Éi ?■ ' 'V ■  MAATSCH. DER NEDERL. LETTERK. H Catal. bL ■ Jzy»x?Cf GeSchenk van Tooneel stukken , 1841.  D E S L A C H T-0 FFERS VAN KLOOSTERDWANG.   D E SLACHTOFFERS VAN KLOOSTERDWANG, TOONEELSPEL. IN VIER BED1WEN, IN PROSA, NAAR. HET FRANSCH VAN MO N V E L. Te AMSTELDAM, by FIETER JOHANNES ÜYLENBROEK. M D e C X C V I neb. ■ -\ lettebkJ   Qeefaan uw kloosters last dat zy haare offers flanken, Die jeugdigs offers, wer gevaar ons hart ontroert. TAN MERKEW"  PERSOONEN. Mynheer de st. alban. Mevrouw de st. alban, zyne echtgenoote. Mynheer de franc iieville , broeder van mevrouw De St. Aiban. dor val, gewezen Koopman , -weleer verloofd aan de dochter van mynheer De St. Alban, federt nieuweling in het klooster der Dominicanen, en nu gereed zyne geloften te doen. r 1 c a r d , een oude huisbediende, die mynheer de Francheville en mevrouw De St. Alban heeft zien geboren worden. Pater laurens, overfte van het klooster der Dominicanen , en biechtvader vsn mevrouw De St. Alban. Pater louïs, een jonge Dominicaan. Pater anastasius, kloosterverzorger. Pater andrifs, keldermeester. Pater ambrosius, meester der nieuwelingen. Eene geestelyke dochter, opgejloten in eene der kloostergevangenisfen, genaamd: Vade inpace, van een vrouwen-klooster , alleen door een' middenmuur afgefcheiden van dat der Dominicanen. , bedienden van mynheer De St. Alban. Nationale guarden. Het Tooneel is in ecne Landltad.  SL ACH T-0 FFERS VAN KLOOSTERDWANG, TOONEELSPEL. EERSTE BEDRYF. Het tooneel verbeeld het kabinet van mynheer de Francheville: boven «ent fecretaire hangt het pourtrait van eene jonge dame. EERSTE TOONEEL. p i c a r d, alleen. zal dan wederkeeren! Ik zal hem dan herzien, dien braaven heer De Francheville!.. ach , hoe lang haakte ik naar dat lydftipIk wil dat hy alles in orde vinde.... dat hy aan de fchikking, aan de zorg, die men voor alle dingen gehad heeft, zynen ouden vriend, zynen goeden Picard, herkenne. — Hoe zal hy my omhelzen ! en hoe zal ik dit beantwoorden!... Zie daar noch boeken om in de bibliotheek te bergen. — Dar dierbaar kind! ik heb hem zien g-boien worden, en, toen hy noch heel klem was, heb ik dikwils aan myzelven gezegd: Die jonge zal geest en een uitmuntend hart hebben; hy zal de waereld van zich doen fpreken! Eu ik heb my niet bedrogen. A4 Hy  * DE SLACHT-OFFERS van KLOOSTERDWANG, Hy is tot maire van onze fïad verkoren, zeker een' aanzienlyken post, en die béwyst in welk eene achting hy by zyne medeburg ers is. — Wel nu !... maar wat doe ik ? het vloerkleed op de bureau, waaraan hy fchryft! . . . Het vermaak, de buiteumaan'ge blydfchap, doet my. het hoofd omdraaien , inderdaad , het draait my °m Hy zou den fpot met my dry ven, als hy my dus tot myzelven hooide fpreeken, ik ben 'er zeker van .. . hyzoulagchcn. Welnu! ja, mynheer, lagch . . . boert met my zo veel als het u behaagt. .. maar ik heb u ook in vyftien maanden niet gezien, vyftien maanden na den tyd dat ik u gezien heb, . . . ik heb hier niemant met wicn ik van u kan fpreeken, dus fpreek ik alleen, omdat myn hart zich moet ontlasten, en de woorden zyn nimmer verloren, als ze uit het hart voortkomen, en als men van hen fpreckt, die men bemint. Lagch nu, lagch, zo u dat vermaakt! T ir E E D L T O O N E E L. PICARD, bedienden. de eerste knecht. Alles is ginter gefc'.n'kt. Mynheer Picard! hebt gy eenige nieuwe bevelen aan my te geeven? picard. Bevelen, myne goede vrienden! het betaamt my niet die te geeven. Ik ben uw's gelyke, bediende zo als gy • ik geef geene bevelen, ik verzoek. de TWEtDE knecht. ó! Ja, bediende zo als wy! ach! wy kennen u, en wy  TOONEELSPEL. 9 weeten ons zelven te kennen ... het is ook reeds veertig jaar dat gy hier in huis zyt. Gy hebt mynheer De Francheville en zyne zuster mevrouw De St. Alban zien geboren worden; men befchouwt u hier veel meer als een* vriend, dan als een' dienaar: men doet niets zonder u te raadpleegen; gy bezit het volkomen vertrouwen van onze meesters ... en dit is ook billyk, gy verdient het. Niemant is daarvan wangunstig, en 'er kan u zo veel goeds niet overkomen, als wy u toewenfchen. PICARD. Ik bedank u, rflyne vrienden! en ik hoop altoos die goede gevoelens, welken gy my betnigt, waardig te zullen zyn. Is het vertrek van mynheer de St. Albaa gereed ? DE HUISHOUD STER. Ja, en dat van mevrouw ook . .. ó! dat aangaande ten minften, zal men geene reden hebben ons te be~ k) ven. PICARD. Kyft mynheer dan ooit? DE HUISHOUDSTER. Mynheer De St. Alban? die is de beste man van de waereld: in goedaartigheid is nicmant dan alleen mynheer De Francheville, uw meester, met hem te vergelyken: kan hy wel ooit toornig worden, of zich does gelden? als hy zo zacht, zo toegeevend, zo goed nïei ware , nis hy gewecten had zich eens in zyn leven te doen gehoorzaamcn, dan zouden wy onze beminnelykej onze bekoorlyke jonge jufFrouw niet hebben verloren. PICARD. Stil, bid ik u' fpreek daar niet van. A .5 a5  ïo DE SLACHT-OFFERS van KLOOSTERDWANG^ DE HUISHOUDSTER. Ik kan my niet bedwingen, mynheer Picard! zo menigmaal als ik hier kom, kan ik nier nalaaten rmn gezicht te wenden naar dat waarde afbceldzel, dat onze aaubiddelyke Eugenia zo wel yoorftelt; en, zo dikwiïs als ik het befchouw, moet ik van haar fpreeken; ik ben myzelven geen meester. PICARD. Zie daar .. . zy is het zelve. DE EERSTE KNECHT. Jong,. . . ryk . .. fchoon . . .en te derven! DE HUIS HOUD S TC li. Neen, ziet gy, al leefde ik eeuwen lang, zo zou ik het nooit aan mevrouw De St. Alban vergeeven. PICARD. Zwyg daarvan! DE HUISHOUDSTER. Het is haar fchynheilige biechtvader, die laffe pater Laurens, die de oorzaak hiervan is. DE EERSTE K N E Cl! T. Hy mojt den vryer van de juffrouw niet lyden. DE TWEEDE KNECHT. Hy kon mynheer Dorval geheel niet verdragen; ik weet het wel, ik. DE HUISHOUDSTER. En ik dan? was het niet altoos tegen mevrouw: „ Me., vro w de gr;,vin hier, mevrouw de gravin daar;" hy was bevreesd dat zy haare tytelszow vergecten. . . ,, Eene ., vrouw van uwe geboorte, eene dame van uwen rang, f, en die geringe Dorval; een burgertje, een koopman... „ een  TOONEELSPEL. tl „ een mets beduidend mensch;" en mevrouw, dievannatttUï grootsch en door haar' adel aangeftoken is, was daar zeer mede in haar' fchik. Ik ben nu begeerig haar te zien, om te weeten hoe zy dat alles opvat, nu wy allen gelyk zyn. PI CA RD. Laaten wy hiervan afftappen, bid ik u; mevrouw kan haare gebreken hebben, hebben wy ook niet de onzen? en kunnen wy 't haar ten kwaade duiden, dat zy verkleefd blyft aan denkbeelden, waarmede zy geboren is, welken alles, wat haar omringde, in haare ziel gevoed heeft, en welken, geheele eeuwen, de toeftemming der koningen en de toejuigching van het volk fcheenen te wettigen? Het is niet dan door den tyd, dat de reden triumpheert over de gewoonte, en wy ontflaan mis niet gemakkelyk van vooroordeelen, die ons vleijeu. Laaten wy rechtvaardig zyn, myne vrienden! wy hebben zo wel hoogmoed als zy, en wy bewyzen dit door de blydfchap, die wy gevoelen, omdat wy gewecten hebben haar tot ons te doen afdaalen, daar zy het verftand niet heeft bezeten, om ons tot zich te verheden. Daarenboven, hoeveel heeft de trotsheid van mevrouw u kunnen doenlyden, ware die niet verzacht door de gemeenzaamheid van haar' gemaal, door de wel* daadige zorgen van haar' broeder, mynheer De Francheville! ALLEN. 6! Dat is waar, dat is waar. PICARD. Wei nu! laaten wy de zwakheden van mevrouw over net  ia DE SLACHT- OFFERS var KLOOSTERDWANG, her hoofd zien, uit aanmerking der deugd van haaren broeder, en der uitmuntende hoedanigheden van haaren echtgenoot; laaten wy denken, dat wyzelvcn toegeeyendheid nodig hebben, en laaten wy ons fchaamen ,'hen in onze eigen oogen verachtelyk te maaken, van welken wy ons niet fchaamen weldaaden te ontfangen. ALLEN. Hy heeft gelyk, hy heeft gcljk. DE HUISHOUDSTER. Ik, voor my, bemin mevrouw met geheel myn hart; zy heeft fouten, . . . maar die fchik.ik in . . . . maar wat haaren biechtvader aangaat, dien verfoei ik, gy hebt goed zeggen, mynheer Picard, maar ik ver-' foei hem. DE EERSTE KNECHT. Dien pater Laurens kan ik niet dulden. DB TWEEDE KNECHT. Ik ben in 't algemeen geen vriend van de monnikskap; maar van deczen monnik, boven allen, heb ik een' afkeer! PICARD. ö! Ik laat pater Laurens aan u over, hy behaagt my niet meer dan u. Buiten hem zou de jonge juffrouw, zo kort vóóc haar trouwen, niet in het klooster zyn geplaatst geworden, en zou noch wel leeven Maar ik geloof, myne vrienden , dat de tyd nadert' waarop mynheer De Francheville. ... Het is vier uuren hy zal niet lang wegblyven. Mynheer c* mevrouw De St. Alban kunnen niet veel voor zeven uuren hier zyn, ik verwacht hen niet eerder. Doorzoek-  TOONEELSPEL. 13 Zoek het huis, en bezie het overal: ik bid u, laat 'er niets cntbreeken. Laat mynheer en mevrouw federt een jaar afzyns befpeuren, dat noch de tyd noch de yerwydering iets van onzen yver verminderd heeft. allen. Wy gaan, wy gaan. de eerst f. knecht, tegen Pk ar tl. Weet gy geen nieuws van mynheer Dorval? picard. Hy is altoos hier by, in het klooster, waarin hy geweken is, federt wy Eugenia hebben verloren. de huishoudster. Heeft hy zyn verftand weergekregen? picard. Ik geloof het niet . . . omdat hy volhard om zyne gejoften te willen doen .... omdat hy ten aanzien van pater Laurens noch niet beter onderricht is. de tweede knecht. Die arme mynheer Dorval! QHy wys.' op het'pourtrap) Zie daar zyn werk: nooit was een af beeldzei meer geT lykende. de huishoudster. Kon dat wel ook anders zyn? het was een minnaar ' die het tekende. . . . Hoe fchoon was zyl neen, nooit, nooit zal ik het aan pater Laurens vergeevcn. (JZy vertrekt.) hcarb, tegen den eerflen knecht. Breng deeze boeken in de bibliotheek: ik zal ze op hunne plaats bergen, de eerste knecht. Jk ga. (JHy vertrekt.')  14 DESLACHT-OFFERS van KLOOSTERDWANG, picard, tegen den tweeden knecht. Men zal van avond vroegtydig eeten . . . waarfchouw dat alles ten laatften ten acht uuren gereed is. de tweede knecht. Zyt daar gerust op. (Hy vertrekt.) DERDE T O O N E E L. picard, alleen. Zjy zyn goede menfchen , maar de achterklap moet altoos zyn' gang gaan. VIERDE T O O N E E L. picard, de eerste knecht. de eerste knecht. ]Vlynheer Picard! een geestelyke uit het naby gelegen klooster verzoekt u te fprecken. picard. Een geestelyke? de eersti knecht. ê! Het is pater Laurens niet: zyt niet bevreesd : deeze heeft een zeer gunstig voorkomen : op myn zeggen dat mynheer noch niet was aangekomen, heeft hy my geantwoord, dat hy verheugd zyn zou met u een uurtje te praaten. picard. Ik zal hem gaan zien. df eerste knecht. Hy is hier. Treed binnen, pater. (Hy vertrekt.) p~r f-  TOONEELSPEL. \% V % F D E T O O N E E L. picard, pater louïs. picard. "VP^ac is 'er van uwen dienst, mynheer? pater l o U ï s. Men heeft my beneden gezegd, dat mynheer De Francheville noch niet was te rug gekomen. Zou ik van u kunnen weeten, mynheer! het juiste uur van zyne aankomst ? picard'. Wy verwachten hem van oogenblik tot oogenblik.... Maar het uur van zyne aankomst.... Gy weet, pat er.... dat men op reis afhangt van voorvallen: een flechte postillon, Hechte wegen, flechte paarden, een wiel, een as, 'er gebeuren zo veel toevallen. pater louïs. Gy hebt gelyk, maar hy zal van daag toch hier zyn? picard- Wy hoopen 't... maar hebt gy hem iets te zeggen? pater louïs. Ja , ik moet hem fpreeken. picard. Verwacht hem hier. Vol gens den brief, dien hy my gefchreven heeft, kan hy niet lang wegblyven. pater louis. Onze kloostervoogd weet niet dat ik buiten het klooster ben. Ik ben uitgegaan zonder verlof.... het zou gevaarlyk yoor my kunne» zyn al te lang afwezig te blyveu. pi-  ï« DE SLACHT-OFFERS van KLOOSTERDWANG, PICARD. Verlof, om een paar fchreden ver te gaan? welk een band is dat! het is pater Laurens, de biechtvader van onze meesteresfe, die uw kloostervoogd is? PATER LOUÏS. Ja en hy is myn vriend niet. PICARD. In waarheid? Daar is myne hand, gy zult myn vriend zyn, gy zyt een eerlyk man. PATER LOUÏS. Het fchynt my toe, dat gy pater Laurens kent; maar ftil. . . verklap my niet. PICARD. Neen, zeker niet.... Men moet zynen naasten geen kwaad toewenfehen.... maar, by den brand, die laatst een gedeelte van uw klooster verteerd heeft, en waarvan fommige paters het flacht-offer zyn geweest.... heb ik verfcheiden menfehen gezien, die bejammerden ... 't is genoeg... ik weet te zwygen. PATER LOUÏS. Hy was op het land, en heeft geen gevaar geloopen. Maar dit geval zou rnisfehien andere gevaaren kunnen voortbrengen, die hy zo gemaklyk niet zou ontwyken. PICARD. Wat wilt gy daarmeê zeggen? PATER LOUÏS. Ik kan my niet uitlaaien, en had reeds te veel gezegd zo ik niet tegen een' eerlyk', een' voorzigtig' en befchejden man fprak. PICARD. Ik wil niets meer weeten.  T 0X> N E 'E L S P E L. i? pater. louïs. Mynheer De Franpheville, UV7 meester, heeft veel genegenheid voor mynheer Dorval, een'beminnelyk'man , rykj en beroemd koopman , die dikwyls hier kwam. picard, hem hetpmtrtrait vanEtigenia toonende. Hy zou getrouwd hebben met deeze jonge dame, van wie gy hier het afbeeldfel ziet; ja, onze meester bemindè den heer Dorval zeer, en ik ben wel zeker dat hy hem noch bemint.... hy is een van die menfehen Voor welke dc achting nooit verkoelt. pater louïs. Ik ben hc't met u eens. Gy weet dat hy in ons huis & picard. De wanhoop, haar, die hy aanbad, verloren te hebben , heeft hem het hoofd op hol gebragt: ik weethet, hy heeft zich in uw klooster begeeven. pater louïs. Èn morgen zal hy zyne geloften doen. picard. Morgen? pater loüïs. Ja, pater Laurens, die zich meester gemaakt heeft vaii het hart van den heer Dorval, heeft middel weeten té vinden, zyn' proeftydte bekorten. Dorval, altoos in droefs geestigheid gedompeld, befchouwt de waereld niet dan met afgryzen; als het hoogde gojd aanziende de zekerhêid om voor altoos eene plaats te bcwoonen, naast aan die welke de asch bevat van het voorwerp dat hy noch bemint (want gy weet dat alleen een middenmuur ons affcheid van het klooster....)  