1093 B 38  MAATSCH. DER NEDERL. LETTERK. TE LEIDEN. Catal. bl. Geschenk van Tooneelslukken, 1841,  — M E N Z I K O F,  I  M E N Z I K O Fj TREURSPEL, door. A. LOOS JES, Pz. Te H A E R L E M, Bij A. LOOSJES, Pz. 1785.   VOORBERICHT. Dit Treur/pel, voornaamlijkgefchihomiemare Grootheid gebooren uit rarr.pfpoed, in regeltelling van de neerflagtigfte wanhoop af te fchikleren, is meer of min op eene waare gcfchiedenis gegrond. Menzikof naamelijk was de groot [ie Staatsdienaar van Czaar Peter den I {ten , en zijne Dochter verhof d aan Peter den llden :Hij leefde zelfs aanzienlijker , dan de Grondvester van den Rtisfifchen Regeeringsvorm , doch viel in ongenade van het Hof, en werdt na Sibericn gebannen. Dolgoïukki , de oorzaak van zijnen val, overkwam het zelfde lot. In zo verre vinden wij overéénkomst tusfehen onze berichten., maar voor het overige hopen zij omtrent het gedrag van den Held in zijne baliingfehap wijd u it één. Wij hebben dat bericht gevolgd , V geen meest over één kwam met ons oogA 3  VOORBERICHT, merk, vooral daar Coxe in zijne Reizen ook gunstig van zijne grootheid, flaande den tijd zijner bal'iingfchap , getuigt. \ Zeker haalt die fchrijver daaden van hem aan,die hem tot weinig eerfirekken,doch, daar het om de ffrenge waarheid der Gefchi edenisfe tns niet te doen was, maar om een fchets tegeeven van de verhevenheid der menfchelijke ziel in de hevigste tegenfpoeden, deedt ''er dit toe nog af. Volgens het Bericht, dat men vinden kan in het Algemeen Magazijn te Amjierdambij «fe Erve P. Meijer en G. Warnars uitgegeeven, was hij een verheven flerveling, en de daadcn van laagheid, door hem in het toppunt zijner eere bedreeven, zouden alléén dienen om ons te meer te ontzetten over zijne verhevenheid van ziel in zijne vernedering, doch het iwam ons, om verfcheide redenen beter voor onzen held niet afzigtig van Charaéler te doen voorkomen, « Voor het overige verzoeken wij verfchooning voor onze gebreken en hoopen, dat wij een der Hoofdvereischten van een Treurfpcl, naamelijk fchrik en medelijden te verwekken , niet geheel zullen veronachtzaamd hebben. Men houde ons de gebruikte C+) Zie theTraveh of'Coxe Ivo', f. 537. He is ftid, (O have fupported his disgrace with firmnefs.  VOORBERICHT. te Vrijheden ten goede. Eene aanmerking, door een mijner vrienden op dit Jluk gemaakt, betrof de laaifle daad van den Jongen Dolgorukki; hem kwam voor, dat die daad te verre ging ■ dat een memch in zijnen omjiandigheden daar niet toe in ftaatwas enz. allest geen wij hierop antwoordden en ook als genoegzaam voldingendaanmerken, is, dat dit bedrijf gegrondvest is op den onbefchaaf den aart der Rusfchen vooral omtrent den tijd van Czaar Peter den Eerften. A4 PER'  PERSOONAADJEN. MENZIKOF T U LIA f ■ > Dochters van Menzikof. CATHARINAJ IVAN 1 >Zoonen van Menzikof PETER J Piithaw. p„« i>.„Ri.i. nm*«.r DOLGORUKKI, de Oude. DOLGORUKKI, de Jonge. A U G TJ S T A, Dochter van Dolgorukki, Eenige Siberifche Boeren. Eenige Rusfifche Zoldaaten. Het Tooneel is in Siberiè'n. Het Eerfle, Tweede, Derde en Vijfde Bedrijf worden gefpeeldin eene gedeelte van het B osch , in het verfchiet de hut van Menzikof, en eeniggebergte, het leerde Bedrijf [peelt in het Bosch,  MENZIKOF. EERSTE B E D RY F. EERSTE TOONEEL. menzikof, julia, c A t k A- k. i n a en peter. menzikof, zit onder eenen boom, Julia is bezig met het vervaardigen van eenêg tfiandwerk , waaraan haar Catharina en Peter helpen. ji e n z i k o f. TTfeï geluk, mijne Kinderen! is niet. aan h;c ■ hof verknocht. Yer van daar. Hier heb i'.c dat gevonden, 't geen ik in de fchaduw van den A 5 Rus-  io MENZIKOF. Rnsfifchsn Rijkstliroon Jaarcn vergeefsch gc2ogt heb. De rust, de kalmte des gemoeds is onbegaanbaar met den tuimelgeest, die de zinnen der Hovelingen verblindt. Menzikof is gelukkiger, als Balling in Siberien, dan als eerfte Staatsdienaar aan het Petersburgfche Hof. Gij zucht, Julia» julia. Jsa, vader; maar vergeef dien zucht aan da zwakheid mijner Jeugd* menzikof. Kunt gij dan nog het Hof niet vergeeten, '-vaar «le list van eenen Dolgbrukki uwen Vader van eer en ampt beroofde. julia. „ Wdk een naam?" M e n z i k o r. Zucht niet voort , Julia! ik vergeef u uwe zwakheid. De Gemaalin van den Czaar, of de vergeeten dochter van eenen balling is een groot onderfcheid. j u-  TREURSPEL, U julia. Denkt gij dan, mijn Vader.'dat de glans van een kroon zoveel bevalligs heeft in het oog uwer dochter, dat zij liever wenfchen zou, dat gij defpeelbal waart van de onzekere gunst der grooten, dan een gelukkig boer in Siberien. Neen.' mijn Vader'. uwe fpade dunkt mij fchooner.dan de Rijksttaf van den Czaar. Te veel van uw bloed ftroomt'er door die hart, dan, dat het u zo weinig zou gelijken. menzikof, haar omhelzende. Gij zijt mijne dochter! maar denkt verhevener, dan ik dacht, toen mij de Zon der grootheid op haaren vollen middag befcheeu. Het ongeluk, mijn kind! is een Lcermcesteresfe der wijsheid voor niet geheel verbasterde zielen. j u i. i a. Wat jaagt broeder Ivan met zulk een haast Eerwaards, TWEE-  ii M E N Z I K O F. TWEEDE TOONEEL. MENZIKOF, JULIA, jvan, PETERen CATHARINA. I- V A N. 'Tperwijl ik. bezig was met liet naazetten van een-. Ree, ontmoette mij een Rusfrsch Zoldaar, te paard. Jongling! zeide hij, kent gij ook den ïn ongunst gevallen Staatsdienaar Menzikof. jaa l die is mijn Vader, was mijn antwoord. fcJw Vader... hernam bij met verwondering. Weldoe mij dan de vriendfcbap de. zen brief aan hem ten fpoedïgften ter hmd te fielten. Ik'ben afgezonden van eenen Rusfifchen Officier, en ijl te rug, om hem de tijding te brengen, dat ik b, gclprokcn heb. M E N Z I K O Fk' Geef mij dien brief, Ivan! I v a N. Misfchien, mijn Vader! zal het hof cp nieuw uwe deugden zien, uwe grootheid recht doen.. men-  TREURSPEL. 13 m e n z i kof. Zwijg toch van het hof, mijn Zoon! i v a n, terwijl Menzikof den briefkeit. Julia! mogelijk zult gij mij nog toelaaten tea handkusch, wanneer gij aan de zijde van den Grootvorst aller Rusfen verheven zijt. Gedenk dan toch aan uwen broeder ïvan, hoe hij in 's vaders balüngfchap het wild opfpoorde, en voor het onderhoud van Menzikofs huisgezin iorgde. julia. Ik hoop niet dat de B usfifche Rijkskroon immer deeze hairen zal drukken: de eenvoudigebuive is veel ligter, dan een kroon. ïvan. Julia! de brief moet iets gewigrigs behelzen; zie, hoe diep onze geliefde Vader in gepeinzen verzinkt. Ach Vader! zo onze nieuwsgierigheid niet te verre gaat altoos zijt gij openhartig voor uwe kinderen. m e n z 1 kot. Bedaar Ivan! uwe Jeugdige eerzucht, uwe ai*  14 MENZIKOF. als aangeboord) Staatzucht zullen niet voldaan worden. Qden brief inziende') ó Staatzucht, 6 Eerzucht, eeuwig wellende bronnen van verderf,- uwe ruimftc teugen zijn vergiftig. ■ Hoort mijne kinderen tot eene altijdduurende waarfchuwing. Dolgorukki is in ongenade vervallen. ■ Hij is reeds met zijn gantsch ge- flacht op weg na Siberien. JULIA. „ Goede Hemel! Dolgorukki met zijn gantsch gedacht." i v A N. Jaa, mijn Vader! dikwerf leerdet gij ons de Hemel is rechtvaardig, en haat ten ftrengften den onrechtvaardigen fterveling. Een Dolgorukki, die uwen val bewerkt heeft, moet ook vallen, 't Is het Icon zijner werken. MENZIKOF. Gedenk dit altoos mijn Zoon! maar met één dat de verleiding tot onbillijke daaden den grootHen gunfteling van den Vorst aan het prachtig hof  TREURSPEL. 15 hof meêr toelacht, dan den vergeeten Landbouwer op zijne eenvoudige hoeve. De betrachting der deugd is voor den hovling zo moeilijk , als het beklauteren van eenen hoogen en glimmenden ijsberg , maar de doornen en distelen van tegenrpoed bewaaren meeftal den onaanzieniijken voor eenen diepen val. I V A N. Altoos mijn Vader! fchildert g'j het geluk der hoven met zulke zwarte kleuren: en alles, dat mijne geheugenis zich herinnert, is zo lachend, zo fchoon.... MENZIKOF. Dat fchijnfchoon heeft mij ook betoverd, mijn kind! maar beet mij eindelijk als een flanginden voet. Terwijl de eene hand van den Vorst u, als zijnen vriend Are el c, wapent uwe vijand zijne andere hand met den dolk, dien hij opheft, om u, als zijnen verrader, te treffen. JULIA. Zou de tijding der ballingfchap van Dolgorukki en zijn Gedacht zeker zijn ? M E N-  ïS MENZIKOF. men Z] i k o f. Jaa/ zeer zeker, mijn kind! niemand anders, dan Putgaw , de Officier, die hun herwaards leidt, bericht mij zulks. julia. Putgaw ? die zins eenigen tijd u op het onverwachtst herkende? i v A n. Die niet onduifter mij te kennen gaf dat hij Julia beminde ? m e n z i k o f. Dezelfde Putgaw. Mijne Kinderen! Laat mij eenige oogenblikken alldén met Julia. Ik heb haar iets in het geheim te melden. DERDE TOONEEL. menzikof en Julia. menzikof. T ees deezen brief n 11,1 1 en zeg mij uw gevoelen. ju-  TREURSPEL. 