MAATSCH. DER NEDERL. LETTERK. TE LEIDEN1. Catal. bi. Geschenk van Tooneelstukken , 1841.  D E ECIITGENOOTEN HEREENIG D, TOONEELSPEL.   D E ECHTGENOOTEN HEREENIG D, TOONEELSPEL. GEVOLGD NAAR HET FRANSCH. DOOR flE TER JOHANNES U XL EN BROEK. Te AMSTE LD AM, Zy J. HELDERS, en A. MARS, 1791. Met Privilegie,—^^—r 1 " -   D E ECHTGENOOTEN HEREENIG D, TOONEELSPEL. GEVOLGD NAAR HET FRANSCH. DOOK PIETER JOHANNES U TL E NB ROEK» Te AM STELT) AM, Bj J. HELDERS, en A. MARS, 17PI. Met Privilegie,   Op 't moeifyk fcheiden volgt een zegenryÜ hereenen. t. W. V. WINTER, gei. Vt MER K  PERSONAADJE N. de graaf. orfise. verse uil. sofia. henrik, een kind van zeven of agt jaren. bedienden. Het tooneel h te parys. D E  D Ë ECHTGENOOTEN HEREENIG D3 TOONEELSPEL. Het tooneel verbeeld eene zaal. EERSTETOONEEL, VERSEUIL, alleen , met eerf brief in de hand. D ees brief heeft eindlyk al myn' twyfel my benomen ; 'k Zie heden in Parys myn gades vader komen; Hy heefc te Brusfel nu een jaar fchier doorgebragt. Een ommekeer , zo groot als waarlyk onverwacht, Zal hem, die ons bemint, voorzeker fmart bereiden. Ik word van daag dan van zyn dochter noch gcfcheideilï Gefchciden van myn vrouw! Betreurenswaarde ftond 1 't Is gistren vastgefteld, en, op onwrikbren grond, 'k Begin 't nu in te zien: haar tante fpreekt met reden? Ouze aart is ongelyk in alle omftandigheden. Sintsik, zeer fchuldloos, in een'vrindenkring verkeer, En dus wat minder in myn huis ben dan weleer, Sints is in myne gade een vreemde drift gerezen. Maar geef ik haar dan ftof om juist jaloersch te wezeii? A 4 Dit  8 DE ECHTGENOOTEN HEREENIGD, Ditisonreedlyk, ja't is wreedheid; immers, zy Heeftalles: rang, fortuin, vermaak; en zy leeft vry. Maar dit *s haar niet genoeg : zy acht me een' ongetrou'wen. Ik kon dit gistren in ons twisten klaar befchouwen. Een zweem van argwaan zelfs grieft elk gevoelig hart. Myn gnde ontdekte in groot gezeifphnp hare fmart. Geen huis^elyk gcfchil deed ooit meer van zich fpreken. Wat zegt de wsereld wel ? Dit kan myn fpytontfteken; Dit doet my eindelykden ftoutften (lap beftaan. Ik kan zo fel e*n' hoon volftrekt niet ondergaan. Verdenking van dien aart, 'al fteunj ze op bloot vermoeden, Kan weinigachting vooreen' echtgenoot doen voeden. TWEEDE TO O NE E L. VERSEUIL, ORFISE. ORFISE. xi >e zo geheel aüeer.? Uw wysgevörm'd beftuic Van gistren lokt u wis tot nagedachten uit; Nietwaar, Verfeuil? VERSEUIL. ó Ja, mevrouw; 'kftond in gedachten. ORFISE. Myn nicht, uw gade, heeft haar affcheid dan te wachten? 't Is zeker dat dit u een' blyden dag belooft. VERSEUIL. Daar thans myn echtheil voor altoos my word ontroofd, Noemt gy 't een' blyden dag voor my! OR-  TOONEELSPEL. p ORFISE. ó Ja ; met reden. VERSEUIL. Hoel daarwy fcheiden? ORFISE. Kunt ge een* beter weg betreden^ Zo gy de vrede zoekt? ■ VERSEUIL. Agt jaren leefden wy In onderlinge rust. ORFISE. D:s te erger. Leer vanmy, Dat, fleet men langen tyd in ftille kalmte de uren, *tGekibbel, als't eens komt, in eeuwigheid zal duren. Zo 'k met myn' gaê , wiens dood ik tranen heb vereerd, Zelfs vyfen twintig jaar aanhoudend heb verkeerd, 'tls, omdat wy van't uur dat we ons in d'echt verbonden, Elkandren, alsomftryd, ftandvastig wederftonden. Wat, dunkt u , was 't gevolg ? wy leefden vry en bly': Wy waren beiden juist gevormd totkibblery. Dus kent men best elkaêr. Dit heet men, wél te leven. Maar wil men, weêrzyds, elk in deugd te boven ftreven , * Enwaantmen, dronk en.van een drift, éénsflags verwekt, Dat, waar de liefde komt, zy nimmerweêr vertrekt, En dat zy altoos duurt, dan moet men billyk vreezen , Dat de een den andereens gewis totlast zal wezen. Foei, die verliefden met hun malle tederheid! A s Foei,  'O DE ECHTGENOOTEN HEREEMGD, Foei, ieder trouwknoop, dien de neiging heeft geleid! Ik zei »£ myn' broeder wel, toen de echt u zou verbinden ; Maar doorgaans kan myn taal by hem geen ingang vinden, 't Voorfpellen hield hy dwaas en zelfs ter kwader trouw, Toen ik hem zeide hoe 't hier eindlyk draaijen zou. Ik had het nochtans wél. VERSEUIL. ója! ik zie, metfmarte, Dat licht een gril van 't lot een'band, gevormd door 't Inrte, Eénsfhgs verfcheuren kan, hoe vast aan een gehecht! Maar, allen worden niet rampzalig door den echt, Al deed de liefde-alléén hun huwlyksvuur ontglimme'n ; 'k Geloof zelfs dat'er zyr... ORFISE. Zie dar.r weer barsfenfchimmen 1 Ei lieve! roem noch zelfs zofchoonecn echtverbond. 'kZie alles béter door. Myn denkwyze is gegrond, ' En ik verlaat die nooit. Betrouw voortaan myn reden. Maar, boe dit zy, Verfeuil, in deze onhandigheden Koost gy voor 't minst gewis de vefUg&e party. VERSEUIL. è, 't Is myn vast befluit. ORFISE. Nooit halve warrery: In niets (leektmeergevaar. Ikdenk, gy kentKlorinde, Die, oP haar'gaê verzot, hem fmoorlyk teérbeminde'? Dujeugdigpaarisookuit liefde-alléén getrouwd.  TOONEÊLSPEL. II Zy kregen eens, alsgy, zeer ernstig, om een fout, Een hevig huiskrakeel, dathoog, enhooger, raakte, Totdat een derde man eerlang weêr vrede maakte. Elkneuswys nufje prees zo heerelyk een daad. Maar, verr' dat de oude liefde in hunnen echtenftaat Hen weder rtreelen en hun rust zou doen beklyven, "Walgde elkvan'thuwlyksjuk. Zy raakten weéraan't kyven. En 't wonderbaar gefchil nam haast zo vreemd een plooi, Dat zy elkander zelfs betrokken in pleidooi, 't Welk binnen kort niet flechts een groot gerucht verwekte, Maar ook, hoe ernstig't waar', totfpotteruy verftrekte; Want, tot meer hartzeer, flapte een nuchtere advokaat, Alom , elkbeuzliuguit, uit fchandlyke eigenbaat. VERSEUIL. Daar zyn te veel van die onwaarde rechtsgedingen, Waar menig lasteraar , door fchaamte niet te dwingen , Der echtgenooten twist verfpreidend koel van bloed, Ten koste van den echt, de waereld lagchen doet. Hoe I weet men dan noch niet, dat, by het huwlyksfcheiden, Het voeren van't pleidooi elks fchande moet verbreiden? Wie kan van vrinden of vankindren ooitvermoên, Dat zy voor vrinden of voor oudren achting voên, Wier ondeugd, wier gebrek, of wier belagchlykheden, Zy naakt voor 'c fpotziek oog der waereld zien ontkleeden? 