D E SCHULDEN, ZANGSPEL.   D E SCHULDEN, ZANGSPEL. gevolgd naar het fransche. door fl END RIK OGELWIGHT, junior. Te A MS TE L D A M, bj J. HELDERS, en A. MARS, 179U Met Privilegie,   De Gecommitteerden tot desaken van den Schouwburg hebben, vorens Oclroy door [Iunne Ed. Groot* Mog.de Ileeren Staten van Holland en Westvriesland, den eerden November, 1787, aan hen verleend, het recht van deze Privilegie, alleen voor den tegemvoordigen druk, van D E SCHULDEN, Zangfpel, vergund aan j. H e l o e r s en a. m a r s. Amlï?lrlam, den ij. Julj, 1791. Geen Exemplaren zullen voor echt erkend worden, dan die door één' der Heeren Gecommitteerden onder» teexend zyn. A 3 F ER.  PERSONAADJE N. tUCINDE, eetie weduwe. MARTON, hare kamenier. De jonge da Mis, ridder. De oude dam is, oom van den jongen DamiSi DUBOis, knecht van den jongen Damis. mathieu, juwelier. D a m a s , lywatier. een notaris. Een gerechtsbode. Het tooneel is te Parys, en verbeeld eene kamer, in het huis van Lucinde; aan de rechter zjde des toonethit een kabinetje. DB  D E SCHULDEN, ZANGSPEL. EERSTE BEDRYF. EERSTE T O O NE E L. DA MIS, alleen. D ubois! Dubois! noch niet terug, na een uur afwezigheid; wat talmery!... geduld.... dorst ik intusfchen een bezoek by Lucinde af leggen... Maar het is daartoe te vroeg, ik wenschte haar alle oogenblikken te zien , en het is niet dan bevende dat ik voor haar vcrfchyn. ARIA. Daar ik dikwerf, zo knel van zin, Heb kunnen zeggen: 'k minutcder! Waamm herzeg ik 'r nu «iet weder, In 't lievig blaken van tnyn min ? Door 't lonken van Lucindes oogen Word zoete brand gefticlit. Haar te minnen is een pligt, En zou ik 't dan niet zeggen mogen ? A | TWEE.  8 DE SCHULDEN, TWEEDE TO O NE E L. da mis, bubois. d a m i s, Wel nu, Duboi=! gy komt van de post? dubois. Ja , mynheer; maar 'er is niets voor u. d ami s. Noch brieven, noch geld? dubois. Noch brieven, noch geld. da bi is. Wreede oom! dubois. Of verftandige oom. d ami s. Hy lagcht met myne fmarten. dubois. 'tls waar dat zy zeer groot zyn; fints drie maanden dat gy in Parys zyt neemt gy alle vermaken waar, die 'er te vinden zyn; gy zyt omringd van vrinden, die u zo fraai ruïneeren als het hen doenlyk is; de een wint uw geld, de ander leent het; alles zou volmaakt wel gaan zonder myne heeren uwe kredlteurs, die niet weten te leven, cn u zeer onbeleefd vervolgen. da mis. Maar wat dunkt u van royn' oom? du-  ZANGSPEL. 9 dubois. Hy is vergramd op u, fints zes weken dat hy u verZoekt weder te komen, dat gy liet hein belooft, en dat gy 'er niets van doet. da 31 is. Het is myne fchuld niet. dubois. Ik weet het, men vertrekt niet als men wil wanneer men krediteurs heeft. damis, ter zyde. En een gevoelig hart. dubois. Het zyn de affcheidsgroeten, die ons wederhouden. damis. Maar, myn brief moest hiiri getroffen hebben; myn voorgewende ziekte... dubois. Was gefchikt om alles te herflellen , dat is waar; een bewegelyke ftyl, eene bevende hand, niets ontbrak'er aan, maar onze ooin is leep. damis. Myne beleedigingen te hemwaartbedroeven my meer dan myne oinftandigheden. dubois. Dat is zo als het behoort,- als het geld op is, komen de wroegingen. A 5 DA  io D E S C H U L D È N, DA MIS. Maar wat nu te doen? DUBOIS. Ik weet het niet; gy wilt Parys niet verlaten; en liet is gevarelyk voor u om 'er te blyven; gy bemint het geldverteeren en gy bezit geen Huiver,- die alles fchikt zich niet met elkander; zo gynoch iemant waart, die myn' raad wildet opvolgen, zou ik u een' zeer goeden geven, om uit uwe verlegenheid te komen. D A MIS. En welken dan ? DUBOIS. Wel, trouw. DAM IS. Ik? en met wie? DUBOIS. Met eene weduwe, die zeer oi:d en zeer ryk h. DUBOIS. Waar zyn uwe gedachten? DUBOfS. Wel, t'huis, mynheer; men verteert zyn geld, en men trouwt; dat is de mode. A R I A. Zo ge oud met fchulden zyt bezwaard, Dan met een oude vrouw gepaardj Dit flaat uw vreugd ter neder. Maar naauw' is de echtknoop toegehaald. Of al uw fchulden zyn betaald ; En dit verheugt u. weder. -Zyt  ZANGSPEL. II Zyt zy bevreesd voor haar gedruis, Dan blyft gy 's morgeus by haar t'huis; Dit (laat uw vreugd tei neder. Maar dit's ook al uw blyk van min, Want *s avonds haalt