^t^S MAATSCH. DER NEDERL. LETTERK. /&> TE LEIDEN. Geschenk van Tooneelstukken , 1841. mi  DORMONT en JULIA, OF DE BELOONDE HUWLIJKSLIEFDE. TOONEELSPEL. door P. J. KASTELEIJN. TeAMSTJSLDAM, By Izaak Duim, op den Cïngel, tnffchen de Warmoesgracht en de Drie-Koningftraat, Met Prvvikgie 17 79*--— / l' ("1 fv \ / is x.. U. I KTTFJl K. )   A A D E N WELEDELEN HEERE MrJANJACOB hartsinck, CHARTER- EN REQITEST-MEESTER BIJ 'T EDELMOGEND COLLEGlE TER ADMIRALITEIT TE AMSTELDAM, REGENT VAN HET OUDEMANNENHUIS, GECOMMITTEERDE TOT DE ZAA~ KEN VAN DEN SCHOUWBURG, ENZ. ENZ. tCunstbeminnnar! Kunstbcöefiiaar! Kunstbefchermcr! Kunstverëerder! Braave Hartsinck! Zuil des Schouwburgs! VVeeuw en Weezen Toeverlaat! Minzaam Sterfling! edel Sterfling! Vriendfchapkweeker! Dengdwaardeerder! Eerder Rijken! Steun der Armen! Nuttig Lid van Neêrlands Staat! * 2 Kon»  Konden weleer m;jne Zangen uw' verheven Geest behaagen ? Vondtge in mijne zwakke klanken, in mijn laage Poëzij, 't Minst genoegen ? ja, gij vondt het! en dit doet mijn Zangfter waagen, Dat zij U j met fchuldige achting, nedrig, dit Tooneelftuk wij*. Zal dit Dichttafreel, 6 Hartsinck! lijn het flreelend heil befchooren , Dat het, onder uw befcherming, roemen moogc op uwe gunst? Dat het U , hoe onvolkoomen, moog' gevallen, moog' bekooren ? 't Zal me een blijk zijn van uw heusheid, geen bewijs van mijne kunst. Duldt dan, dat het aan zijn voorhoofd met uw' achtbrenNaam moog' praaien! Naam, waarvoor de vuige laster, en de nijd, hoe wreevlig, wijkt. Leef gelukkig! leef gezegend ! wil ons eerlang weer onthaal sn, Op verhevner Dichttafreekn, waarin Hartjincks Zangkunst prijkt! P. J. Kasteleijn. FOOR'  VOORBERICHT. Den oorfprong van dit Tooneelfpel ben ik verfibuldigt aan zeker Tooneelfi.uk van drie Bedrijven , 't ■welk in den Jaare i717, door eene Dame in het Hoogduitscb onrijm opgefielt zijnde, in Duitscbland, onder den Tijtel van Dormont und Julic, te voorfcbijn kwam. Zoo min als ik dus, over 't gebeel genomen, dit mijn Tooneelfpel voor eenjluk van Eigenvinding opdifche, even zoo weinig gelieve men het ook, in gezeg. de betrekking, voor eene Naarvolging aantezien. Het bovengenoemd Hoogduitscb fluk heeft mij grootendeels alleen tot eene bandleiding kunnen verftrekken; hebbende ik bet gantfcbe plan omgewerkt, en dus niet weinig verandering gemaakt, zoo in het geheele beloop van bet Onderwerp zelve, in de fchikking der Perzonaadjen, Tooneelen, Bedrijven, Gefprekken, Uitkomst, als anderzins; allen veranderingen wel. ken ik , bet fluk rijpelijk beftudeerd hebbende, nodig achtte. Ik zou echter veel te wijdloopig worden , wilde * 3 ik  VOORBERICHT. ik van alk deeze veranderingen in 't breede melding maaken, en de redenen daarvan opnoemen en aantoonen ; ook zoude zulks, mijns oordeels, nocb voor Leezeren,«ocf> voor Aaufchouweren, van eenig wezenlijk nut zijn. 't Zal,vertrouwe ik,genoeg weezen, als ik zegge: Dat men de twee eerfte Bedrijven bebbe te houden voor eene, in alle opzigten, sdlervrijfte Naarvolging van 't genoemd Hoogduitsch ftuk ; terwijl men de twee laatfte Bedrijven, over het geheel, genoegzaam als Eigenvinding gelieve aantemerken. Daar nu mijn eerjle Arbeid voor onzen Schouwburg (de Graaf van Olsbach namelijk) in eene Naarvolging beftaat; dit mijn tweede ftuk echter gedeeltelijk door Naarvolging,en ten deelt uit Eigenwerk is zaamgeftelt; zoo kon bet gebeuren, dat ik, dus bij trappen opklimmende, in 't vervolg mijne kragten aan een ftuk,geheel uit Eigenvinding beftaande, beproefde; indien anders deeze mijne tegenwoordige Arbeid niet ongitnftig ontvangen wordt. De  VOORBERICHT. De befcbeide en kundige Leezer en Aanfchouvotr leöordeele {het Jlaat zoodanigen billijk ten vollen vrij) dit mijn werk. — Boven alle Critik zal bet voorzeker niet zijn. — trouwens l wat menfcbelijk voortbrengzel was ooit ten toppe van volmaaktheid ? — Zoo min ondertusfchen eenige toejuiching mij, zoo ik boope, zal verhovaardigen, zullen ook de poogingen, de armhartige poogingen, van Nijd o/Onverltand, mij ooit ontrusten, en den Laster, geen ongewoon verfcbijnzel voor mij zijnde, kan ik, zonder de minjle onthutzing, zelfs met medoogende oogen, aanzien. Amfleldam, den iden yan Grasmaands 1779. VER-  V E R T O O N E R S. van Estamville, Voornaam Edelman. van Estamville, Zoon van van Estamville, onder den Naam «Dormont. T ü l i a , Ecbtgenoote van Dormont. Clerinval, Vrind van Dormont. De Marqois van Longueville, Minister van Staat. De Mar quiz in, Zijne Gemaalinne. Dor val, Secretaris van den Marquit. C l a r a , Geweezen Voedfter van Julia. De Schoot. Een Siepier. Gerechtsdienaars. Bedienden, van den Marquis. Het Toonetl is te Parijs. DOR-  ÖORMONT en JULIA, O F DE beloonde huwlijksliefd& TOONEELSPEL. eerste bedrijf. [HeJ Tooneel verheelt een zeer flegt vertrek , •waarin alleen èéne Tafel en twee jloelen jlaan ; wordende Jlegts door eene weinig lichts geevende Lampe verlicht j EERSTE TOONEEL. JüLiAj alleen. [Zij zit bij de Taf el, baar hoofd door beide de handen ondernemende, zegtze }na eene wijle zwijgensi~\ oe! nimmer uitgeweend ? of zouden, na mijne oo- Ontvloeiden zoo veel vogts, die bronnen niet verdroogen? 6 Neen! 't was enkel waan, offchoon mijn fchreïend hart Nu gantschlijk ledig fcheen, dat ik mijn wreede fmart In 't eind verwonnen had! was dit in waarheid ruste, Of ongevoeligheid, die mijne droefheid fuste ? Waar neemen, hemel! toch mijn rampen eens een end'? In 't graf! 6 ja; in 't graf, daar ik mij heenen wend! .' Gevreesde vijand van gelukkigen en rijken! Geliefde vrind van hun die door den druk bezwijken! A 6 Deo*!  2 DORMONT en JULIA, 6 Dood! door geeuen wel gefchuwt, gehaat,veracht, Nochtans door deezen zelfs begeerd, bemint, verwagt; Ookjk ik v/agtop U !.... ik wil, U dankend',(terven! .... ' [Zij peinst."] (ven? Hoe!fterven?...om altoos mijn' waardften vrind te derOm nooit hem weêr te zien ? om, voor de laatfte keer, Hem niet te omarmen ?.. niet te drukken aan dit teêr, Dit angftig harte? om niet alvoorens mijne lippen Het laatst, het jongst vaarwel voor hem te doen ontglippen ? Waar toeft hij ?.... ach ! hij laatme, in 't grievendst ongeval, Dan over aan al 't leedvan's waêreldsjammerdal! Mijn Dormont! ach! waar blijftge? ö Dormont! koom toch fpoedig! TWEEDE TOONEEL. Julia, Dormont. MD o r m o n t , Julia in de armen vallende. ijn Julia! Julia. 6 Vreugd ! ik zie U weêr!.... Dormont. Grootmoedig, Beminlijk fchepzel! gij, gij ziet mij weder, ja; Maar zonder hulp en troost!.... ach! dierbre Julia! De laatfte, droeve hoop is ook reeds afgefneeden! Julia. Is't mooglijk! welk een woord is uwen mond ontgleeden!... Dormont. Men wees mij af. .. .helaas.! de hoop, de hoop alleen, Om U , door hongersnood gepijnt en afgeftreên, Te redden, dreef mij weg!...doch,ondanksall' mijn klagte, Geen hunner die op mij noch op mij n fmeeken achtte!.... Het Menschdom oordeelt vaak naar d'uiterhjken fchijn! Hij  TOONEELSPEL. 3 Hij zag op dir gewaad, en, kan het moogïijk zijn! Hij hoonde mij ,en 'k werd verachtlijkafgeweezcii! Julia, Dit's dandiebraaveMan, wienme LJ heeft aangcpreezen ? Do u MOKT. Hij vroeg mij naar mijn' naam en mijne omftandigheid ; Ik gaf hiervan een kort nadrukkelijk befcheid; (men, En fchoon ik hem den naam mijns Vaders niet dorst noeMeldde ik hem dat ik op een braaf gellagt mogt roemen, En ftelde aan hem ons lot, ons deerlijk lot, voor'toog : Hoe dat mijn vader mij zijn liefde en hulpe onttoog; Hoe 'k was door hem onterft, en in zijn oog affchuwlijk, Wijl 'k, tegen zijnen ziim' met U trad in het huwlijk. En voorts, hoe ik door Nijd , door Laster en door Haat, [Werktuigen van bedrog en fchandlijke eigenbaat,] Me in 't einde ook zag berooft van 't middel, dat aan 't leeVan mijne Gade en mij het onderhoud kost geeven. (ven In 't einde fchetfie ik hem, door kragt van taal en réén, Ons deerlijk lot, ja zeifs alle onze tegenheên. Dit alles ,lprak ik, dringtmeom U , metfehreïendeoogen, Te fmeeken om uw hulp 1 wees toch met mij be woogen! Gij zoekt voor uwe zoons een' eerlijk' kundig' Man, Bekwaam dat hij hun harten zeden vormen kan; Gun,dat ik mijn' perzoon U daartoe op moog' draagen ! Julia. En wat was 't antwoord ? Dormont. Ach! mijn waarde! kunt gij vraagen? Ik heb 't U reeds gezegt: hij wees mij daadlijk af! Julia. Ach! nimmer voelde hij het lot dat ons zoo ffraf, Zoo fel, zoo ijslijk treft!.... 6 Armoed! wien gij teistert Wordt gantschlijk ncêrgebukt, gedrukt, vervolgt, ontheistert ; Nooit, nooit verheft zijn hart zich weder uit den druk! Dormont. 'k Stond roirloos en verflomt; helaas! ons ongeluk  4 DORMONT en JULIA, is nu volkomen! ach! wat grieft uw angst mij 't harte! 'k Vloog raadloos van hem weg;'t gevoel van all mijn fmarte (waards heen; Verwarde 't denkbeeld;'k ging, doch wist naauw werTot ik, door koude, en wind, en duisternis beftreên , Me erinnerde in het eind om in deez' naare wooning, In dit verblijf der friiart, zoo aaklig van vertooning, Aan uwen boezem heul en troost te zoeken! QHij omarmt Julia.) j uli fl. Ach! Mijn waarde Dormont! niets, niets baat ons al 't geklag! Zelfs alle harten zijn, in weerwil van ons zugten, Voor ons geheel verfteent; 'k zie ons van elk ontvlugten! De dood, de dood alleen, geliefde Dormont! zij Alleen onze uitzigt DORMONT. Ach! mijn lief! vergeef het mij Dat ik mijn noodlot met het uwe heb verëenigt! _ Dat ik , in deezen nood, daar niets ons onheil leenigt, U heb gewikkelt! Julia. Hoe'. ik U vergeeven ? neen Beminde Dormont! ik, ik heb vrij meerder reên U om vergiffenis te fmeeken! ja, mijn waarde! Gij fmaakte, zonder mij, nog al het heil der aarde; Ik, ik alleen heb U berooft van al het recht Dat aan uw' rang en ftaat onwrikbaar was gehegt. Ach, gij waart, buiten mij, gelukkig, ja, te gader Nog de éénigfte erfgenaam en zoon van uwen Vader! Dormont. Gelukkig, zonder U , gelukkig?.. hoe kunt gij Dit waanen Julia?. .6 neen! geloofme vrij, De gantfche waêreld met heur onuitputbre fchatten, Kan voor mij, zonder U, niets wezenlijks bevatten. Gij zijt mijn alles! ..gij mijn waardfte zielvnndinL..  TOONEELSPEL. f 6 Wist mijn Vader toch de oprechtheid mijner minn'!.... Wat hadt hij teegen U ? waard gij niet fchoon ? niet eer- Julia. (lijk? Maar arm.... mijn Dormont! arm! .... Dormont. Ach ! is 't niet al te deerlijk DatU mijn Vader, bloot om dat gij arm zijt, haatl Hadt hij geen gelds genoeg om U uit deezen ftaat, Daar hij op uw gedrag noch eere iets wist te zeggen, Te redden? Julia. Ja, 't is zoo: doch wie zal wederleggen Dat niet mijne afkomft' flegt, of zelfs wel fchandlijk zij ? Ik ongelukkig Mensch! geen fterflïng weet van mij!... Van bel mijne oudren zelfs verbaten en vergeeten, Is me onbewust wien ik mijn leeven dank moet weeten! Van mijne kindschheid af tot zelfs op deezen ftond Kwam nooit den waarden naam van Vader uit mijn' mond! Was immer't wrèede lot eens ftcrflings wel verwoeder! Nooit deelde ik in de gunst van eene teedre Moeder!..... Gelijk een vogel, die uit 't nest geftooten is, En hulploos nederligt, in deezen (laat gewis, 'Zoo geene teedre hand hem redde,en voedde,en kweekte, Vergaan zou, waare ook ik, daar alles mij ontbreekte, In mijne vroege jeugd vergaan in all' mijn' druk , Zoo geen meêwaarig Mensch, ligt tot mijn ongeluk, Zich mijner hadt ontfermt, en mij dit fmartlijk leeven' Genoopt door menfehenmin, als weder hadt gegeeven! Ach! wat al jammers trofme op deeze onzaaligf lard'!... . Mijn onfpoed maakte bij uw' Vader mij onwaard Om voor zijn dogter mij te erkennen! Dormont. Ach! mijn Vader Vergat dat zuivre min en rang en ftaat te gader A 3 Ver-  6 DORMONT en JULIA, Veracht, en waare deugd die beiden overtreft! Julia. En wij, mijn Dormont! ach ! wij hebben nooit bezeft, Door liefde alleen vervoert, dat wij met zoo veel rampen, Met zoo veel teegenfpoeds, ooit zonden moeten kampen! Wat niet al vreugde, al heils beloofde ons onzen echt! En hoe veel zorgen zijn niet aan ons lot gehegt! 6 Hemel! ik bezwijk! Dormont. Mijn waarde zielvrindiiirTc !• Mjn edeldenkende, mijn dierbre Gemaalinnel Kan 't zijn! vergeet gij dan , in 't midden uwer fmart, Hoe zeer ik U bemin, 6 wellust van mijn hart?.,... Denk, fchoon het noodlot vaak, zinds onzen echt, ons griefde, Toch tevens aan al 't.zoet van onze oprechte liefde! Vergeet gij dan dat wij tien jaaren agterëeu, Schoon niet geheel bevrijd van 's waêrelds teegenheên, Nochtans, door mijne vlijt, zelfs zonder kommer leefden, En wij 'tbalftuurig lot, als't waar'te boven llrcefden ?..... Wen ik des avonds van mijn' arbeid huiswaards kwam, En gij mij tegen tradt, en in uwe armen nam; Wen ik, van 't werk vermoeid , aan uwen boezem rustte, En gijme, uit zuivre min, omhelsde en teder kustte; ó Wat al zaligheên genoot ik op dien Hond! Hoe menig troostrijk woord ontvloeide uw' wijzen Kan mijne Julia dit alles dan vergeeten r.... (mond! Herroep uw' moed !m Gij kunt daarmeê zeer ligt 'toog des Siepiers verblinden, En dus een' veilgen weg tot uwe ontkooming vinden. ( Tegen Julia:) Neem aan, Vrindinlneem aan Jen voor dit gunstbewijs Begeer ik niets.... dan dat gij enkel zijt de prijz'! Julia. _ Cven> Gevloekte! eerge immer zoudt van mij dien prijz' verwerC 2, Zie  36 DORMONT en JULIA, Zie ik,jamoodaart,'kziemiin Dormont liever Ikrven!..* Dormont. Dank vrij mijn bitter lot, oncmenschte! dat mijn hand Ontwapent, en beknelt door deezen ijzren band! 'k Zou anders U weldra deez' ltoute taal verkeren !... Poogt gij de onnozelheid dus fchandlijk re overheeren ? Verwaate Booswigt! die noch eer', noch deugd ontziet, Is 'tdantotzulk' een' prijz' datgijme uw' bijflandbiedt?.... Waan niet, Tiemn! dat ik van 't allertreffendst lijden Me op zulk een laage wijz' zou zoeken te bevrijden ! Voor mij zou zulk een hulp, als me uwe fnoodheid bood, Meêr fchriklijk zijn dan zelfs een alkrwreedfte dood! Is 't niet genoeg voor U dat gijme hebt verraaden ?.... Is nog de maat niet vol van all' uw' gruweldaaden ?... Geveinsde Huichlaar! beef! verwagteerlang uw'loon!.... Clerinval. Hoe zeerge ook cp mij vloekt, ik lagch wat om dien hoon! "k Heb U verraaden zegtge? ft ja! wil vrij mij doemen! Ti Verheug mij datge mij kunt uw' verraader noemen! Ik was't,'k ontveins 't niet,die uw' Vader meldde:dat Gij voor uw Julia een zugt tot liefde hadt; Ik was 't, die, door bedrog en allerlei verhaalen, Haar, voor uw 's Vaders oog, als flegt dorst aftemaalen; Ik was 't, die hem bereedde,in fpijt van all' uw' rouw , Om nooit te ftemmen in uw' voorgenomen trouw ; Ik was 't, die hem bewoog om U geheel te onterven, Op datge uw 's Vaders zorg en bij Hand fteeds zoudt derven; Ik was 't,die,in 't geheim,door mijnefchrandrekunst, Bewerkte dat gij raakte uit aller Menfchcn gunst; Ik was 't, die al uw heil in onheil deedt verkeeren, Zoo, datgeuw onderhoud in 'teindeook moest ontbeeren; Ja, ik was 't, die ■ Julia. Houd op !... 