£B(MAATSCH- DER NEDER1. LETTERE, TE LEIDEN. Catal. hl. Geschenk van T(toneelstukken, 1841,  D E WANTROUWIGE.   D E WANTROUWIGE, B L ï S P E L. NAAR HET HOOGDUITSCH VAN DEN HEER FAN C R O N E G K, ONDER DE ZINSPREUK: KUNST fPORD DOOR WEK AANGEKWEEKT. Te OMSTEL DAM, by PIETER JOHANNES UYLENBROEK. V ó c c X c i V. 9 J NJEJ). ktterkJ   AAN MYN' KUNSTVRIEND, DEN HEER BARTHOLOMEÜS RULOFFS. Braa-  Braave fuloffs! gulle vriend, Wiens dooröelFend kunstvermogen Billyk ieders lof verdient! Was dit blyfpel in uwe oogen Waardig om het licht te zien; Laat het u dan niet mtshaagen, Dat wy 't uwer vriendfehap biétt, ■ Door 't u nedrig op te draagen. 't Was uw wensch om myn' tijiant 't Koog tooneel te zien betreeden; Bood gy my hiertoe de hand, Doch mislukte zulks tot heden, Mooglyk komt 'er eens een tyd Dat dit elders zal gelukken, En myn zangfter van haar vlyt Wenfchelyke vrucht zal plukken. Zoo  Zoo uw gunst ilechts op hem ziet, Uit uw' kring van braave vrinden, Kreunt hy zich der mode niet, Schoon ze in hem geen fmaak mogt vinden ; Maar dan treed hy, bly' van zin, Op uw' wenk, de waereld in. A. M. A 4  VERTOONERS. ORGONj een oud edelman. T1MANT, zoon van Orgon. DA810N, vriend van Timant. fil ip , knecht van Timant. ceüONTE, een oud edelman, vriend van Orgon. klimeene, dochter van Gerente. LIZETTE, kamenier van Klimeene. Het tooneel verbeeldt eene zaal van 't huis, waarin geronte en timant wonnen.  D E WANTROUWIGE, B L 1 S P E L. EERSTE BEDRYF. EERSTE T O O N E E L. ORGON, F IMP. ORGON, in 'f begin alleen. Geen mensen in 't gantfche huis ?.. 't Is echter laat genoeg.™ Hy ziet op zyn orlogie. Hier moet hy woonen. Hy klopt aan. F IL IP , van binnen. Ja!.. Wie klopt daar toch zoo vroeg ? Hy komt buiten. Wat wilt gy hebben?., heer Timant ligt nog te droomen , En 't is onmooglyk in zyn (laapvertrek te komen. Wanneer hy wakker word, diene ik u by hem aan. Maar zeg my, wie gy zyt? en waar komt gy van daan? Moet ik als burger, of als vreemdling, u befchouwen? Zeg, wat is uw beroep? kan ik op u betrouwen? Wat hebt gy hier te doen? en werwaarts gaat gy heen? A5 * Zeg  io DE WANTROUWIGE, 'k Zeg andermaal, wie zyt ge? en antwoord, ja of neen. ORGON. Kent gy my niet, FIIïp! waartoe dient al dat vraagen? Zulk eene ontmoeting had ik nimmer in myn dagen. Gy ondervraagt my, als een fchildwacht aan de poort De vreemden ondervraagt. Wie heeft zulks ooit gehoord! Myn zoon, zoo 't fchynt, laat zich naauwkeuriger bewaaken Dan menig vesting. Wat moet ik hier toch van maaken ? Ik weet niet of ik u wel zeggen wil, wie *k ben. FI L i p. Zytgy 't, of zyt gy 't niet?.. My dunkt, dat ik u ken... Mynheer, verfchoon my, 't is van over lange dagen, Een' zeer geruimen tyd, dat wy elkandren zaagen. Hoe vaart gy? Uwe komst verheugt my waarlyk zeer! Is alles t'huis gezond?... ik bid u, doe my de eer... ORGON. Gy waart en zyt ook nog vol vraagen in uw Ieeven, Maar, op een' andren tyd, zal ik u antwoord geeven. Ik heb myn' zoon , in zoo veel jaaren, niet gezien; 'k Brand van begeerte om hem te omhelzen; daarom, dien My by hem aan, en wii my op zyn kamer brengen. FILIP. Uw zoon, mynheer'kan geen gezelfchap nog gehengen. ORGON. En waarom niet? FILIP. Omdat hy flaapr. ORGON. Dat heeft geen fchyn. My.  B L T S P E L. ii Mytie overkomst kan hem niet onverfchillig zyn. Gaa! maak hem wakker. Staa niet langer hier te teemen.^ Al 't kwaad, dat daarvan komt, wil ik op my wel neemen' FILIP. Myn allerwaardfte heer! dat deed ik gaarne,., maar 't Is m,y onmogelyk... 't Geene ik u zeg is waar. • ORGON. Waarom onmogelyk? wat wilt gy my vertellen? 't Zyn fprookjes, die gy my zoekt op de mouw te fpellen. FILIP. Omdat zyn kamerdeur van binnen, 'k weet het wis, Met drie paar grendels vast en hecht gefloten is; Waarby, ten tweede, ik u, in waarheid, nog kan zeggen, Dat zes pistoolen, voor zyn bed, op tafel leggen, Waarmede ik lichtelyk, maakte ik met hand of voet Slechts wat beweeging, zeer onvriendlyk wierd begroet. Gy kent den jonker nog niet recht... Hy is, als veelen, Zoo hy kwaadaartig word, geen heer om meê te fpeelen. .Nog gistren avond pas, bragt hy zich, ginds op ftraat, In groot gevaar, door een zeer onbedachte daad. De nachtwacht zou juist toen op zynen horen blaazen, En, volgens oud gebruik, de mentenen, door datraazen, Te kennen geeven, dat hy, wakker en getrouw, Als elk in rust zou zyn, de buurt bewaaken zou. Maar onze jonker zag, verbysterd van gedachten, Hem voor een' roover aan.voor wien men zich moet wachten, En hield zyn' hoorn voor een vergiftigd moordgeweer. Hy trok zyn' degen uit, en ging den man te keer, En»  ii DE WANTROUWIGE, En , had ik hom niet ras weerhouden en beleezen, Daar zou thans,hier terplaatfe,een nachtwacht minder weezen. orgon. Maar waarom handelt toch myn zoon zoo wonderbaar? Zyn 't vyanden , die hem doen duchten voor gevaar ? f i l i p. Neen, ailerwaardlh heer! uw zoon heeft niet dan vrinden. Zyn' grootften vyand kan hy in zichzelven vinder, Dewyl hy noch zichzelv'.noch wien hy ook befchouwt, Ja 't gantfche menschdom, in het allerminst, betrouwt. En die wantrouwigheid-, die argwaan, moet gy weeten, Word van mynheer uw' zoon voorzichtigheid geheeten. Ik ben nog de eenigfte, dien hy de gunst bewyst, Om, als zyn hart een zaak inwendig laakt cf pryst, My zulks te melden, wyl ik leezen kan noch fchryvenEn, omdat ik, wanneer ik by hem moet verblyven, Lly dommer fchynen doe dan ik in waarheid ben, Als of ik 't ondericheid van goed en kwaad niet kerm'. orgon. Gewis gy droomt: myn zoonwas nooit zoo dwaas voorheenen. 'k Befpeurde wel, eer nog zyn kindsheid was verdvveenen, Een fpoor van achterdocht in hem; maar, inderdaad, Vond ik die achterdocht in hem juist niet zco kwaad. De waereld, hedendaags, is zoo ontaard van zeden, Zoo locs cn listig, dat men biilyk en met reden Wel achterhoudende en wantrouwig weezen mag. Ik ben gramftoorig op myzelven, dag aan dag, Om de al te goede en al te gunstige gedachten, Die  B L r S P E L. 13 Die ik van ieder heb; ik moest my meerder wachten; Doch dit is de oorzaak ook dat ik elk mensen bemin; En, moest ik anders doen, 't waar' tegen mynen zin. FILIP. Die zelfde deugd, mynheer! valt in uw' zoon te roemen. Men kan den jongen ook geen menfehenhaater noemen. Neen, hy wil ieder, als *t in zyn vermogen is, Zyn' dienst bewyzen; maar, vertrouwen... dat is mis. En dit gebrek fpreekt des te fterker, wyl de jaaren Van uwen zoon die fout zeer zelden openbaaren; Terwyl het in een' man, als gy zyt, billyk weêr Een zeldzaame eigenfehap te noemen is, mynheer! Dat hy te veel vertrouwt... Zoekt gy , door deeze zaaken, Komediefchryvers en romans befchaamd te maaken ? Gy klaagt, als anderen, niet om den Hechten tyd. Gy knort of gromt niet, als gy by 't gezelfchap zyt... Gy pryst uw' leeftyd niet, verr' boven onze dagen. Gy kunt in jonge liên de vrolykheid verdraagen... Gy klaagt niet, dat uw kracht, dat uw gezicht verdwynt, Des kunt ge onmogelyk zoo oud zyn, als gy fchynt... Of, is uw ligchaam oud, dwaal ik in myn gedachten, Dan is uw ziel gewis nog in haar volle krachten. ORGON. Ik zie, Filip! gy wierd een gantfche redenaar, Ja filozoof, fints ik u zag... 't is nu tien jaar... FILIP. Mynheer! wat zou men in de ftad niet kunnen leeren ? Op 't land was ik een niet, een gek, in boerenkleêren, Een  i4 DE WANTROUWIGE, Een lompe jongen; maar fints dat ik fteêwaarts kwam, En van al 't geene ik hoorde en zag het myne nam, Verbeeld ik my, dat, fchoon ik fchryven kan nochleezen, Ik geest genoeg bezit om heerenknecht te weezen. Ik ben zoo in myn' fchik met deezen dienstbren fland, Dat ik niet ruilen wil voor 't def'tigfte ampt van 't land. ORGON. Ik wil 't gelooven... Maar myn zoon plagt die gebreken Der jeugd te ontbeeren, die in andre jonkers fteeken. FILIP. Die mist hy nog. Maar, hoor! hy is alleen te wys Voor zyne jaaren; ja, fchoon jong, in waarheid, grys. Kort na zyne aankomst in de ftad, had hy vernomen Naar zeekre focieteit, maar. was daar naauw' gekomen, Of moest welhaast een kwaê behandling ondergaan; En federt ziet hy all' wat leeft voor fchurken aan... Hy houd zeer dikwyls uil, in 't drukst van zyn gefprekken, Om te overweegen, of hy ook iets mogt ontdekken In zyne woorden, waar hy zich ligt in verzon, Waaruit men een gevolg tot nadeel trekken kon... Ziet hy twee menfchen op de ftraat te famen praaten, Dan denkt hy: deeze twee zyn menfchen die my haaten; Zy praaten wis van my... Word hy beleefd gegroet, Hy meent, dat deeze man zulks uit befpotting doet, Of hem bedriegen wil... Is iemand onverfchillig, Hy neemt het op, dat hy, met voordacht en moedwillig, Oneenigheden zoekt... 't Is onlangs eens gelchied... Men lagchte om arlequin ten fchouwburg... jonker niet; Maar  B L r S P E L. 15 Maar kreeg, door dat gejuigch, de grillige gedachten, Dat al de menfchen om hem fchaterden en lagchten. En liep gramltoorig weg... Mynheer Geronte, die Hier ook zyn wooning of zyn' intrek heeft, en wie... ORGON. Woont hier mynheer Geronte in huis? 6 zeldzaamheden! En fints wanneer 1 FILIP. Nog maar een' korten tyd geleeden. Zy hebben deeze zaal te famen in 't gemeen. Hy is een zeer goed heer van jaaren, en met een' Een man , die, zonder in het allerminst te fchroomen, Steeds zegt all' wat zyn hart hem voor den mond doet komen, 'k Weet, dat hy laatst uw' zoon, om zyn wantrouwigheid, Gantsch ongeveinsd en fcherp,de waarheid heeft gezeid. Timant, die, op die taal, verbleekte en moest verdommen , Sprak, toen hy ging: „Hoe loos kan zich die man vermommen! „ 't Moet hem, gewis, om iets gewigtigs zyn te doen: ,, Wat kan ik anders van die zedeles vermoei)?'' ORGON. Naar uw befchryving zal myn zoon my wel verdenken, Nu ik, zoo onverwacht, hem een bezoek koom (chenken. FILIP. 'k Weet even min als hy de reen, rechtuit gezeid; En, fchoon myn argwaan u niets kwaads te laste Icir, Ben ik, misfchien, niet min nieuwsgierig. ORGON. 'kZal 't u zeggen. Ik  iö DE WANTROUWIGE, Ik denk myn' zoon 't ontwerp eens huwlyks voor te leggen. FILIP, verfchrikt. Wat zegt gy daar, mynheer! ik zweer, als hy dat hoort, Word hy volflaagen gek. ORGON. Wat is dat voor een woord ? Wat doet u van uw' heer zoo oneerbiedig fpreeken? Heb liever deernis met zyn lastige gebreken... Maar, zeg my; zou hy dan zoo tegen 't huwlyk zyn? FILIP. Dat kan ik juist zoo zeer niet zeggen... 'k Heb geen fchyn... ORGON. Licht kon een ander lief.. ? Hebt ge ook iets kunnen hooren? Klimeene is fchoon genoeg: zou die hem niet bekoren ? FILIP. Klimeene! wie? de freule? en dochter van den heer Geronte?.. 'k Staa verbaasd, en dit verheugt my zeer. Is zy het, die gy voor uw' zoon hebt uitgeleezen ? ORGON. ö Ja! Geronte was myn vriend, reeds lang voordoezen, 't Zou my verblyden, als myn zoon haar hart verwon, En ik my naauwer met dien heer verbinden kon. FILIP. Welk een geluk, mynheer! hoe kwam 't u indezinnen! 't Is juist de freule, die van hem zich ziet beminnen. ORGON. Zoo veel te beter... Voor het nieuws, dat gy my fchenkt, Beloof ik u een gift, veel grooter dan gy denkt. Maar  B L T SPEL. 17 Maar zou hy ook van haar op weêrmin kunnen wachten ? FILIP. Dat kan ik juist zoo net niet zeggen... Myn gedachten... Maar 'k zal 'er voor u naar verneemen. Zy heeft hier Een flim en lastig ding tot haare kamenier... Lizette heeft zy: die zal ik 'er eens naar vraagen. Dat hy haar mint, is wis: hy doet haar niet als plaagen, Ja gaat met haar te werk, als waar' hy een tiran... Met wein'g woorden hebt ge 'er hier een Haaltje van: Laatst liet de freule, op een gezelfchap, onder allen , Doch, zonder dat zy daar op dacht, haar' waaijer vallen. Dat, zei mynheer, is zonder oogmerk niet gefchied: Zy gaf hier door de leus aan iemand,- ze is verfpied. ORGON. Het is my aangenaam, dat zy hem kan bekooren. Hoe zal hy zyn verblyd, door, uit myn' mond, tehooren, Dat ik de freule ook heb verkozen tot zyn deel... Maar zeg hem niets; denk, dat ik ernftig dit beveel. Wy zullen van zyn ziekte, ik wil 'er wel op wedden, 'k N ;em dus wantrouwigheid, hem,door den tyd, wel redden. Maar wie genaakt ons daar? FILIP. 't Is juist Lizette, heer'. Waarvan ik met u fprak. O R G O N. We! dat verheugt my zeer. 8 TWEE-  i8 DE WANTROUWIGE, TWEEDE T O O N E E L. ORGON, FILIP, LIZETTE. ORGON. Ivom hier, myn lieve kind! zeg, mag ik van u weeten Is heer Geronte t'huis?... heef: hy al reeds ontbeeten? Of ligt hy nog in rust?... mag ik hem komen zien? L IZETTE. Ik gaa, op 't oogenbük, om u hem aan te biên. Maar mag ik u uw' naam, uw kwaliteit, of wooning, Ook vraagen ? ORGON. Neen, myn kind ! ik vraagu wel verfchooning: Ik kwam liefst onverwacht, en gansch onaangediend: Mynheer was, over lang, myn allerbeste vriend, Die zich, als hy my ziet, ten hoogfte zal verblyden. Tegen Filip. Ik zal, voor deezen tyd , de komst myns zoons vermyden. Maar, ais hy zyn vertrek verlaat, bericht hem dan Dat hy my by den heer Geronte vinden kan. Maar denic aan 't geene ik u gezegd heb, ja bevolen; En praat uw'mond niet moe... Die zaak blyv' nog verholen. DERDE T O O N E E L. LIZETTE, FILIP. LIZETTE. Wat ziet die oude heer 'er hups en deftig uit! Hoe vriendlyk is zyn oog! hoe minzaam zyn geluid! Wie  B L T SPEL. 19 Wie is zyn zoon, wie hy ? FILIP. De beste man van alien. Zyn grootfte fout verdient eens ieders welgevallen , Dat is: hy is te goed... Hy fpreekt van niemand kwaad; Hy denkt van elk het beste... Als hem eens iemand raad, Of met hem fpreekt, is hy terdond van zyn gedachten, En zal zyn' raad en woord als goed en heilig achten. Maar komt een ander, die weêr anders redeneert, En recht het tegendeel van 't vorige beweert, Of hem iets anders raad, gebeurt het menigmalen, Dat hy zich weder door dien man laat overhaalcn. Gefchied 'er echter iets gansch tegen zynen zin, Dan houd hy niet altoos zyn drift en hartstocht in, Met al zyn goedheid zelve. Ik heb het ondervonden,.. Maar daadlyk word zyn drift weêr aan den band gebonden, Zo ras het voorwerp, dat hem driftig worden doet, Weêr voor een ander, dat hem voorkomt, wyken moer. En dit kost weinig moeite. In 't kort, ik kan betuigen, Hy is een man, dien elk, zoo als hy wil, kan bui2en, Hoewel hy evenwel niet gansch onnoozel is. En de eenige oorzaak, zoo 't my voorkomt, is gewis Geene andre, dan dat hy geen 't minde kwaad vermoeden, Geen achterdocht altoos , kan in zyn' boezem voeden... Raad nu eens wie zyn zoon... LIZETTE. Raad zelf... Ik koom zoo hier Om wat te praaten... Maar ik vraage, is dat manier? B 2 Op  co DE WANTROUWIGE, Op de eerfte vraag begint gy zoo terftond te preêken, Zelfs zonder 't minfte woord op 't geene ik vroeg te fpreeken. De tyd is kostelyk. FILIP. ]k bidde u, wrord niet kwaad! Hy is de vader van myn heer. LIZETTE. Hoe! inderdaad... De vader van Timant?.. Dat komt een weinig nader... De zoon, Filip, aart dan in 't minst niet naar den vader. Maar welk een goede wind bragt toch dien ouden man Hier over? FILIP. Dat is iets, dat 'k zoo niet zeggen kan. Geloof niet, dat ge uit my maar alles zoo zult krygen. ■6 Neen, Lizettelief! uw vriend Filip kan zwygen. 'k Heb nooit geheimen van mynheer bekend gemaakt, Al badt men my 'er om; 'k heb nooit myn' plicht verzaakt. Ziet ge? ik kan zwygen. LIZETTE. Maar als ik het wou begeeren, 'Er iterk op aandrong, zoud gy nog wel refolveeren. Gy weet, dat ik den aart van zulke zwygers ken, En, worde ik boos, niet ligt terneer te zetten ben. Ik kan ook zwygen, 'k zal de zaak aan niemand zeggen. Ik kan, zoo wel als gy, myn tong aan banden leggen. FI-  B L T S P E L. 21 FILIP. Myne achterhoudendheid begint te wanklen. Nu, Wat geeft gy my, als ik de zaak vertrouwe aan u, En, door de ontdekking, my een zwaare dragt van Hagen Om uvvent' wille wil getroosten te verdraagen? Een kusje maar? Hy wil haar kus/en. LIZETTE. Hou op! Iaat af! geen malligheèn! Voor uw geheimen wil ik zoo veel niet befteên; Zy zyn my veel te duur, ik wil ze dan niet weeten. FILIP. Laat ik u dan, voor 't minst, zoo reedlyk mogen heeten, Dat gy een ruiling met my aanneemt, die ik aan U voor zal Hellen. LIZETTE. En waar zou die in beHaan ? FILIP. Gy zult my voor het nieuws, waarmee 'k uw oor zal ftreelen, Wat kleinigheden van uw freule mededeelen. U is bekend, hoe zeer mynheer Timant haar mint. Nu wenschte ik, door uw' mond, myn allerliefftekind ! Gewaar te worden, of hy haar ook kan behaagen, En of gy denkt, dat zy hem liefde toe zou draagen? LIZETTE. Och, Flip, dat mag ik u niet zeggen: want zoo waar ]k weet het niet. Zy is zoo wonderlyk, zoo raar. Zoo gansch verftrooid van hoofd, hoewel by tusfcnpoozen... B 3 Dan  sa DE WANTROUWIGE, Dan zucht zy zwaar. Dan zie ik haar geweldig bioozen, En dan verbleekt zy weêr.. Dan ziet zy ftuursch en ftraf... Laatst, toen ik, onverwacht, haar een vifr.e gaf", Fn vrolyk dacht te zien, vond ik my zeer bedrogen: Zy had gefchrcid, en wreef de traanen van haare oogen... Of dat nu teekcns zyn van liefde, weet ik niet. F I L I P. 't Gaat wel, als dat zoo is, dan vrees ik geen verdriet, Dan is de zaak zoo goed, als waar' zy half gewonnen. Maar zoud gy verder my niet onderrichten kennen, Of zy ook lömtyds van hem fpreekt, en onverbloemd... LIZETTE. ö Ja! zyn naam word, nu en dan, van haar genoemd, Wanneer't te pas komt... Laatst wierd hy van haar befchreven, In veel gevallen, als een mensen, zeer goed van loeven, Maar onverdraagelyk om zyn wantrouwigheid, Waardoor hy elk, die met hem omgaat, iast bereid, En reden geeft om hem te ontwyken en te fehuwen, Als zynde een jongman juist niet zeer gefchikt tot huwen... Laatst hoorde ik; dat zy, in verbeelding van alleen Te zyn... Maar 'k wil het niet aan u vernaaien, neen! Cy zoud het inogelyk aan anderen vertellen. FILIP. 6 Neen! vervolg maar... Wil die vrees ter zyde Hellen... Zy meende dun, dat zy alleen was? LIZETTE. Zeker: want Ai zuchtend noemde zy den naam... FI-  B L T S P E L> 23 FILIP. Van heer Timant ? L IZETTE. 6 Neen! van Damon, een' der beste zyner vrinden... En wat voorfpelt dat ? Kunt gy daar ook hoop in vinden ? FILIP. Niet voor myn' heer... Ik merkte ook, finds een' ruimen tyd, Dat hy 't gezelfchap van Klimeene fteeds vermyd; Ik fpreek van Damon, en, hoe ik myn brein mag Jlypen, Ik kan de reden van dat myden niet begrypen. LIZETTE. Misfchien wil Damon, als een hartvriend van uw' heer, Mem zyne lieffte niet ontvreemden... Maar verser My nu ook uw geheim. FILIP. Stil! ftil! dat kan niet weezen. Myn heer lluipt zagt hier in. My dunkt hy is vol vreezen... Hy heeft een houding, of hy ons beluistren wil. Lizette vertrekt haastig. PIERDE T O O N E E L. TIMANT, FILIP. TIMANT, zagtjes Jluipinde, en zyne oogen naar alle kanten wendende. , ; Was niemand hier by u?... 't ls thans wel weder (lil, Maar'k heb, zoo dunkt my, umet iemand hooren fpreeken. B 4 FI~  24 DE WANTROUWIGE, FILIP. Mynheer, Lizette is, zou teruond , van hier geweken. TIMANT. L:zette?.. Wat kwam zy hier zoeken?.. Ja!.. Misfchien Dat haar Klimeene zond, om my hier te befpiên, Of, door die kamenier, aan my te doen vertellen, Dat zy bcfloten heeft myn min te leur te nellen. FILIP. L'zette had aan my maar ie;s te zeggen.. . Maak U niet weêr angftig. Hoor veel liever naar een zaak... TIMANT, Filip Jlerk aanziende. Zy had aan u maar iets te zeggen ? wil verklaaren Of't zaaken, die ook myn' peifoon betroffen, waaren, Op uw geweeten af... Ik ben in groot gevaar... Klimeene mint my niet. Ifc vrees, ik vrees voor haar. Zy heeft, zoo waar ik leeve, iets tegen my belleken. Op gistren hoorde ik haar zagt met haar* vader fpreeken. FILIP. Ik bid u, waarde heer! zeg, wat 'er toch in fleekt. Wanneer een dochter met haar' eigen vader fpreekt? Zy Ipraaken niet van u, 'k heb alles kunnen hooren. TIMANT. Cy praat, gelyk een gek, een kind, dat, pas geboren, In deeze waereld komt... Jk zeg u, hoe gy 't heelt, Dat hier iets achter fchuilt, meer dan gy u verbeeld. Ik zal t, zoo klaar als 't licht, aan u voor oogen leggen. FILIP. Vergun me, eer gy begint, mynheer! aan u te zeggen, Dat  B L T SPEL. 25 Dat uw heer vader hier gekomen is, en... TIMANT. Hoe! Myn vader! zegt gy my; 6 hemel! en waartoe? Wat mag de reden zyn ? FILIP. Doet zyne komst u fchrikken; De komst eens vaders, wienst gezigt u moest verkwikken! 