MAATSCH. DER NEDERL. tETTERK. TE LEIDEN. Catal. bl. Geschenk van Tooneelstukken , 1841.  ZEDELYKE TOONEELSPELLEN.   ZEDELYKE TOONEELSPELLEN, DOOR C. SWABERLAND. Verfierd met fraaije Plaaten. Te AMSTERDAM, By HENDRIK GARTMAN, MDCCLXXXII.   VOORBERICHT, TTVe gefchiedenis der Calasfen, is éénder UverbazendIte gedenktekenen, welken de vervolgzucht opgericht heeft. Het bygeloof heeft meer dan eens gezegepraald, by volken, die door de menschlievende hemelleer, van Jefus Christus niet verlicht waren — maar heeft die pest, fchoon zy doorgaans de onkunde alleen befmet, nooit verfchrikkelyke gevolgen gehad, voor menfchen, die door meer redenlicht beltraald, rcdelyker konden denken?— ja: — in Vrankryk heefc zy in onze dagen, Christenen aangcfpoord , om het moordtuig te wetten, tegen een, by elk voor deugdzaam bekend huisgezin , welks misdaad alleenlyk daarin beftond, dat het, op eene andere wyze God diende; zy heeft die Christenen, den verfoeijelykften moord,door hunne voorvaderen, in den naarftetl nacht, te Parys, aan de Protcfhnten gepleegd , doen volgen. Het geval van Calas is bekend: men weet dai de dweepery lofzangen zong, toen het vooroordeel en de haar, galgen en raderen chtten,om fchuldlooze men fchen te moorden. — Gelukkig echter werd het geweld in * 2 zy.  li ' VOORBERICHT./ zyne woede gefluit: - eenige landgenooten 'vaD Calas, menfchen wier gedachtenis altoos in zegening zal blyven, trokken zig het lot dier ongeluk/eigen aan; geleidden vrouw en kinderen van den grysaarc, die der dweperye reeds ten offer verftrekt had, voor den troon des Konings, en verkregen van dien goedhartigen Vorst, na de klaarfte blyken van onfchuld , in het aangetygd vermoorden van den onwaardigftcn zoon en broeder, gé. geeven te hebben, dat recht, het welk hunne onnozelheid en alom bekende deugd verdiende. De moord aan G:!as, uit verkeerden godsdienst yver gepleegd, ftrekt ten bewyzc, dat het bygeloof vermogen had, om, buiten 's Konings oog, het ligt verblinde gemeen niet alleen, maar zelfs de dienaaren van God, en de handhaavers zyner wetten, te overwinnen. Ik ben in dit Treurfpel, de waarheid deigebeurtenis zo getrouw bygebleeven , als het met de kunstregelen baftaanbaar was. — De harten door dit geval tegen het bygeloof te wapenen; dezelven te treffen; myne verdraagzaamheidlievende vaderlanderen, een af-  VOORBERICHT. nr affchrik voor alle vervolgzucht, en in da grootfte verdrukking, eene bezadigdheid van denkvermogen, inteboezemen; — zie daar myne voornaame bedoeling. Van myne twee volgende eigenvindingen, heeft de eene, de fchadelyke gevolgen der driften, en de andere, de gewenschte uitwerking der verflandige toegeevelykheid eener vrouwe ten onderwerp. — De eerile leert den mensch, dat hy, als een afhange. lyk wezen, de wyze en altyd goed doende Voorzienigheid , nooit door zyne driften moet trachten vóórtekomen; _ de tweede, dat eene verflandige en deugdzaame vrouw, die toch het natuurlyk middel is om den man te vertederen , van haare pooging, om hem tot zyn' pligt te doen wederkeeren, een goeden uitflag kan verwachten. De verlosfing der Hungarifche Predikanten, waar mede dit deel fluit, is gedeeltelyk genomen uit het leven van den grooten zeeheld de Ruiter, door Brand befchrecven. Die godvruchtige oorlogsman, bragt hunne redding, door zyne voorfpraak, by den Marquis de Los Velez, Onderkoning van Napels, in het jaar 1676. ten wege. - Ik heb alle pooging aan-  iv VOORBERICHT. aangewend, om myn Tooneelfpel, over dat onderwerp, die krachtige uitdrukkingen te geeven, welke het geval vereischte, en eigenaartig waren aan eenige Charakters in de gebeurtenis voorkomende. Indien ik met deezen mynen arbeid, zo veel goedkeuring moge wegdraagen , als met myne ZEDELYKE TOONEELSPELLEN, gefchikt voor de opvoeding der Jeugd; zal ik my rykelyk beloond achten. J E-  J E A N C A L A Sj OF DE UITWERKSELEN van het BYGELOOF. T R E U R S P E L,  VER T O O N E R S. david, PUG ET, BOISSY, J» j Richters van Toulouzs. LAS BORDES, I COUDOUGN A JEAN CALAS. Mevrouw calas, Echt genoot e JEAN PIERRE CALAS, Zoon f vm JEAN la VAYSSE, Vriend j" CflLAS. JE ANNE, Dienstmaagd j PATER EOURGE. de BIECHTVADER DER GEVANGENIS. CIPIER. BEDIENDEN van de Justitie. PRIESTERS. RECHTERS. SOLD A ATEN. Het Tooneel is in het Gerechtshof van Toulouze,  JEAN CALAS; OF DE UITWERKSELEN van het BYGELOOF. TREURSPEL, EERSTE BEDRYF. EERSTE TOONEEL; verbeeldende een RaadzaaL DAVID, POGET , BOISSY, LAS BORDES'y GOUDOUGNAN, en de overige Rechters. DAVID. Gy, Rechters van Toulouze! handhavers van onzen eeuwigen Godsdienst; van vrede en orde! —■ Gy, die hier de plaats van God zei ven bekleed ;•— ik zie met vreugd, op welk eene edele wyze, uwe zielen vervuld zyn, met verontwaardiging en fehrik, over het affchuwelyk gedrag van Jean Calas. — Zyn valsch vernuft, waardoor hy onzen waaren Godsdienst beledigde; zyne fchynheilige'dweepery, waardoor hy veelen trachtte te verleiden, geA 2 Buig?  4 JEAN C A L A S; tuigt tegen hem, omtrent zyn wa ngedrag , met zynen vroomen Zoon gehouden. De woede , om dat hy hem niet weder tot zyne dwaalingen kon overhaalen, was oorzaak, dat hy,ontaart, de handen floeg aan het leven van zyn kind, 't Voegt ons, den belediger van Godsdienst , en natuur te flraffen. puget. Wy berusten in de rechtmaatigheid van uwen eisch. — Zonder zynen ontmensehten moord , zouden zyne dwaalingen alléén , de dood verdienen. DAVID. Wel: — dat hy dan flerve. boissy, tégen Pügh. Hoe Mynheer! — maaken de dwaalingen van het verhand , den mensch voor onze rechtbank lirafbaar? Heeft het Opperwezen-ons den last opgelegd, om de ltille leidingen van de ziel, door wreed geweld in den omtrek van onze denkbeelden te befluiten ? Verdient het de dood, dat de mensch , in den eeredienst, den God en Vader van allen verfchuldigd , af'wykt, van omiïandigbeden , waarvan wy,noch door de openbaaring, noch door de reden, de minite bepaaling hebben? Jk eisch uit naam van deeze rechtbank,- — uit naam van den Koning; — ja uit naam van de geheele mensch. heid, bevvys voor uwe drangrede. " • DAVID. &troomen bioeds, geftort in een nacht van den hei-  TREURSPEL. 5 heiligen Bartel , bewyzen , dat men de eer van God, door de dood van zyne vyanden mag wreeken; want alles wierd verricht om zyne eer alléén. — Het plegtig feest van dien geduchten dag, is aanftaande ; het wreede geval geeft ons een offer; en toont daar'door, dat dit fnoode volk, noch door voorbeelden , noch door wetten zyn in den teugel te houden. B O I S S Y. Hemel! — een voorval, waarover de geheele natuur zig ontzettede, wordt dat tot een' gronding gelegd om de zaak vanCalas te beliisfen! Het fchynt dat alleenlyk zyne wyze van Godsdienst, hem voor onze rechtbank fleept, die alléén fchynt hem misdaadig te maaken. Kunt gy gelooven, dat die Godsdienst, hem, en alle zynegeloofsgenootcn kan aanfpooren tot kindermoord en allerleije gruwelen ? Maar overweeg tog eens met aandacht hunne gevoelens. Hun Godsdienst wyst geenen gemaklyken weg tot den Hemel aan. Eenefchroomvalligheid doet hen tot eene ongeruste verbeelding, omtrent den geiukfiaat van hunnen medenmensch overflaai^; maar die vertwyffeling is een bewys, dat niet de moord, veel min de kindermoord, uit hunnen Godsdienst voortvloeir. Niet hunne Leer, maar wy, wy die dezelve onophoudelyk vervolgen, verbreeken de wetten van God, van den Koning ; en zullen eens rekenfchap.... A 3 DA.  6 JEAN GALAS; DAVID. Nooit! want de Koning, zo wel als de Kerk, die Kerk, aan welke God eene nimmer misleidende onfeilbaarheid , en tevens de magt van de Ketters te mogen vervloeken en te verdelgen , heeft gefchonken, beveelen alles wat wy zullen en moeren ter uitvoer brengen. Een Ketter, die onze leer verzaakt en hoont , is bekwaam tot alle gruwelen. COUDOUGNAN. Maar immers zyt gy niet overtuigd, dat hy den moord aan zyn' zoon gepleegd heeft ? DAVID. Gantseh Touloufe kan wegens de deugd en het vermoorden van dien braaven jongeling getuigen. Wie kent den haat niet die de Ketters onstoedraagen?en wie kan geiooven, dat een vader als Calas, die zeggen durft, dat onze geheiligde geloofstukken, ongereimdheden en godloosheden zyn , zou gedoogen kunnen , dat zyn eigen zoon , afweek van zyne geliefde denkbeelden, en dat hy dien zoon niet zou üraffen ? Gelooft my Mynheeren ; de pynbank mag vruchtloos geweest zyn , om hem zyne misdaad te doen bekennen ; maar gy zult Zien, dat hy by het naderen van de dood,dezelve zal belyden. De Biechtvader wendt hier toe alle pooging aan ; ik heb hem last gegeeven , daadelyk fcier te verfchynen.— En wy.wy moeten thans de laat-  TREURSPEL. 7 laatfte hand aan zyn vonnis flaan; want nog deezen dag moet hy fterven. b o 1 s s t. Ik geef myn ftem niet, dan na volkomene overtuiging. david, driftig. Spreek Mynheer , wat moet ik van u denken ? durft gy gelooven dat wy bekwaam zyn , een onrechtvaardig vonnis te véllen ? b o i s s y. God verhoede zulks! — Maar ik ben volgens myn ampt en hart verpligt te zeggen , dat Cmen breeke myn rede niet weder af) dat de bewyzen, waarop Calas zal veroordeeld worden, my krachtloos voorkomen. Zyn de deugden van den dooden jongeling , door gantsch Toulouze bekend? — neen:zy worden alleenlykdoordevyanden van Calas, of uitgevonden, of vergroot. — Integendeel is hy by de meesten berucht, vooreen' man van een flegt levensgedrag; voor een' fpeelder, een' verkwister, die meer dan eens zyn' vader gedwongen heeft, hem een ruimer levenswys te verfchaffen. Zyne driften niet te kunnen opvolgen , heeft hem tot razerny doen overflaan, en een wanhoopig befluit, is het gevolg daar van geweest. Dit ziet men meer gebeuren. De zelfsmoord is niet geheel vreemd by onze Landgenooten ; maar dit Ryk heeft nooit monfters voortgebragt, zo barbaarsch als Calas zou zyn, A 4 in-  I JEAN CALAS; indien hy fchuldig ware aan de misdaad , wa?rmede men hem bezoedelt. — Deeze misdaad firydt tegen de natuur niet alleen, maar ook tegen het onbefprooken gedrag , dat Calaj altoos met zyne kinderen heeft gehouden. - Heeft men hem tot woede zien overflaan , toen zyn zoon Louis onze heilige Leer omhelsde , en openlyk zyne dwaalingen afzwoer? integendeel, by heeft hem dezelfde vaaerlyke liefde blyven toedraagen, wel weelende, dat noch het Opperwezen, noch de reden, een' vader recht geeft, zynen zoon, over de gevoelens van het hart te mogen [treffen : — |eanne , hiermede gevangen , en die de oorzaak der bekeering van dien zoon geweest is, heeft hy, zonderbaar ooit verwytingen gedaan te hebben, tot nu toe in zynen dienst gehouden. Maar, waartoe op meerdere bewyzen aangedrongen ? het getuigenis van zyn vrouw kan alles voldingen ; aangezien de kinderliefde , indien zyne misdaad waar is , de liefde tot haaren Echtgenoot verre zal overweegen; -- dat men haar hoore ; en aan de natuur geloof geeve. — Eindelek moet ik nog zeggen, dat de wyze, waarop Antoine is omgebragt geworden, firyd, regen de voorzichtigheid van den onkundigften moordenaar. Men heeft voorbeelden van vergiftigingen, van doodllag en dergelyken ; maar wie heeft poit zyn' vyand opgehangen ? - en hoe kan dit een gwakke grysaart, aan een fterken jongeling ver- rich,-  TREURSPEL. 9 richten ? kan zulk eene wyze van moordpleging gefchieden,zonder het hevigfte gerucht? — Heeft men dit alles wel overwogen? — Zo ja; hoe kan men dan befluiten, dus haastig met het doodvonnis voorttevaaren, en het zelfs nog deezen dag te willen voltrekken? DAVID. Breng deeze bevvyzen in tegen de ftem van het volk , dat zyne misdaad getuigt , en daarvoor , zyn dood, van het recht blyft verwachten, uwe fchynredenen zyn niet vermogend, om de infpraak van myn hart te wederleggen. Ik heb gezien — nog gloeit myn ziel van verontwaardiging, — hoe alle omfhndigheden ; de fchrik der Calasfen,— onfchuldige beeven niet, — den moord aan Mare Antoine bevestigden. Zyn ftraf moet alle ontaarte vaders ten voorbedde verftrekken. EEN BEDIENDE. Mynheeren ! de Biechtvader vraagt verlof om binnen te treeden. DAVID. Laat hem komen. (De Bediende vertrekt.") Ik twyfel niet, of deeze zal zyn hart doorgrond hebben. BOISSY. Ik hoop dat hy ons in dit geval zal kunnen verlichten. LAS BORDES. Daar is hy. As TWEE-  2 0 JEAN CALAS: TWEEDE T00NEEL. Di voorigen; de biechtvader. DE BIECHTVADER. Uwe yverMynbeercn , om de zaak va„ ons hei lige geloof, tegen de Ketters, een volk dat erger als de heidenen, en tot alle fnoodheden bekwaam is , te verdedigen, ontvonkte my.... DAVID. Wy zyn daar gerust op. - Zeg ons flegts hoe d,e fnoode ztg gedraagt? hebben uwe vermaaningen meer indruk op hem gehad, dan Py„ en banden ? DE BIECHTVADER. Och ! - als de duivel het hart beftiert;als onze Helmen het door hunne voorfpraak niet kunnen verlichten; - en kunnen zy zulks dat der Ketteren doen?- dan zyn onze ernftigfïe vermaaniugen vruchtloos. Wy kunnen den booze wel uitdryven • doch niet dan by zulken, die 'er eene waare bel geerte toe hebben. B O I S S Y. Maar fprcek ons van Calas. DE BIECHTVADER. Deeze begeerte is in dien hardnekkige niet te vinden; die vvreede blyft zyne onfchuld ftaande houden, en laat niet af onzen Godsdienst te hoo"en. - God ftrafte eertyds de lasteraars van zynen naam;  TREURSPEL. it naam; zyn wet wil dat zy zullen derven, dat zy van deeze Aarde uitgeroeid zullen worden: dus verdient de lastering van Calas de dood; bovendien eischt het bloed van den vermoorden jongeling wraak; zyne ziel kan door onze gebeden niet tot rust gebragt worden; de Penitenten hebben, om den hemel te verzoenen, de beeldtenis van den jon. gen martelaar omgedragen; — maar vergeefsch! DAVID. Men zal alles door de dood van den moorder trachten te bevredigen. — Hy moet thans zyn Jaatfte onderzoek doorftaan. — Ga Eerwaarde, wil hem daar toe bereiden. de bichtvader. Gy zult hem zo fehuldig bevinden, dat dit onderzoek alles zal voldingen. QHy vertrekt.) b o i s sy. Deeze man heeft minder dan niets uitgericht. DERDE TOONEEL. DAVID, en de overige Rechters. PUGET. Eer wy Calas doen verfchynen, dunkt my, dat men laVaysfe enjeanne,yder byzonder moest hooren. las bordes. Mogelyk dat de vrees voor ftraf hen zou doen bekennen. BOIS»  12 J E A N C A L A S, B o i s s y. Ik bid u nog eens, dat gy, Cef het doodvon^ -der ek d ^ ^ „, - weegt Waant tog niet te ligt, dat uwe Wpnak van den hemel zy. - Derkt da, , r door de„ opperfien Rechter van uwe handent is dien gy vonnist. davjd, rfrj/f/V Neen Mvnheeren-- Het bloed eens kome n)et op ons ; Qp ons, die de ^ ^ den Godsdienst bandhaven. (Hy fchelt.) Jk gèef ren, «„• 2?^,, ^ ^ «ome. (/Je Bediende vertrekt.) coudoognan. Ik vertrouw zeer op het getuigenis van deeze Menfcnen:het gedrag van beiden is onberispe^ - deugdzaam ; ook dunkt my, dat men Mevrouw en Pierre Calas.... * Zulks zou vruchtloos zyn: - zy zulleB , om Z T Va" hU" ge0aCht v°ortekomen, (leeds by de ontkenning blyven, en dus is hun getuigems van geen kracht, S b VIER-  TREUR SPEL. Ï3 VIERDE TOONEEL. De voorigen, la vaysse. david, tegen la Vaysfe. Welaan Mynheer •, wy twyfelen niet, of gy zult na u beraaden te hebben, thans bereid weezen, den Rechter te verlichten. Gy zyt voor een gedeelte getuigen geweest, van het ontmenschte gedrag van Jean Calas. — Spreek ; gy hebt gezien LA VAYSSE. Vergeef my Mynheer! — gezien! — Ja ik heb gezien dat hy onfchuldig is, en daarop wil ik fterven. — Calas is geduurende den gantfchen avond , maar vooral in het verfchrikkelyk tydftip dat myn vriend zig van het leven beroofde, niet uit myn gezicht geweest. — Och! — Is het gedrag van Mare Antoine u bekend Mynheeren ? — Weet gy dat het gefchreeuw van geloofsbekeering valsch is ? — Wie is in (Iaat die geloofsbekeering te bewyzen ? — Wat Priester kan zeggen , dat Antoine hem, zyn begeerte om tot ons heilig geloof over te gaan, heeft te kennen gegeeven. Hy is waarlyk een Protellant gebleeven: om wat reden zou dan, een vader als Calas hem vermoord hebben ; en ik voor een' moorder van zyn kind getuigen? — Dat men Jeanne hoore, dat men luistere naar  *4 JEAN CALAS-mar Delpecbe, naar den Heer Gosfe, „aar' Mira„ de naar Juffrouw Poufcbellon : zy allen zuilen" gewagen , dat zy de hartbreekende klagten van vader, moeder en van ons allen gehoord hebben bois s y, na de genoemde getuige» opgetekendte hebben t Is wel, ik zal my bevlytigen deZeiven te' hooren. c coudougnan, tegen David. "Wat zegt Mynheer op dit alles? david. Dat hy de misdaad tracht te bedekken, om dat J7. door het volk voor medepligtig wordt gehouden. De Geestlyken die de uitvaart van Mare Anto.ne als een heilige Martelaar van ons Geloof pecht* gevierd hebben, verdienen meer geloof ais deeze. - Zyn getuigenis zal my niet beletten den hemel wraak te verfcha&n : (tegen laVaysfe.) Vertrek, en verwagt voor deeze rechtbank uw vonnis te zullen hooren. Ik zal dit geduldig afwachten j maar God weet dat wy onfchuJdig zyn. VYF.  TREURSPEL. 15 VYFDE TOONEEL. De voorigen, en een weinig daar na J E A N N E. DAVID. "Waar toe langer met het volvoeren van dit vonnis te marren ? — Alles kon reeds verricht zyn. (tegen Jeanne.) Gy, die hier als eene yverige Catholyke word gepreezen ; gy, die de oorzaak zyt der bekeering van Louis Calas, 't geene de hemel u zal vergelden , (preek: gy weet dat men Mare Antoine te vooren reeds de dood gedreigd had , om dat hy voorneemens was zyne dwaalingen aftezweeren ? JE ANNE. Als dat zyn voorneemen geweest isMynheer, is het geheel buiten myn weeten. — Hy heeft zig altoos als een' hardnekkige aangefield: myn vermaaningen zyn niet van die vrucht geweest, als by zyn' Broeder. DAVID. Hoe! wilt gy ontkennen dat hy in onze biechtftoelen plaats had genomen ? — Dat hy onze Godsdienstplechtigheden heeft bygewoond?— Spreek hier niet tegen. — Zeg alleenlyk of Calas hem niet bedrygd heeft. JE ANNE. Dat heeft hy zekerlyk : maar, Mare Antoine was een ongehoorzaame Zoon, die zyn' Vader veel  15 JEAN CALAS; veel verdrie* aandeed.- Calas heeftzynp,igtaan hem gedaan. - Het is waarlyk fmartlyk, als de kmderen de lesfen van hunne braave ouders niet opvolgen puget. Maar vervolg ter voldoening op de vraag die men u gedaan heeft. JE ANNE. Geloof my tog Mynheer, Calas, die ik zedert zo veele jaaren diende, was altoos een eerlykgoed Mensch, en fchoon hy een Ketter is.... DAVID. Dat geteem duurt te lang. (Hy Jchelt, waarop een bediende binnen komt.) JB ANNE. Och ! Mynheeren! - Moet myn goede meester dan fterven ? - zo hy WaarJyk zyn> ZQm Qm_ gebragt heeft, - moet een booze geest'myn hart en oogen verblind hebben; want Mare Antoine was de eenigfte die naar beneden kwam: hy wrong de handen, als iemand die de koorts had, en beefde ft vraag hem, of hy koud is ? - neen zegt hy ' f brmdt' ~ Hy vlugt van my af, en twee uuren daar na vindt men dien rampzaligen.... (fchreijende.) och ik kan u het overige DAVID. Genoeg , genoeg. - (tegen het gevolg) men brenge haar weg! en dat Calas kome. j e a n n e , heengaande. God! zyt ons allen genadig! ZES-  TREURSPEL. 17 ZESDE TOONEEL. david, de overige Rechters. b o i ss y. Dit zyn de getuigen die men gehoor moest geeven.Jeanne komt met La Vaysfe overeen, dat Calast geduurende het geval, niet beneden is geweest; las bordes. Zy fchrikken om de waarheid te belydem p u g e t. Hun getuigenis is zekerlyk afgefproken. coüdougnan. Daar toe is het veel te eenvouwdig. b o 1 s s r. Ook zyn de getuigen te oprecht. david. Dat men alle nuttelooze twist ftaake. Het wordt tyd, dat wy een befluit neemem b o 1 s s y. Wat zal de Koning van dat gedrag zeggeh ? dit duistere voorval moest voor zyn' throon gebragt, en overwoogen worden ; want immers kan het voor zyn oog niet verborgen blyven. Men zal de zaak van Calas , zelfs na dat by gefneuveld is, overweegen , en wat zal dan het einde zyn ? de Vorst is rechtvaardig; — uw belang en vonnis , zal mogelyk het zyne niet weezen. Ik voorzie B de  IS JEAN CALAS; de ysfelykfte gevolgen, voor u, die zo begeerig, zyt, het bloed van Calas te vergieten. DAVID. Nooit kunnen die gebeuren ; want het is des Konings belang, dat wy behartigen. — Hy kan de belluiten van zyne doorluchte Voorvaderen gemaakt, vooral nu de kindermoord 'er by komt, niet voor onrechtvaardig keuren. b o i ssy. Maar, hoe zult gy met het huisgezin van Calas handelen? want zo zy zyne helpers geweest zyn, verdienen zy de zelfde ftraf te ondergaan; en echter hoor ik hier van niets melden. Wat is de oorzaak dat gy hen niet tevens wilt vonnisfen ? QMen hoort een gerucht; de deur in het verfchiet gaat open; men ziet door dezelve een brandend vuur; — Calas wordt, geketend zynde, door de Soldaaten voortgerukt, en voor de Rechtbank gefield.), ZEVENDE TOONEEL. De voortgen ,'CALAS, Priesters, gevolg en Soldaaten. Calas, in eene hevige ontroering voorwaards treedende; terwyl de Rechters naar buiten zien, zonder van hunne plaats te gaan. 6 M;,n God ' — Is het vuur reeds ontftooken om my te verteeren! — Geweldige beproeving voor my-  T R E' U R S P E L 19 myne ftandvastigheid : — och ! begeef my niet! — (tegen de Soldaaten.') Zeg my myn broeders: moet ik op dit oogenb'lik flerven ? david, geeft een teken aan dé Rechters om op Calas ie zien. Leest de misdaad uit zyne verfcbrikking; puget. Wy zien het. las bordes. Hy is fchuldig. david, tegen de Soldaaten. Treedt achterwaards. — (tegen Calas.) Onzalig Onderdaan van dit geheiligd Landifnoode ketter! die uw kind , uw deugdzaamen zoon, om dat hy onze verlichte Hemellcer wilde omhelzen , zo wreed ais godloos hebt vermoord. — Monfier dqr Natuur! — de eeuwige Gerechtigheid daagt u voor deeze ontzachlyke vierfchaar. Myne eisch is, dat gy de pynlykfte dood zult fterven. calas, nederzygende, wordt op den wenk vanBoisfy door eenige Soldaaten onderjleund. Rampzalig'lot van den Mensch ! — ö Myne Echtgenoot! Myn kinderen! — Hemel! — Hemel! — david. Roep die niet aan; — beken viwe misdaad: dö Hem van God , —van uw benaauwd geweeten ,— alles veroordeelt U, en maakt uwe misdaad kennelyk. E 2 ca-  20 JEAN CALAS, calas, de Jlerkfte ontroering vertoonende; terwyl by alle tooging aanwend om te fpreeken. Ik bid u,— het gezicht,— het denkbeeld — van het vuur; — goede God! — dnderfteunmy. — david. Denk op uwe dood rampzalige ! b o 1 s s y. Waartoe die vrees! — Spreek u vry myn vriend van de befchuldiging. — Herftel uwe krachten. calas, als vooren. Och! — Denk dat ik een mensch ben. las bordes. Zie hem iidderen. p o g e t. Zyn fchuld blykt klaar, waartoe anders die ontroering ! coudougnan- Zyt tog bedaart Calas. david. Nog eens beken uwe misdaad. calas. 6 God! — Gy kent myne onfchuld — en — david. Toon die. — Denk dat het ogenblik vast nadert, waarin gy aan de Alweetenheid, rekenfchap van uwe fchuld zult moeten geeven.— Gy wilt niet? — (Hy geeft aan de overige Soldaaten een teken, om Calas aan te grypen. c 4-  TREURSPEL. at calas, zig bewsgenloos in hunne armen werpende. Gezegende Verlosfer! david. Men breng hem weg; want alle pooging is ver. geefscb. b o i s s y. Dat men ten minden .... david. Neen, neen! geen geduld meer met die hardnekkige calas, terwyl de Soldaaten hem met veel moeite heen leiden. Ik moet voor uwe heiligen wil zwichten ; — ö God! AGTSTE TOONEEL. david, en de overige Rechters. david, het vonnis van Calas gereed leggende. Het wordt tyd dat wy voortgaan: neemt uw befluit Mynheeren : (de Rechters naderen elkander, terwyl David vervolgt.) Toon my uwe genade 6 Hemel ! — my, die uwe plaats bekleedt! en laat de rechtvaardigheid van mynen eisch blyken , door de Rechters in myne uitfpraak te doen fiemmen. (De Rechters plaatfen zig weder.) b o i s s y , tegen David. De ftemmen ftaan gelyk Mynheer; gy moet het B 3 let  22 JEAN CALAS; lot van Calas bejjisfen. — Denk, bid ik u, op, welke bewyzen'gy een mensch ter dood zult doemen; — dat het geval duisier is, en gy de daad niet naar de firengfle regelen moogt vonnisfen. david. Het vonnis fteunt op de wetten, op de Item van het volk, op de overtuiging van myn eigen hart, en op zyne ftilzwygende belydenis , by het verfchynen voor deeze Rechtbank. Welaan ; dat hy fierve. p u g e t, op eeitige van de Rechters wyzende. Wy Hemmen in zyn dood. b o i s s y , tegen de andere Rechters , tenvyl zy , die tégen Calas zyn, het vonnis ondertekenen. Hier blyft voor ons niets overig Mynheeren, dan het huisgezin van dien Ongelukkige te redden. coudougnan. De Hemel bewaare hen, voor onfchuldig bloed te vergieten. NEGENDE TOONEEL. david, de zes overige Rechters. ?u get , na dat zy allen het vonnis ondertekend hebben. IVIen moet zig door geene gewaande vrees laaten affchrikkcn : het is genoeg, dat God , door ons, die de meesten zyn, in de dood van Calas te doen Itemmen, aantoont, dat hy fchuldig is. da-  TREURSPEL. 23, DAVID. De wet is voldaan, Op deeze wyze moeten zy, die de uitbreiding van onzen heiligen Godsdienst trachten te verhinderen , beteugeld worden, (tegen eenige bedienden van het Gerecht, die zig in het ver. fchiet ophouden, en daarna vertrekken.) Dat men de toeftel om Calas ter dood te brengen, vervaardige. PUGET. Ik verlang reeds om dezelve te aanfchouwen. - DAVID. De Hemel, die ons thans met yver bezielt, doe het ons gelukken, om dit fnood gefpuis geheel te verdelgen. EINDE VAN HET EERSTE BEDRYF. Bi TWEE-  *4 JEAN CALAS; TWEEDE BEDRYF, Het Tooneel verbeeld een vertrek, in 't Gerechtshof, EERSTE TOONEEL. DAviD,!» een peinzende houding aan eentafel zittende. Na eenige papieren in orde gefchikt te hebben. w elk een mengeling van haat, van y ver, van ongerustheid , en van vrees beltonnen my onöphoucielyk ! God ! — gy die de harten der Rechters door uw vermogen befliert; gy die hunne raadflagen vormt, en hen, zo zy ter eere uws naams een vonnis uitfpreeken , verlicht , aanblaast en moed verleent; — waarom geeft gy myn hart thans over aan pyniyke folteringen! — Och! — indiengymy niet verlicht, — hoe lastig, — hoe vermoeijend voor de ziel, is dan het ampt van Rechter! TWEEDE TOONEEL. DAVID, DE BIECHTVADER. DAVID. Kom eerwaarde Vader: — ik heb u doen komen, cm myn hart te verlichten: de redenen van Bois- fy,  TREURSPEL. 25 fy, ter verdediging van Calas, waren gegrond; — die van la Vaysfe en Jeanne kwamen met elkander wel overeen; — met één woord , zes van de Rechters, hebben niet in zyn dood willen Hemmen;— wat doet hen aarfelen? wat is de oorzaak dat myn geest zig zo ongerust bevindt? DE BIECHTVADER. Hoe! hebben uwe amptgenooten gewygerd,het vonnis van een' ketter te ondertekenen ? — Ik heb reeds voorlang aan hunne rechtzinnigheid getwyfeld. Zy , die een ketter durven voorfpreeken , moeten voorzeker ketters zyn. — Och! de duivel is in hunne harten gevaaren. — Hy heeft hunne reden zo fchoon doen fchynen ; want het is hem weinig moeite zig onder de gedaante van een engel des lichts te vertoonen. — Hoe gelukkig zyt gy, Mynheer, dat uw befchermengel u tegen zyne listen, met Hand vastigheid gewapend heeft.— Vaar voort in uwe eerbied voor de waare Moederkerk. — Verbrand ; — vervolg de ketters; — het is onkruid , dat men uit den akker des Heeren moet roeijen. — De ketters Mynheer, zyn erger als de Godverzaakers: voor deezen kan men zig wachten, en het gemeen verllaat hunne (lellingen niet: — maar de ketters zyn zo zeer te vreezen als de duivel zelf : zy vertoonen zig onder eene vroome gedaante; maar het zyn in hun hart grypende wolven ; ja men moet hen , even als deeze dieren , vangen en dooden. B £ DA'  35 JEAN CALAS; DAVID. Zekerlyk,- maar indien Calas nu eens aan den moord van Mare Antoine onfchuldig ware? DE BIECHTVADER. Onfchuldig Mynheer! — Heeft men den jongeling in onze heilige vergaderingen, en Biechtltoelen niet gezien? ja, heeft men hem niet zien nederknielen voor het hoogwaardige? DAVID. Voorzeker. DE BIECHTVADER. Is dit niet blyks genoeg, dat hy in zyn hart reeds goed Catholyk , en eerlang van voorneemen was , zyne ketterfche dwaalingen aftezweeren? D A V I D. Ja. DE BIECHTVADER. En hy is gewurgd ? DAVID. Zulks is onwederfpreekelyk. DE BIECHTVADER. Maar kan hy , die zulke vroome oogmerken had, dit zigzelven doen? DAVID. Neen. DE BIECHTVADER. Wel nu? — wie anders dan zyn vader die eea ietter is zou het gedaan hebben ? DAVID. ja maar....  TREURSPEL. 27, DE BIECHTVADER. Niet alléén , wilt gy zeggen; — goed: — La Vaysfe en Pierre Calas hebben hem geholpen; dat is zeker, wat uVve mede Amptgenooten ook moge zeggen. Zy trachten, gebeten op uwen roem, op uw vermogen, u tegen te fpreeken , om daar door .uw aanzien te verminderen. — Maar, vaar voort Mynheer: — ftraf de wreedheid — vervolg het heilloos ongeloof, dat zig geduurig toelegt, om de lammeren uit onze fchaapskooi te verfcheuren; zo zal uwe roem , uwe godvrucht, door dit geheele land tot een edel voorbeeld verftrekken, even gelyk gy, die doorluchtige helden, die door het ombrengen van zo veel duizende ketters s hunnen naam onftervelyk gemaakt hebben, gevolgd zyt. DAVID. Gy fielt myn hart gerust. Ga eerwaarde Vader; wil nog uwe laatfte fcooging , om Calas te doen belyden, aanwenden. — (Pater Bourge verfchynt achter op het tooneel , doch de Biechtvader ziende , blyft hy in 't verfchiet ftaan.) DE BIECHTVADER. Zeer gaarne: God verfterke u in uwe voorneemens. (Hy gaat door de zydeur na buiten, zonderPater Bourge te zien.'} DERs  a* JEAN CALAS; DERDE TOONEEL. david, pater bourge. pater bourge. Ik kom u een teder verzoek doen Mynheer en hoop dat gy 't my niet zult ontzeggen. david. Hoe! gy hier! — maar fpreek. — pater bourge. Mevrouw Calas fmeekt u, zig, benevens haar' zoon, aan uwe voeten te mogen werpen. david. En waar toe dat? pater bourge. Zy hoopt de onfchuld van haar' Gemaal te kunne verdedigen. david, driftig. Wat fpreektgy van zyne onfchuld! — wilt gy.... pater bourge. Het zy verre van my , dat ik aan de rechtvaardigheid van uw vonnis zou tvvyfelen. Ik weet Mynheer , dat God u tot Rechter over ons heeft aangefteld ; dat Hy u met de invloed van zyne waarheid, en wysheid onderfteunt; dat Hy, volgens zyne algemeene menfchenliefde, u (leeds zal bewaaren , van één zyner fchepfelen onfchuldig van het leven te berooven. — Ik laat u , wiens Fligt  TREURSPEL. 39 pligt het is, het vonnis van Calas beflisfen. Het voegt my , voor u , en alle menfchen te bidden ; maar niet uwe uitfpraak te wederdreevert. Gy weet myn verzoek Mynheer, 't ftaat aan u ia hetzelve te bewilligen. david, na zig een weinig bedacht te hebben. Wel nu; — ik kan hen ligt eens hooren. — (hy fchelt.) Ondertusfchen is zyn vonnis reeds geveld, (tegen een bediende.') Men doe Mevrouw Calas , benevens haaren zoon hier komen. — (de bediende vertrekt.) Ligt zullen zy , wanneer zy het vonnis van zyn dood verdaan, de misdaad belyden. — Maar, hebt gy Calas gefprooken? pater bourge. Ja Mynheer. david. Hoe gedraagt hy zig ? pater bourge. Als een man die de dood onverfchrokken te gemoed ziet-,— die niets vreest;— met één woord, als iemand, die op zyne onfchuld vertrouwt. david. Hoe! daar hy nog daadelyk fidderde, en door zyne ontdeltenis, zyne misdaad aantoonde? pater bourge. Hy bekent zulks,— maar de reden daar van... david. En die is ? pater bourge. Toen hy over de plaats van het Hof ging, om zyn  30 JEAN CALAS zyn laatfïe onderzoek door te Maan, was men, ge•iyk gy weet Mynheer, bezig, een ketters gefchrift te verbranden. Calas verbeelde zig de brandltapel, welke hem tot asfche zou verteeren , reeds te zien. — De Soldaaten die hem geleidden verkerkten hem in dat gevoelen. Het denkbeeld van de doodde onzekerheid van het lot zynér medegevangenen — alles deed hem beeven. — Gy hebt hem in die ontfteltenis gezien Mynheer; —ik twyfel of gemelde oorzaaken u bekend waren: vertrouwende dat gy hem dan langer tyd, van zig te verdedigen , zoudt gegeeven hebben. DAVID. Schrik en vrees zyn gewoone kentekens van fchuld : de onfchuld weet van geene benaauwdheid ; zy ftaat pal in de grootfte folteringen. Indien hy onfchuldig geweest ware, zou men hem niet hebben hooren zuchten ; zien fchreijen en beeven. Neen Eerwaarde, de onfchuld die niets vreest, bedient zig ter haarer verdediging vail andere wapenen. PATER B O U li G E. Het gewigt, en het gevoel van rampen, kunnen het ftoutfle hart vertfagen: wy hebben zulks gezien in het voorbeeld vari onzen Verlosfer. DAVID. Dit zou.... maar het zyn de gevangenen. PATER BOURGE. Zal het my vryftaan, Calas nog eens te mogen fpreeken ? D A.  TREURSPEL. 31 david. Ja- pater bourge. De Hemel geeve dat uwe belluiten fteeds rechtvaardig zyn. VIERDE TOONEEL. david, Mevr. calas , pierre calas» Soldaaten. d a v i d , plaatst zig in een leuningfioel. Treedt nader. Mevr. calas, zig voor zyne voeten werpende. Och Mynheer! gy, die onze Rechterzyt, — die( de plaats van God bekleed, — het is vooru, de eenigfle die ons nog kunt behouden , dat wy onze traanen uitflorten. — Zie eene ongelukkige moeder; — wier hart verfcheurd is omdeysfelyke dood van haaren lieven zoon , — en nog door de verfcbrikkelykfte denkbeelden over het lot datmyiï echtgenoot, myne overige kinderen , en myn vriend ftaat te vreezen, word gefolterd. Kom myn zoon* help my de voeten van onzen Rechter omhelzen.— (Pierre knielt nevens haar.) Hy is een mensch, hy is niet ongevoelig voor de onfchuld. — De billykheid en rechtvaardigheid waren altoos de edelfte eigenfchappen van zyn groot gemoed: — hy kan die  ja JEAN CALAS; die niet op eenmaal door de grootfte onrechtvaardigheid bevlekken. — Och Mynheer! — zoudf gy gelooven kunnen, dat wy monlters zyn, om dat wy in de wyze hoe men God moet dienen, met u verichillen ? — Zoudt gy david, met drift. Ga: — verdedig u met die rede tegen hen die den moord aan uw' zoon gepleegd , bezwooren hebben. De wetten der menschlykheid zyn gefchonden; — wy zyn handhavers dier wetten; —> de bekeering van uw' zoon, die zyn wreeden vader heeft getracht voorrekomen; — de tyd ; de plaats , en alle omftandigheden getuigen tegen hem: het is vruchteloos hier over verder te fpree. ken. — (op een zachter toon.) Maar gy die moeder zyt, hoe hebt gy, uw kind kunnen zien vermoorden? — en hoe is het mogelyk dat gy den moorder nog kunt voorfpreeken ? — hy heeft als beul van uw'zoon, alle rechten van Gemaal op uw hart verlooren. — Gy behoorde hem te befchuldigen, maar niet te verdedigen. — Een geest van dolle dweepery heeft zyn ziel verblind: — dank den Hemel die zyne misdaad ontdekt heeft; — ja bid God, dat Hy, door dien wreeden in het lichaam te ftraffen, hem nog tyd vergunt, van door het belyden zyn er fchuld en dwaalingen , zynen onflerfelyken geest voor de eeuwigheid te behouden. Mevr. calas. Gy doet my fidderen, — zou myn man dan moeten fterven ? — da-  TREURSPE L. 33: david. Zo hy hardnekkig blyft; zal deeze dag een einde van zyn leven maaken. (Mevr. Calas en haarzoon, ryzen beiden verfchrikt op.) Mevr. calas. Groote God! — 6 myn zoon! — (zy valt beweegeloos in zyne armen.) pierre calas. Zyt gy Rechter, — en voegt het u, de weereloozen dus onmedogend te mishandelen? — haar, vóór gy het wreede vonnis, over ons hebt uitgefproken , te moorden ? — kunt gy een Landgenoot van ons zyn, en het hart van een vrouw doen bloeden ? — kunt gy.... david. Zwyg vermeetele! — ik zal u leeren, uwen Rechter met eerbied te behandelen. — Soldaaten ! — (tegen Pierre Calas.) Gy zult my-niet ftrafloos hoonen. pierre calas, terwyl de Soldaaten naderen. Ja doe my fierven,onzalige! — na de (baaddie gy ons geflacht aandoet, wil ik nier langer leven. david, tegen de Soldaaten. Men boei hem ! (op Mevr. Calas wyzende.) en haar mede. (Een der Soldaaten vertrekt.) pierre calas,terwyl de overigen hem omjingelen. Vaar voort wreede! G Mevr.  54 JEAN CALAS; Mevr. calas, weder bekomende. Hemel! — wat wil men! — men moet, — men zal hem my niet ontrukken. david, tegen den Soldaat die de 'ketens aanbrengt. Doe als ik gezegd heb. (Mevr. Calas en haar zoon worden geboeid.") (tegen Pierre Calas.) De domheid die gy gehad hebt van my te durven hoonen, zal voorzeker uwe draf bewerken. Mevr. calas, zig voor zyne voeten werpende. Ik fmeek u Mynheer! niet om van deeze ketens.... pierre calas. Hier helpt fmeeken noch onfchuld: — het bygeloof herfchept de menfchen in monders. — Het leven is hier een vloek; — niets dan de dood kan ons gelukkig maaken. david. Men (leep hem uit myn gezicht! Mevr. calas, haar'zoon omhelzende. Myn zoon! pierre calas, terwyl hy weggerukt wordt. In de eeuwigheid zien wy elkander weder! VYFDE TOONEEL. DAVID, Mevr. CALAS, gevolg van Soldaaten. Mevr. calas. Wat zal men met myn' zoon beginnen ? — Wat tog heeft hy misdaan ? — zult gy hem doen derven?