MAATSCH. DER NEDERL. LETTERK. TE LEIDEN1. Catal. bi. Geschenk van T(toneelstukken, 1841.  d e SLAG bij NIEUWPOORT, e n EMILIA van NASSAU.   D E SLAG BIJ NIEUWPOOR/T, HELDENSPEL) E N EMILIA VAM NASSAU, TREURSPEL, DOOK. A. L O O S I E S P z. Te H A E RL E M, Bij A. L O O S I B S P 2. 3 1 3 6.   VOORBERICHT. De Slag bij Nieuwpoort, die gebeurtenis, in haar* foort niet minder, dan de Togt na Chattam, lokte onze begeerte uit, omdenzelven, in den vorm van een To-meelfiuk > dat wij, 20 wij vertrouwen, eigenaartig een Hekienfpel genoemd hebben, onzen Landgenooten te herinneren. Emilia van Naffau, in 's hands Geschiedenis mede hekend, leverde ons insgelijks ftoffe voor het Tooneel op, fchoon van eene geheel andere foort.. Over de fchijnftrijdigheid van het CharaBer van MauriLs, die in beide jukken zulk eene aanzienlijke plaats bekleedt, als mede ever eenige CharaBers in de Emilia van Naffau voorkomende , vinden wij ons genaodzaakt hier iets aan te tekenen, Maurits was ongetwijfeld een groot man, en als Veldoverfte, miffchien de grootjle van zijnen tijd: maar, gelijk Ut gefield is met de menfchlijke natuur, groote gebreken kleeven meeftal groote mannen aan. Maurits was ten hoogften eerzuchtig en .driftig. ■ Uit hoofde zijner eerzucht fterk verkleefd aan de eer van zijn Jlamhuis.. — Uit hoofde van zijn driftig geftel, vatbaar voor de felfte. gt-amfchap. Nu zm de voornaamjle Jlnjdightid in het * 3 C8*>  w VOORBERICHT. CharaBer van Maurits moeten fchulen in zijne Bedaart ketd omtrent den aanleg van den Veldjlng, en zijne Gravnftoorigheid omtrent zijne Zufler: Maar is het wezenlijk firijdig met het CharaBer van een waarlijk driftig man, die met één gezand verjiand bezit, dat hij in eene zaak van het hoog/ie belang, waaraan zijn eer en het weizijn van honderden afhangt, bedaard en omzigtig te werk gaat, doch in een ander geval, waarin alléén zijne eer gekwetjl wordt, doch op eene, zo hem toefchijnt, onduidelijker meefi hoonende wijze, in de hevigjie gramfchap opvliegt. ~ Ons dacht, neen! en de Gefchiedenis beveftigde dit. Verders zal het miffchien den een' of anderen driftigen Patriot vreemd voorkomen, dat wij in deeze dagen, waarin het huis van Oranje gantfeh geen luifterrijk aanzien 'heeft, een' Held uit dpt fiamhuis, waarop ook nog al vrij wat te zeggen valt, in een zo gunjlig licht ten Tboneelè voeren, in het cerfte Jluk. Doch, daar wij geheven, dat verdienften van dappere voorouderen, evenmin als derzelver gebreken op het naakroofl kleeveix, of in eenigs wezenlijke betrekking ftaan, achten wij het ons geoorloofd Maurits in den Slag bij Nieuwpoort den verfchiidigden lof te geeven: vaji overtuigd zijnde, dat zelfs de driftigfte voorflander van het huis van Oranje, zo hij verfiand bezit en voor redelijke begrippen vatbaar is, niets van Maurits 4r een der eerfte krijgsmannen zijner eeuw , en de gmote overwinnaar der Spanjaarden bij Nieuwpoort, tct Y . 'em de Vde, thans bevinden, omtrent diens foh i&HlWgi:, krijgskunde, of diergelijken bejluUcn zal, even-  VOORBERICHT. v évenmin, als een allervvnnigft bejlrijder van datzelfde huis, zo hij m-de niet krankzinnig is, uk den val door Maurits aan den ovfchuldigen Barneveld berokkend, iets op Willem de Vde omtrent zijn gedrag jegens de Staatsmannen deezer Eeuw, met recht, zal kunnen toepaffen. Alle de Vorfion uit het huis van Oranje konden de overgcgeertndjle booswichten geweeft zijn, en Willem de Vde alleen de braave man in. zijn gejlacht, en zou men hem dan om zijne ondeugende voorouders den hem Uekomenden lof kunnen weigeren , en, eens het geval omgekeerd gefteld, zou min dan alle de voorouders, om écnen afflammeling verachten, en hunne deugden en goede dienfien in den efgrend der vergeetelnis bedelven. ■ Noch het een; noch het ander zou billijk zijn. Dus de zaak en de gefchillen van deezen tijd daarlaatende, en wel overtuigd, dat onze Jlukjcs gcene nadceligen of oproerwekkenden invloed onder de gemeente van den eenen of anderen kant zullen verwkken, geeven wij ze, uit dien hoofde, geruft in het licht. Maar mogelijkZal iemand zich verwonderen, dat wij Maurits, als een zo groot voorftander-der Vrijheid in den Slag bij Nieuwpoort invoeren: en wij gelooven, dat hij een voor/tonder van dezelve geweeft is, naar de denkbeelden zijner Elüw, en veelen zijner Tijdgenooten, daar, zo ons althans voorkomt, die gezuiverde, die edele denkbeelden van waare Burgerlijke Vrijheid, welke in de laatfie jaar en in ons Vaderland, niettegenftaande honderderlei beletzelen, onuitrooibacre wortelen gefchooten hebben, bij lange na zo uitgebreid niet waren. De Vrijheid, toen in het algemeen bedoAd, was de * 3 On-  vi V U O K li J$ R i c H r Onafhangelijkheid van de Spaanfche kroon: wel waren 'er eenigen, die reeds vee! hooger doelden, maar het Folk was toen miffchien nog niet gefchikt voor die Volks - Vrijheidrwaarvoorhet voorbeeldig Sticht ons herhaalde proeven gegeeven heeft, dat in deeze Eeuw het Volk van Nederland gefchikt is. Nu iets over Emilia: Men zou ons het hoogfte onrecht doen, indien men waande, dat wij de daad van Emilia volkomen goedkeurden: ver is dat van ons. Zij is onvoorZigtig, roekeloos, en overijlend, maar met dat alles heeft zij verhevene gevoelens van Liefde en Vrijheid. Maurits heeft ook degelijk in dit fluk zijne gebreken; Rodrigo, een Jckpzel onzer verbeelding , is, gelooven wij, geen ongewoon gedrocht der Hoven. Emmanuel's CharaBer hebben wij in een wat bijzonder licht gebragt, om het te doen uitkomen, en de liefde van Emilia eenigermaate te rechtvaardigen. Hij is een belijder van den Roomfchen Godsdienfi, maar niet zeer dweepachtig, wij lonten hm op die manier over den vorm van de Roomfche Kerk denken, zo als wij geheven, dat een wezenlijk braaf man, in dien iijd, en in veele tijden en omflandigheden aan de zijnen gelijk, over de uiterlijke bekheizelen van den Godsdienfi denken kan, fchoon hij eenigzins befmet blijve met het bijgeloof der Kerke , die hij bij voorkeus toegedaan Is. Oldenbarneveld, die verdienfteUjke man, hebben wij, zoveel mogelijk , zijner grootheid waardig ingevoerd. Vooral hebben wij in deeze Jlukjes weder getracht menfehen {dat is, feilbaare en wakke menfehen) te vertomen, die de fchsppers over 't algemeen zijn van hun eigen ongeluk. Een  VOORBISRIC'H t. vu Een alzins voorzigtig braaf CharaBer zal zeer zeldzaam ongelukkig worden, doch dit al zo zijnde, is dat CharaBer weinig gejchikt tot leering voor het algemeen. — Ten minften niet zoveel, als de CharaBers van lieden, die zich Zelvèn ongelukkig manken. Hier en daar hebben wij put genoeg de waarheid der. Gefchiedenis aan het Tooneel moeten opofferen; dat de Gefchiedkundige genoeg zal kunnen opmerken. Men zou voor de plaatzing van het fiuk, betreffende het laatftgebeurde geval, naamelijk de Slag bij Nieuwpoort, vóór dat van het vroeger ingevallen Huwelijk van Emilia vair Naffau tot reden kunnen geeven, dat de Slag bij Nieuwpoort een algemeen en 't huwlijk van Emilia van Naffau een bijzonder geval, en daarom deeze order in acht genomen was, doch de waare reden is voor den maaker en eenige.-weinigen van belang geweeft, en loopt geheel buiten het publiek om. Nog eene kleine aanmerking en dat wel over het rijm; in Den Slag bij Nieuwpoort, vonden wij, Lij de bejehaaving, dat wij gerijmd hadden nood en deelgenoot. Eerft dachten wij dit noodzaaklijk te moeten veranderen, en verbeterden of liever verflimmerden de helft van den regel, waarin Mawitsfpreekt, op deeze wijze. ( t) MAURITS. Rijs op : Een moed zo groot Deele in deez' llag. - Doch zet uw fiere jeugd, ten tijde. enz. * 4 Maar (f) Zie matlzij 33. Regtl ?•  vni VÖ0RBE R ICHT Maar ons kwam voor, dat de kragt van Manrits taal te veel bij deeze verandering leedt, - en, mjffcMen te ftout denkende, dat zulke vrijheden, den Franfche Dichters toegejlaan, aan ons, Nederlanders, door onze Landgenooten ook wel mogten vergund worden , lieten wij dit blijven, zo als het thans gevonden wordt, en wij zouden deeze, eemgzins naar het meefterachtige zwemende, aanmerking agtergehouden hebben, zo wij niet duchten, dat het njmen van nood en deelgenoot als een gebrek der befchaavmg of overziening zou hebben kunnen aangemerkt worden. Lang genoeg hebben wij u reeds weder onderhouden over twee Stukjes, die ons vrij veel moeite gekofi hebben ■ die moeite door eene gunjiige bejegening van het algemeen beloond te zien, zal niet anders dan aangenaam kunnen zijn aan het hart van eenen Landgenoot, die zich verpligt rekent zoveel hem mogelijk is, toe te brengen, om zijnen medeburgers uitfpanningen te verfchaffen, die vermakende eemge nutte fpooren kunnen 'agterlaaten. DRUKFOUTEN. Blaclz. 25. Reg. 13. flaat De leeft Den 55. 2. aaklig aakelig De overige, ons niet in 't oog gevallen, gelieve de Leezer te verbeteren.    d e SLAG bij NIEUWPOORT. HELDENSPEL.  PERSOONAADJEN. MAURITS VAN NASSAU. FREDRIK HENDRIK VAN NASSAU. ERNST VAN NASSAU. L O D E W IJ K VAN NASSAU., FRAN90IS VEERE. HO R AH O VEER 8. GEORGE EVERARD VAN SOLMS. DON FRANCISCO DE MÊNDOZA, Admirant van Arragon. ■ HOPMAN. BUITENWACHT. VE RSPIEDER. LEGERHOOFDEN. ZOLDAATEN. Hst Spel /peelt in de Tent van Maurits.  D E SLAG bij NIEUWPOORT. HELDENSPEL. EERSTE BEDRIJF. EERSTE TOONEEL. MAURITS. LIJFWACHTEN 172 't Verfcbkt. _ MAURITS. Hoe vreedzaam is de nacht?— de ziel, door bezigheden In Krijgs-en Staatsbeftuur, vermoeid en afgeftreeden, Vindt dan zich zelve wéér. En, fchoon mijn fierejeugd De fcherpfte fpooren voelt van moed en heldendeugd, Dcezkalmte ftreelt mijn hart. De webb' van't krijgsmans leeven , Door 't dartele geluk, zo ongelijk gewceven , Baart mijn befpieglend oog verwondering en trooft, En, zo mijn moedig hart, bij wijlen, zuchten looft, Om 't dierbaar Vaderland en 't wankel lot der Vrijheid, Thans ftreelt reeds mijnen geeft een voorfmaak van de blijheid, A DlC  2 Dt SLAG bij N I E ü W P O O II T. Die Neêriands volk, in "t eind, zal ftnaaken, als zijn vuift Het afgeflneeten juk kloekmoedig heeft vergruift. Want 's Hemels wondermagt, zo taftbaar vaak geblceken, Hielp Neërlands moedig volk de ketens niet verbreeken ' Op dat het, naa één blik der Vrijheid, in een' nacht ' Van helfche flaavctnij' verzinken zou. Gods inagt, De (leun mijns Vaders, en de toevlucht aller braaven, Dekt met een koopren muur de Vrijheid der BataavenEnfle«nende opzijn hulp, wordt thans ook Nieuwpoorts Benooten door mijn heir, beftookt door't oorlogsvuur Voril Alb^ht, door den trotfch eens Caftiljaans ge- VCrZl,imbeeVvel.k—°P ^ De l'eide Ph,iPs mooS Zo 's Hemels Oppermagt der Staaten heir niet (tuit Delgt Neerland op zijn grond CailiJJes naam zelf uit' De muitzucht heeft zijn magt vergiftigd en gerceten. Hier op den bodem van 't vijandlijk land gezceten, Heerfcht niets dan kalmte en ruft . . TWEE-  HELDENSPEL. 3 TWEEDE TOONEEL. MAURITS. LIJFWACHTEN. EEN ZOLDAAT. Z O L D A A T. Een van de Buitenwacht Verzoekt terftond gehoor. MAURITS. In 't holde van den nacht Een bode? 'k Sta verbaasd — doe fluks hem hcrwaards komen. ( De Zoldaat vertrekt. ) Schoon niets het manlijk hart eens oorlogshelds doet fchroomen, Een onverwachte maar, de voorbod» vaak van fmart, Verwekt een huivering in zijn kloekmoedig hart. A 2 DER-  4 De SLAG s ij N I E Tj W PO Ö R T. DERDE T O O N E E L. 1tA c R I T S. ÉEH RUIT E N W A c H T. LI j F W A C H T E K. M A U R I T S. Wel nu ? wat/aagt u hier ? BUITENWACH T. Een maar ,4ie fchrik zal wekken, Door 't heir, en Nederland. M A U R I T 5. •Sjireck op. B U ,1 T E N yr A c II T. ó Vorft! we ontdekken Aan zeinen, ons vnn ver geduu'rig meegedeeld, Dat 's vijands hcirmagt daagt. M A U R I T S. Een dweaze kommer teelt Tc vr.ak een bceldtcnis van naderende benden. BUITENWACHT. 'Er loopt door 't heir een maar.... MAURITS. Wie komt zich herwaards wenden ? VIER-  H E L D F. N S P E L. 5 VIERDE ÏOONEEL. maurits. ernst. buitenwacht. lijfwachten. ernst (in 't opkomen.') Op Maurits! Maurits! op. maurits. Mijn dierbrcNccf! bedaar. Gij beeft, wat brengt gij ons? ernst. Een ijfieiijke maar. De vijand nadert ons — maar dit doet mij nietbeeve». maurits. Decz wacht heeft mij teiftond'hct cerft bericht gegcevcn. Tegen de tijpwiCH TB n. Men wekk' het Leger op. — Al 't heir kom op de been., ( Tegen een uit hun.) Roep gij, uit mijnen naam , den Krijgsraad hier bij e«. ('Er wordt km hier op van verre Alarm geflaagen. ) A 5 VIJF-  «S DeSLAG sijNIEü W 1j ö O R T, V JJ F D E TOOKEEL. maurits. ernst. maurits. Gij beeft, welk deerlijk lot is toch aan 't heir befchoorcn ? ernst. Door een veripieder kwam dees rampmaar mijterooren, En een van 's vijands volk, door de onzen opgeligt, Beveiligde, op mijn' eifch, volkomen zijn béricht. ' De wrokkendeAlbrecht, in een reeks van tegenheden, Als door den arm van God vernederd, en beftreeden Door gnmmigheid en zucht voor de eer der Spaanfche Verzwolg met bittren fpfjt den welverdienden hoon Daar hij den vijand op zijn bodem moeit gedoogen Zijn Gade, nevens hem, tot eedlen toorn bewoogen Gaf fpooren aan zijn drift, en noopt hem zelf in'tcnd Dat bij zich tot het heir der Spaanfche muiters wendt' Die uttgeleezen fchaar van dappre zoudenieren Weleer de fteun des throons, de fchrik der Batavieren Maar voelende in zich zelf te groot een fterkte en kragt Dan dat zij vruchtloos meer na 't foberkrijgsloon wacht' Een vrtjftaat vormend van geoefende zoldaaten Deez bende, zwervende door de Ooftenrijkfche Staaten Verbmdt zich, op de beé van Albrecht, met de magt, Reeds tegen Ncêrlands heir door hem in't veldgebragt. Jaa  HELDENSPEL. !? Taa zelfde Hertogin door eedlen moed gedreeven, ( Haar vijand is verpligt haar deezen lof te geeven , ) Vertoont zich in het heir der t'zaamgerotte fchaar, Ontziet om Spanjes eer, noch hoon, noch lijfsgevaar, En bidt, op cencn toon, 't gedacht der Vrouwen eigen,. Den muiteling om hulp. De dappre benden neigen Op haare bcê terftond tot een verbintenis, Die vleijcnd voor hun trotfeh, en alzins roemrijk is. De Aartshertng.zonder deez verneedring zich te fchaainen, Rukt op het onvérwacblft zijn befte krijgsmagt zamen j En de eer des Spaanfchen krijgs, die uiigezogtc bloem Van Helden , voegt haar magt, tot ftaaving van haar' roem , En ons verderf, bij't heir des Hertogs. - Wreed befprongen Is Oudenburg alreeds der Staaten magt ontwrongen, De moedige Pyrbn moeft wijken voor 't geweld, En tallooze overmagt. MAURITS. Bezweek die groéteHsMl Maar 'k bid, vaar voort. ERNST. Nu fpoedt het heir naNieuwpoorts wallen, En zal bij 'i morgenlicht ons Leger overvallen., MAURITS. Afgrijslijk nieuws! ons heir, dat niet in keur of moed Voor Albrechts legermagt en vaanen onderdoet, A 4 Li-Ti /  B De SLAG sij N I E ü IV pook T.. Ligt open, onbefchanft, en moet deeze oogenblikken Zich door >t vijandlijk heir den weg ter eer befehikkcn Of fneuvlen voor deez veil. - Het hooggezwolien tii Belet, dat ik mijn magt, aan Nieuwpoorts ooftcrzij Begunftigddoor de fchaêuw des nachts, kan overbrengen ö God! indien uw gunft dien doortogt wil geheugen, Zie ik, hoe fchemcrend en flaauw, een enkle ftraal,' Die mij nog hoop verleent op de eer der zegepraal ' Ontzaglijk oogenblik! de Vrijheid deezer Landen Die 't vuur van heldenmoed zo heerlijk deedt ontbranden Hangt, naait de magt van God, van onze heinnagt a£ ' Mijn dierbaar vriend! ik beef... heb ik den legerflaf °P 'S Vzegen fp°°r' SCzwaaid ™ Neêrlandj En b!Cedègen m°ed Va2k Uyt wee*W ™ mijn 't Befliffend oogenblik baart mij een huivering ik Vdewln?Ch V°°r "' fCÜ°0n V0°r al 'C b» Z E S-  HELDENSPEL. 9 ZESDE TOONEEL. MAURITS. ERNST. LODEWIJK. FRAN9OIS VEERE. HORATIO VEER E. SOLMS. EENIGE LEGERHOOFDEN- MAURITS. Mijn vrienden! neemt hier plaats. —- ó Heldenfloet, gefchapen Voor krijgsgevaar en dood; de nood cifcht ons te wanen. Gij hoort de alarmtrom roept den krijgsknecht cp de been. En mooglijk, vricndeniloet! zijn wij voer 't left bij een. Des Hertogs magtig heir, met dat der muitelingen Veréénigd. ftaat gereed ons Leger te taefpringen. 