FANFAN EN KLAAS, O F DE TWEE ZOOGBROEDERS.  ■  =5. FANFAN EN KLAAS, o f DE TWEE ZOOGBROEDERS; TOONEELSPEL. gevolgd naar het fransche van mevrouw de beaunoir. DOOR Te AMSTELDAM, by j. helders en a. mars, in de Nes, 1788. Met Priyilegh.   FANFAN EN KLAAS, OF DE TWEE ZOOGBROEDERS; TOONEEL, SPEL; GEVOLGD NAAR HET FRANSCHE VAN MEVROUW DE BEAüNOIRi te A M S T E L D A M, by Ji helders en a. mars, iu de Nes, 1788, Met Pïiyikgiei   What Iwould endéavoür to inculc.ite, is thatonryoiitli eannot be too foon taught the pfineiples of virtue, feeing the first irapresfions which are made cm the mind are always the ftrongcst. THE SPECTATOR,  PERSONAADJEN. Mevrouw de fierval. fanfan, haar zoon. Een abt, zedemecster ") pi E ternel, zoogll:ocJcr J Wft KLAAS, haar zoon. Juffrouw dijmont. adolf, huisknecht. BLASIUSj hovenier. Het tooneei is in vrankryk. FAN-  FANFAN EN KLAAS, TOONEELSPEL. Het tooneel verbeeld eene tuinkamer, op het landgoed van mevrouw De Fierval. Jij het opgaan des gordyns zitten mevrouw De Fierval en juffrouw Dumont bezig aan eenig handwerk. EERSTE TOONEEL. Mevrouw de fierval, de abt, juffrouw DUMONT, de AliT. N^en; zeker , neen, mevrouw: "k zal hier geen dag meer blyven. Mevrouw de fierval. Maar, inderdaad, heer abt... DE ABT. Mevrouw, 't befluit ftaat vast: lk doe hier anders niet dan nutloos tydverdry ven; En dit iixekt my in 't eind' tot last. MynheerFaufan,uwzoon,doet my niets goedsverwachten: Ik pluk geen andre vrucht van al myn zorg en vlyt Dan 't hartzeer dat ik die geftadig zie verachten. A 4 Me-  8 FAN FAN EN KLAAS, Mevrouw de fierval. Ei, «ebnochwatgeduld;flechtsmaareen'kortentyd. de abt. *t Geduld is uit, mevrouw. Wat meentgy zal 't my baten Wat eer voorfpelt het my dat ik Zyn meester ben? Een' zedemeesters ftaat is de edelïle aller ftaten; Maar in belooning ook de fchraalfte dien ik ken Is onze leerling goed; volgt hy, door ons , zynpligten; Ban is de lof voor hem: zyn deugdbeminnende aarC Ontwikkelt zyn verftand, doet hem al'tgoed verrichten En maakt hem, uit zichzelv', elks liefde en achting Ishy, in tegendeel, geneigd tot Hechte zeden, (waard*. Heeft hy een'loggen geest, en tot zyn' Pligt geen trekDan is de meester fchuld aan zyn kwaadwilligheden,' Dan wyt men dien alleen des jongelings gebrek. Mevrouw de fierval. Acht gy my dan in ftaat tot zulk een a vrechtsch oordeel ? ^ Wie meer dan ik erkende uw goedheid voor myn kind? kBedoel uw nadeel niet; 'k bedoel veeleer uw voordeel : 'k Gaf hem u over, niet als meester, maar als vrind. Gy zond, toen 't fterflot hem zyn' vader heeft ontnomen, By hem diens plaats bekleen ; en laat ge , tot myn fmart,' Uw wélbegqnnen werk nu eensklaps onvolkomen? fly heeft een vlug verftand, en hy is goed van hart... de abt. Bedrieg u niet, mevrouw: zyn harcis niet roemwaardig: Hy  TOONEELSPEL. 9 Hy word allengs onbuigzaam, wreed; Hy is zeer licht tot toorn gereed; Hy is hoogmoedig en boosaartig... Mevrouw de fierval. Boosaartig? de abt. Ja, mevrouw. Verbannen we allenfchyn. Behandelt hy uw volk niet juist of 't flaven zyn? Doet hy zich niet van elk verfoeijen? Mevrouw de fierval. Gy oordeelt al te ftreng, mynheer. Myn zoon is jong: 'k zag hem wel eens van fierheid * f 1 '3 c 1™,. (gloeiien; Maar deze fierheid gaf weleer ^ j » U hoop dat gy van hem een' waardig' man zoud maken. de abt. 'k Had, zonder u, wellicht myn oogmerk kunnen raken. Mevrouw de fierval. Hoe! zonder my? de abt. * Gewis, mevrouw. Begeert gy dat ik u geheel myn hart ontvouw'? Mevrouw de fierval. Gy zult, dus doende, my veroligten. de abt. Wel aan! nu ik 't dan moet berichten, Gy zyt het, door wie hy van my geen nut verwerft: Gy zyt het, die uw' zoon bederft. A5 »**■  '° F A' N F A N E N K L A A S, Mevrouw de fierval Gedreven door de kracht van 't bloed Te groot een zwakheid voor hem voed; Maarts die zwakheid niet verfchoonlyk ? Bedenk, hy is 't ' ëat 13001t W reden tot beklag. T WE E-  TOONEELSPEL. li TWEEDE T O O N E E L. Mevrouw de fierval, de abt, juffrouw dumont, adolf. Mevrouw DE fierval, Adolf. adolf. Wat blieft, mevrouw? Mevrouw de fierval. Doeftraks myn'zoon hier komen. adolf. Ik weet niet waar hy is: ik heb hem niet vernomen. Mevrouw de fierval. Gy weet dit niet? adolf. ó Neen , mevrouw ;'t is me onbekend. Toen hy deez' morgen vroeg zyn dansles had volend', Heeft hy tot driewerf toe my hem op nieuw doen kappen, En ook tot driewerf toe zich t'eenemaal verkleed; En tot belooning voor myn vlyt, aan hem befleed, Gaf hy me een paar gezonde krappen, En wist my lagchend fluks te ontfnappen. de abt. Zie hoe hy met uw dienstboon leeft, Mevrouw de fierval. 't Is fpeelsheid, dartelheid; 'tzynkinderlykegrappen. te.  ** FANFANENICLAAS, Tegen Adolf. Zoek hem, en breng hem hier. adolf. En 20 bJ' my weérareeftl Mevrouw de fierval Zeg dat zyn moeder 't is, die hem ontboden heeft. Ga heen. BERDE TOONEEL. Mevrouw de fierval, de abt, jnffroDW dumont, adolf, .LASlus. adolf, tegen Bhfim, die opkomt. H aarzaI ik hem ontmoeten! Hebt gy hem ook gezien ? blasius. Wien dan ? adolf. Wien? onzen jongen heer Fanfan. blasius. Voor duizend fatans, ja, hyismykomen En fchopte me uit myn' tuin. adolf. En is hy nu noch daar? blasius. Wel ja hy bruit 'er 't all' baidadig door mékaêr. Mevrouw de herval, tegen adelf% » haai hem hier. FIER-  JOONEELSPEL. 13 VIERDE T O O N E E L. Mevrouw de fierval, de abt, juffrouw du mont, blasius. blasius, verlegen, zyn'' hoed tusfchen zyne handen knuffelende. M e vrouw... Mevrouw de fierval. Wel, Blafius, wat reden. Voert u hier heen ? blasius. Ik bin je' hovenier, niet waar? Mevrouw de fierval. Ja. blasius. 'k Heb je wel bediend? Mevrouw de fierval. Ik ben met u te vreden. blasius. We worden wel betaald en kostelyk gevoed. Mevrouw de fierval. Ten minfte zyn dit myn gedachten. blasius. Wy worden ook door jou wel vrindlyk reis gegroet; En dit doet ons je hooger achten Dan al je' geld en al je' goed: *t Een doe je uit vrye keuze, en't ander is een móet. Me-  14 FANF^N EN K.LAAS, Mevrouw de fierval wel nu, myn vrind? blasius. Weinou,mevrouw:'kzalioub Mevrouw de fierval. •Bedroeven ? BLASIUS. Mevrouw de fierval. (zyn, Waar zal dit a„es toe behocven? blasius. Jy bint ee^oeije vrouw; ikbi„ , Ik werk met '"«en tegen vier; kLaatmynietvanmyn, Jv geeft goed geld ;jybilu te vreén ' ikbm tmetiou. Welnm, ma y' j vv el nou, mevrouw, wy moeten fcheiên, Mevrouw de fierval Hoe! Blafius! Wy, fcheiden !'wy ? blasius, met ee„> zworen zucht. Ja, mevrouw! ik kom myn hllurj _ Zie daar het hooge woord 'er uit! Mevrouw de fierval. Uw huur? blasius. 'k Wist wel dat myn befluit JouongetwyfeldZoUmisnagen. 't Mis-  TOONEELSPEL. 15 't Mishaagt me ook meer dan jou; maar 't moet nochtans zo gaan ; Ik heb 't reeds ééns gezegd, en blyf'er vast opftaan. Mevrouw de fierval. Wel, goede jonge! wilt geu uit myn' dienst ontflaan? blasius. Ö Ja, mevrouwé Mevrouw DE FIEtlVAL. Waarom ? blasius. Ik heb daartoe myn reden. Mevrouw de fierval. Zyt gy dan over my te onvreden ? blasius. Neen; foei! ik weet dat dit onbillyk wezen zóu. Jybintde vrindlykheid, de goedheid zelf, mevrouw* Jy bint niet fpytig, niet hovaardig, Niet knorrig , kwelziek, of kwaadaartig; Maar iedereen gelykt je niet. Mevrouw de FIERVAL. Verwekt myn volk u dan verdriet? bl asitjs. ó Neen! men zal geen knecht de horens op zien fteken Dan daar de heer ondeugend is. Mevrouw de fierval. Wat baart u dan toch hindernis? blasius. Nou 'k myn befluit reeds zei, zal ik te vryer fpreken. Hoor  16 FANFAN EN KLAAS, Hoor toe, mevrouw, 't fs juist geen blyk van trotfchea Als we eer voor onzen arbeid wachten, (waaa Men wil niet graag voor domoorgaan, Of zich als luiaart doen verachten. Men heeft een' tuin, die ons is toebetrouwd; Men hoort zeer gaarne, als iemant dien befchouwt: „ Verdord! dat is een tuin! die kan myn oog bekoren! „ Wat is die moestuin rein ! hoe net is 't hier gefchoren! „ Wat liaan die bloemen fraai! 