1092 rb 49 ^  MAATSCH. DER N EDER L. LETTERK. TE LEIDEST. Caiah bl. Geschenk van Tooneelslukken , 1841.  Z A ï D E.x   Z A ï D E, TREURSPEL. PIETER JOHANNES UYLEJMBROEK. M D C C X C ï V. i l TtAMSTELDAM, by   O Ha delectent, admoncantqua mei. 0VID1US.  PERSONAADJEN. AMURaih , de Vierde. sadak, veldoverfie des Turkfchen legers. zaïde, gemalinne van Sadak. caled, vertrouweling van Amurath. A g i b , voornaam bediende van het feraih omar, hoofdman der Janitzaren. Zwygenden. bedienden van het serail. wachten. janitzaren. Het tooneel is te Conjïantinopolen.  Z A ï D E, TREURSPEL. EERSTE BEDRYF. Het tooneel verbeeld eene zaal in het ferail. EERSTE TOONEEL. AMUSATH, CALED. AMURAT H. Ja, Caled, Allahs gunst verdreef eindelyk alle nevelen van bekommernis , en Conftantinopolen niet alleen, maar zelfs de verstafgelegen grenzen van het Ottomannifche ryk , verheugen zich thans in het fchynfel der aangename vredezon. CALED. Noch langen tyd moeten uwe onderdanen zich koesteren in hare ftralen , en met dankbaarheid den dapperen arm van den magtigen Amurath eeren, die zyne volken deze zege fchonk! AMURATH. Het zwaard der gelovigen heeft dus weder meBig vyand van Mohammed ter nedergeveld; en SaA 4 dak,  8 Z A ï D E, dak, naar men zegt, heeft nochmaals wonderen verricht. caled. Al het krygsvolk juigchte de keuze van zynen vorst toe, wanneer hy den dapperen Sadak aan het hoofd zyns legers plaatste. amur ath. Het is dan zeker dat het volk hem bemint ? caled. Naast den moedigen Amurath, is Sadak de wellust uwer onderdanen: zyn moed, in het veld betoond, en zyne deugden... amurath. Hou op, vermetele! weet dat Amurath geen mededinger in zynen roem zal gedoogcn. — Ja, getrouwe Caled, voor u ontlast zich het hart van eenen vorst. Deze liefde, deze zegeningen, waarmede het volk Sadak vereert, dezen zyn het, die, in het midden der zegeningen, welken de rust ons fchenkt, in het midden der vermaken, die my omringen, zelfs in de wellustige armen der uiimuntendfte fchoonheden , het hart van uwen heer verfcheuren. De eer, welke Sadak geniet, is een dolk, die onophoudelyk in myn' boezem woed, en de toejuichingen myner onderdanen benevelen den luister, die den troon van Amurath omringt. ca-  TREURSPEL. 9 cal e d. Het zy verre van een' flaaf, door de gunst van zynen vorst uit het ftof verheven , uwen roem te verduisteren. Indien Sadak zich geëerd ziet, zo is het flechts van de heffe des volks, en van hen, welken zyne blinde gedienstigheid heeft om zich weten te verzamelen. Neen, de grooten des ryks kennen geen andere vreugd, dan zich in de ftralen uwer grootheid te verlustigen. amurath. Gy veinst, Caled. Ik weet te wei dat onder de grooten, die dagelyks aan den voet van myn' troon kruipen, velen zyn, wier hart heimelyk ten voordeele van Sadak klopt. Spreekt men van onvertfaagde dapperheid in het veld, zo is de lof van Sadak op elks lippen; roemt men huisfelyke deugden, zo wyst elks vinger naar den oever van den Bosphorus, waar die vermetele zich, na den kryg, eene woning vestigde; mankt men van huwelyksliefde gewag, zo is elks tong gereed die van Sadak en Zaïde te verheffen: men pryst de opvoeding welke hy aan zyne kinderen geeft, zyne gedienftigheid omtrent zyne vrinden, zyne goedheid omtrent zyne onderdanen, zyne meewarigheid tot zyne (laven ; maar , bovenal, pryst men zyne nederigheid , zyne onbaatzuchtigheid in naar geen eerambten te dreven, te meerder nu hy aan het ftille landleven zyne dagen heeft toegewyd. A s ca-  io Z A ï D E, C ALED. Dat myne vermetelheid verfchooning vinde by mynen vorst, wanneer ik hem onder het oog brenge, dat mogelyk het eigenbelang den hovelingen dezen lof in den mond legt. Zy pryzen in fchyn zyne onbaatzuchtigheid, en verheugen zich heimelyk dat hy zich van het hof heeft verwyderd, alwaar zy hem nu niet langer als een' mededinger naar uwe gunsten befchouwen. AMURATH. Omdat hy myne gunst veracht , 'Caled! Sadak acht de genade van zyn' vorst voor zich niet noodig om gelukkig te zyn, en de gunsten van Amurath hebben niets begeerelyks voor zyn trotsch hart. Bedwelmd door den voorfpoed en de toelagchingen des volks, waant hy zich reeds boven zynen heer verheven; en weldra zal myn naam in het ryk Hechts de tweede zyn aan welken met zegening zal gedacht worden: doch ik zweer by Mohammed , de vermetele trotschheid van den verachtelyken Sadak zal hare ftraf niet ontgaan! CALED. Dat Amurath alle zyne vyanden voor zyn aangezigt zie omkomen, en dat Sadak, van het hof verbannen, nimmer weder met de toelagchingen van zyn' vorst gezegend worde; weldra zal hy alsdan van elk vergeten zyn, en het volk, fteeds wyfelende in zyne keuze, fchoon thans door de nieu-  TREURSPEL. 11 nieuwigheid van Sadaks gedrag ingenomen, zal, terwyl zyne dagen in eenzaamheid voortflxoomen, aan den bewoner eener ftille landhoeve niet langer aandacht verlenen. AMURATH. En waant gy dit flxafs genoeg te zyn? Neen, Caled ! daardoor verkreeg de trotfche Sadak zyn* wensch.en mogelyk, door de tegenwoordigheid van zyn' vorst niet langer beteugeld , zou hy door eene muitzieke ftem een oproer verlevendigen, noch fèderd kort door ons beleid geftild. Ach ! veel liever mag in het heimelyk een dolk, of wel de boogpees, my van den fchynheiligen verrader ontdaan. CALED. Gewis heeft de magtige Amurath van Allah de magt ontfangen om den luogmoed zjner vyanden te beteugelen; doch, daar, volgens het onfeilbaar oordeel van mynen heere, het volk, ja zelfs vele grooten des ryks, zo zeer met Sadak zyn ingenomen, zou het dus wel raadzaam zyn, hem op zulk eene wyze aan uwe rechtmatige gramlchap op te offeren ? AMURATH. Dit is myn voornemen niet , voorzigtige Caled. Sadak zal echter geftraft worden, maar op eene wyze voor hem veel finarceiyker dan de dood: in Zaïde zal hy geftraft worden. CALED. In Zaïde! de wellust van zyne oogen! AMU.  Ja ZAÏDE, AMURATH. Ja, Caled. Deze hoogmoedige vrouw, die zich zo zeer op den roem van haren Sadak verhovaardigt, en zich in zyne omhelzingen op grooter vreugden beroemt, dan wel mynen troon omringen, zal, om deze hare vermetelheid, nevens den afgod van haar hart, in myne wraak deelen. Jk zal haar uit zyne armen febeuren, en daardoor een onuitfprekelyk jammer in hun beider zielen doen ontftaan : aan den verachtelykften myner flaven wil ik haar overleveren, opdat deze in de gunsten deele, waarop Sadak zich verhief. Dus" zal ik hen beiden vernederen; dus zal ik hen toonen, dat Amurath dezulken weet te ftraffen, die door een fchynheilig gedrag hem zyne glori pogen te ontflclen. CALED. Zal de goedertierenheid van myn' vorst gedoogen dat de fchoonheid van Zaïde zulk een lot trelfe! AMURATH. Hoe! zy fchoon, Caled? CALED, Volgens de getuigenis der vrouwen , die haar dienen, heeft Allah niets aan haar gefpaard, om haar de beminnelykfte harcr kunne te maken. AM u R ATH. Beef, indien gy het gehoor van uw' vorst door logentaal durft beleedigen! CA-  TREURSPEL. 1% CA LED. Het zy verre van uw' flaaf... AMURA TH. Ja, Caled! gy kent te wel het aandoenelyk hart van uwen heer, dan dat gy langer voor het lot van de fchoone Zaïde zoud vreezen, en de draf van Sadak kon dus wellicht een bron van voorlpoed voor haar worden, indien myn oog de waarheid van uw gezegde bevestigd ziet. Jk wil baar zien; en, vind Amurath haar zyne liefde waardig, moge! Iyk word zy dan door zyne omhelzingen gezegend. De fier des dags heeft bykans haar' loop volbragt, en noch vóór de nacht zal ik Zaïde aan myne voeten zien, en haar lot beflisfen. CALED. Zou myn vorst de nederige woning van Sadak met zyne tegenwoordigheid willen begunstigen? AMURATH. Dwaas [ De woning van Sadak ligt reeds in asch; en Zaïde... TtFEEDE TO O NE E L. AMURATH, CALED, AGIB. AMURATH. We! nu, getrouwe Agib? AGIB. Uwe flaven hebben aan het bevel van hunnen vorst  i4 ZAÏDE, vor.it vo/daan. De woning van Sadak is een prooi der vlamme geworden... AMURATH. En Zaïde? AGIB. De galei, die de vrouw van Sadak herwaarts voert, is reeds aan de achterpoort van het ferail genaderd. AMURATH. En de muiteling Sadak? AGIB. Uwe (laven hebben niets van hem vernomen. Zo dra de vlam zich van Sadaks woning meester maakte, vloog zyn volk, daartoe omgekocht, naar binnen, overweldigde de ljarem, en voerde de verfchrokken Zaïde, met een' dikken lluijer bedekt, naar de galei , waarna wy terftond den oever verlieten. AMURATH. Amurath pryst uwe zorg. Ga , Agib , laat een der vertrekken \an het ferail voor Sadaks vrouw bereid worden ; en laat Zaïde verfierd worden als eene die waardig is bevonden in de gunsten van uwen heer te deelen: maar dat fti.zwygendheid op uwe lippen heerlche. DER-  TREURSPEL. 