D E MAN NAAR DE KLOK   D E MAN NAAR DE KLOK. B L T S P E L. GEVOLGD KAAR HET HOOGDÜITSCH. ONDER DE ZINSPREUK KUNST WORD DOOR ÏVER AANGEKWEEKT. ÏY J. HAND,   O® AAN het kunstkweekend TO O NEE LGE NOOTSCHAP* ONDER. DE ZINSPREUK DEUGD enVERMAAK. BINNEN ALKMAAR. Kon, o braave en eedle vrinden! In 't verhopen fpeelfaizoen, Umyn Middennacht voldoen; Mogtik, tot myn vreugd, bevinden, Vat uix) kunstmin, dat uw vlyt Aan dat Uyfpel nuas gewyd; * 3 Hoor-  4» 0 «ï> Hoorde ik uwe fpeeltooneelen Daveren van 't handgeklap s Toegejuicht, op elke flap, Aan uw kunst en geestryk fpeelen. 'k Vind myt door dien lof bekoort, Andermaal thans aangefpoort, Bit tooneelfpel u te wyen. V%lt het weder in uw' Jmaak, Leest en/peelt het, met vermaak, 't Zal my, als voorheen, verblyen. Leeft voorjpoedig, leeft gezond, Slyt nog meenig' avondfiond, Vreedzaam, vrolyk in uw' tempel; Kweekt, alfpeelend, deugden aan, Die de dweepzucht (lom doen ftaan, Zweept de boosheid, van uw' drempel.  Dan, dan zal, van jaar tot jaar, Meenig deugdzaam redenaar Uw genootfchap helpen fcbraagen; Dan zult ge, eiken winter tyd, Spyt den laster, fpyt den nyd, Blinkende laurieren draagen. Zoo vief van uw maatjehappy, 't Nakroost eens een eeuwgety. M. VER-  VERTOONERS. ouu, wilhelmina, dogter van Orbil. valeri us, Minnaar van Wilhelmina, de magister. lizette, kamenier van Wilhelmina. jan, knegt van Valerius. Het tooneel verbeeldt eene kamer in 't huis van Orbil, voorzien van verfcheidene uurwerken.  Pag. r D E MAN NAAR DE KLOK. B L T S P E L. EERSTE T O O N E E L. orbil, alleen. 't Is troostlijk, vind ik, als een vader dus moet wachten Naar zijne dochter !... 'tls wêèr nieuwe ftoftot klachten ! (Hij ziet op 't uurwerk.) 't Is elf geflagen.. . Elf!.. En nog verfchijnt zij niet.. .. Wilhmina !.. Ach ! ,. Wat baart dat talmen mij verdriet. Al weder een minuut.. . Is dat een huis van orden? Wèêrtwee feconden...Zoueen menschnietrazend worden? Hoe weinig zweemd zij naar haar moeder ( ach ! nu dood'. Dat was eene andere , een geregelde echtgenoot' Tn al haar werk. Hoe wist zij zich naar mij te fchikken ! Zij had geen klok van doen. Zij telde de oogenbiikken , Als ze iets verrichten moest... Geduld, al mettertijd... Licht raak ik , binnen kort, mijn Wilhelmina kwijt, fin is zij weg , wie weet, wat ik dan gaa beginnen... A ik  » DE MAN NAAR HE KLOK. Ik word ... Ik word... Laat ik mij eens bedaard bezinnen* Den vierentwintigften December... Ja, zoo waar! Des avonds , net kwartier voor tienen , vijftig jaar. Mijn leeftijd, die tot hier eenvoudig is gebleeven, Gaf mij gezondheid, zoo, dat ik wel licht beleeven Zoxx kunnen, dat ik nog meer erfgenamen zag... (Hy ziet op 't uurwerk.) 't is reeds kwartier... En nog komt zij niet voor den dag... Wilhmina!.. TWEEDE T O O N E E L. wilhelmina, orbil. wilhelmina. Vader! orbil, haarc Jlcm noboot/ende. Kind! I wilhelmina. Het heeft zoo pas geflagen. orbil, driftig. 'ï S Wnjnd, dat gij, door uw taal, op nieuw mij zoekt te plaEn reformatie in mijn klok begeert te doen. (gen, Is  B L T S P E L. 3 Is dat een handel voor een juffrouw van fatzoen ? Zyn dit de blijken van een welgeregeld leeven; De vrucht van 't onderwijs, door mij aan u gegeeven ?.. 't Is pas geflagen!.. Spreek... wilhelmina. Het is, gelijk ik zeg. orbil, driftig. Wat zegt gij ? wilhelmina. 'k Zeg het floeg, toen ik mij gaf op weg. orbil. Wel nu? wilhelmina. Het floeg kwartier. orbil. 'k Geloof u wel in deezen , Maar de afïpraak was, dat gij ten elven hier zoüd weezen. wilhelmina. Kwartier daar over. Ik verzeker 't u papa! A a or-  * DE MAN NAAR DE KLOK. orbil. ïn ik verzeker \i, dat 'k daar aan twijfel flaa. Wilhelmina. Wat mijn gehoorzaamheid belangd, hebt gij geen redes Van twijf'len. Nooit zal ik mijn plichten overtreden. orbil, ter zijde. Moest ook Magister eerst?... Licht heb ik mij vergist. Laat zien. .. Zes, zeven, acht, tien, elf... O Ja! zoo is 't. Zij heeft gelijk. O Ja !.. Hij heeft geen woord gehouwen. Gij hebt geli jk , mijn kind !.. Ik kan niet meer vertrouwen Óp mijn gelleugen, mijn geheugen, meisje! hoor Ik ben vergist, vergist.. . Ik nam, op gistren , voor, Dat, tegen elven,- een goed vrind bij mij zou komen, Met wien ik, nevens u, voor vast, had voorgenomen Te hand len van een zaak van 't uitterfte gewigt. Hij wierd voorzeker ziek, fchoon 't mij niet is bericht: Want aan goede orde kan het nimmer hem ontbreken, f loor dochter! W [ LH EX MIN A. Als gij wilt.. . Wik vrijiijk met mij fpreeken,- orbil. Yk eb «fin oogmerk, om u uit te trouwen, kind! WIL*  B L T B P E L. 5 wilhelmina. Hoe mij? orbil. o Ja, gewis ! en deeze goede vrind, Dien ik befteld had. .. Maar ik tracht haar uitte vragen.., Kend gij Valerius ? [2>r zijde.'} wilhelmina. Ja , die kan elk behagen. orbil. Naar mij gezegd is, is hij rijk. wilhelmina. Ja Vader! orbil. En Ook van een goed gedacht.. En, fchoon ik hem nietkenn*., Galant, wilhelmina. o Ja ! orbil. En, zoo 't mij voorkomt, een verliefde Op mijne dochter. A3 wil-  DE MAN NAAR DE KLOK. wilhelmina. Ja, wijl lang mijn oog hem griefde. orbil. En mijne dochter zou, wijl zij toch minnen moet, [Dat 's buiten tegenfpraak,] om zijn'perfoon en goed , Hem, buiten twijfel, voor alle andre mannen kiezen? wilhelmina, na eene kleine tusfchenpoozing. Ja Vader! orbil. En, met hem , haar vrijheid ook verliezen , Door hem te trouwen? wilhelmina. orbil. Neen dochter ! ik zeg neen !... Wilhelmina, ter zijde. Ik ben verraden! ORBIL. Ik fpreck net, zoo als ik 't meen'. Mijn  B L r S P E L. j Mijn heer Valerius kan wel uw minnaar weezen, Maar daerom juist voor mij geen fchoonzoon. 0,'k zou vreeHij is eert juist portret der ongeregeldheid : (zen ! ,. Wanthij ftaatop, als 't hem in 't hoofd komt. Dat'sgezeid, Om zeven, 't zij om acht, het zij om neegen imren. Een woudre levenswijs. Dat zijn bij mij maar kuuren! Hij heeft geen' vasten dag, als andre brave lièn , Waar op hij zich dan thee, dan koffij aan laat biên. Des middags leid hij ook een ongeregeld leeven. Dan word de tijd hem door den honger voorgefchrevcn , Wijl hij om twaalv, of een of twee aan tafel gaat, En , in zijn eeten , houd hij ook al wêèr geen maat, Door, zonder op 't aloud gebruik des lands te letten, Maar in te flaan, wat hem zijn hospes voor wil zetten. Hoe meen'ge zondag gaat voorbij , gansch onbedagt, Dat hem geen roode kool op tafel word gebragt. Den woensdag, nevens dien van vrijdag, heidedagen, Waar op, door 't gansfche rijk, vast vjsch word opgedragen, Kent hij misfchien ook niet... In 't kort, zoo als hij waakt, Zoo flaapt hij ook, wijl hij zich zelv' geen voorfchrift maakt, Van avond zit hij ligt, ten tienen , nog te fpeclen, 't Zij ombre of in het bord , en 't zal hem niet verveelen s En morgen legt hij , op dien zelfden tijd, te bed, w 1 lhelmina. Jltaar Vader!.. A 4 or  * BE MAN NAAR BE KLOK. ORBIL, Neen! daar moet een vaste tijd gezet. Valerius is goed aan 't hof. Daar leerd men waaken, En van zijn' dag den nacht, den nacht zijn' dagtemaaken. Maar nimmer in een huis van een' geregeld man Gij kend mijn leeltrant kind! gij zijt 'er kundig van, lk iia niet uit mi jn bed, naar louter welbehagen , Maar juist om dat mijn klok zes uuren heeft geflagen. Het zij dan, dat ik lang geflapen heb, of niet. 'k Ca met naar bed , om dat de vaak mij zulks gebied, Maar om dat zich dc klok van tienen heeft doen hooren , Deeze is de levenswijs, die ik mij heb verkoren. Mij is bekend , wat ik , indien het God behaagd, Dat deeze dag voor mij, na twalef maanden , daagd , Des middags eeten zal. Ook kan ik u doen weeten , Wat ik, een jaar gelêêii, des middags, hebgegeeten... En, niet dat alles, hoe 'k mij hoede voor gevaar, Word ik de vlagen van kolijk ('omtijds gewaar, Die mij doen vrcezen, wi jl zij niet veelgoedsvoorfpellen... Kan nu Valerius, door dus zich zelv' te kwellen, Welvarend blijven, bij die ongeregeldheid? En kunt ge, als, op den duur, hij zulk een leven leid, Gezonde kinderen, uit uwen echt, verwachten?... Spreek zelve... Wil mijn' raad en voorzorg niet verachten, w I L-  B L X S P E L. 9 WILHELMINA. Maar.... ORBIL. Zwijg, 't Is nog niet uit... Ik weet volftrektlijk niet Hoe hij zijn werk verricht; doet, dat door hem gefchied. Hij is , voor eenen man, die zijnen plicht wil kennen, Mij veel te Mof en los... Ik moet 'er mij aan wennen: Want als hij bij mij komt, houd hij mij telkens op. Ik denk fomtijds heeft hij wel hersfens in zijn'kop.. , Ik vraag hem, om, op zijn orlogie, mij te zeggen, Hoe laat het is. En ziet!.. Hij heeft het laaten leggen... 'tIst'huis...En vraage ik wêêr, waarom liet gij het t'huis?... 't Staat fÜl... Is dat een man ?.. Hij was voor mij een kruis. WILH E LM INA. 't Kan zijn, dat hij... ORBIL. Maar hoor ... Ik laat u zelve fpreeken, 'kWend, vooreen oogenblik, het oog van die gebreken Naar die manier, waarop hij mij te kennen geeft De teedre liefde , die hij voor mijn dochter heeft. Hij prijst u... Maar wie moet niet lachen om die kluchten?.. In 't zelfde tijdfnp loost hij de allerdiepfte zuchten , A 5 En  io DE MAN NAAR DE KLOK. En dit herhaald en doet hij telkens, als hij van Zijn Wilhelmina en zijn liefde fpreeken -kan... Ik heb het ook beleeft, mijn kind, dat ik eens trouwde , En aan uw' grootvaar mijn genegenheid ontvoude , Maar nimmer kwam ik zoo onnoozel voor den dag. Mijne aanfpraak was terftond, toen ik dien grijsaard zag: Mijnheer! uw dochter is bekoorlijk... 