't Is nu tien jaaren, dat gy hem niet hebt gezien, 'k Dacht, dat, door dit bericht, u vriendfcbap zou gefchiên. T IMANT. Zoo onverwacht my hier maar op het lyf te komen!... Ach! hy heeft zeker van myn liefde al iets vernomen, En zal my dwingen, om terltond van hier te gaan. Wie of hem een bericht daarvan toch heeft gedaan ?... Zou 't Damon zyn?'k Weet niet,wat ik van hem moet denken. Zou hy de plichten van de vriendfcbap durven krenken ?... Hy is, finds korten tyd, zoo treurig, zoo gejaagd, Als een, die door een kwaad geweeten word geplaagd ; Hy zoekt my minder op; hy ziet 'er zoo benepen, Zoo achterhoudend uit.. Ja!..'k Heb het al begrepen... 'Ik twyfel al niet meer... Hy is 't die dit bedreef, 't Is Damon, die het aan myn' vader overfchreef. Maar om wat reden komt myn vader zelf van buiten ? Zou 't zyn , om my in een gevangnis op te fluiten ? Zou zyn geftrengheid dan zoo verregaan... dat hy... Maar ach! verrader! gy zyt ook al tegen my... Gy lagcht... B 5 ïi.  26 DE WANTROUWIGE, filip. Vergeef liet my!.. ik heb zoo lang, met zwygen, Geluisterd, als ik van myzelven kon verkrygen. Maar zulk een inval, als uw laatfte, is, met verlof, Zoo buitenfpoorig , zoo belachgelyk, zoo grof, Dat ik wel lagchen moest... Hoe komt ge aan die grimasfen ? Uw goede vader komt, op 't vriendlykst, u verrasfen, En gy, gy ziet dien man voor uwen vyand aan... En wat heeft Damon, mag ik bidden, u misdaan ? Durft gy uw' vader en uw' besten vriend mistrouwen, Dan weet ik langer niet voor wien ik u moet houën. timant, ter zyde. Licht heeft hem Damon of myn vader omgekofr... Ik heb het wel gevreesd! hy is almede een fchoft. filip. Wat is 'er van uw' dienst ? timant, knorrig. Wat ligt gy nog te praaten ? Niets zeg ik. Wil my aan myzelven overlaaten. Hy gaat een wyl, jlilzwygende, de kamer op en neder, en Filip bootst zyne houding mar. Filip! filip. Mynheer! timant. Waar is myn vader? hebt gy hem Gefproken ?... Zeg my ras: hoedanig was zyn ftem; Zyn houding ?.. Vriendelyk of norsch ?.. hoeveel bedienden Om-  B L T S P E L. 27 Omringden hem?., zaagt gy by hem nogandre vrienden? En waarom is hy nog niet hier? FILIP. Dat weet ik niet. Hy ging zoo naar Geronte, als hy my hier verliet, 't Mogt my gebeuren hem, in deeze zaal, te ontmoeten, Wanneer hy my gelastte, om minzaam u te groeten, Met vriendelyk verzoek, hem daar te komen zien. TIMANT. Ach! nu is 't al te waar!., hy liet my dit gebiên, Om my te grooter fchaamte in 't aanzigt aan te jaagcn, Om my, in 't byzyn van myn lief, myn welbehaagen, Zyn' last te geeven, dat ik haar verlaaten moet. Zyn vriendlykheid is fclryn; verradery zyn groet! Rampzalige Timant! van uwen vriend verftooten, Van uw meestres gehaat; van uw natuurgenooten, Van uwen vader, niet bemind... Waar zult gy heen?.. Maar mooglyk hebben zy gelyk, en doen naar reen. Wat waardigs zouden zy in my toch kunnen vinden, Om my te plaatfen in den rang van hunne vrinden? Misfchien verdien ik, dat een ieder my verraad, Myn byzyn vlied , en aan myzelv' my overlaat... Maar ach! wat deed ik? welk een kwaad heb ik bedreven, Dat redenen tot zulk een' haat aan hen kon geeven? Is myne liefde dan zoo Orafbaar?.. is myn hart Zoo gansch bedorven ? ben ik dan tot niets, dan fmart, Dan ongeluk, dan leed, en dan verdriet geboren?  s8 DE WANTROUWIGE, FILIP. Uw woorden dringen my tol in de ziel door deoorcn. Getroost u. Gy zyt zelf de bron van uw verdriet, Door kwaad te denken van al 't geen gy hoort en ziet... Maar zwygen wy... Ik moet u een geheim ontdekken, Dat u, zoo ik vertrouw, tot geen verdriet zal ftrekken: Uw vader komt, om u in 't huwlyk te doen trcèn. TIMANT. In 't huwlyk ?.. hemel! my ?.. Wat zegt gy ?.. om wat reen ? Wat mag zyn oogmerk zyn?ik vrees,dat hyons beiden, My van Klimeene, en haar van my, zal willen fcheiden. Myn hart voorzegt het my... Wat zal ik doen ? Welaan ! *k Zal, om te fterven, of myn ongeluk te ontgaan, My voor zyn voeten... FILIP. Stel dat oogmerk uit uw zinnen! Bedaar, mynheer!.. bedaar! wat wilt gy toch beginnen? TIMANT. Gy hoort het immers, ik wil naar myn' vader gaan, Hem, knielend, bidden van zyn oogmerk af te liaan... FILIP. Wacht nog een oogenblik, mynheer!.. laat u gezeggen... 'k Wou, dat ik alles u, naar waarheid, uit mogt leggen... Maar ach, myn rug, myn rug is in een groot gevaar, Indien hy merkt, dat ik het minste u openbaar. TIMANT. Hy heeft u dan, my iets te zeggen, ftreng verboden ? Myn ongeluk verzwaart... Ik heb niets meer van noodeu Te  B L T S P E L. 29 Te weeten... Laat my gaan. filip. Mynheer !hy flaat my dood. timant. Wel nu,wat raakt my dat? dan eetgy geen meer brood. filip, half binnensmonds. Ei, ei! wat raakt hem dat!.. Nu zal hy niet meer weeten. Hy maakt my boos. Neen! nu bewaar ik myn fecreeten. timant. Wat prevelt ge in uzelv' ? wat mompelt gy ? verraar!... Hy brouwt waarachtig kwaad! fpreek op! beken het maarIk zal u alles, wat het ook moog' zyn, vergeeven. filip. Wat zou 'k bekennen, heer! ik heb geen kwaad bedreven, En ook geen oogmerk, om het minste kwaad te doen. Gy kent my al te wel, dan dat gy zoud vermoên... Ik ben een eerlyk knecht; dat durf ik my beroemen. timant. Zweer, dat het waar is! maar wil niets voor my verbloemen. filip. Ik voor u zweeren?... Wel mynheer! wat gaat u aan? Gy zoud , naar uw gewoonte, 'er geen geloof aan flaan, Al wilde ik, plechtig, voor onzeachtbre vierfchaar zweeren... Maar daar komt Damon aan, die kan zichzelv' verweeren. VTF-  3o DE WANTROUWIGE, V T F D E T O O 'N E E L. timant, filip, damon. timant. Myn vriend! heb deernis met de wanhoop, die my moord!... Ik ben myzelf niet meer. d a m o n. De wanhoop?., welk een woord! Dacht ik u in een' ftaat, zoo aaklig, aan te treffen! Uw aanzicht beeft van fchrik. Ik kan dit niet befeffen. Heeft u een ongeluk getroffen, vriend! waarvan Oprechte vriendenmin u ook ontheffen kan? Kan myn vermogen u, ja kan u zelfs myn leven De rust, de kalmte, die gy kwyt zyt, wedergeeven? Kan ik u byftaan ?... fpreek! gy antwoord niet ?... gy peinst ?... timant, Zagtjes tegen Filip. Uw aanbod is zeer groot... Ik weet niet of hy veinst... Wat moet ik doen, Filip? zal ik op hem vertrouwen, Of liefst de zaak geheim en voor myzelven houên ? d a m o n. Wat 's dit ?.. gy denkt zoo diep.. Gy word in eens zoo koel.. Heb ik ook, zonder dat ik zulks, in 't minst, bedoel, Ja tegen mynen wil, iets tegen u misdreven? Dan bid ik vriendelyk, dat gy 't my wilt vergecven. timant. In 't allerminfte niet, zoo verre ik na kan gaan. Neen! ik durf alles op uw vriendfchap laaten flaan... Hoor  B L ' T S P E L. 31 Hoor des myn ongeluk... Myn vader is gekomen... Ik heb dit van Filip, op 't oogenblik, vernomen. D a m o n. Noemt gy 't een ongeluk een' vader hier te zien, Die u zyn groet, en met zyn groet,zyn hart komtbiên; Dien gy bemint; een'man, die reikhalst van verlangen, Om, na tien jaaren tyds, u in zyn' arm te ontvangen? timant. 't Is waarheid, maar gy weet myn ongeluk nog niet. Hoor dan de reden, waar die komst om is gefchied. Myn vader komt, om van een huwlyk my te fpreeken, En met Klimeene myn verkeering af te breeken. D a m o n. Is 't mooglyk ?... wel dan zal voor u , mar allen fchyn, 'tPartyije, dat hy koos, niet Hecht, maar bestig zyn... Maar zeg: van wien hebt gy die tyding toch gekregen? timant. Gy fchyn: om deeze maar, zoo droevig, meer verlegen Dan aangedaan te zyn. Gy fchynt niet eens geraakt, Ja 't is of myn verdriet op u geen' indruk maakt.. .! Ik zal Klimeene, dit gaat vast en wis, verliezen, En gy , gy troost my, dat myn vader, in 't verkiezen Van eene minnares, geen flechte keus beging! Wat moet ik denken van een' troost, zoo zonderling? D a m 0 n. Dat ik myn best zal doen , en myn verftand en krachten Bededen, om myn' heer uw' vader van gedachten Te doen verandren. Tl- I  32 DE WANTROUWIGE, TIMANT. 6 Klimeene! waardfte fchat! 'k Zal u verliezen !... hoe gevoelig treft my dat ! Ach! hoe bekoorlyk is ze! ó waardfte myner vrinden! Gy kent haar... kan ik ooit haar wedergaê wel vinden ? Hoe zielbetoovrend is de trek van haar gelaat!.. Spreek zelf. DAMON. ó Ja! zy is bekoorlyk, inderdaad. TIMANT. Haar deugden , haar verftand, haar edel hart, haar zeden, 't Is all' volmaakt en waard' van ieder aangebeden Te worden. DAMON. 't Is genoeg, maak eens een eind', mynheer! Misfchien verblind de liefde uwe oogen al te zeer. 't Is niet onmooglyk, dat ze ook eenige gebreken... TIMANT. Wat zegt ge ? durft gy dus van myn Klimeene fpreeken? 't Is zeker, dat gy dit, niet zonder oogmerk, doet. Gy kent maar al te wel haar onbevlekt gemoed , Dan dat gy twyflen zoud... 't zou echter kunnen weezen, Dat gy geheel en al niet kwalyk had in deezen. Misfchien beftaat haar deugd ook veel in veinzery. Ligt heeft zy fouten, meer aan u bekend, dan my... Myn allerwaardfle vriend ! ei, wil ze aan my ontdekkenSpreek openhartig. Wil my uit myn twyfïing trekken. Ben ik bedrogen?.. Is haar hart zoo edel niet?  B L T S P E L> 33 damon. Haar hart niet edel ? ö! die taal baart my verdriet. timant. Maar kan een minnaar dan dat edel voorwerp derven, En moet hy tevens niet van fmart en droefheid nerven ? d a1m o n, zugtende. Ja, buiten twyfel! timant. Hoe, gy zugt?.. zyt aangedaan? f i l Ip. Daar komt Geronte met mynheer uw' vader aan. timant. ö Hemel! waaren zy nog maar wat weggebleven. Tegen Damon. Help me, in op hun gefprek en houding acht te geeven. ZESDE T O O N E E L. orgon, geronte, damon, timant, filip. orgon, tegen Geronte. Ik wacht niet langer, neen.' ik wil, ik zal hem zien: "Verfchoon myn ongeduld, mynheer! het moet gefehiên ! geronte. Daar flaat hv levensgrootte. orgon, Timant omhelzende. Och ja! hy is 't... C TI-  34 DE WANTROUWIGE, timant. Myn vader! Wat onverwachte vreugd treft u en my te gader! orgon. Ik kan myn traanen niet bedwingen... 'k Schrei van vreugd. In al myn leeven was ik nimmer zoo verheugd. ]k zie myn' waarden zoon, na tien jaar tyds, dan weder; Ik druk hem aan myn hart, en hy omhelst my teder... Zyn blydfchap, dacht ik, zal, zoo 'k, onverwacht, verfchyn', En hem verrasf', gewis dan des te grooter zyn. Tegen Geronte. Ik bid u, waardfte vriend! wil my myn drift vergeeven. Ik kan, 't geen ik gevoel als vader, niet weèrftreeven!.. Een' zoon weerom te zien, die's vaders gunst verdient, Is zoo verrukkelyk!.. meer dan gy weet, myn vriend. geronte. Ja, ja, uw zoon is braaf, dat lyd geen tegenfpreeken; Hy is uwe achting waard', met alle zyn gebreken. Was hy zoo eigenwys en zoo geheim maar niet; Zoo achterhoudende in het geen hy hoort en ziet... Een jongeling, die aan de waereld wil behaagen, Doet beter zich wat gek, dan al te wys, te draagen... Neem my niet kwalyk, vriend, ik fpreek zoo als ik 't meen, En, naar den ouden trant, Iceve ik nog zoo maar heen. timant, tegen Damon. Zy fchynen beide my wat voor den gek te houên Ais ik myne cogen en myne ooren mag vertrouwen. G S-  B L T S P E L. geronte, tegen Orgon. Deeze is heer Damon, vriend van my en van uw' zoon. orgon, tegen Damon. Gy waart my onbekend, mynheer! ik bid verfchoon Dat ik u niet, terdond, myn' eerbied heb bewezen. Myn waarde vader was een zeer goed vriend, voordeezen, Van uwen vader, en ik ben op 't hoogst verbiyd, Dat ge ook, mynheer! een vriend myns zoons geworden zyt. d a mo n. Ik ach: wel dubbel my gelukkig. geronte. Welke grillen!.. Geen complimenten i.. neen, myn kinderen! wy willen, Wy moeten, deezen dag, eens lustig vrolyk zyn... En gy, mynheer Timant! wat fchort u? hebt gy pyn? Gy ziet zoo wonderiyk... Kom, jongetje! geen kwellen.,. Gy moet dat peinzen, voor van daag, ter zydedellen. timant. Vergeef het my, mynheer! ik peins in 't minde nier. De blydlchap, die 'k op 't zien myns vaders thans geniet... orgon, tegen Timant. Gy zyt zoo wel gellaagd in 't kiezen uwer vrinden, Schoon buiten my, dat ik geen beetre weet te vinden. Myn oude vrind Geronte, een allerbestigst heer, Woont met u in een huis... ö Dat verbiyd my zeer... Wat dree'end zielvermaak, hoe aangenaam een leeven Kan deeze man, en ook zyn dochter, aan u geeven? C 2 Zyn  36 DE WANTROUWIGE, Zyn liraave dochter, zoo bekoorlyk in myn oog. ]k zag haar kort, maar acht haar waarljk reeds, zeer hoog , Zoo om haar ichranderhcid, als treffelyke zeden; Ln 't is ook zoo by u, niet waar?., dat heeft zyn reden. timant, verlegen. Heer vader! inderdaad! neen... wezendlyk... 6 neen! filip, hem amftootende. Wat zegt gy daar? geronte. Wei nu, wat itaan wy? gaan wy heen Naar boven. Kom, wel aan ! daar kunnen wy wat praaten. orgo n. Ik zal u volgen. geronte. Och ! die gekheid moet gy laaten. Men kan wel zien, dat gy van 't land kom;... In myn huis Geen complimenten!., zulk een tuig firekt my tot kruis. Ik maak 'er geene, en zal vooruit gaan, om te toonen Waar dat de weg is, en 't vertrek, waarin wy woonen. Geronte vertrekt, Orgon volgt hem, en Filip verlaat het tooniel aan de andere zyde. ZEVENDE T O O N E E L. timant, damon. timant. Myn allerwaardfte vriend! Ik bid, verlaat my nier, Blyf nog een weinig hier. Wat of 'er is gefchied ? 'k Moet,  B L T .S P E L. 37 'k Moet, eer ik gaa, van myne ontroerdheid wat bekomen... Myn vader 'heeft iets tot myn nadeel ondernomen; Gewis, ik ben, door zyn gedrag, daarin verfterkt... Spreek openhartig uit... Hebt gy ook niet gemerkt Hoe hy Klimeene prees, en is u niet gebleken, Hoe hy, haar pryzende, my fterk heelt aangekeken?... Hy zei, hoe hy, door haar, ten hoogfte was bekoord. Beduid dit niets?.. Hebt gy die woorden niet geboord ?.. Zou hy, misfchien, wel zelf myn medeminnaar weezen? Doch neen ! ik hoop niet, dat dit lot my (laat te vreezen. D A M O N. Wie kan Klimeene zien, en worden niet geraakt? Wie fpreekt van haar, wiens tong geen lofbetuiging Haakt ? Verban toch de achterdocht, zoo lastig in myne ooren. TIMANT. Gy doet, in uw gefprek, dat woord my telkens hoorën, En wilt, dat ik myzelv' van argwaan gansch bevry, Ja, gy verdedigt elk geduurig tegen my. D A M O N. Dus zoek ik u, misfchien, ook om den tuin te leiden; Niet waar ?... gy doolt, Timant! leer, leer my onderfcheiden Van andren... Ken myn hart, en hoon myn teerheid nier. TIMANT. Vergeef het my! 't is met dat oogmerk nooit gefchicd. Maar wat mag 't zeggen van Gerome toch bedieden» Ontfchuldigt gy hem ook? ja?., dat zal wis gefchieden. C 3. DA-  3S DE WANTROUWIGE, d a m o n. Dat hy niet veinst, mynheer! word vast van my vertrouwd.* Oprechtheid, doch vry wat wanvoeglyk, is zyn fout. En , zoo 'er eenig mcnsch op 't wacrcldrond mag weezen, Die zulk een zielsgebrek, ais 't uwe, kan geneczen, En die voor uwe ziekte ook goede midlen heeft, Dan is hy 't eenigst mensen, dat hier op aarde leeft... Vcrfchoon my, dat ik u, zoo, zonder 't te verbloemen, 't Wantrouwen, dat u kwelt, een ziekte durfde noemen. t im a n t. 't Verdiende dcezen naam, zoo ik geen reden had ; Maar, zonder reen, heb ik nooit argwaan opgevat; De waereld, waarde vriend! deedmy zoo veel befchouwen, Dat ik geen' fierveling, met reden, kan vertrouwen, 't Wantrouwen hedendaags is een voornaame pligt; Een groote deugd, die thans van elk moet zyn verricht. d a m o n. Ja, maar verricht men die in 't wilde en zonder orden, Dan kan die zelfde deugd zeer ligt een ondeugd worden. timant. Genoeg hiervan... Kom, laat ons naar 't gezelfchap gaan : Ligt zyn ze al bezig om uw' halsvriend te verraan; Een' kwaaden aanflag tot zyn' ondergang tefmeeden... Laat ons hen ftooren; van hun fiioodheid overreeden. Geloof my, waarde vrind! dat ik nooit, zonder grond, Wantrouwig ben... Gy zult het hooren zoo terliond. Einde van het ttrslt Bedryf. TWEE-  B L T S P E L. 39 TWEEDE BEDRYF. EERSTE T O O N E E L. damon, een oogenblik daarna l i z e t t e. damon. 't Was my onmogelyk om langer daar te blyven: >k Verraadde my. door myn gebaarden en bedryven, Geheel en al... Ach! zy is waardig aangebeên. Om haar bckoorlykheid. Ey Jchynt te willen vertrekken. lizette. Hem! hem! waar gaat gy heen ? Mynheer! ik ben verheugd, dat ik u heb gevonden. De heer Geronte heeft me u achter na gezonden. Hy is verlegen, dat gy hem niet hebt verflaan, Omdat ge, al fluipende, uit de kamer zyt gegaan, Wanneer hy bezig was ter maaltyd u te vraagen. 't Zal, als gy 't aanneemt, aan de freule ook zeer behaagen, Wyl zy, zoo even, nog van u gefproken heeft. damon. Klimeene fprakvan my? ö, dat is zeer beleefd! Ik zal, oP 't oogenblik, weêr by 't gezelfchap weezen. lizette. Zyt ge ook onpaslyk?.. uit uw oog fchyn ik te leezen Dat gy niet wel zyt... Is het daarom ook gefchied, Dat gy 't gezelfchap ftil en heimelyk verliet? C 4 *A~  40 DE WANTROUWIGE, DAMO N. My deert in 't minde niets; dat kan ik u verklaarcn. LIZETTE. Word toch vooral niet ziek: want, waarlyk, geen bedaaren Was aan ons gansfche huis te brengen. Bovenal Zou onze freule zeer bedroefd zyn om 't geval. DAMO N. Klimeene om my ? LIZETTE. ö Ja!.. hoe diep Maat ge in gedachten.... Gy fchvnt neêrflagtig; uit geftadig niet dan klagten, Reeds finds een maand of twee... wist ik maar wat u deert. DAMO N. Niets, dan zwaarmoedigheid, die my fomtyds regeert, Eene afgetrokkenheid... Maar 't zal wel weêr vcrandren. Uy wil vertrekken. LIZETTE. Dan lyken onze freule en gy net op elkandrcn. 't Is eveneens met haar, mynheer! als u gefield. DAMON, wederkeerende. Ei, zeg: wat heeft Klimeene aan u van my gemeld? Ik heb 't niet recht verflaan. LIZETTE. 'k Wilde u alleen doen blyken i Dat myne freule en gy elkandren net gelyken. Ze is ook diepzinnig, zugt geduurig, en bemint Niets boven de eenzaamheid, daar zy vermaak in vind.... ó Die:  H L T SPEL. 41 6 D'e zwaarmoedigheid is wis haar aangeboren, Zoo wel als de uwe, zoo als gy my ftraks deedhooren, Of anders,.zweer ik, is zy heimelyk verliefd. damo n. Zy zugt ook, en de min heeft, meent gy, haar doorgriefd ?.. Gelukkige Timant! lizette. Wat zegt gy dit zwaarmoedig! Maar waarom juist Timant gelukkig en voorfpoedig Genoemd ?.. want, zoo Klimeen verliefd is, denk ik niet Dat al dat zugten juist om heer Timant gefchied. Hoe kunt gy weeten, of niet heimelyk een ander Haar mint, dien gy wel kent ? damo n. Wie zou dat zyn ? Klitander ? Dat is onmogelyk. lizette. Gy Ipot met deeze zaak. Verdenk myn freule niet van zulk een' flechtcn fmaak. Een jonker voor 't faiet; wiens grootlte zielsvermogen Zyne onbefchaamdheid is; die, in zyne eigen oogen, Verliefd is op zichzelv', en zich, in deezen fchyn, Verbeeld, dat elke dame op hem verliefd moet zyn. damo n. Zou 't dan Euphemon zyn ? lizette. Hoe, hy? die zottefnapper? C 5 Die  +i DE WANTROUWIGE, Die nergens fchier om denkt, dan om monfieur zyn' kappor,, Om 't handenkusfen van de dames; die eik ftreelt, En kameniers zelfs met zyn buigingen verveelt?.. Weg zulk een gekheid. DAMO N. Maar wie of het dan mag weezen ?.. Nikander? of Dornet? Mirthil?... is 't een van deezen? LIZETTE, by allen, die lrj noemt, liet hoofd Schuddend., • Neen, geen van allen is 'r. Ik zie, gy raad het niet. En gy zyt de eerste, door wien zulks kon zyn gefehied.... Och wist gy, dat ik weet... DAMO N. Laat my op u verkrygen Dat gy vervolgt! LIZETTE. ó Neen ! ik kan niet!.. ik moet zwygen.. Was 't in iets anders... maar 't is al te teer een zaak, Dat ik geheimen van myn freule rugtbaar maak. Maar raad nog eens: wie is het voorwerp van haar zinnen? > Wien denkt gy zou Klimeene inzonderheid beminnen? DAMO N. Gy zyt vry woordenryk, doch zegt my niet met alP. Dies plaag my niet! ik weet niet wat ik zeggen zal. LIZETTE. Ik weet het ook niet recht. Maar 'k wil het niet verbloemen, Datik haar.in haar' droom, fomtyds een' naam hoor noemen... Raad eens den naam van wien?.. maar zie my lievig aan... Nu i  B L T S P E L- 43 Nu raad!..gy bloost?... zie daar! nu hebt gy 't al geraan. DAMO N. Ik fta verbaasd!., wat moet ik uit die taal befluiten? 