6 hemel! kunt gij dan Gedoo'en, in deez' nood, dat zulk een fnood Tieran, Ons  T O O N E E L S P E L. 37 Ons dus zieltreffend fo!tre,in't hevigst van ons ftrijden! [In de uüerfte woede:] Wanfchepzel! wreede! hoe! verheugtge ü in ons lijden ? Gevloekte Huichlaar! beef! beef voor mijn woede in 't end!.. ■ , , . [Tegen Dormont, die haar tegen houdt, als buiten' zich zelve:] Ach! ach! mijn Dormont!... dus ten toppe van ellcnd Door zulk een fchurk gebragt!.... Dormont. De hemel zal ons wreéken! [Zij zijgen beiden omarmt en als verjlomt bij de bank veder:] C l e r i n v a L. [In eenige verwijdering van bun Jlaande ,fchamper lagchende:] Ja, ja! dat zal hij; maar voor eerst nog niet naar 'k reken; 'k Zie ondertusfchen reeds volmaakt mijn wensch geflaagt; 'k Heb listig U rondsom, aan allen kant belaagt. Doch, dit alleenig gaat mij%«éenkbeeld ver te boven, Dat ik van Julia U nog niet kan berooven. Helaas! die'fchoone haatme, en frerft ligt aan uw zij' Uit loutre minnepijn ! wat kwelling baarde 't mij , Zoo niet bet denkbeeld dat gij haar wel ras zult derven, [üaarge eerlang aan 't gevolg van uwe min zult fterven.] Mjn ziel vertroosten kon. Ja, 't ftreeldmij,fchoonikhaar Moet misfen, ik den band, die U dus aan elkaar Zoo fterk gebonden houdt, in 't kort zal zien veifcheuren! [Hij treedt nader bij ben.] Weent vrij,verliefden!weent;'k verheug mij in uw treuren! Wat wellust voor mijn hart, wat zoete wraak, in 'tend D beiden dus te zien ten toppunt van ellend ! [Hij vertrekt lagcbende-] C 3 V IJ F.  38 DORMONT en JULIA, VIJFDE TOONEEL. Dormont, Julia. [Zi; zien eikanderen, eenige oogenblikken, ixeenende aan.~] MJulia, (Met de bevigftefmart.) ijn Dormont!.. . Dormont. Julia!.... Julia. Wat heb ik moeten hooren! 6 Hemel!... welk een lot hebt gij aan ons befchooren! ..... 6 Welk een waêteld! daar de Laster vrij zijn hoofd Verheft en de eedle deugd wordt van haar' gians beroofd!... Daar boosheid triomfeert, en de onfchuld wreed moet lijden!... den !... Daar de armoed treurend kwijnt,en rijken zich verblijDaar Dormont, (Met de uiterfle aandoening:) Ach , miju Julia! ZESDE TOONEEL. Dormont, Julia, van Estamville, (die door den Siepier moordt ingelaaten.) van Estamville, Uj 't inkoomen: akelig gezigt! i (.Tegen Dormont:) Wees niet voor mij bevreest! ik vind mij zelf vcrpligt, Niet door nieuwsgierigheid,maar eedier zugtgedreeven, U, in dit naar verblijf, een kleen bezoek te geeven.  TOOKEELSPEL. 30 Ik »e1f Miinhcer.het fmartme,ik ben de Man, waaraan Geopgistren^igtuitnood^us ftrafbaar hebt misdaan Met welk een droevig lot heelt thans uw zielteftrndenl 'k Voel mij met U begaan; gewis, mij deert uw lijden.... Ach' waartge op gistten mij zoo fpoedig met ontvlugt, Uw'ftaat was denkljk min gevaarlijk i ^ ^ Dormont* Hoe! gij zugt Om mij Mijnheer! kan 't zijn! zijt gij met ons bewoogen ? Ik ben befchaamd, verward, verbaast, en opgewogen! Wat zeg ik best ?... dat ik geen boosw.gt ben ; dat ik, Door hoogen nood geperst, in 't aakl.gst oogenblik Dat mijn beminde Gaê van honger fcheen te fterven, Fn ik bij niemand troost noch bijliand kon verwerven, Ü aangerand heb, weet.... dit weet de hemel ach! 'c Was alles doof voor all' mijn zugten en geklag! (BH baalt de afgezette beurs voor den dag, en biedt baar van Estamville aan.) Hier is uw beurs terug...g>j moogt mijn woord betrouwen, Niets dan een kleinigheid heb ik 'er afgehouen Waardoor ik 't leeven van mijn waarde zielsvrindin Gered heb. - van Estamville. (Bij weigert de beurs aanteneemen, en Dormont ■ s ligtze op de bank.) Kan het zijn; getrouwe en teedre' min Was de oorzaak vanuw'ramp! ikmoetuw lot beklaagen: Maar hoe kan 't mooglijkzijn^ergunmijd.ttevraagen Dat een weldenkend Mensch, daar 'k U voor aanzie, toch Tot zulk eene armoed' koomt ? Dormont. Helaas, wat vraagt gij nog '. Kan ik, in deezen ftaat,mijn lot U oopenbaaren? 't Herdenken aan mijn nood, en rampen, en gevaaren, En 't droef hetïnuren aan 't geluk, dat ik weker ^ C 4 v,w"  40 DORMONT en JULIA, Genoot, zou flegts mijn' ramp vermecrdren doen Mijnheer!' Het fmartme in 't oog .van U een eerloos Mensch te weezen; Dan, als ge eens alles w!st,alsge in dit hart kostleezen; ó! 6 Mijnheer! hoe ligt zwigt niet het braaffte hart, De hooglte deugd zelfs voor 't geweld van zulk een van Estamville. (fmart!... Deel me uwen rampfpoed meê ; ligt kan ik in uw klagten U troosten, of mislchien uw ongeluk verzagten. Stort vrij uw droevig hart in mijnen boezem uit! Meldme alles; zeg mij toch waaruit uw onheil fpruit! Zie me als e^n' Vader aan Dormont. 6 Hemel! als een' Vader ?.,.., Welk ee-ne erinnring! ach!..... van Estamville. Ik bid, verklaar U nader! Dormont. Ik had een Vader; maar.... vam Estamville. Hij 's mooglijk dood ? Dormont. ö Neen ï H'j leeft! en mogt h;j toch, bevrijd van teegenheén, Lang leeven \... maar voor mij is hij niet meêr in 't leeven! Hij, die ons raad, en troost, en onderhoud kost geeven, Verltict mij!.., Juli a. En ik was daar de oorzaak van. van Estamville» Hij weet Dus denkljk niets Van d;t nw ongeluk en leed? Dormont. ' ó Neen! en ach Mijnheer! mogt hij toch nimmerhooren Wat deerniswaardig lot zijn' Zoon thans is befchooren! Hij zou misfehieu zich zelf befchuldigen Mijnheer! VAN  T O O iV* E E L S P E L. 41 van Estamville. 6.Edelmoedig Mensch! ik voel mij langs hoe méér Met U begaan; 'k neem deel in a'le uwe ongelukken. dormon t. Hoewel ik door den haat mijns Vaders mij voel drukken, Verdient hij niettemin mijn liefde en achting .ja, Hadt hij de deugd gekent van mijne Julia, (yen, Wie weet!.. dan lleedsdoor zugt tot blinkendeecr gedreeAcht hij de Menfchen naar den ftaat waarin zij leeven, En enkel naar het bloed dat in hunne adren fpee'.t. Gij merkt reeds aan mijn reên, dat ik dus ben geteelt Uit adelijk gellagt: 'k fmaakte al het heil der aarde; Dan wat heeft al het zoet der waêreld weinig waarde Als men 't alleen geniet! Het waare heilgenot Wordt eerst te regt gcfmaaiu in 't deelen van zijn lot Met zulk een voorwerp, dat, door haar bevalligheden, En gadeloze deu^d, en minnelijke zeden, . Ons1 weet te boeien, en ons hart veiövren kan! 'k Vond in mijn Julia dit wenschlijk voorwerp; dan De liefde,die ons niets dan de eêlfte vreugd beloofde, Die liefde was 't die ons van alle rust beroofde; Zij was de bron van al ons onheil en verdriet. van Estamville. De liefde! ja Mijnheer! wat baart de liefde niet! 6! Wat verwoesting kouze in mijn geflagt bewerken! gewis de kragt der min laat zich door niets beperken! Dormont. Het oogenblik dat zij bezit nam van mijn hart, Was 't laatfte mijner ruste en 'teerfte mijner fmart! Ik zugtte om Julia, en vreesde dat mijn Vader Mijn liefde ontdekken zou, bewust dat hij te gader Eerzngtig en zeer trotsch op zijnen adel was. (pas. Noch deugd, noch fchoonhcid kwam in 't minst mij hier tc De afkomst van Julia was duister; om die reeden Was ik verpligt, ondanks all' haar bekoorlijkheden, Voor hem mijn zuivre min te ontveinzen ; en ik zou, Cs I»  i|s DORMONT en JULIA, In weerwil mijner liefde en onbefchrijfbren rouw, 't Geheim daarvan altoos in 't binnenst van mijn'harte Verborgen hebben, als, tot mijne ondraagbre fmarte, De hooglte nood mij niet in 't eind gedrongen hadt. De reeden was, dat hij in onderhandling tradt Met een aanzienlijk huis; en zonder me eens te vraagen: Of zijne keuze ook aan mijn keuze kon behaagen, Gaf hij dien Heer zijn woord, dat ik mijn hart en hand Zijn Dogter fchenken zou; is het geen onverftand, Ja hoogst onbillijk, wen een Vader dus zijn' kinderen Poogt in hunne eige keuz', door zijn gezag, te hinderen? van Estamville. Een Vader kiest veeltijds vrij beter dan zijn Zoon, Is 't ook niet fmartlijk, als een Vader, zelfs ten loon Van zijne tederheid, met droefheid moet gedoogen, In weerwil van zijn' raad en vaderlijk vermogen, Dat zich zijn Zoon, door een' oncedlen laagen echt, Hem zijn gehoorzaamheid geheel-en-al ontzegt ? Enduszijn gantschgellagt, dit leertvaak de ondervinding, Met fchande brandmerkt, door zulk eene trouw-verbin- Dormont. (ding? Verdien ik dit verwijt van U ? is dit het loon Voor de openhartigheid die ik aan U betoon? van Estamville. Vergeef deez' vrijheid mij, en hoor mij tevens nader! Ik ben, maar tot mijn fmart, of liever ,'k was ook Vader. Ik had ook éénen zoon, die, liefdrijk opgevoed, De hoop en wellust was van 't vaderlijk gemoed; Dan een onëedle liefde ontrukte hem, 6 fmarte! Voor eeuwig uit mijn oog en uit dit fchreïend harte! Nog, nog gevoel ik, vol van bittren fpijt en rouw, Den naaren nafleep van die flegt getroffc trouw! Dormont. Kan dit op Julia wel ooit toepasiijk weezen? Mjnheer! ach! kost gij eens in 't eerlijk harte leezen! Gewis, wen flegts de deugd het recht hadt op een kroon , Zoo  TOONEEL SPEL. 43 Zoo was lij meerder waard dan zelfs eens vorftenthroon». Dit alles ftelde ik aan mijn' Vader klaar voor d'oogen ; 'k Wierpme aan zijn' voeten neêr;tk lmeekte om mededooien ; ...... De fterkfte'ttrijd der liefde, en min, en kmderpligt, B -ltormden beuitlings mij met traanen in 't gezigt. Dan 't was vergeefse!); hij kost mijn liefde, en fmarte, en klagten, .... Gantsch fier en liefdeloos verfmaaden en verachten! Met eene ftrengheid, die hij tot dit oogenblik Mij nimmer hadt betoont, gebood hij mij, dat ik Eene andere op dien dag nog mijne band moest fchenken, En nooit aan Julia, dan met verfmaadmg, denken!.... van Estamville. En gij ? Dormont. En ik Mijnheer! ik vlood naar Julia! 'k Wierpme aan haar' voeten neêr, en, ondanks de ongenae Mijns Vaders,wiens bevel ik ftout dorstwederftreeven, Beilooten wij elkaar en hand en hart te geeven; En een oribfeekbre band verbond ons beider hart, Voor eeuwig!. ... van Estamville. Tot uw vreugd, en uwes Vaders fmart! Dit oogenblik Mijnheer! ftietge, als met eigen handen, Den dolk in zijne borst! 6! wen de huwlijkspandcn" Dus avrcgts 's Vaders zorg bcloonen Dormont. Ach Mijnheer! Beflaat dan flegts in rangen adlijk Woed onze eer'? van Estamville. Van wat geflagt is zij ? Dormont. Wie zal ons dit ontdekken! Zulks is ons onbekent; dit kan aan U verltrekkcn, Ten blijk dat zuivre min het all1 te boven gaat, ^  44 DORMONT en JULIA, En onverfchillig is voor aanzien, rang of ftaat Op zekren middag, nu bijna elf jaar geleeden, Was ik naar buiten en ver landwaarts in gereeden, Als ik, -op 't onverwagtst,regt voor mij uit, een vlam, Die, zoo 't mij toefcheen, flerk aanwakkerde, vernam, Ik voelde op dit gezigt mij zelve derwaards noopen, En deed hierom weldra mijn paarden vaardig loopen; En 't was reeds avond toen ik eindelijk 't kafteel, Bereek, dat thans het woêu der vlammen viel ten deel. 't Stond ligterlaai in brand; en Hortte,door't vermogen Van 't vuur,ter neder! Maar hoe zeerwasikbswoogen, Toen ik op 't onvoorzienst een naare Hem vernam..... JfJLI A. Ik, ik alleenig was 't, die deezen nood ontkwam, Nog fchreitmijnzielom'tlotvanmijne waarde Vrinden, Die mij, gelijk ik hen, zoo vuuriglijk beminden!.... Het gantfche huisgezin vond in de vlam zijn' dood! Nooit zal ik al die trouw welke ik aldaar genoot Vergeeten... .ach Mijnheer! mijn Voedfler zelfs moest fneeven! Mijn Clara! die ik zelfs moet danken voor mijn leeven. Zij, in mijn vroege jeugd, mij vindende op het land, Heeftme in dat huis gebragt, dat dus is afgebrand; En mij, geduurende den tijd van zestien jaaren, Verzorgt . van Estamville. Wist niemand dan wat liên uwe ouders waaren i Julia. ö Neen Mijnheer! helaas! geen fterfling weet dit, ach!.... Dormont. Gewekt door haar gefchrei, enjammren, en geklag, Stapte ik van 't rijdtuig af, en vond haar vol vanfmane Gezeten bij een' boom. Hoe trofhaare angst mij't harte! Ik bood welmeenend haar mijn hulp en bijHand aan ; Deed, na ze iets was bedaard, haar op mijn rijdtuig gaan; Eu bragc baar in de Had bij een van mijne vrinden, Waar  TOONEELSPEL. 4j Waar ik haar mijne zorg en hulp deed ondervinden. Hier was 't Mijnheer! dat ik haar dagelijks kwam z;en. En hier was 't van E st a mville, Dat gij haar, geboogen op uw' kniên.... Julia. Befchnldig mij alleen: ik moest,ondanks zijn fmeeken, .... Maar zijne traanen zijn 't waarvoor ik ben bezweeken; Of geeft de liefde ook tijd tot overweeging ?.. Neen! Zij voedde in ons de hoop, en gaf ons duizend reên Waarmeê we ons vleiden om gemakkelijk , te gader Vergifnis,hulp en troost te erlangen van zijn' Vader! Wij hielden bij gefchrifte op 't derkde ook hier op aan. van Estamville. En 't antwoord ? Julia. Ach! hoe dreng! de fchandlijkfte euveldaên Verdienen naauwelijks een hardere belooning! Wj wagten nooit van hem de minde gunstbetooning. Dormont. Hoe groot was mijne fmart, op deeze tijding! ach ! Dat hij thans zelf 't gevolg eens van zijn hardheid zag! Maar hemel!... 6 Mijnheer! wat heb ik moeten lijden!.... Julia. Ondanks het wreede lot waarmeê wij moesten drj'den, Verkreeg mijn Dormont toch voor ons een kleen bedaan ; Dit blies op nieuws in ons het vuur der hoope als aan; Dus wij tienjaaren tijds in zoete liefde leefden, En al 't geleeden leed als 't waar' te boven dreefden. Dan, op het onverwagtst' veranderde ons geluk In zorg , en fmart, en leed , en angst, en nood, en druk! De vuige lastering, die telg der goddeloosheid, Ontaart van alle deugd, en vol van helfche boosheid, Sleep haar' gevloekten dolk ; doorgriefde ons beider hart, En baarde op nieuws aan ons eene allerwrqedde fmart. Mijn braavc Dormont wetdt, hoe deugdzaam in zijn' wandel, Ee-  4S DORMONT en JULIA, Befchuldigt van bedrog en-van ontrouwen handel; En, zonder onderzoek, werdthij, op 't onvoorzienst, Als een oneerlijk Mensch verftooten uit zijn' dienst. Dobmon t. Deez' felle flag Mijnheer! kost all' mijn' moed verdooven! Een krankte was 't gevolg, en 'k raakte de een'te boven En ftortte op 't onvoorzienst in eene tweede neêr; Wie fchets U al dien ramp in 't waare licht Mijnheer! 'k Ben buiten ftaat om U een denkbeeld flegts te geeven In welk een bitterheid ik fleet mijn ftervend leeven.... Maar hoe! gij weent. van esta mvtl le. ö Ja! 'k heb deernis met uw fmart. 'k Ben gantsch bewoogen; ach! hoe treft uw' ramp mijn hart! Wat droeve erïnnering! 'k heb ook een' Zoon verlooren; Wie weet of zulk een lot ook hem niet is befchooren! Dormont. Na zoo veel zukklens werd ik eindlijk weêr herftelt. Thans zagen we ons rondsom door de armoed fel beknelt: Des tragtte ik als voorheen een kleen beftaan te vinden; Dan, wat ik daarömtrenr mij ook mogt ouderwinden, 't Was alles vrugteloos! 