ge uw Ichaé weer in ; En dit verheugt u weder. Gy moet foinivylen, mei beleid, U fchikken naar haar grilligheid; Dit Haat uw vreugd terneder. Zy walgt u door hare oudheid; maar, Lizette is noch geen twintig jaar; En dit verheugt u weder. Zo Lucinde wat bejanrder was... DA mis. Lucinde! DUBOIS. Ja, mynheer, onze fchoone weduw; uw oom heeft iets met haar uitftaan, en dit huwelyk zou alles afdoen; maar fints drie maanden dat gy in het zelfde hotel woont, hebt gy haar noch van geen liefde gefproken; ik berken unietby haar; altooseeneverlegenheid,eeneachting.. D Am is. Die zy verdient. DUBOIS. Ea die niets helpt. DER.  & D E SCHULDEN, DERDE TOONEEL DAMIS, MARTON, DUBOIS MARTON. IVÏynheer, 'cr zyn beneden drie of vier menfc^en, die naar u vragen, en die een afgrysfelyk geweld maken. DA MIS. Wat losheid! ik had verboden.., M A R T O N. Dat kan wel zyn ; maar of de portier hen al zegt dat gy niet t'huis zyt, zy weigeren het te geiooven, -en wil. len voiflrekt naar boven. DUBOIS. Ach! mynheer, wy zyn verloren: het is de klecremaker, delywatier, en de juwelier; gy hebt hen dezen morgen befteld. DA BI IS. Dezen morgen? DUBOIS, Gewis. Wacht u wel, te voorfchyn te komen , en last my begaan : ik zal den eersten belooven , den tweeden wegjngen, den derden drenken maken, en dus zullen wy 'cr met eere afkomen. F/ER,  ZANGSPEL. 13 FIE R D E T O O NE E L. DAMIS, MARTON, MARTON. Zyt gy gewoon op deze wyze te betalen? DAMIS. Hoe vind gy de manier? MARTON. Zy is niet nieuw; maar zeer eenvouwdig; ik ben nu niet meer verwonderd dat zy zo te onvreden waren. DAMIS. Gelooft gy dat Lucinde hen gehoord heeft? MARTON. Zy is uitgegaan. DAMIS. Reeds! MARTON. Zy is naar de prefidentsvrouw, en verzoekt u'er tegen den middag te kouien. DAMIS. Ik vlieg 'er heen, myne waarde Marton. MARTON. Zag: wat! denkt gy niet meer om die beeren, die u beneden wachten? DAMIS. Gy hebt gelyk. MAR  14 D E SCHULDEN, MARTON. Laat hen eerst vertrekken. DAMIS. Ik moet wel. Daar wy toch nu alleen zyn, zo help my uit myne yerlegenhejd. Weet Lucinde iets van myne liefde ? MARTON. Meer dan var, uwe fchulden. DAMIS. Zy zoude in myn hart gelezen hebben? MARTON. Gelooft gy, mynheer, dat eene vrouw, die bemind word, het niet ten eerste merkt? ARIA. Myn kunne raad dir met gemak: Een woord, een niets, ontdekt ons 'sminnaars zwak. Wy weten reeds vw we in Iiem wekken, Eer dat hyzelfiets daarvan kan ontdekken. Wat baat liet veinzen ? in myn' zin, Kost waarlyk ons het Ppreken min Dan om te zwygen ; Men hoopt eerst magt op zich te krygea, Zyn drift te zwygen. Maar als de min regeert in 'i hart Verbergt men vruchtloos zyne frnart. DAMIS. En wat kan ik hopen t MAS  ZANGSPEL. 15 marton. Dat is n;y onbewust. Ik geloof dat uwe liefde myne meesteres noch ril zou behagen; maar uwe krediteurs zouden haar bang maken. damis. Dat vrees ik. m a t111e u, van binnen. Fly is t'huis, ik ben 'er zeker van. DAMIS. Wathoorik? myn juwelier! mathieu, van binnen. Hy is 'er, zeg ik u, en ik wil hem fpreken. DAMIS. Wat zaï 'er van my worden? waar verberg ik my? MART o n. Schielyk, mynheer, in 'tkabinetje; en kom'er niet uit Vóórdat men u roept. —■ Zo is 't goed. V T F D E TO O N E E L. mathieu, marton. Mathieu, inkomende. Eindelyk, mynheer... ha !... marton. Wien zoekt gy, mynheer? mathieu. Mynheer Damis, mejuffrouw, mynheer Damis. tt . marton. Hy ïs uit. MA-  i6 D E S C II U L D E N, m a thie U. Ik zal hem wachten. marton. Hy komt niet voor van avond t'huis. m a t h i e u. Ik zal hein tot van avond wachten: hy heeft my van daag herteld , en ik ben zeer verheugd hem myne prómptheid te doen zien. marton. Hy twyfelt 'er niet aan. ma thie Uo Ik blyf, mejuffrouw; dat is eene gedane zaak. mart on. De portier... matiiie lt. Heeft mv gezegd, dat mynheer de ridder niet t'huis was, myi heer Dubois beeft het my ook gezegd, ik heb hen niet geloofd, en,terwyl zy met drie of vier perfonen, die ik niet ken, twistten , ben ik naar boven gegaan om het zelf te zien. Ik vind u, gy zegt my hetzelfde, ik geloof u wat meer dan de anderen; maar ik zal hein wachten , mejuffrouw, ik zal hem wachten ; het word tyd dat het eens een einde neemt, fints driemaanden dat hy my van dag tot dag uitftelt. m a r t o n. Is hy u veel fchuldig ? m a t iiie U. Betaalt cy voor hein ? mar-  ZANGSPEL. \7 MARTON. Warelyk niet. MATHIEU. Ik geloof het wel, in dezen tyd vind men niet gemakiyk agt duizend zes honderd livres. MARTON. Agt duizend zes honderd livres! MATHIEU. Net zo veel; ook geen genade meer, verdord, geen genade meer. MARTON. Zagtzinnigheid, mynheer, zagtzinnigheid. DUO. MATHIEU. Geen zagtheid meer; neen, d't 's zyn lot: Terftond myn geld, of naar 't kacbot. MARTON. Terftond uw geld, of naar 't kacliot! 