'tGeding, totfcheuringvan eene echtverbindtenis, Is hier, fintskort, een pest, die hoogst befmetlyk is. Het word uit hoogmoed , haat, of vuil gewin, befloten. 'tVer-  12 de echtgenooten iiereenicd , 'tVerderflyk voorbeeld zien wy 't aantal noch vergrooteu. 't Is voor de wetten , voordevierfchaar, waarlyk fchandi En 't is een geesfel voor de zeden in een land. Men kan gemaklyk, zal de reden ons geleiden , Opfprakeloos, inftilte, en zelfs vriudfchaplykfcheidcn. Ik geef daarvan 't bewys. ORFISE. Zie daar juist hoe ik me uit; Zie daarjuist hoe ik denk. VERSEUIL. Ik blyfbymyn befluït, En moet dit doen, mevrouw: ik ben'ertoe gedrongen: My is de pyl der fmart te diep in 't hart gewrongen. My dunkt, ik zie, 'k hoor nóch myn vrouw, daarzy, vol fpyt, En zelfs vol toorn , myzegt: Al 't manvolk van deez' tyd Is als 't word afgebeeld: de een is zo flecht als de ander. Zy komen niet met zo veel blydfchap by elkander Dan tot bewerking van der vrouwen ongeluk, En om te lagchen met de bron van onzen druk. DERDE T O O N E E L, 7 ORFISE, SOFIA, VERSEUIL. Sefta wil weder vei trekken , zo dra zy Verfeuil gewaar word. VERSEUIL, tegen zyne vrouw. Ik bid, mevrouw, vertoef: doemy die vrindfehap blykert» ' só'-  TOONEELSPEL. 13 SOFIA. H >e nu , mynheer! VERSEUIL. "t Voegt my voor u dees plaats te ontwyken. Maar echter is 't myn piigt, eer ik van hier vertrekk', Dat ik de t'huiskomst van uw' vader u ontdekk'. SOFIA. Myn* vader! VERSEUIL. Ditbericht word me in deez'brief gefchreven, Diemy zo daadlykdoor een'bode wierd gegeven. ORFISE. Ei, ei! myn broeder komt? VERSEUIL. Ja, lichtop(taanden voet. Duld dat ik hem, mevrouw, naar mynenpligt ontmoet', • VIERDE T O O N E E L. ORFISE, SOFIA. SOFIA. :mel!... Tante, in welk een tydftip keert hy weder! Hoe word zyn hoop misleid! Wat toeftand was ooitwreeder! Wat zal hy zeggen? ach! ORFISE. All' wat hem welgevall'. Maar'k hoop dathy voor't minst my nu gelooven zal, Als hy na dezen tyd my weêr iets hoort voorlpellen. so-  14 DE ECHTGENOOTEN HEREENICD, sofia. Hy Is rechtvaardig; hyzal billyk vonnis vellen D.(ar ik geen oorzaak ben der wreede oneenigheid, Die heden voor altoos my van myn' gade fcheid. Gy weet het, tante: ik heb, fints ik , ruim twintig weken, H;t zaad van miunenyd voelde in myn'boezem kweeken, Dj bron van mynefraart, de foltring, die my kwelt, Verfeuü nlleenlyk door myn' flommen rouw gemeld. Hy vroeg my menigmaal: Wat doet ,Sofiè'! ukwynen? Gy immers hebt geen grond tot heimelyke pynen? Maar gis:ren, in de ziel door 't hevigst leed bezwaard, Heb ik my einc'elyk ronduit daarop verklaard. orfise. By dertig lui voor 't minst I sofia. Myn hart, vermoeid van veinzen, Was niet meer meester van uiyne innige gepeinzen. Marr heeft Verfeuilniet ftraks, bedaard in myn verdriet, De cchtfcheiding voorgefteld ? begeerde hy die niet? Ach, de onrechtvaardigheid verfteent der mannen harten! Baart burme afwezigheid ons duldelooze fmarten, Wy moeten bovendien verachting wederftaa'n, Ja eindlyk hoon op hoon door wuftheid ondergaan; En, zuchten we om ons lot, danzynzy onverzoenlyk: Als ze onverfchillig zyn fchynthen ons alles doenlyk. orfise. Gy zyt niet goed gepaard, hoe ongelooflyk 't fchyn'. Ik  TOONEELSPEL. 15 Ik was en zal altoos van dit gevoelen zyn, Al had ik, lieve nicht! noch duizend jaar te leven. SOFIA. Hy moet niet weten, nu we elkander toch begeven Wat wee die fcheiding myn benepen hart bereid... (*>, 'k Heb daartoe, zo 'k hoop, genoeg ftandvastigheid. FT F D E T O O N E E L. ORFISE, SOFIA, IIENRIK. HENRIK. .moederlief! dag, tante! Ik heb reeds fpeeltyd heden. SOFIA. Is uwe leermeestres wél over u te vreden? IIENRIK. Ja, lieve moeder! ja. SOFIA. Myn zoon, dan is het goed. ORFISE, He mik om 'lehende. Nu zyt ge recht verheugd dat elk upryzen moet; Is't zo niet, Henrik? SOFIA, Henrik met aandoening befchouwende. Wat gelykheid In zyn trekken! ORFISE. Met wien? SOFIA. Ach, met Verfeuil. OR-  16 DE EC HTGENOOTEN HEREENIGD, ORFl SE. Nu , dit is wel te ontdekken. SOFIA. 't Is zelfs of ik hem zie; ja, 't is zyn beekkenis, Juist of elk trek in dien des zoons gefchilderd is. ORFISE. Wel nu! wat word uit die gelykheid toch befloten? SOFIA. 'k Voel myne ontroering daar gedurig door vergrooten. Haar1 zoon vvriglyk-aan haar'' boezem drukkende. Komaan uw moeders balei; bemin haar, Henrik: toon UW-liefde. Hemel! geef, datdees beminde zoon, Zo't ooit gebeuren mogtdat hy in 'chuwlyk trade, De levensrust niet floor' van zyn verkoren gade! Een meer bedaarden toou aannemende. Hoor, Henrik! grootpapa zal komen. henrik, run blydfcfrap opfpringendt. Grootpapa Zal komen! Is't wel waar ? 