'k Min haar teeder. Daar op nam ik een' iloel, en zette mij ter neder; Kreeg mijnorlogie... Keek.. En zei: het word vrij laat, Laat ons vereenen in den huwelijken ftaat. Dat is de rechte trant. WILHELMINA. Ik bid u, hoor mij fpreeken.. „ ORBIL. Valerius, mijn kind, heeft niet alleen gebreken , Maar is, in zijn geheel, een ongeregeld mensch. Gij weet, wat werk ik deed, op dat ik, naar mijn' wensch, Een echt bericht van zijn character mogt ontvangen. Gij zult zijn vrouw nooitzijn; hij nooit uw hand erlangen... Dat 's kort en zakelijk... En , om mij zelv' voortaan Van zijn' perfoon en romanesk bezoek te ontflaan, Zultgijjzofchielijk, als't maar kan, een'and'ren trouwen. WILHELMI NA. Ach ! vader!.. o R-  B L T S P E L. ii ORBIL. Anders niet!.. 'tZoumij gewis berouwen. [Hij ziet naar de klok , en verfchrih.~] 't Is half!.. Ik ben ontfteld... Dus het vervolg hier na. Weet, dat ik. buitens huis , van daag, uit eeten gaa. Pas op, niet langer aan de tafel te verblijven Dannaargewoonte.. Laat mij niet, opnieuw, wêêrkijven... Het voor- en nagebed zeer klaar, dat 's mijn bevel, Zeer duidlijk, overluid te fpreeken! hoort gij 't wel ? Ik heb eens van een zeer bekwaam doctoor vernomen, Zal 't heilig eeten , na 't gebruik , ons wel bekomen , Een wel geregelde orde, [en 'k houw dit voor gewis,] Ruim zoo noodzaaklijk, als de fpijsverteering, is... Zoo als 't gezeid is , kind. Gij hebt mij wel begrepen... 'k Zei overluid enklaar ;.. Nietmomplend of beneepen... 't Is zoo beklaaglijk , dat zeer veele jonge lièn 't Nut van de gulden les der ouderen niet zien. Maar ze ondervinden 't eerst, ten laatfte , tot hun fchade , Doch dat gezicht komt dan, gemeenelijk, te Ipade, En de ouderlijke raad is vruchteloos befteed... Zorg, dat gij ook de kaas en boter niet vergeet. Die moet gij, eens vooral, altoos op tafel zetten. Men doet altoos niet, als ik weg ben, naar mijn wetten, 't Is meer dan eens gebeurd , wanneer ik elders at, Dat men de boter en de kaas, helaas! vergat, Een  iz DE MAN NAAR DE KLOK. Een kostlijk nagerecht, goed om de maag te fluiten... Gebak en taarten keur ik af en fluit ik buiten, En ieder middagmaal, dat met geen foep begind, Met kaas en boter eind, behaagd mij niet, mijn kind! [ Ter zijde, terwijl hij zijn' hoed en Jlok opvat, en zijn* rok af/chuiert. ] De hemel weet, hoe graag ik heden t'huis zou blijven ; Hoe mij dat uitgaan grieft... Maar wat zal ik bedrijven?.. 't Zijn waare vrienden , die mij noodigen , ja meer... 't Zijn bloedverwanten , hun verzoek ftrektmij tot eer... Maar zijn zij dan zoo blind ? [ mag ik mij dus eens uiten, ] Dat zij mijn' weerzin, uit mijn' handel, niet befluiten ; Uit zulk een voorfchrift, als ik hun gedurig zend, Als zij mij noodigen, en ik mij derwaards wend': Want 's avonds voordien dag, laat ik hun altoos weeten , Door een naauwkeurig lijstje, al wat ik t'huis zou eeten En drinken , en ik eet en drink ook niets, dan dat Mijn fpijs geweest zou zijn , zoo 'k t'huis gegeeten had. [ Tegen Wilhelmina. ~] Adieu! mijn dochter! nu, tot weerziens... Denk om bidden En danken; kaas en boter., 'k Laat u midden In 't huisgezin. Ik kan niet langer , ik moet gaan. 'k Laat alles, wat ik fprak, op uw gewecten ftaan , lk wagt u hier weerom, op 't klokflag van twee uuren. Gij hoort het... 't Moetgeen twee feconden langer duuren. \_Hij vertrekt.} DER-  B Z T S P E L. 13 DERDE T O O N E E L. wilhelmina, alleen. e Ramp! Valerius en ik verraaden, door Mijne onvoorzichtigheid , waar door ik hem verloor, Ik , ik in de armen van een' andren!.. Hij rampfpoedig \.4 Hij ongelukkig !.. Ach! ik ben geheel mismoedig. En , om wat reden toch? wat heeft die heer misdaan? Niets anders, dan dat zijn orlogie ftil bleef ftaan; Dat hij geen vaste thee... Geen vaste koffijdagen Wil houden... Grillen, die geen fchepfelkan verdragen. Dat hij , des zondags , ook geen roode kool verkiest. Ziet daar de reden , dat mijn minnaar mij verliest. Ik word fchier radeloos.. . Wat zal ik doen in deezen Ik moet mijn' vader, ditgaat vast, gehoorzaam weezen , Ik ben zijn dochter, en, als dochter, eisc'ht mijn plicht Dat mijn gedrag naar zijn bevel worde ingericht, Schoon hij , die vaak mijn hart, door duizend harde zaaken« In opitand heeft gebragt, de maat nu vol wil maaken Van al mijn rampen , door een zaak , waar van ik gruw' Door te eisfchen, dat ik naar zijn zakorlogie huuw'... Maar mooglijk is hij niet zoo wreed , als mijn gedachten Mij hem verbeelden... 'k Moethem niet te veel verachten. Hoe têér heefthy, voorheen, myn moeder niet bemind. En, is zyn hard gedrag voor my, zyn eenig kind; Zyn  i4 DE MAN NAAR DE KLOK. Zyn zyn verrichtingen ; zyn grillige bedryven Niet eenig aan zyn vreemd character toe te fchryven ?.. 't Is of ik nog de Item van myne moeder hoor; Op 't oogenblik voor zy het levenslicht verloor: „ Eer uwen vader , en gy zult gelukkig leeven :" Ik zal hem eeren; zyn bevel niet wederftreeven. Valerius !.. Maar ach ! is 't niet zyn eigen fchuld ? .. Waarom gebruikt hy met myn' vader geen geduld, Door zich te fchikken naar zyne eigenzinnigheden. Dit vorderd zyne min; dit vordren plicht en reden. Maar is Valerius my wel genoeg bekend ? Men kan, hoe groot een vlyt, door ons, worde aangewend, Het hart eens minnaars zeer bezwaarlyknog doorgronden. Dit heeft een minnares zeer dikwils ondervonden... Licht is hy, inderdaad, nog te onbefchaafd; niet goed Voor zulk een meisje, dat zoo ftyf is opgevoed. Ach'. Ach ! . . [zy fchreit.'} VIERDE T O O N E E L. WILHELMINA, LIZETTE. L I Z E T TE. Mejuffrouw fchreit? WILHELMINA. Ja. 11-  B L T S P E L. i5 li zet te. Mag ik de oorzaak weeten ? vilhel m ina. Valerius... 1izstts. Heeft licht zyn min voor u vergeeten ? wilhelmina. O! aan zyn liefde floeg ik nimmer twyfeling. Zyn hart is te edel; hy zogt nooit verandering; l i z e t t e. Hy mint u, en gy fchreit? wilhelmina. Hy mint my, en 'k moet fchreïen. l i z e t t e. Wilt gy dan liever, dat hy daar meede uit zal fchelen? wilhelmina. Keen, dat zy verr' van my! maar ik beween een' man, Wiens teedre liefde ik met geen weermin loonen kan.  i6 DE MAN NAAR DE KLOK. UZEtlI. Gy fcherst. wilhelmina. o Neen! ik kan niet ichertfen onder 't weenenli z e tt E. Bemint gy hem dan niet zoo teeder, als voorheenen ? wilhelmina. o Neen 1 li zet te. Wel arme heer Valerius! wilhelm in a. Dat 's waar. lizet te. Maar waarom niet?.. Gy fchynt geboren voor elkaar. Ken man, zoo braaf,zoo fchoon.zoo waard van elk bekeeken, Die over het geheel... wilhelmina. Bezet is met gebreeken... Waar door hy my, misfchien, in onheil nederilort. L i-  B L T S P E L. 17 1IZETTE. Myn lïeve Juffrouw ! gy doet waarlyk hem te kort, Laat afvan zulk een taal; 't zyn woorden, die hem hoonen: Want welk gebrek zou in een' Jongman kunnen wonen, Die voor zyn Wilhelmine in zuivre liefde blaakt; Die, door gefchenk^cs, op den duur, my vrolyk maakt Voor myn dienstvaardigheid; aan wien ik beu gehouwen; Een'Jongman eindlyk, die zyn' knecht wil laten trouwen... O neen,. ik weet niet, welk gebrek hy hebben zou. WILHELMINA. Myn vader zou 't u wel beduiden, zoo 'k vertrouw'. L I Z E T T E. 't Is dan de wil van uw' heer vader, die uw zinnen?.. WI LHELMINA. Myn vader wil, dat ik hem niet meer zal beminnen» «. LIZETTI. En gy wilt ook ?.. WILHELM I N A. Ik wil aan hem gehoorzaam zyn. L I Z E T T E. En baard u dat bevel die droefheid, fmert en pyn?..  25 DE MAN NAAR DE KLOK. ft wil uw' vader wel by zulke mannen tellen, Die zakorlogies en pendules kunnen itellen; Op zonnewyzers en zulk tuig zich welverftaan, Maar wat de liefde van zyn dochter aan moog' gaan* ik zeg het voor de viüst, in zulke foort van zaaken Kan hy geen raadsman zyn, die goed is. Hy zou maaken... Maar wat begeert hy dan, dat gy beginnen zult ? WILHELMINA. Een' andren trouwen. En wat zal ik ? .. Als geduld. .„ LI ZE T T E. Maar welk een' minnaar of hy aan u op wou dragen? WILHELMINA. Dat kon hy flus niet doen , de klok had half geflagen, LI2ETTE. Die fraaije minnaar zal, bedenk ik my te recht, Een nachtwacht zyn , of een orlogiemakcrsknecht, Dat volkje word, zoo 'khoore, alleen van hem gepreezen. Zy wierden meenigmaal van hem genoemd , voor deezen, Bevorderaars der ruste en welvaart van het land, Alleen befchonken met goed oordeel cn verftand. Én, zoo 't maar met zyn'ftaat iéts over een kon komen, Dan  S L r S P E L. 19 Dan durf ik wedden, dathy vast heeft voorgenomen, Uw hart te neigen, dat gy een' van beiden kiest... 