—  TREURSPEL. gS ven? — zal hy in het lot van zyn'vader deelen? — fpaar dan de moeder en echtgenoote mede niet. david. Het lot van u en hem is nog niet bepaald ; maar, vermetelheid van zyne, en onverzettelykheid van uwe zyde, zullen u beider draf bewerken. — Gy ontziet Rechters, wetten , noch godsdienst. — Tot uwe eigene behoudenis wierd uwe bede, om hier te mogen verfchynen , u toegedaan: maar gy voegt de hoon by de misdaad ; in plaats van de laatfte te belyden, en daardoor de genade van het recht te verkrygen. Mevr. calas. Ik moet geduldig zyn, en ons lot, den hemel aanbevolen lsjaten. — Maar och! — is dan het vonnis van myn waarden Calas geveld ? — (fchreijende.) Is hier dan alle reden, alle mensehlykheid verbannen?— Ongelukkige vader! — ftapt gy van de blyde tafel — op dien rampzalige avond aangerecht , naar het bloedige moordfchavot! — zal een verwoede beul uwe dierbaare leden medogenloos verbryfelen! — och! — och! — dat de eerde flag die men u zal geeven — genoeg ware, om al myn bloed mede te vergieten? — (tegen David.) Bellisfer van ons lot! — zult gy voor den Opperheer van alles, kunnen bedaan met te zeggen — ik heb gedacht, dat zy zo fnood waren ? — vraag uw eigen hart of Calas fchuldig kan zyn, aan een misdaad, zo lïrydig met de natuurlyke liefde van een' C 2 va-  S6 JEAN CALAS; vader voor zyne kinderen ? maar gy zyt geen vader Mynheer; — neen.... david. Zwyg daarvan, indien gy wilt dat ik u langer gehoor geeve. — Alles wat gy kimt doen, ter verzagting van uw ftraf.is.dat gy de misdaad beleid: denk dat de Item van het volk , zyne euveldaaden getuigt. Mevr. calas. Kunt gy naar de uitfpraak van een opgeruid en verblind genieën , een vonnis vellen over eene daad die onmogelyk kanbeflaan?— Zoudedeugdzaame Calas , de fchakel zyner euveldaaden met een' moord zonder oorzaak, beginnen ?— meteen' moord aan zyn eigen kind? — aan hem, wien hy onophoudelyk , van den weg der zedeloosheid trachtte aftetrekken ? — och ! — zou een vader als Calas, den afgrond, onder de voeten van zyn kind zien gaapen, en 'er hem gevoelloos in nederilorten ? ik moet het nog eens herhaalen; weet gy wat het te zeggen is, vader van een zedeloos kind te zyn ? — kunt gy u een denkbeeld vormen van de pyniging, welke wy, hem ziende, telkens gevoelde? — kunt gy ? — ó dan kunt gy tevens befeffen, dat wy beiden ons bloed tot zyn eeuwig behoud gaarne zouden uitgeflort hebben. — ]n den naam van God , die ons hoort en ziet, — geef toch eenmaal gehoor aan de ftetn der reden en der natuur; — geloof toch een beklagenswaardige moe-  TREURSPEL. 37 moeder, die , na het rampzalig einde van haar kind , hier op aarde nooit vreugd zal genieten; die voor zyn leven; — want hy was de lieveling van haar hart, — gaarne al haar goed , ja haar eigen leven, zou willen afltaan.— Och geloof die tochl—in den dag des oordeels — ja, dan 6 Rechter! zal na uwe opftanding , het tweede geluid dat u in de ooren zal klinken, myn Hem weezen, die tot God zal roepen. — Alweetend Rechter ! Calas was onfchuldig! — zie hem, door wien hy veroordeeld is. david, ter zyde. Hoe treft zy myn hart. Mevr. calas. Och! — nooit vergeet ik de fchrik en fmart van dat oogenblik, waarin myn oog dien waarden zoon , na zyne rampzalige dood befchouwde.— La Vays-1 fe, — dat hy getuige Mynheer ! — La Vaysfe, wierd door myn' zoon Pierre uitgeleid; — zy vonden den ongelukkige, — hangende — kan ik het u melden ? — myn man vliegt op hun gefchreeuw naar beneden , — ik volg hem, :— men wil het my beletten,— ik dring door,— en zie,— ö myn God ! — myn lieve, myn waarde Antoine, bleek, — koud, — uitgeftrekt in de armen van zyn* vader, van zyn' broeder en vriend,— welken door de pynlykfte gillen , my hefverfchrikkelykfte ongeluk te kennen geeven ; — maar niets dat zy C 3 ver-  38 JEAN CALAS; verrichten is in Haat hem het leven, dat my zo dierbaar was.... david, zyne ontroering verbergende. Waartoe die omftandigheden, — gy tracht mogelyk het vonnis te verbreeken, door het verzachten van zyne misdaad. — Gy vreest dat de fchande van zyn ftraf op uw nageflacht zal nederdaalen. — Zyn fchuld is zichtbaar, — hoe kunt gy u met een ydele hoop vleijen ? — Nog eens , beken da misdaad, — op hoop dat men u en uwen zoon genadig zal weezen. Mevr. calas. De onfchuld behoeft op geen genade te hoopen, — neen: zy kan recht vorderen, voor iedere rechtbank, daar de reden het gezach voert. david, driftig. Welk een trotsheid! Gy zult u in uw hoop bedrogen vinden. Mevr. calas, fmeekende. Och! — wordt alle gunst my dan ontzegt? david. Die hangt niet meer af van my alléén : de eenigfte die ik u kan toelfaan, is, dat gy hem voor 't laatst moogt befchouwen. Mevr. calas. Voor't laatst! — voor *t laatst! — zegtgy waarïyk dat ik hem toor 't laatst zal aanfchouwen ? — en myn zoon ? da-  TREURSPEL. 39 david. Wel, — dat hy hem mede zie, — en beeve» Mevr. calas. ö Myn God! — och Mynheer! david. Het is als ik gezegd heb. — (hySchelt.) Wat u betreft, het recht moet uw lot beflisfen. (tegen de Soldaaten die binnen komen.) Men breng haar weg, en ingevalle zy het begeert, met haar' zoon, naar Calas. Mevr. calas. Ja myn' Echtgenoot wil ik zien , en omhelzen: — Och ! waar zyn hier menfchen ! daar de Rechters zeiven het oog fluiten voor alle overtuiging, en ons eer tot beulen als befchermers verftrekken. Calas moet (terven ? — 't is wel; — maar God, uw Rechter, leeft. — Hy mag den vader (lraffen, — mogelyk om den zoon de misdaad te vergeeven: — maar onze gedachtenis zal voor de wereld gerechtvaardigd worden, — ja, fchoon gy ons allen in ketens gekluisterd ziet, — is echter uw lot rampzaliger dan het onze: — met onze dood eindigen onze rampen ; maar de uwen zullen beginnen ; — en de eeuwigheid zal dezelven niet vernietigen (David geeft een teken om haar weg te brengen, en werpt zig in zynen armfloel.) C 4 ZES-  40 JEAN CALAS; ZESDE TOONEEL. david , alleen. Wat kon ik haar antwoorden? nooit was myne verlegenheid grooter dan heden. - Hoe ontroerd is myn hart in dit verfchrikkelyk geval: — aan de eene zyde fpoortmy de godsdienst aan tot wraak,— maar aan de andere zyde komt my iets — wat naam zal ik het geeven? — geduurig beftormen. — Zyn het de traanen van een vrouw die my bewoogen hebben ? - och ! hoe welfpreekend zyn die traanen ! kan ik ze wcderflaan ? — neen ; — toonen wy een mensch te weezen en geen Rechter. Dat, om aan die bevallige weKpreekenbeid te voldoen , het vonnis ten minnen voor een korten tyd opgefchorr worde: Qna zig een weinig bedacht hebben.) 6 ja ; — het zal gefchieden: — maarzagt.' ZEVENDE TOONEEL. david, b o i s s y. b oissy. Eer gy het doodlyk vonnis aan Calas volvoert, Mynheer, vindt ik my verpligt, u het geene ik gehoord heb medetedeelen. Ik heb de getuigen, &p welke la Vaysfe zig beroepen heeft , ondervraagd  TREU RSPEL. 41 vraagd , en zy zyn bereid voor de Rechtbank te verfchynen; zie hier de lyst der perfoonen en het geene zy getuigen gehoord te hebben; alles is ten voordeele van Calas. dav.id, na het papier geleezen te hebben. 't Is wel, ik zal bet in overweeging neemen.— (hy legt het paf ier op de tafel.) b o i s s y. Gy zult het vonnis dan uitlrellen? david. Ben ik verpligt my hier over tegen u te verklaaren ? tegen u, die geen Rechter over Calas hebt willen zyn? ga Mynheer, en laat de zorg daar van my aanbevolen. boiss y. Schoon ik het vonnis van Calas niet heb willen ondertekenen, — heb ik echter voorgenomen , my aan zyn geval niet te onttrekken, en ik zal geen pooging fpaaren om myn voornoemen te doen gelukken. — Geloof my david. ' Hoelgy durft my dreigen?— Spreek, wat is uw voorneehien ? b o 1 s s r. Dat zult gy binnen weinig tyds ontdekken; — vaarwel Mynheer. david, hem weêrhoudende. Blyf, — gy zult myn befluit weeten. — (hyfchelt.) C f heb  42 JEAN C/.LAS Iieb flegts een oogenblik geduld : (tegen een Bediende.') is alles gereed ? de bediende. Ja Mynheer. david. Dat men Calas binnen het uur ter dood brenge. — Vertrek. — (tegen Boisfy.) Zie nu wat gy doen kunt om zyn dood te beletten. — Zie nu of gy verhinderen kunt dat ik dat ziel verdervend geIpuis niet van de aarde verdelge. b o i s s y. Hemel! david. De traanen van zyn echtgenoot hadden my bewoogen, om den tyd van zyn derven nog een weinig te vertraagen — maar gy doet die eerde heilige drift, welke myne ziel beheerscht heeft, weder herleeven; — ja, ik zal de waarheid op de heillooze asch van haare moorders een'tempel dichten. b o i s f y. Is het de taal der inbeelding, — der dolle dweepery die gy ('preekt? — de hand, het hart van den wreedden moordenaar beeft en fiddertnog, als hy zyn offer poogt aftemaaken, — en gy, gy juicht daar gy het bloed van een' ongelukkige doet droomen ? — Het Opperwezen heeft nooit een welbehaagen aan de dood van eenen elendige, en de deugd volgt dat voorbeeld : maar hier wordt hetzelve ontaart vertreeden; hier wordt.... DA-  TREURSPE L. 43. * DAVID. Niet verder! — uwe taal doet myn gramfchap meer en meer ontdeeken; — zyn lot is bepaald. — Nog eenige oogenblikken, en de waare Geloovigen, zien zig op het plechtig feest, dat ons den moord aan duizende ketters gepleegd , herrinnert , een offer gegeeven. — Ik ga, en zal door myn byzyn die plechtigheid ontzachlyk trachten te maaken. AGTSTE TOONEEL. B OIS S Y , alleen. Groote God ! — de verfchriklyke herinnering , van een' moord ; — wordt deeze door een even' wreeden moord plechtig gemaakt! — Ik zal die plechtigheid ontzachlyk maaken ! — onmenschlyke wreedheid en hoogmoed, maaken die door het verzaaken van alle gevoel, een menfchenmoord ontzachlyk! Maar Iaat ons, terwyl ik Calas onmogelyk kan befchermen , — ten minden alle pooging aanwenden om zyn ongelukkig huisgezin te helpen, (hy neemt het getuigschrift van de tafel.) ó Ja; ik zal my voor de voeten des Konings werpen ; — hy is Vader; — hy is een mensch; — het Opperwezen zal myne pooging onderdeunen.— Ik zal het ongeluk der Calaslen, zo beweegelyk afmaaien, — dat de Vorst, getroffen door myne rede, aan de menschlykheid gehoor zal geeven. EINDE VAN HET TWEEDE BEDRYF. D E R.  44 JEAN CALAS; DERDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. Verbeeldende een Gevangenis. calas.de biechtvader. galas, geboeid. — Qp de tafel waar naast Iiy zit , (laat een Kruisbeeld. Ik bid u, Iaat mynen geest een weinig rust genieten. — De oogenblikken die my nog overblyven, zyn niet gefchikt, om my wegens de waarheid van uwen godsdiénst te overtuigen. de biechtvader. Maar zy zouden het zyn, indien gy niet hardnekkig en fcbuldig waart; want onze leer verfpreidt een luister die elk verrukt , en niet wederdaan kan worden. calas, misnoegd. ja, die elk verrukt, elk, wiens ziel alleen op de oogen , en op de andere uitwendige zintuigen werkt. — Uwe godsdienst verdooft het denkvermogen, door fchitterende pracht; door aanlokkelyke zang en bedwellemende fpeeltuigen, zo, dat deszelfs zedelesfen al haar natuurlyk vermogen verliezen. Alles is by u een klank ; het hart heeft ' PATER BOUR~". Zal nog dit uur voltrokken worden. — Vergeet , vergeet , myn vriend ! alle aardfche omftandigheden;— verhef uwen geest tot God, en laat het overige Hem, den Koning, en hun, die de zaak van uw huisgezin op zig neemen, aanbevolen. • CALAS. Ik zal uwen raad opvolgen — Och! — hoeveel verfchilt uw hart, met dat van uwen broeder! — uw menschlievend gedrag,maakt u in myne oogeti een voorwerp van eerbied en verwondering. Irt den fchoot uwer Kerk geboren zynde, zou ik my , met uwe deugd begiftigd , niet minder gelukkig achten dan nu. — Gy zult my uwe zegen niet ontzeggen ? — neen : — dezelve zal myn hart dierbaar weezen. PATER BOURGE. Ik veroordeel uwe dwaalingen, en wensch onophoudelyk, dat gy en alle uwe Geloofsgenooten, tot de waare Moederkerk wederkeerde ■ — maar ik haat u niet — ö neen : — En fchoon ik u als. Geloofsbroeder myn' zegen niet kan gceven; kan ik u denzelven echter als mensch en vriend niet  50 JEAN CALAS; ontzeggen. — God derke en zegene u; — zyne Algenoegzaamheid vervulle hier namaals de begeerten van uw hart; het bloed van den Verlosfer reinige u van uwe gebreken, en zyn geest heilige u, om onbezoedeld in Gods nabyheid te kunnen verfchynen - Och, myn vriend! gy hebt nog flegts één oogenblik te leven; in den naam van God! — ik fmeek u, zeg doch de waarheid. ca las, met nadruk. Kan 'er ooit een mensch gevonden worden , die tot in het laatde tydflip van zyn leven, zou vertrouwen , van onfchuldig voor Gods recbterftoel te zullen verfchynen ; en ondertusfchen zyn grootfie misdaad hardnekkig blyven ontkennen ? -Wy kunnen de menfchen misleiden; — maarieder deugdzaame weet , dat wy daardoor , onze draf by God verzwaaren. - Indien ik de minde aan. leidina: tot de dood van myn' zoon had gegeeven ; hoetog zou ik ooit op Gods gunst durven hoopen, wanneer ik de Wereld , myn Rechters, en u myn vriend, in eene doodlyke onzekerheid liet? — Ik moet tog derven, en zou , indien ik fchuldig ware, door myne misdaad te belyden, myn vrouw, myn' zoon, myn' vriend en myne arme dienstbode, mogelyk van hunne kluisters kunnen verlosfen. - Het vonnis van hun dood of leven hangt gedeeltelyh af van myne belydenis;- maar kan ik het doen , daar zy allen weeten dat ik onfchuldig ben ? kan ik het doen myn vriend? — neen: — zy  TREURSPEL. $x zy zouden my metdehevigfte drift tegenfpreeken; — ik moet derhalven myn lot geduldig verdraagen.— Maar zeg my; heeft myn vrouw, hebben myne vrienden, de Rechters gefproken ? of geeft men nog maar alleen aan vyanden den toegang? PATER BOURGE. De Gerechtsheer heeft op myne bede uw vrouw te woord gedaan. CALAS. Och ! hy alleen ! — Myn vyand! — waarom heeft men haar ,na myn laatde onderzoek, toen de fchrik myne zinnen bedwelmd had , niet voor alle de Rechters doen komen? PATER BOURGE. De reden daarvan is my onbekend. CALAS. My niet myn vriend : — zy allen worden niet door een dwaalende Religieyver voortgedreeven.— En.... PATER BOURGE. Wat ik u bidden mag ; wil tog de heiligheid van onze Leer niet afmeeten, naar de misbruiken die 'er mede gepaard kunnen gaan. — Verhef, gelyk ik gezegd heb, uwen geest tot edelerbefpiegelingen. (op het kruisbeeld wyzende ) Leer alle uwe pligten , uit dit voorbeeld , kennen. CALAS. fa: — Jefus Christus is voor my gedorven. — Hy , die onfchuldig was , wilde voor ons eon D 2 wreed  52 JEAN CALAS; wreed lot ondergaan,—en zou ik, ik, een gebaat, vervolgd en ftervend grysaart, — de befluiten van God willen tegenfpreeken ? — neen; — ik volg dat verheven voorbeeld. — Maar denkt gy myn vriend , dat het nu voor my eerst de tyd zou weezen, om op myn verfchyning voor God te denken? — wat mensch is bevryd van zwakheden? — wie zou , indien het Opperwezen ons gedrag ten firengften wilde beoordeelen, ooit de dood durven inwachten? - om dit voortekomen; om ons der wanhoop te onttrekken, heeft hy ons door de reden een denkbeeld van zyne goedheid gegeeven, en ons daar van nog nader, door den Verlosfer der Wereld overtuigd. — Hy ftierf voor ons; — gaf ons een kort bericht wat wy te betrachten hebben ;— en daar na heb ik gepoogd teleeven. — Myn hart heeft my nooit befchuidigd van misdaaden.die myn eeuwig gelukkig zyn, onmogelyk maakten ; — de tyd van myn fierven, is my derhalven onverfchillig:— myn ecnigfte wensch is thans, om myn huisgezin over myn lot te mogen troosten, en het geen ik niet zal kunnen verrichten, — durf ik dat aan uwe menschlievendbeid vertrouwen? PATER BOURGE. Ochlfiond het in myn vermogen u grooter dienMen te kunnen bëwyzen ! — maar zulks is nietmogelyk. — Gy zyt door de meerderheid van Hemmen veroordeeld. CALas. Rampzalige Rechters! VIER-  T R E U R S P E L. 53 D 3 VYF- VIERDE TOONEEL. De Voorigen. DE CIPIER. de cipier, tegen Pater Bourge. Eerwaarde ! de vrouw, zoon en vriend van Calas, verzoeken binnen te komen. calas, met yver. Och dat zy komen ! — dat zy komen ! (Pater Bourge, geeft door een teken zyne toejlemming aan den Cipier, die daar op vertrekt.) Ik zal hen fpreeken ! — Ik zal hen omhelzen ! — 6 dan zal ik vergenoegd ilerven. pater bourge. Ik ga en zal zorgen, dat u niemand floore. calas. Neen: — blyf myn vriend; — zyt tot aan myn dood getuige van myn rede. — Gy moet my in deeze laatfte oogenblikken niet verlaaten. pater bourge. Zy komen.  54 JEAN CALAS VYFDE TOONEEL. De voorigen. Mevr. calas, pierre calas la vaysse en jeahke, allen geketend. ' Mevr. Calas door de overige onderfteund wordende , nadert langzaam, en blyft eenige oogenblikken in het verjchiet Jlaan. je anne. Zyt tog bedaard Mevrouw! - ó myn God ! is dit het verblyf van myn braaven heer ? calas. Beminde Echtgenoot! Mevr. calas, zig in zyne armen werpende. Ongelukkige Vader ! pierre calas, werpt zig aan de andere zyde van Calas neder, vat een van zyne handen, en kust dezelve. Och ! — zegen my, myn vader! lavaysse. ' Rampzalige vrienden ! pater bourge, terwyl Calas hen beurtelings omhelst. God! — welk een fcbouwfpel! ia vavsse, tegen Pater Bourge. Het is uit geen menschlyk medeJydeh , dat Da. v.d ons hier zend; - neen: - het gefchied alleen om door het bcfchouwen van onze ketens, de angItcn van dien fcbuldlooze te vermeerderen. ca-  TREURSPEL. 55 calas. Och! — dat ik u nog eens omhelze. — (Hy rykt Jeanne een van zyn handen toe ) Hoe beklaag ik uw lot, myn getrouwe Jeanne! — Allen geketend! — wat verfchrikkelyk loon voor de deugd! — maar, — Hek uwe zielen gerust. — Lieve vrouw! — fchrei niet myn zoon 1 — (na la Vaysje eenige tyd le. fchouwdte hebben.) heeft de Voorzienigheid u ook in myne rampen gewikkeld? Mevr. calas. Uw doodvonnis is uitgefproken; gy moet, door de onzinnigfte dwaaling en wreedheid veroordeeld zynde, fterven. — Maar uwe Echtgenoote, — indien gy fchuldig zyt is zy het mede: — dan moet zy ook fterven. calas. Myn vyanden zyn alleenlyk tegen my verbitterd , en myn Rechters worden door hen verblind ; — de yver voor den Godsdienst fchynt hunne woede te wettigen ; — maar laat ons deeze korte oogenblikken niet belteeden om dit alles te onderzoeken. — De tyd zal de waarheid ontdekken ; God zal myn goeden naam rechtvaardigen. pierre calas, opjiaande. Neen myn vader: de Hemel zelf fchynt zig ons lot niet aantetrekken; — maar dat dit zo zy; gy zult, — indien ik blyf leeven ,— niet ongewroken fterven. — Ik zweer by God, dat ik uw dood op D 4 uwe  56 JEAN CALAS; uwe moorders zal wreeken. - Het eenigfle dat my overblyft, is, my zeiven wraak te verfcbaffen. (tegen la Vaysfe.) ja myn vriend, - ik zal niets" ontzien.... ^ a v a y s s e. Bedenk waar gy zyt, — en dat pater bourge. Ik weet wat gy zeggen wilt; - maar zou ik deeze drift misbruiken, om nog meer ongelukki. gen te maaken ? calas, tegen Pater Bourge. Verfcboon hen myn vriend: - uw edel hart is hun niet bekend. - (tegen zyn' zoon en la Paysfe.) Draagt dien menfchenvriend achting toe: — zyn ziel heeft geen deel aan onze verdrukking: — onder dat kleed , huisvest een hart , 't welk alle ftanden en Godsdienften eer en luister zou byzetten. pater bourge, tegen Pierre Calas. Leer uwe drift beteugelen: zy kan het kwaad niet afkeeren. - Geloof, dat niemand meer dan ik, over uwe rampen getroffen ben. Mevr. calas. Uw medelyden geeft ons eenige troost; — maar och! myn waarde Calas! — wat baat het my, nu gy rrerven moet? - Zal ik ongelukkige u , van my zien afrukken ? — moet gy onfchuldig den fiag des doods ontvangen ? — och! — wat blyft my na u overig ? niets dan fchande, — niets dan verdriet en kwellende oogenblikken. ca-  TREURSPEL. 57 calas, zeer bedaard. Zet u nevens my neder myn waarde, en hoor my nog eens. — Och! luister nog eens naar die Hem, die altoos op uw hart zo veel vermogen had : — nu is het nodig: — nooit was myn raad zo nuttig als heden. — En gy myn zoon, kom hjer. _ hoor wat uw vader u te zeggen heeft. — (tegen la Vaysfe en Jeanne.) En ook voor u, ongelukkige deelgenooten van myn lot, zy myn zegen , zo gy dezelve begeert. — Och! — gy allen; fchreit niet. — Hoe dierbaar my uwe traanen zyn, denkt dat ik thans meer kracht, meer moed geevende reden , den traanen nodig heb : het valt zwaar onze ziel in zulke vreeslyke oogenblikken , boven de menschlykheid te verheffen. Uwe traanen doen my te veel zien hoe waardig ik u ben. Mevr. calas. Hemel! calas. Zy zouden my de kelk des doods bitter, en myn affcheid van u onverdraagelyk maaken. Mevr. calas. Och ! kon ik myn leven calas. Zulks is onmogelyk myn lief: ik moet derven ,— en heb my reeds aan den wil van God overgegeeven. Wat u betreft , draag u geduldig. — (op Pater Bouige wyzende.) Zo ik deezen Braave mag gelooven , en hy verdient zulks, zult d 5 ey  JEAN CALAS; | 1 Boisfy een helper, ja een voorfpraak by den Koning vinden, 's Vorllen menschlievendheid is u bekend; maar ver van zyn paleis en niet onder zyn oog loevende , wordt de waarheid van ons geval door partyzucht bedekt; — de Rechteis weetèn hier door een valfcben fchyn de wetten te verkrachten; - maar zyt verzekerd, als de Vorst uw o.-.geluk zal verdaan , dat hy u recht zal doen,-en myne gedachtenis zal in achting blyven. Mevr. calas. Helaas! calas. Ee ongerechtigheid aan my gepleegd, zal hier den mensch verlichten ; en het bygeloof den doodfieek geeven. - Een mecichte rampzaligen, die anderzins om hunnen godsdienst der wreedheid ten offer zouden (trékken , zullen de klaauwen der blinde dweepery ontgaan ; onze Landgenooten, wier zielen zo redelyk fc, meuschlievend zyn, zullen eindelyk het verfchrikkelyke feest, dat nog by ons om menfehenmoord gevierd wordt, verfoeijen; - men zal by het befchouwen van Proteftanten, die tot nu toe monfiers febeenen,aan Calas, - aan u myn lief, - aan u myn zoon, en ook aan u myn waarde Ia Vaysfe gedenken, (tegen Pater Bourge. En gy myn vriend,- gy Snit getuigen, dat wy , ondanks onze verdrukking, den Koning, en ons Land als waare onderdaanen beminnen, - dit alles, - dit alles moet .een hcerlyk gevolg hebben. Mevr.  TREURSPEL. 59 Mevr. calas. Och! — moet dit juist door uwe dood verricht worden ? pierre calas. Door uwe dood myn vader! la vaysse. Door het vergieten uw onfchuldig bloed! calas. Wat wiltgy5 — dierbaaren: — wat wiltgy? — de beüuiten van God tegenipreeken'— wilt gy zyne oogmerken, om den verblinden mensch, door onweerfhianbaare blyken, van hunne dwaaling te verlosfen, onwettig keuren? — Het moet voorzeker de wil van God zyn, dat ik als een middel hier .toe gebruikt wordt; want hy is te goed om zonder oorzaak de dood van één éénig mensch toetelaaten. — Het bygeloof heeft myn vonnis getekend;— het was de wreedheid die my folterde, om my den logen aftepersfen, op dat zy gelegenheid zou vinden , van zig in het bloed onzer Geloofsgenooten te kunnen 'baden. — Maar God heeft my verfterkt; de wreedheid heeft niets uitgericht : — myn onfchuld moest ondanks alles , overwinnen. — Maar zy zal na myn dood nog groorer zege behaalen: — eiken llag die deeze leden zal treffen , — zal wel zachter — maar gewigtiger — langduuriger Hagen, in de harten van myn vyanden vcroorzaaken. — Dan zullen zy bevinden , dat onze godsdienst, — ons onmogelyfe een  6° JEAN CALAS; een daad kan beveelen, die men nu blyft geloo- ven dat hy my zou bevolen hebben. PIERRE CALAS. Och! - had de hemel my in uwe plaats verkooren! — mogt ik het offer weezen om dit alles te volbrengen. CALAS. Hoe myn zoon; — zie my aan; — 2je my aan myn zoon ; — wie ziet gy ? - uw vader; — maar niet meer dien vader, die voorheen, toen hy in de kracht van zyn leven was, u als met de hand op den weg der deugd leidde. — Niets dat eenigzins firekken kon om u voor het Opperwezen waardig te maaken, heb ik aan u allen onbezocht gelaatcn, en myne pooging is niet geheel vruchtloos geweest; — myn werk is volbragt: — Ilc, ftramme grysaart, ik ben te zwak om uwefchreden verder te vergezellen. — Ik heb u den weg der deugd aangewezen; — gy moet dien verderalleen bewandelen. — God roept my van myn post terug; ik moet gehoorzaamen: — zyn wil , die ik niet verder kan volbrengen, blyft u zeiven aanbevoolen. — Tracht u daar in zo te gedraagen , dat gy zonder vreezen. uwen Hemelfchen Vader rekenfchap zult kunnen geeven. — (hem in zyn armen drukkende.-) Och! — myn lieve zoon: — dat uwe zegeningen de zegeningen van uwen Vader te boven taan! - God deele u het heil myner ziele mede! — maar hy bewaare u voor myne ongelukken. —  TREURSPEL. 61 ken. — Hemel! — Hemel! zegen ook myne overige kinderen! pierre cal as, fchreijende. Myn waarde vader! calas. Onderlteun uwe moeder: — zy heeft uwe hulp noodig; gy kunt ze haar nu beter als ik bewyzen. Verlaat haar niet; — befcherm uwe zusters. — En gy myn Echtgenoot! — gy ziet dat het beftendfg genoegen , op deeze aarde niet te vinden is. — Wy hebben onder de aangenaame wynftok van ons huwlyks leven bittere vruchten gefmaakt. — In de gewesten der eeuwigheid; — ja daar zullen wy een veel volmaakter oogst inzamelen. —• Hier fcheidt de haat ons van elkander ; — maar fchep moed : — God zal ons vereenigen. — Och'. zo het niet mogelyk zy dat myne geest rondsom u zweeve; — zyt echter verzekerd , dat myne vrolyke gebeden, — voor u — en voor onze kinderen onophoudelyk voor Gods troon zullen opgaan, tot wy elkander blymoedig zullen tegentreeden , om in alle eeuwigheid.... ZES-  JEAN CALAS; Z E. ZESDE TOONEEL. De voorigen de cipier. . de cipier. Men zal zo daadelyk hier weezen om Calas aftehaalen. Mevr. calas, haar' man omhelzende. Waarde Calas! - och! - verfchrikkelyk tydflip.' ik voel in dit rampzalig oogenblik alle myn krachten bezwyken.- ]s >er dangeen genade voor u te wachten ? pater bourge. Kan men niet nog één oogenblik vertoeven ? de cipier. Het is onmogelyk, de Capitoul met de overige Rechters, zyn reeds op hunne plaats; — en die Calas geleiden moeren zyn .... calas. Wel, ik ben bereid. Mevr. c a l a s. Hemel! help ons! — myn zoon ! - la Vaysfe ! — myn Echtgenoot!   ö God TèJigt l»„e rm„rten .  TR.EURSPEL.6-i ZEVENDE TOONEEL. 1 De Voorigen. DE BIECHTVADER, gevolg vun Priesters, Soldaaten.en Bedienden. de biechtvader, tegen de Soldaaten. Treedt toe; ontboeit bem. (zy maaken de ketens va» Calas los. Zyn vrouw ligt in de armen van haar'' zoon ; de overige geeven door gebaarden hunne droefheid te kennen.') leder fchynt hier met de ongeloovigea medelyden te hebben, (tegen Pater Bourge.) Hoe! — doet het u leed vader, dat men de Kerk van die pesten zuivert ? pater bourge, op een nadrukkelyken t-aon. Her voorbeeld , dat wy moeten volgen , heeft ook zyn medelyden niet ontzegd, aan de onboetvaardigde misdadigers. calas ontbeeld zynde, tegen la Vaysfe. Och ! myn lieve vriend ! — God vergelde u voor uwe rampen; fmaak eeuwig het waare genoegen voor uwe deugd, van in het lot derelendi. ge gedeeld te hebben. de biechtvader, tegen het gevolg. Volvoert uw last. Mevr. calas, haar' man in haare armen bekneld houdende. Neen , nooit , — nooit , — of' men moet my meede naar het moordfehavot rukken. jean-  64 JEAN CALAS; jeanne. Ik bid u Mevrouw.... de biechtvader. Men' fcheur hen van elkander, (de Soldaaten rukhen hen los.) calas, op zyn kniên vallende. 6 Alvermogen! — verlaat hen nimmer! — vergeef myne vyanden! — laat uw bloed, — groote Verlosfer! — hen reinigen van myn bloed, waarmede zy zig bezoedelen. de biechtvader. Dat men dit lasteren ftuite! Qde Soldaaten rukken Calas van den grond. Mevr. Calas ontworflelt de Bedienden die haar tegen houden , en werpt zig in de armen van haar" man.) pater bourge, ter zyde. Welk een wreedheid! Mevr. calas. Myn echtgenoot! calas, terwyl de Soldaaten hem voorttrekken. Lieve vrouw ! — myn zoon! — en gy myn lotgenooten, — de Almagtige zegene u ! de biechtvader, tegen Calas. Denk op het vuur dat u daadlyk zal verflinden. « pierre calas, die tot hier toe in een beweegen- looze houding geftaan heeft, tegen de Biechtvader. En gy , denk op de draf van Gods oordeel. — vloekwaardige! — kon ik u alien loon verfehaffen! Mevr.  TREURSPEL. 65 Mevr. calas, belet wordende haar' man te volgen. Wreede monfters! (Zy flort op den grond neder.} calas, in 't verfchiet omziende, en zyn handen ten hemel heffende. 6 Godi — verligt haare fmarten ! CHy wordt weggeleid.*) pater bourge, tegen Pierre Calas en la Vaysfe, die Mevr. Calas oprichten, en op een ftoel zetten. Onderfteunt haar: — ik moet, ten miniten voor een gedeelte, van zyn lot getuigen weezen. AGTSTE TOONEEL. Mevr. CALAS , PIERRE CALAS, LA VAYSf SE, JEANNE. pierre calas, tegen la Vaysje. Gy ziet my beweegeloos: — och! —wat kan men by deeze beulen verrichten ? (zyn moeder met ontroering befchouwende.) zie het! — is deeze aarde geen hel voor de deugdzaamen ? — het bygeloof zegepraalt; het verwoest , het verfcheurt alles. (Hy gaat in een wanhoopende houding heen en weder.]) la vaysse. Zyt rog bedaard myn vriend 5 — uw vader leerE de  66-, 'J E A, N C A L A S; de ons door zyn voorbeeld, dat de deugd, verre boven de rampen verhecven , en eeuwig is. jeanne. Ja, altoos leerde by dat. Mevr. calas bekomende, en verjeh-ikt in 't rond ziende. Ik zie hem niet; — och!— is de Dag gefchied ? — is zyn ziel reeds by God ! — wat akelige itilte is hier rondsom my ; — gy zwygt? — meld my her lot van mynen echtgenoot — myn zoon ! meld het my:— gy hebt hem uit myne armen zien rukken ; —. die wreede beulen-, fcheurden zy ons niet voor eeuwig van elkander! — Afgryfeïyke werktuigen .van ohtmenschre haat , die hier door het bygeloof wordt aangefpoord, om de onfchuld afteVriaaken ; — verblinde Rechters! — maakt u dron; ken met het bloed der onnozelheid! — met dat dierbaar bloed , dat in God een' wreeker zal vinden: — daar gy den dag van uwe geboorte zult vervloeken, — en daar.... N E-  T REU R S PEL. 67 NEGENDE TOONEEL. De Voorigen. pater eoürge. ■Mevr. calas, Pater Bourge ziende , verzamelt haare krachten, om naar hem toe te treeden; doch valt op het zien van zyne ontjleltenis, beweegeloos weder op haar' Jloel. 6 Myn God ! hy leeft niet meer ! pierre calas, werpt zig aan de andere zyde op de tafel neder. ö HenrcI! — reeds ontzield ? la vaysse. Is het onrechtvaardige vonnis volvoerd ? pater bourge. Och myn kind ! — myn menschlyk hart was te zeer ontroerd, om het einde te bcfchouwen. — Naauwlyks was Calas op het kruis gebonden; — naauwlyks hefte de beul het yzer op, — of men hoorde, onder 't volk een ftil geklag, zig allengs verheffen. — Ik zach de traanen langs ieders wangen rollen. De- Rechters wendden beevende hunne oogen af: David alleen,hy,die in de trekken van zyn gelaat aantoonde, dat hy,ondanks zigzelven, de gewaande wraak van den hemel, volbragt; — hield zig de moedigde van allen; —'met één woord , de gemoedsbeweegingen van elk, hebE 2 ben  68 JEAN CALAS; TREURSPEL. ben my doen zien, dat het lot van u allen gunfiig zal zyn, en dat Calas reeds gerechtvaardigd is. — Maar och ! hoe bezoedelt zyn bloed den luister van ons heiligdom! - Dit onmenschlyk voorbeeld van verblinde kerkyver, maakt deszeifs glans on. zichtbaar. - Hoe veel edele blyken van deugd en menschlievendheid zullen wy dus niet moeten verrichten, om deeze onreinheid aftewasfchen ! EINDE VAN HET DERDE EN LAATSTE BEDRYF. D E  D E SCHADELYKE GEVOLGEN DER DRIFTEN. TOONEELSPEL.  VER T O O N E R S. silly, onder den naam van Lindane. lady sara, onbekende Moeder van silly. belton, Minnaar > van lady sara wilson- ZtWJ i KA' de colonel david s. be tt y. b E r N a r d. bedienden van den c q l q n e l. Gevolg van belton. deurwaarder, en Gevolg. Het Tooneel is te Londoru  DE SCIIADELYKE GEVOLGEN DER DRIFTEN; TOONEELSPEL. EERSTE BEDRYF. EERSTE TOONEEL; Verbeeldende een kamer in het huis van lady sara. lady sara, wilson. w i l s o n. Ja, alle pooging om myn Zuster te ontdekken, is vruchtloos geweest.' lady sara. Is zy nergens te vinden? w 11 s o n. Zelfs wisten de fchuldeifchers van myn Tante niet waar zy was gaan woonen. — Maar Watwyl zal my wachten: hy weet reeds dat ik in de Had ben. lady sara. Hoe! zo haastig ? wilson. Ik weet u niets meer te zeggen. (Hy wil vertrekken.]) E 4 l a»  72 DE SCHADEL. GEVOLGEN der DRIFTEN, lady sara, hem wederhoudende. Hebt gy Belton gezien ? wilson. Belton! - is hy weer te London ? - en mogeJyk h,er! - goed; - dan ben ik verheugd, Siily met gevonden te hebben. lady sara. Maar moet gy dan altoos boonend weezen »moet 'er in uwe reede altoos iets zyn, dat beledigend is ? wilson. Het denkbeeld dat die fchelm uwe en myne eer vertreedt, maakt my raazend, op het hooren van zyn' naam. - De wereld veracht u, om uw gedrag; en echter verlaat gy hem niet. lady sara. En moet ik juist volgen , 't geen de wereld naar haare verbeelding goed of kwaad vindt ? wilson. Ja: - in ons geval moet gy zu!ks doen; want • gy zyt moeder: - en het is u niet onbekend,dn men de kinderen op een zekeren afrtand houdt wanneer het gedrag der ouderen te beltraffen is?' lady sara. De nyd weet het onfchuldigfte gedrag te berispen. - Ik heb aan uwe opvoeding alles ge daan, wat een vrouw van finaak kan doen, en een vrouw van fmaak.... WIL.  TOONEELSPEL. 73 wilson. Een vrouw van (maak, die zig niet aan de opvoeding van haare kinderen, waardoor immers de maatfchpy gezellig wordt, laat gelegen leggen,— al was zy de vrouw van een' Lord, behoord tot het gemeen ; — tot het laaglte gemeen. Geen mode, geen lastig aanzien; — menfchelyke, redelyke daaden, verheffen ons boven die wezens, welken hunne kinderen , even als de dieren, der bootfeerende natuur overgeeven. b e tt y. Mevrouw; Lindane wil u fpreeken. lady sara. , Wat kan zy my te zeggen hebben! wilson. Wie is die Lindane ? lady sara. Ik ken haar niet. — Gisteren kwamzy.... maar ik heb haar nog niet gefproken, ik zal u op een anderen tyd , de reden waarom ik haar by my nam, verhaalen. wilson. Goed : — (tegen Betty, die daarna vertrekt.) dat zy kome; — ik ga myn' voogd verflag van myn reis doen; maar daadlyk ben ik hier weder: — ik moet Belton fpreeken. lady s ara, terwyl hy vertrekt. Jk vrees dat zyne drift iets haatlyks zal uitwerken. E 5 TWEE-  74 DE SCHA DEL. GEVOLGEN der DRIFTEN, TWEEDE TOONEEL. lady sara, lindane. L_ lindane. '" - in ik u fpreeken mevrouw ? lady sara. Waarom niet myn kind ■ hoe! aarfeit gy> gy fchynt voor my te vreezen ? lindane. Voor u mevrouw ! och neen ; ik vind hier alles wei: mets ftaat my tegen; en ik geloof by u veilig te zyn. lady sara, glimlachende. In waarheid!.... lindane. Neem dit niet op voor een belediging Mevrouw • wel is waar , dat ik altoos duizend dwaaze verbeeldingen-in myn arm hoofd haal, maar.... lady sara. Dat is niet goed; wy zyn niet gefchikt om verdrietig te leeven, lindane. ■ En echter , wat die Belton u ook van my kan gezegd hebben, is myn garitfehé Jeefryd daar van doormengd gewéést; Zo gy alles wist mevrouw, gy zoud medelyden met my hebben ; want gy zyt een mensch, en een vrouw tevens. — Die my be- le-  T O O N E E L S P E L. 75: ledige! hebben , hadden flegts den fchyn daar van.—1 Ja van myne eigen fexe .ben ik verraaden, van de andere Kunne onophoudelyk vervolgd, — en myn verlosfer, die ik om zyne goedhartigheid, uit eene dankbaare verpligting, zou hebben kunnen beminnen, — wil my verleiden; ongelukkig maaken; — zo gy de goedheid niet hebt van my te helpen. lady sak a. Hoe! hy bemint u?