'k vond nergens troost noch raad! Een neergeflagen geest, een afgebruikt gewaad, Een uitgeteert gezigt, en 't hart vervult met zugten , Zijn vaak verfchijnzels die men 't Menschdom ziet ontvlugten 1 De honger greep ons aan als met een ijzren hand, Doorknaagde, ö bittre fmart! ons krijtend ingewand; En deedt, daar alle heil en hoop ons was ontweeken, Mij thans mildadigheid om haaren bij (tand fmeeken. Doch 'k fmeckte haar vergeefsch! ...Dus Hortte mij in 't end De wanhoop in een' poel van jammer en ellend'! En ik, niet zoo veel zorg en zielsverdriet belaaden, Werd eindlijk ftrafbaar en op'toogenblik verraaden !.... \Vcm  r O O N E E L S P E L. [Van Estamville, die gedmrende de laatfte reeden van Dormont,met beide banden zijn gezigt bedekt, om zijne fmart te verbergen, gaat op een bank,in eenige verwijdering van Dormont zitten.] Dus daalde ik trapsgewijz' van 't toppunt van geluk, In d'allerdiepften kuil van grievende angst en druk ! ,, Maar gij, die, vol van waan,op uwedeugd durftroemen, „Den minften misftap in uw' Medemensen wreed doemen, „ó! Dat mijn vreeslijk lot,dat U mijn voorbeeld leer „ Hoe vaak één onheil ons berooft van alle onze eer'!.... ( Tegen Estamville.) Maar hoeMijnheer!heeft U mijn rampfpoed dus bewoogen? van Estamville. Uw toeftand treftmeop 't hoogst'gij hebt Unietbedroogen, 'k Gevoel op nieuws de fmart, die mij het lot befchoor, Toen ik mijn éénig kind, mijn' waarden Zoon verloor!.... Wie weet of niet een lot als 't uwe hem doet lijden!.... Wie weet met wat verdriet zijn ziel niet heeft te ftrijden!.... Wie weet waartoe hij doormijn ftrengheid is gebragt!... Wie weet,.... Dormont. Spoed U Mijnheer! ligt is '*t nog in uw magt Dat gij hem redden kunt; volg de infpraak van uw harte! Voorkoom, kan 't mooglijk zijn van Estamville. Waar vind ik hem? ó fmarte! ö Mijn verboren Zoon ! 6 Ongelukkig kind! _ Weleer van mij zoo teêr, zoo vuuriglijk bemind! Mijn Estamville!.... Dormont. Hoe! ..ik bid verklaar U nader! van Estamville. Mijn dierbre EstamvilP!.... Do |>  48 DORMONT en JULIA, Dormont, (aan de voeten van Eitamville 5) Mijn Vader! 6 Mijn Vader! Vergeef! vergeef! vergeefme.'.... (Hij omarmt zijne knïèn.) van Estamville. '6 Hemel! Julia, (Zij voerpt zicb aan de voeten van ES' tamville, en omarmt mede zijne, knien:~) Ach Mijnheer! Ik,ik alleen heb fchüld,'kvverpmeaanuw' voeten ntêr-; Geïnde! ach ! ach! . van Estamville, (Zijn1 Zoon opbeurende, en hem vuurig aan zijne borst drukkende:) Mijn Zoon!... [De vervoering belet hem meerder te fpreeken, zij blijven eeiige oogenblikken in die h ouding "] Mijn Zoon!.... Julia, (als voor en :) ..... , . Zie op mij neder! van Estamville. Mijn, Zoon!...... [Hij flaat zijn oog op Julia, en helpt haar op.] Mijn Dogter! koomt, omhelst mij beiden teder.'.... Mijn Kinders!..'... hemel! welk een treffend oogenblik ' 'k W.crd beurtelings bcdormtdoor blijdfehap, angst en [ Ti gen Dormont:] , . . (fchrik, Wat vreugde fmaake ik, daar 't mij eindlijk ma» gelukken, .Met een'verzoend gelaat,U aan dit hart te drukken! Maar in wat toeftand is 't dat ik U weder, viud'.! Vcrbsazend denkbeeld! ach! mijnZoon,mijn éénig kind,... Wat aklig. tijdftip!... ach! . . .: Dormont. Het beste mijnes leevens! Het fchenktme op nieuws uw hart en uwe liefde tevens, 'k Ben dan met U verzoent!... ö lai g^ewi nschte Houd'! 'k Hoor weêr den tedren naam vanZoon uit uwen mond!... Mijn    TOONEEL SPEL. 49 Mijn dierbre Vader! ach ! kon ik dit heil verwagten! 'k Mogt dan mijn harteleed,mijn bange boezemklagtcn, Üitöorten voor uw oog; en ik, ik kende U niet! van Estamville. Jk heb zoo wel als gij met zorgen en verdriet Zinds vijf paar jaar geitreên; woudt gein mijn'wezenstrekken Het voorig blijd gelaat uw 's Vaders nog ontdekken'. Neen, neen, mijn waarde Zoon! ik ben niet min als gij Vermagerd, uitgeteert, daar list en veinzerij Mij niet alleen een deel van mijne fchatten roofde. Maar ook 't gemis van U al mijne hoop verdoofae! Maar hoe kan 't mooglijk zijn, datge in zulk' eeiiennood Niets eilings in den arm van uwen Vader vlood? Dormont. Waar, lieve Vader! waar had ik U kunnen vinden ? Hoe menigwerf'k U zogt, wat ik mogt onderwinden, 't Was alles vrugteloos; geen mensch wist uw verblijf: En Clerinval, die fchurk , wiens gruwelijk bedrijf Ik langs hoe meêr ontdek, heeft ons te fnood bedrogen, En door zijn listigheid ons uwer hulpe omtoogen. Maar denken wij niet meêr aan hem , noch onze lmart! Deel nu mijn Vader! deel, ó wellust van mijn hart! Deel nu in mijne vreugd !... Julia. 6 Welk een driftvervoering! Mijn Dormont!... Vader! ...ach!, .deez' teedre zielsontroering Bewijze, U dat ik deel!. ...Maar, hemel! hoe kan ik, In dit zoo heilrijk als verfchriklijk oogenblik, (ven, Dat, fchoon 't U weêr de gunst uw 's V aders doet verwerMij tevens tocroept:„haast,haast zal u wDormont fterven!' Hoe kan ik, in een' ftaat, zoo vol angstvalligheen Toch mindren mijn gefchrei en zugten ? ... neen . ö neen!. •.. D Dor-  jo DORMONT en JULIA, Dormont, (Tegen Estamville , die, geduw rende 't gefprek van Julia , tekenen van wroeging doet zien.) Ach Vader! van Estamville. 6 Mijn Zoon ! hoe wordt mijn ziel beftrecdcn ! Ik, ik ben de oorzaak zelf van all' uw' teegenheden ! Het fchuldig hart fpreekt luide in mijn ontroert gemoed! Moest ik mijn éénig kind, mijn Zoon, mijn eigen bloed, Mijn Estamville dus aau't noodlot overgeeven! Dormont. Ik, ik alleen heb fchuld! van Estamville. Neen Zoon! ik heb misdreeven!.... Waarom verniet ik U '.. waaiöm heb ik U niet Behoed voor zulk een lot!... Dan 't waar' gewis gefchied, Hadt Clerinval Julia. Die fnoode! ach, zwijg van dien verraader! Hij heeft ons hier gebragt! van Estamville. Is 't mooglijk! (In eene biddende geftalte.) Julia. ö Mijn Vader! Zeg mij: is niets in ftast, in deez' geduchten nood, Uw' Zoon, mijn'Dormonmog te redden van den dood? Is alle hoop daartoe geheel-en-al verlooren? van Estamville. De Hemel hoop ik zal mijn (lil gebed verhooren; Mijn waarde Kinders! ach! dit vaderlijke hart, Voelt grievend al 'r gewigt van uwe ondraagbre fmart! Hoe wensch ik voor al 't geen'dat gij hebt moeten lijden, U op een dubble wijz' te troosten, te verblijden! Ik voel, ondangs 't gevaar dat U hangt boven't hoofd, In mij deez' zoete hoop niet te eenemaal' verdooft Mijn  TOONEELSPEL, 5t Mijl) Zoon! bemoedig U ; ik zal Dormont. Houd op mijn Vader! Gij voedt door uwe reên mijn hoop en angst te gader! Waarom een (tredend heil, tot meerdring van mijn leed, Aan mij vertoont, een heil waarvan 'k reeds afftand deed ?.... Waarom poogt gij mijn ziel op nieuws als aantefpooren, Tot hoop op 't leeven,'t welk ik reeds achtte als verloo'k Voel thans mijn teedre min voor mijne Julia (ren?... 'Met kragt herleeven !. .ach, mijn alkrwaardfte Gaê! Verdooven wij die hoop! doe mij den moed niet derven, Om, wijl 't mijn noodlot eischt, gelaaten, ftn te fterven! van Estamville, (Dormont omarmende:) Gij zult niet fterven! neen, mijn Zoon! mijn waarde Zoon! Gedoog dat ik mijn' pligt als Vader U betoon'! 6 Hemel! doe den wensch eens grijsaards toch gelukken! Wil toch mijn' dierbren Zoon 't geweld des doods ontrukken! Wijz' tot zijn redding mij een gunftig middel aan!...... Mijn Zoon! gij hebt uit nood, uit hoogeu nood, misdaan. De vaderliefde zal voor U haar (tem verheffen; Hoe zeer zou niet uw dood dit wroegend harte treffen! Ik vlieg naar den Marquis van Longueville; Hij, _ [Mijn Zoon, dit denkbeeld zette uw hoop toch leeven bij! j Hij zal, door zijne hulp, voorzeker mijne traanen Eert' weg tot voor den throon van onzen Koning baanen. Daar zal ik, neêrgebukt, met heete traanen, hem U w' rampfpoed doen verftaan!. getroffen door mijn Item, Bewogen met mijn' angst, verwonnen door mijn fmeeken, Zal zelfs zijn vader-hart in zijnen boezem fpreeken; Hij is ook Vader! ja, hij zal wis van mijn hart Op 't zijne fluiten, en, gevoelig voor mijn fmart, Zal hij, ó ja, hij zal aan U gcnaade geeven!..... Julia. (ven! Mijn waarde Vader !'k voel mijn hoop op nieuws herke- D 2 Spoed,  52 DORMONT en JULIA, Spoed, fpoed U ! 't is nog tijd!.. dat U dit oogenblik Toch dierbaar zij, en ons een gunftig lot befchikk'! van Estamville, (heengaande:) Ik gaa; ó Hemel, doe mijn pooging wel gelukken! ZEVENDE TOONEEL. Dormont, Julia. VDormont. (ken! ergeeffche hoop ; niets kan mij aan den dood ontruk* Julia. Mijn Dormont! doet dan niets uw' moed herleeven? Dor m ors t. Neen Getrouwe Julia! zou ik, door ijdle rcên! Door ongegronde hoop,mij vleien? neen m'jn waarde! Ik hoop op 't leeven niet; ik ben reeds los van de aarde!.... Maar hoe! gij fchrikt! wie koomt? AGTSTE TOONEEL. Dormont, Julia, De Schout, Gerechtsdienaars. Julia. 6 Hemel! Dormont. Dierbre Gaó! De Schout. Zijt gf] gereed Mijnheer? de Raad verwagt U. Dormont. Ja! Julia. (Zij valt in de armen van Dormont:) Mijn Hartvrind!... Hemel! ach! 't is alles nu verboren! De  TOONEEL SPEL. 53 De Schout. (ren. Hoe maaktge U dus bevreesd ? Men zal hem flegts verhoo- (Tegen Dormont:) Welaan, 't is tijd; koom gaan we. Julia. Is 't niet aan mij vergunt Om U te volgen ? De Schout. Och. indien gij wilt, gij kunt. Dormont. Laat ons flegts gaan mijn l;ef,en wil mij hier verbeiden. Julia. 6 Neenlgeen fterfling zal noch kan me ooit van U fcheidenl Einde van bet tweede Bedrijf. D 3 DER-  Ï4- DORMONT en JULIA, DERDE B E D R IJ F. [Het Tooneel verheelt eene fraaie kamer in lei Paleis van den Marquis.] EERSTE TOONEEL. De Marqcis, alleen. [Hij zit aan eene Tafel waarop verfcheidene papieren liggen.] l) • • J-^aar z?t ik weêr omringt met fchriften zonder tal; vVatal Requesten, wat al eisfchen, welken all' Op deezen zelfden dag nog d:enen voorgedraagen !... Ja,kon mijn hand den last van iederondtrfchraagen!... Was mjue magt zoo groot als 't wenfehen van mijn hart, Dan kon ik waarlijk elk vellichten van zijn fmart!... Men noest mtéi dan een Mensch, meêr dan een Koning kunnen, Men moest een God zijn, ojm aan ieder te vergunnen Het gi-en hij eischt of fmcekt... Nochtans waant ieder een, Zijn lede zij gering, zijn vordring ftenne op reên; En acht het zelfs voor recht, zier nij zijn wensen wéér* ftreeven, Als zulks de wet verê'ischt, om mij de fchuld te geeven.... 't Volbrengen van mijn' pligt baart dikwerf mij verdriet. Hoe veel benijde: s en verachters heb ik niet!.... Jtin waarom r... wijl ik , zcits door mijne trouwbetooning, Mag deelen in de gunst van mijnen Vorst en Koning!,.. 6 Eerampt! lastig juk 1 zoo wankelbaar van aart; Hoe weinig zijtge in t oog van mij benijdenswaard!... Gij zijt nochtans het (Joel van haat, en nijd, en fnoodheid; Den algemeenen wefisch van hun, die uwe grootheid En uiteriijken glans verrukt befchouwen, maar ; Ver*  TOONEELSPEL. 55 Verblind zijn voor den last, de zorgen en 't gevaar Waarmee-ge omgeeven zijt... Hoe glibbrig zijn de trappen Op welken gij ons doet ten doel der eere flappen ! Hoe veel gevaaren, hoe veel arbeids, moeite en zweet Is vaak het lot van hem die zulk een ampt bekleed! Hoe wankelbaar de ftand!... Hoe zou mij 't harte bee ven Wen niet, bij al 't gevaar waarmeê gij zijt omgeeven, Het denkbeeld, dat ik fteeds voldaan heb aan mijn' pligt, Mijn zwakken geest verfterkte en vaak hadt opgericht. Maar't wordt reeds tijd [Hij neemt en beziet eenige papieren.] TWEEDE TOONEEL. De Marquis, De Marquizin. De Marquizin. IVÏijn lief! 'k wensch U een' goeden morgen! De Marquis, baar kusfende: Verplat mijn kind!... maar hoe zoo treurig?.. welke zorDe Marquizin. (gen?... Wat zorgen ?... ach, Mijnheer! ik voel van tijd tot tijd, Hoewel ik, zoo het fchijnt, vernoegt mijn dagen dijt, Mijn oude droefheid meêr dan ooit met kragtherleeven! Het denkbeeld aan mijn Kind doet vaak dit harte beeven! De Marquis. Hoe kan het mooglijk zijn! verwektge in U verdriet, Om iets dat reeds bijna elf jaaren is gefchied ?.... 'tls waar,'k breng dikwerf me ook haar droevig lot te binnen; (nen!... Maar, wijl 't niet anders is, moet men Zijn' ramp verwirr 'k Beken 't is fmartlijk, dat het eerde en éénigst pand Van onze Huwslijksmin, dus deerljk is verbrand ! 't Is hard, wen vaders, door een dwaaze drift gedreeven, D 4 Der  56 DORMONT en JULIA, D.r kindren eerbre mn,zoo flreng als fnood, wecritreeven!.... Gij weet, zijn vrouwenhaat, zoo reedenloos als groot, Was de oorzaak dat hij mij het trouwen ftreng verbood. Ja, was ons huwlijk ooit in 't minde aan hem gebleeken, Hij zou...doch laat ons thans daarvan niet verder fpreeken. De Marquizin. 'k Kon mij nog troosten; maar, dit wekt vaak mijngeklag , Dat mij dat waardig pand ontrukt is op dien dag Waarop, kan't mooglijk zijn, uw Vader kwam te fterven, En 't mij dus vrij flond haar, die ik zoo lang moest derven, Mijn cénig dierbaar kind te erkennen voor het mijn'!... Moest dan mijn Huwlijkslot zoo ongelukkig zijn! De Marquis. Zoo ongelukkig ?... boe! kunt gij daarover klaagen? Heb ik de oprechtfte liefde U fleeds niet toegedraagen? Ik gaf uit zuivre min U immers hart en hand! Reeds dertig jaar vereent door d'allerflerkflen band, Heb ik getrouw gedeclt in all' uw leed en zorgen ! 'k Hiel voor mijns vaders oog mijn Echt en Kind verborgen , In hoop dat eens de tijd dit heil mij fchenken zou, Dat ik dat waardig pand van onze liefde en trouw, Voor aller menfchen oog,kon in mijne armeudrukken ! *'k 2üag mij zoo wel als gij dit wenschlijk heil ontrukken, Juist op een' tijd wanneer ons dit het naaste fcheen.... Maar mindren we ons geklag;elk heeft zijn teegenhtcn; Geen fterveling Mevrouw, hoe groot.zelfs van den Koning Tot op den mioften Mensch, hadt ooit daarvan verfchoowng. (vrouw ! Koom, troost U ! wees te vreên met 's hemels wil MeDe Marquizin. |k zal [Zij ziet Dorval inkomm en vertrekt, zeggende in 't heengaan:] Helaas! De  TOONEELSPEL. 57 De Marquis. Hoe zeer treft mij haar' bittren rouw!... DERDE TOONEEL. De Marquis, Dorval. De Marquis, [Hij' onderteekend eenige papieren.'] H( melden, ebtge aan de Weduwvrouw van Luce reeds doen Dat men den dienst haars Mans menschlievend zal vergelden, Dewijl des Konings gunst aan haar heeft toegelegt, Een jaarlijks penfiöen? Dorval. Ja, 'k heb 't haar zelf gezegt. De Marquis. Is 't arme huisgezin gemeld : dat men zijn klagten Zal onderzoeken, en zijn ongeluk verzagteu, Indien men 't billijk vindt? Dorval. Ja Heer Marquis. De Marquis. Hoe nu, 'k Ben zulk een droef gelaat niet zeer gewoon am U! Hoe zijige zoo verward? gij fchijnt geheel verflaagen? Dorval. Ik Heer Marquis? De Mafquis. Ja gij!... Maar 'k heb nog iets te vraagen: Hoe is 't verhooren toch van Dormont toegegaan , Die, naar mij is berigt, zeer ftrafbaar heeft misdaan? Heeft hij bekentofniet?...Nuwilmijantwoordgeeven! Dorval, eenigzins verward: HÜ is... hij heeft. ... D 5 De  58 DORMONT en JULIA, De Marquis. Wat is ? wat heeft hij ?... niet misdreeven!.. 'k Word ongeduldig ; fpreek: waaiö.n mij niet gemeld?.., Dorval. Hij heeft bekent De M arquis. Dan is zijn vonnis reeds geveld. Hebt gij 't gefchreeven en ter onderteekning vaardig? Dorval. Neen Heer Marquis ik acht ... De Marquis. Hem mooglijk niet ftrafwaardig ?.. ^ Wat moet ik denken van uw zonderling gedrag ? Hoe uw verwarring toch verklaaren Dorval? Dorval. Ach! Hadt gij als ik Mijnheer zijn reeden konnen hooren, Gij zoudt, om mijn gedrag, op mij U niet verftooren; Gewis Marquis uw goed en teêrgevoelig hart Zou dan getroffen zijn,door zijne bittrefmart! Deez' Dormont.... De Marqois. Nu? Dorval. Verdient mijn en elks mededoogen!..., De M arquis. Ik ftaa verbaast; kan 't zijn? gij dus met hem bewoogen ? Bedenk zijn misdaad' Dorval. Ach! die is uit nood gefchied! Verfchrikkelijke Wet! .... De Mar quis. De Wet die maakte ik niet; Doch haar noodzaaklijkheid moet ik en elk erkennen. Zij , die tot luiheid en tot rojsheid zich gewennen, Zij zouden, was de Wet min ftreng en meerder zagt, : i Vaak  T O O 'N E E L S P E L. 59 Vaak onder fchijn van nood, zoo ftout als onbedagt, Elk vrii en ongeitraft van all' het zijne ontrooven. Geen Mensch zou veilig zijn:ook garmendaarenboven De ondeugd een vrijen brief tot misdrijf 111 de hand. Hoe mcni" e n wordt 's nagts op ftraat niet aangerand, Ondanks de Wet, die zulk' een' fchurk ter dood veróoE- En voor der boozen oog'verftrekken doet ten voorbeeld'? Het algemeene heil wordt door de Wet betragt; > En 't is des Konings wil, dat men haar niet verzagt In een geval als dit.... Men acht een' Rustverftoordet, Die afzet, en met recht, gelijk aan eenen MoorderI dorval. Ik wederfpreek dit niet. Maar deeze Dormont is Beklagenswaard Mijnheer! 