15 DERDE T O O N E E L. AMURATH, CALED. AMURATH. Ik wil haar onbemerkt befchouwen, en getuigen zyn van hare eerste vreugde, wanneer zy ontdekt, dat de woedende vlammen haar voor de omhelzingen van haren vorst gefpaard hebben. CALED. Groot zal gewis hare ontroering zyn ; doch, wanneer zy genade in de oogen van den magtigen Amurath zal gevonden hebben... AMURATH. Dan zal, om harent wille, den vermetelen Sadak geen verder leed gefchieden. Laat hem echter, nu de fchranderheid van zyn' vorst zyne trage omzigtigheid heeft verydeld, in den waan blyven dat Zaïde zich in de magt zyner flaven bevind, en het geweld van zyn volk is ten prooi geworden; dit zal hem te fterker grieven. CALED. Zulk eene wraakoefening is mynen heere waardig. Caled gevoelt echter eenige fpyt dat Agib boven hem is verkoren, om in deze onderneming zyn' vorst te dienen. AMURATH. Ik kende Agibs gevestigden haat tot Sadak, en deze  deze was my een waarborg voor den goeden uit/lag van myne wraak, daar mogelyk het medelyden van Caled my zou verraden hebben. caled. *o mag de dood het loon van Caled zyn, indien oy zyn' vorst ontrouw worde. VIERDE T O O N E E L. amurath, caled, een der wachten. ^ een der wachten. Oadak fmeekt, dat hy in de tegenwoordigheid van den magtigen Amurath mag verfchynen. amurath, Hoe! Sadak? laat hem komen. Tegen Caled. Zal ik myne gramfcnap kunnen vvederhouden > echter moet ik .einzen. Welk eene lastige taak voor het hart van uwen heer! VT FD E TOON EE L. amurath, caled, sadak. amurath, tegen Sadak , dk zich aan zyne voeten werpt. Sta op, edele Sadak. sa-  TREURSPEL. 17 SADAK. Dat de zegeningen van Allah deeds op het hoofd van Amurath rusten ! AMURATH. De waereld, ó vrome Sadak! fpreekt veel van uw geluk, en geheel myn hof roemt de vreugd, die uw deel is geworden. Velen haken zelfs naar de aangename en vreedzame afzondering, welke Sadak, fints hy het zwaard, tot wraak van zyn' vorst gevoerd, weder heeft opgedoken, zich bereid heeft. Is 'er dan noch eenige begeerte in u onvervuld, dat gy u, als een nederige fmeker, aan de voeten van uwen vorst komt nederwerpen ? SADAK. De toelagchingen van een' vorst zyn de vreugden van den krygsman; en in de dralen uwer goedheid leidde uw flaaf een benyd leven, totdat 'er heden eene duistere wolk opkwam , die al myne blydfchap benevelde... AMURATH. Ik waande den dapperen Sadak reeds te verre boven alle onheil verheven, dan dat eenig verdriet de rust van zyne dagen zou doren. SADAK. Het leven van den mensch is eene gedadige afwisfeling van vreugd en van fmart. Dit ondervind ik, vorst. Schoon Allah ons het geduld in den tegenfpoed aanbeveelt, zyn 'er echter ongevallen B waar-  iS Z A I D E, waaraan het menfchelyk hart zich niet zo gereed kan onderwerpen; en, zo lang'er noch eenige hoop overblyft, achten wy noch niet alles verloren. Het is ons geoorloofd het geleden verlies, zo het ons mogelyk is, te herftellen. AMURATH. Wat bedoelt gy met dit alles?} SADAK. Dat myne klagten ingang vinden by mynen vorst. Dezen morgen geleidde ik myne zonen naar de pleinen van Rezel,om hen naar gewoonte in de wapenen te oefenen, welken zy noch eenmaal ter befcherming van hunnen vorst zullen voeren. Doch naauwelyks hadden wy onze kleine krygsverrichcingm aangevangen, of ik zag de vlam boven het dak- van myne vreedzame woning opftygen. Oordeel, ö vorst, van mynen fchrik! Het vuur der Europeanen heb ik dikwerf' onverfchrokkcn doorgedaan; doch deze gloed verzengde alle de krachten, die in my waren: ik vreesde, niet het verlies van myn huis of fchatten, maar van haar, die my dierbarcr is dan alle rykdommen dezer waereld : ik vreesde voor het leven van Zaïde. Dadelyk vloog ik met myne zonen, om, ware het mogelyk, hunne moeder te redden; dan ach! wy kwamen te laat. Vier myner flaven hadden Zaïde, voor den brand reeds beveiligd, volgens het bericht harer vrouwen, met geweld weggevoerd. Niemanr wist waar  TREURSPEL. 19 waar henen. Waarom is myne van fchrik verlïyfde tong niet vermogend, myn vorst! de wanhoop, die my overheerde, af te beelden; eene wanhoop , die aangroeide nadat ik en myn gevolg, door bosfchen en velden, den geheelen dag, het fpoor van Zaïde gezocht hebbende, haar niet wedervonden ! Medelyden zou gewis het weldadig hart van Amurath ontvonken, en zyne magt zou myn verlies herftëüen. AMURATH. Ja,brave held, Amurath zal uw verlies herftellen. Uwe woning zal u door myn' fchatbewarer dubbel betaald worden, en myne flaven zullen de uwe zyn. SADAK. Helaas, myn vorst! dit is het niet het geen de vernederde Sadak u komt affmeken. Laat de hand der gerechtigheid de roovers pogen te achterhalen, en laat het vermogen van Amurath Zaïde weder in myne armen leveren. AMURATH. Hoe! zal het verlies van eene zwakke vrouw aldus het hart van eenen held, als Sadak, ontrusten ! Heeft zyne wysheid noch niet by hem over de liefde gezegepraald ? Het lot des oorlogs voert dikwerf onze vrouwen ons in de armen; en, wanneer zy van heer veranderen , verandert ook hunne liefde. B 2 SA-  *o Z A I D E, SADAK. Verfchoon uwen flaaf. Maar het hart van Zaïde is onaffcheidelyk aan het myne verbonden. Hare liefde is onveranderlyk. AMURATH. Het zy zo; doch daar Zaïde thans voor u verloren is, en niet zo ras de handen uwer (laven zal kunnen ontvlugten, zo laat uw mannelyke geest u niet begeven. Toon dat Sadak niet minder dapper is in huisfelyken tegenfpoed, dan in devyanden van zyn* vorst te beftryden. Al het overige het geen gy hebt verloren , zweer ik u, zal u rykelyk vergoed worden. SADAK. Helaas, wat is het verlies van rykdommen voor my, by dat van Zaïde , ö vorst!... AMURATH. Ga dan, vermetele (laaf! zoek u eene andere Zaïde, cn beleedig niet weder, door uwe verwyfde klagten, de ooren van uwen vorst! — Volg my, Caled» Caled geeft, in het heengaan, een' wenk aan Sadak, om te blyveu. ZESDE T O O N E E L. SADAK. Wat beduid deze wenk van Caled ? zou hy my eenige verlichting kunnen toebrengen? zou de laaghartige vertrouweling van zynen heer eenigen troost voor  TREURSPEL. 21 voor den rampfpoedigen Sadak bereid hebben? Maar,hoe! was dit de ftem van Amurath, van hem, wiens vrindelyke aanblik fteeds het loon was myner dapperheid, wanneer ik, met het bloed zyner vyanden als overflxoomd, uit het flagveld wederkeerde? en nu, dit gefronst voorhoofd, deze ruwe woorden, die de wonden van myne ziele, meer en meer, doen bloeden!.. Ach, ik zie het: allen verlaten zy den ongelukkigen, en geen hagelbui, welke de ftraffende hand van Allah op de bloeijende velden nederzend , kan meer de hoop en het blyde vooruitzigt des landmans ter nederflaan, dan alle uwe verwachtingen, è Sadak! ter neder geveld zyn!... Hoe lieflyk bloeide uw vooruitzigt wanneer noch heden de morgenzon u vrolyk toelagchte, en blonk als het gelaat van Zaïde , by de aannadering van haren beminden ! doch een ftornnvind heeft deze bloeifels ter aarde geworpen, en de avondzon fpiegelt zich in uwe tranen... Gy zyt het echter, 6 Allah! die dezen orkaan van tcgenfpoeden op het hoofd van uwen knecht doet woeden , om dus zyn vertrouwen tot u te beproeven. Ik erken hierin uwe hand, en eerbiedig dezelve ; doch, verfterk mynen moedeloozen geest, en duld niet dat de ziel van Sadak zich aan vertwyfeling overgeve! — Ik zie Caled noch niet wederkeeren. Verlaten wy dit hof, waar «en ondankbare vorst met myn weedom ipot. In B 3 ds  a* Z A I D E, de armen myncr kinderen mogen onverhinderd deze tranen, om hare moeder, vloeïjen, totdat het aanbrekend morgenrood my gelegenheid verfchaft langs de kusten op te fporen wcrwaarts het baldadig geweld myner flaven de vrouw van myn harte heeft weggevoerd. ZEVENDE T O O N E E L. SADAK, CALED. CALED. 