TOT MIDDENNACHT,   TOT MIDDENNACHT, o f LISTtegenLIST. B L T S P E L. GEVOLGD NAAR HET FRANSCHE, CUERRE OU VERTE OU RUSE CONTRE RUSE, ONDER DE ZINSPREUK, KUNST WORD DOOR YVER AANGEKWEEKT. Te ALKMAAR, by HENDRIK HARTEMINK,   aan HET KUNSTKWEEKEND TOONEELGËNOOTSCHAP. onder de zinfpreuk DEUGD en VERMAAK. BINNEN ALKMAAR. Beminnaars van 't tooneelgedicht, Die, binnen Alkmaars oude muuren, Tot oeffening, in leedige unren, . Der kunste een' tempel hebt geftichtj Een' tempel, aan de deugd gewijd, En tevens aan 't vermaak verbonden: Waar in ge, in winteravondftonden, De harten vormd; den geest verblijd. a. TT»-  Vergun rftij, brave en éedle (loef," U, in den avond mijner daagen, Dit geeftig blijfpel op te draagen, Indien 't uw' kiefchen fmaak' voldoet» 't Heeft eerst in Vrankrijk roem behaald , Voorts in Brittanje;.. in Gijsbrechts wallen. Kan 't nu, in dichtmaate, u gevallen, Dan is mijn arbeid ruim betaald. Ontvang het, als een fpreekend merk Van achting voor uw kunstvermogen. Mag ik op uw befcherming boogen, Ik acht geen' nijd voor mij te iïerk. De dankbaarheid fpoorde ook mij aan, Om iets aan uw tooneel te wijden, Waar ik mij meenigmaal verblijden, En, vergenoegd, ter feest mogt gaan.' Lang  mm Lang blijve uw maatfchappij in {tandt Lang moete uw voet uw' tempel drukken* Lang moet gij eerlauwrieren plukken 9 Zoo op uw fpeeltooneel, als in uw Vaderland.  përsoonaadjen. de baron van s ta n v i l l e , een bejaard officier. ldcile, nicht van den baron. na n ci, gouvernante ten huize des barons. l' o i i v e , knecht van den baron. L t s e t t e , kamenier van Lucile. t' i n g a m b e , oud foldaat, by den baron inwoonende. F r a n c o i s , portier van den baron, doof en fUnelende. pe MARQUis van dors an, verliefd op Lucile, r r o n t y n, knegt van den Marquis. zwijgenden. Een knecht van den Kap'tein. Eenige huisbedienden van den baron van Stanvilie, Vier kruyers. Het fpel fpeeld te MARSEILLE*  TOT MIDDENNACHT; O F LIST TEGEN LIST. B L T S P E L. ******* ^^^'^ **** **n* EERSTE BEDRIJF. J&n Tooneel verheelt eene breede ftraat, aan de eene zydes het huis van den Baron, en aan de andere zyde, tegen over het zelve, dat van den Marquis. EERSTE TOONEEL. DE MARQUIS. FRONT IJ N. Zie hier mijn wooning. Zijt gij nu eerst aangekomen? F R O N T IJ N Op 't oogenblik Marquis, 'k had naauwelijks vernomen, Waar uwe woonplaats was, toen gij mij hebt ontmoet. A Ik  a TOT MIDDENNACHT, Ik kan u zeggen, dat de Stad mij reeds voldoet.Haar aanzien is vrij trotsch. Zij moet aan elk behaagen. Wij zullen 't misfchen van Parijs ons niet beklaagen. DE MARQUIS. Daar fta ik ook voor in. De handel die hier bloeit; 't Vermaaklijk leven, dat uit dezen handel vloeit; De zuivre lucht, die men hier inaamt, het genoegen Op elks gezicht te zien, in 't handeldrijvend zwoegen; Al wat het oor hier hoort, al wat het oog hier ziet; Al wat de kiesfche tong hier, op den duur, geniet, In't kort een overvloed van alderhande zaaken Werkt meede om ons verblijf hier aangenaam te maaken. Ook is 'tmijn Vaderland, en bij gevolg niet vremd, Dat alles in mijn' fmaak en mijn genoegen ftemt. Waarom ik ook belloot voor altoos hier te blijven. FR ON TIJ N. Dat is vrij haaftig. Maar wat zult gij hier bedrijven? Ik weet, mijn heer, dat gij geen ander oogmerk had, Toen gij Parijs verliet, en trokt naar deeze ftad, Dan u bezitter eener erffenis te maaken , Van uw' verftorven Oom. en, als gij deeze zaaken Verricht had, en, naar uw genoegen, afgedaan, ^  EERST E BEDRTF, i Toon. 3 Zoo fchielijk mogelijk, wêer naar Parijs te gaan; Op dat uw Rijkdom daar tot uw genot mogt (trekkenILv woorden waren pas een uur voor ons vertrekken: „ Mijn waarde vrind Frontijn , hoe gaat het mij aan 't hart Dat in Marfeille mijn Perfoon gevordert wert, „ Wat raad? Hoe zal 't mij bij dat platte Volk verveelen t Ligt moet ik wel een maand in dat gezelichap deelen. Een gantfche maandniet in Parijs? kan 't mooglijkzijn, Dat iemand, daar gewoon, zich, zonder fmert en pijn, " Zoo veele weeken in Marfeille kan onthouwen, " BE MARQUIS. Gij moet mij, als geheel verandert, thans befchouweru F R O N T Y N. Ach: hoort men in Parijs dit wonderbaar befluit, De gantfch Stad, mijn heer! lacht u voorzeker uit. DE MARQUIS. Zij lachen vrij, daar legt mij weinig aan geleegen. F R O N T Y N. Wanneer ik uw befluit, met ernst wil overwcegen, A 1 Bot  4 TOT MIDDENNACHT, Ben ik 'erin verheugd. U is bekend, boe ?eer Ik naar die reis verlangt; gereikhalst heb mijn heer! En , had ik oait gejacht, dat gij zoo veel genoegen Zond vinden hier ter plaatfe, ik had u tot vervroegen Van uwe reis gerian, voor 't einde van den rouw, O ■ dat ik , zoo veel eer, hier met u woor.en zou. Maar kon een knegt, als ik, dit ooit van u verwachten? Mijn heer! hoe kwam u die verarming in gedachten? DE MARQUIS. Ik ben verrukt dat ook dees landftreek u bekoort. 't Waar mij verdriet geweest, indien ik had gehoon, Dat gij met wierzin bleefï, of ook mij had begeeveii, fRONTÏU. Ik u verlaten? neen! een knegt, drc, in zyn leeven, Een' goeden meefher treft, verlaat hem niet, maar zal Hem volgen waar hij gaat; hem dienen overal, Aan 't eind der Waereld zelfs, en 't hoogst genoegenvindeq Jjat hij aan zijn belang zich altoos mag ■ verbinden. DE MARQUIS. Dit braaf Character maakt u ieders achting waard. Maaj  EERSTE BED.RTF. i Toon. 5 F R O N T IJ N. Maar mijn verkiezing is juist van een' andren aart Als de uwe. 'tls geen fmaak, ras in mij opgekomen, Geen gril, waardoor die reis van mij is ondernomen; t' Is geen begeerte naar verandring. Neen! o neenl De teerde liefde lokt en trekt mij herwaards heen. Hier woond zij, die mijn hart geheel heeft overwonnen,., 't ls nu drie jaaren reeds dat ik haar niet heb konnen Of mogen zien, ö mijn Lifette! dierbaar pand! Zie hoe uw Minnaar zucht en van verlangen bran4 G»n aan uw voeten u zijn teder hart te bieden. MARQUIS. Wat boor ik? WelFrontijn!.. watzal 'ernoggefchieden? 'k Geloof wij zijn bijna in eenerlei geval. FRONT IJ N. Hoe gij verliefd mijn heer! . . Ditmoestookwaarlijkal Van mij vermoed zijn. Ik voorfpel dat mij die liefde, Die u, in deeze plaats, het minziek hart doorgriefde, De zelfde bezighêen, die ik reeds elders vond, Verfchaffen zullen. Maar Marquis! ik zeg het rond En voor de vuist, dat ik dan gaarne zou bedingen, A 3 Dat  6 TOT MIDDENNACHT, Dat ge u tot éen bepaalde, o! die veranderingen Zijn lastig voor een' knecht; of mind ge 'er twee, zie daar t Verkiest ze uit eene buurt, niet verre van elkaar: Want doet ge, als in Parijs, bemind Gij twee perfoonen^ Die i,i een and're buurt, verr' van eikand'ren woonen, Wie zal daar bij dan toch de grootfte lijder zijn? Geenmenfeh ter waereld, als uwarme knecht Frontijn... Wat viel 'er niet te doen? dan moest ik vrede maaken, Accoorden treffen, en ontelbare andre zaaken. Dit was mijn daaglijks werk, ja zelfs van uur tot uur ; En "t was te doen geweest, zoo mij de God Mercuur Zijn vleugels had geleend; of had ik mogen hopen (pen, Op 't rijtuig van mijn' heer;maar neen! Frontijn moest looGelyk een waterhond, die voortgedreven word... Dan wierd ik aangehaald, en dan eens weer beknord, Dan weer beloond, en dan eens helder afgellagen. Op deeze wijs, mijn heer, flect ik mijn levens dagen. MARQUIS. 't Is thans vergeefs dat gij daar voor bekommert zijt. ïk min een eénig meisje en dat wel voor altijd. F R O N T IJ N. Ze fsbaiten twijfel fchoon, doch zou, kon zc u behaagen, " ' luist  EERSTE BEDRTF. i Toon. ? Juist daarom wel den naam van fchoon niet kunnen draagen. MARQUIS. Mijn liefde heeft zich nog dermaaten niet verblind. F R O N T IJ N. Maar is zij jong, rijk, arm, een vrijfter, die gij mind, Of is zij vrouw of weeuw? MARQUIS. Zij zal nog Vrijfter weezen,. Zoo ik geloof. ï RO NTIJN. Gij doet zeer wijflelijk, in deezen. Dat ge u niet uitlaat, en daar op geen eeden doet. MARQUIS. Hem het huis van dm Baren wijzende. Daar woond zij,  8 TOT MIDDENNACHT, FRONTIJN. En gij daar, dat komt uitneemend goed. MARQUIS. Dat 's waar. Maar alles wat ik thans aan u kan zeggen Beftaat hier in, dat ik onmooglijk uit kan leggen , Hoe fterk ik haar bemin! 't eerst dat ik naar vernam, Was bij een wandling, op den dag, toen ik hier kwam. Zij heeft een' ouden Oom, zoo als menmij deed weeten. Een krijgsman, die Baron van Stanville isgeheecen, Een man, geacht en rijk, van mijnen Oom bemind, Bij wien hij me eertijds zag, nog zijnde een teder kind. FRONTIJN. Baron van Stanville! ach mijn Heer, kan 'tmooglijk wezen? MARQUIS. Kendgij den heer Baron? Gij fchijnd voor hem te vreezen» F R O N T IJ N. O Neenl Waay  EERSTE BED RT F. i Toon. 9 DE MARQUIS. Waar toe dan die verwondring, die gij toond? F R O N T IJ N. Ik zal 't u zeggen.'... wijl Lifette bij hem woont. DE MARQUIS. Zij bij den heer baron ? F R O N T IJ N» Ja bij hem, in die woning. Die tegen de uwe Maat, die prachtige vertooning. Ik heb 't addres nog niet vergeeten, neen' de min Drukt zulks te fterk, mijnheer.' door'toog, 'tgeheugenin» DE MARQUtS. Zoo veel te beter: want als ze in dat huis blijft wonen, Kunt gy met meer gemak my uwen dienst betoonen. FRONTIJN. Zij, welke gy bedoeld, is my niet onbekend» Ze is fchoon, maar vlei u niet te vroeg.'k Heb daar omtrent B »van  io TOT MIDDENNACHT. Van myn Lifette, door een' brief aan mij gefchreeven, Bericht ontvangen, dat ik u zal overgeeven. 'k Zal u niet melden al wat my in deezen brief Betreft, hoe aartig ook gedraaid, zoo teer, zoo lief, Dat ik my zeer vermaak, door 't meenigmaal te leezen, ( Hy leest. ) „ Myn Helle Frontyn! myn teedergeliefde.' ik ben „ niet meer by myne oude gravin, te weeten, om dat „ zy overleden is. Thans woon ik by den baron van „ Stanvüle, in de ftraat van rome, recht tegen over „ het huis, van uw' heer. Ik bedien de nicht van „ den baron, die zo deugdzaam als fchoon is. Men „ zal haar ten eerften uithuwelykem " DE MARQUIS. (fch'.elyk. ) Ten huwlyk geeven, ach.'... Wat hoer Ik?., mijn FronStel alles toch in 't werk, om ditbefluit,kan'tzyn,(tyn.' Om verr'te werpen... Loop, gae uw Lifette fpreeken Kom, neem haar voor my in ! laat zy dien echt verbrceken! Maal haar de liefde, die 'k voor haar meestresfe draag'! Zeg, dat zy daar toe zelfs 't onmogelyke waag'! Doe nevens haar uw best! En, op dat gy niet denken Zond mogen, dat iku geen'loon, daar voor zou fcheru en! Zoo zweer ik, dat ik u zal huwen aan elkaar. En  ÈERS7E B E D RTF. i Toon. u Ën in uw volgend lot voorzien van jaar tot jaar. fr on tij n. Myn' yver moet gy nooit, myn heer! in twyffel trekken, Indien ik, in die zaak., tot dienst ofnut kan ftrekken. Maar om vergelding, neen... Daar diene ik juist niet om.! Doch echter... als zy komt... Is ze altyd wellekom. Hij ziet wederom in den Brief. Maar let nog eens, myn heer! op 't verdre van haar fchrijven. „ Men zal haar ten eerften uit„ huwelyken maar zykend den „ minnaar, dien men haar toe„ gefchikt heeft, niet." de marquis. Zij moet, door uwe zorg, van hem onkundig blijven, frontijn. (kezende.) ,, 't Is de oom, die dit „ huwelijk bedacht heeft. se marquis. Die oomen 2ijn meest al van eenerlei fatfoen.  ia TOT MIDDENNACHT. Zij denken even eens, onkundig wat zij doen. front yn. (kezende.) „ Het is een zeekaptein." de MARQUIS. Een kapitein ter zee, wat heeft zij toch misdreeven? Dat hij een teder meisje een' zeekaptein wil geeven. FRONTIJN. Gij hebt gelijk mijn heer! haar past geen zeeman! neen! Dit huwlijk was haar graf. Zij huwde en ftierf met een. Een kapitein is goed aan boorden op de baaren, Maar in den ommegang met vrouwen onervaaren. Doch ik loop heen, of ik Lifette fpreeken kon. Rij ml aan de verkeerde zyde van het huis van den baron vm Ittt tooneel afgaan. de marQuis. hem het huis van den baron wyzende. Hoor hier!... Gij loopt verkeerd, daar woond de heer baron, Ver.  EERSTE B EDR TF. 2 Toon. 13 Front ïH. Verkeerd, o neen! meend gij dat ik mij zou verzinnen? Lifette wacht mij op bij een van haar vriendinnen. Naau kreeg zij kennis van mijne aankomst in de ftad, Of zond mij imand, die, uit haarennaam', mij badt Dat ik niet aan het huis van den Baron zou komen. . . Een kammenier, die mind, heeft reden om te fchromen Voor haaren minnaar , wijl men lichtelijk haar verdenkt, En, zonder onderzoek, terftond haar paspoortfchenkt. Ik toef dan niet, maar vlieg naar dat verblijf dier vrinden, Daar zij mij wagt, in hoop, dat ik haar daar zal vinden. Courage dan mijn heer! courage! hou maar moed! 'k Zal u behulpzaam zijn, in alles, wat gij doet. 't Zou jammer zijn, kon ik, in dezen ftaat van zaaken, Op 'thart van oom ennichtnoggeen verandring maaken. TWEEDE T 00 N E E L. de marquis. Moed houden!... als haar echt terftond voltrokken werd! Die woorden dringen my door 't diepite var mijn hart. Ikwordwanhoopend!.. Maar waarom alreeds tezuchten?... Ligtis die tijding valsch... 't Zijn mooglijk maar geruchten... B 3 Eea  i4 TOT MIDDENNACHT. Een meid is niet altijd naar waarheid onderrecht..". Maar 't is een kamenier, die weet wel wat zij zegt; Voor haar blijft zelden iets van aanbelang verborgen, Als t haar meestres betreft. Dies mag it billijk zorgen, Wijl die vervvenschte trouw gewis in 't kort ge.fchied. En zou ik dulden, dat een ander?... Neen ... dat niet! Ik voel maar al te klaar, dat ik, met hart en zinnen, Die fchoone alleen bemin;.. geene andre kan beminnen i Maar welk een weg ftaat mij, in dezen, in te (laan? Kon ik bij haar in huis ?... Maar is mij dit geraan ? Een' toegang krijgen om mijn min haar te openbaaren... Maar zal zij zoo gereed haar neiging mij verklaaren; Mijn liefde billijken? Dat was een iedele hoop. Ja 't was verwaandheid, zoo dat denkbeeld mij bekroop. Heeft zij wel, in den tijd van twee gcheele dagen, Dat ik haar opzogt, acht op mijn peiibon geilagen? Zoo dikwerf zij mij zag, hield zij een houding van Verftroojing, en zoo koel, als iemand houden kan. Maan waarom zou ik mij van haar gedrag beklaagen? Ligt kon het huwlijk, thans ontworpen , haar mishaagen.., o Ja, gewis, 't zal niet van haar verkiefing zijn .... o Zwak geloof! geboud op loutren waan en fchijn, Om dat ik't gaarne zag... Dan'k durf met grond befluiten Dat men haar offerd aan 't belang., kon ik dit fluiten? .. Wel  EERSTE BEDRTF. 2 Toon. 15 Wel aan! datik mijzelv' eens aanbood?... Ik ben rijk.. Ook ben ik jong, en ik bekleed ook te gelijk Een'post van aanzien !'k heb alreeds een' naam verkregen Ik voel de waarde der fortuin thans allerwegen, En 't meisje zal mij, dit gaat zeeker en gewis , Verkiefen boven een', die maar een zeeman is. Haar oom za), zonderlang te morren, ofteteemen, Zelf in mijn voorftel, wel terftond genoegen neemen, Het huwlijk heeft nog niet volkoman zijn befiag. Ik zal 't vernietigen. Enbrengd men voor den dag, 'tZiieen verbandfehrift; 'tzijwelk foortvan hinderpaalen. Het geld, daarin vervat, zal ik gereed betaalen. Geen huwlijksgoed zal ik hem vordren, maar terftond , Bij het voltrekken van ons plechtig trouverbond, Haar een aanzienlijk goed tot een douarij bieden, Ja al wat hij begeerd, zal zoo terftond gefchieden. Zij is zoo fchoon en van zoo veel belang voor mij, Dat ik geen offer, zelfs hoe groot ook van waardij , Voor haare fchoonheid en verdienften uit kan denken, 'tWelkiknïet vaardig ben, grootmoedig, haar te fchenken. Dan ach! door wien zal ik dien voorflag laaten doen / Door wien? dan door mij zelv'. 'k zal mij dan der waards fpóen. Een ander zou gewis, door flaauwer drift gedreeven, B 4 Een,  ï6 TOT MIDDENNACHT. Een zaak, van dat belang , veel minder aandrang geeven. De heer baron was lang de vriend van mijnen oom, Dies kan ik billijk tot hem naadren, zonder fchroom, Ook heeft hij gisteren mij een compliment doen makeri; Ik mag natuurlijk dan op heden hem genaken. En wenden mijn gèfprek alléflgsfcens op zi:n nicht, En, na wat loffpraak, geeve ik berft, in 't eind, bericht Van mijn genegenheid. Ach! mogt de hemel geeven, Dat hij het goedvond, en niet wilde tegenftreeven 1 Laat evenwel die oom, na dat ik heb gedaan, In 't hoofd niet krijgen om mijn voorftel af te flaan. Want ik bevoel me in ftaat, om alles uit te voeren. Daar komt hij uit zijn huis, o hemel! hoe ontroeren Mijn leeden. 