MAATSCH. DER NEDERL. LETTERK. TE LEIDEN. Catal. bl. Geschenk van Tooneelstukken , 1841.  ALEXIS en JUSTINE, TOONEELSPEL, MET ZANG. NAAR HET FR.ANSCHE VAN DE MONKEL, demuzyk van DËSAIDBS. te JMSTEHDJMj Bf J. HELDERS en A. M ARS. tfpê. Met Prtotitgit,   Geen Exemplaren zullen voor eclit gehouden worden, dan die door den Secretaris van den Nationaalen Stads Schouwburg ondertekend  VERTOONERS. diedrik, lanihoevenaar» I/Ivine , zjne huisvrouw. JUSTIN e, haare dochter* Alexis, onbekend jongeling, door Diedrik opgevoed. earel, heer van Langerak. thojmas, nabuurig hoevenaar, verliefd op Justitie. MAGDALENA, hoogbejaarde vrouw. DE BAILLU W. DE GER1CHTSCHRYVER. BEWOONERS VAN HET DORP.  ALEXIS en JUSTINE, TOONEELSPEL. Het Toeneel verbeeld ten bevallig bergachtig Landfchap; het verfchiet eenige gebouwen van een naluurig Dorp. Vooraan,in een bekoorelyke Valei, ziet men het huis van Diedrik, befchaduwd door eenig gehtomte , waaronder de nagenoemde Perzoonen zich geplaatst hebben. eerste bedryf. E E RS TLE T O O N E E L. LTV INE zit te /pinnen. ALEXis vlegt een mandje. ] rjSTINE verjielt eenig linnengoed. En MAGD1LENA braait kousfen. LIVINE. Wel nu, Juftine, gy beloofde ons dat nieuwe lied te zingen. " JU8TINE. Ik deed zulks gaarne, moederlief, maar ik kan... tlVlVK. li! waarom niet? ^u  1 ALEXIS en JUSTIN E, JUSTINE. Om dat ik my het eerfte Couplet niet te binnen kan brengen. MAGD ALENA. Dat fchaad niets, myn kind, zing j'y maar. ALEXis, met een bedrukt gelaat, fchroomachtig. Indien ik bet kon, Jufline, dan zoude ik u helpen. JUSTINE, wat onthutst. Ik ben u dankbaar, Alexis. LI v INE. Probeer het maar, myne dochter. MACDALENA, Zonder twyffcl, gy moet het maar probeeren. JUSTINE. Het vervolg van hee gezang ken ik wel, alleen kan ik my het begin niet herinneren. MAGDALENA. Zing dat dan maar. JUSTINE. Ik wil dan zien, of ik my dat kan te binnen brengen. Zy neurit by zich zelf, als iemant die de wys en woorden van een gezang zoekt; kunnende die niet treffen, word zy onverduldig. Cy hoort wel, moedertje, dat ik het vergeeten ben. LI-  T O O N E E L S P X L. 3 LIVINE. Heb toch maar wat geduld, het zal wel lukken. JUSTINE. Zy neurit noch al in Jliltc; en zegt vervolgens overluid» 't Was alles vaardig tot hun trouwen. I . ALEXIS. Dat begin is immers goed, Jufline. . . JUSTINE. Daar valt niet veel op te roemen , Alexis, niet reel. . . • Zy begint weder te zoeken, en kunnende het eerfte Couplet niet vinden, zegt zy, met meer onge* duld dan te vooren. Ik zeide het u wel, moedertje, dat ik my het eerfte Couplet niet kan te binnen brengen. JUSTINE. V/el nu, begin dan maar aan het tweede. MAGDALENA. Ja, ja, waarom niet? JUSTINE. Wel aan dan. . . ik zal daar mede dan beginnen, en het voleinden zonder een woord te haperen. . . m»«r gy moet allen hst chorus helpen zingen. A * >fr  I. ALEXIS en JUSTINE, ALLEN. Dat zullen wy doen. JUSTINE zingt. Zy had liem lief; liy was zulks waard'; Helaas! helaas ! wat bittre fmarten Voor twee doer deugd verbonden hartea! Is dan de liefde een ftraf op de aard'? 't Feest was gereed; hun min gebleken; Eu eensflags komen de oude IiOn , Hunne ouders, il'echt en 't feest verbiên; En rydig 't blydst verbond veibreken. Ach ! kittelt ons 't genot der min, 'c Heeft op zyn beurt ook kwelling in. ALEXIS. Ach! wat moet die arme Viólor verdriet gehad hebben! . . . MAGDALENA. En wat dat lieve Leentje dan? . . . Gy, mannen, denkt dat 'er geen vermaak of fmart dan voor u is! . . . Ik ben ook jong meisje geweest, — ja dat ben ik. . . indien men my eens van myn' man gefcheiden had, toen hy myn vryer noch maar was. . . dan zou men myue droefheid gezien hebben. . . LIVINE. Zwyg toch, Magdakna. . . laat Juftinc vervolgen. .. Zing, myne dochter j zing. . . jut.  TOONEELSPEL. S JUSTINE zingt. Hoe heeft dit Viclor niet berouwd! HelaasI helaas! wat bittre fmarren Voor twee door deugd vetbonden harten Wat is het zilver? wat is 't goud? Hy bragt Ilcleene in 't huwlyk mede Het reinst gelul:, bevryd van fmart; Is 't goud genoegzaam voor hel hart? Brengt gtld in 't huisgezin de vrede? Ach! Ui'telt ons 't genot der min , 't Heeft op zyn beurt ook kwelling in. A i.EXis, Slichtende. Ach! ja, elkander lief te hebben, dat is alleen niet genoeg. . . men dient ook eenig vermogen te bezitten... ouders te hebben. . . Gelukkig de jongeling , die ryk is; zyne bloedverwanten kent; en die eenig uitzicht op fortuin heeft! JUSTINE, Akxis teder en gulhartig aanziende. Zyn 'er dan geheel geen meêr weldoende vrinden in de waereld? zyn 'er dan geenen meêr, die, ryk zyndt» ook mededeelzaam zyn ? zyn welmeenende vrinden niet waardiger dan ondeugende ouders ? is dit niet waar, moedertje? En zo gy de dochter van die goede vrinden bemint, en zy u liefheeft. . . ja hartelyk liefheeft... zouden die ouders dan wel kwaadaartig genoeg kunnen zyn om hanr aan u te weigeren? Neen, ó neen, dat geloof ik niet. . . wat denkt gy, moedertje? A 3 I» I-  6 A L E X I S in JUSTINE, livine, olyk ziende. Is dit nu het laatfte Couplet van uw lied, myne dochter? Jostine, blotzende. Neen, moederlief! livine. Wel nu dan. . . Leentje en Victor, wat is 'er va» hen geworden? JUSTINE zingt. Zy treurden , weenden, heel den dag; Helaas! helaas! zy torsten faamen Hun bitter leed, waar zy ook kwamen ; En waaren 't doel van elks beklag. Maar zeker heer, hierdoor bewogen, Yerfcheen, en heelde hunne pyn: 'k Ben ryk, ik moet milddadig zyn; Dus fprak hy; wil uw traanen droogen ; De wanhoop foltert wel de min, Maar dra neemt haar de hoop weêr in. ALEXIS, levendig. Zie daar een braaf gulhartig mensch. . . Gy zult hooien dat hy met zyn geld alles weder in orde brengt, en dat het huwlyk doorgaat. . . Zyn 'er niet meêr zulke goede lieden, Juftine? JUSTINE, lefchroomd. Moedertje, zyn 'er zulke niet meêr ? LI.  T O ONEELSFEL, 7 LIVINE, glimlagchende. Vraag dit aan uw' vader, myn kind. MAGDALENA. Als Juftine gedaan heeft met zingen, zal ik u een hi»torietje daarvan vertellen. . . JUSTINE. Wel aan dan, het laatfte Couplet. (Zy zingt.) Hy zei', heeft Viclor minder goed, Geen nood, geen nood; is dit da reden » Waarom me uw' echt fluit? zyt te vreden; Ik fclienk u geld in overvloed: Wil vry door 't huwlyk u varbinden; Daar 's goed en geld; verban uw' druk; Myn rykdom ftrekt my tot geluk, Wyl ik dien deel met u , myn vrindenl De droefheid foltert wel de min, Maar dra neemt haar de vreugd weêr in. ALEX1S. Zo zyn zy dan gehuwd? . . . Wat zyn zy gelukkig!., Ach! indien ik ook zulk een' heer wist te vinden!... JUSTINE, met eene zachte Jlem, en ntdergejlagen oogen. Alexis zou hem niet alleen gaan opzoeken. . . LIVINE, haare dochter fterk aanziende. Wie sou 'er met hem gian. .. Juftine? A 4 jw*-  8 ALEXIS in JUSTINE, JUSTINE, gulhartig. 