1 oef, edele Sadak! Laat het Caled vergund worden, terwyl Amurath zich in het bad bevind voor cenige oogenblikken het ongeluk van zyn' vrind te betreuren. SADAK. Hoe! woont het medelyden dan noch binnen de muren van dit hof; en heeft het voorbeeld van uwen vorst u noch niet verhard tegen de klaagftem der ongel ukkigen ? CALED. 6 Neen. Sadak, wiens deugden en dapperheid zo dikwerf den troon van Amurath onderfchraagden, wanneer buitenlandfche oorlogen, of binnenlandfche' onlusten denzelven dreigden omverr' te ftooten, heeft noch vrinden, die, alware het ook dat de ongunst van Amurath hen trof, nimmer zullen bezwyken. , SA.  TREURSPEL. 23 SADAK. Vlei my niet, Caled ! Ik zie het oogenblik reeds aannaderen, waarin de ongenade van myn' vorst zich in den rei myner overige jammeren zal fcharen, en de maat myner elende aanvullen j doch is deze niet alreeds door het verlies van myne Zaïde vervuld? Helaas! vol hoop op de goedheid van Amurath , kwam ik myne droefheid aan zyne voeten uitftorten. Ik vertrouwde dat mededoogen en erkentenis hem zouden aanfporen, zyne magt ten mynen voordeeie te gebruiken; doch gy hoorde, Caled, hoe fmadelyk zyne woorden waren: als pylen des doods doorboorden zy myn hart. CALED. Misleide vrind! hoe weinig is 11 het hart van Amurath bekend! SADAK. Nimmer heb ik my op deze kennis toegelegd. De harten der vorsten te doorgronden is de taak der hovelingen , wier belang het is, hen hunne geheime neigingen af te loeren , om daarnaar hunne vleitaal in te richten. CALED. Te oogden, waar anderen gezaaid hebben, en dan noch den roem van den arbeid zich toe te eigenen. SADAK. Hoe! zou Amurath wangunstig zyn over de zeB 4 ge ,  24 ZAÏDE, ge, welke Allah op myne wapenen nederftórtte? Is het niet voor hem dat ik heb overwonnen, en dat, op zyn' eersten wenk, deze Jarm zich weder tot den ftryd toerust? Wat loon heb ik daarvoor afgevorderd? Welke eerambten heb ik, na bet uitftaan van zo vele gevaren, begeerd? Geen, Caled; dit weet gy. Vreedzaam den vaderlyken grond te bouwen, in de liefde van Zaïde en de opvoeding myner kinderen my te verlustigen, dit alleen was de eenigfte wensen van Sadak, wanneer hy zich, na den ftryd, van het bloed der vyanden had gereinigd. CALED. En daarom word de dappere Sadak van elk zo zeer bewonderd ; doch deze bewondering, die de toejuigching van elks lippen doet afvloeijen, ontfteekt de wangunst van den vorst. SADAK. Gy dwaalt. Zou Amurath zich zo zeer verlagen, dat hy den ftillen bewoner eener hut, die, zo lang zyne liefde hem in het midden zyner kinderen houd gekluisterd , geen fchaduwe over den roem van zyn' vorst zal verfpreiden, met zyne ongenade zou achtervolgen ? Neen, Caled! Byzondere haat tegen uwen heer boezemt u deze lastertaal in, of mogelyk bereid gy een* ftrik voor de voc, ten van Sadak. CA-  TREURSPEL. 25 C A LE r. Zo ftrafTe my de hemel! Myne genegenheid tot den edelen Sadak, en myne erkentenis... SADAK. Geen vleitaal, Caled! myn oor is aan dezelve ongewoon , en onder myn nederig dak klinkt fteeds de item der waarheid. CALED. Hoe beleedigt gy hem, die zich uw' vrind noemt! Zou het hart van Sadak, waarin alle deugden teiï troon zitten, myne dankbaarheid kunnen wraken? De kloeke arm van uwen vader Elar redde weleer, onder de regeering van Achmet, het leven myner moeder, en na dien tyd nam hy uwen knecht Caled, toen noch een kind, in zyne befcherming: dit doet my in uw noodlot deelen. SADAK. Het zy zo. Maar waarom dan uw' vorst by my verdacht gemaakt? Indien Elar uwe moeder het leven behield, gy z> t echter uw' tegenwoordigen rang en uw geluk aan Amurath veiicbuldigd. CALED. Het is waar, Amurath nam my tot zyn' vrind aan en vereerde my vervolgens met zyn vertrouwen; doch nimmer zullen zyne gunsten het vermogen hebben, dat zy my in het bederf van den dapperen Sadak doen deelen. B S ÏA.  a6 ZAÏDE, SADAK. Wat zegt gy! Zoekt Amurath myn' ondergang?) CALED. Ja. Wacht u voor de hand, die u Zaïde ontroofde. SADAK. Zaïde, zegt gy! Zaïde! sch, zeg het my, indien u iets van haar noodlot bewust is, en gy zult my een weldoende geest zyn. CALED. Zy is niet min' elendig dan haar Sadak. SADAK. Noem my hare fchuilplaats, beste Caled! en ik vlieg heen om haar te verlosfen, en daarna de verraders te ftraffen, die haar uit myne armen rukten. CALED. Zoud gy den dolk in het hart van uwen vorst willen ftooten? SADAK. Van Amurath! CA LED. Ja. Tot dien prys kan Zaïde weder de uwe worden. SADAK. 6 Allah, welk eene beproeving!... Neen! het bloed der vorsten is heilig. CALED. Recht zo, vrome held! u beiden blyft dus niets over, dan u aan den wil des hemels te onder- wer-  TREURSPEL. £7 werpen. Zaïde is thans in het ferail van gonzen heer. SADAK. Dan, ö profeet! wees gy haar befchermer. CALED. De nyd van Amurath ontftak over uwe verdiensten... SADAK. Laat de ondankbare vry den man haten, die zo dikwerf zyn' troon en leven befchermde ; maar wat heeft myne Zaïde hem gedaan? CALED. De liefde tusfchen Sadak en Zaïde, van ieder toegejuigcht, gaf Amurath het middel aan de hand, zyne onrechtmatige wraak in het heimelyk te voldoen. U Zaïde ontrukkende, waande hy u gevoeliger finart aan te doen, dan door openbare ongenade, of zelfs het verlies van uw leven. SADAK. Ach, hoe wel is de wreedaart hierin gedaagd! Zo heeft hy my dan finartelyker wonde toegebragt, dan immer zyn zwaard zou hebben kunnen doen. En gy, die het geheele hart van uwen Sadak vervult, dierbare Zaïde, helaas, wat zal uw lot zyn! CALED. Naast trotschheid, is wellust de heerfchende neiging van Amurath, en de roem van Zaïdes fchoonheid ontvonkte dadelyk het hart van den wellustigen vorst. SA-  e8 ZAIDE, SADAK. Wie is de gedienstige vleijer , die de ichoon. heid van Zaïde in het aanhooren van den begeerelyken monarch heeft uitgebazuind? CALED. Helaas, hiervoor moet Caled zyn' vrind vergeving vragen! Reeds had Amurath uw beider onheil in zyn hart befloten, en een fmadelyker lot dreigde de ongelukkige Zaïde, wanneer ik, door het voordellen van hare voorftreffelykheid, zyne gramfchap zocht te lenigen; doch daar hy den roof, reeds buiten myne kennis had laten volvoeren, zo ontvlamde dadelyk zyn lust... SADAK. Genoeg,eerelyke Caled! Zaïde is voor altoos verloren. Helaas, voor de omhelzingen van den wreden Amurath gefpaard te worden, moet haar veel ysfelyker dan de dood voorkomen! CALED. De fchoone Zaïde is tot heden toe van haar toekomend lot onbewust; doch zo dadelyk zal ik Amurath naar de vertrekken der vrouwen vergezellen: hy wil haar van zyne genegenheid verzekeren, en, zo hy waant, haar hart met de aangename tyding, dat zy in het getal der geliefkoosden van fcaren vorst is opgenomen, verblyden. SADAK. Veeleer zal de tiran haar hart door weedom ver- bry-  TREURSPEL. 29 bryzelen! Zaïde zich verheugen ? Neen! Hare ftand» vastige liefde tot den eenigen beminden harer ziele, tot haren Sadak, is my te wel bekend, Caled. Maar ach! mogelyk door geweld , en wel noch deze nacht... Helaas, waarom is zy niet door de vlammen omgekomen! CALED. Ik zal al myn vermogen aanwenden om Zaïde voor geweld te beveiligen, alware het oofe dat ik myne toevlugt tot eenige list moest nemen, en Amurath misleiden. Vaar wel, edele vrind! Draag uw leed gelyk een' held betaamt. SADAK. Gy verlaat my, Caled ? Gy hebt geen troost voor my ? CALED. Myn vertoeven mogt licht nadenken by Amurath verwekken. SADAK. Ach, eene bede!... CALED. Wat begeert de dappere Sadak? SA DEK. Zaïde zal haar' ramp niet overleven , en Sadak zal zyne getrouwe wederhelft weldra volgen; haar echter noch eens te zien, noch eens, op deze waereld, aan myn hart te drukken, zie daar myn' wensen. CA-  30 Z A I D E, CALED. Is myn vrind dan een vreemdeling aan het hof' weet hy niet hoe moeijelyk het is , voor een' onbekenden, door eene talryke en fierke wacht, tot de binnenvertrekken der vrouwen door te dringen ? SADAK. Uw gezag, uwe hulp, brave Caled, zal my hierin onderfteunen; om dezen durft uw troostelooze vrind u fmeken... Ontzeg my myne bede nier, of ik zal denken dat gy door Amurath zyt omgekocht om my in myn lyden te befpotten. Waartoe anders my dit vreesfelyk geheim geopenbaard? waarom my uit de onzekerheid gerukt, en... Ach, vergeef het my, Caled! CALED. Welaan, ik zal het wagen myn' vrind te dienen. Caled heeft buiten het ferail geen gezag; doch kan de kloeke Sadak, in de duisternis ongemerkt door de wacht der Janitzaren henenOuipen, en den muur, aan de oostzyde der tuinen van het ferail, beklimmen?... s A o A K. Ja, dit kan ik, of 'er by omkomen. CALED. Het zy verre van myn' vrind, dat hy door onvoorzigtigheid zynen getrouwen Caled zou bederven... Wanneer gy u in het kleed van een' flaaf, tegen de nacht, aan den oostkant laat vinden, zo zal  TREURSPEL. 