'k Wouw dat ik maar wat bedaaren kon, Ik fpreek hem echter aan. DER-  EERSTE BE DRY F. $ Toon. i? DERDE TO O N E E L. DE MARQUIS. DE BARON. de baron ftaat, eenigefchrecdeh gedaan hebbende, ftil en ziet op zijn horlogie. ï> E MARQÜI S. mar den baron gaande. Uw dienaar, heer baronS SS BARON. Mijn heerl DE MARQUIS. Hoe nu baron! ik fchijn u vreemd te weezent DE BARON. Vergeef het mij, ik zag u meenigmaal voor deezen. Gij zijt mijn heer marquis, en na de twaalef Jaar Dat ik u zag, gelykt ge u zeiven op een haar. Toen waard ge een ilimme knaap, en kost zeer aartig fnappen. Ik heb rog menigmaai gelachen om uw grappen. Maar thans zyt gy een man Gy  18 TOTMIDDENNACT. de marquis. Gij deed mijn gistren de eej Naar mij te vragen. Gij verplicht mij waarlijk zeer... de b a ro n. op eene vrolyke wyzi. Geen ceremoniën! die moet gij laten vaaren! Ik was de vriend uws ooms, den tijd van dertig jaaren, Wij leefden met elkaar gantfch onbedwongen: want De g .iheid, hajrtlijkheid, die heden nog op 't land Gevonden word, wierd, aan rondborftigheid verbondent In woerden en gedrag ook fteeds bij ons gevonden. D.t was ons kenmerk. Denkt gij nu gelijk uw oom ? Veiveeld mijn praat U niet? dan zijt gij wellekoom. Dan kunt gij, ais een vriend, op alle de uren, dagen. Hier uit en ingaan, naar uw lust en welbehaagen. Terwiji ik even eens met u ook om zal gaan, En, binnen weinig tijds, u duidlijk doen verdaan, Hoe verre ik in dit ftuk uw man ben. 'k Zal na deezen, Gelijk ais in 't begin, aitoos dezelfde weezen. De vriendfehap van uw' oom, en die 'k, in mijn gemoed, Sinds uwen kindfehen tijd, ook heb voor u gevoed; Het goed vertrouwen, 't welk uwe oogen mij verwekken, 't Vporfpeld mij alles, dat gij mij ten vriend zult ftrekken. Myn  EERSTE B E DR TF. 3 Toon. 19 DE MARQUIS. Mijn oom droeg u een hart vol vriendfchap toe, en heeft Mij zulks verzekerd heer! zoo lang hij heeft geleeft. DE BARON. Voorheen waarfchijnlijk: want het is vrij lang geleeden. Dat gij hier zijt geweest. PE MARQUIS. Hoe! twijfeld ge aan mijn reeden? Ik fbrak hem niet, dat's waar, maar kreeg bijna geen' brief t Waar in hij u, om al uw vriendfchap, niet verhief. Ter syde. 'k Weet naauwlijks wat ik zeg, en egter moet ik blijven. DE BARON. Uw oom, mijn heer! was juist geen vriend, van brieven fchrijven, DE MARQUIS. Datkanwel waarheidzyn. Doch'tzydaarmee,hue'tzy, 'k verzeker u baron! hy fchreef nocthans aan mij. Wy waren beiden in omftandigheid van zaaken, Pie 't brieven fchrijven vaak noodzaaklyk kunnen maake».  ao TOT MIDDENNACHT. D E BARON. Maar op myn woord van eer, 'k geloofde nimmer, dat Hy andre zaken van belang om handen had, Dan flegts te denken, om vermakeiyk te leeven. DE MARQUIS. Men heeft u zeker een verkeerd bericht gegeeven. Zyn hersfens waren, zoo 'k gehoord heb, zelden leeg. 't Was zelfs door hem, dat ik, het eerst, te weeten kreeg» Dat gy een nicht hebt, zoo bekoorlyk, ais 'er zelden Gevonden worden. DE BARON. Hoe kon hij dat aan u melden? Ik twyffel waarlyk, of die goede en oude heer Haar ooit wel heeft gekend, dewyl die nicht niet eer, Dan na zyn' dood, hier uit het kloofter is gekomen. Dog 't kan wel zyn, dathy van mij zuiks heeft vernomen, .Wanneer ik van haar fprak. DE MARQUIS. Intuffchen is 't ook waar, Dat uwe nicht zeer fchoon, de fchoonfte zelfs van haar, Die hier bekend zyn, is. Ik  EERSTE BED RTF. 3 Toen. ai de baron. Ik zal dit niet weerleggen. Be ben haar oom. Dog ja... Ik fchaam mij niet te zeggen: Tast ik door eigeliefde, in dit geval niet mis, Dat ze in marfeille al een der fraaifte mesjes is. 'k Ben niet verleegen, wiide ik van haar' lof gewaagen. Zy fcherst, ze is vroiijk, en vind menigmaal behaagen My 't hoofd te breeken. Ik heb haar zoo mal gewend... Maar omtrent anderen, die zij zoo wel niet kend, Is zy zachtzinnig, en weet zich in acht te neemen. Zy houd, zyn wy alleen, van veinzen noch van teemen, Maar fpreekt gelykzy denkt. Zy lacht, zy ftoeit, zy fpeelt Met my, zoo 't haar behaagd, wyl zy my nooit verveeld Ja duizend grapjes, die ik haar niet wil beletten, Voerd ze uit met my ... Maar 'k weet ze 'er ook betaald te zetten. Maar apropo myn vriend... Dog mooglyk weet gy 't al ? Wyl al de ftad het weet, dat zy haast trouwen zaL de marquis. Op eene onverjchillige wjze. Gy raad het net. o Ja! ik heb het ook vernomen. de baron. Gy zult niet weigren op haar bruiloftfeest te komen ? Terwyl gy hier zyt. Zal  Ui TOT MIDDENNACHT. DE MARQUIS. Zal die trouw dan haast gefchien? DE BARON. Neen, dat juist niet, maar 'k heb befloten. En indien... DE MARQUIS. Gy wilt haar, zoo ik hoor, tot man een' zeeman geeven. DE BARON. De zoon van eenen heer, in zyn roemruchtig leeven, Myn waarde vriend, die, in 't beleg van Port Mahon, Op 't bed van eere ftierf, en dikwerf lauren won... De zoon zal zekerlyk den vader evenaaren; Naar g'ory flreven, of ook fneuvelen op de baaren. 't Is reeds een man van eer. Hy is myn peetekind. Om zyne dapperheid van veelen reeds bemind. De nieuwspapieren, die van hem met lof gewaagen, Getuigen, dat hy zich roemruchtig heeft gedraagen. Hy heeft het leeven van zyn admiraal gered In de Indien ; de magt der vyanden verplet; Twee fthepen in den grond gefchoten. En de koning Schonk edeimoedig voor zyn' dienst hem een belooning.  EERS2E BED RTF. 3 Toon. aj Ik voeg 'er ook een bi], wij! ik gevoelig ben Op 't braaf charac.er van verdienden, en ik kenn', Geen pand zoo waardig, ais mijn nicht, die 'k hem zal fchenken. DE MARQUIS. Gij offert dus haar op aan uw manier van denken. DE BAROK Wat noemt gij off eren... Mijn heer! het komt mij voor, Dat ik den grootften dienst aan haar bewijze, door Haar echtgenote van een' krijgsman te doen worden, Door zijnen dienst beroemd. 'Er zijn veel Kén van orden, Betijdclden, van rang; veel rijke mannen, maar Hoe weinig zijn 'er die verdienen, dat wij naar Hen omzien? wiilen we ons de moeite niet beklaagen. DE MARQUIS. Maar als dit huwlijk aan uw nicht niet kan behaagen? DE BARON. Zij heeft haar' tegenzin, als nog, mij niet doen zien. Eend  ,4 TOT MIDDENNACHT DE MARQUIS. Kend zij den man wel, dien gij haar tracht aan te bien? DE BARON. Zij zag hem nooit. DE MA R QUIS. En zal hem evenwel beminnen! Zoo ge u verbeeld. DE BARON. Dat 's juist niet noodig. DE MARQUIS. Zijn uw 2tnnea Wel bij malkandren? denk eens ernftig wat gij zegd. DE BARON. En dat waarom? is dan het geen ik zeg niet recht? Is 't altoos noodig, dat een vrouw verlieft moet weezen Op dien zij trouwd? hebt ge ooit iets dergelijks geleezen, In eenig trouw contract? zeg, hebt gij ooit gezien?...  EERSTE BED RTF. 3 Toén. 25 SE MARQUIS. Dit ondertuflchen rroest, voor alles, 'teerst gefcbiên, En 't ftrekt voorvaar ook niet tot eer van or.ze wetten, Dat zij, daar liefde ontbreekt, het huwlijk niet beletten. SI BARON. De zaak der jonge, liên rr.oet u, ter harte gaan? BE MARQUIS. o Neen! Ik trek de zaak der menfthlijkheid mij aan. En tevens der natuur. DE BARON. Die taal is naar de mode, Daar hoord men 't al' in eens, in deeze periode. BE MARQUIS. Ik fpreek de taal van 't hart... Indien het evenwel Gebeuren mogt mijn heer1 gelijk ik onderftel, Dat uwe nicht van zulk een huwlijk eens volflagen Afkeerig was, of haar een ander kon behagen C Dat  sö TOT MIDDENNACHT. DE BARON. Dat zou de zaak geheel veranderen van aart. 'k Heb aan den kapitein mijn oogmerk wel verklaard, En ook belooft, hem hier met vriendlijkheid te ontvangen; Met minzaamheid te doen, 't geen van mij af zou hangen, Op dat Lucile ook ftemme, als ik, in zijn belang, Doch niet door mijn gezag, of door geweld en dwang. DE MARQUIS. Gij zijt een oom, zoo goed, zoo braaf, zoo achtenswaardig, Als ik 'er ooit een' vond. DE BARON. o Neen i 'k Ben maar rechtvaardig In dezen. Ik bemin het meisje niet in fchtjn ... Ik heb haar veel te lief, om haar tijran te zi"i. D E M A R&.U I S. Gij geeft me een weinig moeds. DE BARON. Hoe zoo? Laat  EERSTE B E DRTF. 3 Toon. de maequis. ( knielende. ) Laat ik uw voeten.... de baron. Hoe! wat betekend dit?... Wat zal mij hier ontmoeten? Rijs op marquis! rijs op! wij daan hier op de ftraat. de marquis. (geknield blijvende. ) Ach! ik aanbid uw nicht! de baron. Wat zegd ge? welke praat! Gij, gij aanbid mi'n nicht!... En dat reeds fints tweedagen Dat ge in maifJlle waard, wel man, ik da veiflaagen! Hebt gij haar ooit ontmoet?... 'k Geloof gij zijt vergist. de marquis. Ja! eene ontmoeting heeft mijn levenslot beflist. Ik fmeek haar van uw hand; doe mij die gunst erlangen, Gij zult in mij een' neef, naar uwen wenfch, ontvangen. de baron. ( hem doende offtaan. ) Uw voordel komt, met uw verliefdheid, overeen. De  a8 TOT MIDDENNACHT. De een is zoo vuurig, als mij de andere fehielijk fcheen. DE MARQUIS. De kracht van mijne min en mijne onhandigheden Beweegen mij hier toe. Mijn heer! ik heb mijn reeden Waarom 'k zoo haaft'g ben; zoo vuurig in mijn taal. Uw nicht word mij ontrukt, zoo ik in dezen draal!... De min was ook aan u geheel niet vreemd, voor dezen, En dus is u bewust, dat ze, eens ten top gereezen, Tot alles is bekwaam. DE BARON. Marquis.' het is met leed Dat ik uw voordel hoor. Zij't overtuigd en weet, Dat ik, in andere gevallen, u zou (tellen Verr' boven eenig memlh, en tot u oveihellen, Maar niet in dit geval. Ik ben mijn woord reeds kwijt, En breek het niet. Toon, dat gij ook rechtvaardig zijt.. Maar wist ik dat mijn nicht haar hand aan u zou geeven^ U waarlijk minde, 'k zou die keus, niet wedirftreevcn. DE MARQUIS. 'k Vertrou mijn heer! zij zal, heeft ze een gevoelig hart, Niet  EERSTE BEDRTF. 3 Toon. a? Niet onverfchill'g zijn van mijne ondraagbre fmart. Stel, o:n de zuiverheM, de fterkte mijner liefde, Die mij, zoo jammerlijk, de teedre borst doorgriefde, 't Noodlottig huwlijk van uw nicht een weinig uit; Geef mij gelegenheid, om haar van mijn befluit. Bericht te geeven; van mijn achting te overtuigen, En haren wil, kon 't zijn, naar mijnen wil te buigen. DE BARON. Dit is het juist mijn heer, dat ik u, boven al, Niet toeftaan, maar, met al mijn magt, beletten zal. DE MARQUIS. Mijn ftaat is u bekend, mijn uitgeftrekt vermogen, 't Welk mij van uwen kant geen voordeel doet beoogen. Ik eisch geen huw'ijks goed, uw waarde nicht alleen Bedoel ik; met haar hart en hand ben ik te viêen. DE BARON. Het fpijt mij, datik u haar hand niet toe kan leggen , En ook den toegang tot mijn wooning moet onueggen, Tot na 't voltrekken van haar huwlyk. 'tValdmy hard! Maar 't is noodzaaklijk, dat u dit geweigerd werd. C 3 Mijn  3o TOTMIDDENNACHT, de marquis. Myn heer! wat wreedheid 1 de baron. Neen, voorzichtigheid in deezett. Als 't huwlyk is volbragt, zult gij ons welkom weezen, Ja 't zal ons eer zyn, als ge ons dan wilt komen zien. de marquis. Als 't huwlyk is volbragt, leef ik niet meer misf hienl Dat tyditip, ach baron, zal my het licht doen derven. de BARON. Verliefdheid is geen kwaal waar aan de menfchenfterven. de marquis. ïiifft den grootjleh nadruk. Gy weigerd my uw nicht, en opend my den weg rol wanhoop!.'«. Voel de kracht van 't gcene ik tot u zegg'. de baron. Och m eld my, heer marquis1 gy zult m' er door verplichten, Watfteldge u zelvsu voor? wat zoud gy toch verrichten? Wat  EERSTE BED RTF. 3 Toon. 31 DE MARQUIS. Wat ik verrichten zou! hoor toe! het is genoeg... vrolyk. Mijn wanhoop is voorbij, zij kwam wat al te vroeg. Ik zal 't u zeggen, vriend! zoud gij wel wedden willen Of durven? als ik maar een weinig breins wil fpillen, En 't mij in 't hoofd komt, dat ik dan, in dit geval, Zoo veel verrichten, en, door list, bewerken zal, Dat niet alleen uw nicht door mij word aangefproken, Maar ook het gantsch ontwerp van 't huwelijk verbroken. Ja dat Lucile zelfs in mijn belang zal trècn. DE BARON. paar wed ik op! neen, dat zal niet gebeuren, neen< DE MARQUIS. Gij kend mij noch niet, vriendl DE BARON. Maar ik ben ook doorfleepen. DE MARQUIS. Acht mij toch niet te zwak. Een minnaar heeft zijnkneepen. C 4 Ik  3a TOT MIDDENNACHT, de baron. Ik word zoo lichtelijk niet in den flaap gelust. *k Laat u een open veld: want ik ben zoo gerust, In alles, wat gij ook zo.id moge.r overleggen, ■ Dat ik Luciles hanJ gerust u toe durf zsggen; : Indien gij mijn outwerp, door list, venjilen kunt. de marquis. zeer blijmoedig* Is dit u ernst? sb baron, Volflrekt. de marquis. Word alles mij vergund? de baron, Ja op mijn eer! de marquis. (met uitgelatenheid.) o Vriend . . . hoe zal ik haar beloeren?.., Wy zullen opentlijk te zamen oorlog voeren.  EERSTE BEDRTF.% Toon. 33 de baron. "t Is wel. Maar nog een woord, en zyt daar op bedacht, Myn heer de kapitein word, heden, hier verwacht, Zoo dat ik, en dit zult gy zelf befluiten kunnen, U maar een' korten tyd kan toeflaan of vergunnen; *tVervolg van dezen dag, tot aan den middennacht. de marquis. hem een weinig verlege aanziende. Dat tydftip is wat kort... 'k Had daar niet opgedacht de baron. Hoe nu, verflaauwd gy reeds? begint uw hart te vreezen f de marquis. o Neen, nog niet!.. Wel aan! dewyl 'tdan zoo moet weezen, Toe middennacht. de baron. Neemt gy het aan ? maak u dan fterk! Maar flel geen midlen, die gemeen zyn, in het werk; Geen afgebezigde. Cs Ik  34 TOT MIDDENNACHT. de marquis. Ik zal u meer eer bewyzen. de baron. Doe wat gy kunt, maar geen geweld. pe marquis. Gy doet my yzen! op eene gevoelige wyze. Ik hoop niet, dat gy my daar toe bekwaam acht? want. de baron. Neem alle listen, die gij goed vind, bij de hand. Ik durf beloven, dat ik ze alle zal ontwinden. de marquis. ttymoedig. Indien ik, door mijn kunst, gelegenheid kan vinden, Om mijn gevoelens aan uw nicht te doen verftaan, Zal ik, dit is gewis, met haar, naar 't outaar gaan. de baron. oNeen! dat niet. Wat  EERSTE BEDRTF. 3 Toon. 35 de marquis. Wat dan? i de barok. Gij moet het zoo verr' brengen. Dat zij vrijwillig, Ja ten vollen zal gehergen, Dat gij haar wegvoerd, eer haar oom het word gewaar, \ Welk. ik voor moeilijk, ja onmogelijk verklaar. de marquis. Pie moeite is zeer gering. de baron, fchertfchende. Wel vriend! gij zoud haast maaken Dat ik bevreesd wierd. Maar "t is tijd, om op mijn zaaken In huis te letten : want voor zeeker en gewis! Ik twijffel of mijn nLht niet reeds vertrokken is. Zoo bang maakt gij een mensch! de marquis. hem te rug trekkende. Mijn oom.' ik wil u groeten, de baron. Uw oom 1... Wel wat of mij, vandaag, nog zal ontmoeten!  36 TOT MIDDENNACHT. Ik denk niet, dat ik die, zoo fchielijk worden zal. Gij (laat den weg niet in, om onder het getal Gefield te worden van mijn maagfchap. 'k Zal bij deezen, Met zeer veel eerbied, heer marquis uw dienaar weezen. VIERDE T O O N E E L. . DE MARQUIS. " Wat ben ik, in der daad, een ongelukkig menfch! Ik ben voor'teerst verliefd, en tmeisjeisnaar myn' wenfch. Maar ach! men wil haar met een'andren minnaar paaien..Maar onze weudingfchap moet ik niet laaten vaaren... De he.de maa..t een' zot verftandig. Kom, wel aan... 't Zou jammer zyn, dat zy my ook niet by zou (taan. Wie kan nog weeten, welk een famenloop van zaaken.. Laat ons maar denken om een goed ontwerp te maaken.. o Min koom my te hulp ; flerk myn verbeeldingskracht/ Als t wel begonnen is, is 't halve werk volbracht. Hoe aangenaam zou 't zyn, mogt ons een list gelukken, En ik de vruchten van myne onderneeming plukken. Frontyn, die trouwe knegt, zal my, door zyn vernuft, Wel helpen, zoo 'k vertrouw. Hy heeft nog nooit gtfuft o Was 'er middel om, door geld, de huisbedienden Van dien myn heer baion, voor eerst, tot myne vrienden Te  EERSTE BE DRYF. 5 Toon. 37 Te maken; geld verwind den grootften tegenftand... 'k Heb dan geen geld te lief... Wel aan .'de hoop ontbrand Op nieuw in myn gemoed, en kanten borgg' verflrekken, Dat ik myn' aanflag, naar genoegen, zal voltrekken. VT F D E TO 0 N E E L. DE MARQUIS. FRONTIJN. DE MARQUIS. Ach: myn Frontyn' F R O N T IJ N. Myn heer ! ... Wel, wat hebt gy gedaan f DE MARQUIS. Myn heer baron is, zoo terftond, van hier gegaan. Hy is hier lang geweest, en 'k heb het durven waagen Zyn fchoone nicht van hem ten huwelyk te vraagen. Maar vriend! Hyfloeg my af. FRONTYN. Lifette is op uw hand. Ik kom zoo van haar nicht!... maar vreest voor tegenftand, En dat ze u van geen' dienst of hulp zal kunnen weezen* Wat  38 TOT MIDDENNACHT. be marquis. verwonderd. Wat zegt gy my Frontyn? dan mag ik ook wel vreezen. Dat (trekt my, in der daad, tot geen geringe fmart: Want door de weigrmg van den heer baron gefard, Heb ik gezegd, dat ik wel midlen uit zal vinden, Waar door ik my aan myn Lucile zal verbinden. frontyn. Een fraai begin! de marqui3. Waar op hij ten artwoord gaf. Dat, als ik zulks kon doen, hy haar dan aan mij af Zou (taan. En dat dit werk zou (trek, euot myn voordeel, frontyn. Die overeenkomst is vry koddig, naar myn oordeel. de marquis. Hy fteund vermetel op zyn voorzorg. f rontyn. Ja. Engy Op myn vernuft. Ge*  EERSTE BEDRYF. 