18 DE SLACHT-OFFERS van KLOOSTERDWANG, picard. Van die nonnen , hy welke onze arme Eugehia haaren laatften adem heeft uitgeblazen; ik weet het: dat klooster is onder het beduur van pater Laurens. pater louïs. Ja onder zyne beftuuring— dat is alles gezegd. PICARD. Wel nu, pater? De heer Dorval ? pater louïs. Hy onderftcunt zelfde oogmerken van onzen opperden; hy dringt met drift aan op het tydftip, waarop hy zyne vryheid zal verliezen, waarop hy, zichzelv'verloogchenende, zich voor altoos dienstbaar maaken moet aan de grillen, aan de willekeurige bevelen, aan het tirannie juk van ecnen man, zelden gevoelig, dikwyls onrechtvaardig, en byna altoos overgegeevcn aan de driften der waereld, die hy in zyn hart koestert, en die hy firaft in alles wat hem omringt. " picard. Zo als het my tocfchynt, kent gy uwe medebroeders wel en het is morgen dat de arme heer Dorval... zo veel minzaamheid, zo veel verdand , zo veel geest, zulke aanmerkelyke fchatten in een klooster te begraaven • pater louïs. Het is niet de minzaamheid, het verdand , de geest , die hem heeft doen bcgeeren by hen, die ons beftuurèn. Maar hy is onnoemlyk ryk , en hiervan is men niet onbewust. picard. Zeer wel! PA-  TOÓNEELSPEt. 19 PATER. L O U ï S. Maar uw meester komt niet, en zo men in het klooster gewaar wierd dat ik was uitgegaan ik moet u nood- : zaakelyk veflaaten... ondertusfehen had ik wel gewenscht ■ mynheer De Francheville te fpreeken. PICARD. E!k oogenblik kan hy hier zyn .. . maar, 't geen gy 1 hem te zeggen hebt, zoude ik niet kunnen..? PATER LOUIS. Myn vriend! ik moet hem fpreeken..- de tyd dringt i my . . . verzoek hem" , fpoedig na zyne aankomst, I dat hy zich naar myn klooster begeeft. . . ten minnen dat ik hem voor het eindigen van den dag zie. Het geen I ik hem te zeggen heb , is van groot gewigt.... het is 1 mynheer Dorval dien hy zal verpligfen; mynheer de ' Francheville zal zo goed zyn naar pater Louïs te vraagen. PICARD. Pater Louis!... ik zal het onthouden. PATER LOUÏS. Vaar wel! zeg niet dat gy my gezien hebt. Het zal niet i nodig zyn u hef* geheim aan te bevoelen van de wyzé r ivaarop ik u van onzen opperden heb onderhouden. PICARD. Zyt niet ongerust. Men is tot myne jaaren niet geko1 men, zonder te kunnen beoordeeien 't geen men zeggeri I óf het geen men zwygcn móet. PATER LOUÏS. Vaarwel, mynheer Picard. B a iU  DE SLACHT-OFFERS van KSOOSTERDWANG, picard. Ik groet u, pater; (Hy begeleid hem tot aan de deur.") om niet gezien te worden , zoud gy den tuin kunnen doorgaan.... klim deczen trap af... daar.... zeergoed. ZESDE T O O N E E L. pi card, alleen. Zie daaricmant, die niet te onvreden zyn zal, indien't geen men ons van Parys meld ter uitvoer word gebragt... ik geloof dat hy wel ras van kleeding zal veranderen... Die pater Laurens, met zyne neêrgeflagen oogen, met zyn geplooid gelaat... een nonnenklooster naast het zyne... geene andere fcheiding dan een middenmuur ... dat alles heeft wel het voorkomen ... ach , Picard I Picard! het geen gy daar zegt is niet menschlievend... myn God ! myn God! wat is men genegen om van zynen naasten kwaad te denken... maar, wat is dat? wat is dat? ik hoor gerucht., men fpreekt luid op de trappen... het gei aas vermeerdert... zou het mynheer zyn? Z E F E N D E T O O N E E L. picard, de bedienden, mynheer de francheville. De deuren worde» geopend, de bedienden treeden met gedrang binnen. de bedienden, tegen Picard. Zie daar, zie daar, mynheer Picard! zie daar mynheer. pi-  TOONEELSPEL. « , -picard, den heer De Francheville te gemoeigaande. Myn meester, myn waarde meester! (Alle dc bedienden omringen mynheer De Francheville . hem de oprechtjts genegenheid betuigende , en hy geeft hen blyken van zyne aandoening?) Zyt gy daar eindelyk , mynheer, zyt gy daar? zyt welkom! mynheer de francheville. Zyt gy het, myn goede Picard!... goeden dag, myn oude vriend , hoe vaart gy ? picard. Ver-wonderlyk, mynheer, verwonderlyk; en gy? mynheer de francheville. Wel , myn vriend! wel; verrukt -van.u weêr te zien., zo als ook u allen , myne kinderen ! allen. En wy dan, mynheer, en wy! de eerste knecht. Hebt gy een goede reis gehad, mynheer? mynheer de franc HEVILiE. Ongemeen. de huishoudster. Is de overtocht lang geweest? mynheer de francheville. Leng en verdrietig... byna twee maanden. de huishoudster. Gy zult wél vermoeid zyn? mynheer de francheville. Ik! in't minste niet; kan ik dan niet tegen de moeite? DE huishoudster. Daar is niets aan gelegen , men is geen yzer... maar B 3 8/  22 DE SLACHT-OFFERS van KLOOSTERDWANG, gy zult hier uitrusten ... wy zullen wel zorg voor u draaien; het is als een droom u te zien... Die arme goede man! weet gy wel dat het by de twee jaaren is, dat gy ons hebt verlaaten? mynheer de francheville. Ja , myne vrienden, ik heb wel befpeurd, dat gy my miste, en het is met een levendig vermaak, dat ik my in Üt midden" van u weer vindo. Zyn myn broeder en myne zuster noch niet aangekomen? picard. • Zy zullen zich niet ophouden ; ik ben gerust dat zy binnen een nur hier zyn zullen; zy zullen voorzeker van de laatften niet willen zyn , cm u geluk te wenfehen met uwe nieuwe waardigheid. mynheer de francheville. Ik ben de oprcebtfte dankbetuigingen fchuldig aan myne medeburgers... gcwoor.lyk vergeet men de afwezenden. Zy hebben zich verwaardigd aan my te deuken— zy hebben my tot Mairc van onze (tad verkoren. pic ar d. Gy zoud de voorkeuze niet hebben gehad, indien men een' eerlyker man gekend had.... Myne vrienden! mynheer zal misfehicn verkiezen alk'én te zyn; 'er is beneden genoeg voor u te doen , en ik geloof dat het van pa» zyn zou.... eerste k ne c h t. Ik zal het rytuig ontpakken. de huishoudster. Ik zal u helpen. ■ tweede knecht- Zo mynheer iets begeert, wy zyn daar. myn-  TOONEELSPEL. 23 MYNHEER. DE FRANCHEVILLE. Picard zalby my blyven.... Gaat, myne vrienden! ik breng uit afgelegen landen het een en ander, waarmede ik u zal bewyzen , dat tyd en afftand u uit myn geheugen* niet uitgewischt hebban- QZy vertrekken.') A G T S T E T O O N E E L. MYNHEER DE FRANCHEVILLE} PICARD. PICARD. Gy zyt altoos dezelfde. Gy zoud u zelven vergeeten, om u met anderen bezig te houden. MYNHEER DE FRANCHEVILLE, zich Zettende. En zonderanderen, wat zou ik met myzel ven doen ? zich te doen beminnen , is genieten; en om dat geluk te fmaaken, moet men weeten zichzelven te beminnen maar kom toch, dat ik u omhelze! PICARD. Myn waarde meester! MYNHEER DE FRANCHEVILLE. Het is wel al zeer lang, dat ik u niet gezien heb. Het is lang geleden dat gy my niet beknord hebt. PICARD. Ach! beknord! MYNHEER DE FRANCHEVILLE. Ja, ja , fomtyds,... gy befchouwr my altoos als noch ■maar zó'groot.... doch., gy hebt dikwyls gelyk; want, met de beste voornemens der waereld , gebeurt het my dikwyls dat ik verfcheiden z,othèden bega. B 4 PI"  S4 DE SLACHT-OFFERS van KLOOSTERDWANG, PICARD. Dat zou het eerst van myn leven wezen zulks te zien. Maar het is nier genoeg dat gy altoos gclyk hebt, gy moet ook voorkomen dat uwe vrienden geen ongelyk hebben; gymoetu niet vergenoegen met altoos wél te doen, maargy moet ook anderen behoeden voor het gevaar van kwaad te doen. MYNHEER DE FRANCHEVILLE. Verklaar u! PICARD. Uw beste vriend, Dorval, die waardige en beminnelyke man. . . , MYNHEER DE FRANCHEVILLE. Zwyg to.ch ... ik wilde u van Eugenia niet fpreeken .... ik heb myzelven gedwongen van my te verW.yderen alles, wat eene zo waarde gedachtenis in myn geheugen kun herroepen. PI CARp. Ik zal 'er niets meer van zeggen. MYNHEER DE FRANCHEVILLE, Ach', het is nu reeds tc laat! gy hebt begonnen, voleind nu. Ja, laaten wy van haar fpreeken, fpreeken wy van myne nicht, van myne beminnelyke en ongelukkige Eugenia wy hebben haar dan verloren! PICARD. Het is byna een jaar. MYNHEER DE FRANCHEVILLE. Ach , myne zuster, myne zuster! zult gy 't u zelve poit kunnen vergeeveu ? PICARD. Het v/as naauwlyks zes wecken na uw vertrek dat me-  TOONEELSPEL. 25 mevrouw eene noodzaakelyke reis naar Parys voorwendde. Mynheer de St. Alban, die haar nooit heefi durven tegen fpreeken, bewilligde daarin . . . maar men kon Eugenia niet derwaarts brengen, men kon niet. Haar vader vroeg, befchroomd, welke reden'er tegen waren... 'Er was een biechtvader, wiens oog en gelaat feheenen te kennen te geeven dat de zaak onmoogdyk was; en: het kan niet zyn! was het eenige antwoord, dat de heer de St. Alban ontfing. MYN HEER DE FRANCHEVILLE. Tk heb deii buigzaamen flikflooienden befturer altoos verfoeid. PICARD. Verfoeid! ... niet meer dan ik, dat kan ik u verzekeren. Men fprak om mejuffrouw rot de te rugkomst van mynheer en mevrouw in een klooster te plaatfen, en den fcheinheiligen monnik wierd de zorg opgedragen een klooster uit te kiezen, cn de voorkeur wierd met reden gegeeven aan het geestehk gedicht, grenzende aan zyn klooster, en welks abdisfe onder zyn beduur is. Alles wierd gereed gemaakt; Eugenia fehrcide, was wanhoopend; mevrouw klom in haar rytuig, nadat zy wel verzekerd was, dat haare dochter van de waereld door ondoordringbaare traliën was afgefcheiden. Maar, het geen my verbaasd heeft, en waarvan ik noch geene reden kan geeven, is, dat zy by haar vertrek aan de abdisfe bevolen heeft, dat niemant Eugenia mogt naderen, mynheer Dorval zelfs niet, die ondertusfehen als toekomende echtgenoot wel eenige uitzondering verdiende. Bs MYN-  26 DE SLACHT-OFFERS van KLOOSTERDWANG, mynhf.fr de francheville. Dit bevel is my zo zonderling als u voorgekomen .... Dorval heeft het my gefchreven .... maar ik bcfchouwde dit verbod als een ovcrblyffel van myn zusters neiging, aangaande eene verbindtenis zo geheel ftrydig met haaren hoogmoed. Trotsch op haaren adel, fcheenen het verftand van Dorval, zyne zeden, de achting die hy genoot, en zyne onfehatbaare rykdommeu geen genoegzaam tegenwigt aan de geboorte, die zy geloofde recht te hebben van haaren fchoonzoon te vorderen. Dorval aanbad haare dochter, Dorval wierd van haar bemind, St. Alban bewilligde in hunne vereeniging, ik verzocht nadrukkelyk de beveiliging daarvan, maar wy zouden niets verkregen hebben , indien ik niet gedreigd had om op andereu te doen overgaan die ryke nalaatenfchap, welke ik aan myne waarde Eugenia had toegedacht. picard. Men heeft toen ter tyd den dwang moeten toegeeven, maar gy waart vertrokken, en de biechtvader had alles smvergeftooten. Die arme heer Dorval was wanhoopend; ik vertroostte hem zo goed als ik kon; maar ik zelf had fchielyk troost nodig. Mejuffrouw wierd onpasfelyk .... de ziekte maakte foelie voortgangen . . . . zy was befmettelyk .... het was verboden Eugenia te naderen .... ik verzette my daar tegen , ik wilde haar zien . .. zy was dood . . . drie dagen . . . drie dagen naauwlyks ... en de arme Eugenia was in het graf. Ik meende myn verftand te verliezen.... ik fchreef op liet oogenblik naar Parys ., . mevrouw . . . men  TOONEELSPEL. *7 men moet haar recht doen . . .. zy vernam niet zo haast dat verfchrikkelyk nieuws, of kwam herwaarts .... zy was ontroostbaar, en wy geloofden, dat zy haare dochter in 't graf zou volgen. Wat mynheer Dorval aangaat, ik zal u zyne wanhoop niet affchilderen; maar, het geen ik nooit heb kunnen begrypen, is, dat pater Laurens zyn geheel vertrouwen bezat. Het is in den boezem van hém, wiens raadgeevingen hem van Eugenia hadden gefcheiden, dat hy de zwaarte van zyne droefheid deed rusten en vertroostingen zoeken Einde- }yk heb ik vernomen dat mynheer Dorval aan de waereld vaarwel zegt; en morgen, mynheer! morgen zal hy zyne geloften afleggen. MYN HEER DE FRANCHEVILLE. Morgen? Doival! groote God! PICARD. Een geestelyke, een der paters van het klooster, 't welk hy verkozen heeft, is zo even van hier vertrokken. Hy wilde u fpreeken. Hy heeft het voorkomen van een' eerlyk' man. Het geen hy voorgeeft u te willen zeggen is, heeft hy my verzekerd, van het uiterfte gewigt. Het is over mynheer Dorval, dat hy u wil onderhouden . .. hy verwacht u in zyn klooster: gy hebt maar naar pater Louïs te vraagen. MYN HEER DE FRANCHEVILLE. Ik vlieg daar heen, ik zal niet dulden . . . Dorval!. . . ik wil weeten.... NE-  i8 DE SLACHT - OFFERS van KLOOSTERDWANG, NEGENDE T O O N E E L. de vorigen, de eerste knecht. de knecht. jMyriheer . . . mynheer .... zie daar mynheer en mevrouw de St. Alban: het rytuig rydt de plaats op. mynheer de francheville. Myne zuster! ik vlieg in haare armen ... zy heeft haar ongelyk erkend . . . . zy heeft haare dochter beweend ... dit denkbeeld bevredigt my met haar . .. (Het foutrait ziende) ó! Myne arme Eugenia! maar deeze zo ilerk gelykende beeldtenis zou de droefheid der moeder vernieuwen: (Hy trekt een gordyn over het tafereel.) laaten wy aan haar gezicht onttrekken alles wat ons van het waardfte voorwerp overig blyft .... Picard! ik zal Dorval gaan zien .' . . ik zal hem fpreeken ... ik zal hem weeten te ontrukken.... Myne vrienden, zyt indachtig, mevrouw de St. Alban wel te ontfangen : zy heeft hoogmoed, ik weet het, valfche begrippen van godsvrucht, een belagchelyke vooringenomenheid voor •haar' listigen befturer; maar, als het hart goed is, moet ,men de dwalingen van het verftand verfchoonen. Einde van het eerste bedryf. TWEE-  TOONEELSPEL. aj> TWEEDE BEDR.YF. EERSTE T O O N E E L. mynheer. en mevrouw de st. alban, mynheer de francheville, picard, andere bedienden. mevrouw de st. alban, in reisgewaad, en zich in eeii armftoel werpende. A ch ! we/k eene beweeging, welk een gefchreeuw, welk eene raazende blydfchap! ik berg my hier, ik hoop dat zy my niet zullen vervolgen. mynheer de st. alban. Maar, vrouwlief! mynheer de francheville. Maar, zuster! mevrouw de st. alban. Ach, hemel! hoe! daar zyn zy weêr! . .. picard. Neen, mevrouw, gy zult u niet verbergen voor de betuigingen van onze tederheid? de huishoudster. Gy zult de bewyzen van onze genegenheid niet verwerpen ? de eerste knecht. Van ons vergenoegen? de tweede knecht. Van onze vriendfchap? mevrouw de st. alban. Van hunne vriendfchap? en federt wanneer zyn wy zulke goede vrienden?  