'k Heb hem zo lief, mama! SOFIA. Ja. Maargy moet by hem een groote vryer wezen, En niet zo kinderlyk , zofpeels, gelyk voordezen. Ik hoor een rydtuig. r !1 " i s E. Ba i hy is 't. ZES-  T O ONE E L S P E L. 17 ZESDE T O O N E E L. orfise, sofia, iienrik, de graaf, verseuil, verscheiden bedienden. een bediende, eerst opkomende. D aar keert hy wéér. Allen omringen den graaf. sofia. Ach, vader! orfise. iJroeder! h e n r 1k. Ach, grootvader ! be bedienden. Ach, mynheerj de graaf, hen allen omhelzende. J5ag, zus! dag, Henrik! dag, myn dochter! Tegen de bedien den. Ja, myn vrinden, Ik ben het. Eindelykmagikmy wedervinden By myn geliefd gezin, na zulk een'langen tyd. My dunkt, dat ge allen noch , als ik, welvarend zyt; Is't zo niet? verseuil. Inderdaad , nnar uw gelaat te fpraken, Is uw gezondheid op derei;-.e u niet ontweken. B d e  18 DE ECHTGENOOTEN HEREEP^GD, de graaf, Henrik opheffende. Maar wac is Henrik groot geworden in één jaar! Geliefde dochter, kyk, ik ken hem niet; zowaar.' Gedurende de voorgaande famenfpreking, hebben de bedienden eene tafel gezet, waarop al het noodige tot een huisfelyk ontbyt gezien word. verseuil. Zie hier een klein ontbyt: ik heb't gereed doen maken Inde onderflelüng dat het zeker u zou ftnaken. Zy plaatfen zich allen rondom de tafel. de GRAAF.. ó'k Heb deez' morgen juist geen grooten togt gedaan. verseuil. Luchten beweging doen toch d'eetlust wel ontftaan. orfise, den graaf toedienende. Zie daar. de graaf. Wat ftreelend heil! wat vreugd is my befchoren! Elk zyner kinderen beurteling by de hand nemende. Ik kan ze onmooglyk in myu' vollen boezem fmooren. Na eenig flilzwygen. Niets, niets ontbrak my , zo myn gade in leven waar'i orfise. Uw gade! be graaf. 'tHeugtu: daar was hare plaats,... ja, daa>. Ik kan die plaats niet zien, of, door het vreemdst vermogen, Word  TOONEELSPEL. ip Word ftraks haar beeldtenis gefchilderd voor myne oogen. Wat gade! sofia. Vaderlief! watzytgy aangedaan! orfise, tegen den Graaf. Uw koffi word reeds koud: toe, drink eens ; toe, neem r.nn. de graaf. Hoe dikwerf hebben wy, door tederheid gedreven, Recht hartelyk gewenscht omfaraen lang te leven; Opdat wy, ouden grys, gereed deze aard' te ontvliên , Eens onze kindren en kindskindren mogten zien! Ach, 'k moet, hoe ouder 'k word, haar dood te meer befchrei. sofia, haar" zoon koffi injchenkende. vln' Daar, Henrik. de gr. aa f. Zy zocht nooit door dartelheid te vleijen. orfise. Ei, broeder, drink dan toch. de graaf. Wel, zuster, 'kfchei'er uit; Ik heb gedronken. Zy (laan allen op. De bedienden nemen het ordlyt weg, en vertrekken. Duld dat ik myn hart ontlluit'. Als ik van myne gade eenmaal begin te fpreken , Dan fchyn ik myn gefprek niet af te kunnen breken. Ik was met haar volmaakt gelukkig tot haar dood. Ook was't de liefde-alléén, die onzen trouwknoop floot. B 2 or  2ö DE ECHTGENOOTEN HEREENIGD t ORFISE. De liefde! DE GRAAF. I!;zie, gyzyt uzelf gelyk gebleven: Gy fchyntuw oud begrip ftandvasttg aan te kleven. ORFISE. Wel zeker. DE G P A A F. Echter hebt ge een voorbeeld voor uw oog, Datu moest leeren hoe uvvdenkwyzeu bedroog. Tegen zyn fchoonzoon enzyne dochter. Kit voorbeeld zytgyzelf Uw weêr^yds teêr beminnen: Brengt myn vervlogen heil my levend voor de zinnen. Hunne verlegenheid bemerkende. Maar, zo'kmy nietbedrieg, waart gy , vóór myn vertrek, Min inge-o/en in ons onderling gefprek : Gylagchteof fchertfte faam, by ieder tusthenpozing, Of toonde elkaêr uw liefde in heufche minnekoziug. SOFIA, ter zyde. ó Hemel'. VERSEUIL, zich her/lellende. ts'tni'eitgöed, ini deeg jicfteltenis, Dat onze zie! met u Hechts ingenomen is? Ter zyde. Een ander moet voor't minst hem ons geheim ontleden. Óverluii. J. „ Cden... k Vergat... Ik bid, verfchoon me:... een zekre zaak, die, he- Z<*  TOONEELSPEL. 2i Zo gy wat vroeger my uw weérkomst had gemeld, 'k Had zeker voor van daag die zaak niet vastgefleld. *k Heb juist dit oogenblik hier iemant doen befcheiden; 't Ware onbeleefd , zo ik te lang hem deed verbeiden: Vergun me een korte poos... de graaf, kern fterk aanziende. Myn zoon, doe wat behoort. ZEVENDE T O O N E E L. orfise, sofia, henrik, de graaf. ee graaf, tegen Henrik, die recht over einde flaat. N u , Henrik, kom eens hier. Gy fpreekt geen enkel woord. Wat denkt gy dan toch wel? henrik. Jk!... ik bemin u teder» de graaf. Wel, kosfelyke jonge! ik min u hartlyk weder. Ter zyde. Wat is de kindsheid fchoon voor die gevoelen kan, . sofia, tegen Henrik. Kom, toon uw' grootpapa uw lettervordring dan. henrik. Wat? uit myn fabelen, of liefst uit myn histori? de graai?» Kent gy dit alles reeds ? HENRIK. Ja wel ( li 3 sor  22 DE ECHTGENOOTEN HEREENICD, SOFIA, zagtjes, tegen den graaf. Ily heeft meinorf; Verbaasd! Overluid, tegen Henrik. Wie is god Mars? HENRIK, opzeggende, naar de wyze der kinderen. De god van 't oorlogslot; En god Apollo is der fchoone kunsten god. SOFIA. Braaf! Alexander was..? HENRIK, a/tyd naar de wyze der kinderen. Een Macedoonfche koning, Die Azië verwoestte uit zucht tot moedbetooning. Zyn magt verfloeg Darius magt; Hy heeft zyn' Klitus zelf geflacht; En Helde, wat al list kwaadfprekendheid mogt brouwen, In zyn' geneesheer veel vertrouwen, Dewyl zo groot een vorst zich op de deugd verliet. SOFIA, haren zoon met verrukking omhelxende. Uitmuntend! BE GRAAF, koeltjes. m En van waarzyt gy? HENRIK. Dat weet ik niet. DE GRAAF. Ei, dat's onmogelyk ; dat heb ik niet te vreezen Ka zo veel kundigheid als gy me hebt bewezen. Vorst  TOONEELSPEL. 23 Vorst Alexauder was, maakt ge uw'grootvader wys... henrik, met kindeffjk ongeduld. Van Macedoniër*. de graaf. En gy? henrik, zeer verwonderd. Ik!... de graaf. Van Parys. henrik, openhartig. Dat word me niet geleerd. de graaf. Dit kan men klaar bevroeden. Ziedaar hoe lui van fmaak hun kindrenop doen voeden! Zy zyn noch naauwlyks zes of zeven jaren oud, l)f de ouders willen dat men hen voor wyzen houd. Ik zeg dit niet, Sofië! om u bedroefd temaken; Maar'k moet zo averechts, zo dwaas een leerwyz' wraken: En 't is coodzakelyk dat die verbeterd word. Wy fpreken echter des wel nader in het kort. sofia, een weinig verlegen. Ja... vader... 