1836 C 3   AANHANGSEL OP HET WIJSGEERIG ONDERZOEK WEGENS NEERLAND3 OPKOMST, BLOEI, VERVAL, EN MIDDELEN VAN HERSTEL; bestaande IN MEER UITGEBREIDE FINANTIEELE GRONDBEGINZELEN, EN EEN DAAROP INGERIGT ONTWERP VAN ALGEMEENE BELASTINGE VOOR DE EEN EN ONVERDEELDE BATAAFSCHE REPUBLIEK. door CORNELIS ZILLESEN, Lid van de Ho//, Maatf. der Weetenfchappen. te AMSTERDAM, bij JOHANNES ALLART. MDCCXCVII.   VOORBERIGT, )^ choon ik in mijn Werk Opkomst, Verval en middelen van Her ft el, een ontwerp van belas tinge heb opgegeven, zo hebben de doorwrochte Rapporten van den Burger Reprefentant V. de Kasteelen C. S. ter Nationale Vergadering uitgebragt, met de bijzondere adviezen van veeIe kundige Leden ter gem. Vergadering, en particuliere gefchriften naa die tijd uitgekomen, mij aangefpoort om te beproeven, of er mogelijkheid was, het ftuk der belastinge tot zodaanige grondbeginzelen te brengen, dat de meefte zwaarigheden over en weder weggenomen , de noch overige voldoende weder legt, en het nieuwe Plan van Belastinge onfchadelijker voor de min vermogende Gewesten, en niet nadeelig maar evenredig aan het vermogen der onderfcheide flanden des Volks kon worden gemaakt. As Tot  ( 4 ) Tot dat einde komt mij voor dat het niet genoeg is Grondbeginzelen daar te ftellen, maar dezelve moeten behoorlijk toegelicht en verklaard, — en naar die Grondbeginzelen dan het Plan van algemeene Belasting ingerigt te worden, — met aanwijzing waar in de tegenswoordige Belastinge flreiden tegens deeze Grondbeginzelen, — hoe de opgegevene Belastinge genoegzaam zullen zijn aan de behoefte van den Staat, — minst vatbaar voor fraudeering, — de inning onkostbaarder , — en dat deszeifs invoering kan gefchieden, zonder gemis van dagelijkfche Ontvang tot goedmaaking der noodige uitgave. Plet is waar, ik beken het zou niet raadzaam zijn, om bij het Ontwerp der nieuwe Conftitutie, daadelijk een of meerdere Belastinge vast te feilen, daar men geen proef van genomen had; maar diend er even wel niet eerst een Ontwerp van algemeene Belastinge den Volke voorgefteld te worden bij het Plan der Confitutie, met aanwijzing hoedaanig de Nieuwe de Oude Belastinge zoude kunnen vervangen ? In het ftuk der Belastinge zit onze groot ft e Staatskwaal. Ja! de één en cnv er deelbaarheid der Republiek, zal voor Neêrlands Burgeren van weinig nut zijn, zonder algemeene Belastinge ,l evenredig naar elks vermogen , want blijven de Provinciale Belastinge en Quotaas, of voert men maar algemeene Belastin-  C 5 > tinge In voor de in een gefmolte Staatsfchulden, dan blijft in effè&e het voorig Provinciale inweezen, en zal de Finantieele feparatie het één en onverdeelde onnut, ons nieuw Staatslichaam inwendig zwak en van buiten magteloos maaken. Neen! is het geld in-de Staatslichamen als het bloed in de Natuurlijke, dan kan zonder een reguliere omloop van dien in de Belastinge, ons nieuw Staatslichaam geen fterkte verkrijgen. In hoe verre ik nu aan het vereischte in deeze opgave voldoe, laat ik over aan het verlicht oordeel der Leezers. Geen verwaantheid of fchijn om meerder te willen weeten, dan de in dat vak kundige Reprefentanten, maar het gewigt der zaak, lecluur , onderzoek , en iever om indien mogelijk in dit gewigtig tijdvak ook het mijne toe te brengen tot nut des Lands,fpoorde mij aan die ftoffe meer uitgewerkt te behandelen, als ik in mijn bekende Verhandeling over de middelen van Iierftel gedaan heb. Ter bekorting van het Plan, en om in geen herhaalinge te vervallen , refereer ik mij, daar het noodig is, aan mijn gem. gedrukte Verhandeling, doch om getrouw aan mijn Grondbeginzelen te blijven, heb ik een yerfchikking in de orde moeten maaken, en zommige Belastinge ' meer fpecifiek opgegeven , maar niet verder als fchetzende , wijl de volkome uitwerking van ieder Belasting van geen particulier A 3 Bur-  C 6 ) Burger gevergt kan worden, als de taak zijnde voor een bijzonder daar toe aangeflelde Commisfie. Dit den Schrijver genoegzaam oordeelende ter inlichting, zo teekend hij te zijn, Den Landen Heil toewenfchende Medeburger C. ZILLESEN. GROND-  GRONDBEGINSELEN EN NOODIGE AANMERKINGEN OVER DE BELASTINGEN. G een vak van Weetenfchap, (vooral van een Land, wiens Scaatsfchulden tot zo een aanmerkelijke hoogte geklommen zijn als die van ons Gemeenebest,) vordert meer kennis, overleg, en doorzicht als het Finantieele. Ja! over het algemeen genomen, befchouwt men altoos de belastinge, onder het haatelijk daglicht als dienstbaar ter onderfteuning van het Dispotlsmus, door dien de Vorften vrij van alle belastinge, Edele en meer andere van hooger rang in veele Landen weinig, en de middelftanden A 4 des  ( 8 ) des Volks genoegzaam alle de lasten alléén dragen. Het Huiken rekend men daarom voor geen zedelijk kwaad, of burgerlijke misdaad. Neen! de inrigting zelve, het voorbeeld der meerdere, en onvermogen der mindere, wettigd hier in als het waare de Sluikhandel, zonder te willen begrijpen , dat in een welgeftelde Volks Maatfchappij, de Staatslasten ter befcherming der eigendommen , even zo noodzaakelijk zijn, als de onontbeerlijke lasten tot onderhoud der huisgezinnen. $. ». Maar tot een Finantieeie kennis is het niet genoeg dat men Staats-Fondzen weet aan te wijzen , die genoegzaam zijn voor 's Lands behoefte. Neen! hier behoort geheel wat meer toe, vooral in een Land daar door een verdubbelde werkzaamheid het ongunftige der Natuur gehoed moet worden. Hier diend de Finantier als het waare met de Goudfchaal in de hand te wikken en weegen, of zijn belastinge evenredig naar de onderfchcide vermogens der Landen en Ingezetenen van die drukken , of dezelve deeze of gcene werkzaamheid ook zoude kunnen ftremmen, met een woord hij moet de bijzondere belangens der burgers kennen en ver- ftattn,  ( 9 ) Haan, en met het minst mogelijk verlies der bijzondere belangéns, in zijn belastinge medewerken tot algemeen geluk des Volks. Het Volk zelfs moet van bet noodige der belasting , — het gewigt van de voordeden der.befcherming, — en verzeekering van niet meer als zijn aandeel in de belastingen te betalen overtuigt worden , — dan, en niet eer beantwoorde de belastinge aan het oogmerk haarer beftemming. S- 3- Indien men de tegenswoordige Volksmaatfchappijen met een Wijsgeerig oog befchouwt, zo ontdekt men , dat dezelve zijn zaamengefteld uit verfchillende Handen van meer en minder vermogende Burgers, en die men onderfcheid, in rijke of vermogende, middelftan- dc, — en arme of behoeftige. Zommige hebben veele vaste of onverplaatsbaare eigendommen , andere wederom geld of roerende bezittinge, daar dezelve Koophandel mede doen, geene beftaat enkel door de arbeid van kunst, vernuft, of handwerken, daar vind men Amptenaaren van Staat, Steden of andere plaatzen, gediend wordende , en dienende. Een ieder deezer, heeft van dit alles zijn inkomften, tot de verteeringe, zo van zijn onontbeerlijke, als A 5 min  min noodzaakelijke behoeftens. Hoedaanig en van wat natuur nu de inkomften van een Burger zijn, hij is verpligt als Lid der Maatfchappij, voor de befcherming, die hij voor zijnperfoon en goederen geniet „ in evenredigheid van zijnyer„ mogen inde gemeene lasten te bet aaien" $> 4- Maar hier doet zich daadelijk een vraag op, wat is vermogen in ftuk van algemeene belastinge, en wel betrekkelijk tot ieder burger? Dat het in een Burger Maatfchappij voornaamentlijk de eigendommen (beftaande in onroerende of roerende goederen) zz/Vz, die de algemeene befcherming behoeven vereischt geen betoog, want arme Volken, en behoeftige menfchen vallen niet onder het lokaas van roof of geweld. Neen ! de nooddruft alléén beveiligd hun meer, dan de rijke de nationale befcherming. Dijk-, Mole gelden en meer andere binnenlandfche omflagen, heeft men de lasten per mergen verdeeld, en in zommige Gewesten de Verpondinge vooral op de huizen geregeld naar de meer of mindere waarde van dien. In opzicht dervaste goederen is de waarde daar van de regelmaat der evenredige belasting. — Schulden op dezelve kunnen in geen aanmerking komen,«— onroe- ren-  C " ) rende goederen blijven plaatzelijke eigendommen, die befcherming noodig hebben, het zij dezelve met fchulden belast, of onbelast zijn. De taxatie in evenredigheid van het vermogen , duld in deeze geen aftrek van fchulden. Bij voorbeeld een Burger heeft tien Mergen Lands, getaxeert tegen iooo Gis. de Mergen, en waarvan (gefield) i p. Ct. der waarde voor Verponding betaald moet worden, zijnde 100 Gis. — Maar neem nu dat een ander eigenaar mede 10 Mergen Lands van gelijke waarde had, belast met een