[1093J , C 13J  MAATSCII. DEK TfEDEIU. LETTERK. TE LEIDEN. Catol. bl. Geschenk van Tooncelstukken , 1841.  D E HEDENBAAGSCHE TRANT. B L T S P E L IN EEN BEDRIJF. DOOR. j. F. J U N G E R S. Te L E X ï> E N, B ij P. H. T R A P. ItÖCCXCIIi  VERTOON ER S. de HEER van REICHENFELp. °z«/tV'W VAN I10IIENBE*G> *««ï julie, £^>,, w/7 den heer c he.\ fe ld. mevrouw van e l s r n g, eene jonge Weduwe, baron van kolditz. de baron van saarburg, Jeszelfs Neef. schiefe.r, //0/W„" w)> den bar on van kolditz. LiseTTE Kamenier van de graavin. Het Tooneel h op het Landgoed van den heer van REIchenfeld, en verbeeldt eene groot* eetzaal, waaraan verfcheiden deuren zijn; aan de eene zijde op den aetergroHd Jlaat een Sopka. 6  D E HEDENDAAGSCÏIE TRANT. B L T S PEL. EERSTE TOONEEL. MEVROUW VAN ELSING, alleen. Hoe is het mogelijk, dat ik flegts een oogenbrik zo dwaas kon zijn, fmaak aan den baron van kolditz te vinden!... Docli het is gelukkig, dat mijne oogen nog bij tijds geopend zijn, eer het te laat was, om met dat rampzalig fchepzel de vriendfchap te kunnen breken. — Ja zeker zal ik met hem de vriendfchap breken , hoe zeer het mijn al te aandoenelijk hart, dan ook verfcheuren moge. — En — boven dien zou het ook nog de vraag zijn, of mij dit wel zo zeer zal fmerten ; want, zo ik mij niet al te zeer bedrïege, heeft het gezond verfland deze hartstogt al vrij verre weten te overmeesteren; indien ik het al eens eene hartstogt noemen mag , het geen wel ligt in de daad niets anders, dan flegrs eene verliefde caprut was. A TWEE-  X 4 X TWEEDE TOONEEL. MEVROUW VAN ELSING, DE BARON SAARBURO. MT VROUW VAN ELSING. Gij ziet 'er zo droefgeestig uit, he« baron! wat icheek u? DB BARON VA N SAA R liUR G. Alles... alles fcheelt niij, Mevrouw! MEVROUW VAN ELSING. Wel fooi!... Die toon klinkt in de daad te tragcdisch !.. . DE BARON VAN SAARBURO. _ En mogelijk is dit in de daad nog veel treuriger, dan het immer klinken kan. MEVROUW VAN ELfING. Mijn lieve, Baron! dan zijt gij waarelijk te bekiaagen. DE BARON VAN SAARBURO. ^ Dat ben ik wel in waarheid. Ik kwam hier met de fchoonfte vooruitzigten en waren die wel ongegrond ? De Heer van Riieiciienfeld overoude mij met beleefdheden; hij drong mij ziine vriendfchap, als het ware, op; en verzogt mij, om op zijn buitengoed te kornen kgeren : en zo hij mij de hand van zijne dogter juist al niet ronduit aanbood bet hij mij egter duidelijk genoeg bemerken, dat hij 'er niets'zou tegen hebben, indien jk hem daaróm verzogt , ja zelfs , dat hij dit gaar-  X 5 X paarne zien zou. En nu - daar het mij ernst !■ J laar ik hem om eene duidelijke verklaaring bidde, _ thans is men plotfeling van toon verandert, en zet mij met onduidelijke oF dubbelzinnige antwoorden af. Waar koomt zulk eene onverwagte verandering van handelwijze toch van daan? Ik feidde los mij dit raadzel eens op, indien gij « hiertoe inhaat ziet! MEVROUW VAN ELSING. Mijn lieve Baron\ daar fteekt iets agter. Dat is niet, zo als het hoort- DE BARON VAN SAARBURO. Maar wat toch kan 'er agterfteken? - Eilieve! wat! MEVROUW VAN ELSING. Wie weet!... Een dit, of dat.... 'Er zwee- ven mij verfcheiden dingen door het hoofd. Doei bovendien moet ik u ronduit zeggen, dat gij a „iet ten vollen zo gedraagen hebt, als ik het u o-eraaden had. In waarheid, Heer Baron \ gij hebt mijn voorfchrift zeer gebrekkelijk gevolgd. DE BARON VAN SAARBURG. Zeer gebrekkelijk?... Heb ik dan iets verzuimd, om aan j u l i e te behaagen ? MEVROUW VAN ELSING. Wei im - zij was ook hier de voornaamfte perfrnagie, bij welke gij > beuü.id moest ***** zoudt gij uw oogmerk ooit bereiken. Ml  X 6 x de baron van saarburs. ■kn w-jen moest ik dan meer bevallen? Mt' vrouw van elsing. Wien meer? _ Den Vad goede iW Doeh bQVena] hadt° u'.;«^ gunst van zyne Hoog - Graafelijke Zuster, welke f rfneele hu,s reSe«*> en mijn Heer kaar Broeder altoos met den neus leidt , waar zij hem hebben n zeker getragt hebben intedringen. de baron van saarburo Heb ik mij dan, ten haaren opzigte, niet ahoos ten mterften verpligtend gedragen, en haar alle mo gelijke oplettendheid betoond. mevrouw van ei.sing Verpligtend gedragen ... oplettendheid betoond jerbeeldt gy „ dan , dat dit bjj ^ ■ '■o ■ • • • Dit flag van menfehen behoort men altoos van hunne zwakke zijde aantetasten: hunne lafiie anr ogheden en invallen altoos rraai heeten; alles wat »J doen, al ware het dan 0ok nog zo zot, fieed bewonderen en hun nooit tegenfpreken. Had gij voorfchnft flegts gevolgd... lk heb „ ^ d-t hu.smet de leevendigfto verwen afgetekend, en alles naar waarheid gezegd, dat de Vader van Tu lik door pagterijen en allerleië dergelijke ondernemmgen, welke hem gelukt zijn, het in het einde zo ver gebragt heeft, dat hij thans een millioen guldens voor het minfie i„ de wereld heelt. - Dit is  X 7 X is gevolgelijk zijn ftokpaard, waar op hij geftadig in het ronde rijdt. Die geld heeft is alles en mag alles doen. - Dit is een zijner eerde grondregelen. En niet te min durfdet gij nog gisteren hem in het aangezigt zeggen, dat het geld geenzins in ftaat zij, om iemand eenige verdiensten te fchenken , maar dat daar tegen eene uitgebreide kunde, bekwaamheden en een rechtfchapen deugdzaam hart, alleen hem eene wezenlijke waarde kunnen fchenken. Verbeeldt gij u dan dat dit de rechte weg zij, om zijn hart te winnen. DEBARON TAN SAARRURG. Vergeef het mij, Mevrouw! het is mij onmogelijk, om tegen mijn beter weten aan te fprcken. MEVROUW TAN ELSING. Vergeef het mij, mijn Heer! ik vind het egter gansch ook niet aartig, dat men voor zijn eigen be* ter weten zo ongelijk veel meer infchikkelijkheid betoont, dan voor de denkwijze van anderen, „ het „ is mij onmogelijk, om tegen mijn beterweten aan „ te fpreken." — Ei lieve, mijn Heer! waar koomt 'gij dan toch van daan ? Mag ik dit wel eens weten? — Zo srij dit nog niet kunt, is het in waarheid zeer noodzaakclijk, dat gij het begint te leercn. — En ten aanzien van zijne zuster, de Graavin, hebt gij u indedaad geen hair verftandiger gedragen. DE BARON VAN SAARDURG. Hoe dat? Mag ik dit weten? A 3 me-  X 8 x MEVROUW VAN ELSING. Had ik u niet reeds te vooren genoeg gezegd, dat Z1J eene groote liefhebfier van kwaad lprekeii is. en kunt gij u bier over wel verwonderen: vooral, daar zij bij zich zei, en zo volkomen overtuigd m0et 2ij„, dat zij niets, hoe geraamd bezit dat eeugznu naar verdiensten zweemt? ja kan het dus wel anders wezen, of zij moet 'ervoor zich zelve eene deugd van maaken , dat elk ander *>ensch fteeds alles tracht te betwisten, het o.cc„ flegts eenigzins eene beminnelijke, of achtenswaardige eigenfchap kon geheeten worden. Bn rij daar tegen op mijn eer gij doet mij bijkans al mij„ geduld verliezen _ gij fchijm ,u JjJk vast voorgenomen te hebben , om vis d vis van haar altoos den Menichenvriend te fpeelen; altoos de goede man te willen zijn, c„ gefedig t. verkiezen, om alles in de beste vouwen te fchfe. dn^h.k dt> k,iirt o het ten «Snit», aIs vcrfchoonelijk te doen voor konien. Vooral heeft zij ^jj ^ ofandc * h aren broeder te bedien; hoewel zij hem flega, J eene machine gebruikt, die niets anders doet dan « alle gevallen door haare oogen te zien door haare ooren te hooren, en door haaren mond e preken. Dan, zelfs in weerwil van dit alles, Vtndt ZIJ echter onophoudelijk alles zot en belagchehjk, w« hij doet, 0f zegt. Elk ander mensch zoa  X 9 X zon zich, in uw geval, dit zeer wel weten ten nutte te maaken; hij zou, om de genegenheid der Craavin volkomen te winnen , gehadig met haar een lijn tegen dezen broeder trekken. Doch gij, daartegen wat doet gij toch? Elk oogen- blik vserpt gij u tot een Protcdeur van dezen broeder op ; elk oogenbük neemt gij zijne partij. 