't Is alles op een hair!"... Mevrouw, ik bid je, is dit niet waar? Mevrouw df fierval. En hebt gy ooit in iets een weigering geleden ? blasius. Noch ééns, mevrouw: ik bin met jou te vreden. Jy laat ons nimmer iets ontbreken, inderdaad: Jy geeft geriedfchap, mist, bloembollen, kruid en zaad, En zelfs daglooners alle dagen, Zo dikwyls als we 'er jou om vragen; Dat evenwel zo fchaars als mogelyk gefchied. Maar 'k zou van hartzeer fchier verkniezen, Ja ik word razend van verdriet, Als ik moet zien dat we allebei verliezen, Jy, 't kostelyke geld, en ik, myn zweet en bloed, Dat meer is dan jouw geld of goed. Mevrouw de fierval. Hoe zo? wat wilt gy hiermee zeggen? bla.  T O O N E E L S P E L. *? blasius. AU' 't geen ik reeds voorlang, en jy tot noch niet wist. Mevrouw de fierval. Wilt gy 't my dan wel openleggen? blasius. Zo je ons de vryheid niet betwist Ronduit te fpreken» zonder fchroomen? Mevrouw de fierval. Ei, neen! mits tot de zaak te komen. blasius, zwaur zuchtende. Wel nu! mynheer Fanfan... Mevrouw de fierval. Ga voort: mynheer Fanfan,. Nu'. blasius, Is een duivel. Mevrouw de fierval. Hoe !... Wat toch deed hy u dan? blasius. 't Geen hy ons daaglyks doet. Hy is niet meer te duiten, Tien mollen, zeven kippen, twee Konynen, ja een hoop van twintig fehoolkarnuiteu,... Al deden ze ook gelyklyk meê, Zy zouden in een jaar myn' tuin zo veel niet dceren Als onze jonge heer alleen doet in één' dag. Hy weet de bedden om te keeren; Hy breekt de glazen in elk broeiraam flag op fiag; B Hy  i8 FANFAN EN KLAAS, Hy rukt dc palmhaag uit, en fchend en kwetst de boömen; Hy krabt den moestuin om, en trapt het bloemperk neèrj En, als 't geduld ons eindlyk word benomen, Men is altyd zichzelf niet meer; Als ik hem zeg: „Vernikkerd, jonge heer! „Brui hier van daan; laat my met vreden; m Doe my myn' ryd niet nutteloos belleden. ,, Indien het jou zo zeer verblyd ,, Dat je alles onderst boven fmyt; 3, Speel dan den rekel in je' lieve moeders kamer: ,, Die is daartoe gewis bekwamer „Dan onze tuin. Vertrek terflond. „ Ga, far jouw'abt, mynheer Adolf, juffrouw Duraont, „Of andre diergelyke klanten, „En laatje' tuinman kooien planten". Weet jy zyn antwoord dan? Hy is 'er ftraks meé klaar: 't Beftaat in frisfche knuppeldagen ; En dit kan ons niet zeer behagen: Het is ook Hecht, mevrouw! niet waar? de abt. Geen iterfiing zal voortaan hem langer mogen Iyénj Mevrouw de fierval. 't Zyn enkel kinderguiteryen.— Myn goede Blafius, gy hebt gelyk, 't is wel; 'k Verfta niet dat myn zoon u kwell'. Ik ben hem in myn hart genegen, Maaf ik wil daarom niet dat hy u Hecht bejegen'. 'k Zai  TOONEELSPE L.' ïp 'k Zal hem, gy zult het daadlyk zien, Den ingang in uw' tuin verbiên. blasius.' tïylo ! dat *s goed. 'k Zal hem de fraaiftebloemen fchen» Ja hem met de eêlfte vrucht bedenken; (kena Maar, blakftiens! dat hy nimmer weêr De handen daaraan fla: dit 's all' wat ik begeer. Mevrouw de fierval. 'k Zal u gewis voldoening geven. Juffrouw dumont. Mevrouw, indien ik dorst... Mevrouw de fierval. Wel nu! Juffrouw dumont. Mynheer Fanfan... Mevrouw de fierval. Al weêr mynheer Fanfan! Wat heeft hy noch bedreven? Juffrouw dumont. Iets dat men naauw' gelooven kan: Hy heeft deez' morgen vroeg uw feisje weg doen vliegen, En voorts uw' papegaai moedwilliglyk vertreên. Mevrouw de fierval. Myn' papegaai? Juffrouw dumont. o Ja. de abt. Die proef kan niet bedriegen: B 2 Dit  ao FANFAN EN KLAAS, Dit is geen kinderfpel, geen enkel grapje; neen! Dit mag wel deeglyk boosheid heeten. Juffrouw dumont. Wien blykt zyn boosheid niet? ontziet hyiemant wel? blasius. Hy is veel erger dan de fatan uit de hel. Juffrouw dumont. Elk morgen word door hem uw kapdisch omgefmcten; Hy ftrooit uwpoeierweg; hy ftort uw reuk vocht uit; Terwyl hy al myn werk verbruid, Eu my veel zotheên zegt. Mevrouw de fierval. Waarom 't my niet doen weten? Juffrouw dumont. Mevrouw, omdat hem fteeds gelyk gegeven word, ïk nimmer recht verkryg en fteeds voor hem moet z wygen. Mevrouw de fierval. Wacht, gy zult allen zien of hy niet word beknord; Of gy van my geen recht zult krygen. Dat hy tot tienwerf zich verkapp', Dat hy wat bloemen plukke , en eenig kruid vertrapp', Ja dat hy u in 't werk een weinig poog' tebruiên; Ik kan niet zien dat dit juist boosheid aan moet duiên. Maar dat hy, zonder reden wreed, Myn papegaai met voeten treed!.. Adolf. VT F-  TOONEELSPEL. si V T F D E T O O N E E L. Mevrouw de fierval, de abt, juffrouw dumont, blasius, adolf. adolf, zich de fchencn vryyende» M evrouw, hy komt. Mevrouw de fierval. Wat fchort u aan de beenen? adolf. ó Niets, mevrouw. Mynheer Fanfan Sloeg Hechts een eindje houts aan (tukken voor myn fcheMevrouw de fierval. (nen« Wat geest behecrscht den jongen dan? En gy, heer abt! zult nimmer hem kastyden? de abt. Het hart eens kinds word niet gelenigd door de ftraf. Mevrouw de fierval. Ik ben verwoed; ik kan niet lyden... de abt. Bedaar, mevrouw; leg uwe gramfchap af. Ga toch van goedheid niet zo ras tot rtrengheid over. Niets is gevaarlyker, gewis, En niets misleid onszelven grover, Dan dat men kindren flraft wanneer men tpornig ij. Mevrouw de fierval. Licht hebt gy recht, heer abt; ik kan dit niet bepalen; Maar 'k zal hem naar verdienste onthalen; 13 3 bla-  22 FANFAN EN- KLAAS, BL ASIUS. Beknor, bekyfhem dat liet bromt; Maar fla hem toch niet hard. Juffrouw dumont. Ily komt. ZESDE T O O N E E L. Mevrouw de fierval, de abt, juffrouw dumont, blasius, adolf, fanfan. fanfan, zeer prachtig gekleed, dansferd opkomende , en naar zyne moeder vliegende, cm die te omhelzen. H i! moederlief! gy hebt me ontboden? Wat zyt gy vrindlyk en beleefd ! Mevrouw de fierval. Te rug, mynheer! 'k heb met eën monster niet vannoofanfan. (den. Een monster! moeder! ik? Wat heeft Uw zoon misdaan? . Mevrouw de fierval. Verftout geu noch my dit te vragen?, Zie Blafius, Adolf, en zie juffrouw Dumont. f a n f a n. Iloe ! zouden zy my hier verklagen ? Mevrouw de fierval. Gewis verklagen ze u, en wel op goeden grond. fan-  TOONEELSPEL. 03 fanfan. Ik zweer u, moederlief!... Mevrouw de fierval. Zwyg! wacht u, my te zwéeren: . Gy zoud uw boosheid door uw Iogens flechts vermeêrert. fanfan. Maar, moederlief! wat deed ik dan? Wat misdaad is het, die men my verwyten kan? Mevrouw de fierval. Laat dit Dumont, Adolf, en Biafius ontdekken. fanfan. Zo, hatelyke Biafius! Ik zie het wel: gy zyt het dus, Die my de liefde van myn moeder poogt te onttrekken? Wat is het dat ge my verwyt? blasius. Dat je alles in myn' tuin het onderst boven fmyt; Dat jy de boomen fchend, de bloemen, en de hagen; En datje, als ik je 't kwaad befcheiên voor durf dragen, My antwoord geeft door knuppeldagen. fanfan. Ach! moeder!' is 't niet hard, is 't niet verfchriklyk Als ik voor u een ruikertje wil maken, (Hecht» Dat dan die kinkel tot my zegt: „Blyf of: 'k verfla het niet dat jy 'er aan zelt raken. „ Mynheer Fanfan, doe my toch geen verdriet; Mynheer Fanfan , verniel die anjelieren niet; B 4 „ Myn,-.  