MAATSCH. DER NEDERL. LETTERK, TE LEIDEN, Catal, bl. , Geschenk van Tooneelstukken, 1841.  G E L O N I D B. TREURSPEL. DOOR LUCRETIA WILHELMINA VAN WINTER, gehoor ai VAN MERKEN. Te AMSTERDAM, by PIETER JOHANNES UYLENBROEK, in de Nes. 1786. LETTE HK.J   VOORBERICHT. D e liefde van eene Moeder tot kaar Kroost, vooral wanneer zy hetzelve in nood of levensgevaar ziet, heeft in alle tyden, en l>y alle , 't zy win of meerder befckaaf~ de Volken, tooneelen opgeleverd , die de onuitfpreekelyke grootheid van het geluk, 't welk de Voorzienigheid in dien hand der Natuur voor het Menschdom gelegd heeft, vertoonen. Niets kan de menfehelyke ziel fterker aandoen dan het gezicht eener Moeder , die, zich geheel boven alle gevaar verheffende, om haar onnoozel of onfchuldig kroost het leven te redden, haar eigen leven grootmoedig en zonder dc minste fchaduw van twyfclmoedigheid waagt. De Oudheid heeft niet alleen daarvan bewyzen opgeleverd, maar het heeft zelfs onzen tyd aan geen blykeu daarvan ontbroken. Euripides, een der uitmuntenden Griekfche Dicht er en , heeft in zyne Ilecuba, Androniachè en Trojaanfche Vrouwen , de Natuur in al haar kracht vertoond. Ik heb, zo weinig als de beroemde Franjche Dichter Racine en onze groote Vondel, de bekooring kunnen wederftaan om myne krachten, in naarvolging van dien Griekjehen Dichter , op dit be~ koorlyk onderwerp te beproeven 5 en fchoon myn kunstvermogen voor het hunne wykt , het zal my genoeg zyn het zelfde onderwerp in myne Gelonide der Dichtkunste niet onwaardig behandeld te hebben. Verders vordert de aart der zaaken , dat de Reien, by de vertooning van dit Stuk, in ftaatig muzyk moeten gezoigen worden, naar liet gebruik der Ouden. A 2 V E  VER T O O N E R S. gel o ni de, Te luwe van Chabrias,Vlootvoogd van Egint. eurimedon, Zoon van Gelonide. leotichides, Koning van Sparte. philocles, Hoofd van den Atheenfchen Raad. archidamas, 1 melant1ius, I Timoleon, jV^-aa'^m van Atlwie. h1ppomedo/J, j MYRONides, Veldheer der Mieneren. HEzion è,Echtgenoote van ArchiUamas en Vriendin van Ipiiid A mas, Opperpriester van Minerva. (Gelon 'de. R. eI vaN priesteren en priesterinnen van minerva. Z TV T G E N D E N. timagoras, "1 megacees, | ISMENiAs, j*" Randen van Athene. agis, j PIZANder, Hoofdman der Stadswachten, en Wachten. Gevolg van Leotichides. Ha TOONEEL is te ATIIE NE ; het eerste hedryf in den Tempel van Minerva; het tweede in een zaal, in het huis van Archidamas; de drie overigen op het plein, vóór den Tempel van Minerva.  GELONIDE. TREURSPEL. EERSTE BEDRYF. Het tooneel verbeeld den Tempel van Minerva; men ziet haar Beeld in 't midden van denzelven , gewapend met helm en fpeer, en het fchild van Meduza aan den arm, en vóór het Beeld een altaar» EERSTE TOONEEL. GELONIDE, LEOT1CHIDES, Gevolg. GELONIDE. Waartoe, 6 Vorst van Spartc ! uw oogmerk my verborgen? 't Is zonder reden niet dat ge, in den vroegen mórgen, Nadat ik gistren 't eerst Athenes grond betrad, My uit de wooning voert die ik betrokken had. Deze ongemeene fpoed doet my voor onheil fchroomen. Spreek; is myn Zoon ontzield? Ben ik te fpaè gekomen, Om hem te bergen voor des vyands razerny? LEOTICHIDES. Stel u gerusthy leeft. GELONIDE. En gy vcrwydcrt my (wen ? Tan de oorden waar ik my gevleid had hem te aunfchouA 3 Waar-  6 GELONIDE. Waarom mogt ik my hy zyn' kerker niet onthouên ? Waar zyn we ? Heel my niets. Waar hebt ge my geleid ? LEOTICHIDES. In Pallas Heiligdom, alwaar ge in veiligheid Den ïtorm ontfchuilen kunt die fchielyk op komt zetten, En mooglyk in zyn woede Egine zal verpletten. GELONIDE. Myn dierbaar Vaderland'.. Ach! geef my meer bericht. LEOTICHIDES. Herinner u met my 't gevaarlyk tydgewriebt, Toen Xerxes 't eerst beftond ons-allen te ovcrromplcn, En 't vrye Griekenland in flaverny te domplen. GELONIDE. Aan wien is meer dan my dat heilloos uur bekend, 't Welk' my een bron ontfloot van onuitputbre elend'. Egine, hoe vol moeds, vond zich te zwak van krachten Om d' eersten aanval van dien Dwingland af te wachten, En onderwierp zich, fchoon met imart, aan zyn gebied. LEOTI CIIIDES. Athcnes fiere Raad vergaf die bloöheid niet, En deed Egine alom van Staatsverraad verklaagen. GELONIDE. Waartoe herroept gy thans de haatclyke dagen, Waarin uw Ryksgenoot, gelast uit Spartcs naam Slechts te onderzoeken naar de waarheid van die blaam, Zich min als feheidsman dan als vyand openbaarde; Egine niet alleen met fchande en fmaad bezwaarde, Maar zelfs de bloem der jeugd, gekweekt op onzen grond, Als flaaven kluistren deed en naar Athene zond; Daar  TREURSPEL. 7 Daar die rampzaligen in naare kerkers kwynen, Waarin noch Febus noch Dianes glansfen fchynen? Zo duur ftond aan Egine eene enkle kruik vol aard' En water, fchoon 't zich flechts uit nooddwang had verklaard. Dus hoonde ons Sparte 't welk op recht en vryheid roemde. LEOTICHIDES. Wyt Sparte 't onrecht niet 't welk ieder burger doemde; 't Was Kleomenes aart en wreevle razerny, Die deze rampen wrocht. GELONIDE. Dit (preekt uw' Staat niet vry. Waartoe een' zinlooz' Vorst als fcheidsman afgevaardigd? LEOTICHIDES. Ik vind my, na zyn dood, met dezen last verwaardigd, En zoude Egines jeugd, waar' 't mooglyk, doenontflaan. GELONIDE. Wy-allen lyden door uws voorzaats dwaas beftaan. Egine en Attika, voordezen bondgenooten, Beftrydcn, jaar op jaar, elkandren door hun vlooten, En voeden meer en meer den wederzydfehen haat: Eu wie van ons voorziet wat nog te duchten ftaat! LEOTICHIDES. Wat rampen 't oorlogszwaard den volken ook doe lydefl, De vrede kan in 't eind' hen van de elend' bevryden: Doch als een Natie de eer van 't Godendom verkort; Hunne offers hen ontrooft; en deelgenooten word Der heiligfehenners die het gruwelftuk bedreeven; Hen in befcherming neemt, en weigert op te gecven; Den vrede trotsch verfmaad; en moordzucht voegt by hoon... A 4 GE-  3 GELONIDE. GELONIDE. Wat zegt ge my? HelaasJ.. 6 Vaderland! ó Zoon! LE OTIjCHIDES. Denk hoe die weigering de Atheners zal ontfteekcn; Zy zullen ligt die fmaad op al de Eginers wrceken. GELONIDE. Myn waarde Eurimedon ! wat raad tot uw behoud ! LEOTICHIDES. Daar 't edelmoedig Sparte u aan myn zorg betrouwt, Ben ik verfchuldigd u te hoeden voor gcvaaren • 'k Spoorde u een Ichuilplaats op in fchaduw van de altaaren GELONIDE. Een pooging, zonder nut. Wat roem hebt ge u beloofd In 't bergen eener Vrouw', van allen troost beroofd; Die omzwerft, zonder rust, ontzet van hulp en hoeder; Een vroegverlaaten weêuw, een troostelooze Moeder ? Had gy myn' dierbren Zoon in plaats van my bevryd ! LEOTIC IIIDES. Myn hulp is hem, als u, op Spartes last gewyd. 't Befcherftlt in u en hem Lycurgus eedle Looten, Uit dankbaarheid voor 't heil van uw Gellacht genooten. Ik hoopte dat Athene, erkennende onze trouw, Zelfs al de Eginers aan myn voorfpraak fchenken zou; Maar ach! ik vlei my niet hen thans te kunnen hoeden. GELONIDE. Gevoelt gy deernis met der droeven tegenfpoeden, Wend dan uw' yver aan tot hun behoudenis. Denk dat elk oogénblik misfehien het uiterste is. ikzelf zal nevens u, door myn gebeén en klagtcn... LE-  TREURSPEL. 9 LEOTICHIDES. Hebt gy, ó Gelonide! een beter lot te wachten Dan hen te duchten flaat, zo gy dces plaats begeeft? Waartoe myn trouw veracht, die u beveiligd heeft? Ik zal, tot heil uws Zoons, myn' yver u doen blyken, Indien gy u verbind niet uit deez' kreits te wyken Vóór myne wederkomst. GELONIDE. Hoe! zou ik in dit oord.. ? LEOTICHIDES. De dag breekt aan, 't is tyd. GELONIDE. Welaan; 'k geef u myn woord. TWEEDE T O O N E E L. GELONIDE, alken. Moest ik, Rampzalige! myn ongeluk vervroegen'? (gen ; By d' oorfprong van myn' ramp myzelvc om troost vervoeEn fmeeken Sparte om hulp tot redding van myn' Zoon, Opdat men voor myn oog te Athene hem zou doón ? Ach! had ik nimmer van ons eiland my begeevcn, Of had Nepthunus in de golven my doen fneeven, Zo waare ik voor het minst van dezen ramp bevryd! Geliefde Eurimedon, in wenfehelyker tyd De hoop van onzen Stam, myn troost, myn welbehaagen! Hoe floopt uw lyfsgevaar myn weduwlyke dagen! Wat liet uw Moeder tot uw redding onbezocht'. Indien haar fchuldloos bloed uw leven koopen mogt, A 5 Hoe  io 'GELONIDE. Hoe willig zou ...Helaas 1 wat baat dit vruchtloos wenfehen? Ik klaag myn leed vergeefs den Goden en den menfehen. Zy knielt by 't altaar. ö Dochter van Jupyn, die in deez' tempel woont, En 't wydberoemd Athene uw dierbre gunst betoont! Minerva! Voedftervrouw der wysheid! hoor my fmecken. Laat zich de Atheners op geen 1'chuldeloozen wreeken. De kiel, met gaaven voor Apolloos kerk bevracht, Die door een deel der vloot te Egine is opgebragt, Waare yllings door den Raad naar Delphos opgezonden, Zo hy geen tegenftand by 't zeevolk had gevonden: Elk hunner eischte een deel van dien gewyden buit: Hun woede wederftond der besten vroom befluit. Zo zy der Goden toorn zich op den fchedel laaden, Bevry de onnoozlcn van de ftraf dier cuveldaaden! Vooral, befcherm myn' Zoon in 't barnen van 't gevaar! 'k Omhels, als fmcekeling, 't aan u gewyd altaar. Zy omarm , geknield blyvende, liet outer. DERDE T O O N E E L. GELONIDE, HEZIONÉ. HEZIONÉ. Ter goeder uur, Vriendin, bereikte gy deez' tempel. Blyf hier.hoe 't lot zich wende, en wyk niet van zyn' drempel. Dees ftille vryplaats, die de Atheners heilig is, Geeft u verzekering van uw behoudenis. GE.  TREURSPEL. n GELONIDE, Op/laande. Wat baat, myn Hartvriendin! wat baat my 't veege leven ? Doch wat heeft u dus vroeg naar deze plaats gedreeven ? HEZIONÉ. Men heeft myn' Echtgenoot, in 't holfte van den nacht, Van 't raadsbefluit te Egine een droef bericht gebragt. Hyzelf deed my terftond naar uw verblyf my fpoeden. Ga, fprak by, tracht de Weêuw van Chabrias te hoeden; Wys haar een fchuilplaats in Mincrvaas tempel aan; Berg uw Vriendin; doe haar 's volks hevigheid ontgaan. Door uw gevaar ontfteld, fpoedde ik my naar uw wooning , Waar ik bericht ontfing, dat Lacedemons Koning U, op het onverwachtst, naar elders had geleid. Ik zag hem op den weg, en myn verlegenheid Deed hem befluiten uw verblyfplaats my te ontdekken. Indien myn byftand u tot cenig nut kan ftrekken, Steun op de onwrikbre trouw van uw Hezioné. Archidamas, myn Gaê, zal firaks u, op myn bee , Doen kennis geeven hoe dees tyding word ontfangen. GELONIDE. (gen. Uw vriendfehap fterkt myn ziel in de angsten die mypranGy zorgt voor myn behoud, dan ach! wie red myn' Zoon ? HEZIONÉ. Beveel zyn lyfsbehoud de onfterfelyke Goón; (rukken. Geen mensen heeft magts genoeg hem zyn gevaar te ont- GELONIDE. Zou hem het wyken naar dees vryplaats niet gelukken ? HEZIONÉ. Neen, Gelonide! ö neen; hy word te naauw bewaakt; En  ia GELONIDE. En 't geen de ontkoming hem, helaas! onmooglyk maakt, Is dat één kerker hem en al zyn lotgenooten, Sints lang, op last des Raads geboeid houd en beflooten. Men had Eurimedon een weinig gunst betoond, Doch zyn grootmoedigheid... GELONIDE. 