DE GESTOOLEN GANZEN*   SINT MAERTEN, OF DE GESTOOLEN GANZEN. TONEELSPEL. DOOS. H A G E M A N. VERTAELD D O O li E>. ONDERWATER. Te L E T D E N bij D. du MORTIER EN ZOON, M D C C X C ï X*   VOORREEDEN, , ƒ jr zijn zeer weinig goede Naftukken voorhanden; — de geheele geestigheid, van verre de mees* ten, hejiaet in eenige onbetaemlijke Equivoques , de laetfte toevhigt voor een bekrompen vernuft, die eene verjlandige vrouw doen bloozen, wanneer ze jïechts eens, als bij verrasfching, over zulk foort van zetten, met de groote hoop, medelacht. Zo de Wijsgeerige Satijre des fchrander en ha* gemans jlegts één dier laffe Naftukken van het Nederduitsch Toneel weere, zal ik mij de moeite mijner Fcrtaeïing dubbel beloond achten. de vertaeler,   DEN DIRECTEUREN E N LEDEN VAN HET TONEELGENOODSCHAPj ONDER DE ZINSPREUK*. STREELEND EN LEEKZAEMy TE LEYDEN, WORDT DIT STUKJE, MET HARTELIJK! TOSGENEGENHEID OPGÏDR A.E GEN DOOR HUN MEDELID D. ONDERWATER.  VERTONERS. Kuhnow, een Dorp Predikant. mart ha, zijne Frouw. ïredrik, een Toneel - Diredkur; zoon van den Kamerracd van fredrikstein, te ƒ,,.., hans, een Boer. jacoés, 7 »icouESjrwi!'m' mar^jt'i hUmt Vr°UWn' peter, * . willem f Knechts tn een Logement.  SINT M A E R T E N, OF DE GESTOOLEN GANZEN. TONEELSPEL. E E R S TE TONEEL. De kamer des Predikante met een midden - en twee zijd-deuren. Alles teekent ai moede , doch zïndlijkhcid; in'V midden een tafel met een kleed gedekt; op de tafel een kruik lier en een glas. Bij de kachel kangen een paar doeken , een kraeg, bef en een 'zwachtel te droogen. V ls Scbccmeravond; er wordt eenige keereit buiten aen de deur geklopt. f r e D r i k , peter. ï E t ER. (Opent e'indlijkde deur en fleekt het hoofd er door hadden lang kunnen kloppen ;, er ' is geen mensch te zitn of te hooren. fredrik. (Hem voort ftootende.) Ga dan maer voort l peter. De deuren open, 't huis ledig; zo moet hij wel A be.  6 DE GESTOOLEN GANZEN. beftoolen worden! wij kunnen thans 't gantfche huis leeg diaegen. F R E D R I K. Hij zal toch t* huis zijn ? PETER. Zeer zeker! zijne promenade in 't veld doet hij *s morgens. In Wijnhuizen gaet hij niet, en in Bierkroegen nog iftindsr. — Zijn Voorganger was een ander man. In de Herberg zo goed als t' huis. — Hij beminde bier en wijn; want de wijn, zeide hij, verheugde 's menfchen hart, cn door 't bier kreeg men een aangenaame Basflem. B R E D R I K. ZO 1 F E T E R. Deeze heeft een ftemmeije als een meisje. — Zit thans in de tuin , 't mooge zoo koud zijn als 't nu reeds is. — Wil ik u daer brengen ? F R E D B. I K. Neen, ik wil hem ht6r verwachten. PETER. Of wil ik den Heer Paftoor roepen? F R E D R I K. Ook niet; hij zal van zelf wel komen. Doe flechïs wat ik u gezegd liebbe. 'ETER. . Zeer wel. f RE-  TONEELSPEL. 3 f r e d r i k. Twee Ganzen en wat daer bij behoort, Fruit, Salade, gelijk ik het u beitelde. peter. Ik weet het zeer wel. En flom als een viscü. f r e d r 1 k. En agt flesfchen Wijn. peter.. « En altijd ftom als een viseh. f r e d r i k. Macr nïet dom als een Schaep. peter. . Toch niet, toch niet! Waervoor ziet ge mij aen? — Franfche Wijn? f r ed r i k. - Rhijnfche Wijn. Slegts één foort, maer goede! peter. 6 Wij hebben geen anderen. Zeg hem toch , dat hij ze nu en dan 's avonds bij ons kome, de Voorzanger, en de Bakker Wouters, komen alle avonden, zij fpeelen gaerne Solo, en dan ontbreekt hun den derden man. (Jf.) TWEEDE TONEEL. f r ed r 1 k alleen. (.Hij -wandelt heen en weder.} De tijd wordt mij lang 1 — zonderling! — zo iels is mij nog nooit gebeurd, een Predikant* wooning, en A 2 alle  4 CE GESTOOLEN GANZEN. alle de deuren open! r* Een Predikants wooning, erl geen Kinderen - gefthreeuw! Een Pfedikams woonitfg, en gsen Jolt tjeft mij aen! — Zelfs niet eens eenë oude hnishoudfter, met een geel berookte muts en rnorsfig keukenfchoitj'e , bromt mij tegen: ,4 Wat belieft ,. u mijn heer?" Juist daeraen erken ik het huis van mijnen Kuhnow, ftil en open gelijk zijn haft. Gelijk nj als Student was, zal hij als Predikant nog zijn. Bij een man van grondbeginfels blijven Geest en Hart zich altijd gelijk, en geen ftand ter waereld kan hun een andere leiding geeven. Wee de gemeente, waer men den Zielverzorger aen een zwart kleed en pries.' terlijke psruik kan kennen! — (Tusfc/unpofS.) Zind. lijk , ja 1 maer behoeftig. (Hij opent tent zijddeur.) Hajj ziet het er hier uit ? — Een Spinnewiel. — Een korf vol boomvruchten! _ Eenig Vlas — 'dit alles beteekent armoede, en toch wilde de goede man menfchen, die nog armer zijn, een vrolijke maeltijd fchenken; maer kwaedaertige menfehen bederven hem dit «enoegen en bcfteelen hem ! _ Wordt maer geen Mcrfchenhater, goedhartige Kuhnow, gij zult ook. wéér bnve menfehen lecren kennen. ■ . Ik geloof hij komt, — maer hij is net alleen. — Ik ben toch nieuwsgierig hoe hij. ... Zo ik eens dacr intradt en luisterde? Spoed u Fiedrik! hij is reed» dacr! ( Hij gaa U kamer iif. r)3 jit DEA-  T O NE E L S P E L. S ns 09 DERDE TONEEL. kuhnow, hans. kuhnow. i ; H et is toch in de warme kamer beter daa in den kouden tuin. hans. ••- Ja, wanneer de wind over de Haverftoppels waeit heef bet verlustigen onder - de vrije lucht een einde en nu hebben we reeds Sint Maarten. ic v h n o w. Dat is waer. — Wilt ge een glas bier? jci2 Mbsd al lorf , ju^^i^, ,»no£W orsqawa i'3 >« Dank, vriendlijk dank. i kuhnow. Anders, het ftaet daer- Gaten minden zitten, hans. I é Ik kan wel ftaen , Heer Paftoor. "" k V h n o w. | : Kom, kom, zet u toch! zet u, maek geen ComplU menten .. . Wat is uw begeeren? kan ik u in iets var» dienst zijn? •w» , ooooow riatoom afca>y«> t«*M**«È Ik kom het Doopgeld van mijn Jacob betaelen. ' kuhnow. Ah! zo! daer aen heb ik in 't geheel niet gedacht, Nu, zo bezorgt de lieve Hemel toch altijd iets weder. A 3 ö*nsj  * DE GESTOOLEN GANZEN. hans. Eigenlijk maekt het met de Doopcedul, een en een halven Daelder , maer .... k u h n o w. Gij wenschte gaerne maer een Daelder te geeven. Wel nu, ik ben toch te vreden , ik heb daerom uw kind niet minder goed gedoopt; — al hadt ge mij 100 Daclders gegeeven zou ik 't niet beter hetvben kun. ncn doen. ■ I h-iA ns.' • at jj. fT God beloone het u! (Hij telt geld.} Hier, lieve heer Faftoor! KUHNOW. Zeer wel. Eigenlijk moet ik zeggen, gij komt als of gij geroepen waert. Gij weet , het is heden Sint Maerten. Mijne Vrouw is van gevoelen, dat men dcezen dag niet doorbrengen kan, zonder na ouder gewoonte gebraedcn Ganzen te eeten, • Ik eet zelv gaerne Ganzen- gebraed,. waerom zou ik dus mijne Vrouw dit genoegen met gunnen ! 