31 zal ik trachten Amurath te verwyderen, en u by Zaïde in te leiden. sadak. Allah zal uwe trouw zegenen, Caled. Verlaat u op myne voorzigtigheid. cale d. Ik zal dus myn' edelen vrind verwachten. Vaar wel! niets zal ik onbeproefd laten om Zaïde voor geweld te beveiligen. sadak, nadat Caled is vertrokken. Blyft Zaïde niet de myne, offchoon de arm des gewelds haar onderdrukt? Neen, zelfs geen Amurath kan de zuivere liefde wraken , die my naar myn wettig eigendom henen voert. Einde van liet eerste bedryf. TWEE-  32 ZAÏDE, TWEEDE BEDRYF. Het tooneel verbeeld een ander vertrek in het ferail. EERSTE TOONEEL. zaïde, agib, gevolg van bedienden. zaïde, met alle blyken van wanhoop en ongeduld opkomende , en zich ep eene fopha nederwerpende. Verlaat my! Verlaat my, zeg ik u! Waartoe zo vele gedienstigheden? Ach! hoe pynigt gy myne beangste ziel! Waarom mogen myne tranen niet in eenzaamheid ftroomen ? Waartoe alle deze verfierfelen ? en wat heeft de ongelukkige Zaïde met deze pracht te doen? Zal ik dus mynen Sadak vergeten? agib. Sta toe dat uwe flaven de fchoone Zaïde weder naar het vertrek geleiden, het welk zy getracht hebben zulk eene uitmuntende vrouw waardig te maken. z a ï d e. Gy, die het woord voor alle de overigen fchynt te voeren, zeg my, waar ben ik ? wat heeft men met my voor?... Hoe! gy antwoord niet! Duldelooze onzekerheid! Helaas! tot welke rampen heeft Allah my gefpaard ! Doch, ik was te gelukkig, en op dit geluk, mogelyk, te trotsch , en dus verdiende ik  TREURSPEL. 33 ik vernederd te worden, ó Myne kinderen! waar zwerft gy thans hopeloos om, waar verheft zich uw gefchrei om uwe moeder, afgefcheurd, en mogelyk voor altoos, van deze dieibare panden, gelyk een vogel uit het nest van hare jongskens ? En gy, waard voorwerp myner liefde, getrouwe Sadak.' zuit gy de fiein van uwe Zaïde niet hooren, en zal uw dappere arm de banden van myn leed niet komen verbryzeien, 'eer de moedwillige fchakers naderen, en de vrouw van uw hart vernederen ? Ach , verdenk my niet, myn beminde! Myne liefde voor u was zo zuiver als de dralen des lichts, en de gedachten van Zaïde zyn nimmer van haren Sadak afgedwaald. Des morgens verblydde ik my niet over de zon, dan omdat zy myne oogen de beeldtenis van myn' geliefden wederfchonk. Wanneer gy van my afgingt volgde u een zucht, en als gy wederkeerde was het geluid uwer demme voor my als de aangenaamfte harmonie: uw lagen was voor my blymoedig als het morgenrood, en uwe woorden waren voor my verkwikkend als de daauw voorde dorstende aarde: maar nu , nu is alles duister om my henen : de hand des gewelds ligt thans zwaar op uwe Zaïde; en , ach! geen woorden zyn fterk genoeg de fmarten van myne ziele uit te drukken. Gedurende het laatfte gedeelte van dit tooneel vertonnen zich Amurath en Caled in het verfchiet. C TWEE-  34 Z A I D E, TWEEDE T O O N E E L. zaïde, amurath, caled, agib, gevolg van bedienden. amurath, in hei opkomen, tegen Caled. en heeft u niet misleid, Caled. Zy is fcboon als de eeuwige maagden, die in het paradys van onzen profeet dienen. caled. Zie hare treurigheid, ö vorst, en laat zy genade in uwe oogen vinden. amurath. Zy heeft die, en weldra zal.de vreugde deze tranen verwisfelen. zaïde, Amurath gewaar wmlende en voor hem nedervallende. ö Vorst! amurath. Rys op, fchoonc vrouw,en laat het verdriet niet langer, gelyk een fluijer, uwe aanminnige trekken voor myn oog verbergen, maar verheug u in de giinst van uwen heer. za ïde. Dank zy Allah, die den magtigen Amurath herwaarts heeft gezonden om eene beangstigde vrouw uit de handen des gcwelds te verlosfen! uwe goedertierenheid zal gewis myne fmarten ftillen. amu.  TREURSPEL. 35 AMUP.AT f'. Dit zweer ik u. Z A ï D E. Zaïde zal dus weder gelukkig worden! Helaas, myn vorst! ik was zulks in de liefde van Sadak. Stille vreugde lagebte ons aan, en het verdriet was verre van onze landhoeve verbannen, totdat dezen morgen het vuur onze woning aanrandde... AMURATH. Staak vry dit treurig verhaal, Zaïde, het geen flechts de merkteekenen der droefheid op uw gelaat doet wederkeeren. Amurath is van uwe lotgevallen niet onbewust, doch al uw leed heeft thans een einde: uit de asch van uwe woning ryst het geluk van Zaïde, met fchooner glans dan het immer heeft gefchenen. z Aï DE. Heb dank, grootmoedige vorst! Alle de pogingen van uwen getrouwen Sadak zullen voortaan ingericht zyn om zynen heer te dienen, en de (mekingen van Zaïde zullen de zegeningen van Allah over Amurath vermenigvuldigen. Geblinddoekt hebben zy uwe flavin in deze prachtige woning overgevoerd. De onzekerheid, waar zy zich bevind, de fcheiding van haren man en de geliefde panden van onzen echt, deden ieder oogenblik haren angst toenemen: noch zwoegt dit hart: ontferm u dus C * ha.  36 ZAÏDE, harer, om de gehoorzaamheid van uwen knecht Sadak , om de onnoozelheid van hare kinderen! AMURATH. Bemoedig u, Zaïde. Sadak zal om uwent wille ticnvouwdig, voor al het geen hy door den brand heelt verloren, gezegend worden, en de toegenegenheid van uwen vorst zal ook op uwe kinderen rusten. ZAÏDE. • Laat het my dan vergund zyn in de armen van Sadak, en die myner kinderen, weder te keeren. AMURATH. Is dit uw wensch ? Z A ï D E. De zon beftraalt geen getrouwer echtgenoote in het Ottomannifche ryk. Dit is, naast de getrouwheid aan Amurath, onze roem, ö vorst! Helaas! hoe zal myn Sadak, in wanhopende vertwyfeling , ronddwalen, zyne Zaïde zoeken, en haar net vinden ! Schenk hem haar weder. Dit is het grootfte loon het geen zyne dapperheid van u kan erlangen... Laat my niet langer vertoeven, de tranen myner kinderen op te droogen. AMURATH. Neen, blyf, Zaïde! en duizenden zullen uw geluk benyden. ZAÏ-  TREURSPEL. 37 Z A ï D E. Kan 'er eenig geluk voor my befiaan buiten hem, voor wien myne ziel leeft? ó neen, myn vorst! Zou ik Sadak verlaten, myne kinderen begeven, en dus myne eer vertreden!.. Maar, welk een licht gaat in my op! zou het mogelyk zyn... ? amurath, haar by de hand vattende. Ja, het is mogelyk, fchoone vrouw, dat Amurath u kan beminnen, en, dank hier voor uwe uitmuntendheden, u tot meesteresfe van zyn hart wil verheffen. Na eenige tusfchenpozing, met tederheid. Gy verdomt, Zaïde! gy beeft! Ach, matig uwe ontroering! De tyding van deze onverwachte eer bedwelmt te zeer uwen geest, dan dat gy uw geluk zoud kunnen bczcfi'en ; doch ik zweer u dat gy den eersten rang onder alle myne vrouwen zult bekleeden! Heersch derhalve in dit ferail... zaïde, bezwykende. In het ferail! ö profeet! De bedienden pkatfen haar op eene fopha. amurath. Onderfteunt haar, naven! Zie, Caled! hoe de vreugd haar hart overweldigt. CALED. Haar gelaat is dat des doods, en de pogingen van uw volk fchynen vergeefs om haar te doen bykomen. C 3 AMU-  33 Z A I DE, amurath. De natuur fchynt te zwak om den fpoedigen overgang tot zo veel blydfchnp te kunnen verdragen. CALED. Om deze zwakheid en de liefde van myn' vorst voor de fchoone Zaïde, laat ons een weinig ter Zyde treden, eer zy hare oogen weder voor het licht ontfluft, en mogelyk de tegenwoordigheid van mynen hecre hare ontfteltenis op nieuw doet toenemen. amurath. Gy hebt gelyk, Caled. Het ontzag voor haren vorst mogt mogelyk den loop van hare blyde uitboezemingen flremmen. Wy kunnen ongezien getuigen zyn van hare verrukkingen, en weldra zal dankbare liefde haar in myne armen voeren. Beiden legeven zy zich ter zyde, doch blyven eeiïgermate in het gezigt der aanfchouwers. , DERDE TO O NEE L. zaïde, agib, gevolg van bedienden. zaïde, weder lykomende en wild rondziende. Heb ik het wel verlïaan ? zeide hy niet: in het ferail! Helaas! het vonnis van myne dood ware my Weliekomer dan de vlcijcnde belofte van Amurath ge-  TREURSPEL. 