'k Bid dat gy my verfchoont. Het moederiyke hart word fel van een. gereeten. Ach: fleepte ik nevens hem dezelfde zwaare keten! Och! of zyn kerker ook voortaan myn kerker wierd! HEZIONÉ. Mincrvaas Priester, die zyn fchreeden herwaart ftiert, Verfchynt .om haar zyn beê te wyden in dees chooren. Laat ons, opdat wy hem niet in zyne aandacht ftooren, Een weinig zywaart treèn. GELONIDE. Plaats my, waar 't ubehaagt. Zy wyken een weinig ter zyde, doch hlyven in het gezicht van den aanjchouwer. VIERDE T O O N E E L. GELONIDE, HEZIONÉ, IPHIDAMAS. IPHIDAMAS. 6 Wellekome Zon, die zo verrukkend daagt, Het aardryk aanlagcht door uw vriendelyke glansfen, En uwen luister fpreid op Pallas tempeltransfen! Uw hartverkwikkend licht vervrolykt myn gemoed. Ce-  T REURSPEL. 13 Gelukkig ftervling, die den Goden hulde doet! Hoe bly' ziet gy natuur uit haaren flaap verreezen! Gy kent de wroeging niet die 't fchuldig hart doet vreezen \ De kalmte van uw ziel trotfeert geweld en pyn; Uw gantfche leven is een blyde zonnefchyn. (wen?... Maar, wie ontdek ik ginds?..Wat noopt dees Griekfche vrou- Gelonide en Hez'or.é treeden hem te gemoet. Zyt gy 't, Hezioné? durf ik myn oog betrouwen? HEZIONÉ. Myn komst ontzette u niet, eerwaarde Iphidamas. Ik zoek voor een Vriendin, die my ftceds dierbaar was, Lyfsberging by 't altaar. IPHIDAMAS. 't Behoort tot onze pligten, Dat wy der droeven last door onze zorg verligten. legen Gelonide. Doch meld my, als dit choor u van de dood bevryd, Indien gy 't raadzaam acht, van waar en wie gy zyt? GELONIDE. De naam van Chabrias kwam mooglyk u ter ooren. Gy ziet zyn droeve Weèuw,tot rouwe en ramp gebooren... IPHIDAMAS. Gy, Wed uw van een' Held, die zo veel Iauwren won! GELONIDE. Ik kwam van Sparte hier, om myn' Eurimedon, Myn' Zoon, de vryheid door myn beê te doen verwerven; Of, zo die hoop mislukt, hier nevens hem te fterven. HEZIONÉ. Leef, waarde Gelonide! uw druk verfcheurt my 't hart. IPHI-  14- GELONIDE. IPHIDAMAS. De Atheenfche Burgery., getroffen door uw fmart, Zal, zo Egine, uit zucht tot zelfbehoud gedreeven, 't Gewyde fchip ontflaat, den roof doet wedergeeven, En 't heiligfchendend rot ter ftraf naar Dclphos zend , Den Jongling flaaken doen, u redden uit de elcnd'. (dig; Schep moed ; 't Atheenfche Volk is wreed noch onrechtvaarDe Weêuw van Chabrias is zyne ontferming waardig. HEZIONÉ. Het trotsch Egine, dat zelfs 't Godendom verimaad, Ontzegt niet Hechts dieneisch; maar heeft, uit feilen haat, Zelfs de afgezondnen, die Athenes voorfjag pragten, Nog naauwlyks aangeland, door't woest gemeen doen flagDes Veldheers laatfte Zoon is onder dat getal. (ten: Denk hoe door al de ftad die rouwmaar' klinken zal. 't Volk zou Myronides fchier op de handen draagen; Men hoort het daaglyks nog 's Helds oudfte Spruit beklaagen, Die onlangs., dood, op 't fchild den Vader wierdgebra'gt; Nu geld het ook de jongfte en laatfte van 't Geflacbt. IPHIDAMAS. Hoe grieft my 's Veldheers lot! Wat loon voor al zyn zorgen! GELONIDE, tegen Hezioné. Waarom dien wreeden ramp tot nu voor my verborgen ? HEZIONÉ. Vriendin, gy had bereids genoeg aan uw verdriet, 'k Beklaag uw ongeval; dan ach! ik vlei my niet Dat onze deerenis uw dierbre Spruit zal hoeden, 't Verbitterd Volk zal hier gelyk te Egine woeden. GE-  TREURSPEL. 15 GELONIDE. En zoude ik leeven als hem 't leven word ontzegd? Neen, 't moederlyke hart is aan zyn hart, gehecht; Zyn ongelukkig lot zal ook myn lot bepaalen; 't Zal tevens my en hem in 't zelfde graf doen daalen. IPHIDAMAS. Melanthus nadert ons. HEZIONÉ. Zyn komst vergroot myn' fchrik. V T F D E T O O N E E L. GELONIDE, HEZIONÉ, IPHIDAMAS, MELANTHUS. MELANTHUS. 't Spelt alles wat wy zien een hagchlyk oogcnblik. De maarc, uit 's Vyands land te Ipoedig voortgevloogen, Verwekt een mengeling van woede en mededoogen. De ftad is vol rumoer. De gantfche Burgery Zweert zich te wreeken van Egines razcrny. Men wil met grooter vloot naar 'tfchuldig eiland ftreeven; De vaste lieden aan Vulkaan ten offer geeven, En all' wat adem heeft doen fneuvlen door het ftaal. GELONIDE, ter zyde. Beklagenswaard' Gewest! MELANTHUS. Men hoont, in fcherpe taal, Hen, op wier voorflag korts 't Gezantfchap wierd gezonden, Als of zy heimlyk met den Vyand zich verftonden. HE-  16 GELONIDE. HEZIONÉ. Befchermt hen, goede Goön! gy kent hun braaf gemoed. MELANTHUS. Een deel der Burgery, door zucht tot wraak verwoed, Vloog naar den kerker, om de Eginers om te brengen, Die daar in hechtenis... GELONIDE. ö Goón 1 kunt gy gehengen, Dat de onfchuld, onverdiend , der wraak ten offer ftrekt, Terwyl 't roofgierig rot zyn hoofd de ftraf onttrekt! Vergunt, vergunt my dan de dood met hem te lyden! IPHIDAMAS. Schep moed: Minerva zal de onfchuldigcn bevryden. Tegen Melanthus. Getrouwe Vriend, vaar voort. MELANTIIU S. Terwyl de Raad vergaêrt, Is reeds de Wacht, waardoor de kerker word bewaard, Verdubbeld op zyn'last.Men tracht's Volks drift te itremmen. De gantfche Burgery zal naar gewoonte flemmen. Dit uitftel zal nochthans dc Eginers niet behoên; 't Volk vordert hen ter ftraff', 't vergootcn bloed ten zoen. GELONIDE, tegen Melanthus. Kom, boei my nevens hen. MELANTHUS. Gyhebt ons niets misdreeven. GELON IDE. Athene noemde ook my; 'k ontfing te Egine 't leven. Gelukkig, zo myn dood de wraak verzoenen kon! M£-  T R E Ü R s P E L. n MELANTHUS. Waartoe.. ? HEZIONÉ. Ach! Gelonide! GELONIDE. 6 Myn Eurimedotl! MELANTHUS. Voorkom uw onheil; maak de Atheners niet verwoeden IPHIDAMAS. Verfchoon de wanhoop van een troostelooze Moeder. MELANTHUS. Egine heeft de fmarte eens Vaders niet verfchoond, Toen 't aan desVeldheersTelg zyn wreedheid heeft betoond. Schoon ik uw lot beklaag', 's Volks vonnis is rechtvaardig. Meêdoogenloozen zyn geen mededoogen waardig* GELONIDE. Wy zyn onfchuldig aan Athenes ongeval, Waarvan de wederllag de onnoozlen treffen zal. De Eginers, die aireede in hechtnis zich bevonden, Eer 't fchuim van ons Gewest zynpligten had gefchonden Door 't neemen der galei en 't eignen van den buit, Zyn fchuldloos aan den roof en 's Landzaats raadsbefluit. MELANTHUS. Mogt (leeds de onnoozelheid een' ruimen adem haaien, En nimmer 't wanbedryf der fchuldigen betaalen! IPHIDAMAS. Wie meld Myronides den ramp van zyn Geflacht ? MELANTHUS. < De Raad heeft hem alreê die droeve maar' gebragt, B Hl.  i8 GELONIDE. HEZIONÉ. Moest die beroemde Held nog met dit onheil ftryden! MELANTHUS. Wy allen deelden diep in zyn bcklaaglyk lyden. Megacles voerde 't woord en fidderde als een blad; Het fcheen of elk van ons een' Zoon verlooren had. IPHIDAMAS. Debraavejongling, de eer des Lands, elks welbehaagen, Verdient dat wy zyn dood met bittren rouw beklaagen. Hoe droeg de Veldheer zich in 't grievend ongeval? MELANTHUS. Zo groots als zich ooit mensen op aard' gedraagen zal. Myn Vrienden, fprak de Held, ik draag dien ramp geduldig. Ik was aan 't Vaderland myn beide Zoonen fchuldig; En waar' myn jongde Telg, tot glori van den Staat, Geveld op 't bed van eer, en niet door (nood verraad, ik had, met minder fmart, den Jongfng kunnen derven. Men trooste zich ; hy wierd gebooren om te fiervcn. Dus (prakhy, droogde een'traan, die op zyn'boezem viel, En fmoorde voorts zyn' rouw in zyn verheven ziel. GELONIDE. Och! of myn deerenis zyn hartewond' kon hcclen! MELANTHUS, tegen Gelon ide. Deze edelmoedigheid doet me in uw onheil deeJen. Tege.% Hezioné. Uw Gaè, bezorgd voor't volk, 't welk in zyn hevigheid Zich buiten adem holt, en recht noch onrecht fchcid, En weet dat hy den vreê nog onlangs voor deed ftellen, Verzocht my dat ik u zou langs den weg verzeilen.. HE-  TREURSPEL. j9 HEZIONÉ, tegen Gelonide. Vaar wel, myn Zielvriendin! vertoef hier, tot ik keer'. GELONIDE. Vaar wel in eeuwigheid! ik zie u nimmer weêr. ZESDE T 0 O N E E L. GELONIDE, IPHIDAMAS. IPHIDAMAS. Doe, zo 't u mooglyk is, uw' wreeden angst bedaaren, En fmaak een weinig rast in fchaduw van de altaaren: Denk dat het Godendom ue onnoozelheid behoed. Ik zal hier middlerwyl met myn' gewyden ftoet, Tot heil van volk en Staat, voldoen aan onze pligten, En 't morgenoffer, naar ons landgebruik, verrichten. Ge.onide vertrekt naar het Linnen/te van den tempel, buiten het gezicht van den aanfchouwer, terwyl Iphidamas vervolgt. Getrouwe Reijen, aan Minervaas dienst gewyd! Verheft'sLandsSchutgodes. Treedt aan ;'t is meer dan tyd. Een der Priesteren ontjleekt het altaar, terwyl de overige Priesters Jiaatlyk naderen. B a ZE.  co GELONIDE. ZEVENDE T 0 O N E E L. IPHIDAMAS, REI VAN PRIESTEREN. Iphidamas werpt eenig reukwerk op het altaar. ZANG VAN PRIESTEREN. Hoftaan, heft aan, gewyde Priesterfchaaren! Zingt Pallas lof, wier gunst ons heil volmaakt, De magt verplet der Aartsgcweldenaaren, En 't vroom Gcflacht van Inachus bewaakt % Die aan de Titans, 't kroost der aarde, Haar kracht en grootheid openbaarde, Hen vliên deed voor haar fchild en fpeer. Haar helm verfpreidde een' ryken luister; Ze ontwrong der dwinglandy den kluister, En wierp de fterkffe wallen neer. TEGENZANG. Heeft Pallas fpeer des Vyands trots verbroken, Dat wapentuig fchonk voorfpocd aan dit oord; Zy had het naauw' in de Attifche aard'.geftokep. Of onze grond bragt malfche olyven voort. De vree woont in haar heiligdommen; Men hoort'er krygstrompet noch trommen; De groene olyfkrans hert haar hoofd. De Nabuur moog' haar gramfehap wekken, Ons zal ze altoos ter Schutsvrouw ftrekken: Dit had zy Danaüs beloofd. TWEE-  TREURSPEL. 