c4 FANFAN EN KLAAS, „Mynheer Fanfan-, ei! lanc die nagels bloeijen; „ Mynheer Fanfan,hier moet eerst zaadvan j roeijon; „ Mynheer Fanfan , de rozen,die daar Haan, ,, Zyn d;'ar gefield tot fierfel van de laan." Vermoeid van my het hoofd met zulk gerei te breken, Poog ikdeblocmtjcsvoonnyn moeder zelf te kwèéken. Ik zoek een vierkant plekje grond; Ik harte en fpit het; drn fchreeuwt'Elafiusterflond: „Mynheer Fanfan, wat zei dat daar beduien? ,,Brui daar van daan: daar zaaide ik uijen." Ik loep flraks naar een' andreu kant; Ik fpit op nieuw den grond: delompcrt is'crrnede, En fnaauwt my toe, met barfche rede: ,, Dat hy 'er flade, of zulk een ontnig, heeft geplant.". Doe ik dan zo veel kwaad met de aarde te bebouwen ?, I'ebt gy, gyzelf, mynheer! Niet twintigmaal, en meer, My ernstig vóorgehouèn , Dat hy, die 't land bebouwt, gewis De eerwaardigfle aller menfehen is? 'k Ben in de tuinmanskunst juist wel niet zeerbedreven ji Maar Biafius floot norsch en flug, Ja vlegelachtig, my te rug, Als hy my onderwys moest geven. Het kan wel zyn dat ik wat plantjes kwets of fchend, Omdat my die niet zyn bekend; Maar, moederlief! het zou my 20 behagen, ' Een]  TOONEELSPEL. 25 Een roosje, 't welk ik had geplant, En 't welk als onder myne hand Ontloken ware, u op te mogen dragen , Dat Biafius, zo hy myn hart kon zien , Zyn' gantfchen tuin my aan zou bié». Mevrouw de fierval. Foei, Biafius! gy had wel mogen zwygen. blasius. Zó is het dat wy recht verkrygen. Mevrouw de fierval. Gy zyt een fchoft, een onverlaat. Gy ziet, myn zoon verlangt te leeren; En hem hierin te willen weeren Acht ik een onverfchoonlyk kwaad. blasius, Mevrouw, jy hebt geen klagten meer te vreezen. Keur jy het goed, dat hy nadezen Het bovenfte onder en het onderst boven keer': Ik wederfpreek hem nimmer wéér. Mevrouw DE FIERVAL. Myn zoon, ik wil u wel vergeven Dat ge in zyn' tuin wat hebt misdreven; Maar dat myn feisje 't door uw toedoen is ontfnapt, En dat gy wreed myn' papegaai vertrapt, Dit zyn bedryven , die me uw boosheid klaar vertoonen. Hoe kunt gy u daarvan verCcaoonea? B 5 FAN»  s.5 FANFAN EN KLAAS, fAnfak. Myn lieve moeder, waart ge in myne plaats geweest, Gy had gedaan als ik. 'k Heb 't feisje 't kooitje ontfloten; Maar had gy 't arme kleine beest Het teder hoofdje tegen 't traliewerk zien ftooten, Gy had, vol mededoogendheid, Met my van deerenis gefchreid. ftrénren • „ Ach ! zeidc ik , ach ! misfehien doet hem zyn moeder „ Misfehien poogt hy zich los te fchcuren, „ Opdat zyn byzyn haar verbly'," En ik verbrak zyn ikverny. Is dit nadeelig uit te leggen? Ik heb mynheer zo dikwyii hooren zeggen, Dat teergevoeligheid de grootlte hoofddeugd is. Mevrouw de fierval. Is 't teërgevoeligheid myn' papegaai te döoden ? ! Wat had hy u misdaan ? fanfan. Niets, moeder, niets; gewis. Juffrouw Dumont had lorre een (luk befchuits geboden, En goedsmoeds beet hy toen haar in den duim zo diep, D; t haar het bloed langs al de vingers liep. Zy gaf een' gil, door pyn bewogen ; De tranen dropen haar uit deoogen; En 't is wel mogelyk dat ik . In dat verbystrend oogenblik Myn' toorn' te veel heb toegegeven. Het  TOONEELSPEL. z? pet doet my waarlykleed. Maar dacht ik van myn leven Dat juist juffrouw Dumont my des verklagen zou! Mevrouw de fierval. Juffrouw , gy zyt wel zeer ondankbaar. ] li ffro u w dumont. Hoe, mevrouw..!' Mevrouw de fierval. Zvvyg. Tegen Fanfan. Maar als ik Adolf u zend om u te halen, Waarom is 't dan dat gy hem voor de fchenen flaat? fanfan. Ach! lieve moeder! ik deed kwaad. .Twee fchoone rozen, door geen fchilder zo te malen, Had ik voor u geplukt: zy lagen op den grond. Adolf komt, ziet ze niet, vertrapt ze; en , ach! terftond Vergeet ik my. Maar heb ik licht hem zeer geflagen, 'k Vraag hem vergiffenis. Mevrouw de fierval. 't Voegt hem die u te vragen. Ik wil volftrekt dat ge alle drie Myn' zoon vergifnis vraagt; en wie ik weigrig zi Verjage ik. juffrouw dumont. Maar, mevrouw !... Mevrouw de fierval. Juffrouw, u vast vóór allen. Ik  s3 FANFAN EN KLAAS, Ik wil dat ieder myncn zoon Eerbiedige, en als my gehoorzaamheid betoon'; En hy vertrekk' terftond, wien dit niet kan bevallen. blasius. ,, Het blaadje word hier omgekeerd." Vergeef, mynheer Fanfan ! vergeef de knuppeldagen, Die jy zo heusch my hebt vereerd ; Vergeef my gunstig al de plagen, Die je in myn' tuin my deed verdragen; Schend bloem en vrucht; vertrap ; verbryzel; floop en Je word door my noch dankje toe gezegd. CCcht: adolf. Zult gy my mede wel vergeven De kleine trekjes van uw vlugge handigheid? fanfan. Och ! moederlief: wat ze ook misdreven , Als dienstboon zyn ze goed : vergeef hen 't onbefcheid. Mevrouw de fierval. Wel aan! ik doe 't, op uw gebeden. Ondankbren ! zo verr' gaat de goedheid van myn kind. Gaat heen! Maar denkt, dat de eerde, die hem reden Tot nieuwe klagten geeft, zyn paspoort vaardig vind. blasius, tegen Adolf. Hoe kostlyk heb ik my daar uitgedoofd, myn vrind! ZE-  T O O N E E L S P E L. 29 ZEVENDE T O O N E E L. Mevrouw de fierval, de abt, fanfan. Mevrouw de fier val. CVy ziet, myn zoon! 't is myn begeeren Dat u myn huisbedienden eeren; Maar ik eisch ook van u, dat ge , in wat ftuk het zy, Hen goed bchandlen zult: 't zyn menfchen ,zo als gy. fanfan. Als ik? de abt. Als gy, mynheer. Al hebben zy geen fchatteh ; Al zyn zy door 't geval, dat met geboorte fpeelt, Juist uit geen aadlyk bloed geteeld; Hun geest kan toch veel lehoous, veel zeedlyk goeds be ■ Leer dat veeltyds de ruwe py (vatten. Meer deugds bedekt dan 't kleed van zy'. fanfan. 't Is goed, mynheer. Mevrouw de fierval. Tracht u by elk bemind te maken. fanfan. By elk? Mevrouw de fierval. Voorzeker. fanfan. Och! als moeder my bemint, Wat  3o FANFAN EN KL AA Si Wat kan al 't ovrig my clan raken ? Mevrouw DE FIERVAL. Gy kunt altyd by my niet blyven , lieve kind. Als andren eens. .. FANFAN. Als andren zullen weten Dat ik uw zoon ben , zal geen mensch 't ontzag vergeten. DE ABT. 't Ontzag, mynheer? Weet dat dit minder ftreelend is Dan vrindfchap of erkentenis. FANFAN, [pottend gïimlagchende. Myn waarde meester weet gelyk een bock te praten; Is 't zo niet, moederlief? Mevrouw DE FIERVAL. Hoor, zoon! mint gy me oprecht, Dan moet ge uw voordeel doen met alles wat hy zegt; Zyn raad is wys en goed: zyn leering kanu baten. Gy zyt hem meer dan my verpligt: Ik fchonk u flechts het levenslicht; Hy leert u deugdzaam zyn, en oefent uwe zinnen. Al't voorrecht, al't gezag, dat ooit natuur my gaf,. Sta ik aan hem vrywillig af. Gy moet hem als een' vader minnen. FANFAN. 'k Moet hem eerbiedigen ; gewis! Maar, minnen? neen; dit gaat myn kracht te boven. Me-  TOÖNEELSPEL. 31 Mevrouw de fierval. Waarom, myn zoon? fanfan. Ik kan geen liefde aan hem beloven > Baar de hand 'kmfchende. Wyl al myn liefde alleen voor myne moeder is. Mevrouw de fierval, hem met de grootfte tederheid omhelzende,\ Uitmuntend kind! Tegen den abt. Kunt gy, berisp my dan met reden Dat zulk een lieve zoon door my word aangebeden. Zy vertrekt. A G T S T E T O O N E E L. de abt, fanfan. de abt. Gy zoud ondankbaar zyn , zo ge, aan uw drift ver. Zo teer een moeder ftof tot dioefenisfengaaft. C^aafc*» fanfan. Dat denk ik ook, mynheer. de abt. Hebt ge al van daag gefchreven ? fanfan. ó Neen, mynheer. 'k Had thans daarin niet veel verMyn meester is niet naar myn'fmaak. (maak« Ik  ga FANFAN EN KLAAS, lk ken , na u, geen mensch van zulk een fomber leven» DE ABT. 