't Befluit is wat te wreed genomen. MATHIEU. 'k Wil voor 't affront thans wraak bekomen. Wel honderdmaal gevraagd om geld, Gebeden, maar fteeds uitgefleld. Heer ridder, met verlof, ach ! zyt gy "t, zeiile hy: lk ben befcbaand by ü; geloof dit vry. Myn nota heeft beloopen... Ja, '!; ben uw fciiuldcnaar, mynheer; Maar wees zo goed, kom morgen weer: Dan kunt ge op uw voldoening hopen. » Dm  jj D E SCHULDEN, Den dag d.iar aan > myn n0!a in de hand, In 't hart te vrcden, Koin ik getreden ,5 Van vreugde vermand. Mynheer Dubois , kan ik uw' meester fprekcn ? Hy is reeds uit; maar kom op morgen ue-r. MARTON. Ja, kom op morgen, heer. M A T III E U. Drie maanden nu (leeds morgen weêr. 6! "k Zal my op het fclfte wreken: Of ftraks myn geld , of naar 'c kachot. M A R T O N. Hoe 't ook moog" gaan, toch geen kachot. SAMEN. MATHIEU. MARTON. Geen zagtheid meer; neen; dit's zyn lot: Of ftraks myn geld , ofcnaar't kachot. Todl S«n kachot. ZESDE T O O N E E L. MATHIEU, MARTON, EEN KNECHT. DE KNEC HT. M e juffrouw Marton, mevrouw is t' huis gekomen; zy vraagt naar u. MARTON. Ik kom aanftonds. DE KNECHT. Zy wacht u. MAR.  ZANGSPEL. 19 mar tok, tegen Mathieu. Mynheer. mathie u. Ga maar, ga maar. marton. Ik zal u niet alleen laten: de beleefdheid... m a thie F. Daar ontfla ik 11 van. m a r t 0 n, ter zyde. Laat ons zitn wat zy wil, en trachten weder te komen. Tegen Mathieu. Noch zittende? Wanneer zult gy vertrekken, myn» heer? mathie u. Zo ras ik betaald zal zyn, mejuffrouw. har ton. Nu, can zult gy daar lang zitten. ZEVENDE T O O N E E L. mathieu, alken. Dat meisje fchynt my zeer flim ; ik wil wedden dat zy tot het komplot behoort, en dat Damis t' huis isj 6 zo ik het kon ontdekken! 0 % F I-  00 DE SCHULDEN, FINAAL. MATHIE U. Men zoek' rondom, en zoek' met vlyt. Mynlieer! ik luister,en hoor niets; wat fpyt! 6 'k ïleh my wis bedrogen. Zien wy...zo waar... maar neen...'t is wis Dat iemaat hier verborgen is. Ik moet het te ontdekken pogen. Manheer! DAMIS, van binnen. Is hy reeds weg ? MATHIEU. 6 Ja. DAMIS, komt lagchende op , maar ziet turfland Mathieu. ö Spyt! MATHIE U. Hoe X zyt gy daar? D A M I S. Wil zwygen. MATHIEU. Gy fckuilt dan weg? DAMIS. Schreeuw niet; maar wacht. MATHIEU. *fc Wil myn geld. D A MI S. Staak uw dreigen : (ry krygt liet wis, maar fpreek toch zagt.  ZANGSPEL. 21 SAMEN. MATHIEU. DAMIS. Dit zyn weer opnieuw uitvlugt- Dit zyn op nieuw geenuitvlugtreden. reden; *k Wil van daag volftrektmyn Morgen krygt gy gewi» ür geld. geid. D A M I S. Myn oom zal al myn fcbuld betalen. MATHIE U. Is 't waar ? DAMIS. Ja, zyn korrespondent Betaalc u alles in het end*. MATHIEU. Ij *t welr zo als gy zyt gewend ? D A M I S. Dit denkbeeld is te fteik my honen. MATHIEU. Maar die korrespondent? DAMIS. Komt van daag hier, rnvnbcer. Wees dan zo goed, kom morgen weer. Gy zult me een' grouten dienst betoonen. MAT HÏEU. Ik heb van daag veel ^eld van doen. DAMIS. Wel nu, ik zal my tot hem fpoên. MATHIEU. Ik volg; hy kan my dan voldoen. C 3 SA-  22 D E SCHULD E N, S A M E N. MATHIEU. DAMIS. Die omflag is niet overbodig. Neen, neen. die omflag is niet noodig. Ik volg; hykanmy dan voldoen. Blyf hier; iK zal my tot hem fpoêa. D A M A S, inkomende. M}nheer! DAMIS. Myn lywaticr! wat (treken! D A M A S. Ik kom. DAMIS. Komt gy in 't einde ceils aan? Ik ging naar u ; blyf daar wat (laan. Wy zullen zo terftond van onze zaken fpreken. Ter zyde. Tees heeren gaan gewis zo ras niet heen. En Lucinde wacht my; hoe volg ik best haar fchreên! Tegen Mathieu. Kent gy dien heer ook? MATHIEU. Keen. DAMIS. Voor u, wat allerheuglykst teeken! Het is de man. MA T HIEU. Hoe 1 uw korrespondent? DAMIS. * Ja! gy krygt uw geld in *t end'. Tegen Dames. Goeden dag, mynheer! DA-  ZANGSPEL. 