21 TWEEDE ZANG. De ondankbren , die de wet der GoÓn vcrzaaken, Het recht vertreên, door fnoö bcgeerlykheid Zich aan geweld en kerkroof fchuldig maaken, Is door hun wraak geftrenge ftraf bereid. Wie onzer zou zyn pligten minnen, De drift, die hem beftormt, verwinnen, Zo de ondeugd ftrafloos kon beftaan? Dan baatten feestgezang noch kransfènl Waartoe dan met gewyde dansfen In Pallas choor ten rei te gaan? TWEEDE TEGENZANG. Befchermgodes van Vader Egeus Staaten! Verhoor de beê, voor uw altaar geftort. Geef dat we altoos de heiligfehenners haaten; Dat nooit ons hart door fchuld bezoedeld word1. Doe ons in zucht tot wysheid blaakcn; Blyf duurzaam Attika bewaaken; Zo triomfeerc Athencs vlag, Ontzien door Grieken en barbaaren! Zo wyde al de aarde aan uwe altaaren Zyne offers, tot den jongften dag! Einde van het eerste Bedryf. B 3 T W E E-  o2 GELONIDE. TWEEDE BEDRYF. Het toeneel verheeld eene zaal, in het huis van Jrchidamas. EERSTE T O O N E E L. ARCHIDAMAS, HEZIONÉ. HEZIONÉ. Ja, Leotichides had reeds bericht bekomen Van de euvcldaaden, door de Eginers ondernomen, En Gclonide ontrukt aan 't aklig doodsgevaar. Ik vond de droeve Weèuw, geboogen voor 't altaar, Veel minder om zichzelf dan om haar' Zoon verlegen: En echter had men haar uit dccrenis verzweegen Hoe fnood Egine op nieuw zyn' pligt te buiten ging: Zy wist niets anders dan des Vyands weigering Om Dclphos tempelroof terftond te doen vergoeden, En door oprecht berouw zich voor bederf te hoeden. Verbeeld, verbeeld u hoe haar hart moest zyn geftcld, Wanneer haar 't moorden der Gezanten wierd gemeld! ARCHIDAMAS. Dees gruwel, nooit gepleegd door roovers of barbaaren, Zal haaren ramp en dien van haar Gewest verzwaaren. De Atheenfche Burgery, verbitterd door dien hoon, Wyd al het Eiland reeds aan de onderaardfche Goön; En zal gewis, uit wraak, de krygsgevangnen vellen, Daar niemand durft beftaan de gramfchap perk te flellen. H E ZIO N É. Stil, zo 't u mooglyk is, ftil de eerste hevigheid; Doch  TREURSPEL. 23 Doch zorg dat gy uzclv' geen ramp daardoor bereid. Men weet dat gy uw Item hebt tot den vree gegeeven, En 't jongst gezantfehap naar Egine doorgedreeven. Waak voor uw lyfsbehoud, eer gy by 't Volk verdacht... ARCHIDAMAS. ■ Schoon myn ontwerp mislukt, ik heb myn'pligt betracht. Kon ik, getroost myzelv' aan 't Vaderland te wyden, Gevoeleloos den Griek elkandren zien beftryden; En Staat by Staat vergaan .door onverzoenbren wrok, Waaruit geen fterveling, dan Xerxes, voordeel trok? Ik hoopte dat Egine in tyds zich zou beraaden, En aller Goden haat zich op den hals niet laaden. Zo zich de Vyand voor Apollo had verneêrd, Den Tempelroof geboet, en waarlyk vreê begeerd, Gelyk hy heimlyk ons door Spartes Vorst deed wecten; Zo hy de goede trouw niet fchandlyk had vergeeten; Men had een eind' gezien van 't grievend oorlogswee: Nu mist my 't uitzicht op verzoening en op vreê. Athene zal op 't flrengst zich van de Eginers wreeken; En wie zal thans beftaah die wreedaarts vry te fpreeken ? 'k Beklaag uw Hartvriendin; zy koom' haar onheil voor, En wyk', tot haar behoud, niet uit Minervaas choor. Ik wacht een deel des Raads, eer we openlyk vergaêren, Om , 't zy men zich bepaal' tot ftraffen of tot fpaaren, Eenftemmig ons bcfluit aan 't Volk te doen verftaan. HEZIONÉ. Mogt Raad cn Burgery tot zachtheid overfiaan! ARCHIDAMAS. Men komt. B 4 Hï-  24 GELONIDE. HEZIONÉ ó Goede Goön! legt aller gramfchap neder! Ik rtrecf naar Gelooide, en zie eerlang u weder. T fFE E D E T O O NE E L. ARCHIDAMAS, PHILOCLES, MELANTHUS, TIMOLEON, HIPPOMEDON; PIZANDER, en Wachten, buiten het gezicht. ARCHIDAMAS. Lïetrouwe Vaders van 't beroemd Gemcenebest, Door Pallas wys bellier in Attika gevest! Neemt plaats, en laaten we ons gulhartig t'faam beraaden. De Raaden zetten zich neder. PHILOCLES. Wy allen zyn bewust van 's Vyands euveldaaden; Die op te tellen waar' vermcerdring van verdriet. Wie aan Apollo denkt, wie onzen Veldheer ziet, Tuigt dat hun overmoed noch Goön noch menfehen (paarde. Ik zwyg 't gevloekt gefchenk van water en van aarde, Waardoor dit heilloos volk de vryheid fnood verried, En vuige flaaven wierd van Xerxes ryksgebied. 't Word tyd, en meer dan tyd, dat wy ons recht verfchaffen, En door zyn' ondergang zyne euveldaaden ftraffen. Wy zyn verwittigd hoe 't op 't Eiland is gefield. Cieanthus heeft alreeds het (lot in zyn geweld Met al de bovenfiad, en zal, in weinig dagen, Den wrcevlen Vyand uit zyn plondernest verjaagen, Hem doemen tot dc dood of dieplle flavemy. Wie  TREURSPEL. 25 Wie flaaf wil zyn, zy flaaf, en worde nimmer vry! Inmiddels doe men 't volk ,'t welk Sparte als krygsgevangen Naar deze vesting zond, gcftrenge ftraf erlangen. HIPPOMEDON. Men fla, hoe fterk misnoegd, niet al te driftig door. Vorst Leotichides verzoekt by ons gehoor. ARCHIDAMAS. Men hoor' den braa ven Vorst, eer we ons befluït bepaalcn. PHILOCLES. Dit zou Athenes roem in Spartes oog doen daalen. Geen Bondgenoot, hoe fier, geeve immer ons de wet. MELANTHUS. Heeft Lacedemon ons voorheen niet aangezet Om 's Vyands fnoode daad op't allerftrengst te wreeken, .En zou het thans den eisch van 't heilig recht weêrfpreeken ? Het laatfte gruwelfiuk dringt Sparte als ons tot wraak, TIMOLEON. 't Is voor gantsch Griekenland ecne algemccne zaak. Vorst Leotichides zal niets onwettigs vergen. PHILOCLES. 't Zou hem gevaarlyk zyn 's Volks ongeduld te tergen. Tegen Pizander, Pizandcr! Pizander treed in de zaal, en naar Phüocles. Zeg den Vorst, dat hem de Raad verbeid. Pizander buigt zich en vei trekt. ARCHIDAM AS. Men hoor', tot hei! des Staats, hem met bcfeheidenhcid. Schoon Sparte menigwerf ons reden geeft tot klaagen, B 5 't Heeft  sö GELONIDE. 't Heeft zich in dit gefehil betaamelyk gedraagen. TIMOLEON, tegen Archidamas. Hebt gy bereids verftaan waartoe het Volk bcfloot? ARCHIDAMAS. ö Neen. Wat is hun cisch? TIMOLE ON. Der krygsgevangnen dood. Ik zag hen op de markt zich onderling verdringen, En t'faamen fchoolen om Myronides te omringen. Elk deelde in zyn verlies en wreede hartepyn, En zwoer den braaven Held een' Zoon te zullen zyn. MELANTHUS. 't Is veel, dat hy deez' dag op 't marktveld zich vertoonde. TIMOLEON. •'s Volks yver duldde niet dat hy zich des verfchoondc. Met ftaatlyk eerbewys naar zyn verblyf gebragt, Wierd hy verwittigd dat de Raad hem hier verwacht. Hy zal op 't oogenblik.. . HIPPOMEDON. Ik zie den Vorst van Sparte. DERDE T O O N E E L. PHILOCLES, ARCHIDAMAS, MELANTHUS, TIMOLEON, HIPPOMEDON, LEOTICHIDES; PIZANDER, en Wachten, buiten het gezicht. LEOTICHIDES. Beüierders van Athene, ik deel in uwe finarte, En zal het ongelyk, 't welk u word aangedaan, En  T 'R E U R S P E L. 27 En onverfchoonlyk- is, aan Sparte doen verftaan. PHILOCLES. 't Gcmeenebest erkent de trouw die ge ons doet biykcn. Nooit zaagen we ons voorheen zo fhood verongcl) ken. ■Doch waar 't baldaadig volk de Goön berooft en hoont, Blyft fchaars een fterveling van hun geweld verfchoond. Gezanten zyn altoos, zelfs by barbaaren , veilig, Alleen de Eginers zien onheilig aan noch heilig. LEOTICHIDES. Schoon gy Apollo en uzelv' beleedigd ziet, Wyt echter 't gruwelftuk aan al de Eginers niet. Zy, die door Sparte naar deze oorden zyn gezonden, En zich vóór 't plondrcn der galei reeds hier bevonden, Zyn fchuldloos aan den roof en wreedbedrceven moord. PHILOCLES. Nooit kan hy fchuldloos zyn, die tut dit volk behoort. Heeft Lacedemon zelfs, met recht in toorne ontftoken, Zich van de lafheid^dier verraadren niet gewroken, Hun krygsgevangen Jeugd naar deze vest geleid? LEOTICHIDES. Wyt dees gebeurtenis de buitenfpoorigheid Van mynen Ryksgenoot, te woest in zyn bcriuiten. Hy overtrad zyn' last, fchoon ik hem zocht te fluiten. De Eginers, die hy aan uw voorzorg heeft betrouwd, Zyn nooit door onzen Staat als fchuldigén befchouwd. PHILOCLES. Op welk een' voet kon hen Athene dan bcwaaren, En zelfs in hechtenis? L E-  £8 GELONTDE. LEOTICHIDES. Alleen als gyzelaaren, Als onderpanden van 't aanftaande vreêverbond. Doch, nu Egine op nieuw zo fnood zyn pligten fchond, Hoop ik, beducht of hen degramfchap mogt doen meeven, Dat gy, op Spartes beê, my hen zult wedergeeven. PHILOCLES. Wy hadden, ik beken 't, dien voor/lag niet verwacht, 't Ontwerp tot hun behoud is kunstig uitgedacht. Doch vlei uzelven niet dat gy daarin zult fiaagen; Wy laatcn ons dien buit door niemand ooit ontjaagen. Hun vonnis is geveld. Gy zult, naar allen fchyn, In weinig uuren van hun dood getuige zyn. LEOTICHIDES. Zou Spartes hcusch verzoek zo weinig ingang vinden ? PHILOCLES. Men weigert node een bede aan hooggefchatte Vrinden; Doch 't is onmooglyk dat ge uw' wensch verwerven zult. De ontftelde Burgery heeft naauwelyks geduld Om 't jongst belluit des Raads bezadigd af te wachten. LEOTICHIDES. Een. weinig uitfiels zal de hevigheid verzachten. De drift rukt menigwerf het volk van 't rechte fpoor; 't Geeft beurtelings aan wraak en deerenis gehoor, En laat zich, hollensmoede, in 't eind' ten beste raaden. PHILOCLES. Wien 't lust' der Burgren haat zich op den hals telaadcn, Ik billyk hun belluit, en keur hun vonnis goed. LE.  TREURSPEL. 2.9 LEOTICHIDES. Waartoe een zwaard gewet, dat op onnoozlen woed ? Gy dooft Athenes roem, en hoont het moedig Sparte. PHILOCLES. Gy neemt thans, naar het fchynt, onze eer wat fterk ter harte, 't Past ons te zorgen voor den roem van onzen Staat. Wy geeven, ongevergd, aan andren nimmer raad. Athene kent zyn' pligt en heeft dien niet te lecren. Het laat den Nagebuur zyn' eigen Staat regeeren; Beknibbelt Argos wet, noch Thebes heerfchappy; Doch eischt het zelfde recht: een vry Gewest blyv' vry. LEOTICHIDES. 'k Voldeed alleen myn' pligt, en zocht u niet te hoonen. Ik kan op dezen dag een driftig woord verfchoonen. Vergun my flechts één bede, indien gy 't oorbaar vind. Ik verg niets als Gezant, maar als Athenes Vrind. PHILOCLES. Wat is uw wensch? LEOTICHIDES. Doe my Eurimedon aanfchouwen. PHILOCLES. Dit gaf den Burger grond tot billyk misvertrouwen. LEOTICHIDES. Zo zich 't Atheenfche Volk niet op myn deugd verlaat, Sta toe dat ik hem fpreeke in 't byzyn van den Raad. 'k Heb geen geheimen aan den Jongeling te ontdekken; Een weinig toevens zal hem 't fterflot niet onttrekken. PHILOCLES. Ik vind geen reden om dit aanzoek af te flaan. De  3° G E L O N I D E, De Raaien in het ronde aanziende. Wat zegt de Raad? De Raaden buigen z'ch allen. TIMOLEON. Wy zyn met uw befluit voldaan. PHILOCLES, tegen Pizander. Pizander. P.zander treed in de zaal, en naar Philocles. Hy luistert Pizander iets in. Volg myn' last. Pizander buigt zich en vertrekt. MELANTHUS. Ik zie den Veldheer nadren. VIERDE T O O N E E L. PHILOCLES, ARCHIDAMAS, MELANTHUS, TIMOLEON, HIPPOMEDON, LEOTICHIDES, MYRONIDES. MYRONIDES. 'kVerfcl lyn op uw bevel, getrouwe Burgervadren. PHILOC LES. Befchouw, Myronides, belchouw de zorg en vlyt Waarmede Athenes Raad voor uw belang zich kwyt. De ontmenschte Vyand zal zyn fnoodheid duur betaalen. Wy zullen, eensgezind, terftond de ftraf bepaalen Der krygsgevangnen , korts door Sparte ons aangeboón, En reeds door't Volk gedoemd, ter wraak'van uwen Zoon. AR.