3o DE SLACHT-OFFERS van KLOOSTERDWANG, mynheer. de st. alban. Hun hart fpreekt. mynheer de francheville. Goede harten, die u beminnen. , picard. Het is byna een jaar, dat wy u niet gezien hebben.. . de huishoudster. En wanneer men zo lang van zyn meesters verwydcrd is. de eerste knecht. Is het zeer eenvouwdig, aan hen te betuigen de blydfchap die men gevoelt in hun byzyn. mevrouw de s t. alban. Het zy zo; maar dat vergenoegen kan zich vertoonen op eene wyze, een weinig meer eerbiedig.. . . Ik neem van u in dank aan het geen gy uwe vriendfchap noemt— mar.r ik ben noch niet gefchikt voor die foort van vertrouwelykheid, die gy tusfehen ons wilt oprichten. Gaat, myn kinderen! gaat uwe plichten volbrengen, dat zal veel beter zyn , dan die ongemanierde blydfchap, waaraan gy u thans overgeeft. de huishoudster, in 't heengaan, tegen mynheer De Francheville. Gy hebt ons zó niet ontfangen, mynheer! de eerste knecht, weggaande. Zie daar de vriendfchap wel beloond. de tweede knecht. Wyzullen ons in 't vervolg wel verbeteren.(Zv vertrekken.') T WE E-  TOONEELSPEL. TWEEDE T O O N E E L. MYNHEER EN MEVROUW DE ST. ALBAN, MYNHEER DE FRANCHEVILLE, PICARD. - MEVROUW DE ST. ALBAN. "Wat zegt hy? MYNHEER DE ST. ALBAN* Hy zegt, of ten minsten hy moet denken, dat men fpyt zou hebben bemind te weezen, als men niets gedaan heeft om het te zyn. MEVROUW DE S T. ALBAN. 6! Ik weet wel, mynheer! dat gy hunne liefkozingen beantwoord hebt. MYNHEER DE FRANCHEVILLE. En ik ook, zuster! MEVROUW DE ST. ALBAN. U aangaande, broeder! daaraan twyfel ik niet. MYNHEER DE FRANCHEVILLE. En gy doet my recht. MEVROUW DE S T. ALBAN. Het is zonder twyfel door uwe raadgeevingen dat zy by my komen beproeven de voorrechten dier gelukkige gciykheid, die tegenwoordig by ons heerscht. MYNHEER DE FRANCHEVILLE. Men raadpleegt de aandrift van het hart niet. Ik heb haar aangemoedigd u hunne blydfchap uit te drukken , die uwe te rugkomst hen inboezemde. Zo ik uw onthaal voorzien had, zou ik hen eenen gantseh anderen raad hebben gegeeven. MS-  32 DE SLACHT-OFFERS van KLOOSTERDWANG, mevrouw de st. alban. Picard!. . . Is pater Laurens van myne aankomst verwittigd? picard. Ik weet het niet, mevrouw! mevrouw de st. alban. Heeft men niet dagelyks naar zyne gezondheid gaan verneemen ? picard. Zy heeft geene de minfte verandering ondergaan, mevrouw ! mevrouw de st. alban. De Hemei zy gedaiikt! Ga op (taanden voet hem zeggen dat ik hier ben, en dat ik hem nooit vroeg genoeg kan wederzien. mynheer de francheville. Vrees niets, zuster! hy zal zich niet doen wachten. (Picard vertrekt.) DERDE T O O N E E L. mynheer en mevrouw de st. alban, mynheer de francheville. mevrouw de st. alban. Tk heb gebeefd toen ik het verfchrikkelyk toeval heb vernomen, 't welk het heilig huis, dat hy bewoont, aan de vlammen heeft overgeleverd. mynheer de francheville. De fchade is, zegt men, aanmerkelyk geweest. Een ge-  TOONEELSPEL. 33 geheele vleugel van het klooster, en juist die, welken uw beftuurder bewoonde. is eene prooi van den brand geworden. MEVROUW DE ST- ALBAN. De heilige man heeft gebeden, en de vlam heeft haare verwoestingen geftaakt. MYNHEER DE S T. ALBAN. De heilige man heeft gebeden, myne waarde vriendin! eh de algemeene byftand alléén heeft den brand beteugeld MEVROUWDE ST. ALBAN. Wat gelieft u , mynheer? MYNHEER DE FRANCHEVILLE. Laat ons Pater Laurens daar laaten. en vergun my , zuster, u te doen opmerken, dat het byna twee jaarenis, dat ik u niet gezien heb, en dat gy my noch niet eens hebt omhelsd. MEVROUW DE ST. ALBAN. De ongelooflyke drift van uwe en myne bedienden heeft alléén my dit verwyt op den hals gehaald. . . gy weet wel, broeder, dat ik u altoos bemin. MYNHEER DE FRANCHEVILLE. 't Is my fomtyds nodig, dat gy my daarvan verzekert. MYNHEFR DE ST ALBAN. Gy hebt ongelyk, Francheville: de gevoelens van myne vrouw omtrent u zyn niet dubbelzinnig. MEVROUW DE ST. ALBAN. Och! geloof niet dat hy daaraan twyfelt— maar hy rrioet knorren, dat is eene behoefte voor hem. (Zy word, op de la fel, de nationale fjerp gewaar, die de maire van eeneflad draagt.) wat is dat, wat is dat daar? MYNHEER DE FRANCHEVILLE. Het is myne fjerp. MEVROUW DE ST. ALBAN. Hoe! uwe fjerp? G MYN-  34 DE SLACHT-OFFERS van KLOOSTERDWANG, mynheer de s t. A ï. e A n. Wel ja! het is het eereteeken van denmaire der ftad, ett gy weet wel dat hy daartoe verkozen is. mevrouw de st. alban. Ach! ik had het vergeeten... die foort van dingen... myn hf, er de francheville. Ik hoop dat gy my zult geluk wenfchen met eene zo vereerende ondcrfcheidirg. mevrouw de st. alban. De marquis De Francheville, langen tyd vereerd met de gunften van het hof, door zynen koning tot de aanzienelykfte bedieningen verheven, wiens huis zich kan vleijen eene der eer/ten van het koiiisgryk te zyn; mynheer De Francheville befchouwt het ampt van een' maire eencr kleine ftad als eene plaats van onderfcheiding! mynheer de francheville. Ja, zuster! Ik ben de voorige trappen van eer, langs welken ik den naam verkregen heb, dien men gewoon was als iets wezenlyks te befchouwen, verfchuldigd aan den invloed myner bloedverwanten, aan de gunst, die zekere perfoonen , die my genegen waren, genooten. Myne ftaatzucht was bevredigd, maar myne eigenliefde was niet voldaan: ik had niets verdiend. Men beloonde, in my, myne braave voorvaderen. De zaak is hier zeer verfchilleud Men gelooft in my onderfcheiden te hebben de kiem van fommige deugden , en myne medeburgers, eenftemmig van gevoelen, hebben my eene eer toegekend , die hunne achting, en de hoop, die zy van my hebben opgevat, bewyst: zo de hoogmoed fomtyds verdraaglyk is, geloof ik, dat me» te-  TOONEELSPEL. 35 tegenwoordig my zou kunnen verfchoonen, dien te gevoelen. MEVROUW DE S T. ALBAN. Welk eene kleinhartigheid! In waarheid, ik herken u niet. Die (temmen, aan welken gy uwe. nieuwe waardigheid verfchuldigd zyt, zyn u gegeven door lieden, wier achting voorzeker wel eene vleijende fchatting is! MYNHEER DE FRANCHEVILLE. Zy zyn goede burgers, zy zyn menfehen. MEVROUW DE ST. ALBAN. Ach! Ziedaar het groot bewys der wysbegeerte!... Menfehen, uw's gelyken, niet waar? uw's gelyken? MYNHEER DE FRANCHEVILLE. Ja! rnyn's gelyken , ja, myn's gelyken. MYNHEER DE ST. ALBAN. Nu, broeder! laat ons dit onderzoek daar laaten ; na eene zo lange fcheiding, moeten wy elkander wel andere zaaken te zeggen hebben- MEVROUW DE ST- ALBAN. Mynheer de St. Alban heeft gelyk.... gy weet, dat onze beginzelen in dat opzigt nooit eenftemmig zyn geweest, en zelfs dat wy zyn overeen gekomen om daarvan nooit meer te fpreeken. MYNHEER DE FRANCHEVILLE. Ik ben niet begonnen. Ja, na een zo treurig afzyn, behooren wy aangenaamer ftof tot onderhoud te hebben, en die eene tedere vriendfchap onuitputbaar moet maaken. MEVROUW DE ST. ALBAN. Ach, broeder! ik zie u met veel vermaak weder: C 2 «we  36 DE SLACHT-OFFERS van KLOOSTERDWANG, uwe tegenwoordigheid alhier, waarde broeder! zou voor myn hart eene aangename vertroosting geweest zyn... gy weet ons ongeluk?... gy weet alles wat ik verloren heb? mynheer de francheville. Zuster! verwyderen wy dit denkbeeld.... mynheer de s t. alban. Ach, Francheville! het is eene eeuwige bron van traanen. mevrouw de st. alban. Eugenia! Eugenia! mynheer de francheville. Myne zuster! myn waarde broeder! ... ik veroordeel uwe traanen niet... de mynen zyn gereed zich met de uwen te vermengen.... wee de ongevoelige zielen ! VIERDE T O O N E E L. de vorigen, pater laurens, picard. picard. Pater Laurens. mevrouw de st. alban, haastig opfiaande, en den geestelyken te gemoet gaandeKen , myn vader! hoe komt gy van pas! uwe godvruchtige raadgeevingen alleen kunnen my te rug brengen tot die onderwerping , welke een al te dierbaar aandenken thans in myne ziel beftryd. pater laurens. De Hemel kent de wenfehen , die ik dagelyks hem eerbiedig durf opdragen voor mevrouw de gravinne em  TOONEELSPEL. 37 fin mynheer de graaf. Ieder oogenblik, federt uw vertrek, heb ik hem gefmeekt voor u te waaken, en van U te verwyderen de famenfpanningen der boozeu, den geest van zwymeling, die geheel Frankryk fchynt bemagtigd te hebben, en de verborgen ftrikken van den eeuwigen vyand der menfehen, wiens ontwerpen de vermetele invoerers van nieuwigheden hedendaags trachten te volvoeren. MEVROUW DE ST. ALBAN. Ik heb nimmer getwyfeld aan het belang dat gy in my (lelt, myn vader! MYNHEER DE ST. ALBAN. Ik dank u, mynheer! voor het geen gy my betuigt, maar ik fmeek u, dit niet uit te ftrekken tot zaaken waarover men niet meer eenftemmig kan denken. Laaten wy de zaak van den hemel niet vermengen met die van het vaderland. God, van wien menfehen van uwen ftaat mecnen het recht te hebben werktuigen te zyn, God alléén kent de geheimen van het hart, hy-ailéén beftuurt de fpringveêren, die Ons doen bewcegen, en wy behooren te denken, dat het geen hy toelaat altoos het meest dienstig is aan de algemeene orde. PATER LAURENS. De algemeene orde, mynheer de graaf?. ... als alles vernietigd is, als de majefteit der koningen, als de heiligheid der rechtbanken, als de eerdienst, zelfs als de godsdienst— MYNHEER DE FRANCHEVILLE. Niets is vernietigd, myn vader! alles is geëerbiedigd, alles beftaat; de koning heeft niets van zyne magt verC 3 lo-  38 DE SLACHT - OFFERS van KLOOSTERDWANG, loren, dewyl hy demagt behouden heefr van wél te doen. Nieuwe rechters verheffen zich, en hunne bediening zal niet meer bevlekt worden door het vuig belang, dat zo lang derzelver verrichtingen verlaagde. De eerdienst is altoos dezelfde, en de misbruiken, waarvan men dien ontdoet, auwk«n den godsdienst niet uit. Het is niet zonder 'oorzaak , dat men moet opklimmen tot de bron dier onmeetelyke rykdommen, vergaderd door de bedienaaren van dien zuiveren godsdienst, wiens goddelyke mfeller arm leefde en ftierf; en misfchien zal men hen doen te rug keeren tot bunne eerfte 'mftcllingen , van welken onze vooroordeelen hen al te zeer verwyderd hebben. Ik geloof dat men het beflaan van die menfehen vreemd kan vinden, die aan God belooven de menfchel)khcid af te zweeren , nutteloos voor hunne medemenfehen te leeven en te fterven, in alles de bedoeling der natuur tegen te gaan, en de maatfehappy vaar wel te zeggen om haar onderhoud te verflinden. Zy , die van deze misbruiken leeven, ik weet her, kunnen vreczen , dezelven vernietigd te zien ; maar de geest, die zulke groote veranderingen zal bewerken, moet geen dwaalgeest, deze ver-r betering geen werk der duisternis zyn ; en de eeuwige vyand der menfehen , om uwe taal te fpreeken , moet niet verdacht worden , hen in te boezemen 't geen hen tot het geluk kan leiden. Ziedaar myn gevoelen; zo het u vreemd is, des te erger voor O. PATER LAURENS. Ik zal hierop biet antwoorden, mynheer! ik heb het geluk riet u re hhaagen : ik heb dit federt lang befpeurd , en hetgeen ik a zou zeggen, zou u altoos verdacht  TOONEELSPEL. 19 tlacht zyn. . . Mag ik aan mevrouw de gravin vraagen naar de oorzaak der ontroering, waarin ik haar, by myne intrede in dit vertrek, meende te zien? mevrouw de st. alban. Ach, myn vader! pater laurens. Gy gevoelde, zcide gy, uwe onderwerping op het punt van te bezwyken. mevrouw de st. alban. Wy hebben van Eugenia gefprokcn. pater laurens. En uwe gevoelige ziel is bewogen.... Ach , wat verlies ! wie kon, beter dan ik-, de verdienste deezer belangryke perfoon kennen ! Door u gelast om haar op den weg des heils te geleiden, heeft niemant beter van de zuiverheid haarer ziel kunnen oordeelen— Maar hy, die het goede en het kwaade uitdeelt, hy , die niet wil dat. wy ons te veel zullen hechten aan het vcrgangkelyk geluk, dat men op de aarde geniet, hy, die ons doordeteleurftellingen leert, ons gezigtniette wenden dan naar de eeuwige gelukzaligheid, God, u door droefheid beproevende, heeft de deugden uwer dochter bekroond; maar in de traanen, die gy ftort, fmaakt gy ten minften het zoet, te denken dat Eugenia, ontllagen van de moeilykheden des levens, bevryd van de Krikken, zonder ophouden voor de onfchuld gefpannen , onttrokken aan de gevaaren van in een oogenblik de vruchten ee^ ner beftendige godsvrucht en een voorbeelde'yk gedrag te verliezen , nu en voor altoos gelukkig , u opwacht hl het verblyf der vrede en van het volmaakt geluk. C 4 .me-  40 DE SLACHT-OFFERS van KLOOSTERDWANG, MEVROUW DF. ST. ALBAN. , Dit denkbeeld alléén, en uwe vertroostingen, hebben myne wanhoop kunnen doen bedaaren. PATFR LAURENS. Ons hart is bemoedigd, als het zich geen verwytingen te doen heeft, en in het ongeval, waarvan gy den flag op nieuw gevoelt, hebt gy ten minnen aan u zelve kunnen zeggen... MYNHEER DE ST- ALBAN. Heeft men zich niets te verwyten , mynheer! als men aan gevaarlykc raadgeevingen het oor leent? MYNHEER DE FRANCHEVILLE. Als men gehoor geeft aan trouwlooze inboezemingen faan eene kwalyk begrepen godsvrucht? MEVROUW DE ST- ALBAN. Wat zegt gy toch, mynheeren! MYNHEER DE ST. ALBAN. Ik zeg dat ik myne dochter heb verloren. MYNHEER DE FRANCHEVILLE. En dat hy, die u het plan, dat gy gevolgd hebt, heeft kunnen inboezemen , en dat ons Eugenia kost, het fuoodfte of het domftc van alle wezenf is. MEVROUW DE ST. ALBAN. Gy word haastig, broeder! gy vergeet PATER LAURENS. Helaas, mevrouw! men befchuldigt u niet, maar my... het vooroordeel, de onrechtvaardigheid, ik moet alles verdraagen zonder morren, myn godsdienst gebied het my. In 't midden van zo veele droefenisfen vertroost my de Item van myn geweten, uw getuigenis,mevrouw!  