'k Zie in u aller oog ontroering, — maar 'sLandsnooi Dringt ons ten kort befluit. — De zegepraal of dood Staan beide voor ons oog, en 'k wil 't a niet ontveinzen, Ik wanhoop aan de zege. SOLMS. Is dan het rugwaards deinzen, En, door een aflegt, ons te ontwringen aan zijn magt, Onmooglijk voor ons heir. ERNST. Naa't eir.de van dccz' nacht Zal zich 't vijandlijk heir reeds voor ons oog vertoonen. A 5 F.  to De SLAG bij NIEUW POOR T. f- v e e r e. Een laffe vlucht zou de afch der Vaderen zelf hooncn Eer foeuvel 't Ncêrlands volk volkomen op dit ftrand] Dan zich 'sLands naam bevlekk' met onuitwifchbre fchand.' h o r a t i o. Mijn broeder! laaten vrij de laffe bloodaarts vlieden. Wij zullen t'zaam den dood en Spanje weérftand bieden Zo zal, hoe diep de roem der Vrijheidshelden vall', Onze eer onfterfiijk zijn voor de oogen van 't heelal. l o d e w ij k. Jaa edel broederpaar! 'k voel ook dat vuur ontgloeijen. Eer plengt deez hand mijn bIoed,dan dat zij beeftin bocijen. Dat vrij lafhartigheid een dwaaze vlucht behaag' Wie koos voor zulk een vlucht geen grootfche nederlaag. solms. Zoekt gij door deeze taal mij lafheid aan te wrijven. 'k Poog Ncêrlands heil met u te fterken en te ftijven Maar roekeloos bedrijf en 't fpillen van's Volks bloed Zijn in mijn oog geen blijk van waaren heldenmoed Men leent in zulk een nood met fchadc aan woeftbeid de ooreo. suut* h o r a t i o. En lafheid in den nood. . . , M a cr-  HELDE N S P E L. ïi MAURITS. 'Er gaat Hechts tijd verloorcn. Mijn vrienden! met deez twiö, dit ongegrond verwijt. Ik weet, ó eedle kring, dat ge allen Helden zi t, Gereed uw bloed en goed voor Ncêrlands heil te waagen. Wie uwer kon de dood, in 'tftoutftgevecht, verzaagen; 'k Beken dat ik met drift na 't uur des aan vals haak, Maar, Helden! in wat gloed ik voor's Lands zege blaak', Ik zou, zo't mooglijk was, in deeze omftandigheden, Op 't wijsberaaden fpoor van mijnen Vader treeden, Ontwijkend met mijn heir een ongelijke magt. Maar de onverwachte nood — 't verloopen van den nacht Belet ons 't wijkend volk voor 's vijands oog te dekken. En 'k bid u, na wat oord zal'k met deez benden trekken. Ooftende, dat ons voedt, en de achtbaare Ovcrhcên Uit Ncêrlands Staaten huift, van 't leger afgefneên, Zou 't doel der wraakzucht zijn van woefte zoudenieren. Wij moeten dus, deez' dag, hier roemrijk zegevieren, Of fneuvlen — door het heir des trotfehen Hertogs liaan , Of fneevend voor 's volks heil met eeuwige eer vergaan. $OLMS. Maar hier ten wederkant der Haven ncêrgeflaagen . . . Niets zal de zegepraal van 's Hertogs heir vertraagen. MAURITS. 'k Beken het, maar de vlucht, die ons onmooglijk wordt, Door 't naadren van den dag en 't krijgsvolk, overftort, In-  12 De SLAG jij NIEUW POOIl i Indien men 2e al bcftondt, ons metgeen minder rampen. F. V E E R E. Dat wij ten einde toe voor Neêrlands Vrijheid kampen In onze hand befterf het heilig Heldenftaai Zo word' de nederlaag voor ons een zegepraal MAURITS. Maar ach! wat fammlen wij. Beraaden we ons te «rader De nood eifcht allen ipoed. ZE-  'H E L D E N S P E L. 13 ZEVENDE TOONEEL. DE VOORIGEN. VERSPIEDER. VERSPIEDER. Verfchoont, dat ik hier nader. Daar 's vijands magtig heir ons aller aandagt wekt; Heb ik van 't hooge duin zijn richting thans ontdekt. Mijn oog, gewoon van ver den vijand na te ipooren, Zag agter Leffinghem, naar d' afftand van den Tooren Gcgift een halve mijl, de Spaanfche legermagt. Niets wederhieldt mijn drift, dat ze u die tijding bragt: Ik ben op 't oogenblik de Haven doorgezwommen. MAURITS. Vaar voort in uwe trouw; vertrek. ACHT-  24 Ds fLAG jij NIEUWPOORT. ACHTSTE TOONEEL, MAURITS. ERNST. LODEWIJK. F. VEERE. H. VEERE. SOLMS. LEGERHOOFDEN. MAURITS. De nood, geklommen Tot aan de lippen, eifcht een mannelijk befluit. ERNST. Vergun mij dat ik u mijn oogmerk ijllings uit. 'Er moet ten deczen ftond een kloek beraad genomen. De vijand fchijnt nog niet te Lcffinghem gekomen: Gun dat ik, met een deel der befte Ruiterij, Hem ijllings tegen fnel — en middlenvijl kunt gif, Bij 't ebben van de Zee, het Leger, nu gefcheiden, Verzaamlen bij elkaêr, en door het ondiep leiden. Ik zie de hachlijkheid van dit mijn ontwerp in : Doch, zo ik flechts de brug van Lcffinghem verwin, Dan kan een handvol volks de grootfte krijgsmagt fluiten. MAURITS. Zo doet u Ncêrlands heil dit oogenblik befluiten Tot een geduchten flap, die, zo hij u mislukt, U met uw Iegermagt aan 't Staatfchc heir ontritfe Een aanflag vol gevaar .... ERNST  HELDENSPEL. iS ERNST. Zal ik kloekmoedig waagen, Indien ik flcchts den fpoed des vijands kan vertraagen. —■ Dan wint gij tijd en kans, die ftaan den vijand duur. Elk oogenblikje tijds weegt zwaarer dan een uur In zulk een hoogen nood. Laat vrij de dood mij dreigen: 'k Heb 't fterven reeds geleerd. ( De Krijgsraad geeft een blijk van goedkeuring.) MAURITS. Ik zie den Krijgsraad neigen Tot uw Bataaffch ontwerp. Vlieg heen, op mijn bevel, 'k Verheug me, dat ik u ook onder de afkomft tel Van 't dapper Naffauws bloed. Kies udeftoute Zeeuwen, Verwoed op Spanjes magt, die woefte waterleeuwen, En Schotten, vloekende van drift op 't Spaanfch gebroed, Tot voetvolk op uw togt —■ en neem een Ruitersfloet, Vier vaanen fterk, tot hulp. Dat God uw krijgsdeugd leide. ERNST. 'k Vlieg uit uw arm ten ftrijd. — Dat mij de dood verbeide In d' eerden kogel van des Spanjaards legermagt, Deez vreugd vergoedt dien flag. Een Goddelijke kragt Bezielt den geeft fomtijds in de uiterfte oogenblikken. Ach mogt mijn dood uw heir de zegepraal befchikken. Vaarwel, doorluchte ftoet! beeft, Spanjaards! voor mijn trouw; Dat ik uw trotfeh verwin: voor 'tminft uw drift weêrhou. NE-  15 D e S L A G s ij N i E ü W P O O R T. NEGENDE TOONEEL. MAURITS. LODEWIJK. F. VEERE. H. VEERE. SOLMS. LEGERHOOFDEN. F. VEER E. 'k Benijd deez glorie hem : een krijgsheld, zo verheven Ach Maurits! laat mij toe dien dappren na te ftreeven, Zo deel ik in zijn' roem, en tem de dwinglandij. Vergun mij, edel Held! te fterven aan zijn zij. . L O D E W IJ IC. Jaa! laat een digte drom van cedle Legerhoofden, De laauwren plukken, die de Spanjaards zich beloofden. H O R A T I O. Dat Albrecht met zijn magt voor ons gczigt bezwijk. Elk Held, zo groot als wij, is zelf een heir gelijk. SOL M S. Mijn kling is ook gereed aan u dien weg te wijzen. MAURITS. Bedaar, mijn Ilcldenftoct! moet ik uw ijver prijzen Of laaken. — Groote God: in welk een feilen gloed Ontfleekt de Vrijheidsmin het Nedcrlandfchc bloed. Beteugel Gij een drift, die, buigend voor de wetten Der krijgstugt, Spanjcs magt den fciiedel zal verpletten. TIEN-  HELDENSPEL. 17 TIENDE TOONEEL. DE VOORIGEN. FREDRIK HENDRIK. F R E D R I K. De Alarmkreet door het heir in't holft des nachts verfpreid En 't aaklig krijgsgerucht, van tent tot tent verbreid, Doet mijn Eataaffche jeugd in Heldenijver blaaken. Hoe beeft mijn jeugdige arm.hoegloeijenmij mijn kaaken. Deez' nacht, toen nog de flaap mijn zinnen hieldt geboeid, Voelde ik reeds in mijn droom het heldenvuur ontgloeid, 'k Zag Vader Willems geeft om mijne fponde waaren, Hij zag mij ruftig aan. Zijn zilvren grijze hairen Bedekten hoofd en kin, — en op een zagten toon Voert hij mij kragtig toe Gij ook, gij zijt mijn Zoon 1 Toen drukte hij mijn hand, en, eer 'k die los kon maaken, Deedtuiii de wapenkreet op 't onverwachtft ontwaaken. Ik fchoot mijn veldrek aan, en bond mijn ftaal op zij, 'kOntwijk mijn tent ontroerdjmijn droom bleef mij nog bij. Bij mijne tent ontmoet mij Erlift, 'te paard gezeten, Vcrzeld van weinig volk; hij riep: Doe Maurits weten , Dat reeds het water ebt-- vaarwel — volg o-okawpligt. Zo fpreekend rent hij mij, uit mijn verbaasd gezigt, Terwijl de fcheemering der lichtend naauw gedoogde, Dat ik met eencn blik dien eedlen Held beoogde, Dien 'k naavloog met mijn hart . .. B MAU-  ï8 De SLAG n ij N I K U W P O O R T. MAURITS. 6 Edel Jongeling! Gij baart, in mijnen geeft, vreugde en verwondering. Gij z;jt het heilig bloed van Vader Willem waardig. Uw tijding ftreelt mijn hart. Hef leger maak zich vaardig, Ten raflen overtogt, bij 't vallen van den vloed. Lees wenk van 's Hemels gunft vervult mijn hart mei moed. De magt der Godheid temt de toomcloozc baarcn. F. VEER E. Zou Vader Willcms fchim door dit ons leger waaren, Dat dan zijn edel vuur , zijn kloeke dapperheid Ons aller hart beziel.. .. MAURITS. Maar ook zijn krijgsbeleid. Laat ons toch na de ftem dier wijze raadsvrouw hooren j Door één' verhaaftcn ftap werdt vaak een flag vcrlooren. En deeze ilag beflift miffchien op Nieuwpoorts ftrand, Den val of zegepraal der Vrijheid van ons Land. Geen aanval zij door ons op Albrecht ondernomen, Eer men aan d' overkant der haven zij gekomen , En daar de vijand wachte, in ordening gefchaard. Zo wordt het meefte bloed van 't vrije volk gefpaard; Maar dat een Ruitersrot, indien hij eer mogt dagen, Schermutzlend, tot ons heil, den aanval doe vertraagen Begeeft u nevens mij ter Haven, daar de glans Der  HELDENSPEL. 19 Der zon haar ftraalen fchiet, aan d'oofterbemeltrans. Men peile, of't water reeds genoegzaam zij gevallen. Nogmaals — voorzichtigheid befluur den geeft van allen; En fchoon 's Lands Vrijheid ons ten ftrijd roept, Heldenfchaar! Men fpil, niet roekeloos, het bloed op haar altaar. TWEE-  D r: | ti A G , y N I E ü VV P O O R T T VV E E D E BE D R IJ F. i E R S T E T C) O N E E L. W AüRiTsen F.vt e & e ï' zamen opkomende. lijfwachten'. f. veer e. 1 Gaat wel met ons ontwerp. Den ftroom reeds doorgetoogen, Zweeft niets dan Heldenroem en zege mij voorde oogeii. Mijn voorhoede is een ftoct van Helden. — Elk bezit De Vrijheidsliefde, en moed vaneen rechtfehapen Brit. Een vuur van krijgsmansdeugd zie 'k uit hun oogeii fchittren. Hun opflag.fler en norich, moet elk nog meer verbittrerj Op Spanjes legermagt. Als ik hun moed aanfebouw, "Wordt nog mijn hart verfterkt in fiere heldentrouw; Gij ftelde mij aan 't fpits van 't heir met zo veel Helden, piegunft,doorluchtigVorft! zalikugrootfch vergelden. Twee proeven maaken Hechts bij mij den krijgsman groot j Een eedlc zegepraal, of een roemruchte dood. MAURITS. Mijn vriend! bebpu dien moed. Hrj zal u roem verwerven. Een krijgsman fmaakt het zoet op 't bed van eer te fterven. ■k Vertrouw de voorhoede u, maar vai niet driftig aan. Voelt gii> door Britfchen moed, uw boezem hevigflaan, Be-  H E L D E N S P E L. 21 Bepaal, 'k beveel 11 zulks, die woeftc drift van zinnen. Leer van den Batavier van langerhand verwinnen. Hij zwijgt, en kropt bedaard zijn woede en krijgszuebtop, Maar treft, ten juiften ftond, den vijand voor den kop. De Vloot, reeds opgezeild, zal 11 niet weinig baaten, Zij baar' door baar gefchut d'aanrukkende zoldaaten Van Albrecht, voor het min ft verhindring in hun togt. Hem zij, ten duurften prijs, het Neêrlandfch bloed ver* kogt. F. VEERE. Ik gaa, — en uw bevel is mijnen boezem heilig. Dat 's Hemels dierbre gunft vooral uw hoofd beveilig. Gij tempert mijne drift door uw bedaarde taal, Maaï mijn befluit (laat valt: ik iterf of zegepraal.-. 23 T W E B-  22 DeSLAG bij N I E TJ W P O O R T. TWEEDE TOONEEL. MAURITS, LIJFWACHTEN. MAURITS. Jaa, Vcere! ik voel, als gij, een hevig krijgsvuur blaaken, Deez' dag zal mijnen naam onfterflijk roemrijk maaken, Of met een eeuwge fchand bedekken. 'kHaak na't uur, Dat mijnen roem beflift: en demp het hevig vuur Der eerzucht,in mijn hart, om, met bedaarde fchrcden , In Neêrlands veeg gevaar, manmoedig toe te treeden, Op dat, hoe 't lot zich keer', de fchandelijke blaam Van roekeloozc drift, niet kleeve aan mijnen naam. DER-  II E L D F. N S P E L. DERDE TOONEEL. maurits. een hopman. l ij f wachten. hopman (eenigzins verwilderd') Ik kom met lijfsgevaar door Albrechts legerbende, Om, op mijns Veldheers laft, de tijding, vol ellende . . . maurits tegen de lijfwachten. Verwijdert u. Tegen den hopman. Vaar voort: maar bindt uw droefheid in, Welk lot weervoer uw bende en veldheer? hopman. Bij 't begin Des aanvals, fcheen het heir des Caftiljaans te fchroomen , Schoon hij bij Leffinghcm de brug had ingenomen, En op 't voordeeligftc daar reeds zijn poft gevat. Hij duchtte, dat zijn heir, op d'aantogt afgemat, Door al de lcgermagt der Staatcn, werdt beftreden. Doch onze zwakheid blijkt; en met verbaafte fchreden Dringt 's vijands heirmagt aan. Wij ftrfjden, gantfert verwoed, En 's veldheers eedle taal bezielt clks hart met moed. Hij fcheen een leeuw , gevolgd door onverwinbre welpen» Maar vruchtloos poogden wij den vijand te overüelpen. B 4. Do«f  34 D!SLAO BS> NiEUWP00RTi Door onze hand vol volks rtr- ■ ■ En tracht™ a u ~ " V1Clcn noë"™Is aanj En trac ten door het heir des vijands heen te liaan t Mislukt. - En Albreehts magt, ten fpoediefte drongen, ipoeaigite aangc- Heeft een aanzienlijk deel in ketenen gewrongenTerwij een ander, blincj door woede en raazerni Den do k zieh dreef in 't hart. 't Gefchrei van Dood of Vrij Door een roemruchcen dood het leeven ftrijdend endden Ojt.tocdej.hoofd. berocmd door moed en trouw ' N.« in de wreede hand des Spanjaards vallen zou. De veldheer zag in t eind zijn bende zichtbaarmindren, En daar t onmooglijk was, den voortgang te verhindren Van t overwinnend heir, trekt hij het overfchot P^nen,. digt bij één, door'£ tegenwrijtend lot En de overmagt geperft, geeft hij zijn ros de fpooren En zonder aan 't gejuich des Spanjaards zich te itooren Zich fchrandcr dienende vsn 't ijdel Iofgefchal Dat Albreehts geeft verblindt, kielt hij Ooftendes wal Terfchuigats, en het fchot van, vijand, heir onf Poogt bij t verllaagen volk nog moed in 't hart te fpreeken Jaa' toont, daardoor deez' flagde vijand was vermoeid ' Hoe ligt uw zegepraal uit onze neêrlaag vloeit Toen koos hij mij, wat eer! uitzoveeldappreHelden, Om u „flechts alleen, die droeve maar te melden. En k heb hierin den eifch mijns Legerboofds voldaan, * Deed niemand uit het heir ons aaklig lot verftaan: Jaa! hield, zo veel ik kon, mijnangftighar, verborgen. M AU-  HELD E N S ? £ L. 23 MAURITS. Uw tijding ftrekt mijn hart ccn bron van bittre zorgen. Hoe wordt 's volks tcgenfpoed door mijne ziel beklaagd, En, fcboon 't de nadering van Albrecht heeft vertraagd, ■ Bij 'tftroomen van hun bloed, verlooren Ncêrlands Staaten Een duchtig aantal van de dappcrfte zoldaaten. Hoe deert mij 't droevig lot des Veldheers, naauw vereend Aan 't mijne, daar zijn vlucht Caftilj'c ftof verleent, Om Naffans eedlen (lam door fchimp en hoon te ont-> luiflren. HOFMAN. Wat zou de Heldenecr van uw gedacht verduid-ren, Daar mooglijk, deezen dag, door uw roemruchte hand Caftilje 011 nieuw bezwijkt, en zwicht op Nieuwpoorts ftrand. MAURITS. Uw vleifen baat mij niet, en evenmin mijn klaagen De Helden door den zwaai des krijgslots ncêrgeflagen. Meid liever, of zich 't heir des Landvoogds herwaarda fpcedt. H O P M A N. De Spanjaard, zwellende van trotfehen overmoed, Om zijn behaalde zege, en afgemat door 't ftrijdén, Zou, drong hem de eerzucht niet, den verdren aanflag mijden, Maar trekt nu langzaam op, geduurig aangepord Door wraak-en gloriezucht, en zal zich binnen kort Yertoonen aan het ftrand, voor 't oog der Batavieren, V, 5 MAIT-  26 DjSLAG *n * ï ■ ü- w p oor r maurits. Zwijg ■« ongelLlkkig lot> dat Deeze uchtcnd trof, voor, heir, op dat geen dwaaZC Hun hart venneeftere, in dit hachlijk oogenblik Jaa ik verbied uzelf, één' Legerhoofd te ontdekken, man'ekkenWaardS E" °» ■ '« oog te ont- Van 1naauwziend onderzoek, dat zelf een wenk verftaat Zend ,k u na »s Lands vloot: toon daar een blij En (tel den 0-0^4^.^^;^ C Hij geeft den hopman een verzegelden brief over.) Zwijgdaarook'tlotnnjns Neefs; het heil der Nederlanden Hangt ligt aan d,t geheim. Mijn gunft zij u beloofd Volbrengt gij deezen laft; en anders, zal uw hoofd' Dat fchandlijkpligtverzuim, die dwaaze losheid boeter,. h o p m a n. •k Zal met een blij gelaat elk , wie me ontmoet, begroeten. Doch zo een loofaart door het vleijen z,jner tong Aan mijn onfehuldig hart dat duur geheim ontwrong, Zal da.mijn ftaal terftond ons beider hart doorbooren En onder beider bloed dee2' droeve rampmw finooren' vier  II E I. D E N S P E L- VIERDE T O O N E E L. MAURITS. Hij gaat, en welk een laft voert deeze Hopman meê. De Vloot van Ncêrlands Staat verkies het veld der zee; Zo wordt de hoop op vlucht de heirmagt afgefneeden. Mijn ziel, op dit bericht, door felle taart beftreeden, Beklaagt het deerlijk lot van mijnen bloedverwant. De jonge Erederik, de hoop van 't Vaderland, Genaakt van ver mijn tent. Daar thans de rampen grocijen, En krijgsgevaar en dood om aller hoofd zal locijen, Zij deeze dierbre loot van Naffaus ccdlcn ftam Door mij voor't woên bevrijd van die geduchte vlam.  * ..JKiEüffP0O]tr V IJ F D E T O O N E E L. maül,ts- f r e d r i hendrik. ^ ij f w a c h ï e n. f r e d r i k. Mijn broed», welk ^ fe^, JU zien den eerden drom van Albreehts Ruiters naadren Boe J„,cbt m,jn jeugdig hart, dat haakt na k^JZ?" OP dat * w ttw fpoor de fchoonfte Jaauwéfs W**A. m a u r i r s. f r e d r i k. Wat deert u ? m a u r i x s, m M de oorzaak mijner fmarte. *■ r e d r i k. Hoc' "J5SÈ!* ■* »»-j «*<■ m. Benijd gij rojj deeze eer. M A ü R i T j. Neen! ik benijd ze u niet, Masr  HELDENSPEL. ■ 9 Maar da met uwe jeugd en ons gevaar bewoogen, Op u meer dan mij zelf, mzt medelijden, de oogen, F R E D R I K. Mijn broeder! 'k flaa gereed, om op het fpoor tctreên Van ons doorluchtig huis, En gij beklaagt me. 6 Neen t Betoom, betoom die vrees; of ducht gij dat mijn jaaren Tc zwak zijn, voor den oogft van krijgsmans laauwerbTaareh. 'k Erken, mijn jaaren en mijn kragjten zijn gering: Maar dat Caftilje beef voor 't ich'ittreu van een kling In deeze jonge vuift : ik hoor ook Neerland fmeeken , Om op hctSpaanfche bloed mijns Vaders afch te wreeken, Mijn broeder, deezen dag, itrijd ik, op Nieuwpoom ftrand, Miffchien mijn grootften flag voor 't lieve Vaderland. MAURITS. Uw moed verruktmijn hart, maar doet met eert mij beeveri. 'k Bczcf thans mcér dan ooit de waarde van uwlecven. Ik raad als broeder u, ontwijk, op Neërlands Vloot, Dit hoogft gevaarlijk uur, den krijgskans en den dood. Jaa.' 'k zie de weigering op uw kloekmoedig wezen, Uw lot, mijn broeder ! wekt, dit uur, mij duizend vrcezen. Ik bid, Ontruk dit hoofd, der Staaten roem en luft, Dat laauwren torfchen zal, als ik in 't doodl'tof ruft, Ontruk dat dierbaar hoofd Caftiljes legervaanen , En Albreehts wrok, deez' dag, dien dag van bloed en traanen. Voor mij gaapt deezer uur het roemrijk hcldengraf. Naa mijnen dood aanvaarde uw hand miin Veldheers ftaf. Zo  30 De S LAG ièj N I E U W p O O R 'f. Zo blijf Cafliljes wrok voor NafTaus naazaat boeven M4i broeder / inmV moedza, dan mijn moed herleeven. Voorkom dan., in dit uur, den ijffelijkcn val Die moogüjk beider hoofd gelijk verplettrcn zal Hoe juicht dan Albreehts wrok onTtlot van NafTaus loeten ligt zal hij lachend u den dolk in * harte ftootcn, Daar ik, getuige van uw jammerlijke frnnrt Meer dan den doodfteek voel in 't grieven van uw hart Of mooglijk zal het lot ons wreeder ramp bereiden En ons, in zegepraal , geketend om doen leiden Met welk een droevig oog zal, in dat uur, miffchien Myn broedermin uw jeugd aan mij gekluifterd zien Zo derft, want ach / ik ducht de neerlaag thans tezeker, Den Staat zijn trooll, en ik een broederlijken wreeker. F R E D It I K. Neen,Maurit,/fchoon ^ft, uw zucht voor mijn Van zulk een donkren kant het naadrend lot befchouwt Uw raad mishaagt mijn hart, zou ik een ilagontwijken, D.c Neerlands heldenftoet met laauwren zal doen .rijken We) met hun bloed geverfd, maak ook met eeuwige eer, Gun, dat ik, aan uw zij, het zegcpraalen leer. Leer mij, op 't moedig ros aun uwe zij gcileegen, In 't heetft van 't oorlogsvuur, het zwaaijen van den degen, Zo wordt, terwijl de dood om beider fcbcdel ftonnt,' Door u, mijn zwakke jeugd, tot hcldendaêu gevormd. Zo zou ik, fchoon ik bid, dat God den draad wil rekken Uw.ieevcns.tot'.sLandsheil.terftondtiwwreekerflrekken, ' ' En  H E 1. D E N SPEL. 31 En trof uw moedig hart een Caftiljaanfche kling, Straks zou het jeugdig vuur van uwen kweekeling, Gelijk een blikfemftraal, uws vijands kop verpletten. MAURITS. Ach! kon ik door mijn raad uw ijver paaien zetten. Zo hoogftnadeelig aan den Nedcrlandfchen Staat. Nog eens, mijn broeder', volg, dit oogenblik, mijn raad, Vcrltrckte ik ooit uw jeugd tot een getrouwen Vader. Ligt treedt, in "s vijands heir, het wreedfte noodlot nader, Ligt raad ik u voor 't laatft, daar mij een kogel wacht. Wat fmart, mijn laatften raad zie ik door u veracht. Is u mijn broedertrouw niet klaar genoeg gcbleeken? Wel aan! 'k zal dan de taal van uwen Veldheer fprceken. 'k Beveel u, in den naam der Staatcn, dcczen dag, Uw hoofd te onttrekken aan den naderenden flag! Veracht gij mijnen raad, buk dan voor mijn bevelen F R E D R I K. Mijn broeder! MAURITS. Neen ! die naam kan mijn gehoor niet ftreelen. Daar gij mijn nutten raad en tederheid verfmaadt, Ben ik uw veldheer en ik acht u mijn zoldaat. F R E D R I K. Wel aan.' doe als zoldaat mij dan mijn misdrijf boeten, Ik breng dit jeugdig hoofd gedienitig aan uw voeten. Schoon  ■ji De S L A G li Ij N I E ü W P O O R ¥i Schoon ik, dit oogenblik; u Hgt ondankbaar fchim, Ik kan ten deezen ftond u niet gehoorzaam ziffa. M a t; r i t s. Bebt gij me nis legerhoofd geen deuren eed gczwocrcn ? p h f. p r i k. É Zwoer nooit de zuivre ftem dcrVrijheidsmin te fniooren. m a u r i t s. Geen krijgsheld breekt zijn eed. f K E D R i t. Ik zwoer u , als zoldaat, Gehoorzaamheiden trouw, maar ook aan Neérhntis Staat Mijn hulde, en tot 's Lands hei! mijn dierbaar bloed te «raagen. Zeg mij, naar welk een eed moet zich mijn hart gedraagen. Mijn veldheer, door de ftem van zuivre broeden;;:!! Vertederd, voigt dat zwak, dit uur, ontijdig in, En dringt mij mijnen eed aan Neerland te vcrzauken.. Of 'k moet... m a u rit s. Ik voel het vuur van hcete gramfchsp blaakén; Gij hoont mij, Jongeling.' buk voor mijn' arm, erken Door uw gehoorzaamheid, dut ik uw veldheer ben. ( Vvi ver wordt eenig krijgsgerucht gehoord. ) f re-  HELDE N SPÉL. 33 F R E D R I K. Hooit gij dat fchieten niet... laatons geen tijdverliezen, Welaan! ik gaa het pad van dood of zege kiezen, En baan mijn broeder zelf een roemrijk heldenfpoor» MAURITS, Hou ftand. F R E D R I K. Stoot met uw kling dan deezen boezem door. Daar is mijn borft; ftoot toe. Gij moet U wraak verfchaffcn, Als veldheer... Aarzelt gij een' fchuldigen te ftraffen. Mijne ongehoorzaamheid, mijne eedbreuk eifchen 't loon... MAURITS» „ ó Hemel.' welk een moed! F R E D R I K. Wat toeft gij nog? Betoon, Dat gij mijn veldheer zijt. (Hij knielt. ) Laat ik degunft verwerven, Daar gij mijn Iaauwren rooft, om door uw hand te fterven. 'k Zal u behulpzaam zijn. Het klimmen van 's Lands nood Gehengt dat marren niet. MAURITS. Rijs op, zijt deelgenoot Van deez'geduchten flag — doch dat uw jeugd, ten tijde C Van  •34- De SLAG b ij NIEUWPOORT. Van 't hevigft des geveebts, niet wijke van mijn zijde, Op dat ik, cifcht het nood, met broederlijken arm, De hoop van Nederland en NafTaus huis befcherm. ' F R E D R I X. Wat vreugd.' deez taal verrukt me: ik zal dan met u ftrijden, En ook mijn Vaderland, door zege of dood, bevrijde* Van Spanjes dwinglandij. MAURITS. Grootmoedig Jongeling.' Dat zich uw fiere moed in 't oorïogsperk bedwing'. Een woefte krijgsdrift zal te dikwerf vruchtloos blaakcn, Maar kloeke dapperheid den menfeh onfterflijk maaken. ZES-  » E L D E N SPEL. ZESDE- TOONEEL. MAURITS. FREDRIK HENDRIK. SOLMS. h IJ F W A C H T E N. SOLMS. Welk onverwacht gezigt vertoont zich aan het ftrand. Naauw was aan deeze zij der haven 't heir geland, Of, op des vloötvoogds zein, zien wij ecnsflags de zeilen Der vloot ter afreis rede. Ach! kunt gij de oorzaak peilen Van een bedrijf, zo wreed als roekeloos en vreemd , Dat, in dit hachlijk uur, een vlootvoogd onderneemt. Gij zwijgt ■— Zou deeze daad op uw bevel gefchieden? Indien wij vruchteloos Caftilje weêrftand bieden , Wat weg ontfluit gij ons in zulk een' hoogen nood? Waar bergen wc ons met eer ? MAURITS, In een roemruchten dood. De vloot heeft, op mijn' laft, haare ankers opgewonden. Ik heb haar na Ooftende ons heir vooruitgezonden. Gij beiden beeft — en deinft op zulk een fiere taal. 's Lands heir bedoel deez' dag niets, dan de ssegepraal. Ik heb met eigen hand den weg ter vlucht gellooten. De onmooglijkbcid der vlucht zal ieders moed vergrooten, En tot den duurfi.cn prijs, in 't barnend oorlogswoên, Caftiljes overmagt den kop verkoopen doen. Jaa, zelfde bloodaard, door zo groot een/nood hcrichapen C .->. In  m D" SLAG bij N IËÜWPOftif, In een' verwoeden leeuw, grijp' bcevcndna het wapen, En wreek' wanhoopende zijn' angft op 's vijands bloed. De wanhoop^llrijde in 't heir, waar ■« manglen mogt aan 'k Zal zelf bet Staatén fagt, btnógaart'titrandgebleeven, Zo ras 't gevecht begint, bevel ten aftogt geevcn Op dat geen legerhoofd, hoe groot hij zij van rang, Zich door de vlucht onttrekke aan 't algemeen belang. F RE d r i k. Mijn broeder! kan ik £ he(r Landyo ^ erlangt na d'aanval-leus met ongeduld en fmart Vooral daar de Admirant Mendoza, door zijn woedeEn trots alom vermaard, de voorftc legcrhoede ZcLffTheirgeieidt'op Spanies heldcn Enfeheldendeonsuitfchimpeen'hoopvanjongenM:oemt: Maurits. Welaan! ik zaI die fmart, dat ongeduld bekorten, op tpZVTfchen waan voor 0,ls docn nede'*°«* Op tft ad,dat ons verbeidt, 2o 's Hemel, wil gehengt Dat Neerlands dapperheid Caftilje te onderbrengt ' Komt! laat ons op de Hulp der vaderen vertrouwen. MlJn vrienden! 't Uur ppnaatf t . fchouwen, S " Laat ons he£ h& b* Dat voor het ftaarend oog van 't fidderend heelal Ldeekehndden ^ oorbeeld ftoutheid  HELDENSP £l~L; 3$ Onze onverfchrokkenheid nog bet hunn' moed ontftceken ,. Zo zij voor Splfije ons heir, indien het zegepraalt, Den brandend vuur gelijk, dal op zijn' fchedel daalt. C 4. DER-  4° P* SLAG bij NIEUWPOORT. DERDE BEDRIJF. Tot aan het einde van het Vijfde Tooneei moet'er een geduurig krijgsgerucht op een' vrij groeten affiand gehoord worden, nufiaauwer, dan ft erker. EERSTE TOONEEL ■ E ft D o Z A. L IJ F W A C H T E N. M E N D O Z A. Zie daar dan t lot des ftrijds gemeen voor alle rangen. Afgnjzehjke fpijt! ik ben dan krijgsgevangen. De muitling, dien ik doem, dienganfeh Caft i Ij e vloekt, Heeft, op deez" dag van eer voor Spanje, mij verkloekt, Ik hoor hier ', dondertuig der beide legers klaatren, Ln het trompetgefehal der fnoode Geuzen fchaatren Ik. in de handen van het Hemeltergend rot Afvallig van burin' Verft, afvallig van hunn' God Een bende, juichende mijn voorhoede ingedrongen "ttïUS? d" ™ 'c Spaanfchehei, Hoe gruw ik voor mijn lot: daar ik, deez' grootfehen dag Voor Spanjes beerfchappij, geen laauwren plukken mag. Vergeeffeh ben ik ten top van zoveel eer verheven 1V0C^"ecveTiikbI°ed VCrgeeffch dow dc «*« Ver-  HELDE AT - S P E L. 4* Vergceffch riep ik de magt der heilige Englen aan, Om met mijn bende 't rot der Geuzen te verdaan. 6 Heilgen , die om hoog met onbenevelde oogen Het ondermaanfche aanfchouwt, koft gij mijn' val gedoogen? Gedoogen , dat het (laai, den vorft en u gewijd , Door haaters van Gods kerk, in deezen zwaaren ftiïjd, Waaraan uw glorie hangt in 't zevental van landen, Thans zo ontaart en blind, gerukt werdt uit mijn handen: Jaa, dat een Vendel met de heiige Moedermaagd, Waaronder Spanjes heir geruft het keven waagt, Met mij in zegepraal, tot fpijt van 't moedig Spanje, Gevoerd werd na de tent van 't muitershoofd Oranje. Waarom niet f zaamgefchoold op 's vijands heir geftort Met meêr dan menfehenkragt, of fchiet uw magt te kort, C 5 TWEE-  V Dl | 1. a g 3jj n i k l, u, p 0 u r r TWEEDE TOONEEL. mendoza. f. veere Cg« „ rfoo, ^ Zotóat oogcnbi/k na * ftrijdend leger weder. Voltoo.t een zegepraal, reeds met mijn bloed bevlek Zo lang ik iets vermogt, heb ik uw gids geftrekt. k Was gaarn ten einde toe aan 't fpits des heirs gebleeven En moert, mijns ondanks fehier, den veldftaf overgeevcn Aan mijnen broeder, mij in heldendaèn gelijk Dat hij met u de palm der overwinning ftrijk' ' Vliegt heen De zegepraal zij t eenig doel vin allen. rnutktAlbrechtswreevlentrotreh^elijkMendozaaswaan. C De Zoldaaten vertrekken. \ MENDOZA. Ó Wrccdfte fchimp! Kan ik dit hooren en béftaan? f. veere Cmindosa merkende.) Mijn Heer! mijn fiere taal kwam mooglijk u ter oorcr, Z.J grieft u, maar verleent de feherpfte zegefpooren Aan mijn vermoeiden ftoet. De fchimp was nooit het doel, Waar-  H E L D E N S P E L, 43 Waarop een krijgsman mikt. * Bezit te veel gevoel Van eer, dan dat ik u met laage fmaad zou hoonen, Ons lot is hierbeflift: komt: dat we ons Helden toonen, Nu ons de tegenfpoed met fcherpe roeden Haat. Ge ontvielt aan Spanjes kroon , en ik aan Ncêrlands Staat. De zege van Caftilje of die der Nederlanden , Hangt thans niet langer af van uwe of mijne handen. En fchoon het krijgslot u gevangen heeft gemaakt, Gij hebt voor Spanjes kroon uw trouw niet laf verzaakt. En ik, flechts ligt gewond, moeit, daar mijn ros getroffen Ncerftortte in 't heetft des krijgs, op 't Slagveld nederploffen. Mijn heen.op 'tfelft gekncusd,bij't(torten van mijn paard ., Gij lacht. — Die fchampre lach bewijft me uw' laagen aart. Mijn nutloosheid voor 't heir moge u tot ftreeling ftrekken, Maar kan mijn lichaamsleed uw hclfchen lach verwekken : Dit ftrijdt met heldendeugd, zij koeftert medelij. Weent zelfs bij 's vijands wond. mendoza (Schamper.') Dit wacht gij' ligt van mij V >\ veer e. Wij kennen reeds den aart der trotfche Caftiljaanen. mendoza. Ga, bedel uw meefbes, dat zij met tcedre traancn 't Gekneusde been befchouw , uw wonden lekke en kufch*.  44 dtsue "in i e V W p o o R r. F- VEERE. Die taal paft aan >t gemeen , hoont mij een heirvoegd du Lafhartig Koningsilaaf!... MENDOZA. t.. . , , Een flaaf van muitelingen Die zich hunn' eigen' Vorft, hunn' wettig' Heer on wringen. ö x-u-er ont Schijnt u een tijtel van verheevner klank en rang. P' VEERE. Gij kent de Helden niet, die Spanje reed., zo lan* Zo vruchteloos beftreedt, dat echte tuk der Belgen ' Die met het taaift geduld den felften hoon verzwelgen Maar eindlijk, farrens moede, in eiken landgenoot ' Een'krijgsheld leveren, gehard ten ftrijd en dood. MENDOZA. 'k Beken: -t rs meeftérlijk tot hunnen lof ge/proken. Ik ken aien Iandaart ook. Zijn wufte zinnen fooken Geduurig na iets nieuws, 't geen Vorilen onruft wekt Zij durven 't brokje gronds, dat doormijn' duim bedeki Zich wegfchuilt op de kaart der Europeefcne Rijken, Zelfbij het magtigft Rijk der Waereld vergelijken Metzulk een trotfeh bezield, zien ze, in hun' blinden waan Zelf een gezalfden Vorft, met norfehen weerzin, aan Jaa, gaat de trotfehheid voort dier aartsgeweldenaa.cn' Zn zullen m Euroop noch kroon, noch mijter fpaarèn' In  H Ë L D E N S F E L. 45 Indien de Hemel duldt, dat hun verwaandheid klimt.... Wat zeg ik? — 't Neêrlands volk, datGeuzenrot, begrimt De magt des Hemels reeds, in*t gruwzaam beelden ftormen. Zij durven Romes dienft, hoe grijs, verwoed misvormen. De hand der Godheid zelf fcheen in dat uur verkort, Of't eerfte kerkgewelf was op den nek geftort Der tempclfchenders en vervloekte monfterdieren. Zie daar een kenfehets van het krooft der Batavieren, Dat zelf geheel EuroOp, door 't hevig oorlogsvuur Ontftoken op zijn' grond, bederven zal: dat uur, Zal angft en naberouw die Vorften overftelpen, Die thans, tot Spanjes fchaê, die muitelingen helpen. De Gal en Brit kufcht nu den Belg als bondgenoot, Maar troetelt dwaas en drieft eene adder in den fchoot. En Neerland, zo 't zich gantfeh onttrekken mogt aar. Spanje, Ziet zich wel ras gekneld in ketens van Oranje. F. V E K R E. Afgrijslijk fchriktafreel! wat monfeer maalt uw hand, Gij kent de Burgers niet van 't vrije Nederland! Hoor, hoe de nood nog klimt der ftrijdendo partijen. 