STAATKUNDIGE ACADEMIE- VER HANDELINGEN. T W EE B E DEEL.   STAATKUNDIG!) ACADEMIE- VERHAN DELINGEN over GEWICHTIGE ONDERWERPEN ter opheldering der VJDERLANDSCHE HISTORIE en RECHTEN. Sedert weinige Jaren te leiden verdedigd. Uit het Latijn vertaald. f TWEEDE DEEL. (HEI _ behelsende Mr. d. deutz, Verhandeling over den Oor' fprong der Rechtbanken, in di Nederlanden> yan de vroegfte tyden af. e n Mr. h. s. v. son, Verhandeling over de Natuur en Oarfprong van het Hof van Holland onder de Graaven. TE L E T D E N, B y P. H. TRAP, MDCCLXXXXII.   VERHANDELING OVER DEN OORSPRONG DER RECHTBANKEN, VOORAL DER SCHEPENEN IN DE NEDERLANDEN, VAN DE VROEGSTE TIJDEN AF. DOOR Mr, D AN. D E U T Z*   VERHANDELING OVER DEN OORSPRONG DER Rechtbanken* VOORAL DER SCHEPENEN i JÉ DE NEDERLANDEN, VAN DE VROEGSTE TYDEN AP. EERSTE HOOFDDEEL. Over de Rechters, en yoornamelyk de Schepenen r in de Nederlanden, voar het /lichten der Steden, in de Middel-Eeuwen. §• \ ^Jjjelijk de menfchen ? zoo gaan de Ryfcen op- en onder. In de derde en vierde Eeuwwerd op de puinhoopen van 't Gebied der Romeinen het Frankifche Rijk in Gallie en Gerinanie gefticht (i)); de Franken hebben zich federd de vijfde Eeuw door Gallië en Germanië ver- (i) wagemaar Fad. Hifi. I. D. 3. B. hl. ÜQZ — 23O. A 3  Oorfprong dér Rechtbanken verder uitgebreid (g); en, tot de benedcnfte deejen van den Rhijn afgezakt, vaste woonplaatsen gevestigd langs imMifx, de Maas- en oië Schelde ( 3 ). Onder de verfcheidene Germaanfche Volken , welke de Franken toen ter tijd hun gebied onderworpen, telde men tusfchen 't jaar 69a. en 734.. ook de ingezetenen van die Landftreek, welke te dier tijd in hare ganfche uitgestrektheid Friesland genoemd werd; en onder dit Friesland werden de tegenwoordige Nederlanden, ja zelfs een veel groófer omtrek van Landen begrepen : dit laatfte blijkt zoo wel uit verfcheidene .plaatzen (4), als byzonder uit de Friefche Wetten zelve (5), waarin Friesland zich uitftrekt van het Flie (naderhand de Zuiderzee} tot aan Sincfala (V>), zoodat het ook gansch Holland en Zeeland, met alles wat verder nooïdwaard gelegen' hedendaags onder den naam van Friesland voorkomt, in zich bevattede. Na de verovering van Friesland of geheel Ne- der- (2) HENAüLT nouvel Abregé'de VBiftoire de Francs. (3) olivar1us vredius ƒƒ//?. Fhmrhlie. wagenaa r Fad. Bijl. I. D. 3. 13. bl. zSi. 2S2. 294. C4) wagenaar Faji Hifi fc j>. 3. B. bl. 292. en 4 B. bl. 3J9. 360. voornamelijk II. IX f. B. bl. 3 en 4. (?) FR1ESCHE wetten, Tit. I. § 3, en 10 (6) Over de gelegenheid van deze Rivier, zie clan Heer van l> e spiegel, Oorfpr. en Bist. der Fadeii. Rechten , bl. 66, n. i. linden Hooglëeraar kluit, Bist. Crit. Comit. Moll, T. 2. P. k. b\. 168. en volgg.  in de Nederlanden, (Hoofdft. I. /.,) 5 derland,-heeft kar el martel de Frie-fen» .weerfpannig wordende, en het juk der Franken met ongeduld dragende, in 't jaar 719. na den dood van Radboud, cijnsbaar gemaakt, en hen aan de Koninglyke Schatkist., of Koninglyke Bomeinen gehecht; naderhand hebben zy dikwijls ..poogingen gedaan, ,om zich in hunne vorige vry.heid te hcrliellen, tot dat eindelijk kar el de groote, die van 't iaar 768- tot het jaar 814. geregeerd heeft, hen geheel t'ouderbragt, zoo echter, dat hy hen in hunne perfoonen van de flaaverny vry ftelde, terwijl deze harde toeftand in opzicht van hunne goederen , onder dcszelfs Zoon l ode wijk den vromen, mede eene gunstiger gedaante verkregen heeft (7). 't Is bekend, dat karei de gr0,0te, in 't jaar 806., by zynen uiterften wil, zijn geheel uitgefcrekt Rijk onder zyne drie Zonen, lodewyk den godvruchtigen, pii'ijn en karel, verdeelde (8 dat deze weder, gelijjc ook hunne nakomelingen, dat Rijk zoo by laatfte wil-befchikkingen , als by verfcheidene verdeelingen (9) zoodanig hebben gefmaldeeld, cht dit C 7 ) EGlNiURDiBvitn Cariili Magni, C VFf. p. 47. en 72. \va gen aar Fad. Hist 1L D- f.Bi bl. 42. en 43. en I. D- 4. B bl, 422. en de Schryvers, daar aangehaald, mieris Cbarterh. der Gra* ven van HoII.ind, 1. D. bl. 18. (8 ) baluzius, Capitul. Regum Franc. T. I. p. 439. wagenaar Fad. Hist II. D. 5-, 13. b). 34 nontesquieu, VEffrit des Loix, Liv> XXXI. cimp 18: 19. (.9) van loon Aloude Rigeeringsw. van Hofland, 1. D. bl. 270. II. D. bl. 32, en 143 — z47. A 3 wa-  6 Oirfpnng der Rechtbanken ditgroote Rijk eindelijk in twee deelen gefcheurd is, waar van het ééne Auflria oïOostersch Frankenland, ltrekkende toen van de Maas en Rhijn door Duitschland, en het ander Neuftria, of 't*WesterJche Frankenland genaamd werd • 't welk zich van de Maas, door Zeeland, Braband en het overige Gal ie uitftrekte (10); zoo dat eindelijk in de Tiende Eeuw Duitschland en Frankrijk , die tot hier toe onder éénen Koning séwecst waren, geheel onderfcheidene Ryken zijn geworden; terwijl ondertusfehen her derde tusfchen beide liggende gedeelte Lotharingen, fdus genoemd van Lothariüs , den Zoon van lodewijk. den vroomen, op w'ien dat land als zijn erffijk gedeelte in 't jaar 839. gekomen was (n), en onder't welk alle de gewesten tusfehen den Rhijn, de Maas en de Schelde, •tot aan de Zee, begrepen werden, met uitzondering echter van dat gedeelte , welk ten noorden langs den Rhijn tot het deel des Konings van Duitschland behoorde (lij^) zeerlang een twistappel tusfehen de Franlchen en'de Germanen geweest is; tot dat ten laatften na ee- nen WAgenaar Fad. Hist. II. f. B. bl. f6. 67. \' 9* b!' *3" 24- Bondam Cbarterb. v*n Gel erland, \. D. bl. 22. n. a. bl. i% 2f 20. 30. 37. 38; * J v '(10) kckard in Comment. Re gum Franc Orunt ai T. II. ö /li) wagenaar Fad. Hist. II. D. f. B. &«• f7- Cl 2) c o n r 1 n g de finibusimper. G er man. L. ï. C 6. 7. ca I-met Histoire de Lorraitie. strüv us Cotp. Listor. German. 1. i. pag. 249. eu volg*  in de Nederlanden, (Hoofdfl. I. §. h) f nen hevigen, cn met verfch-illend geluk tusfehen de Franlchen en Germanen gevoerden oorlog, in 't jaar 922. de vrede by Bonn getroffen werd tusfehen kakel den eenvoudi- gen en hendrik den vogelaar, Koning van Duitschland, over welken vrede van kar els zijde geftaan hebben de Utrcchtfcbe Bisfchop ba ld rik, en Graaf dirk «iet zynen Broeder walgerus; en welke Graaf dirk met zeergroote waarfchijnlijkhekl voor den zelvden gehouden wordt, die by de Hollanders onder den naam van dirk L voorkomt (13)0 Doch als hendrik de vogelaar, zoo als men volgens den vrede by Bonn was overeengekomen, niet gefield werd in 't bezit van Lotharingen, befloot hy't gene hy door recht van karel niet verkrygen konde, zich door de wapenen te verfchaffen f14); hier uit ontftond een nieuwe oorlog tegen Karei den EenvouMgen , dien hy in eenen veldflag overwon, en van het Rijk beroofde; het Frankifche Rijk bekwam rudolph, Hertog van Bourgondiër maar Lotharingen, zoo wel het Boven- als Neder-Lotharingen, (en onder dit laatfte werden de Nederlanden begrepen) hechtte hy aan het Duitfche Rijk; en werd in 'tjaar 925. door geheel Lotharingen als Opperheer uitgeroepen (15). ij ii (13-) wagenaar Vad. Hifi. IL D, 6. B. bl. icó- A (14) gundlingh, Disfert. Hemicus Auccps, Bistoria anceps. „ (iy) wagenaar Vad. Bist. II. D. 6. B. M. Hi6. sx R uv. Corp. hhtnr. German. T. 1. p. M9» A 4  3 Oorfprong der Rechtbanken $. I L Het onderzoek der vraag, in wiens boezem de jurisdictie, of Rechtsoefening, in deze landen, geduurendede middel-eeuwen berust hebbe; moet dan afgeleid worden van de eerlte veroveringen der Franken in Galië, en Germanië; maar het wordt genoegzaam by alle navorfchers der zaken van de middel-eeuwen, niet tegenftaande hier in anderen verfchillen, als zeker toegellaan, dat de fransen, elk voor zich, zoo wel, als derzelver Koning, zich uitgeftrekte landeryen verkregen hebben, die zy als vaste goederen, vry van alle belastingen, en met een gansch volkomen recht van eigendom bezaten , gelijk ook met de ganfche Rechtsoefening, en territoriale of grondheerlyke Jurisdictie (*), echter altijd zonder krenking _ [* De bekrompenheid eener Academie Verban, deling liet niet toe, om dit meer te ontwikkelen, en de voorbehoedden , hier vereischt, er by te voegen t Is ook onmogelijk, om dit in 't voorbygaan te' doen Alleen dient tot rnyding van verwarrfn* hier aangemerkt, dar de Schryver fprekende van Jurisdictie het^oog heeft op 't geen van die aroote en voornaamUe Frankifche Vryheeren, (die Robles Barons). welke hunne Seigneuries toen ook verkregen gezegd wordt in de Primae 'Lineae Co/leg. Diplomatici van den Hoogleeraar a. kluit i92_ZOo. . zon. der dat dit moet uitgetfrekt worden tot allen en tot de gemeene, Franken, hoofd voor hoofd die als in hun oorfprong Hechts milites gregarü of gemèene ioldatcn, mede optrekkende, zelve als zoodanig geen bevel of gebod over iemand anders hadden,. maar 011der het bevel van hun' meerderen Honden. Gelijk nu oorfpronghjk, volgens den aard van eene Krijgsmacht, er  in de Nederlanden, (Hoofdfi. I. §. II.) 9 king der hoogfte Majefteit des Konings, als hoogden of fouvereinen Oppergebieder (16). Van waar die bekende regel in Frankrijk en Duitschland zijn' herkomst heeft : alle Jurisdictie is in haren eerfien oorfprong allodiaal of patrimonieel, en hieruit blijkt, (zoo als wy in't vervolg ter gelegener plaats nader zullen bewyzen,) dat het den Koning zelf niet vryftond in deze Allodiale landen zonder toeftemming van derzelyer Grondheeren eenige nieuwe rechten in te voeren; van waar ook meermalen verboden wordt, dat de Hertogen , Graven , en andere Koninglyke Ambtenaren, zich in de Rechtzaken der byzondere Allodiale Heeren niet hebben in te mengen- ' • •: Dewijl nu volgens de eerfte. verdeeling der landen het grootfte deel aan den Vorst werd toegelegd , (op dezelvde wyze als aan de overige grooten en grondheeren hunne Allodiale goederen of Domeinen ) om hier door in ftaat te zijn om alle de noodwendige lasten tot onderhoud van cr een algemeen Opperhoofd was, 't welk over allen 't bevel voerde; zoo waren er ook onder hem groote Generaals , mindere Bevelhebbers . zelfs tot Centeiiflrii {honderdmannen} en Decuriones (tienmannen); \ welk alles in de burgerlyke vestiging van 't Frankifche Rijk fchijnt gebleven te zijn, en waarvan tot iu latere tyden afkornltig zijn de Pagi, de Centenae, de Decuriae, waaruit de benamingen van Pais, Cantons, in Vrankrijk en Switzerland voor geheeleLandllreken in gebrmVzijn. Dit in 't voorbygasn ] (16) bo u c q u e t , droit public de France p. 88. montesquxku ï"Ffprit des Loix, L\iv. XXX. cb. ai. en 2f. A5  ïö Oorfprong der Rechtbanken van zijn Hof, cn tot beftier van 't Land te kun» Ken dragen, zoo volgt, dat de goederen der Koningen en Keizeren, en dus ook hunne rechten en rechtsöefeningen op en in deze goederen, zeer uitgeftrekt en groot geweest zijn; en, hoewel die byzondere Franken hunne Allodiale goederen als Heeren óf Eigenaars bezaten, bleef ook echter altijd de Oppermacht van den Koning, als Koning, ongefchonden, dat is, alle de Franken waren als Onderdanen altijd tot den krijgsdienst, en 's lands befcherming verplicht, zoo ras de Koning hen, naar vereisch van zaken, tot de wape» nen deed opontbieden. Op die wyze was het in de eerlte tyden der Franken in Gallië en Germanië; maar naderhand is ook hierin, zoo door de Kruistochten, als door de onderlinge beroertens en hatelyke twisten der groote Edelen, en uit vele andere Oorzaken, die in alle Maatfchappyen het verloop van tyden oplevert, zeervele verandering gebeurd (ij). Want de Koningen aan hunne zijde, om hunnen Bedienden en Ambtenaren , wegens eenige goede dienften , hunne erkentenis te betoonen s befchonken hen fomtijds [uit hunne Domeinen] met groote ftreeken lands, hoedanige begiftigingen Leenen genoemd werden, en welke in 't eerst maar by vergunning en tot vvederzeggens toe ger geven zijn, maar vervolgens het leven lang gedurende , en eindelijk erflijk geworden zijn; waar door zulke Domaniale goederen allengs in handen der Ambtenaren kwamen, en het erflijk recht (17 ) robertson Introd. d PHkt. de Char* ks Qjiint. T. I. p. 66 7c,  inde Nederlanden, (Hoofaft. l.%r II.) n recht tot dezelve zich eerst tot de Zonen, naderhand tot de Dochters, en eindelijk op de Kleinkinderen en verdere verwandten begon uit te ftrekken ; zoo echter, dat de Koning altijd de. Overheer van zulke Leenen of Leenheer bleef, als zijnde allen uit zynen boezem, uit zyne eigene Koninglyke goederen , en niet van de goederen van anderen , gegeven. Dit was de oorfprong der Leenen aan de zyde der Koningen ; maar ook die Edelen, en andere bezitters van Allodiale goederen , als zy tot onderhoud van hun huisgezin penningen, of ook anderzins befcherming noodig hadden, gaven zich zeiven met hunne goederen wel eens ter naauwere befcherming aan den Vorst over; en van daar zijn de leenen aan de zyde der Edelen oorfpronklijk; zoo dat het gene in het eerfte opzicht tot vermindering der Koninglyke goederen, in een ander opzicht weder tot vermeerdering van dezelve ftrekte. Laat ons dit op ons Nederland toepallen. Wanneer dit Land in 't jaar 71,9. door ka rel, martel aan het Frankifche Rijk gehecht was, en welaan de Koninglyke Domeinen; zoo volgt het van zelfs, dat de geheele Jurisdictie in het zelve aan den Konftg alleen heeft toebehoord (18). Hier uit vloeide voord, dat de Koningen naar deze Landen hunne Ambtenaren zon- j,i8) p. van spaan over V Hooge Rechtsgebied in Holland en West ■ Vriesland onder de Graven uit de Huizen van Hall. Heneg. en Beijeren. bl. $. g. van loon Aloude Regeeringnvyzc van HolL J. D. bl. 139.  12, Oor/prong der Rechtbanken zonden, Graavengenoemd,met volmacht, om de rechtsoefening te houden; zoo als men omtrent dien tijd menigvuldig gewag vindt van Graaven, door de Koningen herwaard gezonden; ook zijn die Heerlijkheden , die vervolgens in deze Landen gemeld worden, aan die Graaven, die eerst maar plaatsbekleders en Koninglyke Ambtenaren waren, maar vervolgens ook Grondheeren of territoriale bezitters werden, op eene gemaklyKe wyze, uit die begiftingen en gunstbetooningen der Koningen voordgefproten (*) % III. Nadat wy gezegd hebben, op welke wyze, en wanneer de Nederlanden onder de heerfchappy der Franken gekomen zijn , en hoedanige territoriale rechtsoefening in deze gewesten hebbe plaats gehad, zo vereischt de orde, dat wy verder gaan, en onderzoeken, door welke per- ibo- [* Men verfta alhier door Heerlijkheden niet, die kleinere, welke men thans Hooge en Ambacbts-Heerlijkbeden noemt, welke toch allen uit den boezem en de Domeinen van de Graven zelve geboren zijnmaar men belchouwe deïzaak in 't groot, en verfta er door alle die (treken, waar uit naderhand dieLandjcbappen en Graaffchappen van Holland, van Gelderland , de Heerlijkheden van Teijlerhmd, van Altena, Arkel, Amjlelland, Waterland, Gooiland opgerezen zijn, behoudens de veranderingen, dè ïnfmeltmgen , en vergrootingen, die naderhand langs verfchillende wegeu hebben plaats gehad ] (19) meerman DisC de folut. vinculi, quod ohm fuit inter S. R. Imperium , & Foeder. Belg. Remp. p. 6. 6  in de Nederlancien\ (Hoofdft. 7. §. 13 foonen als plaatsbekleders der Frankifehe Koningen de rechtsoefening over de Ingezetenen belfierd zy geworden ; en daar dit vraagftuk van groot gewicht is, zullen wy in deszelfs onderzoek verfcheidene z warigheden aantreffen, te meer, nadien fommige Schryvers, dewijl zy de Gedenkltukken dezer Eeuwen of niet wel verliaan, of geheel niet ingezien hebben, zich verkeerde bevattingen gevormd , of ook zulke zaken , die ontlerfcheiden moellen worden, met eikanderen verward, en dus alles omgekeerd hebben. Wy zullen ons bevlytigen , zoo ver onze vermogens toelaten, deze zaken in een nieuw licht te llelleu. Wanneer het Rijk der Franken, gelijk wy aanmerkten, tot een zoo groot gevaarte was aangewasfen , dat het als door zijn eigen gewicht moest bezwyken, eischte zoo wel 't gemeene welzijn, als de noodzaaklijkheid zelve, dat de Koningen, die alles alleen niet vermogten te doen, eenige deelen der rechtsoefening aan anderen toebetrouwden, om alles op hunnen naam, in de verfcheidene landllreeken te beltieren. Namelijk voor dat er Steden of Burgerftaten waren opgericht, plagten de Frankifehe Vorften de byzondere Landfchappen in zekere groote ftreken (pagt) te verdeelen (20), (op foortgelyke wijs, als waar van de Franfchen nog te-' genwoordig de benamingen hebben van Pais , en de Zvvitfers van Cantons;) dat eene diergelv- ke (20) du canoe Ghsfar. medii aevi in voc. pagus, boucq.UEÏ Drsit pubh de Ftunee. p. lóf. en 176-  14 Oorfprong der Rechtbanken ke wyze van verdeeling ook in deze Landen heeft plaats gehad, kan zonneklaar bewezen worden, zoo wel uit andere Gedenkftukken, als by zonder uit die van onze Gewesten, door den' Heer van loon bygebragt (21); die deze ftreeken heymen noemt van welk woord vele benamingen , nog heden in gebruik, voornamelijk in de Provincie Friesland, worden afgeleid; deze ftreeken nu werden weder verdeeld m onderdeden van Honderden (Centcnae); en die weder in ftreeken van Tienen (Decuriae)^ en naar deze verdcelingen werden de Jieftierders Hertogen, (Duces) , Graaven ( Comités) ± Honderdmannen, Centgraayen (Centenarii) , en Tienmannen (Decani) genoemd, zoo als lindenbrogius in zijn Glosfarium veteris acvi leert, en du canqe, ter aangehaalde plaats, wiens Woordenboek van eenen uitftekenden dienst is voor de onderzoekers der Oudheden van de Middel-Eeuwen. De moeilijkheid in 't bellier der rechtsoefenmgen werd niet weinig verzwaard door de ver* fcheidenheid der Wetten; de Frankifehe Vorftenr toch waren gewoon aan de overwonnen volken de keuze te laten, of zy naar hunne eigene by* zondere wetten wilden leven (2a); de Friefen dan werden geregeerd en leefden naar die wetten, van welke de Koningen hun de vrye ver- kie- (11) vam loon Aloude Regeeringsw- van" Holl. I. D. bl. 6i. en 64. en v. spaan aangeh. pi. bl. 6. 7. (ui MüRAToiuus, Antiquit. hal. medii ai' vi T. II. jv 23j>.  in de Nederlanden, (Hoofdfi. I. §. III.) 15 kiezing gelaten hadden; doch deze wetten waren maar zeer weinigen , en niet genoegzaam om in alle gevallen gebruikt te kunnen worden, zoo dat men dikwijls zyne toevlucht moest nemen tot zoodanig recht, als in zulke ftreek door openbaar gezag was vastgefteld. Het ontbreekt aan geen getuignisfen, waar mede wy deze gewoonte zouden kunnen bewyzen; maar de Heer van de spiegel (2?) heeft dit ftuk door zeer vele voorbeelden uit de beste bronnen ge-* noeg bewezen. Dit alleen merke ik in 't voorbygaanaan, dat men deze vryheid, om naar eigene wetten te leven, zoo als die alle den Franken onderhoorige volken bezaten, niet zoo verfiaan moet, als of die volken, en dus ook de Friefen, behalven die eigene wetten niet verbonden waren geweeft, de Verordeningen der Koningen, en derzelver Capitularia te gehoorzamen; het tegendeel leeren wy duidelijk uit de Capitularia. van karel den grooten, Lik 6. cap. 366. pag. 1565. naar de Uitgave van heinecc 1 u s ( 24 ). Over deze Landfchappen of Wingewesten dus in ftreeken of groote Vlekken verdeeld zijnde , konden de Frankifehe Koningen, die de eigenlyke territoriale Heeren waren, met andere bezigheden te veel belemmerd , in eigene perfoon de rechtsplegende Macht niet uitoefenen, en Helden in hunne plaats zoodanige Bedienden of Ambtenaren, als wy boven aanwezen, om als hun- (23) Historie en Oorfprong der Vaderl. Rechten. bl. 81. en volg. (14) i'. bondam, Oratio de Jurisprud. Be!gkit p. 31.  l6 Oorfprong der; Rechtbanken hunne plaatsbekleders in alle de byzondere flre&; ken het Recht waar te nemen. §• IV. De voornaamften van deze Koninglyke Ambtenaren, werden Hertogen fDuces) of Graaven {Comités) genaamd. De Hertogen voerden gemeenlijk het bewind over een grooter territoir of landftreek , over welker gedeeltens dan weder Graaven gefield werden; dus was het in de Negende Eeuw in Friesland gelegen; want men vindt dikwijls melding gemaakt van het Hertogdom Friesland en daarin van eenige plaatzen, die nog hedendaags in Oostergo en Westergo bekend zijn (25). De Graaven (Comités, Medgezellen) werden volgens den oorfprong des woords, dus genoemdomdat zy in de Krijgstochten altijd byden Koning waren, -en hem vergezelden ; en die wegens voortreflyke oorlogsdaden dus dikwijls met gunstgefchenken , en voornamelijk met ftreeken lands begiftigd werden (26). Deze Graaven waren altijd Mannen van den eerften en boooften ranohoedanige volgens de gefteldheid dier tyden naauwhjks zonder eenige allodiale, hier of daar gelegene vaste goederen, begrepen kunnen worden. Zy werden door de Koningen der Franken over enkele, of fomtijds-over meerder Land- ftre- f25) a. kt uit Cod. Diplom. Hist. Crit. T II. P. 1. pag. 1. feqq. vvv5],MOnNI£s,3ÜIElJ 1'Efpritdes Loix. Liv. AaX. co. 18.  in de Nederlanden, (Hoofdfl. I. §. IV.) 17 ftreken by een aangefteld, om in dezelve het recht te bellieren, en doorgaans werden dezulken verkozen , die de Landen, waarin zy waren, naauwkeuriger kenden, en meesttijds ook daarin groote Landgoederen bezaten , ten einde -op die wyze en de gemeene welftand van het Rijk, en het byzonder voordeel der Graaven zelve hand aan hand mogten gepaard gaan (27). Deze Graaven als vrye Franken hadden dan ook hunne eigene goederen en landhoeven; en het gebeurde dies dikwijls , dat zy, behalven de Landen van hun Graaflijk bellier, die in hunnen eerllen oorfprong Domeinen des Konings waren, (want te voren zagen wy, dat de Koning zelf niet vermogt over de Domeinen van anderen ook ten aanzien der Jurisdictie eenige vrye belchikkingen te maken) ook zeer vele eigen goederen bezaten.- De Ingezetenen van zoodanigen Landftreek namen fomtijds ter eere der Graaven derzelver naam aan (28 ), en, daar men de beteekenislèa der woorden niet moet afmeten naar den zin, dien men tegenwoordig aan dezelve hecht, maar naar die tyden , wanneer ze in gebruik waren (29), zoo noemden zy deze Graaven dik> wijls Vorflen, (Principes, Eer/len, Voarnaam- flen) (17") kop pi os de infigni differ. inter S. R. Imp. Comités & Nobiles immediatos. p. 8. en 20. (2?) Capitul. Car. M. Anno 812. C. 7. wagenaar Vad. Hifi. H. D. p. 12- bucas6ï in voce comes en pagus- (29) Zoo als te recht montesquieu aai?» ttièfkt. B. XXX. Hoofdd. 14. in du Aanteek.  i8 Oorfprong der Rechtbanken firn) f30), zoo als byzonder blijkt uit de aanteekening van g. g. leibnitius op het leven der Graavin Machtildis,1. D.bl. 633. atto de Vorst, dat is, de Graaf, want in die tyden, en nog daarna (zegt hy ) werden ook de Graaven onder den naam van Vorften begrepen. Deze benaming van Vorst, zoo als de afleiding zelve aanwijst, zegt toch niets anders dan de Eer ft en ofin waerdigheid, of, gelijk wy tegenwoordig zeggen, Primates, Primores, de Eerften, ch Aanzienlijkften; doch die benaming bragt geen denkbeeld van 't Floogfte Oppergebied of van deszelfs oefening mede. Dikwijls worden in de gedenkftukken der middel-eeuw , dezelve Grafii en Grafton es genoemd, waar van het Nederduitsch Graaven; ja ook wel judices fiscalini [*, en fomtijds eenvoudig judiccs, dat is Rechters. Ook zal niemand ontkennen , dat Friesland toen ter tijd in verfcheidene Graaffchappen is verdeeld geweest; een bewijs zy hiertoe genoeg uit de Aanteekeningen van a. matthaeus op de Analehla Me- [* Desa woorden zijn niet vatbaar voor eene Nederutii fc'ie Vertaling anders dan door onifchryving. Men zoude zich bedriegen als men hier door Fiscalen óf letterlijk fiscaalrechters vertaalde. Het woord Fiscus beieekende óulings alles wat tot 's Konings eipene goedeien en Domeinen aanging. En zoo waren ÖAtfiscalins ^eene anderen, dan rechters, die de Koning op zyne Domeinen en goederen gebruikte ; even geijk fcrvifiscalini de eigen luiden des Konings waren In dien zin werden de Joden oulings ook fiscalini geheeten. (3°) iacitos «'« moribus Germannr. c. 12. van eoön Aloude Re ge eringsvo. van Holl. I. D-, bl. 176.  in de Nederlanden, (Hoofdfi. I. §. IV.) 19 Medii Aevi III. D. bl. 50. De naam van FM land was toen nog niet bekend; Holland wtus een deel van Friesland, in Friesland waren verfcheidene Graafjehappen , en onder andere ook dit s welk Holland in zich bevat. Ook vindt men bondcrdmalen gewag zoo wel van Friefcjie Graaven in 't gemeen , als van byzondere Landllreeken; en men behoeft het Charterboek van den Heer mieris maar ter loops in te zien, en men zal daar vinden de Graaven van Teijlerband, van Ta vandrie , Zalland, Drente, de fuw , Texel, tusfehen de Fier en den Tfel, enz. ( 31 ). §■ V. Wat nu het Ambt of de Bediening dezer Graaven zelve betreft: hun post was wederroepelijk naar 't goeddunken van den Oppervorst, zy verrichten niets dan uit 's Konings Jast, en worden ook daarom zyne Vicarii of Plaatsbekkeders genoemd , gelijk nog hedendaags in vele Ryken van Europa, Konings Stedehouders (3a); dus leest men by van loon Aloude Regeering van Holland, LD. bl. 139. in de Aanteek. 3. uit den Schryver der Gefclued. van Holland, w. naqel I. D bl. 1.: Der Graaven alhier waren veele, en ftonden alle onder de magt der Franker Coningen. Dan gelijk men licht begrijpt, dat een goed Ko.- ning (31) mifris Charterb. I. D. bl. 3. 7. 27. en op meer andere plaatzen. (31) struviüs Corp. Juris German- T« 1 p p. i<}o. en volg j. B %  GO Oorfprong der Rechtbanken ning nooit volftrekt willekeurig iemand van zyne Bediening zal ontzetten, maar, (al kon hy zulks zonder vermindering van eens anders recht naar louter goeddunken doen,) daartoe wettige redenen heeft: treft men ook zulk voorbeeld aan in de Wetten der Bojoaren, waar de Koning zeketen vermetelen cn halftarrigen Hertog en Graaf, die des Konings bevelen verünaadde, van zyne Bediening van Hertog en Graaf ontzet; welke afzetting toen genoemd werd zyne eer of ambt verliezen (33). De Bediening van Graaf"was daar in gelegen, dat hij uit naam des Konings 't bellier voerde over 't volk in die Streeken, waar over hij gefield was, en hen regeerde volgens de Wetten aan die Streeken eigen, en als die ontbraken, naar de Capitularia of Hoofdverorderingen der Koningen; vanhier leest men by hing marus rhemensis, Opufcul. i^.cap.%. Want de Koningen , en 's Kouings Ambtenaars hebben Wetten, naar welke zy de Ingezetenen in elk Landfchap moeten regeeren, zy hebben de Capitularia der Christelyke Koningen en hunne Voorzaten. Ook was den Graaven opgelegd de Krijgsbenden aan te voeren, de inkomfien'van die Koninglyke Domeinen te ontvangen, en op Koninglijk bevel in de krijgtochten zich aan 't hoofd te plaatzen (34), En dewijl zy als Ambr (33) v- loon Aloude Regeetïngsvj. van Holh I. U 'bl. ' ' ■ ■ 0 (34) 6RECOP.ius TURONCNSIS, 'ƒ///?. Franc. L'. VI. e. iq yoNi'fi jquieu Zjv, XXX, eb. 18,  in de Nederlanden, (Hoofdf. I. §; F.) ai Ambtenaars over de rechtspleging in die Streeken gefteld waren , zoo vermogten zy geenzins zonder kennis of tegen den zin des Konings de Wetten, die eenmaal aan zulke volken gegeven of vergund waren, te veranderen of nieuwe te maaken. Van hier ook, dat men by onze Schryvers, als er van dezen of dien Graaf gewaagd wordt, niet zal vinden : die Graaf heeft geregeerd (regnavit\ maar altijd, hy heeft terecht gezeten (/«dicavii), zoo als by bek op zeer vele plaatzen (35). Doch eer wy de Ambtsbediening der Graaven in hare byzondere deeleu verklaaren j zal het niet onvoegzaam zijn vooraf iets aangaande de Misfit of Koninglyke Afgezondenen te herinneren; Dewijl de Koningen der Franken, als te voren gezegd is, eenige deele van hunne macht, gelijk die der Rechtsoefening, aan hunne Rijksgrootén aanbevalen; om zich dan des te geruster te verzekeren, dat de Onderdanen by verzuim of vertraaging van rechtfpraak geen nadeei leden j en omalies te behartigen wat dienen kon, om de rust en het geluk van allen, ook in de afgelegenfte deelen van 'tRijk, te beveiligen en te bevestigen; dewijl het ligt konde gebeuren, dat de Graaven, 't zy uit gunst, 't zy uit haat, of uit andere oorzaken de befHering van het recht verkeerden, zoo waren zy gewoon eenige Miffi, of büitengewoone Afgezondenen door geheel het Frankisch Rijk, naar alle de Hertogdommen, Bisdommen (3?) antii. mAt thaeüs in Anal. Med au T. III. p. 87. en p. 99. v. loon Akude Rüaeeringivi. van Holl. I. D. bl. 179. 18a, B 3  éi Oorfprong der Rechtbanken men en Graaffchappcn te zenden om onderzeek te doen, of aan ieder een, door de Graaven behoorlijk en vaardig' recht gedaan werd (36) ; zoodat, indien iemand meende beledigd te zijn, hy zich by deze Afgezondenen konde vervoegen, die dan ieders klachten hoorden, en op kosten van dien Rechter , door wiens fchuld dat gebrek van rechtsoefening veroorzaakt was, zoo lang op dat territoir vertoefden, tot dat den verongelijkten recht gedaan was (3;); doch indien het onderzoek der rechtszaak zoo ingewikkeld bevonden werd, dat zelve deze deze Afgezondene die niet konden beflisfèn, dan bragtèn zy die zaak voor den Koning; want volgens mqntesquieu (38) is hier aan te mérken, dat men kwahjk meent, dat men zich van den Graaf konde beroepen op den Koninglijken Commisfaris; die Afgezondene toch hoorde alleen de klachten, en deed zijn best om liet verfchil te vereffenen; maar was dit niet mogelijk, dan werd de zaak voor den Koning gebragt, en van hem beilist. Tot het werk dezer Afgezondenen behoorde ook , dat zy in elke plaats, daar zy doortrokken, en Waar Schepenen , Advokaten, Notarisfen , en endere diergelyke Beambten ontbraken, die uit ïiaam des Konings, hoewel met bewilliging deï Ingezetenen . ja ook gemeenlijk uit de Ingezetenen van zulke Landftreek , verkozen , en derzcivcr namen, by hun wederkeeren, in gefchrift over - (36) T)TJ CANGE itt VOC. Ml sst, W a G E- naar Vad Hat. ii. D. bi. 2,ï. v. spaan, aangch. pl. bl. »6. (37) kiontesqviru LtV- XXX. cb. 2-". (38) Aldaar, Liv> XXV11I. cb. 18.  in de Nederlanden, (Hoofdft. I. §. V. 23 overbragten (39). Dat ook zulke Koninglyke Commisfarisfen naar Friesland werden afgezon den, blijkt genoegzaam (40), ook uit de Friefche Wetten zelve (41), waar men vindt, zoo iemand een Koninglyken af gezondenen of'Misfits doodt, hy boete het zoengeld negendubbel aan 'sVorflen Schatkist. ï VI. Men kan uit het vorige nu genoeg opmaaken ,dat de Graaven toen ter tijd inderdaad openbare Bedienden waren, of gelijk de Franfchen zeggen, la part ie publique, wier plicht het was de misdadigers te vervolgen en te doen ftraffem Maar dewijl wy hier van den Heer de montesquieü (41) verfchillen, zullen wy dit ftuk een weinig naauwkeuriger behandelen. Laat ons dan eerst uit echte Gedenkftukken toonen , dat erin der daad, en wel de Graaven, zulke openbare Bedienden geweest zijn ; en vervolgens, dat de Graaven onderfcheiden geweest zijn van hun, die vonnis velden. Velen zijn misleid geworden door de dubbelzinnigheid van 't woord judex publicus, of publique Rechter, welke benaming in vele Capitularia en oude Stukken, voorkomt; dat die dus genoemd wordt ter onderfcheiding van den Kerke- (39) Capitular. Caröli M., Capit. 3. Anni Six. Art. 3. (40) Capitular. Caröli M., Anno S07. (41) Friefcbe Wetten. Tit. 17. en 213. C^i) rEfpritdes Loix. Liv. XXVIII. cb. 36. B 4  S'4 Oorfprong der Rechtbanken kelvlm Rechter, of van den Rechter van afzonderlyke Heerlijkheden maar wy zijn met bouquet (43) van gevoelen, dat deze openbare Rechters of Bedienden de Ambtenaars des Konings waren , die aan zynen dienst verbonden, en te gelijk verplicht waren tot de openbare Rechtsvordering, of zoo als men hedendaags ipreekt, tot navorfching der aangeklaagden. Dat nu de Graaven onder deze mede begrepen worden, blijkt uit het Capitulare van kakel den grooten , van 't jaar 801. hoofdft. 76. f44) montesquieu B. xxviii. Hoofdft. 36. zecrt wel, dat er toen ter tijd niet geweest zijn zoodanige openbare Rechtsvorderaars, {lapartie publique) om de Schuldigen naar te vorfchen; maar het zy my geoorloofd hier tegen aantemerken dat het Capuulare van Karei den Kaaien, tit ótf Hoofdft 1 en Hoofdft. 18. (45) deze meenin? zoo geheel omver werpt, dat het te verwonderen zy, hoe dit Capitulare 's Mans onvermoeide navorfching hebbe kunnen ontgaan; in deze Verordening nu wordt de Graaf duidelijk genoemd openbaar Bedienaar van de gemeene zaak, of van t Rijk; en kort daar na, rAi joude de fchuldigen met verborgen voor de Ambtenaars van '* Rijk, (42) Drost pull. de France. p. f37. (44) baluzius Tom. II Capft. qq. p. q24. , ) Graaf, nf de openbare Ambtenaar moet den iïhfcbop, of dien Abt. die de plant s mogt bekteeden van oen Ëisfcbtp, of van den Abt, of Ahtdisfe '4 va» eenig vermogend man, onder wiens macht of eigendom de fcbnldige zich hegeven heeft bevelen den zeiven aan hem over te leveren, enz.  in de Nederlanden, (Hoofdft': I. §. VL7) a$ 't Rijk, door welke zulke zaak moet bericht worden. Maar daar is nog een ander dwaalbegrip, [uit dit vorige fpruitende], hfjneccius (46), Struvius (47), ook zelf wagenaar (48), onderfcheiden de Graaven niet van de Schepenen, en andere Rechtersdie de zaken der beklaagden onderzogten , en vonnis fpraken ; 't zal onze plicht zijn het tegengeftelde gevoelen met geloofwaerdige Hukken te bewyzen. De Graaven, als zy gezegd worden recht te doen (juftitiamfacere) , worden niet zoo zeer gelast zelve de uitfpraak te doen , dan wel, (gelijk zulks elders verklaart wordt,) (ut procurent), dat zy zorgen , dat aan het volk recht gedaan worde ; en daarom zegt du c an ge op het woord judic r. s: de Rechters waren onderfcheiden van de Graaven, onder wien zy ftonden, en wier byzitters zy'in de rechtsgedingen waren; en in eene Wet der Bojoaren (49J, de Graaf moet by zich den Rechter hebben, die gefield is om recht te fpreken ; en in de Capitularia van ka rel den grooten (50) wordt gezegd : Dat de Graaven hen alle moeten aanzetten om recht te doen, en de zulke gebruiken, op wien zy vertrouwen kunnen. Voords dat de Graaven , de openbare Rechts vorderaars geweest zijn, daar toe behoort, dat (46) dntiq. German. jur. prud.patr.T. I. p. 199. (47) Corpus Histor. Germnn. p. 140. en volg. (48) Vad. Bist. lt. D. bl. 13. 19. 31. (49) II. D. Hoofdd. if. § i. Cf») Ann. 803. c. 3. en 2?. v. spaan, aaiigeh. pl. bl. 74. B 5  a6 Oorfprong der Rechtbanken dat L0DEWIJK DE GODVRUCHTIGE (51) hen duidelijk onderfcheidt van hun, die de uitlpraak van 't vonnis deden ; eindelijk, op dat my niemand verdenke, dat ik Wrgenaar ligtvaardig wederfpreke, zie men in het Tweede Ga* pitulare van 't jaar 813. Hoofdft. 13., waar deze uitdruklyke onderfcheiding gevonden wordt: Nadat de Schep enen den flruikroover veroordeeld hebben, zal de Graaf geene vryheid hebben, hun het leven te fchenken ; 't gene echter zoo te verHaan is, dat het recht van vergeving {pardon) den Koning alleen was voorbehouden (52). De benaming dan van Rechters, die aan de Graaven gegeven werd, was daarom niet, omdat zy de Uitlpraak deden; zy hadden daartoe onder zich andere perfoonen, die na 't rechtsgeding gehoord te hebben, uitlpraak of vonnis velden, die in de verfcheidene Hamhuizen der Frankifehe Koningen onder verfchillende benamingen voorkonien C53)- De Graaven dan zaten alleen voor in de rechtsgedingen, of, gelijk zeker Schryver (54) hen noemt, zy waren de Hoofden der Vierfcharm. §• VII. . Dewijl iemands Ambt best gekend wordt uit de brieven van aan Helling, of Formulieren, die hy by zyne machtiging van den Souverein ontvangt; zoo laat ons zoodanigen Machtbrief hier byvoe- gen, (fi) bal uzius, Capitul T. II. p. 1410. tfi) r> u cange in voc. scabini. . ($-3) v. spaan, aangeh. pi. bl. 6. en 7. ($•4) ph. ca esi u's a zesen, leoBelgicus in Append. ad voc. comités.  ia de Nederlanden, (Hoofdft. 1. §. VII) &? gen, als de Graaven kregen, om zich naar te gedragen (55). Dewijl wy van uwe trouw en gefchiktheid ons verzekerd houden , zoo hebben wy de bediening van het Graaffchaft in die (NN) ftreek, welke CNN) uw Voorzaat tot hier toe bekleed heeft, ter waarneming u toevertrouwd, zoo dat gy uwe getrouwigheid ongekreukt bewaart, en het ganfche volk, zich daar onthoudende , zoo Franken, Romeinen, Bourgondiërs, als anderen , die onder uwe regeering en beftiering leven, en gy hen rechtmatig, volgens hunne Wet en gewoonte regeert, voor Weduwen en Wezen een befchermer zijt, de misdaden van flruikroovers en kwaaddoeners ten ftrengften beteugelt, ten einde het volk zich wel gedrage, 'en onder uwe regeering blyde en gerust leve. Voords , 't gene ons gevoelen mede zeer begunftigt, wy vinden overal gewag van zeker bedrijf, 't welk den Graaven byzonder eigen was, namelijk het beleggen en bezitten van eene ftille waarheid, of zoo als het nu in rechten genaamd wordt, praecedente informatie nemen (56); hoedanige handeling , buiten twyfel, door den Graaf zeiven , die met zoo vele andere zaken, en zulks in verfcheidene plaatzen, bezet was, te gelijk niet [altijd] konde worden verricht. De (ff) marculfus, Formul. L. \. c. 8. wacenaar Vad. Hist- 11. D. f. B. b\. 17. eleutherus batavus, kort vertoog over den ft and der Recbtsg. enz. bl. 49. (jf)) wagenaar Vad. Hist. 111. D. 9. R; bl. 116. en de Aant. van v. loon, Altude Regeeringsw. van Ihll. III. D. bl. 272. en IV. D. bl. 12(5, 127.  28 Oorfprong der Rechtbanken De zaak beftond hierin-, dat, als de Graaf* van eenige misdaad kondfchap kreeg, hy 0p ftaande voet nader onderzoek liet doen, en van de misdaad hem gebleken zijnde , (alfchoon hy . de zaak aan de eigenlijk genoemde Rechters, of Schepenen nog niet bekend maakte) by de macht hadde den fchuldigen te vatten ; gevat zijnde in bewaring te Hellen, tot dat ten behoorlyken tijd en plaats, het Maltum of Placi> turn (Graavengeding) belegd was, waar in de Graaf de zaa'< voor de wettige Rechters bragt, die de befchuldigingen hoorden, de zaak nauwkeurig onderzogten, en zelve daarover hun gevoelen uitteden, hoe zy't vonden, en van welk vondenis of vonnis de Graaf niet mogt afgaan. Deze wyze van handeling, het beleggen van ftille waarheid, is naderhand, wanneer de Graaven zelve territoriale Hecren van hun Graaffchap geworden zijn , aan hunne Bailluwen gefteld, die echter daar over, als met zoo vele Byzitteren , raadpleging hielden met den Ambagtsheer van die plaats, daar die breuke onder gevallen was, en eenige Welgeboren Mannen , die in dat Ambacht woonden (f?). [* §. vu r. [* De Lstijnfcbe Tekst fprak van Ambachtsheer ren, of wel met Welgeboren Mannen; thans meer overeenkom ftig gefield met de woorden van het aangehaalde Handvest van Margareta, het welk echter volgens het geen de Gel. en Oordeelkundige Heer t, li. van de wa 1 l, Handvesten van Dordr. bi» 200. in 't breede bewezen heeft, naderhand ver. nie. ( S7 *> LAMS, Handvesten van Kennemerl. Privil. van Keiz, Margar, Anno 1346. Art. 3.  in de Nederlanden, (Hoofdft. I. §. PUI.) 29 $. VIII. Dan, dewijl wy hier van 't Mallum gewagen, zal 't niet onvoeglijk noch onnut zijn, hierover dit weinige by te voegen. Mallum of Mallus was de openbare Vergaderplaats, waar in de zaken van gewicht behandeld , en de rechtsgedingen van meer aanbelang gehouden werden door de Rechters (58), onder Voorzitting der Graaven, en 's Vorften Afgezondenen ; dus zegt du chesne in 't leven van den heiligen Abt -walauikus, I. Deel bl. 56. en 562. Als zeker Graaf volgens gewoonte dier Eeuw in de Vergadering voorzat, 't gene de Landlieden Mallum noemden. Alzoo dit Graavengeding ten tyde der Merovingifche Koningen onder nietige!, hier tot geen bewijs kan ftrekken. Men krijgt dagelijks meer inzicht in de oude gefteldheid dezer Landen onder de Graaven. Om ook niet te zeggen, dat dit een byzondere verordening van dien tijti en eeuw wag, en op een byzonder geval van Kampvtcliten zag. De woorden liggen dus, by mieris Cbartetb.. IJ. D- bl 712. JVaer 't fake, dat onfen Bailliu of iemant van onfen vsege (zegt de Graaf) mit onfen knape eenigen menfeben, dien hy goei genoeg waren , te campe aenfprake van dootflage of van vredebrake ; foa ff.l die gene , die men aenfpreekt, die xvaerbeijt hebben , alfo verre ah byfe begeert, ende die vjaerheijt fa! onfen Bailliu befilten met fynen Klerke , ende mit den Ambocbts - Heere ende mit vijf welgeboren mannen uyt den Ambocht. — ( 58 ) du c a noe in voce maliuSI, Verhandel, van V Genootfcb. te Groning'è pro excolendê Jure Batfio. II. D. bl. ój. en 92.  $o Oorfprong der Rechtbanken onder den blooten hemel, en op geene vastbepaalde plaats gehouden werd, is er by de verordeningen van karel en lodewijk den godvruchtigen (59), voor ieder Graaf in de Landftreek, waar hy te recht moest zitten, een huis gebouwd, dat Domicilium Praetorium ("t Rechthuis) genoemd werd , en waar in een Vierfchaar of Gehoorzaal was, die men Mallus noemde, waar de Graaf zitting hield, en de Schepenen in 's Konings naam recht fpraken (60). Volgens wagenaar (61) werden driemaal in 't jaar zulke Mal/a gehouden; maar g. van loon (62) en anderen hebben met meerdere . waarfchijnlijkheid aangetoond, dat ze alleen tweemaal in 't jaar gehouden werden, in de lente en den herfst, en dit komt ook beter overeen met het Capitulare van karel den groote n van 't jaar 769. Dat niemand' vertra age tot het Mallum op te komen , eerst omtrent den zomer, en ten tweedenmaal omtrent den herfst. Er waren ook veelvuldiger Malla over mindere zaken, doch die op zommige dagen verboden waren , en van deze mindere Malla moet buiten twyfel montesquieu, B. xxvur.hoofdd. 18. verflaan worden, waar hy zegt, dat zulke Malla fomtijds wel twaalfmalen gehouden worden. Niemand werd verfchoond van het opkomen tot de grootere ; die opgeroepen werd moest komen (5-9) Capitular. reg. Franc. c. 28. T. I. edit, BALOZII. (60) montesquieu PE/prit des Loix. Liv. XXX. cb. iS. ' (61) Vad. likt. II. D. f. B. bl- 19. (62,) AloudeRegceringsiv. van Hall, I. D. bl. f8o.  in de Nederlanden, (Hoofd/l. I. §. VIII. 31 men f63); doch van het 'komen tot de mindere konden zy zich fomtijds by redenen verfchoonen. Gelijk in die duistere Eeuwen door de grove onkunde in 't reent, de Rechters zelve dikwijls eene open deur voor de misdaden lieten: zoo werden afzonderlyke misdaden door de lieden afzonderlijk afgedaan, en als partyen zich bevredigd hadden, betaalden zy voor het verbreken van de rust der Maatfchappy aan den Graaf van dat Grondgebied eenig breuk- of zoengeld (Jredum ), (64); van hier, dat oudtijds geene dan openbare euveldaden, die namelijk de ftraffe des doods konden met zich /lopen, voor zulke Malla door de Graaven aangebragt, en van de Rechters of Schepenen beoordeeld werden; maar de meeste misdaden, die in laatere Eeuwen met den dood geftraft werden, werden oudtijds alleen met geldboetens geftraft f65); doch naderhand werden ook andere wanbedryven, die eene geldboete of eerloosverklaring met zich bragten, mede in die Vergaderingen onderzogt, gelijk ooit daar beflist werd, of iemand onder de Welgeborenen konde gereekend worden [* (66). De Graaf [* In het eerde Dee! dezer Verhandelingen heeft men in 't breede gezien, wat dit voor rechtsgedingen wa- ( 63 ) Capitular. Caröli M. Jnni 769. (64) nu c*nce in voc. fredum. montesquieu Lib. XXX. cb. zo. v. loon Aloude Rtgeeringsw. v. Hall. I. D. bl. 279- waar hy zegt, dat een derde van dat fredum of Breukgeld aan 9) De cara Reip. & forte Principant., feeï. 14,. (70) Vader/. Hist li. D. 5. B. bi. 19. (7« j M»ü'Kts 1. D. bl. j'35.  in de Nederlanden, (Hoofdft. I. §. IX.) Men hadt ook Centenieren of Honderdmannen, die in de fmaldeelingen of kluften, die men honderden , pf Centenae \_Cantons~\ noemde, onder 's Graaven opzicht Recht pleegden, of algemeen opzicht hadden, en niet onvoeglijk vergeleken worden by de Bailjuwen, die naderhand, toen de Graaven zelfs Landsheercn geworden zijn, door huil met den Rcchtsdwang bekleed werden (72.). Men vindt ook melding van Decanen- ("tienmannen,) of mindere Rechters, die in deTientalen of Kluften van Tien (Decaniae) Recht pleegden. Deze ftonden onder de Picecomites en Cèntenarii. Du cange in zijn Middeleeuws Woordenboek op 't woord Decani, zegt hier van: düt de Decuriones pf Decani over geringere, zaken te recht zaten. Was de zaak mocilyker te vinden, dan brachten zy die voor de CentenariL Maar ook konden die Tienmannen, by afwezen des Graafs of zijns Plaatsvervangers, de Rechtsdagen aanvangen. — In deze Landen werden de zelve naderhand Scholteten of Schouten geheeten (73J, . Daar waren ook nog andere Ambtsbedieningen ij maar gelijk vele, bedienden des Graaven denzelfden naam droegen, zoo vindt men ook dezelfde perfoon met verfcheiden benamingen aangewezen f74). Onder den tweeden, of Ca- ro- ' (ri) montesq. PEfp. des Loix. L. XXXI. cb. 8. (73) WAGENAAR. Vad. Hifi. II. D. f. B. hl 19. (74) montesq.. PEfpr. L. XXX. cb. 18. C 2  "ïfi Oorfprong. der Rechtbanken rolingifchen fhm der Frankifehe Koningen, toen enkele Graaven over meer dan een Graaffehap bewind kregen, bleef nochtans de zaak der Rechtsplegingen op den zelfden voet als te voren f74). wat nu de Schepenen betreft, die in alle oude Gedenkftukken voorkomen als de zoodaüigen, die over de zaaken voor de Vierfchaar gebracht raadpleegende, en hunne gevoelens uitbrengende, gezegd werden jurisdiclie te ocfFenen, óf recht te /preken': van dezen ga ik nu handelen, en zal hen van de eerfte EeUwen af tot aan onzen tijd in hunne bedieningen trachten na te gaan. S- x. Van de Schepenen, die by de oude Frankifehe en Germaanfche Regeering bekend waren, handelende , moet ik vooraf kort vermanen uit het vorige dat geene , 't welk hier byzonder in aanmerking te nemen is. De Graven, door de Frankifehe Koningen naar de Landen, om recht te vorderen , afgezonden, oefenden dat gezag uit op naam des Konings, en, de partie publique uitmakende, deden zy vooraf in zaken van groot gewicht zelf onderzoek, t welk men noemde Jh'lle vaa heid beleggen. De zaak naauwer onderzocht zijnde, leverden zy die ter beoordeeling' over aan hunne byzitters of Richters, die hierover met elkander raadpleegden , en hun gevoelen voordbrachten. De Graaven in de kleiner ftreken afwezig Helden over zaken van minder gewicht hunne Cen- te- ( 74 ) M 0 n t e s o PEfpr. L. XXVIII.' cb. 28.  in de Nederlanden, (Honfdft. h §. X.) 37 tenteren , die in de Kluften van honderd of Centenen met hunne SchepénS, gelijk ook de Decani 'm de Decanien, met de hunnen, 't Reeht oefenden. Naderhand toen de Graaven zelve de Landsheerlijkheid kregen ., ftelden zy in hunne plaats Bailju-wen aan, wier werk het was, om in allen deele s Graaven post te vervangen in 't kennis nemen en vervolgen van misdadigen, en op dezelfde wyze als de Graaf de zaak voor Schepenen te brengen. Maar gelijk toenmaals door geheel Duitschland £en Europa] zoo ook .was bet in deze Nederlanden een algemeengrondbeginfel, dat men van zijns gelijken of zyne Evenknie beoordeeld worden moest, (par parem), in dien verftande, dat wel een hooger Rechter, maar geen lager, over- een beklaagden zitten kon. Waaruit volgde, dat men altijd Schepenen kiezen moest die Vrye ofWelgeboren mannen waren, om zoo doende over omrye en Welgeborenen te kunnen rechten , en door niemand als onbevoegden afgewezen te worden. Zijn er fomtijds ook Schotfchiddigen (of nvrye) tot Schepenen gekozen, gelijk men dit vindt; zoo behoefden alleen de Schotichuldigen zich aan hunne rechtipraken te onderwerpen, maar geene Welgeborenen; die konden zich op Welgeboren Schepenen beroeren. [* 'tZal { * Dnch dit zy alleen van de vroegfte tyden optevatten Scd' n] tb.ch vry. li..dén va 1 den Graaf of au* deren zeer vel- Scbotjchuldigt Linden aankochten, en 'ie Graaf , lotyowk'imiiigt va de verarming zyIjet inkorHten, by en ale me-ne Landwet verbrdand had, dat Ssóotbaar land zoude febotbaar blyven, al C i weri  38 Oorfprong der RechtL-mlcn 't Zal de moeite naaulijks waardig zijn, angstvallig te onderzoeken naar den oorfprong van het woord Scabini of Schepens. De meeften zijn van gevoelen dat het zelve van Frankifchen of Germaanfchen [dus ook van Oudduitfchen] oorfprong is; en als we letten eensdeels, op ^de eerfte inftelhngen der Europifche RechtsplejnWn by Franken en Germanen, anderdeels op den klank van 't woord zelve, zoo fchijnt het afgeleid te moeten worden van 't Frankifehe fchaffhin, dat is, vrye magt, of [liefft] \ Germaanfche Jchaffcn , Jcapen , dat is oorckelen 'tyxj: daar pok| het Nederduitseh werkwoord' Schepen , (Jcheppen voordbrengen) [* j afkomftig fchijnt van 'c Gerra. fcheppen , waarvan nog een vonnis leneppen. Doch ik wil dit aan niemand opdringen, en verwyze den Lezer naar brummer u s ( ~ö ), die hierover breed uitweid! §■ X I. Eer ik van dep oorfprong en 't ambt der Schepenen fpreke, zal het niet ondienfïig zijn, aan te éiïi "'■ A\ 'snjk '■• . * mat* werd het door vrye lieden gekocht: zoo volgde hier uit al ras , dar «ten oorfprónglijk vrye lieden vond, ^ctoordcveelvuJd.ge Cynfcn diezy betaalden:, voor AIJfT fJfMcbuIdt^n weraen aangezien, maar in oer daad Welgeborene hieven.] [* Men zegt Mf.fo 't Nederd. ikfebep, gefcha- ?en, t.nbcwyze dathet oorfpronklijkwoofdwas, ik jcbepe, voor tb febeppe. J ' ( 7S ) du c a nge in voc. fcabin. Jj6L-,TCk- de(ScM™* '0 Opufeal. JuriL lint. Pbtlolog. p. 263. en Volgg.  tn de Nederlanden, (Hoofdft. I. §. XL) 39 merken, dat zy dezelfde zijn , die onder den eeriten {tam der Frankifehe Koningen genoemd werden Rachimburgii; maar onder den tweeden Scabini; terwijl zy onder den derden ftam [ook] heeten goede mannen, als zoodanige perfonen, die de Graaven in de Vierfcharen byltonden \ raad gaven j en uitlpraak deden. Rachimburgii , of Ruthimburgii, zijn onder den eerften of Merovingifchen Ham der Frankifehe Vorlten bekend voor Raadsmannen, Richters, Byzitters, ©F onderfteuners der Graaven. brummurus zegt, dat zy niet pAteznwaxen Rechters en Scheidsmannen , maar ook Waardeerders der burgerzaken en Schepens der Burgt, waar de Graaf berechtte, en datzy door hem, tegenwoordig zijn» de, om raad gevraagd wierden tot waardeeringe der pleitfchuld. Kortom alle de oude Gedeiikftukken fchryven aan de Rachimburgii toe, alles wat aan de naderhand bekende Schepens toekwam (77 ). Zulks behoef ik onder den tweeden of Carolingifchen ftam niet te bewyzen. Men heeft de Capitularia van dien tijd maar oppervlakkig in te zien. Men leest by baluzius (78): Terwifl de Graaf in 't openbaar geding ( mallum publicum ) te recht zit om alle twistzaken aaii te iiooren, hebben de Schepenen zelf geoordeeld. Onder den 'derden Frankifchen Stanj in zaken, die geen Leenen betroffen, noemde men de Rich-*ters [ook wel] goede mannen, die by du candii (79) vermengd worden met de Schepenen,, en (77) Capitul. a. 7j-f. tit. 29. en elders. (7K) T| II. GapiU 1. p. ÏS-U & CaP- a' 8l9.- ïouq. Droit publ. de France p,' 173 1 78. (79) In Glosf. voc. Feudum [e.n{Boni bomines.'] C 4  4<3 Oorfprong der Rechtbanken en naar een oud formulier vindt men, dat die goede mannen den Graaf moeiten byftaan en hunne gevoelens opgeven : De Graaf komt met de goede Mannen op de plaats' waar iemand omgebracht ligt ■ en over zijn dood neme hy de mtfpraak by oordeel dier goede mannen * §. XII Ik ga over tot de befchouwing van den oorfprong, Ambt, en verdere yereifchtens der Schapenen. Om dit in orde te doen, zullen wy eerst van dezelven fpreken , zoo als zy onder de Germanen (80) [en Franken], en ook in de Nederlanden waren voorde oprechting' der Steden: dan van derzelyer inftejlïng in de Steden zelf: zoo dat dit laatfte ons met de hand zal leiden tot het doelwit der Verhandeling over de Rechters dezer Landen. Wat den oorfprong betreft: die moet van de eerste Frankifehe tyden afgeleid. Reeds aanftonds wor- T * Dewijl in latere tyden overal de Schepens en bctepenvonnisfen gebleven zijn, ook onder den derden Itam; en men van goede mannen in een anderen zni en vorm van rechtspleging , elders veel vindt : zoude men by nadere overweging mogen denken , dat, wen de Schepens al eens goede mannen genoemd worden, zulks or oneigenlijk of van eenige byzondere plaats op te vatten zy. Men vindt ook wel goede mannen genoemd zoodanigen, die de Rechters zelve met raadgeving byftonden. ] 1 ( 80 ) m a r c u l F. Form. 30. P. 2. App. p. 48c ïouqujet Dr. Publ. p. 179- 182. ' -  in de Nederlanden, (Hoofdft. 