5 Toon. 3o DE MARQUIS, Gewis. I R O N T IJ N. Mijn heer igeToof mij vrij, Gij hebt niet wel gedaan met zulks vooraf te zeggen. DE MARQUIS. Ik deed het onbedacht, en zonder te overleggen... FRONTIJN. Menheeftzelfswerksgenoeg,wanneermenhembedriegd Die geen bedrog vermoed. DE MARQUIS. Dat's iets,'t geen gij niet liegd. F R O N TIJ N. Hoe is een reedlijk mensen oo:t om den tuin te leiden Wanneer men hem vooraf, verftaaLb.ar en beflheiden, * In 't aanzicht aanzegt, dat men hem bedriegen zal.  4o TOT MIDDENNACHT. de marquis. Ik ben met u van een gevoelen, boven al Indien t geen gek is, maar een krijgsman, oud, doorfleepen; Een knaap, die, in zijn' tijd ook Wist van looze kneepen. Maar 'k meende, dat ik hem, daar door, verfchrikken zou, En te eer bewegen tot het toeftaan onzer trouw. Maar neen! hij heeft volmaakt den gek met mij gedoken. fr o nt ij n. gramjlorig. Deed hij dit waarlijk ? wel!.. dan moet gij z jn gewroken, 't Werk zij dan zoo be'egd, dat hij de laatfte man Niet zij, die, in zijn vuist, daar over lachen kan. De moeilijkheid om zijn o. twerp om verr' te ftooten, Zal dan aan 't eind van 'twerk pok onzen roemvergrooten» de marquis. Dat denk ik ook frontyn. Voor 't minst komt my de zaak zoo voor. En wild gy 't klaarder zien, ik zal 't u zeggen: hoor.... *tWil weinigzeggen, dat m'een' grysaartgae verfchalken, Dom, als een ezel, die niet anders kan, als balken;  EERSTE BEDRTF. 5 Toon. 41 In al zyn lêen verminkt. Die niet dan gromt en knort, En zelv door blindheid in den kuil ter nederftort Maar 't waare groote, 't recht verdienftlijke is geleegen, Wanneer men hem bedriegt, die, waakzaam, allerwegen. Naaukeurig gadefiaat, wat zyne weerparty Betracht; beletfels fmeed, en alles doet, wat hy Verrichten kan, om ons den voortgang onzer zaaken Zoo zwaar, zoomoeilyk, als hem mooglyk is, te maaken. Is hy dan zoo doortrapt ? DE MARQUIS. Hy fchynt my zoo te zyn. ï R O N T Y N. Zoo veel te beeter is 't, naar 't oordeel van Frontyn: Want hy,die aanvalt, heeft niets anders voor 7yn oogen. Dan 't geen hy voorneemt, daar hij nooit in word bedrogen. Daar de aangevallen zelfv het fpel kan werden van Omftandigheden, die hy niet vermoeden kan. Lifette zal ons, dit lijd zeker geen bedenken, In alles, waar zij kan, haar' raad en byfland fchenkei. DE MARQUIS. Maar zy is 't niet alleen, die zich in huis bevind. D FROH>  42 tot middennacht; FRONTIJN. Neen! tot ons ongeluk! gelyk gy wel zegt,vrind! Het dienstbre volk beftaat uit een getal van vyven, ( de marquis geeft een teken van verwondering.") Maar 't is 'er volkje naar. Laat ik ze u eens befchrvven: Voor eerst is hier een oud en afgedankt foldaat, Gebrekkig door de jicht, voorheen een kameraad Van onzen heer baron, een menfeh, dat naauw kan loopen, En, door geen giften of beloften, om te koopen, Al boo.l men noch zoo veel, dewyl hy hier, veel eêr Een vriend mag heeten, dan een dienaar van zyn' heer. Dan hebt ge' een'fimpelen , zoo doof, aan bêi zynooren, Gelyk een kwartel, die byna geen woord kan hooren; Een' hakkelaar, een'vent, ferfler nergens toe bekwaam. Dan volgd Lifette, een meisje uitneemend aangenaam En vrolyk , dat geheel voor ons belang zal weczen. Dan een L'olive, een knaap, voor ons ontwerp te vreezen. Wel fchrandér, zoo gy wilt, maar laf en ftroef met een; Een ingebeelde gek, zoo onbefchaa!'d. dat geen Een eenig menfeh met hem kan handlen , javerkeeren, En 't is onmooglyk hem die parten af te leeren. Doch hoe de vrees voor hem, met reden my onfteld, Men vind hier noch een wyf, dat my niet minder kweld. Myn heer baron heeft ook een zekere oude tante,  EERSTE B ED RTF. 5 Toon. 43 Een vieze totebel, hy noemd haar gouvernante, Een raadsvrou, die geheel in zyn verti ouwen deelt, En waardig dat zy voor een wyfjes fchildwagt fpeelt Jn fpanje, daar een man zyn dochters doet bewaaken. En 't geen me inzonderheid, in dezen ftaat van zaaken, Voor haar bevreesd maakt, is, datzy my heeft betrapt In myn gefprek met myn Lifette, en, zoo zy klapt, Lifette by den oom zal in verdenking brergen. Die dan myn' toegang tot zyn huis niet zal gehengen. Byzonder als hy weet, dat ik uw dienaar ben'. DE MARQUIS. Gy zyt een knecht, dien ik bekwaam tot alles ken. Ga, doe uw best om 't hart dier oude te overwinnen FRONTIJN. Of ons van haar te ontdoen. DE MARQUIS. Hoe zoud gy dat beginnen? Het eerfte dunkt my 't best. FRONTIJN. Was zy zoo oud niet, maar... Da db  H TOT MIDDENNACHT. DE MARQUIS. Dan wfl ik 't zelv wel doen. Ik vleije, ik flikflooi haar, Zoo ras ik haar maar zie. 'k Zal haar de handen vullen. FRONTYN. Zy zal geen vyandin van geld zyn, en wy zullen Haar zeker winnen, o! dat hebt gy fchoon bedacht! «k weet geen'beter weg, dan deezen weg... Maar zacht. (fry ziet om en word, in 't verfchiet nanci gewaar.) Myn heer ! Ik bid. DE MARQUIS. Wat is 't? FRONTIJN. Wil eens met aandacht letten Op dat figuur!... Zy fchynthaar koerts hier hêen te zetten. Zoo ik my niet bedrieg. Ik laat u hier alleen, En by malkanderen. Intuffchen gae ik heen, Om te onderzoeken of ik niet een weinig eeten Kankrygen, 't lichaam word, door denken, afgefleeten; De fchranderfte, myn heer! al is hy nog zoo groot, Heeft, even als een zot, fomtyds gebrek aan brood.  EERSTE BED RTF. 6 Toon. 45 Een glas champagne wyn zal my wêêr wat verfterken, En myn verbeeldings kracht met meerder vuur doen werken. Ik vorm, al drinkende, misfchien wel zulk een plan, Dat alle tegenftand geheel verydlen kan. Neem gy een proef, hoe gy, intuffchen dat wy fcheiden, Een nimph, van zestig jaar, best om den tuin kuntleiden. ZESDE T O O N E EL. DE MARQUIS. Die oude dames zyn, zeer dikwils,onbeleeft, Men weet gemeenlyk niet, wat dat men aan haar heeft, Vriendin of Vyandin. ZEVENDE TO 0 N E E L. DE MARQUIS. NANCI. Zy gaat dwars over het tooneel, naar het huis van den baron, zoekende den jleutel van de deur in haar zak. Zy ziet 'er norfch uit, hebbende de houding eenet eude gouvernante. DE MARQUIS, 1 Mejuffer!... tïANCI. Heer/... D3 Mae  4 Mejuffrouw', zoo hij ons gefprek heeft kunnen hooren. DE  EERSTE BED RTF. 8 Toon. de baron. met drift. "k Heb alles aangehoort. nanci Zoo veel te beeter is 't. o e baron. Zoo veel te beeter?... nanci Ja, 'k zou blij zijn, als gij 't wist. Wijl alles, wat ik fprak, u zeker moet behaagen. de marquis. Ik had mij waarlijk zoo vrijpostig niet gedraagen, Had ik geweten, dat gij hier waard. Maar ik zweer Deez gouvernante is u een fchat; uw' huis een eer; Door niemand, wie hij zij, gemaklijk om te koopen. de baron, met een nadruklyk betrouwen. Marquis! dat 's eens... Maar 't is verijdeid, Gae vrij loopen! N A N*  66 TOT MIDDENNACHT, Nanci. koeltjes. Wat is zijn taal verward! de baron. Mejuffrouw' gij kunt gaan, Uw dienst is, in mijn huis, voor altoos afgedaan. nanci. Wat hoor ik. de baron- Nooit moet gii een voet daar binnen zetten. Hier daat de man, die t, met geweld, u zal beletten. Mijn heer marquis is rijk , en zoigd wel ligt» dat gij Aan een verblijfplaats komt. nanci. Maar hoor ten minden mij! Gij Zijt oploopend, laat ik mijn belangen zeggen. Ik kan gemaklijk uw vermoeden wederleggen. DE  EERSTE B EDRTF. 8 Toon. S7 de baron. Zwijg! ik ben loozer, dan gy u hebt voorgefteld. Op morgen krygt ge uw goed en 't nog verdiende geld. nanci. Uw denkbeeld is verkeerd. de marquis. «p & koelzinnigfte wyze. Dat durf ik ook verklaaren. de barok, tegen Nanci. Weg... Ts dat een gedrag voor iemand van uw Jaaren? Hebt gy geen fchaamte meer? krygt gy, op uw gezicht Geen b'os op blos, om 't geen, zoo even is verricht. Ko'-: ik dit immer van een vrouw, als gij,verwachten? 'k Mogt my wel op uw trouw gerust en veilig achten...' Hoe wel ik maakte nooit geheel daar op myn' ftaat. Voor vyf en twintig jaar gaf my reeds uw gelaat Een blyk, dat ik u niet volkomen moest vertrouwen. Ga heen!... Laat u myn oog, na dezen, nooit aanfchouwen. nanci. driftig. Wel... Als gy 't op dien toon wilt neemen, 't is my goed Ik ben verheugd, dat ik u zeggen kan, en moet, Dat uwe n.cht met dien kaptein , door u verkoren, Zeer weinig op heelt, en hem fpreekeu wilnoihhooren, E Dat  58 TOT MIDDENNACHT. Dat ik, door myn vernuft, wel middel vinden kan, Om haar te neigen naar de lief.le van een' man Gelyk den heer marquis, en dat ik u zal toonen, Dat zich een vrou, als ik, niet ongeftraft laat hoonen. . de baron. Tut, tut... Ik lach om u, al waard gy noch zoo boos. nanci. Wel! wel! wat zyt ge, in uw verbeelding, fchriklyk loos • de baron. Met recht, zoo veel als gy. nanci. Wil vry eene andre kiezen. Maar dan zal ook uw huis, met my, de rust verliezen. baron. Of de onrust: ... Want, gy zyt by yder een gehaat. Ja elk veracht u om uw houding en gelaat. nanci. Gy zyt een oude gek. de baron, zeer toornig. En gy eene onbefcbaamde.... Een oude totebel... die deed, t geen niet betaamde... Die .. Die... Die... Die ik aan haar noodlot overlaat. hy gaat wêer in zyn huis. N E-  EERSTE BEDRYF. 9 Toon. $9 NEGENDE T O O N E E L. de marquis. nanci. de marquis. met houding omhaarteleklagen, Hy is een flechte vent!... Wat was hy opftinaat? nanci. o! Dat is niets! Ik zal den vriend de kool wel draajens Dat zal ik. Ja gewis ik zal myn' naat wel naajen, Dat zal ik.' vriend! en ik beloof, dat ik voortaan, Al ftreed het met myn hart, u trouw ten dienst zal flaan: Alleen om my van zyn behandeling te wreeken. Vermom u, laat het werk, dat gy begon, niet fteeken. 't Is noodig, dat ge in 't huis daar uw beminde woond, U indringt, en aan haar u, in perfoon, vertoond. Het zien eens jonglings is, om ons te doen verlieven, Welfprekender, myn heer! dan duizend minnebrieven. Laat my vervolgers maar begaan, fteun op myn vlyt; 'k Zal maken dat ge , in kort, den hoek te boven zyt. Myn heer baron mag vry dootraptzyn, in zyne oogen, Maar *k zal ook lachen, als de duif hem is ontvlogen. TIENDE 7 O O N E E L. frontijn. de marquis. nanci. frontijn. komt te fluik op het tooneel. Wel nu, myn heer Marquis, ik kom ter fluik en ftil. Hoe zyt gy toch geflaagt? E 2 si  6o tot middennacht: de marquis. met vuur. Ik flaagde naar myn' wil. frontijn. op den zelfden toon. Is zy gewonnen? O! dan hebt gy in uw leeven, Geen zaak, van meergewigt voor uw belang,bedreeven. Befchouw in haar voor u een' onwaardeerbren fchat. hy gaat by haar. Ach! dat ik haar omhelze, en in myn armen vatt'! Dat ik in zegepraal haar opneem'! zy zal ftrekken, Voor 't vaandel, om met moed vervolgens op te trekken. hy neemt Nanci op en draagt ze tot cm hei huis van den marquis. EINDE VAN HET EERSTE BEDRYF. T WE F.«  TWEEDE BED RTF. i Toon. 61 TWEEDE BEDRIJF. Het tooneel verbeeld een groote zaal, ter rechter zyde is een vertrek, waar doorde marqu is in de zaal komt, en ter linker, zyde een tweede, waar in hy zich verbergt, zoo dra hy V Olive gewaar word. EERSTE TOONEEL. de baron, een' brief in hand hebbende. De kapitein is dan gekomen, dien ik wacht. Hy heeft zyn reis tot op de reede reeds volbragt, Gelyk hy fchryft, en zal, nog heden, by my eeten. Hy komt zoo net van pas, als had hy kunnen wccten, In welke omftandighêen ik heden my bevind. Wat zal 't een blydfchap zyn, als ik, in dezen vrind, Ook een' bevallig man mag voor myn nicht ontmoeten, Die haar, zo ras hij komt,en voor het eerst zal groeten, Zoo in zal neemen, zoo betoveren, dat zy Terftond in zyne min zal ftemmen nevens my... Myn heer marquis zal ftaan, als of hy 't hoorde dond'ren. Als dat gefchied. Ik moet my zeiven nog verwondren, Wanneer ik denk, met welk een houding, zoo vol waan; Met wat vertrouwen op zyn list ik hem zag ftaan Vopr mijn gezicht; maar laat die jonge losbol komen \.., E 3 Doch,  6z TOT MIDDENNACHT, Doch, fchoon ik, lachende, zyn taal heb opgenomen» Moet ik, intusfchen, op myn hoede zyn, dat hy My niet verfchalke: want hy wedde tegen my. Zal ik dan zeker gaan, ik dien, voor alle zaaken, Te weeten, in hos verre ik ftaat zal kunnen maaken Op myn bedienden, of zy trouw zyn, en daar van My zelv' verzekren, zoo nauwkeurig als ik kan, 't Zij door beloften van belooning, 't zij door ftrafFen..," Die ik aan hun, die mij bedriegen, zal verfchaffen... Francois, 1' Olive met Lifette, komt eens hier, Ook gij l' Ingambe. TWEEDE T O ONEEU DE BARON. FRANCOIS. L' INGAMBE. IISETTE. L' OLIVE. L' INGAMBE. Och! Och! wat deert u ? DE BARON. Niet een zier... Maar hoort, mijnkinderenl'k moet aan u iets mededeelen. Men zoekt aan uwen heer een' kwaden part te fpeelen, L' INGAMBE. "Wie zijnde fchurken, die dit durven onderftaan? Oun;  T WE EDE B E D RT F. 2 Toon. 63 Gun, kapitein, dat ik ze mag ter ne.ler flaan, Of neus en ooren van het hoofd en aanzicht fnijden. francois. die zeer lavgzaam aankomt en fiamelende. Zij... 't. . zij... 't...zij... 't gij 't mijn heer? de baron, die aan Frar.cois eenteken van totftemming geeft. Gij moet geweld vermij Jen... Hoort toe! de gansfche zaak word u in 't kort vertoont. Gij kend den heer marquis van Dorfan, die hier woont? Wien ik mijn nicht, die hii ten huwelijk kwam vraageu, Geweigerd heb, om dat, indien 't haar kan behaagen, Ik haar den kapitein Rolland heb toegezegd, Gelijk gij weet. Deez is 't, die mij thans laagen legd. Hij heeft met mij ge wed, dat hij, hoe wij ookwaaken, (ken Mijn nicht, niet dcor geweld; maar, met haar'wil,zal LhaaEn ik verbond mij, om aan hem haar af te ftaan , Zoo hij, voor middennacht, nog met haar door kon gaan. l'o l 1 v e. Maar heer baron, zou dan mijn heer marquis niet weeten Dat hier 1'Olive woond. j.' ingambe Gij hebt hem dan vergeeten E 4 Voor  f54 TOT MIDDENNACHT. Voor 't oog te brengen, dat uw oude kameraat l'Ingambe.'uw vriend, nog leeft, een man, alsnoginftaat. Die hem, al was hij zelfs gewapend met twee klingen, Den tuin muur over in de graft zal laaten fpringen. L I S E T T E. Denkt dan mijn heer marquis aan geen Lifette meer? Die hem alleen, fchoon door geen klingen of geweer, Zijne onderneming kan beletten, en hem toonen Dat meer doorflepénheên in haare herfe-s woonen, Als coit een Kamenier, in 't uitgeftrekt heelal, Bezeeten hebben kan, of ooit bezaten zal. DE BARON. Het is mij aangenaam, dat ik, voor mijn belangen U ingenomen vind. Gij zult uw' loon ontvangen. Ik hoop niet, dat gij ook zult wanklen in uw tiouw, Gelijk die oude, die bedriegclijke vrouw, Die Nanci, die, door den marquis, zich Let bepraaten. L' I N G A MB E. Zij deugd niet in 't geheel. L I S E T T E. Ze is fnood en waard te haaten. De  TWEEDE BED RTF. 3 Toon. 65 de baron. Ik heb haar weggejaagd, en ook mijn huis verbóon. Zit mij getrouw, ik fchenk dan ieder tot uw' loon, Voor deezen dienst, een gift van vijftig ftuks louizen, Zoo gij, als eerlijk volk, mijn zijde blijft verkiezen, En de onderneming van den heer marquis mislukt. l'olive. Wat mij belangd, ik acht die vruchtreeds voorgeplukt, Gij kund dat geld, voor af, gerust aan ons betaalen, •t Zal zelts een winst zijn, die wij, zonder roem,behaalen, DERDE TO O N E E L, Devoorigen. de marquis. van verre. de marquis. vermomd in een franfckejas, een pruik op hebbende. Ik zie ze, tot myn fmert, daar allen no.h by een... 