'k Beklaag Valerius, indien hy u verliest. wilh elm i na. Valerius wierd van myn' vader flus befchreeven, Als leidde hy geheel een ongeregeld leeven , Als iemand los en woest; als een', die nimmer weet, Wanneer hy opftaat, of naar bed gaat, drinkt of eet; Die zonder keukenlyst... lïzette, haar klugtig in de rede vallende. Die nooit wynchocolade, Öp hooge feesten drinkt. Die nimmer gaat te raade Metzyn gezondheid , en, fchoonniets hem kwelt of deert, Niet alle maanden, op het flaan der klok, purgeert. wilhelmina. Maar daar komt Jan. Ikgaa. ik wil hem niet aanfchouwen. li z ett e. Ik mag hem evenwel wel zien ? wil ik vertrouwen. wilhelmina, verlegen, Oja! B * M-  33 DE MAN NAAR DE KLOIC L1ZIITX, En tevens met hem fpreeken ? WILHELMINA. 't Staat u vry. [Zy vertrekt."! VTFDE T O O NE E L. LIZETTE, JAN. UZEï T E. Zy t gy daar, goede Jan ?.. Och jongen hoor naar my, Myn heer Valerius, helaas! JAN. Helaas! LIZETTE. Kan 't weczen!.. V.'ect gy "er ook reeds van ?.. J A N. Zou 'knict! gyfchyntvolvreezen. iM'snr tmg ik wectcn, uit wiens mondgy'thebtgehoort? LI-  b l 2' S jP e l. ü LIZETTE. Van Wilhelmina... Maar hoe ziet gy zoo vedtoort ? JAN. En Wilhelmina? LIZETTE. Die vernam dit van haar' vader, Den heer Orbil. JAN. Hou op , verklaar n maar niet nader, Gy maakt my boos.. Ik zie nu duidelyk en klaar, Dat ieder minnaar ; elk verliefde een babbelaar, Een lostongis, zoo groot, als de aarde ooitheeft gedragen. Mynheer heeftmy gedreigd, met harde en zwaare flagen, En, met verbeuring van zyn gunst, die ik geniet, Indien ik hier van iets aan iemand blyken liet... En aan mejuffrouw Lysje is alles reeds gebleken. LIZETTE. Eenvriendlyk compliment!.. Maar mag ikook eens IprceMy dunkt, al wat aan Jan bekend is... (ken? JAN. Mag aan geen Een levendige ziel, in Luis, bekend zyn... Neen!. . b 3 tl-  ai DE MAN NAAR DE KLOK. LIZETTE. ï'n Wilhelmina ?.. JAN. Die, vooral niet. LIZETTE. 'k Zou haast denkeu, Dat eenig toeval u de hersfenen kwam krenken. Zou Wilhelmina, die 'er 't meest belang in heeft, Niet mogen weeten ? J A N. Keen ! wyl 't haar maar hartzeer geeft. st Was over ty ds genoeg, wanneer zy 't wist by 't trouwen. LIZETTE. Ey 't trouwen, dat is af. Dat zult gy nooit aanfehouwen. JAN Wil dan myn heer Orbil zyn dochter, naar ik hoor, Myn' heer niet geeven, nu hy al zyn goed verloor? LIZETTE. Hy zyn vermogen kwyt!.. Ik fta als opgetogen. JAN  9 l r S p E l. ii JAN. Sk ben verbaast!.. 1IZITTE. Is dit een wonder in uwe oogen ? Daar gy van alles wist? JA N. Waarom ftaat gy verftomd ? Daar alles uit de mond van Wilhelmina komt. LIZETTE. Heeft immer Wilhelmine aan my de maar doen hooren, Dat heer Valerius zyn goedren heeft verloren ? JAN. En wie heeft ooit gezegd, of't was wanneer ik Hiep, Dat heer Valerius by haar een blaauwtje liep. IIZETTI. Wy hebben, zekerlyk, malkandren niet begreepen„ JAN. En, in ons ambacht nog niet al te zeer doornepen 9 Malkandren, onbedagt, een zeekre zaak gezegd, Aan wier geheim ons elk zeer veel geleegen legt. 84 I >-r'  24 DE MAN NAAR DE KLOK. ii2ïttï. Pas op dan. dat gy zwygt. jan. Ja, als gy maar kost zwegen. m2ittb. Daar is myn hand. jan, haar kusfende. Daar is myn' mond. iizitti, Nu zal 'kukrygen. 't Is vry vrypostig... Weet gy wel, wanneer uw heer By ons zyn alTcheid krygt, zyn knecht dan ook niet meer?.. jan, zuchtende. O Jan zou evenwel by Lysje komen kunnen, En met haar trouwen , als zy 't gunstig wou vergunnen, 1.1 z e t t e , ter zyde. Die arme fcheirn! myn hart zal breeken!.. 't Klopt'er van. [tegen Jan.~] Ik zal eens zien hoe 't fchikt. Maar zeg my toch eens, Jan! Het  3 L T S P E L. as Het zal my, Inderdaad, tot veel genoegen (trekken, Hoe gy die droevige geheimen kost ontdekken, Daar heer Valerius zoo achterhoudende is ? jan, haar de hand drukkende. Dat wil ik gaarne doen, tot dankerkentenis... Vericheide weeken aan elkandren , tot op heeden, Zyn veele expresfen van den vader afgereeden Naar heer Valerius, die hy dan ook terilond, f_'t Scheen dat 'er haast by was,] wêêr naar zyn' vader zond. Ik moest nu, dit gaat vast, het eene of andre hooren, Waar uit ik lichtlyk hun geheimen op kon fpooren. Wantznlks is voor een' man , van myn begaaftheid,licht... Doch daags voor gistten kreeg ik eerst een echt bericht, 't Is zeker, dat myn heer dit vroeger heeft geweeten. Zyn droevig weezen , dat ik nimmer zal vergeeten; Zyn achterhoudend; zyn melancholiek gedrag, Dat hy reeds lang vertoonde , en toenam dag aan dag, Voorfpelde my niets goeds. Op heden kreeg hy brieven, Wier inhoud zyne ziel geweldig fcheen te grieven. Hy las ze naauwlyks half, of zond my herwaards heen. lizette. En watmoet monsjeur Janhier doen ?.. Om welke rêên... B 5 JAM-  ~f> DE MAN NAAR DE KLOK. JAN. In de eerfle plaats komt Jan zyn lieve Lljsje groeten En, heeft hy het geluk en de eer van haar te ontmoeten Het nedng compliment te maaken van zyn' heer Aan juffrouw Wilhelmine, of hy >t geluk en de eer Zou mogen hebben, die aanminnige te fpreeken? LIZETTE. Het laatfie , dunkt my, Jan ! kunt gy wel laaten fteeken Daar vrees ik komt niet van, wyl onze juffrouw eet. ' JAN. st Is echter noodig, dat zy myne boodschap weet'. ZESDE T O O N E E L. VALERIUS, Ï.IZETTE, JAN. VALERIUS. o ja ! ik wil, ik moet by Wilhelmina weezen. Haar vader is niet t' huis, dus is 'er niets te vreezen Pit weet ik, en dat hy niet haastig komen zal. En ziet al kwam hy... Ik bekreun 't my niet met all'. JAN. Hy zal voorzeker zich op ons bezoek beroemen? TA»  B L T S P E L. 27 valerius. 'k Brand van verlangen, om myn' vader hem te noemen. jan, ter zyde. 't Kan zyn, myn heer! maar of hy ook van zynen kant, Wel van verlangen, om u zoon te noemen, brand , Dat is eene andre vraag. valerius, iets aan Lizette geevende. Kan my uw Juffrouw wachten? lizette, 'f gefchenk beziende. Ik denk het niet, myn heer!.. 't Zyn echter maar gedacht ten... valerius, haar nog iets geevende. Nu doe uw best. lizette. Ja, maar ik twyfel... Valerius, haar wederom iets geevende. Myn geluk.., LIZETTI. 'k Zou nog wel denken... {Zy vertrekt.! TA-  2S DE MAN NAAR DE KLOK. valerius. Ach! verlicht myn feait en druk, Jan, ter zydc. Dat 's juist een meisje naar myn' trant... Mogt ik fcaartrou- (wen. ZEVENDE TO O N E E L. valerius, jan. valer i u s. Hier Jan! jan". Myn heer! valerius. Hebt gy Lizette al ondertouwen ? j a n. Ja, overzaaken van het uiterfte gewigt. valerius. öaf zyn van Orbil behooreryk bericht? Wat  B L T S P E L. Wat zei zy u van my ?.. Wist zy ook iets te zeggen Van Wilhelmina? .. 'k Wil, dat gy't my uit zult leggen, Hèi zy dan, wat het zy... Heeft zy u iets ontdekt ?.. jan. Ja, ja, ja, ja, myn heer! valerius. 'k Geloof, gy met my gekt. JAN. Vergeef het my, myn heer! maar op vier vraagen pasfèn Ook vier berichten. VALERIUS. Maak ecu eind van die grimasfen, Zeg my... JAN. 't Gewigtïgfte van ons gefprck, niet waar ? Was... Dat my Lysje mind, niet minder als ik haar. VALERIUS. Houd gy my voor den gek ? jan.  I© DE MAN NAAR DE KLOK. jan. Dat zal ik my wel wachten. valerius. Zy fprak van Wilhelmine enmy, naar myn gedachten? jan. Van alle beide, valerius. En wat?.. Ik wil, dat gy 't verklaart. ja n. Zy vroeg aan my, myn heer! of gy welvarend waard. valerius, hem willende jlaan. Gy zult het zeggen, fchelm! of anders moogt gy fchroo- (mem jan. ïk zeg... Ik zeg... Myn heer! maar 'k zie Wilhmina ko- (men. ACHT.  S L r S P E L. 3i ACHTSTE T O O N E E L. WILHELMINA, VALERIUS, LIZETTE, JAN, VALERIUS, Gun, Wilhelmina ! dat uw minnaar u begroet'. Met een vervrolykt hart; een opgeklaart gemoed, Niet met dat ftroef gezicht; die donkre wezenstrekken, Die gy , natuurlyk, zoo veel weeken, moest ontdekken In myn gelaat, en die uw oog, met weerzin, zag. Neen ! gun, dat ik met u myn blydfchap deelen mag. Weet, dat ik, zooterftond, een tyding heb bekomen... WILHELMINA. Een tyding!.. Zegt gy?.. Hebt gy mooglyk reeds vernomen Dat ik, na deezen , u niet meer beminnen zal ? . . Dit eischt myn vader, en zyn wil gaat boven al. VALERIUS, Ach! fchoonfte Wilhelmine! ach! my niet meer beminnen?.. Dit eischt uw vader?.. Maar wat wilt gy dan beginnen ? Hoe klopt myn hart van fchrik... Ik val voor n te voet... WILHELMINA. Vraagnaarmyn' wilniet, maar wat ik, als dochter, moet.  93 DE MAN NAAR DE KLOK. VALERIUS. E» wat begrypt gy, dat een dochter moet, in dezen? WILHELMINA. Eea dochter moet, naar myn begrip, gehoorzaam weezen, VALERIUS. o Hemel! ben ik dan veroordeeld tot verdriet? Altoos veroordeeld... Ach! dat hoop ik immers niet!.. Pas ben ik zeekere bekommering ontkomen , Die my, eerst deezen dag, is tiit den weg genomen; Die ik voor Wilhelmine omzigtiglyk verborg, Niet uit verlegenheid, bevreesdheid, angst of zorg, Th;t my 't verloren goed haar hart zou doen verliezen... Neen, ze is te groot van ziel, om hier party te kiezen ! Haar myne min voor haar was veel te lterk, dan dat, Door myn verlegenheid, die ziel wierde afgemat,.. Myn vader vond zich in omftandigheid van zaaken, Waar in hy al zyn goed fcheen kwyt te zullen naken. Maar op dit oogenblik ontvang ik tyding, dat De \ rees voor by is , die hy voor die gocdren had. Ik vlieg naar Wilhelmine, om haar myn vreugd te toonen, En Wilhelmine... W I L-  B L r S P E L. wilhelmina. Zou daar voor u graag beloonen, Dewyl zy deel neemt in uw welzyn; u bemind. Moest zy niet handelen, als een gehoorzaam kind. valerius. Gehoorzaam aan uw hart... Laat ons gelukkig leeven. wilhelmina. Dat kan ik u, ten zy myn vader wil, niet geeven... Maar ach! Valerius! wat doet het my verdriet, Waarom wist gy u naar 't humeur myns vaders niet Te ichikken?.. 