'Klimeene is dan verliefd?., gy moet u klaarder uiten., ö Neen! dat kan niet zyn!.. 't Geluk was al te groot, ■Indien dit my betrof, en ik die eer genoot... , Zeg my den naam, dien zy genoemd heeft! hoor my fmceken! , Lizettelief, ach! wil toch openhartig fpreeken. LIZETTE. *t Geluk was al te groot, gelyk gy zegt, mynheer! i Indien het u betrof, en gy begeert nog meer... : Gy wilt van my den naam, dien zy genoemd heeft, weeten ? : En dus van my voor al te onnoozel zyn verlieten ? I Ik bid u, veins niet meer. Het veinzen helpt u niet. i Meent gy, dat ik, voorlang, u reeds niet heb verfpied?.. Dan zyt gy zeer vergist. Ik zou, zoo waar, in deezen, : Dan wel een kamenier, maar zeer onnoozel , weezen... ; Gy hebt u reeds verraan, en, zoo ge, in deezen tyd, I Voor my niet ongeveinsd en openhartig zyt, ; Dan zal ik ons gefprek aan ieder openbaaren. DAMON. Ja! 'k heb myzelv' verraan, 'kzal alles u verklaaren. 1 Ik kan de neiging van myn hart voor u niet meer 1 Verbergen... Ik bemin Klimeene waarlyk teêr. i Ook heb ik haar bemind van de allereerlle Honden ! Dat ik haar zag... Ach! wierd ik eens aan haar verbonden ! Ook wist ik toen alreeds, dat zy van mynen vrind, Myn'  44 DE WANTROUWIGE, Myn' waaadfien vrind Timant, doch héimlyk, wierd bemindl Maar nu zyn vader hem in 't huwlyk wil verbinden, Kan ik, als dat gefchied, gerust my onderwinden, Om aan Klimeene oprecht myn hart en hand te biên Verruklyk denkbeeld.'.. Ach! mogt ik dat tydflip zien. lizette. Weet dan Klimeene zelf nog niets van uwe liefde? Ik meende, dat ge'er reeds ontdekt had, hoe ze u griefde.. da si o N. Ik zweer u, dat ik eer bet tegendeel bedreef... En moeite deed, dat zulks voor haar verborgen bleef.. Maar antwoord my, zou dan Klimeene my beminnen? Zou die bckoorlyke ?.. ach! het gaat my aan de zinnen... , Geduchte hemel! zou ik zoo gelukkig zyn ! lizette. Ja, nog gelukkiger, 't Is waarheid en geen fchyn .. Zoo ik my niet bedricge, en ik bedrieg my zelden, Kan ik, ais kamenier, u, in 't geheim, dit melden. Maar zeg, wat wilt gy nu met haare liefde doen?.. Gy moest u nu aan haar ontdekken... ja, u (poên damo n. 0 Neen! dat kan ik niet. Ik moet zoo lang nog zwygen, Tot ik bewust ben, dat myn vriend haar niet kan krygen. Wierd myne min aan haar alvorens g'openbaard, Ik fchond de vriendfcbap, en was dan haar hart onwaard'.,. Aanvaard dit kleen gefchenk; wil niemand openbaaren 't Geen gy zoo even, in 't geheim, mydeed verklaaren; Voor-  B L T S P E L. 45 Vooral in 't allerminste aan myn Klimeene niet. Zy blyve onkundig van al 't geen hier is gefchied. LIZETTE. iStil, ftil! daar komt zy aan. Gy moet nu niet vertrekken. DAMON. ,Ik kan onmogelyk my thans aan haar ontdekken, :]n die gefteldheid, daar myn hart zich in bevind... I', Ach'. hoe bekoorlyk is ze! en 'k word van haar bemind ?.. 6 Deugd! nooit dacht ik, dat gy my zoo zwaar kost drukken... Hy vertrekt. TWEEDE T O O N E E L KLIMEENE, LIZETTE. KLIMEENE. i1 Wykt Damon, nu hy my ziet komen ?.. welke nukken! L Wat mag de reden zyn, dat hy , op deezen tyd, i Myn byzyn, op een zoo onheusfche wys, vermyd? LIZETTE, ter zyde. ■ Zy is misnoegd, dit is alreeds een zeer goed teken. Tegen Klimeene. t Ach! hy heeft reên genoeg, dat hy u is ontweken. [ Die arme Damon! KLIMEENE. My'.. Lizette! kom, gy dwaalt. ' Wie weet, wat hy zich niet al heeft in 't hoofd gehaald? Hy  46 DE WANTROUWIGE, Hy fchynt gevoelig, ais had ik hem iets misdreven, En echter heb ik hem geen redenen gegeeven, Zoo verre ik vveete, of hem opzettelyk mishaagt. Weet gy de reden ook, waarover dat hy klaagt? Om my te myden heeft hy geen de minde reden. LIZETTE. Ja, meer dan al te veel, fchoon wy hem niets misdeeden... Ik denk voor 't naast, dat hy zich niet te wel bevind. KLIMEENE. Niet wel?., en hebt gy hem zoo laten gaan, myn kind? Loop fchielyk, breng aan hem dit flesje om aan te ruiken. Waarom fpraaktgy niet eer ?. hy moet 'er van gebruiken. Voort, haast u, breng het, of het mooglyk hem beviel. LIZETTE. Dat kan niet helpen, 't fchort alleen hem in de ziel, En daarvoor groeit geen kruid. Hebtgy niet lang begrepen, Dat hy van dag tot dag. zwaarmoedig en benepen, Verbleekten zugt? dat hy deeds erger word ?.. Ö My! ]k heb, zoo waar, ik heb inwendig medely' Met hem, en ach! wie moet dien braaven niet bekteen » Moet dan een mensch, zoo fchoon, zyn beste levensdagen, De dagen zyner jeugd, verflyren in verdriet ? Ik fchrci fchier iedren dag, wanneer myn oog hem ziet... Ik heb geen denkbeeld, dat hy langen tyd zal leeven. KLIMEENE. Maar om wat reden of hy toch den geest zou geeven? Hy is zwaarmoedig, en zyn aanzicht Haat wel naar, Maar  B L T S P E L. 47 ! Maar 't kan wel beteren... wel beteren... niet waar, [ Lizette? L I ZETTE. 'k Hoop van ja. Kon ik hem maar genezen, E En wist ik de oorzaak, waar zyn leed. uit is gerezen. ! Zyne oogen flonden zoo vol traanen, de arme bloed! ! Toen hy 'r vertrek verliet, zoo vol was zyn gemoed. ! Zie daar zyn beeltenis, zoo zuiver en volkomen i Als ooit een fchilder maalde, of ooit heeft ondernomen. KLIMEENE. i Vol traanen , zegt ge ? LIZETTE. Ja, hy wendde zyn gelaat i Al kwynend hemelwaarts, en zugtte dispcraat... \ Ook was de lugt hier ongezond, naar zyn vermoeden; i Dies hy zich haastig naar een* andren oord zou fpoeden. KLIMEENE. :Een mislyk denkbeeld! hoe! de lugt hier niet gezond! Maar waarom of zyn oog zoo vol van traanen ftond i LIZETTE. i Dit hebt gy,dunktme,aan hem reedsmeermaal moetenmerken. iWat fchepfel leeft 'er, die zyn traanen kan beperken.... Befchouw hem van naby, dan ziet ge op zyn gelaat ;Het zweem fel van een bloem, die op't verwelken ftaat... Sik zeg als nog, hy zal niet lang meer kunnen leeven. \ Wat heil had hy een vrouw, in 't huwlyk, kunnen geeven ! ï.Is hy zoo teder in de vriendfcbap, ö! wat zou IZyn liefde teder zyn, bezat hy eens een vrouw! Ge-  48 DE WANTROUWIGE, Gelukkig zy, die van zyn hart bezit kost krygen!... Maar 't is vergeefs... Laat ik veel liever hiervan zwygen., De wreede dood zal hem welhaast berooven van 't Vermogen dat een vrouw gelukkig maakcn kan. KLIMEENE. Ach! is hy dan zoo ziek ? LIZETTE. Wat wilt gy toch bedryven? Wat deert u , freule ? ik zie u aan uw voorhoofd wryven.i K LI MEE NE. Daar viel my iets in 't oog, dat deed me een weinig zeer..... Maar zeg : komt Damon hier, van daag, niet nog eens weêr» L IZE T T E. ö Ja! hy komt! zoo hy 't om u niet na moet laaten. KLIMEENE. Om my ? wat reden gaf ik hem, om my te haaien ? LIZETTE. U haaten, freule! neen! dat 's verre daar van daan ! De min heeft hem veeleer 't vertrekken aangeraan. Zyn hart heeft, reeds voorlang, zyn liefde u opgedraagen I, En dit is de oorzaak dier melancholyke vlaagen. Maar, nu hy zeker weet, dat u Timant bemint, Zoekt hy zyn liefde te verbergen voor zjn' vrind. KL IMEE NE. Hy my beminnen ?... wel, wat wilt gy my vertellen! Maar gaf u Damon last om my dit voor te dellen ? LIZETTE. Neen, freule! ik dacht het maar. k l m  B LTS P £ L. 49 klimeene. Dan zeg ik u, zwygfl.il, Wyl ik van liefde geen één woord ,meer hooren wil. Spreek ook van Damon niet. lizette, ter zyde. Mag ik myn oor gelooven?... Daar komt haar hoogmoed, eer zy't merkt, nog eens weêr boTegen Klimeene. (ven. Nu, zoo als gy 't beveelt, myn waarde freule! want... Maar zeg, van wien moet ik dan fpreeken ?... van Timant ?... klimeene. Van niemand.HeerTimamzou ganschzoo kwaad nietweezen, Indien hem iemand van zyn vrienden kon beleezen Dat hy zyne achterdocht en zyn wantrouwigheid Maar aflei, 't geene ik hem, zoo dikwerf, heb gezeid. 'k Heb hem vrymoediger, en nimmer zoo gebonden, Zoo achterhoudend in gezelfchap, niet gevonden. lizette. Hy... freule! wie is hy? als ik het vraagen mag? klimeene. "Wie ?.. Damon... foei, wat zyt gy dom, van deezen dag! lizette, ter zyde. Stil!.. ze is geraakt... Tegen Klimeene. Waar is myn domheid uit gebleken ? Hebt gy my niet verboön van Damon meer te fpreeken ? D KU*  50 DE WANTROUWIGE, KLIMEENE. Ja, maar zoo 't waar was, 't geen gy ftraks my deed verftaan, Zou ik, met al myn' toorn, nog kunnen overgaan, Om, ik ontveins het niet, hem achting toe te draagen: Want een grootmoedig hart kon my altoos behaagen. Hy, die, uit liefde voor zyn' vriend, zyn minnepyn Verzwygt, en 't offer van zwaarmoedigheid wil zyn, Veel liever dan den pligt van vriendfchap te vergeeten , Moet by de waereld en by n:y grootmoedig heeten... Maar ik geloof het niet... Kom, handel eens oprecht: Hoe weet gy dit zoo juist?., wie heeft het u gezegd? LIZETTE. Jlc mag, op uw verbod, van Damon niet gewaagen. KLIMEE NE. Geef antwoord op myn vraag. Laat af van my te plaagen. .r 1 Dit zou dan de oorzaak van zjn traanen zyn geweest?.. LIZETTE. En zul ook de oorzaak zyn , dat hy, misfchien, den geest Zal geeven, zoo gy hem geen tekens wilt vergunnen Van tederheid, die hem te vrede ftellen kunnen. KLIMEENE. Van tederheid? indien hy die van my verwacht, Vleit hy zich vruchteloos, hoe hoog ik hem ook acht. Maar myne vriendfchap... Ja.'... Die wil ik hem wel geeven. Het deert my, maar 't is goed, dat hy niet is gebleven. LIZETTE. Gy zucht ? Kil-  B L T SPEL. 51 klimeene. Dat doe ik. Maar ik bid 11, Iaat my gaan. lizette. Daar komt wantrouwigheid, zyn mededinger, aan. klimeene. Kom, ras, vertrekken wy... Neen laat ons liever blyven. Hy heeft ons reeds gezien. Wat of hy komt bedryven ? Hy is zoo wonderlyk, en trok misfchien hieruit Het eene of andere nadeelige belluit. Hoewel my zyn bezoek, (waarom u zulks verzwegen?) Juist, op dit oogenblik, geheel niet komt gelegen. lizette, ter zyde. 't Gaat wel, zeide ik het niet, dat ik 'er, door den tyd, Wel achterkomen zou, door listigheid en vlyt... Daar worden kunst vereischt en doorgedachte vonden, Om zulke harten, als die twee zyn, te ondergronden. DERDE T O O N E E L. klimeene, lizette, timant, filip. timant. ! Ik vind dan eindelyk 't gelukkig oogenblik Om u te fpreeken, freule! een oogenblik, dat ik, In vryheid, zonder dat verfpieders ons beloeren, :Een woorden wis fel ing met u zal kunnen voeren; (Een oogenblik, waarom ik my gelukkig acht, D 2 Of  5* DE WANTROUWIGE, Of achten zou, was my uw houding niet verdacht... Maar uw gebaarden; al de trekken van uw weezen; 't Geeft alles, dunkt my, klaar en duidelyk te leezen, Dat myn perfoon aan u verveelt en lastig is. K L I MEEN E. Ik vraag wel deegelyk verfchooning. Gy hebt mis!., 't Strekt my tot eer om uw gezelfchap by te woonen. TIMANT. Hoe kunt gy u zoo koel , hoe zoo verdrietig toonen, Als gy my antwoord ? daar gy weet, hoe 'k u bemin, Ja, dat ik u aanbidde, als waart gy een godin. Hoe kunt gy my zoo wreed behandlen?.. noem de reden En van myn ongeluk en uwe onbuigzaamheden. KLIMEENE. Ik heb u reeds verzocht, fprcek van geen liefde meer. 'k Zal, met vermaak, in uw gezelfchap zyn, mynheer! Wilt gy de taal van vriend en niet van minnaar fpreeken... Die romaneske, die wantrouwige gebreken Kan ik niet dulden... Zy zyn walglyk in myn oor. TIMANT. Wat wederhoud u?.. geef myn liefde toch gehoor. KLIMEENE. Dc pligt van dochter. ..Voorts een zucht, om vry teleeven; Een neiging, door natuur my zelFs als ingegeevcn; Een hart, gevoelig voor oprechte vriendfchap, maar Voor liefde niet gefchikt... Mynheer Timant! ziedaar Zyn redenen genoeg. Zy  B L T S P E L. 53 Zy wil vertrekken. TIMANT. Wil niet van hier vertrekken. Ik ga terftond. indien ik u tot last zou ftrekken. Maar wil niet denken, dat de list myn oog verblind!... De redenen, die hier uw geest, zoo vlug, verzint; Die enkel uw' perfoon en uw character raaken, 'Zyn 't niet, die u voor my geheel gevoelloos maaken... Een andre hartstogt nam uw' teedren boezem in , Die gy voor my verbergt... Een ander heeft uw min... Dat weet ik zeker. KLIMEENE. En gy fchept nogthans behaagen, Ondanks die zekerheid, my met uw min te plaagen. TIMANT. 1 Wat bitfche taal! ach! gy zyt opgeftookt!.. zo' s 't... , Als ik den Hoorder van myn vreugde en rust maar wist... KLIMEENE. I Dit weet ik, fchoon ik u zyn' naam niet zal doen hooren, 1 Dat gy veel moeite doet, oin myne rust te ftooren. Timant en Klimeene gaan, gramftorig, heen en weder, ieder aan eene byztmdere zyde. LIZETTE, tegen Filip. ; Zy zyn thans beiden niet gemaklyk.zoo 'k befchouw. filip, tegen Lizette. ] Elk twist.met zooveel drift, als waar' het man en vrouw. D 3 ti i-  54 DE WANTROUWIGE, LIZETTE. Zie eens, hoe fpytig zy daar op en neder wandlen.,. Daar blyven zy weêr ftaan... Wat zal men nu verhandlen ? TIMANT. Kon ik maar wecten, wie myn mededinger waar'... Is 't ook Klitander of Euphemon? antwoord maar... Opdat ik weete op wien ik my zal moeten wreeken... Wie maakt uw hart zoo koel voor my ? ik bid wil fpreeken. KLIMEENE. Val in myn rede niet, maar hoor naar my, Timant, En oordeel van myn hart naar reden en verftand. 't Is noch Klitander, noch Euphemon, die myn zinnen Verharden tegen u, om my voor hen te winnen... Neen! myn gezond verftand heeft my dat aangeraan, . En zucht voor uw geluk heeft verder 't werk gedaan... Geloof my, inderdaad, al wilde ik u beminnen, Ja, al bezat gy reeds myn hart, myn ziel en zinnen, Nog zoud gy verre van gelukkig zyn, omdat Gy altoos vrcezen zoud, dat gy die niet bezat... Wy zyn twee wezens, voor eikandren niet gefchapen; Gansch ongefchikt, cm uit den echt vermaak te raapen... Gy maakt niet fleehts, dat ik gevoelloos ben voor u, Maar wilt, dat ik daarby alle andre menfchen fchuw, En menfchénhaatlter word. De onfehuldigfte gefprekken Vat gy verkeerdlyk op, en kunt 'er kwaad uit trekken. Gy kwelt uzelv' met die gemoedsgefteltenis, Die uwe vrienden zelfs tot last en kweiling is. 'k Acht  B L T S P E L> 55 'k Acht uw verdiensten hoog, en tel my by uw vrinden... Doet ge aan myn' vader een verzoek, dat we ons verbinden, Ik zal gehoorzaam zyn... 't Verzoeken ftaat u vry. Maar 'k zeg u andermaal, gy voegt gansch niet by my. Gy zoud aan my, ik u tot ongeluk verftrekken... Vaarwel! tot wederziens, mynheer!ik moet vertrekken. Klimeene en Lizette vertrekken, de laatfte laat een papier vallen, en Timant neemt hetzelve greetig op. VIERDE T O O N E E L. TIMANT, FILIP. TIMANT. Ondankbre! zy verfmaad myn liefde t'eenemaal, Ja, dat is vast: want nooit ontving ik een onthaal Zoo bits,zoo koel van haar;'t zyn voor my harde zaaken ! Doch'k zal nu achter haar geheimen kunnen raaken: Want in 't papier, dat aan Lizette ontvallen is, Staan zaaken van gewigt... 6 Ja! dat is gewis. Misfchien dat ik daaruit ten klaarfte zal ontdekken, Wie in haar hart voor my dien afkeer kon verwekken, Wie de oorzaak is, dat zy aan my, zoo onbeleefd , Na zulk een lang gefprek, geheel myn affcheid geeft. FILIP. 'k Zou daar,wat my betreft, zor. vast niet op betrouwen. Het is ook, zie ik, als geen minnebrief gevouwen, D 4 Eq  56 DE WAN T ROUWIG E, En 't zou al vreemd zyn van Lizette, dunkt my, dat Zy minnebrieven van de freule by zich had. T I M A N T. 6 Dat bcgrypt gy niet. Zy zou 't u wel vertellen.. Ligt dat zy deezen brief aan iemand moest beuellen, Of mooglyk van een' knecht voor onze freule ontving. Hy leest. ' „ Door my ondergefchreven Mr. kleermaaker ten „ dienste van freule Klimeene gewerkt, als'volgt." FILIP. Nu moet ik lachen , 't is een' liiyders rekening. Ha! ha! ha! ha! ha! ha! TI MAN T. Lach niet, het zyn toch zaaken Die haar betreffen, en die my bekommerd maaken. Hy leest verder. „ Een hoepelrok gemaakt." ó, Deeze woorden zyn ook gansch niet naar myn' zin... Daar fchuilt iets achter... Daar is iets diepzinnigs in. FILIP. Ja, fnyders zyn, doorgaans, vol van diepzinnigheden. Ter zyde. Ik word nog raazend dol, om zulke zotte reden. TIMAN T, kezende. ,, Den 7'len January een groen keurslyf gemaakt. Den i o Jen dito een roozcnkleurigen onderrok gemaakt.,." FILIP, ter zyde. Hoe kan een fchepfèl, die een grein verflands ontving, Ge.  B L T, S P EL. 57 Geheimen zoeken in een' fnyders rekening!.. Een rok van roozenkicur... Ja, dat zyn wis fecreeten. Hy lacht ter zyde. tima n t. Wat is 't, dat u ter (luik doet lachen?., 'k Wil het weeten. filip. Ik lach alleen om die bevallige manier Waarop de fhyder fchryft... Zyn woorden zyn vol zwier. timant. 'k Weet met dat alles niet wat ik hier moet gelooven. Daar moet een list in zyn! 't gaat myn begrip te boven. filip. En 't myne waarlyk ook. timant. Zagt, daar bedenk ik wat... Haal fchielyk my een kaars. filip. Wel, hemel! waartoe dat? tima n t. Dce wat ik u belast. Ik zal 't u doen befchouwen... Op dit papier, dat wy Hechts voor een reekning houên, Kan, metcitroenfap, of iets anders, flaauw en fyn, Een zaak van 't uiterfte gewigt gefchreven zyn, (km. 't Welk men, door middel van een kaars, moet zien te ontdek! Kom, haal 'er een; gy moet op 't oogenblik vertrekken. filip, ter zyde. Wat inval' 't is of 't hem daar in de hersfens fchort... d s Hy  58 DE WANTROUWIGE, Hy zal nog maaken, dat hy opgefloten word. Hy vertrekt. timant, alleen. In de eerde letters van elk woord zal ligt iets deeken... DM, OM, KT,... Dat 's niet om uit te fpreeken. filip. Ziedaar de kaars, mynheer! timant. Kom, haastig, geef maar hier. Hy houd het papier boven de kaars. Let op nu, hoe ik doe... Ziedaar, op die manier, Word alle fchrift, dat met citroenfap is gefchreven,.. (Ziet gy nog nictmetal?).. een bruine kleur gegeeven. filip. Keen, ik zie waarlyk niets. timant. Ik ook nog weinig... Maar Daar, dunkt my, word het bruin.. 6 Ja! ziedaar, ziedaar!.. Het papier vliegt in den brand, en Timant. werpt liet fchreeuwende weg. Ach! welk een ongeluk! filip. Hoe daat het met uw handen ? Dus zou nieuwsgierigheid uw vingers wel verbranden. timant. Dat leed ik gaarne, was 't papier maar niet verbrand... Zaagt gyniet reeds, hoe bruin het wierd aan d'eenen kant ? Daar  b l t s p e l. 59 Daar was voorzeker iets gewigtigs in verborgen... Wat famenfpanning ware ontdekt door myne zorgen! Maar ach! Filip! gy hebt, uit moetwil, dit gedaan; 't Papier is, door uw fchuld alleen, in brand gegaan. Wie weet, wie of ook u heeft weeten om te koopen! FILIP. Mynheer! ik bid u, laat het nu niet hooger loopen... Mynheer uw vader komt, en waar' niet heusch verricht, Zoo 'k om u lachen moest, hier onder zyn gezigt. v T F d e t o one el. ORGON, TIMANT, FILIP. ORGON. Het is my lief, myn zoon! u hier alleen te vinden, En, afgezonderd van 't gezelfchap onzer vrinden, Te kunnen vraagen, hoe de zaaken hier al ftaan Sints ik het laatfte u zag .. Hoe Haat het u hier aan? Wat is 't me een blydfchap, zoo veel goeds van u tehooren ! TIMANT. Uw liefde en tederheid kan my op 't hoogst bekooren. Kon ik u zeggen, hoe myn hart haar kracht gevoelt! Tegen Filip. Wat oogmerk of hy met die vraagen toch bedoelt? ORGON. Gv zyt myn eenig kind, en reeds Toorlang vol wastenen, 3 Dies  6o DE WANTROUWIGE, Dies zoude aan uwe zyde ook wel eene egaê pasfen.., AH' wat de hemel my, op aarde, dierbaar gaf, Sta ik gewillig voor uw heil en welvaart af... Wat zou't meeen blydfchap zyn, als ik, naar myn verlangen, Een braave dochter mogt van uwe hand ontvangen, En in uw beiden, (ach ! mogt eens myn wensch gcfchièn,) Het beeld van myne jeugd nog wederom kon zien!.. Maar uw gezigt verbleekt ?.. gy Haat als gansch verlegen ?.. Ligt dat uw oog alreeds een voorwerp heeft verkregen. Wel nu, ziedaar! de zaak gaat eerst uzelven aan. Gy hebt ook zekerlyk geen kwaade keus gedaan; Een keus, waarvan ons fchand' noch oneer ftaat te wachten. Kom, open vry uw hart en innige gedachten. Wantrouw*! my niet. Ik ben uw vader. Niemand kan U meer beminnen; meer voor u bezorgd zyn, dan Ik ben. Vertrouw my dan, wier oog uw hart doorgriefde. timant, verlegen. Myn waarde vader! ach! geloof niet.., dat de liefde... De bron of oorzaak is van myn verlegenheid... Men heeft misfchien iets tot myn nadeel u gezeid? Verklaar gy dit aan my, gy zult myn ziel verkwikken. Tegen Filip. Zyn zagtc tederheid kon my, byna, verftrikken... Ik moet voorzichtig zyn; ik weet zyn oogmerk niet, orgon. Zou een bericht my tot uw nadeel zyn gefchied? ó Neen, myn waarde zoon! dat moet gy niet gelooven. Be-  B L T S P E L. 61 Beken uw neiging vry. Wie kon uw vryheid rooven ? 