01' men dit nu de handelwijze van een veri.audig man zal noemen, dit laat ik onbeflist. DE BAROK VAN SAARBURO. VerP.andig , of niet, dat doet bij mij zeer weinig uit. Ik kan zulk eene onbillijkheid niet verdragen. MEVROUW VAN ELSING. Gij ftijfl eo.d , gelijk gij zijt , wat noemt gij onbillijkheid? DE BARON VAN S A A R B E R G. Dat noem ik eene onbillijkheid , wanneer men alles, wat een ander doet, iïeeds dwaas, belagchelik, of wonder vindt, zonder eens te weten, wat de reden zijn, waarom dit dus gefehiedt; en zich zonder eeingc roeping genadig tot. een Rechter over alle de bedrijven zijner medemenfclien tt maaken, dit nocmc ik hoogst onredelijk. MEVROUW VAN ELSING. Gij kunt al aartig p.aaten. D R B A B O N VAN SAARBURO. Ja zeker, Mevrouw! zo ik alleen door van anderen kwaad te fpreken de voorfpraak van de Graait 4 vin  Vin erlangen kan, wil ik hier liever geheel van afzien. Zulk eene wijze van handelen ftrijdt gansch en al tegen mijne denkbeelden, van eer en , braafheid. MEVROUW VAN TLSING. Met uwe denkbeelden van eer en braafheid !... Wie heeft u gelast om zulke ouderwetfche denkbeelden u zeiven in het hoofd te planten ? _ Mijn lieve saarburg! geloof mij vrij, wanneer het kwaadfpreken voor een gebrek aan eer en braafheid moet gehouden worden, dan zijn 'er op mijn woord fiegts weinig mannen, en niet een eenige vrouw op den geheelen aardbodem, die men braaf en eerlijk noemen mag. Loop... loop, wilt gij dus voor een moderne Cato fpeelen ! . .. Helt al die wijsheid eens een weinig aan een zijde, en leer verftandig te zijn. _ Het is immers volftrekt onmogelijk, dat men altoos aan de fpeeltafel zou zitten : du ware immers onze herfenen te veel gevergd. Nu, om dus eenige uiripanning te nemen en zijne gedachten weder wat bij elkander te zamelen , gaat men aan het borduuren; men naait, of knoopt, of doet iets anders van denzelfden aart; doch, ten einde het niet fchijnen mogt als of men hier niets bij dagt, fpreekt men intusfehen tot tijdverdrijf van den een en anderen kwaad. Dit is immers het beste tijdverdrijf dat eene Dame van aanzien zoeken kan! Dl  X ii X DE BARON VAN SAARBURO. Doch van zijne bekenden, van zijne bloedverwanten; ja zelfs van zijne beste vrienden kwaad te fpreken... . MEVROUW VAN ELSING. En van wien zou men het dan anders doen ? Van lieden, die men niet genoegzaam kent — Dit zou gewis zeer weinig interes/eren. DE BARON VAN SAAREUBG. Ik zie zeer duidelijk , dat gij met mij fpot. MEVROUW VAN ELSING. Wie heeft u dat gezegd ? Eilicve , zie toch eens — daar is uw neef, de baron van kolditz , die kent zijne lieden beter: doch is ook een man du ton. Is hij alleen bij de Graavin, dan fpringt hij op de ombarmhartigfte wijze met den armen reichenfeld om; hij weet zijne zugt tot pragt, zijnen bi/arren fmaak, de hoogmoed dien hij op zijn geld laat blijken, — dit alles weet hij in het belagchelijkst licht te üellen; doch altoos zo dat alle de aartigheden, welke hij ten aanzien van den broeder zegt, te gelijk iets vleiends voor de zuster bevatten. — En is hij bij reichenfkld, dan heet het: — „ Dit is zeker, dat gij een man van veel verfland „ zijt. — Gij hebt uw fchaapjes op het drooge „ gebragt, en nu kunt gij eens met de ganfche „ wereld la^chen. Een welgevulde beurs is de „ waare Wijsbegeerte in dit leeven, waartegen As » al-  X i2 X „ alle de Philo/ophifche SijstamaU der zeven Wij- „ zen flegts niets , dan enkel wind zijn. 'Er gaat „ tog niets boven iemand, die de konst verhaat „ van geld te winnen." — En koomt hij dan op uw Jujct. . . . de baron van saarburo. Op mijn Jujct.... Vermaakt hij zich dan ook al ten mijnen koste. mevrouw van elsing. Wel zeker.... Kunt gij daar nog aan twijfelen? de baron van saarburo. Dit is niet mogelijk. _ Hij heeft mij immers vast beloofd, dat hij mijn voorfpraak bij julie's Vader wezen zou. mevrouw van elsing. Dat doet hij ook. _ Voorzeker, lieden gelijk de baron van kolditz is, houden altijd woord, wanneer zij iets belooven. Hij fpreekt zeer sarrig, recht verpligtend, over u: dit moet ik in de daad bekennen. Zijne invallen zij ailerlieftst, zeer zoet.. .. de baron van saarburo. Maai-, zeg mij dan, om 's Hemels 'wil; waarom behoeft hij mij toch belagchelijk te maaken? Hijbemint u immers mevrouw van elsing. Mij beminnen?... Even als of lieden, gelijk de baron van icoldi.2, waarelijk beminnen konden. Hij heeft mij zeker te vooren naar zijn fmaak  X n X fmaak gevonden : doch naderhand begon hij mogelijk te begrijpen , dat deeze eer voor mij te groot zou zijn";'berekende daar bij, dat j uhb vilftien , of mogelijk twintigmaal zoveel geld zou hebben, en nu beviel Julib hem weèr beter. de baron van saarburo. Gij zijt dus van gedagien mevrouw van elsing. Van gedagten.... Neen _ 'er is niets van dit alles dat ik volkomen zeker geloove. - Het zijn flegts gisfingen, En dus, bij voorbeeld, gisfe ik .ook, dat de graavin van horenberg, de beste vriendin is, welke ik immer had. de baron van saarburo. Ja zeker is zij dit!... Wie zou dit nog een «ogenblik in twijfel trekken? mevrouw van elsing. Ja nu, Heer Mensenkenner! - dit weet ik immers wel. En dus vond zij, dat ik, naar haare o-edagten, eene verbaazende partij aan den baron van KoLDtTZ doen zou. Dan wijl zij als mijne wezenlijke en deelnemende vriendin bekommerd was, dat dit geluk mij ligt al te hoogmoedig maaken kon, heeft zij het vast beiluit genomen, om mij voor dit gevaar te behoeden, en haare mgt derhalven aan den Baron in handen te fpeelen. En zie — dit is de ganl'che zaak. D S  X 14 X de baron van saa rburg. Op mijne eer... . Doch gij doet mij daarop ï„ gedagten vallen. _ Doch zeg eens, wat zal de Graavin in het einde daaar meè gewonnen hebben; mevrouw van elsing. Wat zij daar aan zou hebben? — Niets anders, dan dat zij mij hier door een ftreek door de rekening fpeelen wil, omdat zij zich verbeeldt, dat ik fmoorelijk verliefd ben op den Baron, en de vrouwen elkander buiten dien tog gaarne eeren trek fpeelen. Geloof mij vrij," Baron i dat men alömme vrouwen ziet, welke elkander altoos — „ Mijne lieve! _ mijne beste!" _ noemen; welke geftadig kusfen.; geduurig in elkanders armen vliegen, elkander kleene geheimen vertrouwen — en egter onder de duizend naauwlijk twee, welke het wel met elkander meenen, en dit ten minften is volkomen zeker, dat de Graavin mij niet verdi-aagen kan. Dat hier verraad gepleegd wordt — dit houde ik voor gewis: doch mogelijk, dat ik 'er nog dezen avond agter kome. Het Bal masqué, dat reichknfeld dezen avond geeft, kon nimmer beter komen. de baron tan saarbbrg. Ik meende, dat gij naar de Had moest. _ mevrouw van elsing. Dit is niets, dan een voorwendzel: doch wagt U dat g.j ü dit niet laat ontvallen. Ik heb dit voorgegeven, ten einde ik in haat mogt zijn, om al-  X i? X alles beter gade te flaan; en ik dnrve 'er voor inftaan mij volürekt mets zal ontflippen. Ik moet, het koste wat het wil, 'er agter komen, of mijne vermoedens ten aanzien der Graavin gegrond zijn, of dat ik mij vergis. Die arme j u- l i e verdient een beter man, dan Doch, d propos hoe flaat gij eigenlijk met haar? Hebt gij het wederzijds zo vergebragt, van elkander uwe liefde te ontdekken ? • baron van saarburg. Tot eene volmaakte liefdes - verklaaring — zo verre zijn wij nog niet gevorderd. — Mijne vreesagtigheid.... mevrouw van elsing. ft ft.. •. Daar hoor ik iemand komen. ... Aan den gang zoude ik fchier denken, dat het j ui