0ok heeft het zijn goede zijde, zich aen oude onfchuldige gewoomens te houden, zo men iltgts niet vergeet het nienwe waer men kan iets goeds toetevoegen. Mijn,e Manna , dus, zou twee Ganzen mesten, cn ik had die twee arme Boeren, welke achter de moolen woonen , verzocht. Die goede Menfchen hebben, hunne Zoonen ten velde; het gaer hen niet voordeelig, geen Sterveling bekieunt zi«h om hun; waerom toch zo-u de feestdag van Sint Maerten, mij geen gelegenheid aen i&M L A de  T O N Ë E L S P Ë LV ? de hand 'geeven hen eens een vergenoegden Avond te verfcharFen' — De Ganzen werden geQacht; het waren voortreflijke Ganzen — Mijne Vrouw verheugde zich reeds op de eer welke zij er mede zou inleggen. — In den voörleerfen Nacht echter zijn er menfchen ingebroken en hebben ons beide onze Ganzen ontftoolen. HANS. Die Godlooze Menfchen! kuhnow. Waerfchijnlijk ook liefhebbers van gebraeden Ganzen. HANS. En uw arme Vrouw? pms Miiiiri ïoov i ••mjil_ avsil . s . •: mb , wn k rj II n o vv. Zij heeft er mijns oordeels toch eer mede ingelegd, maer ze is er niet mede voldaen , zij kan het maar niet uit het hoofd zetten — St. Maeriensdag en geen Ganzen , dat is bij haer een aenval op 't Chris» tendom! Daerom verheuge ik mij dat ge gekomen zijt. (Hij wijst ten Hemel.} Daer woonen de Mufijcanten. Nu wil ik naer de gulden Leeuw zenden, ea ik denk dat ik daer we! een Gans zal krijgan, want ik kan *t nu betaelen. ha Na, Lieve Hemel! kuhnow. Armoede is geen fchandc, daerom kan ik vrij zeg» gen dat ik zo even geen geld genoeg bezat om een A 4 Gaa»  e DE GESTOOLEN GANZEÏj.' Gans te koopen ; zo gij geen zwakke kraemvrouw t'huis hadt, zou ik u verzoeken bij mij.te blijven; dan, daer dit zo is, zult ge liever Ganzen-gebraed bij uwe Vrouw eeten. " ■■" : ■ - "ANS- Ganzen-gebraed! - Mijn God! had ik flegts brood t' huis. K UIIKO W. Hoe? II A N S. Mijn Vrouw is doodlijk ziek, de Heer Doétor heeft haer iets voorgefchreeven , maer ze willen het in den Apotheek niet gereed maeken , voor ik de oude reekering van twee Daeldeis betaeld heb. Ik bezit niets meer, dus moge de lieve Hemel voor mijne arme Margje.. zorgen , ik kan'haer toch 't bed niet onder 't ligchaa.ui verkoopen, vooral nu zij er altijd op moet leggen. Wanneer God helpen wil, kan hij, ook zonder Apotheek, helpen, en ook zonder droppthjes. - *9*tn±a Hm ü »8«9itwv atoiMd■■■•uicitsj I . ,.; K U II V 0.\V. Neen , Hans ! wij moeten ■ niet op wonderen hoopen, maer de Kruiden gebruiken , die zijne goedheid ons wa^fen liet. — Schaem u mij het Doopgeld van uw Zoon te willen betaelen, daer gij' zulke dringende uitgaven hadt; ftrijk oogenbliklijk uw geld terug. HANS. Zo;was het niet gemeend, Heer Paftoor! ,J ••«nffvr iTJtjj it 91)90101 A  T O N, E E L ■ S I> E L. 9 la :, . ; n[kn ro &P - . o -;s fciq ,b , Maer ik..meen het zo. (Mj-jlrijkt het geld op, en. wil het dep. Boer gteven.") . os& -H3!"v rios msrl snalïi IttlWfoTV -..| I*w sftivoiq jtd Gij hebt het zoo noodig, Heer Pattoor! Kva^ow.: ..... . ... „ai!., Ik heb brood, ea er wat op te fineeren heb ilc ook, en er wat bij te drinken heb ik tevens. Ik kan. een gebracden Gans beter ontbeeren, dan U^Vr^uj^ de Medicijnen. ( Hij dringt hem 't geld op.) Daer, maek geen omftandigheden! ^ „jj| H MM* ., Behoud het tocht Heer Paftoor!. Een daelder kan mij niets helpen, de Apoti-.ek-er wil geheel betaeld zijn' I inp* iSÏA kuhnow. ( Doorzoekt^ zijne zakken. ) . A . -liftoj. ' :HAr.N%V,0 ikSi I raoart dl Wat wilt gij doen, Heer. Pailoor? . ov KUHNOW., rs r ; a r.33 fcis « - ." . n,r:j-;3ï Eens zoeken of ik n'og een Daelder bij een krui. melen kan. hans. O1''1 hem terug hoiuhn.) Neen, dat niet, waarachtig dit kan, dit mag ik niet ontvangen. ,3 _ .woS^Bj'Hfa n'S erm DM iUW Stil, ftil toch, houd de huiden maer voor u, er zullen geen duizend Ducaetcn ten vuorfchijn komen., (ƒƒ/ƒ tea in'de hand.") F.en, drie, vijf, zes , tien , dertien, vijftien, ja, vijftien ftu.iveis. — En nu heeft '* . As" " <»e  fo DE GESTOOLEN GANZËüJ. de pret een einde! - Zet mij op mijn kop, er zal tècn dtirt uit alle mijne zakken vallen. — Nu, met een dae'der en vijftien ftuivers , zal de Apotheker bij provifie wel te vreden z,jn. Breng hem een vriendelijke groet van m.j; al. ik mijn traöement' rjntvange , zal ik weder Zwitferfche Thee in voorraed koopen, en Vijgen voor Martha, en Maegdrnp. pels voor mij. - Zeg hem dat, en nu neem aen i ÜlWflf TielSf "'-* • nsissdmo iDjad ?n*0 nabasidag as» '1ss'"' '- ■ hans. ) 'ttnaihi- b Mag ik het doen. kuhnow. Gii moogt niet alleen, maer gij moet, of gij wordt de Moorder van uwe zieke Vrouw; dat wilt ge toch niet zijn , Hans ? •V-V •< féi'viiwa »ku« AW- ■•u'"' ^ ' 'v/nw u hans. Ik neem het aen; God zal 't beioonen, hij zal bij 't voorjaer het weinigje zaed dat ik in de Aerde heb , zegenen, op ik u als een eerlijk man wederhal kunnen befaelen. KUHNOW. Dat zal zich wel fchikken , dat u daerom geen en1 lir grijs worde 1 hans. Welk een man zijt gij, heer Paftoor! — En onze Gemeente wilde u in 't eerst niet gaern gekoozea hebben , om dat ge nog jong waert De Kerkenraed meende, het kon nimmer een goed Christen Predikant zijn, die geen paruik droeg. kuh*  T O N £ E L S -P 'ï £.3- IX «* R%ytO tVt ..." ,ïbhko». ' Lieve Vriend 1 het Christendom zit in 't hart, niet in de paruik. .i ~k ' D H a n s." 4 «5 a * ^ Alle waren tegen u; de Bierbrouwer had gehoord, dat ge maer een zeer Maetigé ' drinker waert, en fchudde den kop ; hij zeide , een Geèsfiïjkè moet een pijlaar -in de Kerke zijn, en een Bierbti.k is zeer wel met een pijlaer te vergelijken.3'J1K ,lt:i mê&& nSÜ '■■ • --4 ü-h r*-e w.'■ 'J ->A -: oqptiai Hij zal 't zo erg niet gemeend hebfceo. bsmIwbtm v ffAft^t;-"" la-'d^o.'x • idte Niemand lamenteerde zoo als de Barbier , daer gij" geoa'iuiwigewoorien baert hadt, vreesde hij, dat et naa'uwiijks om de véértien ;'dagen iets"-'bij u je verdienen zou vallen. — En üw gladde kin beviel mij ook niet, ik moet htt bekennen, ha! ha! ha! Dat mijn baert, wanneer ik u anders van dienst kan zijn, u niet ergere! hij is zeker niet van de zwaeifte ; zo gij mij noodig hebt wend u niet tot den baert maer tot het hart; dat zit op de rechte plaets. Heden, Hans! maek u voott naer de Apotheker, op dat uwe Vrouw fpoedig •fmartftillende Aitzenij bekome. hans. Wanneer zij weder gezond is , moge zij zelve haer erkentenis een uwe voelen brengen. Ik dank u, dank, duizendmael, beste Heer Paftoor! {Hij fchudt bent  tf Dg GESTOOLEN GANZEN. hen, trouwhartig de hand, drmgt zich de oogen en _ * _ .i'.Uïtq ib ... PIERDE . T O N E E L. , broedss. fi*ïf Ts-w:;oirfi3iS --o ; u nsgsi iisi«w slIA -p. . . .. is kuhnow alleen. . , j ■ JJe Mythen verwijderen..zich altijd dat ik geen field heal,ef;,ifev:cr.wqndere1,rnij niet, 0Qk bedroe* >k er mij „iet over, want ik ,we«.. tocb wat ik er voor inkoope. (/lijklapt j„ de. kanien. ) Daer hebben wij nu weer.