17 julia leest. V Is met het grootst genoegen, dat ik u door deezen meldt , dat ik mij zeer nabij aan uwe woonplaats bevind, welke eenigzins gelukkiger fchijnt, dan die , waarin ik u over eenigen tijd heb agter gelaaten. Het zal u niet onaangenaam zijn te veineemen, dat uw vijand Dolgorukki in de ongenade van het Hof is gevallen, - dat ik hem herwaards, met zijn geheel gefacht, als balling , aanvoere; en dus het werktuig van uw ongeluk zijn Wel verdiende ftraf verkreeg en heeft.— Voldoe toch ■mijne bede, Mijn Heer ! vergun mij de hand van We Julia. Zij is te fchoon te edel, te wel opgevoed, dan dat zij in de Woestijnen van Siberien haar leven zou eindigen. Zij heeft mij op deverzekerendfie wijze afgefagen , en egter hoopt nog op haare hand de man, die zijn geluk, zijne bevordering in andere opzigten aan u verfchuldigd is, en binnen weinige uuren « zal omhelzen. Putgaw. menzikof. Gij ftait verbaasd fpraakeloos. Wat ii bet, mijne Julia! B ju"  iJ MENZIKOF. JULIA. Mijn Vader! zou ik u in deeze woeflenij verhaten. Dit gerust, dit onbezorgd leeven verwïsfelen met de zorgelijke en woelige bekommeringen van eenen aanzienlijken leevensflaat. Neen! mijn Vader! MENZIKOF. Maar Putgaw fchijnt mij een zo edelaartig man. JULIA. 't Kan zijn, mijn Vader! dat ik mij bedriege, snaar is zijne vreugde over de ballingfchap van Dolgorukki recht edelmoedig. MENZIKOF. Schrijf die vreugde toe aan u zelve.... JULIA. o Dan vormt hij zich van mij een denkbeeld geheel mijner onwaardig. MENZIKOF. Julia! & verheug mij, dat mijne Iesfen eenen - - . zo  TREURSPEL. ip zo grooten invloed op uw hart hebben, maar dit is eene overmaatige kieschheid. Dolgorukki de vijand van uwen Vader, de verdelger van ons geheel geluk die Dolgorukki.... JULIA. Blijft toch een mensch , mijn Vader ! Indien gij door hem in uw eigen perfoun de grootfte beleedigingen , niet waart aangedaan, gij zoudt fpreeken, gelijk uwe dochter. MENZIKOF. Beminnelijke Julia! gij overmeestert zelf mijnen haat. Uwe deugd betovert mij , maar ik bid u flaa in Putgaws hart dien oneedelen trek, over, en neem zijne hand aan. JULIA. Zou ik nu in uwe ongelukkig grijsheid.,. MENZIKOF. Zoudt gij om eenen nutteloozen en ten grave fpoedenden grijsaart uwe bevallige jeugd begraaven in dit aakelig gewest. Neen! Julia! fchoon B a h«  ■ &• MENZIKOF. het mij hard zal vallen u met mijne beevende armen voor de laatfte maal te omhelzen, fchoon ik met lippen, gloeijende van aandoening, den laasten vaarwelkusch op uwe wangen drukken zal» uw geluk... uwe jeugd JULIA. Mijn geluk is uwe fmarten door mijne vrolijk, heid te verzagten, mijne jeugd is geheel gewijd aan mijnen grijzen en deugdzaamen Vader, die mij het hof, den throon,jaa de hand van eenen keizerlijken bruidegom doet vergeeten... MENZIKOF. Gij verkwikt en bedroeft mij, Julia! fchoon in ballingfchap doet gij de grootheid uwer afkomst recht, en van de kroon beroofd denkt gij vorftelijker, dan misfchien alle de Hofjuffers , die de afgoden der laaghartigfte vleijerg zijn. Ik bid u bezef toch , welk geluk u thans wordt aangebooden; Putgaw biedt u zijne hand — zijn hart. —— JULIA. En ik weigerze beide. —- kan mijne zuster Catkarina hem, bekooren.., MEN-  TREURSPEL. si MENZIKOF. Denkt gij dan, dat Putgaw juist de dochter van eenen balling verkiest. JULIA. Ach, mijn Vader! zijt niet wreed tegen u zeiven. VIERDE TOONEEL. MENZIKOF, JULIA en CATHARINA. C A T H A R I N A. Vader! Vader.' op den gindfchen berg klom ik om na broeder Ivan te zien, die met zijne jagthonden denzelven beklommen hadt en van daar zag ik den goeden Heer Putgaw; hij was nog verre, maar zijn paard vloog vogelsvlucht, het kan maar weinige oogenblikken lijden, of hij zal hier zijn. daar is hij. B 3 VIJF-  12 MENZIKOF. VIJFDE TOONEEL. menzikof, julia, catharina eil putgaw. menzikof. Welkom , welkom, edelmoedig vriend! die den ongelukkigen balling niet vergeet. putgaw, Menzikof omhelzende. Eindelijk voert mij het goed geluk dan weder in uwe armen, (voor Julia knielende) en voor uwe voeten, ó Julia! julia. Rijs op, mijn Heer! gij fpot met een onnoozsl meisje , dat egter nog genoeg de waereld kent, om te doorgronden, dat het knielen van eenen aanzienlijken voor eene verfchoveling de grievendile befpotting is. catharina. Mijn zuster! hoe kunt gij zo wreed zijn tegen zo beminnelijk een' man. put-  TREURSPEL. 22 putgaw. Om u te gehoorzamen zal ik opftaan, vergun mij egter, dat ik u openlijk zeg, dat ik u lief heb. JULIA. En vergun mij dan te zeggen, dat daeze hand niet voor u gefchikt is. putgaw. Neen« ik ben die niet waardig. Zij was beter gefchikt voor eene hand, die den rijksftaf over alle de Rusfen zwaait. menzikof. Mijn Heer! het fchijnt, dat .uwe vriendfchap mijne dochter nog niet aangenaam is, de tijd zal haar mogelijk min afkeerig van u maaken. Schrijf dit haar gedrag toe aan haar' tegenwoordigen leevensftand, ongewoon aan dat verheven foort van lief koozingen. putgaw. Zou dan de ruwe aart van eenen Siberifchenboer, E 4 Neea  24 MENZIKOF. Neen! een hart, het geen de liefde van den Keizer waardig gekeurd werdt, klopt voor iemand van verhevener afkomst, dan Putgaw. menzikof. Trotschheid is het zwak van Menzikof, maar het hart van zijn kinderen , vooral dat van Julia heeft wel regtfchapen grootheid, maar gee« trotschheid. julia. Laat vrij die Heer van mij denken, wat hij verkiest. Ik ben uwe dochter en geenzins zijne flaavin. Zonder bevel van het hof is deeze hand vrij, en wat ook het hof gebiede, dit hart zal vrij blijven. Vermoei u niet om mij ,mijn Heer! Laat mij in deeze WoelHjn en vergeet mij. putgaw. Eer zal ik vergeeten adem te fcheppen.dan u te beminnen julia. En zo ik u nu betuig, dat ik u niet kan be« minnen. Men-  TREURSPEL. aS MENZIKOF. Niet te driftig mijn kind! niet te driftig.... werp uw geluk niet weg. JULIA. Met Putgaw zou ik ongelukkig zijn. CATHARIN A. Is het mogelijk mijn zuster met zulk' een man ongelukkig. PUTGAW. Ik hoop egter, Julia !... JULIA. Hoop niets mijn Heer! want gij hebt'er geen* grond voor. MENZIKOF. Gij begrijpt, mijn Heer! dat ik aan mijne dochter u kan noch wil opdringen. Laat af, indien gij mij genoegen geeven wilt, van verder voor ditmaal aan te itaan, en meldt mij iets van Dolgorukki. B 5 'ÜTJ  26 MENZIKOF. PUTGAW. Welaan! mijn Heer! daar ik u eens den naam van Vader hoop te geeven, zal ik mij gehoorzsam, als uw Zoon gedraagen. Dolgorukki dan verviel op dezelfde wijze, ars gij, in de ongenade van het hof Heimelijke laagen , waarboven hij zich verheven achtte, deeden hem eensflags in dien afgrond nederftorten. Zijne dochter, die dezelfde eer, als uwe beminnelijke Julia,fcheen befchooren, is met hem verzonden in ballingfchap,, en de jonge Dolgorukki volgt de fchreden van zijnen Vader, maar zijn geduld overtreft ver dat van den ouden; fomtijds zelf fchijnt hij geheel zijn ongeluk te vergeeten en fpor met de rampen van dit leeven. MENZIKOF. Ik droeg dien Jongeling, onaangezien de Vijandfchap met zijnen vader, achting toe. PUTGAW. Alle oogenblikken verwacht ik den ouden Dolgorukki met zijnen Zoon en Dochteraan deeze plaats, ik ben op de vleugelen der liefde alléén vooruitgefneld. MEN-  TREURSPEL. *7 m e n z i k o f. Treed in mijne hut en ververfch u. De bijzonderheid onzer ontmoeting hadt mij uwe vermoeijenis niet doen opmerken. putgaw, tegen Julia. Mijne vermoeidheid betekent niets, was zij Hechts aangenaam in uwe oogen. julia. Ach, mijn Heer! dat zij mij aangenaam weezen kon. ZESDE TOONEEL. julia, catharina catharina. Ik bemin u hartlijk, Julia! maar gij zijt bijzonder. Waarom erkent gij dien Heer Putgaw niet voor uwen minnaar een man met zulke fraaije oogen, zo fchoon van geftalte, zo liefelijk van fpraak, zo... J u-  fl8 MENZIKOF. JULIA. Maar éénmaal kan men zijn hart weg fchenken, zo lang het beminde voorwerp in leeven is. CATHARINA. Ik verftaa u niet. JULIA. Gij hebt nimmer bemind, Catharina! CATHARINA. Naar dat ik merken kan, maakt de Liefde den mensen niet gelukkig. Gij hebt wel bemind, Julia! JULIA. Heiaas i CATHARINA. Verklaar u toch wat nader; of vertrouwt gij uwe zuster niet. JULIA. Hier en in nog één hart berust het geheim mij. ner liefde. ; C A  TREURSPEL. 