is was. Ga (legts voor eenige oogenblikken in een andere kamer: ik zal uwe vreesagtigheid we-1 wat te hulpe komen. saarburg. vertrekt. DERDE TOONEEL. mevrouw van elsing, julie. mevrouw van elsing, tegen julie, Welke raet een boek dat toegeflagen is, in diepe gedagten, op het tooneel treedt. Hoe nu, julie! —- ik hoop toch niet, dat gij deze houding opzettelijk voor het Bal van heden avond  X 16 X ■vond aangenomen hebt. In de daad £rii weet den tijd, om te lezen, ongemeen 'wel uittckippeu. — Nu, daar men binnen reeds begint te danfen. JULIE* Helaas!... Mevrouw! mijn hoofd en hart zijn' nergends minder toegellemd , dan om te danfen. Het lezen zelfs verveelt mij: ik nam dit boek zo maar bij toe- al in de hand. — Waarom — dit weet ik zelve niet. MEVROUW VAN EIS ING. Daar het, gelik men mij Wcl eens gezegd heeft, menig een Geleerden, ten aanzien van de boeken, ook wel eens op dezelfde wijze gaat; is het een meisje in allen gevalle voorzeker ligtelijk te vergeven. Doch wat is 'er dan, dat u den lust van het danfen heeft doen overgaan ? JULIE. Helaas!... Mevrouw ! MEVROUW VAN ELSING. Die zugt, en een zo teder, kwijnend voorkomen — ik wed, dat ik het raade, wat u deert. 'Er is zo een zeker iets, waar naar elk meisje nu en dan wel eens verlangt; en wanneer zij het nu niet kan magtig worden, dan Lelt zij zich voor het minfte fchadeloos, door 'er aan te denken JULIE. Mevrouw! — in waarheid, ik begrijp u n;et. MEVROUW VAN ELSING. Ei... ei1.. Begrijpt gij mij niet!. .. Doch kent gij  X 17 X i behoeft UWe oogen zo niet nederteflaan. Kóom zie mvj maar eens aan.... Ik wed dat ik het geraaden heb.... Ik zie den naam van het geliefde voorwerp, dat door uwe herfenen zweeft, maar al te duidelijk.... julie. Die mij door de herfenen zweeft dat is de BARON van KOLDITZ. MEVROUW VAN ELSING. De BARON van KOLDITZ? »aal heerscht die ook in uw hart? JULIE. ■Neen. waarlijk niet. Was dit het geval . dan geloove ik, dat ik beter te moede zou zijn. MEVROUW VAN ELSING. Hij fehijnt u dus geenzins te bevallen. Zeker neen. 'ffi. \ehaagt zich zeiven al te zeer, dan dat hij in haat zou zijn, om ook aan anderen te kannen behaagen. Doch mijne Tante praat mij onophoudelijk van hem voor. MEVROUW VAN ELSING, bijzicW Zelf. Hem ... ha ...! nu zullen wij het kluwen weldra ontwarren. julie. De BARON VAN KOLDITZ Zegt Zij ■ ' » een. verliaudig man, die geboren fehijnt, om eene jj ka-  X 18 X Gade gelukkig te mnaken- ^ ^ Veraard, 0, alleen uit faf* een ]lUwc],|k gn- en hij za] das zijne „onw is I.o de met lastig vallen. — ft begr% ni ^ , j "1Cé ZC^en Wil I:an rae» dan ook om andere reden, dan uitliefde, eene vrouw nemen > En hoe zou het dus mogelijk zijn, da: een Bentgenoot zijne gade met zijne liefde kon lastig vallen» Dit alles is mij onbegrijpelijk. Ik wenschte wel eens te weten waar dat van daan koomt. Mijne 2W*| enjk, (preken dezelfde taal, en egter ventaan wij eikanderen brjkans nooit. Dan, alles wat ik hier van maake is dat zij zeker gaarne zien zol„ dat Lk met den baron van k o l d i t z huuwde. MEVROUW VAN ELSING. Het fehijnt mij ook zo toe. Doeh ik bieden, Mevrouw!' raad mij toch , wat ik doen moet! MEVROUW VAN ELSING Ja, mijn liefkind! i„ zu]ke gevallen is het zeer moeilijk raad te geven. Het koomt hier voornaam Uk op enfmaakaan. Dus bij voorbeeld mode volgen wilt h J JULIE. De mode.... ft heb altoos wel geweten, dit men zich naar de mode k]eedden en kappen LeV-l doch dat eene mté% vw te hmmJ*>t *, my  X 19 X Wij eens of zich ons hart ook «aar de «ft* femkken k an? MEVROUW VAN ELSING. Dit eaat gewis. Doch de mode eischt, dat «enzich aan zijn hart volnrekt niet hoort. Men «oet in deze dagen handelen, als of men vdflrekt geen hart in zijnen boezem voelde kloppen. JULIE. Dit is mij geheel onmogelijk. Ik gevoel maar al te zeer, dal * er in de daad een heb. MEVROUW VAN ELSING. Wel zo! En wie heeft u dit doen gevoe- ]en, _ poch hoe kan ik ook zo kinderagtig vraaeen 1 Wie zou dit anders wezen , dan de Jonge b a*on van saar.bur.g1 _ Nu _ beken het mij flegts openhartig. - Is het met zo - g»j zijt op hem verliefd 1 ... JULIE. Tegen u fchroome ik niet om openhartig te zijn , Mevrouw! ia - zie! wanneer ik flegts zijn naam hoor noemen, dan is het mrj even als of mij iemand hier een ftoot gaf -C^ °? haar har'--> TT* Doch geenzins zulk een fioot, die mij de muitte fmarte doet gevoelen. Het fehijnt veel eer eene zagte drukking, dan wel een floot. - Ben ik flegts ergends, waar ik hem niet VÜfc, dan lchijnt het als of mij iets ontbrak; en zo dra ik hem weder z:e, dan wordt het mij zo bang, zo angftig om het Bart: doch ik kan evenwel niet zeggen," dat die angst B 2 miJ  X 20 X mij een onaangenaam gevoel veroorzaakt. Ik dufve het niet waagen, om hem anders, dan fle«nt fteelswpc aan te zien, en zo dra hij of iemand anders dirontdekt, dan gloeien liraks mijne wangen, en ik moet de oogen neder/laan. Doeh zeS mij eens, Mevrouw! toont dit, dat ik op hem verliefd ben? Gij moet dit zeker weten, want gij zijt reeds gehuuwd geweest. mevrouw van elsing Ja kind! ik zou bijkans wel durven wedden, dat gij den baron van saarburg bemint. Doch g« behoeft daarom de oogen niet nederteflaan. Gij behoeft 'er u niet over te fehaamen, saarbugg is wel der moeite waardig. j u l ie, op eenen vertrouwelijke* en zeer goedhartigen toon. ° Is het niet zo ? Dat dunkt mij ook. - Dit is een andermensch als zijn Neef van kolditz. Indien mij deze huuwde deed hij het gewis uit liefde ; en met te min ben ik egter geenzins bang, dat hij mij met zijne liefde lastig vallen zou. De baron van saarburg, die reeds, zo dra hij bemerkte , dat men van hem begon te /preken, ongemerkt ten voorfchijn gekomen was, en door tekenen genoegzaam had te kennen gegeven hoe veel aandeel hij daar aan nam, treedt nu op eenmaal toe. Neen. _ Gelukkig - onuitfprekelijk gelukkig zoude hij 11 tragten te maaken, bekoorlijke julie: F.-  X « X julie. in de uiterfie verlegenheid tegen mevrouw van elsing, welke vertrekken wil. lkbidde u, blijf, Mevrouw! — Dit zou gewis niet aertig zijn. mevrouw van elsing. Heer Baron', ik laat het aan u over, om haar wederom ten mijnen opzigte te bevredigen. VIERDE TOONEEL. De baron van saarburg, julie, %n hst einde ook de baron van kolditz. De baron van saarburg, die naar haar toe treedt. Waarom, mijne lieve julie! houdt gij u toch op zulk een afliand van mij. julie. Het is om dat ik zo verfchrikt ben. de baron van saarburg. En om welke reden toch verfchrikt, julie. Wijl ik mij verbeeldde met mevrouw van elsing alleen te zijn , en ... de baron van saarburg. Gij hebt immers niets gezegd, dat kwaad was'. julie. Ik zeide juist wel geen kwaad: doch gij behoefdet het egter niet te hooren. b 3 De  X « X DE BARON VAN SAARBURG. Doch bedenkt gij wel, bekoorlijke julie! dat dit een groot, ja zells het grootfte gedeelte van mijn geluk uitmaakt. Hoe zeer ben ik u daar \oor niet verph'gt!... JULIE. Verphgt Keen zeker in geenen deelen!... Het kost ons immers niets, om flegts de waarheid te bekennen. DE BARON FAN ROLDitz, treedt binnen zonder bemerkt tl worden. de baron van saarburg, die haar met zeer Veel vuurs de hand kust. Engelagtig meisje ! hoe zeer maakt gij mijn geluk thans niet benijdenswaardig !.. . DE BARON VAN KOLDITZ. Bravo... bravo!... Neefje! dat oaat imfflers heerlijk!... rut.iE, ten uiterfien Verfchrikt. Moef ik dan heden telkens verrascht worden !... («jtTtV vlugt v, cg. j) V IJ F D E T O O N E E L. DE BARON VAN KOLDITZ, DE BARON VAN SAAREUFG. DE ii ar ON VAN KOLDITZ. 