'k heb met hem deerenis; Arh! hij verdient geenszins, dit moogt gij vrij gelooven, Dat men hem met een fchurk , die dagelijks het rooven Gelijk een ambagt pleegt, gelijk zou (tellen ^ neen. 6 Hadt gij hem gezien! gehoort all' zijne reen 't Gerust gezigt befchouwt, dat,ondanks zoo veel lmarte, Het duidlijkst kenmerk droeg van een onfehuidig harte 1 Een aangebooren trek van edelmoedigheid Blonk door zijn' rceden heên,was op'tgelaatvcrtpreid, En deedt hem op het Iterkfte en duidlijklte onderkennen Van zulkcn, die hun hart tot fnoodedaên gewennen!... Befchouw zulk' eenen Man, geboogen door verdriet, Die eene teedre Gaê van honger fterven ziet; (ken, Zie hem, om haar 't geweld des wreeden doods te ontruk Zich, voor een ieder, om eene aalmoes nederbukken; Zie hem, volfchaamte, meteen diep vernedert hart, Vergeefsch elk fmeeken om verligtnis van zijn fmart; Zie en betreur met mij, ja weez' met mij bewoogen Om een' ellendig' Mensch', die,door het onvermogen, Tot wanhoop werdt gebragt; en, door haar neêrgevelt, Zijn hand, met teegenzin, gebruikte tot geweld! De  oo DORMONT en JULI1., 1 De M arqui s. 't Is zeer wel irtgedagt; hij poogde door deez' reeden Te toonen: dat h j flegts uit nood hadt overtreeden ? 't Ontbreekt den fnooden ,vaak gewoon aan euveldaên, Nooit aan een uitvlu^t om daardoor de ftraf te ontgaa.i. Hij wist den eisch der Wet. Dorval. Dien heeft hij wis geweeten: Maar doet de wanhoop ons niet al 't gevaar vergeeten? Of geeftze ons altoos tijd tot overweeging? Neen, Zij dooft, integendeel, in ons het licht der reên. Ikzelf, M'jnheer! ik zou, in zulke omflandigheden, Voor 't leeven van mijn Gaè de wetten overtreeden: Ja, 'k waagde, om zulk een Vrouw teredden uit den nood, Gewis ook 't uiteifteeu ontzag noch wet, noch dood !... 6 ! Hadtge,als ik , gezien haar'angst ,gehoorthaarzngten, Die, onder het verhoor, haar bange ziel outvlugtten 1 Was U gebleeken hoeze ontroert was, en hoe zeer Zj beefde op iedre vraag die men hem deedt Mijnheer! Ha.it uw meêdoogend oog befchouwt,hoezij in'tende, Gefoltert door de fmart, gepijnigt door ellende, Op haare knièn viel', en , in dit oogenblik, Beflormt door zorg en vrees,door wanhoop,angst en fchrik, Verdomde, ja hoe zij, toen men haar' Dormont doemde, Zich zelve als de ooi zaak van zjn' dood en rampfpoed noemde! Ach! welk een traanenvloed droop langs haar' wangen neêr! Hadt giji dit all' gezien, 'tall'aangehoort Mijnheer, Gj zoudt mijn medeli|' gewis rechtvaardig vinden. De M a r q.uis (den, Hoor Dorval! niets kan'toog eens iVl ans zoo zeer verblinDan eene fchoone Vrouw in traanen aantezien. Hij zou wis in uw oog flrafwaardig zijn, indien De droefheid zijner Gade U dus niet was gebleeken. [Ken Bediende treedt in , en zegt tegen den Marquis:] De Heer van Estainvill' verzoekt om U te fpreeken. De  TooiV£isr.sPiSi.öi De Marquis. Hijk°°me' [De Bediende vertrekt ] Dorval, op een' /weekenden toon: Ach Heer Marquis!...,. Dü MakQüis. Wat wiltge Dorval? Dorval. Ach! Schort toch lijn vonnis op,voor 't minst deez' voormiddag'. De Marquu. (gen Nu't zij zoo:... maar draag zoig dat gij nog deezen morln ftaat zijt om aan mij het vonnis te bezorgen. [Dorval vertrekt, de papieren van de tafel medenemende.] VIERDE TOONEEL. De Marquis, van Estamville. MDe Marquis. ijnheer van Estamville uw' Dienaar! van Estamville. 'k Ben wel zeer Den uwen Heer Marquis! De Marquis. Ik bid neem plaats Mijnheer! [Zij gaan zitten.] Wat is 'er van uw' dienst? van Estamville. Met traanen in mijne oogen, Smeek ik uw' bijftand af!.... uw hulp en uw vermogen Zijn nodig om mij thans te redden uit den druk 1 De Marquis. Wat deerd ü dan ? van  ö2 DOR M O N T e n JULI A, van Estamville. Helaas! een treffendst ongeluk! 'k Koom op het nedrigstU om hulp ui bijmand fmeeken! Ach ! help mij bij den Vorst een woord ten goede fpreekeu Voor een' rampfpoedig Man! die, flegts uit hoogen nood, Misdreeven heeft, en reeds verwce-zen is ter dood! De Marquis. Wie meentge? Dormont? van Estamville. Ach! hij laat zich Dormont noemen i Maar 'k zal in dit geval niets voor uw oog verbloemen: 'Hij is mijn eigen Zoon! D e Marquis. Uw Zoon? kan *tmoogüjk zijn! Hij iemand afgezet ? Mijnheer dit heeft geen fch'jn, van Estamville." Hij heeft mij afgezet! helaas! ik ben zijn Vader, En zelve de oorzaak van zijn ongeluk te gader;... Ik zal daarna Mijnheer U alles melden; maar Thans is de tijd te kort, mijn Zoon in doodsgevaar; <ó Geef verligtnis aan dit fel gefoltert harte, (te! Dat thans beftreeden wordt door wroeging, angst en faiar[Hij Jc Lijnt in diepe gepeinzen, en men befpeurt, geeuwende zijn voorgaand gefprek, in hem eene inwendige wroeging.'] De Marquis, (vat hein bij de band.) Wanneer ik vind dat hj verfchoonbaar is Mijnheer, En 't dus niet ftrijdig is met mijnen pligt en eer', Zal ik den Koning zelf voor hem genade vraagen. Maar zoo hij fchuldig is, moet h j de llraf ook draagen. Ga, breng deez' maar' uw' Zoon in zijn gevangenis. van Estamville. Doe toch voor hem Mijnheer zoo veel U moogüjk is! V IJ F-  TOONEELSPEL. 63 VIJFDE TOONEEL. ZDe Marquis, alleen. ijn rceden gaan gewis al mijn verftand te boven; 't Is me onbegrijplijk ; ja, ik kan het niet gelooveii; 't Is al te vreemd ,hij fchijnt van zijn verftand berooid; Zijn Zoon hem afgezet!...koe koomt hem dit in't hoofd!... Dan voor ik 't vonnis van den Raad nog onderteken, Zal 't beste zijn dat ik den Prefident ga fpreeken. [Hij belt en een Bediende koomt.] Mijn Secretaris. , . [De Bediende -vertrekt,J ZESDE TOONEEL. De Marquis, Dorval. De Marquis, zicb bedenkende: i^org dat zekre Clerinval, Die Dormont heeft verklaagt, en ik in dit geval Noodzaaklijk fpreeken moet, hier koome. Dorval. Ach! zoo 't kan weezeu, Verfchoon dien Dormont toch! De M arquis. Waar hebtge voor te vreezen! Zorg, dat hij binnen 't uur ook werde hier gebragt. Dorval. Zeer wel... Ach dat zijn lot door U toch wierd verzagt! De Marquis. Ik ga om hem, dat U dus blijk' mijn gunstbctooning, Thans naar den Prefident, en ligt ook naar den Koning. Z E-  «4 DORMONT en JULIA, ZEVENDE TOONEEL. ZDor val , alleen. ou hij voor hein pardon gaan vraagen?...Ach,hij fcheen Bewoogen met zijn lot, getroffen door mijn'reên!.... Dan zijn geftrengheid in 't vervullen zijner pligten, Zijn zugt, om alles naar den eisch der Wet te richten, Zijne onverzetlijkheid in deezen mij bekend, Als ik dit overweeg; dit alles doet me, omtrent Dien ongelukkigen, op nieuws het ergfte vreczen ! Helaas! zijne onfchuld was op zijn gelaat te leezen!.... Moet dan de Wet, die flegts het heil der Maatfchappij, En haare veiligheid bevordren moet, moet zij Ook tevens dienen om d'onnozlen te onderdrukken, En blindl j)gs, op haar' eisch, voor 't wreede lot doen bukken!.... Was in een ander Rijk, daar men den eisch der Wet Vaak, naar de omftandigheid van zaaken, paaien zet, Door hem 't misdrijf gepleegt; gewis hij vondt verfchooning! Maar evenwel Mijnheer is voor hem naar den Koning!... Koom, hoopen wij het bestl bezorgen wij vooral Dat, op Mijns Heers bevel, die zekre Clerinval En de ongelukkige Gevangen hier verfchijnen !.... 6 Hemel! hoor mijn beê! doe toch mijn' angst verdwijnen! Befluur mijns Meesters hart! zoo wordt door uwemagt, Gewis het bitter lot diens droeven Mans verzagt 6 Mogt dit waatheid zijn! mogt toch mijn wensch gelukken! (rukken! Wat vreugd, zijn' Medemensen aan nood en dood te ont- Einde van bet derde Bedrijf. VIER-  f O O N E E L S P E L. 6j VIERDE B E D R IJ F. EERSTE TOONEEL. Dorval, Cl ara. [Zij koomen ieder door eene bijzondere deur op 'f L 'J Tooneel.] WClara. aar is Mijnheer? Dorval. Hoe zoo ? Clar a. Hoe 200? helaas! Mevrouw Vergaat bijna van fmarte en onbefchrijfbren rouw ; Haar geest,op nieuws vervult met bittre klagteop klagte Om 't derven van haar kind... • Dorval. Dat men haar leed verzagte; Men troost' haar Clara; ach, haar lot is waarlijk hard! Clar a. Dat 's mij te wel bewust, 'k deel in dezelfde fmart. Zij liet zich vaak Mijnheer door V 't best overtuigen, Dat men voor 's hemels will', hoe zwaar 't ook vair, moet buigen. 'kVerwagthaardaadlijk hier; vertroost haar toch Mijnheer.' Dorval. 6 Ja, maar 'k heb vooraf nog iets te doen; ik keer Op 't oogenblik terug. Ê TWEE-  €6 DORMONT en JULIA, TWEEDE TOONEEL. De Marquizin, Clara. De Marqüizin. Hoe groot zijn mijne rampen! Mijn Clara! hemel, met wat leed heb ik te kampen! Clara. Mevrouw zult gij dan nooit eens einden uw geween ? Kan 't mooglijk zijn! het is nu reeds zoo lang geleên Datge uwe Dochter derft;kon dan een reeks van jaaren Uw al te droeve ziel in 't einde niet bedaaren? De Marquizin. Bedaaren? neen, 6 neen! mijn waarde Clara! ach! Vergeefsch is all'uw'troost!hoe wordt van dag tot dag Dit moederlijke hart met ijslijke angst beftreeden ! Clara. Verwin U toch Mevrouw! laat eens't gebruik der reeden Uw' neêrgeflagen geest, uw neêrgebooge ziel Opbeuren!... De Marquizin. Bitter lot dat mij te beurte viel!.... Zwijg mij van troost, hij doet flegts mijnen ramp vermeêren! (ren!.... 'k Moet tevens met mijn kind ook allen troost ontbeeMijn waarde Julia! mijn lief, mijn dierbaar kind ! Weleer van mij zoo teer, zoo vuuriglijk bemind! Mijn éénig huwlijkspand ! wat heb ik moeten lijden ! Zelfs wen mij, nu en dan,uw bijzijn mogt verblijden, Wanneer ik vaak voorheen U op 't kasteel bezogt, Hoe duur heb ik die vreugde alsdan, helaas, gekogt! Ja wen uw eedle deugd mijn ziel hielt opgetoogen Moest ik, ondanks 't gevoel, ondanks het fterk vermogen Van 't kinderlievend hart, in U, mijn eigen bloed Ver-  TOONEELSPEL. 67 Verzaaken! hemel! ach! wat ramp, wat teegenfpoed, Wat deerlijk lot heeft mij mijn huwlijksdag befchooren!.... Clara. In 's hemels naam Mevrouw, wil toch naar rceden hooren! Koom, hoopen wij het best! wat baat U al 't gezugt? Kan zij, zoo wel als ik den brand niet zij'i ontvlugt? Want tchoouwe in al d;en tijd, tot n leei dring uwer fmarte; Niets van haar hoorden, heb ik nochtans in mijn harte Altoos een zekre hoop gevoed op haar behoud. De M ar quiz in. Helaas! uw hoop is op een' losfen grond gebouwd!... Cla ra. Daar 's Dorval reeds. DERDE TOONEEL. De Marquizin, Clara, Dorval. Dorval, zicb buigende: M evrouw! begeeftge U weêr tot treuren. De Marquizin. Ik ben wanhoopend! ach! ik voel mij 't harte fcheuren! Dorval. Koom, troost U ! De Marquizin. Neen Mijnheer! 't is uit met allen troost! Dorval. Wat baat het U Mevrouw dat gij ftaag zugten loost? Bepaal uw fmart en hoor naar de infpraak van de reeden j Wat fterfling blijft bevrijd van 's waêrelds teegenheden! Ach niemand! neen Mevrouw! daar de ondervinding toont Dat op de onzalige aard' geen waar genoegen woont.... 5k Beken, gij deelt niet flaauw in 's waêrelds ongelukken; Maar zaagtge eens, welk een last vaak andre Menfchen drukken, _ E a Ge  68 DORMONT en JULIA, Ge erkende ook dat hun leed uw' ramp te boven (treeft: 'k Zwijg van de mooglijkheid dat nog uw Dochter leeft... Hoe 't zij, laat wanhoop nooit uw zelv' ten beul verftrekken ; Neen, tragt veeleer de hoop in U weer optewekken. D e M a r qu i z i n. Wat ramp gelijkt de mijne ó Dorval? Dorval. Ach Mevrouw! Nog is mijn ziel vervult met oubefchrijfbren rouw, Om 't deerlijk voorwerp,'t welk,door droefheid néér* geboogen, Door ijslijke angst beklemd, van hulp en hooponttoogen, Zich aan mijn oog vertoonde,en mij nog zugten doet... Helaas! wat zaainenlocp van bittrcn teegenfpoed! De Marquizin. Waar fpreekt gij van Mijnheer? Dorval. Ik fpreek van een' gevangen, Van een' rampfpoedigen;... voldoe aan mijn verlangen, Vergeet een wijle uw leed, ik fmeek het U Mevrouw ! Verligt, door uwe hulp, dien hooggeklommen rouw! Help,help mij uw'Gemaal voor hem genade fmeeken! Ach, was U eens als mij, zijn droevig lot gebleeken! 't Gezigt van zoo veel leed ,van zoo veel teegenfpoed, Eefiormde op 't allerfterkst uw zagt en'teêr gemoed! Ja, 't enkele gehoor van zulke bange klagten, Deedt U uw eigen fmart vergeeten of verzagten. De Marquizin. Verhaal mij dan.... Dorval. Hij heeft, doch flegts uit hoogen nood, Misdaan, en is alreê verweezen tot den dood.... Een Bediende. Daar 's een gevangen. De  TOONEELSPEL. 69 De M arqüizin. Hoe! • ... Dorval. Hij is 't van wien wij fpreeken. Het is op mijn verzoek, op mijn aanhoudend fmeeken, Dat uw Gemaal hem zelv' begeert te hooren; ja, Ik fineek ook U Mevrouw , betoon hem uw genafil De Marquizin, (tegen den bedienden:) Men breng' hem hier. ' . ,. , . 7» t ö [De bediende vertrekt.} Kan 't zijn, hij is dan reeds verweezen! Dorval. («n» Ta tot mijn fmart; dit doetme op'thoogfte voor hem vreeGeloof mijn woord van eer','kve. zeker tU Mevrouw, Hii 'smeêr bekiaagenswaard dan fttafbaar; ach! hoe zou Ik mij verblijden, wen genade en gunstbetoomng De Marquizin. Waar 's mijn Gemaal ? Dorval. Mevrouw, die 's voor hem naar den Koning. VIERDE TOONEEL. De Marquizin, Clara, Dorval, van Estamville, Dormont, aan de banden geboeit, Julia, De Schout, Gerechtsdienaars, Bediende. [Dormont wordt door de Dienaars ingeleid,voordjgegaan door den Schout, en gevolgt door de overigen.] Dorval, (Testen den Bedienden; wijzende op den Schout en de Dienaars.) Breng hen in 't voorvertrek tot nader last. E 3 \.U9  ?o DORMONT en JULIA, (De Bediende gaat met ben beenen , en Clara befcbouwt Julia opmerkend.) van Estamville. Mevrouw, Ontferm U over ons: verligt kan 't zijn mijn' rouw! Gun een' rampzalig' Man, ten toppunt van ellende Dat hij in zijnen nood zich nedrig tot U wende ! ' Helaas! dit is mijn Zoon dien gij daar voor U ziet; Hij is verweezen, ach! onlijdelijk verdriet!... Hij is verweezen, en zal ligt nog heden fterven!... 6! Laat hij uwe hulp en voorfpraak toch verwerven! Juli a. Mijn Dormont!.... Dormont. Julia!.... Clara, ter zijde : Hij noemt haar Julia! Dit ftcrktmijn denkbeeld!... .ach ,zij is het zelf! ..ö ja, k Bedrieg mij niet Julia. Mevrouw ! duld dat ik aan uw' voeten [Zij wil zicb voor de Marquizin neder werpen, doch word door Clara ondervangen.'] Clara. Mijn Julia! ö vreugd! mag ik U weêr ontmoeten !.... Julia, (in de armen van Clara.) Wat zie ik! hemel!... . ach mijn Clara !... Clara. Welk een vreugd! JüLIA. Gij leeft mijn voedfter!.... Clara. ó, Wat is mijn ziel verheugd!,... De Marquizin. Haar voedfter!.. Clara! fpreek;.. 5t gaat mijn begrip te booven!».« Cla.  TOONEELSPEL. n Clara. Zij is 't, ö ja! zij is 't! gij kunt uw oog gelooven. De Marquizin, met opene armen: Mijn dierbre Dochter! Julia, terugtredende: Hoe!... De Marquizin. Omhels mij! Julia , baar in de armen vallende: J . Ach Mevrouw! Het is te veel!. ..ik fterf bijna van vreugde en rouw ! [Eene kleene wijle zwijgens.] Zijteij mijnMoeder? gij ? zoudt gij mijn Moeder weezen ? De Marquizin. 