29 CATHARINA. Dat is ongetwijfeld het hart van onzen lieven Vader. Die braave man weet zeker.... jj U L I A. Hij behoorde te weeten, Catharina!... maar ik heb u reeds te veel gezegd.., de bijzondere omflandigheden verraaden mij.... kan ik u vertrouwen? CATHARINA. Mijn zuster! twijfelt gij. JULIA. Hoor dan, wien ik bemin, en beef. Ik bemin den Jongen Dolgorukki. CATHARINA. Hemel! Tulia! Dolgorukki! De Zoon van den grootften vijand onzes Vaders: ach '.waarom weet ik dat geheim. Rampzalige Julia! JULIA. En bedenk daarbij, dat die beminde Jongeling ons nadert, om hier even, als wij, in ballingfthap met zijnen Vader te leeven....  3^ M E N Z I K O F. CATHARINA. Schoon ik nimmer bemind heb, bezefik uwe droefheid, en hoe weinig ingang Putgawsliefde op uw har: kan hebben maar ik bid u, hoe kunt gij hoopen , dat deeze uwe liefde van gelukkige gevolgen zal wezen. Uwe Vaders zijn doodvijanden van elkander. De naamen van Menzikof en Dolgorukki klinken immers zo tegenirrijdig,als die van vuur en water. JULIA. Dat bedroeft mijn hart meêr, dan immer de ballingfchap, of de hardfte arbeid. CATHARINA. Ik geloof eer, dat gij Czaarin van Rusland, dan de vrouw van Dolgorukki worden zult. JULIA. En liever was ik de verachtfte flaavin, die de ketenen de merktekens mijner fchande, agter nrlj heen fleepte, en de vrouw van Dolgorukki ,dan de grootfte Vorflin van Europa, zonder met hem die eer te deelen. c A-  TREURSPEL. 3» CATHARINA. Uwe taal verbaast mij, Julia! en ik hoop, dat gij de drift deezer liefde maatigen zult, om Vader niet ongelukkiger te maaken, dan hij tegenwoordig is. Want een huwelijk met Dolgorukki zou een doodfteek voor den goeden man zijn. JULIA. Helaas! Catharïna l kunt gij mij dan doorniets opbeuren. Zeg mij, dat het ongeluk dikwerf de grootfte vijanden vrienden maakt. Zo zoek ik mij te troosten, maar v'ergeefsch! ik vlei mij met eene onmogelijke gebeurtenis. CATHARINA. Befpaar u zoveel mogelijk uwe zorgen en droefgeestigheid. Beur u op met denkheelden die U eenig^ins vertroosten kunnen in uwen beklaagenswaardigen toeftand. Julia! ik wacht u daadelijk bij mij inde hut. Mijn tijd verbiedt hier langer te blijven. JULIA. Ik zal u terftond volgen maar ik bid  35 MENZIKOF. u, Catharlna! zwijg toch het geheim, dat ik u ontdekt heb. CATHARINA. Heeft dit hart u immer bedroogen ? ZEVENDE TOONEEL. JULIA. Ongelukkige Julia! Dolgorukki gij nadert afgrijslijk denkbeeld! de Zoon van den grootften vijand mijns Vaders de wellust van dit hart, o ongelukkige Julial Zij gaat in de hut. TWEE  TREURSPEL. 23 TWEEDE B E D R IJ F. EERSTE TOONEEL. menzikof, en putgaw, m* de hut komende. menzikof. Mijne dochter is een van de braaffte meis)c maat zeer ftandvastig in haare befluiten, Mijn Heer.' Het zal vergeeffche moeite zijn, zo ik haar recht ken. putgaw. Zou zoveel bekoorlijkheids zich met hardnekkigheid kunnen paaren. Zou dat zagt en vriendelijk gelaat tot een mom ftrekken van een onverzettelijk en wreed hart. menzikof. Noem het geene wreedheid, geene onverzetlijkheid, dat zij u niet kan beminnen. Dwingen wil ik haar niet, maar, Mijn Heer! C daar  34 MENZIKOF daar is mijn hand, en ik beloof u ,bij dezelve ,nlie overreeding in het werk te zullen (lellen, die een Vader omtrent zijn kind mogelijk is. PUTGAW. Onder hoe groot eene verpligting brengt gij mij. MENZIKOF. Zo groot niet,Putgaw! als gij u verbeeldt. — Een Vader is verpligt het geluk zijner kinderen zo veel mogelijk te behartigen; in uwe verbind, tenis met mijne dochter zie ik haar wezenlijk geluk. dus is het pligt, louter pligt, dat ik op dit huwelijk aandring. PUTGAW. Maar zo ik een medeminnaar mogt hebben.. MENZIKOF. Neen! Neen! ik ken het hart van mijne dochter te wel. Stel u daaromtrent gerust. Zij heeft Petersburg en het hof verlasten, zonder kennis aan dien geweldigen hartstocht, en, in dit bar gewest, heeft  TREURSPEL. 35 heeft zij ook nimmer op iemand een onderfcheidend oog geflaagen. PUTGAW. Ik hoop, dat gij het hart van uwe dochter doorgrondt, maar ik twijfel. ■ Mijn per- foon is nimmer bij iemand van de Jufferfchap zo fterk, zo eensflags afgeweezen, sis heden door uwe Julia. MENZIKOF. Hoe fterker men eene maagd begeert, des te meêr gewigt hangt men aan derzelver weigering. Nog eens, Putgaw! ftel u gerust. PUTGAW. Welaan dan! op uwe voorfpraak zal ik fteunen, de tijd verbiedt mij het toeven. Ik zal mijne manfchap tegenrijden en hoop welras hier ta rug' te zijn Vaarwel intusfchen. MENZIKOF. Goede reis. C 2 TWEE-  36 MENZIKOF. TWEEDE TOONEEL, MENZIKOF. jOutgaw ij waarlijk een braaf man maar hij is driftig. Dp Jeugd is zeker daarvan de oorzaak. Julia zou in de daad gelukkig met hem zijn. Hij heeft gelijk. Haare gaaven zijn te voortreffelijk, dan dat zij in deeze gewesten zouden verflikken. Haare zwaarigheid, om mij te verlaaten, is gewigtig, maar als ik van haar fcheide, om haar beter aan haare beftemming te doen beantwoorden, zal mij de goede Hemel dien troost verleenen, dien hij mij niet weigerde , toen ik mijne dierbaare Huisvrouw op mijn vertrek na deeze plaats mijner ballingfchap verloor. Toen, toen bleef mijn hartvoorden zwaarften flag onbez weeken en zou ik thans voor een' minderen bukken. Zulk een zwakheid was onvergeefllijk. Julia's fchoonheid, grootheid van afkomst en opvoeding moet ik recht doen., maar zij nadert. DER  TREURSPEL. 37 DERDE TOONEEL. menzikof en julia. • menzikof. "Wel nu, Julia! wat zegt gij van Putgaw. julia. Ach mijn Vader! m e n z 1 k 0 r. Vervolg. julia. Ik kan hem niet beminnen. m e n z 1 kof. Is hij dan zo onbehaaglijk in uwe oogen. julia. Hij kan aan alle andere behaaglijk zijn, mij behaagt hij niet. C 3 M E  38 MENZIKOF. M E N Z I KOF. Gij wenscht ongetwijfeld uw' Vader in zijne ballingfchap zo veel mogelijk genoegen te verfchaffen. JULIA. Jaa zeker. MENZIKOF. Putgaw dunkt mij een man recht voor u gefchikt , Julia; en gij zoudtmijn ongeluk verligten, indien gij hem uwe hand aanboodt. JULIA. Wij zijn hier immers gelukkig met elkander. MENZIKOF. Jaa mijn kind! zo lang ik leef, zolang ons ge. flacht niet verftrooid raakt, zijt gij ten minden niet zeer ongelukkig, maar een man, als Putgaw, is in ftaat, om u uwe innerlijke waardij te beloonen, u in uitgebreider kring nuttig te maaken, het welzijn van uwe broeders en zusters te bevorderen. JULIA. Maar zo ik daar door ongelukkig word. MEN-  TREURSPEL. 59 MENZIKOF. Neem mijn Kind! gi] zult, gij moet gelukkig zijn, waar gij u ook bevindt. Kom Julia! doe mij het genoegen, geef Putgaw uwe hand; fnij deeze kleine bot van mijne hoop niet af..geef... JULIA. 't Is mij onmogelijk. MENZIKOF. Altoos fpraken wij zo vertrouwend met elkander, en thans, mijne Julia! ontdek ik iets agterhoudens in uw Charafter. JULIA. Ik bemin u egter van harte. MENZIKOF. Dat hoop ik, maar hoe is het dan mogelijk, dat gij mij de reden verzwijgt, waarom gij den braaven Putgaw niet beminnen kunt. Hapert 'er iets aan zijne geftalte, aan zijn gelaat. j u L 1 A. Zou uwe Julia dan uwe les niet onthouden, dat C 4 de  4« MENZIKOF. de fchoonheid en bevalligheid niets tot onze in- nerlijke waardij af of toe doen. Al was hij zo fchoon als een Engel des Hemels, ik begeer hem niet. MENZIKOF. Putgaw is lieftalig, vriendelijk, beleefd. JULIA. Kan ik het ontkennen? MENZIKOF. Hij is vunrig, driftig, verliefd,maar, zo verre ik merken kan , is hij een vriend der deugd. JULIA. Ik ftaa het u toe, mijn Vader! en egter klopt dit hart niet voor hem! Uwe Julia bemint hem niet. MENZIKOF. Kunt gij iets meer in eenen man verlangen, dan gij in Putgaw zelf erkent. JULIA. Niets, dan dat ik hem bemin. MEN-  TREURSPEL. 41 menzikof. Zeg mij dan toch de reden van uwen afkeer. julia. Rn zo ik door die te melden u ongelukkig maakte. menzikof. Hoe zoudt gij mij ongelukkig kunnen maaken door de reden van uwen afkeer te melden. julia. Gij zoudt Julia haaten met recht haaten. menzikof. Mijne dochter, mijne Julia haaten,Hemel!Julia! welk verdenken»9 julia. Ik weet het zeker mijn Vader. Gij moestmeér, dan een mensch zijn, zo gij mij niet haatte. menzikof, zijne handen zamenvouvende. Goede Hemel! zal het dan altoos mijn lot zijn met de grootfte rampen te worftelen. Geef mij, C 5 geef  42 MENZIKOF geef mij dan kragten, evenredig aan de verdrukkingen. Tot nog toe hebt gij mij bijgedaan. Als mij de opengefperde kiaauw der wanhoop dreigde aan te vatten, en weg te (mijten, in den poeï des verderfs, hebt gij mij het fchild van geduid , van mannelijke lijdzaamheid in handen gegeeven en ik heb gezegepraald. Nu mijne Julia! meld mij de reden van uwen afkeer. JULIA. Ach ik ongelukkige! MENZIKOF. Julia! bemint gij eenen anderen jongeling? JULIA. Jaa mijn Vader! ik bemin.... MENZIKOF. Hebt gij geene andere reden , dan deeze, moet mij die noodzaakiijk ongelukkig maaken, moet mij die u doen haaten. Julia! hoe weinig kent gij het hart van uwen Vacier. liet deert mij, mijn kind! dat mijne liefde zolang te vergeefsch u  TREURSPEL. 