6 God! kon 't overfchot mijns bloeds den landzaat vrijen Van 't woedend krijgsgeweld, dat zoveel helden koft, Dit oogenblik zag 't heir der Staaten zich verloft Van zulk een' bangen nood. ó Hemel! keur 't mij waardig, Ik bid u: pleng mijn bloed. Het offer is reeds vaardig. DER-  46 D* SLAG E:j NIEUWPOORT. DERDE TOONEEL. FREDRIJC HENDRIK. F. VEERE. MENDOZA. F- V E E "E F.. Hoe ftaat het in het heir? F R E D R i K. tw t, Grootmoedig oorlogsheld > * Ben op mijns broeders M na deeze tent gefneid Opdathy.uumiin'mond, hetiot eens held, zou weeten Die zo voorbeeldig zich voor Néér tónd heeft gek weel F. VEERE. En fnoct hem, *, m hm b „,„ M. ™; F R E D R l k\ Hoe zal ik » den ftaat van >t «rijdend leger maaien ttets dan een moordgefchrei van Wraak aan Spanjes'kanc En u,t het Staatfehe heir voor God, voor't Va e , d 2o  HELDENSPEL, 4? £o 't tromm'Icn of 't gcfchut ons toelaat iets te hooren; Alleen, Cafliijcs magt vong ftraks den aftogt aan, Maar 't was, om onverwacht weêr op ons in te flaan. Wij ftrijden, op een' berg van ftervenden en lijken, Nu fchijnt eens Neêrlands volk, dan Spanjes heir te wijken. Doch Maurits, in den flag zo moedig als bedaard, Heeft nog een handvol volks bij volle kragt gefpaard, En doet die benden nu in 't eind, als fiere leeuwen, Sins lang ten ftrijd gcfard, daar zij victorie fchreeuwen, Inrukken op dc magt der Spanjaards reeds vermoeid. ■Gij hoort, hoe hevig thans dc ftorm des oorlogs loeit. VIER-  4? De S i. A G bij N i E tf W P o O S. T. VIERDE TOONEEL. fredrik hendrik. f. VEERE. solms. mendoza. solms tegen f r e d r i k. Vind ik «hier? Mijn Heer! Kwam, noodlotuterooren Aan t d.erbaar heldenhoofd van Lodewijk befehoorcn. Bij t hamen van 't gevecht, het heir vooruit gereén Omringt hem Spanjes magt. De Held vecht gantfch alléén, En Spanje fchrjnt vergeeffch haar kragten te beproeven H,j zw , ftaali.n ,rona;terwijIdfi hardehoev Van t ftcgerende ros, als deelde't in den moed Van zijn doorlachte vracht, den Spanjaard aarslendoe, me,d;nh,°0rde dm »ood krijgsmans Of zendt een' ridderftoet van uitgeleezen Helden Tot Lodewijks ontzet. Kloet fnelt hun fchaar voor uit. Wij fidderden van fchrik om zulk een ftout bcflnit Thans is miffchien, de roem der dappre Batavieren, De groote Lodewijk door 's vijands krijgsbanieren.... e R E D r i k, Hoe treft mij deeze maar. Vaarwel aanzienlijk Held ' Kom, Solms! op 't oogenblik na 'tftrijdendrotgefneld. f. veere. Wat hoorde ik? f, fic, Iot op Lodew bezegeld met zijn bloed. M A ü R I x s< ^wringt u 'tNeêrlands vo,f 1^ ' 5°* giJ ^ ' Als kinderen veraeht , CP d°°r U wfi*** . Slaa ze op • zmrrh " neergeflaagen oogen. ^n, doet het lot „ - . g t£ vcr&™- Wees dan zo . 1 " ^ «<»u zo groot van ziel ^f„„ , G«uig daar, hoe ver.w ! g " deugd kunt *** * ^aoodver^ M A V R I T s> N'"« langer, dan deez' nachf ,•• Aan Nieuwpoorts ftrand uT ^ * he* ™be*d hielden. firand'te" Wijk, dat wij faet veld be- Teg*n E R N s T# Be-  HELDE B SPEL. 57 Befcbouwen uwe daad, fchoon de uitflag heeft gefaald, lis t middel, dat de drift des vijands heeft bepaald. Gij deinsde, maar met eer, en tart op nieuws gevaarcn; Gij deelde in onze druk, deel ook de laauwerblaaren Der zegepraal met ons; uw val baarde ons gewin. Trek des in zegepraal Ooftende met ons ,n. Op morgen juieh die ftad thans diep door fchrik verflaagen, Zo volg' de blijdfte dag den treurigft' aller dagen. Een bende breng' t bericht van onze zegepraal, Deez' nacht, nog in Ooftende, op dat het ademhaal Naa zo benaauwd een' dag. Dat we ons thans ruft b,fchikken , Doch eerft 't vermoeide heir, naa zulk een fiag, veikwikken. Dat aan 't gevangen volk geen overlaft weervaar. Tegen M e n d o z a. Miin Heer.' Ik zie, de flag uws noodlots treft uzwaar: Gij weet, uw flaaking ftvijdt met Nederlands belangen, Doch 'k zal u als mijn vriend aan mijnen difch ontvangen. Uw lot kon door een' zwaai des oorlogs 't mijne zijn. mendoza. Dc fpijt doorknaagt mijn hart. maurits. Die wrevelmoed verdwijn'. Schik u nadeoorlogskans—Laatikuwdriftverdrijven. pj j ME N-  ^ u i' o o n r. mendoza. Gij poogt vcrgeeffch. — Tt •• T blijven. Jk zaI lniJn andaart waardig m a u r i T s> Een magtclooze trotfch Van vijand en van vriend mm , f r e d r i K. Mijn broeder!'k Zie vem.t, „ . Elk -oord doet mi hef h ^ UW«r^««». Om oP uw hTöenL \ dubb,M ^ocb.Ca^^ -rt te treeden; Smeekt Neêr and U*7 dag>zomoêgeftreeden, eiland ^ een vreê, die dubblen roem u baart. 1W"EnlTS «« de andere eeger- Onooglijk -dtdieeervoorzulkeen>HeidbewaarA  EMILIA van NASSAU. TREURSPEL.  PERS00NAADJE'N. mad*it« van nassaü. ^ '14 van NASSAU. d°n EMMANUEr.. VOORZITTER DER ALGEMEENS 8TAATEW. algemeene sta a R 0 D R I c O. b R E g I x x A> L JJ f w A c h t e n.  EMILIA van NASSAU. TREURSPEL. eerste b e D r u f. EERSTE TOONEEL. emilia zittende in eene bedrukte houding. b r e g i t t a. bregitta. Schep moed, Mevrouw! fchep moed. 'k Heb Barne- veld verbeden: Wacht van dien Staatsman hulp in uwe tegenheden. emilia. Wat zegt gij... Heve Maagd!... Maar neen! Wat vleit ge mij ? Spaar bij een trooftloos hart 't vergift der vleijerij. Zou Barncveld... p;iF_  62 EMILIA NASSAU B R E G I x T A. Dien fteun van uw geffach daCend«S™otttcinaiinen> *r teedrc liefde voor F ^ ^ c Een glimlach op -t eez/^r Voor „ „lca,. m„d,s ^ ~« *™». Ho Stwmm fa „„. dlif, " Cjtt!ljcs ir°°»- haagt. J ~ *«B rampfpoed zelf be. 't h een doorluchte trek van deugd in 't Neerland h . D.mededoogen kweekt met L J^t ï f ' 1-n ftervhng aangedaan, van welk een volk hi 4 tm,I,,, geteeld uit zulk eene ecdle rij ' van mannen, hoogberoemd ;„>0i j Door VaderhnrifiV La!^gefchiednis bladen, Vaderlanofche trouw, door kloeke heldendaaden En  TREURSPEL. 63 En fchianderheid van geeft bij ganfch Euroop bekend, Maarfteeds gelouterd door het proefvuur van ellend. Emilia, was 't bloed baars Vaders zelf onwaardig. Sloeg ze op Emmanuel, wien 't lot zo onrechtvaardig Van kroon en throon berooft, geen medelijdend oog, Doch, daar die eedle drift haar hart tot min bewoog Zal ik k voel mijn bord van dankbre blijdfehap hijgenHoe hoog zal ook de vreugd van mijnen minnaar Hijgen' Ach! mijn Emmanuel, om wicn dit hart Hechts kloptVan onze min, zo lang als een geheim verkropt, Zal, taj^fledjt! Eameveld mijns broeders ftrengheid Dit Hof, gaiifch Nederland, jaa zelf Euroop getuigen Bregitta! kende gij de liefde. _ Al de eer van 'tHc-f Haalt bij geen' lonk. Een kroon vertrapte ik in het ftof Voor hem, als Echtgenoot, aan deeze borft te drukken, 'k Voel door geen dartle drift mijn teedre ziel verrukken Meen .' neen .' Bregitta.' dat een wulpfche JufFerftoet Zich kittle met die drift. Haar fmaak miskent het zoet, "I Geen mijn Emmanuel en ik in 't hart gevoelen, Daal' W°doeiednn ^ den band des Huwlijks, Door Gxooten fchaars gezocht, dan uiteen flinkfeh belang, Of fchandelijk bejag van wapenpraal en rang. Daar komt Emmanuel, de welluTt mijner dagen, Eenwreedeen bange zorg fchijntaan de bloem teknaagen Van 't vriendelijk gelaat. Hoe peinzend treedt hij toe. TWEE-  T R E ü R S P E L. 65 TWEEDE TOONEEL. D0N EMMANUEL. EMILIA. BREGITTA. EMMANUEL. Achi' mijn Emilia' E M I L I A. Mijn vriend! zo droef te moê. ' Zie Van mijn aangczigt een licht van blijdfchap daalen. Verheug u in dien glans. Ik ztó de morgcnftraalen. Van onze heilzon reeds. E M M A N U E i. Mislei, mislei u niet. EMILIA. Mijn waarde Emmanuel, die't gricvendft zielsverdriet Geduldig hebt getorfcht, krimpt thans UW hart klemmoedig Voor 't drukkend noodlot weg. E M M A N U E L. 'k Was altoos tegenfpoedig, En deelde in 's Vaders ramp , maar nimmer , hartsvrindin! Sloon zulk een treurige angft mijn lieren boezem in. tGeruc*. als ware ons Echt in 't heimlijk reeds geflooten  C6 EMILIA van NASSAU. MlSlCidtc1^nhtS ****>:**-uXVn Neêrlands Vindt deeze "^r geloof... Aeh / mijn Elllii;a , Men ,iaat «W boezemvriend met'Vpijtig- argwaan gaó TjT^'t C-'™"'^, heimelijk verbonden AanMauntszufter.dexerderStaatenbeeftgefebonden. D e recht d gailvr.ihcid m. bn[ikte uk En volgens echt bericht, groeit tegen mij de haat lan Roomfeh en van Onroomfch. Elkis op mij gebeeten. En f hoon * mijn troofter vind in 't onbevlekt geweeten Mijn lieve Emilia/ Gij kent de muitzucht beft 7-0 l,gt ontftoken, in het Nederiandfch geweft Wier aandrang zelf het hart uws Vaders heeft doen beeven ' kTeevï'? mij ddDgt eei1' °«Wta« -u te Dien gij, dien Neêrlands volk, dien nwe broeder wraakt Cij weet, welk edel vuur in deezen boezem blaakt ' Hoe ik een vijand ben van 't onverdraagzaam twiften, En. Rome, volgende, den eernaam van een' Chriften Ver boven alles ftel, wat de aarde fchenken kan Emilia! Gij kent me: Ik ben een eerlijk man- ' kh^r^:M ™'d- "ij na . Hof Mijne eer vergruizen, fa dees fmaadelijke rédenDa- gaat dat baitérd-kindeens konings zonder throon. v1 zr. ,zijn dcl,gd hicr nog de M^ VooRo m s oude leer. Laat vrij zijn loosheid loeren, Om A,vas b oedraaddoor z..n,echt weêrinteyo Doch t za em miffen, fehoon verknocht aan NafTaus Vorft  TREURSPEL. £? Vorft Maurits peil' zijn doel, en ftreW des Landzaats Dat eer^ffaufche bloed zo fnood bezoeteld ftroome, Langs Maurits eige Hing, dan knellend juk van Rome Door deez' verfchoppeling, dien kaatsbal van t gel-, De fchouders der hervormde en waare kerk verdrukk . Kan deeze fchimptaal uw geruft gemoed verwrikken Wat let u t fnood gebroed? Waar vreeft gr] voor? EMMANUEL. Voor ftnkken, Die een vijandig hart voor uwen minnaar Ï Gemeene volk denkt niets, doeh vliegt var> elke han Die door een kunftgreep't hart, naar znn belang, kan zwenken, Fn heeft tot d'ondergang zijns vijands Hechts te wenken, En oogenbliklijk baadt de dolle en domme ftoet Zich driftig in een' plas van fehuldloos menfchenbloed. D n nog waant dweeperij een heilig werk te pleegen Wat Hg ook aan een hand vol menfehenbloed gelegen. Zo denkt het zinloos graauw. Zo daeht de moordenaarDie uwen Vader üachtte, op vrijheids zoen - altaar. En ftcchts een huurling was van 1 Vorftenhaatend Spanje, ]n >t kort; ik wantrouw zelf den Naazaat van Oranje Uw' broeder Maurits: 'k Ducht, dat hij mijn' val bedoelt, En dat door zijnen geeft 't gemeen zo zinloos woelt. E 2 KMI'  C'8 EMILIA van NASSAU, ÏMUiA, Verban, mijn boezemvriend ! die aaklfiw 0„a , De hr*iv* i! i, aakiige gedachten; De braave Barneyeld verhoorde reeds de klagten Doornujn Bregitta tot ons welzijn uitgeilort! ' *«wect. hoe ras denacht des druks vordrceven wordr. E m m A N u e t. emilia. Schijnt juichen. ^ ^ ^ht i emmanuel. ,, Vrolijkheid momt dikwerf een' verraad*» Hen roert zelf aan deez deur w •• Cmacleinee nader. UK S'J moogt zijn, .DER,  T R E U R S P E L. *t DERDE TOONEEL, F M I L I A. EMMA N' Ö E E. BREGITTA. r 0 d r I g o. r O Et r I g O. t Is beider boezemvriend. Rodvigo toomt uw' fchrik- En zegent om mijn koraff dit vrolijk oogenblik. Me Maurits, uit den ürijdn,'sGravenhaaggetoogcn, Werdt daadelijk mijn voet na dit vertrek bewoogenZl zoete vriendfchapsdrift geleidde mijne fchrcen En", iilde van de zij mijns Veldheers herwaard, heen . Waar'k mij vonrfpc.de u beide, 6 bloem van al mun vrinden.' . Naa zo veel oorlogsleeds gelukkig te hervinden. E M I E I A. Wendt Maurits uit den krijg zo ras zich na het Hof? rHooPniet,dat'sbroedersheireendroeveneerlaagtrof. R o n r i g o„ Het juichend 's Gravenhaag «rekt tot een blij getuigen Hoe Maurits dapperheid het kloek Breevoort deedt buigen: , Fn daar het Staatsbelang hem roept na 's Gravenhaag Wiil Snanie magteloos, de laatfte nederlaag 3£7wl *>»>«>■■*?>  70 E M I L I A van NASSAU, Des voorfpoeds en der ruft. Zo geef hi], verfeb van kragt, Wel draa den Iaatften krak aan Phlips verzwakte magt. emmanuel. Rodrigortflreelttnein u, bekroondmet eerlaauwrieren, Behaald a -t oorlogsperk der ftrijdbre Batavieren Een dappren Landgenoot te ontmoeten, fehoon dit hart Vetkw.'nt.enfmeitdoor '< vuur .**reinueminneftnart. emilia tegen r o d r i g q. Schoon mij uw bijzijn ftreelt; hetdoetrneteen mij heeven Ach ^ miin b oeder flechts .n.t Qori ?veid Ik ducbemmcêrdanooi, Nog hougt mij, hoe mftoorJ V o, ft Maunts my ontving, voor t nu verheerd Breevoort, En werdt door mijne bede, om zijne gunft verwoede, Ik vo„d een' dwingeland in ftede van een' broeder Nog klinkt dat vonnis mij fn de ooren. Is 't hier tijd Voor laffe minnarij ? 's Lands eer roept «ij ten ftrid. Trek wéér na 's Gravenhaag. Maar fla uw af komftgnde, Hou ook rmjhe eer in't oog, beef voor mijne ongenade Van tfhmhuis, Eeuwen lang door , licht der eer beOf zo gij al den glans der Echtverbinteniffen Van ons doorluchtig huis, laf hartig uit durft wiffchen Weer, verhoed Écht, enge ons ondaad, ijk bloed B-J t.voüt van Nederland bemind,.vefbaftren doet Doch zag mi} tot mijn fpijt door z,n gdaat veiJtm. > Toen  >k Heb des aan hem een brief in hoobcr co g Lrfpreekimünhan.m.t min dan * znne in aart verheven, Taa roemt, om dat mijn ziel verdrukte deugd beklaagt, O rillen adeldom van een Bataaffche Maagd. Stelt mijngefehrift hem ftout zijn'broederphg v oor oogeo. U bt en blinkend fpoor tot Maurits gunft bereid. Die^ P deelt in ziin gunft en ^eliik vertrok ^gelokecn'zagtrenaartin-tmoedigoogaan^- Sloop ook een vonkske gunft voor mij «J» bo™ R O D R I G Q.. WH foreeken meeftentijds van d*oorlog. Van de min Wi ipiceKi-u vrmken der trom- - Wordt fchaars door ons gerept bij t kraaken Depluim^^ ? r^i vo gtdelesvan Cefar fteeds in't minnen,. Len krijsman g overwinnen.. Hij komt, en ziet een maagd al e , om Ons blaakt geen langzaam vuur: wij S^ijen drift. _ V IE  72 EMUIA vAK NASSAÜ_ VIERDE T O O N E E L. EHtUA' 01 t. BR Kg iTTi R0DRIG°- L,JPwACHT t ij f w a c h t. MCTr0lm'!U:t"S ^ — breng* Mftgefch^ (lijfwacht KBBe«._) emilia. Een brief van Maurits. Ach ' ^ vreczen? wat doet m>J" boezem Ach.' mijn Emmanuel... zal ik nm „„ • , ^ beef, ik ducht... ^ ,eC2enf emmanuel. e« ilaat, dan tuffchen vrees en hoop. E M i l i A (leeft.) Mln ^lZ0 ik u nog met dien naan, mag noemen Hehr» ? S °°n Z' n ecrzucht tc verbloemen Want  TREURSPEL. 73 Want dit is de eigenfchap der gramichap van een vrouw. Of heeft Emmanuel dien brief u iogeblaazen. Die laffe Portugees: die badaard .. .. e M m a n u e l. Heiige Moeder Maria! ilaa mij bi] • • • ik den vollen broeder Van mijne Emilia geen proef geef van mijn khng. Droeg ooit een koningstelg zo veel belcedigïng? r o d r i g o. Bedaar, weêrhou uw drift. emmanuel. Welke arm zou zich nietwreckcn ? Rodrigo! biedt mij hulp... emilia. De toorn weerhoud me in 't fpreeken. Het beevcn mijner hand belet mij voort te gaan Met leezen, maar genoeg, tc veel heb ik verdaan. Ik kan geen druppel -neer van zulk een teug verzwelgen. Kon mijn gezigt deez/brief, dien wreéden hoon, verdelgen, •k Zie febeemrend aan het eind, dat hij mijn antwoord vraagt; Wat antwoord wacht hij van een Nederlandiche Maagd. (Zij febeurt den brief in tweeën en biedt bem rodrigo aan.) Rodrigo.' dit zij hem ten antwoord, E 5 * o  74 EMILIA VJ s KASSA V. rodrigo. ~ . , Durf ik 't waagen Zulk antwoord aan een Vorft als Maurits voor te draaeen Vergeef mi], fcboon ik u zeer gaarn die gunft bewees,' Die laft ... emmanuel. Zijt gij miffchien die laffe Portugees. Ik zelf, mijn fierheid zal... emilia. _ Weerhou, bedwing uw woede Denk Maurits is met mij geteeld uit eencn bloede ' Dat nooit uw' koningskling zicn met d;U ^ ^ e m m a n u e l. 'k Wil dat Rodrigo hem voor Itminft uw antwoord breng t Geen flceht voldoen zal aan zijn zwellende verwachting' Hem tref ook't blikzcmvuur der grievendfte verachting rodrigo. Welaan dan, om den band der vriendfchap, die ons bindt Aanvaard ik uwen laft. emilia. Nu toont gc ti onzen vrind. e at-  TREURSPEL. 75 EMMANUEL. Fri ze~ faM dat zijn doel, hoe trotfch, hem zal nWAM , En zeb ..cm, j ontrukken. Datlk dc Dood zelfs tart, om haar mijn RODRIGO. Doch daar 1 uw vriendfchap won ... Wat hoop voedt toch uw hart*1 Want fchoon gij klaagt en kwijnt door rouw en boczem- * is inTkwijnendoog een hoop , een moed te leezen. M^nccn... die zo veel leedt, moet zelf z.n vnenden vreezen. Verberg, verberg voor mij de bron van uwen trooft t Baart ine een voldoende hoop, dat, fchoon g,j zuchten looit, En heete traanen plengt, ik op uw weezenstrekken Lfchemerlicht der hoop, hoe flaauw ook, mag ontdekken. EMILIA. ■tRondborftigIIollandfchhart zwijgt voor zijn vrienden niet. RODRIGO. Mevrouw! die rondheid baart ten Hove vaak verdriet, En t ls wel ver van mij, dat ik zou durven vergen EMILIA. Rodrigo! zouden we u de bron der hoop verbergen, Enuiteenlaage vrees... Gij zwijgt, Emmanuel Kentgij den eedlen aart der reine vriendfchap wel.  76 EMILIA van N A 5 S A U. emmanuel. üitalclcnonrpoed.aan^^ huU „ ; ^ is dc argwaan h.er gedoemd, ter kwaader uurgebooren e m i l i a. Een Staatsman... * O D » I o- o. ti. , . Zagt' Men'0lIW f * B^n met nw hart voldaan IWpocdm,, na den Vorft >>Ik heb genoeg vetftaan CbRECitta gaat door eene ander, deur, ah rodrigo, binnen.) VIJF.  