6 Ja mijn kind ! ik ben 't; gij hoeft hier niets te yreezen. Gij zijt mijn Dochter, gij mijn eenig dierbaar kind; Wat heil geniet mijn ziel dat ik U weder vind ! 6 Laat mij U toch vast aan mijnen boezem drukken!.... Maar hoe !... poogt gij U mijne omhelzing reeds te ontrukken ?.... , ó Hemel! welk een lot hebt gij voor mij bereid !,-.., Kuurge ongevoelig zijn voor al mijn tederheid ? Julia. Gij zoudt mijn Moeder zijn? en ik zou dit gelooven? Neen, neen Mevrouw ! dit ging mijn denkbeeld ver te booven. „ , En zoo 'k uw Dochter ben, hoe waard gij dan zoo wreed Dat gij mij overliet aan 't ijslijkst harteleed ? Dat gij mij dus vergat ? mij dus liet ommezwerven ? Mij de armoed gaaft ten proeïe,en al uw hulp deedt derven? Ach! ik was reeds vergaan door vuur of hongersnood» Hadt mij mijn Echtgenoot niet tweemaal van den dood, Ten koste van zijn rust, ja van zijn eigen leeven Gered!... Mijn Dormont!.. ach!.. waar word ik hecnge- dreeven Op 't enkel denkbeeld van uw nadrend ongeluk?.... ^ XjU3ï  72 DORMONT en JULIA, Laat af Mevrouw.... van Estamville. Mijn kind '.... De M arquiz in. Helaas! 'k voel all'uw' druk! Tot welk een flrnf 7.ournij uw'reeden thans verftrekkeh. Wat wroeging -/.ouden zij niet in mijn ziel verwekken, Ind.en ik fchuld'g ware aan 't geen ge mij verwijt! Dorval, tegen Julia: Mevrouw ! indien ons thans omftandighejd en tijd "Zoo günftig was om U te kunnen openbaaren... Doch men val naderhand dit alles U verklaaren. Koom zorgen wij vooraf voor uw Gemaal. (Tegen de Marquizin.) Mevrouw Wat zijige niet verpligt voor al zijn zorrr. en trouw ! J V L i a , tegen de Marquizin: t) Kuurde mijn Gemaal behouden in bet leeven, Dan Wil ik alles ook vergecten en vergeeven! De Marquizin, (bitter weei ende:) Ik zal... omhels mij don!— verzaa . mij niet mijn kind ! Julia, (baar vuuriglijk omhelzende:) Mijn Moeder!.. ■ . De Marquizin. Julia!... Dorval. Koomt, datge uw drift verwint! 't Is tijd.... Julia. Mijn Dormont!.... 6 mijn Moeder!.. 6mijn Vader!... [Tegen Dormont:'] G'j zwijgt?... D o r m o n t. 'k Ben als verflomd van vreugde en fmart te gader!..... 1) e M a r qu i z i n. M.ijri Zoon!mijh WaardeZooni'die naam mij dubbel waard, Wat  TOONEELSPEL. 73 Wat waare blijk heb ik van uwen eedlen aart! Ik z'e door uwe hand mijn kind me als weergegeeven; Gii eii behielt haar zelfs ten koste van uw leeven! J' b Dormont. Kon ik voor zulk een' Gaê wel minder doen Mevrouwt De Marquizin. De hemel geev' deez' dag een einde aan onzen rouw! Koomt,treedt in mijn vertrek ; laat ons aldaar te zaamen Het veiligst middel tot uw redding toch beraamen, Verhaalt mij alles. Koomt mijn Kinders! dat mijn hart Toch op 't gevoeligst deele in all' uw zorge en fmart ! [Zij vertrekken allen, buiten Dorval.] VIJFDE TOONEEL. HDorval , alleen. euglijke ommezwaai, hoe (treek gij mijn'gedagtenl Thans kan ik zekerlijk een heilrijke uitkomst wagten! Ja Dormont! 'k zie airede een eind aan uw verdriet!.... Wat vreugd , wanneer Mijnheer zijn Kind in 't leeven ziet! H'j zal gewis voor hem vergiffenis verwerven! (ven Of zou hij d'Echtgenoot zijns Dochters wreed doen (terOm dat hij 't keven van zijne Ega redde ? ö neen! ZESDE TOONEEL. Dorval, De Marquis, vol gedagten, Bedienden, (die echter terjlond vertrekken ) Dorval, (hem driftig te gemoed gaande;) IVÏijnheer!... De Marquis. Zwijg Dorval; laat me een oogenblik alken. E S ZE'  74 DORMONT en JULIA, ZEVENDE TOONEEL. WDe Marquis, alleen. at onbepaalde gunst geniet ik van den Koning! Hij ftelde in mijne hand en ftraf en gunstbetooning 'k Vind mij hierin bezwaart.... wat doe ik best ?... hoe zal ik mij gedraagen in dit zonderling geval ?.... Mijn Secretaris heeft mij zeker niet bedrogen.... ("gen ! De gantfche Raad fcheen met dien Dormont zelfs bewo* Ook bleekme uit het verhoor dat hij wel waardig is Dat men hem pardonneere in deez' gefteltenis. Hij heeft nochtans de Wet, hoe 't zijn mag, overtreeden!... Wat Rechter is in ftaat, in zulke omftandigheden , Het innerlijk beftaan van iemand doortezien?.... De Wetten richten zich naar 't uiterlijke;... indien 't Nu waarlijk zeker is dat hij haar heeft beledigt, Zoo worden zij door niets dan door de ftraf bevredigt.... Maar't bleekme aan d'andren kant ook tevens zonneklaar Dat d'allerhoogften nood hem Hortte in dit gevaar,... Mijn Secretaris, en de Raad, ja zelfs de Koning, Elk is met hem begaan; elk fprak mij van verfchooning!.... Ach hadt de Koning hem toch zelf gepardonneert! Maar neen:., Ik nel 't aan U. (dus fprak hij) ik begeer 't „ Dat gij hem ftraffen doet ofgantschlijk vrij moet fpreeken „ Naar gij zulks billijk vindt: dit ftrekke U zelfs ten teken „Van 't groot vertrouwen't welk ik flel in uw'pcrzoon". Hoe richt ik naar den eisch een zaak zoo ongewoon ?... Zal 'k aan de _ Wet voldoen? of vordert thans de reeden Dat ik 't misdrijf befchouw in zijne omftandigheden ?.... De Wet vei Oordeelt hem ! .... volg ik haar blindling naar?.... Dat toch omzigtigheid voor onrecht mij bewaar'!... 6 Wigtig onderfcheid te fterven of te leeven !... En 't Haat alleen aan mij; ik moet hier 't vonnis geeven. ó W rcede twijfeling !.... ö veclbeflisfend uur! Wat  TOONEEL SPEL. 75 Wat (laat, geliefde Vorst, uw gunst mij heden duur!.... Hoe ook mijne uitfpraak zij, hoe groot ook het vertrouwen Datge in mij (tellen durft,'t kan nochtans U berouwen. Een Vorst is ook een Mensch, en dus zoo min als wij Van onftandvastigheid en meêr gebreken vrij. Van vleiers (laag omringt, kan 't ligt aan hen gelukken, Mij op het onvoorzienst zijn gunst geheel te ontrukken ; Dit 's dikwerf toch het loon voor welbelluurde daên Doch dit belet mij niet om verder op de baan (ven; Die 'k me eens heb voorgeftclt manmoedig voordteftree- En wat de waêteld zegge ofdenke is mij om'teven Welaan dan, volgen wij thans de infpraak van ons hart; Verligten wij in 't eind zijn hooggeklommen fmart. [Hij belt en een Bediende koomt,] Mijn Secretaris. [De Bediende gaat.] AGTSTE TOONEEL. De Marquis, en kort daar ««Dorvai. De Marquis. H ebtge Dormont al vernomen ? En is op mijn bevel reeds Clerinval gekoomen? Dorval. ]a Dormont is 'er reeds, zelfs met zijne Echtgenoot En Vader: maar offchoon ik Clerinval ontbood Is hij als nog niet hier. De Marquis. Mij 's reeds zoo veel gebleeken Dat ik 't onnodig acht om Clerinval te fpreeken. Breng Dormont hier. Dorval. Mijnheer, gij zult verwondert ftaan Wen ik U melde al 't geen hier thans is omgegaan. Die  76 DORMONT en JULIA, Die Dormont De M a rqui g. k Heb voor hem mij van mijn pligt gekweeten En nam reeds mijn befluit. 'k Wil thans niets meerder weeGa , haal hem daadlijk hier. (ten. Dorval, (ter zijde in 't heengaan.) 'k Moet zwijgen; maar Mijnheer, G'j zult verwondert liaan, of ik bedrieg mij zeer. NEGENDE TOONEEL. HDe Marquis, alleen. oe zal ik mij nu best in dit geval gedraagen ? Is 't niet mijn pligt om hem alvoorens te ondervraagen, Of meld ik hem terftond mijn vastgefteld befluit?... Neen, hooren we eerst in 't kort hoedanig hij zich uit, Eelluur gij zelf mijn tong 6 hemel! TIENDE TOONEEL. De Marquis, Dorval, Dormont. [De deur. waardoor Dorval en Dormont op '{ Tooneel komen , blijft met een fcbreef open; en even agter dezelve Jlaat de Marquizin, om naar 't gefprek van den Marquis en Dormont te luisteren) agter haar ftaan van Estamville, Julia en Clara.] De Marquis, (hij gaat zitten ) T . X ree vrij nader. Spreek Dormont: Is Mijnheer van Estamville uw V ader ? Dormont. 6 Ja Mijnheer! De Ma rquis. En is dan waarlijk, indedaad, Uw  TOONEELSP.EL. 77 Uw gantfche leevensloop, gelijk gijzeaan den Raad Omftandig hebt verhaald ? Dormont. 6 Ja Mijnheer! De Marquis, (ter zijde.) Kan 't weezen! Het edel hart is klaar op zijn gelaat te leezen. (Tegen Dormont:) 't Is nochtans U bekent dat gij ftraf waardig zijt? ># En hoe 't ook weezen moog' gij z:jt uw leeven kwijt Zoo dra ik 't vonnis van den Raad flegts onderteken ! Maar,...hebtge ook iets tot uweontfchuldiging te fpreeken ? D o r m ont. Niets of zeer veel Mijnheer! zoo als men 'tneemen wil; Als flegts de Wet hier fpreekt, dan zwijg ik liever ftil; Doch naar de billijkheid, de rr.enschlijkheid en recdcn, Heb ik, dit tuigt mijn hart, niet ftrafbaar overtreeden. Of kon'ik mijne Gade in d'allerwreedften nood Begeeven ? moest ik haar niet redden van den dood Zoo lang 't mij moogüjk was ? De Marquis, (terzijde:) Gewis deez' pligtbetooning, Deez' zuivre Huwlijks-fefde e:scht billijk hier belooning. (Tegen Dormont:) Ik weet genoeg mijn vrind; uw lot is waarlijk hard; Ik ben,'k ontveins 't U niet,getrotfen door uw Imart, ('Tegen Dorval:) Geef mij het vonnis. \_Dorval baalt het vonnis uit zijn' zak en geeft bet, eenigzins befebroomt aan den Marquis,] E L F-  78 DORMONT en JULIA, ELF.DE TOONEEL. De Marquis, Dorval, Dormont, De Marquizin, Julia, van Estamville, Clara. [De Marquis beziet bet vonnis, enfcbiint zich te bedenken; op 't oogenblik dat bij zijn beftuit genomen beeft, en zicb, met een vergenoegt gelaat, tot Dormont wendt, koomt de Marquizin fpoedis, op 't tooseel, hebbende Julia aan de hand, en wordende door Clara en van Estamville gevolgt.] De Marquis. Tj ± Xoe '. koomt gij mij dus verftooren ? De Marquizin. Alvoorens ge iets befluit moetge eerst mijn' reeden hooren • Gij zijt, zoo wel als ik, op 't duurde aan hem verpligt Sla, voor één oogenblik, op haar eens uw gezigt'."" De Marquis, (ter zijde.-) Watfchoonheid'. „Nu Mevrouwük bid verklaarU nader „ D e M a r qu i z i n , (tegen Julia;) Welaan.... Mijn kind zie hier,in mijn' Gemaal,uw' Vader! De Mapquis. M jn Dochter ?... hemel!.. hoe!... Clara. Ja, 't is uw eigen kind. De Marquis. Mijn Julia! kan 't zijn, dat ik U weder vind'' Gij leeft mijn Dochter.'... Julia, {zij valt in zijne armen.) Ach mijn Vader!.... De Marquis. Kan het weezen! Om-  TOONEELSPEL. 79 Omhels, omhels mij! 'k voel mijn vreugd ten top gereezen! Wat heilrijk oogenblik !.. .mijn éénig huwlijkspand Gij leeft! ik heb U weêr;... Maar door wat waarde hand Wordt gij op 't onverwagtfte aan mij thans weêrgegeeven? Julia. Zie hier in mijn' Gemaal, den redder van mijn leeven!.... [Zij omhelst Dormont.'] De Marquis. (vrouw! 6 Hemel!... hoe mijn kind!wat zegt gij ?.... Ach MeHoe wordt mijn ziel beftormt door blijdfchap,fchrik en rouw! ft Wreede ontdekking, die mij ftort in duizend zorgen! Waarom bleeftge op dit uur niet voor mijn oog verborvan Estamville. (gen?.... Hoelacht gij dan mijn' Zoon uw Kind onwaard Mijnheer? De Marquis. 6 Neen,'k werd nooit verblind door zugttotijdeleeer'I Als gij dit van mij denkt, hebtge U gewis bedrogen. Nooit hadt op mijne ziel die laage drift vermogen. Was deez' verbindtenis nog onbekent aan mij , Zoo was uw Zoon Mijnheer reeds van zijn boeïen vrij: Ja 'k ftond reeds op het punt om hem pardon te geeven. Julia. Mijn Vader! zultge dan mijn' Echtgenoot doen fneeven!... van Estamville. Den redder van uw Kind !.... De Marquis. Mijn Zoon! mijn dierbre Zoon! Ach dat ik U omhelze, en U mijn pligt betoon'!.... Welk eene erkentenis, welk eene gunstbetooning Een ik ü fchuldig!.. ach!... Dormont. 't Is mij genoeg belooning Dat ik mijn dierbre Gaê gered heb van den dood. De Marquis. Maar wie mijn Zoon, wie redt U thans uit uwen nood ? ... Hoe  80 DORMONT kn JULIA, Hoe zeer is mijne ziel met uwen ramp bewoogen!..., Dorval, ( Ter zijde:) Heb ik me in mijne hoop zoo deerlijk dan bedroogcn !..., Julia, fmeekendei Ach Vader!.... De Ma r quiz i n. Mijn Gemaal!.... van Estamville. Wat wederhoud U nog ? Redmc uit mijn twijfeling; Mijnheer verklaar U toch! De M a k qu i s. 6 Pligt! 6 wreede pligt!. .hoe zeer voel ik mijn harte Bewoogen om zijn lot!getroffen door zijn fmarte!.... Ik heb geen moeite ontzien om hem in deezen ftaat Te ontheffen van de ftraf, waartoe h;j door den Riad Verweezen is Mijnheer! Ik heb zelfs bij den Koning Op't allerfterkst voorhem gefmeekt om gunstbetooning; Ja,'k toonde zelfs den Vorst naar waarheid zonneklaar, Dat geen onëedle drift hem ftortte in dit gevaar, Maar h;j uit hoogen nood de Wet hadt overtreeden.... 't Gelukte me ook in't eind den Koning te overreeden Dan dit, dit baart mij thans 't ondraagelijkst verdriet, Dat hij pardon of ftraf flegts aan mij overliet 1.... van Estamville. 't Staat dus in uwe magt! en kuntge U nog beraaden ? De Marquis. Ik richtte fteeds naar pligt en billijkheid mijn' daaden. 'k Herhaal 't nog eens Mijnheer,uwZoon was waarlijk vrij, Was deez' verbindtenis nog onbekent aan mij, Maar juist in 't oogenblik toen ik hem vrij wou fpreeken, (Tegen de Marquizin:) Koomt uw voorbarigheid dit edel opzet breeken. De Marquizin. 6 Hemel!... van Estamville. Hoe Mijnheer!....  TOONEELSPEL.Bi Julia. Onlijdelijk verdriet!...'.. van Estamville. Zijtge ook door vreugd vervoerd ?'k beg.ijp di™r^k »t Schijnt mij een wouderfpreuk:Gij hadthem reeds ver-' Waar deel' verbindtenis voor U bedekt gebleeven! Daar deeze ontdekking U op 't hoogst daartoe verbindt. Bedenk hij 's ook uw Zoon en redder van uw kind! ' J De Marquis. 7wiind, Dus ongevoelig zijn voor lïe deen Miin Vader! dat natuur in 't binnenst van TJ lpreelte. Da zij de kinderliefde in uwen boezem kweeke...... Of, zooge doof zijt voor mijn zugteu en geween, Da voor het minlte een lot ons beiden dan vereen!.... HÏ eerf n5j mijn' Gemaal, die mij U heeft hergeeven! N'en,dat éénzelfde hand, die op z,,n leeven woed , Me ook nevens mijn' Gemaal het daglicht derven doet!... Mjn Dormont!...neen ..laataf!...zouikgerustU derven? Zou 'k onverfchillig U zien voor mijne oogen fterven ?... Neen neenL.vaar voord Mijnheer'.gu zi]t m.jnVade met' Voleind voltooi mijn' ramp! verdubbel mijn verdriet! .... »k Heb jaaren agterèen, in diepen rouw gezeeten . De hemel weet het, niet dan traanenbrood gegccieu! En daar ik in het eind mijn' Vader weder vind Vind ik een' Vader, die, voorreede en pligt verblind;, Van Menschlijkheid ontbloot, op reede en pligt durhiroeTer wijrnfd'Echtgenoot zijns Dochters wreed gaat doe4 Vtad inJeen' Vader zelfs, in plaats van troost en heul, In al mijn' teegenfpoed, voor mijn' Gemaal een beul..... Koom,doem ons beiden vrij,wijz,jn tot fterven vaardtg!.... De Marqüis. Hou op, hou op mijn kind! verfcheur dit harte met Het voelt niet min als gij 't ondraaglijkst zielsverdriet! van Estamville. Zal dan de boosheid fteeds op de aarde triömfeeren En vaak de onnozelheid dus fchandlijk overheeren?.... Gevloekte Clerinval! uw oogmerk is gelukt! Daar thans mijn dierbre Zoon , door uwe list gedrukt fa "  84 DORMONT en JULIA, De wrange vrngten fmaakt die gij hem hebt befchooren!..... De Marqui z i n. Kan 't mooglijk zijn Mijnheer! zult gij na niemand hooren ? Delaas! is dit dan 't loon voor zoo veel deugd en trouw?... Mijn Kinders! in wat ftaat is :t dat ik U aanfchouw!..'