1206 E 7   De hoogfte Ceder op der Staaten Libanon Is willem , Nasfau's Telg en Neêrlands Gideön. S C H A R P.  De Maaker erkend geene Afdrukken voor echt4 . dan door Heni eigenhandig onderteekend:  .VOORBERICHT. Had ik 't genoegen, dat zeker bundeltje ver/f rooide Gedichten, in den Jaare 1786, voor mijne reekening gedrukt en, ten gefchenke, aangebooden, d.nzulken, welke , op dien tijd, ondanks de tegenfpoeden die ons dierbaar Vaderlani drukten, flandvastige Poorjlanders der Bataaffche Vrijheid en ijverige aankleevers van het Doorluchtige Oranje - Huis gebleeven zjn; had ik 't genoegen, herzegge ik , dat deeze Gedichten niet ongevallig gekeurd, maar met eenige toejuiching ontvangen wierden; geen wonder, dat de liefdedrang, van dezelve welmeenende Grienden, welke mij tot de voornoemde uitgaave aanfpoorden, zooveel op mij vermag, dat ik ook eindelijk injlemme, den zoodanigen deelgenoot te manken van eetf geringen voorraad  voorraad foortgelijken: te meer, wijl mijn vast voomeemm is, het daarbij te laat en, en mijne overige fnipperüuren geheel te blijven toewijden aan een dichtlievend Genoodfchap, dat ik, zinds deszelfs geboorte mogt helpen opkweeken, en niettegenflaande de verwarringen der laat/ie noodlottige dagen, tot heden toe, in /land houden. Jk Mede derhalven U ook alléén, die bezitters zijt van . het voorige Stukje deeze blaadjes, geneegen aam mij verzekerd houdende dat dezelve, geen mingunstig lot dan de voorige, te wachten hebben. Ten einde dit bundeltje tot een bekwaam Deeltje te doen uitdijgen, kan men, om de gelijkheid der Jloffe, 'etgevoeglijk achter plaatzen: nvjne feestzangen, voor't groot vocaal en inftrumentaal Muzyk ontworpen, en alhier uitgevoerd op 't eerfte Jaargetijde der wenfchelijke ommekeer; ten voordeele van den Neder duitfchen Gereformeerden Diaconie - Armen, uitgegeeven , lij de Eoekyerloopers J. A. Bouvink en J. P. Wynants, gedrukt op 't zelve formaat als dit ftukje. Niets verder nondig achtende hierbij te voegen, wenfche ik , mijnen Kunsthevoorderaaren, beftendig heiil ——— 'sgra avenhaage in Lentemaand 1789. o p  OP HET Z E G E I* n DER OPRECHTE VADERLANDSCHE SOCIËTEIT. / De staats- stadhouderlijke- en stads- Regceringsvorm, Bewaart hetvaderland, bij Godsdienst, Eendragt, Vrede!... En brengt de vrijheidshulk, zelfs in den zwaarften ftorm, Op 'spalinuurs gelei, dra ter behouden rhede! Wenk dit drievoudig snoer, door 't vuige zelfbelang, Dat nieuwigheden drijft, op 't fnoodsf vanëen gereeten, Dan, dan nijgt neerland naar zijn' wisfchen ondergang, En 't roemrijkst volk der aard torscht haast een' flaaffchen keten. Bezef en leer toch eens, eer alles hooploos wordt, Verdoold berokkenaar van deez* verwarde tijden! „ Dat hij vaak ijlings, in charybdis draaikolk, Oort, Die scylla's fleile rots omzichtig waant te mijden". Bloeimaand mdcclxxxvii. (*-) De juiste Atteekening en breedvoerige Verkharing van het zelve, li L in bet uitmuntend Werk, geteeld: ****** <« « van de Oprechte l'aderlandfche Sociëteit, door Mevr. M. g. de Ombon geb van der Werken, in groot «o. blad, m en vervolgen*.  