MAATSCH. DER NEDERL. LETTERK. TE LEIDEN. Catal. h\. Geschenk van Tooneelstukken , 1841.  D E WARE HELDENMOED, TOONEELSPEL. GEVOLGD NAAR HET FRANSCH VAN D U VA L en P I C A R Dj DOOR PIETER JOHJNNES UILENBROEK. Te A MS TE LD AM, l vrywilligen. melcoor, j wichel, oud krygsman, /lil levende. de kommandant der stad. een jonge looper, in dienst van de lürgèrèiSi&tAÏ&ï. een vry willige. verscheiden vrywilligen. sofië, dochter van Michel. krycsvolk. Bet tooneel is op het grondgebied van eene grensjlad, buiten de wallen: men ziet aan de eene zyde het huis van Michel, en, aan de andere, dat van de burgeres Saintfar.  D E WARE HELDENMOED, TOON E E L SPEL, EERSTE T 0 0 N E E L. FIRMIN, IIENRI. HENRI. 't Is zeer aangenaam de wacht te hebben by zulk fchoon weer. Hoewel buiten de ftadswallen, fchynea alle de mooije vrouwtjes uit de ftad te hebben afgefpro. ken om hier voorby te wandelen , terwyl ik op myn.' post ben. FIRMIN. Zy wisten misfchien dat gy de wacht had. HINRI. Dat kon wel. Maar ik ben eindelyk afgelost, en ik heb den morgen vry. FIRMIN. Begeef u niet verre van uw' post. HENRI. De kapitein vergunt ons hier in den omtrek te wan.delen. Men zegt dat wy niets van den vyand te vreeA zen  2 DE WARE HELDENMOED, zen hebben; ik wil het gelooven; maar de pligt van een' foldaat, vooral die de wacht heeft, vordert gereed te zyn om den vyand te ontfangen: ik zal my, op myn jvoord, ook niet verre verwyderen. Maar gy, wat zult gy van daag doen? FIRMIN. 1 Ik ga by Michel. HENRI. Dat is, gy gaat naar beminnelyke Sofiê; dit verftaat zich. Gy fpreekt niet , en gy vryt met eene ftille trom. In 't kort, *t is een aartig meisje, dat alles bezit om u aan haar te verbinden , tederheid , gevoel . . . FIRMIN. *t Is een aartig meisje, dat uw en myn ontzag verdient. HENRI. Ik wil haar beleedigen, noch ü mishagen-.' FIRMIN. Ik weet het, beste Henri ; maar iints eenigen tyd fpreekt gy op eene wyze, die u niet eigen is: gy hebt dit te danken aan het gezelfchap , waarmede gy verkeert. Luister, vrind! ik moet u myn hart ontdtiiten: Iints lang zucht het heimelyk , en gy-alléén verfchourt het! ... Ik befchouw u als myn' geliefden broeder; ik zal nooit vergeten wat ik aan uw' vader, aan myn' achtcnswaardigcn weldoener , verfchuldigd ben. Hy droeg voor myne kindsheid zorg, en deed my deelen in eene tederheid, die hy aan zyn' zoon-alléén ver- fchul-  TÓONEELSPEL, $ .chuldigd was, Van myne vroege jeugd af heb ik u niet verlaten. Nooit hebben wy met elkander verfchit gehad. Had gy cenig verdriet, gy ftortte het in myn* boezem uit; ik deelde 'er in; ik vertroostte u, en deze uwe ontlasting verzagtte uw leed. Maar nu, hoe verfcheelt uw gedrag nu van toen! Nu ontvlugt, nut vreest gy my, en gy zoekt by vreemden het vermaak dat gy eertyds by uwen vrind ontmoette. HENRI. Weet gy wel dat gy overheerelyk preêkt, myn waards Firmin? Ik vlugt, ik vrees u niet; maar, kyk, moet ik op myne jaren als een Kato leven? mag ik met myne makkers niet verkeeren ? FIRMIN. Ja, als ze achtenswaardig zyn. HRNRI. Zy zyn het allen, hoop ik.: FIRMIN. Ja, allen; wy hebben flechts een' deugniet 'eronder* Door wat ongeluk verkiest gy, en vyf of zes anderen onzer vrinden, het gezelfchap van Meicour boven het onze? HENRI. Maar ik begryp niet wat Meicour u heeft gedaan? gy fpreekt altyd kwaad van hem. FIRMIN. Dat komt dat ik vruchteloos naar reden zoek om goed van hem te fpreken. A 3 HEN*  j, DE WARE HELDENMOED, HENRI. Hy is dapper. FIRMIN. Hy verbeeld het zich mogelyk, omdat hy twee a diie jaar in den zadel heeft gezeten. HENRI. Hy is mild. FIRMIN. Zelfs verkwistend, gelyk alle dobbelaars; HENRI. Eerelyk. FIRMIN. Hy zegt het te veel, om het te gelooven. IIE NI! b Maar gy vonnist fchielyk. Wat blyk hebt gy van zyne kwade trouw ? FIRMIN. Ik heb reden hem fterk te verdenken. Die Meicour is niet anders dan een gewezen edelman, de dobbelhuizen uit Parys ontloopen, zonder zeden, zonder beginfelen, zonder vaderlandsliefde: hy heeft de eere, die hy weinig verdient, een voorftander der vryheid te zyn. Naauwelyks in guarnizoen gekomen , volgt hem eene looze indringfter, eene arglistige vrouw: zy verbluft, door haar' befpottclyken opfchik , de cenvouwdige en zedige tooifels onzer ftille burgeresfen: zy vertoont eene fchaamtelooze weelde, en trotfeert onze rykfte ingezetenen, die te wys zyn om voor haar onder te doen. Meicour voert tot haar alle die jonge lieden, die, door hun  TOONEELSPsEL. s hun vermogen, hare pracht en hare vermaken kunnen betalen. Men drinkt 'er, men fpeelt 'er, en dikwyls heb ik u uit dat gevarelyk huis zien komen vermoeid van zwelgery, of wanhopig over het verlies van uw gdd- henri, ter zyde. Helaas! wat hy zegt, is al te waar. Overluid. Voor een' krygsman zyt gy ook wat te zedig. firmin. Ik heb u vruchteloos willen geleiden in die huizen waar ik verkeer: dit huis, by voorbeeld, dit, van .den braven Michel, zou u een aangenaam gezelfchap opleveren: men houd 'er noch van grootfche komplimenten, noch van gedurige feesten; men wyd 'er den dag aan den arbeid, en de nacht aan de rust toe; men vind 'er openhartigheid, goedheid, en deugd; de vermaken zyn 'er cenvouwdig, en zuiver; maar men geniet ze 'er zonder wroeging: Miche] is de eerelykfte kaerel. HENRI. Zeer eerelyk, inderdaad, want zyne dochter is bemïnnelyk; niet waar, Firmin? Kom, wees openhartig: de reden, die u het huis van Michel doet verkiezen , is niet zo zeer zyn gezelfchap als wel dat van Sofie: gy bemint haar, en de liefde . . . firmin. Ja, ik bemin Sofië, en wel met al myn hart: zy is goedaartig, en deugdzaam; maar, buiten deze liefde, waarvan gy rept, zou ik toch met den eerelyken Michel A 3 ver-  6 DE WARE HELDENMOED, verkeeren : zyne openhartigheid, zynè ondervinding; het verfing zyner veldflagen, zyner reistogten , neemt my in, en altoos leer ik iets uit zyn' omgang. HENRI. Ik erken myn ongelyk, en bewonder u. Ik wenschte als gy te leven; maar . . . FIRMIN. Maar, doe 'er uw best toe, en blyf by my. HENRI. Ik zou by u blyven! FIRMIN. Kost het u iets te belooven uwen vrind niet te zullen verlaten ? HENRI» Neen, zeker; maar . . . FIRMIN. Zo gy wist hoe veel gy uwen goeden naam benadeelt door uwe verkeering met die juffrouw Saintlar. HENRI. Denkt gy dat? FIR MIN. Voor de geheele waereld zou ik myn' voet niet over haren drempel willen zetten. Men heeft my vruchteloos daartoe willen overhalen. Ik zou my fchamen zo men my uit haar huis zag komen. Ik verkeer dagelyks by Michel, en ik ben verzekerd, dat zy, die 'er my zien uitgaan , zeggen : Fermin moet een goed mensch wezen, want hy verkeert niet dan met eerelyke lieden. HEN-  TOONEELSPEL. 7 henri» ó Myn vrind , gy overreed my. Ja, ilc wil u navolgen, ik wil alléén met u omgaan, en ik verzaak alle myne overige gezelfchappen. ■ firmin. Goed zo , myn waarde Henri , goed zo. Ik ben grootsch op de zegepraal, welke de vrindfcbap, welke de reden op uw hart heeft behaald. Om te beginnen met u te genezen, om u van heden af den reinen wellust van een eerelyk gezelfchap te doen finaken , verzoek ik u by Michel te komen middagmalen. Ik ga iemant in de ftad fpreken , en ben in weinig oogen» blikken weder hier by u. Gy zult my wachten? henri. Ik zal u . . . firmin. Zonder affcheid dan, waarde Henri. Hy omhelst hem. Ilc ben voldaan: ik heb myn' vrind wedergevonden. T TV E EDE T O O N E EL. henri, alleen. T^irmin heeft gelyk. Ik gevoel al te wel de waarheid zyner verwytingen. Maar deze beminnelyke Saintfar heeft zo veel vermogen op myn hart; zy is zo fchoon! 