DESCARTES, t e UTRECHT; TOONEELSPEL. UIT HET FRANSCH, VAN J. N. B O U I L L Y, Lid der Maatfchappy van Kunsten en Wetenfchappen, en Schryver van den ABT DE L' EPEE. Te AMSTELDAM, hy \ HENDRIK van RESTEREN, m d c c c.   Bene qui latuit, btene ^ixit. ovidius  PERSOONEN. maurits van nassau, fiadhouder der Nederlanden. ren é descartes. amintus , een jonge geleerde; discipel en vrind van Descartes. mark) een wagenmaker, by wien Descartes inwoont. florina, zyne dochter. felix, knecht van Mark en minnaar van Florina. een onderschout. VOetius, reclor van de hoogefchool van Utrecht; vyand en vervolger van Descartes. geleerden. gerechtsdienaars. wachten. VOLK. Het tooneel is te Utrecht. DES-  DESCARTES, TOONEELSPEL. EERSTE BEDRYF. Het tooneel verbeeldt een eenvouwdig gefloffeerde ka' mer; op de eene zyde ftaat een groote fludeertafel, met kaarten, boeken, globes en mathematijche inflnimcnten» EERSTE TOONEEL. bescarteS) aan de tafel zittende. Wat levert de naarfporing der natuur een ruim en groot veld op ! Hcc verheft, hoe veredelt zy de ziel!... Door welk een vuur voel ik my ontgloeid! — 6 Gy , dien ik overal vind en niet verklaren kan ! Eerde'Oorzaak van alles wat beftaat. Eeuwig Wezen! vermits gy mygefchapen hebt, zal ik niet fterven zonder uwe werken bewonderd, zonder de waarheid gezocht te hebben, in alle de meesterftukken, waaruit "v het heelal famenftelde. Oi.deifteun myn' moed, A 3 be'  6 DESCARTES. bevorder myne ontwerpen ; en zo gy toefïaat dat ik tot de volmaking der menfchen iets toebreng, zal ik «ervende u zegenen dat gy my bet aanzyn gegeven hebt. 'Er wordt geklopt. Kom binnen. TWEEDE TO O NE EL. bescartesj florina, met een theeblaadje., enz. florina. Ik ben het, mynbeer Descartes ! Ik kom u thee brengen, descartes. Zo; ik dar.k u, lief meisje! Zy zet het blaadje op eene kleine tafel, die zy vdir op het tooneel plaatst. FLORINA. Zo ik niet gevreesd had u te ftoren, zou ik de thee vroeger gebragt hebben. Het wordt reeds laat. PEscartes, opjlaande. Indedaad, de morgen is meergevorderd dan ik dacht De iyd gaat fchielyk voorby onder het werk. Hy drinkt ftaande. En uw vader, myn goede Mark? Ik heb hem van daag nog niet gezien; dit is nog.hans de tyd dat wy gewoon zyn eene pyp Tarnen te roken. FLO-  tooneelspel. ? florina. Hy zal welhaast boven komen. Hy is ia den winkei met Felix, dien by iets helpt afmaken. descartes. Het is een zeer beminlyk jongman, deze Felix. florina, met drift. Niet waar, mynheer? descartes. Zyn voorkomen duidt het beste hart aan. florina. En is niet bedrieglyk; ik verzeker het u. descartes. Wat is hy Kerk en vlug! florina. Hy kan alleen tegen drie kresHs werken. Hy is ook voor den bekwaamden wagenimker van Utrecht bekend. descartes. En deze jongman heeft, zonder twyfel, eenigen indruk op uw hart gemaakt? florina. 6! Ik ontken het niet; ik houd veel van hem. Een ander zou in myne plaats blozen en de oogen neder(kan , als zy u daar op antwoorden moest; maar ik, juist het tegendeel. Ik ben veel te gelukkig dat ik Felix bemin, en vooral dat hy my weder bemint, om dit niet ronduit te bekennen; en zo ik bloosde by deA4 26  * DESCARTES, ze bekentenis, Z0u het alleen van vermaak zyn, mvn heer Descartes! alleen van vermaak. ' DESCARTES. Beminnelyke openhartigheidI... Maar dewyl gy eJ kander zo teder bemint, waarom laat meester Mark u* aan niet ftmen trouwen ? FLORINA. « Heden!... Hy is goed, myn vader, ól hy is zeer goed; maar wanneer hy zich ééns iets in h oo°fd êhZCt T;~' % h6eft my WGl » Felix 2 loo d, hy merkt hem reeds aan, hy behandelt hem als eerst wil... Doch ik vertel u dit als of het „ aanging. DESCARTES, fohielyk. Ja. zonder twyfel; alJes wat uw ,uk Vefh of vermeerderen kan gaat my aan, JkindiT^ myne be,angneming. Ik bege, alles te ekt ik u by uw' vader van dienst wezen kan.... Daar komt hy: gy kunt hemzelf ondervragen; maar voora met in myne tegenwoordigheid; wanfhymog denken.... En fchoon het hard valt zo lang te W3ch ten, wil ik toch liever lyden dan hem b^roeve^Ï SER.  TOODTEELSPÈL. t> DERDE T O O N E E L. descartes, florina; mark, met een fchootsvel voor, brengt een komfoor met vuur, twee pypen en een tabaksdoos, die hy op de tafel neder zet. mark. Hm I Eindelyk kan ik eens adem halen. Ik dacht dat wy die vervloekte kar nooit af zouden krygen. Tegen Descartes. Hoe gaat het? descartes, hem de hand drukkende. Wel, vrind Mark! zeer wel. Florina haalt voor ieder een" foei dien zy ter wederzyde van de tafel neder zet cn gaat heen. VIERDE T O O N E E L. descartes, mark. m ar k. Wy hebben dezen morgen vee! gerucht gemaakt. Wy waren met den dageraad aan liet werk, en misfchien hebben wy uw* flaap geftoord? descartes gaat zitten en fteekt zyne pyp aan, In het geheel niet: ik heb zeer goed geflapea mark, insgelyks zyne pyp aanflekende. Gy hebt de rust zeer nodig. AS des-  10 DESCARTES, DESCARTES. Myne gezondheid is zwak, het is waar; doch ik ontzie haar zonder haar Haaf te zyn, en daardoor heb ik niet alleen het zekerde middel gevonden om he» leven te verlengen, maar ook een nog veel beter, namelyk cm de dcod niet te vrezen. MARK, De dood moet alleen voor de boozen te vrezen zyn; en men moet bekennen dat het in onze eeuw daaraan niet ontbreekt. Ziedaar, op zyn hoogst drie maanden dat gy in myn huis woont, dat gy verkoren hebt om geruster te leven; wel nu, »er gaat geen dag om dat men my niet zoekt bang te maken en tégen u in te nemen. DESCARTES. Hoezo toch? MARK. Gy zyt wel goed, zeiue my de eene, dat gy dezen vreemdeling by u in huis neemt, dien men zo geleerd noemt, maar niets anders dan een landloper is, die u met uw geheele huisgezin betoveren zal. Weet gy, zeide my een ander, op een' diepzinnigen en geveinsden toon, weet gy, myn vrind ! waaraan gy u bloot, fielt, door dezen man, die in Utrecht zo veel gerucht maakt, te huisvesten ? Het is een ketter, die God noch geloof heeft, en die vroeg of laat het vuur der Hemelfche wraak op uw hoofd zal doen nederdalen.; Uit  TOONEELSPEL. c Uit al zyn magt lage hen de. Ha! ha! ha ! Ik zou geen ei^di krygen, wanneer ik u alles zeide wat men my van u verteld heeft ; maar zy hebben goed praten : ik ken u, en gy zyt daar. Hy wyst op zyn hart. ]a, dair, waar men u nooit zal kunnen uitrukken. DESCARTES. Wat doet de boosaartigheid der menfchen dwalingen begaan, en hoe veele flagtoffers treft zy riet! De Hemel is myn geiuige of fk ooit iemant beledigd, of ik ooit het minste kwaad gedaan heb. Wel nu, ik heb dan vyanden. ' MARK. Wat raakt u de vyandfchap van eenige heerschzuch. tige en nydige dwepers ? Kunt gy hunne woelingen niet door uwen roem, en vooral door het getuigenis van uw geweten trotferen? DESCARTES. Ik ftem dit toe; maar het denkbeeld van gehaat te zyn, al ware het maar van één wezen, is my onverdraaglyk. MARK. Zyn 'er lieden in Utrecht die