^leege. tafel, de FeeSjrgans,wa8„eplioo nabij, zoo geheel nabij ;.m ,M toch weder verdweenen even als b«.luchtbeeld eens propheets .MaKha zal n.et.lw t,e.. bevredigen zijn.. Zij begriipt dat.thet de pl.gt va« een goed Christen is , op Wttten Donder, dag RooJen , Kool, op P^c-havond verfche Ei*rcn Kersnaslu m Karper,. en op St. Maerten ,„ vro. me eenvoudigheid des harten een gebraeden Gans te ecten. lucusfcheii, wanneer .ik haar zegge , hoe * 'i field gebruikt, heb , zal zij toch te vreden Zjp; want.beer hart is goed: en wanneer- dat Hart preekt, moet de Maeg zwijgen-, hoe gaerne die oek luiden en brommen zou. Daer komt nuju huislijk geluk. VIJF'  TONEELSPEL. 13 .AH T .ff A M ' : '. V IJ F D E TONEEL. f II 067 nsvj m a r t h a , kuhnow. . c.' ri'jv,i fj g- mail . el martha. (Met een jlrook papier in de hand.) Kom eens hier Vader! kuhnow. Hier ben ik reeds, Moederlief! M a r t h a. Geev me uw hand eens hier. • ■'}} -viSiMtS - ri,!t3'> , WM , ï-ü?0{| 099 81 8(TtH A kuhnow. .11x133 h9M<»9i*u3Sc«ïy:*-?nn ÊonvA aibsn zub nsnnn;: Daer hebt gij ze beide. mart ha. (Neemt hem de Maet.~) Zo — buk een weinig Vader! dat ik bij uw hali kan komen. 'k u I! N o W. En dat wil zeggen' (If.j bukt.) bi a r t'h a. (Meet zijn bals.) Ik heb nog een restje fijn linnen, ik denk dat et twee overhemden uit zullen kunnen. Met mijn werk voor die twee arnie boeren ben ik klacr. de avonden worden lang, en ik njpe.t toch tijdverdrijf hebben, wanneer gij op utv Studeer-kamer zïjt- Wat ik ook zeggen wilde ? — ,t t a t m kuhnow* «aabnoï vfiw ' at JB33 iiw os '.tsbe /• , aantib ;iM Dat weet ik met, war-  U GESTOOLEN GANZEN. martha. Ik gelóóf het «eer wel. - ja, giag Hans (ie. M even van u? kuhnow. Ja , Hans is zo even vertrokken. m art Ha. Hij heeft zeker het Doopgeld van zijn kind kome» betaelen ? kuhnow. Ja, dat heeft hij. MARTHA. Hans is een goede, brave, eerlijke kaerel. _ Wij kunnen dus heden Avond nog "Ganzen - gebraed eetcn. KUHNOW. Och, Martha! met de Ganzen hebben wij in 't ge. heel geen geluk. martha. Men moet zuinig zijn , maer ook wéér eens op geen kleentje zien, alles op zijn tijd, de Menfchen zijn nu toch op Ganzen-gebraed genodigd, en hebben wc hun den mond waterig gemaekt, zo moeten wijze ook vullen; boter en brood alleen dat gaet niet. KUHNOW. Tevredenheid is een heerlijke fpecerij bij cene «naegere raaeltijd. martha. Mij dunkt, Vader! zo wij eens in de Leeuw zonden» die vrouw heeft altijd wat in voorraed, en moet het  TONEELSPEL.. jj het ook hebben, wanneer er Pasfagiers komen; zij zal ons zeker een Gans afftaen. KUHNOW. Gelooft gij ? — MARTHA. Voor geld en goede woorden, denk ik. Laet ons denken dat wij dat Doopgeld niet hebben. KUHNOW. Dat zal ons niet moeilijk vallen. MARTHA. Want zo Hans zijn vrouw niet bevallen was, hadt gij toch het Kind niet kunnen doopen. KUHNOW. Gevolglijk ook dat geld niet verdienen. MARTHA. "UOtblO?! Natuurlijk. KUHNOW. Gij denkt juist gelijk ik, lieve Vrouw! en zonder u langer iets te verbergen, ik heb het geld den armen man gefchonken. MARTHA. Het Doopgeld? KUHNOW. Het Doopgeld. MARTHA. Geheel? KUHNOW, ; Men moet niets ten halvcn doen. I mar..  I* D-E GESTOOLEN GANZEN. En de Ganzen? RÜBIJ o W. Laeten we ons maer verbeelden dat de kat die óp. gcvreeten heeft. r MARTHA. Neen, Vader! hierin- kan en mag ik niet berusten. Zo kan men in de waereld nooit voorwaard* komen «'aer zal dat heen? - wilt g!J eenmael nog op flroo fterven? 'tOBNOtr. Mooglijk fterven er reelen beter op ftroo dan ande. ren op zwanendons. MARTHA. Befchouw uw Collega's i„ deezen gekeelen oord , en vergel.jk hen met u. Paftoor Ambrofius is dikker van kuiten dan gij van ligfnem: dat heet welvaert I KUHNOW. Dat heet flechts vet, Moeder! MARTHA. Mevrouw de Paftores te Groenhaege heeft meer zilver dan wij tin. KUHNOW. Dan heeft ze zoo veel nog niet als wij. MART II A. Zeven Koeijen in de Weide ; - wanneer ze opge. haeld worden , 6 dan — KU HNO-W. Dan loeijen ze. MAR«  TONEELSP£L. i? MARTHA. Dat het een plaifir is. KDHUOff. Voor de Liefhebbers. Ik hoor het lied van een enkelen Nachtegael liever dan het bulken van zeven Koeijen. MARTHA. En wij? zelfs geen Commode m huisI KUHNOW. Wat zouden wij er toch inleggen? MARTHA. Geen Sopha ! KUHNOW. De leuningftoel aen de kagchel zal voordaen zo heeten. M ARTHA. En gij kunt nog fpotten met onze ellende? KUHNOW. Met onze ellende? — Hebt ge u deezen middag 'niet volop verzadigd? — bezit gij niet kleederen en wooning? _ Zie, Moeder! zo ik u niet beter kende, ik zou zweeren dat gij gierig en afgunftig waert. Hadden wij heden Ganzen-gebraed gegeeten, de arme Hans was waerfchijnljk Weduwnaer geworden, wijl hij de Medicijnen voor zijne zieke Vrouw niet betaelen kon. M A R T H A-'T . Zo! — Is de man zoo arm? — dan is het wat anders, dan hebt ge zeer wel gedaen. B KDK,  "18 DE GESTOOLEN GANZEN. KUHNOW. Zeker had ik dan ook nog de begraefnis kosten kunnen verdienen! m A r T h At Kuhnow! fchacm u, mijne getrouwe aenmerkingen zulk eene haetelijke betekenis te geeven. Nu ben ik te vredcn, en prijze uwe daed. Is die arme vrouw zoo ziek! — Ik zal haer morgen eene krachtige Soep, en wat ingelegde Vruchten zenden. i -fredrik. Mijn Kuhnow! (Omhelzing.) ■ko« . „ "*;.■'? m ar»  T O NE E L S P E MG tj> ♦ïïinoov e: si!;.! • m Aik cr htay Ij ,1l«tf ?ir-.|> : j Hemel! wat ziet het er hier uit! En de waseh ora d* kachel.' (Zij is ijverig om de boel opteruimen. ) FREDRIK Wonderlijk is het mij te moede dat ik u wederzie. Verheugt gij u ? — Ik verbüjde mij hartlijk! Komt gij als man de. veiendfehapsband onzer jongel:ngfchap vernieuwen? — dank! vriendlijk dank! dat ik u in de oogenzie! _ Bravo! Vuufig:, »kifce¥ en manlijk ! — zo a s ik u altijd gewenscht ti&bt Man , zijt wel: om, hartlijk welkom! als jongeling waerr ge mij altiid aengenaem, ah man zijt ge mij onuui'praeklijk dierbaer, wijl noch droomtij, aoch luehtbartigheid in uwe oogen te leezen zrjn. , m jiL riveto«.iK.. U'Ufitsgoo )it c; .