-  TREURSPEL. 31 ARCHIDAMAS. Wy allen zyn, 6 Held ! met uw verdriet bewoogen. Gy zaagt de werking reeds van haat en mededoogen, Zo Leotichides den Raad niet had verzocht Dat hy Eurimedon nog ééns aanfchouwen mogt. Gy zult gewis met ons dees bede hem vergunnen. MYRONIDES. Wie zou een' Bondgenoot dien wensch ontzeggen kunnen? V Y F D E T O O N E E L. PHILOCLES) ARCHIDAMAS, MELANTHUS, TIMOLEON, HIPPOMEDON, LEOTICHIDES, MYRONIDES; EURIMEDON, geboeid; PIZANDER, en Wachten. LEOTICHIDES. R oemwaardig Jongeling, treê toe, en nader my. Het (ïaat dit oogenblik voor 't oog des Raads my vry, U, mooglyk voor het laatfte, een vriendfchapsblyk te geeven. Gy weet de fnoodheid door de Eginers jongst bedroeven; Athene eiseht billyk wraak van 't bloed door hen geftort; Doch 't valt my zwaar dat ge in die wraak betrokken word. Gy, noch uw Vrienden, hier met ketenen belaaden, Waart deelgenooten van die fchandlyke euveldaaden. Neen ; had uw Vaderland uw' raad gevolgd, myn Zoon, 't Had als Athene en Sparte aan Xerxes 't hoofd geboön. EURIMEDON. 't Verheugt my, welk een lot ons allen zy befchooren, Die taal in 't uiterste uur uit uwen mond te hooren. Dc  3^ GELONIDE. De dood baart my geen fchrik, hu ik die fchuldloos ly*. Maar't beige u niet, ó Vorst l kent Sparte ons waarlyk vry, Waartoe ten onrechte ons in ketens dan geklonken, En tot cene offèrhande aan dezen Staat gefchonken ? LEOTICHIDES. Myn zwakke Ryksgcnoot, die in zyn zinloosheên Zyn' eigen levensdraad in 't eind' heeft afgefneên, En last van Sparte ontfing tot teugeling der boozen t Heeft fchuldlooze offers in verbystring uitgekoozen. Wyt Sparte 't onheil niet, dat u en hen verdrukt; 't Had blyde u allen aan uw ongeval ontrukt; Doch is het buiten ftaat de onnoozlen hier te fpaaren, 't Voegt echter Sparte en my dat wy hunn' roem bewaaren. EURIMEDON. Men wyte een' zinlooz' Vorst zyn dwaaze daaden niet. 'k Vergeef uw' Staat het leed zyns ondanks my gefchied. Gelukkig, zo ik Hechts Egine kon bevryden Van al de rampen die de wraak het zal doen lyden ! Atheenfche Grooten, fchoon gy 't misdryf billyk wraakt, Waant niet dat al 't Gewest zich fchuldig heeft gemaakt, 't Zyn weinig roovers, die, uit vrees voor ftraf gedrceven, Den ruimen teugel aan hunn' haat en wanhoop gceven. Myn Vadei md heeft nooit Z i Rh nfliyk zich ontgerd. De gant folio c.ivcni'ud heeft Ur..? den vree begeerd; (ken, En'tro.i idv] tvoLk, *t weLk syn woede aan elk doet blyZal, door gebrelt *crjas ji, Wel i aast van 't Eiland wyken. Bewyst dan dc oniêhukt gunst, die om befcherming fmeekt, En pleegt geen wanbedryf waarvan ge u billyk wreekt. Wy kunnen, tot Jici pry,<, üüiizc dood v'ergeeven. M Y-  TREURSPEL. 33 MYRONIDES, ter zyde. Grootmoedig Jongling! 'k zie myn' Zoon in u herleeven. LEOTICHIDES. 6 Telg van Gelonide! EURIMEDON. Ach ! noem myn Moeder niet. Wie weet, helaas! wie weet of zy het licht nog ziet! LEOTICHIDES. Zy leeft. EURIMEDON. Wie zal voortaan haar tot een' fchutsheer flrekken! LEOTICHIDES. Haar zucht voor u heeft haar naar deze Stad doen trekken. EURIMEDON. Myn Moeder! In Athene! Is my die flag bereid! LEOTICHIDES. Bedaar, Eurimedon! zy is in veiligheid. EURIMEDON. Ik onderzoek niet waar uw trouw haar heeft geborgen. Befcherm de droeve Weêuw: 'k beveel haar aan uw zorgen. Bewys in haar, ó Vorst! dat Sparte de onfchuld hoed; En, verg ik niet te veel, breng haar myn' jongflen groet, LEOTICHIDES. Beminlyk Jongeling! kon ik... EURIMEDON. 't Is tyd van feheiden. Vaart eeuwig wel. Tegen Pizander. Gy kunt my naar den kerker leiden. C ZE S-  34 GELONIDE. ZESDE T O O N E E L. PHILOCLES, ARCHIDAMAS, MELANTHUS, TIMOLEON, HIPPOMEDON, LEOTICHIDES, MYRONIDES. LEOTICHIDES. Het beige ti niet dat ik, door zo veel deugds bekoord, Uw wigtig raadsbefluit vertraagd heb of geftoord. Verfchoon de onnoozelheid. Uw gramfchap is rechtvaardig; Dan ach! Eurimedon was beter noodlot waardig. ZEVENDE T O O N E E L. PHILOCLES, ARCHIDAMAS», MELANTHUS, TIMOLEON, HIPPOMEDON, MYRONIDES. PHILOCLES. C ■TVhoon Leotichides thans voor de Eginers pleit, Ily vleit zich vruchteloos met hoop op firafloosheid. Athene ontfangt de wet van Grieken noch barbaaren, En weet waar 't oorbaar is te ftraffen of te fpaaren. Heeft Kleomenes in zyn woede zich misgaan, Hy wachte in Plutoos ryk het vonnis van zyn daên; 't Voegt ons dat we ons bedaard naar onze pligten fchikken, In een gelyke fchaal dé ftraf en 't misdryf wikken. Merl denke aan geen genaê. Wie zich Eginer noemt, Deele in de fchuld zyns Lands, en zy ter dood gedoemd. ARCHIDAMAS. Laat zich de ftrenge wraak aan 't ftrydend volk bcpaalen. Wat  TREURSPEL. j Wat glori, welk een' roem kan onze Staat behaalen, Door tien gevangen, die, geknield aan onzen voet, Geen weerftand kunnen bièn, te 1'mooren in hun bloed 5 Men toon', terwyl wy't recht der menschlykheid venvee Zich waarlyk groot, door op onsze!v' te triomfeeren. (ren Indien Athenes Staat alle andren overtreft, En, boven Sparte zelfs, zich luisterryk verheft, Waar fpruit zulks anders uit dan uit ons mededoogen ? Des Vyands trotsheid maakt hem haatlyk in elks oogen ; Elk doemt zyn' hoogmoed en vermeetle razerny. Men doe den Grieken zien dat we ecdler zyn dan hy. TIMOLEON. Men doe veeleer hen zien dat wy de Goden vreezen. 't Betaamt ons, wreckers van hun ongelyk te wezen : Apollo is gehoond door 's Vyands Ihood gedrag, En wacht van ons de wraak van zyn ontë'erd gezag; Hy houd een waakend oog op onzen Staat geflaagen, En zou ons ligt de ftraf van ons verzuim doen draagen, Ten zy de Eginer zelf zync euveldaaden boet'. ARCHIDAMAS. Apollo, fchoon gehoond, eischt geen onfchuldig bloed. PHILOCLES. 't Waar' beter in uw oog Gezanten af te zenden, Opdat Egine op nieuw het heiligst recht kon fchenden. ARCHIDAMAS. Uw drift maakt, zonder reên, myn goede trouw verdacht. Wie van ons allen had dit gruwelftuk verwacht? Eenmisdryf, nooit gepleegd, laat zich niet ligt vermoeden. C 2 hip-  36 GELONIDE. HIPPOMEDON. Laat 's Vyands fnood gedrag by ons den twist niet voeden. TIMOLEON. De Atheenfche Burgery heeft, als uit éénen mond, Het vonnis uitgebragt, 't welk ons te wyzen ftond. Befchouw Myronides, beroofd van zyne Zoonen, En oordeelt zelf of gy het tiental kunt verfchoonen. MYRONIDES. Wie immer door het lot des oorlogs heeft geleên, 't Ontfluit voor my een' poel ven eindlooze akligheên. Ik mogt, noch onlangs, op twee Zoonen glori draagen, Die, tot behoud des Staats, geen lyfsgevaar ontzaagen j Hun beider deugd en moed verftrekten my tot eer • En 't leven zonder hen is my geen leven meer. Doch, fchoon zo fel eenflagmyn Hamhuis zal verpletten, 't Zy verre dat myn ramp de wraakzucht aan zou zetten. Indien uw raadsbefluit de vyandlyke ftad, Of 't volk van 's Vyands vloot dit uur ten voorwerp had, Ik zou der Burgren eisch noch uw befluit beftryden; Maar nu de onnoozelheid hier fchuldloos firaf zou lyden, Betaamt het aan den Raad dat hy haar recht befcherm% En zich de elende en fmart der onfchuld groots erberm' ' 't Is hier geen wreekens tyd; 't is tyd van mededoogen Was de eerste Griekfche Staat eerwaardig in uwe oogcn \ Die voor de deerenis een outcr had gefticht; Volgt, volgt zyn loflyk fpoor; 't herinnert u uw'pligt. TIMOLEON. Zo wy door wederwraak den vyand niet doen beevén, Zal zyne ontmenschte woede al 't oorlogsvolk doen fneevén, 't Welk  TREURSPEL, 37 't Welk in den ftryd voortaan door hem gevangen word! MYRONIDES. Zal 't hem weerhouden dat ge, als hy, het recht verkort ? Men zal door hevigheid 's Lands goede zaak verraaden. 't Gevangen tiental heeft geen deel aan de euveldaaden Des woesten vlootlings, die zo fnood den meester fpeelt, En wiens baldaadigheid de Eginers zelfs verveelt. PHILOCLES. 't Ontzet my, ik beken 't, dat gy, zo zwaar belccdigd, Verachte haatcrs van het Vaderland verdedigt. MYRONIDES. 'k Heb myne onwrikbre trouw myn Vaderland betoond, Myn Zoonen noch myzelv' van zynen dienst vcrfchoond, En meer dan eens den Staat met roem doen zegevieren; Maar nimmer zyn door my Athenes krygsbanieren (trcên ; Met fchuldloos bloed bevlekt, of de onfchuld wreed ver'k Dacht aan geen wraak, ik dacht aan't Vaderland alleen. Gy zaagt Myronides 's Lands haaters nooit verweeren; 'k Verweer onfchuldigen, die fmeekend zich vcrneêren ; 'k Befcberm een' Jongling, die my trof met deerenis, En mooglyk 't eenig pand van 's Vaders echtheil is: Al de andren zyn als hy uit braaven Ham gefprooten ; De bloem der Jonglingfehap. 't Zyn eedle GriekfcheLooten, Wier fiere moed zich nooit voor Xerxes eifchen boog. Zy, haaters van den Staat? 't zyn Helden in myn oog! En ach! wie kan aan 't lot van aller Oudren denken^ ]n aller Goden naam, laat ons den roem niet krenken, Die Pallas achtbre flad door wyze goedheid won. Denkt dat ge ook Vaders zyt, en wat u trelTen kon. C 3 TI-  38 GELONIDE. timoleon. Gy zult tot uw verzoek de burgers nooit bewecgen. myronides. De braave Atheners zyn tot deerenis geneegen. ph i lo cles. Ik fpreek in eeuwigheid den gantichen ftoet niet vry. hippomedon. Zo wy geen offör bièn aan de eerste razerny, Zal 't fel verbitterd Volk dien hoon op ons vernaaien. myronides. Laat zich de wraak, desnoods, aan één' der tien bepaalen. Schenkt deandren aan myn bcê, ten troost in myn verdriet; Zo maak' myn ongeval zo veel rampzaalgen niet. melanthus. Men kon Myronides dit blyk van achting toonen. hippomedon, tegen Philoc.es. Misfchien zou 't Volk om hem het negental verfchoonen. philocles. Wie onzer heeft den moed hen thans dit voor te (laan ? myronides. 't Gevaar ontruste u niet; ik biê my daartoe aan. thimoleon. Indien ge al op hunn' haat de zege kost bchaalen, Wie zal het offer zyn ? myronides. Dit moet het lot bepaalen. philocles, opflaande, neemt de Jlemmen op. Tegen Myronides. Men ftcmt uw' voorfiag toe; dat één voor allen fterv'; Mit«  TREURSPEL. 39 Mits dat uw beê by 't Volk dezelfde gunst verwerv', MYRONIDES. 'k Zal trachten in hun hart de deernis op te wekken, En by Minervaas choor den uitflag u ontdekken. Einde van het tweede Sedryf. C 4 DER,  <4« GELONIDE. DERDE B E D R Y F. Het tooneel verbeeld eene ruime plaats, omringd door geboomte; en aan de eene zyde de Tempel van Minerva. EERSTE TOONEEL. GELONIDE, HEZIONÉ. Celonide, uit den Tempel treedende, word door Hezionê wederliouden. HEZIONÉ. Vertoef, myn Hartvriendin! uwrouwrükt u van 't fpoor. Voorkom uw wis bederf; geef" aan myn' raad gehoor. Gy zyt verlooren, zo gy vvykt uit deze muuren. GELONIDE. Ik kan de onzekerheid myns lots niet meer verduuren; Weerhoud myn fchreden niet. Ach! myn Ilezioné! 