tégen u famenfpaiv nen, 'er zyn 'er ook die u hoogachten, die u beminnen; en ziedaar, niet langer dan gisteren.... ik was in myn' winkel aan het werk, toen een man, dien ik niet kende, doch wiens geftalte ik my nog zeer wel te  tf* DESCARTES, te binnen brengen kan, my ook honaerd vrgen we. gens u kwam doen. Ik, die hem vooreen' der pionnen van uwe vervolgers aanzag , bejegende hem norsch, en eindigde met tc zeggen, dat myn buis het uwe was , dat ik 'er trotsch op wss dat gy het bewoonde, en dat men u daar niet zou verontrusten znder my alvorens het leven benomen te hebben. Naauwlyks had ik dit gecegd , qF do man ontroerde, da traanen kwamen in zyne oogen, ly nam my, e hand, drukte de, en zeide in hst been gaan: Goed, braave man! goed; ik zie dat hier nog goede menfeben zyn. descartes, met verwondering en ontroer\ng, Hoe oud was deze onbekende wel ? Welk eens geflalte ? Welk eene houding ? Hebt gy die wel opgc. merkt ? MARK. Hy moet dertig of vyfendertig jaaren oud zyn; ryzig van geftalte, edel en fier van houding, zyne rtem iagt en zeer aangenaam, zyne oogen vol vuur, een voor. komen, efadelyk , dat tevens eerbied en vertrouwen inboezemt, dl Ik ben zeer bedrogen zo het niet een of ander groot heer is. descartes. Wie hy ook zy, gy zult my verpligten , my hem te doen kennen als hy weder komt. FT F-  TOOJVEELSPEL. 13 V T F D E T O O N E E L. descartes, mark, florina. florina. Vader! moet Felix naar u wachten om te ontbyten? mark. Neen, neen, hy kan beginnen. florina. Hy is een weinig vermoeid.... Zo gy het wilde toe (laan •... mark. Wel nu? florina. Dan zou ik hem een weinig van dien ouden wyn geven, waarvan wy nog eenige flesfen hebben. mark. Gaarne: hy heeft het waarachtig wél verdiend. florina, haar" vader omhelzende. 6! Ik bedank u! ZESDE TO O NE E L, descartes, mark. descartes. De gezondheid van Felix fchynt haar belangryk. mark. Dat is zeer natuurlyk. DBS»  «4 DESCARTES, DESCARTES. Zy bcm'nnen elkander ? MARS. Ik ben 'er niet droevig om. DESCARTES, Uw oogmerk is hen te (aten trouwen ? MARK. Zonder twyfel. DES C ARTES. En wat belet u dit huwelyk te voltrekken ? MARK Kom, kom, myne dochter is nog jong j ten anderen, dit hangt van hen af. DESCARTES. Hoe dat ? MARK. t Ik zal het U eens vertellen. Weinig tyds nadat Felix by my in huis gekomen was, befpeurde ik dat hy myne dochter niet mishaagde. Ik wilde de zaak vóór. komen; maar het was te laat: het vuur had gevat. Blusfchen, onmogelyk ! het afwenden, gekheid! Ik bedacht dus een middel dat de gelieven voldeed, en my den tyd gaf om hen te beproeven , en te zien of zy waarlyk voor elkander gefchapcn waren. Gy hebt niets, zeide ik tegen Felix , maar het hart van myne dochter vergoedt u in myne oogen alles. Dus dit overgeflagen. Ik heb niets dan dit klein huis, myne  TOONEELSPEL. ig gereecfchappen en myne handen; ik begin oud te worden: het weinige dat ik vergaêrd heb, heb ik nodig om te leven: het ftaat dierhalven aan u, myne kinderen! om uw huwelyksgoed te verdienen; want vermits ik niet wil dat gy een huishouden zult beginnen zonder iets te hebben, zult gy niet getrouwd zyn, let op het geen ik zeg , vóór dat gy duizend gulden verga, derd hebt, en om u te he'pen om deze fom by elkander te krygen , fla ik u van dit oogenblik de helft van alle de voordeelen van myn handwerk toe. Myn voordel wierd met verrukking aangenomen ; en daardoor my van verzoeken, altoos lastig vooreen' vader, ontfiaande, heb ik de tederde liefde, de gewoonte tot den atbeid en zuinigheid doen ontdaan. DESCARTES. Zeer wel bedacht! En hoeveel hebben zy reeds vergameid ? MARK. Omtrent de helft van de fom, en echter is het pas een jaar dat zy begonnen hebben. 6! Gy zoudt lagchen, als gy hen famen zaagt werken, op ieder ding jets fparen. De minste uitgave zou het zo verlangde oogenblik vertragen ; zy hebben ook een kistje gemaakt, met een dubbel flot, waarvan ieder een' fleutel heeft, opdat de een het niet zonder de ander openen kan ; zy Horten daar in a'le avonden de winst van den dag, en ieder' eerden dat* van de maaud tel. ka  l6 "DËSCARTES, len zy hoeveel zy reeds hebben, en hoeveel zy nog hebben moeten. DESCARTES. Gelukkig denkbeeld!... Ik wil dit belangryk fchouwipel genieten: ik heb nodig myne oogen op diergelyke tafereelen te vestigen , om my te verfirooijen in de vervolgingen die ik moet lyden. Men beflischt van daag myn proces mat Voetius , de onverzoenlykfte van alle myne vyanden. MARK. Die fnoodaart!... Hy is alleen tot rector der hooge» fchool benoemd om u des te meer te kunnen kwel» len En men wil dat wy deze fchynheilige geleerden zullen eerbiediger 1 DESCARTES. In dit oogenblik, misfchien, doet men uitfpraak tus. fchen ons beiden Amintus heeft my beloofd zich in de pleitzaal te latsn virden. M ARK. Hoe bemin ik dien jongen Amintus.' Hy heeft eene oprechtheid , eene zagtaartigheid , en vooral een* moed.... Hy zal niet als veele anderen doen; hy zal uwe zyde niet lafhartig verlaten. DESCARTES. Hy is, naast u, myn waarde Mark! de beste vriend, die my ovevblyft. Hy zal zeker niet lang toeven om my.... Daar is hy juist. ; Z E-  TOONEELSPEL. 17 ZEVENDE T O O N E E L. descartes, mark, amintus. descartes, opjïaande. Welnu, myn vrind I wat nieuws ? amintus. 6 Myn waarde meester! wat heeft de dwepery eed vermogen op de zwakke zielen, en hoe weet zy die naar haar* wil te bellieren! descartes, met kalmte en fierheid. Ik ben zonder twyfel veroordeeld? •amintus. Het vonnis is nog niet uitgefproken. De rechters, wankelende tusfchen de rechtvaardigheid, die zy u fehuldig zyn, en de vrees van aan de vermogende party, die u verdrukt, te mishagen, zyn vertrokken om in het geheim te raadplegen. Nooit wierd eene zaak met meer yver bepleit, en trok een grooter aantal toehoorers. Fa'mar, uw verdediger, heeft eene kracht getoond, eene welfprekendheid.... descartes. Hy is de dénige advokaat in deze ftad die op zich heeft durven nemen om my te verdedigen. amintus. 