't Geluk liep hem niet meê. Hy heeft veel droefenis, Veel tegenheèn, doch onverdiend, geleden. Dit dwong hem tot een' ftaat te treden, Waartoe hy niet geboren is. FANFAN, 'k Heb hem op éénmaal all' myn kaartjes willen fchenken; Hy neemt 'er fteeds maar één: voor meer fchynt hy DE ABT, (bevreesd. Ik ken hem aan die wyz' van denken. Is dan uw meester in het dansfen hier geweest? FANFAN. ja wel! dat is myn man; dien mag ik gaarne lyên. Langleev' de vlugge bol! By hem lagch ik me flap: Altyd vertelt hy grap by grap. ó Hy is vol van rare fnakeryen! Verbeeld u eensjes hoe hy elk weet naar te doen: Juffrouw Dumont, Adolf, en zelfs ook u : ja , waarlyk, 't Is dan in alles uw fatzoen; *t Is dan uw ftyve gang, uw ernst, uw houding klaarlyk; Ja , 't is dan zelfs uwe afgepaste fpraak. Men zou by hem fchier fterven van vermaak, 't Is daarom ook, dat altyd de uren, Als hy my leert, te kort my duren. DE ABT. Zo dat gy beuzelingen telt, En  TOONEELSP EL. 53 En boven nutte lesfen fielt» FANFAN. Mynheer, ik wil vervrolykt wezen. DE ABT. Doe my dan toch verflag van 't geen gy dezen keef Voor 't minst gelezen hebt. FANFAN. Mynheer, 'k heb niet geiezen. DE ABT. JJoe! niet gelezen? FANFAN. Neen, myhheer* DE ABT. £n waarom niet? FANFAN. Omdat het boek, my aanbevoleni, My zeer verveelt, en ik 't ook nietbegrypen kan. DE ABT. Zeg, niet begrypenwil: dan houd gy niets verholen; Gy fpreekt de zuivre waarheid dan. De grondbeginzelen van alle wetenfchappen Zyn, ik beken het, dikwyls zwaar; Maar wil men ruw die ftruiken overftappen , Dan word men ook 't gebloemt' daaronder niet gewaar. Dit boek zal klaar u doen befchöuwen 't Beginzel der gefchiedenis; t Zal duidlyk aan uw oog ontvouwen G Wat  34 FANFAN EN KLAAS, Wat inderdaad de grond der wetenfchappen is; Gy zult 'er zedekunde en wysheid in ontdekken... Gy lagcht ? fanfan. Gewis. Ik bid, verklaar me uw meening iets. Waar zullen zedekunde en wysheid my toe {trekken? de abt. Tot alles, alles. fanfan. Neen, tot niets, mynheer, tot niets. NEGENDE T 0 O N E E L. Mevrouw de fierval, de abt, fanfan, pieternel, klaas. Mevrouw de fierval. Myn zoon,wees bly:'k breng goed gezelfchap; fanfan. Wie dan,moeder? Mevrouw de fierval. Uw beste vrinden: zie, uw min en voedlterbroeder. pieternel, vliegende om Fanfan te omhelzen. Dag, zeun ! dag, jonge ! Wel! wat bin je mooi geküed! Dat is je' broertje Klaas. Ken jy hem langer niet? fanfan. Neen. KLAAS,  TOONEELSPEL. 55 [ KLAAS, met eert grutten koek, in een zakdoek gewonden, onder zyn'' arm. Ik jou wel; ik zal my jou ook wel doen kennen. Jy bint me' broêr Fanfan. Kon ik je zo ontwennen? Ik had jou altyd lief. Daar, kyk reis in dien doek; Kyk reis wat ik 'er in moest pakken: Ik breng je èëhdekkfen grutten koek, Dien moeder gisteren voor jou eerst heeft gebakken, 'klleb dien niet aangeraakt. 'Houwaar: neem dan, neem Ken jy me nou, zeg, broêr Fanfan? (dan. FANFAN. fa PIETERNEL. Zoent mêkrêr. Staat niet te malen. Wat is het lang geleên fints jy mëkander zaagt! FANFAN, zich van Klaas, die hem omhelzen wil, verwyderende, doch hem zyne beurs aanbiedende. Daar, Klaas. KLAAS. Ik heb niet óm je' beurs gevraagd. *k Begeer ze niet, FANFAN. Ik moet je wel je' koek betalen. KLAAS. Heb ik dien voor je'geld dan meêgebrogt? Gantsch Zo ik dit had van jou gew eten, (bloed! Ik had dien tienmaal opgegeten. C 2 Me-  36 FANFAN EN KLAAS, Mevrouw de fierval. Neem gy de beurs maar, Klaas: ze is voor uw'vader goed. klaas, de beurs aannemende, en die tcrftond san zyne moeder overgevende. Jé! ja, mevrouw. Daar, lieve moeder. ïIETERNEL, Fanfan met verrukking befc'muwende. Wel, 'r is een heele vent! Ik ftaverfteld; zowaar! Mevrouw de fierval. Toe, lustig, zoon! gy moet uw min en broeder Hier doen ontbyten: ga, en haal hier 't eenta'taér. fanfan, met verachting. Waar is Adolf? pieternel, ■ Hy zou onze ezclin^.ntzsêlen En haar doen drinken, zeun! en daarom liep hy heen. Mevrouw de fierval. Ga dan, myn zoon fanfan. Zou dit u lief zyn? Mevrouw de fierval. Ongemeen. fanfan. Wat moet ik voor die boeren halen ? Mevrouw de fierval. Al 't beste dat 'er is. Ga, en keer fchielyk weêr. klaas, Fanfan achterna hopende. Wacht, ik haal ook wat meê; dan komt'er zo veul meer. Tl EN  TOONEELSPEL. 37 TIENDE T O O N E E L. Mevrouw de fierval, de abt, pieternel. Mevrouw de fierval. Wel , min, hoe gaat het met uw zaken? pieternel, Heel wel, mevrouw, heel wel. Mevrouw de fierval. En hoe vaart dikke Piet ? pieternel. Best, opperbest, mevrouw! zo als je my hier ziet, Fiks, tot je'dienst gereed. Mevrouw de fierval. Dit kan my zeer vermaken. En gy zyt wel te vreden in uw trouw? pieternel. Gelyk een keuningin, mevrouw. Ons Marretje, onze koe, heit in de kraam gelegen: Wy hebben, mitverlof, een kostlyk kalf gekregen. En ik, ik ben de ziekfte uit al het huisgezin. Mevrouw de fierval. Dat's puik, Eu de oogst? pieternel. Mevrouw, die komt gezegend in» 'k Heb van myn' wyuftok vyf vat bleekert aangewonnen C 3 Die  38 FANFAN EN. KLAAS, Die wel een fiertje fcherp, doch keurlyk lekker is» Wanneer je eens by ons komt, zei jy die proeven konnen. Hy fmaskt ie vrst; dk kan niet mis. IVIeVrOBW de fierval. En wil uw mar noch wel wat werken? pieternel. Als vier, mevrouw , als vier,en zonder't minst verdriet. Hy neemt wel eens een Hokje om zich het hart te Herken; Maar de arme goeije man verloopt zich daarin niet: Sl>" chts zundagsword doorhem een kleine roes gedronken. Doch, op myn vrouwlyke eer! hy is dan toch niet boos, Niet narrig, knorrig,ftuursch, lichtvaardig, of trouwloos; In tegendeel, mevrouw, wierd hem wat veul gefchonken, Is hy alreis een beetje fchief, Dan is hy prettig en dan heit hy me eens zo lief, Mevrouw de fierval. En geeft u Klaas ook ftof tot klagten? pieternel. De Hemel weer' het dat ik iemr.nt zou verachten! Maar dit is zeker en gewis Dat Klaas by ons de beste uit al de jongens is, Ja uit die van al 'tland, hoe leep ze ook mogen wezen, Hy kan zo fiaai de weg de grootfle boeken lezen; Hy zingt des zunJags en op hoogtyd in de kerk Met eene flem , fchier als zyn'vaders (tem , zofterk; Hy weet met ouwe lui zo wyslyk ineè te praten , Dut onze koster zei. 5et dikwyls van ontHelt; En  TOONEELSPEL. 39 En, wat noch wel het meeste geld, Hy mint zyn' vader en zyn moeder boven maten. In 't kort, mevrouw Fierval, het is een zeun, aan wien Men niets verfpilt: je moet het zien, je moet het zien. Mevrouw de fierval. Dit kan my op het hoogst behagen. Hy moet zich altyd wel gedragen, En ik beloof u dat ik voor hem zorgen zal. pieternel. 'k Vertrouw op jou , mevrouw Fierval. Hy zal geen (lof tot droefheid geven. Ik denk dit juist niet omdat ik zyn moeder ben, Maar omdat ik zyne inborst ken. Jy zelt noch eere aan hem beleven. Mevrouw de fierval. Ik twyfel daaraan wa&rlyk niet. Hy komt. Maar uit wat reên of hyzo droevig ziet? ELFDE T O O N E E L. Mevrouw de fierval, de abt, pieternel; klaas, binnen komende, geheel rood, met een beklemd hart, van tyd tot tyd zwaar zuchtende, en zich met de vuisten de oogen afdroogende. pieterne'l. Yr^at fchort 'er aan, myn zeun? klaas, treurig. Niets, moeder. c 4 pie-  40 FANFAN EN KLAAS, pieternel. 'k Zie je weenens Heb jy gevallen, kind? klaas. Neen, moeder. Gaan wy henen? Mevrouw de fierval. Klaa,s, heeft men u dan iets misdaan? klaas. Neen, niets, mevrouw. Zyne moeder by de flippen van haar jak trekkende. Kom, laat ons gaan, Mevrouw de fierval. Waar is Fanfan? klaas. Mevrouw, hy 's in den tuin geblevent Kom, gaan wy, moeder ? Mevrouw de fierval. Licht plukt hy u vruchten? klaas, Neen, Dat denk ik niet. Tegen zyne moeder. Kom, g*ian wy heen? pieternel, Wat wil je toch, myn kind? klaas, Dat we ons naar huis begeven.  TOONEELSPEL. 