6 Wy zouden zonder u niet gaan, moedertje. MAGDALENA. Die arme jongen! was zyn vader en moeder hem maar bekend, gelyk veele lieden, die zulks minder verdienen dan hy; of had hy maar eenige flukjes land ! Alexis, levendig. Ach! irnmers heeft onze vrind Diedrik my nooit verweten dat ik arm ben» LiviNE, levendig. Heeft myn man u daarömtent ooit wel eenig vcrwyt gedaan, Alexis. A LEXIS. Och, neen, nooit, nooit. . . Ik ben 't alleen die my zelf moet verwyten, dat ik my zyne weldaden niet beter waardig gemaakt heb. JUSTINE, eenigzins zacht, tegen haar moeder. Wat is hy braaf, en erkentelyk. MAGDALENA, opflaande om Alexis te vleijen. Spreek torh zo treurig niet, myn lieve jongen; gy maakt my weemoedig. . . Vergeef het my, myne goede m-sesteres; ik heb nimmer een' gefchikt' jongman in verdriet kunnen zien, zonder medelyden. LIVINE. Kom by my, Alexis. . . ik geloof dat gy fchreit! A L EX-  TOONEELSPEL. 9 alexis. Ja, waarlyk, ja, ik ben treurig. JUSTINE. ■En ik? ziet hy dan niet dat ik ook treurig ben? alexis, xyn hand op zyn hart leggende. Ik weet niet wat my daar zo drukt, maar daar ligt my iets zwaars. . . JUSTINE, ter zyde. Waarlyk, ik kan het niet begrypen, maar daar voel ik ook zo iets. LiviNE. Ontbreekt u dan ook wat? alexis. Ach ! indien ik in der daad uw zoon was, dan zou jny niets ontbreken. LIVINE. Zyt gy dan myn zoon niet? Bemin ik u minder dan Tuftine? JUSTIN K. Achl moedertje, gy begrypt immers wel hoe hy dat meent. MAGDALENA. Waarlyk, dat is gemaklyk te raaden. LIVINE. Indien uw vader het zo wel'begreep als ik, waarlyk [tederlyk) %y zoud dan wel ras myn zoon zyn. Altxis en Jufiine werpen zich, om zulks te beantwoorden, in haare armen, k S M«  ïo ALEXIS eh JUSTINE, livine, hartelyk. Myne kinderen ! ó myne waarde kinderen! magdalena. Dat gaat goed , dat gaat goed. . . zo moet gy het hart van onzen meester Diedrik ook trachten te overwinnen. a LEXls^- Ach! onzen meester Diedrik vrees ik het meest niet; tl is hy fomtyds wat knorrig, hy is tog zo goed! magdalena. Dat is de waarheid ; onze meesteres ondervind dit ook wel; hy begint met raazen en tieren, doch eindigt altoos met ons ons genoegen te geeven. livine. Maar ik vorder voor my nooit iets onredelyki. magdalena. Wel zie, dat doe ik ook niet. . . Maar hebben dc vrouwen niet altyd de reden aan haare zyde? justine, ter zyde, tegen Alexis. Ten minfte ik wel aan de myne, Alexis, dewyl ik u bemin. alexis. Ach, Juftine! livine. Indien het karakter van myn' man n niet affchrikt; gy. kent zyn goed hart, wat wederhoud u dan? Spreek hem aan> a l e x •  TOONEELSPEL; it ALEXIS. A R I ETTE. SOLO. Helaas! behoeft men lang te gisfen, Naar 't geen my fmart? 'k Zou alles voor Juftine misfen.. . 'k Heb ilechts een hart. Onkundig van myn' vader, Heeft in' overlegd, Helaas! te kwader, Zelfs gezegd. . . Hy mint Tuttin'; hy heeft gelyk Hy zelf is arm, en zy is ryk. Wyl elk nu zegt, En overlegt. . . 6 Haar vermogen Heeft hem bewogen. Helaas! wat moet ik anders deiken, In myne fmart? Kon ik Juftin' ook rykdom fchenken, » 't Waar* vreugd voor *t hart. LIVIHE, tcdirlyk. Myn lieve jongen, daar is immers niets waardigers dan het hart te bezitten van die men mint. JÜSTINE, ster aandoenlyk. Zeker, zeker, moedertje. MAGDALENA. Dit is het dat ik dikmaals aan wylen myn' lieven man gezegd heb. LI-  i* ALEXIS en JUSTINE, LIVINE. Myne dochter, indien uw vader my raadpleegt, dan is het hart van Alexis oneindig meêr waard dan al da rykdom van onzen verwaanden buurman Thomas. JUSTINE, driftig. Myn vader zal u raadplegen, daar ben ik van verzezekerd, en ons gantfche huisgezin zal met u van ééa gevoelen zyn. MAGDALENA. Zie daar meester Diedrik, daar komt hy. . . kindertjes, gaat hem te gemoet: men dient het yzer te fmeedeo, als het heet is. Zy gaan allen Diedrik verwelkomen. TWEEDE T O O NE E L. DE VOORIGEN, DIEDRIK. DIEDRIK. 'Zio, zo, daar zyn zy allen te zamen. . . Goeden morgen, vrouw. ■ Hy neemt haar by de hand. LIVINE. Gy zyt zeer vroeg van huis gegaan. DIEDRIK. Om aan den goeden ouden Bartram dienst te doen. Goeden dag, Juftine. Hy omhelst haar. JUS-  TOONEELSPEL. 13 3 ü S ï IN li, haar' vader liefkozende. Goeden morgen, vader, goeden morgen. . . Wat zyt gy gezond, en welvarende. . . diedrik. Wonderbaarlyk, myn kind. (Tegen Altxis, hem ly de hand nemende.) En gy, myn jongen, hoe gaat het met u van daag? a lexis. Gy zyt wel vriendlyk, meester Diedrik... (.Ter zyde.) Het mangelt my minst aan gezondheid. diedrik. En gy, Magdalena? magdalena. Zo zachtjes aan, waarde meester, zo zachtjei aan. diedrik. Juftine, hoor eens, myne dochter. JUSTINE. Wat gelieft myn vader? diedrik, mee een vertrouwlyke houding. Ik heb daar iemant om den hoek gelaaten, die « wenscht te fpreeken. Livine en Alexis geeven Myken van nieuwsgierigheid. JUSTINE. Wie mag dat zyn? BIX'  14 ALEXIS en JUSTINE, diedrik. Iemant, die zaaken van ve»l gewicht aan u wilvertrovn wen; en die, zo hy my verzekert, u pleizier zullfn doen. livine. Wie dan? Spreek op. . . diedrik. Een perzoon, die zeer bevallig, geestig en ryk is; d« ▼oornaamfte Hoevenaar van ons dorp. alexis, met ontreering. Onze buurman Thomas? diedrik. Recht zo. livine. Die gek? justine. Die ful? diedrik. Men kan zachts hooren wat hy hseft te zeggen; ik ga hem afnaaien. JUSTINE. Ach! moederlief! alexis. Waarde meesteres! livine. Vreest niet, myne kinderen... laat my maar begaan. magdalena. Ja, laat ons maar begaan... wy zullen dat varken wel wasfehen. DRR_  T00N2ELSPEL. %$ DERDE T O O N E E L. DEVORIGEN THOMAS, potzig opgefchiktl QU I NTETTE. THOMAS. Juftyntje, lief en waardig ! Goên dag! wat is zy aardig! I Wat fchoonheid is ditl 't Voorhoofd lelywit; De oogen zwart als git; 't Neusje klein en fyn; De lipjes koralyn; En 't mondje ambrozyn. Gy, myn lief, myn waardeI Zyt myn fchat op aarde. DIEDRIK. Dat 's, kort en goed, Een fchoone groet, Galant en zoet. THOMAS. Zinds ruim een jaar; gy weet dit, fchat 1 Gy weet dit fchat! Gewis, . .. d antwoord wat.' DIEDRIK. Waarop? dat was zo dwaas als goedig: Gy vroegt haar niets, waanwyze gek. ra o-  jtf ALEXIS bh JUSTIN E', THOMAS. Dat 's geen verftand gebrek: Een lonkjé maakt een' vryer moedig: Men liefkoost, lagcht en toont wat trek. ALLEN, behahen Alexis en Juftine. Gy m«et maar lonken : Juftien', geef Thom wat moed. JUSTINE, Neen, zonder gloed, Zyn min te ontfonken, Dat gaat nooit goed. DIEDRIK. Kom, lustig, arme bloed '. Gy moet niet wenden. . . • Kom, Hopman zonder benden 1 Kom, buig u voor de lieve meid; 't Begin was wel beleid; Wil dus volenden. THOMAS. Zinds ruim een jaar, gy weet wel iets.. Gy weet wel iet». DIEDRIK. Wat weet zy toch tot heden? JUSTINE.. 6 Niets. ALLEN. Niets, niets, niets, niets. TH®.  TOONEE.LSPEL. i? THOMAS. Dat ik u min, kunt gy wel droomen. DIEDRIK. Braaf!... dat 's vrymoedig, onverfaagd.. ALLEN. Zyn minnefmart geklaagd, Is flout, al veel gewaagd. ALEXIS, zachtjes tegen Juftine'. Mnest ik my ook zo lang bezinnen, Toen ik u zei, ik moet u minnen? DIEDRLK. Vrind Thomas, dat is zo 't behoort. ALLEN, behalven Alexis en Juftine. Braaf, Thomasbuur, ga zo maar voort. THOMAS. n zints een jaar fpraakt gy geen woord, Spraakt gy geen woord... ALLEN. Sprak zy geen woord. THOMAS. Ach! zint* een jaar! ja, zints een jaar, Was zy zo koel, zo raar:. Dit hield my regen; 'k Had anders niet gezwegen. DIEDRIK. Ee» groote fchaê: dat 's zonneklaar. B AL-  i» ■ ALEXIS es JUSTINE, ALLEN, behalven Juftine. Een groote fcliaè; zo waar! j rj s TI N E, ter zyde. Wat Is hy raar! ALEXIS. Ja, wonderbaar! DIEDRIK. Uw taal is vol gebréken. Ga gy ter zy', 'k Zal voor u rprecket», . . Hoor hoe ik vry'. Jlyn dochter, zie hier Tnomasbuur; De aanzienlykfte onzer hoevenaaren ;... Zich naar Thomas wadende. Hoe geestig, hoe vol vuurl Weder tegen zyne dochter. Die u vtrzoekt met hem te paaren. Wilt gy hem al?.. Wilt gy hem niet? Tegen Thomas. Dat 's vryen! dat 's zyn fmart te klagen! Tegen Juftine^ Wilt gy hem al?.. Wilt gy hem niet? JUSTINE, tegen haar vader. Al kan hy roem op alks dragen; Hy kan my niet behagen. diedrik, tegen Juftine. Zult gy o niet bedenken? JUS-  T O O N E E L S P E L. 19 JUSTINE. 