'k Verfchuil my ,dit is 't best, en fluip aan die zy'héen. ( hy begeeft zich in een vertrek aan de linksrzyde, dat hy open vind) l' o live. Hy heeft, in zynen dienst, dat jammer is, geen klanten, Die recht doorfleepen zyn en gaar aan alle kanten, Wier fyne vindingen men, met een waar vermaak, E s Te'  66 TO T MIDDENNACHT. Te leur kan (tellen, en hen zetten op de kaak; Dan konden we ons, met list, hier, tegen list vermaaken^ o! Dan zou myn vernuft in vuur en vlam geraaken, En ik myn best doen, om hem, door een loos beleid. Te vangen in het net, voor andren uitgefpreid. francois. Wa.. t, wa.. t, wa.. t, wa.. t, wa.. t is 't? l' ingambe. Myn vriend 'wil wat bedaaren ! Men houd een vesting wel, en zou geen vrouw bewaaren? l is e tte. Dat gaat niet door. Hier is een merklyk onderfcheid. Een vesting is een ding, dat or.bewerglyk leid, Een vrouw, daartegen, kan zich wenden,drajen,klappen, En, keertge uw hoofd Hechts om, zeer lichtlyk u ontfnappen, l' ingambe. Ja, als gij by een' zot haar in bewaring (telt. de baron. Ik dank den hemel, dat my dat gebrek niet kweld. Ik ben niet zot, maar wil 'er wel voor zyn gehouwen, Zoo ooit myn heer marquis, komt met nicht te trouwen. fran-  TWEEDE B ED RTF. 3 Toon. & FRANCOIS. Daar... moe..t iets van be - lang op ti..l zyn, zoo ik ge... loof, DE BARON. Hoe ongelukkig is een menfeh, zoo fchrik'yk doof, Dat hy geen enkel woord verftaat van 'tgeen wy zeggen. Die arme duivel won! fchier rauzend. L' INGAMBE. o! Dat leggen Wy flus, by 't drinken van een glaasje wyn, hem uit. DE BARON. Wy zyn hier zoo gerust, maar neemen geen befluit. Terwyl wy praaten, zou wel imand van de vrinden Een' toegang, door de deur, naar binnen kunnen vinden, L' INGAMBE. Gy hebt gelyk myn heer. Wel zend Franco's daar heen. hy geeft liem een teken om te gaan en de deur te fluiten. FRANCOIS. Ja.. Ja.. Ja.. Ja.. Ja.. Ja... toe..fluiten.zy.tte..vrêen, L' ingambe geeft hemeenteken van goedkeuring, enjloothemweg, VIER*  68 TOT MIDDENNACHT. VIERDE TO O N E E L. de baron. i.'ingambe. lisette. l'olive. de baron. Hij is een trouwe knecht, men moet hem niet begekk en Om dat hij doof is. l' i n g am b e. Noch mijn trouw in twijffel trekken. de baron. Ik ken u. En ook uw getrouwheid. Ga des heen, En pas gij, met Francois, zorgvuldig op, benêcn. 'k Weet, uw gehoor is fcherp , en hij is vlug van voeten, Dies moet hij loopen, als u ietwes mogt ontmoeten, Gij luifteren voor hem. Blijft beiden aan de poort, En laat 'er niemand in, al hoort gij wien gij hoort, Dan zonder mij voor af daar kennis van te geven. En om te zorgen, dat geen' misdag word' bedreven, Zoo let toch op het woord, dat ik u geeven zal: 't Is, liefde en donderbos, onthouw dat boven al. Hem, die dat woord niet noemd, moet gij terftond beletten... l'ingambe. Wees maar gerust, ik zal mij ftout daar tegen zetten, {k weqt mijn heer! wat op de wacht een woord beduid.  TWÉÉDE BE D RTF. 5 Toon. 69 Al kwam de duivel zelv, de kaerel bleef toch uit De poort, indien hij mij het woord niet wist te zeggen Van liefde en donderbos, dat 's niet te wederleggen. VT F D E T O O N E E L. de baron, lisette. l'olive zich ter reclu terzyde van den baron plaatfende. de baron. Nu is 'er verder niets meer ovrig, dan dat ik Mijne onderhandling met Lucile zoo befchik, Dat zij, door mij, haar laate in mijn belangen trekken. Zij heeft gezond verftand , en zal dus klaar ontdekken, Hoe dwaas mijn heer marquis, in deezen, zich gedroeg, Toen hij vermetel haar van mij ten huwlijk vroeg. Ja zeer gebelgd zijn. l'olive. Hier is zoo veel voor als tegen. De vrouwen immers zijn gemeenlijk genegen Om eenig onderfcheid te maaken in een' man Van onderneming en van moed. lisette. op eene Jiekelige wyze. En zoud gij dan Van dit gevoeleu zijn, 1'Olive!... Zoud gij ?.. heeden!.. j.' o-  fo TOT MIDDENNACHT. l'olive. Ik fpreek ten volle uit overtuiging, en op reeden. Durfd gij ontkennen, dat gij mij, op 't hoogst', bemind? li se t te. O Ja! dat 's waar. Ik was het al vergeeten, vrind! ter zyde. Ik zweer, dat ik dien hoon aan hem betaald zal zetten. de bakon. Die min zal u te meer op myn belang doen letten; Zoo veel te beter, fpand te faam' uw krachten in Om dien mijn heer marquis, kan 't zyn, in zyne min; Zyne ondernemingen, door list, te leur te (leliën, Dit zal my meer, dan ooit, tot u doen oveihellen, Ja dan bezorg ik u, in 't kort, een' goe 'en (land; En fluite, op eenen tyd, ook uwen huwlyks band, Met dien van myne nicht. l' oli ve. Wel... V/el... myn lief Lifette! Dat elk, om zulk een' loon, op zyn getrouwheid lette. L'olive, en buwlyks goed!... Hou op myn heer baronl Och of ik, naar den eisch , my dankbaar toonen kon. Doe geen beloften meer, zwyg; zwyg van zulke zaaken, Li-  7 WEED E BEDRTF. 5 Toon. 71 Lifettes hoofd, zoo waar, zou op den hol geraaken. lis et te. Wat is myn heer L' Olive uitmuntend in verftand. de b a e o n. Maaktftaat op 't geene ik zeg. Zie daar, daar is myn hand' Ik gae naar myne nicht, en zal haar kennis geeven Van zaken, tusfJien my en den marquis bedreeven. Gv, in dien tusfchen tyd, kunt naar de haven gaan, Om te onderfoeken hoe aldaar de zaaken ftaan. En vind gy den kaptein, terftond hem herwaards leiden. Hy legt reeds op de rêe, maar zal niet lang daar beiden, Dewy! zyn dienstknegt, die zyn doen en laaten is, Daar naar zyn goed zal zien, dus is zyn komst gewis. Hij fchriift mij, dat hij niet zal talmen, maar zich fpoejen, En in een boot z.Lh naar den wal toe laaten roejen, Met zijn noodzaaklijk goed, ten einde 't mid 'agmaal Bij mij te houden, breng hem hier in deeze zaal. l'olive. Hoe ziet de kapitein 'er uit?... Hoe is zijn weezen? de baron. Dat weet ik waarlijk niet. Ik zag hem nooit voordeezen, Dan op den dag van zyn geboorte, bij den tfoop. l c-  7s TOT MIDDENNACHT. l'olive. Hij zal waarfchiinelijk ,na zulk een tijds verloop, Al vrij veranderd zijn. Dan daar 's niet aangelegen, Ik zal 't wel kunnen zien., komt hij op weg mij tegen. Een man van dertig jaar, een weinig bruin van vel,... Wat fterk van Hem... zoo moet hy weezen, heb ik 't wel. Zyn toenaam is Rolland. Myn heer.' ik kan niet miflen, Uit dezen naam alleen kan men zyn houding gisfen. Ik gae, ik loop, ik vlieg, en ben terftond hier wêer. d e baro n Maar zachtjes, wagt nog wat. l'olive. Als 't u gelieft myn heer. de baron. Daar was zoo even iets,... laat ik my eens bezinnen. . Ja! ja 1... Ik weet het al... daar fchiet het my te binnen; Ga, 't is niet uit uw' weg, eens by den foyder van Myn nicht, en vraag of hy hier aanftonds komen kan, Om van haar bruilofts kleed aan haar de maat te ncemen. Lucile zal gewis, of't zou my zeer vervreemen, Verblind zyn van gezicht, door 't aangenaam vermaak, Van  TWEEDE BEDRTF. $ Tcon. 73 Van zich getoo'I te z'en, naar d' a'dernieuwften fmaak; Van uit té munten, en daar door, m'f h en veigeeter, 't Geen, in dithuw.yk, juist niet naar haar' fmaak zal hceten. l1sette. Myn heer! hoewel kend gy 't character van een vrouw. l'olive. Ik moet my haaften, heer, a's ik verrichten zou Dat gy my hebt belast. Ik zal den fnyder zemen, En, met den kapitein, terftónd my herwaarcs wenden. de baron. Zorg, dat gy 't woord ook by den fryder riet vergeet. l'olive. ten halven weg zynde, keercl hy weder te rug. Gy zegt het woord?... Ik wil welflerven,2ooik'tweet. de baron. 't Is liefde en donderbos. Zot, hebt gy geen geheugen? Hoe kan 't veryilen van een list dan immer deugen. l'olive. De hoofdzaak neemt alleen een greote geest in acht; Een zot is niet, dan flechts op kleinighêen, bedacht. hy fiuijlerd den baron iets in 't oor. P LI»  74 TOT MIDDENNACHT. l i s e t t e. 7.oo ik my niet bedriege, is dit dan ook de 'reeden,' Dat meenigmaal een zot, bedagt op kleinigheden, Een' man van groot vernuft, in zyn ontwerp betrapt. Gy zyt een babbelaar, die hier zyn, tyd verfnapt. l'olive. Verwyt my wat gy wild-,... Maar ik zal u bewyzen Dat, zoo my imand ooit voorheen, heeft kunnen pryzen Om myn welfpreekenbeid, 'er echter nu in dit Geval, zal blyken, dat ik grooter magt bezit, Om groote daaden, in myn' leeftyd, uit te rechten. de baron. Goed... loop maar heen... 'tgaat hier licht anders op een Maar ziet, daar komt myn nicht. (vechten. ZESDE T O O N E E L. lucile. de baron. l i s e t t e. de baron. Tree 'nader, lieve kind! Lud'e, van uw' oom zoo hartclyk bemind, Gy zult u zekerlyk, niet ongevoelig toonen , Wanneer u imand hoond, ja zelfs zou willen hoonen. 1*  TWEEDE B ED KT F. 6 Toon. 75 LI SET TE. Zoo dit geen plaats had, was zy van haar kunne ontaard. LUCILE. Dit is naar dat men 'tneeme... Ik bid, myn oom! verklaard... DE BARON". Naar da men'tneeme... goed., wat zoud gy niet we! den. A.'s eens een losbol u zyn liefde wilde fchenken? (ken En, dat die jonge knaap daar by de ftouiheid had.... LUCILE. Dat zou een misdaad zyn, die 'k fchielyk weer vergat. Het bloot beminnen is, wanneer wy 't wel befci ouwen, Geen misdaad, die, zoo licht, de gramfchap wekt dej vrouwen. DE BARON. En denkt ge ook zoo van een', die, na dat ik hem had Uw hand geweigerd, die veimeetelheid, bezat, Om zelfs te wedden, dat hy u zou durven fchaaken? LUCILE. Ik zou in dit geval, geen zwaarigheden maaken. ( zyn. Men fchaakt zoo licht geen n.eisje,als'tnittgefchaakt wil DE BARON. Ja was dat ook uw wil, dan was ik buiten pijn. F 2. lts  76 TOTMIDDENNACHT. Ik vlei m'er echter meê. Hoe zou my dat vereeren. lucile. op eene vrolijke wyze. Men zou daar evenwel geen' eed op moeten zweeren. de baron. Maar deeze minnaar is zoo zonderling! zoo!...dat .. lucile. Indien hij evenwel zoo veel vermogen had, Om tot zijn voordeel, voor zijn min, mij in te noemen. de baron Gij fteekt den fpot daar mede, och! leg zoo niet te teemen. lucile. Ik teem niet, 't geen ik zeg, is dat ik waarlijk meen. 't Is buiten tegenfj raak waarachtig, dat elk een, Die zulke ontwerpen fmeed, voor hem altijd te vreezen, Noodzaaklijk in zyn hart, oprecht verliefd moet weezen. En is hij das gefte!d, dan kan 't niet anders zijn, Of 't meisje, van haar' kant, moet, door zijn minnepijn Hovaardig worden, dat zij 't vooiwcjp kan verftrekken, 'tWelk zulk een hartstocht in een'minnaar kon verwekken. Ja 't gaat nog verder; zij word ook verliefd a's dol, En heeft de minnaar 't hart, dan ioept het hoofd op hol. Nu  TWEEDE BE DRY F. 6 Toon. 77 DE BARON. Nu, wat hier ook van zij, ik zal me 'er teegen zetten, En wat hij onderneem', den aanflag hem beletten. LUCILE. Zoo gij mij tegenftaat, of mij belemren wild, k (la 'er u voor in, 't is werk en tijd verfpild. 't Zal alles (trekken ter bevordering van zaaken. DE BARON. 'k Geloof, dat ik de baan nog klaar zal moeten maaken Voor dezen losbol; voor dien jongen? LUCILE. Zeg mij maar, Hij zij dan jong of oud, wie dreigd u met gevaar ? Wie is hij? Is hij fchoon? Hoe word h.j toch gehceten? DE BARON. Dat is het juist mijn nicht, het geen'gijnietzult weeten. LUCILE. Gij handeld recht verkeerd, nu gij zijn' naam verzwijgd. Wijl mijn verbeeldingskracht, daar door, meer voedfei krijgd. En hem aan mij vertoond: rijk in bevalligheeden, Uitmuntend fchrander, vol van geest, van brave zeeden, Terwijl hij mooglijk van dat alles niets bezit. F 3 'k Blaak  73 TOT MIDDENNACHT. 'k Blaak van verlangen hem te zien' DE BARON. Ei, doet gij dit? Wel nu, ik fta u borg, gij zidt hem niet, aanfchouwen, Voor gij den kapitein, mijn peetekind, zult trouwen. LUCILE. Ik zeg het voor de vuist en van geveinsdheid vrii, Uw k pitein ter zee fcheen g:steren aan mij Een z-cr uitmuntend menfeh voor echtgenoot te weezen; Gij IteMe mij hem voor: hebt hem mij aangepreezen, Hij wierd van mi' o >k niet verworpen, oom! maar ...ziet... Nu gij van tro..wen fprcekt op heden, doe ik 't niet. DE BARON. Wel zoo mejuffer! fchoon ik in uwe aartigheden Voor dezen fmaak vond, zoo behaagen mij de reeden, Die gij daar voortbrengd, niet. Ook hangd gij van mij af. Ik heb het woord van u, dat ik weêr aan hem gaf. Mijn heer de kap'tein komt reizen uit het oosten Twee duizend mijlen verr', en wou zich alles troosten, Om u te trouwen ;... En gij zult zijn vrouw zijn. Hoorl En wat dat Jonkertje betreffen mag, daar fioor Ik mij in 't minst niet aan, laat hij zijn hoofd vrij breeken, Om u uit mijne hand te rukken, 'k zal zijn ilreeken Ver-  TWEED E BED RTF. 6 Toon. T9 Verijdlen, en gij zult, dat zweer ik u voortaan, Niet uit mijn huis; ja ook niet uit mijne oogen gaan, Voor dat de kapitein alhier zal zijn gekomen. LUCILE. Maar hoor eens, oom! wat ook van ü worde ondernomen, Daar is geen eene zaak, zoo moejlijk in den aart, Als dat men, tegen dank, een fchoone vrouw bewaard. En, zoo ik met Lifette het in den zu mogt krijgen... DE E AEON, Maak daar geen' ftaat op! van Lifette moet gij zwijgen. Ik heb aan haar een' man, en huwlijks gift beloofd Tot loon; en voor haar trouw ftel ik tot borg mijn hoofd. L i s E TTE. oja, dat is gefchied, ik heb mijn woord gegeeven, En zal getrouw zijn, zelfs ten koste van mijn leeven. Het grootfte lokaas is een man en huwlijks geld, Voor zulke meisjes, die op beide zijn gefield. Wat zegd ge 'er van mijn heer.' heb ik mij welgedraagen Voor eene kamenier? F 4 ZE  So TOT MIDDENNACHT. ZEVENDE T 0 0 N E E L. de marquis. lucile. de baron. lisette. de marquis. ter zyde uit het vertrek komende. Ik zal het moeten waagen, Hij blijft wel... Maar wel aan... hy naderd, als of hy van buiten inhvame. de baron. Wie is daar, die ons ftoord? de marquis. Jprekemie, als iemand dis ten platte lande woond. Ik! liefde en donderbos. Gif merkt wel uit dit wjord, Mijn heer baron, dat ik maar vrij kon binnen komen, 'k Heb aan mijn win! el van L'olive uw' knecht vernomen Dat uw poortier, mijn heer! wanneer ik hem, vooraf, En eer ik verder ging, dit woord ten teken gaf, Mij in zou laaten; en dit deed hij, zonder vreezen, Ook heeft hij mij den weg naar deeze zaal geweezen, En mij verzekerd dat ik u hier vinden zou, Van niemand vergefeld, als enkel van mevrouw Uw fchoone nicht, die ik ook de eer heb van te ontmoeten; Om wie ik eigenlijk hier kocni... Mag ik u groeten In weiland? Ti-et  TWE EDE BED RTF. 7 Toon. 81 de barok. Tree ter zaak!... Ik wil dat gy my zegd Wie dat gy zy. de marquis. Myn heer! Ik ben de meefterknecht Des fnyiers van mevrouw. Myn meefïer kan niet komen, Waarom die post, door my, moet worden waargenomen In 't neemen van de maat. Myn heer 1' Olive zegt Daar is veel haast by 't werk; ja heeft my onderrecht, Dat ik de klceren voor de bruiloft tegen morsen Gereed moet maken, en, niet laater, t' huis bezorgen. ter zyde. Tot hier toe gaat het wel... Ik merk hy kend my niet. de baron, ter zyde. Die vent is mij verdacht. lucile. Dat hier die haast gefchied, Is juist zoo noodig niet. Ik houw niet van dat vliegen Myn heer de fnyder. de baron. Zagt. Zou ik waarlyk my bedriegen? overluid. Nu,  8 a TOT MIDDENNACHT. Nu, neem de maat maar. 't Zy gemaakt of ongemaakt, 't Zy 't huwlyk voortgaat, 'tzyde bruiloft word geftaakt, Dit kan, mejuffrouw, in geen opzicht , u bepaalen. de marquis. Ik geef myn heer gelyk, en zal dan liefst niet draalen: Want fchoon een vooval die voltrekking tegen hiel'; De aanftaande bruigom aan mejuffrouw niet beviel, De kleedren zullen haar des niet te minder fmaaken, Ik zal dezelve, met genoegen , vóórhaar maaken, En werken, met veel last, al was 't den gansfehen nacht. de barok, ter zyde. 't Is waarlyk de marquis!... Heb ik het niet gedacht? overluid Myn heer de fnyder.' kom, wil u een weinig reppen... fin. Daar fchuild iets achter dat hy zich dus ging herfcheppen. de marquis. Naar welke mode wil mevrouw, in dit geval, Dat ik de klederen vóórhaar bereiden zal. 't Zyop zyn engels, op zyn turks, 'k wist dit graag heeden. Gelieft ge u als princes of herderin te kleeden, met aandoening en Lucile aanziende. Het is my even eens. Dan, wat ge ook moogt gebiên, 't Is  TWE EDE BEDRTF. 7 Toon. 83 't Is wis, dat gy 'er fteeds bekoorlyk uit zult zien. Een fchoone vrouw, die al de waereld kan behangen, Geeft luifter aan't gewaad, watkleed zy ook moog draagen. l u c 11, e. Myn heer de fnyder, gy zyt waarlyk zeer beleeft. de marquis. Dat 's iets, dat ons beroep aan alle fnyders geeft. de baron, ter zyde. Die onbefchaamde!... maar laat ik my nog betoomen. de marquis. Lucile om het lyf vattende. Ik heb van fraaj'er lyf nog rooit de maat genomen. Een taille, die ik met twee handen licht omvat. de baron. Maar wat verricht gy toch, heer fnyder!... Wat is dat? de marquis. Ik neem altoos, myn heer, de maat op deeze wyze, En, fchoon ik 't oud gebruik niet gantfch en al mispryze Van myne gildebroers, 'k vo'g echter hen niet op. Sta ftil, mevrouw, ik zal u kleeden als een pop, Keer u een weinig naar my toe, zoo., goed. .maar echter... Licht nu den imker arm wat op. Laat nu de rechter Wat  84 TOTMIDDENNACHT. Wat hangen. Neem... hy wil laar een brief geven, dien hy laat vallen. de baron. Dit gaat te verr', mijn heer marquis! lucile. Mijn heer marquis? de baron. oja! kijk maar niet eens zoo vies! O, men moet loozer zijn, op dat men mij verblinde. de marquis. fchielykfpreekendeen haare handkusfende. o Ta! die ben ik, mijn Lucile! mijn beminde! Ik, die u aanbid!... die... de baron, hen van eenfcheidende. Doe zoo veel moeite niet. Maar., nu... nog meer... de marquis onttrekt zich aan den baron, en kust andermaal de hand van Lucile. De baron het gewaar wordende, trekt km weer te rug, en brengt hem fchielijk naar de deur.  ( 7 WE EDE B E DRTR 8 Toon. 85 ACHTSTE TO O N E E L. lucile. de baron. lisette. de baron, gramjloorig. Wel.'. wel! wat of 'er al gefchied ? Dan, gae uw' gang, mijn heer marquis!... Ik zalna deezen... lucile. lachende. Een fchoone list voorwaar!... Maar 't is geen leelijk weezen. de baron. Wat zegt gij ? .. Kon ik hem beletten uit te gaan. hij begeeft zich achter op het tooneil. 1'Ingambe! lucile. Ei zie.., een brief, zij neemt denzehen op. de baron. Een brief?.. Wat ftout beftaan! 1'Ingambe! koom!.. de vent is zeker al naar buiten. 1' Ingambe !.. hoor toch... laat terftond de voordeur fluiten. Mejuffrouw 1 geef, als 't u belieft, aan mij dien brief. lucile. hemdienaanbiedendeenweder te rug trekkende. Zie daar... Maar 'k las hem zelf alvorens al zoo lief. NE>  M TOT MIDDENNACHT. NEGENDE T 0 0 N E E L. De vooiïgen. feakcois. f r a kcois, geheel langzaam inkomendei l'Ing,..ambe. ze...gd... mjn... heer...da...tg..e.. .ons hebt... roe.. pen ... la.. ten. de baron. O Jr! hij is al ontfnapt. Jchreetnverdeaan hetoorvan Fnnpis. Wat legd gij toch te praaten? francois. Wa..t be...belieft.- u... heer? de baron. Loop naar den duivel vent! hem wegftootende. francois. heengaande. Zij., zij..n, z..ot, z..ot,.. z..ot,z..otz..ot,of.i daar z..ot om...trent. TIEN-  TWE EDE B E D RTF. 10 Toon. 87 TIENDE T O O N E E L. lucile. de baron. l'olive. lisette. geduurende het gefprek van den baron met /' Olive, geeft Lucile een wenk aan Lifette, en beide gaan ze agter op het tooneel om den brief van den marquis te leezen. db baron. 'k Ben, buiten twyffel, door P Olive zelv' bedrogen, Die fchelrn misleid my... Maar daarkomthy aangevlogen. l' olive. fchielyk aankomende. Ik heb geloopen, als' de duivel. de baron./' Olive een jlag met den rotting geevende. Zyt gy daar ? Verraad ge, op deeze wyze, uw meefter? babbelaar! l' olive. Wat duivel doet gij, heer? is dat een knegt onthaalen, En voor zyn moeite, die hy voor u deed, betaalen. DE  88 TOT MIDDENNACHT. de baron. De moeite, die gij voor mij deed? wel wat gij zegt... l'olive. Zeg, met meer duidlijkheid, uw meening aan uw'knecht* Weet dat men niemand, zelfs om de allerflechtfte zaaken, Ooit ophangj, zonder zijn proces eerst op te maaken. de baron. 'k Weet alles. l'olive. En wat toch? de baron.' Hij gaat terftond van hier. l'olive. Is hij het zelf geweest? ik twijffel waarlijk fchiet. de baron. Gij hebt hem dan gezien? zie daar dan 't eind der zaaken. Ge-  TWEEDE BEDRTF.ioTooti. 89 l'olive. Gezien ?... Ja, ook gevoeld. Nog fchudden mij de kaaken. Zoo als hij uitging , gaf hij mij, uit al zijn magt, Een oorvijg, oorvijg, daar men nooit de ware kragt Van kennen kan, mijn heer! of moet 'er zoo een voelen. l 1 s e t t e. op haan voorigeplaatste rugkeerende. Wel arme hals! zijn' moed dus aan uw oor te koelen, Daar gij, van uwen kant, zoo trouw hem hebt gediend. Dat is te flecht een loon, van zijne zijde, vriend. l' olive. Wat meend gij, met die praat? 'k verfia nogd'een'nog d' andren. Hoe! fmeed gij tegen mij een' aanilag met elkandren. Gij maakt, door 't geen gij zegt, mijn hoofd bijna op hol. De een vald op ftraat mij aan, als waar hij razend dol En de ander hier in huis. Waar heen moet ik mij wenden Daar ik verzekerd ben, en waar zal dit nog enden? de baron. Hoe nu, bedrieger, fchoft, vol dubbelzinnigheid; Ontkend gij, dat gij den marquis hebt Ingeleid, Of hem geraaden zich, als fnijders knecht, te Meeden? l' o l i v e. 0 Ja! 'k ontken het; ik ontken het, en met reden.  9o TOT MIDDENNACHT. Gy zult het zoo terftond uit mijnen mond verftaan. Koor flechts mijn woorden, met wat meer bedaardheid, aani Hoe kwam u in den zin, mijn heer, van mij te denken, Dat ik, door zulk bedrog, mijn eer en plicht dorstkrenken? De fnijdcr van mevrouw, en dit bewijs pleit fterk, Heeft nimmer knegts, maar niet als meisjes, in Zijn werk. Ten andrèn heeft hij mij verzogt aan u te zeggen, Dat hem de dood, in haast, het leeven af deed leggen, Een toeval, 't welk hem nu verhinderd voor mevrouw Het goed te naajen, 't welk zij hem beftellen zou. de baron. Hou op en lieg niet meer! dat mag eerst liegen hetten. Maar hoe kon, buiten u, mijn heer marquis ooit weeten* Dat ik een' fnijder zogt. 't Kwam zeker uit uw' mond. Lifette zei 't hem niet, wijl ze altoos bij mij ftond. En, fchobbejak, wie heeft het woord aan hem gegeven Van liefde en donderbus? dit, dit hebt gij bedreven. l'olive. Ik weet 'er hoegenaamd, mijn heer Baron, niets vant Gelijk ik, op mijn woord van eer , betuigen kan. Ja, 'k wil u zweeren bij die vijftig ftuks louizen, Aan mij beloofd, dat ik zijn zijde nooit zal kiezen, Of ooit gekozen heb. Ik bid u fpreek mij vrij, Hoq  TWE EDEBEDRTF. n Toon. 9I DE E A R O N. Hoe onbegrijplijk komt dit alles voor aan mij ? 1'Ingambe kan 't niet zijn. 'k zal hem toch ondervraagen. Lifette roep hem. Lifette vertrekt. l' olive. ~ , Ja doorzoek, naar uw behaagen, De zaak naauwkeurig. Ik verzeker my volftrekt, Dat gy, als gy den grond der waarheid hebt ontdekt, Berouw zult hebben by ü zeiven van de flaagen Die ik, zoo onverdiend, zoo vinnig moest verdraagen. ELFDE TO O N E E L. 1UCILE. DE BARON. L'lNGAMBE. L I S E T T E. DE BARON. Myn oude fpitsbroer, dien ik nimmer heb mistrouwd. Maar,als een' eerlyk man, in al uw doen befchouwd, Zeg my eens voor de vuist, 'k zal u daarom niet haaten* Of gy den heer marquis hebt in de deur gelaaten? 't Zij uit onachtzaamheid, het zy om andre réén, Die ik niet raaden kan. l' I N G A m B Ek Myn kapitein, o neen' Ga Ife  ja TOT MIDDENNACHT: Ik had geen reden om my om te laten koopen, Noch iets, waarom ik in myn' plicht mij zou verloopenj En kan onmooglijk op dit punt onachtzaam zyn. DE BARON. Daar trekt 'er echter een met hem dezelfde lyn. 'k geloof u; maar gy hebt toch iemand in zien komen? L' INGAMBE, Ik zeg u kapitein, ik heb geen' menfeh vernomen. DE BARON. o ! Dat verbaast my. Uw getuignis is vry fterk. L' INGAMBE. En echter waarheid, heer! ik weet niet van dit werfc Al wat ik heb gezien, ik wil *t u wel ontdekken, Is, dat ik iemand uit dit huis heb zien vertrekken, Dien ik niet kende,en ook niet wist van waar hy kwam, En uit wiens mond ik het bewuste woord vernam Van liefde en doitderlos. Hier op liet ik hem buiten: Want, op du teeken, mogt ik vry de deur ontfluiten, En hem, van wien ik niets vermoedde, laaten gaan. DB BARON. Gewis, gy volgde uw' last, en hebt zeer wel gedaan. L'.  TWEEDE BED RTF. 11 Toon, 9$ l'olive. Wil my nu ook, baron! weer in myne eer heritellen. de baron. li Vergeef het u. l' olive. Heb dank! ik blyve u trouw verzeilen» de baron. Al wat ik hoor en zie, verbaast, verwondert my. Schoon ik geen fpook geioof, dit zweemd na tooveryV l' o l i v e. Waarom, myn heer baron, zoo verr' van 't fpoor geloopen ? Ik denk, dat ik het vat... Hy is in huis geflopen, Eer ge iemand aan de deur op fchildwagt had gezet, Gelyk gy hier befloot, en vond dus geen belet; Ja had gelegenheid, een fchuilplaats op te fporen» Waar in hy uw ontwerp behendig afkon hooren, de baron. Dat zou wel kunnen zyn; dat zou het in der daad...' Licht fpreekt gy waarheid. Ja, die gisfing is niet kwaad, Doch ondertusfchen legt 'er weinig aan gelegen. Zyne onderneeming loopt, tot hier toe, hem vry tegen. Een fchoon begin... Hy was vermomd, maar ras beklapt, Lifette weet, hoe ik dien jonker heb betrapt, G 3 Li.  94 TOT MIDDENNACHT: L IS E TTE. o Ja! terwyl ik, die, door myn behendigheden, Een' vryer ruiken kan, al was hy honderd fchreden Van hier, op den marquis het minst vermoeden had. DE BARON. Wel aan, dat wéér door elk zyn post wordeopgevaf. Dog laaten wy voortaan het woord ter zyde laaten, Men mogt eens andermaal beluiftren't geen wy praaten,' Maar houden ieder, wie hy zyn moge, op de ftraat. L'OLIVE. Ook kapitein Rolland? DE BARON. Och.' dat is gekken praat.' Maar hebt gij hem gezien? is hij u reeds verfcheeneu? L' OLIVE. Gezien, en ook gekend , ik zag het aan zijn bcencn En houding. Ja, mijn heer, hij was hier al geweest, Maar kon zoo haaftig niet, om dat hij was bevreest Voor zeelire goederen, die hij moest zien ontfeheepen; Twee zwaare kisten, die hij herwaards zal doen ileepen. Vol kostbaarheden voor de aanftaande bruid, uw nicht. PS  TWEEDE ÈEDRTF. iz Toon. 95- de baron, tegen l'Olive. Goed, blijf dan aan de deur en vestig uw gezicht Op elk, die komt, kapteins gelijken foms elkandren Door de uniforme; neem den een' niet voor den andren» l'olive. De drommel haal mij, zoo men mij nu weer misleid. tegen 'llngambe. Kom oude vader, toon ook uw getrouwigheid. 't Is ondertusfchen waar, dat, zonder u te ontmoeten» Mijn zuivre onnofelheid Zou hebben moeten boeten » , Schoon buiten fchuld, voor 't geen hier voorgevallen is» Daar 1t nu mijn eer herkreeg door uw getuigenis. TWAALFDE T O O N E E L. lucile. de baron. lisette. Zij neemt eenig handwerk. de baron. Wel nu mejuffrouw, mag ik nu den brief ook Ieezen? luciLe. hem dien overgeevende* Zeer gaarne, ooom! Ik heb geen reden om te vreezen, Of neiging, dat ik u den inhoud weigren zou, Daar 'is hij, lees hem door en door, en ik vertrouw, G 4 Dat  w 96* tot middennacht; Dat gij 'er in der daad niets anders in zult vinden, Dan 't geen gij nu reeds weet; Ik wil u niet verblindend Hij ftelt me uw weddingfchap en handel voor 't gezicht,' En 't geen 'er verder door uw beide al is verricht. Daar bij verplicht hij mij, door zulke fraaje woorden, Van 't geen hij fchoonheid noemt, als immer fchoonheêjj hoorden. Ook drukt hij zich omtrent zijn liefde keurig uit. Ik ben verzekerd dat ge ook dit met mij befluit, En tevens toeftaat, dat zijn fchrijftrant en zijn reden, Volkomen ftrooken, met die fchoone aanvalligheden, Dien fraajen leest, dien hij in 't openbaar vertoond, Ja, dat 'er zeer veel geest en oordeel in hem woond. DE BARON. Zoo verre, dat die brief u ganfch heeft ingenomen. LUCILE. Neen, dat juist niet, myn oom. Dit dem ik niet volkomen. Maar 'k kan 'tniet helpen, dat zyn aandrang my zoo ftrecld, Dat, als ik man voor man my voordel en verbeeld, Ik tot den heer marquis zou kunnen overhellen, Om hem verr' boven een' kaptein ter zee te dellen. DE BARON. Zoo, boven den kaptein, dien gy toch trouwen zult.  TWEEDE BED RTF. ia Toon. $r LUCILE. O Ja, zoo de aanflag des marquis niet word vervuld. DE BARON. Die zal mislukken. LUCILE. Maar, indien hy komt te flaagen? DE BARON. In dat geval, zal al de ftad 'er van gewaagen, En toeftaan ,dat ik 't al heb in het werk gefteld, Wat van my afhing, als alleenelykgeweld... Myn heer de kapitein zal zich dan moeten trooften. LUCILE. Dat zal hy moeten doen. Hytrekk' maar weer naar 'tooften, vrolyk. Maar oom gy handeld my volkomen naar myn' zin. DE BARON. Hoe zoo? LUCILE. Kom, maken wy van een verdrag 't begin. DE BARON. En welk verdrag ? LUCILE. Dat, hoe de zaak een eind zal vinden, Wy allen, onderling, vrywillig ons verbinden, G 5 Dat  5>è TOT MIDDENNACHT: " Dat elk zich vriendlyk naar den uitflag fchikken zal. DE BARON. Dat wil ik waarlyk, om 't byzondre van 't geval, Wel toeftaan... goed. Gy zult den kapitein dan trouwen ? Ën, zonder tegenfpraak, let wel!... uw woord my houwen, Wanneer ik den marquis in zyn ontwerp belet? LUCILE. Ja, zonder dat ik my, in 't minst, daar tegen zett'. Maar zult gy, van uw kant, uw woord gulhartig geeven, En my in 't huwelyk met den marquis doen leeven, Zoo de onderneeming, die hy doet, gelukkig flaagt? DE BARON. o Ja, dat zal ik doen ... Indien hy zich gedraagd Naar onze weddingfchap, en geen geweld zal plegen, Maar u, voor midden nacht, heeft uit myn huis gekregen, Zoo ongevoelig, dat ik niets daar van bemerk. LUCILE. Het kan niet beter... Kom, beginnen wy maar werk. Laat ons in 't openbaar den oorlog nu verklaaren, En edelmoedig de een den andren evenaaren. DE BARON. Mits gy onzydig blyft. Verfta, my wel, juffrouw! tv-  2WEED E BEDRTF. 12 Toon. 99 LUCILE. Ik handel, in die zaak, met u ter goeder trouw; 'k Wil, kan u dit voldoen, myn oom, zulks wel beloven, Maar 't hart voor den marquis, 'k gevoel 't dryft by my boven, 'k Bemin hem heimelyk, daar koom ik rond voor uit. En,ftond' het aan myn keuze, ik wierd van daag de bruid. DE BA SO N Dat raakt mij niet. Hoornicht... wil alle moeite fpaaren; Want zij is nutteloos. Een' man van mijne jaaren Bedriegd men niet zoo licht... LUCILE. De liefde is vindingrijk. DE BARON. Maar ik ben onderrecht. LUCILE. Dat is ook redelijk. In de onderneming zou gansch geen verdienfte fleeken, Had gij den heer marquis daar nooit van hooren fpreeken.» Dan, daar 'k, in dit geval, mij, boven al, mee flreel, Is, dat ik, onbefchroomd, hier voor bedriegfter fpeel, En u, indien ik kan, gerustlijk mag bedriegen. DE BARON. Ja, maar op dat ge uw' oom niet licht in flaap zoud wiegen, Heeft  too TOT MIDDENNACHT. Heeft hij voor af gezorgd, dat gij hem toe zoud ftaan» Niet voor den midden nacht uit zijn gezicht te gaan, En, zonder dat gij u daar over zoud beklaagen, In zyn bewaaring zyn. I UCILË, Dit kan my zelfs behaagen» 'k Zal my gedraagen als een meisje op 't fpeel tooneel, En denken, dat de rol, die heden mij ten deel Gevallen is, bedaat in een pupil te weezen Van eenen oom; een' heer, die ieder kan doen vreezen,' Een eigenzinnig en een grillig man, die doet Wat hem behaagt, of wat hij raadzaam vind... Maar UiOet Uw nicht ook niet voor u verfchijnen, ingetogen Van houding en gelaat, met neergeflagen oogen, Met een oplettend oor... Mijn heer en oom, wel aan ƒ Ei, wil, van uwen kant, zoo als gij 't zult verdaan; Zoo als gij oordeeld dat het zijn moet, u vertoonen. 't Zy achterdogtig, ongerust... 't zal mij niet hoonen.' DE BARON. Het zij ik miji e rol of kwalyk fpeel, of goed, Zyt maar gerust, uw oom weet zeer wel, wat hy doet* Maar morgen ochtend. LUCILE. o Dan hoop ik u te ontmoeten* En u, van gansfcher harte omhelzend, bly te groeten.  TWEEDE BEDRTF. 13 Toon. 101 DERTIENDE T 0 0 N E E L+ lucile. de baron. l'olive. lisette. frontyn. in de Meeding van een zeekapitein. Vier kruijers brengen twee kisten binnen, van welken zij een in het midden van het tooneel plaat/en, en de andere ter recker zijde, in diervoege, dat de in het midden geploot, fte, in welke de marquis is, kan gezien worden. l'olive, Zie daar den kapitein. de baron. _ . oDatl's best.'gae heen; ün Iaat, tot dat ik u zal roepen, ons bij een. Tegen frontijn; hem ontluizend. Zijt gij 't, aanftaande neef? Iaat ik u welkom heeten. frontyn. Mijn waarde Peetoom! ogïj kunt onmooglijk weeten, Hoe zeer verheugd ik ben, door u te mogen zien. tegen de kruiers. Maar om wat reên brengd gij die dingen hier ?... indien tegen den baron. Ve/geef het mij dat zij dit doen. Voorwaar zij wisten Niet  io2 TOT MIDDENNACHT. Niet waar zij moeften zijn. Mijn heer, het zijn tweekistea Met goed uit -indien, die 'k voorgenomen ha *, Om mijne aanftaande vrouw, mijne nitgeleeze fchat Te fchehken, 't zijn zoo maar wat kleene beuzelingen» Wat zijde ftoffen en meer andre foort van dingen. Ik had belast, dat men ze in 't voorhuis laaten zou. tegen de kruiers. Gij kunt wel gaan, gij zijt betaald, zoo ik venrouw- zij gaan, 't Zou fchijnen, of ik met dat goed had willen pronken. de baron. Gij waard toch welkom, al had gij haarnietsgefchonken. frontyn. Paar twijffel ik niet aan, maar ik heb wel gehoord, Dat dingen, meê gebragt uit eenen vreemden oord, In Vrankrijk zijn gewilt, boe ligt ze ook mogen weegen, Dit ook is al de waarde in dit gefchenk geleegen. li set te. opjlaande. Mogt ik die kostbaarheên uit indien eens zien ? frontyn. ter zyde. Deduivel (ovcrliud) met vermaak! hetzal terftond gefchien. wijzende op de kist aan de rechter zyde. Laat  TWEEDE BEDRYF. 