't Is een man, waarachtig goed van harte, Schoon grillig in zyn doen... Nu is het, tot myn iinarte , Te laat... Valerius zal uw gemaal niet zyn... Zoo fprak myn vader, tot myn droefheid, leedenpyn. Hy leid, ten eenemaale, een ongeregeld leeven, Gy zult... valerius. Waarfchynlyk... U niet indencchtbegeeven.. wilhelmina. Neen !.. Trouwen met een' heer, die beter hem beviel. i TA-  34 BE MAN NAAR BE KLOK. valerius. Dat is te veel voor eene aandoenelyke ziel. Maar is 'er dan volflrekt geen middel uit te vinden ?.„ Spreek Jan! Lizette! zytgy, inderdaad, myn vrinden, Schenkt my uw' byftaud dan, en denkt een middel uit, Dat deezen vader doet verandren van befluit... Hy heeft den naam van ongeregeld my gegeeven , Maar heb ik dat verdiend ?.. Wat heb ik toch bedreeven?.. lizette, de fpraak van Orbil nabootfende. Zeg my , wanneer de zon, van daag, is opgeftaan ? vale R ius. «Vel, in den morgeuftond. lizette. Wanneer zal ze ondergaan ? VALERIUS. Wel te avond. e i z e t t z. Zoo! en wik gy dan geregeld heeten ?.. \ecn , die geregeld leeft, moet net de tydftip weeteuj Op eejj minuut, op een fecende naar, wanneer PI  B L T S P E L. 35 De zon verrees en ook wêêr onderging, myn heer! Hoe kan hy anders juist zyn zakorlogie ftellen ? vale mus, Daar moei ikmynietmêê.. Zou ik my daarom kwellen ? lizette. Zoo, kwelt ge u daar niet om ?.. Dan wensch ik u geduld. Dat 's juist de reden , dat gy haar niet hebben zult. valerius. Lizette ! ik fta verfromt, om 't geen gy my laat hooren! Kan een verftandig man zich aan die gekheid ftoren. wilhelmina, met een ernstig gelaat. Uw ronde taal, myn heer! ftrekt my tot ergernis. Wil niet vergeeten, dat die man myn vader is. valerius. En waarom of hy ook myn vader niet wil weezen?.. [driftig.'] Ha wreede! heb ik ook uw ongenaa te vreezen? .. Heb ik verdiend, dat gy myn ongeluk bezwoerd?.. 3k voel, dat uwe taal myn hart tot wanhoop voert. C a Kom,  36 DE MAN NAAR DE KLOK. Kom, eisen myn leeven, 'k zal het ofFren aan uw voeten \ Maar uwe liefde... Dat verlies kan ik niet boeten. Gy haat my !.. Wreede dood gy toefd nog?.. jan, fchielyk op zyne knieën vallende. Met verlof!.. *k Heb nog een klein verzoek, eer gy verkeert in ftof. valerius. Zwyg! jan. Och, myn heer! gy kunt in't graf niets meededragen, Myn waarde heer ! laat myn verzoek aan u behagen... Wat komt het 'er op aan, of gy een' armen hond, Als ik ben ? .. VALERIUS. "k Zeg u, zwyg, en hef u van den grond. j a n. Myn heeri ik vraag u niet om uw geheel vermogen , Dat, dank den hemel! aan 't gevaar wêêr is onttoogen. Een klein legaatje maar, myn allerliefiïe heer!.. Dan kan myn lief Lizette en ik, wanneer wy wêêr Naar  B L r S P E L. s? Naar huis toe keeren , na de plechtigheid van 't trouwen , Op uw gezondheid, heer! eens lekker bruiloft houwen. Wy zullen dankbaar zyn, en onze hulp u bièn, En d' ouden heer van zyn befluit licht af doen zien. Zegt gy dat ook niet Lysje ? LIZETTE. Ik wil het wel beloovcn, JA N. Maar zeg, hoe komen wy een zwarigheid te boven, Die my te binnen fchiet?.. Dat zal zoo mak niet gaan; Want als myn heer Orbil zyn dochter af wil ftaan Aan haren minnaar , door verandring van gedachten , Dan fterft hy niet, en ik heb geen legaat te wachten. VALERIUS. Wanneer de zwarigheid alleenlyk daar inlegt, Wacht dan niet op myn' dood. LIZETTE. Myn heer! nu gy dat zegt... Geloof my op myn woord, zult gy Wükmina krygen, C 3 TA»  38 DE MAN NAAR DE KLOK, valeri us. Verfchoon my, Wilhelmine! en wil voor altoos zwyg«o Van myne oploopenheid, zoo ze u beledigt heeft. Geen grooter heilftaat wierd hier immermeer beleeft, P&Óde onze, zoo 'tontwerp, naarwensch,haarmag gelukken, wilhelmina. Zy zal zoo licht nog geengewenschte vruchten plukken. Hoop niet te fchielyk , heer Valerius! o neen ! 't Zal me echter lief zyn, als men u met my vereen'. lizette, op de klok ziende. Maakt u gezwind van hier!.. De klok flaat reeds by e'e'nen. Uw vader heeft my hier befcheiden, dies gaat heenen. Ik overleg terwyl, wat rol hier dient gefpeelt... Licht dat hy, heimlyk, my zyn oogmerk meededeeld, Omtrent zyn dochter... Wilt gerust op my vertrouwen. Zoo ras ik 't weet, zal ik de zaak aan u ontvouwen. wilhelmina. Vaar wel, Valerius! ik neem myn affcheid dan. Vitltt vs , haar de hand kuif diende. Denk, dat ik, zonder u, mynfchat! niet leeven kan. \\Zy vertrekken ieder aan een byzondert zyde.~] NE-  B L r S P E L. 19 NEGENDE T O O N E E L. lizette, alleen. Waar moet men dikwerf, om een voordeeltje , altoekoHebikniet, onbedacht, teveel op my genomen? (men?.. O neen, dat denk ik niet. Als ik vooreerst maar weet Den nieuwen bruigom van mejuffrouw;.. Hoe hyhect, En wie hy is, zal ik terflond, voor andre zaaken, Hem trachten by den heer Orbil verdagt te maaken. 'kZal zeggen, dat ik veel aan 'thuis koom', daar hy woont; Dat hy zich, zaturdags , niet, op den duur, verfehoont. Ja meenigmalen zelfs niet om de veertien daagen. Wat ik bedenken kan, dat hem maar kan mishaagen, Zal ik verzinnen... Dat hy maanziek is... Ja meer... Ik kryg gewis gehoor by onzen ouden heer, Door myn bedaard gezicht. Hier op zal ik my keeren Naar heer Valerius, en trachten hem te loeren, Hoe hy den heer Orbil het best behagen kan , Door zich te fchikken naar den trant van deezen man, Dat hy hem nadren moet, voorzien, in zyne zakken, Van twee orlogies , en een mcenigte almanakken... Wyl zyn bekomrihg voor 't verlies van 's vaders goed By onzen viezen griek , natuurlyk, pleiten moet Voor 't geen hy , in zyn oog , te voren , heeft misdreven, Zyn losheid, namentlyk, en ongeregeld leeven. 't Gaat wel... Wiehoore ik daar?.. Het is myn heer Orbil, C 4 TIEN-  40 DE MAN NAAR DE KLOK. TIENDE T O O N E E L, lizette, orbil. orbil, [Eer hy nog te zien is.] Lizette ! lizette. Uw dienares , myn heer! wat is uw wil | orbil, op zyn orlogie ziende. Gy zyt 'er al!.. Dat 's goed... lizette. Daar moest niet aan ontbreken. orbil. Hoor hier eens kind ! ik wilde u gaarne wel eens fpreeken. Gy hebt, tot hier toe, my getrouw en braaf gediend. Befchouw in my een' heer;.. maar tevens ook een' vriend, 't Is net van daag driejaar... drie maanden... vyftien dagen... Dat wy , voor de eerstemaal, elkanders oogen zagen, Dat ge in uw dienst kwaamt, maar het uur is my ontgaan... lizette. 'f Was fchemeravond.  B L r S P E L. 41 ORBIL. Zoo !.. Maar 'k heb niet wel gedaan, Dat ik den juisten tyd, onachtzaam, ging vergeeten. LIZETTE. 't Was tusfchen het ontbyt van 's avonds, en het eeten. ORBIL. O ! dat zegt weinig... Was het uur... Precies het uur Maar opgefchreven... Nu valt dat verzuim my zuur. Help my onthouden , dat ik daadlyk mync boeken ; Myn' grooten almanak eens nazie... Ik zal zoeken... LIZETTE. En op wat tyd begeert myn heer, dat ik 't hem zeg? ORBIL. Kom morgen om... om... om... De zaak eischt overleg ; Zy is van groot belang; wel waardig op te fchryven... Geen dienstmaagd moet by my een hairbreed langer bly ven Dan haare tyd verfchynd, geen oogenblik, maar gaan Op die minuut, waar op zy kwam... Dat 's afgedaan... 't Brengt weinig zeegen in een huis; 't zyn Hechte dingen, Zyn volk, na die minuut, tot verdren dienst te dwingen, C 5 Dies,  42 BE MAN NAAR BE KLOK. Dies, zoo gy, in der tyd, myn huis en dienst verlaat, Dan moet ik weeten , dat ge op 't juiste tydftip gaat De hemel hoede my; ik zou my fchuldig maaken Aan onrechtvaardigheid, en daar voor moetik waaken... [Hy telt peinzende.] Herinner 't morgen my. Maar op wat tyd ? Zes... acht... Dieuuren zyn bezet, wyl ik dan menfchen wagt. Maar laat ik nog eens zien! tien... elf of zeven... negen... Dan kan ik ook al niet... 't Komt alles ongeleegen. Hoor, inorgen om... LIZETTE. Ik bid, kwel u toch niet, myn heer! Doet inorgen ochtend uw gebed een weinig eer, Of rasfer, dat gy een kwartier flegts uit kunt winnen. Om hallef zeven moest gy dus 't gebed beginnen. ORBIL. O neen , dat is niet goed... Maar daar valt my iets in... Het lied, daar 'k andersfins den morgen mêè begin, Zal ik maar overfiaan. Dat mag wel eens gefchieden,' Wanneer een liefdewerk of nood ons dat verbieden, 't Lied duurteen half kwartier... Ik zeg een half kwartier. Kom des, omhouw het wel, vyftien minuten hier Voor zeven uuren , wyl gy dan te recht kunt raaken. Dit blyft zoo vastgeftelt.  