1. $. XII) 41 worden zy gewaagd (81), en 't is niet geheel verwerplijk, dat lömmigen meenen, dat de Franken, die de Romeinen in Germanje verwonnen, van hun de gewoonte ontleend hebben, om zulke lieden te kiezen , die door fchranderheid en eerlyke zeden uitmuntendeden Opperheer, met raad en gezag , gelijk tacitus (82) zich uitdrukt, by ltonden. De Verkiezing dier Sckèr penen gefchïedde door de Graden (8%) ; deze' Graven in de byzondere deelen en wyken van hun gebied voor de rechtshandhaving zorgende, fielden met kennis van den Vorst de beste lieden aan, en koos die uit de Ingezetenen van elke ftreek (84). Onder den Carolingifchen Stam gaven de Koningen ook hunne afgezondenen (Misfi) in last, om in de verfchillende^ö^' en dorpen de onwaardige Rechters en Schepenen aftezetten, en beteren in hunne plaats te ftellen ( 85 ). Zy werden ook gekozen in de Maalgedingen of Byeenkomften van zulke pagus, of Landftreek, waar het volk der plaats ook goedkeurde, die door de Graven of de Afgezondenen verkoren waren (86). Het getal zulker Schepenen was niet overal en al- (8t) Lex Ripuar. tit. 32. Art. 3. & ,Capit. a. C. 29. (82) De Moribus German. Cap. 6. (83 ) H u g• de groot Inleid, tot de Rolt. Recbtsgel. II. B. 28 deel, pl. 147. (84) Cap. 2. a. 8oï. by baluz. p. 472. [ik hebben alhier eenige woorden, die den zin in 't Latijn verward maakten, weggelaten. ] (85) Capit. Ludov. PU a. 829. by baluï. p. 063. ' (S6) brummer. Exerc. p. 287. c5  42 Oorfprong der Rechtbanken altijd het zelfde. Het meest gevvoone en bekende was zeven (87), fomtijds wel negen, ja het Capït. van Ludov.Pius (88) noemt er twaalf*. Zy werden genomen uit elke Landftreek, waar, over de Graaf 't bewind hadde , en wel uit de voornaamlten der plaats ; en niemand kon daartoe gebruikt worden of hy moest een vrye of welgeborene zijn. Daar nu aan elke Landftreek hare Wetten waren voorgefchreven , zoo moeften zy, die tot Schepens gekozen werden , ook dezer wetten kundig en inboorlingen zijn : waarom ook de Frankiiche Koningen, en vooral. Karei de Groot met zyne opvolgers by hunne Verorderingen wyzelijk voorzagen , dat in 't bewind van andere zaken wel lieden van elders gebruikt werden , maar niet in zaken van rechtspleging: wy mogen wel lyden en wenfchen 't zelf , dat menfchen van anderen landaard zich in de v;etten beocffenen, maar wy verbieden die te gebruiken van het onderzoeken van zaken. Want uffchoon zy welfprekendheid bezitten, het veroorzaakt toch vele moeilijkheden C80). §• xïu [ * Indien men de latere tyden in ziet, zoude men gedrongen worden te geloven, ó.zi het getal van zoodanige Rechters geheel onbepaald was geweest, en allen, die dé bevoegdheid hadden, om te oordeeleti, ook daar over konden geroepen worden, maar dat, waar de bepaling van getal voorkomt, dit alleen aanduidde, hoe velen er ten minden moeiten zijn , wilde het eene wettige Rechtspleging maken. ] (87) spel b a n n. Qlosf. ad Voc. Racbim» burgii. (88} Cap. x. a. 819. 1. 1, (89) Cap. 6. c. 269.'  in de Nederlanden, (Hoofdft. L %. XHLJ 43 $. XIII. Gelijk er voor de Rechters niets fchandelykei i,s, dan onkunde van 't recht, 't zy in 't geheel, 'r zy in zulke Hukken, • waarover zy moeiten zitten : zoo waren de Franken en Germanen vooral daarop uit, dat zy in de keure van Rechters, byzonder'van Schepens, de kundigften verkozen volgens dat recht, 't welk in die Landftreek meest gevolgd werd. Van hier leest men in de Capitularia: (90). Voor eerst moet de Rechter de wet van buiten leeren die door de verftandigcn des volks gemaakt is, om door geene onkunde van den weg der waarheid aftedwalen. Immers gelijk overal , zoo was vooral eene uitgeftrekter kennis der wetten in 't Frankifehe Rijk noodzakelijk; alzoo die kennis niet alleen bevatte heirecht , dat in elke Landllreek plaats had, maar ook , volgens de Frankifehe Grondftelling (waarby men den verwonnen volkeren de keure liet, langs w^t byzondere burgerwetten zy wilden beoordeeld zï]Vi) dikwils drie , ja meerderlei foorten van Rechtfyftemaas behelsden ,• waarby nog kwamen de openbare of meer. algemeene Rijkscapitularien of Verordeningen des Konings , die alle de! Rechters volkomen en naaukeurig moeiten weten. Wanneer nu de Schepenen alle die hoedanigheden en begaafdheden bezaten, zoo als dat betaamde, werden zy zelf verftandige lieden genoemd, gelijk in de Langobardifche Wet f91)} waar men van Schepenen leest: Ten aanzien der • rech- (90) Cap. I. c. 62. (91) L. I. tit. 3J-. c. 1, 3 en 47,  4* Oorfprong der Rechtbanken rechters men onderzoeke of er wel verftandige lieden aangefieldzijn. Maar 't was niet genoeg, rechtskundig te zijn; zy moeiten ook van brave en eerlyke z^den zijn en van bekende oprechtheid. Waartoe toch zelfs' de ftnkfte wetten , indien zulten , die de wetten moeten handhaven, niet zelve recht en billijkheid waardeeren, en anderendoor een goed voorbeeld voorgaan. Maar daar in de meeile bediyven, vooral in de Rechtshandhaving , onder de voornaamfte deugden ook gevorderd wordt de Waarheidsliefde, waardoor mond en daden dezelfde vertrouwelijkheid aan anderen inboezemen ; zoo eifchte de Franken ook in de keure der Rechters ook voor alles die hoedanigheid: Dat door hetgeheele Graaffchap zoodanigen , welke de besten zijn en het meeste de waarheid beminnen , tot Schepenen ge ■ kozen worden (92). Ja de Franken begrepen , dat zy alles verllonden onder Godreezend te zijn: Dat Godvrezende Schepen aangejield worden (93). Na de gedane verkiezing van Schepenen volgens die verdichten , door Graaf of Afgezondenen , werden zy niet eerder toegelaten , dan na dat zy den Eed gedaan hadden. Dezen moeiten zy doen voor en in tegenwoordigheid der Jlfgezondenen. Onze Mijfi, leest men , zullen de Schepenen , als zy verkozen zijn , doen zweren , dat zy naar de beste kennis , en niet onrechtvaardig zullen oordeelen f94). Zy deden eed (9*) Capit 4 c. 74. (93) Capit. 3 c f8. (94) LiL. Longob. L. II. tit. /»,  in de Nederlanden, (Hoofdft. I. §. XIV.) 45 eed naar een by de wet bepaald formulier (95). Van waar zy ook in de Stukken van dien tijd gezworens genoemd worden (96). $. XIV. Om hunne bediening te heter waartenemen, hadden de Schepenen de wetten , rechten en ftatuten in een boek befchreven , om daaruit zeker te kunnen gaan in 't oordeelen. De Graaf, Haat elders (97), moet by zich hebben den Rechter en 't wetboek , om altijd rechtmatig oordeel te vellen over alle zaken. Maar dewijl 't lichtlijk gebeuren kon , dat de Rechters zelf 't zy door gebrek van inzicht of door overijling een ontydig oordeel velden: zoo was ook belast, dat zy de zaken met de uiterfte naaukeurigheid moeften doorzoeken, en niet dan eene rypelijk overwogen uitfpraak doen. De Richter, Haat er, (98) moet alles opfpeuren en de zaken niet dan met volledig onderzoek afdoen, geiende tijd van ondervragen, voordellen doen en het noodige er by te voegen. Maar om ter anderer zyde ook niet onder voorwendfel van raadplegingen de zaken zoo van eigen burgers als vreemdelingen op de lange baan te fchuiven, en uit te Hellen , heeft Carel de Groote ook gezorgd , dat zonder aanzien van perfoonen alle rechtgedingen fpoedig moeHen vervaarde) brummf.r. p. 33S. 196) vu cange in Voc. Jurati en Scabini. (97) Legü. l'ojoar. C. XV. tit. 3. (98) Capit. V. c. 146. c. if. t. 2.  46 Oorfprong der Rechtbanken vaardigd worden. Daar zy, zegt hy (90) geen onderfcheid van perjoonen en als de Rechter de staak wel begrepen heeft, wdchte hy zich die te verfchuiven. In alle welgcltelde Regeeringen is er niets voor byzondere ingezetenen yerderflyker en voer 't algemeen meer fchandelijk , dan Rechters die veil zijn. Daar het Recht voor geld te buigen is, daar zijn de zwakkeren altijd de fpeelbal van de machtigen. Hierom was by de Franken ook tegen giften en gaven gezorgd (100): IVy willen, dat, zoo iemand uit de Schepenen bevonden wordt, gefchenkshalve, onrechtvaardig gevonnist te hebben , die ten ftrengflen zal geftraft worden; en voords aan alle Schepenen zal aangezegd worden; dat niemand voortaan zijn ftem voor geld te koop zal hebben , de ondervinding heeft geleerd , dat ryken zich alles geoorloofd rekenen en hunne misdryven voor geld boeten. X V. Zienwe nu in, over wat zaken de Schepenen moeiten oordeelen spelman.(i) zegt: Tot Rechters waren de Schepenen by Franken en Germanen , die in de openbaren Vierfcharen ( Malla publica) en Rechtsplegingen den Graaf tot byzitters dienden , en zoo over halszaken als burgerlyke , over land- en zee zaken , in élk Graaf fihdplj (99) Capit. 1. c. fix. (100) Cap. anno 829. Cap. 4. tit. 2. (O hl Glosf. Voc. Scabini p. Ad Append. m a rculfi Cap. I. saluï. Cap T. II. p. 9f 3. (4) Legg. .Longob. L. II. tit. 10. (?) Legg. Longob. L. VII. tit. 4;. (6) Aldaar, L. II. tit. 14.  48 Oorfprong der Rechtbanken van Carel cien Grooten a. 813. (7) • nadat de Schepenen den Jlrmkrover ter dood veroordeeld zullen hebben, zaVt den Graaf of zynen Stedehouder niet geoorloofd zijn hem V leven te f henken. Dus oefenden de Schepenen niet alleen den eenyoudigen Rechtsban (gelijk men toen fprak) maar ook 'sKoningsbon, dat is , de lijfftraflyke rechtspleging uit, op 's Konings bevel, en zy werden daarom fomwylen banniti t of met den rechtban voorziene genoemd ( 8). §. XVI. De Vorm der Rechtspleging, voor de Schepenen gebruikt, belfond in 't onderzoeken , ondervragen en beandwoorden. De Graaf, als de openbare rechtshandhaver (partiepublique) deed eerst onderzoek naar de hoedanigheid der misdaad , deze onderzocht hebbende, gaf hy er den Schepenen kennillè van ; en ondervraagde hen, wat zy van die zaak meenden te moeten oordeelen; de Schepenen alles naaukcurig overwogen hebbende, beandwoot-delen hem, en deden uitlpraak. Tot bewijs hiervan dient een Charter by Goldastus Q9) :| De Graaf zelve ondervraagde die Schepens, wat zy _ over die zaak dachten te moeten oordeclen. Hier op andwoordde zy : wy oordeeleu naar 't getuigenis der mannen en volgens uwe onderzoekingen. En in de Giftbrieven van Ful- (7) BALUZ- T. I. p. f09. (8) lltUMMEl p. 35-1. & DU CANCE in Voc Scabini. (9) Tom. II. Scriptt.Rer. Alamann. P. I. p.yS.  ïh de Nederlanden, (Hoofdft. I. & XVLj 49 Fu!da (10). De Graaf het hun voorhoudende en de Schepens 't beoordeelende. Dit beoordeelen der Schepens was een zoo noodzakelijk vereilchce, dat , gelijk het den Schepenen zonder den Graaf, zoo ook den Graaf zonder Schepenen niet geoorloofd was, eenige zaak, die 't onderwerp van Rechtspleging was, uit te maken of te bellisfen. Zoo even zeide ik, dat de Schepens den Graaf op zyne ondervraging, andwoordeden , dat zy oordeelen zouden , achtervolgens het getuigenis der mannen. Deze uitdrukking toont genoeg , dat de Schepens niet gewoon waren de zaakvoetftoots (de planoj af te doen. Neen! Om wettig te oordeelen, moeiten getuigen gehoord worden en wel zulken die ter goeder naam en faam itonden, en die, voor het doen van hunnen tuig, by eeden beloofden naar waarheid te zullen verklaren (11). Getuigen voor dat zy gevraagd worden zullen den eed ftaven. En bleek het naderhand, dat zy de waarheid verzweegen hadden, werden zy voor eerloos verklaard(12). Voords zegt ook ïrummerüs (13)5 dat de Schepenen zelf, wanneer hun de zaak zeker be-' kend was , den perfoon van rechters wel afleiden , en dien Van getuigen aannamen , om de waarheid te meerder te bevestigen. , Wat den tijd der Rechtspleging aangaat, men mag opmaken , dat in de eerlte tyden v/e Rechtsdag (ia) lindenbrog. in Gbsf. ad Voc. sca- 3II ni. ( n ) Legg. Longob. L. II: tit. ji. 1. 7; ( ia) LL. Wesiphal. L. a. (13) Exercit. p. 3^3'. D  £o Oorfprong der Rechtbanken dag was Op Dingsdag. Op dien dag werden de Malla of Gedingen gehouden. Maar toen in 't vervolg de Duitfche Keizers bevonden , dat één dag m de week niet genoeg was tot afdoening van zoovele rechtsgedingen , hebben zy tot betere handhaving des rechtstot drie, ja vier dagen daartoe verordend. Het uur kan zoo naaukeurig niet bepaald worden , fchoon 't zeer waarfchijnlijk is , dat de Rechtsplegingen in de Morgenuren^ gefchiedden. In de Capitularien wordt overal den Rechter belast, om nuchter en de Ge-' dingen te houden en te vonnisfen ( 14 ). Men niag met reden denken , dat de minderheid der fLanmen voor de meerderheid heeft moeten onderdoen. Zoo toch vindt men het in de Capitularien uitgedrukt (15). §. XVII. Wat de waardigheid van 't Schepenambt aangaat ; dien post bekleedden zy niet voor een vastbepaalden tijd, noch ook voor hun leven; maar, gelijk toen met alle Ambten plaats had, hy was precair, of tot wederzeggens , zoo echter dat de Koning niet dan om byzondere reden iemand van zijn Ambt verliet. Den Schepenen werd ook, in deze waardigheid , die eerbied bewezen , dat,- zoo iemand zich tegen het door hen gewezene verzettede , en hy zyne zaak met goed kon maken , in verfcheiden boeten ver- f ï4) Capit. a. Si?, c. 33. Legg. Longob. L, 2, Jit. fi. 1. 4. ( is) Cap. 819. c. 2.  in de Nederlanden, (Hoofdft: I. §. XVIIÏ) 51 venvezen wierd ; indien ook de pleitbezorgers, in het uitgelprokene vonnislè van Schepens niet berusteden , noch ook het geheel niet verwerpen , maar de zaak voor de Mifti of voor den Koning zelf brengen wilden : zoo werden zoodanige wederllrevers in bewaring gefield, töt dat zy zulks een van beiden volbrachten (16 j, Indien verder iemand door de Schepenen vermaand werd voor 't Geding te komen , en tot driemaal weigerde, werd ditzivaarlijk geboet (17. Voor hunne moeite en yverbetoon werd den Schepenen tot belooning een gedeelte der Boetens, die niet tot den KOningiyken rechtsban gebracht werden , en daarna Ook een deel van 't Zoengeld gegeven. By vöorb. Hing 'er Voor Schepenen geding over geldzaken, zoo kregen zy, by wettige uitlpraak, een negende gedeelte van dat geld. Men denke niet, dat die Schepenen, in waardigheid uitftekende , hunne macht lichtveerdig konden misbruiken. Het gebruik medebrengende, dat, zoo wie de Rachimburgii en de Schepenen te recht zittende vermaan deed naar vat wet hy leefde en geoordeeld moefte worden ; en' als de Schepenen weigerden naar die wet te rechten, de vermaning herhaald wierd i Weigerden zy dan nog, zoo zeide de genen, die zijn geding wilde vorderen: Ik eifche van u, (ego vos tangano) dat gy tusfehen my en mijn beschuldiger dè wet volgt: Én bleven zy dan nóg weige- ( 16) Cap. 2. a. 80ƒ. c. 8. en 10. (17) Lex Ripuar. T. 82. L. 2. by baluz. D 3  g2 Oorfprong der Rechtbanken gerig , zoo werden er zeven van hun elk in drie . Solidi verwezen (18 ). Zeer ftrenge ftraf ftond er voor die Schepenen, die de geheele rechtspleging omkeerden; de doodftraf volgde daar wel op(io). Maar zachter en gebruiklyker ftraf was 't ontzet van zyn Ambt , en dit gefchiedde door *s Konings Afgezondenen. Maar werd ook wel vciwisfeld met geldboetens , zoo dat de Schepens verwezen werden in het dubbel' van de fchade,'hicr door aan den beledigden toegebracht; 'en buiten dat aan 's Konings Schatkist (den fifcus regiiis) 40 Solidi betalen moeften. De Rechter ftaat er (20) zal den genen , dien hy de fchade toebracht , het dubbel betalen , alzoo hy heeft durven vonnisfen tegen de bepalingen onzer wetten. Waren zy buiten ftaat te betalen, werden zymet de hand af te kappen geftraft. Wat de Beroeping van 't vonnis der Schepenen betreft,.de gel. Heer van de wal (21) heeft te recht opgemerkt, dat oulings een geheel andere wyze van Beroep (Appel) plaats had. Zoo iemand oordeelde , dat de Rechter kwalijk gevonnist hadde , was deze gewoon , niet naar een hoo- (18) Lex falica ab Car. M. a. 798. Tit. 90. 1. 1. [Hier mede ftèmt de SaliCche Wet over een in \ Corp. Jut: Germ. p. 120. waar die drie foiidi gerekend worden op 120. deniers. De benaming dezer Geldmunten is zeer moeilijk in 't Nederduitsch u ttedrukken. Dit is zeker genoeg, dat van dit folidus afkomt, het Franfche Sous; of 't Hollandfche woord Scbel Urrg hier voegen zoude, is duider J (rp) Lex bajoar. Tit. 2. c 18. ( 2ü ) Zie süumher. de Scab. p 364. (2-1 > Prsvih van Dordr. bl. 24. not.  in de Nederlanden, (Hoofdft. I. §. XVII.) 53 hooger Rechter te gaan, maar hem ten tweeftrijd of tot kampgevecht uit te dagen (2.2). Schoon het beklag over groote onrechtveerdigheid ook kon gebracht worden en dikwils gebracht is voor de Graven, de Afgezondenen , of voor den Koning zelf (23). Dit zy genoeg van de Schepenen, voor dat er in Duitfchland, en ook in NederLnd Steden gefticht en ingericht zijn. Daar bleef nog veel te zeggen. Maar dewijl dit onderzoek alleen moest dienen, om te gemaklyker en gefchikter de zaken van de Schepensbanken in later tyden te verllaan ; late ik het hier by berusten, en ga over tot het geen met onze zeden meerder ftrookt. TWEEDE HOOFDSTUK. Over de Rechters en vooral de Schepenen na de opkomst der Steden* h L II n 't vorig Hoofddeel zagen wy de Rechters, ook in Nederland, voor de opkomst der Steden. (22) montesq PEfpr. des Loix L. XXVI1Ï. c. 27 (23"» mieris Charterb. III. D. bl. 73f. ("Men voeee hier by , iiat de meest gebruiklyke wyze van beroepen wis, dat de Schepenen zelf geroepen werden om hunne gedane Uitfpraak te verandwoorden,» Vergelijk Hoofd. II. § X \ D3  54- Oorfprong der 'Rechtbanken den. Zien we nu ,wat zy met de Stedelyke Rechters naderhand al of niet gemeen hadden. Déwijl dit onderzoek van veel belang is, zal 't noodig zijn, dat wy eerst de opkomst det Steden en hare Rechten opfporcn, en dus doende uit de inftellingen en keuren, aan de' Steden voorgefchreven, haar recht leeren kennen. Gelijk t°acitus over de Zeden"der Germanen fchryvende zegt (24J : 't is bekend , dat geene der Germaaufche Volkeren in Steden woonen; ja zy dulden geen dicht aan' een ftaande huizingen ; zoo getuigen ook de middeleeuwfche Schryvers allen eenparig, dat in die eerfte tyden of geheel geene of ten minden zeer weinige Seeden in 't Frankifehe en Duitfche Rijk bekend waren. De zoodanigen , die er in oude Gedenkftukken gewaagd worden , zijn door de Romeinen aan den oever des Rijns ten dienfte der Koophandelaren gefticht. De Franken echter, met het aannemen van den Christelyken Godsdienst ook meer befchaafd geworden, hebben zich allengskens op 't aanbouwen van nieuwe Steden toegeleid , of ook wel de vorigen, door de Romeinen gebouwd, én door den tijd vervallen, herfteld. 't Welk men' voornamelijk \tot de tyden van Carel den Grooten. brengen mag ( 25 ). i 11. Toen de Noormannen en Deenen, 't zy uit : ". ' '■ ' " af- (24) Cap. XVI. en Hist. L. IV. Cap. 64. conring. Ëxerc. de Urbb.' Germaiu Tum, I. Opp. §. if. 27. 48.  in de Nederlanden, (Hoofdft. II. §. I/.) 55' afkeer van hun eigen geboorteland, 't zy uit begeerte van buit te halen, vele invallen en ltroopingen in deze Landen deden : begonden de Frankifehe groote Heeren en Vorsten meerder op eigen behoud bedacht te worden , en bouwden vele woningen dichter by een; en voegden dan eenigeii huisgezinnen , aan hun onderworpen, by 'eikanderen. Hieruit ontftond eene villa; welk woord [nu nog in 't Fransen unt ville~\ toen niet beteekende eene landhoeve of hofftede , maar eene te zamenvoeging van yerfcheiden woningen of hoflieden op het platte hnd(i6). Maar ook op die wyze niet genoeg beveiligd tegen den aanloop van llroopende vyanden, en zelfs ook dikwyls onderling verdeeld en tegen elkander in 't harnas ; omgaven zy deze by een gevoegde woningen (vïllae) met paalwerken en muuren. En eene villa dus omgeven gaf men den naam van oppidum. (%j) * 't Kon niet misfen, of zeervele onderzaten, die zich op de ierritorien van die groote Heeren en Landyorften of Grondhecren bevonden, moeiten zich naar zulke meer verzekerde plaatzen of Oppida, be- ge- [* Men zal van de Opkomst der Steden, byzonder in betrekking tot de Steden van Holland en ZeeianJ, breeder onderricht aantreffen in de Academ. Verhandeling van den Wel* Edel. Geilr. Heer pnu mu lUR MASSiS, over den Oorfprong der Burgemees* teren en hunne Ambtsbedieningen in ie Steden van Holland en Zeeland , en byzonder in de Stad den £riei, de Zevende in deze orde.] (26) du cange m Voc. Villa. (27) Zie van lïnden Disfert. de Judicles Gelrieis Gap. UI. p, 47. D4  56" Oorfprong der Rechtbanken geven, zoo tot hunne eigen grooter beveiliging, als tot bekoming van meerdere levensbenodigdheden, die de gemeenfchaplijkheid kon aanbrengen. Deze lieden echter aan den dienst hunner Heeren verknocht, en met verlof des Grondheeren in zulke Verblijfplaatfe overgaande, bleven geheel en al nog aan deszelfs onmiddelyke Rechtsoefening onderworpen, en werden die plaatzen dus, zoo wy meenen, nog met geene byzondere Bevoorrechtingen, of Privilegiën, gelijk naderhand At Steden, begiftigd (28). Even zoo was 't ook in de Koninglyke Domeingoederen , of 's Konings Landen , op het Territoir van dezen of genen Graaf , die tot de Rechtoefening aldaar was aangefteld, gelegen. Men voegde zich wel te zamen ter gemeenfchaplyke bewoninge van eene villa "of hetm , doch dit gaf in de rechtsvorderingen geen verfchil. Maakte men van die helmen meer verzekerde plaatzen met paal- of muurwerk omgeven, in den vorm van een oppid'.im : zulke oppidani of Stedelingen (20) bleven echter dezelfde Vierfchaar en Rechtfpraake onderhevig. Zy moelien de gewone recht vordering van hunnen rechter volgen 5 maar ook, wanneer er over meer gewichtige en halszaken iets te doen viel, dewelke alleen in het hooger Geding van de grooter Landftreek (Pagus) konden en moeften behandeld worden; moeften zulke Stedelingen (oppidani), die CsS) ROTSERT^ON Intrad, o V Hifloire de Cbar* le \Quint p. 6f —— 69. (29) HEiNicc. Ekm. Juris Qtrm. L. L  in de Nederlanden, (Hoofdft. II. §. ƒƒ.) 57 die in Gedingen voor de Centeniers, Decanen, en anderen, niet konden heruiten, zich onder, werpen aan de Rechtspleging en 't Oppergezag van den Graaf of zynen grooten Officiaal [ Bail'juw], even als de overige Opgezetenen van 't Platte Land, en waren verplicht de generale Landskeuren te volgen (30). Indien eenige villa 't hoofd werd van een geheele Kluft van honderden (Centenae) en door bemuring of omheining, de gedaante van een Oppidum (of omtuinde plaats) verkreeg; bleef echter de Honderdman met de zynen aldaar het Geding of Vierfchaar houden; en hier in kan men de reden vinden, dat in oude Gedenkfchriften wel gewaagd wordt van Schepens in die Steden, en er echter vele zaken van der Schepenen Vierfchaar kwamen voor 's Graaven Geding. Zulke Steden maakten nog geene poorteryen of Burger ft aten uit, dat is, zy waren nog niet met zulke bevoorrechtingen of ftedelyke Privilegiën befchonken,waar door de Poorters in hunne zaken alleen voor de ftedelyke Rechters, hunne Medepoorters, te recht ftonden: hoedanig het groote kenfehetzende onderfcheid van Stede- of Poorterrechten geweest is, zoo als ftraks zal blyken. De groote Edelen hadden van den tijd der Opvolgeren Van KAREL DEN GROOTEN zich meer en meer de Koninglyke Macht en Rechten aangematigd; de Keizers deden dies hun best, om die aangroeiende Macht zoo veel mogelijk perk en paal te zetten. En wat deden zy ? Zy maak- (30) VAM lynden dc Judicüs Gekic. p. 48. P 5  53 Oorfprong der Rechtbanken maakten vrytuiden; dat is, vele eigene lieden en gedeeltlyk vryen, hoedanigen zeer velen naar die omwalde plaatzen zich begeven hadden, verklaarden zy door zoogenoemde Brieven vanFrylatin« (lettres tTaffranchisfement) voor geheel Vryen en Welgeborenen, en fcholden hun geheel kwijt aten cijns, dien zy anders als Cynsfchuldlgen bunnen Heer moeften opbrengen Zulke plaatzen nu, op die manier tot beteren ftand geraakt, werden Vryheden (31) (Libertés) vrye Steden, genoemd. En door die ontheffing van cijns en hope op vryheid aangelokt, begaven zich van tijd tot tijd zeer velen naar zulke bevoorrechte Steden of Vryheden (32). Maar ftond de begiftiging en oprechting van zulke Vryheden aan den Terntonalen Land- of Gronriheer, en diesvolgens in de Koninglyke Domeingoederen alleen aan den Koning; en in de Landen van den Hoogen Adel of Groote Edelen" alleen aan die Edelen ; waarvoor door de Verzoekers ook eene zekere geidfomme moest betaald worden (33)- zoo werd dit Koninglyke voorbeeld fpoedig nagfr. volgd, en de Groote Edelen begonden cok op hunne Grondheerlijkheden en eigen Goederen ve'e zulke vrye of bevoorrechte Genootfchappen op te richten. r _ Dit alles zoo ingericht zijnde, waren echt"? die Steden nog niet ontheven van de verplichting, om te recht te ftaan voor 't Hooge Landgeding f35) RObertson Karei de V. Inleid. I. D bl- 69. II. D. hl. 140 146. (3») dü cange in Voc. Lihertates. i 33 ) sz lc 11 o w Elem. Jur. Germ. p. 198.  in de Nederlanden, (Hoofdft. II. §. 77.) ding dier ganfche ftreek. Om dan de Inwoners, dezer Steden meer aan zich te verplichten, gaven en Koningen en Groote Edelen aan die bevoorrechte Steden ook een eigen Rechtsgeding of Vierfchaar; gaven aan haar enige Wetten en Keuren tot handhouding van der Poqrteren pf Burgeren innerlyke rust en zekerheid hunner bezittingen; en maakten dus de Oppida tot Civitates, of tot Burgcrfchapp.cn , die naderhand vrye of bevoorrechte, Steden (34) en hare Voorrechten zelf Stadsvryheden (35,) genoemd werden. Dit nam zijn aanvang in Duitschland, voornamelijk onder Koning hendrik den vogelaar, inde Tiende Eeuw, die uit vrees voor de Hunnen en andere Natiën zeer vele plaatzen met muren en grachten liet omgeven, en hun vele gunstbewyzen fchonk. De nuttigheid dier zaak gevoelde geheel Duitschland; daar kwamen van tijd tot tijd meer zulke Burgerftaten op; zoodat men met reden zeggen kan, dat het beste aandeel van de Ingezetenen naderhand in die Steden gezeten zijn. Deze hen rik bevorderde het aanzien zulker Steden niet weinig door de zulken, die hem maar eenigzins in dienst onderworpen waren in die Steden hunne woonplaats te doen nemen, zoo dat men leest dat in 't vervolg de Raadsvergaderingen en de openbare Rechtsgedingen nergens anders dan in de Steden gehouden werden (36). D.e (34) vAn lijnden de Judiciis Qelric. p, 47—-4J>- (35-) van de waee Handv. van Dor dn bl. 191. (36} conrinc. de Urbib. Ggrm. §. iof. en ver-  6o Oorfprong der Rechtbanken De Steden dus in hare opkomst en bevoorrechtingen gezien hebbende, gaan we nu tot de tyden, waarin de Graaven zelve Land- of Grondheeren geworden zijnde, de Steden in ons Nederland gebouwd , en met Privilegiën befchonken hebben, om voor hun Rechtsgeding of voor dat der Steden-Schepenen te recht te ftaari. % tri Wy befchouwden dus verre de Graaven fiechts, als bloote Koninglyke Ambtenaren, die op de Domeinen der Frankifehe Koningen en op" het Duitfche Territoir hun post bekleedden (37), Ik Vervolgens. [Dit zy op 't gezag van conring 1 u s ten aanzien van Koning Henrik en de Tiende Eeuw hier nedergezet. Hy wordt daarin van de beste Schryvers «evolRd. Maar zeer onlangs heeft de Gel Heer l. j. spit teer in zijn Hoogduitsclj Werk, Gejcbicbte des FurJIentbums Hanovtr Gött V 17,86-.'" ~e,{nleidins bl. 21. enz. het Bericht des Cbromjk • Scbryvtrs ontrent Koning Henriksenfie oprichting der Steden in twyfel getrokken ten minlten getoond , dat het bericht niet 'kan opgevat worden van zulke Steden, als wy hier bedoelen Dat dit aanloopt tegen alle de Dtcumenten van dien tijd en ook nog van later; en men niet voor de XIII. Eeuw zoodanige Steden , als wy bedoelen , aantreft: verklarende verder de eerfte opkomst der Steden in Duitschland, gelijk wy gedaan hebben. Uit uiedege*3eelt bericht van Prof'esfor kluit J ( 37) Die deze onderfcheiding by ons tot nog toe verzuimd hebben, zijn daar door in verfcheiden misvattingen vervallen ; en hier uit is ook te halen de valfche vooiflelling, dat de Schepenbanken ouder waren dan dc Graavelyke Regeering zelve.  in de Nederlanden, (Hoofdft. II. §. HIJ 61 Ik zegge, op de Domeinen der Koningen. Want het bewind of Ambt der Graaven ftrekte zich niet uit tot die eigendomlyke Goederen of Territoiren der vrye Hooge Edelen [Noblcs Barons], die er in de Middeleeuwen veelvuldig waren; en van welken men in Vrankrijk kan nalezen boucquüt (38), en in Duitschland b. c. mettingh (39) ; noch ook tot die Territoriale Goederen , 't zy Eigendommen , 't zy Leenheerlijkheden van Vorllen, die naderhand uit die Domeinen van Koningen en Keizeren ontftaan en opgekomen zijn (40). Hoedanige Eigendommen en Leenheerlijkheden in de IX. en X. Eeuw geworden zijn alle die Territoiren der Graaven, die by een genomen , daarna onder de algemeene benaming van Holland bekend geraakten (41). Welk onderwerp, als van de grootfte aangelegenheid, wel verdient met genoegzame bewyzen geltaafd en betoogd te worden. Het is overvloedig bekend , dat de Keizers yan het Duitfche Rijk , 't zy door vriendelyke aanzoeken hunner Graaven, of door derzelver dappere bedryven aangefpoord , die geheele Landllreken, welken ©nder de Keizers door hunne Ambtenaren berecht en beftierd werden , aan die Graaven zelfs [als Landgoed] ten gefchenke uitgaven. Een voorbeeld daarvan heeft men in eenen ( 38 ) Le Droit public de France , 4'. ( 39 ) Status Militiae Germanurum principalis & accesforiae veteris & medii aevi, Lubec. 1760. 4*. (40) meerman van ser goes Disf. de pitftis fuccesforiis p 24. (41) De Hoogl. kluit prim. Lineae Golleg. Diplom. §5. 2S1 —— 286. $. j 18 jii.  éi Oorfprong der Rechtbanken eenen gerolf, Grootvader van dirk dei* eersten, die in 't jaar 839. den 8. Jul. (42J, door Koning lodewijk den vroomen groote Landbezittingen ontving in het Hertogdom van Vriesland; gelijk zoo ook Koning arnulfus aan Graaf gerolf, Vader van dirk den I. vele vaste Landgoederen fchonk in zijn Graaffchap tusfehen den Rijn en Zuid* hardeshage in't jaar 889. den 4. Aug. (43): ja Ook gaf Koning carolus s 1 mplex aan dien Zelfden dirk den I. in eigendom het Egmondfche Godshuis met al deszelfs Rechten en Landgoederen , welken geheel Kennemerland befloegen, in't jaar 922. den 15. Juni (44). Hoedanige begiftigingen van terreinen en gronden, door de Koningen gedaan, overal den navorfcheren van oude Giftbrieven voorkomen. De Graaven op die wyze , langs rechtveerdige Rechtstitels zulke goederen verkregen hebbende, worden dikwils ten onrechte berispt door zulken; die de zaak zich zoo voorftellen, als of zy die Goederen en Rechten geufurpeerd hadden. Indien er eenige ufurpatie gexveest zy, zoo zal de zelve daarin te zoeken zijn, dat de Graaven ongevoelig de- C4*) kluit Ccd. Diplom. Hist. Crii. T. \L P. 1. p. 1. (43) Aldaat p. 6. (44) Aldaar p. 13. [Men heeft uit dien Giftbrief op eene wonderbare wyze den oorfprong vdrt 't Graaffchap van Holland eerstop t jaar'863., naderhand op 't jaar 91». afgeleid ; daar hy niet dan een eigendomlijk gedeelte van het tegenwoordig Hol; land als een Hooge Heerlijkheid uitmaakte, ronder '1 denkbeeld van Graaf.]  in de Nederlanden, (Hoofdft. II. §. III.) 63 de rechten der Koningen of Keizeren naar zich gehaald hebben, en dit had dus plaats in opzicht tot dc Koningen, maar niet in opzicht van hun, die op die Gronden en Landen woonden, waar de Graaven het opperde bewind door den OpperBewindsman, den Koning, verkregen hadden; als welke Inwoners hier door lleehts van Heer veranderden 5 en de Graaven zulke Rechten op die Ingezetenen verkregen , die men vindt, dat de Koningen zelfs te voren gehad hadden. Maar wat behoeft hier meer betoogs! Laaten de voorbeelden de zaak ophelderen. Uit zoo vele anderen, die voor handen zijn, is 't genoeg die Giftbrieven aan te halen ; waarby die Graaven zulke Landgoederen en Terreinen krygen in de Graaffchappen Maasland, Kinheim, en elders, waar door zy in dien omvang Opperfte Grondheeren werden; zeggende de Keizers in de reeds aangehaalde plaatzen : Wy villen en bevelen, dat hy dat alles volle vry en eigen honde en bezitte; met de bevoegdheid, om daar "over naar zijn goedvinden befchikkingen te maken. En kort daarop: Dat voorgemelde onze Getrouwe van dat alles van nu voortaan en ten allen tyde vrye en geruste magt hebbe om dat te bezitten, weg te geven , te verkoopen , te verruilen , en zonder iemands tegen/preken daarmede als eigen, zynen wille te doen. Hoedanige bewoordingen, uit de echtfte bronnen van dien tijd gefchept, indien zy de zaak niet uitmaken : zoo zal men moeten belyden, dat men de Denkbeelden van Hooge Heerlijkheden, met het gebied daar aan vast, volgens het Staatsrecht van die Eeuw niet meer uit zuivere bronnen halen kan, maar uit harfchenfehimmige zamenftelièls moet öntleenen. Hiervan af- kee-  6éf Oorfprong der Rechtbanken keerig zullen wy dit opgemelde ten grondflage' van het toen vastgeftelde Staatsrecht leggen , en daarop voordbouwen. * [* Tot nadere opbelderinge evenwel van bet bovengemelde dient hierby gevoegd , dat men zig Europa in dien tijd n;et moet voordellen als zoo bevtlkt; zoo bebouwd, en zoo befcbaafd ais heden. JJe Landen , overal waar men 't oog wendde , werden van bofborige Boeren bewoond ; de Meierhoven , als ik die zoo noemen mag, vervingen de plaatze vttn Steden. De Koningen hadden hunne uitgeltrtkte Domeinen , die door eigen Luiden vont hun be» bouwd wierden , en die zy vrylijk konden uitgeven zonder iemands bekroon , en van welken zy ook waarlijk Koninglyke giften aan hunne Rijksgrooreri deden, hun met die Landen teffens gevende alle de magf, die zy zelf op die Domeinen uitoefenden ; ert waaruit naderhand, toen de perfoonele vryheid algemeener werd, en de Voiften, en die Rijksgrooten de Lijfeigenen tot vrye menfchen maakten, en de Ingezetenen onder hun gebied verblyvende als onderzaten aanmerkten , die Landspeerlyke of Landsvorftelyke Opperhoogheid gefprotén is. Met welke aanmerking eensklaps vervalt de tegenwerping van fommigen, dat de Keizers niet meer kunnende geven dan zy zelve be* zaten, zulke rechten niet konden geven. Immers zy bezaten dit! En dit zelf nog lange daarna, zonder daarin de Rijksvoillen of Principes Imperii te hoeven te kennen. Tot opheldering hiervan zal ik alleen aanhalen, de Giftbrief, waar by Koning Ménrik de IV. in 't jaar 10^3. de Landftreek, die nu den E/teverberg heet met zijn tociichooren , en andere goederen , aan den Aartsb'Mchop van Hamburg fchonk r en wel in deze bewoordingen by lindenbrogius Return Septemtrion. Scrijat. p. 144. Dedimus autem eo more, quo Reges et Imperatores [_dare~\ folent, cum omnibus appendiciis, minifteriali-  in de Nederlanden, (Hoofdft. II. §. IK) 65 $. IV. Uit het vorige gezegde kan men nu ten aanzien van 't bewind zelve in Nederland, 't zelfde zeggen als elders. Namelijk , gelijk de Duitfche Keizer door het geheele Rijk de Opperfte Rechter was, en de bron, waaruit alle Rechtspleging ontlproot (45): zoo was de Graaf van Holland en Zeeland , niet als Graaf, (want dit was Hechts een titel van waardigheid, niet van macht) maar als Land- en Grondfieer ook telfens de eenige hu, mancipiis utriusquefexus■„' nundinis, tbeloneis, monetis, mircatis, areis, aedijiciis, terris cultis & incultis, prat is , pafcuis, viis & inviis, exitibus & reditibus , foreftis , venationibus, aquis, aquarum decurfibus , molis, molendinis, pifcationibus, quneft is & inquirendis , ecciefiis, capellis., decimis, & cum omni jure. — Wy geven dit alles, zegt fle Vorst, op die wyze als de Koningen en Keizers het te geven gewoon zijn , met 'al deszelfs toebehoortens, met de Dienstluiden, met de eigen Lieden van beider fexe, met Markten, tollen, munten enz. Zeker ! Koninglyke Giften , maar giften uit hunne Domeinen; hoedanigen ook van eeiftena'fde Landen by ons waren, en waar van de Keizers, behoudens hunne Opperhoogheid, aan anderen groote giften en gefchenken gaven volgens het Staatsrecht van dien tijd, 't welk het recht van beheeren en bellieren der Inwoners aan die giften vastmaakte, 't wélk anders te voren onmidlijk door de Keizers by midde! van Graaven geoefend werd, maar nu middelijk door tusfehenkomst van zulk een' begiftigde^ Grondeigenaar, 't zy hy Graaf oï Hertog hiete, of enkel Vrybeer of Baron. ] (4V) de selchow Juris publ. Germ. Elem. §• 2fj\ & Juris privati S 65o. en vervolg, E  66 Oorfprong der Rechtbanken ge bron van alle Rechtspleging, en de hoogfte Rechtsyorderaar van zijn Land of Grondheerlijkheid; uit wiens boezem, als uit dien van de Oppermacht alle de Rechtsdwang der overigen voordvloeide (.16,)., Deze Oppergebieder heeft dan die Oppermacht gekregen uit' en met dien zelfden rechtsgrond en titel, waardoor hy Landsol Grondncer wa.c; ja, no? meer, men noemde hem natiiurlyks lieer ( 47 f Wel k' G rondheerlijk bezit (Dominiumj met de daar aan' verknochte Oppermacht, of Souvereiniteit (Imperium) tot aan de laatfte tyden heeft plaats gehad. Men vindt, dat reeds in 't jaar 1315. Graaf willem den DEKDtN ZCgt (48): NoilS confirmons comme Sire Souverains (iry confirmeren 't als Souverein Heer.) Gaven zy ook aan hunne Kinderen uit hunne Grondgocderen iets als Apaaage (uitzet); zoo zonderden zy dikwils de Oppermacht uit: dus legt albert VAN ( 45) 1 b s 1 n c a Staatsrecht der Vereen. Neder1,. I. D. bl i7r—— 186. (47) De Graavèn fchynen zelf meer behagen trehu' tehibben in de bén&rhing van bun Natuurleken Heer. Groi.ter naam kou er ook niet gegeven #0** dt-n om uit te drukken bet recht der Oppermacht hin uit kracht der Landibeerlyke Opperhoogheid wettig en erf ijk toekomende. Men mag dit 'opmaken uit «je. Rëgigtérs der Stanteh van Holland zelve a iffy. V. c/6. waar Koninj Philips hen nanlprekende , en z'cn nor mende: uwen Prince en Natuurleken Heer, de Staaten in hun andwoord onder andereu gewagen de l\ijfection que lex Etnts GG. portent h votr.e Majefté, emme, leur Naturel Souverain Seigneur* ( 48 ) fa 1 Ë R1 s Cbartcrb. 11. D. bl. 144.  in de Nederlanden, (Hoofdft. II. §. IV.) 6f van èk ij er en (49), by Zyn Teitament aan zijn' Jongeren Zoon johan toe, het Land en de Pjeerlijklieid van Woerden met alle Rechten en Inkomften, zoo in zaken van Juftitie als in andere opzichten, uitgezonderd de souvereiniteit ((en toutes droytures & revenues , tant en juftice, comme en aultre maniere, exceptet la souveraineté.) Aan anderen uit hunne goederen en Domeinen giften fchenkende, of Heerlijkheden te leen gevende, voegden zy er by: C ro) ons behoudende de trouw , den Leeneed,'thoogfte beroep, en de souverei ' 1Teit (Rcfervé les foy, hommage, Resfort & Souverai/iitéj. Die van Amfteldam philips d.tn schoouen in hunne Stad ontvangende (51) verklaren, volgens de woorden der Stadsregisters': dat 't Gerecht, hierop vergadert zijude, en in aanmerking ?iemende, dat zijn Gebade Prince ende Souverein Here van der Stede, was — — beftoot terftond den Vorst ftaatlijk in te halen. By den Heer va n de wall (5a) leest men : in welke faecken zy grootelicx gegaen ende misdaen hebben tegen die hoicheijat 'ende heerlijkhei jt van den fel en mynen Heere , en kort daarop;' tegens de Souverainiteit van de/elve mynen Heere. Waar uit ook blijkt, wat by de Overdracht der Oppermacht door karel den V. in 'tjaar 1555. by wagenaar (53) de woor- f49) MIERIS III. D. W. 332. (fo) kluit Prim. Lui. Dip!. §. 424. (fï) wacenaar fiefcbryv. van 'Amftel.h IK ■) bl. 396. (5-2 ) Pr!vil van Dördr- bl' fóo. f62. (f3) wagen aar Vad- Hist.V. D-p.333.43f. E 2  63 Oorfprong der Rechtbanken woorden zeggen willen: Voorts werden d ?e Nederlanden opgedragen met dezelfde Souvereini'teit, Hoogheid en Praeëminentie, als de Keizer dezelve bezeten had, of, gelijk de Staaten registers zelve dit uitdrukken (54): dragende, in tegenwoordigheid der Staaten, tot dat einde gekst by een te komen, het gebied o< er aan zijn Zoon met de Souvereiniteyt, als Patrimonie, hem makende uit Souvereine en abfolute macht Prince en Orerjle Heer. Op die zelfde wyze vindt men dat woord reeds_ gebezigd ten aanzien van Zeeland in de Xlilde Eeuw, toen guido van Vlaanderen aan zijn Zoon robert dat overipf (55) #iet alle de Souvereiniteit (avec toute la Souverainitè). Ook leest men in de Registers van Holland (56): gemerckt de Souverainiteyt van de Ko-iiugl. Majefleyt fo in 't Sticht van htrecht als Hollandt. Dit was ook' de reden, waarom niet enkel de Voornaamften, maar in 't gemeen, alle Magiftraten en Onderdanen zonder onderlcheid by 's Vorften Inhuldiging niet alleen den Vorst trouw zwoeren, en hem hulden en ontvingen, by voorbeeld in 'tjaar 1497. (57) Philips tot onfen gerechten geboren Landheere ende G ra-e, zyne ïhtcheyt, Herlichcyt end; Gra\) Kli;it Cod. Diplom. Hist. Crit. p. loif. (y6) Reftht, vin Ih.'Lnd if6i. 9 Febr. p. 15-9, \S?) WAeeNAAR Amfteld. Ü. D. bl. 432.  in de Nederlanden, (Hoofdft. II. §. IV.) 69 1 ■ Stedehoudere ende Ra ede van Hollant,,ende voirt alle zyne Dienaren ende Officieren te obediëren; zoo als dit woordelijk is in den Eed der Amlteldammers f58). Gelijk nu de Vorften aan hunne zyde, door geheel Europa, zelfs de Koningen van Vrankrjjk niet uitgezonderd, behoudens hunne Souvereiniteit 3 even zoo deden ook de Vorllen in Nederland; dat zy namelijk by Eede bevestigden die Rechten en Privilegiën aan elk vergund, die van 'tgemeene Landrecht en Wetten afweken , doch behoudens altijd zyner Heerlicheid (59), dat is, behoudens die Opperfte Macht, als mede behoudens [het zoogenoemd] Imperium of Dominium eminens; waardoor zelfs de uitgelezendfte Privilegiën altijd begrepen worden gegeven te zijn, behoudens het algemeene of 's Volks welzijn (60). Waarom ook den Nederlandlchen Voriten in een' gezonden zin wordt toegefchreven (61) de Volheid der Macht (plenitudo poteftatis) ; ik zegge in een' gezonden zin; want het zy verre van my, dat ik de Souvereine Macht met eene willekeurige Macht (Despot ismus) zoude verwarren. In alle Regeeringsvormen of Machtocfening moet op het hoofdoogmerk en einde van den Burgerftaat gezien worden , namelijk het algemeene welzijn; en de hoofd- (ƒ3) wagenaar. Amft. H. D. bl. 433. en de Opmerk, in de Bibliotbeque Belgique 11. D p. 2. (f9) Privileg. van Haart. p. ji. 73. 6f3.' Handv. van yianrd. p. 22. mie&is l. D. bl. 222. en bJ. (60) kluit prim. Ltneat Dip!. §. 619 — 611. (61) swARTZUNB. Cbart. van Friesl. 11. D. p. 6io. viriel, de Crinftn. Ordonn. a. ifjo. §. 61. E 3  70 Oorfprong der Rechtbanken hoofdplicht van den Souverein in alle Regeetinssvonnen, 't zy Monarchale, % zy Regeerins van de Voornaamften, 't zy Voiksregeeringe, komt altijd hierop neder: wees rechtveerdicr en zorg, dat aan alle Burgeren zonder ondel-fcheid gelijkmatig recht gedaan worde (6»j'. Immers geheel Europa door, hoe zeer er overal Patrrnonieele Rijksbezittingen waren, en de Germanen van dezelve geenzins afkeerig waren f63), was er daarom evenwel uit den aard der (61) Men vindt dit uitmuntend beron-d in een koelik Werkje van den Hr. moreao les Devoirs dun Pniee reduits a tin fiulprincipe, la iuflke [in her N-dcrduitsch v, rt.^id „Mkr dep titel , over 'de plichten der Overijl ] Verse!, ten mxien van Ne Ierland kluit Primae Li*. Dipl L 381. en 3 1 2. Voeg < by bouquet Droit public, dt Frnn- ce p. 34f ,-47. {>, de vertaalde feé'devói-ritie van den H*£l kluit over bet Mishruik van t algemeene Staatsrecht Lai. 1788 ] (63) Zie MEHMAN van DEK goes de tacttsfuccejr p. 24 v-.oRDA Difer. i„ter. jus cïv & bod Foed. Belg. L. li. T. I. j ,. en u k r j- i ijs de Super. Lerntor. $. 27. p. ,7$ [Verila hierdoor zulte Rvken en Vorftendommen , waarin Het recht yan Keveren in dier voege aan het Grondgebied verKiir.cht en vastgehecht was, 'dat het eene zonder het andere niet beflond , of gelijk anderen, waarin dat recht met- het Grondgebied vervreemdbaar is. Laat de Geleerden onderling twisten, of er in her natuurlykeof :,|gemeen Staatsrecht zoodanigeRegnagrprinctpettus patrimoniale! voorgefchreven, of ze.ft bekend zijn : zoo dit maar vastfta , (en dit ftaat' genoeg vasr,) dat het ganfche Duitfche Staatswezen" doorgaans zulke patrimoniele Landen en Forffendonmen verordent, en de Westphaalfche Vrede die als eene grond-  in de Nederlanden, (Hoofdft. II. §. IV.) 71 der Frankifehe en Duitfche Staatsgefteldheid , geheel geen Despotismus, ten minden behoorde \ er niet te zijn (64). Uit kracht nu dezer Oppermacht der Hollandfche Vorften, hebben dezelve uitgeoefend de Wetgevende Macht; hebben zy alle rechten, en rechtsplegingen ingeheid, derzei ver manieren en formulieren aan hunne Ambtsbedienaren voorgefchreven , en tot handhaving van recht, rust, en orde alle Magiflr.ituren, juflicieren, ('Wethouders) Baljuwen , Schouten, Schepenen, op hunne Landen verordend ; en zulks alles zonder eenii e tusltlienkomst van Staaten. Dit wyzen der Staaten Registers zelfs genoeg uit. De Staaten belchomyden zich zelve niet anders dan andere Collcgicn , door den Vorst geoorloofd,en vergelyken zich by itedelyke CoÜegien, by die van Heemraden en dier- grondftellihi? vetonderileltf, en bevestigt. Zoodanige patrimoniele Landen, en Heerlijkheden,waren ook •ulfcgs de Nederlanden, in zoo verre zelfs, dat men van Holland vindt, dat het by middel van eenfroohalm (per ejfejlucationem) als vr.sr eigen goed, van den een op tien anderen met het. Gebied is overgedrar gen; gelijk gemakkelijk tc bewyzen ware , indien dit hier de plaatze was. ] (64) Dit is zeer 1'choon betoogd door moreau Discours fur THistoire de Frame, oü Principes de Morale , de Politique & de Droit public de France. T. I. in fine not. p. 3 6. T. IL p. 4 f9 87. 93. 163. T. 111. p. 49. 6f. 6p. 78- woral p. 9215-7. waar hy van de Ctmitia of Staatsvergaderingen der Frankifehe Koningen handelt [en dnidlijk genoog aantoont,dat die Vergaderingen oulinss bellonden uit Koninglyke Rijksraden en ondergefclnkte Ministers, maarniet uit zoogenoemde Volksrepresentanten. J E 4  72 Oorfprong der Rechtbanken diergelyken (65). Elders verklaren zY op tiaar i57I. dat zy in 't heffen der lasten alleen s Vorften bevelen uitvoeren by Machtoevingröö)' Hoedamge Provinciale Adminiflratien, zonder bykomfte van een.gen rechtsdwang, niets aan de Oppermacht benadeelt, maar integendeel haar behulpzaam is (67). Ook hebben de Graaven van Holland uit kracht van die Oppermacht en Territoriale Opperhoogheid, daar zette voren zonderó^ leefden, allengskcns in navolging van andere Frankifehe en Germaanfche Landsvorften ook op hunne gronden [of Domeinen] vooral in (6f) Re/cl. van Hol/. if64. d. f? Der. waar de S taaten zelf zeggen , bet welk fonder vergadering vietgefcheden kan; futks alle andere Collegien vin fatten Vroedfcbappen , Heemraden , en andere doeS iea?P™b eerde Collegien mede vermogen te ■ (66) Refol. van Holl. ij-7r. d. 18. Mei, waar de Stagen dus woordelijk zeggen : Dat zy in V heffen van de Imposten en andere Om/Jagen zijn atleet lijk naekte hxlecuteurs van zyne Kon. Maf. Bede. die lyne Majejleyt heeft geauthorifeert hy iulke midi delen te furperen de voorfz. Bede. (67) Dit is de reden, waarom ook de Heer nEelt er in z.jn Werk: Compte rendu au Roi, den Koning trachtte te overreden, om zoodanige ad minifira. ttons provvnaales in te fielten om de burgers de lasten tegewdhger te doen dragen [en beter bellier in te rieden. J tn ten dien opzichte fchijnt de Marauis n AReENSuN te recht te zeggen, in zyne Conftderattom fur te Gouvernement de la France, d.it de Admtmfratte der Gelden door het Volk onder de Auctoriteit van den Souverain' de Opperde Macht met krenkt, maa, veel eer bekrachtig?, e„ dTbrol van voorfpoed van de Volken zijn zoude'  in de Nederlanden, (Hoofdft. II. §. IV.) 73 in de Xïlïde Eeuw Steden begonnen op re richten. De Bewyzen daartoe zijn voorhanden, by welken ook blijkt, dat het de Graaven zijn, die deze Burgerllaten ingefteld en hun yoorlchriften en ftedelyke Keuren gegeven hebben, waarby de Poorters het recht verkregen, om voor hunne eigen Rechtbanken te recht te liaan. Zoodanige ftedelyke verordeningen zijn gegeven aan Dordrecht 120Q. en 1252. f68) aan Geertruidenbergc , Haarlem , Delft, Zierikzee , Middelburg, Leiden, Rotterdam,'Vlisfinge, Weesp, Hoorn , Edam , Monnikendam, en andere plaatzen in die Xlïlde Eeuw, als blijkt uit de Brieven by mieris (69). Die Steden kregen, by vorm van Privilegie, Vrydom van belastingen , en 't recht van perfonele Vryheid voor alle de genen , die in dezelve hunne woonplaats kwamen nemen, en, benevens dit, als de hoofdzaak van alles, was het Voorrecht, dat de Poorters, met behoud van Vryheid voor hun Perfoon en Goederen, terecht zouden ftaan voor hunne Stedelyke Rechters. Wanneer de Gelderfche Graaf otto in 't jaar 1263. Wageninge het Stederecht gaf , zeide hy; dat ik hcbbc gemaekt van Wageninge een Stad, en hebbe haar gegeven alle Vryheid: ook zette ik, dat dezelve Stad geregeerd zal worden by R.ade der Schepenen , die daar (68) van de wALi Handv. van Dordr. bl. 20. kluit Cod. Diplom, p. 24f. "(69) Cbarterb. der Graaven I. D. bl. 15-8. 219. aiS. 242. 271. 344. 463. II. D. bl. SS- >f°- 4°3° S49- 8ó> 866. 111. D. bl. 31. 722. IV. D. bl. 1*3. ' ' * E5  74 Qorfprong der Rechtbanken daar gekoren zullen worden (70). De meefte groote Privilegiën, waarby zulke Steden in Nederland gebouwd zijn, halen hun oorfprong van de Giften der Vorften, en zijn vooral in de KJBJe en KWde Eeuw gegeven. f. V. > Dus verre zagen wy de Graaven als Landsvorftelyke Opperheeren! Befchouwen wy nu '°. dezelven als Opperfie Richters; 20. Inreken wy dan van derzelven Bailjuwen en Schouten, en eindelijk 3°. van de Schepenen. Wat het cerfte betreft: de Graaven , nu'zelfsLand- of Grondheeren geworden, hadden alle die Voorrechten en Macht, en dus ook die zelfde hoogfte Rechtsoefenende Macht en 't recht, om Misdadigen te vervolgen, ais te voren de Frankifehe Kon.ngen ende Germaanfche Keizers, in Nederland, "uit kracht der Oppermacht bezeten hadden. Hierom zegt te recht van die Nederlandfche Vorften de Gel. Heer idsinga (ji) : de Magt en 't vermogen, om Recht te doen cn te zetten, was in den perfoon en boefem der Landsheeren alleenlijk berustende. Dezelfde noemt elders de Graaven (72J Qvjttfte Pachters; en een aanmerklijk Voorbeeld ïn'-Zuidhouand heeft men hiervan by boe v (73J waar ( 70) van lijnden Diff. de Judiciis Gelricïs p. ƒ©. (71) idsinka Stactsv. der Vereen. Nederl. 11 D. bl. 168. (71) 1. n. bl. 147. (73 ) b0 e y Oudb. von V HofW. D. H 11 \ Tas. vooral wegens't Sdcht van Utrecht, idsinga II. D.  in de Nederlanden, (Hoofdft. II. §. F.) 75 waar 's Vorften Raadslieden in zeker geding voor de Vierfchaar van Zuidholland geroepen , and■ woorden: ende wy en geren [ dat is begeren ] anders niet dan dair af te comen voir onfen genadigen Heer van Bourgoignen, die dog een overste rechter iff van alle faeeken , die in gefchil ftaen. Uit kracht van dezen Üpperften Rechtsdwang of Judiciele Macht hadden de Graaven recht, om onder zich alle fonrten van Stedehouders , Officieren en Magiftraten aan en afte Hellen (74) en alle Magiliraatsperfocncn ontvingen ook van den Graaf hunne Last- cf Bevelbrieven (?$) (CommisfunEn indien door alweozigheid, of om andere redenen de Graaf dat recht zelf niet kon uitoefenen , gaf hy aan anderen daartoe de Macht (76). Maar regelmatig hielden zy dit recht aan zich, gelijk zy ook by Stedelyke Privilegiën en in anderen plaarzen bepaalden , welke perfoonen, hoe lang, en hoe veel in getal hunne Ambtsbedieningen zouden waarnemen (77), en, zoo de Steden zich iets aanmatigden boven 't geen by Privilegiën hun gegeven D. n. 391. vervolg?*, en wegens Gelderlnrd, van Hass e l t Diff de jfurisd. Crimin. fummo Imperanti unite propria 4° (74) mieris (V- D. bl. 91% (7f ) van be wh\.hDordr bl. f60. wagen. Vader!. Hist. IV. D. bl 44 279. 