'k Zal hem myn trouw nooit fchenken, DIEDRIK. Wel nu, myn kind, in dat geval. Zeg aau Livine, Dat 'k u riet dwingen zal, Dat gy met buurman Thomas huwt, Dewyl gy zyne liefde fchuwt; Hy fmaakt my ook niet, myn Juftine. THOMAS. JUSTINE LIVINE. Die wrede vader Die goede vader Die goede vader Word myn verfinader! Mint my veel nader; Is geen verrader: Wat felle flag Wint al den dag, Uw zwaare ilag Wekt, op deez' dag, Door zyn gedrag, Vind geen beklag, Myn droef geklag! Liefde en ontzag. Maar welgelagch» DIEDRIK. ALEXIS. Word maar niet kwader, Dees goede vader Dit trof veel nader; Mint ons te gader; Want deeze flag, Won al den dag, Vindt op deez' dag, Door hups gedrag, Pyn, noch beklag. Al myn ontzag. DIEDRIK. Is het myn fchuld, dat gy nist geestig genoeg zyt, «m u te doen beminnen ? THOMAS. Maar is dit een reden om my af te wyzen ? Heeft mea dan nimmer de liefde eerst na het huwlyk zien komen? Ij 2 DIE-  ao ALEXIS en JUSTINE, DIEDR IX. Dat zou ten minfle vreemder zyn , dan dat men dezelve na de bruiloft heeft zien verfiaauwen. THOMAS. Dat jufvrouw Juftine my thans niet bemint, verfcheelt my niets. DIEDRIK. Gewis, dat is niet onnatuurlyk. . . THOMAS. En noch veel minder dat zy een' ander' lief heeft. DIEDRIK. 6 Ik geloof, dat haar moeder, by voorbeeld, dat niet zal tegenfpreeken. LIVINE. Vergeef het my. DIEDRIK. En wat zoud gy daar van zeggen, Juftine? JUSTINE, levendig. Dat zulks de waarheid is, myn vader. LIVINE. En dat zy zelfs tederlyk bemint. . . THOMAS. Ik wed dat ik kan raden wien. . . DIE-  tooneelspel: h DIEDRIK. En ik wed dat ik hem zeer wel ken. THOMAS. Ik wed dat zy op Alexis verliefd is. DIEDRIK. En ik wed dat gy het gewonnen hebt. JUSTINE. Vaderlief! ik fta u half. ALEXIS. è Meester Thomas, al wedde gy ook dat ik Juftine van gantfcher harte beminde, gy zoud waarlyk deeze weddingfchap niet verliezen. THOMAS, tegen DIEDRIK. En gy ziet dit maar zo koelzinnig aan? DIEDRIK. En waarom begeert gy dat ik my daarom neet zou maken ? THOMAS. i Gy zult dit huwlyk dan toeftaan ? en dat met een' jongen die niet weet wie zyn' vader of moeder is? DIEDRIK. Wie zyn wy dan voor hem? Ziet gy daar zyn moeder niet? ... Is hy dan myn zoon niet? ... is hy dan geen braaf eerlyk jongman ? . . . Schatten bezit hy niet, B 3 d«  ïs ALEXIS en JUSTINE, dat is de waarheid; maar ik, ik ben ryk genoeg, en daarom ontbreekt hem niets. THOMAS. Waarachtig, het jammert my, dat ik zo ruiterlyk myne mening aan u allen geopenbaard heb. Ik zie my voor myne moeite heeilyk beloond. DIEDRIK. Ik rade u dat gy uw befluit herroept; dat zou een fraaije omgekeerde vryagie zyn, Thomas, emjiig. Tot wederziens, nabuur. . . Veel pleizier, vrind Alexis. . . Leef vernoegd, juffrouw Juftine. . ■. . gf kunt ten minde van cene zaak verzekerd zyn: te weten, dat gy nimmer verfchil met do ouders van uw' man uit hebben. DIEDRIK» Wel nu, dat geluk is toch niet te verachten. Thomas vertrekt. VIERDE T O O N E E L. DE VORIGEK, lehalven ThoM aS. ALEXIS. Ach, meester Diedrik, wat ben ik u verplicht! . . . Zulke luidjes denken zo niet als gy, «n waarlyk zy heb. ben wel ongelyk; want is het myn fehuld, dat ? . , DIE-  TOONEELSPEL. 23 DIEDRIK. Zyt getroost; vertrouw op my, en op myne vrouw wy hebben maar eene dochter; ik fchenk ze 11 ten huwlyk; ik verkryg daar door een' zoon, en gy vader en moeder- . . het heeft my voor lang in het hoofd gemaald om u met onze Juftine te doen paaien. . . JUSTINE. Ach! Jie\re vader, waarom hebt gy dit ons niet al voor lang gezegd? DIEDRIK. Had dit zulk een haast, myn kind? LIVINE. Die arme kinderen ! zy hebben elkander al zo veel tydr bemind. MAGDALENA. Wat dat aangaat, ö ja, al zeer lang. . . En, zeker, men heeft wat haaK om te beiluiten, wanneer de ver» wachting. . . DIEDRIK. Maar hoe heb ik my gehouden, om dit niet te wil« len weten? ALEXIS, levendig. Ik heb myryj genegenheid echter nooit verborgen. JUSTINE, eenvwdig gulhartig. Kan men Llie vcrbcigen? DIEDRIK, haar nadoende. Kan men die verbergen? Omhels my; kom, gy zyt B 4 «en  a4 ALEXIS ih JUSTINE, een goede meid. . . Volg de voetftappen van uwe moeder maar. . . bemint elkander. . . zo als wy eikanderen beminnen. . . Tegen Alexis , hem by df hand vattende , en op Jujiine wyzende. Maak haar gelukkig. zy is zulks waardig. ALEXIS. Of ik haar gelukkig zal maken! ach! myne Jufline. JUSTINE. En ik u dan? waarde Alexis!- DIEDRIK en LIVINE. Myne kinderen! . . myne lieve kinderen ! O U I N T E T. ALEXIS en JUSTINE. 6 Liefderyke vader! Ken nu onze inborst nader: Wy minnen u te gader; En dit 's ons heil en vreugd. LIVINE. 6 Kindren! leeft te gader, By moeder en by vader: Wat heillot brengt ons nader Ten top van zielsgeneugt! DIEDRIK. By my, uw' trouwen hoeder, Als zuster, en als broeder,  rOONEELSPEL. 25 Bezorgd door zulk een moeder, Te Ieeven, baart geluk. DIEDRIK, tegen Alexis. De vrindfchap behouêri. 1.1V i N E, tegen Juftine. Elkander vertrouwen. LIVINE en DIEDRIK. Waar 't hart, geleid Door minzaamheid, Het huis eendrachtig wil bellieren , Zal waar geluk de trouw vercieren. ALLEN. Waar vrede en eendracht 't huis beftiereii, Moet waar geluk de trouw verderen. MAGDALENA. Myn kindren 1 'k zal u minnen ; U\» liefde ftreelt myn zinnen: Myn teder hart verbeid Alleen uw zaligheid. LIVINE. Ach! dat ge elkaêr fteeds minde, Dan trof u ramp noch zorg. JUSTINE. De trouw, die ons verbinde, Stelt zich die min tot borg. DIEDRIK, tegen Alexis, Zyt haar getrouw, myn waarde! Min nieis dan haar op d'aardc: B 5 Dan  U ALEXIS ek JUSTINE, Dan zult ge, als wy, voorwaar, Zyn 't zaligst' echtepaar. ALEXIS. Ik wil myn trouw bezweeren; Nooit vrouw dan baar begeeren : Opdat we, als gy, voorwaar, Zyn 't heilrykst' echtepaar. ALEXIS en JUSTINE, herhaalen. 6 Liefderyke vader; enz. MAüOALENA, de veréénigde omhelzingen befchouwende. De hemel zal u allen zegenen, vader, moeder, kinderen. . . Indien het geluk voor brave lieden gefchapwis, dan moet gy allen wel gelukkig zyn. DIEDRIK, tegen Alexis. Het is heden vyf- en- twintig jaaren, dat gy by ons geweest zyt. Ook zyn 'er thans vyftien jaaren verloopen, zinds ik niets vernomen heb van hen, die my, voorheen, van tyd tot tyd eenig geld voor uw opvoeding en onderhoud bezorgden. Zy zullen denkelyk reeds verdorven zyn: hierom vertrouw ik, dat ik u veilig, de dochter van hen die u opgebragt hebben, kan ten ïntwlyk febikken; welke u een' goeden fchat van eerlykheid, kuifche liefde, en oprechte trouw, tot een bruidfchat, zal aanbrengen. Ik ga naar mynheer de Bailluw, om die zaak in order te brengen. Verders zal ik aan hen behandigen het geene ik van Alexis onder my heb; u  TOONEELSPEL. tj en eindelyk zal ik van hem een bewys vorderen, van het jjeene waar voor ik my wil verbinden. Hy haalt een klein doosje uit zyn zak, en neemt 'er een papier uit. Zie daar het papier dat ik onder uwe luijeren ontdekte, toen ik u asn myn deur vond. Hy leest. „ Breng dit ongelukkig kind op; het behoort aan eer„ lyke ouders. Men zal van tyd tot tyd voor zyn on„ dei houd zorgen. Naar zyne naastbeftaanden zult gy „ vruchteloos zoeken. . . Geef hem niet terug dan ,, aan die geene, welke u de wederhelft van dit by„ zynde gefchrift zal behandigen." ALEXIS. Helaas! niemant is 'er noch verfchenen, om den zr-, men verlaten Alexis te benaderen! JUSTINE, Wel nu, wat is de inhoud der helft van ditgefchriftl Diedrik overhandigt haar het gefchrift. Zy leest, zich langzamerhand ontroerende; en eindigt weenende. „ Dit kind is de vrucht der liefde, . . . „ Boosaardige bloedverwanten. - . „ Heb medelyden met een' ongelukkiger . . . „ Zo ras de dood de dagen. . . Die hem verdrukken. . .  