7o ... zo... dat kleene ding fehijnt nog vrij fchial in den weg te zijn: want, dat ik, veel eer, dan dat ik van julie zoude afzien. — Gij begrijpt mij immers wel, Ba' ron! Dit is genoeg — tot wederziens. — (Hij vertrekt. ) ZES-  X ** x ZESDE TOONEEL. de barok van kolditz, alleen. schil fer, die kort daar op binnen treedt Ja - Neefje! ik begrijp u wel. Doch ik hoor mij hier weinig aan, en zal j u l i g maar bij voorraad trouwen. En dan zullen wij wel zien, hoe het verder gaat. _ Dat zijn tog aartige zielen, die Neeven uit de kleene fleedjes. Altoos willen zij met den kop door den muur lopen. Mijn lieve s a a r b u r g. Ik geloove het gaarne dat rij recht finoorelijk op julii verliefd zijt. Doch al hadt gij haar ook nog zo lief _ ik heb nog on eindig meer fehulden te betaalen; en dit is& noowel wat anders te zeggen. C schiefer treedt bttmen.-) Helaas!... zic daar, wanneer ik ook al eens niet aan mijne fehulden denken wilde, dan is ditgezigt telkens wederom alleen genoeg, 'om mii daar aan te herinneren. _ Die vent is mij een recht memento more! — Wel nu, schiefer! Jio ftaan de zaaken? Kan ik de vijfduizend gulden kriT gen ? v *" schiefer. Ja, Heer Baron! _ Maar de baron kolditz. Geen maar en, als ik u bidden mag !... schiefer, die een ftuk papier uit 'den zak haalt. Wilt gij de goedheid hebben, van te tekenen? d e  X 29 X Dl BARON VAN KOLDITZ. Geef maar hier. — (Hij neemt het papier; tekent, zonder het te lezen, en geeft het hem vervolgends v.'eder.) SCHIETER.. Doch gij hebt het niet eens gelezen, Heer Baron ! . .. DE BARON VAN KOLDITZ. Waar toe zou dat noodig zijn? Een wisfel is zeker juist gene amufante leSuur voor den genen, die haar accepteert. SCHIEFER. Het is alleen om de condities. DE BARON VAN KOLDITZ. Die kunt gij mij immers ook wel zeggen. SCHIEFER. Voor eerst dan , dat ik het geld niet langer heb, dan voor zes maanden. DE BAR. ON VAN KOLDITZ. Dan moet gij naderhand zien, hoe gij het fchikt — Dat raakt mij niet. SCHIEFER. De intrest is een zeer maatig percent. DE BARON VAN KOLDITZ. Al verder. SCHIEFER. Hier van gaat daadeüjk een douceur van twee honderd dueateij af. os  X 30 ):< BS baron van kolditz. Ha ... ha !... Dat is dan voor eenen zekeren" Vriend , die schiefer, heet. — Niets ... niets natuurlijker. schiefer. Vergeef mij, Heer Baron l Ik ben een eer¬ lijk man. de baron van kolditz. Dat weet ik al... dat weet ik al!... Is 'er mi nog iets meer ? schiefer. De wisfel is ter waarde van agt duizend gulden. de baron van kolditz. En dat voor vier duizend een honderd gulden , die ik flegts limpio ontvange , agtduizend voor zes maanden. Dat is in waarheid tog wat veel... sch ie fe r. Wat zal ik zeggen, lieer Baron! ... Ik kan het niet anders krijgen. Twee duizend gulden ontvangt gij in contant geld, en de overige twee duizend een honderd in galanteriè'n, als horelogia, tabatieres, ringen, en zo voords. de baron van kolditz. En wat zal ik met dat tuig dan aanvangen' schiefer. Daar heb ik reeds een koopman voor, die dit alles te iamen voor vier honderd gulden overnemen zal. de baron van kolditz. Bravo!... Een excellente koopmanichap 1... SCHIK'  X 31 X SCHIEFER. Wat zal ik doen.... Het is tegenwoordig maar niet anders!... Mijn hart bloedt telkens, wanneer ik dit zo zien moet. Doch zo gij het mij niet kwaalijk nemen wildet, Heer Baren', dat ik u iets ouder de oogen bragt.... Gij zijt op den rand van uwen ondergang , indien gij uwen haat niet wat vermindert. DE BARON VAN KOLDITZ. Doch zeg mij eens, schiefer! zotrdt gii het in ernst gaarne zien , wanneer ik dien eens verminderde? Maak mij niet aan het lagchen met uw verwenscht moraiiferen. In die vijf jaar en, dat gij bij mij zijt hebt gij reeds twee allerliefile huizen gekogt, en ten aanzien van het derde züt gij in onderhandeling, en ik heb egter nog niet eene enkele reis met u daar van gefproken. SCHIEFER. De lieden van mijnen ftand hebben niet te min ook een geweten, Heer Baron '. CE BARON VAN KOLDITZ. Een Hofmeester, en een geweeten... Ha... ha... ha!... Op mijne eer dit is een grappig ding !... Doch , daar gij nu eenmaal volftrekt een geweten hebben wilt, zeg mij dan nu ook eens op uw geweten: — wie van ons beiden wel het meeste recht heel:, om mij te ruineren; of gij — of ik? — Wel nu? — Zo ik mij niet bedriege, zoude zeker ik het zijn. En niet te min heb ik dit recht  X 3* X recht tot nu toe zo broederlijk met U gedeeld : en is dit nu mijn loon, dat gij mij met uwe zedekunde het hoofd omhaalt!... schiefer, Doch als een getrouwe dienaar ben ik immers volltrekt verpligt , Heer Baron ! om u van den waaren toeftand uwer zaaken .te verwittigen. Ik wenschte wel, dat ik u eene betere tijding brengen kon. Dan helaas !... het ziet 'er donker uit, en uwe crediteuren beginnen ook vrij lastig te worden. de baron van kolditz. Wat willen die fhaaken toch? Heb ik hun niet flegts drie maanden geleden de rekeningen laten vraagen ? Hier uit kunnen zij dan voor het minfte zien, dat ik een man ben, die orde op mijne zaaken Helt. schiefer, Ja, maar zij verbeelden zich, dat dit niet genoeg is. Zij willen ook betaaling op hunne rekeningen hebben. de baron van kolditz. Zij kunnen wagten. Op mijn ziel ik vinde het zeer asfurant van die feigneurs, dat zij mij juist op eenen tijd komen lastig valien , daar ikvan voornemen ben, om mij voor hun gchcellijk opieoffcren, en te trouwen. schiefer. Wel zo!... Dus is het met mevrouw van xlsing dan in orde.  ■ X 33 X de baron van kolditz, Fo-i foei'.. Met mevrouw van elsing!Wat dunkt u schiefer' zo ik de dogter van een man, die voor het minfte een millioen m de wereld heeft, eens op kon doen... Was dit niet beter? schiefer. Wat zegt gij Heer Baron!... Zou dit dan ook de dogter uit dit huis zijn? de baron van kolditz. Haar hebt gij het juist geraaden. Wel nu wat dunkt u? De koekoek ! die' heeft... '(Hij doet ,vtn of hij geld telde.~) de baron van kolditz. Niet waar?... Die kon ons weder in vlot water breno-en!... Doch dit blijve onder ons. Een ander behoeft daar van nog niets te weten, wijl ik er myne reden voor hebbe. Waarom ,k mevrouw van elsing voorhet tegenwoordige nog ontzien moet. Hebt gy het gevat? schiefer. Volkomen, Heer Baron! de baron van kolditz. Doch nu kunt gij maaken, dat gij weder naar de had koomt, en zorgen, dat gij alles geheel in orde hebt, zo dat ik het geld gereed vinde wanneer ik morgen naar de ïlad ga. Q SCHIK" _  X 34 X SCHIEFER. Zeer wd Hcer ^ , .fc ^ ^ Vertrekt.) v ■> bk BAHO» VAN KOLDITZ, roept hem na. zeg aan mijne Crediteuren, dat, zo zii zich ZEVENDE TONEEL. ^ BARON V AN KOLDITZ. De CRAAVItf VA N h O h E N B e R G, „0fcrf Vm ftr» iWforf, , hm* ^,?