't Verfcheelt niet of ik fierf op de eene of de andre fteê; Of my 't verbitterd Volk berooft van 't lastig leven, Dan of de wanhoop my door hartewee doet fnecven. HEZIONÉ. Wie weet of gy uzelf niet al te fterk bezwaart. De kerker word tot nu door dubble Wacht bewaard. Athenes groote Raad moet hier te faamen komen. De Memmen van het Volk zyn na-auwlyks opgenomen; En, zo hun oordeel zich door drift te buiten gaat, Jtaat nog 't .verzachten van hun vonnis aan den Raad. Gy  TREURSPEL. 4I Gy kunt in veiligheid den uitflag hier verbeiden, En zelf getuige zyn... GELONIDE. Zult gy niet van my fcheiden, En laaten my op nieuw ten prooie aan mynen rouvr, In de aklige eenzaamheid van dit gewyd gebouw, Terwyl elende en linart my reeds een' grafkuil delven ? Myn rouwklagt fluit te rug van wanden en gewelven, En de echo antwoord op den zelfden jammcrtoon: ó Myn Eurimedon ! Eurimedon ! myn Zoon ! Indien gy wenscht dat ik de dood hier af zal wachten, Laat dan uw byzyn myn rampzaligheid verzachten ; Bewys me uw vriendfchap tot in 't uiterste oogenblik; Sluit myn gebroken oog, en vang myn' jongften mik. HEZIONÉ. Stel u gerust, Vriendin, ik zal u niet verlaaten. Dan ach! myn trouw kan u in uwen ramp niet baatcn. Indien ik magt bezat tot flelping van uw fmart... GELONIDE. De elende zoekt haar heul aan een mcêdoogend hart. HEZIONÉ. Ik hoor gerucht. Trcê in ; ligt tracht men op te fpoorcn... Neen, 't is myn Echtgenoot: nu zult gy tyding hooren. TWEEDE T O O N E E L. GELONIDE, HEZIONÉ, ARCHIDAMAS, ARCHIDAMAS, tegen Gelonide. w at heil, dat gy in tyds 's Volks wraakzucht zyt ontvloón! C 5 GE-  42 GELONIDE. GELOEIDE. Vergeef myn ongeduld; hoe flaat het met myn' Zoon ? ARCHIDAMAS. Men had het onheil der Gezanten naauw' vernomen, Of 't grootfte deel des Volks, verbitterd t' faamgekomen, Vloog fluksgelykeenftroom naar 'tmarktveld,en befloot, Als met eene enkle ftem , der krygsgevangnen dood. GELONIDE. 6 Duldclooze fmart! ö Spruit van twintig jaaren! ARCHIDAMAS. Men deed op 't oogenblik een deel des Raads vergaêren; En veelen toonden zich zo woedende als 't gemeen ; Toen Leotichides uit Spartes naam verfchecn, De Eginers opeischte, en... GELONIDE. Behield zyn eisch hen 't leven? ARCHIDAMAS. *t Verzoek wierd hem ontzegd; doch eindlyktoegegeeven Dat hy Eurimedon nog ééns aanfehouwen mogt. GELONIDE. Wat oogmerk had dees daad, en wat heeft ze uitgewrocht? ARCHIDAMAS. Het krygsgevangen volk te zuiveren van fmetten, En de eer van uwen Zoon in heldren dag te zetten. Dan 't baarde Aveinig nuts. Men had hem naauw'gehoord, Of lloeg, na zyn vertrek, met de eigen woede voort; En 't waar' gewisfiyk met hen allen omgekomen, Zo niet Myronides hun zaak had opgenomen. GE-  TREURSPEL. 43 GELONIDE. Myronides! 6 Goón vergeldt hem deze trouw! Myn medelydend hart nam deel in zynen rouw. Maar wat kan over ons tot deernis hem bevveegcn? ARCHIDAMAS. Zyne edelmoedigheid. GELONIDE. Heeft ze iets voor ons verkreegcn ? ARCHIDAMAS. Wy hebben toegedaan dat hy het negental Der krygsgevangnen, door zyn voorfpraak, redden zal, Zo hy den Raad en 't Volk daartoe kan overhaalen: De tiende zal de fchuld zyns Vaderlands bctaalen. GELONIDE. En zo het grimmig Volk des Vcldheers boê verfmaad? ARCHIDAMAS. Dan is het uit met hen en met Egines Staat. GELONIDE. 6 Plaats van myn geboorte ! ik wacht, hoe 't lot zich M'cnde, Geen troost voor u of my in de opgehoopte elende. Mogt ik, door hartewee en wanhoop afgepynd... ARCHIDAMAS. Wyk in het heiligdom: de Atheenfche Raad verfchynt. Gelonide en Hezioné wyken in den tempel, buiten het gezicht van den aanfehouwer. DER-  44 GELONIDE. DERDE T O O N E E L. PHILOCLES, ARCHIDAMAS, MELANTHUS, TIMOLEON, HIPPOMEDON, TIMAGORAS, MEGACLES, ISMENIAS, AGIS, PIZANDER, Wachten. PHILOCLES, tegen Arcliidamas. .herwaart komende ,aan den Raad bericht gegcevcu, Dat, fchoon 't verbitterd Volk wil dat de Eginers Iheeven, Myronides met kracht zich kwyt voor hun behoud; En, 't geen ik heden als onmooglyk had befebouwd, De Raad verneemt met vreugd zyn edelmoedig poogen, En toont zich, op zyn bcè, geneigd tot mededoogen. ARCHIDAMAS. Het waare onwaardig aan den roem van Pallas Stad, Dat zy met fchuldloos bloed zichzelf bezoedeld had. HIPPOMEDON. Hoe fnood, hoe fchandlyk zich de Vyand heeftgedraagen, \Vy moeten ons, uit wraak, tot gruwlen niet verlaagen. De Veldheer, die zyn Spruit, door'tongchoordst geweld, Te Egine, tegen 't recht der Volken, ziet geveld, En droef en kinderloos in 't aklig graf zal daalen, Smoort zyne ondraagbre fmart en zet de droefheid paaien; Ontfluit zyn Vaderland een loflyk glorifpoor; Wyst aan het Volk zyn' pligt, en gaat onsroemryk vóór. PHILOCLES. (kreegen, Hoe veel ook by den Raad 's Helds voorfpraak hebb' verHy zal de Burgery niet tot genaê bewcegen. Zyn  TREURSPEL. 45 Zyn tegenwoordigheid en treffend ongeval Ontfteeken 't wraakvuur 't welk Egine floopcn zal. TIMOLEON. Het Volk is menigwerf onvast in zyn befluiten; Eén pooging wekt zyn drift, één pooging kan die ftuitcn. MELANTHUS. Daar is de Veldheer zelf. VIERDE T O O N E E L. PHILOCLES, ARCHIDAMAS, MELANTHUS, TIMOLEON, HIPPOMEDON, TIMAGORAS, MEGACLES, ISMENIAS, AGIS, MYRONIDES, PIZANDER, Wachten. MELANTHUS, tegen Myronides. Zjyi gy naar wensch geflaagd ? MYRONIDES. De braave Burgery, die myn verdriet beklaagt, Bevestigt my haar trouw; ik heb myn beê verkreegen, Zo ik deez' achtbren Raad tot deernis kan beweegen. Tegen den Raad. Beftemt dit blyk van gunst; verfchoont het negental. Bedenkt tot welk eene eer dees daad u ftrekken zal. Laat ons Gemeenebest zyn glori niet verzaaken. 't Wasvoor Athene groots zich de achting waard' temaaken Van vriend en vreemdling, die met eerbied haar befchou wt; Maar 't is haar grooter eer dat zy dien roem behoud. HIPPOMEDON. Wy zien den luister van uw deugd met welbehaagen, En  4^ G E L O N I D E. En zyn bereid met u den roem des Staats te fchraagetfc MYRONIDES. En ik een Vaderland, dat zo veel grootheid voed, Getrouw te dienen tot myn' laatften droppel bloed. PHILOCLES. Welaan, laat ons 't befluit Jphidamas ontdekken, Opdat het lot beflisP wie 't offer moet verftrekken. Tegen Pizander. Pizander, doe terftond den Priester dit vérftaan: Geef hem de Naamen op van die ter looting gaan; Laat hy die allen in een manuren bus vergaèren, En in een tweede, die ons 't offer moet verklaaren, De teckens; één zy zwart, en de andre negen wit, Opdat hy die ontfange, als hy ter keure zit. Hy doe de plegtigheid, waartoe wy hem verpligten, Hier, op het ftaatlykst, in ons byzyn ftraks verrichten. Pizimdir buigt zuli, en vertrekt met twee der Wachten. ARCHIDAMAS. 'k Zie Leotichides. V T F D E T O O N E E L. PHILOCLES, ARCHIDAMAS, MELANTHUS, TIMOLEON, HIPPOMEDON, TIMAGORAS, MEGACLES, ISMENIAS, AGIS, MYRO. NIDES, LEOTICHIDES, Wachten. LEOTICHIDES. •Befchouwt, ó aehtbre Raad! My thans niet anders dan als vriend van uwej Staat. Ik  TREURSPEL. 47 Ik heb op 't oogenblik met vreugd bericht verkreegen, Hoe verr' Myronides de Burgers kon bewecgcn ; En dat het lot terftond het offer noemen zal. Ik fmeek u als een gunst, naardien bet negental Zich door uw deerenis zal zien by 't licht bewaaren, Dat gy, als een van hen, Eurimedon wilt fpaaren. Zyn naam zy, op myn heê, niet in de bus gebragt. Verfchoont den Jongling, om den wil van zyn Gellacht. Hy telt zyn Stamhuis uit Lycurgus eedle Looten, Als zynde uit Gelonide en Chabrias gefprooten. Spaart, (paart hem om de deugd, die hem zo glansryk fierr. 'k Zag dat ge uws ondanks zelfs met hem bewoogen wierd. Herinnert u zyn trouw, zyne ouderliefde en fmarté. Verfchoont hem om zyn jeugd, om Gelonide, om Sparte. Denkt dat zyn Vader voor 's Lands vryheid wierd geveld. In aller Goden naam , behoedt den jongen Held. PHILOCLES. Ik kan bezwaarlyk myn verwondering verbergen, Dat Leotichides dit onrecht ons durft vergen. Acht ge ons tot fchending der rechtvaardigheid in (iaat ? Het oog van 't heilig recht is blind voor gunst of haat. De Goden zullen ons door 't lot hunn' wil verklaarcn. Indien ze, op onzen wensch, den braaven Jongling fpaaren, Zal ik ftraks de eerste zyn die hem met vreugd begroet; Doch zo zy eifchen dat hy 't offer wezen moet, Zy hy ter dood geleid. Hier baat geen tegenfireeven. Zy zyn bepaalers van de dood en van het leven. LEOTICHIDES. Ik verg niet dat ge om my het heilig recht verkort; Maar,  48 GELONIDE. Maar, daar het negental by u verbeden word, Kunt ge, om aan Sparte en my een blyk van gunst te toonen, Op 't fmeeken van een' vriend, den tienden niet verfchoonen? PHILOCLES. Het wreedvergoqten bloed eischt wraak van 't Vaderland. Verllrekt Eurimedon voor Sparte een dierbaar pand, Onze afgezondnen, die Egine ons doet beweenen, Zyn dierbre panden voor 't verongelykt Athcnen. Sta af, ö Vorst! verg ons geen inbreuk op het recht. Duld dat het Godendom dit twistgeding bedecht', 't Zal mooglyk gunstigzich naar Spartes wensch verklaarcn, Uw beè verhooren, en Lycurgus Nazaat fpaaren. Vertoef, zo 't u behaagt, opdat gyzelf befchouwt Hoe hier de Raad en 't Volk het recht in waarde houd. De Priesters zyn gereed; ik zie hen nader trecden. De Raad fchaart zich ter wederzyden van het tooneel. Pi. zander nadert, gevolgd door twee Wachten; een van hen draagt een tafeltje , 't welk hy op het midden van het tooneel plaatst. Na hen naderen twee Outerknaapjes, draagende elk eene marmeren bus : zy plaat/en zich ter wederzyden van het tafeltje, en zetten 'er de busfen op. Zo ras dit geJchied is , verfchynt Iphidamas , gevolgd door vier Friesteren, die zich achter hem plaat/en. ZES-  TREURSPEL. 