. D o r v a l. Mijnheer!.... De Marquis. Neen Dorval!'k zal nooit in mijn'pligt bezwijken ' De Marquizin. Gij geeft ons van uw' pligt thans averechtfche blijken. [Hij wil bet vonnis tekenen ] Laar afmijn Echtgenoot! zie mij aan uwe kniêu!.... [Hij tekent bet vonnis en zij ftaat oö.] Helaas!.. het is gedaan !.. ö hemel!.. kan 't gefchiên! Ontmenschte daad !.. ö ramp ! De Marqui s. Wat heeft mijn ziel te lijden I.... Mevrouw! ik deed mijn' pligt, ik kon hem niet bevrijden!... Mijn 'Zoon! mijn waarde zoon ! veracht een' Vader niét Die op 't gevoeligst deelt in al uw zielsverdriet! Maar die, als Rechter nooit in zijnen pligt bezweeken U . ondanks al zijn liefde, onmooglijk vrij kon fpreeken!...' Mijn dierbre Dochter!... Julia. Hoe! De Ma rqui s. Mijn Dochter!... Julia. Wreed beftaan!.... De Marquis. Mijn Dochter! hoortgeniet!... Julia. , . ., Ach! 't is met mij gedaan! Jiaast, haast zie ik net einde aan all' mijne ongelukken !.... De Makquis. Mijn Dochter! Ju.  TOONEELSPEL. 85 Juli a. Waag het niet mij uit zijn' arm te rukken! Dormont. Mijn dierbere Echtgenoot!... Julia. Onlijdelijk verdriet! [ Tegen den Marquis,'] Waar wagtge na ? ftoot toe, verfehoon uw Dochter niet! 'k Begeer geen oogenblik mijn' Dormont te overleeven!... De Marquizin. Waar berg ik mij van fmart1.... van Estamville. Waar word ik heêngedreeven!.... Een Bediende, koomt fpoedig en zegt: Daar is een brief Mijnheer! [Dorval neemt den brief aan, de Bediende vertrekt, de Marquis weigert hem van Dorval aanteneemen, geevende hem door tekenen te verftaan, dat bij hem leezen moet.] De M a rqu 1 s, bij zich zelve: 6 Pligt! gij zijt de bron Dorval, (Den brief voor zich geleezen hebbende:) Zie ik te regt?...6 ja!.... Tegen Dormont: M'j nheer, gij hebt pardon!.... De Marquis. Wat zcgtge Dorval ? fpreek: doe mij niet langer vreezen! Dorval. Zie hier des Konings brief;ik bid U wil hem leezen,.... 6 Vreugd! ..ó blijde Hond!... watonverwagtgeluk! De Marqu 1 s, leest: [Ik heb deezen morgen de uitfpraak over het leeven van Dormont aan U gelaaten ; doch dewijl vervolgens verfcheiden Raadsheeren , waar voor hij verhoort is, mij, zijnde met zijn ongeval begaan, ootmoedig om pardon voor hem gefmeekt hebben, en mij des geneegen vindende, vreesde ik, du uwe geF 3 woo-  89 DORMONT en JULIA, woone en prijzenswaardige geürengheid in 't handhaaveu fhijnèr Wetten,uwe Menfchenliefde in dit geval zoude konnen overtreffen; hierom is het dat ik U door deezen uitdrukkelijk beveele,hem Dormont ten eenemaal te pardonneeren ; vernietigende hierdoor het vonnis van den Rrad, en zelfs de bekragtiging van dien, als zulks bereids door uwe ondertekening mózte eefchied zijn ] 0 (De Koning.) JJe makq.OIS, Dormont ontbotunie: Mijn Kinders! dat ik U aan mijnen boezem dntkk'! Niets, niets zet aan de vreugd die ik geniet thans paaien!.... Julia. Mag ik ,na zoo veel leeds,eens veilig adem haaien!.... Mijn Vaders! ..MoedcrLach mijn Dormont! kan het zijn! ben ik geheel verlost van alle ellende en pijn ! Is 't waarheid 't geen ik hoor! ...kan,kanik het gelooven!... Mijn Dormont! ..mijn Gemaal'gij al't gevaar te boven! .. Mijn hart bezwijkt van vreugd! Dormont. Beminde Zielsvrindin! De Marquizin. Mijn Kinders! ziet hier 't loon voor uwe oprechte min! Mijn Zoon!... mijn Dochter!.... Dorval, Ziet Clerinval, treedt na hem toe en zegt: Hoe ! wat hebt gij hier van nooden ? Clerinval, verward. Ik!. .ik ben Clerinval; men heeft mij hier ontbooden. [Dorval t.eedi naar den Marquis en /preekt zagt met hem.'] Clerinval, ter zijde: Mijn aanflag is mislukt; dat ik mij wreeke; 6 fpijt! 'k Ben toch,nu ik haar derf de lost mijns leevens kwijt! .... [Hij poogt Julia verraaderlijk te doorfteeken. Dorval en Dormont vliegen naar hem toe, en ontwringen hem den degen.] Dor»  TOONEELSPEL. 87 Dormont, bem vasthoudende. Ontzinde booswigt!.... Julia, (hem ziende geeft een' naaren kreet.) Ach! .. verberg mij voor zijne oogen!... [De Marquizin en Clara onderfteunen baar; een Bediende koomt op 't gefibreeuw van Juliafcbielijk op 't tooneel, Dorval zegt bem iets in 't oor, waarna hij vertrekt, docb kort daarna met den Scbout en de Dienaars terug koomt.'] De Marquis, Clerinval bij den arm vattende: Gevloekte fchurk ! Clerinval. 6 Spijt! 'k ben in mijn hoop bedrogen! van Estamville. Ontmenschte! hoe, wat durft gij dus ontzind beftaan! Dormont. Is nog de maat niet vol van all' uw' gruweldaên! De Marquis. (ten! Voort!., fleept hem weg!., gij hebt een ftrenge mafte wag- [De Scbout en Dienaars gaan met bem been.] Mijn Kinders ziet hier 't eind van onzer aller kbgten! Koomt,dankt den hemel, die, na zoo veel fmart en druk, Ons eindlijk fmaaken doet het wenfchelijkst geluk!... Dormont. Mijn Julia!. 6 vreugd! 'k voelmealsopnieuws herleeven.'.. Julia. Mijn Dormont!mijnGemaal!'k zieUmij weêrgegeeven!.., Dormont. Mijn Vaders! Moeder! ach mijn dïerbere Echtgenoot! Dat onderlinge liefde ons aller heil vergroot'! Dorval. Dus zien we oprechte deugd, wat rampe-n haar ook treffen, In 't eind, met nieuwen glans.het hoofd weêr opwaards hefE n hoe de hemel, die hier vaak de boosheid ftraft, (fen; Pok hier aanvanglijk reeds den braaven loon verfchaft. Einde van, bei vierde en laatjle Bedrijf.  De Gecommiteerden tot de zaaken van den Schouwburg hebben, volgens Oftroy door de Heeren Staaten van Holland en Westvriesland , den sden November, 1772. aan hun verleend, het recht van deeze Privilegie , alleen voor den tegenwoordigen Druk van DORMONT en JULIA, Tooneelfpel, vergund aan Izaak Duim. In AmjlcUttn, dtn 231 January, 1779.  ö ë SCHOUWBURG o f LOON naar WERK,   D E - SCHOUWBURG, o f LOON naar WERK. NASPEL, voorhet TOONEELSTUK DORMONT en JULIA, 0 F D e BELOONDE HUWLIJKLIEFDE. Te AM STERDAM, Bij I Z A A C de JONGH, Boekvcrkooper M D C C L X X X.  De Boekverkooper erkent geene Exemplaaren voor echt dan die door hem eigenhandig ondertekendt zijn.  VOORBERICHT. ^Jiemand verbeele zich , dat eene perzoneele haat , tegen, of eene verblinde geneigdheid voor eenig Mensch, mij tot het opftellen van dit Stukje vervoert heeft. Nooit gebruikte ik mijne penne, en nimmer wenfche ik tot die laagheid te koomen, om dezelve ter befpotting, of ter kennelijke ten toonftelling van iemands zedelijk Caratler te misbruiken. — Hiertoe geeft mij de kunst geen recht. De liefde tot dezelve echter fpoorde mij aan, getroffen door de opzettelijke flegte uitvoering van den Rol van Dormont, in het openlijk Vertooncn van het Tooneelfpel Dormont en Julia of de Beloonde Huwlijksliefde , deeze * a han-  vi VOORBERICHT. handelwijze niet geheel onbeantwoord te laaten, en even de zelfde zugtgebood mij, bij deeze gelegenheid , de overige Tooneellisten , die het voornoemd Tooneelftuk hebben uitgevoert den welverdienden lof te fchenken. De overtuiging dus, dat mijn oogmerk , met het in't licht geeven van dit fuikje, de billijkheid op zijde heeft, en dat het vveiiigt niet geheel nutteloos zoude kunnen weezen, zijn de voomaamfte redenen, dat het in 't openbaar verfchijnt. Acht den Acteur Pasfl zich echter hier door beledigt, hij wijce zulks aan zich zelve; hij bedenke het hoogtsönbillijke zijner handelwijze , om drie herhaalde maaien, een vrij groot getal van Aan- fchou-  VOORBERICHT. vu fchouweren, en onder dezelven veele aanzienelijke en kundige Perzoonen , als 't waare, in hunne verwagtinge, moedwillig , te loor te ftellen; — het moeielijk, door tijd en vlijt, opgericht gebouw eenes Dichters, als in één uur te poogen omvertewerpen. — den Schouwburg en met denzelven de Godshuizen, hun rechtmaatig voordeel te onttrekken 9—en met en door dit alles zich tegens de goede meninge van zijne wettige Bestuurderem te verzetten! hij bedenke dit, en overweege of dit alks niet volkoomen waare gebeurt, indien de overige Meurs en Aclricts zulk eene onbetamelijke handelwijze hadden bevordert? Hoe zeer zou ik hier kunnen uitwijden ! — dan het bellek eenes Voorberichts gebied mij voor ditmaal niet meer te zeggen. ^' v' ^"  VERTOONERS. SCHOUWBURG. WAARHEID DEUGD. LASTER, R E I van ZANGGODINNEN. Het Tooneel is te Amsterdam» en verbeek een' aan-" genaaiuen Hof.  D E SCHOUWBURG, O F LOON naarWERK. EERSTE TOONEEL. Schouwburg, Laster. Schouwburg. Ondanbre', die mijn' roem, mijn glorie poogt te ontêeren, Die, blind voor 't fchoon der kunst, mijn luister durft braveetenl Ontzinde, die ontvonkt door fpoorloos ijvervuur, In mij de werking wraakt der lagchende natuur! Die 't fchuldeloos vermaak voor uw verduisterde oogeft, Noch zelfs mijn leerzaam nut kunt ftraffeloos gedoogen, Vergeefsch poogt gij te ontvliên, daar ik u achterhaal' Dat thans een elk u kenne in uw' geleenden praal. Vergeefschdurftgeueen braaf een deugdzaamMensch te noemen^ Dat u de waereld kenne en waardig acht' te doemen, Vermeeüe, dat ge in 't eind voor mijn verraoogen zwigt, A 5 WiA  10 De SCHOUWBURG, Wijl ik uw daaden ftel in 't helder middag-licht! Gij, die uw'welluft vindt infchenden, (maaien, liegen, Gij zult niet ongeflraft den iterfling meer bedriegen; Schoon uw geroofde zwier, waardoor ge 't oog verblindt. Der dwaazen hart bekoort, en flaafsch aan u verbindt. Mijn magt zal uw beftaan aan 't leergraag volk ontdekken, En het van 't dwaaze fpoor, van 't pad der ondeugd trekken. laster, (i) 't Schijnt waarlijk of gij zelf voor Zedenmeester fpeelt! Gij, Schouwburg, gij leert deugd! wie hadt zich dat verbeeld! 'k Moet waarlijk lagchen, och, wat koomt gij mij vertellen: Bij klugten klapt men flegts; men geeuwt bij Zedefpellen. Gij kent uw handwerk flegt; gij kent de waereld niet; Koom, laat ons vrienden zijn; dat ik u bïjftand bied'! Woudt gij, door leerzaam nut, door lesfen ons bekooren! 6 Zwijg! die kunnen wij aan andre plaatzen hooren, 't Toneel zij tot gelagch ; fpreek, of een Treurfpel ooit, Hoe treffend het ook fchijn', 't gemeen behaagde? Nooit. In Ipijt uw 's kenners roem; wordt u den moed benoomen, Steeds zal een jonge Heer bij uw zaïre droomen. Een Arlekijn behaagt zoo zeer als zij verveelt. Schouwburg. Geen wonder! want een elk ziet graag zijn evenbeeld. Weg  NASPEL. n Laster. Weg met uw' Deugdenftoet. Weg met uw Zeden - Hukken! Doch wilt gij nuttig zijn, ons ftreelen en verrukken, Vermeer dan uw gevolg met eenen Stommen ftoet, Met woelen en geraas, dat elk behaagen moet. (2) Verban al 't droomig Dicht voor eeuwig uit uw' Tempel! Dat men niets met den naam van nut of deugd beftempel'; Men zoeke bij u vreugd, bekooren is u zaak; Een zot zoekt bij u deugd, een wijze zoekt vermaak. Schouwburg. Nooit zoekt een wijze vreugd dan bij de deugd te ontmoeten. Laster. ö Droeve vreugd, die ge ons met traanen duur laat boeten! Schouwburg. Die traanen, dwaaze! zijn onfchatbaar in waardij. Laster. Te weenen van vermaak? dit is te hoog voor mij! Schouwburg. Dus hebt gij nooit geleert een zuivre vreugd te fmaaken. Las-  I2 De SCHOUWBURG, Laster. Neen, gij hebt nooit geleert ons hartlijk te vermaaken. Schouwburg. Ik duld geen grof vermaak, en ftreel door kunst en vlijt. Laster. Dat's veel te ouderwetsch in deez' verlichten tijd, 't Is niet genoeg dat gij door grootfche Treurtooneelen , Zoo gij ze noemt, ons plaagt, onze aandacht durft verveelen? Maar, dat nog erger is, wordt u, in onzen tijd, Naauw meer één Vorstlijk Stuk, maar Drames toegewijdt: Deez' noemt men Zedelijke en Burgerlijke Stukken, Wat toch voor loon wagtge ooit van al dien brui te plukken? Gaf ooit die droomerij d'Aanfchouwers 't minst geneugt? Al wat men hoort is fmart, en 't hoogste woord is deugd. Ja, 't hoogste woord is deugd j 'k herhaal 't niet zonder reeden, De deugd moet thans bij u de plaats van vreugd bekleeden; Zelfs in een' boef, gedoemt als Slaaf op een Galeij, Vertoont ge ons, als ge waant, der deugden Schilderij. — De deugdzaame Armoi, ja, 't is ook al een gevangen Wie zou aan zulk een deugd niet dra zijn zegel hangen.' En, dat nog erger is , in Dormont, die, ó fchand, De wetten overtrad van volk en vaderland, Die, als een onverlaat, zijns Vaders harte griefde, Die afzet, wijstge ons 't loon van trouwe Huwlijksliefdef De flaap bevangt me reeds, wijl ik van D&rmont fpreek'; Wat  NASPEL- *3 Wat toch is 't gantsche Stuk? wat dan een droeve preek! Wat kostte 't mü een werks, bij de eerste twee Bedrijven, Bij al dat naar gedroom, de flaap van t oog te wrijven, Maar hoe, gij fchijnt verftoort, wijl ik de waarherd meld? Schouwburg. Gij fpreekt de waarheid? gij, daar wangunst u vertelt* Daar niets dan domme list, niets dan geveinsde treken, In uwe ziele woont, en uitblinkt in uw fpreeken. Daar... Laster. Zagti'khebéén bewijs voor de echtheid mijner reên» 't Is waar, één tuigen is, indien gij 't ftreng neemt, geen. Maar Schouwburg! op dien Man, dien ik daarvoor durf noemen, Moogt gij, met alle recht, als uwen Helling roemen. Schouwburg. Als mijnen Helling? Laster. Ja, als uwen braafïlen Zoon; Als 't fteunzel uwer eer, den hoofdzuil van uw' throon, Hem, met wien 't vrije volk, zoo dra het hem moest derven, Ook tevens al zijn vreugd, en gij uw' roem zaagt fterven. Om wien uw grootseh Tooneel, wanneer hij niet verfchijnt.  H De SCHOUWBURG, Ontbloot van alle kragt, en vuur, en leeven, kwijnt. Hem, die verfiert, begaaft met de edelste eigenfchappen, Begroet wordt met gejuich van 't klinkend handen klappen, Wen hij, voor de eerftemaal, f/r gevaar des doods ontrukt,] Zich weder onder 't juk van uw bèveelen bukt, En, onder 't feestgefchal van galmende ('chalmeien Zich langs uw gouden vloer voor't oog des volks ziet leien; En, door u zelv' gekleed in 't zijden praalgewaad, In 't openbaar verfchijnt, als held van uwen ftaat (3) Hem, wien fteeds de eerfteftem door u moest zijn gegeeven Voor wien elk onderdaan van uwen burgt moest beeven ' Die zich gezien, geèert, gedugt, ontzaglijk maakt, ' Volijvrig in uw' dienst, in eedlen gramfchap blaakt Zoo vaak één lid uw 's ftants in 't minst zieh durft verzetten Om met op zijn bevel, gelijk zulks voegt, te letten. Die, zoo 't hem mooglijk was, zou zitten in den raad Uitenkle zugt voor u, als vijfden Mecenaat. Deez' is het die mijn réén, door woorden en bedrijven Kan ftaaven, en voor't oog van ieder durft te ftijven Hoe heeft hij 't ftuk verwenscht, verworpen en veracht» Wat heeft hij niet beftaan, wat niet al uitgedacht, Om u, en ieder een op 't allerklaarst te ontdekken ' Dat nimmer zulk een (pel u kan tot glorie ftrekke'n I En bragt het, onverhoopt, u eenig voordeel aan M Men dank dit „iet aan t ftuk, maar aan zijn grootsch beftaan. Hi] Wist een fpel, ontbloot van geest, en kragt, en leeven ' Door onvermoeibre vlijt, 't vereischte vuur te geeven ' Maar dat gij, tot zijn' loon, niet zijne goedheid terg'' i^n hem ten vierdenmaal' deez' zuuren arbeid verg', Hij  NASPEL. 15 Hij zou, geheel vermast, voor zullt' een' post bezwijken, En nooit weer, tot uw' fchaé, in volle glorie prijken. Ach, Schouwburg, datge in't eind mijn reeden toch betrouwt! Gij hebt het zelv' gehoort, gij hebt het zelve aanfchouwt, Hoe fmartlijk het hem viel, om drie herhaalde keeren, Te fpeelen zulk een Rol, terwijl gij 't dorst begeeren: Dan wees hiermeê voldaan, dat ge u hier meê vernoeg', En u naar billijkheid, naar zijne wenfchen voeg'! Hoe durft ge een' Man als hij iets tegens reeden vergen? Zoudt gij beftaan zijn' geest, tot uw'bederf te tergen? Of is het niet genoeg, dat gij ten derdenmaal', Behaalde op zijnen fmaak een' grootfchen Zegepraal? Is 't billijk dat ge een ftuk zoudt achten, eeren, roemen, 't Geen zijn beproefd verftand flegts waardig vindt te doemen?. Dit duldt uw glorie niet! gij moest gerust en ftil U blindlings fchikken naar zijn' hooggedugten wilF; Ja, zooge uw eigen roem en voordeel wilt betrachten, Moest gij zijne uitfpraak fteeds als wijs en heilig achten. schouwburg. Ik heb met veel geduld uw' reeden aangehoort; Maar wat is de oorzaak toch dat ge u aldus verftoort? 