2* DAM AS. Kan ik hopen, Dat ik wat geld kryg in het end'? DAMIS. Gy komt hier net ter fnede in 't end'; Gy ziet hier myn' korrespondent. Geef rekening van myne koopen ; Hy betaalt u ftraks in 't end'. Damis vertrekt. DAM AS. Mynheer! wil toch niet vreezen. Myn nota is zeer goed gcfteld. Zyn byzyn zal niet noodig weezen. Op dit papier ftaat het vermeld. Iiezie 't, zo gy 't niet wilt gelooven. MATHIEU. Mynheer! gy fpot gewis met my. Het ftaat aan u, mynheer, dat gy My geld geeft, om dees fc'mld te doven. DAMAS. Mynheer, welvoeglvkhe'd gebied. MATHIE U. Gy wilt my al te housch onthalen. DAMAS. Gy zyt oprecht, en 'k twyfel niet. Of gy zult my de fchuld betalen. MATHIE U. De fchuld betalen! DAMAS. Damis gaf u daar kennis van. Het kan u dus niet zyn vergeren, Dat hy my fchuldig is. B4 MAT;  24 D £ S G H U L D E N, MATHIEU. Gy zyt dan ? DAMAS. Zyn lywatier, myn goeje man. MATHIE U. Zyn lywaticrl DAMAS. Ja, 'k ben het, wel te weten. M A THIE U. 6 Goón! zo onbefchaamd, zo fier. Te zeggen dat gy geld zult geven! En ik, die het geloof in 't end', Die u denk zyn korrespondent..! DAMAS. Gy zyt het zeil'. Wie heeft zyn leven! MATHIE U- Ik? D A MAS. Gy ! Geef myn geld aanftonds hier. MA THIE U. Ik ben, mynheer, zjn juwelier. Maar laat hy myn gramfchap vreezen ! DAMAS. Ja, hy bedroog u net als my. Maar hy is alreeds verwezen: 'k Heb lyfarrest; geloof dat vry. SA ME N. Maar laat hy onze gratnfohap vreezen. Cy hebt ? > arrest; nu hen ik bly! ik heb S Hinde van het easte Dedryf. T W E R  ZANGSPEL. 15 TWEEDE BEDRYF. EERSTE T O O N E E L. MARTON, DUBOIS. DUBOIS. De drommel haal' de krediteurs! MAR. TON. Waarom hebt gy hen doen binnen komen? DUBOIS. Zy hebben van het oogenblik, dat ik een' hunner wakker befchonk, gebruik gemaakt. MARTON. Ik herken Dnbois aan dezen trek; een dronkaart, die drinkt. DUBOIS. Een dronkaart, die drinkt! Wat wilt gy dan, d? hy doen zal? MARTON. Zyn' meester beter dienen. DUBOIS. Onnutte zorgen! Wy zyn verloren, Marton; en zonder onzen oom zullen wy Parys moeten verlaten- MARTON. Zonder uwen oom! DUBOIS. Gy lagcht, fehurkje! 6 Cy hebt tyding van hem. B C MAR-  26 D E S C II U L D E N, MAR. T O N. Misfchien. DUBOIS. Wel nu, heeft de brief van den heer Damis fortuin gemaakt? Zyne voorgewende ziekte... MARTON. Gave de hemel dat dezelve wezendlyk ware .' DUBOISj Ja, 'er ontbreekt ons niet meer dan met de fakuheit te doen te hebben. MARTON. Zonder tvvyfel, dat interesfeert; daar,in tegendeel, fchulden.., DUBOIS. ó Dat is eene heerelyke zaak! men heeft ze niet als men wil. DUO. BI A R T O N. Het zy gy 't al of niet kunt dulden, Zo ik moet zeggen waar *t op )cit, Eubois3 ik hou niet van de fchulden. DUBOIS. Ik hou niet van de lakulteit. MARTON. *t Is gekheid iets van keus te zeggen, Marr zo 't moest wezen; ik veikoor... DUBOIS. Veel liever, zonder te overleggen, Twee kred.teuis, dan een' dokroor. Den laatficn regel van ieder couplet Jamen. DU*  ZANGSPEL. 2? DUBOIS By een' doktoor, in kunst ervaren, Staat u de toegang naauwlyks vry. M A R T O N. In uw huis ziet ge u bewaren: Een krediteur blyl't (leeds u by. DUBOIS. De een komt gebieden , de ander temen; Zy maken beiden veel geweld; Maar de een kan 't leven u benemen: £11 de andi.r komt Hechts om uw geld. MARTON. Waarom is 'er geen land op de aarde, Waar men aan niemant lchuldig is? DUBOI S. Waarom is 'er geen land, myn waarde, Waar men (leeds leeft gezond en fris? 'k Moet krediteur en dokter duchten, Want beider magt is onbepaald; Maar ik ga met myn' meesttr vlugten, Daar, waar men leeft en niet betaalt,; Dubois vertrekt. MARTON. Hy is net van pas vertrokken; zo de oude heer Damis gekomen ware, zou alles ontdekt zyn. TWEE*  28 D E SCHULDEN, TWEEDE T O O N E E L. LUCINDE, MARTON, LUC INDE. 3Vïarton, hebt gy den ridder gezien? MARTON. Neen, mevrouw* maar Dubois is hier zo van daan gegaan. LUCINDE. Hy weet niet dat de oom van zyn' meester is aangekomen. MARTON. Ik heb my wel gewacht het hem te zeggen. LUCINDE. Gy hebt wel gedaan. De oude heer Damis komt zo t'huis: gy moet hem hier in't geheim