B L T S P E L, 4s LI ZET TB. Hebt ge ook nog andre zaaken, Die gy begeert, myn heer! dat ik verrichten zal? ORBIL. Voor 't tegenwoordige, Lizette! niet met all'. Maar blyf nog wat. Gy moet zoo haastig niet vertrekken, Ik heb aan u een zaak van veel belang te ontdekken. Die op myn dochter en haar heil betrekking heeft, 'k Wil, dat zy trouwe. LIZETTE. Aan een', die ook geregeld leeft Daar is geen twyfel aan; een man van braave zeeden. ORBIL. o Ja! Lizette ! ja! en dit is juist de reeden, Dat ik Valerius niet voor haar kiezen kan, Die ongeregeld leeft. LIZETTE. Maar kenn' ik ook den man, Als ik het vraagen mag, dien gy hebt uitverkoren? OR-  4+ DE MAN NAAR DE KLOK. orbil. Voorzeker denk ik, als ik u zyn' naam doe hooren Magister Blafius, een, die my zeer behaagd.... Ik heb, opgistren, een' goed vriend naar hem gevraao-d; Naar zyn character... En die vriend heeft hem befchreveu Als een', geheel gefchikt, geregeld in zyn leeven ; Een'heer, die alles op den flag der klok verricht. Op gistren gafhy een programma in het licht, Waar in zyn lesfen aan vaste imren zyn verbonden. [Hy haalt een gefchrift uit zyn zak, in goud papier genaait.] Zie daar dat blad , ik heb het weergaloos bevonden. [Hy leest.] „ Van zeven tot agt; van agt tot negen; van negen tot tien; van tien tot elf; van elf tot twaalf; van twaalf tot een ; van een tot twee ; van twee tot drie; van drie tot vier; lizette, en orbil, te gelyk. Van vier tot vyf; van vyf tot zes; van zes tot zeven." lizette, ter zyde. Wie zag ooit grooter zot?.. Wat ongehoorde reen! p Dat programma werpt myn gansch ontwerp daar héén.  B L T S P E L. [Tegen Otbil."] Maar moet Magister zulks van uur tot uur bedryven, Dan zal 'er weinig tyds tot trouwen overblyven, En nog veel minder, dat hy haar bezoekt en vryd. ORBIL. 't Is thans vacantie, en dus heeft hy nu den tyd... Van complimenten en veele andre malle krullen, Waar mêè de vryers hun matres de kap maar vullen, Ben ik geen vriend... Ik hou van kort... En anders niet... Zelfs die verlooving kon, vim daag, reeds zyn gefchied, Zoo 'k den Magister zelv', vooraf, niet wilde fpreeken... Zyn neef, heerSimon, die hem zeer wel kend, naar'k reHeeft gisteren aan my veel goeds van hem vertelt, (keri, lizette. Heer Simon ?.. ORBIL. Ja, zyn Neef... 't Is waar dat ik u meld ; Myne oude beste vriend, van over zeven jaaren • Een naar den ouden trant; zeer kundig en ervaaren. lizette. Zyn vriend en bloedverwant, als ik u wel verfta?.. o*-  46 DE MAN NAAÉ. DE KLOK ORBIL. Kan licht partydig zyn, niet waar ? dit meend gy... Ja» En deeze reden deed daarom my overhellen» Om die verloving tot na morgen uitteltellen. LIZETTE. Tot overmorgen ?.. ORBIL. Ja, zoo 'k leeve en ben gezond.., Slaat onze klok dan twee... Dat 's de bepaalde ftond. Maar... Vier minuten na den tyd zyn reeds verfireeken, Dat die Magister my alhier zou komen fpreeken. Van deezen morgen zag ik hem hier ook al niet. 'k Zal onderzoeken uit wat oorzaak dit gefchied. De ziekte on tfchuldigt hem... Maar ziek zal hy niet weezen. Wêêr twee minuten... 'k Zou voor zyne komst nu vreezen. LIZETTE. Wil ik vertrekken?.; ORBIL. Neen : want zoo veel beter kan Uw ïr.öad befchryving doen Van haar' aanflaanden man. ii*  B L X S P E L. 47 LIZETTE. Maar, met verlof, myn heer! kan hy geregeld leeven, Die 's morgens niet verfchynd, en nu is weggebleven?... Wêêr zes minuten... ORBIL. 't Zyn 'er acht... Hy komt. ELFDE T O O NE E L. ORBIL, DE MAGISTER, LIZETTE. ORBIL. Zoo laatj Zoo laat, Magister!... Dit verbaast my in der daad. Uw neef verfchafte my zoo gunstige gedachten, Van uw character, dat ik 't my een eer mag achten, Dat ik met u, myn heer! in nadre kennis raak'. DE MAGISTER. 't Is ook voormy, myn heer! een wezendlyk vermaak 6 Van met uw huis in een verbintenis te komen , En dat myn neef voor my u zoo heeft ingenomen, De tanto gratulor konore mihi , zou De latinist, met recht, hier zeggen, zoo 'k vertrouw. L I-  43 BE MAN NAAR BE KLOK, lizette, ter zyde. Dat'S van't programma weer. Wat moet ik hier toch ma- (ken? orbil. Maar, buiten twyfel, fprak uw neef met u van zaaken?.. de magister. Ja, dat uw dochter zeer beminlyk is... En... Dat Sapienti fat est... Ik geloof, dat gy 't bevat ? orbil. »t • . , t^er zyde.1 Neen, niet geheel en al, Magister!... Dat 's eerst rennen... Hydraaft'er fchielyk door... Maar 'k moet hem beter ken\Tegen den Magister.] (neri. Met myn latyn , myn heer ! is 't juist niet al te breed, Maar't is, tot myn geluk, rie noodig.. . Als gy weet. Ik ben een rentenier, en die myn vriend wil worden , 'Moet ook een vriend zyn van geregeldheid en orden. DE magister. Ja!.. Ordo mater ftudiorum est, myn heer! En , zonder het latyn , dat ik hier daaglyks leer... orbil. Jt, heer Magister, dat laat alles zich verklaren... Maar'  B L r S P E L. 49 Maar 'k zei u, in 't latyn ben ik niet zeer ervaaren. Hoor alles, wat ik nog van 't fchool onthield, papa!.; \_HyJchreeuwt als een Schooljongen^} Audita hora est octava! .. Septima! .. Geen Academie heb ik, in myn jeugd, betreeden, Daar vind men 't hooge fchool der ongeregeldheden. DE MAGISTER. Gy hebt geen ongelyk... Maar, o latyn! latyn!.. Gy moet, gewis, zoo wel als ik, verwonderd zyn, Dat onze nachtwagts... Ach! ikkanhetnietverzwygen, Van hooger hand geen' last, bevel of order krygen, Om in die taal, myn heer! wanneer de klok zal flaan , Het uur te roepen , in de wyken, ■ daar zy gaan, Ten minste in elke wyk, waar in geleerden woonen. ORBIL. Spreek van de nachtwagts niet... Diemenfchenmoetmen (loonen. De nachtwagt van myn wyk, zou, ftont het maar aan my, Zou opperpriester zyn, myn heer ! geloof my vry. Hy heeft een item, gelyk de brandklok van den toren, En , op den eerften flag, laat hy terftond zich hooren. Zoo, zoo naauwkeurig is die man... En dat mist niet. D ui  tö DE MAN NAAR DE KLOK de magister. *k Heb daar niet tegen, maar myn heer! o ! dat gefchiet In zulk een platte taal... 't Was beter, dat zy zweegen. orbil. 't Is immers in de klank der woorden niet geleegen. 't Komt op de Item en op de rechte tyditip aan. [Hy ziet op zyn orlogie.~\ Maar 't is kwartier... De tyd is fchielyk omgegaan. Doch, om, in 't eind, myn heer! tot onze zaak te komen, Ik heb, zoo wel uit uw geleerd gefprek, vernomen, lizette, ter zyde. Ja van de nachtwagts. orbil. Als uit uw programma, dat Heer Simori, uit uw' naam , my overhandigt had... [Hy zoekt ''er naar.] lizette, ter zyde. Ja | handelt het ook van de nachtwagts en hun orden, Dnn kan men liclitelyk een heer Magister worden. o R-  B L X S P E L. Si orbil. Hoe loflyk uw manier van leeven is, myn heer!.. Maar ondertusfchen zoo verwondert het my zeer, Dat, daar gy gisteren uw woord my had gegeeven, Gy, deezen morgen , in 't geheel, zyt weggebleeven. de magister. Dat 's waar, maar de oorzaak, dat ik achter weege bleef, Was, dat ik toen juist aan een disfertatie fchreef, Die mooglyk my, zoo ik daar mêê te recht kan raaken, Profesfor extraordinarius zal maaken. Wie denkt, by zulk. een werk, myn heer! om uur of tyd? Ook heb ik al gemerkt, dat gy te billyk zyt; Te veel verftand hebt, om dit kwalyk uit te leggen. Non quavis hora fit Mercurius, zoo zeggen De latinisten... Is de tyd, waar in men vlug En vaardig is, voorby... Hy keert niet wêêr te rug'. lizette, ter zyde. En ik zeg u, in 't duitsch, het geeneik ook wil hopen, Myn heer Magister, gy zult hier een blaauvvtjeloopen. de magister. En daarom, wagt men my, daar ftoor ik my niet aan! Zy blyven wachten, tot ik zwart op wit zie ftaan: D a Want  *a DE MAN NAAR DE KLOK. Want heer! memoria est labilis... 't Vermogen. Maar hebt ge ook iets te doen ?.. Ik merk het aan uw oogen. Kom, laat ons dan ad rem terftond maar overgaan. orbil, ter Zyde. Heer Simon is een guit!.. Die zaak is afgedaan... Ik heb genoeg gehoort.,. Verlaat u eens op vrinden!.. Ach! is 'er dan geen een geregeld mensch te vinden Op aarde ? TWAALFDE T O O N E E L. orbil, pe magister, lizette, wilhelmina. wilhelmina. Vaderlief! het floeg op 't oogenblik. de magister, tegen Orbil. Myn Heer!.. Quod Deus benevortat!... Ach ! mag ik... [Hy trekt een paar witte handfchoenen aan, hoest, en bereidzich, op eene pedante wyze tot zyne aanfpraak.] Mejuffrouw! wat geluk... Uw oog verrukt myn zinnen... Ik ben geheel verblyd!. 4 Myn hart fpringt op van binnen. o r*  B L r S P E L. 53 orbil, verlegen tegen den Magister. Wat ik u zeggen wil, Magister, waarde heer!.. [Tegen Wilhelmina.] Myn dochter! lieve kind ! hoor my... Keer gy maar wêêr, Tot over een kwartier, als ik alleen zal weezen. wilhelmina, ter zyde. Wat koddiger figuur !.. Die karei doet my vreezen. Hy babbelt in *t latyn, en heeft aan elke hand Een' witten handfchoen... Dit is mooglyk myn galant ? [Tegen hun beiden met eene neiging.] Ik ben uw dienares... orbil. Geen complimenten maaken! Geen complimenten , kind! ik hou niet van die zaaken, Laat ons alleen, Lizette! ik zal aan hem ronduit Verklaaren wat ik denk , en wegens hem befluit. [Lizette vertrekt.] PU MAGISTER. Myn heer! uw dochter is zoo ras dan wêêr verdweenen?,, Geen fchooner fchepfel zag ik immermeer voorheenen. Ach!.. Ipfam Venerem, dat zweer ik, fuperat!.. 't Was of ik Vernis zelv hier voor myne oogen had, D 3 {Tef  54 23 E MAN NAAR DE KLOK, [Ter zyde.] Ik moet 'er evenwel een einde aan zien te krygen. [Tegen Orbil.] Myn neef... ORBIL. Uw neef, myn heer!.. Wil van dien neef maar zwygen.. Hy was voor deezen, dat is waar , my wel een vriend.. de magister. Ik hoop, dat hy die eer , op heden, nog verdiend. Zyn kleine eenzinnigheid , dat die u niet bezwaare... Hy blyve altoos uw vriend... Humanum est errare... Zoo zegt de latinist, myn heer ! dat 's : elke gek, Hoe goed zyn hart ook zy, heeft echter zyn gebrek. orbil. 'k Heb liefde zoo voor vriend als vyand, en met reeden, Ja fpreek van beiden vaak in myne huisgebeden. de magister, ter zyde. 