't Is dan waar dat men die geen beminnen kan die men niet acht, want ik kan voor myzelven niet verbergen dat dit buis my zeer verderfelyk is: ik heb A 4 'er  S DE WARE HELDENMOED, 'et verloren alles wat ik bezat, en ik keer 'er weder in. Neen, ik zal 'er niet weder inkeeren; ik wil den raad van mynen vrind opvolgen. Ik ben eindelyk redelyk, voor al myn leven. Laat Meicour nu met zyne verleidende praatjes vry komen ; ik tart hem , my tot Saintfar weder in te fleepen. DERDE TO O NE E L. MELCOUR, HENRI. MELCOUR. 11a! zyt gy het, myn beste Henri! ik vind u recht van pas. HENRI* Goeden dag, Meicour. MELCOUR. Gy zyt wel gelukkig zulk een' vooruitziend' vrind te hebben. HENRI. Hoe zo? MELCOUR. Ik moet u wel zeer beminnen, om my dus met.uwe plaifierpartytjes in te laten- HENRI. Ter zaak'. MELCOUR, Ik hoor dat gy de wacht hebt, dat uw post hier te; en by geluk vlak by onze bpmionelyke Saintfar. Ik laat  T O O N E E L S P E L. g Iaat een ontbyt gereed maken, het fmakelykfre van de gcheele waereld: Champagne wyn, oesters, beste vrinden. Gy bebf te nacht gewaakt, gy zult honger hebben. Wy zuilen eten , drinken , zingen, en gy kunt daar rustig het uur afwachten dat men u zal komen toepen ; niet waar? HENRI. Het fpyt my, maar ik kan niet. MELCOUR. En waarom kunt gy niet? IIE N R T. Ik heb Firmin beloofd van daag by hem te zullen blyven. MELCOUR. Ha ! ik begryp u : de veldpaap zal u zyne prcdikaatfie voorgepreveld hébben. Wat was zyn tekst? de zeden? HENRI. Weet gy wel , Meicour , dat gy van myn' vrind fpreekt? MELCOUR. Zeer wel; tk wil geen kwaad van hem fpreken; ik bemin hem zelfs zeer fterk : hy is een wellevend man. Maar die eerelyke lui zyn fomtyds zo vervelend, 'zo vervelend! HENRI. Firmin behoort daar niet onder: hy vcrccnigt gezonda reden met diepe kunde en een juist oordeel. Ik erken dat hy wat geftreng is ten opx.igt der uiifpanningen. A 5 MEL.-  io DE WARE HELDENMOED; MELCOUR. Geftreng? zelfs befpottelyk. God beware my dat ik hem in uwe oogen verlagen zou; maar , waar brengt hy u van daag? HENRI. I3y Michel: wy zullen 'er eten. MELCOUR. ^ Ha! by Michel : mynheer Firmin is niet gek voor iemant, die voor nieuweling fpeelt. HENRI. Hoe dat? MELCOUR. Hy brengt u daar, opdat gy den vader zult onderhouden, terwyl hy de dochter caresfeert: ó, 't is zeer eerelyk! HENRI. Meicour, fpreek befcheidener van eene achtenswaardige famieije. MELCOUR. Ik, ik fpreek 'er niet van dan naar het algemeen gelucht. Men zegt openbaar dat Michel verftandig zal handelen zo hy zyne dochter, vóór het einde van den veidtogt, uittrouwt. Dat is zeker myne fchuld niet, neen. HENRI. Dit is een vuile laster. MELCOUR. Ann het zedige voorkomen van onzen lieutenant zou wen het zeker ook niet zeggen. Ik verbeeld my u allo vier  TOONEELSPEL. vier te zien. Dat is eene fchildery! De goede Firmin vier fchreden van zyne fchoonheid, haar niet dan met de oogen toefprekende, zwaar zuchtende, gelyk een nieuweling in de liefde by zyne eerste gewaarwording; het jonge nufje blozende en verbleekende , en verdeeld tusfehen haar' vryer en haar naaiwerk; en myn waardige vrind, in een' hoek, luisterende naar het doodelyk verhaal der eindelooze veldflagen van vader Michel, door eene voorbeeldige toegevendheid den verliefden gloed van anderen aankweekende, terwyl hy zyn' tyd zo voortreffeiyk voor zichzelven zou kunnen hefteden by de aanbiddelykfte fchoonheid. HENRI» Wat zegt gy? „ MELCOUR. Ik weet niet hoedanig gy jonge Inidjes het maakt: sy ontrukt ons alle onze vrouwtjes : uw onnoozel voorkomen zegepraalt op onze verdienste, onze ondervinding. De bekooielyke S-iintfar droomt alléén van 11. HENRI. Kom, gy fpot. MELCOUR. Op myne eer. Voor my, ik had oogmerken; als uw goede vrind zou ik ze aan u hebben opgeofferd; maar, dewyl gy 'er van afziet, zult gy my wel vrylaten mvne/ genegenheid op te volgen. Vaar wel, beste Henri, üc wensch u veel vermaak by de Michels. HENRI. Luister, Meicour.  n DE WARE HELDENMOED, MELCOUR. Wel? HENRI. 't Is maar voor het middagmaal dat ik Firmin beloofd beb . . . MELCOUR. 't Is eerst negen uren. HENRI. Ik heb dan noch vyf men voor my vry. MELCOUR. Ja, maar ik wil u de vrucht niet doen verliezen der goede lesfen van uwen waarden Firmin. Hy bemint my juist niet al te zeer; en, wat meer is, men zal by Saintfar fpelen . . . HENRI. Dat komt goed: ik heb geen geld. M ELCOUR, Ik ben dan irmfchien uw vrind niet ? Myne beurs, myn degen, myn bloed, is dan niet tot uw' dienst? Als' Firmin dit hoorde, zou hy zeggen dat deze aanbiedingen alleen gefcbikt waren om u te verleiden. Ik ga derhalve heen . . . HENRI. Eén oogenblik, Meicour. Kan het 'er van myn' kant wel dóór dus een buts te vermyden waar ik met zo veel beleefdheden everladen ben? MELCOUR. 2eker, deze bekooielyke vrouw zal zeer boos zyn: zy verwacht u. HEN-  TOONEELSPEL. *3 HENRI. Zo ik 'er zelf eens naar toe ging, om haar verfchoo. ning te vragen, en haar myn leedwezen te betuigen? MELCOUR. Dat zou veel beter zyn. Maar zult gy wel kracbts genoeg hebben, em haar dan te verlaten ? Beraad •u wel. HENRI. ó Vrees niet. Kom, wél ingezien, is het best haar te fpreken. Maar, ik verzeker u, dat, noch de aanvalligheden van Saintfar, noch de verzoekingen onzer makkers, my myn woord omtrent myn' vrind zullen doen breken. Hy treed by Saintfar in huis, MELCOUR. Ach! ikzelf zal de eerste zyn om u uit dit huis te rukken,omdat het tegen myne bcginfels llryd myn woord te geven , en het niet te houden. Hy is geknipt. — Ha, daar komt Sofië, het lieve meisje van onzen waarden lieutenant. Zy is wel gemaakt, houding, kleur, oogen... in Parys zelfs zou ze fortuin maken. VIERDE TO O N E E L. SOFIË, MELCOUR. SOFIË. Ik dacht Firmin hier te vinden.., Ach, 't is dï» leelyke Meicour. M EL-  14 DE WARE HELDENMOED, melcour. Waar ga je zo heen, bevallige Sofië? sofië. Ik ga . . . ,, Wat zal ik hem antwoorden . . . Zyn aanzien doet my blozen." melcour» Weet je wel, Sofië, dat je aanbiddelyk fchoon bent, op myne eer! sofië. „ Wat praat hy al!" . . . Mynheer! melcour. Kom, kom, gy bloost, en dat op uwe jaren; maar dat is omdat gy de boogfte bekoorelykheden bezit: deze geftalte, deze houding, dit voorkomen . . . sofië. Ik bid u, Iaat my gaan. melcour. Neen, verdord, dat gedoog ik niet. Ik weet waarom gy my zoekt te ontwyken. Onze lieve kameraad •%vacht u. Gy vreest zyne minnenyd. Hy heeft recht cp u, ik weet het; maar, ondanks zyn recht, moet hy u zien liefkozen. Uwe gedaante is veel te innemend. s o f i i:. Gy belcedigt rajj, en ik ben verwonderd . . . Vit-  TOONEELSPEL. 15 yf F D E TO O N E E L. sofië, melcour, firmin. firmin, achter op het tooneel. H oe! de goede Sofië by dien fnooden Meicour! melcour. Wel zo ! ernstig! wat kinderachtigheid! 