39 geweest! Hoe verheugde ik my den eindpaal van myn leed te bereiken! reeds breidde ik tot Sadak en myne kinderen deze armen uit; en nu, na zulk eene hoop, in noch dieper afgrond van elende neder te fiorten! ö Allah! waarom zond gy uwen engel niet, om de angstvolle ziel van uwe dienstmaagd uit dezen kerker des lydens te verlosfen ! Maar ik ontfluit myne oogen weder, en hoe verfchrikkelyk is voor my dit ontwaken! ja , ysfelyker dan alle de benaauwdheden, die my, dezen morgen, in het midden der vlammen , aangrepen. Ach, waarom ben ik niet veeleer in dczelven omgekomen, of waarom heeft hare woede het weinige fchoon niet verteerd , het geen nu een' wellustigen vorst aanprikkelt om Sadaks ongelukkige vrouw te mishandelen !.. ó Myn beminde! is dit het loon voor uwen heldenmoed ? is het dus dat Amurath den man vergeld, die de fteun van zyn ryk en van zyne grootheid is? Doch, wees gerust, myn Sadak: het doel van zulk een' dwingeland kan noch verydeld worden, en veeleer zullen deze zwakke, handen myn vleesch van een ryten , dan dat ik iets zou behouden het geen de wellust kan in bekoring brengen om Sadaks liefde te beleedigen. Zy rukt eenigen van hare verfierfelen af, en treed dczelven met voeten. Weg met deze hatelyke pracht! Zy is my verfchrikkelyk en Zaïde onwaardig... C 4 FIER.  4° ZAÏDE, VIERDE T 0 0 N E E L. zaïde, amurath, caled, agib, gevolg van bedienden. amurath, in woede opkomende. Met uw leven zult gv 'er voor boeten, Haven! indien gy toelaat dat zy zich misuandelé! Tegen Zaïde. Onzinnige! gy, die uwen vorst durft lasteren, en een' verachtelyken flaaf boven den monarch van het Oosten durft verkiezen! wat loon verdient deze beleediging ? z a ï d e. De dood. amurath. Vermetele! gy fpreekt uw vonnis uit. z a ï d E. Zo dank ik den profeet, en weldra zal Zaïde van al haar Jyden verlost zyn. caled. Vergeef het hare wanhoop, vorst! hare verbysterde zinnen... z a ï d e. 6 Neen! myne zinnen zyn niet verbysterd. Ik zie, jk voel te wel myn aangroeijend onheil. Herroep Mw woord niet, ó vorst, maar wreek u, zo ik u heb  TREURSPEL. 41 heb bèleedigd, en koel vry uwe gramfchap in het bloed van Sadaks ongelukkige vrouw. AMU11AI H. Neen, leef! Tegen Caled. Deze woede zelfs zet haar nieuwe bekorelykheden by, en maakt haar noch beminnelyker in myne oogen. CALED. Heb medelyden met hare fimn:, ö vorst ! gv ziet... AMURATH. Vrees niet: ik ben bedaard, Caled. Z A ï D E. Helaas, is 'er dan geen genade by Amurath te vinden, en zal de dood, welke ik als eene weldaad afïïneek, my geweigerd worden! AMURATH. Staak uwe onbezonnen klagtcn. Tegen Agib, en zyn gevolg. Vertrekt. V T F D E T O O N E E L. ZAÏDE, AMURATH, CALED. AMURATH. Hoor my, beminnelyke vrouw, en verhard uw harte niet tegen de weldadigheid van uwen vorst.J C 5 ZA'»-  4£ ZAÏDE, Z A ï D E. Onderwerping aan Amurath is de eerste les, welke Sadak zyn huisgezin poogt in te fcherpen: zou dnn Zaïde zich tegen uwe begeerte aankanten, wanneer billykheid uwe eifchen befiiert ? De .ficin van een' vorst is de ftcm des hemels, in de ooren zyner onderdanen. amurath. Billyk konde ik u voor uwe finaadrede ftraffen; doch, vrees ïr'ets: uw vorst wil met u in genade handelen, u vergeven, en u tot het toppunt van geluk verheffen. Hoor my dus, Zaïde, en weet dat, waar Amurath kan gebieden, hy zich thans tot fmeken wil vernederen. Dit trotsch hart floeg weleer een grimmig oog op de verdiensten van Sadak, en benydde de toejuigchingen , welken zyne deugd hem verwierf. Ik zal voor u niet veinzen. Ik befloot myn' getergden hoogmoed eene gerechte wraak te verfchaffen. Noch de dood van Sadak, noch zyne ongenade konden my voldoen, maar langzaam wilde ik hem pynigen; en hoe konde ik beter daartoe myn doel bereiken, dan wel met u uit zyne armen te fcheuren?.. Gy deinst van fchrik te rug, Zaïde ! ja, het voornemen was wreed. In de hette van myn' toorn' deed ik het volvoeren, en befpaarde Sadaks vrouw voor de onteerendfte febande; echter, op het gerucht van hare fchoon- heid,  TREURSPEL. 43 heid, wilde Amurath haar zien. Ik zag u, en de eerste blik van uwe fchoone oogen ontwapende in eens al myne gramfchap, en ,deed een tederer vuur in dezen boezem ontbranden. De liefde beheerscht thans myn hart, Zaïde. Het is geheel door u vervuld; het is u toegewyd. Kan deze liefde van uwen vorst u ftreelen; zo maakt gy het geluk van zyn leven uit, en uwe dagen zullen voortaan in aanzien en eere voortvloeijen, ja, uw lot zal benydenswaardig zyn, en, om u, zullen Sadak en zyne kinderen, in myne hoogde gunsten deelen : ik zal hen boven alle grooten des ryks verheffen, en geen fchaduw van afgunst zal immer, flechts voor één oogenblik , hun heil verduisteren: alleen, vergeet Sadak, en laat Amurath, al ware het ook vooreen gedeelte,in de tederheid deelen, waarmede gy uwen dapperen vrind gelukkig maakte... Wat antwoord gy, fchoone vrouw? Gy ziet uw' vorst, als een flaaf, zich voor u vernederen; doch, hy wil zyne vreugd alleen aan uwe toegevendheid te danken hebben. Z A ï D E. De magtrge Amurath, my, van myne vroeglïe jeugd, als rechtvaardig afgemaald, kan geen onrecht , ook tegen de minste zyner onderdanen, oefenen; het zy dus verre van hem, dat hy den kloeken Sadak , wiens moed zo menigwerf de fchoon-  44 ZAÏDE, fchoonfte blyken van getrouwheid heeft afgelegd, met een1 onedel en haat zou achtervolgen. Neen , 6 vorst! uw hart, dat naar grootheid dingt, kan onmogelyk dus zichzelf verlagen; en, indien het, voor een oogenblik, aan onrechtmatfgen toorn' gehoor gaf , deszelfs aangeboren edelmoedigheid zal echter over deze zwakheid zegepralen , en gv zult Sadak zyn verlies herftellen, door hem zyne betreurde Zaïde weder in zyne armen te leveren... Ach, voor u in het Hof gebogen, fmeekt zyne droeve vrouw om deze weldaad. Helaas.' wat heeft myn Sadak toch gedaan, om dus geflraft te worden! zullen deugd en moed dan voortaan als misdaden worden befchouwd! Dit zult gy, ö AJlah! niet gedoogen ! amurath. Rys op, fchoone fmeekfler! Ik zweer u nochmaals, Sadak zal voortaan geen leed gefcbieden. Doch gy pleit voor hem , en gy vergiet myne liefde. zaïde. Vergeef het my , ó vorst! maar Zaïde bloost op dit woord. Haar is geen andere liefde, dan tot haren Sadak, bekend. Hem heiligde zy hare dagen, van het oogenblik dat hy zich verwaardigde zyne heldenblikken op haar neder te liaan; fints dien tyd is geen andere wensen ooit in my opgekomen dan hem te behagen, in wiens min Zaïde al hare groot-  TREURSPEL. 45 grootheid vind. Ach, van hem te fcheiden, is voor my veel wreder dan de dood ; en zelfs geen diadeem kan immer dit verlies vergoeden. AMURATH. Trotfche vrouw , voor welke ik my vergeefs vernederde! hoe lang zult gy het geduld van Amurath tergen, die, niet gewoon dan te gebieden, u echter om wederliefde heeft gebeden ? Uwe (haffelle genegenheid tot een' verachtelyken onderdaan ontvlamt op nieuw mynen toorne. z a ï d e. Helaas! wees edelmoedig! Ik ben vrouw en moeder. amurath. Zal dus eene zwakke vrouw over de magt van Amurath zegepralen , en vermetel genoeg wezen om zyne liefde, waarom duizenden begeerig zyn, te verfmaden! Ondankbare! gy zyt in myne magt, en uw vorst laat zich niet vergeefs befpotten. z a ï D e. De hemel waakt over hen , die aan hunne pligten getrouw zyn: deze zal my en Sadak niet begeven. amurath. Gy zult zyn beeld uit uw hart rukken!... Z A ï d E. Gy eischt wat my onmogelyk is... a m 8-  Jfi Z A I D E, AMORAT H. En myne liefde vergelden, of wel de wreedlle ftraf zal over u en Sadak, ja zelfs over uwe kinderen, woeden! ZAÏDE. Allah is hun befchermer: dus ben ik in hun lot getroost. AMURATH. Vaar wel. Ik laat u tyd myne weldaden te overwegen. Het lot van Sadak is in uwe handen. Keer ik weder, en uw hart opent zich niet voor myne liefde, beef dan, en weet, dat, wanneer de morgenzon aanbreekt, het hoofd van Sadak, voor deze vengfters, u uwen hoogmoed zal doen betreuren. Tegen Caled. Begeef haar niet, opdat zy in hare woede geen vermetele handen aan zichzelve fla. ZESDE T O O N E E L. ZAÏDE, CALED. Z A ï D E. Helaas! waar zal ik, hulpelooze, eindelyk troost vinden ? CALED. Hier, by den vrind van Sadak en Zaïde. ZAÏ-  TREURSPEL. 