(fcr zyde.) die ondankbaard lindane. Is dit u onbekend Mevrouw? ja, hy tracht my in de oneer neder te (torten, en wat zal ik, zon, der de befcherming van ouders of bloedvrienden , hier gantsch onbekend , beginnen? lady sara. Zonder de befcherming van ouders! hebt gy dan geene ouders? lindane. Zou ik dan zo ongelukkig kunnen zyn? — ouders , zyn de natuurlyke (leun der kinderen. — Hebt gy ook kinderen Mevrouw ? zyn ze altoos onder uwe befcherming gebleeven? — dan kunnen zy zo ongelukkig niet zyn als ik ben: de zorgen van myn' vader zyn vergeefsch geweest, — en och! hadde ik onder de toezicht myner moeder mogen blyven! maar ik was nog jong, toen myn vader het befluit nam, van my aan haar te ontrukken , haar gedrag was 'er volgens zyn zeggen de oorzaak van. LA-  DESCHADEL. GE VOLGEN der DRIFTEN, lady sara, op een verdrietigen toon. Haar gedrag! — haar gedrag zegt gy ? lindane. Heb ik my dit laaten ontvallen , het doet my leed ; want ik heb waarlyk veel eerbied voor haar: — ik weet dat zulks myn pligt is. lady sara. Gy doet zeer wel, - ik heb medelyden met u — maar verhaal my uwe rampen. lindane, terwyl zy beiden gaan zitten. Zeer gaarne Mevrouw. - Myn vader had eenige mylen buiten London een zuster woonen ; daar bragt hy my, en myn' broeder behield hy by zig. lady sara. Buiten London! - is u de naam der plaats bekend ? lindane. Neen Mevrouw, - Zy hield die , om redenen van belang, altoos verborgen, en veranderde geduurende myn kindsheid zo dikwils van verblyf, dat ik dezelve niet heb kunnen ontdekken. ¥7 . lady sara. Vervolg. lindane. De laatfte plaats werwaarts wy vertrokken, was Calats. Zy wendde alle poogingen aan om my een goede opvoeding te geeven; bragt my daarom w gezelfchappen , maar onderzocht de gebreken van haare vrienden niet, en, zelve oprecht zynde, vertrouwde zy zulks van hun mede: dit gedrag heeft  TOONEELSPEL. 77 heeft zekerlyk myn ongeluk bewerkt; want daar alle gezelfchappen van de groote wereld , naar haaren fmaak waren, geraakte ik tot myn ongeluk door den tyd te zeer bekend. — Wy leefden echter vergenoegd; en vermits myne ouders my onbekend bleeven, was myn tederheid alleen bepaald voor haar, die ondanks de gemelde zwakheid alles aanwendde om myn verltand te doen toeneemen. — Het is nu ruim een jaar geleden, dat myn vader te Calais kwam: — zy had altoos briefwisfeling met hem gehouden ; hy vloog met opene armen naar my toe, onder het herhaald uitroepen, van, myn dochter! myn lieve dochter! — naar onze eerfte vreugde geftild was, verhaalde hy ons de reden van zyn komst ; zyn lang afweezen van myn moeder, en zo veel omflandigheden Mevrouw , dat gy my wel zult verfchoonen dat ik die voor u verzwyge. — Eindelyk vertrok myn vader , en verzekerde my , dat hy my het geluk van myn moeder te zien, zou doen fmaaken. ik reikhalsde naar dat tydftip, toen myn moeie, door een beroerte fchielyk wierd weggerukt.—Men hielp my,en na eenige onbarmhartige fchuldeisfchers het voornaamfte van haar goed tot zig getrokken hadden; wierd ik in een affchuwelyk huis gelokt,daar was ik bloot gefield aan de fnoodfte verleiding; och!— men dreigde my met de dood, zo ik niet in alle toeleg bewilligde. — Ik zou dezelve zekerlyk moedig ondergaan hebben , zo men my tot de fnood,  78 DE SCHADEL. GEVOLGEN der DRIFTEN, fnoodile ondeugd had willen ' dwingen. Belton kwam daar;hy fcheen de goedheid zelve; ik vertrouwde hem ; hy verloste my uit dat gevaar, en bragt my zonder den minlten fehyn van ondeugd te vertoonen, hier; — maar thans verandert hy van gedrag; — ik begin voor den fchrikkelykften toeleg te vreezen. lady sara, ter zyde. Die geveinsde! - maar flel u gerust Lindane. lindane. Deeze naam Mevrouw ; — (omziende.) het is Belton! — laat hy my thans niet fpreeken; — ik bid u .... lady sara. Ga zo lang in uw vertrek. lindane, terwyl zy binnen treedt. Begunftig dit begin , 6 hemel! DERDE TOONEEL. LA DY SARA, BELTON. Hoe! waarom gaat Lindane heen? — gefchiedt zulks op uw bevel ? lady sara. Kom hier: — maar veins niet voor my. — Bemint gy Lindane? belton, op een onverfchilligen toon. Het kan waar zyn. la-  TOONEELSPEL. 73 lady sara. Durft gy dan alles wat ik voor u heb opgeofferd , vergecten ? belton. Wat ik u bidden mag, neem tog het verfchrikkelyk befiuit niet, my met al de liefde van een, Echtgenoote te beminnen. lady sara. Ik moet uw voorneemen omtrent haar weeten; want het is alleen uit toegeevelykheid, dat ik kon befluiten haar,in myn huis teneemen; — en na vermoed ik; — och Belton! — belton. Wel nu; — wat kan men 't weeten ? — zy zou myn vrouw kunnen worden; — zie, ik fla nergens voor in. — Ik heb het huwelyksformulier in myn hoofd; — verricht zelf de plechtigheid; — twee weeken daar na,fchei ik weder; — en wy, wy leeven als voorheen. lady sara. Ik heb nog eens, omtrent Betty ,in uw ontwerp moeten fiemmen; — maar myn hart , weigert zulks, in dit uw voorneemen te doen; toen ik my aan u had overgegeeven , moest ik zwygcn :— een vrouw heeft haare rechten, — haare eisfehen; — maar als de maitres niet alles wil verliezen, moet zy in fommige gevallen toegeevelyk zyn, — zelfs ondanks de gevoelens van haar hart, moet zy toegeevelyk zyn ;— doch gy bindt nooit uwe driften in. bel-  8o DE SCHA DEL, GEVOLGENder DRIFTEN, belton. Hoe nu! wy zyn dank den hemel, nog geen man en vrouw geworden. lady sara. Dat zyn wy niet,— en daarom ben ik ongelukkig, (met nadruk.) Gy moet niet denken, dat ik, om uwen wil de eene misdaad naar de andere zal pleegen; — dat ik.... belton, lachende. Ha ! ha! ha! ik vind uwe aanmerking van misdaad kluchtig — ha! ha! ha! — een misdaad ! lady sara. Ja een misdaad. belton. Wat ? een meisje flegts voor een korten tyd, en om de grap te beminnen? — maar gy kunt wel gelyk hebben. — Het is waarachtig onze zaak niet over dit onderwerp te krakeelen: — het huwelyke alléén, geeft recht tot oneindige twisten; — ook ben ik thans teveel opgeruimd. — Gy ziet immers wel, dat ik zeer eerlyk met u handel; breng ik haar niet aan uw eigen huis ? — Maar van iets anders; wat tyding is 'er van Wilfon? lady sara. Hy is in de Had; en nog zo even hier geweest. belton. Ha! dit zal weer een nieuw tooneel van twist opleveren. la-  TOONEELSPEL. 81 lady sara. Het ftaat aan u, dien twist door een verbetering van ons gedrag te doen eindigen. belton. Gy hebt dan van daag beflooten.my door uwe ernsthaftigheid te vermaaken?— nu goed.— Maar zeg my, heeft Wilfon het verblyf van zyn zuster opgefpoord? lady sara. Neen; — maar het geval van Lindane , welke gy hier gebragt hebt, heeft veel overeenkomst met dat van myn dochter. — Belton! indien 't eens waar was? belton, lachende. Indien het waar was. — Wel nu,.... b e t t y , Jchielyk inkomende. De Colonel wil u fpreeken Mevrouw; hy wacht reeds met ongeduld. lady sara, tegen Belton. Welk een ontydig bezoek! — Hy komt om een fpeel fchuld. belton, tegen Betty ■ Mevrouw zal komen. (Betty vertrekt.") lady sara. Die lastige man verveelt my fchrikkelyk. belton. ' Lastige man! — zekerlyk, wyl hy om een fpeelfchuld komt; maar van avond of morgen, vertrekt hy,om het vermaak te hebben, van een ouden Oom, die hem alles gemaakt heeft, te zien derven. F BET-  82 DESCHADEL. GÈVOLGENderDRJFTEN; betty. Mevrouw! Mevrouw! de Colonel.... lady sara, terwyl zy vertrekt, tegen Belton. Nu, wy fpreeken elkander tcrftond nader. belton, tegen Betty, die mede vertrekken wil. Blyf Betty. VIERDE TOONEEL. belton, betty. belton. Die vrouw begint my van dag tot dag met meêr ernst te beminnen. — Een liefde van zo veel jaaren is onbegrypelyk lastig. betty. U beminnen! wel zy bidt u aan, en zou om u te behaagen , de gantfehe vrouwlyke kunne, aan «we begeerte opofferen. belton. Neen Betty, denk dat niet. betty. Heb ik het niet ondervonden ? belton. Maar daar aan is zy minder feliuldig als gy denkt. Zy wordt van tyd tot tyd deugdzaamer : — (lachende.) het is vermaakelyk haar over het huwelyk te hooren fpreeken. — Zy wordt jaloers op Lindane. bet-  TOONEËLSPEL. 83 betty. En zult gy haar' zin volgen ? belton. Dat kunt gy denken! ik moet een middel verzinnen om haar hier van daan te lokken. betty. Wel nu:gy zyt het met Lindane zekerlyk ééns? belton. Ik vrees, en niet zonder reden dat zy my niet zal willen volgen: — zy begint zo iets van myn oogmerk te vermoeden; — heeft Lady Sara éénmaal gefprooken, en zo het ten tweeden maale gebeurt.... betty. Dan is alles verlooren ; en 'er blyft voor u niets overig als met Lady Sara te trouwen. belton. Dat zult gy nooit zien gefchieden Betty. — Ondertusfchen vrees ik dat zy met Lindane het een of ander ontwerp zal maaken: — zy fcheen zo even byna te gelooven dat het haar verloorene dochter was; — met één woord, alles wart my door het hoofd. — Wilfon is hier ook weder. — Hy zal voorzeker twist met my zoeken. ~» Ik moet hier van daan Betty. betty. Staat de man verleegen? — het heeft u immeis nooit aan list ontbroken. F a bel»  84 DE SCHADEL. GEVOLGEN der DRIFTEN j belton. En hier aan ontbreekt het my nog niet; — maar Jk moet een tweede perfoon hebben om my te helpen. betty. 6 Die zult gy ligt kunnen vinden: — uwe edelmoedigheid , als men uwe oogmerken volbragt heeft, is zo groot, dat hy die u üegts kent, zig daadlyk bereid zal tooncn. belton. Ha, ik verftaa wat gy zeggen wilt Betty. — Ik weet het, ik heb my niet edelmoedig genoeg omtrent u gedraagen; maar uw vernuft is my bekend ; en zo gy befluiten wilt my te helpen ; inaak dan ftaat op een groote belooning. betty. Men zou ten minden iets daarvan vooruitdienen te weeten. belton, haai- een Bankbriefje geevende. Zie daar by voorraad. b e t t y. Twintig pond! — Het fchynt u met Lipdane ernst te weezen. belton. , En met u, gelyk gy ziet, niet minder. b e t t y. "Wel nu : ik zal my op het een en ander eens bedenken. belton. Gy moest.... bet-  ;. TOONEELSPEL. 85 betty. Laat my de zaak eerst rypelyk overleggen ,• — maar ik diende haar te fpreeken. belton. Goed. — Blyf hier omftreeks: — ik wil het vermaak hebben van nog eens te beproeven, wat ik zelf op haar hart kan uitwerken. VYFDE TOONEEL. belton, lindane. belton , treedt naar het zyvertrek en opent de deur. K om hier Madam.—(Lindane wil, Belton ziende, terug treden, maar hy vcrpligt haar, hem te volgen.') Vrees niet myn waarde. lindane, rondom ziende. Jk zie haar niet! belton. Hier ben ik, myn Engel: — waar vreesd het lieve kind tog voor ? lindane, verlegen. 6 Belton'. — ik vrees.... maar och! — waar ■vrees ik ook voor? belton. Voor het wegfehenken van uw hart mogelyk? lindane, Van myn hm ? F 3 2£b-  86 DE SCHADEL. GEVOLGEN der DRIFTEN; BELTON. Ik wil het u niet met geweld ontrukken, indien gy beiluiten kunt het my vrywillig te fcjienken. LINDANE. Kan ik het wegfcbenken aan wien ik wil ? BELTON. Wel waarom niet? L I N DA NE. Dan is het vermogen van de liefde u onbekend. Dit hart heeft nog nooit volmaakt bemind: ik heb dus nog nooit eene nyging gevoeld om het weg. tefchenken; en zonder die nyging te gevoelen, zal zulks nooit gebeuren : tot die onvolmaaktheid zal het nooit befltiiten, belton, op eenfchertfenden toon. Wel ik neem het zo als het is, met all' die gebreken, met all' die onvolmaaktheden. lind a ne. Maar, wat is u oogmerk tog ? belton. U in fpyt van uw hart te beminnen; u aantcbid. den; u een leven te bezorgen, dat over zal vloei >en van vermaak, van weelde. Gy zult u eigen meesteres zyn, alles zal op uw wenken vliedenen, - zie my aan myn Engel; - myne oogen zullen u leeren my te beminnen. Gy zult in deeze forst een hart vinden, dat zig alleenlyk voor u zal epenen. lin,  TOONEELSPEL. 87 LINDANE. En dat vrolyke, dat vermaakelyke leven, zal, daar geen heilige band de harten verbonden heeft, zo langduuren, tot heteerfte voorwerp.dat in de verbeelding fchooner is, belluiten wil, dat zelfde hart, zig op gelyke voorwaarden, te doen onderwerpen. BELTON. 6 Het vermaak buiten het huwélyk is u onbekend. Het is volmaakt beftendig; want bet is op de vryheid gegrond. Uwe ziel bemint dezelve, en ik wil, om u te behaagen, de kluisters die onze nyging zouden bepaalen , verbreeken. Alles wat verbindt wordt lastig,alles wat een last is,wordt ondraagelyk en haatelyk, — groote zielen ontvlieden dien last. LINDANE. Welke naamen geeft gyaan degeregeldftefchikking der reden ! — Groot e Zielen ontvlieden dien last'. — Wel , ik wil thans, doch om u te ontvluchten, dat voorbeeld volgen. — Nog eenmaal heeft de Hemel my gered, nog eenmaal heeft Hy my der boosheid ontrukt: gy waart het werktuig, ja, Hy verkoos u tot het verrichten van deeze edele daad ; en gy zoudt zyne gunst, zyne goedkeuring verdiend hebben: maar, nu gy die veracht; nu gy die wilt misbruiken; nu gy wreed, nu gy fnood begint te worden; nu gy door het vertreeden van de deugd, Hem, die mogelyk dat denkbce'd in F 4 uw  88 DE SCHADEL. GEVOLGEN der DRIFTEN; uw hart vormde, wilt beledigen, wil ik, zal ik a ontvluchten. belton. Nooit, nooit moet dat gebeuren. Wilt gy de liefde ontvluchten! neen, neen beminnelyke ziel! — fchrik niet : myn hart is wel w.;est, maar 't is een woe; theid die voor de feks behaaglyk is: het is vatbaar voor de tederfte verzachting, — en gy, gy kunt het voortreffelykfte wezen van my maaken. (Haar hand vattende ) Ja wie zou het niet worden; wie het niet volmaakt worden,die in de magt, in de befcherming geraakt van een' Engel? — Och myn waarde ; ik moet geheel aan u behooren; ik moet u bezitten. lindane, haare hand losrukkende. Niet aan my: — neen, ik wil nietbehooren aan een', wiens ziel enkel drift is ; en alleen door de ondeugd bemerd word. (Zy wil vertrekken^ belton. Gy kunt nog niet gaan Madam. lindake, Staat -het u dan vry, my zulks in het huis van een ander te beletten ? b e lton. Ja: hier in ben ik volftrekt meester. lindane. Gy meester! — nu beginnen myn vermoedens te vermeerderen: - die my tegen myn wil bejoofd, van die vryheid, welke de natuur elk we. zen  TOONEELSPEL. 89 zen geeft, die dat doet, of het toelaat, breekt de fchikking des hemels, en doet my het ergfte van hem vreezen. — Ik ben ongelukkig! BELTON. Hoe! daar ik u oneindige vermaaken aanbied? LINDANE. Maar waar ? in den boezem der ondeugd i BELTON. Iedele klanken! — vergeeffche vrees! LINDANE. Neen: gegrond op uwe drift, op uw voorneemen. Och! myn ondergang is zeker! BELTON. Uw ondergang? dat eer het heelal verga! LINDANE. Wel, laat my dan uit dit huis, datmy nu weder verdacht wordt, vertrekken. BELTON. Waarheen, — de hemel is myn getuige! LINDANE. Geen eeden, geen lichtvaardige eeden : uwe daaden moeten my van uwe oprechtheid overtuigen. Bedenk u wel: gy zyt in de magt van Hem, die wy niet bedriegen , waarvoor wy niet veinzen kunnen. BELTON. Goed: ik heb hier meer vrienden : nog deeze» dag zo gyiwilt,... F 5 l 1n-  go DE SCHADEL. GEVOLGEN der DRIFTEN; lindane. Overtuig my toch door uwe deugd, en niet door dwang, ik wil vryheid hebben, my m de armen te werpen, van elk die door myne rampen getroffen zal worden. Hier zyn Leeraars in deeze Had, zy moeten menschlievend zyn: daar wil ik heen, eelt on. Neen, daar niet: dan had ik u voor altoos verlooren. Het medelyden is by hen te bepaald voor myn driften. lindane. WeJ nergens dan : want zo de voorlianders der deugd by u verdacht zyn- ... belton. Gy verdenkt my onophoudelyk; gy maakt de haatelyklte aanmerkingen op myn gedrag, op myn voorneemen : niet een eenig vooritel behaagt u : gy houdt myne deugd verdacht, en wilt dat ik deugdzaam zal zyn ' zulks is onmogelyk: — myne ondeugd is een gevolg van uwe hardnekkigheid. Toen gy dankbaar waart, was ik volmaakt toegeevt yk; gy volgde in alles myn wil ; en uwe oogen verzekeiden my; — ja wat verzekerden ze my? — bedriegelyke oogen i — en uwe hart; — haate het my toen reeds ? — zo ik dit gedacht had! — ik Myf u nergens borg voor. — Wanneer ik alle deugd ,alle achting voor u verlies: — denk dan,'denk dan wat het gevolg zal zyn.— Ik zal li niet ontzien, waarachtig niet. li n~  TOONEELSPEL. j| lindane. Niet ontzien! niet ontzien! wreed mensch! belton, haar hand vattende. Noemt gy my wreed? lindane haar Jiem verheffende. Is hier niemand om my te helpen! — niemand • (Zy werpt sig in een armfioel.]) belton, terwyl hy vertrekt , tegen Betty, die op het gerucht binnen gekomen is. Zie nu dat gy haar misleid. betty. Ga maar heen. ZESDE TOONEEL. lindane, betty. betty. w at is het Madam ? lindane. Och! — wie gy ook zyt; heb medelyden met my. — Ik bid u! betty. Wat deert u dan ? — Ik wil u gaarne helpen, lindane. Gy wilt my helpen! — kom dan, — help my hier van daan; — verlos my uit de handen van Belton l BET.  94 DE 5CHADEL. GEVOLGEN der DRIFTEN; ■Betty, Van Belton! — van uw' minnaar! lindane. Myn minnaar! — ö gy hebt u bedrogen; — ik zou hem.... maar laat ons geen tyd verzuimen. — Indien gy genegen zyt my te helpen betty. Ja; maar zo alléén? — als gy myn raad wijdet volgen.... lindane. Spreek, — /preek. betty, zacht. Die Lady Sara is een monfler; — maar zy moe'st ons niet beluisteren ; — zy heeft my zo u-el, door Belton misleid , als zy 't u zal doen ; en houdt altoos een waakend oog. — (fchrcijendc.) Och dit huis is het huis van myn ongeluk, — en het zal voorzeker, zo gy hier langer blyft,. dat van het uwe mede worden. l i v d a n e. , Zülks verhoede de Hemel, — en indien her zo is als gy zegt, — laat ons dan gaan. betty, na zig een weinig bedagt te hebben. 't Is wel:nog deeze dag. — Ik zal goede maatregelen neemen; — want het is my mede niet mogelyk hier langer te blyven. — Ik zal u daar na al de reden vernaaien. — Houd u zo lang in uw vertrek, ik zal u beveiligen. l in-  JOONEELSPEL. 91 lindane. Goed. betty, terwyl Lindane binnen treed. Zekerlyk is haare deugd maar geveinsdheid. —i Ik ben verheugd dat ik Belton aan Lady Sara kaa ontrukken; — en met een my zelve bevoordeelen» einde van het eerste bedryf, TWEE-  94 DE SCHADEL. GEVOLGEN der DRIFTEN; TWEEDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. Verbeeldende een kamer die met de thuin gemeenfchap lady sara, de colonel davids, en daarna belton, lady sara, tegen een' Bediende die haar iets _ geluisterd heeft, en daarna vertrekt. Wilton? - goed: laat hy my in het voorvertrek wachten, (tegen den Colonel.) Gy zult my wei willen verfchoonen mynheer? - (zacht tegen Belton, die binnen treed.) Hebt gy Wilton gefproken? xt belton. Neen. Lady sara. Dan is het wel. (tegen den Colonel.) Nog eens mynheer.... de colonel, opjlaande. Waartoe die complimenten in uw eigen huis? — Gy kunt gaan; ik volg u. - (Hy ziet Belton, en treedt toe om hem te omhelzen, terwyl Lady Sara vertrekt.) Hó! zyt gy het myn vriend! — nu blyf ik nog wat. belton. Myn waarde Colonel! het is my een groot geluk.... DE  TOONEELSPEL. jfc DE COLONEL. Ei, ei! — een groot geluk; dat groote geluk zoudt gy niet gehad hebben , indien myn komst om zekere reden , (hy vertoond hem het Bank. briefje.) met één woord, om deeze reden niet gefchied was. BELTON. Zyt verzekerd dat ik daadiyk by u zou gekomen zyn, indien het geluk, DE COLONEL. Zonder geluk; ik moest hier weezen; ik fta op het punt van myn vertrek;van avond nog.— Kom zeg my fchielyk wat nieuws gy hebt, en dan ga ik. BELTON. Ik weet dat uw vertrek noodzaakelyk is; maar van avond nog? inderdaad dit fpyt my. DE COLONEL. Waarom ? BELTON. Neen , neen vriend; teiwyl het moet weezen, — Maar het fpyt my waarlyk. DE COLONEL. Hoe! zou ik u dienst kunnen doen ? ik ben u zulks eenigzins verpligt; fpreek, fpreek. BELTON. Ik heb Londen verrykt met een wezen, zo fchoon, als 'er bezwaarlyk om de tiende eeuw een verfchynt : zy is verwonderlyk fchoon ; haar voorhoofd , oogen , neus , mond , kin, tanden, lippen , adem, ziel, handen, voeten.... ' DE  9(5 DE SCHADEL. GEVOLGEN der DRIFTEN; de colonel. Houd op! houd op! waar is ze ? waar van daan ? — want naar die fchildery moet ze zo fchoon weezen als.... als.... maar dat doet 'er niet toe: zeg maar... belton. Ik breng haar van Calais : toevallig door die plaats rydende , noemde men my een zeker huis van fmaak , van weelde; in hetzelve vond ik haar ; wy maakten daadlyk kennis; zy fprak van vluchten; ik was de gedienltigheid zelve; vormde terfiond een plan ,dat ook wel degelyk gelukte. Toen was ik haar befehermer, haar verlosfer: och! ik was volmaakt ; maar de Stadlucht heeft haare vlugge verbeelding bennet, en al die fraaye eernaamen, bewaart zy thans, geloof ik, voor wezens in de maan. Verwenscht Colonel! zy wordt zo ondankbaar als de hel. Het zal door den tyd nog zo ver komen dat ze my,my zegik.fchurk en fchoelje zal noemen ; zal beginnen te haaten ;... de colonel. Ei, waarachtig! b e i t o n. Zo ik nog maar haar bevallige fchurk blyf, Co. lonel! maar my te haaten! de colonel. Houd post: breek niet op: neem in, ftormender hand. belton. Ja , maar ze moet in deeze Had niet blyven : La-  TOONEËLSPÈL. Qf Lady Sara is zeer jalours, ze zou my het lieve Lammetje wel willen ontrukken > die vrouw plaagt me geweldig Colonel. de colonel. Wel.gy zyt immers niet getrouwd dat ik weet? belton. Getrouwd! dat kunt gy denken. de colonel. Wel wat zWaarigheid dan ? belton. Geheel geen, Colonel: ik zou zelfs minder zWaarigheid in myn ontwerp gevonden hebben, zo gy nog flegts twee dagen in de ftad had gebleeven. de colonel. Is het myn fchuld, dat myn oom het nU juist in zyn hoofd krygt, om mogelyk nog van nacht, de groote marsch naar de andere wereld te beginnen ? — maar fpreek nogthans, hoe dikwils moet ik 't u zeggen ? belton. Ik had beflooten, haar hier van daan te lokken, en vervolgens by u te brengen. de colonel. By my? belton. Ja, maar voor eenige oogenblikken , dan zou Betty.... de colonel. En Betty: — moet gy my altoos myne oude zonde herinneren ? G BEL-  98 DESCHADEL. GEVOLGENder DRIFTEN j BELTON. Niets minder dan dat myn vriend: laat my vervolgen. Dan zou Betty by u zyn gekomen; zeer een. vouwdig gekleed , langfaam fpreekende, van deugd en allerhande tïaaye zaaken. Bettys oogen zyn groot, en kweinend , oogen zo als ze behooren te zyn voor haar rol: met die oogen ..... de colonel, Die oogen, wat hagel doen 'er haar oogen toe? vervolg flegts. belton. Met die oogen, — ontdekt zy daadlyk dat myn fchoone iets drukkends op het hart heeft. — Zy beklaagt haar; veracht de wereld ; fchreit zelfs om de boosheid der menfchen; want traanen kan Betty, even als alle andere vrouwen, zo dikvvils Horten als zy wil, en dit zyn echter de beste middelen om myne elendige te troosten, en haar tot vriendinnen te maaken. — Ha! my dunkt ik hoor ze reeds op de list der mannen vloeken. de colonel. Vloeken ! belton. m Ja vloeken , Colonel : maar liet zyn zachte , vrouwlyke vloeken; niet hard, niet aanftootetyk; een engel zelf, zou zig aan zulke vloeken niet ffooren. — Belton komt eindelyk bok in het fpel te pas ; — die Belton is een fchelm ! een deugniet! — Belton ! — Belton ! — och .'Betty kent kern zeer grondig; — daar een historie van Belton ver-  TOOXÊELSPËL. $9 verhaald ; een vreefelyke gefehiedenis van verkrachting — en de Hemel weet wat al misdaaden meer. — Men begint te beeven ; men moet hem ontvluchten, ik ben niet by de hand: daadlyk voort ; voort uit uw huis , uit Londen , en indien het maar mogelyk ware, zelfs uit de Wereld. DE COLONEL. Maar waarheen ? BELTON. Dat zal ik aan de verkiezing van Betty overlaa* ten, mits dat het ver genoeg zy : zy is in een afgelecgen provintie geboren. DE COLONEL. En gy? B ELTO N. Ik volg, dat kunt gy denken, en kom my op eenmaal met drift vertoonen. Een van myn knechts heeft de dames befpied ; zie , om Betty, die my de haatelykfle naamen geeft, niet in wantrouwen te brengen. — ó! Die verkrachtparty wordt niet vergeeten; men dreigt my de verkrachtte in myn byzyn te brengen ; Ik laat my alles welgevallen. — Zy komt, maar fpreekt my van alle die misdaaden vry; geeft my duizend fraaye naamen, — doch niet daar ik by ben. — Daar, daar ziet men nu, dat die Belton nog zo kwaad niet is ; dat hy heel eerlyk en zeer vatbaar is voor de deugd ; en door den tyd de braaffte, de gezelligfte man, vader, en al Wat men wii , kan worden. — Men G 2 wordt  ioo I>E SCHADEL. GEVOLGEN der DRIFTEN; wordt het eens. — De omgekochte dame die my verdedigd heeft, vertrekt; — en het overige volgt van zelve. Och Colonel! wat meisje is voor myn list vylig ? DE COLONEL. Hoor : uw geheele ontwerp raakt my niet. — Antwoord my flegts op één vraag.—Is ze ook eerlyk? BELTON. Eerlyk! eerlyk! Ha! gy kunt denken, hoe eerlyk.... DE COLONEL. Nu, dan heb ik genoeg. BELTON. Het is, als ik gezegd heb, een verdoemde flyf. hoofdigheid tegen my. D li COLONEL. Kom, kom , gy zyt zo goed als een ander -f — maar ik moet gaan, vaar wel. BELTON. Nu reeds ? DE COLONEL Ja ik moet nog het een en ander befchikken. BELTON. Goed myn lieve vriend, gy zult dan.... DE COLONEL. Loop voor den duivel1 doe wat gy wilt, men zal u ontvangen; QHy vertrekt.') TWEE-  TOONEEL SPEL. ior TWEEDE TOONEEL. BELTON, BERNARD, en een weinig daarna BETTY. BERNARD. Mynheer! Mynheer! belton. Wat is 'er ? bernard. Lady Sara heeft een groote twist met Wilfon , hy wil u fpreeken , maar zy houdt hem nog tegen. b15lt0n. Doet ze ? — maar.... betty, tegen Bernard. Ga buite ftaan, en zorg dat men ons niet beluistere. belton. Maar blyf by de hand. bernard. Ik zal. (Hy vertrekt.) betty. Wel nu, hoe ver denkt gy dat ik het met haar gebragt heb» belton. Ken ik uwe bekwaamheid niet? betty. Zy heeft zig van zelve aan my overgegeeven. BELTON. Ernftig? G 3 BET-  io* DE SCHADEL. GEVOLGEN der DRIFTEN; betty. Voorzeker: - en dit komt my voor als een Hecht bewys van haare deugd. r, , belton. Hoe dat ? betty, fchertfende. Wel foei mynheer! Daar gy zo fchrander zyt weet gy immers wel dat zy anders, een meisje van myn karakter, niet zo ligt in alles zou vertrouwen. 1 belton. Maar uw karakter is haar onbekend. betty, lachende. Niet onbekend: - ik heb het haar met twee Woorden te kennen gegeeven. belton. Wat hagel! - dan hebt gy myn gehecle plan bedorven. betty. Zo hebt gy buiten my een plan gemaakt' goed; volvoer het dan. belton, Maar niet zonder u. betty. Eü - dan zou ik mede i„ uw m rol gehad hebben ? y y belton. En wel de gewigtigfte. betty. Het doet my leed, BEL-  XOONEELSPEL. 103 BELTON. En nu ? nu ik het zekerde ontwerp BETTY. Het komt 'er niet op aan; want ik zou 'er tog niet in geftemd hebben. BELTON. Gy hebt dan beilooten my dol te maaken? BETTY. ö Dat zou jammer zyn ! — Het vrouwlyk gedacht heeft te vee! verpligting aan u. — Gy tracht het op allerleije wyzen te betoogen dat gy 'er een noodzaakelyk wezen voor zyt. BELTON. Ga zo voort. BETTY. Gy wilt my als een werktuig gebruiken, om myne eigene feks te verraaden, — zonder dat ik daartoe de minde reden heb, niet waar? BELTON. Maar gy doet het immers niet zonder.... BETTY. Voordeel wilt gy zeggen ? — Wel, weet dan , fchrander heer ! want gy hebt my vryheid van fpreeken gegeeven , dat u de beweegoorzaaken, die my tot dit gedrag aanfpooren, geheel onbekend zyn. BELTON. Dat is my het zelfde. BETTY. Het voordeel is flegts een der geringde dryfveG 4 ders  f04 DE SCHADEL. GEVOLGEN der DRIFTEN; ders van myn doen. - Het is ook de jaloufie niet' bevallige heer! die my noopt, in uw belang té treeden ; - (fWt drifi0 neen . de wragk IS w Haat, een vrouw, tot die flap te brengen. belton. Ha. als dat uwe zedekunde is, moet het wel gelukken, betty, De laage kunstgreepen, door Lady Sara gebruikt om door myn val, u i„ haar bande„ te houden ?.e daar het eerfle grondbeginfel; - en het voor. dee. kunt gy ais de tweede oorzaak befchouwen.Maar kom, - dat alles is buiten u. - Met één woord dan, Lindane bemint u niet. f . . belton. Ligt veinst zy. betty. Pat kan waar zyn. belton, Anders was het erger. betty. Ik heb haar van u gefproken. \17 I, belton. Wel 5 betty. En zo even nóg eens. „ belton. Zeg my.... betty. Eeistwaszy voprneemens U te ontvluchten. bel-  TOONEELSPEL. 105 / belton. Waarachtig! betty. En thans heeft zy, op myn aanraaden, bepaald met wien. belton. Met my. betty. Tog niet. belton. Met wien dan? betty. Met Wilfon. belton, driftig. Verwenscht! betty. Toe word kwaad; — want ik zelve heb het goedgevonden. belton. Met Wilfon! betty. Nu gy de goedheid hebt van u flegts over myne vermetelheid te verwonderen, nu gy tot geen daadlykheden overliaat, nu gy zo beleefd zyt, daar ik alles van u te vreezen heb, moet ik ook op myn beurt, goedhartig tegen u zyn. — Wel, weet dan dat Belton zelf, hy, die de gantfche Kunne,ware het flegts in zyn vermogen, aan zyne driften zou opofferen, de man is. die in fchyn van Wilfon , haar hier van daan moet brengen. belton. Maar hoe ? G 5 b e Tn  105 DE SCHADEL. GEVOLGEN der DRIFTEN; b e t t y. Niet te vraagen: - gy, zeg ik nog eens: - of uw knecht; - ja,ja, uw knecht. - (Zy gaat na Jt verjchiet.) Bernard! bernard. Hier. betty. Haal den mantel van uwen Meester: — haast u (Hy vertrekt, en Betty vervolgt tegen Belton.) ze« • de Colonel gaat uit de ftad ? belton. Ja- betty. Daar heen moet hy haar, met uw' mantel vermomd, brengen;vooreerst maar: — dit zaJ hy mo. gelyk toeflaan. belton. Hy! — vast! ja, daar zal ze heen. Goed: — volmaakt goed. betty. 't Is veel dat wy dit eens zyn. — Zy zal my wachten. Ik ga; — daadlyk zyn wy hier. _ ., belton. En ik? betty. En gy! — gy vojgt. is dat waard;g te vraagen ? DER-  TOONEELSPEL. 107 DERDE TOONEEL. BELTON, BERNARD. belton, nog alleen. Haar ontwerp kan zeer goed zyn; — en al was het anders, wie durft haar tegenfpreeken? bernard. Hier Mynheer. belton. Is Wilfon 'er nog? bernard. Ja. belton, hem den mantel omjlaande. Doe om; doe om. bernard. Ik Mynheer? belton. Doe om zeg ik ! zo , — bedek u wel; —- daar, myn hoed ook op: — zet dan op! daar is de fleu,tel van de thuindeur. bernard. Maar waar toe.... belton. Zo gy my tegen fpreekt! — hier zal daadlyk een juffer komen , zy kent u niet: breng haar aan het huis van den Colonel Davids: — ik zal volgen; —zy zal u Wilfon noemen; — onthoud het wel;—; fpreek weinig; — en deftig; — hoor, deftig. ber-  103 DESCHADEL, GEVOLGEN der DRIFTEN; bernard. Ho! in dat geval kent gy myne bekwaamheid. belton. Ik volg; - zy moet my niet zien, neem de eerfie koets die gy vindt: - Het is reeds duistermaar Wilfon, — denk 'er op. bernard. Ja, ja Mynheer. belton. Daar is ze, pas op. (Hy treedt ter zyde.) VIERDE TOONEEL. BERNARD, BELTON, ter zyde; LINDANE, BETTY, in 't verfchiet. betty, tegen Lindane. Hier wagt Wilfon , fchielyk : Lady Sara mogt ons volgen. (Zy treeden voorwaards.) lindane, tegen Bernard. Verfchoon myne ontfieitenis, Mynheer:- maar,... bernard. Zyt niet ontileld Madam: - by de Colonel Dav.ds zult gy met alle eerbied behandeld worden. — (Wiljan vertoont zig in 't verfchiet, wil binnen treeden : maar blyft op het hooren van de laatfte reden buiten fiam.) Hier, deezen weg moeten wy oeemen. . ' eet-  TOONEELSPEL. 10$ betty. Ik vrees zo gy langer vertoeft. lindane. Hemel, behoed my! betty ter zyde, terwyl zy vertrekken. Ha ! het is gelukt. belton, terwyl hy hun volgt , tegen Betty. Het onnozele Lam gaat naar de flagtbank. VYFDE TOONEEL. BETTY, WILSON. wilson in 't verfchiet hen naziende. w at wil dat atles beduiden? betty zig omkeerende. Wat 'sdat? (ter zyde.) hemel! 't is Wilfonü wilson. Zeg, zeg : wat beduid dat? betty. Het beduid:.... bet is: maar wat gaat het u aan Mynheer? wilson. 6 Niets: -- maar ik moest Belton gefproken hebben; — en zy gaan naar de Colonel Davids? — ten minden hy volgt. betty. Naar hem ? — gantsch niet. wil-  Iio DESCHADEL. GEVOLGEN der DRIFTEN; Wilson, driftig. En ik zeg u dat ik het zeer wel verftaan heb. betty. Wel nu ? al was het dan zo. wilson. Gy zyt een onbefchaamde. betty. Een onbefchaamde? — 0m daf ;i- n,-„. om aat ik niet geneeeen ben u alles te verhaalen, ook? - (driftig.) ja ,zy zyn 'er heen, - nu weet gy 't,... Qsy \kt ' Sara, tegen wie zy vervolgt.) Mevrouw! uw zoon heeft u veel te verhaalen. - (ter zyden^ Het is hier afgedaan met my, - nu naar Belton. ZESDE TOONEEL. LADY SARA, WILSON. TV/T Wilson, op een verdrietigen toon. Moet ik hier dan van elk veracht worden ! —. (tegen Lady Sara.) zyt verzekerd, dat zo gy niet ophoudt u langer met dit zedelooze volk te vermengen, ik al de betrekking lady sara. Niet verder ! - zulks zal mogelyk eerlang gefchieden. — Vergeet zo lang alle beledigingen, en doe my niet meer voor uwé drift vreezen: — ik moet om die reden myne gedachten altoos voor u verbergen. WIL-  TOONEEL SPEL. m wilson. Het kan zyn dat ik ongelyk heb. lady sara. Kom , wat doet gy langer hier? wilson, peinzende. Naar de Colonel Davids; — zeg; die juffer,— welke gisteren tot uwent is gekomen, is dat een bekende van de Colonel Davids? lady sara. Neen: maar waartoe die vraag ? w i lso n'. Gy hebt my zo even beloofd de reden te zuilenzeggen , waarom gy haar in uw huis hebt genomen; maar nu ik haar met Belton heb zien vertrekken , en wel naar het huis van een' man, die,om zyn vrienden te behaagen, zig in allerleye ongereimdheden wikkelt, — is die verklaaring niet nodig , het is my genoeg dat ik weet waar Belton te vinden is. lady sara. Wat wilt gy daar mede zeggen ? — Zy is hier in huis, en onder myne befcherming. wilson. Wat zoekt gy my wys te maaken, daar ik haar zo daadlyk heb zien vertrekken? — behalven dat Betty my het al hoonende heeft bevestigd. lady sara, ontfield. Zegt gy wezenlyk by de Colonel Davids? — wit.-  ÏH DÉ SCHADEL. GEVOLGEN der DRIFTEN ; - , , WILSON. Ja by hem. lady sara. Die geveinsde! (Zy wil vertrekken.-} Wilson, haar weerhoudende. Waar wilt gy heen? - wat betekent dieontfteltenis ? lady sara. Och Wilfon , - alles, - alles. - Hemel! indien myn vermoeden eens bewaarheid wierd! — Ik bid u! laat my gaan: — het is nog tyd. wilson, met verontwaardiging. Zie daar de oprechtheid van uwe'befluiten • — nog daadlyk beloofde gy my, hem ... .maar hét is vruchtloos hier verder over te twisten: — de minyver.... lady sara. Neen, die niet: een vrees, — een vermoeden, — dat die Lindane , welke my iets ten opzichte van dien naam wilde zeggen, toen Belton dit verhinderde ; - zy die in haar levensgefchiedenis, iets had, dat met myne gevallen overeenltemde, — dat die Lindane mogelyk Silly is. wilson , verfchrikt. Silly! — hemel! — Silly zegt gy ? lady sara. Het is flegts een vermoeden. wilson. Wat zeide zy ? wat reden gaf zy u? — waar komt zy van daan? — maar ik wil haar fpreeken.— la-  TOONEELSPEL. 113 lady sara. Zie daar de gewoone gevolgen uwer drift. — Alles is immers ilegts een vermoeden ? — en zo het een waarheid wordt , wiens geval blyft het dan? — immers het myne ? een bediende. Mynheer, uw voogd is gekomen,en wil u ipreeken* lady sara, tegen Wilfon. Spreek hem; — ik ga terftond naar den Colonel, en zal meer verlichting in dit geval trachten te bekomen. wilson. Goed; — maar ik volg, het mag gaan zo't wil: gy hebt door uw vermoeden myn drift nog meerder ontfloken. (Hy vertrekt.') lady sara, tegen den Bediende. Haast u , maak de koets gereed. de bediende. Ik zal. lady sara. Hemel! — wil den (lag waarvoor ik vrees,van my afwenden. einde van het tweede bedryf.  114 DE SCHADEL. GEVOLGEN der DRIFTENj DERDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. Verbeeldende een Zaal in het huis van den Colonel. lindane, bernard. bernard. Hier in deeze kamer zo gy wilt. lin dane. Is dit het bevel van den Heer? — Zyn hier geen vrouwen? — och! wat ben ik ontfteld! bernard. Hier kunt gy bedaaren. — Kom. (Hy geleidt haar naar het zy vertrek.) lindane, terwyl zy binnen treedt. Eerlyk Mensch ! deeze dienst zal ik gedenken. (Hy fluit de deur van buiten.) TWEEDE TOONEEL. belton, de colonel. bernard. belton, met den Colonel op het Tooneel komende, tegen Bernard. Lry hebt uw rol zeer wel gefpeeld : vertrek. bernard, terwyl hy vertrekt. Zie daar ai den dank. bel-  TOONEELSPEL. rtg BELTON. Myne komts by u is fchielyker gelukt, als ik had kunnen denken, Colonel. DE COLONEL. Ik had u, om de waarheid te zeggen, ook nog zo fpoedig niet verwacht. BELTON. Het lieve kind heeft my vooruitgewerkt : de belachelyküe zet van haar fyn vernuft, brengt haar, zo zonder ilag of floot in myn handen. DE COLONEL. Zo dat ze zig dan op genade heeft overgegeeven? BELTON. Op genade! wel neen : ze meende met zekeren knaap te vluchten ; het kwam uit; myn knecht bekleedde zyn plaats, en ik volgde; DE COLONEL. Wel gevonden. BELTON. Nu zal ze nog de heilige willen fpeelen; want ze bezit verfchrikkelyk veel deugd. Ik verbeur myn leven Colonel, zo gy ooit van den onbefchaamdften veldpaap onbefchaamder zyt doorgeftreeken, als ze my en u, by de ontdekking doen zal. DE COLONEL. Ho! ho! door de fpitsroe maar! ken ik dat volk niet ? verwenscht; ik breek liever door een gantsch Bataillon, als door zulk een helfche bres van vrouwlyke zedekunde. My zou ze beftrafien! my! H 2 BEL-  iiö DE SCHADEL.GEVOLGEN der DRIFTEN; belton, lachende. Ja: gy zyt 'er de rechte man toe. de COtOVE l.' lk weet hoe men met zulke Meisjes moet Jeevea. belton. Gy zyt een held, zo wel in deeze, als.... de colonel. Minder in dit fcort.als in dat daar deeermy toe roept. belton. Ja, ja: ik weet dat de Pauwren van Mars, de myrthen der liefde, door den tyd verwelken. ' de col o n e l. Goed: - maar hoor: ik had gaarne, dat gy uw voorneemen, hier niet werkfiellig maakte. b e l t o \. Dat is nu afgedaan Colonel. de colonel. Dat gy vervolgens hier niets beilond, het welk tegen de eer firydig was. belton. Myn oogmerk is flegts. hier de vrede te maaken. de col one é. Dat wel, dat wel. belton. Gy zoudt my,zelfs in dit geval, eenigzins kunnen verpligten. de  TOONEELSPEL. 