TA E Jl Z E ]tf y A y ÏÏLTEAJECTIIÏÏS. PJRO PATKIA ït IIBESTATE. hoe fckoon is UTKECHT daar geleg-en! Mijn Utrecht! op -wie 't oog- derldle vrijheid zag. 1784. T JE ITT HECHT BIJ S. J)JJ ¥AA1.   V A E R Z E N VAN ULTRAJECTINUS, PRO PATRIA et LIBERTATE.  'I  M IJ N E LANDGENOOTEN! Aanfchouwt uw Vaderland. ... en fchreit! heft fchreiend het hoofd naar boven, . . . zucht. . . fmeekt, God van Nederlands Vrijheid! . . . „ ach onzen Staat!.... Donkerheid! . . . donkerheid! ... O! in deze wandelt voor A 2 ons  ( 4 ) ons een onbekend verderf. . . . God des lichts! Ach! dat er een Engel van den Troon uwer aanbidding afgezonden wierd, met eene toores ontftekén aan 't fchittrend vuur van uwe alles doordringende oogen! ... het gevloekte Monfter wierd ras ontdekt. . . . waarom, Nederlandsen God! vertoeft gij, met het licht in deeze (likdonkre duisternis voor ons te doen Opgaan ? waarom moeten wij eeuwig vragen , welk was de reden van onze werkeloosheid in eenen oorlog zoo onrechtvaardig ons aangedaan? waarom blijven de fchreden van eene voordeelige vrede agterwaarts ? waarom moeten wij blijven antwoorden, wij weten niet? .... O! hier moet de Eer van uw Godlijk Albeltuur fpreeken. . . . Ik. . . . Neérlandsch God Regeert. Getrapte Vrijheid, traanen van vreugde ontvielen u, toen Nederlands ontfermer zijn oogen op u nederfloeg! Doggersbank! Doggersbauk! moet dit getuigen, toen het Brit- fche  C5) fche Monfter zijn muil opende om u te verflinden, fterkte Hij U, . . gij vcnvont, en loofde God! . . . Traanen van blijdfchap ontvallen u, wen uw regtfchapen liefhebbers thans uwe Eere kragtdadig beginnen te handhaven! Vrijheid! ontfchatbaare Vrijheid! waardlte Vaderlanders! zij de opoffering uvves kosteUjken leevens waardig! .... dit pand! dit düurgekogte pand! ons aanbetrouwd!... maar!.... moeten wij ongefchonden aan het volgende geflacht overgeven. Des , Zoonén der Edele Vrijheid! Zij wagt van u de tederfte liefde; dit is uw duure pligt, dit hebben onze Vaderen vuuriglijk getoond in zoo vcele oorlogen en zwarigheden , om dezelve ultgeftaan. . . . denk! denk! aan uw Vaderland! .... Vrijheid! Godsdienst! zoude mijne tonge aan mijn gehemelte kleven ? zoude ik niet voor de Eer mijns Vaderlands fpreken? zoude ik flegts één vonkje dichterlijk vuur in mijnen boezem voelen gloeijen, en niet A 3 wij-  C 6 ■) wijden aan mijne Vrijheid, Godsdienst, de ontfchatbaarfte panden ! ik was mijns Vaderlands niet waard! Dit was mijne taaie, bij de eerfle uitgave dezer gezangen: waar van drie flukjcns door den druk het licht zien. Om redenen heb ik niet vervolgt die bij ftukjens uit te geven; maar breng die den lezeren bij een tweede uitgave met genoegzaam zoo veel vermeerdert, op beter papier, in een bundeltje onder het oog. Ik heb de vacrzen onverandert gelaten naar dien tijd daar zij in gemaakt zijn, alleen daar tegen de kunst misdreven was getracht te verbeteren of daar geheel uittelatcn. • het  HET VADERLAND. M ijn Vaderland! ik heb voor u mijn Lier gefnaard! Mijn Vaderland! naast God, mijn hoogde liefde waard: God lof! ik werd en leef en wensch in u te fterven; Al moest ik door het ftaal voor u mijn leven derven. A 4 Het  C 8 ) Het Vaderland! dat ftetk gelijk de zeilfteen trekt, Hoe lang, hoe breed, is het verlangen uitgeflrekt Van hen, die in het oost zich fchat bij fchat verineeren, Om naar het Vaderland, trots 't zeegevaar, te keeren. Het Vaderland! de zucht naar dit braveert alle Eer; Het ncdrig Ithaka, beminde Ulijsfes meer Dan Agamemnons hof: in Ithaka te fneeven, Dan aan Kalipfoos hof onfterffelijk te lever^, Het Vaderland! naar dit verlangt de dappre held, Die jaaren agter een, in 't bloedig oorlogsveld, Met de edle gloriepalm om zijne kruin mogt praaien, Om eens in ftillen Vreê den vrijen aêm te haaien. Het  ( 9 } Het Vaderland! verè'ischt een onuitblusbre min: Natuur fchiep die in 't hart: hier zijn onze ouders in: Hier word men in geteeld: hier word men in geboren: Hier leeft men, deelt me in 't lot der Godheid ons befchooren. Het Vaderland! dit eiseht in nood ons goed en bloed) Hij ftijgt ten top van Eer, die 't in gevaar behoedt. Zoo redde 't Curtius, die zijn ontfchatbaar leven Om Romes heil vol moeds in eenen poel deed fneven. Mijn dierbaar Vaderland ! o vrij gemeenebcst! Wiens luister, roem, weleer op Vrijheid is gevest: Die Vrijheid zoo gefchat, toen wreede dwangzucht prangde: Die Vrijheid, naar wien 't hart der vaderen verlangde. A _$ Die  Die Vrijheid door hun bloed, voor ons, hun kroost, gedicht. Waardeer ze o Nederland! het is uw duure pligt. God heeft dit pronkjuweel door hen aan u gefchonken , En door zijn fterken arm uw Eendragt vast geklonken. Waar is uw oude roem! . . . waar het vertrouwde pand? Uw Vrijheid! . . . Nederland! . . . zijt gij wel Nederland? 