28 ALEXIS en JUSTINE,' „ Gy zult hem Alexis noemen; en den naam van „ zyn' vader. . . Het komt my voor, dat de fchryver zich wel nader had kunnen verklaren; . . . want indien hy Alexis eens komt terug eisfehen, als wy getrouwd zyn! . . . DIEDRIK. Ik hoop dat zyne vrinden ;genoegen met dit huwlyk zullen nemen; en dat zy de dochter, van hem , die haar kind behouden en zo wel opgebragt -heeft, niet fchandelyk zullen verfmaden. JUSTINE. Wanneer zy zulks ook al poogden te doen, konden zy my dan wel dwingen om myn' man te verlaten, of hem van myn hart affcheuren ? DIEDRIK. Dat gebeurt wel eens, myn kind, door. . . Ey toont dat zulks wel door geld gefchied. ALEXIS. Wel zo! . . . kan men dan de huwlyken vernietigen? DIEDRIK, Niet altyd van hen, die zulks begeeren; maar foratyds wel van de onwilligen. . . Mogelyk zyn 'er ook geen meêr in leeven, buiten my, en de mynen, die om den armen Alexis denken. Daar (Tegen Alexis.) neem deeze twee gefchriften, en ga met my naar onzen Bailluw. . . Gy, wyfje, ga gy naar den gerichtfehryver..,. zegt  TOONEELSPEL, 29 zegt hem eist hy zo fpoedig doenelyk hier kome. . . . Kom, myn zoon, gaat gy met uw' vader; hy heeft u nooit verltooten , en zal u nooit verltooten. ALEXIS. Ach, neen, nooit, nooit.... vaar wel, lieve Juftine! JUSTINE. Vaar wel, vaar wel. . . myn waarde Alexis! DIEDRIK. Myne kinderen! gelooft my; eêr deeze dng eindigt, zullen wy allen onze wenfeben vervuld zien. ALLEN. En allen gelukkig zyn. VT F D E T O O N E E L. JUSTINE, MAGDALENA. JUSTINE. Zy zyn dan allen vertrokken; en ik kan, dus eenzaam, aan al myn toekomende vermaaken bod vieren. . . Ómhels my, myne goede Magdalena! wensch my geluk... MAGDALENA. ó, Myne waarde Juftine, dat huwlyk. . . JUSTINE. Ik heb veelmaal gedanst op de bruiloften van eenige der meisjes van ons dorp, maar ik ben welverzekerd dat  SO ALEXIS en JUSTINE, dat het met zulk een goed hart niet was, dan ik op my» eigen zal danzen. MAGDALENA. Dat kan, en moet zo zvn, niets is natuurlyker. Daar is niets dat een huwlyksfeest vrolyker kan maaken, dan een bruidegom als Alexis. JUSTINE. Gy zult dan ook noch wel eens mede danzen; is het zo niet, Magdalena? MA GD ALEN A» Helaas! ik heb myn' tyd gehad. JUSTINE. Hoe, kan de tyd van genoegen zo ras voorby zyn ? MAGDALENA. Voorby zyn? al te ras, . . . al te ras. JUSTINE. Maar zyt gy wel zo verblyd geweest als ik nu ben, toen gy met Simon zoud trouwen? MAGDALENA, als iemant die zich een lang verleden gebeurenis uil herinneren, Ja. . . ja. . . ik geloof van ja. . . JUSTINE. Wel hoe f ... Ik geloof van ja! . . • MA G.  TOQNEELSPEL. 31 MAGDALENA. Daar zyn fedcrt zo veele jaaren verloopen, dat lk 'er aiy bczwaarlyk iels van kan herinneren. J cr S T I N E. Hoe is dat mogelyk! kan men zaken vergeeten, dis ons zo veel pleizier gedaan hebben? MAGDALENA, ó, Myn kind, de tyd zal u wel leeren dat 'er wel andre dingen zyn , die men vergeeten moet, als men oud word. ZANG. JUSTINE. EERSTE COUPLET. De min geeft aan 't geheugen klaarheid, 'k Heb dit geloofd: 't Geon zy in 't hart prent,'t blyft fteeds waarheid, Prent zy ons veeltyds in het hoofd, 't Sryt alles met de jaaren; De tyd maakt gryze hairen: Maar als ons 't minnend zoet, Hoa vol van vuur en gloed, Niet meêr voldoet; Dan houd men zich veeltyds te vreên Met 't geen verdween. TWEE-  32 ALEXIS en JUSTINE, tweede couplet. De jeugd vind (leeds vermaak in 't minnen; Dat 's waar en klaar; Het draait en maalt vaak door de zinnen, Het ftygt naar 't hoofd, en komt van daar. Naar 't hart wyzende. Het mindert met de jaaren; De tyd maakt gryze hairen: Maar als ons 't minnend zoet, Hoe vol van vuur en gloed, Niet meêr voldoet, Dan houd men zich veeltyds te vreên tiet 't geen verdween. derde couplet. Kon ik, wat ik niet weet, ontwaren, 't Word vast geloofd > Ik zou u beter noch verklaaren, Wat ik gevoel in hart en hoofd. Maar als my de jaaren, Veel tcgenheden baaren ; En het minnende zoet, Weleer vol vuur en gloed, Niet meêr voldoet, Moet myn geheugen zyn te vrcêir, Met 't geen verdween. Z E S-  TOONEELS PEL. 33 Z ES DÉ T O O N E E L. DE VOORICEN, DE HEER VAN LANGERAK. L A N G E R A K. Kunt gy my ook onderrichten, lief meisje! of hier het huis is," waar de hoevenaar Diedrik woont? MAGDALENA, ter zyde. Ha, ha, dat is een aanzieneiyk heer! JUSTINE» Ja, mynheer, hy is myn vader. LANGERAK. Uw vader! hoe gelukkig is hy, met zulk een bêkoorlyke dochter! JUSTINE. Gy zyt wel vrindelyk, mynheer ! . '. . Is 'er ieti waarmede ik u kan dienen? MAGDALENA, ter zyde. Hy heeft het voorkomen van een' braav' man. LANGERAK. Is meester Diedrik in huis? JUSTINE. Neen, hy is met myn moeder uitgegaan. . . Zy zullen ras terug komen. . . (Glimlagchende ) Ik zou wel zeggen, dat ik hen zou doen vleten, zich wat te haasten; G. maar  't, ALEXIS en JUSTINE, maar vermits zy om zaaken van gewicht zyn vertrokken, moet men hen daarin niet ftooren; gy kunt hen ook wel fpreeken als zy terug gekomen zyn; zy zullen zich niet laaten ophouden. langerak. Zo is het, gy hebt gelyk; ik kan ook wel wat wachten. . . Hoe oud zyt gy, meisje lief? justine. Agttien jaaren, om u te dienen, zo ik 'er in Haat toe ben. langerak. Hebben uwe ouders geene andere kindren dan u? justine. Zy zullen 'er welhaast noch een hebben; een' lieven jongen, die binnen kort myn bruidegom zal worden. langerak. Ik wensch 'er dien jongeling geluk mede. . . hy doet geen flechte keuze. . . Gy hebt een volmaakt beminnelyk gelaat, en lief voorkomen: ook komt het my voor, dat het innerlyke wel aan Bet uiterlyke zal beantwoorden. magdalena. 