TOONEELSPEL. 41 en de Hemel, die de zuiverheid myner inzigten kent. Vergun my te vertrekken, ik zie dat myne tegenwoordigheid hier mishaagt; en onderricht, gelyk ik was,van de vyandfchap die men my toedraagt, zou ik my ontflagen hebben hier te verfchynen, zo myne verknochtheid aan mevrouw de gravin , en de verzoeken van een' eerwaardig' en ongelukkig' man het niet bevolen hadden. mevrouw de st. alban. Neen, myn vader! gy zult my niet verlaaten. Anderen kunnen onrechtvaardig tegen u zyn, maar ik zal het nooit wezen... Wie is de man, in wien gy belang neemt? wat kan ik voor hem doen? pater laurens. Mynheer Dorval — mynheer de francheville. Wel nu? mynheer de st. alban. Spreek mevrouw de st. alban. Is hy het, van wien men fpreekt? pater laurens. Eindelyk is zyn proeftyd geëindigd... morgen zal hy pyne geloften doen. mynheer de st. alban. Dorval? morgen! mynheer. de francheville. Het is dan waar? mynheer de st. alban. Wat geluk ftaat hy te genieten! C S pa-  42 DE SLACHT-OFFERS van KLOOSTERDWANG, pater laurens. Maar eer hy de waereld voor altoos vaar wel zegt, eer hy de banden geheel verbreekt, die hem zo lang aan de maatfehappy geketend hebben, verzoekt, fmeekt by de gunst, de weldaad, noch eens een eerwaardig gezin tc zien, dat het zich tot geen oneer zou gerekend hebben, hein tot fchoonzoon aan te necmen. mynheer de s t. alban. Ach! laat hem komen! mynheer de francheville. Laat hem komen, onze armen zyn voor hem geopend! mevrouw de s t. alban. Maar, neen, wacht!... ik zie niet dat het noodzaakelyk zy... pater laurens. De waare vroomheid is altoos medelydend.... m F vrouw de s t. alban. Ach' gy hebt gelyk. Wy kunnen ons niet ontdaan hem te onttogen: gaa hem haaien, myn vader! en zeg hem— pater laurens. Hy is hier.... hy wacht my in het naaste vertrek; ik durfde niet, zonder u alvoorens te waarfehouwen... mynheer de francheville. Haasten wy ons!... • pater laurens. Neen, blyf. • • • my nheer de st. alban. Picard! Picard!.... yr F-  T O O N E E L S P E L. 43 V T F D E T O O N E E L. pe voorigen, picard. picard. JVTynheer? ... mynheer de francheville. Breng mynheer Dorval hier... mynheer de st. alban. Vlieg. (Picard vertrekt.) ZESDE T O O N E E L. de voorigen. pater laurens, mynheer De Francheville gedurig •weerhoudende, die Dorval te gemoet wil gaan. Ach! mynheer, welk een vriend zyt gy— gelukkig hy, die u zodanige gevoelens kan inboezemen! ZEVENDE T O O N E E L. de voorigen, dorval, picard. picard, Dorval aandienende. Mynh eer Dorval. , mynheer de francheville, naar hem toetreedende. 6 Myn vriend! mynheer de st. alban , hem in zyne armen drukkende. Myn zoon! dor- é  44 DE SLACHT-OFFERS van KLOOSTERDWANG, dorval, in het kleed van eene» nieuweling. 6, Allen die my dierbaarst zyn! het is my dan noch ver, gund u weder te zien, u aan myn hart te drukken?... Mevrouw! vergeeft gy aan den ongelukkigen Dorval? mevrouw de st. alban. Ik bedank hem zeer voor 't vermaak dat hy my verfchaft; ik heb niet vergeeten dat Dorval ten allen tyde de geliefde vriend van mynen broeder was. mynheer de st- ALLiAN. Dat hy myn zoon moest zyn. mynheer de francheville. Myn neef. dor val. Uw zoon, A myn vader! De neef van mynen vriend helaas! al die gelukzaligheid heeft flechts één oogenblik geduurd. Ik heb het geluk maar in 't verfchiet gezien, het is'ver van my gevlugt. ... en de verfeheurendfee herinneringen, traanen, wanhoop, zie daar alles wat my overig is. pater laurens.' Broeder! gy vergeet den Hemel, en den godsdienst, die onderfteunt, die vertroost. mynheer DE F r A n c ij e V 11.1. e. 6 Myn vriend! waartoe dit kleed, waarin ik u herzie?, In den bloei van uw leven, ryk, geacht, gefchikt om uw vaderland te dienen, te vereeren, waarom dit a'.les verlaaten ? waarom van dit alles afftand gedaan ? mynheer de st. alban. Wat is dat voor een hoopeloos befluit? .. co R-  TOONEELSPEL. 45. DORVAL. Hoopeloos, ja gy hebt gelylc... MEVROUW DE ST. ALBAN. Ach, myn broeder! Ach, mynheer! gy weet niet wat de fiem van eenen God vermag, die ons tot zich roept. DORVAL. Ik ben niet verblind, en ik wil anderen ook niet bedriegen .... God, myn godsdienst, ... zo die geftroken hebben, heb ik 'er niets van gehoord.... de wanhoop alleen heeft alles gedaan .... ik heb alles verloren .... ik heb haar verloren, om wie het leven my dierbaar was . . . wat zou ik op de waereld doen? ik moet haar vaar wel zeggen .... ik moet ze ontvlugten .... om zyn vaderland te dienen moet men eene fterke ziel hebben .... de myne is verbryzeld onder' het gewigt der fmart .... men moet zyne reden magtig zyn ... de myne is verloren .... de wanhoopige liefde heeft myne denkbeelden verward, myne zintuigen ontiïèïd, ... ik heb flechts één gevoel .... éénen hartstocht . . . ééne drift . . . het is de liefde. PATER LAURENS. Wat zegt gy daar, myn broeder? DORVAL. De liefde, ik zeg de waarheid Ik heb u beloofd, myn vader! de waereld te verlaaten, my voor altoos, te begraaven in het klooster, dat gy voor my geopend hebt, het zal myn graf zyn . . . morgen zal ik daarin nederdaalen, om 'er nooit weêr uit ta gaan . . . maar ik heb u niet beloofd te vergeeten dat  jfi DE SLACHT OFFERS van KLOOSTERDWANG, dat ik een hart heb , dat dit hart alles heeft verloren, dat het noch blaakt, en tot aan het graf blaaken zal, van een vuur . . . dat de Hemel niet kan afkeuren, om dat Hy het is die 't in myn' boezem ontdoken heeft. Ik heb u gezegd dat zy my zou volgen tot aan den voet des altaars ... dat ik haar daaï altoos zien, en 'er niets dan haar zien zou . . . ja . . . haar . . . haar, die met meer beftaat dan in myn hart, en 'er nooit uit zal worden verdreven. . . . Gy fchreit, myne vrienden, en waarom fchreit gy? gelooft gy dat ik ongelukkig ben? ach! de dag des ongeluks, de dag der wanhoop , was die, waarop de doodklok my aankondigde dat zy niet meer was .... de dag, waarop haar doodkist myn gezigt trof .... federt dien dag heb ik niet meer geleden . . • myne 'reden is uitgebluscht daar was een verflin- dend vuur . . . d^ar nevelen . . . maar dit vuur, dat my noch verteert . . . zy is 't, die het onderhoud .. . ik zie haar in 't midden dier nevelen . . . zy doet ze verdwynen . . • zy is daar, by my, altoos daar, ± zie haar, ik fpreek haar, zy antwoord my oordeel of ik ongelukkig genoeg ben. mynheer. de francheville. Rampzalige! in welk een' Haat . • • mynheer de st. alban. ■Ach, God! mevrouw Ei e st. alban. ■ Ach, myn vader! hoe hevig bemint hy! pater laurens. Mynheer Dorval! . . . myn broeder . . . kom tot u zeiven . . . gy doet my berouwen, u vergund te , .. myn- hebben . . .  TOÖNEELSPEL. 47 MYNHEER. DE S T. ALBAN. Twee flachtoffers! twse flachtoffers! het eene is omgekomen, mevrouw! en het andere, gy ziet het. MEVROUW DE ST. ALBAN. Ach, mynheer! fpaar my . ... DORVAL. Waar ben ik . . . en wat is 'er gebeurd ? Mynheer De St. Alban, myn weldoener . . . gy drukt my in uwe armen .... ik zie uwe traanen vlieten . . .ach, zonder twyfel ben ik verbysterd .... myn vader! ik bad u beloofd . . . maar de wanhoop . . . maar verfcheurende gedachten .... en het is in uw byzyn, mevrouw! .... ach, vergeef aan eenen rampzaligen! MEVROUW DE ST. ALBAN. Geloof, myn waarde Dorval! dat, zo ik voorzien had... geloof dat ik tot aan myn dood my zal verwyten. . . . PATER LAURENS. Uwe aandoenlykheid is al te levendig, mevrouw! uwe gezondheid al te teder, dan dat gy tegenftand zoud kunnen bieden aan de beproeving, waarop de eene en andere worden gefield . . . . gy zult 'er in bezwyken . . . God beveelt my u te zeggen, dat gy u niet langer moogt bloot Hellen. . . . MEVROUW DE ST. ALBAN. Ik zal vertrekken . . . Vaar wel, mynheer Dorval! DORVAL. Gy zult my niet verlaaten ..... maar zeg my, antwoord my; waartoe die reize naar Parys, op het tydftip waarop wy ons Honden te vereenigon? . . antwoord my. . . . v PA-  48 DE SLACHT-OFFERS van KLOOSTERDWANG j pat f r laürf.ns. Het is tyd, myn broeder! dat wy vertrekken. dorval. Neen, neen, ik blyf hier, ik ben by myn' vader. mynheer de st. alb an. Ja, myn waarde zoon! mevrouw de s t- alban. Dorval, heb mededogen! do rva l. Mededogen! hebt gy dit gehad, toen. .. ? pater laurens. Myn broeder, volg my, ik beveel het u! dorval. Morgen zal ik gehoorzaamen; van daag ben ik nog vry. (Tegen mynheer de St. Albm, op mevrouw dt St Alban wyzende,)Myn vader! zy was onverb.ddelyk... en gy ook, gy hebt my begeeven ... myn vriend, het was in myn bvzyn, dat men haar wegfleepte in dat klooster, in dat gevangenhuis, in oie grafftede... ik zie haar beiden vertrekken , zy verwyderen zich . .. gy fchreide, myn vader! gy, gy deelde in myne taarten... maar uwe echtgenoote... zy had drooge oogen... een yskoud gelaat .. . zy zag myne wanhoop zonder medeivden te hebben.... ik loop, ik vertoon my aan de poort van het klooster.... zy was voor my gefloten ... eindelyk. zes maanden verloopen, en.... wat zeg ik? zes eeuwen van taarten... en ieder dag ging ik naar 't klooster. Daar taeekte ik met eene klaagende ftem het medelyden af van een ieder die zich aan my vertoonde, en ieder dag verwierp men myiie taeekingen... eindelyk ver-  TOONEELSPEL. 49 verdooft het geluid der doodklok myn gehoor, en dringt door in het binnenfte van myn hart ik verbleek, myn bloed verftyft, ik vraag, ik onderzoek, men antwoord... zy is dood wie ? groote God ! wie ? uwe dochter, uwe nicht, myne echtgenoote Ik wil de yzeren deuren, die ons van een llhciden, verbryzelen, ik wil "derven, en de onbezielde ovcrblyffels van myne beminde met myne traanen overftroomen ; men ftoot my te rug, ik verdedig my; men fleept my weg, ik ontruk my uit de handen van hen die my vasthouden de deuren van de kerk opanen zich voor myne fchreden, verwilderd loop ik, overyl my Hemel ! wat zie ik? eene doodkist... die, welke uwe dochter, myne vrouw,myn' rykdom, myn geluk, myn leven bevat.... ik werp my daarop neêr, ik omhels ze.. . wat 'cr van haar geworden is, wat men met my federt dat tydftip gedaan heeft,- weet ik niet; ik had opgehouden te zyn, en de wreedeu hebben my niet in 't leven herroepen, dan om my aan de wanhoop over te geeven. mevrouw de S t. alban. Hy verfcheurt my het hart. pater laurens, ter zyds. Ach, wat heb ik berouw... mynheer de S t. alban. In welk een' ftaat, ó God! - mynheer de francheville. Zie uwe vrienden in uwe droefheid deel neetnen, en met u zuchten. dorval. Hier is 't dat ik ieder dag, en in uwbyzyn, haar myne D lief-  50 DE SLACHT-OFFERS van KLOOSTERDWANG, liefde betuigde, en zy my eene eeuwige tederheid zwoer. DAir was 't dat ik, met een hart vol van haar beeldtenis, beproefde, op het doek te maaien de beminnclyke trekken der hartroerend (Te fchoonheid. De liefde bekleedde de plaats der kunst, der bekwaamheid dat pourtrait (Hy word het gewaar, bedekt 7net het gordyn, waarachter mynheer De Frtnchevill» hel had willen verbergen; hy loopt daarheen, en ontdekt het.) Zie daar Zy is het, het is Eugenia. mevrouw di st. albïn, derwaar ds gaande en knielende. 6 Myne dochter!.. ik bczwyk! mynheer de francheville. Welk een tydftip! pat'er laurens, ter zyde. 6 Woede! dorval, naar mevrouw De St. Alban gaande, heft haar op, geleid haar naar een' leuningJliel, en werpt zich voor haar op de kniën. Gy fchreit gy hebt berouw... ach, ik vind myne moeder weder wend uwe oogen naar my nog een eenige blik.... het is de laatfte gy zult my niet meer zien. ... morgen.... ach, zeg my dat gy my niet haat, en dat gy my vergeeft. mevrouw de s t. alban. Ja, myn zoon! ja, myn waarde zoon, ik vergeef het u, —> dat de Hémel en uw hart het my ook konden vergeeven. pater laurens, ter zyde. Och, wat lydc ik! dorval, zich uit de armen van St. ^ilban en Fran-  TO&NEELSPEL. 51 Francheville losrukkende, en in die van Pater Laurens vallende. ïk heb nog een gelukkig uur gehad , nu kan ik de waereld affterven..... ik heb u beleedigd, ik herinner het my. pater laurens. En ïk had het vcrgceten kóm, broeder, kom: de vrede en het geluk verwachten u onder ons: omhels uwe vrienden , en vertrekken wy. dorval. Vaartwel, myne waarde vrienden, vaar wel, moeder vaar wel, ik zal u niet weder zien, maar ik zal u nooit vergeeten. mynheer en mevrouw de. St. alban, en mynheer de francheville, te gelyk. Hoe! voor eeuwig? dorval, hen omhelzende. Het is voor altoos, (Tegen mevrouw de St. Alban. leef gelukkig. (Tegen hetpourtrdit.y En gy, myne Eugenia de dood zal hereenigen 't geen zy gefcheideii heeft— kom.... laaten wy vlugten.... vaar wel. AGTSTETOONEEL. mynheer de st. alban, mevrouw de ST. alban, mynheer de francheville. (Zy blyven eenigen tyd in eene diepe ftilte, en behouden ieder die houding waarin zy waaren by het vertrek van Dorval. mevrouw de st. alban. Ja, ik heb uwe verwyten verdiend, ó al te ongeluk9 a ki-  52 DE SLACHT-OFFERS van KLOOSTERDWANG, kige minnaar! ja, ik ben daarvan de oorzaak, en kan niet zeggen de oufchuldige mynheer de st. alban. De herinneringen aan het voörleedene kunnen niet dan liwe droefheid vermeerderen, en zullen u niet te rug geeven 't geen wy hebben verloren. mynheer de francheville. Gy ziet waar heen een blind vertrouwen, een bygeloovige godsvrucht, en dweepzuchtige en trouwelooze raadgeevingen, u hebben vervoerd. mevrouw de st. at.ban. Ach, befchuldig pater Laurens niet, broeder! hy heeft zich kunnen bedriegen, maar zyn hart kan niet fchuldig zyn. mynheer de francheville. Ik wensch het om hem maar ik heb moeite het te ^elooven. Deze foort van menfehen, zuster, handelt nooit zonder beweegreden: men moet dikwils zeer hoog opklimmen om het punt te bereiken, van waar de eerfte draad hunner geheime ftrikken afdaalt. mevrouw de s r. alban zw ygt /lil, ziet op haar' broeder als of zy hem wilde antwoorden , zy doet moeite om zich te beteugelen, en wend zich tot haar* man. Laaten wy vertrekken, mvnheer! een weinig rust zal my noodzaaklyk zyn. Het verfeheurend tooneel, dat ik heb uitgedaan, heeft aan myn hart gevoelige flagen toegebragt en de gefteldhcid, waarin ik mynheer De Francheville zie, zal aan myne ontroerde ziel die bedaardheid niet te rug geeven, welke zy zo noodig heeft. (Zy vertrekt.') myn-  T O ONEELSPEL. 