't Roemruchtig Nederland ten top van Eer geftegen! Wat heeft u 't zelfbelang in zijnen klaauw gekregen! 't Heerszuchtig zelfbelang, dat vrije Burgers fan, En trapt, en overheen, wier Burgcrlievend hart Helaas! gedwarsboomd wordt, door zijn vervloekte treken; Om Vreemden 's Burgrcn fpijt, het hoofd doen optelteken. Dit  C « ) Dit 's flegts een enkle blijk van uw verlooren recht, 't Weggeeven amt op arat aan Vreemde Meid of Knecht: Dit fchreeuwend ongelijk aan u, mijn landgenooten! Hadt reeds zoo diep, te diep haar wortelen gefchoten. Dan, de allerfchoonfte krans van 't geurigfte Eikenloof Past hun, die voor 't gegrim der Burgerhatren doof, Als waardige overheen, die voor uw Burgers fpraken, Om 't recht te fuood verdraaid kloekmoedig recht te maken. Mijn Utrecht', 't welk te recht die Edle burgerkroon, Trazibulusfen fchenkt, ten welverdienden loon. Gloei in mij liefde vuur! voor dicrbaare overheden: Gloei altoos in mijn hart! voor achtbre burgerledcn. Mijn  ( 12 ) Mijn hart, mijn Vaderland! draagt fmartelijk gevoel Van uwen veegen Staat! . . . God weet wat ik bedoel! . . , Niets, Opperwezen! blijft verborgen voor uwe oogen, Noch daden in de fchaal, door U, ooit ongevvogen. Men poogde u, Haapende, de kluisters aan te doen. o Vaderlanders. . . . waakt! weest altoos op uw hoén: Laat eer, 't geweld ten fpijt, uw bloed uit de adren ftroomen; Eer jammerlijk uw fteun, de Vrijheid, om zou komen. Geen woênde kastiijaan heeft ooit op haar vermogt s Het was ftandvastigheid, die aan haar fpitfe vocht: Zij Vrijheid lachte met zijn trotfche legerfchaaren; Getuigen zij hier van een reeds van tagtig jaaren. Nog  C 13 ) Nog gloeit uw fiere borst door Vrijheids liefdevuur; Hoe Hond der Britten hoon op Doggersbank hun duur! Hoe wierd 's Lands glorievlag geftadig op geluisterd! Wierd niet uw Heldenmoed, "k weet niet door wat, gekluisterd. Moet dus de Koopvaardij, de zenuw van den Staat, Waar aan de ontrouwe Brit geltaag zijn klaauwen (laat; Moest gij o Neéïlands Maagd in uw bezvvalkten luister, Dan niet gewroken zijn?.. Ach! ach!..hier word het duister!... Is 't blikkrend oorlogs zwaard, gekerkerd in de fchee, Voorzigtiglijk gebruikt; men Maart thans op den vree, Zij naakt... zij toeft... wat 's dit?... zij bloost voor 'toog te komen. Blijf, zoo gij Neéïlands Eer, niet hebt ter hart genomen. Regt-  Rechtvaardigheid, die 't recht der vrije volken wikt, Hoed ons zo de ontrouw ooit op onzen heililaat mikt! En Neérlands God! leer ons, met welgeplaatfte zinnen, Steeds U, ons Vaderland en Overheen beminnen. MIJ-  M IJ N E OVERHEDEN! JVÏijn ziel verknogt aan u, groot Achrbre Burgervadren! Gelijk het teder kroost aan 't hart der Oudren kleeft, Zal ik met deezen zang uw' Eereftoel thans nadren: Ai! dat ge een Burger thans een wijl uw aandagt geeft! Gij  Gij zijt door Eed en pligtsbelang aan hem verbonden: Hij wagt alleen van u handhaving van zijn recht, Zo zij door de ontrouw word te trouweloos gefchonden, Dat die uw Achtbren Raad voor altoos word ontzegd. Voorwaar ge ontfteekt zijn toorn, uw achting gaat verboren, Zo ge op zijn vrijen grond een flaaffche heerschzucht fticht. Hij heeft bij de Almagt u getrouwheid toegezwooren, En blijft door deezen Eed ten duurfte aan u verpligt. Zoo u de Dwingtandij ooit poogde te beledigen, Zijn waap'nen zullen u beveil'gen voor 't geweld; Maar zal zijn heilig recht flandvastig ook verdedigen, Hij zij ook wie hij zij, die zich daar tegen ftelt. God  (I?) God lof! wij mogen u nog dankbaare offers brengen.» Hier zijn nog Cicero's, die voor hunn' Burgers ffaanl ■ En vloeken 't denkbeeld zelfs van burgerbloed te plengen, Niet duldend' dat men hen in keet'nen zoude flaan Laat, laat een aterling den vrijen burger hoonen! En loochnen zijn verband op 't Burgerlijk bertuur! Hij, in der vlei'ren kreits, daar Hooflbhe jonkers wooneu, Verdient dees Eernaam nooit van Utrechts Palinuur. Laat nooit uw Achtbaarheid door fnoode Heerschzucht dwingen, Die Lucifer de kunst van dwang heeft afgezien. Zoud gij, afhangelijk, als laage gunstelingen, Uw Edelheid ten fpijt, hem kruipend hulde biên! B Waar,  ( 18 ) Waar, Overheden! is