47 zaïde. Gy, gunsteling van Amurath! zyt gy hem niet in wreedheid gclyk? caled. Verdenk my niet, edele vrouw, als of ik mede oorzaak ware van uwe fmart. Caled heeft het geluk de gunst en het vertrouwen van zyn' vorst te genieten ; zyn hart is echter verre af van alle zyne ondernemingen goed te keuren. z a ï d e. Verlos my dan uit dit hatelyk hof, en geef my aan myne kinderen weder, indien gy waarheid fpreekt. caled. Helaas, dit kan ik niet! Zaïde kan de magt van Amurath hier niet ontvlieden. zaïde. En is dit de troost, dien gy aan de vrouw van uwen vrind uitdeelt? Ach! caled. Schoon Caled geen vermogen heeft het ferail voor u te ontfluiten, zonder uitdrukkc'yk bevel van zynen heer, hy kan echter Zaïde door zyn' raad onderfteunen. z a ï d e. Welk een' raad kunt gy in dezen uiterton nood my toevoegen ? Spreek , Caled! wat blyft my over dan te bukken voor het geweld , of te flerven ? Ach, waarom mag ik geen keuze doen ! ca-  48 ZAÏDE, caled. Klapten noch tranen zullen u behoeden, en fierheid zal het trotfche hart van Amurath in feller gramfchap doen blaken , en de maat uwer onheilen (lechts aanvullen. Indien echter Zaïde zich kan vernederen tot veinzen, en de liefde van den vorst kan v.'eijen , totdat wy door eenige list Amurath de magt benomen hebben , u door geweld te dwingen... zaïde. Kan ik de ware gevoelens van myn hart fmooren, en myne liefde tot Sadak, ook Hechts door een woord, ontkennen ? caled. De edele Sadak zou zulks niet mispryzen, wanneer het diende om u en hem voor grooter onheil te behoeden. zaïde. Helaas! hoe zou het hem grieven, wanneer hy wist... J caled. Hy weet alles. Ja, Zaïde, ik fprak hem heden aan dtt hof: i„ de armen van zyn' getrouwen vrind ftortte hy zyne klagten uit. z a ï d E, ó Myn Sadak! waarom moogt gy „iet aan dit hart treuren! ca-  TREURSPEL. 49 CALED. Schep moed, Zaïde: Allah zal u beiden met dezen troost zegenen; ja mogelyk deze nacht... ZAÏDE. Wat zegt gy, Caled! Heb ik u wél verftaan? CALED. Matig uwe vervoering. Het is een gevarelyke dienst, welken Caled zynen vrind en de fchoone Zaïde bewyst. Veins derhalve voor Amurath, toon meerder gematigdheid in uwe fmart,en... doch laat het my vergund zyn, eer Amurath ons hier overvalle, u naar uw vertrek te geleiden: daar zal ik u meerder verlichten. ZAÏDE. Welaan, getrouwe vrind! — ó Hemel, zo (lort uwe milde hand ook noch een' droppel vreugd in den kelk des tegen fpoeds. Einde van het tweede bedryf. D DER-  5o ZAÏDE, DERDE BEDRYF. Het tooneel verbeeld de kamer van Zaïde, verjierd en verlicht. EERSTE TOONEEL. ZAÏDE, CALED. ZAÏD E. Laat af, getrouwe Caled! Ik erken uwen yver, doch kan uwen raad niet opvolgen. CALED. Hoe! van alle myne voorflagen.. ? ZAÏDE. Kan geen my gevallen. Zoude ik, om my te redden , een' ander' aan eene gewisfe dood overgeven ? Neen,Caled; veel liever dat ik fneve ! Allah fchonk my dit leven ; door Sadaks liefde maakte hy myne dagen aangenaam; hy zegende het pad waar langs wy traden ; en op ieder voetftap deed hy het geluk voor ons ontluiken: doch thans, daar hy ons met on overzien el yke rampen bezoekt, neme ik ook gewillig den kelk des iydens aan, welken zyne hand ons toereikt; en ik ben bereid Allah veeleer dit leven weder te geven , dan, ondankbaar voor zyne genooten weldaden, myne deugd door eenig wanbedryf te bezoedelen. CA-  TREURSPEL, 51 caled. Gedenk aan Sadak, aan uwe kinderen, welken gy onfchuldig met u doet omkomen. zaïde. Helaas, welke eene herinnering! caled. Gadelooze vrouw! erken hun gevaar , en laat Caled, by uwe tederheid vcor hen, u fmeken, uzelve te fparen. za ï de. Wys my zulk eenen weg , waarop myne deugd tevens veilig is. caled. Tracht uwen afkeer voor Amuraths dwingelandy te verbergen. Hy is zo vurig in zyne liefde als in zynen haat; poog dus zyne tederheid te ftreelen, ert geef hem hoop dat hy eenmaal uw hart zal kunnen Winnen. zaïd e. Maar eindelyk zal de tyd komen, beste Caled! waarop hy de vrucht van deze hoop zal willen plukken. caled. Allah , die uwe ftryden ziet, zal, mogelyk vóót dien tyd , uitkomst geven. Hoe het zy , Caled zal alles beftaan, alles opofferen, om u te redden. Sadak heeft vrinden genoeg, die even als Caled denken j en meermalen is het gebeurd dat het waardig D a lig-  52 ZAÏDE, ligchaam der Janitzaren de dwingelandy van een' onredelyk' vorst beteugeld beeft. ZAÏDE. Hoe, oproer! Ik beef. CALED. Schoone Zaide! elk onderdaan moet in uw lot deel nemen. Indien deze geweldige daad aan Amu. rath gelukte, dan moest ieder Muzulman voortaan voor vrouw en kinderen beven, en geen echtgenoote zou zich immer, in de armen der liefde, veilig achten. ZAÏD E. Wat zullen uwe pogingen baten, wanneer intus. fchen Sadak ontzield is, en zyne Zaïde zich onteerd ziet? CALED. Tracht derhalve tyd te winnen. De fchranderheid van Zaïde doorziet te wel het gevaar, dan dat zy niet een weinig de waarheid aan hare veiligheid zoude opofferen. ZAÏD E. Heb medelyden, 6 profeet, met eene ongelukkige, en vergeef het haar, indien zy voor eenige oogenblikken de oprechtheid verzaakt! CALED. Ik zal u gewis moeten verlaten, wanneer Amurath nadert; doch Caled zal alsdan zyn' vrind in zyne onderneming onderfteunen. ZA X-  TREURSPEL. 53 zaïde. Behoed toch myn' Sadak voor gevaar, dit fmeek ik u! caled. Verlaat u op myne getrouwheid. zaïd e. 6 Gy, eenig geliefde van myn hart! hoe fmacht myne ziel naar u ! Ware flechts dit gehaat gefprek voorby! Hoe zal ik den wrevelen vorst verwyderen? caled. Bedwing u. Ik hoor de voet flappen van Amurath. Terg hem niet, of Zaïde en Sadak zyn verloren. TWEEDE T O O N E E L. zaïde, amurath. amurath , tegen Caled. Vertrek. Tegen Zaïde. Vergeef het my, fchoone Zaïde ! indien de gramfchap voor eenige oogenblikken myn hart overmeesterde , dit hart, het welk geen mededinger in roem noch liefde erkent. Wyt het uwe wreedheid, indien ik, myns ondanks , uwe tedere ziel heb moeten bedroeven. Gy ziet my thans weder, doch kalm en bedaard, en alleen vervuld met den wensen q 3 voor  54 Z A I D E, voor uw geluk. Ach, mogten de aanbiedingen van Amurath in het einde uwe ziel bekoren! Mogt de bevallige Zaïde op alle de voordeden, welken hy aan de voeten van de bekoreiykfte vrouw neder» legt, het oog vestigen , weldra zouden alle vermakeiykheden van het paradys op hare fchreden ontluiken , en, aanzien , rykdom, en wellust zouden haar, om ftryd, nimmergefmaakte vreugden aanbieden, die noch tyd verwelken, noch genot Ölh mer zal kunnen uitputten. zaïde. Heeft dan myn vorstelyke heer zulke vernederende gedachten van zyne flavin? Zou Zaïde hem, iets kunnen weigeren, indien wettige redenen haar niet verhinderden zynen wensch te voldoen?.,. Helaas! ware het in myn vermogen, gewis, geen glans van het hof, geen aanbieding van grootheid, maar alleen het bezef van mynen pJigt ware genoegzaam om my geheel aan het geluk van den magtigen Amurath toe te wyden , en Zaïde zou Zich de meest gezegende vrouw van het Ottomannifche ryk achten... Maar ach... amurath. Vaar voort, uitmuntende Zaïde! Vrees niet uw hart in den boezem der liefde uit te ftorten. Gelyk het verzengde kruid de verkoelende droppels, zo drinkt myne fmachtende ziel uwe woorden binnen,, Indien oprechtheid op uwe lippen heerscht, wat  TREURSPEL. 55 wat toeft gy dan in de omhelzingen van Amurath die zegeningen te vinden, welken Allah zynen gelovigen , in het andere leven, belooft ? zaïd e. Helaas! Gy weet het, myn vorst. amurath. Neen , Zaïde, 'er beftaan geen redenen, die u zouden kunnen ontflaan aan de vurige liefde van uwen heer gehoor te geven. Is het hart van Zaïde onbaatzuchtig genoeg, om alle de rykdommen, welken de monarch van het Oosten haar aanbied , te verfmaden, laat dan ten' minste de tederheid, met welke hy haar aanbid, by haar gelden, en zo vele deugden, welken hy in haar bewondert, door geen ondankbaarheid bevlekt worden. zaïde. Het hart van uwe dienstmaagd is te verheven om deze ondeugd te koesteren, en Zaïde weet te wel genooten weldaden te waarderen, dan dat derzelver aandenken niet (leeds levendig voor haren geest zoude blyvcn, en haar haren duren pligt omtrent den milden fchenker van dezelve herinneren. Neen, myn koningklyke heer! Zaïde, hoe gevoelig voor uwe weldaden, voor uwe liefde, zou deze niet kunnen beantwoorden, zonder zich aan de laagfie ondankbaarheid fchuldig te maken. amurath. Deze duistere taal is voor my onverftaanbaar, Zaïde' D 4 ZAÏ-  56 Z A ï D E, zaïd e. Dat de magtige Amurath my vergeve, indien myne oprechtheid hem mogt honen. Wanneer myn vorst zich nu in de armen van zyne flavin gelukkig achtte, en zy, na zo veel gunstbewys, hem eenmaal ontrouw wierd... amurath. Driedubbel zou myn toorn over haar ontgloeijen! Maar, Zaïde , dit kunt gy niet. Gy kunt niet meineedig worden. zaïde. 