13 Toon. 103 Laat ons met deeze maar beginnen. de baron. Wil dat ftaaken..," Wij hebben, dezen dag, gansch andre foort van zaaken. Mijn heer de kapitein, te doen, d3n dat gyhaar In haar nieuwsgierigheid... lisette. Geef mij de fletitels maar; Frontijn de hand van lifette drukkende. lisette. hem herkennende. Zoo! zoo i.. Met welke kist zal ik het eerst beginnen ? frontyn. vijzende op de eerfle kist. Begin met deeze. Daar zijn floifen in en linnen, Ja opent ze alle beide, en neem 't gezicht daarvan, Zytonbefchroomd, daar is niets in, dat breeken kan, de baron. Gij hebt veel goedheid. Lisette. een derzelve openende, op haare Min lig, gende, fchijnt naauwkeurig het een en an der te bezien, hoewel ze met oplettendheid op het geen gefproken wordt, ach geeft. Zou  ,04 TOT MIDDENNACHT. FRONTYN Zou ik zulks aan haar beletten; My tegen zulke eenheden verzoek, myn heer, verzetten? Daar zyn geen reden voor. Ik ben haar zelfs verplicht... Lucile groettnde. Deeze is, voorzeker, uw beminnelijke nicht? Zy ziet vry ernftig... maar... zy heeft ook ftof tot denken, Daar zij, op morgen, my haar hart en hand zal fchenken Door 't huwlyk, zoo ik hoop. LUCILE. Ja 'k heb gegronde reen .Tot overdenking, en van veel gewicht, zoo 'k meen'. FRONTYN. Zoo gy u 't huwlyk met een' zeeman voor wilt ftellen. Dan moet ge u alles, wat behaaglijk is, voorfpellen. Een zeeman is, doorgaans, zoo zelden by zyn vrouw, Dathy geen' andren jtyd bezit, dan haar zyn trouw Te toonen, haar te zien, en vuriglyk te minnen .... En is de man niet zeer behaaglyk aan haar zinnen, Dan leeft zy in de hoop van, door 't gevaar der zee, Haast weêuw te kunnen zyn, enftteeldzich zelv'daarmeê. LUCILE. En ik, indien myn lot my eens een' man wil geeven ^  TWEEDE BED RTF. 13 Toon. 105 Zal nimmer wenfchen, dat ik hem mag overleeven, frontyn. Wel nu, in dit geval, ben ik dan juist uw man. Ik zal befchikken , dat, zoo veel ik immer kan, Gy altoos by my zijt; dat gy met my zult vaaren, Op alle tochten, en wy 't ongemak der baaren, Bekommeringen, moeite en allen last voortaan Te faamen deelen, en gelijklijk ondergaan. Ons oorlogfchip zal dus "t verblijf der liefde weezen} Wy zullen overal heen zeilen, zonder vreezen; Dan naar guinee, dan naar de malabaarfche kust, En, Ieg?;en we op een rêe ten anker en in rust, Dan zal ik aan den wal, by vreemden, die daa'r woonen Met veel genoegen, u, mijn lieve vrouw, vertoonen, ? En my verblijden, als ge een ieders aandacht trekt; ' 't Befchouwend oog verrukt en tot verwondring ftrekt. Dan volgd ons het geluk, den ganfchen loop van t leeven, Enmoetenwe, onverhoopt,door twóendergoivenfneeven; Schokt een verwoede ftorm ons dobbrend oorlogfchip; Verzeilen we op een bank of een vei borgen klip; Dan zullen wy, wanneer wy -t vaartuig voelen zinken, 't Genoegen hebben, dat we, op eenen tijd, verdrinken. lisette. ter zyde. Die knaap heeft, inderdaad, meer oordeel, dan ik dacht u Dat  ïo6 TOT MIDDENNACHT. LUCILE. Dat reizen, en 't gevaar, dat gy zoo weinig acht, Is juist niet naar myn' fmaak. Ik gun zulks aan een' ander, FRONTYN. Het komt my voor, baron! dat wy juist voor elkander' Niet zeer gefehikt zijn, neen, zy fchijnd my riet gezind. Is hier ook iemand, d'en zy heimelijk banind? Een andre minnaar, 't zou my, inderdaad, zeer fpyten, Indien ik hier mijn' tijd vergeefs zou moeten flyten. Zy heeft, in 't eerst, mijn hart zoo diep, zoo fel geraakt; Zoo fterk een' indruk, door haar oog, op my gemaakt, Dat ik mijn recht op haar niet gaarne zou verliezen. Ja, zoo ik wist, dat zy een' andren wilde kiezen, lk daagde, zoo terftond, mijn' meededinger uit. Hoe ftout hy waare, op dat wy vochten om den buit. DE BARON. o Stel volkomen u gerust. Gy moet niets fchroomen, 't Is maar een beusling, daar zy meede is ingenomen; Het is een wed.lingfchap Als gy aan tafel zijt, Zal 'k u verhalen, w.e haar in 't verborgen vrijd. o, t Voorval is zoo raar; de trek, diemenwoufpeelea Aan my, zoo zonderling... Maar, 'kza! tumededeelen... Kom nicht aanvaar de hand van uwen bruidegom Op zicht. El»  TWEEDE B E D RTF. 14 Toon. 10$ frontyn. Ei, weiger niet! kom, kom, mijn fchoone! kom. De hoop op uw bezit zou waarlijk kunnen maaken Dat ik bekwaam wierd tot de zwaarfte foort van zaaken. zy gaan heen. DEERTIENDE T 00 NEE LI lisette. de MjRQüis.Hi eene der kisten. lisette. 't Is inderdaad Frontijn.,. Wat is hy vindingrijk, Hy gaf van zijn vernuft en oordeel blijk op blijk. Hoe weet hy, als een man van achtbaarheid te fpreeken? 't Is ook geen wonder. Dit zijn kamerdienaars ftreeken. Maar... by wat toeval fpeeld hy hier voor zeekaptein? Dat weet ik niet. Hy gaf my meer dan eene fein. Ishy t ook met hem eens? H.erltaik.enmoetzwygen?... Wist hy monfieur 1'Olive ook op zijn hand te Wen?... Daar ita ik ook al voor. de MARQurs. in de kist. Lifette!.. laat me 'er uit. LrsETTE. rondziende. Wie roept my? de marquis. Ik. Ikftik!.. oHe.  io3 TOT MIDDENNACHT. lisette. o Hemel welk geluid, in lachen uitbarjlende. Ha!., ha!.. Nu weetik het. Mijn heer, wie heeft zijn leeven, Van zulke ftreeken ooit gehoord? ik fta te beeven. Maar hou u nog wat ftil, ik zal vooraf eens zien Of wy hier veiiig zijn, men mogt ons eens befpien. zy ziet in 't rond. Ja! ik zie niemand. zy opend de kist. de marquis. uit de kist komende. Ach! nu kan ik adem fcheppen. Wiis my een bergplaats; ras, Lifette, wil u reppen. Ik kan 't niet uititaan in de kist. lisette. U bergen ?.. Maar Ik weet geen bergplaats in hetgansfchehuis...Dat'swaar. Maar is 1'Olive ook in 't geheim? de marquis. In geenen deelen. lisette. De kapitein dan ? de marquis. Die nog minder. Maar  TWEEDE B EDRTF. i^Toon. 100 LISETTE. Maar wie fpeelen 'Er dan in? DE MARQUIS. Nanci heeft dat werk alleen verricht, 't Is aan die oude, dat wy alles zijn verplicht, Zy heeft zich naar het fchip des kap'teins begeeven, En, door haar tong misleid, is hy aanboord gebleeven. Hy fleund op haar gezegJe, en houd het voor gewis, Dat peetoom niet in huis, maar naar zyn landgoed is, En daar tot morgen blyft. Wat dunkt u van die loogen? Ook hebben wy met een L'olive zelfs bedroogen. LISETTE. Dat is uitmuntend, o De zaak kreeg, door die daad, Een gunltiger gedaante, een vrolyker gelaat. Wy zyn nu tegen drie, op heeden, met ons vieren. DE MARQUIS. Laat ons tot haare vlugt het werk terftond betlieren. LISETTE. Daar hoor ik iemand op de trap... Ik ken den tred... Vlieg in dat zydvertrek. Kruip onder het toilet. de marquis gaat in het vertrek aan de recMer zyde. H 3 VTF-  iro TOT MIDDENNACHT. VTFTIENDE 7 0 0 N E E L. lisette. l'olive. l'olive. Jchielyk inkomende. Lifette!.. 'k Weet veel ni euws. li!ï "te. Dat zal 'er weer naar weezen, l' olive. Spreekt zachtjes... Hij is daar .. lisette. Wie hy? Gy fchijnt te vreezen..; l' o i. i v e. Een van de kruiers heeft het daadlyk my gezegd : Frontyn fpeeld voor kaptein, zoo waar!. en 't heerfchap legt In deeze kist Francois, die dit ook heeft vernomen, En die, opzettelyk, zoo aanftonds, hier zal komen, Zal hem, op myn bevel, voortliepen hier van t am, En brengen in zyn huis, dan hotfd hy niet te ^am. Ook zullen wy, zoo ras L'in^anbe weer zal kecren Van zyne boodfchap, elk Frontyn een' klap vereeren, Of zoo veel klappen als hy ons heeft toegeteld. lisette. Men heeft voorzeker u wat op den mouw gefpeld... Ik deed hier aanftonds, door nieuwsgierigheid bekropen, In  TWEEDE BED RTF. 15 Toon. 111 In 't byzyn des barons, de beide kisten open, En vond ze, ganfch gevuld met fraaije kostbaarhêen, Die ik 'er uitnam en geborgen heb, benêen. l' olive. naar de kist gaande. Dat kan geen waarheid zyn. lisette. de kist openende. Zie daar... Geloof uwe oogen« De kist is ledig. Gy zyt fchandelyk bedrogen. l* olive. verwondert. o Gy zyt in 't geheim. l i s e t t f. Denk druiloor! dat ge aan my Beloofd zyt... En verdenkt gy my van fchelmery ?... Daar zou zich iemand in die kist op kunnen houwen ? l' olive. Wel twee in plaats van een, ik zal 't u doen befchouwen. zich i . de kist leggende. Bezie nu, malle meid, of ik 'er niet geheel In leggen kan. lisette. 0 Neen: want daar ontbreekt éèn deel. Uw hoofd. l'olive. Myn hoofd? dat kan 'er ook geinaklyk binnen. H4 tr-  ïi2 TOT MIDDENNACHT. lisette. de kist fchielyk toefluitenie. Zoo moet ik, op myn beurt, het werk met u beginnen. l' olive. in de kist Jchreeuwende. Maak van die gekheid gaauw een einde, of ik verftik. ZESTIENDE T O O N E E L. lisette. francois. l'olive. in de kist. francois. D..en d..en,d..en, d..en, Mar...quis, m..oet, ik, ik, ik, ik, ik... . l' olive. in de kist. Francois... Francois ...Baron... Och! och! ik ben verlooren! lisette. Ja, ja, baron maar voort! Francois zal u niet hooren. Francois Jleept de kist, en Lifette helpize voordfclmiven. ZEVENTIENDE TOONEEL. lisette. de marquis, lisette. roept den Marquis uit de kamer. Gy hebt, myn heer marquis, voorzeker daar gehoord, Dat alles is ontdekt ? komt, pak u haaftig voort... (pen... Maak, dat gy weg komt... Vlieg, myn heer, in piaats van 'oo't is anders Uci.t; te laat... De deur is nu nog open. ik  TWEEDE BEDRTF. iSToon. 113 Ik zend u ftraks bericht. Wil naar uw huis toe gaan, Ontvang L' olive; zorg voor al niet toe te ftaan Pat hy vertrekke of u ontfnappe. Wil u wachten... de marquis. 'k Zal hem bewaaren en al wat ik kan betrachten. Maar zeg de reden my, waarom ik vluchten moet. lisette. Hou my niet langer op. Ik bid u, maak toch fpoed.',.." Jk heb iets in myn hoofd... de marquis. Wel... 'k zal gehoorzaam weezen, Gy, gy alleen kund my verblyden of doen vreezen; Myn heil of onheil ftaat geheel in uwe magt. hy vertrekt. ACHTTIENDE TO ON EE L. lisette. Wel aan Lifette!.. Nu een meefterftuk volbragt. L'olive is weg... Ik wil hem voor een' fchurk verklaaren^ En aan myn heer baron de zaken openbaaren, Gelyk zy ftaan, eer nog een ander zulks verricht, Paar door bedrieg ik hem, en doe, in fchyn, myn'plicht. Mogt ik dus dieper nog in zyn vertrouwen deelen. H s NE-  ii4 TOT MIDDENNACHT. NEGENTIENDE 7 0 0 NEE L. frontyn. lisette. frontyn. 'k Heb daar een raare rol, aan tafel, moeten ipelen. Maarftil... Daar koomt uw beer, hy volgt my achter aan, Vermyd toch allen lüiyn, dat wy malkaar verftaan. lis et te. En gy... Maak dat gy vlucht... Wil ras dit huis verlaatcn; Want alles is ontdekt. f p o n t v n. Weg, weg... Wat moogt gy praaten? lisette. Neem waar uw' flag, ter wyl de deur nog open is. frontyn. *t Is wel, ik zal dan gaan, maar vol bekommernis. hen gaande om te vluchten, ontmoet den baron en wil weg Jluipen. TWINTIGSTE 700NEEL. de baron. frontyn. lisette. de baron. Waar wilt gy heen? Het volk zou ons hier koffy brengen. IKOS;  7 WE EDE BED RTF. 21 Toon. 11S uokttu. Met mv verlof, myn heer,... Ik bid u wil gehengen Dat ik een boodfchap doe... Zy is terftond verricht... Ik ben op 't oogenblik hier weer voor uw gezicht. ten zelfden tyde dat Frontyn wegjluipt, werpt zich Lifette in een' leuningftoel neder, en veinst te bezwyken. EEN ën TWINTIGSTE TOONEEL. de baron, lisette. in een' leuningft'oei. lisette. Och... Och... myn heer baron. de baron. Wat is 't?... lisette. Ik kan naauw fpreeken. d e e a r o n Wat of dit zegge wil? Dat is een mislyk teeken... Die loopt, geheel ontroerd, verflagen, van my af, En de andere valt in zwym. Wat of hun reden gaf?, ,^ lisette, L' olive... De marquis... De kapitein... En andren.,% Hoe zal ik myn verhaal best hechten aan elkandren? de baron. Wel nu de kapitein? tl*  n6 TOT MIDDENNACHT. LISETTE. Die is een groote guit. DE BARON. Geef op uw woorden acht, en maak geen dwaas geluid. LISETTE. Frontyn is kapitein... Die vent, u zoo ontloopen... Men wist L'olive, in zyn belangen om te koopen. DE BARON. Hoe weet gy 't? LISETTE. Och! myn heer marquis zat in de kist. DE BARON. Een fchynd 'er weg. LISETTE. o Ja. L' olive van de list Bewust, en vreezende, dat ik het zou ontdekken , Liet, door Francois, de kist ras uit de kamer trekken, Hebt gy wel opgemerkt, myn heer, met welk een haast, De kapitein vertrok ?... och! ik Hond zoo verbaasd. Ik was my zelv niet meer... Geluid kon ik niet geven. En, o! zoo ben ik nog. DE BARON. Laat ik u zoenen geeven ! Want,  TWEEDE B E D RTF. 0.1 Toon. nf Want, zonder uwe trouw, liep ik een groot gevaar, Dat my die guit bedroog... Die fijne, koppelaar! Die fchelmfche knegt L' olive... o 't Zal hem zoo berouwen. Ik zal voortaan geen' menfeh, als u alleen, vertrouwen. Daar... Daar... Daar is myn beurs, uw zuivre trouw ten loon. LISÏTTE. Myn heer gy zyt te goed... Schoon ikmy dankbaar toon. DE BARON. Die zulk een blykbre trouw in 't openbaar vertoonen, Die kan men, naar waardy, niet mild genoeg beloonen. L' ingambe met Francois zyn beide nu noch uit... Kom, laat oi.s zorgen dat men ras de voordeur fluit, o Hoe gelukkig is een menfeh, die, in zyn wooning, Bedienden heeft, gelyk Lifette... 't Is een koning ! TWEE ën TWINTIGSTE TOONEEL. LISETTE. Zie daar een beurs met geld, dat ik, met recht, verdien. Lang leeven vrouwen van vernuft!..Maar laat ons zien, Hoe we, in dit tydftip; deeze omftandigheid van zaaken, Aan 't nu begonnen werk, naar wenfeh, een einde maaken. Wy waaren voor L' olive alleen, met recht, beducht. Maar die is uit den weg. Noch lach ik om die klucht!  Ii8 TOT MIDDENNACHT. Ik voel door hovaardy my in 't verborgen vleijen, Dat ik den heer baron zoo om den tuin kon leiien. Die my zoo mild be'oond... Dan 't is zyn eigen fchuld... Waarom is hy met zulk een' riwaazen waan vervult, Dat hy zich loozer ach te zyn, dan andre lieden; Waarom fielt hy ons in 't geval, om, door verfpieden, Door list te handelen; waarom fluit hy ons op? Dat fluiten fcherpt den geest, en voerd de list ten top, Is hem dan onbekend, hoe zoet verboden zaaken, Wanneer men die eens kan bekomen, aan ons fmaaken? 'k Herken u daar wel aan, o onweerftaanbre kracht, O Sterke neiging van het vrouwelijk geflacht, EINDE VAN HET TWEEDE BEDRYF.  DERDE BED RY F. i Toon. 119 DERDE BEDRYF. Het tooneel verbeeld een' tuin, ten einde van denzelven is ee-i yzer hek. Het tooneel is duifter. EERSTE TOONEEL: fsoktijh. nederkome ide langs een* muur met latwerk terzyde van den tuin. Ïk zie hier niemand... Doch, ommy voor ongelukken Te hoeden, die my hier nog zouden kunnen drukken, Zal 'k my, in 't gaan, zoo zacht beweegën, als ik kan. Daarfta ik, maar alleen... 'k Weet hier geen reeden van...' ;t Is juist het uur tot een byeeukomst afgefproken... hy komt nader. Siets, fiets.. • Lifette,... Zou haar aanflag zijn verbroken ? Zy fchreef my, dat zy my niet lang doen wachten zou. Hem!... hem!... Ik zie geen' mensen.'.. En echter... Ik vertrouw Met recht op haar, en durf, met grond van reeden , hopen, Dat ze, in den nacht, my voor haar' gek niet zal doen loopen: De tijd is kostelijk... Een oogenblik verlies Is zeer gevaarlijk voor de zaak van den marquis. m  156 TOT MIDDENNACHT. Ik wenschte dat zykwam, daar zal, zeer kort na deez^ Geen ander middel, zoo luid de affpraak, ovrig weezen, Lifette... Hem!... Wat vald het moejelijk en zwaar, Te fchreeuwen, dat geen mensen het hoore, buiten haar. 't Zal daarom beter z:jn, geen meer geruchts te maaken; Te wachten, met geduld, naar de uitkomst onzèr zaaken. De klokken overal liaan elf .. Ik hoor ze flaan. En, flaan zy andermaal, de zaak is afgedaan... Geen gekheid evenwel... Da ik hier wel oplette... Ter rechter zyde van het huis moest my Lifette Verfchynen... De oude heer flaapt aan de linkerzy... Wat hoor. ..Wat zieik... licht... Hoenu,be.'rieg ik my? hy loert door hstfieutelgat. O Neen'.. Maar ze is het niet... Waar duivel zal 't nu heenen ? Daar is 'er meer dan een... Was ik hier niet verfcheenen... Ik neem de vlucht en berg my achter deeze haag. hy verbergt zich, ter rechter zyde, achter de Itage, TWEE.  DERDE BEDRTF. zToon'. 121 TWEEDE TOONEEL. LISETTE. DE BARON. L' INGAMBE. een blaker, met een brandende kaars,in de hand hebbende, Frontijn verborgen. LISETTE. 't Is noch maar elf, myn heer, ik bid u blyf om laag; Gy moest, ten minile, noch een half uur hier vertoeven:' DE BARON. Weg, weg, ik heb geenvrees, waartoezoudatbehoeven? Ik gae na myn vertrek en flaap daar zeer gerust. LISETTE. Ik ben my, op dit uur, wel van geen kwaad bewust, Maar echter, heer baron, hoe kan, hoe kan men 't weeten ? Verliefden zyn vol list. Hebt ge alles reeds vergeeten?' D E B A R O N. Wel waar voor meend gydan, dat ik bevreesd moet zyn? Myn nicht flaapt reeds gerust. UWe argwaan heefé geen' fchyn. Ik heb, uit voorzorg, al haar kleederen geborgen, Ook is 'er voor geen deur of venfter meer te zorgen. Daar is geen fchoorfteen in haar kamer, dat 's gewis. Ik ben verzekerd, dat de deur op 't nachtflot is j I Dö  TOT MIDDENNACHT. De fleutel in myn' zak... Waar voor zou ik dan waken? 