6 Mynheer, zy aart naar haar braven vader en moeder. . . Daar is geen gebrek in eene der huisgenooten. Ik ben het die hen allen heb zien opwasfchen en groot worden. . . Het is nu ruim vyftig jaaren dat ik hen gediend heb... Wylen myn man,die foldaat was,en in den. kryg  T O O N E E L S P E L. 3? kryg lïierf, liet my, nu ruim agttien jaaren verleden, weduwe; en fldert dien tyd, . . JUSTINE. Gelieft gy ook iets ter ververfching te gebruiken, mynheer ? LANGERAK. Ik ben 11 dankbaar. . . Maar waar is toch uw min* naar? ongetwyffeld aan het werk. JUSTINE. Hy is, met myn' vader, naar de bailluw gegaan. . . Zy zouden fimen de tyd bepaalen, om ons ten fpoedigfte te veréénigen. LANGERAK. Die jongman moet u ongetwyffeld wel hartelyk beminnen ? JUSTINE. Gewis, mynheer;ook heeft hy met geene ondankbaare te doen. . . Waarom zouden wy ook elkanderên niet lief hebben? Wy zyn te famen opgebragt. . . By is wat ouder dan ik. . . Toen ik noch zeer klein was, heeft hy my op zyne armen gedragen- . . Ach ! hy ftreelde my altyd zo hartelyk. . . Ik beloonde dit met zulk een oprechte vrindfehapt ... en deeze vrin 'fchap veranderde welhaast in. . . liefde; zonder dat wy zulks gewaar wierden. Van de liefde tot het huwlyk is maar eene fchrcede, en wy zullen ons haasten om het te voltrekken; ten einde, daarna, met zo veel te meêr vermaak uit te rusten. Cz LAN-  3(T ALEXIS z» JUSTINE, LANGERAK. Het jammert my dat ik in dit Dorp niet eenige dagen kan vertoeven, ten einde het genoegen te hebben om uwe bruiloft by te woonen. . . Thans zal ik fpoedig moeten vertrekken, zo ras ik de zaaken, die my herwaards voerden, met meester Diedrik zal vereffend hebben. JUSTINE. Hy zal zekerlyk welhaast met Alexis hier zyn. LANGERAK, met een verbaasde houding. Alexis 1 JUSTINE. Ja, mynheer, dit is de naam van myn' minnaar. LANGERAK, ontroerd. Alexis! : . . ó dat zal gewis de zoon van een' ryk* hoevenaar in dit oord zyn? JUSTINE. ó «Neen, gantsch niet. . . Maar...ik hoor gerucht... Het is Alexis zelf; och ja; daar is hy; daar is hy. Na kunt gy myn' Alexis zelf zien, mynheer. . . Zyn perzoon zal u denkelyk wel bevallen; en noch meêr als gy hem hoort fpreeken. . . daar is hy. Magdalena vertrekt. Z 2f-  TOONEELSPEL; 37 ZEVENDE TO O N E E L. LANGERAK, JUSTINE, ALEXIS. ALEXIS, komt danzeiide aan, zonder dat hy Langerak gewaar word. Justine. . . Justine, wensch mv' Alexis geluk. . . hy zal welhaast uw man zyn; ten minfte hy kan zulks,zonder hinder, binnen kort zyn. . . Die heer bailluw is een braaf man; wat heeft hy onze zaak niet in een oogenblik in orde gebragt! . . ó Laat men nu maar komen om kwaad van onze regeering tegen my tefpreeken, men zal zyn' man aan my vinden. J D S T I N K» Alles is dan in orde!... geen aanzienlyke bloedverwanten, geen Thomas kan dit huwlyk tegenhouden? Neen, niets kan beletten dat Juftine, binnen kort, de vrouw van haar' dierbaaren Alexis worde. ALEXIS. Myne lieve Juftine, myn geluk is z© groot, dat ik by wylen bevreesd ben, dat alles maar een droom is. JUSTINE. Och neen, Alexis, ik ben veel te veel verlicht, om dit voor een' droom te houden. . . Mtiar, zal myn vader haast terug komen ? zie daar een' heer die wacht om kern te fprecken. C 3 ALEX.  J8 ALEXIS en JUSTINE, alexis. Vergeef het my, mynheer, myne al te groote blydfchap verhinderde my u te zien. langerak, altyd met ontroering. Het is zeer eenvouwig, dat, wanneer men hy zyne fchoone Juftine zich bevind, men niemant dan haar gewaar word. al e xis. Is het niet waar, mynheer? ben ik niet zeer gelukkig? Bezie haar wel. . . ik ben het. . . ó ja, ik ben het die haar man zal worden. . . Indien u daar te boven bekend was wat ik aan haar ouders verfchuldigd ben. . . ach!... en ik bezit niets, dan, alleen myn goed hart, om die fchuld af te kunnen losfehen! langerak. Ik prys uw eerlykheid, vrind Alexis: die zo ongemeens deugd maakt u verdienstelyk. A G T S T E T O O N E E L. de voorigen, livine. livine. Omhels my, myne Jnfline. Wel nu, nu zult gy gelukkig zyn, en ik met u: zie daar uw'echtgenoot; zie daar myn' fchoonzoon. . . Ik heb altyd een moederlyk hart voor hem gehad; ten minfte thans zal ik het genoegen heb-  TOONEELSPEL. ?» hebben de waarheid te fpreeken, als ik hem myn' 70011 noem. (Zy ziet Langerak) Hoe! wat wil die heer? ALEXIS. Het is een heer die vader Diedrik isegeert te fpreeken. LIVINE, neigende vmr Langer uk. Myn man zal terftond hier zyn, mynheer. . . (Tegen Juftine.) Ik heb uw geluk, en de reden van myne blydfchap, aan alle de lieden die my op den weg ontmoet zyn, verhaald. (Dit alles moet fckielyk uitgejproken worden") Allen zeggen dat wy geen beter keur konden gedaan hebben. . . De gerichtfehryver zal ook welhaast hier verfchynen; en wy zullen direcT: een zaak voleindigen. . . (Makende een diepe buiging voor' Langerak, zegt zy tegen hem ) Zie daar myn' man. NEGENDE T O O N E E L. DE VOORIGEN, DIEDRIK, MAGDALENA. DIEDRIK, tegen Magdalena, die met hem aankomt. Dseze heer heeft lang naar my gewacht, zegt gy? MAGDALENA. Ordentelyk, ordentelyk. . . maar het kan hem niet verveeld hebben, alzo Juftine hem aan de praat gehouden heeft. DIEDRIK. Vergeef het my, mynheer; Ik was uitgegaan om eeC 4. ni-  40 ALEXIS e h JUSTINE, nige nodige zaaken te verrichten. . . Zal 'er iets vtiï uw dienst zyn? langerak. Gy zyt dan meester Diedrik ? diedrik. Ja, mynheer, die ben ik zelf. langerak. En de naam van deezen jongeling, is die Alexis? diedrik. Ja, mynheer. langerak, een brieventas uit zyn zak haaiende , en daarin naar een papier zoekende. Zyne ouders zyn hem onbekend, is het zo niet? diedrik. Dat is de waarheid. . .ja, zo is het. langerak. Hy moet tegenwoordig vyf en- twintig jaaren ou<3 zyn. diedrik. Wy denken dit ook. langerak. Hou daar, lees dit gefchrift. diedrik. Als het u gelieft, mynheer. LAN»  TOONEELSPEL. 4: langerak. Voeg de helft van deezen brief aan de wederhelft, welke gy gevonden hebt in de luijers van Alexis; en lees. diedrik en magdalena. ó Hemelt livine. Waarde man! ALEXIS. Juftine! Justine. Lieve Alexis! DIEDRIK, de helft des briefs zoekende. Komt gy hier uit naam van zyne ouders, mynheer?..'. (Hy voegt de twee papieren by elkander.) Zie daar. . . ja, zy zyn met dezelfde hand gefchreven. Hy leest. „ Dit kind is de vrucht der liefde, en van een' „ echt, waarin boosaartige bloedverwanten gedacht „ hebben niet te moeten bewilligen. Heb medelyden „ met een' ongelukkigen, die men u zal te rug vra„ gen, zo ras de dood de dagen zal voleindigd heb' ,, ben van hen, die hem verdrukken. Gy zult hem ,, Alexis noemen; en de naam van zyn' vader is karel van langerak. Waar is die heer van Langerak? ... Wie is hy? c S lan-  42 ALEXIS en JUSTINE, langerak. Ik ben het zelf. diedrik en livine. Gy, mynheer! alexis, zie li werpende in de armen van Langerak. Myn vader! diedrik, livine, justine. Hy zyn vader! langerak. Myn zoon! myn dierbare zoon! justine. Wat vreugd! diedrik. Myne dochter! livine. Myn kind! langerak. Waarde Alexis! alexis. ó Welk een ©ogenblik! allen. Ons heil begint. Deeze laatfte uitroepingen moeten te gelyk, met een verbazende zwaare kreet, gefchieden; en, teiwyl Alexis in ie armen is van zyn' vader, bevind zich Juftine, aan de  TOONEELSPEL. 4.3 de overgehelde zyde3 in die van haare moeder. Diedrik kift zyne handen ten hemel. Daarop begint terflond het FINAAL. ALLEN. 6 Zalig uur! wat blyde toonen! Dees dag zal aller wenfclien kroonen! De lyd vervult de hoop van 't hart,1 Vernoegt de ziel, verbant de fmart. LANGERAK, tegen Alexis. Kan "t recht van uw geboorte u ftreelen? Kom dan myn' overvloed verdeelen, VVyl alles u belioort: 'k Erken zulks; gy zult ryklyk leeven, DIEDRIK en LIVINE. Geen rang, maar keur, heeft ons bekoord, Om hem den naam van zoon te geeven, ALEXIS. Myn vader! 