8 Neen, myn vorst! Daarom is het dat de vrouw van Sadak, door zyne liefde groot geworden, u niet mag beminnen. amurath, in woede. Van Sadak !... Onbezonnene ! gy herinnert my aan dien onwaardigen , en gy vergeet dat het Zwaard myner wrake reeds boven zyn fchuldig hoofd fchittert, en één myner wenken genoeg is..? zaïd e. Helaas, wat heb ik begonnen!... Verfchoon myne wanhoop! amurath. Wyk te rug, vermetele! eer myn brandende toorn u, nevens den afgod van uw hart, verniele! zaïd E. Laat rechtvaardigheid, de getrouwe gezellin van Amuraths daden, ook nu myn' koningklyken heer niet begeven. amu-  TREURSPEL. 57 amurath. Ik zie het, .zo lang Sadak leeft, zal Amurath zich vergeefs vernederen ; doch deze vyand van myn geluk zal de morgenzon niet zien aanbreken, en, indien zyne ftraf uw trotsch hart niet doet buigen,.- gy hebt noch kinderen, waarop ik my over uwe verfmading kan wreken. Myn wacht! zaïde. Indien Zaïde in uw oog misdadig is, laat haar onlchuldig kroost zulks niet misgelden! amurath. Zeifs de kleinde fpruit van uwen verderfelyken ftam zal myne wraak vernielen. Ja, ik zweer... zaïd e. Ach, zweer niet!... Zaïde, in het dof gebogen, onderwerpt zich aan uwen wil. amurath, tegen de wacltt. Vertrek. Tegen Zaïde. Wat hoor ik! gy onderwerpt u ? zaï d e. Helaas! De ftem der natuur fmaort alle overige bedenkingen. amurath. Rys op, fchoone vrouw! Rys op, dierbare mededeelfter van Amuraths heerelykheid ! Wisch af deze tranen der fmarte, en laten bevallige lagchjes voortaan uw blozend gelaat verderen. Vreugde zal D 5 do  58 ZAÏDE, de befïendige gezellin van uw leven zyn ; en, ik kan bet u niet genoeg herbalen, uw geluk zal in het oog van alle myne vrouwen benydenswaardig wezen. zaïde. Alleen fmeekt uwe flavin dat gy haar eenige dagen vergunt waarin zy zich tot deze groote zege vóórbereide. De fchielyke overgang van vernedering tot grootheid mogt myn zwak hart te zeer aandoen. amurath. Indien uw vorst Hechts op eenige wederliefde van zyne Zaïde mag hopen, dan zy u uwe bede vergund... Ach! waarom noodzaakte my uwe geftrengheid wreed te zyn in uwe oogen! Doch, myne gramfchap is voorby. Sadak en uwe kinderen zullen nimmer iets te vreezen hebben , en myne koningklyke befcherming zal voor altoos op hen rusten. zaïde. Heb dank, grootmoedige beheerfcher der gelovi» gen! en laat Zaïde zich verflouten haren heer met eene tweede bede lastig te vallen. amurath. Begeer Ilechts, Zaïde, al ware het de helft van myn gezag. za ïde. Vergun eenige rust aan myn' gefolterden geest. am u-  TREURSPEL. 59 amurath. Ja, rust, Zaïde! en dat het mogenlicht u met nieuwe bekorelykbeden doe ontwaken, en uwe eerfte gedachten u de tederheid van uwen vorst herinneren. Heersch en beveel over de (laven, die u omringen, en tracht in alles den luister van Atnüraths uitverkorene (bande te houden... Wat Wil Agib? DERDE T O O N E E L. zaïde, amurath, agib. amurath, Welk eene vermetelheid voert u herwaarts? agib. Verfchooning, myn vorst! Uwe wachten hebben op dit oogenblik een' man opgevangen , die bezig was den oostmuur der tuinen te beklimmen. Zy vonden dit zwaard onder zyn kleed verborgen; en dezen rok, welken hy voor een' min' aanzienelyken had verwisfeld, hebben zy aan de andere zyde des muurs gevonden. amurath. Wie is de ftrafwaardige,die het verblyf van zyn' vorst durft ontheiligen ? Wat is het oogmerk van dezen roekei oozen? agib,  Co ZAÏDE, agib. Zulks is uw' flaaf onbewust. Uw getrouwe knecht Caled, op het gerucht toegefchoten, nam hem dadelyk in bewaring, en wacht alleen het bevel van zynen heer. amurath. Waartoe dit toeven ? Ieder vreemdeling, die dezen grond betreed, is een man des doods... Vermomd , gewapend, en zelfs by nacht... doch ik zal zelf vernemen... zaïd e. 6 My rampfpoedige! ó Myn Sadak! amurath, wederkeerende. Heilige profeet! wat deert myne geliefde? Zy bezwykr. Spoedig, Haven! Eene menigte bedienden, op liet handgeklap van Amurath binnen gekomen, onderfteunt Zaïde. amurath, wild rond ziende. Wat beduid dit alles? Deze omfteltenis, en deze vreemdeling ? Ik verlies my zei ven in een' maalftroom van gisfingen. En dan dit kleed? Het zelve met eenige oplettendheid befchouwende. Wat zie ik! Is dit niet het kleed van Sadak, waarin hy noch heden voor my verfcheen? Kaar zyn zwaard grypende. Ja, het is het kleed van Sadak, en Amurath is verraden. Tegen Agib. En wel door u, trouwelooze! agib.  TREURSPEL. 61 AGIB. Indien Amurath oordeelt dat Agib zynen heer zou kunnen verraden, hier is myn hoofd. AMURATH. Volg my. Ik zal fpoedig dit raadfel ontwikkelen ; en, vind ik het zo, dan zal myne eigen hand den vermetelen booswicht ftraffen. Tegen Zaïde. En op zyn verfcheurd lyk zult gy daarna uwen laatften adem uitblazen, geveinsde! indien gy mede fchuldig zyt. VIERDE T O O N E E L. zaïde, gevolg van bedienden. ZAÏDE. V Iugt, ydele hoop! verlaat my, tedriegelyke vooruitzigten! voor Zaïde is noch heil noch verlosfing dan door de dood te wachten ! en deze zal haar weldra met den vrind van haar hart weder vereenen. u Myn held! hoe moedig ftreefde gy herwaarts, en trotfeerde alle gevaar, om mogelyk voor het laatst noch eens aan dezen boezem te rusten, en den verzwakten geest van uwe Zaïde door uwen troost te onder/leunen ; en nu, nu zyt gy de wraak eens dwingelands ten prooije geworden, en,helaas! misfehien op dit oogenblik, droomt reeds uw dierbaar bloed 1 VXF-  6> ZAÏDE, V T F D E T O O N E E L. zaïde, amurath, caled, gevolg VCM bedienden. amurath. Wat wederhoud gy my, gedienstige flaaf? Ik wil den vreemdeling zien en met éénen flag zyne vermetelheid vergelden. caled. Het zy verre dat uwe koningklyke handen zich met het bloed van een' onwaardigen zouden bevlekken. De dood van Amnraths zwaard is te groot eene eer voor den muiteling tegen zynen vorst. Vertrouw den fchelm aan uwen knecht Caled, en in de uitgezochtfie pynigingen zal hem zyn verra« derlyke geest ontvlugten. a m ur ath. Eer dit gebeur', zal uwe bedriegelyke ziel reeds het ligchaam verlaten hebben. Dubbelhartige flaaf, dien ik vergeefs door weldaden aan my zocht te verbinden ! (preek , hebt gy niet het vertrouwen van uwen heer gefchonden ?... Deze vreemdeling is Sadak. Zie hier zyn zwaard en zyn kleed, en het is gewis door u dat het verblyf van Zaïde hem is bekei d geworden; door u dat by heimelyk deze ftifh rustplaats van zyn' vorst trachtte in te fluipen , om door zyne vermetele liefde ook Amurath in het aangez;gt te honen. ca-  TREURSPEL. 63 CALED. Gezegend zy de fchranderheid van mynen heerl Het orakel uwer wysheid feilt ook heden niet. Ja, de vermomde, welken ik in bewaring uwer wachten heb gelaten, is Sadak. Doch weinig kon Caled vermoeden dat zyn yver om zyn' vorst te dienen , en hem zynen vyand in handen te leveren, door de achterdocht van Amurath zou beloond worden. zaïde, tegen Caled. Monster in geveinsdheid! waarom is de arm van eene zwakke vrouw te magteloos om u te vernielen ! AMURATH. Laat af! Ook uw lot zal dra beflist zyn. caled. Schoone Zaïde! matig de ontroering van uwen geest, en blyf hopen. AMURATH. Ik heb dus Sadak in myne magt ! Maar, Caled! 