't is eene kleine kokettery van uwe zyde. Gy weet dat dit knorrig gelaat u duizendmaal aantrekkelyker maakt. Maar, ik zal u verlaten , zo gy my vergunt deze fchoone. hand te kusfchen. sofië. Mynheer . . . Laat af ... Zo myn vader . : . Hoe durft gy met het kleed dat gy draagt . . .? firmin, toetredende. Dat hy draagt! zeg, dat hy onteert. sofië» Ach! zyt gy het, Firmin? melcour. „ Duivelfche kwelgeest!" .. . Hoe! onze lieve kameraad beluisterde ons! firmin. Uw kameraad? ik ben het niet, en niemant behoort u dien naam te geven: wy zouden gelukkiger zyn ; wy zouden ons dikwyls niet behoeven te fchamen voor de oogen dier brave burgers , die ons hun verblyf ontfluiten. melcour. Ei! ei! ik heb dan deel in uwe preêk? FIK-  16 DE WARE HELDENMOED, Het raakt my niet of gy de uitdrukking myner verontwaardiging eene prcêk noemt of niet; maar ik zal u de waarheid zeggen. Ja, mynheer, gy, en uws gelyken, die 'er echter gelukkjg|yk maar weinigen zyn, gylieden onteert, ik herhaal het, het kleed dat gy draagt. Dank zy dit achtenswaardig kleed, het merk dor vryheid en vaderlandsliefde! de medelydende burgers, genegen om ons de rampen te vergoeden , waaraan onze ftand ons blootftelt, verfchaffen ons dikwyls den ingang in huis, en den omgang met hun huisgezin. Zo dra gy 'er intreed , berekent gy terftond wie uwe flachtoffers zullen zyn. Hebben zy dochters, gy verleid haar. Hebben zy vrouwen, gy zaak wantrouwen tusfeben de echtgenooten. En, trots op uwe ondankbaarheid, ontwykt gy hen, en laat, ten loon der weldaden, aan u zo mild bewezen, niets na, dan. de tranen der flachtoffers j uwer vuige driften, en het bitterde berouw der vaders en der echtgenooten, omdat ze te teer gevoelig en te ] vertrouwend met u gehandeld hebben. MELCOUR. De onfchuldigfte grapjes neemt gy altoos ten ernstig- ] fic op. FIRMIN. Gy hebt gelyk. Ik weet dat de zeden , de rechten der gastvryheid, en de deugden, by u Hechts grapjes j zyn. Maar , gy houd u te lang op. Henri wacht u. J Hy is zonder twyfel in dat huis; hy fpeelt 'er, op I uw' raad: ga by hem. De priestcresfe heeft het offer I op- I  , TOONEELSFEL. Qg opgetooid; men wacht Hechts naar u om het te keeien. M E L C O U K. Ik beantwoord dien hoon niet. Gy zyt m Uw boos humeur. Ook denkt gy" niet wat gy zegt. ■'■ FIRMIN. Ik zeg niets dan wat ik denk. f • MELCOUR. - Ik moest kwaad ivorden over deze ftoutheid; maar, ik wil u doen zien dat- gy, met alle uwe wysheid, niet volmaakt zyt. Ik zal u een voorbeeld van gematigdheid geven. Gy zyt, buiten -dat, de vrind van Henri , en deze eertitel is genoeg om u thans te verfchoonen. Ter zyde. Zal ik dan nooit gelegenheid vinden om my van dat lastig wezen te wreken! Oveiluid. Laat ik u niet hinderen. Ily vertrekt. . ZESDE TOONEEL. FIRMIN, SOFIË. FIRMIN. "Wat is dit fchepfel verachtelykl SOFIË. Ja wel zeer verachtelyk. Wat ondeifcheid tuttellen U en hem! Wat boezemt gy beiden vlak tegenftrydige gevoelens in! B F I R-  S9 DE WARE HELDENMOED, FIIMIN. Dien Meicour verfoeit gy? sofië. ó Zeker, met al myn hart. FIRMIN. Dat is eene bekentenis dat ge my bemint. sofië. En ik verberg het niet. Ik volg het voorbeeld en den raad van mynen vader. FIRMIN. Uw vader is een zeer eerelyk man. SOFIË. Herinnert gy u het gefprek van gisteren avond? FIRMIN. Ja. Ik drong hem, my zyne toeftemming tot ons huwelyk te geven. Wel nu, Sofië? SOFIË. Wel nu .; . zie, daar komt myn vader: gy hebt niets meer te doen dan hem te bedanken. Z E FE ND E TO O N E E L. ÏIR.MIN, SOFIË, MICIIEl. FIRMIN. Alemel! is het mogelyk! myne Sofië! myn vader» m i ciie l. Ho! ho! gy weet reeds dat ik befloten heb het te worden. Dat olyke guitje bieft het u gezegd. £IS>  TOONEÈLSPEL. |9 f i r m i n. Wat dankbaarheid ben ik u verfcbuldigd! michel. Geen dankbaarheid, myn vrind! Door haar aan u tegeven, verzeker ik haar en uw geluk tevens. Gy zyt elkander even waardig. Zy is bevallig; gy 7yt jong en fterk. Zy is goedaartig; gy zyt dapper. Zy is deugd■zaam; gy zyt een oprecht vaderlander. Gy hebt niets; ik heb niet veel: gy zult elkander niets te venvyten hebben. firmin. Heb ik geen twee armen ? ik zal de aarde bebouwen; ik zal 'er den rykdom uit opdelven ; ik zal dien genieten ; en ik zal aan myn' arbeid-alléén myn onderhoud en geluk te danken hebben. m i c ii e u Eén oogenblik, bid ik u. Ik item toe, u myne dochter te geven, en uw huwelyk zodra doenlyk te voltrekken ; maar ik wil niet dat gy de wapens nederlegt. Fraiikryk beeft uw' arm noodig, en, eer gy denkt om het land te bebouwen , moet gy 'er de vyanden van verjagen. firmin. Maar, dit is ook myn oogmerk, vader. sofië. Moet hy vechten, zelfs nd zyn trouwen? michel. Zeer zeker. Wat wilt gy dat hy by u zal doen, als al ds Fianfche jeugd tegen den vyand uittrekt ? Hy B 2 heeft  2© DE WARE HELDENMOED, heeft den kryg begonnen, by moet dien eindigen: dit is myn plan. Gy zult myne dochter trouwen; ik zal u myn' zoon noemen; gy zult my, zo gy kunt, een'kleinen vaderlander verwekken , dit is uwe zaak; daarna zult gy heen gaan, en by het eindigen des oorlogs zult gy al, of niet, wederkeeren. sofië. Hoe! hy zal niet wederkeeren ! wat ysfelyk denkbeeld! MICHEL. Wel nu , hy zal dan wederkeeren ; ik heb het ook veel liever, ik. Wy zullen hem omhelzen, en 'savonds zal hy ons de veidflagen verhalen , welken hy heeft bygewoond. firmin. Zo als gy ons de uwen verhaalt. michel. Ja, maar ik praat 'er niet met vermaak van: ik diende de dwingelanden; ik vocht, zonder te weten waarom. gy» gy vecht voor onze kinderen, voor onze medeburgeren, in 't kort, voor het vaderland. Wat onJerfcheid ! wat loopbaan voor uwen heldenmoed! gy begint, waar ik eindigde. Na een' drie-en-dertigjarigen dienst, eene drie-en-dertigjarige flaverny en pligtbctrachting, wierd ik lieutenant; ik woonde agt veidflagen by , en ontfing tien wonden op myn ligchaam. Toen de Iaatfte my belette verder te dienen, gaf men aiy myn affcheid, en honderd kronen jaarwedde. Het was, gelyk gy ziet, eene fchoone zaak koningen te dienen. AGT-  tooneelspel: AGT ST E T O O N E E L. firmin, sofië, michel, een jonge looper. de locper, tegen Firmin. Ik zocht u. Ik ging naar den burger Michel, om u «lezen brief te brengen. firmin. Van wien? en wie zyt gy? de looper. Hoe! kent gy my niet? Ik breng alle dagen vryerybriefjes aan veifcheiden uwer makkers- Ik dien by de burgeresfe Saintfar. michel. Dat moet wel eene goede burgeresfb zyn: zy fchynt alle voorftanders der vryheid achter na te loopen. firmin, na gelezen te hebben. Deze brief is van Henri: hy vraagt my om geld. Ongelukkige jongeling! de looper. Hy heeft my gezegd dat gy me iets voor hem ter hand zoud Hellen. firmin. Zeg hem, dat ik hem hier verwacht, dat ikzelf hem wil geven wat hy my afvraagt. de looper. Hy zal mogelyk niet kunnen komen: hy is drok bezig: hy drinkt, hy zingt; hy was een weinig boos toen hy inkwam , maar de Champagne wyn heeft dat alles B 3 weer  22 DE WARE HELDENMOED, weer verdreven. Om kort te gaan , ik zai hem afroepen. Hy vertrekt, en keert te rug. Luister eens, burger Firmin: het verveelt my, niets anders te doen te hebben, dan boodfébappen te loopen voor een atartig meesteresje. Hoe jong ik ben, ik brand van begeerte om myn vaderland te dienen. ï i R m i NT. Wel nu? de looper. Wel nu? zou het niet mogelyk zyn , door uwe bemiddeling, dat ik tamboer by uwe compagnie wieid? Ik kan reeds zeer raooi op de trommel Haan? michel. Best, vrind lief! gy zyt een goede jonge : het zou een" gruwelftuk zyn, u in handen van Saintfar te laten. firmin. Ja, zonder twyfel, ik zal aan u denken; maar, ga Henri zeggen, dat ik hem verwacht. NEGENDE T O O N E E L, firmin, sofië, m-i cii e U michel. Ik zie wel dat uw losbol u hier wat aan de praat zal houden. Ik heb honger; en, fchoon ik geen Champagnen wyn drink, ik wil daarom toch niet minder ontbytcn. Kom, dochter! — En gy, myn fchoonzoon, 87 kunt by ons komen als gy wilt. Vaar wel! so-  FQONEELSFE&. sy SO FIE. Vaar wel, Firmin! gy blyft toch niet lang weg? firmin. ïk zal dadelyk by u wezen. TIENDE T 0 0 N E E L. henri, firmin. firmin, IVIaar, daar is Henri: wat ziet hy 'er uit! henri, een weinig befchonken. Ik heb u verzocht my geld te kenen; kunt gy? firmin. In wat toeftand zyt gy! henri. Dat is de vraag hier niet. Kunt gy my dienst doen? firmin. Ja, ik kan altoos myn' vrind verpligten. Zie daar alles wat ik bezit, de vrucht van myne