'k Breng hem nu naar zyn meestres. de graaf, haar harte lyk omhelzende. Ga henen. Gy zyt toch'wel niet boos? B 4 4GT.  24 DE ECHTGENOOTEN HEREENIG D, 4GTSTE TO O NE E L, ORFISE, DE GRAAF. DE GRAAF. Iets heeft my vreemd gefchencn. Sofia zag me , ontroerd , beklemd , verbysterd , aan • Verfeuil is, zeer onthutst, ééasüags van hier gegaan. Uit vrees voor misgreep , wilde ik echterniets doeu blyken, Vóór ik meer waar Verlicht... Maar,'k zie u fpottead kykeu! ORFISE. De praatjes, broerlief, dat myn doorzigt gekheid was , Zyu eindlyk nu eens uit. DE GRAAF. Hoe komt dit hier te pas? ORFISE. Men zal nadezen wel wat meer vertrouwen (lellen Op myne ervaring en myn wyze van voorfpellen. DE GRAAF. 'kVerfta dit niet» ORFISE. Ik wel. Stel't vry op hoogen prys. Wie vroeg niet leeren wil, word laat met fchade wys. DE GRAAF. Zeg,zonder omweg, my, indien ik 't u mag vergen, Wat ieder, naar my dunkt, my gaarn hier zou verbergeu  TOONEELSPEL. 2$ ORFISE. EU... Ikwierd niet gelooid, al fprak ik noch zo klaar. Met open oogen heb ik Reeds gedroomd-, niet waar? DE GRAAF. Hoe! zyt gy dwaas? ORFISE. Gelyk gy wyazyt; wel te weten. j Sofia en Verfeuil, het is u niet vergeten, Voltrokken, ondanks my, hunn* heerelyken echt. Maar liefde, fpraaktgy, hadhunn' hiiwlyksknoop gelegd: Geen trouwverbond flaagde ook , dan, in 't weêrzyds bedoeGegroudvest op één'fmaak, één neiging , één gevoelen.(leD* DE GAAAF. En ik herhaal 't op nieuw. ORFISE. Noch al misleid door fchyn. Ei lieve! vraag hen af of zy te vreden zyn? DE GRAAF. Gy doet my beven. Hoe! ORFISE. Het is wel tyd van beven. Maar u-alléén voor't minst hebt gy de fchuld te geven. DE GRAAF, ter zyJc. Wat pyn! ORFISE. Had gy bedacht, dat, by een trouwparty, Een ander, wat ge ook fpraakt, meer doorzigt had dan gy. B 5 Dï  25 DE E€HTGENOOTEN HEREENIGD, DE GRAAF. \ Toe, zuster, toe, fcherts voort:gy moogtu vry vennr.ken Ik gun 't u. Maar wat my toch eens bekend moet raken Verzoek ik vrindlyk dat uw heuschheid me openbaar'. ORFISE. Welaan; verneemhetdan: zy fcheiden van elkaar. DE GRAAF. Sofia en Verfeuil? o R F 1 s E. Ja , die twee wdlgetrouwden, Die al hun leven faam gelukkig wezen zouden; Sofia en Verfeuil. DE GRAAF. Is 't ernst wat gy me ontdekt? ORFISE. Ei, kyk! men zal noch zien dat hy 'tin twyfel trekt! DE GRAAF, ongeduldig. Al noemde gy noch meerrampzalige echtverbonden 'k Stelde altoos , tegen uw verder/elyke gronden Myn heilryk kuwlyk, ds t u fteeds weêripreken zal. ORFISE. ó, Béne uitzondering bewyst hier niet-met-al. DE GRAAF. Maar, zuster, laat ons toch dit nutloos twisten fiaken, En zeg my Hechts wat drang van onvoorziene zaken Hen tot het breken van hun echtverbond verpligt? OR.  TOONEELSPEL. 27 ORFISE. Wel,. . alles. DE GRAAF. Zulk één woord geeft waarlyk my geen licht. 'kZ.il, denk ik, wel van hen wat meer omftandig hooren Waaruit de tweefpalt in hun harten is geboren. Uwe inborst is zeer goed: 'k verdenkuniet, datgy, Myn zuster, de oorzaak zyt van hunne kibblery? ORFISE. Behoed me, ó hemel 1 DE GRAAF. Ik geloof u. Maar, 'k wil wedden, Dat gy niets hebt gedaan om hen daaruit te redden, Ol om te weeren dat de fcheiding voortgang heeft: Zofterk, myn zuster, zyt ge aan uw begrip verkleefd. ORFISE. 'k Deed eer het tegendeel; ik der.k, en 'k zeg't hen beiden , Dat niets, in hun geval, ooit beter is dan fcheiden. DE GR. AA F. Daar ge alles moest beftaan wat hen hereenen kon l ORFISE. Dan wierd het erger, zo de twist ooit weêr begon. DE GRAAF, fckielyk, en met veel vuur. Wel, zuster, 'k ftn verbaasd: gy leert me een nuuwe (telling. Men moet dan, heb ik't wél, naar uwe vonnisvelling, Het kwaad nooit wederihan . maarhouden't zelfs zeer vast, Omdat het anders licht hierna ons weêr verrast. Is  28 DE ECHTGENOOTEN HEREENTGD, Iï'tJnooglyk, hemel f kan ooit fterningdit befhifteni Ooitreedlyk weien'zulk een wartaal fcbaarnttoos uiten ! Veel vrinden, minnaars, of gehuwden, zouden nooit, (En dit's geen ydlepraat, loszinnig uttgeftrooid ,) T jt ftöking van 't gefchil, eens tusfchen hen gerezen , Opdat het eeuwig dure, onbuigzaam koppig wezen,' Mtfar.allezorgbefteén tot dempingvan den twist, Indien Hechts geen getuige iets van kunn' tweefpalt wist. Bemoeit men zich 'er méé , de zaak zal erger loopen, Veeleer dan dat zich licht de warring zal ontknoopen : Zy vreezen by een' derde als overtuigd te (taan: De hoogmoed, de eigenmin, beftiert hunn'mond, hun daén Slechtszekre kleinrgheén.door woorden niet teomichryven, Maar enkel door't gevoel de harten in redryven, Verwyt — erkent men niet vo.-r iemant, die, alsdan, Ons licht vernederen , ons licht befchamen kan. *t Waarfchynelyke word voor't ware dan genomen. Men zal tot bitterheid, of tot verkoeling , komen. Hy, die gevoelt, die deugd en moed heeft, heeft alleen 't Geheiligd recht dat hy de harten weêr vereen' • Alshyze, diep gewond, uit hoogmoed niet verneder', Maar, minzaam, met beleid, wéér voor el kaêr verteder*. ORFISE. Waar vind men zulk een'man , van zo veel overleg? n E GRAAF, gedurig even fchielyk. d, Eer men zulk één' vind, itaan duizend in den weg, Die hoogst gevaariyk zynlDe eenknort.vétmaant.of prevelt, Ter-  TOONEELSPEL* 29 Terwyleen rndre, als wys, vanuitftel, uitftel, revelt; De farcen dus verkoelt en affcheurt van elkaêr. Deze acht zich, zorder grond, een fchrander middelaar; En is Hechts advokaat van ééne der partyen, Door hem allengs verfterkt in 't onverzetlyk ftryên. Een ander, 'tcchtgeluk oprechtlyk toegedaan, Is op 't hereenen uit, maar tast het avrechts aan. De een raad u, zeer bedaard, in tyds te rug te treden ; En de ander, driftig heet, tergt tot uitfporighedeii. Ik hou dus ftaande dat doorgaans een derde man Oneindig minder goed dan kwaad verrichten kan. Ik zvvyg van hen , die, valsch, fchynheilig.mede treuren» En, heimlyk, vuil van hart, de wonden openfchenren ; Als ook van hen , wien 't, in hun domheid, fchaude waar'; Zo ze onze jonge lui verzoenden met elkaêr, Omdat ze in't dwalend brein, tot uiterften gedreven , Een zeker zot begrip eens hadden voet gegeven. ORFISE. 