53 mynheer. de st. alban, tegen mynheer De Francheville. Gy kent haare vooringenomenheid , haare zwakheid, en gy houd niet op haar in haar byzyn te hefchuldigen. mynheer de francheville. Hst fpyt my, maar ik kan myzelven niet bedwingen. Haare lichtgelöovigheid jaagt my in 't harnas, haar beftnurder verontwaardigt my, en myn tegenzin barst uit tegen wil en dank. (Mynheer De St. Alban vertrekt.) NEGENDE T O O N E E L. mynheer de francheville, alken. Ja.' ik heb ongelyk ten haaren opzigte. Eene verhitte verbeelding, een zwak hoofd, eene vreesachtige ziel, de vooroordeelen van eene verkeerde opvoeding; de vleijery, de gewaande deugden van een' loos befpiedend' man, dit alles heeft (Iimengeïoopén om haar te bederven. Het kwaad zou zonder heritel zyn, indien men in ftaat was geweest haar hert te bederven, gelyk men allengs haar verftand verbysterd heeft. Ik wil Dorval in 't geheim gaan zien. Ik wil, zo het mogelyk is, hem van zyn voorneemen afbrengen.... Maar ik vergeet.... het is pater Louis, die my, naar hy zegt, wil fpreeken die hier geweest is ; — die my in zyn klooster verwacht. Zou het nog tyd zyn? (Hy ziet op zyn horologie.) Ja, laaten wy gaan. D 3 TIEN-  54 DE SLACHT-OFFERS van KLOOSTERDWANG; TIENDE T 0 0 N E E L. mynheer. de francheville, picard. picard. Zie daar een' brief, dien men zo even brengt, en die my aanbevolen is u in eigen banden over te leveren. mynheer. de francheville. Geef bier, ,myn vriend ! ik ben genoodzaakt uit te gaan, ik zal dien by myne te rug komst leezen. picard. Lees dien oogenbliklyk , het is noodzaaklyk. De beftcller heeft het my uitdrukkelyk bevolen, het u te verzoeken. mynheer de francheville. Zonder onderteekening ! (JHy leest.) | „ Mynheer, ik ben een uur geleden by u geweest: ik „ brandde van begeerte om u te zien; gy waart noch niet „aangekomen. Een goede grysaart, een eerlyk man-, „ die in uw' dienst is, en aan wien ik my vervoegd heb, „ zal u zeggen wie ik ben. PICARD. Het is voorzeker pater Louis... lees verder. mynheer de francheville, voardgddnde te leezen. „ Kom, mynheer! ik moet u noodzaaklyk fpreeken , „ het is my onmogelyk uit tc gaan. Kom, het behoud y, van uwen vriend Dorval hangt 'er aan! Het geen ik ontdekt heb is verfchrikkelyk , afgrysfclyfc. Ik •« heb aan u verfoeijclykc geheimen te openbaaren, haast \, Wv.v. Hy, in wien g.y belang fielt , is in 'de magt •,, van  TOONEELSPEL. SS 5, van zyn' wreedften vyand; hy is zonder berftel verloren „ zo gy hem van daag niet rukt uit de handen zyner beu„ len. Morgen zal het te laat zyn , kom. AH' wat fchynheiligheid, vermetelheid, en fchelmery vereenigen kun„ nen; all' het misdaadigfte en wreedfte: zie daar het geen „ gy zult leeren kennen, en waartoe het tyd is, dat het „ geftraft worde." — Wat afgryslykheid! Dorval zyne beulen Kom aan, ik ga. Groote God ! — —• rechtvaardige God! ouderfteun myne pogingen: vergun aan de vriendfchap de rampfpoedige deugd te redden, en dat het eerst gebruik der magt, waarmede ik bekleed ben, zy, het wreeken der onderdrukte onfchuld. Einde van het tweede bedryf. 'D ER-  B6 DE SLACHT-OFFERS van KLOOSTERDWANG, DE R D • E B E D R Y F. Het tooneel verbeeld eene zaal, in het binnenfie van het klooster der Dominicanen. EERSTE TOONEEL. PATER LAURENS, PATER AMRIOSIUS. PATER LAURENS. "Vroeg hy naar pater Lou s? PATER A M BROS I U S. Ja, zeg ik u, ja, naar hem zelv\ P ATI'. R L A U R E N S. Wat wil mynheer De Francheville van pater Louis? welke betrekking kunnen zy op elkander hebben? PATER AMBROSII] S. Ik weet het niet. PATER LAURENS. Die pater Lcuïs is my reeds voorlang verdacht Hy voed grondbeginselen en eene philofophie, die hem my haatlyk maaken. Pater Ambrofius! in de gefteldheid, daar wy in zyn. hebben wy complotten genoeg van buiten af te wecren, om geehc verborgen vyanden, die onder ons leeven, te beftryden te hebben, en die te gcvaarlyker zyn, omdat zy ons van naby befpieden, en mooglyk onze geheimen doorgronden. Pater Louïs heeft mynheer De Franfcheville immers niet gezien ? PATER AMBROSl CS Mynheer De Francheville heeft zich aan my vervoegd;^ ik heb voorgegeeven pater Louïs te gaan waarfchouwen, aan  TOONEELSPEL. S7 aan wien ik uit uwen naam heb gaan aanzeggen, dat hy zich moet opgefloten houden. Ik ben te rug gekomen om aan mynheer De Francheville te zeggen , dat de geestelyke, welken hy wenschte te zien, was uitgegaan, dat, zo hy hem wilde afwachten, hem dat vry ftond, of dat wy niet zouden nalaaten den pater, by zyne te rugkomst, by hem te zenden. Hy verkiest te wachten en is nog in eene van de zaaien het begint reeds duister te worden, en welhaast zal men hem gaan kennis geeven, dat het tyd is zich te verwyderen. PATER. LAURENS. Gy hebt myne gedachten gcraaden: uwe voorzigtigheid heeft alles wecten af te weeren maar dat mynheer De Francheville pater Louïs en niet Dorval wil fpreeken , dit, verklaar ik u, verbaast my.... Ik verwachtte wel dat hy zou trachten Dorval te zien, dat hy niets zou fpaaren om hem af te wenden van het opofferen zyner vryheid— Zeker, gelyk ik ben, van Dorval, meester O-er zynen geest, en verzekerd van zyne zwakheid, zou ik my wel gewacht hebben, om aan de vruchtelooze tegenkantingen van zynen vriend weêrftand te bieden. Hy zou waereldkundig hebben gemaakt, dat ik voor myne zaak vreesde. Neen, neen, die Dorval welken Eugenia boven my verkozen heeft, die Dorval, welken ik vervloek, is de onze: zyne verdwaalde reden verzekert ons van hem voor altoos. Dat hy morgen zich aan den voer van onze aliaaren ketene; dat zyn onmeetbaar vermogen het onze worde— daarna weet gy wat ons te doen ftaat. P 5  58 DE SLACHT-OFFERS van KLOOSTERDWANG, pater ambrosius. Sedert eene maand.... heeft de dood zyn laatfte verblyf gereed gemaakt: dat hy daarin nederdaalc, en gy eindelyk gewroken word ! pater laurens. Ik hoor gerucht.... hy is het Kom.... men moet hem aan zichzeiven overlaaten: de eenzaamheid kan niet dan zyne droefgeestigheid en de verwarring zyner denkbeelden vermeerderen. (Zy vertrekken aan de eene zyde; Dorval treed aan de andere zyde binnen, de armen kruislings over elkander, het hoofd op de borst hangende: hy wandelt langzaam, gaat, en keert terug op het tooneel, hy [laat flil, wend de oogen naar den hemel, en Ipreekt by tusfehenpoozen de weinig faamhangende woorden, waarmede zyne alleenspraak begint) TWEEDE TOONEEL. dorval, alleen. Ik heb haar weêr gezien, ja, zy was het.... Eugenia.... waarde Eugenia.... ach, wat is het leven my tot een' last!... wanneer zal ik my met u vereenigen... u!... u! morgen, morgen.... Barmhartige God! vergeef my, dat ik niet aan u 't geen van my nog overig is toe- wyde.... Zy heeft myn hart vervoerd, myne zinnen myne reden.... en het is aan haar dat ik die weinige dagen Jiog opoffere, die verfchrikkelyke dagen diegy geteld hebt, en die ik zal doorbrengen met zuchten.... met jammeren over haar ik wil Eugenia! Eugenia!. .. :gy zyt niet meer, en ik leef nog.... gy zyt niet meer! een zo fchoon  T O O N È E L S P E L. 59 ichoon kunstit.uk verwoest... vernietigd.... asch.... ftof, die myne traanen , myne klagtcn niet weêr kunnen doen hcrleeven.... Eugenia, ik bezwyk DERDE T O O N E E L. dorval, mynheer de francheville. mynheer de francheville. "Welke klaagcnde toonen hebben myn gehoor vervuld! ik heb zyne Mem herkend.... hy is 't Dorval!.... myn vriend. dorval. Gy.... hier— gy? door wat voorval! mynheer de francheville. Kan ik u fpreeken... ? zullen wy alleen zyn ? gy moet my hooren. do rva l. Men kan komen Deze plaats ftaat open voor alle de geestelyken— maar overal kan men ons overvallen» overal kan men ons flooren. mynheer de francheville. Laaten wy ten minften van den tyd gebruik maaken. Zinnelooze! wat zult gy doen? Wat is uw voornoemen? waarom u leevend opfluiten in graven , bewoond door de laagfte hartstochten, of door het berouw en de wanhoop? waarom uwe vryheid opgeofferd? wat reden doet u de maatfchappy verlaaten, aan welke uwe bekwaamheden u ten eenigen tyde nuttig kunnen doen zyn, waarin Uwe rykdomracn u vergunnen gelukkigen te maaken? •aun wien zal uw vermogen overgaan? Welke menfehen zul-  6o DE SLACHT-OFFERS van KLOOSTERDWANG, zullen u wetten voorfchryven? en hoe zult gy aan de reden verantwoorden deeze uwe zelfverloogchening, dit vergeeten van de waardigheid van uw wezen , deeze blinde en fiaafïche gehoorzaamheid, die gy zult belooven, die gy zult zweeren aan den gewelddaadigftcn, den laagteen , den onbefchaamdften despoot? wat hebt gy tegen myin te brengen? gy zyt noch zwak,noch ligtgeloovig;de vooroordeelen van het gemeen , de dweepery , noch het bygeloof, hebben nimmer uwe ziel befmet— Roep uwe gedachten byeen, antwoord my, wat doet gy in deeze plaats ? .... wat fielt gy u hier voor?.... wat is de beweegreden van uw gedrag? dorval. Ik heb alles verloren, ik ben wanhoopig. mynheer de francheville. Gy hebt verdriet wat (lerveling is daarvan be- vryd ? het lot heeft uwe hoop vcrydeld, de tegenfpoeden hebben voor u den droom des geluks verdreven, de dood heeft u beroofd van haar die gy beminde; gy zyt een man, en zie daar uw' moed! dorval. Ik heb geen moed meer dan om de dood te wen- fchen als ik zwakker was geweest, zou ik middel hebben gewecten die te vinden. mynheer de francheville. Op uwe jaa'rcn, en ryk, zo als gy zyt dorval. Myne goederen zullen, in handen van achtenswaardige lieden, aan welken ik die toebetrouw, de bruidfehat en het erfdeel worden der armen: na myne dood ten minften zal ik gelukkigen maaken. m y n- I  TOONEELSPEL. 6: MYNHEER DE FRANCHEVILLE. Ën waarom uzelven beroofd van het vermogen, van het recht om te genieten? Zy zullen voor u gelukkigen maaken! Gy gelooft het? waar hebt gy die onver- fchillige kloosterlingen, die niet dan voor zichzelven leeven, waar hebt gy hen gezien, zich met de armen bezig houden , in hunne behoeften voorzien, en de lydende menschheid verlichten? uwe goederen, verloren voor u, verloren voor de ongelukkigen, zullen de misdaadige rykdommen dier luije menfehen, een wezendlyke last voor de maatfehappy, vermeerderen, hunne ondeugden voeden, hun nutteloos beftaan voordplanten, tot een lokaas voor de fchynheiligheid, en ter belooning van de dweepery dienen... Zie daar het gebruik uwer goederen; zie daar wat gy zult uitrichten: beroem u op uwe daden: dorval. Gy hebt gelyk... d;e beuzelachtige oefeningen, die kinderachtige onderwerping, de bekrompen bevatting hunner denkbeelden, de geest van- ureeken en famenfpanning, die, niettegeniraan de alle hunne pogingen, by hen doorftraalt, de hoogmoed van eenigen, de laagheid van anderen... hebben meer dan eens mynen geest afkeerig gemaakt, myn hart vergramd.... Ik ben hier— weet ik wat my hier gebragt heeft3 verloren , afgezonderd van de gcheele natuur, een zwak riet, geflingerd,door den fiorm omvergeworpen, had ik onderfteuning noodig— De overfte van dit huis.. .en hy alléén nochtans is het die mynen ramp veroorzaakt heeft... het is door zyn' raad dat Eugenia... maar hy verfchoont zich... hy beklaagt haar, by beweent haar met my, hy vertroost my...  62 DE SLACHT- OFFERS van KLOOSTERDWANG, my... Ik heb riiemant dan hem gevonden , wiens hart in myn verdriet deelde, en aan wiens boezem ik myne traanen kon uitfterten, wiens fterh myne wanhoop tot bedaaren bragf.... Ik beu hier... en daar rust zy... daar is haare asch befloten... een muur alleen fcheid ons van een.... Ik leef naby haar graf, ik ben nog digt by haar, en ik zal naby haar fterven... mynheer de francheville. Ongelukkige! ongelukkige! weet gy in welke handen, gy u overlevert? dorval. Wat zegt gy ? mynheer de francheville. Hebt gy dien man wel doorgrond, dien gy als uw' fteun aanziet, dien gy uw' vertrooster noemt ? dorval. Pater Laurens ? mynheer de francheville, rondom Ziende. Ik vrees om u dat men ons kan komen verrasfehen, da: men ons kan hooren. Luister toe; kent gy pater Louïs? dorval. Ik heb hem nu en en dan gezien ... en ik heb dikwils opgemerkt dat men zich bevlytigde, om my nooit met hem alleen tc laaten. mynheer de francheville. Hy is by my geweest, hy heeft aan my gefchreven; maar moet ik... ? Zo gy bekwaam waart... dorval. Hoe! gy mistrouwt my? MYN-  TOONEELSPEL. 