'k Heb yfren tralies voor de venfters laaten maaken i En, 't geen nog verder gaat, myn heer de kapitein Legt naast haar kamer, en zal, op het eerfte fein, Ras wakker worden, en aan ons tot hulp verftrekken, L IS ET TE. Maar is het waarlyk de kaptein... Spreek zonder gekken, Houd gy hem in der daad dan voor den rechten man. Zogt gy hem op ?.. DE BARON. Ja, daar verzeker ik u van; Ik zelv bragt hem in huis, maar zoo vermoeid van leeden, Dat ik hem raadde zich, op 't ogenblik, te ontkleeden, En uit te rusten, mits dat hy my by zou ftaan, Zoo ik hem nodig had. Eu dit heeft hy gedaan. Hy flaapt zeer licht, en, zoo ons onheil mogt genaakcn, Moet ik, op zyn verzoek, terftond hem wakker maaken, Gelyk ik doen zal. Daar en boven houd zyn knecht, Een brave jongen, zeer bekwaam, gelyk hy zegt, Ook met Fracois de wagt. Wat kan ik meer betia:hten? Het is zelfs al te veel gezorgd, naar myn gedachten. Men kan geen voorzorg meer gebruiken, in der daad, Al was het zelfs voor een' gevangenen van ftaat. Myn heer Marquis zou my belachen, kon hy denken,  BERDE BED RTF. zToonl 123 Dat ik, na dus, door zorg, myn hersfenen te krenken, Niet dorst naar bed te gaan. Het fpyt my nu reeds zeer; Dat ik niet vroegfr my tot rusten lag ter nêer! Sints vyf en twintig jaar, was ik, ten negen uren, Gewoon naar bed te gaan. Ik zal 't gewis bezuuren, Indien ik niet vertrek, en mij, door rust, verkwikk'... Intusfchen ben ik met dit voorval in myn fchik. 't Gaf my gelegenheid, om all' myn huisgenoten Te leeren kennen; wie van hun ik moet verftooten, En wie zyn' plicht getrouw en eerlyk heeft volbragt. LISETTE. Ja dat is waar. DB BARON. Vaarwel Lifette..- Goede nacht. L ISETTE. Gy wilt het dan voliTrekt?..'t is goed... Ik kan 't nietweereri. Maar ik zal waken en my zelve diverteeren Met myn guifarre, en u doen blyken dat geen vaak Myn oog bekruipt, wanneer het aankomt op de zaak; Om blyk van yver en oplettenheid te toonen. DE BARON. Daar twyfel ik niet aan. O! 'k zal u zoo beloonen!... LISETTE. Daar is de fleutel van myn kamer, goede heer! I z SlUiè  1=4 TOT MIDDENNACHT. Sluit, bid ik u, de deur op 'tnachtflot. DE BARON. Dat begeer Ik niet te doen. Dat my de hemel daar voor hoede! 'k Zou u beledigen, zoo ik bedrog vermoedde. LISETTE. Ik dring "er fterk op aan. de baron neemt den ftentel en gaat naar de kamer* Rust wel, myn heer baron ! DE BARON. Rust wel, myn lieve kind. 'k Wou ik maar flapenkon. DERDE TOONEEL. DE BARON. LINGAM BE. FRONTYN. VSrborgC!U DE BARON. 'k Voel heimelyk in my een groot verlangen blaak en, Om morgen den marquis een compliment te maaken, Ten blyk hoe diep myn hart dien armen bals beklaagd... Zie hier, 1'Ingambe! hoe een losbol zich gedraagd. Die zich zoo Hout op zyn bekwaamheid wil beroemen, En niets te mocjelyk; niets hem te zwaar durft noemen. Jk wenfehte waarlyk wel, om de aartigheid der zaak', Dat hy een middel wist, en my myn nicht ontfehaak'. Maar  DERDE BED RTF. 4 Toon. 12$ Maar neen... Dat kan niet. Neen.^. dat kan niet!... o! die aapen. i'ingambe, gaapende. O Neen... dat kan niet... neen dat kan niet... Gaan wy flaapen. zy gaan naar hun Jlaapvertrek. VIERDE TOONEEL. frontyn. alken. oDie trouwlooze!... Wat heb ik hier aangehoord? Bedrieglyke Lilette! hoe iïeunde ik op haar woord. Moest ik hier komen, en een oorgetuigen ftrekken Vanhaare ontwaardiging te my waards? — Dit ontdekken... Wat menfeh na zulk een zaak gehoord te hebben, zou Zich meer verlaaten en vertrouwen op een vrouw? Zy is ftandvastig tot de laatfte ftip gebleeven, Alleen om myn vernuft, bedekt, te wederftreeven, En alle middelen, tot redding, uit de hand Te neemen. o: het zal, zoo waar, my myn verftand ïvfoch kosten, als ik denk, hoe dwaas ik my verbeeldde Dat zy my lief had, en my met die liefde ftreelde. Ja, was ik niet bevreesd, dat my de heer baron, Of de invalide, die hem trouw is, hooren kon, I 3. En  iz6 TOT MIDDENNACHT, En mogelyk my dan den mantel zouden veegen, Ik zou dat vroumenfch, die bedricgfter, eens ter deegeq De metten leezen... 'k flik nog van kwaadaartigheid! op de borst wyzende. En ik gevoel wel, dat het pak, dat daar, daar, leid; Dat zwaar, gewichtig pak my van myn hart zou vallen, Indien ik haar in haare kamer, 't eerst van allen, Die van haar' aanhang zyn, de waarheid zeggen mogt. Hy gaat naar de deur van het huis, daar Lifette flaapi en roept door liet flot. Weg, monfter... crocodil... bedrieglter... (lang... gedrocht... Weg fn oodfte feeks, nog meer doortrapt dan alle menfchen. Ik haat u... Ik verfoei... By het einde van deeze alleenfpraak, ziet men Lifette bezig met eene tralie uit liet benedenraam te neemen, waar door zy op het tooneel komt. VT F D E TOONEEL. frontyn. lisette. lisette. hem op den fchouder kloppende. Zyn al die zegenwensfchen Voormy?... Gy fchildcrd fraai, dat zweer ik u, Frontyn. frontyn. Och!., och!. Watzieik?., Iszy'tzeh?.. Dat kan niet zyn. Moest  DERDE BEDRTF. 5 Toon. 127 lisette. hem voor op 't tooneel brengende. Moest ik voor tydverlies thans niet naaukeurig zorgen, Gy zoud my voor die taal, die 'k hoorde, vriend, niet borgen; Ik zou uw zotheid u betaalen. Maar nu niet. o Neen! gy zult 'er niets voor lyden... 'tj Is gefchied frontyn. Gy zyt een toveres... lisette. Dat moet ik tegenfpreken. Maar ik benmeer... Ik ben een vrouw!., en weet van ftr eeken. frontyn. Ik fta verbaasd... Ei zeg, waar komt gy toch van daar.? lisette. Uit dit vertrek... frontyn. 'k Heb u de deur niet uit zien gaan... lisette. Dat waar een wonderwerk door eéne deur te komen Van 't huis... Maar ik heb myn vernuft te baat' genomen. frontij n. Hoe kwaamt gy 'er dan uit? I 4 Door  ?23 TOT MIDDENNACHT. LISETTE. Door 't raam, dat gy daar ziet... Door 't fchelden, dat gy deed, bemerkte gy zulks niet. Ik heb een ysren ftaaf daar weeten uit te ligten, Zy fcheen, op 't oog wel vast, dog 'k kon het toch verrichten. Zoo dat men op die list gansch geen vermoeden heeft. FRONTYN. 'k Verklaar u dat het my nu geen venvondrnig geeft} Dat gy den heer baion zoo fterk hebt aangedreven, Pat hy den fleutel nam, dien gy hem wilde geeven. L IS E T TE. Dat was het meefterftuk dat my 't bekwaamfle fcheeij Om hem te doeken, maar dit wist ik maar alleen. FRONTYN. Maar zeg my, wist gy, langs dien zelfden weg te maken. Pat ook uw Juffrouw uit haar kamer kan geraken? LISETTE. o Neen, die yzers zyn maar al te vast daar in. FRONTYN. Dan hebben wy van 't werk, niet meer, dan een begin. Weet gy nu hoe men haar uit haar vertrek zal krygen, Dat  DERDE BED RT F. 5 Toon. 129 LISETTE. Dat is alreeds gefchied. FRONTYN. Voorwaar ?.. Dan moet ik zwygen. Ach! dat ik 11 omhelz'. LISETTE. Mcend gy, dat ik de fmaad My aangedaan, zoo ras vergeet?.. Neen kameraad!... FRONTYN. Ik had grpot ongelyic... Wil wy vergeeving fchenken. LISETTE. Nou huil maar niet,.. Ik zal'er morgen eens om denken, FRONTYN. Daar ben ik om verblyd... Maar, zeg, verhaal aan my Den aanleg en 't beloop van uw bedriegery? LISETTE. Detydgehengdhetniet... Maar'kzal,metweinig trekken. De zaak, zoo als zy legt, naar waarheid, u ontdekken. Myn heer baron was naar de kamer toegegaan Van zyne nicht, en ried haar 't flaapen ernftig aan, Als wierd hem alle vrees, daar door, geheel benomen. Zy was gewillig en voldeed aan hem volkomen. IS Hy  ?3o TOT MIDDENNACHT. Hy wenfcht haar goeden nacht, en komt by 't ledikant, Maar kust in plaats van haare, onkundig, myne hand. Zy neemd dit tydflïp waar, om heimelyk te vluchten En loopt in myn vertrek. Hy, verr' van kwaad te duchten, Neemt haare kleedren op, die zy had afgeleid, Om die te bergen op een plaats van veiligheid. Ik neem de kaars, en gae voor uit om hem te lichten, Zoo tot het fluiten van de kamer, als 't verrichten Van andre zaaken, en hy volgd my, zeer te vreèn. Ik blyf hem by, en hy verdubbeld zyne fchreên Naar zyne fchildwagts; zet hen uit, en gaat bezoeken De flaapplaats des kapteins; doorfnuffeld alle hoeken, En, by zich zelv', om zyn doorflepenheid, voldaan, Bedankt my lachend voor den dienst. FRONTYN* Wat loos beftaan? 't Verwonderd my niet meer dat hy verkoos te flaapen. En in verwachting was van rust te zullen raapen, LISETTE. Om wel te Hagen, en geen denkbeeld van vermóen Te geeven, moet men zelfs den fchyn daar toe verhocn. 't Heb, ondertusfchen, met den hals nog mededogen. Her Hond aan my, om hem, door middel van een'Ioogen, Vaq  BERDE B E D RTF. 5 Toon. 131 Van 't bed te houden, en tot aan den middennacht Op fchildwagt te doen ftaan. 'k Had reeds een plaats bedacht, Daar hy aan ons in 't minst niet hinderlyk kon weezen... Maar; o! hoe kwam myn list aan myte hulp, in deezen, Wanneer ik, veinzende op de galdery te gaan By Nanci, die ik juist by ons vertrek vond ftaan, Haar het billet aan u wist in de hand te fteekeu Van onze faamenkomst. F R O NTYN Om voor de vuist te fpreeken. Ik fta verbaasd... Ja ik aanbid uw fchranderheid... Doch fchoon ik nw vernuft, uw oordeel en beleid, Met reden, pryzen moet, doen 'my tochdeoogenblikken, Waar in ik u tot vrouw zal krygen, billyk fchrikken. LISETTE. Gy hebt geen reden... Draag u fteeds beminnelyk, En geef aar my, dat gy jaloers zyt, nimmer blyk. FRONTYN Zou 't waar zyn? LISETTE. Ja, daar in is al 't geheim geleegen.' Maar, o! die apen, o! die mans zyn ongeneegen Gebruik te maaken van de lesfen, die men geeft. Om  ïS2 TOT MIDDENNACHT. FRONTYN. Om dat men meenigmaal hen ook bedrogen heeft, LISETTE. Zoo praat al 'tmanvolk... Maar geen vrouw zal hen misleiden Of 't Is hun eigenfchuld... Maar, vriend, wy moeten feheiden, Wy flyten praatende den kostelyken tyd. Myn juffrouw wacht my, en zal zeker zyn verblyd, Wanneer ik koome, en ons gefprek haar zal ontdekken, Ik zal de kleedren van uw' heer haar aan doen trekken En brengen haar ter fluik, langs den verholen trap, Beneèn, op 'toogcnblik, bcftemd tot deeze grap. V Olive verfchynende op den muur. FRONTYN. Ja, maar een teken is noodzaaklyk, moet gy weeten. LISETTE. Wel, meend gy, zotskap, datik dat zou gaan vergeeten? ZES  DERDE BED RTF. 6 Toon. 133 ZESDE TOONEEL. tKONTTH. LISETTE. L' O l I V e. Op den mUUT. L'OLIVE. My dunkt ik zie hier volk... zacht.. Eer my imand hoord... Hy zakt, zondereenig gerucht te maaken , van den muur af, enblyft achter de haage. frontyn Sekoorlyk meisje! gy zyt eenig in uw foort. lisette. Ga, midlerwyl dat zich mejuffrouw klaar zal maaken Uw' heer bericht doen van den toeftand onzer zaaken, En dat hy, binnen een kwartier, gereed moet ftaan. l' o l i v e. Ha... lisette. En niet verder,dan tot aan den muur, moet gaan Eeneden, dat hy zich alleen moet laaten vinden, Zelfs, buiten wceten van zyn allertrouwfte vrinden; Dat hy, befpeurd hy daar geen volk of hindernis, Moet klappen in de hand, ten blyk dat hy 'er is. Dit zal myn teken zyn... Hoort hy dat ik de fnaaren Van myn guitarrc roer, waar mec 'k myn ftem zal paaren,' En  ï$± TOT MIDDENNACHT; En 't geeftig lied: tandis que twt fommeilk fpeel, Dat hy geen onraad dan vermoede, in 't minfie deel, Maar dat dat oogenblik van hem zy waargenomen, Om, vliegende, by my hier in den thuin te komen. l'olive. verjclmlen'. Schoon!..; lisette. met veil levendigheid. Wel wat dunkt u ?... Is dat niet uitmuntend goed ?., Hy zy voor al bedaard in alles, wat hy doet. Hy luirtre naauw. Dat hy de klank van myn guitarre Wel hoore, en 't eene lied door 't andre niet verwarre. 't Zou kunnen zyn, dat my de heer baron vernam; My hoorde fpeelen; en daar op aan 't venfter kwam.., Dog neen, ik denk dat hy wel vast genoeg zal flaapen. 't Is echter noodig, dat ik my zorgvuldig waapen, En op myn hoede zy: want zoo hy op mogt ftaan, Dan zou ik wachten tot hy weer was weg gegaan. Zie daar de gandfche zaak... Nu weet gy 't all'. frontyn. Volkomen. lisette. Ik zég nog eens, zorg, dat de tyd word waargenomen» Het is uw zaak, dat gy uw' heer dit wel beduid : Want tast hy hier in mis, is ligt de zaak verbruid. 't Is  DERDE BED RTF. 6 Toon. f3£ 'tls binnen een quartier... niet vroeger... ook niet laater... /* Olive verbergt zich acliter de haagt die aan de andere zyde is. i r o n t y n. hy gaat keen. Zeer wel. lisette. hem terug roepende. Maar zeg, hoe is 't met onzen gekken prater 1' Olive? frontyn Die zit vast. Wat hebt gy hem gefopt. lisette. Schoon!.. Schoon!.. Maar is hy wel ter deegen afgeklopt ?.. frontyn. Sla daar geen twyffel aan... Ik durf 'er borg voor bly ven. De handen raakten goed... Hy kan nu niets bedryven. li sette Zoo veel te beter... Hy verdiende 't ook... Die gek; Wat heeft hy een gelaat?., zoo... zoo... zoo... ftaat zyn bek... frontyn. Gy hebt hem waarlyk, net zoo als hy is, befchreeven. Maar welk een teekning zoud gy vanmynaanzichtgeeven? lisette. o Welk een onderfcheid!.. Myri  i£6 TOT MIDDENNACHT. frontyn. liaar omhelzende. Myn allerlieffte fchat! Och of ik hier dien vent tot ooggetuigen had Van ons gefprek, en 't geen we, op 't oogenbl ik,hicr deeden. lisette. hem terug Jtootende. Kom, kom, vertrek, gy zyt nu, hoop ik, wel te vreeden. 't Is over tyd voor my, dat ik u ook verlaat. Het groote, dat nu nog voor onze reekning Haat, Is in volharding, in ftilzwygenheid geleegen; Dat hier geen kennis van, door iemand, word gekreegen, En in opkttenheid wat verder mogt gefchiên. Zy gaat door de traliën van het venjler weder naar binnen, Frontyn blyft ziek eenige fchreedén van het venjler ophouden, ind%ervoege,datl' Olive niet gewaar wordt dat ze door het venjler naar binnen gaat, vermoedende dat zt door de deur is in huis gegaan» ZE*  ï) ER D E B E D RTF. 7 Toon. 137 ZEVENDE TOONEEL: frontyn. Ik pak my ook van hier, daar mogt my iemand zien. klimmende. Zagf, niet te ffrtiiklen... Kwamiklrerdenhalstebieeken, Dan bleef het gar.fch ontwerp, hee! ILh'te'yk, 'nog ftc eken, En de onderneming kreeg, en hieli den naam vooitaan: Zy leeden fidupbreuk, zy zyn voor de reê veigaan. ACHTSTE TOONEEL. l' olive. van achter de haage te voor■fchyn hmemle. Ja, voor de reê vergaan... Dat zult, datzu'tgy'yien!... Gy, en Lifette zu't uw ftraf geensfnts vein y en. .Gy fhoode fchepfels, das met een' ordert'yk man Te hand'en, a's eenbecst... rV'yn Iitha;,m weet 'er van; En zal het he.gen, nog een langen tyd na dcezen... 'kMoet ook eengroo;egek,naarhunbef.hiyviig, wcezen. Van hier canaille... Weg... Die jek zal u doen zien, Dat hy uw valfch vernuft kloekiroe.' g 't hoofd durft biên; Dat hy ook hersfens heeft; dat, fchoon ge, in deeze zaaken, Van uw doortraptheid wist een goed gtbmik te maaken, ■K Om  r4* TOT MIDDENNACHT. Zelfs binnen een quartier. p e baron. Gy raasd... kom, pak u voort, 1'oliïe. De farnenzweering, heer! heb ik zelf aangehoord. Lifette roeit hier in inzonderheid de fnaaren. de baron. 'tls wel gevonden... foei... Hoe! durft gy haar bezwaaren?,. l'oi.ive. oZy verdiend, dat gy haar daaden hooglyk pryst. 'kMagook wel da .kbaarzyn, voor'tgeenzeaanmy bewyst, Zy is het, die my by den heer marquis liet brengen. de baron. U?.. logenaar! Ik kan die taal hier niet gehengcn. l' olive. met den grootfien aandrang. Zy zelv. Myn heer baron! zy ze!v. Indien gy wist Hoe listig zy my wist te krygen in de kist, Waar in myn heer galant verborgen lag, te vooren..'. AliclueLuw.lelknochzoohard,Francoiskonmyniethooren, Terwyl zy my belachte. Ik raasde.. Ik was verwoed Qelyk een d.iivel. Maar hoe kon ik, arme bloed, Be.er.ten, dat men my van woonplaats deed verandren., Aa-l  DERDE B E DRTF. 12 Toon. 143 Aan 'thuis van den Marquis was 't volkje by maikandren; Zy openden de kist en fmeeten my daar uit. Ik was verftomd, en floeg in 't minfte geen geluid, Schoon ik my van vier knechts, vier fchurken, zag verachten; Die my, al (Ihreewende en al (pottende, belachten; Die, met my ftoejende, my gooi.len, keer op keer, In eene deeken, nu naar boven, dan weer, neer. Tot dat myn heer marquis myemd'lyk uit hunn' handen Verloste, maar terftond weer bragt in andre banden; In eene kamer, dicht met traliën voorzien, Waar in men my noch fpys, noch drinken aan kwambiên. Tot dat ik eindelyk het ilot befloot te fchenden; Te breeken, om terftond my hier naar u te wenden... Ik nam de vlucht dwars door een' tuin, waar in ik vond Een tuinman met een' krecht, die beiden my terftond Befchouwende als een' dief, met zwaare knuppelflagen Beflooten op de vlucht, en van hunn' grond te jaagen.v. Toen klom ik op de muur, dog viel van bovenneêr In eene floot, maar dit ontkwam ik ook al weêr, My dacht ik wierd vervolgd; ik was vol angft envreefen, Tot dat ik eindlyk zag naby ons huis te weezen. Ik ben tot heden van de fchrik nog niet bedaard. DE BARON, En wat gebeurde toen? Hebt ge alles nu verklaard?.. K 4 Zoo  Ho TOT MIDDENNACHT. l'olive. Och! laat ik u bidden, fmeeken. Vraag aan myn heer baron of ik hem eens mag fpreken; Pat ik hem een geheim, van 't iiiterfte gewigt, Heb meê te deelen. l'iïïgambe. Goed... Ik gae met dit bericht... Denk echter niet, daar door zeer veel te zullen winnen. Hy fluit de deur tetftond toe. ELFDE TOONEEL. i.'o live. Is my dat handelen?