binnen brengen: ik wil hem noch fpreken. MARTON. Ten voordeele van den ridder. LUCINDE. Ik hoop zyn' oom te vermurwen. M A R T O N. Het is een goed man; men zou vermaak krygen in zottigheden te doen, zo alie bloedverwanten hem gelekeu. D EU.  zangspel: 29 derde t o o n e e l. lucinde, alletn. Ik gevoel het niet clan te veel; ik neem lievig deel in den flaat van den rilder: gelukkig zo het de vrindfchap alken is, die deze deelneming veroorzaakt! ARIA. f> Vrindfchapsgloed! ó heil der aard*! Üw invloed ftreele en flerk' dit harte ; Dat ieder neiging, u onwaard", Wat zoet zy baart, Steeds uw vermogen vruchtloos tarte! Ik vrees de liefde en haar gezag; Zy vangt ons listig in haar (frikken ; Het is een aangename dag, Wiens ftormige avond ous doet fchrikken.' vierde tooneel. De oude damis, lucinde, marton. marton. TTreê binnen, mynheer, De oude damis. Mevrouw, myn ontwerp is gelukt, en myne aankomst noch een geheim. lucinde. Wel nu, Damis, heeft de ridder genade voor uwe bogen gevonden? De  go D E SCHULDEN, De oude damis. Hy heeft veel kwaads gedaan. lucinde. Gy moet het hem vergeven. De oude damis. Dat ftaat aan u, mevrouw; keur het ontwerp, dat ik u voorgefteld heb , goed : het is reeds lang dat ik het gevormd heb, en ik acht hei voortreffelyk. Wy zyn een weinig vermaagfchapt; en als zodanig hebben wy eens erfenis van vyftig duizend kronen te deelen ; gy zyt vry ; de man , dien ik u toedenk is het ook ; gy gelykt elkander, en verbind u, om de erfenis niet te behoeven te deelen. lucinde. Gy zyt wat haastig. De oude damis. En ik heb recht. TRIO. marton en De oude damis. Het talmen is fteeds onverdraaglyk, Als ge andren heilryk maken moet. lucinde. Het meisje handelt bülyk traa !yk, Als ze eene huwlykskeuze duet. De oude damis. De man is ryk. marton. Is hy bebaajlyk ? l U-  ZANGSPEL. %x lucinde. Is hy wel jóng ? MARTON. Blaakt hy in te'ren gloed? s a M e N. lucinde. Deoude damis en marton^ De liefde tnoog'vry zegepralen, Wienge ov> uwhart doet ze°epralen , Eén dag dort licUtverandring in; Stort één daggeen verandring in; En't huwelyk maakt nieuigmalcn En de echtknoop, door u toe tehalen, Meer trouweloozen dart de min. Word u een borg voor zyne min. lucinde. Noem my ten minste dien man. De oude damis. Neen, myne fchoone bloedverwante; ik wil eerst u tot dit noodige huwelyk overhalen ; want, kort en goed, gy moet trouwen of pleiten; verkies. lucinde. Deze keuze... De oude damis. Is in (laat iemant verlegen te maken; niet waar? de ridder is niet wys genoeg; ik ben het misfchien al te veel. Wel nu, uw antwoord? LUCINDE. Sta my toe, 'er over te denken. De oude damis; *tZy zo; ik ga naar myn' notaris, en myn' neef... lu-  32 DE S C H U L D E N, lucinde. Handel hem niet te ftreng. • De oude damis. Ik zal we! genoodzaakt zyn een weinig den oom te (pelen ; maar het zal niet lang duren. Lucinde en Marton vei trekken. FT F D E T O O N E E L. De oude damis, wlhen. Alles wél overdacht, zyn zyne fouten veroorzaakt door zyne geringe ondervinding ; hy is het flachtoffer zyner goedhartigheid geworden; en ik zal hem zyne krediteurs vergeven, alleen om den trek, dienhy hen zo even gcfpeeld heeft; ik heb myzclven daarin herkend; op zyne jaren deed ik ook veel gekheden , en ik breng ze tny noch met vermaak te binnen. A K 1 Jt. 6 Ja, myn jeugd fbtat levend my te voren; Ik deed veel kwaad : maar 'twas zeeraartig, raar.. Men llraft liet in een* mensen van twintig jaar, En, zestig oud, kan *t noch ons hart bekoren. Men moet zich fteeds, is 't mooglyk, blydfchap baren; Vernocging (breek in allerlei ge%-aar. Wie treurig is, is oud op twintig jaar; Wis vrolyk leeft, is jong op zestig jaren. ZE S-  ZANGSPEL. 