UITLEGGING der ZINBEELDEN en SPREUKEN, o p d e MEIBOOMEN voor de VORSTELIJKE PERSOONEN. MDCCLXXXV1I. O R. a N G E EN N A S S a £ YaV. TAdVo" U J »V " enz. enz. enz. Een Or^oow met zevsn Pijkn aan deQ anderen mee die bijTchrift: " pa t r 1 je SALÜS. (dat is:) lp. «w» V Vaderland. JUe ,oo,/, wiens balfémkracht der Belgen fmarten leenigt, Aan w**,^**, door een' onverbreekbren band Van hoogstgeliefd Oranje, op 't allernaast' verëenigd, * 'C Wm' behml a]léen ^ * zinkend /^farf. VOOR  voor iiA are koningklijke hoogheid, 'mevrouwe DE pri N SE s se va N orange en nassau, enz. enz. enz. Een heldere Zon, op een' Pijlaar; met dit bijfchriftj SUBLIMIS ET ILLUSTRIS. (dat is:) Verheven en aanzienlijk. Deez' zon, voor 't oog der zon, op een' pijlaar gevest, En door haar> fchitterglans aanzienlijk en verheven; Mooge, in Gods gunst, nog lang, aan 't vrij Gemeenebest, Tot heil van Land en Volk, een dierbaar fchijnfel geeven. voor zijne doorluchtige hoogheid, den heere eersten erfprinse van orange en nassau, enz. enz. enz. Een Bije op een Bloem aazende; met dit bijfchrift: HAC DÜCE CARPIT ITER. (dat is:) Hieraan Spiegelt hij zich.. Het bijtje, dat der jeugd tot naarstigheid moet wekken, Daar 't, aazende op een bloem, zijn nijvre zucht betoont, Mogt Nasfau's erfprins ftaag ten heldren Spiegel ftrekken; Een Vorst, wiens vlijt de hoop des Bataviers bekroont. voor  voor. ha are doorluchtige hoogheid, mevrouwe de erfprinsesse van orange en nassau, enz. enz. enz. Een floet van Juffers, waaronder 'er ééne Uitmunt; met dit bijfchrift: CHORUM DECORAT. (dat is:) Een Cieraad van haar Gezelfchap. Bewonder, Bato's kroost: deez' fieren juffrenstoet; Eén maagd nochthans, waarop gansch Leeuwendaal mag roemen, Zultge, om heur godlijk fchoon en blankheid van gemoed, 't Uitmuntend Cieraad wis van haar Gezelfchap noemen. voor zijne doorluchtige hoogheid, den heere tweeden erfprinse van orange en nassau, enz. enz. enz. Een Zaaijer, in den Akker zaad ftrooijende; met dit bijTchrift: SUA TEMPORA CAPTAT. (dat is:) Hij neemt zijn' tijd waar. De noeste ZAAIJBR werpt het zaad in de akkerfooren Hoopt op een' rijken oogst, en neemt zijn" tijd in acht! Den tweeden erfprins kost deez' Zinprent (leeds bekooren, Naijvrig op den roem van zijn aêlöud Geflacht.  op het ZONDERLING GETIJGERD LUFïAAlD van den ROOGËDELGEBO OREN HEERE W. G. F. GRAAVE VANBENTINCK, HEER.E VAN 1HOON. en*, enz. NAAR 'T LEEVEN GESCHILDERD EN ZIJNER HOOGEDEL» HEID UIT BIJZONDERE ACHTING VEREERD, door den o KUNSTSCHILDER T. C. M JL J3L G. (*) Ondanks 't gebulder van den woênden Ofeaan, Wijl 't fombre luchtruim met een floers fchijnt overtoogen, Blijft dit onttoomde ros pal en onwrikbaar ftaan; Een tintiend heldenvuur ftraalt uit de fnelziende oogen, En 't wordt de flikkring naauw der blijde hoop ontwaar, Of zijne fierheid groeit bij 't barnen van 't gevaar. Aanfchouwer 1 (*)Dit paard is geplaatst aan den oever eener brandende zee, rnet een «akelige onweêrstocht; in 't verfebiet vertoont zich een flaauw flikkerlicht.  