uw luister in geleegen? Dcor liefde van het volk, word Gij het hoogst geëerd: Waartoe zi t ge op den ftoel van 't Stads beltuur gefleegen ? Op dat gij vaderlijk der Burgren flaat regeert. Gelijk de Olijf en Mirt hun tak en wortels ftrenglen, Als van Natuur vereend door wederzijdfche min, Tot wedcrzijdfchen groei zich altoos vriendlijk mcnglen: Zoo zij de Eendragtigheid, des Raads en Burg'ren zin.Bevordring huns geluks moet heel u poging wezen: Zij eifchen van uw hart een ongeveinsde trouw, En zo gij door Hoezees verwagt te zijn geprezen, Schraagt dan kloekmoediglijk hun wanklend Staatsgebouw, En  C 19 ) En (laaft door uwe vlijt der Burg'ren recht en wetten, Die altoos zijn geweest hun duurstgefchatte goed. , Geen Vrije Batavier laat ligtlijk paaien zetten Aan zijn verkregen recht! Eer rtort hij 't ede! bloed Voor Haardflede en Altaar! dan als onedle flaven In ketenen te gaan! Eer valt de gouden Zon Van haaren gloênden fpil! Eer 't Aardrijk uit zijn naven! Eer keert het groot heelal tot niet van waar 't begon! Eer 't Vrijgebooren Volk zijn Vrijheid zou verzaaken! Ontzaglijk is zijn toorn, hij die het trapt en hoont, En zich met zijnen dwang baldadig durft vermaaken, Word na het taaitst geduld door 's Hemels wraak geloond. B 2 Beeft!  C 20 ) Beeft! beeft! voor 's Vrijheids fpeer, wie haar zocht uit te delgen! Verraders! trilt! mistdoel! uw Helfche moord harpij Keere in uw eigen hart! zwicht! zwicht! voor vrije Belgen! - Gij Hoofden aan de fpits van Utrechts Schutterij! Gij moet hun Burgerrecht ten koste van uw leven Verdedigen: 't geweld, dat hunne Vrijheid treft, Door onbezweeken trouw, den wisfen doodfteek geven. Zoo word ge aan Eed getrouw ten top van Eer verheft. Zoo moet de zwarte nijd voor uwe waap'ncn bukken. Zoo kan geen Zelfbelang in uwen kring beftaan! Zoo zal geen vreemdeling in uw bezitting rukken. Zoo plant der Vrijheids vuist haar glorierijke vaén. Zoo  C 21 ) Zoo moet gij u altoos in haare fchaêuw verblijden, Ten eeuwgen fpijt, die u en 's Burgers heil benijden. I/83. B 3 AAN  aan het UTRECHTS GENOOTSCHAP van WAPENHANDEL PR.0 PATRIA et LIBERTATE. 7 Jluoo met door betre Fenixveer ('■■), Uw lof' zoo kunstig was gefcbreeven, Ik zou Genootschap tot uw Eer, Een Lauwerkrans ten offer geven. Mij (*) Zelandus vaderlandfche gezangen No, i.  C 23 ) Mijn ziel, heeft meer gevoel Dan kunst, om uwe vlijt, om uw verheven doel, In Wapenhand'ling aftemaalen! .... Maar hoe! . . . wie zie ik nederdaalen Op eene Lichte Wolk! Zijt gij het, o Godes! van 't vrijgevogten volk! Gij aangebeden Vrijheid, Van 't flavenrot verfmaad; Gij der Bataven blijheid, Der Britsgezinden haat. Zijt gij het, die met eeuw'gen lof, Gedaalt zijt uit uw blinkend hof, Om 't eeuwig lofwaard hoofd der dappre Batavieren, Met meer dan Aardfchen lof te fiereu. . . . ? 'k Tree naar haar toe: wat vreugd! zij roept, „ neem aan mijn Zoon: „ Bekranst het met dees darren kroon," 1783- B 4 VRIJ-  V R IJ HEI D, L.iat ons iets van Vrijheid zingen, Gij o Vrijheid! flocgt wei eer, Door uw fcherp gewette klingen, Spanjes fnoode Dwangzucht neer, Edle Vrijheid, lust en leven Van 's Bataven ziel en zin , Voelt nog fleeds de banden kleven, Van haar onverbreekbre min. Zij  ( 25 ) Zij ontbloot op nieuw haar degen, Hoe de Ileerschzucht raast en vloekt; Zij Haat als een Rots hem tegen, Die haar onheil rustloos zoekt. Utrecht nevens andre Steden, Blaaken van haar liefde gloed: Zagen zij haar recht vertreden, Straks, flraks kookte 't Heldenbloed. Utrecht roemt op Jongelingen, Ouden , die tot 's Vrijheids Eer Grijpen hunne flaale klingen En het dondrend fchietgeweer, B 5 Utrecht  C 26) Utrecht roemt op Burgervadren, Wien tot heil der Burgerij, Vrijheids Liefde-vuur in de adren Gloort in fpijt der flavernij! Nevens Edle We;enfchappen, Bloeiend in haar grijze vest, Ziet men Krijgskunst moedig flappen; Schrik! der vaderlandfche pest 1 Krijgsgenootfchap, Vrijheids zoonen i Laat uw Vrijheid minnend doe!, Rusteloos haar ijver toonen; Nimmer flcrft dit krijgsgewoel. T83. 13 !j  b ij het 'overlijden van den HOOG EDEL HOOG GEBOOREN HEER, JONKIIEERE J. H. GRAVE van RECHTEREN, HEER VAN WESTERVELD EN WOUDENBERG, VRIJHEER VAN SCHOOT, CANONIK EN OUD DEKEN VAN St. PIETER , OUDSTE GEELIGEERDE RAAD , PRESIDEERENDE TER VERGADERING VAN DE ED. MOG. HEEREN STAATEN 'S LANDS VAN UTRECHT, LID VAN DE HEEREN HAAR ED. MOG. ORDINARIS GEDEPUTEERDEN, COADJUTOR VAN DE RIDDERLIJKE DUITSCHE ORDEN DEIl BALIJE VAN UTRECHT EN COMAIANDEUR VAN DIEREN. &c. &c. &c. .Zoo moet liet zinkend Vaderland Ook dezen Zuil, van Reciiteren ontbeeren! . . . 