33 ZESDE T O O N E E L. De oude damis, DU 30 is. duboi Sé Ik zoek myn1 meester overal, en vind hem nergens. De oude damis. Ha! zyt gy het, Dubois? dubois. Hemel! De oude damis. Kom nader. dubois. Gy hier, mynheer! wie voert u herwaart? De oude damis. Uw meester, myn vrind. Ik heb zyn'brief ontfangen; ik ben terftond vertrokken, en kom hier zo even aan. dubois. Hebt gy noch niemant gezien? De oude damis. Noch niemant dubois, ter zyde. Zo veel te beter. De oude damis. En hoe vaart myn waarde neef? dubois. Och! mjnheer, ondervraag my niet. C Üe  54 D E SCHULDEN, De oude damis. Gy verfchrike my; ik wil hem zien, Dubois, ik wil hem zien. d ub o ï Hou (tand, mynheer! het zou gevarelyk zyn 'er « te vertoocen, zonder aangediend te zyn ; uwe tegen» woordigheid zou hem eene ontfteltenis veroorzaken. De oude damis. Hy is dus wel ziek? dubois. ó! Zieker dan ooit. De oude damis. Ik had het moeten raden aan de droefheid, die op Uw gelaat gefchilderd is. dubois. Gy ziet het. De oude damis. Ter xjde. Zy doet u eer aan., die arme ridder! gy zultmydit betalen. dubois, ter zyde. Goed! hy word aangedaan: gebruiken wy dit oogen« Overluid. blik. Ik wilde u in 't eerst zyn' (laat verzwygen; ik had wel voorzien dat het u zou bedroeven. De oude damis. Och, neen. dubois, Hoe! neen? De  ZANGSPEL. 35 De oude damis. Dc wyze moet alles kunnen verwachter-. Ikzouhecj echter beklagen, want hst is een goeije jonge. dubois. Zeker. De oude damis. Zeer gefchikc, en voor al zeer zuinig. dubois. ö! (k fla 'er u voor in. ZEVENDE TOONEEL De oude damis, dubois; mathieu,/»^» de , en vele buigingen tegen Bamis makende. damis, tegen Duboiu ""Wat wil deze man, met alle zyne buigingen? dubois, fiil tegen Mathieu. Wat zie ik noch hier? mathieu) tegen Dubois. Ik kom niet om u. dubois, als voren. Ga dan om my heen. mathieu. Tegen Damis. Dat is niet mogelyk. Mynheer, ik heb zo even uwe aankomst vernomen. dubois, ter zyde. Die lieden weten alles, C 2 hat-  $6 D E SCHULDEN, mathie u. En, riet tegenftaande myne rechtmatige gramfchap, heb ik gedacht niets te moeten doen voor ik de eer gébad had u te zien. De oude damis. Tegt n Dubois, Ik dank u, mynheer. Wie is deze man? dubois, zagt. Een onzer dokters. De oude damis. Hy is zonderling gekleed. dubois. Hy is een vreemdeling. De oude damis. Wel nu , wat wil mynheer de dokter vnnmy hebben ï mathieu, na rondom zich gezien te hebben. Ik dokterf dubois. Net als een ander; ia 3 mynheer is een vr.n die dokters... mathieu, hem in de rede vallende. Aan wien men iehuldig is... dubois. Foei! moet een geneesheer daarvan fpreken! mathieu, tegen Damis. Mynheer, ik beu een eerelyk man. dubois. Ga liever heen, dan leugens vertellen. De  Z A N. G S P E L. 3? De oude damis, tegen Dubois. Laat hem fpreken. mathieu. Wel verpligt, mynheer,- myn naam is... dubois , hem in een' hoek trekkende , en zagtzeggende: Noem u niet; hy is verwoed tegen u. mathieu, verfchrikt. Tegen my! De oude damis. Het Iykt een' krediteur. dubois. Hy ge'ooftdat gy zyn' neef bedrogen hebc. mathieu. In waarheid, niet te veel. De oude damis, ter zyde. Veinzen wy hun fpeelbal te zyn. dubois. En in zyne gramfchap heeft hy beloofd u aan te grypen. Zeer hard. Dus, mynheer Mathieu. mathieu, hem de hand op den mond leggende, Nuem my niet. dubois. Waarom niet? Myn heer Damis zal zeer verheugd zya u te kennen. mathie u. Da is onnoouig. C 3 dt>  38 D E SCHULDEN, dubois. Hy weet hoe gy zyn' neef behnndeld hebt.» pi at iii eu. Stil dan... ik zweer u, mynheer, dat ik myn best gedaan heb. De oude damis, tegen Mathieu. Waarin beftond zyne ziekte ? mathieu, Damis met verwondering befchouwende. Zyne ziekte! DUBOIS. Spreek, of ik zeg wie gy zyt. TRIO. mathie U. Zyn ziekte is j zo waar, myn lieer, Die van zeer veel voorname lieden: Laat uw befchroomdhéid u ontvlieden, liet geld geeft liein zyn' welftand weer. De oude damis, tegen Dubois. Gy weet gew's, hoe is gchecten Dees dokter? DUBOIS, eerst tegen Damis; daarna tegen Mathieu. Ja. Uw naam ? mathieu, tegen Oubois. Wat rein?... Toe, fpreck oprecht, gy moet bet weten. Op Damis wyzende. Is hy zeer ryk ? DUBOIS. Ja. MAT-  ZANGSPEL, 39 bi A T f 11 e U. Betaalt liy? DUBOIS. Neen. MATHIEU. Neen! Een fterke fcholc zal hy vast vreezen. Dan ftelt hy wis my niet te leur. Dë oude DAMIS. Gaat gy reeds heen? dubois. Niet boos te wezen. Tegen Damis. Een dokter heeft meer te genezen. MATHIEU. Ja. ineer heb ik 'er te genezen. li Ga daadlyk naar myn' prokureur. De oude damis, loochende» De dokter is een krediteur. SAM E tf. De oude DAMIS. MATHIEU. DUBOIS. Ja, meer heb ik'cr te Dokter, niet boos to genezen wezen. De dokter is eenkre- TtGa daadlyk naar Mynheer