Aanfchouwer: die 't penfeel vcrdienstlijfc hulde doet, Leer, uit deez'puikfchHdrij, door haag getoetst naar 'tleeven, Het kenmerk van een kalm en welbewust gemoed j Daar 'e zelfs geen ftaatsörkaan kan wanklen doen of beeven; Elk dan bewonder' vrij, dit Ridderlijke paard, Dat, in ftoutmoedigheid, zijn' Meester evenaard. MDCCLXXXVII. GEDACHTE. (*) Wat reën verbergt fomtijds, de gouden Morgenzon, Voor ons verlangend oog, heur koesterende ftraalen? Gewis om, op den wenk van aller lichten Bron, Daarna, met fchooner gloed, aan 't Hargewelf te praaien! * * * * Dus zal de Oranjezon, offchoon haar' glorieglans, Der braaven Belgen oog, fchijnt voor een poos ontzonken, In 't juichend Leeuwendaal, aan Neêrlands Staatentrans, Eerlang, met cedlcr gloor, tot heil van Bato, pronken. ' C*) Toen ik decze gedachte, in zulk een wwi .jm rapier ftelde, .donk die a,s een dond Z Le Jen ï r ' °P werdt dezelve Code zii lof' (|Pr|,t« V " fonun,8eD5 «*tw bewaarheid. * ° $ ™Wd(M «P volle kracht,  STANDVASTIGHEID aan de LEDEN van haar KOOR, bij geleegenheid dat door dezelve, een' plegtigen FEESTMAALTIJD GEHOUDEN WERDT, WEGENS DE GELUKKIGE O 2W W M 2V* T M X X G In Herfstmaand laatstleeden. ( * } 2an'edaar deez' wonderfpreuk vervult (**) in Leeuwendaal; In Leeuwendaal, zolang bedekt door neevlig duifter; —■ Naauw fchiet de Zon des Lands de flaauwfle koesterflraal, Of 't veeg Gemeenebest (pntvangt vernieuwden luister. Dat hiervan 't gansch heelal met roem getuignis draag', Dat al wat aêmt de borst van edel dankvuur gloeïe; Getuig dit bovenal, ö dierbaar 'sGraavenhaag'i En dat, uit aller oog, een' traanftroom weeldig vloei'e! Gij, (*) Zie de Haagfche IIoFcourant, van Zatwdag den 6. October xyZi> C**) Hier wordt op de neyenftaande gedachte geoogd,  Gij, Broedertal! die mij een' eertroon hebt gelucht, Juist op een tijdfh'p, dat geen eerlijk hart mogt fpreeken, Gij kweet in 't openbaar U van uw' eed en pligt, Volgde uw geweeten — en zijt nooit daarin bezweeken. De zorg voor uwen Vorst, toen Hij afweezig was; De zucht voor 'tPrinslijk huis, uw' boezem vaak ontvlooden, De druk, dien 'k menigwerf uit aller oogen las, En 't deel datge allen naamt in Neérlands veege nooden, Heeft wis, met dubblereén, uw blijdfchap ftadg ontrust; — Dan! Gij aan mij getrouw, bleeft op mijn' bijftand leunen;— Dit's in deez' Hofplaats aan elkeen alom bewust, Geen loffpraak hoeft dit heinde en veer heröm te dreunen. — Was ik uw hoop en troost, in bitti-en tegenfpocd, Blijf dan aanhoudend mijn gebaande voetfpoor drukken; Befcherm de Vrijheid en Oranje met uw bloei, En doet de haaters van die Panden voor ü bukken. Heeft geen onzalig rot, van muiters U verleidt, Erken dat 's Hemels magt U heeft doen ftaande blijven; Laat voorts de wraak aan Hem die, naar gerechtigheid, De rechtzaake oordeelt en vergeldt elks wanbedrijven. Zweer  Zweer mij', aan deezen disch, en zweert elkander trouw; Verbindt ü onderling — voor wettige Overheden, En voor den hoekfteen van 't nog wagglend Staatsgebouw, Voor vijfden WILLEM, in de bresfe fteeds te treeden. Hou de eer der Vrouwen in de oprechtfte erkentenis, Die tweede desora, een puikjuweel der Gaden; Dat nooit de fpons des tijds uit uw geheugen wisch' Keur' heldenmoed, ja meer dan mannelijke daaden. Bidt dat het Drietal leev', voor Land en Kerk en Staat; 't Verzachte, een Jaar en reeks, der Oudren tegenhedenl. 