fpaarzaamheid. Uy geeft hem zyne bfieventasch. henri, met aandoening. Dat zal u mogelyk bekrimpsn? firmin. Verpligt men zyne vrinden niet anders dan wanneeï men het kan doen zonder zich te bekrimpen? henri. Welk eene naauwgezetheid! Ik weet niet, maar myii hoofd is my geheel in de war: de lucht heeft my bevangen. J3 4  DE WARE HELDENMOED, FIRMIN. Henri, wat bedroeft gy my! wreede Henri! HENRI. Ik befpeuT, dat, a!s men zyne vrinden zo dikwils op den toets ftelt, men liet hen eindelyk loof maakt. FIRMIN. Zyn het geldzaken, of is het zelfbelang, wanneer ik my op hut punt zie van mynen vrind te verliezen? JIENRI. En waarom zoud gy my verliezen? Ach, nooit, Firmin, nooit. FIRMIN. Ik herhaal het : gy ontwykt my, gy vreest myn byzyn. Waarom houd gy my uw woord niet? HENRI. Men heeft my meêgefleept ... Ik dacht . . . FIRMIN. In wat toeltand vexfchynt gy voor myne oogen! IIENR I. Maar, ik weet niet wat gy aan my zien kunt! Ter zyde. Ik fchaain my. EI R MIN, Gy wilt uwe fchande vruchteloos verbergen. De natuur is te fterk. Dit bleek gelaat, die dryvende oogen, die waggelende gang .... verraad u alles niet? Henri komt uit eene bandelcozc zwelgparty, en hy komt 'er dronken uit. HEN-  T O O N E E L SPEL, 2 5 H E N R t. Ik, ik, dronken? Weet ge, Firmin..? Ter zyde. Ik weet niet wat ik hem zeggen zal. FIRMIN. En noch wel op wat dag ? op een' dag, dat hy de wacht heeft; op een' dag, dat hy voor de vesting verantwoorden moet 1 Zo alle uwe makkers u navolgden, wat zoude 'er van ons worden? HENRI. Weet ge wel, Firmin, dat ge my belceJLsti^ FIRMIN. Ik beleedig myn' vrind nooit ; ik zeg hem de waarheid. HENRI. De waarheid is fomtyds belecdigend. FIRMIN. Het zy zo, ik moet die fpreken tegen iemanr, dien ik hoog genoeg fchat, om te gelooven, dat hy haar kan hooien. HENRI. Wel nu , ik zal haar op een' anderen tyd hooien 3 voor het tegenwoordige kan ik niet. FIRMIN. Neen! gy moet haar nu hooren. 't Zyn niet dan lage vleijers, die u fparen. Zie hier hoe ik tegen myn;n vrind fpreek; en gy zyt het, gy weet dit.— Henri, ziet jgy de gevaren en de fchande , die op uw hoofd kunnen nedeiftoiten? Het leger kan flag moeten leveren; BS de  sö DE WARE HELDENMOED, de post kan befprongen worden; en, terwyl uwe makkers dien vechtend verdedigen, ligt gy ergens in een* hoek, krachteloos, magteloos , moedeloos, door de natuur overweldigd. Gedompeld in eenen diepen flaajp, gelyk aan dien der dood, kunt gy u niet verzetten..tegen den voorfpoed van eenen zegenpralenden Vyand; en by uwe ontwaking zult gy alleen dc fchandelyke wroegingen gevoelen , dat gy noch in leven zyt, terwyl alle uwe makkers, als mannen van eer, op hunne posten, met roem voor het vaderland gefneuveld zyn. henri, ter zyde. Hy verplettert my. Overluid. En wat zoud gy toch wel zeggen tegen iemant, die li vreemd ware, zo gy dus tot een' vrind fpreekt? FIRMIN. Ik zou tegen een* vreemd zeggen: Gyzyt een bloodaart! henri. Gy veronteert my. FIRMIN. Neen. Ik ken uw' moed. Ik weet dat dit uwe eerste icil van dezen aart is. Maar , ik herhaal het, zo ik tegen een' vreemd fprak, ik zou zeggen: Gy zyt een bloodaart! Gy moet voor de veiligheid uwer medeburgeren verantwoorden , en gy zyt niet in Haat hen te befchermen: derhalve, gy vreest den dood onder de oogen te zien ; gy verdient geftraft te worden. Ja, 20 ik over zulk eenen te gebieden had , ik zou hem gefueng dasn ftraiïen. HEN-  T O ONEELSPEL: 2T HENRI. Gy zoud my dan ftraffen? FIRMIN. Zonder twyfe! , en veel geftrenger dan een' ander', omdat gy in het geval zyt van te kunnen befpeuren welke gevolgen uwe dronkcnfchap kan naar zich fleepcn, en omdat gy de middelen in uzelven hebt om de fchande van zulk eene ondeugd te voorkomen. HENRI. Ik weet dat gy, fier op uw' rang, altyd gereed zyt, om 'er met glans alle de pligten van te vervullen. De heerscbzucht is zeker iets zeer voortreffelyks! FIRMIN. Gy bedriegt u. Ik bezit geen heerschzucht; ik bezit geen andere zucht dan die in het hart van alle Frnnfchen moet heèrfchen : de zucht, namentlyk , om myn vaderland nuttig te zyn. En , zo ik genoodzaakt ben, in den dienst, u te toonen dat ik hooger rang dan gy bekleed , ik zal , buiten den dienst, u weten te bewyzen , myn waarde Henri , dat gy geen beter vrind hebt dan my. ELFDE TO O N E E L. HENRI, FIRMIN, MELCOUR. MELCOUR. We, nu, noch niet gedaan? wy wachten u. Wilt gy dat Saintfar zelve u zal komen haten? FIK-  51 DE WARE HELDENMOED, FIRMIN. Laat zy die moeite niet nemen: gy-ailéén zyt 'er wel in ftaat toe: hy zal u niet ontfnappen. — ó Myn arme Henri! MELCOUR. Ha! is onze waarde kameraad nóch dddr! zonder twyfel hebt gy een fchoon zedelyk lesje gekregen , want hy fpreekt niet met de menfchen dan op een' zedelyken toon. Heeft by firaks zeifs niet met my..? FIRMIN. Wees gerust : dat zal niet weêr gebeuren. Gy zyt doof voor de ftem der reden. Gy weet van blikken noch blozen. HENRI. Firmin, bedenkt gy..? FIRMIN. Ik bedenk dat dit de man is , die my myn' vrind beeft ontrukt; en ik kan hem zonder afgryzen niet zien. MELCOUR. Altoos in den heldenftyl. FIRMIN. 't Is zeker , dat die ftyl voor u niet gefchikt is: men moet tegen u niet fpreken dan met verachting. HENRI. Firmin, fchel uit. FIRMIN. Heb ik iets te ontzien? Zou ik, in het oogenblik, waarin, voor het eerst van ons leven, wantrouwen en baat tusfehen ons heerfchen , moeten zwygen ? Neen. Ik  TOONEELSPEL. 19 Ik verklaar openlyk dat deze vrouw Saintfar eene listige indringfter is ; dat mynheer haar in hare ontwerpen onderfteunt; en dat gy hun beider fpeelpop zyt.* gelukkig, zo gy dit helfche huis niet verlaat dan alleen nut verlies van uw geld en uwe eer! MELCOUR.. Dit gaat alles te boven, en ik zal weten . . . HÉMD t. Bedenkt gy, dat gy van myne vrinden fpreekt, ai dat . . ? FIRMIN. Van uwe vrinden, ondankbare! ziet gy dan uwe vrinden in hen, die u uitplunderen, die u uwe pligten doen. verzaken, die u onteeren? MELCOUR. 'Er zal een tyd komen, dat ik u berouw zal doen hebben . . . HENRI. Gelooft gy , omdat gy my dienst hebt gedaan, het recht te hebben hen te belcedigen, die my van belang zyn? FIRMIN. Gy weet dat geldzaken tusfehen een paar vrinden niets beteekenen. Ik heb myn' pligt gedaan, en u geen dienst bewezen. HENRI. Neem uwe gift weer; ik begeer ze niet: gy doet ze my te duur koopen. MEI,*  30. DE WARE HELDENMOED, MELCOUR. Hoe! py hebt geld noodig , en gy neemt geen toevlugt tot uw' vrind? AH' wat hy heeft . . FIRMIN. Wat lompe trek! En gy iaat u door zulk een lokaas vangen! HENRI. Herneem uw geld. FIRMIN. • Wtl nu, ja, ik herneem het. 't Is zo veel minder voor de fchurkén, die u omringen. HENRI. Schel uit, fchel uit: weet dat myn toorn . . . MELCOUR. Henri, word niet moeijelyk. Op een'anderen tyd... FIRMIN. I Op een' anderen tyd zal ik u geheel ontmaskeren. H E N R I. Noch al! fchei uit, zeg ik u. MELCOUR. Om hier een einde aan te maken, kom, treden wy wcêr in, by Saintfar. firmin, zich vóór Henri/lellende. Neen, gy zult 'er niet wcêr intreden : ik zal het u beletten. HENRI. Hoe! ben ik niet vry? FIRMIN. Neen , gy zyt het niet , al moest ik my aan uwe jjramfcbap opofferen. REN-  TOONEELSPÊZ. 3! ii E n r t. 1 Laat my los. r 1 e ji; rf. Myn vrind' henri. Ik ben het niet meer. r i r m i n. 1 Hoor de reden, de vrindfchap. 11 e n 11 r. Gy vermeerdert myn ongeduld; laat my los , zeg ik u. firmin. Neen, ik zal u niet loslaten. 