« toitette. Ha... fc, yW... ^ /W/ 1" ; Ik WCCt ",et meer waar mijn hoott tat, van het geraas. Ik zal hier weder nnjn 2 /^ maaken. Doch vindt gij dezen inval van mijn eder met ^ te midden va„ de «J» een gemasqueerd bal te geven ? Hii j. P11 M»r 7 «koos nog de zelfde lompe klots!'J ea ^ todl de BARON VAN KOLDITZ Ho!... hol... IS het anders niet!...' Wi: mo gonm hcid blijde zijn, indien het daar ng bi] %ft en hrj ons zelfs nog boven dien geene^e,- S^T*dit^~ ,r dit de  X 35 X DE GRAAVIN VAN HOHENBERG. Maar zeg mij toch eens of wij van uwen laatteen Neef reeds ontflagen zijn ? DE BARON VAN KOLDITZ. Ja wel - dit geloove ik niet, dat nog zo fchielijk gebeuren zal. - Hij laat zich niet zo gemakkelijk afwijzen. Slegts een oogenblik geleden, fpeelde hij'hier volmaakt de rol van een achilles, en fprak van niets, dan van moord en doodflag. _ Die Heeren uit de kleene plaatsjes zijn even taai, a!s Gom-elafiiek, wanneer zij hunne zinnen ergens op gezet hebben. DE GRAAVIN VAN H O H E N B E R O. Om rond uit te zeggen wat ik denk, moet ik U openhartig bekennen, dat uw Neef nog zeer groen is. Hij zou gewis de laatfte zijn, dien ik immer ambitimeren zou, in mijne familie te hebben. Het is op mijn eer recht grappig , wanneer hij van deugd, van gevoel, van eer, van braafheid, van eene groote ziel, en liefde begint te revelen! Hij praat waaragtig geduurig van dingen, waar van geen redelijk mensch hedendaagsch een enkel woord meer begrijpen kan. Voorzeker zal hij zijne Vrouw, wanneer hij 'er een krijgt, zeer fpoedig met zijne liefde gek maaken. DE BARON VAN KOLDITZ. Daar aan twijfel ik geen oogenblik; en buiten dat is hij nog zot genoeg, om te pretenderen, dat deze hem aanbidden zal. C 3 1)1  X 36 X BE GRAAVIN VAN II O II EN REEG. En zeker zou julie ook zottin genoeg zijn, om zich te verbeelden , dat zij daar toe verpligt was. Neen neen... ik ben regt blijde, mijn lieve kolditz! dat het mij ingevallen is , om haar aan u te geven. DE BARON VAN KOLDITZ. En ik zal zeer wel w eeten te zorgen, Mevrouw de Graavin.' dat gij u over dezen inval nooit beklaagen kunt. DE GRAAVIN VAN IIOHENBERO. Daar van ben ik alree ten vollen overtuigd. Ik heb de menfehen Jeeren kennen , en weet zeer wei, aan wien ik haar toevertrouwe. Het meisje is wezenlijk nog niets anders, dan een kind; doch gij zult 'er wel een mensch van maaken; daar van houde !k mij verzekerd. Wij moeten flegts eeduld hebben. Mijn broeder heeft, wel is waar? hier rog veel tegen; hij is nog flerk voor uwen Neef! doch ik zal dit we! adders maaken. DE BARON VAN KOLDITZ. Ja ... ja ... gij zult llw broeder wel tot rede brengen. DE GRAAVIN VANHOHENBERG. Doch dit zal gansch met naar den zin van mevr o u w van elsing wezen. Doch apropos- weet gij wel dat zij vertrekt — uwe aangebeden mevr o u w van l- l s i n G ? - Zij wü nog dezen avond oaar de had rijden. D I  X 37 X DE BARON VAN KOLDITZ. Zij zal dus niet op het bat zijn? DE GRAAVIN VAN HORENBERG. Zo als ik zeg - zij berooft ons door haar vertrek van al ons genoegen. _ Doch om Hemels wille - zeg mij toch eens: wie heeft dit wijt zo i„ de mode gebragt? Gij mannen zijt alle op eenmaal op haar verzot geraakt. Welke zonderlinge bekoorlijkheden hebt gij toch aan haar gevonden ? DE BARON VAN KOLDITZ. Ik kan mij zo even herinneren, dat zij eens een lugtverfchijnzel aan den Hemel onzer fchoonheden geweest zij; dus kan ik mij nog te binnen brengen, dat 'er een zekere tijd geweest zij wanneer ik ten uiterften van haar gekwetst was. Doch wat ik aan haar vond - Graavin!... Ja - wanneer men haar eens gezien heelt vergeet men de aantrekkelijkheden van alle andere vrouwen in een oogenbhk.... DE GRAAVIN VAN HOHENRER G. En egter krijgt zij het telkens in het hoofd, om de rol van eene. Gratie te fpeelen: doch het is alles zo gedwongen... zo gemaakt.... DE BARON VAN KOLDITZ. Wie kan hier nog aan twijfelen DE GRAAVIN VAN HOHENBERG. Zij zou met uw Neef een voortreffelijk paar uitmaaken. Zulk eene zottin heb ik in mijn gehïele keven nog nooit gezien. C 3  X 38 X de baron van kolditz.' Gij hebt volkomen gelijk, Graavin! — maar.... de oravin van horenberg. Wat maaren?... Ik geloove bijkans, dat gij haar partij nog trekken zult. — Hoor, Heer Baron! dat gij eens op haar verliefd geweest zijt — dat kan ik U wel vergeven. Zij was wederom iets nieuws, en alle nieuwtjes behaagen ons. Doch zo gij u flegts in het allerminfte voor haar interresfeert, dan handelt gij als een zot, en dit zal ik u nooit verge- , ven. Zulk eene zottin als deez* is AGTSTE TOONDE L. de baron van kolditz. de graavin van hoiienberg. mevrouw van elsing, de graavin van hoiienberg, Welke naar mevrouw van elsing toegaat. Mijn lieve.... beste mé vrouw van elsing ! welk een geluk, dat men u nog eens ziet! — Zeker had ik u anders een proces aangedaan ! _ ( Zij omhelst en kust haar. ) Wij waren daar juist bezig met van u te fpreken. mevrouw van elsing. Ik hoop toch, dat het iets goeds zal zijn. de graavin van hoiienberg. Dat fpreekt van zelfs. Hoe zou het toch mogelijk zijn, dat een minnaar iets anders, dan goed ernst,  X 39 X van zijne Geliefde zeide.... Doch zeg mij eens ia ernst , wilt gij dan heden nog voliirekt naar de had gaan? MEVROUW VAN ELSING. Ja zeker, Mevrouw de Graavin! - ik moet wel. DE GRAAVIN VAN HOHENBERG. Doch weet gij wel, dat het gansch niet aartig is, ons daar zo te laaten zitten? Ik had mij maar al te zeer gevleid, dat ik dezen nagt zeer aangenaam met u zou hebben mogen doorbrengen: ja ik was van voornemens mij geheel alleen met u te onderhouden: want ik moet u ronduit bekennen, dat ik onder alle de Dames van mijn kennis van u het meeste houde, wijl gij de eenigfte zijt met welke men nog een verfiandig woord fprcken kan. MEVROUW VAN ELSING. Mijn lieve Graavin, gij hebt al te veel goedheid. Doch het kan nu niet anders wezen. Indien het mij mogelijk was, zou ik zeker blijven. DE GRAAVIN VAN HOHENBERG. En onze arme baron van kolditz. ... In waarheid gij handelt ten uiterften wreed? - Wat zal deze nu doen, daar gij hem dus verlaat? MEVROUW VAN ELSING. Wel m - mag ik u bidden, u over hem te willen ontfermen; dan is hij zekerlijk in goede handen. DE GRAAVIN VAN HOHENBERG. Wel.... wel - gij zegt dat zo dubbelzinnig. Ik hoope, dat gij toch niet ijverzugtig zult zijn 1 ■, * C4 DE  X 40 X mevrouw va n elsing. Neen — om u het tegendeel te bewijzen, zal ik maaken, dat ik zo fchielijk weg kome als immer mogelijk zij. _ (Zij wil vertrekken^ de graavin' van hohenberg. Hoe... zo fchielijk... zonder eens een oogenblik te willen zitten. mevrouw van elsing. Het is onmogelijk, mij langer optehouden... ik Leb reeds doen infpannen. de graavin van' hohenberg, Welke haar omhelst. Geduld dan, kleene eigenzinnige. Doch een ding heb ik u te zeggen _ gij moet fchielijk wederkomen ; anders zal ik het u „ooit vergeven. mevrouw van elsing, Schielijk - voor zeker fchielijk. - (Bij zich zeU ven) — voorzeker eerder, dan gij verwagt. de baron van kolditz. Mag ik de eer hebben van u in de koets te hel. pen, Mevrouw! mevrouw van elsing. Derangeer u niet, Heer Baron! _ Heb flegts de goedheid van Mevrouw de Graavin gezelfchap te blijven houden. — (Zij vertrekt.) de graavin van hohenberg, Welk» haar nog eenen kus toewerpt, jldieu, ma cherv ! . .. adieu ! ... N E-  X 41 X NEGENDE TOONEEL. De graavin van hohenberg. De baron van kolditz, en eindelijk ook l i s e t t e. de graavin van hohenberg. Nu — dank zij den Hemel! wij zijn dan eindelijk van deze zottin ontflagen!... Wat geeft zij zich een airs!... Beken het maar, Heer Baron! dat gij u dikwijls ergeren moet wijl gij 'er immer aan gedagt hebt, om immer uw oog op haar te laten vallen. ... de baron van kolditz. Hoe dan, Mevrouw de Graavin! Zij heeft immers nog kort geleden zeer veel opzien in do groote wereld gemaakt, het was in de mode, dat men haar fchoon moest vinden; en ik die, gelijk gij weet, gaarne meedoe, zo dra het mode is, moest haar dus immers ook wel adoreren: — Zie daar, dit is het ganfche geval. Voeg hier nog bij, dat ik het geluk had dat zij mij eenige meerder gunsten fchonk, dan aan iemand van haare andere aanbidders; en dat ik dus het j genoegen fmaakte, van mij door elk benijd te zien ... Dan ... de graavin van hohenberg. Nu ja — dit dient gewis om u te exeuferen. lisette, met een hoed in de hand, waar mede zij naar de Graavin treedt. C 5 vs  X 42 x DE GRAAVIN VAN HOHENBERG. Is dat mijn Broeder niet, dien ik daarhoore? L I S E T T E. Om u te dienen, Mevrouw de Graavin'. ... Hij fiaat ginds over de illuminatie