'k Kniel zwijgend neer: . . . 't is 's Hoogden hand. Hij toont mij: Ik , . . Ik God , . . Ik zal regeeren. Gij  ( 28) Gij weent met regt, o Neérlands Maagd! Ik kan uw rouw, uw traanen niet aanfchouwen! Van Rechteren, waar gij 0p zaagt A!s fteun des lands, is niet meer uw betrouwen. . . Mijn Utrecht! welk een Staatsjuweel! Zoo fchittrend, moet helaas! uw Staatskroon derven! Hoe valt het U zoo vaak ten deel, Dat in uw vest het puik der Raden fierven ! o Edle Graaf! u moet de Deugd, 's Lands trouw, Beleid, de vriendiijkhcid befchrcijen, De Godsdienst en der Armen vreugd, Hun Vriend, zien naar de fombre grafplaats leijérj. Op vleuglen van Geloof zijt gij, Verheven Ziel, naar 't Vaderland gevloogen, Daar Jezus is, daar leeft gij vrij En eeuwig blij in Godsmin opgetoogen. 1783. UTRECHT,  UTRECHT. A -fxi zie! mijn Batavus! daar wij langs deze laan, In 't juichend morgen-uur ons wandlend vergenoegen, En ons gefprek aan God aan 'c dierbaar Vaderland Ten offer biên: hoe fchoon is UTRECHT daar gelegen! Mijn  C 3° ) Mijn Utrecht! op wie 't oog der Edle vrijheid zag, Daar zij een wooning koos voor haare dappre zooncn. In dit gelukkig land kwam 't eerst haar Eato aan; Hier plantte hij zijn tent, en weidde zijne fchaapen; Hier oogde hij zijn graan , hier fchoot hij wild bij wild; Hier velde hij zijn fpeer, en fpande zijne boógen, Der Dwinglandij ten fchrik, die naar zijn vrijheid dondt. Roem Utrecht! Holland roem! laat Gelderland ook roemen! Op uwen vrijen grond kwam Eato 't eerst ter woon. — Gemijterd Sticht! tooneel van wisflende bedrijven! Der Vrijheid en des Dwangs, die beurtelings elkaêr Het blikrend oorlogszwaerd in 't ziedend harte Haken. Het  (3i ) liet was in d'aanblik, in den morgen uws befhuirs, Toen uit een zwarten kolk de heerschzucht op kwam dondren, Afgrijslijk van gelaat, trotsch, met een ijzren kroon Gefierd, met ketens, juk en moordend zwaerd gewapend, Trad ze op uw Erf, om u als Romes Burgerftaat Voor heur Barbaarfchen troon en flavernij te kluiftren: Dan, neen: het edelhart, met vrijheids bloed bezield. Knielt nooit voor een Barbaar: zijn leus is eer te fneven I Eer als het reedloos vee, der menschlijkheid ten fpijt, Al trillend, bevend voor zijn' trotfehen voet te kruipen. Zijn grootheid, aan den God der Vrijheid duur verpligt, Zal nooit een edel hart erkenteloos verachten. Hij  Hij zal zijn's levens eer, naast God zijn grootrfen fchat, Het al wat hij kan zijn op een ondaükbre weereld Eerbiedigen ten fpijt des allerwreediren doods! . Schoon 't ijslijk oorlogszwaerd, van Romes dwingelanden Schier 't ganfche waercldrond deedt fidd'ren voor zijn glans! liet diamanten fchild voor 't hart der edle vrijheid Weerftond het hards metaal, den fcherpst gewetten pijl; Voor haar van heldenmoed van krijgsvuur tintlende oogen, Voor haar géfpierde vuist, voor 't drillen van heur fpeer, Verfchrikte 't woest gelaat van Romes trotfchen Keizer, Die haar om heuren moed ter bondgcnoote nam, En Lijftrawanten koos uit heur heldhafte zoonen! Door  C 33 ) Door hun wierp zich den Brit voor zijne voeten néér, Door hun fteeg Romes eer in dappre krijgsbedrijven. Zij hebben eeuw op eeuw, der trouwloosheid ten fpijt, Aan 't fpits van 's Keizers heil heldhaftiglijk gefireden Verhef mijn Utrecht! ja! o Nederland uw Eer! Zoo was uw vadren moed, hun welbeproefde trouwe. Bisfchoppelijke Stad! op 't noemen van uw naam Zie 'k door een dikken drang, helaas! van donkre wolken, Van Afgodsdienften, lang op Batoos erf gepleegd, In u het heilzon-licht het eerst zijn' glans verfpreiden. Verheven Godsdienst! ach! had gij in Vrijheids Choor! Steeds onbezwalkt gelijk de morgenzon gefcheenen! C Dan,  C 34 } Dan, hebzucht, dwinglandij, bedekten uwen glans; Terwijl de veinzerij heur ichouwtcmeei ontrolde, En onder 't masker van de ftrengfte zedigheid, Hield Vrijheids Vijandin (taalkundig zich vcrfehoolen. Juich! hier mijn Utrecht juich! die vaak des Bisfchops trota Hebt paal en perk gezet, die vaak den trotfchen Graave, Belette zijne vaén in uwen vrijen grond Te planten, en uw' roem den laatften (leek te geven. Verhief de dwang het hoofd, (baks blikfemde het zwaerd.' Eellond hij aan uw' wal een vreeslijk Slot te bouwen, (a) Straks 00 't Kafleel van Vrcdenhm-g door den Heenchzachtigen Keizer Karel den Vijfden geftichc.  (35) Straks bood uw vrijheids min door fterktens wederftand! Nog geeft haar overfchot hier van de fterkue blijken. — (V) Gij waart het Utrecht! gij, die in uw grijze vest, Den trotfchen Phlips ten fpijt, zaagt Neérlands Unie fluiten. Zoo wierp m' in U het juk der ilavernij ter neêr! Zoo rees in U de zon der Vrijheid uit heur kimmen! Zoo fchonk ftandvastigheid in U de gouden kroon Voor 't eeuwig glansrijk hoofd der vrijgevogten volken, Door eerften Willems moed in vrijheidsdienst gewenkt! Rijs uit uw asch! o Held! Gij dienaar onzer vrijheid! Eu 00 Zo zijn de Huizen Haazenberg, Ligtenbcrg, thans liet Stadhuis; 't Keiz. rrijk , nu de Stadswa.se ; Oudaan , Drakenburg , Frczenburg, Blankenburg , Pttrtm/tl, Groenewoude , ter Laar, Lepelenburg, veel al van buiten nog kenlijk , fchoon de overigen genoegzaam in geraeene Woonhuizen zijn gebouwd. C 3  C 36 ) En zie thans eens 't gebouw, op uwen grond gedicht! Is dit het Staatspaleis? (zoo dunkt mij zoudt gij fpreeken,) „ Waaraan ik al mijn goed, mijn leven heb gewijd! „ Heb ik o Nederland! met uwe dappere Edelen, „ De grondvest van uw Staat met moed en kracht gelegd? „ En is naar ons bedek het Staatsgebouw voltrokken? „ Of is 't ten koste van de Vrijheid opgebouwd ? „ Of heeft de heerschzucht hier zijn klaauwen aangetogen?. „ Ach, Vrijheid! Vrijheid! ach! Gij hebt mijn rust getooid! „ Ach! Vrijheid! Vrijheid! ach! Ik gaf voor u mijn leven! „ 'k Ga weer naar 't fomber graf, mijn nakroost zij als Ik !.... Ja Willem! hij wiens borst van heldenvuur zal glocijen, Ont-  ( 37 ) Ontdooken aan de vlam der onverwinbre deugd, Verlost zijn Vaderland, en eischt geen Eerlaurieren!.... Belangelooze dienst moet heel zijn grootheid zijn. Geen eerelijke hand ftrooit bloemen, gloriepalmen, Dan voor verdiende! neen: geen eerelijke ton.", Zal pligverbanners ooit Triumfgezangen zingen. Geen Edclhart, wiens ziel het Vaderland bemint, Die op 't geliefkoosd land , in Utrechts groene drecvcn, Aan deezen zilvren droom 't ontfchatbaar leven dijt, Zal 't Vaderland ten fpijt, oproerge feesten vieren; O neen! hij zal den moed, die Bato's kroost bezielt, - Als een regtfchapeu Zoon der Vrijheid meê verheffen-, C 3 Daar  (33) Daar hij voor heur belang ook zelfde wapens grijpt! Hoe zwelt hem 't Neerland* hart, hij ziet hun moed herleven D' onfterffelijken roem van hunnen heldenaart; En met de landjeugt aan den ronden disch gezeten , Niet opgetooit met een te dwaas vergoden kleur; Maar met den gullen aart der oude Batavieren, Schenkt hij den Beker vol met geurig druivenfap, En drinkt, en wenscht, „ lang leev' de thans herreezen Vrijheid „ Dat hij van fchaamte bloos, wien 't glinstrend heldenaaal In zijne vuist, tot haar vcnveering, wierd gegeven; „ Maardie..."doch zwijg mijn vriend, mijnZ^/,w,,hicr hoor, Hier zie ikNeêrlands maagd... helaas!... rteeds klagen, weenen! - Triumf  (39) Triumf mijn Vaderftad! hoe groeit uw glorie thans! Gij roept door uwen moed den fieren Belg te wapen: Te wapen, zoo een juk door Héerschzucht wierd gefmeed. De gloed uws ijvervuurs ontvlamde zijnen boezem, En deed hem ftraks de vuist aan 't blinkend wapen flaan! Zoo leert mijn Vaderland zijn Vrijheid regt befchermen! Triumf mijn Vaderflad! gij werpt in eens het juk De wreede flavernij voor 's dwinglands voeten neder: Lang had die aterling in uw Grootachtbren Raad, Zich door zijn invloed 't amt van Stadsvoogd zich gegeven, En met den blikfem van zijn ongunst (leeds gedreigd Hen, die, gelijk een rots, voor wet en iechten (tonden, C 4 Hen,  (49) Hen, door wien Zeil fpottend aan, o Brit! met Neêrlands vlag, Als overwonnen optelteken! Maar beeft! offchoon gij, fnorkt op uwe magt, Gods Almagt zal dit hoonen'wreeken! —. Ontzettend uur! bij d'aanblik van den dag, Ontfluit men ftraks de moordtoneelen, D 4 Ma-  C 56 ) Matroozen rijstJ... do Britten nadren!... «rijdt.... Zoo klonken ftraks de krijgsbeveelen Van kiel tot kiel. Gelijk in 't zwijgend uur Des midden nagts, een felle donder De flaapepde verfchrikkend rijzen doet; Maar neen! zoo vreest geen Belg dien donder, Dien Albjoq aanzeilend, reeds van ver Verbaazend hem deedt hooren. Men hijst volmoeds de bloedvlag op!... mea flrjj*!.., En Parker geeft den moed verloeren! Hij zwig^„.hijpoogtl.M daar deinst .«..daardeinst zijn uots!., Held Zoutman heeft de Zee behouden! . . .  ( 57 ) Ja! Zoutman heeft 's Lands roem herltelt! Toen hij op 's hemels hulp vertroude God (treedt met hem!... Hij (treedt voor Nederland!. Juicht! juicht! Bataven! . . . kroont uw Helden Die moedig, als der Vrijheid echte Zoons, Zich trouw, voor haar, in 't (trijdvuur (telden! Wier (terke vuist der Britten magt verfloeg. D S BIJ  B IJ HET GRAF VAN DEN HOOG WEL GEB. HEER. BARON w. J. BENTINCR, SCHOUT BIJ NACHT EXTRAORDINAIR van HOLLAND en WESTVRIESLAND. Aan zijne wonde overleden den 24. Augnlroj 1781. be, koomen in den Roemruchtigen Zeeflag den 5 dezer maand regens den Engelfchen Vice" Admiraal IIyde Parker. Hier van dit marmer graf is Achting pas gegaan, Op dezen kouden Heen, ligt nog een zilte traan, Om  C 59 ) Om Bentinck pas geftort! flil waart gij foinbre abeelen! . . . Men hoorde aandoenlijk Bosch, geen zoele windjes fpeelen; Door uwe blaên! . , . de Dood bewoont dit Oatig oord! Alleen dees droeve klagt van Achting wierd gehoord: „ Hier ligt mijn Bentinck!.. vroeg... voor't Vaderland gcflorven!.. „ Hij heeft door Heldenmoed de zegekroon verworven. „ Die toen hem 't fnorrend loodt decdt wentlen in zijn bloed 9, Den Dood nog deinzen deedt voor zijn gevreesdcn moed! „ Maar, ongeneesbaar in zijn fiere borstgefchoten, 3) Heeft hij op 't bed van Eer zijn helden oog gefloten. „ Mijn Bentinck!... Bentinck!... ach!... pas reez uw glorie Zon , „ Daar gij wel eer den Moor en nu den Brit verwon.  C6o) „ Ondanks 't ontzaglijk vuur van zijn kanon gedonder, Of zonk .'...maar zonk, met roem, ter donkre doodskim onder!... „ Schrei! fchrei mijn Vaderland! nu derven wij een' held, „ Die nimmer Hollands Vloot ('t aflchuwlijk dat men 't meldt,) „ Trouwloos verraden zou! die liever wilde (heven. „ Dan aan, den wreeden Brit, de kans gewonnen geven, „ Neen Edle Bentinck! in het harnas opgevoed, „ Ontzaagt gij, voor den roem van Neerland, goed noch Woed» „ Schrei! fchrei mijn Vaderland! dat al uw helden fehrcien.' » Daar zii uw Broeder, gij uw' Bentinck zaagt verfcheien. „ Uw Bentinck die met recht gulhartig wierd genoemd » En van den fcheepeling naar waarde wierd geroemd. „ Zoudt  ( 6i ) ,, Zoudt gij, mijn Vaderland, dien braven en getrouwen „ Geen flandbeeld, op dit graf, uit duurzaam marmer houwen ? „ Zingt!... brave Dichters! zingt! zijn welverdienden lof, „ Die nimmer llerv'en kon fchoon 't lighaam zonk in 't flof. „ Naardien zijn lijf ten prooi van 't grafgewormt moet blijven. „ Zal ik in dezen fteen tot zijn gedachtnis fchrijven: Rust Bentinck, rust, der Helden krijgsgenootl Rust zagtkens hier, in de armen van den Dood! En zoo men vraagt wat Lijk ligt hier ? Een temmer van den Brit een Edle Batavier, OP  OP DEN VREDE MET GROOT BRITTANNIEN EN DE VEREENIGDE NEDERLANDEN, Gezeten op een wolk als op een glorie wagen, Met Roozen gloed en goud des dageraads bemaalt, En met de groene olijf, om uwe kruin geflrengeld Zoo had u Nederland gewenschte vree! verwagt! . . . Gij  ( 63 ) Gij zat op eene wolk die u ten fchandkoets ftrekte, Orn hangen met het kleed des akeligen nachts. En om uw hoofd een krans van netelen geflingerd Zoo kwaamt ge o vree!... helaas! mijn dierbaar Nederland! Hoe heeft men fnood uw Eer door Eigenbaat ontluisterd! Maar eens zal de Almagt zelf, voor u een wreker zijn! AAN  A A N II E T GENOOTSCHAP VAN W APEN HANDEL, T E v I A N E N. 'Vrijheids dappre Lievelingen! Pas greept gij de Wapens aan Of men zag voor uwe klingen; Muitzucht, bloozcnd Gddrend gaan. Zijn  C *5 ) Zijn uw boeien thans ontfioten Die men lang u had gefmeedt: 't Zelf belang der hooffehe Grooten Hadt die boeien u gefmeedt. Toen de Hem des oorlogs brulde, Wapent u! was toen het woord. Toen de vrees uw eisch vervulde; Wapent u! was toen het woord. Groot, was toen uw moed Bataven! Slegts maar kort ten ftrijd geleerd, Of men zag uw ijver Haven, Dat gij had ten ftrijd geleerd. E Jui-  C 66 ) Juichend, met uw Burgervadrea, Oeffent ge u in 't krijgsgeweer: Batoos bloed ftroomt in uw adren! Voor uw ftad, voor Neêrlands Eer. 1-85. AAN  AAM VADERLANDS LIEVENDE NEDERLANDSCHE VROUWEN. u verhef ik in mijn lied! Braave Nederlandfche vrouwen. U wie 't Vrijheids Liefde vuur, In uw blanke boezems, tincelc. E 3 Moe-  C 68 ) Moedig legt gij 't blank musket, Uwen Ega op den fchouder: Moedig fielt gij 't doodend lood Hem ter hand, tot ftraf der muitzucht: Moedig ziet uw oog het aan, Als hij Hout den Helden label Aan zijn fiere heupe gord; Voor het Vaderland en Vrijheid: „ Moedig fpreekt uw Roozeraond „ Echtgenoot! dat Heerschzucbt fidder' „ Voor het Burger krijgsgeweer, „ De Echte ftenn der Edle Vrijheid! „ Stort  „ Stort mv hcldenoog