11 s n r r. Wilt gy dan dat ik u vervloek? firmin. Uw pligt roept u op uwen post. ii e n r i. Wat raakt dat ü? f 1 r m 1 jr. Ik heb recht het u te zeggen. henri. Ik heb van u geen bevel te gehoorzamen» firmin. Kom. H E n r T. Zult gy my loslaten? De gramfchap doet my flikken j myn hoofd duizelt. f 1»-  SJ DE .WA RE HELDENMOED, ïn weerwil van uzelven zal ik u behoeden: kom; kom: ik zal u voortfleepen. Hy trekt hem met geweld. henri, zich verweerende, geeft Firmin een' vuutjlag. Nu zult ge my wellicht loslaten. firmin. Een vuistflag! . . . Ongelukkige! Verdedig uw leven. henri. Ik ben te verre gegaan: ik verdien uwe wraak. Zy trekken hunne degens. melcour. Hou op, Henri! denk dat gy de wacht hebt; ook is deze plaats niet gefchikt om te vechten : gy wierd mogelyk gezien , en ■gefebeiden; cn zulk eene beleediging, als gy hebt ontfangen, is niet af te wasfeheo dan met bloed. H e n r i. Ongelukkige! wat heb ik gedaan! melcour. Gy kunt niet vechten zonder getuigen. Firmin , ik zal de getuige van myn' vrind wezen; maar, gy moet 'er ook een' hebben : ik zal 'er u een' halen : wy zullen hier weder by u komen, en dan zult gy de wet der eere voldoen. f i r ai i n. De wet der eere! me i. cour, Wy hebben te goede gedachten van onzen Iieutenant, om  TOONEELSPEL. om te gelooven dat hy ftraffeloos zich een' vuistflag zou laten geven: hy zal weten dat zyne foldaten Franf:he burgers zyn. Vaar wel , Henri : ik zal op het oogenblik weder hier zyn, en breng u verfcheiden van onze makkers mede. Vertoef; begin niet zonder my: ik weet een plekje gronds, waar men elkander, op de gemakkelykfte wyze der waereld, het hart kan dóórftooten. T WA A L F D E TO 0 N E E L. henri, firmin. henri, ter zyde. w at deed ik? ik durf hem niet aanzien. Overluid. Firmin. firmin. Wat wilt gy? henri. Mwi vrind. FIRMIN. Ik, uw vrindl henri. Gy ziet my aan uwe voeten. FIRMIN. Wat doet gy daar? henri. Ik fmeek om verguTenis , die ik niet waardig ben. Ik weet dat ik uw' haat, uwe verachting, verdien; maar, C Fir-  54 DE WARE HELDENMOED, Firmin , verleen ten minste , eer gy door het ftaaf op een' verrader u recht verfchaft, my uwe vergiffenis. firmin, hem befchouwende, opheffende, en omhelzende. Kom in myne armen. Wy zullen elkander hierna wel opheldering geven. ÏIENRT. Myn waarde Fermin! firmin. Druk my hartelyk aan uwen* boezem, myn waarde? Henri! flENRÏ. Neen, deze grootmoedige vergiffenis zal ik nooit vergeten, en mogt myn berouw ... FIRMIN. Myn vrind, omhels my nochmaals: fpreek "van geen berouw, ik zal uw vergryp zo veel te eer uit myne gedachten zetten. DERTIENDE T O O N E E L. henri, firmin, melcour, verscheidenvrywilligen. ___ melcour. W at drommel! ze omhelzen elkaêrt EEN VRYWII.LIGE. Maar, gy hebt ons verteld dat zy twistten? wel»  TOONEELSPEL. 5J MELCOUR. Hier ben ik, volgens belofte, met getuigen: nu kunt gy vechten: de post is bezet. HENRI. Hoe! de post bezet, zonder my! MET. COUR. Ei, kom, bedroef u niet: ik heb uw geval aan de geheele waereld verteld, en de kapitein, die de wet der eere kent •. . FIRMIN. Kent gy de wet der menfchelykheid? MELCOUR. ó, De eene zo goed als de andere. FIRMIN. Dat zie ik. HENRI. Makkers! gy weet ons gefchil: ik heb ongelyk, groot ongelyk: ik neem u allen tot getuigen welk eene voldoening ik geef. Firmin! gy ziet my op nieuw aan uwe voeten, om u vergiffenis af te vragen. FIRMIN. Gy allen hoort het: wilt gy dat wy zullen vechten? Zyne hand is misdadig, ja , maar zyn hart is onfchuldig, en ik acht zyn hart meer dan zyne hand. MELCOUR. De uitflag fcbynt vry zonderling, en zou wellicht doen denken . . . FIRMIN. Denk alles wat gy wilt. Henri heeft berouw , ik C 2 fchenk  6< DE WARE HELDENMOED, fchenk hem vergiffenis , en wy zyn beter vrinden dan ooit* melcour. Gy kunt een' vuistflag vergeven! firmin. | Ja, ik vergeef dien van de hand van Henri," omdat deze daad alleen eene vrucht is van zyne bedwelming, van zyne verbystering, en van uwe raadgevingen. melcour. In eriaad, eene ongemeene grootheid van ziel! een vrywillige. En die weinig verdedigers zal vinden. firmin. Wat raken my de verdedigers? ik heb myn' pligt gedaan , en ik ftel my liever aan de verachting der zstten bloot, dan aan de wroeging van myn' vrind te hebben vermoord. melcour. Zo veel wysgeerte is verwonderlyk, maar men brengt ze niet veel in werking onder de krygslieden. firmin. Des te erger: ik ben dan de eerste, die 'er een voorbeeld van geef. melcour. Het is fchoon; maar zo op het voorkomen aou men denken dat het meer naar lafhartigheid dan naar wysgeerte zweemde. firmi n. Gy zyt het niet, dien ik wil overtuigen van de fteüke aan-  TOONEELSPEL. \t aandoening, die my doordringt: gy zyt niet in ftaat om ze te waardeeren, zelfs niet om ze te gevoelen. Dit bloed, dat een onmenfchelyk vooroordeel aan het ft'al myns vrinds wil hebben blootgefceld, behoort my niet, maar gehiel aan myn vaderland. Zou ilc, op het oogenblik dat myn vaderland myn bloed meest noodig heeft, zou ik, op dat oogenblik, zeg ik, hetzelve daarvan verftekcn? zou ik bet vergieten, ten dienste eener zaak, die het vaderland geheel niet raakt? Neen! Laat ons het vooroordeel, dat men eere noïtnt, overla'en aan die beminnaars van zicbzslven , die zich 'er een' pligt uitmaken , om elkander om een woorJ te vermoorden, en die bang zyn om foldaat te wezen. Voor my, myne eer beftaat in myn vaderland te dienen, en te befchermen. Men ftelle my met die moordenaars der famealeving gelyktydig op den toets, en men zal zien wie best zyn' pligt volvoert, een zodanige, of ik. MELCOUR. Zodat de ontfangen vuistflag vergeten is. Maar, weet gy wel dat gy u aan de befchimping, en mogelyk aan foortgelyke beleedigingen meer, blootftelt? FIRMIN. Beleedigingen? van wie toch? MELCOUR. Wel, van uwe kameraads. FIRMIN. Ik vrees ze niet. De tederhartige krygsman, die de rechten der vrindfehap kent, zal my roemen; de wysgeerige vaderlander my bewonderen j en de bloodC 3 aait  35 DE WARE HELDENMOED, aart . . . ó Wat raakt my hetgeen een bloodaait kan denken! melcour. Ik beken u, dat, naar den toon, dien gy fomtyds by de mcnfchen aanneemt, ik gedacht had , dat gy, by voorkomende gelegenheden, heeter van moed zoud zyn geweest.- firmin. En gy hebt gelyk : met ieder anderen , dan myn' vrind, fta ik 'er niet voor in , dat de hitte van myn bloed myne grondbeginfeien niet overwonnen zoude hebben. melcour. Gy hebt veel vrinden. firmin. Gy behoort zeker niet onder dat getal; want, zo een wezen , gelyk gy , flecbts in 't hoofd kreeg eene vernederende gebaarde te maken . ik zou hem oogenblikkelyk door het hart ftootcn. melcour. Ik ben hier buiten het geval; en by ieder andere gelegenheid zal ik u weien te antwoorden. Maar, om weer op uw gefchil met Henri te komen : gy weigert dan voldoening te eisfchen wegens den ontfangen vuistflag? firmin. Ja, zeg ik u. Moet ik het u noch ééns herhalen? henri, tegen Meicour. En wat dolheid hitst u tegen ons op, wreedaart, als gy zyt.' mel-  TOONEELSPEL. 39 melcour. De eer van de compagnie. Voor my, ik voorkom u, door te'zeggen dat ik u, Firmin, niet meer zal gehoorzamen : ik begeer geen krygsöverlle, die het merk der oneere op zyn voorhoofd draagt. Vaar wel, mynheer de lieutenant: wy zullen by den kommandaut uwe kloekmoedige wysbegeerte lustig pryzen. Hy vertrekt. henri. Ik volg u. Het voegt my, hem opheldering van het geval te geven: ik-alléén ben fchuldig, en ik-alléén moet de ftraf ondergaan, of die van de wet, of die van het algemeen gevoelen. Hy vertrekt. een vrywillige. Arme Firmin! ik beklaag u; maar gy moet vechten. Hy vertrekt, met de overigen. VEERTIENDE T O O N E E L. • firmin, alleen. Neen, ik zal niet vechten; neen, ik zal myn' vrind niet vermoorden. Indien alle myne kameraden de dwaling van deze weinigen toegedaan zyn , wel aan dan, dan zal ik vertrekken : dan zal ik my onder eene an. 1 derc banier begeven; men zal niets van myn ongelukkig geval hooren; ik zal vechten; ik zal fterven; maarten minste zal myn degen het bloed van een' broeder, van een' Franschman, niet vergieten. C 4. FT F'  *o DE WARE HEL D.E N 1.1 O E D, VTFTIENDE T O O N E E L. firmin, michel. firmin. Ach, myn dierbare Michel, myn federhirHge vader! 