43 u overtuigd heeft van mijne toegeevenheid. Julia.' Julia! JULIA. Ach mijn Vader! had ikgezweegen ,dat ik bemin. MENZIKOF. Acht gij dan uw' Vader uw vertrouwen onwaardig, wien bemint gij, Julia! JULIA. ó Dit is die eizelijlte vraag, die ik niet durf, die ik niet kan beantwoorden. Ik wil uw hart niet verfcheuren , mijn Vader! MENZIKOF. En gij rijt dan deezen borst reeds van een, door de twijfelingen , die als golven, in mijne ziel, heen en weêr tuimelen. JULIA. Dring niet verder aan mijn Vader op een ge. heim. MENZIKOF. Kan een Vader niet met recht aandringen op het geheim van zijne dochter. JU'  44 MENZIKOF. JULIA. Ach hoe hfrd valt het met zo goeden Vaderte twisten. U ongelukkiger te maaken dan gij zijt. Neen ! mijn Vader! dat kan ik niet. Het verlies mijner moeder te Kafan verdroegt gij gelaaten, maar deeze flag zou u verpletteren. MENZIKOF. Kunt gij beflisfen, waartoe ik in flaatben. Voorheen een Vorst, nu een Landbouwer eertijds aan het Petersburgfche hof door den Vorst verheven, bemind.— Thans in het aakelig Siberien door dien Vorst verbannen , gedoemd: en tot een bijvoegzel de zwaarfte aller rampen, het gemis van de beininnelijkfle, de deugdzaamfte huisvrouw. Mij dunkt, een hart, dat zulke fchokken doorftondt, kan niet bezwijken voor *en' nieuwen fchok. JULIA. Jaa mijn Vader! ik fpaar uwe grijsheid,indien jk flechts één woord verder fprak, dan ik bemin de ichrik zou u ligt doen ontflaapen in mijne  TREURSPEL. 54 n» armen ■ en dan waren uwe dierbaare kinderen Weezen. Julia was de moordeuaares van haaien Vader. menzikof. Zoo een Vader ooit zijn kind kon fraeeken.. Tulia . . Ik zou.... tk bezweer u bij de koude afch uwer Moeder, bij mijne Vaderlijke liefde,bij den Hemel die de gehoorzaamheid der kinderen beveelt.. Ik bezweer u, zeg mij, wien gij bemint. julia. Moet ik dan.... menzikof. Gij moet julia. Moet ik u ongelukkig maaken... Welaan ik beroin ik bemin Goede Hemel! wie nadert ons, wat zie ik Dolgorukki'. Dolgorukki! ... Dolgorukki en zijn huisgezin. VIER-  46 M E N Z I K O F. VIERDE TOONEEL. dolgorukki, de Oude , dolgorukki, de Jonge, augusta, menzikof, julia, putgaw, en eenige Rmfifche Zoldaaten. dolgorukki, de Oude, tegen Putgaw. Ik kan niet verder laat mij hier toe te derven. menzikof tegen dolgorukki de Oude. Kent gij mij nog?... dolgorukki, de Oude. Wien zou ik kennen in Siberiën ?. menzikof. De Vorst Menzikof, nu de boer Alexander. dolgorukki, de Oude. Dit is te veel om te draagen, {hij valt onder een1 boom neder) zijt gij Menzikof...enmoetgij Dolgorukki in ketenen aanfchouwen... m e n' \  TREURSPEL. 47 MENZIKOF. Jaa Dolgorukki!.. de Hemel heeft mij vergund 20 lang te leeven, dat ik mijnen vijand tot mija eigen peil vernederd zie. dolgorukki, de Jonge. Goede Hemel! Augusta! kent gij Julia niet tneêr? dolgorukki, de Oude. Tot uw peil, neen! ik ben 'er'beneden gezonken. Gij hebt den (lag doorgedaan, waarvoor ik zwig- ten zal. Putgaw! Putgaw..(lootmij door met uwen degen, 't gezigt van Menzikof gelukkiger, dan ik, is mij onverdraagelijk. putgaw. ïk volg den last van mijn hof, en moet u mijHen degen weigeren. dolgorukki, de Jonge. Bedaar, mijn Vader! bedaar. Verhef u, als Menzikof boven het noodlot. j u"  43 MENZIKOF. JULIA. T Ach mijn Vader, zie den grijsaart hijgen — fterven mogelijk. Gij zijt een mensch,gij zijt een Christen. Zie zijn'Zoon, zie zijn Dochter tïeelgenooten van den val huns Vaders, gelijk wij van den uwen. menzikof. Geef hem een dronk koud water eniaatenzich zijn Zoon en Dochter in mijne wooning ververfcuen meer kan ik niet. Qyillen gaan zij in de hut van Menzihf, buiten de Ruafijche Zoldaaten en Do(goiukki, de Oude.) VIJFDE TOONEEL. dolgorukki, dc Oude, en eenige Rusjtfche Zoldaaten. 1--|ijeend gebukt onder ketenen jLJ.arD1 voor de hut van den man, dien ik vallen deedt aan het hof —— is 'er eifelijker nood.  TREURSPEL. 49 noodlot? mijne kinderen door hem te zienververfchen, ó woede! ó wanhoop! Heb ik den dolk vergeeten, dien ik in dit mijn kleed verborgen heb. Putgaw om zijnen degen ge« fraeekt dwaaze die ik was. ■ Maar het is hier niet veilig genoeg. Die wacht ■ die wacht dat men niet fterven kan als men wil. ZESDE TOONEEL. dolgorukki, de Oud e,dolgorukki, da Jonge, en julia, met een glas water. dolgorukki, de Jonge. jVIijn Vader 1 ziedaar eenen dronk water. dolgorukki, de Oude. Wie biedt mij denzelven aan? julia. De dochter van Menzikof. dolgorukki, de Oüda Kan ik dien drinken ? D d o t -  5o MENZIKOF. d 0LG0RUKKi,de Jonge. Ik bid u geknield , behoud uw ieeven... dolgorukki, de Oude. Om nog rampzaliger te zijn. geef kier dan. 't Is om uwen: wil,mijn Zoon! (Hij'drinkt') • ó dat water fmaakt mij als vergift, een dronk water van Menzikofs dochter. julia. Bedaar, Grijsaard! wij zijn immers allen hier ongelukkig — verbitter dit uw ongeluk niet door gedachten .... dolgorukki ,de Oude. Houd op Houd op genoeg De Hemel heeft aan Menzikof een' Engel tot een dochter gegeeven ,'om deezen duivel {op zich zei ven wijzin) te ftraiTen. Mannen! {tegen de Zoldaaten) wilt gij nog eene gunst bewijzen aan den man, van wiens oogwenk gij plagt te vliegen. EEN DER zoldaaten. Jaa! Dd  TREURSPEL. 51 dolgorukki, de Oude. Draag mij dan van onder deezen boom weg, uit het g^zigt van de hut van Menzikof. ik zou mij zeiven dervende vervloeken, zo ik haar langer moest befchouwen. Hemel, gij zijt rechtvaardig, Menzikof is gelukkiger, dan ik. (Dolgorukki de Jonge, en de Zoldaaten draagen hem weg.) ZEVENDE TOONEEL. julia ftaat een poos roerloos. Is 'er barmhartigheid in den Hemel Magten des Hemels! daalt neder, verfterkt mij — wat zal ik biduen.... AGTSTE TOONEEL. dolgorukki, de Jonge, en julia. dolgorukki, de Jonge. haar omhelzende. Mijne Julia- ^ ; ^  5» JVI E N Z I K O F. julia. Mijn Dolgorukki! Hemel '• wat beltaan wij? hier voor de hut mijns Vaders... dolgorukki, de Jonge. Julia... Julia! bemint gij mij nog? julia. Mijn fchrik . mijne oogen . mijn hart... dolgorukki, de Jonge. Dierbaarfte Julia! julia. Uit mijne armen, uit mijne armen, Dolgorukki. Eén oogenblik langer hier te toeven is doode- lijk voor mijnen Vader en voor den uwen doodelijk vooru, voor mij. dolgorukki, de Jonge. Zult gij mij dan altoos beminnen ? julia. Kan ik anders ? dol-  TREURSPEL. 53 dolgorukki, de Jonge. Dan ben ik gelukkig, fchoon ik op een ijsklip in het midden der zee gekluisterd zat. julia. Gij zijt vermoeid, Dolgorukki! verkwik U in de wooning van mijnen Vader. dolgorukki, de Jonge. Als ik een beet broods gebruikt heb, zal ik na mijnen ongelukkigen Vader te rug keeren. Zij guan in de Hut. D 3 DER.  54. MENZIKOF. DERDE B E D RIJ F. EERSTE TOONEEL. JULIA «1 CATHARINA. JULIA. J^olgorukki is immers de beminnelijkfte jongeling. CATHARINA. Jaa ! Julia, hij is een man uit duizend. —— Maar met dit alles, blijft uwe liefde hoopeloos. JULIA. Hoe bezwaarlijk valt het mij, voor het oog van mijnen Vader te verbergen, dat ik hem bemin, en de ontdekking zou doodelijk voor hem zijn. CATHARINA. Hoe gelnkkia is het, dat de Vaders zo groote vijanden van1 eikander zijn, anders was het ongeluk zelve de band, die uwe harten t'zaamzou binden. ju- ka  TREURSPEL. Si julia. Zou 'er dan niets in ftaat zijn, om dienhevigen wrok te ieenigen. — Maar heiaas gindscn zie ik Putgaw. TWEEDE TOONEEL. julia, catharina en putgaw. putgaw knielende, VTu bid ik u, beminnelijkfte aller maagden! geef mij nu mijn vönnis van leeven of dood. julia. Rijs op, Mijn Heer! geloof mijn woord, 'tls mij onmooglijk u als de man mijner keuze tebeminnen. putgaw. Dat grieft mij tot in de ziel. Julia! ziet gij niet door mijne oogen in mijn hart de zuwerfte de oprechtfte liefde. D4 iV'  56 MENZIKOF. JULIA, Verg mij niets, Mijn Heer! zo gij mij niet cm. gelukkiger wilt maaken, dan ik ben — laat mij gaan. PUTGAW. Gaa dan heen, liefst fchepfe!! Is 'er iets harder dan van het beminnelijkst voorwerp gehaat te worden. (.Zij gaat in de hut,") DERDE TOONEEL. PUTGAW, CATHARINA, J CATHARINA. „ £[oe beminnelijk is Putgaw? — ik ben im. „ mers de zuster van Julia, niet geheel mis„ deeld van alle fchoonheid."