een traan: „ Zwoegt uw mannelijke boezem, „ Zucht gij! denkend, ... zal mijn gaé, „ In den nood, fiandvastig blijveu ? „ Zal zij, als ik aan heur hals, „ Kusfend, haar vaarwel zal zeggen, „ Dan, als ik me aan 't Vaderland „ Op zal offren, niet bezwijken? . . . „ Zal de flemme der natuur „ Zich niet weenende verheffen, „ In het beevend ogenblik „ Als de noodkreet, roep; te wapen?" . E 3 „ Keen  ( ?o) „ Neen mijn dierbre wederhelft! „ Liefde voor mijn Edle Vrijheid, ,, Is de flemme der natuur: „ Eischt, naast God, de fterkfte liefde. „ Batoos vrij gellreden grond, „ Slechts één flipjen op de waereld, ,, Schittrend meer dan kroonen goud ., Eischt mijn min 'k ben hier geworden! „ Vrijheid lachte mij reeds aan „ Toen ik in de ruime fchepping, „ De eerde flauwe blikjes floeg, ,, En mijn moeders boezem zoogde! Vrij-  (7i ) „ Vrijheid! aardfche zaligheid! „ Vrijheid! ja gefchenk des Hemels! ,, Zoetfte lucht voor mijnen aêm: „ Edelst voedfcl van mijn leven! „ 'k Beef niet voor de bleeke dood! Maar voor 't rinkelen der boeien; „ Neen! ik kies de bleeke dood „ Boven 't leven in de boeïen. „ 'k Zal mijn gaê met deze hand „ 't Zwaard aan uwe zijde gorden! „ Sneeft gij dan voor 't Vaderland. „ Dat ik op uw lijk dan fneeve!" E 4 J=>!  C 72 ) Ja! in Neérkmds vrijen kring, Woonden outijds dappre Vrouwen: Kenauw, Haarlems Amazoon, Deedt den Spanjaard fiddrend deinzen! Sterk als mannen fleepten zij, Donderende möordkanonnen, Op Nijmegens forfchen wal: En verwonnen trotfche Legers, Zou der Vrouwen tederheid, Heldenmoed en ijver derven: 't Kloppend hart voor 't Vaderland Onderfcheidt geen flaat of kunne! Schoon  ( 73 ) Schoon geflagt! hoe lief, hoe fchoon ! Hoe bevallig is uw wezen! Als der Vrijheids liefde vuur, Uit uw glinstrende oogen fchittert. Liefde voor het Vaderland, Zij uw roem , bataaffche Vrouwen ! Zij uw fchoonheid! en mijn lied Zal u immer dan verheffen! E 5 DE  D £ V R JJ H E I D AAN HAAR Z O O N E N. -Dj al u liefde voor mijn Eer, Bij dezen naam, van Vrijheids Zoonen; Daar ge u , voor mij, bereid wil toonen ; Toont, dat ge uw hart aan deugd verpandt. Is  C 75 ) Is 't edel, bij het krijsgeweer, Met Herken drank zich vol te drinken: En wagglend, op den grond te zinken? Neen: Vrijheid, denkt dit niet van U! Is 't edel voor een Oorlogsman, Die Hout en fier moet fiaan en treden: Steeds rond te zien naar laffigheden ? Verwijfdheid bluscht het heldenvuur. Is 't aan de wapenkuust verknogt, De naam van God geftaag te onteeren, En bij zijn Magt te vloeken, zweeren? Neen Vrijheid wagt dit niet van U! Hij  ( 76) Hij kent noch Vrijheid, Heidendeugd, Hij die den band ontbint der zeden; Hij noeme dit flegts Hartigheden! Ik eer ik acht hem niet! De "Ruiter op zijn oorlogs fchip, Aanbad den God der Legerfchaaren: Hij ftrijdt gerost door veel gevaaren ; Die moed met zuivren Godsdienst paart. Wijn Vrijheid in het iraatsbeftuur Niet aan den wil ee.is Vorst verbonden: Herrtelt, bewaart, die ongefchonden; Wilt gij een Zoon der Vrijheid zijn! Bij  C 77 -> Bij al uw Liefde voor mijn Eer, Bij dezen naam, van mijne telgen; Toont dat gij (leeds als Kristen-Belgen, Den God van mij, van Neerland vreest! 17&5. DE  D E KRISTEN-BELG AAN DE v R IJ H E I D. Hoe vrij was niet de vrije mensch, Toen 't fchuldloos hart in 't luistrijlc Eden, Geen fleer dan God heeft aangebeden; De waan heeft ons ten flaaf gemaakt. ■ Ten  (79) Ten flaaf!... zoo wierd de helfche dwang, Uit zedelijk bederf, geboren, Toen zag men ftraks de rust verftooren, Toen riep de deugd om 't heilig recht. Straks wierd het breede zwaard gewet, En in de vuist van 't Recht gegeeven, Om Eer en goed en rust en leven, Ten fchild, ten Beukelaar, te zijn. Men volge dan die neiging niet, Die ons, zoo vrij en reedlijk wezen, 't Welk roemde 't beeld van God te wezen, Ten laaglten trap vernedert heeft. Gij  C 80 ) Gij Edle Vrijheid! die ik Eer! Miskent geen Deugd, geen Menfchenliefde Vergeeft, befchermt, hem die u griefde; Die Jezus leer ten regel houdt. Die Vrijheid leert dat ik aan hun Die 's Volks gezag kloekmoedig fchraagen, Mijn Liefde en Achting toe moet dragen, Daar zij der Bnrgrenvaders zijn. Die Vrijheid leert mijn Overheen Der Burgrcn recht kloekmoedig Haven, Met hen, niet als onedle Haven, Te handlcn, daar zij Burgers zijn. Die  C 81 ) Die Vrijheid leert, met orde, kloek, 't Vervallen regt ten troon te heffen: Zoo zal men 't wit der Vrijheid treffen, Als Eendragt Raad en Volk bezielt. 