Hijpotheecq van 5000 Gis., indien nu van deeze waarde eerst de fchuld moest afgetrokken worden, — (als men het vermogen reekende naar aftrek der fchuld ) , dan betaalde de laatfte 10 Mergen Lands voor befcherming, maar de helft van de laste der eerfte, en het geene dan ook zijn gevolg behoorde te hebben op Dijk-, Mole gelden, en alle verdere binnenlandfche Omflagen. In Opzicht der Huizen heeft het zelve exempel plaats. ^ Een ongereimtheid die omtrent de vaste goederen daadelijk in het oog vald, want in deeze de aftrek der fchulden toeftaande, dan diende de perfoneele fchulden, tot ontheffing van de algemeene Staatslasten. Neen! de aftrek der fchulden komt maar te pas in het bereekenen der vermogens van het eeneBondfchap*  C ia ) pelijk gewest tegen het andere. — Omtrent de belastinge der Inkomften, uit eige ongeleende vermogens, diend men ook wel degelijk de noodige onderfcheiding in acht te nemen. Door eige vermogens verftaan ik de Inkomften die ik geniet uit hoofde van mijn geld, bezittinge of arbeid; — maar geleende vermogens zijn bij mij die uit gunst of crediet beftaan. Bij voorbeeld een Koopman, zonder geld, fpeculeerd op een te doene koop van ƒ 10000 Gis., daar hij 20 p. Ct. winst op bereekend. Een goed vriend fchiet hem die 10000 Gis. tegens i p. Ct. 'smaants voor een jaar, bedragende 600 Gis. In die tijd de Koopman met dit geleend vermogen 20 p. Ct. gewonnen hebbende, zijnde 2000 Gis.; zo heeft ■'hij naar aftrek der 600 Gis. voor betaalde Interest en terug gave van Kapitaal, 1400 Gis. inkomften voor zijn beftaan, door dit geleend vermogen gehad. Een Winst of Inkomst genooten zonder eenig daar zijnde vermogen van geld of bezittinge, enkel verkregen door werkzaamheid met een geleend vermogen van credit, en waar in geen fchuld van daar toe opgenomen geld, maar alleen de Interest voor het gebruik van dien word afgetrokken om zijne zuivere Inkomften te bereekencn. Met Amptenaaren, en alle andere arbeid, komt van gelijke geen aftrekking van fchaU  C 13 ) fchulden te pas, maar moeten de Inkomften gereekend worden, naar het zuiver overfchot der middelen van beftaan. Op deeze en geene andere manier moet men in het ftuk van belastinge, de vermogens der Burgers bereekenen, te meer daar het bekent is, dat vooral in Koophandel de meeste inkomften genooten worden, door het geleend vermogen van credit, dat wel tien en meermaalen overtreft de eige vermogens. Ja ! als men thans de vermogens der grootfte Mogendheden van Europa moest taxeren, naar aftrek van hunne fchulden , dan zou hun vermogen minder als niet zijn. Neen! hun vermogen is geleend, gegrond op belastinge, en verkregen door opgefchoote Kapitalen hunner Burgers of Vreemdelingen, en waarvan de Interest hun wederom tot een last word. Op deeze en geene andere dan hier boven opgegeveonderfcheidinge,moet men de vermogens der Burgers in opzicht van de belastinge beoordeelen, en dan, en niet anders is de Grondregel waar, „ dat de belastinge moeten zijn in evenre- „ digheid van ieders vermogen." ï 5- Hoe zeer nu alle Burgers in een Maatfchappij gegrond op de Rechten der Menschheid, een ge-  C 14 ) gelijkheid van Rechten hebben, zo volgd daar niet uit dat de lasten hoofdeling betaald moeten worden, — dit was onrechtvaardig, want dan zou hij die maar 1000 Gis. waarde aan eigendommen had, en zoveel minder voordeel trok als een bezitter van 10000 Gis. gelijke lasten met deeze betalen, daar de laatfte tienmaal grooter inkomften geniet, en ook dus zo veel meerder befcherming noodig heeft. Neen! de bezittinge diend men te befchouwen als de inleg in Maatfchappij, en waarvan ieder in evenredigheid van zijn meerdere of mindere inleg de Maatfchappelijke voordeden trekkende , ook verpligt is volgens die proportie in de Maatfchappelijke lasten te betalen. Alle particulieren Contracten van Negotie bevestigen de waarheid deezer Grondregel. $. 6. De belastinge kan men gevoeglijk verdeelen in driederlei zoort. De eerfte gegrond op Inkomften, — de tweede op Ferteeringe, — en de derde op roerende goederen van Negotie. f. 8. Belangende het eerfte zoort, daar toebehoo- ren  C 15 ) ren voor eerst alle inkomften van vaste goederen , als van Woon-, Pak- of Werkhuizen, Molens, Landerijen, en met een woord alle onverplaatsbaare eigendomme bekent bij de naam van onroerende goederen. —- De in ons Land daar toe bekende belastinge zijn, — Ferpondinge , Schildtalen , Huis- en Schoorfteengeld, Thienden, Theinfe, Erfpagten, Kedemptie gelden , en meer andere belastinge die onder verfchillende benaaminge van de vaste goederen geheven worden. — Verder kan men hier ook toe brengen het Collateraal der vaste bezettinge, verkrege door Erfenis, en 40 en 80 of andere penningen op de verkoop der vaste goederen gefteld. $■ 8. Tot het tweede zoort betrekkelijk de Inkomften, behooren alle winften van Interesfen wegens binnen- en buitenlandfche Obligatien en Hijpotheecquen , Koophandel, Zeevaart, Fabrieken , Handwerken, alle Induftrie van Kunftcn en Weetenfchappen, Traclementen, Emolumenten, en met een woord al tot 'smenfehen middelen van beftaan behoord. De belastinge hier onder behoorende zijn, 100 en 200penning op 'sLands Obligatien, — een te ftellen be-  C 16 3 belasting op de Interesfe der vreemde Obligatien, en een incevoeren Hoofdgeld evenredig naar de Inkomften. De belasting op Trouwen en Begraven, welke zich mede regeld naar de inkomften, kan men gevoeglijk onder dit Articul plaatzen; (fchoon gelijk vervolgens bewijzen zal bij §. 16. ik zulks als een aller onredelijkfte belasting befchouw). S- 9- De belastinge op verteeringe onderfcheide zich mede in tweederlei zoort. Eerftelijk op die van onontbeerlijke behoeftens,die ieder Mensch rijk of arm niet kan misfen, zijnde betrekkelijk ons Land Rogge, Boekweit en het Meel van dezelve , Garst (zo verre verbakken word) Zout, Zeep, Beeftiaal, Boter, Turf, Brandhout, Fruiten, Bieren (ten minften tot 4 Gl. de ton) Bierazijn,_ Koffij en Thee, Tabak, en Visch ——— (Aardappelen en een geringe huishuur zijn voor als noch onbelast en behooren ook nimmer onder eenige belasting te komen). Beestiaal, Boter, Fruiten, Bieren tot 4 Gl. de TonBierazijn, Koffij en Thee, Tabak en Visch , ftaan wel niet in het Rapport der Commisfie van Finantie, onder de middelen van eerfte noodzaakelijkheid, maar daar men zelfs in deCriminee- le  C 17 ) le gevankenisfe, het boven opgen. aan geen gevangene onthoud, gelijk den Rep. Verhees zeer wel heeft aangemerkt; zoü het dan niet onrechtvaardig zijn de behoeftige ftand des Volks door zwaare belastinge daar van te ontzetten; of heeft den arme daggelder die in zommige districten voor 8 St. 's daags moet werken, dan geen ftukje Vleesch of Spek ter verfterking noodig, moet hij van het onontbeerlijk Zuivel en Ooft ter verfrisfing, en Bier voor verfterking eerst een allerdrukkenfte Impost betalen? en gelijk bijzonder onder Utr echt,vanlioffi] en Thee, gelijk ook van Tabak, en zelfs Visch allerzwaarfte belastinge geven, is dat redelijk en billijk? Neen ! het onteerd de leidende menschheid,tot fchande der onderdrukkende Staatkunde. §• 10. De belastinge op verteeringe van mindere noodzaakelijkheid zijn; — Tarwe, Wijnen, Wijn en Kunst-azijn, Brandewijnen, en alle gedisteleerd, Bieren (boven 4 Gl. de ton) Buite Bieren, Buitenlandfche Kooien, Heere of Dienstbode geld, Koffij en Thee geld, (doch omtrent dit laatfte is het Hoofdgeld gefchikter) Karosfe geld van plaizier Rij- en Vaartuigen, Conf Tabak, (deeze laatfte behoort afgefchaft om dat onder B $-9-  ( 18 ) §.9- behoort) Bezaai van de zuivere opbrengst der Landen; ■ Hoorn Koehouders Zout, en Oor geld der Paarden, (deeze drie laastgen. middelen kunnen in alle gedeeltens der Republiek niet op een egale voet geheven worden, en daarom oordeel het beeter de Verpondinge te verhoogen,) ook behooren onder dit zoort van belastinge het Klein Zegel op de gemeene middelen, het Zegel omtrent alle Judicieele zaaken, Veergeld, de Postereien , en alle belastinge die men op de Luxe noch zou willen leggen. §• ii. Tot de derde zoort van Belastinge kan men brengen , de Waag, Ronde Maat, Tollen, Lastgeld der Schepen , en dat verder tot de Inkomende en Uitgaande Rechten behoort. §• 12. Elk zoort van belastinge behoort zijne Grondregelen te hebben, waar langs men beoordeelen kan, wat in dezelve voor- of nadeelig is. §• I3- Is ieder Burger volgens §. 