TREURSPEL. 1t VIJFDE ÏOONEEL. EMMANUEL. EMILIA. EMILIA. Wel nu, Emmanuel.' E M M A N U E L. Had ik geen recht tot vreezen ? Kon 't noodlot meer vergramd, uw broeder wreeder xveczen. EMILIA. Mijn boezemvriend! wat raad ? EMMANUEL. Zwicht eindUjk ook uw moed? EMILIA. Wie zwicht niet, als de ftorm des leeds zo eindloos woedt. EMMANUEL. Zwicht niet, Emilia.' Hoor ik den noodftorm iocijen, Veel heviger dan ooit, ik voel mijneed ookgrocijcn. Wat baaten traanen toch? Waar toe Voor t lot gebeefd? ■k Voel dat een Vorftlijkbloedmij doormijne aders zweeft, Al tracht uw broeder mij voor 't heilig hoofd te ftooten. Doe gij het bloed ook recht, waar uit gij zijt gefprooten.  78 EMILIA van NASSAU. ltlmC\mUU r°tS V001' '< W0ê" d""°°dlotspaI; Althans dit neem ik voor. Zo zie ook Portugal Wanneer t totSpanjes fehrik mijn moedbetoon zal'hooren Wicn t in den naazaat van Anronie heeft verloeren 6 Heilgen, die om hoog voor onzen giftand bidt Op gouden zetels in de rij der Englen zit Verhoort mijn beden, laat de deugd toch zegepraalen Onze Echt zette aan de drift der woedende eerzucht paaien hom, mijne Emilia.' E M I L I A. Mijn vriend.' wat hebt gij voor? E M M A N U E l. begeef u hebt gij moed, met mij na 't Heilig Choo, Her Kerk niet ver van't Hof, aan Romes leer geheiligd , Daar wordt dan onze min door Echt - verbond beveiligd \ oor broeders hoogmoed, die de onnozelheid befpringt Kom,n,oede,^e ons. 'k Mistrouw, al wat mein'tHof Mijn drift ftecg woedend op .. Rodrigo! moeit gij hooren. E II II. I a. Mrstrouwtgij dan uw' vriend, ei/wil dien argwaan fmoo- E M I\I A N U E lm 'k Mistrouw Rodrigo, u, jaa zelf... mijn eigen hart. Ons vonnis ligt geveld, indien gij langer mart, Emilia.' Emi-  TREURSPEL. 79 EMILIA. Mijn vriend.' EMMANUEL. Nog aarzelt gij, kan 't wezen , Is de Echtknoop toegehaald, wat kan ons dan doen vreezen ? EMILIA. Bczef, bczef 't gevaar, zo Maurits ons ontdekt, En zo eens Priefters woord onz' Echt geheim voltrekt. Miffchien... E M M A N U E L. Zou de eerzucht dan tot zulk een toppunt klimmen, Dat zij 't geheiligd recht des Priefters zou begrimmen, Zou zij beftaan den band van Bruidegom en Bruid, Die de aardfchc Prieftcr in den naam der Godheid fluit, Vanéén te rijten en balddaadig te verfcheuren. EMILIA. Mijn traanen en mijn vrees. EMMANUEL. 't Is nu geen tijd van treuren. Wat wilt gij? E M I L I A. Mij beraên. — en zo door rcdenskragt Noch  # EMILIA van NASSAU. N°Ch ^rzTgC h3rd SCmocd * brocdc« Dan, dan nog is het tijd dien Iaatftcn flap te Waagen. EMMANUEL. Gun mij ons noodlot dan der Godheid op te draagen De kerkdienft vangt reeds aan. _ Ikfpoedmii na't altaar En fmeek daar, knielende, den Opperzegenaar Om bijftand in den nood. Schoon wein begrippen ftrijdcn Het is dezelfde God, dien wij voor Heer belijden Smeek gij dan middlerwijl hem ook om bijftand aan ... E M I L IA. Ken ketters bede... E M M A N U E L. Zagt! 'k Ben Rome toegedaan, Maar niet verblind genoeg, om 't denkbeeld te verzwelgen Dat God, dc God der Liefde, elk fterfling uitzon delgen Uit zijn genade en gunft, die in begrippen faalt. Wat Herder haat een fchaap , dat van zijn kudde dwaalt Tree gij dan ook dc bron der goedheid fmeekend nader. Elk fterfling is zijn kind : God de algemeene Vader. E M I L I A. Ach! mijn Emmanuel.' uw deugd, uw Godsdienftmin Vernieuwt mijn' zwakken moed en ftort mij kragten in. Uw grootheid is mijn ziel een Ieidftar jn het duifter. Maar volgt gij Romes leer? E M-  TREURSPEL. Sl EMMANUEL. 't Gewecten kent geen kluiftert ft vol? meeit Romes wet, om dat ik in 't verfchil, -t Geen zo ftaatkundig woelt, me in 't minft niet men, gen wil. •k Blijf in den fchoot der kerk, om dat ik niet meer braaven, In der hervormden floet of minder laagc ilaaven Van eigenbaat en drift, dan bij mijn kudde, ontdekk', En dat dit mijn gedrag u geen verwondring we-kk'. fik hart, dat denken durft, verheft zich moedig boven 1- dwaaling van "t gemeen : leert voor zich zelf gelooven, Maar laat de Pricftcrfchaar cn hoc t!orl"ch ook, zal misDat ik de Dood zelf tart ombaar mijnVarrii te ontrukken. M A U R I J' s. Die wreevl»! da: hij beef... , RODRIGO. Toen hij die woorden fprak, Was 't, of een helfchc geeft zijn ganfeh gelaat onttelt. Een hcmclijkc vreugd blonk in de wezenstrekken Van uwe zufter door. Ik zogt de bron te ontdekken Dier kalmte, in 't midden van het dreigendfte gevaar. 'k Werd in Emmanuel een haatlijk blijk gewaar" Van argwaan, jegens mij. Toen dekte ik voorts mijn laagen, * J Daar •« mij onveilig fcheen eer: ftputer flap te waagen. Doch door Emiiia, die, fcfaoon door hem misleid, Na u in grootheid zweemt en in rondborftighcid, (Vergeef mij in de kunft van vlefjcn onbedreeven, Dat ik uit waarhèrdsmin dien lof haar heb gegeeven. ) Doch door Emilia ontdekte ik, *t geen gewis Aan uw doordringend oog zins lang geblceken is, Dat zeker Staatsman hun en hunnen Echt genoegen.... MAURITS. Welk Staatsman... R O-  TREURT P E L' 9? r O i) r i P °' Zijnen naam heeft zij voor mij gczweegenj En , daar Emmanuel,. met- agterdogt bezield Mij, en niet zonder recht, voor een vcr^cd.r.hreld (Waat fchoon hem des geen woord ontglccdt, wa, op zijn wezen ne neetligheidvmgeeft en 'uftil verdriet te kezend Vrlietik~hun eensklaps, op dat'k mijn goede trouw , p.:lwanklend in zrjn-oog, volmaakt herftellen zou. M A. U R. I T S. Rodrfeo' dit verftomt me. Wat onweer zie ik broeit L ijft mijn hart van fchrik , terwijlmiinkaaken gloeuen- Dat mij, terwijl ik lb:ijd , door Neêriand, wordt bererd. 7o fpant men zamen ommijn laauwerblaên tc ont urftxen. Zou dan daibaftaardzaat ons roemrijk huis verdutftren, Daar ook een Staatsman zelf durft fteeken na de kroon Van ons doorluchtig huis. Dat mij mijn zufter hoon , Emmanuel mij doem', die Staatsman wederftrecve, Doch dat hun eedgefpan voor m.ijne gramfchap beevc. Rodrigo! fuamij bij, en keer dien haatlijk' echt. RODRIGO. Door vriendfchap en door pïigt aan uw belang gehegt, Heb ik reeds bij 't gemeen door beeldige Zf^« t Doel van Emmanuel ten toon gefteld! Volks driften Ontvlammen mcêr en meêr^ uh1&.  8t volk ftelt naar zijn hand, Verraadt een kwaade zaak of toont een zwak verftand. R«d"go! zijt gij fteeds tot mijn belang zo vaardig DCffiP bron' -rzueht hoogft o* Hij heeft de nederlaag, die fchandlijk zegepraalt. rodrigo, Het deert mij, edel Vorft! mijn ijver heeft gedwaald. » gaa, en op hü zal & >s ^ ^ ^ TWEE-  TREURSPEL. S? TWEEDE TOONEEL. MAURITS. Lafhartige uit tóWtó^?dte»e«»^« Verbeeldt ge u, dat mijn oog uw lampen met ontdekt Ictoon clynbrezondheidzelfuwVnnfttotmaskcrftrekt. Inleen werktuig dient me, Ikmoetmij zelf verleef jaa voel mijn fier gelaat van eedle gramfebap ***** Dat ik, hoe hoog mijn roem in oorlogsdaaden fujg , Met zo onlefchbren dorft na eer en grootheid h,g L ik zelf in mijn ftam geen fmet in fch.n wr duider, , Laat vleijerij de boei van Vorftlijke eer vergulden, ft voel de zwaarte tpfch van Eerzuchts flaaverm, k Vrij Neêrlands hals van't juk - en ben zelf 'tmicfle 6 Eerzucht!' draaikolk vol van jammren en ellenden. Ik ben te ver gezeild, om 1 roer nu om te wenden Mijn zuftcr! Deeze brief, die zelf mijn gramfebap wekt, }S >t die de grootheid mij van uwe ziel ontdekt. Indien ik haar... maar neen... zou ik te rugge «ecden, Dat waar mijn dwaaling zelf Emmanuel beleedcn. E—uel... mijn hart krimpt weg voor zulk een hoon. m bafterdbloed, die zoon eens Konings, van den throon De-, waggelenden rijks van Portugal verdreeven, Veel liever zag ik hem, jaa zelf mijn zufter fneeven, Dan dat ik tot een vlek van mijn' verworven roem, Dier fchaamlen Portugees, dien bafterd, broeder noem. I 4 Wdfe  83 EMILIA va» NASSAU. Welk dwaas begrip konfhaks hijnamijn bartveworrcE» «« baar-valfeben fchi/n SvenSer?e"mij--Zc- * WO«j -Da" ooit, nu'k haar aanfchouw. DER-  T REUK S F E L. S9 D E li D E ï O O N E E L. m a u r i t s. e m i t' i a' emilia met driftig — Heb ik nog een broeder v Of is 't een tijger, die vol redeloozcn haat Zijn klaauwen in het hart der beevende onfchuld HaatGij zwijgt... Gij ziet mij aan. Ach! >k fmeck u om verfrhooning, Dat ik door drift vervoerd. .. maurits. Dc bruid van cencn koning Smeekt eenen Veldheer van Europa's kleinftcn ftaat Vcrgiffnis... 1 emilia. Voeg geen fchimp bij uw' verbolgen haat. maurits. Neen! züftcr, Koningin! mij is 't gevolg gebleeken Van mijn rond Hollandfch fchrift,'kmoet u alsïlovling 1'prceken, Die, onder't vriendfchapsklced, het doodlijk ftaal verbergt. emilia. Waarom een zwakke vrouw barbaarfch tot drift getergd? p 5 MAU-  po EMILIA vak NASSAU. Waarom het oor eclccnd «n ™„ j , fei.icc.id aan een verdachten bafterd? emilia. Waarom door trotfchen waan een Koningstelggclafterd ? maurits. Denk, welk doorluchtig huis ons heeft hervoortgebragt, 8 Htu a. Isrjiet Emmanuel van Koninglijk geflacht? m a u r i t s. Of van het Iaagft gemeen ? emilia. ÏT TiC bI,aam van 't laftrend Spanje liegt evenmin op hem als eertijds oP Oranje. m a u r i t s. Vaar voort, Emilia: voltooi uw heerlijk pleit. i m 1 l i a. ^^hL:^ 'kPIcit —het recht der menfehDoor >s Vaders heilig bloed beveftigd en verzegeld. ma u-  TREURSPEL. 91 MAURITS. Hocbijftcr holt derede, als haar de liefde regelt. EMILIA' Hoe bijfter holt de rede, als de eerzuehthaar verblindt, MAURITS. Een krijgsman flaat den hoon van vrouwen inden wind. EMILIA. Jaa keert 'er zich niet aan, al kwam zijn zufler fmceken. MAURITS. , ..'j wmówtoe ik zal nu.rondu.lt fpreeken. Welaan J gij dwingt me ei toe, 1- i<" (Naa eer. oogenblik peinzens.) Maar ^'neen' voorkomen wij een onderling verwijtToon, dat gij Willen» krooft en Maurits zufler tft t aat de eer van ons geflacht u boven alles wecgen; En daar uw broeders die h5ndhaaven door den degen, Uw zufter, door den band des buwlijks; volg haar naa< pan vindt ge uw' broeder weêr - en ik Emilia. EMILIA. Kent gij Emilia, en durft gij *™ hoonen? S broeder/ i zal »w drift, uwe eerzucht thans ver * fchoonen, . Maai  * EM,L^ »*- NASSAU. M^","' h"™*'^^«li» broeder zijfc Nu , oept als voor Breevoo.rt 's Lands eer » niet ten flrijd I at 2,cb cc„s broeders ban een oogblik veriedi!'" En dat lk -Jn min> huu,ijkskcus S - Heken "t. Emmanuel is van de kroon beroofd v:i:E;:k;'cjrona,kcncie-d-'^-rftl,k'nooa Vergeet Emmanuel; en oordeel hier rechtvaardig Dedeugd dedeugd-aHeen is'króón en fchepter Lrdfg Die (ehatrs't eigendom van mijn'Ennnanuel & G-J weet welk kleen belang ik in den iuiftcr ftcl Van vorftelijken praehö De «aderlijke zeden Schoon reeds in fchaduv, van betkoftbaar Hof vertreeden Behaagen meelt rni/n hart: en fchoon hier 4eS Bezit Emilia een burgerlijk gemoed. ^ ' ' Zelf zou Emmanuel, als Vorft der Portugeezen Mij minder aangenaam, dan thans als balling wezen Tc Begnjp uw zwijgen, rnaar^ie is de grootfïe man' W na een' zetel haakt, of dien onthoeren kan. " Of kenmerkt het gemis van uiterlijke grootheid, Z° gü ber.g en los.Juift banaardij cn fnoodhcid. Ach! klnnmen wij dan op tot Vader Vvrlfems lot W,e droeg meer tegen,Foed , wre droeg'er wrecder ^ot Ure zag zijne eer en naam baldüaadiger cefchondcn Wie hneft CaftiIies Wok xampzaa.ger ondt Dan Vader Willems hoofd i„. ^ barbaarfchT^od Dat hier z?n zoon getuig', Was hij des ^ Mrinbroeaer/ zo het lot zieh tegen Neerland I-Spa,£magt, op nieuw, haar trotfchen uand^d In  t R È U R S P E L. 93 InNëètïb* vrijen tuin, en de onbctcombre kans Van'twrovelziek geluk, den kraakend' ccrekrans Van roemrijk krijgsfortuin'; « roofde van den feedel Jaa ge als een balling zworft, was dan uw hart mm edel, Min moedig, of verliet de grootheid u in fehijn ? _ Spreek, zoudt güminder held; zoudt gij min Maurits zijn. Hoe kant ge Emmanuel dan baftaardij verwijten; Zijn diepgewond gemoed , door dubble droef heid rijten ? Da* ieder woord en daad diens Jonglings u betoont, Welk groot, welk edel hart in zijnen boezem woont. Hij kleeft aan 't oud geloof: zou dat uW geeft veibittren, Doet dit dat grimmig vuur uit Maurits oogen fchittren, Dat dan uw groote ziel dien laffen wrok verbann', Wien acht ge in waarheid meer, eenbraaf, een eerlijk man, Die Romcs kerkdienft eert, fchoon rampen hem beftormden, Om 't flaaVen van die leer; of een' in fehijn hervormden, Die 't zij om goud of eer, of laagc menfehenvrces, Hoe gaarne 't hart nog hulde aan Romes wet bewees, 'tHervormd geloof belcedt.Zoudt gij dien man vertrouwen, Of met verachting, als een' aterling befchouwen: Nog zwijgt gij ? M A U R I T °.. 'k Dwong mij zelf tot zwijgen , en uw pleit Vervult op nieuw mijn hart met woede en bitterheid. •k Befchouwuw' trotfeh met fchaamte en hev igheid te gadcr. Hoe hoont gij door uw taal de afch van ons beider Vader. Hoe hoont ge uw' broeder, die de fteun des Landzaat is , En  9+ EMILIA vak- NASSAU. En voor 's Lands Vrijheid flrfidt, door uw gelijkenis. Emmanuel bij ons, wat ook uw dwaasheid droome, Een hovfing zonder moed , een flaaf van't helfche RomeBij mij, bij 's Vaders afeh, mijn grafflfchap Hijgt te hoog, Dan dat ik haar bedwing. Ontwijk, ontwijk mijn oog. emilia. Wchien voelt gij de kragt, de Godlijkheid der Waarheid, Öhttfnit dan toch uw oog, aanbid haar hcmelklaarheid * Weêrllreef haar draaien niet.maar 't fchaadlijk zielsgebrek, Bic blinddoek uws gc^igts. maurits. Zult gij me in mijri vertrek Zelf dwingen na dc taal der dartle drift te hopten. Wie durft mime eenzaamheid, mijns ondanks ftrafloos Hooien. emilia. Ik hoop een zufler, die met traanen in 't gezigt, Voor uw herhaalden sifon met weerzin wijkt en zwicht. Vaarwel, mijn broeder! en betoom uw fiere zinnen: Die zoveel overwon, leer ook zich zelv' verwinnen, En, die voor Neêrlands volk in Vrijheidsliefde brandt, Zij voor zijn zufters min geen Spaanfchp dwingeland. VIER-  TREURSPEL. 9-5 VIERDE TOONEEL. MAURITS. Die taal doorfnijdt mijn hart. Zij is mijn zufter waardig. Maar zagt... haar vonnis faalt. Zij vonnift onrechtvaardig. . Mijn eer ! mijn grootheid! Jaa het welzijn van den Staat Hoe werd ik om dien Echt bij ganfch Enroop vcrfmaad. Mijn volle zufter aan een' balling uit te huwen. Keen ! t denkbeeld van dien hoon doet zelf mijn boezem gruwen, En Neêrlands ftaatsbelang, naauw aan mijn' ftam. gehegt, Werdt op het fchandlijkft zelf verwaarloosd door dren Echt. Wat kon die Biffchopsflaaf den Staat al rampen broe.jen , En >t volk van Nederland, zo warfch voor Romes boeijen, 7ou knarffetanden om een trouwverbintenis, Die 't huis van Naffau en den Staat hoogftfchaadhjk is. Maar Barneveld genaakt, 'k Zal hem mijn' toorn bedekken, 't Lot van Emilia mogt hem tot deernis wekken.  55 E M ILIA vak KASSA 17. V IJ F D E T O O N E E L. maurits. O L D e n i! A r N E v E L 9. O L D e n B A r N e v e i. D. Steeds is mijn hart verheugd, wanneer gij uit den ftrijd Behouden keert te rug, daar gij 's Lands toevlucht zijt. Wees welkom, moedig Held, en roem der Batavieren! Ons ftreélen kalmte en ruit, in fchaêuw van uw laauwrieren, Dat dan uw hart een poos de boei der zorgen flaak', En't zoet der zegepraal ind'armdervriendfchap ftttaak'. maurits. Uw vreugd-, ó dierbaar!! vriend van mijn doorluchten Vader; ó Leidsman mijner jeugd, die Neerland ftrekt ten raader En redder in den druk, uw vreugde ftreelt mijn' geeft, En uw oprechte lof treft Maurits boezem meelt. OLDENTiARNEVELD. 's Lands Staaten hadden naauw uwe aankomft hier vernomen , Of zijn in hun vertrek op 't fpoedigft t'zaam gekomen, En wenfehen u te zien, die door uw dapperheid Den roem van Neêrlands volk door ganfchEuroop verbreidt; En jaagt Caftiijcs Vorft den killen fchrik door de aadren. Ik, afgezonden uit het midden van 's Lands Vaadren, Zal  TREURSPEL. 