't Vergeet' geleeden leed; 't veracht' gedraagen fmaad, En 't mooge op roozenpaên van voorfpoed juichend treden. Schenk nu den Beker vol, met fchuimend druivenfap, Opdat een frisfche dronk 't voorfpelde heil bezegel', En elk met hart en mond, bij 't klinkend handgeklap, Mijn' glorienaam ter eer', dit hou ten vasten regel: Voor God en Forst en Volk bereid, Is de eerleus van STANDVASTIGHEID, AAN  AAN DE HE EREN LEED EN DER OPRECHTE VADERLANDS CHE SOCIËTEIT, GEVESTIGD IN 'SGM. JZ jaL VJE W M jgL J3k-Qe M\ Bij de Heuchilijie Omwenteling in Herfstmaand MDCCLXXXVII. O nbcZWCeksD Batavicrcn! -wis van vuige bastaardij, aerels aan de kroon der VfijheW! boort mijn' zang, dien ik B wij'! ^ eik mij 't feeejtuig, vvenschüjke Eendragt! ftreelende Ecndragt! roem der ai r £rj nglen wellust, vreugd van 't menschdoin ! aller fcbepQen buide waard'iterrpeelers! 'k volg uw gangen, in dit ftaatüjk gloriekoor; g ier omOuft, de lieve Vriendfchap, voor elk onzer 't hawcfoor; ^ eedre Vriendfchap! tweefprtttaatfter, nijdverpletfler, raad in „ood, ^ edie troosteres in rampen, traanenftelplter in den dood!  Kêbazöinfter, hemelfchoonheid! fchenkme uw' invloed, en geef vuur £> an de tooncn, die mijn kunstnimf flaat, tot lof van 't Albeftuur. g onkere onweerwolken broeidden, aan den trans van Leeuwendaal, ^ n de Oranjezon vertoonde (lechts een flaauwe koesterlïraal; ^ oer- en zeil- en treil- en mastloos, fel gezweept door deez' ork-an, p ag de hulk van staat te vvorstlen, midden op den Oleaan; |> lier mued was reeds aan 't wanklcn kracht ontbrak ervaaren Liên, ^ iemand kon 't gefolterd Vaartuig, in deez' branding, bijftand biên: Q an! de grootite Woedetemmer, Hij, die alles maakt gedwee, tj^ preekt . en op één' oogwenk fteevend Kiel en Vracht ter zaalge rheê. — ^=5 kristen! die een oord van wondren, door Cod zeiv' gewrocht, bewoont, jij eeft dit, Neérlands veilge Toevlucht, in uw redding, niet getoont? |—j en ontzinde hoop van muiters, niet te vreden met hun lot, r^j panden faam', tot'sLWDS verwoesting, maar, —zie dra Inmn' waan befootl — q p de flip, dat zij beraamden, onverfchrokken, als een held, , den 26 der Slagtmaand mdcclxxxvii. ]Daar 'k onverwacht, in deez' uw' luifterbreeden kring, Door 's Vorsten dierbre gunst, een eergeftoelte ontving, En blijde een' post aanvaard', mij wettig opgedraagen, Gevoel ik, meer dan ooit, mijn zucht voor 's Graavenhaagen; Dit hart, dat bovendien voor U erkentlijk flaat, Wijdt U de oprechtfte hulde, ó achtbre Magiftraat! Zietge aan uw hoofd geplaatst, mijn bentinck , Hollands Ridder, (Dat vrij, op 't hoqren van dien naam, de muitzucht fidder', En  En fchaamtlooze afgunst met gevloekte nijd verffomm', Nu rhoon ten pijler (trekt van dit uw heiligdom!) Zietge aan uw hoofd geplaatst, in de eêlfte bloei zijns leevens, Een treflijk Staatsman en