63 MYNHEER DE FRANCHEVILLE. ïk mistrouw uw oordeel, maar niet uw hart. Ondertusfchen, moet ik u behoeden, ik moet my verklaaren. Die pater Louïs heeft my niet thuis gevonden ; zyn brief heeft my bericht, dat hy my hier verwachtte om my te fpreeken. Ik ben gekomen, en wacht hem reeds federt een uur. Hy is niet te voorfchyn gekomen. Men heeft my verzekerd, dat hy was uitgegaan, en dat hy, by zyne te rugkomst zich by my zou vervoegen in eene hiernaast aan gelegen zaal. Hem niet ziende komen, heeft het ongeduld my vermeesterd ; ik ben uit het fpreekvertrek gegaan, en dwaalde in de gallery om, ik hoorde uwe ftem, en ben by u gekomen. Het geen pater Louïs my had mede te dcelen , fchryft hy my, betreft u, enfchynt vooru van 't hoogfte belang te zyn. By gebrek van de opheldering, die wy van hem zouden hebben kunnen verkrygen,is hier zyn brief. Ik zal u dien voorleezen, en daarna zult gy zelf over uw lot beflisfen. VIERDE T O O N E E L. DORVAL, PATER LAURENS, MYNHEER DE FRANCHEVILLE. Op het oogenblik dat mynheer De Francheville der» irief ontvouwt om dien te leezen, verfchynt pater Laurens, PATER LAURENS. Ik wist dat gy hier waart, en ik heb uwen vriend niet willen berooven van het vermaak u noch eens te zien en te onderhouden ; maar het uur is d,aar, waarin onze  64 DE SLACHT-OFFERS van KLOOSTERDWANG, ze regel ons de eenzaamheid voorfchryft, en gy zultmy, pligtshalve, vergeeven... MYNHEER DE FRANCHEVILLE. Ik verfta u, mynheer! ik moet vertrekken. Maar kan ik niet één kwartier uurs onderhoud met Dorval van u verkrygen ? PATER LAURENS. Ik heb reeds, om u, mynheer! inbreuk gemaakt op de flipte waarneeming van onzen regel; het is my niet moogelyk myne infehiklykheid verder uit te (trekken. DORVAL. Hoe! myn vader.... één kwartier uurs. PATER LAURENS. Ach, wat vraagt gy, myn broeder! men wil my myn vriend ontvoeren, dien tederen vriend, dien myn hart verkoren heeft: hem, die naast God myne vertroosting zyn zal in de moeilykheden des levens.... en ik zou my niet verzetten tegen de pogingen die men onderneemt om my te beroovcn van het eenig geluk, dat de Hemel my vergunt te genieten! - Myn broeder! men wil ons van een fcheiden.... De welfpreekendheid van mynheer doet my beeven. Neen, ik kan, ik moet u niet ovcrlaaten aan de beweeglyke verleidingen der vriendfchap.... neen , ik kan u niet toeftaan, uwe oogen te vestigen op de altoos bedriegclyke vermaaken dier verlokkende waercld,die u te rug roept, en waarin men U wil wegfleepen. Neen'. Gy hebt my beloofd my tot een' broeder, tot een' vrie„d te zullen zyn; het oogenblik is naby om u te verkrygen, om my voor altoos aan u vast te ketenen; ik verzaak de gelicfdfte van myne verwachtingen niet; en  TOONEELSPEL. 6$ en hy, wiens traanen ik verzameld, wiens ongelukken ik beklaagd heb. hy, die in myn' boezem dezoctfte vertroostingen gevonden heeft, zal myne tederheden niet betaaJen met de wfeedfte en affchuwelykfte ondankbaarheid. MYNHEER. DE FRANCHEVILLE. Ik ben ook zyn vriend, mynheer! en een teder vriend, die hem raad de maatfebappy, voor welke hy gefchikt, en waaraan hy zyne bekwaamheden en het voorbeeld zyner deugden verfchuldigd is , niet te verlaaten ; een vriend, die hem vermaant zich niet in een klooster te begraavcn, zich te verdedigen tegen het geen ik , ik , waarachtige verleidingen noeme; in 't kort, de voorkeur niet te geeven aan een' (laat, waarin men niemant dan zichzelven ziet, waarin anderen niets zyn, een' ftaat, die, mogelyk eertyds, een pryslyk doelwit, godvruchtige oogmeiken, en nuttige bedryven gehad heeft, maar waarin zy, die hem onhelsd hebben, reeds federt zeer lang, afgeweken van hunne oorfprongehke nederigheid, in het midden der rykdommen , der armoede gelofte doen, zich aan de gehoorzaamheid toewyden , en de oproerigheid aanzetten ; aan God zweeren... Ik zal niets meer zeggen, en gy moet my verftaan. Ja, mynheer! tot op het laatfte oogenblik zal ik mynen vriend fmeeken j de zelfliefde, die u byeenbrengt, niet te omhelzen , ik zal hem bezwoeren in de waereld te rug te keeren.... en men zal my niet verdenken, zyn vermogen te willen bcmagtigen. PATER L A U R E N S. Èn gy laat my dus onderdrukken, myn broeder! gy, die myn hart kent, gy, die weet of ik ooit de eerde u Van die rykdommen heb gefproken, die ik misfehien zonE èef".  66 DE SLACHT-OFFERS van KLOOSTERDWANG, der misdaad zou kunnen verlangen, omdat zy niet in onze handen zouden komen dan om in die der ongelukkigeir over te gaan ; — die gyzelf ons zoud helpen uitdeden... . gy wend uwe oogen van my, myn broeder! gy ontw}kt myn gezigt... ik zie 't, ik heb myn' vriend verloren. dorval. Ach, nooit!... néén, nooit.... zal ik vergeeten wat deel gy in myne rampen hebt genomen; wat ik verpligt ben aan uwe vertroostende zorgen... welk een gevoelig medelyden gy my betuigd hebt... maar ik voel... mynheer de francheville. Houd moed, myn vriend.... zyt een man, en hergeef aan uw vaderland eenen dcugdzaEmen burger. pater laurens, mei i*n$ gemaakte zachtzin* nigheid. Keer in de waereld te rug , dewyl gy het zo begeert... ik ftel my daar niet meer tegen... gy zult daar voorzeker een geluk en vermaaken vinden, die het klooster u r.iet zoude kunnen aanbieden.... Ja, ik ftem het toe, in het gewoel der maatfehappy, omringd van verlokkende voorwerpen, die niets zullen fpaaren om u te behaagen, ' zult gv licht vergeeten dat aangebeden voorwerp, voor het welk gy u wilde opofferen. d o R v Af. Wreede! wat hebt gy gezegd? pater laurens. En in waarheid, waarom ook aan alles vaarwel ge- ZCgj, om eene ongevoelige asch? dor val , ntti eene beweeging van /'mart, werpt zich in de armen van pater Laurens. Eugenia! pA_  TOONEELSPEl. 67 pater. laurens. Daar rust haar doodjyk overblyffel. d 0 r v al. Eugenia! mynheer de francheville. Die verraaderiyke taal.... pater laurens. Zy, wie Godzelf in uw hart niet opweegt, zal welhaast vcrgccten, verlaaten zyn. dorval. Nooit, nooit! mynheer de francheville, met yver. Ach ! wees op uwe hoede... pater laurens. Gy wilde, hebt gy gezegd, naby haar leeven en nerven. dorval, met drift. Ik heb het gezworen... ik zal myn' eed houden. (Tegen mynheer De Francheville.') Vaar wel, myn vriend... ik doe recht aan uwen yver, maar ik heb myn befluit genomen: het is onherroepelyk omhels my. mynheer de francheville. Wreede! zoud gy kunnen.... pater laurens, ter zyde. Ik heb hem overwonnen. mynheer de francheville. Gy gaat verloren, ongelukkige! hoor ten minnen... dor val. Vaar wel! ik fterf voor de waereld vaar wel! vergeet nooit dat ik geleefd heb om u te beminnen. (Hy vertrekt fchiehk.) Ei KT F-  68 DE SLACHT-OFFERS van KLOOSTERDWANG, V T F D E T O O N E E L. pater. laurens, mynheer de f r a n c ii ev ille. Mynheer De Francheville /laai eenige oogenblikken met een neergebogen hoofd, en de armen kruislings over de borst, in de hoogfie neêrflagtigheid. pater laurens befclwuwt hem naauwkeurig met eene kwaadaartige blydjchap, en, na eenig Jlilzvygen, nadert hy hem en zegt hem op een'' f ihynheiligcn toon. Het word nacht, mynheer! en het klooster zal gefloten worden. mynheer de francheville. Ik lees in uwe ziel. Uwe wrcedc blydCehapis uws ondanks zigtbaar; maar uwe zegepraal zal kort zyn. Ik heb oogen, die zyn op u gevestigd: — beef! (Hy vertrekt?) ZESDE T O O N E E L. pater laurens, alleen. Beef gyzelf.... gy weet niet hoe verre onze wraak kan treffen. ZEVENDE T O O N E E L. pater laurens, pater ambrosius. pater amerosius, houdende eene brandende lan~ laam in de hand. Ik ben Dorval ontmoet: by was aan gedaan, onthutst.... ach,  TOONEELSPEL. 69 ach, wat heb ik voor ons gevreesd wegens den uitflag van het onderhoud dat gy zo even gehad hebt. PATER. LAURENS. Het oogenblik was daar, waarin alies verloren was. .. Dorval ontfnapte ons. PATER AMBROSIUS. Hoe! de raad van dien De Francheville PATER LAURENS. Haalde het over boven alle myne pogingen. PATER AMBROSIUS. Hoe! zyne liefde? hoe! de verbystering van zyn verftand?... PATER LAURENS. Die hebben ons ook behouden. Men fleepte hem weg, hy vlood; de uirgefproken naam van Eugenia heeft hem weerhouden, aan ons te rug gegeeven.... hy is de onze , en zyn vermogen zal het kwaad herftcllen, dat onsraisfehien te wachten Haat. PATER AMBROSIUS. Hoe! gelooft gy dat men zou durven...? PATER LAURENS. Men durft alles. Wy moeten ons op alles voorbereiden: ons beftaau duurt misfehien niet langer dan een oogenblik. PATER AMBROSIUS. Maar hoe, vóór den llag, die ons dreigt, zich meester gemaakt van het vermogen van Dorval, en het tot geld gebragt? PATER LAURENS. Het is geheel in zyn' brieventasch. E 3 PA-  7oDE SLACHT -OFFERS van KLOOSTERDWANG, pater ambrosius. En zal by het laaten glippen? pater laurens. Hv heeft zyn woord gcgeeven... en de wraak zal het Slachtoffer van naby volgen. pater ambrosius. Maar dien Dc Francheville , vreest gy hem niet ? hy bemint Dorval, hy zal een waakend oog op hem houden.... hoe hem te onttrekken aan zyn ongerust en oplettend oog? pater l a u re n s. Hoe heb ik voor het pezigt van de gehecle waereld het noodlot verborgen gehouden van dien ongelukkige, die federt eene maand zyn' levensloop geëindigd heelt, die twintig geheele jaaren in onze diepe donkere holen gebost heeft de misdaad van de geheimen onzer inwendige verkeering ontdekt te hebben? Heb geen de m.nftc ongerustheid, ik vraag niets dan tul, en ik heb maar weinig nood:g om raync voorneemens uit te voeren. Eene maand noch , en daarna mogen de herfcheppers van het ryk vernietigen, zo zy willen, tot den naam toe dien wy gevoerd hebben. pater am br OSItJ s. Wy moeten vooral dien pater Louïs niet vergeeten. pat e r l au r e n S. Zyn lot is beflist, en morgen — maar ik hoor ge- niCht Het is Dorva', wiens ontüeltenis hem noch eens berwNrftl roert misfehien denkt hy mynheer De Francheville hier nog te vinden— laat ons vertrekken, Ik heb verfcheiden gewigtige zaaken aan u mede te declen. Waarfchouw onze vrienden web bj my te vervoegen. Wy zul-  TOONEELSPEL. 7l Ballen by Dorval weer komen , en niets fpaaren, om hem te bevestigen in die gefteldheden , die ons noodzaakelyk zyn. AG T S T E T O O N E E L. dorval, al/een. Ik heb hooren fpreeken, en ik meende zyne ftem te herkennen. — Francheville! hoe heb ik hem verhaten! ö Myn verftand, wat ii 'er van u geworden? Hy 'is vertrokken en morgen is 't Gy gaar verloren , ongelukkige! heeft hy my gezegd.... Het is fedevt een jaar dat ik reeds verloren ben, dat ik alles verloren heb wat kan ik nog meer verliezen? het leven!.... al re gelukkig! al te gelukkig, indien dat tydftip niet ver verwyderd is! NEGENDE T O O N E E L. pater louïs, dorval. pater louïs. Zyt gy het, Dorval ? dorval. Wat cischt py van my? pater louïs. Ik zoek u ; ik moet u fpreeken— ik wil u redden. dorval. My redden ? pater louïs. Is mynheer De Francheville hier geweest? hebt gy hem gefproken ? E 4 ooi-.  72 DE SLACHT-OFFERS van KLOOSTERDWANG, dorval. Ja- pater louïs. Heeft hy u gezegd, dat ik. hem gefchreven beb? dorval. Ja. fATER louïs. Ik heb hem niet kunnen zien... men mistrouwt my. . ik ben in myne cel gevangen geweest, waarfchynh k, zo lang als zyn bezoek geduurd heeft. Dorval, h&ormy: wy hebben niet meer dan een oogenblik tyd. Onze overfte en zyne waardige vrienden hebben zich te famen opgej floten en fmeeden gewis een nieuw gruwelftuk; herroep uwe reden, herneem uwe krachten, zie hier het tydftip van jaoed en ftandvastigheid. Hoor my, gy hebt Eugenia verloren? dorval. Voor altoos. patt r louïs. Ken den wreedaart, die haar den doodfleek gcgccyca heeft. dorval. Wien ? r.atf.r louïs. Uw' medeminnaar, den man, die tegenwoordig alle;op U vermag , die morgen over uw noodlot zal befchikken... een' tyger, die u liefkoost, en die u wil verfcheurea.... pater Laurens. d o r v a h. Hy ? rechtvaardige Hemel! PA-  TOONEELSPEL. 73 PATER EO UÏ S. Gy twyfelt? men moer u dan overtuigen. Gy herinnert u den brand, die voor eenige maanden een gedeelte van dit klooster verteerde : zyne woede brak voornaamentJyk uit aan dien kant welken onze onwaardige overfte bewoonde; hy was afwezig. Ik vloog naar die plaats waar het grootfte gevaar dreigde: zyn vertrek was reeds de prooi der vlammen: ik vloog 'er door, en trad in zyn kabinet ; ik bevrydde van de verwoesting alles wat my zeldzaam en kostbaar toefcheen. Eene bureau was geopend; ik verzamelde alles, wat die in zich bevatte, papieren, geld, edelgefteenten; ik onroofde het aan de vlammen; ik vluchtte, met my nemende alle die voorwerpen, aan welken ik vooronderftelde dat hy eenige waarde hegtte ; ik vluchtte , en achter my verzonk het vertrek , dat ik verlaatcn had, in een' afgrond van vuur; ik bergde by my 't geen ik aan den brand had ontrukt, en ik vloog elders om myne zorgen aan te bieden en hulp te bewyzen. De brand word gebluscht, de ftilte herftelt zich, en ik keer in myne cel te rug. Onder de papieren, die ik overhaast had weg gebragr, was een open brief; het fchrift trof myne oogen, het was oe hand eener vrouwe. De cerfte woorden, die ik als tegen wil en dank las, verbaasden en verftomden my, en prikkelden myne nieuwsgierigbeid. De brief was van de abdisfe. van dat zelfde klooster, waarvan een enkele muur ons affcheid. Hy onderrichtte my, dat tusfehen de twee kloosters eenegemeenfchap plaats heeft, waarvan alleen pater Laurens en zyne vertrouwelingen het geheim bezitten en een veelvuldig gebruik maaken; deze brief een gedenkteekeu der £ 5 1 fnood  74 DE SLACHT-OFFERS van KLOOSTERDWANG, fnoodheid en een hclsch overblyffel der aflchuuwlykfte wanbedryven, deed myne bezwaaren verdwynen, en lag my den pligt op, verder door te dringen in dien poel van ongerechtigheid. Eindelyk.... verneem ik.... Eugenia. dorval. Pater Laurens, fpreek my van hem— pater lol'ïs. Zyne tocmlooze liefde voor uwe Eugenia wierd my naakt ontdekt door de antwoorden der abdtsfe: zy diende de haateiyke ontwerpen van dat affchuwlyk monfter. Beiden dccden, hoewel vergeefsch , a le hulpmiddelen der fchelmery fpeelen, om het hart van uwe minnares te verleiden, te bederven. Zy barstte in verwytingeu uit, zy wilde vluchten, zy koos daartoe, geduureude de nacht, den tyd, die haar gunstig Scheen «en befpiedde haar, zy wierd tegengehouden- Men voorzag, dar, by de te rugkomst haarer ouderen, wanneer men haar zou moeten wedergeeven, iict.vcrfchnkkelyk geheim ontdekt zou worden. Eugenia zou nier zvvygen . . . men is verloren . . . men kan 'er niet aan twyfelen . . . de ciood van Eugenia wierd gezworen, a'lcs wierd gereed gemaakt, het ontwerp uitgevoerd, en dc on'chuld , de fehoonheid daalde in het graf, flaefec«ffcr van een verfoei!) k godloos complot, cn onbek-banmdelyk befebreid isót de twee deugnieten, die haar daarin gedompeld hadden. dorval, in een' kuningfioel neervallende. ó Myn God. ó myn God 1  TOONEELSPEL. 