— Hoe Haat gijzq bedrukt, mijn Heer! PUTGAW, Ben ik niet ongelukkig, dat ik zulk een' fchat jnqet derven, CA-  TREURSPEL. 57 CATHARINA. Mijn zuster is een beminnelijk meisje. Maar mij dunkt een man, als gij, behoort den moed niet te laaten vallen. putgaw. Kan ik haar nog door iets verpligten .... Is 'gr niets, is 'er niets meer in de gantiche waereld ? CATHARINA, wem «ogenblik pcinzens* Nog iets, ik twijfel niet, of dat zal u zeer diep in haare gunst doen deelen, PUTGAW. Spreek'op, fpreek op. — Zwijg niets — de flaauwfte ftraal van hoop .... CATHARINA. Julia is zeer ligt aangedaan, — zeer getroffen door de rampen van eiken ongelukkigen.... PUTGAW. Behalven die van mij. Maar gaa voort , Yergeef mij, dat ik u gefloord heb. D 5 c a.  53 MENZIKOF. C M T H A ft I N *. Es oude Dolgorukki deelt zelfs in haar medelijden. Het deert haar tot in de ziel, dat haar Vadejr zich niet verzoent met dien ongeinkkigen. Indien gij een middel wist.... PUTGAW. Ik zal heen vliegen ..... Ik zal op mijne knieën uwen vader bidden, dat hij zich verzoene. (.Hij gaat in de hutj VIERDE TOONEEL, CATHARINA. ■^/at heb ik gedaan ? .. . . Hemel! Catbarina \ ik tot zulk een' flap in ftaat... ikbeef.... ik zal hem te rug roepen .... hem bekennen ... mijne oogmerken, och Putgaw! Putgaw! waarom hebt gij dit hart zo gewond. — Maar wat bc-fchuklig ik mij ? het geen ik immers beftaan heb, is tot welzijn van mijne zuster, van een verdreeven huisgezin, en tot . .. tot mijn eigen geluk maar  TREURSPEL. 59 mwr Putgaw, dien braaven man bedrieg ik, doch ik ben ie ftxeng omtrent mij zelve. Immers mets is 'er misdreeven, de verzoening van twee oude vyanrien is wénfchelijk. ■ Putgaw egter kan het flacritofïer zijn! Waartoe, waartoe is de liefde niet in ftaat? Ach daar komt de man van mijn hart met mijnen vader zal ik blijven of gaan, ' maar neen! ik kan niet gaan. VIJFDE TOONEEL. PUTGAW, MENZIKOF en CATHARINA. PUTGAW. Laat de grootheid van uw hart zegepraalen. MENZIKOF. Een groot man doet nimmer een' laf hartigen ftap, of houdt op groot te zijn. Dolgorukki is de grootfte vijand van Menzikof. Hij heeft mij alléén in deezen afgrond doen nedertuimelen. PUT'  6o MENZIKOF. PUTGAW. De Staatzucht verblindt dikwerf den geest, en heeft immers, laat mij toe, dat ik eene onaangenaarr.e waarheid zegge ... MENZIKOF. Gaa voort, mijn Heer! gaa voort, verzwijg geen onaangenaame waarheid voor een' man, die, naa het verlaaten van den throon zich met het flijk van de ftraaten uit verguizing iu het aangezigt beeft zien fmijten— Als men dat verdraagen heeft, kan men wel onaangenaame waarheden dulden maar ik zal u dezelve uitwinnen. Eene dwaaze Staatzucht deedt de oogen van Menzikof op den fteüen rand des verderfs fchemeren, — maar de Staatzucht heeft hem geen'fchelm gemaakt, daar, daar, dop zijn hart wijzende) ben ik gerust. Feilen , grove feilen heb ik begaan , maar een fchelmftuk te pleegen was mij onmogelijk, en dat bezef, mijn Heer.' maakt mij deballingfchap draagelijk. Ongelukkig en fnood te zijn is een helfche rampzaligheid. 1 maar Dolgorukki die verv.... P UT'  TREURSPEL. 61 putgaw. Bedwing u. — Hij is nu rampzalig, is dat niet genoeg. menzikof. Hij heeft het verdient. putgaw. Maar verdienen zijne kinderen dan in dat ongeluk te deelen. De jonge Dolgorukki en Augusta liggen onder den gindfchen boom op hun. ne knieën bij den grijsaard, die zo veele nappen rampzaliger is, dan gij. Zij trachten hem op te beuren— en hij wil derven, zich zélv' vervloekend fterven ongelukkige dochter! ongelukkige Zoon ■' catharina. „ Goede Hemel voor wien pleit hij, ■ „ kan ik het hooren? me n z 1 k o f. Maar Putgaw moet dan de beleedigde den beleediger aanzoeken. put-  62 MENZIKOF. PUTGAW. Heeft het ongeluk — dien rang tusfchen u ook niet uitgewifcht. MENZIKOF. Neen, mijn Heer! mijn wang gloeit mij nog, —— ik word geheel vuur, herdenk ik hoe Dolgoiukki mij het vonnis mijner balling- fchap overreikte. Die verdoemelijke vreugde op zijn gelaat. zo ooit de duivel lacht, kan zijn lach niet affchu'velijker zijn, dan die van Dolgorukki op dat oogenblik. PUTGAW. Maar nu, nu is hij ongelukkiger, dan gij. De verborgen hand, die het roer der waereldfchege* beurtenisfen beituurt, heeft hem doen vallen uit het toppunt van zijn aanzien in den diepften afgrond van vernedering. Hij heeft eenmaal door zijne listen op u gezegepraald, zegepraal gij nu over hem door uwe grootheid. MENZIKOF. Kan ik dit doen, en Menzikof zijn. p UT-  TREURSPEL. <5j PUTGAW. Gij zoudt alléén de grootheid,van uw Characttr recht doen. MENZIKOF. Hoe gaarne verhefce zich mijne ziel tot die hoogte. Ben ik nog te weinig vernederd, ora mijne trotschheid geheel af te leggeu? Neen! tegen den adeldom mijner ziel kan ik niet aondigen.. • PUTGAW. Gij zult door dit gedrag dien Adeldom voltnaaken. Die daad zal u, fchoon vergeeten in deeze woestijnen, beroemder doen zijn , dan de grootfte Rijksmonarch. MENZIKOF. Denkt gij, dat ik mij aan het toveraas der Eer weder zal vergaapen. Neen! Putgaw! Ik wil wel anaaten van Dolgorukki te vervloeken, maar ik zou mij zeiven moeten haaten, om mij met hem te verzoenen. Doch waaruit ontftaatu die zucht, om twee zulke Vijanden te veréénjgen. PUT-  64 MENZIKOF. putgaw. Ik ben eerzuchtig en het is bij mij een punt van glorie geworden, twee groote maar ongelukkige mannen vrienden te maaken. — Of ken mij volkomen, Menzikof! Julia, uwe dochter, de wellust van dit hart zal ik verpligten, indien ik dit uitwerk. menzikof. Goddelijke deugd! Hemelfche Julia! putgaw knielt. Om zulk een Engelachtig meisje kniel ik voor u. Ik bid u, verzoen u met uwen grootllen vijand en door deeze zegepraal, hoop ik op nog eene andere. menzikof. Laat mij alléén, Putgaw! Catharina, zeg aan Julia, dat zij daadlijk bij mij kome. putgaw. Ik gaa, om mijne Julia Zal ik de ongeluk-  TREURSPEL. jukkige van hunne ketenen verlosfen , en myn volk een eindweegs opleiden, om hun een veilig verblijf aan te wijzen. ZESDE TOONEEL. MENZIKOT. •pjeeze hoogte is mij onbereikbaar. Getuig U aakelig Siberien! dat mij omringt, of het gevoel mijner fmarte niet te grievend zij, dan dat ik mijn' vijand verzoening aanbiede, en zo hij eens weigerde Neen! Neen! Liever een doik in dit 'hart, dan zulk eene weigering. Zo ik e»'ter dien hoogen berg beklimmen kon —daar&borrelt mijne oude trotschheid weder bc ven. Neenl hier toe ben ik onbekwaam. Vvan> neer ik Dolgorukki de hand van vrienafchap toe- reikte - mij dunkt de Hemel zou die hand zelf met eenen dolk wapenen en ik zou ta-m die jn het hart drukken. Is het niet benaajjw.d genoe* met zulk eenen vijand dezfelfde lucht te moéten inademen ....ach! daar is de lust van mijn hart, het genoegen mijns leevens ik  66 MENZIKOF. zal haar niet dringen op een geheim, dat zij wil fmooren. Ik wil haare oude liefde niet weeten. Putgaw zal toch haar man worden. ZEVENDE TOONEEL. menzikof en julia. menzikof, haar de hand kusfchends. ^^ltoos, altoos heb ik u lief gehad, maar nooit meer, dan dit oogenblik, gij haat zelfden doodvijand van uwen Vader niet. Julia, verheven Julia 1 julia. „ Hemel zou hij mijne liefde ontdekt hebben? menzikof. Jaa! liefkind! ik weet'van Putgaw hoe uw verlangen zich uitftrekt, dat ik mij met Dolgorukki verzoene. ju-  TREURSPEL. 6? julia, verwonderd. Van Putgaw ? menzikof. Jaa van Putgaw! hij heeft voor mij knielende gefmeekt, dat ik mij met Dolgorukki zou verzoenen en door het bewerken van dien zoen, hoopte hij uwe hand te verwerven .... julia. Alles verbaast mij, mijn Vader! ik ben geheel verwondering. maar, jaa! uwe verzoening met Dolgorukki zou mij aangenaam zijn. Ik bid 'er u zelf om • zo gij wilt op mijne knieën. menzikof. Neen! mijn kind! De grootheid uwer ziel verrukt mij doch, hoe gaarne ik u ver. bonden zag met Putgaw mijn hart is nog niet uitgebreid genoeg om Dolgorukki zijn wanbedrijf te vergeeven, en mij met hem te verzoe» nen jaa het woord mij te verzoenen met Polgorukki klinkt mij fchorrer, dan de hardfle donderdag. E 2 jy-  68 M E N Z I K O F. JULIA. Mijn Vader! doe uwe grootheid recht, red, red den armen man uit den diepen poel van verdrukkingen , waarin hij ligt weggezonken. MENZIKOF. En zo hij de hulp van mijne hand weigerde. Heb ik niet gehoord, dat hem het gezigt van mijne hut onverdraaglijk was. JULIA. O mijn Vader! gij zijt zo groot, zijt zo goed tevens. Volg Hem naa , die in hetoneindige boven ons verheven, egter het fpreekendst recht heeft op onze navolging. Mijn Vader! was de Hemel niet altoos meèr goedertieren, dan rechtvaardig, ■ deeze waereld was lang door het vuur van den blikfem verteerd. MENZIKOF. Mijn kind» is uw vader niet genoeg verne* derd,moet gij, gij mij voor mij zeiven doen wegzinken. J v-  TREURSPEL- 69 JULIA- tal mij» V.der'. Pi 'oelt uw **"" Gi| zo»d< «»«to"'5"t!l Hoedik»e,'f des Hemels kunnen troosten. tenkt een hand uit den Hemelden tegenwnjten^ den zondaar tot beternis en MENZIKOF. Ach 't is genoeg, meêr dan genoeg Julia 'He- n£ J— Ben Ik - mensCh'Z° ^ 66,1 mensch, en heb ik een Engel voortgebragt. JULIA. Bedwing uwe liefde jegens mij. Ik ben zo edel niet, als gij u verbeeldt ■ _ MENZIKOF. Welk een verachtelijke worm moet ik in uw 00gen zijn. _ Putgaw! Gijl -edele zie- len !ik zal uwe begeerte voldoen. Ik zal mn verzoenen met Dolgorukki ? {W -W * h* ik gezegd, Julia?ik zal nw wensch voldoen.