117 de colonel. Waarmeê ? belton. En, gelyk gy wel gezegd hebt, u is bekend, hoe gy met zulke juffers moet leeven. de colonel. Heb ik? — heb ik dat gezegd ? — wel nu? belton. Zo gy haar het eerst wildet ontvangen.... de colonel. Ha! ik begryp u:gy wilt my gebruiken om den eerden aanval aftewachten ; doch fpreek maar: gy weet wel dat ik de man niet ben, om een kleinigheid als een groote daad te befchouwen ; — doch verder niet; hier niet. belton, na zig een weinig bedagt te hebben. Haar flegts het eerst te ontvangen, is alles wat ik u vere. — Het overige moet, als ik gezegd heb , van zelf volgen. — Zo zy u ondertusTchen naar een zekeren Wilfon moge vraagen, doe haar gelooven dat die hier is. de colonel. Ik ben een man van eer; — verdaat gy dat? belton. Wie ontkent zulks? wie twyfelt daar aan? de colonel. Ha! zo dit iemand doen durfde! — men mag my aan duizend ftukken hakken; maar die zeggen H 3 kan.  "« DE SCHADEL.GEVOLGENDerDRJFTENj kan dat hy my myn krygsmans eer door Wen! heeft z en bevlekt™ h„„^ -i iugens evJefclcen» h0U£f ik voor een fchurk. belton. Gy begint ernftig te worden, Colonel. Als ik geweetenhaddatgyuomeen beuzeling zoud b d,g geacht hebben, bad ik de vryheid van' tor h,ertebrengen,nietgenomen:ikben eenver i e te gek dat ik datgedaanheb 1 Wieduivelho d uvoor een logenaar? ik ga als gy wilt. °e colonel. belton. Wie wil dar hebben ? belton. Zo als ge het neemen wilt. de colonel. Niet neemen : het is zo! en ->U ™ „, niet waart.... aIs myn vnend belton, op een dreigenden toon. Gy kent my Colonel ? de colonel. Jaikhebeen,'SeverP^mgaanu;ikWeethet> belton. » ben waarachtig de man niet, om.... de  TOONEELSPEL. H9 DE COLONEL. Om my te willen beledigen ? goed, goed. BELTON. Niemand kan my van lafhartigheid befchuldigen. DE COLONEL. Ik u befchuldigen? wat hagel! gy zelf begint den eerden sanval; ik niet. BELTON. Ik niet? — Maar laat ons niet twistén Colonel: gy zyt meester in uw huis; en het flaat u vry my te laaten vertrekken, eer gy zelf nog gaat. DE COLONEL. Wie begeert dat? Wie wil dat hebben ? Doe wat gy wilt: maar verg my geen leugens af, blyf in myn huis. C Lindane maakt eenige beweeging om de deur te openen.) BELTON. Zy is het: — nu, zult gy de goedheid hebben van haar eerst te fpreeken? DE COLONEL. Ja, ja: waarom niet ? BELTON. Nu, meer begeer ik niet, en dat gy flegts myn' naam verzwygt. DE COLONEL. Ja, als ze my niets vraagt, heb ik niets te antwoorden. BELTON. Dan ga ik, en kom u daadlyk aflosfen. H 4 DER*  tso DE SCHADEL. GEVOLGEN der DRIFTEN; HIN¬ DERDE TOONEEL. LINDANE, DE COLONEL. Lindane, van binnen, h bier dan niemand die my de deur opent? de colonel, de deur openende vepr:::k,ze,?otuw'dienst^^Dedui- vei. wat engel is dat! Ltndane, zeer verlegen. n^.:Shy5 ^ ^ Verfehoon my in/oneei ? — maar waar ?. de colonel. &er wel: inderdaad zeer we!, zyt nJet verJegen. Lindane. J^^^'eni.;--» is niet zonder ^ alwaar, de man die my hiergebragt Ueeftf- Ik ben aan hem verpligt, - zee- vi pl 'nynhCCr!- ^m'duizt : beoanken voor zyne goedheid ; - en u ook : - la beb i alles goedgekeurd, - alles aangenomen 1 ft ben gegaan eevWhi-- ' ip^-uein, ~ maar by wie? de colonel.  TOONEELSPEL. izx LINDANE. Ik ben uw vyandin niet mynheer; en ik hoop niet dat gy de myne zult weezen. — Gy fchynt een braaf man te zyn. DE COLONEL. En een man van eer met een, dat verzeker ik u. LINDANE. Ik hoop dat van uwe jaaren. DE COLONEL. Niet van myn jaaren : van myn daaden. Ik kon met al myn jaaren wel een groote fchurk weezen. LINDANE. ]a , ja , mynheer ! de jaaren verminderen de driften wel; maar verbeteren het hart niet: ik heb zulks ondervonden DE COLONEL. Gy vergist u zekerlyk : ik ben een Colonel, en geen Predikant , om u te dienen. Jk kan pok zedekundjg weezen: maar nu niet; het is nu myn zaak niet. Ik moet hier dagelyks van myn neefs Preceptor genoeg hooren. Hy denkt , voor een goede jaarwedde, en een lekkere tafel, het recht te hebben , my met zyn zedekunde het hoofd dol te maaken, en daar betaal ik hem niet voor, gelyk gy kunt begrypen. LINDANE. Begrypen mynheer 1 H 5 DB  m DE SCHADEL.GEVOLGENde* DRIFTEN; de colonel. Ja : en myn nicht, die reeds over haar jaaren is en daarom mogelyk een Heilige wil worden ,voe« z.g, om het gelid vol te maaken, by hem Och ' het ftaat volgens hun begrip flegt met my Zie daar de oorzaak dat ik een vyand ben van ze dekunde: ze hebben waarachtig geen medelyden met een' Soldaat, laat Haan met een' Officier. lindane. Gy hebt een nicht ? is zy hier? — is ze? de colonel. Zy in myn huis! neen, neen: zo min als de Preceptor: Ho! zy verftaan malkander. Ze zouden ook een Heiligen van me willen maaken; en hoe zou ik dan Colonel kunnen weezen ? lindane. Nu, Iaat dit zo zyn: maar fia my toe dat ik naar uw nicht mooggaan. - Ik zal daar mogelyk beter zyn. de colonel. Hoe ! gy naar myn nicht? wel ja zeker: zo zy uwe historie wist;gy zoudt een fiegte reis gedaan hebben. lindane. Ik wil haar die gaarne mededeelen , elk mag myne ongelukken weeten. de colonel. Nu, al was dat zo: het ftaat niet aan my, u dit toeteftaan. MN-  XOONEELSPEL. 12* lindane. Niet! en gy zyt de heer van dit huis? de colonel. Dat 'swaar: maar niet uw heer. lindane. Myn Heer! myn Heer! niemand is myn Heer, als de Heer van ons allen. de colonel. Ha! nog maar een uur by elkander, en het zal zedekunde zonder eind weezen. lindane. Geen uur: nog daadlyk wil ik gaan, zeg my flegts waar.... de colonel. Hoeigy wilt van den een' naar den ander'vluchten ? — Maar het is myn zaak niet: wacht, ik zal zien (Hy gaat naar 't verfchiet en opent de deur.) Hy holla ! holla! (tegen Belton die buiten jlaanblyft.~) Zie hier uwe Deferteur, zy wil weêr vluchten; maar naar myn nicht ;gy kunt het al of niet toeftaan. VIERDE TOONEEL. lindane, belton. belton, toetreedende. Wilt ge? lindane, op het zien van Belton nederzygende* Hemel! BEL»  124 DE SCHADEL. GEVOLGENderDRIFTEN; belton, vangt kaar in zyne armen. Wat heb ik gedaan! - (hy drukt haar teren zyn lom.) Alderlieffle Madam ! bedaar rog! och ■ myn dnft bederft alles! Q,y ziet haar eenigen tydSpraakloos aan.) LINDANE, langfaam bykomende , en hem van zig Jlootende. Ha bedrieger ! in uwe handen weder' — laf hartige! - met bedrog, - met Jist. _ cn uwe fnoode helpers? - wee! zo de hemel hunne geveinsde ziel niet genadig is; - en gy , gy. _ jnaar och! - ik zelve ben te veroordeeld : ik zelve ftort my van het eene gevaar in het andere ; — dan het is niets. — (in 'f rond ziende ) Geen Uitkomst! — volftrekt geen uitkomst! — nergens, nergens! (zy valt op een floel neder.) belton, ter zyde. Ik vreesde dit wel. - (tegen Lindane.) Hier zal u niets gebeuren: in myn oyzyn waarachtig niet; ?o het uw eigen fchuld niet is. — Stel u te vrede. lindane. Te vrede? te vrede? nu het ongeluk my weder in uwe handen gebragt heeft ? — overwint de orj. deugd dan altoos, de onfchuld! belton. Maar gy zyt hier by een' eerlyk man : gy zelve hebt hem immers reeds gefproken. Lindane, opjlaande. Ik zie het wel; men zal my niet beledigen; — nie-  T O O N E E L S P E L. 125 niemand zal het doen; — gy ook niet ? — want waarom zou ik gelooven dat gy in wreedheid volmaakt zyt? — Maar die Wilfon, is hy uw vriend? en deeze Colonel ook? kom, zeg het my. — Hebt gy geen helfche famenzweering gemaakt om my, als een roof onder u te deelen ? ja het is zo: zeg het flegts: — ik ben zeer gerust ; maar zo dat alles de hemel weet op welk een wyze, gefchied is ; zult gy my dan één bede niet ontzeggen ? belton. Maar hoe kunt ge.... lindane. Stil, Uil! laat my fpreeken. — och! myn denkbeelden zyn zo beroert, alles is zo verward ; — maar niemand moet ons hooren, — als uwe vrienden ,zy moogen het weeten , — of ook niet; want als het hoofd der duivelen alleen het flegts weet, is 't genoeg. belton. Durft gy lindane. Och, verfchrik my niet! ik zou alles vergeeten; gy allen zoudt verlooren zyn , en : — ó die gedachten is goed; door de dood van u allen, zou de aarde te veel, te veel van bedrog, van geveinsdheid gezuiverd zyn: en moet dit wel zo weezen? moet 'er niet een eeuwig onderfcheid lusfehen de deugd en ondeugd zichtbaar blyven? bel-  125 DE SCHA DEL. GEVOLGEN der DRIFTEN 5 belton, heen en weder gaande. Vaar voort; zeg wat gy wilt. lindane. Onverfchillig? - goed: - fcom nu hier. Als gy my vertrapt, vertreeden, my een haat voor 't leven ingeboezemd hebt; als 'er niets meer van my over is als een naam; zo haatelyic voor de eer voor de deugd: - dan moet gy my doen fierven I want voor wie , en waar toe zou ik leeven' gy zelf ziet het wel: - ziet gy het niet? ja gy moet my doen fterven ! - want bleef ik leeven ; ik zou onophoudelyk roepen; - ftraf deeze fchenders' die verleiders ! — die moordenaars! BELTON. Wat begint gy! - gy zult door uw ^ gefchreeuw, het gantfche huis op de been bren! gen. - Wat affchuwelyke denkbeelden haalt Ey m uw hoofd ? ~ ik heb my met niemand verbenden, alles is toevallig gefchied: - dat is waarachtig zo. Jk verwyt u niets: ik Iaat my immers alles wat gy tegen my gedaan hebt welgevallen • en vergeef u met al myn hart uwe vlucht, uwe ondankbaarheid. - Vergeef my ook, dat ik niet km, met moet leeven buiten u. - Zo myn liefde eene misdaad is ; zo gy dat denkt: - wel, - wreek u dan op de liefde; niet op dit hart, dat nooit kan ophouden u te beminnen. - Op de geheele aarde js memand, die zo wel als ik verdiend beefr, uw Hart, dat my niet wil beminnen, te bezitten. LIN-  TOONÈELSPEL. 127 lindane. U beminnen! — u geeven ! u! — u' — ó hoe goed! — ik ongelukkig mensch zie te ver, ik vrees te veel. — Gy verdienen? — gy verdienen? belton. Pynig my tog niet langer door een vrees die niet beftaat. lindane, verfehrikt in 't rond ziende. Ik heb gezegd dat ik zeer gerust was. belton. Neen: gy verdenkt hier alies; — maar.... lindane. 6 Uw hart Belton! — ik kan hier zeer wel weezen: want als de hemel ons niet wil befcner» men, is het onverfchillig waar wy zyn. Ik moest dit geweeten hebben: — ik ben hier zeer wel. — Gy kent Wilfon niet, en zegt dat de man van dit huis een braaf mensch is3 — maar wat vraag ik u ? waarom zou ik vreezen dat alle menfchen fnood genoeg waren, om het goed vertrouwen te fchenden ? belton. Niemand doet zulks; niemand wil het doen. lindane. Wel , laat my dan nog eens met de Colonel fpreeken. — Gy zyt tog zo goed! en, zo hy een mensch is.... bel-  *t DESCHADEL. GEVOLGEN der DRIFTEN belton. • Het kan nu waarachtig niet zyn. «7 i . lindane. Wreede! belton. Ja, de liefde, de minnares, de vrouw - a|]es « bekwaam, ons in monllers te veranderen \an het voorwerp dat wy beminnen gehaat te worder,, is erger py„ voor de ziei, dan de geweld.gfte dood voor het iiehaam. - Maar ik heb' -ar uw ondankbaar voorneemen, om met een' "der tevoren, my zo wei beraaden, dat het »* mogelyk zy, dat uwe verachting, my o do he-dza doen overfkn, - Zo and re toe-en, fnooder a's die ik bezit, myn driften Raasden, - alles, ^ 7 ^ ftaarm de verbeelding bedaar, dat het geibhief de" zal, Z0U reeds gefchied zy„. _ Kan ^ „ 0. ^k.yn dat gymy voor wreed houdt! - Z ^rced! - voor een' fchender! een' moorder - en da ge een vrouw zyt- -Met we!k eene m-ydige *en ! - Zo ,k de helft van de ondeugd bezat, die ZZte'k7verwyt,gy — treeden, - alIes Was . ^ gy ™ onze ziel , omringt van driften , waaraan zy gewoon Is zig te onderwerpen , kan dien hoon met verdraagen. • Hemen ""dame. BEL.  T Ö ÖNEELSPEL. iig BELTON. tvlaar ik wil u doen zien hoe verkeerd gy van rhy oordeelt; — \k wn zonder noodlooze eeden, veel min door iedele minneklachten , nog verwaande vlyeryen, welken gy niet bemint, en die de menschiykheid flegts verlaagen , u van myneopreehtheid overtuigen. — Ja, myn voorneemerts waren, omtrent ü, niet altoos wettig ; niet altoos eerlyk. — Ik heb veele misdaaden, doch die alleenlyk uit de liefde haaren oorfprong namen , in myn' leeftyd ge,3aan • — maar de voorwerpen waren nimmer in deugden u gelyk; zy zyn altoos mytte driften te gemoed gekomen,en ik zou, naar de firenglte regelen van regtvaardigheid, niet kunnen zeggen, wie van ons het meest te befchuldigen was. — Dat ik een mensch ben, moet my in uwe oogên, 6mtrent het geene gebeurd is, eenigzins rechtvaardigen. Ik heb nooit recht gevoeld wat de deugd was; *~ maar gy, — deugdzaame fterveling! gy hebt my die geleerd; — gy leert my die in dit oogenblikt en myn ziel ontfluit zig,.om de kracht van haaf vermogen te ontvangen. Kom, voltooi dat heerJyke werk; laat het niet ten halven fleeken. — Zo het voordeel, van een mensch te behouden, en uit de klaauwen van het verderf te rukken, by u van eenig belang is, en dit zal het zekerlyk zyn, zio ik het flegts waardig ben, verwyder u dan niet meer van my! doe het vrywillig ! ik zal alle dwang, alle geweld verfoeiien, verzaaken. — In 's Hemels I ' naam \  13° DE SCHADEL. GEVOLGEN der DRIFTEN; naam! zyt my zo gunftig.als ik u weleer geweest ben. lindane, na hem een wyl Jlüzwygende aangezien te hebben. 6 Belton! — wat moet, wat kan ik gelooven ? — 'Er blyft zo veel doodelyke argwaan in myn hart over. Jk ben gevlucht; dit berouwt my; maar gy weet 'er de oorzaak van , en zo alles eens met overleg gefchied ware; zo gy zelf eens.... belton, driftig. De Hemel ftraffe my, zo zulks waar is. Men heeft my voor Wilfon genomen; - myn knecht heeft u hier gebragt;- dit is een list welke de liefde kan en moet vergeeven. lindane. En de man van dit huis? belton. Is de goedhartigheid zelve. - Gy zult her ondervinden, Opgevoed in het leger, onder ruw volk, is hy oploopend, en een weinig woest;maar voor het overige zyt gy hier veilig. lindane. Het kan waar zyn; - maar hy fprak my van zyn nicht,en befchreef dezelve ais een vrouw.... belton. Als een vrouw! — ö Myn lieve hart! gy kent demenfchen nog niet volmaakt; die vrouw is in geveinsdheid volleerd. - Door een groot aantal mmnaryèn , waarin zy telkens te leur gefield is, heeft  TOONEELSPEL. r$i Heeft zy.te meer nu haare jaaren klimmen;nu zy van de wereld verlaaten wordt, allecnlyk uit wanhoop, mede van dezelve haar affcheid genomen; — en de geruchten, dat zy met zekeren Preceptor , —< maar ik wil niemand lasteren; — zo gy het volftrekt begeert; — gelyk ik gezegd heb, gy kunt doen wat u behaagt. lindane, Hem op eene tedere wyze aanziende. Oeh! — zo ik u durfde gelooven ! belton. Ik verwacht thans geen gunftigcr antwoord van. u: — gy zyt te veel ontfteld. — (Betty ziende inkomen.) Ga als het u behaagt in deeze kamer, daar zal u vooreerst niets ontbreeken. — Gy zult my kennen. LIND ANE. Indien gy my trachtte te verleiden, zou niets my doen vreezen. belton. Verban tog die naare gedachten uit uwe zinnen. Ik laat u in alles vry. (Hy geleidt haar tot aan de deur van het zyvertrek.) VYFDE TOONEEL. BELTON, BETTY. betty, die in liet verfchiet ft aan gebleeven is. Belton ! — Belton! ] 2 8EL-  132 DE SCHADEL. GEVOLGEN der DRIFTEN; belton. Wel nu , wat is 'er ? betty. Schielyk weg met Lindane; want Lady Sara Za| daadlyk hier weezen. belton. Hoe! zy! betty. Ja, en Wilfon mogelyk ook; - bedenk n niet. belton. Hoe kan het weezen! betty. Wilfon heeft ons beluisterd. - Lady Sara kwam by hem op het zelfde oogenblik; - verders weet ik met wat 'er voorgevallen is;- zal zy nu naiaa ten hier te komen ? belton. Myn lieve Betty, - het ftaat thans mef Lindane op den besten voet van de wereld - Zo gy maar een middel wist te vinden, om Lady Sara Weg te krygen. * * betty. Ik niet; maak dat gy met Lindane weg zyt. geS!edenn.0nm0gd>'k "° ^ " ^^Weld betty. Niet, goed;-dan blyft het uw zaak - Ik heb haar in uwe handen geleverd; - gy moet zien  TOONEELSPEL. 133 zien hoe haar da»r in te houden, (omziende.') Het is de Colonel, ik ga , ik ga; want voor eerst is hier niets meer voor my te verrichten, (zy vertrekt.) belton. De hel fchynt zig tegen my te verëenigen. ZESDE TOONEEL. belton, de colonel, daarna bernard; de colonel. Hoe! al weer een andere? — wie is dat?ze was me als een wind uit de handen; — ik heb haar naauwlyks kunnen zien. belton. Zy kan my beter als ik zelf Colonel; — maar het fpyt me ondertusfchen, dat ik u die overlast.... de colonel. De komst van een bevallige meid doet my nooit overlast aan. bernard, tegen Belton. LadySara.is zo even uit de koets getredenMynheer. belton. Vertrek, (ter zyde.) Zy moet hier niet komen. (tegen den Colonel.) Dat wy een .middel wisten om haar weg te krygen ? de colonel. Wat komt ze hier maaken ? — Ik moet niets meer van haar hebben. Een, twee, drie; — de I 3  f 34 DE SCHADEL. GEVOLGEN dèr DRIFTEN j duivel, gy zyt een kaerel! - Vast komt ze om u ; want wat zou ze my te zeggen hebben ? belton. Het is de jalouzy die haar hier brengt. — (ter zydeJEn de hemel weet wat al gefleep haar zalvolgem de colonel. Hoe flel ik het met haar ? belton. Zo gy flegts recht uit ontkende dat ik hier was. de colonel. Voor den hagel ! heb ik u zo even niet reeds gezegd, dat ik niet wil liegen? belton. Ik vind u van daag verbaast zcdekundig, Colonel. de colonel. Hoe! — zou ik om niet te willen liegen, juistzedekundig moeten zyn> - dat niet; dat niet. belton. Gy hebt gelyk myn vriend ; doe my flegts het vermaak van haar.... de colonel. Ja ik moet hooren wat zy te zeggen heeft, dat's zeker. belton. Goed : — ondertusfchen zal ik Lindane tot de komst van die vrouw voorbereiden, fhy treedt in 't zyvertrek.-) de óolonel. ïk Iaat my waarachtig al te veel met deeze zaak in. eïnde van het derde bedryf. VIER-  TOONEELSPEL. 135 VIERDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. Hst Tooneel blyft onveranderd. LADY SARA, DE COLONEL DAVIDS. LADY SARA. Ik ben wel verzekerd dat zy hier is Mynheer. —. Ik moet haar fpreeken. DE COLONEL, Maar wie ontkent zulks? — ja ze is hier; en fpreek haar zo veel gy wilt. LADY SARA. Dat kan ook wel aan myn huis gefchieden ; want ik neem haar daadlyk mede. DE COLONEL. Dat zal, om drie redenen, niet kunnen gefchieden. LADY SARA. Niet? — en wie zou het my beletten? DE COLONEL. Zy zelve; — Belton; — en ik. LADY SARA, Zy is het eigendom van Belton niet. — Deeze, want wat behoef ik zulks voor u te ontveinzen, is ten mynen opzichte niet geheel vry. — Lindane heeft zig gedeeltelyk in myne befcherming gegeeI 4 ven. —  135 DE SCHADEL. GEVOLGEN der DRIFTEN; ven. — Ik moet ten minnen reden weeten, waarom zy my ontvlucht is. — En nu de colonel. En nu is zy onder myne befcherming; veritaat gy dat ? - Zo zy een eerlyk meisje is, dat ik niet voor vast durf verzekeren, zal haar hier zo min leed gefchieden, dan of zy tusfchen vier muuren gemetseld zat. - Ik daag elk uit, al was het een Prins van zyn hals , haar in myn huis geweld aan te doen. - Ben ik geen Colonel ? — Wie zou haar durven kwaad doen ? lady sara. Maar gy vertrekt immers? de colonel. En blyft daarom myn huis, myn huis niet3 — blyft het grootfte gedeelte van myn volk niet hier ? en zo zy haar lieten mishandelen ; hun huit zou het my moeten verantwoorden. lady sara. Dat zyn inderdaad Hechte borgen. de colonel. Slegt?-Ho! - het is goed dat gy een vrouw zyt. lady sara. Die reden zal my verfhouten, te zeggen, dat gy een zeer onvoorzichtige, een haatelyke Hap gedaan hebt, DE colonel, Hfb ik? g0ed, die wil ik weeten.  TOONEELSPEL. 137 LADY SARA. Op een anderen tyd; breng my nu flegts by haar. DE COLONEL. Neen neen: gy hebt my uitgedaagd; — ik wil voldoening hebben. IlADY SARA. Inderdaad Colonel, ik vind u zeeronwelleevend. DE COLONEL. Waarachtig? LADY SARA. Dat gy Belton met een vrouw, hier den toegang vergunt; is dat geen reden genoeg ? DE COLONEL. Wel neen. LADY SARA. Daar gy hem zo wel kendet. DE COLONEL. Wat duivel!— onbekend zou ik het niet gedaan hebben. LADY SARA. En daar zyn karakter.... DE COLONEL. Wat karakter; — ik weet van geen karakter j ik heb my nooit op het fchoolfche toegelegd. Zo lang ik myn' man kan Maan, is het genoeg; fpreek duidelyk. LADY SARA. Maar hebt gy dan beflooten my te kwellen ? DE COLONEL. Ik? — ik? — wie hagel kan zeggen dat ik ooit I 3 een  138 DE SCHADEL. GEVOLGEN der DRIFTEN; een vrouw gekweld heb ? - bet fs geIukkf da( ^ alles wat gy zegt, om dat ge een vrouw zyt, kan verachten. - Maar reden wil ik hebben. LADY SARA. Wel nu dan ; met twee woorden: - Kv hebt niet onkundig kunnen zyn, dat zyne oogmerken met haar, met op den besten voet Honden ; en ech ter hebt gy hem den vryen toegang tot, en het ge! bruiü van uw huis gegeeven. DE COLONEL. Nu hebt gy zekerlyk al gezegd wat gv kunt zeggen, niet waar? ' LADY SARA. Ik hoop dat'er geen verdere gevolgen zullen opkomen, (ter zyde.) Het is vergeefscb dien man myne vermoedens te ontdekken. DE COLONEL. Wat zegt ge ? LADY SARA. Niets. Niets. DE COLONEL. Nu, dan vraag ik, of het geen eerlyk man is die W vriendendienst doet? - of dat zyn pligt „iet is ? LADY SARA. Ja, maar.... DE COLONEL. Maar, kat my dan fpreeken. - Of ik weeten moet dat die juffer een eerlyke juffer is? - en of zy.dat zynde, hier niet wel bewaard is? la-  TOONEELSPEL. 139 LADY SARA. Gy kunt gelyk hebben. DE COLONEL. Wat duivel, ik ben geheel onfchuldig: - Belton heeft my misleid. LADY SARA. ï Te erger voor u ? DE COLONEL. Ik ben een gek, dat ik my met deeze zaak heb 'ingelaaten. LADY SARA. 'Er is zo gy my niet weerhoudt, nog niets verlooren. DE COLONEL. Ik u weerhouden ? — Ik wil u zelfs met hart en ziel helpen. LADY SARA. Ha! zo verwachtte ik dat gy zoudt fpreeken. DE COLONEL. En dan zal ik Belton uitdaagen. LADY SARA. Waarom ? DE COLONEL. Waarom ? - een kluchtige vraag! — heeft hy my niet misleid' - en zo ik dat dóór liet gaan, was myn naam van Colonel niets meer waardig. EEN BEDIENDE. Mynheer hier is e'èn brief. DE COLONEL. Hy komt van myn' Oom. - Qde brief overziende.) 7 Hy  14° DE SCHADEL. GEVOLGEN der DRIFTEN; H\ leeft nog;- raaar zo ik hen, wil zien (terven • (.tegen Lady Sara.) wat gekker inval is dat - - moét ik daarom juist komen , Jtet overigefchielyk leezende.) Hy moet nog met my fpreeken; - ik heb 'er be. lang by - „u dun is het rede.yk. (tegen Lady Sara) Myn Oom derft Mevrouw, en ik heb 'er belang by. (tegen den Bediende.) Wacht men op antwoord ? r de bediende. De koets van uw' oom Haat voor de deur; men wacht u Mynheer. ' de colonel. Gy ziet dat ik moet gaan, Mevrouw; ~ maar, geiyk ik gezegd heb.... ladv sara. 6! Ik heb hier in een oogenblik gedaan. de colonel, naar het zy vertrek wyzende. In ait vertrek is zy. - Doe-wat gy kunt. - Nu «et gy dat ik redelyk ben. - Vaarwel Mevrouw. TWEEDE TOONEEL. lady sara, en daarna belton. lad.r sara, naar het zyvertrek gaande. IVlyn hart klopt. - Een akelig voorgevoel doet my beeven. - Indien alles eens met overleg zo bewe.kt ware; - ik ben alleen; wat kon ik uitrichten ! (zy treedt emige keeren dm de zaal, en  TOONEELSPEL. 141 en vindt op een der tafels een pook leggen, welke zy 'er afneemt.') Ha! — dit zou van dienst kunnen •weezen, ingeval men my (omziende.) Hemel! 't is Belton! (zy verbergt de pook.) belton, uit het zyvertrek komende, zonder Lady Sara te zien. 't Is vruchtloos gepoogd die eigenzinnige tot reden te brengen : — dat kind is de veranderlykheid zelve; — nog daadlyk was zy toegeevend ,nu wil zy van niets hooren. \zig omkeerende en Lady Sara gewaar wordende.) Gy zult my verfchoonen dat ik u niet heb opgewacht: de reden was dat ik u hier niet dacht te zullen vinden. — Wat doet gy hier ? wat komt gy maaken? lady sara, naar het zyvertrek treedende. Binnen weinige oogenblikken zyt gy van my ontflagen. belton, haar wederhoudende. Hier Mevrouw; gy wilt de verkeerde deur uitgaan : laat ik u den weg wyzen. lady sara, hem met verontwaardiging aanziende. Gy kunt die moeite gemaklyk fpaaren. b e l'to n. Maar in dit vertrek is niets voor u te verrichten. lady sara. Ik moet zulks voor 't minst beproeven. — Gy zult my niet beletten; — terg my niet; — maak my niet wanhoopend. — Och! — Belton, om u zeiven moet ik haar fpreeken. Ik doe u immers geen  i42 DE SCHADEL. GEVOLGEN der DRIFTEN * geen verwytingen; - ik laat my uw gedrag volkomen welgevallen. — Slegts éénmaal moet ik haar fpreeken. — Het kan in uw byzyn gefchieden — en dan, indien myne vermoedens ongegrond zyn, vertrek ik, en zal alles aanwendenden, om u te vergeeten. belton. In myn byzyn? — wei nu, ik zal haar doen komen, zet u zo lang neder. lady sara. Dat is niet noodig: - ik zal u vergezellen, (zy gaan beiden naar het zyvertrek ) DERDE TOONEEL. BELTON, BERNARD. bernard, met haast binnen komende. Mynheer! belton, terug keerende. Ha! gy komt recht van pas. - Ga, zorg dat myne vrienden , gy weet wie ik meen ? hier omftreeks de wacht houden; — vlieg. bernard. ïk begryp uw oogmerk. belton. Ik verwacht Wilfon alle oogenblikken hier, en moet my op de een of andere wyze van hem ontflaan. — Maar zeg, is de Colonel reeds venrokken ? SER.  TOONEELSPEL. 143 bernard. Dat kwam ik u zeggen. belton. Zo veel te beter. bernard. En tevens dat hy zyn volk de misfelykfte bevelen omtrent Lindane gegeeven heeft; — doch ik zie kans hen door een kleinigheid op myn zyde te trekken. belton, hem een goudbeurs geevende. Daar, ontzie niets, en doe als ik gezegd heb. VIERDE TOONEEL. LADY SARA, LINDANE, BELTON. belton. Nu zullen wy wonderen hooren. lady sara, tegen Lindane. Silly! — uw naam is Silly? — en uw vader?....' lindane, een portrait uit haar' boezem haaiende. Zie hier zyn beeltenis Mevrouw. lady sara. Hemel! — Hemel! — wat zie ik! — (tegen Belton.-) hoor, — zie, — en fidder.— Dit Afbeeldsel, — gy kent het?— zie haar aan ; — ja, beef rampzalige! — Myn waarde Silly! — (op het portrait wyzende.) uw vader leeft niet meer; — daarin de eeuwigheid , myn dochter,.... SIM  144 DE SCHADEL. GEVOLGEN der DRIFTEN; silly, verfchrikt, Hy leeft niet meer! - En gy, - ö ja , myn ziel gevoelt alles: - uw gelaat; - uwe omfteltenis; - alles zegt het my ; («„ haare armen vlte. gende.~) waarde moeder! lady sara. Lieve dochter! - Voorwerp waarvoor uw moeder z-g moet fchaamen! — och! — uw gezicht grieft my te flerk! silly. Myn pligt, - de natuur, - de deugd, - alles Wil dat ik dit oogenblik gelukkig noeme. - Maar och! - myn vader leeft niet meer! — En myri broeder ? - fpreek! — fpreek ! belton, ter zyde. Hoe verrukt my dat aanbiddelyke kind. „ silly. Zeg my toch ! lady sara. Uw broeder leeft; — maar uw vader.... belton. Uwe ontdekking zal haar waarachtig van fmart doen fierven. — Laat aan my.... silly, ontneemt het portrait aan Lady Sara, en befchouwt het met tederheid. Dierbaar beeltenis! - och! myn vader! zal ik u nooit wederzien! - kan ik my zonder traanen te Horten, de trekken van dat achtenswaardig gelaat herinneren! - welkome traanen!- verligt myn  TOONEELSPEL. 14$ fnyn hart. — 6! — Indien gy myne angstvallige ziel; — mede hemelwaards.... lady sara, haar omhelzende. Vrees niet myn dochter: — uw moeder heeft de deugd wel verzaakt; — hy, — neen , myne driften, hebben my van het fpoor der eer doen dooien. — Voor den hemel, — voorde wereld,— ja voor u , wil ik dit in zyn byzyn belyden ;— maar, zyt gerust myn kind,— eer ik u aan zyn haatelyke wellust overgeef; zult gy my zien derven.— (tegen Belton.)Kom gevoellooze, — zo gy een hart hebt; —■ dat het dan bloede op dit gezicht; — dat het dan van een fcheure, op het denkbeeld, dat ik moeder ben, van een kind,— datmy,door ieder opflag van het oog vernedert.— De Rechter der deugd leeft; — durft gy zyn alvermogen wederftaan ? — wel, — ruk Silly dan uit myne armen;—■ hoon zyne vlek. looze heiligheid, door u aan bloedl'chennis fchuldig te maaken ; — verbreek, nu gy de misdaad kent, de banden der natuur; — maar beef voor de eisfelyke wroeging, die u onophoudelyk za! pynigen. belton. Houd op! — (men hoort gerucht van binnen.') silly. Hemel! wat is dit? belton. Stel u gerust, (hy gaat na de deuren opent dezelve.) K V Y F-  DE SCHADEL. GEVOLGEN der DRIFTEN; VYFDE TOONEEL. De voorigen. wilson. wilson, tegen de bedienden van den Colonel, die buiten Jlaan. Schelmen! durft gy,.... lady sara. Hoe! — Wilfon! belton. ; Welk een beweeging maakt gy hier' wilson. Ik! (hy ziet zyn moeder en vervolgt, ter zyde.") tic moet myn drift bedwingen. silly. Wat zal dit weezen ? belton, ter zyde. Nu is alles bedorven. lady sara. Ik bid u Wilfon, zyt tog bedaard! wilson. Fat ben ik. (Silly met aandacht befchouwende.} Is zy het ? lady sa ka. Indien gy gerust waart.... wilson. is het Silly? SILLY, Silly, zegt hy! LA-  - TOONEELSPEL. 147 lady sara. Óch! — Myn zoon! silly. Hy uw zoon! wilson. Myn zuster! silly. Myn broeder! (zy omhelzen elkander.') belton, ter zyde. Hoe zal dit afloopen! lady sara, tegen Wilfon. Wat doet gy hier, Wilfon ? — ga , wy volgen daadlyk. wiLson, Silly, en zyn moeder de hand geevende. Ik moet u geleiden. belton, hem weerhoudende. 'Dat kan niet zyn Mynheer. Bernard ,fchielyk uitkomende , ter zyde tegen Belton. Alles is gereed ; vrees niet. belton. Goed. (tegen Wilfon) Nu, dan kunt gy vertrekken, wilson. Wy fpreeken elkander nader. lady sara. Dat zal ik trachten te beletten. Ka ZES,  148 DE SCHADEL. GEVOLGEN der DRIFTEN; ZESDE TOONEEL. belton, bernard. bernard. Het is hen oninogelyk de voorpoort uittekomen: alles is door uwe vrienden bezet. belton. Maar wat zullen zy dan doen ? — men moest de moeder de deur uitgezet hebben. ber nard. De vrouwen zullen, door de binnendeuren, in dit zyvertrek gebragt worden. — Het was immersniet goed, Lady Sara een groot geweld op de itraat te doen maaken. belton. Gy hebt gelyk. — Maar Wilfon ? bernard. Zy zullen hem zonder noodzaakelykheid niet ombrengen Mynheer. belton. Ja, — zonder noodzaakelykheid; — maar kent gy hem? — en weet gywel dat hy thans in Lindane zyn zuster Silly verdedigt? bernard. Zyn zuster! —6, dit verandert de zaak; — maar gy vreest immers niet, Mynheer? b e t.  TOONEELSPEL. 149 belton. Durft gy dat denken ? bernard. 8 Gantschlyk niet; — mag ik flegts uw oogmerk weeten ? zie my voor bekwaam genoeg aan, om het te volvoeren. belton. Myn oogmerk moest gy hebben kunnen gisfen: — maar zacht! — hoort gy dat gerucht? — Het is is de Item van Wilfon. — Hy nadert dit vertrek. ZEVENDE TOONEEL. BELTON, BERNARD, WILSON, zonder hoed, en met een degen in zyn hand. wilson. Schelm, dit is dóór u overlegd; — maar gy zult my zonder voldoening te gceven, niet ontkomen. (hy dringt op Belton aan ) bernard, zig tusfchen beiden Jlellende. Bedaar Mynheer, — al het voorgevallene is op bevel van den Colonel gefchied ; Silly heeft zig vrywillig in zyne befcherming gegeeven ; — zyn volk heeft last haar hier te houden, en het ftaat ons niet vry daaromtrent iets ten uwen voordeele te önderneemen. belton, ter zyde. Wel overlegd. — (tegen Wilfon.') Her is zo als hy K 3 zegt,  ISO DE SCHADEL. GEVOLGEN D2R DRIFTEN zegt, Mynheer. - Ondertusfchen ben ik geneden u alle voldoening te geevefi. wilson. Goed, dat begeer ik. belton, tegen Bernard. Ga, en zie of gy het volk van den Colonel notr kuntbeweegen, om de vrouwen op vrye voeten te rtellen; wend daar toe uit myn' naam alle poogins aan. Qer zyde.) Maak, zo haast wy buiten komen dat gy met u allen.... bernard. Ik heb u verfiaan. A G T S T E TOONEEL. belton, wilson. S-, wilson. VJaan wy dan. v belton. Eer ik volg , zo weet dat gy moedwillig uwen val bewerkt. - Bedenk zelf, hoe gy tegen zo veel volk zult kunnen befiaan. wilson. Wat gymyook moogtzeggen hetis vruchtloos: Jh volk werkt op uw bevel; - de Colonel is niet fnood genoeg.oq, dus,tegen debillykheid,tehanoeien. - Gy hebt door list, zyn eerlyk hart ver- fchalkt;  T O O N E E L S P E L. 15' .fchalkt; — ik ken u,— gy zyt hun aanftooker; — gy hebt my beledigd, en ik zweet by den heme!, dat gy my voldoening zult geeven. — lk wil die hebben. — lk moet u (Iraffen. BELTON. t Gy fchynt zeer verzekerd van de overwinning te zyn. WILSON. De belediging die gy my zederteenigen tyd hebt aangedaan, werkt met onbegrypelyk veel vermogen op myn zinnen. — De hemel zal niet toejaatèn,dat gy de dochter, even als de moeder zoudt beledigen: — althans zo lang ik leef zal zuiks niet gebeuren. BELTON. Ik heb u moeder eene volftrekte voldoening aangeboden.— Zy heeft dezelve meer dan eens geweigerd, en myne oogmerken met Silly zyn zeer edelmoedig. WILSON. By uitftek edelmoedig. BELTON. Ik ben bereid de moeder, myn hand en goederen aantebieden. W I L S-0 N. Te veel gunst! — al te veel! BELTON. Uw belang vereischte zulks niet te beletten. WILSON. Myn belang? . ^  152 DE SCHADEL. GEVOLGEN der DRIFTEN; belton. Ik ben In (Iaat, uwe onhandigheden merkel» k te Kunnen verbeteren. w ilson. Jk zou my fchaamen, de minfte weldaad van u ontvangen te tabben.- De eenigfte gunst oie ik begeer, ,s, dat gy uw godloos leven regen my, die tot nu toe op de verfchrikkdykfte wyze beledigd ben, verdedigt. 6 belton, zyn degen trekkende. Kom, - loop dan in uw gevaar, vermeerde! einde van het vierde bedryf, V Y F.  TOONEELSPEL. 153 VYFDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. Het Tooneel blyft onveranderd. . trip* ' LADY SARA, SILLY. (_Zy komen beiden uit het zyvertrek, en doen eenige pooging om de buitendeur te openen.') LADY SARA. Het ontkomen is vruchtloos. — De Hemel alleen kan ons helpen. SILLY. Wie weet wat het lot van' Wilfon is! —'Men heeft hem den uitgang belet;— zekerlyk moet hy nog hier zyn. LADYSARA. ' Dit maakt my te ongeruster: — ik ken zyn drift: hy zal niet nalaaten met Belton twist te zoeken. — Och! in wat al onheilen heeft uwe onvoorzichtigheid ; of liever, heeft myn eigen gedrag ons gewikkeld. SILLY. . De hemel zal het dien listige , die my onder fchyn van te nelpen, aan Belton heeft overgeleverd , vergelden. — Ik dacht niet zo veilig by u te weezen: — zy fchetlte, — vergeef het my ; — zy fchetlte uw gedrag met de haatelykfte trekken K 5 af;  154 DE SCHADEL. GEVOLGEN der DRIFTEN af; wist my daadiyk een foort van vertrouwendJieid inteboezemen; bood my haaren hulp aan; ik beefde; myne vreesachtigheid is altoos de oorzaak van myne ongelukken geweest. - ik deed eindelyk, in een te haastig befluit, alles wat zy begeerde; - och ! — gun dat ik u de droefheid verzwyge, die myn hart, by de ontdekking van het bedrog gevoelde. — Indien wy flegts een middel wisten uittedenken, om van hier te geraaken. lady sara. Hy zal my gaarne zien vertrekken. silly. En zult gy my in zyn handen laaten? lady sara. Zie my aan Silly: — hebt gy nooit iets voordien man gevoeld ? — beken het my ? silly. Och! lady sara. Ik heb hem bemind; — eenmaal heb ik u zulks reeds bekend; — de hemel vergeeve my.... silly. In zynen naam, bid ik u, fpaaru zelve! — fpaar my voor een denkbeeld, zó haatelyk, dat ik, om bet te vergeeten, naar 't einde van myn leven'zou kunnen wenfchen. — Wat vrouw zou hy niet beweegen, niet verleiden kunnen! — De natuur is hem guniïig ; — zyn vernuft; — zyn tederheid; — eed by eed; — ja ik beken het, — myn hart wierd f  2'OONEELSPEL. 