'tls vruchteloos gedoeld op hun hereeniging. Ik denk, gy maakt voortaan nu beter rekening Als ik iets weêr voorzeg ..'tls vruchtloos, wel te weten,' Al waart gyzelf die derde in deugd en moed te heeten^ In wysheid en gevoel. DE GRAAF. 'k Zou vruchtloos tydbefteên? ORFISE. Gelukken zou 't u niet: ik zeg u, nimmer, neen)  30 DE ECHTGEN00TEN HERÈENI&D, de graaf. Zond gy 'er boos om zyn ? , orfise. Neen ;'t zo niet uit te leggen. de graaf. Wat zei' gy dan toch wel? orfise. Wel, broeder, ik zou zeggen.!. 6 , Ik zou zeggen , dat myn (lelling goed bleef, maar Dat hun hereeniging een tweede uitzcndring waar'. de graaf. Goed. orfise. Gy vleit u te veel. Gy zult u zeer vergisfen. Ik ga. Doe, kan het zyn , noch «na myn doorzigtmisfen. de graaf. 't Is jammer dat ons oog altyd verfehiliend zag. Ei, zend Verfeuil my hier, als ik 't u vergen mag. NEGENDE T O O N E E L. de graaf, alken. Ik kom van pas: 't wlerd tyd dat ik myn reis voltooide, Naardien de tweedragc haar verderflyk zaad hier ftrooide. Zy hebben, zekerlyk, gelyk en ongelyk. Tot hun hereeniging is 't nut dat dit hen blyk'. In de oogen van 't gemeen is 'tgeen bezwaarlyk noogenj Maar niets kost meerder moeite in aller wyzen oogen. Ach,  TOONEELSPEL. 31 Ach, is't hereenen van een deugdzaam huwlykspaar, Door beuzlary verdeeld, zo moeijelyk , zo zwaar; Waarom of dan een niet, helaas! zo menigmalen Het loffelykst ontwerp voor alcoos moet doen falen; Daar menigmalen ook niet anders dan een niet De reên is, dat de rust den besten echt ontvlied? TIENDE TOONEEL DE GRAAF, VERSEUIL. DE GRAAF. "Verfeuil, een zeldzaam nieuws hoor ik my mededeelen s Gy, gy wilt van my af? VERSEUIL. Mynheer , ik kan 't niet heelen: Een huistwist, die ik denk dat niet uit my ontfpruit, Verpligt my tot dit wreed, maar vastgeftanfd befluit. Myn trouw had nimmer in verdenking moeten komen. Gy weet wat achting my voor u heeft ingenomen. Ik, wonende in uw huis, heb myn gedrag, verheugd, Gevormd naar 't voorbeeld van uwe ongemeene deugd. Het is niet zonder ftnart dat ik, voor al myn leven, Dit onwaardeerbaar huis dus éénsflags zal begeven; Dit huis, waarin ik fteeds myn heilrykfte uren fleet,. .. Waarin ik d' omgang met myn' vader nooit vergeet. DE GRAAF. Myn zoon, ik kan op 't klaarst in uw gefchil bemerken, (En  §4 DE ECHTGENÓOTEN HEREENtGÖ, (En uw geheel gefprek moet ray daarin verfterken,) Dat al het ongelyk , zo verr' 't myn telg betreff', Slechts wat jaloersheid is. VERSEUIL. Befef, mynheer, befef Al 't gruwzame eener drift, die 't hart verdrietig, treurigj En wonderzinnig maakt; die, altyd willekeurig Ontydig zich verklaart; eti, eindeloos gevoed, Volltrekt, is ze ongegrond, ontecrend wezen moer. DE GRAAF. Als, ongelukkig, ons de drift der jaloezye Reeds folterde in de wieg, dan groeit die razernye, Ik ftem 't volmondig toe, hoe langs hoé fterker aan? Maar die van uw Sofié' is naauwlyks nu ontdaan. Verfeuil, gy hebt gewis, door uw manier van leven, Op de eene of de andre wyz' daar reden toe gegeve:;, VERSEUIL. óNeen, mynheer, ó neen; ik keu myzelven vry. DE GRAAF. Dit is my niet genoeg. Zeg, zonder veinzery, Zegmy , (ik wil uw trouw geenszins in twyfel trekken,) Of ge u, myn dierbre zoon, (gy moet my 'trond ontdekken,) Steeds op eenzelfde wyz' by uwe vrouw gedroegt? Steeds evenveel verliefd? (leeds evenveel vernoegd? VERSEUIL. st Gebruik , defmaak, vereischr, dat wy, met goede vrinden, Met mannen, fchuldloos; in gezelfchap ons verbinden: De  T O 'O N E E L S PEL. 33 De vrouwen m'tsfen dus wel iets aan or.s, 't is waar; Doch is het juist een blyk van koelheid jegens haar? DE GRAAF. 9t Word licht door haar vermoed. VERSEUIL^ Dit is zich zelf te kwellen; DE GRAAF. Men zoekt het geen men mint, kan elk met reden dellen. Maar , wat betoovrend fchoons is toch ter plaats te ziea Waargy uw' tyd verflyt? VERSE UIL. Alle eerelyke Hén, Van't hof en uit de dad, zyn daaglyks daar te ontmoeten, 't Weetgierige verdandkan daarzyn' leerlust boeten. Verfchillende verdienste, in onderling belang. Is allen daar gemeen, door heufchen ommegang. Bedryven van gerucht, en nieuwe letterwerkfin, Zien daar, getoetst, hunn* roem verbreiden, of'beperken. Nooit is de glori 't loon van éeuig rechtsgeding, Ten zy'tdeloffpraak van dees vietfchaar eerst ontfing. Daar onderzoekt een daat zyn kunde en zyn vermogen. Daar zien we een volk zichtot datheilryk punt verhoogen. Van waarde vrye mensen , weer door natuur verlicht, *t Gebouw der wetten op haar heiige rechten flicht. Vrymoedig doet men daar de taal der vryheid hoorenê Het algemeen begrip word daar ter plaats geboren. Fortuin en ydele eer zyn daar van geen belan.:. Eéa rang word daar erkend, dat is de burgerrang, C »ï  34 Ï)E ECHTGENOÓTÈN HEREENIG D, DE GRAAF. Hoe.lïerk het fchittrend nut daarvan ook word' geprezen, Demenscb kan, elders, vry, geleerd, en edel wezen. Verftandbefchaving valt in »t boekvertrek min zwaar. Schaars vormt