• . .. Vriend! ontneem ons alle droomerijën, en gij ontrooft ons alle onze veerkragt tot daeden, ontneem ons alle luchthartigheid en de onaengenaemheden des levens zullen ons dubbel drukken. '.kuhnow. Hoop en geduld zijn heerlijke middelen hier tegetï. — Nogmaels welkom' zie vriend ik beü Gade , daer ftaet mijne Echtgenoute, mijne geliefde Martha! ,,fori ^ p jt,.Efr>n i if. Geluk en zegen hiermede 1 Heden moet gij den onlieiflg'ken Scbilkr in al zijn kragt gevoelen; ik kan •«•Ba • het  ao DE GESTOOLEN GANZEN. het flegts half, doch ook die helft is voortref, lijk. • " Wieti de groote worp gelukte Vriend eens trouwen Vriends te zijn. (Hij jlingert een arm om Kuhnow. 5 kuh n o w. ' ij■ ; •■ I Wie een tedre gaê mogt vinden Zingt een Jubelzang niet hem! (Hij üingert. den eenen arm om Manha, den anderen cm Fredrik.) — (Tusfcbenpoos.) fredrik. (Rukt Zich los.) Liet af, zo iets ftaet mij niet wel; hoe hartlijk ik ook op dit oogenblik gevoele, gelijkt mij dit te veel naar een gemaekte Toneelcoup. i "••■■}< ■ ■. k b,h wo.'w» axió 'Alt r-...i Hoe meent gij ? fredrik. Ik zal u dit aer.ftonds nader verklaeren. martha. Maer, Vader! ik ben hier even als een Sera ; ik wen sekte toch ook gaerne een woordje te fpreeken, en weet niet met wien ik de eer heb. .. ! k u h n o w. Mijn heer heet Fredrik, en is mijn oude Schoeien Academie-vriend, een Zoon van de» Heer Kamerraed van Fredrikftein , te L . . . . mar'-  TONEELSPEL. martha^ Kamerraedl (Met eene diepe buiging.) Jk verheuge mij ongemeen, dat gij ons gering huis met uwe tegenwoordigheid gelieft te vereeren, én bijzonder dat ik de onfehatbaere eer geniete, om uw waerde perfooH te leeren kennen. frïdrik. Wanneer ik — mijne beste vr...! — martha. Waer mede kan ik de eer hebben, u te dienen? kuhnow. Ja, Martha! dat is een man, die man heeten mag, die heeft dïkwils van heerlijke plannen tot verbete-. ruig des Menschdoms gedroomd. martha. ,s0 Wel, zeer wel gezegd: gedroomd! KUHNOW. En ook met nadruk gepoogd , deeze drootr.en wezenlijkheid te geeveiï. fredrik. r»! Ik heb het ondervonden, - Gelijk ik mijne, droomen fchiep had ik ook menfchen daercoe moeten vin- dfiltr 9Slïb !,»!Ü1*M e%|' ''*-»'• .31»rf :j.b>sbl3W '19»ld X v H n o w. Herinnert ge u die gefchiedenis met Mozes Levie nog? — Deeze moet mijne vrouw eens hooren. Een Jood was beftoolen, ik geloof voor 75 Rijksdaelders. De daedcr werd ontdekt, en, voor kosten en mife der Juftitie, moest de Jood, daer de dief B 3 niet*  »3: g-ëstool:en canzen. «iets bezat, nog drie helders meer betaelen dan de .anKebc dielftal bedroeg.- Mijn braeve Vriend roi.ir. Fiedrik, hoon dn - Stamnvoe,^ a». ' dreund- , beitelde een pserd en draefde cberrredé «Wf'WHW naer «en üu'tog, om hem die zaefc voor te ftellen De Jood verwierf gerechtigheid, ende Rechter een lange, zeer hmge neus. >—Ï.AW.B^adKaniirü — ii issnasW Zeker zoo lang ah z-jne ooien. ïflSOïit) 91 IJ , K V H M üé. JÜ n.ïki 3D9fn T}a/f Ik kan mij nog levendig, verbeelden hoe gij terug keerde, < _ Tr->,h , als of gij een Veldflag gewdnsen hadt , gaïoppecrdet gij over demarlaplaets , en itemde vol verhevene «endoenmg een; Vive onze Land,. Vader 1 enz. aen. FREDRIK. Ach! ik was toen een dortiiné jonge. "■'m-0^ ubvmv^tJvtbite urn ;!oo n3 Wat te wild , te veel verflmgerd op eigen gedroomde Lderulcn d,e gij even als een Beeldhouwer zoo gaerne- ZRl en leven hadt w,llen fchcnkenj ook- w>err ge zonvs wat lic.Otosfcg, maer tod, een jon^elin, met een br.ef .wcld.edig hart. - ,a, Maitha! deeze\.an heeft mq d.kwils op de Btefcerfiteit onderfteund; ïonder deeze'mao waerc ik misfehicn. FREDRIK. S<ül Ml da: beet iemand op eene fatzocnlijke Mllfter de deur wijzen. Moetik weg? KUH -  TONEELSPEL. 123 Bsnrlj'l itois joooi 1 •v«tt«*WI»!;j gatfarttrtai Ik zwijge reeds. — Laet ons dit oogcnblik genieten.' r..i ;ia uuilus ii'T nstx 5 -t s» ntrf nsb MARTHA. Waermede kan ik toch de eer hebben u te die. k u k n o w. Wilt ge een kop kofiij drinken? mart'ha. qü l»m9t|{->t 41 » R ESIVIKi» , , mi» i9s- rfl-,. Ik ben te weinig om in mijn adres hoogwelgeboorea te heeten, en te veel om.één mensen uw Genade te moeten noetOen. Ik heb groote en kieene tiitels, zonder dat er mij eigenlijk een van toehoort. Ik ben KoniJg en Maef,.zit nu op den troon, dan in de gevangenis, fchenk heden duizenden weg, en beedele morgen om een ftuk brood. Ik ben Jood, Christen , Soidaèi, flitagéj, Heer eu Knecht. K V tl N O VV. Ei, ei, dan zijt ge wel een wonderlijk famengcftelde Haringfalade. 'Cinm sub sjn.s -,. m»«eh 4.,..,a rbn-thV m**A Ei, VaderI .uwuü\>3 n *!' I fHE d.r i K. Ik ben ook zomtijds Paftpor, lieve Collega! martha. ( Ter zijde.) En hij draegt een vlecht! .Ei, ei, zeer mooglijk ifgezet om die verfoeilijke Vrijgeesterij! K UH.  TONEELSPEL. Jf kuhnow. ( Ziet hem fcherp aen ) ' Neem mij niet kwalijk, maer als ge zou van alles Wat Zijt, kunt ge niets volkomen zijn, en dat kur ik vart mijn Fredrik niet gelooven, wat men eens geworden js moet men podÜJW vo'komen te zijn; al brtcekent het dan ook nog zoo weinig , kan men er een groo in.sn in worden Bovendien verfra -iS u niet recht. — Wat is eigenlijk uw Ambt? •ïüaiT böo ti59 et! fred«.ik2 ri'~ "'',!,ÏW9', Ik ben tefeWNite* - ' «*• * "™ 'h* u ■ -., / ••M-ku-rifA. xrèfrthmt.y -Heer MiNhlMflftf^ -,od " ,a ' ' "'!:,"'! köhVow.' C&ir*kM'.f--'1 ' iI>; -N -g^j. * '!•> ■-• ]-fl—1 UOMB rrcrl »* n; MSÜ BB ... ........ ... □« kes ,wts,-.r%-«b- W«;«8fr fredrik En thans Dirfeétetir van een reizend Toncelgenoot- fiflapv 1' ti9s » 'siooILi - iiro ï ili • • ' '-i *SX , . , .r.cmflnoi kuhnow. (Korfjes.) »b *t« 9H199S OS Ujv-- •' qor>rI 9'0013 'a au !■■ .i.iauj, *y tSt Mt. V j «91 bnid Of in onze orthodoxe tael , opperfte van een eigen Tfoup. m arth a. mWiï icTwdtn.y ;,,wrw Kapitein van een WA IandWpeis; ó ik begrijp' herreedè'! *» *W •'adl11 "** **" ,?Mtt .Tibor'l If.a «■ „w-rr;"! nlftil'V; 'fitCOV , bi»»! kuhnow. Vergeef mij tnljrt fee.4énklijk 1 h'ooftTchudden; 't t» waer, geen mentch wieid zijn lot bij re wieg voorgezongen. — Maer bevindt ge u wel daerbij? f r E'  »* DE GESTOOLEN GANZEN. ..v •, ■\m-%D* Jt^JC^ .WO HB u> Ik heb de Guillcmine op het Xppeei gebrag£ ( £n M veel geld mede verdiend. MARTHA. ( rerfchrikt. ) 6 G,'j Moorden — dat is immers die franfche Moordmachine? FREDRIK. Wanneer heden een ftuk van Letfing mijn finantieweezen niet ftiift, ge-.f ik morgen een oud Treurspel, waer de helden als bezoopen Crenad,erS, elkaer beipotten, flaen en ftooten , waei djkwils een held honderd vademen boog fpringt, zonder den hals te breeken , en dikwils een ki..;» in -een Godengencht een gloeijend ijzer in de hand neemt zonder zich te branden. martha. fj Mompelend.) Ja, ja, zo als ik zeg een Landlooper , een duivelskonftenaer. ( .tV\*Ai ft ; OtIHU j