155 wierd, ondanks my zelve, tot zyn voordeel bewoogen. — Had gy hem nog deezen dag hooren, fpreeken! — had gy LADY SARA. Ken ik hem niet ? — maar zyn hart myn dochter ; zyn hart.... SILLY. Het moet onbegrypelyk fnood zyn. — De Alweetende alleen, peilt de innigfte denkbeelden: maar wat mensch kan een' mensch doorgronden ? — een listig mensch ? hoe anders, dan door de uitkomst ? LADY SARA. Hem doorgronden! — ja,de Alweetende alleen is het bekend , van welke helfche listen , zyn trouwloos hart zwanger gaat. — Hy is in geveinsdheid en wreedheid volmaakt. — Om zyne oogmerken te beryken, zou hy alle billykheid verwoesten : — dit ondervindt gy thans. SILLY. En de hemel weet wat het gevolg zal zyn. LADY SARA. De deugd is het fpeeltuig van zyn haatelyk vernuft. De magt van het Alvermogen ;fde wetten : de natuur;niets is bekwaam hem van zyne wandaaden aftefchrikken. SILLY. Hoe beeft myn hart op de herinnering van myix ongeluk! LADY SARA. Ik kende hem; — alle zyne wanbedryven waren. my  155 DE SCHADEL. GEVOLGEN der DRIFTEN; my bewust; en echter heeft hy over myne zwakheid gezegepraald. De hemel bragt u In zyne handen; hy wilde de ftandvastigbeid van uwe deugd beproeven ; - 6 myn dochter! vertrouw nooit op de redenen van Belton; geef u nimmer aan hem •over. silly. Ik my aan hem overgeeven ! - neen; zoverre is het nog niet gekomen. Ik heb hem, zo haast ik bemerkte dat zyne oogmerken fhood waren, met al myn hart veracht; en zou ik op eenmaal alle grondbeginfels van deugd verzaaken ? neen: — myn ziel heeft een afgryzen van hem ; eer zult gy my zien flerven, eer ik zyn wellust door een verachtelvk leven zal flreelen. lady sara. Och, myn dochter! denk; — en beef. — Hy wilde my, my, ongelukkige moeder! doen dienen tot een werktuig in uwe verleiding. silly. Rechtvaardige Hemel ! lady sara. Ja zonder deszelfs befcherming, zoudt gy reeds het offer geworden zyn. silly. Welk eene geveinsdheid! lady sara. Zelfs door geweld ; en zonder een wonderwerk komt gy nog niet uit zyiie handen: hy ontziet  TOONÊELSPÉL. 157 ziet niets,al zou de dood het gevolg 'er van zyn, myn eenigfte hoop, is, als myn voorneemen mislukt, op Wilfon. SILLY. Goed: — maar de dood '. — en wat is de dood voor iemand, die, om aan de deugd getrouw te blyven , het flerven flegts als een verwisfeiing van dand befchouwt? — Het leven is de tydkring waarin de boosheid zegepraalt. Op deeze onzalige aarde wordt de onfchuld verdrukt ; vertreden ; de ondeugd en het geweld juichen , terwyl zy de natuur en menschlykheid gevoelloos van een fcheuren. — De goede Hemel ziet het kwaad, en laat om ons te beproeven , den wreedaart voortvaaren ; maar aan het einde van zynen weg, verfchynt de wroeging, en de wanhoop; — de dood vertoont hem op eenmaal zyn eeuwig lot; — de ingebeelde droomen van vermaak vervliegen ; — zyn ziel wordt gevoel; — verfchrikkelyk gevoel!— maar wy, — het is onverfchillig wanneer wy derven. — Ik ben een vrouw, — een vreesachtige vrouw; — doch.... LADY SARA. Myn moed zal u helpen; ja hy zal u niet in het verderf dorten: zo lang ik leef is zulks onmogelyk. Gy zult de tweede niet zyn, die hy, ondanks eed by eed van getrouwheid, verdoten en verfmaadeu zal. — Kom , ik moet u myn voorneemen ontdekken : zie, als niets kan helpen, — doot ik hem deeze dolk in het hart. SlL-  158 DE SCHADEL. GEVOLGEN der DRIFTEN; silly, verfchrïkt. Afgryzelyk ! lady sara. Ja, met vermaak zal ik zyn bloed zién ftroamen, indien Wilfon.... maar wat wil dit gerucht? silly. • Het is de Hem van Belton. - Ik bid u gaan wv in dit vertrek. lady sara. Ja, ga: — voor my, ik vrees hem niet. silly. Eén oogenblik flegts! - Myn krachten be-ceven my. lady sara. Kom dan. (zy onderfteat Silly, en treedt met haarin het zyvertrek.) TWEEDE TOONEEL. BELTON, BERNARD. Belton , ziende Lady Sara met Silly vertrekken. Ze ontwyken my! - goed. (tegen Bernard, die in het verfchiet ftaan blyft.) Hier fchurk. — Gy hebt hem dan ondanks myn bevel laaten ontvluchten? bernard. ^ Ik wil 'er op flerven, Mynheer, dat hy gekwetst is. Eenigeligte wonden die hy de onze toebragt, maakten hem verwoed-; ik verzeker het u;de aankomst  T O O N E È L S' p E L. 150 komst van eenige menfchen deeden u\vc vrienden om hunne veiligheid denken. — De avond is hun gunfiJg; waarachtig Mynheer, als ik het zeggen mag, de mensch moet een befchermengel hebben; want zonder dien, had Wilfon zo haastig onze handen en oogen niet kunnen ontfnappen. Wy hebben, hem nergens kunnen vinden. BELTON. Ik weet niet wat ik zal beginnen, de liefde verydelt al myn list. Altoos waren myne ontwerpen volmaakt. — Verwenscht ! ik zou voorzeker een ander in myn geval hebben doen Hagen; — maar het geld my; — ik ben verliefd; — bloode fchurken zyn myn helpers; — ik veins; — ik bedrieg; en alles mislukt my. — Maar niet langer op dien toon. — Alle myn vervloekte ontwerpen zyn in de wind ; — 'er mag nu van komen wat 'er wil, — ik zal niets ontzien, ik wil beproeven of de deugd altoos haaren befchermengel zal hebben. — Zorg dat 'er daadlyk een koets by de hand zy; — en dat myn vrienden hier komen, bernard', vertrekkende. Zo alles wel uitvalt, is het zeker dat de ondeugd ook haaren befchermengel heeft. DER-  I6b DE SCHA DEL. GEVOLGEN der DRIFTEN i DERDE TOONEEL. BELTON, LADY SARA. ^r LADY SARA. Waar is Wilfon ? - 2eg het my : - „aar d, wreede behandeling die gy ons gedaan hebt, ont. menschte !.... belton. Gy kunt daadlyk vertrekken. lady sara. Goed; —•; maar waar is Wilfon? belton. 't Is lang genoeg geveinsd; - veel te lang heb ik u ontzien. - Myn dwaaze toegeevelykheid is oorzaak van uw onbefcheid, en van het onheil dat Silly reeds heeft geleeden : doch het is nu gedaan Zachtheid , beloften , niets maakt u redeiyk • en evenwel, zy moet de myne worden. - Ifc Zweer het by den hemel; zy moet de myne worden Ik blyf by myn befluit volharden, al Hond alles tegen my op; gy, uw 20on, de geheeie wereld ■ ik zal niets ontzien: zy is in myn magt; gy kunt haar onmogelyk helpen. - Zy haat my niet, daar ben ik van overtuigd, en dat is genoeg. lady sara. Rampzalige! - ongevoelig mensch ! - overweeg flegts één oogenblik wat gy wil t beginnen. - Kan  TOONEELSPEL. lót Kan Silly ooit de uwe worden ? — Kunt gy befluiten.haar het flaehtoffer van uwe driften te maaken, nu gy haar kent ? Kunt gy denken dat ik het zal gedoogen ? — dat haar broeder het zal gedoogen ? — Nog eens Belton; zie op de gevolgen; - denk waar gy zyt: — Haat het u hier vry ons gevangen te houden? BELTON. Vaar voort; maak my nog onzinniger. LADY SARA. Hoe zal de Colonel zyne verfoeijelyke toegea» velykheid vervloeken ! ( belton. Dat alles is buiten u. — Het is hier volmaakt gastvry ; behalven voor u. — Hoe dikwils moet ik u beveelen dit huis te verlaaten?— Het is thans 't myne ; ik heb hier eene onbepaalde vryheid j en gebied u te vertrekken. VIERDE TOPNEEL. De voorigen. SILLY, silly, zig in de armen van haar moeder werpende» Och! myn moeder! vertrek niet. lady sara. Lieve dochter! L  162 DESCHADEL. GEVOLGEN der DRIFTEN; belton, tegen Lady Sara. Laat my de zorg voor haar aanbevoolen. silly. Myn lot is ten einde. VYFDE TOONEEL. De voorigen. BERNARD, en Gevolg. bernard, tegen Belton. De koets is gereed, Mynheer. belton, tegen Lady Sara. Kom dan. lady sara. Wreede! - Ik heb Wilfon belet ons te wreeken; — maar beef, zo gy blyft befluiten , de onfchuldige oorzaak van uwe drift te vervolgen. Denk wat een getergde, een gehoonde vrouw durft beltaan. silly, zig voor Belton nederwerpende. Och! — in 's hemels naam! lady sara, haar met drift oprukkende. Geen fnoodaart is door fmeeken te beweegen. — Zou zyn ziel daar voor vatbaar weezen» neen myn dochter: - geweld , geweld alleen is bekwaam de wreedheid te wetlerftaan. (tegen Belten.) Ramp. za.  TOONEELSPEL. 163 zalige! ontzie myn razerny. (zy kaalt den dolk uit, en verbergt dien voor Belton.]) belton, verwoed. Ik veracht uw drygen; — alles wat gy durft beftaan is vruchtloos. — Verander uwe razerny in weeklachten: Wilfon, die geliefde zoon; — Wilfon, op wiens hulp gy vruchteloos hoopen durft, — silly. Voleindig. belton. Zieltoogt; — hy wentelt in zyn bhed. lady sara, in de armen van Silly, welke kaar den pok ontneemt, en denzelven verbergt, in zwym vallende. Hemel! silly. Wreede! belton, tegen ket gevolg. Treedt toe; — men breng' haar buiten, en daadlyk in de koets. Qiet gevolg, en Bernard, brengen Lady Sara met veel moeite van ket tooneel. Silly wil haar volgen, doch wordt door Belton wederhoudend silly. Belet gy my.... belton. Gy kunt niet gaan, (ter zyde.) dat is gelukt» L 2 ZES"  164 DE SCHADEL. GEVOLGEN der DRIFTEN; ZESDE TOONEEL. SILLY, BELTON. silly, in een wanhopende houding heen en weder gaande. Nu is alle uitkomst verlooren. belton, na haar toetreedende. Kom, gy moet my volgen. silly. 6 Alvermogen! is dit uw wil I (tegen Belton, die haar hand wil vatten ) Barbaar! — gy hebt de onfchuld vermoord! - Sla, hemel! - onzaalige moordenaar!gy zyt bevlekt met het bloed van myn' broeder! — gy doet de moeder flerven! - kom, - volbreng het overige met myn dood; - doorfïoot dit hart: - het bloedt recds.(sy valt voor hem neder.) Doe my die genade! — ik wil niet leeven! — ifc wil niet leeven ! belton, pooging doende om haar opterechten. In 's hemels naam. silly. Raak my niet aan! — Hemel ! — Hemel ! — zyn handen druipen van het bloed! (opflaande.) Hoe verfchrikkelyk is het hier: - de dood waart rondsom my: - och! dat hy my verloste! - neen: —   Monster lescliouT w laasten offex .... & ex (r o ar. Hel ! Hemel ! 1  TOONEELSPEL. 16S neen : — ik zelve moet het verrichten ; — eer een wreede hand , dat eenige, — dat eenige waarom wy menfchen zyn , vernielt; — ik moet belton. Wat wilt gy beginnen ? — gy vermeerdert uwe fchrik en de myne; — verban tog, op myne knieën fmeek ik u, — verban tog die naare denkbeelden uit uwe zinnen: uw lot is niet zo verfchrikkelyk als gy denkt: uw broeder.... silly. Laage moordenaar! — doe my dien naam niet hooren! ZEVENDE TOONEEL. De voorigen, BERNARD, en Gevolg. bernard. Alles is wel : zy is reeds vertrokken. silly, zig op een ftoel werpende. Hoe! — ik bedenk my nog. belton, tegen het gevolg >■ Kom , doe als ik gezegd heb. Qiet gevolg doet eenige treeden voorwaards.~) silly, Jiaat verfchrikt op, en haalt den dolk uit. L 3 Mon-  i66 DE SCHADEL. GEVOLGEN der DRIFTEN; Monfter! befchouwuwlaatfte offer (zygrieft zig en Jlort neder.) , belton, wanhopend. Hel! — Hemel! silly. Vergeef my ! eeuwige goedheid! — zyt my genadig. (zyfterft.) belton, tegen het gevolg, dat daarna vertrekt. Vlucht; — vlucht rampzaligen ! — Dierbaar overfchot! — Silly! - Godlyke ziel! - gy zyt my cnn-ükt? — myn ontmenscht gétnéed, wasdatgefchikt om 'er haar vlekloozedenkbeelden in uitteboezemen ? - neen : — de reine hemel alleen, kon die, moest die ontvangen. — Gy leeft daar veilig. — Och ! waarom ontvoert het onzichtbaar vermogen , dit edele lichaam , met bloed en traanen befpar, niet mede aan myn gezicht; myn gezicht, dar door angst zig nergens heen durft wenden ? — Waarom kan ik onzalige haar voorbeeld niet volgen ? — waarom is dit gelaat, — dit bloed,— waarom zyn die pynlyke doodstrekken niet bekwaam myne wanhoop aanteftooken ! (hy neemt den pook, met weiken Silly zig doorflooken heeft.) Hier, vervloekt moordtuig der deugd! - doorgrief dit godlooze hart! — dat het eenmaal voldoe aan het rechte oogmerk. - Maar welk een afgryzen maakt zig I» er van myne zinnen ? — Och ! zou myn heil.  TOONEELSPEL. 167 heilloos bloed , zig met dat dierbaare bloed vermengen ? - Afgryzelyk! - (hy werpt den pook weg.) neen. - de wereld moet om myne voorbeeldige ftraf, ridderen. - Ongelukkige moeder! - onbedachte inwooner van dit gehaat verblyf! - en gy rampzalige medepligtigen van myn misdaad!gy allen moet leeren, wat het zy , de ondeugd te begunftigen. (ft ziet het lyk van Silly eenige oogenblikken aan , en wil vertrekken.) AGTSTE TOONEEL. BELTON, WILSON, Deurwaarder, en gevolg. wilson, tegen den Deurwaarder. Hier: dat is hy. Gy kunt doen, het geene uw pligt vordert. belton, zyn degen voor hunne voeten werpende.' lk geef my over: - (op Silly wyzende.) Zie hier wat myne woede haar deed beftaan. - Ik ben fchuldig aan haare dood. - Myn ftraf'is rechtvaardig. wilson, beweegeloos op het lyk van Silly ftaarende, terwyl de overigen Belton buiten het vertrek rukken. Beklaagelyk voorwerp ! moest uwe drift de L 4 hulP  168 HE SCHADEL.GEVOLG. der DRIFTEN; enz. hulp der Voorzienigheid nutloos maaken ! — Och ! moet de rampzalige mensch , dan altoos het fpeeltuig der driften weezen ! einde van het vyfde en laatste bedr ï f.  D E GOEDHARTIGE ECHTGENOOTE, TOONEELSPEL.  VER T O O N E R S. DORVAL. TORI SE, Vrouw "ï I JULIA,Minnaares >■ van DORVAL, DRCOK, Vriend J MINETTE, Dochter van DORVAL en JULIA. EEN BEDIENDE. Het Tooneel is te Parys in een' Herberg.  D E GOEDHARTIGE ECHTGENOOT E, TOONEELSPEL. EERSTE TOONEEL. julia, dorval. .dorval inkomende. Hoe Julia! wat doet gy in het vertrek van Orgon? j U Ll A. Ik moet hem fpreeken ; Dorval! om uwent wil moet ik hem fpreeken. dorval. Om mynent wil! julia. Zonder veel omwegen. (Jiem een papier geevende.) DORVAL. Een obligatie van twee honderd guldens's jaars!— van wie komt die*? — Julia! van wie komt die? JULIA. Van een dame. — Het blykt uit deezen brief, dat het de zelfde is,welke ons, een maand geleeden , door een gefchenk verpligt heeft. dor-  Ï72 DE GOEDHARTIGE ECHTGENOOTE, DORVAL. Och ! JULIA. Ik zal Orgon door hei gezicht van dit geld trachten te bevredigen. DORVAL. Het zal u niet gelukken: gy kent zyn karakter. JULIA. Laat het my voor het minden beproeven : onze geheimen zyn hem bekend, behalven uw huwelyk. — Hy zal nog wel eenige jaaren moeten geduld neemen; maar DORVAL. Doe wat gy wilt; - doch het zal vruchtloos zyn. (7'y geeft haar de obligatie weder.) Beproef'het.— Ondertusfchen kan ik my niet begrypen, wie het zyn mag, die u ditgefchenk heeft gedaan. — Het is geen geringe zaak, Julia,twee honderd guldens 'sjaars: gy weet dat de edelmoedigheid der rykcn , zig hier zelden, zonder oogmerk, zoverre uitdrekt.— En een dame, — indien deeze of geene fchurk met voorneemen.... JULIA. Vooreerst , kan ik u daarop niet antwoorden. De obligatie is goed: ik heb dezelve den heer Marchand .vertoond, — zy is goed. — Maar indien het zo ware als gy gist, — gy kent my? — de rykdommen van de gantfche aarde zouden niet vermogen my u te ontrukken. — Zyt verzekerd .... DOR.  TOONEELSPEL. 173 dorval, haar omhelzende. Lieve Julia! — ik vertrouw op u, vergeef myn achterdenken. Vaarwel. julia. Eer gy gaan kunt. — Het is my onmogelyk , langer voorMinette te verbergen, dat ik haar moeder ben. — Sta my toe het haar te ontdekken. dorval. Het kan niet zyn, Julia: — zy moet het volfïrekt nog niet weeten. — Ik zie binnen kort een verandering, — een doodelyke verandering ten gemoete: — myn vrouw, — och! — Julia! — de deugdzaame Dorife ! — hoe grieft het my ! — geeft zig zedert weinig tyds over, aan een akelige kwyning; — haare zwangerheid vermeerdert dezelve. — Maar hier nooit weder van. julia. Hemel! — zou onze gemeenfchap haar mogelyk bekend weezen ? dorval. Neen, Julia, — niemand weet hier wie ik ben , — haar verblyf is gevolglyk onbekend,— ook toont zy het geringfte vermoeden niet te hebben. Neen, eene andere oorzaak doet haar kwynen , - myn verdoemde zucht tot fpeelen, heeft haar, u, en my, arm gemaakt. julia. Dit fielt my ecnigzins gerust. do*-  174 DE GOEDHARTIGE ECHTGENOOTE, DORVAL. Myn hart heeft een afkeer van het fpel gekreegen, — Dorife gelooft het tegendeel, en het weinige, dat ik haar, om uwem wil, kan geeven , heeft dat vermoeden waarfchyneiyk gemaakt. — Ik zal haar, als voorheen, alles ter hand Hellen, dit zal haar misichien van haare naargeestigheid geneezen: — maar indien het tegen myn' wensch ; want om de geheele wereld zou ik geen oorzaak van haare dood willen weezen , anders mogt uitvallen ; — dan.... JULIA. Och!— vly my met zulke denkbeelden niet; indien zy ilerft, zou ik my mede als de oorzaak van haare dood , fchoon ik gedeeltelyk onfchuldig ben , befchouwen kunnen. — Maar waartoe dit alles duizendmaal in myne gedachten opgehaald ? zeg my flegts van ivlinette. DORVAL. Zy moet, gelyk ik gezegd heb, van niets weeten : de lieve fnapfter zou ons geheim verraaden; — zy weet reeds te veel; — wy moeten om die reden deezen herberg verlaaten, — en Orgon, — doch daar is hy zelf. TWEE-  TOONEELSPEL. 175 TWEEDE TOONEEL. De voorigen. orgon, orgon, tegen Dorval, die vertrekken wil. Neen, neen, Mynheer, gy moet blyven. — Zeg my flegts met twee woorden, of ik geld zal hebben dan niet. dorval. Maar.... . 0 r g o n. Ik heb met uw maaren niet te doen. — De tyd is reeds te lang verfireeken; — en ook, zie, ik zeg het voor de vuist, de wyze, waarop gy met elkander leeft, fmaaktmy niet, — en voor zulk.... dorval, Houd op Mynheer! — dit zyn zaaken die ons betreffen. Ik ben uw fchuldenaar, en dit is alles wat gy op ons te zeggen hebt; weet dan dat ik die rede niet van u wil verdraagen. orgon. Gy kunt my door uw bars gezicht niet vervaard maaken; — waarachtig niet. — Als gy het op dien toon wilt neemen , neen ; ik zal voor het kwaad dat gy in de wereld doet, geen rekenfehap geeven , dat is voor u zei ven; maar weet dan o. k, dat ik niet verpligt ben, u, daar gy geheel redenloos en onbillyk handelt, verder eenigen dienst te btwyzen, — Ik heb 'te veel geleerd, en vast be-  I7a* A sWreven ' — en waar voor ? — ^ de groot(le «"deugd mede te plee^en ? }fe wenschte waanchtiu- -,L j 7 p cefeen ? waarac™g wel dat ik altoos arm was ge-  T O O NEELSPEL. 183 gebleeven» dan zou dat vervloekte geld, tot geen middel gediend hebben, om,—om, —moet ik het zeggen ? dorval. Zeg alles. o r g o n. Om een braave vrouw ongelukkig te maaken, en een fnoode byzit dorval. Veroordeel Julia niet. — Ik heb haar misleid, zo zy misdaadig is, ik ben 'er de oorzaak van.— Weet nu alles. — Ik heb de feinfte list aangewend, om haar te misleiden. orgon. Welk een fnoodheid! dorval. Alles, om haar in het verderf neder te fiorten; en nu, kan ik haar verlaaten ? — Kan ik myn kind verlaaten ? — het is me onmogelyk; — 'er mag van komen wat 'er wil, het is me onmogelyk. — Myn vrouw weet van niets, — aan Julia, moest ik,kort na de misleiding,toen zy zwanger was — toen zy op het huwelyk aandrong, alles openbaaren. — Wat zou die ongelukkige beginnen ? — Och! — laat ik het overige verzwygen. — Myn Kind, — myn Minette weet niet beter, of Julia is haar tante , en.... een bediende, tegen Orgon. Mynheer, 'er is een dame die u wenscht te fpreeken. M 4 or.  ■84 DE GOEDHARTIGE ECHTGENOOT!?, de bed'ende. Dat weet ik niet Mynheer. orgon. Nu laat haar een oogenblik wachten ; ik Zai fcbellen wanneer,, binnen moet komen. de vertrekt.) Ga in i™ i -K^ueaien. e a geaaan. - jk W], „, , zonder myn weeten van hier.... F dorval, Neen: - ik ben thans re veel ontroerd, en zai zonder uw bevol mt,„ i, . D"veI mvn k;jmer met verlaaten. orgon. 'tIs Wel' ik be» daadlyk weder byu. ' VYFDE TOONEEL. orgon, alleen. Hyjchelt. Weg is myn geld: - hier"is niets te doen Niets te doen ? - Voor hor t:„H . t, oor mt femd ook niet?—. Voor zyne arme vrouw ook niet? - maar laat ik eerst zien wie die dame zal weezen, I Ïw bet ovenge van hem hooren. - Hoe zeer ik hem -raeht, zyn kind en vrouw verdienen medely n I zteweldathetindeezew.relddwaasheLis,* net goeddoen te verzen-o-,,,, - ,„ . ■ verzeggen, want men v ndt al toos ongelukkig die onze hnlp nodig hebben ZES  TOONEELSPEL. 185 ZESDE TOONEEL. ORGON, DORISE, EEN BEDIENDE. . "de bediende, tegen Dorife. Hier is dien heer Mejuffer. QJiy vertrekt.]) dor1se, 't Is goed. orgon, ter zyde. Ik ken haar niet. dorise. Vergeef my Mynheer , dat ik onbekend de vryheid gebruik , van u met een klein verzoek lastig te vallen, orgon. My ? dorise. Ik heb zo even in een gefprek met den man van dit huis verdaan, dat gy bekend zyt met Mynheer Dorval en zyn vrouw. orgon. Met zyn vrouw ! — ja ik ben 'er mede bekend, tot myn ieedweezen. dorise. Hy verhaalde my dat gy zyn fchuldheer waart. orgon. Deed hy ? — Zou 'er wel een Waard in de we» reld weezen, die zyn tong kan bedwingen? M 5 do.  185 DE GOEDHARTIGE ECHTGENOOTE, dok ISE. 6 'Er is niets aan geleeen — ;<- . ^-k^u. i^ct is een zaak buiten my. o R fi O ,v. Ik wenschte wel dat de zant nni- k,,;. jv, ^jaK ook buiten my was. DOR I SE. Men zeide my, dat gy om gemelde reden, veel vermogen op hem ha orgon. Ja, meer als my lief is. - Maar wat wilt gy met dat alles zeggen Mejuffrouw ? DOR ISE. Ik wilde van u verzoeken , dat gy ten wege bragt.dat ik met de vrouw van Dorval een oogenblik alleen kon fpreeken. - Ik heb haar icts°van belang te ontdekken : - maar Dorval moest niet met baar komen. orgon. Niet: — nu als het anders niet is, kan ik u dien dienst gemakiyk bewyzen. — Goed : ik heb log ook iets met Dorval te fpreeken. Gy zyt hier vry. dorise. Gy zult my daar door zeer verpligten. orgon. Hier, neem uw plaats zo lang: - terftond is zy by u. Z E-  TOONEELSPEL. 187 ZEVENDE TOONEEL. DORISE, MINETTE. (Terwyl Orgon vertrekt, Jluipt Minette binnen, eii blyft in het verfchiet Jlaan.~) DORISE, zonder Minette te zien. Wapen u, myn ziel mee reden en zachtmoedigheid; — 6 hemel ! laat myne pooging gelukken. MINETTE. Zou ik het durven doen ? DORISE, als vooren. Geef dat myne Echtgenoot zyne dwaaling moge kennen; op dat hy door myn gedrag getroffen, tot my wederkeere. MINETTE. Ja ; — ja; ik wil haar aanfpreeken. DORISE, Minette, die terug wil treden gewaar wordende. Zyt gy het myn lieve Engel ? — Kom by my. MINETTE. Ik heb u overal gezocht Mevrouw, want ik heb u heel lief. — Ik ben myn Tante flil ontloopen, terwyl Mynheer Orgon haar kwam fpreeken. —: Maar Mevrouw.... DORISE, haar kusfende. Wat is 't myn hart ? waarom fchreit gy ?  188 DE GOEDHARTIGE ECHTCENOOTE, . MINETTE. 6 Mevrouw ! rcoRrsE. Gy moet my geen Mevrouw noemen. MINETTE. Hé! niet? - en als ik myn Tante om iets vraas zegt zy, my niets te kunnen geeven; om dat zv geen ryke Mevrouw is; - en gy> Mevrouw, gy geeft my - (fchreijer.de ) maar - maar. DOR ISE. Gy zult my mede bedroeft maaken myn Engel. MINETTE. _ Zal ik? - neen; - dan wil ik niet meer fchreijen. — Zie, het is niet om myn mooije beurs dat ik het doe. DORISE. Om uw beurs myn kind? MINETTE. Neen zeker niet; want ik wilde ze togaanfionds weggeeven. DORISE. Maar hoe zeide gy ook dat uw naam was, myn ' fchat? J MINETTE. Minette, Mevrouw; - en ik ben agt jaaren oud, - myn Vader is hier; maar myn Moeder, ken ik niet. — Ik heb niemand als myn Tante. Dorise, ter zyde. Rampzalige moeder, (tegen Minette.) Maar gy Wildet uw beurs weggeeven Minette? mi-  T O O N E E L S P EL. 18& minette. ]a Mevrouw: (omziende.') Myn Tante moest my niet beluisteren ; — want zy leert my altoos, dat ik niet fnapachu'g moet weezen. dorise, ter zyde. Zy neemt inderdaad baare opvoeding in acht. minette. Hoor Mevrouw; — maar gy moet het niet zeggen; — zie, het was aan den Heei diezo even vertrok : dat ik myn beurs wilde geeven, ó hy was zo boos op myn' Vader. dorise. Hy? m i n e t t e. Ja ; ik kwam luisteren, (fchoon myn Tante het niet hebben wil) juist toen fcy myii' Vader gevangen wilde neemen; ik zou nier binnengekomen zyn , maar toen ik dat hoorde ; zie Mevrouw, ik kon het niet helpen, toen liep ik al wat ik kon , en wilde hem myn mooije beurs geeven. dorise. Gy zyt een Engel Minette. m i n e tte. Hé Mevrouw! — het was immers myn Vader, dien men gevangen wilde neemen. dorise, ter zyde. Myn komst is tydig. (tegen Minette.') Ik verfïa n wel myn fchat. Mi-  ïgo DE GOEDHARTIGE ECHTGENOOTE, minette. Ei; myn Tante, zegt my alle dagen, dat ik hem lief moet hebben ; dat ik voor hem moet bidden • en ft doe het ook. - Myn Tante zal dok wei voor hem bidden;- ja ;want 2y heeft hem net zo lief als ik : — ik zie het wel. dorise, haar ontroering verbergende. Doet ze? maar uwe beurs Minette? mi n ette. ö! Hy wilde ze niet hebben Mevrouw - hy gaf 'er my nog geld by, ik vertrok met myn Tanteen zy was boos op my. _ dorise. Op u? minette. ' Zo zeker Mevrouw: zy wilde niet hebben dat ft zo maar geld aannam ; ik weet niet waarom ■ myn Tante zy het my wel: maar ik heb het zó Waar vergeeten. dorise. Ligt wel om uwe vrypostigheid, en minette. Ja, ja , vrypostigheid; dat was het: — hé Mevrouw , gy zyt net zo verftandig , als myn Tante. Net zo zei ze: vrypostigheid. dorise, ter zyde. Alles overtuigt my van Julia's oordeel. minette. Als ik de beurs nog had Mevrouw, zou ik ze u weêr geeven : maar myn Tante heeft ze , zy zei-  TOONEELSPEL. 191 aelve zal ze u wel bezorgen; en ik zal het nooit weêr doen: — maar gy had ze my gegeeven; ze was zo mooi, en ik had 'er zo veel zin in. dorise. Stel u gerust Minette, als uw Tante zemy brengt, zult gy ze weerom hebben. minette. Zal ik! — zal ik i — ö laat ik u kusfen Mevrouw. A G T S T E TOONEEL. De voorigen. JULIA, Julia, tegen Minette. Wat doet gy hier Minette? ik zoek u overal. (tegen Dorife.) Verfchoon my MejufFer dat ik u hier zo lang heb laaten wachten-. — De heer Orgon is een lastig mensch met iemand op te houden. minette, tegen Dorife. Och Mevrouw ! fpreek tog voormy. (tegen Julia.') Ik heb niets verteld Tante, als van Vader, en van myn beurs, die Mevrouw my gegeeven had. dokise, ter zyde. Hoe ontroerd my haar gezicht. julia, Dorife de beurs aanbiedende. Ik wil niet hoopen MejufFer, dat het kind de vryheid gebruikt heeft,van u omietsteverzoeken^ DO-  192 DE GOEDHARTIGE ECHTGENOOTE, dorise, haare ontroering verbergende. 6 Neen : — ik gaf dit het kind ; zy kon my behaagen. (tegen Minette.') Daar myn hart, daar is uwe beurs weder. minette. Mag ik Tante? Julia, tegen Dorife. Het is te veel Mejuffer: — ik denk.... dorise. Ik verzoek 'er om. julia. Als gy het zo begeert. — dorise. Neem aan Minette. julia. En bedank de Juffer. minette, de hand van Dorife kusfende. 6 Myn lieve, myn allerlieffte Mevrouw! (in de armen van Julia vliegende.) Ik heb myn beurs weder! — ik heb myn beurs weder. Julia, ter zyde. Zy is het misfehien. (tegen Minette.) Ga by uw' Vader Minette. minette. lk zal, lieve Tante, (zy hygt voor Dorife en Julia.) dorise, haar kusfende. Tot flusjes, myn lieve hart. minette, met haar beurs klinkende. Nu ben ik ryk; — nu ben ik ryk; — ó! ik zal mvn geld wel honderdmaal tellen. NE.  T O O N E È -L S P E L. jg3 NEGENDE TOONEEL. DORISE, JULIA. (Zy gaan beiden zitten.") JULIA. Mynheer Orgon zeide my , dat gy my wildet fpreeken. (Haar fterk aanziende.") lk weet echter niet dat ik de eer heb u te kennen, of het moest zyn..-. DORISE. Gy zult my kennen ; maar ik wil, eer ik my ontdek, verzekerd weezen dat wy hier vry zyn. JULIA. Geheel vry Mejuffrou w.Niemand zal ons hinderen. DORISE. Dorval ook niet? JULIA. Dorval! — ö neen. — Kent gy hem ? DORISE. Daar zult gy daadlyk van kunne oordeelen. — Wapen u met moed; want gy zult, indien 'er nog eenige deugd, nog eenig gevoel by u is overgebleven, fidderen. JULIA. Wat hoor ik ! DORISE. Zie my aan: — kunt gy waanen in my uwe grootfte vyandin te zien ? N ju-  194 DE GOEDHARTIGE ECHTGENOOTE , Julia, opjlaande. In u! — in u! dorise. Verban uw vrees; want fchoon ik de middelen om u te flrarfen gereed heb ;ben ik echter te groot van ziel, om my aan u te wreeken. Val voor den hemel neder rampzalige 1 — hy dreigt u te verpletten: — hy is rechtvaardig. Te lang hebt gy, van uwe misdaad bewust, door my te beledigen, 2-yne goedheid getergd. julia. Hemel! — Hemel! (zy wil vertrekken,maar Dorife wederhoudt haar ) dorise. Zie in my de vrouw van Dorval 5 — de verachte, de om uwent wille verachte Dorife. julia. Rampzalige Julia! (zy valt voor Dorife neder.) dorise. Ja onbegrypelyk rampzalig zyt gy. — In welk een diepte van onheil hebt gy u nedergeftort! — gy hebt de eerbaarheid , de ingetogenheid , de deugd van onze fex vertreeden; — gy hebt my, myn' Echtgenoot, en u zelve niet alleen ongelukkig gemaakt; maar ook uw kind, datgy, door uw gedrag tot een voorwerp gemaakt hebt, 't welk, haare geboorte verfiaande, — afgryfelyk! — uwe en haare geboorte zal verwenfehen. — Hoe hebt  TOONEEL SPEL. 195 gy,— één misdag is den mensch deeds te vergceven, — hoe hebt gy op den weg der ondeugd zo roekeloos durven voorthollen ! Negen jaaren, welk een tyd ! hebt gy my , my die u nimmer misdeed , ongelukkig gemaakt. Tot heden toe heb ik om uwent wille een lot gefinaakt, dat my het leven tot een last deed zyn. Armoede en liefdeloosheid, hebben my myne eenzaame nachten , waarin gy al de weelde van myn huwelyk fmaakte , en my dus de wanhoopigde befluiten deed vormen, op de akeligde wyze doen flyten. JULIA. lk bid u; heb medelyden metmy! — Gy doet my in dit oogenblik zo veel gevoelen, dat ik het onmogelyk kan doordaan. — Kon ik door myn dood myn misdaad herftellen '. — Och l — gy zoudt myn leven op deeze plaats zien eindigen. — Geef, geef my over aan de draf. — Gy hebt het recht om u te wreeken: — maar myn kind! — och! wees dat genadig. — Zy is onfchuldig. — Heb medelyden met haar. — U aantezien! — hemel ! — u aantezien! — welk een vernedering I welk een fchande! DORISE. Rys op: — ik ken het verleidend vermogen van myn' Echtgenoot. — lk heb aan zyn gedrag, aan zyn drift bemerkt, dat zyn hart gekluisterd was. Ik heb hem pynelyke zuchten hooren uitboezeN 2 men,  196 DE GOEDHARTIGE ECHTGENOOTE, men, als hy my eenige geringe middelen tot myiï beitaan aanbood. Hy noemden fteeds, zigzelven vervloekende , het fpel de oorzaak van myne en zyne ongelukken. — Hy heeft my nog onlangs betuigd , eene volkomene afkeer voor hetzelve opgevat te hebben. Ik heb zyn gedrag gade geflagen, en bevonden , dat het met zyn woorden overeenftemde. — Zyn inkomen, zou, by het myne gevoegd, toerykende geweest zyn om ons fatfoen optehouhouden, en nogthans.... JULIA. Ik was de oorzaak daar van. ' DORISE. Gy beiden trachtten dit voor my bedekt te houden : — maar de hemel was vermoeid van uw beider godloosheid; ja ik geloof dat een goede Engel, my voor een maand , myne fchreden naar deeze plaats deed wenden. — Geheel toevallig, en niet weetende werwaarts ik ging; verzonken in myne naargeestige mymeringen , geleidde die trouwe wachter my , tot eenige fchreden van dit verblyf. Daar kwam ik van myne denkbeelden terug;— het was of ik ontwaakte, en het eerile voorwerp, dat, na twee dagen en nachten afweezens, voor myn bedwelmd gezicht verfcheen, was Dorval. — Hy was in myne gedachten reeds dood ;— ■maar hem levend te zien, — hem na zulk een •eeuwigheid levend weder te zien! deed my myne krachten , die door den verren weg bezweeken - 1 v wa-  TOONEELSPEL. 197 •waren, weder verzamelen. — Ik wilde met opene armen na hem toevliegen; — hat gewoel des volks, beletten dit: — maar fchoon hy my door het gedrang ontrukt was, myn oog bleef op dit huis waar hy inging, (haren. — Ik trad binnen; vroeg naar Dorval ; — de nieuwsgierigheid perfte deeze lieden , om my eenige vraagen te doen, — de hemel fchonk my voorzichtigheid genoeg, om voor hen myn geheim te verzwygen ; ik wierd mildaadig, zy beloofden my, niets aan u beiden te zullen melden, en verhaalden my alles wat zy wisten, — en meerder,als ik ooit zou hebben wenfchen te weeten. Gy zoudt niet ftrafloos , myne eerlie woede ontkomen zyn : — maar neen; ikbedagt dat dit myne goede zaak zoude bedorven, en u beiden niet verbeterd hebben: — de hoon, die ik myn'Man kon de aandoen, was niet gefchikt, hem tot myne liefde te doen wederkeeren : eene verflaauwde liefde, is alleenlyk door geduld, door goedhartigheid, — niet door hoon, wraak en verachting te doen herleeven. JULIA. Welk een deugd! DORISE. Ik heb daar reeds de goede beginfelen van gezien, lk ontveinsde, dat ik de haatelyke gemeenfchap van u beiden wist. — Men had my bericht, dat gy deugdzaam waart, ik heb dit thans ar.n de opvoeding van uw kind ontdekt; hierom kon ik N 3 j. den  198 DE GOEDHARTIGE ECHTGENOOTE, den langzaamen weg terzyner bekeering inflaan.— Ja Julia: — wat hy ook tegen u moge veinzen, reeds beb ik de iicift van zyn hart gewonnen. Achting, herhaalde blyken van liefde, van tederheid, van kweinende tederheid, van geduld in myne omftandigheden ; door alles aantebrengen om hem genoegen te bezorgen; - ja door telkens traanen van zuivere liefdein zyn' boezem uitteftorten, is zyn gedrag omtrent my reeds veranderd. — Ik geniet zyn gezelfchap meer als voorheen; — ik zie dat zyn hart geraakt is; - en nu - nu, deezen dag moet een einde van alles maaken. — Ik moet beproeven, of de billykheid haare rechten niet weder zal neemen. Het lot van de vrouw, — en dat der meesteresfe moet beliist worden. — Dorval zelf zal onze rechter zyn. - Maar fulia ; - hier — bier voor den hemel, - gy heb\ gehoord da't ik mets voor u ontveins , - gy ziet in my ^ vnendin , hoe groot gy my beledigd hebt: - wel zeg my, indien Dorval befluit tot zyn' pligt we dertekeeren. - Wat zult gy doen? - wat Ztih gy bcfluiten ? ik ben immers openhartig. JULIA. Weet ik het? - weet ik wat myn getroffen hart belluiten wil ? - Het is den hemel alleen bekend wat ik doen moet. - Och! ik heb Dorval een liefde toegedraagen, groot genoeg, om myne eer aan hem opteofferen. - De vrucht van onze mts. daadige gemeenfchap, heeft my met dezelfde gene-  T O O N E E L S P E L. 19? oegenheid tot heden toe, aan hem verbonden gehouden. - Doch nu, wat blyft my over! - de liefde die ik hem ongelukkig toedraag, wat zou die op myne driften niet kunnen uitwerken! maar gy - welk een onbegrypelyk vermogen bezit de deugd! gy weet die liefde haare kracht te beneemen.- Had ik hem nooit gekend, - ot liever had ik nooit het licht gezien, - dan zou myn gevaarclyke opvoeding, geen grond gelegd hebben, tot al de onheilen, die 'er thans het gevols van zyn. 0 DOHISE. Hoe! - uwe opvoeding? - de grondbeginfelen welken gy bezit! - van wien hebt gy die? JULIA. Is het dan altoos aan onze geboorte, aan onze opvoeding toetefchryven , dat wy nooit van het fpoor der reden afwyken? DORISE. Neen • ik weet dat onze zintuigen en hartstochten dikwils, ondanks ons zeiven, ons tot eene zondige gewoonte wegfleepen, en dat eene verkeerde opvoeding.... JULIA. Dit heb ik ondervonden. - Myn vader wierd my reeds vroeg ontrukt. - lk was veertien jaar oud, en vond mv, nevens myn moeder genoodzaakt , ons handwerk te oefenen. Wy ontvingen dikwils bezoek van jonge lieden, die ons, in ons N 4 be'  •2CO DE GOEDHARTIGE ECHTGENOOTE, beflaan hielpen. Zy herhaalden dagelyks dat ik ichoon was; myn moeder opende eindelyk voor d Help ons! — help ons! O 3 TWAALF-  3*4 DE GOEDHARTIGE ECHTGENOOT. TWAALFDE TOONEEL. De voorigen. orgon. 1XT 0KG0N» fcJiielyk tostreedende. Wat zie ik! - wat is hier te doen? Wilt Sy uw misdaadig leven door een' zelfmoord verkov- dorval, zig in de armen van Orgon werpende Och myn vriend! - zie deeze vrouwen-2,6 myne echtgenoote, en deeze ongelukkige' Zie j en denk over myn' toeftand. ' to„', ., orgon. Wat hoor ik ! dorise, p^gan, Jk bid u, help ons zyne wanhoop beteugelen Julia, zig voor de voeten van Dorval werpende. Hoor naar uwe Echtgenoote; — jeef ■ blyf haar beminnen. — Gy moet ni« L i ^ Dorval. y verlaate« dorise. Neen my„ waarde, eer gy flerft, fia ik volkomen van myne rechten af. - Neen, dat zulks -ooit de uitliag van myne pooging zy.- Dat moet wou het einde van myne verwachting weezen. d o Ra  Hemel ! . . . waarom TieTjt gy den Menscli flegts   XOONEELSPEL. 215 DORVAL. Gy hoort het myn vriend ? — gy hoort het ? — beken , was ooit een mensch door eigen fchuld'vloekwaardiger dan ik? - Zy wist alles, . de weldaad, deezen dag aan Julia beweezen, is haar werk; — is onder alle vrouwen haar gelyke > ORGON. / Dat ik u allen bevredige. — Het kwaad dat hier gebeurd is, kan niet herfteld worden. Waarachtig Julia, indien gynu geen berouw hebt over uwe zonden , zult gy het nooit hebben. - Ik had voofgenomen nimmer weder weldaaden te bewyzen ; maar het geene ik thans hoor en zie,doet my van gedachten veranderen. Ik neem nu heiliglyk voor, om gelukkigen te maaken.