't is in uwen boezem dat ik myn harteleed Wenscb uit te flemen. michel. Wat deert u , myn waarde Firmin? wat is u overgekomen? gy maakt my verlegen. ii j! min. Spreek, myn vader; hoe befchouwt gy het tweegevecht ? m i c n e l. Gelyk een woest gebruik, dat de menfehelykhcid doet yzen. Helaas ! gy herinnert my een afgrysfelyk geval: een myner beste vrinden uierd daarvan het flachtcffer . . . Deze misdadige hand . . . firmin. Ach, myn vader, hoe lireelt het my dat gy 'er dus over denkt : gy verlicht myn hart. Weet dan dat ik beleedigd, dat ik geflagen ben. michel. Geflagen! en gy hebt den fchaamteloozen beleediger het hart niet dooiflooten! firmin. 't U Henri, 't is myn beste vrind, 't is hy, dien ik myn broeder no;m. m i-  TOONEELSPEL. 41 michel. Wat raakt dat? firmin. * Hy was door den wyn bevangen; hy'beeft zich aan myne voeten geworpen, hy heeft my om vergiffenis gebeden. michel. 't Staat hem al heel kluchtig dat bidden om vergiffenis; "ja, dat zyn wel van die beleedigingen , die men door het bidden om vergiffenis herftelt. firmin. Ik kom tot u als tot een' vrind, als tot csn* vader. michel. Ha, ik verfta u : gy hebt eene byeenkomst bepaald; py moet vechten ; gy komt my verzoeken om uw getuige te zyn. Kom, myn zoon, gy vereert my met die voorkeur. firmin. Neen, gy verftaat my niet; ik kom u raadplegen. michel. My raadplegen over een punt van eer? ' firmin. Ja; een onmenfchelyk vooroordeel gebied my myn' vrind te vermoorden; en myne reden en myn hart hebben 'er een' afkeer van: wat moet ik nu doen? m 1 c 11 e l. Mynhcer Firmin, ik ben drie-en• dertig jaar foldaat geweest; ik heb meer dan eens gefchii gehad; ik heb nooit iemant geraadpleegd. C 5 F IR'  Ai DE WARE HELDENMOED, F IE M! N. Hoe! gy wilt . .! MICHEL. Wie? ik ! ik wil niet ; maar ik beken dat ik zulks van u niet had verwacht. FIRMIN. En gy ook, myn vader! gy verdrukt my. MICHEL. Uw vader ! die ben ik noch niet; en ik twyfel of myne dochter wel een' man zal willen trouwen, die niet weet of hy wraak moet vorderen over een' ontfangen vuistflag. Vaar wel, myn heer Firmin; beraad u; voor my, ik heb u niets te zeggen. FIRMIN. Rechtvaardige Hemel! Waarom toeft de vyand om pns aan te vallen? ik heb nooit zo fterk als nu begeert om met hem handgemeen te worden. Men hoort het gebulder van hst kanon. Wat boor ik? MICHEL. Het kanon. Het gebulder vermeerdert. FIRMIN. Zal de Hemel myn gebed verhooren? ZES-  TOQNEELSPEL. 4? ZESTIENDE ^TOONEEL. firmin, -michel; melcour, geheel verfchrikt toefchietende. melcour. Ach, wy zyn verloren; wy zyn verraden: daar Is de vyand. firmin. De vyand! en gy zyt hier, bloodaart! volg my, en laat ons zien wie den meesten moed zal betoonen, de wysgeer, die een vooroordeel durft troiferen, of de zwetfer, die niet dan in een' tweeltryd weet te vechten, Hy vertrekt. melcour. Dat komt, omdat ik zeer wel een' degenftoot weet af te weeren, maar een' kanonfehoot'. . . • michel. Elendigc! die taal verwondert my niet in uwen mond: gy waart reeds lang te bedorven om dapper te zyn. Maar gy, myn waarde Firmin! ik heb u kunnen beleedigen, ik heb aan uw' moed kunnen twyfelen; doch my blyft krachts genoeg over, om u te vervolgen, en om met u te overwinnen of met u te fterven. melcour. Die goede man is zekerlyk gek. michel. Ik vlieg om myn geweer te krygen. - Hj , ha, Oosten-  U DE WARE HELDENMOED, tenrykfcbe heertjes, wy zullen, hoop ik, weder kennis fjnien maken. Hy treed in zyn huis. melcour, alleen. Eene mooij'e manier van bezoeken! Maar, wat ik niet kan begrypen, is de gerustheid, waarmede alle die menfchen een' veldflag befchotiwen. ZEVENTIENDE TOONEEL. melcour, de looper. de looper. 't Is 't gebulder van 't kanon. We], verdord, hoe behaagt my die muzyk! waarom ben ik noch maar veer. tien jaren oud ? melcour. Ei , kyk ! die kleine dolleman zou ook wel willen; vechten. de looper. Hoe! zyt gy daar, mynheer Melcour, terwyl alle uwe kameraads in het vuur zyn? Foei! gy moest u fchamen. melcour. Zwyg, ftoute fiangel! ik heb niet noodig Iesfen van « te ontfangen. AGT-  TOONEELSPEL. 45 AGTTI E N D E T O O N E E L. melcour, de looper, miqhel, sofië. sofië, geheel verfchrikt. Myn vader! michel. Laat my los, myne dochter: ik zal noch krachts genoeg hebben om my van dezen fnapbaan te bedienen. sofië. Blyf, myn vader! neen, gy zult niet gaan. melcour. Maar, zeker, vader Michel, uwe dochter heeft gelyk: het voegt de jonge luidjes . . . michel. En wat doet gy dan hier, ongelukkige? - melcour. . Wie? ik! ik hou u tegen, ik hou u hier. de looper. Terwyl gy vader Michel dan tegenhoud, hebt gy uw' rabel niet noodig : laat my dien gebruiken : ik zal 'er my beter van bedienen dan gy. Hy ontrukt Meicour den fabel, en loopt weg. melcour. Ei , kyk , die kleine guit! daar loopt hy heen. — Gryzaarts, kinderen, de geheele waereld is woedend om te vechten. michel, Behalve gy. MEI.*  45 DE WARE HELDENMOED, MELCOUR. Maar, hoe wilt gy dat ik zal vechten, nu by m, myn' fabel heeft ontnomen ? SOFIË. Is het voor my niet ondragelyk genoeg dat ik voor het leven van myn'geliefden minnaar moet vreezen?moet daarenboven myn vader..? Op het enkele denkbeeld C geVaar' dat &' mV> ^der, zult loopen, gevoel Jk dat myne krachten bezwyken. MICHEL. Goede Hemel !zy word niet wel... Myne arme dochter! MELCOUR. Ach, de-geliefde Saintfar is zonder twyfel ook bezweken; ik durf het wel zweeren. Het kanon buldert voort. Maar; men is hier niet zeer veilig; inderdaad, bergen wy ons : het zou zeer onaangenaam wezen het Ieven te verliezen om eene zaak, die ons niet behaagt. Kom, al wie maar kan, redde zich. Hy vlagt. NEGENTIENDE TO O NE EL. MICHEL, SOFIË. MICHEL. , 1 M -VJyne dochter , myn lief kind , kom weder by, kom weder tot uzelve. so-  TOONEELSPEL. 47 sofië. Myn vader! ach, treê weder in: verlaat my niet. michel. Wel aan, Sofië! hier ben ik : ik verlaat u niet. A Die fchurken! wat zou ik een vermaak hebben, zeik hen eens lustig mogt afrosfen, eer ik ftierf. sofië. 't Gerucht houd op. michel. Ja, men is, zonder twyfel, thans met den blanker! fabel bezig. Des te beter: de zege is dan zeker; dilf is der Franfchen gelukkigst wapentuig. sof i-ë. Wat is 'er dan toch van Meicour geworden? michel. Zo waar, ik weet 'er niets van. Dat hem de duivel hale met alle zyns gelyken! 