rechtfchaapen Burger tevens, Wiens trouwjgansch Leeuwendaal fielt, naar verdiende, op prijs, Hij werde in 't Schoutsampt, hier ter Stede, zilvergrijs! Gerechtigheid moog' voorts, beftraald door 'sHemels zegen, In de effen fchaal, elks recht, hier fteeds oplettend weegen, Zo roem' deez' Hofplaats lang op uw beproefd beleid, En U en uw Geflacht zij 't glorieloon bereid. En gij, ó Vroedfchap! die voor 's Volks belang blijft waaken, Mag weer, naar wensch, een trits (*) uw rij voltallig maaken, Ontvang, bij 't kleppren van den dankbren oijevaar, Ons in uw broederkoor, tot heil der Burgerfchaar; Uw raad ftrekke ons ten licht! en — Iaat ons heilig houên De vrede cn vriendfchap — en een onderling vertrouwen. C ƒ unde de Heeren, ar n o ld u s cuvelt, Kapitein ytnd» tUomblJne Compagnie ier kflyke Haagfche Schutterij , e„ Dr , o u i t iheodoor van de kas teel e , gelijktijdig en op d JZ wjze , nevens mij, tot dien eerftud bevoorderd ter  ter GEDACHTENISSE van den WELEDELEN GESTRENGEN HEERE MR» JOH AST fATTl» voorzittenden BURGEMEESTER van 'sGRAAVENHAAGE, enz. enz. beschermheer van het dichtlievend kunstgenootschap aldaar: Overleeden, in den ouderdom van ruim vier-en-festigjaarcn, den xxi. der Wintermaand mdcclxxxvii. IPaTYN, van elk bemind om zijn gulhartigheid, In wien, het uaagscii Gericht, een' zijner Steunpijlaaren, De wees een' vader, en de weêuw een' man befchreid, Begaf ons, in den herfst de vlotte leevensjaaren, Zijn  Zijn doel, als Christen, was de zuivre Bijbelleer, En 'sLands Regeeringsvorm, als Burger aan te kleeven; Tot aan den jongden fnik is Hij, ter eeuwige eer Van zijn' beroemden naam, daari'n getrouw gebleeven! Treurt nog, vol grievend leed, de fombre tempelzaal Der eedle kunstrei, om heur braaven Noordwijks (*) derven, De tijd zalft naauw dien wond, of, zij moet andermaal, Een'dierbrenSchutsheer, in haar' hartvriend, fmartlijk derven! Een troostelooze gaê, zijn lust en lievelijn, Een zestal telgen, die heur vruchtbre fchoot Hem baarde, Deez' Hofplaats— 't Kapitool — deeds zuchtende om PATYN, Houdt 's Mans gedachtenis,' in onderfcheiden waarde, O) Den Hoogëdelgebooren Heere wigbold JOHAN THEÜd O O r Baron van der DOES, Vrijheer van beide de Noordwijken, Hollands oudften Ridder: enz. enz. meedebefchermheer van 't gemelde Genootfchap, overleeden den 3ilten Maart laatstlecden. BIJSCHRIFTEN  BIJSCHRIFTEN OP E e N i G e JD JE C O JU JL T X JE 2ST, bij 't PLEGTIG VIEREN van den Gezegenden W"> Maart mdcclxxxviii» ONDER DE GENERALITEIT^ LEEUW. 33e leeuw, hoe fel gefard, hielde echter ongefchonden, De zeven pijlen, door 't oranjesnoer, gebonden, En blikfemt, met zijn zwaard, thans 't oog van 't muitroth blind, Daar hij, in Neérlands Vorst, naast God, zijn toevlucht vindt. O P  O P D E E E R z U I 3L DER HOFBUURT. AAN DE EENE ZIJDE. ********** September * ^ mdcclxxxvii. ^ ********** God wrocht, door PRUISSENS' arm, der muitren nederlaag; Deedt vijfden WILLEM op zijn haaters triumfeeren: En Herfstmaand zag, tot heil der vorstelijke haag, Met Gemalin en Kroost, Hem juichend wederkeeren. AAN DE ANDERE ZIJDE. ********** * 8. Maart * * * ^mdcclxxxvii 1.