't Is my , van over lang, bekend, dat deeze ftad Verfcheiden fchoonhe'ên, in haar' ommekring, bevat, Die overwaardig zyn te worden aangebeden... Ik noem Klimeene Hechts, zoo vol bevalligheden; De freule, die, met u, dit zelfde huis bewoont; Die waardig is, dat elk haar liefde en achting toont; Die ryke fchoonheid, in haar houding zoo bevallig; Zoo vol verftand, en in haare uitfpraak zoo lieftallig; Die, in 't geringfte, dat van haar verricht word, toont Welk een uitmuntend hart in haaren boezem woont... Op welk een' fchat mag zich die jongeling beroemen, Dien zy eens met den naam van bruidegom zal noemen! timant, tegen Filip. Nu zie ik, hemel! is myn achterdocht gegrond. orgon. Gyzwygt, ziet naar uw' knecht,en mompelt binnens mond ? i Schroomt gy uw hartsgeheim aan my dan te openbaaren ? i Zyt ge ook reeds ligt verloofd?... Ik bid , wil u verklaaren. [ Ik ftem in uwe keus; wat meer is, ik vergeef, i Zoo uw genegenheid , in deezen , iets misdreef. timant. ! Ik ben nog niet verloofd , daar kunt ge u op vcrlaatcn. 1 'kSpi eek openhartig... Maarlaatonszooluid niet praaten... i Ik vrees, ik vrees maar, dat men ons beloert... Ikfchrik... orgon. Wat vrees? daar is geen mensch. Alleen Filip'en ik... Kom,  62 DE WANTROUWIGE, Kom, lustig, (preek vry uïr, en maak een eind'vJzaakei binnen kort, her b,y ger^en fmaa?eH Om o i.de armen van eene echtvriendin re zien L).eu gelukkig maakt... Of, zyt gy ook misfchien lot een verbind mis, door het hn,„u,t, ' Ul net nuwlyk, ongenegen ? t im a n t. Heer vader! deeze flap. .. C„oe maakt Is zoo gew.gtig, dat ik my, op deezen ^ g J Niet kan verklaaren voor of tegen >t echtverbond.... Du zy genoeg, dat ik geen vyand ben van trouwen. orgon. Wilt gy dan huwen ? filip, Timant aanflootende. Zeg maar ja. Het mogt u rouwen. t, ,. timant, tegen Filip. Ik IJetrnydaar.byna.te verr', te haastig uit. Tegen Orgon. Tot op dit oogenblik nam ik nog geen beOuit ï ^V'1 Cen' daS oft««*. zulks mooglyk overleggen En, vader, myn befluit, aan u dan nader zeggen Zoo k maar geen voorwerp ben van uw gramftorigbeên. Keen ! doe gejyk gy zegt, jTben 'er meê te vreên k gaa zoodaadlyknaar-tgezelfcliap... * 2aJ my rpo^n Ik ben zo gaarne by dien ouden , by dien goeden , Dien eerelyken heer Geronte, en byzyn kind; Een meisje, daar ik iets betoovereads in vind; Een  B L T S P E L. 63 j.Een ichoonheid,die my verr' voor andrerJ zou bekooren, Had ik uw jaaren... wat doet gy ons van haar hoeren? timant, verlegen. bat... alles waar is... en ook air, wat gy belieft... Ter zyde. t Marteltaai! waardoor hy my de ziel doorgrieft. orgon. :Zy kryge een' bruigom, haar gelyk. 'k Ben opgetogen ■ Door haar hoedanigheên... door haar uitmuntende oogen... 'Zy febynt u minder te behaagen... 't Doet my leed ■ Dat ze u zoo niet gevalt... want zeker... anders... weet... ;ik had een oogmerk, dat ik u wel eens zal zeggen. timant. I Hoe, met Klimeene?... Hoe of ik dat uit moet leggen? orgon. ja, 'k had ze u toegedacht... Maar'k zie datgeu gedraagt, : En', van haar fpreekend, toont, dat zy u niet behaagt... Zeg' my de waarheid. Word zy van u aangebeden?.. Bemint gy haar ?.. geef, door uw wantrouw, my geen reden Van ongenoegen. timant. Of ik haar bemin ?.. Ze is fchoon... Maar... Maar... Deganfche zaak hangt af van haar perfbon. Ik veins niet, en ik zou zeer kwalyk my gedraagen , Zoo uw welmeenendheid aan my niet kon behaagen; Zoo 'k geen vertrouwen ftelde in uw bepaald pefluit. :. ik... FI-  64 DE WANTROUWIGE, FILIP. Wel de droes! daar komt het eindlyk 'er nu uit. 1 ORGON. Vervolg. TIMANT. Ik... Ik verzoek, dat gy aan my wilt fchenkcn Nog eenige uuren, om my nader te bedenken, Eer ik u antwoord. ORGON. Ook al wel... Neem uw beraad, Terwyl ik gaa, en u een korte wyl verlaar. FIL lp', hem mloopende. Mynheer! hy mint haar op myn woord!... Doe of hy heden U alles, wat gy hem gevraagd hebt, hadt belceden. ZESDE T O O N E E L. TIMANT, FILIP. TIMANT. Wat fluistert gy daar uil myn' vader in het oor ? Geheimen zeker, die gy wilt, dat ik niet boor. FILIP. Om 'shemels wil, mynheer! wat wilt gy toch beginnen?! Gy wenscht Klimeene te bezitten, die uw zinnen Betooveit, en mynheer uw vader bied ze u aan, En ondertusfchen eischt gy uuren van beraan; K  B L r S P £ L. G$ Ja, in de plaats van hem de waarheid rond te zeggen, Weet gy uw antwoord zoo bedektlyk te belegden, Dat hy niet weet, wat of hy van u denken moet. Is zulk een handelwys nu vriendlyk? is zy goed? TIMANT. Ach! hoe blymoedig was dat voorftel aangenomen ,• Had ik, in dit geval, voor geene list te fchroomen; Had ik geweeten , dat ik hem vertrouwen mogt... Maar al zyn doen baart in my billyk achterdocht, En, eer ik my ontdek, tracht ik, door looze vonden, Het hart myns vaders nog wat nader te ondergronden... Hy liet zich, ach! Filip! hy liet te verr' zich uit. Al wat ik heb gevreesd is waar, of 'k ben een guit. Hebt gy niet opgemerkt, dat dikwils, in zyn weezen, Als hy my aanzag, drift en kwaadheid was te leezen? FILIP. 6 Neen! maar onderftel, hy had zulks al gedaan, Wat vader, d'ie zyn' zoon dus met hem om ziet gaan, Zou zich van gramfchap, van opioopendheid wecrhouên ? Ik weet Waarachtig niet hoe gy hem kunt mistrouwen. TIMANT. Weet gy. dat waarlyk niet? 'tWas mooglyk veinzery, Om Hechts te weeten, of Klimeene waarlyk my Zoo zeer ter harte gaat, en , naar bevind van zaaken, My weg te zenden, om zyn huwlyk klaar te maaken... De waereld is aan u nog niet genoeg bekend Om dit te weeten. Ik ben meer aan haar gewend, 'tls de eerstemaal niet, dat men vaders dus ziet leeven E Met  66 DE WANTROUWIGE, Met hunne kindren, om een' echt te wedcrftreeven... Zeg, wat bereekcnt die verrukking, die hem ftrak Vervoerde, toen hy van myn lief Klimeene fprak? Spreek , zyn dat woorden voor een' man van zyne jaaren?.. 't Is allerzekerst, en de tyd zal 't openbaarcn , Dat hy verliefd en ook myn medeminnaar is, En dat al 't geen hy doet voorzeker en gewis Gefchied , om haar van my, my van haar, af te fcheuren.. Ik gaa naar binnen, om nog verder naar te fpeuren 't Geen tot myn' bittren ramp en ongeluk behoort. Ach! wierd meer dan te veel door my niet opgefpoord! Was dat papier door my maat niet verbrand zoo even... Hoe groot een licht had dat, in deezen, kunnen geeven. Hy vertrekt. FILIP. Wat heb ik al geduld van nooden, om voortaan Met zulk een' heer, als hy, bchoorlyk om te gaan? Maar 'k ben al te eerlyk en te vee! met hem bewogen: Want die wantrouwig is verdient te zyn bedrogen. Einde van het tweede Bedryf. DER-  B L T S P E L. 67 DERDE B E D R Y F. EERSTE T O O N E E L. GERONTE, KLIMEENE. CERONTE. Z(eg, wat begeert gy? 't Is of alles u verveelt; Gy treurt, nadat ik u een zaak heb meegedeeld, Waarover my uw oog met blydfchap moest aanfehouwen. KLIMEENE. Hoe zal, hoe kan ik, ach! myn traanen wederhouèn? Hoe kan ik vrolyk en verbiyd zyn in een' ftaat, Waar ik een' vader, dien 'k zoo lief heb, in, verlaat ? Dat aaklig denkbeeld geeft my telkens ftof tot fchieïjen. ]k zal dan, binnen kort, my van u moeren fcheièn. Om een' beerschzuchtigen, mèlaneholieken man Te volgen, dien myn hart nooit recht beminnen kan. GERONTE. Wel, arme zus!., nou 'k zal .niet weder op u grommen. Maar, meid! de kunst om u behoorlyk te vermommen Is u nog onbekend, 't Valt thans geen meisjes zwaar Hit 's vaders huis te gaan; maar ieder zou, zoo waar! Wel twaalef vaders voor een' enklen bruigom geeven..; Maar wat mishaagt 11, om met heer Timant te lecven ?' En om wat oorzaak toch verzet ge u tegen my ? KLIMEENE. Verzetten tegen u? mynheer! geloof my vry, E 2 Dêft  68 DE WANTROUWIGE, Dat liet myn hart nooit toe, en zal 't altoos beletten; Ik zal gehoorzaam zyn en nimmer my verzetten; Ik onderwerp my en zal trouwen met Timant. Verfchoon myn traanen Hechts... Ter zyde. Het gaat my aan 't verftand !.. GERONTE. 't Is mooi! 't is waarlyk mooi'. ik noem dat fchreijen, huilen,, Maar ongehoorzaamheid, of, op zyn best, maar pruilen. . Ik weet wel, dat Timant, fchoon hy niet kwalyk leeft, , By zyne braafheid ook zyn zotte grillen heeft. Maar wat betekent dat? wat is 'er aan geleegen? Want is de man wat gek, dan is het daar en tegen Te beter voor de vrouw. Zyn vader is myn vrind Van myne jeugd af aan, en, als gy hem bemint, Zie ik geen zwarigheid. Kom, leg maar niet te teemen!! KLIMEENE. Ach! zyn wantrouwig hart zal niemand hem beneemen. GERONTE. Nu, 't zy daarmeê zoo 't wil. Ik zeg u, waarde kind! 'I Is tot uw eigen best, dat ge u aan hem verbind... Maar fchaamt ge u niet ?.. Gy houd den neusdoek voor uw oo-> Daar ge al zoo groot zyt, om uw traanen af te droogen ? (gen,) Of meent gy, dat een bruid moet fchreijen, eens vooral, Omdat de mode wil, dat ze altoos fchreijen zaï ? KLIMEENE. Vergeef my, dat ik my, door zwakheid , liet verwinnen.! Ik ben geneegen , om myn' heer Timant te minnen. Watz  B L T S P EL. 69 Wat meer is: opdat ik my gansch met u verzoen', Om dat fïandvastig, met een bly gelaat , te doen. geronte. Braaf, braaf, myn dochter! dat is taal, die zich laat hooren, Nu fpreekt gy, als een boek, veel beter, dan tevooien... Daar komt uw fchoonvaêr aan. klimeene, ter zyde. Myn arme Damon! ach! Ik ly nog meer, dan gy. geronte. Hoor ik al weêr geklag? Al weêr aan 't fchreijen ? ik zou my ten minfte fchaamen Voor d'ouden Orgon. klimeene. Ik zal handlen naar betaamen. Ter zyde. Beklaaglyk hart! blyf gy fïandvastig in uw' druk. Gy zyt gebooren tot verdriet en ongeluk. TWEEDE T O O N E E L. orgon, geronte, klimeene. orgon. Z/oo ik u fïoor, dan gaa ik aanftonds weêr vertrekken: Myn komst moet in 't geheel geen hinderpaal verflrekken In uw verhandling met de freule. geronte. Malligheid! E 3  7o D E W A N T ROUWIGE, Ik heb myn dochter hier ailcen maar heèn geleid. Om tusfehcn ons haar ons belluit bekend te maaken. Had ik haar, in 't gche'm, van nndre foor; van zaaken Te fpreeken, 'k zou u zei I's verzoeken heen te gaan. 011G O N. Maar hoe! de freule fchynt gevoelig aangedaan; Zy heeft gefchreid ? 1 k bid, meld , onbcfehrOomd, de reden ? Bereid myn voorftel haar ook die droefgeestigheden? Is dan myn zoon zoo ongelukkig! ach! mishaagt Hy haar ? GERONTE. Wat praat is dat ? 'k weet niet waar gy naar vraagt. Zy moet!., zy wil of niet! Ik floer my aan geen grillen ! Zy is een deugdzaam kind, en 'k weet zy zal wel willen... Qy wilt, niet waar? KLIMEENE. ö Ja, myn vader! 'k ben gereed; Ik fehik my naar uw' wil, gelyk ik altoos deed; Myn kinderliefde is groot, zy ftraalt weer door in deezen. Tegen Orgon. En gy, mynheer'. gy zult nu ook myn vader weezen? O R G O N. Ik ben betoverd. Hoe gelukkig is myn zoon! Vergun dat ik aan u myn dankbaarheid betoon'. Ja, op war groot geluk kan ik myzelv' beroemen? Ik zal u met den naam van dochter mogen noemen! Ach! welk een vreugd wordt aan Timant niet aangebragt Door zulk een tyding, die hy niet van my verwacht.  B L T S P E L. 71 GERONTE. Hoe, hebt gy dan aan hem geen kennis nog gegeeven Datgy Klimeen voor hem verzocht ?.. Wie zag zyn leeven!.. ORGON. ö Neen! niet opentiyk. 'k Heb zoo wel iets gezegd,.. Gy weet hoe hy bedaar. Men kan bezwaarlyk recht Zyn waare meening, zyn beftait, te weeten komen. GERONTE. Een vreemder handelwys heb ik nog nooit vernomen. Gy weet niet of uw zoon, ("dat lykt wel kinderfpe!,) Myn dochter hebben wil, en vraagt haar evenwel? Als wy nu klaar zyn, kan hy door zyn grillen, vodden, En vieze nukken weer de ganfche zaak verbrodden. ORGON. Ja, maar ik weet, dat hy uw dochter teer bemint, En zich gedraagen zal, als een gehoorzaam kind. Hy is zoo grillig niet, als gy hem hebt befchreven. GERONTE. Dat zyn juist woorden, die my klaar te kennen geeven Dat gy uw' zoon niet kent... In 't minste niet. ó Neen! Hy is fomwylen zoo vol zotte grilligheên; Zoo zonderling in zyn gebaarden en bedryven, Dat ik my ergren moet. Ik zal ze u kort befchryven. Vergun my daarom voor een oogenblik gehoor. Wy moesten beiden laats: eens een naauw ftraatje door. Hy liep met groote drift, wyl wy, naar zyn gedachten, In naauwe ftraatcn ons minst veilig moeten achten, Als allerbest -gefchikt om menfchen kwaad te doen... E 4 lk  72 DE WANTROUWIGE, Ik volg... Waarop hy zich nog meer begon te fpoên... , Wanneer wy eindelyk niet langer loopen konden, En ons op 't midden van een ruime markt bevonden, Beleed by my, dat hy zyn' knecht niet had vertrouwd,, -Dewyl hy trekken in zyn aanzicht had befchouwd, Waaruit hy hem verdacht van kwaad te willen pleegen.... Hy fbheert altoos zichzelv', omdat hy is verleegen, En vol angstvalligheid voor eenig ongeval, Denkt dat zyn huisknecht hem de keel afmyden zal Ziedaar zyn kamerdeur, van binnen wel gefloten Met twaalef grendelen, zoo middelflag als grooten, En daar en boven digt beplakt met wit papier... Een braaf en deftig man, een vriend, my onlangs hier Bezoekende, kwam juist zyn kamerdeur wat nader... Hy fprong 'er uit, en fchold den man voor een' verrader,, Die luisterde naar 't geen men fprak in zyn vertrek. En gy zegt nog dat hy niet handelt als een gek? ORGON. Hoe zeer de dwaasheèn van myn'zoon my 't hart doorbooren, J Ik heb die echter, met bedaardheid, willen hooren, En 't is my lief da; ik ze weet, om my te meer Te wapenen tot zyn verbetering, mynheer! Maar in haar byzyn, die in 't kort zyn bruid zal worden, J Die af te fchiluren, ftryd een weinig tegen de orden. KLIMEENE. Vergeef my, dat ik in uw rede val! ik weet Al wat 'er is verhaald, al wat hy fprak of deed... En, dat zyn wantrouw my ten hoogde kan mishaagen, ,  B L T S P E L. 73 Ja zelfs bedroeft, mynheer! kunt gy myne oogen vraagen... Devvyl ik echter ben gefchikt, om in den echt Met hem te treên, gelyk myn vader heeft gezegd, Zal 'k hem verdedigen. Hier ben ik toe gehouên. Een juffrouw van verftand, wanneer zy komt te trouwen, Is fteeds verplicht, om all' de fouten van haar' man Zoo veel voor andren te verbergen , als zy kan; Maar aan hemzelven die gulhartig voor te ftellen Tot zyn verbeetring, fchoon zy hem daardoormoog kwellen. ORGON. Hoor hoe verflandig en hoe braaf zy redeneert! Haar deugd verdient dat elk haar hart en hand begeert.. Beminlyk voorwerp! Iaat ik u myn blydfchap tooncn! Ik ben verrukt, daar 'k zulk een ziel in u zie woonen. Ach! dat ik u omhelze en in myne armen vatt'. Timant, juist op dit oogenblik achter op het tooneel verfchynende, fchrikt en blyft flaan. GERONTE. Zoo kindren ! kuseht elkaêr! hoe gaarne zie ik dat. ORGON. Uwe oogen kunnen myn' Timant nooit meer bekooren Dan my... 6 Zulk een vrouw is-nooit voor hem gebooren : Hy word haar nimmer waard'. GERONTE.- Ja, dat is alles goed. Maar weet gy wat aan my in deezen niet voldoet ? *t ls, dat die zaak, als nog, bleef voor uw' zoon verborgen. Dat maalt my door het hoofd, en doet met recht my zorgen. E s Hy  74 DE WANTROUWIGE, lly zal licht malligheid beginnen, als hy 't hoort. O R G O N. Och ! wees maar wel te vreêa ; verlaat u op myn woord: Ik zal 't hem zeggen. GE R O X T E. Nu, kom, gaan wy dan naar binnen. Aan tafel zullen wy de zaak, met ernst, beginnen, li: zal myn' heer uw' zoon verzoeken. Kom, wel aan ! ! Tegen Klimeene. Kom maar aan tafel, meid! en alles zal wel "gaan. DERDE T O O N E E L. T 1MANT , alleen, ;mi eene verlsgeie en verJchrikte hdudlng voorwaard* treedende. "Wat heb ik daar gehoord >.. wat moest myn oog aanfehou» t Durf ik myncooren, durf ik myn gezicht vertrouwen ? (wen ? Ja, hemel! zeker is myn ongeluk,.. Timant! Wat zal uw lot zyn, do r mvs vaders eigen hand? Ik ben myzeiv' niet meer. ö Allcrwreedltc vader! Trouwbreekende Klimeen! Geronte, fnood verrader! Hy valt in een' armfloel. Wat mag de meening van zyn laaifte woorden zyn? Aan tafel zal de zaak, met ernst... ó Wreede pyn... Misfchien zal zyn verzoek, om daar te komen, (trekken, Om, aan die taiel my myns vaders echt te ontdekken. Hoe zal ik my daarby gedragen? Schuilt 'er nog Misfchien iets anders? een nog leelykcr bedrog? Hy zit in diepe gedachten. FIER*  B L T S P E L. 75 VIERDE T O O N E E L. / timant, filip. filip. Mynheer!.. Hy zit weêr in zyn grillen diep begraaven. El) hoort my niet... Myn (tem zal harder moeten draaven. Mynheer! Nog hoort hy niet... Ik zal maar wachten tot Zyn droom voleindigd is... Beklaagelyke zot! Hy gaat achter den ftoel van Timant flaan. t imant, Filip niet ziende. Is 't mooglyk, om die zaak zoo heimlyk te overleggen? Zou Damon niets hiervan bekend zyn ?.. my niets zeggen ?.. Ik ben geheel bedwelmd door deeze omflandigheid. Ach! welke netten heelt Geronte- my gefpreid!... Als ik 'er aan gedenk, voel ik myn leden becven. Ontmenschre vader! zoo geveinsd met my te leevcn! Ik ben verwoed. f i l i p , ter zyde. Hy droomt. Ik bid, mynheer! bedaar! Hem by den rok trekkende. Mynheer! t imant, opfpringende en zyn' degen trekkende. Wat is 't ?.. Wat moet gy hebben ?.. moordenaar!.. Zyt gy 't, Filip? filip , beevende. Dat weet ik zelf niet... Welke blikken !... Zoo ysfelyk, mynheer! hebt gy my daar doen fchrikkem. Ti-  ?6 DE WANTROUWIGE, TIMANT. Vergeef het my, ik ben geheel verbystering. De zekerheid, die 'k van myn ongeluk ontving, fin voor een oogenblik eerst recht my is gebleken, Maakt, dat ik denken kan , noch handelen, noch fpreeken.i, Ik heb, dit zie ik nu van achtten, wel gedaan, Dat ik myn min niet aan myn' vader deed verflaan, Wyl 't my nu , zonneklaar, bekend is, dat de liefde Zyn hart, maar al te flerk, voor myn Klimeene griefde.:, FILIP. Hoe!... Hy op haar verliefd ? waarom heeft hy haar daim U aangeboden?.. Ik vind hier geen reden van. TIMANT. Waarom? die reden is gemaklyk op te fpooren. Zyn oogmerk was, my, door dat aanbod, uit tehooren,, Dan te beflraffen, en te zenden uit den weg... Of mogclyk ook wel met een goed overleg, " Uit voorzorg, om daardoor myn hartstocht voor te komen,, Die zondig weezen zou, nu dat ik heb vernomen Dat zy myn fliefmoêr is. FILIP. Uw fliefmoêr? wel hoe nu?.., Wat zegt, wat meent gy toch ? en hoe begryp ik u ? TIMANT. Ik meen Klimeene , die trouwlooze, die op heden Met m^nen vader in het huwlyk is getreeden. FILIP. Met uwen vader, die, nog weinige uuren maar Is|  B L T S P E L. 77 Is hier geweest? mynheer! om 's hemels will', verklaar.. Wie vulde wederom uw hoofd met zulke grillen? TIMANT. Gelooft gy t niet?.. Ik zou 't ook nietgelooven willen, Had ik, zoo even, voor myne oogen, niet gezien Hoe dat hy haar omhelsde; had ik niet, nevensdien, Gehoord, hoe zyne tong de tcêrfte woorden flaakte; Hoe hy my in haar oog gehaat, verachtlyk maakte , Verkleinde; dat hy daarbenevens my haar hart Onwaardig noemde, tot myne onuitfpreekbre fmart; En zulks met een gelaat, met zulke weezenstrekken , Waarin ik duidlyk zyn verliefdheid kon ontdekken; Met zulk een tedere verrukking, die my, ach! Moest raazend maaken, als ik hem in 't aanzicht zag. FILIP. Hebt gy dit alles zelf gezien en moeten hooren ? TIMANT. Ja, en nog meer dan dit... Zy vreezen voor myn' toren, Voor myne wanhoop, en Geronte boven al. By 't eeten, zei hy, dat zich alles fchikken zal. ]k durf en wil hem wel niets kwaads te laste leggen, Maar,zoo 'k wantrouwig was,zou ik u durven zeggen, Dat hy my reden gaf tot yslyke achterdocht... Is 't middag eeten in myn kamer reeds gebrogt? FILIP. Ik zou juist vraagen, of ik 't nu voor u wil haaien. TIMANT, heen en weder gaande. Ik kan, dit oogenblik, myzelv' nog niet bepaalen... Och  73 DE WANTROUWIGE; Och! of ik 't all', niet zoo veel zekerheid, niet wist!.., Èn Damon weet 'er vast ook iets van... Ja, zoo is 't... Hoe zal ik,als men my't geheim ontdekt, my draaien? Bedaard?... ö Ja, daar zai ik nog het best mee flaagen.,^ Maar mooglyk acht men myn bedaardheid veinzer)'... En wie toch neemt op zich te. melden, 't geen men my Verborgen hield, en zoo beschroomd is te doen weeten ?. .ik kan de woorden van Geronte niet vergecten: „ Aan tafel maaken wy van alles een begjn , „ En fchikken'r zoo 't behoort." Wat heeft dat zeggen in? Wat moet'erzyngefchikt ?.. liet huwlyk van myn' vader? .4 Maar dat is al gedaan.. Geronte, 0 die verrader! Heeft wis niet eerlyk my behandeld... Hemel ! zou Myn vader my myn goed ontrooven, door die trouw?.. Haar alles(chenken.?..neen! dat kan ik nier,gelooven..;. Wat ramp, Timant! ging ooit uw ongeluk te boven? Het ziet 'er echter wel naar uit... Ik weet geen raad. FIL 11', hem naloopends en zy?ie gebaarden nabootfende. Indien hy maar de hand niet aan zichzelven ilaat: Want zuik een zotterny kent waarlyk maat nog paaien. Hy heeft de koorts. Ik zal een' doctor moeten haaien..j Mynheer! ik heb u lang, met aandacht, aangehoord, En uwe alleehfpraak, door myn vraagen, niet geftoord, Maar wilt gy ook, dat ik het eeten af zal zeggen? TIMANT. Wacht nog een oogenblik; ik zal 't eens overleggen. Na zich een weinig bedacht te hebben. Om te eeten, dunkt my best, naar boven niet te gaan, Wy!  