3. verpligt, om de be-  ( i9 ) befcherming die hij voor zijn perfoon ett goe* deren geniet in evenredigheid van zijn vermogen in de gemeene lasten der Maatfchappij te betalen, dan is de Grondregel tot de Belastinge van §. f. 5, dat zodaanige eigendommen, waar op,, de belasting gelegd zal worden, over „ de geheele Republiek , naar dezelver oprechte waarde , zullen worden ge* „ taxeerd, om, overeenkomjlig die waar„ de, in de belastinge te worden aange- /lagen. S- Dat er een zeer groot verfchil plaats heeft iti de waarde deezer vaste bezittinge is bekent. Eeri Kooper bereekend de waarde naar de cours der Interest welke hij van deeze goederen, kan trekken. Zijn het Landen daar weinig geld in omloop is, zo begeert hij meerder Interest, en daar meerder geld circuleert minder Interest. Bij voorbeeld ftelle dat in een Land van weinig omloop des gelds, de Cours der Interest voor Landerijen is 6 p. Ct., de Huur van een Mergen Lands 16 Gis., en de lasten 4 Gis. zijn, dan is het zuivere overfchot 12 Gis., en dus een zodaanige Mergen Lands waardig 200 Gis. Maar B 2 neem  C *° ) neem nu een aander Land, daar de Cours der Interest voor de Landerijen 4 p. Ct. de Mergen 26 Gis. h'uur doet, en 10 Gis. aan lasten van betaald moet worden, dan geven de 16Gis.zuivere overfchot, aan dat Land een waarde ter fomme van 400 Gis. Hoe zeer nu deeze Landen innerlijk even waardig kunnen zijn , zo maakt deeze onderfcheide bercekening van Interest en Lasten, gepaart met minder huur, (veroorzaakt door dat de producten inheteeneLand minder dan in het anderegelden,) dit aanmerkelijk verfchil in de waarde, en met de huizen en andere onverplaasbaare eigendommen heeft dezelve bereekening plaats. Doch deeze bereekening bewijst ook dat de p. Ct. gewijze belasting van de waarde der bezittinge, altoos evenredig is naar het vermogen , het zij de Lande of huizen enz. meer of minder waardig zijn. §• I5- Omtrent de belasting van §. 8. zo volgt uit het genot van befcherming §. 3. als grondregel „ Dat ieder Burger volgens zijne zuivere „ meerdere of mindere Inkomften, (be- „ reekend naar §. 4.) in evenredig' „ heid van dien de lasten moet betalen.  C « ) §. 16.. Van alle belastingen is deeze de Rechtvaardigfte, doch om de ontrouw die in deezen aangevinge gepleegd word, en dat niemand kan of mag gevergd worden, jaarlijks zijn inkomften zo accuraat op te geven, en ook (vooral in Negotie) zulks zeer onzeeker is, zo is men in de Staatkunde wel verpligt geworden toevlugt tot andere belastinge te neemen. De inkomften hier van zouden ook te wisfelvallig zijn ; bij voorbeeld in Oorlog wanneer meest alle handel ftil ftaat, en het Land zijn meeste geld noodig heeft, zou zulks in een Land van Negotie als dan het minfte opbrengen. Ja! hoe prijzelijk deeze belasting is, en ik daarom dezelve ook in mijn Plan opgeef, zo is het getal der weldenkende Burgers in de Maatfchappij te gering, om volkomen op deeze belasting ftaat te kunnen maaken. Neen! het gevolg zou zijn dat de Brave in den Lande de meeste Lasten betaalde, en Intriganten en eigenbelang zoekers zich voor het grootfte gedeelte daar van onttrokken blijkens in ons Land de hoofdelijke taxatie van 1748., en geforceerde geldligtinge van deezen tijd. Dat ik onder dit zoort van belastinge opgeef, een belasting op de Interesfen der vreemde Obligatien, is mij niet onbewust dat veel tegenfpraak B 3 vind,  ( « ) vind, maar is het dan niet onrechtvaardig onze eige Obligatien te hebben belast met een 100/le en een zoofte penning, en de vreemde Obligatien daar van te verfchoonen, daar het juist deeze Negotiatien zijn die gelijk ik in mijn Verhandeling op §. 71. beweezen heb de grootfte nadeele aan onze welvaard hebben toegebragt. Ik zal mij over dit ftuk niet verder uitlaaten, maar wijze den leezer tot het geene ik dienaangaande in gem. Verh. op bladz. 318. en vervolgens gezegd heb. Doch om dat ik het middel van trouwen en begraven onder de belasting van §. 8. gerangfchikt heb, zo vind ik mij verpligt hier omtrent aan te merken, dat, is er ooit een laakbaare belasting ingefteld geweest, dan is het deeze Impost; om dat hier door de Mensch wiens Inftinct der Natuur, en zegen van zijn Schepper is, Wast en Vermeenigvuldigd, in de bron van dit zijn dierlijk beftaan en voortduuring der Maatfchappij, onder een drukkende lastgebragt word. Ja! noch erger, bij zijn natuurlijke verhuizing tot het ftof des doods, werd een fchreiende Weduwe, beroofd van alle middelen van beftaan voor haar zelve en onnoozele Weezen, noch genoodzaakt een fchreeuwende belasting op te brengen , om haar dierbaarfte pand der natuur ten grave te beftellen. Neen! wil men §en Conftitutie daar ftellen die de Menschhcid eer  C n ) eer aandoed, dan moet men met veragting en verfmaading verfoeien, belastingen die nadeelig zijn voor 's menfche inkomst en verhuizing uit deeze waereld. Eerder behoorde men de huisgezinnen, welke een talrijk kroost verkrijgen , te onderfteunen in het onderhoud hunner kleine Maatfchappij , ten minften zo lange de kinderen geheel of ten deelen noch buiten ftaat van verdienften blijven. Maar omtrent de belastinge op de Inkomften doedt zich een zwaarigheid op. Is een eigenaar van Landereiën, Huizen, of andere vaste Bezittinge, en die dus wegens zijn inkomften in evenredigheid van zijn vermogen daar van de lasten betaald, wel gehouden om de andere lasten op de inkomften te voldoen,bij voorbeeld'tHoofdgeld,alzo zodaanig een dan dubbelde lasten geeft, naamentlijk die van §. 7. en 8.? Oppervlakkig fchijnt die dubbelde betaling onredelijk te zijn, maar naar waarheid beoordeeld, voldoed een zodaanig eigenaar niet dubbeld, om dat bij de taxatie van de waarde zijner vaste bezittinge §. 14. indebereekening de lasten zijn afgetrokken van zijn inkomften, en hij dus volgens §. 15. alléén hoofdgeld geeft van zijn zuivere inkomften. De eigendommen van §.'7. heeft hij ook met de daar op ftaande lasten gekogt, en naar het zuiver overfchot der Inkomften van dien, de waarde bereekend. B 4 §• l7-  C 24 ) De belastinge van §. 9. op onontbeerlijke behoefters, zal ik bewijzen aller onrechtvaardigst te zijn, en dat dezelve bij een Conftitutic gegrond op de Rechten der Menschheid alle weggenome:} dienen te worden. Want zou hij de Mensch welke even als de dieren het zijne noodig heeft van fpijze en drank om van te leven, die zo veel meerdere noodzaakelijke behoeftens heeft als het redelooze vee, en welke niet als deeze een vrij gebruik mag maaken van het geene hem voorkomt, maar verph'gt is het recht van eigendom te eerbiedigen, en dus niets bekomen kan zonder betaling, verruiling of werk in voldoening te geven, noch bovendien gehouden zijn van deeze zijn behoefte lasten op te brengen, dan betaalde arme en rijke in deezen even veel, om dat zij beide deeze hunne dierlijke nooddruft niet ontbeeren kunnen. Hij de arme Burger, welke dikwijls met een huisgezin van 8 of 9 kinderen die buiten ftaat zijn iets te winnen, van 4 of 5 Gis.'s weeks moet leven, vind zich verpligt, (vooral in Holland) meer als het vierde gedeelte van zijn inkomften te moeten misfen aan belastinge, die enkel tot zijn nooddruft dienen, want dat zoort van belastinge bedraagd aldaar (gemiddeld gereekent) ruim %\ ftui-  ( *5 ) ftuiver 'sweeks per levendige ziel, maakende voor deeze elf zielen 27^ ft. in een week, daar een vermogender burger die meenig maaien dertig Gis. 'sweeks wint, en zijn huisgezin maar half zo groot of van 5 perfoonen is, voor die zelve behoeftens 12 j ft. opbrengt. In dit geval betaald de arme ruim twee maal zo veel dan de meer vermogende. Hij die Burgers en Burgeresfe voor zijn Vaderland opvoed, welke in der tijd werkzaame Leden worden, en des noods door hun arm het Vaderland kunnen befchermen, geniet tot loon gebrek en armoede. De Populatie hoe wenfchelijk en voordeelig voor een Land, word dus allerfchadelijkst voor een behoeftig Burger, en noodzaakt hem van zich aan de arm kasfe over te geven, of te eergierig daar toe zijnde, in kommer en gebrek zijn leven te verflijten. Geen wonder dat daarom in de Steden, welke noch zo veel meerder dan het platte Land door lasten gedrukt worden , gemiddeld wel het zevende huisgezin van den arme bedeeld word. Ja! vertrouw dat indien accuraat wierd opgemaakt al het geld dat tot onderhoud van arme en behoeftige werd befteed, zulks ruim zes maal meer zal bedragen, als het geen deeze ftand aan lasten betaald, en wel zo veel beloopt als het gantfche montant deezer Impofitien. Het is waar men zegt, moetende B 5 ver-  ( 26 ) vermogende alleen de lasten betalen, dan zal hun luxe zo veel minder zijn', tot aanmerkelijk verlies van de werkende ftand des Volks? maar worden evenwel bij gebrek de noodleidende, niet door de vermogende bedeeld, om