^ ********** 6 Dag! die Leeuwendaal veel zegen hebt bereid, Blink, door all' de eeuwen heen, in Neêrlands puikgefchichten! De HOFBUURT, aangefpoord door liefde en dankbaarheid, Wilde, op dit Jaarfeest, voor heur'Vorst, deeze eernaald Ilichten. i; o v e n  boven het FRAAIE CHASSINET, BEKOSTIGD door den HEERE en GEPLAATST voor LANDS GIET HUIS; naar de UITVINDING van den HEERE KUNSTSCHILDER M* 3S -Ö X O 2\C JS X. Na JA AREN van onörde en dwangzucht en geweld, En ond.r 't rouwkleed van verdrukking fchier bezweeken, Ziet Neêrlands Volk, door God, der tweefpalt perk gefield, Een ijzren fcepter, kroon en juk en kluisters breeken; ó Vorst! vergeet deez' dag uw rampen en gevaar, En blijf flandvastig 't woên van wangedrochten tarten! De volks vreugd zwaait U toe den wierook van 't Altaar, En vriendschap biedt li aan ontvlamde BURGERHARTEN. • o p  OP DE E'E ]R. F O O R. T, INDE DERDE WAGENSTRAAT aan de eene zijde. Mo3t gÜ* na bang gezucht, 6 Belg! uw' wensch verkrijgen? Laat, op deez' heildac, dan uw' lofgalm troonwaard Hijgen. aan de andere zijde. De reine boezemzucht, voor 't puik van Neêrlands Braavcn, Poogt, door dit eergesticht, deez' B UUR Taan elk te ftaaven. op de vier zinbee ld e n Ter wederzijden. Het kenmerk der voorzichtigheid Is, rijp beraad en fiks beleid. Standvastigheid verduurt het woén, Van 'swaerelds wrangfte tegenfpoên. Dat elk den godsdienst heilig hou, Als hoekfteen van ons Staatsgebouw. *4»*4>* Daar vree heur' gloriezetel vest, Daar bloeit een vrij Gemeenebest. o p  OP DE eeilpogil 't DER PAERELBUURT. a * n de eene zijde VERBEELDENDE: de HOOP. Ondanks geleeden fmaad en hoon en zielverdriet, Gerust in 'sHoogsten wil, begaf de HOOP ons niet. aan de tegenzijde VERBEELDENDE: de LIEFDE. De LIEFDE, een Christendeugd, waarop 't geloofsöog ftaart, Betracht de PAERELBUURT, nu Neérlands HEIL verjaart. op de vier zinbeelden. God, Neérlands sterkte, 's Volks heil bewerkte. De godsdienst tart Alle aardfche fmart. De Jeugd en Grijsheid Bewondren wijsheid. V rijheid blijv' 't pand Van 't Vaderland. o p  OP DE 3E È E_ P O O R. T, IN DE SP ü I S T R A A T. AAN DE EE NE ZIJDE, VERBEELDENDE: de OVERWINNING. Bataaf! juich om mijn zeege; uw hart heeft juichensftof, Maar geef aan Neérlands God, geen' ftervling, dankbren lof. OP DE TEGENZIJDE, VERBEELDENDE: de DANKBAARHEID. Kost mijn gebed, in nood, de wolkgordijnen fcheuren, 'k Wij thans, op 't Vreêaltaar, 'sLands Redder de orFergeuren. o p  OP D E l'.L L ü M I N A T t E DER BRUGGE OVER DEN BEZUIDENHOUTSCHEN WEG. De oostbuitensingel bijgenaamd de oranjebuurt, Genoopt door trouw en pligt; door Landsliefde aangevuurd; In zucht voor Nasfaus Huis of Vrijheid nooit bezweeken; Vérwelkoomt deezen dag — en fticht dit vreugdeteeken. AAN  AAN DEN DOORLUCHTIGEN HOOGGEBOOREN VORST en HEERE WILLEM DEN VIJFDEN, PRINSE van ORANGE en NASSAU, enz. enz. enz. ter GELEEGENHEID dat HO0GSTDEZELVE, nevens de beide JONGE HEEREN ERFPRINSEN, en de OFFICIEREN der HAAGSCHe' SCHUTTER IJ, DOOR DEN EDELENACHTBAAREN MAGISTRAAT, OP DEN