FREDRIK. De groote hoop kijkt toch even zo gaerne als de kinderen , wel eens in de rarikiek . kasfen. — Of ik laet bu.gt en fiot belegeren, fteden velbanden, vrouwen in een tooien fluiten, mannen doorfteeken, onthoofden, raderen. Ik laet worgen en masfacreeren, maer zulk een fatans arbeid wordt ook voritelijk betaeld, vooral wanneer Hansworst met een moder. ne masqué verfchijnt , en er zijn Equivoqaes bij. voegt. MAR-  TONEELSPEL. »A» M AllïA Vader!'Vader! KUHNOW. Roept gij kind? (Hij gaat bij baar.) MARTHA. Maek toch dat die kaerel de deur uit komt, d»t,Vii zich wegpakke eer het nacht wovde — Hij is waarachtig de dief die onze Ganzen geftoolen heeft. K V H R OW. Neem mij niet kwalijk, Moeder! dat ik om u lagchen moet. iss MARTHA. Lach niet, als ik tTverzoeken mag, uw lagchen ljan u duur te ftaen komen. — Ik fluip we?; ik Adder over mijn gantfche lighaem. — De koe van onzen buurman heeft ook deezen morgen geen melk gegeeven, dit kan geen rein fpel zijn. — Ik ga oogenb ikl-.'k ziea of onze ham nog wel in de fchoorfteen hangt. (Zij wil wegfluipen.) B R. E D «,1 K. ] Juffrouw, ik wil nier hoopenï... MARTHA. (Schreeuwt luide en hipt driftig van 't Toneel. ) ZE-  1.0 DE GESTOOLEN GANZEN. ZEVENDE TONEEL, ïRédhik, kuhnow. tTT fredrik. waer loopt uwe Vrouw zo fchielijk heen? kuhnow Zij heeft bezigheden, verfchoon haer; wanneer de «rouwen .ets te vuur hebben , vreezen zij ,ltijd d„ . zal overkooken. 1 FREDRIK. Zij zal toch voor mi, geene omftandigheden maeken ? kuhnow. Zije volkomen gerust. H'jl il'b tt' '••--"Sn sosnafig rftint fredrik. Ik moet oogenblikhjfc weder voord, ' * '- - kuhnow. Dat zou mij fpijten- - Gij zult mij ten „linstea .f plaizier doen om een paer dagen te blijven. fredrik. i Ik kan «iet, waeriijk deeze leeét kan ik niet Uw vrouw fchijnt nog zeer jong. 7 kuhnow. Negentien jaer gepasfeerd fredrik. Leeft gij volkomen gelukkig met haer? kuhnow. Buitengemeen. 'RE-  T ONEELSPEL. %% I.M4lM.l(. .v'atff fi - \ | En hoe gaat het u anders, brengt uwe Paftorij u wat op ?• **h 8 ftjv gé ;»*v , * IteUlrrthW't• -. Pat, waartoe ik anders geen gelegenheid had; zij leert mij 't genoegen kennen, dat hij fmaekt, die wéldoet. F H | I) R 1 JO Onder weldoen verfiaet ge niet flechts aelmoesfen geeven, maer ook welvaert ftigten, KUHNOW. Fredtik! zo ik daervaa niet zeker overtuigd was, ging ik weg en bebouwde, bet veld. — Zie daer, wij raeken ongevoelig weer op ons oud geliefkoosd gefprek, en ik wil u hierbij houden. — Hoe is het toch bijgekomen, dat gij uw loopbaen veranderd hebt? gij liept met zulke ftoute fchreden naer het doeleinde! F R E O H. I K. Wie fnel gaet , wordt het eerst moede. ! • Kt) wow. En rust bij 't onderdaan der zonne; welke hem, wanneer ze weer opkomt, tot vernieuwden arbeid aen. moedigt. momh ,B3»-.:xiaa »K;tra> «aMC isfc(ia1 tam Vriend! onder mijn Collega's waren te veel zonder, linge fchepfels, met .wie; ik onmaoglijk kou te recht komen, — de een hield'zich bij kleinigheden op, en de ander fprong luchtigover.de gewigtigfte zaaken heen. Dan bleef er een in 't koöijhuis zitten, wanneer het de fchcjoniteiaijd om te wandelen was; een andar wandel-  ja DE GESTOOLEN GANZEN. delde dag en nasht, zonder aen den fchadelijken invloed te denken, die *t lighaamlijke geitel op. 't verftand maektj wanneer een rechter des volks een ontzenuwde , waggelende Hijpochondrist is, velt hij veel ligter een doodvonnis dan de gezonde en vrolijke Rechter. Mlcen kon ik mijnen weg niet bewandelen , ik keerde dus terug, en de Praxis wierd aan den fpijker gehangen. KUHNOW. En toen? FREDRIK. Solliciteerde ik om een ambt; Hechts een enkelen mededinger meldde zich aen, wijl het ieder voor een uitgemaekte zaek hield, dat de zoon van zulk een aenzienlijk man als mijn vader, deeze post verkrijgen moest en zoude — Mijn mededinger was de zoon van een ambagtsman , een jongman van zeer veel verwachting. Doch waereld- en menfchen • kenners hadden reeds zijn refus voorfpeld , toen zij hem met wollen kousfen en een afg<. fleeten rok naer zijn examen zagen wandelen. Hij hièld zich voortreflijk, en ik wist geen enkel vak waerirr hij mij niet verre overtrof. Ook was hij een half douzijn jaeren ouder dan ik; maer zijn vader was fnijder, de mijne kamerraed, daerom werdt hij afgeweezen , en ik zou 't ambt verkrijgen.— Daer gij mij kent, behoeve ik u niet te zeggen, dat ik die heeren, op zijn ftudeHts, de tekst oplas, en voor bet ambt bedankte. — Vier maenden daerna ftierf mijn vader, en van al mijn overgebleeven bloedverwanten was niemand in ftaet mijn protector 'te zijn. Ik had  TONEELSPEL.' 33 had in die vier jacren zeer veel geleerd, opdat mij geen Snijderszoon op nieuw befehaemen zou ; en folliciteerde nogmiels om een ambt. Nu had ik meer mededingers, maer ellendige beulingen van kaerels , die ik , zonder fnoeven , niet waerdig achtte om er mij een oogenblik over te bekreunen; maer juist de domfte van die allen kreeg het, wijl hij een fchoone zuster had, en de Prefident dit meisje zeer wel lijden mogt.- Ik zwierf nog eenigen tijd onder halve menfchen rond, én zag dat mijn fijstema onder hen nooit bekragtigd kon worden. Dus, ik moest mij aen de genade van- een draeikolk overlaeten , of regt op klippen ftuuren. — Wat mij nog het meeste van alle ergerde, was, dat ik geen gelegenheid had, iemand eens ftout de waerheid te zeggen, en gij weet hoe gaerne ik altijd zotten en fchurken een woordje tot ftigting zeide. Daerom greep ik mijn tegenwoordigen ftand aen, en ik bevinde er me zeer wel bij. — Hier kan ik zelfs zijn Majefteit dingen zeggen , die zijn Hoveling naeuwlijks denken durft; bier heb ik een ruim veld, om misbruiken te gispen en gekken te befpotten , zij mogen gekleurde of zwarte kleederen draegen. KUBKO W. Veibctert uw fpot ? IHEDRU. Kuhnow, zo ik daer/an nier volftrekt overtuigd was, ik liet het zitten en ploegde het veld. c K. V H-  34 DE GESTOOLEN GANZEN. KUHNOff. Mij dacht, dat na uw eerfte verhael van onthoofden, raderen, doorfteeken... FREDRIK. Dat was maer half fcherts; zoo erg maek ik het niet cn wanneer ik het doe, is het voor mij een Satijrê op eenige trotfche Hof,aedswijven, die den voorigen avond, bi; 't befchouwen van Baba's Burgergeluk den neus opgetrokken hebben. - Om u te bewijzen,'hoezeer ik op zedekunde en goeden fmaek zie, laet ik u mogen zeggen, dat ik op mijn Toneel nooit een Comique Opera in den Italiaenfchen fmaek dulde; even min als ik het dansten dülde, beiden doen niets ter verbetering der zeden. ; KUHNOW. Gezang? - Ik bemin 't ge/nng zeer, een fchoon Led zet een,goede predicatie ftin» bij> de voorZM. gcr of de kosier oiiderltcuncn den Paftoor. F RE O RIK. Bij u» — konden wij dit ook dus fchikken, waerom -zouden: wij 't niet doen? _ & zou mij er over verheugen. Maer bij ons willen de Kosters zelf Paftoors zijn. KUHNOW. Dtt gact niet. FREDRIK. Kortom, vriend! ik geloof zonder dit alles., .echter mi,n doelwit eerder te bereiken , dan gij, „aemlijk te v.r.nuekcn en tevens te leeren. Zeker, er zijn wezens die  TONEELSPEEL. 