dat zij onmagtig zijn de lasten op te brengen! het geene de vermogende dus aan de eene zijde meer zullen geven, kunnen zij de belastinge op de onontbeerlijke behoeftens weggenomen zijnde fpaaren in de uitdeelinge, vooral indien onder een beeter beftuur , die {landen tot meerder werkzaamheid worden opgeleid. Wat meer! Is het voornaamfte oogmerk der belastinge, dienstbaar ter befcherming der eigendommen? . moet dan hij, die geen ander eigendom heeft als de lucht welke hij inademt, lasten dragen tot befcherming van bezittinge der rijke die in wellust leven, intusfehen dat de behoeftige in zijn fchamele hut beroofd van voedzel endekzel met zijn vrouw en kinderen, in kommer en gebrek zijn leven flijt! In de Eeuwen der Onkunde toen de mindere een Haaf van de meerdere was, en die belastinge, tot ketenen zijner flavernij diende, kwam zulks overeen met de denkwijze van die tijden, maar wat Menfchenvriend, en die de waarde zijner behoeftige Natuurgenooten kent, of zijn geweeten plijt voor de ontheffing der lasten zijner onvermogende Me-  C 27 ) Medeburgers! Zonder die generale ontheffing, ' is er ook niet wel mogelijkheid om de minder vermogende Gewesten, ( waar bij veele deezer belastinge. niet bekend zijn, en welke zich door de in een fmelting der Staatsfchulden alree bezwaard vinden,) te doen confenteeren in belastinge, die haar bijzonder zoude drukken, daar de belastinge op mindere noodzaakelijke behoeftens door hun onvermogen in geen gebruik zijnde, ook niet tot drukking van hun kunnen dienen, maar alleen gedragen worden, door de meer vermogender ftande des Volks. Al wat men dierhalven voor en tegen inbrengt, en op de fchaal der Gerechtigheid weegt, zo is hetbefluit, dat het onrechtvaardig is, dat noodlijdende Burgers lasten zoude betalen tot befcherming der uitgebreide bezittinge hunner rijke Medeburgers, en om welke redenen bij een Confli'tutie gegrond op de Rechten der Menschheid, geen belastinge mogen plaats hebben op onontbeerlijke levens behoeftens, • die niet behooren tot de onderwerpen van befcherming, alzo in Oorlog de vijanden zelfs, de overwonne Volken hier niet van beroven, maar desnoods de overwonne, in onontbeerlijke behoeftens noch onderfleunen. Dat het ook ónmogelijk is om de onontbeerlijke behoeftens egaal te belasten in alle Gewesten, hebben verfcheide Reprefejitanten ter  C 28 ) ter Nationale Vergadering voldoende beweezen, en om maar een voorbeeld te noemen in de Provincie van Utrecht betaald de Stad in die onontbeerlijke behoeftens zulke zwaare Impofitienals Holland, doch buiten Stads Jurisdictie in de andere gedeeltens der Provincie, wordt zulks bij admodiatie geheven, en zijn alle lasten zeer gering, doch ook met dat nadeelig gevolg, dat veele rijke Capitalisten welke hunne Buitenplaatfen buiten Stads Jurisdictie hebben , het grootftc gedeelte van het jaar, en zommige geheel buiten blijven woonen, om te profiteeren van de mindere lasten der bevoorrechte Landen, intusfehen Hat het weder voor gemeender ftanden, de deur opent tot de grootfte Sluikhandel. S- 18. Aangaande de belastinge op verteeringe van §. 10., zo diend men hier in wederom acht te geven, op de graden der mindere noodzaakelijkheid. De Grondregel daar toe behoort te zijn „ De lasten, die van alle min noodzaa,, kelijke levensbehoeftens , en voorwerpen ,, van luxe of weelde der Huisgezinnen, „ betaald dienen te worden, behooren „ evenredig te zijn naar de meerdere „ gra~  C *9 ) „ graden dér mindere noodzaakelijkheid ,, van dien. Die Grondregel in acht neemende, zo betalen de vermogende Standen des Volks, de belastinge in evenredigheid van hun vermogen. Dat ik in deeze Grondregel diftinct zeg der huisgezinnen is, naardien alle onbewerkte producten van wat aart en natuur dezelve zijn, welke men gebruikt in Fabrieken of Induftrie geen belastinge behooren te betalen, (bij voorbeeld de Kooien en meer andere noodwendigheden). Die vrijdom is noodzaakelijk, ter begunftiging der bewerking, om tot de minfle prijzen in mededinging met andere Volken hier in te kunnen komen, want ontheffing van lasten op onontbeerlijke levensbehoeftens, zou noch niet genoegzaam zijn, indien ook niet al dat tot de bewerking behoort dezelve vrijdom genoot. Maar zegt men de belastinge moet maar arieen dienen ter befcherming onzer bezittingen en inkomften, en dus zijn alle belastingen op verteeringen onredelijk. Oppervlakkig laat zich dit hooren, maar met 's menfehen daaden in verband befchouwt vervalt die aanmerking, want wat genot zou de Mensch van bezittinge of inkomften hebben, indien hij in zijn verteeringe of meerdere genietinge, niet dezelve befcherming  C 30 ) ming genoot, het eerfte wierd onnut zonder het laatfte. De Mensch begeert en verkrijgt bezittinge en inkomften , maar waarom ? ten gebruik, en om zodanige verteeringen te doen als hij goed vind. Verteeringe ten voordeelen zijner Medeburgeren, en in welke vrijheid tot verteeringe hij zo wel de befcherming der Maatfchappij noodig heeft, en wel en te, recht ver' diend als voor bezittingen of inkomften; en daarom zijn ook de belastingen in deezen zo rechtvaardig als op bezittingen of inkomften. Bepaald men de belastinge op Inkomften §.7. en 8. en op de verteeringe van §. 10., onder de uitzonderinge van §. 18. omtrent de Fabrieken en Induftrie, dan vordert ook de billijkheid, dat de Koophandel dezelve vrijdommen geniet, van alle waaren (uitgezonden Impost fubjecte) binnen 's Lands vrij en onbelast te verkoopen en vervoeren, met die uitzondering alléén, dat in zo verre het buitenlandfche bewerkte Koopwaaren zijn , dezelve bij haare inkomst zodaanige Inkomende rechten betalen , als tot debit en preferentie van het eigen inlandsch bewerkte noodig is, om daardoor het Confumptive van het buitenlandfche niet prefarabel te doen worden  ( 3i ) den boven het binnen 's lands bewerkten; echter met dat voorrecht, dat het betaalde van het buitenlandfche, bij verdere verzending buiten 's lands zal werden gereftitueert ter bevordering van het vrij tranfitoir van dien. Bepaalinge die voor een Land van Koophandel onontbeerlijk zijn. Alle binnenlandfche Tollen behoorendierhalven vernietigd te worden, om dat dezelve hinderlijk en nadeelig zijn voor alle binnenlandfche Koophandel; doch om dat de fchepen de voordeel gevende eigendommen zijn, evenals de Landerijen, zo is een lastgeld op dezelve bereekend naar haaregroote, zo min verfchoonlijk als Landen, Huizen of andere Verponding betalende Gebouwen; en om een Waag geld te betaalen van zommige te bepalen goederen die voor de eerfte rijs verkogt worden billijk, en nuttig voor de Kooper om niet bedrogen te werden. Een Impost op de Ronde Maat bij de eerfte verkoop, is van gelijke een billijke belasting; zo ook een wijzelijk geregeld Tarif op de Inkomende rechten, volgens bovengem. Grondbeginzelen is daarom nuttig en noodzaakelijk, en de algemeene Grondregel in deezen de volgende „ Alle onbewerkte buitenlandfche waa„ ren,noodig ter bewerking binnen's lands, „ zullen vrij en onbelast dienen ingevoert „tê  C 3* ) „ te worden, — maar alle in te voeren „ bewerkte buitenlandfche waarenbehoo- ren, een zodaanig inkomend recht te „ betalen, dat men het binnen''slandsbe„ werkte, ter eige Confumptie tot minde„ re pr ij ze kan gebruiken; — dochbui„ tenlandsch bewerkte of onbewerkte koop- waaren, bij uitvoer naar andere lan„ den, de daar van betaalde Inkomende „ rechten gereftitueert, e« /z^ï ,, binnenlandfehe vrij en onbelast uitge„ voert kunnen worden, — en ter bevor„ dering van alle binnenlandfche Koop„ handel, diend men alle binnenlandfche „ Tollen of belastinge op vervoer van Koop„ waaren per Asch of Schip, op eendaar „ toe te bepalen tijd op te heften, en geene „ belastinge invoeren, die tot drukking „ van eenige tak van Koophandel kunnen ,, weezen;— alleen ten gerieve des koop„ handels zorgende, dat de in het groot voor het eerst verkogt wordende koop„ waaren, per pond of maat, langs een „ egaal in te voeren gewigt of maat, ge,, woogen, of gemeeten worden, met be„ taling van een kleine belasting ter voor„ koming van alk bedrog voor den koo„ per. % 20.  ( 33 ) S- 20. Zie daar Grondregelen en Verklaaringe op dezelve, die zo ik vertrouw de toctftccn der rechtvaardigheid kunnen doorftaan. Rijke en vermogende Burgers klage niet ten onrechte over de meerdere lasten; de wijze Schepper derNatuur^ heeft de hoog vliegende Arcnt en laager zweevende Vogelen des Hemels vlerken gegeven evenredig aan haarvlugt,- dit waarheid zijnde, zou dan Hij, de gezegende boven zijn Natuurgenooten, de genieter van meerdere Aardfche Gelukzaligheden, zich onttrekken van lasten, die dienstbaar zijn om zijn meerdere Eigendommen te befchermen. Neen ! Hij die roemwaardige Burger, welke geen Armoede kan zien, of hij is daadelijk gereed ter onderftcuning, heeft te Edele denkwijze om niet mede te werken tot algemeen geluk des Volk. Ons Vaderland mag even als andere Volken, door groote welvaard, onder deeze of geene Standen in Zeden verbastert zijn, op de Deugd van milclaadigheid aan behoeftige, verdiend dit Land een onfterfelijke roem; en daarom kan ook een ontheffing der belastinge op onontbeerlijke behoeftens ter ondersteuning van nooddruftige, ■ (en het geen voor die Stand in de Republiek naauwlijks twee Milloenen kan bedragen, om dat van de C ove-  C 34 ) overige ontheffing van die zelve Impofitien de meer vermogende van gelijke profeteeren,) hun tot geen merkelijk bezwaar verftrekken, wijl het hun om 't even is, in vrat zoort van belastinge zij hun verfchuldigde aan den Lande voldoen. Zaaken van die Natuur moet men in zijn verband befchouwen, en dit doende vervallen een meenigte van geopperde zwaarighcden. Wat meer! langs deeze Grondbeginzelen de belastinge inrigtende, dan betalen altoos de vermogendfte Landen de meeste belastinge. Dorre Heiden, magere Landen, daar de Producten weinig, minder gezogt, en daarom volgens §. 14. tot laager prijze getaxeert worden, betalen door die weg niet boven vermogen; intusfehen dat de Ontheffing der Lasten vmonontbecrlijke behoeftens, diend ter onderfleuning van nooddruftige, zo wel in Landen van bloeiende welvaard, als fchreiënde armoede. Zijn er bij Oorloge of andere ongelukkige tijdsomftandigheden meerdere lasten noodig; geen nood! lasten op deeze Grondbeginzelen ingerigt, hebben maar één tiende, meer of mindere verhooging noodig ter onderfleuning van 'sLands Kas. Dus in wat oogpunt men deeze Grondbeginzelen en Belastinge daar naar ingerigt befchouwt, zo verliezen alle tcgenwerpinge haar kragt, en de waarheid zcgenpraald, over de fijnfie drogredenen. ' PLAN  Plan Van ALGEMEENE BELASTING. JLJe eerfte Impost die hier in aanmerking komt* is een Verponding op Landerijen, Huizen en andere Gebouwen, befchreven door mij in mijn Verhandeling onder Art. i., refereerende mij aan al het geene dienaangaande aldaar van bladz. 31a. tot 318. gezegt heb. Alleenig zal ik noch aanmerken, dat er in de meeting der Landen in zommige Gewesten, groote abuizen moeten plaats gehad hebben, blijkbaar, indien men, de in Verponding bekend flaande Mergentaalen Vergelijkt en bereekend naar deaccuraate Landkaarte. Ja ! het is bekent, dat Lande welke zedert jaaren herwaarts onder Patrice Famielien, Eer/lelijk op de Inkomften volgens §. ft Art. 1. C 2 zijn  C 3* ) zijn geweest, bijzonder in deGelderfche, Overijsfelfche, en Friefche Kwartieren, bij verkoop als minst belaste Landen, meest gezogt worden, met en benevens die , aan welke gelijk in Frisland het Stemrecht vcrknogt was. De taxatie der Huizen in Holland, alwaar zedert 1730. geen nieuw Quohier van Verponding is gemaakt, zou indien men voor ordinaire en extra ordinaire Verponding, de taxatie naar het één zesde gedeelte der Huur bercekende, thans om de hoogcrHuuren een aanmerkelijk verfchil maaken. En naardien het een Grondregel behoort te zijn, om dezelve zaak zo min mogelijk met niet meer dan eene belasting te bezvvaaren, zo ftreid een belasting op de huishuuren met deeze Grondregel, maar is het gevoeglijker, (om dat een Bouwman volgens mijn Plan ontheven is van de belastinge, in Holland bekend onder de naam van Bouwmiddelen, gelijk ook van de belastinge §. 9.), dat hij benevens de Huurder van Huizen het zijne als bruiker betaald in de verhoogde Verpondinge, zo als ik in mijn Verhandeling bij Art. 1. heb opgegeven , doch is den eigenaar ook teffens den bruiker of bewooner van zijnIluis, is hij vérpligt het verhoogde zo wel als de Oude last alléén te betalen. Ik weet wel men zal zeggen, dat dit bezwaar zijn eigendommen minder waardig maakt, doch  C. 37 ) doch als dc taxatie gefchied ingevolge §. 14., zullen daarom de waarde der Kapitalen, niet van belang daalen. Neen! de meerdere of mindere omloop des gelds, geeft hier in het grootfte verfchil ; want hoe komt het dat thans in Leijden, Haarlem, en meer andere Hollandfche Steden, de koopprijzen der Huizen zo aanmerkelijk gedaald zijn, wijl intusfcb.cn de Huuren weinig verminderen? alléén om dat het contante geld ter koop ontbreekt, en de eigenaars om de geforceerde ligtinge de Huuren opprijshouden. Dat de Landerijen in onze Republiek thans noch even hoog in prijs blijven, is om dat het meeste geld tegenswoordig onder de Boerenftanden berust, en welke over het geheel genomen meest van een andere denkwijze zijnde, niet naalaaten langs allerhande indirecte wegen, de extra ordinaire belastinge te ontduiken. Daar dc Finantieele Commisfie ter Nationale Vergadering, het noodige beloop van belastingen , voor onze één en onverdeelde Republiek, heeft opgegeven op 36 Millioenen, heeft men geen aa Milloenen voor de Verponding noodig, gelijk ik in mijn Verh, bladz. 343. bepaalde, maar zoude in deezen ^Millioenen genoegzaam zijn; en om die zom te vinden, zal men de ordinaire belastinge op de vasteGoedcren,maar evenredig naa de getaxeerde waarde hebben te maa^ C 3 ken,  C 38 ) ken, en alle tot heden onbelaste Landen, Uiterwaarden, en ingedijkte Polders, (uitgezonzondert die om de indijking of droogmaaking voor eenige jaaren vrijdom hebben,) gelijk ook de nieuw aangebouwde Woon-, Pak-, of Fabriekhuizen , en waar van er in Amfterdam , Dordrecht, Rotterdam, Schiedam, *s Hage en meer andere Steden en Plaatzen duizenden te vinden zijn, die op'sLands Quohier van Verponding noch niet bekent ftaan, hierin aan te flaan, wanneer gem. 14 Millioenen zonder bezwaar gevonden zullen kunnen worden. Een last bijzonder voor de Landerijen niet bezwaarende, om dat zo lange de Republiek haar aanweezen gehad heeft, er geen tijdvakken te noemen zijn, van grootere voordeden voor de Boere Hand, als nu zedert een reeks van jaaren hebben plaats gehad, blijkbaar aan de Cours houdende, en zelfs op zommige plaatzen noch tocneemende prijs der Landerijen. Waarheden bij alle des kundige bekent! — en hoe, naauwlijks met de helft der voorheen daar toe gebruikte kosten, de Veenplasfen droog gemaalen kunnen worden, en andere Polders betere en onkostbaarder water Ontlastinge kunnen verkrijgen, hoop ik binnen kort op te geven, en de waarheid der voordeden te betoogen, van het geene ik in mijn aangehaalde Verh. van bladz,  C 39 ) bladz. 357. tot 359. dienaangaande opgaf. Doch de Verpondinge op deeze hier bovengen, fom bepaalende, dan bchooren er ook geen verdere belastinge op Huizen of Landerijen, (uitgenomen omtrent het laatfte, Molegclden of andere binnenlandfche omflagen) het zij onder de naam van Huis-, Haarftede geld, of onder wat benaaming zulks zoude mogen weezen meer plaats te hebben, al was het zelfs van Thienden, Theinzen, of Erfpagten, doch welke laastgen. Lasten , om dat de eigenaars hunne Landen met die lasten gekogt hebben, en de Thiend, Theinz, en eigenaars der Erfpagten, die rechten gekogt, of bij erfcnisfe verkregen, als een wettig eigendom bezitten, zo behooren deeze laatfte hierin fchadeloos gefteld te worden , — door de eigenaars, welker Landen met die laste bezwaard zijn, en door de afkoop deezer Lasten des te meerder waarde verkrijgen. Art. 2. Omtrent de belasting van Collateraal, zo refereere ik mij aan mijn Verh. onder Art. 3. bladz. 320. tot 323., en begroot deezen Impost op 2^ Millioen over de één en onverdeelde Republiek. C 4 Art.  C 40 ) Art. 3. Een belasting van één $ofïe en 80/& Penning op de verkoop dcrVaste Goederen, gelijk ook op de Rusting en Bijl brieven enz., als in Holland gebruikelijk is, en het geen begroot dat over de Republiek zal opbrenge 500000 Gis. Aanmerking. Dat deeze belastinge haar tegenfpraak zullen vinden leid geen twijfel, maar is het wel mogelijk finantieele gebreeken te hcrftellen, zonder den een of den andere te benadeelen ? Van twee onvermeidelijke kwaaden , het eene om de fchreeuwende onrechtvaardigheden Hand te doen houden, ' en het andere om dezelve te hertellen, ten voordeden van het algemeen belang, is immers de keus niet twijfelachtig. In dat zoort van belastinge heeft men oribeftaanbaare misbruiken , zo dat Landerijen van geen noemenswaardige waarde, gelijke lasten betalen, met Landen van een tien dubbelde waarde, is dat rechtvaardig? en moet zulks blijven, om dat de Landerijen met die meerdere of mindere lasten gekogt zijn, dit toeftaandc vermag ook geen Wet-  C 4i ) Wetgever eenige nieuwe belastinge op dezelve leggen. Neen? wil men een Conftitutie gegrond op de Rechten der Rechtvaardigheid daar ftellen , dan komt geen belang van een enkeld Individu, maar het algemeen belang des Volks in aanmerking, en dan vereischt een geregelde Staats orde om de Grondregel van §. 