NIEUWEN DOELEN, PLEGTIG pk MIDDAGMAALTIJD ONTHAALD werden, Den van Bloeimaand MDCCLxxxviir. Op deez' gedenkdag zij, de fombre treurgordijn, Voor al wat aaklig heet, blijgeestig toegefchooven! Daar elk, gekoesterd door d'Oranje zonnefchijn, Weêr vrolijk adem haalt, in 't juichend Hof der hoven. Ontvang,  Ontvang, grootmoedig Prins! onwrikbre zuil van Staat, En Kerk en Vaderland! pijlaar der Schutterijen! Ontvang het offer van den Haagfchen Magiftraat, En guome, in aller naam, deez' dichtgroete U te wijënl Zijt welkoom op dit Feest, zoolang door ons gebeid, Naar wensch verzeld, van uw twee mannelijke Looten, Tuig, hoe 't genoegen zich op elks gelaat verfpreid! Nooit heeft, dit Doeïgefiicht, die ftreelende eer genooten. Zijt welkoom op dit Feest, ten gullen middagdisch, Omringd, door 't heldental van Burger officieren, Wien 't Algemeen belang, naast ü, hoogstdierbaar is, En die dus deelen in uw heilrijk zeegevieren. Zaagtge onlangs blijken, van der Belgen zuivre zucht, En teedre liefde van uw braave Stedelingen, Toen 't galmend lied alöm vervulde 't ruim der lucht, En dankbre wierookgeur ten wolkendóór mogt dringen! Wcldan! ervaar nu ook, de blijken onzer trouw': Daar wij, éénftemmig, U de oprechtfte hulde zweeren! Opdat dus, anderwerf, 't heelal verrukt aanfehouw', Hoewe U, naar eed en pligt, als Neérlands ooglijn eeren. Dat  Dat Hij, die Leeuwendaal nooit bijfland heeft ontzegd, Uw gemalin en kroost befchermde — ons uitkoomst baarde, Het zegel zijner gunst aan alle uw daaden hecht', En fteeds uw Vorstlijk huis ten zegen Helle op aarde; Het ftijge, in aanzien, tot den fleilften gloiietrap! Blijf voorts, de Burgerfchaar van 't Craaflijk vlek belonken; Uw roem zij erflijk, tot in 't laatst' nakoomlingfchap, En Nestors leeftijd werde U, om uw deugd, gefchonken! Neem, WILLEM: op deez' hoop, de gouden Eerpokaal. 'tMuzijk vervang'mijn'toon't Hoezee klink'door de Zaal» Dc voorenrtaande dichtregels, op gedienstig verzoek ontworpen, zijn, vermits de onpasfelijkheid van den Welëdelengeftrengen Heere Kollonel Mr. G. F. van SL INGE LANDT, voorgeleezcn, door den hoogedelen Heere Graave van RENTINCK, Heere van RHOON enz. enz. . De verdere omflandighedcn vindt men opgegecven , in een Bijyoegtil tot de Utrechtfche Courant van Vrijdag den 23 Mai 1788. O P  OP DB AFBEELDING VAN DEN WELËERWAARDIGEN HEERE BENJAMIN FilESWYK, Gebooren te Leeuwarden den 18 April 1731. Predikant te Britzum 1754. te Zierikzee 1763. te Leeuwarden I7<& te Rotterdam 1766. en in 's Graavenhaage 1772. In FRIES W YK fchetst de kunst den braaf ften menfchenvrind, Die, warsch van huichiaarij en fchuuw van broedertwisten, Aan God en Land getrouw , Oranje en Vrijheid mint: Een' fchrandren Bijbeltolk en onbefproken Christen ; De ai^GSCBBKerkbruid zag 'smans beeld - bleef fpraakloos ftaan, Zij drukte 't aan heur borst — en Hortte een' heeten traan.  