319. 348 423. Mi' ris I. D b!. 129 ƒ84 614. II. D- bl. 14^. 378. 679. ïoeï Oudb. I. D. bl 247. Handvefl. van Amfterd. I. D. bl. isi. (76) mieris I. D. bl. 614. boey I. 'B, W. 64. (77) idsinca 1. D. bl. i86.  7& Oorfprong der Rechtbanken geven was, zoo misdeden zy tegen den Vorst en zyne Majefïeit (78). En gelijk alle Magiftraats.' bedienden door den Vorst alleen verkozen w.rden (79;, zoo waren ook alle de Commisfien van alle Ambtenaren te niet, als de Vorst ophield Vorst te zijn [by voorbeeld, als hy ftierfj. En, of fchoon fommigen hier aan getwyfeld hebben : alle bedenking wordt weggenomen door de JBrieven, by welken Hertog jan herroept alle de vorige Commisfien of aanflellingen der Officieren, tot tijd en wyle hy zelf in 's Hage zoude komen, en hun nieuwe Aanftelbrieven zoude laten vervaardigen (üoj. De Heer wagen. Vad, tiist. III. D. bl. 205, 296. befchuldigt hierom ten onrechte den Ruwaard aalbrecht voegende er by, dat hier uit bleek, dat de HollandJche Oraeven reeds vroeg het Recht om de Regeering der Steden naar willekeur te veranderen, gehad of zig aangematigd hebben. Hierin toch was geene ufurpatie of willekeurige aanmatiging; twas een recht, dat zy ooripronklijk van eerst at aan gehad hadden uit kracht van Eigendom Erfrecht, en Landsheerlijkheid. Dit is ook onder de Graaven altijd rechtens gebleven. In het jaar 1434. onder philips een goeden, [by C7S) van be wall Privil. van Dordrecht b! 330. ( 79 ) Zie hiervan iets by de r i f. m e r Befcbr. van s Hage II. D. bl. 144. i6S van'leeuwen Batay lil. p ,393. en volgs. [Men kon dit Stuk' nog Klarer bewyzen ; maar zulks is hier de plaats niet. j £ ( &o,) mieris IV» D. bï. 7f4-  in de Nederlanden, (Hoofdft. IL%.V.) 77 [by zyne aankomst] leest men (81): Alfo Adriaen van Matenesfe mede fyner Dienfte van den Bailiuwfchap van Schiedamme gefet kadde in handen mijns genadigen Heeren tot Rotterdamme, gelyk alle die andere Dyenaren van Hollant deden, doe mijn genadige Heere alttaer was. In het jaar 1555. vindt: men het Bevelfchrift van Philips Koning van Spanje, waarby hy alle Officieren [by voorraad] in hunne bedieningen laat blyven ('62). Allen toch, die by aanbeveling (81 ) De Openbare Afténs in de Memorialen van den Hove , van den Griffier ros Al D. f". 213. naar de Uitgave by boe y Oudh 1 D. bl. 291. (8z) Het Repertor. van Placaten van sandelijn bl. 79. [Het Stuk is uitgegeven door boey Oudh. I. D. bl. 94—97. waar men, in de Drieven des Konings, als eenen toen bekenden Grond van Recht ook dit Principie vooruit gefield vindt, dat door de Opdracht der Landen , Mem door zyn' Vader gedaan , mitsdien alle Staten ende Officien te Onzer dispofitie vacerende zijn. Doch opdat men niet denke, dat dit inkruipfelen waren van latere tyden, en, gelijk al veel gezegd wordt, federd de meerdere Macht van de Huizen van Bourgondien en Oostenrijk dit eene aanmatiging of ufurnatie was; men vindt reeds voor de Bourgondifche Vorsten , dat dit eene vaste Gostume was, en voor recht enbehoirlijk gerekend werd, dat alle fi mbtenaren afwaren, en alle Rechtspleging ftjj flond,en van onwaarde was, ten zy by (lilzwygende of uitdtuklyke bevestiging of lastgeving des Opvolgers. Hooren wv by mieris IV. D. bl. 75-4. Hertog Jan van Br.iband, Jacobaas Echtgenoot: johan —— Graave van Heneg. Alfo onfe getrouwe Raedt ende Beviairres van Holland [Dit waren de twee Heeren Jacob va Gaesbeek en Willem van Egmond] na dode ons liefst Oems Hert. Jans van Beijeren — NB,'  ?3 Oorfprong der Rechtbanken Iing de Juftitie waarnimen of uitoeffenden, moesten noodwendig aangemerkt worden als Dienaren der Oppermacht, die al hun gezach en rechtsvermogeu van den Souverein ontleenden. Uit' dit grondbeginfel ftond het mede altijd aan de Oppermacht of den Vorst vry, ook zulke gevallen en Rechtsgedingen zich voor te behouden , waarvan hy of in eigener Perfoon of door daartoe nieuw gefielde Rechters kennis wilde nemen. Dat ook in latere tyden zoodanige zaken, die men gemeenlyk cas royaux noemde^ voorbehouden zijn, blijkt uit de Refol. van Holland 1544. d- 13- Oft. bl. 45. (van der goes II. D. bl. 107.) waarvan kakel den V. gezegd wordt: [V Derde Point: noopende kennisfe en Jurisdictie te hebben fa alle crimineele en civile faecken, fcyde ], dat de meningé van de Koningin ne met was, de Jurisdictie an de Steden en Wecken van Hollant te ver mind. ren; maer dat Crimen laefae Majeftatis Divinae et Humanae waren geprv Ui geert, daer-an fyne^Keyzerl. Majefleit, als Souverain Heer, ofte fyn Procureur Ge- NB. van anfer zvegen bevalen dat men overal recht doen foude enen ijgeliken — fo geven wy enen ijgeHeken te kennen , dat dat van onsen 1 eveê j inde-witte was; ende wes recht, dat daerop gevordert is , dat willen wy, dat van woerden fy ; ende tntbieden voirt allen onjen Dienaren ende Rcchteren overal in den onfen , dat fy voirtaen er,en ijgeliken recht doen van onfer wegen ——• durende NB. tot onsen wsbersecsen, Doch dit Stuk , 't welk een aanmerkHjk licht verfpreidt over het oude Staatsrecht dezer Landen, zal by eene nadere gelegenheid klarer bewezen en opgehelderd worden. ]  in de Nederlanden, (Hoofdft. II. §. V.) 70 .Generael die kennisfe competeert. Maar nergens zal men uitdrukkelykcr opitelling van zulke Rechtsgevallen aantreffen, dan in eene plaats by den Baron thoe s CHWARïZENBsn g (83) waar de Friefen Hertog karel van bourgondien by verdrag voor bunnen Wettigen Heer erkennende en aannemende, van hem hunne Rechten ontvangen , waar bykans geene andere zaken aan mindere Rechteren aanbevolen (gedemandeerd) worden, dan die de byzondere twistgedingen tusfehen de Burgers zelf betroffen. [Mijn genadige Heeft toegelaten, dat men binnen de palen van Vriesland] zal decideren de civile en , riminele gevallen, volgens de oude rechten en goede wciheibrachic Coftumen van Vriesland, uitgenomen die zaken, die behoren ter kennisfe van onze ' Hoogheid en Oppermacht, als daar zijn: de misdaden van geweld, of confpiratie tegens ons of onze opvolgers, onze Vrouw, 'onze wettige Kinderen, of tegens onze Dienaren en Officieren ten aanzien yan hunne Ambtsbedieningen , of die eenig monopolie doet, of vergaderingen van ''t Volk maakt tegens ons of onze Officieren; die misd et of aangaat tegen bezwooren zoen of verzekerdheid, door onze Officieren gegeien; die opzetlyken moorc,l begaat, of moirtbrand aanricht; die n unten vervalscht; die Vrouwen verkracht; die openbare wegen fchendt of beroert; die op Zee rooft; die Hei- ■ ligfehennis pleegt. Van alle welke misdryven en elk der zelve PVy of onze Poteftaat uit onzen Naam de kennis en oordeel zullen hebben; en niemand anders. Insgelijks van alle andere gewei- da- (Ü3) Charttrb. van Vriesl. I. D. bl. 639. §. 7.8.  Sa Oorfprong der Rechtbanken dadigheden, buiten de bovengemelde, die de mindere Ricnters binnen 4. dagen, dat die bedreven zijn , niet gebeterd en geftraft zullen hebben. Doch om met een woord alles zaamtetrekken ■ het nog bekende formulier, in Holl., doende recht uit den naam en van wegen de Hooge O erikheid en Graaflijkheid van Holland en lVestfrie%nd * toont genoeg aan, dat uit den Graaf, als de ware bron, alle rechtsfprekende Macht voortvloeide Over deze bevoegdheid der Hollandfche Vorften tot de Rechtsoeffening zijn met my eenftemmina' de Heeren, Burgem. j 0. r e n d 0 r p (84) en de Raadpenfionans s.van s l 1 n g e l a n d (85) % VI. [ * [Oojfpronglijk namelijk uit een vroegér Formulier onder de Graaven , doende recht uit den naam en van wegen onzen Genadigen Heer , den Graave . van Holland. J A■4! J' r e nd0r. p Voorr. op de Militaire Jurisdiètw bl. 5-7. waar by in andwoord , op zekere tegenwerping tegen de Criminele Ordonnantie, dus fpreekt* lk antwoorde, dat over bekendis, dat in Peen deel der Opperheerfcbappy de Vorften dezen Landen zoo veeljezags hebben gebadt, dan in de bekering der Ju/tttie en wel vo$rnamelijk der Criminele: dat zv ontegenfprtkelijk volkomen recht hadden, de admiNis tra tie derzelve in de Zeven Landfchappen te jchikken , en wel gelijk zulks de goede orde vereiscbt (en nog wenjcbelijk was, dat heden gefcbie'le) op eenen en denzelfden voet. Voeg hier by de door tiju Hoog Edl. aangehaalde Disfertatie van den He-r J F' .c °.p £ s v an h a ss e l x , de JurisdiBione ^rtmmah in Gelrta fummo Imperanti unice propria (85) s. van slin geland Staatkund- Ge. fcbrtften , I D. bl. 13. Het geheel beleid van de Juflicie is foo feer geweest by de Graaven, dut die slis hooge en laege Rechtbanken, waarvan men de in»  ia de Nederlanden, (Hoofdft. II. % VI) 81 I VI. ,. Üit dit ware en echte grondbeginfel nu , da£alle Rechtsdwang alleen üit den boezem dér Óppermacht voordvloeit, volgt van zélf, dat alle rechtsöefenende Macht [van anderen] niemand in eigendom toekomt, maar alleen is eene aanbetrouwde (gedemandeerdej Macht. Te recht Zegt daarom de Hr. iiöei (85): Alle Jurisdictie uit de Graeflyke boefent voortvloeiende, was dezelve daarin onbepaald, en konde zulks demahderen, ën tot zijn hulp en Raed asfumeren. — Ook kon geen Richter deze hem aanbetrouwde Macht a"an anderen aanbevelen, maar moest zelf zijn post waarnemen (87). Maar, gelykerwys de Vorst flervende of ophoudende met regeren, alle deszelfs Officieren j Magiftratèn, en Rechters ftü inflelling weet, of fttfae hgeflelt, of Privilegiën en 'fJêlroyen (hiertoe verleend; midsgaders de Ordonnantiën en Inffru&ien op de Adminiftratie van de jufti-, tie gemaakt hebben i fohder dat gevonden wordt, dat de Staaten daar omtrent\door de Graaven zijn gekend geweest, maar wel, dat de Staaten tig „ als Verfoekers daar over hebben géadreffeert gehad aan de Graavèn. ■ ■ (86) Oudh. van 't Hof, l. D. bl. 3 II. D. bl. 96. [en bl. 37.} Hier omtrent .zijn , in 't gemeen jtefprokén , lezenswaardig de woorden van | ti. Ioehmer Introd. Juris Publ. Univ. Part, Spec. L II. c. 7. 9. if— 17. Vergel. bl. 500. n. 6. Over gelderland, van hasselt de %risd. Crimiri. p. 71-73. Over holland, ids'inoA istaatst. I. D. bl. lóf— i7y. II. I). bl. 140. volgg, (87) bvnkerh. Jur. Publ. Ouaeft. L. IU «i- ix. p. 268 — 270. F  Zz Oorfprong der Rechtbanken ftil ftonden en ophielden : even zoo ftonden alle de Ambtsbedieningen van' de mindere Rechters: ftil, wanneer de Vorst zelve, die de Opper- • macht bezat, in eenige Vierfchaar tegenwoordig ; was (88)- De Nederlandfche Graaven, dan, zulke rech- ■ ten hebbende, en gebruikende, hebben in navol-' ging des Duitfchen Rijks al heel vroeg en voor • de inftollinge der Steden, hunne Landen in meer- ■ der Bail/uwfchappen of ïloofdverdeelingen on- ■ derfcheiden, 't welk de oudfte verdeeling ten aan- • zien van de Rechtspleginge geweest is (''89)., Over deze Bailjuwfchappen of Baluagien werden 1 Bailjuwen aangefteld, die door den Vorst geko- ■ ren en door hem met Lastbrieven voorzien wer- ■ den ( 90). Deze Bailjuwen bedienden voor en 1 ' in plaatze van den Graaf de Juftitie, en vervolg- • den de Misdadigen. Zy beftierden ook de Ste- • den,die binnen hun Bailjuwichap lagen, als Graafiyke Ambtenaren; ook de Stedelyke Bailjuwen 1 wer^ (28) van be spiegel in de Verhandelingen van de Viisfingjcbe Maatjcbappy II. D. bi. 72. 101., 107. iiif velgs, idsinga I, D. bl. 173—176. mieris III. D bl. iyf. r. 10. (S9) p. van spaan over *t Hoog Rechtsgebied '. der Graaven I. D. bl. 33. volgg. o. van loon Aloude Hist. b!. 35-0. volag s. van leeuwen Keure van Rbynland bl. 3. volst?. En %oo vindt men van 't Ëailfuisfcbap van Rbynland m i e r i e 11. D. bl. 388 .. Van Atnfi'eiland en- Waterland IV. D. bl. 4f. V' au Rotterdam IV. D. bl. 449. (90) De Commiffie van Ëaiijmv van Rbynland, zie mieris IV. D. bl. 170. Van *s Hage boei \\ D. bl. 260. a. JJ7P.. Rotterdam boei 1. D» bl. iS9'  in de Nederlanden, QHoofdfl. II §. VI. j) 83 werden niet uit Stedelyke Ingezetenen, maar uit den Adel gekozen , en waren aan 't Hof onderworpen (91). En onder deze Bailjuwen Honden weder ordinaarlijk de Schouten. Dan nadat de Steden gebouwd zijn, werden die Steden' allengskens onttrokken of bevrijd van die algemeene onderwerping aan de Bailjuwen, die op *t platte Land en de Dorpen den Rechtsdwang hadden, en de verfehilzaken, die in de Steden te verhandelen voorlavamen, werden binnen Stads muren afgedaan door de Stedelyke Bailjuwen of Schouten volgens de Formulieren hun door den Vorst by de Privilegiën voorgefchreven *. Van waar [* Nu verftaat men ook de kracht en 't doelwit der Vergunning aan de Stad Leiden gedaan door Hertog Philips van Bonrgondie in 't jaar 1434. by m ie n is IV. D. bl. 1344. Voert foe geven wy onfen Scout van Leyden voirtan machte, dat hy van onfer wegen recht fall mogen doen mit onfen acht: Schepenen van den hoigflen (dat is criminele Jurisdictie ) fonder onfen Bailliuw. van Rhij'landt daer hy ie wefen of dair over to roepen , als "hy tot dïsen üage toe geiveest heeft. Hiermede werd dnn het Recht, dat de Bailjuw van Rhijnland had, 0111 in de Stad Leyden de Criminele jiirisdiöie te oefenen, eensklaps weggenomen, en op den Schout van Leyden overgebracht- Daar .zijn veel meer onderwerpen in deze Verhandeling met den vinger aangeroerd, die breeder konden bewezen worden, maar 't welk de Grenzen ener Acadeahfehe Verhandeling te buiten zoude gegaan hebben.] (91) boei I. D. bl. 66 78. 84. volgg. [Men kan ten aanzien der eerde fteliing, dat namelijk die Landsbailjuwen in de .Steden, onder hun bereik li/;gende , ook 't bewind hadden , hieruit ophelderen t geen anders vreemd kon voorkomen , 't geen ia F 2 een  8 > Oorfprong der Rechtbanken waar zoodanige Steden dan genoemd worden Frys Steden, als of men zeide, bevrijd van den Recht sdwang der hooge Landsbailjuwen. De Schout [als Rechtsvorderaar] werd dikwijls by uitnemendheid de Rechter genoemd , in tegenftclhng van de Schepenen.- Zoo leest men in een Handvest van gr. florens V. a. 1273. ("92).: Zoo wie den Schepenen weder/preekt, betaalt elk Schepen 20. folidi, en den Rechter 20. folidi. In de Stedelyke Handvesten heet hy ook wel Vülïcus [van Villa} ( 93). Maar gelijk op 't platte Land behalve- de Rechtsoefening den Bailjuwen ook toekwam alles te bezorgen, wat tot de Politie of *t burgerlijk Bewind behoorde : zoo was ook wel in de eerde tijd de Schout niet enkel gefield oyes het Rechtsbellicr, maar bezorgde ook de Stadszakcn van wegen den Vorst; doch de bezigheden van tijd tot tijd vermenigvuldigende, is allengskens het Schouten-Ambt meer bepaald geworden by de Rechtshandhaving, en de overi- een Charter van Dordr. van a. 126f, by den Hr. van ]»£ wall Hand. bl. 102. innot. in zaken van de Stad gelézen wordt: Balivus Suitbollandiae , Judex, Scabini CiJ3 Confiliarii de Dordr. in Conjilio confedentes de Jute Uomini terrae & bonore villae iracta. turn. — — Dat is , de Bat Ij uw van Zuidholland, de Rechter [_ Schout J , Schepenen en Raadslieden van Dordrecht in de r trgadering gezeten, hebben gehandeld over bet Recht van den Landsheer en de eere der Stad. — — Men kan hieruit nog vele overgebleven gebruiken in fomroige Steden ophelderen-.] (92 ) llandv. van Vlaardinge p. 12. (93) Llandv. van Piaard, p. 13. mieris I. I>„ 3ü. 219. 827. ïdsjnga Staatsr. 1. D. bl 61.  in de Nederlanden , (Hoofdft. II §. VQ 85 ge zaken aan den Stedelyken Raad gekomen. Hierom wordt de Schout dik wils geheeten ( 94 ) Stads Schutsheer (defenfr Ciritutis). En alzoo 't heel lang geduurd heeft, dat by de Schouten alleen de macht was, om over Burgerlyke gefchillen , niet over Misdrpen in de "Steden te zitten, zoo werden zy daarom genoemd dagelijkfche Rechters ( 95). Die Schouten hadden ook hunne Lastbrieven van den Vorst (96)., en hunne Commisfie was maar tydelijk, en konde ook zonder verdere kennisneming opgezeid worden (97). Nochtans konden niet afgezet worden zulke Schouten, die op hunne Ambten geld gefchoten, of die gekocht hadden anders dan me? ie ruggave van het Geid *. Het was ook der Stedelyke Schouten byzondere post, om het Recht des Vorften of des Graafs ongefchonden te bewaaren, 't welk in 't Nederduitsch genoemd wordt het Recht der Graaflijkheid bewaren (98) dat is, [* Dit zagen wy boven dat ook met andere Ambtenaren plaats badde.. Daar van zijn nog bier en daar overgebleven voetftapperj, byzonderlijk in de Hooge jen Ambacht - Heerlijkheden, die hunne Schouten zelf aanllellen, die te veren den Heer zelf tot Schout hadden, of konden hebben. J (94) phil. ne. leid. Cur. Reip. p. 177. (9f) de riem er V Hage l. D. bl. 624. erj 11. D. bl. 75. (96) boet I. D. bl. 247-2^0. Privil.van Amjï. \. D. bl. 101. mieris 111. D. bl. gtt. 433. 45-7. (97 ) Dit leert en bewijst bieder s. van l k e uV>en Cost. van Rhijnl. bl. van be wall Dotdf. bl. 414. ifl H8f» F3  86" Oorfprong der Rechtbanken is, toe te zien, dat er niets gefchiede tegen 's Vorften waardigheid of macht. En dit was oulings een zoo zeker grondbeginfel der Stedelyke Rechtspleging, dat, wanneer er de Schout ontbrak, de Stad gezegd werd rechteloos ie ftaan (99). Alles deden de Schouten uit naam des Vorften, en in plaats des Vorften ; gelijk zy ook van zynen wege den Eed den Schepenen afnamen (100). En offchoon het recht, ora die te benoemen, fomtijds by Privilegiën aan de Steden zelf gegeven werd, evenwel hielden zy daar door niet op des Graaven Officieren te zijn. Men moet toch niet zien,by wien de bevoegdheid is om iemand aan te ftellen, maar uit wat Formulier dit gefchiede, en vooral uit wiens naam men hen aanftelle. Waarom terecht boei zegt fioi): Het Ambt van Stadsbailjmv of 'Schout was buiten het Sfadsbereik , zoodat by abfeutie of ziekte alleen de Graaf of zijn Raad iemand in zijn -plaats fieldt om 't Recht der Hooge Overigheid waar te nemen. \ Zy my geoorloofd in 't vcorbygaan hier op te merken den misflag van dei. Heer h. de groot (1) en anderen, die hem volgen, meenende dat de gemeene Richters, Azingen geheten, eertijds dezelfde geweest zijn met de Schepenen, daar met oorlof van dien grooten man, de Azingen den post van Schouten fchvnen waargenomen te hebben. Men vindt by lams Haiidv. van Kennemerl. bl. 136. deze aanmerklyke Woor- (99) mieris IV. D. bi 780. f. ( iso) Ilandv. van ViaarcL p. 13. in not. ( 101) I. D. bh 81. (O Meid. tot de Heil. Recbtsgel. I. 13. XXVIII, D. p. 146.  ia de Nederlanden, (Hoofdft. II. §. 87 Woorden : Is waer, dat by feer oude tyden de Regeering van de Kennemaren tot den jare fsoi, heeft beftaen door de re/petlire Afingen en Geburen in ieder diftrict, , welk azing is geweest een Perfoon, by den Gr ave geftelt tot het waernemen van de Regeeringe, met Macht, omme by hem te roepen en tevergadertn den principalen Geburen. met den welken hy dan maekte Keuren en Qrdon* nantien, en mede waer nam de Rechtsplegingen, fonder dat hy eenigen Eedt deede. Ende en bleven die Aftuigen niet altijd in de Regeringhe, maer wierden van den Grave verfet en verandert naer fyn goetdunken ende naer de wille des Graefs. Immers alles wat hier gezegd wordt, moet naar den aard van dien tijd gebracht worden tot den post, niet van Schepenen, maar van den Schout, en volgens dien zelfden lams bl. 137. en 138. zijn in 't jaar 1291. de Schouten in de plaats van Ajïngen opgevolgd. Doch op dat niemand inbrenge, dat aldaar van geen Schouten gewaagd wordt: den zoodanigen kan ik ook voldoen. Hy zie Hechts in van leeuwen Coft.vunRijnï. bl. 62, 63. waar klaar blijkt, dat, voor dat er in elk Dorp een Schout was, de Hoog-Bailjuwen van Rijnland, Kennemerland, enz. derwaarts fchikten Afingen, om in de Dorpen van huanen wege recht te plegen met die Geburen, welke de twistende partyen wilden by een roepen of medebrengen, tot dat in der zeiver plaats de Schouten gekomen zijn; zoo echter, dat in fommige plaatzen de Afing nog gebleven is in zijn recht, fchoon er de Schout bykwam (2); waar door Schout A- zing (a) van leeuwen Cost. van Rbijnl. p. 6j. Vergel. bl. 143- F4  88 Oorfprong der Rechtbanken zing en Buren by een gevoegd voorkomen is t jaar 1449. (3). En van die Afingen is het , dat de benaming komt van 't Aasd'jmsrecht by de opvolging in de goederen des overledenen. Déze opvolging toch was tweederleialhier te Land, de Frankifehe en de Fnefché. De Frankifehe kreeg haar naam van de Schepens, en hielt het Schepensdoms recht, waar van de regel is ; het goed gaat, daar het van daan komt. De Friéiche van de Afin gen, die in Friesland otilings de Hoofdrechters waren, met overroepinge van eenige Buren; en hiet het Aasdoms recht, welks regel is: het naaste bloed beurt het goed (4). $. VIL Nadat dan de Steden ontheven werden van den Rechtsdwang der Landsbaljuwen , was de hoofdambtenaar des Vorsten in die Steden de Schout * en met hem eenige gevoegden uit de Stedelingen , voor wien de Stadsinwoncrs moesten te recht ftaan , welke laatlien als eyen knien, Schepenen genoemd werden. ' In de Middel-Eeuwen ■was er geen grondbeginfel, dat vaster ging, en by alle menfehen van wat ftand ook dieper geworteld was , dan dat in zaken van gedingen , en in verlchillen over het Recht eens Derden s een [• fOfdees genoemd worde Boofilfibout, Hoofdofficier, Bailjuiu , of anderszins , dit verandert ia -hu wezeu der.zake niets. ] (3) i>e riemrk, *s Hage \\ D. bl. 71. (4) Zie hiet van ba reis over 't enkel en dubbel Ferbsnd. ' : <• - V-  in de Nederlanden , ( Hoofdft. H. §. FIL) 89 een ieder geoordeeld werd door zijn pair gelyken, pf door zijn Evenknie (par parem judicabatj) , en niemand verplicht werd zyne rechtzaak te vervolgen anders dan voor zuljcen die hy kende en goedkeurde (5). Wat benamingen toch dé Rechters voerden, zy waren altijd die perfoonens 'die tusfehen beiden gingen tusfehen den Aankla: ger of Eifcher en den Verweerder of Beklaag, den; 't zy die Eifcher was in Burgerzaken in de rechtsplegingen van Eifch of Bezit; 't zy die Eifcher was in Misbedryven, even als de partje publique , den Souverein daarin vertegenT woordigende, of uit naam der Hooge Overheid handelende. Deze tusfehenrichters nu noemde men in de Steden Schepenen , in 't Hof des Graven Affefforen, Byzitters, in zaken van landeryen of op 'tplatte land welgeborene, gezworene of Heemraden (6), in zaken van Leenen Fafallen of Leenmannen. De namen doen niets tot het wezen der zaak. Hoewel nu dezen ieder in zijn eigen vak , kennilfe namen van zaken en hun gevoelen voordbrachten : belette zulks echter den Vorst niet, om over die twistzaken zelf te zitten , en daarvan kennilfe te nemen', met byvoeging van eenige Byzitters. Waaruit men de reden ziet, dat de Hr. bynkershoek (7) van het Hof van 's Hage fprekende dus zegt: De Graait) van leiuwen Cost. van Rijnland bl. f9 mieris 1. D. bl- 241. (6) boei Oudh. van 'V Hof l. D. bl. fi — 61. Priv. v.' Rijn/, bl.' 126. volgg. (7) Quaeft. Jur. Priv. L. I. c s. p. 18. mieHs H. l>. 481. [en 396.3 IV. D. bl. ui. van 33e wall Priv. va» Dordr. bl. 179. 169. ?5' ' *  90 Oorfprong der Re:hbanken Graven , gelijk oulings de Roomfche Keizers, namen in hunnen Raad eenige Byzitters , wier gevoelens zy afvraagden in alle openbare of byzondere rechtsgedingen. Deze Byzitters werden 's Graven Raden genoemd. — — Nochtans werden derzelver gevoelens of ftemmén niet geteld, maar , %vanneer er gevonnisd moest worden , zoo vonnisde de Graaf zelf naar zijn goedvinden * En [* Men oorlove my hier eene nadere Verklaring. b y n k £ R s h. zegt : judicabat ex krbiirh fuo. ik kan niet denken , dat hy hiermede gemeend heeft , dat de Graaf dan nog na 't horen der gevoelens, naar willekeur konde Uitfpraak doen. Immers dan was 't geen Ponnis , o( Fondenis. Dan was 't geen Uitfpraak of Verklaring , hoe men de zaak gevonden had. Dan zeker zouden de Graaven geene wettige Monarchale of Souverainc Macht geoefend hebben, maar in zaken van Rechtsgedingen tusfehen den Man en z'jn Naasten een byna meer dan Oosterfche Despt* tique of Willekeurige Macht. Zulke Macbr, van rechtswege , fchrijft hun niemand toe. Zulke Macht oefenden zelfs nimmer de Frankifehe Koningen, De Heer moré au Principe du Droit Public de France, die het allerbest de Monarchale oorfpronklvke gelleldbeid van het Rijk van Vrankrijk heeft opgehelderd en betnostd , heeft nooit zynen Koningen die willekeurige Macht toegekend. Men leze hem IV. D. p. 185. fq. Van karel den Grooten leest men by eginhardus Fit. Car. M. Cap. 24. Cum — — amicirttur non tantum amicos admittcbat, verum etiam , _/? Comes Palatii litem aliquam effe diceret, quae fine ejus jusfu definiri non pos/et, Jlatim litigantes introducere jusfit, &f velttt pro iribunali federet, lite ctgnita, fententiam dixit, dat is, als hy zich kleeden. deed , liet hy niet alleen zijn vertroimeZingen binnen , maar tok, als de Grootvifir hem te kennen gaf, dat er een (gewichtige) twistzaak was, die  in de Nederlanden, (Hoofdft. II. §. VII) 91 . En 't was even zoo gelegen in het Bisdom van Utrecht; 't welk zelf a. matïhaeus (8) niet durft loochenen , fchoon zich zeiven dikwils tegenfprekende , De Bisfchap , zegt hy, hield vierfc>'aar , en hield ze , 't welk men opmerke, ter plaaize waar hy wilde , met byneming eeni- gcr die zonder zijn hevel (of kennis) niet konde ontfcheiden worden, liet hy de twistenden binnen ft aan, en, even of by te recht zat, deed dan na kennisneming der zaak, uitfpraak. Welke by voeging: na kennisneming der zaak, fchijnt te vooronderüeüen een ingenomen Advis van byfhande Groeten , als waren 't Byzitters, en daarop gebouwde Uitfpraak. iVlen heeft echter ook in onze Historie wel eens aangehaald het geval van den Zuidholiandfchen Bailjuw , die een Boer een Koe afltal , en by den zieken Grsaf Willem te Henegouwen ontboden , daar over met den dood geftraft werd, nn dat hyden Boer,maar niet het Recht, voldaan had. Doch het gansch Gefchiedverhaal , waatin volgens die tyden en zeden, niets ongerijmd is, leidt daar henen, om te geloven, dat de Graaf, fchoon ziek liggende, zyne by zich hebbende Leenmannen of Raden , als Byzitters , geraadpleegd hebbe , en alzoo Uitlpraak deed. Een ander aanmerklijk" Voorbeeld van Rechtspleging, en oordeelvraging van Byzitters, (Edelen en Steden) vindt men by mieris II. D. bl. 48. welk geval'wel eens verkeerdhjk aangehaald wordt, om daar uit tegen de Wetgevends Macht der Graaven zelve bewijs te trekken , om dat de Edelen zeiden , dat zy zeiker Statuut niet geconfenteerd hadden. Maar het was eene judiciele zaak, en een verfchi! over den vrydom van Schattinge voor den Adel. £11 hier over vroeg de Graaf 't oordeel zyner Mannen, en deedt daarop Uitfpraak. In dien zin vertta men dan b y n k e r s o o e k. ] (8) DeJureGhd. p. 477, 478.  02, Oorfprong der Rechtbanken ger Edelen , als Rechters (o). Men ziet hier uit hoe 't gelegen was met de Schepens. Zy waren de evenknien der genen, die zy beoordeelden. Het konden wel hoogeren zijn in rang, maar geene minderen. Zien we nu op de oudheid der Schepenen in de Steden ! Over dezen zijn zeer verfchiilende Gevoelens van Geleerden. De doorluchtige h.de groot (10) zegt: dat de Schepens [of Schepenbanken ] ouder zijn dan de Graven. Welke woorden zoo zy beteekenen, dat Schepenen in .die plaatzen van Nederland, [waar nu de Steden zijn] reeds bekend waren, voordat de Graven eigen Landsheeren van dien grond waren : kunnen wy dit volledig toeltemmen. Men vindt zoodanigen reeds in 't jaar 777. in de plaats Deventer genoemd fn) in Gveryflel by dumbar (12);en, indien men de Schepenen dezelfden Helt met de Rachimburgi, zoo komen zy al in de 6 en 7. Eeuwe in Nederland voor, in de Repuarifche Wet (13). $. VIII. i Wat de verkiezing en aanflelling der Schepenen (9) Voeg er by mat t h. de Nobilit. II. D. P r3«- ( to) Uollandfcbe Confultatien III. D. Confult. 326. (n) Zoo noemde men ten minden in 't jaar 107Ó. nog de tegenwoordige Stad Deventer. Zie j. v. falkk Cod. Tradd. Corb.ej. p. 419. (12) Kerk- en Wereldlijk Deventer B. I. H. 9. bl S9- (13) Anno 630. tit. 33. $. j. '  in de Nederlanden, (Hoofdft. II. $. VIII?) g§ nen betreft : daar dezelve te voren op 's Konings last door Misfi of Graven gekozen werden : zoo veranderde dit, nadat de Graven in Nederland zelfs zich als Landsvorsten gedroegen + en de Rechtsoefenende Macht als een deel der Upperfte Macht op hen overging. Men vindt ook , dat die Graven in Nederland oudtijds de Schepenen aanltelden (14). Maar alzoo hierover by fommigen nog eenige bedenkingen konden opryzen : zal ik hier iets breeder moeten zijn. Gelijk te voren de Frankifehe en Germanifche Koningen in de Graaffchappen van Nederland hunne Ambtenaren , de Graven , hadden , ora overal 's Volks welzijn te. behartigen , en elk ook recht te doen wedervaren , en zulks wel door tusfehenkomende Rechters, onder verfcheiden benamingen : even zoo fielden de Graven , nu Landsheeren geworden , door veelvuldigheid van zaken geperst, onder zich de Baljuwen en Schouten , die van 's Vorften wegen die zelfde bediening waar zouden nemen, en die by afwezen of belemmering des Graven , op zijn bevel de Schepenen aanftelden. Gelijk zoodanig Recht van Verkiezing der Schepenen in de Steden door Graaf Willem gegeven wordt aan den Baljuw van Tervere in t j 14" d. 31 Mart. by Commiffie ; Wy Willem — geven machte aan Jan van Zoetenkerke , Ealliuw van der Veere , om Schepenen aldaer (14) h. be «root In', tot de Eoll Recht sgel. II. B XXVIII D bl. 147 Inde oorkonden van het oudfte Recht , dat de Graaf van Hollant in Oost» vriesl. hadde, is mede begrepen 't recht om Schepen , Schout —— — te verfetten alfoo dik als by viih  94 Oorfprong der Rechtbanken aldaer te zetten. En in de Privilegiën aan' Rotterdam a. 1340 : Deze Poorte fal hebben 7 Schepenen, die J'ullen wy of onzen Balliuw jaarlijks verkiezen op den Meidagh. Dat ook de Schout dat recht van aanftelling op last des Graven had, blijkt uit de CommiJJie 1308. d. 4. Jul. door Graaf Willem aan den Schout der Walcherfche Ambachten en in de Steden: Wilièm — geven machte aait. Hugo Elling, Schout van alle Ambachten in 't land van Walcheren, Schepenen aldaer te zetten. En aan de Stedelingen van Staveren gafFlorensV. 1291. (15) : die Poorte fal die Schepenen kiezen by rade onzes Schouis. Maar [aangezien Baljuwen en Schouten dit recht en bevoegdheid om de Schepenen in de Steden aan te Hellen, lichtlijk konden misbruiken , ja in der daad menigmalen misbruikt hebben : zoo fproot hier uit, dat by het verkrygen van Privilegiën de Steden den Graaf verzochten, dat hy de Rechters zelf wilde aanltellen , en die macht aan geene anderen geven : Dat hy de aenflelling niet aan anderen z<,ude bevelen , maar aan zich zelve behouden (16). En hier toe behoort ook het zeggen van Gr. Will. 1408. d. 4. Sept. Wy geven magt den Aemt van der Dusfen otije Bah juw van Zuidholland Schepenen en andere dienstluyden te zetten binnen onze Balliuvfchap, uitgezet in onze Steden ; daar wy felve onze bevelinge en brieven geven zullen. Dit had plaats in vele Steden van Holland en Zeeland , waar de Graven dit aan zich hielden. Somwylen ook ver- (iy> mieris 1. D. bl. f44. (16) mieris II. D. bl. 6or,  in de Nederlanden, {Hoofdft. II. §. VIIQ 95 verpachteden zy deze bedieningen aan de meestbiedende; maar wanneer door zulke afzonderlyke Verpachting fommigen zich verrijkten , verzochten eenige Steden van den Graaf, om zulk Verkoop van Ambten niet meer te doen. Dit kregen zy by privilegie, onder voorwaarde van daarvoor eenmaal een zekere fomme gelds te geven Hier uit verftaat men 't Privil. van Philips van Burg. aan de Stad Leiden 1434 C^7J- Philips doen cond, dat wy onfen Gerechte van Leiden 't recht van Schepenen aldaar te fetten , tot eeuwige dagen houden fullen aan ons, zonder dat Schependom te verkopen , te verfetten, te beleenen. Ja de Baljuwen waren ook wel tot die buitenfporigheid gekomen , dat zy zelf in \ verkiezen van Schepenen een geldprijs Helden , of giften voor zich bedongen. Doch welke onbetaamlijkheid die Graven met recht veroordeelden , zoodat zy in de Bevelbrieven aan de Baljuwen over het Hellen der Schepenen invoegden de woorden : zonder eenige giften of miede, ofte heufcheide daer af te nemen. Dit Recht van Schepenen te Hellen, bleef dus by de Graven [ onmiddelijk] , totdat de Steden vroeg of laat dit voor zich verkregen. Dus werd a. 1481 d. 18 Sept. aan Dordrecht afzonderlijk gegund (18): dat indien een van de voorf. Schepenen linnen den tijd - van lyve ter doot gino-' dat die anderen van den Geregte overlevende^ zouden mogen uit hun luyden felven andere Schepenen-kiezen en noemen. Na de affchafïïng van 't Graaf- U7J oreers Befchr. van Leiden bl. 60a. (*ö) van de Wall Dordr. U. 6}f.  cjê Oorfprong der Rechtbanken van Magiftratert en ook van Schepenen by Hert geweest, die deelgenoten waren van de Opperfte Macht, gelijk ook zoodanig recht aan fommige Steden wordt toegefchreven in 'tBefluit der Staten I587 f 19) : De Vroedfchappen der Steden kiezen de Jaarlijkfche Magiftraat, te weten vier: drie, of twee Rürgemeefiers j en zeven of meef Schepenen; fommige Steden hebben vólkomen keuze , dog anderen alleenlijk de benoeming van een dubbeld getal, waaruit de Stadhouder der hoge Overheid de verkiezing doet *. Deze wyze vart verkiezing is in haar geheel gebleven tot het j; 1650. (20), toen na het overlyden van Willem II. de Staten van Holland het beiluit namen: Dat alle de Steden en Plaatfen , het voorregï hebbende, om hare eigen PVethouderfchap ie bepleiten , zig van dit Voorregt voortaan zoüden fnogen bedienen en hei zelve onverhreeklijk te houden. Dat de ftemmende Steden in t byzonder ,' zulk een voorregt niet hebbende, hare Wethouderfchap zouden mogen beflellen op zulk eene wyze 3 als zy ten meesten dienfle van de Steden zouden bevinden te behoren, zullende het haar vry-: ft aan daartoe byzonder OSiroy te ver zoek én aan de Vergadering der Staten , over t verleenèn van welke Oclroyen men met meerderheid van Hemmen beftuiten zoudti Dat de Steden en Plaatzen [* [Het oogmerk dezer" Verhandeling duldt hiér,dit Stuk wat nader op te helderen. J (19) wagen aar Vad. Hist. VIII. D. 30. Br. bl. zsf. O©) wacsnaar aldaar  in de Nederlanden i {Hoofdft. II. %. VIII.) 97 zen geene Zitting of ftem hebbende in de Verga-* dering der Staten , en 'geen voorregt hebbende om hare eigen Wethouderfchap te beft ellen, zich aan de Gecommitteerde Kaden zouden vervoegen, die op hare benoeming j de verkiezing zoude mogen doen (2,1). Naderhand toen Willem de Derde' aan 't Stadhouderlijk Bewind kwam, zijn Hem ook weder opgedragen de Rechten zyner Voorvaderen , en dus ook der Schepenkiezing uit een dubbeltal (22). Na zijn dood kwam alles weder op den voet van 't j. 1650 (23). Dit duurde töt hetj. 1747. toen de Republiek, Willem den IV. tot Stadhouder aanftellende, dit alles wederom hem opdroeg (34J,- 'tvvelk overging op'deszTerfs zoon Willem V. Dit zy genoeg van de Aanftelling der Scheperten. Vindt men in die tusichentyden hier dfdaar voorbeelden, die aan die algenieene regelen niet beandwöorden öf daartegen aanloopen; men denke, dat dit Uitzonderingen zijn ; . die wy gemaklijk toelaten. Ook daar nood by 't werk was, kon het fchynen v'ry geftaan te hebben,om : buiten gewoon te handelen ( 25J. Zien we hu de vereifchrens, om Schepenen : te kunnen worden. §. ix° (21 ) Refol. van Holl. 16ƒ3. %. Dec. fol. 371. (22) Refol. van Holl. 1673. 3. Jul. fol. 242. (22) Refol. van Holl. 1702. 2$-. Maart fol. 78. (24) Refol. van Holl. 747. 3 Mei fol. 23:2. én' ï'748. 11. I m. fol 12. (2 j) Refol. van Htll. 1671. d. at. Aug. en 174?. i'-it. Sépt. G  93 Oorfprong der Rechtbanken §. I X. Bj' de Germanen moesten de Schepenen vrye ofr welgeboren lieden zijn. By ons vereifchte men i altijd ook menèhén , die van geen flaaffchen; ftaat waren. En fchoon in 't vervolg de Schepens i niet behoefden gekoren te worden uit Edelen \ eigenlijk zoo genoemd; werden echter van 'ft Schependom, ook nu niet , de Edelen uitgello- ■ ten. Uit hoofde nu , dat elk voor zijn even- • knie moest te recht ftaan , konden er geene an- • dere Schepenen gekozen worden dan welgebore-tien , of zoo als men nu zeggen zoude , -Edelen.. En dit wel begrepen zijnde * kan cenig licht: by- [ * De zaak zal mogelijk op deze wyze duidiyker; bevat worden. In de Middel - Eeuwen beflond de.: Volksmenigte in twee deelen, onvrye of eigen luiden, , en vryen of welgeborenen. Dees welgeborenen ver- • deelden zich naderhand in twee ordens , IV zulken die enkel vrygeborenen bleven , zonder verder aan- ■ sien, hooge Ambten, Leenen, of Jurisdi&ien van i Heerlijkheden j en zulken, die door hooge Amb> • £'en, Leenen of Heerlijkheden meer aanziens kregen,, en den titel van Edelen verkregen. Hier kwamen i naderhand by de vrygewordene Pcorters of Stedelin- ■ gen , die nu allen als vryen en welgeborenen door- • gingen. Zie hiervan de twee vorige Verhandelingen \ I. D. De Schepens nu, smWende rechten over vrye: luiden in de Steden moeflen cok welgeboren of vry i wezen. Dezelfde op het platte Land ook over vrye: en welgeborenen moetende richten, moeiten onklVel- • geboren Mannen zijn. Doch het konden ook Man- • nen van meer aanzien, of Edelen zijn. Hier op zijn iai *t vervolg nadere regels gemaakt. En zie hier den i aard van 't ll'elgeborenfcbap in Rijnland enz 3  ïh de Nederlanden, (Hoofdft. IL §. IX'.) 99 byzetten aan de woorden van den Heer vanbe i-w a l l ( -6 ). Maar ook moesten zy van muige geboorte zijn of ten mmften gewettigd. Waartoe behoort het Privilegie van 1391 (2,7). Voiri wat Schout en Schepenen, die daer r egt en futtien , die fullen vry wezen ende welgeboren, ende geen kereskinderen, dat is j geen baftarden of onwettig geboren; en aan Middelburg 1347 wordt oneven (28), dat niemand tot Schepen worde geboren dan die van wittachtigen bedde is. Ook Werden zulke niet toegelaten, dieeenig hoog Ambt van den Graaf bekleedde , die 's Heeren klederen droegen ($9). Het fpreekt van zelve , dat meri geen ondeugendej eerlooze , of fchandalen tot dien post mogt aanftellen: Volgens verfcliillende Privilegiën van de Steden moesten verkozen wordeu de redelijkfte eh vroedfte knapen. Waardoor men dan zoodanigen verftond, die van het recht, waarnaar zy vonnhTen moesten, kennis hadden, en natuuilyke fchranderheid bezaten , om ook te kunnen oordeelen volgens hare vijf zinnen. Welke gewoonte niet verftaan zijnde tot veel dwaling aanleiding kan geven. Voor dat namelijk het Roomfche Recht in de Rechtbanken was ingeflopen, gelasteden de oude ColtUmen eh Wetten derVorsten aan de Rechters , om recht te doen in ïWyfelachtige gevallen naar hunne vijf zinnen , dat is, niet gelijk fommige meenen, naar willekeur ( 26) Handvesten van Dordr. bl- 30. (27)vAN ioÖN Regeeringswyze van Holl. ilV. D. bl. lac. (iS) mieris II D. bl. 73*- C 29) Piïvil. van Delft a. itfï- 3. Mei Mieris lil. D. bl. 837. G s  iso Oorfprong der Rechtbanken keur of naar billijkheid en reden , maar met alk', infpanning van krachten en verfland, en zulks > overeenkomstig de byzondere Keuren of Landrechten , of volgens het Gemeenelandsrecht, ge- ■ lijk dit na den H . vandiï s p i r gel. zeer fraai i is aangewezen door den Heer van de wall f30)., Wanneer nu die rechten zwegen , als dan kwam 1 eerst te pas het volgen der natuuriyke reden enj derzelver grondbegimels, zoo als dat duidlijk: blijkt uit een Handvest (31); Dat hier hefchre- ■ ven' is , zal wefen recht; dat oabejchreven is ,1 alle reden recht. En van de wallI blidz.425. Na'haren vijf zinnen en vrocfchap, na\ den réchten en handvesten. En by m i e r i s ( 32)\ Wat hier niet gefchre ■•en ft act, dat fal men rech~k tin nae rechten , en nae oordeelen. En elders :j 'na hoer e ouder hant'esten, naeder beste reden X nae recht ende soft urne des laats by vonnifte der: Schepenen [ vergel. mier. IV. ióo. b.] * Hedendaagfch worden tot het ^chepensambtl ook Kooplieden gekézenj 011 die reden buiten t twijfel, dat in Kooplieden zulks zeer noodzake-J lijk is. Waarom ook by de Pr vilegien van Am-1 field, zoodanig voorzien is, dat onder de Sche4 pens ook Kooplieden moeten zijn (53). Zy. moeflen ook vooral Burgers zijn van dief Stad ,| | * [ Men ziet hieruit, dat toen de Roomféhell Rechten en Wetten nog niet in aanmerking kwa- J men ] (30) Privil. van Dordr. bl. 489. (31 } mier is II. O. bl. 7:8 (32 Ml fe. A 1 S IV O, hl. 533. (33) Handv. van Amfterd. 1. D. II. C. bl. 113, J 114.  in de Nederlanden, (Iloofdfl. II. % II.) loi $tad, waarin zy te recht zaten,en zoo zy vreemd waren, en naderhand tot het Poorterrecht werden toegelaten : die toelating alleen maakte hen aanftonds niet verkiesbaar : zy moeften eenige jaren in die Stad verblyven > op dat men van hunne trouw op den Eed by hunne toelating gedaan, , te beter verzekerd ware. Doch in verfchillende Steden zijn die Jaren verfchillende bepaald. In Dordrecht kon eertijds niemand dan ingeborenen gekozen worden ( 34) ; Maar in 't j. 1740 is by Staatsbelluit geoorlofd , dat. geboren Hollanders, of die van de Staten Brie- en van Naturalifatie gekregen hadden, mits zy twee jaren getrouwd waren geweest met een Burgerdochter, niet zouden mogen uitgefloten wo;den; wanneer namelijk by die Brieven de gevoegdheid .tot Eerambten ook gegeven was (35 ). Te Haarlem werd by vergunning van Hertog Albrecht 1394! een tijd van 10 Jaren vereischt. Tegenwoordig zoo iemand zijn Burgerrecht heeft verkregen ^ moet hy 6 jaren in de Stad woonen, of, trouwt hy met een Burgerdochter, dan 3 jaren. Te Delft werdt by Privilegie van Jacobs 5 jaren; te Leiden (36) en te Amfteldam 7 jaren woonens vereischt, te Rotterdam 5, te Hoorn 3 jaar, op andere plaatz :n weer anders. Voords hebban de algemeene Privilegiën, waarby Vreemdelingen van ambten uitgefloten werden, gelijk de Staten van Gravinne Maria in het jaar (54) mieris LD. bl. 343. (3fJ 21) r K God l'atav .it. naturaliter <§. 2, p. 54'. (36) orleus Befcbr\-:<. va/i Leiden p. 635-. G 3  102 Oorfprong der Rechtbanken jaar fcjg verkregen, en hoedanigenerin vorige dagen velen waren, den Hollanderen naderhand zelf mishaagd Deze ftrengheid dan verzacht wordende heeft men het recht van vergelding in plaatze gefield, zoodat heden alle vreemdelingendie de Hollanders van Ambten uitfluiten;' ook op hun beurt worden uitgefloten. Waartoe behoort het Privilegie door Karei den Vijfden aan de Staten van Holland gegeven den; 7 Mei en door Philips' bevestigd den 17. Dec ikï6 't welk by befluit der Staten van Holland van 16**1 den 19. April met vele anderen bekragtigd Ü §. X. De Graaven beducht, dat de Magiftraaten, t zy tot bevordering van hunne eigen belangeii of winstbejag of uit andere inzichten , dikvvils langs verfchillende wegen zich zouden'trachten te verryken, hebben oulings gevorderd , dat de Schepen in de Steeën moeften gegoed wezen tot zekere Sommen Te Haarlem moeften zy voorbenen huizen of erven bezitten tér waarde van 100 ponden ( 39),_en volgens 't Privilegie van Hertog Phihps m >£ Jaar ^ raoest een §chQpm '■ te DC?B wA^6"N-AR VIL vi 3?} RfTr/or- van '*. Hof van Holland bl. 86. b. I A °f '^^hoorlijk zy, dat Vreemdelingen van t Gcmeene Best brftièr geweerd worden zie bvn ke r s h Qunefi. J„r. Pub. L. II. Til 0 250 J,*Vn vpHI-,EV£li!US Be^- van EuarLbl 242- en 1 Privilegie aldaar van 't jaar J342.  in de Nederlanden, (HoofJft. IL§. X.) 103 te Rotterdam bezitten 100 Nobels ofte meer • gelijk de Graaf ook aanMunnikendam belooft: alle jaer 7 Schepenen te zetten, en die zullen gegoed zijn ,zo als zy in onzer Stede - boeken jlaen tot 600 oude Schilden in't Schot e (40J. Naderhand is die gegoedheid niet aan eene raste fomme bepaald geworden, maar naar de verfchillende Stedelyke Privilegiën moeten tot Schepenen gekozen worden in 't gemeen de Rijkjten en Notabelften C41). Men heeft ook acht geflagen op den ouderdom der Schepenen. Deze is naar de verfchillende Steden-ordeningen verfcheiden. Te Dordrecht ver» eifchte men 30 jaren, te Rotterdam 27, te Gouda 28., te Amfteldam en elders 25. En in andere Steden wederom andere jaren (42^, De bloedvcrwantfchap of namaagfehap moefi: ook geen hindernis geven, in 1217, werd te Middelburg gevorderd , dat geen twee broeders noch vader en zoon te gelijk. Schepenen konden zijn. Over de manier om in Amfteldam de Verwantfehap te berekenen,handelt wagenaar(43J en wy in 't Derde Hoofdif.uk. In een Privilegie 1439. aan die van Rotterdam gegeven , lezen we: item en fullen in dat Gerechte niet famen fittende Vader en het Kint , twee Susiers ofte broeders kin- (40) mieris III. D. bl 722-a i4?°" (41 ! Priv. van Rotter cl. a 1479- ■tft/ndo. van Anfield. L D. II B. bl. \o<;. waar deze v\ 00: ,tu in 't l riv. van M a ri a voorkomen. (42) h. t>e groot In eid. ut de til. Rechtsgel lïl. B. XLViIl. D bl. 4f. {43) Ilefcbrp. va'i Anfteld, VII, D, ï° B. bh G4  104 Oorfprong der Rechtbanken kinderen , ten ware den eene Borgemeefter en de andere Schepen was. Gelijk in alle welgeordende Burrerftaten een vastbepaalde en openbare Godsdienstbelydenis by de Magiftraten behoort te zijn , zoo heeft men ook in Nederland , om daar van verzekerd te zijn , zoo by Eede 'als anderszins [in later tyden] daarin voorzien. In 't Rottcrdamsch Octroy van 1650. leest men : En dat niemand tot hei Schependom foude werden genomineerd, als die gene , die profesfie foude doen van de publicqm Gereformeerde Religie. Naderhand is by een algemeene Landwet 1659 verordend, dat de Schepens den Gereformeerden Godsdienst moeten toegedaan zijn , en Roomfche Catholiken nergens zullen toegelaten worden (44). Daar zijn ook nog andere vereischtens , aan deze of gene Steden byzonder eigen, byvoorb/ t verbod, dat afgêgane Schepenen een tijd lan " ■ §■ XI. Als alle deze vereischtens in de verkozen Schapenen in achtgenomen waren, moeften zy oulmgs eer zy tot bunnen dienst toegelaten wer- (44) Refol. van Holl a. i6f0. 29. Ju). ' (4fJ van 1)e wall Prib. van Dordr. I. D. ul. 187. m nor.  in de Nederlanden, (Hoofdft. II. §. A7.) 105 den, plechtig verklaren, dat zy om den dienst den, daarop geld geleend, miede ofte gifte daarom 'gegeven groot ofte kleyn , geender weddinge of fubtilheid daarin gekoren zij?}. Zoo als men leest in een Priv. van Rotterd. 1440. 28 Apr. door Philips van Burg. hun gegeven (46). Maar gelijk alle Magiftraatsperfoonen xvaren in den Eed van den Vprst, den Graaf; zoo moeften ook de Schepenen\'9 yoor dat zy toegelaten werden, beeedigd zijn, Waar van het formulier is by wagenaar (47). En van die beeediging, werden zy, in navolging van andere Richters , ook gezworens geheeten (48), Of nu die Eed onmjddeiijk of in tegenwoordigheid des Graaven gefchiedde of aan anderen : dit doet niets ter zake. De Vorst fchreef hun dien Eed voor, en anderen namen den Eed van die Schepenen af. Zy zwoeren ook aan niemand dan aan den Vorst. Zoo leest men in een Handvest van Gr. will. III. 1322. Deze Schepenen zal de Rechter (Schout) van onfent wegheu doen fwereu, wanneer zy Schepenen gekoren fullcn wefen (^). Van hier in 't Bevel van Jan van Beieren d. 3 Nov. 1421, Dat niemand in onfer Vicrfcjiaren (van Zuidholland) vonnisfen wyfen zal ten zy dat hy tot onfer behoef in tegenwoordigheid onfer Stede v an Dordrecht eenen eet gedaen heeft (50). Schooii 1 nu (46) zur ck Cod. Bat. tit. Ambten. En 'Crimin. Ordonn. a. 1^70. %. ƒ, 6, 8, 9. (47) Amfterd. VU. D. bl 144. . (48) MIERIS II. T). bl 463. (49) lams Handv. van Kennem. bl 139. C503 van de wall Dordr. bl 4S9, 9 5  loS Oorfprong der Rechtbanken nu de Schepenen ook uit de Stedelyke Raden konden gekoren worden, gelijk te Haarlem,Leiden , Deift en elders : zoo was dit nochtans niet altijd het werk van noodzakelijkheid. Alle Burgers , de boven verhaalde vereischtens hebbende , konden tot Schepens verkozen worden zonder onderfcheid, of zy Raden waren of niet. Zoo leest men in een Privil. van Rotterdam : dat fy fnllen hebben te kiefen alfo wel uijt ten buijk van der Stede als wel uijt de Veertigen voorfz. Hedendaagse!) wordt niemand tegens zijn wil daartoe gedwongen, maar oudtijds was 't een last, dien alk moest op zich nemen , zoo dat clie hem weigerden, in breuken vervielen naar de verlcheidenheid der plaatzen; in fommigen was eene geldboete ; by anderen uitzetting uit de Stad, gelijk in denBriel, waar iemand, die dezen post weigerde , een Jaar lang de Stad verlaten moest (51)- En aan Leiden is in 't jaar 1542. door lvejier Karei toegeflaan, dat, zoo wie zijn Burgerrecht opzeide, om tot geen Schepen verkoren te worden, uit gansch Holland gebannen zoude worden, en het recht van exue zoude betalen, even of hy uit de Stad metter woning gingc (52). Nadat wy deze vereischtens befchouwd hebben , zy het genoeg hier nog by te voegen , dat thans de Raad jaarlijks gewoon is by meerderheid van ftemmen of 7 of 9 Schepens in de plaats der { «1) Priv. van den Briel van V fW 1342. (52) üRlers Befcbryv, van Lei'len bl 629, (130. van le£y wen Priv van Rijnl. bl. 307* r mi Ei; is Priv. van Leiden bl. 293* j  m de Nederlanden, (Hoofdft. II. §. A7.) 107 der anderen te Hellen. Deze worden in de meeste Hollandfche Steden uit een'dubbel getal ,f dat den Stadhouder voorgedragen wordt, door den zeiven yolgens zijn jwelbchagen gekozen. Deze wijs van [ jaarlijkfche ] aanltelUhg is zeer oud , en reeds in't jaar 1342. bekend by Privilegie van jGr. willem IV. aan Dordrecht (53). Eertijds werden zy niet jaarlijks veranderd, maar waren altijddurende, dat is, tot wederopzeggens. Hiervan leest men by lams (54): aengemerkt de Schepenen in 't eerste niet alle jaren veranderden. Naderhand verkregen de ingezetenen van de Graven, dat hun Ambtsbediening binnen zekeren tijdkring beUoren wierd , om als. dan nieuwe aan te ftellen, Gelijk van die zelfde Schepens lams zegt : ende is eerst een vaste tijd van veranderinge geftelt, ingevoert en geordonneert in 't jaar 1403. den ^i.Jan. En om voortckomen de langdurigheid van aanwezen, beloofden de Vorften , hen alle jaren te vernieuwen (55). % XII. ($-3) VAN DE wall Dordr. bl. 187. ( f4) lams Handv. van Kenncm. bl. 139. (ff) Obftrvatien op h. de groot Inleid. IV. D. bl. 113. van de wall Priv, van Dordr. bl. 187. [Men zoude zich echter groflijk bedriegen, indien men dacht, dat door die Privilegiën van 'Jaar' lijkfche Aanttelüng of Vernieuwing de handen gebonden werden aan den Graaf, om die Schepenen ntet buitens tijds of vroeger te veranderen. Dit leert het selfde Privilegie van den Graaf boven aan Dordrecht gegeven, volledig anders , want na die Jaarlijkfche Vernieuwing toegezegd te hebben, laat de Graaf uit* drüklijk volgen : Voirt moghen vpiji alfo dicke of ende, aendoen binnen jairs ah ons genoegen fal. De Regel was t -Kiel korter, maar niet langer. ]  io8 Oorfprong der Rechtbanken §. XII. De Schepenen dus wettig gekozen , werden tot nunne Ambtsbediening toegelaten : omtrent welke Ambtsbediening, wy alhier ook iets zullen zeggen. Daar het inRechisplegingen van de vroeg11e tyden af de gemeene Regels was : een iegelijk worde door zyne evenknie geourd^eld ; en de Baljuwen of Schouten in de Steden van wegen den Graaf de openlyke rechtsoefening waarnamen, zoodmige als de (:raven anderszins zelve doen konden; zoo volgt hieruit, dat alleen de Schepenen of Gezworens zulk oordeel van gelyken onder hungelyken, de burgers, hebben uitgeoefend. Zulk een openlyke 's Graaven bediende , of Officier , bracht de gedingzaken voor die Schepenen, (als pares , pairs en zonder hen konden geene gedingen afgedaan worden. Want , offchoon in die tyden er geen fchyn of fchaduw was van eenige rechtsplegendc macht by het Volk, of de gemeene Stedelyke Ingezetenen : zoo was 't nochtans [ een deel der volksvryheid van ouden herkomen, dat ] geen openbaar Rechtsvorderaar , Bailjuw , Schout, [ Drost, Ambtman, Dykgraaf ] iémand zelf veroordeelcn kon, maar dat hy, na onderzoek, of 't beleggen van ftille waarheid (56), en na mededceling der ' befchuldiging aan die Schepenen, de beoordeeling daar van aan hen opdroeg, die door den aange- . klaagden als zyne gelyke Rechters erkend waren. Het Ambt van Schout was dan altyd werkzaam ; maar (?6) wagenaar Fad. Hist. III. D. IX. B. bl. 1 ib, n. 7.  