—E 3  f% MENZIKOF Hémel | dat ik beloofde volbragt ik (leeds, ïhitf dit te volbrengen.... JULIA, Hou moed,mijn vader.' MENZIKOF. Neen de proefis te zwaar en ik heb het beloofd. Ach- waar Dolgorukki in de fchaduw van het hof gebleeven; waarom maakt hij mij zelf ongelukkig in Siberien. JULIA. Mijn Vader! door hem kunt gij volkomen ge- lukkig worden, immers het grootfte geluk van den (terveling beltaat in de overéénkomst met zijnen Schepper. MENZIKOF. 'Gij verflindt mijne ziel door zulke redenenJuha! Mijn moed wil mij fomtijds opheffen tot* 'de hoogte van een' God maar de oudö wrok, the teer verborgen is, doet mij geftadig dim.  TREURSPEL. 71 daalen tot het peil van eenen zwakken aardworm. . kom julia ! Ik wil na Dolgorukki gaan O; gaat eenige treden voort) Hemel neen! Julia! ik kan niet 't is mij onmoge lijk. Een verborgen kragt houdt mij te rug. Gaa met mij in de hut, en laat uwe deugd mijn' vertapten moed vleugels geeven Leer Menzikof Menzikof overwinnen. E 4 . VIER-  7* M E N Z I K O F. VIERDE B E D R FJF. EERSTE TOONEEL. dolgorukki, de Oude, en dolgorukki, de jonge. dolgorukki, de Oude, onder eenen boom zit.ende. j^een mijn Zoon! ik rijs niet op van onder dee- zen boom. Laat mij hier fterven. ■ Augusta heeft mij op mijn bevel veriaaten , verlaat mij ook ongelukkig Zoon! ■ de waar is m •[ Pjtgaw vertrokken. Laat mij irt éénzaamneid fterven. Ik voel mi-ne krag- ten bezwijken. Ik kan niet fterven in uw bijzijn. Rek toch het leeven van eenen rampzaligen niet. dolgorukki, de Jonge. Neen! mijn Vader.' Bij u zal ik blijven, om u de oogt n ie luiken. Zou ik u in een woest land ver'saten een ftervend mensch, eenen ftervenden Vader. DOL-  TREURSPEL. 71 dolgorukki, de Oude. Zult gij mij, dan in mijn fterven zelf verdriet aandoen. Dan zijt gij mij groocer vijand, dan Menzikof. Gaa heen ik wil het, ik wil het. dolgorukki, de Jonge. Welaan dan , rampzalig Vader! ontvang deeze traanen, als de laatfte offerande mijner erkentenis. De Hemel zij u genadig. .Moet ik fcheiden ? hij omhelst htm). dolgorukki, de Oude. Gij moet zijt gelukkiger, dan uw Va¬ der in dit en in een eeuwig leeven. dolgorukki, de Jonge. Kan ik met zulk een' zegen heen gaan. E 5- TWEE.  74 MENZIKOF. TWEEDE TOONEEL. dolgorukki, de Oude. giberien! gevloekte Strafplaats der gedoemden. gij zult met uw aaklig aanfchijn niet grimlachen over het noodlot van Dolgorukki. ■ Eén pookfteek zal mij bevrijden van al uw dreigen. Menzikof! ó haatelijkfte alier naamen, gij zult de grijsheid van Dolgorukki niet kunnen befchimpen. Welaan ! waar toe langer getoefd. Maar de Eeuwigheid wat is de Eeuwigheid? een flap een flap flechts en ik verzink in dat oneindig. • Hemelfche mes-ten! ik ftaa op den rand van het graf, van den afgrond. Mij dunkt, ik zie een helfche geest daagt op, hij zwaait een vonkende toorts. — waar ben ik? hij fleurt mij weg.— Eifelijke vlammen! Jaa ik voel u , gij verfchroeit mij — waar ben ik ? — ik zie den Hemel geflooten ik flort in de hel neder — ik kan niet meêr. {hij valt in bezwijming.) DER-  TREURSPEL- 75 DERDE TOONEEL. dolgorukki, de Oude, julia, dolgorukki) de Jonge. dolgorukki, de Jonge, ^ op het Tooneel. Och Julia! gaa met mij na mijnen ftervenden Vader, ■ ik kan niet agter blijven kom gaa met mij. julia. Zo mijn Vader ... dolgorukki, de Jonge. Uw Vader is een groot man. julia. ïk beef...-. Dolgorukki, de Jonge. Ik moet hem zien fterven ■ (hij rukt Ju- 4ia met zich voort) — Hemel! Hemel I dood. — ju.  76 M E N Z I K O F. JUili, Afgrijsfelijk gezicht! dolgorukki, de Jonge. 't Is dan reeds gedaan met hem. Lsat ik met eenen kinderlijken kusch zijne koude lippen... (hij nadert zijnen Vader) Hemel.' Julia! hij leeft. Hij flaapt.. 6 deeze fchok is te geweldig , dan dat ik hem kan doorftaan. Hij valt in de armen van Julia. julia. Eedaar, bedaar, mijn dierbaare Dolgorukki! zie uwe Julia! en leef. dolgorukki, de Jü^gc, zich met moeite''hei'ftellende. Ach mijn Julia! Het fehijnt, dat de Hemel vermaak fchept in een zo teder hart, als dit, de gfootfle ftormen te doen gevoelen , maar hoeveel dankbaarheid ben ik hem fchuldig, dat ik mijnen dierbaaren Vader nog leevendig mag aantreffen. I O-  TREURSPEL. 77 julia. En, mijn vriend! de hoop op eene verzoening tusfchen uwen en mijnen Vader gloeit in deezen boezem. Putgaw, die zich voor mijnen minnaar verklaart, heeft mijn' Vader gebeden zich met den ouden Dolgorukki te verzoenen. Het fchijnt, dat de Hemel wonderen doet om onze liefde te begunstigen. dolgorukki, de Jonge. Ik begrijp u niet, Julia! — hoe Putgaw, mijn medeminnaar, poogingen aanwenden om eene verzoening, doodelijk voor zijne liefde , te bewerken.... julia. 't Is zo Dolgorukki. Maar helaas! uw Vader , die zo woedend , zo onverzoenlijk is. dolgorukki, de Jonge. Zal bezwijken , zo ik hoop voor de traanen, van u,van Augusta,van mij — Maar uw Vader.. I*-  79 r»I E N Z I K O F. julia. Is tot alles in flaat. De pijlkooker van het noodlot ontbreekt het aan fchichten, om mijnen Vader neder te vellen. Hij viel van den throon in de diepfte verachting, maar richtte zich in zijr nen val hooger op, dan hij immer op den troon gedaan hadt. De nevel van den tijd dekt nu maar zijne grootheid — die zal verdwijnen, en vorst Menzikof zal vergeeten zijn , wanneer hij als balling geroemd en bewonderd word. dolgorukki, de Jonge. o Julia! hoe klein, word ik voor zulk eene grootheid, julia, Dc Hemel geeve ons Dolgorukki, dat wij minder groot, maar gelukkiger mogen zijn. dolgorukki, de Jonge, Ach ik vrees , ik vrees. ' Eene verzoening tusichen onze ouders is bijkans onmogelijk, maar wien zie ik? VIER-  TREURSPEL. 79 VIERDE TOONEEL. menzikof,dolgorukki, de Oude, Julia, dolgorukki, de Jonge. menzikof, opkomende in diep gepeins. Taa Menzikof treed niet te rug.... *t ismo. gelijk , de laatfte flag van het noodlot — Putgaw! gij zegepraalt, Julia! gij zegepraalt Putgaw zal de uwe worden.. Ik zal mij met Dolgorukki verzoenen. julia. Waar zal ik mij verbergen. dolgorukki, de Jolige. In mijne armen. menzikof nadert, en *ièt- Julia en Dolgorukki, de Jonge , een oogenblik fpraakekos aan. Neen! 't is een droom mijne Julia in de armen van den jongen Dolgorukki Julia is hei  So MENZIKOF. bet mogdij!: dit is dan de laatfte fchok.... Julia en Dolgorukki de fonge, op hunne knieën. julia. Vader! Vader! dolgorukki, de Jonge. Vergiffenis, vergiffenis, twee ongelukkigen. menzikof, tegen Dolgorukki de Jonge. Waar is uw Vader! dolgorukki, de Jonge, beevende. Hier ■ hier fluimen mij... die ongelukkige man, die uwe grootheid van ziel niet bezit... ach! hij vertrekt zich, hij droomt. dolgorukki, de Oude, drtemende. Toppunt van eislijkheid . helfche draf! menzikof. Ongelukkig fchepfel! dol-  TREURSPEL. 81 dolgorukki, de Oude , droomende. Eeuwige Eeuwige ftraf! Menzikof! Jaa! in den Hemel, en ik, ik eeuwig in het vuur der HefCZfi/' gilt en ontwaakt.~)' menzikof vliegt toe, en omhelst hem. Ach Dolgorukki! gij zijt te rampzalig,dtndat Ik u haaten zou. dolgorukki, de Oude. In wiens armen ben ik wien zie ik? m e n z i koe. In den arm van uwen lotgenoot, van Menzikof. Bedaar, Dolgorukki! bedaar. Het noodlot heeft een Haaien voorhoofd. Gij fpilt uwe kragten vergeefsch. dolgorukki, de Oude. Mijn Zoon! welk een maagd; zie ik wel... F b 01'  82 MENZIKOF. dolgorukki, de Jonge. Ach mijn Vader! vergeef.... ik bemin Julia. dolgorukki, de Oude. De dochter van Menzikof. — Vadermoord) naar dat er een bakiem uit den Hemel neer viel om uwen fchedel te verpletteren. menzikof. Jieteu^el 1UVP 7t(»r!pilr!n rlrifion , nn<.