de groote man zich in het openbaar. tKyk, waant gy, regelt zich nanr uwe willekeuren t 't Verbeetren van een' Haat moet eens van zelf gebeuren, 't Hervormen van de wet, deorawending in 'tbellier, Zyn we eer verfchuldigd aan die lchrandre geesten, wier , Geheime werkzaamheén en onvermoeibre krachten De rechten van den mensch in 't helderst daglicht bragten. Schoon daagiyks in uw' kring al de aard'beoordeeld word] Men hoort de zaken daar toch zeker Hechts in 't kort. De menfchen mogen gul als broeders daar verkeeren , Hun huizen 'leeren zy allengskens min waarderen ; Dekinders worden vreemd ann't vaderlyk gevoel, En, ach! de zwakke vrouw ftaat dartlen lust ten doel. Word gy 'er grootsch tot deugd, tot weldoen, aangedreven! Men kan zich in zyn huis daar ook aan overgeven; Ja, 't is aan gade en kroost dat elk weldenkend man 'tAandoenlykst voorbeeld daar gefiaag van geven kan. Wel hem, die't liefst verkeert by zyne huisgeaooten! Ach., dat uw oog, myn zoon, by tyife toch worde ontfloten» Keer tot ïofia weêr. Dat hier uw oordeel wikk'. Vergeet met haar, hereend, een treurig oogcnblik. VERSE UIL. Wat fielt uw deugd my voor! kunt gy 't van my vertrouwen* Ik, nu ik eens befloer, zou mynbelhnc niet honen ! '•• DE  TOONEELSPEL. 35 DE GRAAF. Hebt gï al het naar gevolg daarvan wel overdacht?- VERSEUIL. 'k Zie, fchoon van wroeging vry, wat bittre imart my wacht; Ja,'k wcet,mynheer,ik weetwatleed een' gaé moet drukken, Die, buiten zyne fchuld, zich van zyn gaé ziet rukken: 'k Weet dat men eenzaam op de wyde waereld leeft, Terwyl de ziel geen troost in hare kwyning heeft, jyfen kan niet langer in een kuisfche teerheid blaken, En ziet den ouderdom niet rasfe fchreên genaken, - Daar in de zwakheid ons geen andre hiilp verblyd, Dan onvolkomen zorg, en Hechts gekochte vlyt. De ziel, geheel vermoeid , door onlust neérgeflagen , Vind geen geneugte meer, zelfs in de fchoonfte dagen, En lyd, helaas! in dien verfchrikkelyken (laat, Al 't onheil, hém bereid , die 'c heilig huwlyk haat. DE GRAAF. En, daar ge u zelf hiervan verzekring weet te geven, Veroordeelt gy u zelf tot zulk een eenzaam leven? . VERSEUIL. Ik moet. Dat nooit gemaal zich onverfchillig toon'. Is 't voorwerp ons veel waard', te grooter is de hoon 1 Nu blyke, in 't yslykst uur, hoewel tot myne fmarte, Rechtvaardig, de edelheid van'een gevoelig harte. De echtfeheiding is bepaald: zy zal, zymóet gefchiên. 'k Zal myn ftandvastigheïd dus openbaar doen zien. Daar is geen pooging, die myn hart niet kan verrichten} Als rayne gade my van ontrouw durft betichten. C 2 ELF-  z6 DU ECHTCENOOTEN HEREÊNIGDt ELFDE T O O N E E L. DE GRAAF, alken. "Verfeuil is zeker méér verbitterd dan ik dacht, p.n alles waar'te niet, had ik zyn drift ver.cht; Maar 'k merkte by geluk , dat, welk een fpythem griefde, Hy echter voor zyn vrouw noch hevig blaakt van liefde» Ik maak my Merk dat my die liefde helpen zal. *k Verbeeld mv ook dat myn Sofié' in dit geval Haat' diep gewonden gade een weinig toe zal geven: Dus zal het kwaad reeds zelfs in zyn geboorte fneven. De eroottle vyandin der liefde hovaardy. Myn dochter zal gewis zo fier niet zyn ais hy. TWAALFDE T O O N E E L. D£ GRAAF, SOFIA. SOFIA. Ach, vader! 'k zweeg te lang;'kmoet eindlyk u verlichten» Weet... DE GRAAF. Ik weet alles. En wat zult gy nu verrichten? SOFIA. My werpen in uw' arm . en weenen aan uw hart. DE GRAAF. Engy.myn kind! gy wilt ook fcheiden !gy!. .Watfmart! s O F IA. Het wierd my voorgefteld, Hoe veel't myn ziel doe lyden, Ik voel dat ik 't niet móet, dat ik 't niet kanvermyden, Het hart van myn' gemaal veranderde geheel. DE GRAAF. Verdenking zonder grond beleedigt zeker veel. T,oe,  TOONEELSPEL. 37 Hoe! gy verbeeld u , daar by nu en .dan zyn dagèa In zyn gezelfchap flyt.. ? SOFIA. My waren ze opgedragen. In zyn gezelfchap? Ja! ... Gaat hy niet eiders heen? DE CHAAFt Ach, dochter! SOFIA» ö, Men zegt, dit zyn der mannen réén , Als zy geen zelfde drift meer voor hun vrouwen voeden. DE GRAAF. Kind , gy word weggefleept aoor ongegrond veiraoedeu. 't Is inderdaad niet goed zo licht geloof te flaan Aau't geen de waereld ons loszinnig doet verftaan,. SOFIA. Verfeuil mint my niet meer. DE GRAAF. Ja wel; wees fiechts te vreden: Gy dwaalt; hymintu; gy beticht hem, zonder reden. SOFIA. Hy zei 'tmy telkens nóch, waar'hy nóch niet verkoeld: Men zegt zo gaarne 't geen het hart zo gaarn gevoelt! DE GRAAF. Hy gaat veel uit; nu, ja! Maar't is de mannen tergen , Myn kind, zo wy wat veel in dezen tyd hen vergen, 'k Wil borg zyn voor zyn trouwen hartsgefttltenis; En dit's de groote zaak. In hem, die fchuld heeft, is De fpyt der liefde nooit tot zulk een' top gerezen, Of't moest een eerloos, een verfoeilyk fc'^epfel wezea. Wie ®m esu beuzlin^ knort heelt waariyk nooit ged.ian. C 3 'Lls  38 DE ECHTGENOOTEN HEREENIGD , 'tls Inderdaad niet goed een' Qnaak te wederilaan: Dus word iets menigmaal tot dolhëid voortgedreven, Waaraan men flcchts den naam van grilligheid moest geven, En waar men ipoedig wel van waar' te recht geraakt. Voor my, 'k ben koel van bloed , en ken Verfeuil volmaakt; Ik lette op'zynen aart, zyn deukwyze, en zyn zeden: Hy vond in u gewis eens nieuwe aanvalligheden, Indien gy, zonder hem te doemen , zonder klagt 'tVerandren van zyn'fitfaak Hechts ilil had afgewacht. SOFIA. Myn vader, 't is vergeefs my in myn' ramp te (treden. Ik weet niet dan te wel dat ik hem moet vervelen. DE GRAAF. Dit treurig voorval, kind, leere u voorzigtigheid. Toon nu uw'goeden aart, uw reden , uw beleid. Denk, als ge u onderwerpt aan 't vaderlyk bedoelen, "Wat zoet genoegen gy myn ziel zult doen gevoelen. Gy (temt me ook , onder ons, licht toe , dat, met fatzoen, Een vrouw tot haar' gemaal wel d'eerften flap kan doen. S O F I A. Myn vader!... zoude ik my tot zulk ,cen punt verlagen? DE GRAAF. Zie daar den hoogmoed en zyn zwakheid nu volflagen J Wie haren gade red, dien ze op een' dwaalweg ziet, Verwerft zichzelve alle eer, maar zy verlaagt zich ni'ct. Stjfia, haren vader tt voet vallende. Ach, myn gehoorzaamheid zal u toch niets doen winnen. Zo ik al zo veel magts kan krygeu op myn zinnen, Ik ben verzekerd dat ik niets kerftellen zal.  