't Zyn allen hloodaarts, die, op den eerden vuurflag, de vlugt nemen, en, verraad! fchreeuwen ; die , eenftemmig met onze trouweloozo overflen, de oorzaak zyn der tegenipoeden, welken wy hebben moeten ondergaan. Maar , laat hen maar vlugten , laten de generaals ons maar verraden , de Franfche foldaat zal, in weêrwil der verraders en bloodaarts, zeker triomferen. sofië. Myn vader, hoort gy de trommel niet? michel. Ja, 't is ons volk , dat te rug keert. Kom , myne dochter, wees vrolyk: wy zyn overwinnaars. Slapper- leotl  48 D E WARE HELDENMOED, loot! die trïomfmarsch herinnert my myne oude veldtogten. COFIË, Ach, zo Firmin behouden ware v ' ■ MICHEL, En zo hy ware gefneuveid? moet hy niet vroeg of laat derven ? zou hy ooit eene fchooner gelegenheid Hebben kunnen uitvinden ? TWINTIGSTE T 0 O N E E L. SOFIË, DE -COMMANDANT DER STAD, DE GEHEELE BEZETTING. DE KOMMANDANT, Spitsbroeders I gy hebc gevochten als vaderlanders. Wat is 't my aangenaam , wat is 't my eene eere, zulke dappere helden te gebieden! Wy zyn riter allen by elkander; maar, ik zie dien Firmin niet, dien lieutenant , wiens heldenmoed my nooit verdacht is geweest, maar die, na het geval, dat gy my hebt verhaald . . . MICHEL. Kommandant , Firmin was in 't vuur, 'ik verzeker »wt u: is hy hier niet, dan is by dood. Maar, goedé Hemel! daar is hy. E E N-  *r o oneelspeë: 49 EEN-EN-TWINTIGSTE TOONEEL. ■MICHEL , SOFIË, DE KOMMANDANT DER STAD, HENRI, FIRMIN, KRYGSVOLK. Firmin onderjleunt met de eene hand Henri, die licht gekyvetst is , en met d' andere dtaagt hy een vaandel, aan den vyand ontrukt. HENRI. ó IMyn dierbare Firmin, om de maat uwer weldaden vol te maken, moest gy my noch in het leven behouden 1 DE KOMMANDANT. Hoe ! Firmin, zelfs in het oogenblik waarïn men u verdenkt . . . FIRMIN. Op die wyze moet men het verdenken logenflraffen. Spitsbroeders! gy hoort het, en ik verberg het niet: ik heb hem het leven gered: eisebt gy nóch dat ik met hem zal vechten? ik heb dit vaandel aan den vyand ontrukt: acht gy me nóch onwaardig uw lieutenant te zyn? EEN VRYWILLIGE. Kommandant! het voorbeeid , ons door Firmin ge. geven, moet niet verloren gaan. Ik eisch dat de eerste onder ons , die zyn' kameraad tot een tweegevecht durft uitdagen, als fchelm weggejaagd, en onwaardig verklaard word het gemeenebest ooit weder te dienen. D At-  50 DE WARE HELDENMOED, AL HET KRYGSVOLK. Ja, Ja 1 DEZELFDE. Dit is het niet air. Onze kapitein is, als man van eer, aan het hoofd zyner compagnie, gefneuveld: wy verkiezen Firmin, om de open plaats te vervullen. AL HET KRYGSVOLK. Ja, ja! MICHEL. En ik, ik wil dat hy noch dezen avond myne dokter trouwe. _. Sofië, dit zal, denk ik, niet met uwe begeerte ftryden: ik zou wel willen zien dat gy my wederfp raakt. SOFIË. Wie ik, fhyn vader! ei, lieve Hemel! ik ben u nooï<: ongehoorzaam geweest. FIRMIN. Myne vrinden! myne kameraden! Iaat my adem halen. Welk een gelukkige dag voor myn hart! Ik heb myn vaderland gediend, ik huw eene waardige minnaresfe, ik verdelg een ingeworteld vooroordeel, dat alle anderen overtrof, ik red het leven en mogelyk de eere van myn' vrind;, want gy belooft het my immers, myn waarde Henri, gy zult dien Meicour niet meer zien... HEN Hl. ó Nooit! LAAT-  tooneelspel: sï LAATSTE TO O N E E L. MICHEL, SOnË, DE KOMMANDANT DER STAD, HENRI, FIRMIN, DE LOOPER, KRYGSVOLK. DE LOOPER. De ongelukkige! HENRI. Wie dan? PE LOOPER, Meicour. HENRI» Wel nu? DE LOOPER.' Wel nu, hy ft gedeCerteerd. AL HET KRYGSVOLK. Des te beter, des te beter. DE KOMMANDANT. Ja zeker, des te beter. DE LOOPER. Indien ik zo wel ook zyn' fnaphaan als zyn' fabel had gehad , zou hy my niet zyn ontfnapt : hy was vyftig treden van my af. DE KOMMANDANT. Hy brenge by den vyand het vergif, waarmede hy ons dacht te bennetten. Myne vrinden , 't vergryp, *t welk Henri heden heeft begaan, moet ons aanfporen om voor altoos het hatelyke woord tweegevecht uit onze vaderlandfche talc te verbannen, een woord dat D 2 niets  52 DE WARE HELDENMOED, niets anders ons kan te binnen brengen dan de denkbeelden van adeldom en vorstelyk gezag. By de Franfchen moet geen andere eer bellaan dan die van het vaderland te dienen. VAUDEVILLE. Wyze: Gentüs regards £? doux maintica. 11R MIN. Wat vind men zwetfers op 't gawcer, Die met kunst in het fcliermen ftogen, Maar die, hoe dol op 't punt van eer, In het vuur zich niet durven wagen! Zy vellen hunne vrinden neêr, * Koelbloedig, zonder boczemfmarte, Maar hoe 's lands vyand hen trotfeer", Zy gaan zyn woede nooit te keer: Wat faalt hen daartoe? moed in 't harte, HENRI. Door helfche vleijery verblind, Zag ik my ten verdervc fleepen ; 'k ISeleedigde myn' besten vrind, En heb my aan hem woest vergrepen ; Maar, daar 't berouw my ftraks verflind, Belyd ik, met oprechte fnjarte, Myn fchuld, en fineek. ter deugd gezind , üat ik by hem vergifnis vind': Wat dryft my daartoe ? moed in 't harte, EO-  TOONEELSPEL. 53 SOFIË. Gy, die uw jeugdig leven wyd Aan het doel dat u kan behagen l Gy moet, in uwen lentetyd, Eerst het licil van uw land bejagen ; En als gy dan verwinnaars zyt, Dan loonen we uw geleden fmarte Met wakker kroost, dat u verblyd, En eens voor 't heil der vrybeid ftryd: Een vrouw heeft daartoe moed in 't harte. MICHEL. Ik waagde eertyds, in 't ftoutst beften, Voor een' vorst, dien ik haat, myn leven Maar, ach, de diensten, hem gedaan, Zyn myn land zonder nut gebleven, Ik voel myn hart van yver flaan, Al zwicht myn kracht, tot myne fmarte j Ja, fchoon ik haast in 't graf moet gaan, 'k Brand om tirannen ncêr te flaan: lk heb noch daartoe moed in 't harte. DE KOMMANDANT. Wy zien ons nieuw gemeenebest In het eind' glansryk triomferen. De vorsten, door luinn' angst geprest, Poogden faam* vruchtloos 't om te keéren; 'i Ontaarte kroost van 't Fransen gewest D3  U DE WARE HELDENMOED, x m, Bedoelde vruchtloos onze Itnarte. Wat deed hen bannen als 's lands pest? Wat heeft de vryheid hier gevesi ? Wat fchonk ons triomf? moed in 't harte. EINDE. MISSTELLINGEN. BI. a. regel 9 flaat: naar lees: naar de 43* —- 22 vervolgen ... .. volgen  By den-boekhandelaar Uvlenbrock, te Amfteldam, in de Nes, zyn de volgende Werken gedrukt en te bekomen: H. Asfchenbergh, poëzy, 4to. . ■ . ƒ3:-— grootp. . . * 5 :— N. S. van Winter en L. VV. van Merken , Touneclpoëzy, 2de deel,410 . • • * 4 !— gromp. . . * 6 : — ■ . Geluksbedce. ling, brieven enz. met potirtr. 410. . * 6 : — grootp. . . * 9 :— La vcrtu pour guide, Aan de Britten, 410. • * —• : 4 grootp. . . e— : 6 Lykdicbten op L W v Winter, geb. v. Merken, 410. . „ 1 : — grootp. . . * 1 : 10 J, F. Helmen, Socrafces, in drie zangen, 410 ■ . * 2 : — groutp. . . * 3 : — op Wattier, 4to. . . • * — • " I. LutUeuian, Poëiy, 4.0 . • • * 3 1 — grooip. . . «° 5 ; B. Iluydccoper, Gedichten, 4to. . . • * 4 : 10 grootp. • • » 6 : — F. van StcenvvykjGedicht.en andere Gefclirift.410. .«2:5 grootp. . . e 3 : IS ___ Leven van S. Feitama , 410. met het pourtr . . . • * — : 10 grootp. . . < — : 15 I Nomsz, Willem de Eerde, 410. met twee pourt. * 5 : — J' gtootp. . < 7 1 is . Mengelwerken, 410. • • * 'S ' — grooip. . . * 5 ■• ~ F. de Haas, Gedichten, 410. . • * 2 : —- grootp. . . a 5 : — Lvkzanien op L. Pater, 410. " • * — '• 10 3 •= r ■* grootp . . s — : 16 Lykdichten op B. de Bosch, 4to. met het pourtr. . * 1 : — grooip. . . * I : 10 Jan Lugt, Dirksz, Godsdienst, gr. med 410. . . < — : 11 Jzaak Bilderdyk. op Straalman, gr. med 4'0. . . , — : 6 Beaufobre en L'&nfant , Aanteek. over 't N. T. 2 deelen, 40. . • • f l° 8 Het NieuweTesum. 410. . * 2 : 10 B Rekker, Betoverde Wsereld, 4to. . . o 5 : S C. Tuinman, over den Caiechismus, 4to. . . # 3 : S. Panier, Mathematilche Rariteitkamer, . . * 3 : 3 J. de Bucquoy, Zestienjarige Reize naar de Indië:;, 4to, met pl, , • • • * 1 : :V  C King, Koophandel van Groot nrittnnje, 2 dee. len, 410. . . _ f 1 ■ fi. Tiifiiiï, Cypria, 2 declen, 4to. . . . '* Een (ld Kunsrprinten tot «Ie Touneelpoëzy van S°Fei. * Urm, 410, 17 fluks, door I3iiys en Vinkeles. . - 10 jo Het pourtr. van S. M. v. d. Wilp, 4to?'°°tP' " ' * '5 : 15 N. S. v. Wimer, 4to. 1 * - — L, VV. v. Merken, 4to. . ' ' Willem Teil , gr. 8vo. . .* " ' ~ Willem de eerde, 4to. . > * ~ ' 1 Joannes Nomsz, 4to. . , _ \ Ward Bliigley, fu. ' . '. * * "! : " ■ Bern. de Bosch, 410. . .