'k weet niet, hoe ik al Die weldaên ooit vergoeden zal. MAGDalENa, door de vreugd vervoerd. Alexis, fchoonfte telg der deugd! Uw grootheid kan myn ziel bekooren: Ik ga deeze envoorzicuc vreugd Aan al het volk van 't dorp doen hooren. Zy vertrekt. Ac-  44 ALEXIS en JUSTINE, ALLEN. o Zalig uur! wat blyde toonen ! enz,.ge!yk te voren, ALEXIS, tegen Juftine, tederlyk. De fchat, dien vader me op wil dragen, Is de uwe, myne trouw ten blyk; Arm zyndc, kon ik u behagen, 'k Begeer geen ander nu 'k bGn ryk. Haar aan zyn' vader vertponende. Ei, wil ons trouwverbond niet wraaken! Uw woord kan al ons heil vohnaaken. ALLEN, behalven Langerak. Ei wil dit trouwverbond niet wraaken! Uw woord kan al ons heil vohnaaken. LANGERAK. 'k Weet wat ik aan u ben verplicht; Maar, kan ik n;ynen rang oniëercn ? 'k Heb voor myn' zoon een keus verricht, Die ftrydig is met uw begecren. ALEXIS. Juftine l JUSTINE. Alexis! DIEDRIK. Myn dochter! LIVINE. Myn zoon! AL-  TOONEELSPEL. 4$ ALLEN, behalven Langerak. 6 Zoete hoop! 6 bron van vreugd! Is al uw fchoon zo ras verdwenen ! Dees dag, begonnen in gcneugt', Voleindigt dan in treurig weenen! ALEXIS, wanhopig, tegen Langer ak. Hou naam en rang, 't is alles fchyn: Zy zonden flechts my onheil brouwen: 'k Zal, fchoon verftoten, heilryk zyn, Als ik Juftine mag behouin. LANGERAK, te famen, met ALEXIS. Toon u myn' eernaam waard' te Hou naam en rang, 't is alles zyn: fchyn: Gy moet naar uw geboorte trou- Laat my Juftine maar heliouên. wen. TIENDE T O O N E E L. DE VOORIGEN, DE BAILLUW, DE GERICHT SC IIR Y Vï R, MAGDALENA, DORPELINGEN. Zy komen allen zingende aan. è Zalig uur! wat blyde toonen ! enz, MAGDALENA, tegen de Dorpelingen. Zie daar den zoon, en daar den vader. ALLEN, de laatst opgekomenen, Ontfangt ons aller zegen groet. MAGDALENA. Hy 's edel, ryk, en mild te gader.  46 ALEXIS em JUSTINE, ALLEN. Ontfangt onc aller zegen groet. DE BAILLOW en de GEItlCHTSCHRYVER, deftig. Dit uur is gunftig , licihyk , goed, En voor den zoon en vuor den vader. De famielje van DIEDER1K langerak, en ALEXIS. tegen het volk. Wat leed zal ons ontmoeten ! Ja, wenscu.met dit ontmoeten , Wat bittre ramp en druk! Een' vader vry geluk. de BAILLUW, DE GERICHTSCHR y ver en de n o u v e l i n g e n. Wy komen u begroeten, i 6 Vader! veel geluk. de BAILLUW, DE G E RIC H t S C H R y V e VL en MAGDALENA, te gelyk, tegen de famielje van Diedrik. Wat kon tiw blydfchap ftooren? Wat treuikreet doet ge ons hooien! DIEDRIK en LIVINE, weenende. Hy voert.-, .van hier... zyn' zoon,., ons kind! j V STIN e, droevig. ■ Ik derf ..helaas!... myn' lief... myn' vrind! DE DRIE LA AT STEN, te famen. Een andic bruid... hem op. . . gedragen!... alexis, d) oevig. Ik mis. . . myn liefl . . . myn welbehagen! AL.  200NSELSFEL. 47 ALLEN, hehalvtn Langerak. Wat ommekeer! Die pyn knelt zeerl Helaas! de vreugde, Die ons verheugde, Verdwytit, en keert nooit weêr. LANGERAK, tegen de famielje van Diedrik. Gy zult my altyd, waarde vrinden ! i Erkentlyfc, trouw, en dankbaar vinden. Tegen Alexis. Kom, kom, myn zoon, kom aan , , Kom, morgen naar de ftad gegaan. ALLEN, geknield voor de voeten van Langerak. Gy zyt weldadig, mild, en goed; Zy zyn gevormd om faam te Ieeven : Voltooi hun heil; ach! gun hen 't zoet, Om zich in 't huwlyk te begeeven. LANGERAK. Droeve ftaatl Maar het is te laat. . ALLEN. 't Wee zal ons verflinden! Alexis gaat! Alexis gaat t LANGERAK. Cy zult my t'avond wedervinden. A L-  45 ALEXIS ew JUSTINE, ALLEN, te gelyk met LANGERAK, ft Zoete hoop' Ó bron van vreugd! 6 Zoete hoop' 6 bron van vreugd! Is al uw fchoon zo ras verdwenen! Wat blyd geluk is my verfchenen! Decs dag,begonnen in geueugt', 'k Vergeet,in volle zielgentugt', Voleindigt dan in treurig wee- AH' wat me als vader ooit deed oen. weenen' Langerak neemt Alexis in zyne armen, enfeheurt hem uit den drang van allen die hem trachten terug te houden. De handen van Juftine zyn als befturven aan het gewaad van Alexis. Tot tweemaal toe rukt zy hem uit de armen van zyn' vader; doch ten laatften valt zy in onmagt. Langerak ontkomt met Alexis. Het gordyn valt. Einde van het eerfte bedryf. TWEE-.  TOONEELSPEL. 49 TWEEDE BEDRYF. EERSTE T O O N E E L. Het tooneel vertoont een voorhuis vtn een loerenwoO' ning, in het welke drie deuren zyn; eene aan het einde; de twee anderen aan) elke zyde van het tooneel. De deur aan de rechtehand van de A&euri is de kamer van Juftine; die aan de linker die van Diedrik; en aan het einde die van den uitgang. THOMAS, alleen, met een geheimzinnige houding. aZ/y zyn noch aan tafel. . . Ik wil hier de gelegenheid afwachten, om met Diedrik onder vier obgen te fpreeken. . . Die heer van Langerak is toch een goed braaf man! Hy kwam maar even van pas , om het huwlyk te beletten, tusfehen myne Juftine en zyn'Alexis! ik wil hem raden om maar ten fpoedigfte met zyn' zoon te vertrekken. . . Die Alexis is nochtans een lieve aartige jongen; die het geluk dat hem te beurt valt zeer wel verdient. . . Echter weuschte ik wel, ten zynen beste, dat hy reeds ver van hier was. . . Als hy weg is, zal Juftine geene redenen meêr hebben, omzichtegen my te verzetten. . . Daar is ook geen party, zo ryk en aan» zienelyk voor haar hier te doen als de myne. Buiten i^lexis ben ik ook de beminnenswaardigfte, verftandigfte, D ««  SO ALEXIS en JUSTINE, en ïulhartigfte van ons geheeie dorp. . • Ook ben ik de cenigstövergeblevene ftandvastigfte van haar minnaars... Zy moet my dicrhalven wel de voorkeur geeven. A R I A. Ik ben fchier buiten zinnen; Myn hart gaat tak, tik, tik, tak van vreugd. Wy moeten zo driftig niet minnen , Daar 't huwen vermaak fchenkt en vreugd, En 't zoet is der jeugd. Ik ben verftrooid van zinnen; Het fcbynt my zeer klaar, Reeds Pa en Maatje te fpcelen: Juftine zit daar; lk zit naast haar: Haar zacht handje, ja, ia, Voel ik lief myne koontjes ftreeleii; Dan hier, dan daar; Zy aait my, voorwaar; ■ Dat is lief, och ja: En myn fpruitjes ga ik ook naar, Om 't krakeelen. Hola, kleine wichtjes, hola : Wil je zoet zyn? „ Ja, lieve papa; „ Zeer zoet, papa." De eene fpvingt hier, en de andre daar, En myn Juftyntje is raar: Zy kust my de lipjes Lu 't itreclen, En kittelt my, dan hier, dan daar. Ik ben fchier buiten zinnen; inz. Daar  TOONEELSPEL. 