49 ZESDE T O O N E E\ L. PHILOCLES, ARCHIDAMAS, MELANTHUS, TIMOLEON, HIPPOMEDON, TIMAGORAS, MEGACLES, ISMENIAS, AGIS, MYRONIDES, LEOTICHIDES, IPHIDAMAS, vier Priesters , twee O uierknaapjes, PIZANDER, Wachten IPHIDAMAS; achter het tafeltje Jiaunde, na zich in 't ronde voor den Raad en Leotichides geboogen te hebben. Atheners, minder door uwe achtbre waardigheden Dan door uwe eedle deugd beroemd in dit Gewest! En gy, Spartaanfche Vorst, die ons Gemcencbest Gelykeen Vriend bezoekt! befchouwt met medeiydeli Den droeven fterveling, wien 't lot ter dood zal wydenj Beveelt hem, nevens my, de onfterfelyke Goön, En fmeekt hen dat hun gunst de onnoozelheid verfcb.ooir\ 6 Vader Jupiter ! befchouw met welbehaagen Een offer, door den Staat Alecto opgedraagen! Geef dat zyn dood tot heil van Griekenland gedy', En de eerste grondflag tot d' aanflaanden vrede zy! En gy, Minerva, op wier wacht wy veilig fiaapen! Befticr dit oogenblik de hand der Outcrknaapen! Geef dat geen fchuldloos bloed op uwen grond geftort. En dit Gewest uw gunst dus niet onwaardig word'! Gelonide en Hezioné vertoonen zich vóóraan in den Tempel, Iphidamns, tegen het Jongtke, dat aan zyne rechterhandJiaat t Gy, Knaapje, trek een' Naam. D ttei  5o GELONIDE. Het Jongslee trekt een perkamenten Cedelke uit de lus, dit voor hemjlaat, en geeft het met eene eerbiedige buiging aan den Priester. Iphiddmas, het Cedelke ontrold hebbende , leest: Antenors Telg, Lyzander. Hy vervolgt, fpreekende tegen het Knaapje , dat aan zyne Jlinkehand Jlaat : Wat zegt zyn lot? Het Jongske trekt eene witte boon uitdebus, die voor hem fiaat, en geeft dezelve met eene eerbiedige buiging aan Iphidamas, die dezelve vertoont, en dus vervolgt: Hy leeve. IpUdamas reikt het Cedelke over aan den Friester, die aan de rechter zyde achter hem Jlaat , en de boon aan den I nester, die aan de Jlinkehand achter hemjlaat, er. vervolgt, tegen het Knaapje, 't welk hem het Cedelke gegeeven heeft: Op, Jongske; trek een 'ander. Het eerste Knaapje trekt wederom eenCedelke uit de Lus, en bied het Iphidamas aan , ah te weren. Iphidamas ontrolt hetzelve, en leest: Mcgistes, Conons Spruit. Tegen het tweede Knaapje. Zyn lot? Het tweede Knaapje trekt wederom eene witte boon, en bied dezelve Iphidamas aan , als te vooren. IPHIDAMAS, de boon vertoonende. Hy word verfeboond; Gelukkig, zo hy zich dien zegen waardig toont. Hy  TREURSPEL. 51 Hy geeft het Cedelke en de loon over aan de Priesters, die achter hem ter wederzyden ft aan , en vervolgt, fpreekende tegen het eerste Knaapje: Vaar voort; reik my een' Naam der verdre Lotgcnooten. Het eerste Jongske trekt wederom een Cedelke uit de lus, en geeft het aan Iphidamas , als te vooren. Iphidamas, het Cedelke ontrold hebbende, leest: Dit geld Eurimedon, uit Chabrias gefprooten. LEOTICHIDES. Befchermt hem, goede Goön! befchermt hem in den nood! Het tweede Knaapje trekt middelerwyl eene zwarte boon, en geeft dezelve aan Iphidamas, als te vooren. LEOTICHIDES, tegen Iphidamas. Gy zwygt, en gy verbleekt! Wat fpelt zyn lot? IPHIDAMAS , met aandoening, de zwarte boon vertoonende. De dood. Dit woord ontzet alle de Raaden, doch inzonderheid Archi. damas, Myronides , Melanthus, en Leotichides, die allen teekenen van diepen rouw geeven. Iphidamas geeft het Cedelke en de boon aan de Priesters, die achter hem ftaan. ARCHIDAMAS. De dood! helaas! MYRONIDES, ter zyde. Ik kan myn droefheid naauw' betoomen. MELANTHUS. Goön! moest hy 't offer zyn! D 2 ' Lï.  52 GELONIDE. leotichides, weggaande. 't Is uit, 't is omgekomen. 6 Dierbre Jongeling1 ö Troostclooze Vrouw! Ik poogde., ach! vruchteloos... Waar berge ik my van rouw? Gelonide, tot op dit etgenblik met moeite door Heziené in den ingang des Tempels wedtrhouden, ontflaat zich van haar, mfiteeft, door haar gevolgd, op het tooneel. Ihtusfchen vertrekken, op den Jliilen last van Iphidamas, de Priesters, en de Outerknaapjes met de busfen; ook wenkt hy Pizander, en luistert hem iets in; die daarop, door een' der Wachten, het tafeltje doet wegbrengen. ZEVENDE TOONEEL. philocles, archidamas, melanthus, timoleon, hippomedon, timagoras, megacles, isme ni as, agis myronides , ip hid a m a s , g e l o nide , hezio n é, pizander, Wachten. GELOixide, tegen Hezioné. Wcêrhou my langer niet; ik heb niets meer te vreezen, Nu myn geliefde Telg door 't noodlot is verwcezen. Uit, dit ontbrak dan nog aan myn rampzalighcèn ! archidamas. Beklagenswaarde Vrouw! gelonide, te^cn Philocles. Ik zal noch door geween, -Noch jammerklagten u tot mededcogen wekken; Hier  TREURSPEL. 53 Hier moet een offer zyn . laat my ten offer ftrekken. PHILOCLES. Wie zyt gy, die uzelf zo ftout ter flagting bied? GELONIDE. Kent ge aan haar felle fmarte een tedre Moeder niet? Laat -myn Eurimedon zyn lyfsgênaê verwerven; 'k Biede in zyn plaats my aan, bereid voor hem te derven. HEZIONÉ. Myn Gelonide! keer, opdat ge u... GELONIDE. 't Is te fpaê. Het leven ftrekt me een' last; ik wensch naar geen genaê. MYRONIDES, ter zyde tegen Archidamas. Ha-ar wreede ziellmart fcheurt myn hartwond'wydcr open. TIMOLEON. Bedrukte Vrouw, fta af; hier is geen troost te hoopen. Het noodlot eischt uw Telg, Apolloos toorn ten zoen. Een ander offer zou de Goden niet voldoen. GELONIDE. Waar' niet Iphigenie', in 's levens ochtendkrieken, Door haaren Vaderzelv' geflagt tot heil der Grieken, Ten zy de Jagtgodin de onnooz'le Maagd gefpaard, En, in haar plaats, een hinde als 't offer had aanvaard ? Voldoe, voldoe myn bec: 'k zal my gelukkig noemen. PHILOCLES. De Goden cifchen hem ; wy zyn 't niet, die hem doemen. GELONIDE. De Goden! neen; de wraak. Indien gy Vaders zyt, Verbeeldt u wat myn ziel deze oogenblikken lyd, D 3 Be-  54 G E L O N T D E. Befchouwt een Moeder, die haar' Zoon, haar welbehaagen, Het moordend offermes door 't zwoegend hart ziet jaagen. 6 fa, ik zie hem reeds, bekranst om 't veege hoofd, Gelyk een offerdier, aan Jupiter verloofd, Gereed (laan tot den Dag. ö Goden, in den hoogen ! Gy, die zyne onfchuld kent! bewyst hem mededoogen! Befchermt hem door uw magt! MYRONIDES. Ik deel in uwen rouw. GELONIDE. Zyt gy Myronides? Gy ziet een Weduwvrouw, Beroofd van haar' Gemaal in 't bloeien van haar leven; Een droeve Moeder, die vernoegd den geest zou geeven Tot redding van baar Kind , haar eenig huwlykspand : Een fchuldloos offer voor de fchuld van 't Vaderland. Gy weent! Laat af, laat af!., neen, toon ine uw mededoogen. 6 Myn Eurimedon ! ö wellust van myne oogen! MYRONIDES. Ach ! welk een mengeling van fmart en deerenis! Spaar, fpaar my, Gelonide, indien 't u mooglyk is. Ik heb myn hartewee deez' dag met kracht befirecden , En by de Burgery het negental verheden; Myn hart had zich gevleid, dat onder hen uw Zoon... GELONIDE. Vermurwde gy het Volk, vermurw dan ook de Goón. MYRONIDES. Stond uw geluk aan my, gy zoud niet vruchtloos weenen. GELONIDE. 6 Schim van myn' Gemaal! ö Pallas! ó Athenen ! MY-  TREURSPEL. 55 MYRONIDES. Ik heb myn' moed betoond by 't fehittren van 't geweer; Maar voor dit fchouwfpel is myn bloedend hart te teer. A G T S T E TOONEEL. PHILOCLES, ARCHIDAMAS, MELANTHUS, TIMOLEON, HIPPOMEDON, TIMAGORAS, MEGACLES, ISMENIAS, AGIS, IPHIDAMAS, GELONIDE, HEZIONÉ, PIZANDER, Wachten. GELONI DE. Myronides!.. hy vlucht, en laat my in de elende. Ach! is 'er nergens troost, waar ik my keere of wende? Gy-allen, die de plaats van 't heilig recht vervult, De onnoozelheid befchermt, en 't vonnis wyst der fchuld ! 'k Bezweer u by de Goön, my ongeveinsd te ontdekken Waarom myn dierbre Zoon het offer moet verftrekken ? Heeft hy den Perziaan ooit cynsbaarheid beloofd ? Heeft hy de fchatten uit de kerkgalei geroofd? Of, toen hy zich by u in kluisters heeft bevonden, In uw Gezanten 't recht der Natiën gefchonden? Gy-allen zwygt? helaas! en niemand durft beftaan... PHILOCLES. Schoon hy onfchuldig waare aan al deze euveldaên, Zy zyn nochthans gepleegd door zyne landgenootcn. Hun gruwlen vordren ftraf; doch fchoon wy die beflooten, Zy is door onze keus niet op uw' Zoon gedaald. Beklaag u van het lot, dat zich tot hem bepaalt. D 4 GE-  56 GELONIDE. GELONIDE. Indien 't ongunstig lot onfchuldigen kan doemen, Laat het de Moeder en den Zoon dan tevens noemen. In beider adren ftreeft het zelfde zuiver bloed. Myn fchoot heeft hem gebaard; myn borst heeft hem gevoed. Ik fchrei u-allen aan om troost, om mededoogen. Befchouwt Lycurgus Spruit, in 't ftof voor u geboogen. 'k Bezweer u by zyn' naam, die u fleeds dierbaar was; By de asch van myn' Gemaal, den dappren Chabrias, Door 's Vyands ftaal geveld aan't hoofd der Griekfche kielen; Vergunt my,met,myiT' Zoon, voor 't offermes te knielen, PHILOCLES, haar cpheffei.de. Rys, Gelonide, rys. Gy ziet den gantfchcn Raad Getroffen door uw' ramp en deerniswaarden ftaat. Eurimedons behoud is buiten ons vermogen. Gy moet gedoogen 't geen wyzelf met fmart gedoogen. Het lot eischt hem, men kan geen ander offer biên. GELONIDE. Sta my ten minften toe myn' Zoon nog ééns te zien. PHILOCLES, de Raaden aangezien hebbende. Uw bede is u vergund. Tegen de Raaden. 't Is meer dan tyd van fchciden. Tegen Pizander, ter zyde. Laat de offraar fpocdig zich ten outerdienst bereiden. N E-.  TREURSPEL. S? NEGENDE TOONEEL. GELONIDE, HEZIONÉ, ARCHIDAMAS, IPHIDAMAS. GELONIDE. Du is dan al de troost die my nog ovrig is! HEZIONÉ. Vriendin, bepaal den loop van uwe droefenis. Zult gy..? GELONIDE. Archidamas! gy kunt my byftand bieden. ARCHIDAMAS. Ik? zo gy middlen weet... GELONIDE. Vlieg, doe myn' Zoon ontvlieden: Ontruk, ontruk hem aan het aklig doodsgevaar. Spoor hem een fchuilplaats op, waar hy voor d' offeraar... IPHIDAMAS. Zou hy de Goden van hun offer fnood verfteeken? Hun gramfchap zou die daad op gantsch Athene wreeken. Beraad u, Gelonide. Uw rouw rukt u van 't fpoor. GELONIDE. Verfchoon een droeve Vrouw, die al haar hoop verloor. Helaas ! kan ik by Goón noch Menfchen hulp verwerven! ARCHIDAMAS. Wat uitkomst is... GELONIDE- My fehiet niets over dan te fterven. D S Zy  58 GELONIDE. Zy valt, in eene treurige houding, op de trappen van den Tempel neder. Hezioné plaatst zich r.aast haar, en weent beurtelings met haar, of zoekt haar te troosten. ARCHIDAMAS, tegen Iphidamas en Hezioné. Verzacht, zo veel gy kunt, haar wreedc droefenis, Die voor Eurimedon in 't uiterst' duldloos is. TIENDE TOONEEL. IPHIDAMAS; GELONIDE, en HEZIONÉ Op de trappen van den Tempel. IPHIDAMAS. Herftcl u, Gelonide; en hebt gy ooit voordezen Met een goedwillig hart den Goden eer bewcezen, Gedraag u naar hunn' wil, u door het lot bekend. Ontrust het offer niet, als 't zich naar 't outer wend. Laat Agamemnon u ten loflyk voorbeeld (Trekken : Gy moogt, als hy, uw oog met uwen fluicr dekken. De Goden eischten toen, als nu, een dierbaar Pand. Hy wyddc een Dochter, gy een' Zoon aan 't Vaderland. Gedraag u naar myn' raad. En gy, ö Maagdenrcien! Helpt Gelonide 't lot van haaren Zoon befchreien. ELF-  TREURSPEL. 