van den tuin te kijven . . . DE GRAAVIN VAN HOHENBERG Dit is in de daad voor hem een zaak van het allernitterfte belang. Doch mag ik u nu verzoeken , Heer Baron '. om ons alleen te laten, ik zal hem eens over u onder handen nemen. Gij begrijpt mij immers ? TIENDE TOONEEL. DE GRAAVIN VAN HOHENBERG. LISETTE. DE HEER VANREICHENFELD. DE HEER VANREICHENFELD. Wat heeft men niet te doen, om met het volk te recht te komen. Zij hebben niet den allerminfien fmaak. — Doch, wat mij nog plaifier doet, is dat ieder mijne nieuwe decoratie van de dans-zaal zo fraai vindt. Doch deze is in de daad ook pragtig. Vindt gij dit ook niet Zuster? DE GRAAVIN VAN HOHENBERG. Ja — pragtig — en wel tot verkwisting toe. DE HEER VAN REICHENFELD. i Alles, wat ons eenig vermaak verfchaffen kan, is,  X 43 X is, volgends mijne gedagten , geen verkwisting. Waar toe hee't men toch zo veel geld, zo men het niet onder de menfchen durft brengen? Ik vinde 'er recht mijn vermaak in , wanneer men die arme drommels zo eens kan laten zien wat men doen durft, en hen zulke groote oogen ziet maaken. Er zijn vcele menfchen op het bal; meer, dan ik 'er verzogt had — des te beter. A propós — het doet mij ten uitenten leed, dat m e v r o u w van e ls i n g uitgebleven zij. Wat heeft zij dan toch in da ftad te doen? de graavin van hohenberg. Hoe weet ik dat? Ik bemoeié mij zeer weinig met de zaaken van zeker Joort van menfchen. de heer. van reichënfeld. Van zeker foort van mcnfelun!... Gij zegt dit op zulk een toon, Zuster! dat ik u vriendelijk verzoeke van dergelijke complimenten in het vervolg geexcufeerd te zijn. mevrouw van elsing is eene charmante en braave Dame, van welke men in mijn bijzijn geen kwaad moet fpreken. Doch het eenige dat mij van haar niet bevalt, is, dat zij zich met dien windbuidel, dien zot, dien kolditz ooit heeft ingelaten. Doch wie weet of het waar is? De menfchen vertellen zo veel de graavin vanhohenb erg , op tenen eenigzins gebiedenden toon. En ik, Heer broeder! verzoeke u zeer vriendelijk» om op een ander tijd een weinig politer te fpre-  X 44 X {preken van lieden, die ik mijne achting waardig keure. Den baron van kolsitz een windbuidel een zot te durven noemen de heer van reic1ienfeld. Nu... nu... het was zo boos niet gemeend. Doch gij zult mij zekerlijk wel toeftemmen , dat 'er aan dien kolciiz juist niet veel gelegen zij. Neen ... neen ... dan houde ik toch veel meer van den baron van saarburg. de graavin van iiohenberg, met eenen fpotachtigcn glimlach. De baron van saarburg! DE HEER VAN REI CHENFELD. Ja... ja de baron van saarburg. Daar kan men nog eens een woord meè fpreeken, al zegt hij nu en dan al eens 'iets het geen juist niet veel betekent. Mijn goede Hemel!... een mensen is ook geen Engel. Hij is nog jong en laat zich van oude heden raaden: hij neemt het niet kwaalijk, wanneer men hem te recht wijst. — In een woord ik mag hem zeer wel leiden !.. . de graavin van hohenberg. weder op denzelfden toon. De baron van saarburg! DE HEER VAN REICHENFELD. En boven dien heeft hij een fchoone huiver geld. DE GRAAVIN VAN HOHENBERG. Een Lchoone huiver geld.... om het andere woord is  X 45 X s het geld als of men zonder geld geene ver- dienften bezitten kon DE HEER VAN RE IC HEN F E L D. Bezwaarlijk , Zuster ! — ten minften zulke verdiensten niet, die gangbaar zijn. — (Hij doet, even als of hij geld telde.) — Wanneer gij mij flegts zegt hoe veel Capitaal iemand heeft; zal ik u terftond uitrekenen, hoe veel waarde hij bezit. Wanneer iemand flegts ducaten heeft hoort men de woorden geest, verhand, vernuft, geboorte en bekwaamheden , telkens van hem gebruiken. Het is wel mogelijk, dat dit alles zeer fraaie dingen zijn, en ik heb 'er ook alle achting voor — doch ik vraage altoos flegts — op hoe veel jaarelijkfche revenuen hij rekenen kan. Ik ben zeer voor het wezenlijke: begrijpt gij? DE GRAAVIN VAN HOHENBERG. Hoe laag... hoe gemeen is dat alles!... Gij zijt toch altoos met uwe gedagten op de beurs. Gij behoordet u te fchaamen, dat gij dus even als oen Jood of woekeraar denkt. — ( Tegen lisette ) — Die hairfpel haakt vreezelijk. — Doch d propos. — Wat wilde ik daar ook zeggen ? — Ja — om weder op den baron van kolditz te komen.... Weet gij wel, dat ik hem julie beloofd hebbe? DE HEER VAN REICHENFELD. Beloofd heb!... En waarom dat? DS  X 46 X DE GRAAVIN VAN HOHENBERG. Omdat ik hem mijn woord gegeven hebbe, dat hij haar trouwen za!. DE HEER VAN REICHENFELD. En welk een recht hebt gij, om over mijne dogter te befchikken ? De GRAAVIN VAN HOHENBERG, Werpt zich agterover op haar en ftoel, rekt zich uit en garft. L I S E T T E, Bevindt gij u niet w el, Mevrouw de Graavin ? DE GRAAVIN VAN HOHENBERG, met eene zeer flaauwe jlem. Wat ben ik toch droevig zwak van Zenuwen Zo dra maak ik mij niet flegts een weinig driftig, of ... . DE HEER VAN REICHENFELD , tegen L I S E T T E. Om 's Hemels wille 1... Zou dit al weder een aanval zijn !... L I S E T T E. Ja zelfs een vrij fterke , naar het mij toefchijnt. (De GRAAVIN VAN HOHENBERG begint Weder tegaapen.) DE HEER VAN REICHENFELD, in de grootjle verlegenheid. ö Hemel!... wanneer zij zo begint te gaapen , dan weet ik al hoe laat het zij. Zuster!... lieve Zuster!... bedaar flegts een weinig!... Ik bidde u koom  X 47 X koom toch weder bij u zeiven. Ik zal dan mijne dogter aan den baron van kolditz geven: gij kunt 'er van verzekerd zijn. de graavin van hohenberg, al gaa- pende. Begint gij dan eindelijk weer tot reden te komen. de heer van reichenfeld. Het is alles reeds bij mij in orde. Ik zal j u l i e daadelijk gaan opzoeken, en haar zeggen wat wij befioten hebben. QHij vertrekt met overhaasting.') ELFDE TOONEEL. de graavin van hohenberg. lisstte. l i s e t t e. Ha!.. ha !... ha!.,. Ik geloove niet dat 'er in de ganfche ruime Schepping een broeder te vinden zij, die zo voor de Zenuwen van zijne Zuster vreest, als de h e te r van reichenfeld. de graavin van hohenberg. Maar mijne overvallen zijn ook allerverfchriklijkst, wanneer ik dit verkies. _ Niet waar ? Doch zie — die lok is los — die zou ik zeker verliezen. Maar zeg _ vindt gij ook niet, dat ik veel verhandiger doe, dat ik mijn Nigt aan den baron van kolditz geve, dan dat zij dien zotten, oniagelijken s a a r b u r o kreeg ? LI-  X 48 yc L i s e T T e, Dit lijdt geen de allerminfte tegenlpraak! — Dia baron van kolditz is immers zulk een allerliefiie, charmante Heer, het is een lust, om hem te zien. De heer van reichenfeld noemt hem een gek — maar hoe dat mogelijk is, begrijp ik niet. de graavin' van hoiienberg. Zie met den naam van gek gaat het, even als met dien van coquette. Beiden zijn fcheldwoorden, die door de oude kaerels en lelijke vrouwlieden uitgcdagt worden, om alle die aartïg en lief zijn, in discredit te brengen. — Uwe handen fchijnen heden verkeerd te (taan. Zie eens hoe ongelijk gij mij poedert. — Wanneer een man zich op eene voordeclige wijze weet te doen gelden , dan noemt men hem Araks een gek , en — C werpt eenen blik van zelfs bewondering in den Spiegel) wanneer eene vrouw de konst verhaat, om haare bekoorlijkheden in een zeer gunstig daglicht te vertoonen, werpt men haar terltond den naam van coquette naar het hoofd. — Geef mij het rouge! L i s £ T T e. Doch zo Mevrouw de Graavin het mij niet kwaalijk nam, wilde ik haar wel eens iets vraagen. he gravin van hohenberg. Wel nu — laat hooren ! L i s e T T e. Mevrouw de Graavin heeft mij wel eens gezegd, dat  X 49 X dat zij niet ongenegen zou zijn , om nog eens ïn het huwelijk te treden, wanneer zij flegts eene