6 Wat was hy innemend en verheven in het fchetfen van uwe zeden en uw gedrag, daar hy de diensten optelde door u aan de wetenichappen, en vooral B aan  18 DESCARTES, aan de menschheid bewezen! De fchoonheid van zyne voordragt, de aangenaamheid zyner ftem hebben op de geheele vergadering den dieplïen ir.druk gemaakt. Alle harten waren bewogen, alle oogen vol traaren. Ik heb, zo waar is het dat men met moeite de waarheid wederftand biedt , die door het gevoel verfierd wordt, ik heb de rechters op het punt gezien om één» ftemmig u onfchuldig te verklaren , toen Voetius, fchuimbekkende van woede, en gevolgd door cenige dweepzieke leeraaren, de pleitzaal kwam inftuiven, en al het vergif des lasters uitbraakte Hy fchilderde uwe leerftellige twyfeling af a!s de omkering van alle zekerheid uwe wetten der beweging als ftrydig met de beftendige werken van God. Hy noemde u een' invcerer van nieuwigheden, die niets zocht dan het beftuqr te ontzenuwen ; dan weder een' Godloogchenaar, die geen ander oogmerk bad dan den Godsdienst te ondermynen. MARK. Zo zyn zy, die huigcbelaarst DES C ARTES. Altoos God, wanneer het flechts op hen gemunt is! AMINTUS. Hy heeft u eindelyk afgelchetst als een' fpion van vreemde mogendheden, die weldra in Utrecht een' burgeroorlog en algemeene elende zou bewerken. Op deze woo'den volgden de verwondering en het zwygen der trenendfte belangneming} de harten ont. roer-  fOONEELSPEL. lj> roerden, en deze onkundige toehoorers, die met zo veel drift de getrouwe fchildery uwer deugden toegejuigchd hadden , eindigden met wraak te fchreeuwen en uwe veroordeling te vorderen. De rechters , befcbroomd geworden , hebben zich toen verwyderd, zeggende dat zy gingen raadplegen over deze gewigtige zaak ; en ik, verfoeijende meer dan ooit de dwepery , en morrende over de zwakheid des volks, dat zich altoos Iaat misleiden, kom u bericht van dezeonbillykheden brengen, en u vóórbereiden, myn waarde meester! tot den vreeslyken flag die u bedreigt. descartes, altoos op denzelfden toon. Ik zal dien weten te verdragen met kalmte, en zelfs zonder my te beklagen. Wanneer men my eene belediging aandoet, pocg ik myne ziel zo hoogte verheffen dat zy haar niet bereiken kan. JGTSTE T O O N E E L. descartes, mark, amintus, florina. florina. De beflelder heeft deze drie brieven voor u ge* bragt. Zy geeft de brieven aan Descartes en vertrekt, descartes, een' brief openende. , Parys"... Hy is zeker van den graaf D'Avaux. B a  TOONEELSPEL. fl$ ELFDE TO O N E E L. descartes; amintus, mark. mark. Juist; het is onze man. hy vraagt zelf om u te (preken. descartes., Gy kunt hem binnen laten komen. Mark vertrekt. amintus, Ik wilde ongaarne u veriater,; maar ik moet naar de pleitzaal te rug keren , om uw vonnis te horen : zo. dra het uitgefproken is, zal ik het u komen berichten' Intusfchen, myn waarde meester! voorzichtig met dezen onbekenden; vergeet niet da gy omringd zyr van ihoodaarts, die Hechts de gelegenheid zoeken om u te bederven. mark, achter op het tooneel. Ga hinren, myn heer! ga binnen. Hy geleidt Maurits, in een'' grooten bruinen mantel gewikkeld; Amintus beziet hem en geeft in het heengaan Mark door tekens te kentien dat hy Descartes niet verlaten moet. B 5 TWAALF.  96 DESCARTES, TWAALFDE TO O NE E L. DESCARTES, MAURITS, MARK. M * URÏTS. Ik groet u, vermaarde mm ! Gy ziet hier voor u een' der kam,;dier;ars v h Maur'ts van Nasfau, die, getraffen door uwe lampen, my tot u zendt, om u de verzekering Zy,er h„ gachting aan te bieden , en ter zelfder tyd ecnite heilzame raadgevingen mede te delen. D ESCARTES. Aan dezen trek her:en ik den waardigen zoon van den grondlegger der Nede.'landfche vryheid. Wie gy ook zyt, ik wensch u geluk van zulk een' meester te dienen. Ik heb nooit het genoegen gehad van hem te fpreken; zelfs heb ik hem nooit gezien, fchoon ik «enigen tyd onder zyn' vader gediend heb. MAURITS. Zou het mogelyk zyn om u eens alleen te fpreken. DESCARTES. Gaarne. By bemerkt dat Mark huiverig is om te vertrek, ken; hy luistert hem iets in en haalt hem óver em zich te verwyderen. DER-  TOONEELSPEL. 27 DERTIENDE T O O N E E L, descartes, maurits. maurits, flil, terwyl Descartes met Mark bezig is. Betrachten wy dien grooten man majwkeurig; en js hy zodanig als myn hart hem my afgefchetst heeft, dan zal ik zyne vyanden welhaast doen verdommen. descartes» Ga zitten, bid.ik u. maurits gaat zitten. Gy hebt eene duistere en afgelegen woning; descartes, ook zittende. Ik bemin de eenzaamheid. Dan is de ziel best ge/ ftemd om de onmeetbaarheid der natuur te befchouweu; en ook verborgen leven, is gelukkig leven. maurits. Het fchynt nogthans dat gy hier geen volmaakte gerustheid geniet. Gy hebt 11 den haat van een groot aantal gezindheden op den hals gehaald. descartes, luchtig. Ja, de Katholyken befchuldigen my een' Kalvinist te zyn; de Kalvinisten noemen my een* Pelagiaan; de Pelagiaanen een' Fyrrhoniaan , en de Pyrrhoniaanen een' Atheïst m aurits. Waarom zo veele partyën te gclyk tégen u in het harnas? Dgs,  30 DESCARTES, zyne gryze hairen, in een verfchrikkelyk hol heeft Ia.. ten wegkwynen , en zulks cmdat hy het wentelen des i aardkloots geleerd heeft. Ja, de verachting der groo- ■ ten, de onverfchilligheid des volks, het verlies uwer ' vrinden, de armoede, de ballingfchap, en dikwyls een (chandelyke dood, ziedaar, mannen van vernuft! hoedanig ook uwe deugden zyn, byna altoos uw lot. DESCARTES. Moet men daarom ralaten zyne evenmenfchen te verlichten? God ziet my, hoort my en zegent myj dit is my genoeg. MA URITS* De nyd is onverzoeniyk. DESCARTES. Ik zal haar verachten. MAURITS. De fchynheiligheid is listig. DES C ARTE». Ik zal haar ontmaskeren. MAURITS, De dwepery vermogend. DESCARTES. Ik zal haar omverre werpen. MAURITS. Uwe fchoonfte oogmerken zyn vergiftigd. DESCARTES. De toekomst zal ze zuiveren.  TOONEELSPEL. 35 mark, zich vóór Descattes plaatfende. De eerfte die hem aanraakt is des doods. de onderschout. Is dit huis dan vol wederfpanmgen ? descartes, met de grootfte zagtzinnigheid Mark tegenhoudende, wiens eene hand hy tegen zyne borst drukt. Vergeef my , mynheer!... Verfchoon de vervoering eener gevoelige ziel. Op het hart van Mark wyzende. Men is niet altoos meester van zyn hart. de onderschout. Kom, kom, geen praatjes. Gewillig of onwillig; gy moet my volgen. maurits, die zich tot hiertoe afgezonderd hield, en alles aangezien heeft» Houd op! de onderschout. Hoe! gy ook? maur.its. Waar zyn uwe orders? de onderschout. Daar zyn zy. Maurits leest het papier en geeft het den Onderfckout te rug, zonder iets te zeggen. q 2 Kom-  3<5 DESCARTES, Komaan, voort, ik heb niet veel tyd. Hy grypt Descartes onzagt aan. maurits, zich tusfchen beiden ft ellende. Houd op zeg ik u! en weet dat de wet aile geweld verhiedt, dat irfet noodzakelyk is, om zich van een' befchuldigden te verzekeren , wie hy ook zyn moge. de onderschout. Wiezyt gy die dus durft fpreken? maurits. Een mensch ; en ik verdedig het recht der nttnschlykheid. de onderschout. Maar nog eens, ik wil weten.... maurits. Vermits u dit niet genoeg is, herken Maurits van Nasfau. Hy werpt zyn" mantel af, en verfchynt in zyne gewoenlyke kleding. de onderschout. Wat zie ik?... onze fladhouder! descartes. Zou het waar zyn ? maurits, tegen Descartes. Hy zelf... Tegen de anderen. Onderricht van cie kwellingen, die men dezen vermaarden man aandoet, heb ik, vóór daaraan een einde te  TOONEELSPEL, 37 te maken, my van zyne onfchuld willen verzekeren. Ik heb alle zyne fchreden doen volgen, zyr.e geheimfte gewoonten doen opmerken ; ik heb meer gedaan, ik heb hem zelf gezien, met hem gefproken; ik heb alle zyne oogmerken doorgrond , ik heb tot in den grond syner ziel gepeild... En men durft hém van Godverzakery en verleiding betichten 1 men behandelt hém reeds als een' vuigen misdadigen!.., ó Hoe da^k ik den Hemel, dat hy my hier geleid heeft om hem te rechtvaardigen en te verdedigen ! Doch vermits de eerfte pligt der maatfchappelyke orde gehoorzaamheid aan de wet is, gaan wy famen naar den hoofdofficier, die, op myn getuigenis, hoop ik, niet meer aarfelen zal om de oogen des misleiden volks te openen. Kom, groo* te man ! leun op dezen arm: hy heeft met moed de vryheid van dit land weten te handhaven: hy zal insgelyks de fteun wezen van den verkondiger der eeuwige waarheden. Kom, ik verlaat u niet meer; en indien ondanks de kracht uwer onfchuld, u nog gevaaren te vrezen zyn, zal myn geheele ligchaam ten fchild vertrekken van het uwe. Gaan wy. Einde des eerften beiryfi» C 3 TWEE-  38 DESCARTES, TWEEDE BEDRYF. Het tooneel verbeeldt da werkplaats van Mark van binnen, geftofeerd met gereedfehappen, ftukken hout, en werktuigen tot de wagenmakery behorende. Aan de linker tyde des tooneels is een houten trap, die tiaar de kamer van Descartes leidt; aan de andere zyde is de deur van ccn ander vertrek ; in het midden een groote geopende deur, waardoor men in ecri tuin ziet. Met het opgaan des gordyns is Mark bezig met de aaf van een rad te boren, en Felix met de velgen aan elkander te pas/en. Florina zit te naaijen by eene kast , waarin een kistje met een dubbel flot bewaard wordt. EERSTE TOONEEL. MARK, FELIX, FLORINA. MARK, vtct eene afgebroken ftem . door de po. gingen die hy doet om de aaf te doorboren. w e!nu, Kinderen!.... Gy zegt niets... Men zou zeggen, Fiorina!... dat gy nog niet bekomen waart... van den fchrsk van trraks. FE-  44 DESCARTES, MARE. 6 Neen ! gy kunt blyven: wy hebben buiten de dem iets te d' en. Tegen Felix, Wy moeten de nieuwe Bukken hout hier halen voor) den ploeg van vader Wil m; kom, Hy vertrekt met Felix door de gtoote deur. FLOS IN A. En ik zal terwyl berden het geen in de mand is. Zy neemt de mand die zy op de kas gezet had, en vertrekt door de zydeur. VIERDE T O O NE E L. DESCARTES, AMINTUS. AMINTUS. Gy had een gelukkig uur toen gy dit huis kwa^mt bewonen. DESCARTES. Ik dank 'er ieder oogenblik de Voorzienigheid voor. Deze goede lieden hebben zulk eene zuivere rondheid, zu'keer.e ireffelykeeenrouwdigheid, en harten, vooral, ó' harten .. het zyn all -en de onzen, myn vrind.' die ze op rechten prys w< ten te fchatten. AMIMTUS. Het is dierhalven uw oogmerk uw verblyf hier te bepalen ? DIS*  T O O N E EL SPEL. 45 DESCARTES tl OngetwyfeW. Ondertusfchen moet ik my, ten minten voor eenige maanden, verwyderen. Sints lang ■ ,eb ik reeds eene reis naar Touraine uitgefteld: ik wil jay daar met myn' broeder pan verzoenen, die my al. jloos vyandig is geweest; de eerwaardige vrouw nog „•ens wedeizien, die my met haar melk gevoed heefb j u eindelyk, den zegen eens vaders gaan ontfangen, wiens ouderdom en ongefteldheid.... De zegen eens laders is, naar myn oordeel, de eerde erfenis, en ik Lu troosteloos zyn, indien ik 'er van verdoken ware. |Gy zult met my gaan, waarde Amintus! gy hebt het Imy beloofd. Gy kunt u geen denkbeeld vormen van de fchoonheid van myn land: 'er is een rykdom, eene verfcheidenbeid!... Het fchynt dat de Schepper door het vormen der boorden van de Loire ons heeft wil* len fchadeloos dellen voor de woestenyën die zyne handen ontfnapt zyn. AMINTUS. , | ik zal deze reis met het grootfte vermaak doen. , Maar fpreken wy van Maurits: met welk eene drift, met welk eene edelheid heeft hy dezen morgen uwe i verdediging op zich genomen! DESCARTES. Ik zal nooit vergeten wat hy voor my gedaan heeft. , Ik wil dezen dag niet la-en voorbygaan. zonder hem zelf van myne erkentenis verzekerd te hebben; en zo ik  46 DESCARTES, ik wist dat hy dit oogenblik te fpreken ware, ik zou... amintus. Gy zult hem niet linden : toen ik hier kwam heiik hem met zyn gat.tfche gevolg naar de hooge fchooi zien gaan. descartes. met belangneming. Zeg eens, is het van daag niet dat men de verhan.: delingen moet beöoraelen over de prysvraag die men voor eenige maanden voorbelde? amintus. Juist; de prys is van duizend guldens, en een eerc»: kroon... Men zegt dat de mededingers ontelbaar zyn.i descartes, met nog meer belangneming. Ik geloof het wel. de vraag is fehoon en belangiyk genoeg. amintus. Het is Maurits, die minder als ftadhouder der Nederlanden, d,.n wel als vrind der kunsten, zelf den overwinnaar benoemen moet. Gy zoudt het zyn I waarde meester! indien gy hadt wiilen mededingen en myn verzoek gehoor geven. descartes, glimlagchende. Indedaad, gy zyt zeer vc Wat toch? amintui. Men heeft de verhandeling bekroond over de pry3> vraag waarvan gy wel eens hebt horen fpreken, mark. Welnu? amintus. Ik was 'er met onzen vrind, a'le twee in een' hoek van de zaal en onder het volk verborgen. Zie hier, zeide Maunts, die in de vergadering voorzat, zie hier het werk. dat, na het gekrengdeonde:zoek, de meerderheid van Hemmen gekregen heeft. Dadelyk leest men in ieders oogen de ongeduldigfïe nieuwsgierigheid.  TOONEELSPEL. 6t leid. leder mededinger verraadt door zyn gezicht het doppen van zyn hart. De plegtigfte ftilte heerscht n de gantfcbe gehoorzaal. Eindelyk opent Maurits bet briefje, dat, volgens het gebruik, den naam van Jen overwinnaar bedekt, en noemt.,.. mare. Wien ? amintus. Descartes! mark, zyne handen wryvende. Ha! Dat doet my recht goed I amintus. Naauwelyks heeft hy hem genoemd, of ik roep op myn beurt: Hier is hyl hier is hy!... Hier is hy! roepen dadelyk allen die ons omringen; en van den ;enen arm in den anderen, bevindt hy zich weldra ia die van Maurits, die onzen vrind omhelst en hem eene beurs geeft met duizend guldens. mark. Duizend guldens, zegt gy? felix. Hemel! zou hy het zyn? amintus. Het was de prys by de aankondiging bepaald, en eene kroon van bloemen, die de rector van de hooge» fchool op het hoofd van Descrtes moest zetten. Voe« tius, om den geenen niet te vereeren wiens vervolger hy  By H FAN RESTEREN, in de Langebrug/ieeg* te Amfterdam, zyn de volgende Tooneeljiukken gedrukt en te bekoomen: J.A.BACKER, De Moerbeziënboom, Zangfpel. ƒ-: 8:- w. biingley, De Lc-terybriefjes, Blyfpel. - • : 6:- j. d. e- buzaglo , De etiele Hartstochten, of de zonderlinge Ruiling, Bly'pel. . - 8?» H. g. engelman. Het Magnetismus, Blyfpel, naar fF. A Ifiand, met zyn Fourtrait. - •: 8:- — ,— De Dragonders en u> Benedic- tynerNonnen,Blyfpel, marPigauttle Brun. - -•• 8 :- . De Toveres S:uonia, Tooneel- fpel, door den Schryver van Aballino. - 13:- I — ■ DeStruikroovers van Kalabrien, of de onveilige Wildernis, Tooreellpel, naar het Fransen van J. M. Leafel Téogate. - ••■ 6:- ^— —— Roland de Monglave, of de Zegepraal der Onfchuld, Tooneelfpel, naar denselven. . . • . -: 8:» p g witsen geysbeek , De Weduwe en het Rydpaard, Blyfpel, naarKotzebue, met zyn Pourtrait. . . . - •'• *>:«■ ... — De verwarde Schaking, Blyfpel, naar denzelven, met zyn Pourtrait, ade Druk. . -}ia;- ■ n ■» De Bloedverwanten, Blyfpel, van dito, met Pourtrait. . - -: 12 J- — fiené Descaries te Utrecht, of deBekooriykhedender Gastvryheid, Too« neelfpel, naar het Fransch van Bouilly. - - : 8:Het Pourtrait van a. von kotzebue, . » •: 4:- . ■ 1 w. a. 1ffi.and- . • 4:- Beiden apart, om voor hunne Werken te kun. nen plaaifen. Mr. i e v. s De Echtfcheiding, Blyfpel, naar Demouftier. . . . . - -t 6.