m de Nederlanden 9 (Hoofdft. II. §. XII.) 109 maar niet dat der Schepenen. De Schout moest altijd waken en yveren om de misdadigen op te fporen. Maar de bediening der Schepenen ving eerst aan , na dat Bailjuw of Schout voor hun, aan wien de zaak gebracht was, zeide: ik eisch recht: ik heb met Maerius die zaak te beftisfen. Dat dit de oude vorm van Rechtspleging in Holland geweest zy , toonen zelfs de Registers en Verklaringen der Staten en Steden [ onder de Graaven ] in 't jaar 1565. in welk jaar philips bevel gezonden hebbende aan de Stedelyke Magiftraten , om onderzoek te doen naar de aanhangers der nieuwe Religie, de Magiftraten en met hein de Staaten op den 12. Julie antwoordden ; dat zoodanig onderzoek niet was hun werk, maar dat van zyner Majefteits Officieren , te weten Schouten en Bailjuwen ; en zy voegden er deze aanmerklyke woorden by: Dat de Schepenen waren Rechters van gelyke faeken, die i oor hen wierden gebracht, wiens Officie begonnen is naer date van de citatie of apprehenfte, en niet eer; die, mitsdien zelre inquirerende, ofte geene Rechters behoren te zyn , ofte met redenen fouden mogen werden gefufpe&eerd. De zaken dan, op die wyze voor Schepenen gebracht, werden door hen onderzocht • en zy deden uitfpraak. Zien wy eerst van Burgerlyke, dan van Lijfftraflyke zaken. % X I I I. Wat de Burgerlyke betreft: na dat de Rechtsplegingen, door middel van gerechtelyke Tweegevechten [ zoo in Europa in 't gemeen, als] ook in Nederland begonden af te ra-  iio Oorfprong der Rechtbanken raken ff?) en de Vorften by verfcheiden Edicten tegen alle afzonderlyke wraakneming gewaakt hadden (58) zoo werden in de Steden alle zulke gedingen voor de Schepenen gebracht. Men leest in een Handvest van Graaf flor en s V: aan Vlaardinge: daar by geven wy hun, dat niemand over eenig onderwerp een ander zal mo^en beroepen tot een tweegevecht; maar alle gevallen, die binnen de Stad zullen opryzen, hoe het ook gevalle, zullen beflist worden volgens de uitfprake der Schepenen f59). Indien wy daarby alle de oudlte Stedelyke Privilegiën aandachtig overwegen, zoo blijft er geen twyfel, of alle de Steden hebben aanftends, uit kracht der Vergunningen, eene vrye rechtspleging gehad, zoo dat de Graaf daar by beloofde, dat hy de Uitfprake der Schepenen altijd zoude handhaven. Van hier de dikwils herhaalde bewoordingen in die van Haarlem, Delft, Alkmaar, enz. Indien iemand iets op eenig Burger te zeggen heeft, zal hy daarvan niet dan het vonnis der. Schepenen hebben, en ik zal daar op niets vorderen noch myn nakomelingen. Door welke woorden alle onwettige aftrekkinge van Rechtbanken (Evocaticn) in enkel burgerlyke zaken, die onder burgers in verfchil honden, werd afgefneden. Het hoofdoogmerk der Vorllen in 't aanrichten van die Schepensbanken in de Steden was ook, om, daar zy zelf zoo oneindig vele zaken te doen hadden, van dien last vari (f7) ROBertson Introd. a THist. de CbarleQiiint T. I. p. 89. (f8) Dezelfde, II. D. p. 57—171. (59) Handv. van Vlaardinge bl. 9.  in de Nederlanden, (Hoofdft. II. §. XIII.) i11 van burgerlyke zaken ontheven te zijn. Ock ftrekte de wettige waarneming van het Schepensambt, om hier door de rust en 't welzijn der Stad te bevorderen, wanneer zy der burgeren gelèhillen konden befliüèn en die twistgedingen afdoen. Dit blijft ook nog heden hun post, en zonder dit Rechtsvermogen kan hunne bediening niet begrepen worden. Maar dewijl tot de Burgerlyke zaken ook betreklijk zijn de Keuren; en dit Recht om Sledekeuren te maken, in de eerfte tyden, ook toekwam aan Schout en Schepenen;zoo zal ik ook hier iets van zeggen. §. XIV. Zoodra er een Stadsraad, beflaande uit Schout en Schepenen, aan de Steden gegeven werd *, kreeg de Schout gemeenlijk ook de bevoegdheid, om zulke Keuren en Verordeningen , als voor de Stad nuttig zouden fchynen, te maken met overroeping en raad der Schepenen , of fomwijl ook van andere Raadgevers. Het grondbeginfel was dit: De Vorst zelve maakte Keuren of fchreef hun die voor. Maar de Graaf kon alles niet alleen afdoen. Hy beval dan aan zyne Bailjuwen of Schouten , dat zy in de Steden zulke Keuren zouden maken, als zy 't oorbaarst dachten. Om evenwel te waken 'tegen misbruik van die [* [ Hne zich dit toedroeg , zal breeder betoogd worden in de Verhandeling van den Hr. dirk muller m a s s i s over de» Oorfprong en vroegfte Bedieningen der Burgemsefteren in de Steden van Holland en Zeeland. ]  Ha Oorfprong der Rechtbanken" 'die'macht , zorgden zy altijd, en geboden, dit niet te doen dan by tusfcbenkomst en medeoverleg der Schepens. Waaruit men vele Privilegiën kan verftaan. Zoo vindt men aan Haarlem gegeven in 't jaar 1315. Wat Keure dat die Schepenen met onfen Schoute van Harlem legghen op horen porters, fitten wy houden (60). Hieruit was in de Commisfiebrieven, waar by de Schouten in Steden of op 't platte Land aangefteld werden, een zeer gewoon Formulier 'van voorziening : Dat hy Bal/uw of Schout gene Keuren , die ons Gerecht maken moge, zal confenteren, ten zy dat hy die eerst tot ons of onfen Rade aangebracht hebbe, ende wy onfen confent daertoe gedaen hebben ; anders willen wy dat die te niete wefen zullen (6"iJ. Opdat ook dezen hunne macht niet te buiten zouden gaan , gelasteden dikwils de Vorften, dat in zaken, tot het Burgerbeftier betrekhjk, ook zouden geraadpleegd worden: de zoodanigen, die te voren eenige Magiftraatsbedieningen bekleed hadden. Dus nam Vrouw jacoba euvel op, dat de Schout met2.of 3. Schepens te Haarlem Keuren gemaakt hadde; herroept daarop het vorig Privilegie, en befchikt op nieuws de zaak aldus : [bl. 72. 73.] dat onfe Schout, Schepen ende Rait onfer Stede, by confent (60) Privil. van Haarlem bl. 31. Vergel. van de wall Dordr. bl. 23. 2f. en mieris II. D. bl. 669. (6;) mïeuis IV. D. bl. 404. ƒ49. S99- Vergel, van de wall Dordr. bl. 23. b. 24. a. [Voeg er by mieris IV. D. bl. 8, 160, 205', 22f, 239, 279. ]  m de Nederlanden, (Hoofdft. II. §l XlV) 113 fent raide ende toedoen v'an der meeste menigte die in onfen gerecht van Haerlen geweest hebben, voirtaen t'eeuwigen dage nUwe gebode , koeren ende Statuten maken mogen tot enen halven jare oft tot enen helen duerende, bi hoeren ecden, dat ter meente of der meerre menigte orberlic is • behoudelic ons daer in onfer heerlicheyt ende rechts, ende alfo verre als die felve geboden Koeren ende Statu- ten tegen onfe heerlicheid ende Recht niet en dragen ; ende fo wat gebode Koere ofte Statuten gemaeSl werden, anders dan bi der meester menigte, gelijck voorfcr. is, die enfollen geen flat houden ,nocft van gheenrewaerde wejen. Waar de Graavinne zich naar gewoonte twee dingen voorbehoudt: i. Het Recht op die Keuren zelf, zoo dat zv wel aan Schout en Schepenen het Recht van Keuren geeft fnaar zoo , dat hare bevoegdheid daarin en daarmede gepaard ging i en zy zich van hare macht geenfins ontdoet, a. Dat zy uitdruklijk gebiedt,, dat, behoudens deze aanbetrouwde Macht, niets i moge gekeurd worden, dat tegen de gemeene i Landswetten of 's Vorften Oppergezag aanloopen i mogt. Men ziet hieruit, dat de Schout, niet de ! Schepenen , aan den Vorst rekenfchap van hun [ gedrag in 't keuren geven moellen. Zoo dat naar ' 'i gebruik dier tyden de Heer w a g e n a a r min; der naauwkeurig zich uitdrukt (62) als hy zegt: i De Schout is by Handvest van Graaf wil le m 'den IV. van den jare 1342. reeds bevestigd in t't Recht, om Keurente helpen maken. Even als i of met hulpe van den Schout, de Schepenen Keu- wag e h. Amftéhl. VII. D. 1. B, bl. 49. H  H4 Oorfprong der Rechtbanken Keuren maakten ; daar hy (met oorlof van dien kundigcn man) had behooren te zeggen, dat de Sc/jcpenen be- estigd werden in 't Recht, om in tegenwoordigheid en met toeflemming van den Schout ais 's Graaven Minister Keuren te maken. Dit toch was een zeer voornaam deel van 't Ambt der Schouten: gelijk dan ook Willem dl III. in 'tjaar 1323. te Dordrecht de Keuren bevestigende zegt: (63) Wy Williaem Grave maken condt — Dat wy vaste ende ge/iade houden alfulke Koere, alje Schepenen eh Raet van onfer poer te van Dordrecht by onfen Rechter van onfer Stede gemaekt hebben, waar de Rechter ontwyfelbaar betekent den Schout, die elders Juflieiarius (Rechtsvorderaar) heet ("64). Daar nu de Schouten zulke Keuren van Schepenen niet mogten goedkeuren dan behoudens 't Recht van den Graaf of Souverein: zoo kan men hieruit be, grypen, waarom in oproerige tyden , wen de Schepens in hunne Keuren iets tegens 's Graaven Recht gelteld hadden , en zulks van den Schout wilden goedgekeurd hebben, dezelve dit niet doen wilde, dan onder dit beding : alfoe verre als hem de Stede geheven (beloven) wonde wel te ontheffen en fchadeloos te houden van alle laste, cos te, en fthade, die hem (Schout) van diergelyke gelofte komen mag. Wat derhalve de kracht zy der woorden: befinudens ons recht, behoudens het recht van den Heere, ('twelk overal in de Handvesten voorkomt) blijkt genoeg; zoo als ook leeren de Aanmeren) mie 11 is II. D. bl. 302. ($4) van i)£ wall Dordr. bl, 12. \  in de Nederlanden, (Hoofdft. II. §. XIV.) il£ merkingen van den Heer van de wall (65), zeggende, dat dit ons toont, dat alle Keuren, die dat Recht niet in acht namen, uit hare natuur ondeugdelijk waren (66) , van hoedanigen aard geacht werden alle zoodanigen, waarby op 'tftuk der Stedelyke Regeering byjbndere bepalingen gemaakt wierden {67). Want indien zulks noodig was, zoo gelchiedde dit door tusfchenkomst van den Vorst zelf, of men verzocht afzonderlijk de Bekrachtiging van den Souverein ; alzoo zy anders van rechtswegen te niet waren. Zulke bekrachtiging deed aalbert met deze aanmerklyko woorden (6&): Aelbrecht — doen kont — dat onfe Schout, Schepenen van Leyde by onfen rade ende goetdenhn eene Keure gemaekt hadden, die wy meienen dat onfer Stede /onderlinge oerbaerlick is. Deze Keur nu beltond daarin > dat er jaarlijks 4. Raaden zouden toegevoegd worden aan het Gerecht, die daarna den weg fchynen gebaand te hebben tot de 4. Burgèmeefters. Doch indien noch Schepenen noch Schout in hunne Keuren iets konden verordenen, betreklijk de Magifiraarsbellellingen, zoo valt de vraag, over wat zaken zy dan de.beltelling hadden? Ik andwoorde, over alle zaken, die het Politiek beltuur, of, gelijk de Heer van de wall zegt (69) die het (6f) Dordr. bl. 23. en p. van spaan óver V Hoog Rechtsgebied bl. (66) Vergel. ptitL. de leyden de Curd Reip. Caf'u 49. p. 168. [Voeg er by idsinga biaatsr. II. 369 — 371. (67") van de wall bl. 23, 24. (68) mieris UI. D. bl. 444 477. n. 3. (69) Dordr. bl, 24. H 2  i\6 ' Oorfprong der Rechtbanken Jiet huishoudelijk heflier, de Politie genaamd, be- ■ treffen: gelijk, by voorbeeld, het maken van) ; Straten , Graf ten , Bruggen, Markiplaatzen ,, Havenen en dergelyken; waar van wy eritcr de \ onderhouding der gemeene rust en het Jlellen van i boeten en ftraffen op begane breuken geenszins wil— len hebben uitgefloten. De kracht dezer Keuren 1 kon zich echter niet uitftrekken buiten de; Stad (70). Stond dan dit Keurrecht by Schout en Schepenen; 'twas echter zoo, dat oulings in fommige; Steden die Keuren jaarlijks moeften vernieuwd 1 worden, in anderen om de 6 maanden ("71), im anderen zonder tijdsbepaling (72). Thans worden in de meeste Steden jaarlijks de Keuren vernieuwd (73). En hier uit zien wy dan 't werk van de Schepenen, van den Schout, van den Souverein zelf,, in 't maken van Keuren. S- XV. Dus verre van Burgerlyke zaken; ik ga overr tot de Strafoefenende Rechtspleging , die ou- • lings veekins verfchilde van de tegenwoordige., Dewijl er eenige gedceltens van de Burgerlyke 1 Rechtspleging gepaard gingen met de Macht, om ; te: (70} van de wall Dordr. b. 5-63. op *t einde. (71 ) Priv. van Haarl. bl. 61. a. 1402. (72) Handve/l van Guydo aan Auilreldam om '{jaar 1300. Welk Stuk in de Bylage voorkomt. (73) wagen. Amjleld.U. D. bl, 104. 114.  in de Nederlanden, (Hoofdft. II. §. XV.) 117 i te vonnisfen met geringere breuken, die met I geldboetens geftraft werden , en geene lijfftraffe i bevatteden; even dat recht hebben ook de Schei penen in de Nederlandfche Steden van eerst af j gehad. Van zulke geldboetens vindt men vaak> J maal gewaagd in de Stedelyke Privilegiën (74J. tviaar over grover iviisbeclryven, zoo als dezelve met hare eigen namen overal gemeld worden, als Vrouwec~aft, Moordbrand, Raeroof, Doodftag, en diergelyken, konden eertijds onder de Graaven de Stedelyke , Schouten "* geene rechtspleging houden, 't Is hierom , dat de Geleerde heinecciüs (75) volgens'tgemeene Europisch Recht zegt: Schoon de Schepenen eenige lichter misdaden, als enkele geringe diefftal mogten ftraft'en: nochtans behoorden vooral tot 's Graaven kennisfe moord, maagderoof, brandstichting, r.oovery en , c1iz. Zulke zwaarder wanbedryven werden ter kennisfe gebracht van den Graaf zelf, of van den isaiijuw van zynen wege, en werden m de hooge Vierfcharen des nlatten Lands. waar onder *iitlr<* 'Sfad behoorde, beoordeeld. Men vindt daarom, dat de Graaven in de Privilegiën , waarby zy der Steden het Burgerrecht vergunden, dikwijls uitdruklijk deze Macht zich voorbehielden. Dus zegt willem de IV. aap Rotterdam in 't jaar 1340, (76) Van Vrede- bra- ( 74 ) Privil van Haarl., Leiden, Medenblik , mieris 1. 1"). bl- 219. 34f. 47H. [* [ Dus leze men in plaats vau Schepenen. ] ( 7 ƒ) Elementa Juris Ger mankt T- 1. L. 3» H- 24' 2f. (7^0 MIERIS II. D. bl. 639. H 3 ■  Ii8 Oorfprong der Rechtbanken. brake, van Bernflichtinge, van Dief te die mm dryven nog dragen en koude, van Moorden , van Kr aften van Vrouwen, van alre overdaet en feyten,, houden wy aan ons felven,oj'wien wy 'tbevelen. 'En in'tPrivil. van Heusuen 1399. d. 22.Mei telt AALBERT VAN BEÏER.EN eeli gehecle lijst op van zoodanige [ uitgezqnderSë] misdaden C77). Nochtans hadden de Stedelingen hierin (77) mieris III. D. bl 696 [ De plaats zelve, verdient om meer dan eene reden alhier aangehaald; iy luidt dus : Dat de Schepenen — — alle boiré medepoorteren by vet manii.gben onfer Drosfaeten, Schouten — recht ende vonnisfe zvyzen — — van alle dingt,/el, die felve boire medepoirteren in récht te doen fuilen hebben — — ten tvaere heymelicken moort, vrouwen te vercrachten, moortbrant, vredebraebe, reeroof, diefte , huisbraeke, — — man te mishandelen binnen fynen buyfe, vaisbeyde van munte valsheyt van brieven , ofte [die] ons of onfen Kinderen, oft onfen Cajlelleyn•■, Droslaete oft Schout misdede metterhand ; ende die brciwken zullen wy met onfer Heerlicbeyt berichten, als 'daer toe behoort. -t Is hier aanmerklijk , dat in het M$ Register ter Leenkamer van Holland ( Liber V. 1390. fol. 338. #fo.) in het ooifproDgklyke, maar naderhand doorgehaalde , aileeniijk in \ eetrieen rlus gefchreven fhat : Ten ware dat die faken of breuken al fulc. waren , dat wi die mit onfer Heerlicbeyt fculdicb wat en te berechten , ende fy tot genen recht of vonnisfe en ftonden. D >ch hiervoor zijn op den kant gelteld de vorige uitgedrukte misdaden. Vraagt men de reden van die verandering? Men konde in de eerfle plaats denken , dat het gefchied ware om duidlyker tc /preken. Die reden gaat ook aan. Maar daar fckijnt een wezenlyker te zijn, genomen uit den tijd en  • / in de Nederlanden, .(Hoofdft. II. §. XV.) 119 hierin by Graavclyke verordeningen veel vooruit bo¬ en omftandigheden. De Handveft werd gegeven in 't jaar 1399. Toen waren de meefte Steden reeds ingericht. De bekendwording van 'r Roornfche Recht, vooral door 't Werkje van p 11 ir.. be leïben dt Cura Reip. had de Chicane: reeds zeer vermenigvuldigd. Overal vindt men Menfchen! Overal pogingen , om zijn rechten uit te breiden. Dit maakte het vooral in de XIV. en XV. Eeuw noodzakelijk , dat de Vorften voorzorgen gebruikten tegen 't misbruik, dat men van hunne Vergunningen maakte, vo ral ia de Stedelyke Rechtsplegingen , waarvan vele voorbeelden konden gegeven worden. De Verklaring van misdaden tegen 's Graaven Heerlijkheid begaan, endie zyy met onze Heerlijkheid berichten, waarmede deels de Cas royaux, deels vele grove hurgermisdaden gereferveerd waren , Werd dikwijls twyfelachtig gemaakt, en men trok in de Steden vele van dié misdaden onder dat voorwendfel aan zich. En zie hief dan de reden , waarom in deze Handveste op dit jaaf die misdaden nu meer uitdruklijk fchynen opgenoemd te wórden; 't welk tellens tot eene verklaring konde ftrekken voor andere Steden. E:i zie hier dan ook de reden, waarom in vroegere Stedelyke Privilegiën die opfomming niet zoo uitdruklijk gevonden w"rdt. Men kan hier uit eene tweede opmerking ontkenen , namelijk , hoe groflijk zulke Schryvers van ons Nederlandsch vroeger Staatsrecht zich verzinnen, die het Recht, om Criminele Jujlitie ie doen , zoo oud rekenen als de Steden zelfs; nog grover zulken, die dit als een eigen en oorjpronklijk Recht aanzien. Een derde aanmerking is , dat men hier uit den oorfprong veler Gebruiken en Rechten, in Gelderland, vriesland, enz. kan leeren opmaken, vooral wegens de oorfpronklyfee Judicature in cas Crimineel van 't Mof van Vriesland met opzicht tot de Steden. Uit medegedeeld bericht van den Heer Prof. a. K. l u i t- \ H 4  ISO Oorfprong der Rechtbanken boven de Dorpelingen, dat, wanneer een Burger zulke grover misdaden bad begaan, de Stedelyke Overheden wegens dezelve een JHlle waarheid konden beleggen ; 't welk qp 't Land a'lcen den Bailjuwen toekwam (78) Daar zijn echter velé voorbeelden voor handen, dat de Landbailjuwen, uit naam des Graaven in die Steden, welke onder hun Bailjuwfchap lagen, de Lijfdraffelyke Rechtspleging geoefend hebben. In de Privilegiën van Zierikzee [van Koning en Graaf Willem] 1247. leest men (79): allefaekeu, die den Nederbail/uwen die Schepenen niet en mogen berechten dat fal berechten die Bailjuw , die es als Graave in des Gonincks Stede. Maar ook konden de Bailjuwen zelf over allerlei foort van misdaden niet rechten, maar hun werd fomtijds een deel Hechts toevertrouwd. Als blijkt uit aalbert van beye. rens Brief aan de Stad Tholen 1399. d. 2.1. Sept. (8q). Onze Bailjuw va-n Tholen — fal berechten alle forf alten , broken, ende faken van. fchade ende van fculde — binnen onfe Stede ende Ambacht ten waere oft fulcke faecken waren, diewy met onfer hoogher Vierfchaer na den rechten van Zeelant fchuldich waren te berechten. Hoedanige Hooge Vierfchaar belfond uit den Graaf zelf met zyne Raden, Edelen en Leenmannen, die over de zaken te recht zaten, en van den Graaf ook in de gevvichtigfte gevallen geraadpleegd (78J van spaan V % Rechtsgebied der Graaven bl ' 66. (79) mieris I. D. bl. 241. en 241. (80; ïiiEjus III. D. bl. 70*.  in de Nederlanden, (Hoofdft. II. §. XV) 121 pleegd werden, volgens den Heer van de spiegel (81). ' Deze Lijfftraflyke Rechrsoeffening hebben de Steden zoo zachtkens aan voor zich gekregen, Dordrecht 1339. (8a), Delft 1352. f83) Haarlem 1359. f84,), Rotterdam en Amfteldam in de volgende XVde Eeuw (85). Aan Leiden gaf dit piiiLiPS van bourgondie 1434. (86) Voirt fo geven wy onfen Schout van Leiden yoertaen magte, dat hy van onfen wege recht fal mogen doen met onfen 8. Schepenen van den hoogften, zonder onfen Bailjuw van Rijnland daerby te wezen of daer over te roepen , als hy tot defen dag toe geweest is. En Gravinne mar ia in *t Groot Privilegie 14^. bevestigde de Steden van Holland en Zeeland, in dat recht, en die Rechtplegende Macht bezitten heden ten dage de Stedelyke Rechtbanken ten vollen. §• XVI. Uit al het vorengezeide blijkt dan, dat'tegenwoordig de Schepensbanken in de Steden hebben de lage middelbare en hooge Jurisdictie, ge- (81) In de Verhandeling over de opkomst, het gezag , enz. der Graaflykè Vierfchaar van Zeèland $. 24. if. [in de Vlisfingfche Maatfchappy II D ] (82) mieris III. D. bl I2J. van »e wall bl. 24, 2f. (83) mieris II. D. bl. 808. (84) mieris III. D. bl. 87. f85-) .mieris IV. D. bl. 45-5. (86) mieris IV. D bl. 1043. H5  122 Oorfprong der Rechtbanken gelijk fommige die eertijds onderfcheiden hebben (87). Die Schepenen zitten op bepaalde tyden te recht (88). In de Vierfchaar houden zy drieof viermaal ter week zitdagen over burgerlyke verfchillen en pleitgedingen; de misdryven worden door den Schout of Hoofd - Officier voor hun gebracht; zy nemen er kennis van, en doen uitfpraak. De kennisneming van alle zaken, indien zy niet uit eigen aard, en door den perfoon, zijn gepriviligeerd, of van den algemecnen regel uitgezonderd, komt ter eerfler aanvangst toe aan den Rechter van de plaatze ,• waar hy, dieaangefproken wordt, zyn woonplaats heeft. De gewoonte is verouderd, dat de Rechters verplicht zijn, om binnen een' bepaalden tijd uitfpraak te doen (89). De Heer van dk wall (90) heeft opgemerkt, dat volgens de meelte Stedelyke Privilegiën, de Schepenen eertijds verplicht waren die uitfpraak te doen binnen drie veertien nachten, dat is, 6. weken , nadat de zaak ter hunner kennis kwam (91); in anderen leest men 5. dwarsnachten (92), in anderen {preekt men van 8. weken ( 93). De gewoonte, waar by de Schepenen, des niet wijs zijnde, uit de verordeningen van andere Ste- f87) grot 1 os Apologie H. XII. p. 119. (88) juirris II. D. bï. 32. C&9) mieris II. D. bl. 67. (90) Privil. van Dordrecht bl. 141. (91) mieris II. D. bl. 848. wagenaar Amft. H. D. bl. 104. (92) mieris IV. D. bl. 3*8. (93) mieris IV. D. bl. 3U.  in de Nederlanden, (Hoofdft. II.) §. XVI. 1.23, Steden hunne Uitfpraken moeften halen, is lang verouderd, en komt niet overeen met de meerdere kundigheden van dezen tijd. Graaf norens de V. '272. aan de Stad Gouda hare Stederéchten gevende, beval dcrzelver Schepenen, als zy des niet wijs waren, het recht te halen by die van Leiden, en daarnaar te vonnisten (94). De Re.htbank van Schoonhoven in 't jaar 1322. wordt gelast, als zy des niet vroede is, het Recht te Dordrecht te halen (95). In 't jaar 1342. wordt aan Amfteldam vergunt, om te Haarlem of elders in zware gevallen \_ten advi-, fe te gaan~\ recht te halen (96). De oorfprong dezer gewoonte fchijnt hier uit ontleend te zijn, dat de Graaven zulks bevalen, om zelve ontheven te zijn van dien last, als aan wien alleen anderszins toekwam de verklaring van duifterheden of de vastftelling en verordening van nieuw Recht (97). Van waar men ook by mieris ( 98 ) vindt: Want men geen recht daer af te voren wiste, zoo deedt Graaf jan condt allen luyden, dat wy by rade onfer luyden een Recht gemaeckt hebben. Waar uit men ook mag ophelderea 't andwoord van den Vorst 1562. by van de wall (99). Om de Oppermacht dan hier in te verlichten, gaf hy die bevoegdheid van Recht (94) MIERIS I. D bl. 362. 363. (9f ) mieris II. ') bl. 28y. (96) wagenaar Amfteld, II. D. bl. 113. (.97) Obférvatien sver de In'eid. van h. de groot lil. D. bl. 1. volgg. en mieris IH. 0. bl. 6f2. b. (95) mieris 1L D. bl. 36. (99) Priv. van Dordr. bl. 1332.  124 Oorfprong der Rechtbanken Recht of Rechtverklaring elders te gaan ha» len (100). Het welk op eene byzondere wyze wordt uitgedrukt door margareta Gravinne van Vlaanderen (i). [De woorden aldaar zijn dezen in een Privilegie aan die van Lanc-Aardenburg: Margareta dileStisfuis Scabinis de Ardenburgh falutetn — Fobis fignificamus quod nos ponimus vos loco n o s t r i pro jare etlegefaciendisillisde Lanc-Ardenburgh, quo- tiescumque ab eisdcm fucritis requiftti, dat is: Margareta — aan hare beminde Schepenen van Aardenburg — doen te weten, dat wy u ft ellen in onze plaats, om aan die van Lank-Ar* denburg, recht en wet te leer en, zoo dikwils gy van hun daartoe verzocht zult worden , enz.] §• X V I L Over de bevoegdheid van hooger Beroep van de vonnisfe der Schepenen zal ik hier iets byvoegen. Eertijds was de Rechtspleging volle vry, zonder beroep op een hooger Rechter. Sederd toch de Steden het voorname Recht kregen, van te oordeelen over zaken, die tot der Schepenen Rechtbank behoorden , en die dus de Graaven zelf zich niet voorbehielden, zoo had daarin geen Beroep plarts. Hierom leest men onder de vroeger Graaven: IVat de Schepenen van die Stad zullen wyzen, zal vast en geftade blyven, en nie- mand (iQo) mieris 11. D. bl. IfJO. (1) A. kluit Cod. Diptem. p. €fk. vergel. hier mede heineccjus Antiq. German. jfurisprud. patriam illuftraMes ï. 1. p. ƒ40.  in de Nederlanden, (Hoofdft. U. §. AT/7.) 125 mand zal daar tegen mogen fpreken (2). Een geheel andere en vry zwaarder last was den Schepenen opgelegd! Want indien zy geoordeeld werden , of met onachtzaamheid of met onrecht gewezen te hehben: zoo kon men, wel is waar, geen beroep van hun doen, gelijk daarna gefchiedde, maar men kon de Rechters zelf befchuldigen ; en dan waren zy genoodzaakt, om in eigener perfoon hunne gedane Uitfpraak voor den Vorst goed te maken en te verdedigen Men moet toch wel opmerken, dat in het doen van uitfpraken of andere handelingen van Schepenen 's Graaven rechten altijd voorbehouden werden; gelijk uitdruklijk. ftaat in de Handvest van Graaf Willem aan Dordrecht 1252. den 28. Jan. ($).. Voert fo wat kiefinghe van Recht die Rechter Schepenen ende Raetgheven, behouden ons rechts, en recht maken, die fullen wi vaste houden, en dies fo en fullen wi noch niement van onfen luiden voerder wyfen dan Scepenen gewijst hebben, °t Welk naderhand , 1299. in zijn geheel gebleven is. In vervolg van tijd en wel in de XlVde Eeuw is in Burgerverfchillen vryheid van beroep gegeven, doch in Misdryven 'heeft men gebleven by geen Beroep te doen C4). Heden ten dage, als iemand meent bezwaard te zijn by uitfpraak van Schepenen in burgerlyke zaken, kan hy beroep doen op het Hof van Holland, en van daar op den Hoogen Raad. Tot zulk eenen Hoo- (2) puil. de leyden Cura Rcip. Caf. 8a. p. 277. (3) van de wall Dordr. bl 23. (4) M. balen Befchryv, van Dordr, bl. fƒ1.'  is6" Oorfprong der Rechtbanken Hoogen Raad die over alle de Gewesten gaan zoude, en Récht fpreken over hun onderlinge gefchillen, vindt men, dat op verzoek der Burgundilèhe Vorften de Staten der Gewesten te Mechlen eertijds toeftemming gaven *. In deszelfs plaats is in't jaar 1582. in 's Hage [door de Staten zelve] een nieuwe Raad opgericht, van welken geen beroep valt, echter kan men aan de Staten by Smeekfchrift zich vervoegen, om door een dubbel getal van Rechters te doen on» derzoeken , of er in 't gewijsde ook eenige dwaling mogt zijn ingefiopen ; alles evenwel met byvoeging eener geldboete voor de lichtvaerdig pleitende, ter fomme, zoo ik meene, van 40. Guld. in het Hof Provinciaal van Holland, ƒ. 75. in den Hoogen Raad, en f. 200. — by de herziening (re ifie), indien er geen dwaling in 't gewijsde gevonden wordt. Nochtans ftaat het ook niet vry van alle Stedelyke Vonnisfen zich voor het Hof te beroepen; in bemuurde Steden, 's Hage daar onder begrepen, wordt alleen Beroep toegelaten, indien't verfchil boven de 100. Guld, beloopt, maar niet in mindere geldfommen (5). Daar nu in burgerlyke gedingen de Schepenen altijd [* Dus leest men ergens , waaruit dit gezegde ontleend is, doch zonder bewijs voor zulke gewaande soeitemming , en zulk verzoeken! De Gefchiedenis van de Oprechting van den Höógen Raad te Mechelen is bekend. De Vorften hadden zeker zulke toeftemming van rechtswegen niet noodig. Zie hier van 4. kluit Primae Lineae Diplomaticae §. 418. (5) pestel Gomment. de Republ. Batava §. 161. 261.  in de Nederlanden, (Hoofdft. II. % XVII.) 12? altijd oordeelden by arrcften, of gelijk men in de micideltyden fprak by pandinge: zoo is hier uit geboren, dat Schepenen uit kracht van zeker Privilegie; Voert fo en fal die rechter [Schout] niemant panden fonder Scips:.en, beweert hebben, dat geen Poorter, uoor den Schout in bewaring mag genomen w orden, ten zy met toeliemming van 't Gerecht (6 ). In Lijfftraflijke Rechtspleging deden de Schepenen volftrekte uitfpraak, en moest een beklaagde zich daar aan onderwerpen, als hebbende geen beroep, 't Welk echter zoo te verdaan is, dat, wanneer de misdaad buitengewoon vervolgd wordt (by extraordinair proces) wanneer namelijk den beklaagden bekentenis wordt afgevorderd, en de Schepenen op bekentenis rechtdoen (7). Maar indien over die misdaden in een ordinair proces geoordeeld wordt, dat is, als het bewijs gevorderd wordt even als in burgerlyke zaken , in zulk geval kan de beklaagde, zoo hy by 't vonnis meent bezwaard te zijn, zich op hooger Rechtbank beroepen. §. XVIII. Betreffende de macht van 't Gerecht in de Steden, om den Schuldigen uit geheel Holland te bannen, fchoon dit by coftume fchijnt te kunnen aangemerkt worden als zijn Burgerrecht verkregen te hebben , zijn daar omtrent de gevoelens der Geleerden zeer verfchillende. De Heer byn- rers» (6) van de wall Dordr. bl. 29. (7) grötius Aptlog. H. XII. en Xllf.  ia8 Oorfprong der Rechtbanken" kERSHOEK (8) is van gedachten, dat da Schepenen zich ten onrechte dit aanmatigen , en tracht uit de Roomfche Rechtsdöclrine (9) te bewyzen,dat de Rechtspleging en banning buiten zijn territoir uitgeoefend van geene de minibe waardy zy, en dat dus de Stedelyke Overheid, aan wie alleen de Macht gegeven is , om zyne Rechtsoefening te plegen binnen bepaalde limicen, hierin dikwijls zondige. Hierop eenige Privilegiën aanhalende, waarby de Macht van bannen zoo onder de Graaven, als daarna aan fommige Steden gegeven is, acht hy, dat zulken niet voor den gemeenen Regel, maar voor Uitzonderingen, te houden zijn. Geven we kortlijk onze gedachten op. Wanneer onder de Graaven aan zulke Hollandfche Steden , die toen onder de voornamen gerekend werden , op verfcheiden tyden magt gegeven werd, om misdadigen buiten het grondgebied te bannen : hoedanige vergunning door philips gedaan werd aan Hoorn, 1447^. 14; Sept. (10), door karel den stoutem aan Enkhuyfen 1462. d. 2. Sept. (11), door aalbert van be y er en aan Leiden 1393. (12^) enz., zoo kan men dit gevoeglijk aanzien als Uitzonderingen en Vergunningen aan deze (8) QUaeflion. Juris Publ. L. II. d. XVII. p. 307 — 3'f- (9) L. Uit. Pandd. de Jurisd. (10) Handv. van Hoorn bl 91. 92. (11) Handv. van Enkbuifen bl. 33. en 43. (12) matth. de Crim'in. L. LXXXIV. c. s n. 7. [mieris Prlvil. van Leyden p. 299.}  ia de Nederlanden ^Hoofdft. II, % XVIIQ 129 deze of gene Stad gegeven, en in zoo verre kan ik, wat de tyden der Graaven aangaat, dien Geleerden Man dit gemaklijk toegeven. Maar my dunkt, dat het na de inftelling der Vrye Staatsregeering met de zaak anders gelegen is. Daar volgens het Roomfche Recht men aan iemand, die buiten zijn Territoir recht pleegt, niet behoeft te gehoorzamen , en dus de Schepenen, die vastgeftelde limiten voor hun Rechtsgebied hebben, buiten hun terrein bannende, in den eerden opllag konden geacht worden hunne macht te buiten te gaan; zy my nochtans geoorloft tegen dien Grooten Man aan te merken, dat men eerst behoort .te zien, wat ons. Nederlandsch Staatsrecht eischt; dan voords, wat by de byzondere Steden-verordeningen of Privilegiën bepaald zy; en, als diezwygen^ dan eerst dit het Roomfche Recht te redenkavelen. Het. Roomfche Recht kan niet in zijn geheel, en op alle gevallen op ons Vaderland toegepast worden,vooral • dan, wanneer men gemaklijk toqnen kan, dat i niet enkel by byzondere vergunning, maar ook 1 by een algemeene voorziening van de Oppermacht 1 dat gedeelte van '£ Roomfche Recht niet in aan. merking kan komen. De Heer bïnkershoek haalt zelve p. 313." seen Plakaat aan van de Staten,van Holland, 1585. id. \7.. April, 't welk naderhand dikwils hertnieuwd is, waarby, aan alle de genen, dien door : de Steden Overigheid Stad ontzegd zij, verboden wordt irt geheel Holland te verblyven. Dit Plakaat verftaat de Heer bynkershgejc in Idien zin , dat er geen andere uitbanning bedoeld :zy dan die den ganfehen Staat betrof; zoo als toen ter tijd was de vrees voorde Spanjaarden, I die  130 Oorfprong der Rechtbanken die zich niet aan ééne Stad bepaalde, maar'tgantfche Land bevangen had; even als of dat Placaat alleen zag op de vrees teen ter tijd voor Spaanschgezinden; daar uit de Gefchiedenis genoeg blijkt, dat de Gentfche Bevrediging 1576., en'vervolgens de Unie van Utrecht 1579. voornamelijk met dat uitzicht onder de Gewesten zijn aangegaan, om alle de Spanjaarden uit het Land te drijven, dat is zulken, die met een vyandig opzet en op zijn Spaansch in 't Land bleven verkeeren. Dus zoude dat Edict van 1585. niets anders behelzen dan een herhaling van vorige bevelen. Doch dit fchynen my de woorden van 't Plakaat niet te bedoelen (13). Wy meenen dan, dat dit Plakaat betreklijk moet gemaakt worden tot allerlei deugnieten over 't ganfche Land, maar niet*byzonder op de Spanjaards, dan voorzoo verre zy mede burgers waren, doch die zich als Rustverltorers gedroegen. Doch om hier omtrent geene twyfeling over te laten, men vindt vele andere Plakaten op de jaren 1595, 1598, 1614, 1619, 1630, die dit vorige Gebod van 1585. uitbreiden en verklaren, waar by aan alle Rechters, die het hooge Rechtsgebied hebben wordt toegedaan, om Dieven, Landloopers, Bedelaars , en diergelyken te bannen uit gansch Holland. Dat nu de Steden Schepenen het hooge Rechtsgebied hebben, is zeker. En men zeggeniet, dat de byvoeging op 't einde: waartoe wy dezelve Rechters by dezen fpecialljk authorijeren, zonder dat het zelve getrokken zal worden %n conferentie, ftryden zoude met het denkbeeld van (13) bort Tracl. Crim. P. II. p. 9, n. 19.  duiden , ^./^rSoveral in Holland den ?Wf tTden ' zoo dat de uitbanning in ^ ^^^^1^™* worden tot andr ^°lg^ ^r, maar de woorden fchynen te beBoosdoeners . matfd. ^ wyzen, dat oe h * hebben, maar niet fffrteüfs van Kwaaddoeners, die daar geijk m da: m! van i ^ ^ pkk ^fVnAkeXgumiing plaats grijpt, de eene afzonderlyke v iB u» maar niet op zelve op het foort \mn met recht de Rechters ig^J °enkel en en ffSraal door to Dit had ik , ^iS'de Steden van penen te zeggen. en hunne ver- fchillende inrichtingen aanl w, j » en zoude de palen van eene ^ _^ üng overfchryden. ^i^V^ boorte- Stad verdient wü maken, k ^ (t4) Van den Heer fc£ ht! ook de Heers, v An lbb « . ^ CW«»»; Orr/««». 1 ?'nóch dit ftuk is breeder opeehelderd door den Heer va» «  132 Oorfprong der Rechtbanken derlijk doen. Indien wy eenige algemeene gronden en regels nader hebben mogen verklaren,, is ons doelwit getroffen. Alleenlijk hope ik mynen Medeburgeren van Amfteldam geenen ondienst te zullen doen , noch mynen Lezeren te: vervelen, indien ik ten befluite ook hier iets byvoege van de Gerechtsbanken van Amfteldam x mijn wieg en bakermat. DERDE HOOFDSTUK. Va» de Gerechtslanken van Amfteldam, A * L J\mftelland (i) , waarin de Stad Amfteh! dam in later tijd gebouwd is , en die zich zoo: hoog boven zoo vele andere Steden van Europaverheft , maakte eertijds na 't vermeefteren van: Friesland door de Franken een gedeelte uit van: het Frankifehe Rijk. Vervolgens den Koningenvan Duitfchland onderworpen, werd het uitkracht der Koninglyke Giftbrieven het Domein of Patrimonieele goed, deels van de Abdy op den Elte-.; (x) De Lotgevallen van Amflelland worden naar i 's Mans bevatting opgegeven door den fieerA, MAT» < thaeus de Jure Gladii C. aj-.  in de Nederlanden, (Èoofdfi. III. §. I.) 133 tenerberg, deels van denBiiTchep of de Kerk van Utrecht (2). Onder deze Koningen waren die Heeren, welke naderhand Heeren van Amflel genoemd werden , de eigenlyke Minifters of Dienstmannen van de Abdy van Elten , en van den Bilfchop vanUtrecht (%). Deze Dienstmannen hebben dit Domein allengs in ken ontvangen, zijn diesTzfallen, en eindelijk zelfs Eigenaren en Grondheer en van dat Terrein geworden (4), tot dat eindelijk, door veelvuldige troebelen en twisten tuiïchen de Biflchoppen en Graven van Holland, terwijl diè Heeren menigmaal in hunne getrouwheid wankelden , en vele andere voorvallen er tufTchen beiden kwamen (5J , die Grondheerlijkheid aan de Graven van Holland vervallen , en ten lesten in 't jaar i3i7.met derzelver Domeinen Vereenigd en tot een lichaam geworden is (6), doen- (2) Vergel. de Tegenin. Staat der Nederlanden VIII. D. bl. '6e. 83 — 86. 96 — 15-0. Zie ook over Elten by mieris LD. bl. 193. n. 3. en over de Utrechtfche Hisfcboppen bl. 196. (3) De Tegenvj. Staat der'Nederl. VIII. D. bl. ifo. volgg. vooral w. heda ^ Epifc. Traj. -p. 213. c. noc a. (.4) BUCtfEL. ad he11am p. 117. I4f. i ƒ6. 161. 176. ( ƒ ) Men zie hier van op vele plaatzen in den Tesgenw. Staat, VIU. D- bl. \$i — 157. mieris II. D. 399. 401. 404 — 408. 460. 4O7. ƒ40. wa" i ce na Ar Amft. Vu D. I. B. bl. 26. volgg. en aNOnymus auctor de heil. Campepir. Edit. 'a N t. mat t h. p. 217- en 230. (6) wagen. Ainfteld. II. D. B. I. bl. 29—37. I 3 en  ,134 Oorfprong der Rechtbanken doende de Graaf belofte van dezelve niet van ziek te zullen vervreemden (alteneer en) (7). Na den moord toch van Graaf F l 0 r e n s V. heeft zijn Zoon Graaf Jan I.. deze Heerlijkheid , die in 't jaar 1297. verbeurd verklaard werd, by verdrag tusfehen hem en den Utrechtfchen Bilfchop in eigendom verkregen f8 ) , en die als zoodanig op Jan II. van Henegouwen zynen Opvolger overgebracht. Graaf Jan II. dus Eigenaar en Heer van dat Territoir (9), na dathy in't jaar 1300. d. 9 Febr. de Duarie (of lijftocht) der Weduwe van Amoud te voren Heer van Amftelland (10) bekragtigdhad; heeft daarop in't zelfde jaar 1300. d. 21 Mai, die Heerlijkheid met vele andere Goederen, als eenApanage, of Uitzet, gegeven aan zynen Broeder guido of gui , ten rechten of manlyken Leen , gedurende en anonymus, boven bl. 117. 230. wagen. Vad. Hist. IK. D. bl. 198 — 200. (7) noordkerk, Priv. van Am/leid. I. D. bl. 1. op 't jaar 1346. Het Uitwerkfel van deze Belofte was, dat diergelyke Heerlijkbeden ofDomaniele goederen , of ook Steden,; altijd met de overire Doöieinen van den Vorst za onaffcheidlijk en onmiddefijk vereenigd bleven , dat zy met meer in afzonderJyke handen van andere Heeren kwamen , of van hun fals hooge of lage heerlijkheden] bezeten werden. PHiLJPP. de leiden de Cura Reip. p. 247. (8) mieris 1. D. bl. ƒ87 — y^r. 5-93. (9) suchel. op w. be da p. 233 bericht dit een weinig anders; maar hy heeft de Brieven zelfs, daarvan by mieris , niet gezien gehad. Vergel. «agen. Amft. II D I. B. bl. 4f. voleg. HO) jhieris II. D. bl. 7. .  in de Nederlanden, (Hoofdft. III. §. IJ 135 de 'zijn leven, of tot den tijd toe , dat hy eenig Biffchopdom verkreeg(11), [die ook naderhand Biilchop van Utrecht wierd]. In dezen ftand der zaken heeft gui, nu Rijer van Amftel of Amflelland geworden, op dien grond, waarop te voren Giièlbert Heer van Amftelland [gemeenlijk Gijsbrecht van Amstel genoemd] volgens den aard dier tyden een verfterkt Slot of Kafteel gehad had , en tegen het geweld der wateren reeds een Dyk of Dam had opgeworpen , het welk oorzaak was , dat albereids in 't jaar 1282 ( 12), aan die Flaatze of Wijk denaam van Amftelredamme gegeven werd , werwaards dan ook wegens de' meerdere beveiliging of gcmaklijkheid vele Landlieden'gelokt werden, én zieh aldaar ter nederzetteden: op dien grond, zeg ik, heeft naderhand Gui door een Vryhcidsbrieff', (gemeenlijk Lettres daffranchifementjeene vrye plaats opgetrokken (13 ), en haar het Stederecht • g.e- (11) miebis II. D. bl. li. en 121. Vergel. wagen. Amft. II. D. bl. 49- , . (12) mieris I. D. bl. 460. waar men op tjaar I28f. a! gewaagd vindt, van die Gifte van a mstelreiummk, die gegeven was Haren Janna Üarfyne ende al dat daer toebehoert ah van verboerden goede. Vergel. mieris li D. bl. 424. a. op 't jaar 1282. waar die goederen reeds den Graaf van Holland toekomen. De Heer wagenaar Amft. IV. D. bl- 3S- neeft dit ook gezien- CDi Iiaa™ van Amftelredamme komt zelve reeds voor op 't jaar 1276. mieris I. D. bl. 379.] ' , .-• , ( 13 ) 'Eene zoodanige Stad ot Vryheidsgrond |volsrens de sefteldheid van die tyden ] had ook de Bisichop van Utrecht ih 't jaar 1294. willen maken van 't Geyn , welke ftreek Lands nog bekend is. Wy ■ I 4 beb-  136 Oorfprong der Rechtbanken gefchonken tuffchen de jaren 1300 en 1301. (*) De Heer wagenaar (14)-, heeft geen ouder oorfprong van Amfteldam, als eene Stad, uit echte en ontwijfelbaare Gedenkftukken kunnen opfporen dan van het Jaar 1342. Hy heeft echter vermoeden gehad, en wel te recht, dat er oudere bewyzen en fchriften van de oprichting dier Stad. moeften geweest zijn, aangezien hier van al vroeger gewag voorkomt, en een oud Chronijkfchryver fpreekt van Keuren en Rechten, die guy van Amfteldam gaf,e^ hyBifcop t' Utrecht wart (15)1 Deze . * Men kan zich de taak gevoeglykfl dus voortellen: dat al. voor 't .jaar 1300.; Amftelredamme, door den toevloed van eigen luiden naar die ftreek eene om* heinde of omtuinde plaats geweeft is, zoodanigen als men toen oppida noemde , waar door het niet pnmogelvk is, dat men reeds voor 1300. zoude kunnen aantreffen de benaming van Oppidum Anftlelredamme, .zonder dat daaruit volgen zoude , dat Amfteldam vroeger dan 1300. eigenlijk gezegd Stederecbt eaVrybeidsbrieven gehad heeft., Zulks was niet vreemd in dien tijd; men'vindt zelf, dat nog in dè 14de Eeuw de Stad Briel geen andere aflcheidinge had van 'tplapte Land dan palen in den grond geflagen. j hebben, zegt hy, dezelve plaats, ceyne, vry ge maakt, ende van nu een vrye Stad verclaert —— ende de luyden, duerinne wonende, ende die namaeïs de Vryheid van een Stad ende van Poorteren fullen genieten. - .... ,. (14) wagenaar Amft. II, D. bl. 49. volgg. en Vad. Hist. III. D. hl. 199. die echter bl. 198'. minder naaukeurig de Heerlijkheid van Amflelland envan Amfteldam fchijnt te onderfcheiden. Zy hadden toch den zelfden Heer en Eigenaar, die alleen hier i» aanmerking komt. (1 si De Klerk der lage Landen bl.187.  in de Nederlanden, (Hoofdft. 11L%. ƒ.) 137 11 . . . . . . .; ; Deze Keuren nu en Handveste, welken het den Heer wagen, volgens zyne eigen verklaring inet heeft mogen gebeuren te zien (16) , zal ik ter eere myner Stad j en, zoo ik hope, ook ten dienfte der beminnaareri onzer oude Landrechten, ter dezer gelegenheid in eene Bylage uitge* ven (17). §. I I Zeide de Heer Wagen aar (bovenn. 16): Jammer is 't maar, dat de Keuren yan Heere Guy niet meer voor handen fchynen ; zy zouden ons vermoedelijk, omtrent de oudfte gejleldheid der Regering van Amftèrdam eenig licht geven: deze Keuren dan nu bekomen hebbende , zal ik naar mijn vermogen eenig licht trachten by te zetten aan den ouden Vorm der Gerechten, zoo als hy in 't jaar 1300. was; En daartoe voor eerst de meerdere en mindere overeenkomst dezer Keuren met die van Graaf Willem IV. in 't jaar 1342. opfporen, en voords eenige ophelderingen geven aan de Gerechtsbeftellinge van dezen tijd. Wat gui do's keuren zelf betreft: na vooraf vastgefteld te hebben den vrydom van per/bonen en goederen , wordt daarin gezorgd voor de byzondere zekerheid tegen dood/lagen; voot't beklagen en verzoenen der magen, het verleemen of verminken ; het vredebreken, geweldplegen aan huizen , verbodene Wapenen, Keurwonden ; op welk alles, dewijl 't in de Keuren van 't jaar 1342. §§. 3 — 9- (16) WAGENAAR Amfl. II. D. bl. (17) Ik ben het affchrift verfchuldigd aan deszelfs Bezitter, den Hooggel. Heer, a. kluit.  ï3§ Oorfprong der Rechtbanken g — 9. op dezelfde wyze gevonden wordt, zullen wy hier niets aanmerken , dan dat in %. 3. van 't jaar 134a. op 't einde enige byvoegièls zijn, waarvan ilraks nader in de verklaring dezer Brieven. Alleen in de Keur van 1300. [§. 8." wordt den Schepenen gelast, dat watvonneffe hen gevraagd wordt, zijn zy des niet wijs, zy dit zoeken zullen teUtrecht of daar zy des best wijs mogen worden binnen den gefiichte, d. i. het Sticht van Utrechc, waartegen 1342. §. 10. zy dit zoeken moeten te Haarlem of daar zy des -best wijs mogen worden. Vo'örds wordt in die§. 10. tothetvonnilTeh een vaste tijd gefield niet langer dan drie veertien nachten; hoedanig bevel in den Brief van gui niet voorkomt. ' In 't jaar 1300. wordt £§•9-] gezeör? ^at Wat Willekeuren, d. i. Stadskeuren, de Schout met de Schepenen make, zy die houden mogten, zoo lang als hun goeddocht; maar 1342. §. 11. geeft de Graaf hun wel dat recht, maar flechts voor een Jaar, ende "ten einde van den Jaere te vernieuwen. In de Keuren van gui wordt verder gefproken van 't ontfangen van Poorters door Schout en Schepenen ; van de vryheid 0111 by lente en herfst eenige weken buiten de Stad te verblyven , 'van alle zaken die binnen de vryheid der ftad gefchieden ,r te berechten dsor den Schout voor de Schepenen; van 't helpenvan Schout en Schepenen in 'thandhaven of Sterken yan's Heeren recht; en eindelijk van den Heer ir, zijn krijgstopontbod te dienen , naar 's Heeren wil, 0vereenkomftig hun, dat is der fiedelingen,vermogen; 't welk alles ook inftemt met de Handvest van 1342., uitgezonderd dat aldaar §. 13., de betaling van eenige Heeren of's Graven wettige rechten uitgezonderd worde, 'twelk by gui niet voor-  in de Nederlanden, (Hoofdft. HL % II.) 139 voorkomt: en dat §. 16. de boete voor hun, die buiten de Stad op rooven of branden uitzijn , verdubbeld wordt.' gui ftelde ze [§: 14.] op vijf pond, Graaf willem IV. op tiert pond. Voords worden §. 17. eenige • zaken nader uitgebreid, waarvan 1300. [§. 15.] maar enkel gezegd wordt: daert jeghens dien here niet en draghet. Doch men vindt in de Keure van gui niet, 't geen 1342. _ voorkomt §. 1, 2,21,23,24,25. Dan zulks is geen wonder! Alzoo §. I. 1342. bepaald worden de grensfcheidingen van Stads vryheid en rechtpleging ; welke bepaling ongetwyfeld onder gui nog zoo niet had kunnen gemaakt worden, zijnde de Stad Amfteldam van den Jaare 1300. tot 1342. aanmerklijk toegenomen volgens wagenaar (18). In §. 2. 1342. worden de inwoners van Amfteldam vry verklaard van alle tollen in de Landen die onder 't Graaffchap van Willem IV. behoorden; hoedanige gunst hun gui niet fchenken moest noch konde; alzoo ten tyde zijner Handvest in heel Amflelland nog voordduurde het Privilegie van Tol vryheid , hun in 't Jaar 1275. door Graaf Florens V. gefchonken tot vervalliug der fchade, hun door 's Graven Krijgsvolk toegebracht by gelegenheid van'tftroopen der Kennemaren f19); komende dus in een' gezonden zin de Stedelingen in te vallen in alle die rechten, welken zy als landbebouwers of landlieden genoten hadden. Naderhand in 't Jaar (18) Btfchryv. van Amfteld. I. D. I. B. bl. 22 26. (19} wagenaar Vad. Hist. 111. D. IX. B. V- 38.  14© Oorfprong der Rechtbanken Jaar 1304. werd hun deze tolviyheid ontnomen; ën hierdoor had Graaf Willem IV. gefchikcer gelegenheid dan gui, om zyne goedwilligheid ook hierin te openbaren. Wat betreft de § §. 21 — 25. van't Jaar 1342. 'peze vindt men in de Handvest van gui niet; denklijk omdat het handfchrift hier klaarblykelijk gebrekkig is; maar het is niet onwaarfchijnlijk, dat §§. 22. en 23. ten minften'daarin ook vervat zijn geweest, zijnde de Vorsten in'hunne Verordeningen ook toen'gewoon te zorgen voor de Kampgevechten, en voor hunne rechten, inde woorden: behoudens ons onfer heerlijkheden. :" ; §• Ui, Wat de opheldering van güi's Handvest betreft. Inde Voorrede 1300. wordt gezegd: by gemeene Rade onzer goede luiden ! Wie hierdoor te verftaan zijn, kan men uit ons ifte en ad= hoofdft uk _ genoegzaam opmaken. Namelijk geene Raden in eenig lighaam vereenigd, welke naderhand in de Steden werden aangefteld; maar zoodanige Vorftelyke Raadslieden -, welken hy tot beyordering van zynes lands Belangen, tot zyn'Raad kon, maar niet behoeifde, te gebruiken. In 't midden fj. 14 ] wordt gezegd 5 voirt wat poirter vterpoerten vaert buten den Scepeno ende buten den rade: welke woorden met de vo* rigen iigtlijk iemand onwillig' in dwaling konden brengen ; weshalve 't my gepast voorkomt^ hier iets te zeggen van de Raadslieden van dien tijd, temeer, naardien wagenaar (20), die (zo) Befcbryv. van Amft. II. D. II, B. bl. 110, 111. en elders.  in deNederlanden, (Hoofdft. UI. §. III') 141 die op het 26. Artikel 1342. eenige aanmerkingen gemaakt heeft, dezelve of maar in 't voorbygaan, of niet naaukeurig fchijnt opgehelderd te hebben. In de meefte Steden van Nederland hebben al vroeg , ja in fommigen, van eerften af aan de Schout en Schepenen (by wien alleen oorfpronglijk alle Burgerlijk en Rechtelijk bellier der Steden ftondj de gewoonte gehad, van in fommige zaken zich te bedienen van den raad van eenige lieden , dien zy of zelfs naar hun goeddunken aannamen , of de Vorst, uit den buik der Steden , hun toevoegde. Zoodanige noemde men in de oude Gedenkftukken Raden, Raadsmannen , Beraders; deze waren tot weder opzeggens [en] zoo, dat Schout en Schepenen' in fommige gevallen hunnen raad vermogten, maar niet verplicht waren , in te nemen. Somtijds waren zy voor een' bepaalden tijd tot zekere zaken aangefteld, en men kon in dat geval hun raad niet zoo geheel voorbygaan,als welken de Vorst voor dien tijd als byzitters der Schepenen benoemde. In dien zin neme men de woorden by wagen (21): Ook magtigde hy Schout, Schepenen en raaden , nu! om zes goede knapen in den eed te nemen. Maar Deze Raden waren toen nog niet tot een zeker vast lighaam en een vast getal gebracht; maar naderhand, toen te gelijk met het toenemen der Stad van Amfteldam, het Politieke bellier omflachtiger was geworden, en Schout en Schepenen genoeg te doen kregen met de Rechtszaken, zijn er hier en daar een vast getal van 40, 36. enz. (21) Amft. II, ï- iaf.  £43 Oorfprong der Rechtbanken enz. leden gekozen \ die in later tijd de Vroed* fchap of Stedelyken Raad; hebben uit gemaakt *; en uit welken in 't einde der XIV'de en begin der XVde Eeuw wederom gekozen zijri de Burgenieefters, die alleen zicli met het Burgerlyke bellier moeften bezig houden, zoo nóchtans dat zy in eenige zaken verplicht waren den Raden hun gevoelen te vragen; 't welk, zoo als wy boven zagen, voorheen geheel anders toeging. Hier van daan heeft men, by van de wall ("22) alleen te verftaan die Raden, die in vroeger tijd plaats hadden, dat is, zulken die men naar goedvinden kon raadplegen. Waartoe ook hoort de plaats by den zelfden (bl. 102..) Balivus Zuidhollandiae, Judex , Scabini , et Conftliarii de Dordr. in Confilio fedentes, dat is, wy Bailjuw van Zuidholland, Richter [Schout], Schepens, en raden van Dordr. in den Raad gezeten, (bl. 92) Wy Rechteren, Schepenen, en Raden. (bl. 23. in 't jaar 1253J Rechter, Schepenen en Raat. Zie ook bl. 83. 95. 122* Kortom : Dat deze Raden oulings niet anders wa- [* Dit ftuk is naderhand meer opgehelderd, en ook het onderfcheid aangetoond, dat tusfehen die Raden en de Vroedfebap nog in vroeger tyd plaats hadde4 wanneer men in de Stedelyke"Verordeningen leeft, Schout , Burgemeeflers , Schepenen , raad, en vroedschap, in de Academ. Verhandel, van den Wel-Edl. Geftr. Heer muller massis^ origine ac primaevis funütionibus Burgimagiflrorum. in Urbibus Hollandiae et Zeelandiae , imprimis iii Urbe Briela ; wier Nederduitfche Vertaling wy den Lezer ook zullen aanbieden.] (ai) Priv. van Dordr. bi. 79.  in de Nederlanden, (Hoofdft. III. S-/Z7.) 