1785. r AAN  AAN GOD, 13-'gin en eindloos in u zelf Verheven Wonder wezen ! Die van het fchittrend flargewelf, Tot in de diepfte kolken, Van 't oost naar 't west, van 't noord naar 't zuid Uw Almagt doet gevoelen ; Wen niets voor uwe werking fluit. Die  ( 83 ) Die duizend waereldboilen, Slegts als het kleenfte zandje fchat: En die het kleenfte zandje Als duizend waereldboilen fchat. Zoo wel het teêrfte miertjen Als aan den Leeuw zijn voeder fchenkt Aan de Armoe in zijn hutjen Als aan den Troonmonarch gedenkt. Vergeet 1 in Batoos droeven ! Den fel verdrukten Burger niet! Die Biddend naar den Hemel ziet! 1785- E 2 AAN  AAN M IJ N VADERLAND. Hier in deze eenzaame Eiken drecven, Zal ik aai, mijn gepeins, een vrije werking geven: Hier ver van 't floorend ftads gewoel, Bereik ik mijn verlangde doel. Hier zal ik u mijn Vaderland, beweenén; Uw blijde helderheid is in een damp verdweenen, Terwijl de zon der Eendrage is gedaalt, in uw donkren nagt, geen flat der hoope ftraa r. Te  C 85) Te midden in de duisternisfen, Die vaak den Reiziger, het juiste fpoor doen misten: Dan zijt ge, o oorfprong van het licht! Een Zon voor 't dvvaalende gezicht; Dan tart uw zorg de zwartfle duisternisfen, En doen geen Reiziger de juiste fpooren misfen: Dat dan de Hoop u niet begeev'! Mijn Vaderland!... genoeg!... de God van Neerland leeft! Reeds lang, o Batoos edle Erven! Zag men uw vrijen tuin, door Eigenbaat, verderven; Reeds toen uw lusthof wierd gelegt, Was zij op listen afgeregt: Bertond het zaad van Heerschzucht mild te ftrooijcn, Eu de eerfte ontloken bloem der Vrijheid uit te rooijen: Dan, God, de God van Nederland! Weerftondt heur doel... Hij waakt!.. Hij heeft uw tuin geplant. F 3 Dat  C 86; Dat u de moed dan niet ontzinke! Offchoon het oorlogs zwaard moge als de blikfcin blinken ! Mijn Belgen! dikwils heelt uw vuist Der Dwingland* trots bepaalt, vergruist, Dat niemand ooit uw Vrijheid u ontroove! Eer moet één druppel nats den gloed van Etna dooven ! Strijd! ftrijd! tot aan den laatften man! Eer Jozephs wrevle trots U, van uw Erv' verband'! Wat waart gij groot, toen in uw ftreeken, Geen trotfehe Dwingeland vermetel in dorst breekcn ? U hebben weelde, gouddorst, pracht, o Belgen ! lang ten val gebragt. Ach ! dat uw roem , thans luisterijk herleevc ! Gij waart door matigheid ten hoogden top verheven! Verfcuijn! reeds lang gevlugte trouw Hoe beefde op uw vertrek, der Belgen ftaatsgebouw! Beeft  C 87) Beeft! beeft 0 Vrijheids edle telgen! Daar thans de Twcedragt dre-igd uw grootheid te verdelgen.! Beeft zoo der Burgren glinstrend zwaard, Geen bloed der medeburgren fpaard! Verachte dood!... zoo in zijn bloed ie fmooren ! Ach! dat gij eens de flem, der Eendragt wildet hooren! Waar door gij vaak den dwang 't geweld, Met moed, en 's hemels hulp hebt paal en perk gefield! Genoeg! ik fpande mijne fhaaren, Voor u, mijn Vaderland! voor u mijn Stichtenaaren! Naar dat Natuur mij had bedeelt, Heb ik op mijne Lier gefpeelt! Rust nu mijn Lier, mijn lust, mijn Aartsverlangen, Tot dat ik welgemoed, dees toonen zal vervangen, Dan als in 't lieve Vaderland, Weêr ongefloord het vuur van onze Vrijheid brandt. Maar  C 88) Maar zoo het woén der Dwingelanden, Mijn Vrijheid op de klip der Eigenbaat doet ftranden • Dan zij mijn Lier met floers bekleedt! Dan klink' zij niet in Neêrlands leed! Dan zijn het hier geen Batoos vrije dreeven! Dan kies ik eer den dood, dan in den druk te leven Zoo Jezus dan mijn Heiland is, Dan win ik flervcnd meer, dan 't geen ik levend mis. Den 15. April 1785.  INHOUD. Het vaderland. .... Bladz. 7 Mijne overheden , . , 15 Aan het Utrechts Genootfchap van wapenhandel : Pro Patria & Libertatc. ..... 22 Vrijheid. . . . . .24 Bij het overlijden van den Hoog edel Hoog Gebooren Heer Jonkheere J. H. Grave van Rechteren, Heer van Westerveld en Woudenberg enz. enz. enz. . 27 Utrecht. • . . • : . .29 Bij den Dood van den Baron Johan Derk van der Capellen tot den Pol enz., enz., enz. . . •. 43 Gedachten aan Doggersbank op den 5 Augustus 1784. 52 Bij het Graf van den Hoog Wel Geb. Heer Baron W. J. Bentinck Schout bij Nacht Extraordinair van Holland en Westvriesland. . . . . .58 Op den Vrede met Groot-Brittannien en de Vereenigde Nederlanden. . . .... 62 Aan het Genootfchap van Wapenhandel te Vianen. 64 Aan  INHOUD. Aan Vaderlandslievende Nederlandfche Vrouwen. 6? De Vrijheid aan haar Zoonen. 7+ De Kristen-Belg aan de Vrijheid. . . . -8 Aan God. 82 Aan mijn Vaderland. H