- c. c. de greuve, De Virtuofen of het Leevend Testament, Blyfpel. . . » -:ifl:« J. D.  j Oi veer, Doriman en Melanide, Tooneelfpel, met.pl. . . . . 8:« De Snyder en zyn Zoon, Blyfpel, 2de Druk. - -: 8 De Brave Zoon, Toonee'fpel, van Florian. . -: S.Be oude Lyfkoetzier van Peter den derden, Tooneelfpel , naar Kotzebue met zyn Pourtrait. - -: 7: Kwaade Luim, Tooneelfpel, naar denzelven, met zyn Pourtrait. . . . -.14.. De Roovers, Treurfpel, van Fredrik Schiller. - -: 16:Het Wyvengeklap, of de Wederkaatzing, Tooneelfpel, naar het Hoogduitscb, met de Plaat l ade Druk. . . . . .»12:. De Edelmoedige Generaal, Tooneelfpel, naar . het tioogduitsch. « . lót- De Wederzydfche Proef, Tooneelfpel, naar't Fransen en Hoogduitsch. . . - 6:- De Vlugt van Stanislaus Leczinsky, Koning van Poolen, Tooneelfpel, naar het Hoogduitsch, met de Plaat. . . . . .:i2:- Ook zyn by hem alle foorten van oude en daaglyks uitkomende Tooneelftukken te bekomen. Parodie . of boer ;ge Weerklanken, op de tusfehenfpraak met Gysbregt van dmjlel en den Jioode, waar in het ver'iaal, betreffende het omkomen en mishandelen van Klarhfe , op eene fnaakfche en geestige manier wordt voorgefteld, door het breeken van deszelfs Pispot, 8vo. . . . f .: 4:-    20 DESCARTES, Hy leest. Juist.... Hoef ik zuik eene groote fom omfangen? Neen, neen : de tytel van weldoener geeft te veel recht op myne ziel, dat ik dien met onverfchilligheid zou toeftaan. Ik zal niets aannemen. Hy opent een' anderen. „ Stokholm".... amintus, den brief nemende. Hy is van de koningin van Zweden. descartes, het opfchrift van den derden brief beziende, n LaHaye".... Deze is van myne voedfier: ik herken haare hand. Hy opent den brief met drift. amintus, fchielyk. Deze wysgerige vorstin, onderricht van uwe rampen, biedt u zekerlyk.... Lezen wy haar' brief. Hy wil den brief openen. descartes, hem dit belettende. Neen, neen: laat ons eerst dien myner voedfier lezen. Ik ben haar het leven verpligt; ik zal nooit vergeten hoe zy de natuur te hulp gekomen is door alle de zorgen der tederheid.... Myne lieve Margriet!... Hoort, hoort! Hy leest den brief met eene opklimmende ontroering, en doet den eenvouwdigtn en boerfchen flyl gevoelen, i) La  TOONEELSPEL. at La Haye, en Touraine, den 15 Mat 164T. ,, MYN waarde ZEÜn! „ Ik gebruik, als naar gewoonte, de hand van neef ,, Jakob, om op den laatften , dien je me geduurd ,, hebt, te antwoorden. Ik weet niet wat ik doen „ mot, om je te bedanken, veur het gunt dat je veur „ me gedaan hebt; en kyk, als ik je naam uitfpreek, „ heb ik geen lid an me lyf of het beeft, en ik huil „ sis een kind".... Braave vrouwl.... Ik blyf u daarin niets fchuldig. Hy wischt een' traan af. mark, /lil. En dit is een fnoodaart, dien men wil veroordelen! descartes vervolgt. „ Om me te troosten dat ik je niet meer zie, ga ik „ alle morgen myn gebed doen in de kamer waar je ,, geboren bent; daar dank ik onzen Lieven Heer „ veur bet ge1 uk dat ik je met me borst heb mengen „ opbrengen, en bid.dat hy jou braaf zegenen wil"... Hy houdt een oogenblik op in de hevigfle ontroering. „ Maar hoor, je mot niet vergeten dat je beloofd hebt reis in ons dorp te komen. Ja zelt 'er een „ heele boel goeiie lui vinden, die recht bly zeilen „ wezen dat ze je weêr zien ; maar geen een zei zo b 3 » b]y  32 DESCARTES, „ bly zyn als de ouwe Margriet, die niet graag fler,, ven wou, veur ze je nog reis braaf gezoend had." Zie daar met recht de taal van het hart, de ftem der natuur!... Ik zou dezen brief niet geven voor al. Ie aardfche fchatten. Hy fteekt hem in zyn borst. Laat ons nu zien wat de koningin van Zweden fcbryfr. amintus leest den brief. „ Het gerucht uwer vervolgingen is my ter ooren „ gekomen. Ik ben koningin; gy zyt wysgeer: laat „ ons famen een verdrag fluiten. Gy zult de menfchen ,, de waarheid verkondigen, ik zal u tegen uwe vyan. „ den befchermen. Kom; ik bied u ten fchuüplaats ..rnyne flaaten, myn paleis en myn hart." christine. descartes. Dit is met recht de ftyl van eene verheven ziel, van een edel en uitgebreid verftand. Hoe weinig vorsten zyn 'er, die, als deze vermaarde vrouw, de wyshegeerte nevens zich op den troon doen zitten! amintus. Wat is haar aanbod ftrelend en aanneemlyk! descartes. Het kan my niet verblinden. Het verblyf aan hoven flrookt niet met myne wyze van leven: ik zou myne gerustheid, myne onafhanglykheid moeten opofferen; en  TOONEELSPEL. 33 en wie zyne vryheid verliest, verliest, naar myn gevoe. len, de helft zyner ziel; ook ftel ik de myne op zulk een' hoogen prys, dat alle de koningen der aarde die niet zouden kunnen kopen. Neen , ik zal dezen nieuwen grond, dit vryë land niet verlaten , zolang ten minsten de vervolgingen my niet noodzaken om my daarvan te verwyderen. mark. En wat zou 'er van ons worden, die zoo gewoon zyn u te zien en u te beminnen? Ik voor my kan zon. der u voDriaan nier meer leven : houd dit in 't oog. Descartes drukt hem de hand. NEGENDE T O O N E E L. descartes, mark, amintus, florina. florina. Vader! 'er is iemant beneden die u fpreken wil.] mark, knorrig Lait hem naar den duivel kpen! Ik kan hier geen oogenblik wezen, zor der dat men.... fl orina. Het is die man met dien bruinen mantel, die gisteren hier geweest is, en met wien gy zo lang gefproken hebt. B 4 «ARK.  M DESCARTES, MA R K. Hof ho! zou het de onbekende wezen, die zoveel belangneming in u getoond heeft ? DESCARTES, Zie eens; zo hy het is Jaat het my dan weten. TIENDE TO O NE E L. DESCARTES, AMINTUS. AMINTUS. Een onbekende, die uwe zaak toegedaan fchynt'... Dit verwondert my. DESCARTES. Het is waar, dat, uitgezonderd gy, Mark en Fal. mar, niemant zich meer vdór my verklaren durft, AMINTUS. Dit is dan een tyd dat de onfchuld van den grooten man verlaten wordt, en dat men zeifs niet eens den moed heeft om ten zynen voordeele de /tem van het tnedelyden te doen horen! E L F.  28 DESCARTES, DESCARTES. Omdat ik my een' vyand verklaard heb van woordenzifieryë.!, en geen ander boek erkende dan de waereld. MAURITS, ■ Overal lastert men uwe grondregels; overal veroor. deelt men uwe zedenleer, Men befchuldigt u vooral dat gy de onfterflykheiJ der ziel ontkent. DESCARTES. Ik? Heb ik, integendeel, niet bewezen dat het beftaan van onze ziel ons meer bekend is dan dat van ons ligchaam ? Heb ik riet aangetoond dat haar aanzyn in het denkvermogen beflaat, dat zy, een édnvouw^g wezen zynde, niet vergaan kon door de ontbinding der deelen? En waarom zulk een aangenaam en vertroos. tend ftelfel te verwerpen? Kan men aan een rechtvaar dig en weldadig Opperwezen geloven , zonder tevens" te geloven dat hy den mensch belonen zal, die oP aarde getracht heeft zyn beeld te wezen ? D^ze hoop is onze toeverlaat in onze tegenfpoeden, onze aan moediging tot de deugd..., ó! Indien ik het ongeluk had om aan deze eeuwige waarheid te twyfeien , ik zou 'er my myns ondanks van overtuigen, MAURITS. Men verzekert eindelyk dat het oogmerk uwer ontwerpen en van alle pogingen itrekt om wanorde en nieuwe onlusten in ons land te verwekken. DES-  TOONEELSPEL. 