143 waren, dan, om zoo te fpreken, medehulpen van den Schout en Schepenen in 't beraden , en geene Confules, 'Ber aders , of Burgemeefters, (zoo als de latere tijd opleverde); noch ook eenigen in één lighaam vergaderd, die geraadpleegd moeiten worden: dunkt my middagklaar te blyken uit dc Privill. van Haarl. bl. 16. totten rade van Scepenen en fal nyemant gaen, hi en ft van hem (hun) geroepen; Hoedanigen dan ook te verftaan zijn in deze Handveften van 1300. en 1342. ("hoewel wagenaar (en'tzy met eerbied van dien Man gezegd) hieromtrent veel goed en kwaad aanbrengt, en de wezenlyke gefteldheid 'der Stedelyke Regeeringen van die Eeuw wonderbaar verward voordraagt. $• I V. Daar we in 't onderzoek en vergelijk dier beide Handvesten , 1300. en 1342. zagen , dat §. 3. iets gevonden werd, dat in 't vroegere niet voorkwam; welk punt wagen ophelderde; zal ik hier nog iets by voegen. De bykomende woorden in 't jaar 1342. §. 3. zijn dezen : Ende worde een ellendig ma?i dootgheftagen ; daer foude die bailjeu of dien hy 't beval, van onfen wegheti mede klagen , ende die Schepenen daet af wyfert dat recht is. Onder den naam ellendig verftaat men een arm behoeftig man , die niemand had om zich zyner of zijns onrechts aan te trekken *. Eertijds toch moeften de openbare rechts- hand- [* Dus verklaart het wagenaar II.D. bl. 109. Doch 't heeft zijn bedenken in, of men niet de oude en  *44 'Oorfpmig 'der Rechtbanken handhavers (lapartie publiqüe) dè Baljuwen-óf Schouten, zulke zaken aannemen, waarover by, zondere perfoonenom wraak te nemen by hun de aanklachte deden. Zulk een behoeftige nu , dewijl hy geacht werd geen nabeftaande te. hebben, en niemand zich dus zijns onrechts aantrok, werd dikwils ongewroken beleedigd ; ten ware in zulk geval de uitzondering kwam, zoo als hier plaatsheeft, dat namelijk de Baljuw zei?, oïdïen hy 't beval van 's Graven wege de aanklacht deed, en hem dus wreekte. Maar daar in 't voorafgaande dezer §. 3. gezegd werd: Dat zal de schout rechten by den Schepenen, en in dit geval, de Baljuw of dien hy 't beval ■ zoo heeft wagenaar deze woorden, die zeker verfchillenden zin opleveren, dus verklaart: De Baljuw fchijnt dezelf7 de te zijn, die te voren Schout genoemd was, ten ware men hier om den Baljuw van Amflelland denken moet, die, omtrent dezen tijd, zelfs wel eens gemagtigd werd, om den Schout van Amflerdam aan teftellen. De laatlte opvatting is alleen de ware, gelijk die kundige fchryver elders zelf erkent (23), en de vorige woorden duidlijk genoeg aantoonen. Hoe het met de Schouten te Amen ware beteekenis van 't woord hier in aanmerking moet nemen van Uitlander , Uitheemfthe ; en de vraag zoude ook zijn, oft ellendige Kerkhof in Ainiteldam , 't welk wa ge naar Amft. VII. D. bl, 3f>3. by de Nieuwe Kerk gewaagt, ook niet hieruit zijn naam ontleent, liever dan van geftrafte misdadlgen, die toch gemeenlijk naar buiten gevoerd werden. ] & r£&?~Befcbr- van ■dmfield. VII. D. I. B. bi- 39, [XlkfeStuk.] 3  in de Nederlanden, (Hoofdft. III. §. IV) 145 Amfteldam toen gelegen was , zal blyken by 't nagaan hunner hiftorie en lotgevallen. Zo lang Amfteldam de Kerk en 't Sticht van Utrecht toebehoorde, gaf de Utrechtfche Bilfchop, alsLandsvorftelyk Opperheer, den Schout zijn aanftelbrievcn; of ook wel een ander, wiendeBiffchop dit beval, 't zy den Heer van Amftel, die AraHeiland,van de Utrechtfche Kerk in Leen bezat, 't zy den Baljuw van dit Amflelland ( 24). Maar zoodra Amfteldam te gelijk met het geheele gebied van den Amftel, of Amflelland, was gekomen in 't bezit der Graven van Holland , was er niemand dan de Graaf, als Landsheer, die aldaar eenig rechtsgebied had of oefenen konde ; en daartoe gaf hy zyne Commisftebrieven. Gelijk dus nog in 't jaar. 1374. de Hertog Albert zelf te Amfteldam den Schout voor tien Jaren aanftelde by verpachting ("2.5). Somtijds echter kregen anderen öp die wyze , als Onder de Biflchoppen, den last, om in zyne plaats den rechtsdwang .uit te oefenen ([het opperopzicht hebben); zulk bevelfchrift kreeg index iv. Eeuw de Baljuw van Amfteldam volgens' mie ris (26), die den last aan den Schout van Amflelland gegeven dus opgeeft : Uwe brieven te 'togen., alsghi van ons hebbet van den voirfz. Schout Ambachten. Zoodanige Schouten hadden in de vroegfte tyden alleen het dagelijkfch of Nedergerecht, en van hier werden zy* (24) wacen. Amfleld. VII. D. I. B. W. 65. ï mieris III D. bV 294. [Dus ftelle inen ïoor bl 149. en in den tekst 1374. voor 1347. Ver» gel. wagen. Amft. XII. D. bl. 40.] ( 26) II. D. bl. 41;, K  146 Oorfprong der' Rechtbanken zy, gelijk we in 't vorig Hoofdftuk toonden, di.vwils dagelijkfche rechters geheeten, terwijl hef Hoog- of hals-gericht was by de Baljuwen van dié lantltreek , onder welke zulke Stad gelegen was ; en dus krygen wy den waren zin dier onderfcheiding, die §. 3. gegeven wordt aan zaken door den Schout, en aan zaken door den Baljuw te berechten. In 'teerste gedeelte komen de zaken, die-tot den gewonen of dagelijkfchen rechts■ dwang, en dus tot den Schout; in 't tweede 't geen tot het hooge rechtsgebied, en dus tot 's üaljuws berechting behoorde, of tot des genen, wien hy dit beval. Waaruit blijkt, dat wa genaak mis heeft, als hy fchrijfr : De Baljuw fchynt dezelfde te zijn, die te voren Schout genoemd was; maar de ware meening beter trof, als hy volgen laat : ten ware men hier om den Baljuw van Amflelland denken moest, die , omtrent deezen tijd, zelfs wel eens gemagtigd werd,, om den Schout van Amfterdam aan te /lellen. Dan daar ik hier van den Schout van Amltei dam handcle lust het my deszelven lotgevallen kortiijk hier by te voegen. De Hooge Rechtsdwang of Rechtsgebied, aldus den Baliuvven van AmiMland toevertrouwd, heeft maar geduurt tot den 15. Juk 1409, wanneer den zeiven verboden werd verder eenig Rechtsgebied in de Stad , op '"s Graven naam, uit te oefenen , en den Schout die magt werd opgedragen (2.7). Of de Graaf, door zulk bevel, ook bedoeld nebbe, nimmer in 't vervolg meer eenige Commisliebrieven aan den Amfteilandfchen Baljuw te geven , om de aan- itel- (27) mi kris- IV. D. b'. 123, '  in de Nederlanden, (Hoofdft. III. %. IV.) 147 Helling der Schouten door den Baljuw te laten doen (gelijk wagenaar^S) meent) , zoude ik niet durven verzekeren ; dewijl 't buiten twyfel vastftaat, dat de eerfte Schout, na doode van Graaf Willem VI. 't jaar 1418. (29) is aangelield volgens het gewoone oude formulier ( 30). Naderhand, in't jaar 1469. heeft Karei de Stoute aan de Stad gegeven het recht, om een' Schout te Hellen,doch alleen maar voor die ëene'reis(31), terwijl de Zelve Stad in 't jaar 1472. voor de opgefchoten penningen vfin 14400. Klinckaerts:, dit recht by pandfehap verkreeg; het welk zy nochtans 'by te ruggaaf van die verftrekte penningen weder is kwijtgeraakt ,--* maar onder Karei den Vijfden in't jaar 1509. op die zelfde wyze weder verkreeg, en van nieus verloor in 't jaar 1550. Dan eindelijk voor de derde maal kreeg de Stad in 't jaar 1564. voor de fommë van ƒ20000guld. dit Schoutampt in pandfehap. In dat jaar dan heeft dé Stad de bevoegdheid gekregen om -den Schout uit naam des Souvereins aan te Hellen, Ën zy is federd in 't gerust bezit van 't Schoutampt gebleven.' | v. i (28) wagenar Befclryv. van Amft. VU. D. \. B. bl. 40. Immers daar is een groot onderfcheid tusfehen de daad, van den Bailjuw te verbieden den &echts,dwang in de Stad , en het verbieden aan den BailjuW , om den Schout uit 's Graven naam, by Bevelbrief aan te Hellen. ( 29 ) mieris IV. D. bl. 4f f. (30) mieris IV. D. bl. 45" 1. f 311 wagen aar boven, bl. 40» * K i  148 Oorfprong der Rechtbanken % V. Dlis:verre van de Raden 7 en den Schout. Zien wy nu de Schepensbank , voor zoo verre zy uit de Handvest van 1300. kan opgehelderd worden. Men leest in 't begin : Die Scoute fal voert rechr ?en bi den Scepencr,, als recht en. Deze woorden , bfden Schepenen, wyzen aan, dat de Schepenen 3 op vermaning des-Schouts wegens eenige misdaad, den zelvcn moeften- byftaan, niet zoo zeer-in -t vervolgen van misdadigers , oft uitvoeren der rechtspleging , als wel in het waarnemen Van den post van middelende of intermediaire perfoonen tuflehen den rechtsvorderaar en denbeklaagden , en in 't naau onderzoeken van alles, 't- welk tot veritand van 't misbedrijf behoorde ,> sm alzoo, de zaak van alle zyden wel doorzien zijnde, hun gevoelens te uiten (©f vonnis te vellen), en dat Vonnis dan aan den Schout, ter uitvoering over te laten. Dat. het onderzoek des beklaagden, en de overweging van de oprechtheid der getuigen,den Schepenen behoorde, blijkt uit de volgende woorden : Vier. Manne vter maeefcape Jouden zweren, die dm Scepenen dochten goeden Knapen wefen , dat fi en ghenen onfculdigen man beclaghen fullen. Uit de geldboeten ,. die onmiddeüjk volgen , kan men lichtlijk opmaken , dafgroot'e injufien (Keunvonden) alleen by den Graaf of Heer met geld geboet werden. Maar dat-van de breuken'van minder belang [§.4.], als van wonden vechtender'hand bekomen (vervochtenen boeten) een klein of'ï minder deele ten voordcele der Schepenen kwaaie [met den Schout en- de Stad~\. Daar oulings de byzondere wraakoefFeningen- zeer  in de Nederlanden, (Hoofdft. III. §. F.) 149 zeer gebrniklijk waren, en hierdoor vele verwarringen en beroering in de Steden plaats hadden: hebben de Graven al vroeg by de Siedelyke Inlichtingen zulke verordeningen gemaakt t die deze losbandigheid krachtig te keer gingen. Dit was ook de reden , dat gui, uit zorge voor de rust der Stad Amfteldam , by zijn Handvest beval , dat,zoo iemand de rust der Stad door vechten verlloorde {§. 6. ] , de Schout en twee Schepenen de vechters zouden bevredigen , ( vre.de eifchen)3 of ook alleen twee Schepenen by afwezigheid van den Schout ( daer die Schout» niet bi en is). Die daad toch van vrede eifchen behoefde zoo zeer de hulp van den Schout niet, dewijl zijn post voornamelijk belfond in 't volvoeren der ftraf; daar die bevrediging meer een burgerlyke (of politieque) daad was, even gelijk nog heden, te Leiden, een Burgemeefter en twee Schepens Fr edemakers heeten, zonder by voeging van den Schout. Dan indien de beroerders niet luifterden naar der Schepenen zeggen , en 'er dus middelen van bedwang noodig waren, in zulk geval was de hulp des Schouten benodigd. Wanneer ook iemand tegen een vonnis van Schepenen zich verzette, 't welk [§. 7.] heet, aan der Schepenen eed te /preken — , die des weigert ('t welk elders (32) genoemd wordt een Schepens oir deel te niete of vrugteloos maken), die moest zoo wel aan den Heer als aan de Schepenen , tot ftraffe , eene boete betalen; aangezien dusdanige ongehoorzaamheid niet alleen geacht werd te ftrekken tot belediging der Schepenen, die. dus van on- \ 3$) Priv. van Haarlem b.1. 16. K 3  150 Oorfprong der Rechtbanken onkunde van 't recht of van onrechtvaardigheid befchuldigd werden , maar'ook van den Vorst zeiven, als dusdoende onbekwame rechters hebbende aangefteld. Wanneer nu' den Schepenen [ §. 8. ] gelast,: wordt, hun Vmnejfe , Jyn fys niet ivys, te zoeken te Utrecht of binnen den Qejiichte ; is zulks op die wyze tQ vcrltaan, dat wanneer zich zaken voordoen , waarvan het in de Stad aangenomen recht zwijgt, men dje zaken brengen moet voor 't Gerecht der Schepenen van Utrecht, als welken door meerder ondervinding geleerd zulke gefehillert gemaklyker konden fcheiden. Over 't maken van Keuren [ of Wikore % 9.} komt in gui's handvest, gelijk wy vroeger zeiden, iets byzonders voor. Want aldaar*wordt den Schout geoorlooft met de Schepenen niet alleen Stedelyke Keuren te maken , maar ook vryheid gelaten, om zich aio dezelven te houden, alzoo lang hun diendig voorkomt ,• 't welk echter 1342. veranderd is. Ik had hier voeglyke gelegenheid om iets te zeggen van de magt, die de Schepenen eertijds haddén in "t maken van Keuren, maar a:zoo ik hiervan in X 3',c Hoofdd. breeder fprak , en de magf der vroegere Schepenen te Amiteldam hierin dezeifde' was als die in andere Steden; zal ik dit onderwerp alhier onaangeroerd laten. Wy leeren verder uit de woorden [§. 10.] : Wat poertre, dat die Scoute ende die Scepenen tntfaen, fal die Heere niet wederfegghen; dat het recht om Poorters te ontvangen eertijds aan andere perfoonen toekwam dan heden. Eertijds , toen Schout en Schepenen den gantfehen Stedelyken Magiftraat uitmaakten , beruste dat recht  in de Nederlanden, (Hoofdft. III. §. V.) 151 recht in hunnen boezem. Maar toen naderhand de Schepenen met de Rechtszaken meer dan genoeg te doen kregen; is de bevoegdheid, om Poorters "aancenemen, overgegaan tot de Raden of Burgemeesters (33,). % VI. Toen in de middeleeuwen zoo de Edelen , si» in 't generaal de Landlieden , door jaloersheid, dikvvils poogden de Steden te kwellen, of de bezittingen der Poorters buiten de Stad , of fchoon niet [altijd] buiten der Stads rechtsgebied gelegen , aantetasten : werden hierom de Poorters wel eens te wapen geroepen , en de Vorst gaf den Schepenen vryheid , om tegen die benyders van der Stedelingen welvaren, met de Poorters buiten de Stad op te trekken. Dit werd der Stad Amfteldam ook geoorlofd, zoo als ook op 't jaar 1319. blijkt C34). Maar, gelijk't gemeenlijk gaat, deze macht misbruikten de Stedelingen ook wel, zoo dat zy ouder voorwendfel van tegen hun vyand uktetrekken, buiten de Stad trekken, en anderen, die hun geen leed deden, befchadigden ; om welk misbruik voor te komen, beval de Vorft, dat alle Poorters, eer zy tot dat einde de Stad uittogen, oorlof zouden vragen van de Schepenen,- deden zy dat niet, en deden zy iemant geweld, zy breukten dat met eene geldboete en met verlies van hun Burgerrecht. Daar en te- (33 ) Handveften van Amft. I. D. II. B. bl. l i?. waces. Amft. lh L>. II. \% bl. 114. (34). Handv, van Amft. I. D. H. B. bl. 140. K 4  152 Oorfprong der Rechtbanken tegen, als een Burger, buiten de Stad in nood geraakte, mogten de Poorters by genieenen Rade van Schepenen, hem byipringen,-voor zooverre zy het recht van den Landsheer niet te na kwamen, (daer 't jeghens dien Here'niet et} draghet), dat is , zoo verre iemand om eenig misdrijf tegens den Graaf niet in ongelegenheid gekomen was *. Want in zulk geval mag men \ Graven Dienaren niet alleen niet wederftaan, maar [* Mogelijk kunnen deze woorden een meer uitgebreiden zin hebben, gelijk alle dieraelyke Formulieren , behoudens V recht van den Greve ; ' daar tegen zijn Heerlijkheid niet draagt enz. De Graaf toch geene verdere Rechtspleging binnen de Stad gegeven hebbende dan alleen zoo verre 't de Burgergedingen onder en tegen malkauderen aanging, en zich of ftilzwygehd of uitdrukkelijk voorbehoudende allei wat verder zyne Hoogheid of Heerlijkheid aanroerde, 't welk boven breeder bewezen is , vergel jk g, 16. zoo kan men niet vermoeden ,' dat hy buiten de Stad, eene zoo volledige macht, ook van gewei» dige en eigenrechteiyke te hulpkoming buiten rechten tal gegeven hebben , enkel met Uitzondering van misdaad jegens den Graaf, gelijk 't wagenaar. Amjl 11. D. bl. 117. mede fchijnt óp tb vatten : inaar dat hy dit firhpel en alleen bepaald heeft tot 1 den man te ontzetten en uit zijn nood te helpen; al? les wat verder gedaan wierd, en alle andere gevallen, buiten onwettige geweldplö°inge, aanmerkende, als zaken, die tegen den Ifegr droegen. Rn hiertoe leidt Ons ook de nadere uitbreiding 1341. §. 17.' waar gezogd wordt, dat, als zy dus doende iemand doodden of toondden, of andere overdaad deden, zulks den Heere moeft geboet worden, na den rechte van den Lande , dat is , zoo *t my voorkomt, volgens ha daar plaats hebbende Landrecht.}  in de Nederlanden, (Hoofdft. III. §. FI.) 153 maar men was verplicht die by te liaan. Eindelijk op 't einde en totbelluit van deze Handvest door gui 1300. komt ons voor het Hoofdfomrnier der Stedelyke Vryheid, het recht namelijk den Stedelingen gegeven, om voor hun eigen Stedelyken Richter te recht gefield te wordeu. [§. 16.] Foirt wat ghefchiet binder vriheit van Aemftelredamme. dat filmen berechten bi den Scepenen.van binnen. Uit deze woorden toch blijkt, dat alle rechtszaken door Schepenen eertijds moeiten beoordeeld worden, echter met uitzonderingevan Heerlyke zaken \_caufae regiae"} die alken den Heer of den Vorll aangingen , 't welk uitgedrukt wordt, daer 't jeghens die herelichede niet en draghet. Welke nu die zaken waren , blijkt uit een Handvell van Hertog albrecht, daarna gegeven 1387. (35); ten getale van zeven; Moort, Moor tbr ant, Frouwencraft, Raez roof, ende dien hem tegens onfe lijf zettede met wapen der handt, en die misdede binnen den Raeftoet van onfen Reygerbroek ter ouder Aemftel, ende aan onfen Konynen in Goyland, en anders niet, Dit hadden wy van der Schepenen dienll en rechten uit de Handvell van gui te zeggen, men vindt 'er meer in. nopens de Schepenen en andere Rechtshandelingen; maar dewijl wagenaar, de Handvell van Graaf willem den IV. van den jare 1342. met doorgaande verklaringen heeft opgehelderd, en daar in veel voorkomt uit, deze onze Handvell van 1300., hebbe ik alleen wil; (3f ) Handv. van Amft. I- D. I. B. bl. 71—.73. (mieris III. D. bl. 4^7 ] ' K 5  154 Oorfprong der Rechtbanken willen aanroeren 't geen in dezelve meer byzonders was. 't Paft ons niet een Man als w a g enaar die zich zoo uitnemend by zijn Vaderland en Geboorte-Stad verdient gemaakt heeft, te berispen. Zoo ons iets min naaukeurig voorkwam, hebben wy 't met den vinger aangeroerd, en 't was genoeg, hier de denkbeelden van ons en anderen optegeven, om zulks gelegenheid te geven, dit nader te verfterken of te wederleggen. $. V I I. Gaan we voord, en overwegenwe de vereifchtens en waardigheid der Amfteld. Schepenen , zoo verre ons de Privilegiën en Keuren die opleveren. Vraagt men naar den oorfprong en oudheid deiSchepenen; 't komt ons waarfchijnlijk voor, dat in de Xlllde Eeuw ("federd Heer Jan van Perfijn door de Kerk van Utrecht de Heerlijkheid van Amflelland te leen ontving , en de Ingezetenen [ten jare 126!!, bevrijd werden van de verplichting , om voor de Rechtbank van 't Dorp Ouderkerk te verfchynen) de plaats Amflelredamme, eer zy" nog tot een' Stedevryheid verheven was , dit voorrecht reeds genoten (36), en dus toen al Schout en Schepenen gehad hebbe. Ten minften uit een oud formulier van den Schepens-eed , een recht vonnis te wyzen tnjfchen den Heere en den Htiysman, tnjfchen den Hnysman en den Heere, mag men opmaken , dat 'er reeds Schepens te Amfteldam waren , toen de Be- (36) mieris I- D. bl. 380,  fo de Nederlanden, (Hoofdft. III. §. VII.) 155 ! Bewoners nog Landbebouwers waren , en op 't ii^and leefden; en dus voor dat zy Stederecht ver1 kregen. Echter dewijl hier by gisfing niets zekers nettellen is, en wagenaar zelfs (37) zegt, i dat 'er maar een zweemfel van bewijs in legt: ! laat ik dit ten onderzoeke aan juister oordeel 0■yer. Ondertusfchen daar wy het eerfte, en zekere ! gewag van Schepenen ontmoeten in deze Hand'vest van gui, ftellen wy hun beginfel van dat i tijdperk, te meer akao wy van dezelven Ipreken ; als van Stedelyke Ma gift'raten , zoodanig zy niet • waren voor 't jaar 1300. Daar nu wagen, reeds i uit echte ftukken de Schepenen op 't jaar 1306. : aanwees, zonder de Handvest van gui gezien te hebben, kunnen wy nu het amzijn der Schepenen als Stedeoverheden te Amiteldam nader bepalen op 1300. Gelijk de Vorst de eenige bron was, waaruit i alle Rechtspleging eertijds voordvloeide , en dus 1 ook de aanttelling had der Magiftraten : zoo wer1 den dan ook te Amfteldam van ouden tydeafde Schepenen aangefteld onmiddelijk van den Vorst, of van deszelfs Baljuw, of van anderen, uit 's Vorsten naam. In't jaar 1306. onder gui ftelde de Baljuw van Amflelland de Stads Schepenen aan, des manendages en des dingesdages na Pinxtereh des jaers 1306. was Bernd tot Amftelredamme , en feite dair Schepenen (38J. Ten tyde der Hollandfche Graven ftelde de Graaf zelf de Schepenen, als Willem IV. 1342. (39)5 en Al- brecht (37) wagenaar AmR. VII. D. I. E, b. 6. {38) wagenaar Amft. Vil. D. I. B. bl. 8. (39) mie ais II. D. bl. é;o.  Oorfprong der Rechtbanken brecht in zyne Handvest 1387. zegt, dativy of dien wy 't bevelen, of onze Baliuw, die nu is, óf namaels wezen zal, altoos Schepenen kiezen zal, binnen der Stede (40); in dien zelfden zinfpreekt Albrecht in de jaren 1394. (41), 1397, (41). 1399. (43). Maar'gelijk oulings het getal der Schepenen willekeurig was , en 'er dus in 't jaar 1418. door den Baljuw van Amflelland (44), een onbepaald getal werd aangefteld; is echter naderhand het getal altijd op zeven gefteld geweest , welken de Graaf toen fomwylen zelf aanftelde; gelijk Jan van Beyeren 1419. en Philips van Burgundie 1445 (45); fomtijds ook 's Vorften Raden, als 1444. (46); fomtijds gaf de Vorst den Stadsraad (Froedfchap) de macht, om aan Hem een dubbel getal Van veertien aan te bieden, om daar uit zelf, of wien hy dit beval , de keuze te doen. Dit voorrecht fchonk hun Philips in 't jaar 1449. (47) ,• doch flechts voor acht jaren; dan 't welke in 't jaar 1452. den 22. Mei verlengd werdt voor tien jaar , te rekenen van, (40) Han.lv. van Amft: \. D,. I. B. bj. 7\. (41 ) bl. 1 if. (42) bl. 113. (43) bl- 2f. (44) mieius IV. D. bl. 4*1. (4f) wagenaar Amft.." VII. D I. B. bk 12, 13. (46! wagenaar Amft. \\. D. UI. B. bl. 241. Deze Raden zijn naderhand in 't jaar 1 ƒ.81. by afwezigheid des Stadhouders daartoe afzonderlijk gemagtigd. wagen. Amft. VII. D. I. B. bl. 135. (47) wagen aar Amft. VII. D. I. B. bl. 10, en 13^  in de Nederlanden , (Hoofdft. III.Vil) rty van den tijd, dat de acht jaren verftreken waren, en dus van 14 April 1457. tot 14 April 1467. (j0i Maar toen na doode van Philips i, in 't jaar 1467. zijn opvolger , Karei, dit gunstbewijs niet ver-* lengen wilde (49J, gaf de Gravinne Maria in 't jaar 14-. het recht, om een dubbel getal te benoemen, ten eeuwigen dage , aan de Vroedfchap (50), die, daar zy in 'tjaar 1449. uit 34, thans uit 36 leden belfond; terwijl Zy de verkiezing zelve aan haar, als den Souverein , of haren Stadhouder, of Raden voorbehield. Maximiliaan [haar man] heeft in 't jaar 1478. dit Privilegie aan die van Amfteldam bevestigd f51). Maar [haar zoon] Philips de Schoone, in 't jaar 1494. de Regeering aanvaardende , wilde alle die Privilegiën niet bevestigen; dan beloofde dien van Amfteldam, dat hy de hun laatstgegevene Privilegiën van kracht zoude houden, tot dat hy den ouderdom van 25 jaren bereikte ($2). Na zijn overIyden 1506. heeft Maximiliaan , als vooo-d van zyn' Kleinzoon , Karei den Vijfden , in°'t jaar 1508. alle de Privilegiën van Amfteldam bevestigd (53 ) j gelijk ook naderhand den 3. Tun 1515. Karei by eede beloofde te zullen onderhouden alle de Privilegiën , hun door Philips en Karei vanBourgondie, en door Philips van Ooften- rijk • (48) Handvest, van Amft, I. D. II. B. bl. 104^ 105-, (49) waoen. Aml li O. IV. B. bl. a3<5 ( SO) Handv. van A?nft. I. D. II B bl 10c (yi) wagen. Amft. II. d. IV. b. bl.342 W (ya) Aldaar hl. 388. 34^43- • (»J wagen. Amft. II. D. IV. B. bl. 4jo.  158 Oorfprong der Rechtbanken rijk [zijn vader] gegeven en geconfirmeerd; eri fchoon hy dus het Groot Privilegie van Maria in al deszelfs omfiag niet bevestigde behield hy toch die punten , die het Schependom van Amfteldam betroffen (54). Nochtans in't jaar 1516. den 8 Nov. heeft hy die Privilegiën niet anders bevestigd dan met de woorden: Ende dit tot onfe wederroepen ofte wederfeggen (55J5 hoewel ook (54) Handv. van Amft. I. D. II. B. bh 106. en Wagenaar Amft. II. D. V. 13. bi- 466'. (yy) Handv. van Amft. I. D- II. B bl. 107. [Men kon hierby voegen, 'tgeen wagen. Amft» li. D. bl. 468. verhaalt, dat het Privilegie van Maria, waarby bun de benoenïing van 14 perf°nen, en 't verder heitellen der Wethouderfcbap en Vroedfchap gegeven was , hun niet bevestigd zijnde , men by meerderheid van ftemmen befloot, dat men de nutve XXXVI. ende XIV. zal kyefen ende feynden in den Haege nae ouder gezvoonten, ende indien NB. daer vbftakel coempt, dat men, tot cos te van de Stede ,an bnfe genadichftc Heere zal vervolgen continuatie van den privilegiën , die de Stede daer aft'heeft, ewich of ad ti m i' u s. Dat men federd aan Prinfe Karei om bevestiging van het Privilegie verzogt. Dat de Vorst daarover eerst den Stadhouder en Raden wilde raadplegen ; doch , dewijl de gewone tijd van Wet* verandering dit niet toeliet, hy den 17. Jan. zich helwegen liet , hy voorraad , voor deeze reize, uitzonderlinge gunfte, toe te ftaan, dat het getal der 36 — Volgemaakt tverdt , en dat, door dezehen, de herneming tot schepenen gefchiedde. Hierop volgde den 8. Nov. de bevestiging na ingenomen advis, boven gemeld , tot ivederzegging, en voor zoo ver zy daarvan deugdelijk genot en gebruik gehad hadden. Als men dit verhaal overweegt, mag men denken, dat het gewag van bevestiging door Philips den  in de Nederlanden, (Hoofdft. IU.) %. VH. 159 ook in 't jaar 1518;, toen Amfteldam zich verbonden had, om ten behoeve van den Deenfchen Koning Christiaan II. een fomme van ƒ5000 — op te fchieten, Keizer Karei hun hierom toezeide, niet te zullen gedogen, dat hunne Privilegiën eenigzins verminderd werden (56) ; eindelijk heeft Philips III. Karelszoon , in den jaare 1549. en 1555. het Privilegie van Maria, zoo verre 't Schependom van Amft. betreft, zonder eenige uitzondering, en zonder de Claufule, tot on- den Schoonen , Maximiliaan, en Karei, hier br> ven, wat ruimfchoots genomen'zy. In de Acsdem:fche Verhandel, van den Heer j. doornick over '£ groot Privilegie van Vouw Maria zal dit breeder opgehelderd worden. Ondertusfcben leeren wy uit dit verhaal ook nog, dat men wei eens ven ouder gewoonten fprak, al ware het geen gewettigde of deugdelyke gewoonte. Want was zy zulks neweest, behoefde zalk vervolgen , (dat is, aanzoek doen) geenzins. Ten tweeden , dat de Vorften , vooral Karef de V. geenszins zoo maar onberaden zulke Privilegiën gaven, maar daar over innamen den raad ( of de Advifen) van hnnne Stadhouders of Raadshoven. Ten derden , dat de woorden, indien daer obftakel eoempt, daar henen leiden, om te vermoeden, dat de Ingezetenen, of hunne Magiftraten, wel eens poogden, onder 's hands iets te verkrygen, of voordtegaan in kiezingen , in welken zy van rechtswegen wel hinderniffèn ontmoetten by het Hof van Holl." in 's Hage , 't welk met den Stadhouder aan 't Hoofd de eenige Raad was, die uit naam en van Wegen den Vorft als Souverein verplicht waste waken voor 't bewaren van 's Graven Hoogheid en Rechten', gelijk dit in de volgende Academifcbe Verhandeling getoond zal worden. ] (ytf) wa gen. Amft. II, D, V. B. bl, jan  'iód Oorfprong der Rechtbanken ünzen wederroepen of Weder zeggen bevestigd (57); Te dien tyde , zoo wy zagen, werden 'er üit eert dubbel getal zeven Schepenen gekozen. Maar in 't jaar 1559. den 24 Jun. beval de Geheime Raad des Konings in plaats van 14. de benoeming van •18 Perfoonen , om er 9 Schepenen uit te kiezen (5<5)> tot dat in 't jaar 158:. den 3. Jan, Philips beval, dat de Vroedfchap, als voren, 14 Perfoonen benoemen zoude \ uit welke 7 Schepens gekozen zouden worden , by welken 'et twee van de oude Schepens van 't vorige jaar de voorzitting zouden hebben (59). . Dusdanig was de gefteldheid van de Schepensbank te Amfteldam voor de vestiging der vrye Republiek. En dus zagen wy, dat de Graven, hun Baljuwen, Stadhouders, Kaden,- of anderen vanwege den Graaf, de Schepenen aanftelden. Dan het doet weinig ter zake, wie de aanftelling heeft; wanneer 't maar vastfta, uit wiens boezem, en op wiens last, die aanftelling gefchied. Onze voorvaderen , hunne vryheid zich verwervende , hebben de bevoegdheid van Schepenen aanteftellen aan den Stadhouder opgedragen f60 )," op dezelfde manier , en voorbeding, als voren i dat hy namelijk uit een dubbel getal, door de Vroedfchap te benoemen , 7 Schepenen zal verkiezen , maar ten tyde dat er geen Stadhouder was, gelijk na 't overlyden Van willem II. in 't jaar 1650. is op last der Staten deze aanftelling aan' (ƒ7.) Handv. van Amft. bl. 96. ( ƒ8 ) Handv. van Amft. bl. 109. (59) Handv- van Amft. bl. 110. (60) waoen. Fad. Hist, Vil. D. XXVIHt, B, bl. 439—-436-  in de Nederlanden, (Hoofdft. ffl. %VIII.) .161 aan de regeerende Burgemeefters van dat jaar opgedragen (61); 't welk geduurd heeft tot het jaar 1672. Wanneer wil-lem de III. Stadhouder werd, na wiens dood 1702. dit weder veranderd, en de zaken gebracht zijn op den voet van 't jaar 1650, totdat in't jaar 1748. willem IV. alle X recht, 't welk de vorige Stadhouders bezeten hebben, in 't aanftellèn der Schepenen, weêrgekregen, eh als erfelijk recht aan zijn Zoon Willem V. heeft nagelaten. .§. V I I I: Wat betreft den bepaalden dag van benoeming en aanftelling der Schepenen; Philips van Bourgondie heeft in 'tjaar 1449. de benoeming vaftgelteld pp den 31. Jan.^ 2. dagen voor de vernieuwing der Schepensbank (62); maar dektere Privilegiën van 1452. en 14^ f63 ) hebben de benoeming gebracht op den 28. Jan., vijf dagen voor de aanftelling: en dit is zoo gebleven, fchoon in 't jaar 153 6. ten gevalle van den Vorft de benoeming door Amfteldam voor den gewonen tijd gefchiedde, behoudens hunne Privilegiën (64).. Dus verre van de benoeming! De Aanftelling was onder gui in'tjaar -306. des manendagesjn des dingesdages na Pinxteren f65); j na- (61 ) Handv. van Amft bl. 108. (62 ) Handv. van Amft bl. 103. (63) Handv. van Amft. bl. iOf.. (04) wagen. Amft II. D. VII. B. W. 125. (Oj) wagsn. Amft. VU. D. 1. D. bl. %. L ■  16*3 Oorfprong der Rechtbanken naderhand heeft Hertog Albrecht in't jaar 1387. den dag bepaald onfer Vrouwen dag te Lichtmis', dat is, den 2. Februarie, (66) fchoon in de XVL&Eeuw, m de jaren 1531, i53q, l542, 1545» i55'"!- de Schepenen hunnen poit bekleedden tot de Maand Mei, of Maart, of tot laat in Februarie; 't zy zulks gefchiedde by uitdrukkelijk bevel des Vorften , 't zy wegens afwezigheid des Stadhouders (67); welke laatfte reden ook meermaal plaats had ttmcheh de jaren 1689. en 1702 , waar door de verkiezing van Schepenen fomwylen langer vertraagd werd dan by de Privilegiën bepaald was : en dit is ook de aanleiding geweeft tot dien twift, die in 'r jaar 1689. met groote hevigheid gevoerd werd tusfehen den Koning van Grootbritannie willem ben III. als Stadhouder, en de Stad van Amfteldam. By afwezigheid des Stadhouders had de Vroedfchap van Amft. befloten, de Benoeming der Schepenen , uit kracht der Privileoien eu byzonder dat van 1581. den 3. Jan. (68) over te leveren aan het Hof van Holland, om van wegen den Stadhouder de verkiezing te doen; maar het Hof weigerde van dat recht toen gebruik te maken, en gaf te kennen, dat dit alleen den Stadhouder willem den III. toekwam. Hieruit fproten verfglullen. Hieruit werden dé de Schepenen buiten gewoonte niet op den geftelden dag vernieuwd, tot dat eindelijk de Staten, (66) Handv. van Am!}, bl, 71, (67) wagén. Amjl. 11. D. Vit. B. bl. ia*. 126. ** (68; Handv. van Amft. bi. 110.  in de Nederlanden, (Hoofdft. III. §. VIII.) 163 ten, den 18 October 1690. uitfpraak deden, dat de benoeming van Schepenen jaarlijks aandc Staten vart Holl. zoude worden aangeboden, die dezelve weder aan den Stadhouder , Willem III. zouden zenden, om door hem de Verkiezing ten behodrlyken tyde te doen , zoo nochtans , dat, zoolang de verkiezing te Amfteldam niet zoude aangekomen zijn,dè oude Schepenen zouden aanblyven , en dat alles voorbehoudens de Privilegiën (69). ' j Uit de meergemelde Privilegiën blijkt dan ook, hoe lang de Schepenen hunne bediening bekleeden mogteii, te weten een rond jaar, uitgezonderd de Voorzitters , wien byzonder opgeleid is om hanteblyven. De reden van de jaarlijkfche vernieuwing geeft Ons philips van leyden op (70): ten einde de onbepaalde regeering van ' "t gezegde Schepensambt by fommigen geen middel tot k^ade bedoeling ft rekke door het menigvuldi, gen of aanhouden van dien post. Wat de wyze, waarop de verkiezing gefchiedt, ! en dè plechtigheden , daarby in acht te nemen , I betreffe: te voren hadden die geen plaats. De ' Vorsten , oudtijds, de Magiftraten volgens hun ! goedvinden veranderende, verlieten of Zelfs, of ide .Baljuwen in hunne plaats, eenigen van den ■.dienst, en ftelden anderen in de plaats; maar in :de latere, tyden werd die onbepaalde vryheid der 'Vorften beperkt, en de Steden, door verfchei- den (69) wagen. Amft. II. D. XXI. B. bl. i 169. en Vad. Hist. XVI. bl. fi 96. ~ C 70) De Cura Rtipubl. et forte principantiutn iCaf. jö. p. 177. li %  IÖ4 Oorfprong der Rechtbanken den Privilegiën gefterkt, befloten in 't aanftelkrï der Magiftraten eenige plegtigheden in acht te nemen ; welke alle onsdoor wagenaar uit het Ceremonieboek hefchreven zijn,diewy, om eens anders werk niet af te fchryven , hier voorbygaan ; zullende nog eenige gewichtiger zaken van de Amlteld.-Schepenen-hier by voegen.. §■ IX. En de verkiezing der Schepenen werden zekere hoedanigheden vereifcht. De voornaamfte zijn, 't Poorterfchap; Ouderdom ;Namaagfchap, Middelen,, Zeden, en: Ervarenheid. Van 'i, Póorterfihap is aantemerken , dat hy 7 volle jaren Poorter moest geweest zijn , die tot Schepen verkiesbaar ware , en in de Stad gedurende dien tijd gewoond had. Zulk vereischre ftelde Hertog Albrecht in 't jaar 1394. ( 72 ) : Voert fo en fal niemant-Schepen-wefèn binnen onfe Stede van Amflelredam voorfchreven -, hy en hebbe eerst binnen onfer Stede Poorter geweest, ende ftadelijk gewoont fcven jaer langh t'eynde eenvolgende. Hoewel hy echter, eenigen tijd afwezig zijnde, en zijn woning in de Stad houdende, de bevoegdheid tot Schepen hiermede niet verliest,, volgens befluit van'tjaar 1728. den 28 Jan. f73),, daar in tegendeel een Schepen, langer dan jaar en dag zijn woonplaats buiten de Stad houdenr de feil) J**ft VII. D. I. V,. hl .37- ifo. (72) Handv. van Amjler-ch bl. Mf, [MiiiRi-s-. II*. 1>. bl. óis.] ( 73) Handv. van Amjl. bl.' 137.  in de Nederlanden, (Hoofdft. HL %. IX'.) 165 •de, zijn Ambt verliest, ten ware hy van de Vroedschap vryheid om eenigen tijd afwezig te zijn gevraagd en gekregen hadde. In de Schepens wordt vereischt de ouderdom -van 25 jaren, volgens 't Privilegie der "Vorftinne ■Gouvernante]Margareta 1565. den'r. Sept. f74 J): tiog en fullen tot Schepenen eenige gekoren mogen worden minder van jaren wefende dan 25., welke jaren, niet volgens het Roomfche Recht, gerekend worden , een begonnen jaar voor vol; maar worden gerekend vol te zijn, op't oogenbli-k, dat hy 35 jaren geleefd heeft, en dit behoort zoo naaukeiuïg waargenomen te worden, dat volgens grotius (75)3 niemand vroeger kon toegelaten worden, al verfchildz 't maer eenen dag, ja maer eenen jlond. Wegens 't bloedverwantlc'hap en vermaagfchapping zijn 'er drie Privilegiën, die hier van handelen. In het jaar 1387. den 15. Maart verordende Albrecht (76) : Ende daer en fullen geen Schepenen noch Raede te famcn wefen , in eenre Stede ofte Dorpe, die naere maeg zijn dan recht af ter J'usterkint, uitgefeyt binnen onfer Stadt van Amftelredam, foo en fullen gheen Schepenen nog Raden te famen wefen , die recht eerfte lede zijn ef daer binnen geboren , maer die Rade moghen der (74) Handv. van Amft. bl. 113. (7f) Inleid, tot de Holl. Reebtsgel. B. III. D. 48. S- 9- b'- 34f- (76) Handv. van dmft. bl. 71. [by mieris 111. D. bl. 4S4. is die fclandveit, en meer diergelyken, die den Paalchflyl volgen, te recht op'r jaar 1388, en dus altijd aan jaar later, geplaatfh] M  i66 Oorfprong der Rechtbanken der Schepenen recht eerfte lede. zijn, ende niet naere. Welke woorden, recht eerfte Lede, wagenaar (77),'verklaart van den achtilcn graad, onder elkander. Maar Hertog AlbrcchU, verftaande, dat liy die namaagfenap wat al te fterk verwyderdhad, heeft in ;t jaar 1397. [1398] een andere wyze van berekenen ingevoerd (78): dat die Schepenen ende Raede onderlinge recht af terzus ter kint wezen mogen binnen onzer Stede van Amftelredam , ende in den 'Rechte té famen zitten. En hierdoor wierd het blóedverwantfebap in den zesden graad onderling geoorlofd. _ Eindelijk heelt op 't verzoek der Stedelingen in tjaar 1565. [de Gouvernante] Margareta regel geftelt op 't zwagerfchap en namaagfehap5 nochtans met inden byzon deren graad , maar in 't gemeen in acht te nemen (79 ). Ende de vmrfz. 36 Raden procedeerende , vólghende haerp.yder Privilegie , tot nominatie der perfoonen , daer uit zyne Majefteit Schepen kiest, zullen den Stedehoudev ende Raden van Hollant in 't over jenden derfelver onderrechten van de qualiteyt van elk van die, hoe na die eikanderen beftdan'de, zoo in confanguiniteit als affiniteit. Welk Privilegie daarna in'tjaar 1575. door Louis de Rëquelèns vernietigd, in deu jaare 1578. en 1581. in zijn ganfchen omvang bevestigd is. Wegens verzwagering is een fingulier voorbeeld geweest van Jan Laurensz. Spiegel. Deze leverde in 't jaar 1589. een Request over, waarby hy verzocht ontflagen te C77) Amft. VII. D. I B. bl. 2t. (78) Handv van Anfl. bl. 113. (79; wagen. Amjïeld. U. O. Vil. B" bl. 140  in de Nederlanden, (Hoofdjl./II. §. IZ) i6y _te zijn van het Schepensambt, omdat zijn Schoonbroeder tot Burgcmeefter verkoren was ; maar Burgemeefters en Raden van Amfteldam fioegeïi zijn verzoek af f80). Wat de middelen van beftaan betreft,die in de Schepens vereischt worden ; dezen zijn niet vast bepaald; maar, fchoon in andere Steden (zoo als wy in 't zde Hoofdftuk zagen) de Schepenen oulings tot zekere fomme moesten gegoed zijn , is die gewoonte nooit te Amfteld. in trein geweest^ evenwel gefchiedt , volgens Marias Privilegie van 14^., de verkiezing zonder uitdruk echter fomme, uit de alrerykften en notabeljïen (81), Wat hun gedrag en kundigheden_ aangaat, 't zy genoeg te vermanen, dat het Privilegie van Maria van 14^ tot Schepenen eifcht perfoonen van den eerbaarften , reckelijkften , ende vredelijkfte Poorteren , en uit het Gebed , 't welk voor hunne benoeming gedaan wordt, blijkt, dat men wenfcht Godvreezende waaragtige , verftandige mannen, der gierigheid vyand zijnde. Zy behooren kennilfe te hebben van 't Roomfche Burgerrecht en vooral van de Stedelyke Keuren ; en alzoo in alle Koophandeldryvende Steden behooren te zijn lieden, die in den Koophandel bedreven zijn,zoo heeft ook Margareta in't jaar 1565. by hare Verordening daar in voorzien (82): Alzo vele (80) wagen. Amjleld. VII, D. I. B. W. 334* Bylage Lt- A. (81 ) Handv. van Amft. bl. iQf. (8a) Handv. van Amft. bl. U4«  l68 Oorfprong der Rechtbanken faken fzegtzy) ende Proceffen voorden Geregte binnen Amftelredam vallende , de Koopmanfchap ende zeevaarènde 'Neringhe concernerende, zullen de 36 Raden goed regard nemen , om onder die voorfchr. perfoonen (Schepenen) te nomineereh eenige , hebbende experientie ende kenniffe van de voorfz. handel van Coöpmanfchap. Dit zijn de vereischtens , volgens, de Privilegiën , om't Schepensambt te Amfteldam'te bekleeden. Dan midden in de troubelen in 't jaar 1558. * toen de Staten vèel gelegen was te wéten , wat party iemand waartoe gedaan , befloten zy, dat niemand tot Schepen mpgt toegelaten worden, dan weldenkende, en die zich by het Vaderland verdienftelijk gemaakt hadde, in 't gemeen een Patriot f, en zoodanige geestgefteld- 1 heid [* Hier zal zekerlijk 1 778. of 1 y8& moeten gelezen worden, zoo als de zauienhang genoegzaam uitwijst. J [\ Dit verdient eenige nadere opheldering. Het ra! toch ooi; toen met het woord. Patriot zich zoo . toegedragen hebben ,' als in latere tyden, dat de beteekenis afhing van de bevatting én om Handigheid van den tijd. Toen onze 'Historie-Schry'ver jan wagenaar in het jaar 1747, die bekende Vertogen leverde, onder den Naam van den patriot ofPolitique Bedenkingen over den Staat-der Vereenigde Nederlanden , zoo nis die 'herdrukt zijn fri de Verzameling van Historifcbe en Politique Tractatcn van wa gen aar II. D. bl. 44. volgg., eaf hy die uit, sim voor de Nakomelingen een Gedenkteeken te ftrekken (volgens 't Voorbericht) van den inviendigen toeft and van ons Gemeenebeft, en van de gevoelens onzer driftige en gematigde Politiken in bet merkwaardig jaar 1747. Hy toonde daarin wat récht- feba-  in de Nederlanden , (Jloofdfi. III. §. X.) 169 heid vorderden de Staten in de Amfteld. Schepenen fchapen Patriotten waren, zulken namelijk, die de Oude Regeenngsvorm der Republiek, door de Staten met den Stadhouder aan 't Hoofd van 't Bellier, als 't eenig ware middel hielden, om het Land wel te bellieren en ftaande te houden. Zie bl. 88. enz. Na de Verdediging dezer Academifche Verhandeling rezen er wederom anderen op, die ook den naam van Patriotten voerden, 'i Gaat hier mede gelijk met andere woorden; men onderfcheide bet kwade van bet goede. Prins willem ben I., aan wiens zorgen •wy onze Gemeenebclt-, en Staatsregeering hoofdzakelijk te danken hebben, wist dit ook wel, wanneer hy met anderen in het jaar iySc onderfcheid maakte tusfehen goede en kwade Patriotten. Men vindt dit by schwarzenborg Cbarterb. van Frissl. 'IV. D. bl. 123. en 't gewag van Patriot oorlooft rr.y hier tot opheldering der latere Gefchiedenis dit ïiièr3by te voegen. Men drong namelijk, den 10. Febr. 1583. in eene Algemeene Staatsbyeenkom.lt daarop, dat de Eed op de Conflitutie nog niet door allen afgeleid was, en men beraadflaagde, of niet ieder, hoofd voor hoofd , daar toe verplicht moeft worden; en zoo er waren, die het weigerden, het Land te doen ruimen. De woorden zijn dezen : Alfoe men jegenwoerdelick vindt veele quade Patriotten; af te niet geraden en fal fijn die genen, die eenigfins fufpect zijn, in *t by Tonder die veorfz. Unie te doen bezweren. Ingevalle eenige in weigeringe bevonden wor- <]en hoe men daermede doen en bandelen ful? Én 't eenparig befluit was: Dat men den genen die in weygeringe blyven, den eedt te willen doen, uyte geünieerde Provinciën fal doen vertrecken , fonder dat den genen , die vuyt eenige Provinciën ter oorfaeke voorf. belaft is te vertrecken , in een ander Provincie fal mogen ontbolden. — Men ftelde teffens ybor : Oft men niet goedvindt in defen gevaerlicken L ƒ tijd,  ijo Oorfprong der Rechtbanken hen openlijk ; als mede de belydenis van den Gereformeerden Godsdienst f84). % X. De Schepenen moeften by de aanvaarding hun? per bediening beëedigd worden, welke gewoonte nog ftand grijpt. Eertijds onder de Graven deden zy eed den Grave, als den Souverein uitmar kende; welken eed de Baljuw, uit 's Graven /ast, den Schepenen voorlas,en hun afnam; maar na tiit, rlnt men die voorjz. Unie endi Confederatie fal doen hefweren by die Heeren Stadhouders van die Provinciën, by alle die Magiftraten ende Hooftofficiers van die felve Provinc, Staat ofte Leden van dien ; Mitsgaders van alle die Schutterytn, Broederfcbappen, en Collegien , die in eenige Steden ofte Viecken van deze Unie zijn ; ende dit al op eenen tijt. Dit was by de Unie ook al bevolen, en nader befloten den 17. Febr. 15-79. Doch nog niet uitïevoerd ge weeft. Men leert dan hier, dat tot de goede Patriotten alleen toen gerekend werden te behooren , die de Unie bezweren wilden , en dat men aan 't hoofd van alle de Conftitutionele Machten de Stadhouders in de eerfte plaatze genoemd vindt: zoo dat die toen de Stadhouders uit het oog hadden willen verliezen, onder de kwade Patriotten gerekend zouden zyn. Het ware te wenfehen geweeft, dat in de laatfte jaren der verwarring dit door onze Landgenoten en Medeburgers meer in 't oog gehouden was. De Heer Schryver dezer Verhandeling heeft ongetwyfeld eenen Patriot van de laatfte en goede foort bedoelt. Waarom ik my deze ophelderende Aanteekening hier veroorloofd heb. Aanmerk, van a. kluit. (83 ) Refol. van Holl. 10. Apr. 15-88. fo. ƒ 1. C84) uitenbocaert Kerkl. Hist. bl. 277.  in de Nederlanden, (Hoofdft. III. §. X) 171 na dat den Baljuwen zich niet meer met de Stede? jyke zaken mogten bemoeien, is dit op de Schouten overgegaan, die voormaals onder de Graven op 's Vorken naam , maar thans, ten tyde der Genieenebestregeering , op den naam der Staten van elke Provincie den eed afnemen. Toen in 't jaar 1675. de Staten van Holl en Westfriesl. vernomen had den, dat fommigen , om X Schepens* ambt te bekomen , aan de genen , die de benoeming hadden, geld of gaven hadden aangeboden of gegeven, befloten zy, dat de Schepenen voortaan den Eed van Zuivering zouden afleggen, en daarby verklaren, dat zy tot bekoming van dien post geene giften gedaan noch beloofd hadden (85); en in 't jaar 1748. hebben zy twee Eedformulieren opgeheld, van de Ampten met geene lasten te bezwaren (86). Zeer bekend is thans het formulier, 't welk den Schepenen van vroeger tijd tot heden toe wordt voorgelegd te bezweren : Dat zweert gy , dat gy goede Schepenen fult wefen , mynen genadigen Heere hout ende trouwe wefen fult, ende mynen genad. Heere in ftnen zaken fult ftyren ende fterken na uwen vermogen , ende een recht vonniffe wyzen fult, tnjfchen den Heere ende den Huisman, tuffchen denHuysman ende denHeere, ende dat niet te laten om geenrehande faken. Omtrent welken eed nog op te merken is, dat hy in 't jaar 1725- vermeerderd is met deze woorden: Als mede, dat gy die van de Convooyen en Licen'ten in alle zaken haren functie co??cernerende, de behulpzame hand zult bieden , om geenzins aan de (üf) Refol. van Holl. 167*. den 26 Maart. (86) Refol. van Holl. 1748. den 13. Jan. bh 70.  ijz Oorfprong der Rechtbanken de Collegien ter Admiraliteyt in de exercitie van hare functie of aan Officieren van dezelve in zaken concernerende der betalinge van 's Lands Rechten en executie der Placaeten eenige de minfte verhinderinge , oppofitie, refiflentie of anderszins zult deen, of, zoo veel in u is,zult laten doen,direffelyk of indire&elyk. Maar om de daar uit opgerezene moeilijkheden in 'tjaar 1729. is deze uitbreiding des Eeds in 'tjaar 1730. achterwege gelaten. Daar te voren de Schepens een zeker gedeelte der Boetens als eene wedde ontvingen , is naderhand dit gebruik veranderd; thans krygen zy eene vaste jaarwedde; welker fomme federd de XVI. Eeuw dikwils veranderd is, en eindelijk in't jaar 1624. gebracht op ƒ500. -— 't welk bevestigd 'is in de jaare 1645. en 1747. f87). Wat hun Ambtsbediening betreft: van alle tyden tot heden toe hebben de Schepenen te recht gezeten over allerlei Burgerlyke rechtszaken, die binnen de Stad en haar Rechtsgebied voorvielen; en deze macht is by geene Privilegiën ooit ingekrompen , maar integendeel hebben de Vorsten dikmaals beloofd , dat zy de VonnifTen der Schepenen over die zaken vast en geftade zouden höui den. Zoodanige zaken worden er vele in den eersten aanhef (in/lantie) voor de Schepensbank gebracht ,- maar velen komen er ook van de lage? re banken by beroep voor Schepensbank. In de. civiele zaken zyn de Schepenen verplicht eenige formulieren, die in één lighaam by een vervat zijn , te volgen, welke in de jaaren 1517,1538, 1594, 1632, 1635,1644, en 1650. met raad van de (87) wagen. Amjl. VII. D. I. 11. bl. 3ï-r-34.  in de Nederlanden, (Hoofdft. III. % X.) 173 de Vroedfchap zijn zamengefteld (Ï SiOi niaar toen dezen, om de vermenigvuldiging der twistzaken niet toereikende fchenen te zijn, is er eindelijk in 't jaar 1656. d. 27. April een naaukeurig Opllel vervaardigd, langs wat weg de zaken voor Schepenen moeten gebracht en ontfcheiden worden ;welk Opftel verder in de jaareniÖ78, 1726". 1728. (89) is uitgebreid ; en volgens't zelve worden nog heden alle zaken afgehandeld. Tot de Burgerlyke zaken behoort ook het maken van Stedelyke Keuren. Deze worden gemaakt van de Schepenen met den Schout en Burgemeefters, die allen uitmaken het lighaam, genoemd Myne Heeren van den Gerechte. Jaarlijks worden by de vernieuwing van den Magilrraat de Keuren teifens vernieuwd, en hierby worden eenige plechtigheden vereischt, die ons wagen, opgeeft (90). Wat het Lijfftrafelyke Rechtsgebied aangaat, boven zagen wy, en hebben *t zoo wy hopen , met voldingende bewyzen geftaafd , dat by den aanvang der Stad Amfteldam de Schepenen llechts een gering gedeelte van de lijfftraflyke rechtspleging hadden. Doch wy zullen deze ftoffe, als genoeg,bewezen, hier achter laten. Hedendaags worden alle lijfftraflyke zaken voor de Schepenen gebracht en gefcheiden, en zulks wel ordinarie, [of extraordinarie], nadat de faken bevonden worden gedi/poneert te zijn , te we0n in con-- for- (88) Handv. van Amft. II. D. bl. j-8o—J-S8. ( 89) Handv. van Amft. II. D. bl. Ó10—62&. (90) Amft. VII. D. I. B. bl. 204. volgg..  174 Oorfprong der Rechtbanken formitévan befchreven Rechten f91). Dit toch zijn de woorden van den Brief, welke de wyze van rechtsvordering in 't Criminele voor de Schepensbank van Amfteldam opgeeft, dien de Vroedfchap van Amfteld. in 't jaar,1570. d. 9. Jan. (92) overleverde aan 't Hof van Holland, om dienden Hertog van Alba over te zenden, die alle de Privilegiën en formen van Rechtsplegingen in 't Lijfltraflijke begeerende te kennen , uit de zeiven de vermaarde Criminele Ordonnantie in dat zélfde jaar 1570. vervaardigd heeft (93 ). Het zoude mogelijk aan fommige myner Lezeren niet ongepast voorkomen, hier ter plaats ietê te zeggen van 't recht van pardon geven j 't welk men vind, dat de Schepenen van Amfteldam zonder de Staten te kennen , wel eens uitgeoefend hebben; alsmede van't recht, om een Burger uit zijn huis te ligten, of kwaaddoenders te bannen $ en andere gewichtige gevallen. Maar dewijl eene Academie-Verhandeling ook zyne grenzen heeft;' wil ik die onderwerpen tot anderen tijd en plaats ver- (91 ) Wat die woordden ordinair of extraordinair zeggen willen, zagen wy in 't Tweede Hoofdft., en in 't gemeen over het Ambt der Schepenen zoo in 't civile als criminele kan men nalezen wagenaar Befcbryv. van Amft. VII. D. I. B. bl. 171— ioj. (91 ) Handv. van Amft. II D. bl. f6S. (93) lk hen by toeval Bezitter geworden Van eeri zeldziam Handfchrift, waarin gevonden worden dé Uudfte Font tilk-ren van Rechtspleginge te Amfteldam. Dit Sttik nimmer, dat ik wetè, in 't licht gegeven , had ik gedacht hierby uit te seven , en op tê helderen ; maar deze Verhandeling tegen verwachting uitgedegen zijnde , is mijn oogwit, dit by eene ■andere gelegenheid te doen.  in de Nederlanden, ( Hoofdft. Hl. 5. X.) 175 verfchuiven, om met meer naaugezette oplettendheid te behandelen. 't Geen wy dus verre van den Oorfprong der Rechten en vooral der Schepensbank in Nederland fchreven, indien 't aan de poogingen eens Jongelings beandwoordt, zal ik my ten hoogften voldaan achten; 'tzalmy ook,zeer aangenaam zijn, indien men my waardig keure, mede te deelen, 't geene in dezen arbeid min naaukeurig of min naar waarheid gezegd mogte voorkomen.  5 i?6 Oorfprong der Rechtbanken ' ' B IJ L A G E. JFI^ehelzende de [Oudfte en Ëerfte] Keuren en Stadsrechten, door den Heer van Amftelland en Amlteldam, [guido; of] guV van Henegouwen , gegeven aan Amfteldam, omtrent hét jaar 1300. (1) (leenkam. van holl. regist. perg. e. l. 39. f°. 2. y1'0 en f°. n. 4. . In dien name des Vaders des Soens en des Heylighen Gheest Amen. „ Wy ghye van he~ iieghouwen maken cond allen den ghenen die de- feri (i) Deze zijn nooit uitgegeven, noch wagenaar, immer voorgekomen. Zie Befchryving van Amft. II. D. bl. fcS. Uit dezelven blifkt, dat Amfteldam toen reeds Stadsrecht gekregen "heeft, en de Ingezetenen dus vroeger dan 't jaar 1335». Poorters geheten hebben. Zy verdienen vergeleken te worden met de Keuren van 'tjaar 1342. by mieris II. bl. 668. Welken van dezen 'c meefte ontleenen. [ Tot meerder gemak des Lezers hebben wy de Handveft zelve door §§. afgedeeld . en uit het Aflchrift des Heeren Profesf. a. kluit de ingeflopen drukfouten verbeterd, waar onder vooral uitftak, dat in den tekst §. 9 gedrukt ftaat: wat inkome dat die Scbou-t te, — waarvoor gelezen moeft zijn: wat wilcóre dat die Schout e. — ]  in de Nederlanden, BYLAGEN. 