„«„J lot is immers het zelfde; denk, dat ik mijne dochter in de armen van uwen Zoon gevonden heb. dolgorukki, de Oude Uwe dochter in de armen van Dolgorukki (tegen Dolgorukki, de Jonge.) Vloek der aarde! Een ftuip rilt door mijne leden. Ach.' kon m.jn laatfte ademuverdelgen. {hij zwijmt weder.) menzikof. ó Eislijkheid! komt hier Ivan! Peter! de vijandfcha? derft immers op den rand van het «raf. VIJF-  TREURSPEL. 83 VIJFDE TOONEEL. si e n z 1 k o f , julia, dolgorukki, de Oude, dolgorukki de Jonge, ivan en peter. m e n Z iii o L t>raag deezen onge'.ukkigen man;mijne Kinderen/ ha mijne hut — Hij ilerve niet onder deezen boom. Hij is een mensch ' en rampzalig. Ivan en Peter draagen Dolgorukki, de Oude, weg. Blijf Bier , Zoon van zo rampzalig eenen Vader; julia! blijF hier! 't Is met een innig leedweezen,dat ik uwe heimeüjken liefde handel ontdek , Julia! • ik was uw boezemvriend, uw vader, en het tmart mij méér, dat ik uw vol vertrouwen gemist heb, dan dat gij den zoon van mijnen gfootften vijand beminde. dolgorukki, de Jonge. Ileraelfche grootheid! Fa J ü-  8* MENZIKOF. julia. Ach, mijn Vader! wat zal, wat kan ik ter mijner verdeediging inbrengen , vergiffenis fmeek i! u. Ik heb u immers gezegd,dat mijne deugc zo edel, zo verheven niet was, als zij u toefcheen. Lieve Vader! Dolgorukki is de eenige man, die mij behaagt. Hij, niet het hof,is altoos de bron geweest mijner ingekropte zuchten. Hij was de hinderpaal der liefde van Putgaw. menzikof. En Putgaw ftneekt mij de verzoening met den Vader van Dolgorukki.' Onverklaarbaar raadfel 1 Julia! ik hoop niet, dat gij hem met valfche hoop gevoed hebt. ———- Een edel Rusfisch hart laat zich niet tergen. julia. Neen! mijn Vader! Putgaws gedrag verwondert mij meêr, dan het u kan verwonderen. dolgorukki, de Jonge Putgaw is een braaf man, hij heeft'mijnen vader, zoveel mogelijk, getroost op zijne reize. men-  TREURSPEL. 85 MENZIKOF. Maar hoe dit zij. — JuUtlBW» liefde met den jongen Dolgorukki kan ik niet billijkenhet bloed van Menzikof en dat van Dolgorukki moet in eeuwigheid onvermengd blijven. JULIA. Vreeslijk vonnis, mijn Vader! DOLGORUKKI, de Jonge. Ik haat u niet, edel Staatsman! ik acht, ik waardeer u hoog, MENZIKOF. Laat af, laat af; fmeek ik u.' mijn Heer ! ftel u Hechts in mijne plaats. Vader genoemd tc worden door den Zoon van den berokkenatr van mijn ongeluk. JULIA. Dikwerf zeidet gij, dat dat ongeluk uw wezen iijk geluk bevorderd hadt. F 5 men-  U MENZIKOF. menzikof. Maar vervloekt Dolgorukki nu in zijne rampzaligheid zijnen Zoon riet met flervende lippen-, om de liefde voor mijne dochter. dolgorukki, de Jonge. Helaas! zal ik dan een gevloekte van mijnen vader een verfioten minnaar.... .open u, o aarde.' en zwelg zulk eenen fterveling in... m e n z i k o f. Bedaar Jongeling! gehoorzaam uwen Vader, en gij, Julia] den uwen. Dolgorukki de Jonge en Julia knielen. menzikof. Knielt niet voor mij, maar voor den Hemel, en bidt vergiffenis af over uwe ongehoorzaamheid. ZES,  TREURSPEL. 87 ZESDE TOONEEL. julia en dolgorukki, de Jonge. d o l g o r u k k 1, de Jonge. \ \\7elk een eislijke afgrond is gedolven voor ™ onze voeten , beminnelijke Julia! zo lang zo hoopeloos te beminnen en dat kleinfte teugje hoop terftond geheel vergiftigd. julia. 't Is zo, beste mijner vrienden t maar geef mij nu raad. dolgorukki, de Jonge. Uw Vader is te groot Julia, om zich te vernederen tot eens laagte, waartoe misfchien, ik bloos, dat ikihet moet zeggen, mijn Vader in ftaat is. julia. Vervolg,.. F 4 dol-  88 MENZIKOF. dolgorukki, de Jonge. Mijn Vadert is geheel drift geheel vriend of geheel,; vijand een Engel, of een duivel voor zijne huisgenooten, en vrienden. Als uwe bevplligheid de treurige frons van zijn lanfchijn door uwe traanen kon afwisfchen, zal hij uwen Vader om vergiffenis, om verzoening, om ons huwelijk fmeeken. julia. Hemel, Dolgorukki! zou het mogelijk zijn, Iaat ons heen vliegen. DOLcon uk ki, de Jonge. Kom, dierbaarfle van mijn hart! mij dunkt de Hemel lacht ons toe Eene liefde zo op. recht, als de onze, kan niet, dan gezegend zijn. V IJ F-  TREURSPEL. 2p V IJ F D E B E D R IJ F. EERSTE TOONEEL. PUTGAW en CATHARINA. PUTGAW. Is 't waar, Catharina! zijn zij verzoend? CATHARINA. Jaa zeker Putgaw! de traanen van Julia hebben den ouden Dolgorukki bewoogen. PUTGAW. Een Ijsklip zou voor zulke oogen fmelten, en haare traanen een fteenrots vermurwen. — meldt mij toch iets iets .... ik moet haar zjen. CATHARINA. Dolgorukki was in eene diepe bezwijming in de hut van mijnen Vader gebragt; uit die zwijm F 5 ont-  oo MENZIKOF. ontwaakende bevondt hij zich in den arm van Julia! Haare (tem, haare traanen alles badt om verzoening, en ziedaar... putgaw, ten uit erfttn verheugd. Putgaw, Putgaw.' nu is uw geluk volkomen Gij hebt den grond gelegd tot deeze verzoening. Daarom zal Julia u beminnen, gij hebt mij den weg geweezen , toekomende zuster! heb dank. Naast Julia, naast Julia zult gij de eerfte in 4h hart zijn, maar ik moet haarzien .... waai i$ zij. catharina beevende. Zij is ia het bosch gegaan met broeder Ivan, p U T g a w fneit weg. Vaarwel / TWEE-  TREURSPEL. 91 TWEEDE TOONEEL. CATHARINA. TVJaast Julia de eerfte, hoe gelukkig heeft mijna list gewerkt en egter ik voel hier knaaging. Ik ben niet gerust, hoe zal Putgaw beeven,als hij de waarheid ontdekt. Kon ik hem melden, dat de liefde van Julia en den jongen Dolgorukki het middel der verzoening geweest was, kon ik dit ontdekt hebben, zonder hem . een doodlijke wonde toe te brengen; maar, hoe zal het gezigt van Julia en Dolgorukki hem grieven ? doch Augusta uadert, ik zal mij herftellen, DERDE TOONEEL, AUGUSTA en CATHAR1N A. AUGUSTA. • /Catharina! hoe blij ben ik, dat onze Vaders vrienden geworden zijn. Nu zal onze balling-  92 MENZIKOF. lingfchsp draagelijk zijn ■ zie ginder komen zij t'zamen uit de hut. Zie mijn vader leunt op den uwen, lieve Catharina.' laaten wij nu ook •vriendinnen zijn. VIERDE TOONEEL. menzikof, dolgorukki, de Oude catharina en augusta. Menzikof Dolgorukki, de Oude, onder/leunende, komt langzaam en als in gefprek op. — vooraan op het Tooneet gekomen, zetten zij, zich onder den boom neder. menzikof, I^aaten wij hier onze kinderen verwachten. dolgorukki, de Oude. Menzikof, Menzikof.' ik voel nog de hevigheid van de fmart der ballingfchap. Was uwe beminnelijke dochter bier weder, om mijne fmarten te verzagten, m e n-  TREURSPEL. 93 menzikof. Zij zal komen, maar demp die wellende bron van ongenoegen. Vergeet, wie wij geweest zijn) en denk alléén aan het tegenwoordige. dolgorukki ,de Oude. Hoe kan ik het vergeeten ? menzikof. Alles, alles verdijt door den tijd. Ik was het immers, die den dag voor mijnen val een nieuw Paleis inwijdde : te leur gefteld in mijnen Vorst op dat feest te ontvangen beklom ik zelf den zetel, dien ik voor den Czaar bereid had; en den volgenden dag.... — Gij weet het Dolgorukki! dolgorukki, de Oude Ik weet het.... Hemel 1 zo bedaard te fpree. ken van zo eislijk eenen val Nooit., nooit geene Eeuwigheid kan mij zo veranderen... menzikof. Nog zwaarer flag van hef noodlot heeft zijne krtgt.  9+ M E N Z I K O F. kragt op mij verfpild. — Ik heb mijne dlerba». re vrouwTop de reis mijner ballingfchap verlooren — en voor haar' dood, Dolgorukki f hadt zij zich blind gefchreid: . met deeze ...deeze handen heb ik haar begraaven. Dolgorukki, de Oude. Ei, verneder mij niet dieper cf vindt gij vermaak. . . . MENZIKOF. Ver van daar Dolgorukki!... Ik wensen alleen, dat de Jaarboeken van Rusiand van ons zullen melden De twee grootite Staatsmannen van hunnen tijd, die in de fchaduw van den throon vijanaen wieden, heeft de ballingfchap vereenigd, vrienden gemaakt, maar wie nadert ons met zulk een (poed. 't Is Ivan, doodelijk ontiïeld — Hemel! V IJ F.  TREURSPEL. 95 VIJFDE TOONEEL. ivan, menzikof, dolgorukki, de Oude, catharina en augusta. catharina. Ivan> Ivan! ivan. Leef ik nog, en heb ik het gezien... menzikof. Wat is het, mijn Zoon? ivan. Ik .... Neen.' ïk kan niet.... catharina. Wat is 'er gebeurd ? ivan. 