20 descartes, ftaat op, zo wel ah Mautits. Ik uw ontfiuikend gemeenebest, dit land, waar al« les onafhanglykheid ademt, en waarin het verblyf voor my zo veel bekoorlyks beeft, verontrusten? Neen, neen, het kost een volk te veel dat zyne ketenen verbreekt, dat een gevoelig mensch zou pogen het nog te kwellen; en, naar myn oordeel, verliest de fchaal der heilige gelykheid der menfchen haar evenwigt, zodra zy met bloed bevlekt is. Maar moet men daarom zyn' hals krommen onder het flaaffehe juk der dwepery en der dwalingen ? Neen, de verdoving van het menfchelyk vernuft is deszelfs dood: het moet beweging hebben , om zyne kragt en vermogen te behouden. Indien de winden de lucht niet bewogen die ons omringt, zou het heelal in eene eeuwige rust ontbonden worden. maurits. Ik Item dit alles toe; maar vergeet niet dat de Iaat« fte der misdanden die men vergeeft is waarheden te verkondigen. Ach! hoe beklaag ik de verlichters! Sla uwe oogen op de voornaamften, en beklaag hun lot. Zie de kelk van Sokrates, de elenden van Heraklitus, de ketenen van Anaxagoras, de vlugt en het vergif van Ariftoteles, de vervolgingen van Gerbert, de dolken die Ramus doorboord hebben ; hoor het droevig kermen van Roger Bacon, en zie eindelyk nog versch den deugdzaamen Galileus, dien de Inquifitie, ondanks zy-  TOONEELSPEL. 3» H 3; maurits, alt'005 zyne verwondering betomende. . Gy ze'f... gy wordt g kweld... Hem met de eerbiedigde gevoeligheid naderende. Verberg het my niet, gy hebt onaangenaamheden. descartes. Zeg dat men my die zoekt aan te doen ; maar ik verdraag die met geduld, fomtyds zelfs met vermaak; dit verwondert u? Zie eere moeder: hoe meer fmarte een kind by zyne geboorte haar veroorzaakt heeft, hoe meer zy het bemint en liefkoost. Eveneens is het met myne ontluikende wysbgeerte : hoe meer moeite ik heb om haar te grondvesten, hoe dierbaaref zy my wezen zal. maurits. Haar te grondvesten, zegt gy ? Bedenk toch dat in dit oogenblik alle Godgeleerden zich té^en u gewapend hebben. descartes. Wel, wat gaat my dit aan? N:ets kan my in myn* loop wederhouden, in myne ontwerpen die ik gevormd heb. Wat ook gebeure, ik zal alle de dwingelanden der reden beftryden ; en wanneer ik in deze groote loopbaan aan den eenen kant gevaaren, vervolgingen en misfehien de dood zie aan den anderen zie ik van verre de naderende nakomehngfenap, die myne gekwelde fchim toeroept: Uw lyden houdt op: ik do» uw recht! MAÜ»  32 DESCARTES, MAURITS, fttl. Welk eene verheven ziel!.... Ik heb my niet be. drogen, VEERTIENDE T O O N E E L. descartes, maurits, amintus, mark. descartes. Welnu, myn waarde Amintus! is myn lot beflischt. amintus. Ik had het wel voorzien: de vrees en het bygeloof hebben de Hem der rechtvaardigheid gilmoord.... descartes, bedaard glimlagchendt. Ik verwachtte dit. mar ic. 6 Als ik 'er geweest w 1... amintus. Uwe brieven tegen Voetius zyn voor beledigende ichotfehriften, en als gevaarlyk voor den Godsdienst verklaart, om dat gy daarin een' van deszei fs vcornaamfle leeraars aanvalt; alle uwe fchriften, als behelzende gevaarlyke nieuwigheden, zyn u verboden te verfpreiden , op flraffe van als een' godloozen oproer, maker aangezien, en als zodanig een* tut de fhaf veroordeeld te worden door de wet bejaaid. mar k, Is het wel mogelyk! AMIW-  TOONEELSPEL. j» A MI NTÜS, Ach! dit is nog maar de helft.... zo gy wist.... DESCARTES. Niets moet ons van fnoodaarts verwonderen. Herflel u en vervolg. AMINTUS. Naauwelyks was dit onbillyk vonnis uitgefproken, of het volk , aangehitst door Voetius en zyn' aanhang, eischte dat men zich van uw perfoon verzekerde, en dat gy crimineel bewaard wierd. MARK. Wat zegt gy? AMINTUS. De hoofdofficier heeft eerst eenigzints geaarfeld, maar vrezende de woede van een opgeruid gemeen , dat reeds dreigde dit huis in de asch te leggen, heeft hy het noodlottig bevel tégen u uitgefproken; en binnen weinig oogenblikken misfchien zal men u uit deze fchuilplaats komen rukken. Het is nog tyd: ontwyk hunne naarfporing: ontvlugt een land dat niet waardig is dat gy het bewoont. DESCARTES. Wat fielt gy my voor!.... Het is op my alleen dat deze dwepers hunne wraak willen uitoefenen: ik moet hier hunne woede afwachten, en geenszins door myne vlugt dezen eerlyken man in gevaar brengen, en hem misfchien doen MrafTen dat hy de weidaaden der gastvryheid aan my bewezen heeft. C MARK.  34 DESCARTES, mare, Wat zegt dit!.... Vlugt, vlugt! Uwe vervolgers kunnen my doen omkomen; maar ik tart hen het my ooit te doen berouwen u gekend te hebben. Men hoort eenig gerucht achter het tooneel. VTFTIENDE TOONEEL, de vorigen, florina. florina, vcrfchrikt opkomende. Ach, myn vader!... Ach, roynheerl... Het is met ons gedaan!... Wachten.... Gerechtsdienaars.... De winkel is 'er vol van,.,, zy zoeken u.... zy vragen naar u >... Het gerucht vermeerdert. Daar zyn zy my op de hielen. ZESTIENDE TOONEEL, de vorigen, felix, een onderschout; gerechtsdienaars, achter op het tooneel. felix, tegen den Onderfchout. Gy zult hem zien, zeg ik u; mar ontzie hem toch. de onderschout, tegen de Gerechtsdienaars. Daar is hy: doet uw' pligt. ma R K,  TOONEELSPEL. 