35 die alleen de zweep gevoelen kunnen , en voor alle .ander ftjn gevoel onvatbaer , te dom en te grof z^n , en izn '^Mlcs vergeefseh, fatijre en zedekunde ; daer arbeidt de Toneelfpeeler vruchteloos, en — »ans comü AiAisoa — ook de Pattoor. k o h n o w. Laet .ons hier van al'breeken. Nog niet, ik wil u eerst een voorflag doen ; dat gij ja de Re.fidenti» beroepen wierd , ik zal v.crrnoedc-lijk aldacr den Schouwburg o.verneemen. — Dsn zegt gij mij altijd den inhoud van uw predicaue. Preekt gij zondags van dc pligtcn der kinderen tot hunne ouders, ik geeve den volgenden maeudag het Toneelftuk , de Dankbaert Zoon, of zo iets, en tot een tegen ft uk > den volgenden: Scbakefpcar.s Koning Lear, ó dat zal een heerlijke uitwerking hebben I Menfchen, wjen gij de fchriklijke gevolgen der fpeeüucht afbee}d4ew,,z;iilr len uit de Kerk in den Schouwburg gaen , waerikdan, Misdaedcn uit Eerzucht, ten tuneele voeren zal. — Wel te verftaen: dat gij mij in de hand werkt. — Bij u zullen zij gelooven , bij mij zien en gevoelen — en mooglijk, nu eerst gelooven na zij gezien hebben. —. 6 Paftoor! de verbroedering onzer panden ware-fens zoo heerlijke zaek en zoo ligt te bewerken! . , .;• .; • K. uhn0 JV. | [tó i\h Wanneer Toneel en Kanfcl broeders zijn. kanoën *c flegts ftiefbroeders wezen , en die zijn 't zelden onderling eens , twisten te gaerne. Ca r sl je-  3<ï DE GESTOOLEN GANZEN. füfi ïoov B9 Binaiii .Jtalxuraz. in». FREDRIK. Geen nood, zoo de Regeering maer geen ftiefmoeder tegen een van beiden de (landen is — niet den een alles , den anderen niets geeft. Zijn niet dikwi]Is de ouders de ooizaek dat zusters niet in vreede met elkander leevcn ? en onze Cenforen - deeze moesten zo wel hervormd worden als de ttand zelve. Geen Cenfor moest een (luk moRen verbieden, waer gelegenheid gegeevcn wordt den grooten een goede Dofs waerheid te zeggen _ Het Toneel alleen , mijn Vriend > is de echte-Hofapotheek der Vorsten. - En, d geze^ gend Toneel! waer «Je Vorst zelf dingen hoo'ren kan Ae geen eeVHge van alle zijne onderdanigltc vleijers' ziine Doorluchtigheid, in den toon des diepften eerbieds, ftervend zou durven' voordraegen ! - KUHNOW. ïk wil u uwe droomerijen niet ontrooven, maer ik geloof dat gij i„ een anderen ftand nuttiger kon zijn. ! ' ' ' '' ' EDR IK. Wie. belet er mij aftellappen wanneer ik wil? K'0 HNO W. Ook is uw beftaen onzeker. FREDRIK. - • -Ten minsten 't wordt niet zoo gemaklijk verdiend. K U II NO W. . Als bij mij, misfehien? Vriendl een Predikant heeft P-igten, die gij niet fchijnt te kennen. ' FREDRIK. Grj hebt toch zeker'goéde---«1'agea; • • • ( KJJ JA'  TONEELSPEL; 37 KUHNOW. Elke ftand heeft zijne genoegens. FR.EDR.IK. Het gaet u immers wel? KUHNOW. ,.Zeer:Wel^ . . ' nWöoTSa FRü.'PRIK. Hebt gij braef geld? KUHNOW. tl ' Dat zou genoegen geeven., niet waer? FREDI IK.;. • i Natuurlijk. KUHNOW. Zo, dan moet ik u. .zeggen * dat ik geld als zand heb. Geloof mij , het gaet mij buitengemeen wel. FREDRIK. ( Werpt een vluchtige blik op de meubilcn.) KUHNOW. Tafel en ftoelen moet gij niet befchouwen , mijne. Vrouw is ijvrig bezig om de ...ftoelen en 't gantfche huisraed opteknappen. Geloof mij, 't gaet mij zeer wel (Ter zijde.) Ik weet dat hij belang (telt in mijn geluk, hij verblijdt er zich over, en waerom zou ik hem niet in die dwaeling heten en zo wat opfnijdcn. , ... FREDRIK. 'j' Dat verheugt mij! - en 't verheugt mij dubbeid. _ Zie, Vriend l ik kom inden dringenden nood tot mijn Kuwnow, om dat ik verzekerd ben, zoo hij kan, dat hij mij .zal willen helpen. Ik leg een uur van hier, in een klein ftadje, heb daer een voerman C 3 *>c-  S8 DE GESTOOLEN GANZEN. bedongen mij e„ „og «„• vw m.jntroup, benevens k*K. ter-piaetfem.jn.er te oudtgewe, geWen, dat lle loiIlpm ^ of ik moet hem vooruit betaelen ? K UB N o iv. Dat wiIlKZeer wel gelooven , wijl hij „ niet kent. pr.sed r. Ik Dertien daelders «oe..* wagen kosten, ik heb al -in geld uTCven,p91ldvoor d]e , 1 J ^«^.^^ onzeLe v ;n'^ fchap: leen mij die dertien helders. KUHNOW. Dertien daelders? r B. E B ft. f K. - . Ja-»' ' , iis^iitj (im j9fi3 jsrf .jim fepW, .a9tj K t/ft N OW. Mijn vrierd. opreeheWa tegen oprechtheid: ik be*i* -oo veel ftumrs niet. predr-IJf. Ah! daer hebben we nu de Heer Paffoor! ,d bvoVlrAVi" '■'< r ••»U\ii n<ï) row j Stil toch! wie voorbuig* oordeelt, wordt ligt on. -htvae.dtg. en dat möet mijn Fredrtk niet ,„ - - Of ken lk u nret? « Tot doormengen, tot verfpeelen Zoudt ge.geen geldvorsten, dat weet k au *3t gCC" **" Dorppredikant op contributie* n om uw gehemelte met champagnewijn te ku^•«V Zol-e^«keE,waeng,JEO£,i£vxrfpi]ierd) dan  T .0 N E E L S I' f I» %9 dan in welfden, die % vaek genoot. - Vriend! gij ault toch nimmer gelooven. zo mijn hoofd du alles vergeeten dorst, dat mijn hart het niet meer zou gevoelen? Neen waerdige Vriend! * ben uw .c u.denaer en dankbaerheid is een verhevene deugd: ik bgerie dus uw ongunstig noodlot, dat het mij de gelegenheid verfchalte deeze deugd tegen mijn ITrednk uirteoeifenen. - Daar hebt gij mijn horologie. t R. E D R 1 K. * j„.i, j„j i.jii~ii-rfii>l . dn«b diH Kuhnow' — üqHNOW. Dertien daelders is 't w.erdig , al kocht het de eene broêr van den anderen, en nog wel een pa*: ftu.ver. meer, op reis heeft men toch altijd nog een of ander noodig.- Verpand of verkoop het, en reis met God. f e.. a-iM .t *m#i8%I>!PTi 30J jsi jqool tsfi W Is u dat ernst? . :rc ' •*•»» -i J,JV, ; KUHNOW*! 8jsj1 sbsOJ — t\ Beledig mij niet, cn neem aen! titHH' ... s'b t iid ei Welaen! lammer is het, dat gij - doeh neen wegmet die At*r*. gedachten! - G.j kunt dan ook tot mij zeggen: jammer is het dat gij een Comediant geworden zijt. kuhnow. Uw ftand is uw kleed, uw kleed kan u alleen in de oogen van dwaezen aenzieulijk of verachthjk maeken. . ;jd : |; |0tv nïi s^^ï »<■* C4 *RE"  4» DE GESTOOLEN GANZEN. : F r e d ft I k. Heb dank voor uwe hulp! - Voor vier weeken, beerde k een - Ma«i,ter op 2ijn /acob £ ree, en To,:ee.,Peelers ni.vaeren, dre hij voor wer-, yers 1D d.enst van zijn Majefteu den Saran uitkree, lk ftelde toen een gelchnft op, -t was hhm ' barde weelbede» bevat, ik IMende het [e lae(ea J ken.