B L T S P E L. 79 'Wyl ik de ontdekking van 't geheim niet door zcu ftaran. 'k 13cn niet genoeg bedaard, en zou my driftig maaken... rEn, zyn myn gisfmgen omtrent nog andre zaaken (Gegrond... Maar Iaat ik eerst bezien, of ik daarvan, Door nader onderzoek, 't geheim ontdekken kan, tEn vind ik 't klaar bewys, dan kan ik hen te laameu Op vaste gronden doen verftommen en befchaamen. Wacht gy my hier... Ligt niet myns vaders brieventas In deeze kamer?.. Zwygt gy ffil ? kom, antwoord... ra^! FILIP. 6 Ja, mynheer! maar wat zult gy daarmee beginnen? T IMANT. Dat weet ik zelf nog niet. Hoe dwaalen myne zinnen! De zaak is al te waar, en ik zoek evenwel Nog meer; ik zoek bewys... 'k Moet zien hoe ik het flell'. IHetkoste, wathetwill', 'k moet vast verzekerd weezen... • Ik mag de brieven van myn' vader immers leezen?... "Ik zal daardoor zoö groot een misdaad niet begaan? i Wacht my hier weêr. Ik zal al wat ik kan beftaan. Hy vertrekt. FILIP. i Nu raast hy wezendlyk, dat zou ik vast geloovcn. ' Wat heeft hy toch gehoord ?.. en wat is daarenboven ! Zyn oogmerk? ö ik weet, hoe kwaad hy zyn zou, dat I Ik zyne brieven nam, en die geleezen had , i Indien ik leezen kon. liet kostte my myn leeven. i Maar 't gaat gemeenlyk zoo. Voornaame luiden geeven i Meer vryheid aan zichzelv' dan andren, dat 's gewis! En,  8o DE WANTROUWIGE, En, als een hartstocht eens diep ingeworteld is Die hen beheerscht, dan geld op hun gemoed de reden Net als de lesfen ooit van 't fynfte bestje deeden, Die ze, eerst een meisje van pleizier, nu, by haar graf," Een mooije dochter, op haare achttien jaaren, gaf. V T F D E T O O N E E L. LIZETTE, FILIP. LIZETTE. Uw heer niet hier? Filip !... Wat ftaat gy opgetoogen? Gy ziet zoo ernftïg, zoo diepzinnig uit uwe oogen Als of gy waarlyk iets verftandigs overdacht. FILIP. Diepzinnig ben ik, ja! had gy dat niet verwacht ? 't Is echter myn gebrek. Gy zoud het ook wei leeren Indien gy daaglyks met myn' meester moest verkeeren, Die meenigmaalen ook zoo in gedachten ftaat... 'k Ontdekte een waarheid, die gy niet zoo üchtlyk raad.3 LIZETTE. Te weeten ? FILIP. Dat hy niet ter deege is by zyn zinnen, En daaglyks erger word... Wat zal hy nog beginnen ? Hy droomt zoo zonderling, als ooit een zieke deed, En 't ailerlastigfte van allen is, hy weet Altoos bewyzen, die de fchaal doen overhellen , Olïl!  B L T S P E L. U Om my in 't ongelyk, hem in 't gelyk te nellen ... Wierd naar 't verftand de rang der menfchen uitgedeeld, Dan wierd door my, gewis, eene andre rol gefpeeld; Dan wierd de knecht Filip misfchien een achtfle wonder. Mynheer heeft meer verftand, maar't myne is veel gezonder. LIZETTE. Foei! waarom fpreekt gy van uw' heer altoos zoo laag? Myn freule heeft fomtyds ook wel een wondre vlaag. Thans fchynt ze in liefde voor haar' Damon fchier te fmooren, En echter wil zy naar haar' zotten vader hooren, En neemen uwen heer, hoe dwaas hy zy, tot man. Zy wierd gewis ook zot, nu zy zoo kiezen kan... Maar zie, Filip! gy weet, ik hou niet veel van fnappen, En op kwaadfprekendheid zal my geen mensch betrappen. FILIP. Dat hoor ik. 6 Gy zyt uw freule zeer getrouw! Maar waarom of een knecht geen vryheid hebben zou, Als ook een kamenier, om over de gebreken Van zynen meester, of van haar meestres, te fpreeken ? Hoe wonderlyk deelt vrouw fortuin haar gaaven uit! Maar't best van allen is, hoe zeer ze 't ook verbruid, Dat zy den minderen de vryheid heeft gelaaten Om over 't zot gedrag der meerderen te praaten. Ziet gy niet daaglyks hoe dit in uw huis gefchied? De werkmeid babbelt van de keukenmeid... is 't niet? De keukenmeid praat van de kamenier, Lizetje; Lizetje lief lacht om de freule, voor een pretje; En deeze denkelyk lacht weêr om een gravin; F En  82 DE WANTROUWIGE, En die, om een prinfes.... Elk (telt vermaak daarin. lizette. Dus reutelt elk om ftryd , de minder van den meerder. Zoo waar, Filip! gy word hoe langer hoe geleerder. Maar, jonge lief! ik had, dat zweer ik by uw' baard, Meer zin in u, zoo gy maar half zoo fchrander waart: Want mannen van verftand zyn my al te eigenzinnig, Te wonderlyk, en voor de vrouwen niet aanminnig... Een minnaar gaat nog aan , als hy verftand bezit; Maar in een' echtgenoot ontbeert inen lichtlyk dit. filip. Daar komt mynheer. lizette. 't Is goed. Ik moet hem iets doen weeten: Ik had myn boodfchap, door al 't praaten, fchier vergeeten. ZESDE T O O N E E L. timant, lizette, filip. lizette, tegen Timant. Mynheer Geronte laat zyn compliment u bièn, En wenscht, van middag, aan zyn tafel u te zien. Uw vader heeft het ook voor u reeds aangenomen. Men zit zoo aan. Dies wil maar fchielyk boven komen. timant, met een fluk papier in de hand, en in eem verlegene houding. Men zet zich zoo... Daar is geen tyd dus van beraam.. IlC  Ê L T SPEL. Si Ik heb wat boofdpyn , en kan niet ter maaltyd gaan. 'k Wil dies mynheer Geronte, in deezen, dankbaar blyven.- LIZET TE. Mynheer! die hoofdpyn z:il wel fchielyk overdryven. My dunkt, gy moest het doen. Licht dat een lonkje van Myn freule daadlyk u daarvan geneezeu kam TIMANT, tegen Filip. Hoort gy wel wat zy zegt ? zy zoekt my te beweegen Dat ik aan tafel koom', maar 'k heb daar fcbiiklyk tegen,- LIZETTE. Gelieft mynheer nog iets ? T I M A N T; Neen! maak myn compliment: Ik kan onmogelyk verfcbynen daaromtrent, Want ik ben ziek,., zeer ziek... 'k voel al myn leden bceVeri* ; Zeg hem, dat ik terftond my zal naar bed begeeven. LIZETTE. i Gy meent het dan ? Ik dacht gy weigerde uit de grap„1 De goede hemel geeve u fpoedig beterfchap. ZEVENDE T O O N E E L. TIMANT, FILIP. TIMANT. ! Laat fchielyk eeten uit myn ordinaris haaien, ! Schoon ik niet eeten zal... 'k Moet echter my bepaalen. ( Ach ! hoe neêrflagtig is myn hart! waar vind ik raad ? $ i Waaf  84 DE. WANTROUWIGE, Waar zoek ik hulp voor my, in dien verwarden ftaat ? FILIP. Gy zyt zoo treurig, dat ik, zonder tydverliezen , Eer om een' doctor, dan om eeten, zou verkiezen Te loopen... Wees verbiyd, myn goede heer! wel aan! Om hoofdpyn moet men niet terftond naar bed toe gaan. TIMANT. Myn hoofdpyn was alleen een uitvlugt, voorgedraagen Omdat ik gaarne van 't gezelfchap ware ontflaagen. Zie hier, en lees... Hy gtefi hem Pal''er over- FILIP. Gy toont dit aan den rechten man. 't Is immers u bekend, dat ik niet leezen kan, Noch fchryven. 'k Heb daarin geen onderwys genoten. TIMANT. Ik vond de brieventas myns vaders wél gefloten, 't Is zeker, dat by iets geheims daarin verborg. Hy floot die anders nooit voorheen, met zo veel zorg... 'k Had haar nog naauwlyks met oplettendheid bekeken, Als ik 'er dit papier van buiten uit zag fteeken. Ik wierd nieuwsgierig, las, en trok dit ftuk 'er uit. Maar, door te groot een haast, heb ik het werk verbruid: Jk trok de helft 'er af, en de andre bleef 'er binnen. Het is de hand, of ik moest deerlyk my verzinnen, V, n KleÓn , die de vriend van mynen vader is. Hoor wat hy fchryft, en zeg, of ik my wel vcrgisf', Als ik geloof, dat reeds myn vader is verbonden Doori ■  B L T S P E L. 85 Door't huwlyk mer Klimeen... 't Hoofd is 'er van gefchonden. Hy leest. „ Ik wensck dat zulk een lief paar zeer lang in wederzydsch genoegen leeven mag. Twyfel niet aan het hart van mynheer uw' zoon. Hy zal met alles te vrede zyn, indien gy het begeert; en gy doet kwalyk, uw oogmerk wegens Klimeene zoo lang voor hem te verzwygen. Ik ben" Zyt gy nu overtuigd, en fpreekt gy nog een woord, Na zulk een klaar bewys, als gy daar hebt gehoord ? FILIP. Maar de andre helft, mynheer ! als gy die kost ontdekken , Zou , dunkt me, in deeze zaak veel tot verheldring itrekken'k Acht nog, met uw verlof, 't bewys zoo zeker niet... Is dan dat huwlyk in dien korten tyd gefchied, "Waarin we uw' vader hier. in deeze ftad, aanfchouwden? TIMANT. Ligt heeft hy, onbekend, zich lang hier opgehouden. Wie kan het weeten ? 't Blykt my echter uit den brief... En, fchoon nog niet getrouwd, heeft hy Klimeene lief... Dan, ik ben overtuigd, en weet, op zeekre gronden, Dat hy, door 't huwelyk, met haar reeds is verbonden. Ook word Geronte niet in 't minst van my vertrouwd... Wat of hy voorheeftwelk een kwaad of hy my brouwt ?... Of hy myn' vader niet beweegt , om my te onte ven ?.. Dan heeft zyn dochter 't ali', als Orgon komr te fterven. Nog erger!... wyl Lizette alleen gekomen is, Om, door haar vleitaal, my te lokken aan den disch... F 3 FI"  80 DE WANTROUWIGE, FILIP. Maar wat voor grooter kwaad kon u dan daar gefchieden ? TIMANT. Óch! allerlei. Ik ftond Geronte te befpieden Daar flus aan 't venster, toen ik, beevende, vernam, Dat een van zyne knechts van den apteeker kwam Hier in de buurt... kan hier geen boosheid achter flecken , Waardoor men , met vergif . my zoekt den hals te breeken ? 'k Zal my nog tot een kwaad befluit genoodzaakt zien. FILIP. Daar komt buia 't geheel gezelfchap... Byaldien... A' G T S T E T O O N E E L. ORGON, GERONTE, DAMON, TIMANT, FILIP. O R- G O N, Myn waarde zoon! ik heb een tyding daar gekregen, Die my ten uiterste verfchrikt maakt en verlegen. Zyt gy dan waarlyk ziek ? Gy ziet 'er evenwel Nog al welvaarcnde uit. GERONTE. Och! grillen ! kinderfpel! Kom, kom, ga gy maar met ons mede, aan tafel, boven: Die hoofdpyn zal welhaast geftild zyn , zou 'k gelooven. DAMO N. Lizette wilde ons maar verfchrikken , zo ik meen', Toeq  B L T S P E L. 87 Toen ze ons bericht gaf van uw naare omftandigheên. TIMANT. Vergeef het my, mynheer! ik ben niet naar behooren Gezond, maar zal in 't kort wel weêr zyn als te vooren. Het fpyt my, dat ik niet aan tafel komen kan; Maar 't is me onmogelyk. Ik bid verfchoon my dan. Tegen Filip. Ei lieve ! zie, Filip, wat moeite zy al deeden, Om aan de tafel my een plaats te doen bekleeden. GERONTE. Vergeet die hoofdpyn maar, als gy met ons vertrekt. Het eeten is gereed; daar is voor u gedekt... Hoor, jonge lief! al wie gezond en frisch wil leeven Moet vrolyk zyn. Ik zal een goed glas wyn u geeven, Dat u weêr zoo gezond zal maaken, als een hoen, Al waart gy nog zoo ziek. Wat zegt gy ? zult gy 't doen? TIMANT, tegen FilipZiet gy wel hoe hy veinst, om my maar meê te troonen ? Tegen Geronte. •t Is my onmogelyk, mynheer! wil my verfchoonen. Ik zal niets eeten, en nog minder drink ik wyn. Ik weet voorzeker, dat zulks kwaad voor my zou zyn. ORGON. Kom, ga maar meê! wil ons geduld niet langer tergen! Wilt gy niet eeten? goed I wy zullen 't u niet vergen... Is uwe ziekte dan van zooveel aanbelang? Dat hoop ik immers niet. Gy maakt my waarlyk bang. F 4 TI"  88 DE WANTROUWIGE, timant, legen Filip. Myn vader ook? Tegen Orgon. Neem my niet kwalyk, ik gaa leggen. Ik ben zoo erg niet, neen! ik zou 't u anders zeggen. damon- Vind gy niet raadzaam , dat men om een' doctor fïuun ? Daar woont 'er een niet verr'. 't Is hier maar in de buurt. timant. Neen! neen, vooral niet; doe geen moeite. Niet te teemen ! Dewyl ik, als hy kwam, niets van hem in zou neemen. Ik ben niet ziek. Het is maar hoofdpyn. Dies gaa heen. Het geen my helpen kan is de eenzaamheid alleen. geronte. Ik (chei 'er dan van af, en zal niet langer praaten, Maar u in de eenzaamheid, naar uw verkiezing, laaten. orgon. Ik kan onmogelyk gerust zyn, ach!,zoo gy Niet beter word, myn zoon. Ik blyf alhier u by. timant. Dat is onnoodig, gy zyt reeds te lang gebleven: Hou u niet op, maar wil aan tafel u begeeven. geronte. Kom, gaan wy dan , dewyl 'er niets aan is te doen. Het eeten word maar koud, laat ons naar boven fpoên. Hy neemt Orgon by de tent, Damon by de andere hand.  B L T S P E L. 89 ORGON. Begeef u voort naar bed. Wil voor hem zorgen draagen, Filip ! DAMON. Na 't eeten zal ik nog eens komen vraagen. NEGENDE T O O N E E L. TIMANT, FILIP. TIMANT. Hebt gy nu zelf gezien, met wat kwaadaartigheid, Met wat geveinsdheid ik wierd om den tuin geleid? Hebt gy gehoord, hoe zy my zochten te overreeden, Om my te lokken naar hunne eetzaal van beneden ?.. En Damon was daar ook... Ja! ja! 'k Heb wel gegist. En by myzelv' vermoed , dat hy van zaaken wist. Maar nooit had ik gedacht, fjk voel myn bloed ontroeren!) Dat ooit boosaartigheid een' mensen zoo kon vervoeren; Geronte zoo trouwloos I... Maar, Flip I wat nu gedaan? FILIP. Wat?.. My ten eerften om een' doctor Iaaten gaan. TIMANT. Dat zou niet kwaad zyn.Schoon...Maar echter,wie kan't weeSchoon ik van daag nog niets ter waereld heb gegeeten, (ten? En my dus geen vergif kan ingegeèven zyn... Maar deed men mooglykaan myn'handfehoen ookvenyn, Om myn gezondheid of myn leeven dus te krenken? F s De  5o DE WANTROUWIGE, De boosheid gaat zoo verr'. Doch dit kan ik niet denken, Dewyl 'er niemand in myn kamer is geweest. Doch, daar ik echter nog, met reden, blyf bevreesd, Kon ik, uit voorzorg, iets van 't tegengift gebruiken, Dat ik fteeds by my draag; ten minlte daaraan ruiken. Hoe red ik my uit al dit dreigende gevaar! De wanhoop zal me, in 't eind', vervoeren,.. Ach ! hoe naar...! FILIP. Wees, bid ik u, gerust. Gy maakt my meer verlegen. Hebt gy ook zwaarder pyn, zints, in uw hoofd gekregen? TIMANT. Ja ! myn befluit ftaat vast. Ik zeg het met een zucht, Ik moet van hier. Filip! uw heer gaat op de vlucht. Ik moet de listen van een' al te wrecden vader, Ik moet een' Damon, 'k moet Geronte, dien verrader, Omgaan. Voort vlieg! en haal my fchielyk een gerecht Uit de ordinaris. Huur, als een getrouwe knecht, In ftilte een paard voor my Ach! toon toch medelyden. FILIP. Gy wilt dan, fchoon bezet met hoofdpyn, uit gaan ryden! T I M A N T. Ik zal my naar een dorp begeeven, daar ik niet Beipied kan worden; daar geen een van hun my ziet. Daar zal ik, onbekend, en als een boer, myn dagen Verachtlyk flyten, en, bevryd voor hunne laagcn, Voor hun vervolgzucht, voor hun gruwelyk verraad, In vrede Iceven, fchoon in een' geringen ftaat. FI-  B L T S P E L> 91 FILIP. i Een fchoon befluit, voorwaar! my dunkt dat ik, voor deezen, XZulk een geval eens in een boek heb hooren leezen: ft Heet, meen ik, Amadis, uit Frankryk. Maar waa moet i Gy dan van keven, gansch ontbloot van geld en goed? TIMANT, 'Van nog een weinig, dat my over is gebleven, IEn van het brood, dat my myn handen zullen geeven. (Veel liever lyde ik, als een knecht, een arbeidsman, [Gebrek aan daaglyks brood, ja dorst en honger, dan 1 In zulk een groot gevaar, en onder zulke menfchen ' Te leeven, die maar naar myn dood eo onheil wenfchen. Uk heb gehoord, dat zich een wervend officier Iln zeker vlek onthoud; een plaats niet verr' van hier: 1 Daar wil ik myn bellaan gaan zoeken, en myn dagen, . Als een gemeen foldaat , in eenen veldllag waagen. FILIP, ; Ik bid, bedenk u wel. T IMANT. Spreek my niet tegen. Neen 1 1 Doe 't geene ik u beval, en gaa zoo daadlyk heen; 1 Beitel het paard, maar meld aan niemand myn bedryven, , Zoo gy uw leven mint. Ik zal eerst brieven fchryvcn , Aan die trouwloozen; aan die vrienden in den fchyn. ( Gy kunt, na myn vertrek, daarvan belteller zyn... ] Myn lieve Flip! gy zyt myn eenigile vertrouwen 1 Hier op de waereld; gy zult andren niet ontvouwen ' Waar dat ik ben... Ik laat dat alles op u Haan... Be-  93 DE WANTROUWIGE, Bedrieg my niet... Ik zal terftond naar binnen gaan, Om fchielyk aan den een' en anderen te fchryven... Neen! haal myn fchryftuig hier. Ik wil hier liever blyven.i filip. Wat?.. Gy hebt immers in uw kamer meer gemak, Dan hier in deeze zaal. Gaa dan, ik volg u mak. timant. Neen! dat ik doe gefchied naar ..verleg van zaaken. 'k Heb yzrer. tralies voor de venfters laaten maaken Van myn vertrek. Dit weet ge, en is aan u bekend. Komt hier nu iemand van myn vyanden omtrent, Die me overvalt', ik kan door 't venfter dan ontfnappen.. Filip vertrekt om een tafel en fchryftuig te haaien. Ik vrees nog, dat my die verrader zal beklappen, En aan myn vyanden ontdekken myn befluit! 'k Moet my beveiligen en trek myn' degen uit. Hy trekt zyn' degen. Filip brengt de tafel. Zoo, zyt gy daar al weêr? Flip! ziet gy deezen degen?' filip, beevende. Och! allerwaardfte heer! wat maakt gy my verlegen ! Ik ben een man des doods, en dat zoo jong! ö (mart! timant. Dien blooten degen jaag ik u terftond door't hart, Indien gy myn befluit aan iemand zult onrdekken, En deeze goudbeurs zal u ter belooning (trekken, Zoo gy getrouw blyft. Zie! nu kunt gy kiezen... Dra'. filip. Myn allerwaardfte heer! ik koos al lang. ó Ja'. Maac  B L T S P E L. 93 Maar berg dien degen toch, ik zal u nooit mishaagen! Zoo waar, mynheer! ik kan dat fchittren niet verdraagen. timant. Treed nader dan, en leg de hand op dit geweer; Slaa de oogen naar om hoog, en zeg: mynheer! ik zweer Dat ik aan niemand iets van uw befluit zal zeggen. filip. Ik wil wel zweeren all' wat gy my voor zult leggen: 'k Z weer by myn eeriykheid, myn'hals, myn vrees, 't heelal. Dat ik van uw befluit aan niemand fpreeken zal. timant. Nu, gaa dan heên en wil wat eeten voor my haaien. Als ik te paard flyg, zal ik u het geld betaalen. filip. Ik gaa op 't oogenblik; 'k zal loopen dat ik zweet, En noem my vry een' fchurk, als ik het paard vergeet. TIENDE T O O N E E L. timant, alleen. Ik was nog niet genoeg voorzichtig in myn zaaken, Ja onvoorzichtig, met dien bloodaart bang te maaken... Ik deed, zoo waar, verkeerd; wie weet, wat hy nu doet? 't Zou best zyn, dunkt my, hem te loopen tegemoet... Doch neen! het gaa, hoe 't gaa, ik moet myn brieven fchry ven. Hy gaat aan de fchryftafel zitten, fchry ft en leest overluid het geen fty fchry ft; doch ziet telkens befchroomd em, en fpringt, verfcheiden maaien, met fchik op. Weh (  94 DE WANTROUWIGE, Welgeborene Vrouwe, Gelerde Moeder! indien ik vroeger r geweten had, dat ik u deezen titel zou geeven, zoud gy die moeilykheden, u door myne al te tedere liefde veroorzaakt,, niet ondergaan hebben. Ik fchryf aan u niet, om ove* u tei klaagen, hierdoor zou myn brief te lang worden. Eene te*, derheid, ah de myne, had zekerlyk meer oprechtheid van u i verdiend. Ik neem thans, voor altoos, afcheid van u. Zelfm wensch ik , dat myn vader my onterve, om u zyn vermogen 1 na te laaten. Leef gelukkig en vergeet uwen ongelukkigent Jliefzoon Timant. ELFDE T O O N E EL. TIMANT, FILIP. FILIP, wederkomende. Ben ik niet ras weêrom5 wat hoefde ik uit te blyven ? Mynheer heeft haa>t, en ik vond reeds het eeten klaar, En in een halfuur tyds zal 't paard hier weezen. Maar, Waar toch gelieft mynheer dat wy de tafel dekken? TIMANT. Dat zal niet noodig zyn, en zou alleen verftrekken Om tyd te (pillen... Geef my 't eeten fchielyk hier. By ftaat op; gaat heen en weder; herleest zy;j' brief en zegt by zichzehen. Wat of zy zeggen zal op 't zien van dit papier? FI L I P , een gerecht brengendeZie hier de foupe reeds, ftraks zal ik 't andre brengen, Hy gaat weder weg.  