5* Daar komt Juftine van tafel. . . zy ziet 'er mistroostig uit. . . Vermyden wy met haar te fpreeken, vóór dat ons bewust is of haar vddcr, die zich onlangs zo trots tegen my aanftelde, thans, nu hy op Alexis niet meêr kan rekenen, niet op wat lager toon gevallen is. {Terwyl hy dit zegt, gaat hy naar 't achtereinde van het tooneel, en van daar in de kamer, waar Juftine met Magdalena uitkomt, zonder dat een van beiden zulks gewaarword.) TWEEDE TOONEEL. JUSTINE, MAGDALENA. JUSTINE, met een lamp in de hand, dit zy op de tafel zet. Ik moest wel van tafel gaan. . . Ik kon het daar niet langer uithouden. . . Wat is die Langerak, met al zyn geveinsde vrindfchap, toch wreed! . . . Wat kon zyn oogmerk zyn, om by ons te komen eeten?... Hy fchynt vermaak te fcheppen in onze fmarten te zien groeijen!... En ach! die arme Alexis!... MAGDALENA. Helaas! indien hy zyn' vader maar durfde ontvluchten, hy zou wel ras hier weder te rug zyn. JUSTINE. Maar het geen my het meest ergerde, zyn alle dié vleijende liefkozingen , waarmede hy my onderhield. Die gruwzame vader, welke alleen hier gekomen is om Da my  5.i ALEXIS in JUSTINE, my van myn' bruidesom te beroven ! Hy heeft zyne oogen niet van my afgewend. Hy fprak tegen my alleen». Daar was niet dan tederheid , dan zoetheid in zyne woorden. . . doch het waren fleehts verraderlyke liefkozingen; nydige treeken. Met welk een list deed hy my acht flaan op die fraaije kleederen waarmede hy Alexis verfierd heeft. . . (Zich naar de huishoudingkamer wendende.) Gy behoefde het my zo dikwerf niet te herhalen , kwaadaartige die gy zyt! (Weenenden Helaas", ik weet wel dat Alexis, buiten al dien opfchik, fchoon is. . . Ach! ik weet wel dat hy beminnelyk is. . . Hy had uwe kleederen met goud en zilver niet nodig, om de lieffte jongeling van het geheele dorp te zyn. MAGDALENA. Hy bedekte zyn boosheid noch met kortswil, die zot die hy is. JUSTINE. Weet gy wat, lieve Magdalena, ga weder in de kamer. . . beproef of gy den heer van Langerak kunt bewegen, om hier te komen; ik wensch met hem alleen te fpreeken. . . ik wil hem zeggen. . . ó kon ik myne woorden zo wel uiten als hy! of indien zyn hart zo vertederd, zo gevoelig was als het myne. . . dan zouden wy we! ras eensgezind denken. . . Ga, Magdalena, ga. . . ik zal hier zo lang vertoeven. DER-  tooneelspel: 53' derde t o o n e e l.' JUSTINE, alken. aria. Waar heen? heb 'k doodfclier ramp te duchten? Zie, ach! zie wat ik om u ]y\ . . Alexis hoort niet, gaat me ontvluchten ; Verloren is hy reeds voor my. Op m01 gen , ach ! Ja dan , vroeg dag, Gaat gy, wat ftraf! Ver van ons af. Op morgen, ach! Roept myn geklag, Van 't kermen moê, U vruchtloos toe: My zult ge altyd getrouw bevinden; Ik gaf voor eeuwig u myn woord... Terwyl een nieuwe zielsbeminden Uw' gloed voor my welhaast verfmoort. Alexis is 't die my verfilmd, En wreed verraad. Waar heen ? heb 'k doodfclier ramp te duchten ? ittz. D 3 VIER-  «4 ALEXIS em JUSTINE, VIERDE T O O N E E L. JUSTINE, LANGERAK. LANGERAK, inkomende, ter zyde, è Myn zoon! alle myne zorgen, alle myne poogingen , zulten altyd alleen ftrekken ter volmaking van uw geluk; naardien één oogenblik van overyling, of lafhartigheid, vaak alle de rampen van een gellacht veroorzaakt heeft. ... Beproeven wy of Juftine waardig is Alexis echtgenoote te zyn. ju STINE, ter zyde. Ach! zie daar den heer van Langerak. . . AlexisS kat uw meêr verlichte geest my die woor.len in den mond leggen, waarmede ik zyn gemoed kan roeren. LANGERAK. In dit geheele gefprek moet Langerak, zonder lenige ftrafheid te vertoonen, gedurig Juftine in het gezigt houden. Men heeft my gezegd, bevallig meisje, dat gy verlangde om my alleen te fpreeken. . . laat my hoorea waarin ik u van nut kan zyn? JUSTINE. Waarin gy my van nul kunt zyn? Ach! mynheer! indien uw eigen hart het u niet zegt. . . dan is het met de arme Juftine voor altyd gedaan. . . Gy vertrekt daa siorgen, mynheer? LAK'  TOONEELSPEL. 55 langerak. Ja, myn kind. justine, zuchtende. Met Alexis? langerak. Met hem. j (T s t i n e. Eén' dag lanter; een' enkelen dag! . . • helaas! en ik was zyn vrouw geweest. langerak, haar aandachtig befchouwende. Ik kwam , net tydig, om een huwlyk, dat zo onge]yk is, te beletten. justine, zuchtende. Ongelyk! kan men myn gedrag wel iets vetwyten? Zyn ook myn vader en moeder geene brave eerlyke lieden? is het onze fchuld dat wy niet in de ftad geboren zyn? kan het ons tot oneer ftrekken dat wy het lan* bebouwen? heliben wy geen middelen genoeg als wy die van anderen kunnen ontbeeren, en nog overhouden om de nooddruftigen te onderftéunen? ach! mynhter! de ftaat en geboorte van Alexis waren my onbekend; en ik heb hem... Myn vader befchouwde hem als een' armen jongen, die van zyne ouders yerftoten was; en echter fchonk hy hem zyne dochter. . . zyn eenig kind. . . dat was immers toen geen ongelyk huwlyk, vermits Alexit een goed deugdzaam jongeling is? D 4 LAK-  56 ALEXIS en JUSTINE, LANGERAK. Ik heb tegen dit alles niets in te brengen; ik weet dat ik u veel erkentenis fchuldig ben, en veel verpligting aan uwe ouders heb, waarvoor ik zorg draag die ter zyner tyd, ten uwen opzichte, te zullen kunnen vergoeden: maar ik heb reeds eene keuze voor Alexis gedaan; en ik vind my thans, meêr dan ooit, genoodzaakt, hem door, den echt te verbinden met die geene. die ik hem toegefchikt heb. JUSTINE, willende haart traanen wederhouden. Mynheer! fpreek my van die juffrouw niet. . . Gy kent het gevaar niet. . . Mynheer. . . Gy begeert van uwe fchoondochter bemind ie worden? is het zo niet? LANGERAK. Gw is. JUSTINE, allertederst. Nooit, nooit, mynheer, zal zy u zo kunnen bemin' Ben als ik. LANGERAK, haar hy de hand nemende, zuchtende, en met aandoening. Vergeef het my! vergeef het my ! JUSTINE, noch meêr vertederd. ZyjZal aan u zo veel verpligting niet hebben als ik... Zy heeft geen teder hart gelyk het myne. . . Gedenk, toch, mynheer, hoe teder Juftine u zal beminnen, om bet geene gy voor haar zult gedaan hebben te vergelden... Die juffrouw is in de iïad opgebragt. . . Zy zal de fteed- fche  TOONEELSPEL. 57 fche vermaken beminnen, den opfcbik, de grootsheid 1 de mode. . . en ik weet niet wat al: daar Juftine altoos gedachtig zal zyn wie zy geweest is. . . Justine zal altyd zedig zyn. . . Juftine zal geen ander' man beminnen,... naar niemant dan naar rnar' Alexis verlangen. . . Het geringe, dat men voor haar doen zal, zal altyd in haare oogen voldoende zyn. LANGERAK. Dat is braaf; maar zy, die ik voor Alexis gefchikt heb, denkt even zo als gy. JUSTINE, traanen Jlortende. Ach, mynheer! gy maakt my wanhoopig. • . Na eenige tusfchenpoozing, even of zy eene laatjit drangreden bedacht, om Langerak te ovenvinnen. Gy zult niet altyd zo jong, zo fterk en gezond blyven. . . Gy zult eindelyk hulp nodig hebben; bezorging. . . getrouwe oppasfing. . . iemant, die beften» dig by u is, . . u nooit verlaat; . . . iemant, die zich gelukkig zal achten, wanneer haare goede diensten u nuttig kunnen wezen. . . (Vertederd.) Dit, dit zou Justine zyn. . . zy zou dit altyd zyn. . . Ach ! hoe zou zy zorgen voor den goeden vader van haar' lieven Alexis! LANGERAK. Zo veel vertrouwen ftel ik ook in de toevoorzigt, liefde, genegenheid, en tedere zorg van myne fchoondochter. -? 5 }v$e  t, ALEXIS en JUSTINE, justine, bedeesde Is zy heel fchoon? bevallig? LaNGEHAK, haar loosfelyk brfchtmwende. Om u een voordeelig denkbeeld van haar te geeven, zal het genoeg zyn u te zeggen, dat zy zeer veel van uw voorkomen en bekwaamheid bezit. JUSTINE. Is zy noch jong? LANGERA K. Agttien jaar. JUSTINE. Agttien jaar 1 . • • Zy zingt. Dan heeft zy toch myn hart niet, neen, In lief en leed met u te vreên. V Y F D E T O O N E E L. DIVOORIGEN, THOMAS, DIEDRIK. THOMAS. Buurman, buurman, hoor naar my: * Schenk haar myn' fchat, myn hart daarby. DIEDRIK. Neen, neen, laat my vry. tho*  TOONEELSFEL. 