-maeHlaethet onkruid met het koorn opwa. ' Zo denk than, en verfeheure hct nog , _ • Heb d3nk' Kuh™«" h = b dank cn vaer wel! (//y vertrekt driftig.) 4 G T S T E TONEEL. " KaHNOw. Waer loopt hij roelrzoo driftig heen? _ Miin bi? ftend waere misfehien hoog noodzaeklijk, en 200 d t ^er „_ goede reis , - d noe wel „ he£ te moede! - Nu eed korst brood en een teug wat ï m* >s hij , die i'maekli.ker eeten zal dan ik l NEGENDE TONEEL. ■Mart h a , k ü H w o w. mart,,,. <^3f, hi( % dQor £-< ijt gij alleen ? J KtJHKO w. De goede geest van een vrolijk uur is bij mij. - MAR.  TONEELSPEL, i& martha. - Is uw fiaaie Vriend al voort? kuhnow. Mijn biaeve Vriend is vertrokken. martha. BOOT» Voort, voort! in 't huis der vrooraen , M iflO — fwtiowaï os {rgsonsj TIENDE- TONEEL, •rijt :cb lobnos ,ï»aa iii^ov B3i"Jtl>f )2 B9S 'ünaa fredrik, rfs voortga. fr EDitlK. Eene omarming van mijnen Kuhnow moet ik toca op reis meder.eemen. martha. Heer, ontferm u onzer ! fredroc. ■ ' - In de bedwelming der vreugd had ik het bijna vergceten. kuhnow. (Onder 't omhelzen.) Heeft onze vriendfehap deezen ftempel noodig? fredrik. Vrouw Paftores 1 MjA r T II a 6! — Ik beveelc mij zeer! (Zij wil driftig vertrekken. ) f r e d r. i k. Neen zo niet. (Hij vat haer band.) Gij zijt eene liesc goede vrouw, een fchoone vreu.vi C5 mar-  gj DE G.E5T00LEN GANZEtfl MARTHA. A! - Ik ben xalk eene niet als gij wel denkt; dit huis is een Godsdienstig huis. PRBBR IR. Een wooning van gcede menfchen. Gij hebt ook een zeer braevcn man. Luidjes.' zoo aU God u bijeengevoegd heeft moet gi, gelukkig zijn, gelukkig, vergenoegd en getrouw I - Ook fchoon 't al eens wat fchrael ,rf de keuken mogt zijn , ook fchoon cr al eens een St. Maerten voorbij gaet, zonder dat gij Ganzen-gebraed eeren kuftt. ( ffij wendt zich tot Kuhnow , vat zijne band, en fchudt beide de handen.) Vaert wel, beste menfchen! denkt aen mij, drinkt op: mijne gezondheid, ik zal er op lmen of <*& £ ooren deezen avond tuiten zullen. Wanneer dat zo is, dan zal mij deeze oude volksgewoon.e een orakel zijn. Adieu! - God zegene uw. maeltijd.' '(Hij vertrekt.) ELFDE TONEEL. MARTHA, KUHNOW. ZMART HA. ie eens hoe vermetel. KUHNOW. Manhal lief wijfje! gij waert heden niet aertig. MARTHA. Wat fprak hij van Ganzen-gebraed? Wat wil hij geggen met zijn gezegenden mackijd '~ ons boven dien  TONEELSPEL. 4# lift befpotten? - Ik blijf bij, hij heeft de Ganzen geftoolen. K U H N O W. Welk een inval is dat nu! MARTHA. 6 Ik heb reeds gehoord, en gcieezen ook, van die. ven die in prachtige kleederen gae«. KUHNOW. Gij hoont mij, zo gij mijn vriend beledigt. M-'A;R. T H A. Uw vriend? — Ei, ei, Paftoor, en halsvricnd van een Comediant. Toen hij mijn broeder werd was hij Student, en ware hij 't nog niet geweest, hij zou 't heden geworden zijn, want elke lijdende is mijn brocdei. 4 ' MARTHA. Ik verblijde mij m;,er dat de ham 'nog « de fchoorfteen hangt. Kind ! kind! MARTHA. En de Nachtwaeker moet vooftaen wat meer ronds» om ons huis gaen. Kü HNOW. Basta — geen woord meer van dat ganifche Ka» patel'. | MARTHA. ' De Avond is daer, de menfchen zullen komen. Wat  44 DE GESTOOLEN GANZEN. Jj* * hU° 2^»' ™ «1 ik hun voorzet, K ÜHNO-lv Een boter, brood, en een vrit„dclijfe g„kht. , W d R T II A. .2 MSSfeg""""""" kuhnow. r&rnzij'dc".\ ó Wee , dat komt fpoedig. MARTHA. Waer is nw Horelogie? ' irï,ecojui , iy t —T-bnVrr/ w!J • kuhnow. ^ getoof dat het Jn de kamer 0p £ ' O MARTHA. Ik ga terftond zien. KUHNOW. W'jf maer, gij zult het vindeB< MARTHA. isvoo'J; ^ dan?- Ach''-e HemeHde kaerel ;:z;::kereenzakken^ kuhnow. .... Foei — Manhal ei Zu ■ ken en ik , i ,, 1 'J in ernst boos ten, en ,k zal weldra met u moeten kijven> martha. ■Ml *yn, en daer moet men voor ZOrgen. k u h«  TONEELSPEL. 4S KUHNOW. Zoo, wijfje! zo gü niet knorren zult, wil ik van nu af aen voor altijd onder de pantoffel ftaen ; wil niets doen zonder uwe toeflemming. MARTHA. Kuhnow! is het nu tijd van fchertzen ? e ü h no w. Ik fcherts ook niet — luister fiegts met oordeel. Fredrik heeft mij zeer veel goeds geciaen. Toen had hij wat en ik niets; nn heb ik wat en hij heeft niets; ik heb hem , wijl hij in nood was ■ martha, (Schiet driftig op hem toe.) Toch uw Horologie uiet gegeeven . hoop ik? kuhnow. {Terugwijkend.) De Hemel bewaere mij ! Npen , dat zou ik niet doen! _ fTusfcbenpoos.) Ach, ja, Moeder! ik heb hem 't Horologie gegeven. martha. Nu zeg ik niets ! kuhnow. Dat is mij aengenaem. MARTHA. Een fchoon nagelnieuw Horologie wegtegeeven'. kuhnow. Ik dacht gij zeide niets. MARTHA. Een Horologie, dat negentien daelders buiten.de ketting gekost heeft. KUH.  DJS GESTOOLEN GANZEN. KUHNOW. . Na de daelders moet ge „iet reekenen, dat klij •terftond zoo vreeslijk h.og. Negentien daelders „uekt omtrent zesmael trouwen, en zesm.aéi kinderdoopen te faemen; wanneer nu de menfchen niet trouwden zou tk dan 't Horologie gehad hebben? - zo moet! gij reekenen! „ . - MARTHA, Een zeer nieuwe manier van reekenen! andere in mv plaets zeggen: wie de ftuïvera niet acht, koS noott aen de daelders; waertoe zal bij nu komen die de daelders zoo maer weg fraijt, cll wjcn *f« * ftutvers ontbreken? _ Wanneer een graef een prefent doet, geeft hij een ducaet; een Prins een paer Louts d'or, en zo bij „,cer geefc> ' • , . gewoons , en het wordt in de Couranten gep,aetst. Gij Z.jt op verre na geen prins - geen graef,ook, en fm.,t zo maer negentien daelders 't venrter uit, Dat ,k u dit toch act, >t verltand brengen kon! - «„ kaeuwt brood met zout, en de Hansworst laet zich zeer moogelyk een gebraeden Gans opdisfehen , en ietaelt dte met uw gejd. - Den armen Hans het doop. ge d.te fchenken was goed en wel, dat kan Gods zegen « huts brengen, maer een Horologie, Horolog.e , een mooi zllyrën Horologie _ mct keen «IT! - Neen dat vergeet ik nooit. kuhnow. (Reikt haer een glas bjer tot ) Drink eens, kind! uw keel moet m^tig droog zijn van t vee! fpreeken. uit i jjaI'  TONEEL SPEL. %H MA.R.TH A. En die Ganzen loopen fcij ook door *t hoofd roaelen. KUIIN4W. Zo komt op 't laetst toch alles aen den dag. Ik meende dat de Ganzen geftoolen waren, nu komt het er uit, dat Ze u in 't hoofd zitten. M A'ITH A, Neen, Kuhnow! diimael bevredigt ge mij niet ge* maklijk. Hoe zullen wij nu weeten hoe laet het i»? -De Tooronklok loopt bijna nooit goed, waaneer zullen we toch ten bedde gaen. KUHNOW. Als wij vaek hebben- MARTHA. Wanneer zullen wij eeten? KUHNOW. Als