-Hy loopt ter post naar binnen; Sluit my de deur voor 't hoofd... Het is op die manier Vermaaklyk trouw te zyn... Dan, 'k heb alleen niet hier, Maar, dezen dag, by al de waereld aangeloopen. Zoo vriend, als vyand elk wil my den huid afftroopen... Maar echter moet ik zien, het gaat dan hoe het gaat, Dat zich de heer baron met my verzoenen laat. Want rm den dienst, dier, ik hem heeden zal bewyzen; Een' dienst van dat gewigt, zal hy my moeten pryzen.' Ja ik verdien met recht, dat hy my, 't zy door geld, 't Zy door iets anders, !0ond en buiten fchaden fteld, Voor al het leed, door my, in zyn en dienst, geleeden TWAALF-  DERDE B E D RT F.m Toon. 141 7WAALFDE TOONEEL. de baron. l' olive. lingambe. de baron, in mekgewaad. Welnu, myn heer de fchurk! hier hen ik. Wilt gyheeden, Door een vcrtelfeltie, te zaam geraapi misfchien, My weer misleiden? l'olive. geknield. Ach! ik bid, op bel myn kniên, Myn heer, myn heer baron ! wil gundig my vergeeven, Indien ik, in eén fti'k, heb tegen u misdreeven, Ook als ik u thans zeg, dat ge in een dwaaling zyt. de baron. Valfaris, booswigt, fchelm, doet gy my dit verwyt... l'olive, Scheld my vry uit, zoogyflec'itsgeengeruchtwikmaaken. Ja fla my, zoo 't u lust, dat my de ribben kraake:. Maar als uwe eerde woede een weinig is bedaard, Dan word u door uw'knecht, een diep geheim verklaard. Ach!.of ik het terdond aan u bekend mogt maakenl de baron. En welk geheim? l'olive. Men daat gereed uw nicht te fchaaken, K 3 Zelf*  i3o TOT MIDDENNACHT. Om hem zoo loosfelyk te krygen in het net; Hem in een kist vervoerde, en voorts hebt vastgezet; Hy u ook, op zyn' tyd, zal we eten te a hterhaalen. En uw behandel.ng met woeker te betaalen. Kom geeven wy terftond den heer baron bericht Van 't geen ik heb gehoord, de zaak is van gew'gt. Hoe zal die goede man verheug 1 zyn my teaanfehouwen? Wie weet hoe ongerust hy was om zyn' getrouwen 1' Olive. hy fcheh aan de kamer van den baron. Heer baron!.. Doe open heer baron!... Zou hy reeds flaapen?.. Och of ik hem wekken kon !.. hy ziet door 't venjler. Hy is nog riet te bed... De kaars ftaat nog te branden. Ik fchel nog eens, al trok ik ook de bel te fchanden. Lifette boord hei niet... Zy is hier ven' van daan... En, laat ze 't hooren.'.'. Haar complot is toch verraara, hy fcheit hard. NEGENDE 'TOONEEL. l olive; l'ingambe van binnen. l" ingambe. W ie is daar?.. tOlIVE. Dat ben ik. . . \yie  DERDE BE D RTF. 10 Toon. 139 ï.' i n g a m b B. Wie ik?.. l' olive. Wie zoud gy meenen?. . l' i n g a m b e. 1'Olive?.. l'olive. Ja ik zelv... 1'ingambe. Ga dan maar ras weêr heenen, Wy hebben met een' zot, als gy zyt, niet van doen. l'olive. Een heufche ontmoeting voor een' man van myn fsfoen. De duivel, dit gaat vast, moet hier ook o'.der fpeelcn... Moet dan de onnozelheid hier in, met ïLhurken.dee'en?.. weder naar de deur keerende. Papa ITngambe hoor... Ach vader hoor my aan. Om al wat lief is, Iaat hier buiten my niet ftaan. TIENDE TOONEEL. l'olive, l'ingambe. hykomtvoorinzyn' hembdrok en met eene tiachtmuts op het hoofd. l'ingambï. Wel nu wat wilt gy? K s Ochi  ï44 TOT MIDDENNACHT; 'l'olive. Zoo is 'er waarlyk, dm, myi heer, naar uw gedachten, Noch niet genoeg gebeurd ?—Doch wil een weinig wachten. De rest zal volgen, 'kZocht terftond in huis te gaan, Mur dacht ik zag een' reus, doch \ was een ladder, ftaan By onze groote poort. Hy was geplaatst regt tegen Den muur van onzen tuin. de jasos. 1'Ingambe ik word verleegen. Een ladder?... ö l'olive. Ja, myn heer! hoe zou ik anders hier Zyn ingekomen. 'kWas verleegen, en wistfchier Niet wat te doen. Ik klom 'er op, met zachte treeden, En gleed toen langs den muur allengskens naar beneeden. Ik hoorde fpreeken... Ik beluifler...en bemerk Lifette, aan haareftem. de baron. o Guit gy liegd te fterk. Lifette?... 'kHeb haar in haar kamer opgedooten. Zy ging naar bed, en heeft reeds lang haar rust genooten, l'olive. Dit heeft haar niet belet, om buiten haar vertrek Ye komen. Pat  DERDE BED RTF. 12 Toon. H5 de baron. Dat is haar onmooglyk, groote gek!.,, l'olive. Welk een ftyfhoofdigheid!..Mynheer,ikdurf'ereeden, Op doen, dat ik haar zag. Laat u toch overreeden, 'kHeb haar zoo wel herkend, als dadelyk Frontyn, Die hier voor kapitein gefpeeld heeft... Kan het zyn, Geef my gehoor... Zy en de heer marq :is zyn vrinden, Hy zal, op 't oogenblik, zxh op de ftraat bevinden; Een teken geeven, door te klappen in de hand, Dat hy 'er is. Dan zal Lifette, van haar' kant, Hem antwoord geven, door 't bekende Hel te fpeelen Tridis que tuut Jommeille... Ik zal u niets verheden... Daar op dan zal uw' nicht uit haare kamer gaan By den marquis, die haar zal wachten in de laan Van onzen tuin. Word dan in haast de muur beklommen, Weg gaan ze; goede reis... Dan zult gy raazen, grommen... En loop ze dan eens na. de baron. Wat duivel, zegt gy daar?. Dan moet ik toezien... Maar is 't geen gy zegt wel waar? Zou my Lifette dan bedriegen ?.. Welke zaaken!... Zou zy de lleutels ook wel hebben naar doen maaken. KS ZW.  t$o TOT MIDDENNACHT. de barok, tly doet haar op eene dertuinjioét len, die voor de deur flaan, neder zitten, en zet zich zelv ook neder. Kom, lieve meisje, laaten Wy, zittende, hier met malkanderen wat praaten. lisette. ter zyde. Een tydftip zeer geLhikt... de baron. Wat is het? zegt gy iets. lisette. Ik luifterde naar u, myn heer... Maar ik zeg niets. Dog, hebt ge aan my geen zaak vrngrootgewigtte zeggen, Vergun my dan, dat ik my ook ter rust' moog' leggen, Ik ben vermoeid, en reeds ten halven dood van vaak. de baron. En ftraks verklaarde gy, dat gy, met groot vermaak, Tot aan den midden nacht gereed waard wacht te houwen. lisette. Dat zeide ik, maar in huis. Ik ben zoo zwaar verkouwen, Dat ik, in ernst, my voor de nachtlucht wachten moet. de baron. Ik moet bekennen, dat gy zeer voorzichtig doet. Maar  DERDE BEDRTF. 14 Toon. i$l Maar echter zyt gy riet befchroomd geweest, zoo even, Te wandlen in den tuin, na ik my had begeeven' In myn vertrek, en gy my goeden nacht gezegd. lisette. ter zyde. Wat va 'ge ik aan?.. Hy is van alles onderrecht. Dl b a e o n. Wel nu? lisette. Wat denkbeeld!.. de baron. Hoe... Daar ik u met myne oogen Gezien heb... Gy verdenkt my immers van geen' loogen ?.. Gy waard in een gefprek met iemand, in wien gy Zoo 't fchynd, belangen fteld. lisette. ter zyde. Voorzeeker zag hy my!... overluid. Hoe is dat mooglyk?.. Ik was immers opgeflooten... de baron. Spreek maar niet meer, gy zoud uwe ontrouw Hechts ver» grooten. Hoe meenigmaalen word een fleutel, naargemaakt... Waar door men, met gemak, 'an uit een huis geraakt. Ik heb door u de deur zelf open hooren fluiten. Hy  h8 tot middennacht. Dus word den heer maiquis de moeilykheid benomen Van klimmende uittegaan, gelyk hy is gekomen. DERTIENDE TOONEEL. lisette. zy doet boven een venjler open. be baron. l'olive. l'lngambe. lisette. Het oogenblik genaakt, en ze is nog niet gekleed. de baron, zacktegenl'Oliveenl'lngambe, (til... Daar is zy. Zorgd dat zy van u niets weet.., Verfchuild u; fiuifterd niet... zy verfchuilen zich. lisette. 'k Verbeeld my iets te hooren, Zyt gy het? I) E BARON. Ja, ik ben 't. lisette. ter zyde. Nu is de zaak verloorsn. Het is myn heer baron. Ach welk een hindernis!... de baron, ter zyde. Laat ik haar roepen, en zoo dra zy by my is... overluid. Lifette kom beneên! ik heb u iets te zeggen, Erj  DERDE BE DRY F. 14 Toon. 140 Èn ga my zoo terftond weer om te rusten leggen. lisette. ter zyde. 'k Zal my, zoo fpoedig, als ik kan, van hem ontflaan. overluid. Ontfiuit de deir maar, heer, dat ik 'er uit kan gaan. zy fluit het venjler. VEERTIENDE TOONEEL: de baron, l'olive. l'ingambe verborgen. de baron. Dê drommel haal de meid... Zy zal, naar myn gedachten, Nu zy ïr.y heeft herkend, zii-h evenwel wel wachten 't Eepaalde teken hem te geeven. Laat ons zien, Wanneer zy by my is, wat verder zal geLhiên, Het is my niet genoeg hunn' aanflag voor te komen, Maar ik heb, boven dat, ook verder voorgenomen, Wanneer hy komt, en ik hem op de daad betrapp', Op myn gemak ec:s braaf te lachen om die grap. Hy gaat een oogenblik in huis om de deur te onxfluiten. lisette, de baron; l'olive én l'ingambe. lisette. de guitarreinde hand hebbende. Wat is 'er van uw' dienst? Kom,  !4o...N.! heb ik myn verlang;. Nuzytgy, heer marquis, ook op uw beurt gevangen, (gen... lisette. I' Olive! Is hy het danj die alles heeft ontdekt? de marquis legt op zy ie kniei agter de hiage. l' o live. tegen Lucile. Wat zegd gy 9 fpreekt gy niet... Word ik nog eens begekt? t o Waard gy geen maiqiis, gy zoud my vreezen moeten, En heden, voor ai 't geen gy my gedaan hebt, boeten. l'isgambe. zyn geweer op Lucile aanleggende. Verroer u niet!.. Kom gaa maar mee.. Geen tyd verlies? bb baron, wel te vreden. Dat is verlakt!.. Ha!.. Goeden avod heer marquis! Op eenen andren tyd zult gy wel beeter flaagen. Pleeg geen geweld, maar wil u ft 1, gelaaten, draagen, Dan zal ook geen geweld u worden aangedaan. Komt, myne kindren, vat myn heer vooizicht'g aan, En brengt hem naar zyn huis; blyttaande voordeur waaken, To{  DERDE BEDRTF. 17 Toon. 157 "ot dat het twalef flaat.. Dat uur is 't eind der zaaken. Ceerd dan te famen weêr, maar trekt de deur wel toe. men brengt Lucile weg. ly gaat gelyk een lam, en fchynd zeer wel te moe. tocht, buurheer, goede nacht... Ik wensch u wel te flaapen. ZEVENTIENDE TOONEEL. lisitte, zittende; de baron, de marquis, achter de Itaage. de baron, in de groot ft e vreugde. Waar heeft men ooit een' vos, hoe loos; waar immer aapen, Wet meer behendigheid, gevangen in den ftrik?... tegen Lucile. vlaar gy trouwlooze... Neen, gy zyt niet in uw' fchik... Daar zit ge nu... kom fpreek!.. Gy hebt wat fraais bedree ven.. lisette. Wat antwoord, wild gy, heer baron, dat ik zal geeven, kBedroog u, maar ik deed hier in als kamenier, Dit is ons ambacht. Maar hoe kwam 1'Olive hier?... De duivel heeft gewis hem weeten los te krygen, En onzen aanflag dus verydeld... Maar 'k zal zwygen... L3 Ik  ï58 TOT MIDDENNACHT. DE BARON. Ik zal eens boven gaan: op dat ik aan myn nicht, Om 't geen hier is gebeurd, een compliment verricht. Wie veet wat blfdfchap haar myn booJfchap zal verwekken,. Wanneer sy Ie uit K>mst van u v' aa.iflag zal ontdekken... Zy weet maar al te wel, hoe we afgefproken zyn, Om i'waadtewor len. Neen, dat heeft in't minst geen TJryn, Oo,; kan het onze zaak geen' andren keer doen krygen, Ik zou, zoo 't aiders waar , te vreede zyn en zwygen. Zy doe nu ook a'zoo... Vaar wel... Lifette, ik ga... Gy hebt verdiend, dat ik u van uw dienst ontfla; 't Gat van de deur u wyze, hoe laat het ook moog weezen, Dog ga naar uw vertrek, en wil van nacht niets vreezen, Wyl ik een' geest, als gy bezit, te waardig acht, Om, zonder huisdak, h.er te biyven, in den nacht. ACHTTIEN DE TOONEEL. LISETTE. DE MARQUIS. LISETTE. Wel, laat hy zich, met my,gelyk hy doet, vermaaken, Hy heeft 'er reden toe; dewyl nu alle zaaken Naar zyn genoegen zyn gefchikt... Wat fchiet my in ?.. Wyl  BERDE BEDRYF. 18 Toon. i59 Wyl hy naar boven gaat, kon., zoo 'k my niet verzinn', Mejuffrouw, mooglyk, door t gemaakte gat, ontkomen. Uitnemende inval!... kom, daar van een proef genomen» Zy gaat naar hst venjler van de kamer. Mejuffrouw!... Juffrouw!... de marquis, op eenigen afjland. Wel, Lifette! lisette. Zyt gy daar Mejuffrouw? ■ , de marquis, nader bykomenat. Neen ik ben 't. lisette. Ik bid myn heer verklaar... Wien bragten zy dan weg? de m a q u i s. Uw Juffrouw... lisette. met betooning van de levendigjle blydfchap. Kan 't gebeuren!... Ikfterfvanblydfchap ...Iszy weg?. .Weg dan met treuren. zy loopt naar de deurvande kamer. Myn heer baron!.. Myn heer baron!... de marquis. Ik bid u zwyg... Laat ik eerst maaken, dat ik een verblyiplaats kryg. T L + Neen  i6o TOT MIDDENNACHT. lisette. Neen!., neen!., hy heeft zoo zeer met my den gek gefchooren» Dat hy ook, op myn beurt, myn fpotterny zal hooren. zy gaat weder naar het venjler. Myn heer baron!., myn heer baron... kom toch benêen En help ons lachen. db maquis. Ja, zoo gaat het in 't gemeen. De menfchen lachen ras, als zy de kans zien draajen Van 'tfpel aan hunne zyde... Als 't in hun zeil wil waajen, Maar als men het verliest, dan ziet men zuur, en knord.. Indien myn heer baron maar niet kwaadaartig word: Want zulk een fpotterny, dat kuntgy zelfs niet wraaken, Is magtig, om een' menfeh fchier raazend dol te maaken, lisette. Hy zal niet durven... o Gy kend den man nog niet. Baron... Myn heer baron. NEGENTIENDE TOONEEL. francois, een knegt van den kapitein, beide met licht. de baron, lisette, de marquis, zich verbergende acher Lifette. d e b a r o n. „ ■ ... , Wat is'er toch gefchied?... Zy was niet in haar bed.. LI„  DERDE BED RT F. 1$ Toon. 16? lisette. Dat wil ik wel gelooven, Zy is 'er niet geweest... Zy was om laag, niet boven .* francois. Z...y z...y is 0...0 ..k o.. o .k o ..o...k nL.et w.. eg. Z-0...0 z..,o...o z...o . 0 z...q...o i. k z...eg. de baron, naar Lifette gaande, dia den marqiiis zien laat. Wien zie ik?.. lisette. Den marquis. de baron. Waar is myn nicht gebleevenf lisette, met zeer veel drift. Wel... In bewaanng aan den heer marquis gegeeven. 1'O.ive bragt haar met 1' Ingambe, op uw bevel, Zoo daadlyk weg. de baron. Wel is het mogelyk!... Wel... wel... TWIN*  16a TOT MIDDENNACHT. TWINTIGSTE TOONEEL. f)e voorigen. l'olive. l'ingambe. l' o l i v e. fchielyk toeloopende. 'tMogt ons gelukken, heer baron, om, met ons beiden. Den eedlen heer marquis tot in zyn huis te leiden, 't Is twalef uuren, en wy komen dus, zoo vlug Wy kunnen, waarde heer, op uw bevel, te rug. Dsii marquis gewaar wordende, Jpringt hy te rug. Maar hemel!.. Zou ik ook met blindheid zyn geflaagen?.. Hoe twee marquifen ?.. l'ingambe vertoont dezelfde verbaastheid. lisette. Neen!.. Maar laat ik u beklaagen. De zaak is uitgemaakt, ja zeker en gewis, Dat... Dat myn heer 1'Olive een groote zotskap is. de baron. Het is onmooglyk, dat myn nicht zou zyn gegreepen Door hunne handen. Neen! zy zyn te zeerdoorfleepen!... EEN ën T WIN TI G S TE TOONEEL. De voorigen. lucile, frontyn; eenige huisbedienden metfakkels. Ach  DERDE B E D RT F. 21 Toon. ±6$ lucile, ophetlaatjle woord vandenbarontoefchietende. Ach oom!.. Vergeef hst my... Beflis nu zelf wie 't veld Behouden heeft. t) e baron. Wel nicht... Ik ben "er van ontfteld... lisette. Myn heer baron, bedank 1'Olive voor zyn loosheid, Hy heeft u deeze kool geftoofd. l'olive. o Welk een boosheid!... Wat zegd gy kon ik die vermomming ooit vern.óen? lisette. Men moet, wanneer men iets beluiflerd, alles doen, Op dat men 't geen men fpreekt volkomen kan vernaaien J Want, mist men flegts een woord, men kan zeer lichtlyk de baron. (dwaalen. Ik fta als nog verbaast... Door welke listen toch?.. frontijn. Gy zult eerlang verflaan den loop van dit bedrog... En gy, 1'Olive! wil het kwaad aan my vergeeven, U, fpeelende, aangedaan... Lalt ons als vrienden leeven. Gy ziet nu duidelyk en klaar, hoe veel hy waagd. Die zich, ais noodhulp, in een kwaade zaak gedraagd. tegen lizette. Sla toe myn lieve kind, het recht van overwinnen Verfchaft my recht op u... Ik zal u trouw beminnen;  i64 TOT MIDDENNACHT4. francois. (ken? Za. lza..I: men den ka..ka..ptein, niet wa .k.er moe. ten ma» de baron, on te vreeden. Komt nu die lompert nog; ftil kaerel fluit uw kaaken. i. i s e t t e. Wees vrolyk, heer baron!.. Hy, die zyn waereld kend, Schikt zich naar hare loop, zoo als de zaait zich wend. lucile. Al hebben wy, myn oom, de weddingthapgewonnen, Befchik nog over my... Als was 'er niets begonnen. de baron. Ik heb het in de daad ver'ooren.. . 't Zy door list; 't Zy door 't geval, ik ben het kwyt... o Ja zoo is 't. vrofyh Wel aan myn neef, zy is voor u... geniet uw' wensfchen* de aiarquis. Ik word op heden de gelulkigfte aller menfchen. lucile. Hoe zeer bemin ik u, geliefde heer en oom... Mogt ik, in 't einde, u doen ontwaakcn uit uw' droom; •Mogt gy, benevens my, hier opentlyk verklaaren, 't Volftrekt onmooglyke, om een meisje te bewaaren, Het zy men list gcbruike of openbaar geweld, Als zy niet wil, en zich, met ernst, daar tegen field, ÊJNDE VAN HET DERDE EN LAATSTE BEDRYX