'tWord tyd, datik hem »t vuur meer aan de fcheenen legg', E» hem het oogmerk van myn komst wat klaarder zegg'. [Tegen Orbil.] HeerSimon heeft gezegd, dat gy my hier zoud wachten.., En,  B L T S P E L. ss En, waarde heer! gy weet de reeden , naar gedachten? [Hy grimlacht.] orbil, ter zyde. 'k Smoor van verlegenheid, en barst byna van fpyt... Wat zal ik zeggen ?.. Hoe raak ik den vent best kwyt ?,. [Tegen den Magister.} De reeden was, of gy... 'k Mag u niet langer kwellen, Een disfertatie voor my op zoud willen ftellen ? de magister. Een disfertatie ?.. En voor u ?.. Is 't gekkerny ?.. orbil. Neen, inderdaad niet, heer Magister!.. Zeg het my?., de magister. Dat kan ik niet verftaan... Gy weet, ik ben gekomen.., [Hy grimlacht.] orbil. Alleen om 't geene ik zei, en gy zoo hebt vernomen, [EenJiuk geld uit zyn Zak halende.] Ik neem de vryheid voor uw' gang een kleinigheid... D 4  56 DE MAN KT AAR DE KLOK. DE MAGISTER. Neen, nimmer... Waarlyk... Neen, myn heer, recht uit ge- (zeid... ORBIL. Neem aan... 't Is goede munt... 't Is niet voor 't eerst, naar C'k reken... 'k Ben niet gewoon myn geld wêêr in myn' zak te iïeeken , Pat reeds voor iemand is gefchikt. DE MAGISTER. Gy zyt te goed... Behoinv mv geld , mynheer!... Ikbidu, datgy 'tdoet... Ah ik uw fchoonzoon ben. ORBIL. Myn fchoonzoon !.. Fraaije reeden!.. P E MAGISTER. o ja, myn neef, myn heer! heeft alles my beleeden... Gy kunt verzekerd zyn van myn ftilzwygenheid. Voor myn fponjalia word niemand iets gezeid. ORBIL. Daar word niet in getrêên. DE  B L T S P E L. 57 DE MAGISTER. Zult gy uw woord niet houwen? ORBIL. Ik heb u niets belooft. DE MAGISTER. Myn heer! dat zal u rouwen. Gy deed zulks aan myn' neef. ORBIL. Uw neef, die is een man, Op wien men, in 't geheel zich niet vertrouwen kan; Die geen geloof verdiend... Des wil van hemmaar zwygen.. Gy zult myn dochter nooit van my ten huwlyk krygen. DE MAGISTER. Myn heer Orbil!.. ORBIL. Myn heer Magister!.. DE MAGISTER. Weet gy wel Met wien gy fpreekt ?.. Eer ik tot gramfchap overhell'. D 5 0R"  S8 BE MAN NAAR BE KLOK, ORBIL. Met een' pedanten gek... Een' karei zonder orden. DE MiGISI ER. Hoe, ik!.. Hetfchreeuwd.'.. Hetis voor my om dol te worIk , ik Mannes Godefridus Blafius... rfen Ik , ik , Magister Phitofsphia... My dns.. My dn. te handelen... En, zonder 't te verbloemen, Recht m myn aanzicht, een' pedanten gek te noemen... O! dat verftrekt my tot een onverdraaglyk kruis... ORB I L. Christoffel, Jan Orbil is meester in zyn huk DE MAGISTER. My, my, my!.. Auctor immortalis ! dus te hoonen?.. ORBIL. Lk zal, als vader van een deugdzaam kind, utoonen.., DE MAGISTER. Ik zal in rechten n vervolgen !.. Daarom maak , Dat ons verfchil, by tyds, wêêr uit de waereld raak'.  B L T S P E L. 59 orbil. Jk zal myn huislyk recht, zoo gy niet gaat, gebruiken , En, met geweld, o zot! uw' dwazen hoogmoed fnuiken. de magister. y, Zanggodinnen!.. U, o neegen! roep ik aan!.. orbil. Ik u, myn klokken! die hier in de kamer liaan!.. de magister. Mogt hier myn respondent; myn laatfte , by my weezen, Hy zou 't met zyn geweer wel afdoen... Gy moogt vree- (zen! .. Wy fpreeken, binnen kort, malkandrenvoor'tgerecht... Qram frietore ! orbil, hem by den arm vattende. Voort!.. Vertrek!.. Als 't is gezegd. de magister. Ik zal u, hominem audacem!.. 'k Zal u fpreeken... [Hy dreigd en vertrekt.'} DER-  6o DE MAN NAAR DE KLOK, DERTIENDE T O O N E E L. op-bil, alleen. De hemel zy gedankt! de karei is geweeken... Ik ben hem kwyt... Wat nu gedaan?... >t Is'of ik dan Geen een' geregeld mensch op aarde vinden kan ? o Neen ! geen' eenigen... Kon ik dit ooit gelooven ? Wat achteloosheid... Dit gaat myn begrip te boven... Valerius laat zyn orlogie ftille Haan.. . En die Magister, dien men my heeft aangeradn , Schryft disfertatien... Dit ftaat my, boven allen, In 't minst niet aan; kan in 't geheel my niet bevallen... o Simon! 'k heb in u een' valfchen vriend ontdekt... Wat al verwarring hebt gy in myn huis verwekt? Zou 't wel een wonderzyn, alftonden all' mynklokken, By die gelegenheid, zoo llom, als houten blokken?. .' Ik heb myn dochter hier ontboden , maar zoo waar, Ik wil welftervcn, zoo ik weet, wanneer ik haar By my ontboden heb... Zy kwam, een wyl geleeden , Maar juist op 't oogenblik, dat de ongeregeldheden ' Op 't hoogfte waaren... Die Magister!. . Ja, aan hem Zal ik gedenken... Nog, nog beef ik van zyn flem.,. Hield heer Valerius maar een geregeld leeven, 'k Zou nog, zoo waar ik leef, myn dochter aan hem geeven. Al was het maar om my te wreeken aan dien vent; •Aat(  Ë L T S P E L. 61 Aan dien Magister!.. Och! kwam hy hier nooit omtrent... 't Schreidtot denhemel, dat, op 't gansfche rond der aarde, Geen een geregeld mensch gevonden word van waarde. VEERTIEND E TOONEEL. ORBIL, LIZETTE. [Lizette wil zich naar Wilhelmina begeeven."] ORBIL. Waar hêên, Lizette? LIZETTE. Naar de juffrouw. ORBIL. Hoor eerst hier. Wat zegt gy toch van dien Magister? LIZETTE. Niet een zier, Als dat ge uw dochter hem ten huwlyk aan moestbieden, Wyl hy geregeld is. ORBIL. Neen! dat zal nooit gefchieden. Hebt  6z DE MAN KAAR DE KLOK. Hebt gy dan niets van dat verduiveld ding gehoord j Die disfertatie ? LIZETTE. Neen, myn heer! geen enkel woord, 'k Had overvloedig aan 't programma. o R £ I L. Wil maar zwygen Van dat vervloekte ftuk, of ik zal hoofdpyn krygen. 't Zyn fraaje loopjes, waar zich Simon van bediend, Om goè gedachten my te geeven van zyn' vriend. IIZÏTTI. Wien raakt dat?. i Simon of Magister ? ORBIL. Allen beidem Ik zou hen evenwel nog kunnen oiiderfcheiden, En vind Magister nog veel beter dan dien fielt. LIZETTE. Dien huichelaar! ORBIL. Dien fchurk! dien Simon! waard vernield... LI-  B L X S P E L. €i 1IZ5TTE. o, Die Verrader'. ORBIL. Ik ben juist geen vriend van fchelden. LIZETTE. Ik ook niet. ORBIL. Maar ik zal zyn fchelmftuk elk vermelden s Zöo lang ik leef. LIZETTE. En ik zwyg ook 'er nooit van ftil. ORBIL. Was ooit een vader zoo ramplpoedig, als Orbil? LIZETTE. Dat zytgy niet, zoo lang ge een dochter moogtbehouZoo fchoon, zoo deugdzaam... (wen, ORBIL. Maar met wien laat ik ze een» trouwen? LI-  «4 BE MAN NAAR DE KLOK. lizette. Met heer Valerius. orbil. Een ongeregeld mensch; Gansch zonder orde... Neen! dat is niet, 'tgeenik wensch... Die geen orlogie draagt... lizette. Zal ik u niet mishaagen , Zoo hoor my... 'k Zag, van daag, hem twee orlogies draa- Cgen. orbil. Hoe twee Orlogies ?.. Lizette. Ja myn heer ! 't is zeeker waar. [Zy wyst aan beide de zyden.] Het e'ene droeg hy hier, en 't andre droeg hy daar. En ik geloof byna , heb ik niet misgekeeken, Dat hy 'er nog een had in zyne fnuifdoos fteeken. orbil. Welk een verandering!.. Dat was een groote zaak... Maar  B L T S P E L. C5. Maar ik heb evenwel, geensfins tot myn vermaak, Van zyne buuren, meer dan eens, bericht bekomen , Dat gansch geen vaste tyd van hem word waargenomen, Als hy naar bed gaat, en wanneer hy wêêr verryst. Ook dat hy 's middags, op verfchillende uuren, fpysti LIZETTE. Die booze waereld , heer Orbil! die booze buuren ".. Gelooft toch alles niet... Men legt u in de luuren... Gedenk aan Simon maar... ORBIL. Ja , die verwenschte vent; Ik wenschte wel, dat ik hem nimmer had gekent. De hemel zal hem eens, voor 't geen hy deed, vergelden, En ik, heb ik eens tyd, twee uren, op hem fchelden... AVat goeds heeft hy van dien Magister niet vertelt ? LIZETTE. Denk , dat dat zelfde nu , omtrent die buuren, geld Van heer Valerius... Gy kunt ze niet vertrouwen, Maarmoet, in'tzelfde licht, als Simon,henbefchouwen... Doch ik verzoek, myn heer! dat ge eens vooronderltelt, Dat alles, wat men u van hem wel heeft verteld, Niet gansch gelogen was,.. Hy had eens iets bedreeven, E Dat  66 DE MAN NAAR DE KLOK. Dat gy den naam van buitenfporigheid wilt geeven, Dan was 'er reeden voor... Hoor my, ik ken zyn'knecht, Die heeft my , in 't geheim, dit volgende gezegt: Zyn vader, koopman in Berlyn, vond zichlaatstleeden, Omtrent Z3"n goedren, in zeer naare omftandigheden , Ja, op den oever, dat hy al zyn geld verloor... Zyn zoon Valerius was daar bekommerd voor, Ja , vol zwaarmoedigheid , gelyk gy wel kunt denken , Zöo, dat hem dat geval de hcrsfcns fcheen te krenken, En die zwaarmoedigheid was zeker de oorzaak, dat Hy fchier de wetten van geregeldheid vergat... "t Gevaar is nu voorby... Zyn vader buiten zorgen, En ik verbeur myn hals... orbil. Waarom my dat verborgen? Slu Weet ik de oorzaak van 't gezucht; dat naar gezicht, Waardoor hy my, fomtyds, maar gansch nietheeftgefticht. Die arme man... Zoo waar, ik zou wel haast beginnen Hem , ondanks zyn gedrag, een weinig te beminnen. LIZETTE. 8 Krt verfiiend hy ook volkomen... Zoo dunkt my.., Zfi zyn vermogen ock in veiligheid daar by. SR-  B L T S P E L. Cj ORBIL. 