59 ELFDE TOONEEL. GELONIDE, en HEZIONÉ, op de trappen van den Tempel. REI VAN PRIESTERIN NEN. EERSTE ZANG. Wy zien de Wraakgodinnen nadren; Zy ftreeven naar Minervaas choor: De felle Krygsgod gaat haar voor. Het bloed ftremt ons door fchrik in de adrera. Daar ftryken ze in den Tempel neêr, En eifehen bloedige offerhanden. Zy yvrcn voor Apolloos eer. Zie hoe haar gloênde fakkels branden! De rook vervult Minervaas dal. Helaas! wien of het gelden zal! TEGENZANG. Het zelfde lot, dat in Athene Thans Gelonide 't hart verfcheurt, Wierd eens aan Aulis ftrand betreurd Door d' Opperheerfcher van Mycene. Gantsch Argos viert in rouw den dag, Die, tot behoud der Griekfche kielen, Iphigenië doemen zag, En haar voor 't blaakend outer knielen; Waar zy Diancs toorn verwon : Thans eischt het lot Eurimedon. TWEE-  6o GELONIDE. TWEEDE ZANG. Ach! waare Apollo zyn behoeder! Wierd hy, gelyk de Jagtgodin, Bcwoogcn door de kindermin En traanen van een tedre Moeder! ó Fcbus, die, waar gy regeert, Geen bloed doet om uwe outers vloeien; Het menfehenoffer gunstig weert, Maar heil en overvloed doet bloeien ! Daal van d' Olimpus ; ftelp den rouw Der troostelooze Weduwvrouw! TWEEDE TEGENZANG. Gelyk in 't woud, by feheemrende uuren , De droeve Philomele kweelt, Als zy zich Itys lot verbeeld, Die Thcreus misdaad moest bezuuren; Niet anders treurt Lycurgus Spruit Om haaren eenigen gebooren; En doet haar jammrend klaaggeluid De rotfen en de wouden hooren. Waar is een band, die naauwer bind, Dan die de Moeder hecht aan 't Kind! Het gordyn valt. Einde van het derde Bedryf. VIER-  TREURSPEL. 61 VIERDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. LEOTICHIDES, ARCHIDAMAS. LEOTICHIDES. Indien 't vergramd Athene Eurimedon doet (neeven, Zal Lacedemon nooit zo wreed een' hoon vergeeven • Te minder, daar by ons de bron van 't kwaad ontfproot Door de onbezonnen drift van myncn Ryksgenoot. De Atheners, die deez' dag, gevoelloos voor myn fmeeken, Op Gelonides Telg het recht der Volken wreeken, Zyn meer verfchoonbaar,fchoon dejongling fchuldloos (heeft, Dan hy, die de onfchuld aan hun wraak geleverd heeft. De blocdfchuld rust op ons. 6 Doodelyke fmarte! Erlangt Lycurgus Stam dit fchandlyk loon van Sparte : ARCHIDAMAS. 't Ontzette ons-allen, dat uw Landraad wagen dorst Egines lafheid te doen ftraffen door dien Vorst. LEOTICHIDES. Zyn woeste razerny baarde ons nog geen vermoeden; Des was 't onmooglyk dat men 't onheil kon verhoeden. Befef hoe alles wierd in rep en roer gefield, Toen Cleomenes daad in Sparte wierd gemeld; En dat een Jongling, uit Lycurgus Stam gefprooten, Was naar dit oord gevoerd met negen lotgenootcn. Egine, een oogenblik door dezen fchok verdoofd, Schoot op, drong aan op wraak, en eischte's Vorsten hoofd; En  62 G E L O N I D E. En had dien ftrengen eisen waarfchynlyk doorgedreeven, Indien de ontzinde Vorst zichzelv' niet had doen iheeven. ARCHIDAMAS. Schoon hem zyn dood onttrok aan d'algemeenen haat, Hy ftierf te fpade tot hertelling van het kwaad. LEOTICHIDES. Men zond my naar Egine om 't wraakgefchrei te fusfen,» En 't woedend oorlogsvuur, eer 't verder vloog, te blusfehen: Vergeefs; men weigerde de Eginers hier te ontflaan, En zette, langs dien weg, de woede fterkcr aan. De woeste vlootling, door die weigring meer ontftoken, Had Clcomcncs daad gewis op my gewroken, Ten waarc ik hoog en duur myzelv* verbonden had Het hen ontvoerde Volk te levren in de ftad. Gy weet de gruwlen, door den Vyand fints bedroeven. ARCHIDAMAS. Die moedwil werkt zyn' val, en kost den Jongling't leven. LE OTICHIDES. Zyn droeve Moeder trok, van zyn gevaar bericht, Naar ons Gewest, zo duur aan haaren Stam vcrpligt. Zy knielde, alsfmcekeling, dentreurbandomdehairen, d' Olyftak in de hand , by Jupiters altaaren ; En fchcen , verftomd door rouwe en 't akligst hartewee, 't Verftecnde beeld te zyn der droeve Niobé. Of, zo zy nu en dan nog teekens gaf van leven, 't Was door een fmeckend oog, ten hemel opgeheven, Of door een' traanenvlocd, die ,[ftroomend langs haar kleed, Aan Sparte in ftomme taal dc ondankbaarheid verweet. Wien zou dit fchouwfpel niet tot mededoogen wekken ? De  TREURSPEL. 63 De gantfche Raad befloot haar zaak zich aan te trekken. Men deed haar, tot haar'troost, dit groots befluitvcrftaan, Beval haar dierbre Spruit op 't fterkst myn voorzorg aan. 't Wierd haar vergund met my zich naar ditoord te fpoeden, Of 't ons gelukken mogt het tiental nog te hoeden; En naauwlyks hier geland, word me onverwacht ontdekt, Hoe wreed Egine op nieuw met bloed zich heeft bevlekt. Eurimedon, helaas! zal aller fehuld betaalen, Ten zy men, door beleid, het offer kan doen faalen. ARCHIDAMAS. Men maakt reeds alles tot de plegtigheid gereed. 'tVernoege u dat uw trouw zich tot op 't uiterst kweet. LEOTICHIDES. Dit heilloos wraakbefluit, in hevigheid genomen, Zal door gantsch Griekenland een zee van bloed doen ftroo- ARCHIDAMAS. (me». Myronidcs genaakt. TWEEDE TOONEEL. LEOTICHIDES, ARCHIDAMAS, MYRONIDES. ARCHIDAMAS, tegen Myronides. Voed gy nog hoop ? MYRONIDES. ê Neen. Ik heb, getroffen door het Moederlyk geween, Myn' yver aangewend by veelen myner vrinden, Of't ons nog mooglyk waare een middel uit te vinden, Waardoor Eurimedon, wiens onheil elk beklaagt, Ge.  64 GELONIDE. Gered wierd van de dood. LEOTICHIDES. Och! of gy waart gedaagd ! MYRONIDES. Vergeeffche wensch! men durft zich tegen 't lot niet (lellen* LEOTICHIDES. Zal dan het blind geval te Athene vonnis vellen ? ARCHIDAMAS. Twist met de Goden niet, wier hand het lotbcftiert. LEOTICHIDES. Dan had de onnoozelheid gewis gezegevierd. ARCHIDAMAS. De gantfche Stad is met Eurimedon bewoogen. LEOTICHIDES. Wat baat hem elks beklag en werkloos mededoogen ? Doch 't zal hier zo niet gaan. Zou ik een' jeugdig' Held, In wiens behoudenis gantsch Sparte glori dclt, Gelyk een weerloos lam voor 't offermes zien knielen; En laf gedoogen dat uw Priesters hem ontzielen ? Neen, neen; dat duld de roem van Lacedcmon niet. *t Zond hem als gyzelaar naar 't Attisch Staatsgebied, Geenzins opdat het hem crbarmlyk zou zien Aagten. MYRONIDES. Wat voordeel kunt gy van uw' tegendand verwachten ? Gy dort uzelv' en ons in grooter ongeval. Denk nimmer dat het Volk hem aan u afflaan zal; Te minder, nu 't van'tdrand een fchip de kust ziet nadren, Met kransfen opgefierd van t' faamgevlochten bladren. Dit wekt der Burgren vreugd. Men meld reeds als gewis, Dat  TREURSPEL. 65 Dat gantsch Egine in 't eind' door ons verwonnen is. LEOTICHIDES. Al 't Eiland in uw magt! MYRONIDES. Geloof geen losfe maaren. Dan, hoe dit zy, 't zal thans te grooter fierheid baaren. LEOTICHIDES. 't Is my van 't hoogst belang, in deze omftandigheid, Te weeten op wat grond men dit gerucht verfpreid. DERDE TOONEEL. ARCHIDAMAS, MYRONIDES. ARCHIDAMAS. Tk twyfel, nevens u, aan ydle volksberichten. Het trotfche Egine zal zo ligt voor ons niet zwichten. MYRONIDES. En fchoon onze oorlogsmagt al 't Eiland overwon, Wat baat het Gelonide, of haar' Eurimedon ? ARCHIDAMAS. Hoewel die zege aan hen tot weinig nut kan ftrekken, Zy kan den Vorst van Sparte aan zyn gevaar onttrekken. De Eginers, fel getergd door Cleomenes daad, Bêgeeren driftig wraak van zyn gepleegd verraad; En zo Athenes magt hunn' trots niet in kan binden, Zou Leotichides die wraak ligt ondervinden. Gelonide en Hezioné treeden uit den Tempel. MYRONIDES. 'k Zie Gelonide, van Hezioné verzeld. E VIER.  66 GELONIDE. VIERDE TOONEEL. ARCHIDAMAS, MYRONIDES, GELONIDE, HEZION . HEZIONÉ, tegen Gelonide. Zie, zo gy kunt, dat gy een weinig u herftelt. GELONIDE. Ach! ik ben Moeder! Kan myn wanhoop ooit bedaaren? 'k Verloor myne Oudren in het opgaan myner jaaren; Myn dierbre Weerhelft kocht 's Lands zege door zyn dood; Myn Zoon, het eenig heil 't welk my nog overfchoot, Was my door 't Godendom ten troost, ten fteun gegeeven... Nu rooft men alles wat my ovrig was gebleeven. 6 Dagen myner jeugd! ö Doodlyke ommekeer! Ik ben geen Telg, geen Gade, en zelfs geen Moeder meer. MYRONIDES. Waartoe den pyl der iinart met zo veel krachts tcfeherpen ? Laat ons, nu 't wezen moet, aan 't lot ons onderwerpen. GELONIDE. Verbeeld ge u dat myn ziel zichzclve in (laat bevind Naar troost te luistren by het Aagten van myn Kind ? Is dit de hoop, helaas! waarmee myn hart zich vleide, Toen ik, met eigen hand, hem naar 's Lands vloot geleidde? Och.' of hy in den ftryd, gelyk myn Echtgenoot, Voor de eer zyns V aderlands geveld waare op de vlootMen had, zyn' moed ter eere, een loflpraakuitgefproken; Het geurig reukwerk by zyn houtmyt aangeftaken ; En zyn beminlyk bedd fiond thans voor 't Volk ten toon, Da:  TREURSPEL. C>7 Dat tevens roem droeg op den Vader en den Zoon! ó Myn Eurimedon ! waard' voorwerp myner liefde! ARCHIDAMAS. Helaas! wie ftelpt den rouw, die haar de ziel doorgriefde? GELONIDE. Geduchte Goden, die myn hart aan 't zyne bind! Verkort myn onheil; eischt de Moeder; fpaart het Kind! Of, kan ik van uw gunst dees bede niet verwerven, Vergunt my 't waardig Iyk te omhelzen, en te lierven ! HEZIONÉ. Myn dierbrc Hartvriendin ! gy moord ons door uw klagt. Denk dat ge op 't oogenblik uw' braaven Zoon verwacht. Uw jammren zal zyn hart den wreedften doodsangst baaren; Verbeeld, verheeld u hoe 't zyn onheil zal vcrzwaaren, Als hy uw zielfmart leest op uw verbleekt gelaat. GELONIDE, tegen Archidamas en Myronides. 'k Hoopte op uw beider hulp, in myn' benaauwdenftaat; Heb ik vergeefs gehoopt ? Kunt gy een droeve Moeder, Een troostelooze Weêuw, ontzet van fteun en hoeder, Egine, Sparte, Athene , al 't Menschdom en de Goón Vergeefs zien fmeeken om het leven van haar' Zoon ? MYRONIDES. ik heb myn' eigen rouw om uw verdriet vergeeten, En met Archidamas my als uw Vriend gekwecten; Vergeefs; men durft den eisch van 't lot geen weêrftand bien. GELONIDE. Maar wel den bloedffroom der gemartelde onfchuld zien. ARCHIDAMAS. Eurimedon genaakt. Laat ons van hier vertrekken, E 2 Om  68 GELONIDE. Om in dit oogenblik hem niet tot last te ftrekken. gelonide. Neen, blyft, opdat hy waan' dat ik geen byftand derf. Waartoe hem onderricht dat ik vcrlaaten ftcrf? V r F D E TOONEEL. gelonide, hezioné, archidamas, myronides; eurimedon, geboeid; pizan. der, Wachten. eurimedon, in het opkamen, tegen Pizander aar heen geleid ge my ? Hy ziet Gelonide, en vliegt haar in de arme?:. ö Myn geliefde Moeder! gelonide, Eurimedon omhelzende. Myn dierbre Eurimedon! myn toeverlaat! myn hoeder! Lief voorwerp van myn hoop, als ik in jaren klom! In welk een' ftaat, helaas! vind ik u wederom? eurimedon. 