39 felix. Het is waar, het voorval van dezen morgen heeft haar zodanig ontfteld... ma rk. Zo veel volk, fchout en dienders... men zou myn huis voor een dievenkit.... ó Als men my niet tegengehouden had!... florina. Wat waren zy verwonderd toen de ftadhouder zich ontdekte! mark. Dat is een man , die Maurits!... men moet hem onzen vrind voor den hoofdofficier zien verdedigen! felix. Wat fprak hy van hem met eerbied!... hoe drukte hy hem in zyne armen! florina. Hoe fchielyk wierd mynheer Descartes ook onfchuldig verklaard! mark. Ja; maar zonder den ftadhouder zou hy moeite gehad hebben om zich hier uit te redden. felix. Hoe ! gy gelooft dat men hem zou hebben durven veroordelen... ? , mark. Ter dood; vast niet minder.... Die oude fchynhei» ligen!., zy hebben eene ziel... hm! nog harder dan C 4 de-  4 DESCARTES, deze aaf, die ik naauwelyks doorboren kan... Maar fpreken wy 'er niet meer van : onze vrind is ons wedergegeven ; denken wy alleen aan het geluk dat wy hem bezitten. Tegen Florina. Zie eens wat hy in den tuin doet. florina, in den tuin ziende. Hy fpit nog by het groote prieel. felix. Het is zonderling dat hy zulk een vermaak fchept in den tuinarbeid. florina. Sedert hy hier is zou men onzen tuin niet meer kennen. mark. Waarachtig! dat geloof ik wel: hy befteedt 'er alle zyne avonden, en hy werkt alsof hy 'er voor betaald wierd. Hy heeft thans de aaf doorboord. Oef! dat is klaar... ik ben geheel water! Hy droogt zyn aangezicht af. Dat vervloekte hout is niet gemaklyk te behandelen. felix. Ik heb de Hukken ook by elkander. mark. Wat is het heet! .. wat zullen wy nu doen? FELIX. Ik moet dit rad afmaken. MARE.  TOOPfEELSPEL. 41 MARK. Is het niet van de koets van den profesfor? F ELIX Juist. FLORINA. En de ploeg van Willem is u zeer aanbevolen. MARK. Ja, dat is waar, ik heb ze hem dezen avond be. loofd. FELIX. Maar men wacht dit rad met ongeduld. MARK. Wat komt 'er dat op aan? Het is beter dat de profesfor wat minder togten in zyn rydtuig doet, en de arme Willem wat meer vooren met zyn ploeg kan maken. TWEEDE T O 0 N E E L. MARK, FELIX, FLORINA; DESCARTES komt door de groote deur, hy heeft in zyne eene hand een fpade en een hark, en in de andere een mand met groenten en vruchten. MARK, Wat zyt gy beladen! C S DES'  42 DESCARTES, descartes, de fpade en hark aan Felix gevende.' • Het zyn vruchten die ik onder de bcomen gevondem heb, en groenten die docr de hitte begonnen te ver-' drogen. florina. Geef hier, dat gaat my aan. Zy neemt de mand en zet die op de kas. mark, glimlachende. Gy laat niets verloren g;.sn. florina. Wat zyt gy bezweet, mvnhcer Descartes! descartes, zich h:t aangezicht afdrogende,, Ik heb het groote vak kn isbeziënboomen willen i wieden, en c'e grord is zo hard. Kinderen ! gy moet i my van avond helpen begieten. mark* Maar hoe is het moge'yk dat een geleerde als gy i zich met zulke nietigheden kan ophouden? descartes. 'Er zyn geen nietigheden in de natuur ; om haar 1 wél te kennen moet men hasr in haar zelve befluderen , haar volgen tot in haare geringde kleinigheden. mark. Zich te vermaken met bloemen aan te kweken, of een boschje te Moetjen, goed; maargy, neen, gyzyt in.  TOONEELSPEL. 43 indedaad een hovenier; gy maakt "er u eene ernftïge bezigheid van, descartes. Gy kunt zelfs zeggen een' pligt. Om waardig te zyn in de maatfchappy te leven, moet men daarin nut-, tig weten te wezen, en het zyne toebrengen. DERDE T O O N E E L. de vorigsn, amintus. amintus, dcor de groote deur komende. Welnu, waarde meester! is uwe ziel reeds bedaard van den fchok van dezen morgen? descartes. 6! Het zyn van die frormen, die, zo fchielyk verdwynende als zy famentrckken, naauwlyks een oogenblik den gezichteinder kunnen verduisteren; ten anderen, cn daarvoor dank ik den Hemel, het kwaad dat men my doet vestigt zich niet in myn geheugen. De eene hand van Amintus en de andere van Mark op zyn hart drukkende. Het is alleen het goed dat voor altoos daar gegraveerd wordt ... Maar ik vrees hier onze vrinden in hun werk te hinderen : Amintus! laat ons naar myn kamer gaan. , MARK»  TOONEELSPEL. 4.7 üe vergaderzaal geweest ; alle onze geleerden zyn by sikander, eene ontelbaare menigte volks vervult de jortaalen : nooit zag ik belangryker tooneel. Maar zie aier het oogenblik dat men de bekroning doen zal; de hoogefchool is een paar fchreden van hier: wilt gy.'er niet met my gaan? d escartes. Ik zou gaarne; maar voegt het wel dat ik my in het openbaar vertone, na het geen dezen morgen voor. gevallen is? amintus. Al wat gebeurd is kan u niet dan tot eer verftrek • ken. Kom, wy zullen ons onder de menigte verbergen: gy leeft zo afgezonderd d«t weinig lieden u 'an aangezicht kennen. Kom, Descartes! kom. descartes. Gy doet my altoos alles doen wat gy begeer*-. Zy vertrekken door de groote deur. VT F D E TOONEEL. florina, door de zydeur komende. Wat is de arbeid vervelend als men alleen is!... Men doet alles verkeerd ; men heeft nergens'lust toe.... ó myn lieve Felix! wanneer zal ik altoos by u mogen zyn? ZES.  48 DESCARTES, ZESDE T O O N E E L, florina ; felix, met een ftuk hout op zyne fchouders, dat hy achter op het tooneel neder/egt. florina naar hem toegaande. Myn vrind! gy moet wel vermoeid zyn. felix. Uw vader brengt de rest. florina. Het zweet ftrocmt langs uw aangez'cht. Zy droogt hem het zweet met haar vcorfchoot af. felix. Florina!.. Hoe ftrtl-nde is uwe bezorgdheid! Hy omhelst haar; Mark verfchynt. ZEVENDE TOONEEL. florina, felix; mark, insgelyks meteen ftuk kout. mark. Zeer goed!. . Ontltel u niet. Hy legt glimlagchende het ftuk hout by het andere. f lp-  TOONEELSPEL. 49 florina. Och! myn help! myn vader heeft ons gezien! felix. Hy moet zich daaraan gewennen. mark, by hen gaande. Gy betaalt elkander reeds vooruit? florina. Maar... vader!... mark. Wel , ja; maar vader! maar vader!... Een ander zou nog ten minste eenige omftandigheden maken ; maar neen, het juffertje fteekt het onfchuldig mondje vooruit, en ontfangt een kuschje op de fraaifte wyze van de waereldi florina. Het kwam... dat Felix... zo bezweet was... en ik wilde... mark. Hem docr een' kusch verfrisfchen, niet waar? Hy gaat lagchende zitten. Het middel is nieuw!... By voorbeeld, ik ben waarachtig zo bezweet als hy. Met gevoel en vrolykheid. Welnu, dewyl uwe kusfchen zo verfrisfchend zyn , kom dan hier, en kusch my ook. f lorina. Myn vader! Zy valt hem in de armen.  g3 DESCARTES-, florina. Hy was zo oud. Myn moeder heeft hem geërfd van haare moeder, die hem gekregen had van haar moeders tante. Zy telt het geld in het kistje. Een, twee, drie, vle , vyf, zes. felix. Wat hebt gy daar ro meer? florina. Het is, vermits ik het bekennen moet, de prys van myne paerlmoei^n k< raaien en myne gouden ringen: ik heb befloten ze te vtrkopen, dewyl ik toch deze iieraaden niet ncdig had m myn' Felix te behagen. FELIX. Alle deze opofferinge verdubbelen myne liefde. 6! Laat maar begaan: als wy maar eens j'etrouwd zyn zal ik u opfchikken dat 'er t iets aan ontbreekt. florina, dit geld ook in het kistje jlekende. Tien en zes maakt.. . Zy telt op haar vingers. Zestien. Met het geer vader van daag ons geve» zal moeten wy omtrent vyfhonderd guldens hebben. felix. Maar gy hebt ook niets meer te verkopen. florina. 6 Heden! neen. En gy , zoudt gy ook niet iet* hebben, waarvan gy u kost ontdoen VB»  TOONEELSPEL. SS FELIX. ïk heb wel dezs zilveren penning... Hy haalt haar uit zyn" zak. Die myn vader heeft gekregen omdat hy alleen drie imenfchen gered heeft die in de gragt gevallen waren; maar zy vereert de nagedachtenis van hem die my het leven gaf, en ftrekt my gedurig tot een heerlyk voorbeeld ter naarvolgmg. My daarvan ontdoen , £> \ my daarvan ontdoen is boven myne krachten. FLORINA. Behoud haar, ó myn vrind I bewaar haar wel.... het is als met dit gouden han... Zy haalt hst uit haar' boezem. Dat een reiziger aan myne moeder 1'chonk, toen zy zyne beurs gevonden ha !