't Vermogen! dat is niets... Dat acht ik niet met allen..» Maar twee orlogies , dat begint my te bevallen. LIZETTE. Zoo fraai van lichaamsleest... ORBIL. En die hy by zich draagt. LIZETTE. Nog fraajer ziel... ORBIL. En die ook loopen. Dat behaagt... LIZETTE. Nog zyn bediening, die gelegenheid zal geeven, Om ruim en deftig met zyn huisgezin te leeven. ORBIL. Maar zeg... Wat denkt gy... Zou niet elkeen flagwerk zyn? LIZETTE. [Ter zyde.] Gy fpreekt ook eeuwig van orlogies,.. Welk een pyn. E 2 't Is  6% DE MAN NAAR DE KLOK. [Ter zyde.'] "t Is elk een ilagwerk... Ja... Maar 'kzou wel kunnen misfem ORBIL Wie of dat immer van Valerius kon gisfen. Hat loopt, zoo waar, al myn verwachting verr' voorby. En hy gebruikt hen ook, zoo 'k hoope, op zyn gety, By 't eeten, drinken, by het opftaan, by 't gaan leggen. En dan et cetera , et cetera ?.. 'k Wil zeggen.. . LIZETTE. Dat lyd geen twyfcling, in 't allerminste... Want Hy , die een ampt verkrygt, heeft, by dat ampt, verftand. En zou een jongman geen gereegeld leeven leiden, Die twee orlogies draagt?.. Dat 's niet van een te fcheiden. ORBIL. Wel, ik ben overtuigt... Lizette ! gaa, loop hêèn , En haal hem hier by my... Dan wil ik, zoo met een', Zyn zakorlogies zien! .. Ik wil ook tevens hooren Hoe dat ze flaan... Maak, dat Je tyd niet gaa verloren. Ik wil van alles oor en ooggetuigen... 'k Moet... En , zoo my, 't geen gy zegt, gelyk ik hoop, voldoet, Zal 'k hem verzoeken, dat hy met myn kind will' trouwen. [Op dit oogenblik komt Valerius uit een zyver'.rek , waar in hy alles beluistert heeft.} VTF-  B L T S P E L. t\y VTFTIENDE T O O N E E L. ORBIL, VALERIUS, LIZETTE, JAN. ORBIL. Myn heer Valerius ! mag ik u hier aanfchouwen ?.. Zyt welkom! welkom. [_Hy ziet naar de orlogies van Valerius.~\ VALERIUS. Heer!.. Vergeef rny, zoo 'ku ftoor?,. ORBIL. Een man van orde krygt by my altoos gehoor ; Verftoort my nooit, myn heer!.. Maar, eer ik verder treede., Vergun my een verzoek ; een zeer geringe beede... Laat ons eens beiden zien, hoe onze orlogies gaan... Of zy verfchillen... Neen... Zoo waar!.. Ik zie zy ftaan Gelyk... Ik zie het... Net, net, net kwartier voor vy ven.., Kom , ga nu zitten. Gy moet hier nog wat verblyven. VALERIUS, ïk gaa niet zitten , voor het vyf geflagen heeft. Gy ziet een' jongman, die thans zeer gereegeft leeft.., Het geeneik zegge is waar... Verdenkmyvan geenkuttren. E % Ik  To DE MAN NAAR DE KLOK. Ik heb, by dag en nacht, myn heer ! byzondere uuren; Vaste uuren, dat ik zit, vaste uuren, dat ik fta... jan, ter zyde. Vaste uuren , dat ik Jan , dien armen duivel, flaa; Hem afros!'-, en den huit hem vol fchelde, onder 't kloppen; Vaste uuren, om Orbil, recht naar de kunst, te foppen. ORBIL. Myn heer Valerius! hoe kostelyk is dat... Ach ! dat ik u omhclfe en in myne armen vatt1! .. Zit niet voor vyven... 'k Zal dit, met vermaak, befchouwen; Ook ilaande blyven, en uw dus gezelfchap houwen. VALERIUS. Ik achtte my verplicht te zyn , myn heer! my nu In ren character te doen zien, waar in ik u Te voren niet verfcheen; in een manier van leeven, Waar in ik u, to: hier, was onbekend gebleeven, En die ik , fchoon aan my natuurlyk eigen , door 't Onzekere geval myns vaders , ach ! verloor. ORBIL. 'k Ben daar van onderricht , en wil, van harte, doelen ln al de biydfchap, daar ge u zeiven door voelt ilreelen. VA-  B L T S P E I, 71 VALERIUS. Een koopman mist, wanneer hy ongelukkig word , Meer dan een' andren , die in armoè nederftort: Want, met zyn goed, gaat ook zyn goede naam verloren, Gelyk gy weet... En dan veel liever nooit geboren ! Myn vader , die, alom, voor de eerclykfte man , De braaflle koopman , dien men ergens vinden kan, Te boek ftaat, was byna, door 't algemeene breeken Der banken , arm en van zyn goederen vefftekén.. . Mismoedigheid verflond me... Ik hield zyn' val voor vast... 'k Leefde ongereegeld, en myn' vrienden tot een' last. ORBIL. D Dat is alles reeds vergeeven en vergeeten ! Elk heeft zyn zwakheid, vriend! gelyk wy allen weeten.,. Het ging my ook zoo in 't jaar veertig... Houw n iril... Laat zien... Laat zien... ja! op den eerfien van April. Myn huisvrouw zaliger, myn heer! had, in dietyden, Door ongemeene last in 't hoofd , zeer veel te lyden. [Met eene zachteJlem.] Ik mymerde... En dit trof my zoo geweldig, dat Ik, in die mymering, volftrekt vergeeten had, Om al myn klokken... Denk myn klokken op te winden... Maar ditblyft onder ons, als onder goede vrinden. E 4 [Lvi-,  72 DE MAN NAAR DE KLOK, [Luider.] 't Verwondert my dies ook , in 't allerminste niet, Dat dit verzuim aan uw orlogie is gefchied, In die zwaarmoedigheid, die gy aan my, zoo even, Met zoo veel nadruk; zoo aandoenlykhebtbefchreven, Maar dank den hemel! die gevaaren zyn geweest. VALERIUS. Myn vader echter, nog bekommert en bevreest, Dat, door den tyd, en wisfelvalligheid van zaaken , Hy andermaal in dat gevaar zou kunnen ra aken, Heeft nubeiloten, om, den overigen tyd Zyns leeveng , aan de rust en eenzaamheid gewyd, Op zeker landgoed, in genoegen , door te brengen , Oi hy daar, door vermaak, zyn dagen mogt verlengen. En wyl hy dus, voortaan, zoo veel niet noodig heeft, Wanneer hy voor zich zelv', en niet voorandrenleeft, Heeft hem de liefde voor zyn' zoon doen refolveeren, My zulk een capitaal gulhartig te vereeren, Waar van ik, buiten hem, tatfoenlyk leeven kan. ORBIL. Die tyding is zeer goed. Dat is een bestig man. Maar, nut dat alles, fchynd gy echter nog verleegen ?„ V A-  B L T S P E L. 73 valerius, zyn orlogie uithalende.. Gy treft my!.. En waarom dan de oorzaaku verzweegen Van die verlegenheid?.. Neen ! 'k Zeg ze aan uterftond... 't Is heden vyftig jaar , dat vader zich verbond Aan myne moeder... En, juist net kwartier voor vyven... Dit moet niet, zoo my dunkt, voor u verborgen blyven, orbil. Kwartier voor vyven ?.. valerius. Ja! orbil. En dat net vyftig jaar ?., Wel die merkwaardigheid verbaast my... Waarlykwaar | valerius. En die merkwaardigheid doet vurig my verlangen , Dat ik, op dat moment, uw dochter mooge ontvangen Van uwe hand. Ik zweer, dat ik haar têér bemin. orbil. Gy zult ze hebben... Ja, myn heer! Ik ftem 'er in. Maar 't is niet mooglyk, dat zy zich aan u verbinde, E 5 Op  74 DE MAN NAAR DE KLOK. Op 't oogenblik, waar op uw vader zyn beminde Getrouwd heeft... O, myn heer! wat is dat jammer... Maar 't Kan nu volftrektlyk niet gefchiên... Gy zyt niet klaar Met een bewilliging uw vaders... Niet voor morgen Kan hy een handfchrift. valerius. Dat kan ik u nu bezorgen... Is dat de zwarigheid alleen ? dan is zy weg. [Hy geeft hem een'' opengebroken11 brief] Het geene ik deed, myn heer! deed ik met overleg. Ik minde uw dochter lang... Zy my. En, zonder vreezen, Datgy, myn heer! daar in een hinderpaal zoud weezen, Vroeg ik myn' vader om bewilliging vooraf, Die hy,'op myn verzoek, my ook goedgunstig gaf. orbil, leezende. Ik ken zyn hand. De man is braaf en oud van dagen. [Hy ziet naar de dagtekening.} Hoe , tien October?.. O ! die dag kan my behaagen ! October tien... Wel! . .. Dat was juist dezelfde tyd, Waar op ik, twintig jaar gelèên , zoo was verblyd , Toen ik myn beste klok gekoft had.. Wel!.. Kan 't weezen?.. Gy hebt ze zckcrlyk wel eens gezien , voor deezen... Ze is fraai... Ik meen dig klok in onze groote zaal... Pi  b l T S p e l. M q \ wat verfchaft dit uur me een aangenaam onthaal. October tien !.. Wel! wel! wat al merkwaardigheden Gaan hier te famen tot uw voordeel... Maar, lus... lus... \_Hy ziet naar de klok."] Verliezen wy geen' tyd, myn heer Valerius! Na vier minuten kunt gy my hier wêêr verwachten. zestiende t o o n e e l. VALERIUS, LIZETTE, JAN. LIZETTE. Mynheer! gy fpeelt uw rol volmaakt, naar myn gedachten. Men zou fchier denken, dat men in den fchouwburg kwam. VALERIUS. De liefde is oorzaak, dat ik zulk iets op my nam, En wyl de hoofdzaak , van al 't geen hier is bedreeven , 't Verlof myns vaders is , tot deezen echt gegeeven, En ik, met waarheid, kan betuigen, als hy leeft, Hy dan nog, in dit jaar , de gouden bruiloft geeft. Zoo denk ik, dat het op all' de ovrige cpifoden Niet aan zal komen : want die had ik hier van nooden. JAN. Als ge ons legaat maar niet by die pifoden fielt,  ?5 DE MAN NAAR DE KLOK. Hoe noemt gy 't tuig , datgy van geen belang meer teld? Dan, dan is alles wel. ZEVENTIENDE TOONEEL. orbil, wilhelmina, valerius, jan, lizette. valerius, Wilhelmina omarmende. O. Schoonste der jonkvrouwen ! Ik mag u, eindlyk dan, gelyk de myne aanfchouwen. wilhelmina. Myn Hef Valerius! de zwarigheden, die... ORBIL. Geen woord , geen enkel woord... Wat is het, dat ikzie.% Wy zouden anders in den tyd ons licht vergisfen. »t Zal firaks vyf uuren zyn... Ik zou myn oogmerk misfen. [Hy houd het orlogie gedurig in de hand. Haald een papier uit zyn zak, en zegt, na eene korte tusfchenpoozing.} Ziet daar, aanfiaande bruid en bruigom ! 't Formulier Van trouw en ondertrouw.. . Ik ftelde 't op 't papier, Daar moet geen woord, jazelfs geen comma aan ontbrekea.' Men.  B L r S P E L. 77 Men moet Voorzichtig zyn; een mensen kan zich verfpree[Hy (eest voor Wilhelmina."] (ken. „ Juffrouw Wilhelmina Orbil! wilt gy met myn' heer Samuel Gottlieb Valerius in 't huwelyk treeden?" wilhelmina. o Ja! orbil. Gy fpreekt te vroeg !.. Spreekt beiden te gelyk. Het ftampen van myn voet zy u daar toe een blyk. \_Hy leest voor Valerius.] „ En gy Samuel Gottlieb Valerius , wilt gy u met myne dochter Wilhelmina Orbil voor al uw leeven verbinden?" [Hy fiampt.] Nog twee feconden... wilhelmina en valerius, te gelyk. o r b il. Nu is 't precies Vyf uuren. Ontvangtmyn zegen... Neen! 