-Kom,gy moet, het is uw pligt, myn voorbeeld volgen. — Het klooster der boetvaardigheid moet van nu af aan uw verblyf worden. JULIA. Mynheer ORGON. Geene tegenbedenkingen. — lk zal u van alles, rykelyk verzorgen. (Tegen Dorval.]) Gy weet uw pligt mede: — een vrouw zo fchoon en deugdzaam als de uwe, heeft myne voorfpraak niet noodig. DORVAL. Ongelukkige Julia! — Deugdzaame Dorife ! — Hemel! — Waarom hebt gy den mensch, flegts één hart gefchonken! *O 4 po-  aiö DE GOEDHARTIGE ECHTGENOOTE , dorise, tegen Julia, haar opheffende. Wat zegt gy Julia ? — wat zal uw befluit weezen ? julia. Den hemel fmeekcn dat hy my onderfïeune; — en de keus van Mynheer Orgon volgen. (Zy geeft haar een papier over.) Neem dit bewys uwer uitdeekende goedheid weder. — Maar myne Minette; zult gy haar in myne plaats tot moeder verftrekken ? — Kan ik my met die hoop,aan het berouw overgeeven? dorise, haar omhelzende. Volmaakt myn waarde. — Dit gering gefchenk blyft voor uwe Minette. — Myn ziel gevoelde, toen ik haar de eerde maal befchouwde, eene moederlyke aandoening. — Zy is het kind van Dorval; dat is genoeg Julia. — Ondertusfcben zal ik u niet vergeeten; neen : wat beiluit myn Echtgenoot ook neeme: doch ik hoop dat het gewenscht zal zyn; — gy Zult altoos in my eene oprechte vriendin vinden. I51yf volharden in de deugd te beminnen. julia. Altoos gevoelde ik haar vermogen: — doch gy hebt my geleerd, haar te vinden. — Ik volg haar eeuwig. dorise, tegen Dorval. En gy Dorval ? — beminde Echtgenoot! — gy die misdaadig zyt; — niet uit een grondbeginfel van uw hart; — neen: alleenlyk door overeiling van uwe hartstochten; — gy die hier het vermogen der  TOONEELSPEL. 217 der deugd ziet zegenpraalen: - wat zult gy omhelzen ? — dat godlyk vermogen ; - de misdaad; — of de wanhoop ? dorval, na haar eenigen tyd met ontroering befchouwd te hebben. Och! — lees uit myn oog het antwoord. (Julia wendt haar gezicht ter zyde.) Gy zyt geen mensch ; — geen vrouw ; — neen: — gy zyt een hemelsch wezen ; (zig voor haar neder werpende j een wezen , — dat alleen myn liefde en achting zal wegdragen — Geen berouw ; geen belofte; — niets, volmaakt fchepfel'. niets is thans genoeg, om u van myn gedrag te verzekeren: — uwe deugd alleen moet u ten borge zyn. dorise, hem opheffende, en omhelzende. Gy keert tot my weder! — ik ben gelukkig'. orgon, met verrukking. Ja, nog deezen dag zal ik u allen gelukkig maaken. — Myn hart heeft menfehen gevonden, welken het verdienen. (Dorval op de fchouderkloppende.) Waarachtig vriend lief; ik wil met u allen leeven en flerven. O 5 DER-  si8 DE GOEDHARTIGE ECHTGENOOTE, DERTIENDE TOONEEL. De voorigen. MINETTE. minette, met de beun in haar handen. Hé! — myn Vader! — en myn Tanten! — en gy Mevrouw ! — en gy ook Mynheer ! — gy allen hier! — en men laat my alleen.... julia, haar kusfende. L,ieve Minette! dorise ter zyde, tegen Julia. Gy moet uwe traanen voor haar verbergen: de tyd moet leeren, of het noodzaakelylc is, dat zy den oorfprong van haare geboorte kent; — en dus doende zult gy haar ook met meer gerustheid kunnen zien en omhelzen. (Tegen Minette.) Kom Minette, gy wilt immers wel met my van hier gaan ? minette. Ja Mevrouw; — maar myn Vader ? dorise. Gaat met ons, myn Engel. minette. En myn Tante? dorise. Zien wy in 't kort weder. minette» Zal ik, lieve Tante?  T O O N E E L S P E L. 219 JULIA, Ja gy zult (ter zyde.) Ik moet vertrekken. (Eersb Dorife en daarna Minette omhelzende.') Vaarwel. (Zy ziet Dorval aan, die om haar gezicht te ontwylen, voorwaarts treed.) orgon, haar naar het zyvertrek wyzende. Vertoef daar een weinig: ik ben daadlyk by U. julia, binnen treedende. ö Alvermogen ! — dat uwe hulp my kracht geeve! ORGON. Morgen reeds zal ik myne belofte volbrengen.— En gy , u beiden zal ik trachten gelukkig te maaken. — Maak my op uw beurt zo gelukkig, dat ik u myne kinderen mag noemen ; ja Mejuffrouw: ik wil naar uw voorbeeld, goedhartig en menschlievend zyn ; want ik leer op myn ouden dag, dat het eene goede uitwerking heeft. DORISE. Het is eene edele daad Mynheer, het voorbeeld van den goeden hemel te volgen. EINDE.   MICHIEL ADRIAANSZ. de RUITER; OF, DE VERLOSSING DER HUNGARISCHE PREDIKANTEN} TOONEELSPEL-  VER T O O N E R S. U. ASZ. DE RUITER, \U. Admiraal Generaal Holland. DE MARQjjis de Los VELEZ, Onder Koning van Napels. K ALL Ai, een Hungarisch Predikant. sophia, Minnaar es van Kallai. AG ulo, Edelman van den Marquis. Pater zerino. De Cipier der Gevangenis. Gevolg van de ruiter. Gevolg en Bedienden van den Marquis. Het Tooneel is te Napels.  MICHIEL ADRIAANSZ. de RUITER; OF, DE VERLOSSING DER HUNGAARISCHE PREDIKANTEN; TOONEELSPEL. EERSTE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. Het Tooneel verbeeldt het Voorportaal eener Gevangenis. sophiA, de cipier., een weinig daarna, k all ai. de cipier, Sophia naar 't verfchiet van het Tooneel wyzende. Hier wordt hy bewaard. — Wel, zyt gy nu voldaan ? sophia. Hoe akelig! — Is dit bet verblyfvan Kallai! — Is dit de wooning der onfchöld! — Hemel! — Hemel! de cipier. Ja, op de Galey wierd hy ziek, men bragt hem hier; — wel nu ? sq.  224 MICHIEL ADRIAANSZ. de RUITER, sophia. Ziek' — och! —Iaat ik hem zien laat ik de cipier. Zyt niet verleegen: — hy is weer gezond en gaat ligt van daag of morgen, weder derwaarts. sophia Ik moet hem eerst fpreeken. (Hem geld geevende.') Daar; vergun my hem te fpreeken. de cipier, ter zyde. Wat is zy fchoon! —en hoe goedaartig! (Tegen Sophia) Hoor eens. — Indien de Onderkoning u zag; — mogelyk sophia. De Onderkoning! op wiens hart de HollandfcheAdmiraal.de Ruiter,naar men zegt, zo veel vermogen heeft! de cipier. Ja- sophia. Maar de cipier. Luister dan.— Zyn Edelman , Agulo, is hier; hy fpreekt met een Dame die men gisteren, om een geldfchuld herwaarts bragt. — lk denk dat zyn Excellentie, de Onderkoning, u gunstig zou zyn. sophia. Goed, goed; maak hem myne komst bekend. ' Maar  TOONEELSPEL. Ui Maar zo gy medelyden met my hebt, laat my dan eerst met Kallai fpreeken. Ik bid 'er u om! ik zal u dien dienst vergelden. de cipier. Kom dan. sophia, terwyl hy" de deur der gevangenis opent-, Verfterk my, 6 Hemel! de cii'ier. Kom Kallai: men wil u fp.-eeken. kallai, aan handen en voeten geketend; in 't verfchiet i My!— wat wil men van my rampzalige? de cipier, op Sophia wyzende. Zie hier; — ik zal u alleen lasten, (Tegen Sophia) en zien wat ik voor u by den Edelman kan uitwerken. (Terwyl hy vertrekt.) Myn fortuin is gemaakt, als myn ontwerp gelukt. TWEEDE TOONEEL, kallai, sophia. kallai, nog in 't verfchiet. Hoe beeft myn hart!—, Een vrouw wil my fpreeken! Het is zekerlyk een van die medelydenden, welken gy,óHemel! ons ter vertroostinge,het hart beweegt. . P so*  226" MICHIEL ADRIAANSZ. de RUITER, sophia, op den voorgrondfiaan hlyvende. Kallai! kallai, verfchrikt toetreedends. God!—, het is de fteni van Sophia! SOfHH. Lieve Kallai! kallai. Hoe!- Gy!_ Sophia! Cfy wil haar met drift naderen, dochjlort, door zyne stenen verhinderd wordende, voor haare voeten ued.r.) sorin a. Ongelukkige! _m wat ^ryWy!an Vwt zie ;k u weder! (Hem oprichtende.) U: herken u naauwlyks , myn waarde leven! - zo elendig ! (Hem omhelzende.) 20 pynlyk geprangd m uwe boejens! kallai. ó Alvermogen! - Gy kent de grootheid van myne rampen.- Ja Sophia, zy gaan boven het beryk van onze vermogens.- God is rechtvaardig Ik lyd alles gewillig.Maar gy, 6 myn fingel! wat doet gy hier?- hier, daar geweid en dood rondsom ons waaren! sophia, hem andermaal omhelzende. Gy ziet my, Kallai; _ dit gaat uwe verwachting te boven;- maar ik kon de nyging van myn hart niet wederftaan; ja ik zou, daar my, buiten u, ailes verfchrikking baarde , bezweeken , geftorven *yn; doch de liefde trotfeert den dood. x a l-  TOONEELSPEL.' 227 kallai. Hoe uitmuntend is uwe liefde Sophia ! Maar denk aan welke gevaaren gy u hebt bloodgefteld! sophia. Ik kom u, zo het mogelyk zy, helpen, redden, of met u flerven. — 6 Kallai 1 hoe heeft myn hart om uwent wil gebloed; en hoe bloed het nog, U in zulk een rampzaligen flaat ziende! kallai. Wat wilt gy u onderwinden?— uw bederf i& hier zeker, ten zy God u genadig zy. Van menfchen hebt gy hier geene hulp te wachten. — En uwe ouders; in welk een verdriet hebt gy hen neder geflort! — zeg my sophia. Zy wilden my aan hun belang opofferen. kallai. U! sophia. Maar ik vluchtte. — Ta Kallai, zy hadden, op 't voorbeeld van eenigen uwer medebroederen, mede' hunnen Godsdienst verlaaten. kallai. Kan het mogelyk weezen! sophia. Om my dan niet voor altoos ongelukkig te maaken ; om vry te zyn van met een ander in het huwlyk te treeden, (dit was toen hun wil) befloot ik x P 2 tot  5*8 MTCH7EL ADRIAANSZ. Ce RUITER", tot eene daad, die my doet bloozen; - bloozeff Kallai f_ neen: onze verbintenis is op eene vrye en den mensch waardige verkiezing, op de eerst gegevene goedkeuring myner ouderen, ja, op den heiligden eed voor God, dien wy toen tot getuigen onzer zuivere nygingen aanriepen .gevestigd _ Gy zyt de myne, Kallai!- alles, ja God heelt ons veréenigd. kallai. Och!- alle die vooruitzichten zyn zeer haastivervloogcn Sophia. sop h 1 a. Neen, ik wanhoop nog niet. - Dan hoe het zy ik zal u niet verlaaten.- Die u dus mishandelden zyn monfters; doeh eenmaal zal de menschlievcndheid uwe. zaak bepleiten cn u recht doen. _ Die wreedaarts zullen geflraft worden. kallai. Wie zal onze zaak ter harte neemen?- De brave de Ruiter, de eenigfte mensch van wien wy hulp verwachten kunnen, is vertrokken; en bier is de menschjykheid doof voor onze klagten, vooroordeel heeft haar overwonnen. sophia. Zy zal zig weder herffiellen. - De Ruiter is niet vertrokken : ik kwam naauwlyks te Napels of vernam zuks. Elks mond is vervuld van zynen lof • by is de vriend van den Onderkoning;- voor hun- nè  TOONEELSPEL. 220 ne voeten zal ik my nederwerpen; zy zullen myne traanen, myne gebeden verhooren. KALLAI. Gy verrukt my' — Die Held nog hier! Hy is onze geloofsgenoot; zo groot in Godsvrucht als .in dapperheid; geacht van den Spaanfchen Koning, en bemind van alle deszelfs onderdaanen.— Al myn hoop herleeft! — ja Sophia , nu zoudt gy kunnen Maar och ! — de Onderkoning wordt door de Jofuiten, onze vyanden , verleid en tegen ons verbitterd; zyn hart is goed; de Jefuit die hier voorheen de gevangenen bezocht, was wreed, listig en boosaartig; Zerino wierd in zyne plaats gefield ; doch wy hebben 'er niet veel by gewonnen: niet zo fnood als de voorgaande zynde, volvoert by nogthans, in weerwil van zigzelven, uit vrees voor ftraf, de haatelykÊ bevelen zyner medebroederen; en vereidelt daar dooide voorzorgen van den Onderkoning. — Wat kunnen wy dan hoopen ? SOPHIA, Wy moeten alles van den Held, die dit ryk befchermt, verwachten.— Helden die de gerechtigheid handhaven, moeten rechtvaardig weezen; en anders hoop ik alleenlyk op de befcherming des Hemels. (Zy ziet rondsom zig , en een zitbank gewaar wordende , Jleept zy dezelve voorwaarts ; trekt Kallai nevens zig daar op neder, en vervolgt,) P 3 Ver-  I» MICHIEL ADRIAANSZ. de RUITER, VMnl my »„ Wm, „„ ultgeflsme eIen(tai' SOPHIA Ja, dat al mjp hartenbloed vloeije, voor u mvn waarde leven. KALLAI. Dat ik u aan myn hart drukke!- beminde Sophutl- Engel!- Gy weet, dat ftaat- en partyzucht,door onverdraagzaamheid,die altoos vervolgt of verdoemt, ons vonnis velden? Van meer dan honderd lutherfche Predikanten, wierden 'er zesen-veertig, de overigen waren lafhartig voor de vervolging bezweeken , geboeid, op wagens gefmeeten. - Myne geloofsbroederen bleeven volftandi- • ja,zy bleeven de waarheid, waarvan hun hart over tuigd was, getrouw , en weigerden , de bun opgedron gene befchuldigingen, te ondertekenen. _ Toen borsten het geweld en de wreedheid, waaronder het bygeloof zig mengde, los,en beproefden al hun hpa. telyk vermogen op ons.- ó God!- Gy weet wat wy van hun, die zig uwe dienaars noemen, gleden hebben. sophia. Noem hun geen dienaars van een' God die dvervolging verbiedt en ftraft:- het is een hoon voor  TOONEEL SPEL. 231 ,vbor het Opperwezen, zulke monfters dien eernaam te geeven. KALLAI. Uw verwyt is rechtvaardig; want hun gedrag is, zonder voorbeeld wreed. - Verbeeld u flegts , dat men ons, reeds half flervende, dwong, het verblyf dat ons ter gevangenis zou verftrekken, met eigene handen in de aarde te maaken. — Er vielen eenlgen by dien arbeid dood neder; - anderen gaven , door de onlydelyke dank dier kuilen, langzaam den geest; terwyl ons, die het leven behielden, een behandeling, veel ondraagelyker dan de dood, door onze beulen daaglyksch wierd aangedaan. — ja zelfs ftrafte men die medelydenden, welken het waagen durfden ons eenige verkwikking en verligting in ons lyden toetcbrengen. SOPHIA. 6 Wat moeten uwe zielen geleden hebben, onder die verzoekingen! KALLAI. De Hemel onderfteunde ons. Wy hadden vastlyk bcflootcn, met de hulp van God, op het voorbeeld onzes Verlosfers, fLmdvastig te blyven; maar door die lf.andvastigb.eid, ftceg de woede, die wy verachtten, weder in top.— De Jefuiten zwoeren, dreigden, ja dorften de gelukzaligheid belooven aan de Soldaaten, die ons het meest folterden, en in oumcnfchelykheid boven de anderen uitmuntP 4 ten.  «i MICHIEL ADRIAANSZ. nE RUITER ten.- Aan zulke beulen wierden wy overgelévlrd Men febudde ons genoeg2aatn naakt ™~ de ons van het weinige geld d,r „„ ven iv". • ^ ■ 0ns n°3 overgeble- ftottte op den weg neder;— ik „„ S TT rl SOPHIA. Hemel! gei]! — met hen te mogen lïerven! n vo'- SOPHIA. '"^^^•'-^^henzvnnietven.üd. Ij beproevingen wierden wr " P aid- Dne onz- ^otgenooten waren geluk kis  TOONEELSPEL. 23; kig genoeg, om de waakzaamheid onzer wreede toezieners te verrasfchen en te ontvluchten. —: Doch hun geluk deed onze rampen vermeerderen. Wat nieuwe folteringen bedacht men niet, om hunne yluc-ht op ons te wreeken: — Hun, die ons hier op de Galeyen tot beulen verftrekken, wierd denzelfden geest van woede, door hun die ons als flaaven verkocht hadden, ingeblaazen.— Het geen myn oog aldaar aanfchouwde , gaat boven myne befchryving. — De beftuurder der gevangenen, meer duivel dan mensch gelykende, bezat de kracht van een' Leeuw, en het hart van een' Tyger lk zag hem, — nog beeft myn hart!— met den fabel in de vuist, een der flaaven den arm van het lichaam houwen, waarna hy ons met-denzelven tysterde, dat. het bloed ons in 't aangezicht fpattede, om ons tot het verrichten van meer dan Menschlyken arbeid aantefpooren. SOPHIA. Afgryfelyk! KALLAI. De Voorzienigheid deed een kleine fintal van hoop in ons herleeven. — Staatzucht fpoordo Vrankryk, Engeland, Keulen en Munfter aan, om de Vereenigde Nederlanden het dwangjuk op den: hals te leggen.— De Koningin van Spanje, wegens haar Zoons minderjaarigheid, als Rcgenresfe van het Ryk, aan het roer der regeering geplaatst, bewust zynde, dat haar magt in de Spaanfche Neder.-» P 5 iw-  234 MICHIEL ADRIAANSZ. de RUITER landen, op het punt Hond van te zullen bczwyken, befloot de verbondene vyanden, alle itiogelyke afbreuk te doen, en de Nederlanden te onderdennen.—Maar deeze hulp wikkelde baar in een'oorlog met de Franfchcn, die, om haar te wisfer te vei" zwakken , de reeds oproerige Mesfincczen , in hun ncn opftand tegen de Spaahfche Kroon , ftyrden. — Byna gantsch Siciliën volgde dat voorbeeld:— dus was de Koningin genoodzaakt, de Heeren Staatcn der vrygevochtene Nederlanden, tc verzoeken, dat zy nu ook hunne hulp aan haar Ryk niet wilden ontzeggen, maar daadlyk, een fcheepsvloot, waarover, zo het mogelyk ware, de beroemde Zeeheld de Ruiter, het gebied voerde, naar Mesflna af. zenden. - Dat verzoek wierd ingewilligd. _ Die Held verfchcen; deed de vyanden het vermogen ajmer wapenen gevoelen, en was ter onzer verlosfmge, als een Engel uit den Hemel gezonden Wy meidden hem in twee onderfcheidene brieven onzcelcndcn.- Onze beulen zeiven, vleiden ons toen,uit ontzach voor den Admiraal, met onze ver losfing.- Maargelyk ik gezegd heb, Sophia - die hoop verdween welhaast; en dit trof my zo geweldig, dat ik in een doodlyke ziekte nedcrflortte Men wierp my m deeze Kerker. sophia, opjlaandc. Het is genoeg.- Gy zult zien dat Sophia „iet ▼luchtloos DER-  TOONEELSPEL. 23$ DERDE TOONEEL. sophia, kallai, de cipier. de cipier, fchielyk inkomende, tegen Sophia. Ik heb Agulo nog niet kunnen fpreeken.— Gy moet my in myn vertrek volgen : Zerino komt. — (Tegen Kallai.) En gy, voort van hier. sophia, Kallai omhelzende. Vertrouw op my. kallai. Vaarwel voor eeuwig, Sophia! sophia, tegen den Cipier, die Kallai wil wegrukken. Neen, dat hy kome, ik moet hem zien.- VIERDE TOONEEL. de voorigen, zekino. zerino, Sophia ziende, tegen den Cipier. Hoe! wat hebt gy toegedaan?— Ik fchrik! —. hoe kan ik dat voor myn'O verfte verantwoorden?— gy moogt vreezen. kallai, tegen den Cipier. Breng my weg. (Sophia omhelzende.-) Nog eens, vaarwel.(.Tegen Zerino.) Gy, die meer den Mensch, dan  «3<5 MICHIEL ADRIAANS2. de RUITER, dan uwen Schepper vreest; ga, befchuldig my-alléén: _ ik zal alles geduldig lydcn.- Maar zy myn bruid; - zy die op vleugelen der liefde herwaarts vloog; - och! heb medelyden met haar • _ zy immers alleen kan my uit dit geweld niet verlosten? (Zyne handen en apgen ten Hemel heffende.) ó God! zyt haar genadig! (Hy wil vertrekken.) zerino, hem weerhoudende. Elyf. (tegen den Cipier.) Vertrek. de cipier, terwyl hy heen gaat. Nu moet ik Agulo fpreeken, of alles is verlooren. zerino. Luister naar my. _ lk heb van mynen Overfte bevel gekreegen, om thans, doch voor het laatst u tot het betrachten van uw belang, aantefpooren! Ik weet dat ik uwen geest vermoeid heb, maar ik deed het op order van mynen Overfte. — Geloof my, ik heb altoos gewcn.scht, u, en uwe lotgenooten gelukkig te zien. (Hy neemt Sophia by de hand) Zy is uwe minnaares?- wel nu; gy zult fear.zekerlyk teder beminnen; - om haarent wil dan veracht mynen raad niet! k a l l a i. Ik heb u de gevoelens van myn hart meer dan eenmaal ontdekt, en myne denkbeelden zyn daaromtrent nog niet veranderd.- Geloof my, ik zal poch mag, ter verkryging van myne vryheid, gsen fchelm, geen huichelaar worden. ~ Van den Godsdienst  TOONEELSPEL. 237 dienst dien ik bciyd is myn hart overtuigd; ik geloof met verzekerdheid de waarheid aan myne zyde te hebben, en ik zal die waarheid nooit verzaaken, veel min my aan de fnoodlte misdaad, die naamlyk van mynen Vorst verraaden te hebben , fehuldig ver- klaaren. Neen mynheer; een voor God fchuld- koos geweetcn, doet my myne rampen verdraagen. Ik zou noch om haarent wil; vergeef het my Sophia, ja ook niet om de genieting der geheele wereld,indien ik daardoor voor God misdaadig wierd, deeze ketens willen misfen. zerino. Ik heb uwe gedachten meer dan eenmaal mynen Overfte voorgedraagen; maar hy noemt het een verblinding, die u, omdat zy door uw lyden uwen geest verdooft, Godlyk fchynt te weezen.— Het is op zyn' last dat ik u raad die dwaaling te verlaaten. kallai. Bewaar my, ö Hemel! zerino. Wat goeden uitflag kunt gy u van uwen tegenftand belooven?— Gy bewerkt zekerlyk uw eigen bederf.— Wat vergt men van u?— niet anders, dan dat gy zult bekennen gedwaald te hebben; en hoe gemaklyk is zulks?— volgt gy mynen raad, verlaat gy uwe dwaaling, dan zullen uwe gcloofsgenooten welhaast uw voorbeeld volgen; gy zult alle de. voordeelen, en de broeders van myne orde  633 MICHIEL ADRIAANSZ. de RUITER, de alleenlyk de glory daarvan, genieten:- meer begeeren zy niet. kallai. Myn hart kent zig aan geene dwaaling fchuldig • ik heb dus niets te belyden.- En durft gy denken, dat myne geloofsgenooten minder van de waarheid huns geloofs verzekerd en Overtuigd zyn dan ik? - hunne Godsvrucht, hunne eer....* zerino. ó, Indien ik den Overfte van myn Klooster mag vertrouwen, en dat moet ik doen, dan zyn dergelyke zedelesfen flegts voor het Gemeen noodzaakeiyk._ Maar, zegt hy, menfehen door den Hemel gevormd om te regeeren ;- hierdoor bedoelde zyn Eerwaarde, zo 't my voorkwam , zigzelven ; _ mogen en moeten zig boven die dwaalingen verheffen. kallai. Is dit zyne zedekunde?- Hoort gy het Sophia? zerino. Ik zie de zaaken niet zo diep door als myn Overfte. kallai. Wie is uw Overfte!- Vrees God en uwen Koning. zerino. De Koning! - och die handelt niet naar de beginfelen, hem door den Góuverfteur.van onze orde ingeprent;- want in het Hof, alwaar men nog onlangs vervloekingen tegen de Proteftantfche Regeer-  TOONEELSPEL. 23$) geerders van Nederland uitfprak, word thans het loflied van hunnen Stadhouder gezongen; — ja men drinkt op de gezondheid van een' Rian, de Ruiter naamlyk, die door alle Roomscbgezinden, tydlyk en eeuwig ter verdoemenis wordt verweezen De Vorsten, zegt myn Overfte, zyn flaa- ven van hunne heerschzucht; en hun Godsdienst...» KALLAI. Niet verder Mynheer: — de denkbeelden en betrachtingen van den Godsdienst, zyn ons, van het hoogfte wezen, en door eene openbaaring en door de gezonde reden aanbevoleri. Van de eene zyda des Aardbols, tot aan de andere zyde dcszelven, is de kennis van, en het onderfcheid tusfehen goed en kwaad, aanweezig;— ja. men ziet alomme het eene zo wel beloonen als het andere ftraffen. — Deeze waarheid is zeker, en gy kunt het gevoel daar van onmogelyk in uw hart verfmooren— Wat de Vorsten betreft, wy mogen , indien hunne regeering niet volftrekt tegen de deugd, de menschlykheid en de reden ftrydt, en dit heeft noch hier, noch in myn land plaats, ons hun gezach niet onttrekken.— Maar ik ken de Leer uwer medebroederen. Een Vorst die ons Menschlievend durft behandelen, is een monfter in hunne oogen; omdat hy deugdzaam is, en Gods fchepfelen verdraagzaam behandelt, durft gylieden hem den eed van trouw en gehoorzaamheid ontzeggen, en de Maatfchapy door  240 MICHIEL ADRLAANSZ. nE RUITER , door moord en verwoesting beroeren. _ Gy durft M»*r waarom twist ik hier over met u ? verlos my en myne geioofcgenooten langs den weg van eer, en verzwyg voor my altoos de haatelyke bevelen, die menu voorfchryft, en die gy, mogelyk in weerwil van uw hurt.my hier dagelyks komt berbaafea. zerino. In weerwil van myn hart! (Ter zyde.) Hoe grieft my dit! k a r. l ï L Bedenk toch, wat u en uwe aanvoerders te wachten ftaat, indien ik deeze verfoeijelyke gevoelens kom te openbaaren; — gy allen zöudt naar vördienften ongelukkig zyn. zerino. Denk dat niet Kallai: het flnart my wel; _ maar ik moet, vermits ik u niet kan overreden, u verder den last van mynen Overfte bekend maaken. Hy heeft het befiuit genomen, om, zo gy zyn voorftel weigert, u hier voor altoos gevangen te houden. sophia, zig in de armen van Kallai werpende. Rampzalige Kallai! zerino. Gy verftaat zyn oogmerk? kallai. Ja; hy vreest voor de ontdekking'van zyn fnoode ftaat- en zede-kunde— Maar zy ? (Op Sophia wyzende.) wat  TOONËELSPEL. 241 wat lot hebt gy haarbefchooren'— 6 Ik bid u, laat het gunstig weezen! dit is alles wat ik van u begeer. ZERINO. Ik wenschte haar te kunnen behouden; — maar durf ik het doen J ik was ongelukkig zo ik het deed; — ik moet haar by myn' Overfte sophia. By hem? — neen; niet by hem (Tegen Kallai.]) Verlaat u op my (Tegen Zerino die haar wederhoudt.]) Laat my vertrekken: ik zal, ik moet de Ruiter fpreeken. VYFDE TOONEEL. de voorigen; agui/o, de cipier. agulo. Blyf Mejuffrouw. sophia, tegen Agulo. In 's Hemels naam , heb medelyden niet hem!^ zyt gevoelig voor myne traanen! zerino, tegen Agulo. Wat komt gy verrichten? a gülo. Ik kom, met verlof van u Eerwaarde, om haar Q naar  242 MJCHIEL ADRIAANSZ. de RUITER', mar hetpalys van den Onderkoning te geleiden. Vrees nergens voor Mejuffrouw. zerino. Syde heiligheid van mynen Overfte, het kan niet gefchieden: ik zou het moeten verantwoorden. (Tegen den Cipier. Dit is uw werk,fnoode! de cipier. De Onderkoning wil het zo. zerino. Wat Onderkoning; _ de Overfte van myn klooster } agulo. Van uw klooster (Tegen Sophia.) Ik heb last van den Marquis, (Tegen Kallai.) Zyt niet verlegen voor haar myn vriend. (Tegen Zerino.) Gy, vertrek naar uw klooster. zerino. Goed; - ik zal gaan. (Tegen Kallai.) Maar gy lebt het gehoord? _ de gevolgen zullen aan my niet te wyten zyn. sophia, tegen Agulo, Zerino weérhoudende. '. Och! voorkom, belet die, Mynheer! zerino. Neen, neen: ik moet het geen hier gebeurd is, aan myn* Overfte bekend maaken. kallai, tegen Agulo. Dan is Sophia ongelukkig. ZES»  TOONEELSPEL. 243 ZESDE TOONEEL. KALLAI, SOPHIA, AGULO, DE CIPIEfi. agulo, tegen den Cipier. Ga, volg hem: hy kan zonder u de voorpoort niet uitkomen. — Gy zelf moet hem, tot ik u nadere orders breng, gevangen houden. DE CIPIER. Wie! Zerino! ag ulo. Ja, hem. — Geen vraagen meer.— Voort, en doe gelyk ik zeg. DE Cl P IER. Maar de gevolgen? (Op Kallai wyzende.~) Eri eerst moet ik hem agulo, hem buiten flootende. Vertrek zeg ik u, (zacht.) Ik blyf u voor alles borg. ZEVENDE TOONEEL; kallai, sophia, agulo. agulo, tegen Kallai. Gy kunt in dit voorportaal blyven, lk zal haar intusfchen veilig naar het palys van defl Onderkoning geleiden. ^  *44 MICHIEL ADRLAANSZ. de RUITER, Maar zeg my, is HolIn^Admiraal nog niet L zyn Excellentie? b et °> ja AGULO. SOPHIA. Kom dan. (Zy omhelst Kallai.-) agulo, tegen Kallai. Gy zult in 't kort van my hooren. Wat ftraai van nooP\lnUn myn hart ontvonken o aangenaame troost! — misleid my nietGod .' verlos my uit de handen myner vyandém Einde van het eerste Bedryf. TWEE-  TOONEELSPEL. 245 TWEEDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. Het Tooneel verbeeldt'"'een Kamer in_'t Palys van den Marquis. de marquis, een bediende. de marquis, aaneen tafel zittende, tegenden Bediende die binnen komt. Op wat uur zal de Admiraal komen ? de bediende. Men weet het niet zeker, zyn Excellentie. de marquis. Van daag evenwel, hoop ik? Heeft zyn Luitenant zulks niet gezegd ? en o»k de reden van zyne komst ? dd bediende. Neen zyn Excellentie. [de marquis, eenige Papieren inziende. Ik kan de oorzaak daarvan niet gisfen. — Is Agulo nog niet hier? de bediende. Neen, zyn Excellentie. de marquis, tegen een anderen Bediende die binnen komt, en hem een' brief geeft. ' Vertrek. (Tegen den eersten Bediende.) Ga, en geleid Agulo zo dra hy komt, by myn. Q 3 D*  ,24ö MICHIEL ADRLaANSZ. de RUITER, de » e D i r n d e. Ik zal, zyn Excellentie. de marquis, naden brief geleezen te hebben. •Wie mag die jonge fchoonheid, welke door Agulo herwaarts geleid zal worden, weezen! _ Hy is in dit geval zeer op het ceremonieele'gezet! - Een' brief vooraf. QDen brief op Taf ei werpende.) Wel nu; wy zullen zien. _ Agulo zoekt één ilrik voor myn hart, _ en het geval doet 'er hem een tweede by vinden. _ Wie toch is meester over myne hartstochten? _ Ik, of Agulo? _ Ik moest het weezen. _ Maar, veel te zwak zynde, om zyne verlokkende redenen te kunnen wederftaan, blyft by altoos overwinnaar— lk ben veel te toegeevende; maar tog eenmaal herfiel ik my. _ Hy komt; iaat ons het beproeven. TWEEDE TOONEEL. de marquis, agulo. j. _ agulo. Met uw verlof, Marquis. de mar quis, opjlaande. Kom Agulo. _ Zeg my , hoe is het met Antonia? wat zegt zy ? ._ wu js ^ ber]uit5_ hoe gedraagt zy zig in haare omftandigheden ? _ zekerlyk verwensen t zy my, _ en u.... ■ e „ " ' ' myn H — De veimaaken met dat flair van vrouwen, met infchikkelyke vrouwen £ ofzeereentoonig,- ofJastig> We"' z?n de marquis. De reden ? ' ■ agulo. Met twee woorden dan • a . ■ a.tn u " "'in •- Antonia vleide zir? m«„m? , ' • "* 5dam' te wel- DE MARQüIS. fc'» eij en verder? DEMARQUIS. tnwat hebt gy gezegd? wat * GU-  T O O N E E L S P EL. 249 AGULO. Ik bragt haar, zo veel my mogelyk ware, die denkoeelden uit het hoofd Toen begon zy zig te beklaagen, en gedroeg zig zo bel.idielyk, dat ik geheel ernstig wierd; en duizend kunstgreepen voortbragt, om haar gedachten te vereidelen, en ons te verfchoonen. de marquis. Gelukte u dit? agulo. Dat weet ik juist zo naauwkeurig niet: als het op kunstgreepen te gebruiken aankomt, dan hebben de vrouwen meer fchuilhoeken dan wy in het hart, waarin zy ruimer haare geheimen kunnen verbergen. de marquis. Goed. — Maar verhaal my zaaken die ik niet weet. agulo, hem by de hand vattende. Het is zo Marquis: — gy weet met welk een yver ik aan uwen dienst verbonden ben. de marquis. Ik weet het; — och mogt die dienst maar geene aanmerkingen tusfchen ons. — Ik weet wat vergelding gy , voor uwe diensten, van my begeert; en ik hoop dat gy, noch my, noch een myner medemenfchen, om uw belang zult, trachten te bederven — Foei! want dan Agulo, P 5 zoudt  250 MICHIEL ADRIAANSZ. de RUITER, zoudt ge om des laagen oogmerks wille, nog godlooier zyn, dan gy mogelyk heden zyt. agulo, Zo. de marquis, met nadruk. Ik vertrouw thans dat uwe pooging om my vermaak te bezorgen,myne zwakheid kennende, eene verregaande genegenheid voor my, ten grondfiage heeft. agulo. Kunt gy my verdenken, Marquis? de marquis. Daar toe wil ik thans niets aanwenden. —. Maar; _ de brief aan my gezonden; — hier: — (Hy neemt den brief van de Tafel.) Zyt gy deszelfs inhoud vergeeten? - of is het uwe fchranderheid mislukt, die fchoone engel,gelyk gy haar noemt, my ten minsten eens te vertoonen?— flegts eens' te vertoonen, Agulo ? agulo. Ben ik daar de man na ? — Door naar de ge. vangenis te gaan, om een, die, gelyk het blykt, niet veel voor u betekent, te verliezen, vind ik een ander. _ En dat zy meer eer, engel, dan mensch gelykt, Marquis, zult gyzelf .toefiemmen, wanneer gy haar flegts, ziet. de makquis. Maar waar is zy,? — waar ? agu-  T0ONEELSPEL. m. agulo. Hier-, in uw palys, .Mynheer. de marquis. Nu goed. agulo, lachende. Alles verdient uwe verwondering; want alles isverwonderlyk. -lk heb bet lieve lam uit de klaauwen van een verfehnklyken roofvogel verJost. - 'Er is geen droppel bloeds van dat bemmnelyk tchepfcl gedort. de marquis. Nog al meer omwegen, Agulo? Neen nu niet mee"; want' gy weet wel dat ik „ets ten halven doe. - Emde.yk, de roofvogel is door list gevangen. de marquis. Wat! wie? Toen ik uit de gevangenis wilde vertrekken, beLue de Cipier my, wat'er tusfehen een HunLfehe fchoonhevb en zeker nran voorviel |e„ Cipier doet niets zonder oogmerk en belang. de marquis. En wie doet zulks, Agulo? agulo. Ik volgde hem, en de verbaazing, die ik op het zien van dat lieve kind gevoelde, is onbefchryvelyk. - Nooit bragt de natnur ten haaren op-  1 252 MICHIEL ADRIAANSZ. de RUITER, zichte, en het geval ter uwer begunstiging, op dé aarde, en m eenig gevangenhuis, volmaakter fcbepfel te voorfchyn. - Gy zult het bekennen, Marquis. en my bedanken, dat ik haar uit de. klaauwen van dien gevoellooze verlost, en onder; de vleugelen uwer befcherming gebragt heb. de MARQUIS. Maar wie is die man, of gelyk gy u zeer zacht: beheft uittedrukken, die roofvogel, uit wiens ge-■ weid, gy haar zo moedig verlost hebt? AGULO. 6, Uwe Excellentie zal moeten bekennen, dat ik om die daad, voor het minst als een andere Hercules, in den rang der halfgoden verdien geplaatst te worden; want myn gevangene is Pater Zerino. de marquis. Wie! — Hy! agulo. Hy zelf. _ De Cipier houdt hem op myn bevel gevangen. de marquis. Agulo! agulo. Wat belieft uwe Excellentie? ds Marquis. Denkt gy dan nooit op de gevolgen ? agulo. Zekerlyk; want, gelyk ik 2eide, ik doe myn. zaaken nooit ten halven, de  TOONEELSPEL. 253 de marquis. Zerino!— Waarachtig Agulo, door geenonderfcheid tusfchen menfchen te maaken, bederft gy alles - Gy kent hem niet: s'mans natuurlyk Char'akter is goed; en zo hy de menschlykheid Idoet zuchten, doet hy het ondanks zig zei ven. Ik zou hem agulo. Maar gy weet immers nog niet hoe fchrander ik ! alles beftuurd heb ? de marquis. Hoor ik het niet? - Gy hebt iets gedaan waar ivan al de fchande op my zal komen. agulo. Maar zogy myn verloste Engel naar uwen fmaak - vindt? en dat zult gy zekerlyk. de marquis. Wat dan? agulo. Zo ik, als dat zo ware, een middel uitvond, om, wanneer de Monnik ons fpel maakte, hem de marquis. Zwyg-— ik verfta uwe meening; — list, geweld', of moord, niets is voor u te affchuwelyk; _ niets onziet gy u, my te zeggen. - Gy misbruikt myne zwakheidAgulo,enzult my dwingen, wil ik anderszins de grootfte fchelm niet worden, u voor altoos myne vriendfchap te ontzeg-  254 TVirCHlEL ADRIAANSZ. de RUITER, •zeggen: uwe onbcfcheicienheid gaat te ver- -> Veel te ver. Agulo. Zie daar myn dank. _ En waar voor en voor Wie Marquis?— Wanneer ik myne geboorte befehouw, fchoon het lot my van u afhanjelvk maakt, verdien ik deeze verfmaading niet. Doch dat alles ter zyde gefield. — Bedenk flegts wat ik voor u gedaan heb, en nóg voor u durf ondernee. men. _ Ik ontzie niets — Neen, als ik u flegts vermaak kan bezorgen en gelukkig zien; dan, ali zou ik my de ongenade van alle menfchen op dert hals haaien, ontzie ik niets. — Maar ik verdien verwenscht te worden, om dat ik weder te ver gegaan ben. de marquis. Zo u myne gunst iets waardig is, Rel Zerino en Antonia dan daadlyk in vryheid. agulo. Goed ; — en het allerbeminnelykfte voor; werp ? de marquis. Zy is immers reeds hier. agulo. Ja; maar gy zondt by zo veele goedheden, nog eene kunnen voegen; en daar door zoudt gy geen kleinen dank, by den Hollandfchen Admiïaal, behaalen. pb  TOONEELSPEL. 255 de marquis. ter zyde. : lk bloos wanneer ik dien naam hoor noemen. (Tegen Agulo.') Spreek. agulo. Zy heeft my al fchreijende, om een mondgefprek met hem gebeden. — Uwe Excellentie kan het haar toeftaan,— Gy kunt nog meer doen: — gy kun:Kallai,die alhier,om wederfpannigheid tegen den Keizer, gevangen is, op vrye voeten ftellen. de marquis. Hoe komt Kallai hier by te pas, Agulo ? agulo. Gy hebt my naar eenige kleine omftandigheden vergeeten tè vraagen; en ik vond niet goed u dezelven te melden; wel, weet dan, dat het Hungarifche meisje, de minnaares van Kallai is. de marquis. Zy! agulo. Alles heeft zy, ter zyner verlosfinge, ondernomen; wel nu?— werp die aanbiddelyke fchoone, in de armen van dien verachte. Ik durf u, nu gy my, voor het eerst, een voorbeeld van deugd, — zo het niet alleenlyk uit vrees.ontftaat, wilt geeven, daarom ernstig fmeeken. de marquis, ter zyde. Wat durft hy zeggen! AGU-  256 MiCHIEL ADRIAANSZ. de RUITER, agulo. De Ruiter heeft u om het ontflag van alle de gevangene Predikanten reeds gebeden.Va;ir voort IVlarquts, verlos hen, op zyn vertrek;- zyt * moedtg, en beveel my, zo veeie deugden uitte." voeren. & uc de marquis zig in zyn'Jlotl werpende. Laat my alleen. agulo, hemeenigen tyd bejchoimende. O, uw hart IWarquisi ce MARQutS. Ja, myn zwak, myn onbeftendig hart Vaarwel. agulo. de marquis, opflaonde. niet? Zy bemint KaiJai!~ «ide gy dat 6 Ja. AG VLO. En Kallai? °£ MARoü". agulo. Ishy, wanneer wy reeht ernftig willen fpreeken, waardig haar te bezitten ? de marquis fehufdig! mCnSCh; M m°SeJyk ^ hy °a' agulo. Wilt gy haar fpreeken ? DM  T O O N E E L S P E L. 25? de marquis. Weg is dan myn hart,— myn voorneemen. agulo. Zo u dat, na haar gezien te hebhen, berouwt, ftraf my dan.' de marquis, peinzende. Ik zou haar flegts kunnen zien. (Tegen Agulo.) Doe wat gy wilt;- doch dan na Zerino enAntoma. Gy moet den eerften daadlyk hier brengen; en de laatfle haar vryheid geeven. agulo. Goed ; maar Zerino hier! de marquis. Spreek my niet tegen: ik wil het. agulo. Nu; — dan zy de Hemel ons genadig. de marquis. Ga: die man is minder vreeslyk dan gy denkt Agulo. Gy kent hem niet. DERDE TOONEEL. de marquis, na eenigen tyd heen en wede* gewandeld te liebben. Terwyl het Ryk van myn' koning naar zynen ondergang nygt; daar het gewis zal vallen , zo God en Neêrlands Heldenvolk, het niet redt; bjyf & j*. ver-  m MICHIEL ADRIAANS^, de RUITER, verflaaft aan de liefde. Agulo overwint, en alla myne zinnen zyn werkzaam, om, ondanks myn voorneemen, driften, die my verhagen, op te volgen. — Waarom kan ik my tot de verhevene Heldendeugden, die den grooten de Ruiter eene eeuwige verwondering, eene eeuwige glorie waardig maaken, niet verheffen! V Y F- VIERDE TOONEEL. de marquis, sophia, agulo. agulo, in het uitkomen tegen Sophia, Ja; zyne Excellentie wil u fpreeken. sophia, treedt voorwaard* , en wil de voeten van den Marquis omhelzen. Vergun my, genadige Heer! de marquis, haar wederhoudende. Zo niet myn kind (tegen Agulo) Ga; denk om Zerino. agulo. En om Antonia? de marquis. Zekerlyk. — Maar breng Zerino hier: ik moet hem fpreeken. a g ul o. 't Is wel.  