41 Mevrouw de fierval. Maar,Klaas,gy fchreit ? klaas. Ik! neen,mevrouw;neen;zi.ker. Tegen zyne moeder. Maar, Gaan wy dan niet weêr heen? Mevrouw de fierval. Waarom zo ras? klaas, Om reden. de abt. My dunkt, ik kan den grond dier reden licht ontleden. Tegen Klaas. Mynheer Fanfan doeg u; niet waar? Mevrouw de fierval. Zou't mooglyk kunnen zyn? klaas. Heel mooglyk •, wel te weten. Mevrouw de fierval. En, lieve jonge! heeft hy u veel zeer gedaan? klaas. ó , 't Zeerdoen ware ik ras vergeten: Verdord! had ik hem willen flaan, 'k Had hem zyn (lagen wel wéér dubbel toegemeten. Maar 't geen my waarlyk 't meest verdriet, En ik hem niet vergeef, is zyn verachtlyk fpreken. C 5 Me-  4a FANFAN EN KLAAS, Mevrouw de FIEftVAL, Wat zei hy dan? klaas. Ik was een boer, vol lompe treken; Ik was een kleine fchoft; ik was zyn broertje niet. pieternel. (wezen! Jy waart zyn broertje niet! wat fmand! kan't mooglyk Klaas, jy hebt recht; je fpreekt met reên: Gaan wy weêr naar ons dorpje heen, Waar de arme landman geen verachting heeft te vreezen. Je' dienares, mevrouw Fierval! Roem op mynheer je' zeun zo veul 't je kan behagen: Maar weet, nou hy uit trots zyn broertje heeft gellagen , Dat hy myn zeun niet langer wezen zal. Kom, arme jonge! kom! laat ons van hier vertrekken, Waar wy gemeenzaamheid noch vrindfchap meer ontdekMevrouw de fierval. Cken< Toef, Pieternel! ik bid, vertoef. pieternel. Neen, wyl ik niets van u behoef. En wat toch zou ik hier begeeren? Ik toef niet waar we ons zien verneêren. Verweerd! verweerd' als dikke Piet Zal hooren wat hier is gefehied; Ik meen hy zal 'er iets van zeggen: „ Toe, (looft jelui maar of: toe, lustig! rept je dan; „ Loopt naar dien mooijen heer Fanfan; „ Toe,  TOONEELSPEL. 43 Toe,brengt hem pannekoekdaat alles om hem leggen." Wy zyn wel boeren, ja, maar zyn daarom niet koel: Wy hebben óók een hart, en teêrheid, en gevoel; Hy, meer niet dan hier is op myne hand gelegen; En onze lieve Heer verleent hem wis geen zegen. 'k Voorlpel het je, mevrouw: 'k voorfpe! je zynen druk: Voor trotsaarts is'er nooit geluk. Mevrouw de fiërval. Ja, min, gehebtgelyk. Maar, laat ons ondertusfchen Vernemen, of ook Klaas... klaas. Myn tyd! ik wou hem kusfchen: Zie daar all' wat ik deed. Hy ftiet my van zich af. En, toen ik hem te kennen gaf, Dat broeders zo niet moesten leven, Heeft hy me een' harden klap gegeven. pieternel. De lelykert.' de abt. Mevrouw, gy ziet hoe hy beftaat. Blyft gy zyn voorfprnak als voordezen ? Word noch zyn hart door u geprezen , Daar hy zyn' voedfterbroêr vernedert, fcheld, en flaat? Mevrouw de fierval. Ik fpreek hem'niet meer voor: de ftugheid zyner zinnen, Zyn koele ondankbaarheid en wreede hovaardy Bedroeven en vertoornen my. Maar zeg my wat ik moet beginnen ? de  44 FANFAN EN KLAAS, de abt. Eén raiddel fpeek my in den geest: Ik wanhoop aan uw' zoon , zo dit hem niet geneest. Mevrouw de fierval. Wat middel ? de abt. 't Is wel fterk, maar'k durf't noodzaaklyk achten. Mevrouw de fierval. Verklaar u. de abt. Ik verzoek één oogenblik te wachten. Een weinig ter zyde, tegen Pieternel, Hoor, min. pie terneL. Heer abt. de abt. Zend Klaas, om de eeue of de andre réén, Doch zonder erg, een poos uit deze kamer heen. pieternel. Waarom myn' zeun te doen vertrekken? de abt. Omdat ge iets hooren zult dat hy niet moet ontdekken. pieternel. Heel goed, heer abt: ik vat het al. Overluid, tegen Klaas. Klaas! klaas. Moeder! pie-  TOONEELSPEL. 45 pieternel. Loop reis naar den fbl: Kyk, jonge! of ook Margriet wel drinken heit gekregen. KLAAS, met levendigheid. En dan moet ik ten eerste haar Maar weder zadelen, niet waar? pieternel. Neen, jonge! ik kom jeby: je doet het niet ter degens Ik doe het liever zelf. klaas. En dan vertrekken wy? pieternel. Ja, jonge! ja. klaas. Ik wed dat zy Niets meer verlangen zal, en zy heeft wel te wetert Haar buikje ook vast reeds vol gedronken en gegeten» TWAALFDE T O O N E E L. Mevrouw de fierval, de abt. pieternel. Mevrouw de fierval. Wy zyn alleen, heer abt. de abt. Gy fchynt Wat ongerust. Me-  46 FANFAN EN KLAAS, Mevrouw de fierval. Van myne kindermin zyt gy niet onbewust. pieternel. Ze is zeer naturelyk. Ondanks zyn trotfche zinnen, Ondanks zyn boos gemoed, blyf ik hem ook beminnen. Mevrouw de fierval. Zo hem uw middel mooglyk zou... de abt. Ik bid, flel u gerust; ftel u gerust, mevrouw. Ik wil zyn hart-alleen beproeven; En licht dat deze proef, hoe weinig ze u bevall', Hem voor altoos verbetren zal. Mevrouw de filrval. 'k Stem alles toe. Mogthy my flechts niet meer bedroeven! de abt. De kracht der wederwaardigheên, 't Gewigt des tegenfpoeds alleen Kan's menfchen hart, mevrouw, gedwee en menschlyk Men moet het bittere der tegenheden fmaken (maken. Om met een medelydend hart Te deelen in een' anders fmart. pieternel. Recht zo, heer abt: jy weet in 't menschlyk hart te lezen, de abt. Nooit heeft het lot uw' zoon bedroefd: Zyn jeugdig hart word best door tegenfpoed beproefd. Me-  T O O N E E L S P E L. 47 Mevrouw de fierval. Hos? de abt. ' Veins uw' zoon de zoon van Pieternel te wezen: Veins dat ze uw' zoon verruild heeft voor haar kind, En dat ge, in Klaas, Fanfan hervind. Ja, om hem 't meest tot nut te ftrekken, Doe hem met haar van hier vertrekken: t Is in de boerenftulp dat zyne hovaardy Zich zeker fpoedigst zal verneêren; 't Is in de boerenftulp dat hy 't Gevoel der menschlykheid zal eeren. pieternel. Ei, neen, heer abt; ei, Iaat dit ftaan. De proef is mooglyk goed;maar'k leen geen hand'er aan; de abt. Waarom niet? pieternel. Hoor, heer abt: ik ben niet ryk te heetent, Maar ik ben eerlyk ; en ik wil niet, hoe jy 't maakt i Dat iemant van my denke: ik heb myn* pligt vergeten, Ik heb myn eerlyk bloed verzaakt. Hielp ik jouw konkelwerk betteken, 'k Geloof dat dikke Piet my vast den nek zou breken 5 En hy had recht. de abt. Maar, min, denk dat de proef gewis Niet dan eeue onderltelling is. PIE-  4*3 FANFAN EN KLAAS, pieternel. Ja, onderlid jy maar. Het enkele verdenken, Dat ik aan zulk een draaijery Myn hulp zou hebben kunnen fchenken, Bekladde my zo zeer, dat my Geen zee weêr fchoon zou kunnen maken. Maar, .. kan men ook zyn bloed verzaken ? Mevrouw de fierval. Hoor, Pieternel, ik min myn kind Zo teêr als gy het uwe mint. pieternel. Dat kan wel zyn, mevrouw. Mevrouw de fierval. Zou ik myn' zoon verftooten f Heb ik uwe oneer dan befloten? pieternel. Ei, lieve , hoor, mevrouw; hoorreisjes heen en weêr. Jy, groote deftige mevrouwen, Jy hebt zo velerlei, zo menig foort van eer, Dat zo wat guitery te brouwen By jou niet fchandlyk word gehouên ; Maar wy, wy, arme boeren, wy, Wy hebben maar éfiue eer te misfen; En 't is me Onmogelyk te gisfen Waarom zy't voorwerp word var jouwlui fpotterny. Mevrouw de fierval. Bedenk toch, Pieternel, dat, verr' van u tehoonen, De  ' T Ö O N E E L $ P E L. 49 Be heele waereld 11 haar dankbaarheid zal toonen, Als gy , die u beleedigd meent, Tot betring van myn' zoon uw' byftand my verleent. Geen fterfling zal onkundig blyven l)at ge u tot dit bedrog om bestwille aan liet dryven; pieternel, weenende. En onze goeije Klaas, onze arme jonge, dan? Hy weet niets van 't bedrog. Mevrouw de fierval. 'k Zal hem by my behcuên Ën handlen als myn' zoon. Zoud gy myn woord misrroupieternel. (wen? 'k Weet wel dathy't by jou niet kwalyk hebben kan ; Maar... ik zal hem niet meer aanfchouweh. de ABT; 't Is fleckts voor éöne week, en Alles is Voorby; pieternel. Maar zo reis, in die week, jouw prachtige kleedy,' jouw ruime en rykverfierde zalen , Jouw middag-en jouw avondmalen, Waaraan geen eind' te vinden is, Zyne oogen en zyn hart bedorven j Zo hy, by ons gekeerd, reis pruttelde om 't gemis Van al het goed', by jou verworven ; Zo jy hem reisjes had tot een' Fanfan gemaakt j Dan ware ik verr' vooruit geraakt! Niet waar? , , D dê  50 FANFAN EN KLAAS, DE ABT. Doe uw bekomring wyken. Klaas fcliynt me een bestig kind. 