* ' 1 \ J£ 1 Willem linme, gr. 8vo. . f Frcdrik den 2den, gr. Svo. ' Kleine Dichterlykê lïandfchnften , 8 fcbakerinêen ' De vrolyke Zanggodinnen , 2 deelen, lavo." . . * ! ^ p"ö»p • . * 2; 5 IlL'Stp. , „ . ï W. Blldefdijk , De Dood van Edipus, gr. Svo. , , * besip. . . j " Edipus , Koning van Athene . ch Brief, gr. Svo. . . , „ . * Bruf over den Edipus, gr. Svo.'bestp.-"-.1.' ,t DeufcaHon en Pyrrha, gr. Svo. . , . Vertoogen van Salomon , gr. Svo. . « _ 1 16 • Elius, in zeven zangen, gr. 8vo. .* I ' , — Bloemtjens, gr. Svo^ . . # " : ± Mijn Verlustiging, gr. Svo. . g ~ ' _ " 7 Sijvoegfel.gr. 8vo.fl — : 16 Tyneus Kriigszangeu. gr. Svo. . f ._ ; <; — Lawus Opwekking, gr. Svo.' . , IO O. C. F. Bofllwin, Theurie der Nederd. Poëzy . gr. 8vo. „ , '. jg bestp. ,,,;,]. — Hekelfchriften, gr. Svo. . . t — . 11 " Slaapdichten, gr. Svo. . . é — 1 n be*T>. . . s _ • ' Al 11:0,10 '« de Galg op! gr. Svo. » — : 18 ,, „ , n b«'P- • • . l : 8 -' De Broek, gr. Svo. . . „ _ . 5 bestp. . . gt — . lo V\'. Imme, De Dankbare, gr. Svo . . 0 1 ' \o bestp. ..52- c "-" " ■ Martin, gr. Svo. met des fcliryv. pourtr. , x \ \6 bestp. ■ . ^ 2 ij. _ Pauuqe,ofdefcboonebcetvaaiflige,gr 8vo * 1 • 16 bestp. . . , af:' 14  V. Ie Clercq, HuwelyksmintaferecI, gr. 8vo. met pl. ƒ t i 8 bestp. . . * 2 : —; J. Fortman, DlchtlieV. Mengelingen, enz. gr. Svo. #1:5 J. Houtman, Michiel Adriaansz de Ruiter, gr. 3vo. * — . 12 C. Loots, Schouwburg-Aanfprank, gr. Svo. . , — 6 Memorie wegens den Schouwburg, gr 8vo.# — : 4 t». H.Themmen,Fabelenèn Vertclfels, adeeleu ,gr. Bvo. s 3 : 12 J. G. Doornik , De Krygskunst ,in zes zangen, gr. 8vo. » 1 : 16 De Gelykheid der Menfcheh, gr. 8vo. js 1 t 16 ClnistelykeGezangen,ten gebtuike derDoop3gez.gr.8>'o.i= 1 ; 10 l>cs:p. • • s> 2. ! 5 met nooten, Rl. iavo. . . 0 — t Tl gr. iïvo. . • «» — 2 li gr. 410 . - s — : 18 Muzyk van J. A. Remmers, tot de Cbristelyke Gezangen, breed 4to • • • f 5 : -" Vrienden zangen, met Vignetten, gr. Svo. . = 1 : 1 (5 A L. Barbaz, De Viede, Diclitftuk, gr. Svo. . . * — ■ J2 —— Onafiiangklykheid, Lierzang , gr. Svo # — : 4 grootp. . • s — : ö Vadcrlandrche Lierzangen, gr. Svo. . * 1 : — De Eendragt, gr. 8vo . . * — ■ - bestp. . • * — 6 P. Pypers, Rouwklagt, &c. gr. 8vo. . . ? J- C. C. den Beer Poortuga'el, Lierzang, gr. Svo. * — : 1 grootp. • • a — 16 • Redevoering, acn het volk van Nederland, by de eerde vêrj'aeriiig der Revolutie, gr. 8vo. . . f — ' 8 bestp. . . 0 — • ia A. Brusfe, Omwenteling, Lierzang, gr. 3vo. ..<» — : " bestp . . 2 — < 6 Volkszangen, hy het Vryheidsfeest, UI. Svo. . . o — - 1 grootp. . . 5= — : ö jMHantiezangen, kl. Svo, . . . * ~. s 2 grootp. . - * — ' ö Het Hoosde Goed , f.eerdigt, in vier zangen, gr. Svo. * 1 : 5 P. I.angendyk, Levensloop der aarts vaderen , gr. Svo. met pi. . . . ts I : 5 ^.ykzangen op Ds. Deiman, gr. Svo. . . * — : 8 M. L... Griethuizen, geb. Cafébas, Kweekichool, gr. Svo . . . # — : 6 P. J Kasteleijn, Losfe vacrzen, gr. 8vo. A. Vereul, Poëtffche inleven, gr. 8vo. • • # — : 8 — Lpsi'e vaeizen, gr 8vo. — . Redevoering over de Geiykheid der Men- feilen, gr. 8vo. . . . < — • 4 met een pl. . . * — '5 grootp. . • - 1 ' 1 dc plaat aparc. . . * - !- *5  A. M. Moens , Dicbterlyke Befpiegelingcri, gr. Svo. f i : 10 J. F. Helmers, Befpiegeling, gr. 8vo. . . „ _ : g op Wattier, Svo. ... . „ _ : 2 H. J. Roullatid, La Tempête, gr. Svo. . 9 _ :' 4 L. VV. van Winter , nee van Merken, Germanicus, poëme, >2Vo. . . . . 02: bestp . . # 3 : A J. Zubli, Bybelfclie Dichttafereelen , 8vo. . » — : 10 . Losfe vaerzen, Svo. W. Haverkorn, WZ. Hilverbeek, 8vo. . ^ _ . 3 Lykzang op Pater . . s> . ■ De Nieuwsgierige , blyl'pel . . «• — '• 8 _ Ericia, of de Vestaallche maagd, treurfpel * — : 3 VV. Uilderdijk, Edipus, treurfpel, en brief over den- zelvcn • • • * 1 : e , De dood van Edipus, treurfpel . » I'" Deukalion en Pyrrlia, loonuclihik . s> — : 15. \V. Bingley, Het zestienjarig Meisje, blyfpel . . e — : 6 , Oc Belagchelyte Tooneeizucht, of de Licfliebbery Comedie in de War, blyfpel • . o — < i° J. de Clcrcq, H. Z. Mcriones, koning van Krete, treurfpel . . . * "~ • ° . Eduard en Eleonora, treuiTpcl 9 — • « Saint Valoii, tooneclfpel . ss — : 8 61. A. de Clcrcq, Montrofe en Auielia, tooncelfpel o — : 8 . Vanglenne , of de liaraktertoets, tooneelfpcl . . ■ . « — s 10 . Het Gevaarelykedei'Afweezigtieid, tooncelfpel . • * : 8 J. G. Doornik, De Graaf van Sternfeld, cooneelfp-1 e — ■ 3 A. A. Gaignan de 1'Ami, Elize. treurfpel . * — • " 1». G. W. Geysbeek, de Ongeduldige , blyfpel — : 8 G. J. Hatnmius, Eulalia Meinau, tooneelfpcl . . * — : 12 O C. F. HofFoatn, Al Hond 'er de galg op! blyfpel c — i 18 De Broek, voorlpel . . «s — 1 6 J. Houtman, Thz. Irene, treurfpel . * — : ö Montrofe en Aniclia, tooncelfpel « — : 8 . De Indianen in Engeland, blyfpel» — : 12 De Doortrapten, olyfpel . . * T"} 8 Wie is zy? blyfpel . ? — : 8 j. Hug-li, Willem Teil, treurfpel . . * — : 8 W. Imme, Deha en Alaïde , tooncelfpel . - e= — •' 8 — De Weldadige, tooncelfpel . • es — • 6 De Verllamtige Echtgenootc, tooneelfpcl & —: • 8 De Jonge Walburg, of de gevolgen van bet femimenteele, tooncelfpel • • * — : 10 De Edelmoedige Zoon, tooneelfpcl . * — • 6 Zaïde, Treurlpel . • • * : 8 P T. Kastelcijn, De Marquis de Bouïllé, bcldenfpel » — ! 6 . De Julferlijke Kamerdienaar, blijfpcU — : 6 Elfride, treurfpel, pl. . ■ " — : '* Codrus, treurlpel • • o — : o %. J. La'maifo», Clementine en Desormes, toonccl- .pel . . . . . <= ~ 1 c8  C. T.oots, Armoede cn Grootheid, tooncelfpel f — i 79 J Luikcman, Codrus, treurfpel . . . _ i Canut, treurfpel . , / . ~ . q P. F. Lynflager, Zné, tooneelfpcl . * Jj A. Maas, De Wantrouwige, blyfpel . , - .' ,~ J. Nèmsz, De Graaf van Warwik, treurfpel , °„ _ ! 7 — Bajazetli, treurfpel . . • t ■ De Cid, treurfpel , *. * _ '. — Athalia, treurfpel . ' ' ~ ,' ' ~ 1 Amclia, treurlpel . % , * ~ Soliman de iweede, blyfpel , . f : 3 — ~ Cara, treurfpel,/)/. . , * «■» : ia — Coralli, treurfpel, pl. . , , ^ _ . l, H. O^elwigbt, Jlln. Men doet wat men kan, niet wat men wil, blyfpel . , a _ . ^ " 1 De Verbeterde Dwaas , blyfpel s — \ 6 Waldheim, tooneollpel . ? — : ia " De Vrindenraad, tooncelfpel . » ■ ia " ~ Louïfe en Volfan, toonccl . e — : 8 P. 1'ypers, Mtrinval, 0f de gevolgen der wraak. zucht, tooncelfpel . , m * — : io ~ De Graaf van Comroinge, of de on"e- lukkige Gelieven, toonctlfpe] . b e _ : ia J Laufns en Lydia, treurfpel, pl. , , * -» • ia B.KuloIls, Willem Teil, treurfpel, peurt. . „ _ . ,2 Frcuiïk van der Trcnck, tooncelfpel . * — : 8 J. Srarreirburg, Apollo in Dordrecht, en De Zangberg, twee divertisfèmentea . . . _ , g F. van Sieenwyk, Leonidas, treurfpel . , » _ : 8 f.J. Uylenbroek, Mnopë , treuifpel. pl. . , _, . l% ~ De Vertrouweling, kluchtig treurfp... : 12 **" ■ Fenelon, treurfpel . . t, _ : 10 ~ De Ware Heldenmoed , tooneelfpcl » : 8 " A *• d. Wart, Liefde en Grootmoedig!), toon. t — ; io T~. —1 Cange, tooncelfpel . . » _ : 6 Wigcherlrnk, De Keclitfchapen Kiycsman , looneelfp. * — : 8 £>• S. v. Winter, MenzikofF, treurfpel . . e= — : 8 L' w- Lotiïze d'Arlac, treurfpel , 5 i g ' Sebttle van Anjou, treurlpel . — : 8 Gclonide, treurfpel . . e : 8 Won datur ad mofai, &c, Esther, treurfpel . . „ — : 7 Vlijt doet vorderen, De Gewaende Philofooph, blyfpel # —. : 6 fe Burgemeester, tooneelfpcl . . » — : 12 Van meest allen zyn eenigen voor de liefhebbers op groot papier te bekomen. Verfehciden nieuwen zyn ter persle. Veertig Kunstprin'en voor onderfcheiden tooncclfpelleii. (flgemeene Iiunsttitels voor allerlei dichtwerken, in 4to. en 111 Svo.