177 fen brief fullen fien of horen lefen , dat wj bi ghemenen Rade onfer goeder lude nebben ghe* ïèt, en ghegheuen onfen poirteren van Aemftelredamme alfulke coere eh alfulc recht in hore poerte en in hoer vrihede te houdene, eh te voeren, als hier volghet befcreuen. §. I. Int eerfte es dat fake dat een man den anderen döet flaet dat fel wefen liif ieghens' hif daermenne [d. i. daer men hem] mitter versker daet beghripet, ende waer dat fake dat hi ontghinghe,- fo foude die here hebben twintich pond van linen goede eh die fcoute M voert rechten bi den fcepenen als recht es , Voirt willen die maghë claghen mitten doede fo foudcn vier manne vter maechfcapè zueren die den fcepenen dochten goeden knapen wefen, dat fi en ghenen ónfchuldigèn man beclaghen fullen, §. II. Voirt waer dat fake dat een menfche den anderen leemde die waers op viif pond of op fjin hand, en ware of hine leemde te vollen alle van enen oghe vyt, of voet, of hand al of die waers op tien ib, , 5- Hl. Voirt wie fo vrede brake die waers op liif eh op goet, §. IV. Voirt wi fo een huys anftormet bi daghe die waers op viif pond, bi nachte op tien pond. §. V. Voirt wi' fo fuaert of kniif toghe in arren moede die waers op . een . fb . of die uóchte met ftauen of mit verbodene wapene óf mit M vuys»  178 Oorfprong der Rechtbanken vuyften die waers op een pond, Voirt wj fo ene coere wonde dien anderen dede die waers op drie ib., Voirt van allen veruochtenen boeten i'o hebben die here twiedeel en die poirte en die fcepene mirten fcoute dat clordendeel half 3 die poirte, en balfdie fcepenen ende dien Icoute die ander helfte, fonder van doetüa'ghe, §. VI. Voirt waer fo een vechtelic es, ende die fcoute met twieu fjepenen vrede eyskedc , jofte twee fcepene daer die Icoute niet bi en es, fo wie fo es wëygherdé die waers op viif pond tote eiker tiit, dat men hem eylciiede, tote dïien tiden, eh ib fielt gherechte 'helpen den ghenen dies vreden begeert, §. VII. Eh fo wie ander fcepene ede fpreket, die waers jeghens eiken fcepene op twie pond, eh den here alib veie als hém allen. §. VIII. Wat vonnesic dat die feepenen wort ghevraghet , liin fiis niet wijs, fo liiüen fi foeken tutrecht, of daer lijs best wijs moghen werden, binnen den gheltichte. §. IX. Wat wilecre dat die fcoute mit den fcepenen maket, die moghen li houden alfo langhe alfe hem goet dunket behouden den here liin rechte. §. X. Eh wat poertre, dat die fcoute eh die fcepenen ontfaen , die goet knaep es , en onberoft daerne ial die here niet wederfegghen, l XI.  in de Nederlanden, BYLAGEN; 179 §. XI. Eri waer dat ter póerte goet gheleghen fes, dat en fal nerghen en ghien onghelt ghelden dan binnen Amftelredamme, §. XII. En wat poertere 11 ontfaene die heft zes weken hen te bereyden , en dan binnen te comene , mitter wone, §. XIII. Eh binnen der pöirten wonachtich fiin, fo mach elc poirter buten wefen fine lentene te docne fes weken, eh in den öechfte finen bou te doene fes weken 3 §. XIV. Voirt wat poirter vter poerten va&rt buten den fcepenen, eh buten den rade, rouen^ barnen, of lude te vanen ■, die es op viif pond, eh fiins poertrechts quite, eh dele boete fal gaen als dandere; §. XV. Waer dat zake dat een poirter buten vriheyt, in node quame, öf buten beleghen worde fo fal die mene poirte dien man ontlètten en vyt fiere noyt helpen , es dat fake dat fi willen mit ghemenen rade der fcepene, daert jeghens dien here niet en draghet, §. XVI. Voirt wat ghefchiet, binder vrihelt Van aemlielredamme dat filmen berechten bi dén fcepenen van binnen daeit jeghens die herelichede niet en draghet, §. XVII. Voirt daer die rechtere of fcfr1 pene yemant vermaent des heren rechte te M 3 ftar^  ïfio Oorfprong der Rechtb. in de Ned.WfLAG. ftarkene , die des weyghert die es op een pond, §. XVIII. Voirt fullen fiden here dienen tot-s here wille na hore machte. * [* Dit (luk, zonder jaartal, en zonder 't gewone Lot, en, zoo het fcbynen moge, hy het een of anderpunt algebroken, gelijk ïn de V^St^L m t voorbygaan wordt te kennen gegeven, wordt gepatst gevonden tusfehen twee andere Brieven van Regtfter,hopende van het jaar ,3,6. tot 1336. Meer brieven van vroegere tyden zijn daar in gevoegd; eh tu, juift dat jaar ,3,6., waarop de Graven van Hollandleen begin Ichynen gemaakt te hebben, om alle mgevaardigde Brieven, Aften, Privilegiën , en lievei?n' ï A'f^"by elkander te houden en te brengen: welk breeder haat bewezen te worden in de volgende Verhandeling van den Heer van son over t Hof van Holland, Me IJoofdll. $. X Wat den tijd der gifte dezer Handvell betreft , uit het «een bl. 134. van gui do van WnegmiwM èèé&d-'is kan men opmaken, dat zv niet wel voor Mei t*Oó ' kan gegeven zijn, doch'ook niet later,dan Uqu Immers den «. Mei ,300. werd gu . 1,0 eerft ooor zijn Broeder, den Graaf va„ Holland by /lpanage of Uitzet Heer van Amftel gemaakt voor zijnheven of /o/ rtto £y ff« Biscbdom kreeg ai rE r 1 s 11 1) bl 'JtJ'ii'ü Jl''t[aaï '3°'- den4. Jul. ftierf Bisfchop w uem, en bad dezen suibo tot Opvolger ia t Bisdom van Utrecht. Hy moet dim vóór den- tijd der Verkiezing tot Bisfchop deze Handvest als lieer v't'A « f gÜVe" fi6bben- 1 Js wd waar5 ^ behield Amlïelland nog een wijl tijds. Zie m i e r i s 1 f bl. 1 u Maar de Handvell noemt hem enkel ghVje' van'Henegouwen, zonder den tytel van by der GenadeGods Bisfchop van Utrecht, 't Welk hy niet zoude achtergelaten hebben na zyne aanftelling tot Bisfchop in tjaar 1301.3 ^ ACA.  I V. VERHANDELING OVER DE NATUUR en OORSPRONG V A 1* HET HOf VAN HOLLAND ONDER DE | R A A V E N DOOR Mr. H. S. van S O N*   ACADEMISCHE VERHAN DELING O V E R D E NATUUR en OORSPPvONG VAN HET HOF van HOLLAND onder V E GRAAVEN. I. HOOFDDEEL. Over den Oorfprong en Voordgang van 't Hof van Holland en Zeeland, federd de Vorften van Holland en Zeeland de Landsheerlyèe Hoogheid of Territoriale Oppermacht bezeten hebben, langs de vier eerfte Stamhuizen der Graaven tot den jare 1462. i 1. "ITn alle Koningrijken en Heerfehappijen ? die er ooit geweest zijn, bedienden de Oppervorften zich van verftandige en wijze mannen, vertrouwde vrienden, of raadslieden, der zaken kundig, om van derzei ver raadgevingen en hulp gebruik te maaken, wanneer zij alleen ter beftiering van zoo vele zaken zich niet genoeg belfond reM 4 ken-  iS/i Oorfprong van fat Hf kenden. Van hier de ooriprong van beflendige Hoven, die allengs zijn opgericnt, welke te 'gelijk met den Oppergebieder , of ten minden in zijnen naam, de bezorging der bun toevertrouwde zaken waarnamen, 't Gene in andere Landen, datzelfde heeft ook in de Gewesten, die wij bewoonen, oudtyds plaats gevonden. §•1 I- f, Dat de Hollandfche Graaven 5 die eerst in naam der 'Keizeren , en vervolgens in hunnen eigen naam , alle de Majefteits -rechten uit kracht der hoogfle en volle Oppennacht, of, zoo als men toen plag te fpreken, der Landsheerlijkheid, uitoefenden ( i ) , zich van Raadslieden of r a apen bedienden , is abins en volkomen zeker. Doch opdat bij niemand daar omtrent eenige twijfel overig blijve , laat ons kordijk de bijzondere Stamhuizen der Graaven doorloopen , en uit ontelbare Voorbeelden, die overal in de oude fuikken voorkomen, eenige aanvoeren. Van (t ) Dit hebben in 't brecde voor niy betoogd de Wel-ttdeie Heeren it.cii.' neeneman in zyne yicadem. Verhandeling over de. Beden der Graaven. bl. — N U- bl. 21. MATTH VAN DER pot , Verhand over de Verpondingen die in Holland gevorderd worden. '1 7H1. Hoof ld. 1. p. rendoup Ferband. over den oorfprong en de macht der Staaten onder dc Graaven, '1782. bl. 13. en volg. En byzonder over hunne Macht van Rechts - Urfening D. DEUTï Verband, over de Rechters, en voornamelijk de Schepenen in Nederland', federd de eerde tyden. 1782. bl. 43 — f4. N-D.'bl. 61.  van Holland. (Hoofad. I. §. II.) 185 Van dien tijd af, dat de Graaven van Holland^ ais Heeren van den fLande ( als Landsheren) de Wetgevende macht meer openlijk zelve begonnen te oefenen , 't welk voornamelijk zich ontdekte in het liichten van Steden in de XIIIde eeuw, en die met verfcheidene Wetten en Privilegiën te voorzien ( 2), bieden zich terftond voorbeelden van zoodanige Raadplegingen aan : want hoewel willem 1. in't jaar 1213. aan die van Geertruidenberg eenige Keuren voorfchrijvende , geen gewag maakt van Raadslieden (3); komt zulks echter dikwils voor in die Wetten en PrMlegien, welke willem II. aan de Steden gegeven en toegedaan heeft. In de Handvest van't jaar 1245. aan de Stad Haarlem gegeven , gebruikt hij deze woorden: Willichlic ende bi rade mijnre edelre ' lude ende getrouwer (4),- en in de ftedelijke-Keuren aan de poorters van Delft, met groter is e k a d e mijnre Edelre luyden ende getrouwer ( 5 ) ; Op eene andere plaats, van gemene raede onfen Diensteneden ; Edel ende onedel in Holland, ende bij raede andere goede lieden ; alzoo langhe als't ons ende onfe raede duncket aorbaer te we,- ( 2 ) Zie den Wel • Ed. Hooggel. Heer Prnfesfor a. kluit Print. Lin. %. 323 — 326. en in Cod. Diplom, bijl. Crit. Comit Holl. p. 400 feq. Vergel. ook den Ileer Baron de meerman Gefchiedenis van Graaf Willem van Holland. 1. D. bl. 18. en 29- 31. ' 3 ) Zie mieris Groot Charterboek der Graaven van Holl. I. D. bl. (4 ) bl. 222. iS) bl. 218. M $  186 Oorfprong van het Hof ■wefen (6); Florens V. die aan willem II. opvolgde, aan Delft vrijdom van tollen toeftaande, foo heb ik , zegt hij, bij raide mijnre hoger mannen hem gegeven die gratie, en tie vrijhede enz. (7). Dezelfde in de Privilegiën aan de Stad Leiden {preekt op deze wijs : na inneming van den Raad mijner Edelen en die van mijnen Huize, en op het einde van dat zelfde charter: Aldus gedaen bij rade en vnendfchap der Edele mannen (8); in andere laat Hij zich op deze wijs uit: bij mijnen vrijen wille, ende bij raide mijnre ■mannen (<)), naar onzen vrijen wil en volgens 't ge-oelen van onzen Raad(io); bi gantzen rade onfer getrouwen manne en ons Ra des overeen gedragen fin fn),' voor onfen Raedt, die daer over ■waren, ende onfer hoogher mannen een deel — ende voort anders veel goede luyden (12). Meldenswaardig is hier ook zekere belofte tulTchen florens van Henegouwen en den Heer van Borfelen in 't jaar 1277. den 16. van Junie aangegaan, waar in zij onder anderen eikanderen belooven, dat ware dat fake, dat onzer een in 't Hof waar e van Holland, en die andere niet, die ghene in 't hof waer e, foude den andere vorderen, dat hij in 't Hof qua me, piet alle zire macht, met goeder trouwe (13 j , wel- (6) bl. '2J6. (7) bl. 342. (8) bl. 344(9} bl. 348. { 10) bl. 361. *"(ïi) bl. 398. (iz) bl. ƒ03. t 3. '■■ 39*>  van Holland (Hoofdd. I. $. II.) 187 welke woorden alleen genoeg waren, om te bewijzen, dat de Graaven toen ter tijd fpm\vjjfeh(i4j, gewoon waren zich eenige raadslieden te nemen: en de waarheid van dit gevoelen wordt verder daar uit bevestigd, dat Graaf jan de Eer/le, nog zeer jong zijnde, zijnen Schoonvader eduard, Koning van Engeland,, beloofde , dat hij in alle zaken zulken, dien het den Koning behagen zoude hem als Raadslieden toe te fchikken, ter Raadsvergadering zoude roepen, mieris geeft den Brief op (15), Men 'vindt ook een formulier van den Eed , die onder jan I. en willem III. van z alken Raadsman werd, afgelegd (16) j waarom dezelfde Jan zegt: bij onfen Rade , die doe te tijde met ons was, ende noch es(i?j. S- ui. Het Hollandfche Hamhuis uitgeftorven, en 't Opperbeffier van zaken aan jan den Tweeden, Graaf van Henegouwe gekomen zynde , hebben deze raadvergaderingen allengs eene meer belten? dige (14) Somwylen, zeg ik, omdat er ook vele voorbeelden voor handen zijn, waar in de melding van Raadslieden is uitgelaten. (ij-j Op de aangeh. plaats bl. 578. n. 2. Hier uit moeten verklaard worden de Geloofsbrieven aan wolfaed van Borfelen, en florens van Borfelen, aldaar». 3. gelijk ook de beloften aan jan en wolfard van Borfelen bl. ƒ84. n. 2. (16) Aldaar bl. 787. n. 1. en II. D. bl. 22. j[ 17) Aldaar bl, ƒ93. ». 1.  iS8 Oorfprong van het Hof dige gedaante aangenomen; en geen wonder! want1 daar Hy het bewind zoo van Henegouwen als van Holland voerde, en dus niet geduurzaam, zoo als tot hier toe de Graaven gewoon waren, zich indeze gewesten konde ophouden; zoo kon hij geenen anderen weginilaan, dan dat Hij aan eenige Raadslieden in Holland de macht verleende, om in zijn afwezen de zaken ten meesten nutte van zijn land waar te nemen: men vindt voetftappen van zoodanig Raadshof in Holland, van welks hulp jan II. als hij in Henegouwe, en dus afwezig was, zich aldaar bediende bij van baalen fio\)$ dit zijn de woorden : van der Schepene teringen , die metten Bailiu gheva ren waren tote Schiedamme, daar al die raat van holland vergadert was om menigherhande niare: — Dezelfde Graaf aan Dordrecht eene markt, en den kooplieden veilig geleide gevende, erkent zulks te doen met ryp overleg en na zich van den raad veler goede lieden bediend te hebben (10 ): en als j an II. geftorven was, aanvaardde zijn zoon willem III. de regeering, die insgelijks van zi jn e n raad van Zeeland gewag maakt ( 20), en in de Stadsrechten van Leiden zegt: hebben wi hij rade onzer edelre lude ende huusghenoten (2,1), als ook, hier over waren onze lieve here ende oetn heer Guy — ende anders veele onzer getrouwer mannen en luden, bi welker luden rade wi doe te tiden wrochten [datis,onze zaken deden, werk-r ten (18.) Befcbryving van Dordrecht bl. 731. (19) MIERIS 1. D. bl. 6l ƒ. (20) II. D. bl. 740. (ai) bl. 148.  van Holland (Hoofdd. I. §. III.) 189 ten] ende ons berieden (22); En, bi eenen deel s die den Grave heymelickst Jien ( 23). En dit alles had op dezelfde wijs plaats in Henegouwen; want ook daar hadden zij hunne Raadslieden , die zij den Raad van Henegouwen noemden. Ook hadden zij die in Zeeland, den Raad van Zeelana genoemd, welke allen zonder onderfcheid of in't gemeen de Vorst raadpleegde , waar hij zich ook mogt ophouden ; of ook wel afzonderlijk. Van hier, onzen raad van Zeeland, gelijk wij even te voren van jan II. zagen, — met onfen ghemeenen rade van Holland ende van Zeelant (24); mit ziften hoghen rade , ende mitten goeden luden van den Steden van Holland (25) $ bij onjèn goetduncken ende van den luiden van rade (26); want onsen onfen raet dunckt dat; des en laet niet (27 ); ook werd ze de gemeene Raad genoemd f28 ), de gemeene Raad van Holland (29J, of eindelijk de gemeene Raad van Holland en Zeeland (30). • 1- IV. Nu kom ik tot het Beierfche Stamhuis. De Ge- (zi) Aldaar b! ifo. ( 23 ) bl. 269. b, op V einde, ( 24 1 bl. 809 n. 3. en 814. (2f ) bl. 7f2. (26) bl. 668. a. verg. bl. 66y a. 6S2, b: e% 68 f. (27) bl- 679. (-8) bi. 471. 47f. 477. (29) bi. S13. (30; bl. 814.  190 Oorfprong vdn het Hof kundige wagenaar heeft te recht bemerkt, dat er onder al bert van Beieren reeds een Hof geweest is ; maar 't blijkt uit het te voren gezegde,- dat dit min naauwkeurig van fommigen tot de tijden van albert bepaald wordt; want op dezelfde wijs , als voor henen , wordt er gewag gemaakt van den Raad van Henegouwen , van Holland, van Zeeland toen tegenwoordig, en den Raad der Stede Dordrecht, Delft, Leide , Amfier dam C32J; — wij beveèlen onfen rade van den drie landen, als Heer C33), onfen hogen raet van Henegouwe, van Hollant en van Zeelant, die wi daer toe te rade hadden (34)? of in opzicht dezer twee Gewesten, de Gemeene Raad van Holland en Seland, en van de Stede Dordrecht, toen tegenwoordig (35), of bijzonder aangaande Zeeland, nimmermeer daarin te komen — liet en fi bij willen mijns heren ende fyns raets van Zeeland ( 36 ), waar bij ook fomtijds melding van de plaats [gedaan wordt — bi ons en bi onfen raet in Middelburg (37) ; bijzonder ook aangaande Holland , op bevel van den Graaf bij (31) Fad. Hist. ÏH. D. bl 377. Verg. den Heer Burgemeelrer ren dorp in de Foorr. op de Milit. Jurisd. bl. ƒ3. (32) mieris III. D. bl. ƒ6. en volg. (33) Aldaar bl. 361. B. (34) bl. 34Ó. verg. van de wAll Handveji. van Dordr. bl. 324. Andere voorbeelden kunnen er bygevoegd worden uit mieris HL D. bl. 363, a. en 619. b. ( 3f) bl. ƒ7 op V einde. (36) bl. 109- en 111. (37) mieü is II. D. bl. 172. en volg.  van Holland (Hoofdd. I. §. IV.) 191 bij den gemeen en Raad van Holland {f38), én den Raad van Noordholland (39),-fomwijlen ook werd de raad van fommige fteden ingenomen — op bevel van den Heer Graaf bij gemeenen Raad der fteden Delft, Leiden, Amftelredam. Na den dood van al bert in 'tjaar 1404. Helde willem VI. nieuwe Raadslieden , (of zoo als wij nufpreken, een nieuw Hof) , zoo in Holland , als in Zeeland, aan, welken bij namen worden opgegeven in 'een gefchreven Register in de Leenen Registerkamer van Holland (41) ; van hier leest men bij m i e r i s (42), wij raide van Holland, op defen tijd in den Hage wefende; en diergelijke formulieren meer. En dus is er altijd een hof geweest voor de tijden van p h i l i p s van Burgundie, of liever, er zijn verfcheidene Hoven geweest, grootendeels, met den Vorst van plaats veranderende , welke altijd beftonden uit mannen, die door hooge Eerambten, of door kundigheden uitmuntten , welken (3S) bl. 81,. (39) bl. 807. (40) bl 806. (41) Waar men leed: Item tip den/elven dacb (19. December 1404.) Jo nam min here Hertoge IVillem, tot fmen rade den here van Egmonde, den here van Wasfenair, den Jonckhere van 3'rederode , heren Heynric van der Leek, en bere Jan van Cronenburch. Item in Zeelant here Huge van Heen* vliet, heren Clais Kerüing van Reymerswale : — Item den Abt van Middelburcb. — Item den here van Vijanen , here Johan die Baftaert van Bloys , Foyken Feykenfz. Item de Jonckbere van Asfouwe, heere *Jan van Heemfteede: welke twee laatfte er aitï eene andere hand zijn bygefchreven.  'los Oör/prong van het Hof ken de Vorften raadpleegden overal, waar zij zich onthielden: waar m ook bijzonder is aan te merken, dat, federd den tijd van willem III. van Henegouwen , deze Raadslieden , behalven de algemeene formulieren van eenen tegenwoordigen Raad, ook dikwils hunne namen er bij fchrevèn; en dit weder met verlcheiderlei formulieren; als: bij den Heere den Graaf en alle andere van den Raad ( 43), bij den Heere en den Raad (44), bij den Heere den Graaf en den gemeenen Raad'(45)» bij den Heere den Graaf, de andere weet ik niet (4 6). Voornamelijk komt dit formulier gemeenlijk voor, op bevel van den Heere bij bericht of ter. relatie van die of die (47). Allermeest nochtans vindt men eenvoudig bij de Staatsftukken gefteld, op bevel van den Heer, of op bevel van den Heere den I Graaf, of bij den Heere den Graaft of gelijk in den Brief van jan van Beieren , bij den Heere bovengemeld, en op zijn bijzonder bevel, in zijnen Raad f48). Uit dit alles blijkt genoegzaam, dat dé Oppervorften, naar dat zij 't nuttigst oordeelden , zich eenige Raadslieden hebben toegevoegd , 00'k onzeker van getal, en plaats; waar uit ml verftaan kunnen worden zekere Gerichtshandelingen, ten tij- (42) MIERIS IV. D. bl. 162. (43) Dezelfde II. D. bl. 35-2. (44) bl. 217 (4f) bl. 476. volg. 3f3. 367. 391. f73. volg. (461 bl. 35-0. (47) bl. 624. en 111. D. overal. (48) Vergel. van de wall op de aangek, iJaats b!. 457.  van Halland (Hoofdd. L $. IV.) 103 tijde van jan van Beteren gehouden (49);waar men dus leest : dit fijn dlfulke punten als Heer J. van der Vlyet geil jet heeft (d. i. beleden heeft) voor niijns gcnaed. heere Raade van Beyeren, uit den lande van Hollani — en oick sommige wt den lande van Lutcemhurch ,dls — — en dair toe van den Steden van Hollant, als — enz. Te gelijk is hier uit blijkbaar , dat, nadat Holland , Zeeland, Henegouwen, Beiéren, onder de fegeering van denzelfden Oppervorst geweest zijn, maar voornamelijk nadat Keizer l ode wijk ter gunste van zijne Echtgenote margaretha, Graavinne van Holland , beloofd had de landen van Henegouwen,Holland eil Zeeland, bij eikanderen te houden , en die niet meer van een te zullen fcheiden (5°); dat (zeg ikj van dien tijd af de Raad van den Oppervorst, of het Hof, 't weik gewoonlijk beftond uit Raadslieden , zoo wel van Henegouwers als van Hollanders en Zeelandcrs, en welk overal bij den Vorst was , en hem gewoonlijk verzelde , langzamer hand eene grootere beftendigheid heeft beginnen te verkrijgen ; want wijl de Vorften niet overal zelve konden tegenwoordig zijn, zoo begonnen hunne Raadsvergaderingen of Hoven op bijzondere plaatzen gehouden te worden , en werden eindelijk daarvau genoemd , jt Hof van Henegouwen, \ Hof van Holland, 't Hof van Zeeland enz. naar dat zij in Holland of elders 't bewind der zaken hadden. Dus wordt de zin eener plaats bij mieris (491 mie nis IV. D. bï. 729 ft. N (fo) Aid. II. D. bl. 703. en 723 verg. du mont Corps Diplom. Sunplem. Tom 1. Part. 1. bl. »6i. N  1^4 Oorfprong van het Hof Ris duidelijk (gi )} fjQ hebben wij overeengedragen met onfen rade van zeeland: waarop aanHonds volgt, fo ombieden wij u allen onfen gemeenen Rade van hollakt, dat gy enz. Zij, die dit alles of niet geweten , of over 't hoofd hebben gezien , Hebben de orde van zaken en de oude rcgeeringsform wonderbaar verward, • en dikwijs den Vorst met de Onderdanen, 't'Iloj met de Staaten vermengd „ en om der Onderdanen of der Staaten rechten ie bewijzen, voeren zij dikwils zulke bewijsgronden aan , die deze rechten of geheel om ver werpen, of lijnrecht tegen dezelve ftrijdcn f 52). Bij afwezen van den Vorst nu werd aan ft hoofd dezer Raadslieden gemeenlyk een Stadhouder [of plaatsvervanger] gefield, hoedanig onder Willem IV. was deszelfs oom jANvan Henegouwen; waar om men omtrent dien tijd bij mieris vindt (53). Wij Jan van Henegouwen , Stadhouder ons liefs heere ende neeve 's Grave van Henegouwe, ende van Hollant - ontbieden u - want ons en onzen Raet dunckt 3 dat die veert nutt click is; des cn fait niet. DO M. n. w. 740. ( f2 ) Verg. dm Haog*GeK Heer a. k i. ui t Cod. Diplom, png. 99S. Van déze dwaling is behalvsn andere mede niet vry de Schryver van her Boekje, bet hooge Gerechts bof van Hollant den huize van Sour? gondie toegekent 1 740. die bl. 13 zegt: 's Graaven Raaden xcaaren als 's Lands Staatètt : gansch verkeerd .1 iy3) II. D bl. 679.  van Holland (Hoofdd. I. §. V) 195 S- V. Nu volgen de tijden van de regeering der Vorften uit het Bourgondifche Stamhuis, 't Is aan niemand onbekend , hoe groote beroerten na den dood van willem den Zesden om de Opvolging deze Gewesten gellingerd hebben , die veeltijds zoo ver gingen , dat ze in eenen burgerlijken oorlog uitbarstten. Daar jakoba zich de landen van haren Vader wilde toeeigenen, ftelde zich eerst jan van Beieren tegen haar,- en vervolgens mengde p h i l i p s van Bourgondie zich, in deze Opvolging : beide hadden hunne voor* ftanders; waar door eindelijk jakoba zoö zeer in de engte gebragt werd, dat zij genoodzaakt werd de ganiche regeering der landen aan p 111lIps op te dragen, met behouding bijna al< leen van de eer, om den naam van Graavin te voeren. Over deze zaken nu werd een verdrag gemaakt tusfehen jacoba en philips, 't welk onder anderen dit bevatte, dat er Negen Heeren gel leid zouden worden, om alle 's Lands zaken te bellieren. Deze Overeenkomst heeft in de geleerde waereld gelegenheid tot vele twisten gegeven-, daar fommige aan dezelve de oprichting van het Hof, dat nog heden óver de bellifiing der rechtszaken gefteld is, toefchrijven, terwijl andere ontkennen s dat ten dién tijde, het Hof opgericht is. Dus meen ik, dat het tot mijn oogmerk niet ondienftig zal zijn over dit onderwerp een weinig uitvoeriger te handelen. Na §. VI.  i()6 Oorfprong van het Haf ' $•> VI. "; Wij Hebben boven gezien , dat van de eerfte i tijden af er eenige Raadslieden geweest zijn, die' de plaats van den afwezigen Vorst vervingen, eni 't bellier der zaken hadden, 't Gene te voren i plaats had, dat zelfde had ook plaats ten tijdas van philips en jacoba. Dat na zoodanig; mede geweest is die Raad, welken men gemeenlijk de beveeling van negenen noemt, ftaat: by my vast; en hiertoe heb ik gewichtige redenen. Doch eer ik die voordbrenge , lust het : mij de bewijsredenen der genen, die van ons-; verfchillen open te leggen. Derzelver Voorganger is de zeer Geleerde hoynck van papendrecht (54), die dit als eene on>betwistbaare zaak rekent, indien men maar behoorlijk acht geve , zoo we] op den Brief zelf,-, die de aanftelling van dezen Raad betreft, als op> de wöordèn , die karel van Burgundie ge-' bruikt in de Inft-ruSïie ten jare 1463. aan 't Hof ; gegeven, daar hij zegt, dat het'Hof is een kamergeordineert bij zijnen heer en Vader : — Nu ( meent die Gel. man, dat karel hier de op- • richting van dien te voren gemelden Raad (de beveeling van negenen) op het oog heeft, als welke i (volgens- hoykck) van zijnen Vader philips zoude zijn geordineerd: boey (55) geeft: zich vele moeite om'aan te toonen , dat die groo- • te man hier iets menfchelijks begaat ; maar ik : vrees,-: ( *4) In de /fnalecla Be{g. H. D. I. B. (ff) Bedenkingen over de Oudheid \ van '# Hof' overal.  vcth HM and (Hoofdd. I. §. VL ïq? mees, dat ook hij zelf op valfche beginfelen bouwe, en niets beter leere. Dan zulks daarlatende, heb ik alleen aan te merken, dat de Geleerde hoynck om geene andere reden mij toelchijnc yan den rechten weg te zijn afgeweken , dan om dat hij den Raad, welke alle 's Lands zaken , 't Recht en de Politie raakendc, beftierde, niet onderfcheiden heeft van het Hof, wélk naderhand, toen eenige Raadslieden afzonderlijk daar uit genomen zijn, is ingefteld geworden, om de twistgedingen te beüisfen; over de oprichting van welk laatfte wij hier onderzoek doen. Het doet ook niets voor.de meening van dien grooten man, dat de Memoriaalen van 'tHof, die nog in 't Hof 'bewaard worden, eerst aanvang nemen met het jaar 1428; want 't is bij mij zeker, dat er vroegere zijn ( 56 ); welk alles van die uitwerking is, dat iklhet tegengefteld gevoelen ornhelze. En het voldingt de zaak , dat er , voor de oprichting van dien Raad der Negen - mannen, voorbeelden zijn, dat de Graaven een diergelijk lighaam , of zeker bepaald getal van Raadslieden zich toegevoegd hebben; want reeds in 't jaar 1425. volgens het Verdrag tusfehen philips en jakoba gemaakt, was, het bewind van zaken , d. i. de beftiering van 't gansch Gemeenebest, aan Twaalf Heeren toebetrouwd geweest (57). Dus heeft insgelijks philips in 't jaar 1427. den 29.Mai vier Raadslieden aangefteld , wien hij de macht gaf der landen faken te berechten in hoge ende in lage (f6) Zie onder, in dit Ho'fdl. v 10. (f7) Zie mieris op de aangeh, plaats IV. D bl. 7H1, verg. bl. Ui. F 3  193 Oorfprong van het Hof lage en dat zulk een Vorsten Raad van een onbepaald getal geweest is , en nu eens uit meer, dan eens uit mindere leden beftaan heeft bewijst een groot aantal van Hukken , zoo als aan ieder bij het doorbladeren der Memoriaalen en het Charterboek van mieris blijken kan Het oogmerk en de bedoeling der aanftelling yanidte Negen-mannen nu is geweest, dat Holland en Zeeland in 't gemeen ofte zamen zouden geregeerd,. en alles verricht worden door die Negen Raden, als daartoe volgens 't formulier van 't Verdrag- of den Zoenbrief van ph ilips en jakoba aangefteid (59) , ^ïk bellier van zaken hun onder den naam van Bevelbrief, Lastoevinoof Lommisfie is opgedragen. De ftukken zelve van die Commi.fte zijn nog voor handen f60) waar uit dit duidelijk blijkt, en waarin deze merkwaardige woorden gevonden worden , die alle tegenfpraak geheel wegnemen : want in die poene begreepen is, dat negen perfoonen geordineert wefen Jullen van onfer wegen- om te verftaen ten fhecken; - voords benoemt philips de Raaden ' en beveelt hun te voorfien tot allen faecken , die opcoome-i mooghen in die landen , te ordineer en , endetefettenvan onzer wegen,ende tot onsen wederleggen (M% ende te ontfetten Baljuwen, Schouten , Rentmeestcren , en alle andere rech- (f8) Zie hier achter het Aanbangfd op lett A (f9) Vergel. mieris IV. D. bl. 918. (60J Aid. bl. 931. 9 • . (61) Niemand moet dit formulier ftoote : want Ma,!Vy " W£rdii", de Commhften der Officieren en Magiitraten naauwhjks ooit anders gegeven dan ep goeddunken of wederzeggen, F  van Holland (Hoofdd. I. §. VI. j 199 recht er en ende officieren, tot al re tijt als hem [dat is, hun] das goet ende oirhair dencken fal — hoir rekeningen te hooren - recht en bej heijdt te doen ende te doen doen: te corrigecren en te doen ïorrigeeren de quaatdoeners , en alles te doen nae tnhout der zoehe ? dat v;ij zelve zoude moogen doen inonfen perfoon. Van wekken faeMen, enfevoorfz, gemachtigde hebben eet gedaen in onfen hemden en Jutten fulcken wedden hebben , als hen pij onfen anderen brieven geordineert weefèn fullen. Ontbieden daer om en heveelen allen den amftluiden, rechteren, dienaren ende onderzaten , dat zij onzen gemachtigden bo^en genoemt obediceren , en gehoorzaam fijn; want wij't alfoo gedaen willen hebben. Dit fal geduuren tot onfen weder/eggen (61). Uit welke woorden allerduidelijkst blijkt, dat deze Commisfie van Negen-mannen\, niet, gelijk het aan vele geleerden, en onder die ook aan mieris toefcheen , geweest is eene inflelling van negen Raaden en Rekenmeesters over Holland, Zeeland en Vriesland door vrouw Ja■coba en Hertog Philips, zijnde de pudfle en cerjle onderrichting [lees oprichting \ van V Ihf; maar,, i°? Dat het eenvoudig geweest is eene benoeming van negen Raadslieden, aan welke van den Sbuverein of Landheer de regeering of 't hoog bellier van 't gansch gewest in 's Vorsten naam werd aanbevolen , als aan eene Vergadering daar toe gekozen, om Provinciale zaken zoo Politike als Rechtszaken en andere uitterichten ; en zulks lproot voord uit den Zoen of 't verdrag, waar in onder andere uitdruklijk bepaald was , dat wij (62) Verg. boeï ter aanrr. pi. Bylage N". \, N 4  200 Oorfprong van het Hof wij IJertoge ordonneeren ende ft'ellen fullen neghen perfoonen omme te verftaen ten faecken roerende den lande — te weeten drie , die onfe Nichte ons. noemen fal, andere drie , die wij kicfen fullen in diefelve lande, ende drie anderen van andere landen jhikken als ons goet dun eken fal — die welke negen perfoonen fullen van wegen ons Hertoge verfien in die voorfz. faecken naer inhoudt der brieven van Bevelinghe, die jij van ons hebben fullen, ende eede daer af te doen in onfen handen of in handen ons Canceliers of anderen , die wij daar toe machtigen fullen. Ende gebeurtet , dat eenige groote ende laftige faecken voor handen quanten , _ daer men meer' Raets toe behoefde, foo jiillen die neghen dat aenbrengen ons Hertoge. Ik geef dit daarom zoo breed óp, op dat wij eindelijk eens over den waeren aard van dit Hof een juist oordeel vellen mogen. 2\ Hiér uit zien wij, dat aan dit Hof onderworpen waren allerlei menfehen van allerlei Haat, lieden van regeering, ambtenaers , burgers , die alle verplicht waren aan \ zelve 'te gehoorzamen; en dat ook van dit Hof afhing de verkiezing van alle ambtenaren volgens gewoonte, gebruik , en gefteldheid van elke plaats. 3 . Dat alles wat de Inkom ft en van den Vorst betrof, en de rekeningen , die daar van door ieder gedaan werden, voor dit Hof verricht moesten worden. 4'-. Dat alle rechtszaken , zoo wel, als alle overige zaken, tot dit Hof behoorden , zoo dat sïies , wat naderhand aan verfcheidene en afïonderlyke Collegien, Raadsvergaderingen of Hoven is opgedragen, als de waarneming van 't Hecht, de bezorging der finantie en Domeinen , het opzicht  van Holland (Hoofdd. I. §. FI.) 201 zicht over de Leenen, de zaak der Politike regee«ing, bij afwezen van dep Vorst, dat alle deze dingen, zeg ik, naar gebruik en voor henen bepaalde regels , waren opgedragen aan die Negenen , om die voor en in naam van den Vorst te verrichten. 5 . Dat ook deze van den Vorst alleen waren aangeiteld , aan hem alleen bij eede verbonden , van hem alleen afhanglijkwaren,en van hem hunr ne jaarwedden en belooningen ontvingen ; en op dat dit laatfte tezekerer blijke, zal ik in de Bylagen (63J een onuitgegeven brief van philips geven, daags na hunne verkiezing (in't jaar 1428. den 14 Augustus) gefchreven, in welken hij aan ieder derzelver bij name hunne jaarwedden toelegt. 6a. Eindelijk dat deze Negenen naar 't gebruik en Staatsrecht van die eeuw zijn aangefh-U geweest tot onfen wedcifeggen; gelijk ik ook aanftonds zal bewijzen, dat dezelve kort daarna weder van hunne bediening zijn verlaten geworden. En van hier komen aan dit Hof of de Hollandfche Raadslieden te recht verfcheidene benamingen toe, die hun in de oorfpronglijke /lukken zelve gegeven worden, philips zelf noemt hen ( 64 ) zijne gemachtigden. In de Memoriaalboeken, die den naam van den Griffier rosa voeren, worden zij genoemd mijns genaadigs heere raaden den neegene (65), onfen getrouwen raaden den neegene, die wijgeordineert hebben ten faken (63) Lett. B. (64) mieris IV. D. bl. 932. 937. f. (65) I. Boek. bl. 1. verfo. N 5  202 Oorfprong van het Hof faken aenroerende den landen van Holland, Zeeland en Vriesland (66), de negene gemagtigivan onzen wegen ten zaake ( 67J. Zie daar de waare geaardheid van dat Provinciale Hof van Holland, welke men wil, dat pht Bourgundie in 't ;aar 1428. zou hebben opgericht, en waar over zoo groote menigten van boeken gefchreven zijn. Er was toch geheel niets nieuw in het aanfteüen van deze Raadslieden , gelijk zeker is uit het gene ik bl. 197. heb aangevoerd; en niets anders heeft ook naderhand plaats gehad, wanneer philips in 't jaar 1457. zeker Collegie van Zes-mannen tot dat zelfde einde inftelde; zoo als aanllonds blijken zal. Ondertusfchen is aanmerkingswaardig3dat philips in het zelfde jaar 1428. ook in Henegouwen afzonderlijk een Hof heeft ingefteld (6?*), *t welk buiten twijfel zijnen oorfprong verfchuldigd is aan dat zelfde Zoenverdrag van jakoba met philips, waar in §. 6. insgelijks deze voorziening gemaakt was, Ende als van den lande van Henegouwen wij Hertoghe Jutten aldaer fulcke amptluiden fetten, beyden in den gerechte ende anders als ons goet ende oirbaerlijk duncken fal (6<&). Maar dit in 't voorbijgaan. (66) bl. 3. (67) bl. 11. if. en 16. (67*) Zie 't Gr. Placaatb. van Hul. lil. D. bl. if. (68) Zie mieris IV. D. bl. 91S. S- VIL  van Hólland (Hoofdd. I. §. VIL) 203 S- VIL Doch dit Hof van Negenen is kort daarna weder vernietigd , en heeft reeds voor de maand Mal van 't jaar 1431. opgehouden, of, om naar 5t gebruik van dien tijd te Ipreken , de Commisfie aan die Negen gegeven , is reeds toen ingetrokken. Dit is volkomen zeker uit een Vonnis van fcheidslieden ten jare 1431. de maand Mai in de Memorialen van rosa f69), alwaar deze woorden voorkomen ; dit was aldus in deezer maniere ook gescheiden bij den neegene , terwijl NB. die dat regiment van den landen hadden : de juiste tijd, wanneer dit Hof * van zijne macht en gezag beroofd is , fchijnt mij te moeten gefteld Worden tusfehen den 17 Maart, enden 18 December van 't jaar 1430. gelijk dat zelfde Memoriaal daar van ten bewijs verllrekt (70). Na de affchaffing nu van dit Hof of Raad van Negenen, is echter de in 't gemeen vastgeftelde regeeringwijze niet veranderd geworden , maar bleef in zoo ver op den zelfden voet, dat namemelijk de Vorst alleen , als de Souverein, aan eenige door hem verordende dienaren bij wijze van Commisfie beval , het bellier van 't Land ten algemeenen beste op zijnen naam waar te nemen. De aangeftelde Raaden hielden gelijk te voren hunne zitting doorgaans in den Haag; en werden pp dezelfde wijs als voorheen genaamd onfen Raad, Misfchien zoude men naauwkeuriger zeggen, •wanneer die Hof- of Staatsraden.] (69) Regift. I. bl. 84. verfo. (70) bl. 71.  204 Oorfprong van het Hof Raad, dien wij onfe landen bevolen hebben (yi) en zij worden onder fcheiden van den Ridderftanö! en Steden, gewoonlijk in 't Nederd. benoemd de Ridderjchap en fteeden van Hollanden Zeeland. Elders heetenzy^/e raade ons genadigs heere shertogke van Bourgogne refidentie houdende in Jynre genade Raetcamer van fynen Have in den Hage (7i), elders weder, Raden gecommitteert ter faecken van Holland (73 j, en dus vervolgens dikwils ook uitdruklijk 'bij mieris (74), •wij gebieden en beveelen onfen lieven geminden Raede bij ons gecommitteert in onfe abjentie ter faackevan onfen landen van Holland; en hieruit moet verklaerd worden het flot bij zekeren lastbrief gevoegd f 75J , niet tegenftaande eenige mach tbr leven , inflructie of andere bereling, die wij, onfe gouverneur, o/raeden van holland voortijds moogeu gedaen hebben ; die wij in praejudicie van dejen willen van geenen waerde te weejen. Ook wordt de form van zoodanige wijs van bellier buiten allen twijfel gefield door het Testament , 't welk philips de Goede in 't jaar 144r. den 8 December gemaakt, en waar van amber: tus miraeus (76) ons den inhoud bewaard heeft, in 'twelk de Vorst eendeels befchikking maakt over zijne ganfche Erfms, of de bezitting der (71) Resifler IV. bl. 46. verfo fi. en 5-6 verfo. . (72) Aldaar bl. 102. verfo. en 103. verfo. (73 ) Het Regijler ter Leenkamer , seretkend Alpha A. 1440—1447 fol. 16. [Cap. 2. fo 10. vtrfó.1 (74) IV. ü. bl. 1018 J (7f) Aldaar bl 108 7. op 't einde. (76) Oper. Diplom. Tom. II. pag. 12*7,  van Holland (Hoofdd. I. §. VII.) 205 der Landen en Domeinen, en de voogdijfchap over zijnen nog minderjarigen Zoon k a r e l ; anderdeels aan zijne Gemalin het bellier zijner landen overlaat, haar de macht gevende, om zulke Raadslieden, als zij goedvinden zou, aan te Hellen , en eindelijk beveelt hij, „ dat zijne Gema„ linheE opperbewind en de Regeering uitoefe„ ne in alles, wat de rechtszaken, inkomflen , „ Politie , en 't beheer zyner Landen betreft, „ met macht, om de ambtsbedieningen van hoe„ danigen aard, ftaat of gefteldheid, die ook zijn „ mogen, zoolang de minderjarigheid van onzen ,j zoon duuren zal, te begeven. Dezelfde philips eindelijk, om des te beter in 't welvaren zijner landen te voorzien, heeft in 'tjaar 1457 nog eene nieuwe fchikking gemaakt, by welke hij beval, dat het beheer van Holland zijn zoude bij zes Heeren van den eerfterï rang ('t gene ook de Gel. boet (77) heeft opgemerkt) hun bevelende de in acht neming en bezorging der hooge regeering, zoo in opzicht van zyne Domeinen *, als van de Rechtsoefening, en van alles . wat toen ter tijd onder de benaming van de hooge Landsregeering begrepen werd. §. VUL [ * Om het woord Domlnium en Domania beter te verftaan, moet men opmerken , dat er onderfc'ieid gemaakt moet worden tusfehen Imperium en Dominium , het Imperium raakt het gebied of^recht van wetgeving enz. over die genen , die in dat Dominium woonden: Dtminium en Domein bevat alle die wijduit- ( 77) Oudh. van 't Hof bl. 20. met het AanhangM »e. 18. en 19.  &o6 Oorfprong van het Hof $■ VIII. En even als in de XV eeuw in Frankrijk gebruiklijk was, dat de melding van 't zegel, de bijvoeging van den tijd, en onderteekening van den Geheimfchrijver dienden , om aan alles wat in naam van den Vorst verricht werd ^ volkomene geloofwaardigheid bij te zetten, onder bijvoeging van dit formulier, par le Roi en fin grand Confeil (78 J; zoo had dit zelfde ook plaats bij de Vorften der Nederlanden. Zoo veel dit laatstgemelde formulier betreft,, men vindt dikwils by ons, par Monfieur le Duc d la relation du confeil (79J, bijbevele van den Heer Hertog (80); of, bij mijnen here den Hertog Gravt'in Hollant uitgeftrekte goederen eh rechten , die allen, voor Zoo ver een particulier niet kon zeggen, V is bet wynéi 's Graaven eigen goederen waren, hem aangekomen by het Duitfche Rijk, zoo dat !°. het territoir zelf, of de grond, 2°. alle flfoomen, wateren, duinen en alles wat nu 's Graaflijkheids Domeinen heet, 30, alles wat naderhand by Leenen werd uitgegeven , en Waar van de Vafallen dus het utiie dominium kregen ■ onder die benaming begrepen werden. Hier ruftte" onlings het geheele fyllema van Finantie op; maar ais de inkomften hier uit niet meer toereikten, toen moeft men van de Ingezetenen, by wyze van Beden medehulp hebben. In dien zin heet hy Landsheer' Heer of Erf heer van 't Land; doch in 't link van 't Imperium heet hy Souver ein ,Oppervorft, Hoogheid cm J ("8 ) Zie le nouveau Traité de Dipiomatiaui Tom yf. pag. 88. volg. (791 VAN DE WALL bl, 486, (80) Alibi. 491.  van Holland (IJoofdd. I. §. VUL 207 ent (81), en, bij mijnen heere den Hertoge, ter relatie van fijnen rade van Holland (82), fomtijds ook weruen de namen der Raadsheeren er bijgevoegd. Dit alles echter nam niet weg , dat niet fomwijl de Vorst zelf alleen voorkome bij mijnen Jtere den Hertoghe (83) • of dat bij , elders zich ophoudende, gewag maakt van zijnen groot en Raad, dien hij bij zich had: bij mijnen heere den Hertoge ter relatie van Jynen grooten Raade (84). Namelijk federd de Vorften , zoo als wij hoven aanmerkten, over verfcheidene Gewesten regeerden, hadden zij ook verfcheidene diergelijke Raadscollegien ; zij hadden daarenboven meest vertrouwde Raadslieden , die altijd den Landsheer volgden en vergezelden. Hier van begonnen federd dien tijd de onderfcheidene benamingen zijnen hoogen raad, en zijnen raad van Holland. Het eerfte namelijk zijnen hoogen raad werd genomen of voor de ganfehezaambevatting der Raaden uit alle de Provinciën vergaderd en zamengeroepen , waar voor naderhand onder de Oostenrijkfche Vorften de Raad van Staaten , of van Staat, dat is eene Raadsvergadering over alle de Provinciën, begon benaamd te worden , waar over ik thans niet handel ( 85 ): — of het werd genomen voor dien Raad, welken de Vorst altijd bij (81I Aid. bl. ƒ37. voeger byMiERislV.D.bl. 121. ( 8l ) VAM DE WALL bl, Ï02. (83 ) bl. 599. (84 ) bl. 612. en 63f. (85-) Men zie onderrusfehen BOK Nederl. £eroertens IV. B. fo. iaó. B,  208 Oorfprong van het Hof bij zich had, als een geheimen Raad, die den Vorst by de hand was (Conlilium a latere) (86).Maar het andere de Raad van Holland belfond uit zulken , die meest uit de Edelen en Leenmannen gekozen in 's Gravenhage vergaderden ; van hier in zeker vonnis van Hertog philips in'tjaar 1439 aldaar uitgefproken , leest men onderlcheidenlijk bij rijpheid van zijnen hogen rade bij hem weefende en bij'fijnen rade van Holland'(87), en kort te voren wordt gemeld, als by den Vorst in 's Hage tegenwoordig, zijnen Cancelier vanBoufgoingnien\, en mijns genaadigs heere raden bij hem weefende; en dus meermalen (88), welke beCSS ) Zie kluit prhn. lin. Dipt. $.417. (87) Memor. van Ho fa VI. D. fol. if. . (88) By voorbeeld in de Memorialen van 'i Hof: VI. D. vindt men eene Uitfpraak in 's Gravenhage gegeven in een Rechtsgeding van zeer groot belang, over het bezit van 't Land van Voome, tusfehen den -Graaf van Oflervant, en de Weduwe van den Overleden Vortf ELÏSABETH VAN G O 11 L I Z , in verfchil zi'nde, waar/c/. 12. verfo feq onder andere dus : gerapporteert, ende al in V lange op gedaen. voor mynen genad. Heere van Bourgogne , by hem vergadert wefende zijn Cancelier ende raden in groten getale. Er Volgt: gèdaen in tegenwoordigheid' mijns genadigen heeren, — daer by waer en de Cancelier van Bourgoingnien , de here van Santes, die heers van Croy , die heere van Creveceur, die beere van Montagu, die Jonckheere van Gaesbeek, die heere van Wasfenaer ende meer andere. En fol t%. Acla funt baec XX Vo die in hofpitio Domini, Cancellarii Bourgoind. Hagae , praefenti. Dominis de Confi* lio in magna copia , videlicet, (dat is, Aldus gedaan den z$fte dag, in V Logement van den Heer Cancellier van Beurgondie , in den Hage^ in tegen- ww  van Holland (Hoofdd. I. %. VIII. sioo benaming de hooge Raad echter niet belette, dat ook zelve het Hollandfche Hof genaamd werd d iin hoogen raad mijns genadigs heere van Eourgoingne ge/lelt ter faecken fijnre landen van Hollant (89) , en dit reeds voor dien tijd , onder willem V. in 'tjaar 1348. f90) , onze lieve heere mit zinen hoghen rade ende mitten goeden luden van den fteden. Voords woordigbeid van de Heeren van den Rade in grooten getale, namelijk ) de Heere van Santes, de Heer e van bVaffenaar, de Heere van Tftelfteyn , de Heere \ van Montfoirje, Flor is van Abeele, Heer Lodeivyk van Montfoirde, Heer Geryt van Zyl ende meer andere. Ën hebben deze Haigfche Raaden naderhand op hunne eigen hand gefchreven aan Vorflin Elifhberh. fol. 39. verfo, met deze woorden; der Hoocjj 'geboren Vorftinne, onfer liever genad. Vrouwe ,Vrou Rlijdbetb — Wy Hugo van Lannoy , Heer van Èantes ende van Beaumont , ende anders die Rade mijns genad , Heere van Bourgoingne, gecommitteert . van fijnre genaden wegen ten faken fijnre Landen van Holland — onze greete. En geen wonder! zy kouden dit doen als Minifters van den Vorft, gefield zoo wel om alle overige zaken te bezorgen, als! ook tot rechtszaken,. Waarom zy ook een weinig te voren gezegd hadden ƒ»/ 39. gemerkt\dat myn genad. Heere, als Overfte Rechter, en in wiens name fy fitten in der Camer van Holland om partbyen recht te doen , hen beveelt. —- Deze rechterlyke handelingen' verdienen te meer, onze aanmerking, enwareii zeker niet onwaardig dat ze 't licht zagen, om uit dezelve te kunnen oordeelen ^ met hoe groote zagtheid en aeinatigdheid de Vorfl te werk ginge, als mede het Hof van Holland, om aan ieder het zyne te doen geworden. (89 ) mieris IV. D. bl. 105-7. n. z, (90) Dezelfde II. D. bl. 7f3. ». 3. O  aio Oorfprong van het Hof Voords zeide ik boven , dat dit Hof van Holland onderfcheiden was van hun, die Ridderfchapb en Steden, en allengs Staaten, begonnen genaamd] te worden. Dit Hof van den Vorst namelijk heeft! nooit iets gemeens gehad met de Staaten van Holland, als welke in tegendeel de plaats van Onderzaten bekleedende, alleen in die gevallen, waarin: de noodzakelykheid van onderftandgelden dringende was, door dit Hof, of door den Stadhouder voor den Vorst werden geroepen, of ook ini ■zaken van 't grootlïe gewicht, door het Hof ofi Stadhouder byeen geroepen, geraadpleegd werden;; iets dat tot de laatfte tijden der Landsheeren geduurd 'heeft', aizoo in de laatfte inflructk vani KareiV. in 'tjaar 1531. [§. 3.] aan 't Hof vani Holland voorgefchreven, bevolen wordt de Staaten of in 't gemeen , of in 't bijzonder , te raad-plegen na qualiteit en gclegenhelt van faecken ,, wordende echter den. Stadhouder de macht gelaten^ orn of de Edelen of de Steden , 't zij afzonderlijk , 't zij te zamen, of ook zulken, bij één te: doen komen,", die hij zoude mecnen raadzaam te: Zijn. §. IX. t< Het blijft rdan onbetwistbaar , dat ér van alle tijden af onder de Graven een Hof of Raad geweest is: - doch deze Raad , als gefchikt tot; bellier van 't geheele Land , maar niet om alleen liet Recht te oefenen, had geene beftcndige form; want uit het te voren gezegde blijkt, dat de zelve nu (91) Verg. rendorp, aang. Verh. over de staten, enz. bl. 42. volg.  van Holland (Hoofdd. I. §. IX.) au nu eens uit zes, nu eens uit negen raadsmannen, fomwijl meerdere, fomwijl mindere, beftaan heeft, welke ieder hunne bijzondere Lastbrieven ontvingen, en in verfchillende woonplaatzen en overal door 't land verfpreid woonden , 't gene wij leeren kunnen uit een brief van philips, waar in hij aan zijnen Raad in Noord - Holland vrijdom . van accijfen vergunt binnen fteeden en dair buiten , daar Jij woonachtig weef en. fullen (92) : Maar dit Hof, hoewel het in laater tijd meestendeels behendige t'zamenkomst in 's Graavenbage hield, was echter aan geene vafie plaats verbonden , maar kwam naar goedvinden en op bevel van den Graaf nu hier dan daar by een; van hier, dat de gebuuren van Noortwykerhout hunne klachten te Leiden open leggen voor des genadigs. Heeren .Raden, die als doe daar waren (93); op eenen anderen tijd kwamen ze by een te Geertruidenberg; en zoo weder in andere plaatzen (94) ; en daar uit is ook te verklaaren, dat philips de I. in zekere Verordening, welke hy in, 'tjaar 1447. met zynen grooten Raad 'van Holland, Zeeland en Welt-Friesland, tot hut van den Lande beraamde, hertelling maakt over de Jaarwedden van Prefident en Raaden, 1 die wegens zaken van 't Land zich elders op- ; hielden ; want het ganfche Hof, wanneer de Vorft , , Zie Memor. van rosa ah A. 1427— 1428. fol. 22. verfo. (93) Zie de aangeh. Verhand, van heeneman Bylage N. 1. (94; mieris III. D. bl. fé. verg. üoeyOA van 't Hof nader onderzogt bl. 15. Ö a  212 Oorfprong van het Hof Vorft zelf in Holland kwam, begaf zich derf waard, waar de Vorft was; of waar hy 't zameni riep,- dus in 'tjaar 1439. in de zaak van elisa- beth van gorliz en frank van 13 o r- ■ selen yervolchden eenige van mynre Vrouw et vrienden van Beyeren tot leyden aen mynen genad. Heere ende Raden om dach te hebben i van der uitfprake, waarop volgt : gedaen totc leyden by mynen Heere den Cancelier in tef genwoordigheid van den rade mijns genadich Heeren (95), vervolgens weder: gewijsé by rijpheid van fijnen hoogen raade, ende bij fijnen raade van Holland ende van Zee- ■ land — gedaen binnen Rotterdam d. 10., April A. 1439. en dus honderd malen by mie-'ris en in de Memorialen; en zulks heeft vani alle tyden plaats gehad (96). Ook als de Vorft \ afwezig was , of buiten 's Lands verreisde, bei gaf het Hof zich elders henen, wanneer gewigtii ge redenen zulks vereifchten, dus wegens zwaa- ■ re troebelen begaf het zich naar Rotterdam in 1 tjaar 1479; ook fchrijft viglius ab ayt-- ta 1 (95-) Memor. van ros a Tom. VI. ƒ0/ 14 (90) mieris overal; zit nu maar IV. D. bl.I in. op teiHde, waar men dus leeft, Willem (wil-1 lem .VI.) doen condt dat wy met omen Petrou- 1 we Kaade m voor tyden in onzer getrouwer Steede 1 van Haarlem gecomen fijn, daer wy airebanden foe- \ nengeleyt hebben van dootjlagen, lemten, quetfïngen en perlamenten. — Voeg er by lil. D. bi. <■}}. 2. bl. 340 op 't einde, en'708. (97) lois Befcbryv. van Rott. bl. moriah B. G. 1486—1490- §. X. (98) By hoynck van papendrecht I. Dj bl 696. verg. wage naar VI. D. bl. 381. (99) Hier toe behoort, mieris op het jaar 1306. II. D. bl. 63. volg. op het jaar 1319. bl. 210216. cn op het jaar 1425. IV. bl. 813. n. 2. O 3  214 Oorfprong van het Hof §■ X. Maar mogelijk vraagt iemand, van waar dan eene zoo gewichtige dwaaling der meefte Schrvveren,die zoo als ik %. 6. zeide, de oprichting van het Hollandfche Gerichtshof tot het jaar i4o8 bepaaien, en aan philips va„ Bourgondie töefchryven! Zie daar, hoe my de zaak voorkomt. . ..... : Dewijl het buiten kijf was, dat erin 'tjaar 142b. van philips den I. Negen Raden in den Haag'zijn aangefteld j en alle de Memoriaalboeken , die de Handelingen van dit Hof betreffen eerft met dat jaar aanvingen , en er geene andere diergelykeHandelingen bekend waren; van hier is deze misvatting gereedlijk ontftaan. Doch het doet met ter zaak, dat die Memorialen eerft in het jaar 1428 , met de maand Auguihis beginnen ; want zulks fchijnt flechts 'door eenig toeval veroorzaakt te zijn; dewijl het by my genoegzaam zeker is, uit het gene my is medegedeeld van mynen waardigen Leermeefter, den Hooggel. Heer A. kluit (A), dat " '• • 1 v die sSV, De2e Gfeer,de', v™ wien ik altoos meteen dankbar gemoed zal erkennen, dat hy my de echte bronnen van't Nedèrlanclfche Staats-Recht beeft geo- li-/" Wir1,'k]ZeeTI in <«r foort van Letteroe- , femnfiei,.verplicht ben heeft my van de onuitgegeve- eiS£€h d'e 'k 1 °pfielle11 dezer Verhandeling gebrutkt heb, voorzien, en toegedaan uit dezelvl wa. nw nuttig zoude fchynen , gemeen te maaken. JJe -g, edgunlï.ge Lezer zal de Aanmerking (100) va ïn e" ^^oegfelrln 'Seinde van dit Hoofddeer, aan dezen onveruioeiden navor- fcher  van Holland (Hoofdd. I. §. X.) 215 ,die Memoriaalboeken, welke het jaar 1428. voorgaan, federd het midden der vorige Eeuwen voor 1428, als nog onder den zelfden naam in wezen zijn, ftrekkende zigh juift uit tot diezelfde maand Auguftus 1428., en welke, gelijk ook de laatere Memoriaalboeken van "t Hof gefchreven na 'tjaar 1428., niet hechts de Gerichtszaken bevat-, ten, maar ook die der Leenen, en der Domeinen; met één woord ; alles wat tot den Staat en Regeering van geheel Holland geduurende die tyden behoort (100). Men fcher der Batavifche Oudheden gelieven dank te weten. Cico) 't Schijnt namelijk, dat Gr. willem de III. in 'tjaar 1316. 