B IJ S C II R I F T ter GELEEGENHEID van de ALGEMEENE ILLUMINATIE Den %ien Augustus mdcclxxxviii. VOOR DE O m JE x x $ q v je op 't BUITENHOF. DaarGij, in Godgefterkt, volmoed, vandwangons vrijdde, En door uw' invloed hebt gefteevigd d'Unieband, Fredrica! zegent elk uw wenschlijk Jaargetijde, En eert U als 't behoud van 't vrije Nederland. opdeNAALD, voor mijne woon ing. De fchrandre wilhelmine, Oranjes liefde en vreugd, Die Pruisfenf heldenmoed huuwt aan Bataaffche deugd ; De ficrkroon van heur huis: de leidftar haarer Telgen, 'sLands hdlbewerkfter en het oogelijn der Belgen, Viert, met een dankbaar volk, haar roemrijk jaargetij; Dat dees gewenschte dag van God gezegend zij! o p  OP HET TWEEDE JAARGETIJDE van de STICHTING DER buigeisociëteit: S TJX 2STJD VJ3L 8 T X G XX M X JD. Alhier opgericht den xxvri. van Wijnmaand MDCCLXXXVI. ^Standvastigheid s die fteeds,*ten fpijt van aterlingen, Met onbetwistbaar recht, naar de eerekroon blijft dingen, Datze, in 'sLands hoogften nood, toen alles hooploos fcheên Haar minnaars, uit deez kring' zag 't eerst ten voorfchijn treên: Standvastigheid, die zints het woën des nijd.s verduurde, Tot fmarr dier fnoodaarts, die haar' bloei rondsom begluurde, Viert thans, ten tweedemaal, zo vergenoegd als blij, Den ftond der (lichting van heur Burgermaatfchappij: Laat,  Laat, Broeders! ons deez' dag van zulk een voorregt boogcn! Elk kent de vriendfchap en haar onbeperkt vermopgen; Dat dan ons aller hart in zuivre crkentnis blaak', En voor Standvastigheid de oprechtfte wenfchen flaak'. Hij, die het fnood geweld van 't muitersroth beperkte, De wondre redding voor ons Vaderland bewerkte, De gouden Vrijheid, in 't gered Gemeenebcst, Ten gloriezetel wéér, door wondren, heeft gevest; Doe, aan ons Leeuwendaal, nog eeuwen lang 't gelukken, De vrucht der Eendragt van ^Oranjeboom te plukken, Terwijl deez' Hofplaats blijv' bewaakt door 't Albeftier, En deeze broederfchap eens 't zilvren Jaarfeest vier'. den 27 van Wijnmaand MDCCLXXX VIII.  D E ACHTSTE MAART MDCCLXXXIX. 'sTLands Stedevoogd viert thans, met Gemalin en Telgen, Zijn wenschlijk Jaargetij - tot vreugd der waare Belgen: * Juicht, heinde en veer, waar men de dankbaare oogen vest; •t juicht, al wat eerlijk heet, door 't gansch Gemeenebest.- Een muitgezinde hoop, naar elders heengeweeken, Dat nog de Vrijheid tracht de hartan afteftecken, Moog' vloeken op deez' ftond, met ftijfgezwollen krop, Die vhek daalt éénmaal wis op hunn' verwaaten kop! Daar  Daar zij, in tegendeel, die, door êén zucht gedrecven Voor 't Algemeen Belang, ftandvastig zijn gebleeven, In 't openbaar, volmoed, bij 't brandend fakkellicht, Bij 't plengen van den wijn, zich kwijten van hunn' pligt, En, fchoon de fcheele nijd zich moog' te barsten grimmen, Voor 't eminente hoofd haarbeó doen troonwaard klimmen. God, onzer Vaadren God , die willems zij bekleedt, En weer een' fchakel aan zijn' leevensketen fmeedt, Strekk' Hem ten toeverlaat — vervul zijn zielbegeeren! Doe Hem, in 't eind', van al zijn haaters triümfeeren! Hij blijve 't Voorwerp van elks achting, liefde cn trouw: De Kroon van 't Vomlijk huis-de Zuil van't Staatsgebouw Dat willem, wilhelmine en't edel drietal, leevc! En de Arijlocratie, op 's Prinfen wenken, bceve.  P R E Z E N T EXEMPLAAR.