TOONËELSPtL. 259 VYFDE TOONEEL. de marquis, SOPHIA. de marquis, haar met opmerking befchoüwende. Gy verdient al myn verwondering, fchoon kind! En uwe komst, heel uit Hungaryen, overtuigt my, hoe teder de gevoelens van uw hart zyn. sophia. Üw Excellentie weet dan reeds— de marquis. Myn Edelman heeft my zo iets van uwe gefcbiedenis verhaald. — Maar meer dan myn Edelman my kon verhaalen, begryp ik, - door zo gelukkig te zyn van u te zien. sophia, in verrukking. Heb dank ó Hemel! (Tegen den Marquis) Gy zyt met ons lot bewoogen! — Uwe goedheid befchouwt my met medelyden! de marquis. Wie zou niet goed jegens u zyft, die U flegts z;et! — Van dit ogenblik af aan verkrygt gy alle recht op myn hart. — Gy zult geen reden hebben om u over my te beklaagen; ja gy zult zien, dat niemand uwe verdiensten haastiger heeft leeren kennen, en meer pooging gedaan heeft, om dezelR 2 ven  <26o MICHIEL ADRIAANSZ. de RUITER, ven te beloonen, dan ik Maar ik diende uwen naam en ftaat te weeten. sophia. Myn naam is Sophia de marquis. Sophia! — Dat was juist de naam van een voorwerp, dat ik meer dan myn leven beminde Deeze naam vergroot uw recht op myne genegenheid.— Maar vervolg Sophia. sophia. Myn vader was een dier Predikanten, welken om de vervolging te ontgaan, en in hun Land gelukkig te leeven, zig na-den zin hunner vyanden fchikten, "en alles ondertekenden wat men begeerde Kallai was myn bruidegom; — hy wierd met geweld uit myne armen gerukt,- — men wilde my niet alleenlyk een anderen Godsdienst; maar ook een'man, dien ik noch om zyn' Perfoon, noch om zynen Godsdienst, kon beminnen, opdringen. de marquis. En toen toondetgy door uw gedrag, een Mensch, een wezen te zyn, dat zig niet iaat dwingen ? sophia. Een wezen dat zig niet laat dwingen! de marquis. ó Ja; by voorbeeld:— de ouders kunnen de kinderen wetten van liefde, van gehoorzaamheid, en dit zyn redelyke wetten, voorfchryven; maar zy kun-  TOONEELSPEL. 26: kunnen hen uit belang , of onkunde , ook willekeurige bevelen opdringen; bevelen, die tegen het gevoel van het hart ftryden; — doch in het Iaatfte geval, en dat is volmaakt het uwe,mogen wy ons hun gezach onttrekken. SOPHIA. Ik heb nooit gewaand, vryheid te hebben, om door eenige daad van myn gedrag, myne ouders te mogen bedroeven. — God weet het, wat poogingen ik aangewend heb, eer ik een flap waagde, zo ftrydig met de uitwendige pligten van een kind' en met de zedigheid van myne fexe. — Hoe dikwils fmeekte ik hun, dat zy my door een gedwongen Huwelyk niet ongelukkig, mogelyk eeuwig ongelukkig, wilden maaken!— Dikwils betuigde ik hun met de heiligfle verzekering, dat zy my veel eer dood voor hunne voeten zouden zien nederftorten, eer ik het Opperwezen, door het verlaaten van mynen Godsdienst, zou beledigen.— Maar zy bleeven onverbiddelyk, en zwoeren, — nog beeft myn hart als ik dien eed herdenk, dat. zo ik niet gehoor, zaamde, my de vreeslykfte ftraf ftond te genaaken.— Kon ik hun gehoorzaamen ? — maar waar tn tot wien zou ik nu vluchten ? — was Kallai DE MARQUIS. Uw gedrag is voortreffelyk;— en uw befluit om herwaarts te vluchten, houd ik voor een zegen, my, door msmen Bewaarengel' gefchonken. — Ja E. g So-  262 MICHIEL ADRIAANSZ. de RUITER, Sophia: Hy bragt, by geleidde u bier, op dat ik u betchermen; u de grootfte blyken van myne gunst zou geeven. - Ik zal zynen wilgehoorzaamen • gy zult gelukkig zyn. sophia, in verrukking. Wat hoor ik!- welk een goedheid!- js hier de Menschlievendheid verbannen ? — 0 neen > gy Mynheer ftrekt tot eer voor dezelve. de Marquis, ter zyde. Zou ik haar beledigen kunnen! sophia. Sta ,ny toe, dat ik Kallai, myn geluk, myn blydfchap, en uwe goedheid voor hem, moge bekend maaken! — dat ik de marquis. _ Zacht, zacht Sophia:- men moet niet te haas tig, niet te luidruchtig met de ontflaaging van Kallai te werk gaan: dat zou alles bederven kunnen.s'Keizers gevangenen te verlosten, hun met fchyn van recht te verlosten, gaat zo gemaklyk niet. M™ heeft het verzoek van een' Man, van de Ruiternaamlyk, die zo veel op den Koning vermag *eeds rfgeflaagen. (Haar hand vattende») Gy ziet nu immers wel myn kind, dat men alles door dei, tyd zal moeten bewerken. sophia. Helaas!- Maar die Jefuit, die Kallai bezoekt: sent gy zyne gevoelens ? zy zyn DE  TOONEELSPEL. 263 de marquis. Niet rechtvaardig mogelyk : — maar zyt niet bevreesd ; gy zyt hier vylig. — Befchouw dit Palys als uw eigen wooning. — Gebied 'er in als Meesteresfe, Sophia. sophia Indien ik onder de befcherming van Held de Ruiter z de marquis. Hoe! gy wantrouwt my? — denkt gy hier niet veilig te weezen ? sophia. 6 Ja; uwe Genade vergeeve het my: — ik had beflooten hem op nieuw de zaak van Kallai, door myne bede aan te bevelen. ' de marquis. Maar wat kan hy zonder my verrichten, myn Engel? (Op eene onverfchillige wyze~) Doch gy zyt viy: — ga, zie wat hy door eigen vermogen voor Kallai kan uitwerken. sophia, zig voor zyne voeten werpende. Neen, neen Mynheer; ik geef my geheel aan uwe goedheid over. — Maar denk om Kallai, en belet dat' de Priester hem niet verder misdoe; maakt toch de marquis. Sta op myn waarde!— gy zult q over niets te beklaagen hebben. (Ornzdemfe) Ha! zyt gy het AguR 4 Io,  264 MICHLEL ADRIAANSZ. de RUITER, lo? kom nader. (Hy fchelt,en vervolgt daarna, tegen Agulo) Is Zerino hier ? agulo. Zo daadlyk zyne Excellentie. de marquis, tegen een'bediende die binnen gekomen is. Gelei deeze Juffer in 't naaste vertrek. (Tegen Sop/na) Ik zal u voldoen. sophia. God zegene uwe Excellentie. ZESDE TOONEEL. de marquis, agulo. de marquis. VYaar blyft Zerino? agulo, Aanlïonds zult gy hem zien, Marquis; en Antorna zal in vryheid gefield worden. de marquis. Goed : maar ik dacht dat gy Zerino agulo, In perfoon zoudt vergezeld hebben?- ondanks uwe verzekering van zyne infchikkelykheid deed my het denkbeeld, van 't Charakter des perfoon* die tot de orde der Jefuiten behoort, be- flui-  TOONEELSPEL. 265 fluiten, hem op een' afftand, uw bevel bekend te maaken. — Myne verbeelding heeft my niet bedroogen.__ Zyn Eerwaarde floeg, toen uwe bedienden hem inde koets deeden flappen, een' toon;— o zeer verfchrikkelyk. - Hy had niets met den toon gemeen, dien hy zyne lydeiyke boetelingen, op verbeurte van zaligheid, telkens infcherpt. Hy deed.... DE MARQUIS. Geen fpotterny Agulo! AGULO. Ik fpotten! maar wat zegt gy van den buit u door my in handen gevallen? - wat gevoelt gy voor haar ? DE MARQUIS. Te veel, te veel. AGULO. Te veel Marquis! DE MARQUIS. Zy is een nieuw, een ongewoon voorwerp voor my, haare deugd, eenvoudigheid,- en haare aantrekkelyke fchoonheid AGULO, Het lnatfte is genoeg:— met het andere kunt gy u, als de zintuigen vernoegd zyn, zo veel ftichten als gy wilt. Een deugdzaame Minnaares, is eenHemelfche fchat op aarde. DE MARQUIS. Maar'erblyven zwaarigheden overig;gy weet die: R 5 zy  266 MICHIEL ADRIAANSZ. de RUITER ; zy bemint Kallai met zo veel drift; - haar hart is zo geheel vervuld van hem, dat 'er voor J geen plaats overblyft. ' agulo. Zo. de mar q ui s. Gy lacht? v agulo. Is Kallai een voorwerp dat u eenige zwaarigheid kan veroorzaaken?- hy is zo goed als dood voor u, voor Sophia, en voor de geheele wereld. ;' _ , de marquis. Denk agulo. Ja zo goed als dood. En de liefde van een vrouw, hoe groot die ook voor een' minnaar, of een'man moge weezen, houdt op als hy geftorven is.- Maar ik wil uwe Eccellentiedie hier zo veel vermogen heeft, geen raad geeven de marquis. Zo myne gunst u iets waardig is, verzwyg dan uwen raad. agulo, omziende. Het is Zerino. de marquis. Laat ons alleen. agulo. Met al myn hart. (Terwyl hy door de zydeur ver. trekt.-) 'Er is van daag nkt$ op ^ £e ZE-  TOONEELSPEL. 16? ZEVENDE TOONEEL. DE MARQUIS, ZERINO. ZERINO. Kan 'dit beftaan Marquis?— my gevangen te houden ; te beletten dat ik aan den Overfte van myn klooster DE MARQUIS. Hoor Eerwaarde vader; hetgeen u door Agulo gedaan is, fmartmy;— het is buiten myn weeten gefchied;— en ik heb, zo haast ik het ongelykf u aangedaan, verftond, u recht doen wedervaaren; maak verder op myne achting en vriendfehap ftaat, en laat het geen gebeurd is afgedaan zyn. ZERINO. Gy kent my Marquis ? — ik zou uit achting voor uwe verdiensten, meer dan dit willen vergeeven, indien het flegts voor den Overfte van myn Klooster verborgen bleef. DE MARQUIS. Vrees daar niet voor. — Maar hoor my, ik moet thans met u als vriend, niet als biechtkind, fpreeken, De vriend mag raad geeven; maar het biechtkind , moet. denzelven ontvangen.— Gy kent myne gevoelens ? ik dank God, dat hy my in den fchoot der Catholique kerk heeft doen geboren worden: ik  'sö8 MICHIEL ADRIAANSZ. m RUITER, ik bemin met alle myne vermogens haare leertalen en haare bevelen. - Maar God heeft my een hart gefchonken:— het gevoelt,-- het fa tt c ,s overtuigd dat Hy alleen onze Vader is, en alle menfchen Zyn» kinderen zyn. Ja dit hart, * wil het ^ ^J.^ 2en, flaatongelyke kloppingen, als het de wreede gevoelens, die de vervolgzieke Ieeraaren, rer door de opvoeding indrukken, wil opvolgen.- Ik kan niet dwingen;-ik kan niet onverdraagzaam zynen voor al niet duiden, dat myne vrienden, die'in weerwil van zig ze!ven, toonen, menslievend te weezen, alleenlyk uit laffe vrees, hnnne redelvke Matuur verzaaken. ZERINO. Maar uwe Excellentie DR MARQUIS. Ja myn vriend, u bedoel ik.- Gy hebt een goed tot; gy zyt geen vervolger; maar uwe Overfte maakt van uwe te verre gaande toegevelykheid, van nwe fpoorelooze menfehenvrees te veel misbruik Hetxs op myn verzoek, dit was alles wat ik de Ruiter toe kon liaan, dat menu, om rede dat g rechtvaardiger in uwe behandeling jegens de arme Preikanten zoudt weezen, den post, om hen in de gevangenis en op de Galy, te bezoeken, toever .trouwde.-Dan wat baat bet?-de geest van woede en haat, die in uw klooster onverzoenelyk fchynt bezielt u mede. - Gy volbrengt niet alleenlyk alle de  TOONEELSPEL.- 269 de haatelyke bevelen van uwen Overfte;- het is my meer dan eens ter oore gekomen,- maar gy wilt zelfs, zulkcn, die als vreemdelingen te Napels komen, en dus onder myne befcherming ftaan, zonder reden of oorzaak, aan uwe medebroederen, die zig eeuwig toeleggen om het gezach der Vorsten te betwisten, overleveren -dit gaat te ver, eerwaarde Vader. zerino. Wel nu: ik heb 11 als vriend gehoord. — Geloof my dat alles wat ik tegen de Predikanten gedaan heb, op last van myn' Overfte gefchied is; - ik hebKallai nooit beledigd, - en zou de jonge Dochter, mogt het naar myn zin gaan, niet aan myn klooster overleveren.— Maar gy weet dat het op lyfftraf verbooden is , die ketters, want dat imme» zyn zy tog, eenige befcherming toe te brengen. — Indien ik haar begunstigd had, en het eens uitgekomen ware! — och! men zou my naar ziel en lichaam ftraffen: — en daarom moet ik haar de marquis, driftig. Uw gantfche Collegie, al kwamen 'er de Duivel met al zyne Engelen by, zullen Sophia, nu gy my dreigt, niet uit myne handen rukken; ik zweer het by den Hemel! zerino. Och !- bedaar tog Marquis:- ik begin uw oogmerk te raaden,- Agulo heeft haar hier gebragt,  27o MICHIEL ADRlAANSZ. de RUITER, gy zyt op haar verliefd, ik zie bet - Ami \ die hefde met goedkeuren. de marquis. Wat liefde ? wat ? ZERIKo. Was hier myn Overfte!-was hier flegts een ander als .k!- ontneem my tog den post lede/ . diengy my opgelegd hebt, en fta my toe, dat ik voor e dwaalingdie gy begaat in myne eenzaamheid moge bidden. de marquis. Goed : - beftuur my als mensch, ais Christen • onze ziel, is mvcr zorgen aanbevoolen. AGTSTE TOONEEL. de voorigen, agulo. agulo, fchielyk inkomende. De Admiraal de Ruiter is reeds hier. - Duizende van menfchen, begeerig om dien Held te aanfchouwen vloeijen van ailekanten zamen:- zy overiaa- den hem met toejuichingen. Hy ontvangt dezelven, op eene edele cn vriendelyke wyze. Men kan ondanks de ongewoonheid van zyne kleeding en houding, niet nalaaten ,achting, ontzach en liefde voor hem te gevoelen.-Ik heb hem in de groo.  TÖONEELSPEL. 27Ï groote zaal geleid, waar hy door uw gevolg, en eenige edelen verwellekomd wordt. — Zal uwe Exeelentie de marquis. Vlieg en dien my by hem aan, ik volg u daadlyk. (Agulo vertrsjit, waarna hy tegen Zerino vervolgt) Denk of gy, door uwen Overfte eenige beudelingen te ontdekken,u myne ongunst op den hals moet haaien. zerino. Maar Sophia, Marquis?— zy is eene ongeloovige j — denk" toch de marquis. Wat raakt u Sophia.— Denk om myne vriendfchap;— vaarv/el eerwaarde Vader. NEGENDE TOONEEL. zerino, alleen. Ja uwe vriendfehap. — Maar myn geweeten is my vry meer waard, dan uwe vriendfehap. — Hy heeft haar zeer lief, — ik zie het wel:— en wat zullen de gevolgen weezen ? — alles komt aan den dag, en de zwaarfte flag valt op myn hoofd neder.— Ik zal geftraft worden, en de Marquis zal my niet kunnen redden.— Ik beef als ik 'er aan denk.— Myn Overfte moet het weeten. — Maar ben ik dan myn leven wel zeker, zal Agulo nalaaten my het een of an-  272 MICHIEL ADRIAANSZ. de RUITER, ander fchelmftuk te fpeclen?- Hy die daar in uitgeleerd is, en altoos den Marquis verleidt?-van allezyden ioop ik gevaar.- God! wat zal ik beginnen!- Hoe vind ik een middel uit, om Sophia van hier te krygen?- wacht eens; - de Ruiter iS in t Paleis; - hy zal hier niet lang blyven;- zy zyn ketters met elkander;- hy zal haar hier niet laaten;- zy zouden zaamen kunnen vertrekken- — buiten weetcn van den Marquis,en van myn' Overfte;- men zou geen vermoeden op my hebben - _ 6! wel bedacht! - wel bedacht!- lustig -'ik moet de Ruiter fpreeken; _ geen tyd verzuimt. Einde van hei tweede Bedryf. D E R  T O O N È E L S P È L. 2^3 DERDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. Het Tooneel verbeeldt een Zaal, in het Palys van den Onderkoning. Ter zyde op den voorgrond ftaat een tafel, waar aan de Ruiter zit. Zyn Gevolg, benevens dat van den Marquis ftaan, met Zerino, in 't verfchiet, buiten de Zaal. de ruiter, agulo, zerino. agulo, van ter zyde inkomende, tegen de Ruiter. Uwe Edelheid gelieve den Marquis te verfchoonen. de ruiter. Vraag my geene verfchooning Mynheer. — Zeg hem, dat de begeerte, om als mensch myn pligt te betrachten, my aan zyn Palys brengt; en dat ik verlang hem te fpreeken. agulo. Uwe Edelheid neeme nog flegts een oogenblik geduld. (Hy vertrekt.) zerino, in 't verfchiet. Nu is het myn tyd. de ruiter, tegen een van zyn Gevolg. Ga: alles is tot ons vertrek gereed : wy zullen met den eerften gunstigen wind, naar 't vaderS land  S74 MICHIEL ADRIAANSZ. de RUITER, 2and ftevenen. _ Moedig de Officieren , en .het Bootsvolk aan, dat zy hunne handen reppen. (Die van zyn Gevolg vertrekken.) zerino, toetreedende Mag ik met uwe Edelheid flegts één woord fpreeken ? de ruiter, opjlaande. 6 Ja •• — gy zyt een Geestlyke ? — fpreek. zerino. Deezen dag is hier een jonge Schoonheid, uit Hungarye aangekomen. - Jk ontmoette haar in de gevangenis, by den Predikant Kallai; het is zyne minnaares ; — de Marquis kreeg 'er door Agulo kennis van; zy is hier aan 't Palys gebragt, alwaar haar bederf, zo gy het niet belet, zeker zal zyn. de ruiter. Maar verder ■ — wie is zy ? zerino. Zy is eene Protestante, meer kan ik u niet zeggen. Vaarwel. (Terwyl hy vertrekt.) Ik zal blyven om den uitflag af te wachten. de ruiter. Dat een Jefuit my een gunst bewyst , is iets ongemeens. — Een minnaares van Kailai, Kallai is een dier ongelukkige Lceraaren, wier verlosfing, zo ik hoop, deeenigfte gunst zal zyn, voorde hulp die ik aan dit Ryk beweezen heb. (Omziende.) Het is de Marquis. TWEE-  TOONEELSPEL. 275 TWEEDE TOONEEL. de ruiter, de marquis, agulo. Het Gevolg als vooren. de marquis, de Ruiter omhelzende. Zyt welkom, weergaêlooze Held f — Befchermer der Nederlanden! fchrik en glory van gantsch Europa ! deeze dag, waar op ik uwe omhelzing mag genieten, is de gelukkigfte dag van myn leven. (Hem andermaal omhelzende.-) Hoe veel is het Spaanfche Ryk aan uwe dapperheid niet verpligt! gy hebt den vyand, die Mèsfina in zyn moedwil onderfteunde , afgewend , zo dat de oproerige Mesfineezen fiddereri. — God heeft door uwen arm gelfreeden. (Tegen het Gevolg.) Treedt nader:— gy allen, leert uit het voorbeeld van deezen Held, voorzichtigheid met moed, en oordeel met daaden te paaren. (Tegen de Ruiter.) Eeuwig zal myn Koning uwe heldendeugd gedenken ; — eeuwig blyve uw roem in 't hart zyner onderdaanen gedrukt! de ruiter. Ik dank u voor de eer die gy my bewyst ; doch de dienden die ik dit Ryk mogt beweezen hebben, zyn door my volbragt, op last van myne S 2 Mees-  275 M1CHIEL ADRIAANSZ. de RUITER, Meesters. _ Zy bevolen my, om met Gods hufp', onze algemeene vyanden, te bedwingen. _ fk beb door myn vermogen het lot vanMesfïna nog niet beflist; iaaten wy ons derhuiven met geene vol komene overwinning vJyen. (Den Marquis by de hand vattende.) Maar ik heb door myn Jnns voorbeeld tog iets goeds gedaan ik neb h„ Spaanfche volk, dat thans, door hun vervvyfd gedrag , den manlyken roem hunner voorvacie ren bevlekt, eenen weg geopend, om die fehande door dapperheid uit te wisfchen. _ De vyand die men moet befïryden is waarlyk groot; _ Vrank rjk brengt helden voor*, die hunne nabuuren doen beeven ; doch tevens hunne verwondering en eerbied waardig zyn. _ ]k lleb zulks in Iaatlte gevecht ondervonden. de marquis. Ily geeft Syn Geyolg ^ Men brengt twee (loeien op den voorgrond. De Ruiter en de Marquis gaan zitten. Het ave rige van 't Gevolg en de Edellieden flaan ter wederzyde. Uwe Edelheid zelf, gelieve ons dat gevecht waar van ons alle omilandigheden niet bewust zyn, mede te deelen. de ruiter. Zeer gaarne, _ Na dat de Spaanfcben de (Terk te van ]bofo ? Daby Mcsfina ^ hadden, maakte uw Koning, my het bevel my- ncr  TOONEELSPEL. 277 ner Meesters, van hier langer te moeten blyven, bekend; fchoon ik dat bevel liever fchriftlyk van hunne Hoogmogende, of van zyne Hoogheid zeiven gezien had. ; DE MARQUIS. Indien gy wyslyk goedvond, de begeerte myns Konings op te volgen, zouden de Heeren Staaten, ik ben des verzekerd, uw gedrag goedkeuren. DE RUITER. Zy zouden niet Mynheer: ik ben een dienaar der Staaten; hun voorfchrift is my een wet, die ik niet mag overtreeden. — Myn befluit , om naar het vaderland te keeren , was genomen; toen de tyding, dat by het eiland Alicur, de vyandlyke vloot gezien wierd , hetzelve vereidelde. Nu was het geen tyd,wilde ik dit Ryk van dienst zvn , om te vertrekken. — Ik was verpligt hun den doortocht naar Mesfina te beletten, en beval, dat myn vloot, van Melasfo, derwaarts heen zou üevenen. Myn eerfte zorg was, om een myner Luitenants,met den Loots van de Faro, en eenige ervarene zeelieden, naar het eiland Salina af te zenden, om aldaar van de hooge bergen , het oogmerk der vyanden te befpieden. — Voorts gaf ik last, den nacht door, noordwaartsaan te ftevenen; en dat, zo eenig fchip van de vloot afgeraakte, Melasfo de plaats zou zyn, om weder by elkander te komen. — Wy zetteden alle zeilen by, S 3 om  278 MICHIËL ADRIAANS Z. de RUITER, om meer fpoeds te maaken , en ware het moge lyk de vyanden, onverwacht, op het lyf te komen. De wind was toen zuidwest ; zy hielden digt by denzelven aan; ik gaf aan myn vloot het bewuste teken, op dat elk zig in de bepaalde orde zou kunnen voegen ; men voldeed aan myn bevel. De hooge officieren kwamen aan boord van myn fchip. _ „ Mannen:" dus fprak ik, „heden „ zal het opeen vechten aankomen; het getal der vyanden is grooter dan het onze; maar gy zyt „ helden! - de zaak waar voor wy vechten moe„ ten, is rechtvaardig; - Wy hebben meest al„ toos overwonnen; - wel , neem uwen ouden moed aan; want wat baat ons onze ver„ kregen roem, zo wy deezen flag, _ die moge„ Jyk onze laatfte zal weezen, verliezen » Neen „ Mannen; weeren wy ons dapper. _ Laat ons, „ met gelyken moed, ons leven, tot behoud van „ ons vaderland , en ter hülpe onzer bondge„ nooten , opofferen.» _ Het heldenvuur blonk op die reden uit hunne oogen ; - zy drongen op my aandrukten my de hand, en gaven dus duidelyk te kennen , wat daaden zv verrichten zouden. de marquis By het leven van den Koning! _ men zal dezelven erkennen. de  TOONEELSPEL. zw de ruiter. Het was toen avond geworden. — De wind wendde zig zuid zuidoost. Onze vloot en die der vyanden hielden zuidwest aan. — Eindelyfc kreegen wy, met het aanbreeken van den dag, de geheele vyandlyke vloot, gy weet uit hoe veele fchepen dezelve belfond, in het gezicht. Hunne overmagtbaarde geene ontzetting,in de mynen.— Ik laveerde met myn vloot, zó wel tegen den vyand aan , dat hy , zonder daar door heen te flaan, de haven van Mesfina niet kon beryken. — Zy kwamen in de geregeldde orde op ons af. De voortogt der Franfchen wierd aangevoerd door de Marquis d'Humieres ; en de onze door den Schout by nacht Verfchoor. — Du Quesne hield, met my , de middentogt. — De Heer Gabaret van s'vyands, en de Vice Admiraal de Haan van onze zyde , beltuurde de achtertogt. — Het volk van Stromboli en Salino , kunnen van aller dapperheid getuigen geeven. — Du Quesne is een held, volleerd in de kunst van oorlogen; hy is waarlyk groot: hy weet zyn vermogen met voorzichtigheid , en zyn' moed met ftandvastigheid te paaren. de marquis. Wy kennen zyne grootheid. de ruiter. Oordeel dan van de hevigheid des ftryds. — Du S 4 Ques-  28o MICHIEL ADRIAANSZ. de RUITEK, Quesne , en ik, kwamen onder elkanders gefcbut ^mynkanswaar.engafhemde volle laag.' bran de\ ^ ^ Wlghefd i U b andde he groot en klein gefcbut der beide vlooren, gelyklyk op elkander los. _ Du Quesne -nd een' brander uir, om myn fchip aan te ue ! ten; maar ik (lelde hem buiten ftaat zyn oogmerk te beryken. Een ander, die onderneeming w lende hervatten, wierd in den grondgefehootem Du Quesne op alles acht geevende , zag, dat ik my, doordeh.ttedesgevechts.van myne achterhoede bad laaten afleiden; en gaf derhalven aan een zy nerEevelhebberenlast, die met een gedee, \Zn ZynvlootInhet„aauwtebrenge„:dochdit i,r -;wantdeHemelbefchermdemy,endeed,dl kDO " beta'dic" 'oeleg misluk- ken. Du Quesne zelf, „ooit kan ik te veel tot lof van ■en grooten Zeeheld zeggen, geraakte met Jy fcn,p,n onze vloot verward , .n kwam, na alles wat fi'P doen kan, geheel ontredderd by de zynen weder. De nacht deed eindelyk het gevecht, het leviglle dat ik ooit bywoonde , eindigen. Alle myne officieren en bootsgezellen hebben zig aL man"en gCkweete- * Schout by nacht V rfehoor ts met een klein getal helden gefnet, ■\ °n2e ove«ngiSniet van belang.^ heb-  T O O N E E L S P E L. 281. hebben alleenlyk het oogmerk des vyands, om Mesfina te verfterken, vereideld. Het verlies dat Wy hun toebragten is u bekend. de marquis. Ja , en ook wat lof uwe vyanden , u, als de grootfte Zeeman , waar van de ecuwen gewaagen, geeven. de ruiter. Die loffpraak is te groot: — ja waarlyk , zy is veel te groot voor een mensch. Wy moeten God de eere geeven. — Maar laat ons daar riïet meer van fpreeken. Gy zyt door myn verhaal voldaan? — wel, voldoe nu, en dit zal'u ook gelyke lof vcrfchaffen, aan myne wenfchen. De verlosfing der Hungarifche Predikanten is oorzaak van myne komst. Die elendigen hebben wel eenige verligting van hunne rampen bekomen ; doch dat is niet genoeg. de marquis. Myn Koning kent de verdienften van u, u Held|: (Hy luistert Agulo hts in, waar op deeze vertrekt.) en zal die vergelden. de ruiter. Ik verwacht zulks van zyne menschlievendheid. de marquis. De grootlfe waardigheden zulleu u gefchonken worden. Gy zult S 5 BS  282 MICHIEL ADRIAANSZ. de RUITER, DE RUITER. Ik begeer geene waardigheden, Marquis: — ifc ben een Hollander, van arme, maar eerlyke en deugdzaame ouders geboren. Ik kan hunnen ge. meenen ftaat, wel door verdienden en braave daaden , maarniet door waardigheden, waar van ik mogelyk geen gebruik zou kunnen maaken , verheffen. (Agulo komt binnen, en geeft den Marquis een gouden keten.) de marquis, de Ruiter de keten aanbiedende. Ontvang dit eereteken, ten blyke dat myn Koning uwe verdienden kent en waardeert. Aanvaart het, edele Held ! _ vergun my de eer , dat ik de ruiter, te rug treedende. Ik ben niet onverfchillig voor de eer die my aangedaan wordt; maar het geen ik gedaan heb, verdient zo groot een gunstbcwys niet. _ Indien uw Vorst my dit eereteken fchenkt, met oogmerk, om my daar door aan te zetten van het bevel my' ner Meesters te overtreeden, dan kan ik het niet aanneemen: ~ ik moet tog vertrekken, Marquis. de marquis. Het fmart my : _ het is tegen de zin van zyn Majesteit , en het zal een groot misnoegen in zyne onderdaanen verwekken. de ruiter. »e weg om roem te bekaaien, is geopend : de * vyan-  TOONEELSPEL. 283 vyanden zyn van Mesfina's kusten verdreevcn : en heeft dit Ryk geen heiden meer, om verdere moedwil te beletten ? verwachten de SpaanfcheÉ hunne hulp dan alleenlyk van een klein volk , verzwakt, maar tevens gehard en Hout door oorlogen ? de marquis. Kan uwe Edelheid aan onzen moed twyfelen ? maar dit Ryk heeft met de vrye Nederlanden, ia het tegenwoordige geval , een zelfd belang : zo de vyanden op onze Staaten mogten overwinnen; bedenk dan, wat het lot van uw Vaderland zal worden. de ruiter. Zo God voor ons is, wie zal dan tegen ons zyn? de marquis. Wel nu, hoe zeer uw vertrek den Koning moge mishaagen, ik ben verzekerd, dat hy de door u aan dit Ryk beweezene verdienden, echter met dezelfde goedheid, als of gy alles volbragt had, zal erkennen en vergelden. - Nog eens ; ontvang deeze keten, ten bcwyze van zyne uudeekende achting voor u, - en voor uwe, in eenen Held, zeldzaame deugden. de ruiter, de keten aanneemende. Ik dank den Koning: - (Hy doet door een teken zyn Gevolg naderen, en zegt tegen een van hetzelve) Neem dit eereteken; - acht het alle uwe zorgen waar-  2«4 MICHIEL ADRIAANSZ. de RUITER, waardig. _ Denk dat gy nevens my 'er deel'aan Hebt: uw roem, dappere mannen, moet niet minder zyn dan de myne. - Laat my met den Marquis alleen. (tegen den Marquis.) Doe uw Gevolg mede vertrekken. (Zy vertrekken.) de marquis, tegen zyn Gevolg. Ga: _ ieer uit het voorbeeid van doezen Held Boe gy moet denken en handelen. a g u l o , ter zyde. Dan was ik ongelukkig. de marquis, tegen Agulo. Blyf hier omflreeks, Agulo. agulo. Jk zal, zyne Excellentie. (Terwyl hy met de oveH_ gen binnen gaat.) Maar ik vrees voor de uitkomst. DERDE TOONEEL. de ruiter, de Marquis. de marquis, Spreek: wat begeert uwe Edelheid? de ruiter. Sta my toe, dat ik uwe Excellentie myne ge dachten over den toeftand van het Spaanfche Ryk vrymoedig ontdekke. - Het was onder de regee rmg van uwe voorigc Koningen, dat het Spaanfche volk  TOONËELSPEL. 235 volk in beleid , moed , ftandvastigheid, en verftand , voor geene andere volken behoefden te zwichten. — De Landen die uwe dappere voorvaderen ,' zig, door hun vermogen, onderwierpen, en aan den troon uws Konings vasthechtten , firekten zig over de geheele Aarde uit. - De zon ging nooit over het Ryk, dat SpanjesKoning beheerschte, onder. Maar hoe is dat vermogen bepaald, verminderd! myne Landgenooten, door weelde, noch wellust verzwakt; de lafhartige dwingeiandy, gevolgen van de eenhoofdige regeering, die door den tyd de geesfel van het menschdom wordt, en zig ten koste der onderdaanen, op de puinhoopen van elendige hutten , trotfche palyzen fticht; — myne Landgenooten , zeg ik, zulk eene onverdraagelyke regeering moede zynde, beftonden allereerst, met een weergalooze dapperheid , het dwangjuk van hunnen bals te werpen. Het is hun gelukt: myne Landgenooten hadden rechtvaardige redenen. - God was hunne Befchermer. - Maar het geen zy deeden voor de zaak van het geweeten , doen thans andere Mogenheden uit belang en ftaatzucht. - Het Spaanfche volk kon den arm van God , die ons befchermde, niet wederftaan ; maar dat Godlyk vermogen , fchoon het den fchuldigen vyand niet helpt, onderfteunt ook dit volk niet; want zy hebben ztg 's Hemels ongenade, door wreedheid, en allerleye ze-  285 MICHÏEL ADRIAANSZ. DE RUITER, «edenlooze bufteofpoorfghoden , op den hals ce jtaald. - Dit Ryk, te veel op eigen vermoge, betrouwende , is aan deszeifs eigen vermogen overgegeeven. O Marquis- dit volk ziet dat bet gefit-aft wordt , en nog verbetert het zig met ! _ nog kent de wreedheid , de vervolgzucht , en de weeide hier geene paaien. de m arquis, ter zyde. Hoe treft hy my: de ruiter. Ik heb bewyzen voor het geen ik zeg. - Die armePredikanten, worden hier op de onmenschlykfie wyze mishandeld ; bm gefehrei gaat op tot God; het zyn onfchuldigen; _ hun gebed Wordt verhoord. de marquis. Denk aan het belang myns Konings. de ruiter. K™ „o, „it >s kon,„gs be|ms vftm de marquis. Neen: _ maar die Predikanten zyn gevangenen van ftaat: zy zyn geen rebellen ; geen ür.LZ d.gen van het Spaanfche Ryk, maar van ^ Dmrfcben j Het voe.t dien Vorst te wee- , ol de (trrf die zy alhier, op zyn begeerte ij.  TOONEELSPEL. 2%7 lyden, rechtvaardig is. Het zyn zyne onderjlaanen. de ruiter. Neen: — het zyn zyne onderdaanen niet meer: het zyn door uws Konings onderdaanen voor geld gekochte flaaven. de marquis. Ik zie met leedweezen uwe ontroering. de ruiter. Gy hebt uwe redenen , om niet aan myno begeerte te willen voldoen : de ontflaaging van Kallai alléén, zou u te veel kosten: - gy zoudt de fchoone Hungarifche moeten misled. — Gy bloost! de marquis, ontfteld. Ik, — Mynheer ? de ruiter. Zeg my toch , indien gy waarlyk voor myne vriendfehap zo veel ten besten hebt, waarom houdt gy de Minnaares van Kallai hier gevangen? — wat is uw oogmerk met haar? — Uw Edelman bragt haar hier ; — zy is fchoon; — (Hy vat de hand van den Marquis.) ik ken de wereld te wel, om uwe oogmerken niet te doorgronden. de marquis. Myne oogmerken!  388 MICHIEL ADRIAANSZ. de RUITER, de kl'i ter. Zyn braaf, edel wil ik hoopen. de marquis. Ik- kan voor u niet veinzen. Zy fc Wer . maar geloof my.... ' de ruiter. God bewaare u van tegen Hem te zondigen! de marquis. . Maar hoe weet uwe Edelheid iets van Sophia - zou Agulo ? _ „een ; hy niet. _ Maar Zerino-'-. ja Zerino zal het weezen. Zeg my, bid ik u, is hy het niet ? de ruiter. Een Geestlyke van de orde der JeOiiten ? de marquis. Dezelfde. de ruiter. Een deugdzaam man, naar het uitwendige? de ma k q uis. Een deugdzaam man! _ ja ook de duivel zou met het oogmerk dat die Jefuk heeft, een deugdzaame daad kunnen verrichten. de ruiter. 'Er gefchieden braave daaden uit belan* en vooroordeel! de marquis. Pat zie ik. de  T O O N E E L S P E L.. 280 d£ ruiter. Maar tog moet reen, wanneer de gevolgen goed zyn, het oogmerk van hem die de daad doet, in een gunftig licht befchouwen. de marquis. Dat kan ik in dit geval niet. (Hy fchelt.) de ruiter. Wat zult gy doen? de marquis. Een weinig geduld. QNa de Ruiter eenige oogenblikken aangezien te hebben.) Ik zal hem ftraffen. de ruiter. Hoe Marquis! hem ftraffen! demarquis. Ja; — maar zyne ftraf, ik ken dat volk, zal uwe goedkeuring wegdraagen. VIERDE TOONEEL. De vooügen. AÓvhó. agulo. Wat wil uwe Excellentie ? de marquis. Doe Zerino hier komen. agulo. Hem! T BE  203 MICHIEL ADRIAANSZ. de RUITER, de marquis. Ja, Agulo; — Zerino. agulo. Nu, zeerwel; — zeerwel. (Hy vertrekt.') de marquis. Uitmuntende Held! gy zult zien hoe hoog ik uwe deugden waardeer. de ruiter. Voldoe aan myne wenfchen, dat is alles wat ik van uwe Excellentie begeer;en Iaat my Sophia zien en fpreeken. de marquis. Gy zult haar zien; _ gy zult bevinden wat vermogen uwe deugd op myn hart heeft. (Omziende.) Zerino komt. —. Wees getuigen van myn gedrag. (De Ruiter plaatst zig ter zyde in een armftoel.) VYFDE TOONEEL. De voorigen. zerino, agulo. agulo, tegen den Marquis. Zryn Eerwaarde was digt by de hand. — Moet ik nu gaan, Marquis? de marquis. Neen , blyf. (Tegen Zerino.) Gy hebt het verblyf van Sophia , in myn palys, aan dien Held ontdekt? ze-  T O O N E E L S P EL. soi zerino. Ik? de marquis. Ja gy; — ontken het niet. — Ik zag u aan voor eenvoudig , voor myn vriend , en ondertusfchen verraadt gy my. zerino. Heilige Maria! ik u verraaden! neen: dat was myn oogmerk niet; maar ik moest alles, volgens myn geweeten, aan myn' Overfte openbaaren. de marquis. Ei! volgens uw geweeten. zerino. En daarom; — en daarom de marquis. En daaróm ? — veins flegts niet voor my. zerino. Veinzen kan ik niet; — en myn oogmerk is niet kwaad geweest. — Ik weet dat deeze Held zal vertrekken. (Stil tegen den Marquis ~) Dat Meisje bier by u te houden, is gevaarlyk: — het is gevaarlyk voor uwe ziel, Marquis ; — (luid fpreekende.J en daarom wilde ik haar aan zyne Edelheids befcherming geeven ; zie: — dan bleef alles, wanneer zy buiten Napels was, een verborgene zaak voor myn' Overfte. de marquis. Ja maar, gyzelf waart tog de voornaamfte perT z ÏQon,  202 MÏCHIEL ADRIAANSZ. de RUITER, foon, die gy , hoe eenvoudig gy my ook tracht voor te komen, liefst het eerst, en met de meeste eer zocht te redden. Heb ik het niet geraaden, eerwaarde Vader ? — zander dat, zoudt gy my mogelyk voor de oogen van zyn Edelheid niet verachtelyk gemaakt hebben. zerino. O lieve Jefus! — ik ? de marquis. Ik wil de fnoode ftaatkunde, van alle de kleine geheimen uwer meerderen te befpieden , en hen daar door geheel afhangelyk van uwe Eerwaardens te maaken, in u niet voorondcrftellen. zerino, op de Rtèitet wyzende. Zyn Edelheid kan getuigen , of ik iets van dat alles in tiet verhaal tegen hem heb laaten blyken. — In twee woorden had ik afgedaan. de marquis. Genoeg. Ik geef Sophia in de befcherming van dien Menfchen vriend. — Zyt gy nu voldaan? zerino. Ja, indien zyn Edelheid dan daadlyk naar Nederland vertrekt; en gy al uw vermogen gebruikt, ora te maaken dat myn Overfte van niets komt te weeten. de marquis. Maar ingeval het nu anders waare ? ingeval zyn Edel-  TOONEELSPEL. 293 Edelheid eens orders kreeg om dit Ryk zyne dienften te bewyzen ? ZERINO. En als het dan myn Overfte te weeten kwam; -— dan DE MARQUIS. •Wat? — wat uwe Overfte ZERINO. God bewaare u en my voor zyne ongenade ! — Hy is de gunfteling van zyne Heiligheid, en dit heeft hy verdiend door de Hungarifche ketters met alle magt te vervolgen. DE MARQUIS. Hoe! dus oneerbiedig te fpreeken van menfchen die in deezen Held, in onzen Befchermer, hunnen Verlosfer vinden! Kallai voor all', heeft te lang gezucht onder de wreedheid van uwen Overfte , en hoe zeer ik het héb trachten te beletten, tog is by my met zyne maatregelen voorgekomen. — De Koning had bevolen gemaatigder met de Predikanten te handelen; maar hy heeft zyne vervolging tegen hen verdubbeld. Kallai zal ik in weerwil van hem befchermen, en de overigen zullen , by het leven van den Koning! niet meer bloodftaan .voor zyne mishandelingen. (Tegen Agulo.) Gy, zorg dat Kallai binnen het uur in myn palys zy. (De Ruiter ftaat op het hooren der laatjle reden op.) T 3 A G ON  294 M1CHIEL ADRIAANSZ. de RUITER, AGULO. Ernftig? zerino. Heilige Ignatius! de marquis, tegen Agulo. Doe als ik gezegd heb. (Tegen de Ruiter.) Uw Edelheid verfchoone my: _ veel te lang is dit on derhoud uitgerekt. Gaan wy: ik zal u daadlyk naar Sophia geleiden. zerino, tegen de Ruiter. Indien ik geweeten had dat gy my wegens Sophia de ruiter. Uw Eerwaarde heeft my niets te verwyten. Indien het gedrag van den Marquis een misdaad ware , die het geweten betrof, waarom het my geopenbaard?zyn hart is vatbaar voor redelyke verbeteringen ; uw Eerwaarde ziet zulks. zerino, terwyl de Marquis de Ruiter buiten de zaal wil geleiden. Ja, maar myn Overfte; — Kallai hier te brengen .,... och! myn ftraf is zeker. de ruiter, terwyl hy met den Marquis vertrekt. Gy vreest de menfchen te veel, Vader. — Vrees God, en gehoorzaam de redelyke bevelen van hem, die hier den rang van Koning bekleedt. ZES-  TOONEELSPEL. agg ZESDE TOONEEL. ZERINO, AGULO. AGULO. Gy fchynt in uwe gedachten verzonken, Eerwaarde Vader? ZERINO. Ik weet niet wat te beginnen. AGULO. Ik beken het, uwe zaaken ftaan zeer ilecbt. — Nog maar weinige dagen, en de Ruiter maakt ons allen tot Protestanten. ZERINO. Daar voor bewaare ons alle Heiligen! AGULO. Voormy, Eerwaarde Vader, zie, ik fpreek onder het zegel der biegt; het is my, wat den fmaak van het geloof hier aan het Hof betreft, onverfchillig Voor ons belang te leeven en te zorgen is hetwezenlyke, en als dat geen gevaar loopt, al befloot de Koning, de Onderkoning, ja zelfs uw Overfte, de leer van Mohammed te omhelzen, — ik zou, volbrengt flegts de Marquis zyne beloften, om door zyn gezag myn' ftaat te verhoogen, my, en dat is veel gedaan, als een goed Muzelman laaten befnyden. T 4 2Ï"  2p5 MICHIEL ADRIAANSZ. de RUITER, zerino, zig kruifende. O Bewaarengel, befcberm my! foei! — gy zyt waarlyk meer duivel dan mensch Foei! ik vergeet my zeiven, u zo godloos boorende fpreeken. — Een Turk te worden! — ik vlucht. agulo, hem wederhoudende. Wacht, wacht nog wat: — ik moet uw Eerwaarde eerst een goeden raad. geeven. — Verlaat toch daadlyk de orde der Jefuiten : waarachtig, gy zyt een nutloos werktuig onder uwe medebroedeien; — begeef u in een afgeleegen b'osch, Catechifeer aldaar wolven en woudezels, en ik verzeker u, datgy, als een tweede Franciscus, in den rang der Heiligen zult geplaatst worden. — Wilt gy met uwe vroomheid , onder de menfchen, cn wel hier aan het Hof, uw fortuin maaken ? — foei! zerino. Laat my gaan. agulo. Uit de wereld? — goed; want gy hebt hier afgedaan : wat zyde gy ook kiest, 'er blyft u niets dan ongeval overig. — Gy hebt tog niets van den Jefuit da» het kleed; — fchud het uit; werp het weg. ' zerino. Ik heb een afgryzen van u en uwe redenen; ja ik zal het klooster , het hof, de wereld ; — maar vooral u en uws gelyken voor altoos ontvlieden. Myne eenzaame gebeden zullen mogelyk voor de men-  r TOONEELSPEL. 