't eerft bedacht ge weeft is, om de openbare handelingen in fchrift te Hellen, en in een Archief kamer te bewaaren, ten einde men altijd, wanneer iets twyfelachtig voorkwame , tot dezelve toevlucht zou kunnen nemen ; voor die tyden toch fchynen er geene Handelingen, of Regifters by openbaar gezag ingefteld, waar in de Diplomata, Edicten , en Brieven der Landsheeren ingefchreven werden', voor te komen. Alles wat bekend is, als vroeger uitgegeven , zulks is uit de opene Brieven, gelijk men ze noemt, en de ooifpronglyke Diplomaas zelve ontleend , of zy zijn overgebragt in de laatere Regifters uit die Brieven zelf, zoo als die naderhand wel eens vertoond, werden. Dat nu willem de III. 't eerft deze beraaming gemaakt heeft, is daar uit geloofbaar , dat niet alleen van de alleroudfte Regifters, die in de Leen - en Regifterkamer van Holland voor handen zyn, er velenmet dit jaar i3ió.of met het volgende aanvangen , maar ook, dat er in Twee met grooten nadruk gewag van deze te boekfielling gemaakt wordt. Dus in een Handfchrift, dat ten titel O 4 heeft  fi$ Oorfprong van het Hof Men mag dan vry zeggen, dat de eenige oor. zm, dat er zoo veeie Schriften in de wereld zijn, heeft E. L -p-Haynegeuwen 1316— 1333.leeft men t^w tfrai,'ch': En /*« de grafie Mil. Ilk. et WI. ou mots Doecemhre comencbi on a regiftr. les lettres, qui cbi apres font contenues zaieelles de la. mam de Monfeigmr. gille de royftn figneur dc la tasje: dat is, jj) 'tjaar ons Heeren 1316, de maand December begon men te boek te (lellen (tereeiiho ren) de Brieven hier in vervat, gezegeld van de han 1 vair Mynen Heere, Gillis de RóyfiB , Heer de la •»VK'^'41, I28?— >3'4- dus; #•  224 Oorfprong van het Hof forme der Regeering is reeds opgemerkt by van' LEEUWEN (ƒ), en DE R.IEMER (g). — Derbalven heeft philips ook toen ter tijd geenzins het Hf opgericht , en nog veel minder aan het Hof eene Inftructie voorgelchreven , maar alleen heeft hij aan het zelve in 't jaar 1445. den 24, April een Prefident toegevoegd, doch wiens ambt hij in 'tjaar 1448. weder'vernietigde, 't Gene ik hier zeg, aangaande het Hellen van een Prefident, bewijs ik uit de Staatsftukken v n dien tijd (h). Maar wat betreft die bijgevoegdeFran- fche puteerde onfer Stode van Alcmair onfen Prefident én Rade van Hollant te kennen gegeven hebben. ■ verg. fol. 20. (ƒ) Bat. illuftr. bl. 13'Sf. HÉÉR oooswyn X> E wilde — , defe werdt niet Stadhouder maar Prefident van Hollant genoemt, en voert naar •wat meer als twee jaren A. 1448. op 't Slot van Louve/iein ontbalft. (g) Befchryv. van 's Hage II B. bl. if. Mr.. Gooswyn de Wilde door Hertog Philip tot Prefident van Hollant zynde verheven in plaatze van Heer Willem van Lannoy, die hy het Stadhouderfcbap van Holland enz. had ontnoomen — quatn in April des jaars 1445-. in den Hage. ( b ) Nadat namelyk tot op dezen ryd overal in dè Memorialen gemeld was de Gouverneur óf Stadhouder en Raden van Holland, zo begint aanftorids van dien tijd af met de maand April van 't jaar 1445-* het gewas van dezen Prefident. Dus leeft men in 'tjaar 1445- den 19. April, in Memor. VII. fol. 121.' V maendachs op ten X\X^ dach in Aprili Anno XLV. hebben myn Heeren van den Rade als Heer jSrent van Gbent , meefier Lode-yyck van Eycke —! dat zy zulcke gefchillen — zetten ende hangen woude in handen mynre Heeren voorfeb. En volgt er: die  van Holland (Hoofdd. I. §. XII.) aa^ fche woorden: avons ordlné un Prefident, $t certain nombre de confeillers en notre ville de la Haye; die zelve myne Heeren van den Rade bevolen doe van wgens myns gen. Heeren den voorgem. L. op al bet gunt, dat hy verbeuren mocbte tegen zynre.genad. en dat by Dirck — niet en misdede tot xmj dagen toe, na de kompfte des pre sidents ende andere van den Rade ge/lelt onlangs NB. ten ref imente van den Landen. — Myn Heeren van den Rade om te houden rufte ende vrede in den Landen, gelyck hem myn gen. Frouive bevolen hadde tn haren febeyden alhier laetfte uyt den lande [ derhalven was Zy vertrokken tusfehen den 25-. Ja^ 144^, wanneer zy nog in den Haag was, volgens Memor. VIL fol. 116. en rusfehen den 19. April] dan volgt: L. beloofde voor den Rade en ..Secretatis — Dirck niet te misdoen tuffchen dit ende fonnedage neefleomendé (den 25. April) over xiij. dagen. . Dus werd de Prefident gooswyn de wilde omtrent dien dag verwacht; en dat hy ook in der daad toen geko-r men is, bewijft het XI. Memoriaal, Waar op het jaar, 1445-. den i44f. den 24. April (met welken dag dit Memoriaalboek aanvangt) dus gevonden wordt: AlZo Pouwels L. claebtich gecomen is voor den président ende Raden van Holland. En op 't einde: gedaan opten xiuj dag in April A. xiiijc en xlv.. by Mee fier Gozewyn de Wilde, president van Holland, daer hy waren van den Rade Hr. Aernt van Gbent, Hr. Geryt van Xyl. Waar van oók aldaar op 'tjaar 1445- den 3c. Mai in zeker Vonnis nopens den vorigen tijd gezegd wordt, dat men 't voorf. Proces weder in Hollant by zynen president ende Rade aldaer nieuwelinghe geordineert Ht dén Hage brengen zal: en op 't einde: gedaan by Heeren gooswyn die wilde Prefident, met zyne medegezellen, geordineert in den Rade, P tffds  az6 Oorfprong van het Hof 'Haye; dat is, wy feilen een Prefident en zeker getal van Raden in onze Stede van den Hage: uit' de Handelingen zelve en uit de Registers blijkt duidelijk , dat bij dezen Prefident niet aanftonds ganfch ende alfo is die fententie geteyckent mit allen haren namen. Van hier is 't, dat overal in 't ganfche Memariaal gemeld worden de Prefident ende Raden , die echter zoo wel de algemeene Landszaken beltierden als de Rechtszaken, tot dat in het jaar 1448., het toneel weder veranderd is. Uit welk genoegzaam zeker is, dat door de Franfche woorden, le gouvernement en Jujlice {het hefiier in Juftitie) niet verltaan wordt [le gouvernement de jluftice (de heftiering der 'Juflitie alleen), maar dat deze woorden gebruikt worden van een rechtmatig en billyk algemeen Landsbeftier; [even gelijk in Brabant dit overzulks nog era Raad van Gouvernement genoemd wordt: j 't welk ook bewezen wordt uit die zelfde Memoriaalboeken XL op 't jaar I44f. den 9. Jun. fol. 14. verfo; voor ons Prefident ende Raden mijns gen. Heeren 's Hertogben gecommitteert ten faecke zynre Landen van Hollant. Eu in het Edict van philips aan Alkmaar , dat zy de Stad met Vesten zouden omringen en bewaaren , met byvoeging van deze woorden : Ten ware dat hem onfe Prefident en Rade by ons gbs telt ten faken onfer Landen van tbllant anders lieten weet en. Den 7. en 12. Jul. in 'c Memoriaal T. fol. 18. en fol. 20, verfo n. il En in een Leenbrief van 'tjaar 144- den 2.6. Maart op 't einde ; by mynen Heere den Hertoghe ter prefentie des Prejidents en Raden gecommitteert ter fake van Hollant. In 't Regifter Alpha Kenemerl. fol. S- verfo; — als mede in eenen anderen Brief 144- d. 10. 7 Jan. Want voir onfen getruwen president eri Rade onfer voirfz. Landen van Holl. eit Zeel. dien wy  van Holland (Hoofidd. I. §. XII.) 227 ganfch nieuwe Raaden (ij zijn aangefteld, maar dat de oude gebleven zijn,echter,naar het fchijnt, volgens een nieuw formulier van Commisfien, wegens die nieuwe aanftelling van een Prefident,. met %vy ,des in ons er absentie gemachticht hebben , en voir onfe Leenmannen hier na befcreven ge-, comen is. Eindelyk in het Hot worden de Raadsheeren en Leenmannen opgenoemd op deze wyze: By mynen Here den Hertoge ter prefentie van Mr Goeswyn die Wilde Prefident, Des Heren van Tsfeljlein, Hr. Lod, van Montf. Hr. Arent van Gent, Hr. Geryt van Zyll, Ridderen. Mr. Henr. Wtenboue en Boud. van Ztvieten, •<■. Rade n gecommitteert ter zaken van Hollant etc. jfa. Potter de Loo. In 't zelfde Register, Alpha Noort Hollant fol. 23. op 't einde. — Maar deze zijn geene andere geweeft dan de bovengezegde Raaden; waar uit weder bevestigd wordt, wat te voren aangaande de Leenmannen is aangemerkt, dat dit ook tot die zelfde als Raaden betreklijk is ; want tot deze Raaden van Hollant be^ boorden ook de. Leenzaken, zoo verre zy Leenmannen waren; dus toch vindt men duidelijk in 't Memoriaal van rosa II. fol. 2St. Partyen geboirt ■voir den Rade, mijns gen. Heeren, fo [alzoo] dat' fynen Leenen roerde , dair nyemant fcbuldicb en is kennisfe ajf te hebben dan mynen genadigen here, off fijn Raide geftelt ten faken van Hollant in fynen name. (/') Want het waren byna dezelfde onder de» president de wilde, die er geweeft waren voor zyne aankomft , zoo als blijkt uit Me-, mariaal XI, in 'c begin , vergel, met Memor. X» P 2 op  22<5 Oorfprong van het Hof Biet bijvoeging van eenige andere Raaden (é): En op 't einde. Er worden nu voornamelijk deze genoemd : Acmt van Gent, Gerryt van Zyll, Boudew. van Zvvieten, Mr. Lod. van der Eyk, Gerrit Potter, ' Willem Engcbrechts, Rentm. Gener. Ck) Dit bewijs ik uit een authentiek met de band gëfcbrtven Regiiter in de Leenkamer van Holland, 't welk met dien dan van 26. April «44f. begint, ten titel hebbende: Memoriale T. 1445- — 14^3. in welks hoofd de toen aangeftelde Raaden genoemd worden : Dit fijn die Heeren van den Rade tip deje tijt N d. ge ordineer t ten faken der Landen van Hollant, Die prefident meyfier Goesivyn de Wilde, Floris Heere tot liorfele, Heer Geryt van den Zyll, Die Heer van %ffelft»yn, Heer Lodewyk van Montfoort, Heer Aernt van Gbent, Meyfier Heynric Wtenboue, JBoudewyn van Zwieten, Meylier Lodewyc van den Eycke, Meyller Gillis van Wifiekerck, en Geryt Potter van der Loo. , 1 . 1 j \ Jacob van Cats (met eene later hand) %irk van Zwkten, Raden. Doch om alleH twyfel weg te nemen , dat er behalven deze ook andere Raaden var, 't H f' kunnen gew eftzijn, byzonder Edele Leenmannen; zie daar een Buef van 't jaar 1445. den 6. Aug. aan de Ste-  van Holland (Jloofdd. L §. XII.) 2ag En weinige dagen daarna gaf de Gouverneur de Heer Steden Grminge , Hardervoyk enz, gefchreeven; verzegeld.: Praeféniibüs de Prefident Fiutis Here tot BorsTelen, Heer Aernt van Gbent, Lieer Geryt van Zyl; Ridderen. Boiuhwyn van Zwietten, Mr. Gillis van IViffekerke, en Geryt Potter van der Loo. NB. Geordineert ter faecken van Hollandt. J'acob Heere tot Gaesbeecke, Die Heere van Tfieljleyn, Adriaan van Bar fel ende andere NB. VAN JJtN RADE. Alwaar een duidelijk onderfcheid is tusfehen de toen ter tijd aangebelde Raaden, en de overige, (andere van den Rade) als zulke , die als buitengewoone Raaden h meer gewichtige zaken, zowel in de rechtspleging als in de regeering geraadpleegd werden , en wien het vry ft tid by het Hof al ■ f niet tegenwoordig te zijn. Want dar alleen zy, die met den Prefident aangefteld waren, de Rechtzaken zouden hebben waargenomen, heb ik boven wederlegd (noot b, bl.' 2:4.. ' .en dit bevvyzeu ele woorden z lve \geordineert ten faecken van Hollandt. Doch 't is gefoofLjk, dat alleen aan deze eene befolding of jaarwedde van den Vorft was toegelegd. Op dit onzeker getr.1 van Raidsheeren %v t Karei de I. in zyne gemaakte Infiructie van 's jj)ir 1462. §■ 2 Groot Placaatb. lil. D 'bl. 631. en' Hoynck van r a pk n j> r ec h t II. 11 bl. 29. In het Bock, Sententiën van den Hogen Rade bl. 418. vindt men de namen der Raaden uitü'drukt ten getale van 28. W-sa door philips iii 'tjaar 1463. bewogen wetd dit Hof te verbeteren; P 3 pour  23o Oorfprong yan kei Hof Heer van Lalaing het Zegel van den Graaf over i\ handen van den Prefident en yan 't Hof, deii 5. Mai (/). Voords op dien zelfden tijd maakte de Vorst nog veele andere verbeteringen: Dus is er nog eene nieuwe Infiru&ie van 't jaar 1446". den 24. April voor de Dordrechtfche munt voor handen ( en in dat zelfde jaar heeft hy ook zy- pour _ ce que fommes asfez averti, que la grande multhude de nos confeillers — a dontié cdufé ei occafion a la cenfufion — et que la juftice , et les aulres opjaires etc. d. i. Alzoo ons bericht is, dat de groote menigte van onze Raaden — oorzaak en geleeen beid tot verwarring geeft — en dat de Juflitie en andere zaken enz. ■ [Men ziet hier uit ook klaar, hoe zeer men zich verzinne, wanneer men uit het woord (ordiner) ordineeren als boven, of commitieeren, halen wil eene oprichting van eenig Hof; 't zegt niet anders dan de aanftelling van Raaden by lastbrieven - afzonderlijk. Ik bezit een Brief des Vorften M. S. van 't jaar 3 ' ' \ til.' , . :. 143- d. 23. Januar. lang voor de Oprichting eener vaste Rekenkamer, waar hy fchrijft, onfen gemijaden vrunden die gecommitteerde, die wy bier namaak tommitieren fullen te horen die Rekeningen.-A. K.T (/) Memoriaal T. fol. 3, op 't einde, alwaar dus: Le ve jour de may mil quatrc eens quarante cbincq a le Seigneur de Lallaiug baille et deliure es mains de mesfieurs les Prefident et Confeil — le feel de mon dit Sr, dont don a accouftumè de ufer en fes pays de Hollande ; dat is, den Fyjden May 1447. beeft de Heer de Lallaing overgegeven en in banden gefield van Heeren Prefident en Raaden — bet Zegel van mynen bovengezegden Heen, V welk men gewcun is te gebruiken in de Landen van Holland. (s« ) Eene Injhuctie van de muntc van Dordr. — •m»8é" ' •" 't. *f a i ... ... .'.','V.' .!.' •''<:.- voor  .van Holland (Hoofdd. I. %. Kil.) 231 zynen geheimen Raad verbeterd, en de zorg der Domeinen of der Geldzaken aan denzelven toevertrouwd , en hy beval, dat 'deszelfs Inftruéïie in de Registers van Holland zou worden ingefchreven (n). Maar in 't byzonder beeft hy in dat jaar opgericht de Kamer van Finantie of der Rekeningen, gevende den 31. Decemb. commisfie aan joha'nnes guerin, den eerften Rekenmeefter van Holland , van 't welke ook de Heer van de wall gewag, maakt bl. 569. [ Dit Stuk als van veel belang zal by eene andere gelegenheid, zoo wy hopen, aan't licht gebracht worden.] Edoch de zaken in die tyden zeer verward zijnde, fchijnt de Prefident de wilde dezen Poft niet naar behooren te hebben waargenomen. Tenminlienik vvete, dat hyen'tgan- fche Hóf in 't jaar 144- den f. April voor den Vorft opontboden is, om eene van hun geclaane uitfpraak te verdedigen (oj; ja deze form van 'tHof, voor' de Provincie van Holl Zeel. ende Vrieslant, by van der hoeven Ml S. Handvest - Cbronyk T. V. V. a. , ' . (n) Zy voert den naam': Nouvelle erdonnance jatte qumois tTAouft' Pan mille CCCCXLVJ jervant jur le provifwn des gens du conj'eil de Monfr. e flans lez lui, et plufieurs autres matieres — in 't Memoriaal T. !44f-M*3 M LXXXIUJ. volg. dat is, tiieuive 'Ordonnantie gemaakt in de maand Augujtus des jaars 1446. dienende by provifie voor de Raaden van de Heeren die by hem zijn, en meer andere zaken. —— (0) Memor. van rosa XII fol. 26. verjo: op ten vjj. dacb in April, A. XIllIc en XLVI. nae  a<}3 Oorfprong van het Hof 't Hof, zoo als 'r nu door een Prefident beftierd werd (p), heeft ook zelve niet langer geduurd, dan tot dat jaar 1448. wanneer philips dien Brief fchreef. Want in dit jaar 1448. den 22. Mai, (welken dag en jaar de Gel. van de wall opgeeft) als gooswyn de wilde van zyne bediening verlaten was (ja), Helde hy weder tot opzicht over 't Hof en het ganfch beleid van 's Lands zaken den Gouverneur johannes de lannoy, en vernietigde het Ambt van Pre- den loop shoofs van Holl. appelleerde Florys van Bosfchuyfen van alzulcken fententie als die Prefident en Raden gegeven hebben — ende op ten xxijen dacb 'quam W . . . ende brachten eenen brief van mynen genad. Heere — om die voorfz. Prefident ende Raden voor zyne Genade te dagen. (p) Dit was dan eene ganfch andere aanftelling yan een Prefident, dan welke in 'r jaar 1461. van kArel bevolen werd. De vroegere was zonder Gouverneur aan 't hoofd, zoo dat de Prefident de plaats van Gouverneur vervulde, en in deszelfs rang gefield werd. Maar het bevel van karel was , dat de Gouverneur zoude voorzitten, en als die afwezig was , dat een uit de gewoone Raaden den poft van Prefident zóu bekleeden. § 1, Van welke aght, zegt karel, die een geordineert wefen fal te praefideeren in den Raadt in abfentie van den voorfcbr. Stedehouder. Als deze dingen maar wel onderfcheiden worden , zijn de ftrydigheden ligt te vereffenen in de lijst der Prefidenten by van leeuwen en gouthoeven. (q) Over wiens lotgevallen men de ri emer kan nazien 's Hage II. B. bl. ïf. volg. waar echter veele dingen twyfelachiig zijn.  van Holland. (Hoofdd. I. §. XII.) 0,33 Prefidentfchap (r). Op deze daad derhalven heeft philips het oog , als er by den Heer van de wall op 'tjaar 1448. op dezen zelfden 22. Mai gezegd wordt, que pour le Gouvernement en Juftice — nous avonspuis aucun tems [van 't jaar 1445. den 25. April af] ordlné ung Prefident, et certain nonibre de confeillers. Maar op dat zulks niet fchyne, zonder genoegzamen grond van my gezegd te worden, zal \k nu dat Inftrument zelf voordbrengen , op wélk de Heer van de wall teraangeh. plaats zich beroept, en waar uit die voorgemelde woorden genomen zijn (j), en waar met zoo veele woorden volgt: le quel office de Prefident maiftre Gosfuin le fauvage alt exercé par aucun temps, dat is, welk Ambt van Prefident Mee/Ier Gooswyn de Wilde eeuigen tijd bekleed heeft. (r) de riemer verhaak de zaak op deze wijs , aldaar bl. 26. de zaak — werd gebracht aan Hertog Philips — te BruJJel —. die daar op Hr. ^an van Lannoy by commisfie van den 22. Mey 1448. als Stadhouder van Holland, Zeel. en Vriest, na den Hage zond, vernietigende met eenen by defelve acte het presidentschap. Verg. 3:>ey l. B. bl. ifi. (O Zie het Aanhang fel Lett. C. V g TWEE-  S34 Oorfprong van het Hof II. HOOFDDEEL. Over de Zaken, van welke 't Hof van Holland oudtyds kennis nam. 5- I. .Ajles wat ik dus ver heb aangevoerd, is voldoende om te bevvyzen , dat er van de hoogde oudheid af altijd een zeker Collegie of Vergadering geweeft is van Heeren, die den Graaven ten Raade dienden, en 's Landszaken by afwezigheid in bunnen naam beftierden; laat ons zien, tot ivelke Zaken het vermoogen van dezen Raad zich uitftrekte. §. I I. Zeker is het, dat wy hunne macht moeten afmeten naar de Bevelbrieven: want deze Raadsvergaderinge ontleenden al haar recht van de Graaven , en hebben zich nimmer van eenige macht bediend, dan die haar van de Graaven was opgedragen. In die Lastbrieven nu werden gemeenlijk cenigen aangefteld om te berichten de zaken van den Landen (i); en zy werden deswegens genoemd die raide mijns genad. Heere, gepleit ten faec- ( !) Verg. boven Hoofdd. I. overal, en o e r i emer Befchryv. van 's Hage II. D. bl. 310. 313. en 315.  van Holland, (Hoofdd. II. $. III.) faecken fijnre Landen van Holland, Zeeland en 'Vriesland, dat is, dat zy den perfoon van den afwezigen Graaf verbeeldden, en alle de rechten van 't Souvereine Oppergezag uitoefenden, en in zynen naam zoo het Politiek bewind, als de 'Kr ijgs-Leen-Domein- en Rechtszaken waarnamen. 'f. nr: Wat de twee eerften, het Burgerlijk bewind, en V Krijgsbeftier in 't gemeen betreft,-zulke Lezers, die'* Charterboek-vm mieris, en andere Gedenkftukken van dien tijd inzien, kunnen daar over geene twyfelingen meer hebben: want in dezelve wordt geduurig gewag gemaakt van het Hof, dat zoo wel Gezanten aan buitenlandfche Vorften afzond, verbonden van Vrédé maakte , Oorlog verklaarde; als het munten dijkwezen behartigde, den Burgeren de fchattinge bepaalde , de Regeering der Steden veranderde, hunne Rekeningen nazag, Verfchillen die onder de Steden ontitonden befliste, en veel meer andere zaken behandelde; gelijk te recht gezeod wordt door boeï over de Oudheden van 'tHof, die echter daar in mistaft, dat hy aan Edelen en Steden [als zodanig] dikwils toekent, wat hy aan 's Graaven Raad had moeten toefchryven , misleid door 't vermengd gebruik der woorden Vafalli, Nobiles, Confiliarii, Equites en diergelyke; en der Nederd. woorden Mannen, Hooge-mannen , Vafallen, Radder s, Edelen,Ra* den: of ook, omdat hyde raadplegingen met anderen gehouden of den ingenomen raad meermalen verwart met het recht van befluiten zelf. Want toch dit Hof, by het uitoefenen dezer zaken van Op-  236 Oorfprong yan het Aof öpperb'eilier, plag fomtijds, 'tzy dan op bevel van den Vorft, 't zy uit Voorzichtigheid, voor af het gevoelen van eenige Edelen,'of van Steden , of ook zelfs van ambteloze perfonen in te nemen, zoo als ik Hoofdd. IV. zal aantoonen. [Die is juift het geen Keizer karel in de Injtructie van den Hove A. 1531. §. 3. ook beval aan den Stadhouder, wanneer hy dus zegt: [De Stadhouder zal, by advife — en in andere zaken by ad-yfe van de Prefident en die Luyden van onfen Rade: en ook, oft nood is, van de edelen ofte van den Luyden vöwonsen steden, of van anderf, die hy daartoe fal %'illen. roepen.'] Dit alles nu heeft de Gel. Heer boey ter aangehaalde plaats met zoo vcele getuigeniflen uit ée Registers van 't Hof zelve bewezen, dat het naauwlijks noodig zy daar iet by te voegen. Dus gaven deze Raaden van 't Hof Credentiën, zoo als men fpreekt, of Geloofsbrieven aan Gezanten , die aan Buitenlandfche Vorften gezonden werden (2). Zy ftonden Brieven van Schdverhaliug fof lettres de marqué) toe (3J ; zy hadden de behcering der Scheepsmacht, en der Zeezaken ; zy zorgden, dat de Steden tegen de aanvallen der Vyanden verfterkt, en ten dien einde de floten en veilen herftcld worden; in Burgerlyke ( 2, } By e o e y Bedenk, over de Oudb van 't Hof. bh 45. Men verg. her vooibeeld van die Gezanten, vvJke naar Denemarken gaande, met openbaare Geloofsbrieven van bet Hof voorzien werden. (O mai'kegnadit Jurid. Qbjervat. bl. 182. en volg. en b o i. y aangeh. pi. bl. 47.  van Holland (Hoofdd. H. §. III.) 237 lykc zaken, dat er Dyken aangelegd, en als de reeds opgeworpene door 't geweld van wind of water befchadigd waren, hermaakte en er Sluizen gelegd werden; zy bevalen onbebouwde Landen met boomen te beplanten;bezorgden de zaken der Iioutveltery en Jacht, en waren over 't Muntwezen gefteld met één woord, zy verrichten alle zulke zaken, waar van er naderhand zeer vele aan afzonderlyke Hoven, of byzondere Vergaderingen zijn toebetrouvvd ,• want er zijn naderhand afzonderlijk in Holland opgericht" Collegien tot zaken van Oorlog, gemeenlijk Admiraliteiten: Collegien tot de Jachtzaken, gemeenlijk Jachtgcrichten; Hameren der Inkomfien en Domeinen , gemeenlijk de Reeken - Kaamer en Domein-Kaamer: — of andere zaken zijn ook tot de meer algemeene Ho-en in Braband overgebragt; waarom men by bor (5) melding vindt van die grootere Raadsvergaderingen of Collegien , welke in vervolg van tijd onder k a r r l ben V. bloeiden, die 't opzicht hadden over alle die mindere of Provinciale Ho- en: hoedanige waren, die genoemd worden de SecreeteRaad; de Raad van Staaten, of Raadsvergadering over alle de Provinciën met den Algemeenen Gouverneur aan 't hoofd; en de Raad van Finantie. 't Welk alles ons hier niet geluft brecder uit te haaien. S- IV. (4) Verr». daarover boey alomme; en Repertor. van Placaaten van sandelyn, in welk laiutgern. bl. 19 op 'tjaar 15-24. den 27. (Mai gemerrl Wordt: Een Placaat beroerende de Bosjeben en Wddcrniifen. (ƒ) Ned. Oorl. IV. Boek. bl. 126. van de Eerft* Uiig.  338 Oorfprong van het Hof Dat de waarneeming der Leenzaken by dezen Raad geweeft is , daar aan laten ons niet toe te twyfelen de oude Gedenkftukken, by mieris, en in de Memorialen van 't Hof voorkomende. En in dien zin moet verftaan worden wat p.. jsort (6) leert , dat de kennisneeming over Leenverfchillen by den Graaf was, met de zulken uit de Par es of Leenmannen, welke hy goedvond by zich te neemen: en geen wonder, daar,', gelijk dezelfde bort ("7) te recht zegt, de Graaf de onmiddelyke Heer of Eigenaar was van. alle de Leenen lot des Graaft'ijkheiis van Hollants Regifter, endeLeenkaamer behoor en de; zoo dat alle Leenverfchillen ter eerfte inftantie tot hem en zijn Hof, 't welk uit zulke Vafallen beftond , behoorden ("8). Van hier is 't, dat in 't jaar 8 *' 143- de Heer van Naslau, als de Vorft van hem vorderde, dat hy eenige vervallen Leenen aan hem zoude te rug geven, weigerde in 't oordeel hier over zich aan iemands uitfpraak'te onderwerpen , dan in tegenwoordigheid van den Vorft, en zyne Leenmannen van Holland, over- een- (6) Holl. Leenrecht bl. 35-2. (7) Aldaar. . , () (8) van der scheeling Tiendr.,1. D. bl- S79- op 't einde: Pan ouds, zegtby, waren de Graaven van Holland gewoon, nevens hunne Leenmannen, regt te fpreeken over verfcbillen -wegens Leenen , van hen te Leen gehouden zijnde , "welke de daaglijkfcbe Regter voorby gegaan wordende , tér cerfter inftantie voor hen gebragt moeften worden.  van Holland (Hoofdd. II. §. IK) • 239 eenkomftig het Leenrecht (9); — en dit is de reden, dat dikwils worden samengevoegd voor den Radeen Leenmannen (10), als die inLeenzaken wel dezelfde perfoonen waren; maar verplicht in deze zaken de verfchillen eeniglijk naar 't richtlhoer van 't Leenrecht te bellisfen. Daar is er, die meenen , dat karel de Stoute in 't jaar 1469. een afzonderlijk Leenhof heeft ingefteld, en aan 't zelve eene byzondere InftruStie voorgefchreven. Doch te onrecht; de zaak fchijnt dus gelegen te zijn. karel I. dewijl hy in veele bellommeringen was ingewikkeld, deed hen, die daar in 't meefte belang hadden, by een komen, de Edelen namelijk en de Steden, welke billijk, en regelmatig konden vorderen, dat hy zelf by de Rechtsgedingen tegenwoordig was; en heeft met hun uitdruklijk confent, als in Leenzaken zeermoodzaaklijk, in'tjaar 1469. den 19. Oclober eene fchikking gemaakt, dat in 't vervolg des Vorften Stadhouder, met de Leenmannen, die van hem wettig zouden zamen geroepen worden, alle de zaken van Leenen zoude bellisfen en afdoen, en zoo wel voorlopige als eindlyke uitfpraken doen; gebruikende ónder andere deze woorden (11): In aanmerking neemende, dat (9) Zie Memor. V. D fol 13. verfo. Protegerende , dat hy van fuiken Leenen' — niet en meynt te recht te ftaen dan voor mynen genadigen Heere ende voor fyne Leenmannen van Holland in forme van Leenrechte. [Daar volgde: Gedaen in den Hage. - J fio) mirris IV. B. hl. 1053. na den rechte van Leene gecomen voor ons en onfen getrouwen Raide en Leenmannen. (11) Zie Groot Placaath. II. D. bl. 682.  S40 Oorfprong van het Hof dat onze voorzaten — en wy met onze Leenmannen van Holland zoo als naar recht en gewoonte van deze Landen, even gelijk omtrent als in de overige Vorftendommen van 't Duitfche Rijk zulks moet gefchieden , en tot dus ver in acht genomen is, ons niet in eigene perfoon hevlytigen en bezig houden konden — hebben wynaar rijp overleg geordineerd, dat, zoo wie eene zaak of rechtsgeding — van Leenen zal willen inflellen , dit zal kunnen en moeten doen voor onzen stedehouder of Plaatsvervanger, die daar toe van ons zal verordend worden, en voor onze Leenmannen — welke onze Stedehouder, als volkomen onze plaats bekleedende — daar van kennis zal neemen — op dezelfde wyze, macht en gezag, als ofwy dat zelve deeden ; verklaarende — dat de uitfpraken van dezelfde kracht zullen zijn , even als waren ze door ons zelve, en in tegenwoordigheid van onze perfoon te gelijk met onze gezegde Leenmannen gedaan en uitgefproken. Dit was de inhoud van de zoo genoemde Inftructie. En deze verordening dan van karel was zoo ver af van de Oprichting van. een Leenhof, of van eene Inftructie aan het zelve voorgefchreven 'g dat hier zelfs zulk Hof veronderlleld werde, ja dat ook het getal der Raaden of Leenmannenniet eens bepaald werd, nog iets vastgefteld in' opzicht van de forme van zulken Raad; maar dat alles bleef naar gewoonte by den Gouverneur,die te. gelijk over 't Hof van Holland gefield was,' welke uit het Hof zoo vele Raaden, die ook Leenmannen waren, zoude neemen, als hy mogt goedvinden. Het byzonder oogmerk van dit Edicl was eeniglijk, dat aan den Stadhouder die voile macht 3 om over Leenzaken kennis te neemen'/  van Holland (Hoofdd. II. §. IV.) 1241' men, van den Vorft gegeven werd, welke alleen aan den Vorfï toebehoorde, behoudens echter in alles -gijn, en een iegelijks recht. Doch 't gene fommige meenen, dat in 't jaar 1460. gefchied zou zijn , dit is in der daad geichied onder karel den V. in 't jaar 35— den 20. Maart. Deze heeft een afzonder20 J lijk Leenhof opgericht, aan 't zelve eene afzonderlyke bifiructie voorgefchreven, en wel in de Voorrede met deze bewoordingen f12): Alfoo onfe Voorfaten onder andere preêminentien en hoogheden;, van allen tyden — voor hen en hare Vafallen — gereserveeRT hebben gehadt, de kennis, determinatie eii judicature van alle queflien en gefchillen dezelve haer Leen aen- gaende. Hy herhaalt het Edicl van karel den Stouten , waar van hy zegt, dat Hertoghe Karei. — overmerkende, dat hy felve in persoon daer niet óver vaceeren konde, heeft in fijnen tyde geordonneerd — en voegt er by met zoo Veele woorden: Dat die felve Brieven niet verklaren die quantiteit van Leenmannen, die onfe Stedehouder by hem roepen zoude, noch wat manieren van Rechtsvorderingen men dderinne onderhouden zoude. — Eerft van dezen tijd af is alles wat van Leenzaken voorheen tot het Hof van Holland behoord had, van 't zelve afgefcheiden, en tot een Leeni hof overgebragt; en zijn de Leenzaken afzonderlijk begonnen behandeld te worden : waar door het i ia) Aldaar II. D. bl. 683. 9  243 Oorfprong van het Hof het Hof van Holland eene aanmerkelyke vermindering van rechten ondergaan heeft. En dit alles wordt beveiligd uit het gene naderhand daar op gevolgd is, en 't welk hier door een uitllekend licht ontvangt: want 1. men moet daar uit verklaaren, dat eerft van dit jaar 1520, de [afzonderlyke] Regifters van Leenen in de Leenkamer haren aanvang nemen f13;, als welke tot hier toe in de Memoriaalboeken van 't Hof van Holland waren ingelafcht. 2. Daar tot hier toe gene Memoriaalen bekend waren dan die van "t Hof van Holland, zoo zijn er nu ook Memoriaalboeken van 't Leenhof (14) afzonderlijk begonnen bekend en gebruikt te worden. 3. Van dezen tijd af vindt men de afzonderlyke namen der Vafallen of Leenmannen , die als Pares Curiae, byzitters van den Stadhouder, waren, en van hem benoemd werden f15). Omtrent (13) 't Eerfte boek van dit foort , 't welk voor handen is , heeft aan het hoofd: Regifter van Partbye jegens Part bye begonnen 1 ^en \n September A. 1520. — en ddt van Eyfcb ende antwoorde, Replycke, Duplycke etc. gedaen voor Stadhouder ende Leenmannen, n. 2. (14) Want dns is er aan 't hoofd gefchrev£n : Eerfte Memoriaelboek van den Leenbove 18, May lyzo. —- 27. Maert 1564. t$lï) .Zie.(1e lnftruftie $• 1. De namen dezer Valallen zijn in wezen , en worden opgenoemd aan 'tbe-  van Holland (Hoofdd. II. §. IV) 243. treat welke voornamelijk meldingswaerdig iss - dat 't begin van 't Boek , Eerfte MemoriaeJboek , aldus : Leenmannen geeemmitteerd by den Grave van Nasfau, Stadhouder Generael van Hollant, 7,eelant en Vrieslant, xxe. in April Anno XV eiwinticb. fHeer Gerrit Heere tot Aftendelft, I Heer Flor is Wyn&erden Heere tot Tfel- j monde, I Heer Jan van Duuoirde Amhachts Heere Ridders < van Noortigerhout, j Heer Cornelis Drueftnck Heere tot Bent' { huyfen, deceftit. |(overleden) i Die Heere van Scbagert. \~Heer Willem van Alckemade. Meefter Aelbert van Loo. Meefter Jooft Zasbout. Mr. Gerrit van der Mye. Mr. Antheunis van der Bronckhorft. Mr. Euerard Nicolay, ende Jacoh Stalpert. Tot Aduocaten, Mr. Jooft Betz, Mr. Frans Boot, Mr. ftaltbazar Liemufz, Mr. Huge van Eyndc. Tot Procureurs. - ;. Mr. Heindrick van Scoenbouenr Adriaan van Dam ,* M#, Micbiel Ruzee. Henry de Beauuoir, Cornelis Sael. Tot Deurivaerders , jan Rohbrecbtze, Mr. Adriaen van Craenenbouck, Gillis van Amerongen. Q *  244 Oorfprong van het Hof dat deze Byzitters door den Stadhouder verkozen, niet noodzaaldijk van de Raaden van'tHoIlandfche Hof behoefden onderfcheiden te zijn; en dit wel volgens de Inftructie van dat Hof zelve (16) ; iets , 't welk Vorft karel zeker met wijsheid zoo bepaalde, dewijl deze tot hier toe de Leenzaken alleen en gezamenlijk behandeld , en volgens 't Leenrecht daar van kennis genomen hadden. Echter moeften onder deze ook Edellieden zijn , ovcreenkomftig dien fundamenteelen grondregel van Europa, dat fpares overpares, Pairs over Pairs] Gelyken over Gelyken, en hunne Leenen moeften oordeelen. Des niet te min werden er ook eenige in de Leengebruiken ervarene Mannen bygcvoegd, die genaamd werden clercken ojf conftumiers Mrs. (17) , en ook zulks naar bevel van karel (18) ; —■ Deze Byzitters nu leiden den eed af aan den Stadhouder in naam van den Vorft , of aan (16) Want dus fpreekt de Inftructie of 't BerichtJchrtft van k are l $. 2. dat van die vonrftz twaelf Leenmannen die Setje zullen weefen Edel of andere goede Mannen Cojlumiers, en d'andere Sesfe geleerde Mannen, bet zy uit onfen Rade van Holland, of anders. Lchter konden er meer dan 12. worden bv een geroepen; verg. $. 6, van 't Berichtfchrift. . (17) Zie Eerfte Memoriaalb. fol. 1. verfo op 't jaar 1548 in de plaetfe van de ouerlede Heeren var, den Leenhoue van Holland de navolgende Leenmannen. Eerft als Edele Sis Clercken of Couftumiers,Mrs. (18) Zie de Inftructie $. 2.  yan Holland (Hoofdd. II. §. K.) «45 gen overgelaten. 5- vi. Voords, daar het welzijn van alle Volksflaa- ten (16) Zie mieris IV. Bi bl. 932. verg. bovea Honfdd. I. §. 6. ( 27) Verg. §. 6^ van dat Verdrag, by m i e r i s bl. 918. Dat echter dit Hof aan de Reekenka¬ mer te Ryjfel onderworpen was, zoo ver de Domeinen en lnicomften betrof, bewijst van de walc bl f6'j. b. en boey Nadere Bedenk, bl. 1H9. en 190. (28) Dit heeft vanue wall breeder bewezen bl. 5-69. en volg. die ook de verdere lotgevallen naauwkeurig vermeldt. ( 29) van de wall bl. f70. a. en zulks was niet nieuw; diergelijk bevel van albert van Beieren vindt men in de Bylagen by ren dorp aangeh. Verhand. •-Q4 \  248 Oorfprong yan het Hof ten daar op beruften moet, dat het Recht op eene billyke wijs bediend, en aan alle Burgeren zonder onderfcheid bedeeld, en dus de ontllaane verfchilien naar recht en billijkheid befljft worden; .zoo was ook dit een byzondcre plicht van datHof, dat het in naam en by plaatsbekleeding yan den Vorft van de Rechtszaken kennis nam" dat is, dat het te gelijk eene Vierfchaar van Rechtsoefening was. Gelijk nu de Graaf van Holland uit kracht van zyne Landsvorftlyke Oppermacht de bron was van alle de Richtcrlyke macht (30), zoo voerde dit Hof op ziin bevel en in zynen naam 't ganfche bellier der Rechtspleging , en nam in 't gemeen kennis van alle zulke zaken -, van welke de Vorft, als hy tegenwoordig was, zelve kennis kon nemen, en gewoonhjk nam. Dit nu had voornamelijk plaats i°. in Majefteits zaken \cas Royaux], dat is, in zodanige zaken, welker kennisneeming uit kracht der hoogfte Oppermacht, altijd verbleef by den Oppergebieder, of by dat Hof, 't welk eenen byzonderen laft van den Vorft verkreeg, om daar van kenmfle te neemen. 20. In uitdruklijk voorhehoudene gevallen, welke de Nederlandfcho Vorften; wanneer zy by de Privilegiën aan Steden of Dorpen de macht gaven, om in de Stedelyke Vierfcharen over verfchilien, die daar ter plaats in de byzondere zaken der Stedelingen ontftaan mogten , recht te fpreken, zich altijd plagten voor te behouden, en met uitgedrukte Woorden, 't zy wegens de zwaarte der misdaad, 't zy om C30) Zie deutz aangeh. Verh. bh 4c. vreral bl. se en rolg.  van Holland (Hoofdd. 11. §. Vil) 249 om eenige andere reden, van de overige uitzonderden. 30. In zaken, die door hare eigene natuur zoodanig waren , dat uit de Rechtsoefening aan de Steden verleend, echter daaruit haar geen recht ontiproot , om over dezelve te oordeelen. 40. Wanneer van de laatere Rechtbanken by Appel op den Graaf en deszelfs Provinciaal Hof van Holland beroep gedaan werd. Eindelijk 50. wanneer de Vorft zich bediende van zijn recht om eene zaak aan zich te trekken. Laat ons van elks afzonderlijk fpreken, % VIL Tot de Majefteitszaken (des Cas Royaux) behoorden de Kerkclyke zaken, en die de zorg van den Godsdienft betroffen, de misdaad van gefchondene Majefteit, en de oproeren; want alle de Privilegiën, zoo vele ooit van de Hollandfche Vorften aan de Ingezetenen gegeven zijn , zagen deels op de byzondere zaken der Burgeren, op de wyze en form van Rechtsoefening by de laagere Rechtbanken in acht te nemen, op bedieningen, eerambten, den tijd van het aanvangen van Rechtspleging, en derzelver duuring; deels ook op de Domeinen, inkomften en zoortgelyke: maar nooit op zaken van Godsdienft, of van oproeren. Maar nu! de Vorft behandelde deze zaken of zelf, of hy verzond ze aan zijn Hof, en daar van leeft men, dat het zelve kennis nam van het verfchil tusfehen Diderik van wassenaar, Prooft van S. Jan, en den Heer Gifelberdvan rietveld, Prooft van Friesland te Utrecht, om te beflisfen, aan wien van hun beide de Prooftdy van Vriesland onder Holland toeQ 5 be-  250 Oorfprong van het Hof behoorde (31). Van daar ook, volgens bericht van lams f32), werd de misdaad van gekwetfie Majefteit door den Vorft met den Raad geftraft met zoodanige ftraf als daar gemeld wordt bl. 81. 85. en volg. Uit die zelfde oorzaak moet afgeleid worden , dat het Hof eenige verftoorders der openbare ruft ftrafte, zoo als blijkbaar is uit het geene boey (33) heeft bygebragt uit de Memoriaalen van rosa, waar onder andere gheryt harp en cornelis de decker, wegens't verwekken van oproerige bewegingen te Rotterdam, met eene eeuwige ballingfchap geftraft werden. — En dit had plaats niet alleen, als byzondere lieden zich aan oproerigheid fchuldig maakten, maar ook voornamelijk, wanneer ganfche Lighamen, Collegien of Steden met haren Magiftraat tegen 's Vorften zin, nieuwigheden zogten in ta voeren, gelijk mieris daar van iii 't gemeen fpreekt, zoo wie eenige vergaderingen maak' (31) Memor. van rosa Vil. B. fol. 24. verfo. (31) Handveflen van Kennemerland. (33) Bedenk, ovor de Oudh. van V Hof bl. 69. volg. voea er by bl. 77. waar hy wagen aar te recht berifpt, die D. III. bl. f20. uitvaart tegen phiiips van Bourgondie, als of het Hof van Holland, dat in deszelfs naam en by plnatsbekleeding handelde, met geen recht zou hebben moaen beweeren, dat de oproerige bewegingen te Monnikendam verwekt, tot hunne jurisdictie behoorden; en hy op die wijs tegen de Privilegiën, aan de Steden vergund, zoude gehandeld hebben.  van Holland (Hoofdd. II. %. VIII. j 251 maakte bulten Schout> Scheepenen en Raade, dat waare op heur lijf ( 34J. En hier op icbijnt karel V. het oog te hebben, als hy in de Inftructie aan het Hof voorgefchreven in'tjaar 1531. zegt §.8. fullen kennijfe neemen yan faken roerende onfe Vryheid en Rechten, daeraf henlieden alleen de kennisfe toebehoort. — Item yan faken roerende fundatiën van Kerken — van injurien, die gedaen worden Officieren, Geefteliken. — Item van onrufte en onvrede, die tuffchen den Steeden en Cafteleinfchappen — fpruiten. — Van klachten in cas van nieuwigheid of ongebruik. Ja philips I. begreep reeds , dat dit recht van zijn Hof ongefciionden tegen andere behoorde 'bewaard te blyvcn; wanneer hy in 'tjaar 1452. den 11. Juni by dat uitftcekend Privilegie de non evocando, onder andere uitzonderingen van gevallen, welker beoordeeling by hem moeit blyven, ook telt, of in onze — Landen eenige onrufte en onvrede opflonde, die onfe voorf. Raad niet nederleggen konde ( 35). §. VIII. Tot de voorbehoudene zaken, dat is, welker rechtsbeoordeeling de Graaven by 't geven van Privilegiën gewoonlijk aan zich behielden, moeten gereekend worden zeer zwaare misdaden, als opzettelyke doodllagen , maagden-roof, beroo- ving (34> IV. B. bl. 77. verg. lams aang. ffc bl. 8f. en de Privil. van Haarlem bl. 43. (3f) Sententiën van den ProvinciaaJen Raad bl. 42.  a$2, .Oorfprong van het Hof ving van een lijk (reeroof f36) ; als ook eenvoudig zoo gezeide roof; over al 't welke deswegens ook het Hof te recht zat. Deze worden in grooten getale opgenoemd by mi e r is ("37 ), met name , manflachte , diefte , vredebrake , vrouwe te vercraftene, en moertbrande. Onder de voorbehoudene zaken ook was de rechtsfpraak over de Domeinen , 't recht van verbeurdverklaring, overfchipbreukige koopwaaren, en diergelyke, die niets gemeens hadden met byzondere verfchilien der Burgeren; alle welke twilizaken de Graven van Holland de macht hadden om zich voor te behouden; want dewijl alle de rechtsoefening van den Hoogften Oppergebieder afdaalde , onder wat benaming die aan andere ook werd toegedaan, werd dit altijd verftaan alleen by onderfchikking te zijn toegeftaan, zoo dat de Landsheer zelf zich van die rechtoefenende macht niet ontdeed ( 38) ; Van hier bleef het, by (36)reeroof, voor welk woord dikwils Zet* roc/geiTeM wordt, is, zoo wie eenen dooden beroefde, ende f fijn mem, offio zvie eenen dooden wt onJen Lande in een ander Land voerde? of die yemant van der galgben, of van eeu rade naém buten verlove van om , of ft wye dat kerken of eenigbe goedsbuife beroefde: m i e r. i s Jli. bl. 482. C37) Zie mieris II. D. bl. 138. verg aldaar bl. 28. 639. 668. 698. 847. en «5-0. UI. D. bl.386. 487. f26. 697. en IV. D. bl. 337. voeg er by de rikmer I. D. bl. 12. volg. en 30?. van spaan 1 D. bl. 37. en meerman Gefcbied. van Graaf Willem bl. 37. en deutz aang. Verh. bl 74 ( 38) Zie kemmerichius Introd. Jur. Publ. Qerm. Lib. Vil. Cap f §■ feq. -  van Holland (Hoofdd. II. §. IX.) 253 by het geven of toeftaan van Jurisdictie aan de Steden, den Oppergebieder altijd vrij, zich voor' te behouden om over zoodanige zaken of misdaden zelf te oordeelen, welke meer regelrecht op de gemeene ruft van 't Land en de veiligheid der ganfche Maatfchappy hare betrekking hadden (39). En hier uit blijkt ook, wat de woorden in de Criminecle Ordonnantie §. 73. beteekenen, om by onfe Souvereine authoriteit hunne differetitcn te termineeren (4.0J; fomtijds echter, fchoon zeer fpaarzaam , gebeurde het, dat de Vorften ook zwaardere misdaden aan de kennisneeming der Stedelyke Rechtbanken overlieten, in welk geval deze vergunning gemeenlijk bepaald werd met bygevoegd Hot, tot wederopzegging, tot dat allengskens, en voornamelijk in de tyden der Beroertens die Stedelyke Rechtsoefeningen begonnen hebben, zich verder uitte ftrekken, zoo als de Heer van spaan zulks herinnert I. B. bl. 72. §. I X. Ik zeide, dat de Raaden van den Graaf in de derde plaats kennis namen van zulke zaken, die vit hare natuur zoodanig waren, dat de Steden zich uit kracht van hare Privilegiën in dezelve niet mengen konden: Tot dit foort breng ik i°. alle (39) Aangaande de Koningen van Frankrijk leert dit montesquieu Efprit des Loix XXVIII. B. Hoofdd. z8. en van de Nederlandfche Vorften VAN SPAAN 1. D. bl. 60. VOlg. (40) Voeg er by Art. 74. en 76. en de lnftr. vm 7 Hof A. 15-31. $. 8.  ^54 Oorfprong van het Hof alle verfchilien tusfehen onderfcheidene Steden, of de Poorters van verfcheidene Steden; hoedanige verfchilien vele gemeld worden van rosa en mieris; dus by voorb. heeft Hertog alb brt dé verfchilien tusfehen Middelburg en Zierikzee beflist; en het Hof heeft over eenen twift tusfehen die laatfte Stad eh den Briel, over den Tof van zeven fchepen tot de Haringvisfchery beftemd, uitfpraak gedaan, en den zei ven by vonnis geëindigd C4O; gekjk" het ook met zijn gezag tusfehen beide kwam, wanneer de Steden Hoorn en Medenblik zich met elkandefen niet verftaan konden over 't leggen van eene Sluis (42J; en diergelyke uitkomft had mede een ver1'chil, dat ontrtaan was tusfehen Amfterdam en Muyden, wegens een Muyder Burger die te Amfterdam in de Gevangnis was gezet f43); kortom op dezelfde wijs (om vele andere voorby te gaan) hebben de Stad Dordrecht ter ener zyde, en ter andere zyde, de Steden Delft, Leiden, Haarlem en andere haar verfchil over 't Stapelrecht voor 't Hof gevoerd; en heeft het Hof na partyen gehoord te hebben uitfpraak gedaan.' 2. Van zulk foort zijn de verfchilien tusfehen Magiftraatsperfonen der Steden zelve ("44); 3. Stedelyke verfchilien met Bailjuwen van 't Platte Land (45J ; 4. met Heemraaden en Dijkgraa- vert' (41) Memor. van rosa IV.fol. 5-8. verfo. (42) Aldaar VI. B. fol. 42. verfo. (43) Aldaar fol. Mti. (44) Aldaar III. B. fol. f. verfo en fol. S2. verf). (4f) Aldaar fol. 107. verfo en fol, 203. VI. D. fol. ijl. verfo en 181. voeger by mieris 111. D. bl. 347.  van Holland (Hoofdd. II. §. IX.) 255 ven (46); 5. Verfchilien der Steden en Poorteren met Edelen en Bezitteren van Heerlijkheden (47); 6. Verfchilien der Stedelingen met nabuurige Dorpen (48^,- — 7. Verfchilien der Steden met betrekking tot Buitenlanderen; 8. Verfchilien die ontftonden tusfehen de Magiftraten en Burgers ( 49J; 9. Verfchilien over ïverkclyke Jurisdictie, wanneer namelijk eenige Stad en de Bisfchop, of deszelfs Plaatsbekleder , de Prooft, daar over eikanderen niet verftaan konden f50); 10. 't Hof nam ook kennis over verfchilien der Steden en byzondcre Perfoonen ten opzichte der Rechten en Uitleggingen der Privilegiën, zoo wel onder eikanderen , als tusfehen hen en den Vorft. 11. Over de Domeinen en Bezittingen van den Vorft; (51) — i2. Ovet misdaden van Magiftraatsperfoonen (52); — Eindelijk 13. gelijk het Hof de zaken van Oorlog en van het Krijgsvolk gebi. 347. n, 1. en kinschot Befcbr. van Oude* Wi'tater bl. 423. (46) mieris III. D. bl. 473. (47) Memoriaalb. VI. D. fol. 174. C48) Aldaar I. B. fol. 91. VI. B. fol. 8ï. en 187. voes er by mieris II, D. bl. 496. en -501. en III. B. bl. 6of. s C49) Memoriaalb. VI. B. fol. 94. verfo. Voeger by ïchrassert Befcbryv. van Harderwyk II. B. bl. 60. ( fo) Verg. hier by §, ^7. van de Crimin. Or* donn. van 't jaar 1570. (fi) Verg. §. f. van dit Hoofdd. (J2j kiuit Prim. Lin. §. 398.  ztf Oorfprong van het Hof . geheel beftierde , Helde het ook de Kötóbè? velhebbersaan, en gaf hun bevelen aangaande de Rechtsoefening f53). Oudtijds was er geen gewoon Krijgsvolk, geene Soldaaten, dan die by een tegenwoordig gevaar uit de Burgeren en Vafallen door den Vorft werden opgeroepen • maar na 't invoeren van loontrekkend Krijgsvolk was het noodig , dat hun van den Vorst zekere Wetten werden voorgefchreven : en dit deed Keizer karel V. in 'tjaar 1547. den i4. Octob. (S4J, en zijn Zoon philips is hem daar ingevolgd, in't jaar 1570. (55). $. X. De vierde bron , waar uit de kennisneemifto-' van Verfchilien aan het Hof toekwam, was deberoeping , die gedaan werd van de uitfpraken der laagere Rechtbanken: laat ons ook daar van eenige nalpooring doen. In de eerfte tyden waren de Rechters zelve' verplicht hunne uitfpraak voor den Vorst te verdedigen ; want de onrechtvaerdigheid of onbc^ dachtzaamheid der Rechteren werd op deze wyze geftraft, dar zy de zaak of twistgeding door hunne oordeelvelling de hunne maakten, en als er van de door hun gedaane uitfpraak Beroep ge- fchied- Cf3) Dit (luk in de Bylagen onder Letter E. (f4 ) V Placaatb. van Vlaanderen I. D. bl. "ff. verg. aert van der. coes Regt/l. van Holl'. bl. 82 en 91. ($-f> In de Crimin. Ordonn. §. 68 — 71. voc er by Placaatb. van Vlamderen II. D. bl. 147.  van Holland (Hoofdd. II. %. X.) 257 fchiedde, zy dan genoodzaakt werden die Voor 't Hof of voor den Graaf zeiven tegen hunne party te verdedigen ; — en als zy onrechtmatig gevonnist hadden , boetten zy de ftrafte hunner onrechtvaerdigheid ( 56): maar vervolgens is in gebruik geraakt, dat partyen, die zich by vonnis der Rechtercn bezwaerd achtten, Beroep konden doen op den Vorst of deszelfs Raad, welk recht van Beroeping , zoo het niet duidelijk ware uitgezonderd , aan ieder toekwam f57); want toch op dezen grondflag rust alle Rechtsoefening, dat hoedanig recht van Rechtspleging oök de Magiftraten mogten bezitten, echter de toegang tot den Vorst den Onderdanen altijd vry en open bleeve; hoe groot en uitgeftrekt de Jurisdictie der Magiftraaten, en hunne waardigheid en gezag ook zijn moge , zy is altijd van den hoogften Oppergebieder afhanglijk, zoo dat het recht van laatfte Beroeping nooit van de Oppermacht, van welken aart die ook zy, kan worden afge-< feheiden (5!!). In Holland nu heeft deze weg Van zich op den Vorst of zijn Hof te mogeri beroepen altijd aan allerlei lieden, ook den ambtelozen en gemeenen opengeftaan , gelijk alle de Oude Gedenkftukken zulks getuigen. Laat ons de zaak met een voorbeeld ophelderen : Zekere dirk claesz. in't jaar 1407. in een ver- fchil, ( f 6) van leeuwen op de Crimin. Ordonn, bl. 159. noemt zulke verdediging der gedaartè uitfpraak Syndicatus. Ver?, troïz ad L. tl. Marine pag. fG. feq. en D e u t t. aangeli. pl. H. 11. §. 16. (f7) ZieiDSiNGA Staatsr. !. D bl. 197. ffb) Verg. kluit Prim. Lin. §. 3fo. met de Aant. R  ' j&5^ Oorfprong yan het Hof fchil, dat tusfehen hem en zijn overleden Broeders Weduwe ontdaan was, voor de Rechtbank van Schiedam veroordeeld zijnde en mecnende by dat vonnis bezwaard te zijn, fchreef zelf eenen Brief aan Graaf Willem den VI. en zynen Raad, waar in hy zyne bezwaaren open lei de, en ootmoedig verzocht, dat hem recht gedaen werde (59). Edoch, wijl men dikwils om de geringlie redenen tot zulke Beroepingen zyne toevlucht nam, is die vryheid van beroep naderhand door verfcheidene bepaalingen beperkt (00), zoo dat de Privilegiën , van niet te mogen beroepen (de non appellando) in fommige gevallen aan eenige Steden begonnen toegeftaan te worden f61). Uit deze Privilegiën echter moet men niet beiluiten tot het hoogde en volkomeu vrye Rechtsgebied der Steden, zoo als van has- (Jff) Tit Memor van ff Hof R. F. 1406-1408. fol 80. er» 81. verg. mieris IV. D. bt i'06. «p 'c einde, waar. Willém de VI. fchryvende aan die van Middelburg dus fpreektt Want wy nyemant ver» onrecht en 4ffStn hebben, fo -willen wy, e0 hevelen eenen yegeliken , waifl dat bi van onfen gerecht voorf, efvan euieb van hun veronrecht worde, dat bi dat suis ende onfen Rade! annbrenge. (60 ; De Edicten der vinnen aangaande de Beroepingen , en wat meer daar behoort , zie in Groot Placaatb. A. , 44S. II. D. bl. 984. A- hj8. iii. ö. bh 643. A. 1500. 1!. O. bl. 1519. A. 1*32. lil. D. bl- 6b6. en tegen de misbruiken der Beroepingen ii. I>. 1»!. 1522. en 29J9. (61) loenius Decif. en Obferv. bl. 714 — 7lo. voeg er by van sr aa n 1. D. bl. 57. in dè> jümf.  van Holland (Hoefad. II §. X.) zgg Hasselt te recht herinnert (61); dewijl toch derzelver Jurisdictie eenigiijk eene toebetrouwde, en van den Oppergebieder af hanglyke Rechtsoefening was : en in opzicht van het Burgerlijk bellier waren zy aan de algemeene Grondwetten van 't Land mede onderworpen, en konden geene daar tegen ftrydende Keuren maa- Naderhand heeft philips de Schoone voorziening gemaakt, dat nkt zoo aanftonds op hem beroeping gedaan werde, richtende in 't jaar l5o|<- te Mechelen eenen Raad op, aan welken in veife gevallen eerft beroep gefchieden moeit (64): en van deze Rechtbank of Hoogen Raad, zijn er by de Heer van de wall zeer vele Sen¬ tentien federd het jaar 1506. alleen de Stad Dordrecht betreffende, uitgegeven. Vervolgens, daar zelfs toen nog eene al te groote menigte van zaken dagelijks gebragt werd aan de Opperfte Vierfcharen der Vorften, heeft karel de V. verboden, dat het aan niemand zoude vryftaan zich op (61) Over deCrimin. Jurisd. bl. 77. $.31. tüt 34. en 13 volg. f63) deutz aangek pi. bl. 50. volg. en 70, Volg. (64) kluit Prim. Lin $.417. En de In/Irucüe van die Hof by Miralus Oper. Diplom. % D. bl. 1044. (6f) Handv. van Dordr. bl. 811. volg. Maar oudtijds beriep, trien zich reaelrecht van 't Hof van Holland op den Vorft, en zynen geheimen eu grooten Raad, doch die van plaats verwisfelde: waar uit Verklaard moeten worden Q§. 