76 ' PATER LOUÏS. Dorval, kom tot uzelveii . . . denk aan het lot, dat u verwacht: ik ben gekomen om u te redden . . . . p o r v a L. Wacht . . . myn hoofd . . . myne denkbeelden . . . alles is verward . . . zouden 'er zulke wreede menfehen beftaan . . . zulke verharde fchclmen . . . hy. . . hy .. die my aan zyne borst drukte ... die met my fchreide . . . die my beklaagde ... die my vermaande . .. razerny... woede ...maar neen ... die misdaad ... het is ai te fchrikkelyk . .. het üryd tegen de natuur ... het is onmooglyk. pater louïs, etff brief uit zyne borst haaiende. Lees! (Jly geef den brief aan Dorval.) Ik heb gezien dat de overfte u eenige briefjes vertoond heeft door de abdisfe gefehreven ... en waarin zy veinsde Eugenia ic beklaagen . . . . gy moet haare hand kennen. dok val. Ja , deze brief is van haar. QHy plaatst zich by het licht, dat op de tafel gezet is; achter hem is een leunitgflcel; hy leest met eene afgebroken fem.) „ Wy zyn „ verloren, myn waarde Laurens: haare ouders hebben ,, my gefehreven: zy kunnen van het eene oogenblik ,, tot het andere te rug komen; uwe onbetcmbaare en „ wraakzuchtig Eugenia volhard in haare dreigementen ,, van alles te zullen zeggen: zy is ftandvastig, en z; 1 „ haar woord houden, ik ken haar. De onzekerheid ,. noch de gevaarlykc omzigtigheid komen niet meer ,, in aanmerking. Zy hcefr willen vluchten, zy-kan het „ weer onderneemen, en flaagen! Het zou met ons ge- ., daan  76 DE SLACHT-OFFERS van KLOOSTERDWANG, „ daan zyn. Ecu lettertje tot antwoord , en in drie 4agen zal zy niet meer in ftaat zyn ons te befchadigen." (Dsrval valt neer in den kuningftoeJl) pater louïs. De dood van Eugenia,die drie dagen na de dagteekeningvan dezen brief gevolgd is, bewyst genoeg, hoedanig het antwoord van den fchelm geweest is; gy weet alles ; de misdaad is bewezen; men ftaat naar uw leven. Gy waart een medevryer, dien men vervloekt, en dien men moet bedriegen, om hem te kunnen ftraffen. Uwe gelofte gedaan , uwe goederen aan hunne roofzucht afgeftaan, uwe vrienden verwyderd, alle hulp aan n ontzegd zynde , zullen de haat en wraak op uw hoofd nederftorten. Gy zult voor de geheelc natuur dcod zyn, maar gy zult voor hen leeven, gy zult leeven, om hunne wreedheden te verzadigen, om alle folteringen tc beproeven, alle pynigingen af te matten, en duizendmaal te fterven , vóórdat gy ophoud te zyn. (Dorval blyft onèeneeglyk) Gy antwoord my niets? denkt gy wei dat het morgen is . . . dat gy u morgen voor altoos aata hunne magt overlevert ? . . Red n , het is nog tyd, en ik kan u de middelen daartoe gemakkelyk maaken. Ik zal u op uwe vlucht vergezellen . . . ik zal u behouden hebben, en gy zult my op uwe beurt behouden. Ik ben verdacht, ik kan daaraan niet twyfelen; myn ondergang is befloten, ik zie het, alles zegt het my, en misfehien is hy naby. Ik heb middel gewecten om my een' fleutel van den tuin te bezorgen, kom; de tyd is gun-tig, laaten wy 'er gebruik van maaken, laat ons heen gaan. JOlt-  TOONEELSPEL. 77. r dorval, zich met onfluimighe'd opheffende. Waar is hy ? waar verbergt hy zich ? .... ja, ik zal u wrecken ... ja, ik zal uwe wreede beulen ftraffen . - . Eugenia . . . Eugenia ... ik hoor u . . . gy roept my . . . gy herryst uit het graf ... ik zie u . . . gy fielt my in handen het zwaard, dat hunne vervloekte harten moet doorbooren . . . geef, ik outfaug het ... » en ik zal 'er my van bedienen. pater looi s. Wat zult gy doen? wat wilt gy ? dorval. Zyn hart verfcheuren . . . my in zyn bloed baader*. .. zie daar het geen ik wil. pater louïs. Gy maakt u en my ongelukkig ... hou ftand : dorval. Laat my fierven, maar dat zy gewroken zy! pater louïs. Laaten wy ons verwyderen, laaten wy vluchten.' dorval. Ik.' vluchten? . . . dood of wraak. pater louïs. Uw gefchreeuw zal ons verraaden . . . gy bederft my, Dorval! dorval, gillende. Eugenia . . . Eugenia! . . . pater louïs. fk vlucht . . . gy moet my volgen ... ik hoor gerucht . . . men komt . . . ongelukkige! het is myndood en de uwe . . . kom, kom, dor-  78 DE SLACHT-OFFERS van KLOOSTERDWANG, dorval, men pater Louïs ver geefsch tracht mede te fleepen. Eugenia! . . . Eugenia! . . . pater louïs- Verga dan, dcwyl gy wilt. . . (Hy vertrekt aan den kant tegen overgefleld aan dien, vanwaar men het gerucht hoort.') TIENDE TO O N E E L. dorval, alleen, op het tooneel ronddwaalende, buiten zichzelvcn. Hemel! geleid myne treden .... waar been loopen .... waar hem te vinden .... myn gezigt is verduisterd ... de wanhoop ... de razcrny . . . God der wraake . . . God der woede ! begeef my niet . . . geef my kracht ... lcvar hem over aan myne Hagen . . . Ik waggel ... ik val ... ik fterf . . . (Hy valt op den grond.) ELFDE TOONEEL. dorval, pat f, r laurens, pater ambrosius, pater anastasius, pater andries. pater laurens, in het opkomen, en zelfs nog buiten. "V^at gefchreeuw doet der.c plaats weergalmen? Wie durft de heilige rust verfrooren ?... Dorval! alleen... op den grond uitgeftrekt.... buiten kennis.... iemand was hier by hem! wy hebben 't gehoord. pa-  TOONEELSPEL. 79 pater. ambrosius. Ja, twee (temmen vermengden zich onder een;... ja, Dorval was hier niet alleen . . . laaten wy zoeken . . . pater laurens. Onze eerfte zorg moet zyn hem te hulp te komen ... wy zullen het daarna wel weeten . . . hyzelf zal het ons zeggen . . . Dorval! . . . myn broeder, kom tot uzelven . . . myn waarde Dorval! . . . dorval. Wie roept my? pater laurens. Hy, die u bemint als een vader, wien de ftaat waarin gy zyt tot wanhoop vervoert . . . myn waarde Dorval! . . . dorval. Waar ben ik? pater lau r e ns. In de armen van den tederften vriend! dorval, na hem fierk aangezien te hebben, Jieot hem met afgryzen te rag. Gy! . . . gy! . . . 6 myn God! pater laurens. Stoot gy my te rug, myn broeder? hoe! ik fchyn u affchrik aan te jaagen! . . . dorval. Affchrik! pater la uren 9. Gerechte Hemel! wat is myne misdaad ? dorval. Uwe misdaad! . . . wat is uwe misdaad? vraagt gy dit nog, affcfiuwlyk monfter?  8o DE SLACHT-OFFERS van KLOOSTERDWANG, pater l a u r e n s. Welk een naam! welk eene woede! wat heb ik daa gedaan? ° dorval. 6 Vermetel vertrouwen! . . . ö overmaat van fchelmeryen! zy is dood, en gy vraagt wat uwe misdaad is? "daar uwe heiligichenncude hand haar vonnis onderteekend heeft! pater laurens. Uw verftand is verbysterd ... 6 myn vriend! hcrftel uwe zinnen . . - zie my aan . . . het is tegen my dat gy fpreekt ... ik verdien nier . . . dor V a l. God! ... ik ben ongewapend . . . God, die hert hoort • • • God, die alle zyne misdaadcn hebt toegclaaten . . . geef my dan de middelen uwe gerechtigheid te volvoeren, dc heiligde gefchonden wetten, uw' dienst, dien hy fchend, en den naam van tnensch,dien hy onteerf, te wreeken. pater laurens, in het midden van het tooneel ntdetknielende. Groote God! wiens oordeelen en blikfem hy over my wenscht, vergeef hem de fouten door zinneloosheid, en niet door zyn hart, begaan. dorval. Door zinneloosheid, fcbelm! Die God , dien uwe fchyilheilighcid aanroept, die welhaast uwe wandaaden zal ftraffen ... het floers dal u bedekte is verfcheurd, uw uur is gekomen, dc maat is tot overloopens toe vol, en de Hemel en de aarde zullen eindelyk gewroken worden. Vaar wel. pA_  TOONEELSPEL. 81 pater laurens. Gy zult niet heen gaan. — Houd hem tegen. dorval, door de monnikken tegengehouden. Hoe! verraaders! durft gy . . .? pat er laurens. Gy zult niet heen gaan; wat fpreekt gy van misdaa-' den, van wraak neemen? . . . verklaar u . . . het moet zyn ... ik vrees niets . . . maar ik wil alles weeten. dorval. Gy vreest niets? Lees . . . (Hy toont hem den trief der abdisfe, dien pater Laurens bemagtigt.~) Myri God! wat heb ik gedaan ? pater laurens. Alles is bekend, ik ben verraaden. pater ambrosius. Dan zyn wy verloren.... pater anastasius. Gy hebt maar een oogenblik pater ambrosius. 'Er is maar eene party pater laurens. Dat vonnis, waarmee gy my gedreigd hebt, heeft het uwe te weeg gebragt. Sterf, en dat met u voor eeuwig het verfchrikkelyk geheim, dat men u heeft doen kennen , begraaven worde! — Verzekert u van hem! dorval. Affchuwelyke monfters ! Hoe! barbaaren! pater laurens. Sleept hém weg... F £64*  8: DE SLACHT-OFFERS van KLOOSTERDWANG, dorval, dien men wgfle'ept. Almagtig God! verdedig my... Laage fchelmen! beeft.... Staa my by, groote God! pater laurens. Verdooft zyn gefchreeuw! (De monnikken omringen Dorval en knoopm hem een" neusdoek om den mond; hy verweert zich, worstelt met hen, flaakt eenige onduidelyke fclireeuwen, en gaat van het tooneel door vier monniken voortgesleept. pater laurens. Geen barmhartigheid; laaten wy omkomen, zo het zo zyn moet, maar laaten wy gewroken omkomen. Einde van het derde ie dryf. VIER-  TOONEÊLSPEL. %% Vierde bedryf. Het tooneel verbeeld twee gevangenisfen door êeh* muur afgefcheiden: die van Eugenia, aan de eenè zyde, is verlicht door eene aarden lamp, op eenl Jleen geplaatst: de meubelen beftaan in eene oude en gefcheurde ftroomatras, een klein kruikje met oly, een aarden kroes, een grof brood, en een Jleen om aan de gevangene voer een hoofdkusfen en tot een zitplaats te dienen. De gevangenis van Dorval, aan de andere zyde, is $ het ophaalen van het gordyn, geheel donker; daar zyn twee graven van zwarten Jleen, ieder met een'ring voorzien, om de groote zark,dié elk gr af bedekt, op te lichten. Aan het einde van ieder gevangenis is eene kleineyzeren deur. EERSTE TOONEEL. eugenia, bleek, kwynende, met een ontbloot 'hoofd en loshangende hairen j gekleed in een' witten verfcheurden tab bert, waar de lappen by hangen ; liggende, en zo even uit den jlaap ontwaakende. 6 V^at is de flaap der ongelukkige* bezWaarlyk.'Hoe! dringen het geheugen der rampen en het gevoel der fmarten door tot in het diepfte der rust! Wanneer de zwakheid,de wezenloosheid, die ik gevoel, voor een oogenblik myne oogleden fluit-... ontroeren my ras veribhrikkelykë F a droo--  g4 DE SLACHT-OFFERS van KLOOSTERDWANG, droomen.... een zuchtend monster vermout zich voor my. de flaap is verdwenen , en myneoogen openen zich om der. naderenden dood te befchouwen. Gelukkig in zyn ongeluk is hy, die inflaaptom nooit weer te omwnaken:. - -Hy was daar.... naby my.... ik heb zyne trekken herkend, ondanks het bloed waarmee zyn aang-zigt was bezoedeld.... Hy reikte my zyne armen toe.... hy riep: Eugenia!.. .Waarde Dorval! Eugenia beitaai niet meer voor u ! myne jeugd, myne meest geliefde uitzigten, de natuur, het geluk en de liefde , alles,' alles is met my begraven in eene ccuwigduurende nacht.... En wat heb ik gedaan aan die wreeden, die my dus vervolgd hebben? wat heb ik hen gedaan? ik heb tegenftand geboden aan verfoeijelyke verleidingen; ik heb met affchrik de liefde en ontworpen gezien van eenen affchuwlykcn man: myn moed heeft dc misdadige pogingen van zyne laage rnerfèpligtïge vcrydeld.... ik heb hen beiden willen ontvlugten.... ik heb hen gedreigd.... 6 God ! gy kent mvn hart.... gy weet of ik ooit myne bedreigingen zou hebben vervuld Ondcrtus- fchen...ó die wrecden I zy hebben my afdwongen, myn vonnis aan te hooren ; de doodklok, die myn affterven aankondigde , is tot in myne ooren doorgedrongen; ik heb zeMs de-bedriegelykedoodkist gezien, die men ten toon fteldeaan de befchouwing, het medelyden. en de droefheid van hen, die my bemind hebben. Ik ben levende neergedaald in deeze verblyfplaats des doods, terwyl godlooze vrouwen, heiligfehendende mannen voor dc oogen van 't volk baden . fchaamreloos baden by de beeldenis van het nacht-offer,'t welk zy in hunne zielen aan de verfchriklykfte folteringen overleverden.... Alles is voor my gedaan. Dc hoop van te fter-  TOONEELSPEL. 85 fterven is my alleen overgebleven , en wanneer zal by komen , die zogewenschte dood! Helaas! de orde der natuur beftaat niet meer voor my: ik kan de dagen, zo min als myne ftnarten, meer tellen: alles verwart zich in deeze verfchriklykeduisternis, in deeze volftrckteftilte, die rondom my heerscht Dit zwarte brood, dit bedorven water, het eenige onderhoud van myn ellendig aanwezen, heeft, geduureirde eenige maanden , gediend om den tyd af te meeten. Tirefchenpoozingen, ten naasten by gelyk, verdeelden dc oogenblikken , waarin meumy deezen rampzaligen onderftand bragtv.. de ordeis verbroken dit ruu- we voedzel komt thans maar nu en dan.... waarom komt het? ik zou ophouden te zyn, ik zou niet meerlyden. (Zy d )or loopt haare gevangenis al waggelende, leunende tegen de muuren) Ach, 't is vergeefs dat ik hier rond loopc... federt ik binnen deeze haatelyke muuren verfmachte. .. geen uitgang— geen (Zy hond flil en overdenkt.) Helaas i ik had eenige hoop gevat , ik voorzag het einde van myn ongeluk, en deeze beguicheling onderfteunde my n' moed. CZy kruipt langzaam naar den muur van haare gevangenis, d e deze'.ve affcheèd van die der Dominicanen.) Het was daar— daar dat men klopte ja men zou gezegd hebben dat men door een' moeijelyken en aanhoudenden arbeid een'weg tot my zocht te baanen...