97 Tol u verzetten to dien eerbiedwaarden kring. Maar Maurits/ eer.'knielde in 's Lands vergadering, Om daar den lof als Held van Nederland te ontvangen Eifcht vriendfchap nog gehoor. Weêrftaa het kuifch verlangen Van uwe zufter niet. Zij is me in't Hof ontmoet En uit haare oogen ilroomde een bittre traanenvloed. Zij vatte mijne hand. Vertrekt gij na mijn broeder (Dus fnikte zij mij toe) verftrek mij dan ten hoeder k fteun van mijne liefde, want Maurits, hoe beroemd Verdient niet, dat mijn hart hem langer broeder noemt. Zo woedde zij, maar drift fprak uit haar fchreijende oogen , >k Bid wordt met medelij om zufters leed bewoogen, Schoon ze op Emmanuel een oog van liefde flaat, Zij blijft uw zufter en een kind van Neêrlands Staat. E,óof niet door eerzucht blind den glans der laauwer- blaaüen, , iaat u door Barnevld als door uw' Vader raaden. Denk dat dezelfde fchoot u beide 't leeven gaf ,Vat zic M welk een drift?- Gij wendt uw aanfehijn af. •JVI A U R I T S. .lij voorfpraak van een min zo dwaas, zo onberaaden. ik moeit de glorie van mijn' eedlen Ham verfmaaden, (aa 't waare welzijn van het lieve Vaderland, Stemde ik laf hartig toe, in deezen huwlijksband. Is *i mooglijk, Barncveld! liet gij uw hart veroovren Door vleitaal van een vrouw.' Kan n een kragt betoovren, Waartegen Maurits jeugd kloekmoedig weêrftand bind* G ° L"  93 E M ILIA van N A S S A Ü. OLDENBAR NEVEL C. Geloof mij , edel Prins! gij kerrt mijn h,,rt nog nier K m.n uw ftamhuis teer en 't welzijn deezer Staaten Maar zou >k een zwakke wees in bittren rouw verlaaten, D.c door uw' Veder aan mijn zc*g bevolen is. Neen! zij verdient mijn liefde en hoogde deerenis M.jn hare herdenkt, deez' ftond, hoe teder nog Oranje Kort voor de (lag des doods, door 't onheilbaarend Spanje,' nbïZï>»S, ^ '< Schenk «Uj Ö Barneveld! beloof, beloof mij, voor mijn krooft re waaken, want welras zal ik het Iceven miiTcn. S!aa toch bijzonder 't oog op deEcbtverbintenifTen Van NafTaus bloeijendhuis; zorg, datgeenHuwlijksketrr t Belang van Naflaus Itam van 't heil der Staaten fchcur Doch heb ik voor het recht der Vrijheideer geftreeden En zoveel van den wrok der dwingiandij geleeden • Dat dan mijn krooft geen juk gevoel der dwingiandij Men laat, naa mijnen dood, de Huwlijkskeus hun vrij, D.c vrijheid heb ik zeifin zoveel leeds genooten. Zo fpreekt uws Vaders fchim,en fchoon een rij vanGrootc, Aan uwe zuflers is verbonden door den Echt Waarom wordt deeze keus Emilia ontzegd? MAURITS. Zij mint een' Portugees, aan Romcs leer verbonden. OLDENBARNEVELD. Een edel Jongïing, die den zwaai heeft ondervonden Vaia  TREURSPEL. $9 Van * wiflelziek fortuin, gevoelig voor den hoon Zijn ftamhuis aangedaan ,J« geOnafgcbroken waakt. 'Er ligt een flang verborgea In 't Hofgras. Eedlc ftoet.' mijn zufter baart dces zorgen : Emi-  T R E. U R S P * T- ^ Emilia, aan mij, door d' cngften band van 't bloed Verbonden , nevens mij trouwhartig opgevoed , Ten kofte van 's Lands Staat, doordwaazc min gedreevcn, Doet Maurits, en miffchien door haar ontwerp u beeven. Emmanuel, de zoon of bafterd van een Vorft, Verdreeven van den throon, verwekte in haare borft Dien fchadelijken damp, die al den glans en kuiter Van NafTaus eedlen ftam begraaven zal in 't duiitcr. Wat baat het ons geflacht en 't dierbaar Nederland, Dat heel mijn ftam zijn ruft, zijn goed, zijn bloed verpandt, Om zo het mooglijk waar, door Ecbtverbinteniflen , Aanzienlijk en beroemd, 's Lands heil te vergewiffeii, Indien één telg den roem van 't luifterrijkft geflacht Door eenen dwaazen Echt bezoetelt en verkracht. Hoe zal ons dit in 't oog van ganfeh Euroop verncedren, Zij wilde door gejbeên en traanen mij verteedren, Op dat ik, met haar fmet tot uwe fchand' beklad, Den luifter van mijn ftam en Neêrlands heil vertrad. Het deert mij, eedle Schaar i dat ik uw hulp moetfmecken ,.. Om de onverzetbrc drift en dwaazen waan te brecken Van een Bataaffche maagd, die voor 's Lands Vrijheid gloeit, Die 't zelfde bloed, als mij, door hart en aadr-en vloeit. Keer, keer door uwe magt een" Echt, die flcchts zou. ftrekken Om 's Lands verachting uit haar afch wéér op te wek* ken. Heb ik in't oorlogsvuur mijn bloed voor NeÊrland vei!, Mijn zufter zij des noods 't flagtoffer van zijn. heil. g 4  ïo4 E M I L I A v a x N A S S A 17. QLDENBARNEVELD. ó Wijdberoemde ftoet van Neêrlands Vrijheids zoenen ! En Ncêrlands Held! gij zult mijn vrije taal verfchoonerr Hoe hoog mijn achting klimt, jaa, ieder oogenblik Voor Maurits heldendeugd, der Cafdljaanen fchrik,' En hoop van Ncêrlands volk , met recht vermen igvuld'igt, En fchoon dit hart gevoelt, wat Neerland is verfchuldigd Aan Maurits trouw en zorg, opdat geen Huwlijksknoop Van zijn beroemd geflacht, voor de oogen vanEuroop, Aan 't hoofd van deezen Staat, aan 't fpits der Vrijheiditanders, Met tuitte blinkende, 't ontzag der Nederlanders Vermindre, fchoon mijn hartzijn grootheid dank bewijft, Jaa zelf Emilia in haarc drift misprijft, Kan ik het nadeel van deez' Echtkeus niet doorgronden, 'k Heb geenszins in dien echt een bron van't leed gevonden, 't Geen üw ontftoken drift den Staat van Neerland (pelt. Maar mag een los gerucht, dat waar - en valfchlieid meldt, Ooit op den naam of eer van ecnig menfeh beklijven, Of kunt ge Emmanuel een fchandvIeX aan zien wrijven Van laage baflaardij... en voelt gij in uw hart Met zoveel cedlc deugd geen heimelijke fmart. Schoon hij een baftaard was, en dat verwijt rechtvaardig, Zijn fierheid, moed en deugd zijn eenen zetel waardig," Zo ecnig fterveling, bekleed met dat gezag, Gebooren voor den throon, den fcheptcr zwaaijen mag. En derft Emmanuel door 't wreed en dwinglanden Spanje Een' zetel, welk een glans zou 't ftamhuis vap Oranje  TREURSPEL. 103 Ontbeercn voor altoos, indien het oorlogslot Het aanfchijn hadt gewend. Gij, die hier als een God Door 't dankbaar volk gevierd, den fchedel zietbekroonen Met friffehe laauwerblaên, en dus uw krijgsdeugd loonen, Zaagt, zo u s Lands Staatenkring u moedig heeft verweeten Hoe gIJ het heilig reeht der Staaten hebt vergeeten ,. J oldenbarneveld. Zagf, Maurits / toom uw drift. >k Vergeef dit onbefcheic} Aan u,w oploopend hart. maurits. Wat baat mijn dapperheid, Zo k bij een vreemdeling, en door verbintenirjen... oi.denbarkeve.ld. Welaan! laat Neêrlands Staat hier ons gefchil befliflan Hij ftaa Emilia haar Huwlijkskcnzc toe, Of ftaa den Echt haar af; dat elk zijn' pligt voldoe, En ftemme naar het licht van 't eeuwig vrij Gewecten i 1 N|ezSelVaadrCnkrinS' Mn h00fd Staats Herdenke, dat het recht van meerderjarigheid Voor de Echtverbintenis van Maurits zufter plein de voorzitter neemt de Jlemmen op3 sn zegt naa deeze 'verrichting. Deez' ftem beflift den twift. Jaa, Maurits! nvr gevoelen Be-  TREURSPEL. *öS Behaalt dc zegepraal. Laat des uw drift bekoelen. OLDENB ARNEVELD. r i of Aïiin boezem kweekt geen Leg uwe gramfchap af. — Mijn haat. . , , Gij zegepraalt in * veld, en ook in Neêrlands raad De taarhng van het lot der Hemmen baart u voordccu T W Ë E-  t» emilia v a » h a s s a v. TWEEDE TOONEEL. BE VOORZITTER DER STAATEN. ma U RITS OEDENriARNEVELD. EMILIA algemeene STAATEN. emilia driftig inkomende. Vergeeft mijn ftout beflaan en ftrijkt eengunfHgoordcd, 6 Vaders van den Staat! Vergeeft het aan een Maagd Dre voor nw agtbren kring de hoogfte iiefdc draagt ' Dat Z1J, door drift vervoerd, den loop der raadsbcllui'tcn Boor een' vrijmoedig- eifch een oogenblik komtltui „ Maar, Hemel.' Maurits hier? Mi tlRIT s. Mijn zufter! ftaak mv klagt. emilia. Waart gij mijn voorfpraak dan... M a V R i x 8. Ik heb mijn pligt betracht. oldenbarneveld. Mevrouw.' bepaal uw drift... emilia. Wat WijdfchapJdurf ifefaoopen * Zaj  TREURSPEL. nt 2»! dan de Huwlijksband dit hart voor eeuwig knoopcn Aan 't braaf, aan 't Godlijk hart van mijn Emmanuel. Dat Neerland Maurits naam bij dien der Helden itell', ■k Wil ook zijn heldendeugd met eerbied dank bewijzen, Maf eeuwig zal mijn hart zijn liefde ais broeder prijzen. OLDENB ARNEVELD. Gij dwaalt, Mevrouw! gij dwaalt, der Staatenraadsbefluit Bragt over uwen Echt een ftrenger vonnis tut. EMILIA. Wat zegt gij V OLDENB ARNEVELD. Ach Mevrouw! EMILIA. ó Doodelijke waarheid Door 't los gerucht gcfpeld. Ik bid geef meerder klaarheid. 'k Wacht alles, want een maar, reeds door het Hof verfpreid Heeft tot den feltten fchok deez' boezem voorbereid. Zij dcedt mijn drift en moed tot zulk een hoogte ftijgen, Dat ik uw' achtbren kring genaakte. — Wilt niets zwijgen. Ik wacht het doodlijk woord op onz' ontworpen Echt. Is mij Emmanuel, is mij zijn hand ontzegd? O L»  Ha e M i l i a v a n k a s s a ü, OLDENB ARNEVELD. Gif zijt een kind des Staats , en , naar der Staaten oordeel Baarde uw begeerde trouw den Lande hei] noch voordcel, En fchande aan uw geflacht. Beteugel des uw minfr En volg den wijzen wil van Neêrlands Staaten in.' EMILIA. Dit 's dan een raadsbefluit van deez beroemde Vaadrcn Stroomt u het heilig bloed der Vrijheid nog door de aadren, Roemt gij, Bataaven! op uw Vrijheidsliefde en trouw, En gij vertrapt het recht van een Bataaffche vrouw. Nooit heeft ondankbaarheid mijn fier gemoed bezoeteld. Nooit heeft deez reine ziel die helfchc ilang getroeteld, Uw liefde, ó Vaadrenftoet! bleek des te dikwerf mij, Maar Naffaus naakrooft gruwt voor 'tjuk der flaavernij. Heeft Vader Willem u aan't handveftfehendend Spanje Onttoogen doorzijn trouw: decs dochter van Oranje Is niet gefchikt voor 't juk. Heeft 's Vaders heldenmoed De rechten van dit volk, dit vrije volk, behoed. Nooit heeft hij Spanjes vuift denMemderheerfchappije Ontweldigd door zijn kling, op dat uw dwinglandije 's Lands wetten, 't heiligdom van eiken Batavier In mij verkragten zou. Klinkt u mijn taal te fier. Mij dunkt, ik kan een zweem van toom inuontdekken, Is 'tmooglijk, fchaamtgeu niet uw handen ie bevlekken Met zulk een fchendig ftuk. Öf geeft mijn afkomfi recht, Pat gij de vrijheid van elk burger mij ontzegt. Spreek:  TREURSPEL. m Spreekt. Moet uw kweekeling des Landzaats voorrecht derven ? Waarom liet gij mij niet als t armfte weesje zwerven. >k Beriep mij dan op t recht van meerderjaarrgherd. maurits. Terg Neêrlands Staaten niet door hoonend onbefcheid. emilia. Is 't onbefcheiden, dat een Neêrlandfch burgereffe, Die meerderjaarig zich befchouwde als de meeftreffe Van eigen hart en goed, dat jjslijk oogenblik, ' Als zij haar ketens merkt, half zinneloos van fchrik, De taal der Vrijheid aan den eedlen (loet doet hooren, Door 't volk van Nederland tot Vaderen verkooren, Voorltanders van 's Volks recht, en vrijheid van den Staat. Doch fchoon mijn hart vol toorn in deeze boezem flaat, En ik door drift op drift dat hooploos hart voel rijten, Ik weet, 'k heb min aan u dit wreed gedrag te wijten, Dan aan een' broeder, die, verhard in 't oorlogsvuur, Met vrouwentraanen lacht. Zijn grootheid flaat mij duur. oldenbarneveld. Mevrouw! hoon Maurits niet. Hij is uw eerbied waardig, En de achting voor zijn' moed... emilia. Zijt gij Ook onrechtvaardig? H Mi ja  m t M I L I A van N A S S A IS. Mijn laatfie toeverlaat! Hemt ge ook de flaavernij Van WiJIems eedle telg ? OLDENBARNEVELD. Ik haat de dwingiandij, Hoe kundig ook vermomd. Maar onbefcheide woede Duid ik den grootften vriend der Vrijheid nooit ten goede Pleit met befchcidenheid, 'k wil (leeds uw voorfpraak zijn. EMILIA. Misduidt gij 't mij dan ook, dat ik zo (tont verfchijn In deez vergaderzaal, om niet mijn rang, maar jaaren, Het onvervreemdbaar recht des lands te doen weêrvaaren. OLDENBARNEVELD. 'k Misduid 'tu niet, Mevrouw! en, fchoon de redentWft Door m,j voor u gevoerd, tot nadeel is beflift Van uw gehoopten Echt... EMILIA. Blijf dan de krenking wraaken Der rechten. Welk gemoed zou niet in toorne blaaken, Wanneer 't zijn heiligdom vertrapt ziet met den voet Wdaa" moeï011 fl£ChtS ££n MaaSd>zal ik mijns Vaders En't recht van Neêrlands volk volkomen waardig blijven. Schoon men aan dartle min dees echtkeus toe wil fchrijven, Mijn hart , dat vrijheid eert, wenfchtHechts een trouwverbond, Niet  TREURSPEL, nS | Niet op het laag belang, maat op de mm gegrond, En, fchoon ge een zwakke maagd in ketenen kunt wringen, Omdat gij haarcn geeft niet naar uw' wil kunt dwingen, Daar gij een handveit der Bataaffche burgerij Bezwoeren voor het volk, verkragten durft in mij, Eifch ik (en klonk dees cifch ganfeh Nederland in de ooren, Ligt waar het volk geen juk van flaavernij befchooren. ) Eifch ik de Vrijheid, door 'sLands Staaten mij ontzegd, Uit kragte van 's Lands wet, den grondflag van elks recht. Ik eifch haar uit den naam mijns Vaders, die de flagen Des wreedften noodlots, om 's Lands Vrijheid, heeft verdraagen, Wiens krooft de ketens reeds der dwangzucht ondervindt, tk eifch haar in den naam eens broeders, die thans blind Door drift... MAURITS. 's Lands Vaders.' kan uw achtbaarheid gedoogen Dat mij een Maagd , in fpijt van uw geducht vermogen, In 't aangezigt verguilt. Doemwaardig baftaardzaad! Dat met de grootheid fpot van deez' beroemden raad. OLDENBARNEVELD. Gij fpreekt een taal den krijg meer dan der raadzaal eigen. Een vriendelijk onthaal kan beft de harten neigen Niet. aan den ftuggen wil eens Legervoogds gewoon. Gij beide, ó NafTaus krooft'. fpreekt op te ftraffen toon. Daar beider drift den roem van deezen raad bcleedig;:, Vergun mijn ijver, die uw grootheid fteeds verdedigt^  n s EMILIA v a n N AS S A ü. # d Achtbre Vaadrenkring! die ruftloos werkt en waakt Voor 't recht des volks, en voor der burgren Vrijheid blaakt, Dc drift te ftillen, die 't Naflaufcbe bloed doet giften, Beilftuit men in 't begin de huizelijke twiftcn, Die Nederland weleer verdorven door hunn' gloed. 2.0 gij mij dit vergunt, doorluchte en achtbre ftoct! Laat mij met hun alleen ... ( De Staaten rijzen ot>. ) m a u'r i t s. Wil mijne zufter zwichten 's Lands Raad beftemt mijn' wil. D E R-  T R E U R S P E h. DERDE TOONEEL. EMïLlA. OLDENB AR N E V E L D, ^ EMILIA. Koft gij dan niets verrichten, Beroemde-Staatsman/ ter bevordring van mijn' Echt? OEDENBARNEVELD. Mijn hart fteeds aan >t geluk van NafTaus ftam gebogt.. Tel uw Vrijheidsmin , op t naauwft aan u verbonden, Tot^eering van'tbefluit, het geen uw'echt verbiedt, EMILIA. Helaas . een flechte trooft in hcopeloos verdriet wLTvaderWillemdoorGodsgunftgefpaardKn'tleeven, OLDENBARNEVELD. Hij zou met mijw drift en onbefcheid weêrftreeven. EMILIA. Mijn drift.' mijn onbefcheid... OLDENBARNEVELD. Vcrfchoon mijn ronde taal. Dat fteeds bcfcheidenheid^Vrijbeidsmin hepa*l. ^  «3 EMILIA vak NASSAU. Giideelbaaten>br0edL'1'S Ach! kon Wecken Gij zoudt op mijne beó den wil voldoen der Staaten Gij weet mijn doel, voor u zo gunftig, fa mislukt> ' Maar, fehoon het vrij gemoed niet dan onwillig bukt Er is een perk... EMILIA. Mijn Heer! Gnecdt gij dit hart ook boeijen Voelt gij 't Bataaffehe bloed door uwen boezem vloeijen ün ftemt ge fn een befluit. OEDENBARNEVELD. Schoon mij 't befluit mishaagt t Gezag van dec*en Staat, Mevrouw! moet ondervraagd En ziet men door uWecht hun achtbaar aanfehijn lebenden, Hoe wordt die hoon voor ons de bronwel Van ellenden. Mevrouw! 's Lands achtbaarheid... EMILIA. Zeg liever dwingiandij. OEDENBARNEVELD. Waar was 'er ooit een Raad van alle heerfchzucht vrij. ^W^^^ Van/< Staatsbelang helpt fcbeptin zijn magt en rang een zeker welbehaagen, E" Urerdt, zo niets zijn magt in haare vordring üuiz, Zun Wchappij weldraa een fchrede verder uit, Dan  T REURSPEL. m Dan 't recht van eiken menfch bijzonder kan gedoogen. En zij, die Neêrlands Staat als uit den afgrond fogen, Waarin misbruikte magt, tot gruwlen uitgefpat, Dit Vrijheidlievend volk zo wreed geworpen hadt, Befchouwen zich aan't hoofd des vrijen Staats gezeten A,s kleine Vorften , die, naar infpraak van * gewceten, Verpligt ziin, Neêrlands roem , fchoon des een «kle hjdt, Te ftaaven door hun magt. Daar gij nu't offer z»t.. • Vergoelijkt, Barneveld ! een man van zulk een grootheid In Staatsbeftuur enDeugd, eenonverfchoonbre fnoodherd, oldenharnevelix Der menfehen zwakheid is 't, die in elk Staatsbewind Hoe fchoon ontworpen heer-fcht, dio hier een voorfpraak vindt. Verneder u voor 't lot. Ligt zult ge in laater dagen No- uw' Emmanuel de kroon eens Rijks zien draagerr. I igt dat dan Neêrlands Staat, daar elk deez' ftap berouwt, In hem een' bondgenoot des vrijen volks befchouwt. e m i e i a. Hoe vleit mij Barneveld? oldenbarneveld. Wanneer wij 't lot zien grimmen, En onze rampen t9t zo hoog een toppunt klimmen H 4  E M I L I A v a r KASSA U, Datmenfchclijkehulp^ bnroooglök zij EMILIA. ?n^k^'-:M^ H-' gij dieopti S^'rr^r""0™ ™"amP--entrekken. -t-nuha, helaas.' helaas.' het is gedaan- De fchrandere Barneveld ziet « vertwijfeld aan. C V°ïerpS?har£ dea * * wreedilen gecffet,. Wat raadt, wat raadt gij mij? DEDEN BARNEVELDi U moedig te onderwerpen. EMILIA. Denk, 't is flechts Maurifs tmtr i ,. bereidt. tl0tfch' die miJ dit leed OEDENBARNEVELD. Hoon Neêrlands Stdatcn aict do0f ^ Weerftreef hun niet. Verdraag uwfmarten lotg *^^**** *>«>.m bid ik%>,d4; Aan fchendigpligtverzuim, en in uw rein gemoed |ultglj, bij.t bafrenvandenWreedflen^fpoed Een kalmte fmaaken, dj^ws broeders hart zal de L * Jougdmoct, vroeg of laat, haar gloriekroon verwerven."  