B L T SPEL. 95 timant, zeer aandachtig het eeten bezien e. ik hoop niet, dat zy hier iets onder deen vermengen. filip, wederkomende met een fles ch wyn. Zit gy niet aan ? timant. Jk heb geen honger... Proef voor my ©Pt wel is klaar gemaakt... 't Is my bekend, dat gy IDaar kennis van bezit. filip, beginnende te eeten. ó! Welke lekkerheden! Ter zyde. IHy denkt, geloof ik, dat ze 'er rottenkruid in deeden. timant, de flesch opvattende. Wat ziet die roode wyn, van daag, 'er troebel uit! filip. 'Wil ik hem proeven, eer ge iets kwaads daaruit befluit? Hy drinkt. 6 Dat fmaakt kostclyk!... die wyn is uitgeleezen. Mynheer Timant! dat zal op uw gezondheid weezen. timant, de flesch andermaal beziende. iDe flesch is ligt niet wel gefpoeld : my dunkt, daar zinkt ;Iets troebels op den grond... Dat gy haar ledig drinkt Mag ik wel lyden, wyl ik drinken zal, noch eeten. filip. 1 Ik ben u dankbaar, heer! en zal het niet vergeeten. Hy drinkt. Terwyl Filip eet en drinkt, gaat Timant heen en weder, en ziet hem aan. 't h  96 DE WANTROUWIGE, 't Is zeldzaam dat een mensen, uit wantrouw, honger lydt.... Maar wat gaat my dat aan? ik ben 'er om verbiyd: Zoo veel te beter is 't voor my. TIMANT. Wilt gy iets zeggen? FILIP. Neen! ik was bezig met myn flesch... om te overleggen ; Welk een conditie... Ja !... uw beterfchap, mynheer: Hy drinkt. TIMANT. Ruim alles hier van daan; ik zal nog eens een' keer Naar binnen doen , om tot de reis my klaar te maaken. 1 't Paard wacht ik in den tuin. Draag , boven andre zaaken,i Voor myne brieven zorg: zy zyn van aanbelang. FILIP. Goed! als ik maar geen Taag voor brievenport ontvang. , Hy vertrekt. TIMANT. Rampzalige Timant! volg uw bedek ! gaa vluchten ! Vlucht, zoo ras' mooglyk is, naar andere gehuchten! Vlucht naar een woesteny, een' onbewoonden oord, Waar u geen menfciien zien, waar gy geen menfchen hoortït Gy kunt op 't waereldrond geen fchcpfels meer vertrouwen;; Geen' vader;geen matres;geen' besten vriend; geen vrouwen:: En 't allerminste nog, ik zeg het met verdriet, Uw eigen hart, Timant! uw eigen zeiven niet. Einde van het derde Bedryf. VIEBf  B L T S P E L. 97 VIERDE BEDRYF. EERSTE T O O N E E L. damon, lizette. damon, zich in een' leunfloel werpende. Lizette, gaa!... laat my weêr tot myzelven komen. Geheel door zwakheid en door wanhoop ingenomen, Had ik myzelv' byna verraaden. Ja ik weet Niet waar ik ben, en wat ik boven fprak of deed. Een fomber, doodlyk floers benevelt nog myne oogen. lizette. Gy doet my fchrikken. Ik ben diep met u bewogen, 't Verwondert my niet, dat die tyding u ontroert: Zy heeft myzelve ontfteld, en als geheel vervoerd. Maar troost u, wil u aan geen wanhoop overgeeven: 't Is nog geen tyd. Wie weet, wat of wy nog beleeven. De freule is immers met Timant nog niet getrouwd ? Zy mint u, licht dat gy dat huwlyk nooit aanfehouwt. damon. Hou, bid ik u! hou op my met die hoop te flreelen-, Een valfche hoop, bekwaam, om wanhoop voort te teelen. 'k Verbeeldde my, maar ach! het was maar waan en fchyn, 't Gelukkigst weezen van het gansch heelal te zyn... Ik zat aan tafel naast Klimeene, toen myne ooren, Zoo onverwacht, de taal haars vaders moesten hooren, Dat hy befloten had, zyn eenig huwlykspand, G Het  98 DE WANTROUWIGE, Het voorwerp myner min, te fchenken aan Timant. My dicht, dat ik verzonk, toen hy van zyne lippen Die woorden, hemel', als een' donderdag, liet glippen. Myn oog zag naar Kiimeen'; zy toonde me een gelaat, Dat nooit, zo lang ik leeve, uit myn gedachten gaat. Een traan, een teedre traan liep langzaam van haar kaaken... Ach! ik bezwyk. LIZETTE. Gy zult my ook aan 't fchreien maaken... Ik kon aan beiden zeer wel zien , wat ieder dacht. De onpaslykheid, die toen door u wierd bygebragt Of voorgewend , was goed, en moest natuurlyk (trekken Om zeer gevoeglyk aan 't gezelfchap u te onttrekken, Wyl die verandring van gelaat, zoo ik vertrouw, U anders lichtelyk verraaden hebben zou DAMO N. Wat ik gevoel is my onmooglyk uit te drukken. Lizette! zy bemint me?... en 'k voel ze van my rukken!... Klimeene! dierbare Klimeene! my zo waard'! 'k Zal dan , ondanks uw min , met u niet zyn gepaard!... Vaar wel dan! eeuwig wel! beminlykste aller vrouwen ! Leef! leef gelukkig, fchoon gy my niet moogt bebouén; Maar denk, wanneer de dood my weggenomen heeft, 'Hoe naauw myn teedre ziel aan de uwe was verkleefd. Lizette droogt haare traanen af. Ach! dat de hemel u zyn' zegen fteeds verleene Voor uw meêdoogcndheid! maar zeg niets aan Klimeene Van myne wanhoop, 't welk haar maar bedroeven zou. Vaar  B L T S P E L. 99 Vaar wel! licht dat ik u ook nimmer weêr aanfchouw. LIZET TE. Blyf, Damon ! blyf! vertrek, ik bid u, niet zoo fpoedig. Gy fpraakr te voren zoo bedaard, ja, zoo grootmoedig; Gy achtte u Iterk genoeg, om 't voorwerp van uw min Uw' halsvriend af te liaan... En nu krimpt gy zoo in ? DAMO N. 6 Ja, gy fielt, met recht, myn zwakheid my voor oogen. Ik fchaam my om myzelv'. Ik zou misfchien vermogen Genoeg bezitten, om Klimeene aan mynen vrind Ten huwlyk af te liaan. Maar haar, die my bemint, Door haaren vader aan een' andren te zien geeven, Kan ik, Lizette! en zal ik nimmer overleeven. LIZETTE. Dit moet gy echter doen. Maar zoo die echt gefchied, Dan raad ik, dat gy gaat, en haar nooit weder ziet... Ik weet, dat gy uw liefde aan haar nog niet verklaarde, En ook, dat zy haar liefde aan u niet openbaarde. Stel dan uzelv' gerust, en tracht het voorwerp niet, Zoo teer van u bemind, te Horten in 't verdriet. DAMON. Gy hebt gelyk. Welaan! ik wil het dan beproeven. Ik wil flandvastig zyn, en zal baar niet bedroeven. Eer fterf ik, eer myn hart der zwakheid hulde doet. LIZETTE. De freule komt. Welaan: vergader al uw' moed. G 2 TWEE-  ioo DE WANTROUWIGE, TWEEDE T O O N E E L. KLIMEENE, DAMON, LIZETTE. KLIMEENE. Zfoo, Damon! zyt gy hier? mag ik u beter vinden? Uw fchielyk toeval baarde een' fchrik aan alle vrinden. DAMON. De gunst is veel te groot, dat gy u nog om my Bekommert... Tegen Lizette. Ach! hoe zwaar valt my die veinzery! KLIMEENE. Zult gy niet haastig weêr naar ons gezelfchap keeren? Tegen Lizette. I3oe naar ftaat zyn gelaat! hem moet gewis ietsdeeren: : Ik kan myn hartstocht naauw' verbergen in deez' ftaat. D AM O N. Vergeef het my, vriendin ! dat ik u thans verlaat! Want de eenzaamheid alleen kan moogiyk my geneezen, Zoo ik geneeslyk ben... Maar 'k zou 'er hard voor vreezen. i Doch eer ik u verlaat kom ik nog fpoedig weêr, Opdat ik affcheid neeme, ook van den ouden heer. KLIMEENE. Hoe, affcheid?...en waar heên wil dan myn vriend vertrekken?. DAMO N. Verandering van lucht zal my tot nut verftrekken, Zoo ik geloof... Doch ik weet zelf nog niet, waar heêni KLI,  B L T S P E L. ioi klimeene. ó Ja! vertrek van hier... Gy hebt gelyk.. ..zoo'k meen... Ik raad het u... Maar wilt gy ons zoo ras begeeven ? damon. Zoo fchielyk mogelyk. Tegen Lizette. Zie hoe myn beenen beeven. klimeene. De hemel zegene uw befluit, myn waarde vriend! Leef zoo voorfpoedig, zoo gezond , als gy verdient. damon. Gelukkig !... kan myn oog op de aard' geluk aanfchouwen ? klimeene, tegen Lizette. Hoe treft hy my ! Ik kan myn traanen naauw' weêrhouên. damon. ó Neen ! de hoop op myn geluk is lang voorby. De hemel fchenke u al 't geluk , dat gy aan my Hebt toegewenscht... Leef! leef! met uw' Timant in vrede, Word hy uw echtgenoot. Dit is myn wensen en bede. Geen kwelling, geen verdriet verfcheure ooit deezen band ! lk zie u thans voor't laatst... voor't laatst kus ik dees hand. Vaar wel! vaar eeuwig wel! aanbidlyke Klimeene! Dat zich Timant met u vry in den echt vereene. klimeene. Gy fchreit ? myn hand is nat. Waarheen word gy vervoerd ? damon. Ik fchrei ?... En gy Klimeene! en gy... gy zyt ontroerd !... Waarom wend ge uw gelaat van my niet elders heenen > G 3 Wat  io2 DE WANTROUWIGE, Wat zie 'kl ö tederheid ! 'k zie ook uwe oogen weenenl KLIMEENE. Wat zal ik zeggen? ó myn Damon! vlucht!.. verlaat!... Vaar wel! vergeet my !... ach ! ik ben niet meer in ftaat... DAMON. Ik u verlaaten ?... u!... ö Ja ! dat zal ik kunnen... Wilt gy my Hechts, dat ik terftond niet gaa , vergunnen. Maar u vergceten!... is 't u ernst, dat dit gefchied?... KLIMEENE. 6 la! vergeet my maar!... doch neen! vergeet my niet!... Wy worstlen beiden met één foort van ongenuchten !... Maar'k zeide u reeds te veel...Vaar weü'k moet u ontvluchten. DAMO N. Blyf, waardig voorwerp ! nog een oogenblik my by. 't Zal 't laatfte tydftip zyn, waarin myn leven my INog niet tot last verftrekt. Ik moet, eer wy vertrekken, Ach! dat ik u bemin, ja! u agnbidde, ontdekken, 't Is 't eerst, dat gy die taal van myne lippen hoort, En 't zal voor 't laatfte zyn. .. Indien zy u verftoort, Vergeef het my... Gaa nu, beminlykfte aller vrouwen ! Ik kan u in den arm eens andren nooit aanfehouwen. Vaar wel! beklaag my! ik verlaat u voor altyd. KLIMEENE. Biyf! Damon! ik ben ook zoo zwak, gelyk gy zyt... Ja, ik bemin u! en dit fchroom ik niet te zeggen; Het is geen misdaad, die men my te last kan leggen, Dat ik de deugd bemin, 'k Heb eer iets goeds verricht. Wat ben ik niet aan uw grootmoedigheid verplicht! Heti  E L T S P E L. 103 Het voorbeeld uwer min toont, boe men moet beminnen; Zy heeft geen vveêrga: want zy kan zichzelf verwinnen... 't Is tyd, myn Damon! dat wy van elkandren gaan. . Vaar wel!.. beklaag my ook!... ach ! waare ik hier van daan !... DAMON. Waar ben ik ? hemel! welk een menigte van dingen, Die ik niet noemen kan, en echter my omringen, Doen my gevoelig aan, en heerfchcn in myn hart... Verwondring, tederheid, en tevens angst en finart!... 6 Noodlot, moest gy dan twee zulke harten Icheiden ? ... KLIMEENE. Beur, Damon ! beur u op, en wil den tyd verbeiden. Gy hebt me een voorbeeld van grootmoedigheid bereid En waare liefde... Toon my ook Itandvastigheid. Orgon vertoont zich, en Hyft, met opmerkzaamheid, in een' hoek achter op het tooneel Jiaan. DAMON. Uwe overgroote deugd, Klimeene! doet my bloozen. Maar ach! wat zie ik ? neen!... gy moet geen traanen loozen! Verberg ze, zielsvriendin! ik kan ze niet weêrltaan... Ik zou bezwyken , of tot wanhoop overflaan. KLIMEENE. Wie kan, by zulk een' ramp,myn vriend '.ftandvastigbiyven? 6 Neen, dat is te zwaar; dat kan geen mensch bedry ven!... Ontvang, met deezen kus, en de eerste en laatfte blyk Van myne oprechte liefde, eer dat ik u ontwyk... Gy zult my niet meer zien... Maar wil my niet vergeeten... Troost u... 'Gy zult wel nooit my de uwe kunnen hecten, G 4 Maar  io4 DE WANTROUWIGE, Maar blyf my waardig. damon, haar omltelzende. Vaar dan wei, verloren hoopl Vaar wel, deugdminnend hart!... na't einden van den loop Myns levens, hoop ik u in beetren oord te aanfehouwen, En weer re omhelzen. lizette. Wil van fchreien u onthouên... Mynheer Geronte komt, ik hoor het aan zyn' draf. . Om 's hemels wil, mynheer! droog uwe traanen af. klimeene. Gy fchreit nog, Damon! ach 1 wil my niet meer mishaagen. damo n. liet zyn de laatfte der getemde hartstochtvlaagcn, Waarop ik hoop, dat ik eerlang, door myne vlucht, Gansch zegepraalen zal, in een gewenschter lucht. lizette. Vlucht nog zoo haastig niet; fcheid u niet van elkandren: Zy is nog niet getrouwd: de zaak kan nog verandren. DERDE T O O N E E L. geronte, orgon, klimeene, damon, lizette. geronte, tegen Damon. Uw onaerdanigste , heer Damon! wel, bevind Te  B L T S P E L. 105 Tegen Klimeene. Gy u nu beter?.. Zyt gy hier ook, lieve kind! Hebt gy uw' fchoonvaêr en uw' bruigom niet vernomen? KLIMEENE. Deez' na den middag zyn zy nog niet hier gekomen. GERONTE. Ik zoek, waarachtig, meid! als of ik fpelden zocht. Waar mogen zy toch zyn?... Orgon komt te voorfckyn. Heb ik het niet gedocht ? Daar is hy al... Maar hoe ? wat drommel gaar hy maaken ? Hy wischt zyne oogen af... Wat of hem kwam genaaken? Waarom gefchreid?... 't Is niet geoorloofd, inderdaad! Op zulk een' vreugdedag, zoo treurig een gelaat Te toonen... Ik zal eten notaris laaten haaien, 't Contract moet deezen dag nog afgemaakt... Geen draalen l ORGON. Ik wenschte wet, dat ik myn' zoon eens fpreeken kon, Eer dat men een contract van dat gevvigt begon, 't Zou, dunkt my, raadzaam zyn, dat nog wat uit te Hellen, En dien notaris maar wat op den mouw te fpellen. GERONTE. Wat zotte taal is dat?... Gy hebt, geloof ik, niet Genoeg geflaapen, wyl gy uit uwe oogen ziet Als of gy had gefchreid... Waar heeft uw zoon gezeten Den ganfehen dag ? LIZETTE. Daar komt Filip die zal 't wel wee'en. G S FIER.  io6 DE WANTROUWIGE, VIERDE T O O N E E L. geronte , orgon, damon, klimeene,. lizette, filip. geronte, tegen Filip. Zool zyt gy daar, Filip! zeg my, waar is uw heer? filip. Mynheer heeft my gelast, aan al 't gezelfchap zeer Zyn compliment te doen. Een halfuur naauw' geleeden, Is hy, te paard, van hier naar elders heen gereden, En naauwlyks zat hy op, wanneer hy my beval Dees brieven , die ik u, in orde, geeven zal... Hy geeft aan Orgon, en aan alle de anderen, bthalven Lizette, brieven, met diepe buigingen. geronte. Wel, kaerel! word gy gek? waartoe zyn al die grillen ? filip. Voor u heb ik 'er geen', Lizette! of 'k laat my villen. klimeene, kezende. ,, Welgeborene vrouwe, geëerde moeder!" Onmooglyk kan die brief aan my gefchreven zyn. filip. Lees verder maar. klimeene. ö Neen ! dat heeft in 't minst geen' fchyn. o r g on. Of waak, of droom ik ? Wat doet uwe tong my hooren? Heeft  B L T S P EL. 107 Heeft hy geheel en al dan zyn verftand verloren? geronte. ö In dat ftuk kon hy niet veel verliezen... Maar Schryft hy zoo duivels zot en desperaat aan haar, Wie weet wat malligheid dan de inhoud is van deezen,.. Het zy dan, hoe het zy, ik moet hem toch eens leezen. orgon. Leefde ooit een vader zoo rampfpoedig, ach! als ik? Hy geeft den brief aan Damon over. Lees gy wat hy my fchryft, daar! want ik beef van fchrik. damon, kezende. „ De wreedheid der ouderen kan de kindets niet van hunne llichten omflaan. Ik volg myn' plicht, terwyl ik, om voor altoos affcheid te neemen, u nogmaals eenen ongelukkigen zoon erinner. Ik weet, dat ik geen recht heb, om over de daaden van mynen vader te oordeelen... Ik kan uw huwelyk met Klimeene niet afkeuren; maar waarom my, door valfche hoop, misleid? waarom gevaarlyke aanfiagen tegen my gejmeed, die ik niet kan doorgronden? gy zult my nimmer wederzien. Gy hebt my ongelukkig gemaakt; maar gy hebt my het leven gegeeven. Gy hebt my niet als een vader behandeld, maar ik zal echter altoos blyven uw gehoorzaame en ongelukkige zoon T 1 M A N ï." Welk een verbystering! k l I meene. Aan my heeft hy gefchreven, Als aan een fliefmoêr... OR-  108 DE WANTROUWIGE, ORGON. Wat moet ik niet ai beleeven! En ach! myn waarde vriend ! had ik het niet beleefd ! Durft dan een zoon, een zoon, die zulke blyken heeft Van myn genegenheid te hemwaarts, my dus fehryven? My kwellen, door my zulk een' handel aan te wryven? De hemel weet en kan getuigen (trekken, dat lk geen der plichten van een' vader ooit vergat. GERONTE, Filip aangrypends. Verrader ! zeg terftond, en zonder tyd verfpillen , Of gy geen oorzaak zyc van al die malle grillen... Wat fchort uw' meester toch? verloor hy zyn verftand? Of is hy raazend dol?... Waar is hy?...op het land?... Ras, fpreek de waarheid, en voldoe aan myn verlangen , Of, kaereüdoet gy 't niet, ik zweer u, gy zult hangen. FILIP. Genaê, mynheer! genaêl fchoon dat ik niets misdeed! Maar waar mynheer thans is, is iets, dat ik niet weet. Dat hy onzinnig is kan ik met waarheid zeggen, Maar wil de fcüuld daarvan, mynheer! op my niet leggen. ORGON. Zeo: my, bezadigd en met goede reden, dan, Of 't waarheid is, dat zich myn zoon verftouten kan My dus te fehryven, en of gy ook hebt vernomen, Door welk een voorval hy daartoe mag zyn gekomen ? FILIP. Van deezen morgen, heer! gaf u myn tong verflag, Hoe veel de wantrouw op het hart uws zoons vermag. Die  B L T S P E L. iep Die zelfde wantrouw bragt hem in het hoofd, dat heden Zyn vader met de freule in 't huwlyk was getreeden... Een Huk eens briefs, gehaald uit uwe brieventas , Bevestigde dien waan, als of het waarheid was... Vervolgens fprak hy nog verfcheide zotternyen, Dat hy gevaaren en vervolgingen moest lyên; Belloot daarop, om in den dienst te gaan, reed af, Ka hy alvorens my dees brieven overgaf. ORGON. Is 't mogelyk! kon dan zyn dwaasheid zoo verr' komen? Ik heb, tot heden toe, zyn wantrouw opgenomen Als een gebrek van zyn verftand; maar nu, ö fmart! Nu vrees ik, dat het een gebrek is van zyn hart. , GERONTE. Het fchort hem in zyn' kop, of ik verbeur myn leven... Maar laat ik ook eens zien, wat hy my heeft gefehreven. Hy leest. Mynheer! ik verfchoon u wegens de vriendfchap van myn' vader, en omdat myne ,/liefmoeder uwe dochter is. Ik WU uwe boosaartigheid en fchmde verzwygen"... Wat duivel! zulke dingen van my te fehryven !... Hy leest verder. Maar neem deeze wurfehumg aan; laat af my te vervolgen en naar het leven te flaan. Ik fchryf aan u , om u hier van af te maanen. Maar zoo gy my voortaan weder, door vervolgingen, in gevaar toengt, zal ik op eene andere wyze met u te werk gaan. Dat het uwe fchuld is, dat myn vader my onterft, vergeef ik «, maar ga niet verder, of vues voor TIMANT. den toom van j.  iio DE WANTROUWIGE, Lizette! fchielyk ! loop!... waar ben je, Jacob !... Jan!... Ik ben zo kwaad, dat ik byna niet fpreeken kan!... DAMON. Waartoe zoo driftig, heer? ik bid u wil gehengen!... GERONTE. Roep aanftonds volk, om hem naar't dolhuis toe te brengen: Daar mag hy leeren, wat op zulke dingen past, Wanneer men braave liên met logentaal belast... My als een' moordenaar, een'moordenaar te aanfehouwen! Vergeef het my, mynheerI her zal hem eeuwig rouwen; Hy moet geltraft: want zulk een daad vergeef ik niet, Schoon dat ik u beklaag. ORGON. Ik fïerf nog van verdriet! Onwaardige Timant! door welke razernyen Liet ge u vervoeren? DAMON. Gun, dat ik hem na mag ryên: Opdat ik hem, zoo ras my mooglyk , onderhaal'; De groote dwaasheid van zyn wanbedryven maal', En hem te rug brenge, om vergiffenis te vraagen... Zyn brief aan my geeft my ook reden om te klaagen; Want hy befchuldigt my van fnoode trouwloosheid... 'k Zal hem doen zien, dat hy my iets te laste leit. Het welk ik nooit aan hem of iemand heb bedreven... Beloof my Hechts, mynheer! dat gy 't hem zult vergeeven. ORGON. q Edelmoedigheid , die 't a!P te boven gaat! Myn-  B L T S P E L. m Myn zoon is zulk een' vriend onwaardig! inderdaad! Wyl hy vergiffenis verdient noch medelyden. GERONTE. Ja ! Damon heeft gelyk : ik zal hem na doen ryden... Gy ftaat het toe, dat hy naar 't dolhuis word gebragt?... ORGON. Die fchande is al te groot voor myn aloud geflacht!... Verfchoon my , nooit kan ik myn zegel daaraan hargen... Voor 't geen hy u misdeed moet hy wel ftraf ontvangen, Maar by de ftraf, door u my voorgefteld, zou ik Het meestelyden... Naar een dolhuis!... ach, ik fchrik!... Neen, laat hem gaan, waarheen zyn dwaasheid hem zal leiden: Ik trek de handen van hem af; wy zullen fcheiden. 