TOONEELSPEL. 39 J,, wat ook de uitflag zy in 't faagchelyk geval, D:it my Verfeuil bemint zal ik toch nooit vertrouwen, Tenzv hy de eerste, en uit zichzelv', my kome aanichouwen, En my hier vurig fineek' dat ik met hem hereen'. de graaf, haar oprichtende. Maar zo hy 't alles zegt? SOFIA. óNeen, myn vader, neen. De eebtfcbeiding, diemyhoont, hebikniet voorgeflagen. Ku hy die heeft gewild, moet ik mygrootsch gedragen, En nldcnmocd doen zien van een beleedigd hart. Weêrftondik eenmaal de eerste enpyneiykfte fmart, 'kZal dan voor u en voor myn''Zoon in liefde blaken; 'k Zal yvrig voor zyn jeugd en voor uw grysheid waken Met de allerteêrfte zorg en grootfte oplettendheid; Terwyl myn hart vergeet,... of mooglyk min béfphreit ■ Een'vvreedaart,in wiens liefde ik me eeuwig dacht te fueelen. Eefpaarmy, vader, een der yslykfte tooneeleu. de GRAAF, ter zyde. We! verr1 dathaar gedrag myn oogmerk dienen zou , Vernielde zy'tveeleer, gelyk ik klaar befchouw. Overluid. Weesvry, S.ifié'! ga; 'k wil niets meer van u vergen* DERTIENDE T O O N E E L. DE GRAAF, ORFISEDE GRAAF, zonder Orfife te zien. i -j^i Neen,1,neen! 't is kwaad door dwang een toornig hart te C 4 G R--  40 DE ECHTGENOOTEN HEREENIGD, ORFISE. Gy zyt volmaakt geflaa.d. Wel, brüeder, ,(ftreeIl Ik wensch u veei geluk met zulk ec„ zeldzame eer. DE GRAAF. Ei, zuster, laat ons toch niet altoos fpotziek wezen. - ORFISE. Uw hoofd is, denklyk vW zyn dwaling nu genezen. Wat hebt gy uitgewerkt? DE GRAAF. Niets. Maar ik voed noch hoop. ORFISE. Dat 'sfterklGy voed die „och , fchoon 't air u tegenloopt DE GRAAF. Ja , 'k hoop dat ze uit^ichzelv ,en zonder zich te dwingen, Zich hier hereenen. ' ORFISE. Wi, dl inb"lding! benzelingenf... Maar, zeker, Mtfrem'tu toe: 't is wonder wél bedachtDus worden de echteM weêr tot e'kaêr gebragt 't (smeer dan dwaasheid om de hand 'eraan te leenen Te wHlén dat zv zich van zeiven weêr vereenen I "" Myn goede broeder.' ?cb! DE GRAAF. Ja, zuster. ORFISE. Inderdaad, Uw zelfvertrouwen ftygo tot eenen hoogen graad Maar in beproevingen kan „iets u ooit verdrieten Gy hebt (leeds voor uw 00g de lagchendrte verfchietea. kVerfcht hierin *>» ik in >c menschlyk hart een weinig lezen kan.  TOONEELSPEL. 4* DE GRAAF. Om dit ooit wél te doen, is 't noodigvéélte weten. Ons hart is uit den aart altoos. oprecht te heeten ; 't.'s altoos eer'yk, braaf, ja , altoos is hetgoed, Zo 't Hechts geen dwazen waan , geen fiaafsch vooroordeel Ter zyde. Cvoed. Doen wy , kan 't zyn, tfr(>ond de vrede hier herleven. Roepende. Hei, hollal Tegen den knecht, die eren binnen komt. Gy moet itrr k • myn' zoon te kennen geven » En myne dochter ook, dat ik hen hier verwacht. De knecht vertrekt. ORFISE. Hoe! daar zy beiden zyn tot zulk een' toorn gebragt? Gy vleit u..S DE GRAAF. Zuster, 'k bid, uw driften in te toornen Tot de uitkomst van 't ontwerp, dat ik heb voorgenomen. Gy had een' echtgenoot. ORFISE. Ja , vyf cn twintig jaar, Myn broeder. DE GRAAF. Maar gy had geen kinderen. Zo waar, Myn zuster, had gy ooit u moeder kunnen heeten, Gy zoud den grond der hope eens vaders beter weten. ORFISE. Myn tegenwoordigheid dient u hier zeker niet. DE GRAAF. Ja toch: ik bid 11 zelfs dat ge alles medezier. C 5 FE EK.  42 DE ECHTGENCOTEN HEREENJGD, VEERTIENDE T O O N E E L, DE GRAAF, ORFISE, SOFIA, VERSEUIL, van tegenovergeftelde zyden opkomende. DE GRAAF. Treed beiden nader 10e. Verfeuil, dooniwvcri-cn Trnd myne telg naar rang de waereld onder de cogen. Haar bruidfehat was gering. Ook was 't de liefde rïléén , Die u eenmaal met haar in 't huwlyk heeft doen treên. Sehryf haar den rsng nu v/.ór, waarin zy voorts zal leven, Myn dochter, wat hy wïlT , gy moogt hera uier. w tcrfiie?en. SOFIA., Ik zal te vreden zyn, hoe kieen myn aandeel zy, VERSEUIL. Mevrouw, wat dit betreft, ftaatn 't gebieden vry. SOFIA. Geenszins, mynheer, VERSEUIL. Wel aan! ik zal dan 't voorflcl wagen, En myn bepaling zal u, hoop ik, niet mishagen. In dees bedorven eeuw ontmoet men menig man . Die, onder veel vernis, zyn baatzucht dekken kan, Als hy een trouwe gnè , die nooit zyn vreugd verkortte, Door'tbreken van zyn' echt, in bittere artnoé Hortte. Bedroefd gevolg der weelde! Een man, die niets bezat, Bedriegt zyne cchtgenoote, en rooft al haren fchat; En hy, die ryk is, en in 't eind' begint te denken Hoe dwaas hy was, zyn hand uit liefde weg te fchenken, Kerltelt zich, zegt by, in 't bezit van eigen goed. Een  TOONEELSPEL. 43 Een ander voorbeeld is 't dat ik hier geven moet. 