13. hier in te volgen. Het is waar uit de discusfien over dit onderwerp ter Nat. Vergadering, heeft men genoeg kunnen befpeuren, dat de min belaste Gewesten, en welker rijkdommen veel in vaste bezittinge beftaan, voorgeven hier aanmerkelijk mede bezwaard te zullen zijn, maar de manier en voorfchrift der taxatie, zo als ik die bij §. 14. heb opgegeven onbevooroordeeld inziende , zo worden die weiniger vruchten gevenden, en om de minder omloop des geld naar hooger Interest bereekende Landen , immers ook laager getaxeert. Ja! is een eigenaar van vaste Goederen, in Gewesten daar de levensmiddelen een derde goed kooper zijn dan 'm Holland, en welke aldaar een zuiver inkomen geniet van 1200 Gis., niet zo wel in ftaat om de belastinge te betalen als een eigenaar in Holland die mede maar 1200 Gis, vrij geld van zijn eiC 5 gen-  ( 4* ) gendommen,inkomften heeft. Neen! 1200 Gis. in die Gewesten, ftaat om de minder koop levensmiddelen aldaar, gelijk met 1500 'mHolland. Men fchrecuwt altoos zo van de winften des Koopshandels , maar zijn dezelven niet aan veel meer wisfelvalligheden onderworpen dan die van den Landbouw. Zeer gaarne beken ik, indien men de onontbeerlijke levensbehoefte aldaar zo zwaar wilde belasten als mHolland, die Gewesten hunne bezwaaren dan allerbillijkst waaren, maar deeze onrechtvaardige belastinge , volgens mijn Plan algemeen weggenomen wordende, zo hebben alle onvermogende Gewesten of Burgers, waar woonachtig geen dc minfte reden tot klagten. Belastinge op de Inkomften §. 8. Art. 4. Belangende het tweede zoort van belastinge 5.8., zo komt het eerst in aanmercing, de belasting op de Interest der vreemde Obligatien, mede in gem. Verh. onder Art. 2. bladz. 318, 319. en 320. door mij opgegeven, en de nood- zaa-  C 43 ) zaakelijkheid daar van betoogd, in de aanmerking op gen. Art., en begroot het provenu van dien op 2-^Millioen over de geheele Republiek. Art. 5, In mijn gem. Verh. heb ik onder Art. 9. bl. 330. tot 334. ingeflote, deClasficale verdeeling omtrent het Hoofdgeld opgegeven, alléén zou het 12de poinct als ftreidig tegens het dienaangaande genomen Nationaal Decreet weggelaaten moeten worden. Doch bij nadere overdenking en ondervinding geleert hebbende , het drukkende der belastinge voor zwaare huisgezinnen, zo dunkt mij dat alle Burgers, behoorende onder de ifte, nde en ^de Clasficale verdeeling, — welke vijf en daar boven noch in huis woonende en buiten beftaan zijnde kinderen hadden, zo lange zulks plaats had vrij van alle Hoofdgeld behoorde te weezen. •— De billijkheid vordert die uitzondering, om dat zij ter bekwaam maaking hunner kinderen tot nuttige Burgers of Burgeresfen der Maatfchappij, bui-» tengewoone onkosten van doen hebben. De hooger Clasfes behoeven die bevoorrechting niet, als door hun ruimer beftaan zulks niet hinderende. Deeze Clasficale belasting naar de inkomfte is een der Rechtvaardigde, maar die ook  C 44 ) ook het meeste toezicht zal vcrcisfchen, om alle ontrouwe aangevinge daar in voor te komen, blijkens aan het middel van Koffij en Thee geld in Holland en Utrecht, wat voorzieninge hier in genomen kunnen worden , heb ik aangeweezen in gem. Verh. bladz. 332. en vervolgens. Ik begroot het beloop van deeze belasting voor de Republiek op 6 jYiillioencn. Aanmerking. Deeze twee belastinge zijn zeeker geheel nieuw in zijn zoort, maar dienen in plaats van de door mij opgegeven aftefchaffen Impofitien op de onontbeerlijke levensbehoeftens, naardien men anders verfcheide Capitalisten zou vinden, die eigenaars van die vreemde Effecten waaren , verder geen vaste Goederen bezaaten, en dus de meeste belastinge zoude kunnen ontduiken, daar het nogthans een goede Staatkunde vordert, van de belastinge zodanig interigten , dat ieder naar zijn vermogen daar in betaald. Dat deeze belastinge zo veel tegenfpraak vinden, is niet te verwonderen. Ja! men zegt dat zulks een daaling in vreemde Obligatien zal geven, — maar hebben dezelve evenwel niet haar op en afgaan-  ( 45 ) gaande Cours, naar de meer of min gunftige buitenlandfche omftandigheden ? en zo dit al een daaling deezer Effecten in ons Land mogt veroorzaaken, zo heeft dit geen betrekking op de verkoop van dien buiten 's lands. Een binnenlandfche daaling kan zelfs dienstbaar weczen, dat de bezitters deezer vreemde Effecten naa gelegentheid zoeken, om dezelve buiten 's lands te verkoopen, en waardoor dan dat geld wederom binnen 's lands in omloop kwam, ten voordeele van het algemeen belang; want onder wat voordeelig oogpunt men deeze Negotiatien mag plaatzen, de ondervinding heeft geleert, dat dezelve dienstbaar zijn geweest bij de Oorlog zuchtige Hoven, om onafgebroken te blijven Oorlogen. Had het trotfche Albion hier geen gebruik van kunnen maaken , en daardoor zijne Staatsfchuldcn genoegzaam onbetaalbaar gemaakt. Europaas grond zou niet met zo veel menfehen bloed gemest, de fchoonfte Steden in puinhoopen verkeert , Landen verwoest, en deszelfs Burgers door het Oorlogs zwaard omgekomen, en van Ha- , ven en Goed beroofd zijn geworden. De zuchtende Menschheid , ongelukkig door de rampen des Oorlogs, zien met genoegen, dat  C 46 ) dat de Onderfteuners van het Dispotismüs, door fchaden geleert, afkeerig zullen worden, om hun geld aan eenige Oorlogzuchtige Vorflen meer op te fchieten. Hierdoor is er mogelijkheid, dat der Hoven miscrediet en ongunftige Finantieele omftandigheden, den Vrede noodzaakelijk maaken, en dezelve eens daar zijnde tot geluk van het menschdom beftendig blijven. Belastinge op de Verteeringe van §. 10. Art. 6. Om dat ik de Rogge, Boekweit, Meel van dezelve, Garst, (zo verre verbakken wordt) onder de onontbeerlijke behoeftens geplaast heb §. 9., zo behoort hier alle Impost van afgefchaft te worden. De Garst tot Mout gemaakt, behoort ook onder geen de minfte Impost te komen, om dat dezelve in de Brouwerijen en Branderijen gebruikt wordt, ten minfte het binnenlandfche Mout behoord die vrijdom te hebben, want den invoer van het Engelfche Mout is alléén dienstbaar, om de binnenlandfche Mouterijen te doen ftil ftaan, alzo de Engelfche ons nooit haar Garst, maar bij een over- vloe-  C 47 ) vloedig gewas, wel her Mout toezenden, ert het geene zij tot minder prijzen kunnen geven, dari ons binnenlands Mout, om dat de Engelfche Kooplieden voor ieder uitgevoerde Last, één pond Sterl. premie in Engeland trekken, en onze binnenlandfche Mouterijen haar Mout dan voor de prijs van 't Engelfche Mout niet kunnen geven. Doch het Gemaal, of Tarwe Meel zou kunnen gebragt worden op vier guldens de Haagfche Zak van drie Schepels, en fchat als dan dien Impost zal opbrengen over de geheele Republiek vier Millioenen guldens. Art. 7. In mijn Verhandeling onder Art. 13. bladz. 337. had ik de Genever gefteld op twee guldens per Anker, doch bij nadere overweging het misbruik nagaande dat van dezelve gemaakt wordt, zo dunkt mij dat de Genever wel de volle Impost van de Wijnen , en ander Gedisteleerd mag betalen. Wijn en Kunst-Azijn kan ook op deezen Impost gefteld worden, om dat ik de BierAzijn als onontbeerlijk onder devrijgefteldevan §. 9. heb'opgegeven. Aangaande de voorzieninge om zo veel mogelijk het Sluiken te beletten, zo refereer ik mij aan mijn gem. Verh. bl. 337. en 338. Ik begroot dien Impost op 27M1Ilioen. Art.  C 43 ) Art. 8. Heb ik de Bieren van vier gulden en minder de Ton, onder de vrijgeftelde imposten §. 9. opgegeven, dan is ook niet meer als billijk dat Bieren boven de vier gulden de Ton, drie gulden Impost per Ton betalen, en het geen ik reken dat noch wel zal opbrengen 200000 Gis. Art. 9, Den Impost op de Buiten Bieren kan blijven, zo als in Holland plaats heeft, en fchat op 20000 Gis. Art. 10. Dat ik dc KooLENnict onder dc vrijgeftelde Imposten reeken, heb ik de reden van in mijn Verh. onder Art. 12. bladz. 336. en 337. opgegeven. Een Impost te meer billijk, indien men al het geene voor de Fabrieken gebruikt wordt vrij fteld ; en begroot dien Impost op 230000 Gis. Art. 11. In het Dienstboden geld diend men deeze verdeeling te volgen, — dat Bakkers Knegts of 'Mei-  ( 49 ) Meiden, gelijk ook van de Bouwbedienden, en alle andere in de vaste kost zijnde Huisbediende tot Handwerken enz., niet meer betaald worde als drie gulden 's jaars voor ieder bediende; maar dat er vervolgens een opklimming plaats heeft bij andere Dienstbodens, onder de bovengen, niet behoorende, bij voorbeeld: Een Dienstbode het zij Meid of Knegt . 