T R E U R S I' E L. U% Emilia! voor 't minft... zo 'fc iets op u vermag, Schend door geen verdre drift der Staaten hoog gezag. Bedaar... en dierbre maagd! indien gij koft belluiten. emilia. Gij zwijgt, oldenbarneveld. Emilia! durf ik dien raad wel uiten? emilia. Vaar voort... Wat raad baart fchrik, nu alles hooploos is. oldenbarneveld. Welaan dan! dat uw moed uw zegepraal befli.T'. Gebied Emmanuel uw oog, dit Hof te ontvluchten, Dus dempt ge u zelf een bron van eeuwige ongenuchten. Vaarwel, Mevrouw! H 3 VIER-  "2 EMILIA va h NASS A 17. VIERDE TOONEEL. emilia. Mijn God.' - Ach.' mijn Emmanuel.' Raadt Barneveld mij dit? wij fchciden... -t joneft vaarwel... j""^ ^"^ ikgeevenm * hcm dien do°^cek Hoe fchcmert mij 't gezigt — ik voel mijn leden beeven, 'k Vlieg na Emmanuel. Hij leer', hoe vreemd zulks fchijn,' Dat Vrijheidsvrienden op hun beurt tirannen zijn. VIER-  TREURSPEL. i*3 VIERDE BEDRIJFEERSTE TOONEEL MAURITS. RODRIGO. RODRIGO. Ik heb uw' wil volbragt.de drift des volks bedwongen. MAURITS. Rodrigo.' Ach! mijn hart van zeekre fmart doordrongen... RODRIGO. ik bid u, meld mij toch? MAURITS. Ach.' ware ik Maurits niet. RODRIGO. Mijn dierbre Vorft! bepaal uw hevig zielsverdriet. MAURITS. Mijn Zufter!'khoonuwmin,cnBarneveld.' uw wijsheid. RODRIGO. Het fchreiien van dejeugd.en 'tzuffen van de grijsheid Beleczen Maurits hart. j^A u-  «*l E KI 1 L IA \ a » N A S S A U. maurits («<»♦ verontwaardiging.) Rodrigo.' welk een taal ? rodrigo. Béftem hier als in 't veld uw' roem, uw zegepraal. maurits. 'k Heb dan uit zucht na roem Emilia doen bukken, En dorft dc Vrijheidsmin van Barneveld verdrukken, Zijn pooging tot het heil van ons geflacht vcrfmaên! rodrigo. Uw kling, uw magt, mijn Vorft! dat u die beide raéft. maurits. GiJ draagEugWe„ Neêrlandfch hart> »w laagheid doet mi- rodrigo. Laat dan Emmanuel uw eigen zufter huwen Dit is een zagté raad... m a u r i t t. Ik voel, ik voel 't verwijt En hoe mijn boezem zwelt door ingekropten fpijt Zwicht, zwicht, Emilia! maar, Barneveld! uwjaa.cn Vw ftaatkunde, in 't belang van Neerland zo ervaaren ' Uw  Treurspel. 125 Uw HefJe voor dit Land, uw zucht voor ons geflacht! ö Neen.' dit is te veel. - Ik heb uw' raad veracht Dit kwelt mijn ziel het mceft: Rodrigo 1 zoveel grootheid Balftuurigte verfmaéh... Dit is ondankbre fnoodheid; Een dwaasheid veel te groot... Neen! op het oogenblik. Herftel ik deezen hoon, waar voor ik beet en fchrik, Daar 'k met bedaarder geeft zijn waare grootte aanfchouwde. A Barneveld.' op wien mijn fchrandre Vader bouwde, Als op een fteenrots van 't gefehokte Vaderland. Taa fchoon ge u tegen mij vol eedle fierheid kant, k doe uw braafheid recht, ik , die uw raad ver maad dc. Welaan! dat zich mijn hart op nieuw met hemberaade. % Spoed mij na 'Barneveld. RODRIGO. Die zoveel binders baart... MAURITS. 'Eén Barneveld is méér, dan honderd vleijcrs waard. Welaan.' RODRIGO. Zal zich uw moed voor Barneveld «rneèren MAURITS. Rodrigo .' gij belet mijn' voet dan wéér te keeren. R O-  EMILIA vak NASSAU. RODRIGO. ^ derrïis.Vaar Vrijliik V°0rt 'k Ba« » geen hinKniel, kniel voor Barneveld. Uw neerlaag fs gewis. M A U R I x S. Mijn nederlaag? wat zegt ge? uw taal ontroert mijn zinnen Ik poog, maar poog vcrgecffch mij zeiven te overwinnen ó Grootheid vol gevaar. Steeg ik tot zulk een' top Van roem, van krijgsgeluk, van flaatsvermogen opOm daar mijn zwakheid op haar fterkfte te gevoelen' Rodrigo! Iaat uw oog „ooit op die hoogte doelen Die, hoe bekoorlijk fchoon haar rijk gebloemte fchijn In waarheid vruchten teelt, vol doodelijk venijn V°°r 'C Sf?Uk d£1'?Acl ~ 'k Moet ecnise Mijn afgefolterd hart in eenzaamheid verkwikken. Rodrigo.' ftoor mijn ruil en zielsgepeinzen niet," Ten zij 't belang des Staats het tegendeel gebiedt. RODRIGO, Vaarwel,^doorluchtïg Vorft.' - Uw raad weegt op dit Dat 's Hemels bijftand fmeekt, tot demping uwer fmarte. T W E E-  TREURSPEL. is? TWEEDE TOONEEL. RODRIGO. Hoe weinig kent gij 't doel waarop Rodrigo mikt. ö Maurits! 'k heb door lift uw' kloeken geeft verftrikfc. Een Portugees verfchalkt den grootften Nederlander. Jaa, zelf Emmanuel, mijn landgenoot, hoe fchrander En aan de kunftnaarij der Doven reeds gewoon, Doorziet mijn liften niet: welk onwaardeerbaar loon! De fchoone Emilia in mijnen arm te drukken. Mijn fneêgheid, mijn beleid, doe mijn ontwerp gelukken, Zo fijn gefponnen, als het dunfte ipinnéweb. Wat is 't, dat ik der min niet opgeofferd heb. Den Godsdienft,'t ijdel fpoók, dat zwakken kan verbaazen, Een vuur van dweeperij, door kinders aangeblaazcn, Vertrapte ik met den voet, ten wil van mijn ontwerp. Den prikkel des gemoeds, fchier onverftompbaar fcherp, Heb ik geheel verdoofd. Geen fchaamte doet mij bloozcn. Geen fchrik bekruipt mijn hart. 'k Heb mij een God gekoozen, Een God bevorderlijk voor liefde en hoogen rang, Waarna ik haak en brand: die God is mijn Belang. Emilia' uw fchoon doet wel deez' boezem h.jgen. Maar gij, gij zijt de trap, waar langs ik opmoet ftijgen Tot grootheid, tot geluk. Schoon nicmandmij doorgrondt, Geen ftervelingmij peilt op 't ganfche waereldrond; Emilia... mijn hart voel ik door liefde branden. En fe Emmanuel door de allerteêrfte banden Der  MS E M ILIA va k N A S S A U. Der min aan u verknocht; ik ben 't, die hun verfcheur, Terwijl 'k,in fchijn zijn vriend, met u zijn lot betreur. Die droefheid zal mijn hart een pad ter zege baanen. Het vuur der min ontvonkt het tigtft in vrouwentraanen. En dan... één floute flap ... en mijn ontwerp gelukt. ó Schoon voöruitzigt, dat mijn zwellend hart verrukt; Beef, beef, Emmanuel! hebt gij een kroon verkoren, 'Er is nog wreeder lot aan uwe min befchooren. Emilia.'... danzagt... verzwijg, ó Hofgewelf.' De zuchten van dit hart. Men komt... zij zijn het zelf... DER-  TREURSPEL. ho DERDE TOONEEL. emmanuel. e m ï l i a. rodrigo. emmanuel in bet uitkomen. Ach.' mijn Emilia.' ik b.id u , wil mij volgen. emilia- Ik duüht voor Maurits wraak... zijn hart op 't* felfè verbolgen... rodrigo. Mijn boezemvriend! e m 1 l i a. Help ons, Rodrigo! ftaa ons bij. rodrigo. Wat oogmerk drijft uw hart. emmanuel tegen emilia. Mijn dierbre.' vlucht met mij. emilia. Indien men ons vervolgt... e m m a n u e l. Deez degen zal u hoeden. I emi-  ISO EMILIA van NASSAU EMILIA. Jaa.' mooglijk op het hart van mijnen broeder woeden. EMMANUEL. Ik zweer u bij de maagd Maria, die om boog... EMILIA. Maar zo de wraak uw hart, uw hart uw hand bewoog. EMMANUEL. Vlucht, mijn EmiliaI mijn traanen, mijne zuchten... Raadt Oldenbarncveld Emmanuel te vluchten , Welaan.' 'k voldoe den wil diens Staatsmans. EMILIA. Ach.' ik gruw, Mijn dierbre Emmanuel.' Gij vluchten ? EMMANUEL. Jaa, met u, Metu, mijn zielsvriendin.' EMILIA. Welaan .' het moet dan wezcit;' De vlucht is 't cenigft heil. RODRIGO. Gij beide doet mij vreezen. Wat  TREURSPEL. Wat drift vermeeftert u? Verbeidt voor 't minft den. nacht. Dan hebt gij in de daad uw lot in eigen magt. EMILIA. Spreek op, fpreek op, mijn vriend.' EMMANUEL. Wat is uw raad? RODRIGO. Vlucht-t' zamcn. Maar laat mijn zorg den weg tot uwe vlucht beraamcn. Veréénig, raad ik u, uw harten met elkaer Door 'tplegtig trouwverbond, ó Dierbaar vriendenpaar, Door zulk een engen band aan deeze ziel verbonden! De band des trouwverbonds wordt door geen magt gefchoudem. En is die knoop gelegd, dat dan uw vrees verdwijn'. IScfchaduwd door den nacht, zal ik uw leidsman zijn. EMMANUEL. De fcheemcring des nachts begint ons reeds te dekken. RODRIGO. Eén uur vertoevens kan u jaaren heil verwekken. Geloof mij, volg mijn' raad : 'k ben uw oprechte vrind. Vertrouw mij meerder, dan u zelf, door drift verblind. I - EM-  13* EMILIA van N A S S A i\ emmanuel. Wel nu Emilia.' emilia. Mijn waardfle.' ik moet belluitcn. emmanuel. Ach .' mijn Emilia.' rodrigo. Niets moet den voortgang fluiten Van uw' ge wen fchten Echt, waarop mijn hart zelf hoopt, 'k Zal zorgen, dierbaar Paar.' dat eer dit uur verloopt Een Priefter, heimelijk ter Hofpoort ingelaaten, In uw vertrek verfchijn , de nacht moet voorts ubaaten. Vaarwel, vertrouw op mij. e m i VI a. Ach.' dierbre boezemvrind! Hat u geenrampfpoed trtfffc,om 't geen ge u onderwindt Tot ons geluk. Uw heil... Rodrigo. Laat dit geen kommer baaren. 'k Verwerf dus de eerekroon der mendfehaps martelaaren. VIES;  T R E U R S P E L. VIERDE TQONEEL EMMANUEL. EMILIA, EMILIA» Gij zwijgt, Emmanuel.' gevoelt gij niet de vreugd'. Die thans mijn hart bezielt. EMMANUEL. 'k Mistrouw Rodrigoos deugd. EMILIA. Hoe kan ergdenkcnheid zo groot een' fterfling kluiftren. Moet dan altoos een fmet de fchoonfte deugd ontluiftren,. EMMANUEL. Ik vrees Rodrigoos aart. E M I L I Ai Maar zoveel trouwbetoo:;.. EMMANUEL. Ik ben de laagen van de veinsaarts reeds gewoon. _ Een vriend , die altoos lacht , die. vleijend tn z»£) fpreeken Het dwaaze denkbeeld in mijn hartpoogt aan tekweekcn, Als of hij altoos denkt en doet, gelijk ik doe, Mistrouw ik en met grond. Hij lacht elk toe  1,34 EMILIA van NASSAU. Om met die valfche grijns een' dolk in 't hart tc jaagcn Van hem, wiens hand hij ftreelt. EMILIA. Verzwijg mij zulke Iaagen, Zo fnood is 't menfchdom niet. EMMANUEL. Zeg liever 't Neêrlands volk. Nog wapent zich de haat met geen verborgen dolk, Hij 't echte NeêrJandfch tuk. Het voelt zijn wraak ontbranden, Grijpt het geheiligd zwaard, der vrijliên (leun, in handen, En vliegt, in arren moê, verbolgen van gelaat, Den fnooden dwingeland of 't voorwerp van zijn' haat Met felle gramfchap aan. Maar, in die heillooze oorden, Waar broeders broeders met een vriendfchapslach vermoorden ... Ach.' mijn Emilia!... Gij de kent dc wacreld niet. t, M l LH, Wat kwelt ge uwe eedle ziel raet vergezocht verdriet. VIJF-  TREURSPEL. Kg V IJ F DE TOONEEL. EMMANUEL. EMILIA. BREGITTA. BREGITTA. Mevrouw.' vergeef het mij,zo'k ^^fprekrnogtftooren Een woord, dat u betrof, klonk me onverwacht ,ndc ooren. EMILIA. Wat is 't! fpveek op. BREGITTA» Mevrouw! EMILIA. Wat ramp hebt gij veiftssn? BREGITTA. Gij hebt de vlucht beraamd. EMILIA. Ach.' 't is met ons gedaan. BREGITTA. Rodrigo, met den Vorft in een portaal geweeken, >t Geen hun ten Hofpoort leidt, hoorde ik deez' woorden fpreeken, ^ ^ j£E.-.  *3* EMILIA van NASSAU. ( Terwijl de duifternis der fcheemring mij onttrekt Aan beider naauwziend oog.) 'k Heb alles u ontdekt De vlucht is zo beraamd. Eén uur heb ik verbeden Laat ons dat uur, tot heil van Neêrlands Staat, befteeden Verlaaten wij het Hof. Hier brak hij ijllings af En -k hoorde, hoe de Vorft met drift dit antwoord gaf • J Spoed mij na Barneveld. Roep gij de Staaten samen. mo°S' Emilia zich haarer fnoodheid fchaamen Toen ik dat woord verftond, vloog ik bedektJijk-heen, Om u in uw vertrek... EMILIA. Waar wenden we onze fchreên? Ach mijn Emmanuel! mijn toevlugt.' EMMANUEL. 'k Zie gevaaren En duizend aakligheên door deez' gewelven waaren. M,jn dierbre Emilia! een oogenblik beraad Befhft hier ons geluk. - Ontduiken wij den haat, Bregitta! durft gij iets tot onze welvaart waagen. BREGITTA. Verdient beproefde trouw en tederheid dat vraagen? EMMANUEL. Welaan! breng dan aan ons, dit hachlijk oogenblik, ^Po.fter. — Dat de lift hier dus de lift verftrikk'. Ge-  T*R E U R S P E L. W Geleid hem heimelijk ter kamer uwer vrouwe. E R Ë G I T T A. 'k Vlieg tot uw beider heil. I 5 ZES-  :3S E MIJ UI A v a h N A *• A C. ZESDE TOONEEL, EMMANUEL. EMILIA. EMMANUEL. Zie daar de goede trouwe, Rodrigoos vriendfchap, die zo helfch ons hart bedroog. Wat zegt gij ? EMILIA. Alles beeft en fiddert voor mijn oogt EMMANUEL. Laat zulk een laage vrees wit uwe ziel verdwijnen. Een Pricfter zal tcrflond in uw vertrek verfchijnen; En bindt ons door een' band, die ons onfeheidbaar knoopt, Een band zo lang verlangd, zo hoopeloos gehoopt. E M I- t I A. Ach! waarom niet gevlucht? EMMANUEL. Die vlucht kon fcbaadlijk wezen. EMILIA. ZO onverwacht een Echt doet mij niet minder vreezen. e m-  T R E U R S P E L. 139 EMMANUEL. Die Echt, hoe onverwacht, b noodig, dierbre bruid!. E M I E I A. Ook dat een dienaar van de Moederkerk hem fluit. Dat moet gewis den wrok mijns broeders bet ontileeken. EMMANUEL. Zult gij nu dit gebouw, bijkans voltooid, verbreeken, Dan ftort het op ons hoofd. EMILIA. 'k Ben raadeloos van fchrik. Hoe ijslijk, dierbaar vriend ! is ieder oogenblik, En >t volgend oogenblik kan grootcr jammren baaien. EMMANUEL. 'k Bid u, Emilia! laat toch uw drift bedaaren. Hadt gij deez' morgen mij in 't heilig Choor vcrzeld. Wij zegevierden reeds op dwangzucht en geweld. Schep moed, Emilia.' Toen ik lag neêrgeboogen Voor t altaar in t gebed,, gevoelde ik uit den hoogen Een geeflkragt en een vreugd aan Englcnvreugd gelijk. Gij flondt, als mijne bruid, aan mijne zij te prijk. EMILIA. Ach.' mijn Emmanuel! die dag, dat uur zal daagen^  14" EMILIA van NASSAU. Wanneer de magt der Dood in 't ilof ligt neêrgeilagen En 't fterfelijk geflacht, voor haar ter neêrgeftort Tot onverderflijk heil en vreugd herbooren wordt.' Maar op deeze aard, mijn vriend/ EMMANUEL- Waar wordt gij heen gedrecvcnEmiha! zult gij mijn bede nog weérftreeven. Beftem, beftem mijn wit. DeEcbtbinde ons aanelkaêr, Of 'k zie nog, deezer uur, uw droef vooruitzigt waar.' EMILIA. Maar moet ik dan den wil van Neêrlands Vaadren krenken Niet aan hun teedre zorg, hun Vadertrouw gedenken ' Mijn hart ontzinkt dc moed. Vergeef mijne aarzeling Het offer van mijn pligt, mijn vriend! is niet gering. Ach! mogt een Hemelgeeft mij met zijn heldre ftraalen Verlichten, in mijn keus; voor mij mijn lot bepaalen Hier wenkt mij teedre min. Het altaar fchijnt bereid Voor mijn verlangden Echt. Daar wenkt gehoorzaamheid. Emmanuel! ontwijk me.' ik zal den wil volbrengen Der Vaadren van den Staat... E M. M A N U E l. Kan dit uw eer geheugen, Daar u hef heiligft woord... E M I L I A. 6 Eer! ó Liefde! ó Pligt! Gij  T R E U R S P E L. 141 Gij zweeft mij beurtelings voor 't fcheemerend gezigt. Vaarwel, Emmanuel.' mijn Vaders zijn's Lands Staaten. Ik bid u, bij uw min, wil eeuwig mij vcrlaaten. Verdelg het denkbeeld zelfvan uwe Emilia. emmanuel. Rampzaalige als ik ben. - Moet ik? mijn dicrbre.' emilia. Jaa'. Vlucht eeuwig uit mijn oog. Vergeet mij, die ellendig Een kwijnend lecven leid.-Uw welvaart zij beftend.g. Nog éénmaal u omhelft voor 't laatil, Emmanuel! emmanuel. ö Hoopeloos befluit! emilia. Vaarwel. Vaar eeuwig wel. emmanhelC êebeeL vertwijfeld.) \ Kan ik ... e m i e i a. Neen'.keer terug. Vergeeft het mij, 6 Vaadren! ®og eenmaal trachte ik al mijn kragten te vergaadren, Maar 'k ben te zwak, mijn hart bezit geen mannenmoed, Keer keer, Emmanuel.' Een koorts rilt door mijn bloede ' De  i*a E M I l I A van N A S S A V. De liefde zegepraal'. Hoe vliegen de oogenblikken. De weerklank van mijn ftem doet nu mijn boefcem fchrikkcn. Waar toeft Bregitta toch? — Ik reikhals na den Echt Straks roekeloos verfmaad. Ach ! waar de knoop gelegd, Die eeuwig ons vereent. Laat dan een dwingland komen. Emmanuel, ons bloed zal dan verecnigd ftroomen. Ik daag die tijgers uit tot fchending onzer min, Zijt gij flechts mijn Gemaal, en ik uw Gemaalin. Waar toeft Bregitta toch ? EMMANUEL. Ik fideler voor uw woede. E M I L I A. ó Hemd dat uw gunft Bregitta's gang behoede. Mij dunkt, Emmanuel! Het aaklig Hofgewelf, Door fchaduwen bedekt, verraadt ons oogmerk zelf. E M M A N U E L. Ach! mijn Emilia! kan niets uw woede toornen? EMILIA. Waar toeft Bregitta toch ?