'k Zal by mevrouw Hem zó de waereld doen bekyken, (Fierval Dat hy wel hartlyk naar zyn dorp wéér haken zalj Ja gaarn weêr Klaas zal willen wezen. PIETERNEL. Beloof jy 't my heel vast? Mevrouw DE FIERVAL. Min, gy hebt niets te vreezen: Ik blyf u borg. PIETERNEL. Wel aan , mevrouw ! dan doe ik meê : 'k Help je, om je dienst te doen , dan in je'guitenkuren; Doch onder één beding: ze moeten niet lang duren: Want, kyk! ik ga zo recht'door zee: Ik kan geen konkelwerk, geen flinkfche (treken ,lyénj Waarby men liegen moet, of die ons blozen doen: Wy, boeren, zonder veul fatzoen, Wy zyn te dom tot draaijeryen. Mevrouw DE FIERVAL. Nu, dat is goed. Roepende. Juffrouw Dumont! DER  TOONEELSPEL. 51 DERTIENDE T O O N E E L Mevrouw de fierval, de abt, pieternel, juffrouw dumont» Juffrouw Dumont. \V at blieft mevrouw ? Mevrouw de fierval. Haal hier Fanfan en Klaas, terftond. Juffrouw dumont. Zeer wel, mevrouw. Mevrouw de fierval. Zy moeten beiden komen. VEERTIENDE T O O N E E L. Mevrouw de fierval, de abt, pieTernel. O de abt. („ome» 't CJtaat thans aan u, mevrouw, wat gy hebt voorgeGeftand te doen. Hebt gy nu krachts en moeds genoeg Dat zich uw hart naar myne fchikking voeg', Dan is 't onnut u tot de proef uws zoons te manen. Mevrouw de fierval. Maak ftaat op my. de abt. Ik vrees 't vermogen van zyn tranen. Mevrouw de fierval. Zo ikhemfmartverwekk', 't word tot zyn best gedaan. D ?. de  52 FANFAN EN KLAAS; de abt. Gewis. Maar zyt ge in ftaat zyn któgt te wederftaah ? Mevrouw de fierval. Hoor: van myn zucht tot hem hebt gy de fterkfte blykeüj Gy weet wat ik voor hem gevoel: Befpeurt gy dat ik u zou hindren in uw doel^ Dat ik uit zwakheid zou bezwyken, Geef my één' wenk: ik zal u ftraks ontwyken. de abt. Zeer goed. Hy nadert. Datuwmoeduunietverdwyn'. Mevrouw de fierval. Heer abt, gy zult te vreden zyn. VTFTIENDE T O O N E E L. Mevrouw de fierval, de abt, pieternel, fanfan, klaas. fanfan. Gy hebt me ontboden, lieve moeder? Mevrouw de fierval. Fanfan, heb ik u niet belast Dat gy uw min en voedfterbroeder Ontby» zoud brengen ? fanfan. ja; maar, moeder, ik dacht vast Dat zy van zelf wel naar de keuken zouden loopen. Mevrouw de fierval. Fanfan! ach!... fan-  TOONEELSPEL. 53 fanfan. Moederlief! wat deertuP wat verdriet..? Mevrouw de fierval. Geef iny den lieven naam van moeder langer niet. fanfan. Wat wil dat zeggen? hoe! Mevrouw de fierval. - Men doet my de oogen open: Ik hoor een tyding, die u niet dan grieven kam Gy zyt myn zoon niet. fanfan, verwonderd. Ik uw zoon niet ? de abt, Neen , Fanfan. Verneem een van de zwaarfte plagen, Een' ramp, dien 't lot rechtvaardig u doet dragen. Mevrouw de fierval. Myn moederlyke tederheid Wierd en door Pieternel en door haar' man misleid. fanfan, onijield. Ik ben uw zoon niet! de abt. 't Zy uit hoop van eens nadezen, Dooru , in 't ryk bezit van geld en goed te wezen, Het zy uit zucht tot Klaas; hun zwakheid was zo groot, Dat ze u en hem verruilden met elkandren : Zy deden u van naam en van gewaad verandren. D 3 M«-  54 FANFAN EN K L A A Jf, MevrOUW DE FIERVAL, En nu legt Pieternel my hare misdaad bloot» Klaas is myn zoon; gy zyt de hare. FANFAN. Gy zyt myn moeder niet! Mevrouw DE FIERVAL. Neen. Treur'er maarniet onu Schoen 't lot zich tegen u verklare, 'k Zal voor u zorgen; 'k zal u niet vergeten. Kom, Myn Klaas,myn ware zoon! kom weer de plaats bekleeden, Die u behoort. KLAAS, Pfeternel flyf in zyne armen //uitende. Mevrouw Fierval , ik dank je zeer. De jonge heer Fanfan was fteeds jouw zeun tot heden; Behou hem. Ik keer liefst tot onze boeren weer. Dit is myn moeder. l'IETER N E li. Neen; jy bint niet meer myn jongen. Op Fanfan wyzende. Ily is myn zeun, k laas. Hy is jouw zeun; maar zal hy ooit Zo lief als ik je hebben? Nooit! Mevrouw DE fierval. Gy zyt ondankbaar, zoon ! Als ik , door pligt gedrongen, U mynen arm ontfluit, werpt gy u liever in Den arm van eene eenvouwdigc boerin! KLAAS,  T O O N E E L S P E L. 55 KLAAS. Mevrouw, mevrouw, wil my verfchoonen. Ik acht je hoog, gelyk ik moet; Maar liefde durf ik nooit jetoonen, Want Pieternel heeft my verzorgd en opgevoed. Ik kan je niet tot eer verftrekken. Laat my maar naar myn dorp vertrekken. Fanfan is mooijer,is veul aartiger dan ik: Behou hem. Mevrouw DE FIERVAL. Volg me op 't oogenblik: 'k Beveel 't u: 't is myn welbehagen. DE ABT, tegen Klam. Denk dat mevrouw uw moeder is. KLAAS, bitter fchr ei jende. Wat treurige gebeurtenis! (y Jé! ó' jé! hoe kan ik 't dragen! ZESTIENDE T O O N E E L. DE ABT, PIETERNEL, FANFAN. PIE TERNEL, Wel, Klaas! hoe gaat het, lieve kind? Je bint wis boos, nou jy myn zeun geworden bint? FANFAN. Neen, moeder. PIETERNEL. Jonge, ik wil wel zweeren, D 4 Schoon  FANFAN EN KLAAS, fchoon jy by my zo kras, zo mooi niet word geklied, Dat, zo je deugdzaam bint, en jy je niet ontziet Met wél te werken en te leeren, Ik jou recht teêr beminnen zal; Ja, licht bemin ik jou dan teerder Dan jy ooit wierd bemind van jouw mevrouw. Fierval. FANFAN. Zy is myn moeder nu niet meerder! PIETERNEL. Ben ik dan niet zo goed als zy? Ik heb geen kostelyke zalen , Geen fleepvan dienstboon, die my vorstelyk onthalen; Maar, kind, ik werk, en ik ben bly': Ik heb myn brood, en eet het met genoegen; En menigmaal heb ik den zegen noch daarby Dat ik iets van het myne aan andren toe kan voegen: En zulk een dag is fteeds de fchoonfte dag voor niy. Hoe vrolyk zal ons dikke Piet ontvangen! Hy wacht ons op met uitgerekt verlangen. ?k Wed dat die arme goeije man U zoenen zal zo, yeel hy kan. Ik ga vast om Margriet te zalen, Eu zal je daadlyk komen halen: Dan gaan wy heen. Niet goed, myn zeun? FANFAN. Ja, moeder. Ach! tie-  TOONEELSPEL. 57 PIltERNEL. Zeg midlerwyl mynheer den abt gén dag, En ieder een'. Je plegt hier veul vermaak te fcheppen: Dank dus elk vrindlyk.hoor je. Ik zal me fchielyk reppen. Zy vertrekt. ZEVENTIENDE TOONEEL. DE ABT, FANFAN. DE ABT. Z 3 gróót een omzwaai baart uw' hoogmoed zeker FANFAN. (f&«V Met reden oordeelt gy ongunstig van myn hart, DS ABT. Als ons geluk ten toppunt is gerezen, .Staan ons de Hagen van het lot het meest te vreezen. FANFAN. Ach! Hortte ik diep genoeg inbed,.! DE ABT. De Hemel is altyd rechtvaardig : Hy ftraft u; maar gy zyt het waardig: Gy handelde altyd trots en wreed . Met hen, wie de armoe' dwong hunn' dienst u op te draLeer, leer nu, hunnen Haat beklagen. CsulFANFAN.Zy dienen by mevrouw Fierval: Zy zyn gelukkiger dan ik ooit wezen zal, D 5 nE  58 FANFAN EN. KLAASde abt. Gy floegt kwaadaartig uwen broeder, En gy.verachtte uw brave moeder: Zo ze op hun beurt... fanfan, weenende. Wat wreed verdriet! , de abt. Gy fchreit? Ik zie uw tranen ftroomen, Licht omdat gy zyt voortgekomen Uit Pieternel en dikken Piet ? fanfan. Neen, zeker, daarom fchrei ik niet: Zy zyn myne ouders: 'k zal hen eeren, hen beminnen. Maar ach ! mevrouw Fierval te ontgaan ; Haar zoon niet meer te zyn! dit is niet uit te Haan; Dit maakt my hopeloos; dit fchokt te fel myn zinnen. de abt. Vertroost u , kindlief! wees bedaard: Mevrouw Fierval is goed van aart... fan f a n. Ja , waarlyk , wel heel goed. de abt. Gy kost haar liefde wekken:. Zy zal voorzeker u haar gunsten niet onttrekken. fanfan. Zo zy noch fomtyds aan my denkt. DE  TOONERLSPEL. 