297 menfchen meer nut doen dan myn gedrag en voorbeeld gedaan hebben. agulo, terwyl Zerino vertrekt. O Mogten toch alle Monniken zyn voorbeeld volgen! — Nu naar Kallai. — Een misfelyk bevel! — Gaat de Marquis in zyne zinneloosheid voort, dan ontflaat hy alle de Predikanten van de galeyen, en laadt zig de haat van alle vroome Catholiquen op den hals; — eindelyk ontwaakt hy van zyne dooling, — en dan heeft Agulo hem niet in zyne driften gefluit. — Neen, neen: — Kallai alleen kan 'er nog door; — maar de anderen moeten op de galeyen blyven. Einde van het derde Bedryf. T s V I E K-  So8 MICHLEL ADRlAANSZ. de RtTTTER, a av- VIERDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. (Het Tooneel blyft onveranderd,) kallai, agulo. kallai. Wat wil men van my, Mynheer? — zal men my wederom dwingen, die gehaate befchuldigings brieven te ondertekenen? _ breng my dan liever weder in myn' kerker : — ik ben in myn lyden getroost : myn lot moge verfchrikkelyk zyn ; maar myn hart is onfchuldig. agulo. Weder naar uwen kerker! — zonderling, waarachtig. Gy zyt hier aan 't Palys van den Onderkoning. kallai. Ja; en daar is myn Sophia ook, doet ze niet? — Zeg my , wat is 'er van haar geworden ? — zou myne vrees agulo. Men weet hier van geen vreezen: — wy leeven vrolyk. kallai. En Sophia?  T O O N E E L S P E L. *99 AGULO. Wachf ~ zyne Excellentie kan, zo het hem behaagt, op uwe treurige befpiegelingen antwoorden. TWEEDE TOONEEL. kallai, alleen. Bewaar Sophia, ó Hemel ! en verfterk myn hart tegen de verzoeking.- O gy, God onzer vaderen! voor de eer van uwen Naam lydenwy gewillig. Wees ons een God des aanziens. - Groote Menfchenvriend! Eeuwige Verlos fer! - Gy hebt voor ons geleeden ;gy wierd Mensch! - hebt medelyden met onze zwakheid. - Befcherm ons tegen de hst en het geweld onzer beulen; - nyg door uw alvermogen het hart onzer vyanden ; en beweeg den Mensch, uw fchepfel, ter onzer liulpe! - of moeten wyindc elendefterven;- uwe wille gefchiede. DERDE TOONEEL. kallai, agulö, en daar na de Marquis. agulo, fchielyk uitkomende. Haastig, haastig: - hier, in dit vertrek: de Marquis komt; maar eerst moet ik hem fpreeken. ^  3oo MICHIEL ADRIAANSZ. de RUITER, ■ kallai, in '£ zyvertrek treedende. Doe met my naar uw goedvinden. de marquis. Hoe, Agulo! waarom doet gy Kallai vertrekken? agulo. Zyn wy alleen ? — Waar is de Ruiter ? de marquis. By Sophia; — fpreek. agulo. Wel nu; - eerst iets van Zerino: _ gy zu(t om lachen : wie ZOu dat van een' Jcft.it verwacht Hebben! de man is eenig in zyn foort. tt , de marquis. Hoe dat? agulo. Zerino wordt een Woudbroeder. 17 a- , de marquis. Ernftig! x agulo. Ja waarachtig ! hy verlaat de wereld. Konden wy flegts zyn gantfebe orde dat voorbeeld doen volgen! de marquis. Maar om welke redenen doet hy dit. Ik hoop niet Agulo, dat gy hem eene of andere trek gefpeeld hebt. agulo. Gy kunt myn gedrag opneemen in wat zin gy wildt. Ja, ik heb hem voor tegenwoordig verlegen gemaakt; het had, en dit verwachtte ik wel, al den invloed op zyn' geest dien ik begeerde: - met één woord,  TOONEEL SPEL. 3°* woord, hy is weggeruimd, en wy hebben dus een' ■lafhartigen overbriever, den naam van verrader verdient hy niet, te minder. de maeQüis, met nadruk. Ik heb hem, - verfta my wel Agulo, - nooit befchouwtals den flang die ik in myn' boezem voedde. agulo. Niet? - de trek die hy deezen dag uwe Excellentie fpeelde, gelykt tog wel zo wat naar den geestlyken flangenbeet. - Wie duivel zou denken kunnen, dat hy, die uwgunfteling was, uw geheim, aan een' Ketter zou verhaalen ? de marquis. Spreek met meer eerbied van een' man als de Ruiter, Agulo; — of .... agulo. Dat doe ik: maar dat Zerino uwe en myne oogmerken zou vereidelen de marquis. Uwe oogmerken; - zeker, - ik had 'er geene of zy waaren van u. - Kom, beken het flegts voor my; — hebben fommige menfchen, 'er geen belang by, als ik, door in de liefde verward te weezen, zaaken van belang vergeet? AGULO. Hoe dat, Marquis? DE  S02 MICHIEL ADRIAANSZ. de RUITER, de marquis. Kunnen zy dan niet van zekere voordeelen, dre myne oplettendheid ontfliPpen, gebruik maaken?' agulo, ter zyde. - Hum! _ Hum! de marquis. De liefde, en de wyn, Agulo; - ja dat zy„ de ftnkken, waar mede de listige Hoveling, den Vorst naar de haven van zyn belang fleept, en hem de' grootte buitenfpoorigheden doet begaan. agulo. Al weder den ouden zang! _ Belang, belang ls het woord, waar van gy telkens fpreekt. - I3 het oP my toepasfelyk? - ben ik nog niet dezelfde die ik was, toen myn moeder my aan uwe befcherming opdroeg? _ Maar de Hemel bewaare my dat ik uwe Excellentie, in zyn gedrag, jegens my tot hier toe gehouden, iets zou willen berispen • ~ gy ge draagt u uitfteekend wel omtrent my: ik heb over u niet te klaagen: - alles is goed , verwonderlyk goed! - en Godweet! dat ik tot heden toe, vooral m dit uur, niets dan uwe eer, geluk en veiligheid beoog. de marquis. Bewys; bewys, Agulo. agulo. Uw hart is al te gevoelig, e„ daarom al te zwak Men moet flegts uw vertrouwen voor iemand winnen,  TOONEELSPEL. 303 nen,— dan, vergeef het my, is uw vooroordeel buitenfpoorig. - Gy bewondert de dapperheid van de Ruiter; goed; - maar gy befcbouwt hem nog als een veel hooger wezen. DE MARQUIS. Ja, dat doe ik. AGULO. Hy is, als het op de vryfpreeking zyner geloofsbroederen aankomt DE MARQUIS. Een Mensch. AGULO. Ja; — maar een zwak mensch; want de grootheid'van zyn hart, beftaat, in meer van ons te begeeren, dan hy voorneemens is te geeven; — is dat grootheid? DE MARQUIS. Wat wilt gy daar mede zeggen? AGULO. Gy hebt Sophia, die gy als uw eigen hart zoudt hebben kunnen beminnen, in zyne befcherming gegeeven; en Kallai reeds, op zyn verzoek, uit de gevangenis ontflaagen. — Zal het van uwe zyde daar by blyven ? — neen: de overige fléep van Predikanten zullen wel haast volgen. DE MARQUIS. En zo ik nu eens zwak genoeg ware, om de Ruiter, zyne, naar uwe gedachten te verregaande eis- fchen,  304 MICHIEL ADRIAANSZ. de RUITER, fchen, toe te Hemmen ; _ wat zou het Ryk, wat zoude gy zeggen kunnen ? agulo. Gy zoudt op de verkreegene achting van de Ruiter zyn verdienden veel kunnen verfchoonen; maar zy die uw gedrag zouden goedkeuren, zyn weinig in getal: _ de Predikanten zyn itrafwaardige gevangenen van den Keizer. de marquis. Geweest Agulo : _ de Ruiter heeft zeer wel begrecpen , dat het thans flaaven van onzen Koning zyn. agulo. Evenwel ftrafwaardige gevangenen; cn de Ruiter vertrekt. de marquis. Misfchien. Maar die Predikanten zyn . agulo. Gehaat van het Spaanfche volk. de marquis. Ja, wel ligt uit vooroordeel. agulo. Gehaat van alle Geestlyken. de marquis. En daarom fchuldig, niet waar? agulo. Moeten wy zulks onderzoeken ? — Gy weet immers wat vermogen de Geestlyken.alomme hebben? d e  T O O N E E L S P E l" 3^5 DE MARQUIS. Maar indien wy ons eens tegen dat vermogen verzetteden ? AGULO. Zitten dan,terwyl gy uw oogmerk poogt te beryken, uwe partyen ledig? - bedenk wat in. vloed de Jefuiten, voor al op bet hof, hebben !_ een vrouw is Regentesle van dit Ryk; de Koning is een kind; - oordeel zelf; zullen zy hun wit befchieten ? DE MARQUIS. Een vrouw beheerscht dit Ryk ? — maar als zy die regeert, waarlyk groot is, wat doet de fexe 'er toe? vrouwen en mannen , kunnen , want beiden zyn zy menfchen, in groote hoedanigheden elkander gelyk zyn, e.i de troonsregeering waardig weezen. — Zwakheid, tieranny en alle ondeug' den, zyn, zo wel als de verhevenfte deugden, de ondervinding heeft dit ons geleerd, aan beiden eigen. — Wy moeten over hun- gebruik, niet over hun misbruik van den Godsdienst, oordeelen. En wat reden hebt gy, om over het braave beftuur van haare Majesteit te klaagen ? AGULO. Neen: ik vind haare regeering goed. DE MARQUIS. Zy die den mensch regeeren, moesten geene menfchen zyn, niet waar? V A G U-  306 MICHIEL ADRIAANSZ. de RUITER, agulo. Zy zouden in ons tegenwoordig geval , als menfchen, en overeenkomflig de Ryksbeftuuring, rechtvaardig denken, en evenwel befluiten kunnen, om de Hungarifche Predikanten niet te verlosfen. de marquis. Zo! agulo. Denk wat gy doen moet Marquis. de marquis. Wat dan? agulo. Waarachtig, indien gy hen allen, even als Kallai, verlost, zyt gy geen vriend van den Keizer; _ ook niet van den Koning of van de Geestlyken, en het volk. de marquis, onverduldig. Een oogenblik nog, en gy zult my in ftaat- en zede-kunde, met Pilatus gelyk Rellen. agulo. Als het by Kallai alleen blyft, dan is het van weinig belang voor ons; — dan durf ik u borg biyven, dat alle gevolgen niets betekenen zullen: maar het moet by Kallai alleen biyven. Ik geef u dien raad, om dat ik u lief heb. de marquis. En wie heeft u verzekerd dat ik verder zai gaan? agu-  TOOÜEËLSPEL. 307 AGULO. Niemand kan dit verzekeren; want uw eigen belang zal u het tegendeel doen betrachten. — En waarom tog zouden wy over iets twisten, van welks tegendeel te doen, gy te wel verzekerd zyt, dat zelfs voor het belang des Ryks noodzaaklyk is? De Staaten van Holland neemen zeer fterk de zaak der Hungarifche Predikanten ter harte; — zy biyven altoos, in onze handen zynde, borgen, dat de hunne Hoogmogende om hunnent wil, zig der hulpe van dit Ryk, niet zullen onttrekken. DE MARQUIS. Dat is mogelyk een waarheid. AGULO. Zo gy my dit toeftemt is alles we!: — de Raiter vertrekt, ten langden genomen, morgen; — Kallai en Sophia gaan met hem aan boord: ~ dan zou ik DE MARQUIS. In 's Hemels naam! beiluit toch niets meer! — Ga haal my Kallai: het zal by hem alleen biyven , en ontrust my niet met het overige. AGULO. Nu: — dat is genoeg. (Hy opent de Zydeur.") Kom Kallai. V 2 VIER-  308 MICFlIEL ADRIAANSZ. de RUITER, VIERDE TOONEEL. de marquis, kallai, agulo. de marquis, tegen Agulo. Laat ons alleen. (Agulo vertrekt, waarna de Mar. quis zig in een armftoel zet en tegen Kallai vervolgt.) Treed nader myn vriend; vrees niet: de Ruiter heeft uwe verlosfing ter harte genomen ; —. en ik hoop dezelve aan geene fchuldigen beweezen te hebben. kallai. Wat hoor ik! — In 't .midden der verwoesting herftelt de Ruiter ons! door de ramp des qorloes, die de dood ten gevolge heeft, geeft hy den dervende het leven ! — maar dat is zyn karakter ; _ hy deed nooit den adem des levens uit bjaaaen, als daar het den Godsdienst, de reden, en het algemeene belang, bevolen. — Hy weet dat de kryg dwaasheid is, als dezelve de vrede niet ten grondflage heeft; — als dezelve niet tot eer der menschlievendheid ftrekt. — God! zegen hem! de marquis. Ja, God zegene hem. kallai. Wat ons betreft, wy zyn geen fchuldigen: wy hebben niets tegen den Keizer misdaan ; ik heb dit  TOOIVEELSP EL. 30J Bit tegen myne Rechters te Hungaryen, tegen den Bisfchop; hier op de Galeyen, en nog het laatst in myne banden tegen Zerino betuigd. — God weet, hoe wy, eenpaarig, onze gebeden voor den Keizer Hemelwaarts zonden; hoe te vreden wy onder het beftuur zyner regeering leefden; — en nog heden, in het midden onzer rampen, niet nalaaten eerbied en ontzach te bewyzen, voor alle die het Gode behaagd heeft over ons te laaten gebieden. de marquis. Maar zo gylicden niet misdaadig waart, zou dan zyne Keizerlyke Majesteit u- veroordeeld hebben ? kallai. Het oog der Vorsten doorziet niet alles.— Het behaagt Gode hun met zyne genade en hulp te onderfteunen ; ja, hy fchenkt hun den geest der wysheid.der rechtvaardigheid en goedheid ; — maar ondanks dat alles, behouden zy de zwakheid der menschlyke natuur , en kunnen , indien zy zig niet telkens hunne afhangelykheid herinneren , en om Gods verlichtenden invloed fmeeken', van den weg der reden afdwaalen de marquis, ter zyde. Hoe waar is dat! kallai. Hunne dwaaling gebeurt te eerder, als booswichten hunne raadslieden, en vervolgzieke, V 3 heers ch-  3io MICHIEL ADRIAANSZ. de RUITER, heerschzuchtige en onverdraagzaame Geestlyken hunne gemoedsbefiuurders zyn. de marquis. Ja, gewis. — Maar vervolg. kallai. Hungaryen is ons vaderland; — deKeizer is onze wettige Monarch; — onze geloofsgenooten maaken In zyne erflanden, geen gering gedeelte van zyne getrouwe onderdaanen uit. — Te vrede dat wy de gunst genooten van in een Christenryk, de vrye oefening van onzen heiligen Godsdienst mogten genieten, leefden wy waarlyk gelukkig; — de Vorst behandelde ons als zyne kinderen , en wy achtten en beminden hem als onzen vader en bcfchermer; ja fchoon wy naar ons oordeel geloofden, dat hy, in zyne geloofsleer niet 30 naby de waarheid was, dan wy het zyn , befchouwden wy zyne dooling van het verftand, echter altoos met die liefde, waar mede rechtgeaarte kinderen, de menschlyke gebreken hnnner natuurlyke ouderen trachten te bedekken. de marquis. Maar gyliedeu zyt echter veroordeeld, Kallai ? kallai. Ja wy zyn veroordeeld; — dan, wie waren onze Rechters, och! onze bitterde vyanden; het waren de Hoofden der kerk, die eene volUrekte onderwerping aan hunne bevelen en uit- fpraa-  TOQNEELSPEL. 311 fpraaken, van hunne natuurgenooten vorderen. — Hun was het zwaard om ons te vermoorden in de handen gegeeven. — 6 God! — voegt het uwe dienaaren, uwe menschlievende hemelleer met geweld te onderfchraagen en te verdedigen! DE MARQUIS. Denk bezadigder over hun gedrag : de misdaaden die men u allen ten laste legt, moesten voor hunne rechtbank beoordeeld worden. — Naar de uitfpraak der wet op heiligfchennis, en dat tog is ulieder misdaad, moesten zy vonnisfen. KALLAI. Heiligfchennis! — heiligfchennis! DE MARQUIS. Ja gylieden hebt u niet ontzien, zegt men, de heiligen te lasteren, de moedermaagd te hoonen , en het heiligde aller facramenten , ter aarde te werpen, en het met voeten te treeden. KALLAI. God! voor wiens rechtbank wy eenmaal verfchynen moeten; — gy, 6 God! getuige der waarheid! die de leugenfpreekers ftraft, — ftraf ons in den dag des oordeels, indien wy ons aan die misdaaden fchuldig gemaakt hebben! — Zouden wy de uitverkoorene van God, de waardigfte aller vrouwen, lasteren? of wordt het een hoon genaamd als wy, naar het bevel van onzen grooten Meester, het Opperwezen alleen aanbidden, V4 en>  312 MICHIEL ADR1AANSZ. de RUITER» en haar, die flegts een heilig mensch was, dien eeredienst niet waardig keuren? — Godvruchtige Koningen, de door God verlichte Propheeten, de Heilige Apostelen, en alle die hen volgen, wier verhevene daaden, wier volgenswaardige voorbeelden en zedelesfen, hen boven hunne natuurgenooten verheffen ; — voor die uitfteekende gunstelingen des Allerhoogften, hebben wy de groatfte eerbied; — want zy zyn de heldre fakkels, die door hun gedrag het Christendom naar den Hemel voorlichten; ja zy zyn het op wier voetfpoor wy vervolging, verachting, lyden en dood ver. draagen. — Maar wy, ik beken het, betooncn geen de minfte achting voor zulke gewaande Heiligen , wier beflaan twyfelachtig, en wier daaden deels onbekend, en deels belachelyk zyn. DE MARQUIS. Weet gy wel waar gy zyt ? _ en tegen wien gy fpreekt, Kallai? KALLAI. Ja zyne Excellentie; — maar ik fpreek zo als ik denk. Zoudt gy my meer gunst bewyzen als .ik een huichelaar wierd ? DE MARQUIS. Neen ; — maar indien ik verzekerd ware, dat gy het heiligfle facrament, gelyk ik zeide, onwaardig had behandeld; —geloof dan dat ik uw grootflc vyand zou weezen. KAL-  TOONEELSPEL. 313 kallai. En ik verdiende zulks. de marquis, opjlaandc, en met vertrouwendheid fpreekende. Neen; ik geloof wel dat gy zelf, het geweide brood niet hebt vertreeden : — daartoe is zekerlyk weinig gelegenheid; — maar echter zyt gy verpligt, om, benevens uwe medebroederen, te lee. ren ,* dat wy vervloekte afgodendienaars zyn; niet waar? kallai. Wy! de marquis. Ja immers, naar de Leer van uwe Kerk' en daarom zyt gy verpligt , dit, al is bet in een Roomsch Land, uwqgeloofsgenooten inteprenten. kallai. Een Leeraar der Proteftantfche Kerk; is een mensch. die in zaaken, het wezen van den Godsdienst niet betreffende, overeenkom (lig zyn hart, vry mag denken en handelen, — Hy kan of mag tot geene byzondere gevoelens, veel min tot uitdrukkingen , van eenig kerklyk fystema , gedwongen worden. Dit recht is een gevolg der hervorming; om dat te verkrygen, hebben onzen voorouders, zig van uwe kerk, waarin men gedwongen wierd , alles wat het concilie bevolen had, te gelooven, afgefchyden. Laaten anderen, in landen alwaar onze Godsdienst de V 5 heer-  314 MICHIEL ADRIAANSZ. de RUITER, heerfchende is, het Misoffer haatelyke bynaamen geeven; zulks is buiten ons;— wy hebben recht, dien bynaam , als in waarheid haatelyk zynde, te verachten ; — wy , onderdaanen van den Roomfchen Keizer zynde, zyn niet gehouden dat onmenschlievend voorbeeld te volgen ; — ook deeden wy zulks nimmer;— nooit hebben onze vyanden ons daarvan kunnen overtuigen. Zy hebben ons befchuldigd, maar geene getuigen by gebragt die de befchuldiging beweczen; en echter fehaamden wy ons niet, het Euangelium van Christus, voor God en menfchen te belyden: dus hebben wy dat harde vonnis, nooit over uwe Geioofsgenooten uitgefproken. DE MAKQUIS. Dus hebben uwe partyen alles verdicht? het geval te Sori ook ? kallai. Indien een Predikant aldaar, het geweide brood uit de hand des Priesters gerukt, op den grond geworpen, en met voeten vertreeden heeft; dan is die fpoorloöze , als een fehender van Kerk-en Keizer-lyke wetten, ilrafbaar;— maar, moeten wy fchuldloozen , die dat gedrag veroordeelen en verfoeijen , in zyne ftraf deelen ? _ wat rechtvaardig rechter, veroordeelt ooit, om één misdaadigen zoon, het gantfche fchuldlooze huisgezin 3 PK  T O O N E E L S P E L. 315 DE MARQUIS. Wel nu , de wyze waar op gy u omtrent dit gedeelte vry fpreekt, doet my hoopen, dat gy noopens een andere befchuldiging, even vry zult weezen; want zo het anders ware, bedenk wat vlek gy op het Charakter van de Ruiter zoudt werpen! Gy zoudt hem by de wereld in het verdenken brengen, als of hy muitelingen en verraaders, tegen hunnen wettigen Keizer, trachtte te onderiteunen. KALLAI. Muitelingen! — Verraaders! — Dat is de onverdraagelyklle befchuldiging ! — Dat is de onlydelykfte laster voor ons zuiver geweeten. Op wat grond toch befchouwt men alle de Leeraaren van onze kerk als zinneloozeri ? want zo verdienden wy befchouwd te worden,indien wy ooit hadden kunnen befluiten, ons vaderland, aan den algemeenen vyand der Christenheid, zo dit al in ons vermogen geweest ware , overteleveren. — Uwe geloofsgenooten zyn omtrent ons niet verdraagzaam ; — maar wat toegeevelyk beid, kunnen wy van Mohammeds navolgeren, die, dit toonen zy door hun gedrag, althans geen Proteftanten geneegen zyn, verwachten 5 — Och. Marquis! begryp toch , dat het geheelal Gode toebehoort; — dat wy, zulks weetende, dat gedeelte der Aarde, waarop het de Voor./.: ig- heid  3ï<5 MICHIEL ADRIAANSZ. de RUITER, heid behaagd heeft, ons te plaatfen, als ons vader, land beminnen, en het met ons goed en bloed befehermen zouden. — Wy hebben zulks meer dan eens getoond ; maar hoe heeft men ons bedandeld ? niet als Kinderen; niet als Leden der Hungariièhe Erflanden : — onze goederen zyn ons ontroofd ; onze waardigheden zyn aan vreemde gefchonken , men verkrachtte onze oude rechten; de vrye huwlykskeuze wierd ons door 's Keizers bevel betwist, en eerlang zag men, de door nyverheid vruchtbaar gemaakte akkers van onzen voorouderen , ten roofzieke prooye aan uitheemfche dwingelanden blootgefleld ; — met één woord , de Keizer handelde met ons niet naar zvne gezwoorene eeden; eeden van welken hy, ten geenen dage, aan den Rechter van alle menfchen rekenfehap zal moeten geeven Alles wat ik zeide, heeft mogelyk eenigen doch llegts weinigen, in wier raad onze ziel geen deel had, eerst tot wanhoop, en eindelyk tot ontrouw aangespoord: nooit heeft die pligtverzaaking het gcheele lichaam der Protefiantcn bevlekt ; neen, Mynheei : —zouden zo veele braave, verftandige, en Godvruchtige Mannen, tegen hunne deugd, tegen hnrne beproefde trouw aan, in weerwil van bun tyc lyk en eeuwig belang ; zouden zy allen op eenmaal beiluiten kunnen, hunnen Regent te verraaden, om de wetten van een' ongeloovige te eeren ? d e  X OONEELSPEL. 317 de marquis, na zig eenigen tyd bedacht te hebben. Nu. , gy zyt vry; — maar vertrek met Sophia. kallai. Hoe! 'ik alléén! — en Sophia! — denkt uwe Excellentie dan niet om myne arme medebroeders ? de marquis. Ja gy en Sophia alléén; is dat niet genoeg? kal- VYEDE TOONEEL. De voorigen, a g u l o. agulo, fchielyk uitkomende. De Ruiter wenscht uwe Excellentie te fpreeken; Sophia fmeekt om die zelfde gunst, zyn Edelheid wenscht haar voor u te brengen. _ Hy heeft haar uwe goedheid voor Kallai ontdekt. de marquis. Ga : gelei hen idaadlyk hier. (Agulo vertrekt waarna de Marquis tegen Kallai vervolgt.) Bewys dien Held uwe dankbaarheid; — maar hoe! gy zucht!  3i8 MICHIEL ADRJAANSZ. de RUITER, kallai. Uwe Excellentie vergeeve het my: och! ik gevoel al de aandoening, van het heil dat my bej 'gent. Maar myne ongelukkige lotgenooten! moet ik nu myn hart fluiten, voor de Item die zy in hunne elenden, nog op dit oogenblik tot God verheffen ? — Neen, God gebied my , als een wer' uig in zyne hand, hun jammer ter harte te neemen Ik fmcek u voor hen ! dé marquis. Gy gaat te ver Kallai. kallai. Niet met u; — ó neen zyne Excellentie: — gy zyt een tederhartig mensch. de marquis. Ja maar niet ligtvaardig in myne goedheden. kallai. Hangt het alleenlyk van eene byzondere genegenheid te mywaards af, dat ik uit myne banden geflaakt ben ? de marquis. Niet van u: — gy allen zyt my even na; — maar het is ter gunste van de Ruiter, dat ik, uit u allen, éen gelukkig wilde maaken.— Myne verkiezing is op u gevallen Vergenoeg u daar mcd2, en verwacht geene andere gunst. kallai. 6 Marquis! — ik ben een mensch, dus zwak: — om  TOONEELSPEL. 319 om myn Sophia, die ik meer dan my zeiven bemin, te bezitten, zou ik tot alles belluiten kunken; maar God zy gedankt, ik kan thans over die zwakheid zegepraalen. — Nog één moeijelyke ftap heb ik met myne braave Lotgenooten te doen;— en onze leevensloop is voleindigt. Kan ik Sophia,op de voorwaarde.dat myne medebroederen ook in vryheid gefield worden, niet als myne Echtgenoote beminnen; — wel ; dat zy alléén dan vry zy, — en plaats my met myne geloofsgenooten , weder op de Galeyen; — Sophia blyve de befcherming des braaven Admiraals aanbevolen. — Myne afgepynde krachten herleeven; och! — laat my de gunst verwerven, van tot aan myn' dood, de ketens myner broederen te mogen verligten. de mArquis, Kallai met verwondering Iebefchonwende.Zonderling mensch! — Myn hart is genegen om uwe deugd te eeren; — maar, myn pligt, van aan den Spaanfchen Koning, die een vriend van den Keizer is, te moeten gehoorzaamen, belet dit. ZES-   T O O N E EL S P E L. 321 os ruiter. Ik gehoorzaam met te meer genoegen , nu ik zie dat myn verblyf (op Kallai wyzende.) nog iets goeds ten gevolge heeft. kallai, tegen Sophia. ó Laat my myne deugdzaame gedachten behouden ! sophia. ! Wat wilt gy doen Kallai! — uwe vryheid verwerpen ! — wederom naar die doodlyke Galeyen vertrekken! ö God! — Marquis! — braave Held! belet zulks! zyt allen meer gevoelig! — meer dan hy, met myne traanen bewoogen! kallai. Zwyg Sophia: — gy denkt, en fpreekt alleenlyk volgens het gevoel van uw hart, van uwe liefde. (Tegen de Ruiter.) Maar ik Mynheer, hoe veel het ook myn hart moge kosten; — myn Godsdienst, myn pligt als eerlyk man, als lot- en deel - genoot van een aantal myner medemenfehen, van myne, om des geloofs wille vervolgde medebroederen; — beveelen my, de my alleen aangebodene vryheid, te weigeren Kan ik myne verlosfing, zonder dat zy mede vry zyn, aanneemen ? de marqu 1 s, tegen de Ruiter. : Uwe Edelheid hoort het ? de kuiter. Ik fta verbaasd! X de  $22 MICHIEL ADRÏAANSZ. de RUITER, de marquis. Kan ik meer doen ? oordeel zelf. kallai, tegen de Ruiter. Denk, waarde Held! zou my de aanneeming myncr vryheid, niet veel eer een vloek, dan zegen baaren'? kan ik sophia, hein met drift in de rede vallende. Ja gy kunt uwe verlosfing aanneemen , en gy moet bet doen. — Leest gy niet uit het menschlievend gelaat van deczen vroomen Held, welk deel hy in uwe ontflaaging neemt. (Kallai wil haar beletten voort, tevaaren; doch zy legt haare hand op zyn' mond en vervolgt.') Neen ; laat my fpreeken Kallai; laat my van de vruchten uwer onderwyzingen, voorheen in zo veeic heuchlyke oogenblikken, van u ontvangen , thans ter uwer rédding, gebruik maaken. — De ftem der menschlievendheid verheft zig; — zy wordt gehoord; waarom wilt gy beletten, dat zy niet die der vervolging te boven ftreeve? —Altoos is de ftem der deugd zacht; — gy weet het; — volg dat zachte geluid! zy fpreekt voor u alleen; verlaat uwe ketenen! — trek met my naar een plaats,waarheen deeze Held,(op de Ruiterwyzende,) ons, onder Gods zegen, veilig zal geleiden. — Laat ons daar, alwaar de reden niet uitgeblust wordt, metcenpaarige krachten,in eene vrye lucht, dat geene volvoeren, dat, blyft gy in banden, u onmogelyk zal weczen. PI  tooneelspel: 325 de marquis, tegen de Ruiter, die Kallai en Sophia met aandoening befchouwt. Zy fpreekt gegrond. kallai. Zy doet niet, Mynheer: (Tegen de Ruiter.) wat zouden myne broeders gevoelen, indien zy, myn geluk verneemende, in hunne elende bleeven zuchten! — hun wanhoop, afval, — of hun dood, zou het gevolg zyn van de gunst aan my beweezen. Zou ik ooit, met die gedachten bezwangerd, aan hun durven denken ? — zou niet myn hart my telkens verwyten, dat ik, als een trouwlooze, myne boeijens laatende verbieeken, één oogenblik die vryheid dorst genieten, welke wy allen , aan de eer van God hebben opgeofferd ? — ó Held! — gy, die nooit dan voor de onfchuld uw vermogen gebruikt ; — aan wien Europa nooit genoeg haare dankbaarheid kan bewyzen; gy, die in het harnas alles wat weerftand durft bieden, overwint;— och! verdedig my thans door de reden, en bepleit, door uw gezach, de rechtvaardigheid van myne eisfehen ; verlos ons allen, of maak, dat ik in de rampen myner broederen weder moge deelen. sophia. Ja uwe Edelheid de kuiter. Stil myn kind. (Tegen den Marquis.) Die man denkt gelyk het een Christen betaamt te denken: X a wat  $2t| MICHIEL ADRlAAN"SZ. de RUITER, wat reden fs 'er dat hy zou verdienen verlósr te worden, en de overigen leeraaren niet? — is hy onfchuldig, wat bewys is 'er dan dat zyne broeders het met mede zyn? icajli. ai. God is getuigen dat wy allen onfchuldig zyn. D £ RUITER. Het was myn oogmerk niet, Marquis, u flegts om zyne vcrlosfing alleen te verzoeken. DE MARQUIS. Uwe Edelheid gelieve te denken, dat ik niet meer dan Onderkoning van Napels ben;dat ik reeds alles wat in myn vermogen is beftaan heb, om u te verpligten. DE RUITER. Ja gy bewyst my alle eer die ik zou kunnen verwachten; — maar wat vreugd kan ik in dezelve fcheppen , zo lang alle myne geliefde medebroeders, de ongelukkige Predikanten, de Galeyen tot hun verblyf houden ? — waarlyk ik kan daar het geen ik hoor en zie, my, te veel treft, in uwe vriendfchap te mywaarts , geen volkomen genoegen neemen. . ■ DE MARQUIS. Hoe gaarne wenschte ik u geheel te kunnen vergenoegen ! DE RUITER. Zo lang die ongelukkige menfchen de Galeyen tot hunne wooning houden, zullen zy altoos myne ont- fer-  . ' T O O N E E L S P E L. 3*5 ferming verdienen. (Den Marquis by de hand vattende.) Met hoe veel meer vreugd en moed, zou ik de oproer der Mesfmeezen, en de vyandlyke poogingen hunner helperen, tegengaan, indien die arme menfchen zig in vryheid en onder myne befcherming mogten bevinden ! — hun aantezien ; hel denkbeeld, van door hunne verlosfing, de beste daad myns levens verricht te hebben, zou myne ftervende krachten, doen verjongen; hun gczichl zou my in het midden van een treffen, aan de deugd van uwen Koning , aan uwe groote gegevoelens van vriendfehap voor my, en van menschlie? vendheid voor hun, telkens doen denken. —ik zoa hen aan myne fcheepsgenooten, myne braave landslieden, vertoonen, en zeggen; — zie myne kinderen ; het volk waar voor wy ftryden , fchonk op onze beden , deeze ongelukkigen , hunne vryheid, — Onze dankbaarheid vordert, dat wy tegen 's Konings vyanden , als leeuwen vechten. — Deeze Predikanten zyn uwe geloofsgenooten, en uwe medemenfehen; — wy moeten hen in een veilige haven brengen , of wy maaken hen nog ongelukkiger dan zy te vooren waren. — En zy, zy verlosten, met wat kracht zouden zy hunne hartgrondige gebeden, terwyl wy ftryden, hemelwaarts, tot den Rechter onzer billyke zaak, niet verheffen! KALLAI. ó God! X 3 so«  326 MICHLEL ADRIAANSZ. de RUITER, sophia. Doe hen genade vinden! de marquis, ter zyde. Ik kan hem niet wederftaan. de ruiter, met tederheid. Kom Marquis: — wilt gy iets dat my thans het meest ter harte gaat; waar by uw Koning voordeel, en myne Meesters het grootfte genoegen zullen vinden, verrichten; ontfla dan alle de elendigan ' van hunne banden. de marquis, met aandoening. Edele Held! _ uwe verhevene deugd maakt my befchaamd. — Groote God! _ waarom hebt gy my geen hart als dat van de Ruiter gefchonken! (Hy omhelst hem met de grootfte tekenen van tederheid.') Ik zie u traanen Horten! — och! hoe grieft my zulks. — Al zou ik, door uwe wenfehen te voldoen, my de ongenade desKonings op den hals haaien; — gy zult die traanen niet vruchtloos voor my geftort hebben; — de verlosfing van alle de Predikanten zy u gefchonken. sophia, de hand van de Ruiter kusfende. Menfchenvriend! kallai, knielende en zyne handen en oogen ten Hemel heffende. ó Opperwezen! — de deugd is niet van de aarde verbannen: — uw evenbeeld, _ de goedheid, woont  TOONÊELSPEL. 327 woont nog in hot hart van den mensch: deeze Helden toonen het; — zegen hen eeuwiglyk! de ruiter, tegen den Marquis. Braave vriend! — nu is myn vreugd volkomen. Gy zult, fpaart de Hemel my het leven, bevinden, deeze gunst aan geene ondankbaaren beweezen te hebben. de marquis, tegen een der bedienden. Doe Agulo daadlyk hier komen. (Tegen de Rui. ter.) Indien ik iets loflyks gedaan heb, het is uw werk; dan ik moet niets ten halven verrichten. Myn Edelman (omziende.) maar hy komt. ZEVENDE TOONEEL. De voorigen. agu*i.o. agulo. Wat begeert zyn Excellentie? de marquis. Ik zal u niets verwyten Agulo: — ik gevoel te wel myn fchuld: — gy hebt, ftrafbaare gewoonte der hovelingen! tot uw voordeel, gebruik van myne zwakheid gemaakt; — ik was, ondanks my zetven. geheel de uwe; — deeze Held heeft my aan de nyging van myn hart wedergegeeven.— Gy hebt my tot hier toe vcele blyken van de fchranderheid uws vernufts getoond; ja zelfs in eenige gevallen X 4 doen  328 MICHIEL ADRIAANSZ. de RUITER, doen zien, moed te bezitten. — In de bediening waarnaar gy haakt, zouden die gaaven van geen nut zyn: — ga; hefteed die talenten in den dienst des Konings, en van uw vaderland. Ik zal u een plaats op 's Vorsten vloot bezorgen, waar door gy zult kunnen uitmunten. — Gy zult, uit het voorbeeld van dien onvergeh/kelyken oorlogsman , zien , hoe gy u de goedkeuring van den Koning kunt waardig maaken; — ja, hy zal u leeren, hoe gy, dooide moedwil der Mesfineezen te ftraffea, uwe eigene gebreken zult kunnen uitwisfehen. ag vlo, ont field. Maar uwe Excellentie de marquis. Niets meer. Verwacht dat ik myn woord zal houden. — Vertrek. agulo, terwyl hy binnentreed. Wat verwenschte uitkomst voor alle myne poogingen! de marquis, tegen de Ruiter. . Op deeze wyze moet ik my voor altoos van hem ontflaan. — (Na eenige tusfehenpoozing.) Ik zal aan den Prins van Piombino, Generaal der Galeyen, bevel geeven, om de Predikanten van hunne banden te ontflaan. (Tegen Kallai.) Maar zorg, dat gy allen dit Ryk verlaat, en u niet naar dat van 2yne KeizerlykeMajesteit begeeft, opdat u niet iets ergers overkome. (Kallai buigt zig.) D E  T O O NE E L SP E L, 329 de ruiter. Myne Predikanten zullen hen by my aan boord brengen, en zorg voor hen draagen. (Tegen Sophia, haare hand in die van Kallai leggende.') Gy hebt alles beftaan ter liefde van Kallai! wel, God vereenige 11 beiden! — uwe ouders zyn van de deugd afgeweeken, tracht hen de waarheid weder te doen omhelzen, u met hun te verzoenen, en ook hunne zegen te erlangen. sophia. Alles, God zy myn getuige, zal ik daar toe trachten aantewenden. de ruiter, tegen Kallai. En gy, die zo veele blyken van dankbaarheid in uw gelaat jegens my betoont: — dank den Vader van alle menfchen, die uwe rampen heeft doen eindigen. (Op den Marquis wyzende.) Eer altoos dien achtenswaardigen man, die, fchoon naar het uitwendige, in de wyze vanGodsdienst met ons verfchillende, nogthans door de beste van alle deugden, door mensch* lievendheid, zig met ons vereenigt. — Bemin zelfs om zyner vroomheid wille, alle zyne geloofsgenooten. Plet is door deugd en braave daaden dat de menfchen zig vereenigen en elkander beminnen moeten. kallai. Ik heb zulks ondervonden: — wy lydenden verfchilden in geloofsleer van elkander; maar in de verdrukking om de eer van God, eenerleye pynly- ke  330 MICHIEL ADMAANSZ. dï RUITER; kc behandeling ten doel ftaande, waren wy één hart en één ziel; — en, zo een der verfchillende partyen, de minde liefdegift eens mede'ydende genoot, deelde by die met alle de anderen. DE KUITER. Wel nn ; — daar tot myne fmart, de kerk der Hervormden, nog verdeeld is; kom , doe in die kerk; want zy zal tog uwe vryplaats Zyn, door uwe liefde en eensgezindheid > de nietsbeduidende broederverfchillen, ophouden. — Waart gy met elkander broeders in de verdrukking, zyt het dan voor al, nu gy vry zyt;nu gy eene geruste vrede zult genieten , en ik zal nooit, dan van u lieden, zulk eene aangenaarhè dank ontvangen hebben. Eindt van bet laatjle Bedryf.  Ey den Boekverkoper H. GARTMAN, zyö gedrukt ZEDELYKE TOONEELSPELLEN, gefchikt voor de opvoeding der Jeugd, om dezelve op eene aangename en bevatbaare wyze liefde tot de deugd, en goede zeden in te boezemen , door C. SWABERLAND, beftaande in twintig Spellen, als de Kleine Gouvernante, de bekwaame Leermeester, de Snoepfters, de gelukkige Herftelling, de Vcrtaaling, het Kleed zonder Galonnen, de Menuet, de Vernederde Hoogmoed, het Ontdekte Spook, de Dwaaze Verkiezing, de Belachelyke Inbeelding, de geftrafte Grootfpreeker, de Speeler, de Styfhoofdige, Adelheide, de Stiefmoeder, de Geveinsde, de Verftandige Zoon, de Wangunstige, en de Kinderpokjes, ieder verfierd met een Koper Plaatje, door Fokke, in Octavo, twee deelen , a ƒ 2:10: En eenige wynige Exemplaaren op groot papier, a ƒ 4 : -