—ó Hemel !'k zie haar komen. ZE-  TREUR SPEL. 143 ZEVENDE TOONEEL. EMMANUEL. EMILIA. BREGITTA. EMILIA. Wat brengt gij, heil of wee ? BREGITTA. Een Prieftcr, hoog bedaagd, En beevend voor de wraak van Neêrlands Staaten, waagt, Door mijne traancn tot dien zwaaren dienft verbeden, Zijn leevcn voor uw heil. Mot waggelende fchreden, Genaakt dc Grijsaart reeds. EMMANUEL. De vreugd ontvlamt mijn bloed. Kom, dierbre Emilia! kom, vlieg hem te gemoet. Staak, ftaakuw handgewring, vertwijfeling en weenen, Een Engel des geluks is ons in hem verfcheencn. ACHT-  144 EMILIA van NASSAU. ACHTSTE TOONEEL. BREGITTA. ó Öorfprong alles goeds, en Opperzegenaar! Beftraal met uw genaê dit ongelukkig paar. Doe voor de zon van he.il de wolk des leeds verzwinden; Emilia de ruft van haare ziel hervinden, Wijl op Emmanuel het noodlot vruchtloos woedt; Daar hem de zetel-door zijn huwlijk wordt vergoedt. Wat hoor ik ? .. 't Is de ftem van Maurits, Iaat ons wijken, Op dat zijn oog geen zweem van zufters Echt mooblijken. ö lk zie, de Pricfter treedt alreeds ter kamer in, 7,o zegepraalt op dwang dc reine Huwlijksmin NE-  TREURSPEL. I+S NEGENDE T O O N E E L, MAURITS. OLDENBARNEVELD. MAURITS. Rodrigo heeft mij zelf dat fnood ontwerp doen hoortn. OLDEN BARNEVELD. Dus wordt uit dwingiandij weêrfpannigheid gebooven. Zo ge aan Emilia haar' Echt bewilligd hadt, Nooit was zij tot een' ftap *o roekloos uïfgefpat. Het grieft mij in de ziel, dat een van NafTaus looten Het jammerlijk getal des offers moet vergrooten, Geflacht op het altaar van ftaatszucht en van min. Welk een rampzaalge twift zal 't dierbaar huisgezin Van Vader Willem , door den band van 't bloed veréénigd, Nu fchokken van elkaêr. Ach! werdtde drift geleenigd, Nog mooglijk was het tijd... MAURITS. Naa zoveel fmaad en hoon ... OLDENBARNEVELD. Een vredelievend hart flaat zelf een' krijgsman fchoon. MAURITS. Maar lafheid wrijft een vlek op 's krijgsmans lauwerbladen. K o  1+6 E M ILIA van NASSAU OLDENBARNEVELD. Nog eens, doorluchtig vriend! laat u totzagtheidraadea. Door zagtheid wordt het hart der Vrouwen beft beftierd. MAURITS. Hij, die een jeftgdig ros den teugel t'ontijd viert, Zal ligt de flappe tucht eens met den dood bekoopen. OLDENBARNEVELD. Ach! laat mij niet vergeeffch op een bcmiddling hoopen. MAURITS. Naa ccn gedreigde vlucht hoop op bemiddeling. V Ons twilten is onnut, 's Lands achtbre Vaadrenkring Eijééngerocpen, om dier Houten drift te fluiten, Zal 't oirbaar voor den Lande en voor mijn' ftam befluitcn, Opdat geen bafterdbloed ons roemrijk huis befmet. Verwachten wijhunkomft. Hun wenk ftrekt mij tot wet. VIJF-  TREURSPEL. 14? V IJ F D E B E D R IJ F. EERSTE TOONEEL. bregitta met een Juvoeelkoffertje onder den arm3 en een lantaarn in de hand. ó JDoodelijke ftilte! — Afgrijslijke oogenblikken ... Vol hoop en vrees. — Ik beef. —Mijn hart verkrop uw 'nikken En zuchten. ( Naa eenige oogenblikken pemsens. ) Welk een laft ontving ik uit den mond Van n«jne Emilia: „ Zo ras ons trouwverbond Door 't Priefterlijke woord voltooid is, moet ik vluchten. En daar mij 's broeders wrok het uiterft leed doet duchten, Werdt anders ligt zijn vuift met zufterbloed beklad. Al mijn kleinoodien en koftelijkften fchat Bcfluit deez' koffer, en betrouw ik in uw handen. Opdat geen broodgebrek ons kwelle in vreemde landen, Voer ik mijn eigendom, mijn wettig erfgoed, mcê. Wacht ons in't Hof-Portaal." 'k Voldeed haar vriendfchaps beê. 'tFlaauwUcbtje der lantaarn moet hun ter gids verftrekken. ( Langs één der Gaanderijen ziende.) 6 Hemel! door uw gunft dcedt gij de trouw voltrekken. Ik zie de Priefter treedt alreeds ter kamer uit. Geef, Hemel! dat geen ramp hunn' voet in 't vluchten ftuit. K 4 TWEE-  f4» E M IL 1 A vak N A S S A U. TWEEDE TOONEEL. emmanuel. emilia. eregitta, emmanuel. Mijn dierbre Gemaalin.' kan ik ons heil gelooven, ö Neen.' het gaat het heil der Englen zelf te boven, Zo zegepraalt in 't eind de tederheid cn min., emilia. • Mijn wederhelft.' ik beef... emmanuel. "* Mijn dierbaarc Echtvriendin.' Nu zal alleen de dood ons volgend noodlot fcheiden. De tijd — het uur verloopt — laat ons niet langer beiden. emilia aarzelende. Ach.' mijn Emmanuel, mijn Vaderland, mijn hart... emmanuel. God weet, wat ons genaakt, indien men langer mart. emilia. Mijn voeten weigeren het fchuldig lijf te draagen. Ach.' wat heb ik heftaan, ik voel de wroeging knaages. Ik ongehoorzaam kimi der Staaten, vluchten... neen.' 't Bezef  TREURSPEL. f tv >t Bezef van fchuld vertraagt mijn twijfelende fchreen,. Ach' welkeen dwaas befluit heeft onze drift genomen. Wijs mij den weg, mijn vriend! - Waar zullen wy 'ontkomen... Bregitta... eregitta. Ach! Mevrouw.' volg mij, nog zwijgt aL't Hof. Vlucht, bid ik u. Geknield... emilia. , Wat buigt gij u in *' Voor een verachtlijk menfch, die, beevende aan de voeten Van Neêrlands Staaten, met haar hoofd, haar fchuld wil boeten. bregitta. Gebruik dit oogenblik, dat u nog wordt vergund', Daar gij het volgende ligt niet gebruiken kunt. emmanuel. ledenk, Emilia! Rodrigo, die verraader... emilia. Hij kome met den itoet der wreedfte beulen nader. Welaan! ik fchep dan moed ... Ik tart die tijgers uit. Wie vlucht, belijdt reeds fchuld, - Ik vormde eer* grootfeh befluit. Mijn liefde zal uw deugd, ons Echtverbondbefchermen, K 3 ^ ***  i5o EMILIA v a n N A S S A V. Wanneer de dwingiandij ons nadert, in deeze armen Vindt gij uw toeverlaat, en zo men ons doorftoot, Huw ons dezelfde kling door een' gelijken dood. e m m a n U E l. Ik bid, ftaa 't cerft verzoek van uw'Gemaal niet tegen, Laat u uw eigen hart tot deeze vlucht bewecgen, Verlaat dit aaklig Hof, waar alles onheil fpek. emilia. Waar alles mij den roem van Vader Willem meldt. Dit Hof, Emmanuel.'... Welaan mijn vriend i 'k zal poogen. ( Zij treedt eenige Jchreden voort. ) Ach.' door wat vreemde kragt wordt mijne voet bewoogen, Jaa, alles roept mij toe: Blijf hier — waar vlucht cii heen. emmanuel. Jk fmeck, mijn Echtgenoot.' wilt gij niet vluchten ? emilia. Neen! e m m a N U E &c 't rs afgedaan. Helaas.' Geen weg ftaat ons mcér open, Dan tot ons wis bederf. .. emilia. Blijf op den Hemel hoepen ... Maar  TREURSPEL. IJl Maar ach-' 't Bezef van fchuld verkleint, vernielt dio vonk Der aangenaame hoop. Tot welk een diepte zonk Een kind des Staats... Maar neen.' Ik zal mijn noodlot trotzen, Laat door denftormdcs haats een zee van onheil klotzen Op dc onvetzetbre rots van dit gefolterd harL EMMANUEL. Hoe rijft elk oogenblik 't gevqel der felfte fmart In mijn gefchokte ziel. 6 God.' wie komt ons nader. Het fchijnt Rodrigo zelf. Wat meld ik dien verraader... Zwijg, dierbre I K 4 DER«  EMILIA van N A S S AMJ. DERDE TOONEE-L. emmanuel. emilia. brecitti. rodrigo. rodrigo verwonderd. . Hoe, gij hier.' „ Dit voorval baart mij (chroom." bragt in uw vertrek den Priefter emmanuel koel. A Dat hij koom', Ons door den Echt veréén'. rodrigo. In dit Portaal ? 'fc Zou vreezen ... emmanuel. Ik wil 't. Dit zij genoeg... Wat (pelt dit angflig wezen ? rodrigo. 't Is kommer voor uw heil. emmanuel (febamper.) Die kommer Hechts alleen. Rodrigo verwilderd. Vaarwel, mijn vriend.' vaarwel, ik fpocd mij ijllings heen. VIER-  T R E U R' S P E L. 153 VIERDE TOONEEL. EMMANUEL. EMILIA. BREGITTA. EMMANUEL. Gaa heen , gevloekt gedrocht! waar vindt ge een wedergade ? Nu, mijn Emilia! komt ons zijn angit te ftade, Gij zaagt met welk een'fchrik mijn koel gedrag hem trof. Verlaat, ik bid het u, in 's Hemels naam, dit Hof. Laat ons dit oogenblik tot onze vlucht gebruiken. Terg, terg de woede niet. — Laat ons haar fchicht ontduiken.Ik bid... EMILIA. Emmanuel.' hoe dringt ge Emilia*? EMMANUEL. geef mij' 't lantaarnlicht. Volg terftond mijn fchreden naa, EMILIA. Welaan.' mijn vriend!... EMMANUEL. Mijn hand zal veilig n geleiden. K s  iS4 E M I L 1 A van N A S S A« U, V IJ F D E TOONEEL. emmanuel. emilia. bregitta. rodrigo. maurits. oldenbarneveld. de staaten. de lijfwachten komen met fakkels fcbielijk uit. emilia. ö Hemel.' welk gezigt... maurits met febimpende gramfebap, e m i l i a's hand vattende. Wil nog een poos verbeiden. Vlucht niet zo haatlig: al uw wegen zijn ontdekt. Uw voorgenomen Echt, Mevrouw.' is uitgelekt. ( Tegen de l ij f w a c h t e n. ) Scheidt hun van één, mijn wacht.' (_ Tegen de staaten.) Ziet nu, ó Neêrlands Staaten.' Zo wordt uwe eer gehoond door heillooze onderzaaten, En door een' vreemdeling, die (pottend met uw magt... EM'  TREURSPEL. 155 EMMANUEL. Nooit heb ik Neêrlands Staat beleedigd of veracht, Ik heb uw heldendeugd fteeds achting toegedraagcn, Schoon 'k mij met reden van uw woede kan beklaagcn... EMILIA. Wat vleit gij eenbarbaar, die door zijn drift onz' Echt... EMMANUEL. Ik vlei geen' fterveling... 'k Doe flechts der grootheid recht. MAURITS. Uw lof baart mij geene eer. Ik heb 's Lands achtbre Vaadren Om uw ontworpen Echt, zo laat, doen t' zaam vergaadren, Opdat zo fnood een daad van ongehoorzaamheid Gefluit werdt,. en een ftraf voor d' overmoed bereid. Zo leer' het Neêrlands volk zijn Staaten achting draagen. Verftaa het vonnis door 's Lands hoogen Raad gcilaagen. Emmanuel, die de eer van Neêrlands Staaten fchondt, Die na de hand en 't hart van NafTaus dochter ftondt, Wiens moedwil om dien Echt zich geene ftreeken fchaamde, Jaa, die een fnood ontwerp tot beider vlucht beraamde; Emmanuel wordt, door 't befluit van deezen Raad, Opdat zijn doel mislukt, den bodem van den Staat Ontzegd, en om dit Hof van zulk een peil te zuivren, Die 't eerlijk Hollandfch hart van killen fchrik doet huivren, Wordt hij op 't oogenblik verbannen uit dit Hof. EMI-  i5« E M I L I A van N A S S A U. emilia. ö Hemd.' 't is veel... moet ik gebukt in 't ftof... ( Zij knielt.) Mijn broeder' eedie ftoet!... Zo traanen kunnen baaien, 'k Ben uw misdaadig kind: ftraft, ftraft mij des, ó Staaten! maurits. Weg met den onverlaat, die bron van mijn verdriet. emilia uit de handen der lijfwachten zich losrukkende. DatGod heeft zaamgevocgd, datfcheide 'tmenfchdom niet. emmanuel. Ach! mijn Emilia,.. e m i e i a, hem vafthoudende. Mijn befte vriend op aarde Emmanuel.' fchoon 't lot ons duizend jammren baarde ... emmanuel. Terg Ncêrlands Staaten niet: zet aan uw klagtcn paal. emilia. Hoe ook het noodlot keer', gij, gij blijft mijn Gemaal. maurits, s> Wat zegt zij ? emi-  TREURSPEL. 157 emilia. Hemel! laat zich eenmaal 't lot ontfermen. maurits tegen de lijfwachten, die daarop emmanuel era emilia zoeken te fcbeiden. Wat toeft gij ? emilia. Ach.' men fchcurt mijn weerhelft uit mijne armen. Bregitta! ondcrfteun me. emmanuel- Algoedheid 1 zie ter neêr. Befcherm dc onnozelheid. emilia emmanuel voanboopig loslaatende. Vaarwel, ik kan niet meer. (Zij valt in bregitta's arm.) emmanuel. Bataaffche Vaadrenftoet, heb ik uwe eer belecdigd, Schoon Neêrlands Vrijheidswet me in mijn gedrag ver. deedigt: Vorft Mawrits! fchoon uw wrok onzinnig op mij woedt, 'k Ben door het Huwlijk reeds verbonden aan uw bloed. En laat dit nu uw' toorn in feller gloed ontvonken. Emilia heeft mij haar hand, haar hart gefchonken. Eens Priefters heilig woord gaf die vcrbindtnis klem. Voltooi nu vrij uw wra&, mijn Broeder.' m a u-  153 EMILIA van KASSA U. maurits. Weg met hem i EMMANUEL. Emilia, helaas! (in het heengaan tegen rodrigo.) Mijn lift verhief mij boven Uw lMt en fnood verraad. (Eenige lijfwachten leiden hem weg.) DER-  TREURSPEL. 159 ZESDE ÏOONEEL. EMILIA. OLDENBARNEVELD. MAURITS. RODRIGO. BREGITTA. DE STAATEN. LIJFWACHTEN. mauritsj uit zijne verbaazing als ontnvaakende. Kan ik mij zclv' gelooven. Wat zegt Emmanuel, Rodrigo ! Barneveld! Ik zie, dat zijn bericht uw beider hart ontdek , Hij huwde Emilia ... Rodrigo J kan het wezen ? RODRIGO. !k beef van woede en fpijt. MAURITS. Hoe beft de wond gencczen, Die nu mijn ftam onteert. Hoe zinkt mijn grootheid neer. Emmanuel, verknocht aan Romes gruwelleer, Mijn broeder.' 'k Blaak van toorn. OLDENBARNEVELD. Hadt gij den weg betrecden, Geweezen door mijn hand, geen dwaazc fpoorlooshedeu Tot weefing.van een min, zo fel ontvonkt, beftaan, Meêr door een' grijsaart, dan een' jongling laaten raên. En langzaam botgevierd aan 't diep getroffen harte, Ligt waar' het vuur verdoofd der teedre liefdefmarte. Maar nu? MAU-  ï6o EMILIA vax NASSAU. maurits. Ach Barneveld.' o l d s^n barneveld. De roem van een geflacht "Wordt door geen fchelmfch verraad gehandhaafd of betracht. rodrigo. - Men poogt tot nut des Staats door lift het lot te zwaaijen. oldenbarneveld. ó Neen .'Die doornen zaait, zal nimmer roozen maatjes* Wat delft gij goed uit kwaad; een hemel uit de hel... emilia uit haare zwijm bekomende. Help, Hemel! help, die flag treft mijn Emmanuel. Waar is hij, mijn Bregitte ! bregitta. Ach! f. m i l i a. Ik verftaa uw traanen. oldenbarneveld. Mevrouw.' wil toch uw hart van woede cn wanhoop fpaanen; emi-  TREURSPEL. 161 e m i x i a geheel woedende. Gij, braave Barneveld! Gij ook zijn moordenaar. Befmette dan zijn bloed uw grijs, uw eerlijk hair, Bregitta! wijs mijn oog dien ftoet van dwingelanden, Vernielers van mijn' Echt, die wreevlen.die de banden Des huwlijks, door Gods knecht geknoopt, hunn' trotfch ten zoen, Verfcheuren met geweld. Ik zie de wond nog bloên : Zij gaapt mij ijslijk toe... Emmanuel keer weder, Maar neen! de llag des dpods velde u voor eeuwig neder. Waar zijt gij beulen, die, tit drift en overmoed, U handen lachend wiefcht in zijn onfchuldig bloed. oldenbarneveld. Bedaar, Mevrouw 1 uw drift... emilia. Mijn drift doet fnoodaarts beeven. oldenbarneveld. Geen zwaard trof uw' Gemaal. emilia. Wat zegt gij, zou hij leevcn? Hij leevcn ? Barneveld.' ó neen.' een wreeder lot Heeft hem van 't licht beroofd, 'k Zag hem het Hoffchavot Meer 't ftraftooneel der deugd, met fleren tred beklimmen; fin't fcherpa zwaard der flraf in Maurits handen glimmen.  icê e m i l i a van Kassa u. Hij reikte 't aan den beul, dat werktuig van zijn' wil.' Ik wendde 't aangezicht en hoorde flechts een gil. C In den arm van bregitta vermoeid neder zinkende.) Waar ben ik? Ach.' kan 't zijn, zou nog mijn hartsvriend leevcn ? oldenbarneveld. Nog leeft Emmanuel: uw geeft door fchrik gedreeven Heeft zwijmend zich dat beeld en zulk een fchrik/afreel In 't kookend brein gevormd. maurits uit een diep gepeins bekomende. 6 Barneveld .' te veel, Te ver heeft zich mijn drift van haare min gewroken. Rodrigo.' Ach.' gij hebt het helfche vuur ontftooken In dat hoogmoedig hart... emilia met verdubbelde woede. Hoor ik daar Maurits niet. 't Schijnt dat mijn fcheemrend oog dien wreeden broeder ziet. Barbaar.' Aan u alleen moet ik mijn jammren wijten, Gij doet mijn jeugd het graf ontijdig openfplijten; Streelt niet het fchor geknars des grafzerks uw gehoor, ( geheel veriijjlercl. ) Geef me uw ontaarte hand, hier in het heilig Choor, -Waar  TREURSPEL. 103 Waar Vader Willem ruft , in d' arm der Dood gezonken... 'k Heb uit dien wreeden kelk ook haar vergift gedronken. Dat vrij, als ik hier ruft, uw drift mijn graf begrimm'... Wat zie ik, Maurits.' Ach! 't is Vader Willems fchim. Hij waart, hij waart hier om. Hij geeft aan mij een teken. Mij dunkt ik hoor hem nog, hoort gij hem ook niet fprcckcn, Jaa hij herhaalt het u, op een bedrukten toon: Hij ziet u treurend aan, en vraagt: „Zijtgij mijn zoon? Hij vlucht, ik volg zijn fpoor.wil uwer mij ontfermen, ó Vrijheidsmartelaar! kom, kom ttw krooft befchermen. Kom, help mij, dierbre fchim! ik volg, ik volg u naa... Zo fterf de Vrijheidsmin met uwe Emilia... ( Eensklaps bedaard. ) Maar wat verbijftering beroert mijn zwakke zinnen, Mijn broeder! maurits. Ach! hoe wreed brengt gij me een' pligt te binnen... emilia knielende. Niets wederhoude uw hand om hier nu toe te liaan, Jaa! Vaadren van den Staat! 'k beken, ik heb misdaèn ... maurits beivoogen. Rijs op, mijn zufter.' 'k floeg te wreed uw liefde neder. Ach.' Barneveld.' L 2 ol-  if>4 EMILIA van N A S S A U. OLDENBARNEVELD. Wat heil.' Ik vind mijn' Maurits weder, EMILIA. Te laat, helaas! RODRIGO. Mijn Heer! duld dat ik loon verzoek Voor mijnen dienft... MAURITS. Ontvang 't veraaders loon, mijn vloek. E I N V) È,