59 DE ABT. 'Jk Beloof u, 'k zal met haar zeer dikwyls van u praten. FANFAN. Zeg haar dat niets my meerder krenkt Dan dit, dat ik haar moet verlaten; Dat ik haar echter nooit vergeet'. DE ABT. 'k Zal zorgen dat zy alles weet. FANFAN. Wilt gy me ook gunstig wel vergeven , Dat ik niet beter naar uw lesfen wilde leven i DE ABT. Thans hebt ge een overtuigend blyk Boe min de gaven van het wuft geval ons baten, 'En met hoe weinig recht wy ons daarop verlaten; Eén uur geleén, toen waart gy ryk, En achtte u zelfs een telg uit adelyke loten; Nu zyt gy arm, en uit een' boer 'gefproteh. Vertroost dien braven man ten minste in zynen druk; Verlicht zyn knellend ongeluk. Gy waart kwaadwillig, trots, en vinnig; Wees nu deugdlievend, en zagtzinnig; En maak dan veilig vasten Haat -Dat nooit de Hemel u verlaat'. Vaar wel. Ik heb Adolf en ook Dumont vernomen: Zy zullen met uw kleêren komen. Vaar wel. Ik blyf altoos uw vrind. FAN-  60 FANFAN EN KLAAS, F A N FAN. Vaar wel, heer abt. DE ABT. Vaar wel, myn knul. AG T TIENDE T O O N E E L. FANFAN, ADOLF, juffrouw DUMONT. Juffrouw DUMONT, [pottende. e eer, heer Klaas! u met ontzag te ontmoeADOLF, [pottende. (ten* 'k Heb de eer, beer Klaas! eerbiedig u te groeten. Juffrouw DUMONT. Heer Klaas gedoogt noch wel misfehien Dat zyne dienaresfe op nieuw hem moog* verklcedcn.? ADOLF. Hy duld wel dat ik hem als kamerdienaar dien', Ten minste noch den dag van heden? Adolf en juf, ouw Dumont doen Fanfan den rok uit, en trekken hem dien van Klaas weder aait. Fanfan laat het weenendc toe. Juffrouw DUMONT. Hoe keurlyk zit hem dit gewaad! ADOLF. En kyk reis hoe die hoed hem Haat! Juffrouw DUMONT. 'k Verzeker u gy zult uadezen Zo  TOONEELSPEL. 6t Zo hnatlyk trots niet weder wezen, Noch my, die uwe jeugd ter deugd heb opgeleid, Behandlen als een Hechte meid. ADOLF. Gy zult my niet weêr kloppen voor de fchenen, En jagen me als een' fchoft of als een' maloor henen. Juffrouw DUMONT. Ik ly' gewis geen kyven weêr Om 't fyn gezigtje van mynheer. ADOLF. Wat zullen wy voortaan gerust en vrolyk leven! Juffrouw DUMONT. Gy weent? FANFAN. Wat moet ik ondergaan! ADOLF. *t Geen gy verdient. Juffrouw DUMONT. De fpreuk kan 't u te kennen geven: „ Doe hem 't geen hy u heeft gedaan." ADOLF. Wy wreken ons. FANFAN. Met recht, 'k Beken, ik heb misdreven i Maar ach! vergeef het my. Juffrouw DUMONT. Zyn lot baart toch my finart. Die arme jonge!' A D O L F<  62 FANFAN EN KLAAS, ADOLF. Hy was nimmer kwaad van hart. FANFAN. Ik bid, vergeef my 't leed dat ik u dorst verwekkenc Laat my ten minste niet gehaat van hier vertrekken. Juffrouw DUMONT, met aandoening. Adolf, wat 1'pyt het my! ADOLF. Wel, 't is een beulenftuk. Juffrouw DUMONT. Nu zal hy de aarde moeten ploegen. ' ADOLF. Eu fchiralig roggenbrood zyn' honger vergenoegen. FANFAN. Dit's 't minste van myn ongeluk. Juffrouw DUMONT. Wat of toch Pieternel hier met dien boer deed komen? A D OI. F. Is 't nu noodzakelyk, na veertien jaren tyd, Dat zy 't geheim ontdekt, en hare fchuld belyd? Juffrouw DUMONT. *t Is licht een nieuw bedrog. ADOLF. Ik zou het byna fchroomen. FANFAN. Ach! hoontmyn moeder niet door zulke fchampre reen: Ze is arm , maar niet oneerlyk; neen. JY E-  TOONEELSPEL. 63 NEGENTIENDE T O O N E E L. FANFAN, ADOLF, juffrouw DUMONT; BLASIUS, met een mandje aan den arm, twee klompjes, eene fpade en een'' hark in de kaud. BLASIUS, tegen juffrouw Dumont. .Zeg, is het waarheid dat wy hooren : Is onze jonge heer Fanfan Niet uit mevrouw Fierval geboren ? En is hy Klaas, een boerenzeuntje , dan? Juffrouw DUMONT. 't Is niet dan al te waar: zie hier dien armen jongen. Wy zyn geheel met hem begaan. Hy heeft ons wel 'veel kwaad gedaan; 1 Maar ach! zyn ramp heeft ons tot deerenis gedrongen. BLASIUS. Juffrouw Dumont, by ons is 't eveneens gefield, je weet, hy maakte ons dol, zelfs noch van dezen morgen'. Ik wou hem loon naar werk bezorgen; Maar naauw' was my zyn ramp verteld. Of alle haat was uit myn hart verdwenen. Ik kom opzettelyk hierhenen, Opdat de vrede word' gemaakt Eer hy hier uit het huis geraakt. FANFAN. Myn waarde Biafius! BLA-  64 FANFAN É N KLAAS, BLASIUS. Daar, jonge! daar 's een mandje, Dat volgemaakt is, tot aan 't randje, Met alles wat ik in deez'' ftond Het eêlfte en rypfte aan onze fchutting vond. Daar is nooit beter fruit géWasfen! En daar, daar heb je nou meteen Twee klompjes, die jou als een prinsje zeilen pasfen. Doch, moêrs! gebruik ze niet op alle dagen, neen; Gebruik ze cp zundag maar alleen. Daar heb je dan noch daarenboven. Al 't tuingeriedfchap, dat gefchikt is naar je'kracht. Je moogt my op myn woord gelooven, Het word jou alles gul gebragt, Opdat je reis aan my zoud denken, Opdat je eens zeggen zoud. „Myn goeije Biafius ,, Begunstigde my dus: ,,Hy wilde my die mooije klompjes fchenken: j, Die goeije man gaf noch daarby „ Al dit geriedfehap ook aan my." FANFAN. Ach! hoe befchaamt me uw gunst, die ik zo roekloos tartte! Hoe nemen me uw gefchenken in! BLASIUS. Zy zyn niet mooijer omdat ik niet ryker bin; Maar 'k geef ze uit een welmeenend harte. FAN-  TOONEELSPEL. 6*5 FANFAN. Ach J hoe bedroeft het my dat ik u heb misdaan! BLASIUS. Je bint in tegenfpoed, ik denk 'er niet meer aan. Ik zal des zundags by je komen, En brengen jou dan 't een of 't aêr. Draag jy maar zorg dat jou de moed niet word'benomen, Maar hou je fteeds van zesfen klaar. Je zelt in 't eerst wat moeten lyên: Men is juist niet gewend te ftryên, Doch eindlyk fchikt men zich'er naar. Bemin je' moeder, help je' vader, En wees voor alle menfchen goed. Dan minnen ze allen jou te gader; En dit's een loon, dat wél voldoet. Het land kan geen vermaken baren, Die je in de groote lieden vind: De fraaije worreld heit de haren; Wy hebben de onzen, lieve kind. 'k Voel fteeds door één vermaak my llreelen, Waarvan zy niet eens is bewust: , 't Is meerder waard' dan haar tooneelen, Haar bals en feesten: 't is de rust. Door hen, die vrolyk zich aan d'arbeid overgeven, Word best het zoet der rust gefmaakt; En, Klaas, wanneer wy deugdzaam leven, E Dan  66 FANFAN EN KLAAS, Dan is ons heil altoos volmaakt. FANFAN. Myn vrinden, zult ge my, als ik u ben ontweken, Noch minnen? ALLE DRIE. Ja, altoos. FANFAN. Belooft my dan... JBLA SIUS. Én wat? FANFAN. Dat gy mevrouw Fierval fomtyds van my zult fpreken. BLASIUS. Ja, zekerlyk, beloof ik dat. Juffrouw DUMONT. Dit's al te hard. Ik ga. De rouw zou my verflinden. Dag, Klaas. FANFAN. Juffrouw Dumont! geen zoen tot affcheidFhoel Juffrouw DUMONT. ó Jas met al myn hart. ADOLF. Staat gy 't my mede toe? BLA-  TOONEELSPEL. 6? blasius. En iny? fanfan. Vaart wel!... vaart wel, myn vrinden! TWINTIGSTE T O O N E E L. fanfan, alken. Dit is dan nu myn kleed:'k ben Klaas: ik ben niet dan De zoon van Pieternel en dikken Piet: ik kan My troosten in die ongenuclitenj Ik onderga gedwee die pyn : Maar ach! mevrouw Fierval te ontvlugten; Haar zoon voortaan niet meer te zyn; Myn rechten op haar hart te derven... Dit is te veel... Ik zal'tbefterven. E EN EN TWINTIGSTE TOO NE EL. fanfan; klaas, op eene lompe wyze in de kleederen van Fanfan opgefchikt, een" hoed met pluimen , over zyne puik nederhangende hairen, op '/ hoofd hebbende. klaas. Dag, broêr. fanfan. Gên dag, mynheer Fanfan. E 2 KLAAS.  fT8 FANFAN EN KLAAS, KLAAS. Jy wytje' droefheid my , net of ik't helpen kan; Maar jy hebt ongelyk. Gaf ik je ftof tot klagen, Het fpyt my, en ik kom jou hier vergifnis vragen. FANFAN. 