'AI wat eislijk is ? men-  66 Menzikof. menzikof. Meld ons alles. Voor wien is het eislijk ? ivan. Voor ons allen. — dolgorukki, de Oude.Voor ons allen ? augusta. Wreede onzekerheid!] m e n z i k o Ti Verhaal het ons Ivan. ivan. Weet dan mijn Vader! dat ik met Julia ...met den Jongen Dolgorukki, naa uw beider verzoening, den weg in het boscli aflloeg .... en helaas! menzikof. Vaarvoort! iv a m  TREURSPEL. ^7 i v a Ni ï)e Towge Dolgorukki vierde bot aan eene zö lang aefmoorde liefde;— de oogen van Julia tintelden van vreugde, Ieder tred was zaligheid. — Zij vergaten Ivan geheel ■ vielen elkander om den hals .... en op dat oogenblik' j êdat eislijk oogenblik! verfcheen Putgaw. catharina. „ Hemei! waar berg ik mij? ivan. Julia! riep hij zag op, en vondt haar in de armen van Dolgorukki Geheel woéde » geheel wanhoop rukt hij zijn' degen uit. Hij ■was fpraakeloos. Dolgorukki en Julia rdiee- nen verfteend van fchrik. Vlugt! riep ik — maar Putgaw vliegt toe, en floot zijn' degen in den bout van Dolgorukki. dolgorukki, dé Oude. Mijn Zoon, mijn Zooul augusta» Mijn broeder! Q Ver-  9» MENZIKOF. menzikof. Vervolg. ivan. Dolgorukki rukt het ftaal uit zijn' borst ers zegt het ophefFende : Kan Julia mijne vrouw niet worden, nimmer zal zij die van een' ander zijn en Hemel! mijn Vader! hij duwt, met de verfchriklijklte wanhoop op het gelaat,den degen nog warm van zijnbloedinhet hart van Julia — menzikof. En gij wederhieldt.... ivan. Wat zou ik wederhouden hebben, mijn Vader! alles, alles was flechts een oogenblik. menzikof. Leeven zij nog? ivan. Jaa mijn Vader! — Putgaw werdt volkomen wanhoop op dit gezigt — ik gilde — Hij fchreeuwde en eenige landbouwers fchooten toe. dol-  TREURSPEL. s>S dolgorukki, de Oude. Zij leeven nog.... i v a k. Toen ik vertrok. catharina. Ach mijn Vader! Putgaw is fchuldig, maar dit hart nog fchuldiger • ftort alle vloeken op dit hart neder. menzikof. Catharina! gij fchuldig ? catharina. Jaa! mijn Vader menzikof. Gruwelijk mengfel dolgorukki, de Oude. Toppunt van Rampzaligheid mijn Zoon mijn Zoon ivan. In het verfchiet zie ik eenige Landbouwers met G2  loo M E N Z I K O F. catharina. Hemel! zal ik haar gezigt kunnenverdraagen» ZESDE TOONEEL. dolgorukki, de Oude, augusta, julia, ivan, peter, cati'arina eenige Siberifche Boeren. J V l i a. Zet mij hier neder menzikof. Ach mijn Julia! julia. Ontfrel u niet mijn Vader! catharina. Vergiffenis.... vergiffenis... mijn zuster! ik heb Putgaw in den waan gebragt, dat eene ver- zoe*  TREURSPEL. m zoening tusfchen Dolgorukki en uwen Vader gefchikt was, om uwe hand menzikof. Hemel welk een belijdenis — welke een reden noopte u? catharina. Een ongelukkige liefde voor Putgaw. dolgorukki, de 0ud^/jjfw Waar is mijn Zoon? waar is mijn Zoon? julia, Daar, waar Julia binnen weinige oogenblikke» hem weder zal vinden. dolgorukki, de Oude. Leeft hij nog? julia. Neen! Hij is dood — op dttze lippen blies hij den laatften adem uit. G 3 D00i  l02 MENZIKOF. dolgorukki, de Oude. Dood — doodj 't Is te veel .... Menzikof... uwe dochter fterft, door mijnen Zoon doorftoken, kunt gij leeven, — en mijn Zoon is dood.... Augusta ! uw broeder is dood en gij leeft nog Ik voel niets meêr — ik ruk alle banden los- M'jn noodlot verplet mij — mijn pook is mijn laatfte troost. Hij door/leekt zich. Ik fterf, niemand beklgage mij. augusta. Helaas i mijn Vader! catharina. Goede Hemel! al weder een flagtoffer mijner misleiding .... Julia kunt .gij mij ... ach mogt ik met u fterven. julia. Wien zie ik ? Hemel! 't is Putgaw! —r Putgaw! CA.  TREURSPEL. 103 cathari na. Mijn Vader! wederhoud uwe hand van den ongelukkigen Jongeling 5 ftraf mij alleen ZEVENDE TOONEEL. menzikof, julia, ivan, peter, dolgorukki, de Oude, augusta, putgaw. f u t g a w, in het opkomen. ■vreen! ik moet haar nog zien, eer zij fterft. Hier, hier Menzikof! — hier Dolgorukki! is de moordenaar van uw geflacht.- wat zie ik? den grijzen Dolgorukki in zijn bloed Julia! Julia! gij leeft nog den Hemel zij dank. Menzikof! . één woord tot uw dochter, eer gij u op mij wreekt,en dan is de dood mij een gunst. menzikof. Ik ben te rampzalig, om mij te wreeken. G4 PUT"  io4 MENZIKOF. PUTGAW. Julia! die ik altoos voor een Engel gehouden heb, vergiffenis fmeekt u een ongelukkig fchepfel. Louter drift geen opzettelijk wanbedrijf misleid — JULIA. Herftel u, edel Jongeling! fchoon de moordenaar van mijnen minnaar vergeef ik u uwe misdaad. Alléén gaa uit mijne oogen en laat mij m vrede flervea. PUTGAW, Was 'er immer grooter en tevens doodelijker vergiffenis. Menzikof' ik gaa, en zal mij ijllings na het hof fpoeden, uwe verzoening fmeeken,jaa bewerken. Naa den val van Dolgorukki zal uwe partij weder boven drijven; en als ik dat bewerkt heb. Julia ! fchiet n.ij niet* pver dan te fterven mij in het graf met u te yeréénigen, vaar eeuwig wel, Julia! AGT-  TREURSPEL. 10* AGTSTE TOONEEL, menzikof, julia, dolgorukki, de Oude , augusta, catharina, ivan en peter, juli a. iiyriin Vader! hebt gij verftaan wat Putgaw uit • boezemde, hebt gij gehoord ? menzikof. Gevoelloos, fpraakeloos zink ik in mij zeiven weg .... mijne Julia! julia. Mijn Vader! uw ontflag zal Putgaw bewerken' menzikof. Wat zou het mij baaten, zonder u te keeren, mijne Julia! julia. Ivan, Peter en Catharina blijven overig,mijne broeders, mijne zuster. G s ca-  ioö MEN N I K O F. catharina. Neem ik behoor uit ons gedacht uitgedeigd te worden. julia. Bedwing uwe drift, door mijne rust niet, terwijl ik derf. Mijn Vader! ik voel mijne laatde oogenblikken naderen uwen zegen., MENZIKOF. Julia.' mijnen zegen .... och edelst derve- ling! beminnelijke dochter, wat zal u de zegen van mijne dervelijke lippen baaten, daar uwe goddelijke deugd welras in de woonplaats der zaligheid een eeuwig, een oneindig loon verwerven zal. Julia! höe rampzalig is uw vader? JULIA. Slechts eene bede , mijn Vader! en Julia kan lierven .... vergeef, vergeef Catharina haare zwakheid — haare misleiding. MENZIKOF. Zou men iets aïn een dervende weigeren, aan eene dervende dochter. CA-  TREURSPEL. 107 catharina knielende. Ach mijn vader! menzikof. Rijs op, mijn kind, ik vergeef . , . ik vergeef u uwe misdaad de Hemel zal ons alie veele misdaaden vergeeven {hij omhelst haar.) Julia. Nu ben ik gerust mijn Vader... vaartwel Ivan! Peter! Catharina! —Vaarwel mijn Vader 1 ik voel, dat mijne kragtén vernield zijn: jaaDolgorukki Dolgorukki .... gij wenkt mij ik kom.... Ivan. Ach mijn Vader 1 Julia is niet meer. menzikof. Julia is niet meêr, doodelijk woord! — Hier bij mijne Hut moet zij begraaven worden , door uwe handen, mijne Kinderen! en daaglijksch, daaglijksch, kusfche uw mond haar graf. Julia.... is niet méér. —Wat belet uw vader, beminnelijke doch.  io3 MENZIKOF. Dochter u te volgen. (Hij grijpt den dolk va» Dolgorukki op) de Dolk van Dolgorukki zou m mij maar eenen ongelukkigen ilachten. Wanhoop, neen (Hij werpt den Dolk weg) ik mag de gaaf des leevens den Hemel niet te rug geeven. Ik ben een aardworm en zou ik in het ampt van mijnen Schepper treeden, mijne kinderen! komt herwaards, ik heb alle fchokken van het noodlot verdraagen, deezen flag zal ik ook doorftaan. Kom hier, ongelukkige Augusta! ik neem u aan tot mijne dochter. Slaagt de poogiug van Putgaw, naa mijnen dood, kunt gij na de Hoofdftad wederkeeren, hier zal ik fterven en moet rusten in het graf mijner Julia. Ivan! Peter! Leert van mij, dat ik over het noodlot, ©ver de wanhoop zegepraal, omdat ik een Chris? ten ben..  LYST van Boeken en Schriften gedrukt en te bekomen bij A. Lo osjes,pz. Boekverkooper t» Haerlem, in de Damftraat. De Cbaratlerkunde van de Vaderïandfcbe Historie in gr. 8vo. fzynde eene bcfctaouwing van de Charadters der voornaamfte perfoonen m de vaderlandlclie Gefchiedenis zo door Staatkunde Oorlogsdaaden als Geleerdheid beroemd) I deel. . ƒ a 5 (Het tweede deel van dit werk zal binnen kort ter persfe gelegd worden.) Proeve van Gewyde Poêzy met een ty» telvignet (beftaande in Gewyde I ooneeiftukken en Geestelyke gezangen gefchikt , om tot pryzen te dienen) gr. 8vo. op Schrytm. i - ïö Gedenkzuil voor van den cApellen tot de poll, met plaaten en ee» flotvignet, gr. 8vo. ordin. pap. i - 4 best pap. 3" 3 De FaderJandfcbe Dichter fbcftaande in eene verzameling van Vryheidlievende Dichtftukken) met vignetten, ord. pup. • • • * 1 T, bost pap. • • * • a liotvignet, gi. ovu. r-r-  a. loos je s, pz. de Ruiter in X boeken met een fraai Tytelvigrïet v?n buis en r. vinkelEs410. 'ord.pap. 3-12 g. pap. 5 - 12 ~ Minnezangen en Jeugdige Gedichten,, 2 fluïdes met tytelvignet, kl. 8vo. ord. pap. 1 - 9 in fr. bandjes verguld op fnee en afgezet Ty» telvignet. ... 3 groot pap. . 3 . IO ' Menalkas kl. 8vo. 12 " Vadert. Zeeheld groot Svo, ' " " St. Euftatius geno' men en hernomen in vyf zangen g. 80. 1-5 " " Vlugt van H. de Groot Burgerlpel kl. tivo, g kl. med. pap. I5 ~ " " ~ De Sentimenteele looneelftukjc kl. 8vo. 4 kl. med. pap. It BEATTïe Verhandeling over het Geheugen de verbeelding en de drnomen vc rtaald uit het £ngelsch door p. loosjes az. Leeraar der Doopsgez. , ingr. Svo. . , 1-16