doktoor, geen diteur. myn' prokureur. prokureur. Op het einde der Trio, gaat Mathieu toornig heen. Ca AGT*  40 D E SCHULDEN, A GT ST E T0 O N E E L, De oude damis, dubois. De oude damis. Iï ly is zeer ftuursch vertrokken. dubois. Hy heeft wel gedaan; vermits in dit alles veel zyn-" eigen fchuld is, vreest hy de verwyten. De oude damis. Gy vreest ze niet? dubois. Gewis niet: rnyn gedrag... De oude damis. Is voorbeeldig; ook zal ik 'er u voor beloonen. dubois, ter zyde. Daar twyfcl ik aan. De oude damis, ter zyde. Gaan wy eerst wéér naar Lucinde, eer wy naar myn' Tegen Dubois. Notaris gaan. Vaar wel, Dubois; dewyl de ftaat van uw* meester omzigtigheid vereischt, meld hem myn bezoek , ik zal weUra weder komen: myne hulp zal hem gewis noodig zyn. dubois. Een weinig. De oude damis. Tk geloof het, die veiraaderl vaar wel, myn vrind J vaar wel.  ZANGSPEL. 41 NEGENDE T O O N E E L. dubois, alken. Indien onze oom niet gevoelig is, is by teii minfte infcliikkeiyk; laat ik nu mynheer de ridder zoeken, om te weten, in wat ftaat van gezondheid hy mynheer Damis wil opwachten. TIENDE T O O NE E L. damis, dubois. damis. ■ Wel nu, Dubois, Lucinde...? dubois. Ach, mynheer! vertoon u niet. damis. Waarom? dubois. Gy zyt ongetwyfeld zeer ziek! damis. ïk! dubois. Gyzelf, en men moet u niet zien. damis. Zyn myne krediteurs noch hier? dubois. Veel erger zaak is 'er op. het tapyt j uw 001a is te IfUrys, C 5 DA.  4» D E SCHULDEN, DAMIS. Myn ooin! DUBOIS. Ik heb hem zo gefproken, DAMIS. En wat hebt gy hem gezegd ? D u n o i s. Byna niets; maar hy gelooft u zeer ziek. DAMIS. Gy fpot. DUBOIS. Op myne eer niet. DAMIS. En gv hebt hem niet uit den droom geholpen? DUBOIS. Ik heb gedacht van zyne dwaling gebruik te kunnen maken om onze vergiffenis te verwerven. D A m I s. Hy is zonder twyfel zeer getroffen geweest? DUBOIS. Niet zeer veel. DAMIS. Hoe, ongelukkige! DUBOIS. Myrheer, het is myne fchuld niet. DAMIS. Wat heeft hy u gezegd ? DO*  ZANGSPEL. 43 dubois. Dat hy wys was, en zich in alles kon fchikken. damis. Dat is niet mogelyk. ELFDE T O O N E E L. damis, marton, dubois. marton. Cji'üDt nieuws , mynheer. d A mi s. Ja, Marton; myn oom is te Parys. m a r t o n. Hy is by Lucinde. damis. By Lucinde'. marton. Ach , had gy hem gezien.' hy is wanhopend,.., wan* hopend! damis, tegen Duinis. Wel nu, wat zegt gy, deugniet? m a r t o n. Vervolgens hief hy gelagchen ,... gelagchenl dubois, tegen Damis. Gy hoort het. marton. Wat waar is, is, dat hy zyn' neef bemint; maar boven  44 DE SCHULDEN, ven al myne meesteres; en fedett lang heeft hy een ontwerp gevormd, 'tgeen hy eindelyk ten uitvoer zal biengen. BAMIS. En waarin beflaat dit? MARTON. Gy zult het weldra weten. DAMIS. Gelooft gy dat ik vergiffenis zal verwervend MARTON. Gewis, dat zal de huwelyksgift zyn. DAMIS. Hoe! komt het op een huwelyk aan? MARTON. Ja, mynheer. DAMIS. Ernftig? MARTON. Ernftig. DAMIS. En wat zegt myn oom? MARTON. Hy is verrukt. DAMIS. En Lucinde? MARTON. Zy Hemt in alles. DA*  ZANGSPEL. 45 damis. Zy ftemt in alles! ach, myne waarde Marton, rieem deze beurs. dubois. Het is op myne eer de laatfle. marton. Mynheer... dubois, haar de beurs gevende. Neem, Marton, neem; wy zyn al te gelukkig. marton. In 't kort, mynheer, binnen drie dagen zal myae meesteres... dubois, haar in de rede vallende. Zyne vrouw zyn. marton. Neen, zyne tante. damis. Myne tante! marton. Helaas! ja, uw oom trouwt haar. dubois, haar de beurs ontnemende. ~~~Geef weêr, Marton, geef wéér,- wy zyn te ongelukkig. damis, Ik fta verdomd. dubois. Wreede oom! ons te gelykertyd eene vrouw en eene erfenis te ontlteien! da  46 DE SCHUDDE N, da wis. HoeJ ik verlies alles en do«>r hem! 'u's myn oom... dubois. Stil, daar is uwe tante. TWAALFDE T O O N E E L. de vorige n , lucinde» Daim is. Ach, mevrouw, 't is dan waar* gy offert my op, my, die u beminde, die u bemin, en u altoos zal blyven beminnen ? lucinde. Gy bemint my! damis. Gy weet het te wel; veins niet meer, mevrouw, maak van myn ongeluk gebruik en trouw myn' oom ; maar hoop niet dat ik getuige van dit huwelyk za! zyn; neen, ik zal u allen voor altoos ontvlngten: vaar wel, mevrouw, vre-s geen vcrwyt van myn' kant; ik kan lyden: maar, ik kan my niet beklagen... Hy vertrekt. dubois, hem volgende. Het is grootsch , maar fchoon. DER.  