59 THOMAS, tegen Langerak. Mynheer, mynheer, ach, fpreek voor my; 'k Schenk haar myn' fchat, en hart daarby. LANGERAK. Dit echtverëenen Voldoet, zou 'k meenen: Waarom kwaad Hem verfmaad ? Gy flaar, te firaf, Zyn mildheid af. De reden moest- u overhalen , En tot dit echtverbond bepalen. J-USTINK, tegen haar' vader. Verwerp dit huwlyk zonder dralen. DIEDRIK, tegen zyne dochter. Gy kent myn teder hart noch niet: Bewerkte ik immer1 u verdriet? ZESDE T O O N E E L. Cl VORIGEN, LIVINE, MAGDALENA ALEXIS. ALEXIS. Ja, 't is gedaan ; ik ga in 't end'; Welhaast genaakt myn droeve elend'! Tegen Diedrik. Duld dat 'k u dank betoon', ©mhels uwr zoon.  Co ALEXIS en JUSTINE, Diedrik hem zachtkens van zich Jlootende. Verftoot gy my? DIEDRIK, tegen Langerak. Herneem uw' zoon , mynlieer. ALEXIS. Neen, 'k ben uw zoon, by, die zo teêr... DIEDRIK, Alexis omhelzende. Gy zyt myn zoon niet mc6rt ALEXIS. Ach ! ja, gelyk weleêr. LANGERAK. Myn waarde vrinden, 'k ga; wilt, veele jaaren, Voor ons uw zoete vrindfehap fpaaren. Tegen zyn' zoon. Myn zoon ! kom gy, Vertrek met my. ALEXIS en JUSTINE, famtn. Dit 's dan voor 't laatst! kan zulks gefchiên? Alexis 1 ) da£ we eikandcr zien! Juftine! { Wat bittre fmnrte ! Dit vertrek verfcheurt my 't barre. Vertoef, ik fclirik! Wreed oogenblikl DIE.  tOONEELSPEt.. 61 DIEDRIK, ter zyde. Wat tegenheen ! Waar zyt te vreên; Daar 's niets te vreezen. ALLEN, famen, behalven Langerak. Dit 's dan voor 't .laatst 1 acli! kan 't gefchiên! Alexis! 5 ' , „. , S. dat we elkander zien! enz. Juftine! r LANGERAK. Myn zoon, vóór dat wy dit oord voor altoos verlasten, bied deeze brieventas aan den deugdzamen Diedrik. . . Zy ftrekke tot een gering bewys van myne erkentenis en uwe dankbaarheid: by zal dezelve liever van uwe dan van myne hand aannemen. ALEXIS, knielende voor de voeten van Diedrik. Myn vader! de zorg, die gy gedurende myne Jeugd aan my hebt bettend; uwe liefde en vrindfchap; het goede voorbeeld, dat gy my hebt doen blyken, kunnen niet naar waarde beloond worden. . . maar, wys dit gefchenk van uwen Alexis niet van de hand; veifmaad hem niet. . . De heer van ... . (Ziek herftellende.) Ik zeg myn vader is het, die u dit gefchenk aanbied.... Wat my betreft, ik, ik laat u hier myn hart. . . geheel myn hart. . . geheel Alexis. DIEDRIK. Het gefchenk van Alexis is my aangenaam. . . maar, (De brieventas van zich afftootends.') het andere veracht ik.  62 ALEXIS e w JUSTINE, ik. Ik veil myne zorg en tederheden niet; die zyn niet te koop. Alexis geeft de brieventas aan Langerak terug. LANGERAK, tegen Diedrik. Myn vrind, verfmaad de gift niet, die ik u doe aanbieden; zy is het dierbaarfte gefchenk van myne vrindelyke erkentenis. DIEDRIK. Neen, mynheer, behoud, bewaar uwe fchatten voor u zelv'. LANGERAK, met gevoel. Allerbraaffte man ! deeze weigering maakt u voor my noch oneindig waardiger. Neem aan, myn vrind, neem aan: het ftrekke ten bewyze myne-r echtbewilliging, en ten voordeele van onze kinderen; . • . het is de bruid.fchat van myne Juftine. (Juftine werpt zich met eenvreug. dekreet in de armen van Langerak.) Ja, myne dochter 4 myn waarde kind, zie hier uw' bruidegom. ALEXIS. Nu erken ik dat gy waarlyk myn vader zyt" JUSTINE. Ik val van blydfchap aan uwe voeten. ALLEN, uitgezonderd Langerak en Thomas * Gy doet ons herleven! gy doet ons weder ademhaalen! THO-  TOONEELSPEL. 6% THOMAS. Wel fatans! ik geloof dat zy allen opgeiïekl hebben om met my te fpotten. . . dat noem ik met recht een blaauwtje loopen. LANGERAK. Myn zoon, ik heb al uwen handel en wandel nage» fpoord; geenen daarvan zyn my ontfnapt; ik heb de geheimfte fchuilhoeken van uw gemoed doorgrond. Ik ben over uw weldenkend hart vergenoegd; het is myner waardig. . . het is dat van een' braav' eerlyk' man. Ik heb tevens de ziel van uwe minnares doorzocht. . . en daarin gevonden die reine oprechtheid, die ongeveinsde openhartigheid; de tederfte min; de belangelooste liefde. . . Ja, eene liefde, die zuivere wederliefJe, en de grootfle belooning waardig is. Livine, Diedrik, brave menfchen'; recht eerlyke, edele zielen! indien de ongemeen zuivere denkwyze den waaren adeldom uitmaakt, zo ken ik geen adeldom, die den uwen kan evenaaren. Hy zingt. LANGERAK. ARIA, [oh. Wat baat, myn vrinden, 't adlyk bloed? 't Oprecht gemoed, Dat deugden voed, Kan rang, en ftaat, en ichild ontbeeren: De titels zyn den mensch tot last; Het wapen, dat zyn' arm niet past, Zou ook zyn. nedrig hart omëeren. Een  64 ALEXIS ek JUSTINE, Een jongen, wulps geteeld by Els, een bouwers meidj Te dwaas, op hoop van rang, verleid, Isadlyk, als de Vrucht van zyn' minzieken vader: Die zoon, word, wars van vlyt, Soms, door den tyd , Zyn eigen vaders beul , of mooglyk zyn verrader: Daar yver, trouw, en wys beleid, Gepaard met deugd en billykheid, Kenmerken van oprechte harten, De trotfche hoogheid, d'adeldom, Als Qaafsch gebrom, Grootmoedig kunnen tarten. ZEVENDE T O O N E E L. [DE VOORIGEN, DE BAILLUW, DE GERICHTSCHRYVEU, gevolgd van een menigte van Dorpelingen. DE BAILLUW. Sinjeur Thomas, gy hebt ons verzocht om het feest van uw verloving aan Juftine Ly te woonen; dit is de ieden onzer komst. T HOMAS. Dat is mis. . . ik ben het niet aan wien zy verloofd is, het is die jongen. . . het is die Alexis. DE BAILLUW, DE GERICHTSC HRYVERji en alle de DORPELINGEN. Zo ve;l te beter, zo veel te beter. TH0-  tooneelspel; 65 T H O MA S. ' Gy allen zyt, met of zonderheden, wel gedienftig; maar dewyl het my weinig verfeheelt, en myn hart niet haatdragende is, zal ik my met u vermaken, om het geluk van Juftine, wie geene weldaden, hoe groot, kunnen te beurt vallen die zy niet dubbel waardig is. LANGERAK. Kom, myn zoon, kom in de armen'van uwe moeder, de verzekering genieten van haare tedere liefde voor u; vertoon haar uwe geliefde bruid; en wy, myne vrinden , wy zullen ons allen bevlytigen om haar een verdriet te verzachten, dat zy om het afzyn van haar' zoon ondergaan heeft. ALEXIS. Hoe teder zal ik haar beminnen! JUSTINE. Moedertje, gy zult immers niet jaloers zyn, als ik haar ook lief heb? zy is de moeder van Alexis. LIVINE. aria, filo. Neen. . . de ouderliefde, 't reinst genoegen, Dat men, na 't flaven , zorgen, zwoegen, Geniet van 't dankbaar kroost, Is zielenbalzem , vreugd en troost: Die balzem groent de dorre blaêren ; Zy zalft de kruin der hooge jaaren ; Verfiert de grys geworden liaireH; - E  06 ALEXIS en JUSTINE, Die balzcm drupr, in *t barst faizoen, Als milde dauw op 't lentegroen. Hoe wreed doen dan ondankbrc kindree, Zy, die de itJIe rust, De kalmte van 't gemoed, ! Der oudrcn lieflykst zoet, Die linnig van de ziel, cp vrede en heil belust, Dat koettrend liefdevuur, veidoven en verUndren l ALLEN. Helaas, mynheer! gy wilt ons dan verhaten? blyf toch hier by ons, op het land. LANGERAK. Myne vrinden! myne waarde vrinden! ik beloof u allen, hier, binnen korten tyd, terug te komen, met myne kinderen, en hunne waarde moeder, om nimmer dan door den dood gefcheiden te worden. CHORUS. Vee! geluk, waarde echtelingen ! N'.et» verlloore uw huwlykszoet! Elk bevlytig* zich te zingen Van uw' zuivren minnegloed. LANGERAK. 'k Zal de (lad om u begceven; 'k Sljt myn dagen op het land; Laat ons hier in vrindfehap leèven; Vrede houdc ons heil in (tand. DIE.  T O O N E E ! L S P E L. e? DIEDRIK en LIVINE. Kunnen wy wel meêr begeeren^ De uuren flyten met meêr !usr? Liefile zal die vreugd vejmeêren: Eensgezindheid geeft ons rust. CHORUS. Veel geluk, waarde echtelingen ! mx. EINDE.