't Ongunstig noodlot, op Lycurgus Stam verbolgen, Blyft zelfs de laatfte Telg daarvan in my vervolgen. Men torsch' met moed den last dien 't ons heeft opgelegd gelonide. Had ooit myn kinderliefde u zulk een lot voorzegd! Heet dit, helaas! heet dit, met zangen en met reien, V met een lieve bruid naar 't buwlyksoutcr leien? V\ at zeg ik ! ach ! de plaats, waar u de wraak verwacht, Is ook een outer, maar een ander dan ik dacht. eu-  TREURSPEL. 69 EURIMEDON. Gedenk aan de euveldaèn in ons Gewest bedreeven. Indien de Goón, verzoend door myn rampzalig' Iheeven, Ons waardig Vaderland van verdre ftraf ontdaan, Ben ik bereid de dood gewillig te ondergaan; En, zo my iets op aard' myn ftcrflot doet beklaagen, 't ls dat het my belet myn Moeder te onderfchraagen. ARCHIDAMAS, tegen Myronides. Welk een verheven deugd ! GELONIDE. Ontrust ge u nog om my In oogenblikken, aan uw fterfuur zo naby? Doet zelfs de wreedfte dood uw zorg voor my niet wyken ? EURIMEDON. Kan immer 't hart uws Zoons in trouw voor u bezwyken ? Dat hart gevoelt te fterk den troosteloozen ftaat, Waarin ik door myn dood myn Moeder achterlaat. Verbeeld u hoe 't my grieft, u, verre van uw Vrinden En 't oord van uw geboorte, in Attika te vinden! Acht had ge u nooit om my gewaagd in dit Gewest 1 GELONIDEIk had myn jongfte hoop op Spartes hulp gevest. Vorst Leotichides fcheen met myn'druk bewoogen; Doch onze Landzaat zelf verydelde al ons poogen. EURIMEDON. Naardien zyn yver noch uw kindermin my baat, Is 't noodig voor uw rust dat gy dees ftad verlaat. Uw ziel is voor 't gezicht van mynen ramp te teder. E 3 GE'  70 GELONIDE. GELONIDE. Indien ik u begeev', zie ik u nimmer weder. EURIMEDON. Duld dat ik u behoê voor wreeder hartepyn. Zoud gy van 't onheil, 't welk my treft, getuige zyn? G E L O N IDE. Getuige? ik? van uw dood? vexfcheurende gedachten! Verbeeld gy u dat ik dat fchouwfpel af zal wachten ? Neen, neen' uw Moeder zal by't blaakend outerftaan, Niet om uw dood te zien, maar om u vóór te gaan. EURIMEDON. Onfterfelyke Goön! behoedt my voor dat lyden! Tegen Gelonide. Helaas' heb ik dit uur niet zwaar genoeg te flryden? Uit eedlen Stam geteeld, door u gevormd ter deugd, Vol drifts naar heldeneer, in 't Moeien myner jeugd, In oogenblikken, waar de aanloklykheên van 't leven Een jong en fchuldloos hart het ftreelendst uitzicht geeven, Waarin 't benaauwd Egine, ons dierbaar Vaderland, Zich billyk had gevleid met mynen onderftand, Moet ik een offer aan Athenes wraakzucht ftrekken. 'k Zal door lafhartigheid myn glori niet bevlekken; En fterf, wyl 't wezen moet, gewillig, zonder fchuld. Maar ach ! uw wanhoop, die myn ziel met fchrikvervult, Vermeestert al myn' moed. ik heb de felle (lagen, Door 't lot my toegebragt, met fier geduld gedraagen; Doch dat myn Moeder zich.. . Onlydelyk verdriet!.. Spaar, fpaar myn bloedend hart. Helaas! gy antwoord niet!.. GE-  TREURSPEL. 71 GELONIDE. 't Strekt my tot grooter troost terftond liet licht te derven, Dan, oud en kinderloos, ais balling om te zwerven. "Wat is 'er, na uw dood, 't welk myaan 't leven bind, Beroofd van myn' Gemaal, myne Ouders en myn Kind? EURIMEDON, tegen Aichidamas en Myronides. Uw beider edele aart is me in den Raad gebleeken. Gyzietecn droeve Weéuwfchieronder't leedbezwceken ; Red haar, weldaadig, van de wanhoop die haar moord. MYRONIDES. Wy ftemmen in uw beè, door uwe deugd bekoord. ARCHIDAMAS. Wy zullen duurzaam voor haar rust en welzyn waaken. GELONIDE. Om my van dag tot dag elendiger' te maaken. ö Myn Eurimedon! waartoe dit wreed verzoek? Waartoe meer lydens in een leven, dat ik vloek' Ik volg u in de dood. Laat my niet vruchtloos fineeken. Eurimedon omhelst haar. Ge omarmt my, fpraakeloos! Wat doet u dusverbleeken? Wat zie ik ? Groote Goön! hy is alreê geflagt, Myn toeverlaat! wie heeft die wonde u toegebragt? Komt ge in uwMtteders arm der moordrenwoede ontduiken? Omhels my voor het laatfte! ik zal uwe oogen luiken. Ó Wreedaarts! ziet hoe 't bloed hem langs de kleedcrs vliet. Myn Zoon Gy vlucht! Vertoef Ik ben uw moorder niet. HEZIONÉ. Myn waarde Gelonide. E 4 GE-  72 GELONIDE. gelonide, menende. Ach! waare ik nooit gebooren! eurimedon. Weldaadig Godendom! wilt myn gebed verhoog! Befchermt haar; ftaat haar by i„ haaren ouderdon,! legen Archidamas en Myronides. 'k Verlaat my op uw woord. Tegen Pizander. Gelei my wederom. ZESDE TOONEEL. gelonide, hezioné, archidamas, myronides. gelonide. V ertoef, myn Zoon vertoef. Keer weder, op myn bede. Laat my niet eenzaam hier. Keer; neem uw Moeder mede. Schenk my dit jongst bewys van kinderlyke trouw. Hy hoort my niet. Ik volg... Zy wil vertrekken. archidamas, haar wederhoudende. Houd ftand, bedrukte Vrouw Waar heen dryft u de fmart ? Gy kunt denVamp niet keeren.' gelonide. Waartoe weerhoud ge my? Denkt gy myn dood te weeren? Of (irekt de kleine troost Athenes Volk tot hoon, Dat ik den geest geeve in het byzyn van myn' Zoon? myronides. Geloof ons, Gelonide, uw arbeid is verlooren. Ont-  T R E U R S P E L. 73 Ontzie der Goden wraak. Zult gy hun offer ftooren ? Gy, wier verheven deugd elk eerbied waardig keurt! 't Is billyk dat uw hart een' dierbren Zoon betreurt; 'k Betreur den mynen ook; laat ons hun lot beklaagen; Doch laaten we ook onszelf hun glori waard' gedraagen. GELONIDE. Duld gy myn byzyn by dat gruwzaam offer niet, Gelei my dan voor 't Volk: wie weet, myn zielverdriet Zal mooglyk in hun hart een vonk van deernis wekken, En tot behoud myns Zoons.myns dierbrcnZeons verftrekken. Of, zo de bede van een Moeder voor haar Kind In hun verftecnd gemoed geen mededoogen vind; Indien ze ontmenschter zyn dan woedende barbaaren; Welaan, vertoon my dan aan al de Vrouwenfchaaren: Zy wceten welk een fmart en wreede boezempyn Het aan een Moeder kost van Kroost beroofd te zyn: Haar medelydcn zal myn' jammerkreet verfchoonen; Zy zyn óók Moeders ; aeh ! zy minnen óók haar Zoonen. MYRONIDES. Gy zoekt vergeefs naar troost in uwe droefenis Langs wegen waar voor u geen troost te vinden is. Gy kunt niets by het Volk, niets by de Vrouwen winnen. GELONIDE. Ach! zyn zy dan ontaart in felle tygerinnen? Nog hoed een tygerin haar jong in tyd van nood; En ik, ik zou myn Kind niet redden van de dood ? De Moederlyke fmart zou tygers zelfs beweegen. Ik fmeek 't behoud van één', uw beê behield 'er negen: Men ftond ze u allen toe; en z,ou de wreedheid één' E 5 Out-  74 GELONIDE. Ontzeggen kunnen aan myn jammcrlyk geween? Zy ziet Leotichides, enftreeft hem tegemoet. Waar toefde gy dus lang? Laat ge in het leed my finoorcn ? Men rooft, men moord myn' Zoon ; hy is voor my verlooren. ZEVENDE TOONEEL. GELONIDE, HEZIONÉ, ARCHIDAMAS, MYRONiDES, LEOTICHIDES. LEOTICHIDES. ik heb' de Burgery tot deernis aangezocht, Maar noch door dreigen noch gebeên iets uitgewrocht. En ach! Athene zal welhaast meer offers dooden. GELONIDE. Wat zegt ge! LEOTICHIDES. Toon uw'moed; thans hebtgy moed van nooden. Egine... GELONIDE. Spreek. Egine... LEOTICHIDES. Is in Athenes magt. Ikzelf heb 't fchip gezien, dat deze tyding bragt. Een deel des armen volks GELONIDE, haar aangezicht met haaren Jluier dekkende. ö Onheil zonder voorbeeld1 Myn Vaderland verhoerd! Myn Zoon ter dood veroordeeld! Zy vertrekt in den Tempel. AR-  TREURS PEL. 75 AROlIIDAMAS, tegen Hezioné. Egines ondergang verlcheurt haar zwoegend hart. Getrouwe, fla haar by; vertroost haar in haar fmart. HEZION É. Ach! zal myn zwakke troost iets op haar ziel vermoogen? 'k Verfmelt met haar van rouwe en teder mededoogen. Zy volgt Gelonide. A G T S T E TOONEEL. ARCHIDAMAS, LEOTICHIDES, MYRONIDES. MYRONIDES. Hoe ongewis is 't lot der volken op deze aard'! Egine, korts alom door koopvaardy vermaard, 't Welk met Athene zelf durfde om den voorrang ftryden, Word thans een voorwerp van elende en medelyden. LEOTIC HIDES. 't Atheenfche Volk , 't welk thans luidruchtig zegeviert, En nog met fpyt herdenkt hoe fel 't beleedigd wierd, Zweert driftig, zo het zich naarzynenwenschmoog'rechDe Tempels en de Stad ten gronde toe te flechtcn; (ten, En doemt de Eginers tot de dood of flaverny. MYRONIDES, tegen Archidamas. Ik hoor gerucht. De tyd des offers is naby. ARCHIDAMAS. Hoe gaarne ons aller hart den Jongling zou verfchoonen, Wy zyn, helaas, verpligt dit fchouwfpel by te woonen. LE-  76 GELONIDE. LEOTICHIDES. 'k Bezweer u by Jupyn, dat gy u nog laat raên. Dit offer zal Athene op bloed en traancn liaan. MYRONIDES. Wat onheil ons daardoor van Sparte fta te wachten, Ons hart blyft zonder fchuld als we onzen pligt betrachten. Men volg' den ftrengen last ons door het lot geboón, En wachte Athenes heil of onheil van de Goön. Minde van het vierde Bedryf. V Y F-  TREURSPEL. 77 VYFDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. IPHIDAMAS, HEZIONÉ. IPHIDAMAS. Zo zien wy 't Godendom zichzelven recht verfchafTen, En door Egines val de beiligfchenners ftraflen. Dit leere ons, dat wy nooit hunne oppermagt verfmaên, Of ooit ons van de hulde aan hen verpligt ontflaan. 'k Voed echter deernis met der Burgren ongevallen. Defchuld van't flechtfte deel bewerkt den ramp van allen. HEZIONÉ. Nog meer beklaagt myn ziel het lot van myn Vriendin. Ach! leed zy niet genoeg door haare kindermin ? Moest zy, by de angsten die inwendig haar verfcheuren, Ook nog den ondergang haars Vaderlands betreuren? IPHIDAMAS. Ik zag haar, door dien fchok naar'tfcheen geheel verdoofd Met een gedekt gelaat en nederhangend hoofd, By 't outer van Minerve op de aarde neêrgeboogen. Ik fprak haar vruchtloos aan, met haar verdriet bewoogen. Zy gaf noch blyk noch fchyn dat zy myn taal verftond. HEZIONÉ. Geen troost verzacht dit uur haar dubble hartewond'. Haar treurig denkbeeld volgt, in al den drang der fchaaren, Het voorwerp van haar liefde al fiddrend naar de altaaren. De opééngehoopte elende is fterker dan haar kracht. Wie  78 GELONIDE. Wie zal, wie kan, helaas! als 't offer is volbragt, Haar van Eurimedons verfcheiden kennis geeven? Zy zal dit naar bericht gewis niet overleeven. IPHIDAMAS. Dit is een treurig deel van 't ampt, door my bekleed. Een, die zyn dagen in den óuterdienst befteed, (ken, Moet, aan dien dienst getrouw, het volk ten voorbeeld ffrekEn nooit zich aan zyn' pligt, hoe zwaar die valle, onttrekken. HEZIONÉ. Daar nadert Gelonide. 6 Goónl wat heeft zy voor? TWEEDE T O O N E E L. IPHIDAMAS, HEZIONÉ, GELONIDE. IPHIDAMAS, tegen Gelonide, die, uit den Tempel getreeden zyndr, wil vertrekken. Verlaat ge, in dezen ftaat, Minervaas Tcmpclchoor» Waar dryft de wanhoop u? Vertoef hier by uw Vrinden Op welk een ffede kunt ge u veiliger bevinden ? Tegen Hezioné. Zy zucht, en antwoord niet. HEZI ONÉ. 7. , „ . MynHa"vnendin!houdftand. ^