* Het zal deze plaats niet verlaten voor ik niet meer ben. Ondertutfchen als ik bedenk dat 'er nog een gantsch jaar nodig is eer wy onze fom by elkander hebben.... FELIX. Ik werk zo veel myne krachten het toelaten; maar onze fiaat is zo bekrompen. FLORINA. En myn vader geeft zo gaarne krediet: hy moest liever niet dan voor gereed geld werken. D 3 NE-  54 DESCARTES, NEGENDE T O O N E E L. felix, florina; descartes. Hy blyft achter hen flaan en luistert wat zy zeggen. felix. Wat is nogthans de fortuin! Men ziet lieden, die, om een verlangen, een rarslenf'cbim te voldoen, het goud by handenvol wegwerpen; en wy, vyfhonderd guldens meer, en morgen. .. Hy drukt haar teder in zyne armen'. florina, hevig ontroerd. Scheid toch uit, myn vii d!..,. gy drukt my zo fterk.... en myn hart klopt zo (hei!... felix. Florina! florina, Maar wy vergeten wat vader ons zo fterk aanbevolen heefr. Zy flaan op. Descartes verbergt zich achter den trap. Als hy te huis kwam, dat zou een leven zyn! felix, het kistje in de kas zettende. Terwyl gy de kan bier tapt zal ik versch water fcheppen. Zy vertrekken beiden door de zydeur. TIEN-  TOONEELSPEL, SS TIENDE T O O N E E L. DESCARTES. Vyfhonderd guldens meer, en gy zoudt gelukkig zyn!... 6! Gy zult niet lang wachten. Hy neemt eene fluweelen beurs van onder zyn' arm, opent fchieiyk de kas , neemt 'er het kistje uit, zet het op een kleine tafel die daaromtrent is, en houdt zich een oogenblik met het be, fchouwen van dit kistje bezig. Ziedaar dan het heiligdom der liefde, waarin het gevoel en de hoop allengs aangroei jen !.... Hoe veel onthoudingen, zweet en arbeid bevat reeds deze kist!... Haasten wy ons om nog het zuivere offer der vrindfc'up 'er by te (torten. Tenvyl hy de beurs in het kistje ledigt. Het is het eerfte geld dat ik van myne fchriften trek: ik kan; het tot geen beter interest plaatfen. Hy zet het kistje weder in de kas en komt vóór op het tooneel. De vruchten van zyn vernuft aan te wenden om gelukkigen te maken... 6! dit is een zeer aangenaam vermaak; en ik voel, ja, ik voel dat dit invloed moet hebben op het overige van myn leven. Men komt, verwyderen wy ons. Hy gaat naar zyn kamer. D 4 ELF. i.  62 DESCARTES, hy was , had zich weggemaakt. Maurits beveelt dal hy zyn* pligt zou komen vervullen; maar ter,vy< iirni den verrader opfpoort, vertrekt Descartes in ftilre: « groot om zich te verho\-tardigen op de algemeene verwondering , en te edelmoedig om de wraak gehoor te< geven. MARK. En gy weet niet wsar hy gebleven is? amintus. Hy is zeker te huis gekomen. florina. Wy hebben nogthans den winkel niet langer dan een: oogenblik verlaten. MARK. Dan zal hy juist zich daarvan bediend hebben cm' dit kistje.... Descartes verfchynt bsven op den trap voor de deur van zyn kamer. amintus. Daar is hy! de anderen, te gelyk, Hy is het! hy is hei! Hy komt beneden en zy drukken hem in hunne armen. Men hoort op dit oogenblik een groot gerucht buiten de deur. LAAT..  TOONEELSPEL. Ö3 LAATSTE T O O N E E L. de vorigen, descartes, maurits, voe. tius, geleerden, wachten, volk. mark, florina, felix, te gelyki Onze vrind! onze weldoener! descartes, in eene geveinsde verlegenheid, Hoe!... verklam u toch».. Hy befpeurt Maurits en Voetius. Maar wa: zie ik? maurits, tegen de geenen die hem verzeilen. Ja, het is hier dat hy onze hulde, onze gelukwenfchingen moet ontfangen. Het is in dit verblyf dat de fchynheiligheid en de fnoodheid durfden bedreigen, en daar in dien grooten man beledigen, het is op deze zelfde plaats dat zy hunne belediging moeten vergoe. den. Tegen Voetius, Refter! het gebruik ftaat u de eer toe om den overwinnaar te kronen: doe uw' pligt. Voetius nadert verlegen en met fpyt om Descartes te kronen , die de kroon nederig aanneemt. Wat is het fchoon, wat is het ver.roostend het vernuft dusdanig den wreker der onfchuld te zien. descartes, tegen Voetius, Deze kroon is my wel dierbaar; maar zy zou nog meer  64 DESCARTES,' meer waarde in myne oogen hebben, indien ik den haat van u en uws gelyken zag ophouden. Hy biedt hem minzaam de hand. mark, ftil, hem tegenhoudende. Vertrouw hem niet: de vroomen vergeven nooit. Voetius werpt een' verfchrikkelyken blik op Descartes en vertrekt. descartes. Ik weet dat ik fomtyds in myn leven heb kunnen! dwalen, misdagen begaan... maurits. En welk een mensch is daarvan uitgezonderd, vooral wanneer hy eene groote loopteai betreedt ? Laat, laat deze bekrompen verftanden , deze u.tzinnige drc. mers uw' arbeid aanvallen, uwe eer bevlekken, en ge» loof dat, ondanks hun gefchresuw, in het toekomen., de de grift der vermaardheid den naam Descartes in den tempel der onderflykheid graveren zal. amintus. ó! Indien zyn vernuft hem in den rang der grootei mannen plaatst, zyne daaden plaatfen hem insgelyks in dien der goede harten. mark, tegen Maurits. Zo gy wist wat by met de duizend guldens gedcart: heeft.... BES*  TOONËELSPEL. 6g de scartes, hem fchielyk de hand op den mond leggende. Spreken wy daaraan niet meer, myne goede vrinden! het betekent zo weinig. Tegen Maurits', Met dit geld verlegen, en , een voordelig gebruik Jaarvan wenfchende te maken, heb ik het in het kistje van dit beminlyk paar gelegd, ten einde hun huwelyk te verhaasten. Maar daardoor, lieve kinderen! heb ik meer voor my zeiven gedaan dan voor u: ik verfchaf a naauwelyks eenige gelukkige maanden meer; maar ik bezorg my een aandenken, dat het overige van myq leven vervrolyken zal: al het voordeel, gy ziet het, is aan myne zyde. Tegen Mark. Gy ftemt in hunne verééniging? mare. Met al myn hart. TEL IX. Ach, mynheerl wat ben ik u verpligt! florina. Wy zullen het nooit vergeten. descartes, hen verèénigende. Weest gelukkig! Leeft lang!... Dit alleen ontbrak nog om dezen fchoonen dag volkomen te maaken. Tegen Mark. En gy » wiens eenvouwdige , maar edele ziel zo E dik.  66 DESCARTES, dikwyls de myne vertroost heeft I kom dat ik u aan myn dankbaar hart drukke. Hy fteekt hem zyne armen toe: Mark vliegt 'er in. maurits, tegen Mark. Ik wil op myn beurt u in myne armen drukken: kom, braave man! Mark verlaat de armen van Descartes, om in dit van Maurits te vallen. Kom, uitmuntende man! Hy omhelst hem. t! Hoe waardeer ik de tiaanen die uit uwe oogen ' vloeijen! Gy ondervindt het; en gy allen die my hoort! 1 vergeet nooit dat hy, die alles weet te trotferen om een fchuilplaats aan de verdrukte onfchuld te geven, om de vervolgde deugd by te daan, vroeg of laat daarvoor de billyke bjloning ontfangt. EINDE*