'k Onterf hem, en wil hem, na deezen, niet weêr zien. GERONTE. Een fchoone bruigom, om myn dochter aan te biên'. ORGON. De dwaasheid van myn' zoon moet my te dieper wonden, Wyl zy 't genoegen, van zoo naauw aan u verbonden Te worden , my beneemt... Maar , vriend! mag ik nu voor De freule, in plaatfe van myn' zoon, dien gy verkoor, Een' andren bruidegom, haar beter waart, benoemen ? GERONTE. Ik ben 'er meê te vreên; ik wil het niet verbloemen : Maar 't moet een bruigom zyn van oordeel en verftand. ORGON, Damon by de hand vattende. Kom nader, Damon! en geef aan Klimeene uw hand. Myn zoon is my niet waard'; ö neen ! Gy zult, na deezen t lk  ii2 DE WANTROUWIGE, Ik ken uw zuivre deugd , een beter zoon my weezen. Myn liefde en achting voor uw tederheid is groot Gy zult myn goederen ook erven, na myn dood. DAMO N. Uwe achting, my betoond, moet my tot eer verfïrekken. , Maar ach ! mynheer! gy wilt my voordeel Iaaten trekken i Van 't ongeluk myns vriends ?... neen ! zoo gy my bemint,t Geef dan , op myne beê, vergifnis aan myn' vrind. ORGON. Uw zuivre deugd bekoort me, en moet elk een' bekooren; Maar van myn'zoon.dien dwaas, wil ik geen woord meerhoo. > Bekleed, bekleed zyn plaats by't voorwerpzynermin, (ren.i IDe onvergelyklyke Klimeene , myn vriendin : Gy zyt haar waardig. Tegen Geronte. En gy hebt 'er ook niet tegen?... . GE RONTE. Wel nu?... ö neen! indien Klimeen' hem is genegen. Tegen Klimeene. Wüt gy hem hebben? KLIMEENE. Mynheer vader! GERONTE. Schielyk , zeg Zoo als gy 't meent. Of elscht gy tyd van overleg ? KLIMEENE. 6 Neen! ik zaf aan u altoos gehoorzaam weczen, Lu neem dan Damons hand, wyl gy 't begeert in deezen; Tel  B L Y S P E L. 113 Tegen Orgon. En de uwe kus ik, als een blyk van dankbaarheid, Voor uwe gunst, die hem met my naar 't outer leid. Maar'kwacht naar't antwoord, dat hierDamon op zal geeven. DAMON. De taal, die 'k hoor, vermaakt me, en doet my tevens beeven. 't Is alles zoo verward, zoo duister, dat ik ('chroom Met grond te zeggen, of ik waak, dan of ik droom. Maar zou ik dan myn' vriend zyn minnares ontrooven ? ORGON. Neen, gy berooft hem niet van haar, wil my gelooven, Dewyl hy, buiten dien, haar nooit bezitten kan. Ontvang des haare hand, en word Klimeenes man. KLIMEENE. Gy twyfelt? Damon! DAMON, haar hand kusfenie. Neen ! ik twyfel niet, myn waarde 1 Ik ben reeds de uwe; gy zyt al myn lust op aarde! Maar ach! ik kan nog niet gerust zyn , eer myn vriend Vergiffenis verkrygt, fchoon hy ze niet verdient... Ik fmeek 'er u dan om: want, zonder die te fchenken, Kan ik aan 't huwlyk met Klimeene nog niet denken. ORGQN. Uw vriendfchap gaat te verr'.Myn zoon verdient ze niet!... Geronte, gaa met my, om my, in myn verdriet, Wat op te beuren, 'k Wil, door andre foort van zaaken, Myn' geest ontfpannen, en myzelven wat vermaaken. H Wy  ii4 DE WANTROUWIGE, Wy zullen, als do geest hierna bedaarder is, Wel fchikking maaken tot deeze echtverbintenis. GERONTE. ja, kom, ik gaa me: u. Ik zal u elders brengen... My, my verdenken van vergif te willen mengen!.. Die maloor als hy is!., nu weeten wy de reên , Waarom mynheer Timant aan tafel niet verfcheen. Geronte en 'Orgon vertrekken. KLIMEENE. Gy fchynt my meer ontroerd, dan wel verheugd te weezen. Wat denkt gy , Damon ? DAMO N. Ach ! ik word door duizend vreezen, En andre driften , fel gedingen! heen en weêr. Wat is myn blydfchap groot! want ik bemin u meer, Gy zyt my waardiger, dan zelfs myn eigen leven. Maar, dierbre zielsvriendin! ach! wil het my vergeoven, Nooit kan ik hier op aard gelukkig zyn, indien Myn oog myn boezemvriend niet kan gelukkig zien. KLIMEENE. Vïv zullen, hoop ik, nog de vaders wel verwinnen Om hem vergiffenis te fchenken. Gaan wy binnen. Zy vertukken. LIZETTE. We! nu, beltcldcr van de brieven! is uw heer Een zot, zyn razerny was echter, deezen keer, Voor onze "freule goed; zy zal, naar haar verlangen, lm  B L T SPEL. 115 In Damon beter man dan in Timant ontvangen. Uw heer was zot genoeg te denken, dat zyn vrouw, By elke omhelzing, haar' gemaal verworgen zou... Maar als uw heer vertrekt, wat zult gy onderwinden? FILIP. i Dat weet ik waarlyk niet. Kan ik geen middel vinden l Om hier te blyven, en ordentlyk te bellaan, 1 Dan mag ik, als mynheer, ook in den oorlog gaan. LIZETTE. IGy zyt de rechte man, om daar uw brood te zoeken. FILIP. iEn om wat reden nier? ö meid! ik kan zoo vloeken, :En tegen zeven man... LIZETTE. Wat?., vechten als een held? FILIP. 'Neen, zuipen! onder een verfchrikkelyk geweld ITe maaken, van verllaan, van vechten, van vermoorden, ■Net als de grootlie held, met echte krygsmans woorden. LIZETTE. iDan waart gy recht bekwaam, Filip! voor officier. ,Maar ik moet gaan, en kom, in 't kort, wel eens weêr hier. iDag, nieuwerwetfche held. FILIP. Had ik maar ftil gezwegen; Want ondertusfchen ben ik met de zaak verlegen, o groot een daad, alleen uit vriendfchap, onderneemt, Wat zal een vader doen? hoewel ik moet verklaaren, Dat  B L r S P E L. 127 Dat niets, wat ik verrichte, uw deugd kan evenaaren... Maar zou ik u, mynheer!berooven van uw bruid? Neen, waarde Damon! nooit kom ik tot dat befluit. Veel liever moet myn zoon nooit op dat huwlyk hoopen, Zoo hy Klimeenes hand tot zulk een' prys moet koopen. DAMO N. Uw teêrheid is vergeefscb. Vereen haar met Timant: Want nu 't onmoog'yk is, dat ons die huwlyksband Verbinde, zonder deugd en vriendfchap te verzaaken, Zou die verbintenis my ongelukkig maaken. ORGON. Dewyl ik u dan niet beweegen kan, welaan! Ik zal belluiten, u niet langer wederflaan... Maar ik geloof niet, dat Geronte zich zal laaten Verzoenen, en wat zal uw afftand u dan baaten ? En, zoo Klimeene i iet genegen is voor hem, Geef ik, als vader, tot dat huwlyk nooit myn Hem. Daar komt hy. TWEEDE T O O N E E L. GERONTE, ORGON, DAMON. ORGON. Oude vriend! kom , Iaat ik u begroeien, Ja u omhelzen, 'k Ben verheugd u thans te ontmoeten, 't ls juist de tyd, dat ik van u de fterkfle proef Van vriendfchap vordren moet, die 'k hoogelyk behoef. Ik  128 DE WANTROUWIGE, lk hoop niet, dat myn bec zal worden afgeflagcn, geronte. Geen talmery! gy weet, die kan ik niet verdraagen. Al die voqraffpraak ftaat my in 't geheel niet aan. Ik (preek maar weinig, en daarmeê is *t afgedaan, Doch ben altoos gereed om alles te verrichten Waardoor een vriend zyn' vriend kan helpen en verpligten. Zeg, wat is uw verzoek ? orgon. Hoor , ik vergaf myn' zoon, Uit vaderliefde, den van hem geleden hoon. Mag ik nu hoopen, dat ook gy, hoe zeer verbolgen , Uit oude vriendfchap, dit myn voorbeeld na zult volgen? geronte. Ik heb het wel gedacht, myn vriend! want uw gemoed, Om lang op iemand kwaad te zyn, is al te goed. Gy wilt dan, dat ik hem vergiffenis zal (chenken? Wel nu, het zy zoo...'k Zal my maar niet lang bedenken... . t Zou wel niet kwaad zyn, dat men hem een maand of tien . Naar 't dolhuis zond , om hem zyn dwaasheid te doen zien, Maar 't is uw zoon... Zie daar! all' wat hy heeft misdreven Word, nu gy't my verzoekt, van harte, hem vergeeven. o r g o n. Van uur tot uur verpligt me uw vriendfchap , meer en meer, , Maar gun my, dat ik u nog meer verzoek, mynheer! Wat zou't me een blydfchap zyn.zoo ge alles woud vergeeten, , En hy weêr, als voorheen, uw vriend zou mogen heetenl ! ge- ■  B L T S P E L. 129 GERONTE. Zoo verr' het doenlyk is, zal Uit ook al gefchiên... Hy kan weêr woonen in myn huis, maar by aldien Hy voor een' menger van vergift my weerwil houên. Dan moet hy voort, en 'k wil hem nimmer weêr aanichouweri. ORGON. Breng u zyn dwaas gedrag niet weêr te binnen. Neen! Hy zal zich beeteren van die uitfporigheên... 'k Beloof het u, zoo gy daaraan niet meer wilt denken, En hem uw vriendfchap en Klimeenes hand wilt fchenken. GERONTE, op Damon ivyzende. Klimeenes hand?... Die gaf ik immers reeds aan hem. En zy gaf tot dien echt, zoo even, ook haar (tem... Maar voor een' bruigom, (of ik word verbaasd bedrogen ,, Ziet hy wat Itrak, en vry diepzinnig, uit zyne oogen. 0 R G o N. Verwonder u , mynheer! om zyn grootmoedigheid... Die eedle Damon is genegen en bereid Het recht op zyn Klimeen' weêr aan Timant te geeven. Zoo hy , daardoor, zyn' vriend gelukkig kan doen leeven, Schoon hy zich , door die daad, in rampfpoed nederftort. GE R O N T E. Die inval is vry raar... 't Is of hy nazend word... Een and:e liefste kon hem zeker reeds bekooren, Wyl hy van 't huwlyk met myn dochter niet wil hooren, Maar haar verlaaten, of zeg liever afftand doet... Ik onderzoek niet, of die handel kwaad of goed, Dwaas of veritandig is, maar 'k zal het zelf hem vraagen... I Zeg,  i3o DE WANTROUWIGE, Zeg, Damon! kan Klimeene aan u niet meer behaagen ? DAMO N. Dat heb ik nooit gezegd , mynheer! maar ik befloot T>m al het voordeel, dat ik immermeer genoot ; AH' wat my dierbaar, wat my waard was,in myn leeven, Der vriendfchap te offren, en tot een gefchenk te geeven.. • Vergeef my des, mynheer! dat ik die waarde hand Niet aanneem, als alreeds behoorende aan Timant. GERONÏ E. Het (laat u vry te doen zoo als gy 't zult begeeren..., 't Is wis grootmoedig, dus zichzelven te overheeren... Maar of uw braafheid hier niet al te verre gaat, En te onpas komt, is iets, mynheer! dat ik daarlaat... Doch was Timant van all* zyn grillen maar geneezen, Ik zou met zyn' perfton nog al te vrede weezen. ORGON, ter zyde. Die woorden zyn niet kwaad; dat is een goed begin... Overluid, tegen Geronte. Ik (la, gelyk ik reeds gezegd heb, 'er voor in, Dat hy zich beetren zal. Wy zullen 't ondervinden, Inzonderheid, als wy hem in den echt verbinden, Gelyk gy gisteren nog, nevens my, befloot, Met zyn Klimeene, en hy haar krygt tot echtgenoot. G E R O N T E. Is deeze ruiling ook myn dochter naar genoegen , Ik ben 'er meê te vrede, en zal naar 't werk my voegen... Daar komt zy waarlyk aan! dat is zoo net van pas, Of zy, met voordacht, hier, door ons, geroepen was. DA-  BLT^SPEL. 131 damon, ter zyde. Hoe groot is myn verlies, ach! wat bekoorlykheden! Ik vlucht. Maar neen! nog eerst dien laatlïen ftcyd geffreden. DERDE T O O N E E L. geronte,orgon,damon,klimeene, lizette. geronte. Nooit kwaamt gy tydiger, myn waarde kind, dan nu... Kom maar wat nader by. .. Wy fpreeken juist van u. Daar is gewigcig nieuws, dat ik u voor moet draagen, Maar 'k twyfel zeer, of't juist aan u wel zal behaagen... Dewyl myn oude vriend , tot in zyn darmen goed, Verzoend is met zyn' zoon, uit grond van zyn gemoed, En dus geneigd, om, als voorheen, met hem te leeven. Moet gy zyn' misdag dan nu ook aan hem vergeeven. klimeene. Vergeeven? vader!... Wat? hy heeft my nooit nïsdaan. 'k Heb hem altoos beklaagd, en was met hem begaan... Wantrouwigheid is een der lastigfte gebreken... Het oogmerk van myn komst was zelfs voor hem te fpreeken. geronte. Dat 's goed; dan neemt gy 't ook aan my niet kwalyk af, Dat ik, gelyk myn vriend, zyn dwaasheid hem vergaf?... Maar kind ! daar is nog iets... Gy moet nog meer bedryver. .■. Men wil, dat ik by myn gegeeven woord zal biyven. la Dat  I3s DE WANTROUWIGE, Dat woord nu , weetgy , was: dat gy uw hart en hand, Nog deezen dag, als bruid, zoud fchenken aan Timant. Wat zegt gy hiervan? klimeene. Ik ?... Wat taal doet gy my hooren!... Ik trouwen met Timant! bedriegen my myne ooren? Myn vader!... Damon! maarhoe nu ?... gy zwygt en zucht ?... lizette, ter zyde. Dat 's weereen inval! wel, wie zag ooit zulk een klucht? geronte. 't Is Damon zelf, die voor hem fprak, en my, op heden, Dat ik u aan Timant zou geeven, heeft gebeden. klimeene, tegen Lizette. Gy, Damon!... Onderfleun me. Ik weet niet waar ik fta. Myn Damon trouweloos! wat hoor ik? hemel!.. Ja. damo n. 6 Goede hemel!... ik kan naauwlyks woorden uiten... Ja, freule! ik ben 'tgeweest... Ik moest hiertoe befluiten... Ik kon onmooglyk u bezitten, zonder dat lk vriendfchap, deugd en eer ten eenemaal vergat... Maar maak myn' waarden vriend gelukkig !... laat my lyden... •k Ben ongefchikt voor u!... wil my voortaan vermyden... Beklaag my liever. klimeene. Gy veracht dan myn perfoon? Gy, Damon!... en ik u beklaagen! welk een hoon! GE-  B L T S P E L. 133 geronte. Wel, als mynheer niet wil, ik zal 'er niet om fmeeken. Wilt gy het doen, het ftaat u vry. klimeene, Tegen Lizette. Jk ben bezweken !... Ik zink in wanhoop weg!... Wat zal, wat kan ik doen ? Onlydbre kwelling voor een freule van fatfoen; Een teêr en edel hart! lizette, tegen Klimeene. Ik bid u, fmoor uw klagten: Want anders hebt gy van uw' vader nog te wachten ' Dat hy gramftorig word... Kyk, hoe hy op ons ziet... En Orgon fpreekt geen woord... Zyn houding toont verdriet En innerlyke fmart... Heer Damon fchynt gantsch buiten Zichzelv', en onbekwaam, zyn meening aan u te uiten, 'k Begryp de reden niet van zulk een vreemd gedrag... Hy moet u zekerlyk beminnen. klimeene, tegen Lizette. Hemel! ach ! ' Beminnen ?... my ? •. • waarom wil hy my dan verlaaten ? ]k wenschte, dat hy my beminde... 'k Zou hem haaien, Om hem gevoeliger te ftraffen, en de fmart, (Indien hy fmart gevoelt,) zoodanig op zyn hart Te drukken, als hy my bedroeft door zyne daaden. geronte. Wel nu, wy zyn 'er ook... Wat heeft zy u geraaden, En wat is uw befluit ?... wilt gy gehoorzaam zyn ? I 3 Kom,  i34 DE WANTROUWIGE, Kom, antwoord my teftond. KLIMEENE. ó Duldelooze pyn ! Wat zal ik doen ? Tegen Damon. Cy wilt het dan ? DAMON. 6 Ja Klimeene! Ik bid 'er om... Dat zich Timant met u vereene! Leef, leel' gelukkig met myn'vriend !... ik kan niet meer! Ik moet van hier, maar zie, hier na, u wel eens weêr. KLIMEENE. Blyf nog een oogenblik... Nu is 't befluit genomen... Ik geef my aan Timant. DAMON. Wat zal my overkomen! ö Hemel! ORGON. Krygt myn zoon dan cindlyk zyn vriendin > Maar 'k wil niet hoopen, dat zy 't doet met tegenzin? GERONTE. Wat gekheid! tegenzin ! de zaak is nu geklonken. Als een gehoorzaam kind heeft zy haar hand gefchonken, Dat zie ik duidelyk. ORGON. Hoe, Damon! gaat gy heen? DAMO N. Cy zult my wederzien. Laat my een poos alleen... Ik  B L T SPEL. 135 Ik zal 't bederven, zoo ik langer hier moet blyven. lizette, tegen Klimeene. Helaas! zyn droefheid is onmooglyk te befchryven; Hy is wanhoopig-.. Dit wyst klaar zyn houding uit... Behoed hem, hemel! voor een doodelyk beiluit. klimeene, tegen Lizette. Ö Hemel! myn Lizette! ach! wat heb ik bedreven, Met al te fchielyk aan Timant myn woord te geeven! geronte. Wel nu, waar is uw zoon? waar (leekt hy in een' hoek? De tyd is kostelyk. 'k Zal zien. dat ik hem zoek, Om hem, zoo ras ik kan, van alles te onderrichten. orgon. Ik weet het niet. Gy zoud my anders zeer verpligten... Myn kloppend hart brand van begeerte, om hem te zien, Om hem te omhelzen, en myn gunst weêr aan te biêu, Hem te overtuigen van zyne onrechtvaardigheden, Die ik, zyn vader, door zyn fehryven, heb geleden. geronte, legen Lizette. Weet gy niet waar hy is ? lizette. ö i\een ! maar 't geen ik weer, Is, dat hy tot de reis, zichzelven wat verkleed. Hy is, zoo (Iraks, met Flip in zyn vertrek geloopen: Daar floten zy zich op. Maar zie! de deur gaat open. T a. VIER-  i3<5 DE WANTROUWIGE, VIERDE T O O N E E L. TIMANT, FILIP, GERONTE, ORGON, KLIMEENE, LIZETTE. TIMANT, in re!sgewaad. Schoon gy my allen hebt verboden nimmermeer U weêr te aanfehouwen, ziet g> echter my hier weêr, En 'k neem de ftoutheid u gelyklyk aan te fpreeken. Heer vader! freule! heer Geronte! ik moet u fmeeken, In de allereerste plaatze, om uw vergiffenis Van 't geene, uit achterdocht, door my, bedreven is. Voorbaarigheid, mynheer! had myn verftand bedrogen ; 't Is niet gebeurd het geen gebeurd fcheen in myne oogen. De freule is niet getrcèn met u in 't echtverbond, Schoon myn vermoeden ligt niet gantsch was zonder grond. Nu hoor ik echter, dat ge, indien gy komt te fterven, Schoon gy myn vader zyt, geheel my wilt onterven. En niet begeert, dat ik voortaan u weêr zal zien. Het fmart my bitter... Doch, mynheer! het zal gefchiên. Maar verr' van, om het goed der waereld, u te haaten, Kunt gy verzekerd zyn , dat ik nooit na zal laaten My aan te ftellen ais een tederlievend kind. 'k Bed oog my: want gy hebt Klimeene nooit bemind. Maar, fchoon ^k altoos heb getracht naar uw behaagen Te leeven , hebt ge ook nooit my liefde toegedragen, {k gaa , en zoek, naardien gy my van u verbant, Een'  B L ¥ S P E L. 137 Een' andren vader en een ander vaderland. orgon. Myn zoon l geronte. Hou u toch (lil... Stuit hem niet in zyn woorden! Die gantfehe zedepreêk, mynheer! die wy daar hoorden, Is voor ons opgefteld. timant. Gy, freule! kunt, met recht, Nu juichen over 't droef mislukken van myn' echt: Want, door myn ongeluk, verkrygt gy nu, by deezen', Den valfchen Damon, die myn hartvriend plagt te weezen. Maar juich niet al te vtoeg, dewyl een trouwloos vrind Zeer zelden iemand is, die op den duur bemint, 'k Weet, dat hy reeds voorlang uwe oogen kon behaagen , Van welk geluk hy nu de zege weg zal dragen Door' t gruwzaam (chenden van de vriendfchap en de deugd. Doch ik bcny hem niet... Hy zy, een' tyd, verheugd.. Hy houd zichzelven thans verborgen voor myne oogen, Uit fchaamte, dat hy, als een fchelm, my heeft bedrogen, o r g o n. Laat af! laat af! myn zoon! 't uitmuntendfte gemoed Zoo te beleedigen, gelyk gy Damon doet.. . Geen grooter ziel is op dit waereldrond te vinden! Gy zyt ftrafwaardig, door alleen u te onderwinden Iets kwaads te denken van dien braaven jongeling. Erken de fnoodheid van den naam, dien hy ontving Zoo even uit uw' mond... In plaats van u te onterven, 1 5 Stel  j38 DE WANTROUWIGE, Stel ik u in 't bezit van alles, na myn flerven... Gy zyt myn zoon, en ik vergeef, ja ik vergeet (En zulks doet ook Geronte,) al 't kwaad ,dat gy ons deed. Gy kunt Klimeene weêr volkomen de uwe heeten. .. En al die gunst hebt gy aan Damon dank te weeten; Aan dien grootmoedigen, dien weêrgaêloozen heer. TIMANT. Wat hoor ik?... ORGON. Waarde zoon ! bedroef my nu niet meer. Misbruik myn liefdeniet... Word gynog niet bewogen?... Ziet gy nog niet, hoe gy uzeiven hebt bedrogen?... Neem deezen brief, en lees denzei ven in 't geheel : De helft, dien gy verfcheurde , is daarvan Hechts een deel, En heeft u, tot myn fmart, gelegenheid gegeeven Tot die uitfporigheên, die door u zyn bedreyen. TIMANT. Myn vader! 't is genoeg! ORGON. Neen, zeg ik, 't zal gefchiên! Lees hem in zyn geheel , dan zult gy beter zien Met welk een oogmerk ik hier by u ben gekomen. GERONTE. Ik zal hem leezen: want hy fehynt wel half te droomen, Geef hier de ftukken ..Ja, myn lieve vriend Timant! Laat, op een' andren tyd, die zotheid aan een' kanr. Het kan 'er, deeze reis, nog door, met zulke nukken; Maar in 't toekomende zou 't niet zoo wel gelukken. QHy  B L T S P E L. 139 (Hy leest.') Gy geeft my ieder' dag blyken van we vriendfchap. „ Ik merk het ah een groot bewys hiervan aan, dat gy „ vertrouwen genoeg m my fielt , om met my raad ie pleegen over zulk eene gewigtige zaak, als de echtverbintenis van „ myn' heer, uwen zoon is. Wat zal ik zeggen? gy hebt „ eene uitmuntende keuze gedaan. Ik ken freule Klimeene; , zy is fchoon en deugdzaam, en uw' zoon waardig." Nu volgt liet afgefcheurde ftuk: luister Timant! „ Ik wensch, dat zulk een geliefd paar zeer lang in wederzyds ,, genoegen leeven mag. 