37. 103. en 104. der Inftructie van 't Hof A. '461. R 2  s6q Oorfprong van het. Hof op deze hooger Rechtbank te beroepen,. zonder in de eerfte plaats beroep gedaan te hebben op het Hofvanliöliand (66). XL Gaaö we over tot de Evocatie, waar door in de vijfde plaats het Hof de kennisneeming van eenige zaken verkreeg. Door de Evocatie verftaa ik met vitriarius dat recht, door welk de Vorst de verfchilien der Onderdanen van de gewoone Rechtbanken naar zijn Hof oproept, ci' wanneer hy Rechtsgedingen voor eenen laageren Rechter hangende ,• 't zy uit eigene beweging , 't zy op verzoek van party tot-zynen Raad, overbrengt ,. of aan eene Pjovinciaale Rechtbank overzend C67), welk recht ook volgens de beginfelen van 't algemeene Staatsrechtten zy anders by de Grondwetten van het. Land voorzien ware, den hoogfte Oppergebieder toekomt (68)* cn deswegens behoorde dat ook aan de Nederlandfche Graaven , die zoo wel als de overige Duitfche Vorften in bezit waren van de territoriaale Oppermacht f69) : — en dat hun dit recht van Evocatie toekwam, bewyzen eensdeels de Privilegiën zelve de non evocando,- van Welkö in (66) Verg. de TnjïtucïieA. rf'31. §. ïöf. ( 67 ) Zie yUriattus Injlit. Jur. Publ. Germ. edir. prtEFFiNGER T. Hl. p. 1194, voegcr by Voe t ad tit. D de Judic. §: «4C» (68) Verg boe hm Er Juf. Ptibl. Univ. Introd. pag. foo. parte fpeciali. L. II. c. 7. $. 16. (69) ' Verg. ffeffincer ad vit1 mar', bh $■ 3^-34*  van Holland (Hoofdd. II. §. XI) &6i in de oude ftukken meermalen melding is f70), anderdeels ook het gevvoone formulier , naar welk zy gezegd werden de zaak aan zich te trekken (71). Voor de tyden van philips van Bourgondie was dit Privilegie de non evocando wel eens aan deze, en dan aan gene Stad toegedaan.* maar deze Vorft, die zich in alles by de Onderzaten verdienftelijk zogt te maaken, om des te beter in de handhaving van 't Recht te voorzien, gaf in 't jaar 1452.. dit Privilegie in 't algemeen aan geheel Holland (72); zoo dat het allen Onderzaten van Holland zou vry ftaan de zaken in dit Privilegie gemeld , ter eer/Ier inftantie voor den gewoonen Lands Rechter te doen dienen, en dat zulke zaken van dezen Rechter tot den Vorft of zynen Raad buiten het territoir niet zouden mogen afgetrokken worden. Want om den waaren zin van dit Privilegie wel te verftaan, behoort mei] onderfcheid te'maaken tusfehen die evocatie of aftrekking, waar door de Hollandfche Vorften de zaken hunner Hollandfche Onderdaanen buiten het territoir aan zich trokken,- en die andere, door welke aan het Hof, door den Vorft in Holland opgericht, en aan de byzondere Recht- ban- (70) Een voorbeeld heeft m i e r 1 s II. D. bl. 4-0. «- z. alwaar dit Privilegie ie non evocando in 't byzonder aan Wieringerland voor eenen tijd wordt vcr« guud. Vnea er hy III. D. bl. SV »• •» (71 ) mieris II. D bl. 8§4. (72) (Ijsinqa Staatsr. II. D. bl. ffli. »— Dc brieven van 'r Privilegie zijp in 't Groot Placaatb II, D. bl. 6-9. vtrg. Priv. van Amfterd. I. D. bl ~s<, en VAN leeuwen Priv. van Rbijnlatid bl. ƒ12, R3  z6z. Oorfprong van het Hof banken elk hun recht wordt voorgefchreven, Welk onderfcheid niet behoorlijk in acht genomen zijnde, aanleiding tot vele dwalingen gegeven heeft C 73^. Van de eerfte evocatie fpreekt dat Privilegie van philips van \ jaar 145 2.; wijl ook anders niet begrepen kan worden , hoe de Edelen en Steden by den Vorft hebben kunnen klagen, dat zy gevoceert en gedagvaert werden te rechte voor ons en voor onfen grooteu Rade buiten derfeher onfer Landen, onime zaken, die altijd gejlaen hebben te rechte voor onfen Rade ofte voor onfe wetten onfer voorf Landen. Ook hebben de Staateu zelve (74) dit Privilegie nooit anders uitgelegd. En met dat alles heeft philips op die wijs zich geenzins van alle recht ontdaan, (73) r>eze onderfcbeiding is -opgemerkt van schrassert Befcbr. van Iïarderw. II. D. bl 169. (74) Verg. aert van der goes Dagreg. van Holland op 'c jaar 1^28. bl. 300. Es verbaalt boe dat de Prefident van den Groeten Raedt corts twee appointementen beeft gegeven, 10. tot confirmatie van den Privilegie van ter eerft er inftantie die , van Hollant, Zeel en IVeftfr. te forteeren voor den * Raedt van Holl. en dat by 20. geen provifie geven en fal tegens den fententien van Holl. beneeden die fomme van twee Car. Guld. —. en op 'tjaar -.f48. bl f. leeft men dus, alfoo de Staaten van Hollant Privilegie hebben, dat men de Onderfaten van Holl. niet en fal betrecken buiten den Landen, dan in quatuor cafibus in bet felve ge'éxfrejfeert — en op tjaar 1 f46. bl. 10. wordt dit Privilegie de non evocando genoemd bet Privilegie van geen faecken , uit ben landen van Hollant te moogen evoceer en. Dus was 't oudtijds. {Voeg er by op 'tjaar i*"g. p. 49i 221.]  van Holland (Hoofdd. II. §. XI.) 26\ daan, om zaken buiten het Territoir van Hol land aan zich te trekken; want hy had eenige byzondere gevallen uitgezonderd , in welke dg voornaamrte kracht vin Souverein gezag gelegen was; er waren namelijk uitgezonderd i. zaken van 't meelt gewicht; 2. Verfchilien der Steden onder eikanderen; welke 't Hof van Holland niet zou kunnen bevredigen ; 3. Ook oproerigheden van dien aard. Eindelijk 4. Verfchilien en zaken, welke uit de Hollandfche en Weft-Fricfche Wetten niet beflift konden worden (75); ?tgene weder krachtig beveiligt, wat ik aangaande 't oogmerk van dit Privilegie reeds-herinnerd heb (76). De uitwerking van dat Privilegie de non evocando was dan, dat niemand ter eerfte inftantie voor eene andere hoogere Rechtbank, of voor den Vorft zeiven buiten Holland kon geroepen worden, maar dat zyne zaak eerft in Holland moeft zijn afgeloopen. ' En dat de Vorften zelfs tot op laatere tyden zich deze gevallen voorbehouden hebben, leeren niet alleen de woorden der oprichting van 't Plof te Mechelen in 't jaar I5°|- (76*); maar ook de Inftructie van karel (7f) Vers. AitNTZENius Inftit. Jur. Belg, P. 1. p. 162. A ( 76) Dus wordt in 't Privilegie ten opzicht van 't Hof van Holbnd den Vorft voorbehouden: ef in onfe Landen eenige onrufte en onvrede ontftonde, die onfe voorfz. Raad [ van Hollant ] niet nederleggen konde. (76*) Die men zien kan by kluit aangeb. pl, §. 417. in de Aant. R 4  264 Oorfprong van het Hof rel V. §. 220. (77J, waar hy de geprivüegeerde zaken uitzondert-, welke Uitzondering veel licht verfpreidt, en te gelijk wederlegt de berispingen en befchuldigingen, die men op karel V. en zynen zoon zonder ondericheidt geworpen heeft, als of zy altijd maar gepoogd en bedoeld hadden, om de privilegiën, die zy zelve met eene milde hand gegeven hadden, weder krachteloos te maaken, of naar willekeur en ?onder reden te veranderen. De Staaten van Holland erkennen zelve, dat in de aangeh. §. 220. Karel V. den Hollanderen een zeker uitgeftrekrer recht gegeven had , dan zy te voren uit kracht van 't privilegie de non evocando hadden (78). Maar (7?) Uit deïe §. 220. blijkt, datjjde rrieenins van KAREL V. zeker geween; is, dat alle liurgers tty eerjier inftantie voor den gewoouen rechter betronken moeften worden, maar dat echter altijd geprivilegieerde zaken waren uitgezonderd (ten wart in geprivilegieerde zaken.) (78 ) Zie Regift. van Holl. A. 15-49 den 27. April b'. 16. waar dus: Seker Artikel in de inftructie is meer dienende tot voordeel van den Lande, omme geen faalden ter eerfter inftantie te moogen evoceeren, Hun 't voor ft. Privilegie (de no* evocando ) en dat den Advocaat bem fal informeeren, ojgeen gepriviiegeerde faecke is. Doch altijd veftigden zy het oog en de meening op de aftrekking der zaken buiten het territoir, maar geenzins op eene aftrekking naar het Haf van Holland. Iets, welk nog duidetyker blijkt uit een frneekrclirift der Staaten van Holland tegen den Bailjuw van Zeeland bewester Schelde, in 'tjaar 15-62. den 6. Aug. in de Registers van Holland, van dat jaar bl. 97. waar men dus vindt: de Onderfaten va»  van Holland ( Hoofdd. II. §. XI.) 265 Maar dit doet niets tot de lieden en 't Hof van Holland, als welk Hof nooit, zelfs niet door de Ciïmineele Ordonnantie vzw 'tjaar 1570. §. 35. is uitgefloten geweest, wanneer de zaak in eenige rechtbank onachtzaam behandeld werd. Zy droomen dan ook, die zich en anderen zoeken wys te maaken, dat dit privilegie de non evocando tot de oorfpronglyke rechten der Nederlanderen behoord hebbe: niets wijkt van de waarheid verder af, gelyk uit het te voren gezegde meer dan genoeg blijkbaar is. Doch laat ons te rug keeren. Nu bewezen is, dat de Hollandfche ,Vorften dit recht, om de zaken aan zich te trekken , bezeten hebben, blijkt ook met een, dat het dikwils heeft moeten gebeuren, dat zy deze zaken aan hun Hollandsch Hof ter onderzoek en afdoening overgaven, van Holl. uieuwers ter eerfter inftantie jufticiabel dan voor haren ordinarh rechter, te weten voor uwe Majefteits raedEn binnen den [elven Landen gepleit en geordonneert fondier u 1 T defelve Prov. getrocken te mogen worden. Ziedaar den waaien zin van dit Privilegie. [Men voegde er by: Dat in quaeftien toucherende de Rechten ende Privilegiën van de Steden ofte andere commoditeiten niemandt eenighe kennis ende veel min judicature beboordt aen te nemen. ofte te vendiceren, dan de voorn. Uwer Maft. Rasden, die oock in dier ende andere gelycke faecken by uwe Maf Ordonnantie ende Inflructie exprefjelijk de kennisfe geattribuiert werd. Verg. liet Verzoek van die van Haerlem , Priv. HarU p. 159. bl, 3 »7.] R 5 S- XII.  s&G Oorfprong yan et Hóf §. XII. Dit zy genoeg om te betoogen, hoedanio- in oude tyden de macht, hoedanig het bellier "van dit Hof van Holland geweest zy, 't welk niet Hechts de zaken der Rechtsoefening behandelde maar aan 't welk te gelyk met den Stadhouder de ganfche Lauds-Regeering was toebetrouwd. Maar hoe en wanneer de Rechtszaken begonnen zyn door dit Hof afzonderlijk behandeld te worden, zal ik in 't volgend Hoofddeel nader voordragen. DERDE HOOFDDEEL. Over de laatere afzonderingen dier Hofzaken , en over den tijd en wyze der affcbeiding van7 Burgerlijk bellier van de Recbtoefènende macht federd den jare 1462. Uit het te voren verklaarde blijkt, dat de macht van eenen algemeenen Hofraad of Regeeringsraad, welke oudtijds alle de Landszaken zonder onderfcheid begierde, en de plaats van den afwezigen Vorst bekleedde, langzamerhand is ingekrompen, zynde namelyk in 'tjaar 1446. daar van afgefcheiden de Finantie-Kamer of de Ka-  van Holland (Hoofdd. III. % I.) 267 Kamer van Reekeningen, aan welke de beftierjgg der Schatkist werd toebetrouwd (ij; ook vervolgens in 't Jaar 1520 een Leenhof opgericht (2), en de beftiering van andere zaken tot andere Vergaderingen overgebragt. En niet zonder reden vonden de Vorften dit goed; want de menigte der zaken groeiden dag by dag aan, en dus werd die algemeene Raad al te zeer bezwaard, en was niet beftand, om alle de zaken naar vereisch te bellieren. Van daar eene groote veronachtzaming zoo wel in het Burgerlijk bellier, als in de oefening van 't Recht. Welk alles niet voegde aan de XVdc eeuw, wan« neer de vorige woestheid begon te wyken, en niet alleen de onderdanen begonnen te verlangen, om naar vastgeftelde Wetten en gebruiken te leven en geoordeeld te werden, maar ook de Vors* ten zelfs, beter onderricht wordende, dien weg verlangden in te flaan, waar door 't algemeene welzijn bevorderd, en aan ieder zonder onderfcheid van perfoonen recht gedaan mogte worden. De eer om aan deze gebreken, hulpmiddelen toe te brengen was bewaard voor philips van Bourgundie > en zynen zoon karel (3) welke laat» ( 1) Verg. Hoofdd. 2. %. f. ( 2 ) Aldaar §. 4. (3) Over de loffyke beheering van philips venBourgondien , die niet ten onrecht den b>naam van den Goeden verkregen , en den titel van Fader des Vaderlands verdiend heeft, wat ook andere kwaadaanig van hem fchryven mogen, moet vooral nagezien worden idsinga Staatsr. II. D. bl. 391. en volg- en I. D. bl. 163. Te recht deswegens fchreef in zynen leeftijd van hem de Gel. joh. u-  «58 Oorfprong van het Hof laatfte, hoe oorlogzuchtig hy ook ware, zich echter bevlytigde, om zoo wel het heilig recht naauwkeung te handhaven, als luisterrijk te zegevieren door 't overwinnen zyner vyanden. Deze in 't jaar 1462. den 22. Juli (4) van zynen Vader philips hervvaards gezonden, om van de nderzaten Beden te vorderen, en alles te belchikken, wat hy oordeelen mogt tot meerder nut van den Lande te kunnen dienen, werd van de Edelen en Steden onderricht, hoe groote onachtzaamheid in de beftiering van 't Recht junius in eenen Brief aan j?-REn. perrenot Uitg. |j7f, bl. 4f. in zijn zeldzaam voorkomend Boek: een uitmuntend voorbeeld van liefde en [ wederzijdfcbe] Vertrouwlijkheid zag men in Hertog Pbiltps den Goeden, die het eerst vele dingen, welke tot vastigheid en bellendigheid der eensgezindheid , die er tusfehen Vorjl en Onderdaan behoort te zijn, dienen konden , verordend heeft , btgeerende liever bemind en Vader des Vader landt genaamd, dan gevreesd en ontzien te worden, als die zeer wel doorzag , dat de liefde de vaste grondflag, en getrouzve Bewaarder der Landbeftieringen en der Macht zy. En bl. fo. philips de Goede betoonde [aan zyne Landen, die afzonderlijk ftonden ] aan allen in 't gemeen zicb een Vader des Fadeflands, en Herder van zijn kolk. En over karel I als een voortrefhjk Handhaver van 't Recht, zie ih&ing a , aldaar J. D. bl. 176. (4) Volgens, 't Formulier van den Laflbrief door den Vader aan zynen Zoon gegeven, zoo als die nog onuitgegeven gevonden wordt in de Regifters der Leenkamer in 't Boek : Privilegiën en Handvejlen van 'tjaar 1432. tot' het jaar 1466 fol. 1 ƒ7. verf}, 300 als de Heer x. L y I r my bericht heeft, *  yan Holland (Hoofdd. III. §, I. 069 Recht hier plaats had; — en als hy deze hunne klachten zynen Vader overfchreef, gaf die om zulk een misbruik te heelen aan zynen Zoon volmacht., om de zaken, die minder in goede order behandeld werden , te verbeteren en herftellen , en alle zulke verordeningen te maaken, die de openbare luister en 't heil der Landen vereifchen zouden, philips de Goede namelijk in aanmerking neemende, dat een al te groot gewicht van zaken zyne Raaden in Holland dagelijks bezwaarde, en zy niet in ftaat waren, om naar behooren de Rechtsoefening te behartigen , had in 't jaar 1457. aan zes Raden Bevelbrieven uitgegeven, om het Recht waar te nemen; men noemt het een beveeling van fes Commisfarisfen tot de Juftitie (5): Edoch, wijl ook dit van geene genoegzame uitwerking was, en meer Raadsheeren, zoo als tot hier toe gebruiklijk was,, zich in de zaken inmengden (6), zoo heeft karel in 't Jaar 1462. met dit nieuw bevelfchrift van zynen Vader philips voorzien, zoodanige Inftrucliey als dus ver ontbroken had, en eene nieuwe Ordonnantie voorgefchreven,. en eene vafte beftendige en in twee deelen onderfcheidene Rechtbank opgericht , welke hy aan vafte regels naauwkeurig verbond, en hen onderrichte, hoe zy zich met de gemeene Landszaken y en hoe met de Rechts- oefè- (f) Zit eoev LD. bl. r*6. en 1*1. vesg. bl 30. (6) Hier op had inisfchien karel het oog in de Inftructie van welke aanftonds zal gefproken worden $. i. verg. hoynck van papen br echt AnaU Belg. 11. £>• I. Stuk bl. 19.  a/o Oorfprong van het Hof oefening zouden bezig houden, raet aanwyzing welke zaken, en wanneer, en welke Raaden dezelve moeften waarnemen. In de Inflru&ie {7)nu, op welke hy dat Hof inftelde, richtte hy zyne rede tot den Stadhouder, en de overige der van zynen Vader ingeftelde Raadkamer ; en nadat hy vooraf gehandeld had aangaande de wyze, hoe het Recht te oefenen, en de Jaarwedden der genen, die van den Raad waren; zoo onderfcheidt hy eindelijk $. 66. duidelijk de Raden refidentie houdende van de andere Raden, zoo als het inzien der ftukken leeren zal. Item ofby Ordonnantiën van den Raede residentie houdende eenige van den Raden, in den lande gecommitteert worden, eenige van die voorfz. informatien ende onderzoeken te doen, die fullen hebben ter plaetfe , daer fy woonachtig weefen fullen, ende anderfmts builen te reyfen, gelyk ende in der manier e, ah die voorfz. raden residentie doende, gcordonneert fyn te hebben: 'tgene dus fchijnt verftaan te moeten worden, dat de refidentie houdende Raaden wel dezelfde perfoonen waren, maar verbonden aan verfchillende bezigheden. Iet diergelijks vermoedde de vermaarde bynkershoek (8), behalven dat hy onderfcheidene Raadsheercn van 't Hof, en onderfcheidene Raaden van den Vorst fielt. Alle toch wierden zy Raaden van den Forst ge- (7') Deze Inftructie vindt men in 't Groot Placaatb, 111..D. bl. 631. op'tjaar 1462 den 4. Sepïcnib. verg. nnr.ï I. D. bl. 63. waar ze genaamd wordt, Inftructie voor aen Stadhouder en Luyden van de Kamer van den Rade. ( 8 ) Quaeftion. Jur. Priv, p, 28.  van Holland (Hoofdd. III. §. ƒ.) a?i genaamd; want fchoon het waar is, dat de Graaf ook vele Raaden gehad heeft behalvcn die, welke geheld waren om het Recht te bedienen, zoowaren echter deze zoowel als de overige in alle zaken den Vorft ten Raade, en namen by zijn afwezen 'sLands zaken in zynen naam waar, niet ongelijk aan hun, die hedendaags in Zeeland als Gecommitteerde van de Staten, en te gelijk "over de Zeezaken gefteld zyn (Gecommitteerde Raaden, en Admiralüeitsheere?ij. Dus waren zy 'er tegenwoordig als Raaden van den Vorst, in wiens naam en plaats zy alle de zaken van 't Land beftierden , en met den Stadhouder 't geheele bewind voerden ; zy waren er ook tegenwoordig als Rechters, die volgens 't Formulier van hunnen Daftbrief het Recht bedienen moeften. Wat derzelver plicht ware, wordt uitgedrukt in 't Formulier der Commisfie van zoodanigen Raadsheer, 't welke de riemer opgeeft (9), te exerceeren en bedienen onfe Hoogheyt, Heerlijkheit, Domeinen en Rechten , mit onfen Stadhouder, die eerflen en anderen onfen Raiden in Hollant , te helpen bewaren etc. En deze fcheiding van zaken, die echter door dezelfde Raaden moeften behandeld worden , wordt allerduidelijk!!:- bewezen uit het 7ofte Artikel der Inftructie, alwaar karel de orde der1 te verhandelen zaken voorfchryvende beveelt , dat de Rechtzaken op de vier eerfte dagen der week zouden behandeld worden; zoo dat de zaken van zynen Vader en van 't Land, dat is die 't gemeene welzijn raakten , tot de twee laatfte date) 1- & bi. »37,  2J2 Oorfprong van het H«f dagen uitgefteld werden : zie daar de woorden, Item fullen die van den Kade voornoemt gehouden wefen alle daghen famentlijck by een vergadert te wefen. — Ende fullen die faken en quefiien gepiep en gedinget wefen des maendags, fdijnsdag, fvoendags, en des donderdags. Ende in de andere dagen, als des vrydags ende de* faterdaghs die voorfz. raden fullen vaceeren ende yerflaen voor ende naer der noene in faken aengaende mijn voorfz. Heere ende Vader, ende ook in des Landts faken. — Waar uit tenens blijkt, dat deze Raadsheeren te gelijk ook Raaden van den Graaf geweeft zijn , en dat de beftiering der Rechtsoefening niet alleen, maar ook het beheer der overige zaken van 't Land tor hunnen post behoorden: en van deze zelfde als beftierende de openbare zaken moet Artikel 8o. verftaan worden, waar den Raaden bevolen wordt te vergaderen van Paafchen af tot het Feest van St. Bavo (den r. Octob.) van 's morgens 7. tot xo. uure, — maar na 't Feest van St. Bavo van 15. tot 11. uuren : Item dat alle Raatslieden — ghehouden fullen wefen te komen in de voorfz. raedcamer — te feven uren des morgens, tusfehen Paesfchen en Barnisfe, en fullen blyven in den raedtcamere totten thien uren toe. Ende tusfehen Barnisfe ende Paesfchen — ten 8. uren des morghens •— tot ten elf uren toe: daar integendeel Artik. 70. karel de Raadsheeren, als zy over Rechtzaken zouden zitten, beval met den vroegen morgen zamen te komen, en niet te fcheiden voor 12. uure, die van den Rade van des morghes vroug aldaer eenpaerlijck blyvende, fonder fcheyden tot des etens tyde, — welke verfcheidenheid openbaar aantoont, dat niet in eene en  van Holland (Hoofdd. III. §. I) 273 en dezelfde Raadsvergadering de Burgerlyke en de Rechtszaken behandeld werden, of liever, dat deze in tweeën gefcheiden , en aan afzonderlyke bezigheden verbonden is geweeft. Dus ook. §. 90. waar de Raaden , tot wien alle Baiiluwen, en Geregten hun refuge hebben moogen , onderfcheiden worden van die andere Raedduiden van mijn Heer en Vader; en Art. 112. worden tegen eikanderen overgefteld de Raad en 't Hof: die van den rade fullen gehouden wefen te vergaderen in den voorfz. camere van den Rade, ende raedt te houden ten daghen, die men niet en viert, ende tot'andere dagen, dattet hof yaceeren fal. Uit welk alles genoegzaam blijkt, dat dit Hof van Holland eerst federd dezen tijd begonnen heeft volgens een Formulier van Inftructie, zoo de openbare zaken als de Rechtszaken, doch afzonderlijk, te bedienen. Aangaande het Burgerlijk bellier blijft ook geene de minlle twyfeiing overig uit Art. 3. waar niet alleen gemeld worden Proviften van Juflitie, maar ook Leenzaken en zware Landzaken te expedieeren by opene Brieven van mandament van wegen zijn Heer en Vader by den Stedehouder en Rade; verg. Art. 94. Boven dien is er in Art. 10 — 12. melding van twee Registeren, in één van welke de Rechtszaken, in het ander de Raadjdegingen van 't Hof befchreven zouden worden: en in Art. 13. wordt den Gehehnlchryver een tweeërlei post toegekend : 1. dat hy de Brieven van Provilie van Juftitie te boek.ltelle, 2. dat hy de Edicten en beflotene Brieven fchryve , die hun luyden geordineert, ende bevolen wefen fullen by den Stedehouder, ende by den Raden; veig. $. 33. Eindelijk S Art.  274 Oorfprong van het Hof Art. ja. 86. 88 en 89. was aan 't Hof te gelijk met de Kamer van Rekeningen aanbevolen de bezorging der Domeinen, Heemraadichappen , en van het Muntwezen. . Daarenboven is in deze Inftructie voornamelijk op te merken , 1. de aanftelling van een Prefident onder den Stadhouder, in geval hy afwezig zy, en zelf den post van Prefident niet kunne waarnemen. §. 1. — 2. is aan te mer-ken het aan 't Hof gegeven bevel, om in de form en orde van procedeeren het gemeene Recht te volgen. De Heer hoynck van papen•dreght (10) heeft zulks gedeeltelijk gezien, wanneer hy zegt, dat „ de eerllö veran„ dering van zakenen perfoonen in 't jaar 1462- is bygekomcn, als er door karel. van „ Bourgondie uit last van zynen Vader phi- lips" Inftructien aan dezelfde Kamer zijn voor-„ ge£hreven% daar in echter mistastende d&t t>y meende, dat van het jaar 1428. tot het jaar 1462. geduurende den tijd van vier en dertig jaTcn deze'Reekenkamer van Holland ('zoo als hy ■de bevchng van Negenen van 't jaar j428. verkeerd noemt) bellaan zou hebben, te gelijk met de beftiering van 't Recht, en van 's Lands Finantien; nadien toclr dit bellier reeds federd het jaar 1446. tot een afzonderlyke Kamer was overgebragt, zoo als ik boven bewezen heb. i il Dewijl nu dit Hof enkel den Perfoon van dea Vorft (ro) Ter aange\\ pl, bl. 27.  yan Holland (Hoofdd. III. §. II) 275 I Vorst verbeeldde, en karel het zelve uit last van zynen Vader ingefteld had, zoo was de beveiliging van den hoogllen Oppergebieder noodli. zaaldijk. Weshalven philips de Goede, in 't i volgende jaar 1463 den 24 Mai (11), niet alI leen die verordening van zynen Zoon goedgekeurd, maar ook nog veele dingen verbeterd en i nader bepaald heeft. Waar over men by hoynck I van papendrecht, ter aangeh. plaats, een f Edict aantreft uit de Regifters van Braband onder I den naam: Reformation ou Moderation fur tous \ les confeillers en Hollande &c. In 't hoofd dezer I beveiliging erkent Philips, dat van zynen Zoon F eene Inftru&ie aan 't Hof was voorgefchreven; dat zy met zyne toellemming gemaakt was; en derf halven dat hy dezelve beveiligde, behoudens eenige veranderingen en bepaalingen; Laat ons zien V. hoe hy zelf de daad van zynen Zoon in opzicht van het Hof befchouwe: qu'il alt fait de ' par nous certaine ordonnance en notre dite chambre d la Haye, tant fur le nombre et conduite de ■ nos ponfeilkrs, Secretaires & autres Officiers y , neceffaires, comme fur le fait de leurs falaires, & memement fur & touchant la conduite, Pexercice, & direffion de la Juftice en icelle notre chambre, & ce tont fait rediger & mettre par ecrit en un cahier: d. i., dat hy van onzen wege '< gemaékt heeft zekere Orchnnantie in onze gemelde Kamer in den Hage, zoo over 't getal en bediening onzer Raaden, Geheimfchryvers en andere Be- (10 Niet den 14. Mai , zoo als verkeerd by. noYNCK van papendrecht gevonden wordt: aanheb.pk bl. 30. volg. S 2  a?6 Oorfprong van het Hof Bedienden die daar vereischt worden, als over de zaak van hunne Jaarwedden , en zelfs over en betreffende de beftiering. , oefening en bediening mn 't recht in deze onze Kamer , m dit alles heeft doen overbrengen en aanteekenen in een Regifter. — 2. kaat ons ook philips hooren, zoo als hy met zijn gezag bekrachtigt, wat zijn Zoon verordend had: nous louons, zegt hy, agreons, ratifions et confirmons, et de nouvel «mant que metier foit, les ordonnons de notre authoritè, ct pleine puiffance par ces dites nos prcfentes, en tous etichacun leurspoints ct articles, fauves les moderaons ci apres declarées: dat is, Wy laudeeren, ageeren, ratificeei-en en beveftigen, en bevelen, zoo ver ZJtlks noodig mogte zijn, van nieuws, uit onze autkoriteit en volle oppermacht by deze onze tegenwoordige , alle en elke dezer poincten en artikelen in 't byzonder, behoudens de bejjaalingen,, die naderhand gemaakt mogten worden :. en een weinig daar na vervolgt hy dus; voulons et ordonnons par icelles pvefentes, que dor es en avant nos ame's,. et feaux Lieutenant General, les gens de notreconfeil — obfervent les dites Ordonnances, et felon icelles et les modificatious ci après declarés fe regiem et conduifent, chacun en fon endroit: tant en fait et exercice de Juflice, comme autrement és affaires de nous, et de nos diis pays et fujets, de Hollande, Zeelande et Frife: dat h„PVy willen en bevelen by deze onze tegenwoordige, dat in 't vervolg onze lieve en getrouwe Stadhouder Generaal, de luiden van onzen Raad — de gemelde Ordonnantiën naarkomen, en naar dezelve en de bepaalingen die naderhand verklaard worden zich reguleeren en gedragen , ieder in zijn diftri&: zoo in de zaak van Rechts-oefening, als, an-  yan Holland. {Hoofdd. HL §. II.) 277 anders in de zaken van ons en onze gezegde Landen en Onderzaten van Holland, Zeeland en Friesland: welke woorden ons leeren, dat philips de onderfcheiding, door zynen Zom zoo duidelijk uitgedrukt, met zyne toeftemming bekrachtigd heeft: en wat de Raaden betreft, het getal van acht te gelijk met den Stadhouder, door zynen Zoon bepaald, beveiligt hy, en verkiest acht Heeren by namen (12); de verwarringen, uit het onzeker getal van Raaden en Officianten ontdaan, neemt hy weg, en die overtollige Officianten beveelt hy, zich van hun post te ontllaan (14), en aan deze acht Raaden met den Stad- ( 11) Ordonnons , zegt hy , que dor es en avant feront en notre chambre du confeil a la Haye feuletnent buit nos confeillers notabits avec notre Lieuten. General, qui auront gages: dat is Wy hevelen dat van nu voortaan in onze Kamer van Rade, in den Hage, alleen ugt by ons bepaalde Raaden met onzen Stadhouder Generaal zijn zullen , die Jaarwedden zullen hebben. (13) Que fommes averti, que la grande multitude de nos Confeillers, Secretaires en Officiers —— a donné caufe a la confufion qui y a été. et que la jujlice et les autres affaires n'y ont pas étê addreffés; dat is , Alzoo wy verno wen hebben, dat de groote menigte van onze Raaden . Geheimfcbryvers, en Officianten — gelegenheid geeft tot verwarring die er is, en dat de Hechtsoefening en andere zaken niet naar bebooren beftier-'i worden. (14' Nous par notre autorité et pleine puiffance, pour les dites et autres caufes raifonnables a ce nous mouvans, avons dechargè et deportè, decbargeons et deportons — tous et chacun des confeillers, Greffier, Avocat. Piocureur et Secretaires, Huisfier, et S3 M'f  2^3 Oorfprong van het Hof Stadhouder, ft gene wel is op te merken) geeft hy eenen Lastbrief, zeggende: commettons a la confultation , deliberation , conclufion, adrese et conduite tant de da jlstice, comme de mos propres affaires, DROITs, DOMAINF.s, HAU- teur , et seigneurie, comme aujfi de toutes autres befoignes et affaires de nos dits pays de Hollande, Zeelande et Frife, et de nos /u/ets diceux: dat is,Wy committeer en om te overwegen, beraad/laan, beflmten tot de bediening en beft lering, zoo der justi- Mesfagers de notre dite chambre de confeil a la Haye: dat is, Wy dan uit ome Autboriteit en volle Oppermacht , hebben om gezegde en andere billyke redenen ons daar, toe bewegende, tntjlagen en afgezet, ontftaan en zetten af alle en ieder der Raaden, Griffiers, Advokaten, Procureurs, Secretariften, Deurwaarders, en Boden van onze gemelde Raadkamer in den Hage. • Derhalve* wat de Heer van de wall bl. 649. aantel: e. van karel zegt, dat de overige Raadsluiden (behalven die acht) door zynen Vader aanjreileld, langzamerhand uitlherven, zoude men misfchien beter dus verklagen , dat k a r e l wel § «. der Inftructie verboden hebbe, dar geene andere Raaden de plaats der arwezigen uit deze achtmannen vervullen zouden (dat geen andere raadt in die- ft ede 0 ff in die abfentie van eenige van die acht Raadsluiden mogen dienen — tot wedden, nogh fonder wedden ) doch dat hy mets aangaande de overige, buitengewoon aangeftelde, bepaald heeft. Maar philips heeft deze alle uitdruklijk van hun Ambt geheel verlaten zich echter de macht voorbehoudende, om nieuwe Raaden buitengewoon aan te Hellen, hoedanige extraordinaire Raaden ook naderhand geduurig "voorkomen en by den Vorft als Raden dienden, wanneer hy hen vorderde.  van Holland (Hoofdd. III. §. II.) &79 JUSTITIE, ALS VAN ONZt FIGENE ZAKtiN, RECHTEN, D-JME.NEN, HlOGHEID EN HftEKLYKHEIO, als ook van rille andere verl ichtingen m zaken van onze gemelde lauden van Holland, Zeeland en Friesland, en onze Onderzaten aldaar: — Voords geelt hy hun de macht om kennis vaa zaken te nemen, zoo wel in 't Crimineele als Civile felon certain article de leur pouvoir iucorporé plus au long es Ordonnames clefus dites. Derhalven is niet eerst in dit jaar 1463 of 1464. [1462 of 1463.] zoo als de Gel. hoynck fchijnt te willen, eene vaste, zittinghoudende, en territoriale rechtbank ingefteld, maar toen heeft kar ir.l L dezelve 'i eerst aan bepaalde "Wetten verbonden, en de cerftemaal met eene Inftructie voorzien; zy was reeds gevestigd en vaste zitting houdende van oude tyden .af, nadat de Vorften^ die ook andere Landen bezaten, en niet geduurig in Holland konden zijn, eenige Raadslieden hadden aangefteld, die alhier over 't bewind van zaken opzicht hielden, Zy was reeds zittende of zitting houdende, nadat de Vorsten 's Gravenhage als eene vaste Zitplaats daartoe hadden aangewezen, 't gene men ligt kan toeftaan gelchied te zijn, federd in de 'jui eeuw door W illein II. in 't aangenaame Haagfche bosch een Paleis gebouwd was. • Maar zy is territoriaal gemaakt, voornamelijk nadat de Rechtsoefening en Beftier van zaken over geheel Holland, Zeeland en Friesland aan dezelve is toegevoegd, dat gebeurd fchijnt te zijn, federd philips in 't jaar 1452, den i* Junii door het geven van het privilegie (de non evocando} voorziening gedaan heeft, dat de Hollanders nief buiten 's Lands betrokken werden, S 4 Maar,  s8o Oorfprong van het Hof Maar, 't gene ook bier verdient opgemerkt te worden, door dit zelfde Edict van 't jaar £463 heeft philips de Kamer van Reekening, die federd het jaar 1446. geduurende den tijd van 17 jaaren in 's Hage afzonderlijk geweest was, afge> fchaft, en dezelve met de Reekenkamer, die°te Brusfel was, vereenigd (15 ); iets, wat van zynen Zoon karel niet gedaan was: van daalde misvatting van den Gel. hoynck , die deze overbrenging naar Brusfel verwart met de afzondering in 't jaar 1446. gemaakt. (16) Dat nu philips als Souverein dit alles heeft kunnen doen, en tot waar heil van den Lande van Holland gedaan heeft, zulks is uit het dus ver gezegde genoegzaam blijkbaar (17): van hier, (■if) woorden zijn : aprês , avons aboli et abolipms de notre fcience et puiffance notre cbamhre des comptes a le Haye, et avons decbargé les gens de nos dits comptes a la FJa\e , et avons transtnuée de *w dits pays"de Hollande , Zeelande , et Frife , et Vavons jointe ovec le cbamhre de nes Comptes a Bruxelles: , bl. 433. T  Cib!iotheek van Leiden. (4) Verg. aangaande Dordrecht in 't jaar ïfif. dan Heer van de wall bl. 862. Over Haarlem in 'r jaar 1 f49. de Privil. van Haarlem bl. 249. (ƒ) Tot bewijs ftrekt eene plaats in de Memor. ' van rosa %\\ 13. 65. Opten xnij. dacb in Dec. A. xt.v dede Jacob Paeu Poorter van Amftelredamtnt obediencie en zynen eedt, gelijck die gen.een Poorteren gedaen hebben , alzo hy ten tyde als myn genadigen Heere te Amfterdam was, niet te buys en wth: Dit gefebiedde N 8. voor den Preftdent: daar by waren Hier Lodew. van Montfoorde enz-.  van Holland {Hoofdd. IK §. /.) 291 ook de Staaten van Holland, de Edelen en Steden, leiden den Eed van gehoorzaamheid af en zwoeren, fyn Hoocheit, Heerllckheyt, ende Graefl. \rechte;i] te bewaren —- ende fynre Gen. Stedehouder, ende raede van hollant t e obedieren (6). Hier van ook, dat de Burgers of Steden, zoo zy de aan 't Hof verfchuldigde Gehoorzaamheid^ tesen hun gedanen ried, weigerden te betoonen, dikwils zeer zwaar geftraft werden (7); waar uit met een blijkt, hoe zeer zulken van't rechte fpoor afwyken , en in dwalingen zien inwikkelen, die met den Gel. wagen aar f8), dit zelfde Hof verwarren met de Edeleh en de Afgevaardigden der Steden, als hy zegt: Men vindt aangeteekent, dat de gantsche raad van holland, waar doormen waarfchijnlijk de Edelen en Afgevaardigden der Steden verftaan moet , te Schiedam vergadert was. Ook heeft (6) Deze Eed onder kar£l I. vindt men by van der hoeven M. S. Handveftcronyck op 't jaar .1468 afgefchreven uit de Memor. van 't Hof van Holland: — komt ook voor in een gefchreven Register Privilegta Ducis Caroli 1469. fol. \. op de Leenkamer ; maar dezelve wordt fchandelijk misvormd opgegeven by Lois liefcbtyv. van Rott. bh 313. volg. . (7) Betreffende de Steden zijn er zeer vele voorbeefden voor handen: aangaande Leiden, zie mier is III. D. bh 95. voeg er by bl. 72. op 't einde. 83. 91. en 133. en den Heer van de wauL bl. jSS- en 19f. met de Aant a. (•8) Fad. Hist. III. D. bl. 172. T 2  SQ2 Oorfprong van het Hof heeft de Gel. boey foj zich tegen eene andere dwaling niet kunnen behoeden, die, uit zyne vooroordeelen,. waar aan hy nog gehecht was aangaande eene Mede-regeering der Staaten , lchiijft; dat de drie Staaten dezes Lands, dies tijds geweeft zijn de raadt, ridderschaf , e n steden. Want dit is er zoo ver van af, dat in tegendeel de Staatenzelve, wanneer zy iet van dit Hof begeeren wilden, zulks by ootmoedige bede, of by Requefte plagten te verzoeken: nadruklyke bewyzen dezer zaak vindt mcnby aart van der goes (io), alwaar de Advocaat van Holland zegt: my werd gela/l requefl in den name van de Staaten over te geven aan den raedt van holland. Bovendien wordt het Gezag van 't Hof in de Hollandichc zaken bewezen uit de Macht aan 't zelve van den Graaf gegeven, om by Wettenen Placaaten de zaken van Holland en Zeeland te beilieren (i iJ; 't zelfde wordt bewezen door de daar mede verknochte Macht,om de gegevene Wetten uit te leggen; en dat het Hof die macht bezeten heeft , blijkt üit de Acte van Commisfie voor den (9) II. D. bl 218. op 't einde.- (10) Register van Dagvaarden bl. 3.20. voeg er by bl. 1. de Staten bidden en verzoeken den Raadt verg. meer aldaar op ft jaar ifió bl 33. 119. aji. eir 3.2,4.. voeg er by Refol* van Holl. A. 1544. den 13. Qftob. A. 1548. bl. 19. A. 1*57, bl. 8-2, A. ifóo. bl. *3- en 91. A. *y6i. bl. 19. volg. — Zie ook r en-dorp aangeh. pi. bl. 17. (n) Verg. sandelyn Repcrtor. van Placat. in 4*5 bl. f.n. 4. bl. 22. n. s- bl. 3^. «• 3, bl. $o» n. 4. bl. 70. a. op 't einde , en vervolgens.  van Holland (Hoofdd. IV. %. I.) 293 den Stadhouder en Raede van Hollant om' te moogen interpreteeren het Placaat naer den rechte verftande (12). Echter is deze Macht van Wetten te maaken naderhand om het misbruik beperkt geworden, zoo als wy dit leeren uit eenen Brief van de Gouvernante margareta in 't jaar 1559. aan 't Hof gezonden (iis du confcü, zonder 't adv ijs van den Raad gehad tc hebban, dat zelfde hebben de Keizers ïi-n 0 do s i u s m VALENïtNiAAN , welke immers niemand ontkennen zal, dat hoogde Oppergebieders gyrtweett zijn, insgelijks vallgefteld, als zy duidelijk L. 3. Cod. de Legib. voorfchryven , dat het van geene kracht zijn zou, al wat zonder goedvinden van den Raad niogte bevolen ofaaugefchreven worden. Insgelijks is het Gezag van 't Hof ook daar uit blijkbaar , dat in zaken van meerder belang de Vorften zelden iets beilotcn of vergunden , dan na voorgaande raadpleging met het Hof, als namelijk de zaak betreklijk was tot Holland ,en waar van overal dat gewone Formulier , hier op gehad 'f advis en rijpheid_ van onzen Rade van Holland, en zulke Formulieren meer: en op dezelfde wijs bedienden de Vorften zich dikwils van het vooraf ingenomen gevoelen van hunnen Grooten Raad; gehoon hebbende 't adns van de Luiden van den Grooten Raad en van den Hove van Holland, als mede die van dm Secreeten Rade (17 j\ en zulks deden de Vorften, door geene andere reden bewogen , dan op dat ze met eene groote menigte van bezigheden overladen, onder verfcheiderlei voorwendfclen door Smcekfchrifren niet misleid mogten worden (*), Maar (16) Verg. het T.yvoeszel van den Heer kluit achter ons I. Hoofdd. Hert. ». (17) Zieden Heer van dr wall bl. 99*op 't einde. (*) Over dit onderwerp is daarna eene Acadetmfche Verhandeling uitgekomen van den Wel EdHen Heer t 4  ~2<)6 Oorfprong van he. Hof Maar gelijk het Hof den Graaf vooraf van zijn gevoelen (advis) bediende, dus ook deden fomwylen de Edelen of Steden, of wel deed hy de Edelen en Steden vereenigd zamenkomen, en hun gevoelen vragen (10'), van waar men in de Refolutien van Holland op het jaar 1560. bl. 48. gefchreven vindt: het Hof van Holland yraegt adds van de Staaten, om op hun beurt te kunnen advifeeren (19). Eindelijk 't was geen gering teeken van 't gezag van 't Hof, dat de Archiven van den Graafi ja ook zijn Groot Zegel by hetzelve bewaard wierden ; en bier van iii vele Charters deze Formulieren bygefchreven, haec litera eft in fcrinio Domini in Haga: — Ifta litera eft in fcrinio Comitis in Haga [dat die of die brieven in 's Graaven Archiven in den Haag gevonden wor- Heer g. s. guicherit, onder den titel: \de eo quod juris fuit fub Comitibus in Hullandia in Priv.: legiis fub et obreptive obtentus ] welke wy hopen, dat door ook vertaald zal kunnen worden uitgegeven. (18) Hierop fchijnt te zien §. 3. der luftVuftie van 't Hof, van 't jaar 15-31. (19) Voeg er by bl. 91. en op 't jaar 1565-. b'. 2i. namelijk, „ Alkmaar verzocht verlichting in de „ bide triennael aan de Majefteit. Die van deFinan„ tie om advis aan de Luiden van Rekeninge in ,, 's Hage — en die weed er advis aan de Staten , — „ en de Staaten antw." — dat, alfoo die conccsfie van gratie in de voorfz. bede, die op de fcbiltafen voert gevonden, concerneert zyne Kon. Maft en niet de Staten, defelve Staten daer inne niet en hebben te adviferen. Verg. die zelfde Aften op 't jaar IJ7Q. bl. loj.j  fan Rolland (Hoofdd. IV. % II.) 297 worden] en meer andere (20J. Dit Groot Zegel nu yan den Vorst is 't zelfde, dat by mieris en elders dikwils voorkomt onder de benaming van 't Zegel ex cophino (21), 't welk in 'sHage in de kist bewaard werd. Dus verre over het Gezag van 't Hof. §• II. Daar nu aan de ée'ne zyde klaarblykelijk van alle tyden af 't Gezag van het Hof zoo aanzienlijk geweest is,- zoo is aan de andere zyde ook zeker, dat het Hof den Graaf altijd gehoorzaam en onderworpen geweest is, en dat alle de macht, hoe groot en aanzienlijk zy dan ook moge geweest zijn, eeniglijk uit 's Graaven boezem is voordgevloeid. Dit leert ons zoo wel de gevleidheid van 't openbaar Staatsrecht van die eeuwen, als alle de openbare handelingen van dien tijd, van welken, zoo veel 'er van dien Hofraad voorhanden zijn, altijd de naam van den Vorst aan 't hoofd gefield, en die met het Zegel van den Graaf bekrachtigd zijn. (2e) Verg. mieris II. D. bl. f79. en 5-95'. III. D. bl. 5-9?. en iïoey II. D. bl. 11. (2.1) Hoe ongelukkig in de uitlegging van dit woord, by verkorting gefchreven, xicli vergist hebben de riejvjer I. D. bl. 72. en 192. en de Uitgever van de Handvesten van Vlaardinge bi. 5-7. heeft de Heer van »e wali bl. 221. zeer wel aangetoond. T $ $ ui  098 Oorfprong yan het Hof §. III. 't Is reeds buiten alle tegenfpraak gefteld, dat de Graaven van Holland de Landsvor/lelyke Opperhoogheid , of het Groudheerlyke Oppergebied, 't welk men in 't Duitfche Rijk noemt, fuperioritas territorialis (1%) verkregen hebbende, alle de Rechten van Opperheerfchappy, wel en Wettig geoefend hebben: en waarom de Onderzaten zelve geene bedenking maakten te erkennen, dat hun Vorst een fouverain Heer was (.23 ). Zy bezaten derhalven de Wetgevende macht (24J. 't Kwam den Graaven toe, alles wat tot de Rechtszraken en de macht van Rechtsplegingen behoorde (25); met één woord, zy bezaten alles, wat onder de bewoording van de hoog/ie en volle Oppermacht begrepen werd. Die volle Oppermacht blijkt zelfs daar uit, dat in alle de Inflructien van 't Hof nooit eenige melding van Staeten, of Edelen of Steden voorkomt, als zynde van den Vorst alleen voorgefchreven, gelijk dit elk begin en flot der Inftructien leeren, voorzien (22) Da Latimfche Woorden Superioritas Territ. en Dominium Territoriale waren toen ter tijd uitdrukkingen van uelyke bereekenis Zie phetFinger. ad Vïtr,iAr. Juris Publ. Germ. T. 111. p. 1092. (23) wagenAAr Befcbr. van Amff. T. \\. p. 396. Méér voorbeelden by deutz, aangek. Verband, bl. 4f. volg. (24 ; Verg. rendorp, aangek, pl. bl. 1 f. volg. (2f) Aldaar bl. 17. volg. en deutz bl. f3. yoeg er by den Hooggel. kluit. Prim. Lin. $.410.  van Holland (Hoofdd. IV. $.111.) 299 zien zijnde en verfterkt met alle dederogatoireclaufukn, van de hoogftc en volle Oppermacht,-zonder eenige tusfehenkomst der Staaten. — Daar ik dan Hoofdd. II. bewezen heb, dat het Hof van Holland alle zaken behandelde, die van 't Burgerbeftier, die van Leenen, Oorlogs- Domeinen Rechtszaken ■ zoo is nu duidelijk blijkbaar, dat zulks alles uit des Graaven boezem afgeleid werd, en onder geenen anderen titel dan op dien van Bevelfchrift tot dit Hof behoorde, welk derhalven zynen ganfehen luifter en macht van den Vorst ontleende, en volgens de gronden van 't Staatsrecht, nergens anders van ontkenen konde (26). Dit getuigen alle de gedenkftukken, die ons leeren, dat het Llof altijd uit naam van den Vorst gefchreven en gehandeld heeft. Dit bewijst het Charter, 't welk de Heer h e ekeman opgeeft (27), alwaar philips zegt, het Hof heeft de gebuuren van Noirthic ontboden van onfer wegen : — en de Uitfpraken van het Hof gegeven in den naam en van wegen mijii's gen. Heere Grave van Holland f28). SAN- (26) Vers. h. de cocceji de poteflate Statuum Imperii circa dignitates, Qpp. T. 11. p. 176. (27) Aangeh. Verh, in 't Aanh. «. 4. Voeg er by Memor. van rosa II. B. fol. 4S. et fol. verfo. ( 28) Verg. Sententien van den Provinc. Raade 410. A. ijoi. p. U 3 6. 24. en 26. Van daar in *t Memor. van rosa II. fol. 48, verfo vindt men aldus: up tvelken brief (van den Cajlelein van Medenbiik ) was terftond van mijns gen Heeren weegen by Ordonnantie van mynen Heere van Santes en Rade voorfz. gefcreven twee plackairden an den geme«en Bueren van Scorle en den Baillu: en aanltonds volgt,  30O Oorfprong van het Hof jandilyn (29) ook brengt genoeg gedenkftukken te berde, die den naam van den Vorst aan 't hoofd dragen ; want men moet niet meenen , dat alle die bevelen, welke in dat zijn Reportorium als uit 's Vorften naam uitgegeven voorkomen, in der daad van den Vorst zeiven zijn voordgekomen : gansch niet. \ Hof bediende zich , in 't gene het uitgaf, of verordende, van 's Vorften naam. Dit getuigen alle de gedenkftukken, waar in de namen der Raaden van 't Haagfche Hof op 't einde zijn bygevoegd: en 'er komt geen merkteeken van onderfcheid voor tusfehen die bevelen, welke van den Vorst zeiven zijn uitgevaardigd, en die van den Raad zijn voorgekomen, dan de onderteekeningen. En dit heeft ook nog heden in Braband plaats. Of wy voords lezen,dat eenige rechten zijn geoefend uit naam en van wegens de Graaflijkheid, dan uit naam en van wegens den Graave, de zaak komt op het zelfde uit; want de Graaf zelf wordt ook de Graaflijkheid genaamd ( 30J. Een weinig te voren zeide ik, dat het Hof van Holland gewoon en verplicht was, behalven den volgt, Philips etc- laten u weeten onfen geminden — alfo ter kenniffe van onfen getr. den Heere van Santes etc. ( 29) Repertorium van Placaten. (30) Van daar by mieris I. D. bl. 218 oft feviel, dat die graaflicheyt tot des J{eyfers ove varen foude. — en aanltonds daar op: wair dat fake dat mi of den waire here van Hollant geviel te varen tot des Ktyfers btve. — Voeg er by UI. D, bl. ƒ0.  van Holland (Hoofdd. IV. %. ƒƒ/.) 301 den naam van den Graaf, ook deszelfs Zegel by de Charters te voegen. Dat het Hof dit Zegel van den Graaf gebruikt hebbe, heeft geene de minfte bedenking, zoo men alleen maar in aanmerking neemt het toen gewone Formulier, gegeven onder 't Signet mijns genad. Heere, dat men hier in fyn Landengebruyckt, welkFormulier gelijk het in vele Hukken voorkomt, dus ook in eene rechterlyke uitfpraak van 't Hof gewezen in 'tjaar 1464 (31); ook wordt de waarheid van 't gezegde daar uit beveiligd, dat maximiliaan zelf in 't jaar 1490. de Brieven, by welke hy aan die van Noortwijk de vryheid gaf om Accijnfen te Hellen, bekrachtigde, daar aan hangende onfen Signet van ons Kamer van den Raede in Hollandt (32). En deze twee dingen (de byvoeging van des Vorften Naam en Zegel) maakten oudtijds byna de geheele plechtigheid en gezaggeving uit in de bevelen, die van 't Hof werden uitgevaardigd: maar philips van Bourgondie heeft daarenboven in 't jaar 1441. bevolen, dat de Griffiers van het Hof in vervolg by alle de bevelen zouden byvoegen het Formulier: by ons op bericht van den Raad, met uitdrukkelyke byvoeging der Namen van de Raaden, die daarby tegenwoordig geweest waren ( 33 ): en zulks beval philips om te verhoeden, dat de Raaden, of andere Bedienden der Raadkamer 2ijn Zegel misbruiken zouden, zoo als Willem Heer van Naaldwijk, alge- (31) Handvesten en Privileg. van Rbynland. W. 7» 3' (32 ) Aldaar bl. 7iz- (33) Verg. Memor. van rosa V. fwl. 133.  302 Oorfprong van het Hof algemeen Rentmeester van Holland, gedaan had* die zonder kennis van 't Hof op eigen gezag vele Vergunningen gefchonken had, met 's Vorften Zegel bekrachtigd: want als deze zaak aan philips ter ooren was gekomen , herriep hy die Brieven, liet den Stempel van het Zegel aan Hukken Haan, en verbood den Stadhouder, dat by aan niemand, zelfs niet als hy afwezig was, het Zegel zou toebctrouwen; en hy gaf te gelijk bevel, om dit Formulier 'er by te voegen hy ons op Bericht van den Raad, en dat men de Namen der Raaden 'er zou by Hellen, die er tegenwoordig geweest waren. % IV. Gelijk nu, als de Graaf ftierf, of ophield Graaf te zijn , op' dat oogenblik alle MagiHraten f34), die 's Vorften plaats bekleedden, ophielden; dus ook was het Hof van Holland zelf, of de Raaden met den Stadhouder, van alle hunne macht vervallen , ten zy ze weder van deszelfs Opvolger aangefteld of in hunne bediening aangehouden (35), en hun nieuwe Lastbrieven gegeven werden (36). En uit dit zelf-' öë ("34) kof.v lS.Lt; bL 93- vo'g. [Menverwondere zich Uier niet over. Hoe gelchied dit in de mindere Heerlijkheden nog heden ten dage?J (.SS) De zaak wordt buiten allen tvvyfel gefield door 't Refter tor. 'van Placaten van sascelïN bl. 79. a. en bl. 80. b. (Y>) Aldaar bl. 79. b. voeg er by boeï 1 D. bl. 9$.  van Holland (Hoofdd. IV. %. IV.) 303 de grondbeginfel vloeide mede voord, dat als de Graaf tegenwoordig was en zyne zaken zelf wilde beltieren, de aan 't Hof toevertrouwde macht ophield: 'r^gene ook met opzicht tot de Hooge Rechtbank van Zeeland de Heer van de spiï gel heeft opgemerkt (37). 't Zy 'mv vergund hier in 't voorby gaan te zeggen, dat die Raaden vereerd werden met den titel van harde [zeer] hoge vermogende Heeren — van den hoogen Rade gemachticht ten faken van Hollandt (38 ) ; en dat met betrekking tot de hooge Jurisdictie, die zy over 't gansch Territoir van Holland oefenden, zy van Hertog philips zeiven genaamd worden fes Souverains Jufticiers. [Op die zelfde wyze, als in Brabant en Vlaanderen Souvereine Gerechtshoven heeten; en het Hof van Holland ook nog in 't jaar 1575. den Hoogen Raad te Mechelen benoemde met den naam van den Souvereine» Raad ( 38 *)~~] s- v. (37) Inde Handelingen van 't Vlijjing, Genootf. II. D bl. 71. 101. 107. iii. volg. Verg. idsinca l. D. bl. 173—176. En die daar uit opgehelderd en verbeterd dient te worden , de Prefident eyn kershof. k Jur. Priv. L. I. Cap. z. pag. 10. Uit deze bron leide men af, wat de Gel. racer voorber. op de jacht §. 12 aangaande de Üisi'choppen zegt : '/ was ook zo, volgens bet Saxifche recht, dat een hooger Richter tegenwoordig zijnde, als dan de onder gefchikte richter niet ten gerichte zat. (38) Memor van rosa V. fol. 36. [•' 3b* ; De woorden zijn te vinden in de Refolutien van Holland. A. iy7f. d 20. Apr. fol. 244. Dis van den Rade van Holland — laten hen dttnc- kent  3  3 Sciedain J. ■■ Ikloipt XXIX. Manne. hem vpten IXften. dach in Septembi'. Anno MCCCG ende VJ. hebben die Heere van Waffenair ende Pbilps van den dort), Tu-zoricr van mijns liefsHeren wegen beuolen nut hoeren br. placcnerc Aernt van Riede Capit ein te wefen in Krimpenré-wart vpten lekdyk ende dair omtreut tuÜohen leek ende Yffel ende van den luden der Ingefeten te bewaeren tot myhs Heren eren ende flands oirbair ende behoudemfl'e &c. Duerende tot mijns Heren of des Raeds weder/eggen. Item vpten tyt hebben die Rade Voirf. dc-fgelijcs beuo'en Pbilps den hajiert van der leek Bailiu van Zuytboll. Capiteyn te wefen vpt< n dyck in den groten Wüirt vari Zuytholl. duerende tot mijns Heren ivederfeggen. Plack1 an de Baiiinwen. L aten v weten N- bailiu van Kenemerlant hoe d«t ons liefs heren onderlaten van Holhnt dagelix geuangen ciioïr genomen ende zere befendicht worden vau den arkelfchen vpten liroom tuiFchen Dord. ende Rotterdam , dats ons in geenre wys , alj'o by ons fiin landen ende faken beuolen beeft , en Üait langer te lydüi, ende hebben outrdragen, vyftich goider gewapenden vten landen ende lieden aldam genade dat v defen hoemoet ende wille vofi fcr. verdrieten wilt ende wilt my enen brief gheuen an uwen Eailiu van Sciedammê ende ant ghemeen recht dat fii Biy recht doen nader Stede recht ende dat bi «hebiede' genedige here van uwen. wegen die oude Soepen die. my aldus minen. brief ontwijst hebben te cnmen voir v ende uwen bogen wifen Rade tegen my ter antwoerde om te weten of fy mit waerhede bewifen mogen dat ic betaelt bin ende ghenadige here kan ic dan dat niet verantwoerden fo laetet my ghenoech ontgelden V onderdar.fge Dirc Clacsz.)" Einde van het Tweede Deel.