't Is weinig kunst om iets te laaken of te prijzen. laster. 't Is zoo, maar 't geen ik zeg kan ik volmaakt bewijzen, Weet dan. ö Schouwburg! weet, d o s. m o n t en j u l i a. Ver.  ts De SCHOUWBURG, Verviel met alle recht in Care/s ongenaê, Hij, waakende voor uwe eer, geenszins voor zijn belangen > Heeft, tot zijn Zielsverdriet dat ftuk van u ontvangen; Naauw zag hij 't Tijtelblad, of zijn verfijnd gezicht, ó Wonder! — vondt dit Spel niet naar zijn' fmaak gericht, — „ Hoe lang, hoe treurig zijn niet de eerfte twee Bedrijven! „ Ik bid u zeg wat menfch kan daarbij wakker blijven? 4, Hoe doodlijk is 't Tooneel, daar't eene armoedig is, i, En 't tweede een donker hok van een gevangenis ? „ Geen decoratie kan hier 's kenners oogen ftreelen, „ Niets zet het luister bij, 't hangt alles af van 't fpeelen» „ Hoe treffend is mijn Rol! 't is niet dan hemel! ach! „ Dan zugten en geween, dan droefheid en geklag! „ 't Hangt aan elkaar van ach mijn vaarde Zielvrindinm! „ Mijn edeldenkende! mijn dierbre Gemaalinne! „ Mijn vaarde Julia! 't alles even teêr. „ Mij vergt men zulk een Rol, die vergt men mij Mijnheer! „ Ben ik een Man die ooit vertoonde eens vrouwen harte ? „ Beminde ik ooit de kunne en acht ik ooit haar fmarte ? „ Wat laage lafferij! neen, neen , die valfche fmaak „ voedde immer mijne ziel, noch gaf haar ooit vennaak: „ En echter moest men mij met zulk een Rol bedeelen „ Die mij onmooglijk is om met gevoel te fpeelen! „ Hoor flegts deeze eene Claus, en oordeel of dees taal, „ Voor mij niet is te flaauw, en of mijn zegging faal', „ Zie hier op bladzij zes „: (5) Mijn waarde Zielvrindinne! „ „ Mijn edeldenkende , mijn dierbre Gemaalinne! „ „ Kan 't zijn! vergeet gij dan, in 't midden uwer fmart, „ „ Hoe zeer ik U bemin, ó wellust van mijn hart? i, » Deak^  NASPEL. „ „ Denk,fchoon het noodlot vaak,zinds onzen echt,ons griefde, „ „ Toch tevens aan al 't zoet van onze oprechte liefde! „ „ Vergeet gij dan dat wij tien jaaren agterëen, „ „ Schoon niet geheel bevrijd van 's waêrelds teegenheén, „ „ Nochtans, door mijne vlijt, zelfs zonder kommer leefden, „ „ En wij'tbalftuurig lot, als't waar'te boven ftreefden? „ „ Wen ik des avonds van mijn' arbeid huiswaards kwam, „ „ En gij mij tegen tradt, en in uwe armen nam; „ „ Wen ik, van 't werk vermoeid, aan uwen boezem rustte, „ „ En gijme, uit zuivre min, omhelsde en teder kustte; „ „ ó Wat al zaUgheên genoot ik op dien Hond!.... „ „ Hoe menig troostrijk woord ontvloeide uw'wijzenmond!... „ „ Kan mijne Julia dit alles dan vergeeten?.... „ „ Herroep uw' moed! mijn hart won als van een gereeten „ „ Om uw verdriet, helaas!., nog eens, herroep uw' moed! „ „ Ligt zien wij ras een einde aan onzen teegenfpoed! „ „ Wie weet wat draal van troost ons eerlang zal befchijnen, „ „ En doen deez' duisterheid voor ons gezigt verdwijnen! „ „ De hemel zal eerlang vermindren ons geklag! " " „ En zie het Slagwoord is ontwijfelbaar weer: „ „ ach! " " — „ Daar ftaat het. — 't fleepend rijm is veeltijds , inne , iefde, (6) „ 't Is alles even teêr, 't is alles vol van liefde; „ 't Zijn woordjes, vloeiend, zagt, lieftallig, minlijk, zoet; (7) „ Maar paftdees taal wel ooit dit hart, dit ruw gemoed ?" (8) Dus fprak hij, —en nochtans wist hij, ondanks dees zaaken, In 't fpeelen deezer Rol zijn glorie te volmaaken. Hoe zwaar het hem ook viel, hij dacht om uw belang, Hij dacht om 's Dichters eer, voorkwam den ondergang li Va»  De SCHOUWBURG, Van dit verdrietig Spel, het lastigfte aller Hukken * Door zich op 't allerflerkst, gevoeligst uittedrukken. Het klamme zweet droop langs zijn droeve wangen néér; V Aanfchouwren hart verfmolt in droefheid keer op keêr; Zijn treffend fpeelen hielt den ftoutften zelfs bewoogen En perfte een' traanenvloed uit natbekrctene oogen! e! 6! ach! ach! hoe teer, hoe troostloos fcheen hij niet Toen hij zijn dierbre Gaê, als raadeloos verliet! (9) Wat flerke kragt wifl hij die zwakke Claus te geeven, fjo) Waarin hij waant zijn Gade is niet meêr in het leeven! En wen zij als herleeft, wat heerelijke glans Straalt van zijn aangezigt! gelijk aan 's hemels trans De gouden dagtoors blinkt, wanneer de wolkgordijnen , En 't aaklig donkerfloers op 't onverwagtst verdwijnen! Hoe minlljk kust hij haar en leidt haar naar een ftoel! Nu ftaat hij aan den gril eens zwavelftoks ten doel, Terwijl hij is verpligt het lamplicht zelf te ontfteeken: Aan zulk een wijvenwerk, aan zulke laage treeken, Is hij, om 's Dichters will', dus fchandlijk bloot geftelt, Past dit aan zulk een' Man ? voegt dit aan zulk een' held, Die uwen zetel flut, uw' eer helpt onderfchraagen, En opwiens trouwen dienst gijeeuwig roem moogt draagen?(i t) Zorg, dat gij zijne gunst niet reukeloos verbeur', En hij zich u onttrekke, en gij uw' val betreur'! Schouwburg* Zwijg fnoode! uw valfche list zal nimmer u gelukken; Nooit zal ik voor uw macht noch wreed yermoogen bukken: De  NASPEL. i9 De Waarheid is 't alleen die bij mij vindt gehoor. Onteerder van mijn' roem! verpester van mijn Choor; Vlugt eeuwig van mij' af; gij hebt mijn wraak te dugten. Laster, (de Waarheid in V ver1 fchiet wandelende^) Üw wraak ?... „ wat zie ik!.. ach! nu is het tijd te vlugten.M (fchielijk.') Schoon gij de waarheid mint, en zij reeds nader koomt, Denk geenszins dat mijn ziel voor haare reeden fchroomt. Ik ga, - en meen weldra mijn opzet door te drijven* Uw Dormont zij gedoerat!.— (in 't heengaan.) Ik zal wel aanhang krijgen... TWEEDE TOONEEL. Schouwburg* Hoe zeer wordt ik vervolgt door laster, nijd en kat; Daar't fpoorloos onverftand, verblind mijn glorie fmaadt! Hoe wordt mijn eer en roem,doorfnoodenvaak ontluistert! Hoe mijner Dichtren glans, door valfchen fchijn verduistert Aan wien ik al mijn lof en aanzien ben verplicht! ó Waarheid! fchraag mij toch; uw vriendlijk aangezicht Moet mijnen Tempel fteeds op 't luisterrijkft befchijnen! Bs ÖEtt-  2» Dï SCHOUWBURG, DERDE T OONEEL. Schouwburg, Waarheid. Waarheid. Schep moed.' de laster zaagtge op mijne koomftverdwijnen, Gij weet mijn trouwe Vriend, dat ik u nooit verliet, Daar gij de Laster deeds door mij beteugelt ziet. — Apollo dreef weleer zijn godlijk fchoonen Itcmpel Op 'c glansrijk voorhoofd van uw' kunstgewijden Tempel, Zoo lang ge uw' glans en eer aan ons getrouw verbindt, Zoo lang geen valfche fchijn uw helder oog verblindt, Zoo lang ge uw glorie zoekt door fchoone dichttafreelen Meer dan door fchitterglans en ziel en zin te flreelen, Zoo lang zult ge uwen roem door mij gevestigt zien, Streef moedig, rustig voord! ik zal u bijdand biên. Gij zult door mij gefterkt tot nutte blijdfchap (trekken, En u der Dichtren min 's Aanfchouwers achting wekken. Schouwburg. Dit, dit was te aller rijd mijn hoogde zielsvermaak, Dit was, en is en blijve altoos mijn liefde zaak. Maar gij, o Waarheid moet mij in dit uur verlichten, Gij zaagt de Laster wel op uwe nadring zwigten, Dan hadt gij zijne reên gelijk ik aangehoort! Waarheid. Zulks heb ik, — waarheid zelfs en loogen bragt bij voort, Dan  NASPEL. 2* Dan 't is oer inooden aart, om door gemengde reeden De loogens met het kleed der waarheid als te omkleeden. Dan hoor alleen naar mij, en geefine altoos gehoor, Dan praalt alom uw eer, dan bloeid uw kunstrijk Choör. Schouwburg. 't Is ftecds mijn hoogfte lust mijn vreugd in u te vinden, Gij zijt met deugd en kunst mijne allerwaardige vrinden. Maar zegme of't laatfte ftuk, dat aan mij is gewijd Is mijner eere onwaard? Waarheid. Verwagt dit van den tijd! De tijd zal voor uw oog, op 't allerklaarst ontdekken, Hoe ver dit Stuk u kan tot roem en voordeel ftrekken, Genoeg, gij naamt het heusch in uw befcherming aan. Doch vraag thans verder niet. - 't kan altoos niet beftaan Bat zelfs de Waarheid u de waarheid zou doen hooren. Ligt word eerlang hiertoe een' betren tijd gebooren, Waarin ik, aangevuurt door echte onzijdigheid, [Schoon ik mij nu nog ooit van haar zag afgeleid,] Dit alles u ontvouw' voor aller kenren oogen. ' Dit echter ftaat mij vrij, om thans u te bewogen, Wie van uw Reïen zich verdiend maakte en beroemt, En wiens bedrijf verdiend dat men 't op 't hoogfte doemt, Toen gij't genoemde Suk met luister woudt vertoonen, En, door u kunst gefterkt, des Dichters kunst bekroonen. g 3 Schouw-  »s De SCHOUWBURG, Schouwburg. Gewis dit was mijn doel, maar 'k luister naar uw réén. Waarheid. Met alle recht moog' Seim hier de eerileplaats bekleen, Die in uw rijke kunst voortreflijk is bedreeven, Waarvan zij blijk bij blijk aan kennren heeft gegeeven, Wen zij uw grootfch Tooneel als een Heldin betreedt. Natuur heeft mild haar gunst aan heure kunst bcftcedt, Wanneer zij 't voorwerp fchijnt van ramp en ongelukken; Al fpeelend' kan zi; 't hart verövren en verrukken! Dit bleek u meenigvverf. maar zonder wedergaê Blonk haare kuntsroem uit, wanneer zij Julia, Als 't voorbeeld van de deugd,en't grievendst mededoogen. Op onnaarvolgbre wijs vertoonde aan aller oogen. Hoe teder, treffend, flerk, hartroerend, met wat vuur Heeft zij haar' Rol gefpeelt! — wie, zij? 6 neen, Natuur, Natuur zelfs fcheen in haar het lijdend fchoon te ontdekken; Zij wist de traanen zelfs in aller oog te wekken: Want nimmer blinkt de deugd zoo fchoon dan in den druk. Wiens harte deelt niet gaarn in 's braaven ongeluk! Zij voelde zelf de kragt van 't hooggeklommen lijden; Zij voelde al 't wreed geweld waarmeê ze fcheen teftrijden; Waarmeê ze fcheen? - ó neen ! 't fcheen hier geen enkle fchijn Haar kunst deedt in dit uur haar waarlijk lijdend zijn! — Men prijze eens Speelers kunst; vergeefich is al zijn woelen Heeft hem Natuur ontzegt de kunst om te gevoelen, 't |s alles wild gezwets wanneer.'t gevoel ontbreekt, Wan-  NASPEL. 93 Wanneer de ziele zwijgt terwijl de tonge fpreekt —Nog,dunk« mij,hoor ik haar op 't innigst bidden, toeken, Ont't leeven haars Gemaals ;'k zie nog de traanen beeken Die ftroomend rolden langs befehreide wangen neêr, 'k Zie nog de Zielenangst, 'k zie nog 't aanminmg , teêr, E„ al 't bekoorlijk vuur der eedle Huwlijkd,efde, Die haar gevoelig hart, op 't onuitfpreeklijkst gnefde, Daar zij, na lange elend, door wanhoop overheen, Zich voor haar 's Vaders kniën,in 'f ftof gebukt,vernee r, Hem aanfehreidt, om zijn doel, haar doodlijk, teverbreeken ;:Chtelsna;m,Mijnheer,mijnVader,hoormijrPreeken! " Moet dan het uur waaringe uw Dochter weder ztet 1 Haar norten in een' poel van eindeloos verdriet?.... Kunt -ij zoo hard, zoo wreed, zoo ijslijk U betoonen?... " Is 't dus dat gij de deugd van mijn' Gemaal wilt loonen? " Van mijn' Gemaal,waaraan wij allen zijn verpligt?... " Dat uw geftrengheid toch voor uwe liefde zwigt' ?.... " Zoudt gij mijn'Dormont, wien'k te danken heb het leeven, " Door wien'k mijn'Vader mij, gijme U ziet weérgegeeven, " Die, om uw 's Dochters will', veel jaaren agterëen, " Met zorg, en fmart, en leed, en armoed heeft geftreên; " Die, vol van liefde en trouw.nooitin zijn' pligt bezweeken, " Van''t edel pad der deugd noch eere is afgeweeken; " Die zoo getrouw, zoo teêr, zoo hartlijk, zoo geheel, " Nam in mijn vreugde en rouw, mijn heil en onheil deel; " Die toen zijn Gade, uw kind, de hulp van elk moest derven, " Toen zij, door angst beftreên, van honger fcheen te fterven, " Zijn eigen leeven waagde, om, in den jongden nood, " Haar, zoo het mooglijk was, te redden van den dood; * B 4 » Zoudï  H De SCHOUWBURG, „ Zoudt gij mijn'Echtgenoot daarom ftrafwaardigrekenen? „ Gij, die hem redden kunt, zoudt gij zijn vonnis tekenen?.. „ Zoudt gij geheel verhard, verfteend, ontmenscht, onzind „ Dus ongevoelig zijn voor liefde en pligt verblind ?.... „ Mijn Vader! dat natuur in 't binnenst van U fpreeke! „ Dat zij de kinderliefde in uwen boezem kweeke! „ Of, zooge doof zijt voor mijn zugten en geween, „ Dat voor het minfte een lot ons beiden dan vereen! „ Hergeef mij mijn' Gemaal, die mij U heeft hergeeven! „ Of, waant gij dat uw Kind ooit zonder hem kan leeven?.... „ Neen, dat éénzelfde hand, die op zijn leeven woedt, „ Me ook nevens mijn'Gemaal het daglicht derven doet!... „ Mijn Dormont!... neen... laat af!... zou ik gerust U derven? „ Zou'k onverfchillig U zien voor mijne oogen fterven?.., „ Neen, neen!...vaar voord Mijnheer! gij zijt mijn Vader niet! „ Voleind,voltooi mijn'ramp! verdubbel mijn verdriet!.... „ 'k Heb jaaren agterëen, in diepen rouw gezeeten! „ De hemel weet het, niet dan traanenbrood gegeeten! „ En daar ik in het eind mijn' Vader weder vind, „ Vind ik een' Vader, die, voor reede en pligt verblind, „ Van Menschlijkheid ontbloot, op reede en pligt durftroemen, », Terwijl hij d'Echtgenoot zijns Dochters wreed gaat doemen' „ 'k Vind in een' Vader zelfs, in plaats van troost en heul, „ In al mijn' teegenfpoed, voor mijn' Gemaal een' beul!.... „ Gij zoudt mijn Vader zijn ?... gij zijt dien naam onwaardig i „ Koom,doem ons beiden vrij,wijzijn tot fterven vaardig!....(ia) Schouwburg. Hoe ben ik om den lof dien gij haar geeft verheugd! Den roem van mijne Rei was fteeds mijn hoogfte vreugd. Waar-  NASPEL. Waarheid. Dit is mij wel bewust, maar wil mij verder hooren. Schouwburg. Spreek Waarheid, uwe reen zal mij altoos bekooren. Waarheid. 'k Meldde u hoe me uwe AEttrice in Julia beviel; Dat nu van Marle volg', die, fpeelende Estamvill', Mij en elks kenners oog verrukt hielt en bewoogen, Hoe blonk in hem de deugd van 't menschlijk mcdedoogen! Hoe waarlijk deelde hij in Dormonts leed en fmart, In Julia's ellend! gewis eens vaders hart Is hem op 't allergrootst door Vrouw Natuur gegeeven. Hij fpeelt eens vaders Rol natuurlijk naar het leeven. Men acht dien roem hem waard, en 't is mijn waare pligt Dat ik, tot eer der kunst, elks kunstroem zette in't licht, 't Is u een nuttig Man, in held en vorst te gader, Maar munt hij immer uit, 't is in den Rol van Vader. Wie overtreft hem hier! Nog fchreidt mijn reedre ziel, Nog dunkt mij roept hij uit.. Mijn dierbre Estamvill'!..." (13) Met al dien nadruk van eens vaders minlijk harte; En nog voelt mijne ziel een aangenaame fmarte Die zijn volfchoone kunst verwekte in mijn gemoed, En dit gevoel van fmart is meer dan blijdfchap zoet. Gelukkig hij die dus des Dichters doel kan treffen, Hij ziet zijn' eigen lof met 's Dichters roem verheffen! schouwbu rg. Nog meer, hun beider eer maakt mijne glorie uit, Mijn invloed wordt door hun gevestigt of gefluit. Waarheid. Als willigheid en vlijt zich onderling verbinden, (14) B 5 Zal  26 De SCHOUWBURG, Zal men in 's Speelers kunst veelal genoegen vinden, Dit bleek in 's Gravezande, ondanks 't vooroordeel, dat De Rol van den Marquis , die hij hadt opgevat, (Wijl Amstels PuikafUeurdoorkrankteu wierd onttoogen) (15 J Was boven zijne kragt, bekwaamheid en vermoogen, Hoe fchoon nochtans heeft hij dien achtbren Man verheelt! En eifcht men meer? hij heeft voortreflijk wel gefpeelt. Want fchoon zijn kunstkragt zwigt voor uwe fchitterlichten, 't Bleek echter dat zijn vlijt voor niemand hoeft te zwichten. Een ieder was voldaan, en elk heeft dit betuigt, Daar hij met handgeklap werd vrolijk toegejuicht. schouweurg. 