouwen ook hebben gedaan eer zy ervaaren waren. En was het niet in 't vertrouwen dat zy, in den Eed genomen zynde, ook van haaren kant tot die hulp-  ( 59) hulpmiddelen eerlyk en getrouw haare toevlucht zouden neemen; ik verklaar U, dat ik al dikwyls, zo niet altoos , zwaarigheid zou maaken , om myne toeftemming tot de aanftelling van eene Vroedvrouw, op den voor. gemelden voet, te geeven. Waarmede ik dan ook dit ftuk voldongen acht. Ook denk ik thans dat al het voorverhandelde, te zamen genomen, genoeg zal zyn om U, indien Gy voor overtuiging vatbaar zyt, van de verkeerdheid uwer begrippen, van de roekeloosheid waarmede Gy ze hebt aangevoerd, en van Uwe onvriendelykheid jegens my , zo in het geval van Pieter Asmus zelf, als in Uw Antwoord op mynen Brief over hetzelve, overvloedig te overtuigen. Ten minften denk ik, dat het onzydig Publiek door dit myn wederantwoord in ftaat gefield is, om de zaak volledig in het waare licht te befchouwen. Ik heb ten Uwen opzigte, zo veel het onderwerp toeliet, getracht alle hardigheden te verin yden. Wy zyn beide bejaard, en myne jaaren zyn reeds hoog geklommen. Door driften geflingerd te worden , 't geen beide partyen doorgaans in de oogen van anderen belachlyk maakt, zou in ons noch veel belache» lyker zyn , dan of wy ons in den bloei des levens bevonden. Verkiest gy ooit wederom de pen tegen my te voeren , zo raade ik U dit in de eerfte plaats in het oog te houden , en verder ftuk voor ftuk te bedenken, hoe veele misflagen ik U in deezen heb aangetoond. Wees ondertusfchen verzekerd, dat ik mynen tyd te dierbaar zal fchatten , om U op nieuw te wederleggen , ten waare Gy, 't geen ik naauwlyks denken kan,  kan; te voorfchyn kwaamt met waarfchynlyker befchuldigingen tegen my, en bondiger verantwoordingen van Uw eigen gedrag. Ik ben Uw Kunstgenoot, Harlingen «Jen 18 Mei J787. J. de REUS.