goede partij kon doen. Ik moet u openhartig bekennen , dat ik reeds gedagt had , dat gij den Baron uwe hand zoudt fchenken, en nu geeft gij hem op het ouverwagtst aan de Freule jutiï. DE GRAAVIN VAN HOHENBERG. Malle meid! dit is iets, dat gij niet begrijpt. Ja, ik wil wel bekennen, dat ik den Baron vrij wel naar mijnen fmaak vond , en hem mogelijk kon genomen hebben, indien ik niet te zeer bezorgd geweest ware, dat ik hem al te zeer naar mijnen fmaak zou gevonden hebben. LIS ET T X. Hoe zo, Mevrouw de Graavin! DE GRAAVIN VAN HOHENBERG. Ik zou dan ligt zo kinderagtig hebben kunnen zijn, van in de daad op hem verliefd te worden, en ik kan egter op den ganfehen aardbodem niets zotter, als eenen vrouw, welke op haar man verliefd is! — Deze vlaag zou zeker bij mij wel van geen langen duur geweest zijn; en ik was ten minften binnen drie, of op het hoogst vier dagen , wel weer tot rede gekomen; doch ik houde 'er niet van om mij van andere verftandige menfchen te laten uidagchen, al ware het dan ook ;flegts voor drie of vier dagen. — Om 's Hemels wil! geef mij toch ander rouge!... Dit is zo bleek, dat ik 'eruitzie als een dosde. Q TWAALF-  X 50 X TWAALFDE T00NEEL. Be voorigen. j u l i e. BE GRAAVIN VAN HOHENBERG, Welke haar in den fpiegel ziet, en, zonder het aangezigt naar haar toetewenden, zegt: Wel!... wel!... Zie daar bnz0 juin!... Gij koomt dan , om mij uw bal-kleed te laten zien, kind ■ Het fiaat u allerliefst - i„ waarheid, dat h charmant. _ (Zagtjes tegen lisette.) - Welk eea plomp en zot duig is zij toch!... JULIE. Ach!... neen, lieve Tante! ik kwam met een geheel ander oogmerk, als juist om dit kleed. EE GRAAVIN VAN HOHENBERG. Wel zo ! _ Laat dan eens hooren. JULIE. Mijn Vader heeft mij daar zo even gezegd, dat ik den baron van kolditz zou moeten trouwen. DE GRAAVIN VAN HOHENBERG Welnu? - Ik hoop toch.... Mijn hoed, ljsette! Ik hoop toch dat gij daar niets tegen, zult hebben... JULIE. Mag ik u bidden, lieve Tante! om toch een woor* voor mij te willen fprekeft, en dit mijn Vader afteraaden, DM  DE GRAAVIN VAN HOHENBERG. Een woord voor u te (preken ! ... En waarom dat? JULIE. Ik kan dien Baron volitrekt niet lijden. DE GRAAVIN VAN HOHENBERG. Volitrekt niet lijden !. .. Zottin ! volitrekt niet lijden !. . . Neemt men dan hedendaags een man , om hem te kunnen lijden? Eu wat hebt gij dan, dat tt niet in hem behaagt ? JULIE. Ach !... lieve Ta\ te ! — dat weet ik z-elve niet- DE GRAAVIN VAN HOHENBERG. Hebbe ik het niet gedagt!... JULIE. Hij gedraagt zich zo zonderling tegen mij. Hij was 'er bij toen mijn Vader het mij zeide, dat ik zijne Vrouw zoude worden. Doch gij hadt eens moeten zien, hoe hij zich aanftelde. Hij hieldt zich even , als of hij zeggen wilde, dat dit eene groote eer voor mij zou wezen, dat hij mij trouwde. DE GRAAVIN VAN HOHENBERG. Wel nu! — Is dat dan zo niet? Wie verbeeldt gij \l dan te zijn ? — De dogter van een payfan parvenu. — Zie daar alles , wat men van u zeggen kan ! Doch de Baron ftamt van een der eerhe en bette huizen af. Ik zeg u dus, dat hij in de daad u eene groote goedheid bewijst, wanneer hij u zijne hand biedt. D • J«-  X s* X j u l i f. Doch de baron van saarburg is van eene even aanzienlijke geboorte. de graavin van hoiienberg. Alweder van uwen saarburg? Ik zeg u dat hij ondragelijk is. Welk een zot fchepzel!... Hij haak niet bij den baron van kolditz. julie. Doch, lieve Tante! ik ben het immers, die alleen niet den man, wien ik trouw, zal noe:m leeven. Ik heb saarburg duizendmaal liever, dan kolditz, en in het huwelijk is het toch altoos de groote zaak, dat men elkander bemint. _ (_ Geduurendt dit gefprek heeft lijetti de Graavin den hoed opgezet. ) de graavin van hohenberg, Welke opftaat. De voornaame zaak is, dat men zich leiden laat van die genen, die het beter weten, dan wij. Gij zijt eene zottin, welke nog niet weet, wat tot haar best ftrekt. Doch men zal u dit wel weten te beduiden, daar ben ik juist niet bang voor. — Indien gij flegts een greintje verhand bezat, dan moest uw hart van vreugde kloppen, zo dikwijls gij bedagt, dal gij dus een van de eerfte Barnes worden kunt. — C 1 egcn LI8ETTE.) — Mijn mantel. (Zij vertrekt. tlsiTTE volgt haar. ) e ie n bediende brengt het toilet weg, en zet twee kaarsfen op de tafel. DER-  )< 53 X DERTIENDE TOONEEL. julie, alleen: vervolgends de baron v an saarburo. Mijn Tante kan ligt zeggen , dat «lijn hart van vreugde kloppen moest! — Ja wel — het klopt van angst, zo menigmaal ik daar aan denke. Neen zeker, ik zal mij nog eens aan de voeten van mijnen Vader werpen! Keen, liever wil ik eene gelukkige Gade, dan eene der eerlte Dames worden. En met kolditz zal ik voorzeker nooit gelukkig zijn!... (De de baron van saarburg, treedt gemaskerd binnen. ) Zie daar mijn masqué.' . . . Dat moet voorzeker saarburg zijn : ja — ik gevoel het... nu klopt het hart mij eerst van vreugde !... (De baron van saarburg, neemt zijn masqué af. ) Ja — juist geraaden .' ... Hij is het... hij js het;... DE BARON VAN SAARBURG. Ach!... dicrbaare julie! men wil u aan mij ontrukken. JULIE. Helaas!... mijn lieve saarburg! dit is maar al te zeker. Doch gij fehijnt zo wanhoopend... zo gansch en al buiten u, dat gij mij van angst 1'chier doet tzidderen !... D 5 ps  X 54 X DE BAROIf VAN SAARBURO. Heb ik 'er dan geen reden toe' Ik bemin u juhè... ik bemin u - meer, dan mijn eigen leeven. Ja, aangebeden Meisje ! indien ik flegts overtuigd was, dat u den man, dien men u opdringt, gelukkig ton maaken , dan zoude ik mijne liefde'nog tfoogen ten onder te brengen - het is mogelijk, dat"de tijd, en het gezond verhand mij alsdan nog leerden , om het denkbeeld: — julie finaakt in den arm van eenen anderen meer zaligheid , dan gij haar immer fchenken kondt! — met geduld te draagen. Doch op zulk eene wijze\... juli!, Bedaar, mijn beste saarburg! — mijn Vader ii een goed man; hij bemind mij: wie weet oF ik hem nog in het einde niet tot andere gedagten brenge!... Ik acht alle hoop nog niet verloren. Doch ga thans met mij naar de dans-zaal; anders fflo»t Tante mogelijk naar mij rondzien, en dan zou zij mij misfen. — (Zij vertrekken beide.) VEERTIENDE TOONEEL. beheer vam reichenfeld, alleen. Ik vrees... ik vrees, dat mijne Zuster de Graavin mij daar een duaaze drad heeft doen begaan! — Ik kan den baron van kolditz toch niet wel verdragen; en mijne dogter heeft een afkeer van hem, en niettemin wil ik hem haar opdringen en tot ver-  X 5? X B1'jn Schoonzoon aannemen , hoe zeer het haar en mi] ook tegen Ha. Het is toch zonderling, dat de vrouwen zulk een verbaazend groot vermogen op ons mannen hebben. Zo de Graavin mijne Vrouw was , dan zoude ik het nog kunnen toegeven : doch zij is flegts mijne Zuster! Doch zodra ik flegts zie dat 'er een overval op weg is — dan geloove ik, dat zij mij de helft van mijn goed zou kunnen afhandig maaken. — Ik ben zo moede, dat ik bijna niet meer ftaan kan. Doch ik heb heden ook niet weinig rondgelopen. Die toeftel voor het bal heeft mij niet weinig moeite gekost. Wij menfchen zijn toch zonderlinge fchepzelen. Eerst doe ik zo veel werk, om eene groote menigte geld famen te fchraapen : en nu moet ik daartegen weder alle mijne kragten infpannen, om te toonen, dat ik dit geld heb. Doch ik zal een weinig op de Sopha gaan zitten, om wat uitterusten. Hier kan ik toch voor het minfte met vrede blijven. — QHij zet zich neder.