6 Ja, al 't geen ge zegt is mij op 't klaarst' gebleeken. Waarheid, Duldt dat ik, tot uw'roem, van Gjssers roem moog'fpreeken. Bevalligheid blonk uit in reeden en gelaat ; Gepaste houding in zijn houding en gewaad; Recht treffend wist hij 't doel van zijne Rol te treffen, Waarin men 't wonder fchoon van dorval kost bezefTen. ó Edele Menfchenmin, hoe blinkt gij in ons oog, Gelijk,bij zombre lucht een fraaien Regenboog Ons door zijn verwen ftreelt, en 't oog houdt opgetoogen, Dus hielt zijn teedre min het ftugste hart bewoogen, Dus zette ook zijne kunst, gelijk een fchilderij Van 't licht zijn glans ontvangt, uw' dorval leeven bij! schouwburg. Ik ben geheel verblijd door 't geen gij mij doet hooren. Al  NASPEL. V waarheid. Al de andren konden mij door hun gedrag bekooren. Want fchoon met minder Rol dan de eerfte vier bedeelt, Elk hunner deedt zijn pligt, en heeft zeer wel gefpeelt. schouwburg. Gij zwijgt dus van passé! vergun mij u te vraagen: Of hij in dormont u kost treffen en behaagen ? waarheid. Helaas, wat vraagt ge mij? hoe gaarne wenschte ik, dat, Hij, volgens zijnen pligt, mijn' roem verworven hadt! Gij vraagt mij iets dat u en ieder is gebleeken. Iets, daar elk eerlijk Mensch verachtlijk van moet fpreeken,, Heeft hij zich immer laag, verfoeilijk laag betoont, 't Was toen hij 's Dichters vlijt dus avregts heeft beloont., 't Was toen hij, tegen plicht, en recht, en alle reeden, En reeden, recht, en plicht, dus fchaamtloos dorst vertreden ? Toen hij een Rol, geenszins ontbloot van vuur en kragt, Zoo zigtbaar heeft misvormt, zoo fpoorloos heeft veracht. En was zijn doel gelukt, dit kost men klaar ontdekken, Zijn toeleg zou en 't ftuk en n tot fchand' verftrekken. Hij dorst u braaven wensch en 's Dichters vlijt verfmaêu, En heeft mijn wisze haat op zijnen hals gelaên. Bezef flegts, wat gevolg zijn onrechtvaardig woelen, Dorst in het openbaar voor aller oog bedoelen! Heeft hij niet al het vuur in uwen Rei verdooft, (16) Daar de andren zich op 't ftuk als hebben afgeflooft, (17) Die, ijvrig voor hunne eer, getrouw voor uw belangen, Aan zijn' oaëedleu wensch niet wilden 't zegel hangen?  28 Di SCHOUWBURG, En waare dit gefchied, 't was reeds met D ormont uit: Men hadt, dit was zijn doel, den Dichter uitgefluit. Meer vind ik nodeloos, voor ditmaal', u te melden. schouwburg. Ik zal te zijner tijd elks werk naar eisch vergelden. waarheid. Dit zij u grootst vermaak, beloon der braaven vlijt; Befcherm der Dichtren werk, dat aan u is gewijdt! Hoe, zoudt gij dulden dat me eens Dichters edel poogen, Beloonen zou met fmaad, voor aller menfchen oogen! Dat men der kunst tot fchande, uw eigen eer ten hoon, Een' moeielijken vlijt met fchimp en fpot beloon! — Wat toch is 't loon voor hem, die al zijn kunstvermogen Ufchenkt, als een bewijs van zijn volijvrig poogen? Wat ? dan dat hij tot nut, tot voordeel, tot vermaak, Aan uwen dienst gewijdt, voor u in liefde blaak'! En vindt zijn teedre kunst in uwe kunst bekrooning, Gij fmaakt de vrugt daar van, en dit is zijn belooning. Maar welk een hemelglans beflraalt ons aangezigt? VIERDE TOONEEL. schouwburg, waarheid, deugd. (Het agterfle fcherm wordt fchielijk opgehaalt. Men ziet een' fraai verlichten Tempel, aan wiens einde de Deugd, in 't midden, op een' prachtige» troon, zit, omringt van Zanggodinnen. Zij flapt van haar' troon en nadert tot op den voorgrond van het Tooneel.) deugd. (tegens Schouwburg^) Dat op mijn komst de haat voor altoos van u zwigt'! Ver-  NASPEL. fi? Vernuft en kunst verwinn', nooit moet de waarheid zugten, Nooit kan der dwaazen doel het oog der Deugd ontvlugten: Gelijk de duisternis van 't halve rond verdwijnt; Wanneer het morgenlicht der bergen kruin befchijnt, Gelijk een droom vervliegt, dus zij door mijn vermogen, Uw 's haaters doel ontdekt, en als een damp vervloogeni Welaan, vat nieuwen moed, daar u de deugd behoedt; Ik werke zelf het vuur, waardoor uw' boezem gloed. Vernieuw den edlen roem van Neêrlands braave Helden, Acht waare kunstmin hoog, wil haar met eer vergelden! Behaag, bekoor, vermaak, en leer de blijde jeugd, Dat geene vreugde zij, dan in den arm der deugd! Geef lesfen; doch uw fcherts verzoete uw onderrichting, Streel oog, en oor, en ziel, wees fteeds tot nut en {lichting, Zijt wakker, vrolijk, vrij; verwin der dwaazen haat, Verfchoon den ijver niet die blind uw glorie fmaadt. Volg naar en blijf toch nieuw; doe Neêrlands kenners boogen, Op uwen kiefchen fmaak, en edel kunstvermoogen! Ja toon dat fchouvvfpelkunst dient tot vermaak en nut, Als fijn vernuft haar Gert, en zuivre deugd befchut! (t8) AAN  so AANTEEKENINGËN. (j) Ten opzigte der redenen van den Laster, zullen oordeelkundige»-dra begrijpen, waar dezelven trnnice, en waar ze in eenen eigenlijken zin moeten verftaan worden, en zulken mijner Leezeren, die 't tnogten toefchijnen, dat eenige nog andere gefprekken niet te eigemiartig in den mönd des tasters pasten,gelieven, met betrekking dienaangaande, deeze vraage optemerken: Als nijd en laster zicb met huns gelijk verbinden, Waar zou me, in deezen band, den roem der fchoonlieid vinden ? v. Cicero in Laelio. C. XI. XII. 43. (.2") Dat men hier geere verkeerde uitlegging aan geeve; even zoo zeer, als wij gewoel of fieraad]en billijken in (lukken, waarin de natuur der. zaake die vordert, even zoo zeer keuren wij dezelven af als ze enkel tot niets betekenende fcliitterineen, om de armoede van waar veraufc als .te vergoeden , maar tot geen wezenlijk vereischte van het ftuk, dienen , en dus ontijdig gebezigt worden, — en of 'er minder toe behoore, door woorden dan door fchitterende vertooningen te treffen en te bekooien; is het hoogfle dat wij hier poogen te doen opmerken: (3) Men zoude geenszins de toejuiching van den Acteur Pasfé, toen hij, na eene herftelde krankheid, weder voor de eersttmaal het Tooneel betrai't, pogen te befpotten; waar het niet dat men overtuigt was , dac bij vrij eerder ten'voordeele vin den Schouwburg hadt konnen werkzaam zijn. Zoniet juist in het' CaraBcr van Jitus te verf'chijnem Hij danke deeze toegevendheid den Heeren 13efhiurderen des Schouwburgs , maar zorge teveni geen misbruik van hun Ed. meer zagte dan ftrenge ïegeering, te maake»; de Coden zijn langzaam in hunne (haffen i f4) Men zag dit Tooneelftuk, den 24, 29 en 31 Jan. 1780,™ weer* wil van de flegte uitvoering van den Rol van Dormont, telkens voor eene menigte van Aanfchouweten, vertooncn. (5") De. herhaalde zegging van Mijn waarde, Mijn dierbre, enz. vondt onzen Acteur lastig en weinig beduidend; 't is htm toetegeeven, men kan van hem niet vorderen dat hij weete , dat de Dichters dit woordje Mijn, in de hier eebezigde zinnen , voor een zeer kragtig woordje, voor het eigen beziilijk teken van dat geen waar voor het geplaatst is, houden. Wij willen hem echter wel onderrichten, met hem, onder veelen, te wijz. 11 naar Hoogvlicts Abraham, daar wij onder anderen leezen op bladz. 227. Mijn Zoon/ 6 Appel van mijn oog! 6 Paerel van mijn kroon! 't Geit u; u moet ik zelf, ö ILeven van mijn leven.' Op  Aa'nteêkeninöen. si EÏvoelMoodfteek zeifin >t hart, elk oogenblik, En d?altaarko!en in mijn' eigen boezem branden.' <"6> Even zoo min als het voornoemde zal het onzen Ater bekend ziin darmen het voor eene fchoonheid meent ,e houden om de Jfe» notonie van?» aan 't einde der (kepende regels te vermijden. Dat nu Sfite v.Liidingen in Dormont en Juli a zijn, en men er al1 vrii wat fleèpen le regels die niet in en uitgaan , en zelfs meer dan «woonnik in aantreft is eene waarheid, dan. of dit tot veracht ng van Kelve diend ' is eene andere vrtagei Wij vertrouwen dat bij,, al* Aftenliinde, den SpeBatoriaalen Schouwburg zal geleezen hebben, doch heiT.1 hen, vergeeten zijn, dat de zeer kundige Heer C.y.Enge. doen net zaï nem v b j meeivouden der zelffian- mees^alle onze onbepaalde tijden der werk" woorden ™> en uit, en men krijgt om die onverhe pel.jke " reden meest altoos beurtelings twee regels, die dezen klank «j li flecpènde aan onze ooren herhalen .'Dit V,ef itnTnze al^ waarvan de konst van een regt digrerlnken Ved : leen onze aan ' dagt aanhoudend weet of te trekken,' —Wie we",Mijn Meer Pasfö.' of de Dichter 'er geene verdienste in (telt, met du zoo aanuou dend in 't oog te hebben gehouden ? Of deeze za"te, deeze tedre woordjes, met betrekking , tol hor yaakliike waaie vereischren zijn. is weder eene andere vraage, en of he Plaatzin der fneedens in de vaerzen, die na den aart dei: zaakên en woorden altoos afwislend dienen te zijn, en welke plaaizmg ÏX\ het zi«", en vloeiende, zoo wel als het harde , ftome, en flroeve d r vaerzen bevordert, 'hier voor toevallig of opzettelijk kunstig moeten gehouden worden, is wederom eene andere zaak. - thans niet verder.' - rsn Dit hadt de Dichter, bij 't bedeelen zijner Rol wel wogen onderzoeken. Maar men weet het fprookje van honden en haazen. • (9") Dormont en Julia, bladz. 7. (kO —15. riO Gewisfelijk neen! dit bleek ten klaarden, daar de lamp, f>a: tót .Ie oSgheid, de or-gewoonte wil £ zeggen, met) omviel, en  at AANTEEKENINGEN. 'er eene andere brandende van achter het fchertn wierd gegeeven , gelukkige vooivorger daar van ! hadt gij eenen voorzeggenden geest ? nee zij hoe 't wil, hier voor bedankt men u in allen eins.! Nl>. Gebocit te zijn, is zeker ook niet aangenaam, dit is voor de Geleerden. (.12) Dormont en Julia, bladz. 82. 83. (14) Door nog aanhoudende zwakte van den Heer Hilverdinc, die door den Dichter met den Rol van den Marquis btd^elt was , wierd dezelve door de Heeren Bestuurderen des Schouwborgs , den Heer 's Gravezande, veertien dagen voorde vertooninge van het (tuk, ter leeringe opgegeeven . dewijl de heuschheid van gemelde Heeren den Dichter, op een'losfen voet, niet langer het geroegen . zijn ftuk ten Tooneele gevoerd te zien . wilde onthouden. — ondanks den korten tijd die de Heer 's Gr ave zande hadi, om zijne Rol te leeren, bleek het, hoe zeer hij zich daar in bevlijtigt hadt, en zeker zijne behandeling verdient allen dank! (.15) Niemand, die kunst en welfpteekendheid waardeerd, zal de Heef Hilverding deezen Roem misgunnen. (ifi) Zeker ja ; want hoe fchoon ook de overige Perzoonen (peelden, welk eene uitwerking kon de zaak, in haar vtrhand ,hebben? wie weet niet dat de goede werking, van veele deelen , Mechaniefch befebouwt, één goed geheel maakt.' en btf'cho.iwen wij dit, met heirekking 'ot gewaarwordende werktuigen, tut wrkingen van verfchillende Pt zoonen; die te zaamen ée!n geheel uitmaaken, zoo als hier de zaak ia, wie erkent danniei, dat niet alleen, één Perzoon door zijne legenftiijdige werking, op zich zelve niet alleen een (legt werktuig is, maar dat de uitwerking daarvan, alle de overigen , hoe volmaakt ieder op zich zelve •ok weezen moge, in het verband, tot gebrekkige werktuigen maakt?— (17) De Reden daarvan, in 't algemeen, is in de voorgaande Noot 16 te vinden, dan met u'tzondering daarvan is dit nog bijzonder toepasfelijk op Jufvrouw Seim, die, toen een ongemak aan haar' voet nebbende, en , vooral de eerlte keer, met veel pijn fpeelde, echter at haar vermogen zigtbiarhjk te koste lei, om haare zwaaic Rol,gelijk ze deed, voottreflijI; uitttvoeren. (18) Zie van Cronegke vervolgte Comdedie.  AAN DEN UITMUNTENDEN DICHTER VAN HET TOONEELSPEL DORMONT en JULIA, OF DE BELOONDE BXJWLTKSLIEFDE. EN DE KUNSTRYKE ACTRICE, VOORTREFFELYKE UITVOER» STER VAN DE ROL VAN JULIA.   AAN DEN uitmuntenden dichter VAN HET TOONEELSPEL DORMONT en JULIA OF DE BELOONDE HUWLYKSL1EFDE. EN DE kunstryke actrice, VO0RTREFFELYKE UITVOERSTER VAN DE ROL VAM T ü L I A. J »k Trad onlangs in myn Hof, en wilde een tuiltje vlegteri, Dan't was vergeefsch gezogt, 'erwasnietsuitteregten; Wyl Kruiden en 't Geboomt', door 't koud en bar faisoeii, In 't wit gewaad verfiert, beroofd was van hun groen. A 2 'k Ging  < 4 ) 'k Ging troost'loos huiswaards, toen myne oogeri, Ondekten ylings, aan een' fchaars beueden kan/;. Een groenen lausrtelg. Hoe (rond ik opgetogen 2 Dit éénigst takje plukte ik fpoedig met myn hand. Wie dagt ik, zal dit nu van myne gunst verwervefi 9 De Dichter van het Spel, dat, zon.ier wedergnê, Nooit Waaren roem, noch eer, noch 's kenners lof zal C_derven, De Dichter van het Spel: Dormont en Julia? Of fchenlte ik 'ttoteenblyk van waare kunstbelooning, Tot een gering bewys van eedle dankbetooning, Aan Wilhelajine, die, [zo ruim door kunst bedeeld, Als door Natuur begaaft,] al fpeelend' harten ftreeld, En  f s ) En JiiUA zoo fchoon, zoo trefFend heeft gefpéeld ? Wie toch van beiden zal ik 't geeven ? Terwyl zy even zeer door eedie gaavenflreeven, En dingen naar den lauêrkroon. Eén takje flegts mogt ik hier plukken. ■ Wie zal ik 't op den fchedel drukken, De uitmuntende Actrice, of Febus waardrtenZoon ?—' Ëén hunner kan het flegts ontvangen, ... En elks verdiende is even groot! „Welaan, voldoe aan uw verlangen! (Dus riep een ftem my toe) ik die ubyftand bood, „ Wanneer ge naar den eisch wilde eene zaak beflisfe!?, A 3 » lfe •  ( 6 > „ik, wie f"3en Rechter ooit in een geval kan inisfsn j „ Juisthandelende Onzydigheid, „ Ik raade U, ja 'k durve U beveelen, „ Dat ge ieder eult naar eisch bedeelen Op welk een wyz' >.- M Hoor toe 1 dat gy dit takje fcheidt; j, En declc aan elk gelyke bladen, „ Dus kroont gy beider gloriedaaden „ Met kraakende Laurier, hun roem en eere waard."-» 'k Bedankte Onzydigbeid voor haare hulpbetooning; En biede U.myn Vriendinne en Vriend, tot een beloo. (ning, Voor zo vee! Kunde met befchaafde Kunst gepaard, Deez' dsine takjes van myn teedre Dichtlaurieren, Lang  C 7 ) Lang moeten zy uw kruinen fiereu, Schoon myn gering gefchenk, uw roem niet evenaart.' Lang moet ge, & Dichter 1 ftreelend dichten, Tot nut en tot vermaak van ons beroemd Tooneel l Lang moet ge, ó braave Actries, den Amftelaaren fticbterii Door uw zieltreffend, uw verbazend groot» uw eêi, Uw teêr, uw wonder kies, en hartverovrend fpeelen} Zo zult gy beiden harten fteelen, Niet flegts van elk die aan de Kunst zyne uuren wyd; Maar zelfs van wangunst, laster, nyd, Die eindelyk hun fnood, hun laf gedrag ten fpye, V achtend', zuilen eer bewyzen, Majj  ( 8 ) Mag myn geringe Kunst, in uwe Kunst te pryzen, (Die meer door Vriendfchap dan bekwaamheid is bereid,) Uwfmaak,uwkiefchen fmaak, maar eenigzinsbehaagen; En word myn Zangeres geen kleine gunst ontzeid, Zal zy heur pooging nooit, hoe teder ook, beklaagen; Maar door uw kunst geftreeld, op uwe vriendlykheid, Derhraaven achting waard, met eerbied glorie dragen. f7it achting vw de Kunst* 's Hagt, a ï?-8o. i