'tmoet een kwartier nog duuIk moet in alles aan den juisten tyd voldoen... (ren... Spreek  78 DE MAN NAAR DE KLOK. Spreekt mi vry uit, maar geeft malkandren nog geen' zoen* valerius, Pee der. Myn Wilhelmina? WILHELMINA. Myn Valerius!... 'k Moet zwichten... JAN. Myn heer Orbil! wilt ge ook nog een goed werk verrichten, In dat kwartier?.. Wist gy, myn heer! hoe fraai 't u ftaat, Gy zult Lizette en my verplichten.. . In der daad! Wy willen beiden te gelyk graag antwoord geeven. Ik mag juist ook van daag , een dag, my waard, beleeven; Den waarden naamdag van myngrootmoêr: wanthaarnaam Was... was... was... was... was.,, was... [Ter zyde.] Hoe redde ik my bekwaam?.. ''.Staat in myn almanak... Maar die leid nu juist boven. ORBIL. Êen naamdag, Jan! hééft geen betrekking op 't verloöven. Maar zoo gy anders een geregeld jongman zyt... jan. Daar hapcrd liet niet aan. Ik let wel op den tyd. De*  B L T S P È L. 7s> De losheid van myn heer heeft dikwilsmy doen treuren, Maar federt dat ik zyn verandring mogt befpeuren, Neem ik geen fnuifje, of moet vooraf bezien, hoe laat... Hoe laat, myn waarde heer! hoe laat de wyzer ftaat. Ik trok myn hairen uit... Ja, 't zou myn hersfens krenkens Zoo ik in 't eene uur meer, dan 't andere uur moest denken. orbil, tegen Valerius. Die borst behaagd my... Zyt gy over hem voldaan ? valerius. Volkomen. orbil. Komt dan hier, en gaat daar beiden flaau. jan en lizette doen zulks, en roepen beiden luid. Ja... orbil. Gyfpreektveel te vroeg... Zoo haastig niet, myn x'rienden! Wacht nog een weinig... Gy zyt alle bêi bedienden. [Tegen Jan.~] Wanneer verfchynd de tyd, waar op uw huur begon? jan,  Sa DE MAN NAAM DE KLOK ] A N. Ik heet Jan Triller ! ORBIL. [Ter zyde.] 'k Wouw , dathy 't my zeggenkon... Maar ziet hy fpringt van vreugd ; de blydfchap doet hem (zwygen, Hy word uitzinnig, nu hy ook een vrouw zal krygen. , [Tegen Valerius.] Heer fchoonzoon, zoo gy't weet... Ei zeg het dan aan my, Wanneer verfchynd zyn jaar?.. Help gy hem uit de ly. VALERIUS. Den laatüen dezermaand... 't Legt vast in myn gedachten. JAN". o Ja ! des avonds, heer! precies kwartier voor achten. ORBIL. Goed ! . . Op den zelfden dag.. . Precies het eigen uur, Zal uw verlooving ook gefchieden. [Jan ziet zuinig.] Kyk niet zuur!.. En, als Lizettes jaar ten einde is, kunt gy trouwen, En, zoo het u gevalt, te famen bruiloft houwen.. . Ik  B L r S P E L. 81 Ik zal eens nazien op wat uur haar dienst begon, En dan zou 't best zyn , als ik dit ontdekken kon , Dat ze, op dat oogenblik, aan u getrouwd kon worden , Dat zou geregeld zyn, en alles net in orden. [Hy fehrikt.] Maar hemel!... ach ! daar komt de heer Magister aan. A CHTIENDE T O O N E E L. ORBIL, WILHELMINA, VALERIUS, SE MAGISTER, JAN, LIZETTE, ORBIL. Wat komt gy doen, myn heer? blyf hier maar vry van Myn dochter is verlooft... Ikhebgeen andre dingen(daan... Aan u te zeggen... Gy kunt my niet verder dwingen , Al waaren ook al uw collegien. .. D E MAG ISTER. Ik kom Hier om die reden niet, myn heer! maar enkel, om... O.' fam infelix !.. over 't ongelyk te klaagen , Dat ik van mynen neef, zo» even, moest verdragen. Ik geef hem een bezoek, om hem verflag te doen Van 't voorgevallene... En, kon ik 't ooit vermoên , F LV.  Si DE MAN NAAR DE KLOK. Dat onbezonnen mensch heeft my zyn huis verboden, En , in de plaats van my, gelyk voorheen, te nooden, Twee dagen in de week zyn tafel ook ontzegd: Want, "s maandags, vrydags, wierd daar voor my aangehecht valerius, Orbil een'' wenk geevende. Heer vader!.. ORBIL. Ja, ik meen uw meening al te weeten. Myn heer !kom , vrydags en ook maandags, by my eeten. Maar, met het flaan der klok van twaleven... Precies. Dan brengt men 't eeten op... Weet, dat ik dat verkiez'. [Hy haalt zyn orlogie uit, en vcrfchrikt.] Precies kwartier!.. [Tegen Valerius en Wilhelmina.'] Ontvangt myn' vaderlyken zeegen... Leeft lang... Gereegeld kroost word, door uw echt, ver- (kreegcn. [Hy haalt het voorgemelde papier uit zyn zak, en leest op een' pedanten toon.] 5, Aldus gedaan, in het jaar, na dc fchepping der waereld, volgens de tydrekening van Calvifius, 5712; na den zondvloed: 4056; na de verwoesting van Jeruzalem , 1693 , na het uitvinden van het gefchut en buskruid, 383; na het uitvinden d«r flingcruunverken, 106. JAN,  B L T S P E L. S3 jan, ter zyde. Zegt hy niet: na myn brein op hol ging, 't is gewis, Dat deeze rekening des tyds gebreklyk is. orbil, vervolgende. „ Na Christus geboorte 1763; 't welk een gemeen jaar is, van 365 dagen, op den 17 November, na den middag ten vyf uuren en vyftien minuten." Omhelsd malkandren nu... Voldoet Vry uw verlangen! Denk fteeds : ik heb dien kusch, juist... juist van haar ontKwartieren een minuut na vyven... Ja! dat'snot. (vangen* jan, ter zyde. Voor deeze reis moet zyn orlogie zyn verzet. de magister. Myn waarde heer! ik neem, met innerlyk genoegen, In alles deel; ook dat gy haar hem toe wilt voegen , Gelyk ik heb gehoort... En zal, ten blyk daar van, De disfertatie, die 'k begon, zoo ras ik kan , Volente Deo , aan hun beiden dediceeren. orbil. Magister! neen ! gy zoud hen, daar door, niet vereeren. F 2 Ora  84 DE MAN NAAR DE KLOK. Om 's hemels will, fpreek van die disfertatie niet. Wy zyn geen vrienden, zoo dat immer weer gefchiet de magister. Nu, naar het u gevalt, ik fterd 'er in volkomen; Ik ben te vreede , en heb iets anders voorgenomen... Om, door myn' arbeid, en de vruchten van myn'geest; 't Valeriaansfche en Orbiljaansfche myrthenfeest, Zoo pryzenswaard en zoo naby, een zuil te ftichten, Die 't zal vereeuwigen, in myn latynfche dichten. Voor eerst, op dat daar uit de gansfche waereldhoor', Dat gy my, op deez dag, wêêr voor uw' vriend verkoor , En my, zoo onverdiend, de goedheid wonwd bewyzen, Om, tweemaal in de week, aan uwen disch te fpyzen. olm, Ja ! dat is alles wel, myn heer Magister ! maar Dan moet ge , in dat gedicht, de gansfche waereld klaar Be'cfuiden, en aan elk , zoo groot als klein, doen wceten, Dat wy alhier, precies ten twalef uuren, eeten. Geef des der waereld niets, ten halven, te verftaan , Door dit te docn.word vaak meer kwaads dan goeds gedaan. ' t Blyft ondertusfchen, zoo als ge aanftonds hebt vernomen, Gykunt, des maandags en des vrydags, by my komen. Maar, in parenthefi, gy zyt reeds dertig, heer? d e  B L r S P E L. is DE MAGISTER. ja! dertig jaaren, met veel lofs, met roem en eer, En nog een lustrum. ORBIL. Jan!.. Gy moet hier wel op letten, En doen een' leunftoel voor myn heer aan tafel zetten. Dat moet zoo zyn; dat komt hem toe... Magister, hoor! Ik heb in myn famielle eens ingevoert, dat vóór De dertigjaar, geen menscheen'leunftoel magbekleeden, Als, notabene, een vrouw, in zulke omftandigheden, Alsmen gezegend noemd...Mynfchoonzoongeefwelacht, Dat foortgelyk ook, als gy huishoud, word volbragt. DE MAGISTER. Maar, om ten eenemaal niet van den text te raaken, Ik wilde graag, myn heer! een zeker ftukje maaken , Behalven myne zuil, zo even reeds gemeld, Het zy 't in profa, of ligata wierd gcfteld, Om , fole clarius , den bruidegom te toonen, Hoe weinig vyandfchap en haat myn hart bewoonen, Om deeze voorkeur, die hem , op deez' grooten dag, Van u en van zyn bruid, myn heer! gebeuren mag. F 3  16 DE MAN NAAR DE KLOK. orbil. Dat is veel beter, zoo myn heer! dat laat zichhooren! Stel dan maar zoo iets öp... En, zoo'tukonbekooren... Maar dat is licht te zwaar... Als 't eens een vaarsje was.,. Waar in men net het jaar van deezen trouwdag las... Een... de magister. Een chronostichon... orbil. Dat is het... Wel te weeten. Lizette, Wilhelmine... O! wilt het niet vergeeten... 't Is een chro-nos-ti-chon... Het kost aan ons wel vier Seconden. Maar dat is, dat acht ik niet een zier. 'tls ook wel vier feconden waard. Dat wil ik zweeren ! Ja ! als ge ons zoo iets op de bruiloft kost vereeren. d e ma gister. Goed!., goed, myn heer Orbil! gy zult het hebben : want Van zulke vaarsjes heb ik wel het meest verftand. Dat zeg ik, zonder roem... Wil in 't geheel niet fchremen, Zoo ge alles maar alleen op my wilt aan doen komen. or-  B L T S P Ê L. li orbil. En als 'er dan de dag ook meede in komen kon. de magister, ter zyde. De dag !.. re veral.. 'k Weet niet hoe hy dit verzon... Dus ziet men, hoe een mensch, die 't leger van Minerve Niet volgd, nog eens vernuft kan krygen, eer hy fterve. [Tegen Orbil.'] Ik zal beproeven, wat myn kunst hier in vermag, En flaagt het... Danbrengeikeentydvaarsaandendag. orbil. Doe zoo, en maak dan ftaat op myne erkentenisfen.. • [Hy ziet op ,t uurwerk^] Nog tien minuuten... Of ik moest my zeer vergisfen.,. Niet waar, myn fchoonzoon? valerius. Juist. orbil. Wel aan... Lizette... Jan... Elk zett' de ftoelcn klaar, zoo fchielyk, als hy kan. Ten  8* DE MAN NAAR DE KLOK. Ten zesfen... 'k Zal 'er, met naauwkeurigheid, op letten.. Zoo als de klok zal flaan, moet elk zich nederzetten,. EINDE,