'Iwyfel niet aan het hart van myn „ heer, uw' zoon." TIMANT. Het is genoeg! het is genoegt ik ben reeds meer Dan overtuigd... Ik zie myn dwaasheid!... ja, mynheer! Ik moet my, fchaamrood, myne onzinnigheid beklaagen. Kan zulk een mensen, als ik, Klimeene! u nog behaagen ?... Ben ik uw hand nog waard gy zucht... gy antwobrd niet ?... Uw oog ftaat treurig en geeft tekens van verdriet. Dit doet my alles een ontkennend antwoord vreezen. Ja, gy hebt reden om op my vergramd te weezen. KLIMEENE. Ik ben gehoorzaam aan myn' vader, en verbiyd Dat ge uw verkeerd gedrag zoo opentlyk belyd, En wensch van harte u toe, dat alle deeze zaaken Op uw gemoed zoo diep een' indruk zullen maaken , Dat ge uw wantrouwigheid geheel vergeeten zult. Tt«  i4o 'DE WANTROUWIGE, TIMANT. Ja, twyfcl daar niet aan, Klimeene!... heb geduld!... Ilc zal verandren van gedrag; ik ben getroffen !... Maar zal ik dan myn' vriend in droefheid nederploffen ?... Hem'... dien grootmoedigen, die myne zyde kiest? En dien ik zie, dat gy met tegenzin verliest... Waar is hy thans ? waarom onttrekt hy zich myne oogen ? ORGON. Misfchien, myn zoon! uit een grootmoedig mcdedoogen, Of uit befcheidenheid... Uw toeftand baart hem pyn. Hy heeft aan my beloofd hier ftraks weêrom te zyn. GERONTE. Kom , geen gebabbel meer! wat legt gy hier te draalen ? Ik had voor Damon den notaris laaten haaien: Hy is reeds boven op de kamer; laat ons gaan, En fchielyk 't echteontract vervaardigen... Welaan ! Gaa met on3 meê... Gy moet ons immers ook verzeilen? ORGON. Ik zal hem de overdragt met een maar op doen ftellen, Waarby ik hem 't bezit van air myn goedren geef. TIMANT. Ik ben, door blydfchap , zoo getroffen, dat ik beef... Ik zal u volgen, laat ik eerst nog wat bedaaren. GERONTE. Gaan wy terftond maar heên!.. Ik wou we al boven waaren. Hy vertrekt met Orgon. T I MA N T. Ik ben verbysterd door dit zonderling geval, En  B L T SPEL. 141 En hoop, dat de eenzaamheid my wat herftellen zal. Dies gaa ik ook, Filip, maar moet vooraf u zeggen, Da: ik veel zaaken van belang heb te overleggen. Ik heb een oogmerk van gewigt, dat ik befloot Om uit te voeren... maar myn twyfeling is groot. By vertrek;. filip. Wel, wat omringt ons hier een famenloop van zaaken! Dat noem ik waarlyk zyn geluk, door gekheid, maaken... Mynheer word eindelyk dan met Klimeen' gepaard. Hoe past het fpreekwoord hier: een gek krygt vaak de kaart. By vertrekt. V T F D E T O O N E E L. klimeene, lizette. klimeene, zich in een' leuningjloel werpende. Zy zyn dan eindelyk geheel van hier geweken. Myn hart, door't geen ik hoorde en zag, geheel bezweken, Heeft nu gelegenheid, om tot zichzelven weêr Te keeren... Maar,Lizette! ach;.. .keerde't nimmermeer. 6 Vaifche Damon! ach!., ach! wat hebt gy bedreven? En wat heb ik gedaan ?... Wat zal ik nog beleeven ? lizette. Om 's hemels wüT, bedaar! gy immers had voorheen Maar weinige uuren nog, 't is u bekend, geleên, Be-  i4a DE WANTROUWIGE, Bewilligd , om u met Timant te laaten trouwen... Waarom toch gaatt go dan uw woord?., nu moet gy't houên. KLIMEENE. Kwel my door geen verwyt. ]k heb genoeg berouw: Maar, myn Lizette! fpreek, en zeg my zelf: wat zou Ik doen' myn vader eischte, en Damon daar en boven, Bedreef een daad, die ik nog naauwlyks kan gelooven, Wyl by het zelf begeerde. Ik trachtte my , hierdoor, Op deezen vallenen vriend te wreeken, dien 'k verloor. Ik zocht in droefheid hem te ftorten, hem te plaagen; Maar ftortmyzeive in druk.. .vriendin! wil my beklaagen! ö Ja, Lizette! ja, beklaag my ! want myn hart Bezwykt... Neem, bid ik, deel, neem deel in myne fmart. LIZETTE. Gy treft myn hart... Ik kan myn traanen niet bedwingen. Maar 'k weet nog niet, wat ik van die veranderingen In Damon denken moet... Dat hy u mint is klaar; Zyn wanhoop maakte, op zyn gelaat, zich openbaar... Een vriendfchap, al te verr' getrokken , zou , in deezen, Wel mooglyk de oorzaak van dit alles kunnen weezen. KLIMEENE. Damon komt binnen en hoon haar aan. Kan Damon zyn Timant beminnen boven my; Kan hy myn ongeluk bevordren , omdat hy 't Geluk van zynen vriend daar grooter door zou maaken, Dan zag ik hem nooit regt voor my in liefde blaaken. En ik... Ach! kin ik nog herdenken 't geene ik deed?... Hoe ODenhartig ik myn liefde hein beieed... 'k Heb  B L r S P E L. 143 'k Heb hem, van 't oogenblik, dat hem myne oogen zaagen, Nog meerder liefde, dan myzelve, toegedraagen .. Nu is myn wensch alleen , om hem , ach! kon 't gefchiên ! Voor de allerlaatfie maal nog eens by my te zien, Om hem de wreedheid van zyn weigring voor te leggen, En tot in eeuwigheid hem dan vaarwel te zeggen. ZESDE T O O N E E L. damon, in reisgewaad, klimeene, lizette. damon, zich aan haare voeten werpende. Hier is hy, waarde freule! en valt voor u te voet. Hier ziet gy Damon, dien gy graag nog had ontmoet. k.l i meene. Wat zie ik ?.. . zyt gy hier, mynheer! wil fchielyk ryzen. Wil my geen meer geveinsde eerbiedigheid bewyzen. Gy hoorde dan myn klagt en jammerlyk gezucht ?... Het is genoeg. Wil my verlaaten... Neem de vlucht. damon. Ja ! 'k zal voor eeuwig u verlaaten. Jk zal vlieden !... Kon ik de waereld zelfs ontvluchten, 't zou gelchieden... Vertoon uw' Damon flechts', eer dat hy van u gaat, Indien 't u moogiyk is, een opgeklaard gelaat, Ten blyke, dat gy hem zyn weigring hebt vergeeven... Gy zyt te deugdzaam, dat gy onverzoend zoud leeven. Kan ooit een trouwloos vriend uw liefde waardig zyn? En zulk een fnood gemoed uw tederheid, als 't myn' ? Kli-  144 DE WANTROUWIGE, Klimeene! neen! ik moet myn eigen hart verzaaken ! 't Moet vluch.en , en daardoor my uwer waardig maaken... Timant, vriendin! heeft u veeleer, dan ik, bemind: Eer ik u zag, heeft hy 't aan my ontdekt, als vrind: Daar zyne zwakheid nu uw hand hem deed verliezen , (Schoon gy de goedheid had tot bruigom my te kiezen,) Kon ik daar, zonder laag- en lafheid te begaan, Myn voordeel zoeken uit een daad, door hem gedaan? Zoud gy my, oordeel zelf, met reden , niet verachten. Zoo ik, langs zulk een' weg, naar uw bezit dorst trachten ?... 'k Heb veel verplichting, ik beken het, aan Timant; En zou ik hem 't geluk ontrooven van uw hand'... Ik min u, ja, ik min u meerder dan myn leven , Gelyk ik dikwils u te kennen heb gegeeven, En nu voor *t laatst herhaal. Gy zyt myn grootfte vreugd , Klimeene! maar, ik min u minder dan de deugd. Vergeef my dat, en meer zal ik van u niet vraagen. K L IM E E N E. Vegeeven ? ja! ö ja! ik moet u zelfs beklaagen! Beklaag my ook. Gy hebt dan my , ik u bemind, Om beider onheil te bev.,rdren? ach, myn vrind! 6 Smartlyk affcheid !... ó myn Dam m ! gy wilt vluchten Maar welk een plaats zult ge u begeeven?... hoor my zuchten! DAMO N. Gun dat ik deeze hand, voor 'i laatfte,, kusfen mag, En met myn traanen nat befproeijen , deezen dag! Ach! wat verrukking! maar hoe droevig!.. Tederheden ! Maar hoe wanhoopig! ach! hoe word myn ziel bettreden! Kli-  B L T S P E L. 145 Klimeene!... waardigfte Klimeene!... ö hoe fnel Vervliegt de tyd!... de (braak begeeft my!... vaar... vaar wel. KLIMEENE. Vaar wel, myn Damon! ach! ik derf... laat deugd u leiden, U troosten, waarde vriend! en, fchoon wy moeten fcheiden. Vergeet my niet, maar houd me in uw gedachtenis, Wanneer myn ligchaam hier op aarde niet meer is. Zy zygt op een] leuningfloel néér. DAMON, in het vertrekken naar haar omziende. Klimeene! Ik zie u dan voor 't laatst! 'k moet u begeeven!.. • Is 't mooglyk, hemel! dees myn kwelling te overleeven? Hy word door Geronte en Orgon, die op het tooneel komen, tegengehouden. ZEVENDE TOONEEL. GERONTE, ORGON, DAMON, KLIMEENE, LIZETTE. GERONTE, Damon tegenhoudende. Ho! goeden avond, mynheer Damon! wel, waarheen Zoo fchielyk?... blyf, ei blyf!... gy ziet'er zoo gemeen, Zoo wonder uit... 't Is net als of gy ftaat te beeven. Waar is Timant nu weêr zoo lang een' tyd gebleven ? Wy hebben, boven, hem nu al een uur gewacht. Wie weet, wat hy zich weêr heeft in den kop gebragt, Als naar gewoonte... Maar ik bid, befchouw Klimeene. K OR-  ï46 DE WANTROUWIGE, orgon. Zeg my wat u ontmoette: opdat ik met u weene. klimeene, opftaande. Ver fchoon my, 't is alleen een lichte onpaslykheid Die me overviel... Vergun, dat ik van hier my fcheid'. Zy wil vertrekken. A G T S T E T O O N E E L. timant, filip, geronte, orgon, klimeene, damon, lizette. timant, Klimeene wederhoudende. Gun, freule! dat ik u een weinig op mag houên, Slechts maar één oogenblik... Het zal u niet berouwen Vetoefd te hebben. Gy zult zien, dat uw perfoon Hier noodig is... Ach! dat ik u myne achting toon', Myn waarde vriend! myn braave Damon! zoo grootmoedigi Gun dat ik u omhelz'!.. vlieg in myne armen!... fpoedig'. Wat deert u ? eedle ziel! wat deert u, dat gy fchreit ?, Wat perst u traanen af?... is 't fmart of tederheid? Gy zult, dit oogenblik, my nader kennen leeren. Ik heb van u geleerd myzelven te overheeren. Myn vader! heer Gerontel indien 't u niet verftoort, Verzoek ik vriendlyk, dat gy my, met aandacht, hoort. geronte. Waartoe nu weder een vooraffpraak, zoo langdradig? Wy hebben, langer dan een uur, al te genadig, Naar  B L T S P E L. 147 Naar u gewacht. ORGON. Doe hein, mynheer! toch geen verdriet... 't Is ligt een zaak van groot belang. Ei, ftuit hem niet. lizette, tegen Filip. Zeg my eens zagtjens, wat uw heer heeft voorgenomen, En wat 'er uit zyn' mond toch zal tevoorfchyn koomen? filip. Stil, ftil! Lizette! gy weet immers al te wel, Dat ik mynheers geheim nooit in het dagligt ftel. timant. 't Is overlang genoeg, dat myn wantrouwigheden, Dat myn vooroordeel en belagchelyke zeden U lastig waaren; fchoon ik my verbeeldde, dat lk noch onbillyk, noch als dwaas, gehandeld had. Dan nu is eindelyk myn dwaasheid my gebleken, Voor welk geluk ik u myn' dank verfchuldigd reken, En bovenal aan u, myn Damon. Uw gedrag Zoo edelmoedig bragt myn dwaasheid aan den dag. De handel, dien gy hield , vertoont me, op goede gronden, Dat waare deugd hier nog op aarde word gevonden, En dat de fnoodheid , die 'k in alle menfchen vond, In myn verdorvene verbeelding was gegrond. Ik zie, hoe laag ik was. Ik moet myzelv' verachten... 'k Schaam my myn daaden, myne woorden, myn gedachten .. Ik had de haatlykheid der rol my nooit verbeeld, Die een wantrouwige, in de famenleeving, fpeelt; En, kon ik van myzelv' niet hoopen en vermoeden, K 2 Door  i48 DE WANTROUWIGE, Door eedier daaden en gevoelens te vergoeden 'r Kwaad en de dwaasheid, die myn wantrouw heeft gedaan, Dan zou ik troostloos zyn , en van verdriet vergaan... Zie, welk een denkenswyzeik aan u dank moet weeten. Wil my dan, Damon! als voorheen, uw' vriend weêr heeten. GERONTE. Die biegt was gamsch niet kwaad, maar, zoo my dunkt, wat Maar wat wil hy ons toch beduiden met dien zang? (lang. ORGON. Verftoor zyn rede niet. Hy heeft myn hart bewogen. Ik fcftrei van biydfchap. Zie de traanen in myne oogen. DAMON. Hoe zeer ben ik verheugd om die verandering; Om die belydenis, die 'k uit uw' mond ontving! 'k Acht my geheel beloond, voor air, wat ik, zoo even, Om uwen 't will', mynheer! gezegd heb en bedreven. Uw loffpraak echter, vriend ! is 't, die my niet bekoort, Wyl zy geheel aan uw' heer vader toebehoort. LIZETTE, tegen Filip. Zeg my hoe lang uw heer op deeze preek fiudeerde? 'k Geloof, voorzeker, dat hy haar van buiten leerde. TIMANT. Schoon gy my heden pryst, weet ik nogthans, helaas! Dat ik, gelyk voorheen, nog menigmaalen dwaas, Wantrouwig handlen zal, en dan weêr niet behaagen, Waarvoor ik u vooraf vergiffenis koom vraagen... Kooit legt een mensen, in eens, ah' zyn gebreken af: Neen ,  S L T S P E L. 149 Neen, hy blyft ftr likelen tot aan den rand van 't graf... Maar, na een' langen tyd, en door geduurig ftryden, Hoop ik wantrouwigheid geheel en al te myden, Door my te fcbikken, en naar reden en verftand; En, word ik fomtyds, door de wantrouw, overmand, Dan zal ik trachten, zooveel in my is, te vvaaken, Dat niemand, door myn zwak, in onheil zal geraaken; Dan zal ik zorgen, dat dit akelig gebrek Aan mynen evenmensen nooit weêr tot last verftrekk'.. Maar eer ik dit gebrek geheel kan overwinnen, Wat zou eene echtgenoot', helaas! met my beginnen? Hoe ongelukkig zou zy zyn, die zulks begon, Voor dat ik myn gebrek volkomen overwon? Hoe liever ik haar had, hoe meer ik haar zou kwellen; Die teerheid deed my weêr tot wantrouw overhellen , En myn herftelling van myn kwaal wierd nooit volmaakt. Hoe menigmaalen wierd myn hart op nieuw geraakt Moest ik de zaaken van een huisgezin bellieren! Hoe dikwils zou ik op myn huisbedienden tieren En raazen, en aan elk tot kwelling zyn en druk!.. Kan ik nu, door den echt, Klimeenes waar geluk Bevorderen? kan ik myns vaders goed beheeren? GERONTE. Wat, drommel, wil hy nu met deeze preêk beweeren ? ORGON. Ik bid u, zeg hem niets! ... Myn zoon, welk een geluk! Ach! dat ik u omhelz'! gy red my uit den druk. K 3 DA-  i5o DE WANTROUWIGE, DAMON. Ik weet ter waereld niet wat ik hierop moet zeggen. KLIM K ENE. 'k Begin te hoopen. en myn vrees ter zy' te leggen. LIZETTE, tegen FilipNu word uw heer byna verftandigj ja, zoo waar! FILIP. Het word al vast zyn' tyd : hy is haast dertig jaar. TIMANT. Myn waarde vader!... heer Geronte! hoort myn rede... Had ge ooit genegenheid voor my, zyt dan te vrede Met die byzondre daad, die ik u zal doen zien... Hy neemt Klimeene by de hand. Gy had de goedheid om dees hand my aan te biên, Gun dat ik ze aanneeme, om, na weinige oogenblikken, Haar aan een' andren, aan een'beetrcn, toe te fchikken... Treed nader, Damon! vueg u aan Klimeenes zy': Ontvang de hand , aan my gefchonken, weêr van my... 'k Weet, dat uw harten voor elkaêr in liefde blaaken, En ben verbiyd, dat ik u mag gelukkig maaken. Gy zyt haar waardig. Ik ben vol van dankbre vreugd. Gy hebt ook myn geluk bevorderd, door uw deugd. GERONTE. Men mogt hen, inderdaad , wel in een dolhuis plaatfen: 't Is waarlyk of die twee met myne dochter kaatfen: Geen van hen beiden wil haar heiben : zeker, de een, Gooit haar den andren toe. 'k Beken, 't is ongemeen. Houd  B L T S P E L. 151 Houd gy my voor den gek? TIMANT. Ik bid, wil my verfchoonen. Gun dat ik aan myn'vriend myn dankbaarheid magtoonen, Door zyn Klimeene, die by mint, hem af te flaan. Zoo even immers waart gy hem ook toegedaan... Myn vader, mag ik my, met u, naar 't land begeeven? Daar zal ik trachten, als een reedl>k mensch te leeven, En fleeds myn best doen, om myzelven, meer en meer, Te leeren kennen en verbeteren, mynheer! Ik zal u als een wys en deugdzaam zoon beminnen, En met het vormen van myn hart, vooral, beginnen. Staat gy 't my toe? ORGON. ó Ja, myn zoon! in alles. Ach! Gezegend oogenblik! verkwikkelykc dag! Nooit had ik hoop van zulk genoegen nog te aanfchouwen. De liefde, aan u betoond, zal my nu nooit berouwen. De blydfchap, die ik, op dit oogenblik geniet, Vergoed weêr al de zorg, den kommer en 't verdriet, Door u my aangedaan... En gy zult ook, nadeezen, Myn waarde Damon! welk een vreugd! gelukkig weezen... Geronte Hemt gy ook in 't geen myn zoon verricht? AU' wat hier is gefchied was inderdaad zyn pligt. De deugd van Damon is Klimeene dubbel waardig. GERONTE. Nu, 'k ben 'er meê te vreên. Gy weet ik ben goedaartig. Als elk genoegen neemt, kan ik dan tegenflaan? K 4 DA"  15* DE WANTROUWIGE, DAMON. Ik hoor myn' braaven vriend met veel verwondring aan... 'k Moet hem omhelzen... Ik voel traanen in myne oogen Van vreugde en dankbaarheid. Wat heeft de deugd vermogen! Tegen Geronte. U dank ik, op myn knïen, voor uw bewilliging... En'gy, Klimeene! zal de hand, die ik ontving..? KLIMEENE. Gy vraagt my, Damon! en gy kent myn hart!... wat reden Zou my weerhouden om met u in d'echt te treeden ? Wyl ieder hierin Hemt, doe ik het ook... Welaan 1 Zy geeft hem de hand. GERONTE. Thans zie ik, dat Timant verftandig heeft gedaan. Ik ben hem nu neg meer genegen dan te vooren Nu hy verftandig wierd, gelyk hy ons deed hooren... Komt, kindren ! loopen wy nu fchielyk, bly te moê, Daar elk zyn' zin verkrygt, naar den notaris toe. Hy vat Orgon hy de hand. Kom, dochterlkom! het mogt uw' bruigom weêrberouwen, En dan kon hy u ligt weêr aan een' andren trouwen... Timant l kom, gaat gy meê ? Hy vertrekt haastig, en fleept Orgon mede ; Damon en Klimeene volgen. LIZETÏ E. Filip l wat 's uw befluit ? Wilt ge ook naar boven gaan ? FI-  B L T S P E L. 153 FILIP. 'k Verftaa u , kleine guit. Wel nu... ja! ik gaa meê... zoo lang mynheer door vlaagen Van gekheid wierd geplaagd, kon wysheid my behaagen; Nu hy weêr wys is, word ik van verftand beroofd, En komt de gekheid van te trouwen in myn hoofd, En wel met u... Kom, gaa voor af...'t Is of wydroomen? Als ik verlof heb, zal ik boven by u komen. Hy vertrekt. TIMANT, een wyl in gedachten ge/laan hebbende, tegen Filip. Zie daar het eind'; maar, met dit all', geloof ik nog, Dat ik behandeld ben met loosheid en bedrog; Dat zy voorzagen, waar Timant toe zou beüuiten, En , door hun loffpraak, my behandelden als guiten. EINDE.   By den boekhandelaar Uylenbroek, te Amfleldara, in de Nes, zyn de volgende beste en nieuwste tooneelftukken, zo in vaerzen als profa, te bekomen. II. Asfchenbergb, De deugdzaame Zoon , tooneelfpel ƒ - : 8 : A. L. I>arbaz,Pliiloctetes, op liereilandLe'miios, treurfpel- - : 8 : - • De Nieuwsgierige, blyfpel . - - : 8 : - W. Bilderdijk, Edipus, treurfpel, en brief over den- zelven . • -1:4:- —— De dood van Edipus, treurfpel . • 1 : - : - Deukalion en Pyrrlia, tooneelltuk - - : 15 "• - W. Bingley, Het zestienjarig Meisje, blyfpel . - - ; 6 : - . De Bclagcliiyke Tooneelzuclit, of de Liefhebbery Comedie in de War, blyfpel. . - : 10 : I. de Clercq, H. Z. Meriones, koning van Krete, treurfpel . • • --:(!:- Ei1irrJ en Eleonora, treurfpel - - : 8 : - _____ Saint Valori, tooneellpel . - - : 8 : - M. A. de Clercq, Montrofc en Amelia , tooneelfpel --: 8:- . . — Vanglenne , of de Karaktertoets, tooneeirpel . . . ., "" : 10 : " . Het Gevaarelyke der Afweezigheid, tooneelfpel. . . • - - : 8 : - J. G. Doornik, De graaf van Sternfeld, tooneelfpel - - : 8 :A. A. Gaignan de 1'Arai, Elize, treurfpel . - - : 6 : G. 1. Hammius, Eulalia Meinau, tooneelfpel . - - : 12 : « o! C. F. Hoffham, Al ftond 'er de galg op! blyfpel - - : 18 : ____-_-_——— De Broek, voorfpel . . - - : 6 : 1. Ilouiman, Thz. Irene, treurfpel . . - • : 6 : - t - Montrofe en Ainclia, tooneelfpel - - : 8 :- . De Indianen in Engeland, blyfpel - - : 12 : - . — De Doortrapten, blyfpel - • s 8 : - . .„ Wie is zy? blyTpel. • . - : 8 :- T. Iluali, Willem Teil, treurfpel . . - - : 8 : - W. lmrae , Delia en Adelaïde , tooneelfpel . - . : 8 : - , De Weldadige, touneelfpel . . - • : '• - De VerftandigeEchtgenoote , tooneelfpel - - : 8 : - . - _ De Jonge Walburg , of de gevolgen van het fcntimenteele, tooneelfpel. . - . : 10 : - De Edelmoedige Zoon , tooneelfpel . - - : 6 : - 1>. T. Kasteleijn, De Marquis de Bouïllé , lieldenfpel - - : 6 : - t , De Juflerlijke Kamerdienaar, blijfpel - - : o : • . Elfride, treurfpel, pl. . ■ - ! ia 1 - .... . —— Codrus, treurfpel • • * " ' VT  L. T- Lamaifon , Clementine en Desormes , too- ' neelfpel . • • . ƒ-:!:- T. Lutfeeman, Codrus, treurfpel . . - - : 8 : - - Canut, treurfpel . . - - : 8 : - T. F. Lynflager, Zoé, tooneelfpel . . - - : 8 : - A. M. De Wantrouwige, blyfpel. . . . - - : 12 ; J, Norasz, De Graaf van Warwik, treurfpel. - - : 7 : - Bajazetli, treurfpel . . - - : 7 : - De Cid, treurfpel . • - - : 7 : - Atlialia, treurfpel . • - - : 7 : ■ Araelia , treurfpel . • - - : 7 : - . Seliman de tweede, blyfpel . . - - : 8 : - Cora , treurfpel, pl. • • - • : ia S " __———— Coralli, treurfpel, pl. • • - - : 12 : - 11. Ogelwight, Jun. Men doet wat men kan, niet wat men wil, blyfpel ■ • • • • : 6 : r . —— De Verbeterde Dwaas, blyfpel - - : 6 : - _____— Waldlieim, tooneelfpel . - - : 12 : - , De Vrindenraad, tooneelfpel - - : 12 ; - - Louife en Volfau, tooneelfpel - - : 8 : • P. Pypers, Merinval, of de gevolgen der wraakzucht, toonee'fpcl . • • • - - : 10: De Graaf van Comminge, of de ongelukkige gelieven, tooneelfpel . . - - 12 : . Laufus en Lydia, treurfpel, pl. . • - ■ 12 : - B. Ruloffs. Willem Teil, treurfpel, pourt. . - - : 12 : - Fredrik van der Trenck, tooneelfpel - - : 8 : - J. Starrenburg, Apollo in Dordrecht, en De Zangberg, twee divertissementen • • - - : O : - F. van SteenWyk, Leonidas, treurfpel . , . . : 8 : P. J. Uylcnbroek, Meropé, treurfpel, pl. . - - : 12 : - _ . De Vertrouweling, kluchtigtreurfp. - - : 12 : - Wigeberlink. De Rechtfchapen Krygsman, toon. - - : 8 : . N. S. v. Winter,Menzikolf. treurfpel • . - - : 8 : . L. W. Louize d'Ariac, treurfpel . - - : 8 : - —— Sebille van Anjou, treurfpel . - - : 8 : . —— Gelonide, treurfpel • • --: 8 J - Non datur ad mufas, &c. Estber, treurfpel . - - : 7 ■ • Vlijt doet vorderen, De Gewaende Philofooph, bU - - J o :De Burgemeester, tooneelfpel. . • • - - : 12 :- Van meest allen zyn eenigen voor de liefhebbers op groot papier te bekomen. Vcrfcheiden nieuwen zyn ter persfe. Veertig Kunstprinten voor onderfcheiden tooneelfpellen. Algemeene kunsttitels voor allerlei dichtwerken, in 4to. en in 8vo.  —-