ZANGSPEL. 47 DERTIENDE T O O NE E L, LUCINDE, marton. LUCINDE. 3Vfarton. marton.. Mevrouw. LUCINDE. Zo hy ging vertrekken ? marton. Hy zou wederkomen. LUCINDE. Maar wat zegt hy van zyn' oom ? bi a r t o N. Het geen ik hem zynent wegen gezegd heb; ja, me. vrouw, de oude heer Damis fpreektvan u te trouwen; hy heeft veel geld, en de ridder niets dan krediteurs, die hem fterk vervolgen; en hy zou op zyn'trouwdag wel in de gevangenis kunnen flapen. LUCINDE. Wy zyn noch zo verre niet. FE ER-  4* DÉ S C H Ü L D E N, VEERTIENDE T O O N E É L. pe vorigen; dubois, die verfchrikt inkomt. dubois. Ach! Mevrouw. warton. Reeds te rug? dü b o i s. Onze reis is niet lang geweest; wy ontmoetten bei rseden aan den trap een' grooot' zwart' man. lucinde. Wien was het? warton. Een* bode van 't gerecht. dubois. Ik ben 'er bang voor... Hy houd den heer de Rijder zeer beleefd ftaande, en vraagt hem zyn' naam; myn meester zegt hem dien zy twisten; enik vlieg herwaart om u te waarfehouwcn. lucinde. Ach, myne waarde Marton! ga fpoedig. marton. Ik hoor geweld. dubois. Zo zy het waren!.. net geraden. L AAT.  ZANGSPEL. 49 LAATSTE T O O N E E L. DE VORICEN; en vervolgens alle de perfonen} le. halve Mat'dcu en Dumas. F I N A . A L. damis, tegen den notaris. nheer, ik ben het niet. DE notaris. Ik kom u trouwen, heer? lucinde, marton en dubois. Hem trouwen! 'tis een misverftand, zou 'k meenen. Dit neemt een' vreemden keer. De oude damis, tegen den Gerechtsbode. Mynheer, ik ben het niet. de bode. Ik moet u vatten, heer. damis. Hoe ! myn Oom! De oude damis. 'tls abuis! -dubois. Gaan wy voor 't einde henen. damis. Mynheer Dubois, blyf, 't is myn wil. 'k Beu over iemant zeer te vreden; En hy verdient erkentlykhedén. dubois. Mynheer, ik ben het niet. •D DA-  §o DE SCHULDEN, damis. Zwyg ftij. Tegen den bode. Ken de fout, waar gy toe geraakte, Damis is myn naam; maar dit is, ja 't is bepaald Die Damis, die de fchulden maakte. dubois, op den ouden Damis wyzende. En dit'sdic Damis, die ze allen betaalt. DAMIS. Hoe ! myn oom ! De oude damis. Neen, hierin is 't, dat gy dwaalt Tegen den bode. Volvoer het vonnis en uw pligten. D a mI S. Ach ! myn oom ! LUCINDE, MARTON, eil DUBOIS. Ach , Iaat uw gramfchap zwichten. de bode, tegen den jongen Damis. Mynheer, laat tl niet bidden; maar Wil toch de wetten niet weêrftreven. de NOTARIS, tegen denzelfden. Mynheer, hier is 't kontrakf; fchryf daar: Gy moet aan my de voorkeur geven. lucinde, De jonge damis, marton, en dubois. Ach! wat foltring; ach wat finart! Heb deernis met £ 'ïdend. hart. De  ZANGSPEL. 5r De oude damis, tegen zyn" neef. Gy moet, al valt u 't hard, Op 't trouukontrakt uw handfehrift zetten. MARTON en DUBOIS. 'tls 't zyn ; gy zult het niet beletten. DAMIS. Ach! myn oom! De oude damis. Schryf dan. DliBOIS. Welk een pyn 1 Slechts als getuige hier te zyn. damis. Ach! myn oom ! De oude damis. Schryf dan. DAMIS. 'tls gedaan. Wat moet ik meer beftaan ? De oude damis, op Lucinde wyzende, Terftond Lucinde trouwen. Tegen Lucinde. Schryf ook bevalligfte der vrouwen ! Wel hoe, gy aarzelt noch ! bellis in 't eind' zyn lot: Geef hem uw hand, of hy gaat naar 't kachot. Van deze liên behoeft maar één : 'tgeen klaar is. DE BODE. De prokureur. DAMIS. Of de notaris. D 2 DE  5i DE SCHULDEN, de bode. Mevrouw, blyf ik? DE notaris. Of ik? De oude damis. Ontdek... lucinde, tegen den bode. Mynheer, vertak. a L L e n. Welk een ftoud ! welk een genoegen ! {Ik 1 WC1 d bevryd doOÏ die £ ^ 'i^t. De liefde wist het zo te voegen, C hem 7 ... Dat zy < \ aan haai' kluister bind. C my 3 De oude damis, tegen zyn'' neef. Hou van uw fchuld en van myn vviake Een levende gedachtenis. Dat zy uw firif gevoelig makel Ik ltsl het zeker en gewis, 'k Zal voor 't voldoen der oude waken. Maar, neef, een huwlyk aan te gaan, Is waarlvk nieuwe fchuld te maken: Zorg dat die word' door u voldaan. damis, tegen Lucinde. Door dabble erkentenia gedreven. Vind ik geen woorden voor myn vreugd. Ik kan u n'ets te kennen geven, Dan dat mv min myn bari verhi u';t. 'k