-maar nu hoor ik niets meer Ach, hoe veele traanen heb ik geftort federt dat dit vertroostelyk geraas is opgehouden! Het ismoogelyk, dacht ik, eene gevangene als ik. Zy verlangt naar de vryheid. Haar mededogen zal zonder twyfel my helpen om de myne te herkrygen.... (Zy luistert.) Neen! ik hoor niets meer... die ongelukkige is dood F 3 ef  f6 DE SLACHT- OFFERS van KLOOSTERDWANG* of mïsfchicn is zy vry Groote God! ik dank u voor haar... dood of vry, zy is gelukkig, en ik— ik... (Zy wendhaare oogen naar de lamp, die niet meer dan eene flaawwe flikkeritig geeft, en zy waggelt van deezen muur met zo veel vlugheid als haare krachten haar toelaat en: zy houd op by den ftegn waarop de kruik met water en het zwarte brood geplaatst zynl) Hoe! niets niets! (Zy neemt let brood, befchouwt het ■ en legt hst weer op den Jleen.') óMync ouders! myne waarde... myne wreede ouders... gy, die my hebt opgeofferd...! Eene doodelyke koude zcu het oogenblik eindelyk gekomen zyn— Dorval! geliefde Dorval! (Zy valt door zwakheid in onmagtl) TWEEDE T O O N E E L. De deur van den kerker der Dominicanen gaat open: de Paters Ambroftus en ytnajlafius treden binnen;patersinaftaflusplaast eene lamp op den fleen. pater ambrosius. T^ïcen, zeg ik u, deeze is ontocgangiyk: men zal ze vergeefs zoeken, men zal ze nimmer kunnen ontdekt ktn- pater a n a s t a s i u s. Zo mynheer De Francheville, zo pater Louïs, die ons pntfhapt is.... pater ambrosius. Pater Louïs, op wien wy nimmer vertrouwd hebben,die nooit in onze geheimen is ingewyd, kan dit vcrblyf niet yinden . noch den weg die hem daar brengen moet: vrees Rietg. Men zal naar Dorval vraageii, ik wil dit wel geloo- yen,  TOONEELSPEL. 8; ven. „ Hy is ons ontvlugt, zyne. reden was verwilderd. Wy zyn onkundig van de plaats werwaarts zyne verbystering hem heeft gevoerd." Men zal misfchien aanhouden. ... ,, Wel nu, zoek hem!"... en al het naarzocken zal vergeefs zyn.... Zyt gerust... het word nacht, wy zyn zonder getuigen , alles is in een' diepen flaap gedompeld... kom— het oogenblik der wraake is daar. (Zy vertrekken j de deur der gevangenis blyft epen.) DERDE T O O N E E L. eugenia, zich flaauw opheffende. H oe! ik leef noch!... hoe! het oogenblik is noch niet gekomen het is maar uitgefteld. (Zy valt wéér neder ; het hoofd leunt tegen den /leen, die by haar geplaatst is.) VIERDE T O O N E E L. pater laurens, pater ambrosius, pater anastasius, pater andries, dorval. Dorval is de mond door een' neusdoek toegebonden, en word voortgejleept door de drie geestely ken; hy verdedigt zich flaauw, en als een man wiens ■ krachten zyn uitgeput. Pater Laurens komt de eerste op het tooneel. pater laurens, tegen Dorval. "Voorwerp van haat en woede! boet hier de misdaad , welke myn hart nooit heeft moeten vergeév*n: leef om ieder, oogenblik van den dag tc fterven— F , van  88 DE SLACHT- OFFERS van KLOOSTERDWANG, van den dag, dien gy niet weder zien zult. ( Hy geeft den monnikken een teeken om te vertrekken.) Vaar wel! het is voor altoos. (Onder het uit fpreeken van deeze woorden fluit hy de deur der gevangenis; men hoort het geluid der fleutels van zwaare floten en yzeren toornen.) V T F D E T O O N E E L. eugenia, in haar' kerker ; dorval,/» den zynen. EJorval nog al met den neusdoek om den mond gebonden en op de aarde uiigeftrekt, ty'na geheel van zinnen beroofd; hy heef, geduurende her voorgaande tooneel, niet dan eenige gefmoor de zuchten en onduidelyke woorden geflaakt. Eugenia noch zittende op den Jleen, op welken zy zich geplaatst heeft, nadat zy van haare bezwyming was bekomen. eugini a. 8 IVIet hoe veel vreugd zal ik dit fterflyk bekleedzel afleggen! ik zal met vermaak aan dc aarde deeze nietige ftof wedergeeven , die niet bezield is geween, dan om te lyden, en haar aanzyn te vervloeken. dorval, zich ten ha/ven oprichten Je. op Jen eenett arm leunende, en den neusdoek affcheurende. Waar ben ik? wat is my overkomen? myne oogen met duisternis bedekt onderfchciden niets, zien niets... myn bedwelmd hoofd vormt geen denkbeelden. eugenia. Wat is hem overgekomen? misfehien , helaas! weent hy thans op het graf van haar.... die nog leeft..,, en die iceft pm hem te beminnen. dor-  TOONEELSPEL. 89 dorval. Dc nevelen verdwynen.... myne geesten hertellen zich myne krachten wakkeren op de denkbeelden herlecven... (Met nadruk.) ó Myne waarde Eugenia! eugenia. Ach, zal deezedeur niet meer openen ?... nooit ?.. nooit? dorval, rondom zich ziende. Gewelven—ondoordringbaare muuren... eene yzeren deur en niets. (Hy doorloopt zyn' kerker en Jchynt eenig gereedfehap te zoeken, waarmee hy de deuren kan openbreeken: hy fpant alle krachten in om de yzeren traliën uit te rukken.) Vergeeffche pogingen.' onvermogende woede!... wanhoop! — wanhoop! (Hy valt magteloos wéér op den Jleen.) eugenia. Sedert lang is niemand meer verfchenen neen, zy zullen niet meer komen.... myne elenden hebben eindelyk haare wraak ontwapend... haar mededogen verguntmy te nerven. dorval, zich met drift ephejfende. 'Er befraat een God... en hy heeft gedoogd hy heeft tocgelaaten.... dat priesters, zyne dienaaren.zy,door wie die God met ons fpreekt... (Me/t eene byeenvergaérde woede.) neen , neen ! (Hy vervalt weder in overweeging en, leunt tegen den muur, die hem van EugeniaJ'cheid.) EUGENIA/. zy wendbaar gezigt naar de lamp, die maar eene flaauwe flikkering geeft, en zv kruipt derwaarts met zo veel vlugheid als haare krachten toelaaten. Zy zal uitgaan.... ach, God! — ój verlaat my niet, gy, F 5 myn  po DE SLACHT-OFFERS van KLOOSTERDWANG, myn eenige troost! werkzaame vlam! weldaadig licht! gy, die alleen rondom my tegenwoordig zyt in dcezc verfchrikkelyke grafftede! dorval, zynen kerker door hopende met alle kenteeke- nen van wede en ylhoofdigheid. De misdaad.... en eene eeuwige gerechtigheid!... de misdaad.... en een God , die almagtig is!... God, dien ik niet kan bevatten! God , wiens magt en wiens werken myne denkbeelden doen verftommen en myne reden oproerig maaken! gy, wien ik niet gevraagd heb om het doodclyk gefchenk van myn leven.... gy, die hebt kunnen voorzien myn verfchrikkelyk noodlot, en die my ondertusfchen ter neêr werpt.... gy,die my gedompeld hebt in dien afgrond , in welken ik my bevind.... vernietig ten minnen in my het gevoel van myn aanwezen.... ontneem my het bezef... het vermeert myne kwaaien, het verbittert myne woede, en boezemt myne ziel niets in dan eene bei. ligfchendcnde twyfeling en afgryslyke Godslasteringen. (Hy valt y/eér neder op den jleen) eugenia. Dorval! Dorval! hoe menigmaal hebben deeze verfchrikkelyke gewelven van uwennaam weergalmd. •.. helaas! gy zyt vry, omgeven door verleidingen. (Zy leunt tegen den Scheidsmuur) dorval, rondom zich ziende. Twee graven! een voor my— myn laatfte vcrblyf, dit daar. (Hy leunt op het graf. dathy heeft aangewezen, en vervolgt) 't Is hier, dat alles eindigt, de fchelmery, demisdaadenderftervelingcn,hunne verfchrikkelyke wraakte*  TOONEELSPEL. 91 oefeningen, hier, dat alles ophoud.... alles. (Hy gaal leunen tegen den muur, die hem van Eugenia fcheid.) eugenia. Maar wat gaat er toch in my om? welk eene onwillige ontroering— welkeen gevoel, dat ik niet kan bevatten? dorval. Wat zie ik! men heeft op dcczcn ftcen gegraveerd: (Hy leest.) ,, zoek, hoop." (Met een' fchreeuw.) hoop!.. hoe! groote God in dit verblyf der wanhoop !... eugenia. Myn hart krygt nieuwen moed het klopt... een onbekend vermogen... een gevoel, dat ik niet kan uitdrukken , eene bovennatuurlyke kracht fehynt my tot het leven te rug te roepen. dorval, zyne gevangenis doorloopende. 't Schaad niet laaten wy zoeken, doorloopen,.,.. laaten wy zien. (Hy licht het dekfel op, dat tegen den muur leunt, en laat het graf ontdekt; meteen' verfchrikkelyken fchreeuw, en van ontfleltenis te rug fpringendel) Hemel! een dood mensch! eugenia. ö Myn geheugen! het eenige goed dat zymy niet hebben kunnen ontrooven! ontvlagt my niet. dorval. Wel hoe! zou ik omringd zyn vanoverblyffclen!... een kleed met bloed gefchreven letters laaten wy ze leezen : (Hy leest.) „ wie gy ook zyt, bevoordeel u van mynen vruchteloozen arbeid. {Zichzelveu in de rede vallende.) Rechtvaardige Hemel! (Hy vervolgt.) „ Geduurende twintig jaaren, die ik hier verkwyn, ben ik zo verre gekomen, een'  92 DE SLACHT - OFFERS van KLOOSTERDWANG, een' yzeren bout,die deeze grafftede met den muur vereenigr, los te maaken : gy zult dien onder de puin vinden." (Hy wroet in degrafflede ,en haalt den yzeren bout daaruit, en zegt met eene onjluimige drift.) Hier is hy! (Hy vervolgt met leezen.),, Eene fteenen goot heeft myn' arbeid bedekt i gy zult ze herkennen aan het bloed, waarmede zy geverfd is." (Hy ziet rond, en word den fleen met bloed doortrekken gewaar.)Deezs is het!... ik zie ze! (Hy gaat voort met leezen.) „ Licht deeze goot op, en weinig tyds zal genoeg zyn, om myn' arbeid te voleinden; ik fterf: vaar wel! beklaag en bemin my." (Hy werpt zich midden in den kerker op de knieën, de handen en oogen ten hemel geheven.) ö God, dien ik gelasterd heb) ö God, aan wien ik twyfelde, wien ik vervloekt heb!...vergeef, vergeefmy,grootc God! kat uwe baimhartigheid myne ondankbaarheid evenaaren ; God van alle goedheid! toon uwe magt, voleind , voleind uw werk. e u g r n i a. Gefchcnk des Hemels! ftreelende hoop! gy verlaat ons niet dan met het leven. dorval: hy recht zich op, vat den yzeren bout aan, begeeft zich fchielyk naar den muur , en arbeid om de fteenen goot te doen uitfpringen. Ziedaar, deeze is het. Ja,ikzalmyne vryheid herkrygen! Valt, afgrysfclyke muuren! valt ... (Hy rust een oogenblik en leunt op den yzeren bout.) ó Myne krachten! begeeft my niet, herftelt u, onderfteunt mynen moed. (Hy her~ •jat zyn' arbeid, en de goot valt.) eugenia, met drift. Hemel! wat hoor ik ? por-  TOONEELSPEL. 93 dorval, arbeidende, en de fteenen fcheiden van een. Alles voldoet aan myne wenfchen.... laaten wy onze pogingen verdubbelen. eugenia, zich begeevende naar den muur alwaar Dorval werkt. Het zelfde geluid. (Zy werpt zich op haare knieën) Barmhartige God! indien myn lang lyden uwe gramfchap ontwapend heeft,... verlaat my niet! heb mededogen met haar, die u aanroept Gy weet het.... ik heb myne rampen niet verdiend Genade, genade, ê myn God! fchenk my ten tweedemaal het leven. dorval. Vryheid! vryheid! onderfteun my. (De fteenen vallen) euge ni a. Eene ftem! ik hoor ze,... zy is tot in myn hart doorgedrongen. dorval, ophoudende. Welke klanken hebben myne oor vervuld ! (Hy werkt met meer yver) eugenia, de fteenen met haare handen poogende los te rukken. Ik zal u byftaan — wel hoe! myne zwakke handen... ö wanhoop... neen , ik kan niet. Een fteen valt in de gevangenis van Eugenia, enveroorzaakt dat men uit den eenen kelder in den anderen zien kan. eugenia, de fteenen ziende vallen. Rechtvaardige Hemel! dorval, verbaasd. Een gefchrei laat zich hooren! tv-  £,4 DE SLACHT-OFFERS van KLOOSTERDWANG, eugenia, zich begeevende naar den half geopenden muur- Wie gy ook zyn inlogt, heb medelyden met my.... red my... red my. dorval. Eene vrouw.' Groote God! — Schep moed, mevrouw, fchep moed! noch een weinig tyds en wy zullen vry zyn. eugenia. Wat heeft hy gezegd? wat geluid! zou het kunnen zyn? (Zy kykt: deor het vallen van een" tweeden Jleen vermeerdert het licht: zy ontdekt Dorval met behulp van haare lamp, die. zy by zich heeft) Hy is het! ik bezwyk! (Zy valt plotsling op den grond; de lamp gaat uit) dorval, altoos met de grootJle kracht voortwerkende. Zonder wyfel nog een (lacht-offer.... ik zal haar bevryden, of met haar omkomen. (De fteenen vallen en hy treed in den kerker van Eu^ genia , die in zwym ligt, en wier hairen geheel haar aangezigt bedekken ; hy blyft aan de opening ft aan , en, geen antwoord vernemende, keert hy te rug in zyn' kerker, krygt zyne lamp, en nadert Eugenia. Eene gevangenis! ongelukkige! zy is bezwymd.... ach, kom weer by uzelve, fchep moed! laat uw verlosfe*, laat uw vriend, u geen de minde vrees inboezemen. (Dorval heeft zyne lamp op den grond gezet, hy is by Eugfiia geknield, hy licht haar zagtjes op, hy onderJleunt haar tnet den linker arm , en met de rechte hand verwydert hy de lange hairen, die haar gelaat bedekken; zy bekoomt. dor-  TOONEELSPEL. 9i Dorval, met eer? verfchrikkelyken fchreeuvt. Eugenia! 6 God! zy is het! Eugenia! eugenia, de oogen openend*. Wie roept my?... daar is hy! dorval. Eugenia! eugenia. Waarde Dorval! dorval. Gy leeft!... eugenia. Ik zie u weder!... dorval. Die barbaaren! welke fmartcn hebben zy u doenlyden! eugenia. Smarten? aeh, zeg dat gy my bemint.... en zy zyn allen vergeeten. dorval. Of ik u bemin? ó myn tweede leven! myne dierbaare geliefde! herneem uwe krachten.... herleef voor de hoop; help uwen vriend, die zyne en uwe kluisters zal verbreeken. De vryheid, het leven, en het geluk, zullen bet loon zyn van onze pogingen. eugenia. Van alle hoop beroofd, onderftennde my alleen de liefde : die heeft de fmarte en den dood gebraveerd Oordeel, nu ik u weêrzie, of zy aan mynen geest de moedeloosheid en zwakheid veroorlooft. (Men hoort gerucht) dorval. Hemel! wat hoor ik? (Aan de zyde van de gevangenis va»  96 DE SLACHT-OFFERS van KLOOSTERDWANG, van Dorval hoort men gefchreeuw, geraas, en beweging, dat ge duur ig vermeerdert) eugenia. Verwarde (temmen, geweldig gefchreeuw.... dorval. Zouden wy ontdekt zyn ? e u g en i a. Ach! wy zyn verloren! dorval. Men dringt in menigte naar de deur van myne g& vangenis. Vaar wel, het is voor altoos. eugenia. Ik, ik zou u verlaaten! dorval. Blyf gy hier. eugenia. Niets dan de dood kan ons fchciden.