7 Gis. 2 ieder 9 guld. t'zaamen 18 —— 5 en daar boven ieder 25 125 Ik weet wel men zal mogelijk zeggen dit laatfte progres is te hoog! doch wel ingezien verdiend een zodaanige luxe van vijf en meerdere Dienstboden wel een zwaare belasting, om dat men hier door de Maatfchappij onttrekt nuttige Leden voor het Huwelijk, en daar uit volgende populatie. Menfchen die tot andere nuttige werkzaamheden konde worden opgeleid, en in die ftaat geen ander nut doen, als ten dienften te ftaan voor weelde en pragt. Ik begroot dien Impost op een halve Millioen. Art. 12. Den Impost op Karosse geld, diend D de  C 50 ) de begroóting te weezen, als volgd: Voor één Rijpaard van plaifier . . 16 Gis. Eén Chais niet één Paard, zonder uit; zondering van Bouwman, Slachter, Grutter, of andere die zulks waanen . noodig te hebben voor hun affaire . 22 — Eén Chais of open Wagen met aPaarden 40 — ,Eén toe Wagen of Koets met 2' — 60 Eén — 3 90 Eén 4 120 Eén .— 1 6 180 En verder voor ieder plaifier Paard, dat meerder gehouden , en bij verwisfeling gebruikt wordt . . 20 -— Voerlieden behooren niet voor hunne Rijtuigen, maar alléén voor haare Paarden te betalen, en aan niemand een admisfie hier toe gegeven te worden, als die waarlijk een Voerman is. Voor één, Paard 20 ■ 2 Paarden ieder 20 gl. t'zaamen 40 . —: '■—■ 2 ■ tot 6 Paarden voor ieder 20 te zaamen voor 6.120 ■ En dan verder voor ieder Paard boven de 6 10 —■ Ik begroot deezen Impost jaarlijks op 200000 gulden. Art.  ( 5* ) Art. 13. Tot den Impost van Bezaaij, zo refereer ik mij aan mijn Verh. onder Art. 7. bladz. 328. en 329., en begroot dien Impost op een halve Millioen. Art. 14* Om het Zegel tot de belastinge volmaakt evenredig te maaken, behoorde de Quitantien ter betalinge van 'sLands belastinge, maar een generaal Stempel te hebben, en voor Zegelgeld 3 p. Ct. van de belasting te worden ontvangen, wanneer zulks ruim één Millioen zal opbrengen. Art. 15. Omtrent de Zegels tot het Judicieele, "refereer ik mij aan Art. 16. bladz. 339. en 346. van mijn Verhandeling * en fchat het beloop op 700000 Gis. Art. 16. Veergeld zie mijn Verhandelinge Art. 19. D 2 bladz.  C 5= ) bladz. 341., en begroot dien Impost in de Republiek op 100000 Gis. Art. 17. De Algemeene Posterijen zullen in vredens tijd wel bedragen 700000 Gis. Aanmerking. Heeft dc Provintie van Holland, een belasting gelegt op de Speelkaarten, zo zoude ook even als in de SadUtreckt omtrent de Biljards, een belasting van 25 gulden 's jaars gelegt kunnen worden, op het houden van ieder Biljard, en Kolfbaan, en vertrouwe dat zulks noch meerder geld zou opbrengen als van de Speelkaarten. Ja! zelfs vind ik het niet onredelijk, dat van de roerende Goederen, Goud, Zilver, Juweelen, en verdere Meubelen, een niet hooge jaarlijkfche belasting wierd betaald, naardien dezelve mede een zeekere graad van vermogen aanwijzen , of dat dezelve mede in de taxatie van het Hoofdgeld in aanmerking kwaamen, want het zijn even zo. wel bezittinge als de vaste Goederen, doch die belasting diend zo min bezwaa- rend  C 53 ) rcnd te zijn, dat dezelve geen nadeel aan de Handwerken van inlandfche Kunst of Smaak doet. Ik zegge inlandfche, om dat het zelfs noodzaakelijk oordeele, dat er een zwaare belastinge gelegt worden, op alle van buiten inkomende Meubelen, Rijtuigen , Vaartuigen , gemaakte klederen of wat van die natuur mogt weezen, en waarvan de hoeveelheid der belasting bij de Ordonnantie op de Inkomende Rechten bepaald kan worden. Den uitvoer van Rundervee en Paarden in mijn Verh.onder Art. 18. opgegeven, behoort volgens deeze verfchikking, benevens de vreemde Boter en Gerookt Vleesch onder de Inkomende Rechten. Belastinge op roerende Goederen van Negotie. Art. 18. Een algemeen Waaggeld voor alle Goederen die per pond voor de eerfte reis verkogt worden, en waarvan men het Waaggeld diend te bepalen , zo naar mogelijk in evenredigheid van de waarde der Goederen. Een belasting D 3 die  c 54 ; die men wel kan fchatten op 500000 guldens 's jaars, over de geheele Republiek. Art. 19. Ronde Maat , kan bij de eerfte verkoop van Graanen een Impost opgefteld worden, mede in evenredigheid der waarde, en fchat zulks 's jaars op 150000 Gis. Art. 20. De belasting op het Lastgeld der Schepen, zo refereer ik mij aan Art. 6. mijner Verhandeling, en begroot zulks op 1000000 Gis. 'sjaars, en om verzeekert te zijn van die zom, heeft men maar eerst al de Schepen groot en klein temeeten, als dezelve leedig zijn, niet gelijk men gewoonlijk doet naar het ruim van binnen, maar naar de buitenfte omtrek van de Water Snijlijn, wanneer men 4000 pond voor een last neemende, kan bereckenen hoe veel een Schip per last moet zinken, en waar door men de meeste bedriegereiën in dat cas voor kan komen, Art. 21. Aangaande de Inkomende Rechten , zo re- fc-  ( 55 ) fereer mij aan mijn Grondregel §. 19., en het geene in mijn Verh. onder Art. 5. van bladz'. 323. tot 327. daar van gezegd heb, en begroot deeze belasting over de Republiek op i|MÜt lioen. Aanmerking. Deeze belastinge op de roerende goederen van Negotie, zijn meer tot gerief als last van de Koophandel, ten einde alle bedrog in Gewigt of Maat voor te komen. Een Lastgeld op de Schepen is zo Rechtvaardig als op de vaste Goederen, te meer daar er geen binnenlandfche Tollen behooren te zijn. Tollen meer dienstbaar tot beftaan voor de Tolbediende, als wel om 's Lands Finantien te onderfchragen, en wanneer men de Inkomende Rechten regeld naar mijn opgegeve Grondregel, dan kunnen Koophandel en Fabrieken weder■ zijds bloeiën, zonder eikanderen te benadeelcn. §• 21. Volgens mijn voorgeftelde orde in het voorbcrigt opgegeven, dien ik nu te bewijzen, dat D 4 de  ( 56 ) de tegenswoordige belastinge , ftreiden tegens mijne opgegeve Grondbeginzelen. Ik zal mij eerst bepalen tot de belastinge van §. 7., en mijn daar toe opgegeve Grondregel $• 13. In veelen zo niet meest alle Gewesten heeft men de Verpondinge en Schildtaalen, of andere belastinge van die natuur, voor deLandereiè'n niet geregeld volgens de waarde, maar per Mergen , waardoor dikwijls een Mergen Lands van 100 Gis. waarde, zo veel betaald als een van 1000 Gis. zelfs vind men noch eenmeenigte Landen die vrij van Verpondingen zijn. Vruchtbaareüiterwaarde van 1000 Gis. en meerder de Mergen waardig, die niets in de Verpondinge betalen. De Haardfleden van flegte bouwvallige Huizen, en Fabrieken, betalen niet in evenredigheid van pragtige Wooningen, het Huisgeld en meer Lasten van die natuur, zijn niet geregeld naar mijn Grondregel §. 13. Met de Verpondinge op de Huizen, is het in Holland niet veel beter gefteld, want aldaar betaald men die belasting noch volgens de taxatie van 1730., daar naa die tijd veele Huizen vervallen, en weer andere van bouwvallige tot fchoone Woonhuizen van Kunst en Smaak zijn opgebouwt., waardoor dezelve drie- en viermaal waardiger zijn geworden, zonder nogthans in de Verpondinge te  C 57 ) te zijn verhoogt. Ja! zelfs bijzonder in Dordrecht, slmjïerdam, Rotterdam, Schiedam, den Haag en meer andere Steden, zou men duizende van nieuw gebouwde Huizen , Pakhuizen , of andere Gebouwen vinden, die op 's Lands Quohieren van Verpondinge niet eens bekend Haan. Had vooral Holland, daadelijk naa de Omwenteling van 1795., een nieuw Quohier van Verpondinge doen Ontwerpen, en gebruik gemaakt van het geen ik in mijn Verh. |, 135. op bladz. 