'er blyft noch veel over in uw gedrag, het geen my aan uwe oprechtheid doet twyfelen, CALED. Het was te gevarelyk voor myn' vorst, Sadak, den vrind des volks, in het openbaar aan te randen. Dus meldde hem uw flaaf het gelukkig lot van Zaïde: zyne begeerte ontbrandde dadelyk om haar te zien, en Caled beloofde hem den toegang tot haar vertrek. Ik bedelde hem dus aan den oostkant der  64 Z* A I D £> der tuinen van het ferail u»i daar de waakzaamheid i' dat ^ aI' frappen en , ! "iet Zoude «Wen, en, gevonden Zvnde,zyi]Ieven had ver. leid^tst'-,d;e "-n vrind mis- amurath, tegen Zaïde. Sadak Zlte' • 02 m°edvvi,,ige onderneming van J:rDia*bd' » gy verwachtte dus den afgoa van uw hart, hier, in uwe armen... Ja, op de belofte van list;gen man> dJe «. tegelyk met ons, verraad. amurath. In welk een' doolhof van verwarringen word de geest van Amurath rondgevoerd !... Caled - myne ziel ontrust zich over dit alles. Indien gy het wel meende met de belangen van uwen vorst, waarom dan Za^e geweid met eene hoop, zo firydig tegen my. caled. Zou de magtige Amurath geloven..? AMU-  TREURSPEL. 65 amurath. Zwyg, en verfchaf' mynen bekommerden geest tfieer zekerheid van uwe trouw. Wilt gy den billyken argwaan, die my 'bezielt-, uitdelgen, dat dari terftond het hoofd van Sadak my van uwe verkleefdheid aan uwen vorst overtuige... Ga, ert doe den vyand van myne rust door uw zwaard vallen! ZESDE T O O N E E L. Zaïde, amurath, gevolg van bedienden, amurath. En gy , geveinsde, wier listige tong my noch dit oogenblik met het vooruitzigt dorst vleijen, vin eenmaal uwe hardnekkigheid te zullen verwin* nen! wat kunt gy ter uwer ontfchuldiging inbrengen ? zaïde. Niets. Myne misdaad is, dat ik voor Allahs oogen de oprechtheid heb durven verzaken, en my daar* door met eenen arglistigen dwingeland heb gelyk gefteld. amurath. Deze toon... Zaïde. Is die van myn hart, het geen niet langer zyrïö Ware gevoelens Wil verbergen; het is de ftem der E be--  66 Z A i' D E, beleedigde deugd. Indien Amurath de deugd kende, zou hy gemakkelyk hebben kunnen vermoeden , dat myne lippen onwaarheid fpraken , toen ik my aan zynen wil onderwierp. De vrouw van Sadak veinsde , Hechts uit nood. Om haren man te behouden, maakte zy zich fchuldig aan logen taal ,• doch Allah ftraft my thans te gevoeliger, omdat ik op hem geen genoegzaam vei trouwen vestigde. Zo uw trotsch en wellusiig hart naar de klagten van eene ongelukkige vrouw had willen horen, Zaïde zou zich nimmer dus verlaagd hebben. amurath. En indien Amurath minder de liefde, welke hy thans vervloekt, gehoor verleend had, uwe lasteringen zouden nu niet het oor van uwen vorst beleedigen. z a ï d e. De gemalinne van den grootfien uwer onderdanen heeft reeds voorlang geleerd, de ydele bedreigingen der boosheid te verachten. Indien ik my vernederde tot fineken, zo imeekte ik den vorst, het evenbeeld van Allah op deze aarde. Ik zocht troost en gerechtigheid by hém, en dezen wierden my geweigerd. Die Zaïde moest befchermen wierd haar verdrukker ; en , daar Amurath dus zelf zyne eigen waardigheid met voeten treed, en zich in ondeugd aan de laagfte zyner Caven gelyk ftelt, trekt Zaï-  TREURSPEL. 6? Zaïde hare achting weder in, en de deugd ver* heft haar verre boven uwen vergangkelyken rang, boven uwe ydele waardigheid. AM UR ATH. De dood zal ras een einde maken aan uwe vermetele taal. ZAÏDE. Offer vry Sadaks ongelukkige vrouw aan de teleurftelling van uwe misdadige uitzigten. Gy hebt uw' wellust niet kunnen voldoen , voldoe dan uw' onrechtvaardigen haat, en blusch in haar bloed de oneerelyke vlam uwer genegenheid. Na het verlies van myne kinderen, nadat gy het bloed van den groot'.len held, dien uw ryk immer voortbragt, en die zo menigmaal uw' troon en leven befchermde hebt doen ftroomen, is 'er niets het geen my aan deze aarde geboeid houd. En waarom zou Zaïde de dood vreezen? De dood te Knaken van de hand eens dwingelands onteert den deugdzamen niet, maar drukt het zegel der goedkeuring op zyne daden, en kroont hem met onfterfelyke eer in de gedachtenis van het nagedacht... ö Myn Sadak! edele held! wachtten uwe roemvolle daden immer dit loon? en zulks van den man, zo verre beneden u; van den man, voor wien gy uw dierbaar leven zo dikwerf in gevaar ftelde? AMURATH. Dit gaat te verre! De fchandelykfte ftraffe zy de E a ver*  68 ZAÏDE, vergelding uwer honende rede!... Maar, welk een gerucht ? Myn wacht! Z EV E N D E T 0 0 N E E L. Zaïde, amurath, agib, gevolg van bedienden, wachten. agib. Dat Amurath zyn dierbaar leven befcherme! Het geheele ferail is ryp tot opftand, en de wachten der Janitzaren hebben hunnen post verlaten. Zy allen voegen zich by hunnen hoofdman, en fchreeuwen om de verlosfing van Sadak. amurath. Wel nu ? agib. Hunne woede heeft ook den trotfchen Omar bezield , en zy naderen onder zyn geleide. Waar zy zich venoonen, vlugt alles, of voegt zich aan hunne zyde. amurath. Wy zullen zien. Myn volk! befcherm uwen monarch. Tegen Zaïde , zich vóór haar Jlellende. Maar u zullen zy aan myne wraak niet ontrukken. 4GT.  TREURSPEL. 69 A G T S T E T O O N E E L. ZAÏDE, amurath, agib, omar, gevolg van bedienden, Jmiitzaren, en wachten. IMUrath, en zyn gevolg, hunne zwaarden trekkende. M uitende flaven ! wat voert u herwaarts ? Hebt gy de fchuldige onderdanigheid aan uwen vorst verloren ?... Wat is uw eisen ? omar. Het leven van Sadak en de vryheid van deze vrouw, of wel uw hoofd. amurath. Woeste Omar! misbruikt gy uw gezag om uwen vorst te honen? Sadak is betrapt in het fchenden van deze heilige verblyfplaats, Zyne vermomming, en het zwaard, waarmede hy gewapend was, zyn bewyzen van zyne boosaartige aanüagen tegen het leven van zynen heer. Sadak heeft dus, volgens de wetten, zyn leven verbeurd. omar. Uw reeds bekende haat tegen den vromen befchermer van den Ottomannifchen troon ontfchuldigt eene vermetelheid , waartoe uwe eigen laaghartigheid hem aanfpoorde... De glans van Sadaks deugden fchitterde te fterk in uw kortzigtig oog: reeds voorlang was uw doel hem re vernederen: dit verpiogt gy niet in het openbaar: dus befprong uwe E 3 wraak  70 Z A 'ï D E, wraak iri het heimelyk haar' prooi. Gy hebt zyn vredig verblyf' aan de vlam opgeofferd, hem zyne vrouw ontroofd, en uw wellustig hart zoekt thans, in hare oneer, eene nieuwe bevrediging. amurath. Heeft dan Amurath al zyn gezag verloren, dat een wrevele booswicht..? o M a r. - Vaar niet voort! Omar laat zich van geen dwingeland honen. Gy zyt een onderdaan van Aliah, even geiyk wy; en, zo wy u trouw gezworen hebben . dan was het opdat gy ons , vulgens zyne wetten, zoud bellieren: vergeet gy zulks, dan zyn, Wy van den eed ontllagen, en gy zyt niet meerder dan de minste van ons. AMURATH. Hoe!.., OMAR. Laat ons geen dierbare oogenblikken met ydele woordenftryd verkwisten. Lever ons den veldheer te rug; ontlla de beminnelyke Zaïde, en herftel hun beider geluk; of ons zwaard... AMURATH. Lasterende flaaf' zo dadelyk zal de bloedende kop van uwen gunsteling u allen doen zien dat Amurath noch weet te gebieden. De engel des oliman de tweede, blyfpel . . - - : 8 : - — — Cora , treurfpel, pl. • • - - : 12 : - - • Coralli, treurfpel, pl. • • - - : 12 : * U. Ogelwigbt, Jun. Men doet wat men kan, niet wat men wil, blyfpel • • - * - : 6 : - _ — De Verbeterde Dwaas, blylpcl - . : 6 : . . ■ . Waldheim, tooneelfpel . - - : 12 ; . _- De Vrindehraad, tooneelfpel - - : I2 : . . Louife en Volfati, tooneellpel - - : 8 : . P. Pypers, Merinval, of de gevolgen der wraakzucht, tooneelfpei . . . . - - : 10: - . De Graaf van Comminge, of de ongelukkige gelieven, tooneelfpel . . - - : 12 : . . Laufus en Lydia, treurfpel, pl. . - : 12 : - B. Ruloffs Willem Teil," treurfpel, pourt. . - - : 12 : - . Fredrik van der Trenck, tooneelfpel - - : 8 : - T, Starrerburg, Apollo in Dordrecht, en De Zangberg, twee divertisfemcnten . . - - : 6 : » F. van Steenwyk, Leonidas, treurfpel . - - : 8 : - T. |. Uy'enbroek, Meropé, treurfpel, pl. . - - : 12 : - ,—. De Vertrouweling, kluchtig treurfp. - - : 12 : - VVigcherlink , l'e liechtfchapen Krygsman , toon. - ■ : 8 : . N. S. v. Winter ,Menzikoff. treurfpel . . - - : 8 : - L. W. Louize d'Arlac, treurfpel . - - i 8 i - Sebiile van Anjou, treurfpel . - - : 8 : . — —— Gelonidé, treurfpel . - - : 8 : - Kon datur ad mufas, &c. Esther, treurfpel . - - : 7 : - Vli.'t doet vorderen , De Gewaende Philofoopll, W. - - : 6 : - De Burgemeester,tooneelfpel. . . • - • : 12 :- Van meest allen zyn ecnigen voor de liefhebbers op groot papier te bekomen. Verfcheiden nieuwen zyn ter persfe. Veertig Kunstprinten voor onderfcheiden tooncelfpellen. Algetneene kunsttitels voot allerlei dichtwerken, in "