't Is uw fchuld niet. KLAAS. Min jy me dan geheel niet meer? FANFAN. Waarom, mynheer, zoud gy het daarvoorhouén? KLAAS. Als ik zeg: jy, jouw, broêr;zegjy: u, uw, mynheer. FANFAN. Wel nu, dewyl gy 't wilt, ik zal dan jy-en jouwen, KLAAS. En my beminnen? FANFAN. KLAAS. Gelyk je' broer? FANFAN. Gewis. KLAAS,  TOONEELSPEL. 09 KLAAS. Ik zal gaauw zien of 't meening i s. Houwaar, zie je al dat tuig, dat prulwerk om te fpelen, Dat ik in al je' zakken vond? 'k Vroeg aanftonds aan juffrouw Dumont Wat of het was? Zy zei: 't Zyn goudene juweelen. Ik vroeg haar, of't veul waardig was? Zy zei: Meer guldens dan ik ponden zwaar zou wegen. 'k Vloog naar mevrouw Fierval, en ras Vroeg ik haar, of ze my dien hoêl had toegelegen? Of ik 'er mee mogt doen zo als ik wou? Zo als ik 't best begrypen zou? Ze zei me: Ja, je kunt 'er naar je' zin meê leven. Ook als ik't alles weg wil geven? ö Ja, myn zoon. En ftraks ben ik naar jou gegaan, En breng het jou. Daar is het: toe, neem aan. FANFAN. Verpligt. Behou het maar. KLAAS. Hoe! jyverfmaadje'broeder? FANFAN. Wat zal ik 'er meê doen? het past u nu, my^niet. KLAAS. Ik geef 't ook niet voor jou. E 3 SAN-  7© FANFAN EN KLAAS, fanfa n. Voor wien dan? klaas. Voor je' moeder, Voor Pieteruel, en voor je' vader, dikken Piet. Hy heit het hard ; je zoud het niet gelooven:Hy moet den gantfchen dag lang flooven, En word dan door de pachters noch gekweld: Zy halen telkens by hem geld. Dit maakt hem boos, en doet hem fnaauwen, En dan myn moederlief beknorren en begraauwen. Zodra als jy die heertjes ziet, Dan moet je 'er al deus prullen geven; Doch op beding, dat zy myn' vader al zyn leven Met vreden laten; anders niet, fanfan. Geef. klaas. Noch wat moet je my beloven. fanfan. En wat dan? klaas. Dat je oprecht jouw ouêrs minnen zult, En nooit die liefde zult verdooven. fan-  TOONEELSPEL. ?i fanfan. ja, 'k zal altoos tot hen van liefde zyn vervuld. klaas. Doe hen ook wel ter degen weten Dat ik hen nimmer zal vergeten. En als we groot zyn, ik en jy, Dan kom je dadelyk by my, Dan wonen we in één huis; en dan, dan zullen wy All' wat ik eb als broertjes famen deelen. Zeg, wil je? fanfan. Broeder, ja. klaas, hem om den hak fpringende. Verdord! dit kan my ftreelen. Wat bin ik bly, myn beste maat! Ik zie wel dat je my niet haat. TWEE EN TWINTIGSTE TOON E EL. Mevrouw de fierval, fanfan, klaas, de abt, pieternel. Mevrouw de fierval. Braaf, lieve kindren! braaf. Gy zyt dan goede vrinden? Ditfmaaktme. ó Bly ft het fteeds. e 4 klaas.  73 FANFAN EN KLAAS, klaas. Nooit zei je 't anders vinden. Mevrouw de fierval, tegen Fanfan. Klaas, alles is gereed dat gy vertrekken kunt. Ik had u gaarne noch wat toevens hier gegund, Maar Pieternel fchynt fterk te vreezen Dat dikke Piet dan te ongerust zal wezen. Zy word noch heden t' huis verwacht, En wil op 't oogenblik vertrekken. Wees deugdzaam; pas wel op; neem fleeds uw' pligt in En tracht uwe oudren zo tot eere als nutte ilrekken. (acnr, Vergeet my niet, en denk vooral Dat ik u nooit vergeten zal. fanfan, zich fchreijend aan de voeten zyner moeder werpende. Och! moeder... och, mevrouw! doe ééne gunst my Mevrouw de fierval. (blyken. Sta op. Wat is uw wil? fanfan, geknield. Ik kan u niet ontwyken. Houmy uit deernis hier. 'k Ga eer niet van uw knién. Dat ik uw' zoon als Iyf knecht dien'. Ik zal, gehoorzaam, hem en al het huis ontzien. klaas,  TOONEELSPEL. 73 klaas, zich mede aan de voeten van mevrouw De Fierval werpende. Mevrouw, bin jy dan nou myn moeder-, Ei, wees 't dan ook noch van myn' broeder. Ik bid je, fchei ons niet; zend hem niet van my heen. jy krygt twee zeunen dus voor een'. Mevrouw de fierval. Ryst op, myn kindren! ryst. pieternel. Dit zoumy 't hart doen breken. Ik hou't niet langer uit. Ik wil, 'kmoeteindlykfpreken. LAATSTE T O O N E E L. Mevrouw de fierval, fanfan, klaas, de abt, pieternel, juffrouw dumont, adolf, blasius. blasius. IVlcvrouw Fierval, hierbinnen we allegaèr: Mynheer Adolf, juffrouw Dumont, en ik.. Houwaar, Wy hebben jou wat voor te dragen, Dat niet moet worden afgeflagen , Of geef ons maar den zak. Kyk ; wy befloteu 't dus, En zyn van ons befluit onmooglyk af te dryven. Mevrouw de fier val. Wat is het dan toch, Biafius? E 5 ELA-  74 FANFAN EN KLAAS, BLASIUS. Dit, dat je Klaas by jou moet laten bly ven, En dat wy d'armen jongen dan Noch krek behandelen als wjiar' 't mynheer Fanfan. En, omdat wy geen mensch in nadeel willen Horten, En heel wel weten wat een zeun te zeggen is, Bid ik, de derde altyd van onze huur te korten, En die, met dankerkentenis, Aan Piet, en Pieternel, als kostgeld, toe te tellen Om, voor't gemis van Klaas, hen fchadeloos te Hellen» FANFAN. Myn vrinden! ach! hoe doet dit blyk van trouw my aan! Die eedle trek zal nooit uit myn geheugen gaan. Mevrouw DE FIERVAL. Nu komt gy allen om hem hier te houden vragen; En dezen morgen kwaamt gy allen hem verklagen! Wat wondre tegenftrydighcên ! BLASIUS. Is 't mogclyk, mevrouw, clendigen te haten? 'k Vergat reeds alles. Hou hem. FANFAN. Neen, Neen , Biafius; ik moet dit huis verlaten, Gyzelf, gy opent my 't gezigt: Gy leert my wat ik aan myne oudren ben verpligt. 'k Ver-  TOONEELSPEL. 75 \\t Vergat hen mooglyk hier. Hoe meer ze in armoê leven, Hoe minder ik hen moog'begeven. (Fierval ; Vaartwel, myn vrinden! 'kga. Zorgt voormevrouw Zorgt voor myn'broeder; en vergeet toch, bid ik , all' Wat ik u heb misdaan. Klaas omhelzende. Vaarwel, vaarwel, myn broeder! Tegen Pieternel. Kom , laat ons heengaan , lieve moeder. Mevrouw DE FIERVAL, flerk ontroerd, doch hare tranen verbergende. Heer abt!... DE ABT, Fat,fan haar aanbiedende. Het is genoeg... Omhels uw1 zoon... Hy is U waard'... Mevrouw DE FIERVAL, met verrukking, en oyerftelpt van de tederfte aandoeningen, Fanfan ftyf in hare urmen f uitende. Myn zoon'. FANFAN, in hare armen. Gy zyt myn moeder nóch ! Mevrouw DE FIERVAL. Gewis, Myn zoon. AH' wat hier is bedreven Was  76* FANFAN EN KLAAS, Was flechts een kunstlist tot beproeving van uw'aart-, U fcbynt een ander hart gegeven : Uw teêrgevoeligheid heeft zich geopenbaard. Myn heil is thans in top gerezen: Geen blyder moeder kan 'er wezen. KLAAS, vliegende in de armen van Pieternel, die hy omhelst. En ik, ikblyfdan weêr jouw zeun, gelyk voorheen? PIETERNEL. Ja, jonge! KLAAS. Ha ! dat 's goed. FANFAN. Blyft gy niet by me? KLAAS. Neen. Ik was reeds veel te bang dat ik myn' lieven vader Nooit weêr zou zien. 'k Min hemzoteêr!... Wat krygt hy zoentjes als ik keer!... 'k Verlang reeds flerk dat ik hem nader'... FANFAN, de fnuisteryen , welken hy van Klaas had ontvangen , aan hem te rug gevende. Neem aan. KLAAS. Neen; hou ze, PAN.  TOONEELSPEL. 77 FANFAN. En dan de pachters ? KLAAS, de fnuhteryen aannemende. Dat's ook waar! Je hebt, werempel, recht. Kom, geef ze, geef ze maar. DF. ABT. Bedacht elk moeder toch, by al haar tederheden, Die ze op haar kindren nederftort, Dat geen van hen gelukkig word, Dan met gevoel, en goede zeden; En dat de opvoeding't is, die, tot haar vreugd offmart, Het zaad van't goed of't kwaad ontwikkelt in hun hart. EINDE.  ■ De Gecommitteerden tot de zaken van den Schouwburg hebben, volgens Oétroy door Hunne Ed. GrootMog. de Heerën Staten van Holland en Westvriesland, den eerden November, 1787, aan hen verleend, het recht van deze Privilegie, alleen voorden tegenwoordigei' druk van FANFAN EN KLAAS, of de TWEE ZOOGBROEDERS; Tooncelfpd, vergund aan j. helders en a. mars. Amfleldam, den 22. July , 178S. Geen Exemplaren zullen voor echt erkend worden, dan die door één' der heeren Gecommitteerden onderteekend zyn. ^^^(p cVcsCJ