't Betaamt uw braaf gedrag my wetten vóórtefehryven, Mevrouw; ea 'talgemeen moet niet onkundig blyven, Dat, fchoon wy fcheiden, uw rechtvaardige echtgenoot Zyne achting voor uw deugd niet uit zyn'boezem floot. •Myn handèlwyz' moog' myn gevoelens kenbaar maken». SOFIA. Mynheer'!... VERSEUIL. Ach , zwygen wy van 't geen den twist mogt raken, Of ik vertrek terftond. Ik onderhoud, gereed, U in den hoögen rang, door u tot hier bekleed. Al 't geen ik zal beitaau zal elk pligtmatig achten. ^ten# Uwe eer heeft recht, mevrouw, dit van myn trouw te wachHou vryheid, rang, fortuin... hou nü' watge ooitbezat. En , zo ik op gezag ooit eenjge aanfpraak had, Vergun my dat het u flechts éénmaal word' bewezen. Ontfang, mevrouw,ontfang, vrymoedig,zondervreezefli ' De helft van al myn goed. Het voorftel, dat ik doe, Eischt geen erkentenis, verpligt u nergens toe. De brave man , die van zyn gade word gefcheiden, Stelt, zag hy haar altoos een deugdzaam leven leiden, Daar ze al zyne aandacht trekt in't midden van zyn'rouw, 'Zyn' hooglteu wellust noch in't heil van zyne vrouw. S 0 F1A. Itövnheer! V.. zo groot een gift..! Zoude ik u niet weérftre- ( ven* VERSEUIL. ^VU1 'kHeb recht dat ik dit eisch. Met veel aandoening. Mogt gy gelukkig ieven! so- \ \  44 DE ECHTGENOOTEN HEREENTGD, 50 f ja. Geloof ook vast, mynheer! geloof ook t'allcn tyd' Dat ik (leeds vurig wensen dat gy gelukkig zyt> de GRAAF, na eenig ftil^gm , Befcbouwt ge nu weêrzyds uw' wreeden toedand naderï Volhard ge in uw befluitf VERseuil, zich eemfags her/lellende. 6 Ja, mynheerI sofia, met bedwongen fpyt. Ja, vader, de graaf. Verzuimt dan 't edeifte van uw belangen niet, Eer gy elkaêr verlaat, en licht voor eeuwig'vJied. Gy zaagt uw' huwlyksltam met ééne telg verryk'en; Dif telg is 't eenigst pand van uwe liefdeblyken: Wien van u beiden hebt gy nu dit pand beloofd?' VERSEUIL. Ik neem het kind met my. SOFIA, met al de kracht eeeer tedere nee der. Uy aan myn hart ontroofd! Eer laat ik honderdmaal my \ daal door 'ciigchaam dryven, VERSEUIL. Hy's my niet minder waard'. sofia. Hy z^I de myne blyven. ee GRAAF. Begeert gy dat hy kieze ? VERSEUIL. •k neem dit voordel aan. SOFIA, ter zyJei Zal hy myn tranen, myne omhelzing wederdaan? Het  TOONEELSPEL. 45 Het moederlyk geftrcel ? ... zal ik myn' zoon verliezen ?.„ Overluid. 'k Neem ook uw voorftel aan. Hy volg' wien hy zal kiezen. Hy kome! DE GRAAF, roepende. Holla, hei! tegen een knecht, die even binnen komt. Breng Henrik hier... terftond. De knecht vertrekt. DE GRAAF, vervolgende, ter zyde. tJit hanen, die,'gevormd voor 't heilrykst echtverbond. Zich met zoveel belang in hunnen zoon vereenen, Is noch de teêrfte liefde onmogelyk verdwenen. LAATSTE T O O N E E L. DE GRAAF, ORFISE, SOFIA, VERSEUIL, HENRIK. SOFIA, haren zoon te gemott vliegende. , Gy blyi't by my, myn zoon; niet Henrik? HENRIK. Ja, mama, . VERSEUIL, hem in den arm namende, Gy wilt my dan ontgaan? HENRIK. Neen, zeker niet, papa. DE GRAAF. Uwe ouders, jongelief, verhuizen van eikarider*. Zegmynu, wien gy liefst wilt volgen, d' een', of de ander? VERSEUILJ Uw' vader? SOFIA. Uw m?m=i? HEN»  45 DE EC»TGÊKOOTEN IIEREENICD, iienrik. • , Ja, zeker, alle twee. DE graaf. Maar, hebt gy 't niet verftaan ? zy fcheiden kind Verfeuil en Sofia, fttri hernia,, wenden zich leiden 'var. el-' kander en van Henrik af, die tusfehen hen in ft aan bhft. henrik. Waarom? waarom toch? om wat reden toch te fcheldSi Papa! mama; k heb u zo lief! zo lief! ja, beiden Op een' vleijenden toon , en hen éy de kleederen trekkend,. Och, fchel je lui toch niet. VERSEUIL, ter zyde. ' Wat tydftip! sofia, ter zyde. Wat verdriet! henrik. I Gy blyft dan alle twee by Henrik; doe je niet? De beide echtgenoot, zic>, gd^ydig omwendende, en „cderbuigende, om hun kind te omhelzen , ontmoeten elkander, zien elkander aan , en vallen elkander in de armen. DE graaf, het kind met verrukking in zyne armen omhoo% tillende. Hier zegepraalt natuur , en k heb myn' wenseh verkregen Gy, hemel! gaaft my dien : lub dank voor uwenzegé£ ,r , . sofia. Verfeuil! VEüSEUIL. Sofia! / de graaf, tegen Orffe. die l?re tranen afdrom. Hoe! myn zuster! lyd gy fmart? k Zie datgy tranen itort.' orfise, fterk aangedaan. Heb ik dan ook geen hart? D e  TOONEELSPEL. 4? de graaf. 'k Had grond tot hoop. orfise. Gy hebt my wondren doen aanfchouwen. 'k Zal voortaan al uw taal voor loiure godfpraak houên. k e n r1k. Maar, lieve grootpapa! ik zie dat gy ook fchrek? de graaf. 't Zyn tranen, bestigkind, van zuivre vrolykheid. orfise. Ik ben, gelykelyk, bewogen en te vreden. Hen fteeds vereend te zien is al myn wensch op heden. Maar 'tis, gelyk ik zeide , een twééde uitzondering; Eu'kblyf by myn begrip, al fchynt het zonderling. de graaf. Het zy zo, zuster: elk beruste by het zyne, Mits 'tbuisfelyk geluk daardoor flechts Riet verdwyne. verseuil. 'kZie dat myn vrindenkring, dien ikdeez'dag verlaat, Den mannen weinig voegt in hunnen echtenftaar, sofia. Neen; volg uw neiging op: ik hoonde u door vermoeden.' JJw gade zal voortaan geen achterdocht meer voeden» « de graaf. 't Geen gistren oorzaak was van weêrzyds fcherp verwyt, Wekt thans in u niets meer dan eenen eedlen ftryd. Uw beider aart is goed; men kan dit niet weêrfpreken; Maar beiden hebt gy ook gewone zielgebreken. Stel haar gerust, Verfeuil, zode argwaan haar beroert 5 En, dochter, temper hem, zo hem de toorn vervoert. ó Myne kindren! 't heil des huwlyks, hoog van waarde, Is 't levend beeld van 't hei! des hemels op deze aarde. E I N D E.  De Gecommitteerden tot de zaten van den Schouwburg hebben, volgens Oftroy door Hunne Ed.Groo. Mog. de Heeren Staten van Holland en Westvriesland den eer* ften November, 1787 , tur, hen verleend, het recht van deze Privilegie, alleen voor den tegenwoordigen druk, Tan DE ECHTGENOO TEN H ER E EN IGfjg Tooneelfpel, vergund aan j. h e l 0 e r s en A. M a h s. ' AmtlfUam, den ij. July, IJ91. Geen Exemplaren zullen voor echt erkend worden, dan die door één' der Heeren Gecommitteerden onderte*. kend zyn.