450. omtrent de Munt heb opgegeven , die Provincie had zich voor een groot gedeelten, en met mindere geforceerde Gcldligtinge kunnen redden , maar ongelukkig heeft men naar geen goede raad believe te hooren en toevlugt genomen tot verderfelijke Geldnegotiatien , die de waarde veeier vaste Goederen en 's Lands Obligatien meer dan 40 p. Ct. hebben doen daalen. Een blijk hoe door onkunde in het Finantieele, honderde Millioenen voor de Burgers verlooren kunnen worden. VerfcheideReprefentanten ter Nationale Vergadering, hebben op het Rapport van deCommisfie der Finantie aangemerkt, dat het onbillijk zou zijn, alléén ingeval van nieuwe belastinge, de Onroerende Goederen naar haare waarde te taxeeren, — als oordeelend zulks ook omtrent de tegenswoordige belastinge op D 5 de  C 58 ) de vaste bezittinge behoorde plaats te hebben doordien dezelve aller onregelmaatigst zijn, gelijk de Burger Reprefentamen de la Court en Krieger onwederfpreeklijk beweezcn hebben, (zie Dagblad No. 420.) en gelijk door mij hier vooral is aangetoond. Neen ! als er geen nieuwe taxatie naar de rieele waarde der vaste Goederen plaats heeft, dan zullen de tegenswoordige belastinge onevenredig zijn en blijven. Ik weet men brengt hier tegen in, dat door een nieuwe taxatie , en daar uit volgende meerdere, en voor zommige ook mindere belasting , veele vaste Eigendommen minder of meerder waardig zullen worden. Maar als men om die reden geen verandering in de belastinge kan maaken, dan vermag men ook een meenigte van Landen, Woon- en Pakhuizen, —— die noch vrij van Verpondinge zijn , onder de belastinge niet brengen. Wat meer, den eenen Burger, gelijk ook veele Landftreeken, zullen dan twee en drie dubbelde, en andere maar enkelde lasten betalen in deezen. Is dat nu Rechtvaardig, en overeen te brengen met deleervan de Rechte der Menschheid? Alle verouderde misbruiken, of onrechtvaardigheden onder een voorig bewind ingeflopen , dienen met wortel en tak bij onze nieuwe Conftitutie Uit»  ( £9 ) uitgerooid te worden, zonder op eenige bijzondere belangens acht te geven. Zijn die tegenswoordige belastinge op de vaste goederen in ieder Gewest verfchillend in haare bepalinge, dan behooren die immers onder een één, en onverdeeld beftuur op een egale voet geheven te werden , en wel in evenredigheid van haare waarde. Bij een Conflitutie gegrond op de Rechten der Menschheid, leid het geen twijfel , of het algemeen belang, gaat voor het bijzondere. Waarheden onwederiprekelijk , en daarom te meer te verwonderen, dat daar men een één, en onverdeeld beftuur met ineenfmelting van Staatsfchulden heeft gedecreteert,hoe men dan noch voorftanders van onze onevenredige belastinge kan vinden, onder voorwendzei van anders verandering in de waarde der eigendommen te zullen verkrijgen. Belastinge oorfpronglijk uit ons voorig Bondfchappelijk beftuur , maar die men verkiest te behouden om eigen belangs wille. Een blijk hoe moeilijk het is, om verouderde Staatskwaalén te geneezen. In Theorie is men toegeeflijk, maar als ten voordeele van het algemeen, deeze en geene bijzondere belangens eenig verlies zoude leiden, dan gepst een ieder het Harnas aan, om de waarheid in Theorie toegeftemd, met drogredenen te beftreiden. De  C 60 ) De in deeze voorgewende verandering in de waarde der vaste Goederen, is ook meer denkbeeldig dan weezentlijk, want zedert 40 jaaren zijn onder dezelve lasten , veele Landen wel driemaal duurder geworden. Waarom? omdat er meerder geld in omloop is.gekomen, en daarom veele Producten in prijs waarde zijn gercezen. Men diend in zulke gevallen altoos het verband der omftandigheden te raadplegen, gelijk ik in mijn Verh. van §. 15. tot 19. en §. 29., 30. en 31. betoogd heb. Ik heb daarom hier voor bij §. 14. de regel ter taxatie van vaste Goederen opgegeven, die in acht neemende, en de Huurders der Huizen in het meerdere der lasten de helft, en die der Landerijen tweederde laatende betalen, om reden bij Art. 1. van gem. Verh bladz. 313. aangeweezen, dan kan zulks geen aanmerkelijke verandering in de waarde der vaste goederen geven, en op die manier, kan men de door de in een fmelting der Staatsfchulden bezwaarde Gewesten , een gerustftelling geven, dat zij niet boven haar vermogen belast zullen worden. Een belasting op de onroerende Goederen, die als men dezelve volgens de daar van zijnde refpective Ordonnantie wilde verbeteren, ruim het bij mij bepaalde beloop volgens het nevensgaan-  C 61 ) gaande Plan zoude bedragen. Schoon die Ordonnantiën tot Bazis te neemen, de grootfte daad van Onrechtvaardigheid zou influiten, om dat, heeft men een in één fmelting van Staatsfchulden, en een één en onverdceltheid in beftuur gedecreteerd, dan vermogen er ook geen andere belastinge ingevoerd, of plaats te hebben als die in evenredigheid der vermogens van de bijzondere Gewesten en Inwoonderen van dien zijn ingerigt. Want het eene is een gevolg van het ander, —— tot eenheid in beftuur, behoord eenheid in Finantien, maar verdeeltheid in Finantien, legd de grond tot verdeeltheid in beftuur. Wil men het gedecreteerde der eenheid handhaven, dan moet men alles vermeiden dat tot wasdom van het voorig Foederalismus kan dienen. Wat het zde zoort der belastinge op de Inkomften betreft, daar toe behoort in Holland de loofte en aoofte Penning op Obligatien, en het recht van Trouwen en Begraven. In opzicht van het eerfte heeft geen Souverain de magt om een belasting op haar eigen Obligatien te leggen, zonder eerst terug gave van Kapitaal te prefenteeren, om dat die belasting gelijk is aan een verminderde Interest. De Dispotiekfte Hoven van Europa hebben dit ook zo begreepen, en geen beloofde Interest vermindert, dan naar  C 6* ) haar prefentatie der terug gave van Kapitaal Geen wonder dat daarom de Kapitalisten, daa-< delijk deel naamen in de buitenlandfche Geld^ negotiatien, — hooger Interest, en dat zonder belasting van één \oofte of 200/ie penning op de Interest, bepaalde hun eigen belang tot de keuze van buitenlandfche Geldnegotiatien. Een blijk hoe^Onftaatkundig het is, als een Souverain verzuimt een belasting te leggen op Negotiatien, die tot verderf van zijn Land dienen, en integendeel bezwaart eigen Negotiatien met één 100/ïe en één 200/le penning; trouwens in de meeste Staatkundige Cabinetten, bereekend men maar alléén de fom der belas^g > " of de belasting onevenredig drukt, bekreunt men zich weinig aan, en over het algemeen genomen , heeft men voorheen nooit naar goede Finantieele Grondbeginzelen gewerkt , en daardoor het noodzaakelijkfte vak van Staatkunde, dat zo veel invloed heeft op de welvaard der Volken geheel veronagtzaamd. De belastinge op de onontbeerlijke verteeringe naagaande, dan baard het geen verwondering, het aanmerkelijk verval te ontdekkend de middel en gemeene Standen des Volks. Op §. 17. heb ik het nadeelige van dien aangeweezen. Ja J wat Burger die maar een middelbaar beftaan heeft, en van een talrijk huisgezin voor-  C 63 ) voorzien is, of hij worde door deeze Confumptive belastinge zodanig gedrukt, dat hij inkom* mer en verdriet de vruchten van zijn anders gezegende Echt met de grootfte bekrompe zorge moet opvoeden. Naauwlijks voor Dis, Kleding en Onderwijs, het noodige genietende om ordentelijk van te kunnen leven. Laaten alle de Voorftanders van dit foort van Confumptive belastinge , onpartijdig het drukkende van dien onderzoeken in de groote huisgezinnen, dan zullen zij bevinden , dat door die onredelijke overgeërfde belastinge, — uitgevonde om de mindere tot een Slaaf van de meerdere te maaken, ook hierdoor de nuttigde Leden tot inftandhouding der Burger Maatfchappij veeltijds door armoede tot lasten der vermogende Burgers komen, of zo dezelve tot de werkende Stand des Volks behooren men verpligt is geworden, hunne daggelden te verhoogen, en daardoor de grond te leggen tot verval der Fabrieken. Ieder Confumptive belasting op onontbeerlijke behoeftens, is een bezwaar op alle takken van Handwerken en Induftrie, allerfchadelijkst voor het buitenlands vertier, ter mededinging met andere Volken die mindere lasten betalen. Gaat men verder naa hoe veel van die belastinge gefraudeert worden, wat aantal van bedienden er noodig zijn om de Sluikhandel te kee- ren,  C 64 ) ren, dan zal dit een en ander meer als 30 p. Ct. verlies beloopen, en deeze lasten meest gedragen werden door brave Burgers, welke van de noodzaakélijkheid der belastinge overtuigt, getrouw daar in het hunne opbrengen, intusfchcn dat andere die een Eer in de Sluikhandel (lellen, weinig of niets aan de lasten betalen. Eindelijk, indien men dit foort van belastinge algemeen wilde invoeren , dan bezwaarde men de min vermogende Gewesten hierdoor aller flerkst, doordien veele deezer belastinge bij haar onbekent, en zij onmagtigd zijn om de Confumptive belastinge van Holland op te brengen, — de in een fmelting der Staatsfchulden, en invoering van algemeene belastinge, moest dierhalven tot ruwien van die Gewesten dienen, — daar generaal alle Landen hiervan ontheffende, de andere belastinge die drukken in evenredigheid der meerdere of mindere vermogen , — zelfs het bezwaar der in een fmelting van Staatsfchulden wegneemen. Belangende de belastinge op de verteeringe volgens §. 10., deeze zijn dragelijk voor alle Gewesten, om dat dezelve betaald worden door vermogende Burgers. Het is waar men zal zeggen een vermogend Burger is in veele Gewesten vrij van mijne opgegeve belastinge, en wordt dus door dezelve allergrootst bezwaard. Maar  (