wij'honger hebben. M A R TH A. En gtj j _ pij! _ Mijn -God waer zijn uw her-sfens geweest! — Een Horologie is voor u zoo uoodzaeklijk als de fehaer voor tc-n fiiijder: hoe zult ge nu weeten of het tijd is de klok te laeten luiden, wanneer gij preeken moet? KUHNOW. Onze lieve Heer is zo niet als de grooten deezer aarde, bij wien men met k'.okkenilag verfchijnerf moet, wijl zij anders nasr de parade of uit jaegen gaen; neen, Marthal God is voor ons gebed altijd t'lUUS. MAR-  *8 DE GESTOOLEN GANZEN, MARTHA . Zie, hadt ge 't Horologie nog aen een armen zleU verzorger gegeeven; ik zou zuchten, en miin best, doen om het te vergeeten: maer aen een Comediant. k u H n o w. Noem. hem zo gij wilt! maer ieer van mij, wanneer uw medemensch in nood is, dat gij niet Zlet naer 't geen hij is , maer naer 't geen hem ontbreekt. MARTHA. Mijne Grootmoeder zeide altijd, Landlopers, Comedianten en Zakkenrollers, zijn broedeis, halve broeders , en ftiefbroeders. k. v u n o w. Onze tijden zijn niet meer de grootmoederlijke tijden. Verlies toch nooit uit het oog, dat Fredrik eenmael mijn weldoener was, en Erkentnis woont zelfs bij de Dieren! Een Os, een Ezel kent de kribbe van zijn HeerI Dankbaarheid is de ecrfte en edclfte pljgt des ftervelings. Ware het Horologie. vijfmael zo veel waerdig geweest, ik had het mijnen vriend toch gegeeven, en nog maer half aen mijne verpligting beantwoord.' Zo ik hem zonder hulpe had laeten vertrekken, ik zou uit misnoegen geen beete van uw Ganzen-gebiaeJ hebben kunnen gebruiken. Martiia. (Kiorrlg,") Vader! ik heb er immers geen. B^ijfa bacbj Ma ï.iov ü boO ltdniM ,a»3a 1 . k u if.  TONEELSPEL. 49 kuhnow. Ook niet, fchoon gij ze hadt. Een goede daei maekt een vrolijk hart, en een vrolijk hart is de faus eener magere maeltijd. Is onze kamer gering, wij hebben toch het heerlijkst Tafrecl , Gods vrije Natuur, voer ons gezicht; de Vogels in de half ont. bladerde boomen , maeken ons immers een verrukkend Concert? de gefternde Hemel, de volle Maen in 't midden, toonen ons een pracbtkleed, dat geen fterfljjk Kunftenaer ooit bereiken kan. MARTHA. Kuhnow! ik moest tog nog booj op u-zijn, of mij ten minden zo honden ; mijn gebrek is maer dat ik al te goed ben. Wanneer ik 's nachts ofitwaekte , verblijde ik mij altijd over 't Horologie, om dat het zoo aertig tik tikte. - Maer het wordt reeds geheel donker, ik wil licht haelen. TWAALFDE TONEEL. peter, wille Mi de VQOtigen. peter en willem. C Draegen een gedekte tafel binnen mei zes Couverts, twee fcbateli Salade en eeuige fiesfchen Wijn. ) : ibrrq'! , «bol J*Mq8 m A r ï fj A- Vader! L:iis i« ino :oc.I D KUK-  S° DE GESTOOLEN GANZEN. kuhnow. Moedert ft$3 martha. Wat zal dit betekenen ? kuhnow. Wat zaL dit betékenen ? martha. Peter, wat voert ge toch uit ? • peter. Stom aJs een Visch. Ktia n o w. Wat wil .dit alles zeg?cu? H't.e r. Stom als een Visch. OetèR w willem, af.) Z> X RTI ï N DE TONEEL. mart,ha,. kuhnow. Bm a r. t II A. egrijpt gij iets ? k u h n o w.j i li zou baèst raeden. martha. Spreek toch , fpreek! kuhnow. Laet ons 't eind afwagten. t'EER.  T O NE E L S P. E L. $1 VEERTIENDE TONEEL. peter, .WILLEM, de toerigen, !aniÏ! )l (peter en willem draegen een fair gebraeden Ganzen op 'Tafel,) martha. Zijn dat Ganzen? peter. Stom als een Visch. mart h a. (Ter zij Je,.y Gij zijt een Stokvisch! (peter en willem af,) V i" F T ï E ND E TONEEL. •w 6«huï martha, kuhnow. m a r t h a. Twee .gebraeden Ganzen! Vader lief, wat rieken zij lekker! — zouden't moogelijk onze Ganzen zijn! — Misfchien heb.ben de gaeuwdieven berouw gekreegen, en hebben de Ganzen voor ons haten biaeden. kuhnow. Dat geloof ik niet. ; D a MAR*  "sa DE GESTOOLEN GANZEN. martha. Dat er toch een Christenziel was, die mijlzeggen kon hoe dit alles zamenhangt. kuhnow.. Zonderling! ZESTIENDE TONEEL. ï'- -".at> I peter, de voorigen. peter. (Overhandigt den Pafoor ,een iricf.) . kuhnow. /aen mij? peter, ("overhandigt hein een' gedekte fchttel. kuhnow. v- {-.Li Ook aen mij? peter. (Knikt.') kuhnow. Van? •wo'-::; VMü?**,» Stom als een Visch. kuhnow; rr Enkel raedfel! - De hand zal ik toch kennen. peter, (ter zijde.) Zelfs geen fooi ftopt hij mij in de hand! kuhnow.' ' "' "'■' Wat zegt ge? peter. 6, — Stom als een visch. (Ter zijde.) 't zijn Geestelijke I (af.) ZE-  TONEELS PEL. (R • ■ ZEVENTIENDE TONEEL. martha, kuhnow. kuhnow. (Den brief openende.) Ei, van Fredrik ! C Hij leest. ) m Beste .Vriend.' rniWV ,, Voor een uur kwam ik hier aen, en mijn tijd liet „ mij niet toe, langer te blijven , dan tot het verwisfe„ len van paerdeta noodig is. In de Herberg hoorde ik „ van uw kleene Vaderlandfche fête , en dat flegte men„ fchen u uwe onfehuidige vreugde ontroofd hadden; „ ik maekte dus in haest toebereidzelen u dit verlies ,, te herltcllen. ■■ • 1" «« MARTHA. Natuurlijk! voor uw Horlogee! - Hij heeft goed traftceren; fteelt ons leder, eu laet daervan voor,. MAR.  TONEELSPEL. ~$5 MARTHA. Laet toch niet vaUenl ó hoe fchoon! — of de. Vorst wel getroffen ys ? — Laet in 's Hemels naem de deós toch niet vallen! — ó dat is wat frseis , ik zal 't alles wegfluiten, dat er geen dief in de waereld is die 't ooit vinden kan. — Nu, zoo rijk zijn vrij in ons leeven nog niet geweest. k i h no w. Dat weet ik -niet, ik gevoelde mij rijker toen ik mij verbeelde mijn vriend geholpen te hebben. martha. Een gouden Horologie! — Een heerlijke doos! en twee vette, vette gebraeden Ganzen, die zich de vrouw van een Opperconfiftorieraed niet zou behoeven te fchaemen' — en ik was zoo onbeleefd tegen den Heer Toneeldirefteur, ó ik was een recht dom Gansje, niet waer Vader? -:::.'L —! nobrntnj hno'w. •' -1 ■ Op dat gij overtuigd zoudt zijn, dat ik u gelijk geeve , wanneer gij' gelijk hebt: ja, Moeder! gij waeet een tamelijk dom Gansje. \V4 K%: .•<•* .'. MARTHA.' " <• — - ' Ik hoop dat hij ons weldra weder bezoeken zaV Dan zal ik hem koffij kooken zo zwart als inkt, en klaer als den dag;'-ik zal hem een taert bakken, zo groot als de fafcï! — ö Dat toch die kostelijke Ganzen niet koud worden, i ^xbiarfteead n-ii.gNca-»ofr»vrt lij» ::. i s •!.:,:•! ai iioo7 DacT zijn ze' reeds > die dat ongel ai verhoeden zullen,..- . hu • AGT*  rjft DE GESTOOLEN GANZEN. 4GTT1ENDE TONEEL. "JACOB, NlCOLAES, JACOBA, MARGJE, de VOortgStl, (IFcerkeerig groeten.) _ KUHNOW. Lr ij komt juist van pas; ga zitten en laet het ge, braed niet koud worden. JACOB. Heer Paftoor! gij doet ons te veel eer aen! J A C O B A. 't Is ongehoord! .. M a r g j e. , Zulke arme menfchen als wij zijn! NicoL4(ga„;q-