~) VYFTIENDE TOONEEL. mevrouw van elsing, gemaskerd. r> e baron van kolditz. de heer van rei. chlnfeld , die op de agt er grond op een Sopha zit. mevrouw van elsing, alleen. Het is nu dus gelukt, mijn oogmerk te bereiken, D 4 TAN  X s6 x van kolditz heeft mij voor de Graavin aangezien. (De baron van kolditz treedt binnen.) Daar is hij reeds! DE BARON VAN KOLDITZ. Gij hebt gelijk, Mevrouw de Graavin! dat gij u naar deze zaal geretireerd hebt: het is ginds, daar zij dansfen ook zoo heet, dat men het niet kan uitftaan. Hebt gij julie niet gezien?... Zij ging met iemand, die juist zo gemasqueerd was, als van saarburg. M r. v r o u w van ei.sing, Welke de fiem der Graavin nabootst. Wel nu — en zo hij het al eens was? Ik begin bijkans te gcJooven , dat gij ijverzugtig zijt. DE BARON VAN KOLDITZ. Ik ijverzugtig.. . Gij fpot niet mij Graavin! Gij weet immers reeds lang, dat ik Julie niet uit liefde neme. Zulke kinderachtigheden zijn wij lieden van den ton reeds lang te boven. Ik doe het alleen, om van dat onnozel ding een menseh te maaken. Ik geve haar mijn wapen en mijn livrij, en zij bezorgd mij daar tegen haare geldzakken. (Men ziet dat r e ij1hX n f e Lp , die onbemerkt op den agtergrond op de Sopha zit, allengs oplettend begint te worden) En wat de goede , oude n s ic n n n f e ld betreft — wel tra — dien zal ik tot een foort van Hofmeester gebruiken; doch met dat onderfcheid, dat, daar naar den gewoonen regel de Hofmeester zijnen Heer meest den  x 5? x al gewoon is uittefchudden, de Heer hier zijnen Hofmeester dugtig plukken zal. Daar durve ik voor inftaan, dat ik zijne ducaatjes richtig naar zal zien. Doch hier zal hij niets tegen hebben, want hij houdt immers veel van pracht en grootheid. Doch, om nu weder op ons voorig gefprek te komen : het is dus zekerlijk niets minder dan ijverzucht, het geen mij kwelt, maar mijn Huwelijk met julie— dit zie ik nog niet zo gantsch in orde, als ik wel gewenscht had: het is flegts een gedwongen fraaijigheid, dat de Vader van julie daar in toellemt; het meisje zelve fehijnt 'er niet zeer mede in haar fchik, en saarburg is 'er wanhoopig over. Wanneer deze allen zich nu eens vereenigden, om ons ontwerp in duigen te werpen? ... mevrouw van elsing. Maar maakt gij mogelijk ook geen zwaarigheden, waar die in de daad niet zijn? Of mogelijk vindt gij ook wel vermaak om 'er u eenige te verbeelden', waar zij geenzins kunnen gevonden worden. de baron van kolditz. Een vermaak !... Hoe meent gij dat Graavin ? mevrouw van elsing. Wel nu ik dagt dat deze zwaarigheden u mogelijk aangenaam zouden wezen, en gij daar naar verlangde. Beken het flechts, mevrouw van klsing ligt u nog na aan het hart. £>5  X s« X DE BARON VAN KOLDITZ. Graavin! gij fpot met mij! Verbeeld gij u dan nog, dat ik zulk een nieuweling ben ? Denkt gij dat ik mij een gemaakt air zo ligt voor bevalligheid , een gedwongen voorkomen voor gevoel, en een nietsbeduidend gefiiap, dat men uit boeken van buiten geleerd heeft, yoor verhand en geest verkopen laat? mevrouw van elsing, welke zo gemelijk wordt, dat zij zich zelve vergeet en haare natuurlijke Jlem weder aanneemt. Heer Baron! gij fchildert heerlijk. be baron van kolditz, bij Zuil Zelf. De Satan! het is mf. vrouw van elsing zelve. Nu fchielijk van batterij veranderd!... ( Tegen mevrouw van ilsiNC.j — Neen . .. neen ... vergeef het mij, Mevrouw! ik ben niets dan een broddelaar, die aapen fchildert, waar hij Engelen moest doen ten voorfchijn komen. Doch vergeef mij deze kleene aartigheid! — Ik kende u terftond, en hield mij flechts uit fcherts, als of ik u voor de Graavin had aangezien, om eens te hooren, wat gij vais tnijn fraai Huwelijk met julie zeggen zoudt. MEVROUW VAN ELSINO. Wel!... wel! gij hieldt u dus flegts zo!... ZEE*  X 59 X ZESTIENDE TOONEEL. mevrouw van elsing. de baron van jc0ld1tz. de heer van reichenfeld. »e graavin van hohenberg, Welke zeer zagt koomt ingejlopen, zonder dat de baron van kolditz kaar bemerkt. de baron van kolditz. Ja zeker: want hoe toch zou het mogelijk wezen, dat men tastenen u en de Graavin geen onderfcheid kon zien? mevrouw van elsing. Doch vanneer men gemasqueerd is.. . de baron van kolditz. Ook zelfs in weerwil van het masqué. Heeft dan de Graavin zulk eene fchoone taille, zulk eene betoverende ftem, die onnavolgbaare bevalligheid, zulk eenen ongedwongen zwier ... mevrouw van elsing. Bedenkt gij wel Baron! dat gij mij daar douceurs Zegt, ten koste der Graavin? Doch gij moogt zeggen wat gij wilt, — de Graavin blijft toch nog altoos eene fchoone Vrouw. • de baron van kolditz. Ja wel — zij is het geweest, Mevrouw! Doch het is zeker haar fchuld niet, dat zij het niet meer zijn me-  X 6o X tan: ten minften bedeed zij tijds genoeg aan haar toilet. mevrouw van elsing. Si ;,een het u niet toe , als of 'er ginds iemand aan de deur was. (Zij wijst naar de andere zijde van het Tooneel ) db baron van kolditz, ziet naar de plaati waarheen zij hem gewezen had. Ik hoor , of zie niets. mevrouw van elsing, Welke de Graavin op haare plaats laat zitten, terwijl van kolditz omziet. Zeer zagtjes tegen de Graavin. Graavin! — nu is het uw beurt. de graavin van hohenberg. Ten minften is zij nog in den bloei van haare jeugd. de baron van kolditz. Ja — zo het van haar afhing, was zij gewis de jongde van het gantfche huis. Doch in verhand is zij dit zeker. Want zeg mij toch eens om 's Hemels wille — hoe ware het mogelijk, dat zij zich op haar nieuwbakken adel zo veel zou inbeelden, indien zij verftand had; en in weerwil van al haaren hoogmoed, noemt zij haar eigen broeder nog telkens een parvenu. En wanneer zij dan nog boven dien haare zwakte zenuwen een rol laat Ipeelen... Haare zwakke zenuwen... ha!... ha!... ha!... die boven dien nog fterk genoeg zijn, om dien ongelikten beer, haatbroer, daarmee te brengen, waar zij dien hebben wil. DE  X 6: X de graavin van hohenberg, Wefkt haar masqué afligt. Het is mij onmogelijk, mij zeiven langer in te houden !.. . Is dit dan nu mijn dank ? de baron van kolditz. Wat is dat ! .. . mevrouw van elsing welke weder te veorfchijn treedt. Niets anders, dan een kleene misflag. Q Zij legt insgelijks haar masqué af,) Gij hebt zo even de waarheid gezegd, Heer Baron! Gij zijt een waare broddelaar in het pourtraiteren. Gij weet volitrekt niet te vleien. 'ij e heer van reichenfeld, die allet aangehoord heeft, en nu op hit onverwagtst tea voorfehijn treedt. De Mannen weet hij juist ook niet zeer te vleien, dit heb ik bij ondervinding. — Doch, Heer Baron! gij moet het mij niet kwaalijk nemen , dat ik voor dat pourtrait geen duit betaalen wil Iutuslchen raade ik u egter als een vriend, om naar een andere Hofmeester omtezien, want dit zou mij in de daad te veel eer gedaan zijn.  X 62 X ZEVENTIENDE TOONEEL. De voorigen. JULIE, DE BARON VAN saarburo. JULIE. Daar is hij... daar is hij!... Dus hebben wij hem dan toch in het einde gevonden. Mijn dierbaare Vader! zo u het geluk van uwe dogter flegts eenigzins ter harte gaat; mag ik u bidden... de Bf h van reichenfeld neemt de hand van julie, en ligt d. zelve in die van den baron van saarburg. Mag ik u bidden, om dan toch zo te doen .... Niet waar? Heb ik nu uwe meening niet volmaakt gevat ? — (julie en de Baron van saarburo kus/en beurtelings zijne hand.) DE BARON VAN KOLDITZ, die in de handen Hapt. Bravo!... bravo!... Ik feliciteer It, Neef! Daar zal een ghsBourgogne excellent op (maaken. — (Hij vertrekt.) de heer vanreichenfeld. Wel nu — wat zegt gij, Zuster! heb ik geen gelijk gehad? DE GRAAVIN VAN HOHENBERG. Gij hadt het, helaas! maar al te wel geraaden !... Doch die Baron moet weer komen! .. Ik zal hem de jes oplezen !... MEVROUW VAM ELSINO. En ik niet minder!... Dl  X